-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

uitgegeven door

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

ONDER REDACTIE VAN

Dr. W. SYBESMA, Voorzitter (aftredend),
Dr. W. Edel, Voorzitter (vanaf 1 ol<tober 1996)

Vr

Drs. J.P.J. PEELEN, Penningmeester,
Dr. C. TERPSTRA, Prof. Dr. J E. VAN DIJK,
Prof. Dr. G.H. WENTINK, Mw. Drs. L.M. OVERDUIN,
Drs. J.K.. DE JONG, Dr. Tj. JORN A, Drs. P.A.M. Overgaauw, Leden.

Bureauredactie

Drs.S.A.M. DELEU
A.M.TUMMERS
S.H.UBBINK

HONDERD EN ÉÉNENTWINTIGSTE DEEL

0. VAN DIJK B.V. - BREUKELEN - 1996

eibliotheek
diergeneeskunde
utrecht

-ocr page 2-

■p .11 \\f

-ocr page 3-

INDEX VAN NAMEN

Aartsen, J.J. van, 375
Akkermans, J.P.W.M., 229,566
Augustijn, C., 730
Aukema, J.J., 55

Baars, J.C., 80

Back, R.,683

Barkema, H.W., 188

Bekkum.J.G., 166

Benedictus, G., 476,478

Berg, C. van den, 636

Bergmans, A.M.C., 664

Bers,J.van, 681

Bethlehem, M., 335

Bijker, P., 642

Boer, E. de, 325,642

Boersema,J.H.,255,615

Bogaard, A.E.J.M. van den, 585,

627

Bolhuis, K.Tj., 24
Booms, G.H.R,, 43
Boon,J.H.,42, 111
Bootsma, R., 133
Borgsteede,F.H.M.,255
Boroffka,S.A.E.B.,712
Bosman, T.M., 532
Bout, H.J., 657
Brands, A., 504
Braunius, W.W.,444
Bremmers, S.A.M., 280
Breukink, H.J., 145
Brink, G. van den, 636
Bronsink, D.H.,241
Brouwers, E.A.G., 2

Cesar, E., 462
Cirkel-Rotgers, G., 669
Clerx, V.,45
Coops, W.J.P., 526

Dekker, A., 347

Deleu, S.A.M., 6, 271, 339, 364,
403. 405, 420, 433, 450, 466, 484,
522. 629, 654, 688, 700, 703, 721,
739

Dijck,J.C.M.van. 705
Dijk, JE. van, 711,723
Dijkhuizen, A.A., 576
Dolfijn, E.K., 147

Edel. W., 114, 325,565
Eden, W. van, 108
Edwards. H.J., 156
Eenige, E. van, 328,436
Egmond. P.S. van, 260,326,487
Eijden. G.A. van, 151
Eibers, A R.W., 676
Elsinghorst, H., 730
Endenburg, N., 250
Engel, H.W.B., 593

Fink Gremmels-Gehrmann, J., 446
Flamand, L.J., 160
Foreest, A.W. van, 316
Franke, M., 681

Frantzen, R., 200

Gajentaan,J.E.,354, 727
Garretsen, J.W„ 39
Geelen, S.N.J., 544
Goebbels, J.H.G., 111
Graafsma,C., 169,432,521
Groenewold, J., 465
Groenewold-Oskam, A.C.W., 465
Groenland, G.J.R., 628
Grommers, F.J., 105,350
Groot, J. de, 382,682

Haas-Klink, K.H. de, 57
Hage, M.H. van der, 184
Hagendijk,J.,407
Hartman, W., 399,400
Hazewinkel, H.A.W., 159,218
Heijn, A., 140

Hellebrekers, L.J., 54, 170, 176,
634

Hendrikx, F., 681
Hengeveld, A.,331
Bensen, E.J., 108
Hermans, W.A., 510, 514, 515
Hesselink, J.W., 51,52,476,478
Heuvel, A. van den, 361
Heuvelink, A.E., 325,642
Heyting,J., 178
Hilarius, D.L., 126
Hoenderken, R., 642
Hooijer,G.A.,659
Hopmans, J.L., 636
Houwers, D.J.,664
Hülsen, J.H.J.L., 370

Ingh, T.S.G.A.M. van den, 686

Jansen, F.C.M., 576
Joma,Tj., 11,395,476,478

Kahlmann, F.R., 530

Kalles, C.M. van, 119, 375, 501,

670, 731

Kalsbeek, H.C., 382
Kamp, J.S. van der, 55
Kamphuis, A., 237, 267,436
Kanis, E., 284
Keersmaecker, F. de, 571
Keg, P.R.,2
Kissmeyer, A-M., 156
Kleef, F.P.J. van, 340, 706
Klooster, A.T. van \'t, 646
Kloosterboer, J.W., 533
Knapen, F. van, 265
Knol, B.W., 21
Kok,A.G.G.,715
Kolk, J.H. van der, 68, 546
König, C.D.W., 137
Kooistra,H.S.,207,335
Kremer, W.D.J., 684
Kremers,M.,432,52l
Krol, B., 586
Kuipers, J.

Lambers.J.H., 147
Landman, W.J.M., 651
Latscha, T., 42

De informatie is in onderwerpen opgesplitst. Naslag van de index geschiedt
hoofdzakelijk langs twee hoofdgangen:

1. de naam van de auteur(s) in een apart auteursregister;

2. de onderwerpen, gebaseerd op trefwoorden afgeleid uit de titels van de
publikaties, zoveel mogelijk per hoofdonderwerp gegroepeerd.

Lemen, C., 625
Lieshout, J. van, 730
Limborgh, C.L. van, 727
Linde-Sipman, J.S. van der, 382
Linden, M. van de, 730
Linden, H. van der, 636
Logtestijn, G.H.M. van, 184
Lusink,W.J.L.,24

Maanen, C. van, 184
Maarschalkerweerd, R.J., 712
Marsman, J.H.J., 628,680
Mathijsen,A.H.H.M.,300
Meiden, A. van der, 422
Meij,B.P.,448
Mekkes,D.R., 184
Menges, G.Th.A., 15, 268, 600,
661

Mesu,S.J., 126

Meulen-Frank, M. van der, 425
Minderhoud,J., 165, 196,567, 597
Molenaar, H., 636
Mouwen, J.M.V.M.,686
Müller, K., 353

Nawijn, R., 28,202
Nicolay, M., 24
Nielen, M., 650, 576
Nieuwenhuijs, J.H.M., 664
Nieuwstadt, R.A., 76
Nijs, M.L de, 287
Noé, G., 365
Noordkamp, A.J., 530

Oirschot, J.T. van, 582
Oldenkamp, E.P., 17, 133, 174,
259,389,483,625
Oorschot, R.W.A., 42
Oostrum-Schuurman Hess, M.C.
van,535

Osterhaus,A.D.M.E.,265
Otto, L.M., 439,460
Overduin, L.M., 130,254
Overgaauw, P.A.M., 90, 95, 101,
311,592,615,716

Peek, C.J., 64
Pellicaan, C.H.P,, 126
Peperkamp, N.H.M.T., 184
Peters, M.A.J., 36
Piek, C., 682
Pieterse, M.C., 53
Pijpers, A., 126
Pott,J.M., 156
Prins, P., 24

Puijm, A.E.M. van der, 114

Reinders,J.,465,504
Remeeus, P.G.K., 647
Rieter, R., 68
Rijk, L., 681
Robben, J.H., 66,353
Römer, D.A.M., 592
Rutgers, L.J.E., 112, 191

Sande, H.W.A. van de, 184
Schaefers-Okkens, A.C., 207, 335,
621

Scholma, L.O., 236
Schoonman, B.G., 498
Schoorlemmer, W.J., 80

Schouls, L.M., 664
Schreuder, B.E.C., 265
Schröder, A.C.J., 593
Schukken, Y., 476,478
Schuiten, S., 642
Sinke, J.D., 205
Skov,B., 156

Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-

baan, M.M., 2,382, 544,682, 716

Sluijs, F.J. van, 36

Smak, J.A., 114,565

Smolders, E.A.A.,610

Snelder, G.J.J., 464

Stades, F.C., 551

Stegeman, J.A.,412

Sybesma, W., 10, 223, 256, 390,

399,420,426, 558, 575, 721,722

Szancer, J., 156

Terpstra, C., 347,675
Teske, E., 64
Thesingh,M.S.H.,610
Theunissen, G.T.J.M., 560
Tholhuijsen, L., 42, 268, 527, 727
Thoolen, I.L., 527
Tiemessen, I., 462
Twerda, Th., 438

Ubbink, S.H., 56, 134, 232, 274,
277,292,356,425,426,535
Udo,A.W.,271,696

Vaandrager, A.B., 625
Vaarkamp, H., 476,478, 730
Veer, J.J. de, 361
Verbeek, M., 647
Verheijden, J.H.M., 328,354
Verhoeff, J., 202,600
Vermeulen, C.J., 668
Vesseur, P., 284
Vink, W.J., 340
Vos, P.L.A.M.,397,610
Vries, I. de, 446
Vries, T.S. de, 565
Vrieselaar, H., 567
Vrij,J.P., 170,365
Vroom, M.W., 666
Vulto,A.G., 126
Vuurst, T.G. van der, 163,468

Waal,C.A.H.de, 498
Weg,C.P.V.vander,395
Weijden,G.C. van der, 581
Wentink, G.H., 13,547
Werf, P.J. van der, 537
Werkman, P.J.,41
Westendorp, M.C., 565
Westerhof, I., 619
Wijnands-Kleukers, A.P.G., 446
Willemse,A.H.,610
Willemse, T., 665
Willenborg, C., 671
Winius, E.E.D.,250
Wisselink, M.A., 70
Wit, F. de, 498
Wolf, P.J. van der, 288
Wuijckhuise, L.A. van, 576

Zaal, M.D., 218
Zuithoff, S.G.Th., 184
Zwart, P.,601

-ocr page 4-

INDEX VAN ONDERWERPEN

A

Aangifteplicht, besmettelijke dierziekten, 328, 598

Aanvulling, 366

Acromegalie, hond, 224

Additieven, gemedicineerde voeders, 392,524

Algemene Inspectiedienst (AID), controlewerkzaamheden. 192

Alimentaire polyneuropathie, kat, 432

Alopecia, staartbasis, kat, 205

Alternatieven dierproeven, 114, 721

Amoxicilline-tabletten, farmaceutische kwaliteit, 126

Anafylaxie, rund, 267

Anesthesie, epidurale, hond, 170, 365

Anesthesie, keizersnede, hond, 54

Anesthesie, medetomidine. hond en kat, 634

ANTIMICROBIËLE THERAPIE

Amoxicilline-tabletten, farmaceutische kwaliteit, 126
Antibioticumbeleid, veterinair, 78, 80
Farmaceutische kwaliteit, amoxicilline-tabletten, 126
Veterinair antibioticumbeleid, 78, 80
Trimethoprim-sulfa, varkens, 156
Antibioticumbeleid, veterinair, 78, 80, 202
Anticonceptiepil, kat, 207
Apotheek, veterinaire, 370
Aquacultuur, 13,40,41, 110, 111, 132
Aqua-cultuur, diergeneesmiddelengebruik, 13, 110, 111
Arbeidsomstandigheden-checklist, dierenartsenpraktijken, 534
Aujeszky, ziekte van, vaccinatie, 412
Aujeszkyvirus, eradicatie, 412
Aviaire influenza, pluimvee, 651

B

BACTERIOLOGIE

Bartonella henselae. 664
Escherichia coli 0157 VTEC, 642
EscherichiacoliOi51-.W. 324
Lawsonia intracellularis. 565
Salmonella enteritidis. 561
Salmonella lyphimurium. 561
Streptococcus suis. 288
Bartonella henselae. 664
Bedrijfsbegeleiding, 360, 500, 526
Beleid, landbouwhuisdieren, 350
Bcreikbaarheidssystemen, dierenartsenpraktijken. 209
BERICHTEN EN VERSLAGEN

Minister Van Aartsen bezoekt KNMvD, 6

\'Structuren zijn alleen maar middelen om dingen te laten gebeuren\', 10
Keten kwaliteit melk, 11

Rabiësvaccinatie voor Noorwegen en Zweden: een tweevoudige vacci-
natie geeft meer zekerheid, 44

Vertrouwensteams voorkomen verwaarlozing van landbouwhuisdieren,
44

Najaarsdag 1995,44

Veterinair Golfkampioenschap 1996.68

Netwerkdierenartsen leren zichzelf kennen via het Struktogramm*, 134
Schietmasker verplicht\'.\', 138
Mastitis seminar belicht. 160
Prionziekten bij mens en dier, 166

Controle algemene inspectiedienst op diergeneesmiddelen, vlees en wel-
zijn, 192

Universiteit Utrecht viert 360ste verjaardag, 224

Van een hond genaamd Wanda en van de vergelijkende pathobiologie,
224

Preventie varkensdysenterie, 229

Advisering diergeneesmiddelen: hoe zit het met de registratie?, 234

ID-DLO onderzoekt BSE en Scrapie, 235

Week van het huisdier: een leven lang maatjes, 235

Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren: hoe staat het ermee?, 260

Pluimveepraktijk rond de eeuwwisseling, 292

Topsport zonder doping is (niet) mogelijk!, 295

Regeling Aanwijzing Besmettelijke Dierziekten, 326
Versterken epidemiologische en economische expertise binnen gezond-
heidszorg voordieren, 328
Profielschets toekomstige dierenarts, 330
Waltham Award 1996 uitgereikt. 331
Dierentuin-dierenarts centraal in Ouwenhand. 356
Oproep voor oudleden van de VSR \'De Solleysel\' periode 1983 tot he-
den. 359

Bedrijfsbegeleiding: standaardoverzichten en communicatie, 360
\'Zit er nog muziek in vleesonderzoek\', 388

Ontwikkelingen in de rundvee- en varkensgezondheidszorg en het be-
staan van intervisiegroepen, 390

Gemedicineerde voeders met of zonder A-, D- en K-additieven, 392, 524
Verbetering identificatie en registratie van varkens bespaart miljoenen,
393

Nederland en Engeland gaan samen BSE te lijf, 433
Oproep, 435

Gezondheidsbescherming vanuit een veterinair perspectief, 450
Dynamiek mastitis op laagcelgetalbedrijven, 484
Eigen enzymen blijken sleutel tot bestrijding parasiet. 486
MOVIR dankt groei en bloei aan \'unieke\' samenwerking met verzeke-
ringsadviseurs. 486

Aantal toegestane ingrepen per 1 september 1996 beperkt, 487

Nieuwe hoogleraar Relatie Mens-Dier E.N. Noordhuizen-Stassen: \'Je

kunt proberen de pijn dragelijk te maken...\', 522

Interview met dierenarts E.J.S. Bron, 558

Belemmeringen elektronische identificatie, 560

PIA workshop in Nederland. 565

Louise van Eeghen Prijs, 568

Het vlees leren beheersen, 586

Engeland over de BSE-maatregelen, 590

Jorritsma: \'Preventie blijft het belangrijkst\', 629

Ontwerpwedstrijd rouw- en begeleidingskaarten, 630

Bureau bijwerking diergeneesmiddelen gaat eventuele problemen met

Indexel* FDXB ISO-transponders bijhouden. 631

Jaarlijkse hervaccinatie ter discussie, 654

Werken aan een morele visie, 656

Tentoonstelling \'Schilderen met koeien\', 658

\'Boerendag\' afdeling Friesland, 659

Kritische risicofactoren speerpuntziekten in kaart gebracht, 659
Gustav Rosenberger Memorial Fund, 683

Bedrijfsleven kan voortaan structurele veterinaire exportbelemmeringen
aangeven, 683

Derde wereldcongres veterinaire dermatologie, 716
Geen leverbot van betekenis, 718
Oosterom: \'Alles is overal, de mens reguleert", 719
Platform alternatieven voor dierproeven. 721
Verdere verstedelijking en de veterinaire volksgezondheid. 722
Menselijke invloed op infectieziekten bij wild is groot. 723
Gezondheidsmanagement in de zeugenhouderij, 724
Toekomstige dierenarts-assistenten naar Engeland, 725
Extra geld voor door BSE getroffen rundvleessector, 725
Zie ook KNMvD-Maatschappijnieuws. MEDEDELINGEN en RONDE
TAFELGESPREK
Beroepsvereniging, morele visie. 656
Besluit Scheiden van dieren. 198
Besluit Voortplantingstechnieken. 198
Besmettelijke dierziekten, aangifteplicht. 328,598
Bestrijdingsplan papegaaieziekte. 46
Big zie VARKEN
BIJZONDERE DIEREN

Duif (Columha livia domestica). 6\\9
Ezel, 202
Konijn. 184. 647

Moeflon. Europese (Ovis musimon). 515
Papegaai. 46

Regenboogforel {Onchorhynchus mykiss).AO.A \\, 132
Wild. 723
Bloedgroepenonderzoek. rund. 482
Bloedvangen, hygiënisch. 43
BOEKBESPREKING

Antibiotika und Chemotherapeutika in der Tierärztlichen Praxis, 585

Atlas der Anatomie des Hundes, 399

Atlas der Anatomie des Pferdes, 399

Canine Orthopedics, second edition. 159

De geboorte bij de hond. 621

De Kleine Dierengids. 715

Flüssigkeitstherapie bei Tieren: Grundlagen. Indikationen. Technik. Fall-

-ocr page 5-

beispiele, 353

Handbook of Small Animal Dermatology, 666

Handbook of Small Animal Spinal Surgery, 448

Handleiding mineralenonderzoek bij rundvee in de praktijk, 646

Kirk and Bistner\'s Handbook of Veterinary Procedures & Emergency

Treatment, sixth edition, 66

Kirk Current Veterinary Therapy XII Small Animal Practice, 434

Manual of Small Animal Diagnostic Iinaging, 462

Mastitis control in dairy herds - an illustrated and practical guide, 188

Milieucontaminanten bij dierlijke produktie, 398

Over Beesten en Boeken, 256

Pocket Companion to the fourth Edition of Textbook of Veterinary
Internal Medicine, 130

Przewalski\'s horse - the history and biology of an endangered species,
514

Revue scientifique et technique. Office International des Epizoöties
(OIE), 650

Small Animal Dermatology, 665
Small Animal Orthopedics, 159

Small Animal Spinal Disorders. Diagnosis and Surgery, 254

Textbook of Veterinary Intestinal Medicine, 287

The Art of Veterinary Practice, a Guide to Client Communication, 354

The Equine Manual, 546

The Veterinary Clinics of North America, 684

Tierärztliche Geburtshilfe und Gynäkologie in Frage und Antwort, 581
Vet Quest, 223

Veterinary Diagnostic Ultrasound, 39

Veterinary Nursing (formerly \'Jone\'s Animal Nursing\' 5th edition), 461
Vrijwaringsprogramma\'s tegen infectieziekten voor Nederlandse var-
kensbedrijven, 354

Waarom is biotechnologie bij dieren moreel problematisch?, 105

Wie-Wat-Waar gids, een vraagbaak over huisdieren, 601

Zes keer zestig, 360 jaar universitaire geschiedenis in zes biografieën,

223

Zevende editie FIDIN Repertorium Diergeneesmiddelen 1996-1997,393
Boviene Spongieuze Encefalopathie (BSE), 113, 265, 235, 271, 433, 443,
466, 590, 725, 726
BSE, verticale transmissie, 443
BSE-maatregelen, 590
BSE-onderzoek, 235
BSE-test, 433

Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, 267,436,631
Bumout-syndroom, dierenarts, 593

Dierenarts-assistenten, salaris-aanpassing, 27, 735
Dierenarts-medewerkers, salarisadviezen, 25
Dierenartsen, reclame. 29
Dierenartsen, salaris-aanpassing, 27, 735
Dierenartsenpraktijk, bereikbaarheidssystemen, 209
Dierenartsenpraktijken, arbeidsomstandigheden-checklist, 534
Dierenartsenpraktijk, driefasenmodel, 476,478
Dierenspeciaalzaak, erkenningsregeling, 706
Dierentuin-dierenarts, 356
Dierenwelzijn, 350,405
Diergeneeskunde na 2002, 12
Diergeneeskunde tot 2010, rundvee, 547, 707
Diergeneeskunde, kwaliteit, 42

DIERGENEESKUNDIG ONDERWIJS NEDERLAND 175 JAAR
Faculteit leidt jubileumjaar feestelijk in, 112

Feestprogramma 175 jaar Diergeneeskundig Onderwijs in Nederland.
190

175 Jaar DON, 271

FVE-week in Utrecht in het kader van 175 jaar DON, 403
Zwaartepunten festiviteiten in mei 1996,419

Academische zitting 175 Jaar DON: \'Numerus fixus omhoog en aparte
studierichtingen\', 420

Imagoproblemen van de veterinaire wereld: De gezegende dieren, 422
Maij-Weggen start week van het huisdier: \'Een leven lang maatjes\', 424
Open dag Faculteit der Diergeneeskunde: Hoge aaibaarheidsfactor be-
langrijk voor publiek, 425

Prof dr. Niels C. Petersen krijgt eredoctoraat: \'You have to get your
ducks in line\',426
Diergeneeskundige ethiek. 350,418
DIERGENEESMIDDELEN
Advisering, 234

Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, 267,436,631
Diergeneesmiddelen Adviescommissie, 242
Diergeneesmiddelen, clenbuturolhoudende, vleeskalveren, 394
Diergeneesmiddelengebruik, aqua-cultuur, 13, 110, 111
Diergeneesmiddelengebruik, 405
Diergeneesmiddelenwet, 192,392
Registratie, 126,234
Diergeneesmiddelenwet, 192,392
Dierproeven, alternatieven. 114. 721
Dierziekten, besmettelijke, 328,598
Doping, paard, 295
Drachtigheidsonderzoek, geit, 51
Drachtigheidsonderzoek, rund, 53
Driefasenmodel. dierenartsenpraktijk. 476.478
D\\i\\((Columba livia domestica), 619

Calciumhydroxyde, kaakabces, konijn, 647
Cellulair zelfherstel. 660

Certificering, 56, 68, 149,210,274, 308, 339, 340,341, 502,631,669, 706

Chemotherapie, complicaties, hond, 64

Chronische faryngitis, paard, 76

Classificatie tibiafracturen, hond en kat, 218

Clenbuturolhoudende diergeneesmiddelen, vleeskalveren, 394

Collectieve ziektekostenverzekering, 28

Columba livia domestica (duif), 619

Communicatie, 67, 361,603

Complicaties, chemotherapie, hond, 64

CONGRESSEN/CURSUSSEN

18, 46, 70, 140, 171, 203, 236, 269, 306, 333, 368, 396, 435, 454. 495,
529,599,631,662, 727
Controlewerkzaamheden. Algemene Inspectiedienst (AID), 192
Corpus alienum, hond, 624
C\'ulivetsem®, 203

Echografie, pezen, paard, 18
EEG-richtlijnen, 452

Elektronisch geïdentificeerde dieren, registratie, 733

Elektronische Identificatie, dieren, 28,200,201,308, 560

Endocarditis, veulen, 382,626, 682

Epiduraal-anesthesie, hond, 170, 365

Eradicatie, Aujeszkyvirus, 412

Erkenningsregeling, dierenspeciaalzaak, 706

Escherichia coli Ol 57:H7, runderfaeces, 324

Escherichia coli 0157 VTEC, vleeskalveren en slachtrunderen, 642

Ethiek, diergeneeskundige, 350, 518

Europese Moeflon (Ovis musimon), 515

Euthanasie, gezelschapsdieren, 250

Export, hond en kat, 366,458, 632

Ezels, hoefverzorging, 202

Deelnemingskaart, na dood gezelschapsdier, 250,630
DERMATOLOGIE
Referaten. 50. 73, 175, 205,369
Verslag wereldcongres veterinaire dermatologie, 716
Dierenarts, loopbaanplanning en toekomstverwachting. 731
Dierenarts. Bumout-syndroom, 593
Dierenarts, toekomstige, profielschets, 330

Farmaceutische kwaliteit, amoxicilline-tabletten, 126
Faryngitis, chronische, paard, 76
Feminisatie, hond, 36
Flippo, hond. 624

Flumequinegebruik, regenboogforel, 40,41, 132
Formularia, aanvullingen/wijzigingen, 202

-ocr page 6-

Gebit, konijn, 647

Gebitselementen, verkleuring, gezelschapsdieren, 316
GEIT

Dia-serie Melkgeiten. 601
Drachtigheidsonderzoek, 51
Schijndracht, 51
Listeriose, 52
Gemedicineerde voeders, 392, 524
Geslachtssteroïden, hond, 36
GEZELSCHAPSDIEREN

Deelnemingskaart, na dood gezelschapsdier, 250,630
Elektronisch geïdentificeerde dieren, registratie, 733
Elektronische Identificatie, 28, 200, 201, 308,560
Euthanasie, 250

Gebitselementen, verkleuring, 316
Hervaccinatie, jaarlijkse, 654

Hotline (telefonische hulpdienst), na dood gezelschapsdier, 250

Identificatie, elektronische, 28,200, 201, 308, 560

Jaarlijkse hervaccinatie, 654

Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, 733

Praatgroep, na dood gezelschapsdier, 250

Prionziekten. 166

Readers, 28

Registratie, elektronisch geïdentificeerde dieren, 733
Rouwverwerking, na dood gezelschapsdier, 250
Tandheelkunde, 316, 647

Telefonische hulpdienst (hotline), na dood gezelschapsdier, 250
Transponders, 28,631
Ulcus corneae, 551
Verkleuring, gebitselementen, 316
Zie ook BIJZONDERE DIEREN, HOND en KAT
Gezondheid, landbouwhuisdieren, 350

Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren, 197, 198, 260, 326,487, 598
Gezondheidsbescherming, veterinair perspectief, 450
(iezondheidsmanagement, zeugenbedrijven, 114, 724
Glucocorticoïdentoediening, duif, 619
Groeibevorderaars, veehouderij, 350

H

Hart, souffles, veulen, 382
Hemangiosarccxim, pony, 544
Hernia inguinalis, stier, 2
Hernia scrotalis, stier, 2

Hervaccinatie, jaarlijkse, gezelschapsdieren, 654
Hoefverzorging. ezels, 202
HOMOEOPATHIE

Basisopleiding homeopathie, 454
Cellulair zelllierstel, 660
Culivetsem*, 203
Geslaagde dierenartsen, 632
Referaten, 73,633
Similia-principe, homeopathie, 660
Zelfherstel, cellulair, 660
HOND

Acromegalic, 224
Anesthesie, epidurale, 170, 365
Anesthesie, keizersnede, 54
Anesthesie, medetomidine, 634
Bedreigd door emancipatie, 429
Chemotherapie, complicaties, 64
Classificatie tibiafracturen, 218
Complicaties, chemotherapie, 64
Corpus alienum. 624
Epiduraal-anesthesie, 170, 365
Export, 366,458,632
Feminisatie, 36
Flippo, 624

Geslachtssteroïden, 36
Immuniteit, 90,95, 101
Import, 366,458,632
Ivermectine-intoxicatie, 446

Keizersnede, anesthesie, 54

Kreupelheid, 712

Leydig-cel-tumor, 36

Liberty", toxiciteit, 68

Likgranuloom, 21

Loopsheidspreventie, 335

Medetomidine-anesthesie, 634

Noorwegen, rabiesvaccinatie, 44

Oestrogeenproductie, testistumor, 36

Palatoschisis, pup, 436

Plan van aanpak, schotverwonding, 712

Premedicatie, 176

Progestagenengebruik, 335

Rabiesvaccinatie, Noorwegen en Zweden, 44

Referaten, 633

Schotverwonding, plan van aanpak, 712
Seminoom, 36
Sertoli-cel-tumor, 36
Testistumoren, 36
Tibiafracturen, classificatie, 218
Toxiciteit, Liberty", 68
Tumor lysis syndroom, 64
Vaccinatie, 90,95, 101

Vaccins, technische aspecten. 90, 95, 101, 108
Veroudering, 36
Wat is uw diagnose?, 136 137
Zweden, rabiesvaccinatie, 44
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Hotline (telefonische hulpdienst), na dood gezelschapsdier, 250
Huishoudelijke hygiëne, 719
Hygiëne, huishoudelijke, 719
Hygiënisch bloedvangen, 43
Hypofyse-bijnierschorssysteem, duif, 619

Identificatie, elektronische, dieren, 28, 200,201, 308, 560
Identificatie en Registratie-systeem, rund, 576
Identificatie en registratie, varkens, 393
IKB-Rund, 669

IKB-varkenshouderij, 56, 341. 502, 706
Immuniteit, hond en kat. 90,95, 101
Import, hond en kat, 366,458,632
INFECTIEZIEKTEN

Dia-serie Wildziekten, 601
Referaten, 20, 73, 175
Wild, 723
Influenza, aviaire, pluimvee, 651
INGEZONDEN BRIEVEN
Besluitvorming. 727

Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, 680

Communicatie; snel-sneller-.......te laat?, 361 Naschrift, 364

Diergeneeskunde na 2002, 12

Dikbilvaars, 364

\' DVV, weg ermee\', 526

Elektronische Identificatie, 200 Naschrift, 201

Endocarditis bij veulens, 626

Endocarditis bij veulens. Naschrift, 682

Epiduraal-anesthesie, 170 Naschrift, 170

Epiduraal-anesthesie, 365

Flippo als corpus alienum, 624

Flumequine bij regenboogforellen; niet zo moeilijk, 132
Gebruik diergeneesmiddelen in de aquacultuur, 110 Naschrift 111
Hand in hand..., 705
Kwaliteit, 42

Moet iedere dierenarts het wiel opnieuw uitvinden!!!, 68

Netwerkdierenartsen. 268

Over communiceren, 67

Project \'Meten is weten\', 328,436

Rede professor dr. A. van der Meijden, 625

Schadeclaim bij toediening van clenbuterolhoudende diergeneesmidde-
len. 394 Naschrift. 395

Staat veterinair Nederland met beide benen op de grond?, 627
Tekening, 567
Toxiciteit Liberty\'^, 68

-ocr page 7-

Vaccinatieboekjes gaan leven lang mee, 527
Vaccineren binnenkort UDA?, 681
Varkensgezondheidszorg, 726
Veterinair nieuws, 527
Visziekten, 40 Naschrift, 41
Voedercontaminatie en BSE, 726
Zorg voor de varkensgezondheid, 628
Ingrepenbesluit, 198,487
Injectieplaatsen, trimethoprim-sulfa, 156
Integriteit, dier, 405
Intercollegiale scholing, 151
Internet, 365
INTOXICATIES

Ivermectine, hond, 446
Liberty\'^, hond, 68
ISO-norm, transponders, 28
Ivermectine-intoxicatie, hond, 446

Jaarlijkse hervaccinatie, gezelschapsdieren, 654
Jubilea 1996,32

K

Kaakabces, calciumhydroxyde, konijn, 647
Kalf zie RUND
Kalkoen zie PLUIMVEE
KAMPIOENSCHAPPEN

Veterinair Golfkampioenschap 1996,68,203,460
Peerdepieten 1996,238
KAT

Alimentaire polyneuropathie, 432
Alopecia, staartbasis, 205
Anesthesie, medetomidine, 634
Anticonceptiepil, 207
Barlonella henselae, 664
Classificatie tibiafracturen, 218
Export. 366,458, 632
Immuniteit. 90,95, 101
Import, 366,458,632
Kattekrabziekte, 664
Medetomidine-anesthesie, 634
Noorwegen, rabiesvaccinatie, 44
Polyneuropathie, alimentaire, 432
Rabiesvaccinatie, Noorwegen en Zweden, 44
Tibiafracturen. classificatie, 218
Vaccinatie, 90,95, 101

Vaccins, technische aspecten, 90,95, 101, 108
Zweden, rabiesvaccinatie. 44
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Kattekrabziekte, 664
Keizersnede, anesthesie, hond, 54
Kengetallen, rund en varken. 390
Keuringsrapport paard. 672, 734
KNMvD-Afdelingen
Afdeling Friesland, 659
Afdeling Groningen-Drenthe. 69
Afdeling Noord-Brabant. 69,204,238
Afdeling Limburg. 69. 204.238
Afdeling Gelderland. 211,310
KNMvD-Algemeen Bestuur

Van het AB, 468
KNMvD-Bureau

Personeelsdag Bureau KNMvD, 571
Kerst- en Nieuwjaarswens, 738
KNMvD-Certificering

Eerste GVP-erkenning IKB-varkenshouderij: toetsing Pijnappel een ver-
ademing, 56

Projectgroep Certificatie: meer voorlichting naar praktijken hoogste pri-
oriteit. 149

Op naar het certificaat!. 210, 308
\'Gewoon beginnen\', 274
Kwaliteitsrichtlijn loopt voor op de wet, 280
AUV ontwerpt handig stappenplan voor certificatie, 339
Certiked-beoordelaars scoren goed, 340
Kleine praktijk heeft baat bij certificatie, 340
Resultaten toetsingen GVP-code IKB-varkenshouderij, 341
Scherven brengen geluk, 502
Register GVP IKB-varkenshouderij, 502
Kwaliteitsrichtlijn voor dierenartsenpraktijken, 631
Veel verwarring over IKB-Rund, 669
Tarieven GVP-beoordelingen gelijk aan vorig jaar, 706
KNMvD-Commissies
Commissie VDA, 305,469, 529, 603, 739

Commissie voor de Beroepsuitoefening van de Vrouwelijke Dierenarts,
209

Diergeneesmiddelen Adviescommissie, 242
KNMvD-Dierenpraktijken

Dierenpraktijken; vier keer voor ƒ I,- per cliënt, 342
Kerstcadeautje: een gratis exemplaar Dierenpraktijken, 736
KNMvD-Diergeneeskundig Jaarboek
Diergeneeskundig Jaarboek 1996,32,60,85, 121, 153
Rectificatie Diergeneeskundig Jaarboek 1996,214
Diergeneeskundig Jaarboek 1997,672, 708, 742
KNMvD-Doorlopende Agenda
33, 60, 85, 121, 153, 181, 214, 247, 282, 312, 343, 378, 409, 442, 472,
506.540.605,638, 708, 742
Toertocht Veterinaire Motorclub, 236
Jaarkalender Medische Wielerkring 1996,269
KNMvD-European Association of State Veterinary Officers (EASVO)
Verslag vergadering van 5 april 1995 in Sevilla, 163
Vergadering van de EASVO op 8 november 1995, 195
Vergadering van de EASVO van 7 mei 1996 te Utrecht, 566
KNMvD-Ereraad

\'Uiteindelijk komt u toch bij ons terecht\', 29
Jaarverslag Ereraad 1995, 597
KNMvD-Federation of European Veterinarians in Industry and Research
(FEVIR)
FEVIR, 258

KNMvD-Federation of Veterinarians of the EC (EVE)

Voorjaarsvergadering Federatie van Veterinairen in Europa, 161
Voorjaarsvergadering FVE in 1996 in Utrecht. 194,403
Animal Welfare Working Group of the FVE: vergadering op 4 april 1995
in Sevilla, 164

Verslag van de Animal Welfare Working Group van de FVE op 7 novem-
ber 1995 in Brussel, 196

FVE-vergadering over BSE te Parijs: consument wil veterinaire garan-
ties, 466

Animal Welfare Working Group of the FVE, 596
KNMvD-Groepen
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, 45.232, 529, 599,667
Groep Geneeskunde van het Paard, 115, 295,454,495
Groep Geneeskunde van het Rund, 70

Groep Homoeopathisch-wcrkende Dierenartsen, 15, 46, 115, 268, 600,
660

Groep Pluimveewetenschappen, 171,292
Groep Practici Grote Huisdieren, 151
Groep Veterinaire Specialisten, 171, 356
KNMvD-Hoofdbestuur

Benoeming mevrouw dr. E.N. Noordhuizen-Stassen tot hoogleraar
Relatie Mens-Dier, 396
Van het HB, 468
KNMvD-In Memoriam
Bijleveld, K.,465
Breeje, E.H. den, 532
Doom, A.J. van. 533
Dunnewold, H.J. van, 498
Eikelboom. A.J., 241
Goedegebuure., S.A., 686
Keulen, A., 668
Meijers, W., 178
Schooleman. R.E.. 24
Schröder. P.J.J.A.. 730
Slingeriand. J., 636
Wettum, P. van, 464
Wouda,L.H.,55
Zuidhof, Sj., 147
KNMvD-Jaarcongres en Algemene vergadering

-ocr page 8-

Jaarcongres 1995; Congresthema: \'Dieren Kunst\'

- Verslag van de 142= Algemene Vergadering 1995, 179
Jaarcongres 1996; Congresthema: \'Grenzeloos veterinair onderwijs\'

- Europa geschaakt!, 152

- Rolduc, een stukje nostalgie, 211

- Veterinair onderwijs en u, 376

- De weg naar Rolduc, 503

- Sta daar even bij stil, 503

- Jaarcongres KNMvD 1996 Limburg, 311, 341, 407, 471, 505, 536,
537,687

- Sportdag 1996,407,438,439, 504, 537

- Verslag Jaarcongres, 688

- Jaarrede 1996,696

- Verslag sportdag. 700

143® Algemene Vergadering 1996:

- Vacatures in besturen en commissies, 81, 137,499

- Kandidaten Ereraad en Hoofdbestuur, 499

- Verslag van de 143\' Algemene Vergadering 1996, 703
KNMvD-Jubilea

Jubilea 1996, 32

Interview met dierenarts E.J.S. Bron, 558
KNMvD-Maatschappijnieuws

Nieuwe salarisadviezen voor dierenarts-medewerkers in de praktijk, 25
Aanpassing salarissen \'oude stijl\' voor dierenartsen en dierenarts-assis-
tenten per 1 januari 1996,27

Nogmaals Elektronische Identificatie van dieren: Wat is nu bij wie te
koop?, 28

Veterinair antibioticumbeleid: verantwoord en effectief? Een visie vanuit
de industrie, 78

Reactie Hoofdbestuur op de FlDlN-visie ten aanzien van de formularia
versie 1995,80
Tarievenpublikaties 1996, 80

Boek \'De Paardenvriend\' herstelt eer Pieter van Naaldwijck, 117
Nieuw logo KNMvD, 117

Privatisering Ziektewet een feit per 1 maart 1996, 148
Veranderingen in de WADA-verzekering, 146
Intercollegiale scholing: een groot succes, 151
Solliciteren als dierenarts m/v, 151
CD \'De Kleine Rapsodie\', 152, 179

Nog enkele plaatsen beschikbaar bij de cursus \'Van medewerker naar as-
socié" op 24,25 en 26 april 1996, 180

Overzicht gangbare bereikbaarheidssystemen voor de dierenartsenprak-
tijk, 209

Vestigen of associëren?, 212,310

Hazewinkel Erelid Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren. 232
DAC timmert verder aan de weg, 242

KNMvD-publicatie: het in dienst nemen van personeel - dierenarts in
loondienst, 243
175 Jaar DON, 271

Gekke-Koeienziekte; een gekke koeienziekte, 271
Huisdieren sneller terug te vinden dankzij elektronische identificatie, 308
Leden gebaat bij uitbreiding vakgebied apotheek, 370
Onvoldoende waarborgen rond zelf vaccineren veehouders, 375
KNMvD gastheer voor veterinairen van Europa, 403
FIDIN-themamiddag over diergeneesmiddelen en dierenwelzijn:
Welzijn of niet zijn?, 405
Wist u dat ...,438

Paraveterinaire opleiding dierenarts-assistent erkend, 442

\'Intercollegiale samenwerking of communicatie met je collega\', 469

Varkenshouder kan bij bedrijfsbegeleiding meer zelf gaan inenten, 500

Presentatie? Uw eigen creatie!, 501, 737

Checklist Arbeidsomstandigheden Dierenartsenpraktijken, 534

Welke dierenarts wordt in een Belgische praktijk gewenst en hoe kan de

faculteit hierop inspelen, 571

Communicatie en KNMvD zelf aan de orde, 603

Nog even geduld, 604

Vernieuwd keuringsrapport paard, 672, 734

Muziek in de wachtkamer, 705,740

Dierenarts meer betrokken bij dierenspeciaalzaak, 706

Virologie-medaille voor prof Horzinek, 707

Vrouwen te bescheiden over capaciteiten, 731

NDG-formulieren voortaan bij de KNMvD verkrijgbaar, 733

Groene heren regenjas zoek, 733

Aanpassing salarissen voor dierenartsen en dierenarts-assistenten per 1
januari 1997, 735

Vrouwen nog relatief nieuw in het vak, 739
Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN en MEDEDELINGEN
KNMvD-NOVAD Coöperatie Ideëel (NCI)

NCI werk(t) voor gezelschapsdierenartsen: informatie en kwaliteit of
kwaliteit van de informatie, 57
KNMvD-PAO-Diergeneeskunde
Cursussen, 23, 54, 77, 116, 146, 177, 208, 240, 270, 307, 437, 463, 497,
531,569,602, 634,667,683,729
PAO-cursus klinische toxicologie gezelschapsdieren, 237
KNMvD-Personalia

30, 58, 83, 120, 152, 181, 212, 245, 281, 311, 343, 377, 407, 440. 471,
505,538,604.637,672,707, 741
KNMvD-Raad voor Specialisatie Diergeneeskunde

Jaarverslag 1995 Commissie Registratie Proefdierpathologen/Toxico-
logisch Pathologen, 394
KNMvD-Stichtingen

Stichting Dienstverlening Dierenartsen, 28, 705
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 373,470, 500
KNMvD-Studentenverenigingen
Cerberus, Godenreu, 483
DSK, Peerdepieten 1996.238
DSK, Videoband, 460

Veterinaire Studenten Kegelclub \'Duim in "t Gat\', 83«^ dies, 529
Veterinaire Studenten Rijvereniging \'De Solleysel\', 359
Veterinaire Studenten Rijvereniging \'De Solleysel\', minisymposium.
496

Veterinair Dispuut Unitas, Oudledendag, 530
KNMvD-Union Europeène des Vétérinaires Hygiënists (UEVH)

Verslag van de UEVH-vergaderingen 1995, 162
KNMvD-Union Europeène des Vétérinaires Practiciens (UEVP)

Verslag UEVP 8 november 1995 Brussel Maison des Associations, 194
KNMvD-Vacaturebank

Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt oktober-december, 119
Hete adem vrouwen duidelijk voelbaar, 277
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt januari-maart, 375
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt april-juni, 501
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt juli-september, 670
KNMvD-Vedias

Vedias viert derde lustrum, 658
KNMvD-Veehouder en Dierenarts

Veehouder en Dierenarts nadert tweede lustrum, 82

Overzicht lente-editie Veehouder en Dierenarts, 211

Inhoud zomeruitgave Veehouder en Dierenarts. 439

Gebundeld door Veehouder en Dierenarts: Veterinaire bedrijfsadviezen.

538

Relatie Veehouder en Dierenarts: Toen, nu, en dan. 538
Veehouder en Dierenarts de moeite waard. 671

Januarinummer Veehouder en Dierenarts: zoals we inmiddels gewend
zijn..., 736
KNMvD-Voorjaarsdagen (VJD)

Voorjaarsdagen 1996: voor elk wat wils, 118
Preliminary Program 1996, 180
Voorjaarsdagen 26, 27 en 28 april 1996, 239
Voorjaarsdagen 1996, 243
U als congresdeelnemer heeft Gratis Toegang, 244
KNMvD-Werkgroepen

Werkroep Inventarisatie Associatie- en Winstdelingsvormen, 196
Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid, 202
Werkgroep Dierenarts-Varkenshouder 2000,500
KNMvD-World Small Animal Veterinary Association (WSAVA)

WSAVA in Israël, 269
KONIJN

Kaakabces, 647

Viral Haemorrhagic Disease (VHD), 184
Kreupelheid, hond, 712
Kwaliteit diergeneeskunde. 42. 167
Kwaliteit, farmaceutische, amoxicilline-tabletten. 126
Kwaliteitszorg melkveehouderij. 478
Kweekvis. diergeneesmiddelen-residuen, 13
Konijn. 184,647

Konijn, Viral Haemorrhagic Disease (VHD), 184
Koninklijke Onderscheidingen
Lieshout.J.A.H. van, 281
Rhee, H. van, 84
Schwering,F.P.G.,377
Vijver, H.H.F.M. van de, 377
Kreupelheid, hond, 712
Kwaliteit diergeneeskunde, 42, 167
Kwaliteit, farmaceutische, amoxicilline-tabletten, 126
Kwaliteitszorg melkveehouderij, 478
Kweekvis, diergeneesmiddelen-residuen, 13

-ocr page 9-

Lam zie SCHAAP
LANDBOUWHUISDIEREN

Additieven, gemedicineerde voeders, 392, 524
Bedrijfsbegeleiding, 360, 500
Beleid, 350

Diergeneesmiddelengebruik, 405
Elektronische Identificatie, 28,200, 201, 308
Ethiek, 350

Gemedicineerde voeders, 392, 524

Gezondheid, 350

Groeibevorderaars, 350

Identificatie, elektronische, 28,200,201, 308

Integriteit, dier, 405

Kwaliteitszorg melkveehouderij, 478

Melkveehouderij, kwaliteitszorg. 478

Noodslachting, 136. 192

Onderzoek, sero-epidemiologisch. 676

Prionziekten, 166

Readers, 28

Schietmasker, 136

Sero-epidemiologisch onderzoek, 676
Serumbanken, 676
Transponders, 28,631
Vaccineren door veehouders, 375, 500
Verbodsrichtlijnen veehouderij, 452
Vertrouwensteam. 44
Verwaarlozing. 44. 192
Voeders, gemedicineerde, 392, 524
Welzijn, 350,405

Zie ook PAARD. PLUIMVEE. RUND, SCHAAP en VARKEN
Lawsonia intraceUulahs, varken, 565
Leydig-cel-tumor, hond, 36
Liberty", toxiciteit, hond, 68
Liesbreuk, stier. 2
Likgranuloom. hond. 21
Listeriose, geit, 52

Longwormbestrijding, kalveren, weideseizoen 1996, 255
Loopbaanplanning, dierenarts, 731
Loopsheidspreventie, 335
Luchtwegaandoeningen, rundvee. 629

M

Curatief gebruik van tiamuline, 366
Dagje uit, 368,460

Epidemie van alimentaire Polyneuropathie bij de kat in Nederland, 432

Salsbury chair in veterinary medicine, 432

Rectificatie project \'Meten is weten\'. 436

Oproep over palatoschisis, 436

Attentie!!!, 460

NHZ, objectieve informatie?, 460
Videoband Diergeneeskundige Studenten Kring, 460
Leo van de Velde de nieuwe kampioen van Nederland, 460
Mens en Dier: een bijzondere band, 461

De Gezondheidsdienst voor Dieren stopt met het bloedgroepenonder-
zoek bij runderen, 482
Godenreu, 483

Veterinaire Ruiterdag 1996,530

Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziekte-
kundig Onderzoek, 601

Geslaagde dierenartsen \'Toets Veterinaire Homoeopathic\', 632
Voorlopig geen leverbot, 632
Absyrtus aan de vlaggestok, 632
De Kleine Rapsodie onder de kerstboom, 633
Afscheidscollege professor Gajentaan, 662
Begonnen met de studie in 1981 en in 1989 afgestudeerd?, 662
Oproep honden voor onderzoek naar nieuwe therapie voor chronisch
nierfalen, 682
Medetomidine-anesthesie, hond en kat, 634
Melkveehouderij, kwaliteitszorg, 478
Mens, prionziekten, 166
MICROBIOLOGIE

Referaten, 49, 74, 176, 239, 517
Moeflon, Europese
(Ovis musinum), 515
Mond- en Klauwzeer-uitbraak. rund. 576
Mon.stemame, vesiculaire varkensziekte, 347
Morele visie, beroepsvereniging, 656
Muziek, wachtkamer, 705, 740

N

Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, 733
Netwerkdierenartsen, 134, 268
NIEUWS VAN DE INDUSTRIE

20,47, 70, 143,239, 368, 396,436
Noodslachting, 136, 192
Noorwegen, rabiesvaccinatie, 44

Markervaccins, 412
Mastitis, rund, 160,484
MEDEDELINGEN
Subsidie, 15

Oproep: Waltham Award 1996, 16

Echografie van de pezen van het paard. 18

Wijziging bestuur Groningen-Drenthe, 69

Lustrum afdeling Noord-Brabant en Limburg. 69, 204

Aankondiging subsidieronde Platform Alternatieven voor Dierproeven,

114

Gezondheidsmanagement op zeugenbedrijven, 114
Oproep geschiedenis buitenpraktijk, 115
Benoeming afdelingshoofd ID-DLO, 115
Groep Paard tackelt dopingproblematiek, 115
Wijziging vergaderdata, 115
Wachtkamer, 173
Eredoctoraat. 173

Prijs Nederlandse Vereniging voor Bio-Ethiek, 173
Nieuw proefbedrijf in gebruik, 174

Nieuwe huisstijl voor het praktijkonderzoek rundvee, schapen en paar-
den, 174

Nieuwe afdeling kennis en informatie bij het PR, 175
Onderzoek naar staart- en maneneczeem. 203
Scannen niet probleemloos!, 236

Toets veterinaire Homeopathie op donderdag 6 juni 1996,268
Openingen proefbedrijven Waaiboerhoeve, 268
Mededeling VDA Zuid-Holland, 305
Hondentillift, 305

Project \'Vet on the Net\' van start, 365
Eenstemmigheid, 366

Oestrogeenproductie, testistumor, hond, 36
Onchorhvnchus mvkiss (Regenboogforel), 40,41
ONCOLOGIE

Chemotherapie, complicaties, 64
Complicaties, chemotherapie, 64
Hemangiosarcoom, pony, 544
Leydig-cel-tumor, hond, 36
Seminoom, hond, 36
Sertoli-cel-tumor, hond, 36
Testistumoren, hond, 36
Tumor lysis syndroom, 64
Onderzoek, sero-epidemiologisch, veehouderij, 676
Oorbijten en -necrose, varken, 288
Opleiding, paraveterinaire, 442
Ovariële cyclus, rund, 610
Ovis mumimon (Europese Moeflon), 515

PAARD

Chronische faryngitis, 76
Doping, 295
Echografie, pezen, 18

Elektronisch geïdentificeerde dieren, registratie, 733

-ocr page 10-

Endocarditis, veulen, 382,626,682
Faryngitis, chronische, 76
Hart, soufflés, veulen, 382
Hemangiosarcoom, pony, 544
Hoefverzorging bij ezels, 202
Keuringsrapport, 672, 734
Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, 733
Orthopedisch Hoefbeslag Paard, 332
Pezen, echografie, 18
Referaten, 290, 368,401

Registratie, elektronisch geïdentificeerde dieren, 733
Souffles, hart, veulen, 382
\'Weven\', 145

Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Palatoschisis, pup, 436
Papegaaieziekte, bestrijdingsplan, 46
Paraveterinaire opleiding, 442
Pensioenregeling, dierenartsen, 373
Pezen, echografie, paard, 18
Plan van aanpak, schotverwonding, hond, 712
PLUIMVEE

Aviaire influenza, 651
Influenza, aviaire, 651
Pluimveeziekten, dia-serie, 137
Referaten, 72, 145,633

Salmonella enteritidis, reproductie-pluimvee, 561
Salmonella typhimurium, reproductie-pluimvee, 561
Verlammingsverschijnselen, kalkoen, 444
Vitamine D,-tekort, kalkoen, 444
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Polyneuropathie, alimentaire, kat, 432
Pony zie PAARD

Porciene Intestinale Adenomatöse (PIA), 565
Praatgroep, na dood gezelschapsdier, 250
Premedicatie, hond, 176
Preventie insleep ziektes, 284
Preventie varkensdysenterie, 229
Prionziekten, mens en dier, 166
Privatisering Ziektewet, 148
Profielschets, toekomstige dierenarts, 330
Progestagenengebruik, hond, 335
Putventilatie, varkensstal, 288

BSE-onderzoek, 235
BSE-test, 433

Dia-serie Mastitis Rund, 601
Drachtigheidsonderzoek, 53
Escherichia co/i 0157 VTEC, 642
Escherichia coli 0157:H7, faeces, 324
Hernia scrotalis, stier, 2
Hernia inguinalis, stier, 2
Identificatie en Registratie-systeem, 576
IKB-Rund, 669
Kengetallen, 390
Liesbreuk, stier, 2

Longwormbestrijding, kalveren, weideseizoen 1996, 255

Luchtwegaandoeningen, 629

Mastitis, 160,484

Mond- en Klauwzeer-uitbraak, 576

Ovariële cyclus, 610

Referaten, 50, 72, 176, 205,290,402,614
Rundvee-diergeneeskunde tot 2010, 547, 707
Rundveegezondheidszorg, ontwikkelingen, 390
Scrotum, stier, 2
Testis, stier, 2
Uterusruptuur, 364
Verticale transmissie, BSE, 443
Vruchtbaarheidsresultaten, 397,526
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Runderfaeces,
Escherichia coli 0157:H7,324
Rundvee-diergeneeskunde tot 2010, 547, 707
Rundveegezondheidszorg, ontwikkelingen, 390
RVV-Besmettelijke Dierziekten

15, 70, 116,202, 236,368,436,458, 531,632, 727
RVV-Mededelingen

Informatie-avond RVV ten kantore van de KNMvD, 83

Hond of kat mee op vakantie, 366

Hond of kat mee op vakantie - deel II, 458

Achtergronden van de regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten ,;n
het belang van de aangifteplicht, 598

RAAD VOOR DIERENAANGELEGENHEDEN

Toedienen van stoffen aan dieren, 197
Rabiesvaccinatie, Noorwegen en Zweden, 44
Rauwe vleesprodukten,
Escherichia coli 0157:117,324
Readers, 28

Reclame, dierenartsen, 29

Rectificatie, 70, 137,214,313,436,632,707

Regeling Aanwijzing Besmettelijke Dierziekten, 328, 598

Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten, 347

Regenboogforel (Onchorhynchus mykiss), 40,41, 132

Registratie, elektronisch geïdentificeerde dieren, 733

RESIDUEN

Diergeneesmiddelen, kweekvis, 13
Trimethoprim-sulfa-residuen, varkens, 156

Zie ook ANTIMICROBIËLE THERAPIE, INTOXICATIES en VLEES-
KEURING
RONDE TAFELGESPREK
De klant op het netvlies, 167
Hond bedreigd door emancipatie, 429
Het veterinair geweten, 518
Rotatiekruising, 284

Rouwverwerking, na dood gezelschapsdier, 250
RUND

Anafylaxie, 267
Bedrijfsbegeleiding, 526
Bloedgroepenonderzoek, 482

Boviene Spongieuze Encefalopathie (BSE), 1 13, 265, 235, 271, 433,
443,466, 590,725,726
BSE, verticale transmissie, 443
BSE-maatregelen, 590

Salaris-aanpassing, dierenartsen, 27, 735
Salaris-aanpassing, dierenarts-assistenten. 27, 735
Salarisadviezen, dierenarts-medewerkers. 25
Salmonella enterUidis, reproductie-pluimvee. 561
Salmonella tvphimurium, reproductie-pluimvee, 561
SCHAAP

Scrapie-onderzoek, 235
Taxonomie, 510

Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Schadeclaim, vleeskalveren, 394
Schietmasker, 136
Schijndracht, geit, 51
Scholing, intercollegiale, 151
Schotverwonding, plan van aanpak, hond. 712
Scrapie-onderzoek, 235
Scrotum, stier, 2
Seminoom, hond. 36

Sero-epidemiologisch onderzoek, veehouderij, 676
Sertoli-cel-tumor, hond, 36
Serumbanken, veehouderij, 676
Similia-principc, homeopathie, 660
Slachtmnderen,
Escherichia coli 0157 VTEC, 642
Souffles, hart, veulen, 382
SPECKMANN STICHTING

Bestrijdingsplan papegaaieziekte, 46

De ontwikkeling van de pup in de baarmoeder, 332

Dia-serie De praktijk van de dierenarts, 601

Dia-serie Melkgeiten, 601

Dia-serie Mastitis Rund. 601

Dia-serie Pluimveeziekten, 137

Dia-serie Wildziekten. 601

Een kalf per koe per jaar. 137

Hoefverzorging bij ezels, 202

Orthopedisch Hoefbeslag Paard, 332

Overzicht van de collectie, 527

-ocr page 11-

Staart- en maneneczeem, paard/pony, 203

Stichting Kwaliteitsgarantie Vieeskaiverensector, 394

Streptococcus suis, 288

Struktogramm®, netwerkdierenartsen, 134

STUDENTENREFERATEN

Allergische risico\'s voor toekomstige dierenartsen, 74

Datacollectie: de hoeksteen van ziektebewaking, 497

De kruis-op-kruis-situatie; \'n geslachtsafhankelijk geboorteprobleem bij

het kalf als gevolg van verschillen in lichaamsafmetingen, 75

Degeneratieve lumbosacrale stenose bij de hond, 74

Het effect van voeding op klinische en subklinische mastitis bij het rund,

400

Intraspecifieke agressie bij honden, 337
Lijst studentenreferaten Ie kwartaal 1995,20
Lijst studentenreferaten 2e 3e kwartaal 1995,48
Lijst studentenreferaten, 568
Lijst studentenreferaten (2), 685
Overzicht, 335

Polyartritis, osteomyelitis bij veulens, 400
Productie en gebruik van transgene dieren, 369
Vruchtbaarheid van Welsh-ponies met de roan-factor, 75
Weefselschade als gevolg van intramusculaire injecties, 445

Tandheelkunde, gezelschapsdieren, 316,647
Taxonomie, schaap, 510

Telefonische hulpdienst (hotline), na dood gezelschapsdier, 250
Testis, stier, 2
Testistumoren, hond, 36
Tibiafracturen, classificatie, hond en kat, 218
TIJDSCHRIFT voor DIERGENEESKUNDE
Aanvulling, 366
Abuis, 737

Banden TvD, 19, 87, 123,243, 327,458,569,602,635,664
Ingezonden brieven, 12,40,42,67,68, 110, 111, 132, 170,200,201,328,
361,364,365,394, 526, 527, 567,624,625,626,627,628,680,681,682,
705,726, 727

Kopij op diskette, 17, 27, 42, 70, 116, 208, 243, 268, 396, 463,485, 537,
592,658,682,718

Nieuws van de industrie, 20,47,70, 143, 239, 368,396
Rectificatie, 70, 137, 214,313,632, 706
Redactie, 39

Studentenreferaten, 20,48, 74, 335, 369,400,445,497, 568,685

Uiterste inleverdata voor kopij, 30, 58, 121, 152, 179,212,243,281,313,

344, 377,410,439,471, 506, 540, 571,607,639,657, 710, 743

Van de hoofdredactie, 1, 35, 63, 89, 125, 155, 183, 217, 249, 283, 315,

345,381.411,443,475, 509, 543, 575,609,641, 675, 711

Vraag en antwoord, 21, 51, 52, 53, 54, 76, 145, 176, 205, 207, 335, 397,

634

Wat is uw diagnose?, 136 137;
Toedienen stoffen aan dieren, 197
Toekomstige dierenarts, profielschets, 330
Toekomstverwachting, dierenarts, 731
Toxacara-mfecües, voorlichtingscampagne, 615
Toxiciteit, Liberty*, hond, 68

Transmissible spongiform encephalopathies (TSE\'s), 433
Transponders, 28,631
Trimethoprim-sulfa, weefselirritatie, 156
Trimethoprim-sulfa-residuen, varkens, 156
Tumor lysis syndroom, hond, 64

u

Ulcus corneae, 551
Uterusruptuur, rund, 364

V

Vaccinatie, hond en kat, 90, 95, 101
Vaccinatie, ziekte van Aujeszky, 412

Vaccineren door veehouders, 375,500
Vaccinkeuze, 583

Vaccins, technische aspecten, 90,95, 101, 108
VARKEN

Aujeszky, ziekte van, vaccinatie, 412
Aujeszkyvirus, eradicatie, 412
Eradicatie, Aujeszkyvirus, 412
Gezondheidsmanagement, zeugenbedrijven, 114,724
Identificatie en registratie, 393
IKB-varkenshouderij, 56,341, 502, 706
Injectieplaatsen, trimethoprim-sulfa, 156
Kengetallen, 390
Lawsonia intracellularis, 565
Markervaccins, 412

Monstemame, vesiculaire varkensziekte, 347
Oorbijten en -necrose, 288
Porciene Intestinale Adenomatöse (PIA), 565
Preventie insleep ziektes, 284
Preventie varkensdysenterie, 229
Putventilatie, varkensstal, 288
Referaten, 50,401,418
Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten, 347
Rotatiekruising, 284
Streptococcus suis, 288
Trimethoprim-sulfa-residuen, 156
Trimethoprim-sulfa, weefselirritatie, 156
Vaccinatie, ziekte van Aujeszky, 412
Varkensdysenterie, preventie, 229
Varkensgezondheidszorg, 390, 500,627,628, 680,681,726
Varkensstal, putventilatie, 288
Vesiculaire varkensziekte, monstemame, 347
Weefselirritatie, trimethoprim-sulfa, 156
Zeugenbedrijven, gezondheidsmanagement, 114,724
Ziekte van Aujeszky, vaccinatie, 412
Ziekte-insleep, preventie, 284
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Varkensdysenterie, preventie, 229
Varkensgezondheidszorg, 390, 500,627,628,680, 681, 726
Varkensstal, putventilatie, 288
Veehouders, vaccineren, 375, 500
Ventipulmin®, vleesklaveren, 394
Verbodsrichtlijnen veehouderij, 452
Verkleuring, gebitselementen, gezelschapsdieren, 316
Verlammingsverschijnselen, kalkoen, 444
Verocytotoxine, 642
Veroudering, hond, 36
Verticale transmissie, BSE, 443
Vertrouwensteam, 44

Verwaarlozing landbouwhuisdieren, 44, 193
Vesiculaire varkensziekte, monstemame, 347
Veterinair antibioticumbeleid. 78, 80,202
Veterinaire apotheek, 370
VETERINAIRE HISTORIE
Peter Christian Abildgaard, 388
Claude Borgelat, 16
Petrus Camper, 258
Philippe-Etienne Lafosse, 132
Ludwig (Ludovico) Scotti, 482
Johann Gottlieb Wolstein, 624
Oproep geschiedenis buitenpraktijk, 115
Boek \'De paardenvriend" van Pieter van Naaldwijck, 117
Rozemondprijs voor Bas Steltenpool, 173

Vieringen 50, 100, 125 en 150 jaar Diergeneeskundig Onderwijs in
Nederland. 300
Veterinaire volksgezondheid, 722
Veulen zie PAARD

Viral Haemorrhagic Disease (VHD), konijn. 184
Visziekten. 13,40,41, 110, 111, 132
Vitamine Dj-tekort, kalkoen, 444
VHI-Mededelingen

Het gebruik van diergeneesmiddelen in de aqua-cultuur, 13

Hygiënisch bloedvangen, 43

Boviene Spongieuze Encefalopathie (BSE), 113

Isolatie van Escherichia coli 0157:H7 uit faeces van mnderen en uit
rauwe vleesprodukten in Nederland, 324
Herziening verbodsrichtlijnen veehouderij, 452

Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium onderzoek en bestrij-
ding bij reproductie-pluimvee 1993, 1994, 1995, 561

-ocr page 12-

Kattekrabziekte bij de mens en de rol van de kat. 664
VLEESKALVEREN

Clenbuturolhoudende diergeneesmiddelen, 394
Diergeneesmiddelen, clenbuturolhoudende, 394
Escherichia coli 0157 VTEC, 642
Schadeclaim, 394

Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalverensector, 394
Ventipulmin* 394
VLEESKEURING

Boviene Spongieuze Encefalopathie (BSE), 113
Escherichia co// Ol 57 VTEC, vleeskalveren en slachtrunderen, 642
Hygiënisch bloedvangen, 43
Noodslachting, 136
Schietmasker, 136
Zie ook RESIDUEN
Vleesproducten, rauwe,
Escherichia coli 0157:H7,324
Vleestechnologie, 586
Voedercontaminatie, 726
Voeders, gemedicineerde, 392, 524
VOEDINGSMIDDELENHYGIËNE

Escherichia co/i Ol57:H7, rauwe vleesproducten, 324
Hygiënisch bloedvangen, 43
Referaten, 49, 143,204, 666,737
Volksgezondheid, veterinaire, 722
Voorjaarsdagen zie KNMvD-Voorjaarsdagen
Voorlichtingscampagne, roxücara-infecties, 615
VRAAG EN ANTWOORD

Alopecia boven de staartbasis bij katten, 205
Anesthesie bij keizersnede hond, 54
Anticonceptiepillen voorde poes, 207
Chronische faryngitis bij het paard, 76
Drachtigheidsonderzoek en schijndracht bij geiten, 51
Het likgranuloom bij de hond; een obsessie voor hond. eigenaar en die-
renarts, 21

Koe al dan niet drachtig, 53
Usteria bij geiten, 52
Medetomidine, 634

Premedicatie bij hond met verhoogd anesthesierisico, 176
Progestagenengebruik en loopsheidspreventie bij de hond, 335
Verbeteren vruchtbaarheidsresultaten bij runderen, 397
\'Weven\' bij paarden, 145
Vruchtbaarheidsresultaten, rund, 397,526

Losse inleggers in 1996

T.v.D. 1 januari 1996

T.v.D. 15 februari 1996
T.v.D. 15 maart 1996

T.v.D. 1 april 1996
T.v.D. 15 april 1996

T.v.D. 15 september 1996
T.v.D. I oktober 1996

Inlegger Registration Form Voorjaarsdagen
Congress 1996

Gezocht: Onze lieve hond \'Kay\'

Inlegger Registration Form Voorjaarsdagen

Congress 1996

Inlegger Jaarkalender 175 DON

Inlegger Week van het Huisdier 20 t/m 25 mei

1996

Inlegger De Zeister Dagen 1996

Inlegger Juridische uitgaven Dieren & Planten

Koninklijke Vermande

w

Wachtkamer, muziek, 705, 740
WAT IS UW DIAGNOSE

Cocker Spaniel: tranend oog, 136 137
Weefselirritatie, trimethoprim-sulfa, 156
Welzijn, landbouwhuisdieren. 350.405
WETGEVING
Arbowct, 534

Diergeneesmiddelenwet, 192,392
EEG-richtlijnen, 452

Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. 197, 198, 260, 326,487, 598
Ziektewet, 148
\'Weven\', paard, 145
Wild, infectieziekten, 723

Samengesteld door mr. drs. G.Th.A. Menges, Woerden

Zelfherstel, cellulair, 660

Zeugenbedrijven, gezondheidsmanagement, 114, 724
Ziekte van Aujeszky, vaccinatie, 412
Ziekte-insleep, preventie, 284
Ziektekostenverzekering, collectieve, 28
Ziektewet, privatisering, 148
ZOÖNOSEN

Kattekrabziekte, 664
Listeriose, 52
Referaten. 72
7"oxacara-infecties, 615
Zweden, rabiesvaccinatie, 44

-ocr page 13-

0

Dit eerste nummer van een nieuwe jaargang is opgewekt van inhoud. Getuige het tamelijk grote aantal so-
ciaal-economische onderwerpen, die de meesten van ons zullen interesseren, heeft de bureauredactie het
nieuwe jaar kennelijk willen beginnen onder het motto: \'een goed begin is het halve werk\'.
Het meest in het oog springende voorbeeld hiervan is het prettig leesbare verslag van het bezoek, dat mi-
nister Van Aartsen vergezeld van de directeur MKG, RH. Draaisma, aan de Julianalaan heeft gebracht.
Er wordt ons verteld dat in een goede sfeer met enkele leden van het Hoofdbestuur van gedachten is ge-
wisseld over de meest belangrijke zaken die er momenteel op diergeneeskundig vlak spelen.

Dat het autoritaire rapport \'Julicher\' een vervolg heeft gekregen in het rapport \'Diergezondheid in bewe-
ging \' met een ruimhartiger karakter kan tot enige geruststelling leiden.

Het idee van de minister, om een dergelijk bezoek jaarlijks te herhalen, geeft voeding aan de hoop dat er
van de kant van het ministerie een heter begrip zal groeien omtrent de praktische problematiek van de
diergezondheidszorg.

In dit nummer ook een uiteenzetting over een nieuw salarissysteem voor dierenartsen-medewerkers in de
praktijk. Ongetwijfeld een degelijke basis voor een redelijk gesprek tussen collega \'s over een arbeidsover-
eenkomst.

Met enkele sprekende voorbeelden maakt de Ereraad ons duidelijk dat sommigen onder ons het maar niet
kunnen laten de Code grofweg te negeren en dan uiteindelijk toch bij de Ereraad terecht komen.

Van de Hoofdredactie

Last but not least wenst de redactie u allen een voorspoedig en bovenal gelukkig 1996 toe.

De Hoojdredactie

-ocr page 14-

kl ■ iWl

1 ■ f I

lÜÜM

HERNIA INGUINALIS ET SCROTALIS BIJ DE STIER

E.A.G. Brouwers\'\', M.M. Sloeü van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\', P.R. Keg^ njdschroiergeneeski996:121:1-5

samenvatting

Er wordt een literatuuroverzicht gegeven van de hernia
inguinalis en scrotalis bij de stier aan de hand van twee
gevallen. Een zes jaar oude Blonde d\'Aquitaine stier
werd 13 dagen na operatie geëuthanaseerd vanwege uit-
gebreide spiernecrose, terwijl de andere patiënt, een vijf
jaar oude MRIJ-stier na operatie een vlot herstel had.
Het voorkomen, het ontstaan en de diagnostiek worden
behandeld. De verschillende chirurgische technieken
worden kort besproken.

summary

Hernia inguinalis et scrotalis in the buil

A review of the bovine inguinal and scrotal hernia is given on the basis of
two cases. One six year old Blonde d\'Aquitaine hull had to be euthanised
with severe muscle damage 13 days after surgical intervention, while the ot-
her patient, a five year old Meusse Rhine and Yssel hull recovered unevent-
fully after surgery.

The literature is reviewed and the incidence, pathogenesis, clinical evalu-
ation and surgical techniques are described.

inleiding

Een hernia inguinalis en/of scrotalis is een aandoening die
bij alle diersoorten voor kan komen en die bij het rund verge-
lijkbaar is met die bij het paard of varken. Bij de stier komt
deze hernia echter veel minder vaak voor.
Aan de hand van twee patiënten en literatuurgegevens wordt
de liesbreuk bij de stier besproken.

casuïstiek

Casus I

Een zes jaar oude Blonde d\'Aquitaine stier werd met koliek-
verschijnselen aan een dierenarts aangeboden. Sinds een dag
bleef het dier teveel liggen, had koude oren en een stillig-
gende pens. Bij rectaal onderzoek werden overvulde dunne
darmen gevoeld. Er werd geen therapie ingesteld, de stier
werd direct doorverwezen naar de Vakgroep Inwendige
Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren.

Bij aankomst in de Kliniek was de stier te sloom en stond ge-
strekt. De voedingstoestand was redelijk. De ademhalings-
frequentie was 16 per minuut en de pols was krachtig, regel-
matig en had een frequentie van 76 slagen per minuut. De
temperatuur was iets te laag (37,4 °C). De extremiteiten voel-
den koud aan en het dier had een matige turgor. De slijmvlie-
zen waren roze/rood.

\' Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grolt\' Huisdien-n. Faculteit der
Diergeneeskunde. Univer.sileil Utrecht. Yalelaan 16. De Uilhof. CM Utrecht,
tel. 030-2531111

Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Ihüsdieren. Faculteit der
Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Yalelaan 12. De Uithof 3SX4 CM Utrecht.
tel.:030-2531324
Gujatal^ - Aesculaap.
^ Nesdonai\'^ - Rhone Mèrieux.
^ DepociUine\'^/Depomycine\'^ - Mycofarm.

Onderzoek van het respiratieapparaat leverde geen bijzon-
derheden op, behalve een seromuceuze neusuitvloeiing
voornamelijk uit het rechter neusgat. Ook het circulatieappa-
raat vertoonde geen afwijkingen.

Onderzoek van de digestietractus leverde wel duidelijke af-
wijkingen op. De pensvulling was matig, maar de inhoud leek
nog redelijk stevig. Er werden gedurende vijf minuten geen
pensbewegingen waargenomen. Aan de rechterzijde konden
geen borborygmi geausculteerd worden. Tijdens pogingen
een \'steelband\' op te wekken kon alleen een metallisch geluid
waargenomen worden. Wel konden rechts duidelijk klotsge-
luiden opgewekt worden. De leverpercussie was afwezig.
Bij verder klinisch onderzoek bleek het linker scrotum onge-
veer 1 \'/2 keer zo groot te zijn als het rechter. De scrotumin-
houd voelde gespannen en stevig aan. De linker scrotumhals
was dik (vol) en pijnlijk bij palpatie. De massa in het linker
scrotum was niet reponibel. In het rechter scrotum was een
normale testis te palperen. Bij rectale exploratie was er wei-
nig mest in het rectum aanwezig en konden duidelijk over-
vulde dunne darmen gevoeld worden. In het linker lieskanaal
zat een stuk dunne darm met scheil vast. Het rechter lieska-
naal was vrij. Er waren geen aanwijzingen voor peritonitis.
Bij bloedonderzoek werden een verhoogde haematocriet
(0,42 1/1.), een normaal leucocytenaantal (6,6 x 10^/1.) en een
respiratoir gecompenseerde metabole alkalose (pH = 7,380,
pCOj = 8,28 kPa, base excess = 8,5) gevonden.
Er kon ± 201 slappe pensinhoud afgeheveld worden. Aan het
rund werd een infuus met 9 1 fysiologische zoutoplossing
toegediend.

Het dier werd hierop ter operatie aangeboden bij de
Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren.

Daar werd het 1070 kg zware dier met guaifenesine\' en thio-
pental\'\' in rechterzijligging neergelegd, waarna een algehele
anaesthesie met zuurstof en halothaan inhalatie onderhouden
werd.

Na incisie over de uitwendige liesopening en scrotumhals,
door de tunica dartos, was reeds een halve meter dunne darm
zichtbaar terwijl de tunica vaginalis nog de testikel bedekte.
De darm, die dus buiten het cavum vaginale lag, was slap,
gedilateerd en scheen blauwachtig door. Vervolgens werd
een eenzijdige castratie uitgevoerd en werden de damien ge-
reponeerd tot in de buik. Er was een scheur aanwezig in de
hals van de tunica vaginalis. De diagnose was dus een directe
hernia inguinalis (= ruptured inguinal hernia). De vijf cm
grote opening in de lies werd door middel van knoophechtin-
gen verkleind. Tenslotte werd een penrose drain in het r.cro-
tum aangebracht, de subcutis in twee lagen doorlopend ge-
hecht en de huid lege artis intracutaan gesloten. In totaal is
het dier drie uur onder algehele anaesthesie geweest.
Enkele uren na de operatie heeft de stier een keer gestaan
maar kwam daarna niet meer zelfstandig overeind. In het bij-
zonder de spieren in het rechter deel van rug en achterhand
waren hard, warm en pijnlijk. Het dier was zeer sloom en had
geen eetlust. De stier werd twee maal daags slobber van drie
kg grasbix, verdund met twintig liter water met een sonde in-
gegeven. Verder werd het dier behandeld met antibiotica

-ocr page 15-

Figuur 1. Indirecte hernia inguinalis

1. peritoneum fascia transversa

2. gerupteerd peritoneum fascia transversa

3. anulus vaginalis tevens breukpoort

4. anulus vaginalis

5. M. obliquus abdominis interna

6. inwendige liesopening

7. M, obliquus abdominis externa
a, uitwendige liesopening

9. buikhuid subcutis

10. scrotumhuid

11. tunica dartos fascia scrotalis

12. tunica vaginalis

13. Iigamentum caudae epididymidis

14. testis

15. zaadstreng [funiculus spermaticus met ductus deferens) M. cre-
master

16. epididymidis

17. breukring

18. darmen = breukinhoud (in cavum vaginale)

19. darmen - breukinhoud

(procaïne-penicilline-G/dihydrostreptomycine5), pijnstillers
(fenylbutazon\'\') en eenmalig vitamine E-acetaat^. Vijf dagen
postoperatief werd de stier, na verwijdering van de penrose
drain, gedurende drie dagen eenmaal daags in een waterbad
getakeld.

Twee dagen na de operatie was het leucocytenaantal gedaald
tot 4,0 X 10*^/1 en had de stier een ureum 15,8 mmol/1. Het
spierenzym (creatinine Phosphokinase = CPK) en ook de an-
dere enzymen (aspartaat aminotransferase = ASAT en lac-
taatdehydrogenase = LDH), waren aanzienlijk gestegen
(CPK 77.200 119.200 IU/1, ASAT 2.400 - 3.050 lU/1,
LDH 39.700 »65.40010/1).

Na ruim een week daalden ASAT en CPK tot respectievelijk
1.431 en 11.530IU/1. Het ureum bleef voortdurend verhoogd
(16,8mmol\'l).

Hoewel de stier na een paar dagen zowel in als buiten het wa-

Rm-Dynum\'^ - Leo.
\' yilamini\' E Seleen** - .4lfa.\\an.

terbad kon staan, werd het rechter achterbeen niet belast
(volledig overkoot gaand). De huid was over een groot deel
necrotisch. In overleg met de eigenaar werd besloten het dier
te euthanaseren.

Bij sectie bleek een zeer uitgebreide necrose van de broek-
spieren van het rechter achterbeen aanwezig te zijn.

Casus 2

Eenmaal eerder, in 1992, werd aan de Vakgroep Inwendige
Ziekten en Voeding een volwassen rund met een hernia scro-
talis aangeboden. Het betrof een vijf jaar oude MRIJ-stier
van 730 kg die sinds een dag ziek was en een gezwollen scro-
tum had. Thuis was het
dier met Oxytetracycline IM behan-
deld.

Bij het algemeen onderzoek werden een ademhalingsfre-
quentie van 40 per minuut, een polsfrequentie van 60 slagen
per minuut (krachtig en regelmatig) en een normale tempera-
tuur (37,9 °C.) gevonden. Het dier had een slechte turgor. Het
scrotum was aan de linkerkant gezwollen waarbij de inhoud
(darmen) reponibel was. Bij rectaal onderzoek werden
slappe overvulde dunne darmen gevoeld die het linker lies-
kanaal ingingen. De stier is tijdens een anderhalf uur durende
algehele anaesthesie bij de Vakgroep Algemene Heelkunde
en Heelkunde der Grote Huisdieren geopereerd. Hierbij
werd een hernia interstitialis (= ruptured inguinal hernia of
directe hernia inguinalis) geconstateerd, waarbij de dunne
darmlissen en het scheil gestuwd waren. De uitwendige lies-
opening was ongeveer vijf cm in doorsnede. Er werd een be-
dekte castratie van de linker testikel uitgevoerd. De liesope-
ning werd met knoophechtingen gesloten. De tunica
vaginalis moest vanwege verklevingen (fibrine) van de sub-
cutis losgeprepareerd worden. Na het aanbrengen van een
penrose drain werden subcutis (doorlopend) en huid (met
knoophechtingen) gesloten.

Deze stier werd in ongeveer vier maanden afgemest; het uit-
eindelijk geslacht gewicht was 630 kg wat overeenkomt met
een levend gewicht van een kleine duizend kilo.

literatuuroverzicht

Een hernia inguinalis en/of scrotalis wordt zelden gezien bij
de stier (2, 3,4, 5, 8). De hernia inguinalis is niet beschreven
bij de koe (15).

Onder een hernia wordt een uitpuiling van ingewanden, or-
ganen of weefsel buiten de normale begrenzing verstaan.
Aan een hernia kan men breukpoort en -ring onderscheiden.
Verder treft men bij een uitwendige hernia ook een breukzak
met inhoud aan.

Wanneer abdominale organen door het lieskanaal zakken is
sprake van een hernia inguinalis (liesbreuk). De breukpoort
is dan de inwendige liesopening. Wanneer de ingewanden
verder zakken tot naast de testis wordt van een hemia scrota-
lis (zakbreuk) gesproken (1, II, 14, 16). Over het algemeen
zijn de dunne darm en het omentum de organen die in de her-
nia uitzakken. Ook de blaas kan incidenteel hemiëren waar-
bij de ureteren door de inwendige liesring lopen. (1, 10).
Bij de hemia inguinalis kan onderscheid gemaakt worden
tussen een indirecte en een directe vorm. Bij de indirecte her-
nia zakt de inhoud door de (vergrote) vaginale ring in het ca-
vum vaginalis dat binnen de tunica vaginalis ligt (Figuur 1).
Bij de directe hemia ontstaat een aparte uitzakking van het
peritoneum craniaal van de vaginale ring (Figuur 2). Het pe-
ritoneum is hierbij vaak gescheurd (= ruptured inguinal her-
nia). De directe vorm komt bij de huisdieren doorgaans min-
der vaak voor (4, 16, 17).

996

T I J [) S CM K I F T VOOR D I I R ü K N 1 I. S K L S 1) 1. , Dili 121, J A N L A R I , A I l. H V li R I N Ci

-ocr page 16-

Een hernia kan congenitaal (13, 18) zijn, dan wel ontstaan
door trauma of op grond van zoötechnische aspecten (11,14,
17, 18).

* Hoewel familiair voorkomen bekend is bij het Susscx ras
(3), de Hereford (14, 16) en de Shorthom (16) is
erfelijk
voorkomen, zoals bij varkens en paarden, bij het rund niet
bewezen (1,7, 14, 15). Echter de anatomische structuren
met \'aanleg voor een hernia inguinalis\' worden wel over-
erfd(12, 17).

* Een hernia kan het gevolg zijn van trauma en/of van het
ontstaan van een verhoogde abdominale druk (1, 8, 13, 14,
18). Deze druk kan veroorzaakt worden door het neerval-
len van het dier, tijdens het aansnoeren van touwen rond de
buik (gebruikt om een rund neer te leggen). Het kan gebeu-
ren tijdens dekken, maar ook bij tympanie of een pens-
overvulling.

* De hernia scrotalis op grond van zoötechnische aspecten
wordt veroorzaakt doordat tijdens het mesten vet zich sub-
pentoneaal uitbreidt tot in het lieskanaal en -opening.
Wanneer op oudere leeftijd de overmaat vet wegtrekt redu-
ceert de Musculus obliquus intemus (de mediale begrenzing
van het lieskanaal) en creëert zo ruimte voor een hernia.
Deze hemia treedt meestal pas na het derde levensjaar op,
vaak tijdens het dekseizoen (11) en hoofdzakelijk bij vlees-
stieren (14, 17, 18). Deze vomi is altijd direct en meestal
links optredend (> 90%) (6, 8, 11, 19). Bij het doorgaans
eenzijdig links optreden van de hemia inguinalis zou moge-
lijk het gewicht van de pens een rol kunnen spelen (14).

Uit een Amerikaanse publikatie van Noordsy in 1966 (14)
blijkt dat hemiae op grond van zoötechnische aspecten daar
toentertijd regelmatig voorkwamen. Stieren werden langdu-
rig vetgemest voor ze verkocht of naar een tentoonstelling
meegenomen werden. Sinds de tachtiger jaren wordt deze
hemia scrotalis door de kortere mesttijd (minder vetafzet-
ting) en het minder vaak presenteren op tentoonstellingen
zelden meer gezien (18).

Bij een indirecte hemia is er meestal sprake van zwelling
rond de scrotumhals. Deze kan in de loop van maanden gro-
ter worden (1, 10). Er zijn stieren die ondanks een hemia suc-
cesvol blijven dekken, anderen produceren kwalitatief slech-
ter sperma of dekken helemaal niet (1,5, 10).
Er zijn geen systemische problemen totdat de bloedvoorzie-
ning bij de gehemiëerde organen belemmerd wordt door
strangulatie of incarceratie, wat zelden gebeurt (10, 11). Dan
kan anorexie, stijf lopen, bloederige diarree of juist geen fae-
cespassage optreden (1,2,8,10).

Differentieel diagnostisch kan gedacht worden aan testikel-
torsie, (peri-)orchitis, aneurysma van de plexus pampinifor-
mis, inguinaal abces of haematoom, hydrocèles, neoplas-
men, en pseudohemiae (lipomatosis) (8, 10, 17, 18).
Door rectale palpatie van de inteme inguinale ring kan in
vrijwel alle gevallen de diagnose definitief gesteld worden
(8). De inwendige liesring is vergroot en men voelt er darm-
delen in verdwijnen.

Chimrgie is noodzakelijk wanneer er strangulatie of incarce-
ratie (door zwelling of verkleving) is opgetreden. De kans
hierop is groter wanneer de inguinale ring en de hemia klein
zijn. Verder is opereren noodzakelijk wanneer de fertiliteit
van de stier gehandhaafd dient te blijven. De intestinale in-
houd van het scrotum zorgt voor een verhoging van de testi-
keltemperatuur waardoor degeneratie op kan treden (15,18).
De prognose van een operatie van een ongecompliceerde in-
guinale hemia is erg goed (14). De prognose is veel minder
goed wanneer er sprake is van koliek door strangulatie of in-
klemming van darmdelen.

Eenzijdig castreren vereenvoudigt het uitvoeren van de ope-
ratie (18) en heeft geen negatieve invloed op de spermakwa-
liteit (17, 20). Vanwege het mogelijk erfelijk zijn verdient
echter beiderzijdse castratie bij een congenitale hemia ingui-
nalis de voorkeur (7, 17).

De operatie wordt bij voorkeur uitgevoerd onder algehele
anaesthesie bij het liggende dier, met de aangedane (meestal
linker-) zijde boven. Een alternatief is sedatie in combinatie
met lokale anaesthesie.

Er worden verschillende manieren gebruikt om de operatie
uit te voeren, waamit zou kunnen blijken dat geen enkele
methode probleemloos is. Grofweg kunnen drie methoden
onderscheiden worden.

* Snede over het uitwendige lieskanaal aan de basis van het
scrotum. (1,9, 12, 16, 17, 18, 19).

De tunica vaginalis insnijden hoeft alleen wanneer de in-
houd niet reponibel is. Verklevingen (zoals in een onder-
zoek in Amerika bij vijf van negen geopereerde stieren ge-
vonden werden (I)) moeten losgemaakt worden. Soms is
darmresectie nodig, waarvoor vaak ook nog een tlank-
snede nodig is. Eventueel kan ook (eenzijdig) gecastreerd
worden, waarbij het lieskanaal niet gereconstrueerd be-
hoeft te worden, wat de operatie aanzienlijk vereenvou-
digt. Om recidief te voorkomen wordt de buitenste lies-
opening verkleind met knoophechtingen.

* Incisie in het scrotum over de testikel. (1, 10).

Door torderen van de tunica vaginalis plus testis wordt de
hemia-inhoud gereponeerd. Daarna wordt de zaadstreng
geligeerd en de testis verwijderd. De wond wordt opge-

T I J D S C H K I F T VOOR D 1 t R Ci H N I. F. S K U N D K , D F K L 121. J A N U A R 1 , A F 1. Iv V F R I N G 1 , 1996

-ocr page 17-

tamponeerd. Met een matrashechting worden de tampons
gefixeerd waarbij deze na twee dagen worden verwijderd.
De incisie wordt verder als open wond behandeld. Volgens
Frank (1964) zou deze methode gebruikt kunnen worden
bij een zeer grote en al lange tijd aanwezige hernia. De dan
eventueel aanwezige verklevingen kunnen losgemaakt
worden, waarna de hernia gereponeerd kan worden.
* Flanklaparotomie.(l,8, 10, 12,18).
Bij het reponeren van de hernia-inhoud is meestal assisten-
tie van buitenaf nodig om het scrotum op te duwen. Bij
aanwezige verklevingen lukt het niet om via deze methode
de breukinhoud te reponeren. In de gevallen dat het lukt
wordt het inwendige lieskanaal verkleind met behulp van
hechtingen, wat erg lastig kan zijn vanwege de positie van
de abdominale organen. De testis hoeft echter niet te wor-
den verwijderd.

Bij een operatie zijn antibiotica alleen geïndiceerd wanneer
er een darmresectie uitgevoerd moest worden en/of de steri-
liteit niet voldoende kon worden gewaarborgd (16).
Zwelling van het scrotum kan worden bestreden door middel
van beweging, coldpacks en eventueel een diureticum (1).
Postoperatief moet de stier drie tot zes maanden niet voor
dekking gebruikt worden (1, 16). Recidief kan aan de andere
zijde optreden (10).

discussie

Bij de als eerste beschreven patiënt (de Blonde d\'Aquitaine)
is geen voorafgaand trauma bekend. Bij binnenkomst was de
stier niet in een overmatige voedingstoestand, maar dit was
naar zeggen eerder wel het geval geweest. Gezien het feit dat
tijdens de operatie een ruptuur in de hals van de tunica vagi-
nalis werd gevonden lijkt trauma de meest waarschijnlijke
oorzaak van deze directe hernia scrotalis.
De stier is geëuthanaseerd op grond van spiertrauma. De
druk op de onderliggende spieren is tijdens de operatie bij dit
1070 kg wegend dier zo groot geweest dat dit de spieme-
crose heeft bewerkstelligd. De als tweede beschreven patiënt
(een MRlJ-stier) met een beduidend lager lichaamsgewicht
(730 kg) en een veel kortere anaesthesieduur heeft hier niet
merkbaar last van gehad.

Concluderend kan gesteld worden dat bij een stier met ko-
lieksymptomen (net als bij de hengst) het palperen van het
scrotum en het uitvoeren van rectaal onderzoek noodzakelijk
zijn. Hierbij moet ook zorgvuldig naar de lieskanalen ge-
voeld worden.

Een operatie is alleen bij dure fokdieren, met een hernia ver-
oorzaakt door trauma, economisch verantwoord. Bij dikbil-
len met een irreponibele hernia inguinalis en/of scrotalis
moet, indien nog geen medicamenten zijn toegediend, slach-
ten zeker overwogen worden.

« m

dankbetuiging

Onze dank gaat uit naar dr. H. C. Kalsbeek (Vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisdieren) voor zijn adviezen bij de evaluatie van de
patiënten en naar dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Vakgroep Pathologie)
voor het verrichten van het pathologisch onderzoek. Verder naar drs. D. Los
voor het mede vervaardigen van de tekening.

literatuur

1. Aanes WA. Herniorrhaphy. In: Amstutz HE. Bovine medicine and su-
gery. 2nded. American veterinary publications, 1980; deel II: 1223-6.

2. Amman K. Hernien. In: Schebitz H, Brass W. Hernien. Algemeine
Chirurgie fur Tierärzte und Studierende. Beriin: Paul Parey, 1975:
515-21.

3. Andrews AH. Congenital conditions. In: Andrews AH, Biowey RW,
Boyd H, and Eddy R. Bovine medicine. Blackwell scientific publica-
tions, 1992:151.

4. Ashdown RR. The anatomy of the inguinal canal in the domesticated
mammals. Vet Ree 1963; 75 (50): 1345-66.

5. Biowey RW. and Weaver AD. A color atlas of disease and disorders of
cattle. Wolfe Publishing, 1991: 160.

6. Bristol DC. Surgery of the bovine digestive tract. Vet clinics of N Am
1990; 6 (2): 345,459.

7. Cox JE. Hernias and ruptures in the inguinal region. In: Surgery of the
reproductive tract in large animals. 3th ed. Liverpool: University
press, 1987:53:59-69.

8. Dirksen G. Leistenbruch, Hodensackbruch. In: Rosenberger G.
Krankheitendes Rindes. Berlin: Paul Parey, 1970: 621-2.

9. EbertEF. Surgical repair ofscrotalhemia in the bull. Can Vet J 1960; I
(10): 441-3.

10. Frank ER. Affections of the thoracic and abdominal cavities. In:
Veterinary surgery. Minneapolis: Burgers Publicers, 1964: 248-52.

11. Hayes HM. Congenital umbilical and inguinal hernias in cattle, horses,
swine, dogs and cats: risk by breed and sex among hospital patients.
Am J Vet Res 1974; 35 (6): 839-42.

12. Hofmeyr CFB. The male genitalia. In: Ruminant urogenital surgery.
Ames: Iowa State University press, 1987: 32-4.

13. Moll HD, and Angel KL. Congenital parainguinal hernia in a heifer. J
Am Vet Med Assoc 1992; 200 (10): 1527.

14. Noordsy JC. Inguinal hemiorrhaphy in the bovine male. Vet med/SAC
1966; 61: 147-50.

15. Roberts SJ. Veterinary obstetrics and genital diseases. 3th. ed. North
Pamfret: David and Charles. 1986: 51-7, 184, 666.

16. Turner AS, and Mcllwraith CW. Inguinal hemiorrhaphy in the mature
bull. In: Techniques in large animal surgery Philadelphia: Lea and
Febeger, 1982:272-6.

17. Walker DF. The bovine male. In: Walker DF, Vaughan JT, ed. Bovine
and equine urogenital surgery. 1st ed. Philadelphia: Lea and Febeger,
1980: 54: 163.

18. Walker DF, Hull BL. Bovine urogenital surgery. In: Jennings P. The
practice of large animal surgery, vol II. Philadelphia: Saunders, 1984:
1066-9.

19. Wheat JD. Inguinal hernia of beef bulls. Mod Vet Pract 1964; 45 (3):
37.

20. Wolfe DF, Hudson RS, Carson RL, Purohit RC. Effect of unilateral or-
chiectomy on semen in bulls. J Am Vet Med Assoc 1985; 186 (12):
1291-3.

-ocr page 18-

MINISTER VAN AARTSEN BEZOEKT KNMVD

UDO OVER AUJESZKY: \'IN TWEE JAAR VRIJ, MITS...\'

Utrecht, 28 september 1995- Minister J. van Aartsen van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) brengt een werkbezoek aan de
KNMvD, vergezeld van de directeur Milieu, Kwaliteit en Gezondheid (MKG),
P.H. Draaisma. Tot het laatste moment blijft het onduidelijk of het bezoek wer-
kelijk plaatsvindt, want de minister wordt danig onder druk gezet door de boe-
ren, die \'het zat zijn\'. Tijdens zijn bezoek aan het Proefstation voor de
Rundveehouderij in Lelystad is hem reeds een lege melkbus aangeboden. Maar
eindelijk stapt Van Aartsen dan toch echt het pand aan de Julianalaan binnen.
Op hem wachten de voorzitter van de KNMvD, A.W. Udo, twee
Hoofdbestuursleden, W.J. Schoorlemmer en mevrouw A.W. Kooper-Nelemans
en de algemeen secretaris dr. Tj. Jorna. Aan de orde komen onder meer
Diergezondheid in Beweging, vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky en het
aantrekken van keuringsdierenartsen door de RVV.

Door Sophie Deleu

Berichten en verslagen

De minister wordt allereerst vluchtig in-
zicht gegeven in de stmctuur van de
diergezondheidszorg in Nederland en
meer in het bijzonder van de KNMvD.
De voorzitter gaat kort in op de hoeveel-
heid dierenartsen die thans werkzaam is
en in welke sectoren. De minister is
vooral geïnteresseerd in het bestaan van
de Ereraad en laat zich inlichten over het
verschil tussen deze raad en het
Veterinair Tuchtcollege. Daarbij komt
aan de orde dat Nederlandse dierenart-

TlJ[) SCHRIKT VOOR D I l: R ü H N E K S K U N I) t , D K L 12 1, JANUARI, A F L li V K R I N ü I, 199 6

-ocr page 19-

sen niet verplicht lid zijn van hun be-
roepsorganisatie, in tegenstelling tot bij-
voorbeeld Belgische dierenartsen, die
automatisch lid zijn van de Orde der
Dierenartsen, die belast is met de hand-
having van bepaalde regels.
Udo licht de werkzaamheden van de
werkgroep Veterinair Vaccin(atie)be-
leid toe, als resultaat waarvan zojuist het
deelrapport I \'Situatie en beleid ten aan-
zien van aangifteplichtige dierziekten\'
verschenen is. Dit rapport wordt de mi-
nister aangeboden met de woorden: \'Dit
is nog maar het begin\'. Volgend jaar
wordt deelrapportage II met betrekking
tot de niet aangifteplichtige dierziekten
verwacht.

Opvallend in deelrapport I is het stand-
punt dat de toepassing van noodvacci-
naties in sommige gevallen wel aange-
wezen is, waar \'Bmssel\' vooralsnog een
zogenaamd non-vaccinatiebeleid voert.
Het rapport is inmiddels ook in een
Engelstalige versie verkrijgbaar.
Van Aartsen is tevens geïnteresseerd in
de intemationale contacten van de
KNMvD. De voorzitter legt uit dat de
vereniging lid is van de Worid Ve-
terinary Association (WVA) en van de
Federation of Veterinarians in Europe
(EVE). De EVE vergadert twee keer per
jaar en heeft thans een nieuwe voorzit-
ter, een Engelsman.

dierenarts en veehouder
Van Aartsen legt een bijzondere inte-
resse aan de dag voor de verhouding tus-
sen de dierenarts-prakticus en de vee-
houder: \'Begrijp ik goed dat er sprake is
van een vertrouwensrelatie?\' Udo be-
aamt dit, maar schetst wel de verande-
ring in de verhouding, die zich de laatste
jaren in sneltreinvaart heeft voltrokken:
\'Het opleidingsniveau van de veehou-
ders is gestegen. Daamaast wordt de
veeteelt grootschaliger bedreven. Dat
wil zeggen dat ook de verhouding die-
renarts/veehouder veranderd is. Er is
meer dan vroeger sprake van gelijk-
waardige gesprekspartners. Maar na-
tuurlijk is ook deze gelijkwaardigheid
gebaseerd op wederzijds vertrouwen\'.
Als vanzelf komt de verhouding
Gezondheidsdienst voor Dieren/prakti-
cus aan de orde. Udo: \'In het verieden
was de band van de prakticus met de ge-
zondheidsdienst zeer hecht, we zien nu
dat deze band weliswaar nog steeds
sterk, maar wel wat langer dan vroeger
is. De afstand is groter geworden\'. Het is
duidelijk dat groepspraktijken bepaalde
werkzaamheden van de gezondheids-
dienst hebben overgenomen, zoals een-
voudig laboratoriumonderzoek en pa-
thologisch onderzoek. Dit is onder meer
het gevolg van het sluiten van bepaalde
vestigingen. Daardoor is ook de boer
verder verwijderd geraakt van de ge-
zondheidsdienst.

7

Vroeger was er tevens een heldere taak-
afbakening tussen GD-dierenarts en eer-
stelijns-dierenarts. De meerwaarde van
de GD-dierenarts was duidelijk: specia-
listische kennis, waar nodig onder-
steund door laboratoriumonderzoek en
pathologisch onderzoek. Maar speci-
fieke diersoortdifferentiatie heeft ook in
de eerste lijn steeds meer ingang gevon-
den. Daardoor is her en der de verhou-
ding van eerste en tweede lijn enigszins
verschoven. \'Niettemin\', stelt Udo de
minister gerust, \'zijn ook wij ervan
overtuigd dat de Nederiandse dierge-
zondheidszorg in Europa zijn gelijke
niet kent. En dat is voor een groot deel te
danken aan de Gezondheidsdienst voor
Dieren.\' De verhouding zal de komende
tijd ongetwijfeld duidelijker worden, nu
de reorganisatie voltooid is. Er stelt zich
simpelweg een nieuw evenwicht in.

diergezondheid in beweging
Aan de orde komt het programma
Diergezondheid in Beweging, een om-
vangrijk project van het ministerie van
LNV en het georganiseerd landbouw-
bedrijfsleven.

Eén en ander vloeit voort uit het rapport
De Toekomst van de Diergezondheid;
wie zal het een zorg zijn (1993)? De
aangegeven hoofddoelen voor de toe-
komst zijn het hereiken van een toon-
aangevend diergezondheidsniveau en
de bewustwording van de eigen verant-
woordelijkheid voor de diergezond-
heidsstatus van alle ondernemers in de
produktiekolom. En deze hoofddoelen,
zo stelt het rapport, zijn niet te realise-
ren met nog meer regelgeving en strik-
tere controle.

Hoe het dan wel moet. is aangegeven in
het ven olgrapport Diergezondheid in
Beweging van overheid en bedrijfsleven
samen. Een belangrijke denkom.slag
binnen het ministerie heeft reeds plaats-
gevonden: men is er inmiddels van over-
tuigd dat de .sector zelf wil en dient aan
te geven hoe zij de doelstellingen wenst
te bereiken. Vast staat dat de hoofddoel-
stellingen in 2005 gerealiseerd moeten
zijn en dat reeds in 199H concrete resul-
taten geboekt dienen te zijn. Dit laatste,
het behalen van een aantal concrete re-
sultaten. is beschreven in het zoge-
naamde \'programma Diergezondheid
in Beweging \'. Dit omval I) hel voldoen
aan bepaalde streefbeelden per .sector.

T I J I) S C II K I I T VOOK I) I I R (i INI. I S K r S I) I . Dili. 121. J .A \\ L A R 1 . I 1 1 \\ 1 R I S Ci I. 1996

2) het ontstaan van draagvlak voor het
gepresenteerde gedachtengoed en 3) de
implementatie van een viertal \'instru-
menten \'. Onder die instrumenten wordt
verstaan: 1) de sectorspecifieke gezond-
heidsplanners voor de bedrijfsgebon-
den ziekten, die momenteel in overleg
met veehouders worden opgesteld, 2)
een basiserkenningensysteem, waaraan
elk bedrijf in de kolom minimaal moet
voldoen, alsmede de dienstverleners
(waaronder dierenartsen), 3) een moni-
toringsysteem ten behoeve van de bewa-
king van de te bereiken ziektevrije status
en 4) een verzekeringsstelsel, met in het
achterhoofd dal het ministerie de open
einde-financiering zal beëindigen.
De KNMvD springt in op deze ontwikke-
lingen. aanvankelijk met het rapport De
Toekomst van de Diergezondheid; ook
onze zorg! en thans met de oprichting
van een werkgroep Diergezondheid in
Beweging. De werkgroep is samenge-
steld uil dierenartsen die zich allen op
de één of andere manier bezighouden
met het programma, hetzij met de ont-
wikkeling van streefbeelden, hetzij met
gezondheid.splanners. dan wel in andere
projectgroepen zitting hebben. Zo is het
mogelijk om met één veterinaire stem te
spreken.

Eén van de initiatieven is de aanzet voor
een scholingsproject, dat de eerstelijns
dierenartsen in slaat moet stellen met
deze nieuwe manier van denken om te
gaan. De nadruk zal liggen op bedrijfs-
begeleiding vanuit een bedrijfsdierge-
neeskundig perspectief toegespitst op
het gebruik van de gezondheidsplanner
door de veehouder. De KNMvD denkt
dat een investering van de beroeps-
groep in die richting op de middellange
termijn zeker verantwoord is. Dit wordt
onder meer bevestigd door het eindrap-
port Netwerkanalyse, waarin veehou-
ders unaniem aangeven dal zij de eer-
ste- en tweedelijns dierenartsen zeer
belangrijk achten in hel welslagen van
het programma, vooral in verband met
de benodigde kennis. Belangrijk is even-
wel dat de veterinaire beroepsgroep niet
achterover leunt en wacht tol hel een
keertje zover is. maar snel lol actie over-
gaat. Om zo snel mogelijk met het scho-
lingsproject van start te kunnen gaan.
loopt er een subsidie-aanvraag, zodat
het begin van hel traject in elk geval ge-
financierd kan worden.

De minister, zowel als Draaisma. vindt
het benodigde draagvlak van de sector
erg belangrijk. Dit draagvlak, zo consta-
teert men gezamenlijk, is momenteel
nog ver te zoeken. Draaisma geeft aan

-ocr page 20-

dat het ministerie wat hem betreft lering
dient te trekken uit het verleden en niet
naar buiten moet treden met zoge-
naamde nuttige instrumenten, waarvan
de kosten en baten nog niet helder zijn.
Udo is het hier van harte mee eens en
dringt er dan ook op aan zorg te dragen
voor een goede communicatie rond het
programma. Eerdere projecten zijn juist
door een gebrek aan voorlichting, maar
ook door een gebrek aan een luisterend
oor, stukgelopen. Draaisma geeft aan
dat het vooral aan dat luisteren nog wel
eens schort: \'Men kijkt te weinig naar
buiten bij Landbouw\'.
Dat de vooriichting nog weieens ge-
brekkig is, weet ook de KNMvD uit er-
varing. De gang van zaken rond de zo-
juist gelanceerde nieuwe regels omtrent
het vervoer van \'wrak vee\' staat haar
nog vers in het geheugen. Door de her-
verkaveling van taken tussen het
Landbouwschap en de Land- en
Tuinbouw Organisatie (LTO) voelt nie-
mand van het landbouwbedrijfsleven
zich verantwoordelijk voor het informe-
ren van de veehouders over nieuwe wet-
geving.

Niettemin is Diergezondheid in Be-
weging een niet te stuiten ontwikkeling,
zeker nu het bedrijfsleven de doelstel-
lingen heeft overgenomen. Met andere
woorden, het is niet meer alleen een
zaak van het ministerie. Het is dus voor
de dierenartsen belangrijk, zo goed en
zo snel mogelijk in de trein te springen.

aujeszky

Een hot item is natuurlijk de bevoegd-
heid van de dierenarts om als enige te
vaccineren tegen de ziekte van
Aujeszky. Zoals bekend staat dit alleen-
recht zwaar onder druk. vooral nu de
varkenssector aan alle kanten probeert
de produktiekosten te beheersen. De ar-
gumenten vóór en tegen zijn nog eens
op een rijtje gezet en worden zowel Van
Aartsen als Draaisma schriftelijk aange-
boden en hier kortweg weergegeven.

Inleiding

In het programma Diergezondheid in
Beweging wordt de aanpak van de dier-
gezondheidszorg gestructureerd en ge-
protocolleerd, met als doel dat risicohe-
wuste veehouders de gezondheids-
status van de Nederlandse veehouderij
op een hoog plan weten te brengen en te
houden.
Zo wordt getracht het imago
van onze produkten te verbeteren om de
export veilig te stellen. De dierenarts
speelt in deze gestructureerde dierge-
zondheidszorg een belangrijke rol door
mee te werken aan planmatige bedrijfs-
diergezondheidszorg. De KNMvD on-
dersteunt dit project ten volle.
De bedrijfsdiergeneeskundige, veteri-
naire inbreng omvat ook de preventieve
aanpak van dierziekten in bestrijdings-
en eradicatieprogramma \'s. Bij die pre-
ventieve aanpak is de toepassing van
entstoffen in het vaccinatieprogramma
dat voorafgaat aan de eradicatie, essen-
tieel.

■ p ■ ««

Wettelijke aspecten

De diergezondheid en de diergezond-
heidszorg worden geregeld in een aan-
tal wetten en verordeningen. De Ge-
zondheids- en Welzijnswet voor Dieren
handelt in dit kader over het weren van
besmettelijke dierziekten bij import van
dieren en over de bestrijding van be-
smettelijke dierziekten. Via de Wet op de
Uitoejèning van de Diergeneeskunde
(fVUD) wordt geregeld wie bevoegdhe-
den hebben ten aanzien van de dierge-
zondheidszorg, met name de dierge-
neeskunde. De taak van de dierenarts is
in de WUD duidelijk omschreven.
In de Diergeneesmiddelenwet worden
de vergunning voor en de registratie van
de diergeneesmiddelen zowel als de ka-
nalisatie van voorschrijven en het toe-
passen geregeld. Volgens de Dier-
geneesmiddelenwet is uitsluitend de
dierenarts bevoegd entstoffen voor te
schrijven en (met uitzondering van
pluimvee en pelsdicren) toe te passen.

Vaccinatiestrategie in de praktijk

Voor een betrouwbare (controleer-
bare. protocollaire en gegarandeerde)
en bekwame (veilig voor mens en dier
en diervriendelijk) uitvoering van vac-
cinatieprogramma \'s in het kader van
een georganiseerde dierziektebestrij-
ding, dienen de entingen door de die-
renarts te worden verricht, zoals in bo-
vengenoemde wetten is aangegeven.
De dierenarts bezit de benodigde ex-
pertise om de veestapel klinisch te be-
oordelen, voorafgaand aan een vacci-
natie. Daarbij heeft hij kennis van
entstoffen en de toepassing hiervan en
kan hij bij het voorkomen van entreac-
ties (overgevoeligheid) adequaat in-
grijpen.

De dierenarts kan via het Veterinair
Tuchtrecht zonodig worden aange-
sproken op zijn vakkundigheid ten
aanzien van het diervriendelijk en vei-
lig toepassen van entstoffen.
Vanwege de exportpositie van Ne-
derland is het van groot belang dat de
uitvoering van de entingen in een be-
strijdingsprogramma controleerbaar
is. Het rapport \'Dutch program jbr
eradication Aujeszky\'s Disease (mei
1995)\', dat door de Stichting Ge-
zondheidszorg voor Dieren naar Brus-
sel is gezonden, geeft aan dat in
Nederland alleen dierenartsen de en-
ting mogen uitvoeren. Dit systeem
staat garant voor controleerbaarheid
en betrouwbaarheid. Daarvan is bo-
vendien het .succes bewezen.
Alleen op deze wijze kan het imago van
de Nederlandse varkenshouderij en
haar produkten in het buitenland wor-
den verbeterd en op een hoog peil wor-
den gebracht. Hetzelfde geldt natuur-

-ocr page 21-

lijk voor dierziektenbestrijdingspro-
gramma\'s voor andere dierdiscipli-
nes, hijvoorbeeld de IBR-bestrijding
bij runderen.

Geruchten

Zo nu en dan duiken gemchlen op dat
veehouders zelf de enting zouden moe-
ten kunnen uitvoeren. Uitsluitend kos-
tenbeheersing op korte termijn ligt hier-
aan ten grondslag.

De KNMvD denkt niet dat de varkens-
houder in deze het risicobewuste pad
kiest. Hoe kunnen ooit garanties worden
gegeven voor de betrouwbaarheid en
continuïteit van het beleid? Om tot een
consistent beleid te komen, hebben de
KNMvD en de Landbouworganisatie
een overleg gestart over hoe de totale
varkensgezondheidszorg na 2000 geor-
ganiseerd zou moeten zijn, uiteraard in
overeenstemming met het gedachten-
goed van Diergezondheid in Beweging.
Ook voor de rundveesector is een eerste
overleg geweest. De KNMvD staat ach-
ter de huidige strategie voor de eradica-
tie van de ziekte van Aujeszky op basis
van de eerdergenoemde wetten en rege-
lingen, zoals ook in Brussel is voorge-
legd. Daarnaast garandeert het ge-
boekte succes dat de doorlooptijd van
het programma niet te lang hoeft te zijn
en zelf bekort kan worden, zeker als het
oorspronkelijke bestrijdingsplan volle-
dig uitgevoerd zal worden, tiet zelf en-
ten door veehouders past hier volstrekt
niet in!

\'Kortom, we zijn juist zo goed op
weg!\', besluit Udo het betoog van bo-
venstaande strekking. Van Aartsen
geeft aan dat de problematiek juist op
dit moment actueel is op het ministe-
rie. Binnenkort zal men naar buiten
treden met een standpunt. Draaisma
geeft aan dat hoe je het ook wendt of
keert, de KNMvD nooit helemaal als
onpartijdig gezien zal worden: \'In hoe-
verre preekt men voor eigen pa-
rochie?\' Udo benadrukt nog eens dat
het eradicatieprogramma in pakweg
twee jaar afgerond zou kunnen zijn,
mits dierenartsen de enting uitvoeren
en er overgestapt wordt op twee keer
enten in de vleesvarkenssector. Deze
termijn is op geen enkele andere wijze
te realiseren en zeker niet als veehou-
ders zelf gaan enten.
Zowel Van Aartsen als Draaisma ho-
pen deze discussie binnenkort te kun-
nen afsluiten met de inname van een
beslissend standpunt in deze materie.
\'Waarbij ik me heel goed realiseer dat
dit ook consequenties heeft voor de be-
strijding van andere ziekten, zoals
IBR\', aldus Van Aartsen.

pülitiepet

Een vraag van de minister betreft de
Europese Richtlijn inzake handelsver-
keer. De grenzen liggen om de bedrij-
ven heen, nu er sprake is van vrij han-
delsverkeer binnen Europa. Dat
betekent dat degene die produkten af-
neemt, gevrijwaard moet worden van
bepaalde besmettelijke ziekten.
De controle op de aanwezigheid van
deze ziekten is vooral op het primaire
bedrijf van belang. Noch de
Rijksdienst voor de keuring van Vee
en Vlees (RVV), noch de Ge-
zondheidsdienst is echter in staat uit-
voering te geven aan deze controles.
\'Hoe denken de praktici daarover?\'
\'De eerste lijn is in eerste instantie niet
erg happig om deze controles uit te voe-
ren\', weet Udo. De spreekwoordelijke
politiepet schaadt mogelijk het handels-
merk van de prakticus; de eerder bespro-
ken vertrouwensrelatie. Niettemin valt
erover te praten binnen bepaalde rand-
voorwaarden. In de pluimveesector be-
staan immers reeds afspraken met de
Produktschappen voor Vee, Vlees en
Eieren (PVE) over bepaalde controles
die door praktici zouden kunnen worden
uitgevoerd, met als doel het aantal per-
sonen dat de bedrijven bezoekt te beper-
ken. In dat geval heeft de veehouder
economisch belang bij de uitvoering
van de controle door de prakticus en
komt het de relatie met de dierenarts ten
goede.

Draaisma: \'Ik kijk toch een beetje te-
rughoudend naar deze richtlijn. Het is
belangrijk om de concrete afweging
per sector te maken. Nederland hoeft
niet alsmaar trekker te zijn, als het gaat
om het uitvaardigen van regels en con-
troles.\'

import dierenartsen
Een punt van zorg van zowel ministe-
rie als KNMvD is de zogenaamde im-
port van dierenartsen om het tekort aan
Nederlandse dierenartsen in de vlees-
keuring aan te vullen. De RVV heeft
dit jaar immers te kennen gegeven
veertig tot vijftig extra dierenartsen
aan te willen trekken. Inspanningen
van verschillende zijden, ook van de
KNMvD in de vonn van voorlichting
over de werkzaamheden van de keu-
ringsdierenarts, hebben echter nog niet
geleid tot invulling van alle vacatures
door Nederiandse dierenartsen, inte-
gendeel. Vele sollicitanten zijn afkom-
stig uit het buitenland.

Het is echter van groot belang dat de
dierenartsen in de vleeskeuring, of zij
nou in Nederland opgeleid zijn of niet,
voeling hebben met de Nederlandse
structuur en cultuur van de dierge-
zondheidszorg, kortom: op de hoogte
zijn van het naadje van de kous van
zaadje tot carbonaadje. Als teveel die-
renartsen uit het buitenland aangetrok-
ken worden, komt juist dit kwaliteits-
aspect van de keuringsdierenarts in
gevaar, nog even afgezien van een mo-
gelijke taalbarrière. Bovendien is van
de Nederlandse opleiding bekend dat
zij dierenartsen aflevert die uitstekend
op hun taak in de sector volksgezond-
heid berekend zijn en is dat van be-
paalde andere Europese opleidingen
nog maar de vraag. Het is overigens
verboden hier onderscheid in te ma-
ken.

Zowel ministerie zelf als KNMvD zijn
het dus eens dat de ontwikkelingen
niet wenselijk zijn. Udo: \'Wij kunnen
alleen maar blijven stimuleren, voor-
lichten over de werkzaamheden bij de
RVV en dat zullen we ook doen\'.
Probleem is wel dat vaak niet duidelijk
is, waarom bepaalde dierenartsen wel
en andere niet worden aangenomen als
keuringsdierenarts. Ook de minister
geeft aan dat de keuzes en de selectie-
criteria van de RVV wel iets transpa-
rantermogen zijn: \'Daar zullen we nog
eens op aandringen\'. (De selectiecrite-
ria zijn inmiddels bekend bij de
KNMvD.)

opleiding

Tot slot vragen Van Aartsen en
Draaisma naar de mening van de
KNMvD over de plannen van de
Faculteit der Diergeneeskunde richting
\'totale differentiatie\'. Van Aartsen:
\'Gaat het hier om strengere selectie of
juist niet? Wordt de kwaliteit van de op-
leiding op die manier wel voldoende ge-
garandeerd?\'

Udo zet het standpunt van de KNMvD
uiteen. Hij legt daarbij de nadruk op de
algemene bevoegdheid, die naar de
mening van de KNMvD wel inhoud
moet blijven houden. Het is in elk geval
duidelijk dat de kwaliteit van de oplei-
ding de KNMvD zeer ter harte gaat.

Van Aartsen en Draaisma verlaten het
bureau na anderhalf uur ontspannen en
informeel overleg. Van Aartsen zegt
niet te weten of dit in het verleden ook
de gewoonte was, maar dat hij toch
graag jaariijks met de dierenartsen zou
willen praten. Udo stemt natuurlijk
volmondig in met dit voorstel.

-ocr page 22-

Prof. dr. F. van Knapen heeft prof dr.
J.G. van Logtestijn opgevolgd als
hoogleraar Hygiëne-Microbiologie bij
de vakgroep Voedingsmiddelen van
Dierlijke Oorsprong (VVDO). Een en
ander vormt een goede gelegenheid
om als redactie met hem over de toe-
komstige ontwikkelingen op onder-
wijs- en onderzoekgebied te praten.

\'De bedoeling is om alle vakgroepen
bij het onderzoek van het Centrum te
betrekken, voorzover er aanrakings-
vlakken zijn met het voorgestelde on-
derzoek. Een dergelijke structuur
maakt dat er daardoor dingen gebeuren
die anders moeilijker van start gaan.
Dat is het karakter van een onderzoek-
school nu eenmaal. De universiteit is
er voor fundamenteel onderzoek.
Welnu, deze structuur helpt daarbij om
vanuit de gehele faculteit en vanuit

TNO Voeding nieuwe impulsen te ge-
ven aan zowel het onderwijs als het on-
derzoek. Het gaat primair om de volks-
gezondheid en het welzijn van de
mens. Dat is ons centrale thema\', aldus
van Knapen, \'ook voor onze vak-
groep.\'

In zijn werkkamer, waar dit interview
plaatsvindt, schetst de nieuwe hoogle-
raar met verve de toekomst van zijn
vak. In de strategie, uitgesproken in
het rapport \'Diergeneeskunde in
2000\', wordt gepleit om extra aan-
dacht in de opleiding te geven aan ve-
terinaire volksgezondheid. Van Kna-
pen is het daar uiteraard mee eens. De
opleiding in de veterinaire gezond-
heidszorg moet daarvoor dan wel
vroegtijdig ruimte bieden. Gelukkig is
die reeds in het nieuwe curriculum
aanwezig. \'Ik wil op den duur zelfs
naar de middelbare school toe om te
zorgen dat niet uitsluitend op de grote
en kleine huisdierenpraktijk gerichte
studenten onze faculteit opzoeken\',
zegt de hoogleraar.

Op 20 oktober 1995 is het Centrum voor Veterinaire Volksgezondheid en
Milieuhygiëne van start gegaan. Dit centrum kan beschouwd worden als een
onderzoekschool waarin TNO Voeding en de Faculteit der Diergeneeskunde
(FdD) op onderzoekgebied nauw willen samenwerken. Het is een belangrijke
ontwikkeling, wetenschappelijk gesproken, maar zal eerlang zeker ook z\'n
vruchten afwerpen voor de praktijk. De praktijk van alledag, waarin consu-
menten mogen verwachten dat \'schoon\' voedsel verkrijgbaar is. Dat wil zeg-
gen dat voedselvergiftigingen de pas worden afgesneden. Als één van de
hoofdrolspelers in dezen kan beschouwd worden de op 1 maart 1995 be-
noemde hoogleraar aan de FdD, prof. dr. F. van Knapen.

Door W. Sybesma

•STRUCTUREN ZIJN ALLEEN MAAR MIDDELEN OM
DINGEN TE LATEN GEBEUREN\'

\'De gezondheidskunde moet voorop
staan en daarom moet het gehele pro-
duktieproces door de afgestudeerde
academicus bewaakt kunnen worden\',
vindt Van Knapen. \'Ook in de genees-
kunde kennen we deze ontwikkeling.
Een afgestudeerde in de gezondheids-
kunde is geen arts maar wel als zoda-
nig deskundige in de epidemiologie.
Bij bedrijfsdiergeneeskunde heeft men
dezelfde opstelling. Niet het individu-
ele dier maar de koppel staat centraal
in deze filosofie. Vooral preventie- en
populatiegericht, daar gaat het om. En
als ik het heb over epidemiologie dan
heb ik het ook over de problematiek
van de residuën, dat wordt niet altijd
begrepen.\'

Van Knapen stelt dat de slachthuisfase
maar een onderdeel is van het geheel
en niet eens de meest belangrijke. Wat
de keuringsdierenarts betreft, zal deze
door de veelzijdiger oriëntering en op-
leiding hierdoor als het ware van kleur
veranderen. \'Het kwaliteitsbesef van
de consument vraagt om een deskun-
dige begeleiding van de gehele keten,
vraagt dus ook om een deskundige
voor de gehele keten. Een keuringsdie-
renarts dus. De welvaart van een land
hangt af van veel factoren, zoals kli-
maat, inkomen, communicatie en in-
frastructuur van (spoor)wegen. Echter
één van de belangrijkste is wel het be-
schikken over een prima veterinaire
infrastructuur. Als deze ontbreekt zal
een ontwikkelingsland bijvoorbeeld
zich uiterst moeizaam kunnen ontwik-
kelen. Dat is mijn stellige overtui-
ging\', aldus van Knapen.
Het is een misverstand te menen dat
vlees de meeste aandacht van de vak-
groep zou krijgen. Ook vis, pluimvee
en eieren behoren nadrukkelijk lot het
pakket van de VVDO. Samen met de
Vakgroep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren wordt een extra accent
gelegd bij de rol die de gezelschapsdie-
ren soms spelen in de voedingsmiddc-
lenproblematiek. Een gezelschapsdier
kan via parasieten maar ook via be-
smetting met Salmonellae grote schade
berokkenen. Zowel volksgezondheids-
kundig als bedrijfsmatig. Men kan
spreken van een indicatordicr.

-ocr page 23-

De nieuwe hoogleraar is een man die
weet waar hij het over heeft. Na zijn
afstuderen in 1973 praktizeerde hij
twee jaar in een grote huisdierenprak-
tijk in Odijk, waarna hij bij het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieuhygiëne (RIVM) op het
Laboratorium voor Pathologie kwam.
Via het Laboratorium voor Zoönosen
en het Laboratorium voor Para-
sitologie en Mycologie kwam hij na de
20-jarige RIVM-periode tenslotte op
de huidige leerstoel terecht. Hij pro-
moveerde in 1984 bij de Faculteit voor
Geneeskunde in Amsterdam op het on-
derwerp \'Diagnostiek van toxoplas-
mose\'. Daarbij mag vermeld worden
dat hij zich in zijn begintijd tevens in-
tensief bezighield met de praktijk van
gezelschapsdieren en dat hij als hoofd
van het laatstgenoemde laboratorium,
buitengewoon hoogleraar was in de
Parasitaire Zoönosen aan de FdD.
iwee belangrijke lijnen van onder-
zoek zullen het onderzoekprogramma
gaan bepalen. Ten eerste de bestude-
ring van de postmortale veranderingen
in spierweefsel en ten tweede de dar-
mecologie. Van Knapen verklaart ver-
der: \'Daarnaast moet er ruimte zijn om
problemen aan te pakken die min of
meer acuut om een antwoord vragen.

Een calamiteit als Tsjemobyl zou in dit
verband een voorbeeld zijn, men kan
dan spreken van een brandweerfunc-
tie. Novel food is een naam voor
nieuwe produkten die profiteren van
de kennis die via nieuwe onderzoek-
technieken, bijvoorbeeld via de bio-
technologie, beschikbaar komen. Het
spieronderzoek is in dit verband essen-
tieel om te komen tot geïnnoveerde
produkten. De voorsprong die Ne-
deriand heeft wat kennis aangaat, moet
uitgebuit worden. Vlees is in veel ge-
vallen een grondstof waar het vooral
gaat om het eindprodukt dat de consu-
ment koopt. Vooral door ftandamenteel
onderzoek, onder meer op het gebied
van de technologie, kan Nederland z\'n
positie behouden, want grondstof kun-
nen ook andere landen leveren, vaak
zelfs goedkoper. De kennis van de dar-
mecologie, het gedrag van (pathogene)
micro-organismen en parasieten, is
eveneens van doorslaggevende bete-
kenis als het gaat om te zorgen voor
pathogeenvrije dieren. Dat zou voor de
voedingsmiddelensector van het
grootste belang zijn. Fundamenteel
onderzoek is ook hier weer het sleutel-
woord.\'

Niet de beschikbare fondsen maar de
gekozen lijnen van onderzoek zullen
de richting van het wetenschappelijke
programma moeten bepalen, vindt van
Knapen. Met name de te bewerken
proefschriften z<illen zich bewegen
binnen deze lijnen. Overigens wil de
wens maar ook de noodzaak om zoge-
zegd fundamenteel te gaan, niet zeg-
gen dat de vakgroep met zijn pro-
gramma op een eiland dreigt te raken.
\'Het tegendeel is het geval\', verdedigt
Van Knapen zich. \'Juist samenwerkin-
gen, niet alleen via het nieuwe
Centrum, maar ook die met het hogere
beroepsonderwijs in Den Bosch en
Leeuwarden (onder meer door stagiai-
res) dienen gehandhaafd respectieve-
lijk versterkt te worden.\' Momenteel is
er eveneens intensief contact met het
Rijksdienst voor de keuring van Vlees
en Vee (RVV) om te komen tot een
verdere ondersteuning van de training
van de medewerkers.
\'Samen met de medewerkers van de
Vakgroep, de samenwerkende instel-
lingen en hun mensen wil ik graag
deze toch wel zware taak aanpakken.
Het gaat er om dierenartsen af te leve-
ren die prima toegerust zijn voorde be-
waking van de gezondheidszorg in de
naaste toekomst\', aldus van Knapen,
die duidelijk laat blijken dat hij er zin
in heeft.

m

Mm

määärn

KETEN KWALITEIT MELK

Na het uitkomen van de notitie
\'Kwaliteitszorg in de melkveehouderij\'
(Lelystad, april 1994) van het
Informatie en Kennis Centrum Land-
bouw (IKC), is vanuit de Afdelingen
Groningen/Drenthe en Friesland het
idee ontstaan om vanuit de veterinaire
gezichtshoek naar de kwaliteitszorg in
de melkveehouderij te kijken. De prakti-
zerende dierenarts speelt samen met de
veehouder immers een belangrijke rol in
de gezondheidszorg op het melkvee-
houderijbedrijf Een werkgroep be-
staande uit de collega\'s H.W. Barkema,
K.S. Broersma, H. Jorritsma, A.H.G.

11

Piebes, J.T. Siebinga en M.A. van Wijck
van genoemde Afdelingen, werkte voor
de Afdelingsbesturen de problematiek
rond de veterinaire kwaliteitsborging
van de melk uit. De besturen presenteer-
den op 11 mei 1995 hun rapport
\'Kwaliteitszorg Melk\' aan vertegen-
woordigingen van het Hoofdbestuur, de
zuivelindustrie, de fokkerijorganisaties
en de voorlichting.

De voorzitter van de Afdeling
Groningen/Drenthe, dr. J.W. Hesselink,
gaf in zijn openingswoord heel duide-
lijk aan dat er in toenemende mate om
kwaliteitsgaranties wordt gevraagd.

In 1996 zal de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) samen met het
Landbouwschap een nieuw systeem voor de kwaliteitswaarborg in de melk-
veehouderij introduceren. Het imago van de Nederlandse melkveehouderij en
de melkkwaliteit is goed, maar we willen dit aantoonbaar laten zien. In het
noorden van ons land leeft deze gedachte ook al een tijd bij Friesland Dairy
Foods.

Doordr. Tj. Jorna

T 1 J O S C\' H K I I T V o o R Dl C R (, 1, N li I. S K U N O (l , D li H l. 12 1, J .-V N U .A R I , A I L li V F; R I N (i 1 , 19 9 6

Ook het werk en de organisatie van de
dierenartsen ontkomen hier niet aan.
Het is daarom verheugend dat juist po-
sitief door de dierenartsen hierop wordt
ingespeeld. De werkgroep was ge-
vraagd om aan te geven welke voor-
waarden aan de melkveebedrijven en
aan de praktizerende dierenartsen ge-
steld kunnen worden om tot een kwali-
tatief goed en veilig eindprodukt, melk,
te komen. Bij monde van collega M.A.
van Wijck werd het rapport toegelicht.
De minimale en wenselijke kwaliteits-
zorg werd aangegeven. De minimale
voorwaarden voor het melkveebedrijf
betroffen aankoop/registratie/bewaring
van diergeneesmiddelen, herkenning
van behandelde dieren en desinfectie.
De dierenarts zou zich naast de Wet op
de Uitoefening van de Diergenees-
kunde en de GVP-code aan de GVP-
code voorde melkveehouderij dienen te
houden. Daarbij behoort een bedrijfs-
fomiularium diergeneesmiddelen en
een checklist. Bij de wenselijke kwali-
teitszorg komen ziektepreventie, regis-

-ocr page 24-

tratie diergezondheid, zootechniek en
bedrijfsvoering aan de orde op het
melkveebedrijf, waarop de dierenarts
met de GVP-code melkveehouderij in-
speelt.

De vertegenwoordiger van de zuivel-
industrie, G. Kuik, prees de aanzet van
de dierenartsen, maar verwonderde
zich over het feit dat de certificatie van
de dierenartsenpraktijken over vijfjaar
gespreid kon worden. De dierenartsen
dienen volgens hem zo snel mogelijk
op het bedrijfsleven in te spelen.
Namens het Hoofdbestuur sprak collega
S.D. Feitsma zijn waardering uit over
het initiatief van de beide Afdelingen.
Hij betrok de Groep Geneeskunde van
het Rund bij het eindrapport. Daarnaast
wees hij op de verandering in de zuivel
van bulk naar merkprodukten en de
vraag van de consument om veilige pro-
dukten. die dierviendelijk zijn geprodu-
ceerd. De veehouder dient aan te tonen
dat op zijn bedrijf melk van hoogwaar-
dige en gegarandeerde kwaliteit wordt
geproduceerd. De dierenarts dient
daarop in te spelen en doet dat ook met
deze GVP-code melkveehouderij.
Het Hoofdbestuur heeft gedurende de
zomermaanden met de afdeling
Melkveehouderij van het Landbouw-
schap overleg gevoerd over het pro-
jectvoorstel \'Kwaliteitsborging op de
boerderij\', dat in mei 1995 verscheen.
In Noord-Nederland is samen met de
Gezondheidsdienst en Friesland Dairy

Food verder gewerkt aan de opzet en
uitvoering van het kwaliteitszorgsys-
teem: \'Kwaliteitszorg Melkveehou-
derij\'. Op grote schaal is en wordt
voorlichting gegeven aan de veehou-
ders in Noord-Nederland. Ook de
praktizerende dierenartsen worden
hierin nadrukkelijk betrokken. Men
wil het hele programma stap voor stap
in de melkveehouderij invoeren.
Het Hoofdbestuur zal begin 1996 ver-
der overleg met de NZO voeren en de
dierenartsen hiervan op de hoogte hou-
den.

Het rapport \'Kwaliteitszorg Melk\' is
op te vragen bij de KNMvD (mevrouw
G. Rotgers).

DIERGENEESKUNDE NA 2002

Geïnspireerd door de ingezonden brief
van collega prof dr. A. de Kruif wil
ondergetekende gaarne een bijdrage
leveren aan een discussie omtrent de
taak van de dierenarts na het jaar 2002.
De ontboezeming van collega De
Kruif komt enigszins teleurgesteld
over, alsof na 2002 het aantrekkelijke
van ons vakgebied verloren zal gaan.
In persoonlijke gesprekken waren col-
lega De Kruif en ondergetekende het
veelal roerend met elkaar eens over het
belang van de bedrijfsbegeleiding als
taak voor de dierenarts. Deze bedrijfs-
begeleiding moet dan gestoeld zijn op
pathofysiologische kennis, het ken-
merk van de dierenarts. De behande-
ling van individuele dieren blijft be-
langrijk maar zal een relatief minder
belangrijke plaats in de nutsdierhoude-
rij na 2002 innemen. Toch kan ik me in
de verwoording van zijn beschrijving
van het takenpakket van de dierenarts
na 2002 niet vinden. Ondergetekende
neemt aan dat collega De Kruif een
enigszins gechargeerd standpunt heeft
ingenomen om een discussie over het
functioneren van de dierenarts in de
toekomst te initiëren.
Zowel dierenartsen in de nutsdierensec-
tor, als \'Wageningers\' en \'HAS\'sers
werken aan een gezonde, rendabele
veehouderij. Het is derhalve gewenst
dat de eigenschappen en de inbreng
van ieder der bovengenoemde discipli-
nes worden gecombineerd ten gunste
van veehouder, bedrijf en de sector,
leder der disciplines heeft een eigen
inbreng. Die inbreng moet zijn waarde
houden: dat bereikt men niet door el-
kaars vakgebieden te gaan overnemen.
Belangrijker is dat ieders inbreng zo-
danig wordt verdiept en aangepast aan
de vragen van de consument, dat de
gezamenlijke inbreng de totale sector
vooruit blijft stuwen.
Ondergetekende sluit zich volledig
aan bij het standpunt van collega De
Kruif dat het uitleggen van cijferlijs-
ten, van kengetallen niet de belangrijk-
ste taak van de dierenarts in de toe-
komst mag zijn. Vele anderen zijn in
staat dezelfde interpretatie aan de ge-
gevens te geven. Echter, alleen aan-
dacht voor de patiënten brengt onze
beroepsgroep in een moeilijke situatie.
In toenemende mate nemen de vee-
houders zelf de verzorging en behan-
deling van hun zieke dieren ter hand.
De patiëntenverzorging wordt een in
tijd steeds kleiner deel van het taken-
pakket van de dierenarts na 2002. Het
is uiterst belangrijk dat de dierenarts in
de nutsdierhouderij in de toekomst een
waarschijnlijkheidsdiagnose kan stel-
len, een prognose kan stellen, uiteraard
ook therapeutisch kan ingrijpen,
maar
vooral in staat is de bevindingen te
interpreteren ten behoeve van een
eventuele bedreiging voor de ge-
zondheid van de koppel.
De taak van
de dierenarts in de nutsdierhouderij na
2002 wordt mijns inziens daarom al-
leen maar interessanter. Zijn aandacht
is minder gericht op patiënten, maar
meer op problemen. Collega Vaar-
kamp heeft in een eerdere aflevering
van het tijdschrift geschreven, dat her-
senwerk belangrijker wordt dan hand-
werk. Uiteraard blijven handvaardig-
heden een belangrijk deel van het
takenpakket van de dierenarts, het is
immers het visitekaartje op grond
waarvan de dierenarts ook in de toe-
komst door de cliënten in eerste instan-
tie zal worden beoordeeld. Maar
daarna komt de nieuwe (of al lang be-
staande) uitdaging: gegevens opge-
daan op het bedrijf aan individuele die-
ren kunnen duiden en interpreteren en
op grond daarvan maatregelen kunnen
voorstellen die de koppel en daarmee
het bedrijf ten goede komen. In een
dergelijke handelswijze komen de in-
terpretatie van kengetallen, de inter-
pretatie van klinische bevindingen,
kennis van voer en voeren bijeen. Het
is niet zinvol dat de dierenarts al deze
zaken volledig beheerst. Immers, sa-
menwerking met andere bovenge-
noemde disciplines verrijkt en verbe-
tert een sterke bedrijfsvoering door de
veehouder.

Kenmerkend voor de dierenarts is zijn
kennis omtrent de ziektekunde.
Essentieel is het vemiogen van de die-
renarts nu en in de toekomst aan de
buitenkant van het dier waarnemingen
te kunnen doen op grond waarvan af-
wijkende processen in het dier kunnen

-ocr page 25-

worden vastgesteld. En bij voorkeur in
een zodanig vroeg stadium, dat kli-
nisch uitgesproken ziektebeelden zo-
veel mogelijk voorkomen kunnen
worden, in de toekomst zal er van de
diagnosticus-dierenarts dus nog meer
gevraagd worden dan thans al het ge-
val is. Hij is de vraagbaak over allerlei
heel geringe stoornissen met als doel
moeilijkheden bijtijds op te sporen om
erger te voorkomen. Voorwaar een
echte uitdaging voor de collegae van
de toekomst in de nutsdierhouderij.
Kennis van epizoötieën, vaccinatie-
schema\'s, van diagnostische procedu-
res in het laboratorium, van de inter-
pretatie van de bevindingen in het
laboratorium, kennis van welke be-
monstering in welke situatie, grondige
kennis van voeding en voeren, voor-
waar een handvol mogelijkheden voor
ontwikkeling van de diergeneeskunde
in de toekomst. Wij zullen in staat
moeten zijn de geringste afwijkingen
van de klinische toestand van de dieren
te interpreteren en maatregelen te ad-
viseren ten behoeve van de gezond-
heid van de dieren in de koppel. Alleen
dan kunnen wij waarmaken dat bege-
leiding door dierenartsen van koppels
koeien met een gemiddelde melkpro-
duktie van 12.000 of 13.000 liter per
jaar noodzakelijk is. Koppelgericht
denken, uitgaande van de inspectie van
individuele dieren, vormt daarvoor de
ruggegraat.

Wanneer alleen aandacht wordt gege-
ven aan dieren die op het moment van
het bezoek afwijkingen vertonen en
daarvoor adequate therapieën en be-
handelingen worden geadviseerd,
schieten wij tekort. De dierenarts na
2002 zal terdege kennis moeten heb-
ben van de bedrijfsvoering, de voeding
en de spreiding van infectieziekten.
Hij zal met de veehouder moeten méé-
denken, niet alleen maar voor hem
denken in geval van ziekte-uitbraken.
Voor deze taken toegerust zijn, maakt
het beroep dierenarts in de nutsdier-
houderij een uitdaging, nu en in de toe-
komst.

Prof. dr. G.H. Wentink

HET GEBRUIK VAN DIERGENEESMIDDELEN IN DE
AQUA-CULTUUR

In het kader van de uitbreiding van
Richtlijn 86/469/EEG naar andere
diersoorten dan grote huisdieren en
hun produkten, verzocht de Europese
Commissie in 1990 aan de lidstaten
onderzoek te verrichten naar het voor-
komen van residuen van diergenees-
middelen in kweekvis. (Richtlijn 86/
469/EEG: Richtlijn van de Raad van
16 september 1986 inzake het onder-
zoek van dieren en vlees op de aanwe-
zigheid van residuen.)
Het doel van het onderzoek was na te
gaan in hoeverre residuen van dierge-
neesmiddelen een probleem waren in
kweekvis en tevens om ervaring op te
doen met een dergelijk onderzoek,
daar dit tot dan toe eigenlijk nauwe-
lijks werd verricht in de lidstaten.
Omdat het de bedoeling was dat de re-
sultaten van de afzonderlijke lidstaten
later gezamenlijk zouden worden ge-
evalueerd. werd besloten dat iedere
lidstaat een bepaald aantal stoffen zou
onderzoeken en dat verder de moge-
lijkheid voor de lidstaat bestond om
hieraan naar keuze stoffen toe te voe-
gen.

De Nederiandse aquacultuur is erg
klein in verhouding tot bijvoorbeeld de
vleesindustrie en de zuivelindustrie.

De totale produktie bedraagt op dit
moment ± 1000 ton op jaarbasis, waar-
van paling, forel en meerval de belang-
rijkste vissoorten zijn.

In Nederland nam de Veterinaire
Inspectie (VI) dit onderzoek voor zijn
rekening waarbij de monsters werden
genomen door medewerkers van de VI
en het onderzoek werd uitgevoerd
door de Vakgroep Voedingsmiddelen
van Dierlijke Oorsprong (VVDO) van
de Faculteit der Diergeneeskunde,
Inspectie Gezondheidsbescherming
(IGB)-Utrecht/Goes en het Rijks-
instituut voor Volksgezondheid en
Milieuhygiëne (RIVM). Alle monsters
werden voorbereid en gehomogeni-
seerd door de VVDO. Het onderzoek
werd uitgevoerd in 1991 en 1993,
waarbij er respectievelijk 63 en 75
monsters werden genomen.

Alle monsters werden genomen uit de
bakken die volgens de eigenaar con-
sumptie gerede vis bevatten.
De verdeling over de verschillende
soorten vis is als volgt:

paling forel meerval
1991 26 26 11

1993 25 36 14

resultaten

De resultaten van het onderzoek zijn
weergegeven in tabel 1. waarbij moet
worden opgemerkt dat het vinden van
residuen als positief wordt aangegeven
ongeacht de hoeveelheid.

Uit deze tabel blijkt dat er met name
residuen werden aangetoond van oxo-
linezuuren flumequine. De hoeveelhe-
den liepen uiteen van 5 - 190 ug/kg.
Tevens werden er residuen aangetrof-
fen van malachictgroen, een stof waar-
voor uit oogpunt van volksgezondheid
een nultolerantie zou moeten gelden.
De hoeveelheden die in de monsters
werden aangetoond liepen uiteen van
20 - 950 ug/kg.

Opvallend is dat bij meervallen slechts
in één monster residuen werd aange-
toond.

Uit het bovenstaande blijkt dat er dier-
geneesmiddelen worden gebruikt in de
visteelt, hetgeen een overtreding is van
artikel 2 van de Diergeneesmiddelen-
wet omdat er voor de visteelt geen
middelen zijn geregistreerd.

Aangezien de markt voor diergenees-
middelen bij vis beperkt is, valt niet te
verwachten dat er door de farmaceuti-
sche industrie op korte temiijn een aan-
vraag tot registratie voor enig middel
zal worden ingediend. De kosten voor
het opstellen van een dossier zullen
voorlopig namelijk niet opwegen tegen
de baten. Toch zal de vissector dierge-
neesmiddelen nodig hebben om bij
ziekten de vissen te kunnen behandelen.
Teneinde een voor de volksgezondheid
en voor de viskwekers bevredigende

-ocr page 26-

oplossing te vinden, is er een werkgroep
ingesteld met vertegenwoordigers van
LNV, VWS, de werkgroep veterinaire
aqua-eultuur, Rijksinstituut voor
Visserij Onderzoek (RIVO), Instituut
voor Veehouderij en Diergezondheid
(ID-DLO) en de Vereniging van vis-
kwekers.

Deze werkgroep is een aantal keren
bijeengeweest waarbij de uitgangs-
punten waren:

- De consument moet optimaal wor-
den beschermd.

- De viskweker moet een aantal mid-
delen hebben om het bedrijf te kun-
nen voortzetten.

- Er moet naar gestreefd worden te
werken conform de bepalingen van
de Diergeneesmiddelenwet.

Het resultaat van de besprekingen kan
worden vertaald in aanbevelingen op
de korte en lange termijn.

korte termijn maatregelen
1. Goede Veterinaire Praktijk (GVP)

De dierenartsen die hun praktijk bij
viskwekerijen uitoefenen zullen vol-
doende kennis van zaken moeten
hebben. Aangezien het hierbij een
produktie van specifieke diersoorten
betreft zal de dierenarts zich ook spe-
cifieke kennis eigen moeten maken.
Een aantal dierenartsen die in deze
sector werkzaam zijn hebben een
eigen vereniging opgericht:
\'werk-
groep veterinaire aquacultuur\\

Het zou aan te bevelen zijn dat ie-
dere dierenarts die viskwekerijen in
zijn praktijk heeft, hiervan lid is. In
elk geval moet degene die geen lid
is en twijfelt over behandelingswij-
zen contact opnemen met leden van
deze werkgroep. Het is uiteraard
noodzakelijk dat de volksgezond-
heidsaspecten een belangrijk facet
van de GVP vormen.

Vissoort

Jaar

Totaal

2)

Tetracyclines

1)

Sulfadimidine

1)

Chlooramfenicol

2)

Quinolonen

3)

(Leuco)malachietgroen

3)

Flumequine

2)

Oxolinezuur

Paling

1991
1993

26
25

1

3

13
12

5
8

Meerval

1991
1993

11
14

1

Forel

1991
1993

26
36

9
8

3
8

7

1) onderzoek 1991

2) onderzoek 1993

3) onderzoek 1991 en 1993

14

2. Logboek

De viskweker moet een logboek bij-
houden over het medicijngebruik
waarin alle medicinale behandelin-
gen die hijzelf danwel de dierenarts
uitvoert zijn vermeld. Daarmee
wordt het medicijngebruik inzichte-
lijk gemaakt waardoor ook duide-
lijk wordt of de ingestelde behande-
ling resultaat heeft opgeleverd.
Het betreft zowel curatieve als pre-
ventieve behandelingen.

3. Residu-onderzoek / IKB

De kweker moet ervoor zorgen dat
hij een integrale kwaliteitsbewa-
king invoert van de teelt. Het is dui-
delijk dat het systeem primair erop
gericht moet zijn het residu-aspect
van de behandelingsmiddelen on-
der controle te krijgen.
De kweker dient na te gaan of de re-
siduen van de behandelingsmidde-
len zijn verdwenen alvorens de vis
wordt afgeleverd voor consumptie.
In het begin zal dit door middel van
residu-onderzoek moeten plaats-
vinden omdat er nog weinig bekend
is van wachttermijnen. Hopelijk
komt men vrij snel door middel van
GVP, logboek en 1KB tot betrouw-
bare wachttermijnen.

lange termijn maatregelen

Het streven moet erop gericht zijn om
in de toekomst slechts voor kweekvis
geregistreerde diergeneesmiddelen toe
te passen. Daartoe zijn er een aantal
mogelijkheden:

1. De Europese registratieprocedure

De farmaceutische industrie die
voor deze procedure kiest heeft als
groot voordeel dat hiermee een re-
gistratie voor alle lidstaten van de
EU wordt verkregen.
Aangezien de totale kweekvis-
markt binnen de EU niet onaanzien-
lijk is, liggen hier voor de farmaceu-
tische industrie nog mogelijkheden.
In het kader van deze procedure is
op dit moment nog geen middel
aangemeld voor toepassing bij
kweekvis. Voor Nederland zou dit
slechts een gedeeltelijke oplossing
voor het probleem betekenen omdat
met name de palingteelt buiten
Nederland in de EU zeer beperkt is.

Tijdschrift voor D i f; r ci i; n e: k s k u n d e-. , D k e: l 121, J a n u .a r i, A f l i; v e; r i n c: 1 , 1996

2. Wederzijdse erkenning tussen
lidstaten

Voor Lid-Staten bestaat de moge-
lijkheid om door middel van een niet
al te ingewikkelde procedure eikaars
registratie te erkennen. Dit is waar-
schijnlijk één van de beste en snelste
opties om het gebrek aan geregis-
treerde diergeneesmiddelen voor
kweekvis op te lossen.

Ook binnen de EU wordt in het ka-
der van de minor-species discussie
steeds meer aangedrongen op een
vereenvoudiging van deze proce-
dure. Daarbij zou nog gekeken kun-
nen worden naar middelen die voor
vis zijn geregistreerd in niet-EU-
landen, bijvoorbeeld Noorwegen.

conclusie

Het is duidelijk dat er steeds meer aan-
dacht komt voor het probleem van het
niet beschikbaar zijn van geregistreerde
diergeneesmiddelen voor kweekvis zo-
wel binnen Nederland als binnen de
EU. Dit betekent echter niet dat er op
zeer korte termijn een oplossing voor
het probleem zal worden gevonden.
Aangezien de huidige situatie in strijd is
met de bepalingen van de Dier-
geneesmiddelenwet en de overheid
weliswaar begrip heeft voor de speciale
situatie waarin de aqua-cultuur zich be-
vindt, zal de sector toch zo snel moge-
lijk verantwoord met diergeneesmid-
delen moeten omgaan. Hierbij wordt

-ocr page 27-

een belangrijke bijdrage verwacht van
de praktizerende dierenartsen.
Het gebruik van een middel als mala-
chictgroen past niet in deze aanpak ge-
let op het gevaar voor de volksgezond-
heid voor consument en visteler.
Het zal echter duidelijk zijn dat pri-
mair gezorgd moet worden voor een
veilig produkt. De Veterinaire Inspec-
tie en de Inspectie Gezondheids-
bescherming van het Ministerie van

VWS zullen de ontwikkelingen van de
\'eigen controle\' dan ook nauwlettend
volgen. Tevens zal er door middel van
bemonstering worden gecontroleerd of
de sector de geconstateerde residu-
problematiek heeft weten te beheer-
sen, waarbij met name malachietgroen
aandacht zal krijgen.
Indien de sector onverhoopt de aanwe-
zigheid van residuen in consumptievis
niet kan voorkomen, zullen door de
beide diensten maatregelen moeten
worden genomen ter bescherming van
de consument.

Voor wat betreft de uitbreiding van
Richtlijn 86/469/EEG met kweekvis
kan nog worden opgemerkt dat deze
tot nu toe nog steeds niet heeft plaats-
gevonden. Tevens heeft de eerder ge-
noemde evaluatie van de onderzoeks-
resultaten binnen de EU nooit plaats-
gevonden.

Tijdens de laatste studievergadering
van de Groep Homoeopathisch-wer-
kende Dierenartsen (GHwD) op 23 no-
vember 1995, vond een wijziging in de
samenstelling van het bestuur plaats.
Het studentenlid mevrouw E.C. van
der Waa werd in verband met haar af-
studeren opgevolgd door mevrouw A.
Broos te Houten. P.L.F. Bours te
Tilburg trad tussentijds af en werd op-
gevolgd door het ex-studentenlid me-
vrouw E.C. Scholte-van der Waa, die
per 1 januari 1996 de taak van vice-
voprzitter op zich zal nemen. Het be-
stuur van de GHwD bestaat dan per 1
januari 1996 uit:

Mevrouw dr. V. Baumans, voorzitter,
Zeist.

Mevrouw E.C. Scholte-van der Waa,
vice-voorzitter. Utrecht.
P.C. Kroft, secretaris, Kruyskamp 28,
7576 ER Oldenzaal, tel. (0541)521010.
K.M. Rienks, penningmeester, Dussen.
P.C.J. Quartel, lid, Heinenoord.
Mevrouw A. Broos, studentenlid.
Houten.

Verantwoordelijk voor de administra-
tie van de GHwD is mr. G.Th.A.
Menges, Vogelwikkeveld 22, 3448 ER
Woerden, tel/fax. (0348) 416843.
Bankrekeningnummer 51.72.25.700,
postrekeningnummer 4056352.

Voor het jaar 1996 zijn de volgende
vergaderdata vastgesteld:
25 januari 1996 Studievergadering
28 maart 1996 Casuïstiekenavond
09 mei 1996 Studievergadering (te-
vens Jaarvergadering)

BESTUURSWIJZIGING GHwD

12 september 1996 Studievergadering

De Studievergaderingen (die bestaan
uit een huishoudelijk deel, gevolgd
door een lezing), worden evenals de
Casuïstiekenavond (die in zijn geheel
zal bestaan uit de behandeling van al
dan niet geslaagde gevallen uit de
praktijk) van 20.00 - 22.30 uur gehou-
den in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum, Jaarbeurs-
plein te Utrecht (tel. (030) 2955911).
In het voorjaar van 1996 zal in samen-
werking met VSM Geneesmiddelen BV
te Alkmaar een symposium worden ge-
houden, dat speciaal gericht is op stu-
denten diergeneeskunde en (begin-
nende) dierenartsen. Ook zal dat voor-
jaar de Toets Veterinaire Homeopathie,
die in september 1995 door omstandig-
heden kwam te vervallen, worden afge-
nomen. In het najaar van 1996 zal we-
derom een Najaarsvergadering worden
gehouden. Nadere mededelingen vol-
gen.

G.Th.A. Menges

De Commissie Bevordering Dier-
geneeskundig en Vergelijkend Ziekte-
kundig Onderzoek stelt in totaal onge-
veer ƒ 15.000,- beschikbaar ter
ondersteuning van onderzoek dat dient
te liggen op de gebieden van de dierge-
neeskunde, dan wel van de vergelij-
kende ziektekunde. Overeenkomstig
de doelstellingen worden de gelden
uitsluitend ter beschikking gesteld van
het onderzoek zelf en niet van publika-
tie van resultaten, reiskosten of andere
bijkomende kosten.
Wie voor deze subsidie in aanmerking
wil komen, wordt uitgenodigd zich
voor 1 maart 1996 schriftelijk aan te
melden bij de secretaris van de
Commissie, prof dr. P. Zwart. De aan-
melding dient gepaard te gaan met een
opgave van de aard van het te verrich-
ten onderzoek of op onderdelen daar-
van, die betrekking hebben op de aan-
vraag. Hierbij horen ook een beknopt
werkschema en een begroting.

SUBSIDIE

Aanmelding hij de secretaris van de
Cie. B.D.V.Z.Ü.. Prof. dr. P. Zwart.
Burg. v.d. Weijerstraat 16. 39H1 EK
Bunnik.

BESMETTEUJKE
DIERZIEKTEN

In Nededand kwamen in de pe-
riode van 30 oktober t/m 27 no-
vember 1995 de volgende gevallen
van besmettelijke dierziekten.
waar\\an aangifte verplicht is. voor:

Kotkreupel

Totaal twee gevallen in Friesland.

Pseudo-vogelpest

Totaal één geval in Zuid-Holland.
Totaal twee gevallen in Gelderiand.

-ocr page 28-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (13)

CLAUDE BOURGELAT

Veterinair deden

Eén van de toonaangevende personen op veterinair gebied in de 18e eeuw is zel<er Claude Bourgelat geweest. Ik
spreek hier over personen en niet over dierenartsen: Bourgelat was namelijk geen dierenarts maar advocaat. Toch
heeft hij op veterinair gebied een enorme invloed gehad dankzij zijn groot organisatorisch talent en zijn kennis van
de hippologie.

Bourgelat werd in 1712 te Lyon geboren, als zoon van Charles-Pierre Bourgelat en Geneviève Terrason^. Charles-
Pierre was wethouder van Lyon, terwijl de vader van Geneviève procureur aan het gerechtshof van deze stad was.
Na de dood van zijn vader in 1719 en zijn moeder in 1723 werd de toen elfjarige Claude opgevoed door zijn grootva-
der Louis Terrason. Claude trouwde in 1731 met Elisabeth Cochardet de Chiseul en later in 1773 met de 32-jarige
Julie-Adélaïde Trusson.

Na een opleiding bij de Jezuïten studeerde hij rechten en werd advocaat in Toulouse. Na enige tijd schaamde hij
zich voor zijn vak en werd musketier. Hij volgde in Parijs een exclusieve opleiding in de paardrijkunst en werd daar-
mee een groot liefhebber van het paard. In 1740 werd Bourgelat benoemd tot rijmeester van de Academie voor
Rijkunst te Lyon. Tot deze academie werden jonge edellieden toegelaten om onderwezen te worden in omgangs-
vormen, als basis voor het in diensttreden bij de koning. Hiertoe rekende men goede manleren, paardrijden, wis-
kunde, met wapens omgaan en luitspelen.

Ondertussen verdiepte Bourgelat zich in de hippologie en in het bijzonder in de anatomie van het paard. De resulta-
ten van deze studie verschenen in 1744 in boekvorm onder de titel; \'Le Nouveau Newcastle\', wat wijst in de richting
van William Cavendish2, hertog van Newcastle, vriend van De Solleysel. Tussen 1750 en 1753 verschenen deel 1
en deel 2 van het boek \'Elémens d\'hippiatrique\', waarin de anatomie van het paard behandeld wordt. De reacties op
dit boek waren nogal teleurstellend en dit was reden voor Bourgelat om in 1750 ontslag te nemen als rijmeester
van de academie.

Dankzij zijn boek werd hij echter corresponderend lid van de Academie van Wetenschappen in Parijs. Dit bezorgde
hem een uitnodiging om mee te werken aan de Encyclopedie. In het vijfde deel, dat verscheen in 1755, treffen we
een artikel van hem aan over de manege en de hippiatrie. Hieruit vloeide de functie voort van censor of beoordelaar
van de bibliotheek van Lyon. Dit hield in dat er geen werken werden opgenomen die ingingen tegen het koninklijk
gezag, de godsdienst of de goede zeden. Tevens werd hij inspecteur van deze instelling.

1, M.Mammerickx. \'Claude Bourgelat, avocat des vétérinaires\'. Brussel, 1971.

2. E.P.0. \'Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd(10), De Solleysel. T.v.0.: 1995:120:404-405.
a.A.von den Driesch.\'Geschichte der Tiermedizin\'. München, 1989:165.

Replica verA/aardigd door M, Gross, ir
Yokohama.

Ook in 1996 zal tijdens de Voor-
jaarsdagen de Waltham Award weer
worden overhandigd aan die student
Diergeneeskunde, die het beste re-
feraat heeft geschreven over de ge-
neeskunde van gezelschapsdieren.
De Waltham Award is een initiatief
van de Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren en de Waltham
Veterinaire Service. Komend jaar zal
deze prijs voor de dertiende keer
worden toegekend.
De aangeboden referaten zullen wor-
den beoordeeld door een jury be-
staande uit prof dr. J.E. Gajentaan,
prof. dr. A.Th. van \'t Klooster, dr.
H.A.W Hazewinkel (allen van de
Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht) en mevrouw drs. M.H.M. Bos
(dierenarts van de Waltham Veteri-
naire Service). Hierbij zullen de vol-
gende criteria gehanteerd worden:

- Wetenschappelijke waarde

- Praktische bruikbaarheid

- Mate van eigen onderzoek

- Originaliteit
- Presentatie en verzorging
De officiële bekendmaking van de
winnaars van de Waltham Award
vindt plaats tijdens de Voorjaarsdagen
in het Free Communications Program-
me, waama de winnaar de gelegenheid
krijgt een presentatie van zijn/haar
winnende referaat te geven.

OPROEP: WALTHAM AWARD 1996

Tevens ontvangt hij of zij een cheque
ter waarde van f 1.500,-- en een uitno-
diging voor de Waltham Summer
School 1996, die ook deze zomer weer
zal plaatsvinden in Engeland. Tijdens
de Summer School zullen Waltham
winnaars uit Europa, de V.S. en

I\'IJDSCHRIFT VOOR DIKRGKNEBSKUNDE, DEEL 121, JANUARI, APLEVERINCi I, 1996

16

-ocr page 29-

■■ ■ M

Bourgelat kwam tot de ontdekking, dat het niveau van de geneeskunde van het paard zeer veel te wensen over liet.
In wezen werd deze overgelaten aan leken. Zijn idee om een school te stichten om ondenwijs te geven in de ge-
neeskunde van het paard, gebaseerd op de lessen van de academie en met medewerking van een aantal medici,
ondervond een grote tegenwerking van de kant van de hoefsmeden. Dankzij de steun van de invloedrijke
Malherbes en Bertin,inspecteur-generaal van financiën, slaagde Bourgelat er in 1762 in om een school te stichten.
Dit kon verdedigd worden op economische gronden ter bestrijding van epizoötieën als runderpest en op politieke
gronden ter behandeling van legerpaarden. De start was in een buitenwijk van Lyon in enkele zeer bescheiden loka-
len van een herberg. Aanvankelijk waren de studenten in een naburige herberg gehuisvest, later werden er slaap-
zalen in de school gebouwd. Na enkele verhuizingen vond de school in 1840 zijn uiteindelijke bestemming.
In korte tijd heeft Bourgelat zijn stempel gedrukt op het ondenwijs. Hij schreef de instructies en deze werden uitge-
voerd door zijn secondanten.

In 1764 ging Bourgelat voor enige maanden naar Parijs en in 1765 vestigde hij zich hier voorgoed. Hij beschouwde
zichzelf als een soort dirigent: hij organiseerde allerlei zaken en liet anderen het uitvoeren. Zo had hij bemoeienis
met de Academie voorde rijkunst, de bibliotheek, de censuur, een onderneming van huurkoetsen en de stoeterijen
in Lyon. Daarbij was hij vaak ziek.

Bourgelat vond dat er in meer plaatsen een veeartsenijschool gesticht moest worden. Zo wist hij in 1766 in Limoges
een school van de grond te krijgen, die echter al in 1768 de deur voorgoed moest sluiten.
In 1765 kwam Bourgelat in Parijs aan met enkele veelbelovende leerlingen uit Lyon om hier een veeartsenijschool
te stichten. Zij vestigden zich bij Saint-Denis. Na de winter moesten zij een ander onderkomen vinden in de omge-
ving van de stad. Het oog viel op het kasteel Alfort en in oktober 1766 nam de groep zijn intrek in de gebouwen van
dit kasteel. Bourgelat had soms bijzondere opvattingen: hij vond het noodzakelijk dat veterinaire studenten ook ge-
schoold werden in de verloskunde en de oogheelkunde van de mens. Een dierenarts moest in geval van nood kun-
nen optreden^!

Reeds bij zijn aankomst in Parijs kreeg Bourgelat de titel van inspecteur-generaal voor de veeartsenijkundige scho-
len in Frankrijk.

In 1757 werd Bourgelat benoemd tot inspecteur van de stoeterijen in Lyon, Hij moest daarvoor tweemaal per jaar de
hengsten en de stoeterijen des konings inspecteren. Ook moest administratie bijgehouden worden over de merries,
de dekkingen, de jaarmarkten en de handel. Dit was een goed gehonoreerde functie. In 1764 werd hij voor bijna
heel Frankrijk commissaris-generaal voor de stoeterijen van de koning. Dit betekende dat hij een aantal inspecteurs
onder zich had, hun rapporten moest beoordelen en besprekingen moest voeren over de stallen. Door dit alles
kreeg hij enorm veel informatie, wat hem veel kennis verschafte over de zoölogie. Deze functie gaf Bourgelat een
hoge maatschappelijke status; naast een hoog salaris had hij de beschikking over een koninklijk rijtuig, een koet-
sier, een postiljon en een secretaris.

Zoals gezegd had Bourgelat geen goede gezondheid. Hij leed onder andere aan jicht. Door zijn ziekte werd hij ge-
dwongen om zijn arbeid aan zijn bureau uit te voeren. Zittend of liggend bleef zijn werklust ontembaar en niets kon
hem tegenhouden. Toen hij zijn rechterhand niet meer kon gebruiken, dicteerde hij zijn rapporten en zijn instructies.
Zijn geest werd vóór zijn dood nooit gebroken.

Bourgelat stierf 3 januari 1779. I^et hem ging een veelzijdig begaafd mens heen, die een grote rol heeft gespeeld bij
de grondlegging van het veterinaire onderijs.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P.0.

B van 150 expl. t.g v. W.V.C. \'95 te

Australië hun onderzoeksresultaten
presenteren. Tevens zullen er lezingen
worden gegeven over relevante onder-
werpen zoals voeding en dieetvoeding
van gezelschapsdieren, produktont-
wikkeling en praktij kmanagement.
Naast bovengenoemd wetenschappe-
lijk gedeelte zal er ook ruimschoots
gelegenheid zijn voor een aantal cultu-
rele en sociale activiteiten, en natuur-
lijk voor een rondleiding door het
Waltham Centre for Pet Nutrition en
de Pedigree Petfoods fabriek.

Ieder jaar worden er naast de eerste
prijs ook een tweede en derde prijs toe-
gekend van respectievelijk f 1.000,--
en f500,-.

17

De Waltham Award 1996 wordt geko-
zen uit de in 1995 gepubliceerde re-
feraten. Geïnteresseerden kunnen hun
referaat,
in drievoud, vóór 10 febru-
ari 1996,
inleveren bij prof dr.
Gajentaan.

Voor meer informatie en het volledige
reglement:

Waltham Veterinaire Service, Me-
vrouw drs. M.H.M. Bos, Antwoord-
nummer 10013, 5460 VB Veghel.

T : J D s C H R I I T VOOR D I fc R t; F. N E F. S K U N [) E , D E E L 121, JANUARI, AFLEVERING 1

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde re-
turns te geven.

996

-ocr page 30-

De beoordeling van de pezen van het
paard met behulp van echografie ver-
eist goede apparatuur en ervaring. Het
is daarom goed dat collega H.T.M. van
Schie, een bij uitstek deskundige op dit
gebied, op een zeer instructieve en pro-
fessioneel gemaakte videoband laat
zien wat er mogelijk is met deze me-
thodiek en welke valkuilen er zijn. De
film toont de voorbereidingen en het
onderzoek.

Doorsneden van de pezen in verschil-
lende richtingen worden in beeld ge-
bracht. Naast normale beelden worden
afwijkingen getoond, maar ook arte-
facten die tot onjuiste conclusies zou-
den kunnen leiden.

ECHOGRAFIE VAN DE PEZEN VAN HET PAARD

De film is te koop bij WFSS ad ƒ 150,
exclusief BTW, inclusief verzending.
Telefoon AUVAVFSS, Rita Lamens,
bij voorkeur \'s morgens, 0485-33 55
55 (alleen DIT is het juiste nummer!).

LUSTRUM GROEP PLUIMVEEWETENSCHAPPEN

De Groep Pluimveewetenschappen
van de KNMvD is opgericht op 6 april
1946. Het tiende lustrum willen zij op
zeer gepaste wijze vieren op

vrijdag 29 maart 1996 in Congres-
centrum \'de Reehorst\' te Ede.

Overdag is er een symposium met als
thema \'Rond de pluimveepraktijk tij-
dens de eeuwwisseling\'. Diverse spre-
kers uit zowel Nederiand als het bui-
tenland zullen ingaan op actuele
ontwikkelingen rondom de volgende
drie onderwerpen:

* Welke richting gaat de wereldwijde
pluimveehouderij op? In welke lan-
den/regio\'s vindt de groei in de
pluimveesector plaats?

Welke kwaliteiten en pakketten zijn
in de toekomst gewenst?

* Welke eisen bepalen de produktie-
wijzen in de toekomst?

Wat is belangrijker: mensvriende-
lijke, diervriendelijke, milieuvrien-
delijke of consumentvriendelijke
produktiemethoden?

* Welke nieuwe en oude pluimvee-
ziekten staan er aan te komen?

Hoe verspreiden pluimveeziekten
zich wereldwijd?

Welke nieuwe vaccins en diagnos-
tica staan ter beschikking in de
pluimveeziektepreventie?

Tot slot zal er een filosofische afslui-
ting van het symposium zijn over de
maatschappelijke positie van de pluim-
veehouderij en diergeneeskunde.
Op deze dag zijn naast de leden van de
Groep Pluimveewetenschappen ook alle
geïnteresseerde dierenartsen van harte
welkom. Ook zullen leden van onze zus-
terorganisaties WPSA, LOS en VPLC
uitgenodigd worden. Pluimveehouders
en andere belangstellenden kunnen dit
symposium tevens bijwonen.
Voor leden en genodigden is er \'s avonds
een feest met buffet en orkest. Tijdens
het avondprogramma zal zeer waar-
schijnlijk een bekende Nederlandse bio-
loog zijn visie geven over de kip, de hou-
derij en de pluimveegezondheidszorg.

Reserveert u alvast de datum van 29
maart 1995 in uw agenda.

ESAVS COURSE INTERNAL MEDICINE

The course on intemal medicine,
which will be held in Utrecht, will be a
course for those who wish to broaden
their knowledge of intemal medicine
of companion animals. After three
courscs they should have had post-aca-
demic training in most \'disciplines\' of
intemal medicine. Subjects for which a
special course is organised will be dis-
cussed in short sessions, the other sub-
jects will be discussed more extensi-
vely. The intensive training will be at
advanced level with major emphasis
on case oriented and problem solving
approach. The aim of the course is to
enable participants a sufficient level of
competence in intemal medicine to
solve most of the problems in daily
practice and to facilitate the collabora-
tion with specialists in referral clinics.

The complete course consists of three
periods of two weeks (10 days) during
which lectures, demonstrations, case
presentations, and laboratory will be
presented. The course language will be
English. This course will be coordina-
ted by the PAOD Utrecht.
Contents of course (outline):
1996: Clinical pathology
Gastroenterology
Hepatology
1997: Cardiology (introduction)
Pulmonology
Endocrinology
Nephrology
1998: Neurology (introduction)
Oncology
Hematology

Intensive care/emergency
medicine

The coursemasters of the intemal me-
dicine course are Dr. L. Overduin and
Dr. E. Teske. Several international
well recognized speakers will be invi-
ted to present parts of the course.

For further infomiation please contact:
ESAVS Office Birkenfeld; Am
Kirchplatz 2; D-55765 Birkenfeld.
Gemiany; Fax 49-6782-4314.
Or: Stichting PAO-Diergeneeskunde,
Yalelaan 11, P.O. Box 85205, Utrecht.
The Netheriands.

1996/97

Postgraduate Training Programmes

New training programmes in:

* Cardiology
Luxembourg 09-19.04.1996

* Clinical Animal Welfare

-ocr page 31-

Luxembourg 16-27.09.1996

* Dentistry
Luxembourg 24-29.06.1996

* Dermatology
Luxembourg 09-19.04.1996

* Diagnostic Imaging
Luxembourg 25.03-04.04.1996

* Intensive Care/ Anaesthesiology
Luxembourg

* Internal Medicine

Utrecht 25.03-05.04.1996

* Neurology
Bern

* Dermato-Histopathology
Bern 13-23.03.1996

* Cattle Health and
Production

Luxembourg 16-27.09.1996

* Emergency Service in
Equine Sports

Zurich 24-28.03.1996

Competitions

Bedin/Liège

Advanced courses in:

* Dentistry II
Luxembourg 17-22.06.1996

* Feline Medicine & Surgery B
Zurich 23-27.09.1996

LOSSE HBO MODULES DIERMANAGEMENT

Samen met de studenten van de
Hogere Beroeps Opleiding Dier-
management is het mogelijk om als ex-
terne cursist losse Diermanagement-
modules te volgen. Er bestaat een
keuze uit de volgende achttien modu-
les:

- Inleiding Wet-en Regelgeving

- Bio-ethiek

- Vogels en Zoogdieren 1 en II

- Onderzoeksmethoden en -technieken

- Internationale Handel en Regel-
geving

- Research in Animal Management

- Internationale Regelgeving Fauna

- Dierproefaltematieven

- Marketing voor Diermanagement

- Curatieve en Preventieve Gezond-
heidszorg

- Organisatie en Management

- Dierfysiologie

- Diervoederbereiding

- Bedrijfseconomie

- Vooriichting en Educatie

- Voortplanting, Fok en Opfok

- Stress en Adaptatie

- Wildlife Management

Een module duurt zeven weken, circa
drie dagdelen per week (overdag). Er
wordt onderwijs gevolgd samen met
reguliere HBO-studenten. De studie-
belasting per module is 160 uur: circa
80 uur onderwijs en 80 uur zelfstudie.
Een module wordt afgerond met een
toets en een certificaat en kost
ƒ 1000,-- (exclusief lesmateriaal).

Er zijn diverse startmogelijkheden:

- 8januari tot 10 maart 1996

- 12 maart tot 12 mei 1996

- 20 mei tot 6 juh 1996

De cursuslocatie is tot 4 maart 1996:
Van Hall Instituut, Hereweg 99,
Groningen. Na 4 maart 1996: Van Hall
Instituut, Agora 1, Leeuwarden.

Inlichtingen bij:

Van Hall Instituut, mevrouw L.H.
Vogt, Postbus 17, 9700 AA Gro-
ningen, telefoon 050-5265958, telefax
050-5274885.

Op donderdag 25 januari a.s. organi-
seert het Veterinair Laboratorium
Nededand (VLN) wederom een thema-
avond voor praktizerende dierenartsen.
Het thema van deze avond is: schild-
klierafwijkingen bij hond en kat.

Het programma is als volgt:
20.00 uur: Ontvangst met koffie.
20.15 uur: Hypothyreoidie bij de
hond, symptomen, diag-
nose en therapie door dr. L.
Overduin.
20.45 uur: Hyperthyreoidie bij kat en
hond. symptomen, diag-
nose en therapie door dr. L.
Overduin.
21.15 uur: Schildklierchirurgie in de
praktijk door drs. P. van der
Heijden.
22.00 uur: Discussie.
22.15 uur: Afsluiting met een hapje en
een drankje.

Dr. L. Overduin zal met name de in-
vloed van medicijngebruik op de T4
diagnostiek behandelen. Daarnaast zal
de TSH stimulatietest en het ECG aan-
dacht krijgen. In het tweede deel zal ze
bovendien aangeven waarop gelet
moet worden in de overweging tussen
een medicamenteuze of chirurgische
behandeling van de hyperthyreoidie
patiënt.

Drs. P. van der Heijden zal extra aan-
dacht besteden aan de speciale voor-
zorgen voor en tijdens de chirurgie en
anesthesie, uiteraard aan de chirurgie
zelf en aan de nabehandeling en con-
trole postoperatief op korte en lange
termijn.

De bijeenkomst zal worden gehouden in
de bovenzaal van Veterinair Labora-
torium Nededand aan de Visdonkseweg
2a te Roosendaal (tel.: 0165-567636).

SCHILDKLIERAANDOENINGEN BIJ
HOND EN KAT

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD
zijn de banden voor het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1995 voor-
radig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (in-
clusief 17,5% BTW).
Onderstaand treft u een overzicht
aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met een daar-
bijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1994, 1993, 1992:
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990:

niet meer voorradig.

Banden 1989:

niet meer voorradig

Banden 1988:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het
betreffende bedrag over te maken
op postrekening 511606 ten name
van de KNMvD, onder vermelding
van \'Banden\' en de jaargang.

-ocr page 32-

Vanaf 1 april 1996 is het vaccin
Ingelvac® PRRS MLV, dat de ver-
schijnselen van het PRRS virus (Abor-
tus Blauw) bestrijdt, in Nederiand ver-
krijgbaar. Boehringer Ingelheim bv
heeft met de registratie van dit vaccin
als eerste in Europa een levend vaccin
tegen het PRRS virus geregistreerd
(REG NL 8749). Ingelvac® PRRS
MLV is toegelaten voor enting van var-
kens tussen drie en achttien weken. Er
wordt gewerkt aan uitbreiding van de
registratie naar zeugen.
Het vaccin is ontwikkeld in nauwe sa-
menwerking met het ID-DLO in
Lelystad en de universiteit van Minnes-
sota (USA). Na de hevige uitbraak in de
winter/vooijaar 1991 is op het overgrote
deel van de varkenshouderij bedrijven in
Nederland sprake van een besmetting
met het PRRS vims. Naar schatting
komt het virus voor op circa 80% van de
vleesvarkensbedrijven en op circa 60%
van de zeugenbedrijven.

VACCIN TEGEN ABORTUS BLAUW

LIJST STUDENTENREFERATEN 1E KWARTAAL 1995

Praktische aspecten van de rehydratie bij kalve-
ren; H.J.M. Comelis, SR 379/95: 70 pp.

Chromosomale afwijkingen bij het paard;
C.S.L.M. Beumers, SR 380/95: 34 pp.

De behandeling van de verse perforerende speen-
wond bij het nind; M. van kleef, SR 381 /95:47 pp.

Traumatische luxatie van de elleboog bij de hond:
I.G.F. Schaefl\'er, SR 382/95: 37 pp.

Essentiële vetzuren bij het rund. Voorziening en
betekenis rond de partus; G.J. Bouwhuis, SR
383/95:44 pp.

Microscopische diagnose van Monodon Baculo
Virus bij
Penaeus Momxion\\C.M.A. Thuring, SR
384/95:28 pp.

Stress bij varkens: Amperozide een bruikbaar
middel?!?; E. Stoelhorst en H. Geervliet, SR
385/95:32 pp.

Hyperplastische Glandula Mrmbt. Nictitans bij
de hond; C.A.M.J. Janssen, SR 386/95: 28 pp.

Classificatie van 202 tibiafracturen bij hond en
kat; M.D. Zaal, SR 387/95: 19 pp.

Niet - alleen - kunnen - zijn - bij de hond; D.
Kroezen en E.M. Nannes, SR 388/95: 20 pp.

Polyarthritis osteomyelitis bij veulens. De thera-
pie: geluk of wijsheid?; M.J.J. van lersel en
M.C. Meijer, SR 389/95: 50 pp.

Hypothyreoidie en hyperthyreoidie als oorzaak
van botafwijkingen bij huisdieren; J.A.M. van
Gils, SR 390/95: 22 pp

Agressief konijn. Een etiologisch onderzoek
naar de eventuele inprentingsfase bij konijnen
en de invloed hiervan op het gedrag ten opzichte
van mensen; E. Passchier en E. Wientjes, SR
391/95:22 pp.

Weefselschade als gevolg van intramusculaire
injecties; M. Schaafsma, SR 392/95: 34 pp.

Metacarpus en metatarsus fracturen bij paarden;
K. Zwaagstra, SR 393/95: 61 pp.

Intraspecifieke agressie bij honden; B.C.M. van
de Nobelen, SR 394/95: 27 pp.

Farmacokinetiek en enkele orale antibiotica bij
paarden; D. van der Ploeg, SR 395/95: 34 pp.

Het gebruik van genees- en bestrijdingsmidde-
len voor knaagdieren, konijnen en fretten in de
dierenspeciaalzaak; L. Koopmans, SR 396/95:
51 pp.

Datacollectie, de hoeksteen van ziektebewa-
king; A. Joma, SR 397/95: 56 pp.

Leveraandoeningen bij het paard; J. Twerda, SR
398/95:65 pp.

Habronematidosis bij het paard; H. Sanders, SR
399/95: 30 pp.

Screeningsonderzoek naar de immuunstatus van
de varkens van de Vakgroep Inwendige Ziekten
en Voeding der Grote Huisdieren; A. Assinck en
M.Jansen. SR 400/95: 21 pp.

INFECTIEZIEKTEN

Referaten

Transmission o: bovine viral diar-
rhoea virus by rectal examina-
don

Lang-Ree J.R, Vain T, Kommisrud E,
en Loken T. The Veterinary Record
1994; 135: 412-3.

Nadat vennoed werd dat het BVD-vi-
rus van een persistent geïnfecteerd dier
was overgebracht via een handschoen
na rectale exploratie op twee andere
runderen, werd een experiment ingezet
om dit te bewijzen. Tien vaarzen wer-
den aangebonden opgestald. Op het-
zelfde bedrijf bevond zich elders een
persistent geïnfecteerd dier.
Dit dier werd rectaal geëxploreerd en
met dezelfde handschoen werden drie
runderen op dezelfde manier onder-
zocht. Dit werd herhaald bij nog eens
drie en twee dieren. Twee vaarzen
dienden als controle.
Het bloed van al deze dieren werd perio-
diek onderzocht op het voorkomen van
het BVD-vims alsmede op antilicha-
men. Bij alle geëxploreerde vaarzen kon
het virus op deze manier worden over-
gebracht. De twee controle- vaarzen
raakten niet besmet. De ziekteverschijn-
selen waren gering. Geconcludeerd
wordt dat bij drachtigheidsonderzoek
voor ieder rund een aparte handschoen
moet worden gebruikt.
Wentink c.s. hebben deze vorm van
smetstofoverdracht ook bewezen voor
het leucaemie-virus (Vet Ree 1993;
132: 135).

Naar aanleiding van dit artikel wijst M.
Green erop door middel van een inge-
zonden artikel (The Vet Ree 1994;
135: 462-3) dat er ook nsico\'s bestaan
wat betreft smetstofoverdracht wan-
neer ultrasone apparatuur wordt ge-
bruikt om graviditeit vast te stellen. De
apparaten moeten goed desinfecteer-
baarzijn.

Dr. J.P. W.M. Akker mans

-ocr page 33-

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie dr. B. W. Knol
(Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, Facidteit der
Diergeneeskunde, Utrecht) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

vraag:

Bij de hond zien we regelmatig het zo-
genaamde likgranuloom. Het blijkt in
de praktijk nogal eens een lastig te ge-
nezen aandoening te zijn. Welke thera-
pieën zijn het overwegen waard en
welke daarvan verdient momenteel de
voorkeur?

antwoord:

Het likgranuloom van de hond wordt
gerekend tot de \'psychogene dermato-
sen\', waartoe ook bijvoorbeeld het
staartjagen en flankbijten van de hond
en de psychogene kaalheid van de kat
gerekend worden (6, 13). De aandoe-
ning wordt ook wel gerangschikt onder
\'obsessive-compulsive disorders\' (8).
Het likgranuloom wordt gedefinieerd
als een door intensief likken ontstane
huidlesie, die zich meestal voordoet ter
hoogte van carpus/metacarpus of de
tarsus/metatarsus. Het intensief likken
aan één of meerdere poten induceert
een gelocaliseerde kaalheid, epider-
male hyperplasie, fibrose en een secun-
daire (diepe) pyodermie. Uiteindelijk
ontstaat ulceratie en in extreme geval-
len osteomyelitis. De aandoening geldt
als één van de meest hardnekkige in de
groep van de psychogene dermatosen
en komt vooral voor bij grote honde-
rassen zoals Dobermann, Duitse dog.
Golden retriever, Labrador retriever of
de Duitse herder (6, 13).

etiologie of pathogenese
Bij \'psychogene dermatosen\' kunnen
zowel psychische als dermatologische
factoren bijdragen aan het uiteinde-
lijke ziektebeeld. De dermatologische
oorzaken voor het likgranuloom zijn
zeer divers: zijn er meerdere poten bij
betrokken, dan kan gedacht worden
aan atopie of een voedselovergevoe-
ligheid. Voorts dient men te denken
aan diepe mycosen, trauma, demodi-
cosis, corpora aliena of tumoren als
mogelijke oorzaken (6, 13).
Door sommige auteurs wordt het lik-
granuloom beschouwd als een model
voor obsessief gedrag bij de mens. De
Pathogenese wordt gezocht in een
overproduktie van endogene opiaten
als reactie op stressoren. Dit leidt tot
een veranderde gevoeligheid van do-
pamine receptoren, met als gevolg ge-
dragsstoornissen in de vorm van ste-
reotype gedragingen (13). De
endogene opiaten zouden een analge-
sic kunnen induceren door onderdruk-
king van pijnprikkels. Opiaat antago-
nisten als naltrexone blokkeren deze
effecten door binding aan endogene
receptoren. Hierdoor wordt de pijnper-
ceptie genormaliseerd en stopt het
door de endogene opiaten in stand ge-
houden stereotype gedrag.
Anderen zoeken de oorzaak van lik-
granulomen in een verstoring van het
serotonerge systeem, dat zowel bij dier
als mens betrokken is bij de regulatie
van onder andere pijnperceptie, moto-
rische activiteit en verzorgingsgedrag
(10, 13).

Ethologisch wordt het excessieve lik-
ken wel beschouwd als een vorm van
overspronggedrag, dat ontstaat tijdens
conflictsituaties (7). Het kan ook wor-
den gezien als een spel dat de hond met
de eigenaar speelt om aandacht te krij-
gen. Of hierbij conflictsituaties ont-
staan, is niet goed bekend. Leer-
processen, die zich ontwikkelen op
basis van communicatiestoornissen,
lijken een rol te kunnen spelen. Het lik-
ken kan door de hond worden gebruikt
als middel om aandacht te trekken (5).

diagnostiek

De diagnose van het likgranuloom is
meestal eenvoudig. De lesie is gemak-
kelijk te herkennen en de eigenaar
meldt meestal dat de hond zich inten-
sief likt op de plaats van het granu-
loom. Een uitgebreid dermatologisch
onderzoek is geïndiceerd om moge-
lijke primaire oorzaken uit te sluiten.
Dit betekent: microscopisch onder-
zoek van meerdere diepe huidafkrab-
sels, schimmelkweken, het uittesten
van het eliminatiedieet, een intrader-
male test, cytologisch, histologisch en
eventueel röntgenonderzoek. Is er
sprake van een diepe pyodermie, dan is
het aanvragen van een bacteriologisch
onderzoek (inclusief controle op zuur-
vaste bacteriën) en een gevoeligheids-
bepaling zinvol. Staphylococcus inter-
medius is het belangrijkste geïsoleerde
agens (6).

HET LIKGRANULOOM BIJ DE HOND; EEN OBSESSIE
VOOR HOND, EIGENAAR EN DIERENARTS

Als een somatische oorzaak minder
waarschijnlijk is of kan worden uitge-
sloten, wordt er gezocht naar moge-
lijke ethologische factoren. De eige-
naar wordt daartoe aan de hand van
een protocol ondervraagd naar het ia-
trope probleem, het huidige gedrag,
leefomstandigheden en voorgeschie-
denis van de hond (4). Er wordt vooral
gelet op de ontwikkeling van conflict-
situaties en/of leerprocessen via aller-
lei vormen van aandachtvragend ge-
drag door verveling, angst of alleen
zijn (8).

therapie

Als een dermatologische oorzaak voor
het probleem wordt gevonden, is een
causale therapie (a) geïndiceerd. Wordt
een dergelijke oorzaak niet gevonden,
dan worden eventuele ethologische oor-
zaken, waar mogelijk, met gedragsthe-
rapie (b) bestreden. Tenslotte blijven
dan nog de lokale (c), de systemische (d)
en chimrgische behandeling (e) over, al
of niet in combinatie met gedragsthera-
pie. Deze mogelijkheden zullen achter-
eenvolgens kort besproken worden.

a) De causale therapie

Worden primaire dermatologische
oorzaken gevonden, dan kan uiteraard
een gerichte behandeling volgen. Dit
betekent bijvoorbeeld een aangepast
dieet in het geval van voedseloverge-
voeligheid, of hyposensibilisatie bij
een patiënt met atopie.

b) Gedragstherapie

Likken op basis van excessief aan-
dacht trekken kan worden bestreden
door de communicatie tussen eigenaar
en hond te verbeteren. Daartoe worden
de eigenaar de ILO (improvement of
leadership and obedience-)maatrege-
len voorgeschreven. De eigenaar leert

-ocr page 34-

ondubbelzinnig en consequent te re-
ageren op gewenst en ongewenst ge-
drag van de hond en ondubbelzinnig
en consequent onderscheid te maken
tussen commando\'s en bestraffingen.
De eigenaar leert bovendien erop toe te
zien dat zijn commando\'s en be-
straffingen steeds effect hebben (3).
Verveling kan worden tegengegaan
door de hond een prikkelrijke omge-
ving te bieden, waarin het mogelijk is
zijn motivatie tot het uitvoeren van ex-
ploratief en ander gedrag te volgen. De
hond moet een flink deel van zijn ge-
dragsrepertoire kunnen afwerken, dus
kunnen snuffelen, kauwen, zoeken,
rennen, spelen, prooien vangen, blaf-
fen, zijn verhouding tot mensen en
soortgenoten bepalen, enzovoort (3,
9). Het verband tussen angst/alleen-
zijn en likgranulomen is zo gering dat
een bespreking van een therapie niet
gerechtvaardigd lijkt.

e) De lokale (topicale) therapie

Dit is slechts een symptomatische be-
handeling die men kan toepassen om
verder trauma te vermijden. Men kan
bijvoorbeeld gedurende enkele weken
een verband, een kraag of een muilkorf
gebruiken, om op deze manier het on-
gewenst gedrag zolang te onderbreken
dat het niet meer optreedt en het likgra-
nuloom zich kan herstellen. In chroni-
sche gevallen, waarbij de problemen al
enkele maanden bestaan, zal dit vaak
niet meer lukken. Het lokaal aanbren-
gen van onstekingsremmende agentia
(corticosteroïd-houdende zalf of de-
pots van pcrilesionale subcutane corti-
costeroïd-injecties), prostaglandine-
remmers (bijvoorbeeld tlunixine met
DMSO in een zalt"), of bitter smakende
agentia is te proberen, maar vaak niet
effectief Het nadeel van een derge-
lijke behandeling is bovendien dat
sommige stoffen lokaal irritatie kun-
nen veroorzaken, met nog meer likken
als gevolg (6, 12, 13).

d) Chirurgie

Chirurgische verwijdering van het gra-
nuloom is mogelijk, echter met kans
op post-operatieve complicaties van-
wege de anatomische verhoudingen
ter plaatse. Bovendien bestaat het ri-

\' Cefacur. Uvcophurm
■ AtaraxK. UCB
l\\)iaramini\'^. Schering-Plough
Nulon-x^. Du Pont
Sinequant*. Pfizer
« Tryptisot\'. MSD
^ Anafritnil\'*. Ciha Ceig\\

Prozac ". Lilly
» Zoloft". PJÏzer

\'"HuUlot". Janssen Pharmaceutica
sico dat na een dergelijke riskante ope-
ratie het dier volhardt in het onge-
wenste gedrag en bijvoorbeeld op de-
zelfde plaats of een andere locatie
doorgaat met likken.

• • « M

e) Systemisehe medicamenteuze the-
rapie

- Bij een aantal dieren met secundair
ontstoken likgranulomen is met een
adequate, minimaal zes weken du-
rende antibioticum-behandeling per os
(bijvoorbeeld cefadroxil\') herstel te
bereiken.

Antihistaminica, (hydroxyzine^,
chloorphenamine of dexchloorfenira-
mine^) worden gebruikt wegens een
centraal dempend effect. Hydroxyzine
wordt gebruikt in een dosering van twee
mg/kg per os, elke acht uur. Effect
treedt op bij 20-50% van de patiënten
en berust vermoedelijk voornamelijk
op het sedatieve effect (13).

- Opiaat antagonisten als nalmefene of
naltrexone\'* zijn op beperkte schaal ge-
bruikt. Nalmefene (in Nederland niet
verkrijgbaar) werd intraveneus toege-
diend bij vijf honden met likgranulo-
men (1). Bij twee van de vijf honden
verdween het ongewenste gedrag ge-
durende ongeveer 75 minuten. In een
andere studie (14) werd naltrexone per
os toegepast bij 11 honden met likgra-
nulomen in een dosis van 2.2
mg/kg/12-24 uur. Bij zeven honden
werd een zodanige afname waargeno-
men van het likken, dat de lesie her-
stelde. Na het staken van de therapie
trad bij alle dieren recidieve op. Naast
het soms kortdurende effect zijn de
hoge kosten van deze stoffen een na-
deel: 50 tabletten naltrexone kosten
momenteel ongeveer / 450,— exclu-
sief BTW. De biologische beschik-
baarheid van de toediening per os zou
bovendien matig zijn. Naltrexone
werd bij één hond met staart jagen in
een dosis van 1 tot 2 mg/kg per dag per
os toegepast (11). De behandeling re-
duceerde de frequentie van het onge-
wenst gedrag tot 50%. Als bijwerking
werd jeuk vernield.

- Tricyclische antidepressiva zoals
doxepine^ of ainitriptyline^ hebben
primair een antihistamine effect, met
daarnaast een antidepressief effect. De
dosis van doxepine wordt opgegeven
als 3 tot 5 mg/kg per os elke 12 uur.
met een maximum dosis van 150 mg
elke 12 uur. Deze stofïen hebben als
mogelijke bijwerkingen onder andere
ventriculaire aritmieën, tachycardieën,
braken, diarree, opwinding, lethargie,
veel drinken en een droge mond. Deze
stoffen moeten niet in combinatie wor-
den gebruikt met: Steroiden, aspirine
en anticonvulsiva (phenytoine) (13).
Doxepine is gecontraindiceerd bij die-
ren met glaucoom en urine-retentie.

- Serotonine opnameremmers als clo-
mipramine^, fluoxetine^ en sertraline^
zijn met redelijk succes (50% afname
van het ongewenste gedrag) bij 37
honden toegepast, waarbij clomipra-
mine en fluoxetine de beste resultaten
gaven in een gemiddelde dosis gedu-
rende de trial van respectievelijk 3 en I
mg/kg per dag. De bijwerkingen waren
mild en bestonden onder andere uit: le-
thargie, diarree, verminderde eetlust
en hyperactiviteit (10). In een andere
studie (2) werd clomipramine gedu-
rende tweemaal vijf weken toegediend
in een dosering 1 tot 3 mg/kg/dag aan
negen honden met een likgranuloom.
Bij zes honden werd een significante
afname waargenomen van het likge-
drag gedurende de trial. De volgende
bijwerkingen worden door de auteurs
gemeld: sedatie, gewichtstoename,
droge bek en verhoogde leverenzy-
men. Het effect van lange termijnbe-
handelingen en eventuele bijwerkin-
gen blijft onduidelijk.

- Het effect van het bij de kat succes-
volle haloperidol"\' (15), een dopa-
mine antagonist, is bij de hond niet be-
kend.

- Tranquillizers, amfetamines, corti-
costeroïden of progestagenen per os
worden eveneens toegepast. De resul-
taten zijn echter wisselend, onvoor-
spelbaar en bovendien hebben deze
stoffen soms forse ongewenste bijwer-
kingen.

De bovengenoemde voor diergenees-
kundig gebruik niet-geregistreerde
middelen zijn alleen te verkrijgen op
recept via de openbare apotheek. Deze
middelen mogen alleen voor één of en-
kele dieren worden voorgeschreven,
als er geen alternatief voorhanden is en
er sprake is van medische noodzaak.
Het is de dierenarts niet toegestaan
deze middelen op voorraad te houden
en hij dient per jaar opgaaf te doen van
de niet-geregistreerde middelen.

conclusie

Uit het voorgaande mag blijken dat in
de loop der jaren een veelheid van
\'therapieën\' bij honden met likgranu-
lomen is toegepast. Door gebrek aan
goed uitgevoerde vergelijkende stu-
dies heeft dit echter niet geleid tot de
ontwikkeling van een standaard thera-
pie die \'gegarandeerd\' succes heeft.
Belangrijk is dat grondig gezocht

-ocr page 35-

wordt naar primaire dermatologische
oorzaken en dat deze, waar mogelijk,
geëlimineerd worden. Van een ade-
quate gedragstherapie kan soms enig
effect worden verwacht. De medica-
menteuze behandeling met psychop-
harmaca verkeert nog in het experi-
mentele stadium en levert voorlopig
nog matige en onvoorspelbare resulta-
ten op, met hier en daar forse bijwer-
kingen. Deze behandeling dient dan
ook vooralsnog met de nodige voor-
zichtigheid gehanteerd te worden.

literatuur

1. Dodman NH, Shuster L, White SD, Court
MH et al. Use of narcotic antagonists to mo-
dify stereotypic self-licking, self-chewing,
and scratching behavior in dogs. J Am Vet
Med Ass 1988;7:815-9.

2. Goldberger E, and Rapoport JL. Canine
acral lick dermatitis: response to the antiob-

23

Onderstaand treft u een aantal cursus-
sen aan waarvoor opgave nog moge-
lijk is. Dit kan zowel telefonisch (030-
2517374) als per fax (030-2516490).

Standaardoverzichten als instru-
ment voor bedrijfsbegeleiding,

ƒ 2000," voor NCI-leden, ƒ 2300,-
voor
niet NCI-leden.

Cursusnummers data:

96/201 9, 30 januari, 20 februari, 12

maart 1996
96/202 16 januari, 6, 27 februari, 19

maart 1996
96/203 23 januari, 13 februari, 5, 26
maart 1996

Alle genoemde data zijn dinsdagen.
Iedere dag is een volledige cursusdag.

Locaties:

96/201 GD voor Dieren

Noord-Nederland te Drachten
96/202 GD voor Dieren

Oost-Nederland te Deventer
96/203 GD voor Dieren

Zuid-Nederland te Boxtel

Veehouders en overheid hebben be-
hoefte aan meer preventief ingestelde
dierenartsen. Zij verwachten van u niet
alleen medische handelingen, maar
ook infomiatie en aanbevelingen over
de diergezondheid van het bedrijf in

m • m ii»iii ■

sessional drug Clomipramine. J Am An
HospAss 1991;27: 179-82.

3. Knol BW. Wie is er de baas? Probleem-
gedrag bij de hond - theorie en praktijk.
Diergeneesk Memorandum 1988; 35: 105-
43.

4. Knol BW. Gedrag. In: Anamnese en licha-
melijk onderzoek bij gezelschapsdieren.
Eds Rijnberk A en Vries HW de. 1990;
270-9. Bohn, Scheltema en Holkema,
Utrecht.

5. Knol BW. Social problem behaviour in
dogs; Etiology and pathogenesis. Vet Quart
1994; 16:50S.

6. Muller GW,Kirk RW, and Scott DW (Eds).
Acral lick dermatitis. In: Small Animal
Dermatology, 1989, 4e editie: 750-7. WB
Saunders Co, Philadelphia.

7. 0\'Farrel v. Manual of canine behaviour.
Cheltenham: BSAVA; 1992.

8. Overall KL. Recognition, diagnosis, and
management of obsessive-compulsive dis-
orders, part I. Can Pract 1992a; 17(2); 404.

9. Overall KL. Recognition, diagnosis, and
management of obsessive-compulsive dis-

TIJDSCHRIFT VOOR Diergeneeskunde, DEEL 121, JANUARI, AFLEVERING 1, 1996

zijn geheel. De gezondheidsplanner
gaat zijn intrede doen in de praktijk.
Hiermee wordt diergezondheidsma-
nagement een bedrijfskundig gebeu-
ren.

U kunt op deze ontwikkelingen inspe-
len door maximaal gebruik te maken
van de standaardoverzichten, afkom-
stig uit het managementsysteem van
de veehouder of van de centrale data-
bank van het NRS. STO\'s stellen u in
staat beter inzicht te krijgen in de dier-
gezondheid van het bedrijf
Naast de technische kennis die u nodig
heeft om de STO\'s te kunnen lezen en
interpreteren is het van belang dat u
deze kennis aan de veehouder kunt
overdragen. Hiervoor is het nodig uw
kennis en vaardigheden in het voeren
van adviesgesprekken en het geven
van voorlichting verder uit te bouwen.
In deze cursus komen beide onderde-
len aan bod:

1. technische gedeelte: lezen en inter-
preteren van de standaardoverzich-
ten; uitkomsten van de analyse ver-
talen naar een bruikbaar advies aan
de veehouder.

2. communicatief gedeelte: vaardig-
heden en kennis over het voeren van
adviesgesprekken en het geven van
voorlichting.

Vorig jaar is deze cursus van start ge-
gaan bij de vier Regionale Gezond-
heidsdiensten. Reacties van deelne-
mers: 7A-
h\\-am voor omgaan met
STO \'s en heb gezien hoe belangrijk
communicatie is\\ "zeer leerzame en
als plezierig en aren cursus\', \'een der-
gelijke cursus zou voor elke dierenarts

orders, part 2. Can Pract 1992b; 17(3); 25-7.

10. Rapoport JL, Ryland DH, and Kriete M.
Drug treatment of canine acral lick: an ani-
mal model of obsessive-compulsive disor-
der. Arch Gen Psychiatry 1992; 49; 517-
21.

11. Schwartz S. Naltrexone-induced pruritus
in a dog with tail-chasing behavior. J Am
Vet Med Ass 1993; 202; 278-80.

12. Scott DW, and Walton DK. Clinical evalu-
ation of a topical treatment for canine acral
lick dermatitis. J Am An Hosp Ass 1984;
20: 565-70.

13. Shanley K, and Overall K. Psychogenic
dermatoses. In; Kirk XI, Kirk RW editor,
llde editie. WB Saunders Co,
Philadelphia, 1992:552-8.

14. White SD. Naltrexone for treatment of
acral lick dermatitis in dogs. J Am Vet Med
Ass 1990; 7; 1073-6.

15. Willemse T, Mudde M, Josephy M, and
Spruijt BM. The effect of haloperidol and
naloxone on excessive grooming behavior
of cats. Eur Neuropsychopharmacol 1994;
4: 39-45.

nuttig zijn .

Aantal deelnemers: Maximaal 12 per
cursus.

Gezien de combinatie van kennis en
vaardigheden in de training is het be-
langrijk, dat de vier bijeenkomsten
door een en dezelfde persoon wordt
gevolgd.

Osteochondrose van de hond

(96/109), vrijdag 26 januari 1996,
09.00 - 17.30 uur te Zeist, kosten
ƒ450,-.

De naam osteochondritis dissecans is
op zichzelf al een aanduiding voor de
begripsverwarring die rond deze aan-
doening kan heersen. Nadat steeds dui-
delijker werd dat het begrip \'-itis\', dat
specifiek gereserveerd moet blijven
voor ontstekingen, niet van toepassing
was kwam dan ook het woord
Osteo-
chondrose meer in beeld.
Rond de oorzaak, het klinische beeld,
de behandeling en de prognose is veel
belangrijke informatie in de kort ach-
ter ons liggende jaren aan het licht ge-
bracht. De onderzoeksgroep onder lei-
ding van dr. H.A.W. Hazewinkel heeft
aantal vragen beantwoord en nieuwe
vragen opgeworpen.
In een op de praktijk gerichte dag zul-
len de sprekers ingaan op de achter-
gronden. op preventie en op therapie
van deze aandoening. De gewrichten
waarin het meest frequent deze afwij-
king wordt aangetroffen (schouder, el-
leboog, knie en hak) zullen een voor
een de revue passeren, kliniek, rönt-
genbeeld en te adviseren behandeling
vormen de basis van deze cursus.

-ocr page 36-

ROB

SCHOOLEMAN

Uil

Op 21 september 1995 is, tijdens het
uitoefenen van zijn hobby het berg-
wandelen, op 45-jarige leeftijd. Rob
Schooleman verongelukt. Wat een
mooie vakantie van vier vrienden had
moeten worden, eindigde in een cata-
strofe. Op een traject dat normaliter
geen enkel risico oplevert, moet hij zijn
uitgegleden en is hij naar beneden ge-
vallen. Het zo plotseling overlijden
van iemand in de kracht van zijn leven
verbijstert ieder die het hoort.

Robertus Eduard Schooleman werd in
1950 geboren in Den Haag. Daar
heeft hij ook de lagere en middelbare
school gevolgd. Daarna begon hij zijn
studie diergeneeskunde in Utrecht.
Nog tijdens zijn studie trouwde hij met
Sylvia Chapchal. Zij kregen twee kin-
deren: dochter YJke en zoon Abel.
Tijdens zijn studie hebben zij lange tijd
in Herwijnen gewoond. Daar kreeg
Rob een nauwe band met de collega \'s
uit de praktijk Haaften en heeft hij het
werk als prakticus leren kennen.

Na zijn afstuderen in 1979 kwam Rob
als vierde man in de dierenartsenprak-
tijk Noord-West Groningen te
Winsum. Hij werd in hart en nieren
prakticus en het gemengde karakter
van deze praktijk beviel hem prima.
Rob had een zelfverzekerde, rustige
manier van optreden, welke door de
veehouders en de eigenaren van kleine
huisdieren erg gewaardeerd werd. Hij
nam voor iedereen ruimschoots de tijd
en ging zeker op zijn doel a f. Hij zag
nooit op uur en tijd en werkte rustig
door lot alle werk aan de kant was.

Bij die rundveebedrijven waar Rob de
bedrijfsbegeleiding verzorgde, was hij
heel goed op de hoogte van het hele be-
drijfsgebeuren. Zijn adviezen werden
erg op prijs gesteld. In de kleine huis-
dierenpraktijk legde hij zich toe op de
Röntgenologie en Orthopaedie. Het
apotheekbeheer was aan hem toever-
trouwd en hij was goed op de hoogte
van de werkingen en bijwerkingen van
medicijnen. Als vraagbaak op dit ge-
bied was deze kennis erg gemakkelijk
voor zijn collega \'s en assistentes. Na
het volgen van de cursus PAO-D
Apotheek zette hij de puntjes op de i.
Toen in 1994 een nieuw praktijkge-
bouw werd gerealiseerd, werden de
aan de apotheek gestelde eisen tot zijn
genoegdoening verwezenlijkt.

Gedurende de eerste jaren dat Rob in
de praktijk zat, had hij weinig tijd voor
hobby\'s. Vooral na de aankoop van
een woning had hij het druk met bouw-
activiteiten en tuinaanleg. Nadat
Sylvia was gaan tennissen begon hij
hier ook mee. Aan deze sport heeft hij
veel plezier beleefd en hij heeft binnen
de tennisclub goede vrienden gevon-
den. Eén ervan was bergwandelaar en
hij ging dit voorbeeld volgen. Rob be-
oefende deze hobby, vaak met zijn
zoon. in Schotland, Zwitserland,
Zweden en de Franse Alpen. Ieder na-
jaar werd er enthousiast op uitgetrok-
ken in de Franse Alpen met vrienden
uit de straat. Het ongeval van deze
herfst zal voor altijd een trieste herin-
nering blijven oproepen.

Wat het overlijden van Rob voor Sylvia
en de kinderen teweegbrengt, is voor
ons niet te peilen. Alle gewone dage-
lijkse dingen roepen herinneringen op.
Om het gemis te verwerken zullen zij
een lange strijd moeten voeren.

De afscheidsplechtigheid van Rob was
zeer intens en stijlvol. Dat Rob als
mens en als dierenarts grote waarde-
ring genoot, viel op te maken uit het
grote aantal aanwezigen tijdens deze
plechtigheid en uit de vele goede
woorden die bij deze gelegenheid ge-
zegd werden. Hopelijk troost dit Sylvia
en de kinderen bij het verwerken van
hun verdriet.

Kor Bolhuis

Wim Lusink
Meindert Nicolay
Pier Prins

-ocr page 37-

fvNMvDb Maatschappijnii

inleiding

In 1993 heeft het Hoofdbestuur van de
KNMvD op advies van de Commissie
Dierenartsen in Dienstverband het
Discussieplatform Arbeidsvoorwaar-
den ingesteld. Dit Discussieplatform is
een overlegsituatie tussen praktici-
werkgevers en praktici-werknemers,
waarbij betrokkenen zaken als salarië-
ring en arbeidsvoorwaarden voor die-
renartsen die als medewerker in de
praktijk werkzaam zijn (\'dmp\'ers\')
kunnen bespreken. Het Discussie-
platform bestaat uit een vertegenwoor-
diger namens de Groep Praktici Grote
Huisdieren, H.A.R. Kok, en een verte-
genwoordiger namens de Groep Ge-
neeskunde Gezelschapsdieren, me-
vrouw E.M. van Aubel-Laugeman,
voor de praktici-werkgevers, R.A.M.
Blommaart (inmiddels opgevolgd
door R.C.A. van de Water) en me-
vrouw M.L. de Boer-Nagtegaal als
vertegenwoordigers van de dierenart-
sen-medewerkers, een lid van het
Hoofdbestuur (W.J. Schoorlemmer)
en een stafmedewerker van het Bureau
(mevrouw M.C. van Oostrum-
Schuunnan Hess).

salarisschaal
Het Discussieplatfonn heeft zich be-
ziggehouden met het ontwikkelen van
een salarisschaal voor dierenartsen die
als medewerker in de praktijk in loon-
dienst werkzaam zijn. De redenen voor
het ontwikkelen van deze schaal zijn
vooral gelegen in het feit dat dierenart-
sen steeds vaker in loondienst in de
praktijk werkzaam zijn (per 1 januari
1995 bedroeg het aantal 450) en dat
deze dienstverbanden steeds langer
duren, aangezien men niet wil of kan
associëren. De adviezen die tot nu toe
door de KNMvD werden gegeven, be-
stonden uit een advies voor een pas af-
gestudeerde dierenarts, voor een die-
renarts met één respectievelijk twee
jaar ervaring en een maximum advies
(± na vijf of zes jaar ervaring). Daarbij
werd uitgegaan van een \'gemiddeld
40-urige werkweek en het deelnemen
aan de diensten zoals die in de betrok-
ken praktijk gebruikelijk zijn\'. Vooral
deze laatste toevoeging levert in de
praktijk een wisselende belasting op.
Sommige dierenartsen-medewerkers
hebben bijvoorbeeld eenmaal per
maand weekenddienst, anderen daar-
entegen om de week. In het salaris
komt dit verschil in \'belasting\' niet tot
uiting.

instemming hoofdbestuur
en algemeen bestuur
knmvd

Zowel het Hoofdbestuur als het
Algemeen Bestuur hebben zich gebo-
gen over het voorstel van het Dis-
cussieplatform inzake het nieuwe sala-
rissysteem en zijn hiermee akkoord
gegaan. Het voorstel is ook voorgelegd
aan een 35-tal praktijken, waarbij ge-
vraagd werd naar de mening van de
praktijken over het voorstel en of men
ermee zou kunnen werken. Van de
praktijken werden overwegend posi-
tieve reacties en verschillende prakti-
sche opmerkingen ontvangen. De
praktische opmerkingen zijn inmid-
dels in het voorstel verwerkt.

vergoeding avond/nacht-
diensten en weekenddien-
sten

Het Discussieplatform heeft gekozen
voor de volgende opbouw van het sala-
ris (\'sandwich model\'): het basissalaris
voor de gemiddeld 40-urige werkweek
plus het aantal avond/ nachtdiensten en
weekenddiensten, dat door de dieren-
arts in loondienst op maandbasis terug-
gerekend wordt verricht. Wanneer een
dierenarts parttime werkt, is het basis-
salaris eenvoudig naar rato te bereke-
nen.

Met betrekking tot de financiële waar-
dering voor zowel een avond/nacht-
dienst als voor een weekenddienst
wordt een bandbreedte aangegeven,
om het verschil in \'belasting\' tussen
drukke en minder drukke praktijken tot
uiting te kunnen laten komen.
De bandbreedte voor vergoeding van
een avond/nachtdienst varieert van
/ 40,- tot ƒ 80,-, afhankelijk van de
praktijkgrootte. De avond-Znachtdienst
gaat na het avondspreekuur in en duurt
tot de volgende ochtend 8.00 uur.
De bandbreedte voor vergoeding van
een weekenddienst varieert van / 300,-
- tot / 600,—. De weekenddienst duurt
in principe van vrijdagavond tot maan-
dagochtend 8.00 uur; wanneer de
weekenddienst op zaterdagochtend in-
gaat, adviseert het Discussieplatform
toch uit te gaan van de hieronder ge-
noemde vergoedingen.
Het Discussieplatform geeft de vol-
gende richtlijnen voor de vergoedin-
gen voor avond/nachtdienst en week-
enddienst:

NIEUWE SALARISADVIEZEN VOOR DIERENARTS-
MEDEWERKERS IN DE PRAKTIJK

- bij vervanging van één dierenarts:
ƒ 40,— voor de avond/nachtdienst en
ƒ 300,— voor de weekenddienst;

- bij vervanging van twee of drie die-
renartsen:
respectievelijk ƒ 60,— en
ƒ450,-;

- bij vervanging van vier of meer die-
renartsen:
respectievelijk ƒ 80,— en
ƒ 600,-.

uitgangspunten salaris-
schaal

In de salarissystematiek zou het ver-
schil in diensten tot uiting moeten ko-
men. De eerste vraag die zich daarbij
voordeed was wat onder \'normwerk-
week\' verstaan moest worden. Het
Discussieplatform heeft gekozen voor
een model waarbij wordt uitgegaan van
een
basis salarisschaal zonder dien-
sten; er wordt uitgegaan van een werk-
dag van gemiddeld acht uur.
Onregelmatigheden in de werktijden
(bijvoorbeeld uitloop van een spreek-
uur) worden niet extra gewaardeerd,
waarbij er wel vanuit wordt gegaan dat
deze onregelmatigheden in de werktijd
incidenteel voorkomen. Wanneer blijkt

Tabel 1. Bedragen gelden voor 1996.

Basis salarislabvl 40 uur per »eek -
geen avond/nacht- of weekenddiensten

(bruto bedragen per maand)

0

dienstjaren

ƒ3.676.-

1

/ 4.126,-

2

/ 4.351,-

3

/ 4.576,-

4

/ 4.801,-

5

/ 5.026,-

6

/ 5.251,-

7

ƒ 5.476,-

8

/ 5.701,-

9

/ 5.926,-

10

/6.151,-

totaal periodieken ^ ƒ 2.475,-- verdeeld
over 10 dienstjaren (stappen)

-ocr page 38-

dat het werk structureel uitkomt boven
gemiddeld 40 uur per week, zal het sa-
laris dienovereenkomstig verhoogd
moeten worden.

Deze basis salarisschaal staat vermeld
in tabel 1 en strekt zich uit over een
tiental dienstjaren. Het beginsalaris
(nul dienstjaren) is gerelateerd aan het
huidige dagbedrag voor een pas afge-
studeerde dierenarts (/ 169,--), verme-
nigvuldigd met het normale aantal
werkdagen per maand (21,75):
ƒ 3.676,--. Het maximumbedrag van
de basis schaal ligt op ƒ 6.151,—. Dit
eindbedrag komt globaal overeen met
het maximum van salarisschaal 10 van
de overheid, die wordt gebruikt voor
academici; overwerk wordt daarbij ex-
tra uitbetaald.

vüürbeeldberekeningen
Onderstaand worden verschillende
voorbeeldberekeningen gegeven aan
de hand waarvan het nieuwe salaris-
systeem wordt verduidelijkt.

toelichting voorbeeldbere-
keningen

Het aantal weekenddiensten en
avond/nachtdiensten wordt \'terugge-
rekend\' op maandbasis. Het bruto sala-
ris komt tot stand door de bedragen
van de basissalarisschaal en de op
maandbasis uitgerekende bedragen
voor weekend- en avond/nachtdien-
sten bij elkaar op te tellen. Het aldus
ontstane bruto maandsalaris dient ver-
meld te worden in de schriftelijke ar-
beidsovereenkomst die werkgever en
werknemer met elkaar aangaan. Bij
ziekte van de werknemer is dit bruto
maandbedrag uitgangspunt voor door-
betaling van het salaris (en niet bij-
voorbeeld alleen het bedrag conform
de basissalarisschaal omdat de mede-
werker zijn of haar dienst niet heeft
kunnen doen in verband met ziekte).
Ook wanneer de medewerker vakantie
heeft, wordt uiteraard het totale bruto
maandbedrag doorbetaald. De dien-
sten die de medewerker tijdens zijn of
haar vakantie niet kan doen, worden
gecompenseerd doordat de medewer-
ker bij vakantie van de andere col-
lega(\'s) extra dienst(en) heeft.
Ten aanzien van zogenaamde tweede
diensten was het Discussieplatform
van mening dat deze niet vergoed wor-
den, aangezien de tweede dienst kan
worden beschouwd als een \'service\'
voor de collega die eerste dienst heeft.
Wanneer men zelf eerste dienst heeft,
profiteert men ook van de hulp van de
tweede dienst. Wanneer werkgever en
werknemer van mening zijn dat de
tweede dienst wel gehonoreerd zou
moeten worden, wordt geadviseerd
50% van de hierboven genoemde be-
dragen te vergoeden.

weekenddiensten 52:4=13
av./nachtdienstcn 4 x 52 = 208:4 = 52

Totaal bruto maandsalaris

weekenddiensten 52:2 = 26
av./nachtdiensten 4 x 52 = 208:2 = 104

Totaal bruto maandsalaris

vergoeding in vrije tijd
Het Discussieplatform is zich ervan
bewust dat de financiële lasten die
voortvloeien uit het in dienst hebben
van een dierenarts niet voor iedere
praktijk even gemakkelijk op te bren-
gen zijn. Wanneerde dierenarts-mede-
werker op regelmatige basis partici-
peert in het dienstenrooster van de be-
trokken praktijk, zullen de salaris-
lasten stijgen. Het Discussieplatform
stelt daarom voor dat in plaats van een
financiële vergoeding voor diensten
een \'vergoeding\' in vrije tijd kan wor-
den gegeven, wanneer werkgever en
werknemer dat wenselijk achten.
Werkgever en werknemer kunnen sa-
men bepalen wat een redelijke vergoe-
ding in vrije tijd is (grootte praktijk,
drukke/minder drukke dienst etcetera).
Van dierenartsen wordt vaak gehoord
dat men graag over wat meer vrije tijd
zou willen beschikken. Deze vrije tijd
kan in overieg met de werkgever wor-
den opgenomen. Wanneer werkgever
en werknemer niet tot overeenstem-
ming komen over wat een redelijke
\'vergoeding\' in vrije tijd is, kan men
voor advies contact opnemen met het
secretariaat van de KNMvD.

Voorbeeld 1 : een associatie van drie dierenartsen neemt een dierenarts-medewerker met twee jaar rele-
vante ervaring in dienst. De werkweek voor de medewerker bedraagt 40 uur (tulltime functie). Alle
dierenartsen nemen in gelijke mate deel aan het dienstenrooster.

Basissalaris volgens schaal
per maand

13:12= 1.08x/450,- =
52:12 = 4.33 x/ 60,- =

ƒ4.351.-

ƒ 486.-
/ 260.-

/ 5.097,-

Voorbeeld 2: een éénmanspraktijk neemt een dierenarts-medewerker met vier jaar relevante ervaring
in dienst voor 20 uur per w eek; de medewerker verricht samen met de werkgever alle avond nacht- en
weekenddiensten.

Basissalaris volgens schaal
20/40 x ƒ 4,801,- =

Per maand

26:12 = 2.l6x/300,- =
104:l2 = 8.66x/ 40,- =

ƒ 2.400,50

ƒ 648,-
ƒ 346,40

ƒ3.394,90.

overgangssituatie
Op 1 januari 1995 waren er 456 dieren-
artsen die als medewerker in de praktijk
werkzaam zijn. Over het algemeen zul-
len deze dierenartsen een salaris ont-
vangen conform de adviezen van 1995
van de KNMvD. Wanneer deze dieren-
artsen gesalarieerd zouden worden con-
form de voorgestelde systematiek, dan
zou dat kunnen betekenen dat er ver-
schillen optreden ten opzichte van de
\'oude\' situatie. Over het algemeen kan
verwacht worden dat de salarissen iets
hoger zullen zijn dan op grond van de
tot nu toe gehanteerde adviezen.
Bestaande afspraken tussen werkgever
en werknemer kunnen
nooit eenzijdig
worden gewijzigd; beide partijen zul-
len het over een eventuele wijziging
eens moeten zijn.

Het Discussieplatfonn adviseert het
salaris in een aantal jaren (één a twee
jaar) \'op te trekken\' naar het niveau
volgens het nieuwe salarissysteem.
Dierenartsen die in 1996 in loondienst
worden genomen (nieuwe contracten)
kunnen direct worden gesalarieerd
volgens het nieuwe systeem.

evaluatie

Het Hoofdbestuur en het Discussie-
platfonn vememen gaame de bevin-
dingen in de praktijk met het nieuwe
salariëringssysteem. Het systeem zal
in de loop van 1996 geëvalueerd wor-
den. Voor nadere infomiatie of onder-
steuning bij het berekenen van het sa-
laris kunt u contact opnemen met
mevrouw drs. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker, tel.
030-25101 11.

-ocr page 39-

■ j^itiit m,

mÊÊÊÊÈ

ÊÊ

m

AANPASSING SALARISSEN \'OUDE STIJL\' VOOR DIERENARTSEN
EN DIERENARTS-ASSISTENTEN PER 1 JANUARI 1996

Het is gebruikelijk dat per 1 januari de
advies-salarissen voor dierenartsen en
dierenarts-assistenten worden aange-
past. Het Hoofdbestuur heeft besloten
de salarissen aan te passen met
1,46%,
het indexcijfer van de salarisontwikke-
ling in het particulier bedrijf (periode
september 1994 - september 1995).
Volledigheidshalve wordt opgemerkt
dat deze verhoging ook verwerkt is in
het nieuwe salariëringssysteem.

salarissen dierenartsen -
\'oude stijl\'

De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts in loondienst (arbeidsover-
eenkomst) zijn als volgt;

- ƒ 4.225,- (was ƒ 4.175,-) bruto per
maand voor een pas afgestudeerde
dierenarts (of / 169,- bruto per
dag);

- ƒ 4.775,- (was ƒ 4,700,-) bruto per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa één jaar rele-
vante ervaring (of / 191,— bruto per
dag);

- ƒ 5.325,- (was ƒ 5.250,-) bruto per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa twee jaar re-
levante ervaring (of ƒ 213,- bruto
per dag);

-ƒ6.125,- (was ƒ 6.025,-) bruto per
maand voor een dierenarts die lang-
durig als dierenarts-medewerker in
de praktijk werkzaam is (of ƒ 245,—
bruto per dag).

De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts-waamemer (geen loon-
dienst, maar werkzaam met een zelf-
standigheidsverklaring) zijn als volgt:

- ƒ 5.625,— bruto per maand voor een
pas afgestudeerde dierenarts (of
ƒ 225,— bruto per dag);

- ƒ 6.275,— bruto per maand voor een
dierenarts met circa één jaar rele-
vante ervaring (of ƒ251,— bruto per
dag);

- ƒ 6.900,— bruto per maand voor een
dierenarts met circa twee jaar rele-
\\ ante ervanng (of ƒ 276,- bruto per
dag).

Voor een zelfstandige waarneming
door een dierenarts met langdurige er-
varing bedraagt het advies ƒ 7.600,-
bruto per maand (of ƒ 304,- bruto per
dag).

adviessalarissen dieren-
arts-assistenten
De salarissen voor een gediplomeerd
dierenarts-assistent(e) (ofmet driejaar
ervaring als dierenarts-assistent(e))
bedragen:

Ie dienstjaar ƒ1.691,-
2e dienstjaar ƒ1.940,-
3e dienstjaar ƒ2.190,—
4e dienstjaar ƒ 2.437,-
5e dienstjaar ƒ2.555,-
6e dienstjaar ƒ 2.673,-
7e dienstjaar ƒ2.791,-
8e dienstjaar ƒ2.911,-
9e dienstjaar ƒ3.028,-
10e dienstjaar ƒ3.146,—
1 Ie dienstjaar ƒ3.267,—
12e en volgende
dienstjaar ƒ3.384,—.

Wanneer de dierenarts-assistent(e)
geen diploma heeft, wordt gedurende
drie jaar het wettelijk minimumloon
geadviseerd. Na deze periode van drie
jaar wordt geadviseerd het salaris con-
form de bovenstaande tabel vast te
stellen. Daarbij moet in het oog wor-
den gehouden dat het salaris volgens
de (dienstjaren)tabel nooit lager kan
zijn dan het wettelijk minimum
(jeugd)loon. Is dat wel het geval, dan
wordt het salaris van het eerstvolgende
dienstjaar geadviseerd. Aan de hand
van onderstaande voorbeelden kan dit
worden verduidelijkt.

Een dierenarts-assistent(e) treedt op
16-jarige leeftijd in dienst en is niet ge-
diplomeerd. Gedurende drie jaar
waarin ervaring wordt opgedaan, zal
de dierenarts-assistent(e) het wettelijk
minimum jeugdloon verdienen. Wan-
neer op 19-jarige leeftijd de drie erva-
ringsjaren voorbij zijn, wordt het sala-
ris conform de tabel vastgesteld op
ƒ 1.691,-, zijnde hel eerste dienstjaar.
Dierenarts-assistent(e) treedt op 23-ja-
rige leeftijd in dienst en is niet gediplo-
meerd. Gedurende driejaar waarin er-
varing wordt opgedaan, zal de dieren-
arts-assistent(e) het wettelijk mini-
mumloon ad ƒ 2.184,— verdienen.
Wanneer de drie ervaringsjaren voorbij
zijn, wordt het salaris conform de tabel
vastgesteld op ƒ 2.437,-, zijnde het
vierde dienstjaar en niet op het bedrag
van het eerste dienstjaar ƒ 1.667,-,
aangezien dit lager is dan het wettelijk
minimumloon voor een werknemer
van 23 jaar en ouder (ƒ2.184,-). Dit is
namelijk het salaris conform het eerst-
volgende dienstjaar boven het wette-
lijk minimumloon voor een werkne-
mer van 23 jaar en ouder (volledig-
heidshalve wordt opgemerkt dat het
salaris conform het derde dienstjaar,
ƒ 2.190,-, zo goed als samenvalt met
het bedrag van het minimumloon).

minimumloon

Hieronder volgen de bedragen van het
wettelijk minimum (jeugd)loon. De
bedragen zijn ten opzichte van 1995
gewijzigd.

15 jaar
16jaar
17 jaar
ISjaar
19jaar
20jaar

21 jaar

22 jaar

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.

ƒ 655,20
ƒ 753,50
ƒ 862,70
ƒ 993,70
ƒ 1.146,60
ƒ 1.343,20
ƒ 1.583,40
ƒ 1.856,40

23 jaar en ouder ƒ2.184,-.

Binnenkort zal de KNMvD-publikatie
\'Het in dienst nemen van personeel\'
verschijnen, waarin nadere informatie
omtrent arbeidsovereenkomsten, sala-
riëring en dergelijke is opgenomen. U
kunt ook contact opnemen met me-
vrouw drs. M.C. van Oostrum-
Schuumian Hess, stafmedewerker, tel.
030-2510111.

-ocr page 40-

Met ingang van 1 januari 1996 zijn de
medicijnen, kunst- en hulpmiddelen en
erfelijkheidsonderzoek, die voorheen
door de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ) werden ver-
goed, overgeheveld naar de particu-
liere verzekering. De achtergronden
van deze stelselwijziging zijn in het
novembernummer van dit tijdschrift
uitgebreid toegelicht.

Deze ingrijpende wijziging heeft tot
gevolg gehad dat de particuliere ziek-
tekostenverzekeringen zijn verhoogd
(veelal met 30% of een vaste premie
per volwassene van / 330,—). Deze
verhogingen werden gelukkig door
een aantal zaken gecompenseerd. Wij
zetten de voordelen voor u op een rij:

- Verlaging AWBZ-premie met 1,5%:
ƒ 665,- per gezin of alleenstaande;

- Vervallen nominale premie AWBZ:
ƒ 149,— per volwassene ouder dan
18 jaar;

- Vedaging wettelijke bijdragen:

STICHTING DIENSTVERLENING DIERENARTSEN

COLLECTIEVE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING VOOR
LEDEN KNMVD

ƒ51,— per kind tot 20 j aar;
ƒ 103,— per persoon vanaf 20 jaar.

Uitbreiding van de particuliere verze-
kering geschiedde ongeacht de ge-
zondheid van de verzekerden.

Ook de premie van het collectieve
ziektekostencontract voor de leden
van de KNMvD is verhoogd per 1 ja-
nuari 1996. Maar omdat alle maat-
schappijen premieverhogingen door-
voeren blijft het aantrekkelijk om u via
dit contract te verzekeren.
Een aantal voordelen van het contract
willen wij graag de revue laten passe-
ren.

* veel kosten worden 100% vergoed;

* ruime vergoeding voor bevalling en
kraamzorg;

* orthodontie 100% voor personen
jonger dan 21 jaar;

* voor maximaal twee kinderen jonger
dan 18 jaar wordt premie berekend;

* 200% buitenlanddekking plus repat-
riëring uit het buitenland tot maxi-
maal ƒ 15.000,-;

* snelle afwikkeling van uw declara-
ties;

* in bepaalde gevallen kan worden uit-
geweken naar privéklinieken of voor
hartoperaties naar het buitenland, als
de wachttijden lang zijn;

* met de medische pas kunt u wereld-
wijd aantonen dat u verzekerd bent.

Bent u nog niet collectief verzekerd?
Laat dan de premie door ons bereke-
nen. Het is goed om regelmatig te toet-
sen of u voor uw ziektekostenverzeke-
ring niet meer premie betaalt dan
noodzakelijk is.

In de loop van dit jaar informeren wij
alle leden van de KNMvD, die nog niet
via het collectieve contract zijn verze-
kerd, uitgebreid over de premies en
voorwaarden van de ziektekostenver-
zekering voor dierenartsen.

Wilt u nu al informatie? Belt u dan met
de Stichting Dienstverlening Dieren-
artsen (SDD). Telefoon 030-2514484.

De afgelopen jaren is er intensief over-
leg geweest over toe te passen technie-
ken en afleesapparatuur voor elektro-
nische dierherkenning, om te komen
tot een wereldwijd uniform systeem,
waarbinnen alle dieren die van een
transponder voorzien zijn (\'gechipt\'
zijn) volgens één en dezelfde code-
structuur afgelezen kunnen worden.
Deze afspraken zijn momenteel terug
te vinden in twee voorgestelde ISO-
normen. ISO/DIS 11784 beschrijft de
codestructuur en ISO/DIS 11785 be-
schrijft het technisch concept. (DIS be-
tekent dat het een voorgestelde norme-
ring is; bij aanname na stemming
wordt het pas officieel een ISO-norm.)
Na tien jaar hard zwoegen, resulterend
in wijzigingen en verbeteringen in
beide voorstellen, liggen nu de uitein-
delijke concepten op de afstemmings-
tafel. 13 Januari 1996 is de sluitings-
termijn van de stemmingsronde voor
het definitief vaststellen van de ISO-
normen 11784 en 11785. Het ligt vol-
ledig binnen het verwachtingspatroon
dat de huidige voorstellen aangeno-
men worden.

techniek

Binnen de ISO-nonn 11785 worden de
technieken beschreven die geaccep-
teerd zijn. Deze technieken worden
FDX-b en HDX genoemd. HDX zal
worden toegepast in de landbouwhuis-
dieren* en FDX-b in de gezelschaps-
dierensector.

Transponders voldoen aan de ISO-
norm wanneer ze van het type FDX-b
of HDZ zijn, afleesapparatuur voldoet
aan de ISO-norm wanneer ze FDX-b
en HDX kunnen aflezen.
Wanneer u wilt weten of een systeem
voldoet aan de ISO-norm, dan kunt^u
de leverancier vragen naar de ICAR -
goedkeuringsbrief voor het gebruik
van de fabrikantencode.

nogmaals: elektronische identificatie van dieren

WAT IS NU BIJ WIE TE KOOP?

Wat is nu bij wie te koop? In de veterinaire wereld en de aansluitende circuits
gonst het van de verhalen en geruchten over \'hoe\' en \'wat\' aangaande elektro-
nische identificatie van dieren. In de vorige aflevering van het Tijdschrift
werd reeds gewaarschuwd voor mogelijke teleurstelling bij te vroeg aanschaf-
fen van transponders en readers. Ros Nawijn is lid van de Stuurgroep
Electronische Dierherkenning, Werkgroep 3 ISO en schept enige duidelijk-
heid.

Door Ros Nawijn

-ocr page 41-

Verscheidene fabrikanten hebben ech-
ter in het verleden andere technieken
ontwikkeld. Daarom is een overgangs-
regeling in het leven geroepen. Drie
merken zijn aan de ISO 11785 vastge-
koppeld: Destron FDX-a (FECAVA-
versie), Datamars (PSK) en Trovan
(PSK). Ze zijn vastgelegd in een an-
nex, genoemd annex A (normatieve)
integratie van reeds geplaatste trans-
ponders (installed bases).
Voor de duidelijkheid: genoemd
worden in de annex A betekent dat er
niet voldaan wordt aan de ISO-eisen.
Het gaat hier om een overgangssitu-
atie. In de ISO 11785 ligt geen ver-
plichting vast deze systemen gedu-
rende kortere of langere tijd te
moeten kunnen aflezen. De over-
gangsregeling is derhalve niet meer
dan een gebaar naar de fabrikanten
om de overgangsperiode zonder al te
grote kleerscheuren door te kunnen
komen.

In de praktijk kom je soms een verte-
genwoordiger tegen die zegt: \'Ja maar
die van ons leest ook die ene uit de
Annex A af, dus die kun je rustig ne-
men\'. Bedenk dan het volgende; de
overgangsregeling is alleen opgesteld
voor de merken die met name (dus let-

\' ICAR= International Committee of Animal
Recortling. een internationale organisatie die stan-
daards en richtlijnen opstelt voor regels en prestatie-
gegevens door onder meer controles en tests ten be-
hoeve van kwaliteitsgaranties uit le voeren.

terlijk) in de annex genoemd worden.
Verstandiger is het de ogen op de toe-
komst te richten. Die toekomst houdt
vooralsnog de HDX/FDX-b technolo-
gie in. Zodra de stemming voltrokken
is en de resultaten zijn officieel bekend
gemaakt, zullen er transponders van
verscheidene firma\'s op de markt ver-
schijnen.

te koop

Wat is nu bij wie te koop?

Rhône Mérieux: Destron ISO FDX-a

(Annex A)

en straks ISO FDX-b.

Virbac: Datamars ISO FDX-b (PSK

Datamars, Annex A, is in Nederland

niet op de markt).

Eur-Tra: Trovan PSK (Annex A)

en straks ISO FDX-b.

Texas Instruments: ISO HDX.

Alfasan: AVID FDX-a (niet ISO en

niet Annex A).

tüekomstperikelen
Er zijn in Europa al verscheidene lan-
den waar de identificatie van dieren
verplicht is. De verwachting is dat
deze trend zich over heel Europa zal
voortzetten. Het eindresultaat zou kun-
nen zijn dat er Europese wettelijke re-
gelgeving ten aanzien van identificatie
komt. Mocht dit het geval zijn, dan
worden zeker de ISO 11784 en ISO
11785 aangewezen als de voorge-
schreven norm.

ÊÊÊm

registratie

Wat is identificatie zonder registratie?
Niets. De Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren is dus druk bezig een da-
tabanksysteem uit te kiezen en/of
mede op te zetten, in samenwerking
met verschillende kandidaten. Het is
de bedoeling dat dit voor 13 januari
1996 gerealiseerd is. De databank
dient onafhankelijk en op nationaal ni-
veau zo breed mogelijk te functioneren
als registratiebank. Zodra hierover
meer bekend is, volgt er nadere infor-
matie.

Feitelijke gegevens:

13 januari 1996 sluit de stem-
mingsronde ISO-normering.

ISO-norm houdt FDX-b en HDX
technologie in.

Annex A (gekoppeld aan ISO
11785): Destron, Datamars en
Trovan.

(Toekomstige) leveranciers van
ISO FDX-b-transponders: Virbac,
Rhône Mérieux en Eur-Tra.

Toekomstige leveranciers van ISO
HDX-transponders: Texas Instm-
ments.

\'UITEINDELIJK KOMT U TOCH BIJ ONS TERECHT

Van de Ereraad

Met deze pakkende slogan maakte on-
langs een dierenartsenpraktijk re-
clame in de Gouden Gids. De Ereraad
is de afgelopen maanden nog meer
pakkende advertenties tegengekomen:
\'U kunt bij ons terecht voor gratis ad-
vies en voor medicijnen met prijsga-
ranties. Vindt u hetzelfde produkt bin-
nen een week ergens anders goed-
koper, dan verlagen wij onze prijzen
en krijgt u het verschil terugbetaald\'
en \'Met een vakkundig team en de
modemste en meest uitgebreide uit-
rusting lossen wij ieder probleem van
uw huisdier op\'.

Binnen de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
geldt het uitgangspunt, dat de dieren-
arts in beginsel vrij is om reclame te
maken voor zijn of haar praktijk.
Bepaalde vormen van publiciteit zijn
echter niet toelaatbaar. In artikel 10
van de Code worden criteria gegeven
aan de hand waarvan kan worden be-
paald of de grens van het toelaatbare is
overschreden.

Artikel 10 van de Code voor de
Dierenarts luidt als volgt:

\'Bij het plegen van publiciteit ont-
houdt de dierenarts zich van elke han-
deling die

1. het vertrouwen schendt of kan
schenden dat het publiek op grond
van persoonlijke eigenschappen en

kwaliteiten in een dierenarts moet
kunnen stellen;

2. misleidend is;

3. in strijd met de waarheid is;

4. kwetsend is;

5. in strijd is met fatsoen of goede
smaak\'.

Die (ruime) grenzen zijn gesteld ter
bescherming van het publiek en in ze-
kere zin ook ter bescherming van de
goede verhoudingen met collegae.
Hoewel de publiciteit steeds agressie-
ver wordt, blijft het van belang om bin-
nen de in artikel 10 aangegeven gren-
zen te blijven.

De Ereraad heeft onlangs een oordeel
gegeven over advertenties waarin de
termen \'spec.\', \'speciaal\' of \'gespe-
cialiseerd in\' voorkwamen. In die uit-

-ocr page 42-

spraken heeft de Ereraad het volgende
overwogen:

\'De titel dierenarts-specialist is be-
schermd en voorbehouden aan degene,
die als zodanig staat ingeschreven in
het Specialistenregister van de Ko-
ninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde. De Ereraad
verwijst naar het reglement voor de er-
kenning en registratie van veterinaire
specialisten.

De Ereraad is van oordeel, dat de ter-
men \'gespecialiseerd in\', \'speciaal
voor\' en \'specialist voor\' niet meer
mogen worden gebruikt door dieren-
artsen, die niet zijn ingeschreven in
het Specialistenregister, omdat het
gebruik van deze termen verwarrend
voor de cliënten en de verwijzende
dierenartsen is en bovendien de sug-
gestie wekt dat de dierenarts specia-
list is in de zin van de huidige rege-
ling van de Maatschappij voor Dier-
geneeskunde\'.

Het schrijven of doen publiceren van
een vooriichtende column is op zich-
zelf niet verkeerd. Integendeel, het
wordt juist als positief ervaren wan-
neer het publiek door een dierenarts
objectief wordt voorgelicht. Een goede
objectieve vooriichting is ook in het
belang van de beroepsgroep.
Als echter in de column of het artikel
niet alleen de naam maar ook het volle-
dige adres en het telefoonnummer
worden vermeld, kan de publikatie een
wervend karakter krijgen en dat is niet
geoorloofd, omdat daardoor bij de le-
zer de indmk kan ontstaan dat de
schrijver van de column of het artikel
deskundiger of beter is dan zijn col-
lega\'s of dat in zijn praktijk de patiën-
ten beter worden geholpen dan in an-
dere.

In het verlengde hiervan is het ook niet
geoorloofd om rasverenigingen aan te
schrijven en te attenderen op een bij-
zondere behandelingsmethode die in
een bepaalde praktijk wordt toegepast
en die beter zou zijn dan de gebruike-
lijke behandelingsmethoden.

Als u twijfelt over de vraag of een be-
paalde vorm van publiciteit toelaat-
baar is, kunt u de Ereraad vragen dit te
toetsen aan artikel 10 van de Code
voor de Dierenarts. Vindt u dat een
collega te ver is gegaan, dan kunt u
daarover een klacht indienen. Als de
Ereraad de klacht gegrond vindt, kan
de betrokken collega voorwaardelijk
of onvoorwaardelijk een maatregel
worden opgelegd. Daar kan een pre-
ventieve werking van uit gaan. Wie de
grens van het toelaatbare overschrijdt,
kan dus uiteindelijk bij ons terecht ko-
men!

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Personalia

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de vol-
gende collegae:

Bingley, Mevr. L.; 1995; 8167 NT Gene;
Weteringdijk 3 A.

Bomers, R. B. M.; Gent-1986; 8171 X D Vaassen;
Vuurdoomstraat 200.

Diepenbroek, Mevr. E.L.; 1995; 3515 AT
Utrecht; A. Matthaeuslaan 60.
Franssen, Mevr. M.L.; 1995; 3512 EH Utrecht;
Lucasbolwerk 18.

Groenestein, P.P.M.; 1995; 8561 EJ Balk; Dc
Dobbe 30.

Lammers, D.M.; 1995; 3522 RC Utrecht;
Volkcrakstraat 22.

Lansbergen, Mevr. E.M.; 1995; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 32.

Luijk, J.H.L. van; 1995; 8077 SM Hulshorst;
Kapelweg 18.

Meijer, Mevr. A.W.; 1995; 4273 GD Hank;
Buitendijk 86.

Neijenhuis, C.J.H.; 1995; 7006 LD Doetinchcm;
Boekweitdreef 175.

Pleijter, R.J.P.; 1995; 3512 GL Utrecht;
Oudkerkhof46 A.

Rehbein, H.G.B.; 1992; 47551 Bedburg-Hau
(Duitsland); Wiesenstrasse 38.
SchaefTer, Mevr. I.G.F.; 1995; 3524 JT Utrecht;
Chathams 6.

Schutte, Mevr. J.; 1995; 7784 CL Anc;
Keizersteeg 2.

Serrarens, S.A.T.V.; 1994; 6002 SP Weert;
Tobbersdijk 84.

Smak, J.A.; 1995; 3582 AH Utrecht;
Tolsteegsingel 31.

Thelissen-Oberg, Mevr. C.A.; 1995; 6211 NE
Maastricht; Hertogsingel 85 A.
Wessels, R.J.; 1995; 3512 JH Utrecht; Wed 3 A.
Zaal, Mevr. M.D.; 1995; 3572 CS Utrecht;

Frederikastraat 28.

Zadoks, Mevr. R.N.; 1995; 3572 GP Utrecht;
Griftstraat 37 bis.

overleden:

Op 21 november 1995 Drs. M. van Til te
Doetinchcm.

jubilea:

Dr. M A. Attia te Evreux (Frankrijk), aanwezig.
30 jaar, 1 januari 1996

A.A.P.A. Zeeuwen te Boxtel, afwezig, 30 jaar, 11
januari 1996

J. Niehof te Giekerk, afwezig, 25 jaar, 1 i januari
1996

H A R. Kok te Nunspeet, afwezig, 25 jaar. 15 ja-
nuari 1996

E.P.C.M. van Riel Ie Berkel-Enschot, afwezig. 25
jaar, 15 januari 1996

ProfDr.Dr.h.c. E.H. Kampelniacherte Bilthoven.
onbekend. 45 jaar, 21 januari 1996
J.J. de Groot te Zoetcmiecr. afwezig, 35 jaar, 22
januari 1996

Aflevering

01-02-19%
15-02-1996
01-03-1996
15-03-1996

C.J. Hoek te Kortgenc, afwezig, 50 jaar, 23 januari
1996

Geslaagd voor het dierenansen-examen \\ an
december 1995:
Bos, R.G.A.

Deneer. J.P M.
Dommelen. J.A.P.M. van
Lindelauff. Mevr. C.M.B.
Pagters. G.

Waa, Mevr. E.C. van der
Wollenberg. Mevr. L. van den

Rectificatie:

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van I
en 15 december stond vermeld dat Drs. E.
Offereins te Bosch en Duin op 21 december
1995 30 jaar dierenarts is, dit moet
35 jaar zijn!

mutaties:

188 Baas, J.J.M.; 1983; 1625 HW Hoorn; De
Ilucsmolen 163; tel. 0229-262523 privé.
235941 prakt.; fax 0229-270264; p.
189*Barentsz-Stcinmann. Mevr. M.A.; 1980;
6581 Cl. Malden; Vinkenlaan 44; tel
024-3580274; d.
195* Bingley. Mevr. L.; 1995:
8167 NT Oene;
Weteringdijk 3 A; tel. 0578-641160
privé, 038-214420 prakt.; p., medew. bij
■I.C.H.P.M. de Beer en R.,1. Bus.
196 Blokdijk. Mevr. J.C.M.; 1993; 4101 BC
Culemborg; Kortemeent 24; tel. 0345-
513194; wnd.d.
200* Bos, R.G.A.; 1995; 3522 XM Utrecht;
Merwedestraat 12; tel. 030-2885437; p..

Deadline *)

15-01-1996
29-01-1996
12-02-1996
26-02-1996

Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 43-

medew. bij Dr. A. Zikken.

202 Bras, G.E.; 1955; 3703 CN Zeist;
Waterigeweg 26; tel. 030-6921438;
r.d.;
oud-wet. medew. U.U. (F.D.);
ondersch.:
krs.
V. Orde en Vrede m.gesp.

205 Brummelman. B.; 1969; 8478 HA
Sonnega; Oppers 112;
tel. 0561-614518
privé, 612282 prakt.; fax 0561-614734; p.,
geass. met J.A.M. Baerveldt, M.H.
Pelleboeren
A. Pronk.

212* Deneer, J.P.M.; 1995; 3581 K.N Utrecht;
Burg. Reigerstraat 71; tel. 030-2515363;
wnd.d.

216* Dommelen, J.A.P.M. van; 1995; 3524
RM Utrecht; Normandie 138; tel. 030-
2871985; wnd.d.

219 Egmond, M.J. van; 1993; 9951 VD
Winsum (Gr); .Meander 31; tel, 0595-
444545;
medew. bij IPC-Dier Bameveld,
afd. Dierverzorging.

222 Ewijk, R.F.J. van; 1975; 1525 PV West-
Knollendam; Bakkersstraat 35 A; tel. 075-
6284744 privé,
070-3578886 bur.; 2c spe-
cialist R.V.V., Afd. Levende Dieren en
Produkten, Centrale Directie.

226 Fortuyn Droogleever. Mevr. A.B.; 1990;
4707 MC Roosendaal; Abelenberg 50;
tel. 0165-533399 privé,
557500 prakt.; p.,
medew. bij F.P.C.M. Beens.

227 Fruithof, H.; 1970; 1861 KV Bergen (NH);
Dorpsstraat 75; tel. 072-5818112 privé,
020-6127398
/6175217 prakt.; fax 020-
6175200;
p.

229 Gerlofsma, M.H.; 1995; 3527 XG Utrecht;
Van Bijnkershoeklaan 235; tel. 030-
2949938 privé,
036-5226590 bur.; fax
036-5224086; d. bedrijfsbegeleider die-
renspeciaalzaken; d. bij Vet. Advies
Centrum (VETAC).

229 Gils, J.A.M. van; 1984; 3572 PD Utrecht;
Willem Barentszstraat 53; tel. 030-
2718390 privé,
013-5131465 prakt., p.,
geass. mei H.G.G.M. van Enckevort,
N.W.F.A. Grimme. H.F.J.M. van Heivoort
en L A M. Tinnemans.

233 Groot, R.H. de; 1978; 1742 ,NJ Schagen;
Menisweg 21;
tel. 0224-298334; fax
0224-213089;
p.. geass. met J.W.
Hakkesteegten J. Willig.

233 Groothuis, J.; 1929; 5041 .NA lilburg;
Herbothstraat
2, kamer 407; tel. 013-
5359651;
r.d.

238 Hegen, G.; 1983; 7841 CA Sleen; M.
Altingstraat 9; tel. 0591-362460 privé,
361368 prakt.;
fax 0591 -361671 ; p.. geass.
met M. Holzhauer,
G. Kuipers en Mevr.
C. Viets.

243 Holstvoogd, P.M.; 1990; 9923 PJ
Carsthui/.en; Symensoord 2; tel. 0595-
464429 privé,
0596-571557 prakt.; p., me-
dew. bij J.W.A. Klink en H.J.M. Verhagen,

244 Holzhauer, M.; 1984; 7861 BM
Oosterhesselen; Waterveensweg 7; tel.
0524-582107 privé,
0591-361368 prak».;
fax 0591-361671;
p.. geass. met G.
Hegen, G. Kuipers en Mevr. C. Viets.

247 Hulshof-Breukink. Mevr. M.; 1990; 7577
AP Oldenzaal; Vlier 23; tel. 0541-530408
privé,
530005 prak».; p., medew. bij J.G.
Bruggert, D. Hamhuis, L.J.J. Hulshof,
■I.S. Koopmans en H.P.D. X\'eldhuis.

248 Huysse, Mevr. M.; 1974; 7104 DD
Winterswijk; Wandersweg 5; tel. 0543-
569725 privé, 0544-371879 bur.; fax
0544-376911; k.d. RVV. kring
Doetinchem.

249 Ittersum. A R. van; 1991; 7871 PC
Klijndijk; Wanstraat 49; tel. 0591-
512429 privé, 513151 prakt.; p., geass.
met W. van Arkel, J. Bakker, R.K. de Boer,
H.J. Haverkate, A. Klarenbeek, F.W.
Oostra en J. van der Zee.

249 Jacobs, Mevr. M.S.H.M.; 1992; 1981 CL
Velsen-Zuid; Van Tuyilweg
17; tel.
0255-518345 privé, 511236 prakt.; fax
0255-522640; p., geass. met Mevr. E.A.
Wormgoor;
medew. bij Spoedkliniek
voor Dieren Amsterdam B V.

251 Jen Hong Li, J.G.W.; 1993; 5056 TK
Berkel-Enschot; Guido Gezellelaan
39;
»el. 013-5331981 privé, 5331648 prak».;
p., medew. bij W.kj. Rasenberg.

252 Jorritsma, Mevr. H.T.M.; 1993; 5056 TK
Berkel-Enscho»; Guido Gezellelaan
39;
tel. 013-5331981 privé, 0475-333317
prakt.; p., medew. bij M.C.A. Rasenberg.

259 Kolpa, B.L.A.; 1995; 3043 GS
Rotterdam; Plassingel
19; »el. 010-
4158408;
wnd.d.

260 Koopman, F.P.A.M.; 1991; 5473 DC
Heeswijk-Dinther; Abt van de Venstraat
12; tel. 0413-293508 privé, 0411-688005
bur.; k.d. R.V.V. kring Breda. lok.
Box»el.

264 Kuilenburg. Mevr. L.F. van; 1991; 5301
HA Zaltbommcl; Marten van Rossem-
singel 37; tel. 0418-512095; wnd.d.

264 Kuipers, G.; 1970; 7854 RN Aalden;
Aelderstraat 19; tel. 0591-371821 privé,
361368 prak».; fax 0591-361671; p. ge-
ass. me» G. Hegen, .M. Holzhauer en
Mevr. C. Vie»s.

267 Lateur, N.M.F.; Gcnt-1979; naar he» bui-
»enland.

354 Lateur. N.M.F.; Gent-1979; 9830 Sin»
Mar»ens La»em (België); Bo$s»raa»
4;
»el. 00-32-9-2824345; wnd.d.

269* Lindelauff, Mevr. C..M.B.; 1995; 3481
LH Harmelen; Haanwijk 17; tel. 0348-
445011;
wnd.d.

270 Logchcr, R.; 1995; 7921 LG Zuidwolde
(D); Boekwci»s»raa»
14; »el. 0528-371194
privé,37l291 prak».; p., medew. bij H.R.
Moek en T. Postma;
eigenaar VETAP.

272 Lugtigheid, J.J.A.; 1990; 4191 EK
Geldermalsen; Emmalaan
16; »el. 0345-
571834
privé, 0134554131 prakt ; p.. me-
dew. bij H U. Dijk, A A M. Evers, J.
Kaandorp, C. van Pinxteren en H.H.J.M.
Timmermans.

273 Maas, M.F.P.M.; 1991; 5161 PL Sprang-
Capelle; Hogevaart 5;
»el, 0416-340502
privé, 334000 prakt.; p., geass. me» J.J.W.
Coerwinkel,
Th.J.A.M. van Gastel, A.F.
Heijkan»sen E. van der Kamp.

274*Mecsen, Mevr. M.C.; 1995; 9468 AD
Annen; Zuidlaarderweg
79; »el. 0592-
272199
prak».; p., medew. bij A.E.
Braam.

275 Meijer, Mevr. M.C.; 1995; 3437 EN
Nieuwegein; Her»eweide
35; tel. 030-
6053140
privé, 2531323 bur.; specialist in
opleiding U.U. (F.D., vkgr. Alg.
Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisd.).

279 Mourits, G.W.Th.; 1986; 5091 CL
Middelbeers; Vestdijk 66; tel. 013-
5142834 privé, 00-32-2-4222711
bur.; fax
00-32-2-4222797; Technical Manager
Nutsdieren Benelux, Solvay Duphar
Animal Heal»h Benelux B.V.

282 Niestijl Jansen. F.; 1993; 3985 RZ
Werkhoven; Pelikaanweg 26;
tel. 0343-
552088
privé, 2531213/531040 bur.; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en
VoortpL).

284 OfTerhaus, E.J.; 1989; 8604 EH Sneek;
Gossepalen 101; »el. 0515-415829 privé,
412714 prak».; p., medew. bij Mevr. I.M.
Hens, AJ.A. Lobs»eyn, B. Rei»sma, A.
van der Schaaf en .M. van der Velde.

288*Pag»ers, G.; 1995; 3582 EH U»rech»;
Ganss»raat 18 G; »el. 030-2522818;
wnd.d.

356»Rehbein, H.G.B.; 1992; 47551 Bedburg-
Hau (Duitsland); Wiesenstrasse 38;
tel. 00-
49-2821-74664;
fax 00-49-2821-74665; p.

299 Rooy, Mevr. S.A.B, van; 1994; 3572 RD
Utrecht; Leistraat 1 bis; tel. 030-2715841
privé, 0342-427127
»s». 113 bur.; fax
0342-490164; Projec» Manager Gezel-
schapsd. Virbac Nederland B.V.

301 Sanders, Mevr. H.; 1995; 4876 BE Etten-
Leur; Waldhoomlaan 112; tel. 076-
5014917 privé, 0165-536786
prak».; p.,
medew. bij Mevr. M.C.B. Kamper».

302*Schaik, Mevr. J.J.M. van; 1984; 6562 KK
Groesbeek; Bruuk
81; »el. 024-3978486;
wnd.d.

303 Schevers, V.G.; 1995; 4007 VC Tiel;
Zonnedauw 79; »el. 0344-622567; d.

316 Surstedt, H.I.; 1992; 2941 SB Lekker-
kerk; Jan Lig»har»$»raa»
79; tel. 0182-
351695 prakt.; p., medew. bij G. van den
Berg, R. de Haas en A.C. de Zeeuw.

317 Tegelaers, W.H.; 1990; naar he» bui»en-
land.

358 Tegelaers, W.H.; 1990; 1860 Meise
Oppem (België); Moorsels»raa» 6; »el.
00-32-2-2702088; fax 00-32-2-2702088;
P-

320 Trijssenaar. Mevr. A.J.; 1994; 3705 ZK
Zeist; Warande 122; tel. 030-6957592
privé. 0
187-482897 prak».; p., medew. bij
WJ. Vink.

321 Vaessen, Mevr. M.M.A.R.; 1994; 6413 AP
Heerlen; Huyn van Rodenbroeckstraat 10;
tel. 045-5720837 privé, 5225090
prak».;
p., medew. bij .Mevr. P.S.W. Hagenbeek.

322 Valks. M.M.H.; 1989; 6511 BM Nijme-
gen; Parkweg 114; tel. 024-3605719
privé, 0485-587658 bur.; fax 0485-
578062; d. bij Intervet Ned. B.V.

322 Vass, G.; 1964; 3262 TG Oud-
Beijerland; Jan Toorops»raa»
85; tel.
0186-622546; r.d.

326 Vcriinden, Mevr. M.C.J.; 1992; 6041 GG
Roermond; J. Hansenstraat 318; tel. 0475-
330801 privé, 046-4521991
bur.; k.d.
R.V.V. kring Weer», lok. Geleen.

328 Viets. Mevr. C.; 1984; 7861 BM
Oosterhesselen; Waterveensweg 7;
»el.
0524-582107 privé, 0591-361368 prak».;
fax
0591-361671; p , geass. me» G.
Hegen, M. Holzhauer en G. Kuipers.

333* Waa, Mevr. E.C. van der; 1995; 3524 ZB
Utrech»; Furkabaan 109; »el. 030-
2871177; wnd.d.

334 Wal, G.H. van der; 1961; 7957 AC De
Wijk; Bcatrixweg 24; tel. 0522-441717;
d.;
specialist Reproduktie van het Paard.

334 Wal-Zoon. Mer, M.J. van der; 1961; 7957
AC De Wijk; Beatrixweg 24; tel. 0522-
441717;
d.

335 Weij, P.J.W. van der; 1993; 7491 GE
Delden (O); Nieuwstraat 6; »el. 074-
3765300
privé, 2669966 prak».; p.. me-
dew. bij D. Ebbens en C.A.M. Pecters.

339 Wiersma, S.H.; 1983; 8392 NG Boyl;
Boylerweg 169; tel. 0561-421774 privé,
616265
bur.; k.d. R.V.V. kring
Leeuwarden/Assen, dis»r. Wolvega.

340 Wijk. Mevr M. van; 1995; naar he» bui-
»enland.

-ocr page 44-

MiüWi

359 Wijk, Mevr. M. van; 1995; Austin, Texas
78741 (U.S.A.); 2400 Wickershame lane
#177; tel. 00-1-512-3891723; d.
343* Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995;
3512 NX Utrecht; Korte Smeestraat 4 A;
tel. 030-2300303; wnd.d.
343*Wormgoor, Mevr. E.A.; 1983; 3524 WE
Utrecht; Olyinpus 210; tel. 030-2890954
privé,
0255-511236 prakt.; fax 0255-
522640; p., geass. met Mevr. .M.S.H.M.
Jacobs;
medew. bij Spoedkliniek voor
Dieren Amsterdam B.V.

DIERGENEESKUNDIG JAARBOEK 1996:

De gegevens die in deze personalia vermeld staan, worden nog opgenomen
in het Diergeneeskundig Jaarboek 1996. Wijzigingen die
na 1 december 1995
zijn doorgegeven, kunnen helaas niet meer worden opgenomen!

jubilea 1995

25jaar(1971)

J. Niehof, Giekerk, 11 januari, afwezig
H.A.R. Kok, Nunspeet, 15 januari, afwezig
E.P.C.M. van Riel, Berkel-Enschot, 15 januari,
afwezig

J.W.M. van Hulzen, Mantgum, 12 februari, afwe-
zig

J.H.A. ter Keurs, Delden, 12 februari, aanwezig
J.H.J. Marsman, Swalmen, 12 februari, afwezig
W.J.J. van den Berg, Ens, 5 maart, aanwezig
J. Hagendijk, Blokzijl, 5 maart, aanwezig
J.Th. Goverts, Vinkeveen, 2 april, afwezig
N.H. Lieben, Utrecht, 2 april, afwezig
W. Schuurman, Lichtenvoorde, 2 april, aanwezig
Prof Dr. G.C. van der Weijden, \'t Goy, 2 april, af-
wezig

P.J. van der Werf, Bathmen, 2 april, afwezig
Mevr. J.H. Barmentloo, Nederhorst den Berg, 29
april, afwezig

J. Braamskamp, Amersfoort, 29 april, afwezig
H.J. Buunk, Twello, 29april, afwezig
R. Venker, Havelte, 29 april, afwezig
C. Willenborg, Cuijk, 29 april, aanwezig
T. de Ruijter, Oss, 15 mei, afwezig
M.J.A. Nuyens, Gemert, 28 mei, aanwezig
J.P. van Amerongen, Nijmegen, 2 juli, afwezig
A. Eshel, Hoofddorp, 2 juli, afwezig
H.P. Quist, Raalte, 2 juli, afwezig
J.L. Krom, Meppel, 3 september, afwezig
J.J.J. van de Mortel, Oudewater, 3 september, af-
wezig

H.Th.J. Rosendal, Delden (O), 3 september, aan-
wezig

Mevr. J. van Toorenburg, Ginoux d\'en Bas,
(Frankrijk), 3 september, afwezig
Dr. J.M. de Kruijf, Schijndel, 4 september, afwe-
zig

L. Jobse, Oostkapelle, 17 september, afwezig
Prof Dr. A. de Kruif, Gent Sint-Denijs-Westrem,
(België), 17 september, aanwezig
J.L.M. Regouin, Helmond, 17 september, afwe-
zig

E P. Snuif, Zaandam, 17 september, afwezig
J.A. Streumer. Bome. 17 september, aanwezig
N. Ypenburg, Eindhoven, 17 september, aanwe-
zig

Mevr. Th.J. Driehuis-van Haselen. Vlissingen, 8
oktober, aanwezig (van 17.00 uur - 20.00 uur)
P.G. de Lint, Epe, 8 oktober, aanwezig
Mevr. H.M. Prause-Verweij, Soesterberg, 8 okto-
ber, afwezig

G.J. Molenkamp. Heeze. 15 oktober, afwezig
S.H. Ouwerkerk, Nuenen, 29 oktober, afwezig
A.C.A. van Exsel, Esch, 12 november, afwezig
J.G. Krüger. Harvey, (Australië), 12 november,
aanwezig

P. Meijer, Stiens (F), 12 november, afwezig
P.W. Pastoor, Ten Boer(Gr), 12 november, afwe-
zig

P.G.M. Rambags, Rosmalen, 12 november, afwe-
zig

M. ter Veer, Norg, 12 november, aanwezig
P.C.J. Hopmans, Eibergen, 1 december, afwezig
A.J.L. Aamoutse, Gennep, 3 december, afwezig
G. van den Bosch, Uddel, 3 december, aanwezig
G.J. de Groot, Deume, 3 december, afwezig
A.F.Chr. Kuiper, Rosmalen, 3 december, afwezig
A. Fleddenjs, Voorthuizen, 14 december, aanwe-
zig

J. Binnema, \'s-Gravenhage, 24 december, afwe-
zig

G.J. Bosma. Zuidhom (Gr), 24 december, afwe-
zig

J.J. Fransen, Eindhoven, 24 december, afwezig
N.W.F.A. Grimme, Oirschot, 24 december, afwe-
zig

P. van Houwelingen, Leiden, 24 december, afwe-
zig

E. Kamps, Drachten, 24 december, afwezig

Dr. H.W. Merkens, Zeist, 24 december, aanwezig
ProfDr. J. Oosterom, Oudenbosch, 24 december,
afwezig

J.J.G. Rosegaar, Zeeland (NB), 24 december, af-
wezig

30 jaar(1966)

Dr. M A. Attia, Evreux, (Frankrijk), 1 januari,
aanwezig

A A.P A. Zeeuwen, Boxtel, 11 januari, afwezig
P.J. de Dreu, Julianadorp. 11 februari, afwezig
J. Oosterbaan, Garderen, 11 februari, aanwezig
M P. Kwakemaak. Dokkum, 11 maart, afwezig
J.G.A. Slaats, Neer, 6 april, afwezig
Dj.P. Teenstra, Rotterdam,
18 april, afwezig
W.G.A.M. Loonen, Oostrum (L), 6 mei, afwezig
Mevr. W.G. Roelofsen, Gouda, 1
8 mei, afwezig
Dr. R. Bootsma, Hilversum, 8 juli, afwezig

F.J.J. Cremers, Boxmeer, 8 juli, afwezig
C.P.M. Ooms, Nederweert, 8 juli, afwezig

A. Pluimers, Lichtenvoorde, 11 oktober, aanwe-
zig

J.A. Smak, Bleskensgraaf 11 oktober, afwezig
T M. Tjang a Fa, Paramaribo, (Suriname), 11
oktober, afwezig

WJ. van Baaien, Loenen a/d Vecht. 4 novem-
ber, afwezig

W.G. de Ruyter. Monnickendam. 4 november,
afwezig

Dr. W.A. Hunneman. Esch, 11 november, afwe-
zig

Dr. L H.H.M. Lendfers. Weert. 18 december, af-
wezig

J. van Bers. Maasbree, 22 december, afwezig

H. Lieuwen, Schalkhaar, 22 december, afwezig
H.L.C. Logtenberg, Dalfsen, 22 december, af-
wezig

35jaar(l961)

J.J. de Groot, Zoetermeer, 22 januari, afwezig
M. van den Berg, Ommen, 8 februari, afwezig
H.P. Kingma, Hellendoom, 15 februari, afwezig

A.M. Tromp, Beer-Tuvia, (Israël), 24 februari,
afwezig

P.J. Mangnus, Steenbergen (NB), 8 maart, aan-
wezig

Mevr. S.B.W. Nauta-Koot, Woudenberg, 8
maart, afwezig

ProfDr. J.M.V.M. Mouwen, Bihhoven, 20
april, aanwezig

T. Nauta, Woudenberg, 20 april, afwezig

T. Quartel, Zeist, 2 mei, afwezig

J. van Dobbenburgh, Houten, 10 mei, afwezig

H.J.A.J. Heuthorst, Rotterdam, 11 juni, afwezig
Dr. A.F.A. Brands, Cuijk, 16 juni, afwezig

Dr. C.D.W. König, Doesburg, 21 juni, afwezig
Mevr. K.J.M. Sn-óbl, Geldrop, 2 juli, afwezig

I. van Es, Welsum, 6 juli, afwezig

Mevr. L A. van Voorden, Hilversum, 7 juli, af-
wezig

G.H. van der Wal, De Wijk, 7 juli, afwezig

H . de Vries, UIvenhout, 22 september, aanwezig
K. Betten, Wolvega, 25 oktober, afwezig
ProfDr. H.J. Breukink, Utrecht, 25 oktober, af-
wezig

S. Jaarsma, Zwolle, 25 oktober, afwezig

H. Verkerk, Veenendaal, 25 oktober, afwezig

I.. van der Zee, Workum, 25 oktober, afwezig
J.J. van Zutven, Oss, 25 oktober, afwezig

G.J.J. Snelder, Laren (NH), 15 november, afwe-
zig

C.J. Cysouw, Jezus Eik-Overijse, (België), 27
november, aanwezig

Dr. J.M. van Leeuwen, Lelystad, 27 november,
afwezig

J.P. van der Laan, Steenwijk, 29 november, af-
wezig

P. Ambagtsheer, Zwolle. 15 december, afwezig
P.R. Tulner, Schiennonnikoog, 20december, af-
wezig

H.H.F.M. van de Vijver, IJzendijke, 20 decem-
ber, afwezig

E. Offereins, Bosch en Duin, 21 december, af-
wezig

40 jaar(1956)

G. Blok, Emmeloord, 2 februari, afwezig
J.M. Wijsmuller, Rosmalen, 1 maart, afwezig
E.A. van Daalen, Laren (NH), 23 maart, afwezig
K.G. van Dijk, Epe, 27 maart, afwezig

J.M. Schreurs, Margraten, 27 maart, afwezig
Dr. W.T. Truijen, Boxtel, 30 maart, afwezig
P.B.M. Leijdekkers, Hapert, 22 april, afwezig
C.L. van Limborgh, Baam, 28 april, afwezig

H.M. Jansen, Waardenburg, 30 juni, afwezig
G. Schoenmaker, Gouda, 30 juni, afwezig

J. Venema, Putten, 30 juni, aanwezig
Dr. C. Folkers, Hilversum, 11 juli, afwezig
ProfDr. A.W. Kersjes, Zeist, 11 juli, afwezig
Dr. E.J. van der Kuip, Utrecht. 11 juli. aanwezig
ProfDr. J.G. van Logtestijn. Driebergen. 11 juli,
afwezig

R.A. Oosterwoud, Staphorst. 11 juli, afwezig

-ocr page 45-

M. van Til, Doetinchem, 11 juli, afwezig
A C. Bestebroer, Giethoorn, 4 oktober, afwezig
M.J.G. Schoenmakers, Bavel, 4 oktober, afwe-
zig

J. Slingerland, Dordrecht, 4 oktober, afwezig
C. Schalk, Klundert, 5 oktober, afwezig
Mevr. W C. Spits-Eshuis, Zutphen, 5 oktober,
afwezig

Prof Dr. A. Brand, Giethoorn, 7 oktober, aanwe-
zig

G. de Boer, Giekerk, 19 oktober, afwezig
W.K. de Jonge, Alkmaar, 19 oktober, afwezig
J.W. Kloosterboer, Apeldoorn, 19 oktober, af-
wezig

J.M. Schuld, Tilburg, 19 oktober, afwezig

H. Brouwer, Emmeloord, 25 oktober, afwezig
Dr. 1. Nathans, Amstelveen, 16 november, afwe-
zig

A. Jongbloed, Drachten, 19 december, afwezig
45 jaar(1951)

Prof Dr.Dr. h.c. E.H. Kampelmacher, Bilthoven,

21 januari, onbekend

H.H.G. Grooten, Bome, 21 april, afwezig

L. Nauta, Drogeham, 9 mei, afwezig

P.J.D. van Egmond, Heino, lOmei, afwezig

G. Siebinga, Beetsterzwaag, 10 mei, afwezig

i^-Miiifi.

m nu

J.R.F. Ex, Raalte, 5 juli, afwezig

J.G.J. ter Haar, Haaksbergen, 5 juli, afwezig

J.G. Kemna, Heeten, 8 juli, aanwezig

G. Diekerhof, Epse, 13 juli, afwezig

F.W. van der Kreek, \'s-Gravenhage, 13 juli, af-
wezig

Dr. J.V. Freijlach, Hoofddorp, 15 september,
aanwezig

C. de Gier, Broek in Waterland 13 oktober, af-
wezig

Dr. K.H. Hermans, Arnhem, 13 oktober, afwezig
J.S. van der Kamp, Haren (Gr), 13 oktober, af-
wezig

l.C. Klok, Rockanje, 9 november, afwezig

H.C.C.M. Meens, Meijel, 14 november, afwe-
zig

H.J.L. Boonen, Egchel, 21 december, afwezig
F. Broersma, Metslawier, 21 december, afwezig

D. Louwes, Leens, 21 december, afwezig

50jaar(1946)

C.J. Hoek, Kortgene, 23 januari, afwezig

D.J.W. ten Hoopen, Balkbrug, 29 juli, afwezig
R.J. Huizinga, Zuidwolde (D), 29 juli, afwezig
H.J. Stol, Leiden, 21 augustus, afwezig

A.J.B. Hammink, Loenen (Gld), 31 augustus,
aanwezig

E.J.S. Bron, Oudemirdum, 7 september, afwezig
Dr. D.M. Zuijdam, Voorburg (ZH), 10 septem-
ber, afwezig

A. Rutgers, De Bilt, 12 oktober, afwezig
J.F. Overbeek, Dongen,
24 oktober, afwezig
Dr. D. Talsma, Tietjerk, 7 november, afwezig
Prof Dr. J. Hendrikse, Kockengen, 7 december,
afwezig

55jaar(1941)

A. Boogaerdt, Nieuwveen, 5 mei, afwezig
Mevr. S.M. Krediet-Endert, Zeist, 8 juli, afwe-
zig

60 jaar(1936)

J.M. van den Bom, Zutphen, 7 juli, afwezig
P. van Wettum, Blaricum, 7 juli, afwezig
E. Hakkesteegt, Schagen, 18 december, afwezig

65jaar(1931)

Dr. A. Herschel, Doetinchem, 21 april, afwezig
P. van Dijk, Deventer, 8 mei, afwezig
Prof J. Mol, Leusden,
3 december, afwezig
J. Hovenier, Bergen (NH), 11 december, afwe-
zig

Doorlopende agenda

1996

•lanuarl

9 PAO-D cursus: 96/201 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

9 Cursus: Medicijnenleer. Cursusduur: 3
dinsdagen van 09.30 - 16.00 uur. Periode:
9, 16 en 23 januari 1996. Plaats: AOC
Groenhorst College Lokatie Chr. MAS
Bameveld, IPC DIER Bameveld.
Cursusgeld: f 545,- (incl. koffie en afslui-
tingskosten) voor VEDIAS-Ieden f 495,-.
Cursusleiding: Drs. M.H. Buijnink.

15 19 A Five Day Course on Cattle Fertility
and Reproduction. Venue: Potters Bar. The
Royal Veterinary College.

16 PAO-D cursus: 96/202 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

16 Cursus: Medicijnenleer. Cursusduur: 3
dinsdagen van 09.30 - 16.00 uur. Periode:
9, 16 en 23 januari 1996. Plaats: AOC
Groenhorst College Lokatie Chr. MAS
Bameveld, IPC DIER Bameveld.
Cursusgeld: f 545,- (incl. koffie en afslui-
tingskosten) voor VEDIAS-Ieden f 495,-.
Cursusleiding: Drs. M.H. Buijnink.

17 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\' te Wageningen.

18 Lezingen voor leden van de Groep
Pluimveewetenschappen van de KNMvD
in de namiddag bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren in Deventer.

23 PAO-D cursus: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

23 PAO-D cursus: 96/205 Kliniek en diagnos-
tiek van leververvetting bij melkkoeien.

23 Cursus: Medicijnenleer. Cursusduur: 3
dinsdagen van 09.30 - 16.00 uur. Periode:
9, 16 en 23 januari 1996. Plaats: AOC
Groenhorst College Lokatie Chr. MAS
Bameveld, IPC DIER Bameveld.
Cursusgeld: f 545,- (incl. koffie en afslui-
tingskosten) voor VEDIAS-Ieden f 495,-.
Cursusleiding: Drs. M.H. Buijnink.

24—25 PAO-D cursus: 96/303 Huisvesting en
verzorging van varkens.

25 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

25 Thema-avond Veterinair Laboratorium
Nederland voor praktizerende dierenartsen
\'Schildklieraandoeningen bij hond en kat\'.
Aanvang: 20.00 uur, Visdonkseweg 2a te
Roosendaal (tel. 0165-56 76 36).

25 lAMS Seminar Drachten. Vloeistof-
therapie in de gezelschapsdierenpraktijk.
M.m.v. drs. H.P. Meyer en dr R.C. Nap.
Aanvang: 19.45 uur. Golden Tulip Hotel
Drachten (de pyramide). Zonnedauw 1,
9202 PE Drachten, tel.: 0512 - 520705.

25 Klinische avond \'De Wagenrenk\'. Motel
West-End. 20.30 uur.

26 PAO-D cursus: 96/109 Osteochondrose
van de hond.

29—9 feb. A Two Week Course on Pig Health
and Production. Venue: Potters Bar. The
Royal Veterinary College.

30 PAO-D cursus: 96/201 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

Februari

6 PAO-D cursus: 96/202 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

8 Wetenschappelijke bijeenkomst "Prion-
ziekten bij mens en dier, relevantie voor de
bloedtransfusie", nieuwe auditorium van
ID-DLO, Edelhertweg 15 te Lelystad.
Ontvangst: 9.30 uur.

8—9 PAO-D cursus: 96/601 Apotheekbeheer 11

gezelsehapsdierenpraktici.

13 PAO-D cursus: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

13 Excursie naar Denkavit te Voorthuizen,
Groep Geneeskunde van het Varken.

14 PAO-D cursus: 96/401 Begeleiding slacht-
kuikens.

14 PAO-D cursus: 96/104 Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

15—16 PAO-D cursus: 96/502 GVP-Formu-
larium Paard.

20 PAO-D cursus: 96/201 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

20 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

22 Vergadering Afdeling Gelderland.

26 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken, Jaarbeurs te Utrecht.

27 PAO-D cursus: 96/202 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

27 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

28 PAO-D cursus: 96/116 Patiënten-
demonstratie gezelschapsdieren.

Maart

I PAO-D cursus: 96/107 Tumor chirurgie
gezelschapsdieren.

5 PAO-D cursus: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

6—9 Xth DVG - Congress on Avian Diseases.
Place of the Conference: Auditorium of the
1. Medizinische Tierklinik. Veterinary
Faculty of the Ludwig - Maximilians -
Universität München. Königinstrasse 16.
D-80539. München, Germany.
Registration and information: Prof dr. J.
Kösters, tel. 89-315619-70 or -80.

II PAO-D cursus: 96/108 Voorbeelden van spi-
nale en perifere neurologische problemen.

-ocr page 46-

12 PAO-D cursus: 96/201 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

19 PAO-D cursus: 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

20—21 PAO-D cursus: 96/601 Apotheek-
beheer II gezelschapsdierenpraktici.

20—22 Driedaagse cursus Polymerase Chain
Reactions. PTOpleidingen (Hogeschool
van Utrecht).

23 PAO-D cursus: 96/802 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

25—29 Emergency Service in Equine Sports
Competitions, First Course, Zürich/CH.

26 PAO-D cursus: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

28 Casuïstiekenavond Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

29 Viering Tiende Lustrum Groep Pluim-
veewetenschappen KNMvD in Congres-
centrum Reehorst te Ede. Symposium
■Rondom de pluimveepraktijk rond de
eeuwwisseling\' voor leden en geïnteres-
seerden. \'s Avonds dineren feestavond.

29 PAO-D cursus: 96/103 Behandeling van
Kruisbandletsels.

30 Themadag Groep Veterinaire Specialisten:
\'De dierenarts-specialist en het niet-gedo-
mesticeerde dier.\' Doelgroep: dierentuin-
dierenartsen en andere geïnteresseerde col-
lega\'s, dierenarts-specialisten. Locatie:
Ouwehands dierenpark.

April

13 PAO-D cursus: 96/803 Assistentie tijdens
chirurgie (gezelschapsdieren).

15—17 PAO-D cursus: 96/602 Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk.

18 PAO-D cursus: 96/900 De schapencyclus:
deel I (voortplanting, geslachtsapparaat,
urinewegen).

19—21 Achtste congres van de European
Society of Veterinary Orthopaedics and
Traumatology te München. Lezingen en
praktica over elleboogdysplasie, kruisban-
drupturen, ilizarovfixatie en bottumorbe-
handeling. Inlichtingen en registratie: Prof.
dr. U. Matis, Veterinärstrasse 13, München
(Tel. *89 2180.2628; Fax \'89 395341).

20—21 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Nord Gynäkologie u. Pädiatrie.
Düsseldorf. Auskunft und Anmeldung:
Kongreborganisation FORUM VEL-
BERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051 -95040, Fax: 02051 -950436.

23 PAO-D cursus: 96/204 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij melkkoeien.

24—29 Symposium van de International
Association of Agricultural Economists
\'Economics of agro-chemicals\' te
Wageningen.

26—28 Internationaal diergeneeskundig con-
gres
\'Voorjaarsdagen\'. Amsterdam RAI.

29—10/5 A Two Week Course on Sheep
Reproduction and Health. Venue: Potters
Bar. The Royal Veterinary College.

Mei

6-8

Intemationale conferentie \'EuroResidue

III - Residues of veterinary drugs in food\'.
Inlichtingen bij dr. N. Haagsma. FdD,
vakgr. Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong, tel.: »31-30-2535365/2535367,
fax: »31-30-2532365.

7 PAO-D cursus: 96/503 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij paarden: interpretatie en de
gevolgen voor infuusbeleid.

11 — 13 SAVAB-Flanders weekend, Ant-
werpen, Congrescentrum Ter Eist.
\'Diagnostic Imaging in Small Animal
Practice\'. Clinical Radiology, Ultraso-
nography, Endoscopy. Info: Dr. Leen
Verhaert, G. Van Der Lindenlaan 15, B
2570 Duffel, Tel.: 32 15 31 77 77, Fax: 32
1531 73 90.

13—17 A Five Day Course on the
Microbiology of Foods of Animal Origin.
Venue: Camden Town. The Royal
Veterinary College.

16—17 DVG-FG\'en Tieremährung und
Pferdekrankheiten. (2. Europ. Konf. über
Ernährung d. Pferde. Ernährung u. emäh-
rungsbed. Störungen beim Fohlen). Celle.

22 PAO-D cursus: 96/105 Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

23 PAO-D cursus: 96/110 (Bij)schildklieren
hond en kat.

23 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

30 Vergadering Afdeling Gelderland.

30 Studievergadering (tevens Jaareergadering)
Groep Homoeopathisch-werkende Dieren-
artsen. Van 20.00 tot 22.30 uur, Bea-
trixgebouw Jaarbeurscongresccntmm, Jaar-
beursplein te Utrecht.

Beleefd aanbevolen

"\'fe-^o \'W

VETERINAIRE APPLICATIES

Uw leverancier van o.a.

- Ferti-240 Mineralenbolus;

- Mag-40 Magnesiumbolus;

- Nageboortecapsule Wachttijdvrij;

- Pee-10 Kalverdiarree-poeder;

- Echina-Bella Mastitis-injector zonder wachttijd.

- Convital Siroop voor toppaarden en paarden met gebreksverschijnselen;

- Equilytes Electrolyteninjector met een zeer snelle biologische beschikbaarheid;

- Equispeed Voedingssupplement wat vermoeide spieren zuurstof verstrekt,

waardoor verzuring wordt tegengegaan.

Instrumentaria o.a.:

* Monoject naalden * Braun disp. spuiten * Tech novit * Demotec * Krutex handschoenen

* en veel meer.

Levering uit voorraad. Snelle levering middels Correct Express. Franco-drempel f 150,-.

Voor meer informatie:

Veetap (veterinaire applicaties)
Tel. (0547) 384070, Fax. (0547) 383411

-ocr page 47-

ei

Bij het schrijven van dit editorial heerst Koning Winter nadrukkelijk over ons land en vooral over ons wa-
ter

Menig collega zal zijn agenda of rooster al hebben geraadpleegd, de schaatsen gecontroleerd en een ge-
schikte tocht hebben uitgezocht om weer ouderwets van de winterse rietkragen in het Hollandse land-
schap te genieten.

Een mooi begin van een jaar waarin er voor u en voor de redactie weer veel te doen valt: de redactie spant
zich in om tweemaal per maand het Tijdschrift voor Diergeneeskunde in een toegankelijke stijl op tijd aan
te leveren.

Ook is de redactie intensief bezig om het lange termijnbeleid voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
verder te ontwikkelen. Er komt bij het verzorgen van het Tijdschrift zoveel kijken dat het bureau zich soms
een echte uitgeverij waant.

Deze editie biedt u. lezer en (potentieel) schrijver, weer veel interessante onderwerpen.
In een overzichtsartikel vatten Peters en Van Sluijs de huidige kennis met betrekking tot testistumoren sa-
men.

Werkman vraagt in een reactie verder aandacht voor het gebruik en de residuproblematiek van dierge-
neesmiddelen bij vissen én voorde Werkgroep Veterinaire Aquacultuur.

In het artikel \'Toetsing Pijnappel een verademing\' wordt melding gemaakt van de allereerste GVP-er-
kende dierenarts. Een start van een goede ontwikkeling tot kwaliteitsverbetering. Daarnaast zijn in het
artikel \'Hygiënisch bloedvangen\' de woorden \'hygiënecode\', \'zelfcontrole\' en \'toezicht\' de sleutel om te
komen tot een betere kwaliteit van werken.

Kwaliteit van werken zal dit jaar ongetwijfeld een regelmatig terugkerend thema zijn:
Als de schaatsen droog en ingevet zijn, is er weer veel te doen......

De Hoofdredactie

Vao de Hoofdredactie

-ocr page 48-

m VI

\'Mil

läswki

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121:36-8

TESTISTUMOREN BIJ DE HOND:
EEN LITERATUUROVERZICHT

M.A.J. Peters en F.J. van Sluijs\'\'

Overziclitsarielen

samenvatting

Testistumoren bij de hond komen relatief vaak voor. De
tumoren zijn meestal benigne. Er wordt onderscheid ge-
maakt in drie typen: Sertoli-cel-tumoren, seminomen en
Leydig-cel-tumoren. Metastasen zijn zeldzaam. Met
name Sertoli-cel-tumoren en in mindere mate ook
Leydig-cel-tumoren kunnen gepaard gaan met verschijn-
selen van feminisatie. Respectievelijk in 19% en 5% van
de gevallen. Bij seminomen is dit verschijnsel zeldzaam.
Feminisatie lijkt een gevolg te zijn van verhoogde oestro-
geenproduktie door de tumor. In een vergaand stadium
kan beenmergdepressie optreden.

Atrofie van de contralaterale testis wordt vaak gezien.
Het is onduidelijk of dit een gevolg is van feminisatie of
van ouderdom omdat testistumoren met name optreden
bij oudere honden. Door onderzoek te doen naar de mor-
fologie, endocrinologie en fertiliteit van honden in ver-
schillende leeftijdsklassen wordt getracht dit verschijn-
sel te verklaren. Aan de pathogenese van feminisatie zal
extra aandacht besteed worden.

summary

Testicular tumours in dogs: a review

The incidence of testicular tumours in dogs is higher than in
other species. The main three types are: Sertoli cell tumour,
seminoma, and Leydig cell tumour. Metastases are rare.
Sertoli cell tumours, and to a lesser extent Leydig cell tu-
mours. are often associated with feminization, which occurs
in 19% and 5% of cases, respectively. Seminomas are rarely
associa ted with fem iniza tion.

Feminization seems to be the result of an excessive oestro-
gen production by the tumour. In severe cases this may lead
to bone marrow depression.

Atrophy of the contralateral testis is a common finding. It is
not clear whether this is a result of feminization or of age be-
cause most tumours occur in older dogs. By investigating the
morphology of the testis, and the endocrinological and ferti-
lity status of the dog this phenomena is hopefully going to be
explained. Extra attention is given to the pathogenesis of fe-
minization.

inleiding

Het voorkomen van testistumoren bij de hond is een oud ge-
geven. Al in het begin van deze eeuw werden multiple testis-
tumoren beschreven (17) na het verrichten van autopsie bij
oude honden. In vergelijking tot de mens en andere diersoor-
ten komen testistumoren bij de hond relatief gezien vaak

Faculleil der Diergeneeskunde. Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Universileil Utrecht. Postbus HO 154. 350ft TD Utrecht.

voor. Voorts zijn ze meestal benigne en komen ze vooral
voor bij oudere honden.

Testistumoren bij de hond kunnen belangrijke klinische ver-
schijnselen veroorzaken zoals feminisatie en beenmergde-
pressie. Het optreden van deze verschijnselen wordt toege-
schreven aan een verhoogde produktie van oestrogenen door
de tumorcellen. Met name Sertoli-cel-tumoren en in mindere
mate Leydig-cel-tumoren worden geassocieerd met femini-
satie.

De pathogenese hiervan is slechts bij een beperkt aantal pa-
tiënten onderzocht. De conclusies van verschillende onder-
zoekers zijn niet altijd in overeenstemming met elkaar. In ge-
vallen waarbij zich feminisatie voordeed kon niet ahijd een
verhoogde oestrogeenspiegel worden aangetoond (8, 18,22,
29,33,42,44).

Dit artikel heeft tot doel de huidige kennis met betrekking tot
testistumoren bij de hond samen te vatten.

epidemiologie

De gerapporteerde prevalentie van testistumoren bij honden
verschilt nogal. In de meest omvangrijke onderzoeken va-
rieert de prevalentie van 0,034% tot 2,5% (11,19,28,37,46).
In kleinere onderzoeken werden zelfs prevalenties gevonden
die opliepen tot 16% (12). Het is moeilijk deze onderzoeken
met elkaar te vergelijken. Dit komt onder andere doordat de
definiëring van de onderzoekspopulatie en van de tumoren
zelf per onderzoek verschillend is.

classificatie

Testistumoren bij de hond worden in drie typen onderschei-
den: Sertoli-cel-tumoren, seminomen en Leydig-cel-tumo-
ren of interstitiële cel-tumoren. In het algemeen wordt aan-
genomen dat de drie typen even vaak voorkomen (14,47).
In materiaal dat aangeboden wordt bij pathologische afdelin-
gen zijn de Leydig-cel-tumoren meestal in de minderheid
(2,9,27,37).

Meerdere typen kunnen gelijktijdig optreden bij één hond en
zelfs binnen één testis. Deze multipliciteit van testistumoren
is niet ongewoon (14,47).

De Sertoli-cel-tumoren ontstaan uit de Sertoli-cellen. Deze
maken deel uit van het seminifere epitheel van de testis en
vormen de bloed-testis barrière. Zij produceren luminale
vloeistof, proteïnen, peptiden en geslachtssteroïden. De lu-
minale vloeistof dient als voeding en transportmedium voor
de spermatogene cellen (24). De Sertoli-cellen staan onder
invloed van het door de hypofyse geproduceerde homioon
FSH en het door de Leydig-cellen geproduceerde testos-
teron. Deze hormonen moduleren samen met nog diverse an-
dere factoren de ontwikkeling van spermatogene cellen (24).
Seminomen ontstaan uit de spermatogene cellen die deel uit-
maken van het seminifere epitheel. Onder normale condities
ontwikkelen deze cellen zich uiteindelijk tot spermatozoa.
Leydig-cel-tumoren ontstaan uit de Leydig-cellen in het in-
terstitiële weefsel. Deze cellen staan onder invloed van het
door de hypofyse geproduceerde LH. De Leydig-cellen pro-
duceren geslachtssteroïden en diverse regulatoire peptiden.

-ocr page 49-

risicofactoren

De relatie tussen cryptorchidie en de ontwikkeling van testis-
tumoren is veelvuldig beschreven. Zo vond men bijvoor-
beeld in een case-control-onderzoek een prevalentie van
5,7% en een relatief risico van 9,2 bij 2.912 cryptorche hon-
den (20).

Als verklaring voor een hoger risico in geval van cryptorchi-
die wordt aangenomen dat in een niet ingedaalde testis de fy-
siologische processen ontregeld zijn door de hogere tempe-
ratuur (lichaamstemperatuur) ter plekke. Dit zou het
ontstaan van Sertoli-cel-tumoren en in mindere mate van
Se-
minomen bevorderen (3,4,26,34,35,36,45).
Het voorkomen van testistumoren bij oudere honden wordt
frequent beschreven. Hier speelt ook het ras en de daarmee
samenhangende levensverwachting een rol. In een onder-
zoek bij boxers werd een hogere prevalentie van
Seminomen
gezien in vergelijking met een random populatie (21). Of
ook andere rassen daadwerkelijk een hoger risico hebben op
het ontwikkelen van testistumoren is niet duidelijk.
In een recent onderzoek (27) vond men, behalve de eerder
beschreven pieken in testistumoren op latere leeftijd, ook
een duidelijke piek op éénjarige leeftijd. Dit werd zowel
voor de gemengde typen als voor de enkelvoudige typen be-
schreven met uitzondering van de seminoom/Leydig-cel-tu-
mor-combinatie. Hiermee lijkt de prevalentie van testistu-
moren bij honden een bimodale verdeling te vertonen.
Omdat het onderzoeksmateriaal afkomstig was van een pa-
thologische afdeling is er sprake van enige selectie. Het ma-
teriaal betrof voornamelijk klinisch evidente tumoren.

klinische verschijnselen

Testistumoren kunnen zich manifesteren in een vergroting
van de testis, bilaterale alopecia en feminisatie. In een verge-
vorderd stadium kan feminisatie gepaard gaan met been-
mergdepressie. Het optreden van verschijnselen is afhanke-
lijk van de grootte, het type en de functionaliteit van de tumor.
Feminisatie kan zich uiten in gynecomastie, een afhangend
praeputium, squameuze prostaatmetaplasie, attractiviteit
voor andere reuen, galactorroe en atrofie van de contralate-
rale testis. Opvallend is dat de reu in de zithouding, als een
teef, urineert (14). Als een behandeling uitblijft kan een fa-
tale beenmergdepressie optreden. In een serie van 17 honden
met feminisatie als gevolg van een Sertoli-cel-tumor werd
dit bij vier honden gezien (33).

Klinische verschijnselen worden vooral gezien in combina-
tie met Sertoli-cel-tumoren. Uit de literatuur blijkt dat in
25% van de gevallen alopecia voorkomt en in 19% van de
gevallen feminisatie. Bij Leydig-cel-tumoren zijn deze per-
centages respectievelijk 10% en 5% en bij
Seminomen 2% en
1 %. (1,5,9,10,12,16,23,26,31,32,33,36,40,43,47).

diagnostiek

Testistumoren worden vastgesteld door palpatie van de tes-
tes. Als er sprake is van een vergrote testis door orchitis of
een torsie van de testis zal deze pijnlijk zijn. In geval van een
tumor is dit meestal niet zo.

Alopecia kan een gevolg zijn van diverse aandoeningen zo-
als hypothyroïdisme, hyperadrenocorticoïsme of een groei-
hormoondeficiëntie. Verschijnselen van feminisatie zijn een
duidelijke aanwijzing voor het bestaan van een testistumor.
Dit geldt zeker als ook sprake is van een vergrote of cryptor-
che testis (6,38).

Beenmergdepressie kan ook een gevolg zijn van idiopathi-
sche of immunologische trombocytopenie, myeloprolifera-
tieve aandoeningen of aplastische anemie (38). Zorgvuldig
hematologisch onderzoek wordt geadviseerd.
In geval van een vergrote ectopische testis kunnen radiologie
en echoscopie aanvullende informatie verschaffen maar het
zijn geen adequate hulpmiddelen voor het vaststellen van het
type tumor (39).

mim

behandeling

Uni- of bilaterale orchidectomie wordt geadviseerd. Omdat
testistumoren vaak tweezijdig voorkomen verdient bilaterale
orchidectomie de voorkeur.

In geval van ernstige trombocytopenie of anemie ten gevolge
van beenmergdepressie zal eerst een bloedtransfusie gege-
ven moeten worden. Antimicrobiële profylaxe en het geven
van androgene steroïden en bloed of bloedprodukten na de
ingreep worden aanbevolen (38).

prognose

De meeste klinische verschijnselen verdwijnen na behande-
ling en de prognose is meestal gunstig. Alleen bij emstige
beenmergdepressie kan een behandeling te laat komen met
fatale gevolgen. In een serie van 14 honden met beenmerg-
depressie stierven tien honden ondanks een adequate behan-
deling (13,29,41).

Metastasering van Sertoli-cel-tumoren komt voor in 5% van
de gevallen. Voor Leydig-cel-tumoren en seminomen zijn
deze percentages respectievelijk 2% en 6%. Dit zijn gemid-
delde percentages uit diverse publikaties(5,9,12,16,23,26,
31,32,37,40).

pathogenese van feminisatieverschijnse-
len en contralaterale testisatrofie
In het algemeen wordt aangenomen dat Sertoli-cel-tumoren
oestrogenen produceren en zo verantwoordelijk zijn voor fe-
minisatie. Deze aanname is onder meer gebaseerd op het ver-
dwijnen van klinische verschijnselen na behandeling, uit het
openbaren van feminisatieverschijnselen na toediening van
oestrogenen aan gezonde reuen en uit de produktie van
oestrogenen door Sertoli-cel-tumoren in een
in vitro kweek-
systeem (5,22,42).

Voor het optreden van klinische verschijnselen bij honden
met Leydig-cel-tumoren en in een enkel geval seminomen is
geen duidelijke verklaring. Mogelijk produceren deze cellen
bij de hond ook oestrogenen of is in deze ge\\ allen ook een
Sertoli-cel-tumor in het geding. Bij nader pathologisch on-
derzoek wordt dit laatste vaak bevestigd.
Bij de mens treedt gynecomastie vooral op bij patiënten met
Leydig-cel-tumoren (15,25). Deze verschijnselen kunnen
zowel veroorzaakt worden door een verhoogde produktie
van testosteron, gevolgd door perifere conversie tot oestr-
ogenen, alsook door een verhoogde produktie van oestro-
geen door de tumor.

Onder nomiale omstandigheden is 75-90% van de oestroge-
nen in plasma van jonge mannen afkomstig van perifere con-
versie van testosteron en androsteendion. Slechts 10-25%
wordt in de testis gevormd (7).

Onderzoek naar concentraties van oestrogenen bij de hond
heeft niet tot eensluidende conclusies geleid. In een aantal
gevallen waarbij sprake was van feminisatie werd geen ver-
hoogde oestrogeenspiegel gevonden. Misschien speelt een
veranderde verhouding van testosteron en oestrogeen ook
een rol in het optreden van feminisatie (8,18,29,42).
Bij de hond is gevonden dal injecties met oestradiol klini-
sche verschijnselen veroorzaken die vergelijkbaar zijn met

-ocr page 50-

feminisatie ten gevolge van een testistumor (30). Toch bhjft
het onduidelijk waardoor atrofie van de contralaterale testis
wordt veroorzaakt. Mogelijk geeft de verhoogde steroïdcon-
centratie een remming op hypothalamus-hypofyse-niveau
waardoor de afgifte van LH/FSH wordt geremd. Als gevolg
hiervan zou de onaangetaste testis niet normaal kunnen func-
tioneren en treedt atrofie op.

Een andere mogelijkheid is dat bij oudere honden altijd atro-
fie van de testes optreedt. Omdat testistumoren vooral voor-
komen bij oudere honden blijft de oorzaak onduidelijk. Om
de verschijnselen te kunnen verklaren is meer inzicht nodig
in de testisfunctie in relatie tot veroudering op morfologisch
en op endocrinologisch gebied.

oproep aan praktizerende dierenartsen

Graag willen we meer inzicht krijgen in de Pathogenese van
feminisatie als gevolg
van testistumoren. Daarom een ver-
zoek aan u om honden met suspecte testistumoren te verwij-
zen
naar onze kliniek in Utrecht.

Voorts zijn wij voor histologisch onderzoek aangewezen op
uw medewerking. Wij hebben testisweefsel nodig en denken
hierbij aan honden die gecastreerd moeten worden. Het gaat
om honden die ouder zijn dan twee jaar.
Voor nadere inlichtingen kunt u schriftelijk of telefonisch
contact opnemen met: Monique Peters (030-2531683) of F.J.
van Sluijs (030-2531591), Faculteit der Diergeneeskunde,
Vakgroep geneeskunde van Gezelschapsdieren, Postbus
80.154,3508 TD Utrecht.

literatuur

1. Barsanti JA, Duncan J.R and Nachreincr RF. Alopecia associated with
a seminoma. J Am Anim Hosp Assoc 1979; 15: 1,33-6.

2. Bastianello SS. A survey on neoplasia in domestic speciesover a 40-
year period from 1935 to 1974 in the Republic of South Africa. VI.
Tumours occuring in dogs. Onderstepoort J Vet Res 1983; 50: 199-
220.

3. Bostock DE, and Owen LN. Neoplasia in the cat, dog and horse.
London: Wolfe Medical Publications Ltd; 1975.

4. Broadhurst JJ. Neoplasms of the reproductive system. In: Kirk RW.
ed. Current Veterinary Therapy. V. Philadelphia: WB Saunders
Company; 1974:928-34.

5. Brodey RS, and Martin JE. Sertoli cell neoplasms in the dog. J Am Vet
Med Assoc 1958; 133:249-57.

6. Chastain CB. Compendium challenge. Feminizing testicular tumor.
Comp Com Educ Prac Vet 1993; 245: 197-201.

7. Coffey DS. Androgen action and the sex accessory tissues. In: Knobil
E, Neill JD, eds. The Physiology of Reproduction. New York: Raven
Press, Ltd, 1988: 1081-119.

8. Comhairc F, Mattheeuws D, and Vermeulen A. Testosterone and oes-
tradiol in dogs with testicular tumours. Acta Endocrinologica. 1974;
77:408-16.

9. Cotchin E. Testicular neoplasms in dogs. J Comp Path 1960; 70: 232-
52.

10. Damodaran S, Ramachandran PV, and Parthasarathy KR. Testicular
neoplasms in canines. Cheiron Tamil Nadu J Vet Sei Anim Husb 1974;
3(2): 107-11.

11. DomCR, Taylor DON, and Schneider R. Survey of animal neoplasms
in Alameda and Costa counties. Journal of the National Cancer
Institute. 1968;40:307-18.

12. Dow C. Testicular tumours in the dog. J Comp Path 1962;72:247-65.

13. Edwards DF. Bone marrow hypoplasia in a feminized dog with a
Sertoli cell tumor. J Am Vet Med Assoc 1981; 178 (5): 494-6.

14. Feldman EC, and Nelson RW. Canine and feline endocrinology and
reproduction. Philadelphia: W.B. Saunders Company: 1987.

15. Gabrilove JL, Nicolis GL, Mitty HA. and Sohval AR. Feminizing in-
terstitial cell tumor of the testis: personal observations and a review of
the literature. Cancer 1975; 35: 1184-1202.

16. Gembardt CH. Beitrag zur Histologie hormonell aktiver und inaktiver
Hodenneoplasiendes Hundes. Beriijn: Freien Universität Berlin; 1971.

17. Goodpasture FW, and Wislocki GB. Old age in relation to cell- over-
growth and cancer. J Med Res 1915; 33:455-74.

« «

18. Grootenhuis AJ, Sluijs FJ van, Klaij lA, Steenbergen J, Timmerman
MA, Bevers MM, Dieleman SJ, and Jong FH de. Inhibin, gonadotrop-
hins and sex steroids in dogs with Sertoli cell tumours. J Endo 1990;
127(2): 235-42.

19. Hahn K.A, Vonderhaar MA, and Teclaw RF. An epidemiological eva-
luation of 1202 dogs with testicular neoplasia. J Vet Int Med 1992; 6
(2): 121.

20. Hayes HM Jr, Wilson GP, Pendergrass TW, and Cox VS. Canine cryp-
torchism and subsequent testicular neoplasia: case-control study with
epidemiologic update. Teratology. 1985; 32 (I): 51-6.

21. Howard EB, and Nielsen SW. Neoplasia in the boxer dog. Am J Vet
Res 1965;26(114): 1121-31.

22. Muggins C, and Moulder PV, Estrogen production by Sertoli cell tu-
mors of the testis. Cancer Research. 1945; 5: 510-4.

23. Kasbohm Chr. Hodenneoplasien des Hundes aus klinischer Sicht. Tier
Prax 1974; 2: 435^.

24. Kretser DM de. Baillière\'s Clinical endocrinology and metabolism.
London: W.B. Saunders; 1982.

25. Kuhn JM, Mahoudeau JA, Billaud L, et al. Evaluation of diagnostic
criteria for Leydig cell tumours in adult men revealed by gynecomas-
tia. Clin Endo (Oxford) 1987; 26: 407-16.

26. Lipowitz AJ, Schwartz A, Wilson GP, and Ebert JW. Testicular neo-
plasms and concomitant clinical changes in a dog. J Am Vet Med
Assoc 1973; 163(12): 1364-68.

27. Looyenga LHJ, Olie RA, Gaag I van der, el al. Seminomas of the ca-
nine testis. Counterpart of the spermatocytic seminoma of men? Lab
Invest 1994; 74 (4): 490-6.

28. Machado AV, Lamas da Silva JM, Curial O, el at. Incidencia de bla-
stomas em animais no Brasil. Arquivos Escola Vcterinaria UFMG,
Belo Horizonte 1963; 15:327-401.

29. Morgan R V. Blood dyscrasias associated with testicular tumors in the
dog. J Am Anim Hosp Assoc 1982; 18: 970-5.

30. Mulligan RM. Feminization in male dogs: a syndrome as sociated with
carcinoma of the testis and mimicked by the administration of estr-
ogens. Am J Path. 1944; 20: 865-75.

31. Nielsen SW, and Lein DH. Tumours of the testis. Bulletin of the
WHO. 1974;50:71-8.

32. Nieto JM, Pizarro M, Balaguer LM, and Romano J. Canine testicular
tumors in descended and cryptorchid testes. Dtsch Tierarzt Wschr
1989; 96 (4): 186-9.

33. Post K, and Kilbom SH. Canine Sertoli cell tumor: A medical records
search and literary review. Can Vet J 1987; 28 (7): 427-31.

34. Prange H, Katenkamp D, Baumann G, Falk Junge G, and Kosniehl H.
Die Pathologie der Hodentumoren des Hundes. I. Mitteilung:
Epidemiologie und vergleichend-epidemiologische Aspekte. Archiv
Exp Vet 1986; 40(4): 555-65.

35. Reif JS, Maguire TG, Kenney RM. and Brodey RS. A cohort study of
canine testicular neoplasia. J Am Vet Med Assoc 1979; 175: 719-23.

36. Reif JS. and Brodey RS. The relationship between cryptorchidism and
canine testicular neoplasia. J Am Vet Med Assoc 1969; 155:2005-10.

37. Reifmger M. Statistical studies of the occurrcnce of testicular neo-
plasms in domestic mammals. Statistische Untersuchungen zum
Vorkommen von Hodentumoren bei Haussaugetieren. Zentralblatt Für
Veterinärmedizin A 1988; 35 (1): 63-72.

38. Rijnberk A. Clinical endocrinology of dogs and cats. Dordrecht:
Kluwer Academic Publishers; 1996.

39. Root CR. and Spauding KA. Diagnostic imaging in companion animal
theriogenology. Seminars in Veterinary Medicine and Surgery (small
animal) 1994; 9 (1): 7-27.

40. Scully RE, and Coffm DL. Canine testicular tumors. Cancer 1952; 5:
592-605.

41. SherdingRG, Wilson GP, and KocibaGJ. Bone marrow hypoplasia in
eight dogs with Sertoli cell tumor. J Am Vet Med Assoc 1981; 178 (5):
497-501.

42. Siegel ET, Forchielli E, Dorfman Rl. Brodey RS. and Pricr JE. An estr-
ogen study In the feminized dog with testicular neoplasia. J Endo
1967:80:^2-7.

43. Steele WB, McNeil P, Munro CD, Renton JP, and Douglas TA.
Testicular tumours in dogs. Vet Ree 1977; 101: 142.

44. Suess RP Jr, Barr SC, Sacre BJ, and French TW. Bone marrow hypo-
plasia in a feminized dog. J Am Vet Med Assoc 1992; 29: 1346-48.

45. Theilcn GH, and Madewell BR. Veterinary Cancer Medicine.
Philadelphia.: Lea and Febiger; 1987.

46. Überreiter O. Über das Vorkommen und die Behandlungserfolge von
Neubildungen bei Tieren (Hund, Katze, Pferd). Zentralblatt für
Veterinär Medizin A 1965; 12:711-43.

47. Weaver AD. Survey with follow-up of 67 dogs with testicular Sertoli
cell tumours. Vet Ree 1983; 113(5): 105-7.

-ocr page 51-

T.G. Nyland en J.S. Mattoon.
1995: 357pagina\'s.

In de reeks van boeken op het gebied van echografie op vete-
rinair gebied is een nieuw boek verschenen, dat een uiterst
praktische samenvatting is van diverse publikaties van de af-
gelopen jaren in combinatie met veel praktijkervaringen van
de auteurs. Het is een veelomvattend boekwerk met in het al-
gemeen zeer goede tot uitstekende kwaliteit echobeelden.
Niet alleen de inhoudelijke kwaliteit van de echobeelden valt
op, ook de druktechnische weergave ervan.

Het boek bestaat uit twee secties, één over de hond en de kat,
één over het paard. In het voorwoord staat beschreven dat er
vanwege economische redenen keuzes gemaakt moesten
worden omtrent de inhoud ervan en dat daarom bijvoorbeeld
de thorax van gezelschapsdieren en het paard, met uitzonde-
ring van echocardiografie, de echografie van benige structu-
ren en gewrichten alsmede de algemene weke delen-proble-
matiek, buiten beschouwing gelaten moesten worden.
Ondanks dat blijkt het een boek dat z\'n geld meer dan waard
is.

Zoals vele van de boeken over echografie gaan de eerste
hoofdstukken over de fysische aspecten van de apparatuur,
over de artefacten bij echografisch onderzoek en het nemen
van biopten onder echobegeleiding. Opvallend is de uitge-
breidheid en volledigheid waarmee een en ander beschreven
en geïllustreerd wordt.

Deze uitgebreidheid qua tekst en echobeelden zet zich ook
voort in de overige hoofdstukken van het abdomen, waarbij
achtereenvolgens algemene aspecten, de lever, milt, pan-
creas, urinewegen, bijnieren, maagdarmkanaal en genitaal-
tractus behandeld worden, met aan het eind van elk hoofd-
stuk een zeer uitgebreide literatuurverwijzing, hetgeen
uiteraard mede het gevolg is van de wijze van samenstellen
van dit boek.

In de twee volgende hoofdstukken worden respectievelijk
het echografisch onderzoek van de nek en keelstreek behan-
deld en het onderzoek van het oog.

Bij de behandeling van de echocardiografie bij hond en kat
wordt aandacht besteed aan de gebruikelijk twee-dimensio-
nale echocardiografie, de M-mode echocardiografie inclu-
sief meetmethoden en normaalwaarden, contrastonderzoe-
ken en doppler-echocardiografie. Bij de bespreking van
laatstgenoemde, met fraaie kleurenbeelden, is de overwe-
ging dat diverse humane apparaten die veterinair gebruikt
worden doppler-technieken hebben. Van vrijwel alle gebrui-
kelijke aangeboren en verkregen hartaandoeningen worden
fraaie voorbeelden getoond in B-mode, M-mode en in een
groot aantal gevallen gecombineerd met doppler-beelden.
Een kort hoofdstuk over wat meer geavanceerde toepassin-
gen, zoals echografisch onderzoek in een endoscoop sluit het
gezelschapsdierengedeelte af

W.B. Saunders Company,

Het tweede gedeelte over echografisch onderzoek bij het
paard omvat de bespreking van echografie van pezen en
spieren, echografie in het kader van vruchtbaarheidsbegelei-
ding van de merrie en echocardiografie.

Bij echografie van pezen en spieren is er in een 40 bladzijden
tellend hoofdstuk aandacht voor de anatomie, het normaal-
beeld en diverse afwijkingen aan en rondom de pezen, vooral
in de regio van de pijp, maar ook meer proximaal ervan en
distaal. Dit omvat tevens enkele bursae, zoals van de pees
van de m. biceps in en rond de calcaneus.

Bij de gynaecologie van de merrie wordt een aantal normaal-
beelden en afwijkingen aan ovarium en uterus getoond, in-
clusief tweelingdracht en vroeg-embryonale sterfte.
Echocardiografie bij paarden wordt door de auteurs bespro-
ken met het aangeven van de beperkingen ervan: onvol-
doende doordringingsvermogen van de gebruikelijke trans-
ducers. Aangezien echocardiografie veelvuldig toegepast
wordt bij jonge dieren verdacht van aangeboren hartafwij-
kingen, is deze beperking van het dieptebereik gelukkig niet
altijd aanwezig. Het betreffende hoofdstuk geeft daarom
meer informatie over de diverse aangeboren hartafwijkin-
gen, maar toch voldoende informatie over de verkregen hart-
aandoeningen bij het volwassen paard.

Ondanks het ontbreken van hoofdstukken over de thorax-
wand en de pleurale holte inclusief diafragma en mediast
moet dit boek als een zeer waardevolle aanwinst beschouwd
worden voor iedereen die echografisch onderzoek uitvoert
bij zowel gezelschapsdieren als bij paarden. Ook alleen voor
de gezelschapsdierenpraktici is het een aanrader, gelet op de
overzichtelijke en toch zeer intensieve wijze waarop de di-
verse onderdelen van het abdomen en het hart gepresenteerd
worden.

J. W. Garretsen

Dit boek is reeds besproken in het Tijdschrift van 15 decem-
ber 1995 door G. Voorhout. Het leek de redactie zinnig om
ter vergelijking ook deze spontaan ingestuurde recensie te
publiceren.

De redactie.

• ■

VETERINARY DIAGNOSTIC ULTRASOUND

-ocr page 52-

SS,

De Werkgroep Veterinaire Aquacul-
niur*) is verheugd dat in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde aandacht wordt
gegeven aan visziekten.

Het dooriezen van het artikel \'Een on-
derzoek naar de oorzaak van massale
sterfte bij marien gekweekte regen-
boogforellen op een aquacultuurbe-
drijf in zuidwest-Nederiand\' van
R.W.A. Oorschot
et al. in het Tijdschr
Diergeneeskd 1995; 120: 531-4 geeft
ons aanleiding tot het maken van enige
opmerkingen en het stellen van vra-
gen.

1. In Nederiand zijn geen diergenees-
middelen voor het gebmik bij vis-
sen geregistreerd. Gezien de hoge
kosten en een te geringe omzet zal
registratie voor Nederland ook niet
zo snel plaatsvinden. Volgens de
Diergeneesmiddelenwet mag alleen
een individueel dier in nood worden
behandeld met een niet geregis-
treerd diergeneesmiddel. Van een
groep zieke vissen mag dus maar
één dier worden behandeld. In de
praktijk is het wel mogelijk geble-
ken om \'een eenheid vis\' te behan-
delen.

Gekweekte consumptievis zoals pa-
ling, forel en meerval wordt evenals
andere slachtdieren gekeurd op de
aanwezigheid van geneesmiddelre-
siduen en deze worden soms ook
aangetroffen. Uit onderzoek is ge-
bleken dat bepaalde kleurstoffen
(die worden gebruikt tegen parasie-
ten of schimmels op vissen) en anti-
biotica in de een soort vis (bijvoor-
beeld paling) beduidend veel langer
aanwezig blijven dan in een andere
soort (bijvoorbeeld forel).

Het behandelen van vissen vraagt
een gedegen kennis van de soort
vis, de wijze van houden, de voe-
ding, de bruikbare diergeneesmid-
delen en de uitscheidingstijd. Het
zomaar op (telefonisch) verzoek af-
leveren van een hoeveelheid dierge-
neesmiddel (antibioticum) door een
dierenarts is onverantwoord.

VISZIEKTEN

Voordat een dierenarts een dierge-
neesmiddel aflevert dient zij/hij
zich:

a. op de hoogte te stellen van de si-
tuatie ter plaatse;

b.ten minste de dieren hebben ge-
zien, en

c. al dan niet met hulp van derden
een diagnose te hebben gesteld
(Good Veterinary Practice).

2. Een opmerking en vraag over de ge-
bruikte dosis Flumequine.

* Bij zieke, vaak minder etende vis-
sen wordt de voederopname ge-
steld op 0.5-1 % van het lichaams-
gewicht, in dit geval 1%.

* De dosering van een geneesmid-
del per os wordt gewoonlijk aan-
gegeven in mg/kg VIS en niet zo-
als hier in mg/kg VOER.

* In de literatuur en in de praktijk
wordt de dosering Flumequine
(pure stof) van 6-12 tot 50 mg/kg
VIS gedurende 7-10 dagen ge-
hanteerd.

* De hier gebruikte dosering van 50
gram per kg VOER komt omge-
rekend neer op 500 mg/kg VIS.

In het artikel \'Dier(en)arts uit ba-
lans?!\' van 15 februari 1992, deel
17, aflevering 4: 111-2 van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
wordt gesteld dat overdosering het
milieu overmatig belast, omdat
85% van per os toegediende Flume-
quine (in dit artikel aan paling) on-
veranderd in het water terechtkomt.
Hoewel de darmtractus van paling
en forel sterk verschilt zal ook bij
forel een groot deel van de per os
toegediende Flumequine in het wa-
ter terecht komen.
Waarom wordt bij deze forellen met
een \'secundaire\' Vibro-infectie een
meer dan 10-voudige dosering ge-
bruikt? 50 mg/kg VIS of zelfs nog
minder zou hier uitstekend hebben
kunnen voldoen.

Over de noodzakelijke wachtter-
mijn van minimaal 28 dagen waar-
van de viskweker middels notering
in het logboek kennis had moeten
nemen, is hier geen melding ge-
maakt.

3. \'^)Sinds 1984 bestaat de Werkgroep
Veterinaire Aquacultuur: een aantal
praktizerende en niet-praktizerende
dierenartsen met een grote belang-
stelling voor problemen en ziekten
bij vissen en andere aquatische or-
ganismen. Leden van de werkgroep
nemen de eerstelijns gezondheids-
zorg voor hun rekening. Deze die-
renartsen hebben kennis van zaken
en zijn in staat viskwekerijen en an-
dere vishouders te begeleiden en te
helpen bij problemen.

De Werkgroep is thans samen met de
Nederlandse Vereniging van Vis-
kwekers (NeVeVi) in overleg met de
overheid (Veterinaire Hoofdin-
spectie, RIVM en anderen) om te ko-
men tot afspraken met betrekking tot
een verantwoord gebruik van dierge-
neesmiddelen bij gekweekte con-
sumptievissen. Vooral ook omdat
het probleem van geneesmiddelresi-
duen in kweekvissen steeds groter
dreigt te worden. Er wordt gewerkt
aan het opstarten van deskundige be-
geleiding van viskweekbedrijven
door dierenartsen.

Als dierenartsen met één of meer-
dere viskwekerijen in de praktijk in-
teresse hebben om mee te doen aan
bedrijfsbegeleiding dan is het zin-
vol om lid te worden van de
Werkgroep Veterinaire Aquacul-
tuur. Voor de collegae kan een
praktische cursus visziekten wor-
den georganiseerd. Informatie en
opgave als lid is mogelijk bij de se-
cretaris/penningmeester van de
Werkgroep M.M. Blom, Hoeve-
lakenseweg 153, 3784 WH Ter-
schuur, telefoon: 0342-461629.

4. Waarom wordt aan studenten dier-
geneeskunde geen onderwijs in vis-
ziekten gegeven?

Na het afstuderen komt een aantal
dierenartsen beroepshalve zeker in
aanraking met vissen.

- Dierenartsen van de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees
(RVV) zijn belast met de keuring
van vis en visprodukten aan de
grens.

- Dierenartsen in de landbouwhuis-
dierpraktijk krijgen vragen van
agrariërs over het kweken van
vis.

- Dierenartsen voor gezelschaps-
dieren krijgen aquarium- of vij-
vervissen (koi) op hun spreekuur.

Kennis over de behandeling van
deze dieren is niet te krijgen bij de
Faculteit der Diergeneeskunde.
In de meeste landen van de EG
wordt aan veterinaire studenten wel
onderwijs over aquacultuur en vis-
ziekten gegeven. In Nederiand is dit

-ocr page 53-

laatste alleen mogelijk voor studen-
ten aan de Landbouwuniversiteit in
Wageningen en aan enkele middel-
bare en hogere agrarische scholen.
Prof. dr. J.E. van Dijk onderkent in
zijn rede, gehouden op 5 oktober
1995 bij het aanvaarden van het
ambt van hoogleraar op het vakge-
bied van de Ziektekunde van Bij-
zondere Dieren/Spontane Proef-
dierpathologie aan de Faculteit der
Diergeneeskunde van de Univer-
siteit Utrecht, de lacune in het vete-
rinaire onderwijs.

De behoefte aan dierenartsen met
kennis van visziekten is aanwezig,
maar waarom blijft veterinair
Nederland achter?

P.J. Werkman

Geachte redactie.

Met belangstelling hebben we het
commentaar van collega Werkman,
praktizerend dierenarts en voorzitter
van de Werkgroep Veterinaire Aqua-
cultuur gelezen.

Het doet ons goed te merken dat een
wetenschappelijke bijdrage over een
onderwerp dat voor de meeste dieren-
artsen (nog) ver van hun bed ligt, zo
uitgebreid stof tot nadenken geeft.
Alhoewel de meeste opmerkingen van
de vragensteller ons uit het hart gegre-
pen zijn, lijkt het ons tóch raadzaam
puntsgewijs hierop in te gaan.

1. Inderdaad zijn er op de Nederlandse
markt geen geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik in de vis-
teelt geregistreerd. Dit maakt het
gebruik van geneesmiddelen in de
visteelt praktisch onmogelijk. Mits
aan Good Veterinary Practice
(GVP) voldaan wordt, laten echter
de bevoegde instanties het gebruik
hiervan kennelijk (oogluikend) toe.
Ons is tenminste niet bekend dat het
Openbaar Ministerie op enigerlei
wijze daadwerkelijk is opgetreden
tegen het gebruik van bedoelde ge-
neesmiddelen. terwijl aangenomen
mag worden dat de overheid wèl
weet van het regelmatig gebruik
van medicijnen bij het opkweken en
afmesten van consumptievis. In
sommige Europese landen en in de
USA is één en ander beter geregeld.
Helaas blijkt het onder de Ne-
derlandse omstandigheden erg
moeilijk regelgeving ten deze tot

»• • p»

stand te brengen. De verantwoorde-
lijken verschuilen zich meestal ach-
ter (komende) Europese richtlijnen.

Uit het voorafgaande moge blijken
dat in het geval van ziekte-uitbra-
ken bij gekweekte consumptievis
de keuze van het geneesmiddel niet
op grond van aanbevelingen van de
fabrikant en/of veelvuldige erva-
ring van de behandelende dierenarts
gemaakt kan worden. In de praktijk
blijkt dat men dan bij de keuze te-
rugvalt op de medicijnen welke
men kent uit de geneeskunde van
andere gehouden \'food animals\',
waar men wel ervaring mee heeft.
Daarnaast is de ervaring van des-
kundigen \'in het veld\' mede keuze-
bepalend. Als de keuze eenmaal is
gemaakt, rest nog de vaak moeilijk
te beantwoorden vraag met betrek-
king tot de dosering, welke vraag
uiteraard is gekoppeld aan de wijze
en duur van toediening. Voor ge-
bruik van Flumequine bij forellen
worden door verschillende auteurs
verschillende doses aangegeven in
de range van 5 - 50 mg per kg vis
(2), afhankelijk van de wijze van
toediening. De te gebruiken hoe-
veelheid medicijn wordt, zoals door
Werkman terecht is gesteld,
meestal weergegeven per biomassa
(kg) vis. Wil men de totale bere-
kende hoeveelheid per aanwezig
biomassa vis echter door het voer
toedienen, dan dient men, om de be-
rekening per kg voer te kunnen ma-
ken, te weten hoeveel voer er door
de vis geconsumeerd wordt. In het
onderhavige geval wordt dit door de
vragensteller geschat op 1 % van het
vers lichaamsgewicht. In ons artikel
is dit getal ook genoemd, maar dan
wel betrekking hebbend op de ge-
zonde forellen vóór de virusziekte-
uitbraak. Tijdens de periode van
medicijntoediening werd de voe-
deropname door ons geschat op
\'/4
tot \'/2% van het totale verse ge-
wicht van de kleine respectievelijk
grote forellen. Bij deze veel lagere
voederopname moet de oorspron-
kelijk bedoelde hoeveelheid ge-
neesmiddel per kg voer met 4 re-
spectievelijk 2 worden vemienig-
vuldigd. De lage voederopname
speelde echter niet alléén een rol bij
de dosering per kg voer. Een andere
factor, welke de hoeveelheid medi-
cijn per kg voer heeft vergroot, is de
kleine hoeveelheid ervan welke met
de hand gemengd moest worden

door de benodigde hoeveelheid vis-
voeder (voorgemengd voeder is in
die kleine hoeveelheid niet te krij-
gen). Ook het mogelijke verlies
rechtstreeks aan de omgeving ener-
zijds en door metabolisering ander-
zijds, zoals gesteld in de dissertatie
verdedigd door Elema aan de Royal
Danish School of Pharmacy,
Kopenhagen (2), heeft ons doen
kiezen voor een nog grotere hoe-
veelheid te vermengen Flumequine
door het voeder, teneinde bij de vis-
sen een voldoende hoge Flume-
quine weefselspiegel te verkrijgen.
Vorenstaande in aanmerking ne-
mende komt men al gauw tot een
tienvoud van de door Werkman be-
rekende hoeveelheid Flumequine
per kg voer bij een voedergift van
1%. Duidelijk is dat al vrij kort na
de toediening van Flumequine de
sterfte dramatisch afnam. Of dit bij
een aanzienlijk lagere hoeveelheid
Flumequine per kg voer ook het ge-
val zou zijn geweest, is niet meer na
te gaan.

2. De uitscheidingsduur en de daar-
mee verweven problematiek van de
residuevorming is een verhaal
apart. Zeker is dat de Europese aal
(Anguilla anguilla) vergeleken met
de regenboogforel
(Oncorhynchus
mykiss),
Afrikaanse meerval (Cla-
rias gariepinus)
en karper (Cypri-
nus carpio)
sommige medicijnen
(Flumequine," Oxytetracycline en
Furazolidon) zeer langzaam uit-
scheidt. Van der Heijden toont dit in
zijn binnenkort aan de Landbouw-
universiteit door hem te verdedigen
proefschrift overtuigend aan (4, 5).
Het is echter moeilijk deze resulta-
ten te extrapoleren naar andere vis-
soorten en medicijnen. Algemene
uitspraken ten aanzien van residuen
en wachttijden zijn dan ook nauwe-
lijks te geven. Men kan alleen stel-
len dat er grote verschillen zijn met
betrekking tot farmacokinetische
kenmerken van medicijnen tussen
vissoorten en binnen vissoorten tus-
sen groepen welke onder verschil-
lende omstandigheden zijn gehou-
den. Ook uit de voorhanden zijnde
literatuur met betrekking tot vis-
ziekten en medicijngebruik in de
visteelt blijkt dat enige standaardi-
sering van famiacokinetisch onder-
zoek node wordt gemist. Het is der-
halve erg moeilijk zo niet onmoge-
lijk om uit de literatuur eenduidige
gegevens te extraheren aangaande

-ocr page 54-

de juiste dosering van bedoelde me-
dicijnen bij de respectieve vissoor-
ten.

3. Met betrekking tot de rol van de
prakticus bij het verkrijgen van de
Flumequine suggereert de vragen-
steller dat dit door de betreffende
collega na een telefonische verzoek
\'zomaar\' is klaargezet. In ons arti-
kel wordt echter niet voor niets de
term \'na consultatie\' gebruikt. De
eerdergenoemde suggestie wijzen
wij dan ook van de hand. Wèl on-
derschrijven we dat het voor de ge-
middelde praktizerende, in Neder-
land opgeleide dierenarts na een
verzoek om hulp inzake ziekten bij
gekweekte vis moeilijk te handelen
is volgens het GVP-principe. Dit
brengt ons tot de problematiek van
het onderwijs in de visziekten.

4. Ongelukkigerwijs heeft de Ne-
derlandse dierenarts geen of nauwe-
lijks inzicht in de diagnostiek, the-
rapie en preventie van visziekten.
Gelukkig zijn enkele collegae wel
in visziekten geïnteresseerd. Dit
blijkt ook uit het bestaan van de
\'Werkgroep Veterinaire Aqua-
cultuur\'. De praktici onder hen kun-
nen wel degelijk als visziekte-prak-
ticus functioneren. Echter, zolang
er nog geen onderwijs in visziekten

■ fi

in het curriculum van de Faculteit
der Diergeneeskunde voorkomt, zal
de beschreven situatie in de dierge-
neeskundige praktijk blijven be-
staan. Dat dit door ons een onge-
wenste situatie wordt bevonden, is
duidelijk. We zijn verheugd dat an-
deren, zoals Werkman en professor
Van Dijk (3), deze mening delen.
Het hoofdredactioneel commentaar
in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van september 1995 on-
derschrijft eveneens het belang van
het verbeteren van de visziekteken-
nis van veterinairen (1). Ook in de
Tweede Kamer der Staten Generaal
is aandacht besteed aan de proble-
matiek van de opleiding in de vis-
ziekten aan de Faculteit der Dier-
geneeskunde en aan de Landbouw-
universiteit. Het kamerlid Huys
(PvdA) heeft de minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Vis-
serij in november 1994 tijdens een
vergadering van de kamercommis-
sie voor Visserij vragen gesteld met
betrekking tot voormelde proble-
matiek. Misschien kan druk van
buitenaf de verantwoordelijke per-
sonen doen beseffen dat als er in
Nederland geen goede regeling
komt met betrekking tot het onder-
wijs in de visziekten, dit voor de
Nederlandse dierenarts een stap te-
rug in de diergeneeskundige zorg

van ons land betekent, daar andere
beroepsgroepen het gat wel op zul-
len vullen. De noodkreet van de in-
gezonden schrijver, geslaakt aan
het eind van zijn commentaar, is
ons derhalve uit het hart gegrepen.

literatuur

1. Anonymus, Hoofdredactioneel Commen-
taar, Tijdschr Diergeneesk 1995; 120; 525.

2. Elema MO, Medical Feed Pellets in
Aquaculture. Ph.D.Thesis, The Royal
Danish School of Pharmacy, Copenhagen,
1995: 123.

3. Van Dijk JE, Van Bijzonder naar Algemeen,
Oratie Universiteit Utrecht, 5 oktober 1995.

4. Heijden MHT van der. Keukens HJ,
Nieuwboer WHFX van den, Mengelers
MJB, and Boon JH, Plasma disposition and
Flumequine in common carp
(Cyprinus car-
pio
L., 1758), African catfish {Calrias ga-
riepims
Burchell, 1822) and European eel
(AnguiUa anguilla L., 1758) after a singer
peroral administration. Aquaculture 1994;
123:21-30.

5. Heijden MHT van der. Boon JH, Nouws
JEM, and Mengelers MJB, Residue deple-
tion of Flumequine in European eel.
Haagsma N, Ruiter A, and Czedik-
Eysenberg PW (Eds). Proc. of the
Euroresidue 11. conference on residues of ve-
terinary drugs in food. 3-5 May 1993,
Veldhoven, the Netherlands, 1993: 357-61.

Jr. R. W.A. Oorschot
G.H.R. Booms
Dr. T. Latscha
Dr. J.H. Boon

KWALITEIT

De jaarrede van de voorzitter stond in
het teken van de kwaliteit van de dierge-
neeskunde. Opvallend daarbij is dat de
KNMvD zich niet in staat acht toezicht
te houden op de door haarzelf opge-
stelde kwaliteitseisen en dit in handen
geeft van een onafhankelijke instantie.
Is dit het gevolg van de besluitvorming
door de leden of kwamen de leden er
niet aan te pas? Of is het een uitvoering
van het door directeur-generaal Mr.
van Dinther aangekondigde beleid, nu
bijna tien jaar gelden, dat de kwali-
teitsconcurrentie onder de dierenartsen
moest worden bevorderd? Daaraan ge-
koppeld kan ook de vraag gesteld wor-
den wie de leden der KNMvD zijn en
hoe de besluitvorming plaatsvindt.
Wanneer uit het antwoord zou blijken
dat de leden der KNMvD op zeer ver-
schillende manieren aan de dierge-
neeskunde deelnemen, dringt zich de
vraag op of dit wel een goede belan-
genbehartiging van de praktizerende
dierenartsen mogelijk maakt, nu een
groot aantal leden werkzaam blijken te
zijn bij instanties zoals de overheid,
het bedrijfsleven en de Stichting
Gezondheidszorg voor Dieren, waar-
van de opvattingen over de uitoefening
van de diergeneeskunde niet altijd
eensluidend zijn.

Om het wat eigentijds te verwoorden:
in hoeverre heeft er infiltratie plaatsge-
had binnen de beroepsgroep der prak-
tizerende dierenartsen? Ook hier de
vraag: wat is de kwaliteit van de be-
sluitvorming ten aanzien van de kwali-
teitseisen?

Vragen die het best beantwoord kun-
nen worden door de leden, waarbij het
Tijdschrift als medium kan dienen om
de meningen verder te laten reiken dan
de borreltafel.

L. Tholhuijsen

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.

-ocr page 55-

Bloed dat afkomstig is van slachtdie-
ren en dat bestemd is voor humane
consumptie moet op een hygiënische
wijze worden gewonnen en bewaard.
Met het oog daarop is in 1992 een
\'hygiënecode voor het opvangen en
bewaren van bloed van slachtdieren\'
vastgesteld. Het bedrijfsleven is
nauw betrokken geweest bij het tot
stand komen van deze code. Als basis
werden de aanbevelingen gebruikt
die de vakgroep Voedingsmiddelen
Van Dierlijke Oorsprong van de
Faculteit der Diergeneeskunde had
opgesteld naar aanleiding van een
onderzoek naar de ontwikkeling van
GMP bij de winning van varkens- en
runderbloed bestemd voor humane
consumptie. Naast aanbevelingen
van hygiënische aard zijn tevens spe-
cifieke microbiologische richtwaar-
den opgenomen in de code.

Op verzoek van de directie Voeding
en Veiligheid van Produkten (VVP)
van het Ministerie van Volks-
gezondheid, Welzijn en Sport heeft
de Veterinaire Inspectie eind 1994
onderzocht in hoeverre men zich in
de praktijk houdt aan deze hygiëne-
code. In dat kader werden 44 slachte-
rijen bezocht. Vijftien van deze be-
drijven bleken niet of nauwelijks
bloed te vangen bestemd voor hu-
mane consumptie. Het daadwerke-
lijke onderzoek heeft zich daarom be-
perkt tot de overige 29 EU-erkende
bedrijven.

De resultaten van dat onderzoek zijn
neergelegd in een rapport dat eind
april 1995 aan de beleidsdirectie
VVP is aangeboden.

Uit de rapportage bleek dat het in de
praktijk slecht gesteld is met de nale-
ving van de \'aanbevelingen\' die in de
code hygiënisch bloedvangen zijn
vastgelegd. Zo bleken van de 29
geïnspecteerde bedrijven er negen-
tien (65%) niet te voldoen aan alle
bouwtechnische voorzieningen van
de code. Hierbij moet onder andere
gedacht worden aan zaken als het
ontbreken van een handenwasgele-
genheid, het ontbreken dan wel slecht
functioneren van de ontsmettings-
voorzieningen en het afwezig zijn
van een voorziening om bezoedeld
bloed ter destructie te bestemmen.

Op het gebied van de werkwijze en
de hygiëne bleken 28 van de 29 geïn-
specteerde bedrijven één of meer
punten uit de code niet of onvol-
doende na te leven. Hierbij moet on-
der meer gedacht worden aan het niet
optreden bij zichtbare bezoedeling
van het bloed, het niet aanwezig zijn
van een correcte identificatie tussen
het slachtdier en zijn bloed, het on-
voldoende reinigen en ontsmetten
van het steekmes en de apparatuur en
geen reiniging en ontsmetting van de
bloedopvangtrog na bezoedeling.

Deze resultaten, die vanuit het oog-
punt van bescherming van de volks-
gezondheid niet acceptabel zijn,
noopten tot nader overleg met het
(georganiseerde) bedrijfsleven. Dit
overleg heeft inmiddels plaatsgevon-
den. Hierbij is duidelijk aangegeven
dat de situatie in de bedrijven op
korte termijn aanzienlijk verbeterd
moet worden. Gebeurt dat niet, dan
zullen nadere wettelijke maatregelen
worden genomen.

Het bedrijfsleven gaf toe dat er in de
praktijk nog veel verbeterd kan wor-
den en dat de code hygiënisch bloed-
vangen onvoldoende wordt nage-
leefd. Om in deze situatie verbetering
te brengen heeft het, naar aanleiding
van de resultaten van het onderzoek
door de Veterinaire Inspectie, een
werkgroep in het leven geroepen
waarin vertegenwoordigers van de
Centrale Organisatie voor de
Vleesgroothandel, het Produktschap
Vee, Vlees en Eieren en de bloedver-
werkende industrie zitting hebben.
Deze werkgroep heeft een plan van
aanpak opgesteld om tot een daad-
werkelijke verbetering te komen van
de wijze waarop de code wordt nage-
leefd.

Dat plan van aanpak ziet er kortweg
als volgt uit:

Miiliilliiiilii

HYGIENISCH BLOEDVANGEN

- Inventarisatie van de problemen per
individueel bedrijf met behulp van
checklisten. Per bedrijf wordt een
contactpersoon aangesteld, die de
eindverantwoordelijkheid draagt
met betrekking tot het hygiënische
bloedvangen (herfst 1995).

- Overleg tussen het bloedverwer-
kende bedrijf en het individuele
slachthuis. Hierbij wordt een plan
van aanpak per bloedvanginstalla-
tie opgesteld. De meest ernstige te-
kortkomingen moeten nog in 1995
worden gecorrigeerd.

- Het opstarten van een trainingscur-
sus bestemd voor personeel dat be-
trokken is bij het opvangen van
bloed dat bestemd is voor humane
consumptie (start januari 1996).

- Het toe gaan passen van systemen
van zelfcontrole in de slachthuizen.
Periodiek zal het proces ook door
de afnemers van het bloed worden
gecontroleerd (start mei 1996).

- Het regelmatig voeren van overleg
met de toezichthouders van de
overheid (RVV en VHI) om te be-
zien of het implementatieproces
naar tevredenheid verloopt.

Door al deze maatregelen moet de
wijze waarop bloed wordt gevangen
dat bestemd is voor humane con-
sumptie op korte termijn zichtbaar
verbeteren.

Het voorgaande bewijst eens te meer
dat het opstellen van hygiënecodes
alleen niet voldoende is. Belangrijker
dan het opstellen van een code is im-
mers de naleving ervan. Juist op dit
terrein dient zeer veel werk te worden
verzet. Doet men dat niet, dan zal een
hygiënecode een papieren tijger blij-
ken te zijn die in de praktijk van alle-
dag nauwelijks waarde heeft. Het
spreekt vanzelf dat hier een belang-
rijke taak is weggelegd voor het (ge-
organiseerde) bedrijfsleven. Neemt
het haar eigen hygiënecodes serieus,
dan zal zij ook de naleving daarvan in
de praktijk moeten controleren.

-ocr page 56-

Berichten en verslagen

Noorwegen en Zweden zijn al ruim een
eeuw vrij van rabies. Om insleep van
deze ziekte te voorkomen werd tot vo-
rig jaar een systeem van strenge grens-
controle en quarantaine-maatregelen
voor honden en katten gehanteerd.
Vanaf 1 mei 1994 is het echter moge-
lijk honden en katten uit EU-landen
mee te nemen naar Noorwegen en
Zweden, mits aan een aantal voor-
waarden (omschreven in de vereiste
importvergunning) wordt voldaan.
Voor rabies worden de volgende eisen
gesteld:

* Voordat tegen rabies wordt gevacci-
neerd, dienen honden tenminste drie
maanden en katten tenminste 14
maanden oud te zijn.

* De vaccinatie moet worden uitge-
voerd door een dierenarts met een
door de Noorse en Zweedse autori-
teiten toegelaten rabiesvaccin.

* Minimaal 120 dagen na vaccinatie
dient bloed te worden afgenomen.
Dit bloedmonster moet op antistof-
fen tegen rabies worden onderzocht
bij een van de aangewezen onder-
zoeksinstituten (onder andere: Oslo,
Uppsala, Helsinki, Malzeville of
Tübingen).

* Het bloedmonster dient per ml mini-
maal 0,5 IE antistoffen tegen rabies
te bevatten.

Het afgelopen jaar is duidelijk gewor-
den dat niet alle honden en katten na
een enkelvoudige rabiesvaccinatie de
door Noorwegen en Zweden vereiste
titer\' van 0,5 IE per ml bereikten. Om
teleurstellingen voor eigenaren (lang-
durige procedure, aanzienlijke kosten)
zoveel mogelijk te voorkomen, wordt
daarom geadviseerd honden en katten
bestemd voor Noorwegen en Zweden
tweemaal, met een interval van vier
tot zes weken, tegen rabies te vaccine-
ren.

^mßmrn I m

RABIESVACCINATIE VOOR NOORWEGEN EN ZWEDEN:
EEN TWEEVOUDIGE VACCINATIE GEEFT MEER ZEKERHEID

Bij honden en katten waarvoor één-
maal een importvergunning is afgege-
ven en die daarna jaarlijks tegen rabies
worden gevaccineerd, mag het bloed-
monster voor een volgende importver-
gunning al vanaf 30 dagen na de laatste
rabiesvaccinatie worden afgenomen.

Namens de Produktgroep Vaccins
vandeFIDIN.

1 Door een titer van minimaal 0,5 IE aan te hou-
den hebben de Noorse en Zweedse autoritei-
ten een extra zekerheid ingebouwd. Be-
scherming tegen rabies kan immers al bij veel
lagere titers worden aangetoond.

VERTROUWENSTEAMS VOORKOMEN VERWAARLOZING
VAN LANDBOUWHUISDIEREN

Landbouwschap

Per 1 januari 1996 is het er echt van ge-
komen: de drie meldpunten tegen ver-
waarlozing van landbouwhuisdieren
hebben hun telefoonlijnen te Boxtel,
Deventer en Drachten geopend. Half
november zette de verantwoordelijke
projectgroep (Landbouwschap, minis-
terie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, Dierenbescherming, Konink-
lijke Nederiandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en de Gezondheids-
diensten (GD)) \'de puntjes op de i\' van
het plan van aanpak. Eerder al hadden
bedrijfsleven en LNV besloten tot
fifty/fifty-financiering van het twee-
jaariijkse project.

Ir. Ben Dellaert van het Landbouw-
schap licht het \'hoe en waarom\' toe
van het project \'Verwaarlozing Land-
bouwhuisdieren\'.

Dellaert: \'Tot voor vijfjaar werd ver-
waarlozing van vee sporadisch ge-
meld bij de verschillende Gezond-
heidsdiensten. Dierenartsen belden
met de mededeling dat er op bedrijf X
iets niet pluis was en verzochten een
medewerker van de Gezondheids-
dienst om poolshoogte te gaan nemen.
In 1990 besloot de GD-Boxtel mede-
werking te verienen aan uitwerking
van een verzoek van het ministerie
van LNV, om op experimentele basis
de problematiek van verwaarlozing in
kaart te brengen en de mogelijkheid
van melding te stroomlijnen. Niet in
de laatste plaats omdat vanaf die pe-
riode de veehouderijsector een aantal
diepe dalen kende. Het risico van fi-
nanciële en sociale problemen binnen
het bedrijf nam daardoor toe en daar-
mee de kans op dierverwaarlozing. In
de afgelopen vijf jaar resulteerde het
meldpunt erin dat het Vertrouwens-
team-Boxtel jaarlijks een tiental
nieuwe verwaariozingsgevallen be-
handelde\'.

De overheid en het landbouwbedrijfs-
leven vonden dit aantal voldoende
aanleiding om de meldingsmogelijk-
heid en het aantal vertrouwensteams
uit te breiden tot een landelijke dienst-
veriening. Dellaert: \'Zo\'n vertrou-
wensteam wordt gevormd door een
dierenarts van de Gezondheidsdienst
en een inspecteur van de Landelijke
Inspectiedienst Dierenbescherming.
Het werkgebied van de vertrouwens-
teams valt samen met het werkgebied
van de Gezondheidsdienst voor
Dieren. Het vertrouwensteam selec-
teert op serieuze meldingsgevallen van
structurele verwaarlozing. Men be-
zoekt het aangemelde bedrijf en pro-
beert de ondernemer te motiveren tot
bijsturing of tot een hulpvraag aan
huisarts of sociaal-psychologische
hulpverlenings-instelling. Het is ver-
volgens aan de veehouder om zijn be-
drijf weer op de rails te krijgen\'.

\'Het moet wel duidelijk zijn\', waar-
schuwt Dellaert, \'dat de echte zware

-ocr page 57-

verwaarlozingsgevallen niet tot het
pakket van het vertrouwensteam beho-
ren. Wanneer het team zulke gevallen
op het spoor komt, is zij verplicht om
de Algemene Inspectiedienst (AID) te
waarschuwen. Echter, zodra het team
een bedrijf onder haar hoede neemt,
blijft de AID afzijdig.

Meldingen worden vooral van de prak-
tizerende dierenartsen verwacht, bij
voorkeur in een vroegtijdig stadium,
zodat bijsturing nog zinvol is. Vee-
houders en dierenartsen die een meld-
punt willen bellen hoeven dus niet te
vrezen dat zij hun collega\'s of cliëntèle
verlinken. Integendeel, het is juist in
het belang van de veehouder, zijn
eventuele gezin en zijn dieren om tij-
dig bij het meldpunt aan de bel te trek-
ken\'.

De meldpunten voor de vertrouwens-
teams zijn te bereiken via de directies

van de drie Gezondheidsdiensten, te
weten:

in Drachten, tel. 0512-570729, Dr. G.
Benedictus,

in Boxtel, tel. 0411-659503, Drs. C.
Damen,

in Deventer, tel. 0570-660139, Drs. H.
Elsinghorst.

Veroniek Clerx,
afdeling Voorlichting en Communicatie
van het Landbouwschap.

Op zaterdag 25 november 1995 vond
de NAJAARSDAG 1995 plaats, dit-
maal met het thema \'Opgefokt\'. Er
werden zoveel mogelijk aspecten van
de problematiek van erfelijke en aan-
geboren afwijkingen belicht. Me-
vrouw mr. C.A.J. van Diemen begon
de dag met een uiteenzetting over de
juridische problematiek rond de koop
en verkoop van huisdieren. Ver-
volgens bespraken de collega\'s Ub-
bink en Rothuizen de mogelijkheden
om door onderzoek van populaties en
individuele patiënten meer te weten te
komen over de verspreiding van erfe-
lijk bepaalde aandoeningen binnen
populaties.

Vooral van de kant van rasverenigin-
gen komen steeds meer vragen over
deze materie, juist omdat binnen een
groot aantal rassen met een relatief
nauwe fokbasis de problemen momen-
teel zeer ernstig zijn. Het is deze ver-
enigingen niet ontgaan dat de moge-
lijkheden voor vroege diagnostiek
momenteel snel toenemen en zij zullen
zich steeds vaker wenden tot onze be-
roepsgroep voor advies.
Verschillende collega\'s bespraken er-
felijke aandoeningen binnen hun spe-
cifieke aandachtsgebied. Hierbij
kwam de dagelijkse praktijk volop aan
bod.

Zonder slapende honden wakker te
willen maken lijkt de combinatie van
steeds mondiger cliënten, een NBW
dat deze cliënten beschermt en steeds
meer kennis over erfelijk bepaalde
aandoeningen nogal explosief De
prakticus zal als adviseur van zowel
pupkoper als fokker zeker geconfron-
teerd worden met vragen over deze
materie en doet er goed aan zich hierin
te verdiepen. Deze Najaarsdag was
wat dat betreft een goed begin.

NAJAARSDAG 1995

-ocr page 58-

In het kader van het Bestrijdings Plan
Papegaaieziekte (BPP) is er een video
gemaakt in opdracht van de Veterinaire
Inspectie, met medewerking van onder
meer H. de Geus, dr. G.M. Dorrestein
en de Afdeling Vogels en Bijzondere
Dieren.

In de vorm van een korte \'speelfilm\',
waarvan het script gebaseerd is op
ware gebeurtenissen, worden het ont-
staan van de papegaaieziekte of psitta-
cose (in de film voornamelijk bij par-
kieten), de klinische verschijnselen die
optreden, zowel bij vogels als mensen,
en de behandelingsmethoden getoond
en besproken. Uitvoerig wordt inge-
gaan op de maatregelen die in het ka-
der van het BPP worden genomen om
de verspreiding van de ziekte binnen
de perken te houden. De film is ge-
schikt voor vertoning voor onze be-
roepsgroep, voor medici en vooral
voor een leken-publiek.

W.R SPECKMANN STICHTING

BESTRIJDINGS PLAN PAPEGAAIEZIEKTE

De film kost / 40,— (verhuur), respec-
tievelijk ƒ 62,— (verkoop), inclusief
verzending, exclusief BTW. Aan-
vragen, bij voorkeur \'s morgens, bij
Rita Lamens, WFSS/AUV, 0485-
335555.

STUDIEVERGADERING DONDERDAG 25 JANUARI 1996

De studievergadering wordt gehouden
in het Beatrixgebouw van het Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht (tel.
(030) 2955911).

Ook niet-leden van de GHwD en stu-
denten diergeneeskunde zijn van harte
welkom op deze vergadering.

19.30-20.00 uur:
20.00-22.45 uur:
20.00-20.45 uur:

20.45-21.30 uur:

21.30-21.45 uur:
21.45-22.30 uur:

22.30-22.45 uur:
22.45 uur:

Huishoudelijk gedeelte van de vergadering.
Enkele beengebreken bij het paard.

A.H. Westerhuis, dierenarts te Wageningen: Geneesmiddel-
beelden betrekking hebbende op beengebreken bij het paard.

B.J.A.M. Boschker, dierenarts te Schijf en mevrouw C. van
Noordenne, dierfysiotherapeut te Spijkenisse:
Reguliere behan-
deling van spat, ocd, sesamoïditis, hoefkatrol en trauma van
spieren en pezen.

Pauze.

J. Boers, dierenarts te Oldenburg (BRD): Homoeopatische be-
handeling van bovengenoemde aandoeningen.
Discussie.
Sluiting.

G.Th.A. Menges

WORKSHOP MOLECULAIRE BIOLOGIE EN RECOMBINANT-
DNA TECHNOLOGIE

Congressen eo cursussen

De Vakgroep Infectieziekten en Im-
munologie van de Faculteit der Dier-
geneeskunde (FdD) en het Instituut
voor Veterinaire Wetenschappen van
de Universiteit Utrecht organiseren de
workshop \'Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie\'.
Deze workshop zal gehouden worden
van 17 tot en met 28 juni 1996 in het
Hoofdgebouw van de FdD (Yalelaan
1 ) en is bedoeld voor onderzoekers die
de DNA-technologie in hun eigen on-
derzoek willen toepassen. Er is geen
voorafgaande ervaring vereist.

De kosten van deze workshop bedra-
gen ƒ 3300,—; met huisvesting en diner
ƒ 4250,—. Dankzij subsidies van een
aantal biotechnologische bedrijven
kan de deelnameprijs voor een aantal
deelnemers echter worden geredu-
ceerd. Aanmelding dient uiterlijk vóór
15 maart 1996 te geschieden door toe-
zending van een curriculum vitae, een
lijst van publikaties, een korte motive-
ring voor deelname en eventueel een
aanvraag voor subsidie aan: dr. J.A.
Lenstra en prof dr. B.A.M. van der
Zeijst, Postbus 80.165, 3508 TD
Utrecht. Omstreeks 1 april ontvangt
men dan bericht van plaatsing. De op-
gave is definitief na betaling op uiter-
lijk 15 april 1996.

De cursus duurt tien dagen. Elke dag
wordt circa zes uur besteed aan experi-
menteel werk. Tijdens colleges en
werkcolleges komen theoretische ach-
tergronden aan bod. \'s Avonds behan-
delen gastsprekers de veiligheidsas-
pecten en de toepassingen van de
DNA-technologie: microbiële en ge-
netische diagnostiek, archeologische
en forensische monsters, genoomkar-
tering en moleculaire genetica, muta-
ties in tumorcellen, gen-therapie, ex-
pressie en transgenese van planten en
dieren. Daarnaast is er een experimen-
teel programma.

Nadere inlichtingen worden gegeven
door:

dr. J.A. Lenstra (030-253 4992: email
lenstra(^vetmic.dgk.ruu.nl) en prof.
dr. B.A.M. van der Zeijst (030-253
4HH8:fa.x: 030-254 0784).

-ocr page 59-

■■ ■ at

m

KLINISCHE AVOND \'DE WAGENRENK\'

Op donderdag 25 januari 1996 organiseert Veterinair Specialistisch Centrum \'De Wagenrenk\' een klinische avond
in Motel West-End te Wolfheze, met onderstaand programma:

20.00-20.30 uur Ontvangst met koffie.

20.30-21.00 uur
21.00-21.05 uur
21.05-21.30 uur
21.30-22.00 uur
22.00-22.30 uur

\'Kaakklachten\', mevrouw drs. M.H.Th. Govers.

Introductie dr. G. Rutteman, per 1-1-96 parttime werkzaam als oncoloog in \'De Wagenrenk\'.

\'Chemotherapie bij tumorziekten van de hond en de kat\', dr. G. Rutteman.

Pauze.

\'Te grote en te kleine lever\', mevrouw dr. A.A.M.E. Lubberink en drs. J.W. Garretsen.
U bent van harte welkom op deze avond!

M»*

Van 9 tot en met 13 maart 1996 zal in
San Antonio de 63e Annual Meeting &
Spring Management Conference van
de American Animal Hospital Asso-
ciation worden gehouden.
Op 9 en 10 maart 1996 vindt de Mana-
gement Conference plaats, waarbij in
diverse parallelsessies vele facetten
van praktijkmanagement worden be-
licht, zoals communicatie, marke-
tingstrategie, motivatie van personeel,
etcetera. Het uitgebreide wetenschap-
pelijk programma duurt van 10 tot en
met 13 maart. Dit programma biedt de
geïnteresseerde gezelschapsdieren-
prakticus een enorme variatie lezin-
gen, wetlabs, interactieve sessies en
seminars. Tevens bestaat de mogelijk-
heid om tijdens het congres enkele die-
renklinieken in de omgeving van San
Antonio te bezoeken.
Jaarlijks wordt door enkele duizenden
dierenartsen, onder wie vaak ook en-
kele uit Nederland, dierenartsassisten-
tes en praktijkmanagers aan dit con-
gres deelgenomen. Ook dit jaar kun-
nen belangstellende Nederiandse die-
renartsen weer het uitgebreide
programma aanvragen bij
prof. dr. J.E.
Gajentaan, telefoonnummer 030-
2531705.

De heer Sluyters van Aesculaap is
gaame bereid om nadere inlichtingen
te verschaffen en om eventueel coördi-
nerend op te treden bij de keuze van
hotel of vliegreis. De heer Sluyters is
tijdens kantoomren te bereiken op te-
lefoonnummer 0411 -675915.

AAHA CONGRES IN TEXAS

POLYMERASE CHAIN REACTIONS

Van 20 tot en met 22 maart 1996 orga-
niseert PTOpleidingen (nascholingsin-
stituut Hogeschool van Utrecht) de
praktisch georiënteerde cursus
Polymerase Chain Reactions (PCR).
De prijs van de cursus is ƒ 2025,--.
Het theoretisch gedeelte bestaat uit:
basisprincipes van PCR, reactie-kine-
tiek. kritische parameters, componen-

47

MARBOCYL

Marbocyl is een nieuw bactericide an-
tibioticum, ontwikkeld door Vétoqui-
nol B.V. Zijn werkzame bestanddeel is
ten van de PCR-reactie, ontwerp van
de primers, monsterbereiding, toepas-
singen in fundamenteel onderzoek
(genexpressie, moleculaire genetica),
microbiologische diagnostiek, kli-
nisch-genetische diagnostiek, forensi-
sche en archeologische monsters. Het
praktische gedeelte houdt in: DNA-
zuivering, PCR op bacteriecultuur en

het marbofloxacine, een origineel
fluorochinolon. Het bezit een zeer
breed werkingsspectrum, dat gericht is
tegen grampositieve organismen
(voornamelijk stafylokokken en
Strep-
tokokken), gramnegatieve organismen
(E. Coli en andere enterobacteriaceën,
Pasteurella, Pseudomonas,...) en my-
coplasmen.

Marbofloxacine wordt, na orale toe-
diening van de aanbevolen dosis (2
mg/kg) aan honden of katten, snel ge-
op geïsoleerd DNA, RNA-isolatie,
cDNA-synthese, PCR op cDNA, op-
werking van faeces voor PCR, agarose
gelelectroforese, Southern Blotting,
hybridisatie met niet-radio-actieve
probe, detectie van PCR-monster door
middel van chemoluminiscentie.
Voor meer informatie en aanmeldin-
gen: PTOpleidingen, 030-2 660 254.

TIJDSCHRIH VOOR [:)lERGHNhKSKUNDE, DEEL 121, JANUARI, A KLEVE RIN O 2, 1996

resorbeerd. De maximale semmspie-
gels worden binnen de twee uur be-
reikt. De biologische beschikbaarheid
bedraagt ongeveer 100%. Het genees-
middel, dat een geringe binding aan
plasmaproteïne (<10%) vertoont,
wordt op mime schaal in het orga-
nisme verspreid. In de meeste weefsels
(lever, nieren, huid, longen) zijn de
weefselconcentraties hoger dan in het
serum.

Marbofloxacine wordt langzaam uit-
gescheiden (t\'/2 ß= 14 uur bij honden

-ocr page 60-

en 8 uur bij katten), hoofdzakelijk in
actieve vorm, namelijk via de urine
(2/3) en defaeces(\'/3).
Marbocyl is geïndiceerd bij huidinfec-
ties (honden en katten) en urinewegin-
fecties (honden). De dosering is 2
mg/kg LG één keer per dag in één da-
gelijkse dosis. Marbocyl wordt gepre-
senteerd in tabletten van:
5 mg, REG NL 8620 (in dozen a 10 en
20 tabletten)

20 mg, REG NL 8621 (in dozen a 10
en 20 tabletten)

80 mg, REG NL 8622 (in dozen a 6 en
12 tabletten)

>a I ii

LIJST STUDENTENREFERATEN 2E 3E KWARTAAL 1995

Evaluatie van een bedrijfsdiergeneeskundige
aanpak van een te hoog tankmelkcelgetal in
Nederland aan de hand van vier case-t)eschrij-
vingen; A.M. van Gestel, SR 401/95: 28 pp.

Drachtigheidsdiagnostiek bij het schaap; H. van
Unen, SR 402/95: 51 pp.

Het kation-anion verschil in de voeding van
droogstaande melkkoeien in relatie tot de pre-
ventie van melkziekte; Hans Nij Bijvank, SR
403/95:36 pp.

Tepeltopvereelting bij het rund exact waargeno-
men; F. de Graaf, SR 404/95: 42 pp.

Euthanasie van het gezelschapsdier. Een inven-
tarisatie van het rouwproces dat eigenaren door-
maken; A.L. Jorksveld, SR 405/95: 65 pp.

Intraspecifieke agressie bij honden; B.C.M. van
de Nobelen, SR 406/95: 27 pp.

Niet-alleen-kunnen-zijn- bij de hond; D.
Kroezen en E.M. Nannes, SR 407/95:20 pp.

Diagnostiek van mastitis bij het rund; I. van
Schaik, SR 408/95: 63 pp.

Reactieve hyperaemie bij het rund, een oriënte-
rend onderzoek; D.M.A. de Wijs, SR 409/95: 28
PP

Fokproblemen bij cavia\'s; F M. Naaijer, SR
410/95: 55 pp.

Systematiek bij Diagnostiek: toetsing van een
protocol; H. Heintz, SR 411/95: 26 pp.

Podotrochleose en beslagmaatregclen. I. Bors-
boom; SR 412/95: 33 pp.

Equine degeneratieve myelo-encephalopathie

en vitamine E. M.B. Melchior; SR 413/95: 15
pp.

Koopkwesties bij gezelschapsdieren. M.R. van
der Harst; SR 414/95: 51 pp.

Kunstmatige inseminatie bij de geit; een veld-
studie op Bonaire. F. Kahimann; SR 415/95: 79
pp.

Daar sta je dan......Over het staande verrichten

van werkzaamheden en klachten over het bewe-
gingsapparaat bij gezelschapsdierenpraktici. M.
Timmer; SR 416/95: 52 pp.

Olecranonfracturen bij paarden. B de Jong; SR
417/95:51 pp.

Paracetamol en gezelschapsdieren: een nieuw
alternatief? C. Broekman; SR 418/95: 32 pp.

Gen-lokalisatie bij het paard. N.B. Cramer; SR
419/95: 19 pp.

Het effect van de voeding op klinische en subkli-
nische mastitis bij het rund. Een literatuuronder-
zoek. Y. van der Brug; SR 420/95: 80 pp.

De reproduktie van melkvee in de ressorten
Wanica-A, Wanica-B en Wanica-C, in Suriname.
(Deel 1: Een oriënterend onderzoek naar de
vruchtbaarheid van Surinaams melkvee. Deel 2:
Technische resultaten van de K.I.-dienst te
Parimaribo). V.N.A. Dwarkasing; SR 421 /95: 105
pp.

Co2-euthanasie bij dieren: met of zonder zuur-
stof? H. de Vries en C. Snoek; SR 422/95:45 pp.

Retrospectief onderzoek betreffende klinische
en röntgenologische resultaten bij twintig paar-
den met een straalbeenft-actuur waarbij een
Osteosynthese verricht is. M.L. Schure en
E.N.D. van den Brandt; SR 423/95: 37 pp.

Het concurrentiebeding binnen de Diergenees-
kunde. M.C. Brus; SR 424/95: 31 pp.

Autologie spongiosa transplantatie. E. Enzerink;
SR 425/95: 27 pp.

Pericardovervullingbij de chimpansees in Natura
Artis Magistra. A.R. de Voogd; SR 426/95:28 pp.

Is non-interference an effective way to control the
population and to prevent overpopulation of the
Nubian ibex in Israël. A. Levy; SR 427/95: 24 pp.

Therapieresultaten van seamoidose bij het
paard. Literatuurstudie en retrospectief onder-
zoek. A.E. Jobseen E.A. Ris; SR 428/95: 36 pp.

Pathologisch beeld bij BVD/MD-infectie. P.G.
Stins; SR 429/95: 52 pp.

Het effect van een voerovergang op voerop-
name, bloedvoorziening van de darm en pH van
de darmwand bij biggen op speenleeftijd. H.
Loonen en I. Thomassen; SR 430/95: 25 pp.

De motiliteit in het maagdarmstelsel van het
paard. J.H. Penraat; SR 431/95: 68 pp.

Embryonic loss in mares. A literature review and
own research. A. van Beck; SR 432/95:45 pp.

Closlridium perfringens type A en C entero-
toxaemieën bij het varken. O. EIberink; SR
433/95: 27 pp.

OPU paard 1993. L. Kaalberg en F. van der
Meer; SR 434/95: 51 pp.

Fertiliteit van melkvee in de vochtige tropen.
V.D.A. Dwarkasing; SR 435/95: 66 pp.

Vergelijkende morfologie van de neusvleugek.
F. Gorter; SR 436/95: 34 pp -i- bijlagen

Urolithiasis bij paarden. Literamuronderzoek.
C.A.Oberg;SR437/95;25pp.

Behaviour of microflora during production and
ripening of on-farm manufactured pecorino; J.
Smulders en C. Westermann; SR 438/95:42 pp.

Grass sickness. Een literatuurstudie. N.J.
Heijligers;SR439/95:39pp.

Ureaplasma, mycoplasma en acholeplasma in-
fecties in de runder genitaaltractus. G.E.
Kooijman; SR 440/95: 24 pp.

Kangoeroes in Nederland. Houderij, ziekten en
behandeling. C. Erdmann. K. Fonad en M.
Hartman; SR 441/95: 96 pp.

Feliene infektieuze peritonitis. Een ziekte en
haar diagnose. C.J. Niemeijer-Veenstra; SR
442/95:26 pp.

De apotheek van de dierenarts. Momentopname
1994. G. Meijer; SR 443/95: 38 pp.

Economische overwegingen bij de beslissing tot
inseminatie of vervanging van melkkoeien bij
vruchtbaarheidsproblemen. R.V.C. Sanders; SR
444/95: 45 pp.

Inspanningsendocrinologie van het paard. Een
literatuurstudie. C.J.H. Neijenhuis; SR 445/95:
28 pp.

Het familiair voorkomen van hyperadrenocorti-
cisme bij de Yorkshire Terrier. I. de Maesschalck
en C. Pays Tentoea; SR 446/95: 60 pp.

Cardiomyopathie en andere hartspierziekten bij
het rund. B.S.M. Suurenbroek; SR 447/95: 34
pp.

Evaluatie van de risico\'s voor de zwangerschap
van de praktizerende dierenarts. I. Dam; SR
448/95: 58 pp.

Zwemblaasvorm (Anguillicola crassus) infectie
bij de Europese aal (Anguilla anguilla). P.J.G.
haker; SR 449/95: 51 pp.

Perugia. Verslag van een Erasmus VVDO co-
schap en een daaruitvolgend literatuuronder-
zoek naar de microbiologische kenmerken van
schapemelk en schapekaas. C. Gielen; SR
450/95: 33 pp.

-ocr page 61-

Onderzoek naar het effect van het soort ruwvoer
op de melkproduktie en de melksamensteliing
bij Flevolander ooien en naar het effect van ver-
schillende opfokmethoden van lammeren op de
groei en de slachtkwaliteit. R. v.d. Aakster; SR
451/95: 39 pp.

Cystinestenen en dieettherapie bij de hond. D.
Francissen; SR 452/95: 34 pp.

A pilot survey of viral respiratory disease in
goats and sheep in Southern Mozambique. R.N.
Zadoks; SR 453/95: 45 pp.

De relatie tussen fatty liver en een verminderde
werking van het immuunapparaat bij runderen.
J. Schutte en M. Verkerk; SR 454/95: 31 pp.

Klinische en biochemische parameters bij lever-
tumoren van de hond. M. van Baarle; SR 455/95:
43 pp.

Role of histamine and antagonists in gastric fijnc-
tion (secretion and motility), in relation to gene-
ralised infections. N. Reyne; SR 456/95:21 pp.

De lichaamstemperatuur van gezonde ooien in
de periode rond de normale geboorte en de bete-
kenis daarvan voor de diagnostiek. M.C. Anema
enM.C.Meesen;SR457/95:31 pp.

m 0m WW m

Bovine Leucocyte Adhesion Deficiency (BLAD).
B. van Luijk; SR 458/95: 13 pp.

Vaccinatie tegen de runderteek, Boophilus mi-
croplus. G.M. Kuiken; SR 459/95:40 pp.

Uieroedeem als bedrijfsprobleem. Een litera-
tuuroverzicht met nadruk
op de Pathogenese van
persisterend uieroedeem
bij het rund. F.
Zwanenburg; SR 460/95: 59
pp.

Salmonella Enteritidis bij pluimvee. Detectie en
vaccinatie. B.J. Mangnus en J.C.M. Schokker;
SR 461/95: 38 pp.

Ziekten bij de in Nederland inheemse fauna. I.
Terlouw; SR 462/95: 38 pp.

Transveneuse endomyocardiale biopsie en con-
gestieve cardiomyopathie bij de hond. L.
Verkleij; SR 463/95: 31 pp.

Gewrichtsdrainage: een therapie voor infecti-
euze arthritis bij het paard? G.J.W. van der Peijl;
SR 464/95: 32 pp.

Een onderzoek naar de selenium- en vitamine E-
status bij gezonde runderen in Nederland.
J.A.P.M. van Dommelen en E. van Essen; SR
465/95:40 pp.

ACE-remmertherapie bij honden met hartde-
compensatie. J.G.T. van Lieshout; SR 466/95:
14 pp.

Los processus coronoideus bij Retrievers.
K.M.K. Geensen; SR 467/95: 43 pp.

Survey on the prevalence of antibodies to
Bovine Viral Diarrhoea virus. Bovine Herpes
Virus-1, parainfluenza-3 virus and the antibody
titers as a result of vaccination against Foot-and
Mouth Disease in the Sabana de Bogota. R. ter
Horst en E. Kwant; SR 468/95: 64 pp.

Pacheco\'s Disease, een uitbreaak in het N.O.P.
te Geldrop. M. van Wijk; SR 469/95:29 pp.

Ehrlichiosis bij mens en dier. J. Dolfing; SR
470/95: 57 pp.

Een vergelijkend onderzoek naar de eosinofiele
granulomateuze (gastro)enteropathie bij paard
en mens. D. Lankveld; SR 471/95:44 pp.

O

Trisodium Phosphate [TSP] Treat-
ment of Beef Surfaces to Reduce
Escherichia coll 0157:H7 and
Salmonella typhimurium.
Behandeling van rundvlees met
Trinatriumfosfaat.

Kim JW. and Slavik MFJ Food Sei
1994; 59: 20-2.

Met behulp van cultureel en electro-
nenmicroscopisch onderzoek werd na-
gegaan in hoeverre E. coli 0157:H7 en
Salmonella typhimurium, die aan de
oppervlakte van rundvlees waren ge-
hecht, door behandeling met Triso-
diumfosfaat (TSP; Na3P04) konden
worden verwijderd. Daartoe werden
de oppervlakken van vet en fascia, die
gewoonlijk ook in het slachthuis wor-
den besmet, gedurende 15 minuten
blootgesteld aan 10^ kve/ml van ieder
inoculum en daarna voorzichtig ge-
spoeld met 10% TSP-oplossing (10"C)
gedurende 15 seconden.
Het effect van de TSP-behandeling
was afhankelijk van de weefselstruc-
tuur en de bacteriesoort. Bij cultureel
onderzoek werd een reductie vastge-
steld van log 1.35 (vet) tot log 0.92
(fascia) voor E. coli en van log 0.91
(vet) tot log 0.51 (fascia) voor S. typhi-
murium. De laatstgenoemde reductie
was niet significant.

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

Referaten

Electronenmicroscopisch onderzoek
van monsters vet mislukte, omdat de
aangehechte bacteriën waren bedekt
met een laagje vet. Daarentegen was
telling van de in netwerken van colla-
gene vezels ingebedde bacteriën aan
de oppervlakte van fascia wel moge-
lijk. Met deze methode werd door
TSP-behandeling een significante re-
ductie van log 1.39 en log 0.86 vastge-
steld door E. coli respectievelijk S.
typhimurium.

Globaal kan worden gesteld, dat TSP
effectiever werkte op oppervlakken
van vet dan op die van fascia en dat
TSP E. coli 0157:H7 efficiënter ver-
wijderde dan S. typhimurium. (Krach-
tens artikel 3 Vlees- en Vleeswaren-
besluit Warenwet 1987 is de
behandeling van vlees met Na3P04 in
Nederland niet toegelaten; ref).

M P. Smit

MICROBIOLOGIE

The outcome of widespread use
of semen from a bull persistently
infected with pestivirus.

P.D. Krikland, S.G. Mackintosh, and
A. Movie. The Vet Rec 1994; 135: 527-
9.

Op een K.1.-station werd een BVD-
virusdragende stier gevonden van
twee jaar oud. Met sperma van deze
stier waren 600 inseminaties verricht
op 97 bedrijven. De non return status
op 90 dagen van 52 bedrijven bedroeg
38%. De overige stieren hadden op
deze bedrijven een non return van
66%.

Uit het spemia werd in hoge concen-
tratie het BVD-virus gekweekt.

Er werd bloed en serum verzameld bij
162 koeien geïnsemineerd met dit
spemia. Alle mnderen op één na had-
den antilichamen ten opzichte van dit
vims. In totaal werden 59 kalveren, ge-
boren uit deze mnderen, onderzocht.
Hiervan waren twee virusdrager. Van
de andere mnderen had 66% afweer-
stoffen. Onder de nakomelingen van
deze koeien werden geen virusdragers
gevonden.

-ocr page 62-

In de discussie wordt gewezen op de
risico\'s van liet gebruik van een derge-
lijke stier en dit temeer omdat de virus-
concentratie in het sperma zeer hoog
kan zijn.

Gezien het grote aantal serologisch po-
sitieve dieren in de controlegroep, is
het onwaarschijnlijk dat alle runderen.

VARKEN

Delayed neuropathy in pigs indu-
ced by isofenphos.

I.e. Shaw, R.M. Parker, S. Porter,
M.P. Quick. M.H. Lamont, R.K.P.
Patel, I.M. Norman en M.K. Johnson.
The Vet Ree. 1994; 136: 95-7.

Op verschillende bedrijven werd bij
meer dan 700 zeugen ataxie waargeno-
men. Bij histologisch onderzoek van
de hersenen zag men veranderingen
die zouden kunnen wijzen op het be-

DERMATOLOGIE

Effectiviteit van griseofulvine en
itraconazol bij huidschimmelin-
fecties

K.A. Mor iel lo en DJ. Dehoer.
Proceedings 1994: 50.

Bij huidschimmelinfecties van katten
wordt een systemische therapie,
meestal in combinatie met wassen, ge-
adviseerd. Het maakt de behandeling
vaak kostbaar terwijl er milde tot ern-
stige bijwerkingen kunnen optreden.
In een blind gecontroleerd onderzoek

RUND

An ultrasonographic study of bo-
vine cystic ovarian disease and
its treatment

I.A. Jeffcoate, and T.R. Avliffe. The
Vet. Ree. 1995: 136: 406-10. "

Het doel van het onderzoek was de
bruikbaarheid na te gaan van ultrasoni-
sche scanning voor de diagnostiek van
ovariële afwijkingen en voor het eva-
die geïnsemineerd werden met het vi-
rus-positieve sperma, op dat moment
serologisch negatief waren ten op-
zichte van het BVD-virus.
Ook bij immune dieren zou insemina-
tie met het BVD-virus positief sperma
tot slechte bevruchtingsresultaten of
tot vroeg embryonale sterfte leiden. De

■■ ■ M

staan van een vergiftiging met organi-
sche fosforverbindingen.

Nadere studie leerde dat al deze bedrij-
ven meel hadden ontvangen van de-
zelfde locale voederleverancier. De
tarwezemelen die hierin gemengd wa-
ren en die afkomstig waren van een
partij ingevoerd vanuit Frankrijk, be-
vatten het pesticide isofenphos.
Klinisch zag men een verminderde
motiliteit, ataxie van de achterhand en
gaan zitten als een hond.

•MM

De diagnose werd gesteld met behulp
van gaschromatography. Berekend

werd de effectiviteit van griseofulvine
en het nieuwe triazolpreparaat itraco-
nazol vergeleken bij drie groepen van
elk vijf experimenteel met M. canis be-
smette kittens (controlegroep werd be-
handeld met het vehiculum). De be-
handeling duurde 100 dagen of tot het
moment dat kweken van vachtmonster
drie opeenvolgende weken negatief
waren. De klinische verschijnselen
waren significant minder in de beide
behandelde groepen in vergelijking
met de controlegroep en verdwenen
ongeveer drie weken eerder. De met
itraconazol behandelde dieren ver-
toonden weer minder verschijnselen
en waren twee weken eerder genezen

lueren van een behandeling van cys-
ten. Men kon een onderscheid maken
tussen luteïne- en follikelcysten.
Luteïnecysten reageerden goed op een
behandeling met prostaglandines, het-
geen ook bleek uit de resultaten van
bepalingen van het progesterongehalte
in het plasma. Deze dieren kwamen
drie a vier dagen na applicatie weer in
oestrus. Het toedienen per injectie van
gonadotroop release homioon (Gn-
RH) of van intravaginale applicatie
van progesteron (PRID) gaf minder
goede resultaten.

mededelingen in de literatuur dat inse-
minatie met BVD-virus positief
sperma tot goede bevruchting heeft ge-
leid, hebben meestal betrekking op
waarnemingen bij een klein aantal run-
deren.

J.P. W.M. Akker mans

werd dat de zeugen per dag ongeveer
50 mg isofenphos hadden opgeno-
men en dit gedurende meer dan 14
dagen.

Isofenphos geeft geen acute intoxica-
tie. Het middel werkt cumulatief Bij
chemisch onderzoek bleek dat de con-
centraties van enzymen als acethyl-
choline-esterase en neuropathy target
esterase in de hersenen niet veranderd
waren.

J.P. W.M. Akkermans

(gemiddeld acht weken behandeling)
dan de griseofulvine groep (tien weken
behandeling). De eerste negatieve
schimmelkweken werden al drie we-
ken na het begin van de behandeling
gevonden. Hoewel de klinische ver-
schijnselen in de tijd ook bij de contro-
ledieren verminderden, bleven de
schimmelkweken onveranderd posi-
tief Beide preparaten werden effectief
bevonden. Er werd niets vermeld over
eventuele bijwerkingen. Itraconazol is
in Nededand alleen als humaan pro-
dukt (Trisporal) geregistreerd (ref).

P.A.M. Overgaauw

Na gebruik van GnRH of van PRID bij
koeien met follikelcysten ontstond
ovulatie met de vomiing van een cor-
pus luteum. Oestrus werd niet altijd
waargenomen. Regressie van de cyste
geschiedde langzaam.

Geconcludeerd werd dat een behande-
ling gericht op de involutie van de cys-
ten (zowel luteïne- als follikel-) de
nonnale ovariële activiteit herstelt, zij
het soms pas na enige tijd.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 63-

Naar aanleiding van onder-
staande, uit de praktijk ontvangen
vraagstelling, vond de redactie dr.
J. fV. Hesselink (prakticus in
Mamm) bereid om voor de lezers
een antwoord te formuleren.

vraag:

Op welke leeftijd doe je routinematig
drachtigheidsonderzoek bij geiten?
Hoe ziet schijndracht emit (echo)? Is
de diagnose ahijd 100% zeker? Hoe
vaak komt het voor? Wat is de oor-
zaak? Wat is de behandeling? Worden
ze in hetzelfde seizoen weer drachtig?
Is de aandoening rasgebonden?
Recidiveert de aandoening?

antwoord:

Hoe ziet schijndracht eruit?

Schijndracht is een aandoening die bij
geiten voorkomt, waarbij steriele
vloeistof zich ophoopt in het lumen
van de uterus, terwijl zich op één van
de ovaria een persisterend corpus lu-
teum bevindt. Dit corpus luteum pro-
duceert progesteron waardoor de
schijndracht in stand wordt gehouden.
Schijndracht is synoniem met hydro-
metra. De diagnose schijndracht kan
uitsluitend worden gesteld met behulp
van echoscopie. De uterus van de geit
kan zowel met transrectale als met
transabdominale echoscopie in beeld
worden gebracht. Bij de transrectale
methode wordt de transducer met een
verlengstuk ongeveer 10 cm diep in
het rectum geleid tot boven de utems.
Bij de transabdominale methode is het,
afhankelijk van het ras en het baar-
kleed, noodzakelijk een klein gedeelte
van het baarkleed (6x12 cm) van de
rechter ventrale buikwand, net craniaal
van het uier te scheren. Nadat er trans-
missiegel is aangebracht, wordt de
transducer op deze plaats tegen de
buikwand gehouden.
Het echobeeld van de schijndracht
wordt gekarakteriseerd door grote
echo-amie (zwarte) vloeistofcomparti-
menten, gescheiden door dunne \'twee-
lagige membranen\'. Dit beeld is als
volgt te verklaren:

De hoeveelheid vloeistof, die in geval
van schijndracht wel kan toenemen tot
meer dan tien liter, leidt tot een over-
vulling van de uterus, hetgeen een
sterke omkrulling van de hoorns tot
gevolg heeft. De geluidsbundel maakt
dan meerdere doorsnedes door de
overvulde baarmoeder en de \'tweela-
gige membranen\' zijn dus géén vlie-
zen in het lumen van de utems, maar
doorsnedes van twee tegen elkaar lig-
gende delen van de utemswand.

Betrouwbaarheid en tijdstip van
echoscopisch onderzoek

Het is soms moeilijk het echobeeld van
een beginnende schijndracht te onder-
scheiden van vroege stadia van de
dracht, aangezien er in beide gevallen
een kleine, met wat vocht gevulde ute-
ms zichtbaar zal zijn. Met behulp van
transrectale echoscopie is een drachtig-
heidsdiagnose een paar dagen eerder te
stellen dan met de transabdominale
methode, maar er zijn echter nog geen
gegevens over de betrouwbaarheid van
de transrectale methode. Routine-
matige drachtigheidsdiagnostiek met
transabdominale echoscopie kan het
beste vanaf 40 dagen na dekking of in-
seminatie worden uitgevoerd. Vanaf
dat tijdstip moeten vrucht( delen),
vmchtvliezen en placentomen op het
echobeeld zichtbaar zijn, terwijl zij in
het geval van schijndracht juist ontbre-
ken. De diagnose gust kan op dat mo-
ment ook met zekerheid worden ge-
steld. In de praktijk kan trans-
abdominaal echoscopisch onderzoek
het beste plaats vinden tussen 40 en 70
dagen na de dekking, niet alleen omdat
er dan een betrouwbare differentiaal
diagnose te maken is tussen dracht,
schijndracht en gust, maar ook omdat
infomiatie kan worden verkregen over
het aantal en de levensvatbaarheid van
de vruchten. Bovendien kan de fre-
quentie van het echoscopisch onder-
zoek op deze wijze beperkt blijven tot
éénmaal per maand en gecombineerd
worden met een maandelijkse bedrijfs-
begeleiding.

Hoe vaak komt het voor?

De incidentie van schijndracht kan
sterk variëren, niet alleen tussen ver-
schillende bedrijven maar ook op het-
zelfde bedrijf gedurende verschillende
jaren. Gemiddeld wordt een incidentie
waargenomen tussen 5 en 10%, maar
in een enkel geval kan bij meer dan
20% van de geiten een schijndracht
optreden. Schijndracht wordt voorna-
melijk bij oudere geiten waargenomen
en slechts sporadisch bij jaarlingen. De
kans op het optreden van schijndracht
neemt toe met het ouder worden van de
dieren.

mÊÊÊÊm

DRACHTIGHEIDSONDERZOEK EN SCHIJNDRACHT BIJ
GEITEN

Er wordt wel gesuggereerd dat het in-
duceren van een oestms met behulp
van een met progesteron geïmpreg-
neerde spons de kans op schijndracht
zou doen toenemen, maar het is geble-
ken dat dit niet zo is.

Wat is de oorzaak?

De oorzaak van schijndracht is nog
steeds onbekend. Onder experimentele
omstandigheden leek prolactine in eer-
ste instantie een rol te spelen bij de ont-
wikkeling van het persisterend corpus
luteum en de daarop volgende ontwik-
keling
van schijndracht. De resultaten
van
veldproeven konden deze rol van
prolactine echter geenszins bevesti-
gen. Recent onderzoek wijst meer in
de richting van een verstoring van het
luteolytische mechanisme, met name
een verstoorde synthese of release van
Prostaglandines door de uteruswand.

Wat is de behandeling?

De behandeling van een schijndracht
is er op gericht het persisterende cor-
pus luteum, dat de schijndracht in
stand houdt, te laten verdwijnen waar-
door het progesterongehalte in het
bloed zal dalen. Hierdoor zullen de
dieren oestrussymptomen vertonen en
de vloeistof zal uit de uterus vrijko-
men, de zogenaamde \'cloudburst\'. Dit
kan worden bereikt door het intramus-
culair toedienen van een natuurlijk of
een synthetisch
Prostaglandine (bij-
voorbeeld 5 mg dinoprost). Dekking
tijdens deze cloudburst is zinloos; het
is beter om twaalf dagen na de cloud-
burst opnieuw een oestrus te induceren
met een tweede toediening van Pro-
staglandines en de geit tijdens de
daarop volgende oestrus te laten dek-
ken. Ook als men de geil niet wil laten
dekken is het zinvol een tweede keer
Prostaglandines toe te dienen, aange-
zien daamiee de kans op recidiveren
van de schijndracht aanmerkelijk af-
neemt.

-ocr page 64-

Worden ze in hetzelfde seizoen weer
drachtig?

Van de geiten waarbij een schijndracht
één of meerdere keren tijdens het-
zelfde bronstseizoen is waargenomen,
kan na een behandeling met twee af-
zonderlijke injecties met
Prostaglandi-
nes ongeveer 80% in hetzelfde seizoen
weer drachtig worden. Om een derge-
lijk percentage te halen is het wel no-
dig de schijndrachtige dieren in een zo
vroeg mogelijk stadium op te sporen
en niet tot laat in het oestrusseizoen te
wachten met echoscopisch onderzoek.

Is de aandoening rasgebonden?

De aandoening is, voor zover bekend,
niet rasgebonden. Schijndracht is be-
schreven bij Toggenburgers, Saanen-
en Alpinegeiten.

Recidiveert de aandoening?

Zowel in hetzelfde jaar als tijdens af-
zonderlijke jaren kan een schijndracht
recidiveren. Onderzoek bij een groep
schijndrachtige geiten, die slechts met
een éénmalige toediening van
Prosta-
glandines werden behandeld, leverde
in hetzelfde seizoen een percentage re-
cidiven op van 45%. De vloeistof die
toch nog achterblijft in de uterus na
een éénmalige behandeling is moge-
lijk verantwoordelijk voor het op-
nieuw optreden van een schijndracht.
Als een geit eenmaal een schijndracht
heef^ gehad is, ook na behandeling en
aansluitende dracht, de kans dat zij in
een ander jaar weer een schijndracht
ontwikkelt reëel aanwezig. Bij onder-
zoek op één melkgeitenbedrijf gedu-
rende vier opeenvolgende jaren, trad
bij 16% van de schijndrachtige geiten
een recidief op in een ander jaar.

LISTERIA BIJ GEITEN

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie dr. J.W.
Hesselink (prakticus in Marum) be-
reid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

vraag:

Komt listeria voor bij geiten? Hoe voor-
kom je het?

antwoord:

Het antwoord op het eerste deel van de
vraag is bevestigend. Listeriose is een
infectieziekte die bij vele diersoorten
voorkomt, maar waarvoor geiten in het
bijzonder gevoelig zijn. In de professio-
nele melkgeitenhouderij, zoals die de af-
gelopen vijftien jaar in Nederiand is ont-
staan, vormt listeriose een van de
belangrijkste ziekteproblemen. Listeria
monocytogenes is een klein, regelmatig,
niet-zuurvast Gram-positief staaQe dat
zich buiten het lichaam goed kan hand-
haven. In droge grond kan de bacterie
enkele dagen overleven, in faeces en
kuilvoer zelfs enkele jaren. De meest
voorkomende vorm bij geiten is een
mcningo-encephalitis. Daamaast kan
listeria bij geiten ook septikemie en
abortus veroorzaken. Deze drie karakte-
ristieke ziektebeelden komen bijna al-
tijd op zichzelf staand voor en worden
zelden in combinatie met elkaar gezien.
Hoewel het niet altijd mogelijk is een in-
fectiebron op te sporen, berasten veel
listeria infecties op het voeren van inge-
kuilde produkten van onvoldoende
kwaliteit.

klinische verschijnselen
Bij een meningo-encephalitis wordt een
beschadiging van het mondslijmvlies

wel aangegeven als porte d\'entrée,
waardoor de bacterie de zenuwuitein-
den ter plekke kan bereiken en de infec-
tie via deze zenuwen naar de hersenen
gaat. Een andere mogelijkheid is dat de
bacterie via de bloedbaan de hersenen
bereikt. De incubatietijd is twee a drie
weken. Als eerste symptoom wordt
vaak gezien dat de geit zich wat afzijdig
houdt van de rest van de koppel. De eet-
lust neemt af en de melkgift zal tegelij-
kertijd dalen. Binnen enkele uren kan de
coördinatie van de geit al verminderen.
Koorts wordt niet altijd waargenomen.
De dieren krijgen de neiging ergens te-
genaan te leunen of gaan cirkelbewegin-
gen maken. Vervolgens kunnen in snel
tempo één of meer van de volgende
symptomen worden waargenomen:
speekselen, facialis paralyse, neer\\\'al-
len, opisthotonus, fietsbewegingen, ny-
stagmus, tot in veel gevallen de dood
erop volgt. Bij de septikemische vorm is
de incubatietijd veel korter, ongeveer 24
uur, en vindt de infectie plaats via het
damislijmvlies. De septikemische vomi
begint ook met vage klachten zoals
traagheid, verminderde eetlust, koorts
en in sommige gevallen diarree. Vaak
herstellen de dieren hierna weer vanzelf
In andere gevallen houdt de koorts aan;
de toestand verslechtert snel en de die-
ren sterven binnen een paar dagen.
De drachtige uterus is bijzonder gevoe-
lig voor een infectie. Abortus of een a
temie geboorte van een dode vmcht is
het gevolg. In een enkel geval kan het
lam nog levend ter wereld komen, maar
sterft dan toch korte tijd later. Retentio
secundinarum en endometritis zijn vaak
voorkomende complicaties.

zoonose

Het is belangrijk zich te realiseren dat
listeria een zoönose is; ook bij mensen
kan listeria een meningo-encephalitis
veroorzaken. De bacterie kan worden
uitgescheiden in de melk van zieke gei-
ten, maar ook van klinisch gezonde la-
tente dragers. Pasteurisatie van de melk
biedt nog geen garantie dat de bacterie
niet meer in de melk aanwezig is, aange-
zien deze zich ook in de leucocyten kan
bevinden. Uit zachte kaas, gemaakt van
niet-gepasteuriseerde melk, is in enkele
gevallen na vier maanden nog listeria
geïsoleerd. Bij de septikemische en de
abortusvorm kan listeria aanwezig zijn
in de faeces, melk, vruchtwater, vrucht-
vliezen, foetussen en lammeren. De gei-
tenhouder, en ook de dierenarts, moeten
zich dit altijd goed realiseren en bij ver-
dachte gevallen op hygiënisch gebied
zeer nauwkeurig werken. Naast per-
soonlijke hygiëne houdt dit onder an-
dere in: het isoleren van een mogelijke
uitscheider van de rest van de koppel en
reiniging en desinfectie van de ruimte
waar het dier verbleef
Een pustulaire dermatitis, veroorzaakt
door listeria, komt regelmatig voor bij
dierenartsen na het veriossen van zieke
maar ook van klinisch gezonde geiten!
Het is verstandig hier terdege rekening
mee te houden en bij de verlossing van
een geit bijvoorbeeld boorzalf te gebrui-
ken in plaats van glijmiddel.

behandeling

De prognose van een behandeling is
beter naamiate er in een zo vroeg mo-
gelijk stadium mee wordt begonnen.
Ervaren geitenhouders die het ziekte-
beeld kennen, waarschuwen vaak al op
het moment dat een geit zich gaat af-
zonderen, minder melk geeft en wat
apathisch is. Na-penicilline (40.000 IE
per kg l.g. intraveneus) en tetracycline
(10 mg per kg l.g) worden in de litera-
tuur aangegeven als antibioticum. In de

-ocr page 65-

praktijk zijn goede resultaten behaald
met de volgende therapie: Amoxycil-
line 15% (1 ml per 10 kg l.g. subcutaan
of intramusculair) en dexamethason
(0.10 mg per kg l.g. intraveneus). Deze
behandeling minimaal vijf dagen vol-
houden. Aangezien de dieren niet meer
in staat zijn zelf te drinken, moet ook de
vochtbalans goed in de gaten worden ge-
houden. Controleer de turgor regelmatig
en probeer om de tweè uur wat water in
te geven; als dit niet meer lukt, moet
vocht (Ringerlactaat) met behulp van
een infuus worden toegediend. De prog-
nose van een behandeling is uiterst gere-
serveerd, maar een goede verzorging
maakt de voomitzichten aanzienlijk
gunstiger. De kritieke situatie duurt
meestal enkele dagen. Als het dier deze
periode overleeft treedt er weer lang-
zaam herstel op. Na enkele weken kun-
nen soms nog enkele restverschijnselen
zichtbaar blijven, meestal een facialispa-
ralyse of alleen een hangend oor. Soms
blijft de geit proppen maken bij het eten
dooreen gestoord slikmechanisme.

■»IN

preventie

Alleen kuilvoer van uitstekende kwali-
teit mag aan geiten worden gevoerd en
zelfs dan is het nog niet uit te sluiten
als mogelijke infectiebron. De geiten-
houder zal het kuilvoer dus op een
nauwkeurige wijze moeten winnen en
conserveren. Als zich gevallen van lis-
teriose voordoen en het kuilvoer inder-
daad de oorzaak van de problemen is,
moet worden overgeschakeld op ander
voer. In de drie weken die daarop vol-
gen kunnen zich, om begrijpelijke re-
denen, echter nog steeds nieuwe geval-
len aandienen. Hygiënische maat-
regelen blijven, vooral bij abortusge-
vallen, van groot belang.
De resuhaten die beschreven zijn na
vaccinatie met een levend avimlent
vaccin zijn wisselend. Het vaccin is in
Nederland echter niet verkrijgbaar en
evenmin geregistreerd, zodat vaccina-
tie in de dagelijkse praktijk geen toe-
passing kan vinden.

KOE AL DAN NIET DRACHTIG

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie dr. M.C.
Pieterse (Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

vraag:

Of een koe al dan niet drachtig is, is na de
35^ dag na bevmchting via rectaal tou-
cher vast te stellen. Al naar gelang de
hoeveelheid mest in het rectum en de po-
sitie van de utems kost dit onderzoek
enige moeite en tijd. Daarentegen is de
dracht door middel van het zogenaamde
slippen één a twee weken later met min-
der moeite en meer zekerheid te consta-
teren. Verdient het daarom niet de voor-
keur dit laatste criterium te hanteren?

antwoord:

In de eerste plaats heb ik de indmk dat
de vraagsteller weinig met landbouw-
huisdieren te maken heeft, dat het niet
gebmikelijk is om bij de landbouwhuis-
dieren van rectaal toucher te spreken,
wel van rectale exploratie, rectaal on-
derzoek of het zeer slechte Nederiandse
woord \'opvoelen\'.

Een ervaren dierenarts kan met grote
zekerheid 35 dagen na dekking of KI
aangeven of een mnd al dan niet drach-
tig is. Hierbij moet hij dan wel diverse
critena zoals fluctuatie, asymmetrie,
corpus luteum, tonus en grootte van de
utems in ogenschouw nemen. Het doen
van de membraanslip (slippen van het
allanto-chorion) beneden de 40 dagen
drachtigheidsduur raad ik af Bij het
zoeken naar het allanto-chorion kan de
vmcht per ongeluk worden gepakt en
beschadigd, daar het amnion dan nog
heel slap om de vmcht heen ligt. Het
verwijderen van de mest en het stellen
van de diagnose behoeven niet extra
veel moeite en tijd te kosten. Zelf advi-
seer ik elke geroutineerde mnderprakti-
cus om rondom de zes weken zeker de
drachtigheidscontrole uit te voeren, in-
clusief de membraanslip (vanaf 40 da-
gen). Het verwijderen van de mest en
het stellen van de diagnose kosten niet
veel tijd. Het alleen doen van een mem-
braanslip vind ik onvoldoende. Een
goed onderzoek kan ons (naast een po-
sitief drachtigheidsresultaat) ook nog
het volgende opleveren:

* dat de koe niet drachtig is;

* dat er wel of geen (functioneel) cor-
pus luteum aanwezig is, dit in ver-
band met een eventuele
Prostaglan-
dine behandeling;

* dat de koe bijna in oestms is;

* dat er een pathologische aandoening
bestaat, zoals cysteuze ovariële folli-
kels, pyometra, witvuilen etcetera.

In de meeste gevallen zullen de aange-
boden geïnsemineerde koeien drachtig
zijn; echter waar de veehouder belang
bij heeft is het vinden van de niet-drach-
tige dieren. Deze zullen hem geld kos-
ten, daar de tussenkalftijd zal uitlopen.
Bovendien moeten we ons ook reahse-
ren dat het betreffende dier drie weken
(of later) na dekking/KI blijkbaar geen
zichtbare bronstverschijnselen heeft ge-
toond. Uitstellen van de drachtigheids-
diagnose tot omstreeks de 50® dag na
bevmchting, omdat de membraanslip
dan een duidelijk criterium zou kunnen
zijn en het verwijderen van de mest niet
direct noodzakelijk is, moet worden af-
geraden. Veel tijd wordt er niet mee ge-
wonnen als men zijn (onvolledig) on-
derzoek alleen maar beperkt tot het
doen van de membraanslip. Hoe vaak
komt het niet voor dat een koe drachtig
is van een eerdere (latere) inseminatie.
Een dergelijke koe moet te zijner tijd
wel op een eerder (later) tijdstip worden
drooggezet! Ook als na het onderzoek
het vermoeden bestaat, dat er sprake is
van tweelingdracht, heeft dit zijn conse-
quenties voor het rantsoen van dit dier
aan het einde van de graviditeit.

Als een veehouder een maandelijkse
bedrijfsbegeleiding krijgt en wanneer
er voor het gemak en de tijdwinst pas
vanaf 50 dagen drachtigheidsonder-
zoek wordt gedaan houdt dit in, dat een
groot aantal mnderen pas in een nog la-
ter stadium (50-80 dagen) voor de eer-
ste keer voor drachtigheidsonderzoek
worden aangeboden. Het constateren
van niet-drachtig zijn in zo\'n laat sta-
dium is nadelig voor de veehouder (en
soms ook voor de koe!).
Mijn advies is daarom, dat een eerste
drachtigheidsonderzoek door een (des-
kundige) dierenarts niet in een te laat
stadium moet worden uitgevoerd (rond
de 40 dagen). Drachtigheidsonderzoek
is niet moeilijk, kan zeer nauwkeurig
worden gedaan en oefening baart
kunst!

-ocr page 66-

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie prof. dr. LJ.
Hellebrekers (Vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, Fa-
culteit der Diergeneeskunde) be-
reid om voor de lezers een ant-
woord teformuleren.

vraag:

Tot voor kort werd in veel praktijken
voor het verrichten van een keizer-
snede bij een hond, het neurolept-anal-
geticum Hypnorm® gebruikt. Welke
anesthesie verdient de voorkeur nu
Hypnorm® niet meer leverbaar is?

antwoord:

Aspecten die voor het beantwoorden
van deze vraag van belang zijn betref-
fen zowel de conditie van de teef (tij-
dens de anesthesie), de invloed op de
pups tijdens en direct na de geboorte,

Onderstaand treft u een aantal cursus-
sen aan waarvoor opgave nog moge-
lijk is. Dit kan zowel telefonisch (030-
2517374) als per fax (030-2516490).

Kliniek en diagnostiek van leverver-
vetting bij melkkoeien
(96/205), cur-
susleider prof dr. G.H. Wentink, dins-
dag 23 januari 1996,08.30- 17.00 uur.
Vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisdieren, FD te
Utrecht, kosten ƒ480,-.

Deze cursus is gericht op de rol van de
lever in de vetstofwisseling van de
hoog-produktieve koe in de periode
rond de partus. Aan de orde komen: de
pathofysiologische veranderingen die
kunnen leiden tot leververvetting; kli-
nische diagnostiek van leverafwijkin-
gen bij individueel zieke dieren en de
mogelijkheid om de klinische diag-
nose te bevestigen door middel van la-
boratoriumonderzoek. Veel aandacht
zal worden gegeven aan de diagnosti-
sche waarde van een leverbiopt. De
middag zal worden gebruikt voor
als de snelheid van herstel van de teef
na de ingreep. Er dient gestreefd te wor-
den naar die anesthesie die voldoende
mate van pijnstilling garandeert, terwijl
de teef toch snel wakker is.
Het produkt dat het meest vergelijkbaar
is met Hypnorm® is het combinatiepre-
paraat fentanlyl/droperidol (Thalamo-
). Echter dit is niet voor veterinair

ANESTHESIE BIJ KEIZERSNEDE HDND

gebruik geregistreerd. Als altematief
zou gekozen kunnen worden voor het
gebruik van methadon (1-2 mg/kg, IM),
gecombineerd met atropine (0,05
mg/kg, IM), aangevuld met lidocaine
op de plaats van de incisie. Het voordeel
hiervan is dat methadon, naast analge-
sic, enige mate van sedatie teweeg-
brengt en tevens te antagoneren valt.
Door het antagoneren met naloxon
(0,04 mg/kg, IV/IM of op effect gedo-
seerd) herstelt de teef snel en is ze in
staat zelf de pups te verzorgen. Indien er
sprake is van \'slappe pups\' dan kan met
behulp van naloxon, gedruppeld in de
bek van de pup, een eventueel effect

praktische oefening in het nemen van
leverbiopten, het adequaat behandelen
van deze biopten voor verschillende
doeleinden.

Huisvesting en verzorging varkens

(96/303), cursusleider prof dr. ir.
M.J.M. Tielen. Woensdag 24 en don-
derdag 25 januari 1996 te Zeist, inclu-
sief overnachting. Kosten ƒ 1415,-.

In deze cursus uit de cyclus \'Varkens\'
worden de volgende onderwerpen be-
handeld:

Relatie huisvesting en gezondheid;
Relatie huisvesting en gedrag. Kli-
maateisen. Zoötechnische risicofac-
toren bij ademhalingsziekten en darm-
stoomissen.

Het stalklimaat praktische bekeken,
fouten bij ventilatiesystemen en bij
klimaatcomputers.

Het zoötechnisch veterinair expertsys-
teem (ZOVEX). Onderzoeksresultaten
van de klimaatstal te Boxtel en conse-
quenties voor de praktijk.
Reiniging, desinfectie en de hygiëne
analyse. Preventie en bestrijding van
ongedierte. Fertiliteitsmanagement. De
cursus wordt afgesloten met een be-
drijfsbezoek.

van methadon worden geantagoneerd.
Een in de praktijk regelmatig toege-
past altematief voor methadon is het
gebruik van medetomidine (Domi-
tor®) als sedavitum/analgeticum, aan-
gevuld met lidocaine op de incisie-
plaats. Alhoewel er zeker theoretische
bezwaren zijn aan te dragen tegen het
blootstellen van neonaten aan a2-adre-
nerge farmaca (met name verminderde
circulatie door de bradycardie) zijn er
geen data beschikbaar om dit te staven,
noch om het gebruik hiervan voor dit
doel aan te bevelen.
De toediening van een lage dosering
propofol (Rapinovet®, Diprivan®) of
van zuurstof lachgas met een lage do-
sering halothaan of isofluraan via een
masker kan, als de teef niet voldoende
rustig is, de situatie aanzienlijk verbe-
teren. Hoge concentraties dampen zijn
niet gewenst omdat hierbij door het va-
sodilaterende effect van deze farmaca
het risico van uterusbloedingen ver-
groot zou kunnen worden.

Osteochondrose van de hond

(96/109), vrijdag 26 januari 1996,
09.00 - 17.30 uur te Zeist, kosten
ƒ450,-.

De naam Osteochondritis dissecans is
op zichzelf al een aanduiding voor de
begripsverwarring die rond deze aan-
doening kan heersen. Nadat steeds dui-
delijker werd dat het begrip \'-itis\', dat
specifiek gereserveerd moet blijven
voor ontstekeningen, niet van toepas-
sing was, kwam dan ook het woord
Os-
teochondrose meer in beeld.
Rond de oorzaak, het klinische beeld,
de behandeling en de prognose is veel
belangrijke informatie in de kort ach-
ter ons liggende jaren aan het licht ge-
bracht. De onderzoeksgroep onder lei-
ding van dr. H.A.W. Hazewinkel heeft
aantal vragen beantwoord en nieuwe
vragen opgeworpen.

In een op de praktijk gerichte dag zul-
len de sprekers ingaan op de achter-
gronden, op preventie en op therapie
van deze aandoening. De gewrichten
waarin het meest frequent deze afwij-
king wordt aangetroffen (schouder, el-
leboog, knie en hak) zullen één voor
één de revue passeren, kliniek, rönt-
genbeeld en te adviseren behandeling
vormen de basis van deze cursus.

-ocr page 67-

Mi

iiMh

Niet geheel onverwacht bereikte ons
het bericht dat Louis Hilbrand Wouda
op 18 oktober 1995 is overleden in zijn
nieuwe huis te Fluitenberg.

Louis is geboren op 8 juli 1922 in Ten
Boer, als zoon van een dierenarts. Via
het Stedelijk Gymnasium te Groningen
ging hij in het laatst van de oorlog
naar de Hogere Landbouwschool al-
daar. Uit die tijd kennen wij Louis
reeds als een enthousiaste plannenma-
ker, die erg van gezelligheid hield. Na
de oorlog begon hij de studie
Diergeneeskunde aan de Rijks-
universiteit te Groningen en legde
daar versneld het profedentisch exa-
men af. In Utrecht werd daarna de stu-
die Diergeneeskunde vervolgd en af-
gemaakt. Hij werd lid van het Utrechts
Studenten Corps en genoot van het stu-
dentenleven. In die periode leerde hij
zijn vrouw Willy Oldenburger kennen,
die hem gedurende meer dan 40 jaar
tot grote steun is geweest. Hun huwe-
lijk bleef helaas kinderloos.

Na zijn afstuderen vestigde hij zich
eerst als associé te Steenwijk en enkele
jaren later nam hij in Wageningen de
praktijk over van collega Van Ginkel.
Hier beleefde hij zijn meest actieve ja-
ren. Hij was de enige prakticus en on-
derhield goede contacten met mede-
werkers van de Landbouwuniversiteit
en de vele instituten.

nenopian

LOUIS WOUDA

Tijdschrift voor Diergeneeskunde arti-
kelen over wettelijke aansprakelijk-
heid van dierenartsen. Hij was politiek
begaan met de eenwording van
Europa en heeft een tentoonstelling in-
gericht met een grote hoeveelheid do-
cumentatie die hij had verzameld.

Na de overdracht van zijn praktijk aan
collega A.H. Westerhuis woonde hij
nog vele jaren in Wageningen-Hoog,
waar in 1991 zijn vrouw Willy na een
lang ziekbed overleed. Daarna is hij
een nieuw leven begonnen met Tine
Wouda. Samen hebben zij een nieuw
huis gebouwd in de Santbrincke bij
Hoogeveen, waar ze enkele gelukkige
jaren hebben beleefd. Louis was zeer
ingenomen met de kinderen en klein-
kinderen van Tine en hij maakte nog
plannen voor onder andere een studie-
geschiedenis.

Tine heeft hem voorbeeldig terzijde
gestaan nadat hij met een fatale bood-
schap uit het ziekenhuis thuiskwam.
Tijdens de crematieplechtigheid op 23
oktober 1995 waren vele vrienden en
collegae aanwezig.

Met Louis Wouda is een markant col-
lega van ons heengegaan, gewaar-
deerd door zijn vrienden, zorgzaam
voor zijn familie.

Wij wensen Tine de kracht toe om dit
verlies te dragen.

Tijdens zijn voorzitterschap van de
Rotary was in Wageningen de
Districtsconferentie genaamd \'Water
en brood\'. Hij stond aan de wieg van
de \'Wagenrenk\', toen nog een eerste-
lijns kliniek en pension. In de Afdeling
Gelderland van de KNMvD heej\'t hij
zeer actief geanticipeerd en hij heeft
de kring \'Gelderse Vallei\' als voorzit-
ter nieuw leven ingeblazen.

J.J. Aukema
J.S. van der Kamp

Louis was vele jaren adviseur van de
WAA en als zodanig schreef hij in het

-ocr page 68-

i Ll\'t\' ^ i^o Ï \'\' -ä

EERSTE GVP-ERKENNING IKB-VARKENSHÜUDERIJ

TOETSING PIJNAPPEL EEN VERADEMING

De uitreiking van de eerste erkenning Goede Veterinaire Praktijkuitoefening
in de IKB-varkenshouderij is een feit. John Pijnappel uit Nijmegen is op deze
maandag 27 november 1995 de gelukkige ontvanger van maar liefst twee
\'oorkondes\'. Zowel Certiked, de toetsende instantie, als de KNMvD heeft
haar best gedaan om van deze eerste GVP-toekenning iets bijzonders te ma-
ken. Pijnappel en zijn vrouw zorgen voor een feestelijk tintje met champagne
en taart.

Door Susan Ubbink

^{NIVIvDU Maatschappijnieuws

Het prachtige oude herenhuis waarvan
Pijnappel zijn praktijk gemaakt heeft,
lijkt een zeer geschikte plek om de ge-
noemde oorkondes neer te hangen. De
authentieke plafonds en bewerkte
glasramen zijn geheel in overeenstem-
ming met een praktisch interieur.
\'Netjes\' is zwak uitgedrukt, \'smaak-
vol\' maar vooral \'zorgvuldig\' zijn be-
tere benamingen. Alle aanwezigen,
waaronder A.M. Verhaegh van AUV-
Advies, A.W. Udo, voorzitter en me-
vrouw S.A.M. Deleu, stafmedewerker
publiciteit van de KNMvD, dr. L.
Vellenga van de PVE en mr. R. Bems
van Certiked (Stichting Certificatie
Kennisintensieve Dienstveriening),
zijn onder de indruk van deze dieren-
artsenpraktijk.

verademing

KNMvD-voorzitter A.W. Udo steekt
als eerste van wal en vermeldt dat bij
de start van de GVP-toetsing er nie-
mand op had gerekend dat er zich toen
al een dierenarts in Nederland zou be-
vinden, die zijn zaken rondom de
GVP-Code tot in de puntjes had gere-
geld. \'Alles was zo zeer in orde bevon-
den, dat de beoordelaars tot hun
vreugde geen enkele tekortkoming
hoefden te noteren\', aldus Udo.
Certiked meldde diep onder de indruk
te zijn van de goede sfeer die binnen de
praktijk van Pijnappel heerste. Het was
een verademing geweest de toets bij
deze dierenarts uit te voeren, zowel
wat de persoonlijke kant van Pijnappel
en zijn medewerkers betrof, als de in-
houdelijkheden van de GVP-toetsing.

De eerste resultaten van de grote klus
waar Certiked mee bezig is, zijn reeds
gepubliceerd in dit tijdschrift. Bij de
eerste groep getoet sten werden acht
praktijken van de veertien in orde be-
vonden. Hieruit concludeert de voor-
zitter dat het toch mogelijk moet zijn
om een goed resultaat te behalen.
Certiked is druk doende om met een
team van tien toetsers vóór 1 maart
1996 meer dan 300 praktijken de toets
te laten doorstaan. Udo: \'Toch hebben
niet alle praktijken vertrouwen in een
gunstige afloop van de toetsing. De
KNMvD wordt regelmatig gebeld
door dierenartsen die veel moeite heb-
ben om met de GVP-code aan de slag
te gaan. Zij verschuilen zich nogal
eens achter het feit dat het voor een
één- of tweemanspraktijk ondoenlijk

is om aan de eisen te voldoen.\' De
KNMvD heeft dan ook met de erken-
ning van Pijnappel een goed argument
in handen: de allereerste GVP-erkende
dierenarts is iemand uit een éénmans-
praktijk uit de landbouwhuisdieren-
sector.

Naast het aanbieden van een certificaat
overhandigt Udo aan de geregistreerde
dierenarts ook een KNMvD-pennen-
set, waarmee hij denkt dat het plezier
in het schrijven van de documentatie
die nodig is voor certificatie van de
hele praktijk, wellicht een stuk ver-
groot zal worden. \'Ik ben ervan over-
tuigd dat deze manier van werken u
niet alleen moeite heeft gekost, maar er
ook aan bijdraagt het plezier in het
werk te behouden en ervoor zorgt dat
deze praktijk in de toekomst haar be-
staansrecht verzekerd weet\', zijn
Udo\'s afsluitende woorden.

specialiseren

Dr. L. Vellenga vertegenwoordigt de
regelinghouder van de IKB-varkens-
houderij, de PVE. Hij is heel blij dat
juist vandaag en juist in Nijmegen
deze eerste erkenning plaatsvindt.
Nijmegen is immers het hart van var-
kens-Nederland, in die zin dat deze
stad zich geografisch gezien in het

-ocr page 69-

HI

midden bevindt van de varkensinten-
sieve regio\'s (de Achterhoek, de
Veluwe en Noord-Brabant). Verder is
het drie jaar geleden dat de IKB écht
begonnen is. Toentertijd vroegen ze
zich in Den Haag af wanneer de die-
renartsen nu eens aan bod zouden ko-
men. \'Zelf had ik toen eigenlijk een
termijn van vijfjaar in gedachten, we
liggen dus mooi op schema\', aldus
Vellenga. Hij vindt het heel belangrijk
dat alle praktizerende dierenartsen op-
gaan voor erkenning. \'In deze tijd van
specialiseren denkt men nogal eens dat
dit ten koste zal gaan van de cliënt.
Jullie bewijzen het tegendeel. Tege-
lijkertijd is het een signaal richting de
Faculteit der Diergeneeskunde en de
beroepsgroep dat we niet tot in het on-
eindige moeten gaan specialiseren\', is
de mening van Vellenga. Hij overhan-
digt namens de PVE een klokje aan
Pijnappel \'om niet alleen vandaag en
morgen, maar ook in de toekomst bij
de tijd te blijven.\'

diep indrukwekkend
Een oude bekende van de familie
Pijnappel is A.M. Verhaegh, die na-
mens AUV-Advies een woordje
spreekt. Verhaegh roemt de ordelijk-
heid en zorgvuldigheid van Pijnappel.
\'Alleen al de manier waarop hij zijn
auto-apotheek voor elkaar heeft ge-
maakt is diep indrukwekkend.\' Diep
indrukwekkend vindt Verhaegh ook
wat er in Nederland gebeurt op het ge-
bied van de IKB. \'Het is qua omvang
misschien maar een storm in een glas
water, maar wel belangrijk.\' Hij is zich
bewust van de opwinding en het tu-
mult die certificatie met zich mee-
brengt, maar is ervan overtuigd dat dit
alleen maar ten goede zal komen aan
een beter imago van het Nederlandse
exportvlees.

knmvd pluim

\'De KNMvD speelt een belangrijke
voortrekkersrol bij het tot stand komen
van regels, nu de overheid zich steeds
meer terugtrekt\', begint directeur mr.
R. Bems van Certiked zijn rede. Hij wil
op dit belangrijke moment dan ook
eerst de KNMvD een pluim geven voor
het op de schouders nemen van deze
zware verantwoordelijkheid. \'Certiked
is er trots op om met de KNMvD samen
te mogen werken\', aldus Bems.
Certiked (Stichting Certificatie Kennis-
intensieve Dienstverlening) toetst van
binnenuit, volgens een methodiek waar-
bij de dagelijkse praktijk als uitgangs-
punt genomen wordt. Volgens Bems is
een onderdeel van de succesformule dat
er altijd een branchedeskundige aanwe-
zig is bij het toetsen. Bems: \'Wij hebben
gemerkt dat het goed mogelijk is om te
leven volgens de regels die de eigen
branche, in dit geval de KNMvD, stelt.

De praktijk van Pijnappel is glansrijk
door de beoordeling gekomen.\'
Ondanks dat Bems vindt dat de GVP-
code en de kwaliteitsrichtlijn eigenlijk
tegelijkertijd getoetst zouden moeten
worden, heeft hij toch een oorkonde bij
zich om aan de muur te hangen. \'Het is
tenslotte ons eerste produkt\', glundert
hij.

John Pijnappel reageert op al deze loft-
uitingen met een korte, maar krachtige
speech: \'We dachten dat het toetsen op
zich veel in zou houden en hadden ons
daar dan ook goed op voorbereid.\' En
dan lachend: \'Het wordt me nu pas
duidelijk hoe belangrijk deze GVP-re-
gistratieis\'.

uitslagen toetsing

op gvp-code
ikb-varkenshouderij

De Commissie Kwaliteitsverkla-
ringen Diergeneeskunde van Cer-
tiked heeft op 4 december 1995 26
beoordelingsrapporten behandeld.
Hiervan hadden achttien praktij-
ken het goed voor elkaar en de be-
treffende dierenartsen hebben in-
middels hun GVP-registratie ont-
vangen.

NCI WERK[T) VOGR GEZELSCHAPSDIERENARTSEN

INFORMATIE EN KWALITEIT OF KWALITEIT VAN DE
INFORMATIE

In de gezelschapsdierenpraktijk staat
de patiëntbehandeling centraal. Daar-
bij worden veel gegevens verzameld
en vastgelegd. Als geheel kan deze
verzameling gegevens ook gebruikt
worden. Bijvoorbeeld voor de beoor-
deling van therapiercsultaten, voor een
evaluatie van gestelde diagnoses, of
voor een vergelijking van het patiën-
tenaanbod tussen praktijken onderiing.
Optimale informatie leveren de boven-
bedoelde gegevens pas als iedereen ze
op dezelfde manier definieert, verza-
melt en vastlegt. Dat vereist kennis, er-
varing en programmatuur. Kennis
voor het ontwikkelen van een be-
trouwbaar algoritme of protocol; erva-
ring om te weten wanneer en hoe je het
algoritme kunt gebruiken; program-
matuur als hulp- en registratiemiddel.
Zo mag het probleem van een veel
plassende en drinkende hond alleen
via het algoritme \'polyurie/polydipsie\'
worden onderzocht als het sg van de
urine lager is dan 1020. Alle honden
die niet aan dit criterium voldoen moe-
ten via een andere route onderzocht
worden. Het onderzoek is geünifor-
meerd vastgelegd als er ook een bij-

NCI (Novad Coöperatie Ideëel) houdt zich bezig met informatisering van de
dierenartsenpraktijk. Informatisering is het bruikbaar maken van vastge-
legde gegevens om de (veterinaire) dienstverlening te verbeteren. NCI onder-
zoekt aan welke informatie de praktijk behoefte heeft, zij formuleert eisen
voor de programmatuur die daarvoor nodig is en zij leert praktici hoe deze in-
formatie goed benut kan worden.

Drs. K.H. de Haas-Klink (NCI)

-ocr page 70-

passende electronische patiëntenkaart
gebruikt wordt.

Al geruime tijd past NCI de algoritmen
van de UKG (Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren) aan voor ge-
bruikt in de patiëntpopulatie in de
praktijk. Dit doen een aantal praktici in
het \'signaleringsproject\' onder leiding
van de collega\'s Van Nes en Teske.
Gezien de intensiteit van het project
komen de resultaten slechts beetje bij
beetje beschikbaar.

Maar zelfs ook op het \'eenvoudige ni-
veau\', dat wil zeggen de vaste gege-
vens op de patiëntenkaart, zijn de ver-
schillen tussen praktijken groot. Zelfs
binnen praktijken verschilt de bena-
ming van een ras, een vacht, etcetera;
voor diagnoses en therapieën is een
scala aan namen beschikbaar. Wat de
één bronchitis noemt, kan de ander op-
schrijven als hoest. En dat leidt uiter-
aard tot verschillende resultaten van de
therapie. Daarom geeft NCl op dit mo-
ment de hoogste prioriteit aan de uni-
formering van de patiëntenkaart.
In een brainstorming van 25 gezel-
schapsdierenartsen en belanghebben-
den in deze sector (onder andere die-
renbescherming) kwamen communi-
catie en kwaliteitsverbetering als prio-
riteiten voor de komende vijf tot tien
jaar naar voren. Met het oog daarop
startte of intensiveerde NCI de vol-
gende projecten:
* Signaleringsproject
Doelstelling van het project is het
uniformeren en standaardiseren van
diagnoses en diagnosestelling. Dit
kan door gebmik te maken van pro-
tocollen. Intercollegiale toetsing is

het middel om protocollen die leiden
tot een diagnose, uniformer te ma-
ken. Diagnoses worden daarna ook
beter vergelijkbaar.
Patiëntenkaart

NCl is samen met praktici en de be-
trokken automatiseringsfirma\'s be-
zig een verantwoorde en bmikbare
patiëntenkaart te ontwerpen. Me-
dische gegevens moeten we stmctu-
reren en standaardiseren. Er moet
gebmik gemaakt worden van alge-
mene begrippen, thesauri (gestan-
daardiseerde bestanden van termen
ie vaak worden gebmikt) en stan-
daard coderingssystemen. NCl als
overkoepelende organisatie verzorgt
het beheer van deze standaards. Een
actieve en sturende rol door de groep
zeifis gewenst.
Cursus communicatie
Samen met de KNMvD en het ITV
(Instituut voor Toegepaste Voorlich-
ting) werkt NCl aan het knelpunt
kennisoverdracht. Eind vorig jaar oe-
fenden de eerste tien dierenartsen in
het voeren van lastige gesprekken
met behulp van rollenspellen. Hun
eindoordeel over deze training (één
temgkomdag na vier weken) was po-
sitief NCI zal initiatieven nemen om
meer praktici bewust te maken van
de effecten van goede en minder
goede communicatie. De samenwer-
king met het ITC is goed bevallen.
Het moet toch mogelijk zijn het aan-
tal tuchtrechtszaken, dat temg te voe-
ren is op een communicatieprobleem
(90%!; Mw. Mr. S. van Egmond), te
verkleinen?
Eletronische postbus
Met diverse organisaties is hierover
in het verieden al veel gepraat. Op

dit moment kan een prakticus nog
goed functioneren zonder toepassin-
gen van PREX of de laatste resulta-
ten van de een of andere Universiteit
aan het andere eind van de wereld.
Met een steeds mondiger wordende
cliënt is het de vraag hoelang nog.
Een aantal enthousiastelingen surft
op Internet rond. Zij zijn straks de-
genen die u de routes naar interes-
sante veterinaire onderwerpen kun-
nen voorschotelen.

* Literatuurbeheer

PREX, de veterinaire faculteitsbi-
bliotheek en NCI stamen onlangs een
project om de informatie uit de veteri-
naire faculteitsbibliotheek goed toe-
gankelijk te maken voor de prakticus.
het literatuur-opzoeksysteem, ont-
wikkeld door PREX, is nu in een tien-
tal praktijken uitgezet en wordt ge-
test.

* Aanvullende medicijninformatie

De bijsluiter kan een belangrijk in-
formatiemiddel voor eigenaren zijn
als hij makkelijk leesbaar is. NCI
heeft een aantal bijsluiters in een be-
grijpelijke vorm gegoten en op
kleine schaal getest. Dit zijn de
AMl\'s voor de tien meest gebmikte
medicijnen. Aan de hand hiervan
heeft NCl richtlijnen opgesteld
waaraan AMI\'s moeten voldoen.

Deze korte projectbeschrijvingen ge-
ven een totaalbeeld van het werk dat er
voor de gezelschapsdierensector nog
verzet moet worden, voordat informati-
sering leidt tot de gewenste kwaliteits-
verbetering, liefst ook merkbaar wordt
voor patiënt en eigenaar. In de komende
tijdschriften zullen we de projecten één
voor één uitvoerig toelichten.

UITERSTE

INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-02-1996

29-01-1996

01-03-1996

12-02-1996

15-03-1996

26-02-1996

01-04-1996

11-03-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

O

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bevere, Mevr I.E.M.J. de; Gent-1995; 5665 EE
Geldrop: Bosrand 97.

Boone, G.R.; Gent-1976; 2460 Kasterlee
(België); Isschot 20.

Erkclens, Mevr. J.E.; 1995; 6881 HR Velp;
Boulevard 2.

Hales, G.M.K.B.; Gent-1983; 5831 AP
Boxmeer; Kleine Broekstraat 1.
Hendriks, Mevr. P.F.M.; 1995; 3705 ZM Zeist:
Warande 152.

Personalia

-ocr page 71-

Hermens, J.Th.M.; 1988; 7693 TC Sibculo;
Paterswal 6.

Huizing. J.B.; 1995; 5402 PB Uden; Bazuinlaan
15.

Jong. Mevr. B.Ph.D. de; 1995; 3511 PG Utrecht;
Oudegracht 375 bis.

Mangnus, B.J.; 1995; 8171 XE Vaassen;
Vuurdoomstraat 184.

Nannes. Mevr. E.M.; 1995; 1873 HT Groet;
Plevierweg 7.

Rozendal, Mevr. J.H.M.E.; 1995; 3583 ZC

Utrecht; Antoniushof 77.

Waa, Mevr. E.C. van der; 1995; 3524 ZB

Utrecht; Furkabaan 109.

Zwanenburg, F.; 1995; 9061 BP Giekerk;

Waling Dijkstrastraat 4.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Dam, Mevr. J.B.; 1995; 3524 TL Utrecht;
Graafschap 45.

Francissen, Mevr. E.D.J.M.; 1995; 6681 BD
Bemmel; Teselaar 11.

Janssens, L.A.A.; Gent-1975; 2610 Antwerpen
(Belgie); Oudestraat 37.

Mensink, Mevr. J.M.C.H.; 1982; 3231 CL
Brielle; Maarland Z.Z. 86.
Soethout, N.C.J.; 1972; 3947 MK Langbroek;
Irenelaan 23.

jubilea:

H A R. Kok te Nunspeet, afwezig, 25 jaar, 15 ja-
nuari 1996

E.P.C.M. van Riel te Berkel-Enschot, afwezig,
25 jaar, 15 januari 1996

ProfDr.Dr.h.c. E.H. Kampelmacher te Bilt-
hoven, onbekend, 45 jaar, 21 januari 1996
J.J. de Groot te Zoetermeer, afwezig, 35 jaar, 22
januari 1996

C.J. Hoek te Kortgene, afwezig, 50 jaar, 23 janu-
ari 1996

G. Blok te Emmeloord, afwezig, 40 jaar, 2 fe-
bruari 1996

M. van den Berg te Ommen, afwezig, 35 jaar, 8
februari 1996

P.J. de Dreu te Julianadorp (Den Helder), afwe-
zig, 30 jaar, II februari 1996
J. Oosterbaan te Garderen, aanwezig, 30 jaar, 1 1
februari 1996

J.H.J. Marsman te Swalmen, afwezig, 25 jaar, 12
februari 1996

J.W.M. van llulten te Mantgum, afwezig, 25
jaar, 12 februari 1996

J. H. A. ter Keurs te Delden, aanwezig, 25 jaar, 12
februari 1996

H.P. Kingma te Hellendoom, afwezig. 35 jaar.
15 februari 1996

mutaties:

187 Arkel W. van; 1962; 7824 RC EMMEN;
De Woerd 8; tel. 0591-620647;
r.d.

188 BaerveldL J.A.M.; 1990; 8471 KG
Wolvega; Lindenlaan 9; tel. 0561-
611481 privé, 612282 tst. 1 prakt.; fax
0561-614734;
p., geass. met B. Brummel-
man. M.H. Pelleboeren A. Pronk.

190 Bax. A.G.W.; 1977; 7772 JV Hardenberg;
Baaider Esch 10; tel. 0523-263797 privé.
266066 prakt.; fax 0523-266434; p.. geass.
met T. Cuperus. LH. Hamis. J.D.F.J.
Hangers. A.K. van Hateren, J.H. Kollen.
H. Mculenaar. W.J. Pouwels en J.
Walgcmocd.
209 Cuperus, T.; 1967; 7783 CH Gramsbergen;
De Esch 43; tel. 0524-561910 privé, 0523-
266066
prakt.; fax 0523-266434; p., ge-
ass. met A.G.W. Bax, LH. Hanns, J.D.F.J.

Hangers, A.K. van Hateren, J.H. Kollen,
H. Meulenaar, W.J. Pouwels en J.
Walgemoed; leraar A.O.C.
211 Dam, Mevr. J.B.; 1995; 3524 TL Utrecht;
Graafschap 45; tel. 030-2889671; wnd.d.
(toev. als lid).
217 Douw, B.G.; 1992; 7721 DP Dalfsen;
Stickerstraat 18;
tel. 0529-435102/433511
privé, 0529-435363 prakt.;
p., medew. bij

G.E.M. Bistervels, A.P. Kleinjan, W.D.J.
Laanbroek en R.A. Nederiof.

226 Francissen, Mevr. E.D.J.M.; 1995; 6681
BD Bemmel; Teselaar 11; tel. 0481-
461979; wnd.d.
(toev. als lid).
226 Franken, J.W.G.; 1991; 6133 WZ Sittard;
Berkenlaan 16; tel. 046-4529864 privé,
4512417 prakt.;
fax 046-4518261; p., ge-
ass. met M.M.J.L. Benders, CJ.H.M.
Maass en M.V. Quax.
229 Gils, J.A.M. van; 1984; 5066 PC
Moergestel; Heuvelstraat 2 A; tel. 013-
5133782 privé, 5131465 prakt.; p., geass.
met H.G.G.M. van Enckevori, N.W.F.A.
Grimme, H.F.J.M. van Heivoort en L A.M.
Tinnemans.

235 Hagen, F.H.J, van; 1992; 7064 LM
Silvolde; Bontebrug 92; tel. 0315-681651
privé. 241205 prakt.; fax 0315-241877;
p., medew. bij J. Bussemaker, JJ.
Oostveen, G.J. Tolkamp en J.H. Wijnia.

236 Hamis, I.H.; 1973; 7771 EJ Hardenberg;
Orionlaan 27; tel. 0523-262824 privé,
266066 prakt.; fax 0523-266434; p., geass.
met A.G.W. Bax, T. Cupenis, J.D.F.J.
Hartgers, A.K. van Hateren, J.H. Kollen,

H. Meulenaar, W.J. Pouwels en J.
Walgemoed.

237 Hangers, J.D.F.J.; 1979; 7771 EN
Hardenberg; Plutolaan 23; tel. 0523-
267677 privé, 266066 prakt.; fax 0523-
266434; p., geass. met A.G.W. Bax, T.
Cuperus, LH. Harms, A.K. van Hateren,
J.H. Kollen, H. Meulenaar, W.J. Pouwels
en J. Walgemoed.

237 Hateren, A.K. van; 1977; 7783 EG
Gramsbergen; De Lhee 3; tel. 0524-
562237 privé,
0523-266066 prakt.; fax
0523-266434;
p., geass. met A.G.W. Bax,
T. Cuperus, LH. Harms, J.D.F.J. Hartgers,
J.H. Kollen, H. Meulenaar, W.J. Pouwels
en J. Walgemoed.

238 Heer, P. de; 1963; 7701 AR Dedemsvaart;
Langewijk
372; tel. 0523-612802; r.d.

238 Heijden, G.T. ter; 1980; 7132 CT
Lichtenvoorde; Martin Leiiveltstraat
66; tel. 0544-377850 privé, 371600 prakt.;
fax 0544-372255; p., geass. met
W.W.A.M. Kniysen, J.B.A. Loomans,
H.W. van Ruitenbeek, W. Schuurman en
A.J.W.G. Vos.

239 Heling, Mevr. W.; Gent-1988; 5492 HV
Sint-Oedcnrode; Kerkdijk 14; tel. 0413-
479178;
k.d. R.V.V. kring Breda.

352 Hollanders. W.J.G.; Gent-1985; 9050
Ledeberg (België); A. van
Bockxstaelestraat 84; tel. 00-32-9-
2311380 privé, 2-3709201 bur.; fax 00-
32-2-3769986; wet. medew. bij Schering-
Plough .\'\\nimal Health, technical
manager Benelux.
245 Hooni, Mevr. C.J. van; 1987; 1647 .MR
Berkhout; Westeinde 312; tel. 0229-
551495 privé, 072-5744959 prakt.; fax
072-5742771 ; p., geass. met D.L. van Os.
247 Huisman. ProfDr. G.H.; 1960; U-1966;
3731 VL De Bilt; Buys Bailotweg 98; tel.
030-2201936;
oud-hlr. U.U. (F.D.).
248* Huizing, J B.; 1995; 5402 PB Uden;

Bazuinlaan 15; tel. 0413-262871 privé,

0412-611786 prakL; p., medew. bij J.
Nijen Twilhaar en G.H.C. de Vries.
353 Janssens, L.A.A.; Gent-1975; 2610
Antwerpen (België); Oudestraat 37; tel.
00-32-3-8250157 privé, 8300678 bur.; fax
00-32-3-8250040; specialist Chirurgie der
Gezelschapsd.; p., gezelschapsd. (toev.
als
lid).

251 Jen Hong Li, J.G.W.; 1993; 6093 JD
Heythuvsen; Schuttersdreef 37; tel,
0475-495982; wnd.d.

252 Jonitsma, Mevr. H.T.M.; 1993; 6093 JD
Heythuysen; Schuttersdreef 37; tel.
0475-495982 privé, 333317
prakt.; p., me-
dew. bij M.C.A. Rasenberg.

259 Kollen, J H.; 1990; 7797 HG Rheezerveen;
4de Wijkweg 3; tel. 0523-238630 privé,
266066 prakt.; fax 0523-266434; p., geass.
met A.G.W. Bax, T. Cupenis, LH. Hanns,
J.D.F.J. Hartgers, A.K. van Hateren, H.
Meulenaar, W.J. Pouwels en J. Walge-
moed.

262 Kramer, R.J.; 1992; 8491 DG Akkrum; F.
Kuipersslraat 20; tel. 0566-651436
privé, 652255 prakt.; p., medew. bij G.A.
Hooijer en M. Sevinga.
272 Lunenburg, Mevr. W. van; Gent-1986;
6707 ET Wageningen; Hamjesweg 17; tel.
0317^26840;
wnd.d.
273» Mangnus, B.J.; 1995; 8171 XE Vaassen;
Vuurdoomstraat 184; tel. 0578-570647
privé, 574427 prakt.; p., medew. bij
R.B..M. Bomers en R.G.A. Schuurmans.
276* Melissen, A.F.M.; 1986; 3512 AH Utrecht;
Voorstraat 3 B; tel. 030-2311810 privé,
0511-431214 bur.; fax 0511-431260; ma-
nager levende have. Otterpark
Aqualutra.

276 Mensink. Mevr. J.M.C.H.; 1982; 3231 CL
Brielle; Maarland Z.Z. 86; tel. 0181-
414172 privé, 632711 prakt.; p., medew.
bij G.J. Bosch en W E R. Schell
(toev. als
lid).

276 Metz, A.J.M.; 1960; 7038 BH Zcddam;
Oude Doetinchemseweg 18 A; tel. 0314-
651742;
r.d.

277 Meulenaar, H.; 1979; 7771 WD
Hardenberg; Weidehuisstraat 4 A; tel.
0523-261760 privé, 266066 prakt.; fax
0523-266434; p., geass. met A.G.W. Bax,
T. Cuperus, LH. Harms, J.D.F.J. Hartgcrs,
A.K. van Hateren, J.H. Kollen, W.J.
Pouwels en J. Walgemoed.

279 Movig, O.R.X.M.; 1994; 6031 RL
Nederweert; Zijiweg Zuid 20; tel. 0495-
641815 privé; p., medew. bij L.O.
Scholma, M. Sinke en L.M.P. Voncken.
355 Pangalila. M P.; 1994; Scunthorpe,
South-Humberside DN15 7BV (Vere-
nigd Koninkrijk); 7 Ervholme Crescent;
tel. 00-44-1724-289171 privé,
1482-
224452 prakt.; p., medew. bij PDSA.
288 Parlevliet, Mevr. J.M.; 1986; 3572 SJ
Utrecht; Bekkerstraat 38 A; tel. 030-
2733211 privé,
2531040 bur.; fax 030-
2521887;
specialist Reproduktie Paard; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en
Voortpl );
E-mail: joyce(a^bdv.dgk.ruu.nl.
288* Pasmooij. Mevr. N.C.; 1988; 1171 NP
Badhoevedorp; .Nieuwemeerdijk 266;
tel. 020-6575749 privé;
k.d. R.V.V. kring
Amsterdam.
291 Plekkringa, R.A.; 1984; 3583 TC Utrecht;
Pieter Saenredamstraat 18; tel. 030-
2522809 privé, 078-6310700;
man. Pet
Nutrition Centre & Vet. Serv.; vet. adv.
Spillers Petfoods.

-ocr page 72-

293 Pouwels, W.J.; 1983; 7694 TC Klooster-
haar; Bi^eslootdijk 9; tel. 0523-241988
privé, 266066 prakt.; fax 0523-266434; p.,
geass. met A.G.W. Bax, T. Cuperus, l.H.
Harms, J.D.F.J. Hartgers, A.K. van Hateren,
J.H. Kollen, H. Meulenaaren J. Walgemoed.

308 Sjollema, B.E.; 1980; 3582 KL Utrecht;
Markstraat 2 B; tel. 030-2516752 privé,
020-6920936 prakt.; fax 020-6937095;
p., Dierenarts-Specialisten Amsterdam;
specialist Chirurgie der Gezelschaps-
dieren.

309 Smak, J.A.; 1995; 1188 KC Amstelveen;
Doctor Willem Dreesweg 107; tel. 020-
6409874 privé,
4964646 prakt.; fax 020-
4964978; p., medew. bij J.W. de Gooijer,
C.J.J. Jonker en G.M.C. Vemooij.

311 Soethout, N.C.J.; 1972; 3947 MK

A,

Langbroek; Irenelaan 23; tel. 0343-
561261
;p. (toev. als lid).

358 Veen, Mevr. M.; 1994; Scunthorpe,
South-Humberside DN15 7BV
(Verenigd Koninkrijk); 7 Eryholme
Crescent; tel. 00-44-1724-289171 privé,
860043 prakt.; fax 00-44-1724-843400;
p., medew. bij Ashcroft Vet. Surgery.

334 Walgemoed, J.; 1973; 7783 CF Grams-
bergen; De Ooster Esch 1; tel. 0524-
561720 privé,
0523-266066 prakt.; fax
0523-266434;
p., geass. met A.G.W. Bax,
T. Cuperus, LH. Harms, J.D.F.J. Hartgers.
A.K. van Hateren, J.H. Kollen, H.
Meulenaaren W.J. Pouwels.

342 Winkel, Th.C.; 1965; 1733 AS Nieuwe
Niedorp; Vijverweg 16, De Rijd no. 72;
tel. 0226-411425; r.d.

342 Winkelmolen, W.L.M.; 1993; 6101 AV
Echt; Berkelaarsweg 7; tel. 0475-488618
privé, 013-5331648
prakt.; p., medew. bij
W.S.J. Rasenberg.
346*Zwanenburg, F.; 1995; 9061 BP Giekerk;
Waling Dijkstrastraat 4; tel. 058-
2561622;
wnd.d.

diergeneeskundig
jaarboek 1996:

Wijzigingen die na 1 december 1995 zijn
doorgegeven, kunnen helaas niet meer
worden opgenomen in het Diergenees-
kundigjaarboek 1996!

Doorlopende agenda

19 A Five Day Course on Cattle Fertility
and Reproduction. Venue: Potters Bar The
Royal Veterinary College.
PAO-D cursus: 96/202 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

Cursus: Medicijnenleer. Cursusduur: 3
dinsdagen van 09.30 - 16.00 uur. Periode: 9,
16 en 23 januari 1996. Plaats: AOC
Groenhorst College Lokatie Chr. MAS
Bameveld, IPC DIER Bameveld.
Cursusgeld: f 545,- (incl. koffie en afslui-
tingskosten) voor VEDIAS-leden f 495,-.
Cursusleiding: Drs. M.H. Buijnink.
PH LO-cursus \' Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\' te Wageningen.
Lezingen voor leden van de Groep
Pluimveewetenschappen van de KNMvD in
de namiddag bij de Gezondheidsdienst voor
Dieren in Deventer.

PAO-D cursus: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

PAO-D cursus: 96/205 Kliniek en diagnos-
tiek van Icververvetting bij melkkoeien.
Cursus: Medicijnenleer. Cursusduur: 3
dinsdagen van 09.30-16.00 uur. Periode: 9,
16 en 23 januari 1996. Plaats: AOC
Groenhorst College Lokatie Chr. MAS
Bameveld, IPC DIER Bameveld.
Cursusgeld: f 545,- (incl. koffie en afslui-
tingskosten) voor VEDIAS-Ieden f 495,-.
Cursusleiding: Drs. M.H. Buijnink.
24—25 PAO-D cursus: 96/303 Huisvesting en
verzorging van varkens.
Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende Dierenartsen. Van 20.00 tot 22.30
uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.
Thema-avond Veterinair Laboratorium
Nederland voor praktizerende dierenartsen
■Schildklieraandoeningen bij hond en kat\'.
Aanvang: 20.00 uur. Visdonkseweg 2a te
Roosendaal (tel. 0165-56 76 36).
lAMS Seminar Drachten. Vloeistoftherapie
in de gezelschapsdierenpraktijk. M.m.v.
drs. H.P. Meyer en dr. R.CT. Nap. Aanvang:

Januari

1

16

16

17

23

23

23

25

25

25

19.45 uur. Golden Tulip Hotel Drachten (de
Pyramide), Zonnedauw 1, 9202 PE
Drachten, tel.:0512-520705.

25 Klinische avond \'De Wagenrenk\', Motel
West-End, 20.30 uur.

26 PAO-D cursus: 96/109 Osteochondrose van
de hond.

29—9 feb. A Two Week Course on Pig Health
and Production. Venue: Potters Bar. The
Royal Veterinary College.

30 PAO-D cursus: 96/201 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

Februari

6 PAO-D cursus: 96/202 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

8 Wetenschappelijke bijeenkomst\' Prionziek-
ten bij mens en dier, relevantie voor de
bloedtransfusie\', nieuwe auditorium van
ID-DLO, Edelhertweg 15 te Lelystad.
Ontvangst: 9.30 uur

8 Werkvergadering Herkauwers op de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten
om 14.00 uur.

8—9 PAO-D cursus: 96/601 Apotheekbeheer II
gezelschapsdierenpraktici.

13 PAO-D cursus: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

13 Excursie naar Denkavit te Voorthuizen,
Groep Geneeskunde van het Varken.

14 PAO-D cursus: 96/401 Begeleiding slacht-
kuikens.

14 PAO-D cursus: 96/104 Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

15—16 PAO-D cursus: 96/502 GVP-
Formularium Paard.

20 PAO-D cursus: 96/201 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

20 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

20 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
in hotel Duinoord te Zeegse, aanvang 20.00
uur.

22 Vergadering Afdeling Gelderland.

26 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken, Jaarbeurs te Utrecht.

27 PAO-D cursus: 96/202 Standaardoverzichten
als instrument voor bedrijfsbegeleiding.

27 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

28 PAO-D cursus: 96/116 Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

Maart

I PAO-D cursus: 96/107 Tumor chirurgie ge-
zelschapsdieren.

5 PAO-D cursus: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

6—9 Xth DVG - Congress on Avian Diseases.
Place of the Conference: Auditorium of the
1. Medizinische Tierklinik. Veterinary
Faculty of the Ludwig - Maximilians -
Universität München, Königinstrasse 16,
D-80539, München, Germany.
Registration and information: Prof dr. J.
Kösters, tel. 89-315619-70 or -80.

II PAO-D cursus: 96/108 Voorbeelden van
spinale en perifere neurologische proble-
men.

12 PAO-D cursus: 96/201 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

19 PAO-D cursus: 96/202 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

20—21 PAO-D cunsus: 96/601 Apotheekbeheer
11 gezelschapsdierenpraktici.

20—22 Driedaagse cursus Polymerase Chain
Reactions. PTOpleidingen (Hogeschool van
Utrecht).

23 PAO-D cursus: 96/802 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operaticpatiënt.

25—29 Emergency Service in Equine Sports
Competitions, First Course, Zürich/CH.

26 PAO-D cunius: 96/203 Standaard-
overzichten als instrument voor bedrijfsbe-
geleiding.

28 Casuïstiekenavond Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht,

29 Viering Tiende Lustrum Groep Pluim-
veewetenschappen KNMvD in Congres-
centrum Reehorst te Ede. Symposium
■Rondom de pluimvcepraktijk rond de
eeuwwisseling\' voor leden cn geïnteresseer-
den.
\'s Avonds diner en feestavond.

29 PAO-D cursus: 96/103 Behandeling van
Kruisbandletsels.

30 Themadag Groep Veterinaire Specialisten:
\'De dierenarts-specialist en het nict-gedo-
mesticcerde dier.\' Doelgroep: dierentuin-
dierenartsen en andere geïnteresseerde col-
lega\'s, dierenarts-specialisten. Locatie;
Ouwehands dierenpark.

-ocr page 73-

April

13 PAO-D cursus: 96/803 Assistentie tijdens
chirurgie (gezelschapsdieren).

15—17 PAO-D cursus: 96/602 Veterinaire
Apotheek 1 gemengde praktijk.

18 PAO-D cursus: 96/900 De schapencyclus:
deel 1 (voortplanting, geslachtsapparaat,
urinewegen).

19—21 Achtste congres van de European
Society of Veterinary Orthopaedics and
Traumatology te München. Lezingen en
praktica over elleboogdysplasie, kruisban-
drupturen, ilizarovfixatie en bottumorbe-
handeling. Inlichtingen en registratie: Prof
dr. U. Matis, Veterinärstrasse 13, München
(Tel. »89 2180.2628; Fax *89 395341).

20—21 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Nord Gynäkologie u. Pädiatrie.
Düsseldorf. Auskunft und Anmeldung:
Kongreborganisation FORUM VEL-
BERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051-95040, Fax: 02051-950436.
23 PAO-D cursus: 96/204 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij melkkoeien.

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

^ P.T.T. Doorschakeldienst

\'S \'21

\'H\' Eigen doorkiesapparaat

® Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Rob Winkelaar, Industriestraat 7,7451 BA Holten. Telefoon: 05483 - 73333 / Telefax: 05483 - 73322

TER OVERNAME AANGEBODEN:

RÖNTGENAPPARAAT (Philips, 100 KV) met wandbevestiging inclusief raster, beschermkleding, cassettes en derge-
lijke en met complete DOKA-uitrusting.
Prijs / 7200,-

ANAESTHESIE-APPARAAT (half gesloten) met gereviseerde fluothane verdamper en met aanpassing voor kleine
dieren (halfopen).
Prijs ƒ 4800,-

DAP Kroes/Blommaart, Cinemadreef 2, 1325 EM Almere, tel. (036)5376083.

Gevraagd:

DIERENARTS (M/V)

in een gemengde praktijk in het midden van het land. Onze voorkeur gaat uit naar een cliënt- en diervriendelijke
dierenarts met belangstelling voor zowel landbouwhuisdieren als gezelschapsdieren. Enige ervaring alsmede diffe-
rentiatie klein strekt tot aanbeveling.

Sollicitaties richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, on-
der nummer 3/96.

ï

-ocr page 74-

Een Dierenarts spreekt op congressen
door collegae genoemd \'saaie lessen\'.
Hij doet \'t met gemak,
naar hij zegt voor \'t vak...
en graag tien doosjes met twaalf flessen.

ENTHOUSIASTE DIERENARTS

met twee jaar ervaring in de runderen,
paarden en schapen.

zoekt leuke baan

Het Voorlichtingsbureau voor Artsen weet
(en een halve eeuw steeds up to date),
wat een arts moet doen
vooreen beter pensioen.
En hun goed advies is snel gereed.

in een landbouwhuisdierenpraktijk in
Noord-, Zuid-Holland of Utrecht.

Reacties richten aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 4/96.

Financieel/economisch advies bij:
hypotheek en praktijkfinanciering, vestiging,
associatie, praktijkoverdracht, etc.

Verzekeringen advies/benniddeling bij:
arbeidsongeschiktheid, levensverzekering,
pensioen en alle andere verzekeringen.

Vraag onze brochure

i

voorlichtingsbureau
voor artsen v.o.f

FINANCIEEL-ECONOMISCHE EN ASSURANTIE-ADVISEURS VOOR ARTSEN. DIERENARTSEN,
TANDARTSEN EN APOTHEKERS Vennoten C A Lagarde bï en Mr E. Lammens van Bueren
Telefoon 030-2284241 • Soestdi|kseweg n, 328 • Bilthoven • Postbus 22 • 3720 AA Bilthoven

Dierenartsenpraktijk in het zuid-oosten van
Nederland zoekt een

DIERENARTS

(M/V)

die op een voortvarende manier leiding weet te
geven aan onze afdeling Gezelschapsdieren. Wij
verwachten van de nieuwe medewerker goede
organisatorische en communicatieve vaardighe-
den. Ruime ervaring is een pré.

Brieven richten aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 2/96.

Vermist sinds 5 oktober 1995,

TWEE CAVALIER KING CHARLES SPANIELS.

Kleur: wit met bruin (Blenheim).

Boy: Reu, ruim 7 jaar oud, stevig gebouwd. Loenst iets. Is wat doof, heeft snel vuile oren. Tat. no. e MD 500.

Heeft ook wel eens last van zijn rug (hernia) gehad.
Daan: Reu, ruim 3 jaar oud, slank, sproeten. Heeft wat schuinstaande ogen (chineesje).
Tat. no. eQN 1827.
Blenheim. Heeft een breukje.

Gaarne contact opnemen met Mevrouw Reinders, telefoonnummer: 023-5240463.

Dierenartsenpraktijk \'Tussen Mark en Amer\' zoekt:

EEN JONGE COLLEGA (M/V)

die afgestudeerd is in de differentiatie gezelschapsdieren en die ook belangstelling heeft voor de bedrijfspluimvee
gezondheidszorg en de algemene praktijk.

Onze gemengde praktijk strekt zich uit ten zuiden van de Biesbosch. Vanuit twee modern ingerichte klinieken wer-
ken we momenteel met vijf dierenartsen, die een duidelijke taakverdeling kennen.

Wij bieden, na een gedegen inwerkperiode, een taak van voornamelijk gezelschapsdieren, 20% pluimvee en 20% al-
gemene praktijk. Salariëring volgens normen KNMvD.

Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen naar: S.Tj. Westendorp, Houtse Heuvel 63, 4911 AV Den Hout.

-ocr page 75-

« m gw^m\'w^m\'ÊimimM w m wm

Vao de Hoofdredactie

De toegang tot feiten en gegevens wordt met de dag groter. Doordat er steeds meer televisiekanalen bijko-
men zullen meer feiten en gebeurtenissen nodig zijn om ze te vullen. Het gevaar dreigt dat op den duur de
kanalen rivieren worden vanwege de steeds grotere stroom aan feiten en gegevens, waardoor overstro-
mingen niet ondenkbaar zijn. Dat komt gerichte informatie niet ten goede, het brengt zelfs heel gemakke-
lijk de consument op een dwaalspoor In dit verband spreekt men wel van informatie tympanie.
Op de persoon gerichte informatie is nu juist nodig om via de normale digestie het kennisniveau te hand-
haven. Op deze wijze kan men adequaat blijven functioneren in de maatschappij.

Meer en meer blijkt er behoefte te zijn om door vertalen orde te scheppen. Een tussenfase tussen ruwe in-
formatie en gewenste informatie in de vorm van het intermediairschap, het makelaarschap lijkt de toe-
komst te hebben. Consultants in allerlei vormen vermenigvuldigen zich meer dan welke beroepsgroep
ook. Er is bijvoorbeeld geen organisatie die het zich kan veroorloven te reorganiseren zonder de hulp van
buiten. Verschillende gemeentes bijvoorbeeld geven tonnen uit om zicht te krijgen op het eigen functione-
ren. Dit geeft allemaal aan dat ondanks de oceaan van gegevens en feiten er een grote markt is voor pas-
klare kennis, zoals er ook steeds meer behoefte is aan panklare maaltijden. Maar wat is kennis eigenlijk?
Kennis wordt wel eens gedefinieerd als de optelsom van boerenverstand en wetenschap. Welnu dat is juist
datgene waarover de dierenarts kan beschikken en ook zou moeten beschikken. Je zou kunnen stellen dat
de prakticus de meest aangewezen persoon is om deze categorieën te integreren.

Eén van de belangrijkste peilers van zijn beroep is het kunnen hanteren van de wetenschap. Het
Tijdschrift heeft als taak om mede via praktisch-wetenschappelijke informatie daar zijn steentje aan bij te
dragen.

In dit nummer wordt verslag gedaan van het tweede lustrum van Veehouder en Dierenarts. Dit is een voor-
beeld van hoe een blad als intermediair tussen dierenarts en cliënt bij kan dragen tot het verbeteren van de
bestaande kennis bij die cliënt. Hetzelfde staat te gebeuren met het pas door de Maatschappij uitgegeven
blad Dierenpraktijken.

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft een eendere taak maar dan gericht op de dierenarts. Aan deze
taak van intermediair worden, gezien de eerdergenoemde vaak stormachtige ontwikkelingen op weten-
schapsgebied, steeds grotere eisen gesteld. Wat te doen met allerlei symposia, alsmede de vele herden-
kingsbijeenkomsten waaronder 175 jaar Diergeneeskundig Onderwijs in Nederland (DON), waar veel
feiten en gegevens over de hoofden van de toehoorders zullen worden uitgestort?

Het selecteren voor de lezer van de gebrachte boodschappen van praktisch-wetenschappelijke aard ligt
als taak voor een tijdschrift als het onze voor de hand. De Hoofdredactie is zich van haar taak in dezen
goede bewust, al is dat natuurlijk niet genoeg. Zij laat zich bij de uitvoering echter graag inspireren door
de overtuiging dat de kennismakelaar de toekomst heeft.

De Hoofdredactie

63 T I J D S C H R M T VOOR D 1 F. R ü f. N K E S K U N D E , D E E L 121, FEBRUARI, AFLEVERING 3 , 1996

-ocr page 76-

TUMOR LYSIS SYNDROOM BIJ EEN HOND

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 64-6

C.J. Piek en E. Teske\'^

Uit en voor de praktijk

summary

Tumour lysis syndrome in a dog

The acute tumour lysis syndrome in humans as well as in dogs is caused by
the acute lysis of tumour cells following chemotherapy. The release of
intracellular products and their metabolites result in hyperkalemia, hyper-
phosphatemia, and hyperuricemia. The precipitation of uric acid and calci-
umphosphate in the kidneys can lead to hypocalcemia and acute renal fai-
lure which leads to fatal azotemia and arrhythmia\'s due to electrolyte
disturbances.

In this article the occurrence of the acute tumour lysis syndrome in a dog
with malignant lymphoma is described. Suggestions to prevent the tumour
lysis syndrome are made.

inleiding

Chemotherapie wordt de laatste jaren steeds vaker gebruikt
bij de behandeling van tumorziekten bij hond en kat. Met
name tumoren van het hematopoietisch systeem, zoals ma-
ligne lymfomen, komen relatief veel voor en zijn goed te be-
handelen met behulp van cytostatica (14). Naast het nastre-
ven van genezing is handhaving van een goede kwaliteit van
leven één van de belangrijke doelstellingen bij het gebruik
van chemotherapie. Meer dan in de humane geneeskunde,
waar genezing op de voorgrond staat, wordt een evenwicht
gezocht tussen de effectieve en de toxische dosering. Het re-
sultaat is dat er, in tegenstelling tot de humane geneeskunde
veel minder bijwerkingen optreden.

De belangrijkste bijwerkingen die de dosis van een chemo-
therapeuticum beperken zijn beenmergdepressie en maag-
darmproblemen als gevolg van de toxische werking van che-
motherapeutica op de sneldelende cellen van het beenmerg
en het maagdarmkanaal (2,3,4). Misselijkheid en braken ont-
staan daarnaast ook als gevolg van een directe prikkeling van
het braakcentrum in de hersenen (3,4). Chemotherapeutica
als cisplatinum, doxorubicine en methotrexaat zijn poten-
tieel nefrotoxisch (3,4). Doxorubicine heeft een direct irre-
versibel toxisch effect op het myocard en geeft na het over-
schrijden van een bepaalde cumulatieve dosering aanleiding
tot een cardiomyopathie (3,4). De metabolieten van cyclo-
fosfamide kunnen een steriele hemorrhagische cystitis indu-
ceren (9).

In dit artikel wordt het tumor lysis syndroom beschreven bij
een hond met een maligne lymfoom. Dit is een vrij zeldzame
complicatie van chemotherapie die veroorzaakt wordt door
een snelle lysis van tumorcellen onder invloed van cytosta-
tica. De bij de lysis van de tumorcellen vrijkomende produk-
ten leiden tot acute metabole en renale veranderingen. De
hyperkalemie, hypocalcemie, of de uremie die ontstaat kan
leiden tot de dood (1,5,7,8,10).

Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Rijksuniversiteit Utrecht. Faculteit
der Diergeneeskunde. Postbus HO!54. }50H TD Utrecht.

casuïstiek

Een zes jaar oude, niet gecastreerde mannelijke teckel wordt
aangeboden op de Universiteits Kliniek voor Gezelschaps-
dieren te Utrecht (UKG) met een zwelling in het keelgebied die
reeds drie weken bestaat. Er zijn geen andere ziekteverschijn-
selen. De verwijzend dierenarts heeft een behandeling met
Prednison ingesteld (1 mg/kg/24 uur). Na de start van de Pred-
nison therapie is polyurie en polydipsie ontstaan. Bij het alge-
meen onderzoek wordt een gegeneraliseerde lymfadenopathie
vastgesteld. Er worden geen andere afwijkingen gevonden bij
het lichamelijk onderzoek.

Gegeneraliseerde lymfadenopathie kan veroorzaakt worden
door (I) reactieve lymfeknopen, (II) pumlente lymfadenitis,
(III) tumormetastasen en (IV) maligne lymfoom. Cytologisch
onderzoek van een uitstrijkje verkregen door middel van een
dunne naald aspiratie biopsie van één van de vergrote lymfe-
knopen bevestigt de diagnose maligne lymfoom. Na overleg
met de eigenaar wordt besloten de hond met cytostatica te be-
handelen volgens een vast protocol (13). Na toediening van L-
asparaginase (400 lE/kg, im) gaat de hond met de eigenaar naar
huis.

De volgende dag wordt de hond in shock op de UKG aangebo-
den. Sinds de vorige dag is hij progressief slomer geworden en
heeft meerdere malen gebraakt. Bloedonderzoek (Tabel 1)
wijst uit dat er sprake is van een emstige uremie.
De hoge ureum-kreatinine ratio (>I50) geeft aan dat er een
extra-renale component is, die zich mogelijk laat verklaren
door dehydratie als gevolg van het vele braken. De hond
wordt direct op de intensive care opgenomen en behandeld
met een intraveneuze NaCl 0.9% oplossing (100 ml/kg/24
uur). Door de hyperkalemie en de hyperfosfatemie wordt ge-
dacht aan een mogelijk nierfalen. De redelijk geconcen-
treerde urine en de hoge AF/kreatinine ratio in de urine ma-
ken een acuut nierfalen waarschijnlijk (6). De niet-ge-
compenseerde metabole acidose met een hoog
aniongap kan
slechts ten dele veroorzaakt worden door een lactaatacidose
daar de lactaatconcentratie slechts licht verhoogd is. Het
acuut nierfalen is waarschijnlijk mede verantwoordelijk
voor de acidose.

In verband met het acuut nierfalen wordt geforceerde diurese
(NaCl 0.9%, 100 ml/kg/24 uur, IV) en een intraveneuze toe-
diening van dopamine (3 ug/kg/min, IV) gestart om enerzijds
de bestaande dehydratie op te heffen en anderzijds de renale
bloedtoevoer te verhogen en intraveneuze toediening van fu-
rosemide (I mg/kg/uur, IV) om met name de doorstroming
van de renale tubuli te bevorderen. Het braken wordt sympto-
matisch behandeld met Cimetidine (2,5 mg/kg 4 dd iv) en
chloorpromazine (0,25 mg/kg 3dd sc). Er vindt een continue
ECG-bewaking plaats in verband met het risico op het ont-
staan op cardiale arrhythmieën tijdens het toedienen van do-
pamine. Ondanks behandeling overiijdt de hond binnen 48
uur nadat de therapie met chemotherapeutica is gestart.
Bij de macroscopische sectie blijken zowel de perifere als de
mesenteriale lymfeknopen vergroot. Microscopisch onder-
zoek bevestigt de diagnose maligne lymfoom. In long, nier
en lever worden uitgebreide tumorinfiltraten gevonden
waarin uitgebreide necrosehaarden aanwezig zijn.

-ocr page 77-

Tabel 1. Laboratoriumuitslagen 24 uur na toediening van 2500 E aspa-
raginase im van een zesiarige teckelreu met een maligne lymfoom.

referentiewaarden

ureum

35.2

3.0-12.5

mmol/1

kreatinine

233

60 1.2G1

mmol/1

natrium

143

141-149

mmol/1

kalium

6.5

3.6-5.0

mmol/1

chloor

103

108-115

mmol/1

calcium

1.53

2.2-3.0

mmol/1

fosfaat

7.15

0.92-1.58

mmol/1

Ht

0.40

0.42-0.57

1/1

reticulocyten

2.4

0.0-2.0

%

pH (veneus)

7.245

7.311-7.392

pC02 (veneus)

4.34

4.32-6.52

kPa

base excess (veneus)

-11.3

-5-0

mmol/1

p02 (veneus)

5.3

5.45-8.25

kPa

HC03- (veneus)

14.3

mmol/1

lactaat

2.3

<2.0

mmoL/1

Urine:

soortelijk gewicht

1.030

pH

6.5

totaal eiwit

2.3

0-0.56

g/l

glucose

neg

hemoglobine

pos

sediment

matig ery\'s

spoor leuco\'s

wat amorfe

neerslag

kreatinine

5466

mmol/1

alkalische fosfatase-

657

E/1

7-glutamyl transferase\'

450

E/1

1 Lichaamsgewicht in kilogrammen.

2 De berekende alkalische fosfatase / kreatinine ratio in de urine be-
draagt 120.2 E/mmol. De spreiding in deze ratio bij de normale hond
bedraagt 0,4 - 12 E/mmol. in honden met chronisch nierfalen 0-15,2
E/mmol, en in honden met acuut nierfalen 4,2 - 386 E/mmol (6).

3 De spreiding in de g-glutamyt transferase / kreatinine ratio in de nor-
male hond bedraagt 0.6 - 6,0 E/mmol, 0,4 - 14 E/mmol in de honden
met chronisch nierfalen, en 2,5 - 141 E/mmol in honden met acuut
nierfalen. De berekende g-glutamyl transferase / kreatinine ratio be-
draagt 82.3 E/mmol.

DISCUSSIE

Het tumor lysis syndroom (TLS) wordt bij de mens met
name beschreven na behandeling van diverse zich snel de-
lende tumoren, zoals het maligne lymfoom (1,5,7). Andere
predisponerende factoren voor het ontstaan van het TLS zijn
een groot tumorvolume, een reeds bestaand leverlijden,
en/of een gestoorde nierfiinctie (1,5,8,11). Het TLS treedt op
24 tot 48 uur na toediening van cytostatica. Het spontaan op-
treden van het TLS is slechts incidenteel beschreven bij de
mens (7). Het TLS wordt gekenmerkt door hyperkalemie,
hyperfosfatemie, verhoogde urinezuur concentratie, hypo-
calcemie, metabole acidose, en uremie (1,5,7).
In tumorweefsel bestaat een hoge delingssnelheid, waarbij
veel purinenucleotiden vrijkomen die vervolgens afgebro-
ken worden tot urinezuur (Figuur 1) (8). In een onderzoek
van Page
etal(\\\\) werd bij 21 van de 27 honden met een ma-
ligne lymfoom een verhoogde serum urinezuurconcentratie
gemeten voor behandeling met cytostatica. Indien er veel
cellen na toediening van cytostatica lyseren komt er een
grote hoeveelheid urinezuur precursors vrij. Bij de mens
wordt urinezuur via de nier uitgescheiden. Bij de hond echter
wordt urinezuur in de proximale tubulus geresorbeerd en
vervolgens in de lever omgezet in allantoine en als zodanig
via de nier uitgescheiden. Bij nier en/of leverziekten is ook
bij de hond urinezuur het eindprodukt van het purinenucleo-
tiden metabolisme (8). Een overmaat aan urinezuur kan zo-
wel bij de mens als de hond leiden tot urinezuur precipitaten
in de nier met als gevolg acute nierinsufficiëntie 0,5,8,11).
Jonge lymfocyten bevatten als gevolg van hun hogere nu-
cleinezuurafbraak vier maal zoveel fosfaat als uitgerijpte
lymfocyten (12). Lysis van de lymfoomcellen kan dan ook
leiden tot hyperfosfatemie waardoor het oplosbaarheidspro-
dukt van calciumfosfaat wordt overschreden. Dit leidt tot het
ontstaan van calciumfosfaat precipitaten in de nieren en hy-
pocalcemie (1,8,11). Door de cellysis komt ook het intracel-
lulaire kalium vrij wat hyperkalemie tot gevolg heeft. De
acute nierinsufficiëntie die ontstaat door de urinezuur preci-
pitaten en de calciumfosfaten zal de ontstane hyperkalemie
en hyperfosfatemie verhogen.

De metabole acidose met een hoog aniongap die wordt be-
schreven als onderdeel van het TLS wordt vooral veroor-
zaakt door een overmaat aan lactaat (8). De lactaatacidose
ontstaat door een verminderde perfusie van de weefsels bij
patiënten in hypovolemische shock of als gevolg van de
anaerobe glycolyse in de tumor. Normaliter wordt lactaat
ook weer hergebruikt in de gluconeogenese in de lever. In
combinatie met een verminderde leverfunctie door
tumor(metastasen) of een verminderde uitscheiding door de
nier leidt dit tot een lactaatacidose.

Bij de sectie van de beschreven hond zijn, naast de tumoreus
veranderde perifere lymfeknopen en de lymfeknopen in de
buik, tevens uitgebreide tumorinfiltraten in lever en nier ge-
vonden. Het is mogelijk dat voorafgaand aan de behandeling
van deze patiënt met L-asparaginase reeds een verminderde
capaciteit van lever- en nierfunctie bestond die heeft bijge-
dragen aan het ontstaan van het acute TLS. De hyperkale-
mie, hyperfosfatemie, hypocalcemie, uremie en de metabole
acidose die zijn gevonden bij deze patiënt passen in de hier-
boven beschreven pathogenese van het TLS.
Ter preventie van het TLS bij de hond is het van belang de
patiënt voorafgaand aan de chemotherapie te onderzoeken
op een goede lever- en nierfunctie. Daamaast kan cytolo-
gisch of histologisch onderzoek van biopsieën genomen on-
der echobegeleiding van diverse organen inzicht geven in de
mate van uitbreiding van de tumor. Een goede hydratietoe-
stand voorafgaand aan en tijdens de behandeling kan de
neerslag van zowel urinezuur als calciumfosfaat in de nieren
zoveel mogelijk voorkomen. Theoretisch zou preventieve
toediening van allopurinol door competitieve remming van
het xanthine oxidase leiden tot minder urinezuurproduktie en

) Oxidatleve fosforylering

^ ADP

I

AMP \'

Adenosine

Inosine

Hypoxanthlne
1

Xanthine
^ 1

Urinezuur

> I

Allantoine

IMP

GMP
1

Guanosine
1

Guanine

Xanthine oxidase

Urlcase

Figuur 1, Schematische weergave van het metabolisme van purinenucle-
otiden.

-ocr page 78-

daardoor bovenbeschreven problemen voorkomen (8).
Gezien de lage frequentie van optreden van het TLS is dit ve-
terinair gezien echter geen gebruik.

DANKBETUIGING

De Vakgroep Pathologie van de Rijksuniversiteit Utrecht wordt door de au-
teurs hartelijk bedankt voor het verrichten van de sectie en het histologisch
onderzoek.

LITERATUUR

1. Cohen LF, Balow JE, Magrath IT, Poplack DG, and Ziegler JL. Acute
tumor lysis syndrome. A review of 37 patients with Burkitt\'s lymp-
homa. Am J Med 1980; 68: 486-91.

2. Couto CG. Management of complications of cancer chemotherapy.
Vet Clin Nrth Am (Small Anim Pract) 1990; 20; 1037-53.

3. Giger U, and Gorman NT. Acute complications of cancer and cancer
therapy. In; Gorman NT ed. Contemporary issues in small animal
practice: Oncology. New York; Churchill Livingstone 1986; 147-68.

4. Gorman NT. Complications of chemotherapy. In; Dobson MJ,
Gorman NT, eds. Cancer chemotherapy in small animal practice.
Oxford; Blackwell Scientific Publications, 1993.

5. Hande KR, and Garrow GC. Acute tumor lysis syndrome in patients
with high-grade non-Hodgkin\'s lymphoma. Am J Med 1993; 94: 133-
9.

tl I it

6. Heiene R, Biewenga WJ, and Koeman JP. Urinary alkaline phospha-
tase and Y-glutamyl transferase as indicator of acute renal damage in
dogs. J of Small Anim Pract 1991; 32: 521 -4.

7. Jasek AM, and Day HJ. Acute spontaneous tumor lysis syndrome. Am
JHematol 1994; 47; 129-31.

8. Laing EJ, and Carter RF. Acute tumor lysis syndrome following treat-
ment of canine lymphoma. J Am Vet Med Assoc 1987; 24: 691 -6.

9. Laing EJ, Miller CW, and Cochrane SM. Treatment of cyclophos-
phamide-induced hemorrhagic cystitis in five dogs. J Am Vet Med
Assoc 1988; 193: 233-6.

10. Nomdedeu J, Martino R, Sureda A, Huidobro G, Lopez R, Biunet S,
and Domingo-Albos A. Acute tumor lysis syndrome complicating
conditioning therapy for bone marrow transplantation in a patient with
chronic lymphocytic leukemia. Bone Marrow Transplantation 1994;
13 :559-60.

11. Page RL, Leifer CE, and Matus RE. Uric acid and phosphorus excre-
tion in dogs with lymphosarcoma. Am J Vet Res 1986; 4: 910-2.

12. Rigas DA, Duerst ML, and Jump ME. The nucleic acids and other
phosphorus compounds of human leukemic leukocytes: relation to cell
maturity. J Lab Clin Med 1965;48:356-78.

13. Teske E, Rutteman GR, Heerde P, and Misdorp W. Polyethylene
Glycol-L-asparaginase versus Native L-asparaginase in canine non-
Hodgkin\'s Lymphoma. Eur J Cancer 1990; 26: 891-5.

14. Teske E. Canine malignant lymphoma; A review and comparison with
human non-Hodgkin\'s lymphoma. Vet Quart 1994; 16: 209-19.

KIRK AND BISTNER\'S HANDBODK DF VETERINARY
PROCEDURES & EMERGENCY TREATMENT,
SIXTH EDITION

Bistner. and Ford. ISBN 0-7216-4972-6.

Dit handboek, dat meer dan 25 jaar geleden voor het eerst
verscheen, verschaft informatie over spoedgeneeskunde en
diergeneeskundige procedures. De schrijvers streven emaar
een compact, praktisch en makkelijk te raadplegen overzicht
te geven. Zoals de auteurs al in het voorwoord van de (voor-
laatste) vijfde editie opmerkten, is de stroom aan nieuwe in-
formatie op deze gebieden enorm. Dit roept de vraag op of de
auteurs in hun voorgenoemde streven geslaagd zijn.
Hoewel de titel van het handboek anders zou kunnen suggere-
ren, beperkt het boek zich in het behandelen van spoedproce-
dures tot het eerste hoofdstuk. De enorme vlucht die dit on-
derdeel de laatste decennia genomen heeft, is terug te vinden
in het aantal onderwerpen dat behandeld wordt. De uitwer-
king daarvan is echter te summier om echt praktisch te zijn.
In het tweede hoofdstuk \'Patient Evaluation and Organ
System Examination\' behandelen de auteurs de anamnese en
het lichamelijk onderzoek. Er worden in de tekst verschil-
lende praktische tips gegeven, maar een duidelijke, systema-
tische benadering ontbreekt. Bovendien wordt in dit hoofd-
stuk ingegaan op onderzoektechnieken zoals electrocar-
diografie, röntgenologie en echografie. Dit gebeurt echter
beknopt, zodat het de geïnteresseerde lezer toch noodzaakt
om andere handboeken erop na te slaan. De referenties kun-
nen hier wellicht voor gebruikt worden.
Hoofdstuk 3, \'Clinical Signs\', behandelt op overzichtelijke
wijze de meest voorkomende ziektesymptomen. Het valt
echter op dat de referenties voornamelijk bestaan uit een be-
perkt aantal handboeken op dit terrein. Dit roept de vraag op
of het niet handiger is deze boeken te raadplegen.
In hoofdstuk 4, \'Clinical procedures\', is duidelijk het streven
van de auteurs terug te vinden om zo volledig mogelijk te zijn
in hun onderwerpskeuze. Hierbij worden echter ook technie-
ken behandeld zoals endoscopie en speciale röntgentechnie-
ken, die niet vaak in een eerstelijns praktijk gebruikt worden.
De dierenartsen die zich op dit soort technieken (willen) toeleg-
gen, hebben meer informatie nodig dan hier gegeven wordt.
Hoofdstuk 5 behandelt het gebruik van laboratoriumtests en
geeft een uitgebreid overzicht van de mogelijkheden. Het is
raadzaam zich te realiseren dat de testprocedures niet altijd
overeenkomen met de in Nederiand gebruikelijke. Bovendien
wordt geen gebruik gemaakt van Sl-eenheden. hetgeen de
bruikbaarheid van het boek niet ten goede komt. Dit probleem
doet zich nog sterker voor in het laatste hoofdstuk \'Charts and
Tables\'. Dit hoofdstuk bevat daarentegen hele aardige tabellen
en figuren, die makkelijk te gebruiken zijn. Sommige onderde-
len bevatten echter onderwerpen die alleen voor een Ameri-
kaanse dierenarts bruikbaar zijn (Amerikaanse regelgeving).
Het streven naar volledigheid in onderwerpskeuze lijkt ge-
slaagd. Dit heeft er echter toe geleid dat elk onderwerp vrij
oppervlakkig wordt behandeld om alles nog in een pocket te
krijgen van een slordige duizend bladzijden. Er ontstaat
daardoor zo weinig diepgang, dat het boek een aardig over-
zicht geeft, maar niet altijd een bruikbare handleiding is voor
de praktijk. Men kan zich afvragen of een dergelijk veel om-
vattend handboek met de huidige kennis van zaken op de
verschillende vakgebieden nog wel haalbaar is.

Drs. J.H. Robben

-ocr page 79-

• * ■ IW

Communicatie is een modewoord, een
begrip dat de neiging heeft een eigen le-
ven te gaan leiden en aan betekenis te
verliezen. Communicatie is het op de
hoogte houden van iedereen die daar
belang bij heeft of kan krijgen. Het laat-
ste is een overbodige bepaling. Iemand
voor wie het in de toekomst nuttig kan
zijn om een stuk kennis te bezitten,
heeft nu al belang bij het ontvangen.
Communicatie betekent ook datje zelf
op de hoogte probeert te blijven. Een
belangrijk probleem in het communice-
ren is dat de opname van informatie een
actie vereist van de ontvanger.
Informatie-overdracht is erg belangrijk,
binnen de KNMvD met alle subgroep-
jes, maar zeker ook binnen dierenart-
senpraktijken. Zorg dat niemand verge-
ten wordt. Veel conflicten komen voort
uit een slechte communicatie. Er is geen
associé die het hoeft te flikken om iets
te ondernemen namens de praktijk,
zonder de maten daarvan op de hoogte
te stellen. Een kort telefoontje kan ge-
noeg zijn. Maar waarom wordt zo zel-
den de tijd genomen om beleidsbeslui-
ten uit te leggen aan al het personeel,
c.q. de assistentes en assistenten én de
dierenartsen in loondienst?
Een goed ondernemer is op de hoogte
en brengt op de hoogte. Hoe goed is \'de
dierenarts\' als ondememer, als ma-
nager? Welke praktijk heeft op regel-
matige basis met alle werknemers
\'functioneringsgesprekken\'? Hoeveel
tijd wordt daarvoor genomen? En hoe-
veel tijd neemt u om te luisteren? Hoe
onbevangen wordt daarbij geluisterd?
Een gesprek tijdens een feestje kan al
een goed startpunt zijn.

Wij gaan ervan uit dat iedereen weet
wat het verschil is tussen een aanleiding
en een reden. Dc reden van deze briefis
een slechte communicatie op veel plaat-
sen in de vetennaire maatschappij, een
van de aanleidingen is de volgende: Er
worden veel dierenartsen in loondienst
aangenomen onder KNMvD-voor-
waarden, waarbij blijkt dat werkgevers
niet weten wat die inhouden en op
welke standaarden zij zijn gebaseerd.
Een gesprek erover zou veel kunnen
voorkomen, maar wordt al snel afge-
daan met de opmerking: \'dat staat toch
in dat boekje\'. Wat voorbeelden en toe-
lichtingen: De aanvangssalariëring
klopt vaak, de verhoging na een jaar er-
varing wordt wel eens vergeten. Was
dat per I januari of één jaar na afstude-
ren? Bespreek zoiets tijdens een sollici-
tatieronde. Spreek eens de hele bro-
chure door. De werknemer krijgt dan in
ieder geval niet meer zo snel te horen
dat \'een loonsverhoging wel komt als
we echt wat aan je hebben\'. Nog één: In
de praktijk ontstaat regelmatig onvrede
doordat een hard en goed werkende die-
renarts van iedereen waardering ont-
vangt, behalve van de baas. De
KNMvD-normen laten uitdmkkelijk
mimte open om bovengemiddeld ftinc-
tionerende werknemers extra te belo-
nen. In het bedrijfsleven is dit heel ge-
woon. Zo\'n beloning kan bij voorkeur
bestaan uit een salarisverhoging, maar
ook uit betere secundaire arbeidsvoor-
waarden. Bijvoorbeeld het aanbieden
van een PAO-cursus aan een jonge col-
lega. Dit is aftrekbaar, brengt kennis
binnen en is een plezierig gebaar. Het
zijn de kleine dingen die het doen en
met niets zeggen fok je flink wat on-
vrede. Het laatste, meest schrijnende
voorbeeld: Welke dierenarts-werkge-
ver heeft ooit gehoord of gelezen dat er
een vergoeding betaald dient te worden
als de werknemer zelf voor een achter-
wacht moet zorgen? En heeft dat niet
verdrongen? Laat hel ons eens weten,
of liever de dierenarts in het personeels-
bestand. want het is een KNMvD-
norm.

Een praktijksituatie. In de gang komen
een associé en een dierenarts in loon-
dienst elkaar tegen, beiden op weg er-
gens naar toe. Zegt de werkgever: \'Oh,
ja, je bevalt goed. ook bij de boeren, dus
we veriengen je contract maar weer met
eenjaar. Het ligt op tafel in de dierenart-
senkamer en d\'r staal een kmisje waar
je moet tekenen\'. En weg is hij. Daar
staat de jonge dierenarts, met vragen.
Rotvragen. Over salaris, pensioen-
fondsreductic, auto-apotheek, telefoon-
kostenvergoeding en kilometergeld.
Maar. hij of zij staat daar ook met
ideeën! Over diagnostiek en therapieën,
kostprijsbeheersing en omzetverho-
ging, over klantenbinding en service-
verbetering en wie weet wat nog meer.
Slechte communicatie leidt tot situaties
waarin fmstraties geboren worden en
veel mogelijkheden verloren gaan.
Respect is de sleutel tot een goed con-
tact tussen mensen. Als je tot tien kunt
tellen en de klanten en het personeel
respecteert, dan ben je een goed onder-
nemer. Dat wil niet zeggen dat je doet
wat zij willen, maar het betekent datje
luistert en eeriijk uitlegt waarom je din-
gen doet zoals je ze doet. Je gunt daarbij
de ander de mimte om zijn conclusies te
trekken.

OVER COMMUNICEREN

Een tweede aanleiding tot deze brief is
de, in onze ogen, slechte berichtgeving
van de KNMvD naar de jonge leden
toe. Op een Afdelingsvergadering stel-
de één van ons de vraag: \'Wat doet de
KNMvD voor jonge dierenartsen?\' Het
antwoord was een opsomming van za-
ken. Interessant, maar de lading van de
vraag werd gemist. Deze was:
\'Waarom weet eenjonge dierenarts am-
per wat deze vereniging voor hem of
haar doet?\' En het juiste antwoord had
moeten zijn : \'De KNMvD doet veel,
maar waarom weet u dat niet?\'.
(Complimenten voor het Hoofdbe-
stuurslid dat na afloop van de vergade-
ring wel de juiste antwoorden gaf.)
Er is blijkbaar een overiegorgaan van
jonge dierenartsen, met daarin jonge
dierenartsen. Dat wisten we niet. En
wat we nog meer niet weten is hoe de
KNMvD werkt. Vraag eens een dieren-
arts die korter dan twee jaar (!) is afge-
studeerd wat het verschil is tussen
\'Groep Groot\' en \'Groep Rund respec-
tievelijk Varken\' en wat ze precies
doen. Het lijkt ons dat het Tijdschrift
één van haar taken verwaarioost, name-
lijk berichtgeving over de activiteiten
van de subclubs, de groepen en wat dies
meer zij aan onderafdelingen. Een
schrijnend voorbeeld is dat Groep
Groot een eigen krantje onder de leden
verspreidt, met daarin informatie die op
vrijwel geen enkele andere manier te
verkrijgen is. Op welke gronden moet
je lid worden van zo\'n groep, als je geen
enkele inzage hebt in de activiteiten?
De dierenarts in loondienst (het percen-
tage stijgt) cn de bijna- of pas-afgestu-
deerde dierenarts mag best wel eens de
persoon zijn waarvooreen bericht in het
Tijdschrift bedoeld is en er mag daarbij
gerust eens geschreven worden over
praktijkmanagement. Erg illustratiefbij
dit advies is het volgende citaat van een
jonge dominee: \'Ik probeer de essentie
van een bepaalde kerkdienst altijd even
aan de aanwezige kinderen uit te leg-
gen. Dan snappen de ouders het ook
meteen.\'

-ocr page 80-

Tot slot meer gedachten ter overwe-
ging:

Een ondernemer: \'Goed personeel is
goud waard\'.

Een andere ondememer: \'Ons produkt
wordt net zo goed door de schoonmaak-
ster, als door de receptioniste, als door

Geachte Redactie,

Met belangstelling heb ik het bericht
van collega Kamphuis in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde van 15
november 1995 betreffende toxiciteit
van Liberty® gelezen. Het betrof een
diazinon bevattend anti-vlooienprepa-
raat voor gebmik bij de hond. De ge-
rapporteerde verschijnselen, zoals
mydriasis, zouden wijzen in de rich-
ting van een vergiftiging met een cho-
line-esterase remmende stof
Organische fosforverbindingen, zoals
diazinon, zijn irreversible remmers

■■IM

mij geleverd\'.

Een jonge dierenarts: \'Wij zijn de vaar-
zen van de veterinaire maatschappij\'.

De vereniging Kuddegezondheid*
Secretariaat: Haarweg 1
3882 LG Putten

van choline-esterase in tegenstelling
tot carbamaten, die een reversibele
remming geven. Het is gebmikelijk de
effecten van een intoxicatie met een
organische fosforverbinding, oftewel
een parasympatische overstimulatie,
in drie klassen in te delen, namelijk
muscarinerg, nicotinerg en centraal.
De muscarinerge verschijnselen treden
in de regel het eerst op en bestaan on-
dermeer uit overmatig speekselen,
zweten en miosis. De nicotinerge ver-
schijnselen zijn ondermeer spierfasci-
culaties en paralyse. De centrale effec-
ten zijn ataxie, convulsies en coma.

* De Vereniging Kuddegezondheid is een soort
reunistenvereniging, bestaande uit elf dieren-
artsen die in 1985 aan de studie begonnen zijn.
en een bioloog.

In geval van mydriasis is een intoxica-
tie met een organische fosforverbin-
ding het laatste waaraan ik zou hebben
gedacht, overeenkomstig het feit dat in
een aantal gevallen door de geraad-
pleegde dierenarts de diagnose gemist
of onwaarschijnlijk werd geacht. Het
verdient misschien aanbeveling in
voorkomende gevallen de activiteit
van (pseudo)cholinesterase te bepalen
ter onderbouwing van de veronder-
stelde toxiciteit.

J.H. van der Kolk

MOET IEDERE DIERENARTS HET WIEL OPNIEUW
UITVINDEN!!!

Op meerdere bijeenkomsten over de
certificatie van de dierenartspraktijken
is meerdere malen gevraagd of er niet
een soort standaard protocollen kunnen
komen. Hierop kreeg men geen ant-
woord. Met verbazing lees ik in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 120,
december aflevering 23, bladzijde 703
in het artikel over de Arbowet en
Ziektewet van mevrouw Van Oostmm-
Schuurman Hess het volgende, ik citeer
letteriijk: -\'Het lijkt weinig efficiënt
wanneer iedere individuele dierenart-
senpraktijk zo\'n risico-inventarisatie
gaat of laat ontwikkelen,
aangezien de
risico\'s in de praktijken veelal de-
zelfde zullen zijn.
De KNMvD heeft
daartoe samen met de AUV aan TNO
opdracht gegeven een centrale checklist
te ontwikkelen voor risico-inventarisa-
tie, waarmee de individuele wetgever in
zijn of haar praktijk aan de slag kan.\'

- Wat voor de risico-inventaris voor de
Arbowet geldt, zou toch ook moeten
kunnen betreffende de certificatie.

- Het lijkt weinig efficiënt wanneer ie-
dere individuele dierenartsenpraktijk
protocollen gaat of laat ontwikkelen,
aangezien de meeste handelingen in
de praktijken veelal dezelfde zullen
zijn.-
Kan de KNMvD samen met de
AUV niet zorgen voor het maken van
een centrale checklist voor de proto-
collen, waarmee de individuele dieren-
arts in zijn of haar praktijk aan de slag
kan?

Indien WIJ het belangrijk vinden dat
alle praktijken gecertificeerd worden
volgens door onszelf opgestelde re-
gels, dan dienen WIJ hiervoor centrale
protocollen te maken waarmee ieder-
een aan de slag kan. Ook zij die zich
niet tot de groep WIJ aangetrokken
voelen.

Laat niet iedere dierenarts het wiel op-
nieuw uitvinden.

R. Rieter, Roermond

VETERINAIR GOLFKAMPIOENSCHAP 1996

Berichten en verslagen

Op woensdag 29 mei 1996 zal het
Nederlands Golfkampioenschap voor
dierenartsen worden gehouden. De
deelname staat open voor die
Nederiandse dierenartsen die mini-
maal een golfvaardigheidsbewijs be-
zitten. Omdat er ieder jaar weer meer
collega\'s met een golfhandicap door
het leven gaan, kunnen we verwachten
dat het aantal potentiële deelnemers
jaariijks groter is. Het is echter ook
duidelijk dat er in 1996 nog geen nu-
mems fixus wordt gehanteerd. Hoe
men zich ook gedifferentieerd, gespe-
cialiseerd of geprofileerd heeft, ieder-
een is hartelijk welkom. Het zeer- of
hooggeleerd zijn hoeft geen enkel be-
zwaar te zijn, zo worden natuurlijk ook
longhitters, specialisten in het korte

-ocr page 81-

werk en gecertificeerde putters ver-
wacht. Voor allen zal de golfbaan als
scherprechter fungeren.

Het Veterinair Golfcommité prijst zich
gelukkig erin geslaagd te zijn de fraaie
golfbaan \'t Sybrook, tussen Oldenzaal
en Enschede, te kunnen reserveren.
Deze nog jonge golfbaan is aangelegd
op een oud landgoed in een bosrijke
omgeving en maakt daardoor de in-
druk er al 100 jaar te liggen. Alleen al
het vertoeven in deze zeer mooie om-
geving is de reis dubbel en dwars
waard. Het fraaie Twentse coulissen-
landschap zorgt voor een schitterende
omlijsting.

Het dagprogramma is opgebouwd vol-
gens de bekende formule: \'s morgens
negen holes greensome stableford en
\'s middags 18 holes stableford om het
Nederlands kampioenschap, gevolgd
door aperitief en diner met prijsuitrei-
king. Nadere gegevens zullen aan de
deelnemers worden toegezonden. De
firma Alfasan staat borg voor een uit-
stekende verzorging tijdens deze dag,
die voor golfend veterinair Nederiand
een jaariijks hoogtepunt betekent.
Deelnemers kunnen zich opgeven
door ƒ 25,— over te maken op postre-
kening 934611 van de Rabobank te
Hattem ten gunste van rekeningnum-
mer 32.57.48.160 van het Veterinair
Golfcommité, Eikenlaan 3 te Hattem,
met vermelding van de handicap.

Meer informatie is te verkrijgen bij de
leden van het organiserend commité:
G.Th.F.Kaal 033-4611671
J. Kuipers 038-4442716
LM. Otto 020-4972567

WIJZIGING BESTUUR GRONINGEN-
DRENTHE

Secretaris R. Venker van de Afdeling
Groningen-Drenthe heeft zijn flinctie
beëindigd.

Hij wordt opgevolgd door M. Holz-
hauer, wiens adres is: Waterveensweg 7,
7861 BM Oosterhesselen.

Verder heeft het bestuur van de
Afdeling Groningen-Drenthe zich als
volgt gewijzigd:

Voorzitter: J.W. Hesselink

Vice-voorzitter: Joh. Nijhoff
Secretaris: M. Holzhauer

Tweede secretaris: C.J. Kroeze
Penningmeester: A.J. Steenbergen-
van der Brink
Lid: J. Hilvering

NAMENS DE COMMISSIE
\'CASA VERDE\'

De afdelingen Noord-Brabant en Limburg van de KNMvD
hebben wederom het grote genoegen via hun
bestuurders u aan te kondigen dat ze op 1 juni 1996 geza-
menlijk hun 25^\'® lustrum vieren.

Samen met de leden en hun eventuele partners herdenken
ze dan dat 125 jaar geleden de Afdeling Zuid werd opge-
ncht.

1 JUNI 1996

(jnterv^

^Mycofarm mmm

Bayer

Hoechst

lALLINCKRODT
I VETERINARY

Een groots \'Caribean Style\' festijn in de kasteeltuinen te
Arcen in Limburg; dit veelbelovende feest is mede moge-
lijk gemaakt door de hiernaast genoemde sponsoren.

MSD AGVET

Namens de commissie \'Casa Verde\'

drs. P. Weijens
drs. P. Geurts
drs. A. Steentjes
drs. F. van Os
drs. W. van den Ekker

Upjohn

SOLVAY DUPHAR
ANIMAL HEALTH

®

Boehringer f^
Ingelheim

JANSSEN-CILAGbv

Wordt vervolgd....

-ocr page 82-

■i I fli

Ié»

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederiand kwamen in de periode
van 30 oktober t/m 11 december 1995
de volgende gevallen van besmette-

PHLO-CURSUS

Op 15 (facultatieO, 16, 17, 25 en 26
april 1996 zal in Wageningen de
PHLO-cursus
\'Inleiding Genstat 5\'
worden gegeven. De inschrijftermijn

lijke dierziekten, waarvan aangifte ver-
plicht is, voor:

Rotkreupel

Totaal twee gevallen in Friesland
Totaal twee gevallen in Gelderland
Totaal één geval in Noord-Holland

Schurft

Totaal één geval in Friesland

Pseudo-vogelpest

Totaal één geval in Zuid-Holland
Totaal twee gevallen in Gelderland

van de cursus eindigt op 15 maart
1996.
De cursusleiding is in handen
van ir. A.A.M. Jansen (DLO-groep
Landbouwwiskunde) en de kosten zijn
ƒ 1800,— (inclusief facultatieve dag)
en ƒ 1500,— (exclusief facultatieve
dag). Voor DLO-medewerkers zijn de
kosten respectievelijk ƒ 1500,- en
ƒ 1200,—. Er kunnen maximaal 22 per-
sonen aan de cursus deelnemen.
De cursus beoogt het geven van een
technische inleiding in het gebruik
van Genstat voor onderzoekers en

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeureen 3,5 inch-dis-
kette (5,25 inch is ook mogelijk)
worden aangeleverd in Word Per-
fect 5.1 (andere versies zijn ook
mogelijk). Aan het eind van regels
gelieve geen harde returns te geven.

hun assistenten, voor medewerkers
bij het onderwijs en voor allen die bij
hun werk behoefte hebben aan een
modem gereedschap voor de verwer-
king van onderzoeksgegevens.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij: Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, tel.
0317-484093/484490. fax 0317-
426547.

SYMPOSIUM GROEP GENEESKUNDE VAN HET RUND
TER ERE VAN VIERDE LUSTRUM

Op 21 maart 1996 viert de Groep
Geneeskunde van het Rund haar vierde
lustrum.

Ter gelegenheid hiervan wordt een
symposium georganiseerd met als titel
Diergezondheidszorg in beweging.
Hoezo?

Dit symposium wordt gehouden in het
Hoofdgebouw van de Faculteit der

RECTIFICATIE

Bij de mbriek Vraag en Antwoord
(Tijdschr Diergenceskd 1996; 121
(1): 21) is per abuis de naam van de
heerdr. M.A. Wisselink niet opge-
nomen. De vraag \'Het likgranu-
loom bij de hond; een obessie voor
hond. eigenaar en dierenarts is be-
antwoord door de heren dr. B.W.
Knol en dr. M.A. Wisselink en niet
zoals vermeld alleen door de heer
dr. B.W. Knol.

Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht

en begint om 09.30 uur.

Sprekers op dit symposium zijn:

A. Aalberts

Dr. G. Benedictus

Prof dr. A. Brand

Drs. W.S.J.M. Buck

Dr. P. Draaisma

Drs. H. Jorritsma

AR VI LAP®

Aesculaap b.v. introduceert Arvilap®,
een geïnactiveerd vaccin tegen virale
hemorrhagische ziekte bij het konijn.
Het vaccin wordt geïnactiveerd door
(i-propionolacton en geadjuveerd met
aluminiumhydroxide. Eventuele ent-

P. Miedema
Drs. J.J. de Veer

Opgave voor deelneming kan geschie-
den door vóór I maart 1996 f 20,—
voor leden en
ƒ 30.— voor niet-leden
over te maken op bankrekening 59 72
20 840 ten name van Penningmeester
Groep Rund van de KNMvD.

reacties worden hierdoor gereduceerd.
Na subcutane vaccinatie met Arvilap®
begint de beschemiing reeds na vier
dagen en is na één week volledig. De
duur van de immuniteit duurt zes
maanden.

Arvilap® onderscheidt zich van andere
VHD-vaccins in het immuniserend
vermogen: Arvilap® doorbreekt snel-
ler de matemale immuniteit en kan
reeds vanaf de leeftijd van zes weken
toegepast worden. Het middel is lever-
baar in flacons van 25 en 50 doses.
REG NL 8601 UDD.

-ocr page 83-

Intervet heeft een vaccin ontwikkeld
dat vleesvarkens beschermt tegen de
gevolgen van een infectie met
Aetinobacillus Pleuropneumoniae,
APP. APP (of Haemophilus) komt in
de acute vorm voor, maar vooral de
subklinische infecties leiden tot aan-
zienlijke financiële verliezen. Ener-
zijds door slechtere produktieresulta-
ten en anderzijds door een hoog medi-
cijngebruik. Vaccineren is dan ook één
van de maatregelen die de gevolgen
van een APP-besmetting kunnen be-
perken.

PORCILIS APR

Het vaccin, Porcilis APP, is gebaseerd
op een buitenmembraan eiwit en drie
toxoïden, die van belang zijn voor de
immuniteitsopbouw. Het vaccin biedt
daardoor bescherming tegen alle be-
kende APP-serotypes en typering van
de bacterie. Het vaccin moet tweemaal
intramusculair worden toegediend op
een leeftijd van zes en tien weken.
Porcilis APP bevat het bekend adju-
vans Diluvac Forte en roept nauwe-
lijks een weefselreactie op.

VERSIE 3.3 DAISY

Het bedrijf Micpoint heeft versie 3.3
ontwikkeld van het gebmiksvriende-
lijke veterinaire softwareprogramma
Daisy. Nieuw aan dit programma is dat
Daisy onder MSM 4.0 volledig
Windows-gestuurd is. Versie 3.3 bevat
een nieuwe boekhoudkundige module,
gecompleteerd met een kasstelsel.

geeft omzetprognosen en heeft een al-
lesomvattend controlemechanisme.
Het printen van logo\'s kan tot op de
vierkante centimter nauwkeurig en eti-
ketteren geschiedt snel en geluidloos.
Het wachtwoord voor versie 3.3 is op-
tioneel doordat de menubesturing nu
persoonsgebonden is. Een zeer ge-
avanceerde koppeling met IDEXX-ap-
paratuur zonder beperking van comon.
Micpoint heeft zich onlangs versterkt
met een veterinair die zich bezighoudt
met begeleiding en praktijkmanage-
ment. Introductie, uitleg en praktijk-
analyse op locatie behoren daardoor
tot de mogelijkheden.

NIEUWE LOCATIE VETIN-AACOFARMA

Vetin-Aacofarma bv, groothandel en
producent van instrumenten, dieetvoe-
ders en verbruiksartikelen heeft met de
huidige eigenaar, de Aesculaap Groep
bv Boxtel, overeenstemming bereikt om
op zelfstandige basis zijn activiteiten
voort te zetten. Het bedrijf opereert vanaf
1 november vanuit een nieuwe, mimere
locatie aan de Industrieweg 7 in Boxtel.

DERMACOOL

Virbac Nederiand brengt een nieuw
produkt op de markt voor de behande-
ling van \'Hot Spot\' bij honden en kat-
ten. De naam van het middel is
Dermacool en het heeft een in-
drogende, verkoelende en verzach-
tende werking. Ook heeft het een tijde-
lijke jeukstillende werking, waardoor
krabben en bijten van de patiënt zal
verminderen.

De samenstelling bestaat onder andere
uit hamamelisextract, menthol en pa-
rachlorometaxylenol (PCMX). Der-
macool is een produkt van Allerderm.

NIEUWE PH-BLOEDGAS ANALYSER

Radiometer Nederland BV introduceert
haar nieuwste pH-bloedgas analyser,
type Radiometer ABL5. De ABL5 meet
pH in 35 |xl bloed en pH,/7C02 enpOi in
85 p.1 bloed. Deze STAT analyser geeft
binnen 45 seconden de print-out met de
uitslagen. Het apparaat heeft een inge-
bouwde (gemisloze) thermische printer.

CONCEPTYL

Intervet Nederland introduceert een
nieuwe presentatie van haar GnRH-
preparaat onder de naam Conceptyl.
Een dosis Conceptyl bevat 0,25 mg

gonadoreline en is speciaal bestemd
voor preventie van vertraagde ovula-
tie. De toepassing van het produkt op
de dag van inseminatie is uitgebreid

Meer informatie is verkrijgbaar bij
Radiometer Nederland BV, Postbus
233, 2700 AE Zoetermeer, Telefoon
(079) 61 45 93, Fax (079) 61 45 99.

onderzocht en is in de meeste gevallen
economisch verantwoord.

-ocr page 84-

RUND

Referaten

O

Prostaglandines. Factors asso-
ciated with use of prostaglandins
in reproductive herd health pro-
grams for dairy cows.

J.G.W. Wenzel, N.B. Williamson, B.E.
Seguin. JA VMA; 1995: 347-53.

Gedurende zes jaar (1983-1988) werd
op 29 melkveebedrijven (26 tot 248
melkkoeien) in Wisconsin nagegaan
waarom en wanneer koeien met Pro-
staglandines (PG) waren behandeld.
De studie heeft in totaal betrekking op
7.139 lactaties. De fertiliteit varieerde
sterk van bedrijf tot bedrijf, waarbij
zowel het drachtigheidspercentage als
de oestrusdetectie op grote bedrijven
slechter was dan op kleine. Uit het on-
derzoek bleek dat:

* PG was gebruikt bij 1.856 lactaties
(26%).

* Er in totaal 2.656 PG-behandelin-
gen hadden plaatsgevonden.

* Er in 1.322 lactaties 08,5%) een
éénmalige PG-toediening had
plaatsgevonden en in 534 lactaties
(7,5%) twee keer PG was toege-
diend.

* Er grote verschillen waren tussen de
bedrijven wat het percentage van
de lactaties betreft waarbij PG was
ingezet: 3-68%.

* Van alle PG-behandelingen 13%
had plaatsgevonden wegens ziekte
(pyometra en cysteuze ovariële fol-
likels), 62% wegens suboestrus,
17% wegens een negatieve

drachtigheidsdiagnose, 3% wegens
oestrussynchronisatie en
0,1% wegens zowel partusinductie
als een gemummificeerde
vrucht.

* De PG in 86% van de gevallen was
toegediend door de dierenarts bij
een bedrijfsbegeleidingsbezoek en
in 14% van de gevallen door de vee-
houder.

* Het gemiddelde interval partus - be-
handeling in geval van suboestrus
112 dagen bedroeg. De schrijvers
benadrukken dat dit interval veel
te lang is en dringend zou moeten
worden verkort.

(Helaas worden in dit artikel geen me-
dedelingen gedaan betreffende het
succes van de PG-behandeling, zoals
het intervalbehandeling-oestrus en de
drachtigheidsresultaten. Ref)

Prof. dr. A. de Kruif

PLUIMVEE

Bescherming door eenmalige
vaccinatie tegen nierbronchltls.

M. Pensaert en C. Lambrechts. Avian
Pathology 1994; 23: 631-41.

Middels challengeproeven (intratra-
cheaal, 10^ EID50) werd het bescher-
mende effect onderzocht van spray-
vaccinatie op dag één met verschil-
lende infectieuze bronchitis virus vac-
cins (negatieve controle, Hl20, Hl20
met D274 en als laatste, een geattenu-
eerde nierbronchitis (NIBV) stam) te-
gen de Belgische nierbronchitis stam
BI648. Gebruikt werden SPF-leghom
kuikens en leghorn- en vleeskuikens
met matemale immuniteit. Het be-
schermende effect werd vier weken na

ZÜÜNOSEN

Ernstige pneumonie ten gevolge
van Infectie met Toxocara.

LM. Kortbeek, K.E. Veldkamp, A.K.M.
Bartelink, J. Meulenhelt, F. van
Knapen. Ned Tijdschr Geneeskd 1994:
138 (52): 2581-4.

de vaccinatie beoordeeld op basis van
terugisolatie van het challengevirus,
IET op de nier en sterfte.
Zoals verwacht was de sterfte bij de
onbeschermde vleeskuikens hoger dan
die bij de onbeschermde legkuikens.
Alle gebruikte vaccins beschermden
de legkuikens tegen sterfte. Bij de
vleeskuikens beschermde alleen het
geattenueerde NIBV vaccin volledig
tegen sterfte. De beide andere vaccins
gaven een gelijkwaardige, sterke re-
ductie van de sterfte ten opzichte van
de ongeënte groep.

De interpretatie van de terugisolaties
van het challengevirus uit de trachea is
moeilijk door een aantal tegenstrijdig-
heden (ref) in de resultaten.
Wel lijkt het gebruik van het geattenu-
eerde NIBV vaccin tot de beste resul-
taten te leiden. Bij de SPF kuikens was
het percentage positieve LFT\'s op de

Besmetting van de mens door de
spoelwomien van hond of kat
(Toxocara canis en T. cati) verloopt
meestal zonder specifieke symptomen,
maar beperkt zich tot wat griepachtige
verschijnselen. Bij een kleine groep
patiënten kunnen migrerende larven
het Viscerale Larva Migrans-syn-
droom veroorzaken, gekenmerkt door
koorts, eosinofilie en leverfunctie-
stoomissen. Tenslotte is de zeldza-
nier bij alle vaccingroepen gelijkwaar-
dig (sterk) veriaagd ten opzichte van
de ongevaccineerde groep. Dit in te-
genstelling tot de kuikens met mater-
nale immuniteit, waar alleen het ho-
mologe NIBV vaccin vrij effectief
was. Het gebruik ban Hl20 of Hl20
met D274 resulteerden beide niet in
een reductie van het percentage posi-
tieve IFT\'s ten opzichte van de onge-
vaccineerde groep. De onderzoekers
concluderen dat om een goede be-
scherming te krijgen tegen pathogene
NIBV stammen homologe vaccins
sterk te preferen zijn boven de huidig
verkrijgbare (heterologe) vaccins.
(Ondanks het ontbreken van enige
vorm van statistiek in dit artikel, lijkt
deze conclusie op basis van deze cij-
fers gerechtvaardigd ref).

J.J de Wil

mere Oculaire Larva Migrans bekend,
waarbij het oog is aangetast.
In bovenvermeld artikel wordt de ziek-
tegeschiedenis beschreven van een 32-
jarige man met acute dyspnoe, droge
hoest en koorts. Bij onderzoek bleken
er beiderzijds uitgebreide interstitiële
longafwijkingen te bestaan. Er was eo-
sinofilie aanwezig in zowel longbiop-
ten als in het bloed. De diagnose eosi-
nofiele pneumonie werd gesteld en

-ocr page 85-

succesvolle behandeling met pred-
nison vond plaats. Gedurende 20 da-
gen was beademing noodzakelijk (!).
Er werd seroconversie aangetoond
voor Toxocara-antistoffen. Het bleek
dat de man, die zelf geen huisdieren
had, vóór de ziekteperiode zijn tuin
had opgehoogd met een grote hoeveel-
heid zwarte grond, afkomstig van een
terrein waar veel honden werden uit-

HOMEOPATHIE

Subklinische mastitis bij het rund.

Searcy, R., Reyes, O., Guajardo, G.
British Homoeopathic Journal 1995;
Vol. 84: 67-70.

Een klinische proef werd uitgevoerd
op een boerderij (1992) met 26 koeien

DERMATOLOGIE

Salicylzuurcollodium bij wratten

Geneesmiddelenhulletin 1995, 29: nr.
2, 19-20.

Behandeling van wratten door lokale
applicatie van keratolytica zoals sali-
cylzuurcollodium is even effectief ge-

INFECTIEZIEKTEN

An outbreak of Salmonella dublln
Infection in England and Wales

H. Maguite, J. Cowden, M. Jacob, B.
Rowe, D. Roberts, J. Bruce, and E.
Mitchell. Epidemiol Infect 1992; 109:
389-96.

De auteurs beschrijven een uitbraak
door
Salmonella dublin bij 42 mensen
in 1989 in Engeland en Wales. De pa-
tiënten varieerden in een leeftijd van
één jaar en vijf maanden tot 60 jaar, ge-
middeld 41 jaar. Door microbiologisch
en epidemiologisch onderzoek werd
een geïmporteerde Ierse zachte kaas
van ongepasteuriseerde koemelk als be-
smettingsbron opgespoord. Bij 35 pa-
gelaten. Gesuggereerd werd dat de
heftige reactie een gevolg kan zijn ge-
weest van een erg hoge infectiedosis
Toxocara-eieren, mogelijk vanuit de
omgezette tuinaarde.
Gezien het feit dat Toxocara-eieren na
het verlaten van het lichaam nog een
bepaalde periode (minimaal twee we-
ken) nodig hebben om te embryoneren
alvorens ze infectieus worden, vindt

die in twee groepen werden verdeeld,
gepaard op basis van de klinische en
subklinische mastitis-status, melkpro-
duktie en het aantal lactaties.

Een groep kreeg een homeopathische
behandeling, de andere een placebo. In
30 dagen ontving ieder dier tienmaal
een dosis, te weten: Phytolacca de-
candra 200c, Phosphoms 200c en
Conium maculatum 200c óf ethanol in
water. Van ieder dier werd in deze pe-

bleken als die van vloeibare stikstof
Bovendien is het uit te voeren door een
eigenaar.

Éénmaal daags een wrat hiermee be-
handelen is voldoende. (Een collo-
dium is een 3% oplossing van cellulo-
senitraten in een mengsel van spiritus
en ether. Na verdamping van het op-
losmiddel blijft een hard vlies achter
met de werkzame stof; ricinusolie
wordt vaak toegevoegd voor de elasti-

tiënten werd de S. dublin uit de faeces
geïsoleerd, twee personen waren op dat
moment reeds symptoomloos. De ove-
rige personen vertoonden een bleek dat
meer bij het invasieve karakter van
S
dublin
past, septicaemie en gewrichts-
aandoeningen. Bij deze patiënten werd
de salmonella respectievelijk gekweekt
uit; bloed: drie maal, gewrichtsvloei-
stof één maal, bloed en gewrichtsvloei-
stof één maal, urine: één maal, en uit
een wond: één maal.
De ziekteverschijnselen waren vanaf 20
juli tot 10 november voorgekomen met
een piek in september. De verschijnse-
len hielden drie - 21 dagen aan (gemid-
deld vijf dagen). Drie patiënten waren
in het ziekenhuis beland. De get-
raceerde kaas bleek op een klein fami-
liebedrijf bereid, de rijping van de kaas
vond plaats op open houten planken ge-
durende twee tot drie weken. Als kwali-
besmetting met Toxocara met name
vanuit de omgeving (bijvoorbeeld
zandbakken, tuinen, parken) plaats en
hoeft er geen relatie met de aanwezig-
heid van huisdieren te bestaan.
Hygiëne, een goede ontwormingsstra-
tegie en juiste voorlichting zijn
daarom van het grootste belang (Ref.).

P.A.M. Overgaauw

riode de melkproduktie geregistreerd
en tot slot op ieder kwartier de CMT
uitgevoerd.

In de behandelde groep was 32% van
de kwartieren positief tegen 68% in de
controlegroep. De gemiddelde melk-
produktie verschilde niet tussen de
twee groepen.

A.A.G.Kok

citeit van dit laagje. Ref) Om uitdro-
ging van de omringende huid te voor-
komen kan vaseline rondom de wrat
worden gesmeerd.

In de humane farmacie zijn voor dit
doel verkrijgbaar Salicylzuur collo-
dium FNA, Formule W en Formule
WR hydrogel.

P.A.M. Overgaauw

teitscontrole werd de rauwe melk elke
drie weken getest op aanwezigheid van
listeria, salmonella en coliformen.
Bovendien werd één kaas van iedere
batch hierop eveneens gecontroleerd.
Na een screening van de melkkoeien
bleken vier dieren uitscheiders te zijn
van
S. dublin met de mest. Deze dieren
waren symptoomloos. Na deze uitbraak
is het familiebedrijf ertoe over gegaan
voortaan gepasteuriseerde melk te ge-
bmiken voor de kaasbereiding. De au-
teurs refereren aan het feit dat S.
dublin
infecties bij de mens voomamelijk ge-
associeerd zijn met consumptie van
rauwe melk en dat in een aantal staten
van de V.S. het wettelijk verplicht is om
gepasteuriseerde melk voor de kaasbe-
reiding te gebruiken of de kaas min-
stens gedurende 60 dagen te laten rij-
pen.

IJ.R. Visser

-ocr page 86-

MICROBIOLOGIE

Tilgung der Ektoparasiten beim
Schwein durch Sebaail in pour-
on-Verfahren.

E. Müller. Der Prakt Tierarzt 1993;
74: 910-7.

Sarcoptes suis en Haematopinus suis
werden op zes bedrijven effectief be-
streden met Sebacii pour-on. In totaal
werden 220 zeugen en beren alsmede
hun nakomelingen behandeld.
Het produkt wordt geleverd door de
firma Bayer. Het werkzame bestand-
deel is phloxim: een fosforzure ester.
Men gaf 30 mg per kg lichaamsge-
wicht. Alle dieren werden met een tus-
senpauze van 14 dagen tweemaal be-
handeld door het middel met een
stompe canule van kop tot staart over
de rug te appliceren. Bij zeugen en be-
ren werd ook een weinig zowel op de
binnen- als buitenzijde van de oo)r-
schelp gebracht.

•IBM

ÉHriÉ

Ziekteverschijnselen, die toegeschrre-
ven zouden kunnen worden aan het g(e-
bruik van dit middel werden niet waair-
genomen. De varkens bleven tein-
minste drie maanden vrij van gce-
noemde parasieten.

De wachttijd voor het slachten bie-
draagt 30 dagen.

J.P. W.M. Akkermams

DEGENERATIEVE LUMBOSARCALE STENOSE BIJ DE HOND

S.F. Snijdelaaren A.J. Trijssenaar; SR
355/94: 54 pp.

In deze scriptie wordt ingegaan op één
van de meest voorkomende aandoe-
ningen van de lumbosacrale overgang
te weten degeneratieve lumbosacrale
stenose. Deze aandoening komt voor-
namelijk voor bij honden van grote
rassen van middelbare leeftijd en ou-
der.

Het eerste deel bevat het literatuuron-
derzoek waarin de anatomie, de patho-
fysiologie, de diagnostiek, de differen-
tieel-diagnostiek, de therapie en de na-
behandeling van deze afwijking uit-
voerig worden besproken. Het tweede
deel bestaat uit een patiëntenonder-
zoek waarin alle honden die van 1988
tot 1992 in de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren te Utrecht
voor bovengenoemde aandoening zijn
behandeld, bekeken worden. Het laat-
ste deel bevat de resultaten van de en-
quête die gestuurd is naar de eigenaars
van deze honden om informatie over
verbetering en om eventueel nog aan-
wezige ziekteverschijnselen.

Degeneratieve lumbosacrale stenose
veroorzaakt bij de aangetaste dieren
veel pijn. Er zijn problemen met op-
staan en springen alsmede stijfheid.
Ook worden verschijnselen gezien van
kreupelheid, problemen met traplopen
en met gaan zitten en slepen met de
achterpoten.

Incontinentie werd incidenteel waar-
genomen.

Een goed klinisch ondet^oek is van
groot belang voor het stellen van een
waarschijnlijkheidsdiagnose. De meeste
honden vertoonden een sterke pijnreac-
tie bij diepe lumbosacrale palpatie en bij
extensie van de caudale wervelkolom.
Voor het bevestigen van de diagnose is
röntgenonderzoek noodzakelijk. Uit de
enquête blijkt dat 76% van de honden
klinisch verbeterd is na een operatie
waarbij dorsale laminectomie werd
toegepast. De symptomen pijn, kreu-
pelheid en moeite met opstaan verbe-
terden goed; de andere verschijnselen
minder. Gezien dit percentage kan een
redelijke tot goede prognose gegeven
worden.

ALLERGISCHE RISICO\'S VOOR TOEKOMSTIGE DIEREN-
ARTSEN. ATOPISCHE AANLEG EN DE ONTWIKKELING
VAN DIERENALLERGIE ONDER DIERGENEESKUNDE
STUDENTEN EN PRAKTIZERENDE DIERENARTSEN

E.G. Dingboom; SR/356: 20pp bij-
lagen.

Schrijfster deed een onderzoek naar
het voorkomen van allergieën door
middel van een enquête bij drie groe-
pen personen te weten eerstejaars stu-
denten diergeneeskunde, co-assisten-
ten diergeneeskunde en dierenartsen
die vijf jaar afgestudeerd waren. Het

doel was meer inzicht te krijgen in de
morbiditeit van inhalatie allergieën.
Geïnformeerd werd naar:

1. reeds bestaande gediagnostiseerde
allergieën voor de studie zoals
dauwworm, hooikoorts, astma en
genetisch gepraedisponeerde aller-
gieën (atopische aanleg) en be-
kende allergieën ten opzichte van
vierdiergroepen;

2. verkregen allergieën tijdens de stu-
die ten opzichte van vier diergroc-
pen;

3. verkregen allergieën na het afstude-
ren ten opzichte van vier diergrot-
pen.

Deze vierdiergroepen waren:

a. hondenkat;

b. knaagdieren;

c. siervogelsen

d. landbouwhuisdieren.

-ocr page 87-

De intensiteit van de diercontacten
werd uitgedrukt in een schaal van drie.
De gegevens werden statistisch be-
werkt en geprojecteerd tegen de vol-
gende vier hypothesen:

1. de prevalentie van manifeste inha-
latie-allergie c.q. een specifieke
dierenallergie is onder studenten
niet hoger dan onder de bevolking;

2. het ontwikkelen van een manifeste
dierenallergie tijdens de studie
hangt niet samen met de atopische
praedispositie bij de student;

3. het ontwikkelen van een manifeste
dierenallergie tijdens de studie dier-
geneeskunde hangt niet samen met
de mate van dierenexpositie op de
kinderleeftijd;
4. een atopische constitutie c.q. een in-
halatie-allergie vormt geen reden af
te zien van de studie diergenees-
kunde.

g.

Het volgende kon worden geconclu-
deerd:

hypothese 1 kan worden verworpen:
co-assistenten en dierenartsen zijn
meer allergisch;

hypothese 2 kan niet worden verwor-
pen; er is samenhang;
hypothese 3 kan niet worden verwor-
pen; er is samenhang;
hypothese 4 moet genuanceerd wor-
den bezien: bij een atopische constitu-
tie is de kans dierenallergie te ontwik-
kelen drie a tien maal zo groot. Niet
alle personen met deze constitutie krij-
gen daadwerkelijk dierenallergieën,
omdat omgevingsfactoren, mate van
intensiteit dierencontacten, soort be-
trekking, arbeidsstress en sociale om-
standigheden mede bepalend zijn.

VRUCHTBAARHEID VAN WELSH-PONIES MET DE
RÜAN-FACTÜR

J.B. Huizing: SR 354/94: 27 PP.

De kleur roan ontstaat wanneer gepig-
menteerde (gekleurde) en ongepig-
menteerde (witte) haren voorkomen
over het hele lichaam van het dier.
Men moet de kleur roan onderscheiden
van de kleur grijs; laatstgenoemde die-
ren worden na de haarwisseling wit,
terwijl dieren met de roan-factor hoog-
stens vaal-bleek worden. Hoofd, on-
derste deel benen, manen en staart be-
houden steeds kleur.
De kleur roan komt ook bij andere
diersoorten voor, zoals cavia\'s, mnde-
ren (white heifer disease), honden
(Merle tekening) en konijnen.
De ervaring bestaat dat dieren met de
roan-factor verminderd levensvatbaar
zijn. Het betreft een geval van pleiotro-
pie, dat wil zeggen een gen heeft in-
vloed op meerdere expressies.
Stamboekgegevens werden opge-
vraagd van 30 heterozygote roan (Rr)
hengsten en 47 niet roan (rr) hengsten
wat betreft de huidskleur, de bevmch-
tingsresultaten en de huidskleur van de
ouderdieren van deze hengsten.
De verkregen gegevens werden statis-
tisch bewerkt met behulp van de
Student t-test.

Het bevruchtingspercentage van de Rr
hengsten bleek 29,7 te zijn en van de rr
dieren 53,1. Dit was statistisch signifi-
cant met een betrouwbaarheid van
95% waarbij de P< 0.0005.
Homozygote roan dieren (RR) zijn op
enkele uitzonderingen na niet levens-
vatbaar. Bij de fokkerij moet men hier-
mede rekening houden.
Voorts wordt gesteld de kleur van een
veulen pas op te geven aan het stam-
boek nadat de eerste haarwisseling
heeft plaatsgehad.

DE KRUIS-ÜP-KRUISSITUATIE; \'N GESLACHTSAFHANKELIJK
GEBÜÜRTEPRÜBLEEM BIJ HET KALF ALS GEVOLG VAN
VERSCHILLEN IN LICHAAMSAFMETINGEN

M. Boezeman. P. Eghehnk en J. Wes-
dorp: SR\\334\\94: 24pp.

Uit een onderzoek over problemen bij
de geboorte van runderen aan de
Kliniek voor Verloskunde van de
Diergeneeskundige Faculteit te
Utrecht bleek dat bij vaarskalveren va-
ker een kmis-op-kruissituatie voor-
kwam dan bij stierkalveren.
De waamemingsperiode liep van janu-
an 1993 tot juli 1994. Van de 158
vaarskalveren van melkveerassen was
er bij 22 = 13,9% een kruis-op-kmis-
positie en van de 265 stierkalveren
slechts bij 15 = 5,7%. Bij vleesrassen
bleven 12 van de 70 vaarskalveren =
17% kmis-op-kmis zitten en slecht ze-
ven van de 90 stierkalveren = 7,7%.
Omdat vennoed werd dat de lichaams-
bouw hier debet aan was, werden 19
verschillende afmetingen bepaald bij
34 vaarskalveren en 35 stierkalveren
van HF/FH moeders binnen 3-24 uur
na de geboorte. Men had bij de partus
hoogstens een geringe trekkracht ge-
bruikt.

Men beoogde hiemiede relatieve ver-
schillen tussen de geslachten aan te to-
nen (lengte gedeeld door gewicht).
Hierbij werd gebruik gemaakt van een
bak waarin alleriei schuifmaten waren
geconstrueerd.

Bij vaarskalveren waren de lengte van
de kop, de hoogte van de kop en de
omvang van het achterstel groter dan
bij stierkalveren en wel significant.
Ook andere maten waren groter echter
niet significant zoals breedte kop,
breedte thorax, lengte en breedte ach-
terstel en lichaamslengte.
Bij stierkalveren doen zich meer ge-
boorteproblemen voor dan bij vaars-

-ocr page 88-

kalveren, met uitzondering van de
kruis-op-kruissituatie. Opgemerkt
wordt dat bij stierkalveren minder
traumatische laesies voorkomen tij-
dens het geboorteproces als gevolg
van betere bespierdheid.
Het verlaagt de FSH/LH ratio waar-
door ovulaties kunnen ontstaan.
Het resultaat van de behandeling lijkt
seizoengebonden. Wanneer de ova-
riële activiteit groot is, is het resultaat
van het toedienen van GnRH beter. Dit
wordt verklaard door een verhoogde
gevoeligheid van de hypophyse voor
dit hormoon.

In het eigen onderzoek waarbij aan-
vankelijk uitgegaan werd van 25 die-
ren werden tenslotte acht merries gese-
lecteerd. Deze werden door loting
verdeeld in twee groepen waarvan er
een behandeld werd. Deze merries kre-
gen vijfmaal per dag gedurende 24 da-
gen I mg Fertagyl® (0,1 mg Gona-
dorelin = GnRH). Alle dieren kwamen
binnen 28 dagen tot ovulatie en dit in
tegenstelling tot de controlegroep. Uit
alle ovulaties ontstond een functioneel
corpus luteum met een progesteron-
produktie van meer dan 10 ug/ml. Ook
hormonale bepalingen van LH en oes-
tradiol wezen op een normaal physio-
logisch gebeuren ten aanzien van de
ovulatie.

CHRONISCHE PHARYNGITIS BIJ HET PAARD

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie drs. R.A. van
Nieuwstadt (Vakgroep Inwendige
Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren, Faculteit der Dierge-
neeskunde) bereid om voor de le-
zers een antwoord teformuleren.

VRAAG:

Het komt regelmatig voor dat een
paard een harde hoest vertoont die al
enige weken bestaat en het ergst is bij
het naar buiten brengen en berijden.
De keel is duidelijk drukgevoelig; ken-
nelijk is het een chronische laryngitis.
De keelstreek is niet verdikt en het dier
lijkt verder gezond. Wat kan de meest
doeltreffende therapie hiervoor zijn?

ANTWOORD:

Hoesten ten gevolge van chronische
luchtwegaandoeningen en acute verer-
gering daarvan bij het paard staan in
Nederiand en in vele andere landen in
de top drie van de klachtenlijst bij de
paardenpraktici. Bij een uitgebreid on-
derzoek van dieren met deze klacht
blijkt chronische bronchitis de meest
gestelde diagnose te zijn.

DIAGNOSE

Voor het stellen van een juiste diag-
nose bij de klacht chronisch hoesten is
naast een goed klinisch onderzoek een
luchtweg-endoscopie onontbeerlijk.
De auscultatie en percussie van de tho-
rax bij paarden en pony\'s met chroni-
sche bronchitis geven nogal eens on-
voldoende informatie om een diagnose
te stellen. Aangezien dmkgevoelig-
heid van de larynx ook vaak een bege-
leidend verschijnsel bij chronische
bronchitis en C.O.P.D. is, kan de diag-
nose laryngitis/pharyngitis beslist niet
op dit symptoom alleen worden ge-
steld. Een endoscopic is dan zeer ver-
helderend en vaak zeer verrassend.
Bovendien is endoscopic de enige me-
thode om in twijfelgevallen een pha-
ryngitis te bevestigen of te ontkennen.

CHRONISCHE (FOLLICULAIRE)
PHARYNGITIS

Folliculaire pharyngitis is een veelal
bij jongere dieren voorkomende aan-
doening. Er bestaan verschillende me-
ningen over de oorzaak van de aandoe-
ning:

- onderdeel van de respiratoire vorm
van rhinopneumonie;

- verschillende andere respiratoire vi-
russen;

- niet-specifieke ontstekingsreactie van
het slijmvlies;

- \'factorenziekte\' met als factoren:

* training

* huisvesting

* voeding

* ziektekiemen.

De aandoening komt bij jonge dieren
zoveel voor dat men zich afvraagt of
hierbij sprake is van een ziekte of meer
van een fysiologisch fenomeen. Bij
groots opgezette onderzoeken in
Duitsland en de Verenigde Staten
blijkt er een piek in het voorkomen van
pharyngitis te zijn op een leeftijd van
twee jaar, waama het voorkomen met
het toenemen van de leeftijd afneemt.
Bij paarden van zeven jaar en ouder
werd niet of nauwelijks een emstige
vorm van folliculaire pharyngitis ge-
zien. Ook in Nederiand is er een verge-
lijkbaar verband tussen leeftijd en het
optreden van folliculaire pharyngitis
gevonden.

Of folliculaire pharyngitis een factor is
in het \'poor performance syndrome\' is
onderwerp van discussie.

THERAPIE

Medisch ingrijpen wordt alleen dan
zinvol geacht wanneer de patiënt klini-
sche problemen van de aandoening on-
dervindt. Hierbij dient met nadmk op-
gemerkt te worden dat de klacht
chronisch hoesten vaker wordt veroor-
zaakt door een chronische bronchitis
dan een op zichzelf staande chronische
folliculaire pharyngitis.

In de literatuur komen met betrekking
tot folliculaire pharyngitis verschil-
lende therapeutische mogelijkheden
ter sprake:

- nietsdoen

- mst

- zoötechnische maatregelen (stof- en
ammoniakwering)

- antibiotica/chemotherapeutica

- (lokale) ontstekingsremmers

- cryochimrgie

- elektro-cauterisatie

- chemo-cauterisatie.

Gezien de geringe tot afwezige rol die
door iedereen toegekend wordt aan
bacteriën bij folliculaire pharyngitis is
het gebmik van antibiotica of chemo-
therapeutica bij deze aandoening over-
bodig.

Het is sterk de vraag of (cryo-)chimr-
gisch ingrijpen en cauterisatie zinvol
geacht mogen worden. Litteken-
vorming en beschadiging van nabijge-
legen of diepere stmcturen maken dit
middel makkelijker erger dan de kwaal.

Literatuur is op aanvraag bij de auteur
verkrijgbaar.

-ocr page 89-

Onderstaand treft u een aantal cursus-
sen aan waarvoor opgave nog moge-
lijk is. Dit kan zowel telefonisch (030-
2517374) als per fax (030-2516490).

Apotheekbeheer II voor gezelschaps-
dierenpraktici
(96/601), 8 en 9 febru-
ari en 20 en 21 maart 1996 (twee blok-
ken van twee dagen) f 2.550,—
(inclusief overnachtingen).

In het kader van de cursus krijgt men in
blok I een aantal \'huiswerkopdrach-
ten\' die in blok II gezamenlijk worden
besproken.

Dagprogramma: Apotheek Faculteit
der Diergeneeskunde.
Avondprogramma (inclusief overnach-
tingen): Woudschoten Conferentiecen-
trum te Zeist.

Doelgroep: Gezelschapsdierenpraktici
die reeds deelnamen aan de cursus
Veterinaire Apotheek
I (al of niet spe-
ciaal gericht op gezelschapsdieren-
praktici) en die actief betrokken zijn
bij het apotheekbeheer binnen de prak-
tijk.

Binnen het Project Veterinaire Apo-
theek zal circa eenmaal per jaar een
vervolgcursus Apotheekbeheer II ge-
organiseerd worden speciaal voor ge-
zelschapsdierenpraktici. Het doel van
de cursus is om verder (dan de cursus
Veterinaire Apotheek I) in te gaan op
aspecten van de apotheekvoering van-
uit een specifieke gezelschapsdieren-
optiek.

Het diergeneesmiddel: onder andere
hoe te kiezen, onderbouwing werk-
zaamheid, bio-equivalentie en substi-
tutie, het beoordelen van kwaliteit, on-
derzoeksgegevens, formulering en
reclame.

De apotheek: onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kosten en
marge, inrichting, personeel en organi-
satie, werk en controlenormen, inter-
collegiale toetsing.

Afleveren van diergeneesmiddelen:

onder andere informatie voor eigena-
ren (bijsluiters), communiceren met de
eigenaar over geneesmiddelen.
Regelgeving: onder andere actualise-
ring kennis over wetgeving (onder
meer humane middelen), knelpunten
als gevolg van registratie en regelge-
ving, hoe daarmee om te gaan.

77

De cursusleiders zijn prof dr. A.
Pijpers, hoogleraar Project Veterinaire
Apotheek, dr. A.G. Vulto, apotheker
Faculteit der Diergeneeskunde, dr.
L.M. Overduin, veterinair specialist
Oisterwijk.

Begeleiding slachtkuikens (96/401),
14 februari 1996, 09.00-17.00 uur,
f355,- (inclusief lunch), te Boxmeer.
Slachtkuikens kunnen in een periode
van ± 42 dagen een topprestatie leveren
voor groeisnelheid. Deze prestatie is
noodzakelijk om de houderij rendabel te
doen zijn. Eén van de taken van de die-
renarts bierbij is, te zorgen voor een dus-
danige begeleiding dat factoren die sto-
rend kunnen werken op de ontwikkeling
van de dieren vermeden of zoveel mo-
gelijk beperkt worden. In deze cursus
zal aandacht worden besteed aan: voe-
ding, stalklimaat, aandoeningen van de
respiratietractus, locomotiestoomissen,
entingen, bedrijfsbegeleiding. De cur-
susleider is dr F.G. Davelaar, Solvay
Duphar.

Tumor chirurgie gezelschapsdieren

(96/107), 1 maart 1996, 09.00-17.00
uur, f435,— (inclusief lunch) te Zeist.

In deze cursus zullen alle aspecten van
de operatieve behandeling van tumoren
worden besproken. Na een grondige in-
leiding worden de meeste tumorziekten
systematisch per orgaansysteem behan-
deld. Hierbij wordt de nadruk gelegd op
de pathofysiologie, operatietechnieken
en prognose. Verder wordt er met name
gekeken naar de behandeling van tu-
morziekten in de praktijksituatie. Eigen
inbreng van de deelnemers zal worden
gestimuleerd. De cursusleider is drs. J.
Kirpensteijn, specialist Chirurgie der
Gezelschapsdieren, Vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, Faculteit
der Diergeneeskunde.

Voorbeelden van spinale en perifere
neurologische problemen
(96/108),
11 maart 1996, 10.30-20.30 uur
f 565,- (inclusief lunch en diner) te
Utrecht.

Uitgaande van patiëntenmateriaal
wordt de variatie in verschijningsvomi
van spinale en perifere afwijkingen be-
handeld. Stapsgewijs zal het klinisch
proces worden afgelegd: anamnese,
beoordeling lokomotie, probleemstel-
ling, lichamelijk onderzoek, interpre-
tatie, klinische besluitvorming en mo-
gelijkheden van aanvullend onderzoek
en therapie. De ziektekunde, pathofy-
siologie en (chirurgische) therapie van
een aantal spinale aandoeningen zal
worden besproken, zoals trauma HNP,
neoplasie, degeneratieve ziekten en
lumbo-sacrale afwijkingen. Ook zal
een aantal aandoeningen van het peri-
fere zenuwstelsel worden behandeld,
onder andere de traumatische avulsie
van spinale wortels. De cursusleider is
dr. J.J. van Nes, Vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, Facul-
teit der Diergeneeskunde.

T I J [) S C H R I F T VOOR I) H: R ü E N F. E S K U N D E , D E E L 121, FEBRUARI, A F L E V i: R 1 N G 3 , 1996

Bacteriologisch onderzoek voor as-
sistenten
(96/804), f 275,-- (inclusief
lunch) te Utrecht.

Datum:

96/804 zaterdag 17 februari 1996, van
10.00 tot 17.00 uur.

De cursus \'Bacteriologie Basisvaar-
digheden\' heeft als doelstelling die-
renarts-assistenten de praktische han-
delingen aan te leren waardoor zij de
dierenarts in zijn laboratoriumwerk-
zaamheden kunnen ondersteunen. De
assistent zal in staat zijn alle voorko-
mende praktische handelingen te ver-
richten, waarbij de dierenarts de inter-
pretatie voor zijn rekening dient te
nemen en uiteraard de verantwoording
draagt voor het resultaat en de commu-
nicatie met de klant.
De cursus behandelt in theorie en prak-
tijk de volgende onderdelen:

- Achtergrond bacteriologie

- Desinfectie en Veilig Microbio-
logisch Werken

- Noodzaak goede administratie

- Uit-enten van monstermateriaal
(melkmonsters) op verschillende
platen

- Beoordelen van gekweekte koloniën
(morfologisch)

- Maken van Gram kleuringen

- Inzetten van gevoeligheidsbepalin-
gen.

Theorie en praktijk zullen constant af-
gewisseld worden om een zo aantrek-
kelijk mogelijk programma te doen
ontstaan. Deze cursus is onlangs voor
het eerst aangeboden op de jaarlijkse
Grote Huisdierendag voor Dierenarts-
assistenten, georganiseerd door de
Groep Praktici Grote Huisdieren en
was een doorslaand succes.
De cursus is in samenwerking met Leo
Phamiaceutical Products B.V. ontwik-
keld. De cursusleider is dr. J.A.
Wagenaar, Vakgroep Infectieziekten
en Immunologie, Faculteit der Dierge-
neeskunde.

-ocr page 90-

Deze bijdrage is voorbereid door de
produktgroep Antimicrobiële Farma-
ca van de Veterinaire Adviesraad
(VAR) van de FIDIN

INLEIDING

Onlangs hebben alle leden van de
KNMvD een uitgave ontvangen
waarin formularia voor antibiotica-
gebruik zijn vermeld. Deze formula-
ria zijn voorbereid onder auspiciën
van de werkgroep veterinair antibio-
ticumbeleid van de KNMvD.

De FIDIN wil aan de discussie over
de formularia graag een bijdrage le-
veren omdat zij zich mede verant-
woordelijk voelt voor een effectief en
verantwoord gebruik van antibiotica
in de diergeneeskundige praktijk. De
industrie benut daarbij de specifieke
veterinaire en farmacologische ken-
nis die bij de aangesloten bedrijven
aanwezig is, onder meer met het oog
op de beschikbaarheid van een ade-
quaat pakket diergeneesmiddelen nu
en in de toekomst.

VETERINAIR ANTIBIOTICUMBE-
LEID

Het antibioticumbeleid kent een
voorgeschiedenis in Nederland van
ruim tien jaar. Gestart is met het ont-
wikkelen van beleid in de humaan-
medische sector. Aanleiding daar-
voor was de behoefte om de re-
sistentie-problematiek meer beheers-
baar te maken.

Uiteindelijk is men gekomen tot af-
spraken over duidelijke richtlijnen
voor antibioticumgebruik (formula-
ria) en het registreren van antibioti-
cumgebruik en resistentie-niveaus.
Het humaan antibioticumbeleid vol-
gens de aanbevelingen die daarover
tijdens een aantal symposia en
workshops zijn gedaan, heeft inmid-
dels breed ingang gevonden.

VETERINAIR ANTIBIOTICUMBELEID: VERANTWOORD EN EFFECTIEF?

EEN VISIE VANUIT DE INDUSTRIE

In 1990 is het onderwerp antibioti-
cumbeleid in de veterinaire sector ac-
tueel geworden. Dit heeft ondermeer
geleid tot de in 1992 door de KNMvD
gepubliceerde Nota Veterinair Anti-
bioticumbeleid. De KNMvD achtte
een aantal redenen aanwezig om op
dit terrein beleid te formuleren. Eén
van deze redenen was het veronder-
stelde risico van een verminderde ge-
voeligheid bij de mens voor essen-
tiële antibiotica als gevolg van de
veterinaire toepassing. Een andere
belangrijke reden was het bewaken
van de effectiviteit van veterinaire
antibiotica ten behoeve van de veteri-
naire beroepsgroep.

Ook de KNMvD is tot een aantal aan-
bevelingen gekomen. Parallel aan de
afspraken in de humane geneeskunde
werd aanbevolen om formularia op te
stellen. Daarnaast zijn aanbevelingen
gedaan om het getalsmatig gebruik
van antibiotica te registreren, resis-
tentie-peilstations in te richten en het
beleid te ondersteunen door educatie
en nascholing.

De FIDIN heeft het verschijnen van de
Nota Antibioticumbeleid toegejuicht.
Het is immers in ieders belang dat er
een verantwoord gebruik van dierge-
neesmiddelen plaatsvindt. Kennis-
vermeerdering via informatieuitwis-
seling draagt zeker tot een ver-
antwoord gebruik bij. Verder kan het
opstellen van richtlijnen (formularia)
tot een verantwoord gebruik bijdra-
gen. Belangrijk is dan echter wel van-
uit welke visie en met welk doel de
formularia worden geschreven.

LANDELIJKE FORMULARIA
In de Nota Antibioticumbeleid was
aangegeven dat
per diersoort een
formularium zou worden geschreven,
waarin de meest voorkomende ziek-
ten zouden worden gekoppeld aan een
lijst van middelen van eerste keuze.

Met deze aanpak is de FIDIN het niet
eens. Ten eerste omdat het hier gaat
om
landelijke formularia. Per de-
finitie kunnen landelijk opgestelde
formularia geen rekening houden met
regionale of bedrijfsgebonden resis-
tentiepatronen.

De gevoeligheid van het specifiek te
bestrijden organisme op een bepaald
bedrijf wordt met een landelijk for-
mularium buiten beschouwing gela-
ten. Het veterinair antibioticumbe-
leid, zoals de auteurs van de Nota dat
voor ogen staat, is wat dat betreft ook
volslagen afwijkend van het humaan
antibioticumbeleid, dat intramuraal
steeds weer opnieuw per ziekenhuis
of instelling op basis van actuele ge-
gevens en op wetenschappelijke
wijze wordt bepaald.

De FIDIN zou de stelling aandurven
dat landelijke formularia eerder ri-
sico\'s van resistentie-ontwikkeling
in de hand werken dan dat zij resis-
tentie-ontwikkeling remmen of be-
heersbaar maken. Immers, met het
massaal uniform en landelijk voor-
schrijven van een bepaald type mid-
del bouwt een verminderde gevoelig-
heid zich stap voor stap op, maar dan
ook landelijk en in versterkte mate.
Het is veel moeilijker daarop een
goede strategie te baseren.

VRIJHEID IN VETERINAIR HAN-
DELEN

Landelijk vastgestelde formularia
met een lijst van middelen van eerste
keuze tast de vrijheid in veterinair
handelen van de dierenarts aan.
Uiteraard moet de dierenarts open-
staan voor aanbevelingen vanuit de
beroepsorganisatie die een verant-
woord gebruik van diergeneesmidde-
len beogen.

De formularia plaatsen de dierenarts
echter terug naar de positie van raad-
pleger van een boekje. Hij is niet lan-
ger vrij om op grond van de situatie
ter plaatse en op basis van zijn eigen
kennis en inzichten de meest ge-
schikte therapie te selecteren. Het
formularium is een advies aan de die-

-ocr page 91-

renarts, echter niet een vrijblijvend
advies, aldus de Nota Antibioticum-
beleid.

Weliswaar wordt in de Nota aangege-
ven dat in de Wet Uitoefening
Diergeneeskunde de regel \'de dieren-
arts dient zich aan de regels van het
formularium te houden\' niet is terug
te vinden, maar aan de andere kant is
duidelijk vermeld dat een formula-
rium tuchtrechtelijk zeker betekenis
heeft. Er geldt met andere woorden
een soort omgekeerde bewijslast.

De FIDIN is in dit verband geschrok-
ken van de opmerking in de Nota
Antibioticumbeleid (op bladzijde 29)
dat de uitslagen van de laboratoria
van de Gezondheidsdiensten
in het
verlengde dienen te liggen van het
vigerende antibioticumbeleid.
Mid-
delen van derde of vierde keuze (in
het formularium) zouden slechts op
het antibiogram mogen worden ver-
meld als daartoe een
redelijke nood-
zaak
is bepaald. Wie bepaalt deze
noodzaak en op grond waarvan?
Deze handelwijze onthoudt de prakti-
cus van relevante technische infor-
matie.

DE FORMULARIA ZELF
Op dit moment zijn de eerste versies
van de formularia gepubliceerd. Het
gaat dan om richtlijnen per diersoort
voor melkvee, vleesvee, varkens, ge-
zelschapsdieren (moet nog komen),
paarden, en kleine herkauwers.

De EIDIN heeft op eerdere concepten
van deze formularia commentaar ge-
leverd. De belangrijkste opmerkin-
gen die daarbij zijn gemaakt zijn de
volgende:

Uniformileit en kwaliteit
Wanneer de concept-fonnularia
naast elkaar worden gelegd, dan valt
een grote diversiteit daarin op.
Ondanks de bedoeling een zekere
uniformiteit tot stand te brengen,
wordt een sterk verschillende aanpak
geconstateerd.

Waar de ene commissie heeft gepro-
beerd een volledig beeld te schetsen
door het in een logische volgorde be-
schrijven van preventieve maatrege-
len, de gewenste therapie en de in te
zetten antibiotica met een duidelijke
argumentatie, vallen de rapporten
van andere commissies op door ma-
ger gemotiveerde en soms tegenstrij-
dige richtlijnen. Vaak zijn er bijvoor-
beeld geen duidelijke criteria
vermeld voor eerste of latere keuze
middelen en is evenmin aangegeven
welk gewicht aan deze criteria is toe-
gekend.

RiTiiii» mi

Verenigbaarheid met de registratie
Verder is opvallend dat een aantal
formulariumcommissies zich weinig
gelegen heeft laten liggen aan de re-
gistratiestatus van de middelen op
grond van de Diergeneesmiddelen-
wet, terwijl de registratie toch de al-
lesbepalende factor is voor de be-
schikbaarheid en voor de wijze van
gebruik van het diergeneesmiddel! In
sommige formularia zijn bijvoor-
beeld niet geregistreerde diergenees-
middelen opgenomen of zijn doserin-
gen vermeld die in strijd zijn met de
registratie.

Wie neemt de verantwoordelijkheid
voor adviezen die in strijd zijn met de
registratie en hoe verhoudt zich dit
tot de goede veterinaire praktijken?
Het verdient aanbeveling bij de vol-
gende versies van de formularia een
en ander nog eens in overweging te
nemen.

Nieuwe middelen

Vrij algemeen is in de formularia het
standpunt ingenomen dat \'nieuwe\'
middelen terughoudend moeten wor-
den ingezet. Reden daarvoor is onder
meer de opvatting dat deze middelen
voor humane toepassing zouden
moeten worden gereserveerd van-
wege de reeds genoemde veronder-
stelling dat resistentie kan worden
overgedragen naar de mens. Hoewel
gedurende de laatste drie decennia
intensief is gepoogd deze veronder-
stelling wetenschappelijk te onder-
bouwen, is men daar tot op de dag
van vandaag niet in geslaagd. De
FIDIN is daarom van mening dat er
geen redenen zijn om nieuw ontwik-
kelde antibiotica, die een verrijking
betekenen van het therapeutisch arse-
naal en die zijn beoordeeld op werk-
zaamheid en effecten op mens en
dier, niet in te zetten.
De dierenarts moet de mogelijkheid
openhouden om het meest adequate
middel te kiezen uit de reeks beschik-
bare produkten, waarbij hij rekening
kan houden met de aard en de ernst
van de ziekte, de farmaco-kinetische
eigenschappen van het middel, de an-
timicrobiële gevoeligheid van het
dier of de dieren, de toepasselijke re-
sidunormen en daamaast met econo-
mische factoren.

STANDPUNT VAN DE FIDIN
De FIDIN is voorstander van een ver-
antwoord diergeneesmiddelengebruik
en van een verantwoord antibioticum-
beleid. Het antibioticumbeleid zoals
dat thans door de KNMvD via de for-
mularia wordt voorgestaan, acht de
EIDIN evenwel nog onrijp.

Voorkoming van resistentie is voor
veterinair Nederland een belangrijke
zaak. De primaire strategie daarbij
moet echter zijn gericht op preventie
en het nemen van zoötechnische
maatregelen.

Vervolgens blijft het van essentieel
belang dat met antibiotica op een ver-
antwoorde wijze wordt omgegaan.
Dit wil onder andere zeggen dat de
bij de registratie voorgeschreven do-
seringen moeten worden gevolgd en
dat de volledige behandelingsduur in
acht moet worden genomen.

Het antibioticumbeleid zou er op ge-
richt moeten zijn de dierenarts te hel-
pen de juiste keuze te maken, afhan-
kelijk van de verschillende factoren
die in het geding zijn in plaats van
hem deze keuze te ontnemen. Er zou-
den juist meer instrumenten op be-
drijfsniveau moeten worden ontwik-
keld om een effectieve therapie vast
te stellen respectievelijk te evalu-
eren, bijvoorbeeld door specifieke
gevoeligheidsbepalingen. Bij antibi-
oticumbeleid is maatwerk noodzake-
lijk, waarvoor ook niet voor niets in
de humane gezondheidszorg is geko-
zen.

Monitoring en berichtgeving over re-
gionale resistentie-ontwikkelingen
kan voor de praktizerende dierenarts
een belangrijke ondersteuning bete-
kenen. Hier liggen taken op centraal
niveau.

Als direct betrokkene bij het veteri-
nair antibioticumbeleid zal de FIDIN
gaarne in de verdere discussies parti-
ciperen.

-ocr page 92-

Bij de pubiikatie van de foimularia
(versie 1995) is gesteld dat deze \'per
definitie dynamisch\' zijn en openstaan
voor discussie. Derhalve is het
Hoofdbestuur van de KNMvD ver-
heugd met het commentaar van de
FIDIN.

Een openlijk positieve discussie zal
immers bijdragen tot verbetering van
volgende versies. Desondanks wil het
Hoofdbestuur enkele kanttekeningen
plaatsen bij het door de FlDlN gele-
verde commentaar.

* De Nota Veterinair Antibioticum-
beleid van de KNMvD (1992) en het
artikel \'Veterinair antibioticumbe-
leid: Aanbevelingen van een werk-
groep\' in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994, deel 119;
bladzijde 160-183 geven zeven re-
denen aan voor het formuleren van
dit beleid. Er wordt niet aangegeven
welke de belangrijkste reden is. Het
is dus duidelijk vanuit welke visie en
met welk doel de formularia ge-
schreven zijn.

* Het belangrijkste bezwaar van de
FlDlN is dat de formularia landelijk
zijn. Daarbij wordt aangegeven dat
dit \'eerder risico\'s van resistentie-
ontwikkeling in de hand werkt, dan
dat het resistentie-ontwikkeling
remt of beheersbaar maakt\'.

Wij beschouwen het formularium
echter niet als een directief, maar als
een beargumenteerde voorkeuriijst
met meerdere eerste keuzes. Een
praktizerend dierenarts dient op
grond van de beschikbaarheid van
antibiogrammen en ervaringen op
een bepaald bedrijf gegronde rede-
nen hebben anders te besluiten.
Formularia schrijven dus niet lande-
lijk een bepaald type diergeneesmid-
del voor. Met de pubiikatie van lan-
delijke formularia loopt onze
beroepsgroep zelfs voor op de hu-
mane geneeskunde, waar recent een
ontwikkeling op gang gekomen is in
de richting van een landelijk formu-
larium voor kinderziekenhuizen.

* De FIDIN stelt dat de formularia de
vrijheid in veterinair handelen van
de dierenarts zou aantasten. Bij de
bespreking van concept-formularia
op PAO-cursussen is dit niet geble-
ken. Immers zoals bovenstaand aan-
gegeven kan een praktizerend die-
renarts gegronde redenen hebben
van de in de formularia genoemde
keuzes af te wijken. Ook in de aan-
biedingsbrief van de versies 1995
(d.d. 8 november 1995) is door ons
gesteld dat de uiteindelijke keuze de
verantwoordelijkheid is van de die-
renarts.

* De diversiteit van de versies 1995 is
inderdaad groot.

Bij volgende versies zal er naar ge-
streefd worden hierin verbetering te
brengen.

REACTIE HOOFDBESTUUR OP DE FIDIN-VISIE TEN AAN-
ZIEN VAN DE FORMULARIA VERSIE 1995

Omdat niet voor alle indicaties bij de
diersoorten waarvoor nu formularia
zijn verschenen diergeneesmiddelen
zijn geregistreerd, worden daarom in
die gevallen beargumenteerde keu-
zes aangereikt. Wellicht kan de vete-
rinair farmaceutische industrie daar
haar voordeel mee doen.
Terughoudendheid ten aanzien van
\'nieuwe\' middelen is ingegeven
door het feit, dat ondanks mogelijk
betere onderbouwing met gegevens
over werkzaamheid en veiligheid in
het registratiedossier, er geen jaren-
lange, grootschalige ervaringen zijn.
Dit betreft dan niet alleen effectivi-
teit en veiligheid, maar ook eventu-
ele risico\'s met betrekking tot resis-
tentie-overdracht en snelheid van
resistentie-inductie.

* De conclusie van de FIDIN dat \'het
antibioticumbeleid dat thans door de
KNMvD via formularia wordt voor-
gestaan even wel nog onrijp is\' ach-
ten wij onjuist. Immers een formula-
rium is dynamisch, dat wil zeggen
nooit af Discussies tussen betrokke-
nen, inclusief de FIDIN, zullen er
mede toe bijdragen dat volgende
versies (nog) beter zullen zijn.

Namens het Hoofdbestuur van de

KNMvD

J.C. Baars
WJ. Schoorlemmer

De pubiikatie betreffende de tarieven
voor de consultatieve praktijk voor het
jaar 1996 (tarievenpublikatie) is in-
middels aan alle praktizerende dieren-
artsen in Nederiand toegestuurd.
Niet praktizerende dierenartsen die be-
langstelling voor de tarievenpublikatie
hebben, kunnen deze opvragen bij het
bureau van de KNMvD, telefoon 030-
2510111.

Tevens zijn in onderiing overleg met
de Nederiandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren ook voor
1996 tarieven vastgesteld voor visites.

consulten en verrichtingen ten be-
hoeve van asieldieren. Deze tarieven
zijn opgenomen in een bijlage die be-
hoort bij de pubiikatie (93-4) be-
treffende de taakomschrijving van een
dierenarts verbonden aan een dieren-
asiel. Deze \'tarievenbijlage\' zal door
het bureau worden verstuurd aan die-
renartsen die de genoemde pubiikatie
93-4 hebben opgevraagd, dan wel heb-
ben deelgenomen aan de studiemiddag
voor asieldierenartsen.

Overigens is in tegenstelling tot vorig
jaar een korte samenvatting van de ta-
riefstelling voor werkzaamheden in
asielen opgenomen in de tarievenpu-
blikatie.

TARIEVENPUBLIKATIES 1996

Voor het totaal van de afspraken en
een toelichting op de verschillende
verrichtingen verwijzen wij u naar de
genoemde pubiikatie 93-4 betreffende
de taakomschrijving en de daarbij be-
horende \'tarievenbijlage\'; beiden zijn
op te vragen bij het bureau van de
KNMvD, telefoon 030-2510111
(Jolanda Antonie). Dit geldt ook voor
dierenartsen die geen (tarieven)publi-
katie dan wel de \'tarievenbijlage\' heb-
ben ontvangen, maar wel kennis willen
nemen van de taakomschrijving en de
daarbij behorende tariefstelling voor
het jaar 1996.

-ocr page 93-

Éüüli

ÊÊÊ

Mêêêêêê

VACATURES IN BESTUREN EN COMMISSIES

VERBAND HOUDENDE MET DE 143E ALGEMENE VERGADERING VAN DE
KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

1996 aftredend en niet herkiesbaar
1996 aftredend en herkiesbaar

Hoofdbestuur

W.J. Schoorlemmer
A.W. Udo

Regio Zuid
Voorzitter

Overeenkomstig respectievelijk artikel 31 en 32 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kan-
didaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Algemeen Bestuur

Dr L. Vellenga

F.H. Prud\'homme van Reine

Mw. M.A. Haneveld-van Laarhoven

Mw. E.N.M. Harwig-Dings

T.G. van de Vuurst

Prof Dr. A. Pijpers

Afdeling Friesland
Afdeling Noord-Holland
Afdeling Zuid-Holland
Afdeling Limburg

Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
Groep Geneeskunde van het Varken

1996 aftredend en niet herkiesbaar
1996 aftredend en herkiesbaar
1996 aftredend en herkiesbaar
1996 aftredend en herkiesbaar
1996 aftredend en herkiesbaar
1996 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 33 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen
en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

1996 aftredend en niet herkiesbaar
1996 aftredend en herkiesbaar

Ereraad

C. Hennis
J. Reinders

Regio Noord
Regio Noord

Overeenkomstig artikel 38 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht eventuele kandidaten voor
te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Financiële Commissie

G.F.S. Hegge Regio Noord

Overeenkomstig artikel 62 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht eventuele kandidaten voor
te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

1996 aftredend en niet herbenoembaar

Afdeling Overijssel

Afdeling Limburg

Groep Dierenartsen werkzaam in het

Bedrijfsleven

Groep Geneeskunde van het Paard
Afdeling Zeeland

Tarievencommissie

J.F. van Embden
J.M.L.P. van Winden
F. Hogerhuis

J. Bakker
M.K. Buth

1996 aftredend en herbenoembaar
1996 aftredend en herbenoembaar
1996 aftredend en herbenoembaar

1996 aftredend en herbenoembaar
1996 aftredend en niet herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 72 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandi-
daten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Paritaire Tarievencommissie Georganiseerde Dierziektenbestrijding

C.W.M. Augustijn

1996 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 71 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandi-
daten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Paritaire Tarievencommissie Georganiseerde Pluimveeziektenbestrijding

S. Dooper 1996 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 71 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandi-
daten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Dr. W. Sybesma Voorzitter

Prof dr. G.H. Wentink
Dr. C. Terpstra

1996 aftredend en herbenoembaar
1996 aftredend en herbenoembaar
1996 aftredend en herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 65 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandi-
daten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

-ocr page 94-

.MmWiv*^ «Kma «pta^ Vf<

VEEHOUDER EN DIERENARTS NADERT TWEEDE LUSTRUM

In de loop der jaren heeft Veehouder en
Dierenarts een vaste plaats gekregen in
menig dierenartsenpraktijk. De Re-
dactiecommissie is daar bijzonder trots
op. Met het onlangs uitgekomen num-
mer gaat het kwartaaltijdschrift zijn
tiende jaar in. In het najaar zal daaraan
bijzondere aandacht worden besteed.
Wist u dat Veehouder en Dierenarts uit-
sluitend verkrijgbaar is bij de dierenarts
en dus niet bij de boekhandel en ook niet
rechtstreeks bij ons secretariaat? Voor
deze opzet is heel bewust gekozen om-
dat het blad onder meer als doel heeft
om de band tussen veehouder en dieren-
arts te versterken. Vanwege deze opzet
komt het soms voor dat wij worden ge-
beld door veehouders die het blad niet

krijgen, maar het toch graag willen ont-
vangen. Hun dierenarts heeft dan geen
abonnement. Toch blijft de Redactie-
commissie vasthouden aan hun uit-
gangspunt: uitsluitend via de dierenarts!
De Redactiecommissie staat ieder kwar-
taal garant voor verantwoorde veteri-
naire voorlichting, speciaal voor de vee-
houder geschreven en zij vindt dan ook
dat elke veehouder het tijdschrift zou
moeten lezen.

Overzicht nummer 1,1996:

* Leeftijd paard en pony eenvoudig te
bepalen-,
door drs. J.L.A.M.
Remmen.

Weet u het nog hoe de leeftijd van
een paard of pony aan de hand van

LEEFTIJD SCHAHEN PAARD • ZOÖNOSEN PLUIMVEE •
MUSEUM DIERGENEESKUNDE • UITROEIEN AUJESZKY
• IKB • MELKZIEKTE RUND • l&R SCHAAP EN GEIT

het gebit bepaald kan worden? Het
artikel biedt een duidelijke tabel, te-
keningen en foto\'s, die een goed
overzicht geven van de verschillende
gebitsveranderingen.

* Hygiëne belangrijk bij preventie zoö-
nosen pluimvee,
door dr. A.C.
Voeten.

Dit artikel is geschreven in het kader
van de artikelenserie over zoönosen
die Veehouder en Dierenarts op-
neemt. In vorige uitgaven is gepubli-
ceerd over zoönosen van het schaap
en het varken. Bij pluimvee gaat het
vooral om de zoönosen NCD, influ-
enza, salmonella,
Campylobacter,
chlamydiosis, listeria, vlekziekte, vo-
geltuberculose en schimmelaan-
doeningen.

Wanneer men hoort over een darm-
aandoening, wordt al gauw gedacht
aan de kip als boosdoener. Maar de
kans dat deze infectie afkomstig is
van pluimvee, is kleiner dan men
denkt. Andere infectiebronnen mo-
gen namelijk niet uitgesloten wor-
den. Een goede hygiëne bij de berei-
ding van voedsel is erg belangrijk om
zoönosen te voorkomen.

* Museum Diergeneeskunde stelt leven
dierenarts ten toon;
door Museum
Diergeneeskunde.

Het Museum Diergeneeskunde bezit
een imposante collectie van voor-
werpen. Het is zeker de moeite waard
om bij een bezoek aan Utrecht, het
museum te bezoeken. Via een foto-
quiz kunt u uw kennis testen over
voorwerpen uit vervlogen tijden.

* Nederland maakt haast met uitroeien
Aujeszky-virus;
door dr. A.J. Stege-
man.

Denemarken en Groot Brittannië zijn
Aujeszky-vrij verklaard. Duitsland
en Frankrijk zijn op de goede weg. Er
moet nu haast worden gemaakt om
de Nederiandse exportpositie veilig
te stellen. De resultaten van de prak-
tijkproef Diessen geven aan dat het
doel haalbaar is met een intensief en
consequent toegepast entprogram-
ma.

Steeds meer varkensbedrijven IKB-
waardig;
door drs. J. Bakker.
Er zijn meer dan vijfduizend bedrij-
ven die IKB-varkens leveren.
Daartoe worden ze door de Ge-

-ocr page 95-

zondheidsdienst gekeurd. Het artikel
gaat vooral in op de punten waarop
de inspecteur controleert. De 1KB-
waardige bedrijven laten zien dat een
aantal zaken goed voor elkaar is. In
een wereld waarin de producent aan-
sprakelijk gesteld kan worden voor
zijn produkten, is dit ook nodig.

Melkziekte nagenoeg te voorkomen \',
door ing. A. Malestein.
Malestein beschrijft in vijf aanspre-
kende praktijkvoorbeelden wat in dat
geval de oorzaak is van melkziekte.
Vooral een onjuiste voeding in de
droogstand is nogal eens de reden.

I&R kleine herkauwers: Na valse
start toch goed verloop-,
door drs. P.
Vellema.

De definitieve l&R-regeling voor
kleine herkauwers had op 1 septem-
ber 1995 moeten ingaan. Echter door
het ontbreken van een aantal handte-
keningen werd die datum net niet ge-
haald. Ondanks de ongelukkige start
loopt de regeling sinds 1 oktober zo-
als gepland, maar wat houdt die rege-
ling precies in voor de verschillende
partijen?

Heeft u vragen of wilt u een aantal
proefexemplaren ontvangen dan kunt u
bellen met het secretariaat, Geesje
Rotgers (tel.: 030 - 2510111). Ook voor
informatie kunt u hier terecht.

INFORMATIE-AVOND RW TEN
KANTORE VAN DE KNMVD

De Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) heeft behoefte aan
versterking van het aantal werkzame keuringsdierenartsen binnen deze or-
ganisatie. De KNMvD organiseert in samenwerking met het bestuur van de
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg en de directie van de RVV een infor-
matie-avond om dierenartsen op deze beroepsmogelijkheden attent te ma-
ken.

Deze avond zal worden gehouden op donderdag 15 februari 1996, aan-
vang 19.30 uur, ten kantore van de KNMvD te Utrecht.
Op deze avond
zullen verschillende dierenartsen die bij de RVV werkzaam zijn vertellen
over hun werkzaamheden, zodat geïnteresseerden een goed beeld kunnen
krijgen van de mogelijkheden voor dierenartsen bij de RVV.

Van de zijde van de directie van de RVV zal informatie gegeven worden
over onder andere carrièremogelijkheden, arbeidsvoorwaarden en salarië-
ring. Tevens zal ingegaan worden op de vergelijking van inkomens in de
praktijk en in loondienstverband.

Uiteraard is er mime gelegenheid tot het stellen van vragen over de moge-
lijkheden voor dierenartsen bij de RVV. Belangstellenden die zich voor
deze avond hadden opgegeven, hebben inmiddels een uitnodiging ontvan-
gen.

Wanneer u deze avond ook wilt bijwonen, kunt u zich aanmelden bij het se-
cretariaat van dc KNMvD, tel. 030-2510111, mevr. Y. Stufano.

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-03-1996

12-02-1996

15-03-1996

26-02-1996

01-04-1996

11-03-1996

15-04-1996

01-04-1996

*) Voor 12.00 uur

\'s middags.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Beumers, Mevr. C.S.L.M.; 1995; 5913 HD
Venlo; Herungerweg 172.
Boonstoppel, Mevr. M.E.; 1995; 3584 HB
Utrecht; A. van Dalsumlaan 95.
Bos, R.G.A.; 1995; 7544 HN Enschede; Al
tiergenbrink 44.
Dankers, F.J.M.M.; 1986; 7552 DG Hengelo(O)
H. Dunantstraat 41.
Dirven, F.M.C.; Gent-1984; 6043 GP Roermond
Gebroek 37.

Lankveld, Mevr. D.P.K.; 1995; 3581 JE Utrecht;
Van Alphenplein 6.

Lindelauff, Mevr. C.M.B.; 1995; 3481 LH
Harmeien; Haanwijk 17.

Westland, Mevr. J.K.T.; 1995; 3531 HK Utrecht;
Bankaplein 7.

Als lid van de Koninklijke .Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bol. Mevr. C.J.; 1995; 3581 TR Utrecht
Beekstraat 15.

Broker. Mevr. A.J.M.; 1995; 3524 CX Utrecht
Zevenwouden 362.

Eldik. Mevr. M. van; 1995; 4143 KW Leerdam
Overheicop 31.

Engelshoven, Mevr. C.J. van; 1989; 2726 BD
Zoetermeer; Pierre Kemphove 59.
Kuiken, G.M.; 1995; 2382 NS Zoeterwoude;
Industrieweg 27.

Kwant, E.G.; 1995; 7448 PR Haarle (gem.
Hellendoom); Haarlerveldweg 2 A.
Meesen, Mevr. M.C.; 1995; 3581 VJ Utrecht;
Nicolaasweg 22.

Reitenauer. Mevr. Dr. S.; München-1990;
München-1994; 3731 JN De Bilt; Hessenweg
168 A.

Schokker. Mevr. J.C.M.; 1995; 6845 AK
Arnhem; Aagtekerkesingel 57.
Sumter. R.D.; 1993; 5403 GB Uden;
Schepenhoek 231.

Vanhove, Mevr. I.; Gent-1994; 9000 Gent
(België); Kasteellaan 77.
Wielen, A.C.W. van der: 1995; 5388 HL
Nistelrode; Weijen 21.

.Als kandidaatlid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Aalst, Mevr. E.G. van; 3981 WG Bunnik; Deken

Personalia

-ocr page 96-

iiTMIllil .im

WÊÊÊÊm

m

Heinenstraat 25.

Bosch, R.J.Th.; 3514 TB Utrecht; Lijsterstraat
59.

Gier, J. de; 3582 VD Utrecht; I.B.Bakkerlaan 21
II.

Nah, Mevr. S.M.; 3583 VV Utrecht; Graaf
Adolfstraat 40.

Schuttert, A.; 3581 LA Utrecht; Oudwijker-
dwarsstraat 57.

Snijkers, M.E.; 5663 AX Geldrop; Diepe Vaart
28.

Vonk, B.L.H.; 3521 GJ Utrecht; Balijelaan 3 bis.
Wessel, Mevr. M.T.; 3551 CB Utrecht;
Amsterdamsestraatweg 203 bis.

□VERLEDEN:

Drs. G.A.J. de Haas te Nijmegen.

JUBILEA:

G. Blok te Emmeloord, afwezig, 40 jaar, 2 fe-
bruari 1996

M. van den Berg te Ommen, afwezig, 35 jaar, 8
februari 1996

P.J. de Dreu te Julianadorp (Den Helder), afwe-
zig, 30 jaar, 11 februari 1996
J. Oosterbaan te Garderen, aanwezig, 30 jaar, 11
februari 1996

J.H.J. MarsmanteSwalmen,afwezig,25jaar, 12
februari 1996

J.W.M. van Huiten te Mantgum, afwezig, 25
jaar, 12 februari 1996

J.H.A. ter Keurs te Delden, aanwezig, 25 jaar, 12
februari 1996

H.P. Kingma te Hellendoom, afwezig, 35 jaar,
15 februari 1996

A.M. Tromp te Beer-Tuvia (Israël), afwezig, 35
jaar, 24 februari 1996

KONINKLIJKE
ONDERSCHEIDING:

Drs. H. van Rhee te Hoogcveen benoemd tot
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Qcslaaed vpgr hgl dlergnanstn-gxamgn van 29

december 1995:

Heer. E. de

Hoofs, E.M.E.M.

Kuhlmann, Mevr. A.

Timmer, Mevr. M.

Qcslaaiid vpor htt ditrtnartsgn-gxamtn van ?

januan 1996;

Coster, H.

Enzerink, E.

Verstappen, E.A.L.M.

MUTATIES:

193 Berghout. Mevr. E.; 1995; 3582 EH
Utrecht; Gansstraat 18 C; tel. 030-2522818
privé,
0341-415765 prakt.; p., medew. bij
MJ. Bakkeren II.M.Tiel.
198 Bol. Mevr. C.J.; 1995; 3581 TR Utrecht;
Beekstraat 15; tel. 030-2543463; wnd.d.
(toev. als lid).
349 Bolink. Mevr. F.J.; Giessen-1992; zie:

Briel-Bolink, Mevr. F.J. van
200 Bos, J.H.; 1985; 3583 HT Utrecht;
Mauritsstraat 74 bis; tel. 030-2545474
privé, fax 030-2546447; d. Ouwehands
Dierenpark (ma.wo.vr) tel. 0317-619110,
fax 0317-613727; p.. vogels en bijz. dieren.
Dierenkliniek \'Vossegat\'. tel. 030-
2517517,
fax 030-2516932.
200* Bos, R.G.A.; 1995; 7544 HN Enschede;
AIbcrgenbrInk 44; tel. 053-4772002
privé, 4324292 prakt.;
p., medeu . bij Dr.
A. Zikken.

349 Briel-Bolink, .Mevr. F.J. van; Giessen-
1992; 59399 Olfen (Duitsland);
Bilholtstrasse 10;
tel. 00-19-2902-2008
prakt.; p., medew. bij Dr. H. Weber.

204 Broker, Mevr. A.J.M.; 1995; 3524 CX
Utrecht; Zevenwouden
362; tel. 030-
2870952;
d. (toev. als lid).

208 Cleef, Mevr. K.J.W. van; 1992; 2377 DN
Oude Wetering; Bosrank 77; tel. 071-
3315330 privé, 5896868
prakt.; p., geass.
met A R.M. Bastiaans.

209* Coster, H.; 1996; 2133 KH Hoofddorp;
Stoholm 14; tel. 0255-516374 prakt.; p.,
medew. bij G J. van Essen.

212» Dekker, A.; 1988; 3755 EH Eemnes;
Fazantenhof 18; tel. 035-5386417 privé,
0320-238834 bur.;
wet. medew. ID-DLO.

212 Demollin, M.G.M.; 1984; 6271 AT
Gulpen; In het Diepebroek 21; tel. 043-
4503171 privé, 4501877
prakt; fax 043-
4503445;
p., geass. met J.J.L. Franssen,
E.H.M.G. Laeven en
M.A.A. Scheepers.

212* Deneer, J.P.M.; 1995; 7157 AB Rekken;
Rekkenseweg 25; tel. 0545-476699 privé,
471390 prakt.; fax 0545-474533; p., me-
dew. bij CJ. Blaauboer, ,M.1. van den
Dikkenberg en A.WJ. van Wijk.

215 Dolfmg, J.; 1995; 7546 DC Enschede;
Boerskottenhoek 73; tel. 053-4775568
privé, 4306010 prakt.; p., mede», bij Dr.
A.L. van Zuyien.

220 Elberink, o\', 1995; 5473 CE Heeswijk-
Dinther; Graaf Wernerstraat 8; tel.
0413-293855 privé, 292929
prakt.; p., me-
dew. bij M.C.M. Bossers, P.J.M. van
Huiten, A.H.C. Kuijpers, E.W.H.M. van
der Velden en A.H.H.M. Winters.

220 Eldik, Mevr. M. van; 1995; 4143 KW
Leerdam; Overheicop
31; tel. 0345-
642225;
wnd.d. (toev. als lid).

221 Engelshoven, Mevr. C.J. van; 1989; 2726
BD Zoetermeer; Pierre Kemphove 59; tel.
079-352281 l;d.(loev. als lid).

221 »Enzerink, E.; 1996; 3731 JN De Bilt;
Hessenweg 178; tel. 030-2205479;
wnd.d.

229 Gerritsen, R.J.; 1985; 7873 AN Odoorn;
Klaproossfraat 11; tel. 0591-514389; d

229 Glessen, R.C. van; 1975; 7412 AD
Deventer; Zwolseweg
115; tel. 0570-
617329 privé, 0594-621777 bur.; fax 0594-
621459; Direktie-voor/.itter .4ltapon.

237 Harten, S. van; 1953; 2975 BK Ottoland;
B 96;
tel. 0184-641306; dijkgraaf v.h.
Hoogheemraadschap v.d. Alblasserwaard
en dc Vijfhecrenlanden; oud-voorz.
K.N.M
.V.D.; Erelid K.N.M.v.D.; O.O.N.

237 Hartog, Mevr. M.; 1995; naar het buiten-
land.

351 Hartog. Mevr. M.; 1995; Weymouth,
Dorsct DT4 OQR (Verenigd Koninkrijk);
178 Chickerell Road; tel. 00-44-1305-
767177 privé, 784197 prakt.; fax 00-44-
1305-771446; p., mede», bij Fielding &
Cumber.

238* Heer, E. de; 1995; 3581 SV Utrecht;
Wolter Heukelslaan 66; tel. 030-
2511636; wnd.d.

244* Hoofs, E.M.E..VI.; 1995; 3511 l.Z
Utrecht; Boterstraat 13; tel. 030-
2321457;
d.

250*Jansen, Mevr. Dr, M.O.; 1987; U-1995:
3581 SP Utrecht; Wolter
Heukelslaan
18; tel. 030-2540093 privé, 2534324 bur.;
wet. medew.
U.U. (F.D, vkgr. Eunktioncle
Morfologie).

254 Karstanje, L.H.; 1991; 8101 CW Raalte:
Kruizemunt
23; tel. 0572-358456 privé.

353334 prakt.; fax 0572-355140; p.,?eass.
met H.P. Quist, S. Reindersmi, M.
Verhoef en J.W. Zuurhout.

257 Kirpensteijn, J.; 1988; 1071 XE
Amsterdam; Ruysdaelstraat 40 II; tel.
020-6721069 privé, 030-2539411 bur.; fax
030-2518126;
specialist Chirwgie der
Gezelschapsdieren; wet. medew. U.U.(F.D.,
vkgr. Geneeskunde van Gezelschipsd.);
Diplomate ACVS & ECVS

259 Kollen, Mevr. C.H.; 1973; 3722 WT
Bilthoven; Putterlaan 171; tel. 030-
2250855;
d.

264* Kuhlmann, Mevr. A.; 1995; 3514 TE
Utrecht; Lijsterstraat 68; tel. 030-
2718451; d.

264 Kuiken, G.M.; 1995; 2382 NS
Zoeterwoude; Industrieweg 27; tel 071-
5897488; wnd.d.
(toev. als lid).

265 Kwant, E.G.; 1995; 7448 PR Haarle(gem.
Hellendoom); Haarlerveldweg 2
A; tel.
0548-595958 privé, 655065 prakl.; fax
0548-654650; p., medew. bij J.C. de Jager,
J.P.M. Kamp, H. ten Kate, R. Renting en
T.J. de Vries (toev.
als lid).

354 Leeuw van Weenen. A de; 1969;
Minsterley, Shropshire SV5 OJH
(Verenigd Koninkrijk); The Red House,
Lower Stapeley; tel. 00-44-1588-650411
privé, 1743-790289
prakt.; fax 00-44-
1743-792809;
p., medew. bij Furthercroft
Surgery;
\'»tal vet. inspector.

270 Lith, P.M. van; 1985; 7101 EE
Winterswijk; Kalverstraat
2; tel. 0543-
519613 privé, 512124 prakt.; fax 0543-
520625; p., geass. met J. Broeze, P R. van
Hoeve, J.A. Huisinga, R.W.M. Ikink, A.
ter Keurs, DJ. Ubbels, A.W.A.J.
Vermeulen en F. de Wit.

354 Maijcr, K.A.; 1994; Stoke on Trent,
Staffordshire ST4 lAW (Verenigd
Koninkrijk);
41 A Liverpool Road; tel.
00-44-1782^13415 prakt.; p., medew. bij
PDSA Vet. Centre Stoke on Trent.

274 Mcescn, Mevr. M.C.; 1995; 3581 V.I
Utrecht; Nicolaasweg 22; tel. 030-
2513079; wnd.d. (toev. als lid).

276*Meulen-Engelse. Mevr. E.J.J. van der;
1980; 3141
XS Maassluis; Maria
Rutgersstraat
32; tel. 010-5912390; d.

278 Molenaar, B.A.J.; 1957; 5366 AB Megen;
Maasdijk 2 A; tel. 0412-462587;
r.d.

292 Polanen. H.C.G.; 1991; 1106 Z.M
Amsterdam; Hendrik Hosstraat 119;
tel. 020-6966053;
p.

295 Reitenauer, MevrDr. S.; München-1990;
München-1994; 3731 JN De Bilt;
Hessenweg 168 A; tel. 030-2203236;
d.
(toev. als lid).

295 Relou, Mevr. H.M.; 1991; 3524 BN
Utrecht; Fivelingo 213; tel. 030-2890676
privé.
0294-477459 bur.; fax 0294-
414256; j-Clinical Research Manager
bij Solvay Duphar B.V.

299*Rooijen. "P.G.M. van; 1986; 1241 NJ
Kortenhoef; Moleneind 47; tel. 035-
6564820; d.

302 Scheepens, Dr. C.J.M; 1986; U-1991:
5681 GZ Best; Ketelbraken 16:
tel. 0499-
397547 privé, 077-3073292 prakt.; fax
077-3077455; p., geass. met 1..C.M.
Boonen, .I.A.M. ten Dam, W.
Oldenburger, C.J. Uytewaal, .I.H.J.
Vestjens, G.A.M. Wieland en R.T.J.A.
de W inne; (fax privé: 0499-371846).

303 Schep. Mevr. H.S.; 1992; 4191 ZT
Geldermalsen; Poppelenburgerstraat
52; tel. 0345-581041 privé, 572666

-ocr page 97-

prakt.; fax 0345-572666; p., gezel-
schapsd.

303 Schevers, V.G.; 1995; 4007 VC Tiel;
Zonnedauw 79; tel. 0344-622567 privé,
616297 prakt.; fax 0344-616297; p., me-
dew. bij H.A. de Jong, J J. Koot en H.J.
Schrama.

304 Schokker, Mevr. J.C.M.; 1995; 6845 AK
Arnhem; Aagtekerkesingel 57; tel. 026-
3812733;
d. (toev. als lid).

306 Schutte, Mevr. J.; 1995; 7665 RB
Albergen; Monnikenbraakweg 2; tel.
0546-442119 privé, 441444 prakt.; fax
0546-442036; p., medew. bij J.J..M.
EIberink en M.A.M. Evers.

308 Sliedrecht, Mevr. M.H.; 1993; 2593 BT \'s-
Gravenhage; Laan van .Nieuwoostindië
26; tel. 070-3816070 privé,
3248651
prakt.; p., medew. bij P. Kraayenhagen.

310 Snoek, M.J.; 1989; 1625 DE Hoom; Botter
76; 0229-213530;
d.

311 Sol, R.H.C.; 1993; 4158 LE Deil;
Hooiweg 4; fel. 0345-652602 privé; p.,
medew. bij G.H. Mensen en W.P.S. van
Weert.

315 Stoop, P.A.J.M.; 1990; 7742 EB
Coevorden; E.E.G.-laan 43;
tel. 0524-
519340 privé,
513694 prakt.; fax 0524-
512903; p., geass. met
M. Bethlehem,
H.F.J. Bulthuis, J. Hilvering, W.B.J.
Costing, A.H.G. Piebes, U.R. de Vries.

316 Sumter, R.D.; 1993; 5403 GB Uden;
Schepenhoek 231; tel. 0413-261505 privé,
342423 prakt.; p., medew. bij C.W.W.M.
Goossens en G. Meijer
(toev. als lid).

319*Timmer, Mevr. M.; 1995; 3731 JN De
Bilt; Hessenweg 178; tel. 030-2205479;
wnd.d.

358 Vanhove, Mevr. I.; Gent-1994; 9000 Gent
(België); Kasteellaan 77; tel. 00-32-9-
2240874; d. (toev.
als lid).

327* Verstappen, F.A.L.M.; 1996; 3582 EH
Utrecht; Gansstraat 18
C; tel. 030-
2522818; wnd.d.

330 Vollema, Mevr. J.R.; 1994; 9063 JT
Molenend; K. Rienewerfstraat 37; tel. 058-
2562909 privé, 0511-472064 prakt.; fax
0511-476456; p., geass. met J.W. de Boer,
K.S. Broersma, F. in \'t Hout en J. Niehof

334 Wal, Mevr. M. van der; 1984; naar het
buitenland.

359 Wal, Mevr. M. van der; 1984; 07609 Bella
Vista, S\' Arenal, Mallorca (Spanje); can
Ramon, c/Botafoch 48 A; tel./fax 00-34-
71-740334; d.

337 Wessels, R.J.; 1995; 3886 MN Garderen;
Apeldoornsestraat 179; tel. 0342-471316
prakt.; p., medew. bij A.E.E. Bunte,
H.W. Hamster, W. Kamphuis en R.
Vkema.

339 Wielen, A.C.W. van der; 1995; 5388 HL
Nistelrode; Weijen 21; tel. 0412-613823
privé, 0413-292929 prakt.; p., medew. bij
M.C.M. Bossers, P.J.M. van Huiten,
A.H.C. Kuijpers, E.W.H.M. van der
Velden en A.H.H.M. Winters
(toev. als
lid).

339 Wiessenhaan, Mevr. S.N.; 1992; 5076 AA
Haaren; Kerkeind 5;
tel. 0411-623497
privé, 642595 bur.; d. bij Varkens K..1.
Noord-Brabant.

342 Wolf, Mevr. A. van der; Gent-1986; 4464
AS Goes; Hornikswei
27; tel. 0113-
230556; wnd.d.

343* Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 3512
NX Utrecht; Korte Smeestraat 4 A; tel.
030-2300303 privé,
2517517 prakt,; p.,
medew. bij J.G. van Spanje; medew. bij
J.W. Dirkx, tel. 033-4950222 (gezel-
schapsd. en paarden).

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1996:

Wijzigingen die na 1 december 1995 zijn
doorgegeven, kunnen helaas niet meer
worden opgenomen in het Diergenees-
kundigjaarboek 1996!

Doorlopende agenda

Februari

1 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncmristen in het
Wapen van Bunnik te Bunnik; aanvang
20.15 uur.

6 PAO-D cursus; 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

8 Wetenschappelijke bijeenkomst \'Prion-
ziekten bij mens en dier, relevantie voor de
bloedtransfusie\', nieuwe auditorium van
ID-DLO, Edelhertweg 15 te Lelystad.
Ontvangst: 9.30 uur.

8 Werkvergadering Herkauwers op de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten
om 14.00 uur.

8—9 PAO-D cursus: 96/601 Apotheekbcheer 11
gezelschapsdierenpraktici.

13 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

13 Excursie naar Denkavit te Voorthuizen,
Groep Geneeskunde van het Varken.

14 PAO-D cursus: 96/401 Begeleiding slacht-
kuikens.

14 PAO-D cursus; 96/104 Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

15—16 PAO-D cursus: 96/502 GVP-Formu-
larium Paard.

20 PAO-D cursus; 96/201 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

20 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

20 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
in hotel Duinoord te Zeegse. aanvang 20.00

22 Vergadering Afdeling Gelderland.

26 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken, Jaarbeurs te Utrecht.

27 PAO-D cursus: 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

27 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

28 PAO-D cursus: 96/116 Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

29 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

Maart

I PAO-D cursus: 96/107 Tumor chirurgie ge-
zelschapsdieren.

5 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

6 Voorjaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. Hotel Tulip Inn, Amersfoort.

6—9 Xth DVG - Congress on Avian Diseases.
Place of the Conference: Auditorium of the
1. Medizinische Tierklinik. Veterinary
Faculty of the Ludwig - Maximilians -
Universität München, Königinstrasse 16,
D-80539, München, Germany. Registra-
tion and information: Prof dr. J. Kösters,
tel. 89-315619-70 or-80.

II PAO-D cursus; 96/108 Voorbeelden van
spinale en perifere neurologische proble-
men.

12 PAO-D cursus: 96/201 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

19 PAO-D cursus; 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

20—21 PAO- D cursus: 96/601 Apotheekbcheer
11 gezelschapsdierenpraktici.

20—22 Driedaagse cursus Polymerase Chain

Reactions. PTOpleidingen (Hogeschool
van Utrecht).

21 Symposium Diergezondheidszorg in be-
weging. Hoezo? ter ere van vierde lustrum
Groep Geneeskunde van het Rund.

23 PAO-D cursus: 96/802 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

25—29 Emergency Service in Equine Sports
Competitions, First Course, Zürich/CH.

26 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbegelei-
ding.

28 Casuïstiekenavond Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

29 Viering Tiende Lustrum Groep Pluim-
veewetenschappen KNMvD in Congres-
centrum Reehorst te Ede. Symposium
\'Rondom de pluimveepraktijk rond de
eeuwwisseling\' voor leden en geïnteres-
seerden. \'s Avonds diner en feestavond.

29 PAO-D cursus: 96/103 Behandeling van
Kruisbandletsels.

30 Themadag Groep Veterinaire Specialisten:
"De dierenarts-specialist en het niet-gedo-
mesticeerde dier.\' Doelgroep: dierentuin-
dierenartsen en andere geïnteresseerde col-
lega\'s, dierenarts-specialisten. Locatie:
Ouwehands dierenpark.

April

1 AUV-regiovergadering Oost. De Cantharel
te Ugchelen. Aanvang: 20.00 uur.

4 AUV-regiovergadering Noord. Postiljon
Heerenveen. Aanvang; 20.00 uur.

13 PAO-D cursus: 96/803 Assistentie tijdens
chirurgie (gezelschapsdieren).

15 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'. In-
schrijven vóór 15 maart 1996 bij Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wage-
ningen, tel. 0317-484093/484490, fax
0317^26547.

-ocr page 98-

15 AU V-regiovergadering Zuid. Novotel
Eindhoven. Aanvang: 20.00 uur,

15—17 PAO-D cursus: 96/602 Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk.

16, 17 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven vóór 15 maart 1996 bij Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wage-
ningen, tel. 0317^84093/484490, fax
0317^26547.

18 PAO-D cursus: 96/900 De schapencyclus:
deel 1 (voortplanting, geslachtsapparaat,
urinewegen).

18 AUV-regiovergadering West. Afrit de
Meem. Aanvang; 20.00 uur.

19—20 Combined Laparoscopic and Gastro-
scopic Diagnosis in Small Animals in
99625 Beichlingen near Erfiirt. Speaker is
Prof David Twedt, Colorado State
University, Fort Collins, USA.

19—21 Achtste congres van de European So-
ciety of Veterinary Orthopaedics and Trau-
matology te München. Lezingen en prak-
tica over elleboogdysplasie, kruisband-
rupturen, ilizarovfixatie en bottumorbehan-
deling. Inlichtingen en registratie: Prof dr.
U. Matis, Veterinärstrasse 13, München
(Tel. »89 2180.2628; Fax »89 395341).

20—21 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Nord Gynäkologie u. Pädiatrie.
Düsseldorf. Auskunft und Anmeldung:
Kongreborganisation FORUM VEL-
BERT. Oststr. 20, 42551 Velben, Tel.:
02051 -95040, Fax: 02051 -950436.

23 PAO-D cursus: 96/204 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij melkkoeien.

24—29 Symposium van de International Asso-
ciation of Agricultural Economists \'Econo-
mics of agro-chemicals\' te Wageningen.

25, 26 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven vóór 15 maart 1996 bij Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wage-
ningen, tel. 0317^84093/484490, fax
0317-426547.

26—28 Internationaal diergeneeskundig con-
gres
\'Voorjaarsdagen\', Amsterdam RAI.

29—10/5 A Two Week Course on Sheep Re-
production and Health. Venue: Potters Bar.
The Royal Veterinary College,

Vlei

6—8 Internationale conferentie \'EuroResidue
III - Residues of veterinary drugs in food\'.
Inlichtingen bij dr. N. Haagsma, FdD,
vakgr. Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong, tel.: *31-30-2535365/2535367,
fax: »31-30-2532365.

7 PAO-D cursus: 96/503 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij paarden: interpretatie en de
gevolgen voor infuusbeleid.

9 Studievergadering (tevens Jaarvergadering)
Groep Homoeopathisch-werkende Dieren-
artsen. Van 20.00 tot 22.30 uur. Beatrix-
gebouw Jaarbeurscongrescentrum, Jaar-
beursplein te Utrecht.

11—13 SAVAB-Flanders weekend, Antwer-
pen. Congrescentrum Ter Eist. \'Diagnostic
Imaging in Small Animal Practice\',
Clinical Radiology, Ultrasonography,
Endoscopy. Info: Dr. Leen Verhaert, G.
Van Der Lindenlaan 15, B 2570 Duffel.
Tel.: 32 15 31 77 77, Fax: 32 15 31 73 90.

13— 17 A Five Day Course on the Microbiology
of Foods of Animal Origin. Venue: Camden
Town. The Royal Veterinary College.

16—17 DVG-FG\'enTieremährungund Pferde-
krankheiten. (2. Europ. Konf über
Ernährung d. Pferde. Ernährung u. emäh-
rungsbed. Störungen beim Fohlen). Celle.

17—18 6. Annual European Arthroscopy
Workshop - Basic Course in 48291 Telgte.
Speakers are: Dr. K.J. Boening, Telgte,
Prof W. Mcliwraith, Colorado, USA, Dr. 1.
Wright, Newmarket, England. This course
is ECVS approved.

22 PAO-D cursus: 96/105 Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

23 PAO-D cursus: 96/110 (Bij)schildklieren
hond en kat.

23 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

30 Vergadering Afdeling Gelderland.

30—31 PAO-D cursus: 96/801 Apotheek voor

assistenten in de dierenartsenpraktijk.

30—31 DVG-FG Geflügelkrankheiten - 50.
Fachgespräch, Hannover.

31 PAO-D cursus: 96/101 Huidziekten gezel-
schapsdieren I: \'diagnostiek, allergietesten,
biopten\'.

31—1 juni \'Laparascopic Diagnosis in birds and
exotic animals\' at Frankfurt Zoo. Speakers
are: Dr. Schildker; Frankfurt und M.
Taylor, USA.

Juni

I 125-jarig bestaan Afdeling Limburg en
Noord-Brabant.

1—2 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg. Arb.
tagg. Süd Dackellähmung, Cauda-equina-
Syndrom, Nürnberg. Auskunft und An-
meldung: Kongreborganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20,42551 Velbert, Tel.:
02051-95040, Fax: 02051-950436.

4 PAO-D cursus: 96/113 Interpretatie rönt-
gen thorax gezelschapsdieren.

5 PAO-D cursus: 96/117 Klinische les gezel-
schapsdieren.

7 PAO-D cursus: 96/106 Behandeling van
Kruisbandletsels.

II PAO-D cursus: 96/114 Interpretatie rönt-
gen abdomen gezelschapsdieren.

12 Vergadering Groep (ieneeskunde Gezel-
schapsdieren.

13 14 PAO-D cursus; 96/209 GVP-Formu-
larium Melkvee.

14 PAO-D cursus; 96/102 Huidziekten gezel-
schapsdieren II: \'De therapieën\'.

18 PAO-D cursus; 96/115 Interpretatie rönt-
gen skelet gezelschapsdieren.

22—23 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners. Chicago.
(Avian, Bovine, Canine, Equine and Feline
Medicine) Phone 615/254-3687, fax
615/254-7047.

17—28 Workshop Moleculaire Biologie en Re-
combinant-DNA Technologie. Hoofd-
gebouw FdD te Utrecht. Aanmelding; uiter-
lijk 15 maart 1996

28—30 Fifth Annual Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons (ECVS),
Utrecht. Special Seminars for Large and
Small Animal Practitioners (laparascopic
surgery, laser surgery, walking casts, AO-
Vet new materials). For Information con-
tact; ECVS, Monika Gutscher, Winter-
thurerstr. 260, 8057 Zürich. Switzerland.
Tel, 41 -1 -365 14 65, Fax. 41 -1 -313 03 84.

30—4/7 13th International Congress on Animal
Reproduction, Sydney Convention Centre,
Sydney, Australia,

.lull

8—11 4th International conference on fertility
control for wildlife management - Australia.

Augustus

4—9 VII 1th International Symposium of Ve-
terinary Laboratory Diagnosticans. Jerusa-
lem, Israel.

September

1—3 E.S.V.D. - E.C.V.D. 12th annual con-
gress, Barcelona. (Dermatologie) Meer in-
formatie; Susan Ubbink, 030-51011 1.

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland. Meer
informatie: Susan Ubbink, 030-510111.

11 Voorcongres met als onderwerp; Inter-
cellular Communication in Development
and Oncogenesis. Informatie: Dr. ir. J.A.
Mol, Faculteit Diergeneeskunde, Postbus
80154, 3508 TD Utrecht.

11 —14 Third World congress of Veterinary

Dermatology, Edinburgh, Scotland.

12 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

12—14 3e Internationale symposium over
voortplanting bij hond en kat te Utrecht.
Informatie: Prof dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax: 030-2518126.

12—14 6e Jaarcongres van de European So-
ciety of Veterinary Internal Medicine (ES-
VIM). Informatie: Dr. J. Rothuizen, Facul-
teit Diergeneeskunde, Postbus 80154,
3508 TD Utrecht.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen,
Aanvang: 20.15 uur.

19 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

19—21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

23—27 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie; Congress Press,
Te Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp.
Belgium. Tel.: 32 3 3227469, Fax; 32 3
3210277.

24 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur,

25 Vergadering Afdeling Gelderland.

Oktober

3—5 Jaarcongres te Rolduc (Limburg).

19—20 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Ost. Akute Erkrankungen in der
Kleintierpraxis. Chemnitz. Auskunft und
Anmeldung: Kongreborganisation FO-
RUM VELBERT. Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.; 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

20—24 2n World Congress on Alternatives and
Animal Use in the Life Sciences, Utrecht,
the Netherlands.

31—3 Nov. 10th Annual Veterinary Dental
Forum \'Veterinary Dentistry \'96\'. The
Westin Galleria & Westin Oaks, Houstoa
Texas.

November

9 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

14 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. (Onder voorbehoud.)

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42
Jahrestagg. Verhaltenskunde/Anaesthesio-

-ocr page 99-

i^\'iiiii m.

logie/Dermatolgie /Neurologie/Ophthal-
mologie. Dortmund. Auskimft und Anmel-
dung: Kongreborganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert,
Tel.: 02051 -95040, Fax: 02051 -950436.

December

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

12 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

12 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

15—19 The First International Eilat Con-
ference on Camelids: Science & Pro-
ductivity. Royal Beach Hotel, Eilat, Israel.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde/Anaesthesio-
logie/Dermatolgie/Neurologie/Ophthal-
mologie. Dortmund. Auskunft und Anmel-
dung: Kongreborganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert,
Tel.: 02051 -95040, Fax: 02051 -950436.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1995 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5%
BTW).

Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorra-
dig zijn, met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ26,45 (inclusief 17,5% BTW).

1997
April

8 11 DVG-Kongress in Bad Nauheim.

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op post-
rekening 511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \'Banden\' en
dejaargang.

Call-Centre Nederland B.V.

Telefoni.sche achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

^ P.T.T. Doorschakeldienst

•S *21

\'S Eigen doorkiesapparaat

\'S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Rob Winkelaar, Industriestraat 7,7451 BA Holten. Telefoon: 05483 - 73333 / Telefax: 05483 - 73322

1

-ocr page 100-

Te koop:

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

van geringe omvang met goede groeimogelijkheden in klein dorp in het midden van het land.
Praktijk wordt verkocht samen met woonhuis, type 2 onder één kap villa met 570 m^ eigen grond in bosrijke omge-
ving. Ideaal voor echtpaar waarvan een partner (parttime) praktijk aan huiswil voeren.

Inlichtingen: telefoonnummer: 035-5771531.

Ter overname gevraagd door enthousiaste dierenarts met ruime ervaring in eerste- en tweedelijns diergenees-
kunde:

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Omgeving: Randstad/Zuid-West Nederland.

Brieven richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder
nummer 5/96.

Enthousiaste dierenarts (V) met twee jaar ervaring in de gemengde praktijk

ZOEKT WERK MET VOORNAMELIJK RUNDEREN,
PAARDEN EN LEUKE COLLEGA\'S.

Reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder
nummer 6/96.

Éénmanspraktijk voor Gezelschapsdieren zoekt

WAARNEMER (M/V)

voorde periode van 1 juni 1996 tot 1 december 1996. De voorkeur gaat uit naar iemand die na deze periode parttime
in de praktijk wil blijven werken (vijf ä zes dagdelen).

Schriftelijke sollicitaties richten aan D.A.P. Schellerlanden, Forelkolk 2,8017 NR Zwolle.

Gevraagd voor spoedige indiensttreding in gemengde tweemanspraktijk in het noorden van het land een

DIERENARTS M/V

Ervaring en het kunnen beschikken over een achterwacht strekken tot aanbeveling. Na gebleken geschiktheid is as-
sociatie mogelijk.

Sollicitatie met C.V. gaarne binnen zeven dagen na het verschijnen van dit Tijdschrift richten aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 7/96.

Enthousiaste dierenarts (M) met vijfjaar ervaring in gemengde praktijken

ZOEKT WERK MET PERSPECTIEF IN EEN
GEMENGDE GROEPSPRAKTIJK

Reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder
nummer 8/96.

-ocr page 101-

1 ■ Vi^^V^MIl^^l ■ «t

.^^i^iaiMWriMinitiBMWiihf^^

Van de Hoofdredactie

0

Heel voorzichtig beginnen de dagen te lengen en met het zonnetje erbij lijkt het voorjaar zeer nabij. Met
het oog op deze komende periode van vernieuwingen lijkt dit een zeer gepast moment om het nieuwe
KNMvD-logo te introduceren. Het Tijdschrift zal voorlopig zijn vertrouwde uiterlijk behouden, maar u
kunt binnenkort wel vernieuwd briefpapier en enveloppen verwachten. Ook het diergeneeskundig jaar-
boek 1996 zal met het nieuwe logo worden uitgerust. Wacht in spanning af of kijk vast op bladzijde 117 om
het nieuwe logo te aanschouwen.

Verder is deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde min of meer een vaccinatie-special ge-
worden. Het gedeelte Wetenschap is flink gevuld met drie artikelen over het vaccineren van honden en kat-
ten. Onder de titel Tmmunoprofylaxe bij de hond en de kat\' laat de auteur P.A.M. Overgaauw onderwer-
pen aan bod komen als: de technische aspecten van vaccins, de praktische kanten van vaccinatie van hond
en kat en de mogelijke oorzaken van het tekortschieten van bescherming na vaccinatie, plus eventuele
complicaties. De artikelenreeks wordt besloten met algemene inentingsschema \'s voor de hond en de kat.
Daarnaast geven W van Eden en E.J. Hensen hun visie op het vaccinatiegebeuren en gaan ze met name in
op nieuwe ontwikkelingen.

De vissen staan de laatste tijd flink in de belangstelling. Ook in dit nummer is weer een ingezonden stuk
geplaatst als commentaar op het artikel \'Medicijngebruik in de Aquacultuur\' (zie Tijdschrift van 1 janu-
ari 1996). De Veterinaire Hoofdinspectie heeft hierop gereageerd met een wedercommentaar.

Het jubileumjaar ter gelegenheid van 175 jaar diergeneeskundig onderwijs in Nederland (DON) is op 2
januari 1996 van start gegaan met de onthulling van het \'Leonium \', dat te zien is op het dak van de j\'acul-
teit. Dit is nog maar een voorproefje van wat volgens de organisatoren een \'bruisend \'jaar beloofd te wor-
den.

De Hoofdredactie

-ocr page 102-

« m «■»"■"■■•mi

I. IMMUNITEIT - TECHNISCHE ASPECTEN VAN VACCINS.

IMMUNÜPRÜFYLAXE BIJ DE HOND EN DE KAT

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121:90-5

P.A.M. Overgaauw1

Overzichtsartikeleo

SAMENVATTING

Na een inleiding over de verschillende vormen van im-
munisatie worden de technische aspecten van vaccins be-
sproken. Hierbij wordt ingegaan op de eigenschappen en
voor- en nadelen van de verschillende typen vaccins, ti-
terbepalingen en adjuvantia.

In het tweede gedeelte komen de praktische kanten van
vaccinatie van hond en kat aan bod. Ook wordt kort inge-
gaan op de inenting van de fret.

In het derde deel wordt een overzicht gegeven van de mo-
gelijke oorzaken van het tekortschieten van bescherming
na een vaccinatie en eventuele complicaties. Er wordt be-
sloten met algemene inentingschema\'s voor hond en kat.

SUMMARY

Immunoprofylaxe by the dog and the cat

After the introduction with different ways of immunisation, the technical as-
pects of vaccines are discussed. In this section, the properties, advantages
and disadvantages of the different types of vaccines, adjuvans and determi-
nation of titers are described.

In the second part, practical aspects of vaccination of the dog. cat andferret
are reviewed. The third part describes vaccination failures and complica-
tions after vaccination and is finished with general vaccination schemes for
dogs and cats.

INLEIDING

Immunoprofylaxe betekent het opwekken van immuniteit.
Immuniteit kan gedefinieerd worden als de aangeboren of
verworven onvatbaarheid voor infecties of toxinen.
Onder de aangeboren (aspecifieke) afweermechanismen val-
len de natuurlijke barrières als de huid en slijmvliezen die als
eerste bescherming functioneren. Na penetratie van een an-
tigeen zijn aspecifieke cellulaire (fagocyten, eosinofielen,
natural killer cells) en humorale (lysozym, interferon, com-
plement, natuuriijke opsoninen) afweermechanismen actief
De fagocytose en (partiële) vertering worden gevolgd door
antigeenpresentatie aan T- en B-cellen nabij de plaats waar
het antigeen binnenkomt (52). In iedere immuunrespons
worden zowel T- als B-cellen geactiveerd. Afhankelijk van
het antigeen zal de humorale of de cellulaire reactie over-
heersen. T-helpercellen spelen hierin een centrale rol door
herkenning van antigenen en inductie van interieukine-pro-
duktie na activatie. Interieukinen induceren proliferatie en
differentiatie van enerzijds regulatoire T-helper- en T-sup-
pressor-cellen en anderzijds effector T-cellen zoals cytotoxi-
sche T-cellen en lymfokine producerende T-cellen. Daar-
naast induceren interieukinen de proliferatie van B-cellen na
herkenning van antigeen en de differentiatie tot plasmacellen
die antilichamen produceren. In primaire humorale respon-
sen zijn dat voomamelijk IgM en in secundaire responsen
IgG. IgA is een isotype dat geproduceerd kan worden in se-
creta of excreta (lokale immuniteit).

Proliferatie en differentiatie van T- en B-cellen leiden tot het
ontstaan van cellen die direct deelnemen aan de eliminatie
van het antigeen én zogenaamde memory-cellen. Deze laat-
ste kunnen beschouwd worden als een populatie mstende B-
en T-lymfocyten, die door een voorafgaande sensibilisatie
(primaire respons na bijvoorbeeld een vaccinatie) snel geac-
tiveerd worden na hernieuwd contact met een antigeen (bij-
voorbeeld een natuurlijk agens) (60). De verworven (speci-
fieke) immuniteit, bestaande uit memory-T- en B-lym-
focyten en door de laatste geproduceerde antilichamen, kan
op verschillende wijzen worden bereikt. Onderscheiden
worden de
passieve immuniteit, verkregen door toediening
(overdragen) van antistoffen van de moeder met het colos-
tmm (matemale immuniteit) of als immuunsemm (oraal of
per injectie) en
actieve immuniteit, welke op natuurlijke
wijze geïnduceerd wordt bij het doormaken van een infectie
of kunstmatig wordt opgewekt na vaccinatie.

PASSIEVE IMMUNITEIT
Kunstmatige passieve immunisatie

Kunstmatige passieve immunisatie bestaat uit het direct toe-
dienen van antistoffen, \'immuunsemm\', die afkomstig zijn
van een ander dier.

Het kan preventief of curatief toegepast worden. Een voor-
beeld van
preventieve toepassing is die bij moederloze neo-
nati die geen colostmm kunnen opnemen. Vaccinatie is nog
zinloos op een leeftijd van enkele dagen, omdat levende, ver-
zwakte vaccins risico van het opwekken van de ziekte geven,
terwijl op geïnactiveerde vaccins nog geen respons volgt.
Immuunsemm kan óók toegediend worden aan jonge dieren
(< 8 weken) in besmet milieu, waar enting door interferentie
met de matemale immuniteit nog geen optimale bescher-
ming kan bieden.

Therapeutisch wordt immuunsemm geadviseerd voor reeds
geïnfecteerde pups en kittens waarbij het een ondersteuning
is van de afweer; het nut van toediening bij reeds klinisch
zieke dieren is echter twijfelachtig.

Dergelijke immunoglobulinen zijn als commerciële prepara-
ten verkrijgbaar, terwijl het ook mogelijk is semm van her-
stelde (volwassen) dieren te gebruiken. Van belang is dan
wel dat donoren vrij zijn van ziektes, zoals bijvoorbeeld
FeLV en FIV bij de kat.

Hyperimmuunsemm is serum afkomstig van dieren, die her-
haaldelijk gevaccineerd zijn tegen specifieke ziekteverwek-
kers.

De toediening geschiedt oraal bij dieren van enkele uren oud,
waarbij tevens tijdelijke, lokale bescherming in de dami
wordt bereikt.

Andere toedieningswijzen zijn IM, SC of IP. Intraveneus
wordt afgeraden in verband met mogelijke heftige overge-
voeligheidsreacties. In de literatuur wordt een dosering ge-
noemd van 2 tot 4 ml per kg lichaamsgewicht afhankelijk

1  Vhtmc Nederland BV. Posthm 313. 3 770 AH BarnevM

-ocr page 103-

van de titer (34). Het voordeel van het toedienen van een im-
muunserum is natuurlijk de directe, snelle bescherming, die
wordt bereikt.

Nadelen zijn dat de bescherming minder hoog is en sneller
verdwijnt dan na vaccinatie. Homologe immunoglobulinen
worden daarbij constanter afgebroken dan heterologe, waar-
van na zo\'n drie weken eliminatie plaatsvindt.
Ook is het de vraag in hoeverre de toe te dienen antilichamen
overeenkomen met de antigenen waartegen men wil be-
schermen. Er zijn van één virus soms meerdere stammen be-
kend, die alle een specifieke afweer kunnen opwekken. De
kans op allergische reacties na toediening van immunoglo-
bulinen is groter, terwijl het risico van overdracht van patho-
gene agentia aanwezig is. Als laatste nadeel kan genoemd
worden, dat er een onderdrukking van de actieve immuniteit
na vaccinatie plaatsvindt, wanneer veel antistoffen zijn toe-
gediend. Het is nog niet duidelijk of dit een gevolg is van in-
terferentie of van feedback-mechanismen.

Natuurlijke passieve immunisatie

Deze vorm van immunisatie vindt plaats bij het jonge dier.
Afhankelijk van het type placenta begint deze overdracht al
tijdens de dracht. Bij herkauwers, varkens en paarden is de
placentale barrière compleet, waardoor alle antistoffen via
het colostrum opgenomen moeten worden. Dit in tegenstel-
ling tot de situatie bij primaten en knaagdieren, waar de
placenta uit drie respectievelijk één weefsellaag bestaat tus-
sen matemale en foetale circulatie en veel overdracht van
matemale immunoglobulinen kan plaatsvinden. De hond en
de kat nemen een tussenpositie in: een klein percentage (5 ä
10%) antistoffen (IgG) wordt al voor de geboorte via de
moeder verkregen. Het colostrum is rijk aan IgA (70-90%
van de immunoglobulinen) en IgG en bevat kleine hoeveel-
heden IgM en IgE.

Pasgeboren dieren hebben nog nauwelijks proteolytische ac-
tiviteit in de darm, terwijl het colostrum trypsine-remmende
stoffen bevat waardoor de immunogene eiwitten intact de
dunne darm bereiken (met name het ileum) en daar massaal
worden opgenomen. Deze darmpermeabiliteit daalt snel na
de geboorte en er wordt aangenomen dat deze na 24 uur nihil
is geworden. Binnen deze periode zullen daarom de antili-
chamen moeten worden opgenomen uit het colostrum
(Figuur 1). Geleidelijk verandert het colostrum naar melk
waarin zich nog veel IgA bevindt. Dit vormt onderdeel van

O)
O

O 5 10 15 20 25 Dagen

Figuur 1. Antilichaamtiter in het serum en colostrum van het moederdier
en in het serum van de neonatale pup of het kitten. Uit: Infectious disea-
ses of the dog and cat, ed, by CE Greene 1930 (24) (met toestemming
overgenomen].

1 il ffl

t* ü M

de bescherming van het jonge dier tegen darminfecties.
Er zijn diverse oorzaken waardoor onvoldoende antilicha-
men worden opgenomen met als gevolg een verhoogde kans
op infectie.

Bij premature geboorte bevat het colostrum vaak nog onvol-
doende immunoglobulinen. Te grote worpen, slechte moe-
dereigenschappen (vaak bij jonge dieren), zwakke pups of
kittens en beschadigde tepels zijn enkele mogelijke oorzaken
van onvoldoende colostrumopname.
Net als de immuunsera onderdrukken matemale antilicha-
men ook de neonatale immunoglobulinensynthese. Hierdoor
is een vaccinatie-respons zeer matig. Daamaast worden de
vaccin-antigenen weggevangen en gemaskeerd, de zoge-
naamde interferentie. Deze periode kan weken tot maanden
duren, afhankelijk van de titer en de levensduur (halfwaarde-
tijd) van de immunoglobulinen.

Flet tijdstip waarop vaccinatie mogelijk is, is afhankelijk van
de titer en varieert sterk per dier. Het beste kan men de titer
bepalen ter verkrijging van het juiste vaccinatietijdstip, maar
dit is in de praktijk niet gebruikelijk. Vandaar dat vaccinatie-
schema\'s zijn ontwikkeld voor pups en kittens om deze pe-
riode te overbmggen. In het algemeen kan worden aangeno-
men dat op 12 weken leeftijd de matemale titers zodanig zijn
gedaald dat bescherming hiervan niet meer is te verwachten
en de reactie op een vaccinatie optimaal wordt (zie verder
onder \'vaccinaties\').

ACTIEVE IMMUNITEIT

Met een vaccinatie wordt weerstand bij een dier opgewekt
door het ziekte verwekkend agens in een aangepaste vorm
toe te dienen. Bij geattenueerde vaccins wordt de primaire
infectie geïmiteerd zonder het bijbehorende ziekteproces; bij
geïnactiveerde vaccins door het aanbieden van, al of niet ge-
zuiverd, niet meer replicerend antigeen aan het immuunap-
paraat.

Herinenting of blootstelling aan een natuuriijke infectie re-
sulteert in een secundaire immuunrespons (booster).
Een nadeel hierbij is dat het tijd kost voordat een voldoende
hoge titer wordt bereikt, maar daar staat tegenover dat deze
bescherming langdurig is.

Voordat de praktische aspecten van het vaccineren van hon-
den en katten worden besproken, is het noodzakelijk de ach-
tergronden en basisprincipes hiervan te onderkennen.
Enerzijds de hiervoor besproken immunologische principes,
anderzijds de technische aspecten van de vaccins die op de
veterinaire markt verkrijgbaar zijn. Alleen dan is een kriti-
sche beoordeling van vaccins en het onderbouwd toepassen
ervan in vaccinatieschema\'s mogelijk.

TECHNISCHE ASPECTEN VAN VACCINS
Levend vaccin

De produktie van een vaccin op basis van een levend virus
bestaat uit een geconditioneerde verzwakking van de viru-
lentie van een wildvirus. Getracht wordt een vims te verkrij-
gen dat niet meer gevaarlijk is voor de gastheer, maar zich
nog wel kan vermeerderen en voldoende lijkt op het natuur-
lijke vims om specifieke immuniteit te induceren.
Dit wordt bereikt door passages over (heterologe) celcultu-
res; men spreekt van attenueren (verzwakken van de vimlen-
tie), modificatie (afleiden van de pathogeniteit) en Modified
Live Vims(MLV).

Het attenueren vond tot voor kort meestal plaats in (hetero-
loge) diersoorten waar het vims normaal niet aan geadap-
teerd was, zoals bijvoorbeeld het hondeziektevims op frette-

-ocr page 104-

cellen (24). De fysische, bacteriologische en virologische
zuiverheid geeft vaak problemen. Deze vaccins bevatten
vaak allergene weefseleiwitresten (34).
Een alternatieve methode van attenueren is de groei in ei-
eren. Momenteel beperkt deze methode zich voornamelijk
nog tot aviaire vaccins en het aantonen van onbekende virus-
sen voor diagnostische doeleinden (34).
Ook is het van oudsher bekend bij de bereiding van vaccins
tegen hondeziekte en rabiës: High Egg Passage vaccine (24).
Tegenwoordig is het meest gebruikelijk deze virussen te at-
tenueren op celcultures. Dit zijn meestal homologe cellen
om de kans op bijwerkingen door lichaamsvreemde cellen te
reduceren. Er worden cellen gebruikt waar het virus niet aan
geadapteerd is. Het hondeziektevirus dat een voorkeur heeft
voor lymfoïde cellen, wordt bijvoorbeeld gekweekt op hon-
deniercellen, waardoor de virulentie verloren gaat (34i
Het probleem bestaat uit het behouden van het antigene ver-
mogen van het viras terwijl de virulentie afneemt, aangezien
beide eigenschappen de neiging hebben om parallel af te ne-
men. Bovendien mag vermeerdering van het vaccinatievims
in het lichaam niet leiden tot toename in virulentie.
Deze vermeerdering is het grootste voordeel van levende
vaccins. Het lost het probleem van de antigene massa op,
leidt tot een toename in stimuli en het aanblijven van de im-
munologische stimulatie (34).

De oorzaak van de betere bescherming in vergelijking met
geïnactiveerde vaccins is onder andere het feit dat een levend
vaccinatievirus de gastheercellen kan binnendringen en in-
terferonproduktie induceert, waardoor een snelle bescher-
ming ontstaat bij gevoelige dieren (24), plus dat hogere en
langer aanhoudende titers ontstaan door langere stimulatie.
Er worden zowel antistoffen als cellulaire afweer geïndu-
ceerd.

Eventueel kan het vaccinatievirus zich vermeerderen in de-
zelfde weefsels als het natuuriijke vims, \'porte d\'entrée\',
waardoor ook lokale immuniteit kan ontstaan (secretoire an-
tilichamen). Het grootste nadeel is gelegen in het residuele pa-
thogene vermogen van het entvims. Deze restvimlentie kan on-
danks attenuatie en modificatie toch een uitwerking hebben op
gevoelige dieren (drachtig, slechte immuunstatus en/of alge-
hele gezondheidstoestand) (34). Een ander nadeel is de interfe-
rentie die kan optreden met matemale antistoffen.
Essentieel bij de produktie van levende vaccins is de kwaliteits-
controle om er zeker van te zijn dat de gebruikte (homologe)
celcultures voor produktie niet besmet zijn met latente patho-
genen, zoals bijvoorbeeld het FeLV. Levende vaccins zijn over
het algemeen na één enkele injectie werkzaam en en kunnen
soms jarenlang het dier beschermen (bijvoorbeeld distemper,
HCC, parvo). De gevriesdroogde vorm van levende vaccins
bevordert de stabiliteit en houdbaarheid, maar is gevoelig voor
inactivatie. Ze moeten intact, replicerend virus bevatten op het
moment van toediening en dat betekent dat ze met veel zorg ge-
transporteerd en bewaard moeten worden (Figuur 2).
Geattenueerde vaccins zijn geïndiceerd bij noodentingen in
besmet milieu, om lokale immuniteit op te wekken en als
routinevaccinatie (24).

Geïnactiveerd viraal vaccin

De bereiding van een vaccin op basis van het natuurlijke,
geïnactiveerde virus berust op vermeerdering van het virus
in geschikte celcultures tot een voldoende geconcentreerde
virussuspensie is verkregen. Daarna volgt een behandeling
die alle aanwezige virussen doodt. Er wordt een conserveer-
middel en adjuvans toegevoegd.

c
O

in

9
O

O
®

c
\'8

Tijd (weken)

Booster

Figuur 3: Verschil in antilichaamrespons na eenmalige vaccinatie meteen
geattenueerd -(replicerend) en na boostenng met een geïnacti-
veerd - - - (niet replicerend) vaccin.

-trri-

8 1

1

dagen 16

1 ,

2

3,

maanden

37 °C
22 °C
6°C

1 2
Bewaartemperatuur

jaren

Figuur 2. De invloed van de bewaartemperatuur op de stabiliteit van ge-
vriesdroogd hondeziektevaccin bij 6 °C [•], 22 °C [■] en 37 °C [C).
Uit: Precausta PM eta/iso), J Clin Microbiol 1980, 12: 483-9 (met toe-
stemming overgenomen).

De werkzaamheid is evenredig met het aantal immunosti-
muli; in een geïnactiveerd vaccin is dit vaste aantal gelijk aan
het aantal vimsdeeltjes in de suspensie (concentratie) en er is
daarom relatief veel vimsmateriaal nodig (hogere kosten).
Een nadeel is dat de bescherming voornamelijk berust op de
inductie van antistoffen en niet van cytotoxische T-cellen.
De inactivatie staat het gebruik toe van de meest virulente en
immunogene vimsstammen, maar beperkt tevens de werk-
zaamheid van het vaccin. Daarom wordt een adjuvans toege-
voegd (34). Een geïnactiveerde entstof kan alleen per injec-
tie worden toegediend, wekt geen lokale immuniteit op en
moet minimaal twee keer gegeven worden om eenzelfde res-
pons te krijgen als met een levend virus (Figuur 3). Een uit-
zondering hierop is het geïnactiveerde rabiësvaccin dat na
eenmalige toediening op een leeftijd vanaf 12 weken vol-
doende immunogeen blijkt te zijn.

Een voordeel is de veiligheid: niet meer vimlent worden,
geen risico\'s voor ongeboren dieren en toepasbaar bij
zwakke (jonge moederloze) dieren. De stabiliteit en houd-
baarheid van een geïnactiveerd vaccin is minder risicoge-
voelig dan van een levend vaccin.

Geïnactiveerde vaccins zijn daarom geïndiceerd bij drach-
tige, zwakke of immuundepressieve en moederloze (colos-
trum-arme) dieren (24).

10

-ocr page 105-

Geïnactiveerd bacterieel vaccin

Bij de vleesetende huisdieren worden bacteriële vaccins
minder vaak toegepast dan de virale vaccins. De enige ge-
bruikelijke zijn het leptospirose- en bordetellavaccin bij de
hond en incidenteel het tetanusvaccin.
Veterinaire bacteriële vaccins zijn alle geïnactiveerd; in de
humane geneeskunde bestaan wel uitzonderingen. De atte-
nuatie, die in de virologie gebruikelijk is, vindt niet plaats bij
bacteriesuspensies. Nieuwe technieken, die tot de produktie
van subunit-vaccins leiden, komen hier goed tot hun recht:
grote concentratie van immunogene massa en vermijding
van ongewenste neveneffecten. Er wordt uitgegaan van
stammen die op hun immuniteit-inducerend vermogen zijn
geselecteerd.

Het tetanusvaccin neemt hierbij een aparte plaats in, omdat
geen bacteriën of gefractioneerde antigenen worden ge-
bruikt. In plaats daarvan worden de geproduceerde toxinen
bewerkt, waardoor de toxische eigenschappen worden uitge-
schakeld, terwijl de immunogene eigenschappen behouden
blijven. Het verkregen vaccin wordt toxoïd of anatoxine ge-
noemd. Het beschermt het dier tegen de ziekte zonder in-
vloed uit te oefenen op de causale bacterie (34).

Heterotypisch vaccin

Het pathogene vermogen van een virus houdt meestal ver-
band met de geparasiteerde diersoort. Wanneer echter een
bepaald virus een nauwe verwantschap vertoont met een vi-
rus van een andere diersoort, kan getracht worden deze te ge-
bruiken voor het opwekken van een kruisimmuniteit.
Voorbeelden zijn het katteziektevaccin, dat in het verleden is
gebruikt als noodvaccin tegen parvo bij de hond en het maze-
lenvaccin tegen distemper, dat gebruikt wordt bij de pup om
geen nadeel te ondervinden van de matemale immuniteit.
Wanneer het een levend vaccin betreft, zal het zich deson-
danks in het lichaam van de heterologe gastheer meestal niet
vemieerderen maar gedragen als een dood vaccin. Een geat-
tenueerd feliene parvovirus-vaccin kan echter na toediening
bij de hond nog in geringe mate vermeerderen, waarbij geen
virusuitscheiding in de faeces optreedt.
Dit nadeel en daarnaast de slechts gedeeltelijke antigene
overeenkomst tussen dergelijke virussen hebben producen-
ten er toe gezet het onderzoek te richten op vaccins op basis
van homoloog virus of delen hiervan (34).

Subunit-vaccin

Doordat slechts enkele delen van virussen en bacteriën ver-
antwoordelijk zijn voor het opwekken van een (bescher-
mende) immuunrespons, zou het in theorie voldoende moe-
ten zijn om deze in gezuiverde vorm toe te dienen.
Ongewenste componenten, zoals endogene pyrogenen en
mogelijke verontreinigingen van latente pathogenen kunnen
zo ook vemieden worden.

Deze bacteriële antigene detenninanten en de virale struc-
tuurcomponenten kunnen op conventionele wijze worden
verkregen met fysisch-chemische isolatieprocessen, maar te-
genwoordig ook met behulp van recombinant-DNA-technie-
ken geproduceerd worden. Het DNA-deel uit een DNA-be-
vattende ziekteverwekker, wat codeert voor de immuno-
logische relevante onderdelen, wordt geïsoleerd en overge-
bracht in het DNA van een geschikt systeem. Bacteriën kun-
nen enkelvoudige eiwitten produceren, terwijl andere cel-
systemen, zoals gisten, ingewikkelde moleculen kunnen
synthetiseren. Er kan zo een veilige en efficiënte produktie
plaatsvinden. Op deze wijze kunnen vaccins worden gepro-
duceerd, die langs klassieke weg niet of moeilijk verkrijg-
baar zijn, zoals bijvoorbeeld het humane influenzavaccin en
hepatitis-B-vaccin (17).

■ IM

I «i ■<

Andere mogelijkheden zijn subunit-vaccins van het rabiësvi-
rus (glycoproteïne G), leptospirose (kapsel), Bordetella (cel-
wandantigeen), parvo (manteleiwit) en katteleukemie (pro-
teïne p45) (24).

Toediening van geïsoleerde of gesynthetiseerde antigenen is
echter vaak niet voldoende om een effectieve immuun-
respons te induceren. Inbouw van membraaneiwit in liposo-
men is een goede oplossing. Er is ook een adjuvans noodza-
kelijk, omdat geen vermeerdering van de antigene stimuli
plaatsvindt. Hierdoor wordt het voordeel van liposomen
weer negatief beïnvloed. Een recente ontwikkeling als anti-
geendrager is een andere structuur: het Immuunstimulerende
Complex (ISCOM). Een ISCOM is een colloïd bestaande uit
het saponinemengsel Quil A, cholesterol en fosfolipiden met
een grote fysische stabiliteit. Er zijn al opmerkelijke immu-
nologische successen behaald met ISCOM-preparaten die
antigenen van virussen bevatten, waaronder het katteleuke-
mievirus bij katten, canine distempervirus bij (zee)honden,
Aujeszkyvirus bij varkens, influenzavirus bij het paard en
BHV-1 bij het rund. Interessant is de bevinding dat IS-
COM\'s ook in staat zijn lokale immuniteit op te wekken, wat
de mogelijkheid biedt om niet-parenterale vaccins te ontwik-
kelen. Grootschalige toepassing is helaas nog niet snel te
verwachten, omdat nog nader onderzoek plaatsvindt naar de
reproduceerbaarheid en samenstelling van de saponinefrac-
tie(35).

Deletie-mutant-vaccin

Het nadeel van een adjuvans en het feit dat het niet zo een-
voudig is gebleken recombinant-DNA-vaccins te synthetise-
ren, heeft ertoe geleid dat de technieken van genetische ma-
nipulatie zich zijn gaan richten op zogenaamde deletie-
mutanten.

Het gaat hierbij om vaccins op basis van levend virus, maar
waarbij in het virus gecontroleerde mutaties aangebracht
worden, die verantwoordelijk zijn voor het geattenueerde
karakter. Het vermeerderingsvermogen blijft intact; maar de
pathogeniteit gaat geheel verloren. De kans op terugmutatie
tot wild-type virulentie is absoluut onmogelijk.
Een voorbeeld hiervan is het gE-TK-Aujeszky vaccin, waar-
bij het gE-gen (tot voor kort het gl-gen genaamd) en het
thymidine-kinasegen zijn verwijderd (17, 34).

Recombinant-vaccinia-vaccin

Andere onderzoekers trachten verschillende virusgenen in te
bouwen in het erfelijke materiaal van het vacciniavirus. Dit
virus kan zo een rol als vector spelen voor meerdere antige-
nen van verschillende virussen en deze aan een gastheer aan-
bieden, zonder dat één van die virussen volledig aanwezig is,
terwijl het vacciniavirus zijn vermeerderingsvermogen be-
houdt (34).

De keuze van dit virus is begrijpelijk vanwege de zeer lange
ervaring met de toepassing ervan; het wordt niet snel on-
werkzaam bij kamertemperatuur, blijft virulent bij verschil-
lende toedieningswijzen (ook per os), heeft een groot ge-
noom (er kunnen dus verschillende antigenen toegevoegd
worden waardoor polyvalente vaccins zijn te verkrijgen) en
is besmettelijk voor een groot aantal zoogdieren.
Een groot bezwaar is het nog altijd slecht begrepen geva-
rieerd pathogeen vermogen, waardoor allerlei bijwerkingen
kunnen ontstaan. Als ernstigste kan hiervan de postvaccinale

-ocr page 106-

encefalitis genoemd worden. Ook is er nog heel weinig be-
kend over de stabiliteit van de aangebrachte antigene wijzi-
gingen. Inmiddels zijn er vele proeven mee gedaan met be-
vredigende uitkomsten. Een speciaal ingestelde commissie
heeft advies uitgebracht aan de Nederlandse overheid. Voor
dieren in het veld wordt de toepassing voorlopig niet toelaat-
baar geacht (19).

DNA-vaccin

Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van de vaccinologie
is die van DNA-vaccins. Het is gebleken dat DNA-klonen
van virussen bij proefdieren tot ziekte kunnen leiden. Recent
(58) is beschreven dat dergelijke DNA-klonen ook een be-
schermende werkzaamheid kunnen vertonen. Een injectie
met een DNA-plasmide van een influenza-nucleoproteïne
bij muizen leidde tot bescherming tegen infectie met een he-
teroloog influenzavirus. Ook voor enkele andere virussen
(onder andere rabiës) zijn inmiddels experimenten beschre-
ven met DNA-vaccins. Heel belangrijk bij deze nieuwe me-
thode is echter het onderzoek naar de veiligheidsaspecten.

Samenvattend

Tot nu toe induceren levende vaccins, die zich in de gastheer
vermenigvuldigen, een betere en langduriger bescherming
dan geïnactiveerde vaccins.

Hiertegenover staat het mogelijke risico tot het spreiden en vi-
rulent worden. Subunit-vaccins hebben het voordeel zo wei-
nig mogelijk vreemd eiwit te bezitten met behoud van de im-
munogeniteit. Ze zijn goed bruikbaar indien attenuatie van een
virus onvoldoende mogelijk is of het vims potentieel gevaar-
lijk is voor mens en dier. MLV-vaccins kunnen zowel parente-
raai als lokaal (intranasaal of oraal) toegediend worden en lo-
kale immuniteit (secretoire antilichamen) opwekken tegen
bepaalde respiratoire of gastro-intestinale pathogenen. Dit
speelt een grote rol bij de bescherming tegen de initiële infec-
tie (bijvoorbeeld caniene adenovims-2 of feliene herpesvims).
Daamaast beschermen semmantilichamen tegen spreiding
van systemische infectieuze agentia (bijvoorbeeld canine
distemper).

Geïnactiveerde en subunit-vaccins vertonen geen vermenig-
vuldiging en moeten daarom minimaal twee keer worden toe-
gediend om een voldoende immuniteitsopbouw te verkrijgen.
Zowel cellulaire als humorale immuniteit maken deel uit van
de bescherming tegen infectie. Vaccinatie stimuleert meestal
beide mechanismen. Vaak wordt de immuunrespons echter
uitgedmkt in alleen antilichaamtiters (humoraal) en wordt
voorbijgegaan aan de cellulaire immuniteit. Challenge-
proeven met vimlente agentia zijn in dit kader een betere con-
trole om de effectiviteit van een vaccinatie te meten. Cellulaire
herkenning van antigenen vindt namelijk nog plaats, lang na-
dat de antilichaamtiters dalen of verdwijnen (24).

Titerbepaling van vaccins (34)

De titer van een vaccin is een indicatie van de werkzaamheid
van dat individuele vaccin en kan niet vergeleken worden
met de titer van een ander vaccin dat misschien op andere
cellen is uitgetest en/of uit een andere stam bestaat.
De NIH-methode (zie verder) geeft meer directe infomiatie
over de immunogeniteit.

De bepaling van de werkzaamheid geschiedt indirect (chal-
lengeproeven, bloedtiterbepalingen) en is gebaseerd op de
pathogeniteit of antigeniteit van vaccinantigenen. Voor ieder
type vaccin wordt een techniek toegepast die eenvoudig en
betrouwbaar is.

- TCID 50. De Tissue Culture Infective Dose 50 is gebaseerd
op de eigenschap dat een vims-(vaccin)-suspensie een ka-
rakteristiek cytopathologisch effect (CPE) heeft op gevoe-
lige celcultures. Door deze celcultures in contact te brengen
met logaritmische reeksen van vimsverdunningen kan wor-
den bepaald bij welke verdunning 50% van de culturen een
CPE vertonen. De reciproke waarde van deze verdunning is
de titer in TCID 50.

De titers van de ziekte van Carré, HCC, parvo, para-influ-
enza, panleukopenie en het feliene herpes- en calicivims
worden in het algemeen uitgedmkt in TCID 50. Andere
overeenkomstige mogelijkheden zijn:
CCID 50 (Cell Culture Infective Dose 50); FAID 50
(Fluorescent Antibody Infective Dose); YSLD 50 (Yolk Sac
Lethal Dose) en
EID 50 (Egg Infective Dose).

- LD 50. De Letale Dosis 50 geeft een indmk van de letali-
teit van vimssuspensies vóór inactivatie. Deze methode
wordt alleen toegepast voor geïnactiveerde rabiësvaccins.
De titer is de reciproke waarde van de verdunning van ra-
biësvaccin die na injectie bij muizen 50% van de dieren
doodt.

- IE. Rabiësvaccins kunnen ook getitreerd worden met de
methode volgens het National Institutes of Health (NIH-test)
en worden uitgedmkt in Internationale Eenheden (IE). Deze
test zegt wèl iets over de immunogeniteit van het vaccin.

De WAO adviseert als norm voor rabiësvaccins minimaal
0,3 IE. In Europa ligt deze norm op I IE.
De NIH-test geeft een indmk van de weerstand die verschil-
lende verdunningen vaccin hebben geïnduceerd bij muizen
die daama aan 100 LD50 rabiësvims worden blootgesteld.
Het produktievaccin wordt daama met een standaard verge-
leken. Het vaccin dat zich gedraagt zoals dit standaardvaccin
wordt op 1 IE gesteld.

- Aantal kiemen per ml. Leptospirosevaccins worden uitge-
dmkt in aantal kiemen per ml.

- Molecuulmassa. De samenstelling van subunit-vaccins
wordt bepaald door de hoeveelheid immuniserend eiwit; de
antigene massa. Dit wordt met behulp van biochemische ei-
witdoseringsmethoden vastgesteld en uitgedmkt in micro-
grammen per milliliter.

Adjuvantia

Bij geattenueerde vaccins zorgt de vermeerdering van het
entvims voor voldoende stimulatie van het immuunapparaat.
Dit is, zoals eerder besproken, niet het geval bij geïnacti-
veerde entstoffen. Hier zorgt het aantal antigenen voor het
opwekken van de afweer. Maar ook de antigeenmassa in een
vaccin is begrensd. Om toch een voldoende respons op te
wekken wordt een adjuvans toegevoegd. Dit is een extra,
nonspccifiek, immuunstimulans waardoor de werkzaamheid
van een vaccin wordt verbeterd. Er worden enkele groepen
adjuvantia onderscheiden.

- Anorganische adjuvantia als aluminiumhydroxide en alu-
miniumfosfaat.

- Organische adjuvantia zoals polymeren, plantaardige gly-
cosiden (saponinen), oppervlakte-actieve stoffen, plantaar-
dige en minerale water/olie-emulsies, minerale gels en mu-
ramylpeptiden. Bekend is de Freund\'s Incomplete Adjuvans
als water-in-olie emulsie. De adjuvantia uit deze groep heb-
ben over het algemeen een grotere werkzaamheid, maar kun-
nen daardoor ook sterkere lokale en systemische reacties
veroorzaken. De Freund\'s Complete Adjuvans (FCA) bevat
tevens door hitte gedode mycobacteriën, waardoor naast een
direct stimulerende werking op de macrofagen ook invloed

-ocr page 107-

op de celgebonden immuniteit wordt uitgeoefend. Vanwege
de nadelen (carcinogeniteit en irritatie) wordt FCA niet toe-
gepast in commerciële vaccins, maar alleen gebmikt bij ex-
perimenteel onderzoek.

- Microbiële substanties als endotoxinen en celwandcompo-
nenten (44). Membraanbestanddelen van Gram-negatieve
bacteriën bevatten bijvoorbeeld lipopolysaccbariden en mu-
ramylpeptiden met een sterk adjuverende werking. Bekend
zijn de mycobacteria en BCG (Bacillus Calmette Guèrin) als
gezuiverde vorm hiervan (26). De adjuvantia uit deze groep
zijn zogenaamde centraal werkende adjuvantia die direct an-
tilichaamvormende cellen kunnen stimuleren (mitogene wer-
king). Depotvormende adjuvantia roepen een secundaire re-
actie op en versterken zo de cellulaire immuniteit. Ze zorgen
voor een vertraagde afgifte van het inentingsvims (depotvor-
ming) en stimuleren het mononucleaire-fagocytose systeem.
In dit verband wordt door de hechting tussen antigeen en ad-
juvans waarschijnlijk een betere conformatie van een anti-
geen bereikt, waardoor een optimale herkenning door het im-
muunsysteem plaatsvindt (26). Door de lokale reactie worden
geactiveerde macrofagen en immuuncompetente lymfocyten
aangetrokken. Er treedt competitie op tussen de fagocytose
van antigenen en het adjuvans, waardoor het antigeen langer
buiten de macrofagen blijft. Ook treedt meer verspreiding op
naar de regionale lymfeknopen waardoor een grotere immu-
nologische prikkeling plaatsvindt (34). Door deze gecombi-
neerde werkzaamheid treedt een primaire respons op, die
overeenkomt met een boostering: korte latentiefase, expo-
nentiële toename van antilichaamtiters, een hogere maximale
titer en een langere duur van de bescherming (46). Adjuvantia
zorgen tenslotte voor een betere conservering en stabiliteit
van een entstof Als nadeel kan genoemd worden dat adju-
vantia aanleiding kunnen geven tot ongewenste neveru^eac-
ties en soms slechts matig effectief zijn (26).

\'Mil

• ■ «I

Literatuur: Zie pagina 104.

II. VACCINATIE IN DE PRAKTIJK

IMMUNOPROFYLAXE BIJ DE HOND EN DE KAT

Tijdschr Diergeneesk 1996:121: 95-101

P.A.M. Overgaauw\'

INLEIDING

Dieren worden gedurende hun leven blootgesteld aan di-
verse ziekten, maar zijn hiervoor gevoeliger in de eerste zes
levensmaanden en op oudere leeftijd (>7 jaar). Omdat er
nauwelijks antivirale medicijnen bestaan, wordt vooral te-
gen virale ziekten gevaccineerd.

Een jaarlijkse boostenng, vaccinatie van het moederdier
voor of tijdens de dracht (bevordert de uitscheiding van ma-
temale antilichamen) en inenten van de pups en kittens op de
juiste tijdstippen zijn noodzakelijk om een maximale be-
schemiing te verkrijgen.

De voordelen van een inenting tegen een specifieke ziekte
dienen te worden afgewogen tegen de eventuele risico\'s van
bijvoorbeeld een doorbraak, een overgevoeligheidsreactie
of invloed op de foetus. Het gelijktijdig toedienen van ver-
schillende vaccins en bij jonge dieren herhaald in een vacci-
natieschema kan bij eigenaar of dierenarts de indruk wekken
dat het afweersysteem overbelast wordt. Bij kleinere rassen
worden daarom wel eens, al of niet op verzoek van de eige-
naar/fokker, \'halve\' entingen gegeven. Het immuunsysteem
heeft echter vemiogen om op zeer veel verschillende antige-
nen met een oneindige diversiteit aan antistoffen te reageren.
Niet vergeten dient te worden dat het lichaam dagelijks
wordt geconfronteerd met nieuwe antigenen via de voeding,
inhalatie of besmetting. De hiemiee in verhouding kleine
hoeveelheid antigenen waarmee dieren via vaccinaties dan
nog extra in contact worden gebracht, vormt nauwelijks een
extra belasting van het immuunapparaat. maar leidt tot een
effectieve afweerreactie (8).

Er zijn nog steeds belangrijke infectieuze ziekten waartegen
nog geen entstof is ontwikkeld, zoals onder andere het ca-
niene herpesvims, het feliene immunodeficiëntie virus

■ t\'irtHic NeJerlamI BI\'. Ponhus 313. 3770.411 BarnevelJ.

(FIV) en het kattepokkenvims. Momenteel wordt er onder
andere gewerkt aan de ontwikkeling van een FlV-vaccin,
een oraal MLV-vaccin tegen Toxoplasmose bij de kat om
uitscheiding van oöcysten te voorkomen en een vaccin tegen
de oorzaak van kattekrabziekte
(Bartonella henselae).
Recent werd in de USA wel een nieuw bacterieel vaccin op
de markt gebracht tegen Lyme disease bij de hond, geba-
seerd op geïnactiveerde
Borrelia burgdorferi bacteriën (6).
In Nederiand is een viraal vaccin tegen feline infectieuze pe-
ritonitis (FIP) beschikbaar gekomen en een
Bordetella bron-
chiseptica-\\accm
voor toepassing bij de kat geregistreerd.
Vaccinatieschenia\'s variëren regelmatig wanneer weer
nieuwe kennis beschikbaar komt over kwaliteit, effectiviteit
en veiligheid van bestaande of nieuw ontwikkelde vaccins.
Getracht moet worden een optimaal schema te hanteren
waarin een veilige bescherming, gerelateerd aan de infectie-
druk, wordt afgewogen tegen de praktische haalbaarheid en
de kosten voor de eigenaar. Voordat een algemeen vaccina-
tie-advies wordt samengesteld, zullen eerst de ziekten waar-
tegen gevaccineerd kan worden per diersoort afzonderlijk
worden besproken.

HOND

Hondeziekte (distemper, ziekte van Carré)

Hondeziektevaccins zijn de eerste entstoffen die voor de
hond werden ontwikkeld. Het is gebmikelijk hiervoor geat-
tenueerde vaccins toe te passen, meestal in combinatie met
andere antigenen. De eerste enting wordt op zes a acht we-
ken leeftijd gegeven en herhaald na zo\'n vier weken. Indien
op twaalf weken leeftijd of ouder voor de eerste keer wordt
gevaccineerd, dan is het advies (24) minimaal nog één keer
te boosteren om een voldoende lange beschemiing te verkrij-
gen. Moederloze pups kunnen vanaf drie a vier weken leef-
tijd worden ingeënt met distempervaccins omdat matemale

-ocr page 108-

immuniteit afwezig is. In andere gevallen kan het mazelen-
vaccin bij de eerste enting tussen zes en negen weken leeftijd
gebmikt worden om een heterotypische immuunrespons te-
gen hondeziekte op te wekken, wat belangrijk is wanneer een
hoge matemale immuniteit aanwezig is. Met het mazelen-
vaccin wordt vooral een celgebonden bescherming opge-
wekt en minder een humorale respons. Ook is het mogelijk
een combinatie van entstof van mazelenvims met distemper
te gebmiken, met als uitgangspunt dat deze bij pups met ma-
tige matemale immuniteit tot een goede homotypische res-
pons zal leiden. Voor het mazelenvaccin wordt beschreven
dat het effectiever is na intramusculaire toediening, terwijl
bij het hondeziektevaccin geen verschil wordt gezien tussen
intramusculaire en subcutane toediening (24).
Uit recent onderzoek (14) blij kt dat met een high-titer honde-
ziekte-entstof (> 10^ 0 TCID50) eenzelfde goede bescher-
ming kon worden verkregen als de groep honden die gevac-
cineerd was met het mazelenvims.

Bij gebmik van een mazelenvaccin alléén zijn twee zaken
van belang: er dient geboosterd te worden met distempervac-
cin om een voldoende lange bescherming van minimaal één
jaar te verkrijgen en bij teven ouder dan negen weken is het
af te raden met mazelenvaccin te enten. Dit laatste in verband
met de kans dat antistoffen tegen mazelen in het colostmm
verschijnen als er in de toekomst mee gefokt wordt. In dat
geval zal enting van de pups van de volgende generatie met
mazelenvaccin zonder resultaat zijn. Bovendien is er geen
reden meer om op een leeftijd van drie maanden of ouder het
mazelenvaccin te gebmiken, aangezien de matemale immu-
niteit nauwelijks of geen rol meer speelt.
Bij inenting van dieren, jonger dan twaalf weken, met een
immuunsuppressie, zoals bijvoorbeeld tijdens een parvovi-
msinfectie, bestaat de kans dat een postvaccinale encefalo-
myelitis ontstaat. Voorzichtigheid is daarom geboden om te
vaccineren bij (het vermoeden van) aanwezigheid van par-
vovims (24). Er kan in een dergelijke situatie veiliger gevac-
cineerd worden met mazelenvims. Het gebmik van geatte-
nueerde parvovimsvaccins heeft overigens geen invloed op
het ontstaan van postvaccinale distemper-encefalitis (36).

Parvo

Gezien de grote besmettelijkheid van parvovims en de stabi-
liteit ervan buiten het lichaam, is het van groot belang dat er
zoveel mogelijk honden hiertegen gevaccineerd worden om
de infectieketen te doorbreken (24).

Het is een ziekte die vaker wordt gezien bij grotere groepen
dieren zoals in kennels (fokkers, pensions) waarbij stress een
rol kan spelen. Bepaalde rassen als de Rottweiler, Dober-
mann pincher en Engelse Springer spaniel lijken gevoeliger
te zijn (36).

Geattenueerde caniene parvovimsvaccins (MLV-CPV) zijn
het meest effectief en veilig gebleken, zowel wat betreft de
bescherming tegen infectie als de beschermingsduur.
Bescherming kan echter ook door meervoudige herhaling
met geïnactiveerde vaccins worden verkregen (44). Er wordt
waarschijnlijk niet altijd een volledige bescherming tegen
infectie bereikt door vaccineren alléén, maar ook door daar-
opvolgende subklinische of milde infecties met virulent
veldvims (24, 36). Geadviseerd wordt om te beginnen met
inenten op zes a acht weken leeftijd en deze vaccinatie iedere
drie tot vier weken te herhalen tot een leeftijd van vier maan-
den is bereikt. Dit in verband met het interfereren met de ma-
temale immuniteit en de relatief grote kans dat een parvo-in-
fectie wordt opgelopen gedurende deze periode. In kennels
met een hoge infectiedmk kan het daarom zinvol zijn om de
matemale antilichaamtiter van pups te bepalen met hiervoor
geschikte ELISA-testen, teneinde het juiste enttijdstip te be-
palen (44). In aanwezigheid van matemale antistoffen bij
pups is overigens een positieve correlatie tussen serologi-
sche respons en de titer van de gebmikte parvo-entstof aan-
getoond (13) waardoor de \'kritische periode\' verkleind kon
worden. Steeds meer fabrikanten brengen daarom parvovac-
cins op de markt met hogere titers (tot lO"\' TCID50) om de
matemale immuniteit eerder te kunnen doorbreken (39a).
Niet alleen is een hogere titer van het vaccin van belang,
maar ook de aard van de cellijnen waarop deze is bepaald,
welke titratiemethode is gehanteerd, de attenuatie (het aantal
passages) van het vims en de gebmikte stam.
De oorspronkelijke CPV-type-2 stam is in de loop van de ja-
ren vervangen door twee varianten, de CPV-type-2a en type-
2b (45). CPV-2b lijkt meer in de USA te bestaan, terwijl
CPV-2a en CPV-2b gelijk verdeeld in Europa worden aange-
troffen. Mogelijk dat deze twee stammen ook verantwoorde-
lijk zijn voor verschillende klinische beelden. Voor de im-
muniteit maakt het niet uit met welke stam er wordt
gevaccineerd (II).

Moederioze pups mogen niet op een leeftijd jonger dan vijf
weken met geattenueerd parvovaccin worden gevaccineerd
in verband met het risico van beschadiging van sneldelende
cellen, met name van het myocardium (24).
Bij drachtige en verzwakte dieren wordt het gebmik van
MLV-vaccins afgeraden, tenzij een fabrikant op basis van
experimentele gegevens het tegendeel vermeldt. Voor der-
gelijke dieren zijn geïnactiveerde vaccins beschikbaar (36,
44). Inenten vóór de loopsheid met levend vaccin is overi-
gens ook een goed alternatief om hoge matemale antistofti-
ters te bereiken. Vanzelfsprekend dienen (nog) onbe-
schermde dieren strikt geïsoleerd gehouden te worden van
honden met een parvo-infectie (onder andere in de wachtka-
mer). Bij gebmik van een MLV-CPV-vaccin is een jaariijkse
herhalingsenting voldoende.

Besmettelijke leverziekte (HCC)

Aanvankelijk werd tegen HCC gevaccineerd met een geïn-
activeerd vaccin. De MLV-adenovirus-vaccins bleken ech-
ter een veel betere immuniteit op te wekken, terwijl door
spreiding van het vaccinatievirus en zijn stabiliteit buiten
het lichaam vele andere dieren ongemerkt geïmmuniseerd
werden. Het gevolg was een aanmerkelijk reductie in het
vóórkomen van de aandoening. Er kan met twee adenovi-
mssen worden gevaccineerd: het oorzakelijke caniene ade-
novims type 1 (CAV-I) en het nauw verwante respiratoire
isolaat, CAV-2. Het voordeel van deze laatste is dat eventu-
ele bijwerkingen van CAV-1, zoals subklinische intersti-
tiële nefritis en het melkglasoog, wat in een klein aantal ge-
vallen als reactie op de vaccinatie kan voorkomen (vooral
wanneer onverhoopt de entstof intraveneus wordt toege-
diend), niet optreden terwijl eenzelfde goede immuniteit
wordt opgewekt (24). Tevens vindt er gedeeltelijke bescher-
ming plaats tegen het kennelhoestcomplex waarbij CAV-2
betrokken kan zijn.

Inenting van pups met geattenueerd HCC-vaccin vindt voor
de eerste keer plaats op een leeftijd van zes weken (twee tot
vier weken bij moederioze dieren) en dient op 12 weken
leeftijd herhaald te worden (33). Jaariijkse hervaccinatie
wordt om praktische redenen (combinatievaccins) geadvi-
seerd. Aangezien een langer durende bescherming wordt
bereikt, is dit echter niet essentieel.

-ocr page 109-

Kennelhoestcomplex

De oorzaak van kennelhoest is muitifactorieel, daarom is biet
beter te spreken van liet kennellioestcomplex. Er zijn diverse
respiratoire patiiogenen aangetoond met wisselende virulen-
tie en immunogeniteit.

De drie belangrijkste agentia zijn: Bordetella bronchisep-
tica,
para-influenza-virus en CAV-2. De combinatie para-in-
fluenza en
Bordetella veroorzaakt een ernstiger ziektebeeld
dan de afzonderlijke componenten en wordt ook in verband
gebracht met lagere luchtwegaandoeningen (36).
Bordetella
is afzonderiijk ook in staat het kennelhoestziektebeeld te ver-
oorzaken.

Daarnaast worden als oorzaken genoemd: distemper-, reo-
en herpesvirus, CAV-1 en mycoplasma. Deze laatste wordt,
evenals diverse bacteriën, meestal als secundaire infectie
naast
Bordetella gevonden (24).

De infectiedruk, temperatuur en ventilatie spelen een grote
rol in de etiologie; niet voor niets zijn de zomermaanden de
periode waarin kennelhoest het meest wordt waargenomen.
Honden worden besmet na direct contact of indirect via de
aërosol die door hoestende of niezende honden in de omge-
ving wordt gebracht. Na een infectie kunnen honden nog we-
ken lang uitscheider blijven zonder klinische verschijnselen.
Preventief kan naast het nemen van zoötechnische maatrege-
len gevaccineerd worden tegen deze belangrijkste verwek-
kers. Distemper en CAV-2 zijn meestal al aanwezig in een
combinatie-enting. Het CAV-2 heeft hierbij een \'dubbele
werking\': kruisimmuniteit stimuleren tegen CAV-1 (be-
smettelijke leverziekte) waardoor entreacties worden
voorkómen, terwijl én systemische én lokale immuniteit op-
gewekt wordt tegen de door CAV-2 veroorzaakte luchtweg-
aandoening (36, 56). Para-influenza is in diverse combina-
tievaccins als verzwakt levend virus beschikbaar.
Para-influenza- (geïnactiveerd) en
Bordetella bronchisep-
tica
(geïnactiveerd of als subunit-vaccin) combinaties zijn
als specifieke, parenteraal toe te dienen kennelhoestvaccins
beschikbaar. Doordat de
Bordetella-component toxische ei-
witten (pyrogenen) in de cel wand bevat en gecombineerd
wordt met een adjuvans, bestaat hierbij het risico dat lokale
vaccinatiereacties optreden. Met een subunit-vaccin, dat be-
staat uit gezuiverd antigeen eiwit, wordt het risico op post-
vaccinale depressie sterk verminderd. Een parenteraal vac-
cin wekt een humorale serumimmuunrespons op en
beschermt als zodanig tegen systemische ziekte zoals bron-
chopneumonie en tracheobronchitis, maar niet tegen infec-
ties van de slijmvliezen van de voorste luchtwegen (34).
Intranasale geattenueerde
Bordetella-\\?iCC]ns zijn ontwik-
keld om een snelle lokale immuunrespons op te wekken, na-
dat bleek dat secretoire antilichamen (met name IgA) en an-
dere lokale immuunmechanismen een belangrijkere rol
spelen bij de bescherming. Voordelen hierbij zijn dat een
snelle bescherming (binnen vier dagen IgA tot veertien da-
gen IgG) wordt bereikt en in aanwezigheid van matemale
antistoffen vanaf drie weken leeftijd gevaccineerd kan wor-
den (10). Nadelen zijn dat deze vaccins milde ziektever-
schijnselen van de voorste luchtwegen kunnen opwekken en
enigszins kunnen spreiden naar andere honden. Daarnaast
persisteren secretoire immunoglobulinentiters korter dan se-
rumantilichaamtiters (24).

Het is duidelijk dat de verkregen beschemiing vooral gericht
is tegen de meest pathogene kennelhoestverwekker.
Daardoor zullen de andere genoemde oorzaken die een rol
spelen in het kennelhoestcomplex en waartegen niet gevac-
cineerd wordt, minder snel kunnen aanslaan. Indien dit toch
plaatsvindt, zal een veel milder ziektebeeld optreden; dit is
dan geen doorbraak.

\'Mil

1 ■ VI

Bij een effectieve vaccinatiereactie kunnen de dieren enkele
dagen wat slomer zijn. In minder dan 1% van de gevallen kan
deze reactie heftiger zijn en met koorts gepaard gaan.
Vaccinatie tegen kennelhoest wordt aanbevolen voor hon-
den die een groter risico hebben de infectie op te lopen. De
eerste keer dient minimaal tweemaal parenteraal (met een in-
terval van veertien dagen) of éénmaal intranasaal ingeënt te
worden, minimaal tien tot veertien dagen voor blootstelling
aan een mogelijke infectie, zoals bijvoorbeeld opname in het
pension. Er kan begonnen worden op een leeftijd van drie
(intranasaal) of zes (parenteraal) weken. Jaarlijkse of fre-
quentere herhaling (aftiankelijk van het gebruikte type vac-
cin en de infectiedruk) is noodzakelijk om de immuniteit te
onderhouden.

De bescherming met alléén para-influenza, bijvoorbeeld
wanneer deze aanwezig is in een combinatie-enting, is on-
voldoende waardoor het vertrouwen van de eigenaar die
meent dat ertegen kennelhoest optimaal is ingeënt, geschaad
kan worden.

Corona

Een coronavirusinfectie veroorzaakt in het algemeen een
milde gastro-enteritis, die gepaard gaat met een lage morbidi-
teit (44). De klinische rol is nog onduidelijk, zoals in een
Engels onderzoek (54) werd aangetoond. Driekwart van een
groep onderzochte kennelhonden mét diarree bevatte corona-
vims in de ontlasting. Daarentegen werd het vims bij 43%
van een andere groep honden zonder diarree óók aangetoond.
Bij huishonden met diarree werd in 25% van de gevallen co-
ronavirus aangetroffen. Veel dieren bouwen daarnaast titers
op zonder dat klinische verschijnselen worden gevonden.
De bescherming tegen coronavirus is voornamelijk gelegen in
de lokale immuniteit van de darmmucosa. Deze is kortdurend
en wordt nauwelijks gestimuleerd door parenterale vaccins.
Reden waarom in diverse publicaties het nut van een vaccinatie
tegen coronavirus wordt betwijfeld en alleen wordt geadvi-
seerd in te enten bij groepen dieren waar het virus endemisch
voorkomt (24). Toen in de jaren tachtig werd aangegeven dat
het coronavirus als een soort co-factor zou optreden bij parvo-
vimsinfecties, werd het belang van vaccinatie om die reden
weer belangrijker geacht (44). Het geadviseerde vaccinatie-
schema komt daarom overeen met dat van parvo. Jaarlijkse
boosters worden echter ineffectief geacht voor een voldoende
bescherming. Er wordt daarom alleen geadviseerd tegen co-
rona te hervaccineren, vooraf aan een te verwachten uitbraak of
te verwachten risico op contact met geïnfecteerde dieren (44).
Een curieus geval deed zich enkele jaren geleden voor toen
bleek dat een geattenueerde stam van het hondecoronavims
voor vaccinatiedoeleinden bij gevaccineerde honden een
ziektebeeld opwekte, dat overeenkwam met die van feliene
infectieuze peritonitis (28). Dit vaccin is direct van de markt
teruggetrokken.

Ziekte van Wei!

De kat is van nature vrij ongevoelig voor leptospirose (25).
De vaccins, bestaande uit geïnactiveerde mengsels van
L. ca-
nicola
en L. icterohaemorrhagiae, zijn daarom voorde hond
geïndiceerd. Overigens mag niet vergeten worden dat lepto-
spirose een zoönose is en alleen al uit dat oogpunt vaccinatie
is aan te bevelen. In 1993 was 49% van de meer dan 800 bij
het \'Institut Pasteur\' gemelde humane leptospirose-infecties
in Frankrijk het gevolg van contact met dieren. In 33% van

-ocr page 110-

de gevallen betrof het hierbij honden (7).
Leptospira-vacdns kunnen in sporadische gevallen allergi-
sche reacties (anafylaxie) opwekken, meestal binnen 1 uur na
de tweede of derde herhalingsinenting (24). Dit is inherent
aan het feit dat het geïnactiveerde leptospirosevaccin relatief
grote hoeveelheden vreemd antigeen bevat (3). Vanwege dit
allergene karakter wordt door sommige producenten nog ge-
adviseerd niet voor een leeftijd van negen weken de eerste en-
ting te geven (24). Na een éénmalige eerste vaccinatie wordt
een kortdurende (zes weken) IgM-respons opgewekt. Pas na
hervaccinatie worden ook IgG-antistoffen geproduceerd die
echter maar vier tot zes maanden in het bloed aanwezig blij-
ven. Alléén een derde en volgende enting (vaak de jaarlijkse
hervaccinatie) leidt tot een langdurige IgG-respons die min-
stens tien maanden aanhoudt (25). Dit is waarschijnlijk ook
de reden dat de ziekte voomamelijk wordt gezien bij honden
in het eerste levensjaar. Pups moeten daarom minstens twee-
maal gevaccineerd worden, de eerste keer in het nest op zes
weken leeftijd en de booster op twaalf weken leeftijd. Een
derde inenting wordt aanbevolen op 20-24 weken leeftijd,
met name voor \'risico-dieren\' (bijvoorbeeld jachthonden).
De jaariijkse hervaccinatie dient kort voor de risicoperiode
(mei tot november) plaats te vinden in maart/april, omdat
hierna het infectierisico toeneemt (25). In de USA lijkt steeds
vaker de serovariant
grippotyphosa van L. interrogans als
oorzaak van leptospirose bij de hond gevonden te worden.
Mogelijk heeft dit tot gevolg dat het leptospirosevaccin hier-
mee in de toekomst wordt uitgebreid (11a).

KAT

Katteziekte (feliene panleukopenie)

Katten met hoge koorts, diarree, braken, dehydratie en leuko-
penie zijn sterk verdacht van infectie met het katteziekte-par-
vovirus. Dit zijn zeer stabiele, resistente virussen die langer
dan één jaar buiten de gastheer kunnen overleven. Het is niet
uitgesloten dat dit via schoeisel in een woning wordt geïntro-
duceerd. Het is om deze reden zinvol om óók de flatkat en de
kat die \'nooit buiten komt\' te vaccineren tegen katteziekte.
Geïnactiveerde feliene parvovaccins kunnen goed gebmikt
worden bij drachtige en zwakke dieren en om kittens te vacci-
neren vanaf een leeftijd van zes weken (vanafvier weken bij
moederloze, onbeschermde dieren). Hierbij moet wel bedacht
worden het minimaal twee keer herhaald dient te worden na
het verdwijnen van de matemale immuniteit. Voor MLV-vac-
cins is één keer herhalen op twaalf weken voldoende vanwege
het feit dat een geattenueerd vaccin in aanwezigheid van ma-
temale antistoffen een betere immuunrespons opwekt.
Indien de eerste inenting op twaalf weken leeftijd wordt ge-
geven, wat vaak mogelijk is omdat katten die tot die leeftijd
binnenshuis gehouden worden nauwelijks risico lopen, dan
is één enting met een MLV-vaccin voldoende (maar weer
twee met een geïnactiveerd vaccin) (37). Met beide soorten
vaccins kan de jaarlijkse herhalingsenting worden gegeven,
waarbij het geattenueerde vaccin een langere beschenning
geeft dan een geïnactiveerde entstof (24). De intramuscu-
laire en de subcutane toediening zijn even effectief Gebmik
van MLV-vaccins bij dieren jonger dan vier weken of bij
drachtige poezen kan leiden tot het ontstaan van cerebellaire
hypoplasie bij kittens (37).

Niesziektecomplex

Men spreekt van het niesziektecomplex omdat meerdere
oorzaken een rol spelen, zoals het feliene herpesvims (FH V-
1), calicivims (FCV), feliene reovims, respiratory syncitial
vims, para-influenza, kattepokkenvims en
Chlamydia psit-
taci.
Bacteriën, zoals Bordetella, Pasteurella, streptokok-
ken, stafylokokken en
Mycoplasma infecteren secundair
(22). Mycoplasma-species worden ook wel als primair agens
aangegeven (23, 32,49). De vroeger gebmikte benaming fe-
liene rhinotracheïtis vims bleek, nadat de stmctuur ervan be-
kend was geworden, het FHV-1 te zijn (28).
De klinische symptomen bij niesziekte manifesteren zich,
afhankelijk van de oorzaak, variërend van een ongecompli-
ceerde rhinitis en conjunctivitis, eventueel gecompliceerd
met stomatitis, koorts en anorexie, tot een emstige broncho-
pneumonie (22,28,30,32).

98

Vooral kittens met lage matemale antilichaamtiters zijn ge-
voelig voor de infectie, met name in catteries (hoge infectie-
dmk^

Er zijn geïnactiveerde vaccins verkrijgbaar voor parenterale
en MLV-vaccins voor parenterale en intranasale toediening.
Deze vaccins bevatten minimaal een combinatie van calici-
en herpesvims (FCV en FHV-1), terwijl er ook subunit-her-
pesvimsvaccins verkrijgbaar zijn. Intranasaal toegediende
niesziektevaccins geven een snellere en goede lokale immu-
niteit (aan te bevelen bij aanwezigheid van matemale immu-
niteit en/of in besmet milieu zoals asiels en dergelijke), maar
vergroten ook het risico van vaccinatiereacties gedurende een
aantal dagen na de (met name eerste) inenting. Hervaccinatie
na een halfjaar is hierbij noodzakelijk. Bij risicodieren (catte-
ries, dekkaters) wordt, óók bij gebmik van MLV-vaccins,
aanbevolen halQaariijks te boosteren. Hierbij dient opge-
merkt te worden dat niesziektevaccinatie goed beschermt te-
gen de ziekte, maar niet automatisch altijd tegen infectie.
Met een parenteraal geattenueerd vaccin wordt er twee keer
ingeënt op zes en twaalf a veertien weken leeftijd en mini-
maal jaarlijks geboosterd. Intramusculaire toediening is ef-
fectiever dan een subcutane injectie.

Geïnactiveerde vaccins zijn geïndiceerd voor zwakke en
drachtige dieren en moederloze kittens vanaf een leeftijd van
vier weken. Jonge dieren dienen dan minimaal drie keer ge-
vaccineerd te worden (bijvoorbeeld zes, twaalf en zestien
weken). De beschemiing is minder dan van MLV-vaccins
(24). Bij het bestrijden van chronische niesziekteproblemen,
in bijvoorbeeld catteries, kan gebmik gemaakt worden van
een boostering van drachtige dieren met geïnactiveerd nies-
ziektevaccin tijdens de eerste helft van de dracht. Er dient
dan niet te lang tevoren nog gevaccineerd te zijn. Hierdoor
wordt een zo hoog mogelijke antilichaamtiter bereikt in het
semm en colostmm. Dit kan dan gecombineerd worden met
een vaccinatie tegen niesziekte van de kittens op jonge leef-
tijd. Om interferentie met matemale antilichamen te voorko-
men wordt geadviseerd hiervoor een lokale (neus) enting te
gebruiken. Een interessant, retrospectief onderzoek onder
veldomstandighedcn (32) gaf te zien dat er geen vergroot ri-
sico op abortus of intra-uteriene vruchtdood bestaat indien
aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Ziekte- en
sterftepercentages van kittens als gevolg van niesziekte wa-
ren significant lager dan bij dieren afkomstig van poezen die
niet na de dekking geboosterd waren.

Vaccinatie geeft beschenning tegen heterologe FCV-stam-
men. In de praktijk blijkt echter dat het calicivirus erg grote
vimlentieverschillcn en steeds weer nieuwe varianten kan
vertonen waartegen huidige vaccins niet altijd (voldoende)
beschenning bieden. Het bestaan van vimsdragers met pe-
riodieke uitscheiding van FIIV-1 en persisterende uitschei-
ding van FCV is ook een oorzaak waarom niesziekte "door-
braken" wel eens worden gezien bij gevaccineerde katten

T I J D s C H R I K T VOOR D I Ei R ü E N !■; E S K IJ N D E , D El E L 1 2 1 , F E B R U A R I , AFLEVERING 4 , 1996

-ocr page 111-

(28). De symptomen zijn dan in het algemeen milder van
aard. Deze vaccinatie-reacties ten gevolge van het inenten
van subklinisch besmette dieren dienen onderscheiden te
worden van \'echte doorbraken\' ten gevolge van bijvoorbeeld
zware infectiedmk door vimsdragers en/of interferentie met
matemale antilichamen of veroorzaakt door vaccinatie met
vimsstammen die niet overeenkomen met de virussen uit de
omgeving van de dieren (23). In 90% van de doorbraken
wordt het calicivims geïsoleerd. Uit onderzoek blijkt dat een
inenting tegen calicivims tot tien a twaalf maanden bescher-
ming geeft. Wanneer na twaalf maanden wordt geboosterd
en de antilichaamtiters laag zijn kan dit ook de oorzaak van
een \'doorbraak\' zijn (18).

Bij katten met niesziekte kan ook Chlamydia psittaci (\'fe-
liene pneumonitis\') worden geïsoleerd, vooral bij dieren die
in grotere groepen worden gehouden (49). Het percentage
dieren met niesziekte waarbij
Chlamydia wordt gevonden
variërt per land van 10 tot 30%. In een Nederlands veldon-
derzoek (42) werd dit micro-organisme in 11 % van de geval-
len aangetroffen. Karakteristiek is de persistentie van de in-
fectie.
Chlamydia kan ongecompliceerde, éénzijdige,
chronische conjunctivitis bij kittens en soms bij oudere die-
ren veroorzaken. De prevalentie is het hoogst bij dieren van
vijf weken tot negen maanden leeftijd en bij katers (30, 42,
59). Voor dit laatste is geen verklaring aanwezig. Een milde
verkoudheid met wat niezen en hoesten kan worden waarge-
nomen. Het is nog onduidelijk of er verschillende
Chla-
mydiasXimmcn
bij de kat voorkomen (30). De Chlamydia
die bij de kat wordt aangetroffen is erg soortspecifiek en lijkt
als zodanig geen gevaar voor de mens (zoönose) te vormen
(23, 31). Zolang hierover echter geen zekerheid bestaat,
wordt geadviseerd strikte hygiëne in acht te nemen bij katten
met Chlamydia-\'mÏQZlxQS (59).

Een vaccinatie tegen Chlamydia geeft een incomplete be-
scherming, maar een eventuele besmetting zal daama milder
verlopen (49). Dit geldt in ieder geval voor de ongecompli-
ceerde conjunctivitis (30). Aangezien het vaccin (voor het
dier) veilig is, kan het in principe vanaf zes weken leeftijd
toegediend worden (59, 49). De veiligheid met betrekking
tot het risico op \'temgmutatie\' bij dit geattenueerde bacte-
rievaccin zou groot zijn, omdat het agens na vaccinatie niet
wordt uitgescheiden door de gastheer (31). Geadviseerd
wordt met name tegen
Chlamydia in te enten in (besmette)
catteries (49).

Of toevoeging van Chlamydia aan niesziektevaccins de be-
schemiing tegen deze infectie verbetert wordt wel beschre-
ven (31), maar wetenschappelijke evaluatie onder praktijk-
omstandigheden zou nog ontbreken (30).

Feliene leukemie

Leukemie-infectie bij de kat, veroorzaakt door het feliene
leukemievirus (FeLV), kan zich op vele wijzen manifeste-
ren zoals anemie, lymfatische en myeloïde neoplasmata,
voortplantingsstoomissen, neuropathieën en immuundefi-
ciëntie met als gevolg secundaire en opportunistische in-
fecties. Persisterende uitscheiders vertonen nogal eens
geen verschijnselen (27). De ziekte heeft in de meeste ge-
vallen een dodelijke afloop, soms pas enkele jaren na be-
smetting.

Dragers van het virus zijn met een leukemietest op te spo-
ren. Veelal zijn echter verwilderde katten het reservoir die
het virus verspreiden door speeksel, vechten en via sperma.
Omdat de infectie erg gecompliceerd is, was het moeilijk
een vaccin te ontwikkelen. De eerste generatie vaccins be-
stonden uit geïnactiveerde, intacte viruspartikels. Be-
schreven is een bescherming tegen persisterende viremie
na FeLV-infectie tot 80% bij de katten die ermee zijn ge-
vaccineerd (27). Een onlangs geïntroduceerd tweede gene-
ratie subunit-vaccin bestaande uit oppervlakte-antigeen,
100% zuiver geproduceerd middels recombinant-DNA-
technieken, geeft in diverse onderzoeken over de wereld
een hoge effectiviteit te zien, weinig bijwerkingen en een
grote reproduceerbaarheid van de verschillende vaccin-
batches (27). Met een dergelijk vaccin wordt immunosup-
pressie voorkomen evenals het risico van virale integratie
(49).

II i M

« • VIF"

De eerste keer zijn twee inentingen nodig met twee weken
tussentijd, te beginnen op negen weken leeftijd. Daama is
jaarlijkse herenting voldoende.

Jonge katten zijn gevoeliger voor infectie en geven een be-
tere immuunrespons te zien na vaccinatie. Vandaar dat vac-
cinatie bij jonge dieren al dient plaats te vinden voordat
eventueel contact met virulent virus kan plaatsvinden (49).
Met name risicodieren, zoals katten die veel buiten komen,
dekkaters en showdieren, komen voor deze inenting in aan-
merking. Het is strikt noodzakelijk voorafgaande aan de in-
enting een leukemietest te doen om het risico te minimali-
seren dat een positief dier wordt gevaccineerd.

Feliene infectieuze peritonitis

Naast een weinig voorkomende acute vorm van het FlP-co-
ronavirus, gepaard gaande met conjunctivitis en lichte
symptomen van de bovenste luchtwegen, wordt met name
de chronische aandoening gezien. Hierbij wordt de \'natte\'
en de \'droge vorm\' onderscheiden. Bij deze eerste manifes-
tatie staat de ophoping van exsudaat in borst- en/of buik-
holte voorop. De \'droge vorm\' bestaat uit een onduidelijk
beeld van problemen aan onder andere darmen, nieren,
ogen, peritoneum en centraal zenuwstelsel ten gevolge van
de vorming van granulomen zonder dat hierbij sprake is
van vochtophoping. De klinische verschijnselen worden
niet direct door het virus veroorzaakt, maar zijn een indi-
rect gevolg van de overmatige humorale afweerreactie met
complementbindingsreacties overal in het lichaam tegen de
vimsinfectie. Vaccineren met geattenueerd of geïnacti-
veerd virus heeft daarom als risico, dat het ziektebeeld
wordt opgewekt of dat de dieren voor de ziekte gevoeliger
worden in plaats dat deze wordt voorkómen.
De ziekte wordt meer bij raskatten gezien omdat deze vaak
in groepen worden gehouden, waarbij dragerschap van het
virus bij katten extra complicerend werkt. Een probleem bij
de diagnostiek met behulp van titerbepalingen is de moge-
lijkheid dat infectie met een onschuldig feliene enteraal co-
ronavirus in het spel is die eenzelfde titerstijging stimu-
leert. Moleculair onderzoek heeft aangetoond dat er geen
genotypische verschillen bestaan tussen het virulente FIP-
vims en de avirulente virussen (4). Daarnaast is er nauwe-
lijks correlatie tussen klinische verschijnselen of drager-
schap en antilichaamtiters, oftewel serologisch onderzoek
naar antilichaamtiters tegen het coronavirus heeft een
slechte specificiteit en sensitiviteit (53). Een titerstijging
geeft alleen aan dat er contact heeft plaatsgevonden met het
coronavirus. De onlangs in Utrecht ontwikkelde Poly-
merase Chain Reaction test (PCR) (4) kan worden gebmikt
voor het aantonen van virus in bloed en faeces. Het is echter
geen specifieke FlP-test, maar dragers en uitscheiders kun-
nen hiermee worden opgespoord.

In Nederiand is in 1993 een vaccin op de inarkt verschenen,

-ocr page 112-

gebaseerd op een TS-mutant (temperatuur gevoelig)-virus.
Het wordt intranasaal toegediend. Het voordeel hiervan is
dat replicatie van het entvirus niet bij lichaamstemperatuur
kan plaatsvinden, maar wèl op de slijmvliezen in de koelere
voorste luchtwegen (porte d\'entrée). Op deze wijze worden
lokale (humorale) en systemische (cellulaire) immuniteit
opgebouwd. Door een defect in het vaccinatievirus kan
deze, volgens de fabrikant, ook niet transformeren naar een
virulente vorm. Hieraan wordt door sommigen getwijfeld
(29) omdat bekend is dat RNA-virussen genetisch instabiel
zijn, waardoor tijdens de opeenvolgende vermeerderings-
cycli defecten gecompenseerd kunnen worden en tempera-
tuurgevoelige fenotypen verloren kunnen gaan. Ook is van
coronavirussen bekend dat deze een hoge recombinatiefre-
quentie bezitten waardoor vermenging met veldcoronavi-
russen, die in de kattenpopulatie aanwezig zijn (enterale
stammen bijvoorbeeld), theoretisch mogelijk zal zijn (29).
Toepassing van het vaccin in de praktijk gedurende de laat-
ste driejaar heeft echter aangetoond dat het veilig is (4).
Er wordt een bescherming aangegeven van tussen de 40%
en 100% (24, 47). De fabrikant vermeldt een volledige im-
muniteit gedurende zes maanden en partiële immuniteit in
de daarop volgende zes maanden. Vaccinatie dient be-
schouwd te worden als onderdeel van een bestrijdingspro-
gramma dat met name gericht is op het verkleinen van het
risico op contact met het FlP-virus, zoals bijvoorbeeld door
het vroegtijdig spenen (zes weken leeftijd) en isoleren van
jonge katten (2).

Geadviseerd wordt om vanaf een leeftijd van zestien weken
de eerste inenting te geven met een booster na drie weken.
Daarna volgt een jaariijkse herhaling. In besmette omge-
ving is het mogelijk om een kortere periode tussen de jaar-
lijkse vaccinaties aan te houden (bijvoorbeeld iedere zes
maanden).

Het bewijs dat het vaccin ook onder veldomstandigheden
een goede bescherming geeft moet, in verband met de ver-
schillende antigene subtypen, nog geleverd worden. Dit zal
echter moeilijk aan te tonen zijn, gezien de aard van de in-
fectie en de lage incidentie van ongeveer 1% per jaar van
klinische ziekte (5). Bij sectie worden overigens hogere
percentages gemeld (51).

HOND EN KAT
Rabies

Deze, voor mens en dier levensgevaarlijke, ziekte komt niet
meer voor in Nederiand. Alleen besmette vleermuizen met
(serotype 4) rabiesvirus worden soms aangetroffen.
Wereldwijd sterven er echter jaarlijks nog steeds meer dan
33.000 mensen aan deze ziekte, voomamelijk in China en
India. Als voomaamste overbrenger is in Centraal Europa de
rode vos, in Noord Europa de poolvos en in Turkije de hond
verantwoordelijk (43).

Door toepassing van orale rabiesvaccinatie van vossen met
behulp van een vaccinia-recombinant vaccin worden goede
resultaten bereikt. De ziekte is, buiten Nederland, intussen
onder dieren uitgeroeid in Italië, Zwitseriand en Finland en
sterktemggedrongen in Duitsland. Dooreen grootschalig ra-
bies-immunisatie-programma van de World Health Organi-
sation, dat is gestart in 1994 en waarbij zes miljoen orale vac-
cins in kippekoppen vanuit de lucht in gebieden met vossen
worden verspreid, verwacht men dat binnen twee jaar ook
Frankrijk, België en Duitsland vrij van deze ziekte zullen
zijn (9). In 1995 is de WHO gestart met een campagne om
via orale vaccinatie de ziekte onder honden uit te roeien in

1 M

w m tm

Tunesië, Zuid-Afrika en Turkije.

Nadat de eerste rabiesvaccins, geproduceerd uit zenuwweef-
sel van geïnfecteerde volwassen dieren, emstige auto-im-
muunreacties bleken te veroorzaken van het centraal zenuw-
stelsel, ontstonden de geattenueerde vaccins gekweekt met
behulp van kippe-embryo\'s en weefselculturen.
Doordat hierbij soms postvaccinale rabiesdoorbraken werden
gezien, worden tegenwoordig meestal geïnactiveerde vaccins
gebmikt. Deze induceren een vergelijkbaar beschermingsni-
veau en -duur als de levende vaccins, zonder de nadelen er-
van. Tevens kan hetzelfde vaccin bij meerdere diersoorten
worden toegepast. De eerste vaccinatie wordt gewoonlijk niet
eerder dan op een leeftijd van twaalf weken gegeven en af-
hankelijk van de wettelijke eisen en de gebmikte entstof, her-
haald na één tot drie jaar. Hoewel bij geïnactiveerde rabies-
vaccins de toedieningsplaats, subcutaan of intramusculair,
niets uitmaakt voor de effectiviteit, wordt (onder andere door
het Compendium of Animal Rabies Vaccines USA) aanbevo-
len deze altijd intramusculair toe te dienen. Deze aanbeveling
geldt ahijd indien gebmik wordt gemaakt van een ML V-vac-
cin (24). Zoals eerder vermeld is, ondanks het feit dat in
Nederiand geïnactiveerde vaccins worden gebmikt, een één-
malige vaccinatie voldoende voor een goede immuniteitsop-
bouw gedurende minimaal één jaar. Inenting voor de
twaalfde levensweek wordt meestal niet op de bijsluiter gead-
viseerd, omdat hiemaar nauwelijks onderzoek wordt gedaan.
Epidemiologisch is het namelijk niet noodzakelijk al zo jong
in te enten, ook gezien de interferentie met matemale antili-
chamen. Voor de enkele pup of het kitten, jonger dan drie
maanden, die mee moet naar het buitenland wordt daarom als
gevolg van alle onduidelijkheid, in veel gevallen een verkla-
ring door de dierenarts afgegeven. Van een inenting op een
jonge leeftijd met rabiesvaccin valt, gezien het geïnactiveerde
karakter, echter geen probleem te verwachten en deze is te ad-
viseren om te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen.
Vanzelfsprekend dient de vaccinatie in dat geval wel her-
haald te worden op een leeftijd van drie maanden.

Ziekte van Aujeszky

Infecties bij honden en katten met de ziekte van Aujeszky
(herpesvims suis) kunnen optreden na direct of indirect con-
tact met varkens of varkensprodukten (20). Er zijn geen the-
rapeutische mogelijkheden indien de aandoening zich mani-
festeert en het verloop is nagenoeg altijd dodelijk.
Vaccinatie met geattenueerde Aujeszky-vaccins bleken in de
meeste gevallen te vimlent te zijn voor de hond en de kat,
waardoor bijwerkingen optraden, soms gepaard gaande met
sterfte. In dit kader wordt gewaarschuwd voor de zinsnede
die soms op de bijsluiter van geattenueerde vaccins kan
voorkomen: \'veilig voor hond en kat\'. Hiermee wordt be-
doeld dat na vaccinatie van het doeldier (varken), geen risico
aanwezig is voor honden en katten die ermee in contact ko-
men. Het zegt echter niets over de indicatie hond of kat (41).
De resultaten na toediening van geïnactiveerde vaccins lopen
uiteen. Met één (subunit) vaccin (Geskypur^) werd een goede
bescherming bereikt. Het vaccinatieschema dat werd toege-
past bestond uit een tweemalige toediening van 1 ml entstof
met twee a drie weken tussentijd bij dieren die ouder waren
dan drie maanden. Bij sommige honden werd er nogmaals
herhaald na twee maanden (15). Ondanks de wisselende resul-
taten wordt vaccinatie van dieren die meer dan gemiddeld ri-
sico lopen aanbevolen (20). Geadviseerd wordt de vaccinatie
elk half jaar te herhalen. Lokale bijwerkingen kunnen optre-
den ten gevolge van het in geïnactiveerde vaccins aanwezige

-ocr page 113-

adjuvans en zijn, naast onvoldoende onderbouwde werkzaam-
heid, reden dat honden en katten niet meer als indicatie wor-
den vermeld (41). Momenteel is er geen Aujeszkyvaccin met
een definitieve registratiestatus verkrijgbaar in Nederland
voor de doeldieren hond en kat, maar volgens de fabrikant is
het wel toegestaan Geskypur® hiervoor te gebruiken.

FRET

Hoewel niet genoemd in de titel, is informatie met betrek-
king tot vaccinaties voor deze diersoort, die steeds vaker in
de diergeneeskundige praktijk wordt gezien, zinvol.
Fretten zijn ongevoelig voor feliene panleukopenie, mink en-
teritisvirus, HCC, FHV-1 en FCV. Er is ook nog geen bewijs
dat ze gevoelig zouden zijn voor het caniene parvovirus (37).

It

« Afl

\'........rfih riV^" iitiT

Wel moet gevaccineerd te worden tegen hondeziekte, waar-
bij het veiliger is ML V-entstof te gebruiken. Deze dient bij
voorkeur bereid te zijn via ei-passage in plaats van weefsel-
cultuur. De eerste inenting wordt op zes a acht weken leeftijd
toegediend en herhaald op negen tot twaalf weken leeftijd.
Hoewel diverse publikaties aangeven dat het voldoende is
om iedere drie jaar te boosteren (37, 40), wordt vanuit de
praktijk ook geadviseerd dit jaariijks te herhalen (12). Een
rabiesvaccinatie wordt niet routinematig aan fretten gege-
ven. Wanneer dit toch noodzakelijk is, dan kan een regulier
geïnactiveerd rabiesvaccin gebruikt worden.

Literatuur: Zie pagina 104.

III. VACCINATION FAILURES", POSTVACCINALE COMPLICATIES EN VACCINATIESCHEMA\'S.

IMMUNOPRÜFYLAXE BIJ DE HOND EN DE KAT

P.A.M. Overgaauw1

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 101-5

VACCINATIQN FAILURES\'

Er zijn verschillende oorzaken mogelijk waardoor vaccinatie
niet leidt tot immunisatie. Het zijn dus niet dezelfde begrippen.
Voordat wordt ingegaan op de mogelijke individuele invloe-
den, dient duidelijk te zijn dat op populatieniveau nooit een
100% bescherming na vaccinatie bereikt kan worden. De uit-
eindelijke immuunrespons, bijvoorbeeld uitgedrukt in titers,
vertoont door de biologische variatie een statistische normale
verdeling (\'Gauss-curve\'). Het merendeel van de dieren zal
hierin voldoende beschermd zijn; een klein gedeelte zelfs zeer
goed, maar er zal altijd een klein percentage overblijven dat
zwak of geheel niet gereageerd heeft (Figuur 4) (46).

Oorzaken bij het gevaccineerde dier

Erfelijke en verkregen immmmdeficienties
Erfelijke defecten van de humorale en cellulaire immuniteit
worden vaker bij de hond dan bij de kat gezien (24).
Verkregen immunosuppressie is veelal gerelateerd aan
(subklinisch) aanwezige ziekten als distemper, parvo, pan-
leukopenie en leukemie of aan het gebruik van immuunsup-
presieve medicijnen. Daarnaast kunnen onvoldoende colos-
trumopname, groeistoornissen door parasitaire infecties en
maagdarmstoornissen hier eveneens invloed op hebben
(37). In dergelijke gevallen is het advies geïnactiveerde vac-
cins te gebruiken.

Matemale immuniteit

Interferentie met de matemale antilichamen, die geïnacti-
veerde vaccins neutraliseren en MLV-vaccindeeltjes belet-
ten te repliceren, kan aanleiding geven tot onvoldoende be-
schemiing (24). Hoewel gebmik gemaakt kan worden van
nomogrammen met betrekking tot de titers bij het moeder-
dier of titerbepalingen verricht kunnen worden bij de jonge
dieren om het juiste tijdstip van vaccinatie te bepalen, is dit
in de praktijk niet gebmikelijk. Tevens zal in dit geval een
overgangsperiode blijven bestaan waarin de dieren onvol-
doende zullen reageren op een vaccinatie, maar ook de af-
weer tekort schiet tegen een eventuele infectie. Vandaar dat
gebruik wordt gemaakt van meerdere inentingen met twee
tot vier weken tussentijd (37). Het belang van een definitieve
en effectieve boostering op de juiste leeftijd, waarbij de ma-
temale immuniteit is verdwenen, zal duidelijk zijn.

(Suh)klinische infectie

Wanneer gevaccineerd wordt bij dieren waarbij een infectie
in het incubatiestadium of (sub)klinisch aanwezig is, kunnen
zich ziekteverschijnselen ontwikkelen na de enting omdat
deze in een te laat stadium wordt toegediend (24). Daarom
wordt voor een FeLV-vaccinatie altijd geadviseerd om eerst
te testen. Een verminderde respons treedt ook op ten gevolge
van immuunsuppressie door een bestaande infectie (37). Dit
is één van de redenen waarom in het algemeen wordt afgera-
den zieke of met (parasitaire) infecties besmette dieren te
vaccineren.

-ocr page 114-

Leeftijd

Naast de matemale immuniteit speelt de leeftijd van jonge
dieren een rol wanneer geen moedermelk wordt opgenomen.
De antistoffen die
in utero zijn opgenomen beschermen
slechts één a twee weken. In dergelijke gevallen kan al vanaf
drie tot vier weken leeftijd gevaccineerd worden (met uitzon-
dering van feliene panleukopenie en caniene parvovims:
vanaf minimaal vier weken leeftijd; zie betreffende hoofd-
stuk). Op nog jongere leeftijd vaccineren heeft geen zin om-
dat de immunologische respons nog niet of onvoldoende aan-
wezig is tezamen met de invloed van de relatieve
hypothermie van neonati (37).

Bij oudere honden en katten neemt de respons van humorale
en cellulaire immuniteit af met het ouder worden. Dit maakt
ze gevoeliger voor infecties. Vanaf een zevenjarige leeftijd
wordt om deze reden juist wél een routinematige, jaarlijkse
boostering geadviseerd (24). Bij veel eigenaren bestaat echter
de verkeerde indmk dat oudere dieren niet meer- of minder
vaak gevaccineerd hoeven te worden, omdat \'ze al zoveel be-
scherming hebben opgebouwd in al die voorafgaande jaren\'.
Een goede voorlichting kan hierin duidelijkheid brengen.

Drachtigheid

Inenting gedurende de dracht met ML V-vaccins is meestal
gecontra-indiceerd vanwege de verminderde immuunrespons
en het risico van invloeden op de foetus (24). Beter is om voor
de dekking met MLV-vaccins te vaccineren of tijdens het be-
gin van de dracht met geïnactiveerde vaccins om op deze
wijze een hoog gehalte aan antistoffen in de moedermelk te
verkrijgen.

Immunosuppressieve therapie

Cytostatica en glucocorticoïden kunnen, afhankelijk van de
dosering en therapieduur, de immuunrespons na vaccinatie
beïnvloeden. Indien glucocorticoïden oraal, bij voorkeur in
een alternerende dosering, worden gegeven, is hiervan wei-
nig invloed te verwachten (21, 24).

Lichaamstemperatuur

Zowel hyperthermie (koorts, hoge omgevingstemperatuur)
als hypothermie (remt celgebonden immuunrespons) kan
aanleiding geven tot een verminderde immuunrespons (24,
37).

Slechte lichamelijke conditie, stress

Een slechte conditie, bijvoorbeeld veroorzaakt door een onvol-
ledig dieet waardoor deficiënties optreden voor onder andere
vitaminen, mineralen en eiwitten, zal een negatieve invloed
hebben op de specifieke en niet-specifieke immuunrespons.
Vaccinatie kan bij dergelijke dieren onvoldoende bescherming
geven. Stressfactoren als operatieve ingrepen en anesthesie
worden ook beschouwd als potentiële oorzaken van onvol-
doende respons op een vaccinatie, wanneer deze wordt toege-
diend rond een dergelijke ingreep (37,39).

Oorzaken gerelateerd aan het vaccin

Bereiding

Gezien de hoge eisen die gesteld worden aan de vaccinberei-
ding, de vele controles waarmee dit gepaard gaat en de vol-
doende grote antigene massa die in de vaccins aanwezig is,
waardoor vedies tijdens behandeling en bewaring ruim-
schoots wordt gecompenseerd, zijn tegenwoordig afwijkin-
gen en grote kwaliteitsverschillen ten gevolge van de berei-
ding niet meer te verwachten.

1 •

tl I fi

4A 4 A
ia

4A

1 I I I I 1 I I1 I I I I 1 I-

2 6 10 14 18 22 26 30

Tijd (dagen)

Figuur 5. Serumtiter-respons op 2 verschillende antigenen,
1: Gelijktijdige vaccinatie en immuunrespons voor beide antigenen.
2: Tweede vaccinatie met A en B met interval van 4 dagen na eerste vac-
cinatie met A. Géén immuunrespons ten gevolge van inactivatie door
onder andere interferon.
3: Tweede vaccinatie met A en B met een interval van 14 dagen na de
eerste vaccinatie met A gevolgd door een primaire respons op B en
anamnestische (herkennings) respons op A.
Uit: Infectious diseases of the dog and cat, ed. by CE Greene 1990 (24).
(met toestemming overgenomen).

Bewaringen behandeling

Kwaliteitsvediezen van vaccins zullen snel optreden wanneer
deze niet volgens voorschrift koel en donker worden bewaard
(Figuur 2).

Vooral vimssen met lipiden-bevattende mantels zijn erg ge-
voelig voor hitte en (ultraviolet) licht (37). Geïnactiveerde vac-
cins mogen nooit bevroren worden.

Gevriesdroogde vaccins zijn stabiel tot het moment van op-
lossen met het voor die toepassing aangegeven (bijgele-
verde) oplosmiddel. Hierna neemt de werkzaamheid relatief
snel af Het oplossen dient daarom vlak voor gebruik te ge-
beuren. Wanneer een geattenueerd virus door een verkeerde
behandeling geïnactiveerd wordt, zal replicatie niet meer
kunnen plaatsvinden, terwijl de antigene massa onvoldoende
is om de afweer te stimuleren.

Verschillende stammen

Micro-organismen zoals bijvoorbeeld calicivimssen (zie:
niesziektecomplex) en leptospiren kunnen uit verschillende
stammen en serotypen bestaan. Er bestaat daarom een kans
dat deze niet overeenkomen met de voor vaccinbereiding ge-
bmikte stammen.

-ocr page 115-

Iatrogene oorzaken

Gebruik van desinfectantia en hergebruiken spuit/naald
Elk contact tussen vaccins en desinfectantia dient vermeden
te worden. Het gebruik van wegwerpspuiten en -naalden
heef^ dit probleem nagenoeg opgelost. Het voor hetzelfde
vaccin hergebruiken van een dergelijke spuit zal niet veel
problemen met zich meebrengen, mits de juiste zorgvuldig-
heid met betrekking tot de steriliteit wordt betracht. Het meer-
dere keren gebruiken van injectienaalden is echter een ander
verhaal. Dit is zonder meer een kunstfout, niet alleen van-
wege het risico op infecties ten gevolge van contaminatie,
maar vooral omdat op deze wijze emstige infectieziekten als
bijvoorbeeld FeLV en FIV overgebracht kunnen worden.
Gezien de incidentie hiervan in de Nederlandse populatie van
2% respectievelijk 4% (25a), is deze kans zeker aanwezig.

Interferentie van vaccins

Dit treedt op wanneer te kort na elkaar gevaccineerd wordt. Het
maakt hierbij niet uit of het een verschillend of hetzelfde vaccin
(boostering) betreft. Door de interferonvorming van de met de
eerstgegeven inenting geprikkelde cellen wordt een tweede im-
muunrespons geblokkeerd. Dit geldt in het algemeen voor geïn-
fecteerde cellen, vandaar dat ook van een inenting tijdens een
ziekteproces weinig resultaat verwacht mag worden. Om deze
interferentie te voorkomen, wordt een minimaal interval mssen
twee vaccinaties van twee a drie weken geadviseerd (Figuur 5).

Mengen van vaccins

Verschillende vaccins waarvan niet ondubbelzinnig wordt aan-
gegeven dat ze gemengd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld
gebmikelijk is bij een gevriesdroogd combinatievaccin voorde
hond met het geïnactiveerde vloeibare leptospirosevaccin,
kunnen bij vemiengen geïnactiveerd worden door onverenig-
baarheid van oplosmiddelen of werkzame bestanddelen. In
dergelijke gevallen is gescheiden toediening geïndiceerd.

Il I M

A

Toedieningswijze

Zoals eerder aangegeven kan de effectiviteit van een vaccinatie
variëren afhankelijk van de wijze van toediening.
De reden dat een intramusculaire injectie met niesziekte-, ra-
bies- en mazelenvaccin een betere werkzaamheid heeft dan een
subcutane toediening is, dat betere vimsreplicatie plaatsvindt
door de betere innervatie van spierweefsel.

Onjuiste testuitslagen

Door een vals-negatieve testuitslag, die door diverse redenen
veroorzaakt kan worden, wordt ten onrechte verondersteld dat
het in te enten en vooraf geteste dier vrij is van een bepaalde in-
fectieziekte. Een bekend voorbeeld is FeLV.

PÜSTVACCINALE COMPLICATIES
Er zijn diverse immunologische en aspecifieke reacties mo-
gelijk na een vaccinatie van een hond of kat. In veel gevallen
is het mogelijk een specifieke reactie te wijten aan een be-
paald antigeen of het adjuvans. Wanneer een ander merk
vaccin dezelfde problemen tot gevolg heeft, kan het zinvol
zijn daama alleen te boosteren met weglating van de verant-
woordelijke component. Een overzicht van mogelijke reac-
ties is gegeven in tabel 1.

Een bijwerking die wel eens wordt waargenomen na een
niesziekte-inenting is, omdat de precieze oorzaak nog ondui-
delijk is, niet opgenomen in deze tabel en wordt daarom kort
besproken.

Het betreft klachten van koorts en kreupelheid soms ook ge-
paard gaande met symptomen van de bovenste luchtwegen
en slijmvlieslesies in de bek, die meestal optreden binnen en-
kele dagen na een eerste vaccinatie van jonge katten (\'feline
limping syndrome\' of\'lameness syndrome\'). Het treedt zel-
den op na een boostervaccinatie (18). Het calicivirus wordt
als oorzaak genoemd, hoewel nog niet bewezen is dat het
vaccinatievims verantwoordelijk is gezien het veelvuldig

Tabel 1. Mogeli|ke posCvacclnale reacties. Uit: infectious diseases of the dog and cat, ed. by CE Greene 1990^" (Met toestemming overgenomen].

VERANTWOORDELIJKE COMPONENT

AARD REACTIE

OORZAAK

Direct type overgevoeligheid
Anafylaxie, allergie
Cytotoxisch

a. auto immuun hemolytische anemie

b. auto immuun thrombocytopenie
Complex afhankelijk

a. uveitis

b. gegeneraliseerde serumziekte
Celgebonden

a. granuloma

b. encefalitis

c. polyradiculoneuritis

Overücvoclighcidsrcactie
Type I

Type 2

Type 3

Type 4

Leptospirose vaccin

a. MLV parvovirus vaccin

b. MLV hondeziekte vaccin

a.MLVCAV-l vaccin

b. Passieve immunisatie

B.C.G. immunothérapie

Rabiesvaccin gekweekt op zenuwweefsel

Rabiesvaccin gekweekt op hersenweefsel muis

N\'ict-immunolotf ische reactie
Lokale entreactie
Abortus, infertiliteit. congenitale
afwijkingen

Algemene malaise en koorts
Klinisch ziek

Postvaccinaal virusspreiden

Postvaccinale encephalitis

Adjuvans, conservecnniddel, inactivator
In utero/vroeg neonatale infectie

Replicatie in lokale lymfeklieren
Incomplete attenuering vaccin of
Lokale applicatie MLV vaccins

Lokalisatie van het virus

Immuunsuppressie van het dier

Bordetella. leptospirose of rabies vaccin

Elk MLV vaccin toegediend tijdens dracht

Parvovirus vaccinatie tijdens neonatale periode

Elk MLV vaccin

Intranasale vaccins:

Feline calici en herpesvaccin

Canine Bordetella en para-influenzavaccin

Canine parvovirus: gastro-intestinaal

CAV-l:renaal

CAV-2: respiratoir

Hondeziekte vaccin, mazelenvaccin. CAV-1 vaccin

-ocr page 116-

kl ■ M

1« VI

voorkomen van diverse varianten van het calici-veldvirus
(23). Uit een onderzoek bleek bijvoorbeeld dat 20% van in
de praktijk aangeboden katten zonder niesziektesymptomen,
drager was van het calicivirus (18). De problemen verdwij-
nen, meestal binnen één week, weer spontaan en er zijn geen
histopathologische veranderingen te vinden. Toch wordt een
verhoogd aantal macrofagen in gewrichten gevonden waarin
virusantigeen aanwezig is, waarschijnlijk in immuuncom-
plexen (57). Gesuggereerd wordt dat het een complex-afhan-
kelijke type 3 overgevoeligheidsreactie betreft.

VACCINATIESCHEMA\'S

Na het voorgaande zal het duidelijk zijn dat er geen ééndui-
dig vaccinatieschema is samen te stellen. Dit is afhankelijk
van zowel het gebmikte vaccin als het in te enten dier. Er kan
gesteld worden dat in de meeste gevallen het vaccinatie-
schema van de fabrikant gebmikt kan worden, terwijl onder
bepaalde omstandigheden zoals een besmet milieu, jonge,
zieke en drachtige dieren, groepen dieren, enzovoorts, door
de behandelend dierenarts besloten kan worden hiervan af te
wijken. In het algemeen moet rekening worden gehouden
met de matemale immuniteit, aangezien een volledige be-
scherming pas verwacht mag worden wanneer alle matemale
antistoffen uit het jonge dier zijn verdwenen. Hiervoor wordt
als grens de leeftijd van twaalf weken gehanteerd.
Afhankelijk of dan een geïnactiveerd of geattenueerd vaccin
wordt gebmikt en of voorafgaande inentingen zijn gegeven,
kan herhaling na enkele weken noodzakelijk zijn. Omdat
matemale antilichamen tegen parvo nog wel eens tot zestien
weken kunnen interfereren, is bij een groter infectierisico
een extra inenting op deze leeftijd aan te raden.
Entingen op een leeftijd jonger dan twaalf weken worden,
zoals beschreven, toegediend om de \'kritische periode\' te
overbmggen.

Hond

Samengevat kan voor de gezonde, niet drachtige hond het
volgende schema worden gehanteerd;

- een eerste inenting op zes weken leeftijd met minimaal
parvo en distemper en/of mazelen. Eventueel kan ook de
eerste vaccinatie tegen de ziekte van Weil plaatsvinden;

- herhaling elke twee a drie weken met parvo tot de leeftijd
van drie maanden;

- op twaalf weken leeftijd (bij gebmik van een MLV-vac-
cin) definitieve, uitgebreide \'cocktail\' enting. Eventueel
de rabiesinenting.

- op zestien tot achttien weken kan een extra parvo-enting
worden gegeven; indien van toepassing gecombineerd met
een tweede of derde inenting tegen de ziekte van Weil.

Kat

Voor de gezonde, niet drachtige kat kan het volgende schema
functioneren:

- een eerste inenting\' op zes tot negen weken leeftijd tegen
katte/niesziekte en katteleukemie;

- een tweede, en bij gebmik van MLV-vaccin definitieve, in-
enting op
twaalf weken leeftijd tegen katte/niesziekte; de
tweede inenting tegen katteleukemie en eventueel een ra-

• biesinenting;

- een laatste en definitieve inenting twee tot drie weken later

Bij een te verwaarlozen infecliegevuar Je eerste levensmaanden kan de eerste (hij
gehndk van geattenueerd vaccin tevens dejtnitieve) katte/niesziekte inenting op /2
weken leeftijd worden gegeven.

bij gebmik van geïnactiveerde katte/niesziekte vaccins;
- eventueel
vanaf zestien weken leeftijd een eerste inenting
tegen FIP en deze na drie weken herhalen.

DANKBETUIGING

Met dank aan dr. H.F. Egberink, Vakgroep Infectieziekten en Immunologie,

Afdeling Virologie, Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht voor zijn com-
mentaar op het manuscript en mevrouw Y. Pollak voor het verzorgen van de

illustraties.

LITERATUUR

1. Aarle PAM, and Geary MR. Up to date on a new canine parvo vaccine.
Proceedings Vooijaarsdagen 1986: 15S.

2. Addie DD, and Jairett O. A smdy of naturally occurring feline coronavirus
infection in kittens. Vet Rec 1992; 130: 133-7.

3. Anonymous: Anafylactische shock direct na een vaccinatie. Tijdschr
Diergeneeskd 1991; 116 (20): 1031.

4. Anonymous: Symposium \'New perspectives on the prevention of Feline
Infectious Peritonitis\'. Dieren Arts 1995; 10(2): 59.

5. Anonymous. Efficacy of feline vaccines questioned. Report of the lecture
of Prof Jarrett at the British Veterinary Association\'s Congress 1993.
Animal Phami 1993;291: 18.

6. Anonymous. First Canine Lyme Disease Vaccin from Fort Dodge.
Animal Phann 1990; 208: 19.

7. Anonymous. Animals cause 50% of human lepto cases in France. Animal
Phamil994; 301:5.

8. Anonymous. Leidt herhaalde vaccinatie met meerdere vaccins bij jonge
kinderen niet tot een uitputting van het afweersysteem? Ned Tijdschr
Geneesk 1993; 137,35: 1789-90.

9. Anonymous. WHO to begin Euro rabies programme. Animal Pharm
1994; 229: 5.

10. Appel MJ. Canine Infectious Tracheobronchitis (Kennel Cough): A
Status report. The Compendium of Continuing Education 1981; 3 (1): 70-
9.

11. Appel MJG, and Carmichael LE. Can a commercial vaccine protect pups
against a recent field isolate of parvovirus? Vet Med okt 1987: 1091 -3.

1 la. Brown CA, and Roberts AW. Davis DA. Jarecki-Black J. Miller-Liebl D.
Natural and experimental infection of dogs with
Leptospira interrogans.
serovar grippotyphosa. Proceedings BSAVA Annual Congress,
Bimiingham 1995: 198.

12. Brown SA. Preventive health program for the ferret. Problem cases in
small mammal practice: an interactive approach. Proceedings BSAVA
Annual Congress, Birmingham 1995.

13. Burtonboy S, Chariier P. Hertoghs J, Lobmann M. Wiseman A, and
Woods S. Performance of high titre a attenuated canine parvovirus vac-
cine in pups with maternally derived antibody. Vet Rec 1991; 128: 377-
81.

14. Chalmers WSK, and Baxendale W. A comparison of canine distemper
vaccine and measles vaccine for the prevention of canine distemper in
young puppies. Vet Rec 1994; 135:349-53.

15. Chappuis C, Fargeaud D, and Brun A. Industrial production and control of
a subunit vaccine against Aujeszky\'s disease. EG-seminar. Brussels 5-6
July 1988.

16. Comwell HJC, Thompson H, McCandlish lAP, Macartney L, and Nash
AS. Encephalitis in dogs associated with a batch of canine distemper
(Rockbom) vaccine. Vet Rec 1988; 122:54-9.

17. Dam RH van. and Keus RJA. Dc toekomst van vaccins: recombinant-
DNA-vaccins. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115 (9): 413-9.

18. Dawson S. et al. Investigation of vaccine reactions and breakdowns after
feline calicivirtis vaccination. Vet Rec 1993; 132: 346-50.

19. Dekking F. Toepassing van recombinant-vacciniavaccin; een advies van
de Gezondheidsraad. Ned Tijdschr Geneesk 1990; 134(25): 1204-5.

20. Egberink HE. De ziekte van Aujeszky bij hond en kat. Tijdschr
Diergeneeskd 1990; 115 (8): 349-53.

21. Egberink HF en Rijnberk A. Enten tijdens corticosteroïdthcrapie?
TijdschrDiergenecskd 1990; 115: 18: 850.

22. Gaskell RM. Infectious respiratory diseases in cats. Proceedings World
Congress WSAVA Bedin 1993: 146-50.

23. Gaskell R. and Knowles J. Feline respiratory disease. Vet Rec Dutch Ed
1989: 191-3.

24. Greene CE. Immunoprophylaxisand Immunotherapy. In: Infectious dise-
ases of the dog and cat. Ed. by CE Greene. Philadelphia: WB Saunders.
1990:21-54.

25. Hartman EG. Leptospirose bij dier en mens. Diergeneesk Memorandum
1990; 37 (2): 37-60.

25a. Hendriks REM. Onderzoek naar het voorkomen van het Eelicne

-ocr page 117-

Immunodeficiëntie Virus (Katte-Aids Virus) bij de Nederlandse asielkat.
Referaat Faculteit Diergeneeskunde Utrecht 1993.

26. Hilgeis LATh. Verbetering van veterinaire vaccins door gebruik van
nieuwe adjuventia. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116 (10): 508-12.

27. Horzinek MC. Feline leukaemia. Proceedings World Congress WSAVA
Berlin 1993: 132-3.

28. Horzinek MC. Infecties met Coronavirussen. In: Vinisinfekties bij de kat.
Bameveld:Virbac 1992:107.

29. Horzinek MC. Twijfelachtige aspecten van vaccins. P.A.0. cursus
\'Vaccins Hond en Kat\' 1992.

30. Houwers DJ, and Egberink HF. Chlamvdia Psittaci. Tijdschr
Diergeneeskd 1993; 1182:66.

31. Hoven R van den en Jedema EJ. Katteniesziektevaccins met Chlamydia
psittaci.
Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118 (7); 242-3.

32. Iglauer F, Gärtner K., and Mörstedt. Maternal protection against feline re-
spiratory disease by means of booster vaccinations during pregnancy. A
retrospective clinical study. Kleintierprax 1989; 34; 235-42.

33. Johnson RP, and Povey RC. Vaccination against feline viral rhinotrachei-
tis in kittens with maternally derived feline viral rhinotracheitis antibodies.
J Am Vet Med Assoc 1985; 186(2): 149-52.

34. Karst C. Vaccins voor honden en katten en biotechnologie. Inteme publi-
catie Laboratoires Virbac France 1986.

35. Kersten G. Nieuwe geïnactiveerde vaccins. Pharm Weekbl 1993; 128
(29); 834-8.

36. Lewis DC, Dhein CR, and Evermann JF. Current concepts in vaccination
programs for dogs, cats and ferrets. Part 1. Comp An Pract nov 1988; 2
(II); 3-8.

37. Lewis DC, Dhein CR, and Evermann JF. Current concepts in vaccination
programs for dogs, cats and ferrets. Part 2. Comp An Pract dec 1988; 2
(ll);21-9.

38. Macarmey L, Thomson H, McCandlish lAP, and Comwell HJC. Canine
parvovirus: interaction between passive immunity and virulent challenge.
Vet Ree 1988; 122; 573-6.

39. Mayr B, Hörber D, and Lauer J. Protective vaccinations of the cat.
Proceedings World Congress WSAVA Berlin 1993: 136-9.

39a. Mockett APA, and Stahl MS. Comparing how puppies with passive im-
munity respond to three canine parvovirus vaccines. Vet Med Pet Pract
1995; 430-8.

40. Moorman-Roest J. Diergeneeskundige aspecten van de fret als huisdier.
Diergeneesk Memorandum 1987; 34(2); 106.

41 Neuteboom H. De ziekte van Aujeszky bij hond en kat. Referaat Faculteit
Diergeneeskunde Utrecht, 1988.

42. Nie S de en Vaanen JLM. Onderzoek naar het voorkomen van Chlamydia

1 m IMP«

psittaci-infecties bij huiskatten in Nederland. Dier en Arts, 1989;4: 166-8.

43. Nieuwenhuis HUR. Rabiesbestrijding en rabiesonderzoek. Boek-
bespreking Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115(12); 557.

44. Osterhaus ADME. Parvo-vaccinaties bij honden. Tijdschr Diergen 1991;
116(23); 1197-8.

45. Parrish CR, Have P, Foreyt WJ, Evermann JF, Senda M, and Canmichael
LE. The global spread and replacement of canine parvovirus strains. J Gen
Virol 1988;69; 1111-6.

46. Piene P. Schutzimpfung bei Hund und Katze. Theorie und Praxis. Lübeck;
Drupa-Verlag 1991.

47. Pollock RVH. Feline Infectious Peritonitis; Immunization. Proceedings
AAHA Symposium, Toronto, 1991; april 16.

48. Pollock RVH, and Carmichael LE. Maternally Derived Immunity to
Canine Parvovirus infection; Transfer, decline, and interference with vac-
cination. J Am Vet Med Assoc 1982; 1:37^2.

49. Povey RC. Feline respiratory diseases. In; Infectious diseases of the dog
and cat, ed. by CE Greene, Philadelphia: WB Saunders; 1990; 346-57.

50. Precausta PM, Simatos D, Pemp M le, Devaux B, and Kalo F. Influence of
residual moisture and sealing atmosphere on viability of two freeze-dried
viral vaccines. J Clin Microbiol 1980; 12; 483-9

51. Rohrer C, Suter P, und Lutz H. Die Diagnostik der felinen Infektiösen
Peritonitis (F.I.P.): Retrospektive und prospektive Untersuchungen.
Kleintierpraxis 1993; 38; 379-89.

52. Rutten VPMG. Immunologie als basis voor vaccinologie. Tijdschr
Diergeneeskd 1990; 115 (8); 357-69.

53. Sparkes AH, Gruffyd-Jones TJ, and Harbour DA. Feline infectious perito-
nitis; a review of clinico-pathological findings in 65 cases and a critical as-
sessment of their diagnostic value. Vet Ree 1991; 129:209-12.

54. Tennant BJ et al. Studies on the epizootiology of canine coronavirus. Vet
Ree 1993; 132:7-11.

55. Thompson H et at. Studies of parvovirus vaccination in the dog: the per-
formance of live attenuated feline parvovirus vaccines. Vet Ree 1988;
122:378-85.

56. Thrusfield MV, Aitken CGG, and Muirhead RH. A field investigation of
kennel cough: efficacy of vaccination. J Small An Pract 1989; 30: 550-60.

57. Toor AJ van. Gewoon een enting. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116 (9);
472-3.

58. Ulmer JB el a/.Heterologous protection against influenza by injection of
DNA encoding a viral protein. Science 1993;259: 1745-9.

59. Wills JM. Feliene chlamidia-infectie (feliene pneumonie). Animalis
Familiaris 1990; 5 (2): 15-20.

60. Wright P. Immunologic als basis voor vaccinologie. PAO cursus \'Vaccins
Honden Kaf 1992.

WAAROM IS BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN MOREEL PROBLEMATISCH?

Een inventarisatie en analyse van de argumenten uit het pu-
blieke debat. Centrum voor bio-ethiek en gezondheidsrecht.
Universiteit Utrecht. Heidelberglaan 2, 3584 CS Utrecht. 128
bladzijden, f 24.50.

Voor de snelle lezer is de titel van dit boekje enigszins mislei-
dend. De indruk zou kunnen bestaan dat het gaat om een stel-
lingname. Dit is echter allerminst het geval. Zoals in de inleiding
als snel duidelijk gemaakt wordt, is de doelstelling een systema-
tisch overzicht te geven van de in het debat over biotechnologie
gehanteerde argumenten. Deze argumenten worden aan een
analytische beschouwing onderworpen teneinde de inhoud van
die argumenten beter te kunnen begrijpen. Het uiteindelijke
oogmerk is een bijdrage te leveren aan de voortgang van het
maatschappelijk debat en de besluitvorming die noodzakelijk is
op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren.
In het eerste éénderde deel worden de achtergronden beschre-
ven. Beknopt en duidelijk wordt hierin ondermeer aangeduid
wat de oorzaken van een moreelprobleem kunnen zijn en wat
het belang kan zijn van \'vage\' begrippen. De hoofdmoot van het
boekje is gewijd aan de bespreking van de argumenten. Deze
liggen achtereenvolgens op het gebied van: 1. de intrinsieke
waarde van het dier; 2. de gezondheid; 3. hel welzijn; 4. de inte-
griteit; 5. de verdinglijking; 6. voor God spelen en 7. de natuur-
lijkheid.

De auteur is gedetacheerd bij het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, is betrokken bij de invulling van de
Gezondheids- en Welzijnswet en ook bij de ethische toetsing
van de genetische modificatie bij dieren. Deze werksituatie
heeft er waarschijnlijk sterk toe bijgedragen dat de analyses
mimschoots vootzien zijn van actuele praktische voorbeelden.
Zoals uit de opsomming van de besproken argumenten mag blij-
ken zijn de analyses niet alleen van betekenis voor biotechnolo-
gische handelingen, maar is kennisname van de beschouwingen
ook zinvol voor hen die zich meer in het algemeen willen verdie-
pen in de rechtvaardiging van het menselijk handelen met die-
ren. De vragende en redenerende schrijftrant, in combinatie met
een helder taalgebruik, maakt het niet alleen een zeer leesbaar
maar ook een zeer lezenswaardig boekje.

F.J. Grommers

-ocr page 118-

DE LANGSTE

5 MAANDEN BESCHERMING

DE LANGST WERKENDE BOLUS

IMMUNITEITS
TOE

ONTWORMEN VAN JONG

Hcxjchst Animal Health Benelux N V.

Postbus 12987

11(K) AZ Amsterdam-Z.O

Tel: Oiü-sg 08 494 Fax: 14 057

HASlSINF()RMATIE;Samcnstelling: /2 gram fenhendazolper ho/ns; Doeklicr:-
niaagdarmwonnen en longwormen hij runderen wet een Hchaanisge^
pillcnschieterWadutcrmijn: 200 dagen voor de slacht Verpakking:.v <

-ocr page 119-

f t

BESCHERMING

\'BOUW WORDT
lATEN

MAAGDARM- EN LONGWORMEN

LONGWORMVACCINATIE NIET NOODZAKELIJK

R Bolus

Hoechst

IE NU NOG EENVOUDIGER

Hkgevvnd rund Indicatie: Infecties met volwassen en ourohvassen vormen van
issen de 100 en M)0 k^ in het eerste weideseizoen.
Orale toediening middels
(jhis piHenschieter REC; NL 86 46 VR1| Voor volledige informatie zie bijsluiter

-ocr page 120-

" m SP*

Tijdschr Diergeneesk 1996; 121: 108-9

NIEUWE ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN VACCINS

W. van Eden en E.J. Mensen\'\'

EEN COMMENTAAR

In het overzichtsartikel van collega Overgaauw wordt inge-
gaan op de huidige situatie van de vaccinatiepraktijk bij
hond en kat. Er wordt door hem terecht vastgesteld dat de
huidige levende (geattenueerde) vaccins veelal superieur
zijn boven de andere geïnactiveerde of subunit vaccins. Ook
wordt door hem uitvoerig aandacht besteed aan de nadelen
van het gebruik van levende vaccins. Dezelfde problematiek
doet zich voor in de humane sector. Bovendien is het zo dat
er voor veel infectieziekten nog geen effectieve vaccins be-
staan, omdat ook de levende geattenueerde vormen niet be-
schermend blijken te zijn. Dit betekent dat in dergelijke situ-
aties het vaccin beter dient te zijn dan dat wat het virus of de
bacterie zelf in huis heeft om een afweerreactie op te wek-
ken. Met andere woorden, de strategie die de ziekteverwek-
ker in de evolutie gekozen heeft om zich teweer te stellen te-
gen specifieke immuniteit dient te worden omzeild. Om dit
laatste te kunnen bereiken moet de regulatie van de cellulaire
immuunrespons en de wijze waarop antigenen in dit systeem
verwerkt worden begrepen worden.

Gezien de grote behoefte aan nieuwe generaties vaccins is er
in Europees verband reeds een plan van aanpak geïnitieerd
om te komen tot een strategische \'task force\' op het gebied
van virusvaccins. Ook op mondiaal niveau (WHO) is de roep
om meer te investeren in vaccintechnologie prominent aan-
wezig. In dit laatste geval staat vooral de technische ontwik-
keling in de belangstelling, aangezien met name praktische
zaken zoals houdbaarheid en produktiekosten van vaccins
een grootschalige aanpak van infectieziekten in de Derde
Wereld vooralsnog in de weg staan.

VACCINS EN IMMUUNRESPONS
Door verbeterd inzicht in de immunologie van vaccins lijken
er nu concrete mogelijkheden in het vizier te komen voor de
selectieve manipulatie van de afweerreactie. Allereerst is nu
bekend dat elk antigeen, van levend micro-organisme tot
dood vaccin, na binnentreden in het lichaam zal worden af-
gebroken (geheel of gedeeltelijk) in zogenaamde \'antigeen
presenterende cellen\' (APCs). De hieruit resulterende brok-
stukjes worden vervolgens in deze cel gebonden aan zoge-
naamde MHC-moleculen op hun reis naar het celoppervlak
(MHC-moleculen zijn celmembraan-moleculen). De immu-
nologische afweercellen, in dit geval de T-lymphocyten, be-
schikken over een antenne (T-cel-receptor) waarmee het
brokstukje wel of niet herkend kan worden. De herkenning
van de brokstukjes (peptiden) is afhankelijk van de zoge-
naamde
specificiteit van de T-cel-receptor. Na herkenning
zal de betreffende antigeen specifieke T-cel geactiveerd
worden en gaan delen. Hierdoor neemt deze cel relatief in
frequentie toe, waarmee bij hemieuwd immunologisch con-
tact zal blijken dat de respons sneller en in sterkere mate op
gang zal komen. Dit is de kem van het cellulair immunolo-
gisch geheugen (memory). De T-cel activatie is nodig voor
de hulp aan de B-cel voor de produktie van specifieke antili-
chamen, maar is ook zelf als effector-cel betrokken bij de ac-

Afd. Immunologie. ln\\tiniut voor Infectieziekten en Immunologie. Faculteit der
Diergeneeskunde, Yalelaan l, 354H CL Utrecht.

tivatie van bijvoorbeeld geïnfecteerde macrofagen (van be-
lang bij intracellulaire bacteriële infecties) en bij het cytoly-
tisch doden van bijvoorbeeld virus-geïnfecteerde cellen.
Verder is de T-cel onderdeel van het cellulair immunolo-
gisch regelmechanisme door de produktie en release van sti-
mulerende of remmende cytokinen.

Aangezien de brokstukjes die de T-cel herkent nu in de vorm
van synthetische peptiden aangemaakt kunnen worden,
waarbij bovendien subtiele variaties kunnen worden aange-
bracht, is nu op moleculair niveau duidelijk hoe de herken-
ning van antigeen gereguleerd wordt en zo nodig gemanipu-
leerd kan worden. Voor vaccins zal het hierbij cmciaal zijn
rekening te houden met de selectie van antigeenfragmenten
voor aanbieding aan het immuunsysteem op het niveau van
MHC-moleculen.

MH&POLYMORFISME

T-cellen herkennen vreemde antigenen dus in associatie met
\'eigen\' MHC-moleculen. MHC-moleculen fungeren als gids
bij het activeren van de juiste T-cellen.

-ocr page 121-

Van de set genen die coderen voor MHC-moleculen zijn van
enkele genen tot vijfitig verschillende allelen bekend. Elk in-
dividu erft van beide ouders een aparte set. De combinatie
van deze genen met hun allelische variatie, levert ieder indi-
vidu een beperkte, vrij unieke set MHC-moleculen die voor
het leven vastligt. De diverse allelen van het MHC hebben
een verschillende affiniteit voor antigene brokstukjes met als
gevolg een te onderscheiden invloed op het verloop van een
afweerreactie. Per individu zal een min of meer private col-
lectie peptiden uit ieder antigeen of vaccin worden geselec-
teerd voor immunologische (T-cel) herkenning. Inzicht in
het \'repertoire\' van de MHC-allelen en in de eisen waaraan
een bindend peptide moet voldoen is daarom van groot be-
lang. Door variatie in MHC tussen individuen is er steeds een
verschillende organisatie van de immuunrespons.

RISICQSPREIDING BINNEN DE POPULATIE
Een verklaring voor het ontstaan van variatie in MHC-mole-
culen is gelegen in het kunnen voorkómen dat een bepaald
micro-organisme in staat is zich door de gehele populatie te
verspreiden.

In de evolutionaire strijd tussen micro-organismen en het im-
muunsysteem zullen micro-organismen de neiging hebben
hun antigenen zodanig te veranderen, dat zij aan het im-
muunsysteem kunnen ontsnappen. Wanneer dit lukt is het
micro-organisme in staat om als een epidemie door een po-
pulatie heen te gaan. De individuele variatie in MHC-typen
binnen de populatie, waardoor steeds weer andere stukken
van antigenen voor herkenning in aanmerking komen, ver-
hindert zo\'n epidemie. Op deze manier zal het selectieme-
chanisme de neiging hebben om een grote diversiteit aan
MHC-moleculen binnen de populatie te handhaven.
Het bestaan van het MHC-polymorfisme zou een belemme-
ring kunnen betekenen bij de ontwikkeling van een univer-
seel vaccin tegen een bepaalde ziekte. Elk individu presen-
teert antigenen op grond van het \'eigen\' MHC-type. Dit
betekent dan ook dat een individu met een ander MHC-type
andere populaties T-cellen zal activeren. Een vaccin dat is
ontwikkeld op basis van een bepaald MHC-type zou uitslui-
tend goed werken bij individuen met ditzelfde MHC-type.
Recent hebben enkele wetenschappelijke doorbraken er toe
geleid dat toch een positieve benadering mogelijk is. Zo zijn
T-cel-epitopen gevonden die goed functioneren in samen-
hang met diverse MHC-types. Ook zijn er nu gegevens dat
voor sommige antigeen specifieke T-cellen de MHC-restric-
tie minder strikt zijn dan tot nu werd aangenomen.

ANTIGEEN-PROCESSING

Een van de belangrijkste onderzoeksvragen van dit moment
is hoe de presentatie van een antigeen precies tot stand komt
en welke factoren hiervoor verantwoordelijk zijn. Meer in-
zicht in dit proces kan een voorspellende waarde hebben,
waardoor men misschien in staat is beter te interfereren in
het immuunsysteem.

.^ntigenen, bijvoorbeeld viruseiwitten, worden door een an-
tigeen presenterende cel (APC) opgenomen en afgebroken.
Variaties in afbraak en intracellulair transport zijn daarbij
een zich snel ontwikkelend aandachtsgebied.
Welke stukjes uiteindelijk gepresenteerd zullen worden
hangt dus sterk af van het MHC-type. Voor het ontwikkelen
van een vaccin kan het van belang zijn exact te weten welke
delen als antigeen gepresenteerd worden door het MHC. Zo
kunnen de noodzakelijke bouwstenen van een vaccin moge-
lijk worden achterhaald.

1 m

«tet

MHC presenteert antigeen (circa 10-15 aminozuren) in een
soort tangstmctuur. De plaatsen waar de \'tangpunten\' con-
tact maken met het antigeen sluiten nauw op elkaar aan ten
behoeve van de specificiteit. Recentelijk zijn aanwijzingen
gevonden dat langs deze contactplaatsen zich zogenaamde
\'ankerplaatsen\' bevinden die het antigeen vasthouden. Sinds
kort is het ook mogelijk op het peptide uit het MHC te
elueren. Hierdoor zal men de lengte (natuurlijke begrenzing)
en de ankerplaatsen van het peptide kunnen bepalen.
Van deze ankerplaatsen lijkt een beperkt aantal te bestaan. Dit
biedt de mogelijkheid om via een reductiemethode te kijken of
er bepaalde wetmatigheden bestaan tussen de verschillende an-
tigeen-MHC-combinaties. Daarmee kan men meer gericht te
werk gaan in het onderzoek naar peptiden die voor presentatie
in de context van meerdere MHC-typen geschikt kunnen zijn.

PEPTIDE-VACCINS

Een en ander heeft geleid tot een intensieve belangstelling
voor de mogelijkheid synthetische peptiden aan te wenden
voor de produktie van vaccins. De logistiek van houdbaar-
heid en produktiekosten lijken voor peptide-vaccins opti-
maal te zijn. Verder zal door de selectie van slechts één of en-
kele peptiden de kans op ongewenste bijwerkingen, zoals
door bijvoorbeeld ongewenste antigene kruisreactiviteit met
\'zelf, klein zijn. Verder maken peptiden alternatieve en
eventueel aantrekkelijke toedieningsroutes, zoals bijvoor-
beeld via een neusspray, mogelijk. Tenslotte is het zo dat
peptide-vaccin de ultieme vorm van een marker-vaccin ge-
noemd kan worden. Dit betekent dat na een dergelijke vacci-
natie de mogelijkheid actieve infectie via immunologische
testen te detecteren volledig bewaard blijft. Er is immers
maar een miniem (en kunstmatig) onderdeel van het micro-
organisme gebruikt voor de vaccinatie.
De technische mogelijkheden voor de \'tailor made\' produk-
tie van peptiden, met zo nodig verbeterde stabiliteit en ge-
ringe proteolytische gevoeligheid (peptido-mimetica), zijn
nu reeds beschikbaar.

Zoals tot hier besproken, gaat de aandacht uit naar de interac-
tie tussen MHC, antigeen en T-cel-receptor. Daarbij dient
evenwel aangetekend te worden dat de MHC-Ag-TCR-inter-
actie slechts een schakel is in een groter geheel, waarbij co-
stimuli bepalen wat met het specifieke signaal gebeurt. De
groter wordende bekendheid met co-stimuli, messenger stof-
fen (cytokinen) en de receptoren voor deze stoffen op de cel,
maakt het in de toekomst mogelijk de beïnvloeding van de
specifieke respons nog verder functioneel te sturen. Ook wat
dit betreft zijn er technische ontwikkelingen die hierop in-
spelen. Zo lijkt het mogelijk vaccins te maken op basis van
recombinant-DNA-constmcten (naakt DNA-vaccin). Na in-
spuiten zal dit DNA (tijdelijk) antigeen in de gastheercel tot
expressie brengen. In dit geval zijn er de voordelen van een
levend vaccin, maar wordt zeer selectief het antigeen (als bij
peptide) gekozen. Bovendien wordt het dan mogelijk andere
genen mede in te bouwen, zoals bijvoorbeeld de genen die
coderen voor cytokinen.

Al met al worden de mogelijkheden om het immuunsysteem
van een individu op een gerichte wijze te manipuleren steeds
groter. Met name bij vaccins lijkt het mogelijk dat gebmik
van te maken. Vooralsnog bemstte bij vaccinatie het proces
van
cellulaire interacties op goed geluk. Gerichte manipula-
tie van onderdelen brengt hierin verandering met ongekende
therapeutische mogelijkheden bij infectieziekten, maar ook
talrijke andere immunopathologische processen als bij auto-
immuunziekten en tumorziekten.

T I J [) S C\' II K I K T VOOR D I I. R G r: N t f: S K i; N D B , D K H L 1 2 I . F i; B R L A R I , A I L li V K R I N G 4 . 1996

109

-ocr page 122-

9 m

m

REACTIES DIERGENEESMIDDELEN IN DE AQUACULTUUR

Geachte redactie,

Met belangstelling heb iic kennis geno-
men van de inhoud van de mededeling
van de Veterinaire Hoofd Inspectie
(VHI) met betrekking tot het gebruik
van diergeneesmiddelen in de aqua-
cultuur (1). Het is internationaal een
belangwekkend onderwerp en al jaren
een belangrijk discussiepunt op vele
congressen waar visziekten en de be-
handeling ervan centraal staan.
Uiteraard kan ik de strekking van het
verhaal \'De visproducent is verant-
woordelijk voor een consumentveilig
produkt\' in grote lijnen onderschrij-
ven. Helaas zijn er enkele onnauwkeu-
righeden in de mededeling geslopen,
waar ik kort op wil ingaan.

De mededeling pretendeert iets te zeg-
gen over de \'Nederlandse aquacul-
tuur\', welke volgens de scribent \'erg
klein is in verhouding tot de vleesin-
dustrie en de zuivelindustrie\'. Ken-
nelijk is er hierbij voorbijgegaan aan
het feit dat aquacultuur méér is dan al-
leen het kweken van koudbloedige ge-
wervelde aquatische organismen (vin-
vis). Mondiaal gezien hoort ook de
kweek van respectievelijk mosselen,
oesters, garnalen en zelfs zeewier
daarbij. Wat Nederland betreft zou ik
de mosselteelt, met een jaarlijkse pro-
duktie van 100.000 MT en een geld-
waarde af-produktiebedrijf van 100
miljoen gulden, zelfs relatief, zeker
niet \'erg klein\' willen noemen. De
Nederlandse oesterteelt steekt welis-
waar hier wat schriel tegen af met een
produktie welke geslonken is tot 100
MT per jaar en een geldwaarde van vijf
miljoen gulden. Deze geringe omvang
is te wijten aan infecties van de
Zeeuwse platte oester met een proto-
zoaire hematocytaire parasiet
{Bona-
mia ostrea)
met grote mortaliteit tot
gevolg. Onlangs bleek ook de teelt van
de Japanse oester in Zeeland, welke
veelbelovend leek te worden, gedeci-
meerd. Waarschijnlijk is een virusin-
fectie hiervoor verantwoordelijk.
De huidige Nederlandse vinvispro-
duktie omvat volgens de VHI 1000
MT per jaar. Dit is echter een grove
onderschatting. Per jaar wordt in
Nederiand ruim 2000 MT vinvis ge-
produceerd, te weten circa 1000 MT
Afrikaanse meerval, 1000 MT Euro-
pese aal en 250 MT regenboogforel.
De geografische ligging van respectie-
velijk de bij de RVV bekende forellen-
bedrijven (hoofdzakelijk hengelvij-
vers) en de grootste (>50 MT per jaar)
aal- en meervalbedrijven is weergege-
ven in figuur 1. Duidelijk is dat meer
praktizerende dierenartsen met de vis-
teelt te maken (kunnen) krijgen dan
menigeen thans verwacht.
Onderzoek is uitgevoerd naar het aan-
wezig zijn van residuen van diverse
therapeutica. Echter, naar residuen van
bijvoorbeeld furazolidon is kennlijk
niet gekeken. Als dit zo is, waarom
niet? Was het bij de VHI onbekend dat
in de jaren waarin het onderzoek ver-
richt werd ook furazolidon regelmatig
in de visteelt werd gebruikt? Of was
men niet op de hoogte van analyse-
technieken welke op andere laborato-
ria dan de in de mededeling genoemde
gebruikt werden voor bepalingen van
furazolidonresiduen in vlees van di-
verse soorten vis? Is dit laatste het ge-
val dan is het misschien nuttig kennis
te nemen van het onderzoek van Van
der Heijden et al. (8,9). Zij beschreven
onder andere de verschillen in farma-
cokinetiek van furazolidon tussen ver-
schillende vissoorten. De analyses
daarvoor werden gedaan bij het RI-
KILT(dr. Mengelers).
Terecht wordt vemield dat uit het oog-
punt van de volksgezondheid mala-
chietgroen niet (meer) gebruikt dient
te worden in de visteelt. Echter, ook de

-ocr page 123-

visgezondheid is niet gebaat bij het ge-
bruilc van dit chemicalie omdat uit re-
cent onderzoeli is gebleken dat
(leuco)malachietgroen ook erythrocy-
totoxisch kan zijn voor de behandelde
vis zelf (5).

Uit de door de VHI gepubliceerde ta-
bel blijkt duidelijk dat bij de meerval
het medicijngebruik niet zo grootscha-
lig is als bij de andere onderzochte vis-
soorten. Dit is niet zo verbazingwek-
kend aangezien de Afrikaanse meerval
een sterke vis is, die in de praktijk zel-
den te lijden heeft van bacteriële infec-
ties. Verder lijkt het erop dat paling
meer gemedicineerd wordt dan forel.
Dit kan echter schijn zijn aangezien de
eliminatiehalfwaardetijden van medi-
cijnen, mede bepalend voor residu-
evorming en de daarvan afhankelijk
wachttijden, in aal veel langer zijn dan
bij andere vissoorten (2, 3, 4, 6, 7). Dit
kan bij aal resulteren in een schijnbaar
hoger percentage aan behandelde die-
ren in vergelijking met andere vissoor-
ten. Dit onderstreept nog eens het be-
lang om niet, zoals herhaaldelijk in de
VHI-mededeling is gebeurd, bij de on-
derhavige problematiek van \'vis\' te
spreken, maar \'het beestje\' bij de
(Latijnse) naam te noemen, dus bij-
voorbeeld: \'wachttijden bij Europese
aal
(AnguiUa anguilla), Afrikaanse
meerval
(Clarias gariepinus) en re-
genboogforel
(Oncorhynchus mykiss).

m

1* «I

Tot slot rest nog steeds het antwoord
op de vraag: Bij klinische bacteriële
infectieziekten van vis: Hoe te hande-
len? Kunnen de verantwoordelijke
collegae bij de VHl iets zeggen over de
keuzes welke de prakticus kan maken
gesteld dat hij/zij tot de conclusie komt
dat een antimicrobiële therapie geïndi-
ceerd is bij een visziekte-uitbraak? Of
moeten de praktici wachten op een
rechtelijke uitspraak aan het eind van
een proefproces naar aanleiding van,
weliswaar illegaal doch overigens ve-
terinair-technisch gezien terecht, me-
dicijngebruik in een (kleine) tak van de
dierhouderij? Als de VHl alleen blijft
bij de gepubliceerde mededeling kan
ik niet anders concluderen dan dat er
nog steeds in Nederiand met betrek-
king tot het gebruik van medicijnen in
de visteelt iets duidelijk onduidelijk
blijft.

Dr. J.H. Boon
Vakgroep Visteelt en Vis.serij
Landbouwuniversiteit
Wageningen

LITERATUUR

1. Anonymus. Het gebruik van diergeneesmid-
delen in de aqua-cultuur. Mededelingen Ve-
terinaire Hoofdinspectie. Tijdschr Dierge-
neesk 1996: 121; 13-5.

2. Boon, JH. Dier(en)arts uit balans!? Tijdschr
Diergeneesk 1992; 117; 110-3.

3. Nouws JFM, Grondel JL, Boon JH, Van
Ginneken VJTh. Pharmacokinetics and anti-
biotica in some fresh water fish species. In;
Chemotherapy in Aquaculture: from theory
to reality. (C. Michel and D.J. Alderman
eds.). 1992:437^8.

4. Nouws JFM, Boon JH, Driessen F,
Mengelers MJB, Van der Heijden MHT.
Residue depletion of oxytetracycline in
European eel. Proc. of the Euroresidue II
conference on Vet. Drugs in food. 3-5 May,
1993, Veldhoven, The Netherlands (N.
Haagsma, A. Ruiter and P.B. Czedik-Eysen-
bergeds.).514-7.

5. Tanck MWT, Hajee CAJ, Oiling MA,
Haagsma N, Boon JH. Negative effect of
malachite green on the haematocrit of rain-
bow trout
(Oncorhynchus mykiss, Wal-
baum). Bull Europ Ass Fish Pathol 1995; 15:
134-6.

6. Van der Heijden MHT, Boon JH, Nouws
FHM, Mengelers MJB. Residue of depletion
of flumequine in European eel. Proc. of the
Euroresidue II conference on Vet. Drugs in
food. 3-5 May, 1993, Veldhoven, The
Netherlands (N. Haagsma, A. Ruiter and
P.B. Czedik-Eysenberg eds ). 357-61.

7. Van der Heijden MHT, Keukens HJ, Van
den Nieuwboer WFHX, Mengelers MJB,
Boon JH. Plasma disposition of flumequine
in common carp
(Cyprinus carpio L),
African catfish
(Clarias gariepinus Bur-
chell) and European eel
(Anguila anguilla L)
after a singel peroral administration. Aqua-
culture 1993: 1213; 21-30.

8. Van der Heijden MHT, Mengelers MBJ,
Huiskamp MJ, Keukens HJ, Boon JH.
Pharmacokinetics of furazolidone in White
sturgeon. In: Proc. of the 6th Intern. Con-
gress of the Europ. Ass. for Vet. Pharmacol,
and Toxicol., Edinburgh, Scotland, August
7-11. 1994:43.

9. Van der Heijden MHT. Mengelers MBJ,
Klasen WJC, Spronk MF, Boon JH.
Comparative plasmakinetics of furazolidone
in 5 fish species at 3 temperatures. Abstr.
Internat. Sympos. on Aquatic Animal Health,
September 4-8, 1994, Seattle, Washington,
USA, 1994: W-23.6.

Naar aanleiding van het commentaar
dat collega Boon heeft geleverd op het
VHI-bericht \'Het gebruik van dierge-
neesmiddelen in de aqua-cultuur\' zou
ik graag het volgende willen verduide-
lijken.

1. Het betreffende onderzoek is ge-
beurd op verzoek van de Europese
Commissie, die zelfde stoffen heeft
bepaald waarop het onderzoek zou
plaatsvinden. Daarbij is geen uit-
puttende lijst gebruikt omdat het
een inventariserend onderzoek be-
trof Uiteraard zullen wij de sugges-
tie van de heer Boon in het vol-
gende onderzoek meenemen. Dit
laatste ook al omdat furazolidon
met ingang van 25 augustus 1995
een verboden stof is voor alle dieren
die geconsumeerd worden.

2. Voor wat betreft de omvang van de
sector ben ik het helemaal eens met
collega Boon indien de door hem
gebruikte definitie van aquacuhuur
gebruikt wordt. Aangezien het in dit
verband (gebruik diergeneesmidde-
len) zinloos zou zijn om een derge-
lijk onderzoek te verrichten bij
mosselen en oesters in de zee, zijn
deze dieren hierbij dan ook niet ver-
meld. Het is juist dat visvijvers bui-
ten beschouwing zijn gelaten.

3. De veterinaire inspectie heeft wel
degelijk begrip voor de problema-
tiek die de veterinaire collega\'s in
de praktijk tegenkomen in de aqua-
cultuur. Daarom is er ook gezocht
naar mogelijkheden om een en an-
der samen, dat wil zeggen viskwe-
kers, werkgroep veterinaire aqua-
cultuur en overheid op te lossen.
De veterinaire inspectie heeft ook
meerdere onderzoeksprojecten lopen
die inzicht moeten verschaffen in de
residueproblematiek van enkele dier-
geneesmiddelen (modelstudies).
Tevens zal er een klankbordgroep
komen die in de loop van 1996 nog-
maals alle problemen de revue zal
laten passeren en waarbij vooral het
residu-onderzoek door de viskwe-
ker zelf zal worden besproken. In
deze klankbordgroep zullen alle
partijen die met diergeneesmidde-
lengebruik in de aquacultuur te ma-
ken hebben, participeren.

Samenvattend kan ik vaststellen dat
collega Boon net als de VI een voor-
stander is van een verantwoord dierge-
neesmiddelengebruik in de aquacul-
tuur. Daarbij zal rekening moeten
worden gehouden met het belang van
de sector, maar ook met de belangen
van de consument. Dit laatste punt - de
bescherming van de volksgezondheid
- is primair de verantwoordelijkheid
van de veterinaire inspectie, hetgeen
echter niet betekent dat daarbij aan alle
problemen van de sector en de prakti-
zerende dierenartsen zal worden voor-
bijgegegaan.

JHG. Goebbels
Veterinair Inspecteur
van de Volksgezondheid

T I J D s C H R i F T VOOR D 1 F: R Ci h N H F. S K U N D F. . D E FL 121. F Ei B R U A R I . A F I. F, V F R I N Ci 4 , 1996

111

-ocr page 124-

m « m

FACULTEIT LUIDT JUBILEUMJAAR
FEESTELIJK IN

Dit jaar viert de Faculteit der Diergeneeskunde dat in
Nederland 175 jaar Diergeneeskundig Onderwijs (DON)
wordt gegeven. Het lustrumjaar werd op 2 januari 1996 tij-
dens een bijzondere nieuwjaarsbijeenkomst feestelijk geo-
pend.

destein verbindt. Die spectaculaire ac-
tie, waarvoor een grote kraanwagen
nodig was, ging echter niet door. IJzel
was de grote spelbreker, waardoor het
hijsen op de luchtbrug moest worden
uitgesteld. Op 17 januari vond de actie
plaats onder toeziend oog van de de-
caan en het Conspiratorium. Bij dichte
mist werd het Leonium met behulp van
een hijskraan vakkundig op de lucht-
brug geplaatst, pal boven de Yalelaan.
De vrolijke, okergeel gekleurde vlag-
gen, met daarop het logo van 175 jaar
DON, wapperen dag in dag uit en ge-
ven het geheel een extra feestelijk tin-
tje.

Behalve de onthulling van het Leo-
nium werd tijdens de nieuwjaarsbij-
eenkomst het \'donnetje\' in omloop ge-
bracht. Dit is de munt die de faculteit
speciaal ter gelegenheid van 175 jaar
DON heeft laten slaan. De eerste slag
vond plaats op 21 december 1995 bij

Berichten en verslagen

De nieuwjaarsbijeenkomst van de
Faculteit der Diergeneeskunde stond
dit jaar geheel in het teken van 175 jaar
DON. Na de nieuwjaarstoespraak van
de decaan van de faculteit, prof dr.
H.W. de Vries, vond buiten in de vries-
kou een feestelijke openingsceremonie
plaats. Voor het Hoofdgebouw, over
een paar maanden Androclusgebouw
geheten, werd het \'Leonium\' onthuld.
Het Leonium is een gesmede uitvoe-
ring van de beeltenis van Androclus en
de leeuw, zoals te zien is op het nieuwe
beeldmerk van de faculteit. Het Leo-
nium is vervaardigd door Herman
Scholten, hoefsmid van de faculteit.
De bedoeling was dat het Leonium zou
worden gehesen op de luchtbrug, die
het Hoofdgebouw met Nieuw Gil-

de Nederiandse Munt in Utrecht. Deze
feestelijke gebeurtenis werd bijge-
woond door de faculteitsraad en het fa-
culteitsbestuur. De eerste twee donne-
tjes werden op de met de hand
bediende pers geslagen door de \'munt-
meester\' dr. P.H.A. Poll en door de
ontwerper Henk Halsema, grafisch
vormgever bij de faculteit. Tijdens de
nieuwjaarsbijeenkomst vond de eerste
uitgifte van de munt plaats. Het donne-
tje vond gretig aftrek; de muntmeester
verkocht meteen al 600 stuks. Dc
munt, die een waarde heeft van 175
cent, geldt tot 1 juni 1996 binnen de fa-
culteit als wettig betaalmiddel. Er kan
echter ook mee worden betaald tijdens
alleriei activiteiten die in de feestweek
plaatsvinden, zoals het faculteitsfeest
op dinsdagavond 7 mei en de Open
Dag op zaterdag 11 mei. Behalve als
betaalmiddel is het donnetje ook aar-
dig voor verzamelaars en als aanden-
ken aan het lustrum. Voor de faculteit
is het nieuwe jaar feestelijk begonnen.
Het is het begin van een reeks van fes-
tiviteiten die in de komende maanden
zullen plaatsvinden. Voor een over-
zicht van de activiteiten wordt verwe-
zen naar het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 december 1995
(pagina 716-717). Wij houden u op de
hoogte.

L.J.E. Rutgers, Conspirator

-ocr page 125-

tm ■m « m

mm

BOVIENE SPONGIEUZE ENCEFALOPATHIE (BSE)

ONDERZOEK IN SLACHTHUIZEN PER 1 MAART 1 996 VERPLICHT

tÊm

In 1986 werd in het Verenigd Ko-
ninkrijk een nieuwe neurologische
ziekte bij runderen gesignaleerd - \'bo-
viene spongieuze encefalopathie\'
(BSE) - die wordt veroorzaakt door
een verwekker die identiek of zeer
nauw verwant is aan de veroorzaker
van een soortgelijke ziekte bij scha-
pen, die scrapie wordt genoemd. De
eerste gevallen van BSE vonden ver-
moedelijk al in april 1985 plaats.
Sindsdien zijn zeer veel runderen in
het VK aan BSE te gronde gegaan.
Ook in een aantal andere landen is
deze ziekte vastgesteld, zoals Noord-
lerland. Frankrijk, Zwitserland, (Rep.)
Ierland, Oman, Falklandeilanden en
Denemarken. In Nederiand is de ziekte
tot op heden nog niet aangetoond.

Een goed overzicht over BSE en an-
dere spongieuze encefalopathieën is
gegeven door Schreuder en Osterhaus
in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1990, 115:507-517, waarin on-
der andere het volgende:

BSE en scrapie behoren bij een groep
van progressieve spongieuze encefalo-
pathieën die bij mens en dier voorkomen
en veroorzaakt worden door een niet-
conventioneel overdraagbaar agens, dat
zeer resistent is tegen inactivering door
hitte en normale sterilisatie- of desinfec-
tieprocessen.

Deze aandoenmgen worden geken-
merkt door;

- een lange tot zeer lange incubatietijd
(de periode tussen infectie en tot ui-
ting komen van de verschijnselen)
die, mede afhankelijk van de betrok-
ken diersoort en de wijze van infec-
tie, enkele maanden tot tientallen ja-
ren kan bedragen;

- een klinisch beeld, dat progressief
en uiteindelijk fataal verloopt en ge-
paard gaat met gedragsveranderin-
gen en bewegingsstoomissen, al dan
niet gepaard gaande met veriammin-
gen;

113

- een histopathologisch beeld, dat
wordt bepaald door degeneratieve
veranderingen waarbij vacuolisatie
(holtevorming) en verlies van ze-
nuwcellen optreden, maar waarbij
nauwelijks of geen ontstekings- of
immunologische reacties worden
waargenomen. In meer of mindere
mate kunnen abnormale fibrilvor-
mige stmcturen (\'scrapie associated
fibrils\' - \'SAF\'s\') in geïnfecteerde
hersenen met de electronenmicro-
scoop worden gevonden.

Teneinde invoer in Nederland van
BSE uit het VK te voorkomen danwel
tot een minimum te beperken gelden er
een aantal beperkende bepalingen
mede op grond van EU-regelgeving
ten aanzien van invoer van runderen en
rundvlees. Verder had Nederland een
invoerverbod op Engels diermeel dat
voornamelijk als overbrenger van het
agens werd gezien. Thans geldt een
verbod op het voederen aan herkau-
wers van eiwitten afkomstig van her-
kauwers.

Onderzoek naar BSE vindt reeds
plaats in Nederland en de ziekte is te-
vens aangifteplichtig gemaakt. Zoals
eerder opgemerkt is BSE in Nederiand
nog niet aangetoond. Thans wordt
overgegaan het BSE-onderzoek op te
nemen in het Onderzoekingsregulatief
1994 van de Vleeskeuringswet. Hier-
mede wordt tevens de beschikking
nummer 94/474/EG van de Com-
missie betreffende bepaalde bescher-
mende maatregelen ten aanzien van
Boviene Spongieuze Encefalopathie,
die sinds 27 juli 1994 van kracht is,
geïmplementeerd.

Volgens artikel 2 van deze beschik-
king dienen de hersenen van dieren,
die bij de keuring vóór het slachten kli-
nische symptomen vertonen op grond
waarvan BSE kan worden vermoed,
histologisch te worden onderzocht. In
artikel 14 van het Onderzoeks-
regulatief 1994 is dit gefomiuleerd als
de categorie dieren ouder dan driejaar
die bij de keuring vóór het slachten
neurologische verschijnselen vertoont.
Hierbij moet worden opgemerkt dat
onder neurologische verschijnselen
beslist niet alleen hersenverschijnselen
moeten worden verstaan. De term neu-
rologische verschijnselen moet zo
mim mogelijk worden opgevat: ook
parese-Zparalyseverschijnselen van de
achterhand vallen hier bijvoorbeeld
onder; indien naar het oordeel van de
keuringsdierenarts BSE niet kan wor-
den uitgesloten. Daamaast wordt de
categorie dieren die vóór 1990 uit het
Verenigd Koninkrijk is ingevoerd
standaard onderzocht.

TIJDSCHKIIT VOOR DiERGENBtSKUNDK, DEEL 121, FEBRUARI, AFLEVERING 4. 1996

De bepaling vloeit voort uit de aanbe-
velingen die zijn gedaan in het door de
Interdepartementale Werkgroep BSE
opgestelde rapport \'BSE, preventie en
beheersing op de lange termijn\' (d.d.
18 januari 1995; in de werkgroep had-
den vertegenwoordigers van de depar-
tementen Volksgezondheid en Land-
bouw zitting). In verband met het feit
dat niet uitgesloten kan worden dat
BSE bij de mens tot ziekte zou kunnen
leiden, is het noodzakelijk mogelijke
blootstelling van de mens aan het
agens zoveel als mogelijk te beperken.
Daamaast is het van belang om de
dierziektesituatie in Nederiand op dit
punt goed in de gaten te houden en in
een zo vroeg mogelijk stadium eventu-
ele uitbraken in de kiem te smoren.

Het onderzoek is in verhouding tot de
waarde van de slachtmnderen relatief
duur, maar gelet op het volksgezond-
heidsbelang absoluut noodzakelijk.
Om de financiële belasting zoveel mo-
gelijk te beperken is het onderzoek al-
leen verplicht als het echt nodig is.

Indien de uitslag positief is wordt het
vlees conform artikel 13, eerste lid, on-
der b, van het Keuringsregulatief 1994
van de Vleeskeuringswet afgekeurd.

De onderzoekstechniek terzake is in
Nederland alleen maar operationeel bij
het ID-DLO. In geval van positieve be-
vinding zal het monster, ter bevesti-
ging van de uitslag, worden opge-
stuurd naar het Central Veterinary
Laboratory te Cambridge in Engeland,
waarmee een maximale waarborg voor
de aanbieder is ingebouwd ten aanzien
van het onderzoek.

Deze regeling treedt hoogst waar-
schijnlijk in werking met ingang van 1
maart 1996.

-ocr page 126-

Praktizerende dierenartsen worden
verzocht runderen waarbij zij neurolo-
gische afwijkingen als gevolg van an-
dere bevestigde diagnose dan BSE
hebben geconstateerd, die naar het
slachthuis worden verwezen, verge-
zeld te laten gaan van een brief met
hun bevindingen, omdat dan geen on-
derzoek op BSE behoeft te worden
uitgevoerd.

Keuringsdierenartsen dienen extra
alert te zijn op dieren met neurologi-
sche afwijkingen en BSE-onderzoek
te doen uitvoeren.

Vooralsnog is BSE niet in Nederiand
aangetoond. Als dat na grondige on-
derzoekingen nog zo blijkt te zijn, is
dat een gunstige positie voor
Nederland, die ook in de toekomst zal
moeten worden behouden.

Dr. W. Edel, VHI/VWS
Drs. J.A. Smak, RVV/LNV
Mw. Drs. A.E.M. van derPluijm,
RVV/LNV

AANKONDIGING SUBSIDIERONDE PLATFORM
ALTERNATIEVEN VOOR DIERPROEVEN

Eind augustus 1986 heeft de staatsse-
cretaris van het toenmalige ministerie
van Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur het Platform Alternatieven
voor Dierproeven officieel geïnstal-
leerd. Dit Platform bestaat uit verte-
genwoordigers van de overheid en in-
dustriële ondememingen die dier-
proeven verrichten van dierenbescher-
mingsorganisaties. Zij hebben als taak
om onder meer de overheid en andere
subsidieverieners te adviseren over
subsidiëring van altematieven.
Om het zoeken naar altematieven te
bevorderen, streeft het Platform ernaar
onderzoek op diverse gebieden te sub-
sidiëren. Hiervoor is jaariijks een be-
drag van 2,5 miljoen gulden beschik-
baar gesteld. In principe komen zowel
ftjndamenteel onderzoek als toepas-
singsgericht onderzoek, zoals valida-
tie-onderzoek, in aanmerking om te
worden voorgedragen voor subsidie.
Ook projectvoorstellen met het doel
alternatieve onderwijsmethoden te
ontwikkelen kunnen in aanmerking
komen voor subsidiëring.
De ontvangen projectvoorstellen wor-
den wetenschappelijk beoordeeld door
de NWO-Commissie Altematieven
voor Dierproeven. Bij de eindbeoorde-
ling door het Platform wordt met name
aandacht besteed aan de mate waarin
het voorgestelde alternatief leidt tot
vervanging of verfijning van dierproe-
ven en de vermindering van het aantal
proefdieren. Tevens wordt gelet op de
uitstraling van het altematief binnen
het betreffende onderzoeksgebied en
de andere onderzoeksgebieden.

Wanneer men in aanmerking wenst te
komen voor subsidiëring in
1997,
dient men bij het secretariaat van het
Platform nieuwe aanvraagformulieren
aan te vragen. Men ontvangt dan te-
vens de procedure voor beoordeling
van de projecten.

Het projectvoorstel dient vóór 1 mei
1996
door het Platform te zijn ontvan-
gen. Eind 1996 of begin 1997 zal het
advies aan de subsidieverieners wor-
den vastgesteld.

Formulieren kunnen worden aange-
vraagd hij: Het secretariaat Platform
Alternatieven voor Dierproeven p/a
Veterinaire Hoofdinspectie, Postbus
5406, 2280 HK Rijswijk Telefoon:
070 - 3407032/33. fax: 070 - 3407080.

GEZONDHEIDSMANAGEMENT OP ZEUGENBEDRIJVEN

In december 1995 is het project
\'Gezondheidsmanagement op zeugen-
bedrijven\' gestart. Het doel van het
project is het verkrijgen van inzicht in
relatie tussen de gezondheidssituatie
op het zeugenbedrijf, de bedrijfsvoe-
nng en -uitmsting gericht op de ge-
zondheidszorg en de technische en
economische kengetallen.
Door middel van een enquête wordt in-
fomiatie over deze zaken op ongeveer
450 zeugenbedrijven verzameld. De
gezondheidssituatie wordt onder an-
dere getypeerd door het voorkomen
van gezondheidsproblemen op het be-
drijf Een registratie in het manage-
mentsysteem ontbreekt jammer ge-
noeg. Daarom wordt de varkenshouder
gevraagd het voorkomen van verschil-
lende aandoeningen bij de diercatego-
rieën voor zijn/haar bedrijf aan te ge-
ven.

Om de juistheid van de inschatting,
want dat is het veelal, te controleren
willen we de dierenarts vragen even-
eens aan te geven welke gezondheids-
problemen in welke mate voorkomen
op het bedrijf Aan de hand van onder
andere de rekening kan dit vastgesteld
worden. In de komende maanden zul-
len dierenartsen worden benaderd met
het verzoek hieraan mee te werken.

Het project is een samenwerkingspro-
ject tussen DLV, NCI en Proefstation
voor de Varkenshouderij. Daamaast
nemen ook Faculteit der Dierge-
neeskunde, Gezondheidsdienst voor
Dieren en Landbouw Universiteit
Agrarische Bedrijfseconomie deel aan
dit project.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Liesbeth ter Eist- Wahle
(Proefstation voor de Varkenshou-
derij: tel: 073-5286555), Joost de
Veer (NCI; tel: 030-2545749) ofJac
Nijskens (DLV; tel: 0413-274383).

-ocr page 127-

In 1984 verscheen \'De Geschiedenis
van de Buitenpraktijk\' in boekvorm.
Het ligt in de bedoeling een herziene
druk te laten verschijnen, aangevuld
met de periode tot heden. Alle dieren-
artsen in Nederiand hebben tijdens hun
co-schappen een aantal weken bij de

Buitenpraktijk doorgebracht. Onge-
twijfeld zijn uit die tijd anekdotes,
foto\'s of andere informatie overgeble-
ven. Ik zou het zeer op prijs stellen
aanvullende informatie van u te mogen
ontvangen, zodat dit materiaal eventu-
eel, in overleg met u, in de herziene
druk opgenomen kan worden.

Bij voorbaat dank voor uw medewer-

king.

Uw informatie kunt u zenden naar: S.
Hamstra, Thorbeckeweg 51, 3732 BJ
De Bilt.

OPROEP GESCHIEDENIS BUITENPRAKTIJK

BENOEMING AFDELINGSHOOFD ID-DLO

Bij het Instituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid (ID-DLO) in Lelystad
is per 15 januari 1996 prof dr. J.T. van
Oirschot benoemd tot hoofd van de af-
deling Porcine en Exotische Virus-
ziekten. Hij was al hoofd van de afde-
ling Bovine Virologie binnen het
instituut. De vacature was ontstaan na-
dat per 1 oktober 1995 dr. T.G. Kim-
man een nieuwe functie aanvaardde
binnen het RIVM in Bilthoven.

Prof dr. J.T. van Oirschot is al sinds
1973 werkzaam bij het ID-DLO. Hij
heeft zich de afgelopen jaren onder an-
dere bezig gehouden met onderzoek
aan varkenspest, de ziekte van Aujes-
zky en diverse virusziekten bij runde-
ren. Sinds 1988 is hij daarnaast tevens
hoogleraar veterinaire vaccinologie
aan de universiteit in Utrecht.

GROEP PAARD TACKELT DOPINGPROBLEMATIEK

Op woensdag 6 maart 1996 houdt de
Groep Geneeskunde van het Paard
haar Voorjaarsdag met als thema \'do-
pingproblematiek\'. De volgende
sprekers zullen op deze dag het
thema toelichten. Drs. G.A. Berghuis
(voorzitter Groep Paard) zal de
Voorjaarsdag openen door een korte
inleiding te geven over het doel van
deze dag. Prof dr. H.J. Breukink
(vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding) zal de FEl-reglementen en
-procedures behandelen waar men
zich aan heeft te houden.
Vervolgens zal prof dr. T. Tobin
(University of Kentucky, U.S.A.), dé
autoriteit op het gebied van doping,
een inleiding houden getiteld \'Doping
or medication: that\'s the question!\'. In
deze lezing zal hij proberen aan te ge-
ven waar de praktizerende dierenarts
op moet letten wanneer hij of zij een
sportpaard een bepaald medicijn voor-
schrijft.

Na de theepauze zal dr. E. Schüle, een
gerenommeerde sportpaardendierenarts
uit Duitsland, zijn visie geven op hoe hij
omgaat met het behandelen van sport-
paarden in de praktijk in zijn lezing geti-
teld \'Medikamentation von Sportpferde
im Praxis\'. Vetvolgens is het de beurt
aan drs. F. Hartgens, promovendus aan
de Universiteit van Maastricht, om de
werkelijke effecten van anabolen
Steroi-
den bij humane atleten aan te geven.
Tenslotte zal prof dr. Tj.B. van
Wimersma Greidanus, voorzitter van
het Nederiands Centmm voor Doping-
vraagstukken, de discussie leiden met
als stelling \'Topsport zonder doping is
(niet) mogelijk!\'. Waarom mag bijvoor-
beeld een hoogspringer wel met een ver-
doofd gewricht presteren, maar een
springpaard niet?

Voor de discussie zullen ook dr. N.
Dunnett, directeur van het referentie do-
pinglaboratorium in Newmarket, dr. P.

Gronau, voorzitter van de Veterinaire
Commissie van de FEl en dhr. G. de
Jong, voorzitter van NHS, uitgenodigd
worden. Na de borrel en het diner zal de
vootjaars- en tevens jaarvergadering
van de Groep volgen.

De kosten voor deze interessante
Vootj aarsdag bedragen voor leden
slechts ƒ 125,- (ƒ 50,~ student-leden,
ƒ 150," niet-leden), inclusief het re-
feraat \'Dopingproblematiek bij Sport-
paarden\' door drs. E.M.E.M. Hoofs, op-
wekkende en spirituele dranken en een
voortreffelijk dopingdiner. Inschrijving
en betaling aan de zaal.

Datum: woensdag 6 maart 1996
Plaats: Hotel TULIP INN. Stichtse
Rotonde 11. Amersfoort
Aanvang: 13.00 uur

Inlichtingen: W. Back. secretaris GGP.
030-2531323/6570768.

WIJZIGINGEN VERGADERDATA

De datum voor de studievergadering
(tevens jaarvergadering) van de
Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen van 9 mei 1996 is in
verband met de festiviteiten ter gele-
genheid van 175 jaar DON gewijzigd
in
30 mei 1996.

115

In tegenstelling tot wat in een eer-
dere aankondiging vermeld stond.

TUDSCHRIFI VOOR DIF. RGhNKESKUNDE, DEEL 121. FEBRUARI, AFLEVERING 4, 1996

vindt de Jaarvergadering van de
Groep Geneeskunde Gezelschap-
dieren niet plaats op dinsdag 20 fe-
bruari 1996, maar op
dinsdag 27 fe-
bruari 1996.

-ocr page 128-

In Nederland kwamen in de periode
van 30 oktober t/m 31 december 1995
de volgende gevallen van besmette-
lijke dierziekten, waarvan aangifte
verplicht is, voor:

Rotkreupel

Totaal twee gevallen in Friesland
Totaal twee gevallen in Gelderland
Totaal één geval in Noord-Holland

Schurft

Totaal één geval in Friesland

Pseudo-vogelpest

Totaal één geval in Zuid-Holland
Totaal twee gevallen in Gelderland

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

KOPIJ OP DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeur een 3,5 inch-dis-
kette (5,25 inch is ook mogelijk)
worden aangeleverd in Word Per-
fect 5.1 (andere versies zijn ook
mogelijk). Aan het eind van regels
gelieve geen harde retums te geven.

Onderstaand treft u een aantal cursus-
sen aan waarvoor opgave nog moge-
lijk is. Dit kan zowel telefonisch (030-
2517374) als per fax (030-2516490).

Röntgenologisch onderzoek van de
borstholte bij gezelschapsdieren,

alle avonden van 20.00 - 22.30 uur,
ƒ 2.000,- te Utrecht. Docent: dr. Pim
Wolvekamp, veterinair radioloog

1. 7 maart 1996
Inleiding.

Introductie beeldvorming van de
borstholte: \'normaalbeeld\', rönt-
gentechniek - interpretatie - aanvul-
lende diagnostiek.

2. 11 april 1996

Borstkas, diafragma en pleurale
holte.

3. 2 mei 1995

Mediastinum, trachea en slok-
darm.

4. 6juni 1996
Longen I.

Longpatronen, gegeneraliseerde
longveranderingen.

5. 12 september 1996
Longen II.

Solitaire longafwijkingen, onder
andere tumor.

6. 10 oktober 1996
Cardiologie.

Introductie röntgendiagnostiek hart
en vaten

7. 14 november 1996
Trauma.

8. 12 december 1996
Röntgendiagnostiek en echogra-
fie van de borstholte.

Een vergelijking van twee comple-
mentaire onderzoekstechnieken.

Voorbeelden van spinale en perifere
neurologische problemen
(96/108),
11 maart 1996, 10.30 - 20.30 uur,
ƒ 565,— (inclusief lunch en diner) te
Utrecht.

Uitgaande van patiëntenmateriaal wordt
de variatie in de verschijningsvorm van
spinale en perifere afwijkingen behan-
deld. Stapsgewijs zal het klinische pro-
ces worden afgelegd: anamnese, beoor-
deling lokomotie, probleemstelling,
lichamelijk onderzoek, interpretatie, kli-
nische besluitvorming en mogelijkheden
van aanvullend onderzoek en therapie.
De ziektekunde, pathofysiologie en (chi-
mrgische) therapie van een aantal spi-
nale aandoeningen zal worden bespro-
ken, zoals trauma, HNP, neoplasie,
degeneratieve ziekten en lumbo-sacrale
afwijkingen. Ook zal een aantal aandoe-
ningen van het perifere zenuwstelsel
worden behandeld, onder andere de trau-
matische avulsie van spinale wortels. De
cursusleider is dr.
J.J. van Nes, Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Faculteit der Diergeneeskunde.

Basis cursus kreupelheidsonderzoek
paard
(96/500 en 96/501), beide cur-
sussen van 14.00 tot 17.30 uur, ƒ 450,-.

96/500 donderdag 28 maart 1996
Someren

96/501 donderdag 11 april 1996
Emmeloord

In deze cursus wordt de lokatie-in-
structie gegeven aan de hand van pre-
paraten en patiënten. Behandeld wordt
de anatomie, met nadruk op de rele-
vante palpabele structuren.
Na het doornemen van de anamnese
wordt een handzaam onderzoeksproto-
col aangereikt. Hierbij zal ook inge-
gaan worden op geleidings-anaesthe-
siën. De cursusleiders zijn drs. L.A.J.
Smeenk en drs. K. van Muiswinkel.

Bacteriologisch onderzoek voor as-
sistenten
(96/805), 30 maart 1996,
10.00 - 17.00 uur, ƒ 275,- te Utrecht.

De cursus \'Bacteriologie Basisvaar-
digheden\' heeft als doelstelling die-
renartsassistenten de praktische han-
delingen aan te leren waardoor zij de
dierenarts in zijn laboratorium-werk-
zaamheden kunnen ondersteunen. De
assistent zal in staat zijn alle voorko-
mende praktische handelingen te ver-
richten, waarbij de dierenarts de inter-
pretatie voor zijn rekening dient te
nemen en uiteraard de verantwoording
draagt voor het resultaat en de commu-
nicatie met de klant.
De cursus behandelt in theorie en prak-
tijk de volgende onderdelen:

- Achtergrond bacteriologie

- Desinfectie en Veilig Microbio-
logisch Werken

- Noodzaak goede administratie

- Uit-enten van monstermateriaal
(melkmonsters) op verschillende
platen

- Beoordelen van gekweekte koloniën
(morfologisch)

- Maken van Gramkleuringen

- Inzetten van Gevoeligheidsbepa-
lingen

Theorie en praktijk worden constant af-
gewisseld worden om een zo aantrekke-
lijk mogelijk programma te doen ont-
staan.

Deze cursus is onlangs voor het eerste
aangeboden op de jaarlijkse Grote
Huisdierendag voor Dierenartsassis-
tenten, georganiseerd door de Groep
Praktici Grote Huisdieren en was een
doorslaand succes.

De cursus is in samenwerking met Leo
Pharmaceutical Products B.V. ontwik-
keld. De cursusleider is dr. J.A. Wa-
genaar, Vakgroep Infectieziekten en
Immunologie, Faculteit der Dierge-
neeskunde.

-ocr page 129-

Van de hand van de in hippiatrie en
hippologie gespecialiseerde Pieter van
Naaldwijck is het zeventiende-eeuwse
Latijnse boek
Libri duo Philippicorum,
sive de equorum natura, electione, edu-
catione, disciplina et curatione.
Het
werd in het Nederlands vertaald door
mevrouw A.C. Oosterhuis en hierin
luidt de titel: \'De Paardenvriend, of:
Over de natuur, het uitkiezen, het op-
voeden, de africhting en de geneeskun-
dige behandeling van paarden\'.

Het boek is in de eerste plaats bedoeld
als eerherstel, omdat het ontbreken van
een Nederlandse vertaling van dit boek
ervoor zorgde dat het in de vergetel-
heid is geraakt. En dat terwijl dit boek
van Van Naaldwijck tot de beste be-
hoort op het gebied van de hippiatrie in
de zeventiende eeuw. Hij beschouwde
de paardengeneeskunde als een zelf-
standige en volwaardige wetenschap
en niet, zoals in die tijd gebruikelijk
was, als een variant op de humane ge-
neeskunde.

Verder zijn de twee populairste paar-
denboeken uit de geschiedenis van de
Nederiandse diergeneeskunde ge-
schreven door een hoefsmid (P.A. van
Coer) en een paardendokter (Jacobus
de Smet). Pieter van Naaldwijck was
de enige uitzondering in de lang ach-
terblijvende diergeneeskunde. Een re-
den te meer voor dit eerherstel. Een an-
dere, belangrijke reden van ver-
schijning van deze vertaling is om de
Nederiandse dierenartsen en paarden-
liefhebbers de kans te geven kennis te
maken met dit boeiende paardenboek.
De uitgave van dit boek is mogelijk ge-
worden door bijdragen van de AUV en
de KNMvD. Alle AUV-leden hebben
dit schitterend uitgevoerde boek als
eindejaarsgeschenk ontvangen. Wij
willen dierenartsen, leden van de

BOEK \'DE PAARDENVRIEND\' HERSTELT EER PIETER
VAN NAALDWIJCK

KNMvD, die dit boek niet via de AUV
hebben ontvangen of die een extra
exemplaar willen, in de gelegenheid
stellen dit boek tegen kostprijs te be-
stellen bij de KNMvD.
Het boek is ook verkrijgbaar bij de
boekhandel, tegen een prijs die circa
50% hoger ligt.

U kunt het boek schriftelijk bestellen.
De kosten bedragen
ƒ 38,50 per boek,
inclusief BTW en verzendkosten. Dit
bedrag dient u vooraf over te maken op
bankrekeningnummer 55 50 48 861
van de ABN/AMRO te Utrecht, onder
vermelding van uw naam en \'De paar-
denvriend \'.

Vul ook onderstaand formulier in en
stuur dit op naar de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht.

U kunt het boek ook afhalen op de
KNMvD, dan is de prijs
ƒ 32,50 inclu-
siefBTW.

Ondergetekende,

naam dierenarts: ................................................................

adres:..........................................................................

postcode en woonplaats:..........................................................

telefoonnummer: ................................................................

bestelt.............exemplaren van het boek \'De Paardenvriend\' d f 38,50per boek en heeft f..

. reeds overgemaakt.

handtekening:

I__________________________________________________________________________________________

Het bekende en vertrouwde ronde
KNMvD-logo wordt vervangen door
een nieuw, modem beeldmerk. Binnen
de KNMvD wordt al een aantal jaren
discussie gevoerd over het logo en de
huisstijl. Na veel wikken en wegen en
een discussie in het Hoofdbestuur heeft
grafisch ontwerper Hans Wildenberg
een aantal voorstellen gedaan. Daamit
is het hierbij geplaatste logo door het
Hoofdbestuur gekozen waarbij, zoals u
ziet, het vertrouwde Absyrtus is ge-
handhaafd. Ook het Algemeen Bestuur
heeft in december 1995 het logo beke-
ken en goedgekeurd. De nieuwe huis-
stijl zal binnenkort gefaseerd worden
ingevoerd. Daarbij beginnen we met de
correspondentieset en het jaarboek.

NIEUW LOGO KNMVD

-ocr page 130-

■^ninjL

VOORJAARSDAGEN 1996: VOOR ELK WAT WILS

Het intemationale veterinaire congres
de Voorjaarsdagen zal van 26 tot 28
april 1996
voor de 29e keer worden ge-
organiseerd in het RAI congrescentrum
in Amsterdam. Met veel enthousiasme
heeft de Vooijaarsdagen-commissie
getracht om wederom een aantrekkelijk
en interessant wetenschappelijk pro-
gramma samen te stellen, dat is opge-
bouwd uit plenaire lezingen, seminars,
interactieve casusbesprekingen, een
prakticum en zelfs computerondersteu-
nend onderwijs. Zoals altijd tijdens de
Voorjaarsdagen wordt de diergenees-
kunde van gezelschapsdieren zoveel
mogelijk in den brede behandeld: vele
verschillende onderwerpen komen aan
bod. zowel op \'opfrisniveau\' als meer
\'in de diepte\'. De voertaal is Engels,
maar per dagdeel wordt er minimaal
één lezing in het Nederlands gegeven,
leder jaar neemt het aantal bezoekers
toe: binnen enkele jaren is het aantal
deelnemende dierenartsen gestegen van
450 naar 800. Wij hopen mede dankzij
uw aanwezigheid verder te groeien.
Ook het programma van de DANS mag
zich verheugen in een sterk gestegen

-ocr page 131-

aantal, vorig jaar lag dat al boven de
1100. Dit jaar heeft het DANS-pro-
gramma enkele onderwerpen die naad-
loos aansluiten op het Vootjaarsdagen-
programma (onder andere de lezing
over euthanasie van dr. N. Endenburg),
zodat de kennis naderhand in de prak-
tijk geïntegreerd kan worden toegepast.

Om u alvast op te warmen volgen en-
kele grepen uit het wetenschappelijk
programma:

Dr. Aron (USA) zal op vrijdag en za-
terdag allereerst de grondbeginselen
van het gebruik van de fixateur externe
bespreken: bij welke fracturen is deze
techniek te gebruiken, wat zijn de val-
kuilen ervan, etcetera. Zaterdagmid-
dag geeft hij een prakticum over de
fixateur externe, waar met behulp van
kunststof botten de techniek uitgebreid
geoefend kan worden. De twee lezin-
gen en het prakticum geven dus een
prachtig totaalbeeld van deze veelge-
bruikte techniek met zowel theorie als
praktijk. In tegenstelling tot vorige ja-
ren wordt het prakticum in de RAI ge-
organiseerd, dus er is geen busreis naar
de Uithof meer!

Dr. Richard Nelson (USA), auteur
van het boek over de endocrinologie
van de hond en de kat: wie kent hem
niet. Deze spreker van wereldfaam
staat bekend om de heldere presentatie
en praktijkgerichte manier van patiënt-
benadering. Maar hij schuwt essentiële
achtergrondinformatie en pathofysio-
logie zeker niet! Hypothyreoidie, de
ziekte van Cushing en diabetes melli-
tus, allen onderwerpen die voor elke
prakticus belangrijk zijn, zullen door
hem worden besproken. Dé kans om de
endocrinologie eens bij te spijkeren.
Prof. dr. Ludo Hellebrekers (NL),
oude bekende op het gebied van de
anesthesiologie, zal u wegwijs maken
op het gebied van de injectie-anesthe-
tica: wat zijn de voor- en nadelen van
bijvoorbeeld het gebruik van propofol
en medetomidine? Zijn er absolute
contraïndicaties of gevaren? Waarom
zou men toch kiezen voor inhalatie-
anesthetica? Een zeer interessant on-
derwerp zal ook zijn hoe om te gaan
met een anesthesiologische crisispa-
tiënt: hoeiPilanimeer ik tegenwoordig,
moet ik beademen ein zo ja hoe, etce-
tera. Deze anesthesiologische innst
wot^df gepresenteerd, in de
N^eoter-
lajidse taal
op vrijdagimddag 26 apnl.

1 lïi ■ i

Vlooien, we worden er in de (na-)zo-
mer bijna gek
van: een groot deej; van
de wachtkamer is gevuld met jeuf^de
dieren en brandende vragen hierover
bij de eigeftaar.
Dr. Drvden {(alias Mr.
Flea)
heeft de naijm alles van vlooien
af te weten. Er is de laatste tijd erg veel
gebeurd op het gebied van de vlooien-
bestrijding. Alle ins & outs hierover,
alsmede handige tips voor de eigenaar,
worden tijdens deze lezing (zaterdag-
middag 27 april) besproken.

Dit is slechts een fractie van het totale
programma, dat overigens weer is uit-
gebreid ten opzichte van vorige jaren:
op de zaterdag zijn er tegenwoordig
maar liefst zes simultane sessies, dus
keuze genoeg! Voor een totaalbeeld
kunt u het vooriopig programma be-
stellen via onderstaand adres.

aM»tmé

Wist u overigens dat voor leden van de
Groep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren een aantrekkelijk
GGG-Su-
perlidmaatschap
bestaat? Indien u bij
betaling van de contributie aan de GGG
aangeeft ook naar de Voor-
jaarsdagen te gaan, betaalt u slechts een
deel van de normale entreeprijs. Geeft u
bij uw Vootjaarsdagen-inschrijfformu-
lier dan wel aan dat u GGG-Super bent:
u betaalt dan slechts voor extra semin-
ars! Ook een praktijkbadge (iedere dag
kan er een andere dierenarts per praktijk
deelnemen) is een voordelige optie.
Zelfs zonder de speciale kortingen is de
prijs van de Vootjaarsdagen (ƒ 295,--)
zeer laag in vergelijking met andere
congressen en cursussen.

Natuurlijk zult u die drie dagen ook nog
veel tijd hebben om gezellig over het
immer groeiende tentoonstellingsterrein
te kuieren. Onder het genot van een
hapje en een drankje kunt u kennisne-
men van de nieuwste snuQes van de
toonaangevende veterinaire firma\'s.
Ook bijpraten met oude en nieuwe ke-
nissen behoort natuurlijk tot de moge-
lijkheden.

KORTOM:
GENOEG REDENEN VOOR
EEN BEZOEK

VOORJAARSDAGEN
26-28 APRIL 1996

Secretariaat Voorjaarsdagen
p/a KNMvD. t.a.v. Jolanda Antonie
Postbus 14031. 3508 SB Utrecht.
Telefoon: 030 - 25101II, fax: 030 -
251\'1787.

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD ARBEIDSMARKT
OKTOBER-DECEMBER

aanbod

In het vierde kwartaal van 1995 was er
bij de Vacaturebank sprake van een
toename van het aantal dierenartsen
dat per direct op zoek was naar full-
time werk (in oktober waren dit er 1 19
en in december 127). Van de 127 die-
renartsen die in december ingeschre-
ven stonden, zocht 57% een functie in
de gezelschapsdierenpraktijk en 43%
in de gemengde of landbouwhuisdie-
renpraktijk.

Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek
is naar parttime werk. Deze groep is in
het vierde kwartaal van 1995 groter
geworden en bestond in december uit
44 dierenartsen (in oktober waren dit
er 38). Het grootste deel is op zoek
naar een baan in de gezelschapsdieren-
praktijk (89%); 11% zoekt werk in de
gemengde- of de landbouwhuisdieren-
praktijk. Het aantal vrouwen is in deze
groep veel groter dan het aantal man-
nen; 95% van de groep bestaat uit
vrouwelijke dierenartsen.
Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-

De navolgende gegevens hebben betrekking op het vierde kwartaal van 1995.

Door Corine van Kalles

-ocr page 132-

zegtermijn, is in de maanden oktober
tot en met december iets afgenomen
(in oktober waren dit er 75 en en in de-
cember 73). Van deze dierenartsen
zocht 52% op termijn een nieuwe
functie in een gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijk en 48% in een ge-
zelschapsdierenpraktijk.

Bij de Vacaturebank staan tevens
dierenartsen ingeschreven die werk
zoeken buiten de praktijk. Hiermee
wordt bedoeld werk in het bedrijfsle-
ven, bij de overheid of bij onder-
zoeksinstituten. Het aantal dierenart-
sen dat hiervoor ingeschreven staat,
is in het laatste kwartaal van 1995
vrijwel gelijk gebleven; in oktober
waren dit er 29 en in december 28.
Hieronder bevinden zich zeventien
mannelijke en elf vrouwelijke dieren-
artsen.

m m im w mn mg

im I

vraag

In het vierde kwartaal van 1995 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld twaalf
aanvragen per maand binnengekomen
voor waarnemingen in gezelschapsdie-
renpraktijken en vier aanvragen per
maand voor waarnemingen in ge-
mengde- of landbouwhuisdierenprak-
tijken. Wat betreft vaste banen zijn er
in de maanden oktober tot en met de-
cember negen banen in gezelschaps-
dierenpraktijken aangeboden (waarvan
zeven parttime) en vijftien banen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenpraktij-
ken (waarvan vier parttime). Daamaast
zijn er nog twee banen buiten de prak-
tijk aangeboden. Zes banen in gezel-
schapsdierenpraktijken zijn inmiddels
ingevuld; in alle gevallen is gekozen
voor een vrouwelijke dierenarts. Van
de vijftien banen in gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijken zijn er in-
middels twaalf ingevuld; zeven door
vrouwelijke dierenartsen en vijf door
mannelijke dierenartsen. Eén baan bui-
ten de praktijk is ingevuld door een
vrouwelijke dierenarts.

Voor meer informatie of diensten van de
Vacaturebank: Corine van Kalles, bu-
reau van de KNMvD, tel:030 -2510111.

O

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bosman, J.; 1986; 7946 AX Wanneperveen;
Weth. Vossti^at 74.

Coster, H.; 1996; 2133 KH Hoofddorp; Stoholm
14.

Raaijmakers, Mevr. L.D.; 1995; 3524 RS
Utrecht; Provence 40.

Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 3512 NX
Utrecht; Korte Smeestraat 4 A.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bout-Oosterom. Mevr. E.; 1982; 7582 BR
Losser; Markedal 19.

Brummelen, Mevr. E. van; 1995; 3061 JZ
Rotterdam; Ramlehweg 30 B.
Essen, E. van; 1995; 3771 PN Bameveld;
Wencopperweg 21.

Gielen, C.A.M.; 1995; 5091 KV Oost-, West- en
Middelbeers; Heikant I.

Haaften, B. van; 1981; 3984 JW Odijk; Drie
Jofferengaarde 17.

Horst, R.M. ter; 1995; 5361 JN Grave; Raamdijk
16.

Pouwels, L.T.H.K.; 1995; 5961 SR Horst; Van
de Horstplein 34.

Rasenberg, W.S.J.; 1986: 5015 AE Tilburg
Bosscheweg 178.

Schulz, P.C.; 1995; 3553 EC Utrecht
Amsterdamsestraatweg 457.
Spierenburg, M.A.H.; 1995; 2771 AB Boskoop
Insteek 32.

Veen, Mevr. L. van; 1995; 6034 RD
Nederweert-Eind; Gebleektendijk 8.
Verkerk, Mevr M.; 1995; 1901 JN Castricum;
Van Haerlemlaan 6.

Verkleij, Mevr. L.C.T.; 1995; 3402 GG
IJsselstein; Tourmalijnpad 11
Vervoom-Malinosky Blom, Mevr. A.C.W.;
1952; 3981 BJ Bunnik; Prinses Beatrixstraat 10.

Personalia

jubilea:

H.P. Kingma te Hellendoom, afwezig, 35 jaar,
15 februari 1996

A.M. Tromp te Beer-Tuvia (Israël), afwezig, 35
jaar, 24 februari 1996

J.M. Wijsmuller te Rosmalen, afwezig, 40 jaar,

I maart 1996

W. van Sijpveld te Kesteren, afwezig, 40 jaar, I
maart 1996

J. Hagcndijk te Blokzijl, aanwezig, 25 jaar, 5
maart 1996

W.J.J. van den Berg te Ens, aanwezig, 25 jaar, 5
maart 1996

P.J. Mangnuste Steenbergen, aanwezig, 35 jaar,
8 maart 1996

Mevr. S.B.W. Nauta-Koot te Woudenberg, af-
wezig, 35 jaar, 8 maart 1996
M P. Kwakemaak te Dokkum, afwezig, 30 jaar,

II maart 1996

rectificatie:

L. Nauta te Drogeham is 10 mei 1996 45 jaar
dierenarts, en niet 9 mei 1996 zoals in het
Tijdschrift van 1 januari 1996 vermeld stond.

mutaties:

192 Benders. M.M.J.L.; 1970; 6121 JE Bom;
Prins Bisdomstraat 9-11; tel. 046-4851660

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-03-1996

26-02-1996

01-04-1996

11-03-1996

15-04-1996

01-04-1996

01-05-1996

15-04-1996

*) Voor 12.00 uur

\'s middags.

privé, 4512417 prakt; fax 046-4518261;
p., geass. met J.W.G. Franken, C.J.H.M.
Maasscn M.V. Quax.

201 Bout-Oosterom, Mevr. E.; 1982; 7582 BR
Losser; Markedal 19; tel. 053-5382385
privé. 0546-577409 bur.; k.d. R.V.V. kring
Almelo (toev.
als lid).

205 Brummelen, Mevr. E. van; 1995; 9351 l.H
Leek; \'t Zuden 58; tel. 050-5515352
prakt.; p., medew. bij K. de Vries (toev.
als lid).

216* Dommelen, J.A.P.M. van; 1995; 7641 DB
VVierden; Europa-ring 74; tel. 0546-
578522 privé, 575295 prakt.; p., medew.
bij J.H.E. Fieten, J. Spaans, G..I. Stam
en H.
T.A. Verstappen.

217 Duffelen. Mevr. T. van; 1987; 5081 RS
Hilvarenbeek; Hellebaard 5; tel. 013-
5053162 privé.
5420274/5432867 prakt.;
p., medew. bij Mevr. E.M. van Aubel-
Laugeman.

218\'Duqucsnoy, P.W.; 1995; 3705 ZN Zeist;
Warande 178; tel. 030-6950550; d.

221 Essen, E. van; 1995; 3771 PN Bameveld;
Wencopperweg 21; tel. 0342-418530
privé, 414956 prakt.; p., medew. bij J.W.
Bakker, W. de Boer, C. van der Hem, G.
Heynen, D.P. Hofstee, H. Nijland, M.
Roseboom en W A. de Vries (toev.
als lid).

-ocr page 133-

350 Frank, D.S.; 1966; 18750 Afula (Israël);
Box 7551, Romema; tel. 00-972-6-492065;
fax 00-972-6-492133;
p., "Hachaklaith".
229 Gielen, C.A.M.; 1995; 5091 KV Oost-,
West- en Middelbeers; Heikant 1; tel. 013-
5141344 privé, 5042402 prakt.; fax 013-
5042302; p., medew. bij C.W.M.
Augustijn, J.M. Berger, F.W. Bemdsen,
G.C. Charpentier, O.A. van Dobbenburgh,
J.W. Eshuis, M.J.J. van der Linden, J.A.M.
Vermeer, A.R.L. de Vries en H.J.H. van
Wijk
(toev. als lid).
229 Gielink, J.C.I.; 1993; 3971 NC
Driebergen; Sportlaan 44; tel. 0343-
533276;
wnd.d.
234 Haaften, B. van; 1981; 3984 JW Odijk;
Drie Jofferengaarde 17; tel. 030-6570656;
voorlichter Vet. Industrie
(toev. als lid).

243 Hof, R.E. van\'t; 1990; 9642 KE Veendam;
Tjariet 21; tel. 0598-630283 privé, 622234
prakt.; p.,
geass. met Dr. R. Boosman,
R.M.G. Keereweeren B. Prins.

244 Hoogendoom, J.H.; 1964; 2935 AN
Ouderkerk a/d IJssel; IJsseldijk West 18;
tel.0180-681721
;d.

245 Horst, R.M. ter; 1995; 5361 JN Grave;
Raamdijk 16; tel. 0486-421140 privé,
0485-312800 prakt.; p., medew. bij J.
Breen, D. van der Meij, C. Willenborg en
P.H.E. van Zweeden
(toev. als lid).

256 Kiemeneij, Mevr E.J.; 1981; 3912 AG
Rhenen; De Toltoren 47;
tel. 0317-
615078 privé,612791 prakt ; p.
266 Lam,
Dr. T.J.G.M.; 1990; U-1996; 3514
AC Utrecht; Weerdsingel O.Z. 39 bis; tel.
030-2733986 privé, 2531040 tst. 1093
bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).
354 Leeuw van Weenen, A. de; 1969;
Minsterley,
Shrewsbury SY5 OJH
(Verenigd Koninkrijk); The Red House,
Lower Stapeley; tel. 00-44-1588-650411
privé, 1743-790289 prakt.;
fax 00-44-
1588-650411;
p., medew. bij Furthercroft
Surgery; local vet. inspector.
275 Meijer, M.; 1992; 7011 JA Gaanderen;
Vreeltstraat 15 A; tel. 0315-325604 privé,
0314-324631 prakt.; fax 0314-364091; p.,
geass. met P.N. Beenen, N.S.J. Hoogland,
J. de Jong, H.P.A. van der Meulen, P.J.M.
Stroomer en H.W.F. Swart.

282 Nijenhuis, H.J.; 1974; 9351 PS Leek;
Diligencelaan 2; tel. 0594-516419 privé,
513203 prakt.; p., geass. met J. Atsma en
A. Hoekstra.

286 Osch, W. van; 1992; 2273 BD Voorburg;
Prinses Margrietlaan 148; tel. 070-
3865753;
wnd.d.

289 Peters, P.W.H.M.; 1992; 3511 VZ
Utrecht; AndreashofS; tel. 030-2304499;
wnd.d.

290 Pistorius, Mevr. H.E.; 1992; 5126 CV
Gilze; p/a Valenbraak 19; tel. 0161-
451617 privé, 451350 prakt.; p., medew.
bij A.C.L.M. Aarts, J.P.C. Caron,
P.M.M. Dirven en P.C.M.W. Plasschaert.

293 Pouwels, L.T.H.K.; 1995; 5961 SR Horst;
Van de Horstplein 34; 077-3983510 privé,
3982169 prakt.; fax 077-3981438; p., me-
dew. bij J.C.M. van Dijck, H.J.P. Geurts,
R. Holle, J.J.H.M. Jenniskens, G.R.P. de
Muinck, C. Veldman en P.J.A.G.
Verstraelen
(toev. als lid).

294 Rasenberg, W.S.J.; 1986; 5015 AE
Tilburg; Bosscheweg 178; tel. 013-
5368559 privé, 5331648 prakt.; fax 013-
5332313; p.
(toev. als lid).

303 Schevers, V.G.; 1995; 4007 VC Tiel;
Zonnedauw 79; tel. 0344-622567 privé,
616297 prakt.;
fax 0344-613710; p., me-
dew. bij H A. de Jong, J.J. Koot en H.J.
Schrama.

305 Schulz, P.C.; 1995; 3553 EC Utrecht;
Amsterdamsestraatweg 457; tel. 030-
2437779; wnd.d.
(toev. als lid).

306 Schuttert, Mevr M.G.; 1993; 5712 AG
Someren; Boerenkamplaan 70; tel. 0493-
490564 privé, 491770 prakt.; fax 0493-
496770; p.,
geass. met H A. Derkx,
P.W.C.M. van Oijen, RE. Paauwe,
R.J.M.L. Raymakers, L.A.J. Smeenk,
A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek, D L.
Willink en F.Th.C. de Wit.

312 Spierenburg, M.A.H.; 1995; 2771 AB

Boskoop; Insteek 32; tel. 0172-210848
privé, 030-2531350 bur., 0172-471111
prakt.; specialist in opl. U.U. (F.D., vkgr.
Alg. Heelkunde en Heelkunde der Gr.
Huisd.; p., medew. bij A.C.M. Kuilboer,
J.V.H. Lans, J.H. Rootert en A. Soede
(toev. als lid).

318 Tiddens-Macri, Mevr. R..M.; Messina (It.)-
1990; 3066 VA Rotterdam; Mahatma
Gandhistraat 12; tel. 010-4473013
prakt.; p., gezelsehapsd.

321 Unen, H. van; 1995; 7141 DW Groenio;
Lichtenvoordseweg 45-4; tel. 0544-
465848 privé, 461313 prakt.; p., medew.
bij
C.J. Hartveld, P.C.J. Hopmans en
G.A.I. Kamp.

322 Veen, Mevr. L. van; 1995; 6034 RD
Nederweert-Eind; Gebleektendijk 8; tel.
0495-634584 privé, 632957 prakt.; p., me-
dew. bij L.0. Scholma, M. Sinke en L.M.P.
Voncken
(toev. als lid).

326 Verkerk, Mevr. M.; 1995; 1901 JN
Castricum; Van Haerlemlaan 6; tel. 0251-
653390; wnd.d.
(toev. als lid).

326 Verkleij, Mevr. L.C.T.; 1995; 3402 GG
IJsselstein; Tourmalijnpad 11 ; tel. 030-
6883953; wnd.d.
(toev. als lid).

327 Vervoom-Malinosky Blom, Mevr.
A.C.W.; 1952; 3981 BJ Bunnik; Prinses
Beatrixstraat 10; tel. 030-6564217; r.d.;
R.O.N.(tocv. ais lid).

336 Weltevrede, S.G.B.; 1983; 8303 XG
Emmeloord; Coeshoeck 2; tel. 0527-
614318 privé, 612885 prakt.; p., geass. met
W.J.J. van den Bergen W.M. Smrkenboom.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1996:

Wijzigingen die na 1 december 1995 zijn
doorgegeven, kunnen helaas niet meer
worden opgenomen in het Diergenees-
kundigjaarboek 1996!

Februari

20 PAO-D cursus: 96/201 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

Vergadering Afdeling UtrechL Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.
Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
in hotel Duinoord te Zeegse. aanvang
20.00 uur.

Vergadering Afdeling Gelderland.
PAO-D cursus: 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant "De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

Jaarvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

PAO-D cursus: 96/116 Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

20

20

22
27

27

27

28

Maart

I PAO-D cursus: 96/107 Tumor chirurgie
gezelschapsdieren.

5 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

6 Voorjaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. Hotel Tulip Inn, Amers-
foort.

6—9 Xth DVG - Congress on Avian Diseases.
Place of the Conference: Auditorium of the
I. Medizinische Tierklinik. Veterinary
Faculty of the Ludwig - Maximilians -
Universität München, Königinstrasse 16,
D-80539, München, Germany. Registra-
tion and infomiation: Prof dr. J. Kösters,
tel. 89-315619-70 or-80.

II PAO-D cursus: 96/108 Voorbeelden van
spinale en perifere neurologische proble-
men.

12 PAO-D cursus: 96/201 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

15 4th International ESCOP (European Scien-
tific Cooperative on Phytotherapy) Sym-
posium. Matemushaus, Cologne, Ger-
manv.

19 PAO-D cursus: 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

20—21 PAO-D cursus: 96/601 Apotheek-
beheer 11 gezelsehapsdierenpraktici.

20—22 Driedaagse cursus Polymerase Chain
Reactions. PTOpleidingen (Hogeschool
van Utrecht).

21 Symposium \'Diergezondheidszorg in be-
weging. Hoezo?\' ter ere van vierde lustrum
Groep Geneeskunde van het Rund.

23 PAO-D cursus: 96/802 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

25 Regiobijeenkomst VDA provincie Utrecht.
\'Veiligheidsaspecten in de radiologie\'
door drs. M. Schmidt.

25—29 Emergency Service in Equine Sports
Competitions, First Course. Zürich/CH.

26 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

26 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken, Jaarbeurs te Utrecht.

28 Casuïstiekenavond Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

-ocr page 134-

29 Viering Tiende Lustrum Groep Pluim-
veewetenschappen KNMvD in Congres-
centrum de Reehorst te Ede. Symposium
\'Rondom de pluimveepraktijk rond de
eeuwwisseling\' voor leden en geïnteres-
seerden. \'s Avonds diner en feestavond.

29 PAO-D cursus; 96/103 Behandeling van
Kruisbandletsels.

30 Themadag Groep Veterinaire Specialisten;
\'De dierenarts-specialist en het niet-gedo-
mesticeerde dier.\' Doelgroep; dierentuin-
dierenartsen en andere geïnteresseerde col-
lega\'s, dierenarts-specialisten. Locatie;
Ouwehands dierenpark.

30 Excursie Samenwerkende Veterinaire Acu-
pimcturistenvereniging naar het nieuwe
Groninger museum en de Hortus in Haren.

April

1 AUV-regiovergadering Oost. De Can-
tharel te Ugchelen. Aanvang; 20.00 uur.

4 AUV-regiovergadering Noord. Postiljon
Heerenveen. Aanvang; 20.00 uur.

13 PAO-D cursus; 96/803 Assistentie tijdens
chirurgie (gezelschapsdieren).

15 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven vóór 15 maart 1996 bij Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel. 0317-484093/484490.
fax 0317-426547.

15 AUV-regiovergadering Zuid. Novotel
Eindhoven. Aanvang; 20.00 uur.

15—17 PAO-D cursus; 96/602 Veterinaire
Apotheek 1 gemengde praktijk.

16 PAO-D cursus; 96/503 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij paarden; interpretatie en de
gevolgen voor infuusbeleid.

16, 17 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven vóór 15 maart 1996 bij Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel. 0317-484093/484490,
fax 0317^26547.

17— 19 PH LO-cursus \'Voederopnameeontrole
en -sturing\'. Sluiting inschrijving; 27
maart 1996. Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317-426547.

18 PAO-D cursus; 96/900 De schapencyclus;
deel I (voortplanting, geslachtsapparaat,
urinewegen).

18 AUV-regiovergadering West. Afrit de
Meem. Aanvang; 20.00 uur.

19 Emerging Viral Infections, Erasmus
University Rotterdam.

19—20 Combined Laparoscopic and

Gastroscopic Diagnosis in Small Animals
in 99625 Beichlingen near Erfurt. Speaker
is Prof David Twedt, Colorado State
University, Fort Collins, USA.

19—21 Achtste congres van de European
Society of Veterinary Orthopaedics and
Traumatology te München. Lezingen en
praktica over elleboogdysplasie, kruisban-
drupturen, ilizarovfixatie en bottumorbe-
handeling. Inlichtingen en registratie; Prof
dr. U. Matis, Veterinärstrasse 13, München
(Tel. *89 2180.2628; Fax »89 395341).

20—21 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg
Arb. tagg. Nord Gynäkologie u. Pädiatrie.
Düsseldorf Auskunft und Anmeldung:
Kongreßorganisation FORUM VEL-
BERT, Oststr. 20, 42551 Velbert. Tel.;
02051 -95040, Fax; 02051 -950436.

23 PAO-D cursus: 96/204 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij melkkoeien.

24—29 Symposium van de International Asso-
ciation of Agricultural Economists \'Eco-
nomics of agro-chemicals\' te Wageningen.

h^i II II

25, 26 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven vóór 15 maart 1996 bij Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wage-
ningen, tel. 0317-484093/484490, fax
0317-426547.

26—28 Internationaal diergeneeskundig con-
gres
\'Voorjaarsdagen\', Amsterdam RAI.

29—10/5 A Two Week Course on Sheep
Reproduction and Health. Venue: Potters
Bar. The Royal Veterinary College.

Mei

6—8 Internationale conferentie\' EuroResidue HI
- Residues of veterinary drugs in food\'.
Inlichtingen bij dr. N. Haagsma, FdD,
vakgr. Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong, tel.; «31-30-2535365/2535367,
fax; »31-30-2532365.

11—13 SAVAB-Flanders weekend, Antwerpen,
Congrescentrum Ter Eist. \'Diagnostic Ima-
ging in Small Animal Practice\'. Clinical
Radiology, Ultrasonography, Endoscopy.
Info; Dr. Leen Verhaert, G. Van Der
Lindenlaan 15, B 2570 Duffel,Tel.; 32 15 31
77 77, Fax; 32 15 31 7390.

13—17 A Five Day Course on the Micro-
biology of Foods of Animal Origin. Venue;
Camden Town. The Royal Veterinary
College.

16—17 DVG-FG\'en Tieremährung und Pfer-
dekrankheiten. (2. Europ. Konf über
Ernährung d. Pferde. Ernährung u. emäh-
rungsbed. Störungen beim Fohlen). Celle.

17—18 6. Annual European Arthroscopy
Workshop - Basic Course in 48291 Telgte.
Speakers are: Dr. K.J. Boening, Telgte,
Prof W. Mcliwraith. Colorado, USA, Dr.
1. Wright, Newmarket, England. This
course is ECVS approved.

22 PAO-D cursus; 96/105 Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

23 PAO-D cursus; 96/110 (Bij)schildklicren
hond en kat.

23 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang; 20.15 uur.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

30 Studievergadering (tevens Jaarverga-
dering) Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen. Van 20.00 tot 22.30 uur.
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentrum,
Jaarbeursplein te Utrecht.

30 Vergadering Afdeling Gelderland.

30^-31 PAO-D cursus; 96/801 Apotheek voor

assistenten in de dierenartsenpraktijk.

3a--3l DVG-FG Geflügelkrankheiten - 50.
Fachgespräch, Hannover.

31 PAO-D cursus; 96/101 Huidziekten gezel-
schapsdieren 1; \'diagnostiek, allergietes-
ten, biopten\'.

31 -1 juni \'Laparascopic Diagnosis in birds and
exotic animals\' at Frankfiirt Zoo. Speakers
are; Dr. Schildker; Frankfurt und M
Taylor, USA.

Juni

I 125-jarig bestaan Afdeling Limburg en
Noord-Brabant.

1 —2 DVG-FG Kleintierkrankheiten. Reg. Arb
tagg. Süd Dackellähmung, Cauda-equina-
Syndrom. Nümberg. Auskunft und
Anmeldung; Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velben. Tel.; 02051-95040, Fax; 02051-
950436.

4 PAO-D cursus; 96/113 Interpretatie rönt-
gen thorax gezelschapsdieren.

5 PAO-D cursus; 96/117 Klinische les gezel-
schapsdieren.

6 Viering 110-jarig bestaan Afdeling Fries-
land.

7 PAO-D cursus; 96/106 Behandeling van
Kruisbandletsels.

11 PAO-D cursus; 96/114 Interpretatie rönt-
gen abdomen gezelschapsdieren.

12 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

13—14 PAO-D cursus; 96/209 GVP-Formu-
larium Melkvee.

14 PAO-D cursus; 96/102 Huidziekten gezel-
schapsdieren II; \'De therapieën\'.

18 PAO-D cursus: 96/115 Interpretatie rönt-
gen skelet gezelschapsdieren.

22—23 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners. Chi-
cago. (Avian, Bovine, Canine, Equine and
Feline Medicine) Phone 615/254-3687, fax
615/254-7047.

17—28 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie. Hoofd-
gebouw FdD te Utrecht. Aanmelding; ui-
terlijk 15 maart 1996.

28—30 Fifth Annual Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons (ECVS),
Utrecht. Special Seminars for Large and
Small Animal Practitioners (laparascopic
surgery, laser surgery, walking casts, AO-
Vet new materials). For Information con-
tact; ECVS, Monika Gutscher, Winter-
thurerstr. 260, 8057 Zürich, Switzerland.
Tel . 41 -1 -365 14 65, Fax. 41 -1 -313 03 84.

30—4/7 13th International Congress on Animal
Reproduction, Sydney Convention Centre,
Sydney, Australia.

Juli

8—11 4th International conference on fertility
control for wildlife management -
Australia.

.Augustus

4- 9 Vlllth International Symposium of Ve-
terinary Laboratory Diagnosticans. Jeru-
salem, Israel.

September

N-3 E.S.V.D. - E.C.V.D. 12th annual con-
gress, Barcelona. (Dermatologie).

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland.

1 1 Voorcongres met als onderwerp; Inter-
cellular Communication in Development
and Oncogenesis. Informatie; Dr. ir. J.A.
Mol, Faculteit Diergeneeskunde, Postbus
80154, 3508 TD Utrecht.

12 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur. Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

12—14 3e Internationale symposium over
voortplanting bij hond en kat te Utrecht.
Informatie; Prof dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax; 030-2518126.

12 -14 6e Jaarcongres van de European So-
ciety of Veterinary Internal Medicine (ES-
VIM). Informatie; Dr. J. Rothuizen,
Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus
80154, 3508 TD Utrecht.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang; 20.15 uur.

-ocr page 135-

19 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19—21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik: aanvang 20.15 uur.

23—27 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press,
Te Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp,
Belgium. Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3
3210277.

24 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

25 Vergadering Afdeling Gelderland.

Oktober

3—5 Jaarcongres te Rolduc (Limburg).

19—20 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Ost. Akute Erkrankungen in der
Kleintierpraxis. Chemnitz. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

20—24 2n World Congress on Alternatives and
Animal Use in the Life Sciences, Utrecht,
the Netherlands.

31—3 Nov. lOth Annual Veterinary Dental
Forum \'Veterinary Dentistry \'96\'. The
Westin Galleria & Westin Oaks, Houston,
Texas.

November

9 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

14 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. (Onder voorbehoud.)

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthe-
siologie /Dermatolgie /Neurologie /Ophthal-
mologie. Dortmund. Auskunft und An-
meldung: Kongreßorganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051-95040, Fax:02051-950436.

l%l«li«a«f feirfr

December

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthe-
siologie /Dermatolgie /Neurologie /Oph-
thahnologie. Dortmund. Auskunft und
Anmeldung; Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

12

12

December

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.
Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

15—19 The First International Eilat Con-
ference on Camelids; Science & Pro-
ductivity. Royal Beach Hotel, Eilat, Israel.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg

in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang; 20.15 uur.

1997

April

8—11 Congress of the German Veterinary
Medical Society; \'Current Research Re-
sults in Veterinary and Comparative Me-
dicine\'.

Juli

6—10 7th EAVPT International Congress,
Madrid, Spain.

Augustus

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the
Hungarian Academy of Sciences,
Hungary-1581 Budapest, P.O. 18, Phone:
36 1 252-2455, Fax: 36 I 252-1069.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeslcunde 1995 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5%
BTW).

Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorra-
dig zijn, met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig

Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op post-
rekening 511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \'Banden\' en
de jaargang.

Dierenartsenpraktijk in Noord-Drenthe zoekt een

PARTTIME DIERENARTS M/V

met brede diergeneeskundige belangstelling.

Reacties binnen 14 dagen richten aan Dierenartsenpraktijk Vries, Postbus 18, 9480 AA Vries.

GEZOCHT: BAAN IN GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

in de regio Utrecht/Gelderland (eventueel parttime vanaf 16 uur per week).

door enthousiaste vrouwelijke dierenarts met ruime ervaring. Voor informatie kunt u zich wenden tot Corine van
Kalles van de Vacaturebank, telefoon: 030 - 2510111.

Uw schriftelijke reactie kunt u richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 9/96.

-ocr page 136-

Hubbard Nederland B.V., onderdeel van de MSD-groep, produceert en verkoopt pluimvee-
fokkerijprodukten in Europa, Afrika en het Midden-Oosten.

Voor spoedige indiensttreding zoeken wij een

DIERENARTS M/V

Taak: - Het meebepalen van het kwaliteitsbeleid;

- de veterinaire begeleiding en supervisie van de produktiebedrijven en de broederij;

- het geven van externe en interne pluimvee-managementadviezen.

Profiel: - Een dierenarts met opleiding en/of enkele jaren ervaring in de pluimveehouderij geniet onze voorkeur;

- goede contactuele vaardigheden en kunnen samenwerken in teamverband;

- goede administratieve vaardigheden en talenkennis;

- bereid zich voor 100% voor het bedrijf in te zetten en in de omgeving van Wezep te gaan wonen.

Voor de succesvolle kandidaat biedt deze functie naast een aantrekkelijk salaris en dito secundaire arbeidsvoor-
waarden, uitzicht op uitstekende toekomstmogelijkheden.

Voor eventuele verdere informatie en uw sollicitatie kunt u zich wenden tot:

HUBBARD NEDERLAND B.V.

Ir. G. Vandecandelaere - Postbus 31 - 8090 AA Wezep
Telefoon: 0525-632727.

1

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

S P.T.T. Doorschakeldienst

•C *21

\'S Eigen doorkiesapparaat

\'S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Rob Winkelaar, Industriestraat 7,7451 BA Holten. Telefoon: 05483 - 73333 / Telefax: 05483 - 73322

-ocr page 137-

0

Rood, groen, blauw: voor een normale sterveling de helft van de kleuren van de regenboog. Niet in deze
aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Hier wordt ons uit de doeken gedaan dat deze kleu-
ren basale kenmerken van het menselijk brein weergeven: groen is het oerinstinct (stamhersenen), rood is
de zelfbevestiging (tussenhersenen) en de grote hersenen (het zelfbewustzijn) blauw. De inhoud van ons
Tijdschrift omvat dus ook de psychologie. Het enige veterinaire is dat het betrekking heeft op een cursus
voor veterinairen die zich richten op het oplossen van dreigende conflicten tussen beoefenaars van de
diergeneeskunde. Dergelijke bijdrages zijn waarlijk een verrijking van ons Tijdschrift! Het is geschreven
door een niet-dierenarts, door een lid van de bureauredactie.

De Hoofdredactie hoopt van u lezers te vernemen of u dit soort bijdrages op prijs stelt.

Nu de ziektewet per 1 maart 1996 is afgeschaft, kan deze psychologische bijdrage u misschien wel van pas
komen. Een gezonde eenheid tussen lichaam en geest lijkt immers van wezenlijk belang om aan de
Nederlandse arbeidsmarkt deel te kunnen nemen. Wat de afschaffing voor gevolgen heeft en hoe u zich
daartegen kunt verzekeren, kunt u lezen in het artikel \'Privatisering ziektewet per 1 maart 1996\'.

Waarnemingen komen via de zintuigen in onze hersenen. Op grond van het feit dat dezelfde waarnemin-
gen bij verschillende mensen veelal tot verschillende conclusies leidt, maakt enige kennis van de werking
van de mensenhersenen op zijn minst wenselijk. Precies dezelfde hoeveelheid mest leidt bij de ene groep
mensen tot de conclusie dat het teveel is, bij een andere groep dat het best kan. De kranten staan nog
steeds bol van de conflicten over dit onderwerp. Het wordt je groen, rood en blauw voor de ogen: mis-
schien hangt dat samen met de soort van hersenen. Van een gestructureerd opbouwend overleg lijkt nau-
welijks sprake. Aan de ene kant wordt beweerd dat als een boer de verantwoordelijke minister zegt dat hij
de spa gaat halen de minister meent dat hij frisdrank aangeboden krijgt, aan de andere kant dat één zwijn
op iedere Nederlander voldoende is.

Gezien het bovenstaande over de kleur van de hersendelen lijkt het misschien een oplossing de mestpro-
blematiek blauw (blauw) te laten.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 138-

TllilM* ililfcTi I Tl \'

FARMACEUTISCHE KWALITEIT VAN AMOXICILLINE
BEVATTENDE TABLETTEN VOOR DIERGENEESKUNDIG
GEBRUIK

C.H.P. Pellicaan\'\'. D.L Hilarius^, S.J. Mesu^, A.G. Vulto^ en A. Pijpers^ njdschrDiergeneesk1996; 121; 126-130

samenvatting

Alvorens een produkt geregistreerd wordt als dierge-
neesmiddel, moet het voldoen aan basale farmaceutische
eisen. Uit het hier beschreven onderzoek, uitgevoerd in
het voorjaar van 1995, blijkt dat voor veel in de handel
zijnde amoxicilline bevattende tabletten deze eisen niet
gehaald worden. Eenderde deel van de onderzochte pre-
paraten voldeed aan alle door ons gestelde criteria. Er
zijn preparaten onderzocht van acht verschillende regi-
stratiehouders: van twee registratiehouders voldeden
alle preparaten aan de gestelde criteria.
De dierenarts moet zich er bij de keuze van diergenees-
middelen van bewust zijn dat er verschillen bestaan in de
farmaceutische kwaliteit.

summary

The pharmaceutical quality of amoxicillin containing ta-
blets for zoological use

Before a veterinary drug is licensed for the Dutch market it has to comply to
basic pharmaceutical standards. From the results of this study, carried out
in the Spring of 1995, it appeared that many amoxicillin-containing tablets
marketed in Holland do not fulfil these requirements. Only one third of the
preparations complied with all criteria set by us. The preparations investi-
gated originated from eight licence holders. The preparations from two li-
cence holders satisfied our criteria.

When choosing a veterinary drug, veterinarians should be aware of the con-
siderable differences in pharmaceutical quality.

inleiding

In 1985 is de diergeneesmiddelenwet van kracht geworden.
In deze wet is onder andere bepaald dat diergeneesmiddelen
slechts in de handel mogen zijn, indien zij door de overheid
geregistreerd zijn. De uitvoering van deze registratiebepa-
ling is in 1987 op gang gekomen. Een diergeneesmiddel
wordt slechts geregistreerd als het middel voldoet aan be-
paalde normen met betrekking tot werkzaamheid, veiligheid
en kwaliteit. In het registratiedossier staat beschreven aan
welke specificaties het produkt minimaal voldoet.
De Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde verge-
wist zich regelmatig van de kwaliteit van diergeneesmiddelen
die in Nederiand in de handel zijn en die derhalve in aanmer-
king komen om te worden opgenomen in het apotheek-assor-
timent. In dit kader is tien jaar na invoering van de Dierge-
neesmiddelenwet een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit
van amoxicilline bevattende tabletten in Nederland. Gekozen
is voor tabletten met amoxicilline omdat ze veel gebruikt

\' Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde.
\' Apotheek Medisch Centrum Alkmaar.
J Project Veterinaire Apotheek.
^ Apotheek Academisch Ziekenhuis Rotterdam.

worden en door veel fabrikanten gemaakt worden. Dit on-
derzoek heeft plaatsgevonden naar analogie van onderzoe-
ken die door het Laboratorium der Nederlandse Apothekers
en anderen zijn uitgevoerd met generieke produkten en spe-
cialitées voor gebruik bij de mens (5,6).
De eisen waaraan de tabletten in het beschreven onderzoek
getoetst zijn, zijn onder te verdelen in twee categorieën. Op
de eerste plaats zijn er parameters die de doseemauwkeurig-
heid van tabletten weergeven. Hiertoe behoren het gemid-
deld gehalte werkzame stof in de tabletten, de gewichtssprei-
ding van de tabletten en de slijtvastheid.

Daarnaast zijn er parameters die van invloed kunnen zijn op
het farmacokinetisch profiel van het geneesmiddel. Alvorens
een oraal toegediend geneesmiddel geabsorbeerd wordt van-
uit het maag-darmkanaal naar het bloed, moet de toedienings-
vorm uit elkaar vallen (desintegratie). Na uiteenvallen van
bijvoorbeeld een tablet kan de werkzame stof oplossen. Op
deze wijze is de werkzame stof beschikbaar voor absorptie;
het geneesmiddel is farmaceutisch beschikbaar gekomen. Na
absorptie kan het middel in de algemene circulatie komen; het
geneesmiddel is dan biologisch beschikbaar.
In het onderzoek is een
in vitro desintegratiestest uitgevoerd.
Deze farmaceutische test is bedoeld om op een eenvoudige
en reproduceerbare wijze inzicht te verkrijgen in de snelheid
waarmee de tablet uiteen valt.

De in het onderzoek gemeten oplossnelheid is een maat van
zowel de desintegratiesnelheid van de tablet als van de op-
lossnelheid van het geneesmiddel zoals verwerkt in de tablet.
De oplossnelheid geeft derhalve inzicht in de farmaceutische
beschikbaarheid.

Eisen waaraan de tabletten moeten voldoen zijn zoveel mo-
gelijk gerelateerd aan de Europese Farmacopee (1) en aan de
British Pharmacopoeia (veterinary) (2). Indien hierin geen
eis is opgenomen, is gebruik gemaakt van de United States
Pharmacopeia (USP) (3).

In dit artikel wordt aan de hand van een in het vooijaar van
1995 gehouden steekproef beschreven hoe het in Nederiand
met de farmaceutische kwaliteit van amoxicilline bevattende
tabletten voor diergeneeskundig gebruik is gesteld. Er is on-
derzocht of deze middelen aan basale kwaliteitsnormen vol-
doen en of er kwaliteitsverschillen zijn. Aangezien het hier
een momentopname betreft, geeft het onderzoek een indruk
van de kwaliteit van, in het vooijaar van 1995 in de handel
zijnde, amoxicillinetabletten voor diergeneeskundig gebmik.

materiaal en methoden

De onderzochte tabletten met amoxicilline werden in januari
1995 via gebmikelijke kanalen ingekocht, zonder de produ-
centen op de hoogte te stellen van het onderzoek. De produk-
ten en de charges die onderzocht werden, staan vermeld in
tabel 1. Er werden 18 preparaten onderzocht, 17 preparaten
waren per I juni 1995 geregistreerd (Veterinair Genees-
middelen Informatiecentmm, Apotheek Faculteit der Dier-

-ocr page 139-

geneeskunde). Beoordeling van het registratiedossier door
de overheid heeft geleid tot toekenning van de registratie van
deze middelen. Eén onderzocht preparaat
{Amoxyvet 400
mg)
was op grond van overgangsbepalingen in de Dier-
geneesmiddelenwet voorlopig geregistreerd. Van geen der
onderzochte preparaten was op het tijdstip van onderzoek de
expiratiedatum zoals op het etiket vermeld overschreden.
Van één preparaat was de expiratiedatum niet vermeld op
etiket of verpakking.

Tabel 1. Onderzochte preparaten.

produkt en sterkte

registratiehouderZ-nummer

chargenr.

volgens etiket\')

Amoxicilline 50 mg

Alfasan REG.NL 1960

114409

Amoxyvet 50 mg

Eurovet Reg.:nl 7755

9452D712

AMX50mg

TesinkReg.nr.:NL2232

943201

Duphamox 40 mg

Duphar Reg.NL 3595

4375-60

Paracilline 40 mg

Mycofarm Reg.NL 8662

4463-60

Polypen 50 mg

Dopharma Reg.NL 2007

941212-28

Amoxicilline 200 mg

AlfasanREGNL 1959

074243

Amoxyvet 200 mg

Eurovet Reg.NL 4498

9445 DO 1

AMX250mg

Tesink Reg.NL 2233

942306

Clamoxyl 200 mg

SmithKline Beecham

38289A

Duphamox 200 mg

Duphar Reg.NL 3597

3343-61

Paracilline 200 mg

Mycofarm Reg.NL 6243

4375-62

Polypen 200 mg

Dopharma Reg.NL 5673

???????2

Vetrimoxin 150 mg

Sanofi REG NL 7452

8C1-93C15

Amoxicilline 400 mg

Alfasan Reg NL 2538

114402

Amoxyvet 400 mg

Eurovet Reg.:nl 4500

9442D02

Paracilline 400 mg

Mycofarm Reg.NL 6244

4073-60

Polypen 500 mg

Dopharma Reg.NL 2008

94J24-19

\') Amoxyvet 400 mg is voorlopig geregistreerd, de overige preparaten zijn
geregistreerd.

Waar gegevens onleesbaar waren of ontbraken is dit weergegeven met
een vraagteken.

Uiterlijk en etikettering

De tabletten werden beoordeeld op uiterlijk (kleur en gaaf-
heid). Het etiket werd beoordeeld op vermelding van naam,
sterkte, chargenummer, registratiestatus en vervaldatum.

Gewich tsspreiding

Van 20 tabletten werd het gewicht bepaald. In de Europese
Farmacopee worden onder \'Uniformity of mass of single-
dose preparations\' (V.5.2.I.) maximale toleranties vastge-
steld die in het gewicht van twintig aselect getrokken tablet-
ten mogen voorkomen (Tabel 2). Bij overschrijding van deze
maximale toleranties werden de tabletten afgekeurd.

Tabel 2. Farmacopeenormen voor gewichtsspreiding van tabletten.

Het gewicht van 20 willekeurig gekozen tabletten wordt bepaald. Hieruit
wordt het gemiddeld gewicht berekend. Het gewicht van niet meer dan twee
tabletten mag een grotere afwijking vertonen dan aangegeven in onder-
staande tabel en geen enkele eenheid mag meer dan tweemaal deze afwij-
king vertonen.

gemiddeld tablet gewicht

afwijking van het gemiddeld tabletgewicht

in procenten

<80 mg

10

80-250 mg

7,5

>250 mg

5

Om de farmacopeetest te kwantificeren werd tevens de va-
riatiecoëfFiciënt van het gemiddeld tabletgewicht bepaald.
De variatiecoëfficiënt is een maat voor de grootte van de ge-
wichtsspreiding.

Gehalte amoxicilline

Voor de gehaltebepaling werden van ieder produkt tien ta-
bletten gepulveriseerd. Uit dit mengsel werd een monster ge-
nomen dat na extractie van amoxicilline door middel van een
UV/VIS-bepaling volgens Haginaka (4) werd geanalyseerd.
Het principe berust op een derivatiseringsreactie van amoxi-
cilline met kwik(lI)chloride en 1,2,4-triazol in basisch mi-
lieu, waama de extinctie van het ontstane produkt bepaald
wordt bij 327 nm. Eventueel aanwezige ontledingsproduk-
ten (penicilloïnezuur-derivaten) worden meebepaald.
In de Britse Farmacopee (veterinair) wordt, bij gebruik van
een vergelijkbare analysemethode, de eis gesteld dat het ge-
halte amoxicilline tussen 90 en 110 % van de gedeclareerde
waarde ligt.

Uiteenvaltijd

De uiteenvaltijd werd bepaald zoals beschreven in de
Europese Farmacopee onder \'Disintegration of tabiets and
capsules\' (V.5.I.I.). In het kort: zes tabletten van de te on-
derzoeken charge worden, ieder in een korQe, op en neer be-
wogen in water van 37°C. Dit is voorgeschreven voor niet
omhulde tabletten; alle onderzochte tabletten zijn niet-om-
huld. Geëist wordt dat na 15 minuten in het desintegratieap-
paraat de tabletten uit elkaar gevallen zijn.

Oplossnelheid

De oplossnelheidstest werd uitgevoerd zoals beschreven in de
Europese Farmacopee onder \'Dissolution test for solid oral do-
sage fornis\' (V.5.4.). Het nauwkeurig omschreven apparaat be-
staat uit een bekerglas met ronde bodem dat gevuld is met 1000
ml oplosmedium van 37°C. Hierin draait een roerder (50 rpm).
Gekozen werd in dit geval voor water als oplosmedium omdat
de stabiliteit van amoxicilline in licht zuur tot neutraal milieu
het grootst is (8). Op tijdstip t = O min. werd een tablet in het be-
kerglas gebracht en vervolgens werd op vaste tijdstippen een
monster van 4,0 ml genomen. In het monster werd na filtratie
de hoeveelheid vrijgekomen amoxicilline geanalyseerd vol-
gens de methode Haginaka (4). De opgeloste hoeveelheid
amoxicilline werd cumulatief over de tijd uitgezet. Per prepa-
raat werden vier tabletten op deze manier onderzocht.
In de Europese Farmacopee worden geen eisen gesteld aan
de oplossnelheid van amoxicilline in tabletten. Door ons
werd de eis gesteld dat in 90 minuten 80 % van de gedecla-
reerde hoeveelheid amoxicilline moet zijn opgelost.

Slijtvastheid

De slijtvastheid (friability) werd uitgevoerd zoals staat be-
schreven in de ontwerpmonografie van de Europese Far-
macopee \'friability of uncoated tabiets\'. Daarvoor werd een
Erweka TA3R slijtvastheidsmeter gebruikt. Dit apparaat be-
staat uit een roterende trommel met daarin een schep. De ta-
bletten worden aan glij- en valbewegingen blootgesteld,
waardoor ze afslijten. De test werd uitgevoerd door tien ta-
bletten gedurende vier minuten in de slijtvastheidsmeter te
laten draaien bij 25 rpm. Voor en na de test werden de tablet-
ten, na te zijn afgestoft, gewogen. Op deze wijze werd het ge-
wichtsveriies gemeten. In de ontwerpmonografie wordt een
veriies door slijtage van maximaal I % van het tabletgewicht
acceptabel geacht.

-ocr page 140-

resultaten

In tabel 3 worden de resultaten van het onderzoek anoniem
weergegeven. De verschillende tabletten zijn onderverdeeld
in drie gewichtscategorieën. Tabletten die 40 en 50 mg am-
oxicilline bevatten zijn ingedeeld in één categorie, hetzelfde
geldt voor tabletten van 150,200 en 250 mg en voor tabletten
van 400 en 500 mg.

Achter de resultaten staat een sterretje vermeld als de prepa-
raten voldoen aan het betreffende criterium.

Uiterlijk en etikettering

In één preparaat {Amoxicillin Alfasan 50 mg) werden tablet-
ten aangetroffen die verschillend gekleurd waren (licht en
donkerder groen).

In tabel I zijn registratiehouder en -nummer weergegeven,
exact zoals op het etiket vermeld was. De onderzochte prepa-
raten waren alle geregistreerd, behalve
Amoxyvet 400 mg.
Dit preparaat was voorlopig geregistreerd; op het etiket van
deze tabletten stond \'Reg.inl 4500\'. Op het etiket van
Clamoxyl 200 mg was geen registratienummer vermeld.
Op het etiket van één preparaat
{Polypen 200 mg) was geen
chargenummer en vervaldatum vermeld. Het etiket van
Amoxyvet 50 mg had een chargenummer dat niet goed lees-
baar was.

Gewichtsspreiding

Vijftien van de 18 (83%) onderzochte preparaten voldeden
aan de in de farmacopee gestelde norm.

Gehalte amoxicilline

In 16 van de 18 tabletten (88 %) werd een gehalte gevonden
tussen 90 en 110 % van de op het etiket vermelde hoeveel-
heid.

1 • f I

■ M IM

Tabel 3. Resultaten; waarden die voldoen aan gestelde eisen zijn gemarkeerd met een sterretje (*).

preparaat-

gemiddeld

gehalte 3)

uiteenval-

opgelost

slijtvast-

code\')

gewicht (vc)

tijd\'\')

na 90 min\')

heid

A

89,7 mg (4,6%) »

95% *

5,5 min *

110%*

0,04%*

B

221,7 mg (2,9%)*

100%*

7,2 min *

105%*

0,04 % *

C

227,8 mg (3,2%)*

105%*

6,3 min *

100%*

0,04 % *

D

125,5 mg (4,9%)

100%*

26,5 min

70%

0,10%*

E

110,4 mg (5,1%)

121%

0,5 min *

75%

0,82 % *

F

151,1 mg(l,4%)*

98% *

6,4 min *

95% *

3,96%

G

581,5 mg (0,7%)*

97% *

15,8 min

100%*

3,92%

H

614,5 mg (1,5%)*

99% *

1,9 min *

100%*

1,47%

1

696,1 mg (0,9%)*

105%*

10,0 min *

105 % *

0,27%*

J

503,5 mg (3,0%)*

96% *

2,5 min *

40%

0,37 % *

K

679,1 mg (1,8%)*

106%*

8,7 min *

110%*

0,26%*

L

427,5 mg (2,2%)*

100%*

4,3 min *

95% *

0,15%*

M

320,8 mg (1,9%)*

80%

0,3 min *

75%

0,52 % *

N

611,7 mg (4,4%)

102%*

15,5 min

30%

0,17%*

0

892,7 mg (1,4%) *

90% *

0,6 min *

65%

0,46%*

P

2996,6 mg (1,7%)*

98% *

17,0 min

105%*

0,22 % *

Q

1664,8 mg (0,9%)*

97% *

>45 min

15%

3,56%

R

983,0 mg (4,0%) *

99% *

15,3 min

20%

2,87 %

\'\' De preparaten A t/m F bevatten 40 - 50 mg amoxicilline, G t/m N bevatten 150 - 250 mg amoxiciliine, O t/m R bevatten 400 - 500 mg amoxicilline.
^\'Gemiddeld tabletgewicht in milligrammen van 20 aselect gekozen tabletten en de variatiecoëfficiënten van de gewichtsspreiding van de onderzochte ta-
bletten weergegeven.

Gevonden gehalte, weergegeven als percentage van de gedeclareerde hoeveelheid amoxicilline op het etiket.
^)Uiteenvaltijd in minuten, bepaald volgens Europese Farmacopee.

5) Amoxicilline opgelost na 90 minuten weergegeven als percentage van de gedeclareerde hoeveelheid.

^\'Slijtage, weergegeven als percentage van het tabletgewicht, bepaald volgens ontwerpmonografie Europese Farmacopee.

Uiteenvaltijd

Twaalf van de 18 preparaten (66 %) voldeden aan de eis die
in de Europese Farmacopee gesteld wordt.

Oplossnelheid

In de figuren 1 tot en met 3 zijn de verschillende oplosprofie-
len weergegeven die het gemiddelde zijn van de vier indivi-
duele curves die per preparaat zijn opgenomen.
Uit de oplosprofielen wordt duidelijk dat er binnen de drie
gewichtsklassen grote verschillen zijn in oplossnelheid.
In de oplosprofielen zijn ter wille van de overzichtelijkheid
geen standaarddeviaties weergegeven. In het algemeen was
de spreiding tussen de verschillende tabletten klein.
Opvallend was echter de grote spreiding tussen de vier ta-
bletten van
preparaat D. De profielen van de vier individu-

120

tijd in minuten

Figuur 1. Oplosprofiel van amoxicilline: gemiddelde van 4 tabletten.

-ocr page 141-

20

Figuur 3. Oplosprofiel van amoxicilline: gemiddelde van 4 tabletten.

ele monsters zijn weergegeven in figuur 4.

In tabel 3 is het percentage amoxicilline weergeven dat na 90

minuten was opgelost.

Tien van de 18 preparaten (56 %) voldeden aan onze eis dat
80 % van de gedeclareerde hoeveelheid amoxicilline binnen
1,5 uur moet zijn opgelost.

120

tijd in minuten

Figuur 4. Oplosprotiel van amoxicilline: 4 tabletten van preparaat D.

percentage amoxicilline opgelost

120

too

80

60

40

Slijtvastheid

Grote verschillen werden waargenomen in mechanische sta-
biliteit van verschillende tabletten. Dertien van de 18 tablet-
ten (72 %) voldeden aan de normen van de ontwerpmono-
grafie in de Europese Farmacopee.

Algemeen

Zes van de 18 onderzochte preparaten (33 %) voldeden aan
alle door ons gestelde criteria. Er zijn preparaten onderzocht
van acht verschillende registratiehouders: van twee registra-
tiehouders voldeden alle preparaten aan de gestelde criteria,
van één registratiehouder voldeden twee van de drie prepara-
ten en van vijf registratiehouders voldeed geen preparaat.

discussie

In het hier gepresenteerde onderzoek zijn veterinaire tablet-
ten met amoxicilline onderzocht op farmaceutische kwali-
teitsaspecten. De eisen waaraan tabletten moeten voldoen
zijn onder andere gedefinieerd in de Europese Farmacopee
en in de Britse Farmacopee (veterinair). Hierin staan offi-
ciële eisen met betrekking tot gewichtsspreiding, uiteenval-
tijd van niet omhulde tabletten en gehalte werkzame stof In
een ontwerpmonografie van de Europese Farmacopee wordt
een eis voorgesteld voor de slijtvastheid van tabletten.
In de Britse Farmacopee (veterinair) staan tevens eisen gefor-
muleerd met betrekking tot het gehalte amoxicilline in tablet-
ten voor veterinair gebmik. De analysemethode die door ons
gebmikt is komt in essentie overeen met de methode voorge-
schreven door de Britse Farmacopee. Daarom hebben wij de
normen uit deze farmacopee voor het gehalte overgenomen
(90 -110 % van de gedeclareerde hoeveelheid op het etiket).
In de Europese Farmacopee staat een oplossnelheidstest ge-
formuleerd. Voor niet-omhulde tabletten is er echter geen eis
voor de oplossnelheid gedefinieerd. In de USP wordt een
vergelijkbare dissolutietest beschreven, waarin geëist wordt
dat 80% van de gedeklareerde hoeveelheid amoxicilline
moet zijn opgelost binnen 90 minuten. Het ligt voor de hand
om deze eis ook voor het door ons gebruikte systeem (vol-
gens de Europese Farmacopee) te laten gelden.

Bij de beoordeling van het uiterlijk van de tabletten is opval-
lend dat het enige preparaat dat gekleurd is, tabletten bevatte
met verschillende kleurintensiteiten. Wanneer er tabletten met
verschillen in kleur gevonden worden, kan dit duiden op het
gebmik van een inhomogeen granulaat voor het tabletteren of
er kan sprake zijn van vermenging van verschillende charges.
Wij hebben niet onderzocht of de etiketteksten voldeden aan
de eisen die de Diergeneesmiddelenwet daaraan stelt.
Na een beoordeling van het uiterlijk zijn aspecten onderzocht
die de doseemauwkeurigheid kunnen beïnvloeden. Een aan-
tal tabletten voldeed niet aan eisen met betrekking tot gehalte
actieve stof gewichtsspreiding en slijtage.
Met betrekking tot parameters als uiteenvaltijd en oplossnel-
heid werden in een aantal gevallen grote verschillen gevon-
den: deze preparaten waren farmaceutisch niet gelijkwaardig.
Het is niet bekend of de testen zoals wij die hebben uitge-
voerd een voorspellende waarde hebben voor de farmacoki-
netiek van amoxicilline bij het doeldier. De relatie tussen
in vitro uiteenvaltijd en oplosssnelheid versus in vivo biolo-
gische beschikbaarheid is complex (9).
Aanvullend
in vivo onderzoek is nodig om de vraag te beant-
woorden of de tabletten bio-equivalent zijn. Bij de mens
wordt amoxicilline beschouwd als een farmacon waarvan
volgens het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

-ocr page 142-

geen bio-equivalentieproblemen zijn te verwachten, mits de
tabletten voldoen aan eisen inzake farmaceutische beschik-
baarheid (7).

Het doel van het onderzoek was echter niet om aan te tonen
dat de tabletten bio-equivalent zijn, maar om in een simpel
model te onderzoeken of de tabletten voldoen aan eisen in-
zake farmaceutische kwaliteit. Het definiëren van normen
voor de farmaceutische kwaliteit van (dier)geneesmiddelen is
van belang voor het vaststellen van produkttoleranties zodat
deze relatief gemakkelijk controleerbaar en borghaar zijn.

De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het produceren
van amoxicilline bevattende tabletten met een acceptabele
farmaceutische kwaliteit soms op problemen stuit. Er blijken
grote kwaliteitsverschillen te zijn. Bovendien voldoen veel
onderzochte preparaten niet aan algemeen aanvaarde en re-
aliseerbare normen. Wij hebben de indruk dat vaak niet vol-
daan wordt aan specificaties op grond waarvan registratie is
verleend. Bedacht moet worden dat tabletten voor veterinair
gebruik moeten voldoen aan de eisen in de Europese of an-
dere Farmacopeeën, tenzij onderbouwd en geautoriseerd is
in het registratiedossier dat de tabletten hieraan niet voldoen.
Momenteel zijn discussies over invoering van GMP richtlij-
nen voor de veterinair farmaceutische industrie in volle
gang. Het is te hopen dat door controle en inspectie op nale-
ving van GMP-normen in de situatie zoals beschreven in dit
artikel, snel verbetering komt.

dankbetuiging

Wij bedanken drs F. van Dalen (apotheker, Synthon Nijmegen), mevrouw
dr. E. Faber (apotheker, Synthon Nijmegen), mevrouw drs. C.C.M. de
Reuver (apotheker, Piazza Apotheek, Gorinchem), dr. A. Steenhoek (zie-
kenhuisapotheker, Medisch (Zentrum Alkmaar) en dr. H. Talsma (apothe-
ker, Faculteit Farmacie Utrecht) voor hun deskundig commentaar.
Dit onderzoek kon alleen uitgevoerd worden dankzij de hulp van mevrouw

M. Groeneveld, mevrouw M. Laumen-Zwartkruis en drs. S. van Vught bij
de analyses.

Tot slot bedanken wij de Vakgroep Praktische Farmacie van de Faculteit
Farmacie (Universiteit Utrecht) voor het beschikbaar stellen van testappara-
tuur, Alfasan en SmithKline Beecham voor het beschikbaar stellen van de
referentiestoffen en het Laboratorium der Nederlandse Apothekers (LNA)
te \'s-Gravenhage voor het uitvoeren van controle-analyses.

naschrift

De resultaten van het onderzoek op gewichtsspreiding, ge-
halte, uiteenvaltijd, slijtvastheid en oplossnelheid zijn op
verzoek van een aantal registratiehouders anoniem weerge-
geven. Wel zijn de resultaten met vermelding van handelsna-
men bekend gemaakt aan de registratiehouders. Voor even-
tuele informatie over de kwaliteit van de diverse produkten
verwijzen we dan ook naar de registratiehouders.

6.

7.

9.

referenties

1. Anoniem. Europese Farmacopee, 2de editie, SDU Uitgeverij \'s-Gra-
venhage 1993.

2. Anoniem. British Pharmacopoeia (veterinary) 1993, HMSO, London.

3. Anoniem. The United States Pharmacopeia, 23ste editie, USPC ine.
RockvilleUSA 1995.

4. Haginaka J, Wakai J, Yasuda H, and Uno T. Spectrophotometric assay
of penicillins by reaction with 1,2,4-triazole and mercury(ll)chloride.
Anal Sei 1985; 1:73-6.

5. Kramer J, Marx B, und Blume H. Verapamil: Zubereitungen im
Qualitätsvergleich. Pharm Ztg 1995; 140: 3246-52.
Smeets OSNM, Vaart FJ van de, Langerijt AEEM van de en Elferink
F. Farmaceutische kwaliteit van glibenclamide tabletten. Pharm
Weekbl 1992; 127:545-9.

Smet PAGM de. Rapport substitutie. Pharm Weekbl 1990; 125: 254-7.
Tsuji A, Nakishima E, Hamano S, and Yamana T. Physicochemical
properties of ß-lactam antibiotics 1: stability, solubility and dissolution
behavior of amino penicillins as a function of pH. J Pharm Sei 1978;
67:1059-66.

Welling PG. In vitro methods to determine bioavailability: in vitro
in vivo
correlations. In: Welling PG, Tse FLS and Dighe SV, Eds.
Pharmaceutical bioequivalence. M Dekker Inc. New York, 1991; 223-35.

POCKET COMPANION TO THE FOURTH EDITION OF
TEXTBOOK OF VETERINARY INTERNAL MEDICINE

SJ. Ettinger. ISBN0-7216-5766-4.

Pas enige tijd na het uitkomen van de derde druk van Stephen
Ettinger\'s Textbook of Veterinary Intemal Medicine ver-
scheen een handig naslagwerkje dat in de kliniek gebmikt kan
worden om snel even iets op te zoeken. Kennelijk is dit boek
goed ontvangen, want zeer snel na het verschijnen van de
vierde dmk van het \'moederboek\' verschijnt nu de tweede
Pocket Companion. In het voorwoord van dit praktische boekje
wordt goed aangegeven wat de bedoeling ervan is en wat u er-
van kunt verwachten. De Pocket Companion is een sterk ver-
korte versie van het bekende naslagwerk dat Ettinger heeft sa-
mengesteld. In deze Pocket Companion kan de belangrijkste
informatie aangaande ziektes en syndromen opgezocht wor-
den. Bewust zijn de handige tabellen met algoritmes weggela-
ten, omdat het formaat van dit boekje niet geschikt is om deze
duidelijk weerte geven. Hiervoormoet de \'grote\' Ettinger erbij
gepakt worden. Hetzelfde geldt voor röntgenfoto\'s als illustra-
tie bij bepaalde ziektebeelden. Wel opgenomen zijn tabellen
met differentiaal diagnoses en enkele ECG\'s als illustratie van
enkele aritmieën. Het boekje bevat een uitgebreide inhoudsop-
gave en een goede index, essentieel om snel iets op te kunnen
zoeken. Daarnaast wordt in de tekst, waar van toepassing, gere-
fereerd aan het grote handboek met vermelding van de pagina\'s
waar uitgebreidere informatie over het onderwerp nagekeken
kan worden. Uitermate praktisch is de - in deze editie nog uit-
gebreidere - \'dmg index\', waarin de indicatie en doseringen
van een groot aantal medicijnen vermeld staan, met daarbij
eventuele bijzonderheden zoals bijwerkingen. De aangegeven
doseringen moeten wel kritisch bekeken worden, aangezien in
voorkomende gevallen in Nederiand vaak andere doseringsre-
gimes gebmikt worden.

De Pocket Companion is een gemakkelijk naslagwerk voor in
de dagelijkse gezelschapsdierenpraktijk, in een handig for-
maat. Het mag echter absoluut niet gezien worden als een ver-
vanging van het grote \'Textbook\', maar is eerder een zinvolle
aanvulling hierop. Een aanbevelenswaardig boek.

L.M. Overduin

-ocr page 143-

BE-LANGSTE BESCHERMING

5 MAANDEN BESCHERMING

DE LANGST WERKENDE BOLUS

MAAGDARM- EN LONGWORMEN

LONGWORMVACCINATIE NIET NOODZAKELIJK

IMMUNITEITSOPBOUW WORDT TOEGELATEN

IS

Hoechst M

ONTWORMEN VAN JONGVEE NU NOG EENVOUDIGER

BASISINl-ORMATlEiSamcnsttllin};: 12 gram fenheudazo!per bolus: Doclclicr: niet-melkgevend rund Inclitatic: Infecties met
iHduassen en onfoltrtissen vormen van maagdunnwormen en Umgwormen Ijij rnnderen met een lichaamsgewicht
tussen de 100 en 300 kg in het eerste weideseizoen.
Orale toediening middels pillenschieterWadutcrmijn: 200 dagen voor
de slacht
Verpakking:/61a: 1 IjoIus plus pillenschieter RECi iNL «646 VRlj Voor volledige informatie zie bijsluiten

Hoechst Animal Health Benelux N.V.
Postbus 12987 11(X) AZ Amstcrtlam-Z C)
Tel: 020-59 08 494 Fax: 02(W>9 14 OS"

-ocr page 144-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (14)

ui 111 u i m

PHILIPPE-ETIENNE
LAFOSSE

Veterinair verleden

Philippe-Etienne Lafosse^ werd in 1738 geboren te Parijs als zoon van Etienne-Guillaume Lafosse. Deze laat-
ste was niet alleen hoefsmid maar ook paardenarts, een \'maréchal vétérinaire\' van grote naam.
Zijn zoon Philippe-Etienne had de liefde voor het paard kennelijk met de paplepel ingekregen. Daarnaast werd
veel zorg besteed aan zijn opvoeding. Hij leerde Latijn in zijn gymnasiumtijd, bekwaamde zich in de de rijkunst,
het oefenen met wapens, tekenen, Engelse taal, geografie, muziek en natuurlijke historie. Hij hielp zijn vader bij
de verzorging van paarden en oefende zich daarbij in hel leggen van verbanden en het doen van operaties.
Tenslotte volgde hij nog een opleiding in de humane anatomie, waarbij hij speciale aandacht had voor de ver-
gelijkende anatomie. Het materiaal voor zijn anatomisch onderzoek betrok hij veelal van vilderijen. Als 18-ja-
rige al kreeg hij de taak om demonstraties in de anatomie te geven bij de cavallerie in Versailles, tenwijl hij daar-
naast een cursus gaf aan de smidsleerlingen van zijn vader. In 1757, dus op 19-jarige leeftijd, publiceerde hij
zijn eerste studie en wel over de beet van de spitsmuis. Over de gevolgen hiervan heersten al sinds de Oudheid
wonderlijke opvattingen. Lafosse toonde aan dat de gezwellen die aan de beet werden toegeschreven werden
veroorzaakt door milWuur. Een jaar later ging hij het leger in om een studie te maken over de kwade droes.
Volgens Wester2 is door het feit dat volgens Lafosse jr. malleus geen besmettelijke ziekte was en daardoor
geen speciale hygiënische maatregelen vroeg, een enorme schade toegebracht aan de legerpaarden tijdens
de napoliontische krijgstochten. Deze misvatting heeft tot 1850 geduurd.

Na het einde van de Zevenjarige Oorlog in 1763, waarin hij twee veldtochten in Duitsland meemaakte, werd
door de minister van Oorlog het plan opgevat om in Parijs een school voor hoefsmeden op te richten. Lafosse
jr. kreeg in 1764 de opdracht om daartoe een plan te maken, maar dit heeft nooit een vervolg gehad. Wel
slaagde Bourgelat erin om na de dood van Lafosse sr. in 1765 een veterinaire school in Parijs te vestigen.

\' M. Mammerickx. Claude Bourgelat avocat des velehnaires. Brüssel 1971:121-4.
\' J Wester. Geschiedenis der Veearisertijkunde. Utrecht 1939:121.

FLUMEQUINE BIJ REGENBOOGFORELLEN: NIET ZO
MOEILIJK

De discussie in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 121:2 van 15 januari
1996, bladzijde 40-42, zou gemakkelijk
kunnen leiden tot de slotsom, dat de
orale dosering van flumequine bij re-
genboogforellen een min of meer duis-
tere zaak is. Welnu, dat valt reuze mee.
Om deze stelling te onderbouwen wil ik
mij, enigszins provocerend, baseren op
een 16 jaar oud artikel (1). Daarbij werd
gewerkt met onder andere regenboogfo-
rellen; experimentele
Aeromonas sal-
monicida-mkaK\\
flumix 3% en flume-
quine zuiver, beiden oraal toegediend
bij een voedergift van 1% dag.
Eventuele doseringsverschillen met de
in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
beschreven
Vibrio parahaemolyticus
(super)infectie zullen voornamelijk af-
hankelijk zijn van eventuele verschillen
in MIC-waarden.

-ocr page 145-

De verhouding tussen vader en zoon Lafosse aan de ene kant en Bourgelat aan de andere kant is altijd zeer
slecht gew/eest. Vader Lafosse had zich zelf opgewerkt tot een zeer gezien hoefsmid/paardenarts in Parijs. Hij
had zich terdege verdiept in de pathologie. Hij is vooral bekend geworden door zijn opvatting over de behande-
ling van kwade droes. Volgens hem zetelde de kwade droes in het slijmvlies van de kaakboezems en hij be-
handelde deze ziekte door tot de holtes door te dringen na trepanatie en dan deze te desinfecteren.
Ondanks zijn goede naam en zijn toen algemeen aangehangen theorie over malleus Is het hem niet gelukt een
zetel te verwerven in de Academie van Wetenschappen. Zijn zoon werd pas aan het einde van zijn loopbaan tot
corresponderend lid benoemd.

De nieuwkomer Bourgelat werd echter vrijwel direct na het uitkomen van zijn boek \'Elémens d\'hippiatrlque\' In
1750 benoemd tot corresponderend lid van dit wetenschappelijk gezelschap, dit dankzij de protectie van
Malesherbes. Het is duidelijk dat dit afgunst opwekte bij vader en zoon Latosse. Daarbij komt dat de heren
Lafosse zich echte veterinairen voelden en Bourgelat als een buitenstaander beschouwden.

Het stichten van een veterinaire school in Parijs door Bourgelat voerde de verhouding tussen Ph.Et.Lafosse en
Bourgelat tot een absoluut dieptepunt, toen bleek dat hier voor de meest bekende paardenarts geen plaats
was. Lafosse heeft in een aantal vlammende pamfletten zijn kritiek op de scholen van Bourgelat naar buiten ge-
bracht.

In 1767 opende Lafosse een school voor gratis ondenwijs aan hoefsmeden gevestigd in een amfitheater, dat hij
op eigen kosten had laten bouwen, \'s Winters behandelde hij hierin de anatomie en \'s zomers de pathologie. In
1770 stopte hij hiermee om zich volledig te kunnen wijden aan het schrijven van zijn boek: \'Cours d\'hippiatri-
que\', dat in 1772 verscheen. Dit is één van de mooiste boeken, die ooit op veterinair gebied zijn verschenen.
Daar hij zelf alle kosten had betaald, was hij financieel aan lager wal geraakt. Hij verdween uit Parijs, verbleef
een tijdje in Duitsland en dook weer op in 1774 in Lunéville, toegevoegd aan de Schotse Gendarme. Hier leidde
hij cavallerie-officieren op in de kunst van het paardrijden en instrueerde hij de militaire hoefsmeden. Toen
Bourgelat in 1779 stierf, zou Lafosse de ideale opvolger zijn geweest. Kennelijk is hij niet voor deze functie in
aanmerking gekomen, want we zien dat Lafosse Frankrijk in dat jaar verliet en naar Rusland en Polen ging. In
1781 kwam hij weer terug en werd dan benoemd tot koninklijke stalmeester. In korte tijd zien we zijn ster snel
stijgen tot hij in 1791 de volgende functies bekleedde: koninkijke stalmeester, inspecteur generaal van de le-
gerpaarden, demonstrateur(?) van de vergelijkende anatomie, professor in de hippiatrie, chef-dierenarts van
het hospitaal en directeur van het ziekenhuis voor paarden.

In de daarop volgende onrustige tijden zien we zijn functies veranderen: hij belandde op een gegeven moment
in gevangenschap. Na een jaar opsluiting onMng hij zijn veroordeling tot de dood op het schavot. De dag na de
dood van Robesplerre en de val van de regering werd hij echter vrijgelaten en verliet hij Parijs. Hij stierf in 1820.

De betekenis van vader en zoon Lafosse is niet te onderschatten. Beiden waren zeer enthousiaste anatomen.
Vooral door de studie van Philippe-Etienne is een grondslag gelegd voor de moderne anatomie. Hij is zeker de
belangrijkste veterinair geweest van de 18e eeuw.

E.P.0.

rrrrrrrrrrrrrrrrrrr

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

Dc auteurs (1) kwamen tot de volgende
conclusies: alle doseringen geef ik hier
weer in mg zuivere stof/kg levend ge-
wicht (l.g.ydag. 6 mg/kg, een toenma-
lige adviesdosering voor zoogdieren,
gaf reeds een goede bescherming; de re-
sultaten bij 12 mg/kg en 24 mg/kg wa-
ren marginaal beter. Toxiciteit bij over-
dosering: 60 mg/kg, 15 dagen, en
500-2000 mg/kg, één dag, gaven geen
bijverschijnselen.

De auteurs (1) kwamen tot een slotad-

vies van 12 mg/kg l.g./dag.

Bij zelf mengen met voederkorrels
moet, in verband met de mengverhou-
ding, een flumix worden gebmikt. In
Nederland kan men kiezen tussen flu-
mix 30 (3%) en flumix 10%. Bij 1%
voedergift (opname) leidt 12 mg/kg
l.g./dag (zuiver) tot 40 g flumix 30/kg
voer. Voor een dergelijke omrekening
heb ik een formule ontworpen (2). Bij
een veel lagere voedergif^ (opname) kan
men beterde sterkere mix gebmiken. De
auteurs (1) geven ook een gebmiksaan-
wijzing voor handmatig mengen van de
mix met voederkorrels. Hun methode
heb ik overgenomen (2).

Bij fabrieksmatig mengen door de voe-
derkorrels (op attest) verkiezen de voe-
derfabrikanten doorgaans het gebmik
van flumequine zuiver.

Dr. R. Bootsma

literatuur

1. Michel C. Gerard, JP, Fourbet Bemadenc,
Collas R, Chevalier, R. Emploi de la flume-
quine contre la furonculose des salmonidés:
essais thérapeutiques et perspective pratiques.
Bulletin Francais de Pisciculture 1980: 277:2;
154-62.

2. Bootsma R. Medicatie bij vissen. Brochure
AUV.Cuijk.

-ocr page 146-

evaluatie

De hulp van de netwerkdierenartsen
kan worden ingeroepen bij bestaande
of dreigende conflictsituaties. Diep-
gaande, onherstelbare meningsver-
schillen horen daar niet bij, daar is de
Ereraad voor. Het is juist de bedoeling
in een vroeg stadium van conflictvor-
ming in te kunnen grijpen en zo moge-
lijk moet er zelfs een preventieve wer-
king vanuit gaan. De kracht van het
netwerk is dat praktici met hun proble-
men bij \'eigen\' mensen, die voor alle
partijen aanvaardbaar zijn, terecht
kunnen.

Volgens KNMvD-secretaris en net-
werklid T.W. te Giffel is ook in 1995
gebleken dat er behoefte is aan het net-
werk.

Een probleem dat tijdens de jaarlijkse
evaluatie aan de orde kwam, was de on-
onderbroken dienstveriening (avond/
nacht- en weekenddiensten) waar ook
de eenmanspraktijken in Nederland
aan moeten voldoen. Een mogelijkheid
is samenwerking met buurtpraktijken.
Maar als deze buurtpraktijken wat gro-
ter van omvang zijn, hebben zij vaak
de eenmanspraktijken niet nodig. Nu is
het de vraag of de netwerkdierenartsen
zich in moeten spannen om bij buurt-
praktijken deze samenwerking voor
elkaar te krijgen. Samenvattend is de
mening van de netwerkers dat zij wil-
len helpen bij het eventueel bevorde-
ren van samenwerking tussen buurt-
praktijken, maar als mensen hier abso-
luut niet aan mee willen werken, zij
zelf daar de consequenties van moeten
dragen.

Op 6 december 1995 vond de jaarlijkse evaluatie en tevens bijscholing van het
Dierenartsen Netwerk plaats. Deze \'vrijwillige brandweer\' bemiddelt sinds
september 1992 bij conflicten binnen en tussen dierenartsenpraktijken en is
inmiddels niet meer weg te denken uit de Nederlandse veterinaire wereld.
Hoewel het netwerk op de goede weg is, werd deze dag geprobeerd via zelf-
kennis te komen tot een nog betere aanpak bij het oplossen van problemen.
Hulpmiddel hierbij was het \'Struktogramm®\', een biostructuur-analyse die
de sleutel zou zijn tot zelfl^ennis.

rniärnmi».

\'VRIJWILLIGE BRANDWEER\' HOUDT JAARLIJKSE EVALUATIE

NETWERKDIERENARTSEN LEREN ZICHZELF KENNEN
VIA HET STRUKTOGRAMM®

bijscholing

Tijdens de jaarlijkse evaluatie wordt er
ook wat gedaan aan bijscholing, waar-
bij deze keer het eigen functioneren
van de netwerkdierenartsen onder de
loep wordt genomen. De heer B.
Wetering, beroepsmatig trainer bij
AGRA Management (een samenwer-
kingsverband van STOAS en het
Groenhorst College), verzorgde deze
dag om de netwerkers te helpen bij het
maken van hun Struktogramm®. Het is
de bedoeling dat men zichzelf leert
kennen, op de hoogte is van zijn/haar
eigenschappen en deze kennis kan ge-
bruiken bij het oplossen van conflic-
ten.

De biostructuur-analyse oftewel
Struktogramm® is ontwikkeld door de
Zwitser Rolf W. Schirm. Het is geen
psychologische test, maar bevat een
36-tal vragen die ingaan op iemands
ervaringen en belevingen. Hierdoor
krijgt iemand zichzelf in beeld.
Waarde-oordelen worden daarbij niet
uitgesproken, hooguit wordt duidelijk
van welke eigenschappen je gemak
kunt hebben en welke eigenschap-
pen/kwaliteiten het leven soms wat
lastig kunnen maken.

drie-eenheid hersenen
Volgens het door de heer Wetering bij-
geleverde boekje is het Strukogramm®
gebaseerd op de theorie van de Ame-
rikaanse hersenonderzoeker Paul Mac-
Lean, dat de mens over drie soorten
hersenen beschikt:

Door Susan Ubbink

* De stamhersenen

de hersenen van het zelfbehoud, van
de oerinsti neten van het leven

* De tussenhersenen

de hersenen van de zelfbevestiging,
van het overieven door strijd of
vlucht

* De grote hersenen

de hersenen van het zelfbewustzijn,
van het voorbereidend, voorzorgne-
mend handelen.

Ondanks grote verschillen in opbouw,
functie en taak, vormen deze hersenen
een drieëenheid. In de biostructuur-
analyse wordt onderzocht in welke
verhouding de \'heerschappij\' over de
hersenen in deze drie delen is verdeeld,
daar juist deze verhouding kenmer-
kend is voor de basisstructuur van de
persoonlijkheid.

De heer Wetering legt het een en ander
nog eens uit: De stamhersenen, ook
wel \'reptielenhersenen\' genoemd, zijn
het oudst en hierbij gelden termen als
\'verleden\', \'zelfbehoud\', \'bio-erva-
ring\' en \'instincten\'. Zoogdieren leven
in een vijandige wereld, waarin ze
zichzelf moeten verdedigen en moeten

□e hersenen als drie-eenheid. © IBSA

-ocr page 147-

jagen in roedels. Dit vraagt om de tus-
senhersenen, die gericht zijn op het he-
den en die reageren op het hier en nu.
Termen als \'zelfhandhaving\', \'spon-
tane reacties\' en \'emoties\' zijn hierop
van toepassing. De aapmens bezat een
grijphand, waardoor hij in een boom
kon klimmen en vanuit die boom op de
grond kon neerkijken. Hierdoor was
het \'oorzaak-en-gevolg-denken\' mo-
gelijk, het analyseren. In deze omstan-
digheden zijn de grote hersenen ont-
staan, die het jongst zijn. \'Toekomst\',
\'zelfbewustzijn\', \'symboolvorming\'
en \'logisch denken\' zijn kenmerken
van deze hersenen.

Volgens de heer Wetering kunnen de
verschillende soorten hersenen ook
onderscheiden worden als je kijkt naar
de ontwikkeling van een mens. Een
baby functioneert voomamelijk vanuit
de stamhersenen, bij een puber zie je
meer het functioneren vanuit de tus-
senhersenen (zet zich af tegen van al-
les en nog wat) en de grote hersenen
functioneren pas volledig als de vol-
wassenheid bereikt is. \'Zonder stam-
hersenen overieven we niet, zonder
tussenhersenen is de \'drive\' er niet en
dankzij de grote hersenen kunnen we
ons zorgen maken\', aldus de heer
Wetering.

struktogramm®
Bij het Stmktogramm® hebben de drie
soorten hersenen ieder een eigen kleur
gekregen: de stamhersenen zijn groen,
de tussenhersenen rood en de grote
hersenen blauw. Een draaischijf, die
onderverdeeld is in deze drie kleuren,
kan aan de hand van de antwoorden op
de vragenlijst ingedeeld worden. De
kleurencombinatie die dan te voor-
schijn komt, is typerend voor de per-
soonlijkheid van degene die de vra-
genlijst heef^ beantwoord.
De kleur die het grootste vlak bestrijkt,
is de dominante kleur. Maar volgens
het boek is het Stmktogramm® geen
\'type-leer\', die mensen kan bestempe-
len als het \'groene type\', het \'rode
type\' of het \'blauwe type\'. Sterker
nog: een \'puur type\' van een van de
kleuren bestaat niet, omdat bij ieder
mens alledrie soorten hersenen aanwe-
zig zijn. Geen enkele combinatie van
antwoorden kan dan ook tot een één-
kleurig Stmktogramm® leiden. Als er
sprake is van een sterk overheersende
en dus dominante kleur, is de verhou-
ding van de andere twee kleuren ook
van groot belang. Iemand met groen-
dominantie en rood als tweede sterkste
component karakteriseert een geheel
ander persoon dan iemand met groen-
dominantie en blauw als tweede sterk-
ste component. Het totaalbeeld van het
Stmktogramm® is dus heel belangrijk.
Het kan natuuriijk ook zo zijn, dat in
iemands Stmktogramm® alledrie de
kleuren evenredig vertegenwoordigd
zijn.

Naarmate de tweede component groter
is, is er meer kans op dubbeldominan-
tie (twee kleuren zijn evengroot) en
zijn de kenmerken van de eerste com-
ponent vaak moeilijker te herkennen.
Vaak is er automatisch een derde com-
ponent in geringe mate aanwezig. De
herkenning is dan gemakkelijker door
op deze kleinste component te letten.
Die kleinste kleur is ook je natuuriijke
begrenzing. Het is aan te raden daar
niet al je energie in te stoppen, maar
zaken die om deze eigenschap vragen,
over te laten aan anderen bij wie deze
eigenschap beter ontwikkeld is.
Opvallend is dat in de groep netwerk-
dierenartsen de kleuren blauw en
groen overheersen, rood is het minst
aanwezig. Inderdaad hebben deze
mensen de eigenschappen om te kun-
nen analyseren, met mensen om te
kunnen gaan en om de mst op te kun-
nen brengen om te luisteren. Nu gaat
het erom dat ze in een gesprek de do-
minante kleur van de gesprekspartner
kunnen herkennen. Zij kunnen deze
kennis dan gebmiken om hun ge-
sprekspartner op een bepaalde manier
te benaderen, zodat zo optimaal moge-
lijk bemiddeld kan worden. Volgens
de heer Wetering is iemands dominan-
tie soms snel te herkennen, maar soms
ook niet. Dan is het aan te raden om ie-
mands kleinste kleur naar voren te ha-
len; dus datgene wat iemand aan ei-
genschappen mist. Zo\'n kleinste kleur
is bijvoorbeeld te achterhalen door ie-
mand te vragen wat voor zaken
hem/haar het minst aanspreken.
Iemand met dubbel-dominantie is
vaak gemakkelijker te herkennen aan
de kleinste kleurcomponent, namelijk
op eigenschappen/kwaliteiten die bij
de ander in geringe mate aanwezig
zijn. Door je af te vragen wat mis ik bij
de ander, kun je hier achter komen.
Ook vragen naar wat iemand sympa-
thiek of onsympathiek vindt, kunnen
hierbij een hulpmiddel zijn.

Het Dierenartsen Netwerk is weer he-
lemaal op de hoogte gebracht; bijge-
schoold met Stmktogrammen, blauwe,
groene en rode kleuren keren de brand-
weerlieden weer huiswaarts. Met de
kennis die ze vandaag hebben opge-
daan, kunnen ze in de toekomst extra
goed hun werk doen als bemiddeling
nodig is. Een reden te meer om bij
dreigende conflicten niet te wachten,
maar gelijk het Netwerk in te schake-
len.

-ocr page 148-

De bedwelming van het in nood te do-
den dier dient door een dierenarts of on-
der diens toezicht plaats te vinden (zie
punt 3 op de benodigde verklaring van
de dierenarts), alvorens het dier wordt
verbloed. De bedwelming moet plaats-
vinden via een methode die in de
Vleeskeuringswet genoemd is. Dit bete-
kent in de praktijk dat er een schietmas-
ker gebruikt moet worden. Alle in nood
te doden dieren moeten bedwelmd wor-
den. Indien alleen de hals wordt afge-
sneden, wordt het dier afgekeurd.
Voor het bezitten van een schietmas-
ker heeft men, omdat het geen wapen
is, geen vergunning nodig. Voor de
aankoop van de munitie is echter wel
een vergunning nodig. Deze vergun-
ning wordt verleend aan ieder die een
onbesproken gedrag heeft. Schiet-
maskers zijn te koop bij verschillende
veterinaire verkooporganisaties.

UITVOERING

Indien de dierenarts over een schiet-
masker bezit kan deze .veelal snel, een
dier bedwelmen. Ook is het denkbaar
dat een noodslachter wordt ingescha-
keld. Er zijn dierenartsen die duide-
lijke afspraken met de noodslachter
hebben, waarbij de noodslachter zorg
draagt voor de bedwelming. In deze
gevallen moet de dierenarts wachten
op de komst van de noodslachter alvo-
rens hij de verklaring opstelt. In som-
mige gevallen kan dit echter te lang
duren en staan de dierenarts en de vee-
houder met lege handen. Ook zijn er
praktijken waarbij in ieder geval de
dienstdoende dierenarts altijd een
schietmasker bij zich heeft en een
tweede masker op het snel te bereiken
praktijkpand aanwezig is. Op zichzelf
zijn deze \'oplossingen\' aanbevelings-
waardig. Maar steeds kan het te laat
voorhanden hebben van een schiet-
masker zich voordoen. In het alge-
meen zijn dit vervelende situaties.

NOGMAALS SPECIALE NOÜDSLACHTING

SCHIETMASKER VERPLICHT?

Sinds de nieuwe regeling speciale noodslachting (zie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1995; 120 (3): 85-6) en de nieuwe regelingen omtrent het
vervoer van \'wrakke\' dieren (Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1995; 120
(17): 517-9) komen dierenartsen steeds vaker voor de situatie te staan dat een
dier bedwelmd en verbloed moet worden. Gelet op de ervaringen van het af-
gelopen jaar is te constateren dat dierenartsen die in bepaalde situaties geen
schietmasker bij zich hebben, geconfronteerd worden met een schadeclaim
van de veehouder. Veelvuldig wordt in dit kader gevraagd of iedere praktize-
rende dierenarts te allen tijde een schietmasker bij zich moet hebben.

AANSCHAFFEN SCHIETMASKER
Aangezien de bedwelming ook door
anderen dan dierenartsen kan worden
uitgevoerd, zijn dierenartsen in begin-
sel niet verplicht om te allen tijde een
schietmasker bij de hand te hebben.
Het al dan niet aanschaffen van een
schietmasker door een dierenartsen-
praktijk wordt natuurlijk mede be-
paald door de soort praktijk, de prak-
tijkorganisatie en het praktijkbereik.
Er is inmiddels een groot aantal die-
renartsenpraktijken dat daarom voor
iedere prakticus een schietmasker
heeft aangeschaft.

VERANTWOORDELIJKHEID DIE-
RENARTS

Gelet op de ervaringen van en ontwik-
kelingen in het afgelopen jaar is het
bureau van de KNMvD, na overieg
met de Groep Praktici Grote Huis-
dieren, van mening dat dierenartsen
er voor zorg moeten dragen dat te al-
len tijde een schietmasker voorhan-
den is. Met name in de landbouwhuis-
dierenpraktijk behoort een schiet-
masker eigenlijk altijd voorhanden te
zijn. In ieder geval dient de dienst-
doende dierenarts een schietmasker
tot zijn beschikking te hebben.

Wellicht ten overvloede: of een scha-
declaim wordt toegekend is overigens
niet alleen afhankelijk van het wel of
niet bij zich hebben van een schiet-
masker maar ook van alle overige om-
standigheden.

ZORGVULDIGHEID
De bedwelming dient zorgvuldig te
worden uitgevoerd. Het masker dient
goed gericht en gefixeerd te worden.
Er zijn gevallen bekend waarbij de pin
in de sinus frontalis terecht was geko-
men. Dan is het dier volgens de
Vleeskeuringswet niet correct be-
dwelmd en zal het afgekeurd worden.

Ook de verklaring dient zorgvuldig,
volledig en naar waarheid te worden
ingevuld. Op voorhand invullen of het
op afstand invullen en per fax verzen-
den van de verklaring kunnen echt
niet. Het afgeven van verklaringen ter-
wijl het dier alleen verbloed is of ach-
teraf\'bedwelmd\' is, is onwenselijk en
heeft geen zin omdat het dier afge-
keurd zal worden. Onjuist of onterecht
ingevulde verklaringen betekenen
valsheid in geschrifte en kunnen te-
vens onder de aandacht van het
Veterinair Tuchtcollege worden ge-
bracht.

Wat is UW diagnose?

Een één jaar en vier maanden oude
Engelse Cocker Spaniel wordt bij u
aangeboden op het spreekuur met de
volgende klacht. Sinds een dag traant
het rechteroog en het wordt dichtge-
knepen. De hond wrijft met de voor-
poot in het oog. De hond is niet ziek.

De eerste inspectie wordt bemoeilijkt
door de blepharospasme. Er is een
duidelijke tranenvloed. Bij manueel
openen van de oogleden valt een ge-
ringe neiging tot entropion van het
onderooglid op. De conjunctiva ver-
toont geringe vaatinjectie. Er is een
doffe plek in de cornea, iets dorsaal
van het centrum. Fluoresceine blijft
op deze plek aanwezig. De pupil is
vernauwd in verhouding tot die van
het andere oog. Na indruppelen van
een lokaal anestheticum (lidocaine
4% oogdruppel) wordt het oog nog-
maals geïnspecteerd, de stand van de
oogleden in nu normaal. Bij inspectie
van de conjunctiva treft u geen cor-
pora aliena aan, ook niet achter de
membrana nictitans. U laat de eige-

-ocr page 149-

naar het oog vier keer daags behande-
len met chloramphenicol oogzalf.
Gedurende de eerste twee dagen laat u
bovendien twee keer daags met een
0,5% atropine sulfaat oogdruppel be-
handelen. Na drie dagen ziet u de
hond temg: het oog wordt goed open
gehouden en traant niet meer. De oog-
lidstand is normaal. De comea is
Fluoresceine negatief U laat nog en-
kele dagen doorbehandelen met chlo-
ramphenicol oogzalf
Twee weken later staan eigenaar en
hond weer voor u met exact dezelfde
verschijnselen.

* ••

m

W.F. SPECKMANN STICHTING

EEN KALF PER KOE PER JAAR

Onder deze titel heef^ Intervet
International zowel een dia-serie als
een video uitgebracht. Na een inleiding
waarin het belang van een korte tussen-
kalftijd wordt aangegeven, wordt inge-
gaan op de cyclus met animatiebeelden
van de hormonale cyclus en de invloed
ervan op het geslachtsapparaat, geïllus-
treerd met opnames van het normale
geslachtsapparaat van de koe in de ver-
schillende stadia. Er zijn beelden van
normaal en afwijkend sperma en er
wordt ingegaan op de oestms-detectie
en het juiste moment van insemineren.
Daama worden oestms-regulatie en
oestms-synchronisatie door toediening
van hormoon-preparaten behandeld.
Ook komen (in het kort) utems- en ei-
erstok-afwijkingen aan de orde.
Hoewel een video natuuriijk het voor-
deel heeft van fraaie, bewegende beel-
den en daarom zeer bruikbaar is voor
voorlichting aan mndveehouders, is
het bijzonder prettig dat er ook een dia-
serie beschikbaar is: dan kan de die-
renarts die een lezing geeft stilstaan bij
bepaalde beelden, een discussie uitlok-
ken met zijn publiek en zelf het tempo
bepalen.

De videofilm (A95) kost f 61,- (ver-
huur), respectievelijk f 80,— (ver-
koop), inclusief verzending, exclusief
BTW. De dia-serie (B51) is te huur
voor f 72,50 en te koop voor f 207,—.
Aanvragen, bij voorkeur \'s morgens,
bijRita Lamens, WFSS/AUV, telefoon:
0485 - 335555.

DIA-SERIE PLUIMVEEZIEKTEN
In de collectie van de WFSS was de
pluimvee-afdeling onvoldoende verte-
genwoordigd. In deze leemte is nu gro-
tendeels voorzien door de verwerving
van de dia-serie \'Pluimveeziekten\'.
J.P.G.M. van Leeuwen heeft, met me-
dewerking van dr. W.W. Braunius, uit
de rijke collectie dia\'s van de
Gezondheidsdienst voor Dieren een
selectie gemaakt. De serie is speciaal
bedoeld voor lezingen door dierenart-
sen voor pluimveehouders. Van 28
ziektes wordt daarom waar enigszins
mogelijk, het klinisch beeld getoond,
vaak aangevuld met de meest kenmer-
kende pathologische afwijking.

De serie is te huur voor ƒ 78,— en te
koop voor f 262,—, exclusief BTW, in-
clusief verzending. Bestellen bij Rita
Lamens, AUV/WFSS. liefst in de och-
tend-uren. Zij kan u ook een bijge-
werkte catalogus sturen. Telefoon:
0485 - 335555.

Dr. C.D. W. König

RECTIFICATIE

Bij het stukje \'Vacatures in bestu-
ren en commissies verband hou-
dende met de I43e Algemene
Vergadering van de Koninklijke
Nederlands Maatschappij voor
Diergeneeskunde\' in het Tijd-
schrift van I febmari 1996 (blad-
zijde 81), onder het kopje
Algemeen Bestuur, is voor de
Groep Geneeskunde van het
Varken Prof Dr. A. Pijpers voor
1996 als herkiesbaar opgesteld.
Dit moet zijn:
niet-herkiesbaar.
Voor deze groep is wel als her-
kiesbaar opgesteld R.J.M.L.
Raymakers.

Wat was UW diagnose?

Bij het eerste bezoek kan uw diagnose
luiden: ulcus comea door onbekende
oorzaak, mogelijk trauma (zwiepende
tak in het oog?). U heeft immers een
fluoresceine-positief defect in de cor-
nea aangetroffen, zonder dat u daar een
oorzaak voor kon vinden. De neiging
tot entropion is wel suggestief bij dit
ras (raspredispositie), maar na lokale
verdoving was de stand normaal. Het
geringe entropion is secundair aan de
pijn die het defect oproept (enophthal-
mus, spasme oogleden). De nauwe pu-
pil is ook een teken van pijn, het is een
spasme van de iris en het corpus ciliare
ten gevolge van de comealaesie. Als na
aanvankelijk goede genezing het ulcus
op dezelfde plaats recidiveert, wordt
exogeen trauma zeer onwaarschijnlijk.
Oorzaken voor recidiverende ulcera als
keratoconjunctivitis sicca en entropion
werden op grond van het onderzoek
uitgesloten. De hond is te jong voor een
indolent ulcus (treedt op vanaf leeftij-
den van ongeveer zes jaar). De leeftijd
(hond in de eerste levensjaren) en de
anamnese wijzen in deze gevallen op
de aanwezigheid van een ectopische ci-
lie. Deze zijn het gevolg van een reeds
bij de geboorte aanwezige haarfollikel
in de conjunctiva, meestal in het boven-
ooglid, op enkele millimeters vanaf de
ooglidrand. De hierdoor gevormde
haartjes komen loodrecht op de comea
te staan waardoor een ulcus ontstaat.
Spontane genezing treedt op doordat
het haartje uitvalt, maar spoedig komt
er een nieuw haartje. Bij verwijdering

-ocr page 150-

MYCOFA
CARDIO-THERAPIE

Hartaandoeningen komen naar schatting bij 10% van de honden-
populatie voor. In ongeveer 95% van de gevallen is sprake van
verkregen hartafwijkingen, waarvan mitralisinsufficiëntie en con-
gestieve cardiomyopathie de belangrijkste zijn.

Mycofarm geeft de behandeling van honden met deze hartstoor-
nissen een nieuwe impuls, Enalfor. Met de introductie van Enalfor
krijgt de praktizerend dierenarts de beschikking over een gere-
gistreerd diergeneesmiddel, dat gehcht en doeltreffend werkt bij
hartfalen door mitralisinsufficiëntie en congestieve cardiomyo-
pathie. Enalfor, met als werkzame stof enalaprilmaleaat, remt het
angiotensin converting enzyme (ACE). ACE is een belangrijke
schakel in het Renine Angiotensine Aldosteron systeem, dat een
grote rol speelt in de mechanismen die de overbelasting van het
cardiovasculaire apparaat veroorzaken.

Behandeling met Enalfor stelt het hart in staat efficiënter te werken
en verlicht de klinische symptonen van het hartfalen. Hierdoor
nemen zowel de levenskwaliteit als de levensverwachting van de
hond met hartfalen significant toe.

-ocr page 151-

M

EN NIEUWE IMPULS

Enalfor

Diergeneesmiddel UDA
Tabletten al, 2.5,5,10 of 20
mg enalaprilmaleaat.
Voor orale toediening aan
honden als symptoma-
tische, aanvullende therapie
bij de behandeling met het
diureticum furosemide van
hartfalen, veroorzaakt door
mitralisinsufficiëntie of con-
gestieve cardiomyopathie.
De dosering bedraagt een-
maal daags 0.5 mg/kg
lichaamsgewicht. In ernstige
gevallen mag de dosering
worden verhoogd naar een
maximum van tweemaal
daags
0.5 mg/kg.

Bijwerkingen; pre-renale
azotemie, hypotensle.
Contra-Indicaties: toepas-
sing bij drachtige dieren.
Zie voor volledige informatie
de bijsluiter
Reg. NL 8525 Vm 8529

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt, telefoon 030-2212800

Mycofann

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 152-

van het haarzakje komt men dikwijls
bosje haren onder de conjunctiva tegen.
Bij het klinisch onderzoek zal gericht
naar het haartje moeten worden ge-
zocht, een loupe is hierbij een handig
hulpmiddel, waarbij het ooglid met be-
hulp van een pincet volgens Graefe
wordt geëverteerd (onder lokale ver-
doving). Een aanwijzing voor de loca-
lisatie van het haartje verkrijgt men uit
de plaats van het ulcus in de comea.
Als u niet denkt aan een ectopische ci-
lie als oorzaak van het probleem, zult u
het zeker over het hoofd zien!
Behandeling bestaat uit het operatief
verwijderen van de gehele haarfolli-
kel. Deze kan worden uitgesneden,
maar electrocauterisatie (electrisch
snijden gaat beter dan coaguleren) ver-
dient de voorkeur vanwege de bloed-
rijkheid van het weefsel. Maak geen
gebruik van een thermocoagulator, dit
geeft in dit gebied vooral brandwon-
den en littekens. Post-operatieve medi-
catie bestaat doorgaans uit enkele da-
gen chloramphenicol oogzalf, bij ul-
ceratie en miosis aangevuld met atro-
pine oogdruppels of -zalf. Indien de
comea op het moment van behande-
ling intact (fluoresceine negatief) is,
kan worden overwogen om aan de be-
handeling een corticosteroid toe te
voegen (bijvoorbeeld dexamethason
0,1% oogdruppels) om zwelling en lit-
tekenvorming van het behandelde
ooglid tegen te gaan.

A. Heijn,

specialist oogheelkunde, dipl ECVO

SYMPOSIUM OVER LEVERAANDOENINGEN

Conjressen en cursussen

Op 10 april 1996 zal, voorafgaand aan
het BSAVA Congres, een Waltham
Symposium worden georganiseerd,
getiteld
Liver Disease - Practical
Perspectives.

Dit symposium zal plaatsvinden in
ICC, Birmingham, Hall 5.

Deelname aan het Waltham Sympo-
sium is uitsluitend mogelijk na in-
schrijving. De kosten bedragen ƒ 25,~
inclusief lunch, koffie en proceedings.
Voor registratie en informatie kunt u
contact opnemen met: Waltham
Veterinaire Service, mevrouw drs.
M.H.M. Bos, Postbus 81, 5460 AB
Veghel, telefoon: 0413 - 83269 / fax:
0413-340229.

Het programma ziet er als volgt uit:

08.30 uur
09.00 uur
09.10 uur

09.55 uur

10.45 uur
11.15 uur

12.00 uur

12.50 uur
14.00 uur

14.50 uur

15.45 uur

16.30 uur

Registratie, ontvangst met koffie
Inleiding

Classirication and pathophysiology of liver disease, Dr. Mark
Jackson, DVM, Dipl. ACVIM, PhD. Waltham lecturer in Companion
Animal Nutrition, University of Bristol.

Diagnostic laboratory tests for liver disease. Dr. Denny Meyer,
DVM, Dipl. ACVP/ACVIM. Director of Clinical Pathology, Smith
Kline Beecham, UK.
Koflfie

Imaging techniques for liver disease, Christopher Lamb, MA,
VetMB, Dipl. ACVR/MRCVS. Associate Professor Small Animal
Internal Medicine, Cornell University.

Chronic liver disease in the dog - new approaches. Dr. Sharon
Center, MA, VetMB, Dipl. ACVR/MRCVS. Associate Professor Small
Animal Internal Medicine, Cornell University.
Lunch

Nutritional considerations in the management of liver disease. Dr.
Tim Watson, BVM&S, PhD, MRCVS. Clinical Nutritionist, Waltham
Centre for Pet Nutrition.

Portosystemic shunts-diagnosis, pathophysiology and management
options,
Penny Watson, MA, VetMB, CertVR, MRCVS. Waltham
Resident in Small Animal Medicine, University of Cambridge.
Liver disease in the cat - new approaches. Dr. Sharon Center, MA,
VetMB, Dipl. ACVR, MRCVS. Associate Professor Small Animal
Intemal Medicine, Cornell University.
Discussie en sluiting

ALGEMENE INFORMATIE 21E WEON

Onder auspiciën van de Vereniging
voor Epidemiologie organiseert de af-
deling (Klinische) Epidemiologie,
Universiteit/Academisch Ziekenhuis
Utrecht samen met de vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting en de afdeling Farmaco-epi-
demiologie en Farmacotherapie van de
Universiteit Utrecht in 1996 het jaar-
lijkse wetenschappelijk congres.

Donderdagochtend 6 juni en vrijdag 7
juni zijn gewijd aan presentaties van
recente onderzoeksresultaten in ver-
schillende epidemiologische aan-
dachtsvelden. Dit jaar komen hierbij
met name ook de vakgebieden veteri-
naire epidemiologie en farmaco-epide-
miologie aan de orde.
Op donderdagmiddag zal het sympo-
sium \'Bio-Banking; exposure, effects
and susceptibility unravelled\' plaats-
vinden. Naast praktische aspecten zo-
als vragen over stabiliteit bij opslag,
logistiek van monster-verzameling en
opslagcapaciteit, zullen ook de metho-
dologische-, juridische- en ethische
grenzen en beperkingen van bio-ban-
king aan de orde komen. De mogelijke
rol van bio-banking bij het terugdrin-
gen van misclassificatie in epidemio-

-ocr page 153-

logisch onderzoek zal worden bena-
drukt. Uiteindelijk kan wellicht de
wisselwerking tussen de (individuele
genetische) constitutie, expositie en
het gezondheidseffect worden opge-
helderd. Tevens wordt in het pro-
gramma tijd vrijgemaakt voor de
Algemene Ledenvergadering van de
Vereniging voor Epidemiologie.

»T »

Voor informatie kunt u contact opne-
men met:
Theo Lam

Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voorplanting

Faculteit der Diergeneeskunde, UU
Postbus 80151,3508 TD Utrecht
Telefoon: 030-2531235
Fax:030-2521887

Email: theo@bdv.dgk.ruu.nl
Het Congres-secretariaat:
mevrouw A.M.J.H.J. Nijst-Nederveen
Afdeling Epidemiologie, UU
Postbus 80035,3508 TA Utrecht
Telefoon: 030-2539008
Fax: 030-2539011

Email: A.M.J.H.J.Nijst@MED.RUU.
NL

PHLO-CURSUS \'VOEDEROPNAMECONTROLE EN -STURING\'

Op 17, 18 en 19 april 1996 verzorgt de
Stichting Post-Hoger Landbouw-
onderwijs (PHLO) een cursus \'Voeder-
opnamecontrole en -sturing\' in Leuven,
België. De cursusleiding is in handen
van prof. dr. E. Decuypere (KU Leuven),
prof dr. D. van der Heide (LUW) en
prof dr. ir. M.W.A. Verstegen (LUW).
De kosten zijn ƒ 1650,-- en er kunnen
maximaal 30 personen meedoen.

Doel van de cursus is een inzicht te ge-
ven in de achtergronden van voederop-
namecontrole en in de mogelijkheden
om in de praktijk sturing te geven aan
en in te spelen op de werkelijke be-
hoefte van het dier. De cursus kan inte-
ressant zijn voor afgestudeerden in de
zootechniek, diergeneeskunde of bio-
logie, werkzaam in onderwijs, onder-
zoek of vooriichting bij overheid en
bedrijfsleven.

Sluiting inschrijving: 27 maart
1996.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij: Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, telefoon:
0317 - 484093 / 484092, fax: 0317 -
426547.

The First European Symposium on
Equine Viral Arteritis (EVA) will be
held in Utrecht on May 7, 1996. It\'s
objectives are:

* to have state-of-the-art presentations
about equine arteritis virus (EAV),

* to provide an overview of current
EAV research,

* to design and tune fiiture research
initiatives, and

* to formulate guidelines for the diag-
nosis, prohylaxis, and control of
EVA in Europe.

EQUINE VIRAL ARTERITIS

Correspondence with regard to the
meeting should be addressed to Ms.
KB. Schick, Institute of Virology,
Department of Infectious Diseases and
Immunology, Veterinary Faculty,
Utrecht University, Yalelaan I, P.O.
Box 80.165, 3508 TD Utrecht, the
Netherlands. Phone: 31-30-2532485
(between 9.00 and 13.00 hours), fax:
31-30-2536723.

PHLO-CURSUS \'ANIMAL HEALTH ECONOMICS - PRINCIPLES AND
APPLICATIONS\'

Data: 14-19 oktober 1996
Plaats: Mendenhall, Pennsylvania (USA)
Cursusleiding: Prof. A.A. Dijkhuizen
(Landbouwuniversiteit) Prof. R.S.
Morris (Massey University, New
Zealand)

Groepsgrootte: Maximaal 26 perso-
nen

Kosten: US $ 2700,- (inclusief volle-
dige verblijfskosten)
Inschrijftermijn: De inschrijftermijn
eindigt op
1 juli 1996.

Inlichtingen: Nadere inlichtingen en
een folder met intekenformulier kunnen
worden verkregen bij: Bureau PHLO.
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen,
tel.: 0317-484093/484092, fax: 0317-
426547.

SOFTWARE ENGINEERING

Op 1, 2 en 15 mei 1996 zal in Wa-
geningen de PHLO-cursus \'Software
engineering: kwaliteitsverbetering in
research en development\' worden ge-
houden. De inschrijftermijn eindigt op
10 april 1996. De kosten bedragen
ƒ 1750,- en er kunnen maximaal 24
personen aan de cursus deelnemen.

De cursist krijgt een overzicht van de
ontwikkelingen op het gebied van soft-
ware-kwaliteit en leert omgaan met
enkele praktische technieken uit het
vakgebied software engineering.
Nadere inlichtingen: Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen,
tel.: 0317-484093/484092, fax 0317-
426547.

-ocr page 154-

In dit symposium worden ziektebeel-
den besproken die worden veroorzaakt
door in Nederland relatief weinig be-
kende ziekteverwekkers (op één na vi-
russen). Hoe kan worden verklaard dat
deze ziekten soms epidemische vor-
men aannemen en wat is het belang

hiervan voor de Nederlandse situatie?
Tenslotte moet in bijna alle gevallen
snel een beleid worden bepaald.
Datum: Vrijdag 19 april 1996.
Plaats: EUR, lokatie Hoboken.
Voertaal: Engels.

Aantal deelnemers: circa 100, huisart-
sen, dierenartsen, internisten, kinder-
artsen, microbiologen, GGD-artsen en
zij die in opleiding zijn voor één van
deze specialismen.

EMERGING VIRAL INFECTIONS

AFDELING VIROLOGIE AZR/INSTITUUT VOOR VIROLOGIE EUR.

Inlichtingen: Mevr. R.E.E. Schrijver.
Tel.: 030-4087879/4086880.

PAOG COURSE EMERGING VIRUS INFECTIONS PROGRAMME

Chair: Ph.H. Rothbarth

09.30 - 09.45 uur: Opening (J.K. van Wijngaarden, Ministry of
Public Health, The Hague).

09.45-10.15 uur: Viral zoonoses in the Netherlands: epide-
miologie (Prof dr. A.D.M.E. Osterhaus,
Department of Virology, Erasmus Univer-
sity Rotterdam/Department of Virology,
University Hospital Rotterdam).

10.15- 10.35uur: Hanta virus infections (Dr. J. Groen, Depart-
ment of Virology, University Hospital
Rotterdam)

10.35- 10.45 uur: Rabies: a real risk? (Department of Vir-
ology, University Hospital Rotterdam)

10.45 -11.00 uur: Discussion

11.00 -11.20 uur: Coffee break

11.20 -12.00 uur: African hémorragie fevers (Prof dr. G. van
der Groen, Institute of Tropical Medicine,
Antwerpen)

12.00- I2.20uur: Rickettsioses (Prof dr. P.C. Stuiver, Eras-
mus University Rotterdam/Department of
Intemal Medicine, Harbour Hospital,
Rotterdam)

12.20- 12.30 uur: Discussion

12.30-13.30 uur: Lunch

13.30- 13.50 uur:

13.50-14.05 uur:

14.05- 14.35 uur:

14.35- 14.45 uur:
14.45- 15.05 uur:
15.05- 15.20 uur:

15.20- 15.35 uur:

15.35 - 15.45 uur:
15.45- 16.15 uur:

16. 15 uur:

Pox vims infections (Prof dr. J. Huisman,
Institute of Social Health, Erasmus Uni-
versity Rotterdam)

Dengue (Dr. Ph.H. Rothbarth, Depart-
ment of Virology, University Hospital
Rotterdam)

Japanese encephalitis (Dr. B. Le Guenno,
Institute Pasteur, Parijs)
Discussion
Tea break

Influenza (Dr. E.C.J. Claas, Deptartment
of Virology, Erasmus Universiteit Rot-
terdam/WHO Influenza Centre)
Hepatitis E (Dr. H.L. Zaaijer, Department
of Vims serology, Central Laboratory of
the Blood Transfusion Service, Amster-
dam)

Discussion

\'New\' infections and Public Health (Dr.
A. Leentvaar-Kuijpers, Laboratory of Pu-
blic Health, Amsterdam)
Closing remarks and cocktails

Chair: A.D.M.E. Osterhaus

EXCURSIE VETERINAIRE ACUPUNCTURISTEN

Op zaterdag 30 maart 1996 organiseert
de Samenwerkende Veterinaire Acu-
puncturistenvereniging een gecombi-
neerde excursie naar het nieuwe
Groninger museum en de pas aange-
legde Chinese tuin in de Hortus in
Haren. Het is de bedoeling dat het een
gezellige en informatieve dag wordt;
vandaar dat introducées van harte wel-
kom zijn!

Het inschrijfgeld is ƒ 50,-- per per-
soon, inclusief entreegelden, rondlei-
dingen en lunch en exclusief de reis
naar Groningen. De uiterste inschrijf-
datum is
15 maart 1996.

Geïnteresseerden kunnen contact op-
nemen met Lies Schuitemaker, Esweg
23a, 9471 BH Zuidlaren, telefoon:

10.00-10.15 uur Verzamelen in de stationsrestauratie van Groningen tegenover

het Groninger museum.
10.30-12.00 uur Rondleiding in het nieuwe Groninger museum.
12.30-14.00 uur Lunch in de Chinese tuin van de Hortus in Haren.
14.00-14.45 uur Voordracht door de Chinese apotheker van het Hwa To Centmm

te Groningen, prof Zhu Yu Ping.
14.45-16.00 uur Rondleiding door de Chinese tuin, het Verborgen Rijk van Ming.

Het programma is als volgt:

050 - 4095338 / 050 - 4095762.
De congrescommissie hoopt u te kun-
nen begroeten op deze interessante en
hopelijk gezellige dag!

-ocr page 155-

Maandag 25 maart 1996 vindt een le-
zing plaats voor vrouwelijke dierenart-
sen in de provincie Utrecht over de
veiligheidsaspecten in de röntgenolo-
gie. Deze lezing wordt gehouden door
mevrouw drs. Melinda Schmidt, spe-
cialiste Veterinaire Radiologie.

Ze zal deze avond ingaan op het ver-
standig omgaan met röntgenappara-
tuur in de diergeneeskundige praktijk.
De bijeenkomst vindt plaats in café
Zeezicht, zaal no. 7, Nobelstraat 2-4,
Utrecht, om 20.00 uur. De lezing be-
gint om 20.30 uur.

Voor meer informatie en aanmelding
kunt u bellen met één van de contact-
personen VDA provincie Utrecht.
Eveline Jansen, telefoon: 030 -
2896356.

Henriette Relou, telefoon: 030 -
2890676.

iiir \'iiimiii- — -- —
VDA - BIJEENKOMST UTRECHT

LEZING VEILIGHEIDSASPECTEN IN DE RÖNTGENOLOGIE\'

EUROPEAN SCHOOL FOR ADVANCED VETERINARY STUDIES

POSTGRADUATE TRAINING PROGRAMMES 1996

New training programmes in 1996:

Cardiology, Clinical Animal Welfare,
Dentistry, Dermatology, Diagnostic
Imaging, Intemal Medicine, Neurology,
Dermato-Histopathology, Cattle Health
and Production, Emergency Service in
Equine Sports Competitions.

Advanced courses in: Dentistry and
Feline Medicine & Surgery.

Organised by the European School for
Advanced Veterinary Studies (ESA VS).
Büro Birkenfeld, Am Kirchplatz 2,
55765 Birkenfeld, Deutschland Tel:
(49) 6782 - 2329, Fax: (49) 6782 - 4314.

ERVARINGEN MET DE LEUKOCLIP SD HUID-NIETMACHINE
IN DE VETERINAIRE GENEESKUNDE

SAMENVATTING
Het gebmik van de Leukoclip SD
huid-nietmachine in de dagelijkse ve-
terinaire praktijk werd beproefd bij 15
patiënten. De huid-nietmachine werd
gebruikt voor het sluiten van verschil-
lende soorten huidwonden bij diverse
diersoorten.

Er werd steeds een goede wondgene-
zing waargenomen na het gebmik van
de huid-nietmachine bij gezelschaps-
dieren.

MATERIAAL

Er worden in de veterinaire genees-
kunde een groot aantal verschillende
methoden toegepast om huidwonden
van verschillende afmetingen en loka-
lisatie te sluiten.

Het voornaamste verschil tussen de
geteste Leukoclip SD en andere appa-
raten is dat deze is uitgemst met een
vervangbare cassette die het mogelijk
maakt de belangrijkste onderdelen van
het apparaat te blijven gebmiken wan-
neer de nieten op zijn. Dit leidt tot aan-
zienlijke kostenbesparingen en ver-
mindert de hoeveelheid afval in
vergelijking tot de conventionele niet-
technologie. Er zijn patronen verkrijg-
baar die 10,20 en 35 nieten bevatten.

PATENTEN

Voor onze proefneming werden dieren
van verschillende soorten gebruikt. De
Leukoclip SD huid-nietmachine werd
gebmikt voor 13 postoperatieve wond-
sluitingen en twee bijtwonden bij tien
honden, twee katten, twee koeien en
één varken.

-ocr page 156-

METHODE

Er werd eerst een cassette gekozen dat
het vereiste aantal nieten bevatte. Ver-
volgens werden de wondranden geadap-
teerd met behulp van een Leukoclip EV
everteringspincet en werden de nieten
geplaatst op een afstand van ongeveer
0,5 cm van elkaar. Tenslotte werd de
wond bedekt met een spray-verband.
Bij de beoordeling van het apparaat
werd voomamelijk gelet op de resulta-
ten van de wondgenezing, het bedie-
ningsgemak van de nietmachine, de
tijd die nodig was voor het sluiten van
de wonden en het verwijderen van de
nieten en de kosten van het nieten.

RESULTATEN

De nietmachine is gemakkelijk in het
gebmik en werkt veilig en nauwkeurig.
De huid kan met de Leukoclip EV ever-
teringspincet stevig worden vastgepakt,
waarbij een smalle ribbel ontstaat
waarop de nieten met de Leukoclip SD
huid-nietmachine zeer nauwkeurig kun-
nen worden geplaatst.
Het gebruik van de Leukoclip SD huid-
nietmachine leidde tot zeer goede
wondgenezingen bij alle chirurgisch be-
handelde gezelschapsdieren. Een snel-
lere genezing in vergelijking met con-
ventionele hechtingen.
De kwaliteit van het resterende litte-
ken was opvallend fraai. Vanwege hun
vorm veroorzaken de nieten slechts
een zeer geringe traumatisering van de
huid bij de insteekkanalen, waar zelfs
geen lokale ontsteking werd waarge-
nomen.

Met het speciaal voor deze nieten ont-
worpen ontniettangetje laten de nieten
zich gemakkelijk en snel verwijderen.
Het was opvallend dat onze patiënten
zich nauwelijks verzetten toen de nie-
ten werden verwijderd, in tegenstelling
tot het gedrag dat vaak wordt waarge-
nomen bij het verwijderen van hechtin-
gen. Dat komt doordat het verwijderen
van de nieten veel minder pijnlijk is.
Het gebruik van de nietmachine bleek
dus een belangrijk voordeel te zijn. De
nieten werden steeds op de tiende post-
operatieve dag verwijderd.
Allergische huidreacties en bacteriële
kolonisering van het insteekkanaal
werden niet waargenomen.
Om alle toepassingsmogelijkheden
van de Leukoclip SD te onderzoeken
werd het apparaat ook gebmikt bij
enige grote dieren. Bij grote dieren zijn
de toepassingsmogelijkheden echter
beperkt. Bij jonge varkens kunnen
wonden zonder problemen worden ge-
niet, omdat deze dieren nog geen dikke
huid hebben.

Wanneer grotere wonden worden ge-
sloten met de nietmachine is het nood-
zakelijk de sluiting met de nieten te on-
dersteunen met een hechting. Bij
kleinere wonden is nieten echter vol-
doende en stabiel.

De hoeveelheid afval en de kosten
konden aanzienlijk worden vermin-
derd.

CONCLUSIE

De Leukoclip SD huid-nietmachine is
een apparaat dat in de gezelschapsdie-
renpraktijk vaak gebmikt kan worden,
omdat het een aanzienlijke besparing
van tijd en kosten mogelijk maakt.
Bovendien worden de nieten beter ver-
dragen dan conventionele hechtingen
en veroorzaken minder necrose op de
plaats van de wondsluiting.

Dr. J.R. Melfsen, Dr. P. Meyer-
Buchtien, Dr H. Zacharias
Veterinaire groepspraktijk Sudwalde,

Duitsland.

(Vertaling van publikatie in \'Der
praktische Tierarzt\' 1995; 8: 685-7).

INFECTIEZIEKTEN

O

Metaphylaxe der Oedemkrank-
heit/Külicomplex der abgesetzten
Ferkel mit Acepromazin und
Tripelennamine

G. Bilkei und A. Bölckskei. Der Prakt.
Tierarzt 1995; 76:317-20.

Referaten

Op een bedrijf waar slingerziekte fre-
quent voorkwam en waar de veroorza-
kende E.coli multiresistent was tegen
verscheidene antibiotica en chemothera-
peutica, werd op basis van literatuurge-
gevens op de vierde, vijfde en zesde dag
na het spenen intramusculair of het neu-
rolepticum \'acepromazine\' of het antihi-
staminicum \'tripelennamine\' verstrekt
en wel beide middelen in een hoeveel-
heid van 1 mg per kg per dier per dag.
Vergeleken met een controlegroep was
het sterftepercentage minder 5 respec-
tievelijk 5 ten opzichte van 12,5% en de
gemiddelde dagelijkse groei groter 487
g respectievelijk 419 g ten opzichte van
377 g. De werking van neuroleptica zou
bemsten op de psychotropische eigen-
schappen waardoor \'stress\' verminderd
wordt. Antihistaminica neutraliseren hi-
stamine. E.coli stammen, die slinger-
ziekte veroorzaken, produceren een
toxine dat de vaatwanden van arteriën
en arteriolae aantast, waarbij histamine
vrijkomt. Het gebmik van deze midde-
len wordt aangeraden in de metaphylaxe
van slingerziekte op probleembedrij-
ven, indien de betreffende E.coli-kiem
multiresistent is tegen antibacterieel
werkzame preparaten.

J.P. W.M. Akkermans

Listeria in de voeding: risico voor
mens en dier

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

I. Arnaut-Rollier en J. van Hoof.
Diergen Tijdschr 1995; 64:3-9.

In dit overzichtsartikel wordt achter-
eenvolgens ingegaan op de biologi-
sche, psychische en chemische eigen-
schappen van
Listeria moncytogenes
(L.M.), op het voorkomen van de bac-
terie in de natuur (niet alleen op pro-
dukten van dieriijke oorsprong maar
ook op plantaardige), op risicofactoren
die een rol spelen bij besmetting en op
ziektebeelden bij mens en dier.

Gesteld wordt dat er zeer veel gezonde
dragers zijn die in immunologisch
evenwicht zijn met de besmettings-
dmk. Risicogroepen zijn personen

-ocr page 157-

met een verminderde immunologische
afweer zoals neonati, gravida, oudere
mensen en dergelijke. De meeste voe-
dingsmiddelen zijn in rauwe toestand
gecontamineerd met L.M. Ingegaan
wordt op bereidings- en conserve-
ringstechnieken om het aantal L.M.-
kiemen te reduceren en om herbe-
smettingen tegen te gaan. Vooral
kazen zijn vaak een infectiebron.
Voedingsmiddelen die verhit zijn en
waarbij de saprofytaire flora is ver-
minderd, vormen een ideale voedings-
bodem voor L.M. gezien onder meer
de groeimogelijkheden bij lage tempe-
ratuur, lage pH, hoge zoutconcentratie,
etcetera. De preventie van deze be-
smetting moet rusten op een strenge
hygiëne en op produktie volgens
Good Manufacturing Practices
(GMP), zoals zorgen voor een geringe
contaminatie van de grondstof, een
voldoende verhitting en een goede
conservering.

J.P.W.M. Akkermans

TOLERANTIE VAN NA-HYPOCHLORIDE DOOR VLEES-
KUIKENS EN LEGHENNEN

Correctie referaat:

B.L. Damron en L.K. Flunker. TvD
1994 blz 509.

In het betreffende referaat wordt ten
onrechte vermeld dat de handelsfor-
mulering 40% Na-hypocholoride be-
vat. De normale handelsconcentratie
is echter 40 gram actief chloor per li-
ter. Bij de gebruikelijke dosering van
1 liter per 1000 liter drinkwater ont-
staat dus 40 ppm actief chloor.

Zoals in het referaat gesteld geeft deze
dosering bij slachtkuikens geen pro-
bleem. Bij leghennen kan echter tij-
dens warm weer de drinkwateropname
gereduceerd worden.
Wil men de kwaliteit verbeteren in de
algemeen gebruikelijke dosering van
2 tot 5 ppm actief chloor dan zal men
100 ml handelsconcentratie moeten
toevoegen aan 1000 liter drinkwater.
Er moet op gewezen worden dat er ook
een geconcentreerde chloorbleekop-
lossing in de handel is die (minimaal)
130 gram actief chloor per liter bevat.

Dr. W. W. Braunius

\'WEVEN\' BIJ PAARDEN

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie prof. dr. H.J.
Breukink, Hoogleraar Inwendige
Ziekten der Grote Huisdieren en
Gerechtelijke Diergeneeskunde,
bereid om voor de lezers een ant-
woord teformuleren.

VRAAG:

Een vijQarige merrie is pas van eige-
naar en stal verwisseld. Na ongeveer
vijf dagen valt het de koper op dat het
paard zo af en toe staat \'te weven\'.
Volgens de verkoper heeft het paard
dit afwijkende gedrag bij hem nooit
vertoond, wat waarschijnlijk ook de
waarheid is. Hoe kun je als dierenarts
in de functie van \'raadsman\' van hetzij
de koper, hetzij de verkoper, het beste
\'handelen\'?

ANTWOORD:

Weven is een gedragsafwijking bij paar-
den die behoort tot de groep stalondeug-
den of stereotypiën. Stereotiep gedrag
ontstaat als de paarden niet in staat zijn
tot een normale interactie met hun om-
geving en kan beschouwd worden als
een vlucht voor fiustratie en verveling.
Weven komt vooral voor bij tempera-
mentvolle paarden en zou volgens de
paardenwereld uitputting, conditiever-
lies en overmatige slijtage tot gevolg
hebben. Onderzoek heeft uitgewezen
dat er geen duidelijke klinische gevol-
gen van weven kunnen worden vastge-
steld. Het weven fhistreert dan ook
voomamelijk de eigenaar van het paard
en zijn omgeving en wordt daarom be-
schouwd als een ongunstige eigenschap,
die tot duidelijke waardevermindering
leidt. Weven mag dus beschouwd wor-
den als een gebrek. Aangezien stereoty-
piën en dus ook weven meestal niet ver-
toond worden wanneer er voldoende
afleiding is, kan een koper een dergelijk
gebrek niet waarnemen. Aan de andere
kant zijn stereotypiën meestal hardnek-
kige gebreken die zeker op stal nauwe-
lijks meer verdwijnen. Stalondeugden
vormen dan ook regelmatig onderwer-
pen van koopkwesties.
Wanneer aangetoond kan worden dat
het gekochte paard het gebrek reeds
voor de koop bezat en dat dat gebrek tij-
dens de koop verborgen was, dan vol-
doet het paard niet aan hetgeen bij de
koopovereenkomst is vastgesteld. Het
paard moet namelijk geschikt zijn voor
het doel dat de koper voor ogen staat,
wat de verkoper ook duidelijk wordt ge-
maakt. Daarbij kunnen alleriei termen
worden gebmikt, zoals: het paard is
\'goed\', \'goed en eeriijk\', \'100 %\' en an-
dere koopmanssuperiatieven. Deze be-
namingen houden niet meer in dan dat
de verkoper een paard verkoopt dat naar
zijn mening beantwoordt aan de wensen
van de koper. Wanneer na de koop blijkt
dat er een of ander gebrek aanwezig was
bij de koop, dat op dat moment \'verbor-
gen\' was en dus niet door een gewone
leek ontdekt kon worden, voldoet het
paard niet aan de overeenkomst. In dat
geval kan de koper proberen de over-
eenkomst ongedaan te maken. In veel
gevallen schakelt hij daarbij zijn dieren-
arts in en dat doet de verkoper op zijn
beurt ook, wanneer deze met een eis van
de koper tot temgname wordt gecon-
fi-onteerd.

-ocr page 158-

In het geval van de vijQarige merrie
staat de dierenarts van de koper voor de
vraag of er op basis van een bij de koop
aanwezig en verborgen gebrek een dier-
geneeskundige verklaring kan worden
afgegeven. Daarbij speelt de verklaring
van de verkoper, die luidt dat het paard
dit weven bij hem nooit heeft vertoond,
geen rol. Voor deze dierenarts telt alleen
de vraag of het gebrek geantedateerd
kan worden. In dat geval is een antedate-
ringstermijn van meer dan vijf dagen
nodig, vooropgesteld dat de dierenarts
op de vijfde dag het afwijkende gedrag
zelfheeft vastgesteld. Afgaan op de ver-
klaringen van de eigenaar is verieidelijk
maar gevaariijk, hoe goed men zijn

Onderstaand treft u een aantal cursus-
sen aan waarvoor opgave nog moge-
lijk is. Dit kan zowel telefonisch (030-
2517374) als per fax (030-2516490).

Voorbeelden van spinale en perifere
neurologische problemen
(96/108),
11 maart 1996, 10.30 - 20.30 uur,
ƒ 565,-- (inclusief lunch en diner) te
Utrecht.

mm

Uitgaande van patiëntenmateriaal wordt
de variatie in verschijningsvorm van
spinale en perifere afwijkingen behan-
deld. Stapsgewijs zal het klinisch proces
worden afgelegd: anamnese, beoorde-
ling lokomotie, probleemstelling, licha-
melijk onderzoek, interpretatie, klini-
sche besluitvorming en mogelijkheden
van aanvullend onderzoek en therapie.
De ziektekunde, pathofysiologie en
(chimrgische) therapie van een aantal
spinale aandoeningen zal worden be-
sproken, zoals trauma, HNP, neoplasie,
degeneratieve ziekten en lumbo-sacrale
afwijkingen. Ook zal een aantal aandoe-
ningen van het perifere zenuwstelsel
worden behandeld, onder andere de
traumatische avulsie van spinale wor-
tels. De cursusleider is dr. J.J. van Nes,
Vakgroep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren, Faculteit der Diergenees-
kunde.

Basis cursus kreupelheidsonderzoek
paard
(96/501), 14.00 tot 17.30 uur,
ƒ 450,— te Emmeloord.

klant ook kent. In dit geval is dat niet van
belang, want vijf dagen is te lang.
Wagenaar (1980) gaf al aan dat de ante-
dateringstermijn slechts kort kon zijn.
Van weven is bekend dat paarden een
dergelijk gedrag in korte termijn kunnen
aanleren, met name als paarden in een
nieuwe omgeving komen. De antedate-
ringstermijn voor stalondeugden die wij
hanteren is dan ook zeer kort: twee è drie
dagen. Voor de dierenarts van de koper
betekent dit dat er geen verklaring kan
worden afgegeven.

Wordt men als dierenarts van de verko-
per met een verklaring betreffende een
stalondeugd geconfronteerd, dan zal
men zorgvuldig de inhoud van de be-

In deze cursus wordt op locatie in-
stmctie gegeven aan de hand van pre-
paraten en patiënten. Behandeld wordt
de anatomie, met nadruk op de rele-
vante palpabele stmcturen.
Na het doornemen van de anamnese
wordt een handzaam onderzoeksproto-
col aangereikt. Hierbij zal ook inge-
gaan worden op geleidings-anesthe-
sieën. De cursusleiders zijn drs. L.A.J.
Smeenk en drs. K. van Muiswinkel.

Bacteriologisch onderzoek voor as-
sistenten
(96/805), 30 maart 1996,
10.00 - 17.00 uur, ƒ 275,- te Utrecht.

mêmma,

De Groep Praktici Grote Huisdieren
organiseert elk jaar een dag voor de le-
den van VEDIAS, de Nederlandse
Vereniging van Dierenartsassistenten.
In 1995 stond deze dag, die op 4 no-
vember werd gehouden, in het teken
van bacteriologisch onderzoek voor
assistenten. Aanleiding voor dit on-
derwerp vormde het succes van de
cursus Bacteriologisch Onderzoek
voor Dierenartsen, die de firma LEO
in samenwerking met de Gezond-
heidsdienst voor Dieren, Biotrading
en Vetin-Aacopharma onlangs heeft
georganiseerd. Omdat veel werk-
zaamheden van het bacteriologisch
onderzoek net zo goed, of wellicht be-
ter, door assistenten gedaan kunnen
worden, leek de tijd rijp voor een cur-
sus gericht op assistenten. Natuurlijk
blijven de interpretatie van de resulta-
ten en de communicatie met de cliënt
de verantwoordelijkheid van de die-
renarts.

Op deze Vedias/GPGH-dag kwam on-
der andere ter sprake het uitenten van
monstermateriaal, het maken van
treffende verklaring dienen te bestude-
ren en, indien nodig, het paard bij de ko-
per aan een nader onderzoek dienen te
onderwerpen, uiteraard na overleg.
Het advies van de dierenarts van de ver-
koper van de vij^arige merrie, indien er
toch een verklaring wordt geprodu-
ceerd, kan niet anders zijn dan elke eis af
te wijzen en verder geen actie, welke
dan ook, te ondememen.

LITERATUUR:

1. Breukink H.J. e.a. Gerechtelijke diergenees-
kunde, koopkwesties door (verborgen ) ge-
breken. Media Boekproducties, Eerbeek,
1995.

2. Wagenaar G., Verborgen gebreken bij die-
ren. Oosthoek, Utrecht, 1973.

Gramkleuring, desinfectie en veilig
microbiologisch werken. Hierbij werd
de theorie afgewisseld met praktische
oefeningen. Het bleek een enorm suc-
ces: alle cursisten gaven op het enquê-
teformulier een zeer positief oordeel
over deze dag. Op grond hiervan heeft
PAO-Diergeneeskunde de cursus
overgenomen in haar programma. De
firma LEO, die in de totstandkoming
van deze Vedias/GPGH-dag een be-
langrijke rol speelde, geeft ook aan
deze PAO-Diergeneeskunde cursus
haar medewerking. En gezien de uit-
zonderlijk positieve reacties die de or-
ganisatoren van deze Vedias/GPGH-
dag hebben ontvangen, menen wij
deze cursus u van harte te mogen aan-
bevelen (drs. G.A. van Eijden, secreta-
ris GPGH).

De cursus behandelt in theorie en prak-
tijk de volgende onderdelen:

- Achtergrond bacteriologie.

- Desinfectie en Veilig Microbio-
logisch Werken.

- Noodzaak goede administratie.

- Uit-enten van monster-materiaal
(melk-monsters) op verschillende
platen.

- Beoordelen van gekweekte koloniën
(morfologisch).

- Maken van Gram kleuringen.

- Inzetten van gevoeligheidsbepalin-
gen.

Hierbij worden theorie en praktijk
constant afgewisseld om een zo aan-
trekkelijk mogelijk programma te
doen ontstaan.

De cursusleider is dr. J.A. Wagenaar,
Vakgroep Infectieziekten en Immuno-
logie, Faculteit der Diergeneeskunde.

-ocr page 159-

Lin m

mmm

Op 17 juni 1995 is op bijna 69-jarige
leeftijd overleden onze vriend en col-
lega Sjoert Zuidhof.
Sjoert werd op 26 juni 1926 in
Stadskanaal geboren, waar zijn ouders
een akkerbouwbedrijf hadden. Na de
middelbare schoolopleiding maakte
Sjoert een keuze tussen de opleiding li-
chamelijke opvoeding (sportacademie)
en diergeneeskunde, hij koos voor het
laatste. De opleiding in Utrecht leek
een onzeker perspectief te geven gezien
de slechte resultaten in de landbouw
tijdens de crisisjaren en de onzekere
tijden gedurende de Tweede Wereld-
oorlog. Toch waagde hij de stap naar
Utrecht en hij rondde de studie af in
1952. Al tijdens de studie nam hij, zoals
toen gebruikelijk was, waar in diverse
praktijken, voornamelijk in het noor-
den van het land. Tijdens een van deze
waarnemingen maakte Sjoert kennis
met Margje Hoenderken, met wie hij in
1954 trouwde. Aansluitend aan de stu-
die nam hij samen met Thieo Lambers
de praktijk over van collega Oebele
Wij ma te Marum. In 1953 ging Sjoert
in Bakkeveen wonen en daar heeft hij
32 jaar lang praktijk gedaan. Door de
drukke werkzaamheden en door inten-
sivering van de praktijk werd het nodig
de maatschap uit te breiden en werd in
1973 Evert Dolfijn als associé aange-
trokken. In 1980 trad Jan Lambers tot
de maatschap toe.

Sjoert werd door zijn veehouders ge-
waardeerd, mede door zijn beminne-
lijke en rustige optreden. Hij dreef me-
ningsverschillen nooit op de spits. Hij
had een milde, maar scherpzinnige
ironie, die zeer trefzeker kon zijn.

In het gezin van Sjoerd en Margje wer-
den vier kinderen geboren, Sjoert,
Anje, Reinder en Alida. Sjoert jr. werd
ook dierenarts, hij zocht zijn heil in
Canada. Sjoert sr. stimuleerde zijn
kinderen daar waar nodig was, onder-
steunde ze, maar liet hen vrij in de keu-
zes die ze maakten.

memoriam

SJOERT ZUIDHÜF

Sjoert was altijd geïnteresseerd in de
mensen uit zijn omgeving, wat zich
uitte in zijn actieve deelname aan het
verenigingsleven. Zo was hij onder
meer jaren voorzitter van de Kring
Z. O. Friesland, die jaarlijks een meer-
daagse excursie organiseerde, ook
vaak naar het buitenland. Daarnaast
was hij voorzitter van het Plaatselijk
Belang en van de muziekvereniging in
Bakkeveen. Het lidmaatschap van de
Rotaryclub heeft veel voor hem bete-
kend. Binnen deze club bekleedde hij
diverse functies. Met name het onder-
houden van de contacten met de Duitse
Club uit Arnsberg was Sjoert de grote
animator. Hiervoor ontving hij de zo-
genaamde Paul Harris Award, een
hoge onderscheiding binnen Rotary-
verband.

Gezondheidsproblemen zijn er veel
geweest. In 1979 openbaarde zich bij
Sjoert een hersenaandoening, waar-
aan hij vier jaar later werd geope-
reerd. Het herstel duurde lang, \'prak-
tijkdoen\' ging erg moeilijk en ten
langen leste besloot hij om uU de prak-
tijk te stappen. In 1984 verhuisde het
gezin naar Drachten. Samen met
Margje, die hem tot een geweldige
steun was, ondernam hij reizen en ont-
plooide hij zich in een aantal hobby \'s.
De golfsport bleek hen beiden zeer te
boeien en hieraan hebben ze veel ple-
zier beleefd.

In 1993 kwamen er ernstige klachten
van de bloedsomloop. Sjoert herstelde
ook ditmaal. Toen zich echter in 1995
opnieuw problemen voordeden, leken
zijn krachten opgebruikt te zijn. Hij is
thuis, temidden van het volledige ge-
zin, rustig overleden.
We wensen Margje en de kinderen
sterkte toe met het verwerken van dit
verlies.

Evert Dolfijn, Jan Lambers

-ocr page 160-

PRIVATISERING ZIEKTEWET EEN FEIT PER 1 MAART 1996

De Eerste Kamer is op 6 februari 1996
na een pittig debat toch akkoord gegaan
met het voorstel tot privatisering van de
Ziektewet, de Wet uitbreiding loon-
doorbetalingsverplichting bij ziekte.
Deze wet zal per 1 maart 1996 van
kracht worden. Het betekent dat door de
bedrijfsvereniging (voor dierenartsen is
dat de BVG) gedurende het eerste jaar
ziekte geen ziekengeld wordt uitge-
keerd. De werkgever wordt echter ver-
plicht gedurende deze periode in ieder
geval 70% van het salaris van de zieke
medewerker door te betalen. De werk-
gever zal zich over het algemeen willen
verzekeren voor de risico\'s die met de
wijziging van de Ziektewet gepaard
gaan. De werkgever loopt namelijk het
risico gedurende een heel jaar het salaris
van de zieke werknemer te moeten
doorbetalen, hetgeen aanzienlijke finan-
ciële gevolgen kan hebben.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding
van de wet hebben alle praktici-leden
van de KNMvD begin januari van de
KNMvD een uitgebreide informatie-
brief ontvangen over de gevolgen van
de wetswijziging en het zogenaamde
Avios Combiprodukt voor Dieren-
artsen. Via Avios kunt u een verzeke-
ring voor het ziekengeld afsluiten. Deze
verzekering wordt gecombineerd met
de sinds 1 januari 1996 voor dierenart-
sen-werkgevers verplicht geworden
aansluiting bij een gecertificeerde Arbo-
dienst. In de informatiebrief wordt uit-
gebreid ingegaan op de verschillende
aspecten rondom de wijziging van de
Ziektewet en de verplichte aansluiting
bij een Arbodienst. De dierenarts-werk-
gever heeft met de Avios verzekering de
mogelijkheid te kiezen voor meer of
minder eigen risico ten aanzien van het
ziekengeld:

- een wachttijd (eigen risico-periode)
van twee dagen, twee of zes weken;

- een dekking van 70% of 100% van het
salaris;

- het verzekerde bedrag inclusief of ex-
clusief werkgeverslasten.

ADVIES KNMVD

De KNMvD adviseert dierenartsen-
werkgevers een ziekengeldverzekering
gecombineerd met Arbodienstverlening
af te sluiten. Voor de meeste praktijken
zal een ziekengeldverzekering met een
wachttijd van twee weken en 70% uitke-
ring inclusief Arbodienstverlening, vol-
doende zijn. Dat betekent een premie
van 1,5% van het salaris. Voor het te
verzekeren bedrag kunt u naar onze me-
ning uitgaan van het bruto salaris inclu-
sief vakantiegeld. Aangezien het ziekte-
verzuim in dierenartsenpraktijken over
het algemeen laag is, zal het meestal niet
nodig zijn het verzekerde bedrag te ver-
hogen met ± 25% voor de werkgevers-
lasten; dit \'risico\' kan de dierenarts-
werkgever voor zijn of haar rekening
nemen. Mocht u echter dezelfde dek-
king als bij de Ziektewet wensen, dan
dient u het verzekerde bedrag te verho-
gen met 25%.

Of men kiest voor een wachttijd van zes
weken hangt af van specifieke praktijk-
omstandigheden.

AANVRAAGFORMULIER
Op het aanvraagformulier treft u de ver-
schillende mogelijkheden met de daar-
bij behorende premies aan.
Na invulling van het gehele aanvraag-
formulier kunt u dit retourneren in de
bijgevoegde antwoordenvelop naar het
bureau van de KNMvD.
Op het aanvraagformulier wordt bij
\'Bijzonderheden\' vermeld dat de mini-
mum termijnpremie ƒ 250,— bedraagt.
Uit de reacties die in januari op het
Bureau van de KNMvD zijn binnenge-
komen, bleek dat deze zinsnede vragen
oproept, met name wanneer een dieren-
arts-werkgever een parttime dienstver-
band wil verzekeren. Bij een laag verze-
kerd jaarbedrag zal het te betalen
premiebedrag beperkt zijn en wellicht
onder ƒ 250,-- blijven. Uiteraard is het
niet zo dat men in dat geval persé
ƒ 250," als termijnbedrag moet beta-
len, maar krijgt men een rekening die
exact is afgestemd op het opgegeven
verzekerd j aarbedrag.

TERMUN INZENDING EN AAN-
VANG VERZEKERING
De wijziging van de Ziektewet gaat in
per I maart 1996. Aanmelding voor de
verzekering dient dan ook zo spoedig
mogelijk plaats te vinden. Aanvragen
voor verzekeringen die na I maart
1996 bij Avios binnenkomen, kunnen
toch op I maart 1996 ingaan wanneer
bij \'gewenste ingangsdatum verzeke-
ring\' de mogelijkheid \'ingangsdatum
wijziging Ziektewet\' wordt aange-
kruist.

NOG VRAGEN?

Wij hopen u met bovenstaande vol-
doende geïnformeerd te hebben. Mocht
u desondanks nog vragen hebben,
neemt u dan s.v.p. contact op met me-
vrouw drs. M.C. van Oostmm-
Schuurman Hess, stafmedewerker, tel.:
030 - 2510111. Wanneer u niet meer be-
schikt over de informatiebrief en/of het
aanvraagformulier, dan kunt u deze op-
vragen bij het Bureau van de KNMvD,
mevrouw Yvonne Stufano, tel. 030 -
2510II1.

VERANDERINGEN IN DE WADA-VERZEKERING

Wanneer u tijdelijk werk heeft gevonden
bestaat de mogelijkheid om via de
Vacaturebank een verzekering voor
waarnemende dierenartsen, de\' WADA-
verzekering\', van de VVAA af te sluiten.
Deze verzekering bevat een beroepsaan-
sprakelijkheids-, een arbeidsongeschikt-
heids- en een ongevallen- verzekering.

Deze verzekering kunt u afsluiten bij
waarnemingen die u als zelfstandig
waarnemer verricht met gebruik van
de zelfstandigheidsverklaring (dus
niet in loondienst). Via de \'WADA-
verzekering\' kunt u dan de noodzake-
lijke verzekeringen eenvoudig rege-
len.

De KNMvD heeft enige tijd geleden
samen met de VVAA deze \'WADA-
verzekering\' opnieuw bestudeerd. Er
is toen besloten de maximale vergoe-
dingen bij met name aansprakelijkheid
en arbeidsongeschiktheid te verhogen
naar bedragen die meer bij deze tijd
passen. De maximale vergoeding bij

-ocr page 161-

tijdelijke arbeidsongeschiktheid was
bijvoorbeeld ƒ 65,- per dag, maar
wordt verhoogd naar ƒ 250,- per dag.
Dit houdt wel in dat de kosten van de
verzekering omhoog gaan van ƒ 8,86
naar ƒ 13,50 per dag. Per 1 maart 1996
zullen deze aanpassingen ingevoerd
worden.

De \'WADA-verzekering\' kunt u af-
sluiten door de te verzekeren dagen
door te geven aan de Vacaturebank.
Regelt u in het weekend een waarne-
ming voor datzelfde weekend, dan
kunt u zich toch verzekeren door recht-
streeks contact op te nemen met de
WAA, tel.: 030 - 2474911. U kunt
daar op het antwoordapparaat inspre-
ken of aan de boodschappendienst
doorgeven op welke dagen u verze-
kerd wilt zijn; vermeldt
u daarbij wel
dat het om de \'WADA-verzekering\'
gaat.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met de Vacaturebank van de
KNMvD, Corine van Kalles, tel.: 030 -
2510111.

PROJECTGROEP CERTIFICATIE:

MEER VOORLICHTING NAAR PRAKTIJKEN HOOGSTE
PRIORITEIT

KWALITEITSRICHTLIJN

Bijna een jaar geleden ontvingen prak-
tici van de KNMvD de Kwaliteits-
richtlijn voor Dierenartsenpraktijken
(KRD). Vervolgens is het voor menig-
een stil geworden rondom de certifica-
tie. Wie belde met de KNMvD voor spe-
cifieke informatie kreeg min of meer als
antwoord dat een aantal punten nog in
discussie was en dat er hard aan werd
getrokken om op alle vragen spoedig
een antwoord te hebben. Dat het alle-
maal zo lang heeft geduurd was niet te
voorzien. De belangrijkste redenen wa-
ren dat - ondanks dat de KRD in groot
verband is besproken en vastgesteld -
toch van veleriei zijde commentaar is in-
gebracht, met gevolg dat menig aspect
opnieuw aan de orde moest worden ge-
steld. Anderzijds vroegen de toetsingen
op de GVP-Code voor de IKB-varkens-
houderij zoveel aandacht, dat de nadere
uitwerking van de KRD iets langer op
zich moest laten wachten.
Eindelijk is het nu zover dat er langza-
merhand meer licht komt op de praktijk-
certificatie en het niet lang meer zal du-
ren voor de aanmeldingsprocedures
kunnen worden gestart.

\'De motor achter de certificatie.\' Dat is de opzet van de op 11 december 1995
opgerichte Projectgroep Certificatie. Er moet nog heel veel gebeuren. De
Projectgroep weet dat en zal dan ook trachten de certificatie zo goed mogelijk
te sturen. Het zwaartepunt komt voorlopig op de voorlichting te liggen.

PROJECTGROEP CERTIFICATIE
Om de certificatie van praktijken in
goede banen te leiden en alle informatie
op één punt te centraliseren, is de
Projectgroep Certificatie ingesteld. De

-ocr page 162-

■ >rmKM

Projectgroep zal zich op de eerste plaats
toeleggen op de informatievoorziening
naar de praktici. Na peiling is gebleken
dat certificatie vooral bij gezelsehaps-
dierenpraktici nog op veel weerstand
stuit. Speciaal voor deze doelgroep
worden in maart 1996 drie regionale
voorlichtingsbijeenkomsten gehouden.
Ook de kritische brieven die het laatste
halQaar in dit tijdschrift verschenen,
zijn door de Projectgroep ter harte ge-
nomen. De Projectgroep zal trachten
zoveel mogelijk in te gaan op de wen-
sen van de praktijk. Het wordt dan ook
zeer op prijs gesteld dat u uw kritische
kanttekeningen, of wellicht goede sug-
gesties, neerlegt bij het secretariaat
van de Projectgroep.

VOORLICHTINGSBIJEENKOM-
STEN

Veel landbouwhuisdierenpraktici zijn
inmiddels enigszins vertrouwd geraakt
met het kwaliteitsdenken. Naast de
KRD kreeg deze groep onlangs te ma-
ken met een toetsing op de GVP-Code
voorde IKB-varkenshouderij.
De noodzaak voor de landbouwhuisdie-
renpraktijken lijkt groter dan voor de ge-
zelschapsdierenpraktijken. Toch heeft
een kwaliteitscertificaat ook voor de ge-
zelschapsdierenpraktijk voordelen. In
onze voorlichtingsbijeenkomsten (zie
programmakader!) zullen wij u graag
informeren over wat het certificaat voor
de gezelschapsdierenpraktijk kan bete-
kenen en wat er bij komt kijken om dit
kwaliteitskeurmerk te behalen.
Zijn er grootscheepse verbouwingen
nodig? Is certificatie ook haalbaar
voor een kleine praktijk? En vooral:
wat is het nut?

VOORLICHTINGSPAKKET
Zodra alle commentaar op de KRD is
verwerkt, zal het Hoofdbestuur van de
KNMvD worden verzocht de tweede
editie te mailen naar alle belanghebben-
den. (* Praktij ken die reeds begonnen
zijn aan het maken van een praktijk-
handboek kunnen worden gemstge-
steld; de rode draad van de KRD is on-
gewijzigd, het betreffen slechts details
en toevoegingen die de KRD beter lees-
baar moeten maken. Uw praktijkhand-
boek dus niet weggooien!*). Er wordt
daarbij gewerkt aan een lijst met defini-
ties, voorbeelden van protocollen, in-
stmcties om protocollen te schrijven en
een raamwerk handboek.

STUURGROEP CERTIFICATIE
De Stuurgroep Certificatie houdt toe-
zicht op het ftinctioneren van de
Projectgroep Certificatie. Waar nodig
zal de Stuurgroep ingrijpen en het beleid
wijzigen. In de Stuurgroep hebben zit-
ting: voorzitter KNMvD, algemeen se-
cretaris KNMvD, voorzitter Groep

13 maart 1996
20 maart 1996
27 maart 1996

VOORLICHTINGSBIJEENKOMSTEN
GEZELSCHAPSDIEREN-PRAKTICI *)

De Meern. Wegrestaurant Afrit De Meern
Zwolle. Postiljon Hotel Zwolle
Eindhoven. Motel Eindhoven (Van der Valk)

PROGRAMMA
09.00 uur Ontvangst met koffie.

09.15 uur Opening door afgevaardigde Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren.

09.30 uur Wat betekent certificatie voor een kleine organisatie? Ervaringen
van een klein bedrijf dat onlangs is gecertificeerd.

10.00 uur Wie is Certiked en wat houdt een toetsing precies in? Uitleg Joor
Certiked.

10.30 uur PAUZE

10.50 uur Een prakticus gezelschapsdieren gaat in op de kwaliteitswaarbor-
ging binnen de eigen praktijk. Wat betekent certificatie con;reet
voor de gezelschapsdierenpraktijk?

11.30 uur Gelegenheid tot stellen van vragen aan een deskundigenforum
(Projectgroep Certificatie, AUV-Advies en inleiders) en discussie
onder leiding van afgevaardigde Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

12.25 uur Samenvatting en sluiting.

Kom naar één van de regionale bijeenkomsten over de certificatie binnen de
diergeneeskunde. De bijeenkomsten zijn speciaal bestemd voor dierenart-
sen en medewerkers van gezelschapsdierenpraktijken. Neem vooral uw as-
si$tente(s) mee! De toegang is gratis.

*) Natuuriijk zijn geïnteresseerde landbouwhuisdieren-praktici ook van harte
welkom!

Geneeskunde Gezelschapsdieren, voor-
zitter Groep Praktici Grote Huisderen,
hoogleraar apotheek en veterinairdirec-
teurAUV.

fVi/t u onderwerpen aankaarten bij de
Projectgroep Certificatie of heft u
vragen, dan kunt u bellen met let se-
cretariaat van de Projectgroe;, tel.:
030 -2510111 (Mevrouw G. Rogers).
Ook kunt u hier terecht voor nadtre in-
lichtingen over de voorlichtitgsbij-
eenkomsten.

Enkele agendaleden volgen de ictivi-
teiten van de Projectgroep op dt voet:
mevrouw Van Aubel-Laugeman(prak-
ticus), J.P.M. Hopmans (prakticus) en
P.H.A. Poll (PAO-D).

-ocr page 163-

INTERCOLLEGIALE SCHOLING: EEN GROOT SUCCES

In 1995 heeft de GPHG, binnen de
KNMvD de belangenbehartiger van
de landbouwhuisdierenprakticus, een
nieuwe project gestart: de Inter-
collegiale Scholing (I.C.S.). De be-
langrijkste reden hiervoor was dat het
bestuur van de Groep inzag dat contac-
ten tussen praktici onderling meer dan
ooit van groot belang zijn. Over zaken
als certificering, de veranderende rol
van de dierenarts en de zwaardere ei-
sen die aan een praktijkorganisatie
worden gesteld, kunnen praktici heel
veel van elkaar leren. De GPGH acht
het van groot belang om de intercolle-
giale contacten te bevorderen. Vanuit
die visie is de I.C.S. ontstaan.
De l.C.S. houdt in dat het secretariaat
van de Groep Groot koppels van deel-
nemende dierenartsen samenstelt
waarbij de één als gastdierenarts op-
treedt en de ander als bezoeker.
Gedurende twee dagen loopt die laatste
mee in de praktijk van de gastarts, daar-
bij kennismakend met diens praktijk en
praktijkwerkzaamheden. Er is gekozen
voor een tweedaagse opzet om ook ge-
legenheid te geven voor een sociaal
programma tijdens de avonduren. Op
het aanmeldingsformulier kunnen de
deelnemers diverse voorkeuren uit-
spreken voor een gastdierenarts, bij-
voorbeeld over een diersoortspecialisa-
tie of de praktijkgrootte. Er wordt in
principe van de deelnemers verwacht
dat ze ook de rol van gastdierenarts wil-
len vervullen. De GPGH legt alvast een
datum vast waarop de uitwisseling
plaatsvindt. Vanzelfsprekend is het
mogelijk om in onderling overieg een
ander tijdstip af te spreken.
Vorig jaar heeft de I.C.S. zijn proef-
fase glansrijk doorstaan. Uit de resul-
taten van de evaluatie, waar 27 van de
36 deelnemende dierenartsen aan heb-
ben meegewerkt, bleek dat de deelne-
mers zeer positief waren. Een kleine
greep uit de opmerkingen die op het
evaluatieformulier werden gemaakt
geeft een goede indmk van het enthou-
siasme van de deelnemers:
\'Dit is een voortreffelijk idee van de
bedenker. De opzet was goed gere-
geld. Omdat deze naadloos aansloot
bij mijn wil tot innoveren van kennis,
outillage en samenwerking.\'
\'Totaal niets op aan te merken, gewel-
dig!\'

\'Vooral ook veel ervaringen uitgewis-
seld over problemen achter het prak-
tijk doen en verder nuttige praktische
tips uitgewisseld: kortom nuttig.\'
\'Dit is een zeer waardevolle PAO.
Indien deze opzet ruim wordt benut zal
dit beslist een positieve uitwerking
hebben op de Nederlandse veterinaire
zorg.

Elke dierenarts weet hoe interessant het kan zijn om in de praktijk van een
bevriende collega te kijken, of om mee te rijden naar een dienstklus. Dit feno-
meen heeft de Groep Praktici Grote Huisdieren (GPGH) gebruikt in de opzet
van een zeer goedkope, maar uiterst leerzame PAO-vorm. Vorig jaar is geble-
ken dat die opzet succesvol was. De deelnemers waren uitermate enthousiast.
Reden voor de GPGH om in 1996 dit initiatief voort te zetten.

\'Het geeft net als een geslaagde PAO,
energie om zelf in de praktijk aan het
werk te gaan, \'t werkt verfrissend.\'
De positieve reacties van I.C.S.\'95 is
voor de Groep Praktici Grote
Huisdieren aanleiding om voor 1996
weer een l.C.S. te organiseren.
Inmiddels hebben alle leden van de
GPGH in het periodiek \'Groot
Nieuws\' over de komende I.C.S. kun-
nen lezen en er hebben zich al veel die-
renartsen voor deelname opgegeven.
Onder hen bevinden zich ook veel
deelnemers van vorig jaar! Wellicht
zijn er buiten de GPGH ook nog col-
lega\'s die zich willen opgeven voor
deelname. Bij het GPGH-secretariaat
kan men een aanmeldingsformulier
aanvragen dat voor 1 april 1996 moet
worden temggestuurd. Wel dient men
GPGH-Iid te zijn of te worden om deel
te kunnen nemen. Het secretariaat
stopt namelijk veel tijd in de organisa-
tie. Maar de enige kosten die aan deze
zeer geslaagde vorm van PAO zijn
verbonden, zijn de reiskosten en even-
tuele kosten die de functie van gastarts
met zich meebrengt. Deze vorm van
PAO is dan ook niet alleen een abso-
lute must voor elke toekomstgerichte
dierenarts, maar het verlangt dus ook
vrijwel geen investering!

Secretaris GPGH:
G.A. van Eijden
Schrassertstraat 11
3882 CN Putten
tel.: 0341-360478

SOLLICITEREN ALS DIERENARTS M/V

EEN INFORMATIE-AVOND OVER DE (ON)MOGELIJKHEDEN VAN DE VROUWELIJKE SOLLICITANT

Op 25 maart 1996, aanvang 19.30 uur,

wordt in het Hoofdgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde een in-
formatie-avond georganiseerd voor
diergeneeskundige studenten.

Op deze avond zal worden getracht een
reëel beeld te geven van de situatie op de
veterinaire arbeidsmarkt en de kansen
van de vrouwelijke dierenarts in de
praktijk. Onder andere zal aandacht
worden besteed aan zaken als: contrac-
ten en verzekeringen, arbeidsrechtelijke
aspecten rond het zwangerschaps- en
bevallingsveriof, risico\'s van de be-
roepsuitoefening bij zwangerschap, ver-
zekeringsmogelijkheden voor zwanger-
schapsverlof als associé. Kortom,
dingen die je moet weten om beslagen
ten ijs te komen.

Een en ander zal worden verlevendigd
door ervaringen en anekdotes uit de
praktijk. Verder zal er naast alle prakti-
sche informatie tijd zijn voor vragen en
discussies.

Deze avond wordt georganiseerd door
enkele co-assistenten in samenwerking
met het Bureau van de KNMvD en de
Commissie voor Advies voor de
Beroepsuitoefening van de Vrouwelijke
Dierenartsen van de KNMvD.
De avond wordt mogelijk gemaakt door
financiële ondersteuning van het
Hoofdbestuur van de KNMvD.

-ocr page 164-

Limburg is de meest Europese provin-
cie van Nederland. Wat zeg ik? Van
Europa!

Het is dus niet zo vreemd als de ge-
dachte aan Limburg (de venue van het
volgende Jaarcongres van de Konink-
lijke Maatschappij ter Bevordering
van de Diergeneeskunst) vervolgens
associatief doorgaat naar Europa.
Maar wie was Europa? Daarvoor moe-
ten wij terug naar het Griekenland van
de Oudheid.

EUROPA GESCHAAKT!

l^ltlliM»

éàiàdMà

Eens, heel lang geleden, heerste de op-
pergod Zeus (Jupiter) over de wereld
der klassieke Grieken (meende hij).
Hij had een open oog voor vrouwelijk
schoon en dat oog viel op een gegeven
moment op een wonderschone prinses,
luisterend naar de naam Europa.
Europa was met haar drie broers aan
het spelen op de weide van haar vader,
koning Agenor. Zeus wist uit ervaring
dat zijn vrouw en wettig echtgenote,
Hera (Juno) hem voor geen meter ver-
trouwde en hem scherp in de gaten
hield. Daarom placht hij zich bij zulk
soort gelegenheden te vermommen.
Deze keer nam hij de gedaante van een
prachtige, witte stier aan. Oprijzend uit
de zee naderde hij vriendelijk loeiend de
prinses. Europa was helemaal niet bang
en hing de stier een krans, gevlochten
van madeliefjes, om. Vervolgens klom
ze op zijn mg en riep haar broers om ook
te komen. Maar voordat zij er waren.

m

galoppeerde de stier de zee in en zwom,
met het meisje op zijn rug, de horizon te-
gemoet. Onderwijl vertelde Zeus wie hij
was en wat hij deed. Europa vond het al-
lemaal zeer spannend en sloeg haar ar-
men om de hals van de stier. Aan de
overkant ging de stier met het meisje op
zijn mg aan land. Zeus nam zijn eigen
gestalte weer aan en bekende Europa
zijn liefde. Dit leidde tot de geboorte van
drie zonen, maar dat valt buiten het be-
stek van dit verhaal. Haar vader was on-
troostbaar door het veriies van zijn
dochter en zond haar broers uit om haar
te zoeken, maar ook daar zullen wij het
nu verder niet over hebben.
Het land waar zij geland waren
noemde Zeus galant: Europa.

Maar wat heeft \'Europa\' nu met \'veteri-
nair\' te maken? In het verhaal hierboven
doen alleen \'de weide van haar vader\'
en \'de witte stier\' in de verte aan veeteelt
denken. En wat heeft \'diergeneeskunde\'
met \'Europa\' te maken? Onvermijdelijk
veel. Maar daarover later meer.

Het bijzondere muziekstuk \'de Kleine
Rhapsodic\', in 1962 gecomponeerd
door Herman Strategier ter ere van het
eeuwfeest van de KNMvD, is eindelijk
vereeuwigd op een compact-disc. Op
14 februari 1996 werd het eerste exem-
plaar door dierenarts P.H. Bool, die met
de oorspronkelijke uitvoering van doen
heeft gehad, uitgereikt aan KNMvD-
voorzitter A.W. Udo. Voor de cd zijn
opnames gebruikt van de uitvoering
door het Utrechtsch Studenten Concert
onder leiding van Bruno de Greeve op
28 oktober 1994 in Muziekcentrum
Vredenburg te Utrecht.
\'De Kleine Rhapsodic\' werd in 1962
gebmikt als opening van het
Galaconcert. In het muziekstuk zijn
twee melodieën verwerkt, die bij die-
renartsen zeer bekend in de oren klin-
ken, namelijk het lo Vivat en het
Absyrtus. Naast dit speciale werk zijn
nog andere muziekstukken op de cd
gezet, namelijk Menuet Antique van
Maurice Ravel en Symfonie nummer 5
opus 47 van Dimitri Sjostakovits.

U kunt de cd bestellen door ƒ 20,00
(inclusief BTW en verzendkosten)
over te maken op banknummer
69.93.61.443, Crediet en Effectenbank
Utrecht, onder vermelding van \'de
Kleine Rhapsodie\'. U kunt de cd ook
komen afhalen bij de KNMvD,
Julianalaan 8-10 te Utrecht, voor een
prijs van ƒ 17,50.

CD \'DE KLEINE RHAPSODIE\'

UITERSTE

Aflevering

01-04-1996

Deadline *)

11-03-1996

INLEVERDATA

15-04-1996
01-05-1996

01-04-1996
15-04-1996

VOOR KOPIJ

15-05-1996

29-04-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

O

JUBILEA:

J.M. wijsmuller te Rosmalen, afwezig, 40 jiar,

I maart 1996

W. van Sijpveld te Kesteren, afwezig, 40 jaa*, 1
maart 1996

J. Hagendijk te Blokzijl, aanwezig, 25 jaai, 5
maart 1996

W.J.J. van den Berg te Ens, aanwezig, 25 jaa-, 5
maart 1996

P.J. Mangnus te Steenbergen, aanwezig, 35 jiar,
8 maart 1996

Mevr. S.B.W. Nauta-Koot te Woudenberg, af-
wezig, 35 jaar, 8 maart 1996
M.P. Kwakemaak te Dokkum, afwezig, 30 jiar,

II maart 1996

E.A. van Daalen te Laren (NH), afwezig, 40 jiar
23 maart 1996

D.J.A. de Groot te Markelo, afwezig, 35 jaar.23
maart 1996

K.G. van Dijk te Epe, afwezig, 40 jaar, 27 miart
1996

J.M. Schreurs te Margraten, afwezig, 40 jaar 27
maart 1996

Dr. W.T. Truijen te Boxtel, afwezig, 40 jaar,30
maart 1996

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van 31
j
anuari 1996:

Mevr. M.F.M. van der Meer
H.J.D.Tolsma

Geslaagd voor het dierenartsen-examen va) 2
februari 1996:
J.T. Bosje

Mevr. L.C.M.L. van Dijk

Personalia

-ocr page 165-

Mevr. M.A. van Meer
Mevr. K.A. Ruth

MUTATIES:

198 Bol, Mevr. C.J.; 1995; 3581 TR Utrecht
Beekstraat 15; tel. 030-2543463 privé
0411-659500 tst. 529 bur.; fax 0411
659550; d. G.D., afd. Varkensgezond
heidszorg, lok. Boxtel.

199 Borgmans, H.J.M.; 1992; 5095 EG Hooge
Mierde; Smidsstraat 18; tel. 013-5092663
privé, 0497-641977 prakt.;
fax 0497-
641669;
p., geass. met W.S. Noteboom en
N.H.J.M. Venema.

201* Bosje, J.T.; 1996; 3572 KE Utrecht;
Blauwkapelseweg 141; tel. 030-2734373;
wnd.d.

201 Beurs, P.L.F.; 1986; 4812 ED Breda;
Oranjeboomstraat 215; tel. 076
-5221955
privé, 5417477 prakt.; p., geass. met Mevr.
N.C. Kreft
-van den Kieboom.
203 Breedijk, C.G.; 1986;
2965 AA
Nieuwpoort; Bij de Kerk 13 A;
tel. 0184-
602294 privé, 601558 prakt.; p., geass. met
K. Steijn en A.A.M. Vosmer
213* Dijk, Mevr. L.C.M.L. van; 1996; 3581
KP
Utrecht; Burg. Reigerstraat 83; tel.
030-2518423; wnd.d.
221»Enzerink, E.; 1996; 3730 AC De Bilt;
Postbus 114; tel. 030-2205479
privé,
2531350 bur.; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. Algemene Heelkunde
en Heelkunde der Grote Huisd.).
226 Franssen, Mevr. M.L.; 1995; 3512 BH
Utrecht; Lucasbolwerk 18; tel. 030-
2340548 privé,
076-5972349 prakt.; fax
076-5976159; p., medew. bij A
J.M.
Antonissen.
234 Gunnink, J.P.; 1992; 7471 XR Goor;
Catsstraat 32; tel. 0547-260856 privé,
272604 prakt.; p., medew. bij O.
Voortman.

238* Heer, E. de; 1995; 7065 AN Sinderen;
Kapelweg 9 B; tel. 0315-617550 privé,
241205 prakt.; fax 0315-241877; p., me-
dew. bij J. Bussemaker, JJ. Oostveen,
G.J. Tolkamp en J.H. Wijnia.

i%tiia«i«ll

259 Koets, A.P.; 1994; 6921 MK Duiven; Van
der Goesstraat
53; tel. 0316-281315 privé,
030-2534616 bur.; fax 030-2533555; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Infektieziekten
en Immunologie, afd. Immunologie).

270 Lith, P.M. van; 1985; 7101 EG
Winterswijk; Kalverstraat 25; tel. 0543-
531420 privé, 512124
prakt.; fax 0543-
520625;
p., geass. met J. Broeze, P.R. van
Hoeve, J.A. Huisinga, R.W.M. Ikink, A.
ter Keurs, D.J. Ubbels, A.W.A.J.
Vermeulen en F. de Wit.

274* Meer, Mevr. M.A. van; 1996; 3956 NL
Leersum; Bremweg 6; tel. 0343^52731;
d.

274* Meer, Mevr. M.F.M. van der; 1996;
3981 CM Bunnik; Groeneweg 78; tel.
030-6567523; wnd.d.

276 Mensink, Mevr. J.M.C.H.; 1982; 3231 CL
Brielle; Maarland Z.Z.
86; tel. 0181-
414172
privé, 010-4431431/4431487
bur.; d. Stichting Koninklijke Rotter-
damse Diergaarde.

283 Nolte, A.A.; 1994; 7542 PB Enschede;
Knalhutteweg 395; tel. 053-4778182
privé, 4324292
prakt.; p., medew. bij Dr.
A. Zikken.

290 Piek, Mevr. C.J.; 1991; 3755 EH Eemnes;
Fazanten hof 18; tel. 035-5386417 privé,
030-2539411 bur.; specialist in opleiding
U.U.(F.D.).

291 Pluijm, Mevr. A.E.M. van der; 1986; 3615
CD Westbroek; Schutmeesterweg 22; tel.
0346-281843 privé, 020-6532969 bur.;
fax 020-6015452; distr.h. R.V.V.
Amsterdam.

356* Ritskes-Hoitinga, Mevr.Dr. J.; 1986; U-
1992; 5000 Odense (Denemarken);
Winslowparken 21, Biomedicinsk. Lab.,
Univ.; tel. 00-45-66-158600 bur.; fax 00-
45-65-906821 ; medew. Odense Univ., as-
sistant professor Lab. Animal Science.

300* Ruth, Mevr. K.A.; 1996; 3981 CM
Bunnik; Groeneweg 78; tel. 030-
6567523;d.

303 Schippers, R.; 1969; 1613 CC Groote-
broek; Uitlaat 18; tel. 0228-516417

privé, 072-5662424 bur.; vet. adv.
Boehringer Ingelheim B.V.
303 Schoenmakers, K.; 1993; 3401 LZ
IJsselstein; Wederik 31; tel. 030-6873484
privé,
0182-362310 prakt.; p., medew. bij

A.Th J.M. Leijten.
320*Tolsma,H.J.D.; 1996; 3523 AM Utrecht;

Tolsteegplantsoen 42 II; tel. 030-
2520498; wnd.d.
327 Verstappen, M.L.J.; 1990; 3824 ZC
Amersfoort; Bellefleurgaarde 13; tel.
033-4560408 privé,
0342-493008 bur.; fax
0342-490164;
vet. adv. bij Virbac Ned.

B.V.

331 Vroede, Mevr. A.M. de; 1994; 5712 GW
Someren; Hoevenstraat 26; tel. 0493-
490353 privé, 0485-451593 prakt.; p.,
medew. bij Dr. J.J. Geene, AJ.A.M.
Mouwen, J.J. Pen en TJ.M.
Vercammen.
362 Westenbrink, F.; 7411 NA Deventer;
Papenstraat 11; tel. 0570-671143 privé,
660222 bur.; dir. Lab. G.D., lok. Deventer.
339 Wielen, A.C.W. van der; 1995;
5464 PA
Veghel; Spoorven 234; tel. 0413-352916
privé,
292929 prakt.; p., medew. bij
M.C.M. Bossers,
P.J.M. van Huiten,
A.H.C. Kuijpers, E.W.H.M. van der
Velden en A.H.H.M. Winters.
342 Winkelmolen, W.L.M.; 1993;
6101 AV
Echt; Berkelaarsweg 7; tel. 0475-488618
privé, 485151 prakt.; p., medew. bij S.
Bonestroo, W.E.H. van Herten, P.T.M.
Lankveld, C.W.A.A.M. Mutsaers,
Mevr. J.B.M.M. Potters en JJ. Wols-
winkel.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1996:

Wijzigingen die na 1 december 1995 zijn
doorgegeven, kunnen helaas niet meer
worden opgenomen in het Diergenees-
kundig Jaarboek 1996!

Doorlopende agenda

Maart

I PAO-D cursus: 96/107 Tumor chirurgie
gezelschapsdieren.

5 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

6 Voorjaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. Hotel Tulip Inn, Amers-
foort.

6—9 Xth DVG - Congress on Avian Diseases.
Place of the Conference: Auditorium of the
1. Medizinische Tierklinik. Veterinary
Faculty of the Ludwig - Maximilians -
Universität München, Königinstrasse 16,
D-80539, München, Germany. Registra-
tion and information: Prof. dr. J. Kösters,
tel. 89-315619-70 or-80.

II PAO-D cursus: 96/108 Voorbeelden van spi-
nale en perifere neurologische problemen.

12 PAO-D cursus: 96/201 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

12 lams seminar Eindhoven. Vloeistof-
therapie in de gezelschapsdierenpraktijk,
m.m.v. drs H.P. Meyer en dr. R.C. Nap
i.s.m. lams Pet Food International Inc..
Aanvang: 19,45 uur in het Golden Tulip
Hotel, Bogardeind 219 te Geldrop. Tel.:
040-2867510. Aanmelden: 030-2479611
(Ellen Beets).

13 Voorlichtingsbijeenkomst Gezelschaps-
dieren-praktici. De Meem.

15 4th International ESCOP (European
Scientific Cooperative on Phytotherapy)
Symposium. Matemushaus, Cologne,
Germany.

19 PAO-D cursus: 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

20 Voorlichtingsbijeenkomst Gezelschaps-
dieren-praktici, Zwolle.

20—21 PAO-D cursus: 96/601 Apotheek-
beheer II gezelschapsdierenpraktici.

20—22 Driedaagse cursus Polymerase Chain
Reactions. PTOpleidingen (Hogeschool
van Utrecht).

21 Symposium Diergezondheidszorg in be-
weging. Hoezo?
ter ere van vierde lustrum
Groep Geneeskunde van het Rund.

23 PAO-D cursus: 96/802 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

25 Regiobijeenkomst VDA provincie Utrecht.
\'Veiligheidsaspecten in de radiologie\' door
drs. M. Schmidt. Nadere informatie volgt.

25—29 Emergency Sei^-ice in Equine Sports
Competitions, First Course, Zürich/CH.

26 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

26 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken, Jaarbeurs te Utrecht.

27 Voorlichtingsbijeenkomst Gezelschaps-
dieren-praktici. Eindhoven.

28 Casuïstiekenavond Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentnmi. Jaarbeursplein te Utrecht.

29 Viering Tiende Lustrum Groep Pluim-
veewetenschappen KNMvD in Congres-
centrum Reehorst te Ede. Symposium
\'Rondom de pluimveepraktijk rond de
eeuwwisseling\' voor leden en geïnteres-
seerden. \'s Avonds diner en feestavond.

-ocr page 166-

DIERENARTS M/V

De werkzaamheden zullen, naast de algemene praktijk, met name plaatsvinden binnen de varkenbedrijfsdlergenees-
kunde. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geautomatiseerde analyseprogramma\'s zoals Con VAMPP en dergelijke. Een
sollicitant met belangstelling en vaardigheid in het maken van bedrijfsanalyses geniet de voorkeur.
Arbeidsvoorwaarden en salariëring volgens KNMvD-richtlijnen. Sollicitaties voorzien van c.v. gaarne binnen 14 dagen
richten aan de redactie van hetTijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder nummer
10/96.__

Gezocht:

PARTTIME DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN

(M/V)

Voor vier dagen per week en plusminus 12 weken per jaar vakantie-vervanging. Uw reacties kuntu richten aan
Dierenkliniek Meinen & Hazenberg, t.a.v. de heer D. Hazenberg, Kingmastate 32,8926 NB Leeuwarden.

Te koop: (In verband met beëindiging van de praktijk)

PLATEN EN SCHROEVEN VOOR OSTEOSYNTHESE

(20-30% KORTING)

Ongebruikt materiaal. Alle soorten en maten zijn nog voorradig. Ook ter overname het instrumentarium voor het
aanbrengen van boekplaten van Prieur. Bestellen of inlichtingen: R. Janssen, tel.: 020-6478464. Fax: 020-6435487.

i

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

\'S P.T.T. Doorschakeldienst
U *21

S* Eigen doorkiesapparaat
\'S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Rob Winkelaar, Industriestraat 7,7451 BA Holten. Telefoon: 05483 - 73333 / Telefax: 05483 - 73322

-ocr page 167-

0

Als dit nummer van ons Tijdschrift bij u in de bus glijdt, is de meteorologische winter (1 december tot 1
maart) voorbij en de lente (althans volgens de kalender) in aantocht. Al is er minder dan voorheen sprake
van seizoenswerk (de laatste mond- en klauwzeer entcampagne is inmiddels al weer vier jaar geleden),
het betekent toch dat voor de rundveepraktijken de grootste drukte achter de rug is. Hopelijk krijgt het
Tijdschrift dan weer de aandacht die het verdient.

In deze aflevering een artikel over duur van de lokale reactie en residue werking van trimethoprim/sulfa-
troxazol bij varkens en een samenvatting van het onlangs in Lelystad gehouden symposium over prion-
ziekten bij mens en dien Kennis en inzicht in depathogenese en de overdracht van deze ziekten, waarvan
de etiologie nog niet met zekerheid is vastgesteld, is de laatste jaren sterk toegenomen door het onderzoek
rond BSE (gekke koeien ziekte).

Verder een verslag van enkele onderwerpen die in het mastitispanel aan de orde zijn geweest en een ver-
slag van de levendige discussie van de deelnemers aan het lAMS Ronde Tafelgesprek over wenselijkheid
en (on)mogelijkheid van kwaliteitscontrole in de kleine huisdierenpraktijk.

Als culturele noot tenslotte de uitreiking van de eerste cd met daarop \'De Kleine Rhapsodie\' aan de voor-
zitter van de KNMvD. Volgens de Hoofdredactie een muzikale \'must\' voor iedere veterinair.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

IP

iüiï

-ocr page 168-

ONDERZOEK NAAR DE ELIMINATIE VAN RESIDUEN EN LOKALE
WEEFSELBESCHADIGING NA INTRAMUSCULAIRE INJECTIE VAN
EEN OPLOSSING VAN DE COMBINATIE VAN TRIMETHOPRIM/
SULFATROXAZOLl BIJ VARKENS

Tijdschr Diergeneesk 1996:121: 156-8

J. Szancer, J.M. PotZ, H.J. Edwards, A-MKissmeyer, en B. Skov^

tl

SAMENVATTING

De auteurs beschrijven twee afzonderlijke studies. De
eerste studie behandelt de eliminatie van residuen van
trimethoprim (TMP), sulfatroxazol (STX) en de belang-
rijkste metaboliet van sulfatroxazol:
N4-acetyl-sulfa-
troxazol (N^-acetyl-STX) in varkens. Zesendertig var-
kens werden behandeld met trimethoprim/sulfa-
troxazol\' IM in de nek in een dosering van 16 mg/kg LC
gedurende vijf dagen. De varkens werden geslacht in
groepen van vier op verschillende tijds-intervallen. De
studie laat zien dat de concentraties van STX, N4-acetyl-
STX en TMP in de te consumeren weefsels en op de injec-
tieplaatsen op de negende dag na de laatste injectie klei-
ner zijn dan 0,1 ppm. De eliminatie van STX verloopt het
traagst, zodat STX als \'marker\' gebruikt kan worden
voor de aanwezigheid van residuen van trimethoprim/
sulfatroxazol in weefsels.

De tweede studie behandelt de mate van weefselirritatie
bij deze trimethoprim/sulfatroxazol formulering. Vier
varkens van 32-35 kg werden behandeld met trimetho-
prim/sulfatroxazol\' en benzylpenicilline-natrium^. Elk
varken kreeg dezelfde injectie-volumina toegediend, na-
melijk vier injecties met trimethoprim/sulfatroxazol (16
mg/kg LG per injectieplaats), twee in de rugspier en twee
in de nek en twee injecties met benzylpenicilline-natrium
(20.000 lE/kg LG per injectieplaats) in de rugspier. Alle
varkens werden 14 dagen na de injecties geslacht en de
mate van weefselirritatie werd vergeleken. Er waren
geen verschillen in weefselirritatie tussen trimetho-
prim/sulfatroxazol en benzylpenicilline-natrium op de
injectieplaatsen in de rugspier. De irritatie in de nek was
significant minder dan in de rugspier en werd geacht de
kwaliteit van het vlees niet te beïnvloeden.

SUMMARY

Elimination of residues and tissue damage after intra-
muscular injection of a combination of trimethoprim and
sulphatroxazole

Two different studies are described. The first study deals with the elimina-
tion of residues of trimethoprim (TMP). sulphatroxazole (STX) and its main
metabolite N^-acetyl-sulphatroxazole (N^-acetyl-STX) in pigs. Thirty-six
pigs were treated with trimethoprim/sulphatroxazole\' IM in the neck at a
dosage of 16 mg/kg body weight for five days. Groups of four pigs were
slaughtered at different time intervals. The study showed that concentra-
tions of STX. Nfacetyl-STX and TMP in edible tissues and at the injection

\' Leotrox*- 24% inj.

^ Leo Pharmaceutical Products. Ballerup. Denmark
l^o benzylpenicillin sodium I million lU/vial.

Overige artikelen

sites were below 0.1 ppm on day nine after the last injection. STX was elimi-
nated the slowest, and STX can therefore be selected as a marker for resi-
dues of the trimethoprim/sulfatroxazoleformulation in the tissues.
The second study deals with irritation aspects of this trimethoprim/sulfa-
troxazole formulation. Four pigs of 32-35 kg were treated IM with trime-
thoprim/sulphatroxazole\' and benzylpenicillin sodium^. Each pig received
the same injection volume, namely four trimethoprim/sulphatroxazole in-
jections (16 mg/kg body weight per injection site), two in the back and two in
the neck muscle, and two benzylpenicillin sodium injections (20.0001. U./kg
body weight per injection site), in the back muscle. All pigs were slaughte-
red 14 days after treatment and the extent of irritation was compared. There
were no differences between trimethoprim/sulfatroxazole and benzylpeni-
cillin sodium with regard to irritation at the injection site in the back mus-
cle. The irritation in the neck was statistically less prominent than that in the
back muscle and was considered not to affect the quality of the meat.

INLEIDING

Het doel van deze studies was bepaling van de eliminatie uit
de weefsels en de aanwezigheid van eventuele residuen van
sulfatroxazol (STX) en trimethoprim (TMP) en het vergelij-
ken van lokale weefselbeschadiging na intramusculaire in-
jectie van trimethoprim/sulfatroxazol en benzylpenicilline-
natrium. Benzylpenicilline-zouten veroorzaken slechts
milde irritatie op de injectieplaats (4, 5, 8) waardoor benzyl-
penicilline-natrium geselecteerd is voor deze vergelijkende
studie. Voorgaande onderzoeken hebben laten zien dat de
trimethoprim/sulfatroxazol-formulering minder weefsel-
schade veroorzaakt dan gebruikelijk bij andere trimetho-
prim/sulfonamide-preparaten (9).

MATERIAAL EN METHODE
Residu-depletie

Zesendertig varkens, Deens Landras-Yorkshire kruising,
van 32-35 kg (18 mannelijke/18 vrouwelijke) werden behan-
deld met IM injectie van trimethoprim/sulfatroxazol (200
mg STX
-I- 40 mg TMP per ml) in de nek achter het oor in een
dosering van 16 mg/kg gedurende vijf opeenvolgende da-
gen: alternerend in de rechter- en linkerzijde. De dieren wer-
den geslacht in groepen van vier; 2,4,6,24 en 48 uur en 7,8,
9 en 14 dagen na de laatste injectie en serum, long en andere
weefsels werden onderzocht op STX en TMP met behulp
van HPLC (hoge druk vloeistofchromatografie) zoals be-
schreven door Van der Steuijt
etal{\\). Bovendien werden de
weefsels onderzocht op de belangrijkste metaboliet van STX
(N4-acetyl-STX) 2,7 en 8 dagen na de laatste injectie. De de-
tectielimiet was 0,05 ppm voor TMP; 0,1 ppm voor STX -
ten behoeve van de plaats van de injectie werd de detectie-
limiet veriegd naar 0,01 ppm - en 0,1 ppm voor N4-acetyl-
STX.

Weefselschade

Vier andere varkens van 32-35 kg werden IM behandeld met
trimethoprim/sulfatroxazol (16 mg/kg) en benzylpenicilline-
natrium (20.000 lE/kg). Elk varken ontving zes injecties: vier
met trimethoprim/sulfatroxazol, twee met benzylpenicilline-

-ocr page 169-

t« V M •>%

• Mn

\'Mil

Tabel 1. Eliminatie van trimethoprim [TMP] na intramusculaire toediening van 16 mg/kg/dag trimethoprim/sulfatroxazol 1 dd gedurende vijf opeenvol-
gende dagen.

Weefsel

Eliminatiesnelheidsconstante
Per uur

CorrelatiecoëfTiciënt

Halveringstijd ti/2B
uur

Geschatte tijd waarin de concentraties
van TMP de detectielimiet van
0,05 ppm bereiken

Lever

-0,3824

0,994

1,8

12 uur

Nieren

-0,1472

0,997

4,7

31 uur

Longweefsel

-0,3806

0,999

1,8

12 uur

Spierweefsel

-0,3731

0,997

1,9

10 uur

S«rum

-0,3412

0,999

2,2

12 uur

Vet

-0,3248

0,999

2,1

8 uur

Tabel 2. Eliminatie van sulfatroxazol (STX) na intramusculaire toediening van 16 mg/kg/dag trimethoprim/sulfatroxazol 1 dd gedurende vijf opeenvol-
gende dagen.

Weefsel Eliminatiesnelheidsconstante
Per uur

Correlatiecoëfficiënt

Halveringstijd tl/2B
uur

Geschatte tijd waarin de concentraties
van STX de detectielimiet van
0,01 ppm bereiken

Lever

Nieren

Longweefsel

Spierweefsel

Serum

Vet

-0,049
-0,086
-0,102
-0,079
-0,111
-0,136

1,000
0,997
0,991
0,996
0,999
0,992

14,2
8,1
6,8
8,8
6,4
5,1

4.8 dagen
3,2 dagen

2.9 dagen
3,0 dagen
2,9 dagen
1,8 dagen

natrium. Twee van de trimethoprim/sulfatroxazol injecties
werden in de mgspier (M. longissimus dorsi dext. et sinist.)
toegediend: Eén aan elke kant; 2-3 cm rechts en links van de
spinaal-uitsteeksels. De andere twee trimethoprim/sulfa-
troxazol-injecties werden elk aan één zijde van de nek toege-
diend: 2-3 cm achter de oren. De benzylpenicilline-natrium
injecties werden in de mgspier toegediend, zoals beschreven
voor de trimethoprim/sulfatroxazol-injecties in de rug, maar
dan ongeveer 15 cm naarcaudaal. In totaal werden 24 injectie-
plaatsen (acht maal trimethoprim/sulfatroxazol in de rugspier,
achtmaal trimethoprim/sulfatroxazol in de nekspier en acht-
maal benzylpenicilline-natrium in de rugspier) 14 dagen na de
injecties gewogen en gemeten, waarbij van beide preparaten
de injectieplaatsen in de rugspier met elkaar werden vergele-
ken en van trimethoprim/sulfatroxazol de injectieplaatsen in
de mgspier met de injectieplaatsen in de nekspier. Elke injec-
tieplaats is gefotografeerd. Deze studie is verricht volgens de
eisen van de Deense overheid, die de mate van weefselschade
door een preparaat wil beoordelen op de locatie die - zover hen
bekend - de meeste weefselschade geef^: de mgspier.

RESULTATEN
Residu-depletie

De eliminatie van TMP en STX na IM-toediening van 16
mg/kg trimethopim/sulfatroxazol kon worden beschreven als
first-order eliminatie (Tabellen 1 en 2).
Na 48 uur (twee dagen) konden STX en TMP aangetoond wor-
den in de weefsels. Na zeven dagen konden STX en TMP niet
meer aangetoond worden in de weefsels, afgezien van de injec-
tieplaatsen. Door de berekende eliminatie-snelheidsconstante
te gebmiken (Tabellen I en 2) was het mogelijk om te schatten
wanneer STX en TMP de detectie-limiet zouden bereiken.
Voor STX is dit bijvoorbeeld 1,8-4,8 dagen na de laatste injec-
tie; afhankelijk van het weefsel (het langst in de lever). Per
regressielijn waren er in de meeste gevallen vijf datapunten be-
schikbaar.

Bij dit onderzoek naar de eliminatie van de residuen van TMP
en STX na IM toediening van 16 mg/kg trimethoprim/sulfa-
troxazol bleek dat de berekende weefselconcentraties van res-
pectievelijk TMP en STX onder de detectielimiet van 0,05 ppm
lagen na twee dagen (Tabel I) en onder de detectielimiet van
0,01 na vijf dagen (Tabel 2). De gemeten weefselconcentraties
van
N4-acetyl-STX waren in het algemeen twee dagen na de
laatste injectie lager dan die van STX. Zeven dagen na de laat-
ste injectie waren er in geen enkel van de onderzochte weefsels
nog detecteerbare residuen van
N4-acetyl-STX aanwezig en
evenmin op de plaats van de injectie. De concentraties van
STX en MTP op de laatste drie injectieplaatsen en in alle weef-
sels waren negen dagen na de laatste injectie lager dan 0,1 ppm.
Veertien dagen later was de detectielimiet van 0,01 ppm op alle
injectieplaatsen bereikt (Tabel 3).

Vergeleken met andere weefsels zijn de residuen op de injec-
tieplaatsen langer detecteerbaar. Alleen de laatste drie metin-
gen zijn weergegeven in tabel 3, aangezien deze de wachttijden
in Denemarken, Engeland en Nederland hebben doen bepalen.
Het eerste weergegeven meetpunt is positief, het volgende ne-
gatief Dit betekent dat op de negende dag na de laatste injectie
de concentraties van STX kleiner waren dan O, I ppm en die van
TMP op de tweede dag na de laatste injectie kleiner dan 0,05
ppm. De Maximum Residu Waarden (MRL\'s) zijn vastgesteld

Dagen

Trimethoprim
Sulfatroxazol

- Niet bepaald

2

<0,05
0,17

14
«0,01

Tabel 3. Residuen van sulfatroxazol en trimethoprim op de injeotieplaats
na intramusculaire toediening in de nek van 16 mg/kg lichaamsgewicht
trimethoprim/sulfatroxazol gedurende vijf opèénvolgende dagen: micro-
gram per gram weefsel.

Geslacht na de laatste toediening

9

«0,03

-ocr page 170-

Tabel 4. Gewicht van beschadigd weefsel op de injectieplaats 14 dagen na

intramusculaire injectie: elke injectieplaats afzonderlijk gemeten.

In grammen:

Benzylpenicilline-

tmp/stx.

tmp/stx,

natrium, rugspier •••

rugspier •••

nekspier\'"

Gemiddeld

gewicht

3,45\'

3,97\'

0,38"

s.d.

±0,99

±1,45

±0,46

• P=0,44
•• P<0,001
n = 8

op 0,1 ppm voor STX en 0,05 ppm voor TMP (7).
De statistische analyse is behandeld in een apart rapport door
The National Board of Health in Denmark\' waarbij alle bere-
keningen zijn uitgevoerd volgens FDA-richtlijnen ter vaststel-
ling van een wachttermijn (6). Deze berekening van de statisti-
sche tolerantielimieten toont aan dat met 95% zekerheid, 99%
van de gemeten waarden zeven dagen na de laatste injectie on-
der 0,01 ppm zijn in alle weefsels, afgezien van de injectie-
plaatsen. Het was niet mogelijk dezelfde statistieken voor de
injectieplaatsen te gebruiken, aangezien de TMP- en STX-
concentraties in de meeste monsters onder de detectielimiet
waren.

Weefselschade

Veertien dagen na de injecties werden in de rugspier bij beide
preparaten duidelijk gedemarceerde laesies aangetroffen.
Deze laesies kenmerkten zich door hemorragisch en fibreus
weefsel. Er was macroscopisch geen verschil tussen trime-
thoprim/sulfatroxazol en benzylpenicilline-natrium. In de
nek - waar alleen trimethoprim/sulfatroxazol geïnjecteerd
was - waren de injectieplaatsen moeilijk te lokahseren; vier
van de acht injectieplaatsen konden teruggevonden worden.
De uitgebreidheid van de beschadiging op de injectieplaatsen
in de nekspier was zowel wat betreft gebied (P=0,013) (Tabel
5) als wat betreft gewicht (P<0,001) (Tabel 4) minder dan de
weefselbeschadiging in de rugspier. Er was geen verschil in
de weefselbeschadiging wat betreft gebied (P=0,49) (Tabel
5) en gewicht (P=0,44) (Tabel 4) 14 dagen na intramusculaire
injecties van therapeutische doses van benzylpenicilline-na-
trium 20.000 lE/kg en trimethoprim/sulfatroxazol 16 mg/kg.

DISCUSSIE
Residu-depletie

Dit onderzoek naar de eliminatie van residuen laat zien dat
TMP slechts gedurende 48 uur na de laatste injectie terugge-
vonden kon worden in de verschillende weefsels van var-
kens. De concentraties van STX waren lager dan 0,1 ppm in
alle weefsels op de negende dag na de laatste injectie. De N4-

Tabel 5. Gebied van beschadigd weefsel op de injectieplaats 14 dagen na
intramusculaire injectie: elke injectieplaats afzonderlijk gemeten.

Incm^

Benzylpenicilline-

TMP/STX,

TMP/STX,

natrium, rugspier***

rugspier***

nekspier ***

Gemiddeld gebied

5,81*

6,45*

1,07**

S.D.

±2,84

±3,08

±1,28

P=0,49
P=0,013
n = 8

metaboliet van STX kon uitsluitend 48 uur na de laatste in-
jectie in lever en nier teruggevonden worden. De eliminatie
van STX verloopt volgens deze studie het traagst, waardoor
STX als \'marker\' zou kunnen fungeren voor de aanwezig-
heid van residuen van trimethoprim/sulfatroxazol in weef-
sels, waaronder injectieplaatsen.

Weefselschade

Weefselbeschadiging op de injectieplaats kan veroorzaakt
worden door hulpstoffen, de werkzame stof, of beide. Factoren
die hierbij een rol spelen zijn: pH, buffercapaciteit, osmolari-
teit, injectievolume, concentraties van de werkzame stof en de
betreffende hulpstof(fen) en de gebruikte injectietechniek.
Herhaalde injecties (op dezelfde plaats) en grotere injectievo-
lumina bevorderen het onstaan van weefselschade. De combi-
natie van trimethoprim en
Sulfonamiden in een injectieprepa-
raat stelt eisen aan de formulering, aangezien
Sulfonamiden
zuur reageren en trimethoprim basisch is. De veel gebruikte
24% oplossing is hypertoon, alkalisch en bevat veel (meestal
minstens 75%) organisch oplosmiddel om een stabiele injectie-
vloeistof te kunnen leveren. Elke trimethoprim/sulfonamide-
injectievloeistof is pijnlijk bij injectie en levert weefselschade
op (citaat van een mondelinge mededeling van dr. M.J.B.
Mengelers).

Er zijn verschillende methoden bekend om weefsel reacties na
het injecteren van geneesmiddelen te meten (2,3). In deze studie
is de weefselschade ten gevolge van injectie met trimethop-
rim/sulfatroxazol macroscopisch en quantitatief geëvalueerd
door oppervlakte en gewicht van \'spuitplekken\' te meten en te
vergelijken met benzylpenicilline-natrium, wat slechts een zeer
milde reactie veroorzaakt. Veertien dagen na injectie waren er
geen statistische verschillen tussen trimethoprim/sulfatroxazol
en benzylpenicilline-natrium in de omvang en ernst van de lae-
sies in de mgspier. In de nek veroorzaakte de trimethoprim/sul-
fatroxazol-formulering slechts een beperkte weefselschade, die
veertien dagen na injectie moeilijk te vinden was. De reden dat
deze trimethoprim/sulfatroxazol-formulering slechts beperkte
weefselschade veroorzaakt op de injectieplaats bij intramuscu-
laire injectie ligt onder meer in de chemische eigenschappen
van sulfatroxazol. De pKa-waarde van 5,8 en wateroplosbaar-
heid van 1730 mg/1 bij een pH van 7 en 331 mg/1 bij een pH van
5,5 zijn gunstig binnen de groep der
Sulfonamiden, waardoor
minder organisch oplosmiddel aanwezig kan zijn en een eind-
produkt met een relatief gunstige pH van 9,2 en geringe buffer-
capaciteit kon worden geformuleerd. Onder andere middels toe-
passing van sulfatroxazol is een formulering tot stand gekomen
die bijwerkingen in de vorm van pijn bij injectie en weefsel-
schade door injectie zo veel mogelijk tracht te beperken. Deze
studie bevestigt tevens dat de nek als injectieplaats de voorkeur
geniet om het ontstaan van weefselschade zoveel mogelijk te
beperken.

REFERENTIES

1. Steuijt K van der, and Sonneveld P. Journal of Chromatography, 1987;
422: 238-333.

2. Nouws e/a/. Vet Quart 1990; 12(3): 129-38.

3. Svendsen O. Studies of tissue injuries caused by intramuscular injection
of drugs and vehicles. Thesis Faculty of Veterinary Medicine,
University of Copenhagen, 1989.

4. Diness V. Acta Pharmacol et Toxicol 1985; 56:410-5.

5. Rasmussen F, and Hugh P. Nord Vet Med 1971; 23:493-505.

6. FDA, General Principles for Evaluating the Safety of Compounds Used
in Food-Producing Animals 1983.

7. European Guideline Regulation No. 3059/94, 15 december 1994.

8. Luthman J. Svensk Veterinärtidning 1987; 4(7): 433-7.

9. Inteme documentatie Leo Pharmaceutical Products Ltd.

-ocr page 171-

Small Animal Orthopedics. Onder redactie van M.L.
Olmstead. Mosby, 1995. (590 bladzijden. ISBN 0-8016-
5874-8,
ƒ 153,40) Canine orthopedics. Onder redactie van
W.G. Whittick. Lea & Febiger, 1990. (936 bladzijden. ISBN
0-8121-1086-2, f 264,20).

Recent kwam het boek \'Small Animal Oilhopedics\' van M.L.
Olmstead uit, dat zowel qua verschijning als qua opzet veel ge-
lijkenis vertoont met het boek \'Canine Orthopedics 2nd edi-
tion\' van W.G. Whittick. Ter wille van de praktizerend dieren-
arts die overweegt de praktijkbibliotheek met een orthopedisch
handboek te verrijken, worden beide boeken hier in samenhang
besproken.

\'Small Animal Orthopedics\', geschreven door 23 auteurs on-
der redactie van Marvin L. Olmstead is in 1995 uitgegeven bij
Mosby. In de eerste zes inleidende hoofdstukken wordt inge-
gaan op het klinisch onderzoek, functie en genezing van het
skelet, de biomechanica rond optreden en genezing van fractu-
ren, de algemene principes van fractuurbehandeling, de zorg
voor de patiënt voor en na de operatie en op het aanleggen van
verbanden en spalken. Vooral dit laatste hoofdstuk heef^ grote
praktische waarde, mede door de illustraties. Het tweede deel
van dit boek beschrijft in vogelvlucht de behandeling van de
meest voorkomende fracturen van kop en axiale skelet en van
voor- en achterextremiteiten. Hierbij komen alleriei technieken
(pinnen, bundelnageling, externe fixatie, platen, cerclages en
trekschroeven) aan bod, rijkelijk geïllustreerd met tekeningen
waarbij ook de meest onmogelijke fracturen in tekening te be-
handelen lijken met een intramedullaire pin. Door het hele
scala aan fracturen en behandelingstechnieken aan bod te laten
komen in een kort bestek, heeft dit deel van het boek vooral een
vooriichtende functie. In dat licht moet ook de gedetailleerde
aandacht voor bekkenfracturcn gezien worden, terwijl eenvou-
diger te behandelen tibiafracturen nauwelijks worden bespro-
ken. In het derde deel van dit boek worden de verschillende
complicerende omstandigheden met betrekking tot fracturen-
behandeling besproken, waaronder open tincturen, osteomye-
litis, mal- en nonunions, groeideformiteiten, fixatiebreuk en
fractuurziekte. In het eerste hoofdstuk wordt uitgebreider inge-
gaan op geweren en ballistiek dan op de eerste en definitieve
behandeling van de patiënt. Osteomyelitis wordt zeer uitvoerig
en praktisch besproken. \'Groeideformiteiten\' bevat een pallet
van aangeboren en traumatische afwijkingen en hun behande-
ling. Hoofdstuk 4 bevat een uitvoerige bespreking van alle
luxaties en dislocaties (waarbij aanwijzingen voor behandeling
worden gegeven, zonder dat de schrijver zich in details ver-
liest), van heupdysplasie, patellaluxatie en kruisbandlesie met
veel achtergrondinformatie en behandelingsmogelijkheden.
Gegeneraliseerde botziekten, de meest voorkomende ge-
wrichtsafwijkingen waaronder die van de elleboog en spier-
peestrauma worden voldoende volledig behandeld. Tenslotte
worden indicaties en principes van arthrodese van de belang-
rijkste gewrichten besproken en amputaties gedetailleerd ge-
toond. Het boek bevat een overzichtelijke en complete index.
\'Canine orthopedics\' werd geschreven door 35 auteurs onder
redactie van William Whittick. Het boek werd in 1990 door
Lea & Febiger uitgegeven. Het boek bestaat uit zeven hoofd-
stukken waarvan de eerste drie een algemene inleiding, een uit-
voerig lichamelijk en laboratoriumonderzoek en de algemene
chimrgische principes beschrijven. Het vierde hoofdstuk bevat
het onderzoek en de behandeling van fracturen volledig, over-
zichtelijk en rijk geïllustreerd met duidelijke anatomische teke-
ningen en röntgenfoto\'s.

I

oeKDes

Het hoofdstuk met betrekking tot bekken en achterpoten be-
schrijft overzichtelijk de verschillende fractuurbehandelings-
technieken alsmede de indicaties en techniek van de drievou-
dige bekkenosteotomie met kanteling van het acetabulum als
behandelingsmethode voor HD. Het onderdeel dat het gebmik
van BOP beschrijft is inmiddels achterhaald en de auteur heeft
er zelf afstand van genomen; deze negen van de mim 900 blad-
zijden van dit boek kunnen beter door de lezer worden verwij-
derd.

Het hoofdstuk dat de luxaties beschrijft is zeer volledig en be-
schrijft dan ook tevens inmiddels achterhaalde technieken. Het
hoofdstuk over racehonden trauma door Dee
et al. is zeer dui-
delijk en rijk geïllustreerd en is, alhoewel niet voor de praktijk
van alle dag, zeer instmctief De hoofdstukken met betrekking
tot groei schijftrauma en Osteochondrose is duidelijk geïllus-
treerd en zeer informatief Het hoofdstuk over spier- en bot-
ziekten somt de belangrijkste erfelijke afwijkingen van het lo-
comotieapparaat op. De langste hoofdstukken van dit boek
over respectievelijk het kniegewricht (70 bladzijden) en ge-
wrichtsafwijkingen (50 bladzijden) rechtvaardigen beide al de
aankoop van dit boek door de overzichtelijke en complete be-
handeling van deze, voor de praktijk zo belangrijke, materie.
Tenslotte worden tumoren, arthrodeses en amputaties behan-
deld. Het bock bevat een zeer volledige index hetgeen de bmik-
baarheid van dit boek vergemakkelijkt.
\'Small Animal Orthopedics\' van M.L. Olmstaed bevat weinig
informatie over moderne, praktisch beschikbare, diagnostische
methoden en behandelingstechnieken. Hierdoor, en door het
veelvuldig gebmiken van illustraties uit andere boeken en pu-
blikaties (met daardoor een weinig uniform beeld en slechte
kwaliteit foto\'s) lijkt het boek \'oude wijn in nieuwe zak\' te zijn.
De algemene prakticus zal enkele waardevolle hoofdstukken in
dit boek aantreffen. De overige hoofdstukken zullen dienen ter
oriëntatie van onderzoeks- en behandelingsmogelijkheden en
nauwelijks als handboek voor de kleine huisdierenpraktijk.
Voor de dierenarts die op specialistisch niveau de orthopedie
uitoefent is dit boek op belangrijke punten incompleet en mis-
leidend en bevat het geen aanvulling op de reeds bestaande
handboeken.

\'Canine Orthopedics\' van W.G. Whittick verdient door z\'n
volledigheid, helderheid van presentaties en goed zichtbare il-
lustraties een plaats in de bibliotheek van de kleine huisdieren-
praktijk, waar het regelmatig geraadpleegd zal kunnen worden.
Ook de dierenarts die de orthopedie op specialistisch niveau
uitoefent zal er hoofdstukken in kunnen vinden die een aanvul-
ling zijn op reeds aanwezige kennis. Enkele onconventionele
of zelfs discutabele onderwerpen (zoals intramedullair pennen
in de radius, msh-pen techniek bij allerhande fracturen, Davita
pin en BOP) en het feit dat het toek al vijf jaar geleden ver-
scheen, doen de waarde van dit boek niet teniet.

H.A. W. Hazewinkel

\'SMALL ANIMAL ORTHOPEDICS\' EN \'CANINE ORTHOPEDICS
2ND EDITION\'

-ocr page 172-

HALFJAARLIJKSE MASTITIS PANEL MEETING

MASTITIS SEMINAR BELICHT

De halQaarlijkse \'mastitis panel meetings\' zijn een initiatief van de fimia Leo Phamiaceutical Products BV. Tijdens deze
panelsessies debatteren afgezanten van verschillende veterinaire groeperingen over hun visie op mastitisbestrijding. Elke
meeting begint met een inleiding van een specifiek onderdeel van de mastitisproblematiek, dat centraal staat in de geza-
menlijke discussie. Het panel heeft een meer of minder vaste samenstelling.

Berichten en verslagen

I

Het Third International Mastitis Se-
minar werd van 28 mei tot 1 juni 1995
gehouden in Tel Aviv, Israël. De organi-
satie was in handen van IDF A2
(International Dairy Federation), Group
of Experts on Mastitis. Tijdens de
Seminar werden recente onderzoeks-
rapporten aangaande de beheersing van
mndermastitis gepresenteerd. Er wer-
den 240 presentaties gehouden voor een
auditorium uit 33 landen. Israël was
gastheer vanwege zijn goed ontwik-
kelde intensieve melkveehouderij. De
voorafgaande mastitis-seminars waren
in Reading (1975) en Kiev (1985).

De seminar-gangers Kremer (1), Lam
(2), Loeffler (3) en Schukken (4) be-
spraken enkele van de meest relevante
in Israël gepresenteerde onderzoeken.
Hieronder volgt een samenvatting van
het besprokene.

TOEKOMSTMUZIEK IN CYTOKI-
NES?!

(1) Bij de eerste voordracht werd de in-
teressante rol die cytokines spelen in
mastitis-therapie belicht. Cytokines, die
een \'hormoonachtige\' rol spelen in de
natuuriijke afweer van de uier tegen
mastitisverwekkers, zijn mogelijk in de
toekomst te gebruiken als therapeuti-
cum. Niet zozeer door specifieke stimu-
latie van cytokine-produktie door de
uier (hetgeen erg lastig praktisch toepas-
baar blijkt), maar door cytokines (ver-
kregen door middel van recombinant
DNA-technologie) direct toe te dienen.
Alhoewel het onderzoek naar de rol van
cytokines bij mastitis nog in het begin-
stadium is, werd gesteld dat cytokines
een grote toekomst als mastitistherapeu-
ticum hebben.

De zesde \'mastitis panel meeting\' vond plaats op 15 november 1995 te Weesp.
Aanwezig waren dr. W.D.J. Kremer en dr. V.H. Schukken (beiden Faculteit
der Diergeneeskunde (FdD), vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting), dr. A.B.M. Rijkenhuizen (FdD, vakgroep Heelkunde), S.H.
Loeffler en J. Sol (beiden Gezondheidsdienst voor Dieren), dr. U. Vecht
(Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO)), I.E. van Alten, K.
Schoenmakers en J.M. Swinkels (allen Leo PP BV), C. Charpentier, R.W.M.
Ikink, H. Jorritsma, A.J.A. Lobsteyn, J.G.T. Krijnen (voorzitter), G.W.Th.
Mourits en F.Th.C. de Wit (allen praktici), S.A.M. Deleu en L.J. Flamand
(beide KNMvD). Als gasten waren aanwezig T.J.G.M. Lam (FdD, vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting) en de Schotse dierenarts dr. E.J.
Hillerton (Institute for Animal Health, Compton, UK). Tijdens deze bijeen-
komst deden bezoekers van het Third International Mastitis Seminar verslag
van een selectie van de aldaar besproken onderwerpen.

MELKMONSTERS
(3) Drie onderzoeken aangaande het
bacteriologisch onderzoek van melk-
monsters werden besproken. Eens te
meer bleek dat met name een effectieve
diagnostiek van SA-mastitis aan hoge
eisen moet voldoen. SA-kiemen worden
relatief vaak gemist als samengestelde
melkmonsters gebruikt worden voor
bacteriologische diagnostiek. Verder
bleek uit een in Israël uitgevoerd onder-
zoek dat routinematige koppel-scree-
ning van melkmonsters niet bruikbaar is
als diagnostische methodiek van SA-
mastitis.

Door Luc Flamand

E.COLI VACCINATIE; ZINVOL?
(4) Amerikaanse wetenschappers on-
derzochten de effectiviteit van E. coli-
vaccins. Deze vaccins blijken alleen de
duur en ernst van een E. coli-mastitis te
verminderen. Het ontstaan van een E.
coli-mastitis voorkomen ze echter niet.
Alhoewel het niet duidelijk is of de ba-
ten tegen de kosten opwegen, worden
deze vaccins in de Verenigde Staten
sinds twee jaar in ruime mate toegepast.
Op het vaccin mst geen copyright; pro-
duktie ervan staat eenieder vrij. Door de
strenge \'manufacturing\' richtlijnen zijn
E. coli-vaccins in Nederland niet geregi-
streerd. Er is namelijk te weinig bekend
over effectiviteit en werkingsmecha-
nisme van het vaccin. Vaccinatie is ze-
ker niet het eerste middel in de strijd te-
gen E. coli mastitis, maar bij hoog-risico
koeien (hoge pariteit, speenbetrappin-
gen), zou het een nuttig effect kunnen
hebben.

IMM VERSUS IM

(1) Kremer besprak twee onderzoeken
naar droogzettherapiën. Deze studies
benadrukken het besmettingsrisico van
de intramammaire droogzetting, door
mogelijke kiemintroductie via het tepel-
kanaal. Het genezingspercentage van
SA-mastitis lijkt bij systemisch (IM)
droogzetten hoger te zijn dan bij intra-
mammaire behandeling. Er lijken aan-
wijzingen voortoename van penicilline-
resistentie door antibiotica-gebruik bij
droogzetten, hetgeen pleit voor een se-
lectieve toepassing van de droogzetthe-
rapie (in plaats van routinematig).
Droogzetten als geïndiceerde therapie
blijkt met name van belang bij SA en Str
dysgalactiae-mastitis.

SA-PROBLEMEN BIJ VAARZEN

(2) Finse onderzoekers rapporteerden
dat het aantal vaarzen met klinische
mastitis in Finland de laatste jaren nogal
gestegen is; de frequentst geïsoleerde
oorzakelijke kiemen zijn coagulase ne-
gatieve staphylococcen (CNS). Deze
CNS veroorzaken een benigne vorm

-ocr page 173-

van mastitis. Er lijkt een positieve corre-
latie te zijn tussen de CNS-prevalentie
bij afkalven en de hoogte van de be-
drijfsproduktie.

Een groep Amerikaanse onderzoekers
neemt de epidemiologie van SA (coagu-
lase positieO bij prepartum-vaarzen on-
der de loep. De manier waarop prepar-
tum-vaarzen een SA-infectie in de uier
oplopen is nog onbekend, maar het on-
derzoek ernaar lijkt te vorderen. Zo
werd gevonden dat de meeste van de
SA-bacteriën die geïsoleerd werden uit
geïnfecteerde vaarzen-uiers dezelfde
\'vingerafdmk\' (specifieke biochemi-
sche kenmerken) hebben als SA-typen
die mastitis veroorzaken bij koeien die
al gekalfd hebben. Daamaast werd op-
gemerkt dat deze vaarzen een grotere
kans hebben op SA-mastitis als er zich
SA-bacteriën op hun speenhuid bevin-
den. Verder werd duidelijk dat ook als
SA-mastitis op een bedrijf weinig voor-
komt, de kans aanwezig blijft dat de
vaarzen SA-mastitis kunnen krijgen. De
suggestie van de onderzoekers om bij
bedrijven met mastitisproblemen bij
vaarzen, het SA-mastitisprobleem de
kop in te dmkken door de vaarzen zes
weken voor het afkalven routinematig
intramammair met antibiotica te behan-
delen, werd door het panel niet overge-
nomen.

UIERGEZONDHEID EN MELKMA-
CHINE

(4) Onderwerp van een onderzoek wa-
ren de effecten van melktechnieken op
fysiologische parameters in de tepel. De
manier waarop gemolken wordt blijkt
een belangrijk effect te hebben op het
zuurstofgehalte in het veneuze bloed
van dc tepel en oedeemvorming in de te-
pel.

•■ROT

Helaas, benadmkte Schukken, is er nog
heel weinig bekend over de correlatie
van deze parameters en de gevoeligheid
voor mastitis. Als vermoed wordt dat ui-
erproblemen veroorzaakt door melkma-
chine-factoren, worden veranderingen
aan deze machine over het algemeen op
empirische basis aangebracht. Een ge-
degen theoretisch onderbouwing, ge-
stoeld op kennis van de effecten van
melkmachinefactoren op uiergezond-
heid, ontbreekt meestal. Er is nog een
groot braakliggend terrein in de melk-
machine-problematiek; onderzoekers
met een gecombineerde expertise op het
gebied van melkmachines en mastitis
zouden de aangewezen ontginners zijn.
Nota bene; een Deense onderzoeker
toonde aan dat tijdens het melken de
dmk in het tepelkanaal echt lager kan
zijn dan in de tepelhouder; een praktisch
bewijs voor een tot dan toe theoretische
aanname.

ANTI-MASTITIS SELECTIE
(2) Tot slot een voordracht over geneti-
sche selectie op mastitis-resistentie. Er
zijn verschillende methodieken om op
mastitis-resistentie te selecteren; twee
ervan worden nader belicht. Door nega-
tieve selectie op hoog celgetal-verer-
vers lijkt het mogelijk om (op termijn)
indirect de genetische resistentie tegen
mastitis te verhogen. Hierbij moet ech-
ter niet uit het oog worden verloren dat
bepaalde cellen die mede de hoogte van
het celgetal bepalen, een belangrijke rol
vervullen bij de natuurlijke afweer te-
gen infecties in dc uier. Daamaast zijn
er correlaties tussen het BoLA-gen en
mastitis-resistentie aangetoond (het
BoLA-gen speelt een belangrijke rol in
het leveren van genetische informatie
voor het bovine HLA-systeem). Ook
hier lijken dus mogelijkheden om via
indirecte selectie de mastitis-gevoelig-
heid te veriagen. Alhoewel deze selec-
tie-methodes nog in de kinderschoenen
staan, is dit een snel ontwikkelend re-
search-gebied dat in de toekomst grote
veranderingen teweeg zou kunnen
brengen.

taMtMÉ

Deze voordrachten gaven stof tot vaak
boeiende discussies en na de laatste
voordracht bleek de geplande tijdsduur
van deze panelbijeenkomst dan ook
mimschoots overschreden.

De panelsamenstelling ondergaat en-
kele wijzigingen: met dankzegging
werd afscheid genomen van Loeflfler,
Mevius (afwezig) en Mourits, die we-
gens verandering van werkzaamheden
hun panel-lidmaatschap ter beschikking
stelden. Nieuwe (al aanwezige) panelle-
den zijn Charpentier en Vecht. Een
derde vervanger zal worden gepolst.

Het panel honoreerde het verzoek van
de NCI (Novad Coöperatie Ideëel; be-
heert onder andere het VAMPP) be-
hulpzaam te zijn bij de ontwikkeling van
een nieuwe analysemodule. Deze mo-
dule is bestemd voor dierenartsen die
hun veehouders over het onderwerp
mastitis willen adviseren en begeleiden.
Afgesproken is dat het panel een voorio-
pig model van deze module zal toetsen
op 19 maart 1996.

Tijdens de volgende mastitispanel-mee-
ting (22 mei 1996) zal het promotie werk
van Theo Lam over de dynamiek van
mastitis op laag celgetal bedrijven, be-
sproken worden.

VOORJAARSVERGADERING FEDERATIE VAN
VETERINAIREN IN EUROPA

De FVE verenigt de beroepsgroepen
uit de 15 landen van de Europese Unie
plus IJsland, Noorwegen, Zwitseriand/
Liechtenstein, Polen, Tsjechië en
Slowakije. Binnen de FVE zijn vier
sectoren actief de praktici in de

UEVP, de hygiënisten in de UEVH, de
veterinaire inspecteurs in de EASVO
en de producenten van de diergenees-
middelen in de FEVIR. Daamaast be-
staan er een aantal working party\'s,
structureel is dat de Animal Welfare

Group en meer ad hoe de Working
Party Veterinary Medicines.

BIJEENKOMSTEN IN 1995
In 1995 is de FVE van 4 tot en met 7
april in Sevilla en van 7 tot 10 novem-
ber in Brussel bijeengeweest. De voor-
jaarsvergadering is tegelijkertijd de
jaarvergadering en stond in het teken
van de verkiezingen. Eerst werd aan-
dacht besteed aan het probleem van de
groeibevorderaars en de hormonen. De

In mei 1996 houdt de FVE, de federatie van veterinaire beroepsgroepen, haar
voorjaarsvergadering in Utrecht. Van 6 tot en met 11 mei wordt het 175 jaar
Diergeneeskundig Onderwijs Nederiand (DON) gememoreerd. Naast de de-
canen van vele veterinaire faculteiten uit Europa, zullen dus ook de veterinai-
ren uit 21 Europese landen deze bijeenkomst meemaken.

-ocr page 174-

moord op de Belgische dierenarts
Karei van Noppen liet schrijnend zien
tot welk een criminaliteitsniveau het
belang hierin kan leiden. Verder gaf de
voorzitter van de Spaanse dierenart-
senvereniging een korte presentatie
over de beroepsgroep. Het viel op dat
er in Spanje zeer veel dierenartsen
werkloos zijn.

Na een aantal statutenwijzigingen
vonden de verkiezingen plaats. Daar-
voor werd bepaald dat alle leden van
het bestuur dierenartsen moeten zijn;
de voorzitter en de algemeen secretaris
kunnen uit hetzelfde land of uit ver-
schillende landen komen. Dit lijkt on-
belangrijk, maar is dat internationaal
gezien niet vanwege de mogelijke
blokvorming, die voor de kleine lan-
den nadeling kan uitpakken. Gekozen
werden Francis Anthony als voorzit-
ter, prof. dr. Jan Gajentaan als alge-
meen secretaris en als vice-presiden-
ten Christopher O\'Brien-Lynch, Fran-
sisco Orozco en Herbert Lundstrom.

Andere belangrijke zaken die aan de
orde kwamen zijn:

1) De communicatie met de Land-
bouwcommissaris Fischler en de
Franse ministers betreffende die-
renvervoer, wijziging van het inter-
communautaire verkeer in levende
runderen en varkens, het opzetten
van een epidemiologisch surveil-
lance systeem, de exportcertifice-
ring en de aqua-cultuur.

2) De visitatie van de veterinaire fa-
culteiten om na te gaan of hun di-
ploma\'s \'Europawaardig\' zijn.

m ■ « m

3) Het grote veterinaire project 1995-
2005 van de Fransen, waarin de toe-
komst van de veterinaire beroeps-
groep in Europa wordt besproken.

4) Een opzet voor een Europese code
voor de dierenarts.

5) De financiële positie van de FVE.
Gajentaan had als vice-president de
financiën goed op orde en een batig
saldo.

6) De modernisering van de vleeskeu-
ring (UEVH).

De sectoren en de landendelegaties
deden verslag van hun zaken, wat in
de sectorenverslagen te lezen is. Ne-
deriand heeft twee zaken aan de orde
gesteld, namelijk de 1KB en de certifi-
catie van de dierenartsenpraktijken.
Ook een aantal onderwerpen die spe-
len zoals exportcertificering, genetic
engeneering en de Europese vereni-
ging van vrije beroepen kwamen aan
bod. Een aantal resoluties werd be-
sproken.

NAJAARSVERGADERING
De najaarsvergadering werd onder de
Britse voorzitter veranderd van opzet
en begon met een seminar over Animal
Health. Een aantal sprekers belichtten
de dierziekten (voornamelijk de aan-
gifteplichtige), de diergezondheid en
het welzijn, de controle en de certifice-
ring, de volksgezondheid met het oog
op residuen en hormonen, de risicofac-
toren en de toekomstperspectieven.
Tijdens de vergadering werden alleriei
veterinaire zaken aan de orde gesteld.

zoals:

- de aspecten rond het voorschrijven
en de distributie van diergeneesmid-
delen;

- volksgezondheidszaken en vlees-
keuring;

- opleiding en visitatie;

- wettelijke zaken, bijvoorbeeld com-
missievoorstellen en vrije vestiging
van dierenartsen over de gehele we-
reld;

- veterinaire communicatie met Oost-
Europa;

- goedkeuring van de statutenwijzi-
gingen;

- de financiën;

- de verslagen van de sectoren en de
landendelegaties;

- communicatie en p.r.

Aan het eind van de vergadering werden
weer verschillende resoluties bespro-
ken, bijvoorbeeld werd aangenomen:

- de klemmen om wilde pelsdicren te
vangen te verbieden;

- het Animosysteem in de landen te la-
ten functioneren.

Een resolutie die veel discussie op-
riep, ook na de Brusselse vergadering,
was degene die vroeg om een verbod
van anti-biotische groeibevorderaars
als addictief in voedingsmiddelen
voor produktiedieren. De resolutie
werd aangenomen en het FVE-be-
stuur is er heel tactisch mee omge-
gaan. Ook binnen de dierenartsen in
Nederiand lokt deze resolutie discus-
sie uit.

VERSLAG UEVH-VERGADERINGEN 1995

Tijdens de twee vergaderingen in 1995
van de Union Europeenne des Ve-
terinaires Hygienistes (UEVH, één
van de vier secties van de FVE) kwa-
men een aantal interessante onderwer-
pen aan de orde.

Spanje

De vootj aars vergadering werd in
Sevilla, Spanje gehouden. Naast de
plezierige en goed georganiseerde ont-
vangst was het interessant te vememen
hoe de Spaanse dierenartsen georgani-
seerd zijn. 4000 Dierenartsen werken
in overheidsdienst (alle keuringsacti-
viteiten worden door dierenartsen ge-
daan, Spanje kent geen keurmeesters
in de vleeskeuring) en 6000 zijn prak-
ticus.

Het ministerie van Landbouw is ver-
antwoordelijk voor de gezondheid van
de dieren, terwijl het ministerie van
Volksgezondheid voor de controle op
de voedingsmiddelen verantwoordelijk
is. De 17 autonome Spaanse regio\'s
hebben hun eigen wetten, hetgeen op
het gebied van veterinaire zaken wel tot
problemen leidt. Elke regio heeft een
Orde van Dierenartsen, allen verenigd
in een nationale organisatie. Praktici
kunnen in principe geen officiële taken
verrichten, maar zijn wel werkzaam als
hygiënisten in bedrijven.
Enkele veterinaire problemen in
Spanje: werkloosheid, controle op re-
siduen en het binnendringen van an-
dere beroepsgroepen in het traditio-
nele veterinaire veld.

Alternatieve vleeskeuring mestvar-
kens

Tijdens de discussies over dit onder-
werp bleek ook dit jaar weer het ver-
schil tussen de noordelijke en zuide-
lijke Europese Unie(EU)-landen: een
systeem met in enige mate een zelfcon-
trole door de mester en de prakticus
middels bedrijfsbegeleiding en met een
visuele keuring van de normale dieren
is, onder voorwaarden, voorde noorde-
lijke landen aanvaardbaar, terwijl de
zuidelijke landen de vleeskeuring nog
beschouwen als een sectie op het
slachtdier. De gezondheidsstatus van

-ocr page 175-

de veestapel zal hiertoe wellicht meer
uitnodigen. Middels een FVE-resolutie
is het altematieve keuringssysteem wel
aanvaard; de mening van de beroeps-
groep is aan de Commissie kenbaar ge-
maakt door een brief en een \'PVE po-
licy document\' aan de Landbouw
Commissaris Fischler. Laatstgenoem-
de introduceerde een geïntegreerd plan
om te komen tot een vereenvoudigde
wetgeving voor voedsel en een \'stable
to table\'-benadering. Dit laatste sluit
goed aan bij de FVE-gedachten.

Normering keuring mestvarkens

Ook over dit onderwerp is dit jaar we-
derom gesproken, hierbij zijn tevens
de hoogte van de tarieven betrokken.
Zoals te verwachten was is het aantal
keurders (keurmeesters of dierenart-
sen) nogal verschillend en tevens zal
duidelijk zijn dat de hoogte van de ta-
rieven afhankelijk lijkt van het aantal
ingezette keurders. Een definitieve
conclusie moet nog getrokken worden.
Wel is duidelijk dat tarieven geen ver-
storing van de markt veroorzaken.

Tarieven voor keuring

In de meeste EU-landen is de Tarieven
Richtlijn 93/118 geïmplementeerd. De
tariefopbouw verschilt niet erg veel in
de meeste landen; evenwel in
Engeland, Zweden en Finland wordt
een tarief op basis van de gemaakte
kosten gehanteerd. Noorwegen heeft
een tarief gebaseerd op gewicht. Wel
verschilt de hoogte van de tarieven
nogal (zie hierboven).

Welzij nstabel

De voorzitter houdt zich op nationaal
en nu ook op Europees niveau bezig
met de vermelding van de welzijnsta-
tus van dieren op voedingsmiddelen
van dieriijke oorsprong. Voor de con-
sument zijn de huidige vermeldingen
niet erg inzichtelijk met daarbij nog de
grote verschillen tussen de landen.

Hormonen en andere groeibevorde-
raars

Naar aanleiding van een recent
Raadsvoorstel om, na zorgvuldige af-
weging en strikte voorwaarden, hor-
monen en andere groeibevorderaars
toe te laten bij het mesten van vee is
uitgebreid gediscussieerd over de
pro\'s en de contra\'s. Zoals te verwach-
ten waren de meningen verdeeld; de
exporterende landen zijn tegen uit
angst voor een negatieve houding van
de consument, andere delegatieleden
vonden dat de politiek op deze zaak
maar een antwoord moest geven. Het
welzijn der dieren is tevens een aspect
van zorg van de dierenarts.
Geconcludeerd kan worden dat de
meeste delegatieleden van mening zijn
dat de consument groeibevorderaars
onnodig en ongewenst vindt.

lÉI

Toekomstige onderwerpen

Een inventarisatie en vergelijking zal
gemaakt worden van de methoden van
onderzoek op Antibiotica en het
Bacteriologisch onderzoek in de di-
verse EU-landen. Een eventuele con-
clusie zal aan de Commissie worden
voorgelegd. De normering van het
aantal keurders in de EU-landen bij het
schapen slachten zal worden vergele-
ken en te trekken conclusies zullen ter
bestemde plekke worden geleid.

Verkiezingen

Het bestuur is in november 1995 als
volgt verkozen:

Bjerregaard (DK), Leglise (B),
Aurstad (N), Abreu Dias (P) en Van de
Vuurst (NL).

T.G. van de Vuurst
algemeen secteraris UEVH

EUROPEAN ASSOCIATION OF STATE VETERINARY OFFICERS

VERSLAG VERGADERING VAN 5 APRIL 1995 IN SEVILLA

Gebruik van verboden groeibevor-
deraars

In toenemende mate ondervinden con-
trolerende dierenartsen problemen. De
climax was de moord op onze Bel-
gische collega Karei van Noppen. In
verschillende EU-lidstaten schiet de
regelgeving voor een effectieve con-
trole tekort. EU-richtlijnen worden
soms met grote vertragingen geïmple-
menteerd in nationale wetgevingen.
Hierdoor worden de controles door de
dierenartsen zeer bemoeilijkt. In
Frankrijk konden met clenbuterol be-
handelde runderen niet in beslag geno-
men worden wegens gebrekkige wet-
geving. In Zweden is een schandaal
ontstaan wegens het gebruik van clen-
buterol bij renpaarden. In meerdere
lidstaten, ook in Nederiand, zijn keu-
ringsdierenartsen geconfronteerd met
lichamelijk geweld tijdens hun keu-
ringswerk.

De EASVO is bezorgd om deze feiten
en heeft om die reden een resolutie aan
de FVE aangeboden waarin de Euro-
pese Ministerraad dringend wordt ver-
zocht de ontwerpregeling 93/C302/07,
betreffende het gebruik van groeibe-
vorderaars en ß-agonisten te effectu-
eren.

Dierenartsen werkzaam in grensin-
spectieposten

Deze collega\'s verrichten buitenge-
woon belangrijk werk. Zij zijn het die
de EU-lidstaten moeten beschermen
tegen de invoer van besmettelijke dier-
ziekten en zoönosen bij de import van
dieren, vlees en vleesprodukten uit
\'derde landen\'. Vaak moeten ze wer-
ken onder grote druk van het bedrijfs-
leven of van hun eigen ministeries,
omdat er grote economische belangen
in het spel zijn. ledereen weet altijd
wel een inspectiepost te noemen, waar
de regels \'praktischer\' worden toege-
past dan daar waar een partij niet toe-
gelaten is...

Deze dierenartsen voelen de noodzaak
om meer contact met elkaar te hebben
om gezamenlijke problemen met el-
kaar te bespreken en zo te komen tot
meer uniformiteit in de EU. De EU-
uitwisselingsprogramma\'s geven maar
weinig de kans om op andere plaatsen
te kijken. Deze programma\'s duren
meestal te lang om er zonder proble-
men aan te kunnen deelnemen.

EASVO heeft het initiatief genomen
om een werkgroep van dierenartsen in
grensinspectieposten op te richten. Het
plan is om in overieg met de EU eerst
een oriënterende bijeenkomst van en-
kele personen per lidstaat te organise-
ren. Het is de bedoeling dat collegae
die werkelijk aan de EU-buitengren-

-ocr page 176-

zen werken, lid worden en niet alleen
de leidinggevenden in de ministeries.
Dit kan problemen opleveren. Een an-
der probleem is het vinden van geld
voor deze organisatie.

Ofriciële werkzaamheden door
praktici

De mening in EASVO is dat certifice-
ring door praktici alleen mogelijk is,
als dat in overeenstemming met de
\'12 principes van de FVE\' gebeurt.
Deze certificering kan dus alleen over
zaken gaan betreffende bedrijven en
dieren in iemands eigen praktijk. Cer-
tificering betreffende diergezond-
heidssituaties in landen of regio\'s kan
alleen door de officiële dierenarts
plaatsvinden. Dit kan ook een prakti-
cus zijn, wanneer deze door de
Competente Autoriteit is aangewe-
zen.

De algemene mening is dat alles wat te
maken heeft met dierbehandeling en
gezondheidsproblematiek op bedrij-
ven in de eigen praktijk, de taak is van
de geregistreerde prakticus.

De grote verschillen in systemen en
opvattingen in de verschillende lidsta-
ten maakt de vorming van een uni-
forme mening erg moeilijk. Toch pro-
beert het bestuur van de EASVO om
samen met de UEVP (Europese prak-
tici) tot een gezamenlijk standpunt te
komen.

EASVO-resoluties in de afgelopen
jaren

Na een aantal resoluties doorgenomen
te hebben, die door de EASVO aan de
FVE zijn aangeboden met de bedoe-
ling deze onder de aandacht van de
EU-Commissie te brengen, werd vast-
gesteld dat er weinig is veranderd in
die zaken waarover wij ons zorgen
maakten. Door een der vice-voorzit-
ters van de FVE, C. 0\'Brien-Lynch, is
een overzicht gemaakt van alle FVE-
resoluties van de laatste jaren. De
EASVO zal trachten uit te vinden of
haar resoluties wel ooit bij de EU-
Commissies zijn beland en zal ze zo
nodig in eigen land onder de aandacht
van de Brusselse vertegenwoordigers
brengen.

FVE-rapport Modernisering Vlees-
keuring

De algemene mening is dat dit rapport
van een goede visie getuigt. De verte-
genwoordigers van de zuidelijke lan-
den hebben echter met een aantal
ideeën grote problemen. Stmikel-
blokken zijn: selectie slachtdieren door
de veehouder, ante-mortem keuring en
andere taken door keurmeesters.

Welzijn dieren

In november 1993 heeft de FVE een re-
solutie aanvaard over diertransporten.
EASVO vraagt de FVE nu weer om er
bij de Commissie op te blijven aandrin-
gen dat de onteer-richtlijn wetskracht
krijgt. Nu worden dierenartsen er op
aangesproken hier niet in geïnteres-
seerd te zijn en geen standpunt te heb-
ben. Wij zullen moeten tonen de vaak
voorkomende wantoestanden niet te
accepteren en limitering van rijtijden
en afstanden te steunen. Van de dieren-
arts wordt in dit geval activiteit ver-
wacht en geen afwachtende houding
tot de politici oplossingen aanvoeren.
Dit gaat veel te lang duren.

ANIMAL WELFARE WORKING GROUP VAN DE FVE

VERGADERING GP 4 APRIL 1995 IN SEVILLA

The standing Committee on the
Welfare of Animals kept for
Farming Purposes

De commissie kampt met een enorm
geldgebrek. De EU stelt zo weinig
geld ter beschikking dat de secretari-
aatskosten niet gedekt worden. Er zal
naar sponsors gezocht moeten wor-
den als men wil blijven vergaderen.

Aanbevelingen voor gehouden pluim-
vee

Een derogatie is gevraagd door
Frankrijk voor het chirurgisch castre-
ren van hanen, het \'kapoen\'. In som-
mige delen van Frankrijk en België
wordt dit nog gedaan.

Concept aanbevelingen voor gehou-
den eenden

Gediscussieerd is over de vraag of het
noodzakelijk is dat eenden open water
ter beschikking hebben om zich te
\\vassen of dat nippels voldoende zijn.
Het bedrijfsleven pleit uit hygiëni-
sche motieven voor alleen drinknip-
pels. De leden van de werkgroep zul-
len informatie inwinnen voor de voor-
zitter, die de volgende vergadering
van de Standing Committee zal be-
zoeken.

Opgemerkt is dat de snavel van de
eend veel gevoeliger is dan van de
kip, zodat snavelbranden niet getoler-
eerd kan worden.

Concept aanbevelingen voor gehou-
den struisvogels

De vraag is gesteld of het moet wor-
den verboden dat deze dieren gehou-
den worden in Europa. In de meeste
landen is het klimaat te vochtig.
Omdat er veel bedrijven in een aantal
landen zijn, werd het als niet prak-
tisch gezien om nu nog op een verbod
aan te dringen. Beter is het om de wel-
zijnsaspecten goed te controleren.
Veel bedrijven verkeren economisch
in een slechte situatie. Een verant-
woorde bedwelming voor het slach-
ten wordt niet vaak uitgevoerd.

Concept aanbevelingen voor gehou-
den fazanten

De werkgroep vindt het fokken van
fazanten voor de jacht niet te tolere-
ren. Het verbod hierop in Nederland
wordt zeer gewaardeerd.

Onnodige operatieve ingrepen bij ge-
zelschapsdieren

De weerstand tegen het couperen van
oren en staarten van honden lijkt af te
nemen. Fokverenigingen in verschil-
len Europese landen zijn voorstan-
ders. Dierenartsen voeren de ingrepen
nog regelmatig uit. In Engeland mag
het ook door niet-dierenartsen uitge-
voerd worden. In het Engelse
Parlement is geen meerderheid te vin-
den om deze ingrepen te verbieden.
De werkgroep en de FVE zijn abso-
luut voor een verbod.

Zwerfdieren

In Zuideuropese landen en speciaal in
Italië, vormen zwerfhonden een groot
probleem, omdat een wet het euthana-

-ocr page 177-

seren van deze dieren verbiedt. Hier-
door moeten ze worden onderge-
bracht in overvolle armoedige asiels,
hetgeen weer een welzijnsprobleem
creëert. Portugal brengt in de vol-
gende vergadering ideeën voor regis-
tratie en identificatie naar voren. Het
was niemand bekend of elektrokutie
van deze dieren nog ergens wordt toe-
gepast.

Exotische dieren gehouden als huis-
dier

Een nieuwe Conventie voor het
Welzijn van Gezelschapsdieren zal in
1997 ondertekend kunnen worden.
Hierin wordt aan dit probleem aan-
dacht besteed. Frankrijk en Italië heb-
ben de vorige Conventie nog steeds
niet geratificeerd.

Diertransporten

De ministers van Landbouw hebben
op een aantal punten overeenstem-
ming bereikt;

- Registratie van transportmiddelen.

- Certificering van chauffeurs.

- Invoering van rijschema\'s.

- Inrichting van aflaad- en rustplaat-
sen.

Voor 1997 wordt geen overeenstem-
mi ng verwacht over maximum rijtij-
den. In Engeland en Ierland zijn nu
maximum rijtijden ingevoerd. In
Ierland wordt dit gesteund door de
vervoerders.

De Franse overheid weigert transport-
certificaten af te geven, behalve voor
Italië. Van dit land worden de zendin-
gen teruggestuurd zonder deze certifi-
cering. Andere landen schijnen dit te
accepteren. Hierdoor kunnen er ook
geen rijschema\'s worden opgesteld in
Frankrijk.

Nationale berichten

Denemarken Nieuwe wetgeving is op
komst voor het houden
van pelsdicren. Het trans-
port van kalveren, be-
stemd voor mestkalveren-
bedrijven in Nederiand,
ondervindt bij het publiek
steeds meer weerstand. In
Denemarken en Duitsland
is het separaat mesten van
kalveren verboden.

Duitsland Minimum eisen voor het
houden van reptielen en
andere exotische dieren
worden binnenkort van
kracht.

Ierland Tijdens een storm in de
Golf van Biskaje zijn 70
runderen omgekomen,
die per schip naar Sa-
oudie-Arabië werden ge-
transporteerd. De Ierse
regering heeft export van
levende dieren via het
Suez-kanaal verboden.

Spanje In 12 van de 17 regionale
regeringen zijn regels
voor dierenwelzijn aan-
genomen. Het stierege-
vecht blijft hierbuiten.

Nederiand De Raad voor de Dieren-
aangelegenheden is in-
gesteld. Het transport
van wrakke dieren is ge-
regeld. HetANIMO-sys-
teem, dat misschien ooit
nog operatief wordt,
moet zo aangepast wor-
den dat welzijnscontro-
les ingevoerd kunnen
worden. Het houden van
vossen voor bontproduk-
tie is verboden. Lee-
wieken van kippen vindt
alleen nog plaats in de
hobbysfeer. Ondanks het
feit dat Nederiand de
Conventie heeft gete-
kend, vindt het verwijde-
ren van de sporen van
fokhanen nog op grote
schaal plaats. Gebeurt dit
niet, dan dient zich een
welzijnsprobleem bij
fokhennen aan.

Italië Noodslachtingen op de

boerderij onder veteri-
nair toezicht zijn nu toe-
gestaan. Dierenartsen,
veehouders en consu-
menten proberen geza-
menlijk welzijnsregels
op te stellen voor de in
dat land zich sterk uit-
breidende intensieve
veehouderij.

Noorwegen De neiging om steeds
minder, maar grotere
slachthuizen in stand te
houden, is veriaten.
Nieuwe kleine abattoirs
worden nu gebouwd, zo-
dat slachtdieren niet
meer over grote afstan-
den vervoerd moeten
worden.

Finland Een wet bepaalt dat run-
deren altijd de mogelijk-
heid moeten krijgen om
te grazen. Pelsdieren-
houderij is toegestaan,
maar onder zeer streng
toezicht.

Zweden De Zweedse Dierenarts-
enorganisatie heeft ge-
pleit voor een betere op-
leiding in dierenwelzijn
voor dierenartsen.

Engeland In the Veterinary Record
zijn artikelen verschenen
waarin het ongerief van
de verschillende metho-
den van het couperen
van staarten, het castre-
ren van lammeren en het
snavelbranden bij kal-
koenen wordt vergele-
ken. Een opinie-onder-
zoek heeft opgeleverd
dat 80% van de eigena-
ren van honden tegen het
couperen van staarten is.

Resoluties

De volgende resoluties zijn aangebo-
den aan de FVE en door de Algemene
Vergadering aangenomen:

Resolutie 1

De Animal Welfare Working Group
van de FVE veroordeelt het fokken van
vogels speciaal voor de jacht en juicht
de pogingen van de Nederiandse rege-
ring om deze activiteit uit te bannen, toe.

Resolutie 2

De Animal Welfare Group van de FVE
is van mening dat het beter is onge-
wenste huisdieren op een menselijke
wijze te euthanaseren, nadat deze die-
ren een redelijke kans hebben gehad
om herplaatst te worden bij een nieuwe
eigenaar. De groep verkiest boven-
staande werkwijze boven een misera-
bel verblijf van deze dieren tot hun na-
tuurlijke dood in overvolle kennels,
onder vaak slechte condities. Dieren
die hergeplaatst worden kunnen het
beste worden gecastreerd.

Resolutie 3

De Animal Welfare Working Group
van de FVE vraagt de Commissie om
alle subsidies die gebaseerd zijn het
vervoeren van levende dieren over
een grote afstand, stop te zetten.

J. Minderhoud

-ocr page 178-

De nu al tien jaar oude problemen
rond bovine spongiforme encefalopa-
thie (BSE) hebben wereldwijd de aan-
dacht gevestigd op een groep over-
draagbare aandoeningen die men
tegenwoordig veelal prionziekten
noemt. Deze ziekten hebben geleid tot
veel onderzoek, waarbij vragen rond
de aard van het causale agens en onze-
kerheid rond de mogelijkheden van
overdracht, zowel tussen individuen
van één soort als tussen soorten, cen-
traal stonden. Het onderzoek heeft in-
drukwekkende resultaten opgeleverd,
maar heeft nog maar een deel van de
gestelde vragen kunnen beantwoor-
den. Het heeft met name de bezorgd-
heid ten aanzien van de volksgezond-
heid niet weg kunnen nemen.

In ons land is het onderzoek ten aan-
zien van de bij dieren voorkomende
prionziekten geconcentreerd bij het
ID-DLO, in onderdelen participeert
eveneens het RIVM. Bij potentiële
zoönosen zoals SE kan uitwisseling
van informatie en samenwerking tus-
sen medische en veterinaire deskundi-
gen bij het onderzoek beide groepen
verder helpen. Om een dergelijke ont-
wikkeling te bevorderen vond op 8 fe-
bmari 1996 een wetenschappelijke
bijeenkomst plaats met als thema:
Prionziekten van mens en dier en
hun relevantie voor de bloedtrans-
fusie.
Deze bijeenkomst, georgani-
seerd door het Centraal Laboratorium
van de Bloedtransfusiedienst van het
Nederiandse Rode Kmis (CLB) en het
ID-DLO, werd gehouden in het
nieuwe auditorium van laatstge-
noemde organisatie in Lelystad. Ruim
100 deelnemers woonden deze inte-
ressante bijeenkomst bij.

Tijdens de ochtendzitting besprak drs.
B.E.C. Schreuder (ID-DLO) alge-
mene aspecten en hypothesen rond het
causale agens. Scrapie is van oudsher
het model voor prionziekten. De
meeste onderzoekers menen dat het
agens geen virus kan zijn, ondermeer
omdat nog niemand er in geslaagd is
op overtuigende wijze aan te tonen dat
het nucleïnezuren bevat. De prionhy-
pothese, die stelt dat ziekte een gevolg
is van een conformatieverandering
van normaal eiwit onder invloed van
een spontaan ontstane of geïntrodu-
ceerde isoform van dat eiwit, vindt
meer en meer ondersteuning, hoewel
ze nog niet als bewezen geldt.
Dr. M.A. Smits (ID-DLO) besprak
moleculaire en genetische aspecten
van prionziekten. Bij mensen en scha-
pen predisponeert de aanwezigheid
van bepaalde mutaties in het gen dat
voor het prioneiwit codeert (het PrP-
gen) voor het krijgen van prionziekte.
Transgene muizen waarin een hamster
PrP-gen is ingebracht, zijn gevoelig
voor aan hamsters geadapteerd scra-
pie-agens, terwijl zogenaamde nul-
muizen waarin het PrP-gen is gedele-
teerd, ongevoelig zijn voor scrapie.
Drs. L.J.M. van Keulen (ID-DLO) be-
sprak de diagnostiek van scrapie en
BSE. Immunohistochemische tech-
nieken die gebmik maken van pepti-
den waarvan de aminozuurvolgorde is
afgeleid van het PrP-gen, hebben de
diagnostiek sterk vereenvoudigd. Het
agens is niet alleen aan te tonen in het
centrale zenuwstelsel, maar ook in pe-
rifiere lymfoïde organen van zieke
schapen.

Dr. W.A. van Gooi (AMC) besprak
klinische en pathologische aspecten
van prionziekten bij de mens, met
name de ziekte van Creutzfeldt-Jakob
(CJD) en erfelijke vormen daarvan.
In zijn tweede voordracht belichtte
drs. B.E.C. Schreuder de transmissie
van scrapie en BSE, onder andere in
experimentele modellen. Er is geen
associatie tussen het voorkomen van
scrapie bij schapen en dat van CJD bij
de mens. Bij overdracht van een
prionziekte uit de ene diersoort naar
een andere constateert men de zoge-
naamde soortbarrière. In de eerste
passage is de incubatietijd sterk ver-
lengd, bij verdere over-entingen
neemt ze af Een hypothese ten aan-
zien van het ontstaan van BSE luidt
dat het gaat om een van schapen af-
komstig scrapie-agens dat de soort-
barrière kon passeren en vervolgens
via destructiemateriaal gerecirculeerd
werd in de mndveestapel. Het optre-
den van SE bij katten in Engeland,
veroorzaakt door een agens dat in
dierproeven niet te onderscheiden is
van het BSE-agens, suggereerde dat
BSE een groter verspreidingspoten-
tieel had dan scrapie en was reden tot
zorg voorde volksgezondheid. De uit-
gebreide maatregelen die genomen
zijn om het risico voor de mens te be-
perken worden door sommigen nog
steeds niet voldoende geacht.

PRIONZIEKTEN BIJ MENS EN DIER

In de middagzitting, die plaatsvond
onder voorzitterschap van prof dr.
E.J. Ruitenberg (CLB), lag het zwaar-
tepunt bij CJD en de risico\'s van
bloedtransfusie.

Mevrouw drs. D.P.W.M. Wientjes
(EUR, Epidemiologie) besprak een
studie in vijf Europese landen over de
epidemiologie van CJD, waarbij ook
naar risicofactoren is gekeken. In
1993 en 1994 werd in alle deelne-
mende landen 0,5 tot 1,0 geval per
miljoen inwoners per jaar geconsta-
teerd. Er zijn geen aanwijzingen voor
een toename in het Verenigd
Koninkrijk. Meta-analyse van 178
CJD-gevallen en \'matched controls\'
leverde verder geen aanwijzingen
voor een verband tussen het voorko-
men van CJD en bloedtransfusies.
Dr. H.L. Zaaijer (CLB/AZVU) ging
hier nader op in. Hij stelde dat er ei-
genlijk maar één mogelijkheid is om
het risico van verspreiding door
bloedtransfusie te beperken, namelijk
het uitsluiten van donoren die op
grond van hun familie-anamnese ge-
predisponeerd lijken te zijn. Dit is
moeilijk omdat men onder meer af-
hankelijk is van vrijwillig verstrekte
informatie. Ook in de literatuur is
geen geval van CJD te vinden dat
wordt toegeschreven aan bloedtrans-
fusies. Transfusies, waarbij bloed
werd gebmikt van donoren, die later
CJD kregen, hebben nooit aanleiding
gegeven tot CJD.

De belangrijkste conclusies luidden
dat bij de mens alleen iatrogene trans-
missie een rol speelt, dat overdracht
van het agens van CJD via bloed of
bloedprodukten zeer onwaarschijnlijk
is en dat screening van bloed en inacti-
vering van een eventueel aanwezig
agens in bloed en bloedprodukten niet
mogelijk zijn. Verschillende aanwezi-
gen betwijfelden de mogelijkheid de
uitsluiting van risico-donoren weten-
schappelijk te onderbouwen.
Er zijn voorstellen in voorbereiding
om de transmissie van SE met bloed
en bloedprodukten verder te bestude-
ren in een schapenmodel.

Dr. J. G. van Bekkum

-ocr page 179-

Het lams Ronde Tafelgesprek
wordt mogelijk gemaakt door
ondersteuning van de firma
lAMS Pet Food International
Inc. De deelnemers aan het
Ronde Tafelgesprek spreken op
persoonlijke titel over een on-
derwerp dat direct of zijdelings
met gezelschapsdieren te maken
heeft.

\'Vertrouwen is
goed, maar con-
trole is beter,\'
luidde een ge-
liefde uitspraak
van Wladimir
Iljitsch Lenin.
Met die opvat-
ting werd hij niet
alleen de vader van de Russische revolu-
tie, maar lijkt hij tevens de vertolker van
de roep om kwaliteitscontrole, die me-
nig organisatie op dit moment in de ban
houdt. Ooit waren toegang tot beschik-
baarheid van grondstoffen, distributie,
technologie of kennis beslissend voor
het welslagen van een onderneming. Op
dit moment lijkt slechts de mate waarin
men de klant op het netvlies heeft, door-
slaggevend te zijn voor succes. Het om-
schakelen van een produktgerichte naar
een klantgerichte organisatie is de doel-
stelling die menig bedrijf zich heeft ge-
steld. Een ijzeren greep op de geleverde
kwaliteit vormt daarbij een onmisbare
schakel. Op zo\'n moment komen de
woorden van Lenin goed van pas.
En zoals water naar het laagste punt
vloeit, dringen dit soort opvattingen uit-
eindelijk door tot in de kieren van elke
maatschappelijke eenheid. Ook zelf-
standige beroepsbeoefenaars en hun or-
ganisaties kunnen niet langer afwach-
tend aanleunen tegen eigen des-
kundigheid of ambachtelijkheid. Ook
zij dienen de klant te overtuigen van hun
kwaliteiten op straffe van veriies van
hun marktaandeel.

Als overkoepelende organisatie heeft de
KNMvD deze ontwikkeling opgepikt
en is recent met plannen gekomen om
kwaliteitsnormen voor dierenartsen-
praktijken op te stellen. Een onafhanke-
lijke instantie kan worden geraadpleegd
om de praktijk te beoordelen op basis
van de Kwaliteitsrichtlijn voor Dieren-
artsenpraktijken.

De maatschappij ziet vele argumenten
om deze externe beoordeling actief te
propageren. Zo komen er steeds meer
kritische consumenten, die niet alleen
als eigenaar van een ziek dier be-
schouwd willen worden, maar die ook
veeleisender geworden zijn op het ter-
rein van welzijn, veiligheid of een trans-
parant prijsbeleid. Inspraak eindigt niet
langer bij de deur van de behandelka-
mer. Tegelijkertijd is de eigenaar-cliënt
doorgaans slechts gedeeltelijk op de
hoogte van wat hij mag verwachten. Een
betere communicatie kan deze kloof
helpen dichten. Ook de overheid rukt
steeds meer op in de richting van de die-
renarts met eisen ten aanzien van de-
structie, keuringen, afvalverwerking en
milieu-eisen. De recente ARBO-wet is
hiervan een voorbeeld. Tenslotte roeren
de afnemers van de produkten in de
landbouwhuisdierensector zich in toe-
nemende mate. De export van dieriijke
produkten wordt moeilijker. Schaal-
vergroting, een hoge dierdichtheid, een
kwetsbare infrastructuur en toenemende
concurrentie maakt dat afnemers steeds
hogere eisen aan de kwaliteit kunnen
stellen. Procesbewaking en ketenbe-
heersing zijn hier de trefwoorden, waar-
mee aan de deur van de dierenarts wordt
gerammeld. Kortom, de buitenwereld
mengt zich steeds actiever in diens doen
en laten.

Met de Kwaliteitsrichtlijn zijn nu nor-
men vastgelegd over taak en functie van
de dierenarts, de externe communicatie,
inrichting van praktijkmimten, apo-
theekbeheer, archivering, hygiëne, vei-
ligheid, afvalbeleid, klachtenbeleid en
het laten toetsen van dit geheel. Op basis
van deze criteria kan een praktijk zich
laten certificeren.

Ondanks alle argumenten wekt de
nieuwe hondepenning aan de praktijk-
deur in het veld nog steeds gemengde
gevoelens op, zo blijkt uit het tweede
lams Rondetafelgesprek in het stijlvolle
restaurant Wilhelminapark in Utrecht.
Op uitnodiging van de Hoofdredactie
van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde en lams Pet Food International
Inc. delen een medewerker van Saab
Nederiand, de voorzitster van de
Nederiandse Labrador Vereniging, drie
dierenartsen en een kwaliteitsdeskun-
dige unaniem een grote hang naar goede
kwaliteit. Al blijkt de invulling daarvan
gedurende het gesprek uiteen te lopen.

DE KLANT OP HET NETVLIES

Bij binnenkomst lijkt erin eerste instan-
tie slechts op één punt een marginaal
verschil te bestaan. Er blijkt een roker in
het gezelschap. Voor de verblufte bui-
tenstaander ontspint zich direct een felle
discussie over de kwalijke gevolgen van
roken voor een papegaai met astma. Het
bewijs hoe hoog de kwaliteitseisen in de
diergeneeskunde inmiddels zijn opge-
schroefd. Het bewijst ook dat een dis-
cussie over kwaliteit een wegenplan is
met vele zijstraten. Want wat is kwaliteit
bij de dierenarts?

Fokke Koster (Manager Dealer
Development Saab Nederiand) houdt
zich onder andere bij de B.V. Auto
Import Maatschappij bezig met de kwa-
liteitsbewaking van de Saab organisatie,
een raspaard onder de automerken.
Bovendien is hij een fervent hondenlief-
hebber. Deze combinatie heeft hem aan
de dis gebracht. \'Ik zie enorme verschil-
len tussen de vijf a zes dierenartsen in
mijn regio. De een is boers en scheldt
klanten de huid vol omdat ze hun hondje
te vet mesten. De ander behandelt de
hond als gezinslid. Vooral die aanpak
associeer ik met kwaliteit.\'
\'Ik ook,\' beaamt mevrouw Roswitha
Buytendijk geheel voorspelbaar als
voorzitster van de Nederlandse La-
brador Vereniging. \'Voor veel mensen
is hun hond toch hun beste vriend. Een
in mijn ogen goede dierenarts koppelt
deskundigheid aan inlevingsvermogen
voor het verdriet en de bezorgdheid van
de eigenaar. Een dierenarts moet affec-
tie voor het dier kunnen opbrengen. Een
menselijke invulling en een betere scho-
ling op rasspecifieke problemen zouden
wat mij betreft wenselijk zijn. In de
praktijk valt die kennis vaak nog tegen.
Maar ja, er zijn ook zoveel rassen met
zoveel rasgebonden gezondheidspro-
blemen. Kwaliteit is voor mij een verbe-
tering van deze elementen.\'
Een zucht aan tafel lijkt de bevestiging
dat het stadium van plichtplegingen en
beleefdheden is genomen. Bart de
Leeuw, prakticus in Amsterdam en di-
recteur van de Amsterdamse Spoed-
kliniek voor Dieren: \'Kwaliteit wordt
bepaald door de zwakste schakel.
Daarom moetje naar alle elementen kij-
ken en niet alleen naar de outillage, de
uitrusting, de vakkennis of hoe aardig of
bokkig iemand met mensen omgaat.
Alle aspecten van de kwaliteitsvoering
tellen. Hoe die overkomen hangt volle-
dig af van de kwaliteitsperceptie van de
klant en dat valt vaak nauwelijks te me-
ten. Als mensen met hun huisdier voor
de jaariijkse injecties in mijn praktijk
komen, luister ik altijd even naar het

-ocr page 180-

hart. Nou, hoeveel commentaar ik dan
krijg. Ik kom alleen maar voor een
prikje, roept een aantal dan al snel.\'
Hij krijgt bijval van collega Richard
Nap van lAMS Pet Food, die jarenlang
als specialist Chirurgie der
Gezelschapsdieren verbonden was aan
de Universiteitskliniek in Utrecht.
\'Precies, over kwaliteit kun je totaal ver-
schillend denken. Het heeft alles te ma-
ken met het verwachtingspatroon van de
eigenaar. Ik kwam mensen tegen die
duidelijk ongewild in een dure specialis-
tische kliniek zijn terecht gekomen. Hun
vraag was, wordt mijn kat beter of niet,
maar ze bedoelden te zeggen: ben ik
voor 100 gulden klaar, anders laat ik
hem liever inslapen. Je kunt dus als die-
renarts hele goede kwaliteit leveren
door in bepaalde gevallen te adviseren
om het dier in te laten slapen. Ik denk dat
het de kunst van de generalist moet zijn
om met generale ogen naar een pro-
bleem te kijken. Kwaliteit kun je dus
niet definiëren zonder de wens van de
eigenaar te kennen. Meer keuzemoge-
lijkheden betekent niet dat je ze ook al-
lemaal moet benutten.\'
\'Ho, ho.\' Het mogelijke verschil in den-
ken wordt meteen gedemonstreerd door
Bart de Leeuw. \'Die opvatting gaat me
te ver. Dat betekent een optimale en een
sub-optimale zorg. Dat stelt wel erg
hoge eisen aan de ethische flexibiliteit
van de dierenarts.\'

\'Het is niet anders,\' constateert Lisette
Overduin, dierenarts-specialist Inteme
Geneeskunde en tevens hoofdredac-
tielid, \'teveel wordt nog uitgegaan van
onze betrokkenheid en inzet. Mensen
komen met een gewonde duif of cavia
aan de deur en denken dat wij hem wel
beter zullen maken. Niemand denkt dan
aan de kosten. Al onderschrijf ik wel de
conclusie dat dierenartsen de tijd moe-
ten nemen, vriendelijk moeten zijn en
goed moeten luisteren. Dan hebben we
al een heleboel bereikt.\'
\'Alleen hoe meet je dat? Eén klant per
zeven minuten of één klant per halfuur?
Wat is kwaliteit?\' Fokke Koster zit in-
middels met opgetrokken schouders.
Langzamerhand keren alle blikken zich
in de richting van de kwaliteitsdeskun-
dige Sander Bremmers, die namens de
Stichting Certiked het land door raast
om de toetsing van het kwaliteitssys-
teem op zich te nemen. Op grond hier-
van beoordeelt een onafhankelijke com-
missie over certificatie. Zou hij het
weten?

Een droog kuchje en dan gaan de leer-
boeken open. \'Kwaliteit heeft te maken
met het vermogen om overeengekomen
en vanzelfsprekende behoeften te kun-
nen bevredigen. De vanzelfsprekend-
heid is gelegen in het feit datje eigenaar
bent van het dier en daar bepaalde affec-
tieve waarde aan hecht. Dus je wilt met
respect behandeld worden. Overeen-
gekomen slaat op het vertrouwen dat je
hebt in het diploma van de dierenarts en
met vermogen wordt gedoeld op de per-
soon van de dierenarts zelf Is hij bij
machte de situatie zo in zich op te nemen
dat hij alle factoren kan combineren in
diensten cn handelingen, die de be-
hoefte van eigenaar en dier in kwestie
kunnen bevredigen en is hij daarnaast in
staat als ondememer zijn praktijk op
orde te houden?\'

Dergelijke, zonder enige hapering uit-
gesproken volzinnen kunnen slechts in
stilte worden geconsumeerd. Het duurt
even voordat dc eerste wenkbrauwen
omhoog gaan. \'Goed en daarvoor krijgt
de dierenarts een kwaliteitscertificaat.
Maar als de perfecte dierenarts gisteren
zwaar heeft gedronken, zullen zijn pres-
taties daaronder lijden. Kwaliteit is dus
geen statisch iets, maar aan schomme-
lingen onderhevig?\'

\'De kwaliteitscontrole in het kader van
de certificatie is gestoeld op de bedrijfs-
voering en niet op het feitelijke veteri-
naire handelen. Wij kijken of de om-
standigheden zodanig zijn ingericht dat
iemand zijn werk goed kan doen,\' legt
Bremmers uit. \'Het is heel moeilijk om
iets van het diergeneeskundig handelen
te zeggen, want dan tast je gelijk de per-
soon aan. Bovendien is het certificeren
van mensen heel moeilijk. Een persoon
is grillig, die kun je niet borgen of be-
heersen. Als je wilt waarborgen dat ie-
mand iets volgens een bepaalde stan-
daard doet, moet je naast de operatie-
tafel gaan staan of mee op visite. Dat is
natuuriijk niet haalbaar.\'
\'Maar wat is dan de objectieve meetlat.
Waar moet ik me door laten leiden?\',
vraagt mevrouw Buytendijk zich af
\'Het kopje koffie? De leestafel? De
leuke video? Hoe krijg je daar inzicht
in? Ik heb zelf al snel de neiging om de
specialist op te bellen. Voor veel rasge-
bonden gezondheidsproblemen kom je
uiteindelijk toch bij specialisten terecht
of dierenartsen die zichzelf op bepaalde
terreinen hebben toegelegd. Je bent als
klant erg afhankelijk van je dierenarts:
de één stuurt sneller door dan de ander.
Als klant krijg ik met dit certificaat op
dat punt ook maar weinig greep.\'
\'Is het niet zo, dat in een gecertificeerde
praktijk mensen ook anders met elkaar
omgaan? Dat je een soort sneeuwbalef-
fect krijgt naar andere elementen?,\'
vraagt Lisette Overduin zich af
\'Zeker, zeker,\' knikt Sander Bremmers.
\'Als je na een aantal weken als beoorde-
laar tcmgkomt bij een praktijk dan is
vaak in vier weken meer veranderd dan
in de voorgaande vier maanden. Dan
krijg je hele enthousiaste geluiden van:
nu weten we waar we op moeten letten,
wat beoordelen is en hoe je dat moet me-
ten. Dan zien ze plotseling het licht. Dan
realiseert men zich dat zwakke plekken
naar boven toveren niet bedoeld is om
mensen af te schieten, maar gewoon om
het niveau op te krikken.\'
Fokke Koster \'De ellende is dat kwali-
teitssystemen een verankering van pro-
cedures en standaards zijn. Ze hebben
niets met kwaliteit te maken. Als ik af-

-ocr page 181-

spreek om een belabberde service te le-
veren en elke klant te slaan, dan kan ik
daar bij wijze van spreken best ergens
een certificaat voor krijgen, mits ik het
maar consequent en systematisch doe.
Kwaliteitssytemen zijn een prima ma-
nier om te leren, te controleren of te eva-
lueren, maar het betekent niet per defini-
tie een kwaliteitsverhogend effect.\' \'Het
zegt niets over het uiteindelijke dierge-
neeskundig handelen,\' vult Bart de
Leeuw aan.

\' Daarvoor heb je meetbare doelen no-
dig,\' beaamt Koster. \'En dat vind ik het
grote verschil met de auto-industrie. Als
bij een auto een bepaald onderdeel kapot
is, is dat ook meteen de diagnose.
Daarop kun je een meldingsplicht door-
voeren, monteurs voor opleiden. Maar
wij hebben in 75 procent van de geval-
len bij het eerste consult geen sluitende
diagnose,\' aldus De Leeuw. \'Daarom
toetsen we dus ook alleen het vermogen
om kwaliteit te kunnen leveren,\' sputtert
Bremmers tegen. \'Maar er komt zeker
ook een tijd datje tot inhoudelijke doel-
stellingen komt. Alleen zijn we nog lang
niet zover\'.

Met het hoofdgerecht lijkt inmiddels
ook de scepsis uitgeserveerd te zijn. Bart
de Leeuw: \'We praten hier over het ver-
lenen van bepaalde kwaliteitskwalifica-
ties, waar de klant geen inspraak in
heefl. Het verienen van kwalificaties
aan de praktijk, de outillage of de proce-
dures geven een zeker aureool van: hier
zit het wel goed, terwijl er gelijktijdig
een volstrekte oen in die praktijk kan
staan.\' Mevrouw Buijtendijk: \'Abso-
luut.\' Sander Bremmers: \'De grootste
bepalende factor voor de kwaliteit is na-

tuuriijk de dierenarts. Maar de gemid-
delde Nederiandse dierenarts is er nog
lang niet aan toe dat je zijn deskundig-
heid certificeert. Dus maak je een stap in
het voorwaarde scheppende om zijn
diergeneeskundig handelen te onder-
steunen.\'

\'Degene die een goede omgeving creërt,
goede voorwaarden schept, geef je een
extra steun in de rug, maar degene die
het slecht doet geef je een stuk legitimi-
teit, waarachter hij zich kan verschuilen.
Dus je schiet er niets mee op\', zo wordt
inmiddels vanachter verschillende bor-
den geconcludeerd. \'Nee, nee, want het
certificaat staat niet op hetzelfde niveau
als het begrip kwaliteit. Dat zal ook naar
de klant goed gecommuniceerd moeten
worden. Het wil niet zeggen dat de arts
ook goed diergeneeskundig handelt\',
legt Bremmers nogmaals geduldig uit.
Eén van de aanwezigen merkt op dat de
certificering van de praktijk niet uitsluit
dat er toch een \'oen\' van een dierenarts
aanwezig is in die mooie praktijk. De
vraag is of dat wel naar buiten wordt ge-
bracht. Sander Bremmers neemt aan
van wel. Richard Nap: \'Een toetstings-
systeem met examens zoals dit momen-
teel voor de specialisten op nationaal en
Europees niveau is ingevoerd, is een
stap op de goede weg van de inhoude-
lijke toetsing van kennis en kunde (en
dus kwaliteit) van de individuele dieren-
arts. Maar, een hele knappe dierenarts
zonder adequate outillage kan ook weer
geen kwaliteit leveren aan zijn cliënten.\'
Bart de Leeuw: \'Impliceert een erkende
praktijk dat de rest niet erkend is?\'
Sander Bremmers: \'Dat neem ik aan.\'
Bart de Leeuw: \'Dan loopje dus het ge-
vaar dat iemand er wel degelijk een be-
paalde status aan kan ontlenen. Ik kom
toch temg bij mijn eerdere opmerking
dat een praktijk afhangt van de zwakste
schakel. Je kunt nog zo goed geoutil-
leerd zijn, maar als iemand zijn spullen
niet gebruikt ben je nog nergens.
Daarom investeren wij als spoedkliniek
zoveel in training en opleiding. Een fraai
geoutilleerde praktijk is leuk, als het ook
maar gebruikt wordt.\'
\'Hoe scheiden we als klant het kaf van
het koren? Daar gaat het om,\' meent me-
vrouw Buytendijk. \'Wie kan goed han-
delend optreden als je met een dood-
zieke patiënt komt? Wie weet zijn
apparatuur dan goed te gebmiken? Hoe
haal je die eruit. Dat is het kernpro-
bleem. Het is met dit certificaat het-
zelfde als met de campinggids. Die ver-
meldt of er een toilet of douche is, maar
niet of die hartstikke vies of kapot is. Je
zou ook een gids moeten hebben die

zegt of het schoon is en dat de boel
werkt.\'

\'Ik denk dat de roep om certificeren aan-
vankelijk meer uit de organisatie in de
landbouwhuisdierensector komt, dan
vanuit de particuliere klant\', conclu-
deert Lisette Overduin. \'Het komt van
afnemers van slachthuizen en varkens-
exporteurs. De vraag naar kwaliteit van-
uit bezitters van gezelschapsdieren is
veel minder gestructureerd. De normen
zijn nog volledig onduidelijk. Wat wil
de cliënt eigenlijk van zijn of haar die-
renarts? Wat vindt hij of zij goed?\' Bart
de Leeuw vult aan dat \'geslachte var-
kens aan een aantal duidelijk meetbare
criteria moeten voldoen. Net als bij de
kwaliteitsprodukten in de autcv- en dier-
voederbranche weet de consument wat
hij wil en waarop hij kan rekenen bij
aanschaf van een bepaald produkt. De
landbouwhuisdierensector werkt in be-
langrijke mate mee aan het leveren van
een produkt terwijl wij in de gezel-
schapsdierenpraktijk meer een service
of een dienst leveren. En voor dienstver-
lening is het begrip kwaliteit voor heel
veel mensen nog boterzacht. Dan heeft
een certificaat niet zoveel zin.\'
Tevreden plant hij zijn lepel in het
toetje.

\'Och, als we niet zelf waren begonnen,
had de Europese Gemeenschap het wel
geëist,\' luidt een laatste verweer. Sander
Bremmers snakt inmiddels naar een si-
gaar en verwenst alle papegaaien met
astma.

Clemens Graafsma

-ocr page 182-

Naar aanleiding van het antwoord op
de vraag die gesteld was in de rubriek
Actua van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde deel 121, januari
1996, aflevering 2, \'Anesthesie bij kei-
zersnede hond\', van de hand van prof.
dr. L.J. Hellebrekers, zou ik graag een
opmerking willen maken.
Sinds wanneer heeft epiduraal-anes-
thesie (EDA) geen plaats meer in de
anesthesie bij de keizersnede van de
hond? In de Manual of Anaesthesia for
Small Animal Practice (8) en in de
Clinics of North America (5) zelfs nog
als eerste genoemd.
Heeft de epiduraal-anesthesie nu ge-
heel afgedaan in Nederiand? Het lijkt
er wel op. Ook in onze tarievenlijst van
de KNMvD van 1 januari 1996 is, in
tegenstelling tot 1995, geen tarief meer
voor deze methode opgenomen. Dit al-
les stelt mij zeer teleur.
Het is immers zo dat met enige erva-
ring deze methode veilig, eenvoudig
toe te passen en goedkoop is (1, 2, 6).
Gedurende de laatste 25 jaar hebben
mijn collega en ik alle keizersneden bij
de hond onder dit anesthesie-protocol
uitgevoerd en met veel succes.
De negatieve invloed van EDA op de
hart- en longfunctie van het moeder-
dier in partu is nihil, uitgezonderd het
effect van de sedatie, waarvoor inder-
daad Thalamonal® c.q. methadon/
atropine de voorkeur geniet. Alhoewel
mij de dosering (I a 2 mg/kg) van het
methadon wel wat aan de hoge kant
voorkomt (3,6,7).

Een teef in partu is geen \'normale\'
hond, derhalve kan mijns inziens de
voorgestelde dosering van het metha-
don in dit specifieke geval minimaal
gehalveerd worden. Ook de per keizer-
snede geboren pups onder EDA ko-
men, om het eenvoudig te zeggen,
\'springend\' de utems uit.
Evenzo, bij alle andere ingrepen en
operaties caudaal van het diaphragma,
zoals abdominale operaties en ortho-
pedische ingrepen aan de achterhand,
is deze methode sterk aan te bevelen
(6), daar met de ons thans beschikbare
medicamenten een relatief veilige en
diepe antagoneerbare sedatie kan wor-
den verkregen, zodat de tegenstanders
geen enkele reden meer hebben om
deze methode in zijn geheel af te wij-
zen.

Zelfs de duur van epidurale analgesie
kan sterk worden veriengd door mid-
del van het gebruik van bupivacaïne
0.5% (Marcaïn®) in plaats van lido-
caïne 2% cum adrenaline, in dezelfde
dosering (6, 7).

En verder kan ik u mededelen dat in de
humane anesthesiologie de epidurale
(syn. spinale/lumbale) anesthesie in
sterk toenemende mate wordt toege-
past (4). Daar worden tegenwoordig
zelfs total hip operaties bij geriatrische
patiënten uitgevoerd onder EDA en te-
vens wordt de methode in de humane
gynaecologische praktijk veelvuldig
gebruikt (4).

Derhalve begrijp ik niet waarom de
EDA in onze professie in zo\'n slecht
daglicht is komen te staan. Niet alleen
in Nederland, maar ook bij de intema-
tionale associatie van veterinaire anes-
thesisten vindt de EDA geen enkele er-
kenning.

Alhoewel ik reageerde op een ant-
woord van prof dr. L.J. Hellebrekers
blijft mijn vraag nog steeds overeind:

EPIDURAAL- ANESTHESIE;

WAAROM NIET?

J.P. Vrij

LITERATUUR:

1. Clarke KW. Local Anaesthesia. In Manual
of Anaesthesia for Small Animal Practice.
BSAVA publication 1989; 75-81.

2. Hall LE. en Clarke KW. Veterinary
Anaesthesia 9th edition 1991; 316-20.

3. Haskins SH. Advantage and Guideline for
using agonist opoïd analgesics. The
Veterinary Clinics of North America;
Small Animal Practice. Opinions in Small
Animal Anaesthesia. Maart 1992; 22.2:
360-1.

4. Hegelsom JA. 1995; Persoonlijke medede-
ling.

5. Paddleford RR. Anaesthesia for cesarean
section in the dog. The Veterinary Clinics
of North America. Opinions in Small
Animal Anaesthesia. Maart 1992; 22.2:
48 M.

6. Schmidt - Oechtering GU. Proceedings
Fachtagung Anesthesie und Intensiv
Medizin. Giessen 1991; IX: 1-13.

7. Tennant B. Small Animal Formulary.
BSAVA publication. 1994; 23 en 95.

8. Waever BMQ. Anaesthesia for caesarian
section. In Manual of Anaesthesia for
Small Animal Practive. BSAVA publica-
tion 1989; 87-93.

EPIDURAAL-ANESTHESIE

De Stelling van collega Vrij, zoals ver-
meld aan het eind van zijn brief
\'EPI-
DURAAL ANESTHESIE; WAAR-
OM NIET?\'
had wat mij betreft mogen
luiden
\'EPIDURAAL ANESTHE-
SIE; ZEKER OOK!\'

Uit bovenstaande mag blijken dat on-
dergetekende van harte instemt met
het warme pleidooi dat collega Vrij
houdt voor het toepassen van de epi-
duraal anesthesie bij de hond.
De vraagstelling welke ten grondslag
lag aan de tekst aangaande de anesthe-
sie voor de sectio bij de hond, was pri-
mair welke alternatieven er zijn voor
de parentale anesthesie van de hond,
nu Hypnorm® niet meer beschikbaar
is. Dit heeft geleid tot het advies om
gebruik te maken van een sedatie met
methadon (in een dosering van 1-2
mg/kg, IM) samen met atropine. Dit is
inderdaad een hoge dosering metha-
don die wordt toegepast om, zonder
gebruik van acepromazine of droperi-
dol, toch een sedatief effect te bewerk-
stelligen. Hierdoor wordt het mogelijk
om de teef op een verantwoorde wijze
in rugligging te positioneren. Bij (zeer)
rustige dieren kan deze dosering zo
mogelijk worden veriaagd.

Het toepassen van epiduraal anesthe-
sie wordt in Nederland slechts door
een relatief klein aantal collegae (vaak
met veel enthousiasme) toepast.
Redenen hiervoor zijn niet direct aan
te geven, maar zijn waarschijnlijk voor
een belangrijk deel van historisch ka-
rakter. Feit is dat indien enige vaardig-
heid in de techniek wordt verkregen,
deze techniek met succes kan worden
toepast voor een scala aan ingrepen,
inclusief de keizersnede.
Een belangrijk verschil met de \'hu-
mane\' situatie blijft dat onze dier-pa-
tiënten een zwaardere sedatie moeten
ondergaan dan de humane patiënt.
Hierdoor worden er hogere eisen ge-
steld aan de sedatie en zijn ook de po-
tentiële bijwerkingen daarvan uitge-
sprokener. Concluderend kan worden
gesteld dat de epidurale analgesie ze-
ker niet \'in een zo\'n slecht daglicht is
komen te staan\'. Zowel in de Neder-
landse als in de intemationale \'veteri-
nair anesthesiologische\' wereld heeft
deze techniek de \'erkenning\' die wordt
verdiend.

Prof. dr. LJ. Hellebrekers
Afdeling Anesthesiologie
Gezelschapsdieren

-ocr page 183-

Congresseo en cursussen

Op 30 maart 1996 wordt de themadag
van de Groep Veterinaire Specialisten
(GVS) gehouden, met als titel\'
De die-
renarts-specialist en het niet gedo-
mesticeerde dier\'.
Deze themadag is
bedoeld voor dierentuindierenartsen,
dierenarts-specialisten en andere geïn-
teresseerde collega\'s. Dit thema is
mede met het oog op het officiële af-
scheid van collega Van Foreest van het
Ouwehands dierenpark gekozen. Dit
dierenpark is daarom ook de locatie
voor deze dag.

Na de voordrachten (15.30 uur) bestaat
de mogelijkheid tot een wandeling door
het park met op een aantal plaatsen uit-
leg over de veterinaire problematiek.
De dag wordt om 17.00 uur afgesloten
met een afscheidsreceptie van collega
Van Foreest \'in\' het aquarium.

Als u de themamiddag wilt bijwonen
kunt u zich tot 25 maart 1996 aanmel-
den door betaling van f 15,-- (inclusief
lunch) op Postbank-rekeningnummer
3005214 ten name van penningmees-
ter Groep Veterinaire Specialisten te
Zeist (houdt u s.v.p. rekening met de
verwerkingstijd van uw betaalop-
dracht). Voor eventuele meekomende
gezinsleden bedraagt de toegang
f 25,— (inclusief lunch). Deelname is
uitsluitend mogelijk door vooraanmel-
ding op bovengenoemde wijze.

■■ «s

THEMADAG GRDEP VETERINAIRE SPECIALISTEN

Deze GVS-themadag wordt mede mo-
gelijk gemaakt door Ouwehands die-
renpark en Ethicon.

Het programma (ontvangst 10.00 uur) ziet er als volgt uit:

Opening door àe. heer G. Baars (directeur Ouwehands dierenpark), drs. A. van Foreest (jubilaris) en dr. M.H. Boevé (voorzitter
GVS).

Prof dr. J.E. van Dijk:

Dr. S.J. Dieleman:

Dr. M.J.L. Kik:

Drs. G.H.A. Borst:

Prof dr. A.D.M.E. Osterhaus:

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard:

Dr. P. van Dijk:

Prof dr. L.J. Hellebrekers:

Prof dr. F. Németh:

Drs. B. Meij:

Drs. J.M.M. Comelissen:

Dr. F.C. Stades:

Drs. A. van Foreest:

De dierenarts-specialist tussen apekooi en dierreservaat.

Het monitoren van de voortplanting bij in gevangenschap en vrij in het wild levende dieren.

Chlamydiose bij vissende katten.

Toxoplasmose in de dierentuin.

Virussen van dierentuindieren.

Een rare eend op de agarplaat.

Zintuigelijk bekeken of digitaal bewaakt?

Anesthesie van exoten: een kunst of een kunde?

Operatie geslaagd, patiënt overleden.

Transfixatie in de vogelorthopedie.

Toekans houden; het belang van een goed management.

Oogafwijkingen bij Turkse beren.

Wie geen mes heeft moet met de tanden kluiven.

TIENDE LUSTRUM GROEP PLUIMVEEWETENSCHAPPEN

Op vrijdag 29 maart 1996 viert de Congrescentrum\'De Reehorst\'te Ede. veepralitijl< rond de eeuwwisseling\'.
Groep Pluimveewetenschappen op ge- Van 09.30 tot 17.15 uur is er een sym- De volgende sprekers komen achter-
paste wijze het tiende lustrum in posium met het thema
\'Pluim- eenvolgens aan het woord.

Drs. A.W. Udo, voorzitter van de KNMvD:

J.W.M. Sloot, Area Manager West-Europa en Amerika van Euribrid:

A.F.P. van Leeuwen, Produktschap voor Vee, Vlees en Eieren:

Dr. F.T.W. Jordan, Veterinary Pathology University of Liverpool:
Dr. A.L.J. Gielkens, hoofd afdeling Aviaire Virologie ID-DLO Lelystad:
Dr. P.J. Blaauw, longspecialist te Deume:

Prof dr. M. Korthals, hoogleraar Filosofie van de Landbouwuniversiteit
te Wageningen:

Opening symposium

Toekomstverwachtingen voor de pluimveehou-
derij en -industrie wereldwijd
De plaats van de Nederlandse pluimveehouderij
in de toekomst

Epidemiologie van pluimveeziekten
De nieuwe generaties vaccins en diagnostica
Gezondheidsproblemen bij pluimveehouders en
-dierenartsen

Welke veranderingen ondergaat een pluimvee-
houder persoonlijk?

-ocr page 184-

■I ■ M

Op dit symposium zijn naast de leden
van de Groep Pluimveewetenschap-
pen ook andere geïnteresseerde die-
renartsen van harte welkom. Tevens
zijn leden van de zusterorganisaties
WPSA, LOS en VPLC uitgenodigd.
Overige belangstellenden (bijvoor-
beeld pluimveehouders) kunnen dit
symposium eveneens bijwonen.
Voor leden en genodigden is er \'s
avonds (eveneens in de Reehorst te
Ede) vanaf 19.30 uur een feestavond
met buffet. Dankzij de band \'Colours\'
èn een gastoptreden van een bekend
entertainer belooft deze avond een
groot succes te worden!

Leden van de groep ontvangen voor
deze dag een persoonlijke uitnodiging.
Overige belangstellenden kunnen zich
aanmelden voor het symposium door
overmaking van f 50,— op bankreke-
ningnummer 38.52.40.996, ten name
van Groep Pluimvee, Diessen, onder
vermelding van Lustrum Symposium.

UITNODIGING VIAS-THEMAMIDDAG

\'COMPUTERTOEPASSINGEN IN DE DIERGEZONDHEIDS-
ZORG\'

VIAS is een studievereniging en staat
als afkorting voor Vereniging van In-
formatici werkzaam in de Agrarische
Sector. Anders dan de aanduiding
\'Informatici\' wellicht oproept, gaat het
niet alleen om een selecte groep infor-
maticadeskundigen maar veeleer om
de brede groep van gebmikers van in-
formatie en informatietechnologie, en
dat zijn we langzamerhand (nagenoeg)
allemaal. VIAS heeft dan ook meer
dan 500 leden, afkomstig uit onder-
zoek, onderwijs, vooriichting en be-
drijfsleven. Ook vanuit de diergenees-
kundige wereld zijn verschillende
mensen lid. VIAS organiseert jaarlijks
een symposium, geeft vijf keer per jaar
een informatief blad uit (Agro-
Informatica) en kent zogenaamde the-
mamiddagen, die geïnteresseerde le-
den de mogelijkheid bieden ont-
wikkelingen en toepassingen rond een
specifiek thema uit te wisselen en te"
bediscussiëren (frequentie bijeenkom-
sten één of twee maal per jaar).

Dit schrijven is bedoeld u uit te nodi-
gen om deel te nemen aan de thema-
middag \'Computertoepassingen in de
Diergezondheidszorg\'. De grote vee-
dichtheid en de enorme export van
Nederland stellen hoge eisen aan de
diergezondheidszorg. Dit vraagt
steeds meer om maatwerk. Om hier-
aan te kunnen voldoen, is het van be-
lang om te beschikken over goede ge-
gevens en - wat nog veel belangrijker
is - die gegevens dienen te worden
omgezet in relevante informatie.
Welnu, juist daar kan de computer c.q.
de informatietechnologie een belang-
rijk hulpmiddel bij zijn. Dat geldt zo-
wel voor de diergezondheidszorg op
individuele bedrijven als die op regio-
naal/nationaal niveau (besmettelijke

Bij voldoende belangstelling zal er
rond dit thema één of twee maal per
jaar een bijeenkomst worden georga-
niseerd. Voor nadere informatie kunt u
contact opnemen met de organisato-
ren, te weten Aalt Dijkhuizen (LU-
ABE), Joost de Veer (NCl) en Wim
Visscher(ATC). Het lidmaatschap van
VIAS is ƒ 45,-- per jaar. U kunt ter
plekke lid worden.

14.00 uur Opening en welkom - prof dr. ir. Aalt Dijkhuizen (LU-ABE); mid-
dagvoorzitter

14.10 uur Ir. Tjeert de Boer (PVE en secretaris Stuurgroep l&R-Varken):
Beleidsvorming rond l&R: stand van zaken en toekomstige ont-
wikkelingen

14.30 uur Ir. Helmut Saatkamp (LU-vakgroep ABE): Potentiële baten van
I&R in het kader van dierziektenbestrijding: een uitwerking
voor Klassieke Varkenspest

14.50 uur Dr. ir. Hans Wilmink (NRS): Opzet, organisatie en validatie van
de l&R-database voor melkvee

15.10 uur Pauze

15.40 uur Ir. Erik Kleinreesink (ATC): EDI-I&R: de communicatie tussen
boeren database

16.00 uur Forumdiscussie met de inleiders

16.45 uur Afsluiting, en inventarisatie van suggesties voor de volgende keer

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 reeds voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief
17,5% BTW). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die even-
eens nog voorradig zijn, met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995,1994,1993,1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op post-
rekening 511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \'Banden\' en
dejaargang.

dierziekten). Deze themamiddag richt
zich op de volle breedte van dit terrein
en zal voor de tweede keer worden ge-
houden op
dinsdagmiddag 23 april
1996
in de Leeuwenborch (zaal 64:
Hofsteezaal), Hollandseweg
1 te Wa-
geningen.

Thema tweede bijeenkomst: \'l&R in
de melkvee- en varkenshouderij\'

-ocr page 185-

■w « n

WACHTKAMER

Op 22 maart 1996 om 13.30 uur zal in
de Universiteitkliniek voor Gezel-

EREDOCTORAAT

Ter gelegenheid van haar 360e ver-
jaardag reikt de Universiteit Utrecht
vier eredoctoraten uit. Door de Facul-
teit der Diergeneeskunde is voor deze
titel prof. dr. N.C. Pedersen voorge-
dragen, onder meer vanwege zijn ont-
dekkingen van virussen bij de kat,
waaronder het katte-aidsvirus. Tij-
schapsdieren drs. F.G.M. Schellekens
zijn referaat \'Inrichting en functionali-
teit van de wachtruimte in de dieren-
artsenpraktijk\' presenteren onder
voorzitterschap van professor Gajen-
taan. Het referaat bespreekt de gege-
vens verkregen uit een enquête over
wachtkamers van Nederlandse dieren-
artsen in 1993. Dierenartsen die hun
wachtkamer willen opknappen of

dens de lustrumviering van de
Faculteit der Diergeneeskunde ter ere
van 175 jaar Diergeneeskundig
Onderwijs in Nederland, op 9 mei
1996, zal dit eredoctoraat aan
Pedersen worden uitgereikt. Deze ge-
beurtenis vindt plaats in de Domkerk,
Domplein te Utrecht.
Pedersen ontdekte in 1987 het feline
immunodeficiency vims, een virus dat
bij katten aids veroorzaakt. Dit virus
nieuw bouwen zijn bij deze presentatie
van harte welkom, vooral ook in de
discussie.

Tevens bestaat de mogelijkheid een
exemplaar van het referaat te bestellen
door overmaking van ƒ 25,— op bank-
rekeningnummer 15.07.49.791 (Rabo-
bank Utrecht) ten name van F.G.M.
Schellekens te Utrecht.

wordt veel gebruikt als model in het
aidsonderzoek bij mensen. Verder
heeft hij enkele belangrijke vindingen
op het gebied van infectieziekten van
de kat toepasbaar weten te maken voor
de diergeneeskundige praktijk. De
University of California bezit een aan-
tal patenten op uitvindingen van hem.
Sinds 1978 werkt de Faculteit der
Diergeneeskunde met Pedersen sa-
men.

PRIJS NEDERLANDSE VERENIGING VOOR BIO-ETHIEK

In 1993 is de Nederiandse Vereniging
voor Bio-ethiek (NVBe) opgericht.
Eén van de doelstellingen van de
NVBe is het stimuleren van de beoefe-
ning van de bio-ethiek in samenhang
met de wetenschap en samenleving.
De bio-ethiek houdt zich bezig met een
systematische reflectie op morele vra-
gen waartoe (nieuwe) ontwikkelingen
in de levenswetenschappen aanleiding
geven, in het bijzonder als zij maat-
schappelijke discussies veroorzaken.
In het licht van deze doelstelling heeft
de NVBe een prijs ingesteld, die om de
drie jaar wordt toegekend. Tijdens de
jaarvergadering van de NVBe op 14
juni 1996 zal de NVBe-prijs voor het
eerst worden uitgereikt.
Naar de prijs kunnen Nederlandse au-
teurs mededingen op basis van publi-
katies die betrekking hebben op het
aandachtsgebied van de bio-ethiek, dat
wil zeggen gezondheidsethiek, dier-
ethiek en natuurethiek. Het kunnen
manuscripten zijn die (nog) niet gepu-
bliceerd zin of die recent zijn versche-
nen.

De prijs heeft het karakter van een aan-
moedigingsprijs en bestaat uit een
geldbedrag van ƒ 5000,- te besteden
aan doeleinden die het onderzoek in de
bio-ethiek betreffen.
Het bestuur van de NVBe heeft voor
haar prijs een jury ingesteld, die uit drie
personen bestaat. De jury hanteert bij
haar beoordeling de volgende criteria:

- wetenschappelijke kwaliteit

- helderheid en toegankelijkheid van

stijl

- bijdrage aan de bio-ethische discussie

- belang voor het maatschappelijke de-
bat

- originaliteit en actualiteit.

Hoogleraren, leden van het bestuur
van de NVBe en leden van de jury zijn
van deelname uitgesloten.

Het bestuur van de NVBe nodigt be-
langstellenden uit naar deze prijs mee
te dingen. Belangstellende auteurs
worden verzocht hun publikatie, waar-
meezij willen mededingen, in drievoud
op te sturen naar het secretariaat van
de NVBe, postbus 20068, 3502 LB
Utrecht. De uiterste inleverdatum is
gesteld op 15
april 1996.

ROZEMONDPRIJS VOOR BAS STELTENPOOL

Beduusd en blij was Bas Steltenpool,
toen hij op 2 februari 1996 na de pre-
sentatie van zijn scriptie \'Dienaren van
Aesculaap en Mars, de militaire die-
renarts in Nederiands Oost-lndië\' to-
taal onverwacht uit handen van mr. J.
Rozemond de Rozemondprijs kreeg
aangeboden. Zoals bekend is dit fonds
door de familie in het leven geroepen
ter nagedachtenis aan Hendrik
Rozemond. Deze dierenarts was hoog-
leraar aan de veterinaire faculteit in
Utrecht met als leeropdracht de Relatie
Mens-Dier. Hij had een grote belang-
stelling voor de bestudering van de ve-
terinaire geschiedenis en was de eerste
voorzitter van het Veterinair His-
torisch Genootschap. Na zijn overiij-
den in 1991 is het Rozemondfonds op-
gericht met als doel het stimuleren van
de bestudering van de veterinaire ge-
schiedenis, vooral als dit door studen-
ten wordt uitgevoerd.
Geen wonder dat het bestuur van het

-ocr page 186-

fonds juist zijn oog liet vallen op deze
scriptie. Het betrof hier een uitste-
kende studie over een veterinair histo-
risch onderwerp en dan nog uitgevoerd
door een student.

De bijeenkomst werd ingeleid door
prof.dr. G.C.van der Weijden, die een
warm pleidooi hield voor de beoefe-
ning van de veterinaire geschiedenis.
Ook de scriptiebegeleider prof.dr.
J.M. V.M.Mouwen wees erop, dat juist
een vak als geschiedenis zo\'n belang-
rijke rol kan spelen bij de academische
vorming van de veterinaire student.
Drs. P.A.Koolmees besloot de geani-
meerde bijeenkomst met een uiteen-
zetting over de geschiedenis van het
historisch onderwijs aan onze faculteit
en over de toekomstplannen van dit
facet van het diergeneeskundig onder-
wijs.

Hcibaniu.uih«
Rounonllanl.

VETEKINAiR HISTORISCH GENOOTSCHAP

«f brrorderint 4t btotitnaif ita dc psduedcnu d*r dicriniMikuKlc
hccfidcKnpucpnj« im loctekcnd ua

de heer drs B. Steltenpool

voor sijt uhfüt inkcld:

Dienaren van Aesculaap en Man.
De Miliutrt-dierendm in NeäerUndi Oost-lndië.

UtnclM.2f«bnunl9M
Nmdcd* hn be*niiir vu bet Foeds,

E P. Oldenkamp

NIEUW PROEFBEDRIJF IN GEBRUIK

Eind december 1995 is het nieuwe
proefbedrijf voor de paarden- en pony-
houdcrij in Lelystad in gebruik geno-
men. De paarden van het oude proef-
bedrijf in Brunssum zijn verhuisd naar
hun nieuwe onderkomen in de
Flevopolder. Totaal komen er zo\'n
honderdvijftig paarden en pony\'s,
deels in open loopstallen, anderen in
individuele boxen met automatische
voederverstrekking.
Dagelijkse training gebeurt met twee
trainingsmolens van 40 meter door-
snede in stap, draf en galop. Voor de
eigen ruwvoedervoorziening heeft het
proefbedrijf de beschikking over 30
hectare grasland. Het onderzoek is ge-
richt op het voorkomen van kreupelhe-
den en luchtwegproblemen en op het
verbeteren van de vruchtbaarheid bij
paarden.

NIEUWE HUISSTIJL VOOR HET PRAKTIJKONDERZOEK
RUNDVEE, SCHAPEN EN PAARDEN

Vanaf 1 januari 1996 heeft het Prak-
tijkonderzoek een nieuwe huisstijl.
Daarmee wordt het samengaan van het
voormalige Proefstation en de Re-
gionale en Landelijke Onderzoek
Centra gestalte gegeven.

Vorig jaar zijn het Proefstation Rund-
veehouderij (met de Waiboerhoeve) in
Lelystad, de Regionale Onderzoek
Centra en Proefbedrijf De Marke (Gld)
één organisatie geworden. Ze zijn sa-
mengegaan onder de nieuwe naam
Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen
en Paarden, afgekort tot (wederom) PR.
De oude namen Proefstation (PR) en de

Regionale Onderzoek Centra (ROC\'s)
zijn verdwenen.
De locaties zijn nu:
Aver Heino

Proefoedrijf voor Oost-Nederland
Bosma Zathe

Proefl)edrijf voor Noord-Nederland
Cranendonck

Proeßedrijf voor Zuid-Nederland
Zegveld

Proefbedrijf voor IVest- en Midden-

Nederland

De Marke

Proefbedrijf voor Melkveehouderij en
Milieu

Waiboerhoeve

Omdat elk onderdeel haar eigen logo en
produkten had, heeft een commissie
zich beziggehouden met de totstandko-
ming van een verantwoorde nieuwe
huisstijl. Eind vorig jaar is besloten hoe
die huisstijl emit komt te zien.

-ocr page 187-

Door een inkrimping van het IKC-
Landbouw is een aantal taken overge-
gaan naar het Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden (PR). Deze
taken hebben vooral betrekking op de
technische en economische voorlichting
aan overheidsorganisaties, het bedrijfs-
leven en ondememers in de sectoren
mndvee, schapen, geiten, paarden en
loonwerk. Deze verandering is ingegaan
op I januari 1996.

VOORLICHTING EN PRAKTIJKON-
DERZOEK IN EEN HAND
De overgang van de IKC-taken naar het
PR betekenen een uitbreiding van het
dienstenpakket voor het PR. In het ver-
leden heeft het PR zich ook al bezig ge-
houden met de technische en economi-
sche vooriichting. Deze was toen sterk
gericht op de begeleiding van de regio-
nale Consulentschappen voor de Rund-
veehouderij. Door een reorganisatie zijn
die activiteiten rond 1987 op afstand ge-
plaatst. Intussen heeft het PR wel altijd
haar onderzoekresultaten verspreid via
de open dagen, bij excursies op de
Waiboerhoeve en de Regionale Onder-
zoek Centra, via themadagen en artike-
len in de landbouwpers en haar eigen
publikaties. Doordat een aantal deskun-
digen naar het PR overkomt kunnen de
voorlichtingsactiviteiten zich uitbrei-
den. De activiteiten zullen zich richten
op de wensen van de veehouder.
Organisaties die zich richten op de vee-
houders, zoals het dienstverlenende be-
drijfsleven, overheidsinstanties en on-
derwijs worden ook gezien als een
belangrijke doelgroep.
Inmiddels kan men voor vragen op de
volgende vakgebieden terecht bij de
deskundigen met hun telefoonnummer
(0320 - 293 doorkiesnummer).

- algemeen

Jan Ovinge (afdelingshoofd)

415

- bedrijfsuitmsting

Albert Pieters

508

- melktechniek en kwaliteit

Harm Wemmenhove

429

- voeding en voedermiddelen

Tjerk Boxem

428

- grasland en voedergewassen

Henk van Dijk

450

- bedrijfsmanagement

Eddy Teenstra

513

- databeheer

Ina Vink

517

- vooriichtingszaken

Herman Snoek

414

- kwaliteitscontrole onderhoud

melkinstallaties(KOM)

Peter Huijsmans

429

■ t--\'rii[iiffiiiiiiil-

MEER AANDACHT VOOR VOORLICHTING

NIEUWE AFDELING KENNIS EN INFORMATIE BIJ HET PR

doorkiesnummer

INFECTIEZIEKTEN

O

Canine Lyme disease in Belgium

J. Clement, D. van Dijck, M. Lauwe-
rys, D. Carey, T. van den Bogaard en
G. Bigaignon. The Vet. Ree. 1995;
136:244-7.

In dit artikel wordt de ziektegeschiede-
nis beschreven van twee honden in
België, die geleden zouden hebben aan
Lyme disease. Deze ziekte wordt ver-
oorzaakt door een spirochaet, namelijk
Borrelia burgdorferi en wordt door te-
ken (in onze streken
Ixodes ricinus ge-
noemd) van het ene individu naar het
andere (waaronder ook de mens) ge-
bracht.

Referaten

De ziekte bij de eerste hond begon met
slecht eten, gevolgd door paralyse van
de kaakmusculatuur. Na behandeling
met vitamine B trad herstel in. Twee
jaar later werden dezelfde verschijnse-
len opnieuw waargenomen met daarbij
locomotiestoomissen. De tweede hond
had eerst locomotiestoomissen. Ook dit
dier at moeilijk. De binnenzijde van de
dijen was dmkgevoelig. De lichaams-
temperatuur was te hoog (tot 39,9°C),
alsmede het totaal aantal leucocyten
(22.000 mm^). Ook bij dit dier duurde
het ziekteproces lang (zeven maanden).

De diagnose werd gesteld op grond
van het voorkomen van antilichamen
ten opzichte van Borrelia burgdorferi
zowel IgG als IgM, het niet voorko-
men van afweerstoffen tegen leptospi-
ren en lupus erythematosus en het ont-
breken van rheumatoïde factoren. Het
lukte niet om met behulp van PCR een
voor Borrelia burgdorferi typische se-
quentie van basen-paren te vinden.
De therapie bestond uit het geven van
antibiotica en van corticosteroïden.
Beide dieren herstelden klinisch.
Geadviseerd wordt honden steeds op
het voorkomen van teken te controle-
ren en ze zo mogelijk niet uit te laten in
streken waar deze potentiële vectoren
voorkomen.

J.P. W.M. Akkermans

DERMATOLOGIE

Wassen heeft geen invloed op
de genezing van huidschimmelin-
fecties

D J. Deboeren K.A. Moriello. Procee-
dings 1994: 38.

Sinds vele jaren wordt wassen als één
van de eerste maatregelen geadviseerd
bij dieren (voornamelijk katten) met
huidschimmel. Dit advies is voorna-
melijk gebaseerd op de ervaring dat de
dermatophytie daardoor meestal ge-
neest (al of niet in combinatie met sys-
temisehe behandeling, ref.). In een
blind, gecontroleerd onderzoek naar
de effectiviteit van enkele antischim-
mel-shampoos bij vier groepen van elk
zes experimenteel met M. canis be-
smette kittens bleek verrassend ge-
noeg na 4\'/2 maand, waarin twee keer
per week vijf minuten werd gewassen
met drie verschillende shampoos
(chloorhexidine 2% gevolgd door
0.06% dip, glyceryl monolaureaat en

-ocr page 188-

alléén de shampoo basisingrediënten),
dat er geen verschil in genezing was
opgetreden tussen de verschillende
groepen inclusief de onbehandelde
controledieren! In totaal konden acht
katten schimmelvrij worden verklaard.
Er waren geen significante verschillen

RUND

Clonen en E. T.

Comparison of birth weight and
growth characteristics of bovine
calves produced by nuclear trans-
fer [cloning], embryo transfer and
natural mating.

J.M. Wilson, J.D Williams, K.R. Bon-
dioli, C.R. Looney, M.E. Westhusin,
D.F. Animal Reproduction Science
1995; 38: 73-83.

Uit een aantal onderzoekingen met be-
trekking tot de nieuwe voortplantings-
technieken, zoals IVF en clonen, kwam

MICROBIOLOGIE

Listeria monocytogenes; Anven-
delse af gen probe test till hurtig
Identification of Listeria monocyto-
genes.

Flemming Boisen. Dansk Vet Tids-
skrift 1993; 76:1023-5.

»•■ ■ wi

aantoonbaar met betrekking tot de
grootte van de huidafwijkingen, klini-
sche verschijnselen zoals korsten,
roodheid, uitbreiding van de lesies en-
zovoort Geconcludeerd werd dat was-
sen geen significante invloed heeft op
de genezing van huidschimmel bij kat-

naar voren dat de daaruit resulterende
kalveren een zeer hoog geboortegewicht
hadden. Schrijvers hebben in hun onder-
zoek het geboortegewicht en de groei
van kalveren vergeleken na clonen (C),
embryotransplantatie (ET) en kunst-
matige inseminatie (KI). Het onderzoek
had plaats bij 148 C-kalveren, 4687 ET-
kalveren en 8925 Kl-kalveren. De vol-
gende resultaten werden verkregen:

* C-stierkal veren wogen bij de ge-
boorte gemiddeld 49,5 kg (25-82 kg),
voor ET-stierkalveren was dit 39,9 kg
(18-78 kg) en voor Kl-stierkalveren
was dit 36,8 kg (15-73 kg).

* De vaarskalveren wogen gemiddeld
respectievelijk 47,5; 37,1 en 34,6 kg.

* De variatie in gewicht was bij de C-

Het blijkt dat de gevoeligheid en de spe-
cificiteit van de techniek waarbij
Listeria monocytogenes kan worden
aangetoond met DNA proces gericht te-
gen mRNA, vergelijkbaar is met de
standaard kweekmethode zoals die is
voorgeschreven in de Scandinavische
landen. De moleculair-biologische tech-
niek geeft binnen enkele uren de uitslag;

ten. In dit kader kan opgemerkt wor-
den dat het wassen bij huidschimmel-
infecties toch van belang kan zijn om
besmetting van de omgeving tegen te
gaan door het afdoden van sporen
(ref).

P.A.M. Overgaauw

kal veren vier tot 12 keer groter dan bij
de ET-of Kl-kalveren.
* Na de geboorte werd het verschil in
groei en variatie kleiner. Zo wogen
één jaar na de geboorte de C-stierkal-
veren 519 kg, de ET-stierkalveren
497 kg en de Kl-stierkalveren ook
497 kg.

De conclusie is dat C-kalveren bij de ge-
boorte ongeveer 30% meer wegen dan
Kl-kalveren en dat ET-kalveren gemid-
deld 8% meer wegen. Bij de ET-kalve-
ren is waarschijnlijk sprake van een \'re-
ceptor\'-effect, terwijl er bij de C-kal-
veren sprake is van een \'produktie\'-ef-
fect door de cloningprocedure.

Prof. dr. A. de Kruif

voor de kweekmethode heeft men min-
stens twee dagen nodig.
Onderzocht werden 50 monsters rauw
rundergehakt, 50 monsters rauw var-
kensgehakt en 101 stukken smorrebrod
met paling. Van de monsters bleek 50%
besmet met Listeria monocytogenes.

J.P.W.M. Akkermans

PREMEDICATIE BIJ HOND MET VERHOOGD
ANESTHESIERISICO

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie prof dr. L.J.
Hellebrekers (Vakgroep Geneeskun-
de van Gezelschapsdieren, Faculteit
der Diergeneeskunde) bereid om
voor de lezers een antwoord te for-
muleren.

VRAAG:

Welke sedatie- c.q. premedicatiemid-
delen verdienen de voorkeur bij een
hond met veel risico, bijvoorbeeld met
een maagdilatatie of -volvulus, de
voorkeur en op welke wijze kunnen ze
het beste worden toegediend?

ANTWOORD:

Bij de keuze aangaande premedicatie
is van doorslaggevend belang vast te
stellen welke mogelijkheden men
heeft voor algehele anesthesie. Met
name de beschikbaarheid van een in-
halatie-anesthesiesysteem met zuur-
stof speelt hierbij een grote rol.

Aangaande de anesthesie van deze pa-
tiënt zijn twee aspecten van groot be-
lang, te weten de cardiovasculaire de-
pressie en de belemmerende dia-
fragma-excursie. Hierom dient het ge-
bruik van cardiovasculair depressieve
middelen (als acepromazine en derge-
lijke) te worden vermeden en dient de
spiertonus in voldoende mate aanwe-
zig te blijven om de respiratie mogelijk
te maken.

Afhankelijk van de algehele conditie
van het dier, dient te worden besloten
het dier wel of niet te premediceren.
Bij een emstig verhoogd anesthesie-

-ocr page 189-

risico i<an de patiënt beter, na vooraf-
gaande toediening van alleen zuurstof,
direct intraveneus worden ingeleid
met een opiaat (bj voorbeeld fentanyl),
gecombineerd met een niet-cardiovas-
culair depressief Sedativum (zoals
midazolam [Dormicum®], diazepam
[Stesolid®] of eventueel droperidol).
Het grote voordeel hiervan is dat het
dier daarna direct geïntubeerd, en de
ademhaling ondersteund, kan worden.

Onderstaand treft u een aantal cursussen
aan waarvoor opgave nog mogelijk is.
Dit kan zowel telefonisch (030-
2517374) als per fax (030-2516490).

Wegens enorme belangstelling is beslo-
ten nog dit vootjaar de cursus GVP-
Formularium Paard te herhalen. Voor
deze cursus bestaat een wachtlijst.
Hieronder treft u nadere gegevens aan.

CVF - Formularium paard, (96/504),
donderdag 2 (aanvang 13.00 uur) en
vrijdag 3 mei 1996 (sluiting 15.30 uur),
ƒ 945,— (inclusief overnachting) te
Zeist.

In deze cursus komt de nadruk te liggen
op de hedendaagse problematiek ten
aanzien van het medicamenteus behan-
delen van paarden. Hierbij zullen niet al-
leen antibiotica, maar ook andere van
belang zijnde (dier)geneesmiddelen
worden besproken.

Op de eerste dag wordt \'s middags aan-
dacht geschonken aan de theoretische
achtergronden terwijl \'s avonds de visie
van de deelnemers wordt gevraagd op
een aantal casuistieken. Op de tweede
dag wordt begonnen met de stand van
zaken te geven op het gebied van de
voor het paard geregistreerde dierge-
neesmiddelen. Vervolgens zullen prak-
tische aspecten van de verschillende
keuzemogelijkheden worden besproken
aan de hand van de verschillende or-
gaansystemen. Tot slot worden de wet-
telijke aspecten nog belicht.
De cursusleiders zijn prof dr. A.S.J.
P.A.M. van Miert en dr. M.M. Sloet van
Oldmitenborgh-Oosterbaan, Faculteit
der Diergeneeskunde.

Indien de patiënt nog voldoende con-
ditie heeft om een premedicatie te
rechtvaardigen dan kan met boven-
staande middelen, intramusculair toe-
gediend, een premedicatie worden be-
werkstelligd.

Indien inhalatie-anesthesie niet tot de
mogelijkheden behoort en eventuele
doorverwijzing niet aan de orde is, dan
kan het best worden volstaan met een
premedicatie met of fentanyl/ droperi-

Veterinaire Apotheek I gemengde
praktijk
(96/602), maandag 15, dins-
dag 16 en woensdag 17 april 1996,
ƒ 1.495,-te Zeist.

Veterinaire Apotheek: beleidsaspecten
(overheid), apotheekrecht en regelge-
ving, vergelijking humane apotheek,
economisch belang, wettelijk kader,
aansprakelijkheid, administratieve ver-
plichtingen, milieu-aspecten, inrichting
en beheer, werkinstructies, auto-apo-
theek. Diergeneesmiddelen (waaronder
vaccins): registratie, keuzecriteria, kwa-
liteit/prijs-verhouding, farmaceutische
aspecten (onder andere houdbaarheid,
bewaarcondities), bijsluiters, documen-
tatie, beoordelen informatie. Goede
Veterinaire Praktijk Apotheek: princi-
pes, biofarmacie, wachttermijnen, se-
lectief gebruik van antibiotica. Apo-
theekpraktijk: magistrale receptuur,
verpakken, etiketteren en afleveren. De
cursusleiders zijn profdr. A. Pijpers,
drs. S.J. Mesu, Project Veterinaire
Apotheek en drs. A.M. Verhaegh,
AUV-Advies.

Bacteriologisch onderzoek voor assis-
tenten
(96/805), 30 maart 1996,10.00 -
17.00 uur, ƒ 275,- te Utrecht.

De Groep Praktici Grote Huisdieren or-
ganiseert elk jaar een dag voor de leden
van VEDIAS, de Nederiandse Vereni-
ging van Dierenartsassistenten. In 1995
stond deze dag, die op 4 november werd
gehouden, in het teken van bacteriolo-
gisch onderzoek voor assistenten.
Aanleiding voor dit onderwerp vormde
het succes van de cursus Bacterio-
logisch Onderzoek voor Dierenartsen,
die door de firma Leo in samenwerking
met de Gezondheidsdienst voor Dieren,
Biotrading en Vetin-Aacopharma on-
langs heeft georganiseerd. Omdat veel
werkzaamheden van het bacteriolo-
gisch onderzoek net zo goed, of wel-
licht beter, door assistenten gedaan
kunnen worden, leek de tijd rijp voor
dol (Thalamonal®, 0,3 ml/kg IM) met
atropine, of met methadon (0,5-1,0
mg/kg), gecombineerd met atropine
(0,05 mg/kg, IM) en eventueel voor
verdere sedatie midazolam [Dormi-
cum®] of diazepam [Stesolid®], beide
in een dosering van 0,5-1.0 mg/kg, IM
of IV. Voor inductie en onderhoud van
de anesthesie kan vervolgens thiopen-
tal of ketamine in een (zeer) lage dose-
ring worden toegepast.

een cursus gericht op assistenten.
Natuuriijk blijven de interpretatie van
de resultaten en de communicatie met
de cliënt de verantwoordelijkheid van
de dierenarts.

Op deze Vedias/GPGH-dag kwam on-
der andere ter sprake het uitenten van
monstermateriaal, het maken van
Gramkleuring, desinfectie en veilig
microbiologisch werken. Hierbij werd
de theorie afgewisseld met praktische
oefeningen. Het bleek een enorm suc-
ces: alle cursisten gaven op het enquê-
teformulier een zeer positief oordeel
over deze dag. Op grond hiervan heeft
PAO-Diergeneeskunde de cursus
overgenomen in haar programma. De
firma Leo, die in de totstandkoming
van deze Vedias/GPGH-dag een be-
langrijke rol speelde, geeft ook aan
deze PAO-Diergeneeskunde cursus
haar medewerking. En gezien de uit-
zonderlijk positieve reacties die de or-
ganisatoren van deze Vedias/GPGH-
dag hebben ontvangen, menen wij
deze cursus u van harte te mogen aan-
bevelen (drs. G.A. van Eijden, secreta-
ris GPGH)

De cursus behandelt in theorie en prak-
tijk de volgende onderdelen:

- Achtergrond bacteriologie

- Desinfectie en veilig microbiologisch
Werken

- Noodzaak goede administratie

- Uit-enten van monster-materiaal
(melk-monsters) op verschillende
platen

- Beoordelen van gekweekte koloniën
(morfologisch)

- Maken van gram kleuringen

- Inzetten van gevoeligheidsbepalingen
Theorie en praktijk worden constant af-
gewisseld om een zo aantrekkelijk mo-
gelijk programma te doen ontstaan.

De cursusleider is dr. J.A. Wagenaar,
Vakgroep Infectieziekten en Immu-
nologie, Faculteit der Diergeneeskun-
de.

-ocr page 190-

WILHELMUS
MEIJERS

Op 29 augustus 1995 overleed op 88-ja-
rige leeftijd in het huis waar hij 58 jaar
tevoren zijn praktijk was begonnen. Wil-
helmus Meijers, dierenarts te Zutphen.
Zijn heengaan kwam onverwacht, hoe-
wel op gevorderde leeftijd was hij tot op
deze dag nog actief geweest in zijn prak-
tijk voor kleine huisdieren.
Meijers werd op 11 december 1906 ge-
boren in Woerden, waar zijn vader een
schildersbedrijf had. Na het eindexa-
men HBS-B in 1925 werd de studie
Diergeneeskunde in Utrecht begonnen,
aanvankelijk als treinstudent. Over deze
periode kon hij met smaak vertellen.
Zijn favoriete hoogleraren kwamen dan
ter sprake, vol waardering voor hun be-
kwaamheden en ook hun eigenaardig-
heden. Typerend voor hem waren deze
opgewekte verhalen, hoewel zijn stu-
dententijd gekenmerkt moet zijn geweest
door soberheid, zeker als men bedenkt
in welke periode deze plaatsvond.
Op 19 december 1935 werd de dieren-
artsenbul verkregen. In die jaren was
het niet eenvoudig om aan de slag te ko-
men en ook de verdiensten waren zeer
bescheiden. Hij kon beginnen als volon-
tair aan het slachthuis te Rotterdam,
destijds onder directie van Houthuis.
Het gold als een voorrecht dat het trein-
kaartje vergoed werd. In diezelfde tijd is
hij werkzaam geweest bij de Gezond-
heidsdienst voor Vee in Leeuwarden,
onder leiding van de legendarische
Veenbaas, die oprichter en directeur
van deze Dienst was. Beide Diensten
hebben naar zijn herinneringen veel bij-
gedragen tot zijn vorming, hetgeen hem
in de praktijk ook goed van pas kwam. In
Friesland heeft hij ook de dierenarts
Frik uit Nijehorne bijgestaan bij de
t.b.c.-bestrijding. Daar was het dat hij
zijn vrouw Anneke Kornelis leerde ken-
nen.

Zij was de dochter van een Friese here-
boer en een ideale partner om in een
weinig rooskleurige tijd de praktijk in
Zutphen te beginnen, die in 1936 van De
Groot werd overgenomen. Toen werd
het vertrouwde huis aan de Boompjes-
wal betrokken, dat meer dan een halve
eeuw het punt is geweest waar ontelbare
eigenaren van allerlei soorten dieren te-
recht konden voor advies en behande-
ling. In de oorlogsjaren heeft het gezin
Meijers. inmiddels verrijkt met een zoon
en een dochter, aan de Almense binnen-
weg ondergedoken gezeten in het kip-
penhok van een vertrouwde cliënt. De
contacten en het medeleven met de
plaatselijke bevolking werden hierdoor
zeker bevorderd. Meijers heeft van meet
af aan de plattelandspraktijk met elan
uitgeoefend. Veehouders die hem in die
jaren hadden meegemaakt wisten vele
voorvallen met waardering en vaak met
humor te vertellen.

In de naoorlogse jaren kwam een
enorme hoeveelheid werk op hem af.
De praktijk werd veel uitgebreider en
de georganiseerde dierziektebestrij-
ding kwam daar, in de toch al drukke
periode, bij. Meijers was, zoals veel
van zijn tijdgenoten, een hardwer-
kende prakticus, die in de winter \'s
avonds zolang als doenlijk was met
een zaklamp snel en secuur de reacties
controleerde van de tuberculinaties
die tevoren door student-assistenten
waren verricht. Overdag werd de
praktijk steeds bewerkelijker, ook om-
dat vele nieuwe therapieën en phar-
maca hun intrede deden.
Meijers heeft steeds kans gezien op al
deze ontwikkelingen alert en met een
goede inschatting van de mogelijkheden
te reageren. Tegenwoordig zou men zo
iemand \'bevlogen\' noemen. Reeds in
1937 verrichtte hij met succes de keizer-
snede bij zeugen. Hetzelfde deed hij in
1956 bij runderen.

Een bekende buurtcollega sprak zijn
waardering uit over de kunde van
Meijers. echter de operatie was nutte-
loos. Zware kalveren waren immers
meestal stiertjes en die waren in die tijd
vrijwel waardeloos. Hij had gelijk.

maar het eerste \'keizersneekalf van
Meijers was een vaarskalf.
Meijers was een zeer bekwaam accou-
cheur. Hij heeft over dit vakgebied twee
publikaties het licht doen zien. die be-
halve zeer origineel ook levensreddend
waren bij traumata post partum. Tevens
verschenen van zijn hand publikaties
over toepassingen van vitamine E, over
de behandeling van anaalzakjes bij de
hond en de behandeling van sepsis bij
het jonge veulen met penicilline, die
toen slechts via medische bron te ver-
krijgen was.

In een stad als Zutphen nam ook het
aantal kleine huisdieren hand over hand
toe. \'s Avonds ontstond in de loop der
naoorlogse jaren een druk spreekuur
voor kleine huisdieren, waarvoor hij
zich met veel ijver heeft ingezet, uitein-
delijk tot de laatste dag van zijn werk-
zaam leven.

Een grote liefhebberij van Meijers was
de kippenhouderij. Het trof dus bijzon-
der goed dat voor en vlak na de oorlogs-
jaren in Warnsveld zich een voor die tijd
enorme pluimveefokkerij annex broede-
rij had ontwikkeld. Uit de wijde omtrek
leverden vermeerderingsbedrijven ei-
eren aan deze broederij. Met veel inzet
en succes heeft Meijers dit in die jaren
weinig gewaardeerde vakgebied behar-
tigd. In 1966 heeft Meijers de grote
huisdierenpraktijk overgedragen aan
wijlen collega Klein Lebbink. De kleine
huisdieren en de \'kippen\' bleven echter
nadrukkelijk buiten deze overdracht.
Het gezin Meijers heeft tijdens de inten-
sieve praktijkjaren steeds een harmoni-
euze eenheid gevormd. Veel vreugde be-
leefde hij aan de studie van zijn zoon
Henk, die in Groningen medicijnen stu-
deerde. Hij had - bij wijze van spreken -
zo weer mee willen doen. Ook bij de stu-
die van zijn dochter voor drogist had hij
veel inbreng. Ondergetekende heeft hij
gestimuleerd en royaal gelegenheid ge-
geven praktijkervaring op te doen.
De begrafenis vond plaats in Nieuwe
Home waar zijn Friese familie zoveel
banden mee heeft. Hier memoreerde
zijn zoon Henk de vele ontspannen uren
die ondanks depraktijkdruk toch gevon-
den werden. Ook al hadden wij de laat-
ste jaren weinig contact, steeds was hij
voor mij een vaderlijke vriend die voor
mij een voorbeeld is geweest. Dat er op
de begrafenis zoveel goede vrienden
aanwezig waren moge voor zijn lieve
vrouw en kinderen een troost zijn om het
verlies van hun man en vader te kunnen
verwerken.

J. Heyting

-ocr page 191-

Op woensdag 14 februari 1996 vond
de uitreiking van het eerste exemplaar
van de cd \'De Kleine Rhapsodie\'
plaats, onder aanwezigheid van het
Algemeen Bestuur, het Hoofdbestuur,
het secretariaat en enkele genodigden.
De eervolle ontvanger van dit speciale
muziekwerk was A.W. Udo, voorzitter
van de KNMvD. Hij ontving de cd uit
handen van dr. P.H. Bool, die zich bij-
zonder heeft ingezet om de uitvoering
van \'De Kleine Rhapsodie\' van de
grond te krijgen.

Bool haalde in zijn rede het eeuwfeest
van de KNMvD in 1962 aan, waarbij
het galaconcert een van de hoogtepun-
ten was. \'Dit concert begon met de eer-
ste uitvoering van een stuk waar nog
nooit iemand van gehoord had\', aldus
Bool, \'maar wat zelfs door de meest a-
muzikale veterinair onmiddellijk her-
kend werd.\' \'De Kleine Rhapsodie\' is
immers samengesteld uit twee zeer be-
kende muziekthema\'s, het \'Absyrtus\'
en het \'lo Vivat\'. \'Na de uitvoering in
\'62 verdween de partituur in de kluis\',
vervolgde Bool zijn betoog, \'totdat
Pamassos (het Cultureel Centmm)
werd geopend. Dit bleek dé gelegen-
heid om \'De Kleine Rhapsodie\' op-
nieuw uitte voeren.\'
Het vereeuwigen van \'De Kleine
Rhapsodie\' op cd bracht volgens Bool
ontzettend veel werk met zich mee,
waarvoor hij enkele mensen bedankte:
Maarten Rook (directeur Dienst

Bedrijfsvoering en Verantwoording)
en Jan Goedhart (Cultureel Centmm
Universiteit Utrecht), die beiden bij de
uitreiking aanwezig waren. Dirigent
Bruno de Greeve, die wegens verplich-
tingen niet aanwezig kon zijn, maar
waarvoor in de plaats drie leden van
het Utrechtsch Studenten Concert aan-
wezig waren. Michiel Strategier, de
zoon van de componist die voor dit
muzikale stuk verantwoordelijk is.
Tenslotte noemde Bool de financiële
bijdrage van Movir, waarvoor hij de
aanwezige heren Lanting en Augustijn
bedankte.

Bool eindigde zijn rede met \'De
Kleine Rhapsodie\' een \'sieraad in de
geschiedenis van de KNMvD\' te noe-
men. Na zijn ere-lidmaatschap van de

UITREIKING CD \'DE KLEINE RHAPSODIE\'

KNMvD in 1992 had hij beloofd te
zullen zorgen voor een hemitvoering
van dit bijzondere muziekwerk. Die
belofte is hij dubbel en dwars nageko-
men.

Naast \'De Kleine Rhapsodie\' staan op
de cd ook het \'Menuet Antique\' van
Ravel en \'Symfonie nr. 5\' van
Sjostakovitsj.

U kunt de cd bestellen door f 20,00 (in-
clusief BTfV en verzendkosten) over te
maken op banknummer 69.93.61.443,
Crediet en Effectenbank Utrecht, onder
vermelding van \'de Kleine Rhapsodie \'.
U kunt de cd ook komen afhalen bij de
KNMvD, Julianalaan 8-10 te Utrecht,
voor een prijs van f ! 7,50.

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

VERSLAG ALGEMENE
VERGADERING

Het verslag van de 142e Algemene Vergadering, die gehouden werd op zater-
dag 7 oktober 1995 te Zandvoort, is door de notulencommissie correct bevon-
den. Leden die dit verslag alvast willen inzien kunnen dit opvragen bij het se-
cretariaat van de KNMvD, Miranda van Harskamp, tel.: 030 - 2510111.

Aflevering

15-04-1996
01-05-1996
15-05-1996
01-06-1996

Deadline 1)

01-04-1996
15-04-1996
29-04-1996
13-05-1996

1  Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 192-

PREUMINARY PROGRAM 1996

Cf

VOORJAARSDAGEN

« jrm wm m

♦ - *

Fridav April 26

09.00-12.00 1 Free communKatrons-Resident
competition

09.00-12.00 2. Tlierapy of diabetes melliiis in dogs
and cats

Saturdav April 27

09.00-12.00 11. EeKne leukemia vims and feline
immunodeficiency virus

09.00-12.00 12. Gastrointestinal parasites in dogs
and cats

Sunday AprU 28

09.00-12.00 24. Gastrointestinal surgery
09.00-12.00 25 Dysuria

09.00-12.00 3. External skeletal fixation system I:
IM pins, wire, and external
skeletal fixator

09.00-12.00 4. Spinal radiography in dogs and cats
09.00-12.00 5. Anestheae rtndutcW

09.00-12.00 13. External skeletal fixation system 11:
IM pins, wire, and external
skeital fixator

09.00-12.00 14. DiagnostKcytoto® in veterinary
practice

09.00-12.00 15. Clinical case discussion I

09.00-12.00 16. Endoscopischonderzoekvande
voorste bchtwegen
(in dutch)

09.00-12.00 26. Canine hypothyrokJism
09.00-12.00 27. Communication during pet k)ss

09.00-12.00 28. Parxxlontilisbijhondenkat
(In dutch)

10.00-12.30 OerenartsAssistentenNaScholing
(In dutch)

10.00-12.30 Dkronarts Assistenten NaSr.holin9
(In
dutch)

12.00-14.00 Lunch

12.00-14,00 Lunch

12.00-12.30 Poster sesston/Lunch

14.00-17.00 6 Diagnosis and treatment of pituitary-
dependent hyperadrenocorticism

14 00-17.00 7. Current research

14.00-17.00 17. Gastrointestinal surgery
14.00-17.00 18. Eeline infectious peritonitis

13.30-16.00 29. Urinary incontinence
13.30-16.00 30. Focusing on hematokjgy

14.00-17.00 8. Ziekten bij postduiven
(in dutch)

14.00-17.00 9. Radiography of exotK animals

14.00-17.00 10 Therapie van cervical«, thoracale en
lumbale ruggemergproblemen
(In dutch)

14.00-17,00 19. Flea control

14.00-17.00 20 Clinkalcasediscusstonll

14.0017.00 21. Computer gestuurdonderwijs
dermatolo^
(in dutch)

14.00-17.00 22. Cytobgy for neoplastic and non-
neoplastic disease

13.30-16.00 31. Surgical cases of the stomach and
duodenum

13.30-16.00 32. Helping pet owners during pet bss
13.30-16.00 33. Dunne darni diarree (in dutch)

17.15-17.30 Official opening
17.30-18.30 Reception/exhibitkxi

14 00-17.00 23. DRV U\\B: External Fixation
techniques

14.00-16.00 Dicrenarts Assistenten Na.SrhoUng
(In dutch)

14.00-16.00 DierenartsAssistentenNaScholing fin dutch;

16.00-17.00 38. Farewell drinks Afzakkertje\'

20.00-00.00 36. Congress Party

The general program is cotoured purple. Seminars, for which an extra fee is charged, are coloured black. All lectures are given in English, except for tlic Dicrenarts Assistenten NaSchobng
program and the lectures 5.10.16. 21, 22.28 and 33, that ar presented in Dutch.

NÜG ENKELE PLAATSEN BESCHIKBAAR BIJ DE CURSUS
VAN MEDEWERKER NAAR ASSOCIÉ\' 24, 25 EN 26
APRIL 1996

De cursus \'Van medewerker naar as-
socié\', die wordt georganiseerd door
de KNMvD, is speciaal bedoeld voor
dierenartsen, die pas enkele jaren zijn
afgestudeerd.

In de cursus wordt aandacht besteed
aan allerlei zaken waarmee een prakti-
cus te maken krijgt.

Weet u bijvoorbeeld:

- wat er komt kijken bij de financie-
ring van een maatschap?

- hoe u een accountantsrapport moet
lezen?

- hoe u dient te onderhandelen en hoe
u met een conflict moet omgaan?

- wat er zoal komt kijken bij arbeids-
recht en pensioenvoorziening?

- wat voor verzekering u dient af te
sluiten en hoe u dit het beste kunt
doen?

- welke rechtsvormen er bestaan bin-
nen een praktijk?

Tijdens de cursus zal, anders dan ge-
bruikelijk, niet alleen een deskundige
aan het woord zijn. Uitgaande van het
principe dat volwassenen van elkaar
leren, zal er veel zelfwerkzaamheid
van de deelnemers gevraagd worden.
Door middel van deze cursus wil de
KNMvD pas afgestudeerde dierenart-
sen de mogelijkheid bieden hun ken-
nis op het gebied van voornoemde za-
ken te verbreden. Omdat het Hoofd-
bestuur het belangrijk acht dat deze
cursus gehouden wordt, zal dc
KNMvD hieraan een behooriijke fi-
nanciële bijdrage leveren, zodat de
kosten voor deelname aan deze in-
terne cursus slechts ƒ 225,— per per-
soon bedragen. Dit bedrag is inclusief
overnachtingen en maaltijden. De cur-
sus wordt intern gehouden in het
Aparthotel te Delden.

Het deelnemersaantal is beperkt tot
twintig personen. Dus mocht u inte-
resse hebben om aan de cursus deel te
nemen of nog vragen hebben, neem
dan zo spoedig mogelijk contact op
met Yvonne Stufano of Desirée
Raasing (bureau KNMvD, tel. 030 -
2510111).

-ocr page 193-

O

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Berghout, Mevr. E.; 1995; 3582 EH Utrecht;
Gansstraat 18 C.

Betcke, Mevr. H.; 1995; 3583 TC Utrecht; Pieter
Saenredamstraat 24.

Borst-Franken, Mevr. S.W.H.; 1995; 1742 MD
Schagen; Avendorp 1.

Hartog, Mevr. M.; 1995; Weymouth, Dorset
DT4 OQR (Verenigd Koninkrijk); 178
Chickerell Road.

Jacobs, R.V.J.; Gem-1994; 2470 Retie (België);
Kloosterstraat 44.

Kreutzelman, M.H.J.; 1995; 1447 PB Purme-
rend; Abbringstraat 24.

Laterveer, Mevr. N.A.; 1995; 6037 RM Keipen;
Kelperweg 22.

Maesschalck, Mevr. l.M. de; 1995; 3573 AA
Utrecht; A. Romerostraat 19.
Pas, Mevr. l.R.J. van de; Murcia(Spanje)-l991;
2591 XE \'s-Gravenhage; Hongarenburg 132.
Pays Tentoea, Mevr. C.E.M.; 1995; 3036 LW
Rotterdam; Kabeljauwsestraat 28 C.
Pieterse, Dr. M.C.; 1974; U-1990; 3615 AA
Westbroek; Kooldijk 21.
Sanders, R.V.C.; 1995; 3512 NV Utrecht; Dors-
tige Hartsteeg 29.

Als kandidaallid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Berendsen, M.; 3402 PR IJsselstein; Utrechtse-
weg 78.

Dumoré, Mevr. F.M.; 2266 BC Leidschendam;
Venestraat 118.

Heij, Mevr. I.A.S.; 3732 EM De Bilt; Burg. de
Withstraat 62.

Heitink, Mevr. A.B.M.; 3705 ZM Zeist;
Warande 165.

Roemburg, R.G.H. van; 3705 ZG Zeist;
Warande 84.

Schellekens, F.G.M.; 3581 EB Utrecht; Mgr.

van de Weteringstraat 35.

Sommers, M.G.; 3705 ZN Zeist; Warande 183.

JUBILEA:

E.A. van Daalen te Laren (NH), afwezig, 40 jaar,
23 maart 1996

D.J.A. de Groot te Markelo, afwezig, 35 jaar, 23
maart 1996

K.G. van Dijk te Epe, afwezig, 40 jaar, 27 maart
1996

J.M. Schreurs te Margraten, afwezig, 40 jaar, 27
maart 1996

Dr. W.T. Truijen te Boxtel, afwezig, 40 jaar, 30
maart 1996

J.Th. Goverts te Vinkeveen, afwezig, 25 jaar, 2
april 1996

N.H. Lieben te Utrecht, afwezig, 25 jaar, 2 april
1996

ProfDr. G.C. van der Weijden te \'t Goy, afwe-
zig, 25 jaar, 2 april 1996
P.J. van der Werf te Bathmen, afwezig, 25 jaar,
2 april 1996

W. Schuurman te Lichtenvoorde, aanwezig, 25
jaar, 2 april 1996

J.G.A. Slaats te Neer, afwezig, 30 jaar, 6 april
1996

Personalia

MUTATIES:

193 Berghout, Mevr. E.; 1995; 3582 EH Utrecht;
Gansstraat 18 C; tel. 030-2522818 privé,
034M15765 prakt.; p., medew. bij M.J.
Bakker en H M. Tiel (toev. als lid).

194 Betcke. Mevr. H.; 1995; 3583 TC Utrecht;
Pieter Saenredamstraat 24; tel. 030-
2543353; wnd.d. (toev. als lid).

200 Borst-Franken, Mevr. S.W.H.; 1995; 1742
MD Schagen; Avendorp 1; tel. 0224-
215399; wnd.d. (toev. als lid).

209 Comelis. H.J.M.; 1994; 5554 KG
Valkenswaard; De Meelkuip 2; tel. 040-
2049047 privé, 2012475 prakt.; fax 040-
2045745; p., medew. bij C.J.M.M. Schellens
enJ.J.J.M.Settels.

217 Drijfhout. Mevr. P.N.; 1995; 9251 NB
Bergum; De Vp 82; tel. 051l-»63895
privé, 461505 prakt.; p., medew. bij G.
Alsnia en C. Hennis.

351 Hartog, Mevr. M.; 1995; Weymouth, Dorset
DT4 OQR (Verenigd Koninkrijk); 178
Chickerell Road; tel. 00^-1305-767177
privé, 784197 prakt.; fax 00^-1305-
771446; p., medew. bij Fielding & Cumber
(toev. als lid).

352 Jacobs, R.V.J.; Gent-1994; 2470 Retie
(België); Kloosterstraat 44; tel 00-32-14-
372477 privé, 0497-386267 (NL); fax 0497-
386206; p., medew. bij A.A.J.M. van Erpen
F. Meulders (toev. als lid).

251 Jong. Merv. B.P.D. de; 1995; naar het bui-
tenland.

353 Jong. Mevr. B.P.D. de; 1995; Negara
Brunei Darussalam (Brunei); J.P.M. van
Vliet, ODE/65;
do Brunei Shell
Petroleum Co, Seria 7082; tel. 00-673-3-
226592;
fax 00-673-3-372040; p.

254* Kartodirdjo. J.F.; 1984; 5684 ZN Best;
Looierstraat 22; tel. 0499-399695 privé.
013-1630056 prakt.; p.

263 Kreutzelman, M.H.J.; 1995; 1447 PB
Purmerend; Abbringstraat 24; tel. 0299-
421000 prakt.; p., medew. bij P. Bleeker,
W.D. Pereboom en F.H. Prud\'homme van
Reine (toev. als lid).

265 Kuijper, F.P.A.; 1957; 5521 AC Eersel;
Duizelseweg 6; tel. 0497-514979; rd.

267 Uterveer, Mevr. N.A.; 1995; 6037 RM
Keipen; Kelperweg 22; tel. 0495-652247
privé. 551225 prakt.; p., medew. bij
P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H. Heijmans.
A.Th.E. Kooien. M.l.M. Linthorst, F.G.M.
Scheijmans. J.W.H. Scheres en G.P.M.M.
Tacken (toev. als lid).

273 Maesschalck, Mevr. I.M. de; 1995; 3573 AA
Utrecht; A. Romerostraat 19; tel. 030-
2720419; wnd.d. (toev. als lid).

275 Meijer, Mevr. A.W.; 1995; naar het buiten-
land.

354 Meijer, Mevr. A.W.; 1995; New Market,
Co, Cork (Ierland); c/o Maekessy Demes-
ne; lel. 00-353-29-60039; p., medew. bij
Maekessy & Meskell Vet Practice.

288 Pas. Mevr. l.R.J. van de; Murcia(Spanje)-
1991; 2591 XE \'s-Gravenhage; Hongaren-
burg 132; tel. 070-3478985 privé, 3578310
bur.; 2e specialist Vlees/Vleesprodukten.
R.V.V. Centraal (toev. als lid).

288 Pays Tentoea, Mevr. C.E.M.; 1995; 3036
LW Rotterdam; Kabeljauwsestraat 28 C; tel.
010^668736; d. (toev. als lid).

289* Peter, J.G.; 1976; 3312 LC Dordrecht;
Krommedijk 133; tel. 078-6134111; p., ge-
zelschapsd.

290 Pieterse, Dr. M.C.; 1974; U-1990; 3615 AA
Westbroek; Kooidijk 21; tel. 0346-281406
privé, 030-2531040 tst. 1213 bur ; universi-
tair docent U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg.
en Voort-pl.) (toev. als lid).

301 Sanders, R.V.C.; 1995; 3512 NV Utrecht;
Dorstige Hartsteeg 29; tel. 030-2319147;
wnd.d. (toev. als lid).

302 Schellens, C.J.M.M.; 1990; 5554 GB
Valkenswaard; Hoge Akkers 55; tel. 040-
2044295 privé, 2012475 prakt.; fax 040-
2045745; p., geass. met J.J.J.M. Settels.

304 Scholten, H.B.A.; 1991; 7891 AB
Klazienaveen; Van Echtenskanaal NZ 33;
tel. 0591-311724 privé, 312626 prakt; p.,
geass. met J. Bakker, R.K. de Boer, H.J.
Haverkate. AR. van Ittersum, A.
Klarenbeek. F.W. Oostra en J. van der Zee.

307 Settels, J.J.J.M.; 1978; 5551 TC Dommelen;
Kerkakkerstraat 30; tel. 040-2018381 privé,
2012475 prakt.; fax 040-2045745; p., geass.
met C.J.M.M. Schellens.

325 Verdiesen, P.A.H.M.; 1981; 9591 AA
Onstwedde; Hardingstraat 3; tel, 0599-
332289 privé, 331442 prakt; p,

333 Vugt, Mevr. G.C. van; 1995; 7038 GD
Zeddam; Majellastraat 44; tel. 0314-
659344 privé, 663000 prakt.; p., medew.
bij P.N. Beenen, N.SJ. Hoogland, J. de
Jong, M. Meijer, H.P.A. van der Meulen,
P J..M. Stroomer en H.W.F. Swart.

337 Wesselius, Mevr. C.A.F.; 1993; 9618 PD
Woudbloem; Slochter Ae 21; tel. 0598-
416275; d.

345 Zuilen. C.D. van; 1993; 3581 AP Utrecht;
Nachtegaalstraat 92 bis A; tel. 030-
2314407 privé, 2539411 bur.; specialist in
opleiding U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde
van Gezelschapsd.).

Maart

15 4th International ESCOP (European Scien-
tific Cooperative on Phytotherapy) Sym-
posium. Matemushaus, Cologne, Ger-
many.

19 PAO-D cursus: 96/202 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

20—21 PAO-D cursus: 96/601 Apotheek-
beheer 11 gezelschapsdierenpraktici.

20—22 Driedaagse cursus Polymerase Chain
Reactions. PTOpleidingen (Hogeschool
van Utrecht).

21 Symposium Diergezondheidszorg in be-
weging, Hoezo? ter ere van vierde lustrum
Groep Geneeskunde van het Rund.

23 PAO-D cursus: 96/802 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

25 Regiobijeenkomst VDA provincie Utrecht.
\'Veiligheidsaspecten in de radiologie\'
door drs. M. Schmidt. Nadere informatie
volgt.

25—29 Emergency Service in Equine Sports
Competitions, First Course, Zürich/CH.

26 PAO-D cursus: 96/203 Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding.

26 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken, Jaarbeurs te Utrecht.

-ocr page 194-

28 Casuïstiekenavond Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum. Jaarbeursplein te Utrecht.

29 Viering Tiende Lustrum Groep Pluim-
veewetenschappen KNMvD in Congres-
centrum Reehorst te Ede. Symposium
\'Rondom de pluimveepraktijk rond de
eeuwwisseling\' voor leden en geïnteres-
seerden. \'s Avonds diner en feestavond.

29 PAO-D cursus: 96/103 Behandeling van
Kruisbandletsels.

30 PAO-D cursus: 96/805 Bacteriologisch on-
derzoek voor dierenartsassistenten.

30 Themadag Groep Veterinaire Specialisten:
\'De dierenarts-specialist en het niet-gedo-
mesticeerde dier.\' Doelgroep: dierentuin-
dierenartsen en andere geïnteresseerde col-
lega\'s, dierenarts-specialisten. Locatie:
Ouwehands dierenpark.

30 Excursie Samenwerkende Veterinaire Acu-
puncturistenvereniging naar het nieuwe
Groninger museum en de Hortus in Haren.

April

1 AUV-regiovergadering Oost. De Cantha-
rel te Ugchelen. Aanvang: 20.00 uur.

4 AUV-regiovergadering Noord. Postiljon
Heerenveen. Aanvang: 20.00 uur.

10 Waltham Symposium: Liver Disease -
Practical Perspectives, ICC, Bimiingham,
Halls.

13 PAO-D cursus: 96/803 Assistentie tijdens
chirurgie (gezelschapsdieren).

15 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'. In-
schrijven bij Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317^26547.

■ i-ll

15 AUV-regiovergadering Zuid. Novotel
Eindhoven. Aanvang: 20.00 uur.

15—17 PAO-D cursus: 96/602 Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk.

16 PAO-D cursus: 96/503 Zin en otizin bloed-
onderzoek bij paarden: interpretatie en de
gevolgen voor infuusbeleid.

16, 17 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven bij Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317^26547.

17—19 PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole
en -sturing\'. Sluiting inschrijving: 27
maart 1996. Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317^26547.

18 PAO-D cursus: 96/900 De schapencyclus:
deel I (voortplanting, geslachtsapparaat,
urinewegen).

18 AUV-regiovergadering West. Afrit de
Meem. Aanvang: 20.00 uur.

18 Symposium \'Van kakelvers tot vers be-
reid\', congrescentrum \'De Reehorst\' te
Ede. Organisator: Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie.

19 Emerging Viral Infections, Erasmus
University Rotterdam.

19—20 Combined Laparoscopic and Gastro-
scopic Diagnosis in Small Animals in
99625 Beichlingen near Erfurt. Speaker is
Prof David Twédt, Colorado State

Sinds 1988 gespecialiseerd in
het incasseren van openstaande
vorderingen op particulieren

I.iW.

Een groeiend aantal dierenartspraktijken maakt
gebruik van onze dienstverlening.

Ook u kunt een beroep op ons doen voor:

* Incasseren van openstaande fakturen vanaf / 20,-

* Adviezen voor een efficiënter debiteurenbeheer
•Juridische adviezen in meest brede zin van het woord.

Ons heldere informatiepakket informeert u in detail
over onze werkwijze en geeft u minstens 10 motieven
waarom I.M. & Partners ook voor u een betrouwbare
partner is.

Wilt u onze brochure en informatiepakket:

I.M. & Partners, Albert Meijer, Postbus 24094, 3007 DB

Rotterdam,Tel.010-4148755/Telefax: 010-4047378

University, Fort Collins, USA.

19—21 Achtste congres van de European So-
ciety of Veterinary Orthopaedics and
Traumatology te München. Lezingen en
praktica over elleboogdysplasie, kruisban-
drupturen, ilizarovfixatie en bottumorbc-
handeling. Inlichtingen en registratie: Prof
dr. U. Matis, Veterinärstrasse 13, München
(Tel. »89 2180.2628; Fax »89 395341).

20—21 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Nord Gynäkologie u. Pädiatrie.
Düsseldorf. Auskunft und Anmeldung:
Kongreborganisation FORUM VEL-
BERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051 -95040, Fax: 02051 -950436.

23 PAO-D cursus: 96/204 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij melkkoeien.

24—29 Symposium van de International Asso-
ciation of Agricultural Economists \'Eco-
nomics of agro-chemicals\' te Wageningen.

25 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee. Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten.
Aanvang: 14.00 uur.

25, 26 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'. In-
schrijven vóór 15 maart 1996 bij Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wage-
ningen, tel. 0317-484093/484490, fax
0317-426547.

26—28 Internationaal diergeneeskundig con-
gres \'Voorjaarsdagen\', Amsterdam RAI.

29—10/5 A Two Week Course on Sheep
Reproduction and Health. Venue: Potters
Bar. The Royal Veterinary College.

Mei

1,2 PHLO-cursus \'Software engineering: kwa-
liteitsverbetering in research en develop-
ment\'.

2—3 PAO-D cursus: 96/504, GVP-Formularium
Paard.

6—8 Intemationale conferentie \'EuroResidue
III - Residues of veterinary drugs in food\'.
Inlichtingen bij dr. N. Haagsma, FdD, vak-
gr. Voedingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong, tel.: \'31-30-2535365/2535367,
fax: »31-30-2532365.

11—13 SAVAB-Flanders weekend, Antwer-
pen, Congrescentrum Ter Eist. \'Diagnostic
Imaging in Small Animal Practice\'.
Clinical Radiology, Ultrasonography, En-
doscopy. Info: Dr. Leen Verhaert, G. Van
Der Lindenlaan 15, B 2570 Duffel, Tel.: 32
1531 77 77, Fax: 32 1531 73 90.

13—17 A Five Day Course on the Microbio-
logy of Foods of Animal Origin. Venue:
Camden Town. The Royal Veterinary Col-
lege.

14— 15 Two-day session for Product Managers
in the Animal Health business. Paris.

15 PHLO-cursus \'Software engineering: kwa-
liteitsverbetering in research en develop-
ment\'.

16—17 DVG-FG\'en Tieremährung und
Pferdekrankheiten. (2. Europ. Konf über
Ernährung d. Pferde. Emähnmg u. emäh-
rungsbed. Störungen beim Fohlen). Celle.

17—18 6. Annual European Arthroscopy
Workshop - Basic Course in 48291 Telgte.
Speakers are: Dr. K.J. Boening, Telgte,
Prof W. Mcllwraith, Colorado, USA, Dr.
I. Wright, Newmarket, England. This
course is ECVS approved.

21 Jaarlijkse Kampioenschappen Kleiduiven-
schieten voor Dierenartsen bij Dorhout
Mees te Biddinghuizen. Organisator:
Boehringer Ingelheim.

22 PAO-D cursus: 96/105 Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

-ocr page 195-

« m ■ «i «%

M ti-urtiiiriiiiWilii\'-llflIinaiiin lUitimtÊl

Van de Hoofdredactie

0

Regelgeving is voor dierenartsen geen nieuw verschijnsel, maar lijkt wel in toenemende mate een essen-
tiële randvoorwaarde voor de beroepsuitoefening te worden. Dat deze ontwikkeling niet door elke beoefe-
naar van een vrij beroep toegejuicht wordt is zeker en is, gezien de maatschappelijke (onder andere agra-
rische) discussies, bepaald niet beperkt tot dierenartsen.

In dit nummer van uw Tijdschrift kunt u uitgebreid kennis nemen van (adviezen voor) regelgeving voort-
vloeiend uit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Het is de moeite waard eventuele
lichte aversie te overwinnen en te lezen wat de Raad voor Dieraangelegenheden adviseert over het toedie-
nen van stoffen, zoals groeibevorderaars, aan dieren; of wat drie pas gepubliceerde besluiten (Besluit
scheiden van dieren. Besluit voortplantingstechnieken en Ingrepenbesluit) voor u en voor uw cliënten be-
tekenen; en natuurlijk bent u ook benieuwd wat de Europese overlegorganen voor u in petto hebben en hoe
de Europese organisaties van veterinaire beroepsgroepen uw belangen in Brussel gestalte geven. Hoe
alle beroepstechnische wensen en al dan niet wettelijke regels, met enig vallen en opstaan, hun uitwerking
vinden in het kwaliteitsdenken van de dagelijkse praktijk vindt u weergegeven in de door een prakticus ge-
schreven column \'Op naar het certificaat\'.

Dat de regelgeving bepaald niet vrijblijvend is moge blijken uit het niet mis te verstane controleverslag
van de AID over het derde kwartaal van 1995. Uit dit verslag blijkt overigens ook dat een ontwormings-
middel wel een bestrijdingsmiddel mag zijn, maar dat de omkering van deze stelling (door een \'dierge-
neesmiddelenhandelaar \') tot ernstige problemen leidt.

Voor de rechtgeaarde dierenarts zal het een verademing zijn kennis te nemen van de stand van zaken met
betrekking tot Viral Haemorrhagic Disease bij konijnen (alweer die bijzondere dieren!), van antwoorden
op vragen over alopecia en anticonceptiepillen bij katten en nieuws en mededelingen van KNMvD.

De Hoofdredactie

-ocr page 196-

VIRAL HAEMORRHAGIC DISEASE: EEN OVERZICHT EN
EIGEN BEVINDINGEN

C. vanMaanen^, N.H.M.T. Peperkamp\'\'. S.G.Th. Zuithoff^, G.H.M. van Logtestijn^,

D. R. Mekkes^, H.W.A. van de Sande^ en M. H. van der Hage ^ Tijdschr Diergeneesk 1996; 121: ih4-k

SAMENVATTING

Er wordt een overzicht gegeven van de huidige kennis
omtrent taxonomie, kliniek, Pathogenese en pathologie,
diagnostiek, epizoötiologie en preventie van Viral
Haemorrhagic Disease (VHD). Tevens worden eigen be-
vindingen met de pathologie, de histopathologie, en epi-
zoötiologie van deze ziekte beschreven, waarbij ook aan-
dacht besteed wordt aan enkele diagnostische technieken
als de hemagglutinatie-test, elektronenmicroscopie en
immunohistochemie. Het aantal VHD-diagnoses wordt
gerelateerd aan het totaal aantal diagnoses op konijne-
secties in het werkgebied van de betreffende gezond-
heidsdienst over een periode van achttien maanden.

SUMMARY

Viral Haemorrhagic disease: a review and personal expe-
rience

A review is given of current knowledge of taxonomy, clinical symptoms, pa-
thogenesis and pathology, diagnosis, epizoötiology and prevention of Viral
Haemorrhagic Disease (VHD). We also report our own experiences with
the (histo)palhology. laboratory diagnosis, and epizoötiology of this disea-
se. The frequency of the diagnosis VHD is compared with the frequency of
other diagnoses in an eighteen months period.

INLEIDING

Viral Haemorrhagic Disease (VHD) - synoniem Rabbit Hae-
morrhagic Disease (RHD) en Viral Haemorrhagic Syndrome
(VHS) - werd voor het eerst in 1984 in China beschreven na
import van Duitse angorakonijnen. In 1986 werd de ziekte in
Italië gesignaleerd en is sinds 1988 in vele Europese landen
vastgesteld. De ziekte heeft zich ook verspreid in onder an-
dere Korea, Noord-Afrika en Mexico (5,7,16). In 1990 werd
de ziekte in België beschreven (10); in de afgelopen jaren
werden in Nederland ook verscheidene gevallen van VHD
beschreven (6,13).

In de zomer en met name in de tweede helft van 1993 werden
aan de Gezondheidsdienst voor Dieren in West- en Midden
Nederland te Gouda verscheidene konijnen ter sectie aange-
boden waarbij een sectiebeeld verdacht van VHD werd aan-
getroffen. In het werkgebied van deze dienst worden relatief
weinig konijnen ter sectie aangeboden. Van het aanbod tus-
sen I januari 1993 en 1 juli 1994 vormt VHD de meest ge-
stelde diagnose: bij 26 % van de 50 inzendingen werd VHD
gediagnosticeerd. Door het snelle en vaak dramatische ver-
loop van de ziekteproblemen wordt de waarschijnlijkheids-

\' Gezondheidsdienst voor Dieren lokatie Deventer, tevens speciaiist-in-opleiding hij

de Vakgroep Pathologie. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.
- Gezondheidsdienst voor Dieren, lokatie Deventer.

> Vakgroep Pathologie Afdeling Bijzondere Dieren, Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht.

diagnose VHD mogelijk vaak al door de begeleidende die-
renarts gesteld zonder nader vervolgonderzoek. Met name
wordt er ook aan intoxicatie gedacht (13). De ziekte is zeer
besmettelijk en leidt over het algemeen tot grote uitval. Bij
afwezigheid van efficiënte maatregelen kan het virus zich
dan ook zeer snel verspreiden in bepaalde regio\'s. Daarom
wordt in dit artikel een overzicht gegeven van de belangrijk-
ste aspecten van deze ziekte en de eigen ervaringen met de
pathologie en diagnostiek.

EIGENSCHAPPEN VAN HET VIRUS
Viral Haemorrhagic Disease Virus (VHDV) is een naakt vi-
rus met een icosaëdrische symmetrie. De in diverse publika-
ties opgegeven diameter varieert tussen 29-40 nm (8^ In eer-
ste instantie werd het virus een
Picornavirus genoemd,
vervolgens een parvovirus en tegenwoordig een calicivims
(7,9,16). Indeling van VHDV bij de caliciviridae is nu de-
finitief (8) en is gebaseerd op de aanwezigheid van een en-
kelvoudig direct infectieus RNA van 7,4 kB, een subgeno-
misch RNA van 2.2 kB dat codeert voor een enkelvoudig
capside-eiwit van 60-61 kD, en de typische morfologie on-
der de elektronenmicroscoop met, afhankelijk van de sym-
metrie-as, de aanwezigheid van tien oppervlakte-projecties
of de aanwezigheid van schotelvormige impressies in het op-
pervlak (7,8,9,14,16). Daarmee is VHDV ingedeeld in de-
zelfde groep als het feliene calicivirus, het vesiculair exan-
themavims van het varken en het San Miguel zeeleeuwen-
virus. VHDV is tevens nauw verwant aan het European
Brown Hare Syndroom (EBHS) virus.
VHDV is alleen besmettelijk voor konijnen. Onder experi-
mentele omstandigheden blijkt besmetting van hazen met
VHDV soms tot het typische ziektebeeld te leiden, evenals
besmetting van konijnen met EBHS-virus (8,10).
Als enige lid van de caliciviridae heeft VHDV hemaggluti-
nerende eigenschappen: het virus agglutineert humane ery-
trocyten van alle bloedgroepen zeer sterk, waarbij de hoog-
ste titers behaald worden met bloedgroep O. Schape- en
kippe-erytrocyten worden matig geagglutineerd en erytrocy-
ten van vele andere diersoorten inclusief homologe erytrocy-
ten helemaal niet (10,16). Het virus is resistent tegen behan-
deling met detergentia, blijft infectieus tussen pH 3 en pH 8
en blijft gedurende 60 minuten infectieus bij verhitting tot
50°C (16). Verder blijft het vims in orgaansuspensies bij
4°C langer dan 225 dagen en bij 60
°C langer dan twee dagen
infectieus (5).

KLINISCHE VERSCHIJNSELEN

Het ziektebeeld wordt onderverdeeld in een peracute, een
acute en een subacute vorm. De peracute vorm kenmerkt
zich door plotselinge sterfte zonder enige verschijnselen;
soms worden bloederig schuim op de neusgaten en vaginale
bloedingen gezien. De acute vorm kenmerkt zich door
sloomheid, anorexic en hoge koorts. Binnen 24 uur wordt dit
gevolgd door een of meer van de volgende verschijnselen:
dyspneu, cyanose en zenuwverschijnselen als stuiptrekkin-

-ocr page 197-

gen, slapte, Opisthotonus en schreeuwen. Er zijn overigens
geen aanwijzingen voor replicatie van het vims in het cen-
trale zenuwstelsel. De genoemde zenuwverschijnselen zijn
in feite een uiting van de agonie. Het totale verloop van de
acute vorm duurt 12-36 uur. In latere fases van een epidemie
wordt vaak de subacute vorm gezien. Deze kenmerkt zich
door depressie, anorexie en koorts gedurende twee tot drie
dagen. Tevens treedt een sterke lymfopenie op. Het meren-
deel van de dieren overleefït deze vorm en is vervolgens re-
sistent tegen herinfectie (10,16).

In de praktijk zijn dieren jonger dan vier weken resistent te-
gen de infectie; de oorzaak van deze leet^ijdsafhankelijke re-
sistentie is onbekend. Alle dieren ouder dan twee maanden
zijn zeer gevoelig, met name de voedsters. Binnen enkele da-
gen tijd kan 65-90% van de dieren sterven. Navraag bij de ei-
genaren met een positieve VHD-inzending leverde de symp-
tomen en het ziekteverioop op, passend bij de acute of
peracute vorm van VHD (Tabel 1). Op de meeste bedrijven
trad een hoge mortaliteit op met een gemiddelde mortaliteit
per bedrijf van 60 % (Tabel 1). Deze mortaliteit zou nog ho-
ger zijn indien op enkele bedrijven alleen de dieren ouder
dan twee maanden meegeteld zouden worden.

PATHOGENESE EN PATHOLOGIE
Na orale infectie en een primaire vermeerdering die waar-
schijnlijk in het maagdarmkanaal plaatsvindt, treedt viremie
op met vervolgens uitgebreide secundaire vermeerdering in
cellen van diverse organen en in endotheelcellen. Met name
in de levercellen vindt zeer uitgebreide replicatie plaats met
uitgebreide necrose en grote vimsuitscheiding via de gal in
de dunne darm. De emstige levemecrose, mogelijk in combi-
natie met de emstige schade aan endotheel, leidt tot een toe-
stand van hypercoagulabiliteit in de systemische circulatie.
Dit gaat klinisch gepaard met diffuse intravasale stolling
(DIS), gekenmerkt door een verlengde tromboplastine-tijd
en protrombine-tijd, een hypofibrinogenemie, een trombo-
cytopenie, een verhoogde concentratie aan fibrine-degrada-
tie-produkten en een daling van de antitrombine-III-activi-
teit (15). Het optreden van DIS heeft een shock tot gevolg.
De macroscopische en microscopische bevindingen passen
dan ook tevens in het beeld van een shock. Deze veranderin-
gen zijn gemeten vlak voor de dood van experimenteel geïn-
oculeerde konijnen. Hierbij was de gemiddelde overieving-
stijd na inoculatie slechts 33 uur!

I I m

Tabel 1. Overzicht van inzendingen met een VHD-dlagnose: bedri|fsgrootte, klinische symptomen en mortaliteit.

Inzendnummer

Totaal aantal konijnen

Totaal aantal dood

Mortaliteit

Klinische symptomen

SZ 1139

40

15

38%

Plotseling dood

SZ 1405

14

10

71%

Stuiptrekkingen

Zeer snel dood

SZ 1713

50

50

100%

Plotseling dood

SZI736

60

45

75%

Plotseling dood

SZI989

7

6

86%

Plotseling dood

SZ2I54

23

23

100%

Plotseling dood

SZ2388

1000\'

120

12%

Plotseling dood

SZ 2582

15

6

40%

Plotseling dood

SZ 2914

12

5

41%

Stuiptrekkingen

Zeer snel dood

SZ 2980

5

3

60%

Anorexie

Zeer snel dood

SZ3184

8

5

63%

Anorexie, slap

Zeer snel dood

SZ3597

452

10

22%

Sloom

Zeer snel dood

SZ 3607

13

10

77%

Zenuwverschijnselen

Zeer snel dood

Gemiddeld

243

163

67%3

Gemiddelde mortaliteit per bedrijf

60%

juiigc uititii, gccii uiivai. wiiuci uc Ktiiuiicii WK gccii uiivai, diic uuuc i^uiiijiicn waren iiiocucruicrcn.

2 30 jonge dieren, geen uitval. Tien van de vijftien moederdieren gestorven.

3 Gezien de onevenredig grote invloed op het gemiddelde is bij de berekening van deze gemiddelden SZ 2388 (n = 1000) buiten beschouwing gelaten.
In dit gemiddelde is ook SZ 2388 meegenomen. Het betreft hier het gemiddelde van de in de tabel vermelde bedrijfsmortaliteitspercentages.

De macroscopische bevindingen bij sectie zijn als volgt: thy-
muszwelling, bloedingen of hyperemie van de trachea, long-
bloedingen, brosse - meestal bleke - lever met een wisse-
lende kleur en een zonale tekening, miltzwelling en bolle, te
donkere nieren. Deze afwijkingen zijn in wisselende mate
afwezig, bij sommige dieren worden helemaal geen afwij-
kingen waargenomen. Histopathologisch valt met name de
emstige levemecrose op: deze begint over het algemeen pe-
riportaal, maar is vaak panlobulair. Uitgebreide rhexis en ly-
sis van de kemen van hepatocyten wordt waargenomen. Het
overievende parenchym is vaak vettig gedegenereerd. Met
name bij de subacute vorm worden in het necrotische weef-
sel in het kader van een opmimreactie Infiltraten van over-
wegend polymorfkemige leukocyten gezien. In de longen
vallen hyperemie, bloeding en microtrombi op. De nieren
worden gekenmerkt door sterke hyperemie van de glome-
mli, microtrombose in de glomemlaire capillairen, tubulo-
nefrose, eiwitcilinders in de tubuli en bloedingen. Thymus,
milt en lymfeknopen worden gekenmerkt door depletie van
lymfocyten en necrose. In zijn algemeenheid staat de lever-
pathologie centraal en staan de laesies in andere organen in
het teken van een uitgebreide diffuse intravasale stolling
(4,10,15,16).

In ons sectiemateriaal met de diagnose VHD was met name

-ocr page 198-

de uitgebreide levemecrose met zeer uitgebreide karyor-
rhexis en karyolysis een constante bevinding (Figuur 1) met
daarnaast de bovenbeschreven glomeruiopathie in het kader
van DIS (Figuur 2). De bloedingen in longen en trachea wa-
ren in slechts een deel van de gevallen opvallend. Wel werd
vaak een sterke hyperemie van longen en trachea waargeno-
men met microtrombi in de alveolaire septa.

getitreerd in een HA-test. Zoals reeds vermeld agglutineert
het virus humane erytrocyten van alle bloedgroepen zeer
sterk, waarbij de hoogste titers behaald worden met bloed-
groep O, terwijl onder andere kippe-erytrocyten niet tot ma-
tig geagglutineerd zouden worden. De test werd zowel met
humane erytrocyten bloedgroep A - afgestaan door één onzer
- als met kippe-erytrocyten uitgevoerd. Van de orgaansus-
pensies werden tweestapsverdunningen in PBS pH 7.3 ge-
maakt, waarna een 1 % erytrocytensuspensie toegevoegd
werd. Na een incubatieperiode van één uur bij kamertempe-
ratuur werd de test afgelezen. Alle drie suspensies hadden in
de HA-test met kippe-erytrocyten een titer < 1:2. Beide le-
versuspensies van konijnen met de histopathologische diag-
nose VHD hadden een titer van 1:1024 ten opzichte van hu-
mane erytrocyten, terwijl de suspensie van het konijn met de
diagnose coccidiose een titer <1:16 had. Op basis van deze
beperkte resultaten lijkt de HA-test inderdaad een simpele en
werkzame test te zijn ter bevestiging van de histopathologi-
sche diagnose VHD. Voor een sluitende VHD-diagnose zou
de identiteit van het hemagglutinerend agens overigens nog
bevestigd moeten worden middels een Hl-test met een
hyperimmuun anti-VHD serum.

Het virus kan ook aangetoond worden met behulp van sand-
wich ELlSA\'s of elektronenmicroscopie (8). In een vergelij-
king van de HA-test met een dergelijke ELISA en immuno-
elektronenmicroscopie bleek de HA-test in 8% van de
gevallen vals-positief en in 9% van de gevallen vals-negatief
te scoren. De vals-negatieve uitslagen zijn waarschijnlijk
veroorzaakt door de aanwezigheid van hemagglutinatie rem-
mende antistoffen (2,8).

Door de hoge concentratie virionen in met name leverweef-
sel is elektronenmicroscopie op partieel gezuiverde of
slechts door middel van ultracentrifugatie geconcentreerde
orgaansuspensies een goede diagnostische mogelijkheid,
waarbij immuno-elektronenmicroscopie de voorkeur ver-
dient (2,4,8,9,14). Zo konden wij in een leversuspensie van
een konijn met de histopathologische diagnose VHD met be-
hulp van elektronenmicroscopie vrij eenvoudig clusters
naakte virionen aantonen met een diameter van 25-30 nm
(Figuur 3). Hiertoe werden de virionen op basis van een sedi-
mentatie-coëfficiënt van 175S lOOx geconcentreerd door
middel van ultracentrifugatie van de geclarificecrde lever-
suspensie (10% w/v) en vervolgens zichtbaar gemaakt door
middel van negatief-contrast kleuring met 2% PTA. De rela-

DIAGNOSTIEK

Anamnese, sectiebevindingen en histopathologic leveren
een vrij karakteristiek beeld op. Toch moet nog rekening ge-
houden worden met intoxicatie of acute pasteurellose. Voor
een definitieve diagnose is daarom laboratoriumonderzoek
gewenst. Met behulp van een hemagglutinatie-test (H A-test)
met humane erytrocyten op diverse orgaansuspensies kan de
diagnose bevestigd worden. Met name leversuspensies kun-
nen zeer hoge agglutinatietiters geven, volgens sommige au-
teurs zelfs > 1:2.6.106(15). Ohlinger
et al. (8) melden dat
HA-titers < 500 niet zonder meer positief genoemd kunnen
worden en eventueel veroorzaakt kunnen worden door
Pasteurella-species. De specificiteit van een HA-titer kan
bevestigd worden door een hemagglutinatie-inhibitie (Hl)
test met een hyperimmuun konijneserum.
Om een indruk te krijgen over de bruikbaarheid van de he-
magglutinerende eigenschappen van dit virus in de diagnos-
tiek werden door ons bij twee inzendingen met de histopa-
thologische diagnose VHD en één inzending met de
diagnose coccidiose 10% (w/w) leversuspensies gemaakt en

-ocr page 199-

1 m w^^^mnt^amw i «» m

tief lage diameter en het gladde oppervlak van de door ons
gevonden vimsdeeltjes kunnen het gevolg zijn van
Proteo-
lyse waardoor zogenaamde \'smooth particles\' ontstaan (3).
Viraal antigeen kan ook aangetoond worden met de IFT in
vriescoupes. Door de grote hoeveelheid necrotisch materiaal
treedt echter vaak aspecifieke fluorescentie op, hetgeen de
interpretatie bemoeilijkt. Met behulp van immunohistoche-
mie met peroxidase-gelabelde conjugaten kan ook in paraffi-
necoupes viraal antigeen worden aangetoond (8,12).
Stoerckle-Berger
et al. (12) vonden een goede correlatie tus-
sen de resultaten van ABC-peroxidase immunohistochemie,
histologische bevindingen en HA-testen. Wij ontwikkelden
een ABC-immunoperoxidase techniek op basis van mono-
clonale antistoffen afkomstig uit Italië en gericht tegen ofwel
alleen VHDV ofwel VHDV en EBHS (3). Met behulp van
deze test werden retrospectief paraffine-coupes onderzocht
van inzendingen na 1 januari 1993. Het betrof in dit geval in-
zendingen waarop bij de afdeling Bijzondere Dieren van de
vakgroep Pathologie al dan niet de (waarschijnlijk-
heidsjdiagnose VHD gesteld was. In 34 van de 36 gevallen
met een zeer suggestieve histopathologie werd de diagnose
VHD bevestigd met behulp van deze immunoperoxidase-
techniek, terwijl 12 van de 12 inzendingen met een hepatitis
door een andere oorzaak negatief bevonden werden in deze
test. Daamaast werden nog vier van zeven inzendingen met
een verdachte anamnese (histologie niet of nauwelijks be-
oordeelbaar door autolyse of invriezen) positief bevonden.
Antistoffen kunnen vanaf vijf dagen na infectie aangetoond
worden met behulp van een Hl-test, een indirecte ELISA of
een competitie-ELlSA (8,11).

EPIZQÜTIQLOGIE

De ziekte kan oraal, nasaal of parenteraal overgedragen wor-
den. In het veld is de faecaal-orale overdracht waarschijnlijk
het belangrijkst. Faeces van konijnen die de infectie over-
leefden bleef tot vier weken na infectie infectieus voor ge-
voelige dieren. Bovendien blijft het vims - zoals boven be-
schreven - langdurig infectieus in organisch materiaal.
Daarom kan het vims behalve via direct contact ook heel
goed indirect via besmet voer, besmette materialen en be-
smette personen overgedragen worden. Wilde konijnen kun-
nen de besmetting overdragen via besmet groenvoer. Deze
infectieroute speelt met name een rol bij kleine, niet-com-
merciële konijnehouderijen. Ook insekten kunnen het vims
overdragen. Aerogene overdracht lijkt niet belangrijk, aan-
gezien de infectie in een insektvrije mimte over een afstand
van 50 cm niet overgedragen werd (5).
Om een betere indruk te krijgen over de aanwezigheid en
verspreiding van VHD in Nederland is in de periode no-
vember 1991 - febmari 1992 een pilotstudie uitgevoerd on-
der konijnen van sportfokkers, commercieel gehouden ko-
nijnen en wilde konijnen (I). Hierbij werden
bloedmonsters verzameld van 574 konijnen van sportfok-
kers afkomstig uit alle provincies, 610 commercieel gehou-
den konijnen afkomstig uit Gelderiand, Overijssel, Brabant
en Limburg en 33 wilde konijnen afkomstig uit Den Haag,
Noord-Limburg en het eiland Texel. De bloedmonsters
werden onderzocht op antistoffen tegen VHD met behulp
van een ELISA en de Hl-test (Dr. J. Peeters, NIDO,
Bmssel). Er bleken grote discrepanties op te treden tussen
de uitslagen van de Hl-test en de ELISA. De Hl-test kan
echter nogal eens vals-positieve uitslagen geven. Op basis
van een positieve reactie van sera in ofwel de ELISA ofwel
in beide testen bleek 8% van de konijnen van sportfokkers
een infectie met VHD te hebben doorgemaakt met een vrij
gelijkmatige distributie over het hele land. Bij de commer-
cieel gehouden konijnen en de wilde konijnen bleek op ba-
sis van bovengenoemde criteria respectievelijk 1% en 12%
seropositief te zijn(l).

BESTRIJDING
Hygiënische maatregelen

Gezien de grote besmettelijkheid van de ziekte en de resis-
tentie van het vims tegen milieu-invloeden moeten preven-
tieve maatregelen strikt in acht genomen worden om het vi-
ms buiten de deur te houden (8,10).

- Bij aankoop van nieuwe dieren moeten deze gedurende
twee weken in quarantaine gehuisvest worden samen met
enkele ongevaccineerde gevoelige volwassen dieren van
het bedrijf.

- Bezoekers en verzorgers moeten van kleding en schoeisel
wisselen voor ze de stallen betreden.

- Contact met wilde konijnen moet vermeden worden.

- Insekten moeten bestreden worden.

- Geen groenvoer verstrekken, alleen commercieel voer en
hooi mogen verstrekt worden.

- In geval van een uitbraak moeten alle kadavers op verant-
woorde wijze afgevoerd worden en dient het nestmateriaal
verbrand te worden.

- Hokken en vloeren moeten gereinigd en gedesinfecteerd
worden met 10% formaldehyde, 2% natronloog, 3% hy-
pochloriet of 2% chloramine.

- Wanneer alle resterende konijnen gemimd worden dient
een leegstand van vier weken aangehouden te worden.

Vaccinatie

Alle op dit moment beschikbare vaccins zijn geïnactiveerde,
al dan niet geadjuveerde, weefselvaccins. Het is nog niet ge-
lukt het vims
in vitro op bepaalde cellijnen te kweken. Wel
wordt gewerkt aan subunit-vaccins op basis van het 60 kD
capside eiwit.

In Nederiand zijn inmiddels drie vaccins beschikbaar:
Cunical® (Rhone Merieux BV), Hebovak 88T® (Aesculaap
BV) en Arvilap® (Aesculaap BV). Deze vaccins claimen een
bescherming van zes maanden. De beschermingsduur is kor-
ter bij inenting in besmet milieu (10). Voorde huidige gene-
ratie vaccins geldt dat bescherming tegen VHD reeds begint
op vier dagen na primovaccinatie en op zeven dagen na vac-
cinatie compleet is. Seroconversie treedt ook tussen vier en
zeven dagen na vaccinatie op, waarna de titers vanaf drie
maanden na vaccinatie beginnen te dalen (5). Vaccinatie in
besmet milieu leidt bij snel handelen bij het begin van de uit-
braak na 72 uur tot stoppen van de sterfte (10). Interfererend
vaccineren heeft dus zin, bij intraveneuze toediening van een
door middel van hitte geïnactiveerd vaccin werd zelfs al na
24 uur bescherming beschreven (5). Vaccins kunnen subcu-
taan of intramusculair toegediend worden en lijken on-
schadelijk: ondanks het gebmik van miljoenen doses in an-
dere landen worden geen anafylactische reacties of
negatieve effecten op voeding of vmchtbaarheid gemeld. Op
VHD-vrije bedrijven kan de hele fokstapel elk halfjaar ge-
vaccineerd worden. Op VHD-besmette bedrijven is het ver-
standig alle konijnen op speenleeftijd al te vaccineren en op
drie tot vier maanden leeftijd te hervaccineren (10). Alle an-
dere konijnen moeten elk half jaar gevaccineerd worden.
Konijnen die tentoonstellingen bezoeken dienen minimaal
een week en maximaal zes maanden voor het tentoonstel-
lingsbezoek gevaccineerd te zijn (10).

-ocr page 200-

DANKBETUIGING

Dr. T.S.G.A.M. van den Ingh en prof. dr. E. Gruijs worden bedankt voor het

kritisch doornemen van het manuscript. Dr. W. Voorhout wordt bedankt

voor zijn hulp bij het EM-werk.

LITERATUUR

1. Beringer J en Mannes S. Viral Haemorrhagic Disease. Studenten-
referaat; Vakgroep Pathologie, Faculteit der Diergeneeskunde, 1993.

2. Biermann U, Herbst W, and Baljer G. Rabbit haemorrhagic disease
(RHD) - comparative diagnostic studies: haemagglutination tests and
electron microscopy. Seri Münch Tierärtzl Wschr 1992; 105: 86-7.

3. Capucci L, Scicluna MT, and Lavazza A. Diagnosis of viral haemor-
rhagic disease of rabbits and the european brown hare syndrome. Rev
Sei techn Off int Epiz 1991; 10: 347-70.

4. Erber M, Gerbermann H, Meiler H, and Schindlmayr R. Rabbit hae-
morrhagic disease among domestic rabbits in Bavaria: epidemiologi-
cal, pathological and virological investigations. Tierartzl Umschau
1991;46: 151-5.

5. Haas B, and Thiel HJ. Rabbit haemorrhagic disease (RHD). Deutsch
Tierärtzl Wschr 1993; 100: 131-7.

6. Kleyn van Willigen FC. Rabbit haemorrhagic disease (RHD), een be-
dreiging voorde konijnenmesterij. VPl 1994; april nr. 4-5.

7. Ohlinger VF, Haas B, Meyers G, Weiland F, and Thiel HJ.
Identification and characterization of the virus causing rabbit haemor-
rhagic disease. J Virol 1990; 64: 3331-6.

1 « tl

8. Ohlinger VF, Haas B. and Thiel HJ. Rabbit haemorrhagic disease
(RHD): characterization ofthe causative calicivirus. Vet Res 1993; 24:
103-16.

9. Park JH, Kida H, Ueda K., Ochiai K, Goryo M, and Itakura C. Etiology
of rabbit haemorrhagic disease spontaneously occurring in Korea J
Vet Med B 1991;38:749-54.

10. Peeteis JE. Het Viraal Haemorrtiagisch Syndroom, een nieuwe bedreiging
voor de konijnenteelt. Vlaams Diet^eneeskd Tijdschr 1990; 59:208-12.

11. Rodak L, Schmid B, Valicek L, et al. Enzyme-linked immunosorbent
assay of antibodies to rabbit haemorrhagic disease virus and determi-
nation of its major structural proteins. J Gen Virol 1990;71: 1075-80.

12. Stoercklé-Berger N, Keller-Berger B, Ackermann M, and Ehren-
sperger F. Immunohistological diagnosis of rabbit haemorrhagic
disease. J Vet Med B 1992; 39:237^5.

13. Luer RJT van der en Bethlehem M. Viral haemorrhagic disease bij het
konijn, een case report. Tijdschr Diergeneeskd 1994; 119: 503-4.

14. Valicek L, Smid B. Rodak L, and Kudma J. Electron and immunoelec-
tron microscopy of rabbit haemorrhagic disease virus (RHDV). Arch
Virol 1990; 112:271-5.

15. Ueda K. Pathology of rabbit haemorrhagic disease (RHD): pathology
of disseminated intravascular coagulation (DlC). Jpn J Vet Res 1992;
40:64.

16. Xu ZJ, and Chen WX. Viral Haemorrhagic Disease in rabbits: a re-
view. Vet Res Comm 1989; 13: 205-12.

MASTITIS CONTROL IN DAIRY HERDS - AN ILLUSTRATED
AND PRACTICAL GUIDE

Roger Blowey and Peter Edmondson: ISBN 0-85236-314-1.

Hoewel mastitis voor een melkveebedrijf vaak een even
groot probleem is als fertiiiteitsstoomissen, bestaan er wei-
nig goede praktische boeken over deze aandoening. Dit boek
is dan ook bijzonder welkom.

Het boek begint met uit te leggen wat nu eigenlijk mastitis is
en hoe het ontstaat. Het beschrijft de anatomie van de uier en
de mechanismen die helpen mastitis te voorkomen.
Uitgebreid wordt stilgestaan bij de werking van de melkma-
chine en de invloed ervan op het ontstaan van mastitis. Ook
de melktechniek en tepeldesinfectie voor en na het melken
komen aan de orde.

De verschillende verwekkers van mastitis komen natuuriijk
aan bod, waarbij de nadruk ligt op E. coli en Staph. aureus.
De rol van de minor pathogenen als Corynebacterium bovis
en coagulase negatieve staphylococcen in de epidemiologie
van mastitis wordt jammer genoeg niet behandeld. Aan de
invloed van de huisvesting is een hoofdstuk gewijd. Al kunt
u voor de maten van boxen en stallen beter het Handboek
voor de Rundveehouderij (IKC publikatienummer 35) ge-
bruiken. Aan de zo belangrijke rol van de voeding en ener-
giebalans in de etiologie van mastitis wordt geen aandacht
besteed, al worden wel enige woorden gewijd aan Selenium.
De achtergrond van behandeling van mastitis (lactatie- en
droogzettherapie) met antibiotica wordt in een hoofdstuk
toegelicht. Aandacht voor mastitis bij vaarzen rondom het
afkalven, een groeiend probleem, heb ik gemist, al wordt zo-
merwrang wel behandeld.

Het boek sluit af met een goede beschrijving van de overige
aandoeningen van uier en tepels.

Doordat het boek door Engelse dierenartsen is geschreven,
staat het dicht bij de Nederiandse situatie. Het boek is vlot
geschreven en voorzien van een grote hoeveelheid foto\'s,
dus ook na een dmkke werkdag \'s avonds nog te lezen.
Kortom: een boek wat bij iedere rundveeprakticus op de boe-
kenplank hoort, maar er zijn wel enige suggesties voor een
tweede druk.

H. iV. Barkema

-ocr page 201-

SVEltiG*

OELTREFFEND

if

IHUI iv^l

FLORFENICOL

NufJor

FLonriNicoi

30« mg/ml
Injectlevioeislot

I Diergeneesmiddel

I Antbiotiaini

DE SYNERGIE VAN 4 GEBUNDELDE KRACHTEN

Een Iste-lijns antibioticum voor ademhalingsaandoeningen bij rundvee is tegelijkertijd :
Doeltreffend

Actief tegen de pathogene bacteriën die ademhalingsaandoeningen bij rund-
vee veroorzaken. Dringt snel door tot de infectiehaard en bestrijdt de bacteriën
langdurig. Werkzaam tegen antibioticum-multiresistente kiemen.
Veilig

Veilig voor het dier, de gebruiker, de consument en het milieu.
Gebruiksvriendelijk

Twee injecties volstaan voor een doeltreffend antibiotisch effect gedurende
4 dagen. Gebruiksklaar. Klein injectievolume. Kan bewaard worden op kamer-
temperatuur.
Rendabel

Beperkt de stress veroorzaakt door de behandeling. Voorkomt een 2de-lijns
behandeling. Vermindert de sterfte en het aantal recidieven, dus ook de eco-
nomische verliezen.

Nuf lor Het 1ste-lijns antibioticum

®

NUFLOR® Farmaceutische vorm: InjectievJoeistof. SamensteHing: Per ml 300 mg florfenicol. Doeldier: niet-lacterend rundvee. Indkaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolyti-
ca en Pasteurella multocida. Dosis en toedieningsweg; Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nekspieren) tv^eemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur, met gebruik van
een naald met een diameter van 1.65 mm (16G). Contra-indicaties: Mag met gebruikt worden bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedsek>pname kan gedurende de behandehngsperiode
voorkomen. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor gebruik bij lacterende melkkoeien Houdbaarheid: zie
verpakking. Bewaren bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius); aangepnkte flacon: 28 dagen, indien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Het produkt binnen de 26 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50. 100 en 250 ml voor meervoudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / KanalIsatiestatus: REG NL 7993 UOA

Schering-Plough Anima! Health, Postbus 70, 1180 AB Amstelveen, Tel: 020/647.01.98 ©1995 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 202-

FEESTPROGRAMMA 175 JAAR DIERGENEESKUNDIG
ONDERWIJS IN NEDERLAND

Berichten en verslagen
»

Zoals op de jaarkalender 175 jaar
DON is vermeld, vinden er twee grote
publieksmanifestaties plaats: de Open
Dag op zaterdag 11 mei, die samenvalt
met de \'Dag van het Aangespannen
Paard\', en de publieksdag \'Over
Dieren en Mensen\' op zaterdag 18
mei.

□PEN DAG

De Open Dag is een unieke gelegen-
heid om de diergeneeskunde van
dichtbij te bekijken. Alle klinieken
draaien, voor zover mogelijk, gewone
diensten met speciale demonstraties.
Niet alleen de klinieken, maar ook an-
dere instituten zullen het publiek laten
zien wat de diergeneeskunde voor de
samenleving betekent. Zo kan men een
kijkje komen nemen achter de scher-
men van het wetenschappelijk onder-
zoek. Een speciale route voert langs di-
verse dia- en filmpresentaties. Daar-
naast kan kennis worden gemaakt met
verschillende onderzoeksthema\'s.
Verder kan het publiek nader kennis
maken met de zorg voor de kwaliteit
en de veiligheid van dierlijke produk-
ten.

Alleen voor deze Open Dag is een
vraagbaakteam samengesteld bij wie
bezoekers terecht kunnen met allerlei
vragen over de diergeneeskunde.
Speciaal voor kinderen is een kinder-
dorp ingericht. Studenten leggen uit
wat een dierenarts allemaal moet we-
ten en doen. De Werkgroep Veteri-
naire Kynologie houdt op het facul-
teitsterrein zijn buitendag. De hon-
denliefhebbers zullen ruimschoots aan
hun trekken komen met demonstraties
in behendigheid en fly-ball.
De deuren van de faculteit gaan open
om 10.00 uur. De toegang is gratis.

DAG VAN HET AANGESPANNEN
PAARD

De \'Dag van het Aangespannen Paard\'
is een evenement dat jaarlijks op het
faculteitsterrein wordt gehouden en
duizenden paardenliefhebbers naar
Utrecht trekt. Deze dag, die dit jaar
voor de zevende maal plaatsvindt, is
uitgegroeid tot een veelzijdig, specta-
culair en nationaal gewaardeerd eve-
nement. Juist omdat op deze dag alle
takken van het aangespannen rijden
vertegenwoordigd zijn en zeer veel
verschillende rassen worden getoond,
is dit evenement een \'must\' voor paar-
denliefhebbers.

Ook dit jaar komen weer zoveel moge-
lijk facetten van het aangespannen rij-
den aan bod. Op het hoofdterrein wor-
den twintig concours-rubrieken ver-
reden. Er worden demonstraties gege-
ven met verschillende rassen, waaron-
der Trekpaarden, Shires, Shetlanders,
Haflingers, Percherons en Tenessee
Walking Horses. Verder zal er een
strodorp worden ingericht, waarin di-
verse stamboeken een presentatie ver-
zorgen en oude ambachten te zien zijn.
Aan het einde van de dag zijn de vele
verschillende rassen te zien in het ras-
sendefilé en zal een \'Ras van de Dag\'
en een \'Aanspanning van de Dag\' wor-
den gekozen.

Voorts wordt een marathon verreden
die bestaat uit vijf trajecten met een to-
tale lengte van ongeveer 14 kilometer.

Van 6 tot en met 11 mei en op zaterdag 18 mei 1996 viert de Faculteit der
Diergeneeskunde feest. Dan wil zij gedenken dat er in Utrecht 175 jaar dierge-
neeskundig onderwijs wordt gegeven. Op de activiteitenkalender die bij deze
aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is gevoegd, vindt u een
jaaroverzicht van alle activiteiten, die in het kader van 175 jaar DON plaats-
vinden. Enkele van deze activiteiten worden in het navolgende toegelicht.

Diergeneeskundig
Onderwijs in
Nederland

Daarnaast staat een authentieke rijtui-
gendag op het programma. De koetsen-
tocht, die vertrekt vanaf het faculteits-
terrein, zal leiden door de prachtige
omgeving van Zeist. De prijsuitreiking
is \'s middags tijdens de presentatie op
het hoofdterrein van de faculteit, waar-
bij het publiek uitleg krijgt over de ver-
schillende rijtuigen.
Het programma van de \'Dag van het
Aangespannen Paard\' begint om 8.30
uur op het faculteitsterrein en duurt tot
17.00 uur.

PUBLIEKSDAG \'OVER DIEREN
EN MENSEN\'

Op zaterdag 18 mei is er in het
Utrechtse Veemarktcomplex een grote
publieksmanifestatie \'Over Dieren en
Mensen\'. Deze publieksdag is anders
dan de Open Dag Diergeneeskunde.
Op de Open Dag gaat het vooral om de
diergeneeskunde, terwijl op de pu-
blieksdag de betekenis van het dier in
het leven van de mens centraal staat.
Dit evenement wil tot uitdrukking bren-
gen dat de jubilerende Faculteit der
Diergeneeskunde haar bestaansrecht
ontleent aan het houden van dieren door
mensen. De faculteit organiseert deze
publieksdag in samenwerking met het
Vooriichtingsbureau Huisdieren, de
Stichting voor Gezelschapsdieren en
IPC-Dier (de gezamenlijke praktijk-
scholen in de dieriijke sector). Deze dag
wil tonen welke rol dieren in het leven
van mensen spelen en hoeveel plezier
mensen beleven aan het houden van alle
mogelijke soorten van dieren. Het ka-
rakter van de dag is populair-weten-
schappelijk en educatief, maar vooral
ook levendig en ludiek.

In de bovenzaal wordt elk half uur een
lezing gehouden door vooraanstaande
sprekers. In de grote hal wordt het
\'Plein voor Dieren en Mensen\' inge-
richt. Daar presenteren zich zowel
ideële als commerciële standhouders.
Ook vinden er vele demonstraties
plaats, zowel op het plein als op het
buitenterrein. Hobbyhouders-vereni-
gingen van alleriei diersoorten zullen
hun plezier en deskundigheid demon-
streren.

Kinderen kunnen op een kinderboer-
derij nader kennismaken met dieren.
Daarnaast kan men meedoen aan aller-

-ocr page 203-

lei wedstrijden, zoals het schatten van
het gewicht van een zware stier. Ook
zal het aan amusement niet ontbreken.
De bezoeker kan zijn vaardigheid in
het melken testen op kunstuiers. Ook
bestaat de mogelijkheid zich fier te
paard op de foto te laten vereeuwigen.
De talrijke veterinaire studentenver-
enigingen demonstreren hun speciali-
teiten. De Stichting Zeldzame
Huisdierenrassen en de Vereniging
voor Dierfysiologie geven uitleg over
levende dieren. Zo zijn er nog tal van
andere organisaties actief Op het bui-
tenterrein zal de Dienst Levende Have
van de Politie Regio Utrecht het werk
van het politiepaard en de politiehond
tonen. Voorts zullen sledehonden het
publiek laten genieten van hun enthou-
siasme in het werk.

Op deze dag zal tevens op spectacu-
laire wijze het startsein worden gege-
ven voor de \'Week van het Huisdier\',
een evenement dat jaariijks wordt ge-
organiseerd door het Vooriichtings-
bureau Huisdieren.

De publieksdag is te bezoeken vanaf
9.00 tot 17.00 uur. Een toegangs-
kaartje kost ƒ 15,--, met reductiebon
ƒ 10,~. Kinderen tot 10 jaar gratis.

FACULTEITSFEEST
Op dinsdagavond 7 mei is er op de fa-
culteit een bruisend jubileumfeest,
waarvoor ook alle dierenartsen van
harte worden uitgenodigd. Het feest
begint om zes uur \'s avonds. Dan
wordt op feestelijke wijze de naam
van het Hoofdgebouw omgedoopt tot
Androclusgebouw. Daama trekken de
aanwezigen in optocht onder begelei-
ding van een blaaspoepersorkest naar
de feesttent, waar een bourgondische
maaltijd wordt geserveerd. Na de
maaltijd wordt het feest voortgezet op
de monsterbaan van de kliniek voor
Heelkunde. Daar worden twee podia
opgesteld, zodat er door verschillende
bands non-stop muziek kan worden
gemaakt. Als klapstuk is er een optre-
den van de bekende saxofonist Candy
Dulfer. Tussendoor zullen er nog al-
lerlei ludieke acts plaatsvinden.

TONEELSTUK \'ANDROCLUS EN
DE LEEUW

Zoals bekend vormen Androclus en
de leeuw het nieuwe facultaire beeld-
merk. Androclus, een legendarische
figuur uit de Romeinse tijd, kreeg be-
kendheid door het verhaal \'Androclus
en de leeuw\'. De legende gaat als
volgt. Androclus, slaaf van een
Romeinse proconsul in Afrika, ont-
vlucht zijn meester en houdt zich
schuil in de woestijn, in het hol van de
leeuw. De leeuw komt hinkend en
kennelijk met veel pijn het hol bin-
nen. Een doorn is diep in zijn voetzool
gedrongen. Androclus helpt het dier
door de doom uit de voet te trekken.
Later geraakt Androclus weer in de
macht van zijn meester, die hem voor
straf in de arena voor de leeuwen laat
werpen. Bij toeval blijkt één van de
op hem losgelaten leeuwen dezelfde
te zijn die hij eerder had geholpen.
Het dier komt kwispelend op hem toe,
liefkoost hem en beschermt hem te-
gen de andere leeuwen. Dit maakt
zo\'n indmk dat Androclus in vrijheid
mag vertrekken.

In 1912 gebmikte George Bemard
Shaw deze legende als basis voor zijn
toneelstuk \'Androclus and the lion\'.
Het leek een gelukkig idee om in ver-
band met de promotie van het nieuwe
beeldmerk van de faculteit, het stuk
van Shaw ten tonele te voeren. Maar
Shaw bleek de legende voomameliijk
gebmikt te hebben om zijn eigenzin-
nige ideeën over het christendom te
ventileren. Zijn stuk werd ongeschikt
bevonden voor jubilerende veterinai-
ren. Toneelschrijver Henk John werd
gevraagd het stuk van Shaw aan te pas-
sen aan de eisen van het modeme to-
neel anno 1996. En dat heeft hij gron-
dig gedaan. Komt dat zien! Het
toneelstuk wordt opgevoerd op 6, 8 en
9 mei (aanvang 20.15 uur). De manege
van de faculteit wordt voor die gele-
genheid omgebouwd tot een magni-
fiek circustheater, met navenante tech-
nische voorzieningen. PamassQs, het
Cultureel Centmm van de Universiteit
Utrecht, verzorgt een spectaculaire op-
voering op hoog artistiek niveau en vol
verrassende attracties, onder regie van
Ragnhild van den Reek en in decors
van Kor van der Kooij.

NIEUWE FACULTEITSSTRÜPDAS
Bij een nieuw beeldmerk hoort na-
tuurlijk een nieuwe stropdas. De
firma Alfasan Diergeneesmiddelen
B.V. heeft een stropdas laten ontwer-
pen met daarop Androclus en zijn
leeuw. Deze prachtige stropdas, uit-
gevoerd in donkerrood en donker-
blauw, is voor dierenartsen voor
ƒ 20,— verkrijgbaar bij Alfasan: tel.:
0348 - 416945, fax: 0348 - 423577.

Dierenartsen zijn uiteraard van harte
welkom bij alle aciviteiten in het ka-
der van 175 jaar DON (zie de
Jaarkalender). Voor het bijwonen van
het faculteitsfeest, de plechtige aca-
demische zitting in de Domkerk en
het toneelstuk \'Androclus en de
leeuw\' ontvangen alle dierenartsen
binnenkort een uitnodiging en een
deelnameformulier.

L.J.E. Rutgers, Conspirator

-ocr page 204-

Uit het onlangs verschenen controle-
verslag van de Algemene Inspectie-
dienst (AID) over het derde kwartaal
van 1995 blijkt dat controle nog steeds
noodzakelijk is.

Als het gaat om de naleving van de
Diergeneesmiddelenwet constateert de
AID dat het helaas nogal eens voor-
komt dat een farmaceutische onderne-
ming bereid is een niet geregistreerd
middel samen te stellen op verzoek
van een dierenarts/handelaar in dierge-
neesmiddelen. Maar ook de wachtter-
mijnen, de afgifte van UDD-middelen
en de groeibevorderaars hebben de
aandacht van de dienst. Nog steeds
blijkt dat de uitvoering van de speciale
noodslachting te wensen overlaat. Om
maar niet te spreken over de nog steeds
voorkomende verwaarlozing van die-
ren. Voor wat dit laatste betreft is, ge-
let op de gegeven voorbeelden, het in-
stellen van de vertrouwensteams
Voorkomen Verwaarlozing van Land-
bouwhuisdieren geen overbodige luxe.

DIERGENEESMIDDELENWET
De naleving van de Diergenees-
middelenwet, waaronder het bereiden
en afleveren van niet-geregistreerde
diergeneesmiddelen, is een belangrijk
onderwerp van controle.

Niet geregistreerd

Een onderzoek werd afgesloten naar
het bereiden en afleveren van een niet-
geregistreerd middel. Het initiatief
kwam van een farmaceutisch bedrijf
Met dit onderzoek werd ook aange-
toond hoe belangrijk de verplichting is
om diergeneesmiddelen eerst te regis-
treren en te beoordelen op hun veilig-
heid, voordat ze op de markt worden
gebracht.

De AID startte dit onderzoek nadat de
dienst werd geïnformeerd over enkele
sterfgevallen bij kalveren die kort te-
voren waren behandeld met een be-
kend ontwormingsmiddel. De aan-
sprakelijk gestelde fabrikant liet
enkele dieren en een restant van de in-
jectievloeistof onderzoeken. Hieruit
bleek dat geen gebruik was gemaakt
van het geregistreerde ontwormings-
middel, maar van een vloeistof die als
werkzame stof een bestrijdingsmiddel
bevatte. Hierdoor ontstond een zeer
gevaarlijke situatie, zoals bleek uit de
sterfgevallen onder de jonge runderen.
Onderzoek wees uit dat een dierge-
neesmiddelenhandelaar uit Oost-
Brabant betrokken was bij deze han-
del. Hij verkocht menig flacon door
het vervangingspreparaat aan te prij-
zen als \'stukken goedkoper\' dan het
originele ontwormingsmiddel. De
handelaar kocht de flacons van een far-
maceutisch bedrijf in West-Brabant.
Dit bedrijf werd door de AID bezocht.
In een geheime bergplaats werd door
de AID een omvangrijke partij niet-ge-
registreerde middelen aangetroffen,
waaronder hormonale produkten en
beta-gonisten. Daarnaast werden vel-
len \'fantasie-etiketten\' met veterinaire
claims en blanco flacons aangetroffen.
Het bleek dat een loonproduktiebedrijf
de flacons vulde met het bestrijdings-
middel dat door het farmaceutisch be-
drijf geleverd werd. De gevulde fla-
cons werden zonder etiket weer bij het
farmaceutisch bedrijf afgeleverd. Het
onderzoek is nog niet afgerond. Het
juiste aantal gestorven dieren is niet
bekend vanwege de terughoudendheid
daarover bij de veehouders.

Wachttermijn

Nadat een dier is behandeld met een ge-
registreerd diergeneesmiddel, kan bij
registratie worden bepaald dat de hou-
der een bepaalde wachttermijn in acht
moet nemen voordat hij zijn dier voor
slachting mag aanbieden. Deze regel
moet voorkomen dat residuen van het
geneesmiddel in het vlees achterblij-
ven. De AID verbaliseerde enkele per-
sonen voor het niet naleven van wacht-
termijnen. Een duidelijk voorbeeld was
de aanwezigheid van de stof chloor-
tetracycline in een geslacht mestkalf
Ook betaalde een kuikenmester een
schikking van ƒ 500,-- voor het feit dat
hij zijn kuikens nog tijdens de afleve-
ring voor de slacht voer gaf waaraan het
coccidiostaticum salinomycine was
toegevoegd. Voor dit middel geldt een
wachttermijn van vijf dagen.

UDD-middelen

Bij een Dibevo-zaak in Amsterdam
werden ruim honderd doses van ver-
schillende vaccins aangetroffen. Deze
UDD-middelen mogen uitsluitend
door een dierenarts worden toege-
diend. Behalve de erkende handelska-
nalen mogen alleen dierenartsen deze
stoffen in voorraad hebben. De eige-
naar van de zaak verklaarde dat hij de
middelen kreeg bij aankoop van jonge
hondjes en poesjes in België; zijn die-
renarts gebruikte ze om te vaccineren.
De dierenarts, geconfronteerd met
deze verklaring, ontkende.
In het land werden op meer plaatsen
UDD-middelen in beslag genomen.
Het betrof voomamelijk entstoffen.

CONTROLE ALGEMENE INSPECTIEDIENST OP
DIERGENEESMIDDELEN, VLEES EN WELZIJN

Groeibevorderaars

Ook het gebruik van verboden groei-
bevorderaars is een belangrijk onder-
werp van controle.

De AID constateert een duidelijke af-
name van de positieve gevallen. Een
intensievere urinebemonstering bij po-
sitieve gevallen (alle dieren die in aan-
merking komen, worden bemonsterd
als er emstige verdenkingen zijn van
gebruik van groeibevorderaars) én een
intensievere bemonstering in de boer-
derij-fase, kunnen de oorzaak zijn van
een grotere voorzichtigheid in het ge-
bruik van verboden middelen. Een an-
dere mogelijkheid is dat gebruik wordt
gemaakt van preparaten die de labora-
toria (nog) niet kunnen aantonen. De
AID ontving zeven meldingen van de
Stichting Kwaliteitscontrole Rundvee-
houderij en twee van de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees
(RVV). In acht gevallen ging het om
de stof clenbuterol. In één geval werd
een hoog gehalte van een natuuriijk
hormoon gevonden.

Ondanks de afname van het aantal po-
sitieve gevallen zijn toch de volgende
voorbeelden te geven.
Bij een mester van afgemolken runde-
ren bleken elf urinemonsters en één
voermonster positief op clenbuterol,
de mnderen waren inmiddels al ver-
kocht. De mester werd veroordeeld tot
een geldboete van ƒ 32.500,--.
De Stichting Kwaliteitsgarantie Vlees-
kalversector bemonsterde een stal met
340 mestkalveren. Van de 19 monsters
waren er 18 positief op clenbuterol. De
kalveren waren op het moment van de
uitslag al weg. De kunstmelkpoederfa-
brikant, eigenaar van de kalveren,
kreeg een geldboete van ƒ 35.000,—;
een geldsom die ongeveer gelijk is aan
de waarde van 18 dieren.
Een mester in Limburg moest voor de
derde keer terechtstaan voor illegaal

-ocr page 205-

gebruik van groeibevorderaars. Van de
55 runderen waren er 28 positief op
clenbuterol. De runderen werden in
beslag genomen en ergens anders ge-
stald. Na drie weken waren alle 28 die-
ren echter gestolen. Voor het eerst in
een zaak over groeibevorderaars werd
naast een forse geldboete als bijko-
mende straf stillegging van het bedrijf
voor één jaar opgelegd.

Duivensport

Naar aanleiding van een klacht dat bij
de duivenwedstrijdsport veel gebruik
werd gemaakt van doping, bezocht de
AID enkele duivenmelkers en nam
mestmonsters. De uitslagen zijn helaas
nog niet bekend. De AID vond bij een
duivenmelker in Limburg bijna alle
soorten anabolica waarvan vermoed
wordt dat die gebruikt worden als do-
ping. Tevens werd een omvangrijke
partij niet-geregistreerde middelen
aangetroffen en in beslag genomen. De
duivenmelker noemde twee dierenart-
sen, bekend uit de duivensport, als le-
veranciers van de anabolen. De leve-
ranciers, zowel in België, Duitsland,
als in Nederiand, worden gehoord.

Gemedicineerd voer

In diervoer mogen diergeneesmiddelen
worden verwerkt voor de bereiding van
gemedicineerd voer. Wel moet dan aan
bepaalde voorwaarden worden vol-
daan, zoals het gebruik van geregis-
treerde diergeneesmiddelen. Daamaast
mag het gemedicineerd voer uitslui-
tend worden afgeleverd met een attest,
uitgeschreven door de dierenarts \\an
het bedrijf waarvoor het voer bestemd
is. De AID verbaliseerde een dierenarts
die niet-geregistreerde middelen had
voorgeschreven en afgeleverd bij een
mengvoerbereider. In een andere zaak
werd gemedicineerd voer afgeleverd
zonder attest.

Ziekte van Aujeszky

Een bekende, landelijke opererende
dierenarts moest zich verantwoorden
voor de rechtbank in \'s-Hertogen-
bosch, omdat hij zich bij de bestrijding
van blaasjesziekte en de ziekte van
Aujeszky niet aan de regels had gehou-
den.

Voor het tegengaan van blaasjesziekte
vulde de dierenarts de benodigde
twaalf buisjes bloed met bloed van
hoogstens één tot drie verschillende
varkens. De dierenarts kwam meestal
helemaal niet op het bedrijf, maar liet
bloed trekken bij varkens van zijn me-
dewerker (de \'varkensbloedbank\'). De
monsters werden echter wel ingezon-
den op naam en nummer van de var-
kenshouder waar hij de monsters
moest nemen.

Voor de bestrijding van de ziekte van
Aujeszky moeten varkens verplicht
geënt worden. Alleen de dierenarts
mag enten. De betreffende dierenarts
gaf echter de entstoffen af aan de boer.
Tijdens de zitting motiveerde hij zijn
handelen door te zeggen dat de boeren
veel beter enten dan de dierenarts. Hij
had zich bovendien niet aan de voorge-
schreven procedure voor blaasjes-
ziekte gehouden omdat de ziekte al-
leen een politieke ziekte zou zijn die in
Nederland niet voorkomt.
De rechter zei dat de dierenarts niet
verplicht was om aan de bestrijding
van de genoemde dierziekten mee te
werken en dat hij dit de Gezond-
heidsdienst had kunnen melden. Door
wel opgaven, declaraties en formulie-
ren te ondertekenen, om daarmee de
indmk te wekken dat diensten op regu-
liere wijze waren uitgevoerd, was de
valsheid in geschrifte bewezen.
De verdachte werd eveneens veroor-
deeld voor het bezit van niet-geregis-
treerde diergeneesmiddelen.
In totaal werden de volgende feiten ten
laste gelegd:

1. valsheid in geschrifte in verband
met blaasjesziekte;

2. valsheid in geschrifte in verband
met Aujeszky;

3. het voorhanden hebben van niet ge-
registreerde diergeneesmiddelen,
en

4. het afleveren van UDD-middelen.
Het vonnis bevatte enkele geldboetes
variërend van ƒ 1.500,-- tot twee keer
ƒ 25.000,- met als bijkomende straf
een voorwaardelijke ontzetting uit het
beroep van dierenarts gedurende één
jaar, met een proeftijd van twee jaar.
Zowel de officier van justitie, die veel
hogere boetes en één jaar voorwaarde-
lijke hechtenis had geëist, als de ver-
dachte, hebben hoger beroep ingesteld.

VLEES EN WELZIJN
Naast controles in het kader van I&R-
mnderen, dierenvervoer, handel in
dieren en het illegaal slachten van die-
ren heeft de AID ook veel aandacht be-
steed aan de controle van de speciale
noodslachtingen en de verwaarlozing
van dieren.

Noodslachting

Ruim anderhalf jaar geleden kon een
in nood gedood dier worden aangebo-
den op een noodslachtplaats. Sinds de
laatste wetswijziging mogen geen
dode dieren meer voor keuring worden
aangeboden bij een bijzondere slacht-
plaats, tenzij het betreffende dier is
vergezeld van een verklaring van een
dierenarts. Dit betekent dat wanneer
een dier direct geslacht moet worden
en het vervoer van dit levende dier on-
mogelijk is, wanneer onnodig lijden
veroorzaakt wordt of wanneer ver-
wacht wordt dat het dier tijdens het
vervoer doodgaat, de dierenarts ter
plekke (dus op de boerderij) de le-
vende keuring uitvoert. Het dier moet
eerst worden bedwelmd en vervolgens
door verbloeding worden gedood. Pas
daarna geeft de dierenarts een verkla-
ring af

In de praktijk moesten echter (op-
nieuw) enkele dierenartsen worden ge-
verbaliseerd, omdat zij zonder een dier
te zien of zonder het plaatsvinden van
een levende keuring een verklaring af-
gaven. Soms vertoonden de dieren een
aangebracht schietgaatje, om de in-
dmk te wekken dat de dieren be-
dwelmd waren.

Verwaarlozing/destructie

Meer personen werden geverbaliseerd
omdat zij dieren hadden of voor slach-
ting aanboden die er zeer slecht aan toe
waren als gevolg van verwaariozing.
Een varkensmester uit Brabant maakte
het zeer bont door 20 verwaarioosde
varkens aan te voeren op een slacht-
huis. Een deel van de dieren werd di-
rect gedood en afgevoerd voor de-
stmctie.

In het noorden van het land trof de AID
verwaarloosde mnderen en paarden
aan. De paarden werden meteen be-
kapt en zes mnderen werden direct ge-
slacht.

Op een dijk van één van de IJssel-
meerpolders werd al eerder vastge-
steld dat de verzorging van de aanwe-
zige schapen te wensen overiiet. Bij
hercontrole bleek opnieuw dat de die-
ren emstig waren verwaarloosd. Bij
één van de schapen waren de achterpo-
ten met een touw samengebonden en
was het touw ingegroeid.
De AID trof in het noorden van het
land nog drie kadavers van zeugen en
17 skeletten van varkenskoppen aan.
Bovendien waren 20 nog levende var-
kens slecht verzorgd.

Bij een controle trof de AID in een stal
23 dode varkens aan. Sommige dieren
leken reeds enige weken dood, andere
reeds maanden. De eigenaar schaamde

-ocr page 206-

zich diep voor de vele dode dieren en
had daarom geen aangifte gedaan.
Op een ander bedrijf werden 140 kada-
vers van varkens aangetroffen. De 25
nog levende dieren zijn door de dieren-
arts gedood.

Via de RVV kwam de melding binnen
dat in een kadaverhok in Twente een
levend varken was aangetroffen. Het
betrof een wrak dier, afkomstig uit
België. Het dier was volgens de RVV
niet exportwaardig geweest en werd
voor vernietiging afgevoerd.
De AID stelde meerdere onderzoeken
in tegen eigenaren van gestorven die-
ren. Veel eigenaren waren schapen-
houders, die hun kadavers niet hadden
gemeld bij de destructor. Zo werden
bij een veehouder vijf kadavers van
schapen aangetroffen, twee ervan wa-
ren begraven in een weiland.

In mei 1996 houdt de FVE, de federatie van veterinaire beroepsgroepen, haar vootj aars vergadering in Utrecht. De FVE
verenigt de beroepsgroepen uit de 15 landen van de Europese Unie plus IJsland, Noorwegen, Zwitseriand/Liechtenstein,
Polen, Tsjechië en Slowakije. Binnen de FVE zijn vier sectoren actief de praktici in de UEVP, de hygiënisten in de
UEVH, de veterinaire inspecteurs in de EASVO en de producenten van de diergeneesmiddelen in de FEVIR. Daarnaast
bestaan er een aantal working party\'s, structureel is dat de Animal Welfare Group en meer ad hoe de Working Party
Veterinary Medicines.

In 1995 is de FVE van 4 tot en met 7 april in Sevillaen van 7 tot 10 november in Brussel bijeengeweest. In het vorige num-
mer van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde deden enkele sectoren en landendelegaties al verslag van hun zaken.
Hieronder volgt de rest van de sectorenverslagen.

VERSLAG UEVP 8 NOVEMBER 1995 BRUSSEL MAISON
DES ASSOCIATONS

Op de najaarsvergadering van de UEVP
(Europese Unie van Praktizerende
Dierenartsen) had de discussie over de
medicijnen de hoofdrol. De Europese
richtlijn 90/676 gaat over het voorschrij-
ven van medicijnen door dierenartsen.
Volgens dit \'cascade\'-systeem moeten
medicijnen als volgt worden gekozen:

1. Geregistreerd produkt voor be-
treffende diersoort en indicatie.

2. Geregistreerd produkt voor andere
indicatie in betreffende diersoort of
dezelfde indicatie in ander diersoort.

3. Geregistreerd humaan produkt.

4. Magistrale bereiding op recept.

De Europese landen hebben deze richt-
lijn op verschillende wijzen in nationale
wetgeving omgezet. Zo laten de
Duitsers gezelschapsdieren helemaal
buiten de richtlijn, terwijl in Engeland
deze regels strikt worden toegepast. Dit
kan betekenen dat een veel duurder ve-
terinair middel moet worden gekozen,
in plaats van het veel goedkopere hu-
mane produkt. Het gebruik van veel mo-
derne humane produkten kan verboden
worden omdat er een (ouderwetser en
minder werkzaam) veterinair middel
voor dezelfde indicatie is geregistreerd.
De UEVP wil samen met de FEVIR
trachten de Europese Commissie (EC)
te overtuigen de regels voor gezel-
schapsdieren flexibel te hanteren.
Een ander probleem is de introductie
van de MRL\'s (maximum residue le-
vels) voor alle medicijnen bij voedsel-
producerende dieren. Omdat het vast-
stellen van deze waarden veel geld kost,
verdwijnen veel medicijnen hierdoor
van de markt. Een aantal van deze medi-
cijnen werden ook bij gezelschapsdie-
ren gebruikt. Door al deze beperkingen
wordt het met name voor paarden heel
moeilijk om geregistreerde medicijnen
te vinden. Paarden worden door de EC
gezien als voedsel-producerende dieren,
zodat voor deze diersoort MRL\'s moe-
ten worden vastgesteld. Door de kleine
omzet en hoge kosten voor de registratie
ziet de industrie hiervan af Een oplos-
sing zou kunnen zijn de paarden onder
te brengen bij de gezelschapsdieren in
die landen waar weinig paardevlees
wordt gegeten of de wachttijden voor
herkauwers gewoon te extrapoleren.
Ten gevolge van de GATT-onderhande-
lingen over vrije wereldhandel zal de EC
binnenkort moeten toestaan dat
Amerikaans, met hormonen behandeld
vlees Europa binnenkomt. Het toedienen
van deze hormonen is volgens een EC-
richtlijn hier verboden! Vraag is of de
Commissie dit verbod zal kunnen hand-
haven. De UEVP besluit het nu geldende
verbod te blijven ondersteunen. Ook wil
de UEVP het gebruik van antibiotica als
groeibevorderaars verboden zien.
Zoals al eerder bekend betaalt de EC
niet meer voor de controle van de veteri-
naire universiteiten. Om de kwaliteit
van de opleiding in de verschillende lan-
den te toetsen wil de UEVP de controle
toch handhaven en zal men de FVE ver-
zoeken hiervoor geld beschikbaar te
stellen. Verder moeten de scholen zelf
de kosten van de controle betalen. Het
geld van de FVE wordt gebruikt voor de
administratieve ondersteuning. De
UEVP wil lobbyen bij de EC om toch in
ieder geval de rapporten over deze con-
trole te erkennen zodat de status gewaar-
borgd blijft.

De ISO zal begin 1996 de standaard
technologie voor de microchips voor
elektronische identificatie bij dieren be-
kend maken. De oude chips zullen ook
door de nieuwe readers afgelezen moe-
ten kunnen worden. De UEVP onder-
houdt nauw contact met de FECAVA
over de laatste ontwikkelingen be-
treffende dit onderwerp.
Niet in alle landen van Europa mag een
praktizerende dierenarts en deel van de
taken van de \'staats\'dierenarts of offi-
ciële dierenarts vervullen. De UEVP
probeert samen met de EASVO om hier
iets aan te doen.

De FECAVA heeft een Europees vacci-
natieboekje gemaakt met alle talen van
Europa erin. Gezien het feit dat we in
Nederiand net zijn overgeschakeld op
een nieuw boekje, zal het wel even du-
ren voordat we dit Europese boekje
gaan gebruiken.

-ocr page 207-

Op deze vergadering waren 18 delega-
ties van 15 landen aanwezig, die een aan-
tal belangrijke onderwerpen bespraken.

Groeibevorderaars

De discussie spitste zich toe op hormo-
nen en ß-agonisten. Wanneer deze mid-
delen als groeibevorderaars worden ge-
bmikt, vormen ze niet altijd een gevaar
voor de volksgezondheid. Echter Di-
Ethyl-Stilboestrol en sommige ß-ago-
nisten als clenbuterol zijn dat wel. Ook
kunnen sommige groeibevorderaars ge-
zondheidsproblemen bij dieren veroor-
zaken, bijvoorbeeld mastitis als het gaat
om BST en hartproblemen bij kalveren
als het gaat om clenbuterol. De EASVO
vindt het gebmik van deze middelen
dan ook ethisch niet verantwoord. De
groep is tegen het gebmik ervan, om
vier redenen:

1. de volksgezondheid

2. ethische redenen

3. verstoring van de markt

4. welzijn van dieren.

Working Party of Veterinarians in
Border Inspection Posts (BIP)

In de discussies met professor Jan
Jansen en het inspectieteam van de
heer Bouijac bleek iedereen overtuigd
te zijn van het nut van zo\'n groep. Dr.
A. Evers van het inspectieteam en de
EASVO zijn van plan om een eerste
ontmoeting te organiseren tussen twee
dierenartsen die afkomstig zijn uit ver-
schillende lidstaten, maar beiden
werkzaam in een BIP. Er dient voorde
financiële problemen echter wel een
oplossing te worden gevonden.

FVE-Working Party on Animal-
and Public Health

De heer J. Broderick, voorzitter van
deze groep, deed verslag van een ver-
gadering met de voorzitter van de
European Medical Association, de heer
Macnamara. Om de gezondheid van
mens en dier te bevorderen, is een
goede samenwerking tussen dierenart-
sen en humane artsen van belang.
Doctoren zien hier vaak niet de nood-
zaak van in en zijn zich niet bewust van
de problemen die veroorzaakt kunnen
worden door zoönosen. Ze onderschat-
ten het potentiële gevaar ervan.
Samenwerking moet dan ook voorna-
melijk tot stand komen via persoon-
lijke contacten. Verder hebben offi-
ciële medische organisaties vaak met
zulke grote problemen te kampen, bij-
voorbeeld AIDS, abortus of euthana-
sie, dat er nauwelijks aandacht over-
blijft voor zoönosen.
Dr. Romano Zilli vertelde wat over een
goed voorbeeld van hechte samenwer-
king in Italië.

De EU Zoonoses Directive verplicht lid-
staten om bepaalde zoönosen te registre-
ren en dit ook te rapporteren. In Dene-
marken is er een Zoönose Centmm
opgericht voor dit doel en ook in Ne-
deriand is het de bedoeling dat er zo\'n
centmm komt. Deze centra zijn niet al-
leen nuttig, maar ook noodzakelijk.

Samenvatting van EASVO-Reso-
luties

Gedurende de afgelopen jaren zijn een
aantal EASVO-resoluties aangenomen
door de FVE. Van veel van deze reso-
luties is niet bekend of deze tot uitvoe-
ring zijn gebracht. De FVE-raad zal
dan ook gevraagd worden om rapport
uit te brengen bij de algemene verga-
dering van de FVE over de vorderin-
gen van deze resoluties.

EASVO-RESOLUTIQN QNE
Welzijn en gezondheid van dieren

Transport van dieren veroorzaakt vaak
een hoop leed: reistijden zijn te lang, er
zijn geen drinkfaciliteiten, dieren hebben
geen voer gehad en uitlaad-stations be-
staan alleen op papier. Gediplomeerde
dierenartsen krijgen vaak de schuld van
deze misstanden.

De grootste problemen ontstaan bij
transporten afkomstig van Oost-
europese landen. Een slechte opleiding
in combinatie met miserabele toestan-
den zijn hier de oorzaak van. Smok-
kelarij zorgt ervoor dat de herkomst van
dieren vaak niet te achterhalen is. Het
zijn juist deze transporten die de kans op
ziekten binnen de Europese Gemeen-
schap vergroten.

Veel van deze problemen zouden kun-
nen worden opgelost als een gediplo-
meerde dierenarts die certificeert, be-
richten direct doorgeeft aan de ge-
diplomeerde dierenarts die de dieren in
ontvangst neemt. Zo\'n boodschap
moet dan niet via de officiële weg via
de ministeries lopen. Dat kost te veel
tijd en vaak verdwijnen zulke berich-
ten in het niets.

■■ f fl

EUROPEAN ASSOCIATION OF STATE VETERINARY OFFICERS

VERGADERING VAN DE EASVO OP 8 NOVEMBER 1995

Reisplannen moeten in ANIMO-be-
richten worden opgenomen. De ont-
vangende gediplomeerde dierenarts
kan dan zien of de reistijd correct is. Is
de tijd te lang of te kort, dan kunnen
beide dierenartsen aangeven dat niet
aan de eisen voor een diervriendelijk
transport is voldaan.
Vrachtwagens verkeren vaak in slechte
staat en de chauffeurs hebben vaak nau-
welijks opleiding genoten. Bekeuringen
uitdelen aan buitenlandse chauffeurs is
een verspilling van tijd en geld.
Als een ANIMO-bericht is ontvangen,
moet er ter bevestiging een bericht temg
worden gestuurd naar de gediplomeerde
dierenarts die het heeft verzonden. Veel
ANIMO-berichten arriveren echter zel-
den op de juiste plek en zo kan het ge-
beuren dat dieren door de EU worden
getransporteerd terwijl niemand er weet
van heeft. Contact tussen het begin- en
eindpunt van de reis is dus belangrijk!

EASVO RESOLUTION TWO
Vragen van de FVE-voorzitter

1. Is de gemeenschap alleen bereid om
te reageren bij uitbraken van epide-
mieën?

De EU is pro-actief, maar de plannen
van de lidstaten moeten goedgekeurd
worden door de EU. Echter, niet alle
lidstaten zijn op de juiste manier uitge-
mst. Dit blijkt onder meer uit het
Bendixen-rapport. Het is overigens
een schande dat dit rapport tot nu toe
nog nergens toe heeft geleid! De EU
moet dus de veterinaire diensten con-
troleren. De uitvoering hiervan laat
echter nog op zich wachten.

2. Hoe effectief zijn de externe grens-
controle-systemen ?

Niet effectief genoeg. De BIP\'s zijn niet
adequaat genoeg, er bestaat een slechte
certificatie in derde landen en men
werkt niet volgens ANIMO en SHIFT.

EASVO RESOLUTION THREE

3. Is een slechte certificatie het resul-
taat van over-produktie van dieren-
artsen?

Nee. Het is meer een kwestie van sanc-
ties die niet streng genoeg zijn en van
bevoegde autoriteiten die slechte certi-

-ocr page 208-

ficatie niet corrigeren of het juist sti-
muleren. Verder is er meestal ook bar
weinig aan scholing op het ethische
gebied gedaan.

Het Royal College of Veterinarians in
het Verenigd Koninkrijk heeft een on-
derzoek naar certificatie gedaan. De
EASVO is zeer geïnteresseerd in de re-
sultaten.

Reorganisatie van de vleesinspectie

Het gecorrigeerde stuk van de FVE is
geruimde tijd bediscussieerd. Het
Heard Health Surveillance Program is
heel belangrijk. Zonder dit programma
is een modem systeem niet mogelijk.

Salarissen voor inspectie van le-
vende dieren

Ook op dit werkveld blijkt er geen uni-
formiteit te zijn. Voordat er conclusies
worden getrokken, wil de EASVO de
salarissen van de verschillende lidsta-
ten inventariseren. Dr. C. Mir presen-
teerde een vragenlijst voor runderen.
Andere diersoorten volgen nog.

Financiën

De EASVO ondersteunt het initiatief
van de FVE-raad om regio-voorzitters
uit te nodigen voor hun vergaderingen.
Echter, ze is van mening dat de raad
van de FVE minstens de helft van de
onkosten voor hun deelname aan be-
leidsontwikkelingen van de FVE moet
betalen. Ad hoe raadgevingen moeten
ook betaald worden door de FVE.

Raad-verkiezingen

Na de verkiezingen ziet de raad er als
volgt uit:

Ko Minderhoud: Voorzitter
JohnBroderick : Algemeen Secretaris
Catherine Mir : Penningmeester
Martin Gamero : Vice-voorzitter

Ko Minderhoud,
Voorzitter van de EASVO

VERSLAG VAN DE ANIMAL WELFARE GROUP VAN DE
FVE OP 7 NOVEMBER 1995 IN BRUSSEL

De voorzitter Green begint zijn ver-
slag met te melden dat de dierenbe-
scherming een video heeft gemaakt
waarop te zien is dat biggen zonder
anesthesie worden gesteriliseerd in
Frankrijk. De video wordt getoond.
Verder heeft de Commissie verklaard
dat er geen specifieke richtlijnen voor
markten is; in de praktijk valt dit on-
der de richtlijn voor Dierenvervoer.
De Eurogroep heeft een memoran-
dum inzake welzijnszaken gepresen-
teerd aan de Raad. Het Spaanse voor-
zitterschap had niet veel activiteiten
aan de dag gelegd.

De voorzitter vraagt aandacht voor
het communicatie-bulletin uit de
Commissie en Raad, om de welzijns-
zaken na te lopen.

Een discussie over het effect van de
Europese Single Market op het wel-
zijn dieren behelst:

- het illegaal tegenhouden van export
van levende dieren door actievoer-
ders;

- het niet meer toepassen van de
grenscontroles en de controle op het
dierenvervoer;

- de huisvesting van kalveren en var-
kens;

- een richtlijn naar de Commissie
over welzijn is aangehouden;

- de richtlijn inzake dieren voor we-
tenschappelijke en experimentele
doeleinden moet worden aange-
past;

- uniforme controle voor derde lan-
den inzake exotische vogels;

- het verdrag van Rome moet aange-
past worden om de basis van die-
renbescherming in te voegen;

- het GATT-akkoord met betrekking
tot het welzijn van dieren, bijvoor-
beeld BST-toelating.

De initiatieven van de Raad van
Europa worden besproken. Dit betreft
een vergadering over groeibevorde-
raars. De voorzitter roept op bij de
landelijke ministeries te lobbyen.
Daarna worden een aantal documen-
ten nagelopen, maar de bestudering
vraagt meer tijd. Het gaat om wel-
zijnsaspecten in de pluimveehouderij,
eendenhouderij, fazanten, ganzen, de
visteelt, gezelschapsdieren, proefdie-
ren en pelsdieren. Ook het dierenver-
voer komt aan de orde. De nieuwe
richtlijn is een welkom compromis.
Vanuit de landen worden een aantal
aspecten ter discussie opgevoerd. Een
aantal landen eist identificatie van ge-
zelschapsdieren.

WERKGROEP INVENTARISATIE ASSOCIATIE- EN WINST-
DELINGSVORMEN

Ongeveer driejaar geleden deed Diny
Grootenhuis op de landelijke dag van
de commissie VDA een oproep om een
werkgroep op te richten, die zou gaan
inventariseren welke associatievor-
men er bestaan. Een aantal mensen had
zich bij haar aangemeld, maar om di-
verse redenen is de werkgroep toen
niet van de grond gekomen. Omdat ve-
len er toch van overtuigd waren dat dit
een goed initiatief was, is in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde een
nieuwe oproep geplaatst voor geïnte-
resseerden. Uit de mensen die zich
hebben aangemeld is de huidige werk-
groep ontstaan. Deze werkgroep be-
staat zowel uit mannen als vrouwen,
omdat blijkt dat zowel mannen als
vrouwen belangstelling hebben in
meer vrije tijd en dan bijvoorbeeld een
parttime associatie nastreven.
Het doel van de werkgroep is het op-
richten van een databank waarin alle
ingewonnen informatie van dierenart-
sen die een onconventionele associatie
hebben, wordt opgeslagen. Van deze
databank kan gebmik gemaakt worden
om vragen en problemen op te lossen
die rijzen bij het vormen van een der-
gelijke associatie.

-ocr page 209-

Wat houdt zo\'n associatievorm in?
Wij noemen alles een onconventionele
associatievomi waarin twee of meer
mensen met elkaar associëren op ver-
schillende basis. Dit kan tot uiting ko-
men in het aantal gewerkte dagdelen of
diensten en/of in de verdeling van de
winst.

De vragen die de geïnterviewden voor-
gelegd krijgen zijn bedoeld om inzicht
te krijgen in de aard van de praktijk,
hoe de associatievorm eruit ziet, hoe
alle zakelijke aspecten geregeld zijn en
wie hen daarbij geholpen heeft. Verder
wordt gevraagd of de maatschapsleden
tevreden zijn over hun associatievorm
en of er nog knelpunten zijn. Daamaast
hopen wij van alle ondervraagden het
associatiecontract te ontvangen.
Tot nu toe hebben wij ongeveer 20 die-
renartsen benaderd die een onconven-
tioneel associatiecontract hebben. Dit
vinden we een erg gering aantal, dat
verklaard kan worden ofwel door het
feit dat we nog niet alle namen hebben
of dat er nog niet zoveel andere asso-
ciatievormen zijn. Daarom roepen wij
nogmaals alle dierenartsen op, die een
andere dan \'gewone\' associatie heb-
ben, om te reageren. Ook diegenen die
plannen in die richting hebben.

Fiel Ackermans tel.: 030 - 2890393
Liesbeth Auwerda tel: 070-3651181

Ruud Blommaart tel.: 036- 53 78055

Ineke Wisse tel: 010-4164915

ADVIES RAAD VOOR DIERAANGELEGENHEDEN

TOEDIENEN VAN STOFFEN AAN DIEREN

Het advies van de RDA is gebaseerd
op twee wetenschappelijke rapporten.
Het eerste rapport is opgesteld door
ID-DLO en is getiteld \'De effecten van
de toediening van stoffen op de ge-
zondheid en het welzijn van dieren\'.
Het bevat een literatuuronderzoek naar
de effecten van 17 groepen stoffen op
de gezondheid en het welzijn van die-
ren. Het tweede rapport heet \'Ethische
aspecten van de toediening van stoffen
aan dieren\' en is opgesteld door een
ethicus (dr. L.C. Fretz) en een dieren-
arts (dr. W. Sybesma). Dit rapport be-
schrijft het ethische toetsingskader
waarvan de RDA gebmik heeft ge-
maakt.

De Raad heeft uiteindelijk tien (groe-
pen) stoffen problematisch bevonden;
het gaat daarbij met name om produk-
tiebevorderaars. De andere in het ID-
DLO-rapport onderzochte stoffen
vond de Raad met betrekking tot de ge-
volgen voor het dier niet-problema-
tisch.

De Raad bevestigt in zijn advies op
hoofdlijnen het tot dusverre gevoerde
beleid ten aanzien van produktiebe-
vorderaars zoals geslachtshormonen,
clenbuterol, de in de VS gebmikte \'na-
tuuriijke hormonen\' en BST.

Van twee groepen stoffen: geslachts-
hormonen (androgenen, oestrogenen
en progestagenen) en clenbuterol en
aanverwante stoffen (ß-agonisten)
vond de Raad het gebmik als produk-
tiebevorderaar problematisch, zowel
vanwege de effecten op de gezondheid
en het welzijn van het dier als op ethi-
sche gronden. De Raad acht de be-
staande verboden op het gebmik van
deze stoffen echter effectiever dan een
vergunningenstelsel en pleit daarom
voor handhaving van de bestaande
verboden.

Voor het gebmik als produktiebevor-
deraar van \'natuuriijke hormonen\', zo-
als gebmikt in de VS, (geslachtshor-
moonimplantaten) en BST en
aanverwante stoffen (somatotropinen)
is de Raad tot hetzelfde advies geko-
men, namelijk handhaving van de be-
staande verboden. Bij deze stoffen is
minder duidelijk hoe zwaar de gevol-
gen voor gezondheid en het welzijn
moeten worden ingeschat. De ethische
bezwaren blijven daarentegen onver-
minderd bestaan.

Ook heeft de Raad uitspraken gedaan
over het gebmik van onthoompasta,
glucocorticosteroïden, immunomodu-
latoren voor de produktie van antistof-
fen voor humaan gebmik, toevoe-
gingsmiddelen aan het veevoeder zo-
als carbadox en het gebmik van
vmchtbaarheidsmodulatoren.
De Raad heeft geadviseerd het gebmik
van onthoompasta totaal te verbieden.
Gebmik van dit middel is zeer belas-
tend voor het dier en er is een goed al-
tematief beschikbaar in de vorm van
een eenvoudige chimrgische ingreep.
De Raad adviseert verder om het ge-
bmik als groeibevorderaar van gluco-
corticosteroïden (hormonen die ont-
stekingen kunnen onderdmkken en die
het dier in het algemeen in staat stellen
om een uitzonderiijke prestatie te leve-
ren) vergunningplichtig te maken.
Hoewel het effect van deze stoffen als
groeibevorderaar twijfelachtig is, valt
in de praktijk soms misbmik waar te
nemen, met name in combinatie met
andere groeibevorderaars. Dit wordt
onaanvaardbaar geacht.

Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft
de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) advies uitgebracht over het toe-
dienen van stoffen, zoals groeibevorderaars, aan dieren. Het betreft de moge-
lijke invulling van artikel 66, lid 1, onderdeel c, van de Gezondheids- en wel-
zijnswet voor dieren (GWWD). Dit artikel maakt het mogelijk het toedienen
van bepaalde stoffen aan dieren vergunningplichtig te maken. Een vergun-
ning kan alleen worden verleend wanneer:

- het toedienen van de stof geen onaanvaardbare gevolgen voor de gezond-
heid en het welzijn van dieren heeft; en

- tegen de toediening geen ethische bezwaren bestaan.

Voor een geheel nieuwe groep van
stoffen, namelijk immunomodulatoren
voor de produktie van antilichamen
voor humaan gebmik, adviseert de
Raad om de toediening aan dieren mel-
dingsplichtig te maken. Deze stoffen
zetten dieren (koeien) aan om in hun
melk specifieke antistoffen uit te
scheiden. Deze antistoffen kunnen
worden gebmikt om de mens te be-
schermen tegen infecties. Het betreft
een geheel nieuwe produktiemethode,
die nog in ontwikkeling is en waarover
nog niet veel bekend is. Naar verwach-
ting zal het nog enkele jaren duren
voor er produkten op de markt komen.
Hoewel op theoretische gronden geen
emstige gevolgen voor de gezondheid

-ocr page 210-

en het welzijn van het dier worden ver-
wacht, acht de Raad het wenselijk de
ontwikkelingen nauwkeurig te volgen.
Gezien de te verwachten effecten gaat
een vergunningplicht te ver en kan
worden volstaan met een meldings-
plicht.

Over bepaalde, in de Europese Unie
toegelaten toevoegingsmiddelen in
veevoer met een groeibevorderende
werking (cardabox en olaquindox) ad-
viseert de Raad om de toelatingsvoor-
waarden voor deze stoffen in Brussel
opnieuw aan de orde te stellen. Tevens
adviseert de Raad om produktievoor-
schriflen (GMP-codes) op te laten stel-
len die overdosering moeten voorko-
men.

De Raad adviseert om een TA-studie
te laten uitvoeren naar het stelselmatig
gebruik van vruchtbaarheidsmodula-
toren (gonadotrofmen en
Prostaglandi-
nen) bij dieren, maar deze stoffen
vooralsnog niet vergunningplichtig te
maken.

■■IM

-méi

Tenslotte heeft de Raad vastgesteld dat
immunomodulatoren, gericht op het
voorkomen van ongewenste dracht of
castratie, die vergeleken zijn met het
chirurgisch onvruchtbaar maken van
het dier, niet zodanig problematisch
zijn dat ze vergunningplichtig ge-
maakt moeten worden.

Veel van bovengenoemde stoffen wor-
den behalve als produktiebevorderaar
ook gebruikt als diergeneesmiddel. De
Raad adviseert om in die gevallen het
diergeneeskundig gebruik vrij te stel-
len van de vergunningplicht. Het gaat
bij het gebmik als diergeneesmiddel
en produktiebevorderaar om twee heel
verschillende afwegingen tussen posi-
tieve en negatieve effecten. Als de stof
als diergeneesmiddel wordt gebruikt,
gebeurt dat ten behoeve van het dier;
bij de registratie als diergeneesmiddel
wordt een afweging gemaakt of de
eventuele bijwerkingen daarbij accep-
tabel zijn. Als de stof als produktiebe-
vorderaar wordt gebruikt gaat het om
het economische voordeel. Bovendien
zijn in het laatste geval, vanwege de
gebruikte doseringen, de bijwerkingen
vaak emstiger.

sAiÊrntMmil

lämibmummä^im

De Raad voor Dieraangelegenheden
is een bij wet ingesteld advies- en over-
legorgaan van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
waarin het bedrijfsleven, consumen-
ten- en dierenbeschermingsorganisa-
ties, onderzoekers en dierenartsen zit-
ting hebben.

Voor verdere inlichtingen: Bureau van
de Raad voor Dieraangelegenheden,
070-3793266.

Meer informatie over de invulling van
de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren verschijnt binnenkort in dit tijd-
schrift.

BESLUIT SCHEIDEN VAN DIEREN, BESLUIT VOORT-
PLANTINGSTECHNIEKEN EN INGREPENBESLUIT

In het Staatsblad van 1 maart 1996 zijn
drie besluiten gepubliceerd, namelijk
het Besluit scheiden van dieren, het
Besluit voortplantingstechnieken en het
Ingrepenbesluit. Het pariement heeft,
na reces, nog 30 dagen de tijd om te be-
oordelen of de besluiten bij wet in wer-
king dienen te treden. Als dat het geval
is, kan de wettelijke procedure vertra-
gend gaan werken. Indien het parie-
ment geen problemen heeft, kan na de
30 dagen-termijn de inwerkingtreding
bij Koninklijk Besluit worden geregeld.

BESLUIT SCHEIDEN VAN
DIEREN

Het Besluit scheiden van dieren, dat
voortkomt uit de Gezondheids- en wel-
zijnswet voor dieren, regelt dat jonge
dieren van het ouderdier worden ge-
scheiden, voordat een voor die soort
vastgestelde leeftijd is bereikt. Uitzon-
deringen kunnen worden gemaakt wan-
neer het scheiden noodzakelijk is met
het oog op de gezondheid en het welzijn
van het jong of het ouderdier.
Bij het bepalen van de minimum leef-
tijd is als uitgangspunt genomen dat het
jonge dier zelfstandig voer kan opne-
men en verteren en dat het afweersys-
teem van het jonge dier in die mate af-
weerstoffen kan aanmaken, dat het
scheiden van het ouderdier niet leidt tot
ziekte of sterfte. Tevens moet het jonge
dier een zodanig gedrag kunnen ont-
wikkelen dat het scheiden van het ou-
derdier niet leidt tot langdurige span-
ning, stress of gedragsproblemen. Ook
het leed van het ouderdier mag niet zo-
danig zijn dat het leidt tot langdurige
stressverschijnselen of verstoring van
fysiologie, immunologie of gedrag.
Bij het scheiden van jongen van het
ouderdier worden geen minimum leef-
tijden vastgelegd voor kalveren, lam-
meren, papegaaien en veulens. Voor
kippen is nader onderzoek naar metho-
des van opfok gewenst. Voor de ove-
rige diersoorten zijn de volgende mini-
mum leeftijden voor scheiden
vastgesteld:

honden

7 weken

katten

7 weken

konijnen

4 weken

Chimpansees

4jaar

Rhesus-apen

2 jaar

Beermakaken

2jaar

Java-apen

2 jaar

Marmosets

1 jaar

Doeroecoeli\'s

1,5 jaar

Doodshoofdapen

9 maanden

Indien de jongen echter onmiddellijk
na het scheiden worden ondergebracht
in groepen met soortgenoten, is de mi-
nimum leeftijd voor de volgende soor-
ten veriaagd:

Chimpansees

3 jaar

Rhesus-apen

1 jaar

Beermakaken

1 jaar

Java-apen

1 jaar

Marmosets

6 maanden

Doeroecoeli\'s

1 jaar

Doodshoofdapen

7 maanden

BESLUIT VOORTPLANTINGS-
TECHNIEKEN

Het Besluit voortplantingstechnieken
stelt regels aan het gebruik van voort-
plantingstechnieken, zoals onder meer
in vitro fertilisatie, kunstmatige inse-
minatie en embryotransplantaties. De
technieken zijn getoetst op het feit of
deze het dier zo min mogelijk pijn, let-
sel, stress of ander ongerief veroor-
zaakt en de aanwezigheid van wel-
zijnsvriendelijke altematieven.
De belangrijkste verandering die dit
besluit teweeg brengt, is dat het toe-
passen van elektro-ejaculatie bij de
spermawinning wordt verboden.

-ocr page 211-

Uitzondering hierop wordt gemaai<t
ten behoeve van bepaalde fokpro-
gramma\'s in het kader van een door de
European Assoeiation of Zoos and
Aquaria gecoördineerd fokprogramma
of European Endangered Species
Programme, gericht op het behoud van
zeldzame dieren die worden gehouden
in dierentuinen.

Het winnen en inbrengen van em-
bryo\'s en eicellen wordt met dit besluit
voorbehouden aan diegenen die deze
als beroep verrichten. Voorts is het
verkorten van de baarmoederhooms
om het uitvoeren van embryotrans-
plantatie te vereenvoudigen ook aan
banden gelegd.

Ook het winnen van spermacellen bij
meervallen door middel van het onder
narcose operatief verwijderen van een
deel van de testes wordt verboden,
maar nog gedurende een periode van
vijf jaar na het in werking treden van
dit besluit toegestaan. Het winnen van
eicellen bij zoogdieren door middel
van een transvaginale follikelpunctie,
zonder verdergaande ingreep, blijft
toegestaan.

Er komen ook geen specifieke regels
voor het zelfstandig insemineren van
dieren door de houders. Wel zal na een
periode van vijfjaar bezien worden of
gelet op de ontwikkelingen op dit ter-
rein, alsnog regulering dient plaats te
vinden.

INGREPENBESLUIT
Op grond van de Gezondheids- en wel-
zijnswet voor dieren is elke verwijde-
ring of beschadiging van een deel of
van delen van dieren verboden, tenzij
deze uitdmkkelijk worden toegestaan.
In deze wet staat dat het Ingrepen-
besluit aangeeft welke ingrepen onder
welke omstandigheden wèl zijn toege-
staan. Ingrepen die deel uitmaken van
dierproeven worden beoordeeld in het
kader van de Wet op dierproeven. Ook
ingrepen met het oog op voortplanting
bij dieren zijn elders, namelijk in het
Besluit voortplantingstechnieken bij
dieren, ondergebracht.
Bij de beoordeling van een ingreep is
gekeken naar de mate van aantasting
van het welzijn en van de integriteit
van het dier, naar het doel of belang dat
direct of indirect met de ingreep wordt
gediend en naar de effectiviteit van de
ingreep. Tevens is overwogen of er al
dan niet praktisch en economisch haal-
bare altematieven aanwezig zijn, die
het welzijn van het dier niet of minder
aantasten.

Een aantal ingrepen dat nu nog in de
praktijk voorkomt, zullen bij het in wer-
king treden van het besluit niet langer
zijn toegestaan. Enkele ingrepen zullen
pas na een bepaalde periode worden
verboden. Deze overgangstermijnen
zijn opgenomen om zodoende rekening
te kunnen houden met harmonisatie of
nader onderzoek naar altematieven.
Dieren waarbij een ingreep is verricht
die niet is toegestaan, mogen op grond
van de Gezondheids- en welzijnswet
niet worden toegelaten bij een tentoon-
stelling, keuring of wedstrijd. Bij een
paar ingrepen geldt op dit punt echter
een overgangstermijn.
Het bezitten en fokken met dieren die
een verboden ingreep hebben onder-
gaan, blijft toegestaan. Ook blijft het
voor een particulier die voor eigen ge-
bmik buiten Nederland een dergelijk
dier heeft aangeschaft, mogelijk het
dier binnen Nederland te brengen. Is
het dier eenmaal in Nederland dan gel-
den de hierboven beschreven regels.

ftti

Toegestane ingrepen voor identifl-
catie van een dier

Van de volgende ingrepen mogen, na
een overgangstermijn van vijf jaar,
maximaal twee ingrepen per dier ter
identificatie worden verricht. Wanneer
er al twee ingrepen zijn verricht, mo-
gen er geen identificatie-ingrepen
meer bijkomen. Als er sprake is van
één reeds aangebrachte ingreep mag er
nog maar één identificatie-ingreep bij-
komen. (Tot vijfjaar na in werking tre-
den van dit besluit mogen naast andere
toegestane identificatie-ingrepen nog
maximaal twee van de onderstaande
ingrepen worden toegepast. Ongeacht
het aantal identificatie-ingrepen dat er
al is.)

oormerk in één oor bij mnderen, var-
kens, schapen en geiten;
merkteken aan een vleugel bij kip-
pen;

tatoeage;

subcutaan of intramusculair aan-
brengen van micro-elektronica;
inknippen van teenvliezen bij kip-
pen en eenden;

verwijderen van een stukje van de
oorschelp bij knaagdieren, onvmcht-
baar gemaakte, verwilderde zwerfkat-
ten, alsmede bij dieren die in een die-
rentuin in groepen worden gehouden;
verwijderen van een teen bij pasge-
boren knaagdieren;
nemen van ten hoogste vijf schub-
ben bij reptielen;

verwijderen of perforeren van delen
van vinnen, vetvinnen of vinstralen
bij vissen;

m

* aanbrengen bij vissen van een uit-
wendig genummerd metalen of
kunststof plaatje of genummerd
kunststof pijpje of slangetje, door
middel van een draad in de huid, of
bevestigd in het onderiiggend spier-
weefsel of in de bekhoek;

* brandmerken van paarden (na vijf
jaar in werking treden van dit besluit
wordt deze identificatie-ingreep de-
finitief verboden);

* vriesbranden bij mnderen, paarden
en vissen.

Niet-toegestane ingrepen en ingre-
pen die na een bepaalde overgangs-
termijn niet meer zijn toegestaan

De volgende ingrepen zijn bij inwer-
kingtreding van dit besluit niet langer
toegestaan. Ingrepen met een over-
gangstermijn zijn na de aangegeven
overgangstenmijn niet meer toege-
staan. Alle overige ingrepen zijn ook
verboden zolang ze niet in andere wet-
geving zijn toegelaten.

Rundvee:

* aanbrengen van gladde, roestvrijsta-
len neusring om melkzuigen tegen te
gaan (overgangstermijn vijfjaar);

* oormerk ten behoeve van vliegenbe-
strijding als in hetzelfde oor al een
identificatie-oormerk zit;

* slijmvliesresectie, tongamputatie,
staartverkorting en zoekstieroperatie.

Varkens:

* aanbrengen van gladde, roestvrijsta-
len neusring bij varkens gehouden
op zachte grond in de buitenlucht
(overgangstermijn vijfjaar);

* couperen van biggenstaarten met in-
gang van de vierde levensdag;

* knippen van biggentanden met in-
gang van de zevende levensdag.

Kippen:

* verwijderen van deel van binnenste
of achterste tenen en sporen bij fok-
hanen (overgangstermijn vijfjaar);

* verkorten van boven- en ondersna-
vel (in beginsel een overgangster-
mijn van vijfjaar);

* verwijderen van kammen bij hanen
(in beginsel een overgangstermijn
van vijfjaar).

Kalkoenen:

* verwijderen van deel van binnenste
of achterste tenen en sporen bij man-
nelijke kalkoenen (overgangster-
mijn vijfjaar);

* verkorten van boven- en ondersna-

-ocr page 212-

vel (in beginsel een overgangster-
mijn van vijfjaar);

* verwijderen van neuslellen (in be-
ginsel een overgangstermijn van vijf
jaar).

Schapen:

* verwijderen van staartgedeelte (over-
gangstermijn vijfjaar);

* zoekramoperatie.

Geiten:

* verwijderen van stinkklieren bij
bokken.

Paarden:

* brandmerken, overgangstermijn vijf
jaar;

* blisteren, zenuwsnede, nicteren van
staart, comage-operatie, kribbebij-
ter-/luchtzuigeroperatie (couperen
van staarten is reeds verboden).

Eenden:

* verkorten van boven- en ondersna-
vel (bij bestaande en ongewijzigde
huisvesting en volledige rooster-
vloer is er een overgangstermijn van
tien jaar).

Fazanten:

* aanbrengen van neuskapje (in begin-
sel een overgangstermijn van vijf
jaar).

Honden:

* verwijderen van bijklauwtjes vanaf
de vierde levensdag;

* verwijderen van staartgedeelte vanaf
de zevende levensdag (overgangster-
mijn vijfjaar);

* veranderen van stemspleet, oren
couperen (is reeds verboden), anaal-
zakextirpatie/stinkklieroperatie, am-
puteren ongepigmenteerd derde
ooglid, verwijderen van huiddelen
en nicteren van de staart.

Katten:

* amputeren van nagels;

* corrigeren van knikstaart.

Vogels:

* leewieken van in grote groep op de
grond gehouden, loslopende vogels
(overgangstermijn van vijfjaar);

* patachyectomie, tenectomie/tenoto-
mie, neurectomie.

Fretten:

* anaalzakextirpatie/stinkklieropera-
tie.

Meer informatie over de invulling van

de Gezondheids- en welzijnswet voor

dieren verschijnt binnenkort in dit tijd-
schrift.

ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE

\'Wees wijs en wacht af, diverse
waarschuwingen waarmee de
Groep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren de elektronische
identificatie van gezelschapsdieren
bij gezelsehapsdierenpraktici in
Nederiand voor aanschaf van een
Identificatie- en Registratie (l&R)-
systeem wil behoeden alvorens er
een ISO-standaard is gekozen.
AVID (American Veterinary
Identification Devices) toont zich
verbaasd over de grote onwetend-
heid die bij diverse instanties geldt
wanneer het gaat om Elektronische
Identificatie van Dieren. Dit bedrijf
heeft als eerste in 1980 een elektro-
nisch identificatiesysteem voor ge-
zelschapsdieren middels een
transponder met een onveranderiijk
uniek nummer op de markt ge-
bracht. Deze techniek is sinds 1992
ook in verschillende Europese lan-
den beschikbaar.

Hoewel AVID zich altijd sterk heeft
verzet tegen een algemene stan-
daard voor alle dieren, zien wij wel
in dat er een standaard moet komen
voor gezelschapsdieren. Als we
naar de afgelopen drie jaar kijken,
was AVID het eerste bedrijf dat de
technische veranderingen heeft
aangebracht om tot een FECAVA-
standaardisatie te komen, -wij heb-
ben vanaf 1993 de AVID Euro-
transponder ontwikkeld, hoewel dit
een neerwaartse technische ontwik-
keling voor ons was in plaats van
een stap naar een hogere technolo-
gie, als antwoord op de toenmalige
besluiten van FECAVA en voldoen
derhalve wel aan Annex-A.
AVID levert op dit moment over de
hele wereld elektronische identifi-
catiesystemen voor dieren onder de
produktnaam Pettrac en is nauw be-
trokken bij twee zuidpoolexpedi-
ties, een Amerikaanse om pinguïns
te identificeren en een Britse om
poolvogels te identificeren en te re-
gistreren. Het is een bedrijf dat
wordt gerund door dierenartsen en
is als zodanig gecommitteerd het
welzijn en de veiligheid van dieren
boven alles te stellen. Het is zeer
waarschijnlijk dat het nieuwe ISO-
voorstel nog dit jaar zal worden
aangenomen en wij zullen alles
doen dat nodig is om onze klanten
te ondersteunen wanneer de tijd
komt om bepaalde technologieën te
veranderen.

Maar wij maken ons emstige zor-
gen dat de voorgestelde technologie
(FDX-B) niet voldoende is getest.
Daarom is het voor ons onbegrijpe-
lijk waarom de GGG met zoveel
stelligheid en zonder kritiek of ver-
gelijkend onderzoek te hebben ver-
richt deze voorgesteld technologie
(FDX-B) wel durft aan te bevelen
aan gezelsehapsdierenpraktici!

5 Het feit dat de eerste twee bedrijven
die hun technologie hebben aange-
boden aan de technische werkgroep
3 van de ISO niet onderiing uitlees-
baar waren, terwijl zij dat volgens
het ISO-protocol wel zouden moe-
ten zijn, sterkt ons in die mening.

6 Het is zeer belangrijk dat de elektro-
nische identificatiesystemen die
worden aangeboden aan de eigena-
ren van gezelschapsdieren goed
functioneren en zich al bewezen
hebben. AVID heeft hier reeds der-
tienjaar ervaring mee en garandeert
bovendien aan alle gebruikers van
het huidige AVID Identificatie-
systeem, ongeacht welke technolo-
gie door ISO wordt aangenomen,
kosteloze ombouw van de readers.

7 Voorschrift van de ISO zal tevens
moeten zijn dat het huidige FDX-A
systeem ook uitgelezen zal moeten
kunnen worden door de nieuwe
ISO-reader. Ook AVID is de me-
ning toegedaan dat een identificatie

-ocr page 213-

zonder registratie niets is en heeft
daarom gekozen voor de uniek in
Europees verband opererende data-
bank voor registratie van gezel-
schapsdieren van ID Chips in
Brussel.

8 AVID maakt ook, en zal dit blijven
doen, een FDX-A (niet FECAVA
versie) 96 bit transponder met een
hoger protocol dan ISO voorschrijft
voor toepassingen die een hoge mate
van veiligheid vereisen en deze
transponder is door de Amerikaanse
regering uitgekozen als het enige
produkt dat hen voldoende veilig-
heid garandeert voor bepaalde toe-
passingen.

9 AVID is het enige bedrijf ter wereld
dat zich exclusief bezighoudt met
het ontwerpen en fabriceren van to-
taaloplossingen voor onvervreemd-
bare elektronische identificatiesys-
temen voordieren.

10 Gezelschapsdierenpraktici die een
elektronisch identificatiesysteem
aan hun klanten willen aanbieden,
kunnen dit nu met een gemst gewe-
ten doen en hoeven niet te aarzelen
te investeren in een systeem door de
verwarrende discussie, deels terecht
en deels onterecht, die nu in
Nederiand plaatsvindt over een toe-
komstige technische ISO-standaard.
Hopelijk zal dit allen die het welzijn
van gezelschapsdieren ter harte
gaat, aanmoedigen eigenaren van
gezelschapsdieren te overtuigen hun
dieren een permanente onver-
vreemdbare identificatie te geven.

De AVID produkten worden onder de
naam Pettrac in Nederland door
Alfasan Diergeneesmiddelen geïntro-
duceerd in het Dierenartsenkanaal.

A VID Worldwide Marketing Inc.

Pettrac b.v.

R. Frantzen

De onwetendheid ten aanzien van
elektronische identificatie is bij de
heer Frantzen zeer sterk aanwezig, zo-
als zal blijken uit dit commentaar:

Tweede alinea:

\'zien wij wel in dat er een standaard
moet komen voor gezelschapsdie-
ren\'...
Op het moment van schrijven
van deze woorden was er op intema-
tionaal niveau al lang en breed beslo-
ten om één standaard voor
alle dieren
te nemen. Eén codestmctuur met voor
de gezelschapsdierensector FDXb-
technologie erachter en voor de land-
bouwhuisdierensector HDX-technolo-
gie.

De FECAVA heeft zich op bestuuriijk
niveau uitgesproken over de \'FE-
CAVA-standaard\'. Dit betrof een
Destron-FDXa-versie. Dat er later
mondeling op individuele basis tegen
de firma AVID gezegd is, op grond van
overeenkomende technologie, dat haar
FDX-a-versie ook tot deze standaard
zou behoren, voegt niets toe aan het be-
stuurlijk besluit daaraan voorafgaand.
De koppeling van technologie, ana-
loog aan de technologie behorende bij
de FECAVA-standaard aan de Annex-
A, raakt kant nog wal. De aanwijzing
van de FECAVA-standaard was een
zaak van de FECAVA. De beslissin-
gen met betrekking tot de Annex-A is
iets wat binnen de ISO-werkgroepen
plaatsvindt. Voor de duidelijkheid: aan
de ISO 1 1785 (beschrijving van het
technisch concept) is een Annex-A ge-
koppeld. In deze Annex-A staan drie
met name genoemde niet-ISO-techno-
logieën, die elk over een eigen concept
beschikken. Deze Annex is een soort
overgangsregeling voor de fabrikanten
naar de toekomstige ISO-situatie. In
deze Annex-A staan
geen technische
eisen gesteld, waaraan voldaan moet
worden. Je kunt er alleen in genoemd
worden. Daamaast is het toch wel van
belang te weten dat de discussie wel of
niet FECAVA-standaard absoluut niet
meer interessant is. Dit is geneuzel in
het verieden. Er is een ISO-standaard
gekozen. Daarin ligt de toekomst.

Derde alinea:

AVID wordt ook door anderen dan
dierenartsen gemnd. De heer Frantzen
bijvoorbeeld is geen dierenarts.
Inmiddels is er wereldwijd officieel
gekozen voor de voorgestelde ISO-
normen. De aankondiging om klanten
te ondersteunen wanneer de tijd komt
om bepaalde technologieën te veran-
deren, is tot op heden nog zonder re-
sultaat gebleven wat betreft een moge-
lijke ISO-technologie van de kant van
AVID.

Vierde alinea:

De uitspraak \'onvoldoende getest\' is
zonder nadere uitleg wel erg magertjes
en gemakkelijk gedaan. Het testen van
dit soort systemen gebeurt op verschil-
lende niveaus en door verschillende
instanties. Ook een veldtest behoort tot
de onderdelen. Het verschil tussen
FDXa en FDXb is een verschil in tech-
nisch concept op het niveau van de mi-
crochip. Deze bevindt zich in de
transponder. Qua uiterlijke afmetingen
verschillen FDXa en FDXb amper.
Het is heel goed mogelijk voor fabri-
kanten om in het omhulsel een van
beide te huisvesten. Nadere precise-
ring over wat getest zou moeten wor-
den lijkt dan ook wel op zijn plaats.
Voor de goede orde: De GGG beveelt
niets aan. Zij heeft zich uitgesproken
zich te willen conformeren aan de we-
reldwijd gekozen ISO-normering.

Vijfde alinea:

De opmerking refereert aan een bij-
eenkomst van dierenartsen, waar een
aantal fabrikanten/leveranciers aanwe-
zig waren. Deze verzorgden een de-
monstratie waarbij één ISO-transpon-
der door de afleesapparatuur van twee
firma\'s met twee verschillende codes
werd uitgelezen. De heer Frantzen
maakt hierbij twee basale vergissin-
gen. De afleesapparatuur van een van
beide zat nog in het test-traject voor
het verkrijgen van de goedkeuring. Dit
apparaat las de code van de andere
kant af, dan degene die al goedgekeurd
was. Dit is ook tijdens het test-traject
geconstateerd en de betrokken fabri-
kant heeft de aanpassing doorgevoerd,
waardoor er alsnog goedkeuring aan
verleend kon worden. Het is erg jam-
mer dat de heer Frantzen, die ook op de
hoogte is van dit feit, dit onvermeld
laat.

Een erg grote misser van de heer
Frantzen is toch wel zijn gedachte dat
de technische werkgroep 3 van ISO de
instantie is die de keuringen verricht.
Deze commissie heeft aan de wieg ge-
staan van de uiteindelijk gekozen tech-
nologie. In deze commissie zitten na-
melijk technici van de verschillende
fabrikanten, die gezamenlijk voor de
ontwikkeling van het concept gezorgd
hebben. De keuring geschiedt door de
ICAR, een onafhankelijke zelfstan-
dige organisatie, die dit traject ten uit-
voer brengt.

Zesde alinea:

De garantie van kosteloze ombouw is
natuuriijk een uiterst klantvriendelijk
gebaar. Als je de zaak echter nuchter
bekijkt is het natuurlijk op z\'n zachts
gezegd vreemd dat je eerst iets koopt,
waarvan je weet dat het niet aan de
normering voldoet, waama je het (wel-

-ocr page 214-

I flt

wiiiMHii

mttim

iäWI

m

iswaar kosteloos) kunt laten ombou-
wen. Dit lijkt mij vrij omslachtig.
Bovendien kun je na deze ombouw
wel de ISO-standaard aflezen, maar
daarnaast alleen maar de oude techno-
logie van de firma AVID. Andere leve-
ranciers komen bijvoorbeeld op de
markt met afleesapparatuur, die alle
technologieën die in de Annex-A staan
ook aflezen. Hiermee \'pak\' je feitelijk
de hele \'installed base\'.
Het genoemde ISO-voorschrift om
FDXa af te kunnen lezen is regelrechte
nonsens. Op geen enkele plaats in de
stukken van de ISO 11784 en ISO
11785 staat ook maar iets geschreven
dat daar op zou kunnen lijken. Ben je
echter niet goed op de hoogte van deze
stukken, dan is het een handig ver-
kooppraatje.

Zevende alinea:

De firma AVID verkoopt gekoppeld
aan haar transponders een registratie
bij de door henzelf geëxploiteerde da-
tabank. Dit is als verkoopitem erg han-
dig, maar wanneer je een hond of kat
vindt en het nummer afleest, weet je
vervolgens niet waar je de benodigde
informatie kunt opvragen, want ner-
gens is te zien in welke databank dit
dier geregistreerd staat. Zolang er geen
databank is die op nationaal niveau
opereert, dan wel meerdere databan-
ken die door middel van informatie-
uitwisseling een sluitend systeem op
nationaal niveau weten te waarborgen,
zijn al die individueel werkende data-
bankjes wel aardig, maar levert het
praktisch gezien natuurlijk niets op.

Achtste alinea:

Over welke toepassingen spreekt de
heer Frantzen hier eigenlijk. Niet bij
dieren in ieder geval. De Verenigde
Staten hebben namelijk tijdens de
stemmingsronde ook hun voorkeur
uitgesproken voor de ISO-norm.

Negende alinea:

Deze bewering is natuuriijk wel aar-
dig, maar voegt inhoudelijk niets toe
aan het wezenlijke onderdeel van deze
discussie. Bovendien zijn er meerdere
bedrijven die zich hier uitsluitend mee
bezighouden.

Tiende alinea:

Ook hier geldt weer dat een identifica-
tie zonder een breed werkend registra-
tiesysteem geen enkele toevoegende
waarde heeft, anders dan de financiële
toevoeging aan de portemonnaie van
de verkoper.

rad

Kortom: \'Wees wijs, laat u geen
voor ogen draaien\'.

Jtos Nawijn
lid NormSubCommissie
Landbou welectron ica

W.F.SPECKMANN STICHTING

HOEFVERZÜRGING BIJ EZELS

Velen van ons zullen er geen weet van
hebben dat er specifieke verschillen
zijn tussen de anatomie en de stand van
de hoef van de ezel, vergeleken bij die
van het paard. Die kennis ontbreekt
ook bij veel hoefsmeden. Dat heeft tot
gevolg dat veel ezels onjuist bekapt
worden. Dat klemt des te meer, omdat
ezels woestijndieren zijn en hun hoe-
ven niet berekend zijn op ons natte kli-
maat en onze sappige weiden. De
Speckmann Stichting was dan ook ver-
heugd dat we een zeer instructieve
Australische video-film konden aan-
schaffen. De film is met veel zorg ge-
maakt, maar helaas niet op professio-
neel materiaal opgenomen zodat de
beeldkwaliteit te wensen overiaat.

Ondanks deze matige technische kwa-
liteit bevelen wij de film aan voor ie-
dere dierenarts die ezel(s) in zijn prak-
tijk heeft, om het eigen vakmanschap
te vergroten. De film kan ook getoond
worden tijdens een lezing voor bij-
voorbeeld houders van ezels of voor
hoefsmeden. De film is te huur voor
ƒ 30,-- en te koop voor ƒ 78,--. Aan-
vragen bij Rita Lamens, AUV/ WFSS,
0485-33 55 55, bij voorkeur in de och-
tenduren.

MEDEDELINGEN RW

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de pe-
riode van 1 januari t/m 11 februari
1996
geen gevallen van aangifte-
plichtige besmettelijke dierziek-
ten voor.

AANVULLINGEN EN WIJZIGINGEN
VAN FORMULARIA

Van Pfizer Animal Health BV is het bericht ontvangen dat twee cloxacilline bevat-
tende droogzetprepraten definitief geregistreerd zijn. Dit zijn:

* OrbeninDryCow
Reg.NL 1381 UDA

* Orbenin Extra Dry Cow
Reg.NL 6901 UDA

U kunt dit wijzigen in het formularium Melkvee op bladzijde 12.

Dr. J. Verhoeff, voorzitter
Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid

-ocr page 215-

ONDERZOEK NAAR STAART- EN MAN EN ECZEEM

Wij, twee vijfdejaars diergeneeskunde
studenten, zijn bezig met een scriptie,
onder leiding van dr. M.M. Sloet-
Oosterbaan, bij de Faculteit der
Diergeneeskunde. Deze scriptie be-
treft het onderwerp staart- en manen-
eczeem, ook wel insekten-overgevoe-
ligheid of\'zomerschurft\' genoemd. In
verband met deze scriptie willen wij
graag een onderzoek doen naar de
ef-
fectiviteit van het homeopathische
middel Culivetsem®.

In het kort is het onderzoek als volgt
opgezet:

We zoeken minstens 40 paarden of po-
ny\'s, die vervolgens in twee groepen
worden verdeeld.

- groep 1 krijgt Culivetsem®

- groep 2 krijgt een placebo (fopmiddel)

Het middel bestaat uit dmppels, die
twee maal daags moeten worden inge-
geven op bijvoorbeeld een stukje
brood. Beide groepen krijgen tevens
een insekten-werend middel.

De eigenaren weten niet waarmee hun
paard(en) worden behandeld. Ons on-
derzoek loopt van begin april tot I no-
vember 1996. We gaan er van uit dat
alle paarden en pony\'s de hele periode,
dag en nacht, buiten lopen. De deel-
name aan het onderzoek is uiteraard
vrijwillig. Als de symptomen van het
staart- en maneneczeem zo ernstig
worden dat verder deelnemen niet
meer verantwoord is, dan kan de eige-
naar zich temgtrekken uit het onder-
zoek. Graag zullen wij u, als dieren-
arts, om uw medewerking willen
verzoeken. Als u eigenaren van paar-
den of pony\'s met staart- en manenec-
zeem kent, wilt u deze eigenaren dan
verzoeken om aan ons onderzoek mee
te werken. De eigenaren kunnen zich
opgeven door een brief te sturen naar
onderstaand adres of te bellen met één
van de volgende telefoonnummers.

Marina Veenendaal, tel.: 0318-
617815 (privé).

Odette Radier, tel: 020-6592827 (pri-
vé).

Faculteit der Diergeneeskunde
Vakgroep Inwendige Ziekten en Voe-
dingder Grote Huisdieren
Yalelaan 16
3584 CM Utrecht
Fax (030) 2531256

VETERINAIR GOLFKAMPIOENSCHAP 1996

Op woensdag 29 mei 1996 zal het
Nederlands Golfkampioenschap voor
dierenartsen worden gehouden. De
deelname staat open voor die
Nederlandse dierenartsen die mini-
maal een golfvaardigheidsbewijs be-
zitten.

Het Veterinair Golfcomité prijst zich
gelukkig erin geslaagd te zijn de fraaie

golfbaan \'t Sybrook tussen Oldenzaal
en Enschede te kunnen reserveren.
Het dagprogramma is opgebouwd vol-
gens dc bekende formule.

Deelnemers kunnen zich opgeven
door ƒ 25,— over te maken op postre-
kening 934611 van de Rabobank te
Hattem ten gunste van rekeningnum-
mer 32.57.48.160 van het Veterinair
Golfcomité, Eikenlaan 3 te Hattem,
met vermelding van de handicap.

Meer informatie is te verkrijgen bij de
leden van het organiserend comité:
G.Th.F Kaal 033-4611671
J. Kuipers 038-4442716
L.M. Otto 020-4972567

OPROEP VOORSTELLEN POSTERBIJDRAGEN
SYMPOSIUM WILDZIEKTEN

Congressen en cursussen

Op 11 oktober 1996 wordt op de
Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht een symposium gehouden
over
\'Oorzaken en risico\'s van ziek-
ten bij wilde diersoorten in Ne-
derland\'.

Het congres is een initiatief van de af-
deling Laboratorium en Bijzondere
dieren van de Vakgroep Pathologie
(prof. dr. J.E. van Dijk) en de afdeling
Vogels en Bijzondere dieren van de

Vakgroep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren (dr. J.T. Lumeij). De or-
ganisatie wordt verzorgd door de
Koninklijke Nederiandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

Vooraanstaande onderzoekers zullen
een overzicht geven van ziekten bij
wilde zoogdieren, vogels en vissen.
Hierbij wordt de nadmk gelegd op de
complexe relatie tussen sommige ziek-
ten en milieuverontreiniging en de ri-
sico\'s van ziekten bij wilde dieren
voor mens en (huis)dier.

Doel van het symposium is de bezoe-
kers te wijzen op het belang van een
voortdurende aandacht voor ziekten
bij wilde dieren in Nederiand. Doel-
groep is dierenartsen en studenten
diergeneeskunde, biologen, medici,
biomedische onderzoekers en andere
belangstellenden.

Voorstellen voor posterbijdragen
moeten
vóór 1 mei 1996 zijn ontvan-
gen. Hiertoe kan een titel en een sa-
menvatting van 100 woorden worden
verstuurd naar mevrouw Ellen Bon-
nes, secretariaat KNMvD, Postbus
14031,3508 SB Utrecht.

Voor meer informatie is zij ook de
contactpersoon, telefoon: 030 -
25101II, telefax: 030-25II787.

-ocr page 216-

ZATERDAG 1 JUNI 1996 -125 JAAR ZUID

Weet u nog de avond op de Mississippi
Queen tere ere van het 120-jarig be-
staan van de Afdelingen Noord-Bra-
bant en Limburg; vijf jaar geleden al-
weer!

Het is nu 125 jaar geleden dat de Afdelingen
N-Brabant en Limburg van de KNMvD werden
opgericht. Voorwaar een gebeurtenis om niet zomaar
voorbij te laten gaan!
En het gaat niet ongezien voorbij!
De commissie \'CASA VERDE\' heeft met behulp van
sponsoren uit de farmaceutische industrie een groots feest
georganiseerd, met voor elk wat wils.
Het geheel in Zuid-Amerikaanse stijl met shows, dansen,
groot orkest, eten, drinken en nog veel en veel meer! (hier-
over kunt u lezen in een volgende pubiikatie), dit alles in
een prachtige tropische ambiance, die haar weerga in
Nederland niet kent. U bevindt zich in een van de grootste
tropische binnentuinen die ons land rijk is met torenhoge
palmen, 200jaar oude olijftjomen en bloeiende oleanders,
die mysterieuze vijgebomen en kurkeiken; hier waant u
zich in een tropisch bos met geheimzinnige paadjes en
kleine watervalletjes, kortom u bent in een andere wereld!

Het feest vindt plaats in Arcen, een
zeer oud plaatsje uit de Romeinse tijd,

__gelegen aan de Maas op de grens van

yi^MSB Brabant en Limburg. Het imposante en

majestueuze kasteel aldaar, gelegen bin-
nen een grachtengordel en daterend uit
1650, gebouwd door de hertog van Gelre,
vormt samen met het 32 ha grote complex en de \'tropi-
sche verrassing\', het romantische decor van deze avond.
Een avond vol dans en ontspanning met zeer veel aandacht
voor de inwendige mens.

Bij binnenkomst waant u zich in de ingetogen riddertijd,
die na een korte wandeling metamorfoseert naar een wer-
velende Braziliaanse vakantiesfeer.
Kom en geniet, uw kleinkinderen hebben later recht op uw
verhaal. Ja! Wij waren erbij!

Commissie \'Casa Verde\'
W. van den Ekker, Oss
P. Geurts, Venlo
F. van Os, Heerlen
A. Steentjes, Someren
P. Weijnens, Mill

^^^ O ^^^ AGVET

lALLINCKRODT
I VETERINARY

SOLVAY DUPHAR
ANIMAL HEALTH

®

0 JANSSEN CILAG.V (jjitervg) Hoechst E ^Mycofarm ^^ir

Upjohn

Boehringer / j^
Ingelheim

Bayer®

O

Snijplank van hout toch goed?

N.O. Ak. D.O. Cliver, C.W. Kaspar J
Food Prot 1994:57,1: 16-22.

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

Referaten

Met het oog op kruiscontaminatie via
voedsel is onderzoek gedaan naarbacte-
riegroei op snijplaten van hout en van
plastic. Bij huishoudelijk gebruik kan
deze kmising optreden, omdat vlees en
groente vaak op dezelfde plank gesne-
den worden. In restaurants, slagerswin-
kels en vleeswarenfabrieken mag men
steeds \'eigen\' snijplaten verwachten.
Nieuwe en gebmikte platen van vijf
soorten plastic en negen soorten hard-
hout werden experimenteel besmet met
E.coli, L. monocytogenes, L. innocus of
5.
typhimurium in bouillon of in kippe-
vocht. Na drie, tien minuten, of 12 uur
werd het oppervlak beoordeeld op het
aantal bacteriën (kve). Op houten platen
zag men minder bacteriën terug dan op
plastic, ongeacht of het nieuwe of ge-
bmikte platen waren. Hout absorbeert
de \'entstof in drie tot tien minuten;
wanneer deze vloeistof 10^-10\'* kve be-
vatte (zoals meestal in kip en vleesdrip)

-ocr page 217-

zag men op hout geen bacterie meer te-
mg, op plastic nog wel aanwezig. Indien
in de vloeistof meer dan 1kve aanwe-
zig waren, kon na 12 uur bij kamertem-
peratuur nog bacteriegroei gevonden

RUND

Suspected inheri1:ed granulocyto
pathy in four Holstein Friesian cal-
ves.

P. Stadler, SR. van Amstel, I.B.J, van
Rensburg and M.C. Williams. J. South
Afrika Vet Ass 1993; 64:172.

Vijf H.F. kalveren, in leeftijd variërende
van zeven tot negen weken, werden ver-
dacht te lijden aan erfelijke granulocyto-

DERMATOLOGIE

Resultaten van hyposensibilisatie
bij honden.

A. Willemse. Proceedings 1994: 61.

Bij 62 honden met atopie werd op basis
van de huid-allergietest in combinatie
met allergeen specifieke IgGd (ELISA)
een hyposensibilisatie gestart en konden
de resultaten na gemiddeld 4,1 jaar (3 -
6,5) worden beoordeeld. Gedurende de
therapie werden vlooien bestreden en
worden. De aantallen waren wel ge-
daald met tenminste 98% en vaak meer
dan 99,9%. Het inoliën van hout voor
het gebruik had geen invloed op de bac-
teriële bevindingen. Deze resultaten ge-

pathy, ook bekend onder de naam bo-
vine leucocyte adhesion deficiency
(BLAD). Op vier dieren werd sectie ver-
richt, alsmede een uitgebreid histolo-
gisch onderzoek.

Klinisch zag men koorts, apathie, ver-
magering, diarree, pseudomembra-
neuze enteritis, gingivitis, losse tanden,
bemoeilijkte ademhaling en bloed in de
mest. Klinisch-chemisch werd waarge-
nomen leucocytose, hypoglycaemie,
hypoalbuminaemie, hypogammaglobu-
linaemie, verhoging alcalische fosfatase
en een verminderd bloedureumgehalte.

waren antibiotica en antiseborroe-sham-
poos toegestaan. Dit laatste gold niet
voor corticosteroïden, antihistaminica
en EFA\'s. Bij 81% van de dieren werd
een verbetering van de klachten met
meer dan 50% gevonden (de grens die
werd beschouwd als succesvol resul-
taat). Bij 92% van de honden werden al
binnen acht maanden na het starten van
de injectiereeks de eerste effecten waar-
genomen. Uiteindelijk bleek een inter-
val van gemiddeld 3,2 maanden (1-6)
nodig te zijn om de dieren zoveel moge-
lijk klachtenvrij te houden. Bij zes die-
ren kon uiteindelijk gestopt worden met
ven
geen ondersteuning aan de (ook
door ons, ref) geuitte bewering, dat
plastic snijplaten hygiënisch beter zijn
dan hardhouten planken.

A.E.E. Soethout

Bij sectie zag men cachectische kada-
vers met een emstige tandvleesontste-
king, een pseudomembraneuze en ne-
crotische enteritis, met ulcera in en
perforaties van de darmen en met bron-
chopneumonie, miltatrofie en hypopla-
sie van de thymus. De ziekte bemst op
de aanwezigheid van één enkel recessief
gen. Geadviseerd wordt om dragers op
te sporen en deze niet meer voor de fok-
kerij te bestemmen. Het accent hierbij
moet vooral op de stieren worden ge-
legd.

J.P.W.M. Akkermans

de therapie na een gemiddelde therapie-
duur van 1,9 jaar. Het aantal allergenen
had geen invloed op het succespercen-
tage. Opvallend waren de slechtere re-
sultaten bij Boxers en West Highland
White terriers, die vaker dan gemiddeld
minder dan 25% verbetering van de
klachten vertoonden. Het combineren
bij de diagnostiek van de huidtest met de
resultaten uit de ELISA-test gaf een ver-
betering te zien in de resultaten van hy-
posensibilisatie in vergelijking met die
na alléén de huidtest.

P.A.M. Overgaauw

ALOPECIA BOVEN DE STAARTBASIS BIJ KATTEN

Naar aanleiding van onder-
staande, uit de praktijk ontvangen
vraagstelling, vond de redactie me-
vrouw drs. J.D. Sinke (specialist in
opleiding Dermatologie, Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, Faculteit der Diergenees-
kunde) bereid om voor de lezers
een antwoord te formuleren.

VRAAG:

Regelmatig zien wij katten met een
symmetrische kaalheid boven de
staartbasis, die zich over de mg naar
craniaal uitbreidt, al of niet met pustu-
lae. In meerderheid betreft het gesteri-
liseerde poezen. Ofschoon hieraan
nadelen zijn verbonden (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1995; 120:
307) lijken proligeston (s.c.) en/of me-
gestrolacetaat (p.o.) een therapeutisch
effect te hebben. Wat is uw differen-
tieel diagnose en aanpak?

ANTWOORD:

Alopecia boven de staartbasis, al of
niet in combinatie met milaire derma-
titis, wordt bij de kat frequent waarge-
nomen. Het probleem kan zich naar
craniaal uitbreiden en soms zijn ook
het perineale gebied en de buik erbij
betrokken. Omdat het in de meerder-
heid van de gevallen om gecastreerde
(zowel mannelijke als vrouwelijke)
dieren gaat en omdat de toedieningen
van progestagenen meestal een goed
therapeutisch effect hebben, wordt
vaak verondersteld dat er een relatie is
tussen dit huidprobleem en geslachts-
hormonen. Regelmatig worden deze
huidproblemen dan ook als \'hormo-
nale kaalheid\' aangeduid. Het gebmik
van progestagenen ter behandeling
van huidproblemen bij de kat kent ech-
ter niet alleen ongewenste bijwerkin-
gen, zoals terecht in de vraagstelling

-ocr page 218-

wordt opgemerkt, er is ook geen indi-
catie voor.

in de eerste plaats berust de waame-
ming dat het in de meerderheid om ge-
castreerde dieren gaat waarschijnhjk op
toeval, aangezien in ons land de meeste
katten reeds aan het begin van de vol-
wassenheid gecastreerd worden. Ten
tweede is de observatie dat de toedie-
ning van progestagenen een (tijdelijk)
therapeutisch effect heeft, niet bewij-
zend voor het feit dat de kat een hor-
moontekort zou hebben ten gevolge van
de castratie. Immers, noch een intacte
poes, noch een intacte kater staat nor-
maliter continu onder de invloed van
progestagenen. Het feit dat progestage-
nen toch een goede werking hebben is
dan ook niet te verklaren door hun pro-
gestagene activiteit, maar door hun glu-
cocorticoïde werking (1,2, 3). Tevens
kunnen progestagenen via beïnvloe-
ding van het limbische systeem het ge-
drag veranderen, waardoor de kat
meestal rustiger wordt (4). Ook dit kan
een gunstige invloed op sommige huid-
problemen hebben (3,4).

Pruritus

De in de vraagstelling beschreven der-
matologische klachten van de kat vin-
den hun oorzaak dus niet in hormonale
veranderingen en zullen dan ook op een
andere wijze benaderd moeten worden.
Alopecia boven de staartbasis, eventu-
eel in combinatie met milaire dermati-
tis, is in de overgrote meerderheid van
de gevallen geassocieerd met pruritus.
Verreweg de meest voorkomende oor-
zaak van pruritus op deze plaats is een
vlooienprobleem, danwel een vlooien-
allergie. Ook andere allergieën, te we-
ten voedselovergevoeligheid en atopie
komen eventueel in aanmerking, doch
zijn veel minder vaak beperkt tot enkele
problemen op het achterste deel van de
rug. Sommige katten vertonen een af-
wijkend poetsgedrag, waarbij overma-
tig wordt gelikt en/of de haren worden
uitgetrokken of afgebeten (5,6). Hierbij
lijkt het alsof er sprake is van pmritus,
maar is er geen enkele lichamelijke oor-
zaak te vinden. Dit verschijnsel staat
bekend als psychogene alopecia. Met
name in dit geval is het patroon van alo-
pecia vaak symmetrisch en kunnen ook
flanken, dijen en voorpoten in het pro-
bleem betrokken zijn. Ook wanneer de
kat geen (zichtbare) pruritus vertoont,
kan er sprake zijn van psychogene alo-
pecia, aangezien sommige katten dit ge-
drag alleen uitvoeren als de eigenaar het
niet ziet.

Als er geen of slechts geringe pruritus
aanwezig lijkt te zijn, kan differentieel
diagnostisch ook nog aan dermatophy-
tose gedacht worden. Tenslotte is er
nog een kleine groep waarbij sprake is
van feline idiopathische symmetrische
alopecia (PISA) (5, 6). Hierbij verto-
nen met name het perineale en genitale
gebied een dun baarkleed tot totale
alopecia, eventueel uitbreidend naar
craniaal en de flanken, zonder pruritus.

Vlooienbestrijding

Bij de aanpak van het aangereikte pro-
bleem staat, in geval van pruritus, een
goede vlooienbestrijding op de eerste
plaats. Wanneer bij klinisch onderzoek
daadwerkelijk vlooien en/of vlooienfa-
eces worden gevonden zal voor eenie-
der, ook voor de eigenaar, de zin hier-
van duidelijk worden. Echter, als het
gaat om een vlooienallergie worden in
in veel gevallen geen vlooien aange-
troffen op het dier. Omdat een be-
trouwbare test op vlooienallergie bij de
kat ontbreekt, is deze diagnose moei-
lijk hard te maken en wordt de vlooien-
bestrijding nogal eens overgeslagen.
Wanneer er echter sprake is van hard-
nekkige alopecia met pruritus, hetgeen
zich duidelijk concentreert op het ach-
terste deel van de mg, dient ook bij af-
wezigheid van vlooien en vlooienfae-
ces een intensieve vlooienbestrijding
(het hele jaar door!) aan de eigenaar ge-
adviseerd te worden. Het gebmik van
middelen die de ontwikkeling van
vlooieneieren en larvale stadia rem-
men, zoals methopreen en lufenuron,
levert hieraan een essentiële bijdrage.
In combinatie met een goed adultcide
op basis van pyrethrinen/pyrethroïden
(schuim, poeder of spray) dat frequent
genoeg wordt toegepast (één maal per
week), kan de infectiedmk sterk wor-
den verminderd. In een groot aantal ge-
vallen zal hierdoor een duidelijke re-
ductie van het probleem verkregen
worden. Wanneer desondanks de
klachten in mindere mate blijven be-
staan of af en toe recidiveren, kan een
aanvullende therapie met
Prednisolon
per os nodig zijn. Hierbij moet worden
afgebouwd tot een zo laag mogelijke
dosering om de dag.
Indien er van een intensieve vlooienbe-
strijding na twee maanden geen enkel
gunstig effect lijkt uit te gaan en men is
er van overtuigd dat de vlooienbestrij-
ding naar behoren is uitgevoerd, is het
zinvol door middel van een eliminatie-
dieet vast te stellen of er mogelijk
sprake is van voedselovergevoelig-
heid. Hiertoe moet een zelfbereid dieet
gedurende minimaal zes weken gege-
ven worden. Dit dieet moet bestaan uit
één soort vlees dat de kat nog nooit eer-
der gekregen heeft (lamshart, kalkoen),
eventueel aangevuld met rijst. Als
hierop geen verbetering wordt waarge-
nomen, is atopie de waarschijnlijk-
heidsdiagnose. Omdat nadere diagnos-
tiek ten aanzien van atopie in de vorm
van een intradermale test en bloedon-
derzoek (ELISA) bij de kat ontbreekt,
kan men hooguit proberen deze diag-
nose te onderbouwen door middel van
huidbiopten. Een symptomatische
jeukbestrijding (prednisolon, antihista-
minica, essentiële vetzuren) is dan ook
de aangewezen weg.
Wanneer de pruritus minder duidelijk
op de voorgrond staat, is een schimmel-
onderzoek geïndiceerd. Via onderzoek
met de Woodse lamp, microscopisch
onderzoek van haarmateriaal en cultu-
reel onderzoek kan een dermathophy-
tose worden aangetoond. Om onder-
scheid te maken tussen psychogene
alopecia en PISA moet allereerst nauw-
keurige inspectie van de aangetaste
vacht plaatsvinden. Bij psychogene alo-
pecia zijn de haren vaak afgebeten en
zijn kleine stoppeltjes overgebleven.
Bij microscopisch onderzoek van de
haren blijken deze door het afbijten of
uittrekken een gekarteld uiteinde te
hebben. Bij FISA hebben de haren een
nonnale structuur. Een anamnese met
het accent op het opsporen van stres-
soren kan, als men psychogene alopecia
vermoedt, leiden tot een oorzakelijke
factor. Eliminatie hiervan is dan de the-
rapie die de voorkeur heeft, echter dit is
lang niet altijd mogelijk. In dat geval
kan een medicamenteuze behandeling
met bepaalde psychofarmaca bij som-
mige katten een gunstig effect hebben.
In geval van FISA is het wellicht het
beste om helemaal geen therapie in te
stellen, omdat de kat zelf geen hinder
ondervindt van de alopecia en de
meeste therapieën waarvan enig effect
wordt gezien nadelige bijwerkingen
hebben. Bovendien wordt ook in een
aantal gevallen spontaan herstel waar-
genomen.

Conclusie

Concluderend kan worden vastgesteld
dat het probleem van alopecia, al of
niet gepaard gaande met milaire der-
matitis boven de staartbasis bij de kat,
theoretisch een vrij brede differentieel
diagnose kent. Praktisch echter zal bij
verreweg het grootste gedeelte van
deze katten de oorzaak van het pro-
bleem gerelateerd zijn aan vlooien.
Het belang van een intensieve vlooien-

-ocr page 219-

bestrijding waarbij de eigenaar goed
geïnformeerd en gemotiveerd wordt,
kan dan ook niet genoeg benadmkt
worden.

LITERATUUR

I. Middleton DJ, Watson ADJ, Caterson ID.
Suppresion of
Cortisol responses to exoge-
nous adrenocorticotrophic
hormone, and the
occurence of side effects attributable to glu-
cocorticoid excess, in cats during therapy
with megestrol acetate and prednisolone.
Can J Vet Res 1987; 51:60-5.

2. Selman PJ, Mol JA, Rutteman GR, Rijnberk
A. Progestin treatment in the dog: II. Effects
on the hypothalamic-pituitary-adrenal axis.
EurJ Endocrinol 1994; 131:422-30.

3. Henlk RA, Olsen PN, Rosychuk RAW.
Progestogen therapy in cats. Comp Cont Ed

1985; 132(7): 133-41.

4. Pemberton PL. Canine and feline behavioral
control: Progestin therapy. In: Kirk RW (ed):
Current Veterinary therapy VIII.
Philadelphia, WB Saunders Co, 1983:62-71.

5. Willemse T. Clinical dermatology of dogs
and cats. Utrecht, Bunge, 1991.

6. Scott DW, Miller WH, Griffin CE (eds).
Small animal dermatology. Philadelphia,
WB Saunders Co, 1995.

ANTICONCEPTIEPILLEN VOOR DE POES

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, die is binnengekomen bij de
Leo Pharmaceutical Products B. V.,
vond de redactie dr. A .C. Schaefers-
Okkens en drs. H.S. Kooistra bereid
om deze vragen te beantwoorden.

VRAAG:

Binnen de \'cat-fancy\' (raskattenfokke-
rij) bestaan nogal wat (voor)oordelen
over het gebmik van verschillende an-
ticonceptiepillen voor de poes. In het
algemeen gaat het hierbij om fokpoe-
zen die slechts tijdelijk niet krols mo-
gen worden. Kunt u de voorkeur van de
fokkers voor bepaalde merken of soor-
ten pillen onderschrijven? Waarom
wel of niet?

ANTWOORD:

Oestmspreventie bij de kat kan plaatsvin-
den met behulp van progestagenen, zoals
medroxyprogesteronacetaat (MPA) en
mcgestrolacetaat (MA). Orale toedie-
ning van progestagenen heeft de voor-
keur boven parenterale toediening
vanwege de volgende redenen:

- De poes is seizoensgebonden poly-
oestrisch of vertoont, in huis gehou-
den, het gehele jaar door cycli. Deze
cycli kunnen zeer goed met oraal
toegediende progestagenen worden
voorkomen. Parenterale toediening
geeft nogal eens een wisselend re-
sultaat.

- Als een eigenaar het gedrag van de
poes goed kan beoordelen en de poes
in huis wordt gehouden, kan het pro-
gestageen alleen worden toegediend
als de tekenen voorafgaand aan de
krolsheid zich aandienen (dus niet
als de poes al krols is!). Op deze ma-
nier kan de totale dosis progestageen
over een bepaald tijdsbestek zo laag
mogelijk worden gehouden.

- Als de poes toch, zonder dat de eige-
naar zich hiervan bewust was,
drachtig blijkt te zijn, kan de proge-
stageen-toediening worden stopge-
zet, zodat de partus op een normaal
tijdstip kan plaatsvinden. Bij paren-
terale toediening werkt het progesta-
geen zo lang door dat de dracht ver-
lengd zal zijn.

Zowel exogene progestagenen als en-
dogeen progesteron hebben onge-
wenste neveneffecten. Er kan zich
cysteuze endometrium hyperplasie
ontwikkelen hetgeen rechtstreeks in-
vloed heeft op de fertiliteit, terwijl ook
endometritis kan ontstaan. Er is kans
op ontwikkeling van diabetes melli-
tus, veroorzaakt door het glucocorti-
coïde effect van de progestagenen
(Middleton era/., 1985, 1987). Voorts
is er een toegenomen risico voor neo-
plastische veranderingen in het mam-
maweefsel (Misdorp
et al., 1991). Dit
varieert van hyperplasie tot adenomen
en maligne tumoren. De progestageen
geïnduceerde neoplastische transfor-
matie van het mammaweefsel start
met proliferatie van de ongedifferen-
tieerde delen van de einden van de af-
voergangen. De gevoeligheid van het
mammaweefsel voor maligne ontaar-
ding neemt door deze proliferatie toe.
De hyperplasie zelf kan ook aanlei-
ding geven tot problemen: exogene
progestagenen maar ook endogeen
progesteron kunnen bij de jonge poes
fibroadenomatose veroorzaken. Dit is
dan ook de reden dat progestagenen
niet op te jonge leeftijd moeten wor-
den toegediend en zeker niet vóór de
eerste krolsheid. Poezen, waarmee
niet gefokt zal gaan worden kunnen
om deze redenen veel beter jong geo-
variëctomeerd worden, zonder dat
eerst progestagenen worden toege-
diend.

Verschillende progestagenen zullen in
verschillende mate deze neveneffecten
veroorzaken, onder andere afhankelijk
van hun bindingsaffiniteit aan de pro-
gesteron en glucocorticoid receptor.
Doordat de verschillende progestage-
nen echter ook verschillend worden
gedoseerd (MPA, 5mg/week, MA,
2mg/week), - doseringen die overigens
met name onder praktijkomstandighe-
den zijn bepaald - zal het verschil in ef-
fect van de verschillende progestage-
nen mogelijk zeer gering zijn. Op dit
moment lijkt het dus veel belangrijker
om alert te zijn op de mogelijk optre-
dende neveneffecten van de progesta-
genen door de hoeveelheid toe te die-
nen progestageen (óf MPA óf MA) zo
laag mogelijk te houden, dan om veel
aandacht te besteden aan de verschil-
lende types progestagenen.

Veriaging van de oestrusfrequentie bij
fokpoezen door de inductie van een
ovulatie door middel van een SHAM
dekking is mogelijk een zeer goed al-
ternatief Hiertoe kan met een watten-
stokje het vestibulum bijvoorbeeld
drie keer in één uur worden aangeraakt

- wat voor de poes de dekking nabootst

- waardoor een LH release zal optre-
den en ovulatie normaliter zal volgen.
Hierna zal ten gevolge van de endo-
gene progesteronproduktie de vol-
gende oestms later kunnen worden
verwacht, meestal na 6,5 tot zeven we-
ken.

LITERATUUR

1. Middelton DJ, Watson ADJ, Howe CJ,
Caterson ID. Suppression of
Cortisol respon-
ses to exogenous adrenocorticotrophic hor-
mone, and the occurence of side effects attri-
butable to glucocorticoid excess, in cats
during therapy with megestrol acetate and
prednisolone. Can J Vet Res 1987; 51: 60-5.

2. Middleton DJ, Watson ADJ. Glucose intole-
rance in cats given short-term therapies of
prednisolone and megestrol acetate. Am J
Vet Res 1985; 46:2623-5.

3. Misdorp W, Romijn A, Hart AAM. Feline
mammary tumours: a case control study of
hormonal factors. Anticancer Res 1991; 11:
1793-8.

-ocr page 220-

(T^xcd

Onderstaand treft u een aantal cursus-
sen aan waarvoor opgave nog moge-
lijk is. Dit kan zowel telefonisch (030-
2517374) als per fax (030-2516490).

Bloedonderzoek bij het paard; mo-
gelijkheden en interpretatie
(96/
503), 16 april 1996 van 09.30 tot 17.00
uur, ƒ 410,~ (inclusief lunch) te Zeist.

In deze cursus zal de interpretatie van
klinisch-chemisch en haematologisch
bloedonderzoek bij (sport) paarden aan
de orde worden gesteld. Besproken zul-
len worden de biochemische achter-
gronden, analytische problemen, fou-
tenbronnen, referentiewaarden, gevoe-
ligheid/betrouwbaarheid, het eigen la-
boratorium en de kosten. Vervolgens
zal aan de orde komen de interpretatie
van de uitslagen en het omgaan met
\'normaalwaarden\'. Daama zal aan-
dacht besteed worden aan het bloedon-
derzoek in relatie tot de inspanningsfy-
siologie, \'conditie-testen\' onder prak-
tijkvoorwaarden en \'uitputting\'.
Tot slot zullen een aantal praktijkge-
vallen aan de cursisten worden voor-
gelegd. De cursus wordt verzorgd door
dr. R. Kuiper (cursusleider), dr. M.M.
Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
endr. Th. Wensing.

Veterinaire Apotheek I Gemengde
praktijk
(96/602), maandag 15, dins-
dag 16 en woensdag 17 april 1996,
ƒ 1.495," te Zeist.

Veterinaire Apotheek: beleidsaspecten
(overheid), apotheekrecht en regelge-
ving, vergelijking humane apotheek,
economisch belang, wettelijk kader,
aansprakelijkheid, administratieve ver-
plichtingen, milieu-aspecten, inrichting
en beheer, werkinstmcties, auto apo-
theek.

Diergeneesmiddelen (waaronder vac-
cins): registratie, keuzecriteria, kwali-
teit/prijs verhouding, farmaceutische
aspecten (onder andere houdbaarheid,
bewaarconditics), bijsluiters, documen-
tatie, beoordelen informatie.
Goede Veterinaire Praktijk Apotheek:
principes, biofarmacie, wachttermij-
nen, selectief gebmik van antibiotica.
Apotheekpraktijk: magistrale receptuur,
verpakken, etiketteren en afleveren. Dc
cursusleiders zijn prof dr. A. Pijpers,
drs. S.J. Mesu, Project Veterinaire Apo-
theek cn drs. A.M. Verhaegh, AUV-
Advies.

Wegens enorme belangstelling is be-
sloten nog dit vooijaar de cursus GVP-
Formularium Paard te herhalen. Voor
deze cursus bestaat een wachtlijst.
Hieronder treft u nadere gegevens aan.

GVP - Formularium Paard, (96/ 504),
donderdag 2 (aanvang 13.00 uur) en
vrijdag 3 mei 1996 (sluiting 15.30 uur),
ƒ 945,— (inclusief overnachting) te
Zeist.

In deze cursus komt de nadruk te lig-
gen op de hedendaagse problematiek
ten aanzien van het medicamenteus
behandelen van paarden. Hierbij zul-
len niet alleen antibiotica, maar ook
andere van belang zijnde (dier)genees-
middelen worden besproken.

Op de eerste dag wordt \'s middags aan-
dacht geschonken aan dc theoretische
achtergronden terwijl \'s avonds de visie
van de deelnemers wordt gevraagd op
een aantal casuistieken. Op de tweede
dag wordt begonnen met de stand van
zaken te geven op het gebied van de
voor het paard geregistreerde dierge-
neesmiddelen. Vervolgens zullen prak-
tische aspecten van de verschillende
keuzemogelijkheden worden bespro-
ken aan dc hand van de verschillende
orgaansystemen. Tot slot worden dc
wettelijke aspecten nog belicht.
De cursusleiders zijn prof dr. A.S.J.
P.A.M. van Miert en dr. M.M. Sloet
van Oldmitcnborgh-Oosterbaan.

Bacteriologisch onderzoek voor as-
sistenten
(96/805), 30 maart 1996,
10.00 -17.00 uur, ƒ 275,- te Utrecht.

Dc Groep Practici Grote Huisdieren
organiseert elk jaar een dag voor de le-
den van VEDIAS, de Nederiandse
Vereniging van Dierenartsassistenten.
In 1995 stond deze dag, die op 4 no-
vember werd gehouden, in het teken
van bacteriologisch onderzoek voor
assistenten. Aanleiding voor dit onder-
werp vormde het succes van dc cursus
Bacteriologisch Onderzoek voor
Dierenartsen, die door de firma Leo in
samenwerking met de Gezondheids-
dienst voor Dieren, Biotrading en
Vetin-Aacopharma onlangs heeft ge-
organiseerd. Omdat veel werkzaamhe-
den van het bacteriologisch onderzoek
net zo goed, of wellicht beter, door as-
sistenten gedaan kunnen worden, leek
de tijd rijp voor een cursus gericht op
assistenten. Natuuriijk blijven de inter-
pretatie van de resultaten en de com-
municatie met de cliënt de verant-
woordelijkheid van de dierenarts.
Op deze Vedias/GPGH-dag kwam on-
der andere ter sprake het uitenten van
monstermateriaal, het maken van
Gramkleuring, desinfectie en veilig
microbiologisch werken. Hierbij werd
de theorie afgewisseld met praktische
oefeningen. Het bleek een enorm suc-
ces: alle cursisten gaven op het enquê-
teformulier een zeer positief oordeel
over deze dag. Op grond hiervan heeft
PAO-Diergeneeskunde de cursus over-
genomen in haar programma. De firma
Leo, die in de totstandkoming van deze
Vedias/GPGH-dag een belangrijke rol
speelde, geeft ook aan deze PAO-
Diergeneeskunde cursus haar mede-
werking. En gezien de uitzonderlijk
positieve reacties die de organisatoren
van deze Vedias/GPGH-dag hebben
ontvangen, menen wij deze cursus u
van harte te mogen aanbevelen (drs.
G.A. van Eijden, secretaris GPGH).

De cursus behandelt in theorie en prak-
tijk de volgende onderdelen:

- Achtergrond bacteriologie

- Desinfectie en veilig microbiolo-
gisch Werken

- Noodzaak goede administratie

- Uit-enten van monster-materiaal
(melk-monsters) op verschillende
platen

- Beoordelen van gekweekte koloniën
(morfologisch)

- Maken van gram kleuringen

- Inzetten van gcvoeligheidsbcpaling-
en

Theorie en praktijk constant worden
afgewisseld om een zo aantrekkelijk
mogelijk programma te doen ontstaan.
De cursusleider is dr. J.A. Wagenaar,
Vakgroep Infectieziekten en Immu-
nologie, Faculteit der Diergeneeskunde.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeur een 3,5 inch-dis-
kette (5,25 inch is ook mogelijk)
worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook
mogelijk). Aan het eind van regels
gelieve geen harde retums te geven.

-ocr page 221-

Helaas is het nog steeds zo dat een
(vrouwelijke) dierenarts zonder achter-
wacht zich in veel gevallen bij een solli-
citatieprocedure voor een baan als die-
renarts-medewerker in het nadeel
bevindt. Echter, het is niet meer van
deze tijd om iemand te verplichten thuis
te zitten in verband met het beroep van
de echtgenoot/partner. Tegenwoordig
zijn er altematieve oplossingen voor het
beantwoorden van de telefoon. Aan
deze altematieven kleven voor- en
nadelen die eens op een rijtje gezet zijn.

AUTOTELEFOONS EN ZAKTELE-
FOONS

Door gebmik te maken van een autote-
lefoon of een mobiele zaktelefoon kan
de dierenarts zelf en direct de cliënten te
woord staan. De autotelefoon heeft een
groter vermogen (6W) en daardoor een
betere bereikbaarheid dan de zaktele-
foon (1W). Daarbij varieert de kwaliteit
van de telefoonnetten plaatselijk. De
autotelefoon is een aanzienlijk groteren
zwaarder apparaat dan de zaktelefoon
en daardoor lastiger in het gebmik.

De aanschafkosten variëren voor beide
apparaten momenteel van ca. ƒ 500,—
tot ƒ 2.500,—. Daarbij komen dan nog
de aansluitings-, abonnements- en ge-
sprekskosten die sterk kunnen varië-
ren, afhankelijk van het gebmik.

Een nadeel van dit altematief is dat de
dierenarts tijdens het werk gestoord
wordt door meer en minder belangrijke
telefoontjes. Een voordeel is de grote
bewegingsvrijheid voor haar/hem en
de eventuele huisgenoten.

^Tmii

OVERZICHT GANGBARE BEREIKBAARHEIDSSYSTEMEN
VOOR DE DIERENARTSENPRAKTIJK

TELEFOONBEANTWOORDINGS-
□lENSTEN

Dierenartsen kunnen ook gebmik ma-
ken van telefoonbeantwoordingsdien-
sten zoals de doktersdiensten. Een
voorbeeld hiervan is Call-Centre NL
b.v., dat zich specifiek richt op dieren-
artsen.

Via een doorschakelsysteem worden
de inkomende telefoontjes direct
doorgeschakeld naar de dienst waar
deze door de medewerkers verwerkt
worden. Aan het eind van de dag of di-
rect via een semafoon kan gehoord
worden met wie er contact gezocht
moet worden. Er is een grote mate van
variabiliteit mogelijk met betrekking
tot het gebmik maken van de dienst.
Puur medische vragen worden niet
door de medewerkers beantwoord.
Via een persoonlijk code-systeem
wordt de geheimhouding gegaran-
deerd. Voordelen zijn onder andere de

-ocr page 222-

24-uurs beschikbaarheid, efficiënte
opvang van de telefoontjes van de
cliënten en het gemak voor de dieren-
arts. Nadelen die genoemd worden
zijn de kosten (ƒ 300,- tot ƒ 800,- per
maand per praktijk, afhankelijk van
het gebmik) en de grotere afstand tot
de cliënt. Praktijken die gebruik ma-
ken van deze dienst zijn over het alge-
meen erg tevreden.

PARTICULIERE TELEFOONBE-
ANTWÜÜRDING

Het is ook mogelijk om een particulier
in dienst te nemen voor het beantwoor-
den van de telefoon. Deze neemt dan
de taak van de huisgenoot-achterwacht
over. Wanneer de dierenarts ervoor
kiest telefoontjes voor de praktijk te la-
ten opvangen door een particuliere
achterwacht, zullen er afspraken ge-
maakt worden over de betaling voor
deze werkzaamheden.
Bekeken zal dan moeten worden of de
achterwacht in dienstbetrekking werk-
zaam is. Daartoe wordt de feitelijke situ-
atie getoetst aan drie criteria, te weten:

1. de arbeid wordt persoonlijk ver-
richt;

2. er vindt betaling van loon plaats;

3. er is sprake van een gezagsverhou-
ding tussen werkgever en werkne-
mer.

Aan het eerste criterium wordt vol-
daan: de achterwacht zal niet vrij zijn
zich zomaar door een ander te laten
vervangen, in verband met onder an-
dere specifieke afspraken met de die-
renarts(en), kennis van het reilen en
zeilen van de praktijk en dergelijke.

Het tweede criterium zal ook geen pro-
blemen opleveren, ervan uitgaande dat
tegenover de prestatie van de achter-
wacht een financiële beloning zal
staan.

Het derde criterium zal over het alge-
meen ook van toepassing zijn, aangezien
de dierenarts bepaalde instmcties aan de
achterwacht zal geven over het afhande-
len van de telefoontjes, hoe te handelen
bij spoedgevallen en dergelijke.
De conclusie is dat de achterwacht in
dienstbetrekking werkzaam is, met an-
dere woorden werkzaam zal zijn op
basis van een \'gewone\' arbeidsover-
eenkomst. Dat brengt met zich mee dat
de regels van het arbeidsrecht van toe-
passing zijn. De werkgever is verplicht
tenminste het minimum (jeugd)loon te
betalen.

Mocht het zo zijn dat onomstotelijk
kan worden aangetoond dat er geen ge-
zagsverhouding heerst tussen dieren-
arts en achterwacht, dan is er geen
sprake van een arbeidsovereenkomst
(dienstbetrekking). In dat geval moet
echter beoordeeld worden of de ar-
beidsverhouding met de achterwacht
niet als een zogenaamde fictieve
dienstbetrekking gekwalificeerd kan
worden. Er is sprake van een fictieve
dienstbetrekking als:

1. dc arbeid persoonlijk verricht
wordt;

2. de arbeid op doorgaans twee dagen
per week wordt verricht;

3. dc vergoeding voor het werk be-
draagt (naar rato) tenminste het mi-
nimumloon;

4. de arbeidsrelatie langer duurt dan

één maand.
Als aan deze voorwaarden wordt vol-
daan, wordt de arbeidsverhouding
door een wettelijke fictie gelijkgesteld
met dc \'normale\' dienstbetrekking (ar-
beidsovereenkomst). In dat geval moet
de werkgever net als bij de arbeids-
overeenkomst de loonheffing inhou-
den en afdragen.

Het uitbetalen van een achterwacht
(voor langere tijd) op basis van een on-
kostenvergoeding zal door de fiscus
niet meer geaccepteerd worden. Sinds
de invoering van de \'Oort-wetgeving\'
is het belastingvrij vergoeden van on-
kosten aan banden gelegd.

De kosten bij deze vorm van particu-
liere telefoonbeantwoording zijn uiter-
aard afhankelijk van dc mate waarin
van de diensten van de achterwacht ge-
bruik wordt gemaakt.

ADVIES KNMVD

Volledigheidshalve wordt opgemerkt
dat de KNMvD in de publikatie \'Het in
dienst nemen van personeel\' adviseert
dat de praktijk zorgdraagt voor dc ach-
terwacht en dat de kosten van regelin-
gen voor achterwacht worden gedra-
gen door de betreffende praktijk. Deze
kosten zijn voor de praktijk namelijk
fiscaal aftrekbaar; voor de dierenarts
in loondienst is dat niet het geval.

Januari 1996
Opgesteld door de Commissie voor de
Beroepsuitoefening van de
Vrouwelijke Dierenarts

\'Op naar het certificaat!\' is een co-
lumn, geschreven door Gijsbrecht, een
prakticus die vertelt over zijn pogin-
gen om zijn praktijk te laten voldoen
aan de Kwalitcitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken. Gijsbrecht
werkt in een gemengde vijfmans prak-
tijk en is door zijn collega\'s aangewe-
zen als kwaliteitsmanager. Eens in de
maand zal hij in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde verhalen over de
hindernissen die hij tegenkomt, over
de successen die hij boekt, de soms
ontmoedigende reacties van collega\'s
en zijn twijfels over de aanpak waar-
mee hij het kwaliteitsdenken op zijn
praktijk zo graag wil doorvoeren.

Vandaag tijdens de lunch met al mijn
collega \'s op de praktijk een goed ge-
voel gekregen! Niet alleen omdat we
nu eindelijk hebben besloten om dat
ontwikkelapparaat aan te schaffen,
waardoor we van dat gehannes met
dat altijd te kleine bakje afzijn. Maar
bovenal was ik tevreden omdat Dirk
voorstelde mij wat ochtenden geen
route te geven, zodat ik ongestoord
aan de certificatie kan werken. Dirk
wil écht graag dat we als één van de
eerste praktijken in Nederland gecerti-
ficeerd worden. Zijn enthousiasme heb
ik wel even getemperd, want er ligt nog
veel werk. Organisatorisch zijn we
misschien al een heel eind, maar er
moet nogal wat beschreven worden.
Onze assistenten hebben gelukkig al
een aantal zaken op schrijt gezet.
Echter er moet nog worden besproken
hoe die stukken in het geheel ingepast
moeten worden.

Dat ik tijd krijg om rustig aan onze
kwaliteit te werken, geeft mij het ge-
voel dat mijn collega \'s me steunen.
Alleen heb ik twijfels over de mede-
werking van Joost. Hij vindt het alle-
maal wel best en is blij dat ik het werk
doe. Ik vraag mij af of hij wel gemoti-
veerd is om straks bijvoorbeeld de
aanprikdata in zijn auto-apotheek bij
te houden. In de chaos die zijn auto nu
uitstraalt, is het op zich al bewonde-
renswaardig dat Joost de juiste flesjes
kan vinden. Het zal bij hem nog wel
wat weerstand geven als hij straks de

OP NAAR HET CERTIFICAAT!

-ocr page 223-

werkinstructie auto-apotheek ter
goedkeuring in zijn postvak krijgt.
Daarin staat onder meer dat de assis-
tentes één keer per week de auto \'s van
alle dierenartsen controleren op aan-
prikdata en de voorraad aanvullen.
Het zal best lastig zijn om iedereen op
één lijn te krijgen. Dat heb ik al be-
merkt tijdens de vergaderlunch waar
de certificatie als vast agendapunt ter
sprake komt. Waarschijnlijk moet ik in
het begin de eisen wat versoepelen.
Bijvoorbeeld dat wij beginnen met het
flesje te verwijderen na twee maanden
na de aanprikdatum. Joost gooit an-
ders toch alleen maar zijn hakken in de
grond. Volgend jaar kunnen we dan
misschien wel terug naar één maand.

m

Het is soms zo moeilijk om al je col-
lega \'s gemotiveerd te krijgen!
Maar nu ieder van ons voor zijn spe-
cialisme een heel goed praktijkformu-
larium heeft geschreven, heb ik toch
het gevoel dat we het gaan halen bij
ons op de praktijk!

Gijsbrecht.

mtiigif^-^

i I i i 1

Er zijn vast wel wat dierenartsen van
de oudere generatie die hun middel-
bare schooltijd hebben doorgebracht
op Rolduc in het Limburgse Kerkrade.
Inmiddels is dit grootste, nog be-
staande Nederlandse kloostercomplex
een congrescentrum geworden. Het
Jaarcongres 1996 zal in deze histori-
sche ambiance plaatsvinden.

De geschiedenis van Rolduc gaat terug
tot 1104 toen een jonge priester een
stukje grond beschikbaar kreeg om als
kluizenaar te gaan leven. In 1107 wer-
den de fundamenten voor een klooster-
kerk met crypte gelegd. De bouw
duurde jarenlang en pas in 1108 had
kerk haar huidige vorm. Eeuwenlang
werd er ge- en verbouwd. De Franse
revolutie betekende het einde van
Rolduc als abdij van de Augustijner
Koorheren. In de 19e en 20e eeuw
werden de oude gebouwen door de
laatste canonici afgestaan ten dienste
van het onderwijs. Er kwam een Klein-
seminarie en een kweekschool voor
onderwijzers van het bisdom Luik.
Later kwam er ook een HBS bij, die tot
1946 bleef bestaan. In 1970 werd het
internaat opgeheven en kreeg Rolduc
vooral een bestemming als congres-
centrum.

ROLDUC, EEN STUKJE NOSTALGIE

De abdijkerk, de crypte, een imposant
eikenhouten trappenhuis en de 18e-
eeuwse Rococco-bibliotheek geven
Rolduc een unieke sfeer. In het part-
nerprogramma zal zeker een rondlei-
ding door dit stukje historie worden
opgenomen.

Congrescommissie Limburg

OVERZICHT LENTE-EDITIE VEEHOUDER EN DIERENARTS

De Redactiecommissie heeft ook dit
kwartaal weer een aantal interessante
artikelen ontvangen. De artikelen zijn
speciaal geschreven voor uw veehou-
ders, maar natuurlijk ook zeer lezens-
waardig voor dierenartsen en veteri-
naire studenten. Een overzicht.

Bijen houden blijft boeiende bezig-
heid;
drs. J. Veenhof.
Het Nederlandse klimaat is eigenlijk
niet geschikt voor het houden van
bijen. Toch telt Nederiand zo\'n 12.000
imkers, echter hun aantal neemt lang-
zaam af. Drs. Veenhof zet uiteen
waarom bijen blijven boeien. In een
volgende uitgave zal hij nader ingaan
op specifieke bijenziekten en de oorza-
ken.

Hoefverzorging veulen vraagt no-
dige tijd en aandacht;
Chr. Oomen.
Verzorging van de veulenhoef is
vooral in de eerste levensmaanden
zeer belangrijk. Hier wordt de basis

-ocr page 224-

gelegd voor de latere beenstand. De
auteur beschrijft waar de paardehou-
der speciaal op moet letten en hoe het
veulen met weinig moeite een correcte
stand verkrijgt.

Bestrijding coccidiose steeds lasti-
ger;
dr. W.W. Braunius.
Tegenwoordig is de bestrijding van
coccidiose niet meer zo eenvoudig.
Enerzijds doordat de ziekteverwekker
in rap tempo weerstand ontwikkelt te-
gen bestaande medicamenten, ander-
zijds blijft de komst van nieuwe mid-
delen uit. Het verbeteren van de
bedrijfshygiëne zal op de eerste plaats
komen en hier valt nog veel eer te be-
halen.

Antibiotica onderdeel bestrijding
slingerziekte;
drs. K. Sollie.
Slingerziekte komt voor op circa 70%
van de vermeerderingsbedrijven. De
oorzaak is vrijwel altijd een verande-
ring in de omgevingsfactoren van de
big. Aandacht voor preventie en be-
handeling met antibiotica kunnen een
groot deel van de schade voorkomen.

Sommige rund veeziekten gevaarlijk
voor mens;
drs. G.M. Zimmer.
Wie veel met dieren omgaat, zoals
veehouders en dierenartsen, heeft
meer kans om een zoönose op te lopen.
Een aantal ziekten van mnderen, waar-
bij extra voorzichtigheid geboden is,
worden besproken.

Vervoer van wrakke dieren verbe-
terd;
drs. F.Th.C. de Wit.
De nieuwe regels voor het vervoer van
wrak vee moeten onnodig dierenleed
voorkomen. Hoe moet de veehouder
omgaan met wrak vee? Mag de oude
zeug met verzwakte achterhand nor-
maal worden vervoerd naar het slacht-
huis? En de pink met een gebroken
poot? Duidelijke voorbeelden illustre-
ren wat wél en wat niet meer mag.

Myiasis jaarlijkse bedreiging voor
schapen;
drs. D.P. Dercksen.
leder jaar weer worden vele schapen
aangetast door myiasis. In de myiasis-
gevaariijke periode is dagelijkse con-
trole van de schapen en de lammeren
dan ook erg belangrijk. Dit artikel be-
schrijft de oorzaken, het verioo) ei de
verschijnselen van myiasis en vat u er
tegen kunt doen.

Veel gemaakte fouten op IKB-var-
kensbedrijven;
drs. J. Bakker.
De meeste IKB-bedrijven worcen ge-
keurd door de Gezondheidsdieret voor
Dieren. Uit de keuringsrapportei blijkt
dat op veel bedrijven dezelfde fojten
worden gemaakt. De auteur (liCB-
coördinator van de Gezondheids-
dienst) geeft een overzicht waar liCB-
varkenshouders extra op nesten
letten.

Veehouder en Dierenarts bevat oo< dit
kwartaal een groot aantal bednjfsad-
viezen, speciaal afgestemd op lit len-
teseizoen.

Indien u overweegt uw veehouders
kennis te laten maken met Veéiouder
en Dierenarts, kunt u gratis een aantal
proefexemplaren aanvragen bij het se-
cretariaat van de KNMvD, m/vrouw
G. Rotgers (tel: 030 - 2510111). Hier
kunt u natuurlijk ook terecht voor vra-
gen en nadere informatie.

De Afdeling Gelderiand KNMvD orga-
niseert samen met de Provinciale
Begeleidings Commissie Praktijkuit-
oefening (BCP) op 18 april 1996 een
thema-avond over het onderwerp
\'Vestigen of associëren\'.
Het programma zal bestaan uit een vier-
tal korte inleidingen waama gediscus-
sieerd kan worden aan de hand van een
aantal stellingen.

De sprekers en onderwerpen zijn als
volgt:

1. Ing. T.W. te GiflFel (secretaris
KNMvD): Verschil tussen praktijkin-
komen en inkomen uit loondienst; in-
komensverschillen tussen gemengde-
en gezelschapsdierenpraktijk en tus-
sen vrije gevestiging en maatschap.

VESTIGEN ÜF ASSÜCIEREN

2. Mr. C.M.A. van Riet (cliënt Groeps
Manager Medische Vrije Beroepen
bij de bank): Hoe kijk de financier aan
tegen de startende ondememer in de
diergeneeskunde; welke mogelijkhe-
den worden er geboden en verschillen
tussen vrij vestigen en associëren.

3. Dr. A.E. van de Braak (Voorzitter
BCP): Wat is de BCP, hoe werkt
deze, taken (regelend, adviserend of
bemiddelend) en ervaringen.

4. Mw. drs. L. Huiskes-Comelisse
(Voorzitter Ereraad KNMvD): visie
op Art. 23 van de Code voor de die-
renarts, waarin het begrip \'omvenre-
dig nadeel\' aan bod komt. Uat voor
soort conflicten worden er /oorge-
legd aan de Ereraad.

De avond zal worden geleid doorcdlega
drs. J. Baars (oud-voorzitter van de
Afdeling Gelderiand en lid \\an het
Hoofdbestuur van de KNMvD) en vindt
plaats in Postiljon Hotel Amhen aan de
Rijksweg A12 (ter hoogte van d; afslag
A50 richting Apeldoom). Aanvang
19.45 uur. Deze discussie-avonJ is be-
doeld voor jonge maar ook ge>es:igde
praktici, met als doel meer duiddijkheid
te brengen in dc moeilijke materie
rondom het vestigen. Alle dierenartsen
in Gelderiand zullen nog een persoon-
lijke uitnodiging ontvangen.

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-05-1996

15-04-1996

15-05-1996

29-04-1996

01-06-1996

13-05-1996

15-06-1996

27-05-1996

*) Voor 12.00

uur\'s middags.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Blom, M.M.; 1972; 3784 WH Terschuur;
Hoevelakenseweg 153.

Bonde Lat^n, Mevr. A.; Kopenhagen-1988;
6581 RV Malden; Dorsing 30.

Dijk, Mevr L.C.M.L. van; 1996; 3581 KP

Utrecht; Burg. Reigerstraat 83.

Dommelen, J.A.P.M. van; 1995, \'641 DB

Wierden; Europa-ring 74.

Duquesnoy, P.W.; 1995; 3705 ZS Zeist;

Warande 178.

Enzerink, E.; 1996; 3730 AC De Bilt Postbus
114.

Gniss, B.; Pretoria-1977; 1825 CH Alkmaar;

Schoenmakerstraat 114.

Heer, E. de; 1995; 7065 AN Sinderen; K.apelweg

9B.

Meulders, F.; Gent-1985; 5512 CB Vessem;
Kuilenhurk 8.

Neijenhuis, Mevr. J.T.A.; 1984 , 3524 VN

O

Personalia

-ocr page 225-

màiA^.*

Utrecht; Pyreneeën 12.

Schaafsma, Mevr. M.; 1995; 7688 RK Daarle; \'t
Caphorst 27.

Verstappen, F.A.L.M.; 1996; 3582 EH Utrecht;
Gansstraat 18 C.

Wentzel, Mevr. Dr. E.; Giessen-1991;
München-1996; 7861 HT Vroomshoop; De
Iepen 4.

OVERLEDEN:

Op 11 februari 1996 Dr. Th.S. Zwanenburg te
Bilthoven.

Op 19 februari 1996 Drs. H. Felix te Lochem.
Op 28 februari 1996 Drs. J.A. van der Grift te
Bergen op Zoom.

Op 1 maart 1996 Drs. A.J. van Doom te
Deventer.

JUBILEA:

J.Th. Goverts te Vinkeveen, afwezig, 25 jaar, 2
april 1996

N.H. Lieben te Utrecht, afwezig, 25 jaar, 2 april
1996

ProfDr. G.C. van der Weijden te \'t Goy, afwe-
zig, 25 jaar, 2 april 1996
P.J. van der Werf te Bathmen, afwezig, 25 jaar,
2 april 1996

W. Schuurman te Lichtenvoorde, aanwezig, 25
jaar, 2 april 1996

J.G.A. Slaats te Neer, afwezig, 30 jaar, 6 april
1996

Dj.P. Teenstra te Rotterdam, afwezig, 30jaar, 18
april 1996

ProfDr. J.M.V.M. Mouwen te Bilthoven, aan-
wezig, 35 jaar, 20 april 1996
T. Nauta te Woudenberg, afwezig, 35 jaar, 20
april 1996

J. Haagsma te Genemuiden, afwezig, 35 jaar, 20
april 1996

Dr. A. Herschel te Doetinchem, afwezig, 65 jaar,

21 april 1996

H.H.G. Grooten te Bome, afwezig, 45 jaar, 21
april 1996

P.B.M. Leijdekkers te Hapert, afwezig, 40 jaar,

22 april 1996

C.L. van Limborgh te Baam, afwezig, 40 jaar,

28 april 1996

Mevr. J.H. Barmentloo te Nederhorst den Berg,

afwezig, 25 jaar, 29 april 1996

H.J. Buunk te Twello, afwezig, 25 jaar, 29 april

1996

J. Braamskamp te Amersfoort, afwezig, 25 jaar,

29 april 1996

R. Venker te Havelte, afwezig, 25 jaar, 29 april
1996

C. Willenborg te Cuijk. afwezig, 25 jaar, 29 april
1996, wel aanwezig op 30 april 1996!

MUTATIES:

331 Best, Mevr. 1. de; 1993; Chard, Somerset
TA20 3AF (Verenigd Koninkrijk);
Langham Lea. Heighwater; teL 00-44-
1460-62484 privé, 73636 prakt.; p., me-
dew. bij Grant and Partners.

174 Bijlsma, J.G.; 1984; 5492 PB Sint-
Oedenrode; Wielewaal 29; tel./fax 0413-
479360; d.

179» Bos, R.G.A; 1995; 7535 ZA Enschede;
Cornells Speelmanstraat 41; tel. 053-
4343518 privé, 4324292 prakt.; p., me-
dew. bij Dr. A. Zikken.

180» Bosje, J.T.; 1996; 3572 KE Utrecht;
Blauwkapelseweg 141; tel. 030-2734373
privé, 0180-522336 prakt.; p., medew. bij
R. Verkaik.

181 Braam, A.E.; 1986; 9468 EV Annen;

Ceerakkers 17; tel. 0592-272558 privé,

050-4094665 prakt.; p.
183 Brink-Knol, Mevr. J.H. van den; 1991;
5388 RS Nistelrode; Vlasstraat 7; tel.
0412-611522; d.

196 Dolfijn, E.K.; 1972; 9363 VD Marum;
Haarsterweg 22; tel. 0594-641525 privé,
641600 prakt.; fax 0594-643585; p., geass.
met Dr. J.W. Hesselink, S.L.C.
Ouwerkerk en B.G. Tillema.

197 Dorst, J.C.H. van; 1988; 2801 CC Gouda;
Kattensingel 55; tel. 0182-520561 privé,
510958 prakt.; p., geass. met J.C.
Oldenbandringh.

198 Dreu, P.J. de; 1966; 1851 MX Heiloo;
Spanjaardslaan 6; tel. 072-5335017; r.d.

205 Franssen, Mevr. M.L.; 1995; 4884 JE
Wernhout; Moststraat 3; tel. 076-
5973663 privé, 5972349 prakt.; fax 076-
5976159; p., medew. bij A.J.M.
Antonissen.

207 Geervliet, J.; 1995; 7963 PK Ruinen;
Leeuwte 8; tel. 0522-473091 privé, 0528-
262530 prakt.; fax 0528-268222; p., me-
dew. bij G.J. Bisperink, W. Harrewijn,
L.J.H.M. Hilderinken H.J. de With.
209 Glorie, F.S.G.; 1990; 7109 BH
Winterswijk; Halteweg 7; tel. 0543-
473340 prakt.; fax 0543^75745; p., geass.
met M.G.M. Brinkhoff, A.W. Udo, H.J.W.
Waterval en P.C. Witjens.
218* Hekhuis, J.; 1970; 2975 BH Ottoland; B

33; tel. 0184-641934; p.
219 Hendriks, Mevr. S.D.; 1991; 7545 PH
Enschede; Haaksbergerstraat 707; tel.
053-4316521 privé, 4305805 prakt.; fax
053-4774450; p., medew. bij P.C.R. Baars,

E.J. Hurkens en H.W. Wessels.

221 Hessels, Mevr. A.L.D.; 1992; 3581 PJ
Utrecht; Parkstraat 14; tel. 030-
2313341; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).
223 Holtkamp, B.M.; 1989; 7475 SE .Vlarkelo;
Kluunvenneweg 2; tel. 0547-363574
privé, 361764 prakt.; fax 0547-363125; p.,
geass. met T. Feenstra, P.J.M. Franssen en

F.C.G.M. van den Nobelen.

225 Horssen, Mevr. A.E. van; 1992; 3333 SH
Zwijndrecht; Primulastraat 61; tel. 078-
6194057 privé, 0180-425253 prakt.; fax
0180-425363; p., geass. met W. van Erk,
P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en
Mevr. C.P.M. Valstar.
232 Juch, Ph.K.H.; 1990; 2951 XV
Alblasserdam; Staringstraat 19; tel. 078-
6930519 privé, 6930055 prakt.; fax 078-
6931413; p., geass. met M J.M. Koch.
238 Knaake, F.A.C. 1989; 2587 EH \'s-
Cravenhage; Stevinstraat 219; tel. 070-
3552798 privé, 3555531 prakt.; fax 070-
3586604; p., gezelschapsd.
238 Koch, M.J.M.; 1986; 2971 BC
Bleskensgraaf; Akkerwindeplaats 10; tel.
0184-692947 privé. 078-6930055 prakt.;
p., geass. met Ph.K.H. Juch.
241 Kotter, J.F.; 1970; 9963 PM Warfhuizen;
Vaart OZ 5; tel. 0595-571844; wet. me-
dew. bij St. Reeënonderzoek Nederland.
243 Kroes, ProfDr R.; 1964; U-1970; 3721
AP Bilthoven; Prins Hendriklaan 63; tel.
030-2292703 privé, 2535451/2535400
bur.; fax 030-2535077; dir. RITOX,
U.U.; hlr. Biol. Toxicolgie U.U.; R.N.L.
247 Lange, Mevr. L.J. de; I981;9171 LH Blija;
Klaphomwei 8; tel. 0519-562303; fax
0519-562320; wnd.d.
338 Mol, L.F.; 1966; naar Nederiand.
259 Mol, L.F.; 1966; 5271 VW Sint-

Michielsgestel; Grote Molenstraat 8; tel.
073-5942465 privé, fax 073-5943400; do-
cent Tropical Animal Health Mana-
gement, Agrarische Hogeschool, Deven-
ter.

266 Oldenbandringh, J.C.; 1969; 2801 AE
Gouda; Van Beveminghlaan 12; tel. 0182-
510695 privé, 510958 prakt.; fax 0182-
510420; p., geass. met J.C.H. van Dorst.

269 Ouwerkerk, S.L.C.; 1987; 9363 JE Marum;
Jetske Tyaansheerd 14; tel. 0594-642190
privé, 641600 prakt.; fax 0594-643585; p.,
geass. met E.K. Dolfijn, Dr. J.W.
Hesselink en B.G. Tillema.

270 Pasman, J.W.; 1972; 5835 CJ Beugen;
Hoge Startwijk 5 A; tel. 0485-362003
privé, 587870 bur.; fax 0485-577333; h.
Animal Services Department bij Intervet
Intemational B.V.

279 Rijkenhuizen, T.A.A.; 1990; 5681 PM
Best; Nijnselseweg 4; tel. 0499-397793
privé, 010-4064200 bur.; Technical
Service Manager bij Pfizer.

283 Rutten, R.M.J.; 1986; 6581 NJ Malden;
Dennenhof 22; tel. 024-3587253 privé,
0485-587656 bur.; fax 0485-587653; d.
bij Intervet Nederland B.V.

287 Schom, Mevr. H.H.; 1991; 8607 EG
Sneek; Rode Klaver 12; tel. 0515-
418990; wnd.d.

287 Schreurs, W.A.; 1994; 7548 PV
Enschede; Beckumerstraat 448; tel. 053-
4282264; wnd.d.

293 Snijders-Verheijen, Mevr J.H.E.; 1980;
7443 GW Nijverdal; Gentiaan 5; tel.
0548-611952 privé, 0529-452556 tst. 15
bur.; fax 0529-456278; k.d. R.V.V. kring
Almelo, distr. Ommen.

294 Spanje, J.G. van; 1986; 3583 AK Utrecht;
A. van Ostadelaan 44; tel. 0318-550890
privé, 030-2517517 prakt.; fax 030-
2516932; p., gezelschapsd.

296 Steerenberg, E.T.; 1993 ; 7827 LM
Emmen; Eendenveld 82; tel. 0591-634382
privé, 613789 prakt.; p., geass. met
Mevr. E.L. VreugdenhiL

299 Takkenberg, R.J.S.; 1975; 2061 HJ
Bloemendaal; Noorder Stationsweg 22;
tel. 023-5263139 privé, 5251555 prakt.;
fax 023-5263139; p., geass. met Mevr.
E.E.M. Takkenberg-van Douwen.

299*Takkenberg-van Douwen, Mevr. E.E.M.;
1975; 2061 HJ Bloemendaal; Noorder
Stationsweg 22; tel. 023-5263139 privé,
5251555 prakt.; fax 023-5263139; p., ge-
ass. met R J.S. Takkenberg.

299 Terbijhe, R.J.; 1972; 7203 CL Zutphen;
Van Bourlostraat 9; tel. 0575-510667
privé, 0544-464925 bur.; fax 0544-
465630; k.d. R.V.V.

301 Tillema, B.G.; 1986; 9243 JZ Bakkeveen;
Foarwurkerwei 6; tel. 0516-541510 privé,
541260 prakt.; fax 0594-643585; p., geass.
met E.K. Dolfijn, Dr. J.W. Hesselink en
S.L.C. Ouwerkerk.

302 Tinnemans, L.A.M.; 1974; 5089 NL
Haghorst; Emmastraat 5; tel. 013-
5041986 privé, 5131465 prakt.; fax 013-
5133727; p., geass. met H.G.G.M. van
Enckevort, J.A.M. van Gils, N.W.F.A.
Grimme en H.F.J.M. van Heivoort.

308 Verkerk, H.J.P.; 1991; 7497 NZ Bentelo;
Kastanjestraat 29; tel. 0547-292798
privé, 292827 prakt.; p., medew. bij Dr.
H.P. Hoebe, J.H.M. Put, A.J.H.M. Roelofs,
C.B. van der Sluijs en A. Timmerman.

314 Vries, H. de; 1995; 5091 KV Oostelbeers;
Heikant 1; tel. 013-5141344 privé.

-ocr page 226-

5042402 prakt; fax 013-5042302; p., me-
dew. bij C.W.M. Augustijn, J.M. Berger,
F.W. Berndsen, G.C. Charpentier, O.A.
van Dobbenburgh, J.W. Eshuis, MJJ.
van der Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L.
de Vries en H J.H. van Wijk.

315 Vries, P.R. de; 1968; 9551 VE Sellingen;
Beetserweg 8-49; tel. 0599-322640; d.

316 Waa, Mevr. E.C. van der; 1995; 3844 CS
Harderwijk; Schippersmeen 40; tel.
0341-428098 privé, 553332 prakt; p.,
medew. bij J. Togtema, G. Verhoeven en
H J. Zech.

343 Weduwen. Mevr. S.M. der; 1987; Petersfield
GU31 4JJ (Verenigd Koninkrijk); The

Archway, Dragon Street; tel. 00-44-1730-
233698 privé, 262101 prakt; fax 00-44-
1730-262030; p., medew. bij M.F. Cave. 325

346 Westenbrink. F.; 7411 NA Deventer;
Papenstraat 11; tel. 0570-671143 privé,
660222 tst 220 bur.; dir. Lab. G.D., lok.
Deventer. 326

324» Willekens, Mevr. C.J.M.; 1995; 1616 RL
Hoogkarspel; De Overstoep 10; tel.
0228-563745 privé, 561216 prakt; p.,
medew. bij J.C. Anema.
324 Wink, Mevr. M.G.E.; 1994; 5681 PM 327
Best; Mjnselseweg 4; tel. 0499-397793
privé, 0413-472650 prakt.; p., medew. bij
M.G.A. Aarts, J.T.J. ten Hove, W.H.M.

van lersel. P.J.G. Kühne, G.J. Toxopeius,
J.C. ValkenJ.H. Weijer
Wolff, N.R.; 1988; 1393 PP Nigtevecht;
Oostzijdsestraat 7; tel. 0294-2520K)l
privé, 020-6947578 prakt.; p., geass. nnet
L. Elenbaas.

Wuestenenk. J.B.; 1992; 5854 JG Nieuw-
Bergen; Marterstraat 8; tel. 0485-342049
privé, 343000 prakt.; p., geass. met
C.G.J.M. van Aaken. A.A. Hesen, M.H.J.
Kerstens en Th.A.M. Witjes.
Zadoks, Mevr. R.N.; 1995; 3572 SB
Utrecht; Bekkerstraat 19 B; tel. 030-
2718655 privé; wet medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

RECTIFICATIE DIERGENEESKUNDIG JAARBOEK 1996

Op biz. 61 van het Diergeneeskundig Jaarboek 1996 staan per abuis vermeld: de Centrale Adviescommissie Varkensgezondheidszorg, de Centrale Advies-
commissie Pluimveegezondheidszorg en de Centrale Adviescommissie Herkauwersgezondheidszorg. Onderstaand treft u
de juiste samenstelling van de re-
spectievelijke commissies aan.

Commissie van Advies Varkensgezondheidszorg

Leden: J.D.M. MARTENS, voorzitter. Schijf; C. DAS, Veldhoven; Mevr. M. ROOZEN-SMULDERS, Diessen; F. DE ROND, Echt;

H. DE LANGE, Ommen; J. MARKINK, Borculo; A. HILHORST, Soest; A.W.M. GEIJSEL, Een-West.
Adviserende leden: Drs. H.U.R. NIEUWENHUIS, Den Haag; Drs. P.J. VAN DER WERF, Bathmen; H. BOELRIJK, Den Haag; J. GROOT-

ENDORST, Maarsbergen; Dr L. VELLENGA, Rijswijk; Ing. G.W. HULSHOF, Goor; Drs. C.J. KUIPER, Venray; Ir. W.J.
JOOSTEN, Klarenbeek.
Vanuit de Gezondheidsdienst: Drs. C.P.R.M. DAMEN; W.NEELEMAN.

Commissie van Advies Pluimveegezondheidszorg

Leden: K.P.A.J. BOONEN, voorzitter, Baexem; H. TORSIUS, Putten; J.A.M. WIJNEN, Odiliapeel; J.T.M. SCHOLTEN.

Zevenhuizen; H. WAANDERS. Hengevelde; S.J.J. LAMERS, Hapert; G. HOEVE, Hierden; G.J.J. BUYS, \'t Harde; J.F.M.
JANSSEN, Stramproy; J.W.G. MOONEN, Nederweert.

Drs. R E. KOMIJN, Voorburg; Ir. A. MUS, Zeist; Drs. P.J.G. KÜHNE, St Oedenrode; H.B.A. HULSBERGEN, Den Haag;
Ir. J.C.G. LANGESLAG, Deventer.
Drs. H A M. ELSINGHORST, W A. DE JONG.
A.L.J. GIELKENS, Lelystad

Adviserende leden:

Vanuit de Gezondheidsdienst:
Vaste gast:

Commissie van Advies Herkauwersgezondheidszorg

Leden: P. MIEDEMA, voorzitter, Heeg; A.M.G.M. VAN RENS. Heide; H E. WAALKENS, Finstenvolde; Ir. R. BOERSMA.

Schettens; Sj. GALEMA. Hartwerd; G.J.A. LUTTIKHOLD, Rietmolen; J. DE JONG, Ter Aar; A. SCHOENMAKERS,
Chaam; S. EVENHUIS, Sebaldehuren.

Adviserende leden: Drs. H. JORRITSMA, Oosterwolde; Dr. L. VELLENGA, Rijswijk; A. SCHAAP, Den Haag; J.W. DIEPEVEEN, Den Haag;

Drs. J.A. SMAK, Voorburg.
Vanuit de Gezondheidsdienst: Dr. G. BENEDICTUS, Mevr. I. ZONDERLAND-HAKBYL.

Doorlopende agenda

April

I AUV-regiovergadering Oost. De Can-
tharel te Ugchelen. Aanvang: 20.00 uur.

4 AUV-regiovergadering Noord. Postiljon
Heerenveen. Aanvang: 20.00 uur.

10 Waltham Symposium: Liver Disease -
Practical Perspectives, ICC, Birmingham,
Hall 5.

13 PAO-D cursus: 96/803 Assistentie tijdens
chirurgie (gezelschapsdieren).

15 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'. In-
schrijven bij Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317-426547.

15 AUV-regiovergadering Zuid. Novotel
Eindhoven. Aanvang: 20.00 uur.

15—17 PAO-D cursus: 96/602 Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk.

16 PAO-D cursus: 96/503 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij paarden: interpretatie en de
gevolgen voor infuusbeleid.

16, 17 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven bij Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317-426547.

17 Jaarvergadering NCI, Hotel Bunnik, 20.00
uur.

17—19 PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole
en -sturing\'. Sluiting inschrijving: 27
maart 1996. Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317-426547.

18 PAO-D cursus: 96/900 De schapencyclus:
deel I (voortplanting, geslachtsapparaat,
urinewegen).

18 AUV-regiovergadering West. Afrit de
Meem. Aanvang: 20.00 uur.

18 Symposium \'Van kakelvers tot vers be-
reid\', congrescentrum \'De Reehorst\' te

Ede. Organisator: Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie.

19 Emerging Viral Infections, Erasmus
University Rotterdam.

19—20 Combined Laparoscopic and Gastros-
copic Diagnosis in Small Animals in 99625
Beichlingen near Erfiirt. Speaker is Prof
David Twedt, Colorado State University,
Fort Collins, USA.

19—21 Achtste congres van de European So-
ciety of Veterinary Orthopaedics and
Traumatology te München. Lezingen en
praktica over elleboogdysplasie, kruisban-
drupturen, ilizarovftxatie en bottumorbe-
handeling. Inlichtingen en registratie: Prof
dr. U. Matis, Veterinärstrasse 13, München
(Tel. *89 2180.2628; Fax *89 395341).

20—21 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Nord Gynäkologie u. Pädiatrie.
Düsseldorf. Auskunft und Anmeldung:
Kongreßorganisation FORUM VEL-
BERT, Oststr. 20, 42551 Velbert. Tel.:

-ocr page 227-

02051-95040, Fax: 02051-950436.

23 PAO-D cursus: 96/204 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij melkkoeien.

24 Vergadering Werkgroep Vogels van de
GGG. Aanvang; 14.00 uur. Geïnteres-
seerden kunnen 1 week van tevoren bellen
naar Hedwig van der Horst, secretaris van
de Werkgroep Vogels, tel.: 030-2545050
voor nadere informatie.

24—29 Symposium van de International Asso-
eiation of Agricultural Economists \'Eco-
nomics of agro-chemicals\' te Wageningen.

25 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee. Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten.
Aanvang: 14.00 uur.

25, 26 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'. In-
schrijven bij Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317-426547.

26—28 Internationaal diergeneeskundig con-
gres \'Voorjaarsdagen\', Amsterdam RAI.

29—10/5 A Two Week Course on Sheep Re-
production and Health. Venue: Potters Bar.
The Royal Veterinary College.

Mei

1.2 PHLO-cursus\'Software engineering: kwali-
teitsverbetering in research en develop-
ment\'.

2.3 PAO-D cursus; 96/504 GVP-FormuIarium
Paard.

6—8 Intemationale conferentie \'EuroResidue III
- Residues of veterinary drugs in food\'.
Inlichtingen bij dr. N. Haagsma, FdD, vakgr.
Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong, tel.: »31-30-2535365/2535367,
fax: »31-30-2532365.
11—13 SAVAB-FIanders weekend, Antwerpen,
Congrescentrum Ter Eist. \'Diagnostic
Imaging in Small Animal Practice\'. Clinical
Radiology, Ultrasonography, Endoscopy.
Info: Dr Leen Verhaert, G. Van Der

Lindenlaan 15, B 2570 Duffel, Tel.: 32 15 31
7777,Fax;32 15 31 73 90.

13—17 A Five Day Course on the Microbiology
of Foods of Animal Origin. Venue: Camden
Town. The Royal Veterinary College.

14—15 Two-day session for Product Managers
in the Animal Health business, Paris.

15 PHLO-cursus \'Software engineering: kwali-
teitsverbetering in research en development\'.

15 Opening vleesveebedrijf. Praktijkonderzoek
Rundvee, Schapen en Paarden.

16—17 DVG-FG\'en Tieremährung und Pferde-
krankheiten. (2. Europ. Konf über
Ernährung d. Pferde. Emähnmg u. emäh-
rungsbed. Störungen beim Fohlen). Celle.

17—18 6. Annual European Arthroscopy
Workshop - Basic Course in 48291 Telgte.
Speakers are: Dr. K.J. Boening, Telgte, Prof
W. Mcllwraith, Colorado, USA, Dr. I.
Wright, Newmarket, England. This course is
ECVS approved.

TWEE ENTHOUSIASTE DIERENARTSEN ZOEKEN EEN
GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK TER OVERNAME

Brieven richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
nummer 14/96.

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

\'S P.T.T. Doorschakeldienst

■H1 *2^

\'S Eigen doorkiesapparaat

\'S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Saturnusstraat 51a, 7314 KM Apeldoorn. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

-ocr page 228-

Dix & Co helpt u
over de drempel

Afgestudeerd en nu — of straks — praktisch
aan de slag? Doe een beroep op Dix & Co,
want als — onafhankelijk — adviesbureau
onderzoekt Dix & Co uw kansen. Beoordeelt
contracten. Analyseert accountantsrappor-
ten en stelt een begroting op. Bepaalt sannen
met u uw kredietbehoefte en regelt nnet u de
gewenste financiering en verzekeringen.
Landelijke dienstverlening bij praktijkover-
dracht— bij associatie en assistentie.

<

Laat Dix uw éne adviseur zijn

Chirurg Bakker zat thuis aan \'t diner,
zegt z\'n vrouw: help jij straks even mee ?
We zijn al zo laat,
doe jij nou de vaat.
Welke vaatchirurg zegt daarop dan nee f

\'n Dierenarts gng juist met pensioen,
\'t bleek voor hem wel een gunstig seizoen.
Kreeg royaal uitgekeerd.
Werd goed geadviseerd.
Wat de Voorlichters al vijftig jaar doen.

Financieel/economisch advies bij:
hypotheek en praktijkfinanciering, vestiging,
associatie, praktijkoverdracht, etc.

Verzekeringen advies/bemiddeling bij:
artieidsongeschiktheid, levensverzekering,
pensioen en alle andere verzekeringen.

Vraag onze brochure

DIX&CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Tel. 030 - 25 11 520 Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

Sinds 1988 gespecialiseerd in
het incasseren van openstaande
vorderingen op particulieren

1.7W.

voorlichtingsbureau
voor artsen v.o.f.

FINANCIEEL-ECONOMISCHE EN ASSURANTIE-ADVISEURS VOOR ARTSEN. DIERENARTSEN,
TANDARTSEN EN APOTHEKERS Vennoten: C A Lagarde b» en Mr E Lammens »an Bueren
Telefoon 030-J284241 • Soestdijkseweg n 328 • Bilthoven • Postbus 22 • 3720 AA Bilthoven

Uw praktijk aonpossen\'?

F^P houdt zich

schetsplan

uitsluitend bezig met
het (ver)bouwen.

(her)inrichten en

definitief omwerp

vernieuwen van

dierenartsenpraktijken.

Voor elk vraagstuk

begroten

een passende

oplossing. (Seen

aanbes-^eden

probleem te groot, of

te klein.

üegeleiden

Heeft u plannen om uw

opleveren

praktijk aan te passen.

of bent u benieuwd

PTP

naar de mogelijkheden

voor uw praktijk, neem

maatwerk voor

dan eens kontakt met

praktijk en

ons op.

kliniek ^

Paul Tuinte Prcyectinrichting

Het Dagwerk 13, <3252 KC5 DRON 1 tN

Tel/fax: 0321 -

310507

i

f

-ocr page 229-

« III arv-^vnii^^«! ■

■Ml II IiiMMiMÉ——a—f

Van de Hoofdredactie

01

GEKTE!

Wanneer dit Tijdschrift gelezen wordt, is er mogelijk weer enige rust in Nederland inzake de BSE. Na meer
dan tien jaar klinische BSE bij runderen in het Verenigd Koninkrijk breekt na een mededeling van de
Engelse minister van Volksgezondheid de massahysterie uit. Het is niet te voorkomen, zo blijkt uit de
woorden van Jaap van Ginneken in KRO\'s Brandpunt van 29 maart 1996. Dit treft de Britten op het mo-
ment dat de epidemie duidelijk op zijn retour is. Slechts enkele gevallen in andere landen van de EU en in
Zwitserland zijn voorgekomen en afdoende bestreden.

In Nederland is tot op heden nooit BSE bij koeien aangetroffen, ook niet bij de dieren die uit Engeland zijn
geïmporteerd. Zelfs niet bij oudere dieren die nooit met diermeel gevoerd zijn, bijvoorbeeld onze \'natuur-
grazers\'. Onze overheid reageert emotioneel en politiek; 64.000jonge dieren moeten worden gedood en
verbrand. Dieren worden beschouwd als produkten, met intrinsieke waarde en integriteit wordt geen reke-
ning gehouden. Longwormvaccin wordt uit de handel genomen. Wat grote verbazing wekt is dat echte ve-
terinaire deskundigen nauwelijks worden gehoord. Op hun unanieme uitlatingen die we via de media ho-
ren dat de maatregelen niet nodig zijn, wordt noch beleid gemaakt noch beleid herzien. Dit moet ons
veterinairen aan het denken zetten!

Dierenartsen die nog eens een goed overzicht over BSE en andere spongieuze encefalopathieën willen le-
zen kunnen het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1990: 115; 507-517 weer eens openslaan. In het
Tijdschrift 1995:120; 12-17 is door drs. B.E. C. Schreuder nog eens voor een updating van de kennis ge-
zorgd. Voorts is het verslag over prionziekten in het Tijdschrift 1996; 121:166 zeer lezenswaardig.
Dierenartsen in Nederland: BSE is een aangifteplichtige ziekte. Aangifteplichtige ziekten zijn ernstige
ziekten en dienen onverwijld door de dierenarts te worden gemeld.

Bij al deze gekte zou haast vergeten worden dat het leven bij de gezelschapsdieren gewoon doorgaat, ten-
minste als ze geen tibiafracturen oplopen. Deze worden eens wetenschappelijk op een rijtje gezet op blad-
zijde 218. Tevens wordt de week van het huisdier bij de dierenarts aanbevolen. Het is een uitgelezen mo-
gelijkheid om te laten zien wat de dierenarts voor het huisdier kan betekenen. Laat eens in uw praktijk
kijken! Wanneer dierenartsen tenslotte willen terugblikken in de tijd dan biedt het veterinair historisch
symposium op 8 mei 1996 daar alle gelegenheid toe.

De Hoofdredactie

-ocr page 230-

CLASSIFICATIE VAN 202 TIBIAFRACTUREN BIJ HOND
EN KAT

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 218-23

M.D. Zaan enH.A.W. Hazewinkel^

SAMENVATTING

202 Tibiafracturen, bij 138 honden en 64 katten, werden
geclassificeerd volgens het classificatiesysteem van
Unger. Deze dieren werden tussen 1989 en 1994 aangebo-
den aan vier Nederlandse veterinair orthopedische ver-
wijsklinieken. Naast het type fractuur werd in dit onder-
zoek de volgende demograHsche informatie genoteerd te
weten de diersoort, de leeftijd van de patiënt, de schou-
derhoogte, de toegepaste therapie, of het een gecompli-
ceerde fractuur (open fractuur) betrof, en de orthopedi-
sche kliniek. Mogelijke verbanden tussen het
fractuurtype en de demografische variabelen, alsmede
tussen de variabelen onderling, werden statistisch getest.
In deze inventarisatie was 73% van de gevonden tibia-
fracturen zowel bij de hond als de kat in de diafyse gelo-
kaliseerd, met als meest frequent voorkomende fractuur-
type de oblique fractuur (24%). Proximale tibiafracturen
bij de hond bleken met name extra-articulair te zijn, en
87% hiervan betrof een avulsiefractuur van de crista ti-
biae. De distaal gelokaliseerde tibiafracturen bestonden
voor 57% uit malleolaire fracturen.
Een signiflcant verband werd gevonden tussen de lokali-
satie van de fractuur (proximaal, diafysair of distaal) en
de diersoort (kat of hond), tussen een avulsiefractuur van
de crista tibiae en de leeftijd bij honden, tussen een incom-
plete tibiafraetuur en de leeftijd, tussen een malleolaire
fractuur en een gecompliceerde fractuur, tussen een \'but-
terfly\'-fractuur en een gecompliceerde fractuur en tussen
de toegepaste therapie en de behandelende kliniek.
Het classificatie-systeem volgens Unger is goed bruik-
baar voor inventarisatie en documentatie, maar omdat
gegevens ontbreken over groeischijffracturen en de mate
van weke delen trauma, en individuele verschillen per
chirurg een belangrijke rol spelen, kan het niet voor de
keuze van een therapie worden gebruikt.

SUMMARY

Classification of 202 tibial fractures in dogs and cats

202 Tibial fractures, in 138 dogs and 64 cats, were classified according to
the system of Unger. The animals were presented betn-een 1989 and 1994 to
four Dutch veterinary orthopaedic referral clinics. In addition to the type of
fracture, demographic information was taken into account including the
species, the age of the patient, the size of the breed, the treatment, whether it
was a open or closed fracture and the orthopaedic clinic. Possible correla-
tion between the type of fracture and the variables, as well as correlations
among the latter, were examined statistically.

t Specialist in opleiding. Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Universiteit

Utrecht, Faculteit der Diergeneeskunde. Postbus SOI54. 350S TD Utrecht.
^ Specialist Chirurgie der Gezelschapsdieren. Sectie Orthopedie van de Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Universiteit Utrecht. Postbus 80.154. 3508
TD Utrecht. Tel: 030-253im.

In this study 73% of the tibialfractures in dogs and cats were in the diaphy-
sis. oblique fracture being the most frequent (24%). Proximal tibial fractu-
res in dogs were usually extra-articular and 87% of these involved avulsion
of the tibial tubercle. Malleolar fractures accounted for 57%> of the distal
fractures.

A significant correlation was found between the localization of the fracture
(proximal, diaphyseal or distal) and the species (cat or dog), between an
avulsion fracture of the tibial tubercle and the age in dogs, herween an in-
complete tibial fracture and the age. between a malleolar fracture and a
complicated (i. e.. open) fracture, between a butterfly fracture and a compli-
catedfracture, and between the applied therapy and the orthopaedic clinic.
The classification system of Unger is very useful for inventory and docu-
mentation. but because of the lack of data about physeal fractures, the de-
gree of injury to the surrounding soft tissues, and the influence of differen-
ces between surgeons, it cannot be used to determine therapy.

INLEIDING

Om vergelijkingen van onderzoeksresuhaten mogelijk te
maken, is het noodzakelijk dat de daarin gebruikte gegevens
duidelijk zijn beschreven en geregistreerd (8). Zeker nu er
internationaal op grote schaal onderzoeksresultaten worden
uitgewisseld, is uniformiteit in definiëring van groot belang.
Een analyse van goed geregistreerde gegevens maakt vervol-
gens vergelijkend onderzoek, onderwijs en verdere ontwik-
kelingen mogelijk (10). Het classificeren van gegevens, ver-
zameld voor onderzoek, is daarvoor noodzakelijk.
Al meer dan 100 jaar geleden zijn classificatie-systemen
voor fracturen bij paarden beschreven (15). Later zijn meer
uitgebreide classificatie-systemen gebruikt waarbij naast de
morfologie van de fractuur onder andere de mate van weke
delen trauma, eventueel aanwezige complicaties, het interval
tussen ontstaan en behandeling, de stabiliteit van de fractuur,
de mate van dislokatie van de fragmenten en de oorzaak van
de fractuur een rol konden spelen (2,5,12, 15).
Met de introductie van de interne fixatie is vooral de morfolo-
gie van de fractuur belangrijk geworden. Een classificatie van
een bepaald type fractuur is voor ieder botsegment noodzake-
lijk, om het uiteindelijk resultaat van de verschillende behan-
delingsmethoden te kunnen vergelijken. Een dergelijk sys-
teem moet eenvoudig, duidelijk en bovendien bruikbaar zijn
voor gecomputeriseerde verwerking. Bardet (2), Prieur (12)
en Unger (15) ontwierpen verschillende classificatie-syste-
men voor pijpbeenfracturen bij kleine huisdieren, afgeleid
van de intemationale humane AO^-classificatie (9). In dit on-
derzoek is gekozen voor het classificatie-systeem van Unger
daar dit door de AO als meest bmikbare werd bevonden.
Ruim 20% van alle pijpbeenfracturen bij de hond en de kat
bestaat uit fracturen van de tibia. Bij deze species vertoont de
tibia grote anatomische overeenkomst met als grootste ver-
schil de botlengte (II, 15). Het doel van dit onderzoek is ten
eerste het inventariseren van tibiafracturen bij vier verschil-
lende Nederiandse orthopedische verwijsklinieken met be-
hulp van het classificatie-systeem van Unger. Ten tweede is
gekeken naar de onderlinge relatie tussen een aantal variabe-
len en de gevonden tibiafracturen. Deze variabelen zijn de
leeftijd van de patiënt, de diersoort (hond of kat), de schou-

Humane classificatie volgens de Arbeitsgemeinschaft fiir Osteosynthese Fragen
(AO) AO Vet. Centre. CH 4437 Waldenburg. Zwitserland.

-ocr page 231-

PROXIMAAL

partieei arttcuiair
7% (n ~ 2)
compleet wtf cuiair
4% (n = 1)

extra-articuiair
89% (n 24}

hond: 15
kat: O

4
3

2
O

O
O

O
O

O
O

O
O

1
O

D i A F Y S A I R

enkelvoudig of incompleet
65% (n = 96)

Wigvormig
22% (n = 33)

meervoudig
13% (n = 18)

Vw V^ Y7

ä
11
3

hond: 20
kat: 10

9
4

1
2

4

(Li L-

D I S T A A L

partieei articuiair
57% (n = 16)

extra-articuiaIr
39% (n = 11)

compleet articuiair
4% (n = 1)

^ A

l
1
3

ü

m

O
O

O

2
3

0

1

O
O

hond: 3 1
kat: 7 O

Figuur 1. Indeling van tibiafracturen door middel van het classificatie-systeem volgens Unger (15]; 202 tibiafracturen bij honden (n-138) en katten [n-64)
werden ingedeeld naar lokalisatie (respectieveli|k proximaal, diafysair ot distaal) en type zoals aangegeven.

derhoogte van het honderas, eventueel aanwezige complica-
ties, de toegepaste therapie en de behandelend orthopeed.

MATERIAAL EN METHODEN

In dit onderzoek zijn 202 tibiafracturen van honden en katten
geclassificeerd volgens het classificatie-systeem van Unger
(15) (Figuur 1). Deze dieren werden aangeboden tussen
1989 en 1994 bij vier verschillende klinieken verspreid gele-
gen in het land. Van iedere patiënt behoorden er röntgen-
foto\'s en een individueel medisch verslag aanwezig te zijn.
Met behulp van de röntgenfoto\'s werden de fracturen geclas-
sificeerd naar lokalisatie (proximaal, diafysair of distaal).

-ocr page 232-

fractuurtype en subgroepen hiervan. Het fractuurtype werd
proximaal en distaal ingedeeld naar extra-articulair, partieel
articulair en compleet articulair. Diafysair gelokaliseerde
fracturen werden ingedeeld naar enkelvoudig of incompleet
(tibiafractuur met intacte fibula), wigvormig en meervoudig.
De uitgebreidheid (aantal, grootte en reponeerbaarheid van
de fragmenten) van de fractuur bepaalde vervolgens in welke
subgroep van het fractuurtype de fractuur werd ingedeeld.
Uit de dossiers werd opgemaakt: de leeftijd van het dier op
moment van aanbod in verband met de fractuur (in eerste in-
stantie verdeeld in tien klassen namelijk: 1-3 maanden, 4-6
maanden, 7-9 maanden, 10-12 maanden, 13-18 maanden,
19-24 maanden, 2-4 jaar, 5-7 jaar, 8-lOjaar, >10jaar, later
om toetsing mogelijk te maken teruggebracht naar drie klas-
sen namelijk: <1 jaar, 1-4 jaar, >4 jaar), het species kat of
hond, deze laatste verdeeld in klein (volwassen schouder-
hoogte <40 cm), middel (41-56 cm) en groot (>56). Om toet-
sing van deze fracturen met andere variabelen mogelijk te
maken, is de indeling naar lokalisatie van de fractuur ge-
bruikt. Verder werd geregistreerd of het een gecompliceerde
fractuur (open fractuur) betrof De toegepaste therapie kon
bestaan uit een conservatieve therapie (bestaande uit mst,
spalken en/of verbanden), een externe fixatie (fixateur ex-
terne, transfixatie) of een inteme fixatie (intramedullaire pen
al of niet met cerclage, plaatosteosynthese). Ook werd de be-
handelend specialist genoteerd in de vorm van kliniek A, B,
C of D. De oorzaak werd ingedeeld in vier groepen namelijk
aanrijding, val van relatief grote hoogte, spel en overige oor-
zaken (onder andere vechten en het tussen de spaken komen
van de fiets).

De statistische analyse werd gedaan met behulp van de chi-
kwadraat toets met een P-waarde van 0,05.

RESULTATEN

De verdeling van de gevonden tibiafracturen is weergegeven
in figuur 1. Zo bleek van de proximaal gelokaliseerde tibia-
fracturen bij de hond het merendeel (87%) uit extra-articu-
laire fracturen te bestaan. Een groot deel hiervan (75%) was
een avulsiefractuur van de crista tibiae, in tegenstelling tot de
kat waar deze fractuur geen enkele maal voorkwam. Bij de
kat bleken zelfs alle (100%) van de daarbij overigens weinig
voorkomende proximale fracturen, extra-articulaire fractu-
ren te zijn.

Bij de diafysair gelokaliseerde fracturen bleek de meerder-
heid (65%) bij de hond en de kat uit enkelvoudige of incom-
plete (dat wil zeggen tibiafractuur met intacte fibula) tibia-
fracturen te bestaan. Bij de hond waren dit met name
enkelvoudige oblique fracturen (58%) en verder incomplete
fracturen (28%) en enkelvoudige dwarse fracturen (14%).
Bij de kat bestond daarentegen de meerderheid uit incom-
plete fracturen (40%) gevolgd door dwarse fracturen (32%)
en enkelvoudige oblique fracturen (28%).
Bij zowel de hond als de kat bleek bij de distaal gelokali-
seerde fracturen, met name de malleolaire fracturen het
meest frequent voor te komen (57%). Daama volgden de ex-
tra-articulaire fracturen (39%) en de compleet articulaire
fracturen (4%).

Tussen de diersoort en de lokalisatie van de fractuur werd
een significant verband aangetoond (P=0.00013). Zo bleek
bij zowel de hond als de kat het overgrote deel van de fractu-
ren diafysair gelokaliseerd te zijn (respectievelijk 76% en
66%). Bij de hond bleek vervolgens een fractuur vaker
proximaal gelokaliseerd te zijn (17%), in tegenstelling tot de
kat waar deze vaker distaal gelokaliseerd (28%) was.

Figuur 2. De lokalisatieverdeling van tibiafracturen, bij totaal 1BB honden
en katten w/eergegeven voor de verschillende leeftijdsklassen. Van 16 die-
ren was de leeftijd onbekend.

Het grootste deel (41%) van de patiënten was tussen de één en
vierjaar oud, een aanzienlijk deel (32%) jonger dan één jaar en
de rest (19%) ouder dan vierjaar, van 8% was de leeftijd onbe-
kend (Figuur 2). Er bleek geen significant verband tussen de
lokalisatie van de fractuur en de leeftijdsklasse (P= 0.76901).
Tussen de lokalisatie-verdeling van tibiafracturen bij de hond
voor wat betreft de schouderhoogte (Figuur 3) bleek eveneens
geen significant verband aanwezig (P=0.58408).

Figuur 3. De lokalisatieverdeling van tibiafracturen van 136 honden ver-
deeld naar de standaard schouderhoogte van honden van dat ras (14],
(Van twee honden was het ras onbekend).

Tussen enkele fractuurtypen en de leeftijd van de patiënt kon
wel een significant verband worden aangetoond. Zo bleek
tussen de avulsiefractuur van de crista tibiae en de leeftijd bij
de hond een significant verband aanwezig te zijn (p=
<0.0005). Bijna de helft (47%) was jonger dan één jaar.
Tussen de incomplete tibiafractuur en de leeftijd bleek even-
eens een significant verband aanwezig (P= <0.0005). Hierbij
bleek het overgrote deel (70%) jonger te zijn dan één jaar. Bij
katten met dit type fractuur was een kleiner aantal (30%) jon-
ger dan één jaar.

Een aanzienlijk deel van de malleolaire fracturen (31%) en
van de \'butterfly\'-fracturen (27%) waren gecompliceerde
fracturen. Bij toetsing bleek tussen malleolaire fracturen en

-ocr page 233-

gecompliceerde fracturen en tussen \'butterfly\'-fracturen en
gecompliceerde fracturen een significant verband aanwezig
te zijn (respectievelijk P=0.0153 en P=0,006).
De verschillende klinieken bleken in verhouding tot elkaar
een gelijk aanbod van de verschillende tibiafracturen te heb-
ben gehad (Figuur 4). Dit bleek zowel voor het type fractuur,
als ook voor de lokalisatie hiervan. Bij toetsing was dan ook
geen verband aantoonbaar tussen de behandelende kliniek en
de lokalisatie van de fractuur (P= 0.61272).
De toepassing van de verschillende therapieën verschilde
significant per kliniek (P=<0.0005). In totaal bleek de meest
toegepaste therapie de interne fixatie (56%) te zijn, gevolgd
door de externe fixatie (23%) en de conservatieve therapie
(21 %) (Figuur 5). Van 42 patiënten (21 honden en 21 katten)
was de therapie onbekend of bestond deze uit een andere dan
de genoemde therapieën, zoals amputatie of euthanasie.
Kliniek D bleek hierop de grootste uitzondering te zijn. In
deze kliniek was de meest toegepaste therapie de externe
fixatie (56%) gevolgd door de interne fixatie (40%) en de
conservatieve therapie (4%). Voor de hond en de kat afzon-
derlijk lag deze verhouding echter anders (Zie figuur 6 en 7).
Hiemit blijkt dat bij de kat de externe fixatie de meest fre-
quent toegepaste therapie is geweest (44%), gevolgd door de
interne fixatie (41%) en de conservatieve therapie (15%). Bij
de hond was daarentegen de interne fixatie (62%) de meest
frequent toegepaste therapie, gevolgd door de conservatieve
therapie (24%) en de externe fixatie (14%).
Van het aantal fracturen met bekende oorzaak werd het
grootste deel veroorzaakt door een aanrijding (53%), ge-
volgd door een val van relatief grote hoogte (14%), spel
(14%) en andere oorzaken, zoals vechten en het tussen de
spaken komen van de fiets (19%). Verder bleek bij de kat een
aanzienlijk deel van de tibiafracturen (83%), veroorzaakt
door een val van relatief grote hoogte, uit een enkelvoudige
diafysaire fractuur te bestaan.

1 ■ VIF

DISCUSSIE

De gevonden fractuurverdeling in dit onderzoek verschilt
soms van de verdeling gevonden in andere onderzoeken (3,
4, 15), met uitzondering van de proximaal gelokaliseerde ti-
biafracturen, welke verdeling goed overeenkwam met de re-
sultaten van het onderzoek van Unger (15). Ook daar werd
het grootste aandeel bepaald door de extra-articulaire fractu-
ren (namelijk 81 %, ten opzichte van 89% in dit onderzoek).
Een veel voorkomende extra-articulaire fractuur van de
proximale tibia bij de hond was de avulsiefractuur van de cri-
sta tibiae. Dit type fractuur zou met name bij jonge dieren
voorkomen, voordat de apofyse gesloten is. Deze sluit ge-
middeld bij de hond op een leeftijd van ongeveer tien maan-

Conserv.

Extern

75

56

44

25

Figuur 7. De therapieverdeling bij de verschillende klinieken voor de hond
(n-117).

100
80
60
40
20
O

-ocr page 234-

den (5). De resultaten uit dit onderzoek komen daar echter
niet geheel mee overeen. Hier was namelijk maar 47% jon-
ger dan tien maanden. Opvallend is dat de honden tussen de
tien maanden en twee jaar (33%) met een avulsiefractuur van
de crista tibiae zonder uitzondering behoorden tot de grote
rassen waarbij de apofyse zich dan ook gemiddeld sluit op
een leeftijd van 13 maanden (11).

Bij de diafysair gelokaliseerde fracturen werd in dit onder-
zoek, net als bij twee vergelijkbare onderzoeken van Unger
(15) en Boone (4), het grootste aandeel bepaald door de in-
complete en enkelvoudige fracturen. Het voorkomen van de
hieronder vallende incomplete fracturen verschilde echter
per onderzoek (te weten 15% van het totaal aantal fracturen
in dit onderzoek, 14% in het onderzoek van Unger (15) en
slechts 5% in het onderzoek van Boone (4)). Opvallend bij
dit type fractuur in dit onderzoek is, dat bij de hond een aan-
zienlijk aantal dieren jonger blijkt te zijn dan één jaar (70%)
en jonger dan twee jaar (85%). Bij de kat is een geringer aan-
tal jonger dan één jaar (30%), maar ook hier wordt dit type
fractuur alleen gezien bij de wat jongere dieren, namelijk
jonger dan vier jaar. Een verklaring voor het relatief lage per-
centage incomplete fracturen in het onderzoek van Boone
kan echter niet liggen in een andere leeftijdsverdeling van de
patiënten. Ruim 50% van de patiënten in dat onderzoek ble-
ken namelijk jonger te zijn dan één jaar, in tegenstelling tot
32% in dit onderzoek. Het feit dat dit type fractuur met name
bij jonge dieren voorkomt, komt wel overeen met de resulta-
ten van het onderzoek van Boone (4). Deze verklaart dit ver-
schijnsel door het feit dat volwassen bot breekbaarder is en
bovendien minder goed in staat is energie te absorberen dan
juveniel bot (4), waardoor volwassen bot minder goed be-
stand is tegen fracturen dan juveniel bot. Gedurende het ou-
der worden ondergaat het botweefsel een aantal veranderin-
gen die van invloed zijn op de plastische vervormbaarheid
van het bot (6, 13, 15). Daarnaast is het niet uitgesloten dat
andere omstandigheden, waaronder de oorzaak, bij het ont-
staan van dit type fractuur een rol kunnen spelen. Hierbij kan
men onder andere denken aan de richting en de grootte van
de verbrekende kracht, die op de tibia inwerkt. Nader onder-
zoek is hiervoor noodzakelijk.

De meest voorkomende tibiafractuur bleek de diafysaire
oblique fractuur te zijn, zowel in dit onderzoek (24%), als
ook in het onderzoek van Unger (21 %) en het onderzoek van
Boone (36%) (4, 15).

Bij het voorkomen van de distaal gelokaliseerde tibiafractu-
ren bleken er opvallende verschillen aanwezig te zijn in het
voorkomen van de malleolaire fracturen in dit onderzoek en
in vergelijkbare andere onderzoeken (3, 15). Uit eigen resul-
taten blijkt het grootste deel (57%) van de distale tibiafractu-
ren uit malleolaire fracturen te bestaan. Ook het onderzoek
van Boone (3) liet deze tendens zien (58%). In het onderzoek
van Unger (15) werd daarentegen het merendeel (69%) van
de distale fracturen door extra-articulaire fracturen bepaald
en bestond een kleiner deel uit malleolaire fracturen (29%).
Mogelijk betreft het jongere dieren in het onderzoek van
Unger, daar extra-articulaire fracturen vrijwel alleen bij ju-
veniele dieren voorkomt (5).

De verdeling van de tibiafracturen naar lokalisatie in dit on-
derzoek komt goed overeen met vergelijkbare onderzoeken
van Unger (15) en Boone (3,4). Uit deze drie onderzoeken
blijkt het hoogste percentage tibiafracturen diafysair geloka-
liseerd te zijn, zowel in dit onderzoek (73%) als ook in het
onderzoek van Unger (73%) en in het onderzoek van Boone
(81%) (4,15).

■ n

In dit onderzoek werd echter een significant verschil gevon-
den tussen de lokalisatie van fracturen bij de hond en de kat.
Dit verschil werd met name bepaald door het verschil in
voorkomen van fracturen in de proximale en distale tibia,
daar bij beide het grootste deel diafysair gelokaliseerd was.
Deze bevinding kon niet met andere onderzoeken worden
vergeleken, omdat daarin geen onderscheid werd gemaakt
tussen de hond en de kat.

Een groot deel van de patiënten (32%) was jonger dan één jaar.
Dit percentage was in het onderzoek van Boone (3,4) nog ho-
ger (50%). Dit hoge aanbod van jonge dieren kan natuurlijk
goed verklaard worden door het feit dat deze actiever en on-
voorzichtiger zijn en dus meer risico lopen in bijvoorbeeld het
verkeer. Maar aan de hand van deze gegevens alleen kan echter
geen uitspraak gedaan worden over het voorkomen van fractu-
ren op een bepaalde leeftijd. Daarvoor moet de leeftijdsverde-
ling van de gehele honden- en kattenpopulatie bekend zijn.
Ditzelfde geldt voor het voorkomen van fracturen bij een be-
paald ras. Op grond van figuur 3 lijken de grotere rassen ge-
voeliger te zijn voor het oplopen van tibiafracturen dan de
kleinere rassen. Mogelijk speelt ook hier de motivatie van
doorsturen door de verwijzende praktici een rol. Hierover
kunnen echter geen gegronde uitspraken worden gedaan, zo-
lang de precieze rasverdeling van de hondenpopulatie in
Nederland en de patiëntenbestanden van de klinieken niet
bekend zijn.

Er kon in dit onderzoek geen verband aangetoond worden
tussen de lokalisatie van de fractuur en de grootte van het
hondenras, noch tussen de lokalisatie van de fractuur en de
leeftijd van de patiënt.

Het hoge percentage gecompliceerde malleolaire fracturen is
mogelijk te verklaren door het feit dat de malleoli kwetsbaar
liggen en bij trauma vaak \'afgeschuurd\' worden (1,3,7). Het
hoge percentage gecompliceerde \'butterfly\'-fracturen en het
relatief lage percentage gecompliceerde enkelvoudige frac-
turen van de diafyse ligt mogelijk in het feit dat de energeti-
sche impact bij een \'butterfly\'-fractuur groter is en dus niet
alleen het bot maar ook de huid uitgebreider beschadigd zal
worden. Tevens kan de huid na het eigenlijke trauma geper-
foreerd worden door schuine fragmenten.
Bij de vier verschillende klinieken waren in totaal 202 pa-
tiënten aangeboden en behandeld. Van 46 katten en 117 hon-
den (81%), was de toegepaste therapie genoteerd (Figuur 5).
Bij toetsing bleek echter geen significant verband te bestaan
tussen het type fractuur en de toegepaste therapie. Tussen de
toegepaste therapie en de behandelende kliniek was daaren-
tegen wel een significant verband aanwezig. Naast het type
fractuur spelen alleriei omstandigheden mee in de besluit-
vorming tot een bepaalde therapie, zoals de leeftijd van de
patiënt, eventueel ander trauma en de wensen en mogelijkhe-
den van de eigenaar. Mogelijk kunnen hieraan de voorkeur
voor en ervaring met een bepaalde therapie van de behande-
lend orthopeed worden toegevoegd. De morfologie van de
fractuur alleen is dus niet bepalend voor de therapie-keuze.

Alle 202 patiënten met een tibiafractuur konden in het classi-
ficatie-systeem van Unger (15) worden ingedeeld. Het on-
derscheid tussen een \'butterfly\'-fractuur en een communi-
tieve fractuur was aan de hand van de röntgenfoto\'s echter
niet altijd met zekerheid te maken. Ditzelfde geldt ook voor
het onderscheid tussen de verschillende compleet articulaire
fracturen, die overigens maar weinig voorkwamen.
Een nadeel van dit classificatie-systeem is tevens dat er geen
onderscheid gemaakt wordt tussen exta-articulaire fracturen

-ocr page 235-

en groeischijf-fracturen. Bovendien worden gegevens, an-
ders dan de lokalisatie van de fractuur en het fractuurtype,
niet in de classificatie opgenomen. Het is dan ook niet duide-
lijk in hoeverre de mate van weke delen trauma, het onder-
scheid in een open of gesloten fractuur, schade aan banden,
de aanwezigheid van fissuren en onder andere de leeftijd van
het dier invloed hebben gehad op de te kiezen therapie en de
te stellen prognose. Een classificatie en registratie van deze
variabelen is noodzakelijk om vergelijkingen van therapieën
met andere onderzoeken mogelijk te maken. Dit classifica-
tie-systeem lijkt hiervoor niet geschikt.
Het classificatie-systeem volgens Unger (15) is goed bmik-
baar voor het inventariseren en terugvinden van bepaalde ty-
pen fracturen. Het vervolgens vergelijken van de uiteinde-
lijke resultaten na een bepaalde behandeling van een
fractuur, lijkt niet goed mogelijk. Hiervoor is een exacte nota-
tie en classificatie van de omstandigheden rond de fractuur,
die een rol spelen bij de therapiekeuze en de uiteindelijke
prognose, noodzakelijk, terwijl individuele overwegingen en
omstandigheden bij de uiteindelijke behandeling een beslis-
sende rol spelen.

DANKBETUIGING

Onze dankbetuiging gaal uit naar de orthopedische chirurgen van de
Universiteitskliniek, de medewerkers van de vakgroep Radiologie en naar
drs. J. W. Garretsen (specialist Veterinaire Radiologie, Veterinair
Specialistisch Centrum \'De Wagenrenk\'), drs. Y. Krooshof (specialist
Chirurgie der Gezelschapsdieren te Hilversum) en drs. T.R.F. Ollenschol
(specialist Chirurgie der Gezelschapsdieren te Utrecht) voor het beschik-
baar stellen van de gegevens voor dit onderzoek, dr. E. van den Oord voor
de verzorging van de statistische analyse, dr. R.C. Nap voor het aanvoeren
van ideeën bij de opzet van dit onderzoek en dr. F.C. van Reijsen voor de
hulp bij het ontwikkelen van de figuren.

m wm.

« • f I

LITERATUUR

1. Alexander JW. Tibial fi^ctures and their management. The
Compendium on Continuing Education 1982; 4:78-87.

2. Bardet JF, Hohn RB, Rudy RL, and Olmstead ML. Fractures of the hu-
merus in dogs and cats. A retrospective study of 130 cases. Vet surg
1983; 12:73-7.

3. Boone EG, Johnson AL, and Hohn RB. Distal tibial fractures in dogs
and cats. J Am Vet Med Assoc 1986; 188:36-40.

4. Boone EG, Johnson AL, Montavon PM, and Hohn RB. Fractures of the
tibial diaphysis in dogs and cats. J Am Vet Med Assoc 1986; 188:41 -5.

5. Brinker WO, Piermattei DL, and Flo GL. Fractures of the Tibia and
Fibula. In: Handbook of small animal orthopedics and fracture treat-
ment; 2nd Edition. Philadelphia: WB Saunders Company 1990: 140-55.

6. Carter DR, and Spengler DM. Biomechanics of fi^cture. In: Bone of cli-
nical orthopedics. Ed. Sumner-Smith G. Philadelphia: WB Saunders
Company 1982:3-14.

7. Evans HE, and Christensen GC. Miller\'s anatomy of the dog; 2nd
Edition. Philadelphia: WB Saunders Company 1979:210^.

8. Meyer-Lindberg A, Ebel H, and Fehr M. Fractures of the distal hume-
rus-experiences with fracture classification according to Unger
et al
(1990). KJeintierpiaxis 1991; 36:411-22.

9. Müller ME, Nararian S, und Koch P. Classification AO des Fractures.
Berlin, Springer verlag 1987.

10. Müller ME, Sledge C, Poss R, Schatzker J, Engel C, and Paterson D.
Report of the SICOT Presidential Commission on Documentation and
Evaluation. International Orthopedics (SICOT) 1990; 14:221-9.

11. Newton CD, and Nunamaker DM. Fractures of the Tibia and Fibula. In:
Textbook of Small Animal Orthopedics; Philadelphia: JB Lippincott
Company 1985; 439-40, 1108-9.

12. Prieur WD, Braden TD, and Rechenberg B von. A suggested fracture
classification of adult small animal fractures. V.C.O.T. 1990; 3: 111-6.

13. Swartz PD. Biomechanics of Fractures and Fracture Fixation. Seminars
in veterinary medicine and surgery (small animal) 1991; 6: 3-15.

14. Toepoel PMC. Toepoels honden ecyclopedie; 9de druk. Amsterdam:
HJWBecht\'sl988.

15. Unger M, Montavon PM, and Heim UFA. Classification of fracwres of
long bones in the dog and cat: introduction and clinical application.
V.C.O.T. 1990;3:41-50.

NIEUWE UITGAVEN

Pas is verschenen een nieuw tijdschrift op veterinair gebied.
Het is de VET QUEST, diergeneeskunde in vraag en aanbod
uitgegeven door Euroscience, Bilthoven (ISSN 1383-1217).
Samenstellers zijn dr. Th. A.M. Elsinghorst en dr. J.H. Vos.
Deze periodiek zal vier maal per jaar verschijnen. Het eerste
nummer bevat 182 vragen onderverdeeld per diersoort ge-
volgd door een mbriek \'Algemeen\'. Men kan dit tijdschrift
zien als een kennisbank. In deze tijd van overinformatie is een
kennisbank als naslagwerk in deze stroom haast onmisbaar.
Bij de verklaring en uitleg van diverse vragen en relevante be-
grippen wordt tevens de geraadpleegde literatuur gegeven.
Dit tijdschrift, dat voor ƒ 125,- of BF 2500,- is te verkrijgen,
is de substantiële verrijking van de bestaande informatie-
bronnen op veterinair gebied.

ZES KEER ZESTIG, 360 JAAR UNIVERSITAIRE
GESCHIEDENIS IN ZES BIOGRAFIEEN

Uitgave van de Universiteit Utrecht ter gelegenheid van de
360ste Dies Natalis. Samensteller Hervè Jamin, ISBN 90-
393-1473-X, vooijaar 1996.

Dit fraaie boekje van 80 bladzijden, verluchtigd met hele
mooie kleurenfoto\'s, behandelt in zes stappen van zestig jaar
de tijdspanne van 360jaar. Dit gebeurt door steeds het eerste
en het daaropvolgende 60^ jaar te beschrijven met daama
een biografie van personen die een bepaalde niet onbelang-
rijke rol in die tijd vervulden op de universiteit. Deze waren
achtereenvolgens Comelis Booth (1605-1668) zowel biblio-
thecaris van de universiteit als burgemeester van Utrecht,
Adrianus Reland (1676-1718), een imminent geleerde in de
Oosterse talen, Everard Jacob van Wachendorff (1703-
1758), stadsarts en botanicus. Jan Bleuland (1756-1838),
stadsvroedmeester, hoogleraar anatomie en verzamelaar van
ontleedkundige preparaten, George Willem Vreede (1809-
1880), hoogleraar staatsrecht en publicist en last hut not least
Johanna Westerdijk, hoogleraar in de
Phytopathologie, te-
vens de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Deze
aanpak maakt dat de lezer een goed inzicht krijgt in de mores
van de verschillende periodes en de omstandigheden waaronder
onderwijs en onderzoek aan de universiteit gestalte kreeg. Deze
publikatie is gratis verzorgd door de grafische afdeling van de
Gemeente Utrecht en kost derhalve het luttele bedrag van ƒ 5,~.
Het is te bestellen bij de receptie van het Bestuursgebouw,
Heidelberglaan 8,3584 CS Utrecht, (tel.: 030-2535150). Na 18
oktober 1996 geldt de normale boekhandelsprijs van ƒ 27,50.
Een uniek boekje voor een unieke prijs.

W. Sybesma

-ocr page 236-

UNIVERSITEIT UTRECHT VIERT 360STE VERJAARDAG

Berichten en verslagen

De universiteit is het wetenschappe-
lijk centrum waar de maatschappij
haar kennis kan halen. Maar zij heeft
ook de plicht die kennis te versprei-
den. \'Daarvan moeten wij ons bewust
zijn. Deze instelling is een cruciale
factor in de zich steeds vernieuwende
maatschappij\', aldus Veldhuis.
Het motto van dit lustram is \'Utrecht
STUDENTenSTAD\'. Een bundel,
waarin in zes keer zes stappen 360
(zes keer zestig) jaar wordt bewan-
deld, door middel van zes biografieën,
moet dit motto onderstrepen alsmede
de verbondenheid van de Universiteit
met de stad en de provincie Utrecht.

175 JAAR DON

Voorafgaand aan de opening wordt de
officiële diesrede uitgesproken. Deze
bijzondere eer valt vanwege de vie-
ring van 175 jaar Diergeneeskundig
Onderwijs in Nederland (DON) te
beurt aan prof dr. Ad Rijnberk, hoog-
leraar Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren aan de Faculteit der Dier-
geneeskunde. Want ook het 175-jarig
bestaan van de veterinaire opleiding
wordt dit jaar herdacht, zoals regelma-
tig in het Tijdschrift te lezen valt. De
titel van de diesrede luidt: Van een
hond genaamd Wanda en van de ver-
gelijkende pathobiologie. De rede
vormt het belangrijkste onderdeel van
de plechtigheid, hetgeen gezien kan
worden als een hommage aan de Fa-
cuheit der Diergeneeskunde als sub-
stantieel onderdeel van de Universiteit
Utrecht. Ze is in ingekorte vorm terag
te vinden in deze aflevering van het
Tijdschrift.

26 maart 1996 - De Domkerk is het toneel voor de ofTiciële start van de viering
van het 72« lustrum van de Universiteit Utrecht. De voorzitter van het College
van Bestuur, J.G.F. Veldhuis verricht de plechtige opening. Onder de geno-
digden bevinden zich onder meer de burgemeester van Utrecht, mr. I.
Opstelten en de Commissaris van de Koningin, j hr. Beelaerts van Blokland.

STATISTIEK

In 1636 werden de studenten naar de
Universiteit gelokt met verlaagde ac-
cijnzen op bier en wijn, maar na de af-
schaffing van dit voordeeltje in 1657
daalde het aantal studenten drama-
tisch: van 172 naar 16. Thans worden
op veertien faculteiten 25.000 studen-
ten bijgestaan door 7000 personeelsle-
den die gezamenlijk ƒ 780.000.000,-
te verspijkeren hebben. Overigens
telde de Veeartsenijschool in 1851,
dat wil zeggen 145 jaar geleden,
slechts vijf leerlingen.

EREDOCTORATEN
Vanwege de dies en de lustramvierin-
gen worden tevens drie eredoctoraten
verleend aan prof dr. E.L. Barrett-
Connor van de Universiteit van
Califomië, vanwege haar verdiensten
voor de medische epidemiologie, aan
prof dr. H. Kötz van de Universiteit
van Hamburg, vanwege zijn werk op
het gebied van het Europees Pri-
vaatrecht en aan prof dr. Micha Sharir
van de Universiteit van Tel Aviv, op
grond van zijn pioniersarbeid aan
computiationele geometrie en compu-
teralgoritmen.

In haar dankwoord namens de gelau-
werden gaat Barrett in op haar onder-
zoek naar hart- en vaatziekten bij de
vrouw, die gemiddeld vijftien jaar la-
ter optreden dan bij de man. \'Why are
women so superior?\', is haar vraag-
stelling. Ze hoopt dat het onderzoek
naar deze \'gender gap\' tot gevolg
heeft dat vrouwen zich in de toekomst
vaker kunnen verheugen in gezel-
schap van mannen van gelijke leeftijd
dan thans het geval is.
Een receptie en de onthulling van een
groots spandoek met STUDENTen-
STAD sluiten de start van het lustram
af

REDE DIES NATALIS DÜGR PROFESSOR RIJNBERK

VAN EEN HOND GENAAMD WANDA EN VAN DE
VERGELIJKENDE PATHOBIOLOGIE

\'Vanmiddag zal ik u iets vertellen over de kern van de diergeneeskunde: de
vergelijkende pathobiologie\', opent prof. dr. Ad Rijnberk zijn rede ter gele-
genheid van de
360^ dies natalis van de Universiteit Utrecht op 26 maart
1996. De eer om deze rede te mogen uitspreken valt de Faculteit der Dierge-
neeskunde onder meer te beurt vanwege de viering van
175 jaar
Diergeneeskundig Onderwijs in Nederland (DON).

Ter inleiding illustreert Rijnberk de betekenis van de vergelijkende patho-
biologie aan de hand van het ziektebeeld acromegalie. Bij deze illustratie ver-
vult de hond Wanda -\'maar dat had u al uit de titel begrepen\'- een speciale
rol.

Dit artikel geeft de rede in verkorte vorm weer. Rijnberk geeft haarfijn aan
waarom de vergelijkende pathobiologie zo\'n sterk punt is van het dierge-
neeskundig onderwijs in Nederland.

In 1886 beschreef de Franse arts Pierre
Marie een ziektebeeld bij mensen dat
gekenmerkt werd door uitgroei van li-
chaamsuiteinden op volwassen leef-
tijd. Het is een nauwgezette beschrij-
ving van het ziekteverloop bij twee
mensen, waarbij zich een geleidelijk
voortschrijdende vergroting van han-
den en voeten had voorgedaan. De uit-
groei van de kaken en de omliggende
zachte weefsels had geleid tot sterke
vergroving van de gelaatstrekken. Het
betreft hier de eerste beschrijvingen

-ocr page 237-

«mW«

täm

iän

van een ziektebeeld dat sindsdien be-
kend staat onder de naam acromegalie.
De term acromegalie is samengesteld
uit de Griekse woorden akron (uit-
einde, extremiteit) en megas (groot).
Het jaar daarop, in 1887, bracht Min-
kowski dit ziektebeeld in verband met
een tumor in de hersenaanhangsel-
klier, de hypofyse (zie afbeelding).
In voor iedereen begrijpelijke taal
schetst de hoogleraar de werking van
de hypofyse en de storingen die optre-
den wanneer te weinig, dan wel te veel
groeihormoon wordt afgegeven: \'De
mate waarin dit hormoon op jonge
leeftijd door de hypofyse wordt afge-
geven is bepalend voor de uiteinde-
lijke lichaamsgrootte\'. Een te grote
produktie van groeihormoon op latere
leeftijd door een tumor in de hypofyse
veroorzaakt geen reuzengroei, zoals
vóór de puberteit, maar acromegalie.
De omvang van de botten kan nog wel
toenemen, in tegenstelling tot de
lengte, met vooral uitgroei van de
platte beenderen, zoals die aan het
hoofd voorkomen.

Samen met de toename van de zachte
weefsels leidt dit tot vergroving van de
gehele gestalte, doch het meest opval-
lend van handen, voeten en gelaat.

ACROMEGALIE BIJ DE HOND
\'Komt acromegalie nu ook bij dieren
voor?\', schetst Rijnberk de vraag die
onderzoekers zich gesteld zagen. De
waamemingen van de Nederiandse arts
Joannes Juda Groen en medewerkers,
nu ruim 40 jaar geleden, brachten de
eerste aanwijzingen dat acromegalie bij
de hond zou kunnen vóórkomen. Zij
hebben met groot gevoel voor het klini-
sche detail de ziektegeschiedenis be-
schreven van een II-jarige Mechelse
herder, waarbij zich na een loopsheid
suikerziekte had ontwikkeld. De au-
teurs vermeldden hierbij twee opval-
lende waamemingen. In de eerste plaats
was de suikerziekte ondanks zeer hoge
doses insuline vrijwel niet controleer-
baar. In de tweede plaats viel de hond
op door een zeer grove bouw. Dit is in
het artikel gedocumenteerd door foto\'s
van de hond op zes-jarige leeftijd en op
11-jarige leeftijd en door een tekening
van voetafdmkken. De hond was van
een zeer ranke herdershond verworden
tot een zeer zwaar en traag dier met een
grote kop en dikke poten.
Op basis van deze bevindingen meen-
den de auteurs te maken te hebben met
een geval van acromegalie bij de hond.
Met deze aandoening van de hypofyse
konden zij niet alleen de extra groei
verklaren, maar ook de zeer emstige
suikerziekte. Immers reeds sinds het
eind van de dertiger jaren was bekend
dat de toediening van hypofyse-ex-
tracten bij honden snel leidt tot insu-
line-resistentie, dus tot een situatie
waarbij hoge doses insuline nodig zijn
om de suikerziekte onder controle te
houden. Ook was toen al duidelijk dat
groeihormoon in sterke mate verant-
woordelijk is voor dit diabetogene
(suikerziektebevorderende) effect van
deze extracten. In het geval van de
hond, beschreven door Groen en me-
dewerkers, zouden alle problemen dus
verklaard kunnen worden door een tu-
mor in de hypofyse, die een overmaat
aan groeihormoon produceert.
Rijnberk: \'Echter, bij het post-mortale
onderzoek werd, in tegenstelling tot
wat gebmikelijk is bij mensen met
acromegalie, geen hypofysetumor ge-
vonden\'. Hoe overtuigend de beschrij-
ving van het klinische beeld ook was,
door het ontbreken van dit sluitstuk
bleef er twijfel of hier werkelijk sprake
was van acromegalie.

WANDA

Dit veranderde met de komst van
Wanda: \'Een hond met een ziektege-
schiedenis waar we veel van hebben
geleerd (7)\'. Het was een zes-jarige
vrouwelijke Belgische herdershond
die in 1975 bij de Utrechtse Universi-
teitskliniek voor Gezelschapsdieren
werd aangeboden omdat het de eige-
naar was opgevallen dat de hond de
laatste maanden zwaar en hijgerig was
geworden. In eerdere jaren was Wanda
een levendige, vitale, alerte hond, die
nooit ziek was geweest.
Wel had ze regelmatig injecties toege-
diend gekregen ter voorkoming van
loopsheid. Bij het eerste onderzoek za-
gen wij een zwaargebouwde hond die
misschien eerder aan een Bouvier deed
denken dan aan een herdershond.
Wanda had zware, wat voomitstekende
kaken, met ver uit elkaar staande tanden.

Dit alles past bij acromegalie: de uit-
groei op volwassen leeftijd van de li-
chaamsuiteinden door een overmaat
groeihormoon. De voomitzichten voor
Wanda leken niet gunstig. De verwach-
ting was dat het ziektebeeld in overeen-
stemming met de ervaringen bij men-
sen, geleidelijk zou verergeren en dat
de groei van de hypofysetumor aanlei-
ding zou kunnen geven tot hersenver-
schijnselen. De hond werd opgenomen
voor nader onderzoek en behandeling.

-ocr page 238-

Intussen was ook een grote met vloei-
stof gevulde baarmoeder gevonden.
Die werd operatief verwijderd, samen
met de eierstokken. Daarmee werden
ook de progesteroninjecties ter voorkó-
ming van loopsheid overbodig.
\'Wij hebben Wanda vele jaren kunnen
vervolgen en geheel tegen de verwach-
ting in, is het verder erg goed gegaan
met haar\', schetst Rijnberk de aanwezi-
gen. \'De film \'A fish called Wanda\'
was nog niet uitgebracht, maar Wanda
voelde zich in onze kliniek als een vis
in het water.\'

De hoeveelheid zachte weefsels ver-
minderde geleidelijk, wat de hond een
minder zwaar aanzien gaf. Bovendien
nam haar vitaliteit toe. De aanvankelijk
zeer hoge concentraties aan groeihor-
moon in het bloed daalden ook geleide-
lijk tot normale waarden. Met de toen
beschikbare methoden voor beeldvor-
ming van de hypofyse werden nooit
aanwijzingen voor een tumor gevon-
den. We hadden hier dus wel te maken
met een overmaat aan groeihormoon,
maar -in tegenstelling tot bij de mens-
waarschijnlijk niet op basis van een tu-
mor van groeihormoonproducerende
cellen in de hypofyse. Het leek een
voorbijgaande stoornis van de regulatie
van de afgifte van groeihormoon. Maar
hoe dan?

PROGESTERONINJECTIES

\'Hoewel misschien niet erg voor de
hand liggend, dachten wij aan de mo-
gelijkheid dat de progesteroninjecties
ter voorkoming van loopsheid de hoge
groeihormoonafgifte veroorzaakt zou-
den kunnen hebben\', legt Rijberk uit.
Nader onderzoek leerde dat injecties
met progesteron inderdaad kunnen lei-
den tot verhoogde afgiften van groei-
hormoon.

Voor een goed begrip staat hij even stil
bij progesteron: \'Een vrouwelijke hond
steh zich dus periodiek in haar leven
bloot aan veel progesteron, drachtig of
niet drachtig\'.

De vraag kwam op of het door de hond
zelf geproduceerde progesteron ook
zou kunnen leiden tot verhoging van de
groeihormoonproduktie. Dit bleek het
geval! Onderzoek bij honden met pro-
blemen met loopsheid, toonde aan dat
het door een hond zelf geproduceerde
progesteron soms aanleiding geeft tot
verhoogde groeihormoonproduktie. En
dit past bij de eerder besproken waar-
nemingen in de 50-er jaren van Groen
en medewerkers, die acromegalie bij
hun Mechelse herder zagen ontstaan in
aansluiting aan loopsheid.

Deze door progesteron opgewekte af-
gifte van groeihormoon bleek sterk au-
tonoom. Het lukte niet om de afgifte te
remmen of te stimuleren. Dit autonome
karakter van de hormoonafgifte past
het beste bij de secretie, zoals die be-
kend is bij hormoonproducerende tu-
moren.

\'Maar die troffen wij niet aan\', aldus
Rijberk. \'De herkomst van dit door
progesteron geïnduceerde groeihor-
moon moest buiten de betreden paden
gezocht worden.\'

Bij een speurtocht naar groeihormoon
in diverse organen, werd de bron van
deze groeihormoonsecretie gevonden
in de melkklieren.

Dit fenomeen, de produktie van groei-
hormoon in de melkklier, is nieuw in de
endocrinologie. Hier is sprake van ec-
topische hormoonproduktie, tot nu toe
alleen bekend van tumoren. We kun-
nen nu zeggen dat met deze bevinding
de melkklieren, althans op sommige
momenten, tot de endocriene klieren
gerekend dienen te worden.

UNIEK FENOMEEN?
\'Wij stelden ons vervolgens de vraag
of dit als een uniek fenomeen van de
hond beschouwd moest worden of dat
er ook bij andere diersoorten sprake
zou kunnen zijn van groeihormoonpro-
duktie door de melkklieren\', vervolgt
Rijnberk.

Intussen is voor de kat en de mens aan-
getoond dat ook daar in de melkklieren
groeihormoon geproduceerd kan wor-
den. Wel lijkt er in dié zin een verschil
met de hond te bestaan, dat het in de
melkklier geproduceerde groeihor-
moon bij kat en mens niet of in ieder ge-
val in veel mindere mate de bloedbaan
bereikt. Het blijft goeddeels in de melk-
klier en vervult daar waarschijnlijk een
belangrijke rol bij de weefselontwikke-
ling zonder effecten voor het hele li-
chaam. De aanwijzingen dat dit groei-
hormoon een belangrijke rol veivult bij
de met de sexuele cyclus, zwanger-
schap en melkgift samenhangende ont-
wikkeling van het melkklierweefsel,
zijn intussen nog versterkt. Het zwan-
gerschapshormoon progesteron be-
werkstelligt niet alleen de produktie
van groeihormoon in de melkklier,
maar bevordert -al of niet via groeihor-
moon- ook de plaatselijke produktie
van groeifactoren zoals IGF-I en IGF-
II. Bovendien wordt de produktie beïn-
vloed van bindingseiwitten, die de wer-
king van deze groeifactoren moduleren.
Rond de epitheelcellen van de melk-
klier wordt zo een omgeving gecreëerd,
waarbij hormonen regelend kunnen op-
treden bij weefselontwikkeling.
Deze bevindingen zijn van belang voor
ons inzicht in de ontstaanswijze van
ontsporingen van de groei van melk-
klierweefsel en daarmee ook in de ont-
wikkeling van borstkanker. Immers,
onder invloed van het zwangerschaps-
hormoon progesteron wordt de belang-
rijkste groeibevorderende factor van
mens en dier, het groeihormoon, in de
melkklier zelf aangemaakt. En dat niet
alleen! Er wordt in de melkklier onder
invloed van het progesteron een scala
aan groeiregulerende hormonen gepro-
duceerd.

-ocr page 239-

ONTSPORINGEN WEEFSEL-
GROEI

Evolutionair gezien lijkt het aanneme-
lijk dat deze plaatselijke sturingsmecha-
nismen van weefselgroei tot ontwikke-
ling zijn gekomen, omdat het hier gaat
om een weefsel dat met de sexuele cy-
clus veelvuldig perioden van groei
doormaakt. Deze steeds weer aange-
zette groei houdt risico in voor het ont-
staan van ontsporingen in de weefsel-
ontwikkeling, dus van tumoren. Sterke
proliferatie maakt het klierweefsel ge-
voelig voor carcinogene invloeden, ter-
wijl volledige differentiatie, zoals tij-
dens en na de zwangerschap, het
klierweefsel minder vatbaar maakt voor
kankerverwekkende (carinogene) in-
vloeden.

Het was al langer bekend dat bij de hond
de toediening van progesteron-prepara-
ten leidt tot frequent vóórkomen van
melkkliertumoren. De bevinding dat dit
waarschijnlijk gemedieerd wordt door
in de melkklieren zelf producerend
groeihormoon, groeifactoren en hun
bindende eiwitten - en dat niet alleen bij
de hond maar ook bij de kat en mens - is
een stimulans voor verder onderzoek
naar de betekenis van deze lokale hor-
moonproduktie onder invloed van het
zwangerschapshormoon progesteron en
daarvan afgeleide verbindingen. Dit te
meer daar er nu epidemiologische aan-
wijzingen zijn dat orale contraceptiva,
die voor een deel van progesteron zijn
afgeleid, het risico voor het optreden
van borstkanker vergroten.
Samenvattend: de melkklieren zijn
niet alleen exocriene klieren, dus klie-
ren die iets - in dit geval melk - afgeven
en daartoe signalen ontvangen. Nee,
binnen de melkklier wordt ook een
reeks van signaalstoffen gemaakt, die
voor een deel ook de algemene bloed-
circulatie kunnen bereiken met conse-
quenties voor het lichaam als geheel.
De produktie van deze signaalstoffen
in de melkklier is per eenheid weefsel
betrekkelijk gering, doch door de vrij
grote hoeveelheid klierweefsel is de
totale produktie toch zeer aanzienlijk.
Schrijvend over de rol van de melk-
klier in het geheel van de fiincties van
de hormonale klieren heeft Peaker het
zeer onlangs zo uitgedrukt: \'.., it may
be a second fiddle but it is a member of
the orchestra\'. Vrij vertaald: Het mag
dan zo zijn dat de melkklier slechts een
tweede viool speelt, zij maakt deel uit
van het orkest! Ik heb de melkklier dan
ook al opgenomen in de schets van een
hond met enkele endocriene klieren
(zie afljeelding).

■ M

VERGELIJKENDE PATHOBIOLO-
GIE

Tk heb u over de ziektegeschiedenis van
Wanda en het daamit voortvloeiende
onderzoek verteld om het belang te illu-
streren van vergelijkend pathobiolo-
gisch onderzoek\', gaat Rijnberk verder.
In een zeer recent verschenen werk over
de geschiedenis van de diergenees-
kunde, komt nog weer eens tot uiting dat
de vergelijkende pathobiologie van het
begin af aan de kem van het vak heeft
gevormd. Deels in samenhang daarmee
is binnen de diergeneeskunde in gelei-
delijk toenemende mate aandacht be-
steed aan de gezondheid van mens en
milieu. Het mag dan ook niet verbazen
dat bij de recent gestarte onderzoek-
school \'Gezondheid van Dieren\', pri-
mair een samenwerkingsverband tussen
de Faculteit der Diergeneeskunde en het
DLO-lnstituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid, als centraal thema is
gekozen: \'Vergelijkende pathobiologie
en veterinaire volksgezondheid\'.
Vervolgens gaat hij in op de term \'pa-
thobiologie\' en dan op het bijvoeglijk
naamwoord \'vergelijkend\'. Dit vooral
om de vraag te beantwoorden waarom
steeds gesproken wordt van \'vergelij-
kende pathobiologie\' en niet van \'ver-
gelijkende ziektekunde\'.
\'Dat had misschien met evenveel recht
gekund, ware het niet dat het begrip
ziektekunde in Nederiand en zeker aan
onze faculteit wat te veel connotatie
heeft van pathologie en pathologische
anatomie. Het begrip \'pathobiologie\'
is meer-omvattend\', aldus Rijnberk.
Het omvat de kennis en de kennisver-
garing van alle facetten van ziekte,
waarmee het zich uitstrekt van de pre-
ventie van ziekten, via kleine deviaties
van gezondheid tot emstige ziekten en
onderzoek na de dood. In dit brede
spectrum van de pathobiologie staan
mechanismen van ziekten centraal:
\'Die kunnen ons op het spoor zetten
van betere mogelijkheden voor pre-
ventie en therapie\'.

Het adjectief\'vergelijkend\' kan op ver-
schillende manieren worden geïnter-
preteerd. Het kan gezien worden als een
poging om veel ziektekunde bij veel
diersoorten in kaart te brengen uit oog-
punt van catalogisering. \'Daar gaat het
bij de diergeneeskunde niet om\', legt
Rijnberk uit. \'De betekenis van het ver-
gelijkende onderzoek ligt in de extra
mogelijkheden die het in zich heeft
voor opheldering van de achtergronden
van ziektebeelden en de ontwikkeling
van diagnostische en therapeutische
maatregelen. Een eigenschap of een
ziekte is soms bij één diersoort bijna
een karikatuur van dezelfde eigenschap
of ziekte bij een andere diersoort. Een
uitgesproken situatie bij één soort of ras
vormt soms de sleutel voor de ophelde-
ring van een wijd verbreid voorkomend
pathobiologisch mechanisme.\'
Naast deze meerwaarde van een soms
in extreme vorm optredende ziekte,
zijn er nog enkele redenen aan te geven
waarom \'vergelijkend\' onderzoek van
groot belang is. Hij geeft daartoe en-
kele voorbeelden.

FREQUENTIE EN SELECTIE
In de eerste plaats is er de frequentie
waarin ziekten optreden. Als bij een
bepaalde diersoort of bij een bepaald
ras een ziekte in hoge fi^equentie voor-
komt, kan dit de mogelijkheden voor
onderzoek aanzienlijk verruimen door
de grote beschikbaarheid van materi-
aal en gegevens. Ook kan een ziekte in
een bepaalde populatie van een dier-
soort zodanig frequent en zodanig ver-
spreid vóórkomen dat de onderzoeker
op het spoor wordt gezet van een hori-
zontale of een verticale overbrenging
of een combinatie van beide. Zo kon-
den bijvoorbeeld Ellerman en Bang
reeds in 1908 bij de kip aantonen dat
een bepaalde vorm van kanker, het ma-
ligne lymfoom, kan worden overge-
bracht door een virus. Later is dit ook
aangetoond voor bepaalde vormen van
het maligne lymfoom van de kat en het
mnd. Door deze waarnemingen is de
aandacht gevestigd op de mogelijke
rol van vimssen bij het ontstaan van di-
verse vormen van kanker.
In tegenstelling tot bij de mens en veel
in het wild levende diersoorten, waar
paringen een enigszins aselect karak-
ter hebben, is er bij de voortplanting
van onze huisdieren sprake van sterke
selectie. Door de eeuwen heen selec-
teert de mens ouderparen op grond van
bepaalde kwaliteiten van deze ouder-
paren en/of verwachtingen ten aanzien
van het nageslacht. Hierdoor wordt
steeds slechts een zeer klein deel van
de populatie in staat gesteld zich voort
te planten; het ouderschap blijft voor-
behouden aan enkele dieren met de ge-
wenste kenmerken. Dit is een manier
om in betrekkelijk korte tijd een popu-
latie dieren op te bouwen die het ide-
aalbeeld dicht benadert. De rol van een
beperkt aantal individuen wordt dan
groot, wat het bezwaar in zich heeft dat
erfelijke gebreken snel kunnen worden
verspreid. Een voorbeeld: bij een be-
paalde tumor van de hypofyse, die bin-
nen een hondenras frequent werd aan-

-ocr page 240-

getroffen, kon worden aangetoond dat
de eerste stap van het meerstapsproces
van tumorvorming een erfelijke com-
ponent in zich heeft.

GEKKE-KQEIENZIEKTE
\'Een volgend, wel zeer sprekend voor-
beeld van het belang van een vergelij-
kend pathobiologisch onderzoek betreft
de prionziekten\', aldus de diesredenaar.
In de jaren twintig en dertig van deze
eeuw werden bij de mens vormen van
preseniele dementie beschreven, die
gepaard gingen met sponsachtige af-
wijkingen en eiwitneerslagen in de her-
senen. Deze ziekten komen bij mensen
zelden voor. Een verwante vorm van
deze hersenafwijking, \'scrapie\' ge-
naamd, komt bij schapen veel voor en
heeft recent bij het rund bekendheid ge-
kregen als \'gekke-koeienziekte\'. Van
de ziekte bij schapen is al meer dan 30
jaren bekend dat de aandoening zowel
erfelijk als infectieus is, dus kan wor-
den overgedragen via verticale en via
horizontale overbrenging. Onderzoek
van de ziekte bij het schaap heeft het
mogelijk gemaakt om iets van de ach-
tergrond van deze mysterieuze groep
van aandoeningen op te helderen. Het
is gebleken dat overbrenging van de
ziekte van het ene dier op het andere
slechts afhankelijk is van een bepaald
eiwit en niet, zoals bij virussen en bac-
teriën, van nucleïnezuren. Voor deze
nieuwe soort smetstof werd door
Prusiner de term \'prion\' geïntrodu-
ceerd. De term \'prion\' is afgeleid van
\'proteinaceous infectious partiele\'.
Hoe gaat nu die overbrenging? Het
prioneiwit is een lichaamseigen eiwit,
dat in de wand van hersencellen is ver-
ankerd. Bij families met deze spongi-
forme hersenafwijkingen blijken in het
erfelijk materiaal prion-genmutaties
voor te komen, die leiden tot een afwij-
kende driedimensionale structuur van
het eiwit. Er wordt nu verondersteld
dat dergelijke afwijkende prion-mole-
culen als een ruimtelijke mal fungeren.
Indien overgebracht in een ander indi-
vidu zouden deze afwijkende prion-
moleculen conformatieveranderingen
kunnen opdringen aan het lichaamsei-
gen, normale prion-eiwit. \'En daarmee
is de combinatie van erfelijk en infecti-
euze overbrenging verklaard\', besluit
Rijnberk het voorbeeld.

HYPOFYSEMIDDENKWAB
\'Tot nu toe heb ik aangegeven dat de
vorm waarin een ziekte zich manifes-
teert en de frequentie en de versprei-
ding van een ziekte een sleutelrol kun-
nen vervullen bij de opheldering van
ziektebeelden bij meer diersoorten.
Maar ook verschillen in lichaamsbouw
kunnen verhelderend werken\'. Voor
een voorbeeld gaat de hoogleraar even
terug naar de hypofyse. \'Deze klier be-
staat bij veel zoogdieren uit drie onder-
delen, behalve bij de mens. Daar is één
van de drie onderdelen, de hypofyse-
middenkwab, nog wel aanwezig bij de
ongeborene, maar bij de volwassene is
er weinig meer van temg te vinden\'.
Er zijn dan nog wel enkele cellen aan-
wezig die opgevat kurmen worden als
restanten van deze hypofysemidden-
kwab. Enkele jaren geleden speelde de
vraag of een hypofysetumor bij de
mens zou kunnen uitgaan van dit
groepje cellen. Daarmee zouden deze
tumoren ook de functionele karakteris-
tieken moeten vertonen van midden-
kwabcellen. In deze discussie is een
bijdrage geleverd door onderzoek bij
diersoorten met wèl een duidelijke hy-
pofysemiddenkwab en tumorvorming
daarin, zoals de hond en het paard.
Rijnberk: \'De gedachte dat ook bij de
mens tumorvorming van de hypofyse-
middenkwab aanleiding zou kunnen
geven tot een apart ziektebeeld heeft
geen stand kunnen houden\'.
Dit vergelijkend pathobiologisch on-
derzoek heeft de laatste jaren nog aan
betekenis gewonnen met de komst van
de moleculaire biologie. Is bij één dier-
soort eenmaal de afwijking op het ni-
veau van het erfelijk materiaal, het
DNA, gekarakteriseerd, dan stellen
moleculair biologische technieken ons
in staat ook bij andere diersoorten snel
vorderingen te maken met de ophelde-
ring van de achtergrond van een ziekte.

•I ■ ft

ïUltÉ^

DIERGENEESKUNDIG ONDER-
WIJS

Door nog nadmkkelijker dan in het ver-
leden wetenschappelijk onderzoek te
concentreren rond het thema van de on-
derzoekschool \'Vergelijkende pathobio-
logie en veterinaire Volksgezondheid\',
maakt diergeneeskundig Nederiand een
keuze met goede toekomstperspectie-
ven, die zich zullen uitstrekken tot ver na
het jaar 2000. \'Die keuze stelt echter ook
eisen aan de inrichting van het dierge-
neeskundig onderwijs\', houdt Rijnberk
de aanwezigen voor.
Vergelijkend diergeneeskundig onder-
zoek betreft zowel de landbouwhuisdie-
ren, de gezelschapsdieren als hond en kat
met elk hun eigen specifieke maatschap-
pelijke rol, als ook de kleine zoogdieren,
vogels en bijzondere dieren, én het brede
terrein van de veterinaire volksgezond-
heid. De Faculteit der Diergeneeskunde
staat voor de taak om op al deze gebie-
den onderwijs te geven. Hoewel meer
en meer differentiaties in de studie zijn
aangebracht, blijft het toch zo dat in
het curriculum de beschikbare exper-
tise onvoldoende kan worden overge-
dragen. Wil de dierenarts in de toe-
komst met voldoende kwaliteit zijn rol
blijven vervullen op de veelheid van
terreinen, dan is een andere inrichting
van de studie noodzakelijk. Aan de
steeds klemmender vraag vanuit de sa-
menleving naar hoogwaardige dierge-
neeskundige dienstverlening kan in de
toekomst alleen tegemoet worden ge-
komen door aparte studierichtingen in
te stellen. Rijnberk spreekt de hoop uit
dat de weg naar de realisatie ervan niet
lang hoeft te zijn: \'Gelukkig heeft de
faculteitsraad reeds de nota \'Dier-
geneeskunde in 2000: een studie met
aparte studierichtingen\' op hoofdlij-
nen aanvaard en is bij het College van
Bestuur, de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
en de betrokken ministeries een willig
oor gevonden\'.

UTRECHT

De faculteit en daarmee de universiteit
kunnen zich gelukkig prijzen dat deze,
weliswaar ingrijpende voorstellen kun-
nen stoelen op een langjarige traditie
van onderwijs en onderzoek in de voor-
ste linies van het beroepsveld. Aspecten
hiervan zullen tijdens de diverse mani-
festaties van de herdenking van \'175
jaar Diergeneeskundige Onderwijs in
Nederiand\' (175 jaar DON) aan de orde
komen. In I82I werd het diergenees-
kundig onderwijs in Utrecht gestart.
Sindsdien zijn de diergeneeskunde en
de stad Utrecht aan elkaar verbonden.
Deze verbintenis is een zeer goede ge-
bleken. De faculteit maakt deel uit van
de sterke biomedische sector van de
zeer brede Utrechtse universiteit. In
deze stimulerende omgeving, gesitu-
eerd in een dynamische stad met een
rijke historie, voelt de Faculteit der
Diergeneeskunde zich als een vis in het
water. Rijnberk: \'Ik sluit graag af met
het uitspreken van de wens dat dit in de
toekomst zo zal blijven\'.

DANKBETUIGING

Met dank aan S.G. van den Bergh, J.M.M.
Kessels en H.W. de Vries voor commentaren en
suggesties.

Deze rede is uitgesproken op 26 maart
1996 ter gelegenheid van de 360^ dies
natalis van de Universiteit Utrecht.
ISBN-nummer: 90-393-1184-6.

-ocr page 241-

Op 28 februari 1996 vond het sympo-
sium \'Veilig gebmik van Tiamutin
2%
premix bij de preventie van varkensdy-
senterie\' plaats in Motel Nuland bij
Rosmalen. Het symposium werd gehou-
den onder auspiciën van de Groep
Geneeskunde van het Varken, de die-
renartscoöperatie AUV en de farmaceu-
tische firma Sandoz. Er waren ongeveer
170 dierenartsen aanwezig.

Nu de imidazolverbindingen niet meer
mogen worden gebmikt in de bestrijding
van dysenterie (Doyle) van het varken,
moet naar vervangende preparaten wor-
den gezocht. Dit temeer omdat deze be-
smettelijke ziekte nog steeds grote pro-
blemen geeft, niet alleen op varkens-
mest- maar ook op varkensfokbedrijven.
In zijn inleiding getiteld \'Serpulina hy-
dodysenteriae, huidige stand van zaken\'
ging professor Pijpers in op de etiologie,
de kliniek, de diagnostiek, de bestrijding
en de medicatie. Hoewel Serpulina hy-
dodysenteriae als de verwekker wordt
beschouwd, wordt het klinische beeld
niet alleen mede bepaald door factoren
gelegen op het gebied van milieu en ma-
nagement (hygiëne, overbevolking en
dergelijke) maar ook door de samenstel-
ling van de bacteriële darmflora. Hij
memoreerde hierbij aan het bekende feit
dat het niet gelukt met S. hyodysenteriae
bij gnotobionten ziekteverschijnselen
op te roepen en voorts aan de waarne-
ming dat goede therapeutische resulta-
ten worden verkregen bij dysenterie
(Doyle) met antibiotica en/of chemothe-
rapeutica die als onwerkzaam ten op-
zichte van de verwekker moeten worden
beschouwd.

Hoe S. hyodysenteriae als pathogeen
werkt, is niet duidelijk. Deze bacteriën
hebben geen aanhechtingsfactoren,
dringen niet vanuit de darm in het li-
chaam, vormen geen enterotoxinen en
produceren geen enzymen die het epi-
theel beschadigen. Klinisch ziet men
slijmige, bloedige mest, vermagering,
hoge morbiditeit, meestal lage mortali-
teit en een hoge voederconversie. Bij
sectie blijkt hoofdzakelijk het colon te
zijn aangetast.

Besmetting is het gevolg van faecaal
contact. Aerogene smetstofoverdracht
is nooit vastgesteld. De diagnostiek be-
mst op het aantonen van het micro-orga-
nisme met behulp van immunofluores-
centie en/of op het kweken van de kiem
op hiervoor geëigende voedingsbo-
dems. De IFT zou 30% vals-positieve
uitslagen geven. Het kweken is lastig en
duur. De faeces moeten zeer vers zijn.
Een FCR-test biedt hopelijk meer pers-
pectief

Serologische onderzoektechnieken zijn
weinig gevoelig en weinig sj)ecifiek. De
bestrijding bemst op het nemen van zoö-
technische maatregelen voorafgegaan
door medicatie. Na medicatie blijven
meestal dragers bestaan. Vaccinaties
geven teleurstellende resultaten. De vol-
gende medicijnen kunnen door het voer
of in het drinkwater worden toegediend:
lincomycine (al dan niet in combinatie
met spectionomycine), tysoline en
tiamuline. Tiamuline lijkt het meest ge-
schikt. De MIC-waarde is gelegen tus-
sen 0,1 en 0,2 mcg/g. Opgemerkt wordt
dat het micro-organisme bij lage tempe-
ratuur (5°C) in een vochtig milieu en
onder anaërobe omstandigheden wel tot
60 dagen vimlent kan blijven. Muizen
kurmen 180 dagen drager zijn.
Dr. J. Szancer, verbonden aan Leo
Pharmaceutical Products, stelde dat dy-
senterie (Doyle) nog steeds één van de
belangrijkste ziekten is van de varkens-
houderij in Denemarken. Van de con-
ventionele bedrijven is 20% besmet en
van de bedrijven met een SPF-status
6%. De bestrijding bemst op de vol-
gende principes:

- behandelen van dieren in units met
een lage infectiedmk;

- afmesten van deze varkens;

- bedrijfsisolatie tussen behandelde en
niet behandelde groepen;

- desinfectie.

Fokvarkens worden 14 dagen behan-
deld en mestvarkens 28 dagen. Tylosine
heeft afgedaan. Op basis van gevoelig-
heidsbepalingen blijken er veel resis-
tente stammen te zijn. Bij voorkeur
geeft men tiamuline en wel IO kg tiamu-
tin 2% premix per ton voer.
De resultaten zijn hoopgevend. Op basis
van een enquête gehouden onder 22 die-
renartsen die op bovengenoemde manier
265 bedrijven hadden behandeld, werd
geconcludeerd dat 229 vrij van dysente-
rie (Doyle) waren. Soms werd de behan-
deling gecombineerd met farmacie ge-
richt tegen schurft. Overwogen is ook
om tegelijk tegen Aetinobacillus pleuro-
pneumiae en tegen Mycoplasma hyo-
pneumoniae te medicineren. Hiervan
heeft men afgezien omdat deze beide mi-
cro-organismen ook in de tonsillen kolo-
niseren waardoor medicamenteuze be-
handelingen weinig succesvol zijn.
Dr. J.S. Miller van de firma Sandoz ging
in op de interacties die er bestaan tussen
tiamuline en het varkensvoederadditief
salinomycine. Interacties tussen de ino-
phoren monensin, narasin en salinomy-
cine en antibacterieel werkzame stoffen
als oleandomycine, erythromycine, sul-
fanomiden en nitrofliranen zijn in de
pluimveewereld al lang bekend. Men
ziet bij varkens na overschrijding van de
toedieningsvorm reeds na 24 uur ziekte-
verschijnselen bestaande uit oruust,
ataxie, parese, niet eten of drinken en
snel sterfgevallen. Bij sectie en histolo-
gisch onderzoek wordt necrose waarge-
nomen van de sceletmusculatuur en van
het hart. Therapeutica zijn niet bekend.
De oorzaak van een en ander is dat
tiamuline in de levercellen de werking
van enzymen blokkeert, die nodig zijn
voor de detoxificatie van salinomycine
waardoor deze neutralisering niet of
vertraagd op gang komt. Besproken
werden de resultaten van experimenten
die de Griekse onderzoeker Kyriakis
had uitgevoerd. Hij had gewerkt met
verschillende combinaties van tiamu-
line en salinomycine. De combinatie 30
ppm tiamuline en 60 ppm salinomycine
was effectief in de profylaxis van dysen-
terie (Doyle) en gaf geen intoxicatiever-
schijnselen. Men keek in deze experi-
menten naar groei, voederconversie en
uitval.

PREVENTIE VARKENSDYSENTERIE

Miller stelde tot slot dat dc combinatie
tiamuline met salinomycine bij orale
toediening de 6 mg lichaamsgewicht
niet mocht overschrijden. In de laatste
inleiding getiteld \'Veilig gebmik van
Tiamutin 2% premix in de praktijk\' ging
K. Solle in op enkele praktische aspec-
ten. Ook hij refereerde naar Griekse ex-
perimenten waamit gebleken was dat de
combinatie 40 ppm tiamutin 2% premix
en 60 ppm salinomycine het meest ef-
fectief was bij de bestrijding van dysen-
terie (Doyle).

In de discussie zei professor Van Miert
dat hij niet goed begreep waarom in de
medische wereld de imidazolverbindin-
gen nog wel mochten worden gebmikt
en in de veterinaire praktijk niet. Ook
werd opgemerkt dat de verpakkingshoe-
veelheid van tiamutin 2% premix die in
de handel wordt gebracht, niet aansluit
bij de menghoeveelheden bulkvoer, zo-
als die op de bedrijven worden geleverd.
Ook de opmerking dat bij zware varkens
die relatief genomen minder eten hogere
doseringen kunnen worden gegeven, is
het vermelden waard.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 242-

Onze dierenartsenbezoekers
staan nooit
met lege handen.

Vanuit hun grondige opleiding en opgebouwde ervaring
zijn de dierenartsenbezoekers van Solvay Duphar een vol-
waardig gesprekspartner voor de professionele dierenarts
van vandaag. Zij denken mee of zij dragen oplossingen aan

-ocr page 243-

voor de problemen waar u in uw dagelijkse praktijk tegen
aan loopt. Indien nodig kunnen zij hierbij terugvallen op
een deskundig team van dierenartsen, marketing-mensen en
researchers. Een zeer breed gamma aan kwaliteitsproduk-
ten staat tot hun beschikking om u te helpen uw klanten
tevreden te stellen. Voor u de garantie dat een bezoek van een
van onze dierenartsenbezoekers altijd de moeite waard is.
Solvay Duphar Animal Health. We Care.

-ocr page 244-

HAZEWINKEL ERELID GROEP GENEESKUNDE GEZELSCHAPSDIEREN

\'ERELIDMAATSCHAP PLUIM OP HOED
VOORJAARSDAGEN\'

Hazewinkel ziet zelf zijn erelidmaat-
schap vooral als pluim op de hoed van
de Vooijaarsdagen. \'Ik ben buitenge-
woon ingenomen met dit erelidmaat-
schap. Het is in mijn ogen een erken-
ning van het feit dat de Vooijaarsdagen
een belangrijke plaats binnen de GGG
innemen. Het congres wordt blijkbaar
toch gezien als paradepaardje van de
Groep. Het doet me deugd dat juist de
leden van GGG ermee hebben inge-
stemd en dat het niet alleen van het be-
stuur van de Groep zelf afkomstig is.\'

VRIJE TIJD

Vijftien jaar lid zijn van de Commissie
Vooijaarsdagen heeft Hazewinkel
vooral veel vrije tijd gekost. \'Niet alleen
van mij en van de overige commissiele-
den, maar ook van de partners\', zegt hij.
\'Het congres werd elk jaar groter, er
kwamen elk jaar meer sprekers, meer
bezoekers en ook groeide de tentoon-
stelling van de industrie.\' De commissie
moet, om de kosten te dmkken, veel
werk verzetten. Het nakijken van tek-
sten voor de proceedings, met name in
de \'computerioze\' tijd waarin alles nog
getypt moest worden, kostte bijvoor-
beeld enorm veel inspanning. De part-
ners van. de commissieleden worden
voomamelijk \'ingezet\' bij het bezetten
van de balie en ook wonen zij \'s avonds
de \'social events\' bij. Verder neemt één
van hen vaak de organisatie van het \'so-
cial progi^m\'opzich.
Toch is hij ook heel enthousiast over
de achter hem liggende periode. \'Het
was een ontzettend leuke tijd door de
vriendschap en collegialiteit onder el-
kaar. Je doet het echt met elkaar, kunt
dingen naadloos van elkaar overne-
men. Dat werkt heel inspirerend\', al-
dus Hazewinkel. Hierbij prijst hij ook
de professionaliteit van het bureau.
\'Jolanda (Antonie) en Francis (Zoute-
riks) en ook hun voorgangers, hebben
altijd gezorgd dat het geheel gesmeerd
liep. En dat is na zo\'n heel jaar inspan-
ning bijzonder prettig.\'
De reden dat Hazewinkel wat langer in
de commissie is blijven zitten is dat een
opvolger nog wat op zich liet wachten.
Met de huidige voorzitter, H.P. Meyer,
is hij zeer in zijn sas. \'Het is goed dat nu
een nieuwe generatie het congres over-
neemt, met frisse ideeën en initiatieven\',
vindt Hazewinkel. \'De deelnemers aan
het congres worden immers ook jonger.
Veel dierenartsen gaan pal na hun afstu-
deren al naar de Vooijaarsdagen.\'
Hazewinkel houdt zich op dit moment be-
zig met twee andere congressen, waar hij
betrokken is bij de samenstelling van het
programma. Het eerste is een congres van
de \'European Society for Veterinary and
Comparative Nutrition\' in Veldhoven,
dat in september 1996 gehouden wordt.
Het tweede is een congres van de \'Society
for Veterinary Orthopedics and Trau-
matology\' (ESVOT) in München, dat in
april 19% gehouden wordt. \'Je ziet het, ik
heb het nog niet afgeleerd\', glundert hij.

Op dinsdag 27 februari 1996, tijdens de 194e ledenvergadering van de Groep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren (GGG) werd \'bij acclamatie\' dr.
H.A.W. Hazewinkel benoemd tot erelid van deze groep. Mede gezien het ge-
ringe aantal ereleden (vier inclusief Hazewinkel) een bijzondere gebeurtenis
en aanleiding tot een interview met de man die vijftien jaar lang onlosmake-
lijk verbonden was met het Voorjaarsdagencongres.

HOGE KWALITEIT
Eén van de belangrijkste redenen van
de GGG om Hazewinkel tot erelid te
benoemen is dat het zijn verdienste is
geweest om het regionale karakter van
de Vooijaarsdagen uit te bouwen tot
een uitgebreid, klinisch en weten-
schappelijk hoogstaand, internationaal
congres, dat in de gezelschapsdieren-
wereld een klinkende naam heeft. Zelf
is de ex-voorzitter hier natuuriijk be-
scheiden over, maar hij geeft toe van
het begin af aan getracht te hebben we-
reldvermaarde sprekers van hoge kwa-
liteit te vragen. \'Soms moest ik daar-
voor slinkse wegen bewandelen of het
via de industrie spelen. Goede sprekers
hebben immers een overvolle agenda
en zijn niet zo makkelijk te krijgen\',
aldus Hazewinkel. \'Bovendien kost
het maken van een lezing erg veel tijd
en daar komt de reistijd dan nog eens
bij. In het geval van de Vooijaarsdagen
hebben ze er zelf niets aan omdat het
geen specialistencongres is. Ze komen
echt voor ons. Dan moet je dus meer
bieden dan alleen een vliegtuigkaartje.
Daar hoort een stukje gastvrijheid bij,
in de vorm van oranje tulpen op de ho-
telkamer, een Vooijaarsdagenstropdas
voor de heren en een sjaaltje voor de
dames, diners, noem maar op.\'
Hazewinkel meent dat inmiddels de
Vooijaarsdagen hoog in aanzien staan
bij de sprekers. \'Op grond van de reac-
ties die ik heb gekregen van sprekers
uit de Verenigde Staten, maar ook uit
Europa, blijkt dat de Vooijaarsdagen
een heel prominente plaats innemen.
En dat zingt rond.\'

Door Susan Ubbink

OPZET VOORJAARSDAGEN
Hazewinkel lijkt tevreden met het hui-
dige opzet van de Vooijaarsdagen.
\'Het rode-draad-concept\' van tien jaar
geleden hebben we verlaten. Toen liep
één bepaald onderwerp als een rode
draad door het hele congres heen. Dit
had als nadeel dat als zo\'n onderwerp
mensen niet aansprak, het hele congres
voor hen eigenlijk niet interessant
was\', vertelt Hazewinkel. In het hui-
dige concept worden ieder dagdeel
verschillende takken van de dierge-
neeskunde behandeld. Hierbij komen
vaste onderdelen aan bod: de chirur-
gie, de inteme geneeskunde, beeldvor-
mende technieken en overige onder-
werpen (zoals voeding, management,
gedrag van dieren). Hazewinkel: \'We
proberen op deze manier de diversiteit
erin te houden. Deze opzet maakt het
overigens voor de bezoekers wel
moeilijk om te kiezen, maar in ieder
geval kunnen ze kiezen.\'
Volgens de ex-vooizitter heeft de com-
missie getracht ieder jaar het nieuwste
van het nieuwste aan bod te laten ko-
men. \'Geen onderwerp is daarbij on-

-ocr page 245-

derbelicht gebleven, althans daar ben
ik me niet van bewust\', zegt hij. \'Alles
wat vernieuwd was, kwam aan bod.
Soms zelfs avant la lettre. Toen bij-
voorbeeld de echografie net opkwam,
hadden wij sprekers uitgenodigd om te
komen vertellen over het gebmik van
echo-apparatuur. De meeste bezoekers
bleken echter pas in de oriënterende
fase te zijn en zij waren nog nauwelijks
geïnteresseerd in de werking van die
apparaten. Je kunt dus ook een onder-
werp te vroeg brengen. Dan is het tijds-
gewricht er nog niet aan toe.\' Haze-
winkel concludeert dat het er niet
alleen om gaat de vinger aan de pols te
houden door te kijken wat nieuw is en
waar het vak naartoe gaat, maar ook
dingen te blijven herhalen.

TOEKOMST

Dit jaar vindt het Vooijaarsdagencongres
voor de 29ste keer plaats. Volgens
Hazewinkel is het nog lang geen tijd om
op te houden. \'Er zal bij de prakticus al-
tijd behoefte blijven bestaan om de dier-
geneeskundige kennis up to date te ma-
ken en te houden\', meent hij. \'Bovendien
willen dierenartsen zich niet alleen bij-
scholen, maar ook omscholen. Sommige
landbouwhuisdierenpraktici die in een
gemengde praktijk wericen willen zich
bijvoorbeeld meer op de gezelschapsdie-
ren richten.\'

Belangrijk is dat de Vooijaarsdagen
loskomen van het imago dat het een
specialistencongres is. \'Dat is het perti-
nent niet. Het is bedoeld voor iedere
praktiserende dierenarts, landbouw-
huisdierenpraktici daarbij inbegrepen\',
aldus Hazewinkel. \'Natuurlijk komen
er altijd wel wat specialistische onder-
werpen aan bod om wat tegemoet te ko-
men aan de specialisten\', nuanceert hij,
\'maar het grootste gedeelte is gericht op
de prakticus.\'

Een grote aandachtstrekker blijft na-
tuuriijk ook de tentoonstelling van de
industrie, de grootste op diergenees-
kundig gebied in Nederiand. \'Dat is
voor veel mensen, inclusief de buiten-
landers, ook een reden om naar het con-
gres te komen.\'

Ook de Dierenarts-Assistenten-Na-
Scholingsdagen (DANS) zullen vol-
gens Hazewinkel voorlopig blijven be-
staan, zeker nu de opleiding voor
dierenartsassistent wettelijk geregeld
is. \'De DANS is een initiatief geweest
van de toenmalige voorzitter dr. P.H.A.
Poll. Het niveau van de praktijken kan
namelijk mede omhoog gaan door de
assistenten bij te scholen.\' Volgens
Hazewinkel zitten er verschillende as-
pecten aan deze DANS-dagen. Er
heerst een reünie-achtige sfeer; mensen
hebben elkaar leren kermen en komen
elkaar jaarlijks weer tegen. Maar gezien
het feit dat veel assistenten de bestellin-
gen van artikelen voor de praktijk op
zich nemen, is de tentoonstelling voor
hen ook heel interessant. \'Het vak zal in
de toekomst waarschijnlijk meer statio-
nair blijven\', verwacht hij. Was er in het
verieden sprake van een redelijk groot
verloop, nu zijn er steeds meer assisten-
ten die het vak zo boeiend vinden dat ze
er hun carrière van willen maken. \'Ook
dit aspect zal het niveau van de assisten-
ten bepalen.\'

ELLEBOOGDYSPLASIE
Hazewinkel zal zelf ook als spreker
optreden bij de DANS met een lezing
over erfelijke afwijkingen van het lo-
comotie-apparaat. Onderdeel van de
lezing is de elleboogdysplasie, een ter-
rein waar Hazewinkel als orthopeed
intensief mee bezig is. Hij is niet alleen
hoofd van de afdeling Orthopedie in de
Kliniek voor Gezelschapsdieren, maar
ook lid van de sectie Orthopedie van
de WK Hirschfeldstichting, lid van de
elleboogdysplasiecommissie, lid van
de International Elbow Working
Group en als onderzoeker betrokken
bij diverse erfelijke aandoeningen bij

-ocr page 246-

het gezelschapsdier.
\'Op dit moment kampen zo\'n 60% van
de Bemer Sennenhonden en zo\'n 20%
van de Labrador Retrievers met deze af-
wijking\', aldus Hazewinkel. Hij vertelt
dat behalve populatie-onderzoek er ook
genetisch onderzoek wordt gedaan naar
deze afwijking, zowel door verwant-
schapsanalyses als door DNA-onder-
zoek. \'Het gaat er natuuriijk om via fok-
technische maatregelen deze afwijking
temg te brengen of zelfs helemaal uit te
bannen. Bij de Retrievers zal dat makke-
lijker zijn omdat het bij dit ras om be-
paalde bloedlijnen gaat en er sprake is
van meer import.\' Hij verwacht dat bij
dit ras binnen enkele generaties een aan-
zienlijke verbetering zal optreden. Bij
de Bemer Sennenhonden is de verwant-
schap veel groter en kan bij een fokad-
vies alleen gewerkt worden met \'een zo
laag mogelijk risico. Men zal bij dit ras
tijdenlang moeten blijven opletten\', al-
dus Hazewinkel. Hij noemt in dit ver-
band de \'genetic counceling\', waarbij
met alle andere aandoeningen ook reke-
ning wordt gehouden en het in stand
houden van de \'goede\' kenmerken
voorop staat.

■ «t

GEDRAG CONGRESGANGERS
Temgkomend op het Vooijaars-
dagencongres wil Hazewinkel nog even
kwijt dat hij zich in de afgelopen jaren
soms toch wel wat heeft geërgerd aan
het gedrag van sommige bezoekers.
\'Dat vraagt een onevenredige hoeveel-
heid aan energie\', zegt hij. Mensen die
hun toegangskaartje vergeten zijn, den-
ken er gewoon in te kunnen en zijn dan
zeer verbolgen als ze merken dat ze ge-
weigerd worden. \'We hebben al heel
wat staaltjes meegemaakt.\' Zo is de con-
grescommissie overgegaan tot het in-
schakelen van suppoosten omdat er op
de congresvloer handel werd gedreven.
\'Op bijna ieder congres komen dit soort
incidenten wel voor\', zegt Hazewinkel.
\'Deelnemers, met name uit Nederiand,
dienen te beseffen dat de Voor-
jaarsdagen voor hen georganiseerd wor-
den door collegae die daar een hoop tijd
en energie in steken. Bovendien ligt de
prijs daardoor ver onder de kostprijs: de
Voorjaarsdagen zijn goedkoper dan me-
nig ander congres of post-academische
cursus.\' Het zit Hazewinkel duidelijk
hoog, maar juist met dit gegeven in zijn
achterhoofd vindt hij het des te plezie-
riger dat juist de leden van GGG door
middel van dit erelidmaatschap de
Vooijaarsdagen een pluim op de hoed
hebben gegeven.

ADVISERING DIERGENEESMIDDELEN;
en hoe zit het met de registratie?

Vele personen houden zich vanuit een
bepaalde professionele achtergrond be-
zig met de advisering van de toepassing
van diergeneesmiddelen. In principe
wordt van al die personen verwacht dat
zij dat doen binnen de wettelijke kaders.
Er moet dan uiteraard in de eerste plaats
gedacht worden aan de Diergenees-
middelenwet.

Diergeneesmiddelen mogen uitsluitend
worden toegepast in overeenstemming
met deze wet. In beginsel is alles wat
niet uitdmkkelijk is toegelaten verbo-
den. Nu kent de Diergeneesmiddelen-
wet enkele uitzonderingen. Zo bestaat er
onder andere de mogelijkheid om bin-
nen zeer nauw omschreven voorwaar-
den bij dieren geneesmiddelen toe te
passen die niet geregistreerd zijn. Er
moet dan wel aan een groot aantal \'zorg-
vuldigheidscriteria\' worden voldaan.

Medewerkers van veterinair-farma-
ceutische bedrijven die lid zijn van de
FIDIN dienen zich bij het adviseren van
(toepassingen van) diergeneesmiddelen
altijd te houden aan de Diergenees-
middelenwet. Niet alleen omdat de wet
dat vereist, maar ook omdat dit nog eens
een keer extra geregeld is in de \'Code
voor de Aanprijzing van Veterinaire
Produkten\' (deze kan worden aange-
vraagd bij het FIDIN-secretariaat).
Iedere aanprijzing, dus ook mondeling,
kan aan deze Code getoetst worden.

Binnen \'de industrie\' is dit aspect dus
helder geregeld.

Maar hoe zit dat elders? Het is bekend,
dat de Faculteit der Diergeneeskunde
op het gebied van de toepassing van
diergeneesmiddelen een \'status aparte\'
heeft. Dit is logisch, want anders zou
men er nooit adequaat om kunnen gaan
met (relatief) weinig voorkomende die-
ren (\'minor species\') of met (relatieO
weinig voorkomende aandoeningen
(\'minor indications\').
Soms wordt echter de indmk gewekt
dat medewerkers van de Faculteit der
Diergeneeskunde zich te weinig be-
wust zijn dat praktici onder andere om-
standigheden werkzaam zijn.
Als voorbeeld noemen wij de beant-
woording van een vraag uit de praktijk
in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 maart 1996 door prof dr.
L.J. Hellebrekers. Daarbij wordt een
aantal middelen geadviseerd die niet
geregistreerd zijn als diergeneesmiddel
terwijl er geregistreerde altematieven
beschikbaar zijn. Daamaast wordt er
geen aandacht besteed aan voor anest-
hesie van honden geregistreerde mid-
delen.

In dit soort zaken dient de vraag gesteld
te worden \'hoe gaat de prakticus hier-
mee om?\' Indien het gebmik van de ge-
noemde niet-geregistreerde middelen
op wetenschappelijke gronden noodza-
kelijk geacht wordt, dient in een derge-
lijk advies nadmkkelijk melding ge-
maakt te worden van het feit dat het
hier niet-geregistreerde middelen dan-
wel niet-geregistreerd gebmik betreft.
Indien men vanuit de Faculteit der
Diergeneeskunde adviezen geeft op het
gebied van (de toepassing van) dierge-
neesmiddelen, is het aan te bevelen dat
men deze adviezen Iaat toetsen door de
Apotheek van diezelfde Faculteit, die
beschikt over een geautomatiseerde
data-bank (VGR) die maandelijks
wordt gemuteerd en derhalve in hoge
mate actueel is.

Voor de FIDIN is het niet acceptabel
indien er een situatie ontstaat waarbij
als gevolg van adviezen vanuit onder
andere de Faculteit der Dier-
geneeskunde, in \'het veld\' de indmk
zou ontstaan dat het registreren van
diergeneesmiddelen slechts een onbe-
duidende bijzaak is en dat het aspect
\'geregistreerd\' of \'niet-geregistreerd\'
geen criterium kan zijn voor de midde-
lenkeuze. De FIDIN zal bij het Bestuur
van de Faculteit der Diergeneeskunde
aandacht vragen voor deze problema-
tiek cn het adviseren van niet-geregis-
treerde middelen en/of niet-geregis-
treerd gebmik kritisch blijven volgen.

Namens de FIDIN

De Veterinaire Advies Raad

-ocr page 247-

Het ID-DLO doet, als enige organisa-
tie in Nederland, sinds 1991 onderzoek
naar de ziekte BSE bij runderen (gekke
koeien ziekte) en de vergelijkbare
ziekte scrapie bij schapen. Dit onder-
zoek richt zich vooral op de factoren
die een rol kunnen spelen bij het even-
tueel optreden van BSE in Nederland.
Daarnaast wordt onderzoek gedaan
naar de diagnostiek van BSE en scra-
pie.

Begin jaren \'90 is geïnventariseerd
hoe vaak scrapie in Nederland voor-
komt. Uit dit onderzoek bleek dat on-
geveer 6% van de schapenhouders de
ziekte wel eens op zijn bedrijf had ge-
zien. Op deze bedrijven kregen jaar-
lijks 1 op de 100 ooien scrapie. Op de
totale onderzochte populatie was dit 1
op de 1000.

Vervolgens hebben ID-DLO-onder-
zoekers bekeken in hoeverre geneti-
sche factoren van invloed zijn op de
gevoeligheid van schapen voor scra-
pie. Gebleken is dat schapen met een
bepaalde genetische achtergrond in-
derdaad gevoeliger zijn voor scrapie
dan schapen van hetzelfde ras, maar
met een andere genetische achter-
grond.

Op dit moment wordt onderzocht in
hoeverre de in Nederland gebruikte
destructieprocedés zorgen voor vol-
doende afdoding van de ziekteverwek-
kers van BSE en scrapie. Dit onder-
zoek is gestart in 1992, maar de
resultaten zullen nog enkele jaren op
zich laten wachten.

Het ID-DLO heeft een verbeterde dia-
gnostische test voor het vaststellen van
BSE en scrapie ontwikkeld. De tot
voor kort gebruikte methode geeft na-
melijk in uitzonderingsgevallen een
dubieus resultaat. De op het ID-DLO
ontwikkelde methode zal in de toe-
komst naast de oude methode ingezet
gaan worden voor de diagnostiek van
scrapie en BSE.

ID-DLO ONDERZOEKT BSE EN SCRAPIE

Een nadeel van de huidige diagnosti-
sche tests om BSE en scrapie vast te
stellen is dat het uitsluitend bij reeds
overleden dieren toegepast kan wor-
den omdat de hersenen gebruikt wor-
den voor dit onderzoek. Het ID-DLO
is daarom gaan onderzoeken in hoe-
verre het mogelijk is om de diagnose al
te stellen op het moment dat de dieren
nog geen uitwendige verschijnselen
van deze ziekte vertonen, maar al wel
geïnfecteerd zijn met verwekkers van
de ziekte. Binnenkort worden voorlo-
pige resultaten van dit onderzoek ver-
wacht. Een dergelijke methode zou
overigens vooral in de Engelse situatie
van dit moment grote betekenis kun-
nen hebben.

WEEK VAN HET HUISDIER: \'EEN LEVEN LANG MAATJES\'

Van 20 tot en met 25 mei 1996 zal voor
de tweede maal de Week van het
Huisdier worden gehouden. De aan-
dacht van het publiek wordt gevestigd
op de miljoenen huisdieren die in
Nederiand leven en op de betekenis van
deze huisdieren voor de mens. Daarbij
gaat het erom te bevorderen dat mensen
op een verantwoorde manier een huis-
dier aanschaffen, houden, verzorgen en

DDE MEE,

vraag nu het campagnepakket aan!

Evenals vorig jaar fieeft fiet Voorlichtingsbureau Huisdieren een cannpag-
nepakket ontwikkeld met tal van tips en ideeën voor da Week van het
Huisdier. Doe mee en gebruik het promotiemateriaal in uw praktijk. Laat
daarbij steeds het thema \'Een leven lang maatjes\' centraal staan. In het
campagnepakket treft u aan:

achtergrondinformatie; een standaard advertentie; een gebruiksklaar
persbericht; huisdier tip van de maand; afbeeldingen van fiet logo;
actieposter en buttons

Het campagnepakket is gratis verkrijgbaar bij het Voorlichtingsbureau
Huisdieren. Twijfel niet en doe als uw collega\'s en stuur nu de bestelkaart
in die los bij dit nummer is gevoegd.

voeden. Ook dierenartsen wordt op-
nieuw gevraagd hun bijdrage te leveren.

De Week van het Huisdier heeft in
1996 als thema: \'Een leven lang maat-
jes\'. Dit thema geeft precies aan waar
het allemaal om gaat: het belang van
een goede relatie mens - dier en de be-
vordering van verantwoord huisdier-
bezit.

175 jaar DON

Het officiële startsein van de \'Week van
het Huisdier\' zal gegeven worden op za-
terdag 18 mei in de Veemarkthallen in
Utrecht. De start valt samen met de pu-
blieksdag \'Over Dieren en Mensen\'.
Deze dag wordt georganiseerd in het ka-
der van 175 jaar Diergeneeskundig
Onderwijs in Nederiand (175 jaar DON)
door de Faculteit der Diergeneeskunde
van de Universiteit Utrecht, het Voor-
lichtingsbureau Huisdieren, de Stich-
ting Gezelschapsdieren en de Praktijk-
opleidingen Dieriijke Sectoren.

Het doel van deze dag is om aan het
publiek te tonen welke rol dieren in het
leven van mensen spelen en hoeveel
plezier mensen beleven aan het hou-
den van alle mogelijke soorten dieren.
De inhoud van deze publieksdag sluit
dus goed aan op het thema van de
Week van het Huisdier.
Tijdens een populair-wetenschappe-
lijk congres dat ook op 18 mei in het
Veemarktcomplex wordt gehouden
zullen diverse gerenommeerde spre-
kers ingaan op de relatie mens - dier.

Activiteiten dierenartsen

Tijdens de Week van het Huisdier zal
voor de relatie tussen mensen en hun

-ocr page 248-

* ■ ■ f»

huisdieren bij veel gelegenheden aan-
dacht gevraagd worden. Ook maat-
schappelijke en beroepsorganisaties,
waaronder KNMvD, worden gestimu-
leerd om actief deel te nemen aan de
activiteiten tijdens de week en rond het
thema. Aan dierenartsen in Nederland
wordt gevraagd een bijdrage aan de
Week van het Huisdier te leveren door
het houden van open dagen in de prak-
tijk, het houden van voordrachten op
scholen of huisdierkeuringen, bijvoor-
beeld in samenwerking met de plaatse-
lijke dierenspeciaalzaak.

Andere activiteiten

Scholen in Nederiand worden opge-
roepen om de leerlingen te laten deel-
nemen aan de landelijke opstel- en te-
kenwedstrijd. Een deskundige jury zal
de inzendingen beoordelen en daarbij

MEDEDELINGEN RW

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 12 febmari tot en met 24 maart
1996 de volgende gevallen van be-
smettelijke dierziekten, waarvan aan-
gifte verplicht is, voor:

Rotkreupel:

Totaal één geval in Friesland.

natuuriijk rekening houden met de in-
vulling van het thema \'Een leven lang
maatjes\' en met de leeftijd van de in-
zender.

Ook aan hondentrimsalons, dierenpen-
sions, dierenspeciaalzaken, kinder-
boerderijen en liefhebberijverenigin-
gen wordt gevraagd om in de Week
zelf activiteiten te ontplooien op basis
van het gratis campagnepakket. De-
gene die de meest doeltreffende, de ori-
gineelste of meest publiekstrekkende
activiteit heeft georganiseerd, kan in
aanmerking komen voor de Week van
het Huisdier Award die na afloop van
de Week door het Vooriichtingsbureau
Huisdieren wordt uitgereikt. Tevens
wordt er een etalagewedstrijd voor DI-
BEVO dierenspeciaalzaken georgani-
seerd.

SCANNEN NIET
PROBLEEMLOOS!

Dierenartsen die problemen hebben
met echo-apparatuur van Medical
Systems Benelux en Medical Systems
Duitsland worden verzocht contact op
te nemen met Dierenkliniek \'t Resveld
Nederweert (0495-632957).

Ook dierenartsen die naar aanleiding
van de brief van febmari 1996 van plan
zijn deze apparatuur aan te schaffen
kunnen dit doen. Gezamenlijk zijn de
problemen mogelijk aan te pakken.

L.O. Scholma

Voorlichtingsbureau Huisdieren

Organisator van de Week van het Huis-
dier is het Voorlichtingsbureau Huis-
dieren (VBH). In het Vooriichtings-
bureau Huisdieren zijn drie orga-
nisaties vertegenwoordigd: de Stichting
voor Gezelschapsdieren, DIBE VO (die-
renspeciaalzaken) en de Vereniging van
Fabrikanten en Importeurs van voedsel
voor gezelschapsdieren (VKH). Het
Voorlichtingsbureau Huisdieren is niet
alleen voor de Week van het Huisdier
actief maar vestigt regelmatig de aan-
dacht op het onderwerp huisdieren. Dit
zal onder andere gebeuren door een
\'Huisdier Tip van de Maand\' en persar-
tikelen in diverse huis-aan-huis bladen.

Voor meer informatie: Voorlichtings-
bureau Huisdieren, Postbus 583, 3 770
AN Barneveld

TOERTOCHT
VETERINAIRE
MOTORCLUB

Op 5 mei 1996 organiseert de
Veterinaire Motorclub weer de ve-
terinaire 5-mei-toertocht.

Inlichtingen: Maarten Vente en/of
Bernard Pieter Valkenburg.

28TH INTERNATIONAL CONGRESS ON THE HISTORY OF
VETERINARY MEDICINE TE WENEN

Congressen en cüpsussen

Het jaarlijkse congres van de World
Association for the History of
Veterinary Medicine (WAHVM) zal
gehouden worden van 16-20 oktober
1996 in de nieuwgebouwde Veteri-
närmedizinische Universität Wien,
Josef Baumanngasse 1, 1210 Wenen.

De hoofdthema\'s zijn:

1. De bijdragen die de diergenees-
kunde heeft geleverd tot de sociaal-
economische ontwikkeling in de ver-
schillende landen.

2. De hinderpalen die de diergenees-
kunde in haar ontwikkelingsgeschie-
denis in de weg stonden bij de uitgroei
tot een volwaardige discipline.

Inschrijfformulieren kunnen worden
aangevraagd bij het secretariaat van
het Veterinair Historisch Genoot-
schap, p/a Bibliotheek Diergenees-
kunde Postbus 80159, 3508 TD
Utrecht.

-ocr page 249-

Deze cursus werd in december 1995
gegeven en door een 16-tal dierenart-
sen gevolgd, buiten de presentatoren
en een aantal andere belangstellenden.
Prof. dr. Ludo Hellebrekers opende de
dag met te stellen dat het de bedoeling is
om de toxicologie \'naar de praktijk\' te
brengen. Gezien de respons van de
deelnemers na afloop is dit zeker ge-
slaagd: op een schaal van 1 - 4 kreeg de
cursus een mime 3 voor wat betreft in-
houd en bmikbaarheid voor de praktijk.

Over twee dagdelen verspreid werden
er door de inleiders vele aspecten
rondom vergiftigingen gepresenteerd.
Een korte greep uit de behandelde on-
derwerpen:

- Problemen rond de diagnosestelling.

>1 ■ Vi

en welke elementen daar een rol bij
spelen, en het nemen van maatrege-
len bij een (vermoeden van) vergifti-
gingen.

Veterinaire bestrijdingsmiddelen en
hun toxiciteits-profielen.
Vergiftigingen met warfarin, ratte-
gif, de diagnosestelling en therapie.
Intoxicaties door diergeneesmidde-
len en de daarbij relevante factoren.
Planten en huishoudmiddelen als
giftige susbstanties voor huisdieren.
Intoxicaties bij bijzondere dieren:
zeer divers.

Intoxicaties door anaesthetica waar-
bij elke anaesthesie eigenlijk bezien
dient te worden als een \'geleide toxi-
catie\'.

Klinische toxicologie: de diagnose

ÉÊÊÊi

PAO-CURSUS KLINISCHE TOXICOLOGIE GEZELSCHAPS-
DIEREN

en anamnese, eerste hulp en verdere
therapie.

- Het NVIC als \'informatiebron\' en de
rol van het BBD als \'meldpunt\' van
vergiftigingen.

Het voert te ver om in dit bestek nader
op de inhoud van de diverse inleidin-
gen in te gaan. Wel geeft bovenstaand
overzicht aan dat de problematiek
breed en zowel vanuit de theorie als
praktijk aan de orde kwam. ook wordt
de syllabus als een waardevol naslag-
werk gezien.

De reacties na afloop rechtvaardigen
een herhaling van deze cursus.

A. Kamphuis

VETERINAIR-HISTORISCH SYMPOSIUM

In het kader van de viering van 175
jaar Diergeneeskundig Onderwijs in
Nederiand (175 DON) organiseert het
Veterinair Historisch Genootschap een
internationaal symposium.
Dit zal worden gehouden op 8 mei 1996
in het Hoofdgebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde, Yalelaan 1,

Utrecht (collegezaal C102).

Alle belangstellenden zijn welkom.

Indien men wenst te lunchen, is op-
gave vóór 3 mei 1996 noodzakelijk.
Dit kan schriftelijk via het secretari-
aatsadres van het VHG of telefonisch:
030-2284075 (secretaris);
070-3276950 (penningmeester).

Thema van het symposium:

\'The origin of veterinary schools in

Europe - a comparative view\'.

Programma:

10.00 uur Ontvangst met koffie

10.30 uur Opening door drs. J.G.F. Veldhuis, voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht

10.40 uur Prof Michel Lapras (Lyon): \'Lyon, craddle of veterinary education and veterinary science in France\'

11.10 uur Prof Attilio Corradi (Parma): \'Cultural roots and socio-political climate of the Italian veterinary schools from

their origin (1769) to the Italian unification (1861)\'
11.40 uur Dr. Ivan Katie (Kopenhagen): \'Foundation of the Danish veterinary school in Copenhagen in 1773 and short his-
tory of its development up to 1858\'
12.10 uur Prof Stanislav K. Rudik (Kiev): \'The origin of veterinary education in Ukraine\'

12.30 uur Opening van de tentoonstelling, ingericht ter gelegenheid van 175 jaar DON door mevrouw dr. B.E. van Vucht
Tijssen, lid van het College van Bestuur, UU
Aperitief
13.15 uur Lunch

14.15 uur Dr. Martin Brumme (Beriijn): \'The emergence of establishments for veterinary education in the German langu-
age area - a preliminary typographic study\'
14.45 uur Prof Maria Castaiïo Rosada (Madrid): \'The beginnings of veterinary schools in Spain\'
15.15 uur Thee

15.45 uur Drs. August Mathijsen (Bilthoven): \'The incubation period and the foundation of the Utrecht veterinary school\'
16.15 uur Dr. Paul Leeflang (Alphen aan de Rijn): \'Summing up and introduction to the discussion\'
16.30 uur General discussion.

De organisatie van dit symposium wordt mede mogelijk gemaakt door Janssen-CHag b. v., Tilburg.

-ocr page 250-

r ¥k

ZATERDAG 1 JUNI 1996 -125 JAAR ZUID

Ruisende palmen, Caribische klanken,
witte stranden, blote buiken en exoti-
sche buffetten.

Ziehier het decor van het lus-
trumfeest van het 125-jarig bestaan
van de Afdelingen Noord-Brabant en
Limburg.

Zaterdag 1 juni 1996 is het dan zo-
ver! Met een exotisch welkomst-
drankje, omlijst met Latijns-Ameri-
kaanse klanken, heet de commissie \'CASA VERDE\' u
welkom op de Bel-etage van het kasteel van de Kas-
teeltuinen te Arcen. Na deze sfeervolle ontvangst en een
eerste weerzien met uw jaargenoten en andere bekenden,
wandelen de feestgangers door de roemruchte tuinen van
het kasteel naar de Casa Verde, een tropische binnentuin
vol prachtige flora en op deze avond omgetoverd tot de
Malediven van Noord-Limburg.

Bij binnenkomst klinken reeds Caribische klanken en
stilstaan valt u steeds moeilijker. Het orkest speelt vrolijk
door en u gaat met uw partner op ontdek-
kingsreis langs wuivende palmen, 2000
jaar oude olijfbomen en bloeiende ole-
anders, via geheimzinnige paadjes be-
reikt u de schiettent Paco el Loco, het ca-
sino en het uitgebreide Zuid-Amerikaanse
buffet.

Om even op verhaal te komen kunt u ge-
nieten van de Zuid-Amerikaanse dans-
groep Pasarela Tropical, of gezellig bijpraten aan een van
de bars. Samba, Merengue, Lambada, en La Courcaracha
zullen uw arthrotische heupen laten kraken.
Krijgt u al zin? Wij wel! Tot ziens in Acren.

Commissie \'Casa Verde\'
IV. van den Ekker, Oss
P. Geuts, Venlo
F. van Os, Heerlen
A. Steentjes, Someren
P. Weijens, Mill

^ MSD AGVET

lALLINCKRODT
I VETERINARY

^aur

SOLVAY DUPHAR
ANIMAL HEALTH

®

0 janssen cilagbv Qntervgp Hoechst E ^Mycofarm mmm

Upjohn

Boehringer
Ingelheim \' \' - "

Bayer

LEO

PoWbu« B037 1602 KA AfkmM\'

PEERDEPIETEN
1996

Natuuriijk is Koninginnedag voor elke
Nederiander een bijzondere dag. Voor
veterinair Nederiand is dit echter elk
jaar een zeer exceptionele dag. Deze 30
april is namelijk voor hen al sinds jaar en
dag verbonden aan het beroemde
PEERDEPIETEN, dat de Diergenees-
kundige Studenten Kring in samenwer-
king met de Paardesport Stichting
Hilversum organiseert. Het gebeuren
speelt zich af op de drafbaan in Hil-
versum, traditiegetrouw in de Engelse
Ascot-style. Hierbij zijn de dames ge-
tooid met een hoed vol fhiit en gehuld in
een bloemetjesjurk, de heren dragen
deze dag een jacquet. Op de baan wor-
den een paar zeer interessante koersen
verreden, waarvan de Peerdepieten-
koers waarschijnlijk wel het hoogtepunt
is, zeker voor de veterinaire bezoekers.
Aan deze koers nemen tien veterinaire
studenten deel die in de voorgaande drie
maanden intensief getraind hebben bij
professionele trainers. De winnaar van
deze koers mag zich dan Peerdepiet res-
pectievelijk Peerdepetra van het jaar
noemen. Behalve deze Peerdepieten-
koers worden nog elf andere ritten gere-
den welke worden afgewisseld met pau-
zeprogramma\'s. Deze zijn ook dit jaar
weer zeer spectaculair en zeker de
moeite waard. Er zullen onder andere
drie vierspannen een spannende show
geven en er worden twee demonstraties
gegeven. Ook de intocht op het Draf-
centrum is zeer de moeite waard. Dit
wordt weer een bonte verzameling van
Landauers, een Jan Plezier, een stel
mini\'s en verder de meest uiteenlopende
vehikels waarin alle clubjes die de dier-
geneeskundige faculteit rijk is, zich pre-
senteren. Het geheel wordt omlijst door
muziek van de Veterinaire Blaaskapel.
Al met al een zeer gevarieerd pro-
gramma voor jong en oud dat zeker de
moeite waard is om eens te komen be-
zichtigen. Tot slot nog even kort de be-
langrijkste punten:

Peerdepieten 1996, 30 april, Konin-
ginnedag op het Drafcentrum in Hil-
versum. Aanvang 12.30 uur, einde
17.30 uur.

-ocr page 251-

De \'Vooijaarsdagen\' staan weer voor
de deur! Om het geheugen op te frissen
worden enkele punten uit het weten-
schappelijk programma extra belicht.

Uw endocrinologische kennis kan aan-
gevuld worden bij de lezingen van dr.
Nelson waarin hij uitgebreid hyperad-
renocorticisme, hypothyreoidie en dia-
betes mellitus bespreekt.

In de gezelschapsdierenpraktijk heeft
u veel te maken met emoties van pa-
tiënteigenaren, met name na overlijden
van de patiënt. Het begrijpen en om-
gaan met deze emoties is een onder-
werp dat steeds meer in de belangstel-
ling komt te staan.

Dr. Short-DeGraff en dr. Butler zijn
experts op dit gebied en zullen u er
meer over vertellen!

Goede kennis van de epidemiologie en
de bestrijding van vlooien is in de
praktijk zeer relevant om uw cliënten
goed te kunnen voorlichten. Dr.
Dryden behandeh in zijn lezing de
laatste ontwikkelingen.

Enkele lezingen zullen in het Nederland
gehouden worden. Dr. Venker zal uit-
voerig de scopiëring van de voorste
luchtwegen behandelen en dr. Helle-
brekers toont de laatste ontwikkelingen
in de injiceerbare anaesthetica en het
nut en de techniek van het beademen.

Dr. Lumeij zal de algemene ziekten en
therapieën bij postduiven bespreken.

Het maagdarmkanaal zal uitvoerig be-
sproken worden: dr. Overduin zal de
internistische kennis met betrekking
tot braken en diarree aanvullen, dr.
Dehoff zal de gastro-intestinale chimr-
gie bespreken.

Tijdens de Pree Communications zul-
len specialisten in opleiding uit ver-
schillende landen strijden om de
Waltham Residents Award en zal de
student met het beste referaat de
Waltham Award uitgereikt krijgen!

•I ■ «t

VOORJAARSDAGEN 26, 27 EN 28 APRIL 1996

De diagnostische waarde van cytolo-
gie is evident, deze methode kan in ie-
dere praktijk uitgevoerd worden. Na
het volgen van de lezingen van dr.
Meyer kunt u uw opgedane kennis in
de praktijk toepassen!

Dit is slechts een fractie, het programma,
bestaande uit lezingen, seminars en in-
teractieve sessies bevat onder andere ook
onderwerpen als radiologie, endopara-
sieten, chirurgie, urologie en orthopedie.

De tijd om vooraf in te schrijven is nog
maar kort. U kunt zich natuuriijk ook
aan de congresbalie laten registreren,
echter dan loopt u wel de kans dat er
seminars vol zijn!

Voor meer informatie over de \'Voor-
jaarsdagen \' kunt u terecht bij het secre-
tariaat, ten aanzien van Jolanda
Antonie. Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, tel: 030-2510111, fax: 030-
2511787.

OPTIMMUNE®-CANIS OOGZALF

Schering-Plough B.V. introduceert
Optimmune®-canis oogzalf (REG. NL
8631 UDA).

Optimmune-canis bevat cyclosporine,
een oligopeptide met lacrimomimeti-
sche en anti-inflammatoire werking. De
zalf bestrijdt de oorzaak van chronische
idiopatische keratoconjunctivitis sicca
(KCS), een auto-immune aantasting van
de traanklieren bij honden. Het herstelt
de natuuriijk traansecretie en bevordert
de genezing van de comeale en conjunc-
tival letsels ten gevolge van KCS.
Optimmune-canis wordt twee maal per
dag toegediend. Meer informatie is ver-
krijgbaar bij Schering-Plough B.V.,
Animal Health Division, Postbus 70,
1180 AB Amstelveen. Telefoon 020 -
6470198. Fax 0032-2-3769986.

MICROBIOLOGIE

O

Besonnungsanlagen in der Fres-
sererzeugung.

H. Strobel Der Prakt Tierarzt 1994: 75:
229-31.

Referaten

Omdat mestkalveren als regel bij
kunstlicht worden gehuisvest werd na-
gegaan of infrarode en ultraviolette be-
straling de groei en de algemene ge-
zondheidstoestand zou bevorderen. Er
werden proeven gedaan op twee kal-
veropfokbedrijven met dieren beho-
rende tot het Duitse \'Fleckvieh\'.
Groepen kalveren bestaande uit acht
dieren werden blootgesteld aan de be-
straling óf 2 X 10 minuten óf 2 x 20 mi-
nuten óf 2
X 40 minuten per dag gedu-
rende 71-94 dagen. Het individuele
gewicht lag tussen 71-100 kg. De
hoogtezonlampen met een vermogen
van 4,8 kW werden 1 meter boven de
dieren aangebracht. Controlegroepen
bestonden uit hetzelfde aantal dieren
van hetzelfde gewicht. Dieren uit de
proefgroepen groeiden 50-100 g per
dag meer dan dieren uit de controle-
groepen. Ziekteverschijnselen werden
niet waargenomen. Geconcludeerd
wordt dat het houden van mestkalve-
ren onder kunstlicht minder goed is.

Dr. J.P.W.M. Akkermans

-ocr page 252-

Onderstaand treft u een aankondiging
aan van de cursus
Analyse van her-
haalde waarnemingen in de veteri-
naire epidemiologie.
Daamaast, van-
uit het Project Veterinaire Apotheek
een warm pleidooi voor de cursus
Apotheek voor assistenten in de die-
renartsenpraktijk.
Ais laatste maken
wij u graag nogmaals attent op de her-
halingscursus
GVP-Formularium
Paard.
Opgave voor alle genoemde
cursussen (en de cursussen welke niet
hieronder zijn opgenomen, maar wel
in onze brochure staan) via telefoon
(030) 2517374 of fax (030) 2516490.

Analyse van herhaalde waarnemin-
gen in de veterinaire epidemiologie,

4 - 7 juni 1996, Universiteit Utrecht.

Herhaalde waarnemingen komen veel
voor in veldstudies en experimentele
studies. Met name in epidemiologi-
sche studies is dit een veelvuldig voor-
komend gegeven. Dergelijke studies
vereisen een analyse die gebruik
maakt van het specifieke karakter van
deze gegevens. Er bestaat veelal een
sterke correlatie tussen waarnemingen
aan hetzelfde dier in de tijd. Dit geldt
bijvoorbeeld voor de melkproduktie
van een koe die meermalen in dezelfde
lactatie wordt gemeten, maar ook bij-
voorbeeld voor de infectiestatus van
een uier, de serologische status van het
dier of de klinische waarnemingen aan
het dier.

De cursus zal ingaan op de meest ge-
bruikte analysemethoden voor her-
haalde waarnemingen. De cursus zal
bestaan uit klassikaal onderwijs maar
ook voor een belangrijk deel uit prakti-
sche oefeningen met data en compu-
terprogramma\'s. Er zal vooral gebmik
gemaakt worden van het SAS-pro-
gramma. Van de cursist wordt een ba-
sale kennis van SAS verwacht en een
basale kennis van de statistiek. De cur-
sus is bedoeld voor dierenartsen met
een belangstelling voor epidemiologie
en data-analyse, een uitgebreide ken-
nis van matrix algebra en/of theoreti-
sche statistiek is niet vereist. De cursus
wordt in de Engelse taal gegeven. Op
de laatste cursusdag wordt tijd inge-
mimd voor presentatie van studies
door cursusdeelnemers.

■I ■ it

■Él

De cursus wordt gegeven door prof Y.
Grohn, Comell Universiteit, prof J.
McDermott, Universiteit van Guelph,
prof H. DeLuyker, Universiteit van
Gent en dr. Y.H. Schukken, Uni-
versiteit van Utrecht. Voor meer infor-
matie kunt u terecht bij dr. Y.H.
Schukken, Yalelaan 7, 3584 CL
Utrecht, tel. (030) 2531092, fax. (030)
2521887.

De kosten van de cursus bedragen
ƒ 750,-, dit is inclusief lunches, cur-
susdiner en cursusmateriaal, maar ex-
clusief overnachtingen.

Apotheek voor assistenten in de die-
renartsenpraktijk
(96/801), donder-
dag 30 en vrijdag 31 mei 1996 (2 hele
dagen inclusief overnachting) te Zeist,
ƒ 945,- (inclusief overnachting).

Op 30 en 31 mei 1996 wordt in samen-
werking met het Project Veterinaire
Apotheek voor de vierde keer de
Apotheekcursus voor dierenartsassis-
tenten georganiseerd. De drie voor-
gaande cursussen zijn met zeer veel
enthousiasme ontvangen door de cur-
sisten en de dierenartsenpraktijken
waar zij werkten. Onderwerpen die bij
de cursus aan bod komen zijn apo-
theekinrichting, regelgeving, werkin-
stmcties, geneesmiddelenkennis, ver-
pakken en etiketteren. Tijdens de
cursus wordt veel mimte gelaten voor
discussie en het stellen van vragen.
Het effect van de cursus is in de dieren-
artspraktijken vrijwel direkt zichtbaar.
De cursisten zijn na de cursus zeer ge-
motiveerd om orde op zaken te gaan
stellen in de apotheek.
Voor deze cursus zijn nog plaatsen be-
schikbaar.

Hieronder volgt de cursusaankondi-
ging zoals opgenomen in onze bro-
chure.

Positie van de cursus:
Ondersteuning van de prakticus die de
cursus Veterinaire Apotheek I reeds
heeft gevolgd en in praktijk aan het
brengen is, ter (bij)scholing van prak-
tijkmedewerkers die hem/haar daarbij
terzijde staan.

Deze cursus past in de stmcturele aan-
pak van de KNMvD en de Faculteit der
Diergeneeskunde ter bevordering van
de kwaliteit in het veterinair farmaceu-
tisch handelen in de dierenartsenprak-
tijk.

Onderwerpen:

Plaats van het geneesmiddel in de dier-
geneeskunde en rol van de dierenarts
in de diergeneesmiddelendistributie.
De gang van het geneesmiddel: van
onderzoeksidee en ontwikkeling/pro-
duktie naar de veehouder/eigenaar.
Soorten geneesmiddelen, toedienings-
vormen, verschillen en overeenkom-
sten, regelgeving (onder andere Dier-
geneesmiddelenwet, Wet Uitoefening
Diergeneeskunde, regelgeving ten
aanzien van opiaten), kanalisatie en re-
gistratie, milieu-eisen en afvalverwer-
king.

Hoe ga je om met geneesmiddelen: in-
koop, opslag, controle, administratie,
verkoop, etikettering, bewaarcondities
en houdbaarheid.

Praktijkoefeningen a.o. magistrale re-
ceptuur, etikettering, bestellen en ont-
vangen van diergeneesmiddelen.
Tijdens de cursus zullen de cursisten
actief worden betrokken bij eikaars
praktijkervaring om zo van elkaar te
leren.

GVP - Formularium Paard,

(96/504), donderdag 2 (aanvang 13.00
uur) en vrijdag 3 mei 1996 (sluiting
15.30 uur), ƒ 945,— (inclusief over-
nachting) te Zeist.

In deze cursus komt de nadmk te lig-
gen op de hedendaagse problematiek
ten aanzien van het medicamenteus
behandelen van paarden. Hierbij zul-
len niet alleen antibiotica, maar ook
andere van belang zijnde (dier)genees-
middelen worden besproken.

Op de eerste dag wordt \'s middags
aandacht geschonken aan de theoreti-
sche achtergronden terwijl \'s avonds
de visie van de deelnemers wordt ge-
vraagd op een aantal casuistieken. Op
de tweede dag wordt begonnen met de
stand van zaken te geven op het gebied
van de voor het paard geregistreerde
diergeneesmiddelen. Vervolgens zul-
len praktische aspecten van de ver-
schillende keuzemogelijkheden wor-
den besproken aan de hand van de
verschillende orgaansystemen. Tot
slot worden de wettelijke aspecten nog
belicht.

De cursusleiders zijn prof dr.
A.S.J.P.A.M. van Miert en dr. M.M.
Sloet van Oldmitenborgh-Oosterbaan.

-ocr page 253-

im I m

De \'ouwe Eik\' is niet meer.
Deze symboliek van Albert Jan Eikel-
boom is kenmerkend, omdat hij fier en
trots de stormen des levens als een
oude eik heeft doorstaan.

Ruim een jaar geleden was de gehele
familie nog aanwezig op de Giet-
hoornse plassen om zijn 90ste verjaar-
dag te vieren en in het beroemde café
uit de film Fanfare werd de verjaar-
dagstaart aangesneden. Hij genoot
zichtbaar van dit alles en dankbaar
was hij dat hij een gezegende leeftijd
heeft mogen bereiken.

Albert Jan Eikelboom werd geboren
op 29 oktober 1904 te Welsum in de
gemeente Olst. Als zoon van een vee-
houder raakte hij bekend met het boe-
renbedrijf. Na de HBS in Zwolle te
hebben doorlopen, uitblinkend in de
exacte vakken, was zijn eerste inte-
resse om een opleiding in Delft te gaan
volgen. Gezien het slechte toekomst-
perspectief voor de Delftse ingenieurs
besloot hij diergeneeskunde te gaan
studeren.

Gedurende zijn hele leven is de sport
hem zeer dierbaar geweest. Hij blonk
uit in de kortebaanwedstrijden op de
schaats. Tevens was hij op de voetbal-
velden te vinden als de zeer snelle
linksbuiten. Als zoon van kerkelijke
ouders was het niet toegestaan om op
zondag te voetballen, maar op zater-
dag werd het rieten koffertje met voet-
balattributen onder de haag verstopt
om op zondag ongemerkt zijn spel te
kunnen spelen. Ook in Utrecht werd
naast de studie veel tijd besteed aan de
sport. Naast voetbal werd ook cricket
beoefend bij de club Kampong. Hij in-
teresseerde zich in het bijzonder voor
paarden, iets wat hem in de militaire
dienst als paardenarts goed van pas
kwam.

Hij trouwde in augustus 1936 met
Klazien Bosma, uit welk huwelijk een
dochter en een zoon werden geboren.
In datzelfde jaar vestigde hij zich in
zijn geboortestreek in de plaats
Hattem, alwaar in korte tijd een goede
praktijk werd opgebouwd. Menig
paard heeft hij uit de handen van de
bezetter weten te houden door het dier
kreupel te spuiten. Hij was mede-op-
richter van de landelijke rijvereniging
\'de Marleruiters\' en vele jaren is hij
bestuurslid geweest.

In memoriam

A.J. EIKELBOOM

Toen zijn kinderen gingen hockeyen,
richtte hij zijn aandacht op de hockey-
sport. Een veelvoud aan functies be-
kleedde hij tegelijkertijd en de hockey-
club Hattem mag zich gelukkig prijzen
een persoon als Eikelboom binnen zijn
gelederen te hebben gehad. Vakanties
werden niet genoten omdat de velden
moesten worden gesproeid en naast
zijn praktijkwerkzaamheden werd ie-
dere vrije minuut aan de hockeyclub
besteed.

Zijn beminnelijkheid en zijn vermogen
op intuïtieve wijze problemen prak-
tisch op te lossen, waren in het oog
springende karaktereigenschappen.
Dit maakte hem geliefd bij zijn cliën-
ten, zijn directe omgeving en niet in het
minst bij zijn hockeyclub. Hij was een
ware kindervriend en niet alleen de
opa van zijn kleinkinderen, maar van
zeer velen uit zijn directe omgeving.
Hij was tevreden met het zijne en dat
was zijn grootste en zekerste rijkdom.
Geen dure dingen of verre vakanties,
maar tevreden zijn in je eigen omge-
ving, dat was zijn parool.

In 1966 begon hij nog aan een volamb-
telijke baan in de vleeskeuring, welke
hij tot op zijn 68ste heeft volgehouden.
Zijn laatste jaren heeft hij mogen
doorbrengen in een aanleunwoning bij
de IJsselveste te Zwolle, vanwaar hij
een fraai uitzicht had op de rivier de
IJssel, langs welk gebied hij vele jaren
de praktijk heeft mogen uitoefenen.
In de zomer van 1995 namen zijn
krachten af, maar hij berustte in het
onvermijdelijke, zonder te klagen.
Op 15 september 1995 is hij overleden.
De herinnering aan een welbesteed le-
ven is blijvend.

D.H. Bronsink
J. Kuipers

-ocr page 254-

DAC TIMMERT VERDER AAN DE WEG

i:nmv[>>

De Diergeneesmiddelen Adviescom-
missie (DAC) van de KNMvD heeft
met haar
\'Aanvullende toetsingscrite-
ria voor diergeneesmiddelen toege-
past bij dieren voor merkvleesproduk-
tie\'
een weg geopend voor fabrikanten
om verkorting van de zogenaamde
Positieve Z,//5/-wachttermijnen aan te
vragen. De aanvragen worden aan de
hand van injectieplaatsonderzoek, dat
verricht moet zijn volgens een door de
DAC opgezet onderzoeksprotocol, be-
oordeeld door het RIKILT-DLO te
Wageningen. De DAC verwachtte
aanvankelijk een grote toestroom van
aanvragen, maar blijkbaar was de op-
zet bij de fabrikanten niet geheel dui-
delijk. Afgelopen zomer is op een -
overigens goedbezochte - hearing voor
de fabrikanten, de opzet nog eens on-
der de aandacht gebracht (zie Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde van 15
september 1995).

Wachttijd verkorting

De hearing had tot gevolg dat meer fa-
brikanten een aanvraag indienden. Des
te teleurstellender is het dan, dat tot nu
toe voor slechts vijf preparaten de
wachttermijn kon worden verkort.
Reden van dit tegenvallende resultaat
is dat menig injectieplaats-onderzoek
onvolledig is uitgevoerd. De DAC kan
helaas niet goed achterhalen wat hier-
van de oorzaak is.

DAC heeft probleem

Uitgangspunt van de DAC is het
voorkómen van spuitplekken aan de
slachtlijn. De beoordeling van het pro-
dukt vindt dan ook plaats op basis van
de maximale dosis die een maximaal
aantal keren is toegediend, zoals ver-
meld in de bijsluiter. Nu komt het voor
dat de fabrikant in de bijsluiter een la-
gere toepassingsfrequentie vermeldt
dan op basis van goede veterinaire
praktijkuitoefening verwacht mag
worden. Dat de werkzaamheid van het
produkt dan discutabel wordt, mag
duidelijk zijn. In extreme gevallen
wordt zelfs vermeld dat een OTC
slechts één keer toegepast mag wor-
den. De praktijk leert dat meermalen
gespoten moet worden voor een effec-
tieve behandeling.

De DAC stuit hiermee op een groot
probleem. Twee firma\'s vragen ver-
korting aan van de wachttermijn van
hun produkt. Het gaat hierbij om twee
identieke preparaten, produkt A en
produkt B. Produkt A heeft een reële
bijsluiter waarin staat dat het maxi-
maal vijf keer achtereen mag worden
toegepast. Voor Produkt B is het
maximale aantal keren toedienen één.
Wanneer de bijsluiter als uitgangs-
punt geldt, zal produkt B normaliter
met een kortere wachttermijn kunnen
volstaan. Gezien de kortere wachtter-
mijn zal produkt B onrechtmatig
voorkeur kunnen genieten. Vanwege
het feit dat éénmalige therapeutische
toediening van antibiotica onvol-
doende effectiviteit geeft en resisten-
tie bevordert, zal het produkt in de
praktijk vaker worden geïnjiceerd dan
de bijsluiter vermeldt. Hoe moet de
DAC hiermee omgaan? Uit dierge-
neeskundig oogpunt is immers het
eenmalig toedienen van antibiotica
ook therapeutisch bijna altijd als een
kunstfout te beschouwen.
Op verzoek van de DAC heeft het
Hoofdbestuur van de KNMvD er bij de
Commissie Registratie Diergenees-
middelen op aangedrongen een kader
te scheppen waarin de effectiviteit van
therapeutica mede gezien de voorge-
stelde dosering, toedieningsweg en
toepassingsfrequentie beter beoor-
deeld kunnen worden en de beschik-
kingsteksten zorgvuldiger geformu-
leerd.

Het verwijderen van produkten (zoals
het eerder genoemde \'B\') van de posi-
tieve lijst is niet aan te bevelen, daar de
lijst te beperkt dreigt te worden.

Samenstelling positieve lijst

De PVE heeft besloten dat voorlopig
geregistreerde middelen die eerder
door de minister zijn afgewezen en
waartegen beroep is aangetekend, niet
meer op de positieve lijst worden ver-
meld. De praktijk heeft geleerd dat
vrijwel géén preparaat een dergelijk
beroep wint. Met ingang van 1 juli
1995 zijn voor vleesvarkens alleen de
definitief geregistreerde middelen en
de middelen met een positieve be-
schikking voor varkens (maar waarvan
de fabrikanten wel in beroep zijn ge-
gaan), op de positieve lijst vermeld.

Voor zeugen en biggen geldt deze re-
geling vanaf 1 maart 1996.
De DAC onderstreept het besluit van
de PVE, om middelen die een nega-
tieve beschikking ontvingen en waar-
van de aanvragers daartegen in beroep
zijn gegaan, van de lijst te halen.

Toltrazuril (Baycox®)
Van diverse praktici is het verzoek
ontvangen om dit middel tegen cocci-
diose ook voor varkens geregistreerd
te krijgen. Baycox® is inmiddels gere-
gistreerd voor pluimvee. De DAC
heeft hierop contact gezocht met de fa-
brikant en aangedrongen op een spoe-
dige registratie voor deze diercatego-
rie. Soms liet een prakticus zelfs weten
dat Baycox® het enige middel was, dat
in een bepaalde situatie werkzaam
was. Rechtvaardigt dit off-label-use?
Off-label-use dient volgens de wet ge-
meld te worden bij het ministerie.
Aangezien vrijwel niemand dit doet,
bestaat bij het ministerie de indmk dat
er geen problemen zijn. De DAC wil
de praktici dan ook vragen zoveel mo-
gelijk melding te maken van off-label-
use van middelen, aan;

Bureau Bijwerkingen, collega drs.
A. Kamphuis
Postbus 10

6700 AA Wageningen
tel.:0317-475491
fax: 0317-423193

Spuitplekken

De DAC heeft vemomen dat aan de
slachtlijn nog nauwelijks spuitplekken
worden aangetroffen. Daarentegen
stuit men wel steeds vaker op afgebro-
ken aluminium naalden (disposables)
in de nek. Ook zou er wat extra aan-
dacht moeten zijn voor de spuittech-
niek van de veehouder. Dit aspect
wordt nogal eens vergeten. Enkele
diergeneesmiddelenfabrikanten stel-
len voorlichtings- en instmctiemateri-
aal ter beschikking van praktici, zodat
deze hun veehouders hierop nog eens
kunnen wijzen.

Heeft u zaken die u onder de aandacht
wilt brengen van de DAC, dan kunt u
hiertoe contact opnemen met het se-
cretariaat van de KNMvD (tel.: 030 -
251 01 11).

-ocr page 255-

UAiU

VOORJAARSDAGEN 1996

Wist u dat.... dit driedaagse congres dé gelegenheid is om de nieuwste inter-
nationale ontwikkelingen van de geneeskunde van de gezelschapsdieren te
volgen tegen relatief lage inschrijvingskosten.

Wist u dat.... door de vele simultane sessies de mogelijkheid bestaat een pro-
gramma samen te stellen toegespitst op uw individuele behoefte: een keur aan
onderwerpen, interactieve sessies, seminars en een practicum.

Wist u dat.... er zaterdag een mogelijkheid is om via een personal computer
met een nieuw dermatologisch computerprogramma te experimenteren en
waar u onder begeleiding van dr. Wisselink bij vijf casussen tot een diagnose
kunt komen.

Wist u dat.... dr. Holt zondagochtend de differentiële diagnose en de therapie
van prostaatproblemen en dysurie met u zal bespreken, \'s Middags gevolgd
door de incontinentie bij de hond en de kat: de pathofysiologie en medicatie
(medicamenteus versus chirurgisch) zullen uitvoerig behandeld worden.

Wist u dat.... in kleine discussiegroepjes onder leiding van dr. Roudebush
dermatologische en internistische casussen besproken zullen worden.

Wist u dat.... u als GGG-lid in aanmerking komt voor aantrekkelijke kortin-
gen op de toegangsprijs en dat u als GGG-superlid slechts de extra seminars
hoeft te betalen!

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 reeds voorra-
dig. De prijs bedraagt ƒ 30,— (inclusief
17,5% BTW).

Onderstaand treft u een overzicht aan
van de banden die eveneens nog voor-
radig zijn, met een daarbijbehorend
kostenoverzicht.

Banden 1995, 1994,1993, 1992:
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990:

niet meer voorradig.

Banden 1989:

niet meer voorradig.

Banden 1988:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het be-
treffende bedrag over te maken op
postrekening 511606 ten name van de
KNMvD, onder vermelding van \'Ban-
den\' en de jaargang.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien tek-
sten, die langer zijn dan één A4-tje op
bij voorkeureen 3,5 inch-diskette (5,25
inch is ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (andere ver-
sies zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde retums te
geven.

KNMVD-PUBLICATIE

■HET IN DIENST NEMEN VAN
PERSONEEL - DIERENARTS
IN LOONDIENST\'

De publicatie \'Het in dienst nemen van
personeel - Dierenarts in loondienst\'
1996 is toegestuurd aan alle dierenart-
sen-leden, die binnen de diergenees-
kunde werkzaam zijn. Uiteraard wordt
de publicatie op verzoek gaame toege-
stuurd aan de leden, die niet (meer)
werkzaam zijn. Mocht u de publicatie
willen ontvangen, dan kunt u contact op-
nemen met het Bureau van de KNMvD,
tel. 030-2510111, Yvonne Stufano.

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-05-1996

29-04-1996

01-06-1996

13-05-1996

15-06-1996

27-05-1996

01-07-1996

10-06-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 256-

u ALS CONGRESDEELNEMER HEEFT

• GRATIS TOEGANG •

tot de commerciële tentoonstelling welke gehouden wordt tijdens het
Voorjaarsdagencongres op 26, 27 en 28 april 1996 in het RAI-congrescentrum te Amsterdam.
Tijdens deze expositie, waaraan meer dan 50 toonaangevende firma\'s hun medewerking verlenen, is
het mogelijk om in ongedwongen sfeer nader kennis te maken met uw leveranciers die u graag
informeren over de NIEUWSTE ONTWIKKELINGEN op veterinair gebied. De tentoonstelling zal
op vrijdag, zaterdag en zondag gehouden worden. Gedurende deze dagen zullen onder andere
de volgende exposanten aanwezig zijn om u te ontvangen:

Aesculaap BV

Alfasan Diergeneesmiddelen BV
Animed/Virbac
Apharmo BV
AUV Dierenartsencoöper
BASS Utrecht BV
BDO

Boehringer Mannheir
Boekhandel Broese Kemink BV
Ciba Animal Health
Cook Veterinary Produc
Deltabron
Denkavit Nederland BV
Dynamic Medical & Veterinary Products BV
Faes Flightcases
Floris Veterinaire Produkten BV
Hill\'s Pet Nutrition
Holland Diervoeders BV/IAMS
Idexx

IMEX Veterinary Inc.
Instruvet BV
Janssen-Cilag BV
Kynotrain

Leo Pharmaceutical Products BV
Margery Import
Mallinckrodt Veterinary
Menarini Diagnostics Benelux NV

Micpoint BV

Mycofarm Nederland BV
Nemas BV

er Animal Health
Pharmacia en Upjohn Animal Health
Pie Medical Benelux BV

iône Mérieux BV
Robouw
Medische Techniek BV
Röntggn Controle Nederland
Royal Canin Nederland BV
Sanofi Santé
BV
Schering-Plough Animal Health
Solvay
Duphar Animal Health Benelux
Spillers Foods Nederland BV
J. van Straten Medische Techniek
Synapses IT

Tesink Veterinaire Produkten BV
VAB Zeewolde
Vetin-Aacofarma

Veterinair Laboratorium Nederland

Vétoquinol

VMD

VSM Geneesmiddelen BV
WAA

Waltham Veterinaire Service
Welzo Media Productions BV

-ocr page 257-

tiN-M-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Kersten, Mevr. B.E.J.; 1996; 3572 XP Utrecht;
Van Brakelstraat 1 A.

Scheijgrond, B.T.; 1996; 3581 KL Utrecht;
Burg. Reigerstraat 41.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het hoofdbestuur aangenomen:

Bevere, Mevr. l.E.M.J. de; Gent-1995; 5665 EE
Geldrop; Bosrand 97.

Bingley, Mevr. L.; 1995; 8167 NT Oene;
Weteringdijk 3 A.

Bomers, R.B.M.; Gent-1986; 8171 XD Vaassen
Vuurdoomstraat 200.

Boone, G.R.; Gent-1976; 2460 Kasterlee (België)
Isschot20.

Diepenbroek, Mevr. E.L.; 1995; 3515 AT Utrecht
A. Matthaeuslaan 60.

Erkelens, Mevr. J.E.; 1995; 6881 HR Velp
Boulevard 2.

Franssen, Mevr. M.L.; 1995; 4884 JE Wemhout
Moststraat 3.

Groenestein, P.P.M.; 1995; 8561 EJ Balk; De
Dobbe30.

Hales, G.M.K.B.; Gent-1983; 5831 AP Boxmeer;
Kleine Broekstraat 1.
Hendriks, Mevr. P.F.M.; 1995; 3705 ZM Zeist
Warande 152.

Hermens, J.T.M.; 1988; 7693 TC Sibculo;
Paterswal 6.

Huizing, J.B.; 1995; 5402 PB Uden; Bazuinlaan
15.

Jong, Mevr. B.P.D. de; 1995; Negara Bmnei
Darussalam (Brunei); J.P.M. van Vliet, ODE/65
c/o Brunei Shell Petroleum Co, Seria 7082.
Ummers, D.M.; 1995; 3522 RC Utrecht
Volkerakstraat22.

Unsbergen, Mevr. E.M.; 1995; 3981 ZL Bunnik
Vletweide 32.

Luijk, J.H.L. van; 1995; 8077 SM Hulshorst
Kapelweg 18.
Mangnus, B.J.; 1995 ; 8171 XE Vaassen;
Vuurdoomstraat 184.

Meijer, Mevr. A.W.; 1995; New Market, Co Cork
(Ierland); c/o Maekessy Demesne.
Nannes, Mevr. E.M.; 1995; 1873 HT Groet;
Plevierweg 7.
Neijenhuis, C.J.H.; 1995; 7006 LD Doetinchem
Boekweitdreefl75.
Pleijter, R.J.P.; 1995; 3512 GL Utrecht
Oudkerkhof 46 A.

Rehbein, H.G.B.; 1992; 47551 Bedburg-Hau
(Duitsland); Wiesenstrasse 38.
Rozendal, Mevr. J.H.M.E.; 1995; 3583 ZC
Utrecht; Antoniushof 77.
Schaeffer, Mevr. l.G.F.; 1995; 3524 JT Utrecht
Chathams 6.

Schutte, Mevr. J.; 1995; 7665 RB Albergen
Monnikenbraakweg 2.
Serrarens, S.A.T.V.; 1994; 6002 SP Weert;
Tobbersdijk84.

Smak, J.A.; 1995; 1188 KC Amstelveen; Doctor
Willem Dreesweg 107.

Thelissen-Oberg, Mevr. C.A.; 1995; 6211 NE
Maastricht; Hertogsingel 85 A.

Personalia

Waa, Mevr. E.C. van der, 1995; 3844 CS
Harderwijk; Schippersmeen 40.
Wessels, R.J.; 1995; 3886 MN Garderen:
Apeldoornsestraat 179.
Zaal, Mevr. M.D.; 1995; 3572 CS Utrecht
Frederikastraat 28.
Zadoks, Mevr. R.N.; 1995; 3572 SB Utrecht;
Bekkerstraat 19 B.

Zwanenburg, F.; 1995; 9061 BP Giekerk; Waling
Dijkstrastraat 4.

Als kandidaallid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het hoofdbestuur aangenomen:

Lieshout, Mevr. L.C. van; 3526 EG Utrecht;
Columbuslaan 259.

□VERLEDEN;

Op 3 maart 1996 Drs. J.C. de Graaf te Gro-
ningen.

Op 10 maart 1996 Drs. J. Groothuis te Tilburg.

JUBILEA;

Dj.P. Teenstra te Rotterdam, afwezig, 30 jaar, 18
april 1996

Prof.Dr. J.M.V.M. Mouwen te Bilthoven, aan-
wezig, 35 jaar, 20 april 1996
T. Nauta te Woudenberg, afwezig, 35 jaar, 20
april 1996

J. Haagsma te Genemuiden, afwezig, 35 jaar, 20
april 1996

Dr. A. Herschel te Doetinchem, afwezig, 65 jaar,

21 april 1996

H.H.G. Grooten te Bome, afwezig, 45 jaar, 21
april 1996

P.B.M. Leijdekkers te Hapert, afwezig, 40 jaar,

22 april 1996

C.L. van Limborgh te Baam, afwezig, 40 jaar,

28 april 1996

Mevr. J.H. Bamientloo te Nederhorst den Berg,

afwezig, 25 jaar, 29 april 1996

H.J. Buunk te Twello, afwezig, 25 jaar, 29 april

1996

J. Braamskamp te Amersfoort, afwezig, 25 jaar,

29 april 1996

R. Venker te Havelte, afwezig, 25 jaar, 29 april
1996

C. Willenborg te Cuijk, afwezig, 25 jaar, 29 april
1996;
wel aanwezig op 30 april 1996!
T. Quartel te Zeist, afwezig, 35 jaar, 2 mei 1996
A. Boogaerdt te Nieuwveen, afwezig, 55 jaar, 5
mei 1996

W.G.A.M. Loonen te Oostrum (L), afwezig, 30
jaar, 6 mei 1996

P. van Dijk te Deventer, afwezig, 65 jaar, 8 mei
1996

J. van Dobbenburgh te Houten, afwezig, 35 jaar,
10 mei 1996
P.J.D. van Egmond te Heino, afwezig, 45 jaar
10 mei 1996
G. Siebinga te Beetsterzwaag, afwezig, 45 jaar
10 mei 1996

L. Nauta te Drogeham, afwezig, 45 jaar, 10 mei
1996

T. de Ruijter te Oss, afwezig, 25 jaar, 15 mei
1996

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
29 februari 1996:

Kersten, Mevr. B.E.J.
Mackay, W.L.M.
Meursing, J.
Scheijgrond, B.T.
Wymenga, W.J.H.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
1 maart 1996:

Volkers, Mevr. M.N.

MUTATIES:

170 Beers-Schreurs, Mevr. H.M.G. van; 1988;
3991 AH Houten; Leedijk 18; tel. 030-
6379624 privé,
2531234 tst. 1139 bur.;
fax 030-2531817;
wet medew. U.U.
(F.D., vkgr. Inw. Ziekten en Voeding der
Grote Huisd.).
331*Benard, Mevr. H.J.; 1992;
Palmerston
North (Nieuw-Zeeland); District Office,
PO Box 585; MAF Quality Mana-
gement; tel. 00-64-6-3517930; fax 00-64-
6-3517906; d. Ministry of Agriculture,
Livestock Division.
172 Berghout, Mevr. E.; 1995; 3848 BX
Harderwijk; Zuiderzeestraatweg 39;
tel.
034M15765 prakt.; p., medew. bij M.J.
Bakkeren H.M. Tiel.
174 Bevere, Mevr. l.E.M.J. de; Gent-1995;
5665 EE Geldrop; Bosrand 97; tel. 040-
2851863; wnd.d.
(toev. als lid).
174 Bingley, Mevr. L.; 1995; 8167 NT Oene;
Weteringdijk 3
A; tel. 0578-641160 privé,
038-214420 prakt.; p., medew. bij J.C.H.F.M.
de Beer en R.J. Bus
(toev. als lid).

178 Bomers, R.B.M.; Gent-1986; 8171 XD
Vaassen; Vuurdoomstraat 200; tel. 0578-
575523 privé, 574427 prakt.; p., geass. met
R.G.A. Schuurmans (toev.
als lid).

332 Boone, G.R.; Gent-1976; 2460 Kasterlee
(België); Isschot 20; tel. 00-32-14-851557
privé, 852402 prakt.; p., geass. met D.A.P.
Kasterlee
(toev. als lid).

179 Borgers. J.W.; 1993; 4624 JS Bergen op
Zoom; Herenweg 41; tel. 0164-238425
privé,
235112 prakt.; p., medew. bij W.L.
Keers, J.L.L. Mouws en J.W.M. Zomer.

180 Bosschieter, Mevr. A.; 1993; 9472 VA
Zuidlaren; Scheperij 29; tel. 050-
4096773 privé, 4095762 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. E.AJ. Schuitemaker.

181 Braam, A.E.; 1986; 9472 PZ Zuidlaren;
Havezathelaan 112; tel.
0592-272558
privé, 050^094665 prakt.; fax 050-
4096158;
p.

187 Clerck, O.J.J. de; 1967; 4813 EA Breda;
Liesboslaan 7; tel. 076-5144346 privé,
5216204 prakt.; p., geass. met
H.M.M.
Luijerink, A. Maas,
M.E.W.M. Pelle-
naars en P.A.J. Rops.

190 Delhaes, Mevr. L.M.; 1993; 5081 BG
Hilvarenbeek; Klein Loc 12 A; tel. 013-
5054943 privé,
5042402 prakt.; fax 013-
5042302; p., medew. bij C.W.M. Augus-
tijn, J.M. Berger, F.W. Bemdsen, G.C.
Charpentier, O.A. van Dobbenburgh, J.W.
Eshuis, M.J.J. van der Linden, J.A.M.
Vermeer, A.R.L. de Vries en H.J.H. van
Wijk.

191 Deuling, Mevr. A.E.H.; 1993; zie:
Wisman-Deuling, Mevr. A.E.H.

191 Diepenbroek, Mevr. E.L.; 1995; 3515 AT
Utrecht; A. Matthaeuslaan 60; tel. 030-
2720875; wnd.d. (toev.
als lid).

196 Don, P.P.; 1983; 6191 AW Beek;
Irenestraat 40; tel. 046-4369196 privé,
4371885 prakt.; p., medew. bij P.G.LJ.
Boskamp.

197 Doremalen, A.H.M. van; 1982; 5268 BB
Helvoirt; Helvoirtsestraat 10;
tel. 0411-
641927 privé, 013-5283535 prakt.; p., ge-
ass. met C.I.M.M. Achten, G.M.J.M.
Boink, F.L.P.C. Donders, J.H.M. Maas en
M.G.vander Weele.

-ocr page 258-

197*Doremalen-Dral, Mevr. H.M. van; 1982;
5268 BB Helvoirt; Helvoirtsestraat 10;
tel. 0411-641927 privé, 013-5283535
prakt.; p., medew. bij C.l.M.M. Achten,
G.M.J.M. Boink, F.L.P.C. Donders,
A.H.M. van Doremalen, J.H.M. Maas en
M.C. van der Weele (part-time).

198*Duijkeren, Mevr. Dr E. van; 1984; U-
1995; 3991 XM Houten; Boekweitoord
12; tel. 030-6371508 privé, 2532464
bur;
specialist Inwendige Ziekten van het
Paard; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr.
Infectieziekten en Immunologie, afd.
Bacteriologie).

202 Erkelens, Mevr. J.E.; 1995; 6881 HR
Velp; Boulevard 2; tel. 026-3621615;
wnd.d.
(toev. als lid).

204* Fiolet, Mevr. C.W.; 1982; 2231 SV Rijns-
burg; Homanstraat 1; tel. 071 -4028009;
d.

205 Franssen, Mevr. M.L.; 1995; 4884 JE
Wemhout; Moststraat 3; tel. 076-5973663
privé, 5972349 prakt.; fax 076-5976159;
p., medew. bij A.J.M. Antonissen
(toev.
als Ud).

334 Gerritsen, Mevr. C.E.A.; 1989; Edgworth,
" nr Bolton, Lancashire
BL7 OJY (Verenigd
Koninkrijk);
Greystokes, Moorside
Road; tel. 00-44-1204-853778
privé,
573413 prakt.; p., medew. bij Darley
House Vet. Surgery.

211 Groenestein, P.P.M.; 1995; 8561 EJ Balk;
De Dobbe 30; tel. 0514-603465 privé,
0515-412427 prakt.; p., gezelschapsd.
(toev. als lid).

215 Hales, G.M.K.B.; Gent-1983; 5831 AP
Boxmeer; Kleine Broekstraat 1; tel. 0485-
587652 bur.; general manager bij Intervet
Ned. B.V. (toev.
als lid).

219 Hendriks, Mevr. P.F.M.; 1995; 3705 ZM
Zeist; Warande 152; tel. 030-6959093
privé, 2516683 prakt.; p., medew. bij
T.R.F. Ottenschot
(toev. als lid).

220 Hermens, J.T.M.; 1988; 7693 TC Sibculo;
Paterswal 6; tel. 0523-242346 privé,
242303 prakt.; fax 0546-561760; p., geass.
met W.J. Mulder
(toev. als lid).

227 Huizing, J.B.; 1995; 5402 PB Uden;
Bazuinlaan 15; tel. 0413-262871 privé,
0412-611786 prakt.; p., medew. bij J.
Nijen Twilhaar en G.H.C. de Vries (toev.
als lid).

336 Jong, Mevr. B.P.D. de; 1995; Negara
Bmnei Darussalam (Brunei); J.P.M. van
Vliet, ODE/65;
do Brunei Shell Pe-
troleum Co, Seria 7082; tel. 00-673-3-
226592; fax 00-673-3-372040; p. (toev.
als lid).

234 Kant-Weber, Mevr. M.J. van de; 1982;
2901 KG Capelle a/d IJssel; Pagani-
nistraat 14; tel. 010-4472755 privé,

4206666 prakt.; p., medew. bij K. Crama,
J.H.W.M. Miltenburg, N.G. Simoncelli,
Mevr. C.P.J. Smit, A.S. Spruit en Dj.P.
Teenstra.

235* Kersten, Mevr. B.E.J.; 1996; 3572 XP
Utrecht; Van Brakelstraat 1 A; tel. 030-
2735277; wnd.d.

240 Kooren, R.A.; 1983; 7561 AC
Deumingen; Hoofdstraat 44; tel. 074-
2774363 privé,
2770010 tst. 13 prakt.;
fax 074-2778189;
p., geass. met A.B.
Diepeveen.

243 Kruit, L.K.; 1989; 3607 MD Maarssen;
Valkenkamp 478;
tel. 0346-552557 privé,
020-5908313 bur.; fax 020-6914057; sa-
les manager benelux, Hoechst Animal
Health Benelux.

247 Lammers, D.M.; 1995; 3522 RC Utrecht;

Volkerakstraat 22; tel. 030-2883024;
wnd.d.
(toev. als lid).

248 Lansbergen. Mevr. E.M.; 1995; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 32; tel. 030-6570508;
wnd.d. (toev.
als lid).

249 Leijten, A.Th.J.M.; 1989; 2825 AN
Berkenwoude; Dreef 41; tel. 0182-
362660
privé, 362310 prakt.; p.

253 Luijk, J.H.L. van; 1995; 8077 SM Huls-
horst; Kapelweg 18; tel. 0341-452884
privé, 252353 /254442 prakt.; fax 0341-
254385; p., medew. bij A.J. Brouwer,
J.M.J. Frijlink, H.A.R. Kok en Y.D. van
der WerfT
(toev. als üd).

254*Mackay, W.L.M.; 1996; 2941 EJ
Lekkerkerk; Schuwacht 156 A; tel.
0180-662805 privé, 425253 prakt.; p.,
medew. bij W. van Erk, Mevr. A.E. van
Horssen, PJ.H.M. Meeus, R. de Rooij,
P.J. Rook en Mevr. C.P.M. Valstar.

254 Mangnus, B.J.; 1995; 8171 XE Vaassen;
Vuurdoomstraat 184; tel. 0578-570647
privé, 574427 prakt.; p., medew.
bij
R.B.M. Bomers en R.G.A. Schuurmans
(toev. als lid).

255 Martens, M.R.T.M.; 1980; 5388 SB
Nistelrode; Loo 21; tel. 0412-612909
privé,
0485-587600 bur.; fax 0485-
577333; d. bij Intervet International.

338 Meijer, Mevr. A.W.; 1995; New Market,
Co Cork (leriand); c/o Mackessy Demes-
ne; tel. 00-353-29-60039; p., medew. bij
Mackessy & Meskell Vet. Practice
(toev.
als lid).

258*.Meursing, J.; 1996; 3062 BK Rotter-
dam; Meeklenburglaan 28; tel. 010-
4524881 ;d.

260 Montessori, Mr. R.A.M.; 1992; 3621 KD
Breukelen; T. Brandsmastraat 22; tel.
0346-261004 privé,
241163/266281
prakt.; p.

262 Nannes, Mevr. E.M.; 1995; 1873 HT
Groet; Plevierweg 7; tel. 072-5094349
privé, 5095013 prakt.; p., geass. met mevr.
D. Kroezen
(toev. als lid).

262 Neijenhuis, C.J.H.; 1995; 7006 LD Doe-
tinchem; Boekweitdreef 175; tel. 0314-
345184 privé, 681655 prakt.; p., medew.
bij G.C.M. Jansen, S.G. Raemakers en
J.J.M. Voermans (toev.
als lid).

270 Pays Tentoea, Mevr. C.E.M.; 1995; 3036
LW Rotterdam; Kabeljauwsestraat 28 C;
tel. 010-4668736 privé,
4290178/4190684
prakt.; p., medew. bij J.F.J. van den
Broek, C. Buesink, Mevr. A.H.M.
Koert, A.W. Kramer, Mevr. L.M.M.
Oorsprong en .Mevr. C.H. Smit.

273 Pleijter, R.J.P.; 1995; 3512 GL Utrecht;
Oudkerkhof 46 A; tel. 030-2312848;
wnd.d.
(toev. als lid).

277 Raymakers, R.J.M.L.; 1982; 5711 BK
Someren; Beukelaar 21;
tel. 0493-495054
privé, 491770 prakt.; fax 0493-496770;
p., geass. met H.A. Derkx, M.M.F.H. van
Kuijk, P.W.C.M. van Oijen, R.E. Paauwe,
Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk,
J.A. Westerbeek, D.L. Willink en F.Th.C.
de Wit.

339 Rehbein, H.G.B.; 1992; 47551 Bedburg-
Hau (Duitsland); Wiesenstrasse 38; tel.
00-49-2821-74664;
fax 00^9-2821-
74665; p.
(toev. als lid).

282 Rozendal, Mevr. J.H.M.E.; 1995; 3583 ZC
Utrecht; Antoniushof 77; tel. 030-
2514104; wnd.d.
(toev. als lid).

283 Salet, J.P.A.; 1986; 1788 BP Den Helder;
Van Foreestweg 107 A; tel. 0223-647731
privé, 645200 prakt.; p., gezelschapsd.

284 Schaeffer, Mevr. I.G.F.; 1995; 3524 JT
Utrecht; Chathams 6; tel. 030-2803171;
wnd.d.
(toev. als lid).

285*Scheijgrond, B.T.; 1996; 3581 KL
Utrecht; Burg. Reigerstraat 41; tel. 030-
2517360 privé, 0416-311400 prakt.; p.,
medew. bij L.H.T. Zijlmans.

288 Schutte, Mevr. J.; 1995; 7665 RB
Albergen; Monnikenbraakweg 2; tel.
0546-442119 privé, 441444 prakt.; fax
0546-442036; p., medew. bij J.J.M. EIbe-
rink en M.A.M. Evers
(toev. als lid).

289 Serrarens, S.A.T.V.; 1994; 6002 SP
Ween; Tobbersdijk 84; tel. 0495-538043
privé, 551225 prakt.; p., medew. bij
P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H. Heijmans,
A.Th.E. Kooien, M.l.M. Linthorst, F.G.M.
Scheijmans, J.W.H. Scheres en G.P.M.M.
Tacken
(toev. als lid).

291 Smak, J.A.; 1995; 1188 KC Amstelveen;
Doctor Willem Dreesweg 107; tel. 020-
6409874 privé, 4964646 prakt.; fax 020-
4964978; p., medew. bij J.W. de Gooijer,
C.J.J. Jonker en G.M.C. Vemooij (toev.
als lid).

299 Terpstra, Dr. C.; 1958; U-1969; 8242 CC
Lelystad; Boeier 02-94; tel. 0320-222068
privé,
238613 tst. 8603 bur.; fax 0320-
238668;
wet. medew. ID-DLO, afd.
Virologie; O.O.N.

300 Thelissen-Oberg, Mevr. C.A.; 1995; 6211
NE Maastricht; Hertogsingel 85 A; tel.
043-3217906 privé, 0497-518000 prakt.;
p., medew. bij M.A.P.M. Kappen (toev.
als Ud).

301*Timmer, Mevr. M.; 1995; 2665 XK Bleis-
wijk; Mesdagstraat 2; tel. 010-5219322;
p., medew. bij M.P. Hogendoorn.

303*Top, Dr. A.M. van den; 1991; U-1995;
3737 AT Groenekan; Oranjelaan 8;
tel.
06-53482838; fax 0346-212120; adv.
rundvee- een paardevoeding/d..
Adviesbureau ABRP.

303 Udding, Mevr. L.; 1993; 3621 GM Breu-
kelen; G. van Nijenrodestraat 100; tel.
0346-251096;
d.

312* Volkers, Mevr. M.N.; 1996; 4352 AC
Gapinge; Dorpsstraat 26; tel. 0118-
592133; p., gezelschapsd./paarden.

316 Waa, Mevr. E.C. van der; 1995; 3844 CS
Harderwijk; Schippersmeen 40; tel. 0341-
428098 privé, 553332 prakt.; p., medew.
bij J. Togtema, G. Verhoeven en H.J. Zech
(toev. als lid).

320 Wessels, R.J.; 1995; 3886 MN Garderen;
Apeldoomsestraat 179; tel. 0342-471316
prakt.; p., medew. bij A.E.E. Bunte, H.W.
Hamster, W. Kamphuis en R. Ykema
(toev. als lid).

325 Wisman-Deuling, Mevr. A.E.H.; 1993;
3911
AX Rhenen; Grebbeweg 56; tel.
0317-616803; wnd.d.

326*Wymenga, W.J.H.; 1996; 3582 EH
Utrecht; Gansstraat 18 D; tel. 030-
2522818; d.

327 Zaal, Mevr. M.D.; 1995; 3572 CS Utrecht;
Frederikastraat 28; tel. 030-2721316; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde
van Gezelschapsd.
)(toev. als lid).

327 Zadoks, Mevr. R.N.; 1995; 3572 SB
Utrecht; Bekkerstraat 19 B; tel. 030-
2718655; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.
)(toev. als lid).

329 Zwanenburg, F.; 1995; 9061 BP Giekerk;
Waling Dijkstrastraat 4; tel. 058-2561622;
wnd.d.
(toev. als lid).

-ocr page 259-

April

15 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'. In-
schrijven bij Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317-426547.

15 AUV-regiovergadering Zuid. Novotel
Eindhoven. Aanvang: 20.00 uur.

15—17 PAO-D cursus: 96/602 Veterinaire
Apotheek 1 gemengde praktijk.

16 PAO-D cursus: 96/503 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij paarden: interpretatie en de
gevolgen voor infuusbeleid.

16, 17 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'.
Inschrijven bij Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317-426547.

17 Jaarvergadering NCI, Hotel Bunnik, 20.00
uur.

17—19 PHLO-cursus\'Voederopnamecontrole
en -sturing\'. Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-484093/
484490, fax 0317^26547.

18 PAO-D cursus; 96/900 De schapencyclus:
deel I (voortplanting, geslachtsapparaat,
urinewegen).

18 AUV-regiovergadering West. Afrit de
Meem. Aanvang; 20.00 uur.

18 Symposium \'Van kakelvers tot vers be-
reid\', congrescentrum \'De Reehorst\' te
Ede. Organisator: Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie.

19 Emerging Viral Infections, Erasmus Uni-
versity Rotterdam.

19—20 Combined Laparoscopic and Gastro-
scopic Diagnosis in Small Animals in
99625 Beichlingen near Erfurt. Speaker is
Prof David Twedt, Colorado State Uni-
versity, Fort Collins, USA.

19—21 Achtste congres van de European So-
ciety of Veterinary Orthopaedics and Trau-
matology te München. Lezingen en prak-
tica over elleboogdysplasie, kmisband-
rupturen, ilizarovfixatie en bottumorbe-
handeling. Inlichtingen en registratie: Prof
dr. U. Matis, Veterinärstrasse 13, München
(Tel. »89 2180.2628; Fax »89 395341).

20—21 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Nord Gynäkologie u. Pädiatrie.
Düsseldorf. Auskunft und Anmeldung:
Kongreßorganisation FORUM VEL-
BERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051-95040, Fax: 02051-950436.

23 PAO-D cursus: 96/204 Zin en onzin bloed-
onderzoek bij melkkoeien.

24 Vergadering Werkgroep Vogels van de
GGG. Aanvang: 14.00 uur. Geïnteresseer-
den kunnen 1 week van tevoren bellen naar
Hedwig van der Horst, secretaris van de
Werkgroep Vogels, tel.: 030-2545050 voor
nadere informatie.

24—29 Symposium van de International Asso-
eiation of Agricultural Economists \'Eco-
nomics of agro-chemicals\' te Wageningen.

25 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee. Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten.
Aanvang: 14.00 uur,

25, 26 PHLO-cursus \'Inleiding Genstat 5\'. In-
schrijven bij Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel. 0317-
484093/484490, fax 0317^26547.

26—28 Internationaal diergeneeskundig con-
gres
\'Voorjaarsdagen\', Amsterdam RAI.

29—10/5 A Two Week Course on Sheep Re-
production and Health. Venue: Potters Bar.
The Royal Veterinary College.

Mei

1—2 PHLO-cursus \'Software engineering:
kwaliteitsverbetering in research en deve-
lopment\'.

2—3 PAO-D cursus: 96/504 GVP-Formu-
Iarium Paard.

6—8 Intemationale conferentie \'EuroResidue
III - Residues of veterinary drugs in food\'.
Inlichtingen bij dr. N. Haagsma, FdD,
vakgr. Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong, tel.: »31 -30-2535365/2535367,
fax: »31-30-2532365.

8 Internationaal veterinair-historisch sympo-
sium. Organisatie in handen van het
Veterinair Historisch Genootschap. Plaats:
Hoofdgebouw van de Faculteit der Dier-
geneeskunde, Yalelaan 1 (Collegezaal
Cl 02).

11—13 SAVAB-Flanders weekend, Antwer-
pen, Congrescentrum Ter Eist. \'Diagnostic
Imaging in Small Animal Practice\'. Cli-
nical Radiology, Ultrasonography, Endo-
scopy. Info: Dr. Leen Verhaert, G. Van Der
Lindenlaan 15, B 2570 Duffel, Tel.: 32 15
3177 77, Fax: 32 1531 7390.

13—17 A Five Day Course on the Micro-
biology of Foods of Animal Origin. Venue:
Camden Town. The Royal Veterinary
College.

14 Bijzondere vergadering Groep Genees-
kunde van het Varken. Onderwerp: PRRS-
seminar. Plaats: Motel Nuland te Den
Bosch. Aanvang: 13.30 uur. Informatie op-
vraagbaar bij secretariaat Groep Genees-
kunde van het Varken; tel.: 073-5219899.

14 \'Het gebruik van homeopathische feed-
mixen in de grote huisdierenpraktijk\', mo-
tel \'De Cantharel\' te Apeldoorn, aanvang
20.00 uur.

14— 15 Two-day session for Product Managers
in the Animal Health business. Paris.

15 PHLO-cursus \'Software engineering: kwa-
liteitsverbetering in research en develop-
ment\'.

15 Opening vleesveebedrijf. Praktijkonder-
zoek Rundvee, Schapen en Paarden.

16—17 DVG-FG\'en Tieremährung und Pfer-
dekrankheiten. (2. Europ. Konf über
Ernährung d. Pferde. Emähmng u. emäh-
rungsbed. Störungen beim Fohlen). Celle.

17—18 6. Annual European Arthroscopy
Workshop - Basic Course in 48291 Telgte.
Speakers are: Dr. K.J. Boening, Telgte,
Prof W. Mcllwraith, Colorado, USA, Dr.
1. Wright, Newmarket, England. This
course is ECVS approved.

21 Jaarlijkse Kampioenschappen Kleiduiven-
schieten voor Dierenartsen bij Dorhout
Meeste Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim.

21 Vergadering Afdeling Overijssel, Hel-
lendoom.

22 Vergadering Afdeling Zuid-Holland in
\'Sociëteit de Standvastigheid\' te Delff.
Aanvang: 20.30 uur.

22 PAO-D cursus; 96/105 Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

22 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achterhoek. Plaats: Restaurant \'t Wolfers-
veen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

23 PAO-D cursus: 96/110 (Bij)schildklieren
hond en kat.

23 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

23 Diergeneeskundig Centrum Noord Ne-
derland e
.V. organiseert een klinische
avond. Plaats: Hotel Emmeloord (Van der
Valk), Het Hooivelt 9, te Emmeloord.
Aanvang: 20.00 uur.

30 Studievergadering (tevens Jaarverga-
dering) Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen. Van 20.00 tot 22.30 uur,
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentrum,
Jaarbeursplein te Utrecht.

30 Vergadering Afdeling Gelderland.

30—31 PAO-D cursus: 96/801 Apotheek voor

assistenten in de dierenartsenpraktijk.

30—31 DVG-FG Geflügelkrankheiten - 50.
Fachgespräch, Hannover.

31 PAO-D cursus: 96/101 Huidziekten gezel-
schapsdieren I; \'diagnostiek, allergietes-
ten, biopten\'.

31—I juni \'Laparascopic Diagnosis in birds
and exotic animals\' at Frankfurt Zoo.
Speakers are; Dr. Schildker; Frankfurt und
M. Taylor, USA.

Juni

I 125-jarig bestaan Afdeling Limburg en
Noord-Brabant.

1—2 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg. Arb.
tagg. Süd Dackellähmung, Cauda-equina-
Syndrom. Nürnberg. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

4 PAO-D cursus: 96/113 Interpretatie rönt-
gen thorax gezelschapsdieren.

4 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang 20.00
uur

4 Opening paardenaccomodatie Waiboer-
hoeve, Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen
en Paarden.

5 PAO-D cursus: 96/117 Klinische les gezel-
schapsdieren.

6 Viering 110-jarig bestaan Afdeling Fries-
land.

6 Toets Veterinaire Homoeopathie. Aan-
vang: 20.00 tot 22.00 uur in het Bea-
trixgebouw van het Jaarbeurscongres-
centrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

7 PAO-D cursus: 96/106 Behandeling van
Kruisbandletsels.

8 Open dag paardenaccomodatie Waiboer-
hoeve, Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen
en Paarden.

II PAO-D cursus: 96/114 Interpretatie rönt-
gen abdomen gezelschapsdieren.

12 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

13—14 PAO-D cursus: 96/209 GVP-Formu-
larium Melkvee.

14 PAO-D cursus: 96/102 Huidziekten gezel-
schapsdieren II: \'De therapieën\'.

18 PAO-D cursus: 96/115 Interpretatie rönt-
gen skelet gezelschapsdieren.

22—23 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners. Chi-
cago. (Avian, Bovine, Canine, Equine and
Feline Medicine) Phone 615/254-3687, fax
615/254-7047.

17—28 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie. Hoofd-
gebouw FdD te Utrecht. Aanmelding: ui-
terlijk 15 maart 1996.

-ocr page 260-

28—30 Fifth Annual Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons (ECVS),
Utrecht. Special Seminars for Large and
Small Animal Practitioners (laparascopic
surgery, laser surgery, walking casts, AO-
Vet new materials). For Information con-
tact: ECVS, Monika Gutscher,
Winterthurerstr. 260, 8057 Zürich,
Switzerland. Tel. 41 -1 -365 14 65, Fax. 41 -
1-313 03 84.

30—4/7 13th International Congress on Animal
Reproduction, Sydney Convention Centre,
Sydney, Australia.

Juli

8—11 4th International conference on fertility
control for wildlife management - Aus-
tralia.

Augustus

4—9 Vlllth International Symposium of
Veterinary Lal)oratory Diagnosticans.
Informatie en aanmelding: Secretariat
WAVLD Symposium, P.O. Box 50006,
Tel Aviv, 61500 Israel.

30,31 International Veterinary Congress
Beme/ Switzerland \'Back Problems in
Sport Horses\'. Kongressorganisation:
Klinik für Nutztiere und Pferde der
Universität Bern, Länggasstrasse 124,
3012 Berne/Schweiz. Tel. 41 31 631 22
43, Fax41 31 631 26 20.

dkMèii

September

1—3 E.S.V.D. - E.C.V.D. 12th annual congress,
Barcelona. (Dermatologie)

5—8 Veterinary Acupuncture Congress, Spiez,
Switzerland. Meer informatie; Peter Grob,
Tierarzt, 3053 Deisswil b. Münchenbuchsee,
Switzerland (Tel. no.: 31-869^5-tO).

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland.

11 Voorcongres met als onderwerp: Inter-
cellular Communication in Development and
Oncogenesis. Informatie: Dr. ir. J.A. Mol,
Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus
80154,3508 TD UtrechL

12 Studie vergadering Groep Homoeopathisch-
werkende Dierenartsen. Van 20.00 tot 22.30
uur, Beatrixgebouw Jaarbeurscongres-
centrum, Jaaibeursplein te Utrecht.

12 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Acliterhoek, Plaats: Restaurant \'t Wolfers-
veen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

12—14 3e Internationale symposium over voort-
planting bij hond en kat te Utrecht.
Infonnatie: Prof dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax: 030-2518126.

12— 14 6e Jaarcongres van de European Society
of Veterinary Intemal Medicine (ESV1M).
Informatie: Dr. J. Rothuizen, Faculteit
Diergeneeskunde, Postbus 80154, 3508 TD
Utrecht.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.

Aanvang: 20.15 uur.

Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00 uur.
Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.30 uur, locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.
Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

Vergadering Afdeling Friesland.
21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.
Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.
23—27 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
. . Toxipological. Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press, Te
Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp, Belgium.
Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3 3210277.
Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.
Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meern\', Meemdijk 59, De Meem.
28 Joint meeting European Society of
Veterinary Pathology & Gesellschaft fïir
Toxikologische Pathologie. Universiteit
Gent.

17

17

17

19

19
19-

23

24

24

24

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

^ P.T.T. Doorschakeldienst

S *21

\'S Eigen doorkiesapparaat

\'S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Satumusstraat 51a, 7314 KM Apeldoorn. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

i

-ocr page 261-

1 ■ i m

0

Een veterinaire praktijk zal door een marketingdeskundige worden getypeerd als een dienstverlenend be-
drijf dat een bepaald marktsegment bedient. Er is dus sprake van een markt, van vraag en aanbod, van
verwachtingen en te leveren veterinaire diensten.

Door de talloze maatschappelijke en ziektekundige ontwikkelingen zijn de veterinaire marktsegmenten
steeds aan verandering onderhevig. Zowel houders van produktiedieren als eigenaren van gezelschaps-
dieren zijn steeds beter geïnformeerd en dus ook mondiger. De prakticus die dat alles onderkent vraagt
zich af of hij en zijn praktijk nog steeds aan de gevraagde dienstverlening kan voldoen.
Wij zullen genoodzaakt zijn de praktijkvoering aan te passen aan de zich steeds opnieuw wijzigende ver-
wachtingen die er bij de consument leven.

Analyse, evaluatie en planning zijn dan gangbare begrippen geworden in de moderne veterinaire prak-
tijkvoering.

Dat kost ongetwijfeld de nodige moeite want de doorsnee mens vertoont nu eenmaal een natuurlijke weer-
stand tegen veranderingen. Er bestaat een gehechtheid aan het bestaande, voorkeur voor korte in plaats
van lange termijn planning en afkeer van het onbekende.

Tegelijkertijd zijn we ambitieus en geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen. Al naar gelang karakter en
misschien ook leeftijd zal de één de mogelijkheid tot praktijkcertificatie omhelzen, terwijl de ander deze
ontwikkeling als een bedreiging zal ervaren.

Het certificeren van praktijken is primair van belang voor de gehele beroepsgroep en in mindere mate
voor een enkele praktijk. Pas als het merendeel van de praktici gemotiveerd zullen zijn, kan er vertrouwen
bestaan op een succesvolle uitvoering. Dat zal nog veel discussie geven en een tactvolle begeleiding ver-
eisten.

Dit nummer is vol van komende veranderingen. Naar we hopen ervaart u de Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken niet als een bedreiging maar als een nuttig hulpmiddel voor een moderne prak-
tijkvoering.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 262-

WAT CLIËNTEN VAN DIERENARTSEN WILLEN NA HET DVERLIJDEN VAN HUN GEZELSCHAPSDIER

Tijdschr Diergeneesk 1996:121: 250-4

BOBJE IS DOOD, WAT NU?

E.E.D. Winius\'\' en N. Endenburg^

Uitenvoordepratel

SAMENVATTING

Dit onderzoek betreft de vraag of Nederlanders hulp
aangeboden willen krijgen, van of via de dierenarts, na
het overlijden van hun gezelschapsdier. Zowel voor de
eigen dierenarts, als voor dierenartsen die het dier
slechts één of enkele keren in consult hebben gezien,
geldt dat Nederlanders het aangeboden krijgen van hulp
zouden waarderen. Het na enkele dagen door de dieren-
arts gebeld worden, om nog resterende vragen te kunnen
stellen, werd het meest gewaardeerd. Van de responden-
ten wilden daarnaast 21 personen (15%) gebruik kun-
nen maken van een \'hotline\' of een praatgroep. De be-
hoefte om na het overlijden van hun gezelschapsdier
vragen te kunnen stellen aan de dierenarts èn de door de
eigenaar vermeende rol van de dierenarts bij het rouw-
verwerkingsproces, hadden een significante invloed op
het al dan niet gebruik willen maken van aangeboden
hulp. Andere onderzochte kenmerken, zoals burgerlijke
staat, leeftijd en geslacht, bleken geen significante in-
vloed op de behoefte aan hulp te hebben.

SUMMARY

Bobby is dead, what now? What clients want from veteri-
narians following the death of their companion animal.

The aim of this investigation is to determine whether Dutch people would
appreciate support, either from or via veterinarians following the death of a
companion animal. In general, clients believe both local practitioners and
specialists, even though they might not have seen the animal more than
once, should offer some form ofsupport. Being called by the veterinarian in
question, a few days after the death of the animal, was the option that was
most appreciated. Twenty one respondents (15%) wished to be able to at-
tend a pet loss support group or call a hotline, following the death of their
companion animal. The need to have questions answered by the veterina-
rian and the role the respondents thought the veterinarian should playfollo-
wing pet loss, were significant factors determining whether use would be
made of support offered to them. Other factors included in the survey, such
as age, sex and social status were not significant.

INLEIDING

In de laatste decennia is veel onderzoek gedaan naar de rela-
tie tussen mensen en dieren (1,2,4,6,7,8,10,11,12). In de VS
wordt erkend dat, na het overlijden van een gezelschapsdier,
een rouwproces wordt doorlopen volgens het model van dr.
Kübler-Ross (ontkenning, boosheid, schuldgevoelens, de-
pressie, acceptatie) (9). Rouwen om een gezelschapsdier
wordt door de maatschappij echter nog steeds als een over-
dreven emotionele reactie gezien (1,8). Misschien is het
mede daarom dat de belangstelling voor het opvangen van

\' Waarnemend dierenarts.

\' Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren.
Yalelaan 8. 3S0S TD Utrecht.

cliënten na het overlijden van hun gezelschapsdier tot vrij re-
cent niet groot is geweest. Dierenartsen krijgen in hun oplei-
ding geen informatie over hulpverlening bij rouwverwerking
en de rol die zij daarbij kunnen spelen; ze moeten in de prak-
tijk roeien met de riemen die ze (niet) hebben.

la de literatuur wordt hulp bieden rondom het overiijden van
een gezelschapsdier meestal beperkt tot suggesties op basis
van praktische ervaring en niet op basis van documentatie en
analyse (2,8,10,11). Bovendien heeft de literatuur vrijwel uit-
sluitend betrekking op de VS. Er worden adviezen gegeven
met als doel de gang van zaken rond het euthanaseren van een
gezelschapsdier positiever te laten verlopen. De adviezen
omvatten onder andere: geef de eigenaren voldoende tijd om
afscheid te kunnen nemen van hun gezelschapsdier, leg de
gang van zaken van tevoren zo goed mogelijk uit, vraag de ei-
genaren of ze bij de euthanasie zelf aanwezig willen zijn,
wees zo flexibel mogelijk bij het kiezen van een locatie voor
het euthanaseren van het betreffende gezelschapsdier (bij-
voorbeeld in de praktijk, bij de cliënten thuis, of ergens bui-
ten, waar het dier graag kwam), regel van tevoren alle details
over wat er met het stoffelijk overschot moet gebeuren en
stuur na afloop een kaart als blijk van medeleven (2,8,10,11).
Dat Amerikanen en Britten zo dol zijn op hun dieren dat ze
extra hulp nodig hebben bij de dood van hun gezelschapsdie-
ren willen wij als nuchtere Nederlanders wel geloven.
Onderzoek naar dergelijke behoeften bij Nederlanders na het
overlijden van hun gezelschapsdieren is echter nooit uitge-
voerd: niemand weet wat \'de Nederlander\' wil.

Enkele jaren geleden groeide in de VS het besef dat er een alter-
natief nodig was voor cliënten die extra behoefte hadden aan
hulp na het overlijden van hun gezelschapsdier. In 1985 werd
in Califomië de eerste door eerstelijns-dierenartsen gespon-
sorde praatgroep opgericht (6). Eerder hadden de Universiteit
van Pennsylvania en de Colorado State University hun eigen
cliënten een dergelijke service aangeboden. De vele telefoni-
sche vragen om informatie over de praatgroepen gingen vaak
gepaard met intense emoties (10). Als tegemoetkoming aan de
behoeften van deze mensen, die vaak grote afstanden zouden
moeten overbmggen om bijeenkomsten van de praatgroepen
bij te kunnen wonen, is een telefonische hulpdienst ontstaan.
Beide hulpdiensten bleken zo succesvol, dat ook in andere sta-
ten in de VS dergelijke \'support groups\' (praatgroepen) en
\'hotlines\'(telefonische hulpdiensten) zijn opgericht. In Groot
Brittannië is zeer recent ook een \'hotline\' opgericht (5).

Uit Amerikaanse literatuur blijkt dat er een aantal parameters
zijn, die verschillen te zien geven in de mate waarin cliënten
hulp van dierenartsen, betreffende het overiijden van hun ge-
zelschapsdier, zouden willen. Deze parameters zijn: (ou-
dere) alleenstaanden, die meer hulp nodig zouden hebben
(2,7,8); geslacht, waarbij vrouwen meer gebmik zouden ma-
ken van geboden hulp (2,6,12); en de leeftijd van het gezel-
schapsdier. Naarmate het dier ouder werd, werd vaker ge-

-ocr page 263-

bruik gemaakt van hulp (12). Uit Engels onderzoek is geble-
ken dat er een verband bestaat tussen gehechtheid aan een
gezelschapsdier en rouwintensiteit (3). Het is niet ondenk-
baar dat er daarom ook een verband zou kunnen bestaan tus-
sen gehechtheid aan een gezelschapsdier en behoefte aan
hulp, in welke vorm dan ook.

Doel van dit onderzoek is het beantwoorden van de vraag of
Nederlanders na het overlijden van hun gezelschapsdier hulp
van of via de dierenarts zouden waarderen en het identifice-
ren van enkele kenmerken van cliënten die het al of niet
waarderen van hulp mede bepalen.

METHODEN

Als populatie is een groep Nederlanders gebmikt wiens ge-
zelschapsdier is aangeboden aan de Universiteitskliniek te
Utrecht. Deze dieren zijn vervolgens ofwel aldaar of bij hun
eigen dierenarts geëuthanaseerd, ofwel tijdens of na behan-
deling overleden in de 16 maanden voorafigaande aan het on-
derzoek. Alleen eigenaren van honden en katten zijn bij dit
onderzoek betrokken. Aan tweehonderd eigenaren is een
schriftelijke enquête toegestuurd waarin gevraagd werd naar
onder andere: het opleidingsniveau, de gezinssamenstelling,
het desbetreffende dier, eventuele andere aanwezige gezel-
schapsdieren of nieuw aangeschafte gezelschapsdieren, de
gehechtheid van de eigenaar aan het gezelschapsdier, de rol
van de dierenarts en het al of niet waarderen van zijn of haar
hulp na het overlijden van hun gezelschapsdier. Daarbij
werd onderscheid gemaakt tussen de behandelende dieren-
arts op de kliniek te Utrecht en de eigen dierenarts. Van de
200 aangeschreven personen hebben er 139 voor verwerking
geschikte enquêtes temggestuurd.

Het is niet ondenkbaar dat voor vele respondenten het krij-
gen van steun uit hun directe omgeving (familie, vrienden) al
voldoende hulp zou zijn, of juist dat te weinig steun krijgen
uit diezelfde omgeving een reden zou zijn om hulp te zoeken.
Het wel of niet voldoende kunnen praten over het overlijden
van hun gezelschapsdier werd gezien als een maat voor het
krijgen van steun uit de omgeving.

Gehechtheid werd gemeten door de respondenten te vragen
een lijn te trekken waarvan de lengte een neutrale houding
ten opzichte van een dier moest voorstellen, om vervolgens
een lijn te tekenen die hun eigen gehechtheid aan hun overle-
den gezelschapsdier moest weergeven. Deze lijnen werden
omgewerkt tot logaritmen en met behulp van een formule
werd de gehechtheidscoëfficiënt berekend. Dit wordt de
\'magnitude scaling\'-methode genoemd (13).

De vormen van hulp die in de enquête aan bod kwamen waren:

- het toesturen van een kaart als blijk van medeleven;

- het iets te drinken aanbieden voor het naar huis toe gaan
van de betreffende eigenaar;

- het na enkele dagen door de dierenarts opgebeld worden
en dan de gelegenheid knjgen nog resterende vragen te
stellen of over het geheel te praten;

- het attenderen op de mogelijkheid om een anonieme tele-
fonische hulpdienst te bellen, een zogenaamde \'hotline\';

- het attenderen op de mogelijkheid om een praatgroep op
vrijwillige basis bij te wonen, om over het geheel te praten
met andere eigenaren van pas overleden gezelschapsdie-
ren, onder leiding van een dierenarts en/of sociaal werk-
(st)er.

tl 111

m

251

Ook werd expliciet de mogelijkheid geboden om voor geen
hulp te kiezen.

Om alle gegevens te analyseren werd gekozen voor het wer-
ken met SPSSpc . Verschillen tussen de groepen eigenaren
werden getoetst d.m.v. Chi^. Correlaties werden gezocht met
Pearson\'s r.

RESULTATEN

De respondenten varieerden in leeftijd van 18 tot 74 jaar.
Daarvan waren er 83 vrouw (53%), 100 gehuwd (72%).
Tachtig respondenten (58%) hadden geen kinderen.
Drieënzestig respondenten (45%) hadden een vorm van ho-
ger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs vol-
tooid. Het aantal eigenaren van honden en katten dat de en-
quête had ingevuld en temggestuurd was even groot. Van de
gezelschapsdieren werden er 93 geëuthanaseerd (67%); de
overige dieren zijn tijdens of enige tijd na behandeling spon-
taan overieden. Van de dieren die geëuthanaseerd werden,
waren 52 van de betreffende eigenaren (56%) bij het gehele
proces aanwezig geweest. Nog eens tien eigenaren (11%)
zijn alleen bij de sedatie aanwezig geweest. Slechts 41 van
alle overieden gezelschapsdieren (30%) - al of niet geëutha-
naseerd - zijn zonder verdere instmcties met betrekking tot
crematie of begrafenis \'bij de dierenarts achtergelaten\'.

De meeste eigenaren zaten niet zonder gezelschapsdier: 98
hadden één of meer gezelschapsdieren van dezelfde soort als
het overleden gezelschapsdier (71%) en 55 hadden één of
meer gezelschapsdieren van een andere soort dan het overle-
den dier (40%). Van de respondenten hadden er 60 inmiddels
een nieuw gezelschapsdier aangeschaft (43%) en waren 19
dat binnenkort van plan (14%).

Van de ondervraagden gaven 122 te kennen over het gebeu-
ren te willen praten (88%). Slechts vier eigenaren zeiden niet
voldoende erover te hebben gesproken (3%). Praten over het
geheel bleek bij 19 respondenten (14%) niet te allen tijde
mogelijk: een deel daarvan zei dat ze aanvankelijk wel vol-
doende gelegenheid hadden gekregen om over het overiijden
van hun gezelschapsdier te kunnen praten, maar dat dit later
om één of andere reden niet meer mogelijk bleek (hoewel de
behoefte hiertoe nog steeds bestond). Een ander deel van
deze 19 respondenten zei juist de eerste tijd na het overiijden
van hun gezelschapsdier er niet voldoende over te hebben
kunnen spreken, terwijl dit later wel mogelijk bleek.

Na de dood van hun gezelschapsdier zeiden 101 respondenten
(73%) nog vragen aan de dierenarts te willen stellen over het
geheel. Deze groep werd gevraagd of ze al hun vragen hadden
kunnen stellen: 35 respondenten zeiden achteraf nog vragen te
hebben, die ze niet hadden kunnen stellen. Dat komt er op neer
dat 25% van alle (139) respondenten nog altijd vragen heeft,
die zij niet aan de dierenarts hebben kunnen (of durven) stellen.

De vraag of de dierenarts een rol heeft bij het opvangen van
cliënten na het overlijden van hun gezelschapsdier, beant-
woordden 110 van de eigenaren positief (79%). Vier eigenaren
hebben nog te kennen gegeven dat ze die opvang zouden waar-
deren, maar dat ze dachten dat een dierenarts het al zo dmk
heeft, dat dit niet óók nog eens van ze verwacht kan worden.

Over de vraag welke dierenartsen hulp zouden moeten bie-
den bestaat een verschil in opvatting: dat de eigen dierenarts

T J «SCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 121, MEI, AFLEVERING 9, 1996

-ocr page 264-

bij rouwverwerking een rol heeft, vinden er 110 van de on-
dervraagden (79%). Eénentachtig respondenten (59%) vin-
den dat die hulp ook van de aan de Universiteitskliniek ver-
bonden dierenarts moet komen. Er is geen significant
verschil tussen deze twee getallen.

Van de soorten aangeboden hulp bij de eigen dierenarts wil-
den van de respondenten:

- 15 (12%) geen hulp;

- 35 (35%) iets te drinken aangeboden krijgen voor vertrek;

- 7 (5%) een kaart toegestuurd krijgen;

- 95 (68%) getelefoneerd worden;

- 3 (2%) op de mogelijkheid om een \'hotline\' te bellen ge-
wezen worden en

- 5 (4%) op de mogelijkheid geattendeerd worden een praat-
groep bij te wonen.

Omdat de mogelijkheid werd geboden om meerdere vormen
van hulp te kiezen, is het totaal aantal groter dan 139.

De resultaten waren iets anders voor de hulp van behande-
lende dierenartsen op de Universiteitskliniek. Van de res-
pondenten wilden er:

- 35 (23%) niet geholpen worden;

- 27(19%) voor vertrek iets te drinken aangeboden krijgen;

- 7 (5%) graag een kaart toegestuurd krijgen;

- 78 (56%) getelefoneerd worden;

- 1 (1%) op de mogelijkheid gewezen worden om een \'hot-
line\' te bellen en

- 6 (4%) de mogelijkheid aangeboden worden een praat-
groep bij te wonen.

De respondenten geven hiermee aan meer gebmik te willen
maken van hulp, die door de eigen dierenarts aangeboden
wordt. Het was echter wel zo dat een groot aantal responden-
ten toch voor een vorm van hulp hadden gekozen ondanks
dat zij de mogelijkheid \'geen hulp\' hadden aangekmist.
Slechts vijf (4%) personen die \'geen hulp\' wensten te ont-
vangen van op de Universiteitskliniek behandelende dieren-
artsen hadden werkelijk geen vorm van hulp gekozen.

De helft van de 35 mensen die geen hulp wensten van de op de
Universiteitskliniek behandelende dierenarts wilde wel hulp
van de eigen dierenarts. Andersom geldt ook dat vijf mensen
die geen hulp van hun eigen dierenarts wilden, dat wel zouden
waarderen van de dierenarts op de Universiteitskliniek. (Van
deze vijf personen gaven er drie geen motivatie voor hun
keuze. De andere twee zeiden zodanig ontevreden te zijn over
hun eigen dierenarts dat zij niets meer met hem of haar te ma-
ken wilden hebben). Dit komt het sterkst naar voren bij de mo-
gelijkheden \'hotline\' en \'praatgroep\': degenen die zeggen het
aanbieden van deze vormen van hulp wel van de ene (willekeu-
rige) dierenarts te waarderen, waarderen het niet automatisch
ook van een andere (willekeurige) dierenarts. Binnen het kader
van dit onderzoek was er slechts een keuze uit twee dierenart-
sen. Er waren weinig mensen die het aanbieden van deze vor-
men van hulp van beide dierenartsen zouden waarderen. Om na
te gaan of de
persoon die hulp aanbood van invloed was op het
willen aannemen van de betreffende vorm van hulp, werd ge-
vraagd of de respondenten naar een praatgroep zouden willen
gaan, of een \'hotline\' zouden willen bellen indien ze daartoe de
mogelijkheid hadden gekregen. Zo kon uitgemaakt worden
hoeveel mensen er zouden overwegen gebmik te maken van de
geboden soorten hulp, onafhankelijk van wie het aanbood.
Daamit bleek dat elf personen (8%) zouden overwegen om een
\'hotline\' te bellen, en twaalf respondenten (9%) zouden over-
wegen om een praatgroep te bezoeken. Deze groepen overlap-
pen elkaar nauwelijks; slechts twee personen zeiden te overwe-
gen van beide vormen van hulp gebmik te maken.

■ ft

Een significante invloed op het al dan niet waarderen van
aangeboden hulp had de door de eigenaren vermeende rol
van de dierenarts met betrekking tot rouwverwerking
(Chi2=17.158, df=3, p<0.001). Indien het niet de taak van de
dierenarts geacht werd hulp aan te bieden, werd significant
minder gebmik gemaakt van geboden hulp die door de die-
renarts zèlf gegeven kon worden. Naar verhouding werd in
dat geval, indien hulp toch gewenst was, meer gebmik ge-
maakt van de niet door de dierenarts zelf te geven hulp, zoals
de \'hotline\' en praatgroep.

Het willen stellen van vragen aan de dierenarts, na het over-
lijden van een gezelschapsdier, heeft ook een significante in-
vloed op het al of niet waarderen van hulp van of via de
dierenarts (Chi2=l 5.268, df=3, p<0.002). Indien de eigena-
ren zeiden geen vragen te hebben over het overlijden van hun
gezelschapsdier, hadden ze minder behoefte aan hulp.

Burgerlijke staat, geslacht, aantal thuiswonende kinderen, op-
leidingsniveau, soort gezelschapsdier (hond of kat), ziekte-
duur van het gezelschapsdier en het aantal jaren dat het dier in
het bezit was van de eigenaar, hebben geen significante in-
vloed op het al of niet willen van hulp, of de vorm waarin hulp
gewenst wordt. De keuze om het gezelschapsdier te laten eu-
thanaseren en of de eigenaar daarbij aanwezig was, indien
voor euthanasie gekozen werd, had eveneens geen signifi-
cante invloed op behoefte aan hulp. Het voldoende over het
overlijden van hun gezelschapsdier te hebben gesproken (en
dus het voldoende steun uit de omgeving te hebben gekregen),
bleek ook geen significante invloed te hebben op het waarde-
ren van steun, van of via de dierenarts, bij het rouw^verwer-
kingsproces. Een verband tussen de mate van gehechtheid aan
een gezelschapsdier en de behoefte aan hulp, was niet aan te
tonen. (Dit zegt niets over een eventueel nog te onderzoeken
relatie tussen rouwintensiteit en behoefte aan hulp).

Tenslotte werd gevraagd of een dierenarts die deze vormen
van hulp aan zou bieden een betere dierenarts zou zijn dan een
dierenarts die dit niet zou doen: daarop antwoordden 70 re-
spondenten (50%) ontkennend, 59 bevestigend (44%) en tien
personen (6%) wisten geen antwoord op deze vraag te geven.

De respondenten kregen de mogelijkheid aangeboden om zelf
vragen en/of opmerkingen achterop de vragenlijst te schrijven.
Iets meer dan de helft (55%) van de geënqueteerden maakten
daarvan gebmik (76 personen). Van deze brieven waren er vier
van algemeen positieve aard, acht van algemeen negatieve aard
(zonder dat een specifieke dierenarts beschuldigd werd), vier
brievenschrijvers klaagden over het niet afscheid kunnen ne-
men van hun dier op de universiteitskliniek en twaalf eigenaren
vertelden eenvoudig (zonder verwijten) het verhaal van hun
huisdier. Een positieve indmk van dierenartsen hadden 16 ei-
genaren aan hun ervaring overgehouden. Drieëntwintig brie-
ven beschreven louter negatieve ervaringen. Acht brieven
maakten specifiek onderscheid tussen de eigen- en de op de
universiteit behandelende dierenartsen: in vijf brieven waren
de schrijvers positief over het Universitehspersoneel terwijl zij
zich negatief uitlieten over de verwijzende dierenarts. Dit wa-
ren niet allemaal dezelfde personen die hadden gekozen voor

-ocr page 265-

\'geen hulp\' bij hun eigen dierenarts en wel een vorm van hulp
wilden van de op de universiteit behandelende dierenarts. Voor
drie respondenten was het omgekeerde het geval. Eén respon-
dent was aanvankelijk zeer negatief over de verwijzende die-
renarts, maar had het later uitgepraat; de negatieve gevoelens
waren op een misverstand gebaseerd geweest.

DISCUSSIE

Uit Amerikaans en Engels onderzoek was gebleken dat een
verband bestaat tussen de leeftijd van het gezelschapsdier op
het moment van overlijden en de behoefte aan hulp via een
\'hotline\' of praatgroep. Sexe, leeftijd en het al of niet alleen-
staand zijn van de eigenaar zouden ook gerelateerd zijn aan
behoefte aan hulp na het overlijden van een gezelschapsdier.
Voorts zou een verband verwacht kunnen worden tussen de
gehechtheid aan een gezelschapsdier en de behoefte aan
hulp. Wij konden deze verbanden niet aantonen. Het is mo-
gelijk dat er sprake is van culturele verschillen en/of ver-
schillen in opzet van onderzoek. In de VS werd uitgegaan
van inventarisaties van al bestaande vormen van hulp; voor
ons onderzoek hebben wij alleen kunnen vragen naar voor-
keuren omdat een aantal van de desbetreffende soorten hulp
niet in Nederland verkrijgbaar zijn. Wat wel bevestigd kon
worden was dat steun krijgen uit de omgeving geen invloed
heeft op het al of niet willen ontvangen van hulp van of via de
dierenarts. Er was immers geen significant verband tussen de
behoefte aan hulp en de al of niet kunnen praten over het
overiijden van het betreffende gezelschapsdier.

De suggestie dat het toesturen van een kaart als blijk van mede-
leven standaard zou moeten zijn, kan niet door dit onderzoek
onderbouwd worden. Uit dit onderzoek blijkt, dat slechts 5%
van de ondervraagden het toegestuurd krijgen van een kaart zou
waarderen. Andere vormen van hulp werden meer geappre-
cieerd. Interessant was ook, dat het aangeboden willen krijgen
van hulp en het overwegen om van aangeboden hulp gebruik te
maken, niet één en hetzelfde zijn. Indien gevraagd werd of de
respondenten zouden overwegen naar een \'hotline\' te bellen of
naar een praatgroep te gaan antwoordden er 11 respectievelijk
12 personen positief op deze vraag. Werd er daarentegen ge-
vraagd of ze de mogelijkheid tot het bijwonen van een praat-
groep of het bellen van een \'hotline\' aangeboden wilden krijgen
door een bepaalde dierenarts, dan antwoordden er slechts 5 re-
spectievelijk 3 respondenten met \'ja\'. Dit kan van betekenis zijn
voor de andere vormen van hulp die mensen al dan niet graag
aangeboden zouden willen hebben; het kan zijn, dat ondanks dat
het aanbieden ervan niet gewenst werd, toch dankbaar gebruik
zou worden gemaakt van de geboden hulp. In het geval van de
\'hotline\' of praatgroep kan er dan voor een minder persoonlijke
manier van hulp aanbieden gekozen worden, bijv. folders toe-
sturen of in de wachtkamer beschikbaar stellen.
Uit cijfers en brieven blijkt dat de persoonlijke relatie met de
eigen dierenarts een invloed had op het waarderen van de aan-
geboden hulp. Immers, soms werd de hulp die van de eigen
dierenarts (in bepaalde gevallen uitdmkkelijk) niet gewenst
werd, wèl gewaardeerd van de op de Universiteitskliniek be-
handelende dierenarts en andersom. Uit het commentaar dat
op de vragenlijsten geschreven werd, kan opgemaakt worden
dat een slechte relatie met de eigen dierenarts daar vaak de
oorzaak van is. Men wil de hulp wel, maar men wil niet dat de
dierenarts waarmee men een slechte verstandhouding heeft,
daar iets mee te maken heeft, ook al is dat slechts het via die
dierenarts doorverwezen worden. Met andere woorden: die-
renartsen die een slechte beurt hebben gemaakt tijdens het eu-
thanaseren van een gezelschapsdier hoeven niet te verwach-
ten dat op hun persoonlijk aangeboden hulp, ingegaan wordt.

I iiim

Het is vooral belangrijk dat alle vragen, die de eigenaren nog
hebben, zo goed mogelijk beantwoord worden. Immers, er
werd een significant verband gevonden tussen behoefte aan
hulp en het nog hebben van onbeantwoorde vragen. Het ster-
ven van een gezelschapsdier is een emotionele gebeurtenis.
Daardoor kan het zijn, dat wat de dierenarts probeert te ver-
tellen, op dat moment niet goed doordringt tot de eigenaar, of
dat pas later alleriei vragen bij de cliënt opkomen. Het kan
zijn dat familieleden, die niet aanwezig waren, nog vragen
hebben. Voorts is het nog mogelijk dat cliënten wèl de ant-
woorden weten op hun vragen, maar graag willen dat de die-
renarts die antwoorden nogmaals bevestigt. Het bereid zijn
van dierenartsen om te allen tijde antwoord te geven op vra-
gen van hun cliënten is onvoldoende. Immers, 25% van alle
respondenten had nog onbeantwoorde vragen. Cliënten wil-
len gebeld worden. Blijkbaar is de drempel voor de cliënten
om de dierenarts te bellen om zélf antwoord te zoeken op nog
resterende vragen nog steeds te hoog (dit bleek overigens
ook uit enkele brieven). Om de eigenaren niet te overvallen
met de vraag \'of ze nog vragen te stellen hebben\', lijkt het
zinnig om het telefoongesprek en het doel daarvan al bij het
euthanaseren van hun gezelschapsdier aan te kondigen. Zo
krijgen cliënten de kans om eventuele vragen voor te berei-
den en/of op te schrijven, zodat niets vergeten wordt.

De zinnigheid van het oprichten van een praatgroep of een
\'hotline\' in Nederland is discutabel. Duidelijk is in ieder ge-
val dat een groot samenwerkingsverband nodig is om een
praatgroep regelmatig van deelnemers te voorzien. Een \'hot-
line\' lijkt een groter gebied te kunnen voorzien van emotio-
nele steun. De animo van Nederianders om één van de twee
vormen van hulp te willen benutten lijkt aanwezig, hoewel
individueel door de respondenten zeer duidelijk een voor-
keur voor één van beide vormen werd uitgesproken.
Potentiële \'hotline\'-bellers zouden immers niet overwegen
om aan een praatgroep deel te nemen, en vice versa. Hoewel
ook in de VS aanvankelijk niet veel gebmik werd gemaakt
van de praatgroep, vormen bovenstaande bevindingen én de
positieve reacties van de in de VS deelnemende dierenartsen
en cliënten een goed argument om ook in Nederland het op-
richten van een \'hotline\' of praatgroep te overwegen.

CONCLUSIES

Slechts een klein deel van de respondenten wenste geen hulp
meer te ontvangen van dierenartsen na het overlijden van een
gezelschapsdier. Ook van tweedelijns-dierenartsen wenste
een grote meerderheid van de respondenten hulp aangebo-
den te krijgen.

Van de aangeboden soorten hulp, kozen de meeste respon-
denten voor een telefoongesprek met de dierenarts, enkele
dagen na het overiijden van hun hond of kat. Hierbij is het
beantwoorden van vragen omtrent het overiijden van het
desbetreffende gezelschapsdier belangrijk.

Het sturen van een kaart als blijk van medeleven na het over-
lijden van een huisdier was de minst gewaardeerde vorm van
hulp. Andere vormen genoten duidelijk de voorkeur.

Ruim 15% van de respondenten gaf te kennen naar een praat-
groep te willen gaan, of naar een \'hotline\' te willen bellen.
Hierbij werd voor één van de twee mogelijkheden gekozen.

-ocr page 266-

De vraag om hulp werd door twee factoren significant beïn-
vloed: (1) de door de eigenaren vermeende rol van de dieren-
arts bij het rouwverwerkingsproces, en (2) het willen stellen
van vragen aan de dierenarts omtrent het overleden gezel-
schapsdier. Andere onderzochte kenmerken bleken geen signi-
ficante invloed te hebben op de behoefte aan hulp.

TOT SLQT

Het feit dat 55% van de respondenten opmerkingen achter
op de vragenlijsten heeft geschreven, welke soms zeer uit-
gebreid waren, met vaak zeer geladen meningen en verwij-
ten aan het adres van de eigen, of de op de Universiteits-
kliniek behandelende dierenartsen, geeft een indruk van het
belang van een goede begeleiding bij euthanasie. Uit deze
brieven kon worden opgemaakt dat, ondanks het feit dat
geen hulp gevraagd werd, sommigen zelfs nog een jaar of
meer na dato spontaan om het gebeuren konden huilen. Één
eigenaar merkte op, dat ze een andere dierenarts nam nadat,
bij het aanbieden van een pup voor een enting, de dierenarts
niet geïnteresseerd leek in haar verhalen over haar overle-
den gezelschapsdier. Uit enkele reacties van de responden-
ten schemerde door dat niet alle familieleden even ver wa-
ren in het rouwverwerkingsproces. Wanneer de ene
familielid hulp afwijst betekent het nog niet dat een ander
familielid de geboden hulp niet zou waarderen. Overigens
konden vele respondenten zich enorm goed voorstellen dat
een ander behoefte zou kunnen hebben aan hulp.

Tenslotte nog het aanbieden van iets te drinken: een kopje
koffie of thee kan, alhoewel het een simpel gebaar is, zeer
veel betekenis hebben. Voor de cliënt betekent dit dat de
dierenarts medeleven toont, en een teken geeft dat \'even de
tijd nemen om bij te komen voor de reis naar huis\' niet als
lastig ervaren wordt. Dit draagt bij tot een meer positieve
herinnering aan dat laatste bezoekje bij de dierenarts.

1« il

\'Mil

Il I M

Het zou onrealistisch zijn om te denken dat, wanneer alle
mogelijke hulp geboden wordt, ook alle leed voorkomen
zou kunnen worden. Door een ongelukkige samenloop van
omstandigheden, of als een bepaald gezelschapsdier voor
iemand \'speciaal\' was, kan het zijn dat ondanks alle voor-
zorgen, het rouwverwerkingsproces toch niet vlot verloopt.
Als dierenarts is het echter wel mogelijk om te zorgen dat
zoveel mogelijk misverstanden, die na een jaar nog erg
pijnlijk kunnen zijn, voorkomen worden.

LITERATUUR

1. Barker SB. Pet Loss and Bereavement. Comp Anim Pract 1989; 19; 3-5.

2. Cusack O. Pets and Mental Health. London: Haworth Press, 1988:
181-95.

3. Edney ATB. Killing with Kindness. Vet Ree, April 1989: 320-2.

4. Endenburg N. Animals as Companions: Demographic, Motivational
and Ethical Aspects of Companion Aniirial Ownership. Amsterdam:

Thesis Publishers Amsterdam, 1991.

5. Endenburg N. Persoonlijke mededeling.

6. Hart LA, Hart BL, Mader B, and Rivero CA. A Pet Loss Support
Group: Evaluation of the First Year. California Veterinarian 1987; 41:
13-5.

7. Kay WJ. Euthanasia of the Companion Animal, the Impact on Pet
Owners, Veterinarians, and Society. Philadelphia: The Charles Press
Publishers, 1988.

8. Kay WJ, Nieburg HA, and Kutscher AH. Pet Loss and Human
Bereavement. Iowa: Iowa State University Press, 1984.

9. Kiibler Ross E. On Death and Dying. London: Collier-Macmillan,
1970.

10. Lagoni LS, Hetts S, and Withrow SJ. In: SJ Withrow and EG
MacEwen (eds). Clinical Veterinary Oncology; Philadelphia:
Lippincott, 1989:436-45.

11. Lagoni LS, and Butler C. Facilitating Companion Animal Death. The
Compendium, January 1994: 70-6.

12. Mader B, Hart LA. Establishing a Model Pet Loss Support Hotline. J
Am Vet Med Ass 1992; 200: 270^.

13. Saris WE. Individual Response Functions and Correlations Between
Judgements. In: WE Saris and EN Gailhofer (eds.). Social Metric
Research, Data Collection and Scaling. Basingstroke: Macmillan,
1988:200-15.

SMALL ANIMAL SPINAL DISORDERS. DIAGNOSIS AND
SURGERY

S.J. Wheeler. and NJ.H. Sharp. ISBN0-7234-1897-7.

In de eerste hoofdstukken van dit prachtig geïllustreerde
boek worden systematisch de anatomie, het neurologisch on-
derzoek inclusief het lokaliseren van de neurologische laesie
en de differentiaal diagnose van spinale aandoeningen be-
handeld. Diagnostische technieken zoals de liquorpunctie
worden toegelicht met zowel foto\'s van de \'echte\' patiënt als
een tekening om de anatomische kenmerken duidelijk aan te
kunnen geven. Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan alle
aspecten van de röntgendiagnostiek. Met behulp van foto\'s
wordt in hoofdstuk vijf zeer overzichtelijk aangegeven welk
instmmentarium voor de operatieve ingrepen nodig is.
Vervolgens worden per hoofdstuk de volgende aandoenin-
gen behandeld; halshemia, thoracolumbale hernia, atlan-
tiaxiale subluxatie, lumbosacrale hernia, caudale cervicale
spondylomeyelopathie (\'Wobbler\'), neoplasiën, trauma, en
\'diverse\'. Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan de post-ope-
ratieve zorg.

Dit boek is voor die dierenartsen die zich bezighouden met
neurochimrgie een goed handboek. Het accent ligt op de chi-
mrgische behandeling van de verschillende aandoeningen,
en de diverse operaties worden met mooie foto\'s geïllus-
treerd. Het is echter niet zo dat chimrgie voor alle aandoenin-
gen als de behandeling van eerste keuze wordt aangegeven.
De stappen die genomen moeten worden voordat tot chimr-
gie wordt overgegaan worden goed besproken. Mede daar-
door kan dit boek ook voor dierenartsen die zich niet met de
chimrgie bezighouden maar wel meer willen weten over dia-
gnostiek en behandeling van spinale aandoeningen in het al-
gemeen een welkome aanvulling zijn op de reeds bestaande
literatuur. Het hoofdstuk post-operatieve zorg is naar mijn
weten in geen van de bestaande handboeken op een zo over-
zichtelijke wijze temg te vinden en maakt dat dit boek een
unieke plaats inneemt.

L.M. Overduin

-ocr page 267-

F.H.M. Borgsteede\'\' en J.H. Boersema^

Voor de praktijk

De problemen rond BSE hebben ertoe geleid dat het in
Groot-Brittannië geproduceerde vaccin ter preventie van
longwormziekte bij het mnd van de markt is teruggetrokken.
Dit betekent dat veel veehouders die gewend waren hun kal-
veren te vaccineren niet meer in de gelegenheid zijn om de
vaccinatie uit te voeren, of, zoals op sommige bedrijven
reeds is gebeurd, maar één dosis hebben kunnen toedienen.

Omdat wij nogal wat vragen kregen over deze nieuwe situ-
atie, hebben we besloten om door middel van dit artikel te
wijzen op een aantal alternatieve mogelijkheden van long-
wormbestrijding zonder vaccinatie.

Onze adviezen zijn mede gebaseerd op de laatste inzichten
betreffende de epidemiologie van longwormziekte. Het lijkt
ons zinvol om deze inzichten hier in het kort weer te geven.

Longwormen kunnen in principe als infectieuze larven over-
winteren, maar infecties met overwinterde larven komen in
Nederland niet of nauwelijks voor. De oudere mnderen op
een bedrijf vormen de belangrijkste bron van primaire infec-
tie voor jonge kalveren in hun eerste weideseizoen. Uit in
ons land verricht onderzoek (Eysker
et al., Vet Parasitol
1994; 53:263-7) is gebleken dat in vrijwel elke koppel melk-
koeien dragers voorkomen die geringe aantallen longworm-
larven uitscheiden. Deze dragers moeten worden beschouwd
als de belangrijkste bron van primaire infectie. Kalveren die
op een perceel komen waarop eerder koeien liepen, hebben
dan ook een grote kans zich daar te infecteren. Deze primaire
infectie (eerste generatie longwormen) is meestal te gering
om reeds longwormziekte te veroorzaken. Wel zullen deze
kalveren larven gaan uitscheiden. De prepatente periode is
circa 24 dagen en de ontwikkeling tot infectieuze larve duurt
circa 1 week. Door snelle translatie van infectieuze larven
via de schimmel
Pilobolus kan de secundaire infectie
(tweede generatie longwormen) daarom al vanaf circa 31 da-
gen na de primaire infectie worden opgenomen,
ook onder
omstandigheden zonder neerslag!
Vaak is deze secundaire
infectie wél voldoende om longwormziekte te veroorzaken.
In dergelijke gevallen zijn klinische verschijnselen circa 14
dagen na opname van de secundaire infectie (en dat is dan in
de praktijk circa 6, 5-8 weken na opname van de primaire in-
fectie) te verwachten. Het optreden van longwormziekte is
dus redelijk goed voorspelbaar als bekend is wanneer de pri-
maire infectie heeft plaatsgevonden. Ook is het belangrijk te
weten dat infectieuze longwormlarven in de zomer hoog-
stens zes weken kunnen overleven.

\' Insliluul voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLOj. Postbus 65, 8200 AB
Lelystad.

• Afdeling Parasitologie en Tropische Diergeneeskunde. Instituut voor Infectieziekten
en Immunologie. Postbus 80165. 3508 TD Utrecht.

èk

LÜNGWORMBESTRIJDING BIJ KALVEREN IN HET
WEIDESEIZÜEN 1996

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 255-6

De vraag is, welke mogelijkheden voor de preventie en be-
strijding van longwormziekte nu ter beschikking staan.

Hieronder volgt een aantal situaties, waarbij we aangeven,
hoe er dit seizoen ons inziens het beste kan worden gehan-
deld:

1. Veehouders die geen longwormproblemen op hun be-
drijf kennen en niet preventief behandelen tegen long-
wormziekte.

Zij kunnen hetzelfde wormbestrijdingsprogramma vol-
gen zoals ze dat gewend waren te doen.

2. Veehouders die de kalveren een Chronomintic® bo-
lus, een Repidose® bolus of één van de net op de markt
gekomen boli (de Panacur® SR bolus of de Ivomec®
SR bolus) toedienen.

Zij hoeven geen extra maatregelen te nemen. Deze boli
beschermen onder vrijwel alle omstandigheden ook tegen
longwormziekte. Aan het einde van het weideseizoen, na
afloop van de werkzame periode van de boli, dient men
attent te zijn op symptomen van longwormziekte. Dit is
met name het geval als de kalveren in deze periode - dat is
dan overigens in strijd met de voorschriften - worden ge-
weid op percelen waar koeien of pinken hebben gelopen.

3. Veehouders die één van de volgende behandelings-
schema\'s toepassen: ivermectine 0-6, 3-8 of 3-8-13,
abamectine 0-6, doramectine 0-8, een benzimidazole
(albendazole, fenbendazole, oxfendazole, netobimin,
febantel) 3-6-9 of levamisole 3-6-9.

Ook deze veehouders hoeven geen extra maatregelen te
nemen. Deze behandelingsschema\'s beschermen onder
vrijwel alle omstandigheden tegen longwormziekte. Voor
hen geldt overigens ook wat onder punt 2 is gezegd. Een
voordeel van deze behandelingsschema\'s is - en hetzelfde
geldt ook voor de Repidose® bolus - dat het de opbouw
van immuniteit toelaat als er in het begin van het weide-
seizoen een infectie met longwormen optreedt. Dit is te
forceren door de kalveren bewust achter de koeien te laten
lopen.

4. Veehouders die de Paratect Flex® bolus in combinatie
met longwormvaccinatie gebruiken.

Ongeacht of de eerste vaccinatie al dan niet is toegediend,
adviseren wij de Paratect Flex® bolus te blijven gebrui-
ken. De fabrikant claimt een bescherming tegen longwor-
men gedurende 60 dagen. Ons advies is, ondanks deze
claim, de kalveren frequent te controleren op verschijnse-
len van longwormziekte, zeker nadat de 60 dagen zijn ver-
streken. Dit moet met name gebeuren vanaf circa zes we-
ken nadat ze op een perceel hebben gelopen waar koeien

-ocr page 268-

of pinken werden geweid. Doen zich verschijnselen van
longwormziekte voor dan kan worden behandeld met do-
ramectine, ivermectine, abamectine, één van de benzi-
midazolen of levamisole.

5. Veehouders die uitsluitend vaccineren tegen long-
wormziekte.

Voor hen geldt hetzelfde als voor de veehouders onder
punt 4.

De achtergrond van het door ons gegeven advies onder punt
4 en 5 is dat het de mogelijkheid biedt voor immunheitsop-
bouw. Daar staat het risico van een uitbraak van longworm-
ziekte tegenover. Bij
tijdig ingrijpen wordt de schade echter
beperkt en is opbouw van immuniteit gegarandeerd.
Belangrijk is te weten of er aan het einde van het weidesei-
zoen voldoende immuniteit tegen longwormziekte is opge-
bouwd. Longwormvaccinatie gaf die zekerheid. Als aan het
einde van het weideseizoen 1996 die zekerheid ontbreekt, ra-
den we aan serologisch onderzoek te laten uitvoeren. Als de
kalveren een antilichaamtiter tegen longwormen hebben,
dan mag worden aangenomen dat er immuniteitsopbouw
heeft plaatsgevonden. Als er geen titer is, dan moet worden
overwogen de dieren alsnog te vaccineren in het tweede wei-
deseizoen.

«Afl^^l-iiltf^«^! IUP«

OVER BEESTEN EN BOEKEN

Opstellen over de geschiedenis van de diergeneeskunde en
de boekwetenschap. Erasmus publishing, 1995, Rotterdam.
ISBN 90-5235-083-3 geb. NUGI602 749.

Onder de redactie van Koert van der Horst, Peter Koolmees
en Adriaan Monna verscheen bij het afscheid van de biblio-
thecaris van de Faculteh der Diergeneeskunde, drs.
A.H.H.M. Mathijsen, een feestbundel. Deze draagt de titel
\'Over beesten en boeken\' en bevat zeven bijdragen over
beesten, vooral op het gebied van de geschiedenis van de
diergeneeskunde met een vleugje boek erin, zes over beesten
en boeken waarin het aspect boek aan waarde wint en zes bij-
dragen waarin vooral de geschiedenis van het gedmkte
woord aanwezig is. De fraai uitgevoerde bundel met histori-
sche foto\'s en tekeningen van in totaal 322 pagina\'s biedt
hierdoor een grote variatie aan onderwerpen. Er zijn twee
hoofdstukken in het Engels en drie in het Duits geschreven.
Wie drs. Guus Mathijsen is, wordt duidelijk in het artikel
\'Van bioloog tot biblioloog\' van de hand van Kees Klijs, bi-
bliothecaris van de Technische Universiteit in Eindhoven.
De belangstelling voor de geschiedenis en met name de vete-
rinaire geschiedenis als neventak van zijn eigenlijke beroep,
het organiseren van de boekencollectie, heeft vele vrienden
en collega\'s opgeleverd. Te weten dierenartsen, historici, bi-
bliothecarissen en mengvormen daarvan.

De meeste bijdragen gaan over dieren en dierenartsen, waar-
door het voor elke veterinair de moeite waard is van deze
feestbundel kennis te nemen. In het artikel \'Over het onder-
wijs in veterinaire geschiedenis aan de Veeartsenijschool in
Utrecht, 1821 -1956\' haalt Peter Koolmees de uitspraak aan
van een zekere Postolka die zegt: \'Wie de geschiedenis van
zijn eigen vak niet kent is een vreemdeling in zijn eigen
huis\'. Het huis waarin men als vakman of vakvrouw verblijft
wordt er inderdaad kleurrijker op als men leest hoe het in
vroeger jaren toeging. In het artikel van Gerard Mathijsen,
\'Een raadselachtig dierenarts\', wordt verhaald over de hei-
lige Benedictus die op de berg waar later het klooster Monte

Cassino is gebouwd, de duivel tegenkomt in de gedaante van
een \'mulomedicus\', een arts op een muilezel c.q. een veearts.
Paul Leeflang behandelt de figuur van Jacob van Dam, land-
man, veearts en dichter van 1785 tot 1865, die de voorioper
van de KNMvD oprichtte. Een self-made veearts die elke
vergadering met een eigengemaakt gedicht begon. In die tijd
werden niet minder dan zes verschillende soorten veeartsen
onderscheiden, te beginnen met de kwakzalvers, die zich ook
veearts mochten noemen.

Interessant is verder, gezien in het licht van de huidige tijd,
het artikel \'Diergeneesmiddelen tijdens het Interbellum\' van
Engbert P. Oldenkamp. Tussen de twee wereldooriogen was
het niet ongebmikelijk dat geneesmiddelen door firma\'s sa-
men met dierenartsen werden ontwikkeld. Ze werden aan de
man gebracht in advertenties waar de desbetreffende dieren-
arts werd opgevoerd als kwaliteitskenmerk. \'Tongblaar in de
vorige eeuwen\' - door Toon P. Wijgergangs - laat zien dat
deze ziekte (ook wel Zungenkrebs genoemd) soms werd bes-
treden met een zilveren tongenkrabber voor het stuk trekken
van de blaren.

In \'De bijdragen van Jan Poels aan de classificatie van de
kalverziekten in Nederiand\' onderstreept Ingrid J.R. Visser
weer eens de belangrijke pioniersfiinctie die Poels heeft ver-
vuld door onder zeer moeilijke omstandigheden zeer nauw-
keurig (internationaal erkend) bacteriologisch werk te doen
van hoog wetenschappelijk niveau. Dit zijn enkele illustra-
ties van de interessante inhoud van dit boek.

Redevoeringen tijdens het afscheid zelf wekken vaak geest-
drift, ontroering en dankbaarheid. Het voordeel van een
feestbundel is dat het gebrachte beter beklijft en tegelijker-
tijd kennis en wetenswaardigheden uitstraalt naar het lezers-
publiek. De lezer plukt in \'Over beesten en boeken\' de
vmchten van het gebied, waar de scheidende functionaris
Mathijsen zelf bijzonder veel pioniersarbeid in heeft ver-
richt.

W. Sybesma

-ocr page 269-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieëtihalve eeuw
tiitgej^roeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
^eoriihiteerde instelling van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
19 onderzoekscholen ai 58 opleidingen bieden
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
IVetenschappelijke traditie, moderne technie-
ken en op de toekomst gerichte programma\'s
dragen daaraan verder bij. Met 25.000 stu-
denten, ^.000personeelsleden eti een budget
van 790 miljoen gulden vormt de universi-
teit de spil van het Kenniscentrum Utrecht.
Wtuit deze positie in Midden-Nederland
onderhoudt zij een gevarieerd contactenpa-
troon met universiteiten en gespecialiseerde
onderzoeksinstituten over de gehele wereld.

In J996 bestaat de universiteit
j60 jaar. Informatie over het lustrum:
(ojo)2SJ34 8J.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er zijn 110 plaatsen voor
kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde
De faculteit Diergeneeskunde Is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en Is geaccrediteerd
door de American Veterinary Medical
Association.

Bij de faculteit is plaats voor een

Senior docent/
onderzoeker/dierenarts
inwendige zieicten van
liet paard

U gaat werken bij de vakgroep Inwendige
Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren.
Uw taken bestaan uit het mede leidinggeven
aan en verantwoordelijkheid dragen voor
onderzoek op het gebied van de inwendige
ziekten der grote huisdieren (bij deze functie zal
de aandacht daarbij vooral gericht zijn op de
inwendige ziekten van het paard); het initiëren
van en het participeren in onderzoek in het
kader van de voorwaardelijke financiering
binnen de onderzoekschool; verantwoordelijk-
heid dragen voor patiëntenzorg en voor de
opleiding van dierenartsassistenten en \'specialis-
ten in opleiding\'; verantwoordelijkheid dragen
voor een deel van het onderwijs aan studenten
diergeneeskunde en postacademisch onderwijs;

het participeren in overleg- en samenwerkings-
verbanden en bestuurstaken van de vakgroep;
het onderhouden van wetenschappelijke
contacten met wetenschappelijke instellingen
binnen de faculteit en daarnaast in binnen- en
buitenland.

Wij vragen kandidaten met een voltooide
dierenartsopleiding en promotie op aanverwant
gebied; onderwijservaring en/of gebleken didac-
tische kwaliteiten; de capaciteiten om zelfstan-
dig een bijdrage te leveren in het onderwijs en
onderzoek met betrekking tot het vakgebied;
ervaring in onderzoeksmanagement en organisa-
torische en contactuele kwaliteiten; vertrouwd-
heid met specialistische technieken ten behoeve
van de nadere diagnostiek.
Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor de duur van 2 jaar met uitzicht op een vast
dienstverband. Uw salaris bedraagt maximaal
ƒ 9700,-(schaal 14) bruto per maand.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor meer
inlichtingen contact opnemen met prof.dr.
H.J. Breukink, telefoon (030) 253 12 34 of 253 11 49.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de
afdeling Personeel & Organisatie van de faculteit
Diergeneeskunde, t.a.v de heer W.G. van Hooft,
Yalelaan 1, de Uithof, 3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70620.

•^JAAR

STUOENTfflSTAD

-ocr page 270-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (15)

PETRUS CAMPER

m:.

Veterinair verleden

De trouwe lezers van deze rubriek zullen zeker gemerkt hebben, dat de titel ervan dat wil zeggen de vlag lang niet altijd
de lading dekt. In een aantal gevallen waren het juist de medici, die een belangrijke ontwikkeling in de diergenees-
kunde in gang hebben gezet.

Eén van de prominenten van deze laatste groep was de Nederlander Petrus Camper, geboren in 1722 te Leiden^. Hij
had het bijzondere voorrecht om te mogen opgroeien in een milieu, waarin kunst en wetenschap in hoog aanzien ston-
den. Wellicht is de vriendschap van zijn vader met Boerhave van grote betekenis geweest in zijn latere leven. Reeds
als kind had Petrus een veelzijdige belangstelling. Naast zijn schoolopleiding legde hij zich toe op de bestudering van
de optica, op tekenen en architectuur. Ook ambachtelijke werkzaamheden als het werken aan de draaibank en timme-
ren deed hij met grote interesse. Op zijn zestiende jaar begon hij met schilderen in olieverf en met graveren in koper.
Na zijn vooropleiding werd Petrus reeds op twaalfjarige leeftijd ingeschreven aan de universiteit van Leiden. Op zijn
vierentwintigste jaar promoveerde hij zowel in de natuurfilosofie als in de geneeskunde. Hierna heeft hij een aantal rei-
zen gemaakt om wetenschappers te ontmoeten en zo zijn kennis uit te breiden. In Engeland bezocht hij onder andere
Londen en Cambridge, waar hij zich vooral in de obstetrie en verder in het tekenen en in de botanie bekwaamde. Het
tekenen was voor beoefenaren van de natuunwetenschappen van grote betekenis, daar dit vrijwel de enige manier
was om resultaten van een onderzoek op een aanschouwelijke wijze vast te leggen. Na Engeland ging hij naar Parijs
en Lyon en vandaar naar Genève, Basel en Straatsburg. Tijdens zijn reis vernam hij, dat hij tot hoogleraar was be-
noemd aan de universiteit van Franeker (1750), waar hij anatomie, fysica en heelkunde zou gaan doceren.
Tijdens een tweede reis naar Engeland in 1752 bekwaamde hij zich verder in de obstetrie en oogheelkundige opera-
ties. Door zijn studievriend Edward Archer, geneesheer aan het Smallpox Hospital te Londen werd hij op de hoogte ge-
bracht van de resultaten van de pokkenentingen. Als Fellow van de Royal Society had hij gemakkelijk toegang tot de
wetenschappelijke wereld.

In 1755 werd Camper benoemd aan het Athenaeum Illustre van Amsterdam^ waar hij zich verder kon verdiepen in de
anatomie.

Na vijf jaar trok hij zich terug op zijn landgoed Klein Lankum te Franeker, een luxe die hij zich kon veroorloven dankzij
zijn huwelijk met de zeer gefortuneerde Johanna Bourboom. Hier had hij alle gelegenheid zich toe te leggen op de stu-
die van de vergelijkende anatomie. In deze periode zien we ook zijn eerste veterinaire publicaties verschijnen.
In 1763 werd hij tot hoogleraar benoemd aan de universiteit van Groningen om genees-, verlos- en kruidkunde te do-
ceren. Tevens kreeg hij hier de functie van stadsgeneesheer^.

\' Alange. fetms Camper {1722-1789} en zijn ixtekenis voor (ie dimgeneeskunde: Èsgii. 1990:2: p.27-29.

> A.Lange.\' PpItik Cumpfir (17PP-17nm nnri^in Wirken in cktr Tierheilkunde md Tieranatamie\' Dtsch.lierärztl. Wschr 1988;95:p.441-443-
3 j.Wesier CgggftietfOTsderVeeansmiihuivk-utrecht. 1939p.m.
< R.P.W.Visser
ThezooiogicalworiiofPetmsCamper11722-17891. Amsterdam. 1985.pi2-16.

r>:THi

FEVIR

De Federation of European Veterina-
rians in Industry and Research (FEVIR)
is een onderafdeling van de Federation
of Veterinarians in the European Union
(FVE). De FEVIR is voortgekomen uit
de respectievelijke afdelingen van de na-
tionale diergeneeskunde organisaties in
de Europese Unie. Uit België bijvoor-
beeld de USVB/BSDV, uit Frankrijk de
VRI, uit Duitsland de FIT, uit Engeland
de AVI, uit Denemarken de DDD en uit

Nederland de groep DIB (Dierenartsen
in het Bedrijfsleven) van de KNMvD.
Zweden heeft recentelijk gevraagd te
mogen toetreden tot FEVIR en contacten
zijn gelegd met collega\'s in Spanje, Italië
en Portugal. FEVIR vertegenwoordigt
dus de collega\'s uit het particuliere be-
drijfsleven. Zij onderhoudt direct con-
tacten met zusterorganisaties binnen de
FVE, zoals UEVP, UEVH en EASVO.
Voorzitter is momenteel dr. Ray Har-
ding (Engeland) en dr. Isabelle Demade
(België) is vice-voorzitter. Nederland
wordt vertegenwoordigd door collega

Eggen. Momenteel zijn er een aantal dis-
cussies gaande op Europees niveau die
in de ogen van de FEVIR meer aandacht
verdienen. Hieronder een selectie van
voor FEVIR belangrijke zaken.

Beschikbaarheid van diergeneesmid-
delen

FEVIR speelt een belangrijke rol binnen
de FVE als het gaat om regulatoire as-
pecten zoals kwaliteit, veiligheid en ef-
fectiviteit die hun invloed hebben op de
beschikbaarheid van diergeneesmidde-
len. Samenwerking met de UEVP (Uni-

-ocr page 271-

Naar aanleiding van de grote schade, die in de landbouw werd geleden door de runderpest-epidemie in 1768, heeft een
groep medici zich verdiept in de veterinaire pathologie. Camper seceerde zelf meer dan honderd runderen, die aan de
veepest waren gestorven, en deed daan^an exact verslag. De bedoeling was om in navolging van de tamelijk gunstige
resultaten van de inentingen bij mensen een analoge methode te ontwikkelen voor het dier ter bestrijding van de run-
derpest. In 1769 hield Camper openbare lessen over de runderpest. Tevens hield hij hierbij een warm pleidooi voor in-
voering van wetenschappelijk onderwijs in de diergeneeskunde.

De door Camper aanbevolen methode van inoculatie bestond uit het onderhuids invoeren aan het dijbeen van vier tot
zes katoenen draden met een lengte van een 20 cm doordrenkt met het neusslijm van een met runderpest besmet dier.
Hierbij hoorden uiteraard allerlei voorschriften als aderlaten, purgeren en voederadviezen. Om meer inzicht te verkrij-
gen over de infectiemodus heeft Camper gezonde dieren op verschillende wijzen besmet: oraal, intradermaal en intra-
veneus. Daar hij ea/an overtuigd was, dat runderpest een endemisch karakter had, wilde hij de enting van kalveren op
basis van een premiestelsel algemeen in Nederland invoeren.

De methode Camper vond navolging in het buitenland: Noord-Duitsland en Denemarken en met name op het eiland
Aunöe. De door zijn medewerker Munniks uitgevoerde experimenten in Friesland riepen veel verzet op bij de bevolking.
Opgehitste mensenmenigten dwongen hem regelmatig van proeflokatie te veranderen. Een belangrijke ontdekking werd
gedaan door één van de meest enthousiaste leerlingen van Camper: de Groningse landman Geert Reinders uit Garnwert.
Hij constateerde dat de enting van kalveren alleen succesvol was, indien de moeder de besmetting had doorstaan.
Camper was ook bijzonder geïnteresseerd in de vier magen van de herkauwers^. Hij was mogelijk de eerste die een
rund een kleurstof (een afkooksel van pernambucohout) ingaf om na te gaan in welke maag deze kleurstof terecht
kwam. Daar hij steeds de kleurstof in de pens aantrof, trok hij de verkeerde conclusie, dat melk bij lammeren en kalve-
ren ook in de pens zou komen.

Zijn geestelijke instelling wordt wellicht het best gekarakteriseerd door zijn uitspraak: \'Het is de plicht van de geneeshe-
ren niet alleen om over de gezondheid van den mensch te waken, maar ook over hun bezittingen, te weten hun vee\'.
Het is dan ook geen wonder dat één van de leerlingen van de Groningse Universiteit, dr. Alexander Numan, toen ge-
neesheer te Hoogezand, in 1820 de opdracht kreeg veeartsenijkunde te gaan doceren aan de in Utrecht op te richten
veeartsenijschool.

Op zijn eenenvijftigste jaar besloot Camper zich terug te trekken op zijn landgoed Klein Lankum om zich volledig te kun-
nen wijden aan wetenschappelijk onderzoek en aan de opvoeding van zijn drie zonen. Zijn grote verdiensten liggen op
het gebied van de vergelijkende anatomie. Vooral zijn grote tekentalenten waren van enorme betekenis bij het weerge-
ven van de resultaten van onderzoek.

Ook in deze periode was Camper nog actief op diergeneeskundig gebied: hij beantwoordde een prijsvraag van de
Berliner Gesellschaft Naturforschender Freunde over de oorzaken van de epizoötieën. Zijn inzending werd bekroond
en in 1779 uitgegeven.

Op politiek gebied was Camper eveneens actief. Toen hij in 1773 terugkeerde uit Groningen om zich in Franeker aan de
wetenschap te wijden, werd hij tevens lid van de Staten". In politiek opzicht was hij een vurig orangist. In 1787 kreeg hij
zitting in de Raad van State, waartoe hij zich in \'s-Gravenhage vestigde. Hier overleed hij op 7 april 1789.
Petrus Camper kan beschouwd worden als één van de grote wetenschappers van de achttiende eeuw. Hij werd geken-
merkt door een ongelooflijke nieuwsgierigheid, een groot creatief vermogen en een enorme verzameldrang. Petrus
Camper is nog steeds een bron van inspiratie voor studies in de wordingsgeschiedenis van veel takken van wetenschap.

E.P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

I Een Atheneum lllustre was een school, die een tussenfase vormde tussen de Latijnse school, die men meestal op dertienjarige leeftijd verliet, en de universiteit. Het Atheneum lllustre van
Amsterdam wenj in 1632 opgericht en is met de H. O. wet in 1876 tot universiteit overgegaan.

on of European Veterinaiy Practitio-
ners) moet leiden tot een FVE-beleid dat
een brede basis heeft, goed gemotiveerd
en haalbaar is. Hetzelfde is van toepas-
sing op harmonisatie van de distributie
van diergeneesmiddelen. De her-regis-
traties voor vaccins, die in de komende
periode uitgevoerd gaan worden, vragen
voortdurende aandacht. Betreffende de
volksgezondheidsaspecten van de
groeibevorderaars zal FEVIR zijn uiter-
ste best doen de FVE beter te informe-
ren betreffende alle regelgeving op
Europees niveau. Deze voorzieningen
op het gebied van de registratie, distri-
butie en toedieningswijze van groeibe-
vorderaars, waarborgen mede de belan-
gen van de volksgezondheid.

Welzijnsaspecten laboratoriumdieren

FEVIR speeh een rol in de beleidsbepa-
ling binnen de FVE betreffende het wel-
zijn van laboratoriumdieren. Aan-
dachtsvelden zijn bijvoorbeeld de rol en
de kwalificaties van de dierenarts be-
treffende het verzorgen van laboratori-
umdieren tijdens onderzoekingen en op
het gebied van transport en huisvesting.

Arbeidsvoorwaarden binnen de EU

FEVIR houdt een bestand bij van de
arbeidsvoorwaarden voor dierenart-
sen, zoals die binnen de EU bij de aan-
gesloten nationale organisaties bekend
zijn.

FEVIR vertegenwoordigt de collega \'s
uit de industrie. Zij heeft de mogelijk-
heden en de contacten om binnen de
FVE haar stem door te laten klinken.
Steun en adviezen vanuit de nationale
organisaties zijn voor het goed func-
tioneren van FEVIR uiterst belangrijk.

-ocr page 272-

Berichten en verslagen

INVULLING

Raad voor Dierenaangelegenheden

De Raad voor Dierenaangelegenheden,
waarin ook de KNMvD is vertegen-
woordigd, is het orgaan dat de overheid
gevraagd en ongevraagd van advies
dient omtrent de invulling van de wet.
Daamaast worden beleidsvoomemens
ook voorgelegd aan diverse belangheb-
bende organisaties.

Overigens heeft de GWWD alleen be-
trekking op landbouwhuisdieren en ge-
zelschapsdieren. Voor in het wild le-
vende dieren gelden de Flora- en
Faunawet en de Jachtwet.
In het
gezondheidsdeel van de GWWD
zijn of worden bestaande wetten als de
Veewet, de Vogelziektenwet, de Run-
derhorzelwet en de Bijenwet opgeno-
men. Deze wetten zijn op onderdelen ge-
wijzigd en aangepast aan met name de
Europese regelgeving. In het algemeen
zijn dit wijzigingen die niet direct van
invloed zijn op de dagelijkse gang van
zaken.

Het welzijnsdeel van de GWWD is
projectmatig ingevuld. Hoe dit in zijn
werk gaat is beschreven in het artikel
\'De KNMvD en de GWWD\' in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 november 1994. Zoals uit het over-
zicht van tabel 1 blijkt omvat(te) het
project tal van startnotities. Dergelijke
notities geven aan welke aspecten
moeten worden meegewogen bij de
verdere invulling van het welzijnsbe-
leid. Zij zijn een eerste denkrichting en
vormen de basis voor verdere discus-
sie.

De Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) is in september 1992
gepubliceerd in het Staatsblad. De wet is niet direct in werking getreden. Dit
heeft te maken met het feit dat de GWWD een kaderwet is. Deze kaderwet
kent vele artikelen die beginnen met de zinsnede: \'Het is verboden., tenzij bij
AMvB aangewezen..\' Dit \'Nee, tenzij..\' principe heeft tot gevolg dat er, ter na-
dere concretisering van de wet, vele AMvB\'s vereist zijn. Deze invulling heeft
inmiddels op enkele terreinen plaatsgevonden, waardoor verschillende on-
derdelen van de wet in werking konden treden. In dit artikel zal de stand van
zaken worden weergegeven.

■I I «K

GEZÜNDHEIDS- EN WELZIJNSWET VOOR DIEREN, HOE
STAAT HET ERMEE?

Enkele startnotities zijn inmiddels uit-
gewerkt in een AMvB, andere zijn in-
middels uitgewerkt in een (concept)
besluit of verkeren nog steeds in een
voorbereidende fase. Uit de ervaringen
met de startnotities blijkt wel dat het
moeilijk is alle welzijnsproblemen in
een wettelijk kader onder te brengen.
De welzijnsopvattingen van de betrok-
ken organisaties zijn ook niet altijd ge-
lijkgestemd. Bovendien is de controle
op eventuele regelgeving in sommige
gevallen moeilijk uitvoerbaar. Dit
hangt waarschijnlijk ook samen met
het feit dat de zorg voor het welzijn
van de dieren eerder betrekking heeft
op een gedragsverandering van de
dierhouders. Gerichte vooriichting
lijkt in deze gevallen een beter middel
om het doel, namelijk verbetering van
het welzijn van dieren, te bereiken.

Zelfregulering

De minister van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij (LNV) heeft eind
vorig jaar zijn plannen met betrekking
tot de invulling van de GWWD ken-
baar gemaakt in zijn notitie \'van wet
naar werkelijkheid\'. De minister was
voornemens bepaalde onderwerpen
expliciet bij regelgeving vast te stellen,
zoals bijvoorbeeld biotechnologie en
ingrepen bij dieren. Op andere terrei-
nen achtte de minister regelgeving niet
geschikt of gewenst en had regulering
door de specifieke sectoren (zelfregu-
lering) zijn voorkeur. Gedacht werd
aan het houden van recreatiedieren, het
fokken van dieren en de bedrijfsmatige
omgang met dieren. Daamaast bleek
de minister onderzoek en vooriichting
op het welzijnsterrein te willen stimu-
leren.

Met name door reacties van ver-
schillende organisaties, waaronder de

Door Sabien van Egmond

KNMvD, heeft de minister zijn plan-
nen omtrent zelfregulering echter
moeten bijstellen. Zelfregulering werd
(ook) door de Tweede Kamer niet vol-
doende geacht als middel om de stmctu-
rele welzijnsproblemen op te lossen.
Een wettelijk kader van wat wel en niet
mag met de daarbijbehorende strafrech-
telijke handhaving ervan zijn een must
volgens de meeste pariementariërs.
Daarprn heeft de minister toegezegd dat
hij toch regelgeving zal opstellen. Zo zal
hij met concrete normen moeten komen
voor bijvoorbeeld de handel in dieren en
de fokkerij van gezelschapsdieren. Aan-
gezien voor het uitwerken van bindende
regels veel tijd nodig is, en de Kamer
ketmelijk alles wat het welzijn van die-
ren betreft wil vastleggen, zal de invul-
ling van de GWWD vooriopig nog niet
zijn afgerond.

REGELGEVING

De GWWD is inmiddels gedeeltelijk
nader ingevuld en de daarmee samen-
hangende artikelen van de wet zijn dan
ook in werking getreden (*). Een aan-
tal besluiten en regelingen is van
kracht geworden. Daamaast is voor
wat betreft het welzijnsdeel een aantal
besluiten al wel vastgesteld maar de
datum van in werking treden is nog
niet bekend. Over andere onderwerpen
zijn conceptvoorstellen opgesteld die
nog nader bediscussieerd en bestu-
deerd worden. In tabel 2 en 3 wordt
kort de stand van zaken weergegeven
voor het gezondheidsdeel respectieve-
lijk het welzijnsdeel van de wet. De in-
houd van de verschillende besluiten en
regelingen zal summier worden weer-
gegeven. In het verleden zijn bepaalde
onderwerpen al nader belicht. Ook in
de toekomst zullen bepaalde onderde-
len uitgebreider aan de orde worden
gesteld. Overigens worden de volle-
dige teksten van de GWWD en de
daarbijbehorende uitvoeringsbesluiten
in handzame losbladige systemen uit-
gegeven. Een aanrader om aan te
schaffen.

* Dit zijn de artikelen 1, 2, 3^, 10 tot en
met 32, 35, 38, 39,44 (deels), 45, 57 tot
en met 64,73,74,76 tot en met 81,83 tot
en met 91,94 (deels), 97 tot en met 102,
104 tot en met 123, 124 (deels), 125
(deels), 127 (deels), 128, 129 (deels) en
131.

-ocr page 273-

GEZONDHEID

De invulling van het gezondheidsdeel
van de GWWD heeft betrekking op het
handelsverkeer met dieren en dierlijke
produkten en het voorkomen en de be-
strijding van besmettelijke dierziekten.
Met name op laatstgenoemd terrein zijn
per 13 april 1996 diverse regelingen van
kracht geworden.

Tabel 1. Overzicht startnotities GWWD

STARTNOTITIE

INHOUD

VERVOLG

Te houden dieren en houden van dieren
met het oog op produktie

Welke diersoorten door de mens voor de produktie
gehouden mogen worden. Diersoorten die niet
genoemd worden, mogen niet worden gehouden.

Besluit aanwijzing voor produktie te houden
dieren

Biotechnologische handelingen

De te volgen procedure bij het indienen van een
verzoek om vergunning voor het uitvoeren van
een biotechnologische handeling.

Besluit biotechnologie bij dieren en Regeling
aanvraag vergunning en melding biotechnologie
bij dieren

Onttrekken aan ouderdier

Op welke minimale leeftijd het jonge dier van het
ouderdier mag worden gescheiden.

Besluit scheiden van dieren

Ingrepen bij dieren

Welke lichamelijke ingrepen zijn toegelaten zonder
dat daar een diergeneeskundige noodzaak voor
aanwezig is (tanden knippen etc.).

Ingrepenbesluit

Fokken met landbouwhuisdieren

De relatie tussen het fokkerijbeleid en het welzijn van
landtx)uwhuisdieren en mogelijke oplossingen voor
problemen.

Doden en slachten van dieren

Welke methoden van doden zijn toegestaan.

Toelating huisvestingssystemen

Beschrijft de procedure voor toelating van huisvestings-
systemen op de Nederlandse markt.

Ethische aspecten toediening van stoffen

Welke stoffen aan dieren mogen worden toegediend, voor
zover deze niet zijn ondergebracht in bestaande regel-
geving. Beoordeling vindt plaats op ethische gronden.

Uitgebreid nader onderzoek en nadere
discussie

Voortplantingstechnieken

Welke voorplantingstechnieken zijn toegestaan (sperma-
en embryo-winning, KI, embryo-transplantatie).

Besluit voortplantings-technieken
bij dieren

Bedrijfsmatige omgang met dieren

Eisen die gesteld worden aan de in- en verkoop, het op
voorraad hebben, het afleveren en de verhuur van
dieren (maneges en dierenwinkels).

tussenvoorstel

Huisvesting en verzorging van dieren

Voor welke diersoorten huisvestings- en verzorgingseisen
moeten worden opgesteld.

Wedstrijden met dieren

Welke wedstrijden met dieren in Nederland mogen plaats-
vinden en waarvoor vanuit welzijnsoogpunt aanvullende
regels nodig zijn (honden- en paardensport).

Onbedwelmd slachten

Nadere uitwerking ten behoeve van de Israëlitische en
islamitische (slacht) rituelen.

Besluit ritueel slachten

l&R gezelschapsdieren

Is een algehele I&R van gezelschapsdieren gewenst?

Fokken van recreatie- en proefdieren

Problematiek rondom de welzijnsbeperkende kenmerken
die gerelateerd zijn aan de fokkerij (overtypering).

tussenvoorstel

Tonen van dieren

Mogelijke regelgeving omtrent keuringen, markten,
tentoonstellingen etc.

Handelsverkeer

Artikel 78 van de GWWD geeft de mi-
nister van LNV de mogelijkheid het
anders dan in doorvoer buiten Neder-
land brengen van dieren en dierlijke
produkten te verbieden. Dit verbod
geldt niet als de dieren of produkten
gemerkt zijn en vergezeld gaan van
een bewijsstuk waamit blijkt dat aan
bepaalde eisen wordt voldaan. In het
Besluit uitvoer dieren en produkten
van dierlijke oorsprong
wordt aan dit
artikel uitvoering gegeven en bepaald
aan welke dieren de minister nadere ei-
sen kan stellen. De te stellen veteri-
nairrechtelijke eisen zullen door mi-
nisteriële regelingen worden vast-
gesteld. Vee en pluimvee vallen niet

-ocr page 274-

onder dit besluit. Maar apen, herten,
hazen, katten en honden bijvoorbeeld
wel. Deze regelgeving is grotendeels
een doorvoering van Europese (han-
dels) richtlijnen en zet de bestaande re-
gelgeving op dit terrein om.

Ook het Besluit inzake het in de handel
brengen van dieren en produkten en de
toepassing van maatregelen met be-
trekking tot in Nederland gebrachte
dieren en produkten
betreft doorvoe-
ring van een groot aantal Europese
richtlijnen. Deze richtlijnen hebben be-
trekking op de inrichting en organisatie
van de veterinaire en zoötechnische
controles, na het wegvallen van de EG-
binnengrenzen, in het intracommunau-
taire handelsverkeer in en bij invoer in
de EG vanuit derde landen van dieren
en produkten van dierlijke oorsprong.
Het onderhavige besluit geeft de minis-
ter van LNV een aantal bevoegdheden
die hij nodig heeft voor de uitvoering
van de controles, denk bijvoorbeeld
aan het terugzenden van dieren of het
vernietigen van produkten.

De Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees (RVV) heeft een belang-
rijke taak bij de controles en onderzoe-
ken die zijn vereist op grond van regel-
geving met betrekking tot het
handelsverkeer. In de
Regeling RVV-
tarieven GWWD
wordt bepaald welke
vergoedingen de RVV in rekening kan
brengen.

De Regeling keuring en handel dier-
lijke produkten
omvat een groot aantal
artikelen. Alleen het eerste artikel van
de regeling omvat al ruim vijftig de-
finities. De regeling is, wederom, een
uitwerking van Europese richtlijnen
die veterinaire voorschriften bevatten
op het gebied van de intemationale
handel in produkten van dierlijke oor-
sprong. De regeling bevat met name de
materiële eisen die aan produkten van
dierlijke oorsprong gesteld worden.
Op dit moment bevat de regeling voor-
schriften ten aanzien van vers vlees
van pluimvee, vlees van vrij wild, ge-
hakt en vleesbereidingen van pluim-
vee, maar ook overige produkten
waarbij onder andere gedacht moet
worden aan kikkerbilletjes en honing.
Het is de bedoeling dat uiteindelijk
ook de reeds bestaande en versnip-
perde regelgeving op het gebied van
vlees en vleesprodukten in deze rege-
ling worden ondergebracht. In een la-
ter stadium zullen dan ook enkele
hoofdstukken worden toegevoegd

waarin bijvoorbeeld eisen ten aanzien
van vers vlees, konijne- en hazevlees
gesteld zullen worden.

Embryo\'s zijn op grond van de
GWWD niet als dieren of produkten
van dieriijke oorsprong aan te merken.
Met het
Embryobesluit worden, in aan-
sluiting op de Europese systematiek,
enkele hoofdstukken van de GWWD
ook van toepassing op embryo\'s ver-
klaard. Het gaat hier met name om re-
gelgeving die betrekking heeft op de
zorg voor de gezondheid van dieren.

Ook de Regeling handel levende die-
ren en levende produkten
is een veel
omvattende regeling. Deze regeling
omvat de veterinairrechtelijke voor-
schriften voor de intemationale handel
in levende dieren en levende dieriijke
produkten. Naast implementatie van
de Europese regelgeving vervangt
deze regeling diverse, op de Veewet en
Vogelziektenwet gebaseerde, oude
ministeriële regelingen. De oude rege-
lingen zijn wel zoveel mogelijk in on-
gewijzigde vorm overgenomen. De re-
geling bevat controlevoorschriften die

Tabel 2.

Invulling GWWD gezondheidsdeel (van kracht)

Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong

Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en produkten en de
toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte
dieren en produkten

Regeling RVV-tarieven GWWD

HANDELSVERKEER

Regeling keuring en handel dierlijke produkten

Embryobesluit

Regeling handel levende dieren en levende produkten

Regeling invoer hooi en stro

Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten

Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten

Besluit verdachte dieren (deels)

Besluit gebruik sera en entstoffen

Regeling entstoffen voor dieren

Regeling aanwijzing panel \'gE-Aujeszky\' standaardsera en onderzoek
Aujeszky-entstoffen

Besluit niet-gehouden dieren (wild)

DIERZIEKTEN

Besluit vervoer van en naar besmette of van besmetting verdachte
gebouwen en terreinen (deels)

Regeling inzake het verlaten van besmette of van besmetting verdachte
gebouwen en terreinen

Regeling toegang van personen of groepen van personen tot besmette of
van besmetting verdachte gebouwen en tereinen

Regeling betreffende maatregelen ter voorkoming van overbrenging
besmetting

Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren

Regeling uitvoering bestrijdingsmaatregelen besmettelijke dierziekten

Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke
dierziekten _

-ocr page 275-

voor alle levende dieren en produkten
gelden. Vervolgens zijn de materiële
eisen waaraan de dieren en produkten
moeten voldoen per diersoort en pro-
dukt opgenomen. Het gezondheidscer-
tificaat is bij de internationale handel
een belangrijk gegeven.

Voorts worden de veterinairrechtelijke
eisen voor de invoer uit derde landen
van hooi en stro opgenomen in de
Regeling invoer hooi en stro.

Dierziekten

Met het recent in werking treden van
de artikelen 10 tot en met 32 van de
GWWD (het weren en bestrijden van
besmettelijke dierziekten) zijn de be-
treffende artikelen van de Veewet ver-
vallen(1).

In de Regeling aanwijzing besmettelijke
dierziekten
worden ter implementatie
van enkele Europese richtlijnen de aan-
gifteplichtige besmettelijke dierziekten
bij vee, pluimvee, bijen en nertsen ge-
noemd. Ingevolge de artikelen 19 en 100
van de GWWD dienen de houder van
een dier en de dierenarts, indien dat dier
verschijnselen van de in de regeling ge-
noemde dierziekten vertoont, terstond
hiervan aangifte te doen bij de burge-
meester of de inspecteur-districtshoofd.

De voorschriften omtrent de bestrij-
ding van besmettelijke dierziekten van
de GWWD zijn in beginsel alleen van
toepassing op vee, pluimvee, bijen en
nertsen. In het
Besluit aanwijzing dier-
soorten besmettelijke dierziekten
wor-
den alle diersoorten behorende tot de
klasse zoogdieren, de klasse vogels en
de klasse beenvissen aangewezen. Dit
betekent dat ook voor deze diersoorten
de bestrijdingsvoorschriften en de be-
palingen inzake de mogelijke finan-
ciële tegemoetkomingen van toepas-
sing zijn. De bepalingen van de
Veewet, Vogelziektenwet, Bijenwet
en Nertsenziektenwet die betrekking
hebben op de dierziektenbestrijding,
zijn als gevolg van dit besluit verval-
len.

De GWWD bevat maatregelen die
door de minister van LNV of door hem
aangewezen ambtenaren genomen
kunnen worden ter bestrijding van be-
smettelijke dierziekten. De meeste
maatregelen, zoals het afzonderen,
merken en doden, kunnen genomen
worden ten aanzien van zowel zieke
dieren als verdachte dieren. In het
Besluit verdachte dieren wordt aange-
geven in welke gevallen een dier als
verdacht dient te worden aangemerkt.

Met het Besluit gebruik sera en ent-
stoffen
wordt het voorkomen van ver-
spreiding van smetstoffen beoogd.
Voor een doelmatige bestrijding van
dierziekten kan het noodzakelijk zijn
om op een bepaald moment verplicht
te stellen dat inenting geschiedt met
bijvoorbeeld een vaccin van een be-
paald fabrikaat. Op grond van het be-
sluit is het verboden om tegen be-
paalde aangewezen dierziekten te
vaccineren. De minister kan echter be-
palen dat het vaccinatieverbod voor
bepaalde ziekten niet geldt en welke
entstoffen of sera dan gebmikt mogen
worden. Voor de ziekten pseudovogel-
pest, miltvuur en de ziekte van
Aujeszky is dit bepaald in de
Regeling
entstoffen voor dieren
en de Regeling
aanwijzing panel \'gE-Aujeszky\' stan-
daardsera en onderzoek Aujeszky-ent-
stoffen.

De GWWD bevat bepalingen die be-
trekking hebben op dieren die wor-
den gehouden. Het kan echter nood-
zakelijk zijn ten aanzien van niet
gehouden dieren, onder meer dieren
zonder eigenaar, houder of hoeder,
maatregelen te nemen ter voorko-
ming van de verspreiding van een be-
smettelijke dierziekte. Deze maatre-
gelen dienen dan tevens ter
bescherming van de veestapel en be-
paalde gezelschapsdieren. Het
Besluit niet-gehouden dieren maakt
het mogelijk ten aanzien van deze
dieren preventieve dan wel bestrij-
dingsmaatregelen te nemen. Zo heeft
de minister van LNV op basis van dit
besluit de mogelijkheid om bij klas-
sieke varkenspest onder wilde var-
kens de medewerking te vragen van
jagers. Indien dit noodzakelijk mocht
zijn zal op dat moment een nadere re-
geling worden afgekondigd.

Eén van de maatregelen die in het ka-
der van de dierziektenbestrijding ge-
nomen kunnen worden, is het plaatsen
van kentekenen bij gebouwen en ter-
reinen. Op grond van de GWWD is het
verboden nader aangewezen soorten
of categorieën van dieren, produkten
of voorwerpen te vervoeren van of
naar gekenmerkte gebouwen en terrei-
nen. In het
Besluit vervoer van en naar
besmette of van besmetting verdachte
gebouwen en terreinen
worden de
soorten dieren, produkten en voorwer-
pen aangewezen bij een aantal besmet-
telijke dierziekten. Met dit besluit is de
oude regelgeving omgezet naar de
GWWD.

In de Regeling inzake het verlaten van
besmette of van besmetting verdachte
gebouwen en terreinen
worden de
ontsmettingsmaatregelen genoemd
die toegepast moeten worden alvo-
rens het gebouw of terrein verlaten
mag worden. De benodigde middelen
voor het ontsmetten van personen,
dieren dan wel voertuigen worden ter
beschikking gesteld door de burge-
meester.

De Regeling toegang van personen of
groepen van personen tot besmette of
van besmetting verdachte gebouwen
en terreinen
regelt, zoals de naam al
veronderstelt, wie toegang hebben tot
besmette of van besmetting verdachte
plaatsen.

De op de Veewet gebaseerde Regeling
muilkorven voor honden bij hondsdol-
heid en de Entingsregeling runderen
mond- en klauwzeer 1987 zijn vervan-
gen door de
Regeling betreffende
maatregelen ter voorkoming van over-
brenging van besmetting.

Aangezien het bijeenbrengen van die-
ren een bron kan zijn van de uitbraak
van dierziekten en de verspreiding van
smetstof, is het noodzakelijk hierom-
trent algemene regels te stellen. In de
Regeling betreffende het bijeenbren-
gen van dieren
wordt hieraan uitvoe-
ring gegeven. De regeling heeft be-
trekking op varkens en pluimvee en is
inhoudelijk identiek aan de oude, op de
Veewet gebaseerde, regelingen op dit
terrein.

In de Regeling uitvoering bestrijdings-
maatregelen besmettelijke dierziekten
wordt het model van de waarschu-
wingsborden en kenteken vast-
gesteld en worden nadere regels ge-
steld omtrent de wijze van uitvoering
van de bestrijdingsmaatregelen, die op
grond van de GWWD genomen kun-
nen worden.

Tenslotte het Besluit bescherming te-
gen bepaalde zoönosen en bestrijding
besmettelijke dierziekten.
Dit besluit
maakt het mogelijk dat de overheid in
kennis wordt gesteld van informatie
over de mogelijke ontwikkeling en de

1  Veewei artikel 10. II. 15 toten met 34. 37. 38 lid-, 39
tot en met 43. 46. 51 tot en met 64 65. 67 en 81 tol
en met 83.

-ocr page 276-

bronnen van bepaalde zoönose-infec-
ties. Iedere lid-staat is namelijk ver-
plicht deze informatie jaarlijks in
\'Brussel\' te melden. In het besluit
wordt de informatievoorziening door
laboratoria en bepaalde produkt-
schappen geregeld. De dierenarts en
de dierhouder zijn op grond van de
GWWD al verplicht om bepaalde
zoönosen, zoals bijvoorbeeld campy-
lobacteriose en listeriose, in ieder ge-
val te melden bij de burgemeester.

Tabel 3.

INVULLING GWWD WELZIJNSDEEL

Regeling agressieve dieren

Fokkerijbesluit

VAN KRACHT

Kalverenbesluit

Varkensbesluit

Besluit dierenvervoer 1994

Regeling dierenvervoer

Regeling vrijstelling
dierenvervoer

Regeling vaststelling
bescheiden dierenvervoer

Ingrepenbesluit

VASTGESTELD
nog niet van krach

Besluit scheiden van dieren

Besluit voortplantings-
technieken bij dieren

Besluit biotechnologie bij
dieren

CONCEPT

Regeling aanvraag vergun-
ning en melding biotech-
nologie bij dieren

Besluit aanwijzing voor
produktie te houden dieren

Besluit ritueel slachten

WELZIJN

Het hoofdstuk \'De zorg voor het wel-
zijn van dieren\' van de GWWD om-
vat een negental afdelingen die onder
meer betrekking hebben op ingrepen
bij dieren, het doden van dieren, de
huisvesting van dieren en het vervoe-
ren van dieren. In aparte hoofdstuk-
ken wordt het kader aangegeven voor
biotechnologie bij dieren en regels
met betrekking tot agressieve dieren.
Ook deze terreinen zijn nader inge-
vuld.

Van kracht

De regelgeving die reeds van kracht
is, heeft onder andere betrekking op
het welzijn van kalveren en varkens
alsmede op het vervoer van dieren.

De Regeling agressieve dieren was
een van de eerste regelingen op het
welzijnsterrein. De regeling bevat het
fok- en houdverbod voor het Pit-bull-
Terriër-type en de daarbijbehorende
overgangsregeling. Een en ander is
uitgebreid aan de orde gesteld in
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1993; 118(6): pag 213.

Het Fokkerij bes luit heeft betrekking
op de raszuiverheid van dieren. De
Europese Gemeenschap heeft negen
richtlijnen vastgesteld ter harmonise-
ring van de nationale voorschriften
op dit terrein. De richtlijnen beogen
met name nationale, om zoötechni-
sche redenen ingegeven verboden,
beperkingen of belemmeringen ten
aanzien van de handel (in fokdieren,
sperma, eicellen en embryo\'s) weg te
nemen. Verder bieden zij de basis
voor nadere communautaire regelge-
ving aangaande de erkenning van or-
ganisaties, die stamboeken of regis-
ters bijhouden, criteria voor in-
schrijving en de certificaatgegevens.
Het Fokkerijbesluit geeft uitvoering
aan deze communautaire regelge-
ving. Het besluit betreft de mnderen,
buffels, varkens, schapen, geiten en
paardachtigen.

De Europese richtlijnen tot vaststel-
ling van minimumnormen ter bescher-
ming van respectievelijk kalveren en
varkens zijn uitgewerkt in het
Kalverenbesluit en het Varkensbesluit.
Beide richtlijnen hebben een uitge-
breide bijlage, veelal van technische
aard, die bij de genoemde besluiten
hoort. De besluiten zelf bevatten soms
een nadere concretisering van de richt-
lijn.

Het Kalverenbesluit is beperkt tot
kalveren met een leeftijd van zes
maanden of jonger en bevat bepalin-
gen omtrent het huisvesten, houden
en verzorgen van kalveren. De con-
cretisering betreft de eenlingboxen,
afmetingen en aantal boxen, voeder-
systemen, vloer, licht, ziekenboeg en
een overgangstermijn tot 2004. De
regelgeving is in feite een afstem-
ming op de reeds bestaande praktijk
van de kalverenhouderij. Alleen voor
de vleeskalverenhouderij betekent dit
besluit wel een lastenverzwaring
(huisvesting).

IMM

Het Varkensbesluit bevat bepalingen
omtrent het huisvesten, houden en
verzorgen van varkens. De concreti-
sering betreft het verbod om per 1996
zeugen en gelten aangebonden te
houden. En regelgeving inzake hok-
afmetingen, ruimte, vloer en bedek-
king en licht.

Voor wat betreft het Besluit dieren-
vervoer 1994
en de daarbijbehorende
nadere regelingen wordt verwezen
naar het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1995; 120(17): pag
517-519.

Al vastgesteld

De drie recent vastgestelde besluiten
zijn kort aan de orde gesteld in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1996; 121(7): pag 198-200. Het be-
treft het
Ingrepenbesluit, het Besluit
scheiden van dieren
en het Besluit
voortplantingstechnieken bij dieren.
De datum van in werking treden moet
ten aanzien van deze besluiten nog
worden bepaald. De titel van de be-
sluiten geeft reeds aan waar deze be-
trekking op hebben. In een volgend
artikel zal met name nader ingegaan
worden op het Ingrepenbesluit.

In concept

De conceptbesluiten hebben betrekking
op biotechnologie bij dieren, produktie-
dieren en het ritueel slachten van die-
ren.

Het Besluit biotechnologie bij dieren
en de Regeling aanvraag vergunning
en melding biotechnologie bij dieren
stellen regels omtrent de samenstelling
en werkwijze van de Commissie bio-
technologie bij dieren vast. Genoemde
commissie beziet of voor bepaalde in
de wet genoemde vergunningplichtige
handelingen, zoals bijvoorbeeld het
wijzigen van genetisch materiaal door
middel van bepaalde technieken, een
vergunning kan worden afgeven.

Het Besluit aanwijzing voor produktie
te houden dieren
geeft aan welke die-
ren voor produktiedoeleinden in Ne-
deriand gehouden mogen worden. Een
niet genoemde diersoort mag niet voor

-ocr page 277-

pjroduktiedoeleinden gehouden wor-
dlen. Bij de vaststelhng van de dier-
s<oorten is het criterium gehanteerd of
hiet houden voor produktiedoeleinden
zconder onaanvaardbare welzijnspro-
blemen mogelijk is of dat dit met huis-
wetings- en verzorgingsbepalingen
welzijnsvriendelijk(er) te realiseren
iis. Praktisch gezien betekent dit dat
aille thans voor produktie gehouden
dheren op de conceptlijst voorkomen.
Wel heeft de pelsdierenhouderij tot
weel discussie en normstelling geleid.

Tot slot het Besluit ritueel slachten.
Dit besluit geeft nadere regels in
het belang van het welzijn van
het slachtdier dat volgens de
Israëlitische of islamitische ritus
wordt geslacht. Zo worden bepaalde
materiële voorzieningen voorge-
schreven en wordt de aanwezigheid
van toeschouwers aan banden ge-
legd.

Tot zover de stand van zaken. Alle
geldende of komende regelgeving op
basis van de GWWD is slechts heel
summier aan de orde gesteld. De na-
dere invulling van de GWWD en
daar mee de intrekking, aanpassing
en of overname van bestaande regel-
geving, gekoppeld aan een imple-
mentatie van de Europese richtlijnen,
is een eind op weg maar zeker nog
niet afgerond. Het is voor een ieder
van belang de ontwikkelingen op dit
terrein bij te houden. De aanschaf
van de wetsteksten is in dit kader ze-
ker aan te bevelen.

BOVINE SPONGIFORME ENCEPHALOPATHIE (BSE)

F. van Knapen, A.D.M.E. Osterhaus en B.E.C Schreuder

AGENS

Het betreft zeer waarschijnlijk een on-
conventioneel infectieus agens. Er is
derhalve geen sprake van microorga-
nismen zoals bacteriën, vims of proto-
zoa, maar van een grotendeels of ge-
heel uit eiwit bestaande deeltjes die
sedert 1982 \'prion\' worden genoemd.
Het agens is niet immunogeen (wekt
geen antistoffen op), is zeer resistent
tegen verhitting, desinfectantia ofUV-
straling. In principe lijken deze prio-
nen op eiwitten uit lichaamseigen cel-
membranen, maar om nog onbekende
redenen zijn ze veranderd en vermeer-
deren zich ongeremd.
De prikkel om tot deze ongeremde ver-
menigvuldiging over te gaan kan twee-
erlei zijn:

1. contact met reeds veranderde eiwit-
ten (prionen)

2. een spontane verandering in het co-
derende prion-gen.

Er is sprake van een relatieve diersoort
specificiteit.

BETROKKEN DIERSOORTEN
Het langst bekend is de prionziekte bij
schapen (scrapie). Vergelijkbare in-
fecties zijn beschreven bij geiten, mn-
deren, katten, nertsen en de mens (plus
nog een aantal exotische dieren).
Infectieroutes binnen bepaalde dier-
soorten (of de mens) zijn bekend.
Overdracht van de ene naar de andere
species is wel beschreven, maar de
data zijn vooral gebaseerd op epide-
miologisch onderzoek (hoge mate van
waarschijnlijkheid). Voorbeelden van
een schaap naar mnd (BSE) en van
mnd naar kat (FSE).
Experimenteel bleek door middel van
hoge dosering en intracerebrale injec-
tietechniek een aantal laboratorium-
dieren te infecteren. Dit gelukte beter
als deze dieren tevoren genetisch ver-
anderd waren in die zin dat zij het
prion-gen kregen voor de betrokken
diersoort.

Sedert de weringsmaatregelen in
Engeland zijn ingesteld, is, rekening
houdend met een gemiddelde incuba-
tieperiode van vier tot vijf jaar, het
aantal mnderen met BSE sterk ge-
daald.

KLINISCH BEELD EN PATHOGE-
NESE

Bij het mnd treedt een geleidelijk be-
loop op. Kleine gedragsveranderingen
vallen het eerst op. Angstig, panieke-
rig, soms agressief gedrag. Dit eindigt
in een veranderde motiliteit, zoals
ataxie van de achterhand. Tenslotte
kunnen de dieren niet meer overeind
komen. Dit beloop duurt enkele maan-
den.

Over de pathogenese is weinig bekend.
Het agens heeft voorkeur voor centraal
zenuwweefsel, waarvan spongiforme
afwijkingen in de grijze stof het meest
opvallende verschijnsel zijn.
Afgezien van de aanwezigheid in het
distale ileum van kalveren die met
grote hoeveelheden hersenmateriaal
van aan BSE gestorven koeien waren
gevoerd, kon het agens niet aange-
toond worden in andere weefsels of li-
chaamsvloeistoffen (bloed, milt, nie-
ren, urine, faeces, melk). Ook in vet-
weefsel kon geen infectiviteit worden
aangetoond,

GEOGRAFISCHE VERSPREIDING
BSE werd voor het eerst in 1986 be-
schreven in Engeland, waarschijnlijk
deden de eerste gevallen zich voor in
het begin van de tachtiger jaren.
Sindsdien is hier sprake van een epide-
mische verspreiding, die wijst op een
gemeenschappelijke bron.
Overigens zijn BSE gevallen beschre-
ven in Nood-Ierland, Zwitserland,
Frankrijk, Oman, de Falkland-eilan-
den, Denemarken, Portugal, Duitsland
en Canada. Er is vrijwel aUijd een rela-
tie aantoonbaar met het Verenigd
Koninkrijk, import van Engels vee of
gebmik van mengvoeders bereid met
uit het Verenigd Koninkrijk afkomstig
diermeel. Er zijn in deze landen geen
epidemische verheffingen waargeno-
men van een blijvend karakter, zoals in
het Verenigd Koninkrijk.
De uitzondering is misschien Zwit-
serland waar van tijd tot tijd nieuwe
gevallen van BSE worden gezien bij
mnderen.

EPIDEMIOLOGIE

Uit het patroon van voorkomen kan
men een gemeenschappelijke bron van
besmetting vermoeden. Sedert begin
jaren tachtig is in het destmctieproces
van diermeelfabricage in Engeland
een aantal wijzigingen opgetreden van
technische aard (wegvallen gebmik
van oplosmiddelen, doorstroomprin-
cipe). Gezien het in Engeland relatief

-ocr page 278-

veel voorkomend destructiemateriaal
van schapen, waarin, opnieuw verge-
lijken met andere Europese landen, re-
latief veel scrapie voorkomt, is gepos-
tuleerd dat door onvoldoende afdoding
van scrapie-infectiviteit een infectie-
route richting een gevoelige diersoort
(rund) gelegd.

DIAGNOSE

De diagnose wordt gesteld op grond
van de klinische afwijkingen in combi-
natie met pathologisch onderzoek van
hersenen. Vooralsnog bestaan geen
methoden met voldoende specificiteit
of gevoeligheid om aan het levende
dier een diagnose te stellen.

WERING EN BESTRIJDING
In Engeland

In 1988 werd de zogenaamde \'feed ban\'
van kracht die bepaalt dat herkauwers
niet gevoerd mogen worden met voer
dat eiwitten bevat afkomstig van andere
herkauwers. Sinds 1990 werd het ver-
boden om slachtafVallen als hersenen,
ruggemerg, thymus, tonsillen, milt en
darmen (\'specified bovine ofFals\') van
mnderen ouder dan zes maanden te ver-
werken in voeders van landbouwhuis-
dieren, vogels of gezelschapsdieren.
Export van dit materiaal naar andere
EU-landen is ook verboden (1991).
Hoewel melk geen bekende transmissie
is, mag melk van verdachte mnderen al-
leen aan het eigen kalf worden gevoerd
(1988). Sinds 1991 mag eiwit afkomstig
van de specified bovine offals ook niet
meer verwerkt worden in meststoffen.

In de Europese Unie
Vanaf 1988 worden alle mnderen die
klinisch verdacht zijn van BSE vemie-
tigd (verbrand). De veehouders krijgen
een schadeloosstelling. Sinds 1989 be-
staat de zogenaamde \'offal ban\'
waarin bepaald wordt dat mnderafval
niet meer verwerkt mag worden in pro-
dukten voor humane consumptie.
Sinds 1989 is export van levende mn-
deren geboren vóór de feed ban (1988)
en van nakomelingen van mnderen
met BSE uit Engeland verboden. Deze
maatregel werd nog eens aangescherpt
in 1990: alleen mnderen jonger dan
zes maanden mogen nog geëxporteerd
worden, mits zij op de leeftijd van zes
maanden zullen worden geslacht.
Sinds 1990 bestaat ook een verbod om
mnderafvallen of -organen (pancreas,
bijnieren, semm) uit Engeland te ge-
bmiken voor farmaceutische doelein-
den. Sinds 1990 is BSE ook een mel-
dingsplichtige ziekte bij dieren.

m ■ ft

In Nederland

In verordeningen van het Produkt-
schap voor Veevoeder zijn extra maat-
regelen genomen met betrekking tot
import en gebmik van diermeel. De
RVV heeft een draaiboek om in sa-
menwerking met ID-DLO en de
Gezondheidsdienst voor Dieren van
BSE verdachte mnderen te onderzoe-
ken en verspreidingsrisico te vermij-
den. Er is een eis uit 1994 om diermeel
te produceren met een hittebehande-
ling van minimaal 15 minuten bij
IBST onder dmk (3 bar).

POTENTIEEL RISICO VOOR DE
MENS

Sedert 1989 bestaat hevige discussie
over het potentiële risico van trans-
missie van BSE naar de mens. De bij
de mens vergelijkbare spongieuse en-
cephalopathie, bekend als de
Creutzfeldt-Jacob (CJD) ziekte, zou
mogelijk verband kunnen houden met
BSE.

Wetenschappelijk onderzoek met be-
trekking tot de overdraagbaarheid van
het BSE-agens naar de mens, heeft
zich vooral op twee gebieden gecon-
centreerd:

1. Experimenteel onderzoek naar de
overdracht van uit BSE-dieren af-
komstige infectiviteit naar andere
diersoorten. Dit gelukte tot nu toe
bij de kat, het varken en bij gene-
tisch gemanipuleerde muizen. De
infectieroute en de dosering spelen
daarbij een belangrijke rol.

Het gaat om tijdrovende experi-
menten gezien de lange incubatie-
tijden. Gebleken is dat van scrapie
(schaap), BSE (mnd) en CJD
(mens) de infectiviteit niet onder-
ling uitwisselbaar is in het muizen-
model, tenzij de muizen tevoren
genetisch \'geschikt\' werden ge-
maakt. Typering van prionen uit
verschillende species toont grote
overeenkomsten in aminozuurpa-
tronen met op een aantal plaatsen
subtiele verschillen (5-6 aminozu-
ren) die vermoedelijk verantwoor-
delijk zijn voor die species bar-
rière. Nadere typering van prionen
uit CJD-patiënten van recente ja-
ren in Engeland is dringend ge-
wenst.

2. Epidemiologisch onderzoek in een
aantal Europese landen sinds 1992
maakt het mogelijk om met een
grote aantal CJD-patiënten en de
nodige controles tot uitspraken te
komen. Per land in Europa komen
ongeveer evenveel CJD-patiënten
per jaar voor, die qua aantal stati-
sche bewerking niet toelaten. Het
gaat om Frankrijk, Duitsland,
Italië, Nederland en Engeland,
waarbij alleen in het laatste land
BSE op grote schaal voorkwam.
Een lichte stijging van CJD-geval-
len werd in alle landen gezien, en er
blijkt geen relatie te bestaan met
het voorkomen van BSE of met het
beroep van de personen (boer, sla-
ger, etc.). De mediaan van de incu-
batietijd bij de mens bedraagt ge-
middeld mim vijf jaar (4-9 jaar),
voor zover kon worden vastgesteld
bïj de iDéschrevèn iatrogène geval-
len van CJD (bijvoorbeeld groei-
hormoon-affaire). Hoe lang de in-
cubatietijd zou zijn bij een
hypothetische orale infectie kan
slechts geschat worden.

Berichten over individuele patiënten
in Engeland en de constatering dat een
afwijkend klinisch en pathologisch
beeld gezien wordt bij een tiental re-
cente CJD-patiënten waren aanleiding
tot de hemieuwde publieke en poli-
tieke belangstelling voor deze ziekte.
Wetenschappers constateren dat nader
onderzoek moet worden verricht óf er
een samenhang bestaat met de BSE
epidemie bij mnderen.

SAMENVATTING EN CONCLUSIE

1. BSE-gevallen zijn in Nederland
niet geconstateerd en de infectie is
vooralsnog niet aangetoond. In
Engeland en Noord-Ieriand zijn ef-
fectieve maatregelen getroffen om
de besmetting temg te dringen.

2. BSE-infectiviteit kan uitsluitend
worden aangetoond in hersenen,
mggemerg, ogen en ileum van be-
smette of klinische zieke dieren.
Het kon in andere organen of vlees
van deze dieren niet worden aange-
toond. Door de EU-maatregelen
konden karkassen of mogelijk be-
smette onderdelen van besmette
dieren niet in de voedselketen te-
recht komen.

3. Het bleek niet mogelijk om andere
dieren dan muizen, katten, schapen
of mnderen oraal te besmetten met
infectieus materiaal van BSE-mn-
deren.

Epidemiologische onderzoek laat
tot op heden geen verband zien tus-
sen het optreden van BSE bij mnde-
ren en CJD bij de mens.

-ocr page 279-

Mededelingen BBD

u bfW6rk)riQ6n i

Allergische reacties na parenterale toe-
diening van antibiotica komen bij mn-
deren af en toe voor, de frequentie is re-
latief gering en de emst wisselend. Het
mogelijke vóórkomen is bekend en
wordt veelal op de bijsluiter van antibi-
otica vermeld. De laatste tijd echter is
het BBD op de hoogte gebracht van een
aantal voorvallen waarbij er een
relatie
lijkt te bestaan tussen anaphylactische
reacties op bepaalde voorafgaande,
sensibiliserende vaccinaties.
Deze mel-
dingen van anaphylactische reactie als
bijwerking op sommige antibioticum-
formuleringen zijn ontvangen van prak-
tiserende dierenartsen en de verant-
woordelijke registratiehouders. Na
goed overleg met de tot op heden be-
trokken registratiehouders is besloten
tot een informatieve en waarschuwende
mededeling.

Een zeer waarschijnlijke hypothese van
het fenomeen is als volgt:
Bepaalde geïnactiveerde mndvee-vac-
cins bevatten in het adjuvans de stof
saponine als immuunstimulator. Deze
saponine
kan in één van zijn produktie-
stappen behandeld zijn met PVP, poly
vinyl pyrrolidone. De combinatie van
saponine met achtergebleven sporen
PVP kan het immuunapparaat van het
gevaccineerde dier sensibiliseren tegen
later, zelfs véél later, parenteraal toege-
diende PVP, als hulpstof aanwezig in
bepaalde antibioticum-formuleringen.
Het gevolg kan een in emst variërende,
zelfs fataal verlopende shockreactie zijn
waarbij het peracute karakter (reactie
vaak binnen enkele minuten), benauwd-
heid, dikke oogleden, speekselen,
schuim op de neus en bewegingsstoor-
nissen c.q. omvallen het meest opvallen.

Tot op heden, begin april 1996, zijn er
bij het BBD elf meldingen binnengeko-
men waarbij de bovenstaande, voorheen
onbekende hypothese waarschijnlijk
een rol speelt. Hierbij waren in totaal
170 stuks mndvee betrokken, parente-
raal behandeld met bepaalde antibioti-
cum-formuleringen. Van deze dieren re-
ageerden er 40 met een in emst varië-
rend beeld van shock en hiervan
zijn er 14 gestorven, veelal peracuut.
Ervaringen uit de voorvallen geven
aan dat een snelle toediening van cor-
ticosteroïden bij bepaalde dieren
sterfte heeft voorkómen en/of de emst
van de reactie heeft verminderd.
Uit de anamnese van de meldingen
bleek dat in negen van de elf gevallen
de dieren in een eerder stadium gevac-
cineerd waren met
Bar Var RS (Boeh-
ringer Ingelheim B.V.)

ANAPHYLAXIE BIJ RUNDEREN

Onverenigbaarheid tussen vaccins en antibioticum-formuleringen kunnen
aanleiding geven tot ernstige shockreacties.

•• • N

Nadmkkelijk moet worden vastgesteld
dat aan het BBD is verklaard dat de ko-
mende
nieuwe voorraad Bar Vac RS,
momenteel niet leverbaar, saponine zal
bevatten die zonder een
PVP-behande-
ling
is geproduceerd. Ervan uitgaande
dat de boven omschreven hypothese
juist is, mag worden aangenomen dat dit
vaccin geen aanleiding meer kan geven
tot de veronderstelde sensibilisering te-
gen PVP. De betreffende saponine-fa-
brikant heeft zijn produktieproces vorig
jaar gewijzigd.

Enkele andere geïnactiveerde mndvee-
vaccins, toegepast in 1995, kunnen
eveneens saponinen bevatten. Het is nog
niet in alle gevallen duidelijk of deze
PVP-sporen kunnen bevatten. Onder-
zoek hiernaar is nog lopende. Alhoewel
gering, is de kans op shockreacties bij
met deze vaccins geënte dieren, na toe-
diening van een PVP-bevattende antibi-
oticum-formulering, aanwezig. Gezien
een aantal positieve ervaringen met cor-
ticosteroïden verdient het aanbeveling
deze middelen bij de hand te hebben.

De in de meldingen aan het BBD ge-
noemde injecteerbare antibioticum-for-
muleringen waarbij de anaphylactische
reacties voorkwamen zijn:
Engemycine
(Mycofarm), Terramycine LA (Pfizer),
Cyclosol 200 LA (Eurovet) en Longicine
(Vetoquinol).
Deze middelen bevatten
PVP als hulpstof Van andere PVP-
bevattende antibioticum-formuleringen
zijn geen meldingen ontvangen maar dit
sluit vergelijkbare reacties niet uit.
Samenvattend is het volgende van be-
lang met het vóórkomen van een aantal
vermoedelijke bijwerkingen, anaphy-
lactische reacties in mnderen, en het
vóórkomen van verdere gevallen:

* Bepaalde partijen vaccins, het vanaf
de introductie tot onlangs op de markt
gebrachte Bar Vac RS en mogelijk
andere vorig jaar gebmikte geïnacti-
veerde vaccins, lijken een voor PVP
sensibiliserend adjuvans te bevatten
wat naderhand aanleiding kan geven
tot shock.

* Deze shockreactie, variërend in emst
en tot peracuut fataal verlopend,
treedt aan het licht wanneer deze die-
ren parenteraal behandeld worden
met PVP-bevattende antibioticum-
formuleringen.

* Het is nog niet duidelijk wat het per-
centage sensibilisatie is en wat het
percentage reactie is na sensibilisatie.
Deze percentages lijken hoog te kun-
nen zijn en de sensibilisatie langdurig
(meer dan één jaar), alhoewel de
Nederiandse praktij kgegevens dit
(nog) niet bevestigen.

* De fabrikanten geven aan dat de hui-
dige en toekomstige charges van de
momenteel geregistreerde vaccins
zij n geproduceerd zonder gebmik van
met PVP-gezuiverde saponine en dat
zij in deze context als veilig kunnen
worden beschouwd.

* Slechts zeer kleine hoeveelheden
PVP uit een antibioticum-formule-
ring kunnen reeds aanleiding geven
tot de anaphylactische reactie in ge-
sensibiliseerde dieren.

* het lijkt (praktisch) niet mogelijk ge-
sensibiliseerde dieren te onderkennen
middels één of andere test.

* Bij eventueel optredende shock wordt
aangeraden direct een snelwerkend
corticosteroid toe te dienen.

Het verdient sterke aanbeveling, ter
voorkomen van verdere gevallen van
anaphylaxie, runderen welke gevacci-
neerd zijn met Bar Var RS geleverd
tot nu toe en mogelijk enkele andere in
beperkte mate in 1995 gebruikte vac-
cins
niet parenteraal te behandelen
met PVP-bevattende antibioticum-
formuleringen. Uw leverancier kan u
eventueel over deze aanwezigheid in-
formeren. Bekend is dat PVP onder-
meer voor kan komen in injectie-pre-
paraten met (oxy)tetracyclinen, peni-
eilline/streptomycine-combinaties en
langwerkende penicillinen.

Drs. A. Kamphuis,
Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen.

-ocr page 280-

Geachte Hoofdredactie,

In de redactionele inleiding van het
Tijdschrift van I maart 1996 wordt
door u gesteld dat waarnemingen via
onze zintuigen in onze hersenen ko-
men en dat dezelfde waameming bij
verschillende mensen tot verschil-
lende conclusies kan leiden.
Susan Ubbink gaat in haar artikel ervan
uit dat de netwerkdierenartsen een zo-
danige samenstelling van de hersenen
hebben dat ze goed kunnen analyseren,
met mensen om kunnen gaan en de mst
op kunnen brengen om te luisteren.
Dat is vastgesteld op een evaluatiedag
van de netwerkdierenartsen. Door het
maken van een Struktogramm komt
men erachter hoe de hersenen zijn sa-
mengesteld en welke karaktertrekken
daamit zijn af te leiden.
Hadden alle dierenartsen maar de-
zelfde structuur dan de netwerkdieren-
artsen, dan waren alle problemen op-
gelost.

• it

Wanneer nu eens bij het begin van de
studie de eis gesteld werd dat men, om
dierenarts te worden, \'Netwerk-herse-
nen\' moet hebben, dan maakt het
Stmktogramm deze selectie mogelijk
en hebben we geen netwerk en geen
Ereraad meer nodig.

Of zie ik dat te simpel.

L. Tholhuijsen

MEDEDELINGEN GHWD

TOETS VETERINAIRE HOMOEOPATHIE OP DONDERDAG
6 JUNI 1996

De Toets Veterinaire Homoeopathic
zal worden afgenomen op
donderdag
6 juni 1996
van 20.00 tot 22.00 uur in
het Beatrixgebouw van het Jaar-
beurscongrescentmm. Jaarbeursplein
te Utrecht (tel.: 030-2955911). U kunt
zich opgeven voor deze toets door
overmaking van ƒ 100,00 op bankreke-
ningnummer 51.72.25.700 of postreke-
ningnummer 4056352 t.n.v. de Groep
Homoeopathisch-werkende Dieren-
artsen van de KNMvD te Woerden on-
der vermelding van \'Toets 1996\'.
Dierenartsen die de SHO-opleiding
met goed gevolg hebben afgelegd zijn
ƒ 60,-- verschuldigd; zij dienen alleen
het veterinaire onderdeel van de toets
af te leggen.
Uw aanmelding dient
voor 15 mei 1996 binnen te zijn.
Aan de deelnemers van de toets zal een
deelnamebewijs toegezonden worden.
Dit zal geschieden na de inschrijfter-
mijn.

Aanbevolen literatuur:
Cursusmappen A, B en C.
A.H. Westerhuis: Inleiding in de Ve-
terinaire Homoeopathie.

J.T. Kent: Repertory of the Homoeo-
pathie Materia Medica.
W. Boericke Pocket manual of Ho-
moeopathie Materia Medica.
H. Wolter: Homoeopathie für Tier-
ärzte (alle delen).

C.F.S. Hahnemann: Organon der
Heilkunst (vert. O.E.A. Goetze).

Bovengenoemde boeken zijn bij de re-
guliere boekhandel verkrijgbaar; nadere
inlichtingen over de bovengenoemde
mappen zijn te verkrijgen bij VSM
Geneesmiddelen BV te Alkmaar (tel.:
072-5661122, dhr. R.C.M. Wiering).

G.Th.A. Menges

Dit jaar worden op de Waiboerhoeve
twee proefbedrijven geopend. Door de
efficiëntie-operaties van het Prak-
tijkonderzoek Rundvee, Schapen en
Paarden (PR) te Lelystad is destijds
besloten om het landelijk uit te voeren
onderzoek in Lelystad onder te bren-
gen.

Het gevolg was dat het afgelopen jaar
op de Waiboerhoeve een nieuwe acco-
modatie gebouwd is voor het paarden-
onderzoek. Bij de bestaande huisves-
ting voor het vleesvee-onderzoek zijn
enkele nieuwe stallen gebouwd zodat
al het vleesvee-onderzoek nu in
Lelystad plaatsvindt en het onderzoek
beschikt over een volledige accommo-
datie.

Op woensdag 15 mei 1996 vindt de
opening van het vleesveebedrijf plaats.
Op
dinsdag 4 juni 1996 wordt de
paardenaccommodatie officieel ge-
opend. Diezelfde week wordt op
za-
terdag 8 juni
een open dag voor alle
belangstellende paardenhouders ge-
organiseerd

OPENINGEN PROEFBEDRIJVEN
WAIBOERHOEVE

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 281-

JAARKALENDER
MEDISCHE
WIELERKRING
1996

18 mei

Familietoertocht MWN. Toertocht (75
km) en familiefietstocht (25 km). J.
Stoffels, tel.; 0524-513068.

25 mei

NK-baan Alkmaar. Aanvang: 12.00 uur,
baan open: 10.00 uur. K. Haverkamp,
tel.:033-4616204.

30 mei t/m 6 juni

Eerste lustrum \'Bedevaart naar Mont
Ventoux\'.
In zeven etappes van
Maastricht naar Mont Venoux. K.
Bmin, tel.:023-5386022.

7 en 8 juni

Wielercongres te Veldhoven (ook op de
fiets/ATB).
Congrescentmm te Veld-
hoven. Van Buur, tel.: 0223-635800.

15 juni
NK-wegte...

29 juni

Limburgweekend. Toertocht (100 km)
en familietoertocht (35-40 km). A.
Kortenbach, tel.: 045-5258285.

5 t/m 10 augustus

23e WK der Medici te Genève (Zwitser-
land).
N. Reijnen,tel.: 00-4921531449.

13 oktober

Gentlemen Koppelkoers/tijdrit Tiel.
Aanvang: na de \'Herenkoers\': 13.00
uur. H. In den Bosch, tel.: 0344-612973.

WSAVA IN ISRAEL

Van 20 tot en met 23 oktober 1996 vindt
het elfde \'Congress of the World Small
Animal Veterinary Assoeiation
(WSAVA) plaats in Jemzalem, Israël.
Om precies te zijn: in het Jemsalem
International Congress Center. Artikelen
hiervoor kunnen nog tot 31 mei 1996
worden ingezonden. Meer informatie:
Dr, Ray Markus, P.O. Box 50006, Tel
Aviv 61500, ISRAEL. Tel.: 972 3
5140014, Fax: 972 3 5175674 of 972 3
5140077.

Op woensdag 29 mei 1996 zal in
Nijkerk de jaariijkse themamiddag van
de FIDIN worden gehouden, dit keer
met als titel \'Welzijn of niet zijn - De
rol van het diergeneesmiddel in het
welzijn van dieren\'. De middag zal on-
der leiding staan van mr. drs. H.
Lommers, adjunct secretaris van de
Raad voor Dierenaangelegenheden en
secretaris van de Commissie Biotech-
nologie.

De volgende sprekers zullen vanuit
hun achtergrond een visie geven op dit
onderwerp.

- Prof dr. J. Fink Gremmels-Gehr-
mann, hoogleraar Faculteit der
Diergeneeskunde, vakgroep Veteri-
naire Basiswetenschappen, afdeling
Farmacologie, Farmacie en Toxi-
cologie.

- Prof dr. P.R. Wiepkema, emeritus
hoogleraar ethologie Landbouw
Universiteit Wageningen.

- Dr. M. Linskens, beleidsmedewer-
ker biotechnologie Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van
Dieren.

- Drs. P.H. Draaisma, directeur MKG,
ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij.

KLINISCHE AVOND

Deze avond zal plaatsvinden in Hotel Emmeloord (Van der Valk), Het
Hooiveh 9 te Emmeloord, aanvang: 20.00 uur.

Programma:

20.00 uur: Ontvangst met koffie

20.30 uur: Opnametechniek en veiligheid bij het maken van röntgenfoto\'s;
M.L Schmidt.

21.00 uur: Endoscopische behandeling van het carpaaltunnel-syndroom bij
de mens;
M. Iprenburg, humaan chirurg.

21.30 uur: Pauze

21.45 uur: Endoscopische behandeling van het annulaire ligament-syndroom
bij het paard;
F. ter Braake.

22.15 uur: Enkele gevallen van huidtumoren bij hond en kat/Bestralings-
mogelijkheden bij huidtumoren;
E.J. Tjalsma/M.L. Schmidt.

Belangstellenden zijn van harte welkom.

FIDIN-THEMAMIDDAG 1996

AVOND DOLYSOS

Op 14 mei 1996 vindt er in motel \'de Cantharel\' in Apeldoorn de \'Avond
Dolysos\' plaats met als thema \'Het gebmik van homeopathische feedmixen in
de grote huisdierenpraktijk\'. De aanvang is om 20.00 uur. Alle dierenartsen
zijn van harte welkom.

Op donderdag 23 mei 1996 organiseert het Diergeneeskundig Centmm
Noord Nederland c.v. een

-ocr page 282-

Onderstaand treft u een aankondiging
aan van de cursus
Analyse van her-
haalde waarnemingen in de veteri-
naire epidemiologie.
Daamaast, vanuit
het Project Veterinaire Apotheek een
warm pleidooi voor de cursus
Apo-
theek voor assistenten in de dieren-
artsenpraktijk.
Verder brengen wij
graag een aantal cursussen onder uw
aandacht waarvoor opgave nog (be-
perkt) mogelijk is. Opgave voor alle ge-
noemde cursussen via telefoon (030)
2517374 of fax (030) 2516490.

Analyse van herhaalde waarnemin-
gen in de veterinaire epidemiologie, 4-

7 juni 1996, Universiteit Utrecht.

Herhaalde waamemingen komen veel
voor in veldstudies en experimentele
studies. Met name in epidemiologische
studies is dit een veelvuldig voorko-
mend gegeven. Dergelijke studies verei-
sen een analyse die gebmik maakt van
het specifieke karakter van deze gege-
vens. Er bestaat veelal een sterke corre-
latie tussen waamemingen aan hetzelfde
dier in de tijd. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de melkproduktie van een koe die
meermalen in dezelfde lactatie wordt
gemeten, maar ook bijvoorbeeld voor de
infectiestatus van een uier, de serologi-
sche status van het dier of de klinische
waamemingen aan het dier.

De cursus zal ingaan op de meest ge-
bmikte analysemethoden voor herhaalde
waamemingen. De cursus zal bestaan uit
klassikaal onderwijs maar ook voor een
belangrijk deel uit praktische oefeningen
met data en computerprogramma\'s. Er
zal vooral gebmik gemaakt worden van
het SAS-programma. Van de cursist
wordt een basale kennis van SAS ver-
wacht en een basale kennis van de statis-
tiek. De cursus is bedoeld voor dierenart-
sen met een belangstelling voor
epidemiologie en data-analyse, een uit-
gebreide kennis van matrix algebra en/of
theoretische statistiek is niet vereist. De
cursus wordt in de Engelse taal gegeven.
Op de laatste cursusdag wordt tijd inge-
mimd voor presentatie van studies door
cursusdeelnemers.

De cursus wordt gegeven door prof Y.
Grohn, Comell Universiteit, prof
J.
McDermott, Universiteit van Guelph,
prof H. DeLuyker, Universiteit van
Gent en dr. Y.H. Schukken, Universiteit
van Utrecht. Voor meer informatie kunt
u terecht bij dr. Y.H. Schukken,
Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht, tel. (030)
2531092, fax. (030) 2521887.

■I I ii

De kosten van de cursus bedragen
ƒ 750,--, dit is inclusief lunches, cursus-
diner en cursusmateriaal, maar exclusief
overnachtingen.

Apotheek voor assistenten in de die-
renartsenpraktijk
(96/801), 30 en 31
mei 1996 te Zeist, ƒ 945,-- (inclusief
ovemachting).

Op 30 en 31 mei 1996 wordt in samen-
werking met het Project Veterinaire
Apotheek voor de vierde keer de Apo-
theekcursus voor dierenartsassistenten
georganiseerd. De drie voorgaande cur-
sussen zijn met zeer veel enthousiasme
ontvangen door de cursisten en de die-
renartsenpraktijken waar zij werkten.
Onderwerpen die bij de cursus aan bod
komen zijn apotheekinrichting, regelge-
ving, werkinstmcties, geneesmiddelen-
kennis, verpakken en etiketteren.
Tijdens de cursus wordt veel mimte ge-
laten voor discussie en het stellen van
vragen.

Het effect van de cursus is in de dieren-
artspraktijken vrijwel direct zichtbaar.
De cursisten zijn na de cursus zeer ge-
motiveerd om orde op zaken te gaan
stellen in de apotheek.
Voor deze cursus zijn nog plaatsen be-
schikbaar.

Hieronder volgt de cursusaankondiging
zoals opgenomen in onze brochure.

Positie van de cursus:
Ondersteuning van de prakticus die de
cursus Veterinaire Apotheek 1 reeds
heeft gevolgd en in praktijk aan het
brengen is, ter (bij)scholing van prak-
tijkmedewerkers die hem/haar daarbij
terzijde staan.

Deze cursus past in de stmcturele aan-
pak van de KNMvD en de Faculteit
Diergeneeskunde ter bevordering van
de kwaliteit in het veterinair farmaceu-
tisch handelen in de dierenartsenprak-
tijk.

Onderwerpen:

Plaats van het geneesmiddel in de dier-
geneeskunde en rol van de dierenarts in
de diergeneesmiddelendistributie. De
gang van het geneesmiddel: van onder-
zoeksidee en ontwikkel ing/produktie
naar de veehouder/eigenaar.
Soorten geneesmiddelen, toedienings-
vormen, verschillen en overeenkom-
sten, regelgeving (onder andere Dier-
geneesmiddelenwet, Wet Uitoefening
Diergeneeskunde, regelgeving ten aan-
zien van opiaten), kanalisatie en regis-
tratie, milieu-eisen en afvalverwerking.
Hoe ga je om met geneesmiddelen: in-
koop, opslag, controle, administratie,
verkoop, etikettering, bewaarcondities
en houdbaarheid.

Ü

Praktijkoefeningen a.o. magistrale re-
ceptuur, etikettering, bestellen en ont-
vangen van diergeneesmiddelen.
Tijdens de cursus zullen de cursisten ac-
tief worden betrokken bij eikaars prak-
tijkervaring om zo van elkaar te leren.

Praktische röntgenologie gezel-
schapsdieren
(96/105), 22 mei 1996,
09.00 - 17.00 uur, ƒ 560,- (inclusief
lunch en materiaal) te Wageningen.

In het eerste dagdeel van de cursus
wordt aandacht besteed aan de prakti-
sche uitvoering van het röntgenologisch
onderzoek van diverse objecten van
kleine huisdieren: voorbereiding, posi-
tionering, opnamerichtingen, belich-
tingswaarden. De opnametechnieken
worden met behulp van patiënten en de
beschikbare apparatuur iive\' gedemon-
streerd en geoefend. In het tweede dag-
deel zal het accent komen te liggen op de
interpretatie van röntgenfoto\'s: bespre-
king van een aantal opnamen van pa-
tiënten met discussie over de mogelijk-
heden voor nadere (röntgen-)diag-
nostiek. De cursusleider is drs. J.W.
Garretsen.

(Bij) schildklieren hond en kat

(96/110), 23 mei 1996, 09.30 - 20.30
uur, ƒ 675,- (inclusief lunch en diner) te
Utrecht.

Afwijkingen in de functie van schild-
klieren en bijschildklieren zijn bij hond
en kat aanleiding voor het ontstaan van
klachten waarvoor de eigenaar zich tot
de dierenarts wendt. Aan de hand van
informatie over de werkingsmechanis-
men, afgewisseld met case-presenta-
ties, zal getracht worden u inzicht te
geven in het hoe en waarom van hy-
pothyreoidie hond, \'polyglandular de-
ficiency syndroom\', een bobbel in de
hals, polyurie/polydipsie, hypopara-
thyreoidie hond. De dag wordt afgeslo-
ten met een overzicht over voeding, de
bijschildklieren en de botstofwisse-
ling. De cursusleider is drs. H.S.
Kooistra.

-ocr page 283-

175 JAAR DON

i%iiiiiriiiiui

Het diergeneeskundig onderwijs in
Nederland is 175 jaar jong. Een relatief
jonge wetenschap heeft een groot
voordeel, zij is vitaal en nog ontwikke-
lingsgezind. Beide kwalificaties zijn
bij uitstek van toepassing op de facul-
teit Diergeneeskunde van de 360 jaar
oude Universiteit van Utrecht. De
zesde faculteit van de oude Bis-
schopsstad kenmerkt zich door op een
dusdanig niveau haar opleiding te ver-
zorgen dat zij als enige faculteit in
Europa door de Verenigde Staten van
Amerika en door Canada is erkend.

Om een dergelijke vooraanstaande po-
sitie te kuiuien handhaven of zelfs te
verbeteren richt zij haar energie op de
volgende decennia. Toekomststrate-
gieën zijn hiervan het tastbare resul-
taat. Op zo\'n faculteit kunnen wij trots
zijn.

De Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde felici-
teert de faculteit dan ook van harte met
het bereiken van deze mijlpaal en
wenst haar een bijzonder succesvolle
toekomst toe.

Wij spreken de hoop uit dat de huidige
vorm van constructief en open overieg
tussen faculteit en KNMvD voortgezet
zal worden en verwachten dat wij ge-
zamenlijk kunnen blijven zorgen voor
het heil van mens en dier.

A. W. Udo
Voorzitter KNMvD

GEKKE-KOEIENZIEKTE; EEN GEKKE KOEIENZIEKTE

Iedereen die zich vrij kan maken, is
aanwezig. BSE houdt de gemoederen
flink bezig. Niet alleen willen de
mndveedierenartsen goed op de
hoogte zijn van de ins en outs van
BSE, zij willen ook graag weten hoe
de overheid tot de serie onherroepe-
lijke besluiten van de laatste tijd ge-
komen is. In de wandelgangen wordt
heftig gediscussieerd.
H. Jorritsma, voorzitter van de Groep
Geneeskunde van het Rund haalt het
opmerkelijke citaat aan van Van der
Heijden, directeur van het Europese
Centrum voor Milieu en Gezondheid
van de WHO, gepubliceerd in de
Volkskrant van 4 april 1996. Van der
Heijden karakteriseerde de opinie van
een aantal Nederlandse veterinair-
deskundigen dat de vernietiging van
de Britse kalveren niet nodig is als
\'een uitspraak van een dominee over
een economisch vraagstuk\'.
\'Waar blijf je dan met je veterinaire
argumenten?\' vraagt Jorritsma zich
af \'Eén van de doelstellingen van het
ID-DLO, de bakermat van de be-
treffende veterinair-deskundigen, is
notabene wetenschappelijke advise-
ring van de overheid.\'
Men heeft het sterke vermoeden dat
de Nederiandse overheid op het \'eco-
nomische vraagstuk\' een oneigenlijk
antwoord heeft: de volksgezondheid
is niet zozeer in het geding als zij wil
doen geloven.

OORSPRONG BSE
Het zijn drukke tijden voor dierenarts
B.E.C. Schreuder, dé BSE-deskun-
dige in Nederiand. Aan hem ook de
moeilijke taak om in kort tijdsbestek
de Nederlandse mndveedierenartsen
bij te praten, nu de gekke-koeien-
ziekte zo vaak in het nieuws is.
\'Aanvankelijk verzekerde de Britse
regering nog dat er hoegenaamd niets
aan de hand was\', begint hij zijn ver-
haal. Helaas eist de ziekte zeker in
Groot-Brittanië wel degelijk zijn tol.
De Britten hebben tot op dit moment
te maken gehad met 160.000 besmette
koeien. Nog elke week worden 300
nieuwe gevallen geconstateerd. Niet-
temin lijkt de epidemie tot staan te ko-
men. Het aantal nieuwe gevallen is
reeds dalende.

Voor aanvang van de studiemiddag \'BSE en aanverwante prionziekten bij
dier en mens\', georganiseerd door de Groep Geneeskunde van het Rund op 10
april 1996 lijken de meningen onverdeeld: onzin dat de 63.000 UK-kalveren
worden afgemaakt. \'De consument wordt bovendien een flink stuk om de tuin
geleid, want de overheid suggereert dat de volksgezondheid in het geding is,
terwijl louter handelspolitieke redenen ten grondslag liggen aan het besluit de
kalveren te vernietigen\'. Deze \'onderschatting\' van de behoefte aan de waar-
heid bij de consument zou, naar de mening van veel dierenartsen, de overheid
op den lange duur meer schade toebrengen dan deze \'schertsvertoning\' aan
kosten moet voorkómen. Maar zo simpel ligt het nou ook weer niet. BSE is een
gekke koeienziekte. Een verband met Creutzfeldt-Jacob is niet aangetoond,
maar ook niet uitgesloten. Over de wijze van overdracht tast men nog steeds
in het duister, zo brengt de studiemiddag aan het licht. Zou de ban op Brits
rundvlees en alles wat daarmee van doen heeft dan toch terecht zijn?

Door Sophie Deleu

Recirculatie-theorie

Aanvankelijk was BSE alleen een ve-
terinair probleem. De gekke-koeien-
ziekte maakte weliswaar slachtoffers,
maar de volksgezondheid was niet in
het geding. Er vindt echter reeds ja-
renlang onderzoek plaats naar de oor-
sprong van de ziekte.
BSE lijkt qua pathologisch beeld
sterk op de ziekte scrapie bij het
schaap. Men vermoedt dan ook dat
BSE op de één of andere manier ont-
staan is uit scrapie. De mogelijkheid
hiervoor werd onder meer geschapen,
toen in Groot-Brittanië het destmctie-
proces werd vereenvoudigd om eco-
nomische redenen. Het oorzakelijke
agens zou zich bevinden in diermeel,
waarin schapen verwerkt waren.
Doordat het agens niet meer tijdens
het destmctieproces vernietigd werd,
zijn met name melkkoeien, die veel
diermeel te verwerken kregen, lange
tijd blootgesteld aan het scrapie-
agens. Uiteindelijk hebben ze de
ziekte BSE ontwikkeld. Eenmaal in
de populatie aanwezig en niet af-

-ocr page 284-

doende vernietigd door het destructie-
proces, heeft het agens steeds meer
diermeel besmet.

Werkelijk bewijs voor deze gang van
zaken is niet gevonden, maar elimina-
tie heeft andere oorzaken min of meer
uitgesloten. De Britse overheid heeft
naar aanleiding van deze \'recircula-
tie-theorie\' in 1988 een verbod op
diermeel in diervoeders aan koeien
uitgevaardigd. Het aantal BSE-geval-
len bleef echter stijgende. Dit zou ver-
klaard kunnen worden uit de lange in-
cubatietijd. Inderdaad is het aantal
gevallen nu weer dalende. De piek
werd gehaald in 1992; toen telde men
30Ö0 nieuwe gevallen per maand.
Niettemin bestaan er vermoedens dat
de ziekte ook een natuurlijke besmet-
ting kent, want niet alle huidige ge-
vallen van BSE kunnen verklaard
worden met de recirculatietheorie.
Zo wordt scrapie wel verticaal over-
gedragen, maar is dit van BSE nooit
aangetoond. De vraag of horizontale
besmetting mogelijk is, is ook nog
niet afdoende beantwoord.
Wat niet iedereen weet, is dat ook
Zwitserland een BSE-probleem heeft:
er zijn 167 gevallen bekend. Ook hier
denkt men dat recirculatie van agens
in het spel is. In Portugal zijn 25 ge-
vallen geconstateerd. In Nederland is
BSE nog nooit aangetoond.

Zoönose?

De echte ellende begon, toen het ver-
moeden rees, dat ook de mens een
spongieuze encephalopathie-vorm
kon ontwikkelen, analoog aan de ma-
nier waarop het mnd die van het
schaap had overgenomen. Tien on-
verklaarbare gevallen van de ziekte
van Creutzfeldt-Jacob disease (CJD)
bij teenagers in Groot-Brittanië heb-
ben de medici aldaar aan het denken
gezet. CJD kwam tot die tijd slechts
voor bij mensen ouder dan vijftig jaar
en werd meestal in verband gebracht
met een parenterale besmetting. De
tien nieuwe gevallen konden niet op
die manier verklaard worden. De mo-
gelijkheid dat de teenagers besmet
zijn geraakt door het eten van mnd-
vlees kon niet voor 100% worden uit-
gesloten en daarmee had de Britse
overheid de poppen aan het dansen.

PRIONZIEKTEN

Bij mensen zijn drie prionziekten be-
kend, die allen spongieuze encephalo-
pathie tot gevolg hebben: CJD,
Gerstmann-Sträussler-Schenker dise-
ase (GSS) en Kuru. Bij het rund kennen
we BSE en bij het schaap scrapie. Maar
ook bij de kat wordt een vorm van
spongieuze encephalopathie gezien.
Een prion, daar gaan de meeste onder-
zoekers althans vanuit, is een zeer re-
sistent eiwit. Het lijkt niet op andere
agentia, zoals virussen, bacteriën of
parasieten en bevat geen erfelijk ma-
teriaal in de vorm van DNA of RNA.
Het is nochtans overdraagbaar.
De prionziekten worden gekenmerkt
door een zeer lange incubatietijd en
een progressief, fataal verioop. Het
pathologisch beeld laat degeneratie
zien, maar geen ontsteking. Vrijwel
altijd zijn de zogenaamde SAF\'s te
zien; abnormale fibrillaire structuren,
waarvan men aanneemt dat zij uit
prioneiwit bestaan.
De diagnose is niet bij leven te stel-
len, hetgeen de ziekten uiterst on-
grijpbaar maakt. De symptomen zijn
niet pathognomonisch en worden ze-
ker in het beginstadium omschreven
als \'raar doen\'. Men kan zich voor-
stellen dat vele gevallen daardoor on-
opgemerkt blijven, ook van CJD.
Dementie is bijvoorbeeld een tame-
lijk vaak vóórkomend verschijnsel bij
oudere mensen.

■ ^riifitif. .1

dyyjbUiidk

Van scrapie is nog het meeste bekend.
Een grootschalige enquête heeft uit-
gewezen dat 6% van de schapenhou-
ders weieens verschijnselen van scra-
pie gezien heeft in zijn kudde. Het zou
gaan om één ooi op de honderd.
De hersenen van spongieuze-encep-
halopathiepatiënten laten weliswaar
zonder uitzondering vacuolisatie
zien, maar vacuolisatie is niet patho-
gnomonisch. Gelukkig is tegenwoor-
dig een peroxidase-kleuring van het
prioneiwit voorhanden, zodat de
diagnose in veel gevallen wel achteraf
te stellen is.

Het prion maakt voor vermenigvuldi-
ging gebruik van gastheer-eiwitten.
Het zou een eiwit zijn dat sterk lijkt
op een ordinair gastheereiwit, dat zich
normaal gesproken op de celmem-
braan bevindt. Het prioneiwit vormt,
zo is de theorie, samen met het gast-
heer-eiwit een dimeer. Deze dimeer
zorgt ervoor dat het normale eiwit een
andere configuratie krijgt. Dit nieuwe
eiwit, dat anders opgevouwen wordt
dan het normale, is niet meer bereik-
baar voor enzymen en wordt derhalve
in onvoldoende mate afgebroken, ter-
wijl er wel produktie blijft plaatsvin-
den door de gastheer. De stapeling
van dit prion-eiwit heeft beschadiging
en uiteindelijk versponsing van her-
senweefsel tot gevolg.

BSE erfelijk?

Vreemd genoeg hebben de prionziek-
ten toch een erfelijke component. Dit
aspect wordt toegelicht door dr. M.A.
Smits, ook werkzaam bij het ID-
DLO: \'Het genoom van de gastheer
bepaalt namelijk mede het ziekte-
beeld bij de gastheer. Met name de in-
cubatietijd lijkt hierdoor beïnvloed te
worden\'. Het is vreemd dat erfelijke
informatie door een stukje eiwit over-
gedragen lijkt te worden.
Men neemt op dit moment aan dat zo-
wel een zogenaamd PrP-gen en een
eiwit-agens (PrP®\'^) een rol spelen.
Normaal gezien codeert het PrP-gen
voor het PrP^\'-eiwit. Doordat na in-
fectie geen PrP\'-, maar schadelijk
PrP^\'--eiwit wordt geproduceerd,
wordt de vermenigvuldiging van het
agens verklaard. Schape-PrP®\'\' zou
wellicht ook in het rund tot dimeer-
vorming met runder-PrP\'^ aanleiding
gegeven hebben, waardoor BSE is
ontstaan.

De incubatietijd blijkt afhankelijk
van erfelijke aanleg voor de ziekte en
de infectiedmk van prioneiwit.
Bepaalde mutaties in het PrP-gen ma-
ken de gastheer gevoeliger, terwijl
andere mutaties juist bescherming
bieden. Deze laatste mutaties zouden
de afwijkende opwinding van het ei-
wit juist tegengaan. Deze theorie gaat
in elk geval op voor scrapie, zo is be-
wezen. Bij BSE zijn helaas nog geen
allelen gevonden die in verband ge-
bracht kunnen worden met het wel of
niet optreden van de ziekte.
Fokmaatregelen zijn dus bij scrapie
wel aangewezen en bij BSE niet.

DIAGNOSTIEK BSE
De patholoog L.J.M. van Keulen doet
de diagnostiek van BSE uit de doe-
ken. Er blijkt in Nederland (maar ook
in de rest van de EG) een BSE-sur-
veillance opgezet te zijn. Van alle
verdachte dieren wordt een stukje
hersenen (van de hersenstam tot de
middenhersenen) onderzocht. Er wor-
den standaard drie coupes gemaakt en
onderzocht op vacuoles.

Voor de twijfelgevallen bestaan twee
confirmatietechnieken: de detectie
van PrP^\'^ en de detectie van infecti-
eusiteit, met behulp van proefdieren.
PrP®\'\' is te zien onder de elektronen-
microscoop in de vorm van de eerder
genoemde SAF\'s. Deze fibrillen zijn
ook aan te tonen met behulp van im-
munohistochemie. Dit is momenteel
de meest efficiënte methode.

-ocr page 285-

CREUTZFELDT-JACOB DISEASE
EN BSE

Dr. W. van Gool van het AMC zou de
ziekte Creutzfeldt-Jacob schetsen,
maar is afwezig. Aan Schreuder de
eer om deze vacuole in het pro-
gramma te vullen: \'CJD voldoet aan
de criteria van een prionziekte. Het is
een overdraagbare, spongieuze en-
cephalopathie. De ziekte komt mon-
diaal voor bij mensen ouder dan vijf-
tigjaar\'.

Bij CJD is wel degelijk horizontale
overdracht aangetoond, zij het steeds
met een iatrogene achtergrond. In
15% van de gevallen is het vóórko-
men echter sterk familiaal gebonden,
dus ook een erfelijke component lijkt
in het spel. De ziekte GSS is een zeld-
zame variant van CJD, die alleen fa-
miliaal vóórkomt.

De derde prionziekte van de mens,
Kum, komt voor bij een bepaalde
Papoea-stam in Nieuw-Guinea. Er
bleek een verband te bestaan tussen
het optreden van Kum en het bijwo-
nen van rituele ceremoniën, waarbij
de hersens van overleden stamgeno-
ten werden geconsumeerd; een zeld-
zaam geval van recirculatie van
prion-eiwit bij mensen. De incubatie-
tijd van Kum blijkt op te lopen tot
dertig jaar; men constateerde nog
steeds gevallen, terwijl de rituele
praktijken al lang beëindigd waren.
Men vermoedt dat Kum ontstaan is na
een geval van CJD.

Destructie

Temg naar BSE. Het ID-DLO houdt
zich intensief met de prionziekte be-
zig. Maar ook scrapie en spongieuze
encephalopathie bij katten hebben de
aandacht.

Momenteel onderzoekt het instituut
bijvoorbeeld of het Nederiandse de-
stmctieproces het agens vernietigt.
\'Gelukkig hebben wij een pressure
cooking system\', aldus Schreuder. \'Je
mag wel aannemen dat het afdoende
is\'.

Een ander punt van aandacht is de
mogelijkheid van verticale transmis-
sie van BSE. Op dit moment zijn er
geen aanwijzingen voor te vinden.
(Daarom staat de maatregel om
63.000 kalveren te vernietigen ter dis-
cussie.) Vreemd genoeg echter lijken
kalveren van een niet-geïnfecteerde
moeder, die geboren zijn in dezelfde
stal, in dezelfde week, als kalveren
van een wei-geïnfecteerde moeder,
een 5% hogere kans te hebben op het
krijgen van BSE. De kalveren van een
geïnfecteerde moeder hebben zelf
geen verhoogde kans. Hiervoor be-
staat geen verklaring.
Ten aanzien van het mogelijke ver-
band met CJD: BSE is theoretisch uit
scrapie ontstaan. Dat maakt het niet
ondenkbaar dat een bepaalde vorm
van CJD uit BSE kan ontstaan. Een
onmstwekkende gedachte is ook dat
de BSE-strain gevonden wordt bij
katte-encephalopathie. Het BSE-
prion heeft kennelijk een breder gast-
heerspectmm dan scrapie.

im [ill I I

OVERHEID EN BSE
H.U.R. Nieuwenhuis is werkzaam bij
de afdeling Dierziekten van de RVV,
die belast is met de controle en de pre-
ventie van BSE in Nederiand. Hij zet
de gebeurtenissen en maatregelen
eens op een rijtje.

8-1988: De overheid adviseert
negatief over het gebmik
van diermeel afkomstig
uit de UK in krachtvoer.

28-7-1990: Importverbod van le-
vende dieren uit de UK,
geboren voor 18-7-\'88.

9-3-1990: UK-exportverbod van ri-
sicovolle organen, zoals
hersenen en zwezeriken.

1 -4-1990: EU-richtlijn BSE aangif-
teplichtig.

29-6-1990: BSE meldingsplichtig op
grond van de WUD.

1-8-1990: Importverbod diermeel

uit de UK.
14-5-1992: UK-exportverbod em-
bryo\'s van BSE-ver-
dachte moederdieren.

Nieuwenhuis: \'U ziet dat de strop
steeds vaster rond Groot-Brittanië
komt te zitten. Maar nog nemen de
Britten geen afdoende maatregelen\'.

27-6-1994: EU-verbod op de vervoe-
dering van zoogdier-ei-
wit aan herkauwers.

\'Je moet van koeien ook geen vlees-
eters maken\', klinkt het uit de zaal.

20-3-1996: De minister van Volks-
gezondheid van de UK
beschrijft een mogelijk
verband tussen BSE en
CJD.

21-3-1996: In Nederland geldt een
vervoersverbod voor UK
-mnderen, -rundvlees en
-mndvleesprodukten.

25-3-1996: Het permanent Veteri-
nair Comité komt bijeen.
27-3-1996: Een verbod op de slach-
ting van kalveren uit de
UK en het besluit tot rui-
ming van de 63.000 kal-
veren uit de UK.

Nieuwenhuis presenteert enkele lugu-
bere kerncijfers:

63.000 Dieren worden vernietigd. Dit
komt overeen met 12.600 ton destruc-
tiemateriaal. Dat wordt 5.200 ton
eindprodukt. Er is 450 ton bloed mee
gemoeid. Per week wordt 25.000 ton
gedestmeerd, dat wil zeggen 12.500
kadavers.

Er is een commissie van toezicht in-
gesteld om toe te zien op de gehele
operatie. Zieke en wrakke dieren wor-
den op het bedrijf geëuthanaseerd.
Voor het geval 3at BSE opduikt in
Nederiand, is in 1991 een draaiboek
opgesteld. Hierin zijn twee benade-
ringen aangegeven: een politieke en
een veterinair-technische benadering.
De veterinair-technische maatregelen
gaan duidelijk minder ver dan de poli-
tieke. Nieuwenhuis kan niet zeggen in
welk geval het probleem politiek, dan
wel veterinair-technisch benaderd zal
worden. Bovendien is er inmiddels
nieuwe kennis boven water gekomen
over de ziekte. De RVV lijkt toe aan
een nieuw draaiboek.

Helaas komt niet aan de orde waarom de
overheid bepaalde maatregelen neemt.
Waarop baseert de minister zijn be-
slissing om de Britse kalveren
uit het consumptieproces te halen?
Waarom doen andere landen dat niet?
Wat te doen met de grote grazers in na-
tuurgebieden, Schotse Hooglanders van
vóór de feedban? Schreuder weet te ver-
tellen dat ook deze Hooglanders waar-
schijnlijk vemietigd zullen worden.
Ten aanzien van de vernietiging van de
Britse kalveren: de minister vindt ken-
nelijk elk risico onaanvaardbaar.
Zowel voor de volksgezondheid -de
vraag is of dat reëel is- als voor de ex-
port. Tijdens de borrel lijkt men het
steeds minder eens. De één vindt datje
bij een dergelijke, fatale ziekte kosten
noch moeite mag sparen om Nederland
vrij te houden. De ander houdt het op
manipulatie van de consument.

Van de hand van dr.B.E.C. Schreuder
zijn twee overzichtsartikelen over
BSE verschenen in de Veterinary
Quarterly: Volume 16, nummer 3, ok-
tober 1994; pagina 174 tot en met
192.

-ocr page 286-

Voorzitter dr. P.H. A. Poll, hier aanwe-
zig in de hoedanigheid als afgevaar-
digde van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren, opende de bijeen-
komst met de opmerking dat het on-
derwerp certificatie veel discussie
heeft uitgelokt, waarbij ook veel emo-
ties zijn losgekomen. Dat blijkt wel uit
de vele kritische noten die in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zijn
verschenen. \'Het is een moeizaam pro-
ces, dat moeten we niet onderschat-
ten\', aldus Poll, \'maar het kritisch kij-
ken naar je eigen organisatie kan ook
heel interessant zijn. Je kunt tot hele
aardige conclusies komen en boven-
dien is het in je eigen belang.\'

BUNTSMA AUTOSCHADE

Om een antwoord te kunnen geven op
de vraag wat certificatie nu voor een
kleine organisatie inhoudt was de heer
A.B. Buntsma, directeur van Buntsma
Autoschade in Alphen aan de Rijn, uit-
genodigd. Zijn bedrijf is zo\'n 3,5 jaar
geleden gecertificeerd, wat volgens
Buntsma niet makkelijk is alsje al zo\'n
15 jaar met een schadebedrijf bezig
bent. Hij vertelt de zaal wat een zoge-
heten ISO-kwaliteitssysteem inhoudt.
Het is een model voor de kwaliteits-
borging bij het vervaardigen en instal-
leren van een produkt. Zo\'n model be-
vat bepaalde eisen die aan een
kwaliteitssysteem worden gesteld.
Kwaliteit is iets wat elk, zichzelf res-
pecterend bedrijf hoog in het vaandel
heeft staan. Maar om kwaliteit te kun-
nen garanderen kan het niet slechts bij
loze kreten blijven. Het moet aantoon-
baar worden gemaakt. Daar moet aan
gewerkt worden en dat is zeker moge-
lijk door middel van het ISO-kwali-
teitssysteem.

Het systeem is in de eerste plaats be-
doeld om tekortkomingen tijdens de
vervaardiging en installatie van pro-
dukten te voorkomen. Ten eerste moet
dan worden nagegaan welke afwijkin-
gen optreden en ten tweede moet geke-
ken worden welke maatregelen getrof-
fen dienen te worden om te voorkomen
dat deze afwijkingen opnieuw op zul-
len treden.

GROTE OPKOMST BIJ VOORLICHTINGSBIJEENKOMST CERTIFICATIE
GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJKEN

\'GEWOON BEGINNEN\'

■ j^nii

üMftnnm

Het starten met ISO betekende de aan-
schaf van benodigde apparatuur als
een computer met bijbehorende soft-
ware, plus het organiseren van bijeen-
komsten waarbij vorderingen en pro-
blemen werden besproken. Dit alles
gebeurde in samenwerking met een
zogenaamde kwaliteitsbegeleider. De-
ze deskundige is vooral behulpzaam
geweest bij de invoering van de proce-
dures van het ISO-systeem. Zo\'n in-
voering verloopt nu eenmaal niet
moeiteloos; het houdt in dat dingen
veranderd moeten worden in je bedrijf
waar iedereen achter moet staan.
Bovendien is zo\'n begeleider behulp-
zaam bij de beschrijving danwel her-
schrijving van bestaande procedures
die kwaliteit als resultaat hebben.
\'Het inroepen van een deskundige
brengt behoorlijk wat kosten met zich
mee, maar de voordelen wegen daar
ruimschoots tegenop\', aldus Buntsma.
\'Niet alleen kun je met de praktische
problemen bij iemand terecht die ver-
stand van zaken heeft, maar een bege-
leider ftinctioneert ook als \'stok achter
de deur\'. Door gemaakte afspraken
wordt je steeds opnieuw gestimuleerd
en kan de invoering niet verwateren.\'
Volgens Buntsma is het noodzakelijk
dat alle personeelsleden achter de cer-
tificatie staan. Iedereen moet bijvoor-
beeld kunnen begrijpen waar het om
gaat en ook dienen mensen met jaren-
lange ervaring niet \'omvergelopen\' te
worden omdat ISO het zegt. \'Voeg het
systeem dus in binnen de bestaande si-
tuatie, wees duidelijk en zorg voor een
duidelijke taakverdeling.\'

Zo\'n 120 belangstellenden bezochten de voorlichtingsbijeenkomst certificatie
gezelschapsdierenpraktijken in De Meern op woensdag 13 maart 1996.
Blijkbaar is er nog veel behoefte aan uitleg en het stellen van vragen, sinds de
groene Kwaliteits Richtlijn Dierenartsenpraktijken (KRD) in maart 1995 in
de bus viel.

Door Susan Ubbink

Als dan uiteindelijk de kwaliteit con-
troleerbaar is gemaakt via het kwali-
teitshandboek, komt er iemand om het
te controleren. \'Je bent dan zenuwach-
tig\', vertelt Buntsma. \'Degene die
komt is best kritisch, maar aan min-
punten kan gewerkt worden. Gebreken
mogen, want die kunnen verbeterd
worden. Kortom: de faalkosten wor-
den minder en dat werkt grandioos. De
klanten zijn meer tevreden.\'

RENDEMENT

Om aan te tonen dat het rendement van
zijn bedrijf sindsdien omhoog is ge-
gaan Iaat hij de zaal een foto zien van
zijn oude bedrijQe en vervolgens één
van zijn nieuwe pand, wat hij heeft la-
ten bouwen. \'Dat nieuwe pand heeft
het rendement niet onder druk gezet.
Het blijkt juist rendement op te leveren
omdat door het grotere oppervlak de
jongens makkelijker werken. Ze hoe-
ven bijvoorbeeld minder met auto\'s
heen en weer te rijden.\' Enthousiast:
\'Alsje eenmaal bezig bent, werkt het
als een trein.\'

Buntsma werkt met veel lease- en ver-
zekeringsmaatschappijen. \'Voor een
leasemaatschappij is de snelheid van
reparatie bepalend voor hun winst.
Zo\'n maatschappij besteedt dus een
auto met schade aan ons bedrijf uit.
Door de goede planning is de auto snel
klaar en voldoet aan alle kwaliteitsei-
sen. Mede dankzij de ISO-normering
is de reparatietijd korter en worden de
kosten van een vervangende auto tot
een minimum beperkt. Bovendien
kunnen wij met ons handboek van pro-
cedures volledige openheid van zaken
geven. Dit bevordert naar alle partijen
een hoge mate van betrouwbaarheid.
Het resultaat is dat zowel verzeke-
ringsmaatschappij, als klant, als onze
personeelsleden tevreden zijn.\'
Uit de zaal komt een vraag of er dan
geen enkel nadeel aan certificatie zit.
Buntsma: \'Ik weet niet of er nadelen
aan zitten. Ik weet alleen dat als het
kwaliteitssysteem er eenmaal is, het
heel gemakkelijk werkt.\' Hij noemt
een voorbeeld van hoe het volgens
hem niet moet en dat de zaal moet aan-
spreken. \'Onze poes was ziek, die gaf
over. Mijn vrouw ging ermee naar de
dierenarts, die zei dat het dier niets
mankeerde. Dus zij nam het dier weer
mee naar huis, waar het vrolijk verder
spuugde. Opnieuw terug naar de die-
renarts die tegen mijn vrouw zei: \'Als
u zeeziek bent, dan heeft u het toch ook
niet aan uw maag!\' \'Mijn vrouw is op
dat moment een ontevreden klant.\'

-ocr page 287-

CERTIKED

De KNMvD is voor de certificatie van
dierenartsenpraktijken in zee gegaan
met Certiked (Stichting Certificatie
Kennisintensieve Dienstverlening).
Eric van Kleef, projectcoördinator bij
dit onafhankelijke instituut, vertelt op
deze bijeenkomst over hoe Certiked te
werk gaat. Het instituut wordt door or-
ganisaties uitgenodigd om beoordelin-
gen uit te voeren. Op basis hiervan
worden kwaliteitsverklaringen (\'certi-
ficaten\') afgegeven. Hiermee kan zo\'n
organisatie kenbaar maken dat zij vol-
doet aan een bepaalde norm; een eisen-
stellend document, zoals de Kwaliteits
Richtlijn Dierenartsenpraktijken van
de KNMvD. Het doel van Certiked is
de kwaliteitszorg in de kennisinten-
sieve dienstverlening te bevorderen.
Naar de dierenartsensituatie vertaald:
de kwaliteitsrichtlijn moet ondersteu-
nend worden voor de KNMvD. Niet
alleen de KNMvD is klant van
Certiked, de stichting certificeert ook
andere organisaties binnen de kennis-
intensieve dienstverlening, zoals ad-
viesbureaus, opleidingsbureaus en am-
bulancediensten.

\'De Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsen-
praktijken is gebaseerd op ISO 9002,
maar vertaald naar de praktijk toe\', al-
dus Van Kleef Certiked is eindverant-
woordelijk voor de beoordeling en de
afgifte van de verklaring. Zo\'n beoor-
deling van een praktijk wordt een audit
genoemd. Belangrijk is dat zo\'n be-
zoek altijd van tevoren wordt afge-
sproken, op basis van een vooraf be-
paald programma. Er is dus geen
sprake van een verrassingsoverval.
Verder zijn er altijd twee beoordelaars
aanwezig, waarvan er minimaal één
dierenarts is. Een audit is bedoeld om
te bepalen of de hele praktijk werkt in
overeenstemming met de KRD. Het
mooie is dat, met behulp van de KRD,
een eigen systematiek wordt opge-
bouwd om naar de eigen organisatie te
blijven kijken. Daarbij is het certificaat
een stok achter de deur.
Naleving van de KRD moet worden
gecontroleerd. Dit gebeurt door inter-
views met medewerkers te houden, ob-
servaties uit te voeren in de praktij-
kmimten en bij de administratie.
Hierbij heeft de beoordelaar de leiding
van het gesprek in handen en hij/zij
stelt de vragen, waarbij de geïnter-
viewde aantoont. De controle is ge-
richt op louter objectief bewijsmateri-
aal en \'blauwe-ogen verhalen\' worden
buiten beschouwing gelaten. Van
Kleef meldt dat dierenartsen de vragen
ren\'. Helaas krijgt de familie een aan-
rijding, waarbij de Zwitserse ANWB
snel komt opdraven. Een andere auto is
binnen no time geregeld.
De conclusie van Van Heibergens ver-
haal is dat dit allemaal goed georgani-
seerde bedrijven zijn die klantgericht
bezig zijn. \'U heeft allemaal een be-
drijf, roept hij de zaal in. \'U bent ma-
nager.\' Volgens Van Helbergen levert
certificatie in ieder geval werkgenot
op.

van te voren toegestuurd kunnen krij-
gen, zodat ze weten waar ze aan toe
zijn.

Iemand in de zaal spreekt de angst uit
dat de diverse beoordelingsteams er
verschillende normen op nahouden.
Van Kleef antwoordt hierop dat de be-
oordelaars heel frequent overleggen en
er op die manier naar streven één lijn te
trekken.

KWESTIE VAN ORGANISEREN
Drs. C.W.A. van Helbergen, prakticus
gezelschapsdieren te Bussum en actief
lid van de Projectgroep Certificatie,
begint zijn bijdrage met het vertellen
van een verhaaltje over een op de val-
reep geplande ski-vakantie. Van
Helbergen wil dat er even naar de auto
gekeken wordt en belt de garage. Hij
kan meteen terecht en een uur later
staat hij met een gewassen en pico-
bello nagekeken auto weer buiten. Hij
bedankt de garagehouder die tegen
hem zegt: \'Ach meneer, dat is toch een
kwestie van organiseren\'. De heenreis
is geen succes want de familie wordt
geteisterd door files en rotweer, dus
onderweg wordt een hotelletje aange-
daan. De verzorging is prima en er kan
zonder problemen betaald worden met
een Visa-card. \'Kwestie van organise-

\'Maak een ondernemingsplan met
daarin vermeld wat u wanneer gaat
doen\', is het advies van de Bussumse
prakticus. \'Uw assistente is daarbij
goud waard. Zij kan voor u veel werk
verrichten, onder meer door te vertel-
len wat zij aan de balie hoort. De assis-
tenten horen vaak hele andere dingen
dan u in de spreekkamer. Begin met
simpele dingen, bijvoorbeeld met het
schoonmaken. Op zo\'n basaal niveau
kun je al heel wat verbeteren met een
schoonmaakregelement in de hand.
Ook het bijhouden van een tempera-
tuurslijst is prettig voor uzelf Het
geeft een hartstikke fijn gevoel als u
weet dat de koelkast inderdaad de
juiste temperatuur aangeeft. U klant
merkt van dit soort maatregelen niets.
U moet zelf het gevoel hebben dat het

CERTIKED

WAT IS EEN AUDIT?

-ocr page 288-

liai

M

il

zoden aan de dijk zet. Bovendien is het
prettig werken in een goed georgani-
seerde nette en schone praktijk. Dat
straah uit naar uw omgeving.
Bedenk voor uzelf dat het werken aan
kwaliteit geen luxe is, maar noodzaak.
U merkt het zelf Het gaat allemaal
veel beter. Begin gewoon met kleine
dingetjes op te schrijven. Het boek
wordt steeds mooier. Dan rolt zo\'n cer-
tificaat er vanzelf uit. Het is geen
plicht. U kunt er naartoe werken.
Bovendien is het certificaat ook geen
finish, want het kan altijd nog beter\', is
de stellige overtuiging van Van
Helbergen.

Voor mensen die zich zorgen maken
om de kosten van certificatie heeft hij
de volgende boodschap: \'Als je de cer-
tificatiekosten niet kunt betalen wordt
het hoog tijd om te certificeren.\'
Volgens Van Helbergen kan een
kleine praktijk makkelijk voldoen aan
de minimale eisen van de KRD. \'Een
goedkoop kastje is zo gekocht. Een
simpel deurtje voor een plank maakt al
een afgesloten ruimte. Het hoeft niet
nu, maar begin er aan\', is zijn advies.

DISCUSSIE

Uit de zaal komt een vraag naar voren
of er voldoende is nagedacht over het
flesjesverhaal. Hiermee wordt gedoeld
op het noteren van de aanprikdatum op
het flesje en bij verstrijken van deze
datum het weggooien van het flesje.
Drs. G.A. van Eijden van de Pro-
jectgroep Certificatie: \'Het gaat erom
wat wij vinden dat kwaliteit is\'.
Aangetoond is dat een flesje dat een
maand geleden is aangeprikt niet meer
een te waarborgen kwaliteit heeft. Drs.
J. Pons van AUV-Advies: \'Wij als be-
roepsgroep moeten ons realiseren hoe
we met de diergeneeskunde omgaan.
Het flesjesverhaal is slechts een facet
daarvan. De eerste stap daarbij is: zet
erop wanneer het is aangeprila.\' Poll
benadmkt dat iedereen vrij is zijn/haar
eigen oplossingen aan te dragen.

\'Het duurt zo lang met de certificatie\',
is de volgende opmerking uit de zaal.
In de Verenigde Staten schijnt bijvoor-
beeld al lang een boek te bestaan waar-
mee een checklist gemaakt kan wor-
den. Pons antwoordt dat de norm in de
Verenigde Staten anders is dan de
KNMvD-norm. Bovendien wordt aan
een gelijksoortig boek gewerkt. \'We
zijn met z\'n allen op de goede weg.
Om te komen tot kwaliteitszorg is een
werkboek nodig. Maar zo\'n proces
moet begeleid worden. Dat gaat niet
van de ene op de andere dag\', aldus
Pons. Ook Poll vindt dat de certificatie
niet iets is om zomaar los te laten op de
beroepsgroep. De specifieke situatie
van iedere praktijk is anders. Het kost
nou eenmaal tijd. Van Kleef meldt uit
de Projectgroep Certificatie van de
KNMvD dat voor de zomer een info-
pakket klaar zal zijn over \'Hoe aan de
slag in mijn eigen praktijk\'. Bovendien
worden de pilots dit vooijaar afgerond
en ook dan zal er meer informatie be-
schikbaar zijn. Van Eijden: \'Wij vin-
den het ook langzaam gaan. We zijn
echter de afgelopen tijd intensief bezig
geweest met de GVP-code IKB-var-
kenshouderij. Dit was een soort op-
warmer. Op dit moment verkeren we
nog steeds in de fase om de beroeps-
groep te motiveren. U bent geïnteres-
seerd. Hopelijk houdt u een goed ge-
voel aan deze ochtend over.\'

Iemand uit de zaal is bang voor discri-
minatie van niet-gecertificeerde prak-
tijken. Van Kleef antwoordt dat zodra
een praktijk gereed is, er gecertificeerd
kan worden. Van Eijden: \'Dit moeten
we accepteren als we als beroepsgroep
streven naar kwaliteit. Bovendien ga ik
ervan uit dat u zo\'n goede band met uw
cliënten heeft dat ze niet zomaar naar
een ander zullen gaan.\'
Uit de zaal gaat iemand in op het
\'slechte\' voorbeeld van Buntsma, de
kat met zeeziekte. Hij denkt dat de
cliënt alleen maar wil dat zijn dier beter
wordt. Buntsma antwoordt dat kwali-
teit inhoudt het herstellen van iets, plus
alles wat er omheen hangt. \'Over dat
laatste praten we hier. Kwaliteit is na
twee weken bellen en vragen hoe het
met de (zeezieke) kat is.\'

Waarom wordt het diergeneeskundig
handelen zelf niet getoetst?
Van Eijden: \'De KNMvD heeft er be-
wust voor gekozen in eerste instantie
alleen de inrichting en organisatie te
toetsen. Het toetsen van het dierge-
neeskundig handelen is veel lastiger.
Het is vooral lastig om geaccepteerd te
krijgen datje kennis toetst. Het toetsen
van de inrichting is vooriopig al inge-
wikkeld genoeg. Van Kleef: \'De KRD
helpt u om te voorkomen dat er fouten
ontstaan. De organisatie eromheen
wordt getoetst. Door een handeling
in één keer goed te doen worden kos-
ten en tijd bespaard.\' Poll plaatst hier-
bij nog de kanttekening dat als een
cliënt niet klaagt het nog geen bewijs is
dat de kwaliteit goed is. Hij vindt dat
over dit onderwerp niet genoeg discus-
sie in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde gevoerd kan worden.

Iemand die de Arbo-dienst over de
vloer heeft gehad, vraagt of Certiked
dat gedeelte meeneemt of dat het op-
nieuw beoordeeld moet worden. Van
Kleef \'Certiked is geen Arbo-dienst.
Overlap is niet nodig. Een eerder ge-
dane Arbo-controle kan ongetwijfeld
leiden tot een snellere beoordeling\'. Dr.
Tj. Joma, algemeen secretaris van de
KNMvD, legt uit dat bij een bezoek van
de Arbo-dienst een checklist afgewerkt
wordt. Hierover is overleg gaande en op
termijn zal die checklist in het geheel
van de certificatie kunnen worden inge-
past. Dit zal dus veel beperktere Arbo-
controles inhouden.
Driejaar na het verkrijgen van het certi-
ficaat wordt er opnieuw gecertificeerd.
Wat is dan het nut van de jaarlijkse tus-
sencontroles? Van Kleef \'Ook Cer-
tiked wordt gecontroleerd door de Raad
van Accreditatie. Certificaten worden
voor drie jaar afgegeven. De controles
zijn een eis. De herbeoordelingen zijn
natuurlijk niet zo groot als de eerste be-
oordeling, maar weer groter dan de jaar-
lijks controles.\'

Buntsma: \'Ook wij krijgen tussencon-
troles en dan blijken er toch weer fout-
jes in te kruipen. Het verwatert snel
wanneer niemand je controleert. Die
controles werken dus uitstekend.\'

Deze bijeenkomst is speciaal voor
de gezelsehapsdierenpraktici georga-
niseerd. Het verschil met de land-
bouwhuisdierenpraktici is dat zij de
GVP-code IKB-varkenshouderij min of
meer opgelegd hebben gekregen, ter-
wijl de gezelsehapsdierenpraktici zich-
zelf eisen op moeten leggen. Iemand uit
de zaal heeft het idee dat de eisen van de
KRD wat boven het gemiddelde zit. Hij
vraagt zich dan ook af hoeveel procent
een certificaat kan krijgen. Volgens
Pons hoef je niet voor 100% aan de
norm te voldoen. Er is bewust een in-
stapmogelijkheid geschapen, namelijk
70%, dat moet een uitnodiging zijn.
\'Het is absoluut haalbaar\', vindt Pons.
Die instapmogelijkheid wordt ieder jaar
wat hoger, dus dit jaar 70%, volgend
jaar een paar procenten hoger, etcetera.
Ook Van Helbergen vindt de norm he-
lemaal niet zo idioot hoog en denkt dat
een en ander zeer haalbaar is. Verder
wordt de huidige KRD aangepast aan
de hand van op- en aanmerkingen die in
de loop der tijd zijn binnengedmppeld.
In juni 1996 zal de aangepaste KRD
verschijnen.

-ocr page 289-

MANNELIJKE DIERENARTSEN NQG STEEDS LICHTE VOORSPRONG, MAAR

HETE ADEM VROUWEN DUIDELIJK VOELBAAR

Een informatie-avond over de (on)mogelijkheden al$ vrouwelijke sollicitant
in de diergeneeskunde was een half jaar geleden nog slechts een idee in de
hoofden van de drie studenten diergeneeskunde Ingeborg Buitink, Mette
Svensen en Irma Oskam. Zij hadden vele \'wilde\' verhalen gehoord over hoe je
als vrouwelijke dierenarts behandeld kon worden en wilden nu eens weten
hoe het werkelijk zat. Ziedaar een zeer druk bezochte informatie-avond, in
samenwerking met de KNMvD, op maandag 25 maart 1996 in het hoofdge-
bouw van de Faculteit der Diergeneeskunde.

Door Susan Ubbink

De opening van de avond vond plaats
door Hoofdbestuurslid Carla van
Amerongen, waarna een korte intro-
ductie volgde door één van de organi-
satoren Anuschka Marsman. Hierna
was het woord aan Corine van Kalles,
de drijvende kracht achter de
Vacaturebank van de KNMvD.

VACATUREBANK
Onder de voornaamste werkzaamhe-
den van de Vacaturebank valt natuur-
lijk ten eerste het invullen van vacatu-
res die bij dierenartsen ontstaan. Dit
kunnen zowel waarnemingen als vaste
banen zijn. Verder houdt Corine zich
bezig met het afsluiten van verzekerin-
gen voor waarnemende dierenartsen
en verzamelt zij advertenties voor
werkzoekenden buiten de praktijk.
Ook dierenartsen die in het buitenland
willen werken kunnen op haar hulp re-
kenen; zij geeft hen informatie en ver-
zamelt advertenties. Tot slot houdt zij
statistische gegevens bij.
Voortbordurend op die statistische ge-
gevens vermeldt Corine dat per 1 janu-
ari 1996 het totaal aantal dierenartsen
in Nederiand 4501 was. Hiervan is
24% vrouw. Het aantal afgestudeerde
dierenartsen in 1995 was 144, waarvan
55% vrouw is. Het percentage vrou-
wen neemt dus toe, 15% Van de zelf-
standig praktizerende dierenartsen is
vrouw, waarvan 1% in de landbouw-
huisdierensector werkzaam is, 16% in
de gemengde praktijk en 83% in de ge-
zelschapsdierenpraktijk. Bij de dieren-
artsen in loondienst is 52% vrouw,
waarvan 3% in de landbouwhuisdie-
rensector werkt, 55% in de gemengde
praktijk, 41% in de gezelschapsdieren-
praktijk en 1% in de paardensector.
Het totaal aantal praktizerende vrou-

Vrouwelijke dierenartsen zijn ook in
andere beroepsvelden werkzaam, bij-
voorbeeld bij de RVV, in het weten-
schappelijk onderwijs, bij veterinaire
gezondheidsdiensten, in het agrarisch
onderwijs en als waarnemer. Bij de
RVV werken 163 dierenartsen, 22%
hiervan is vrouw. Van de 205 dieren-
artsen die verbonden zijn aan het we-
tenschappelijk onderwijs is 31%
vrouw. Er zijn 71 dierenartsen verbon-
den aan veterinaire gezondheidsdien-
sten, 7% hiervan is vrouw. Verder zijn
er 22 dierenartsen werkzaam in het ag-
rarisch onderwijs, hiervan bestaat de
helft uit vrouwen. Tot slot bestaat de
meerderheid van de waarnemers (213
in totaal) uit vrouwen: 64%.
Het aantal mensen dat ingeschreven
staat voor een fulltime baan bij de
Vacaturebank was op het moment van
deze voorlichtingsavond 124. Dit aan-
tal is vrij hoog - het gemiddelde is 100
- en waarschijnlijk toe te schrijven aan
de tempobeurs. \'Niet alle waarnemers

welijke dierenartsen is 521, dit is 48%
van het totaal aantal vrouwelijke die-
renartsen.

Het aantal vrouwen dat associeert
neemt ook toe. Voorheen associeerde
een vrouwelijke dierenarts vaak met
haar echtgenoot, nu is dat steeds min-
der het geval. Van de 101 vrouwelijke
dierenartsen die geassocieerd zijn,
heeft 18% als maat haar echtgenoot,
8% de echtgenoot plus anderen en
74% alleen anderen.

INGESCHREVENEN VACATUREBANK

PER DIRECT OP ZOEK NAAR
FULLTIME BAAN IN DE PRAKTIJK

GD
(68%)

LBHD

(32%)

GD

(50%)

LBHD

(50%)

-ocr page 290-

l%llllVllflMf

zijn ingeschreven bij de Vaca-
turebank\', vertelt Corine. Een aantal
mensen werkt met een eigen netwerk.
In onderstaande tabel is te zien hoe de
man/vrouw-verdeling is bij de Vaca-
turebank en welke voorkeur de inge-
schrevenen aangeven.
Daamaast hebben zich nog mensen
voor een parttime baan opgegeven bij
de Vacaturebank; dit aantal is 43, voor
het overgrote merendeel bestaande uit
vrouwen (41). Bij deze \'parttimers\'
bestaat een grote voorkeur voor de ge-
zelschapsdierenpraktijk.
De Vacaturebank helpt natuurlijk ook
bij het invullen van banen. In de gezel-
schapsdierenpraktijk zijn in 1995 26
banen ingevuld, waarvan 23 door
vrouwelijke dierenartsen. In de land-
bouwhuisdierenpraktijk ging het om
49 banen, waarvan 21 door vrouwen
werden ingevuld. Bij banen buiten de
praktijk (6 in totaal) werd de helft door
vrouwen ingevuld. Als vrouwen al in
het nadeel zouden zijn bij het invullen
van een baan, dan speelt dit niet zo
zeer in de gezelschapsdierenpraktijk,
maar meer in de landbouwhuisdieren-
sector.

Corine van Kalles kan, ondanks deze
\'harde\' cijfers, weinig zeggen over
de kans op een baan. \'Dat is onder
meer afhankelijk van de tijd waarin je
afstudeert. Vlak voor de zomer is bij-
voorbeeld gunstig\', zegt zij. Om toch
een idee te geven heeft zij het jaar
1995 nog eens nader bekeken. Toen
zijn er 144 dierenartsen afgestudeerd,
waarvan er zich 112 inschreven bij de
Vacaturebank. Van deze groep heeft
inmiddels 62% een baan. Het gaat
hierbij om 31 mannen en 38 vrou-
wen. Van de resterende groep, be-
staande uit 43 personen, die nog
steeds bij de Vacaturebank staat in-
geschreven, is 67% vrouw en 33%
man.

Een voorzichtige conclusie van
Corine is dat mannen toch wat sneller
een baan vinden, maar de vrouwen
doen het zeker niet slecht. Toch moet
zij ook toegeven soms praktijken aan
de telefoon te krijgen (meestal land-
bouwhuisdierenpraktijken) die expli-
ciet vragen naar een man. \'Ze denken
vaak dat vrouwen het werk fysiek niet
aankunnen of menen dat hun klanten,
de boeren, de komst van een vrouwe-
lijke dierenarts niet op prijs zullen
stellen\', zegt ze. Een dergelijke vraag
krijgt zij overigens zelden van een ge-
zelschapsdierenprakticus of het moet
gaan om de samenstelling van het
team.

AFGESTUDEERD; WAT NU?
Marij van Oostmm-Schuurman Hess,
stafmedewerker bij de KNMvD, wis-
seh Corine van Kalles af Zij begint
haar verhaal met een belangrijk onder-
deel: het solliciteren. Hierbij wijst zij
op de Wet Algemene Gelijke Be-
handeling, die verbiedt onderscheid te
maken op kenmerken zoals geslacht,
geloofsovertuiging, etcetera. In adver-
tenties moet dan ook altijd de toevoe-
ging m/v worden vermeldt, maar ook
interne werving moet altijd openge-
steld worden voor beide geslachten.
In de selectiefase (selectie van solli-
citatiebrieven, sollicitatiegesprekken,
psychologische test, etcetera) gaat het
er vooral om dat de procedure inzich-
telijk is. Wanneer dit niet het geval is
en het vermoeden bestaat dat er discri-
minatie in het spel is, moet de werkge-
ver kunnen aantonen dat hij bij het se-
lecteren geen onderscheid naar ge-
slacht heeft gemaakt. Ook mag een
werkgever tijdens deze selectiefase
geen vragen stellen die direct of indi-
rect discriminerend zijn; bijvoorbeeld
of je zwanger bent of plannen hebt het
(op korte termijn) te worden. Het is in
zulke gevallen dan ook geoorloofd om
onjuist te antwoorden. Dergelijke vra-
gen kunnen natuurlijk heel relevant
zijn omdat er soms sprake is van be-
paalde risico\'s of schadelijk werk,
maar dienen pas na de selectiefase ge-
steld te worden. In geval van nood kan
de Commissie Gelijke Behandeling in-
geschakeld worden, waarvan de uit-
spraken overigens geen formele
rechtskracht hebben, maar wel moreel
gezag. Tenslotte kan de rechter inge-
schakeld worden.

Er vanuitgaande dat zulke problemen
niet aan de orde zijn en dat iemand ge-
woon wordt aangenomen, is het tijd
voor een arbeidsovereenkomst. In zo\'n
overeenkomst moeten vier kenmerken
beschreven zijn: het verrichten van per-
soonlijke arbeid, het salaris, de gezags-
verhouding en de duur van de overeen-
komst. Marij van Oostrum wijst erop
dat van het salaris loonheffing zal wor-
den ingehouden, in verband met de pre-
mies voor de volksverzekeringen
(AOW, AAW, etcetera) en -in dit ge-
val- ook de premies voor de werkne-
mersverzekeringen (ZFW, WW,
WAO). Overigens is per 1 maart 1996
de Ziektewet afgeschaft en de \'Wet
uitbreiding Loondoorbetalingsplicht
bij ziekte\' van kracht geworden. Dit
houdt in dat de werkgever bij ziekte 52
weken tenminste 70% van het salaris
doorbetaalt. De zogenaamde \'Vang-
netvoorziening Ziektewet\' maakt het
mogelijk dat bij ziekte 100% van het
salaris wordt doorbetaald. Voor de
vrouwelijke dierenartsen is het hierbij
belangrijk om te weten dat het zwan-
gerschaps- en bevallingsveriof in de
Ziektewet blijft.

Omdat het aanwezige gezelschap toch
voor het merendeel uit vrouwen be-
staat gaat de stafmedewerker nog wat
dieper in op het zwangerschaps- en be-
vallingsverlof Dit verlof duurt 16 we-
ken, waarbij de bedrijfsvereniging
100% van het salaris uitkeert. Het gaat
minimaal zes of vier weken voor de
vermoedelijke datum van. bevalling in.
Bij dit verlof blijft het dienstverband
bestaan, waarbij premies voor pen-
sioenfonds, vakantiedagen en vakan-
tiegeld gewoon dooriopen. Het zwan-
gerschaps- en bevallingsveriof heeft
voor de werkgever weinig financiële
consequenties. Er dienen echter wel
organisatorische maatregelen geno-
men te worden om bepaalde risico\'s
uit te sluiten (ander werk). En natuur-
lijk moet voor de verlofperiode ver-
vanging geregeld worden.
Verder kan eventueel gebmik ge-
maakt worden van het ouderschaps-
verlof Hiervoor moet de werknemer
wel minstens één jaar in dienst zijn.
Ook moet het kindjonger zijn dan vier
jaar. Bij het ouderschapsverlof kan de
werktijd voor een half jaar temgge-
bracht worden naar minimaal 20 uur
per week.

ASSQCIEREN

Een andere vorm om als dierenarts
werkzaam te zijn is in associatiever-
band. Hierbij wordt de gelijke arbeids-
inbreng van de maten, die leidt tot een
bepaalde winst, gelijkelijk onder de
maten verdeeld. Gelijke monniken,
gelijke kappen dus. Aan de hand van
het inkomen wordt bepaald wat ie-
mand moet bepalen aan inkomstenbe-
lasting en premies voor de volksverze-
keringen. Een groot verschil met een
werknemer in loondienst is dat dieren-
artsen die geassocieerd zijn zelf voor
de verzekeringen dienen te zorgen. Er
kan dan geen gebmik worden gemaakt
van het zwangerschaps- en bevallings-
verlof zoals dat in de Ziektewet gere-
geld is. Ook voor een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering moet zelf
worden gezorgd.

In associatieverband kunnen er natuur-
lijk wel bepaalde afspraken met de ma-
ten worden gemaakt. Bijvoorbeeld dat
bij zwangerschaps- en bevallingsver-
lof er gezorgd wordt voor adequate

-ocr page 291-

vervanging in de vorm van een waar-
nemer en dat degene die het verlof op-
neemt het verzekerde dagbedrag in de
maatschapskas stort ter compensatie.
\'Voor dit verlof is de verzekerings-
maatschappij Movir eigenlijk de enige
die een goede uitgang biedt\', zegt
Marij van Oostrum. Overigens kan
zo\'n verzekering bij Movir pas vanaf
het moment van associëren ingaan en
keert de maatschappij pas uit als men
ten tijde van de vermoedelijke beval-
lingsdatum twee jaar verzekerd is.
Bij arbeidsongeschiktheid stopt de ge-
lijke inbreng van arbeid. De maten
kunnen dan overeenkomen dat ze één
maand voor elkaar opvangen en dat er
bijvoorbeeld een verzekering tegen ar-
beidsongeschiktheid bij een particu-
liere verzekering wordt afgesloten.
Voor hulp bij het associëren kan de
KNMvD ingeschakeld worden. \'Wij
hebben standaardcontracten beschik-
baar, een associatie-checklist en geven
desgevraagd ook advies over de te be-
talen goodwill\'. Verder verzorgt de
KNMvD de cursus \'Van medewerker
tot associé\'.

KNMVD

Voor de aanwezige, aankomende die-
renartsen somt Marij van Oostrum
nog even op wat de KNMvD nog meer
doet. Ten eerste is dat natuurlijk die-
renartsen informeren in de vomi van
publicaties, contracten en vooriich-
ting, bijvoorbeeld op de Afdelingsver-
gaderingen. Verder heeft de Maat-
schappij voor Diergeneeskunde een
vraagbaakfunctie; een soort helpdesk
waar bijvoorbeeld contracten gechec-
ked kunnen worden. Het geven van
vooriichting aan studenten is een vast
onderdeel in het studieprogramma.
Ook is er een Commissie Dierenartsen
in Dienstverband en een Discus-
sieplatform Arbeidsvoorwaarden.
Sinds 1984 is er de Commissie voor
Advies voor de Beroepsuitoefening
voor de Vrouwelijke Dierenarts
(VDA). De commissie VDA heeft ver-
tegenwoordigers uit verschillende be-
roepsvelden en adviseert het Hoofd-
bestuur van de KNMvD over alle
aspecten van de beroepsuitoefening
door de vrouwelijke dierenarts. Ook
verzorgt zij informatie, bijvoorbeeld
over bereikbaarheidssystemen. Verder
organiseert de commissie VDA jaar-
lijks een landelijke bijeenkomst (in
1996 zal dat op 9 november zijn). Er
bestaat overigens ook een regionaal
netwerk van VDA-contactpersonen.
Kortom: er zijn genoeg ontwikkelin-
gen rondom de vrouwelijke dierenart-
sen. Marij van Oostmm concludeert:
\'Laten we proberen iets te veranderen,
dat kan alleen met uw hulp.\'

« 4r«i f «I m

- : > "««fWl^-. t \'jy-

IN LOONDIENST

Voor deze informatieavond zijn twee
vrouwelijke dierenartsen uitgenodigd
die wat over hun eigen ervaringen in
de praktijk vertellen. Beiden zijn lid
van de commissie VDA. Liesbeth
Auwerda steekt als eerste van wal. Zij
is afgestudeerd in december 1988 en
werkt in loondienst. Haar advies aan
de studenten is: \'Gebmik de periode
waarin je nog flexibel bent goed om je
eigen stekkie te vinden\'.
In de beginperiode na haar afstuderen
kreeg zij via via allerlei baantjes en
had een kort dienstverband van vijf
maanden. Bij deze werkgever deed zij
veel praktijkervaring op, omdat hij
veel apparatuur in de praktijk had. \'En
je komt toch met een berg theorie van
de universiteit af, zegt ze. Daama
heeft zij vier jaar lang in Den Haag ge-
werkt waar ze heel zelfstandig een
beetje haar eigen \'toko\' kon mnnen.
Die zelfstandigheid kwam dus vrij
snel, wat zij als een nadeel heeft erva-
ren. En hiermee samenhangend: niet in
de gelegenheid zijn om met iemand sa-
men te werken.

\'Na twee jaar boden ze mij de praktijk
te koop aan. Dat heb ik niet gedaan en
ik heb er nog steeds geen spijt van\',
vertelt Liesbeth. Zij is toen ontslagen
\'wat heel vervelend is, je komt in een
woud van regeltjes terecht\'. Temg dus
naar het waamemen en via het netwerk
van de Commissie VDA in de regio
Zuid-Holland na een halfjaar weer een
vaste baan gekregen. \'Nu ben ik wel in
de gelegenheid om samen te werken.
Dat bevalt goed, al is het niet altijd
makkelijk. Het werkt zeker inspire-
rend\', is haar conclusie.
Toen Liesbeth er net werkte, raakte ze
zwanger. Hoewel ze een contract had
voor een halfjaar, werd dat toch omge-
zet in een vast contract. \'Ik heb zelfs
geholpen met het zoeken naar een ver-
vanger\', vertelt ze. Het werken in
loondienst bevalt haar prima. \'Ik vind
dat het wat meer mst met zich mee-
brengt. Je kunt \'s avonds de deur ach-
ter je dichttrekken\'. Liesbeth denkt
wel dat bij associatie sprake is van een
grotere betrokkenheid. \'Maar je moet
er een manager voor zijn en dat ben ik
niet zo. Verder denk ik dat als je het-
zelfde aantal uren zou draaien als ie-
mand met een eigen praktijk, je het-
zelfde zou verdienen.\'

BESPREEKBAAR
SarahRijnbouttisinmei 1991 afgestu-
deerd in de richting landbouwhuisdie-
ren. Zij heeft de periode van waame-
mingen doen ervaren als een onmstig
bestaan. Bij een langere waameming
bij een groepspraktijk werd haar ver-
teld dat vrouwen niet zoveel verant-
woordelijkheid als mannen konden
dragen en dat ze derhalve niet geschikt
waren als associé. \'Ik heb veel gesolli-
citeerd en van minstens de helft heb ik
nooit meer wat gehoord\', vertelt ze.
Van een kwart kreeg ze een keurig af-
schrijven en bij een kwart kon ze op
gesprek komen.

Die sollicitatiegesprekken ervoer ze
ook als zeer onprofessioneel en fms-
trerend. \'Kun je wel een keizersnee?
Heb je een vriend? Wil je kinderen?\',
waren vragen \'die zonder enige
schroom aan haar gesteld werden.
Op dit moment werkt Sarah in maat-
schapsverband in een praktijk op het
eiland Voome-Putten. Waarom pleit
zij voor associëren? \'Het is ten eerste
je eigen zaak, dus je mag je overal mee
bemoeien\', noemt Sarah op. Ook fi-
nancieel gezien voelt zij meer voor een
associatieverband, omdat ze tot nu toe
in loondienst heeft ervaren datje van al
het extra werk datje doet naast die 40
uur, niets temgkrijgt. Verder heeft ze
ervaren dat ze als associé meer voor
vol wordt aangezien. \'In loondienst
gaan ze vaak om je heen. Ik vond dat
vervelend. Ze moeten mij op
mijn
werk aanspreken\'. En: \'Ik heb nooit
problemen gehad met de boeren. Van
de mannelijke collega\'s verwachten ze
dat ze het werk goed doen. En als jij als
vrouw het dan ook blijkt te kunnen,
vinden ze dat helemaal geweldig\'.
Toch ziet de landbouwhuisdierenprak-
ticus ook de nadelen ervan: het extra
werk en \'je hebt je ingekocht, dus je zit
\'vast\'. Het is een keuze voor langere
termijn\', zegt ze.

Ook Sarah Rijnboutt werd zwanger.
\'We hebben het daar over gehad en het
vormde geen probleem, hoewel het na-
tuuriijk niet gelegen kwam. Het komt
immers nooit gelegen\', vertelt ze. In
het geval van Sarah traden er tijdens de
zwangerschap complicaties op, waar-
door ze het mstiger aan moest doen.
Movir keert in zo\'n geval geld uit,
waardoor het mogelijk was een waar-
nemer in dienst te nemen. Sarah zit op
dit moment voor 85% in de maatschap;
de resterende 15% betekenen één vrije
dag in de week. Zij beslist overigens
nog steeds voor 100% mee in de maat-
schap. Haar advies is: \'Als je dingen

-ocr page 292-

maar bespreekt, kan een hoop opgelost
worden\'.

MELDEN

Zowel door Corine van Kalles, Marij
van Oostrum, als de beide VDA-leden
is aangegeven dat de sollicitatieproce-
dure soms niet helemaal verloopt zoals
het hoort. Marij van Oostmm raadt de
zaal ten zeerste aan dit soort perikelen
te melden bij de KNMvD. \'De twee se-
cretarissen hebben bekendheid met de
praktijken en kunnen via de contacten
die ze hebben er eventueel wat in stu-
ren. De KNMvD gaat niet af op \'ver-
halen\' die de ronde doen. Van alle ge-
voerde gesprekken worden notities
gemaakt, die worden gedocumenteerd.
Zo ontstaat er een overzicht van jaren,
waardoor er zorgvuldig gewerkt kan
worden\', aldus de stafmedewerker.

Het merendeel (90%) van de dieren-
artsen gebmikt contracten van de

KNMvD. Marij van Oostmm raadt aan
dat als er sprake is van een eigen con-
tract, dit te laten checken door de
KNMvD. Daarbij vraagt ze met klem
om dit op tijd te laten doen en niet te
wachten tot één uur van te voren. \'Het
is immers gebmikelijk om je contract
niet direct te tekenen en het eerst mee
naar huis te nemen. Maak gebmik van
de ervaring die er is\'. Overigens hoeft
degene die om deze service vraagt,
geen lid te zijn.

KWALITEITSRICHTLIJN LOOPT VOOR OP WET

Het bestaan van een Kwaliteitsrichtlijn
voor Dierenartsenpraktijken (KRD)
wordt niet gerechtvaardigd door het ont-
breken van kwaliteitszorg in praktijken.
Immers wil een bedrijf - zoals een die-
renartsenpraktijk - goed functioneren,
dan is het vanzelfsprekend dat er zorg
voor kwaliteit is. Een punt is echter, dat
kwaliteit voor de één niet hetzelfde is als
voor de ander. Een eenvoudig voorbeeld
is de praktijkauto; vindt de ene dieren-
arts een Passat station kwaliteit, de an-
der zweert bij een Toyota Landcmiser.
Beide auto\'s voldoen echter aan de eisen
en wensen van de gebmiker en beteke-
nen voor hen kwaliteit. Maar wie is nu
de gebmiker van de praktijkdiensten en
welke kwaliteit vragen zij?
Er zijn meer gebmikers ^n in eerste in-
stantie vaak wordt gedacht. Vemit de
belangrijkste gebmikers zijn natuurlijk
de dieren met hun eigenaren (verzor-
gers). In breder verband zijn het ook de
overheid (zowel de nationale als de
Europese), belangenverenigingen en ac-
tiegroepen. Zij stellen ook eisen aan de
diensten van de dierenartsenpraktijk en
hebben een andere kijk op het begrip
kwaliteit.

Om het kwaliteitsniveau van de veteri-
naire beroepsgroep voor zijn gebmikers
inzichtelijk te maken is het begrip kwa-
liteit verwoord in minimumeisen: de
Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenartsen-
praktijken (KRD).

In deze column willen wij het welover-
wogen niet hebben over de voor- en
nadelen van certificatie voor de praktijk,
maar zullen wij met name ingaan op het
inzichtelijk maken van kwaliteit aan de
gebmiker.

KEURSLAGERS

Een analogie. Bekend is het rood-wit-
blauwe vignet van de keurslagers. Het
moet de gebmiker, waaronder u en ik,
het vertrouwen geven dat de bewuste
slager kwaliteitsvlees verkoopt. De be-
doeling van dit vignet is zonder meer
goed, maar de slagers delen het vignet
aan elkaar uit. Een relatief vertrouwen
dus. Uit het feit dat de Keuringsdienst
van Waren keurslagers net zo vaak be-
zoekt als andere slagers, mag blijken dat
de overheid als \'gebmiker\' dit kwali-
teitsvignet niet zonder meer vertrouwt.
Het voldoen aan de KRD wordt gecon-
troleerd door een onafhankelijke derde.
De overheid - zowel de nationale als de
Europese - heeft te kennen gegeven dat
deze inbreng van een onafhankelijke
derde hen wél vertrouwen inboezemt,
anders dus dan bij de keurslagers.

KWALITEITSWET ZORGINSTEL-
LINGEN

Nog een analogie. De Kwaliteitswet
zorginstellingen is op 1 april 1996 in
werking getreden. Het is een raamwet
waarin zorginstellingen de mogelijk-
heid wordt geboden om middels kwali-
teitssystemen, al dan niet opgezet vol-
gens eigen of NEN-ISO richtlijnen, hun
verantwoordelijkheid ten aanzien van
de te leveren zorg op te pakken en waar
te maken. Dus geen gedetailleerde nor-
men en regels van de overheid meer.
Toezicht en handhaving bleken in de
oude situatie zowiezo al moeilijk te re-
aliseren. De overheid neemt dus afstand
van de bewaking en waarborging van de
zorg, als de sector zelf kan (laten) aanto-
nen, dat de kwaliteit van de zorg door
gestandaardiseerde systemen wordt ge-
waarborgd. Deze systemen dienen ge-
schikt te zijn voor exteme toetsing,
waarbij certificatie als toetsinstrument
in deze wet wordt genoemd.

EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID
De veterinaire beroepsgroep moet aan
haar gebmikers laten zien dat zij haar
verantwoordelijkheden serieus neemt.
Zoals reeds gezegd kan ook de overheid
worden gezien als een gebmiker van de
dierenartsenpraktijk. De overheid acht
een optimale diergeneeskundige zorg
namelijk van algemeen belang voor het
dier, de consument, de volksgezond-
heid, maar ook voor de handel in dieren
en dierprodukten. In dit kader dienen
dierenartsen de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde (1990) na te le-
ven. Binnen deze wet heeft de overheid
de mogelijkheid open gelaten eisen te
stellen aan dierenartsenpraktijken (arti-
kel 12, sub a):
\'Bij algemene maatregel
van bestuur kunnen regelen worden ge-
steld omtrent:

a. de beschikking over en de inrichting
van praktijkruimten, de inrichting van
klinieken en ziekenhuizen voor dieren,
alsmede omtrent de technische uitrus-
ting en apparatuur.\'

De overheid is er voorstander van dat
beroepsgroepen zelfkritisch kijken naar
hun eigen verantwoordelijkheden ten
aanzien van beroepsmimten, technische
uitmsting en apparatuur en op basis
hiervan zelf hun normen stellen. Het de-
centralisatiebeleid van de overheid is
dus ook geëxpliciteerd voor de dierge-
neeskunde. Het zelf vastleggen van de
normen en verantwoordelijkheden in de
KRD voorkomt dat de overheid normen
gaat stellen, maar geeft daarbij - en dat is
van veel grotere importantie - ook een
instmment om aan alle gebmikers van
de dierenartsenpraktijk te laten zien
welke kwaliteit wordt geleverd.
Door de toetsing op de KRD uit te laten
voeren door een onafhankelijke instan-
tie, laat de veterinaire beroepsgroep zien
dat zij haar streven om kwaliteit te leve-
ren serieus neemt.

S.A.M. Bremmers,
projectleider Certiked
lid van de Projectgroep
Certificatie van de KNMvD

-ocr page 293-

UITERSTE

INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-06-1996

13-05-1996

15-06-1996

27-05-1996

01-07-1996

10-06-1996

15-7/01-08-1996

01-07-1996

*) Voor 12.00 uur \'s

middags.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende col-
legae:

Burgers, E.; 1978; 6372 AP Landgraaf;
Stenenbrug 2.

Kip, Mevr. M.T.E.; 1995; 2273 EE Voorburg;
Dormaellaan 6.

Mackay, W.L.M.; 1996; 2941 EJ Lekkerkerk;
Schuwacht 156A.

Meer, Mevr. M.E.M. van der; 1996; 3981 CM
Bunnik; Groeneweg 78.

Smits, Mevr. W.W.M.; 1995; 1102 TP
Amsterdam; Boeninlaan 240.
Voogd, Mevr. A.R. de; 1995; 3523 AN Utrecht;
Tolsteegplantsoen 43 1.

Vries, K. de; 1985; 9832 PE Den Hom (post
Zuidhom); Dorpsstraat 48.
Wymenga, W.J.H.; 1996; 3582 EH Utrecht;
Gansstraat 18 D.

Ais lid van de Koninklijlie Nederlandse
.Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
hoofdbestuur aangenomen:

Beumers, Mevr. C.S.L.M.; 1995; 5913 HD

Venlo; Herungerweg 172.

Boonstoppel, Mevr. M.E.; 1995; 3584 HB

Utrecht; A. van Dalsumlaan 95.

Bos, R.G.A.; 1995; 7535 ZA Enschede; Comelis

Speelmanstraat 41.

Bosman, J.; 1986; 7946 AX Wanneperveen;
Weth. Vosstraat 74.

Coster, H.; 1996; 2133 KH Hoofddorp; Stoholm
14.

Dankers, F.J.M.M.; 1986; 7552 DG Hengelo (O):
H. Dunantstraat41.

Dirven, E.M.C.; Gent-1984; 6043 GP Roermond
Gebroek37.

Lankveld, Mevr. D.P.K.; 1995; 3581 JE Utrecht;
VanAlphenplein6.

Lindelaufr, Mevr. C.M.B.; 1995; 3481 LH
Harmeien; Haanwijk 17.

Raaijmakers, Mevr. L.D.; 1995; 3524 RS Utrecht;
Provence 40.

Westland, Mevr. J.K.T.; 1995; 3531 HK Utrecht;
Bankaplein 7.

Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 3512 NX
Utrecht; Korte Smeestraat 4 A.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Personalia

heeft het hoofdbestuur aangenomen:

Dijkstra, Mevr. A.V.; 1102 NP Amsterdam;
Haardstee 250.

Heuvelman, E.; 3512 EM Utrecht; Nobelstraat
127.

Hüfken, R.M.H.N.; 5554 PP Valkenswaard:
Dijkstraat 37.
Kampen, F.Y.; 3572 RV Utrecht; Goedestraat 50
Kolk, B. van der; 3572 XT Utrecht; M.H
Trompstraat 15 bis.

Savelsberg, Mevr. B.S.; 3583 XB Utrecht
Nassaustraat 13.

Schrickx, J.A.; 3581 LP Utrecht; Bankstraat 76.
Schuttevaêr, Mevr. N.A.; 3705 ZM Zeist:
Warande 162.

Steenbergen, Mevr. M.; 3532 TL Utrecht; Van
Lennepstraat41.

Suir, Mevr. E.P.E.; 8084 CV \'t Harde;
Mergelsttaat4.

Velsen, Mevr. 1.1. van; 3523 TV Utrecht; W.A.
Vultostraat 103.

Vervoordeldonk, Mevr. K.; 3581 XR Utrecht;
Hugo de Grootstraat 3 bis.
Vonderen, Mevr. l.K. van; 3723 TX Bilthoven;
Donsvlinder 26.

Zuiderduin, Ch.H.; 3582 JD Utrecht; Rubenslaan
71.

OVERLEDEN:

Op 31 maart 1996 Drs. P. van Wettum te
Blaricum.

Ing. A.D. Staal te Hoogeveen.
Drs. W.J.C. Reiningh te Voorschoten.

JUBILEA:

T. Quartel te ZeisL afwezig, 35 jaar, 2 mei 1996
A. Boogaerdt te Nieuwveen, afwezig, 55 jaar, 5
mei 1996

W.G.A.M. Loonen te Oostrum (L), afwezig 3 O
jaar, 6 mei 1996

P. van Dijk te Deventer, afwezig, 65 jaar, 8 mei
1996

J. van Dobbenburgh te Houten, afwezig, 35
jaar, 10 mei 1996

P.J.D. van Egmond te Heino, afwezig, 45 jaar, 10
mei 1996

G. Siebinga te Beetsterzwaag, afwezig, 45 jaar, 10
mei 1996

L. Nauta te Drogeham, afwezig, 45 jaar, 10 mei
1996

T. de Ruijterte Oss, afwezig, 25 jaar, 15 mei 1996
Mevr. W.G. Roelofsen te Gouda, afwezig, 30 jaar,
18 mei 1996

M.J.A. Nuyens te Gemert, aanwezig, 25 jaar, 28
mei 1996

PROMOTIE:

Op 25 april 1996 Drs. R.A. van Nieuwstadt te
Utrecht.

KONINKLIJKE
ONDERSCHEIDING:

Drs. J.A.H. van Lieshout benoemd tot Ridder in
de Orde van Oranje Nassau.

MUTATIES;

168 Baltussen, M.W.J.; 1994; 8052 AP Hattem;
Burg. Bijleveldsingel
52; tel. 038-4446474
privé, 4442512 prakt.; fax 038-4446336;
p., medew. bij D.H. Bronsink, W. Mulder
en G J. van Selm.
172* Berg, Mevr. M.J. van den; 1988; naar het
buitenland.

331* Berg, Mevr M.J. van den; 1988; Parana
(Brazilië); Colönia Holandesa,
86.510.
1000
Arapoti; d.

173 Beumers, Mevr. C.S.L.M.; 1995; 5913 HD

Venlo; Herungerweg 172; tel. 077-3522581
privé, 3516231 prakt; fax 077-3515090; p.,
medew. bij P.E.S. Stassen en Mevr. G.H.M.
Stassen-Pouwels
(toev. als lid).

178 Boon, W.J. van der; 1987; 3511 XA
Utrecht; Geertebolwerk 33; tel. 030-
2318437;
wnd.d.

178 Boonstoppel, Mevr. M.E.; 1995; 3584 HB
Utrecht; A. van Dalsumlaan 95; tel. 030-
2541895 privé, 2535416 bur.; wet medew.
U.U. (Fac. Biologie, vkgr. Vergelijkende
Fysiologie); p., medew. bij J.J.L.
Pijnappel.(toev.
als lid).

179 Bos, R.G.A.; 1995; 7535 ZA Enschede;
Comelis Speehnanstraat 41; tel. 053-
4343518 privé, 4324292 prakt.; p., medew.
bij Dr. A. Zikken
(toev. als Ud).

180 Bosman, J.; 1986; 7946 AX Wannepen/een;
Weth. Vosstraat 74; tel. 0522-281885 privé,
254731 prakt.; p., geass. met J.F. van Calker,
Mevr. H.W. Janssen, J.L. Krom, W. Meijer
en J.H. Timmer
(toev. als lid).

332 Cohen, R.O.; 1959; 36047 Kiriat Tivon
(Israël); Jehuda Jlanasie 39; tel. 00-972^4-
9835350;
r.d.

188 Coster, H.; 1996; 2133 KH Hoofddorp;
Stoholm 14; tel. 0255-516374 prakt.; p., me-
dew. bij G.J. van Essen (toev.
als lid).

190 Dankers, F.J.M.M.; 1986; 7552 DG Hengelo
(O); H. Dunantstraat 41; tel. 074-2427187
privé, 2422687 prakt.; p.
(toev. als lid).

333 Dieleman, Mevr. E.F.; 1984; Phnom Penh
(Cambodja); AFSC-Cambodia, P.O.Box
604;
tel. 00-855-23-426400 bur.; fax 00-
855-23-426400; d..
Vet. Animal Health
Programme.

194* Dijk, Mevr. L.C.M.L. van; 1996; 3581 KP
Utrecht; Burg. Reigerstraat 83; tel. 030-
2518423
privé, 0180-425253 prakt.; p.,
medew. bij W. van Erk, Mevr. A.E. van
Horssen, PJ.H.M. Meeus, R. de Rooij,
P J. Rook en .Mevr. C.P.M. Valstar.

195* Dijkstra, H.J.; 1975; 5707 PT Helmond;
Beethovenlaan
11; tel. 0492-541200 privé,
0495-539185 bur.;
h. Levende Veekeuring
R.V.V. kring Weert; adj. i.V.D.

195 Dirven, F.M.C.; Gent-1984; 6043 GP
Roermond; Gebroek 37; tel. 0475-331330
privé, 332369 prakt.; p., geass. met J.J.A.
Schreinemachers
(toev. als lid).

206 Frieling, W.J.A.M.; 1991; 5397 BP Lith;
Kapelstraat 4; tel. 0412-482601 privé,
073-
419575 bur.; medew. bij Notox B.V., sec-
tiehoofd Algemene en Industriële
Toxicologie.

213 Haan, Mevr. M.1. de; 1993; 8231 J.M
Lelystad; De Veste
15-35; tel. 0320-
233335
privé, 221201 prakt.; p., medew.
bij A. Binksma, RJ.M. van Gent en J.R.
Jansen.

216 Hartman, Prof Dr. W.; 1961; U-1973; 7975
RP Uffelte; Ruiterweg 14; tel. 0521-
351297;
oud-hlr. U.U. (F.D.).

216*Hartman-Niermeyer, Mevr. H.E.; 1962;
7975 RP Uffelte; Ruiterweg 14; tel. 0521-
351297;
oud-medew. U.U. (F.D.).

222 Hoebink, R.J.H.; 1987; 6721 NS
Bennekom; Kraatsweg 12; tel. 0318-
417868 privé,
519167 prakL; fax 0318-
542708;
p., geass. met M. Duifhuizen, P T.
van \'t Veld en W.Th.G. Vuliings.

226 Hoyer,M.J.; 1985; 1697 KW Schellinkhout;
Westermeeweg 28; tel. 0229-503474 privé,
0228-561216 prakt.; fax 0228-563375; p.,
geass. met J.C. Anema.

234 Kamps, L.; 1989; 1382 AH Weesp;
Herengracht
327 A; tel. 0294^416038;
wnd.d.

-ocr page 294-

234 Kappen, M.A.P.M.; 1984; 5575 AX
Luyksgestel; Meerendreef 9; tel. 0497-
541585 privé,
518000 prakt,; fax 0497-
518655; p.

242* Kreft-van den Kieboom, Mevr. N.C.; 1987;
4822 WC Breda; Pietemei Koomansstraat 1;
tel. 076-5418044 privé, 5417477 prakt.; fax
076^16605;
p., geass. met P.L.F. Bours.

243 Kroezen, Mevr. D.; 1995; 1811 MT
Alkmaar; Luttik Oudorp 9; tel. 072-
5153818 privé,
5095013 prakt.; p., geass.
met Mevr. E.M. Nannes.

247 Lankveld, Mevr. D.P.K.; 1995; 3581 JE
Utrecht; Van Alphenplein 6; tel. 030-
2512809 privé, 2531350 bur.; fax 030-
2537970; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Alg. Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisd.)(toev.
als lid),

250 Lindelauff, Mevr. C.M.B.; 1995; 3481 LH
Härmelen; Haanwijk 17; tel. 0348^5011;
wnd.d.
(toev. als lid).

253 Lugtigheid, J.J.A.; 1990; 4191 EK
Geldemialsen; Emmalaan 16; tel. 0345-
571834 privé, 571648
prakt; p.

255 Marei, G.M. van der; 1980; 6037 NR
Keipen; Grathemerweg 6; tel. 0495-
651825; fax 0495-652321; d. bij Simicur
Int. B.V.

259 Molendijk, Mevr. Z.S.; 1987; naar het bui-
tenland.

338 Molendijk, Mevr. Z.S.; 1987; Phnom Penh
(Cambodja); CWS Cambodja, P,0,Box
82; fax 00-855-23-427786;
veeteeltvoor-
lichting ontwikkelingssamenwerking.

260 Mombarg, M.J.; 1993; 3531 KP Utrecht;
Paramaribostraat 49; tel, 030-2946702
privé,

2534078/2531248 bur.; fax 030-2521887;
weL medew. bij U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdiergeneesk. en Voortpl.).

262 Nannes, Mevr. E.M.; 1995; 1873 HT Groet;
Plevierweg 7; tel. 072-5094349 privé,
5095013 prakt.; p., geass. me» Mevr. D.
Kroezen.

264 Nieuwstadt, Dr. R.A. van; 1988; U-1996;
3515 AE Utrecht; Zaagmolenkade 43; tel.
030-2715726 privé, 2531112 prakt.; specia-
list Inwendige Ziekten van het Paard; wet.
medew. U.U. (F.D, vkgr. Inwendige Ziekten
en Voeding der Grote Huisdieren).

269*Pagtere, G.; 1995; 2411 PK Bodegraven;
Meije 63; tel. 0172-685358
privé, 613798
prakt; p., medew. bij Mevr. 1.0..M. van
Boxd-Peters, LJ. Hofland en T. Sterk.

273 Pleijter, R.J.P.; 1995; 3037 GK Rotterdam;
Bergsingel 104 A; tel. 06-54723431 privé,
0180^25253 prakt.; fax 0180-425363; p.,
medew. bij W. van Erk, Mevr. A.E. van
Horssen, PJ.H.M. Meeus, R. de Rooij,
P J. Rook en Mevr. C.P.M. Valstar.

276 Raaijmakers, Mevr. L.D.; 1995; 3524 RS
Utrecht; Provence 40; tel. 030-2880734;
wnd.d.
(toev, als lid).

283 Sambeek, A.J.J. van; 1987; 5246 XE
Hintham; Wilhelminastraat 38; tel. 073-
642773
1; k.d. R.V.V. kring Nijmegen.

285* Scheijgrond, B.T.; 1996; 5161 AH Sprang-
Capelle; Van Steenhuijsstraat 21; tel.
0416-313581 privé,
311400 prakt.; p., me-
dew. bij L.H.T. Zijlmans.

288 Schuttert, Mevr. M.G.; 1993; 5711 PH
Someren; Slievenstraat 35;
tel. 0493-
490564 privé, 491770 prakt.; fax 0493-
496770; p., geass. met H.A. Derkx,
P.W.C.M. van Oijen, R.E. Paauwe,
R.J.M.L. Raymakers, L.A.J. Smeenk,
A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek, D.L.
Willinken F.Th.C. de Wit.

290 Sikkenga, Mevr. A.J.; 1984; 7232 BV
Wamsveld; Herdershof 66; tel. 0575-
524509;
wnd.d.

307 Vercammen, T.J.M.; 1987; 5446 XH
Wanroy; \'t Muurke 10; tel.
0485^51962
privé, 451593 prakt.; p., geass. met Dr. J.J.
Geene, A.J.A.M. Mouwen en J.J. Pen.

343 Vis, H.R.J.; 1989; naar Nederland,

311 Vis, H.R.J.; 1989; 3581 SZ Utrecht;
Vlietstraat 1 ; tel. 030-2520325; d.

312 Vliet, A.J.M. van; 1983; 6621 KC
Dreumel; Houtweg 5; tel. 0487-571437
privé, 572747 prakt.;
p.

312 Volwerk, M.M.; 1983; 5521 AT Eersel;
Postakkers 34; tel. 0497-517578 privé,
512100 prakt.; fax 0497-515304; p., geass.
metJ.A.J.M.Widlak.

314 Vries, Mevr. J.M.L. de; 1993; 8051 AP
Hattem; Burg, Bijleveldsingel 52; tel.
038-1446474 privé, 654480 prakt; p., me-
dew. bij Mevr.
E.C. Blekkenhorst

317 Want, C.J. van der; 1991; 5508 JB
Veldhoven; Schouwberg 20; tel. 040-
2535953 privé,
2532540 prakt.; p., geass.
met
J. Floor, J.H. ten Hoopen en J.P.M.
Schijf

321 Westland, Mevr. J.K.T.; 1995; 3531 HK
Utrecht; Bankaplein 7; tel. 030-2964802
privé, 2516683 prakt.; p., medew. bij T.R.F.
Ottenschot
(toev, als lid).

325 Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 3512
NX Utrecht; Korte Smeestraat 4 A; tel. 030-
2300303 privé, 2517517 prakt.; p., medew.
bij J.G. van Spanje; medew. bij J.W. Dirkx,
tel. 033^950222 (gezelschapsd. en paar-
den
)(toev, als lid),

326* Wymenga, W.J.H.; 1996; 5988 DA Helden;

Neerseweg 116; tel. 077-3073292 prakt;
p., mede», bij L.C.M. Boonen, J.A.M. ten
Dam, W. Oldenburger, Dr. CJ.M.
Scheepens, CJ. Uytewaal, J.HJ.
Vestjens, G.A.M. Wieland en R.TJ.A. de
Winne.

Doorlopende agenda

V

D.A.P. Het Westelijk Weidegebied zoekt een

DIERENARTS M/V

De praktijk bestaat vooral uit rundvee en kleine huisdie-
ren en biedt op dit moment werk aan zes full-time die-
renartsen.

Wij zoeken een jonge, enthousiaste collega met goede
contactuele vaardigheden, die breed inzetbaar is en
ook in teamverband kan werken. Ervaring en het be-
schikbaar hebben van een achterwacht strekken tot
aanbeveling.

Wat wij te bieden hebben is een plezierige werkkring
met goede toekonnstmogelijkheden
Voor inlichtingen: tel.: 03464-2026,

Sollicitaties binnen 14 dagen na het verschijnen van dit
blad richten aan: D,A,P. Het Westelijk Weidegebied,
Spengen 2a, 3628 EX Kockengen.

1—2 PHLO-cursus \'Software engineering:
kwaliteitsverbetering in research en deve-
lopment\'.

2^3 PAO-D cureusr 96/504 GVP-formula--
rium Paard.

6 First Intervet Symposium on Molecular
Approaches to Veterinary Viral Diseases
Prevention and Intervention, Utrecht
Inlichtingen: prof dr. P.M.J. Rottier/prof
dr. M.C. Horzinek/drs J.B. van Luipen
Afd. Virologie, Faculteit der Diergenees
kunde. Universiteit Utrect, Yalelaan 1
3584 CL Utrecht. Tel.: 030-2532485, fax
030-2536723, e-mail: luipen@vetmic.
dgk.ruu.nl.

6—8 Internationale conferentie \'EuroResidue
III - Residues of veterinary drugs in food\'.
Inlichtingen bij dr. N. Haagsma, FdD,
vakgr. Voedingsmiddelen van Dielijke
Oorsprong, tel.: *31-30-2535365/2535367
fax: *31-30-2532365.

-ocr page 295-

1 m giF\'^wmwtm^mw i m

0

ßS£ is in de achter ons liggende weken een politiek onderwerp van de eerste orde gebleven. Het Europa
zonder grenzen is toch minder realiteit gebleken dan we verwacht hadden. Grenzen blijken nog te bestaan.
Veel argumenten in de politieke discussie lijken meer gebaseerd op nationale gevoelens en belangen, dan
op zakelijke gronden. Exportstromen worden verlegd en de Britse producent is de dupe van de Britse
korte-termijnpolitiek. De wetenschap heeft meer tijd nodig om duidelijkheid te kunnen verschaffen. En
ondertussen probeert de consument zich een beeld te vormen en lijkt over te gaan tot de orde van de dag...
als opeens een ziekte bijzijn kat hem doet opschrikken.

In dit nummer wordt door A.H.H.M. Mathijsen teruggeblikt op voorgaande lustrumvieringen van het be-
staan van het Diergeneeskundig Onderwijs in Nederland (DON). De feestweek in het kader van 175 jaar
DON, van 6 tot en met 11 mei 1996, is bij het verschijnen van dit blad reeds voorbij. Hopelijk heejl u ervan
genoten.

In het artikel van P. J. van der Wolf: \'Streptokokken of putventilatie?\' laat de auteur doorschemeren dat
een gevonden oplossing voor een probleem ook nog eens \'verkocht\' moet worden.

E. Kanis en P. Vesseur beschrijven op een heldere wijze de voor- en nadelen van rotatiekruising bij het
voorkomen van insleep van ziekten bij varkens.

De aankondiging van het symposium wildziekten geeft aan dat er in de natuur rondom diezelfde varkens-
stal veterinair gezien ook heel veel te beleven valt!

Kortom, deze editie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde levert u weer veel informatie over veel as-
pecten van de diergeneeskunde.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 296-

• •»■"•^■"itiipvfim ■ M

E.Kanis\'\' en P. Vesseur^

ROTATIEKRUISING, EEN AANTREKKELIJK SYSTEEM OM
INSLEEP VAN ZIEKTEN TE VOORKOMEN

Tijdschr Diergeneesk 1996:121: 284-7

Overige aititelefi

INLEIDING

In Nederland is het gangbaar dat een vermeerderaar regelma-
tig jonge gelten aankoopt ter vervanging van de zeugensta-
pel. Deze vervangende gelten worden door sub fokkers ge-
produceerd uit de kruising van (meestal) twee zeugenlijnen
met goede prestaties. Het voordeel van zo\'n systeem met
aankoop van jonge gekruiste gelten is dat in de vermeerde-
ring snel geprofiteerd kan worden van de in de topfokkerij
behaalde genetische vooruitgang, alsmede van heterosisef-
fecten. Met name wanneer dekrijpe gelten worden aange-
kocht kan de aanvoer eenvoudig op de behoefte worden af-
gestemd.

De kans is echter reëel dat met die jonge dieren ook ziekte-
kiemen worden binnen gehaald met alle risico\'s van dien
(Alexander, 1973). Ook is het mogelijk dat de aangekochte
gelten ziek worden door op het bedrijf aanwezige ziektekie-
men. Een gesloten bedrijf heeft deze nadelen niet.
Er zijn verschillende mogelijkheden om een vermeerde-
ringsbedrijf (bijna) gesloten te houden, hetgeen schematisch
in tabel 1 is weergegeven. Fokkerij-instellingen werken
meestal met één of twee berenlijnen (A en B) en twee of drie
zeugenlijnen (C, D, en E). In de subfokkerij worden uit deze
lijnen de ouders van de vleesvarkens geproduceerd (A*B als
eindbeer en C*D als vermeerderingszeug). De vermeerde-
raar produceert uit deze ouders de vleesvarkens (AB*CD).
In dit systeem (\'standaard\') moeten, indien voor 100% van
KI gebruik gemaakt wordt, B- en D-zeugen naar de subfok-
bedrijven gebracht worden en CD-zeugen naar de vermeer-
deringsbedrijven.

Toepassing van rotatiekmising biedt goede mogelijkheden
om met een volledig gesloten bedrijfssysteem toch te profite-
ren van de genetische verbetering in de topfokkerij en van
heterosis. In dit artikel wordt ingegaan op de voordelen van
een gesloten bedrijf met betrekking tot voorkoming van
ziekte-insleep en op enkele foktechnische aspecten van rota-
tiekruising.

INSLEEP VAN ZIEKTEN

Het risico van insleep van dierziekten met diermateriaal is
duidelijk bij veewetziekten zoals varkenspest en blaasjes-
ziekte. Vaak blijken uitbraken of nieuwe haarden terug te
voeren op dierverplaatsingen (Terpstra, 1987). Het streven
naar zo weinig mogelijk herkomsten per bedrijf om het risico
van insleep te beperken en de traceerbaarheid bij een uit-
braak te vergroten is hier dan ook een logisch gevolg van.
Een bedrijf dat in het geheel geen dieren aanvoert loopt het
minste risico.

\' Landhouwuniversileil. vakgroep Veefokkerij. Wageningen.
- Prakijhmderzuek Varkenshouderij. Rosmalen.

Ook van andere varkensziekten is bekend dat aankoop van
besmette dieren het voornaamste besmettingsrisico voor
vrije bedrijven vormt. Enkele voorbeelden zijn: Atrofische
Rhinitis (AR)(De Jong, 1983), Porcine Epidemische Diarree
(PED)(Pensaert, 1992), Streptococcus suis (Clifton-Hadly et
al., 1986) en schurft (Martineau et al., 1984). Ook de intro-
ductie van maagdarmwormen op vrije bedrijven zal in de
moderne varkenshouderij vooral door aankoop plaatsvinden.
Brucella suis, Leptospira pomona en L. hyos werden in het
verleden vooral via beren op bedrijven geïntroduceerd. Door
het verdwijnen van \'padberen\' en de opkomst van KI, in
combinatie met een effectieve controle van dek- en Kl-beren
op basis van serologie (Colenbrander et al., 1993) vormen ze
echter al lang geen probleem meer binnen de Nederiandse
varkenshouderij.

Van verschillende infectieziekten is bekend dat introductie
op een bedrijf, behalve door aanvoer van besmette dieren,
ook op andere wijzen kan plaatsvinden.
Deze andere mogelijkheden zijn onder te verdelen in aer-
ogene en niet-aerogene infectieroutes. Wat de voornaamste
andere infectieroute voor een bepaald bedrijf is, de aerogene
of de niet-aerogene, hangt, behalve van de eigenschappen
van het agens, van de specifieke bedrijfssituatie af Wat be-
treft de aerogene infectieroute kan men, naast aerogeen mak-
kelijk overdraagbare virusinfecties als Influenza, PRRS en
Aujeszky, denken aan ziekten veroorzaakt door ziektever-
wekkers als Mycoplasma spp. (Goodwin, 1985) en in min-
dere mate Actinobaccillus pleuropneumoniae (Nielsen,
1982). Ziekteverwekkers waarvan de niet-aerogene infec-
tieroute de belangrijkste is zijn bijvoorbeeld Salmonella
spp.(Van Schie, 1987) en Serpulina hyodysenteriae (Harris
and Lysons, 1993). Voorbeelden van de niet aerogene infec-
tieroute zijn: voer, vogels, knaagdieren, transportmiddelen,
personen en materialen die op een bedrijf komen.
Het belang van een gesloten bedrijf, geen aanvoer van dieren
om het risico van ziekte-insleep te verminderen, is bij toe-
passing van vrijwaringsstrategiën, zoals beschreven door de
Programmagroep-ISV (Swinkels en Vesseur, 1995), evi-
dent. Ook voor de beheersingsstrategie is het streven naar
gesloten bedrijven echter aan te bevelen. De noodzaak om de
risico\'s van insleep van (veewet)ziekten te verminderen
geldt voor alle bedrijven.

VERSCHILLENDE ROTATIEKRUISINGEN
Er zijn verschillende systemen met rotatiekruising mogelijk.
Een relatief simpel systeem gaat uit van twee zeugenlijnen C
en D waaruit via toepassing van KI en rotatiekruising (in dit
geval zou ook van \'heen en weer kruisen\' gesproken kunnen
worden) de vermeerderingszeugen worden geproduceerd
(tabel 2). De vermeerderaar selecteert uit zijn totale zeugen-
populatie een aantal goede \'rotatiezeugen\' die geïnsemi-
neerd worden met sperma van de zeugenlijn die \'aan de
beurt\' is. Door in eerste instantie ruim voldoende zeugen een
fokkerijfunctie te geven kan de werkelijke behoefte weke-
lijks eenvoudig worden ingevuld. Indien er geen behoefte is
aan een \'fokkerijdekking\' dan wordt een eindbeer (slacht-

-ocr page 297-

varkenvaderlijn beer) gebruikt. Uit de nakomelingen van de
\'fokkerijdekking\' wordt de volgende generatie vermeerde-
ringsgelten geselecteerd. Alle zeugen die niet worden ge-
bmikt voor produktie van de volgende generatie vermeerde-
ringszeugen worden geïnsemineerd met sperma van
eindberen voor de produktie van vleesvarkens. Een drie-lijn
rotatie verioopt op dezelfde manier, maar dan met drie lijnen
(tabel 2).

In enkele opzichten kleven er aan de produktie van vermeer-
deringszeugen via een rotatiekmising nadelen vergeleken
met een gewone (discontinue) kmising. Deze nadelen liggen
in de sfeer van management en van fokkerij.

Tabel 2. Voorbeeld van de produktie van vermeerderingszeugen via een
rotatiekruising met twee of drie lijnen.

twee-lijn rotatie

drie-lijn rotatie

generatie

Kl-beer

xzeug

Kl-beer

xzeug

1

C

D

D

E

2

D

CD

C

DE

3

C

D(CD)

E

C(DE)

4

D

C(D(CD))

D

E(C(DE))

5

C

D(C(D(CD)))

C

D(E(C(DE)))

6

D

etc.

E

etc.

MANAGEMENTASPECTEN

De vermeerderaar die rotatiekruising toepast heeft op z\'n be-
drijf rotatiezeugen met een fokkerij functie en rotatiezeugen
met een vleesbiggenproduktie-functie nodig. Hij zal dus in
staat moeten zijn om regelmatig goede gelten (eventueel
zeugen) voor de fokkerij te (laten) selecteren, de overige die-
nen voor de produktie van vleesbiggen. Een dergelijke selec-
tie van goede fokgelten gaat het beste op de grotere zeugen-
bedrijven. Verder zal de vermeerderaar een foutloze
administratie van de afstamming van z\'n zeugen moeten bij-
houden teneinde te kunnen bepalen van welke Kl-beer elke
zeug geïnsemineerd moet worden. Om vergissingen te voor-
komen zou elke fokkerij-geit een oomummer kunnen krijgen
met een kleur die verschilt per lijn waartoe de vader van de
geit behoort. Er is dan eenvoudig te zien welke zeugenlijn
aan de beurt is om de geit of zeug mee te insemineren. Een
andere mogelijkheid is om met groepen zeugen te werken
die gedurende een bepaalde tijd met sperma van een be-
paalde zeugenlijn moeten worden geïnsemineerd. Hierdoor
ontstaan tevens uniforme groepen dieren. Wanneer per on-
geluk een zeug geïnsemineerd wordt van een beer van een
lijn die niet aan de beurt is zal er minder kruisingsvoordeel
(heterosis) ontstaan in de volgende generatie fokgelten dan
bij een correcte dekking mogelijk is.
Andere potentiële nadelen van een rotatiekmising zijn de
mogelijk geringere uniformiteit van de zeugenstapel, door-
dat zeugen twee of meer verschillende lijnen als vader heb-
ben, de bijprodukten die nu op het vermeerderingsbedrijf
ontstaan in plaats van op het subfokbedrijf en het feit dat vol-
doende opfokmimte aanwezig moet zijn. Door variatie tus-
sen zeugen kunnen bovendien ook de vleesvarkens minder
uniform zijn dan in een gewone kmising. Om voldoende uni-
formiteit te waarborgen is het van belang om zoveel moge-
lijk gelijkwaardige lijnen in de rotatiekruising op te nemen.
Daarentegen is het voor het verkrijgen van een zo groot mo-
gelijk heterosiseffect meestal gewenst om lijnen te kmisen
die genetisch ver van elkaar afliggen. In een rotatiekmising
gaat het er dus om een optimale balans te vinden tussen het
gemiddelde niveau van de lijnen die gebmikt worden en de
heterosis die bij de rotatiekmising van deze lijnen ontstaat
(Bennett, 1987).

Een managementvoordeel van het toepassen van rotatiekmi-
sing is dat het betrekkelijk eenvoudig is om een andere of een
extra zeugenlijn op te nemen. Voor een gewone kmising met
drie lijnen aan de zeugenkant (bijvoorbeeld A-eindbeer *
C(DE)-zeug) moet het extra tussenprodukt (DE) worden ge-
maakt. Hierdoor komt een dergelijke kruising in de praktijk
nauwelijks voor. Bij een rotatiekmising kan eenvoudig wor-
den volstaan met inseminaties met sperma van de gewenste
zeugenlijn.

FOKKERIJ-ASPECTEN

In vergelijking tot regelmatige aankoop van gekmiste gelten
spelen bij toepassing van rotatiekmising in foktechnisch op-
zicht twee zaken een rol. In de eerste plaats is dat de \'geneti-
sche achterstand\' die de vermeerderaar heeft op de fokker.
Met genetische achterstand wordt bedoeld dat er een verschil
is in genetisch niveau tussen de dieren in de topfokkerij en

Tabel 1. Bedrijfs- en krulsingssystemen voor de produktie van vleesvarkens.

Systeem:

Te gebruiken

genotypen

Opmerkingen:

Type eindprodukt

Via KI

Op zeugenbedrijf

Standaard: AB*CD

AB

CD

Aankoop CD, simpel systeem, maximale heterosis, bijprodukten worden

niet op het bedrijf geproduceerd, risico ziekte-insleep groot

Halfgesloten: AB*CD

C

*

D

Aankoop D zeugen en eigen produktie van CD-zeugen, maximale heterosis.

AB

*

CD

twee typen zeugen en kruisingen op het bedrijf, bijprodukten (CD-beren) op

het bedrijf, verminderd risico ziekte-insleep

Gesloten: AB*CD

D

D

Geen aankoop zeugen, eigen produktie van D en CD, maximale heterosis,

C

*

D

twee typen zeugen, drie soorten inseminaties, bijprodukten (DD-beren en

AB

*

CD

CD-beren) op het bedrijf, geen risico op ziekte insleep, wel zuiver-lijn ma-

teriaal op het bedrijf

Gesloten rotatie (R):AB\'

\'R C

*

R

Geen aankoop zeugen, eigen produktie CR, DR en ER, drie typen rotatie

D

*

R

zeugen op het bedrijf, heterosis niet maximaal, bijprodukten (CR-, DR- en

E

*

R

ER-beren) op het bedrijf geen zuiver-lijn materiaal op het bedrijf

AB

R

-ocr page 298-

die in de verschillende lagen van de produktiepyramide on-
der de topfokkerij. Deze achterstand ontstaat doordat het
enige tijd duurt voordat de goede genetische aanleg uit de
topfokkerij is doorgedrongen in de volgende lagen van de
Pyramide. Naarmate er minder lagen tussen de topfokkerij
en de vermeerderaar zitten en er meer dieren \'doorstromen\'
vanuit de topfokkerij naar beneden wordt de genetische ach-
terstand kleiner (Bichard, 1971). Bij een rotatiekmising
koopt de venmeerderaar sperma van zeugenlijnberen direct
uit de topfokkerij. Dat is gunstig want er zit geen subfokker
tussen die de gekruiste zeugen produceert en verkoopt aan de
vermeerderaar. De vermeerderaar zou om die reden een ge-
ringere genetische achterstand op de topfokkerij kunnen
hebben dan in geval van een gewone kmising. Dit voordeel
wordt echter teniet gedaan door het feit dat alleen sperma
wordt aangekocht (dus genetische aanleg van beren) en g^en
zeugen zoals bij een gewone kmising. Het is te verwachten
dat deze twee effecten elkaar ongeveer opheffen en dat de
genetische achterstand van de vermeerderaar op de topfok-
ker slechts weinig beïnvloed wordt door het al of niet toepas-
sen van rotatiekmising.

Een belangrijk aandachtspunt is het verlies aan heterosis in
de rotatiezeugen in vergelijking met gewone Fl zeugen. In
Fl zeugen uit een gewone kmising van twee zeugenlijnen
mag maximale heterosis (100%) voor vmchtbaarheidsken-
merken en matemale eigenschappen verwacht worden. Voor
rotatiezeugen geldt dit aanvankelijk ook, zoals in tabel 3 is
aangegeven, maar dit wordt al snel minder. De heterosis
schommelt in het begin van generatie tot generatie, maar na
ongeveer 8 generaties stabiliseert de heterosis op 66,7%
(2/3) in een twee-lijn rotatie en 85,7 (6/7) in een drie-lijn ro-
tatie (Dickerson, 1974).

Het verlies aan heterosis in een drie-lijn rotatie zeug ten op-
zichte van een gewone Fl zeug bedraagt dus (theoretisch)
uiteindelijk slechts 1/7 of 15%. Er zijn overigens ook nog
verschillen in zogenaamde matemale heterosis, maar daar
wordt hier niet op ingegaan.

Een ander verschil tussen een gewone F1 geit en een drie-lijn
rotatiezeug is dat de rotatiezeug een extra lijn omvat. Als het
om een extra lijn gaat die qua niveau onder de beide andere
lijnen ligt, dan werkt dit in principe ook door in de rotatie-
zeug. Een eventueel negatief effect van zo\'n derde lijn kan
echter gecompenseerd worden indien die lijn in absolute zin
ook extra heterosis met zich meebrengt.
Voor de heterosis in de vleesvarkens heeft het al dan niet toe-
passen van rotatiekmising in de zeugen niet veel consequen-
ties, mits de zeugen geïnsemineerd worden met sperma van
(beren)lijnen die niet in de rotatie gebmikt worden. Dan zijn
de beren immers onverwant aan de zeugen en treedt in de
vleesvarkens maximale heterosis op. Wel zou enige variatie
in de vleesvarkens kunnen ontstaan door verschillen in abso-
lute hoeveelheid heterosis tussen de berenlijn en de verschil-
lende zeugenlijnen.

Tabel 3. Ontwikkeling van de heterosis in zeugen uit een rotatiekruising van twee of drie lijnen.

Twee-lijn rotatie

Drie-lijn rotatie

Generatie

Type zeug

Heterosis (%)

Type zeug

Heterosis (%)

1

D

0

E

0

2

CD

100

DE

100

3

D(CD)

50

C(DE)

100

4

C(D(CD))

75

E(C(DE))

75

5

D(C(D(CD)))

62,5

D(E(C(DE)))

87,5

6

C(D(C(D(CD))))

68,8

C(D(E(C(DE))))

87,5

7

D{C(D(C(D(CD)))))

65,6

E(C{D(E(C(DE)))))

84,4

8

C(D(C(D(C(D(CD))))))

67,2

D(E(C(D(E(C(DE))))))

85,9

9

D(C(D(C(D(C(D(CD)))))))

66,4

C(D(E(C(D(E(C{DE)))))))

85,9

10

C(D(C(D(C(D(C(D(CD))))))))

66,8

E(C(D(E(C(D(E(C(DE))))))))

85,5

11

D(C(D(C(D(C(D(C(D(CD)))))))))

66,6

D(E(C(D(E(C(D(E(C(DE)))))))))

85,7

12

etc.

2/3

etc.

6/7

Zowel de effecten van een derde zeugenlijn (bij drie-lijn ro-
tatie) als het eventuele verlies aan heterosis in de zeugen
moeten worden afgewogen tegen het mogelijke voordeel van
minder ziekte-insleep op het bedrijf Die afweging is niet zo
gemakkelijk omdat zowel de fokkerij-aspecten als de ge-
zondheidsaspecten nog onvoldoende gekwantificeerd zijn.
Door het steeds toenemende belang van een goede gezond-
heid wordt de rotatiekmising echter steeds meer het overwe-
gen waard.

CONSEQUENTIES VOOR FOKKERIJ-INSTELLINGEN
Voor de varkensfokkerij-instellingen zal een eventuele vol-
ledige toepassing van rotatiekmising belangrijke gevolgen
hebben. In de eerste plaats zullen zij geen beren en zeugen
meer kunnen verkopen aan subfokkers (die zijn er niet meer)
en vermeerderaars. Alle investeringen moeten worden temg-
verdiend uit de eventuele verkoop van beren aan de Kl-ver-
eniging en uit eventuele fokkerij-heffingen op inseminaties
en/of op geproduceerde (eventueel geselecteerde) rotatie
zeugen. In de tweede plaats heeft toepassing van rotatiekmi-
sing gevolgen voor de mogelijkheden van fokwaardeschat-
ting. Momenteel wordt de fokwaarde van beren en zeugen
voor met name vmchtbaarheid voor een gedeelte gebaseerd
op resultaten van zuivere-lijn zeugen behaald in de subfok-
kerij. Benutting van informatie van rotatiezeugen vraagt
nieuwe methoden van fokwaardeschatting.

HETEROSIS EN ZIEKTERESISTENTIE/WEERSTAND
Met betrekking tot het handhaven van een goede gezondheid
zijn twee zaken van belang. In de eerste plaats het gesloten
houden van het bedrijf waardoor minder ziektekiemen wor-
den aangevoerd. In de tweede plaats is een zo goed moge-
lijke weerstand van de zwakste schakel op het bedrijf van be-
lang. Via een zwakke schakel op het bedrijf, bijvoorbeeld
een ziektegevoelige lijn, zou een infectiedmk opgebouwd en
gehandhaafd kunnen worden. Bij een klassiek kmisingssys-
teem met aankoop van Fl gelten is het bedrijf niet gesloten,
maar hebben wel alle gelten en zeugen dezelfde genetische
achtergrond en maximale heterosis. Bij een gesloten bedrijf
met rotatiekmising kan van generatie op generatie variatie
optreden in de zeugenstapel doordat verschillende rassen als

-ocr page 299-

vader van de rotatiezeug optreden. Het is dus belangrijk dat
de uitgangsrassen van de rotatiekruising een ongeveer even
grote ziekteweerstand hebben.

Het gebruik van een klassiek kruisingsysteem in combinatie
met een gesloten bedrijfsvoering heeft als mogelijk nadeel
tot gevolg dat er op het bedrijf een zuivere lijn in stand moet
worden gehouden. Deze zuivere lijn is dan vaak de zwakste
schakel als het gaat om weerstand tegen ziekten. Behalve dat
de produktie van de zuiver-lijn-dieren zelf door ziektepro-
blemen kan tegenvallen, kan ook de produktie van de andere
dieren er negatief door worden beïnvloed.

CONCLUSIES

Omdat het handhaven van een goede gezondheidstatus voor
de Nederlandse varkenshouderij enorm belangrijk is zal
steeds meer gestreefd worden naar gesloten (vermeerde-
ringsjbedrijven. Door toepassing van rotatiekruising in com-
binatie met KI hoeven geen jonge gelten aangekocht te wor-
den, terwijl toch geprofiteerd kan worden van heterosis en
van de genetische vooruitgang die behaald wordt op de top-
fokbedrijven. Voor de vermeerderaar met een goede identifi-
catie en registratie van zeugen is rotatiekmising een aantrek-
kelijk produktiesysteem om z\'n bedrijf gezond te houden.

LITERATUUR

1. Alexander TJL. Veterinary aspects of planning large pig units.
Veterinary Annual, 1973; 14:61-4.

2. Bermett GL. Periodic rotational crosses. 11 Optimizing breed and hete-
rosis use. J Anim Sci 1987; 65: 1477-86.

3. Bichard M. Dissemination of genetic improvement through a livestock
industry. Anim Prod, 1971; 13:401 -11.

4. Cliflon-Hadley FA, Alexander T, and Enright MR. The epidemiology,
diagnosis, treatment and control of Streptococcus suis type 2 infection.
Proc Am Assoc Swine Pract 1986; 473-91.

5. Colenbrander B, Feitsma H, and Grooten HJ. Optimizing semen pro-
duction for artificial insemination in swine. J Reprod Fert suppl 1993;
48:207-15.

6. Dickerson GE. Evaluation and utilization of breed differences. Proc.
Working Symposium Breed Evaluation and Crossing Experiments,
Zeist 1974: 7-23.

7. Goodwin RFW. Apparent reinfection of enzootic pneumonia-free pig
herds: Search for possible causes. Vet Ree 1985; 116:690^.

8. Harris DL, and Lysons RJ. Swine Dysentery. In: Diseases of Swine,
Leman AD, Straw BE, Mengeling WL, D\'Allaire S and Taylor DJ
Eds. 1993; ISBN 0 7234 18861.

9. Jong MF de. Atrophic Rhinitis of pigs. Pedersen KB and NL Nielsen,
Eds., Comm Eur Communities. Rep EUR 8643 EN Luxembourg,
1983.

10. Martineau GP, Vaillancourt J, and Fréchette JL. Control of Sarcoptes
scabiei infestation with ivermectin in a large intensive breeding pig-
gery. Can Vet J 1984; 25:235-8.

11. Nielsen R. Heamophilus pleuropnuemoniae infection in pigs. Thesis.
Copenhagen 1982.

12. Pensaert MB. Porcine Epidemic Diarrhea. In: Diseases of Swine,
Leman AD, Straw BE, Mengeling WL, D\'Allaire S and Taylor DJ
Eds. I992;1SBN0723418861.

13. Schie FW van. Some epidemiological and nutritional aspects of
asymptomatic salmonella infections in pigs. Thesis Utrecht 1987.

14. Swinkels JWGM en Vesseur PC, Eds.. Vrijwaringsprogramma\'s te-
gen infectieziekten voor Nederlandse varkensbedrijven.
Programmagroep \'Integrale Structuur voor Vrijwaring van infectie-
ziekten bij varkens (ISV-Varken)\'. Praktijkonderzoek Varkens-
houderij, Proefverslag PI.128, 1995.

15. Terpstra C. Epizootiology of Swine Fever. Vet Quart 1987; 9: 50-60.

TEXTBOOK OF VETERINARY INTERNAL MEDICINE

Diseases of the dog and cat. Volume 1 2. Fourth edition.
Edited by Stephen J. Ettinger and Edward C. Feldman.
(W.B. Saunders company, Philadelphia 1995)

In 1975 werd de eerste editie van Textbook of Veterinary
Intemal Medicine uitgebracht door S.J. Ettinger. Dit hand-
boek op het gebied van de inteme geneeskunde van de gezel-
schapsdieren wordt vaak kortweg \'de Ettinger\' genoemd. Al
jaren is \'de Ettinger\' een belangrijk naslagwerk voor veteri-
naire studenten en gezelschapsdierenpraktici. Deze 4« editie,
verschijnt zes jaar na de vorige voor het eerst mede onder re-
dactie van E.C. Feldman.

De 4® editie, wederom bestaande uit twee delen, verschilt
wezenlijk van de voorgaande. Hoewel het totaal aantal blad-
zijden niet is toegenomen, bestaat het boek uit een groter
aantal hoofdstukken. Een verbeterde lay-out en een gewij-
zigde onderverdeling maken deze nieuwe uitgave overzich-
telijker. De meest voorkomende klinische verschijnselen die
in de eerste sectie worden besproken zijn uitgebreid en elk
klinisch verschijnsel is toegelicht met een beslisboom. Er
zijn extra hoofdstukken over voeding en over bloedtransfu-
sie toegevoegd. De appendix bevat een lijst met congenitale
afwijkingen bij de hond en kat. Tevens bevat de appendix
een lijst van medicijnen (met farmacotherapeutische infor-
matie) die met behulp van een continu intraveneus infuus
kunnen worden toegediend. De hoofdstukken over oncolo-
gie en infectieziekten zijn belangrijk uitgebreid. Zo werd
veel aandacht besteed aan immunotherapie en radiotherapie,
FeLV en FIV.

Het streven van de redacteuren om een wetenschappelijk
veelzijdig en zo compleet mogelijk naslagwerk te schrijven
lijkt zonder meer geslaagd. De mim 180 auteurs beschrijven
in 150 hoofdstukken niet alleen hun eigen visie maar belich-
ten ook andere opvattingen. Daarentegen komt bijvoorbeeld
in het hoofdstuk over hyperadrenocorticisme (ziekte van
Cushing) naar voren dat de Amerikaanse visie met betrek-
king tot diagnostiek en therapie van de ziekte van Cushing
duidelijk verschilt van de \'Utrechtse methode\'. Van
Nederiandse bodem is er een bijdrage over keelaandoenin-
gen van dr. A.J. Venker-van Haagen. Hoewel er steeds meer
goede naslagwerken op het gebied van de inteme genees-
kunde van de gezelschapsdieren voor handen zijn, biedt de
\'Ettinger\'Feldman\' veel waardevolle en praktische informa-
tie voor student en dierenarts.

M.l. de Nijs

-ocr page 300-

Di; en Voor de praktijk

SUMMARY

This article describes a case of disturbed behaviour in
weaners resulting in mutilation. The mutilations mainly
consisted of ear biting and ear necrosis. During some pe-
riods all weaners were affected. Deaths occurred as a re-
sult of sepsis and meningitis, caused by
Streptococcus
suis
type 1. There were many runts.
The stable was as follows: the sections contained 160
weaners; the floor consisted of plastic slats with a 1-
metre-deep slurry pit. The weaners were medicated ex-
tensively for the
Streptococci, to little effect. A ventila-
tion expert was called in and the diagnosis was \'variable
air distribution patterns resulting in slurry pit ventila-
tion\'. To solve the problem a number of modifications
were made to the ventilation system. The solution was
found in attaching flaps under the floor, hanging down
into the slurry at every pen partition and in the middle
across the entire length of each section. In this manner
all air circulation in the slurry pit was effectively ended.
Thus in conclusion, mutilative behaviour, eg. ear biting
and ear necrosis, can be caused by draught. Medication
can provide temporary relief, but does not solve the pro-
blem. Only ending the air circulation in the slurry pit
provided a lasting solution.

INLEIDING

Een bekend en soms onoplosbaar lijkend probleem in de
varkensvermeerdering is het beschadigend gedrag bij big-
gen op de batterij. Dit bestaat dan uit bijten aan oren, staar-
ten, poten en, in zeldzame gevallen, ogen, het zuigen aan na-
vels en uit het wroeten in de flank van hokgenoten. In een
enkel geval kan het probleem zo ernstig zijn dat in een hok
alle dieren aangevreten lichaamsdelen hebben en dat de uit-
val in deze groepen dieren verhoogd is. Bij sectie wordt uit
deze kadavers vaak streptokokken gekweekt en in een aan-
tal gevallen typen streptokokken die als extra pathogeen be-
schouwd worden: de
Streptococcus suis type 1 en 2. In de
praktijk is een uitgebreide discussie ontstaan of deze strep-
tokokken nu de oorzaak zijn van het beschadigend gedrag,
zeker omdat op bepaalde bedrijven oomecrose lijkt op te
treden zonder dat daarbij sprake is van bijtgedrag, of dat het
klimaat de oorzaak is en de streptokokken alleen maar se-
cundair zijn.

P.J. van der Wolf

In onderstaande casus wordt het verloop van een probleem
met oorbijten beschreven na het in gebruik nemen van een
nieuwe biggenbatterijstal en de uiteindelijke oplossing van
het probleem.

\' GezonJheiii\\Jien.sl vtx)r Dieren. LtKuIie Drachten. AjJeling VarkensgezondheiJszorg.

DE STAL

Op een bedrijf met 430 zeugen werd op 10 juni 1992 een
nieuwe biggenopfokstal in gebruik genomen. Het is een stal
met vijf afdelingen waarvan per afdeling de afmetingen 5 bij
14,5 meter zijn. De indeling van de afdelingen bestaat uit 16
grondhokken, acht aan beide zijden van een 1 meter brede
voergang. De hokken worden onderling en van de voergang
gescheiden door 73 centimeter hoge dichte afscheidingen.
De vloer bestaat jn zijn geheel, pok in de voergang, uit kurist-
stofen roosters. Per hok is een ronde brijbak met een diame-
ter van 20 centimeter aanwezig. Per hok worden tien biggen
opgelegd, dit komt neer op ruim 0,34 vierkante meter vloer-
oppervlak per big. Onder alle afdelingen is een put van een
meter diep aanwezig. De grootste hoogte in de afdeling is ca.
4,5 meter. Het dak is geïsoleerd met tempex van 10 centime-
ter dikte. Er is een raam in de buitenmuur over de volle
breedte van de voergang.

Voor de vijf afdelingen, aan de noordzijde van de stal, loopt
een centrale gang met een afmeting van 1,95 meter breed en
2,55 meter hoog. De centrale gang dient tevens als ventilatie-
gang. De ventilatielucht komt op de centrale gang via ramen
en de buitendeur. De lucht komt in de afdeling boven een ven-
tilatieplafond via een inlaatopening over de volle breedte van
de afdeling. De inlaatopening is 29 centimeter hoog met daar-
achter een klep van een halve meter breed die via een touw in
te stellen is, zodat de inlaatopening geknepen kan worden.
Verwarming vindt plaats door twee deltabuizen direct onder
de luchtinlaat in de centrale gang en door vier deltabuizen
over de volle lengte van de afdeling. Het ventilatieplafond be-
staat uit plastic gaatjesfolie aangebracht op een hoogte van
2,40 meter. Per afdeling is er een ventilator van 45 centimeter
diameter, zonder diafragma, met toerenterugmelding, achter
in de afdeling (zuidzijde). Klimaatbeheersing wordt dooreen
modeme computer automatisch geregeld.

HET PROBLEEM

Reeds anderhalve maand na de ingebruikname van de stal
werd de Gezondheidsdienst voor Dieren voor de eerste maal
gevraagd om klimaatonderzoek te verrichten in verband met
beschadigend gedrag en luchtwegaandoeningen bij biggen
van zes weken leeftijd en ouder. De eerste verschijnselen ont-
stonden bij een lichaamsgewicht van 15 kg en zij bestonden
uit zwarte puntjes of korstjes aan de punten van de oren en be-
schadigingen aan de onderrand van het oor, vlak naast de kop
(ooriel). De zwarte punten van de oren werden door de eige-
naar \'oomecrose\' genoemd en in driekwart van de gevallen
was dat naar zijn mening het begin van het probleem.
Bovendien trad er uitval op als gevolg van hersenvliesontste-
king. Uit kadavers van twee biggen van zeven weken oud,
gestorven aan een sepsis, werd
Streptococcus suis type 1 geï-
soleerd. De bacterie was gevoelig voor penicillines en trimct-
hoprim-sulfa. Preventief werd lange tijd oxytetracycline of
trimethoprim-sulfa of ampicilline gedurende de eerste tien
dagen na opleg door het voer verstrekt om de problemen zo
veel mogelijk te voorkomen of te onderdmkken. De proble-
men wisselden van moment tot moment maar in bepaalde pe-

STREPTOKOKKEN OF PUTVENTILATIE?

Tijdschr Diergeneesk 1996:121: 2HS-90

-ocr page 301-

noden vertoonden alle dieren sporen van beschadigend ge-
drag. De groei van de biggen lag gedurende de opfokperiode
rond de 300 gram per dag. Er waren veel achterblijvers. De
uitval lag rond de 2 %.

□E AANPASSINGEN

Bij het eerste bezoek werd geconstateerd dat het doorlaatop-
pervlak van de folie zeer mim was ten opzichte van het aantal
dieren, in het totaal 5322 vierkante centimeter doorlaatope-
ning per afdeling. Dit is zelfs voor een bezetting van 160 die-
ren van 25 kilogram te veel (behoefte 3840 cm^ uitgaande van
0,8 cm^/m^ lucht /uur). Het gevolg was dat de lucht niet gelijk-
matig over het hele oppervlak verdeeld door het folieplafond
kwam maar slechts op enkele plaatsen, met name langs de
wanden. De relatief koude verse lucht warmde op zijn weg
naar beneden onvoldoende op en zakte door de roosters in de
put en kwam op een andere plaats in de afdeling weer naar bo-
ven. De diagnose luidde: een variabel luchtverdelingspatroon
als gevolg van een te groot doorlaatoppervlak met als gevolg
putventilatie. Geadviseerd werd om langs de wanden tussen
de afdelingen het folieplafond voor 1,5 meter dicht te leggen.
In de daaropvolgende periode van een mim een jaar vonden
er nog zeven bezoeken plaats waarin getracht werd de ver-
schillende ventilatiesystemen die uitgeprobeerd werden te
verbeteren. Hierbij werden de volgende systemen geprobeerd
en adviezen gegeven.

In een afdeling is boven de voergang de folie dichtgemaakt.
In een afdeling is de folie afgedekt met een glaswoldeken.
Geadviseerd werd om de temperatuur in de eerste drie weken
2 graden lager af te stellen, de ventilatiecurve lager in te stel-
len, de bandbreedte op 6 graden in te stellen en om per afde-
ling een meetventilator en automatisch diafragma te plaatsen.
Dit laatste advies is nooit opgevolgd.

Geadviseerd werd om de ventilatielucht van boven de isola-
tieplaten te halen. Alle voergangen worden dichtgemaakt met
folie om luchtval in dc put te voorkomen. Tijdens een van
deze bezoeken werd de mogelijkheid van het aanbrengen van
afscheidingen in de mestput besproken.
Verder werd nog geëxperimenteerd met het combiventilatie-
systcem, een ventilatiesysteem aangelegd van isolatieplaten
met luchtgoten, putafzuiging, deurventilatie, directe luchtin-
laat via het raam, verplaatsing van de voeler van de computer
en het voeren van meel in plaats van kruimel.
Ook is geprobeerd om alle afscheidingen tussen de hokken te
verwijderen om de biggen hun eigen liggedrag te laten bepa-
len. Dit idee is zeer snel veriaten omdat het probleem alleen
maar verergerde.

Geen van alle systemen voldeed goed.
Het aantal biggen per afdeling steeg in de loop van deze pe-
riode eerst naar 190 en later naar 208.
In november \'94 werden in de put onder de hokafscheidingen
en in de lengte onder de voergang afscheidingen aangebracht
bedoeld om de luchtcirculatie in de putten te stoppen. Deze
afscheidingen bestaan uit hechthouten platen met daaraan
mesttransportbanden uit kippenstallen met een totale hoogte
van 70 centimeter. Dit gaf een enorme verbetering.
In december \'94 werden de brijbakken verwijderd en vervan-
gen door droogvoerbakken met vier vreetplaatsen en een
apart drinkbakje. Ook dit gaf een verbetering.
Naar inschatting van de eigenaar leverden de flappen in de
put voor 75% de oplossing cn was na de vervanging van de
brijbakken het probleem pas voor 100% opgelost. Opvallend
hierbij is dat de methode van luchtinlaat nu geen enkel ver-
schil in resultaat meer lijkt te geven. De groei zit nu rond de

i I fi

« a vi^i

340 tot 350 gram per dag. De uitval is niet echt veranderd,
deze ligt rond de 1,5%. Het aantal slecht verkoopbare kneu-
zen is echter tot bijna O gedaald.

Na deze aanpassingen is het probleem van oomecrose en oor-
bijten verdwenen en wordt er nog slechts zeer incidenteel ge-
medicineerd in verband met hersenvliesontsteking door
Streptokokken.

DISCUSSIE

Uit de beschrijving van de opeenvolgende aanpassingen van
het ventilatiesysteem komt naar voren dat naar mate de situ-
atie langer duurt de bereidheid van de eigenaar om meer in-
grijpende veranderingen aan te brengen toeneemt. Dit wordt
nog geïllustreerd door het feit dat reeds in een vroeg stadium
de mogelijkheid besproken is om afscheidingen in de putten
aan te brengen, hetgeen pas na vele andere aanpassingen ge-
probeerd is. Adviezen waarvan de door de eigenaar ver-
wachte effectiviteit niet opwegen tegen de investeringen
worden niet uitgevoerd (automatische diafragma en meet-
ventilatoren).

Het feit dat het aanbrengen van de schotten een definitieve
oplossing van het probleem geeft, toont aan dat hier sprake
was van een putventilatieprobleem. Alle wijzigingen in de
ventilatie en behandelingen met medicijnen leverden
slechts een (geringe / tijdelijke) verbetering maar geen op-
lossing.

Op het moment dat er een afdoende oplossing wordt gevon-
den voor het probleem van de putventilatie verdwijnt zowel
de oomecrose als het oorbijten. Dit is geheel in overeenstem-
ming met de bevindingen van Schepens in de klimaatstal in
Boxtel (1). Deze waameming illustreert naar mijn mening
twee belangrijke punten. Ten eerste dat oomecrose en oorbij-
ten één en niet twee afzonderlijke problemen zijn. Ten
tweede dat oorbijten en oomecrose een managementpro-
bleem is en geen ziektekundig probleem. Hersen-
vliesontsteking door pathogene typen
Streptococcus suis is
secundair. Het probleem kan dus ook niet opgelost worden
met medicijnen. Medicijnen zijn uiteraard wel een belangrijk
onderdeel van de behandeling van de aangetaste varkens.
De verbetering als gevolg van het vervangen van de brijbak-
ken lijkt te suggereren dat deze ook aanleiding zouden kun-
nen zijn tot beschadigend gedrag. Het precieze belang van
de verschillende oorzaken en hoeverre zij elkaar onderiing
beïnvloeden is niet geheel duidelijk, hoewel het klimaat ver-
reweg de belangrijkste is.

CONCLUSIES

Ook deze casus toont aan dat beschadigend gedrag veroor-
zaakt kan worden door tocht c.q. een verkeerd luchtver-
plaatsingspatroon in de afdeling.

Beheersing van de ventilatie voordat de lucht bij het varken
komt was in deze situatie niet voldoende om de problemen
geheel te verhelpen. Pas nadat de stroming in de put was
beëindigd trad er duidelijk verbetering op.
Oorbijten en oomecrose kunnen een gemeenschappelijke
oorzaak hebben.

Deze casus demonstreert dat behandelingen met medicijnen
geen definitieve oplossing bieden bij beschadigend gedrag.
Zij kunnen slechts helpen de negatieve gevolgen van de
streptokokkeninfecties te verminderen.

AANBEVELINGEN

Gezien deze ervaring verdient het aanbeveling om reeds bij
de bouw van grote diepe putten onder afdelingen met deze

-ocr page 302-

problemen rekening te houden. Daamaast is het zinvol om
bij ernstige problemen met beschadigend gedrag, waarbij
putventilatie een rol speelt, meer aandacht te besteden aan
beëindiging van de circulatie in de put zelf. Dit is een zeer
ingrijpend maar mogelijk wel een zeer lonend advies.
De vraag of er eerst bijten of eerst necrose is zal door onder-
zoek naar de processen die zich afspelen in het oor moeten
worden opgehelderd. Het belang van de verschillende oor-
zaken van oorbijten en oomecrose en in hoeverre zij elkaar
onderling beïnvloeden verdient uitgebreidere bestudering.
Mogelijk geeft het verslag van het Biggen-Oor-Rand
Necrose-project hierover meer duidelijkheid.

1 fl

1 •:

LITERATUUR

1. Schepens CJM. Effects of draught as climatic stressor on the health sta-
tus of weaned pigs. Proefschrift Utrecht, 1991.

PAARD

o

Equine motor neuron disease: findings in 28 horses
and proposal of a pathophysiological mechanism for
the disease.

T.J. Divers, H.O. Mohammed, J.F. Cummings, B.A.
Valentine, A. DeLahunta , C.A. Jackson, B.A. Summers. Eq
VetJ 1994; 26: 409-15.

Equine Motor Neuron Disease (EMND) is een degeneratieve
aandoening van de motomeuronen, welke in 1990 voor het
eerst bij het paard is beschreven. Aan de Universiteit van
Comell werden in de periode juli 1990 - december 1993 28
paarden met EMND onderzocht. De waarschijnlijkheids-
diagnose kon steeds door middel van patholoog-anatomisch
onderzoek worden bevestigd.

Als eerste klinische verschijnselen worden gemeld: verma-
gering ondanks zeer goed eten, veel liggen en spiertrillingen.
Vervolgens kunnen onderstandig staan, zweten, trippelen en
laag houden van het hoofd waargenomen worden.
Laboratoriumonderzoek leverde een vergroting van de acti-
viteit van de spierenzymen in het semm op en een stijging
van de eiwit- c.q. IgC-concentratie in de liquor cerebrospina-
lis, terwijl de activiteit van glutathion-peroxidase in de
erythrocyten en de semm-seleniumconcentratie normaal wa-
ren. Opmerkelijk was de bevinding dat de paarden met
EMND significant lagere concentraties vitamine E in het
plasma hadden dan klinisch niet-afwijkende paarden op het-
zelfde bedrijf Epidemiologisch onderzoek leverde het ont-
breken van gras in het rantsoen als risico-factor op, daar
paarden met EMND niet de mogelijkheid tot weidegang had-
den en/of hooi verstrekt kregen van een mindere kwaliteit.
Bij 64% van de paarden met EMND bleef de toestand stabiel
of verergerde. Vijf paarden met EMND werden geweid op
het universiteitsterrein en aan twee ervan werden dagelijks
200 lU vitamine E per os verstrekt. Vier van deze paarden
vertoonden binnen zes weken klinische verbetering. Het
voorgaande in combinatie met bevindingen uit het patho-
loog-anatomisch onderzoek (voornamelijk atrofie van type 1
spiervezels en de aanwezigheid van veel lipopigment in de
endotheelcellen in het mggemerg) brengt de auteurs tot de
veronderstelling dat er een verband is tussen IMND en een
nutritionele deficiëntie van anti-oxidantia. Opgemerkt wordt
eveneens dat vitamine E-deficiëntie niet de enige factor kan
zijn, die leidt tot het optreden van EMND.

Referaten

J. H. van der Kolk

RUND

Inter-relationships of periparturient diseases in
dairy cows.

E.J. Peeler, M.J. OtteandR.J. Esslemont. The Vet Ree 1994;
134: 129.

De frequentie van voorkomen van stoornissen in de prena-
tale, natale en postnatale periode werden onderiing vergele-
ken gedurende driejaar op tien bedrijven met in totaal 3603
lactaties.

De gegevens werden statistisch geanalyseerd.
Er kon een duidelijk verband gelegd worden tussen twee-
lingdracht met moeilijke geboorte, met kalversterfte en met
retentio secundinamm.

Ook tussen vaginale uitvloeiïng en mastitis enerzijds en
tweelingdracht, moeilijke geboorte, retentio secundinamm

en verlammingen anderzijds bestonden duidelijke relaties.
Bij koeien met verlammingen en met tweelingdracht was de
oestmsdetectie moeilijk vooral bij dieren die eenmaal ge-
kalfd hadden.

In de discussie wordt opgemerkt dat problemen rondom de
geboorte in verband zouden staan met stofwisselingsstoor-
nissen en omgekeerd. Dit zou in een groter opgezette studie
moeten worden nagegaan.

Hulp bij de partus zou aanleiding kunnen geven tot veriam-
mingen als gevolg van zenuwbeschadigingen in het bekken.
Management en huisvesting hebben op een en ander een dui-
delijke invloed.

Ook zouden er rasverschillen kunnen bestaan.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 303-

landbouw, natuurbeheer
en visserij

De Rijksdienst voor de keuring van Vee
en Vlees is een dynamische organisatie
die in 1985 is opgericht. Zij ressorteert
onder het Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij.
Zij telt ongeveer 1.600 personeelsleden.
De organisatie kent een Centrale
Directie, 9 regionale kringen en een
Centraal Laboratorium te Wageningen.

Er is vastgesteld, dat het noodzakelijk is
de organisatie van het keuringswerk
door de Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees (RVV) beter te laten aan-
sluiten op de eisen, die de Europese
integratie stelt. De RVV heeft daarom
behoefte aan

keuringsdierenartsen (v/m)

Taken:

- is belast met de keuring van slacht-
dieren in die gevallen waar -ingevolge
de wettelijke bepalingen of (interna-
tionale) regelingen- de keuring aan
een dierenarts is voorbehouden;

- geeft adviezen en voorlichting aan de
binnen haar/zijn lokaties gelegen
bedrijven omtrent de wettelijke
regelingen; treedt waar nodig
corrigerend op;

- draagt er zorg voor dat de volgens
(wettelijke) voorschriften en instructies
noodzakelijke registratie en verwer-
king van keurings- en onderzoek-
gegevens plaatsvindt;

- neemt kennis van de vaktechnische
ontwikkelingen op het gebied van
keuringen, slachttechnieken, verwer-
kingsmethoden, afvalverwerking,
milieuproblematiek en vlees-
technologie;

- houdt zich op de hoogte van alle
geldende en in voorbereiding zijnde

wettelijke regelingen en afspraken c.q.
voorschriften m.b.t. haar/zijn
vakgebied;

- houdt toezicht op de naleving van
voorschriften over de inrichting van
bedrijven, een hygiënische werkwijze
en de behandeling van produkten.
De betrokkene wordt in de taken
bijgestaan door een team van
keurmeesters.

Vereist: Universitaire opleiding,
Diploma Dierenarts.

Salaris: afhankelijk van leeftijd en
ervaring maximaal f 6.001
(schaal 10 B.B.R.A. 1984). Na 1 jaarvolgt
bij gebleken geschiktheid bevordering
naar schaal 11, die een maximum kent
van ƒ 7.016,- bruto per maand.

Wat biedt de RVV:

- een zelfstandige functie voor mensen
die verantwoordelijkheid durven te
dragen;

- een organisatie met een open struc-
tuur, waarin overleg en teamvorming
centraal staan;

- een goede introductie en begeleiding
van nieuwe medewerk(st)ers.

Inlichtingen:

nadere inlichtingen over de functie

kunnen verkregen worden bij

de heer J.F.M. van Hoof

(hoofd Personeelszaken) of

mevr. J.G. Bode-Kasteelen, bereikbaar

onder telefoonnummer 070 - 3578813 /

070-3578816.

Schriftelijke sollicitaties binnen
14 dagen na verschijnen van deze
advertentie richten aan de directeur
RVV, Postbus 3000, 2270 JA Voorburg.

-ocr page 304-

SCkJARIG LUSTRUM GRQEP PLUIMVEEWETENSCHAPPEN

PLUIMVEEPRAKTIJK ROND DE EEUWWISSELING

en versagen

Als de voorzitter van de Groep Pluim-
veewetenschappen, drs. P.J.G. Kühne,
het spreekgestoelte beklimt, vermeldt
hij als eerste dat de organisator van
deze dag, dr. A.C. Voeten, helaas door
ziekte niet aanwezig kan zijn. Kühne is
trots op het feit dat de Nederlandse
pluimveekennis in het buitenland hoog
staat aangeschreven. Hij hoopt dan
ook deze diergeneeskundige tak als er-
kend specialisme van de grond te krij-
gen. Het is de bedoeling het pluimvee
gezond te houden, zowel ziektekundig
als financieel. We praten hier immers
over een voedingsprodukt dat kwets-
baar is op financieel en ziektekundig
niveau. Maar ook hebben we te maken
met de mensen die werkzaam zijn in
deze sector en met de ethische normen
en waarden.

Officieel opener van het symposium is
KNMvD-voorzitter drs. A.W. Udo.
\'De Groep Pluimveewetenschappen is
de oudste Groep, maar oud is geen ver-
dienste\', vindt hij. \'Als je als Groep
echter nog zo vitaal bent, is dat zeker
een compliment waard.\' Bij dit sym-
posium is de aandacht op zowel het
dier als de mens achter het dier geves-
tigd, een mix die volgens Udo centraal
staat in de diergeneeskunde. De pluim-
veehouderij heeft vanaf 1960 een
enorme vlucht genomen door de
schaalvergroting en ontwikkelingen
op het technische vlak. Eigenlijk wer-
den toen de eerste aanzetten gedaan
voor de integrale ketenbewaking.
Udo merkt op dat de centrale controle
in de laatste jaren aanmerkelijk be-
moeilijkt is door de beëindiging van de
centrale afrekening, voortvloeiend uit
de paritair overeengekomen tarifering,
en de beëindiging van de jarenlang be-
staande samenwerking inzake georga-
niseerde pluimveeziektebestrijding.
\'Samenwerking is in het belang van de
hele sector\', vindt Udo. Hij wenst de
Groep een hele goede toekomst binnen
de KNMvD en verklaart het sympo-
sium voor geopend.

De Groep Pluimveewetenschappen werd in 1946 opgericht als eerste Groep
van de KNMvD. 50 Jaar later is de Groep nog steeds zo vitaal dat het volgens
KNMvD-voorzitter drs. A.W. Udo \'een compliment waard is.\' Het organise-
ren van een symposium en feestavond op deze 29 maart 1996, maar ook het
nog steeds toonaangevend zijn van de Nederlandse pluimveekennis in het bui-
tenland zijn bewijzen van die vitaliteit. Onder het motto \'Pluimveepraktijk
rond de eeuwwisseling\' lieten zes sprekers hun licht schijnen over de toekomst
van de pluimveewetenschap.

Door Susan Ubbink

PLUIMVEEPRÜDUKTEN
De eerste spreker J.W.M. Sloot, sales
director bij Euribrid B.V., schetst in
zijn lezing \'Wereldwijde ontwikkelin-
gen op het gebied van de pluimveepro-
dukten (een uitdaging voor de
Fokkerij)\' enkele toekomstverwachtin-
gen. Als eerste behandelt hij de afstand
tussen de fokkerij en de consument.
\'Fokkerij is topsport\', zegt hij. Volgens
Sloot kampen fokkers met twee proble-
men: de enorme informatiebehoefte en
het gebrek aan tijd. \'Als fokkerij-orga-
nisatie is het van levensbelang om ac-
tief bij ontwikkelingen betrokken te
zijn\', vindt Sloot. \'Daarbij kunnen we
niet alleen afgaan op informatie die wij
als feedback van onze afnemers krij-
gen; een actieve betrokkenheid bij
eindschakels is gewenst.\' Ontwikke-
lingen en veranderingen worden op
zeer regelmatige basis besproken met
specialisten van afnemers en andere
partijen in de markt; nieuwe eindpro-
dukten vragen om nieuwe fokproduk-
ten. Aangezien een volledig nieuw fok-
produkt pas na vijf tot zes jaar
produktierijp is, is snelle informatie ui-
termate belangrijk: dan kan de selectie
van foklijnen plaatsvinden. Modeme
middelen helpen daarbij om fokwaar-
deschattingen zojuist mogelijk te laten
zijn.

Elke fokker kan met gemak de wereld
voorzien van pluimveevlees en eieren.
Er is echter concurrentie. De consu-
ment kan volgens Sloot in marketing-
termen bepalen wat wenselijk is; zij is
de Grootste Gemene Deler op het ge-
bied van wenselijke trends, bevindt
zich overal en is beïnvloedbaar. Con-
sumentengedrag is afhankelijk van een
aantal zaken zoals: cultuurverschillen
(godsdiensten), positionering van di-
verse vleessoorten, bereidingswijzen
(delen of heel produkt, specerijen),
trends (licht, gezond, makkelijk, snel),
economie (prijs-kwaliteit) en de sterke
toename van de massamedia (impact).
Sloot schetst twee ontwikkelingen.
Ten eerste zijn veel gebieden uitslui-
tend gericht op groei; vlees en eieren
vormen daar een eerste levensbe-
hoefte. De tweede ontwikkeling houdt
meer diversificatie in. In de Verenigde
Staten en in Groot-Brittannië bestaan
op dit moment heel wat verschillende
produkten. Dit geldt ook voor een aan-
tal Westeuropese landen. Beide ont-
wikkelingen zullen tot gevolg hebben
dat het levend gewicht van de vlees-
kuikens zal toenemen, gescheiden
mesten zal ontstaan, een verdere opde-
ling van kuikens zal plaatsvinden, er
steeds meer behoefte zal zijn aan vei-
lige produktiemethoden (minder rest-
stoffen in het vlees) en dat er meer aan-
dacht voor welzijn is. \'Aandacht voor
welzijn is absolute noodzaak\', is de
mening van Sloot.

Door de toepassing van nieuwe tech-
nieken worden minder fouten dan in de
traditionele selectie gemaakt. Volgens
Sloot is de huidige fokkerij zonder ge-
avanceerde, nieuwe technieken dan
ook ondenkbaar. Hij noemt in dit kader
de Gene Marker Technology. Hiermee
moet het in de toekomst mogelijk wor-
den te zorgen dat het pluimvee een na-
tuuriijke weerstand tegen ziekten heeft
en de fokwaardeschatting verbeterd
wordt. Daarnaast blijft het asciteson-
derzoek (capaciteit longen en hart)
enorm belangrijk.

Al deze ontwikkelingen hebben na-
tuuriijk nogal wat gevolgen voor de
verwerkende industrie. Er zijn op dit
moment 25 verschillende mogelijkhe-
den in \'tray pack\' of \'bulk\' (kippepo-
ten, kipfilet, etcetera). Ook komt de
\'processed reformed cooked\' sterk op.

-ocr page 305-

Zo heeft fabrikant Friki 360 verschil-
lende produkten in zijn assortiment en
wordt gekruid vlees steeds meer toege-
past. Vlees dat als grondstof voor
zulke produkten gebmikt wordt, moet
gezond geproduceerd worden. Sloot
vindt dan ook dat de pluimveehouderij
positief moet omspringen met het ge-
zondheidsvraagstuk. Een gezonde pro-
duktie houdt ook een beperkt gebruik
van medicijnen in. \'Dat redden we sa-
men\', is zijn overtuiging. \'Wat ons be-
treft is die fokkerij er klaar voor en
kunnen we ertegenaan.\'

PLUIMVEE MONDIAAL
\'Technisch gezien is Nederland zeker
koploper\', begint A.F.P. van Leeuwen,
adjunct-hoofd afdeling Markt en
Stmctuur van de PVE, zijn rede. \'Het
volume is echter beperkt.\' Hij laat het
aandeel van de Nederiandse pluim-
vieessectorin 1995 zien: een produktie
van 640.000 ton; dit is 8% van de EU-
produktie en 1,5% van de wereldpro-
duktie. \'Wij produceren ongeveer
twee keer zoveel pluimveevlees als we
zelf opeten in Nederland\', zegt Van
Leeuwen. Wat eieren betreft was de
produktie in 1995 9,2 miljard stuks; dit
is 12% van de EU-produktie en 1,2%
van de wereldproduktie. Die 9,2 mil-
jard is drie keer zoveel als we zelf eten.
Nederland is de grootste eierexporteur
in de wereld. Duitsland de grootste im-
porteur. Eieren worden over het alge-
meen regionaal geproduceerd en ge-
consumeerd.

Belangrijke ontwikkelingen zijn die op
het gebied van de welvaart, de politiek
en de wereldbevolking. De toename
van dc wereldbevolking is 1,5% per
jaar. \'Met name in de ontwikkelingslan-
den verwachten wij vraag naar pluim-
vee\', aldus Van Leeuwen. Kijkend naar
de hoofdelijke consumptie in de wereld
hebben met name varkensvlees (23%)
en pluimveevlees (63%) een sterke
groei doorgemaakt. \'De consumptie
van pluimveevlees kent geen religieuze
beperkingen, de produktiecyclus ervan
is kort, het is smakelijk en gezond\', ver-
klaart Van Leeuwen de stijging. In een
tabel laat hij zien dat de verschillen in
de consumptie van pluimvee per land
gigantisch verschillen. De grootste pro-
ducenten zijn de VS, China, de EU en
Brazilië. De grootste consumenten zijn
de VS, China, de EU, Brazilië en het
Midden-Oosten. \'Er vindt dus een grote
handel plaats van pluimveevlees van
het westen naar het oosten\', is de con-
clusie van Van Leeuwen. Daarbij is het
Verre Oosten een markt met een ontzet-
tend grote potentie en kunnen de poli-
tieke ontwikkelingen in China van in-
vloed zijn op de graanprijs. Gooit China
de grenzen dicht, dan ontstaat er een
overschot aan graan en dalen de wereld-
marktprijzen.

Van Leeuwen verwacht een sterke
consumptietoename van pluimvee-
vlees, waarbij de VS (granen en vlees)
en Brazilië (vlees) de belangrijkste le-
veranciers zullen zijn. In Nederiand
verwacht hij een stabiele of licht stij-
gende produktie, die vooral op de EU
gericht zal zijn. Op het gebied van de
eieren denkt Van Leeuwen dat een
lichte consumptietoename parallel zal
lopen met de welvaartstoename in
Azië. De produktie zal veelal regionaal
plaatsvinden, maar eiprodukten zullen
ook mondiaal verhandeld worden, met
name naar de VS en India. In Neder-
land verwacht hij een geleidelijke pro-
duktiedaling en vanzelfsprekend een
minder belangrijke rol op de wereld-
markt. Dit heeft mede te maken met
een beperkte bedrijfsomvang en stij-
gende milieukosten. Bedrijven met
een redelijke omvang zijn volgens
hem diegene die meer dan 35.000 die-
ren hebben. Vleeskuikenbedrijven zul-
len boven de 50.000 a 60.000 dieren
moeten zitten. Van Leeuwen noemt tot
slot als punt van zorg goede technische
resultaten en integrale kwaliteitszorg.
\'Wij moeten gezamenlijk blijven wer-
ken aan een onberispelijke kwaliteit in
de Nederiandse pluimveesector\'.

EPIDEMIOLOGIE

Gastspreker dr. F.T.W. Jordan van de
universiteit van Liverpool (veterinaire
pathologie) behandelt de epidemiolo-
gie van pluimveeziekten. Hierbij zijn
vier hoofdfactoren van belang: de ver-
oorzaker van een ziekte, de gastheer,
de overbrenging door veroorzakers en
overige factoren die invloed hebben.
Pluimveeziekten zijn onder te verde-
len in virale soorten zoals Newcastle
disease, Infectious Bronchitis, In-
fectious Bursal Disease en Turkey
Rhinotracheitis en bacteriële soorten
zoals Pasteurella multocida en My-
coplasma gallisepticum.
Belangrijke kenmerken van een gast-
heer zijn genetische aanleg (soort, ras,
afkomst), leeftijd (een jonge vogel is
meestal meer ontvankelijk voor ziek-
ten), geslacht, mate van immuniteit
(hoe beter het afweersysteem werkt,
des te groter de kans om een infectie te
overleven) en stress (bewegingsmoge-
lijkheden, sociale stress).
De verwekker kan direct en indirect
overgebracht worden. Direct onder
meer via het ei naar de kip of via ge-
slachtsgemeenschap. Indirect via bio-
logische dragers of mechanische dra-
gers. Verder zijn er nog factoren die
invloed hebben op het wel of niet ziek

-ocr page 306-

worden, zoals: ziekteverwekkers, om-
gevingsfactoren (stof, temperatuur,
zonlicht, vochtigheid), concentratie
van het vee, wonden en chemische ver-
wondingen, voer en dieet.

VACCINS

Over de ontwikkelingen op het gebied
van veterinaire vaccins vertelt dr. A.L.J.
Gielkens, hoofd afdeling Aviaire Viro-
logie van het ID-DLO. \'Vaccins zijn on-
misbaar voor de controle van pluimvee-
ziekten\', zegt hij. Er zijn levende en
dode vaccins. Voordelen van de levende
zijn dat ze in feite een infectie naboot-
sen, dat ze goedkoper zijn en zich lenen
voor massa-applicaties. De nadelen van
levende vaccins, namelijk de geringere
veiligheid en stabiliteit zijn tegelijk de
voordelen van dode vaccins.
Volgens Gielkens is er best nog wel
mimte om vaccins te verbeteren. Hier-
voor moet wel bekeken worden met
welk doel gevaccineerd wordt. Dat kan
zijn: preventie van klinische ziekten,
preventie van infecties of eradicatie
van ziekten. Er is behoefte aan snel
werkzame vaccins die een lang wer-
kende immuniteit hebben en die tegen
zowel infectie als ziekte beschermen.
De ontwikkelingen zijn in volle gang.
Zo wordt bijvoorbeeld een levend dele-
tion marker vaccin afgezwakt met ge-
netische technieken om het veiliger te
maken, terwijl de vimlentie gelijktijdig
geactiveerd moet worden. Maar als het
gaat om bijvoorbeeld de recombinant-
technologie is volgens Gielkens de ver-
wachte stroom aan successen dan wel
produkten op dit moment nog niet in de
praktijk zichtbaar.

Een andere ontwikkeling is die van de
niet-spreidende levende vaccins. Deze
soorten kunnen niet meer overstappen

van het gevaccineerde dier naar een an-
der dier. Een normaal vims heeft een
sleutel nodig om in een cel binnen te
kunnen dringen. Eenmaal in die cel
maakt bet vims nieuwe sleutels aan om
■ verder te kunnen spreiden.\' Een niet-
spreidend levend vaccin kan wel in een
cel binnendringen en zich vermenigvul-
digen, maar mist de genetische infor-
matie om nieuwe sleutels te kunnen ma-
ken. Ook DNA-vaccinaties hebben veel
voordelen. Ze bootsen het immunobio-
logische effect na, zijn vrij gemakkelijk
te produceren en zijn heel stabiel. Het
blijkt dat DNA-moleculen hele lange
tijd stabiel blijven in spierweefsel.
Gielkens concludeert dat conventio-
nele vaccins voorlopig de hoofdrol
blijven spelen, dat de nieuwe generatie
zich zal richten op specifieke doelein-
den en dat nucleinezuur weliswaar een
interessante ontwikkeling is, maar dat
pas over een jaar of vijf resultaten te
verwachten zijn.

GEZONDHEID

Met de lezing \'Gezondheidsaspecten
van werkers in de pluimveesector\' van
longarts drs. P.J. Blaauw, wordt een
heel ander aspect van de pluimveesec-
tor belicht, namelijk die van de relatie
tussen werkomstandigheden en het op-
treden van gezondheidsklachten. Vol-
gens Blaauw is in diverse onderzoeken
aangetoond dat binnen de agrarische
populatie veel respiratoire aandoenin-
gen voorkomen. Uit een post-enquête
van H. Willems uit 1984 blijkt dat var-
kenshouders, pluimveehouders en
champignonkwekers de slechtste ge-
zondheidspositie hebben binnen de
Nederiandse agrariërs. Deze bevindin-
gen zijn ook in het buitenland beves-
tigd. Ook chronische klachten als slijm
ophoesten en niezen komen veel voor,
zo wijst een enquête onder pluim-
veevangers uit (1991, Morris). En vol-
gens een onderzoek uit 1993 is er een
sterk statistisch verband tussen respi-
ratoire klachten en desinfectantia.
Blaauw wijst de aanwezigen in de zaal
op een onderzoek van twee jaar gele-
den naar rookgedrag. \'U bent een
groep die statisch significant erg veel
rookt\', zegt hij op verwijtende toon.
De voomaamste veroorzakers van
klachten in stallen zijn stof (afkomstig
uit voer, mest, veren, huidschilfers), mi-
cro-organismen (hechten zich aan stof-
deeltjes), allergenen (mijten, huisstof-
mijten, graan, schimmels, pollen),
endotoxinen (produkt van gram-nega-
tieve bacteriën), gassen (ammoniak,
geurstoffen) en zware metalen. \'Het is
duidelijk dat aan het werken in de
pluimveesector risico\'s zijn verbonden\',
concludeert Blaauw. Stofblootstelling
dient dan ook verminderd te worden
door te letten op het soort huisvesting en
een optimaal aantal controles op regel-
matige tijden uit te voeren. Verder zijn
het soort voer, een goed ventilatiesys-
teem en het aantal raapeieren belangrijk.
Ook adembescherming is noodzakelijk
en moet gebmiksvriendelijk, bereik-
baar, opbergbaar, degelijk en weggooi-
baar zijn. Een opvallende conclusie die
Blaauw trok in verband met de stoffig-
heid van een voliérestal is dat naarmate
het welzijn van het dier toeneemt, het
welzijn van de verzorger afneemt.
Blaauw vindt dat de dierenarts een
voorbeeldfunctie heeft als het gaat om
de juiste voorzorgsmaatregelen treffen
en ook de eigen gezondheid goed te be-
hartigen. Geneeskundige en veterinaire
kennis zouden, om dit doel te bereiken,
gebundeld moeten worden. Misschien
een taak voor de beroepsgroep.

TRENDS

De laatste spreker die zijn visie geeft
op de toekomst van de pluimveehou-

-ocr page 307-

derij is prof. dr. M. Korthals, Toe-
gepaste Filosofie, Landbouwuniver-
siteit Wageningen. Zijn rede is getiteld
\'Laat-modeme perspectieven op de
pluimveehouderij. Oerkippen in de
achtertuin of pluralistische kippen in
de voedselindustrie\'. Korthals vertelt
dat laat-modeme samenlevingen wor-
den gekenmerkt door vier algemene
trends: ecologisering, verwetenschap-
pelijking, risico\'s (door toevallige om-
standigheden gestuurd) en globalise-
ring (er bestaat een mime band tussen
gebeurtenissen).

Miüülii

De landbouw in de modeme maat-
schappij tot 1980 paste in een stabiele
stmctuur: iedereen had een vaste
plaats. De maatschappelijke ontwikke-
lingen liepen volgens een vast stramien
en de landbouw werd als aparte maat-
schappelijke sector gezien. De tak le-
verde geen morele problemen op, de
overheid bepaalde de rol ervan (stuurde
bij) en de wetenschappelijke kennis
bood zekerheid in de vorm van instm-
menten voor maatschappelijke bijstu-
ring. In die tijd deden zich de volgende
problemen voor: overproduktie en
dumping, milieuproblematiek, diversi-
ficatie van afzetmarkten, leefbaarheid
van het platteland (leegloop, demogra-
fische verscheidenheid), technologi-
sche ontwikkelingen (grootschalige,
intensieve vormen van landbouw, bio-
technologie) en moralisering (wat is er
gebeurd met dat dier?).
Tijdens de laat-modeme samenleving
verdwijnt die stabiele stmctuur en
komt er individualisering en chaos
voor in de plaats. Het verloop van
maatschappelijke ontwikkelingen is
minder onvoorspelbaar en beheers-
baar. Landbouw en platteland blijken
een maatschappelijke arena te zijn van
agrarische belangen (de landbouw ver-
liest zijn eigen karakter). Verder wordt
de stuurcapaciteit van de overheid veel
beperkter; het regionale wordt belang-
rijker dan het nationale. De weten-
schappelijke kennis blijkt minder toe-
pasbaar en daardoor onzeker.
\'De landbouw normaliseert maar mo-
raliseert tegelijkertijd\', stelt Korthals.
Bijvoorbeeld onder het motto \'je bent
wat je eet\' kunnen voedselpatronen
bepalend zijn voor de identiteit. En
omdat voeding een levensstijlpatroon
wordt is het wel degelijk relevant om
na te gaan wat vooraf gaat aan een pro-
dukt. Met andere woorden: om het
welzijn van dieren in het oog te hou-
den.

Ü

ÜtMÜ

\'In toenemende mate worden we ge-
confronteerd met stormachtige ont-
wikkelingen\', aldus Korthals en hij
noemt als voorbeeld BSE. \'Het enige
wat helpt is het instellen van democra-
tische procedures\', is zijn overtuiging.
Dit houdt volgens hem in leken bij pro-
blemen te betrekken. Dit zouden dan
nieuwe vertrouwensmechanismen zijn.
Want keurmerken of bepaalde stan-
daards scheppen vertrouwen. Volgens
Korthals moeten de alledaagse intuï-
ties over landbouw op een modeme
manier tot uitvoering worden ge-
bracht. Hij vindt dat de pluimveewe-
tenschap zich niet moet beperken tot
etologische en gedragskwesties. \'Zorg
voor breedheid en stel een ethische
commissie in\', is zijn advies.

VOÜRJAARSSYMPOSIUM GROEP GENEESKUNDE VAN HET PAARD ÜP 6 MAART 1996 TE AMERSFOORT

TOPSPORT ZONDER DOPING IS (NIET) MOGELIJK!

Het symposium werd geopend door drs.
G.A. Berghuis, de voorzitter van de
Groep, waarbij behalve de collegae uit
Nederiand, ook de collegae uit België en
de schrijvende pers welkom werden ge-
heten.

Vervolgens ging als eerste spreker prof
dr H.J. Breukink in op de regelgeving
rondom de medicatie van sportpaarden
en de controle hierop. In de paardesport
wordt gestreefd naar wedstrijden onder
gelijkwaardige omstandigheden, waar-
bij de paarden op eigen merites beoor-
deeld worden. De eis van de FEl is dan
ook dat er in geen enkel monster geno-
men van een sportpaard verboden mid-
delen aanwezig zijn. De regels die door
de Nederiandse draf- en rensport gehan-
teerd worden komen hier grotendeels
mee overeen.

Vervolgens ging prof Breukink uitge-
breid in op de methode van sampling.
Als regel geldt dat zo kort mogelijk na
de race een urine- of bloedmonster van
het geselecteerde paard genomen moet
worden. De selectie van de paarden voor
dopingcontrole wordt door de controle-
rend dierenarts in overieg met de jury en
de veterinair genomen. Direct na de
wedstrijd wordt de deelnemer gemeld
dat zijn paard voor dopingcontrole is ge-
selecteerd, waama het paard nog wel 10
tot 15 minuten verzorgd kan worden
voordat het de dopingbox in moet. Het
uiteindelijke monster wordt in een vier
maal verzegelde koelcontainer opgesla-
gen en verzonden. Van de laatste 800 tot
1000 paarden per jaar die gecontroleerd
werden, waren er zo\'n 6% positief, dit
inclusief de positieve gevallen ten ge-
volge van verontreiniging in het voer.
Recentelijk is door het Horseracing
Forensic Laboratory Limited in New-
market, dat de dopingcontroles uitvoert,
een lijst gepubliceerd die door behande-
lende dierenartsen als richtlijn voor
wachttijden gebmikt kan worden. Uit-
dmkkelijk wordt hierbij gesteld dat het

-ocr page 308-

Onze dierenartsen
halen alles voor u uit
de kast.

De dierenartsenbezoekers van Solvay Duphar worden
geruggesleund door een deskundig team van dieren-
artsen. Bij specifieke vragen gaan onze experts graag
voor u aan de slag. Ook ondersteuning in de praktijk is

-ocr page 309-

daaibij mogelijk. Door het internationale karakter
van Solvay Duphar kunnen onze dierenartsen putten uit
ervaing en kennis opgedaan in vele landen. Solvay
Duj iar beschikt over een breed produktengamma:
vaccins, antibiotica, pharmaceutica, maar u koopt bij
ons dus méér dan alleen een produkt!

Solvay Duphar Animal Health. We Care.

-ocr page 310-

een richtlijn is, waarvoor absoluut geen
verantwoordelijkheid of aansprakelijk-
heid geaccepteerd wordt. De als hulp
bedoelde lijst geeft bij benadering de de-
tectietijden weer en is meer op ervaring
dan op onderzoek gebaseerd.

Tabel richtlijn detectietijden:

Substantie

Detectietijd bij benadering

Buscof)an

72 uur

Clenbuterol

96 uur of meer

Detomidine

72 uur

Dexamethazon

72 uur

Dipyrone

72 uur

Flunixine

96 uur (tot soms 14 dg)

Isoxsuprine

12 dg of meer

Lidocaine

72 uur

Oxytetracycline

8 dg

Penicilline G

8 dg

Phenylbutazon

72 uur

Gepotentieerde

Sulphonamides

Sulphadiazine

lOdg

Trimethoprim

15 dg

Regumate

72 uur

Xylazine

72 uur

Voor een aantal stoffen op deze lijst
geldt dat zij een onvoorspelbaar gedrag
kunnen vertonen: zij kunnen ineens veel
langer aantoonbaar blijven. De ge-
noemde tijden gelden alleen voor het
HFL laboratorium in Newmarket; an-
dere laboratoria kunnen door andere de-
tectiemethoden op andere tijden uitko-
men.

Als tweede spreker ging prof T. Tobin
uit Kentucky, USA, uitgebreid in op de
detectiemethoden. Centraal in zijn voor-
dracht stond de vraag: \'Doping or
Medication that\'s the question\'.

Met de huidige ELISA testen kan bijna
elke gewenste stof zeer nauwkeurig in
picogrammen aangetoond worden, dit
in tegenstelling tot de vroegere testme-
thoden. Eenmalig geïnjiceerde stoffen
zijn nu door de nauwkeurige detectie
methoden nog weken aantoonbaar, lang
nadat hun therapeutisch effect afgelo-
pen is. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld
ook problemen ontstaan wanneer er
zeer kleine verontreinigingen in het voer
aanwezig zijn.

Het wordt naar het idee van Tobin hoog
tijd dat er gezocht gaat worden naar No
Effect Tresholds (NETS) voor medicij-
nen. Dit betekent dat stoffen die beneden
de NETS concentratie in het lichaam
voorkomen geen therapeutisch effect
meer hebben. Door de NET van een stof
te bepalen kan ook een cut-oflFlevel voor
detectie bepaald worden. Naar het idee
van Tobin betekent no medication dat er
van een toegediend preparaat geen far-
macologisch effect meer kan zijn.
In de USA wordt op dit moment een
klasse-indeling van medicamenten ge-
bmikt. De vijf klassen die hierin ge-
bmikt worden verschillen in de mate
waarin zij een invloed op de prestatie
kunnen hebben. De regels en vooral ook
de straffen bij overtreding verschillen
per klasse.

In de ogen van Tobin moet het woord
doping vermeden worden en kan beter
van theraf)eutische medicatie gesproken
worden. Prof Tobin komt tot de conclu-
sie dat paardesport in het algemeen rela-
tief medicatie vrij is, zeker vergeleken
met de humane topsport.

In de volgende voordracht ging dr. E.
Schüle van de Pferdeklinik Waldhügel
te Dortmund in op de medicatie van
sportpaarden in de praktijk. Ook in zijn
heldere en duidelijke presentatie kwam
weer naar voren dat de behandelend die-
renarts van een sportpaard aan alleriei

-ocr page 311-

regels gebonden is, die ook nog eens per
land verschillen. Wat betreft het geoor-
loofd en ongeoorloofd medicijngebruik
bestaan er geen standaard recepten.
Uitgangspunt blijft dat paardesport ge-
beurt met gezonde dieren waarmee niet
gemanipuleerd is.

Bij dieren met een aandoening is, naar
de mening van dr. Schüle, alleen de die-
renarts goed in staat te beoordelen in
hoeverre een dier kan voldoen aan de ei-
sen die een bepaalde verrichting aan een
dier stelt. De dierenarts zal dan ook
moeten bepalen of het toelaatbaar is dat
een dier ingezet wordt. Aan de andere
kant dient de behandeling van zieke die-
ren gericht te zijn op het herstel van het
prestatievermogen. Bij dieren met een
chronische aandoening is soms een zeer
langdurige behandeling nodig, waarbij
er mogelijk nooit herstel zal optreden.
Als bij deze dieren een medicatie ge-
stopt wordt, treedt er vaak een temgval
in de prestatie op.

Op grond van bovenstaande spreekt ook
Schüle liever over ongeoorloofde medi-
catie in plaats van doping. De \'echte\'
doping, de prestatiebevorderende mid-
delen zoals anabolica, worden maar
weinig gebmikt en zijn ook slechts in
zeer weinig gevallen zinvol.
Hierna hield dr. Schüle ons een spiegel
voor middels een toelichting op een ex-
periment in Duitsland. Hierbij is in de
stal een uitgebreide medicatielijst aan-
wezig, waarop nauwkeurig aangegeven
wordt welk paard behandeld is inclusief
indicatie, dosering en duur van de be-
handeling. Het doel was een transparant,
reproduceerbaar medicatiesysteem voor
sportpaarden te hebben, waardoor het
voor wedstrijddierenartsen mogelijk
moest zijn om sneller te kunnen beslui-
ten dat een behandeld paard wel mag
deelnemen. Helaas is deze proef mislukt
omdat er door de dierenartsen niet zorg-
vuldig mee werd omgegaan.
Concluderend werd gesteld dat het toch
ook vooral de dierenarts is die zijn ver-
antwoordelijkheid moet nemen bij de
preventie van misbmik van medicatie
van sportpaarden.

Drs F. Hartgens van de NECEDO gaf in
zijn voordracht een toelichting op de
IOC dopinglijst die voor de humane top-
sport gehanteerd wordt. Deze lijst kan
onderverdeeld worden in: 1) De doping-
klasses zoals: stimulantia, narcotica,
anabolica, diuretica, ectetera 11) De do-
pingmethoden zoals bijvoorbeeld
bloeddoping en 111) Een lijst met midde-
len die onder bepaalde voorwaarden
toegestaan zijn. In dit deel van de voor-
dracht werd uitgebreid ingegaan op de
dopinglijst en met name op de töege-
stane middelen en de voorwaarden
waarop het gebmik is toegestaan.
Op de lijst met stimulantia komen onder
andere coffeïne en beta2-agonisten
voor. Voor bijvoorbeeld coffeïne geldt
een limiet van 12 mcg/ml, wat overeen-
komt met acht tot tien koppen koffie.
Van de betamimetica zijn voor de astma
bestrijding drie preparaten toegestaan,
die alleen via inhalatie toegediend wor-
den. Wat betreft de anabolica geldt dat
hier gekeken wordt naar de verhouding
testosteron/epitestosteron, die normaal
1:1 of 2:1 is.

Een verhouding >6:1 is te hoog, hoewel
uitzonderingen voorkomen.
Op de lijst toegestane middelen komen
lokaal anaesthetica en Cortison voor,
maar deze preparaten mogen alleen lo-
kaal toegepast worden.

In het tweede deel van de voordracht
van dr. Hartgens werd ingegaan op een
onderzoek bij vrijwilligers naar de ef-
fecten van anabole steroïden, met name
testosteron. Het onderzoek werd uitge-
voerd in sportscholen. Het middel wordt
meestal in de recreatieve sport, zonder
medische begeleiding toegepast en in
zeer hoge doseringen (5-10 maal de the-
rapeutische dosering). Bij de deelne-
mers werd gekeken naar effecten op
spiervezel niveau. Bij dit onderzoek
werd geen enkel verschil tussen de wel
en niet-gebmikers waargenomen. Het
onderzoek wordt nu voortgezet met de
bestudering van eventuele andere effec-
ten, waaronder psychische.

Het symposium werd afgesloten met
een algemene discussie onder leiding
van prof dr Tj. B. v. Wimersma-
Greidanus, waarin nog op de voordrach-
ten en de problematiek in het algemeen
werd ingegaan.

Voor het eerst werd door \'vriend en vij-
and\' openlijk gediscussieerd over \'do-
ping\'. Het lijkt er op dat in de toekomst
wachttijden voor relevante middelen,
zoals die nu al bij landbouwhuisdieren
gebmikelijk zijn, ook in de paardesport
gehanteerd zullen gaan worden. Rele-
vant kan dan betekenen dat voor bij-
voorbeeld antibiotica geen wachttijden
meer gehanteerd gaan worden. Toch zal
er nog veel op elkaar afgestemd moeten
worden, voordat wachttermijnen van
bepaalde medicamenten officieel door
alle betrokkenen worden geaccepteerd,
gehanteerd, gerespecteerd en uiteinde-
lijk gewaardeerd.

Al met al kan worden temggezien op
een geslaagde dag. De deelnemers kre-
gen een referaat mee van, inmiddels,
collega Edwin Hoofs, waarin een en an-
der nog eens op een rijtje is gezet. Dit re-
feraat is, voor de leden van de groep, bij
het secretariaat verkrijgbaar.
Dc dag werd afgesloten met de voor-
jaarvergadering van de Groep Ge-
neeskunde van het Paard. Hierbij trad de
voorzitter van de Groep collega G.A
Berghuis reglementair af Hij werd in
als voorzitter opgevolgd door collega
G.T. ter Heijden. Als nieuw bestuurslid
werd gekozen collega van J.P.1. Wens-
veen.

-ocr page 312-

inleiding

Behalve de eerste en de derde kwart-
eeuwviering van het bestaan van een
Diergeneeskundige Opleiding in Ne-
deriand (DON) lenen zich de overige
vier voor een historische terugblik. Dat
de eerste buiten deze rij valt, komt door-
dat van een viering in 1846 geen spoor
te vinden is. En in 1896 heet^ men ken-
nelijk bewust van een viering afgezien,
want in het
Tijdschrift voor veeartsenij-
kunde en veeteelt
(1) werd geannon-
ceerd:
\'Den 10\'\'^" December jl. was het
75 jaar geleden dat de lessen aan \'s
Rijks Veeartsenijschool werden ge-
opend. Door verschillende omstandig-
heden kon dit feit niet openlijk worden
herdacht\'.
Het vermoeden is gewettigd
dat de slechte verhoudingen tussen lera-
ren en studenten enerzijds en directeur
Wiriz anderzijds een feestviering heb-
ben verhinderd (2).

De overige vieringen hebben daarente-
gen wel plaats gehad en deze zijn, som-
mige vollediger dan de andere, ook re-
delijk tot goed gedocumenteerd. Het
nagaan van de manier waarop deze her-
denkingen plaatsvonden, geeft niet al-
leen een beeld van de tijdsgebonden-
heid van de feestprogramma\'s, maar
openbaart ook iets van de staat waarin
zich de diergeneeskundige opleiding,
en in nauwe verbondenheid daarmee de
diergeneeskundige stand in de onder-
scheiden tijdvakken bevonden.
Herdenkingen impliceren feestviering
als het om het begin van iets gaat: ge-
boorte, huwelijk, de stichting van een
stad, de oprichting van een vereniging,
de aanvang van onderwijs enzovoorts.
Hiermee gaat de behoefte gepaard om
een terugblik in het verleden te werpen,

* Drs. A.H.H.M. Mathijsen. oiul-hibliothecaris van de

Faculteit der Diergeneeskunde. Bilderdijklaan 14.

3723 DCBilthoven.

De viering van het 175-jarig bestaan van het Diergeneeskundig Onderwijs in
Nederland (DON) houdt de veterinaire gemoederen flink bezig, zoals al eer-
der in dit tijdschrift te lezen was. In dit artikel beschrijft drs. A.H.H.M
Mathijsen, oud-bibliothecaris van de Faculteit der Diergeneeskunde, hoe
deze lustra in het verleden werden gevierd. Om precies te zijn: de festiviteiten
rondom 50, 100, 125 en 150 jaar DON. Het artikel verscheen al eerder in
ARCOS, het Bulletin van het Veterinair Historisch Genootschap (nr. 14
(1996), 127-134).

VIERINGEN 50, 100, 125 EN 150 JAAR DIERGENEES-
KUNDIG ONDERWIJS IN NEDERLAND

C.q. aan geschiedschrijving te doen.
Bollnow drukt de relatie tussen feest-
viering en geschiedenis aldus uit:
\'Nergens is de historie ons zo nabij, of
het nu voor ons allen is, of voor de enke-
ling, als in de feestviering. En omge-
keerd heeft de geschiedenis vieringen
nodig om zich van zijn eigen bestaan
bewust te worden\'
(3).
Aan de adempauzes die wij inlassen om
te trachten enige stmctuur aan te bren-
gen in de voortsnellende tijd, heeft de
geschiedschrijving, ook de veterinaire,
veel te danken. Een belangrijk deel van
de veterinaire geschiedschrijving be-
staat immers uit gedenkboeken, waarin
gegevens over de afgesloten periode,
hetzij van een opleiding, hetzij van een
beroepsvereniging of van de ontwikke-
lingen op een bepaald vakgebied, zijn
vastgelegd. Als deze gelegenheidsge-
schriften al te triomfalistisch uitvallen
of zwarte bladzijden uit het verieden
trachten te camoufleren, kunnen deze
rekenen op smalende kritieken door be-
roepshistorici. Het kan gelukkig gezegd
worden dat deze blaam de geschied-
schrijving van de veterinaire opleiding
nooit getroffen heeft.

In het onderstaande wil ik de vier vie-
ringen die tussen 1871 en 1971 ter her-
denking van de oprichting van \'s
Rijksveeartsenijschool hebben plaats-
gevonden, de revue laten passeren.
Hierbij zal steeds getracht worden de
wijze van herdenken in het kader van de
tijd te plaatsen.

5ckjarig bestaan
Het initiatief tot viering werd genomen
door de Maatschappij ter bevordering
van de veeartsenijkunde in Nederiand
(in het vervolg: Maatschappij) en niet
door de School. De oorzaak is waar-
schijnlijk geweest dat door de slechte
verhouding tussen directeur Wellen-
bergh en de leraren (4) het klimaat on-
gunstig was om vanuit de School het
feest te organiseren. Maar er speelde
ook een gevoel van desillusie mee
waardoor de animo voor feestelijkhe-
den de kop werd ingedmkt. Dit gevoel
heerste juist bij mensen die zich in de
voorafgaande periode tot het uiterste
hadden ingespannen om de diergenees-
kunde en haar opleiding te verheffen tot
een zeker niveau van maatschappelijke
en wetenschappelijke respectabiliteit.
De oudste leraar, de verdienstelijke
F.C. Hekmeijer, maakte zich tot hun
spreekbuis toen hij de uitnodiging tot
deelname aan deze herdenking als volgt
beantwoordde:
\'Ik gevoel mij niet opge-
wekt om dit feest te vieren, omdat ik niet
inzie, dat de beoefenaren van ons vak in
die vijftig jaren zooveel tenminste in
vele opzigten, zijn vooruitgegaan als zij
verdienen; omdat zij nog altijd be-
heerscht en geregeerd worden door ge-
neesheeren, waarin wij alzoo bij alle
andere landen achterstaan en men over
het geheel over ons spreekt en met ons
handelt als niet wetenschappelijke per-
sonen. Om genoemde (en andere) rede-
nen kan ik - en ook andere collega \'s zijn
van dit gevoelen - niet mijne groote
vreugde en genoegen betuigen, dat ik
42 jaren geleden veearts ben gewor-
den\'(5).

Door drs. A.H.H.M. Mathijsen*

Maar de plannen van de Maatschappij
gingen ook niet van een leien dakje!
Nadat in 1869, op de zevende Al-
gemene Vergadering, door voorzitter
Wirtz was voorgesteld een geschied-
kundig overzicht van de veterinaire ont-
wikkeling in Nederland uit te geven,
duurde het tot de negende vergadering
(1871) eer besloten werd tot een ge-
meenschappelijke viering, die in 1872
zou plaatsvinden (6). Er werd een kre-
diet vastgesteld (ƒ 75,~ ƒ 2,50 per
niet-deelnemend lid) en een commissie
geformeerd. Wirtz bepleitte een sobere
viering waarbij uitsluitend leden aan-
wezig konden zijn die hun contributie
betaald hadden; de vergadering ging
hierin niet mee en was van oordeel dat
de viering voor allen toegankelijk
moest zijn.

De uit zes personen bestaande commis-
sie legde echter spoedig erna het man-
daat neer, nadat Wirtz zich emit had te-

-ocr page 313-

ruggetrokken nog voordat de com-
missie bijeengekomen was. Hierop
werd op 25 maart 1872 een buitenge-
wone algemene vergadering van de
Maatschappij uitgeschreven. Hierbij
was Wirtz niet aanwezig. Op voorstel
van de Afdeling Gelderiand werd be-
sloten af te zien van de viering, maar
wel wilde men na afloop van de
Algemene Vergadering een maaltijd
houden, waarvoor alle leerlingen en
oud-leerlingen zouden worden uitgeno-
digd. De vergadering nam bovendien
een motie van afkeuring van het gedrag
van Wirtz aan (7). De organisatie van
het feest werd vervolgens opgedragen
aan J. Huffnagel (afgestudeerd in 1845,
prakticus te Haarlem) als voorzitter, aan
het corresponderend lid dr. L. Mulder,
aan de paardenarts D.F. van Esveld
(Breda) en aan de veearts M.G.
Hengeveld GJz. (Zeist). Het beschik-
bare budget werd nu vastgesteld op
ƒ 150,-(8).

In zijn openingsrede van de elfde
Algemene Vergadering, gehouden in
het Gebouw voor K.& W. te Utrecht op
11 september 1872, kon de waame-
mend voorzitter, L. van Driel, een posi-
tief geluid laten horen. Hij was van me-
ning dat \'de veeartsenijkunde ook in
ons land een geheel nieuwe toekomst
tegemoet gaat\'. Hij zal ongetwijfeld de
succesvolle bestrijding van de in 1865
uitgebroken veepest in gedachte heb-
ben gehad, die aanleiding vormde tot de
Wet tot regeling van het veeartsenijkun-
dig staatstoezicht van 20 }uV\\
1870. Het
leek hem zaak om profijt te trekken uit
de toegenomen waardering voor de
veeartsenijkunde en een materiële posi-
tieverbetering van de veearts na te stre-
ven. Het economisch getij leek daartoe
ook gunstig. Door de enorme absorptie-
capaciteit van de Engelse markt voorde
Nederiandse zuivelprodukten bloeide
de mndveeteelt, waardoor ook voor de
veeartsen een gunstiger perspectief ont-
stond. Maar de voorzitter wekte tevens
op tot het produktiever maken van \'het
kapitaal van den geest\', waartoe hij
\'studie en lectuur\' aanbeval. Bij dit laat-
ste bedoelde hij vooral de medewerking
aan \'een degelijk veterinair tijdschrift\'
(9).

Na afloop van de Algemene Verga-
dering trok men naar
Buitenlust aan de
Maliebaan. Uiteindelijk omvatte de
herdenking toch iets meer dan alleen
een diner. Er werd tenminste nog een
bezoek aan de \'in feestdosch gestoken
Veeartsenijschool\' gebracht. Hieraan
zal ongetwijfeld het feit hebben bijge-
dragen dat per 1 april 1872 een wisse-
ling van de wacht had plaatsgevonden
doordat directeur Wellenbergh was ver-
vangen door MacGillavry. Laatst-
genoemde verwelkomde de reünisten in
het Poortgebouw, waar de leerlingen,
zojuist van vakantie temggekeerd, een
tentoonstelling \'met alleriei uit de kabi-
netten\' hadden geïmproviseerd.
Weer temg in
Buitenlust namen de 82
(10) deelnemers plaats aan \'een keurig
geomeerden disch in de met groen en
bloemen smaakvol gedecoreerde zaal\'.
Er werd een indmkwekkend menu ge-
serveerd (11) en er was een orkest.
Tijdens het dessert werden veel toe-
spraken gehouden en heildronken uit-
gebracht. Ook werd een telegrafische
heilgroet ontvangen van de referendaris
bij Binnenlandse Zaken die de zaken
van de Rijksveeartsenijschool behar-
tigde, dr. H. van Cappelle (12). Deze
\'draad-boodschap\' werd langs dezelfde
weg beantwoord. De grootste verras-
sing voor de disgenoten was het ge-
schenk van de feestcommissie bestaan-
de uit een gekartonneerde brochure
onder de titel
Aanteekeningen uit de ge-
schiedenis der Rijks Veeartsenijschool
te Utrecht. Uitgegeven bij de herden-
king aan haar 50 jarig bestaan (! I
September 1872) door de Feest-
regelingscommissie.
(Zwolle: Tjeenk
Willink, 1872)(13).
De verslaggever achtte \'deze feest-
maaltijd een hoogst belangrijk feit in de
veeartsenijkundige wereld, een symp-
toom van eene andere en een betere toe-
komst, een bewijs van ontluikende een-
drachtszin, waarvan veel goeds te
wachten is\'(14).

■■ ■ PI

Een minder plechtstatige indmk van het
feest wordt gegeven door een onbe-
kende scribent die in 1921 in een brief
geschreven aan een collega na de vie-
ring van het eeuwfeest, temgkijkt op het
feest van 1872 toen hij juist als eerste-
jaars was aangekomen (15). Hij schrijft:
\'Bij het vijftigjarig bestaan was ik nog
groen; zoodat we officieel niet aan de
partij mochten deelnemen. Er was een
reünie van oud-veeartsen, directeur,
leeraren en kweekelingen. In de
Maliebaan bij Smit (dat was de café-
houder) was er receptie \'s middags en
\'s avonds diner met muziek. Tegen 10
uur \'s avonds werden ook de groenen
uitgenoodigd om een glaasje op dat
heugelijk feit te drinken. Dat er goed
gevierd werd en stevig aan Bacchus ge-
offerd was, bespeurden we al gauw aan
de heerschende vrolijkheid. We werden
met gejuich ingehaald en hadden heel
wat te verduren om reden dat we nog
groen waren. Aangezien ik al wat ver-
der als mijn moeders noppen (?) ge-
weest was, beviel het mij best en was ik
al gauw in een feestelijke stemming. Het
ging er ruw toe. Op het laatst werd er
gehost en gedanst Sommige liepen
over de tafel met flesschen, glazen enz.
zodat de rommel met groot geraas naar
de grond rolde. Het was een effectieve
royale partij. Nu de school tot hooge-
school gepromoveerd is, zal het er wel
deftiger toegegaan zijn\'.
Deze laatste
veronderstelling wordt door het vol-
gende inderdaad bevestigd.

ick^jarig bestaan
Het eerste eeuwfeest werd in grootse
stijl gevierd. De opening van de Vee-
artsenijkundige Hoogeschool (V.H.)
had op 16 maart 1918 vrij sober moe-
ten plaatsvinden vanwege de nog
voortdurende wereldoorlog. Nu echter
werd de gelegenheid aangegrepen om.
de burgerij, de autoriteiten en de aca-
demische wereld te tonen dat de dier-
geneeskunde zich in een eeuw tijd ont-
wikkeld had tot een erkende aca-
demische discipline en dat de eertijds
veel geplaagde veeartsenijschool zich
verheugde thans opgenomen te zijn in
de kring van de instellingen voor
Hoger Onderwijs.

Gedurende drie dagen (8, 9 en 10 de-
cember 1921) werd een indmkwek-
kend programma geboden, dat wij in
vogelvlucht zullen doorlopen aan de
hand van het door C.F. van Oijen ver-
zorgde uitvoerige verslag (16).
Op donderdagmiddag werd op de
Veterinaire Studentensociëteit een
feestelijke vergadering gehouden tij-
dens welke het ere-voorzitterschap
van \'Absyrtus\' werd aangeboden aan
dr. H.A. Vermeulen, lector anatomie
en de volgende heren tot ereleden wer-
den benoemd: Jhr. mr. J.W.M. Bosch
van Oud-Amelisweerd, president-cu-
rator van de V.H., F.J. Dhont, voorzit-
ter van de Maatschappij voor Dier-
geneeskunde, de hoogleraren dr. W.H.
Keesom, dr. J.H. Hartog, dr. H.
Schomagel en C.F. van Oijen.
In de avond was er een ontvangst ten
stadhuize, waarbij de burgemeester,
dr. J.P. Fockema Andreae een redevoe-
ring uitsprak. Bij die gelegenheid
maakte hij bekend dat besloten was de
Blijenburgkade om te dopen tot Alex-
ander Numankade.
De Rector Magni-
ficus dr. H.M. Kroon greep in zijn
dankrede de gelegenheid aan om de
burgemeester zijn vrees te uiten voor
een tè knellende omarming door de
Utrechtse stedemaagd van de V.H.-
terreinen. Een fakkeloptocht door de

-ocr page 314-

stad leidde naar Café \'Central\' in het
Jaarbeursgebouw aan het Vredenburg
waar een reünie plaats vond met de
alumni.

Op vrijdagochtend werden autoriteiten
en reünisten in de gelegenheid gesteld
om de instituten en klinielcen van de
V.H. te bezichtigen. Tijdens de lunch,
aangeboden door Curatoren en Senaat,
maakte de minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel, Van IJsselstein,
de benoeming tot ridder in de Orde van
de Nederiandse Leeuw bekend van de
President-Curator en de Rector Mag-
nificus. Tijdens de hierna volgende
plechtige herdenking in de Pieterskerk
werden acht redevoeringen gehouden.
De President-Curator pleitte in zijn
toespraak toen al om in de nabijheid
van Utrecht grond te verwerven voor
nieuwbouw. Prof. Kroon behandelde
in een mooie historische redevoering
de hoofdpersonen uit de geschiedenis
van het veeartsenijkundig onderwijs,
waarin hij vooral de \'geestelijke vader
van de school Bennet\' en de \'grond-
legger van het diergeneeskundig on-
derwijs ten onzent Numan\' uitvoerig
belichtte.

Vervolgens bood hij aan de minister
van Landbouw en aan de President-
Curator de eerste exemplaren aan van
het gedenkboek
Een eeuw veeartsenij-
kundig onderwijs
alsmede de herinne-
ringsmedaille met op de voorzijde de
beeltenis van Alexander Numan en op
de keerzijde een afbeelding van het
oude schoolgebouw, omgeven met de
zinspreuk \'Animalium hominumque
saluti\'. Vervolgens sprak de minister;
hij achtte het zijn plicht ook op deze
feestdag de noden van de schatkist on-
der de aandacht te brengen. Hij had
enig rekenwerk laten doen, waamit
naar voren gekomen was dat de uitga-
ven voor de opleiding in 1920, verge-
leken met die in 1840, vervijftienvou-
digd waren, terwijl de waarde van de
veestapel slechts vertienvoudigd was
(17). Hij wilde overigens wel verdis-
conteren dat de dierenartsen er een
taak ten behoeve van de volksgezond-
heid hadden bijgekregen.
Na felicitatietoespraken door de bur-
gemeester van Utrecht en de Rector
Magnificus van de Utrechtse universi-
teit, wees de voorzitter van de
Maatschappij voor Diergeneeskunde
op de nauwe banden die er altijd ge-
weest waren tussen opleiding en
Maatschappij. Hoeveel voorzitters wa-
ren niet uit het docentencorps voortge-
komen en hoezeer had de Maatschap-
pij zich niet steeds de kwaliteit van het
onderwijs aangetrokken? Ook een ver-
tegenwoordiger van de Nederlandsch-
Indische Vereeniging tot bevordering
van Diergeneeskunde en Dierenteelt
getuigde van nauwe verbondenheid
met de Utrechtse hogeschool, zo zelfs
dat men in het voormalige Nederiands
Oost-lndië de jaariijkse Algemene
Vergadering hield op of omstreeks de
dies natalis van de Hogeschool! De
rector van \'Absyrtus\' constateerde dat
wellicht in geen andere inrichting voor
Hoger Onderwijs de verhouding tus-
sen hoogleraren en studenten zo goed
is als aan de V.H. en hij toonde zich
hierover zeer verheugd. Prof. dr. D.A.
de Jong (van 1910-1915 directeur van
het Instituut voor Parasitaire- en Infec-
tieziekten en daama hoogleraar in de
vergelijkende pathologie te Leiden)
bood namens de dierenartsen een som
geld aan als basis voor het \'Jubileum-
fonds 1921 der V.H.\'. Na dankwoor-
den door prof. Kroon en afsluiting door
de President-Curator werd door Rector
en Assesoren gerecipieerd in het
Beursgebouw. De avond werd doorge-
bracht in de schouwburg, waar Mo-
lière\'s \'Le malade imaginaire\' werd
opgevoerd, met bal na.
Op de eigenlijke gedenkdag, 10 de-
cember, genoot men gastvrijheid in de
aula van de universiteit, waar de
Senaat in een buitengewone zitting bij-
eenkwam om voor het eerst gebmik te
maken van zijn recht om eredoctoraten
te verlenen. Het waren er niet minder
dan tien! Helaas waren de twee buiten-
landse eredoctoren, Bernhard Bang uit
Kopenhagen en Jozef Marek uit Boe-
dapest, niet in staat aanwezig te zijn.
Hun promotor, prof Wester, noemde
hen respectievelijk \'de grootste der ve-
terinair-bacteriologen\' en \'de grootste
veterinaire klinicus\'. Wester was te-
vens promotor van Johannes Mazure,
dierenarts te Amsterdam, die geëerd
werd als prakticus \'van den goeden
stempel\' en van Dirk Aart de Jong te
Leiden, vanwege diens talrijke onder-
zoekingen op bacteriologisch, parasi-
tologisch en veterinair-hygiënisch ge-
bied, maar onder andere ook voor zijn
werk als permanent secretaris der vee-
artsenijkundige congressen en voor
zijn bijdragen ter verbetering van het
onderwijs en van de maatschappelijke
positie der dierenartsen.
Prof. Dekhuyzen trad op als promotor,
eerst van Petms van Hoek, directeur-
generaal van den Landbouw, vanwege
zijn grote bijdragen die geleid hadden
tot de verheffing tot hogeschool en tot
het verkrijgen der middelen om deze
toe te msten. Vervolgens mocht hij
twee zijner vakgenoten, de fysiologen
Hartog Jakob Hamburger, hoogleraar
te Groningen, en Hendrik Zwaarde-
maker, hoogleraar te Utrecht, die bei-
den eerder leraar aan \'s Rijks Vee-
artsenijschool waren geweest, de bul
uitreiken.

Prof De Blieck was de promotor van
Jan Poels, directeur van de Rijks-
semminrichting te Rotterdam en bui-
tengewoon hoogleraar zowel te
Leiden als aan de V.H., van Johan
Jacob Frederik Dhont, directeur van
het Openbaar Slachthuis te Rotterdam
en van Eugenius Anthonius Ludo-
vicus Quadekker, directeur van het
Openbaar Slachthuis te Nijmegen.
Poels werd onder meer geëerd van-
wege zijn uitmuntende verdiensten
voor het ontraadselen van de etiologie
van een aantal infectieziekten en voor
de ontwikkeling van effectieve me-
thoden ter bestrijding van besmette-
lijke ziekten. Aan Dhont werd het ere-
doctoraat toegekend voor zijn
pionierswerk op het gebied van de
vleeskeuring en voor zijn inzet voor
de Maatschappij voor Diergenees-
kunde. Aan Quadekker werd het ere-
doctoraat verleend zowel vanwege
zijn werken op het gebied van de hip-
pologie (van 1876 tot 1900) als van-
wege zijn verdiensten voor de bouw
en inrichting van slachthuizen en zijn
bemoeienissen met de melkhygiëne
(sinds 1900).

Na de dankwoorden, uitgesproken
door P. van Hoek namens alle nieuw
benoemde doctoren, zette men zich
aan de lunch in Café \'Central\'. Hier
vond ook de aanbieding plaats van het
portret van Wirtz, geschilderd door
J.C.U. Legner (18), na een daartoe
door enige oud-studenten genomen
initiatief In de middag vergastte de
studenten de aanwezigen op een caba-
retvoorstelling en de Maatschappij had
het laatste gedeelte van het feest voor
haar rekening genomen, een diner voor
mim driehonderd deelnemers, gevolgd
door een optreden van Pisuisse en een
bal.

Bij de overdracht van het rectoraat in
1922 maakt Kroon nog melding van een
aantal ontvangen geschenken, waaron-
der een portret van curatoren (19). Hij
somt alle programma-onderdelen nog
eens op en besluit terecht dat het een
luisterrijke viering is geweest (20).

125-jarig bestaan

Deze herdenking, slechts anderhalfjaar

na de bevrijding, was beperkt van opzet

-ocr page 315-

en had een ingetogen karakter. In het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde vin-
den we de aankondiging met de vol-
gende tekst:
\'In de eerste helft van
December aanstaande zal het 125 jaar
geleden zijn, dat hier te lande een begin
werd gemaakt met het veeartsenijkun-
dig onderwijs.

In overleg met den voorzitter van de
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
stelt de Faculteit der Veeartsenijkunde
zich voor dit heugelijke feit, dat niet
slechts voor de Faculteit en haar stu-
denten, doch ook voor de Nederland-
sche dierenartsen van zoo groot belang
is, op een zoodanige wijze te herdenken,
dat een zoo groot mogelijk aantal die-
renartsen de herdenkingsplechtigheid
zal kunnen bijwonen.
Hiertoe zal op Zaterdag 14 December
aanstaande te drie uur, na afloop van
de wetenschappelijke vergadering van
de Maatschappij voor Diergenees-
kunde, een bijeenkomst in den
Stadsschouwburg te Utrecht worden
gehouden, waarin de Voorzitter der
Faculteit, Prof Dr. L. Seekles, een her-
denkingsrede hoopt uit te spreken.
Na afloop hiervan zal het Faculteits-
bestuur recipieeren.
Dierenartsen, met hun dames, zijn van
harte welkom! \'(21).

De aangekondigde rede van prof.
Seekles is in meer dan een opzicht de
moeite waard hier kort te refereren, om-
dat deze elementen bevat die nu welis-
waar gemeengoed zijn geworden, maar,
onmiddellijk na de oorlog, toen nieuwe
wegen ingeslagen moesten worden,
richtingbepalend waren (22). Het ging
hem om de vraag hoe de faculteit haar
maatschappel ij ke verantwoordelij k-
heid zou kunnen vervullen in samen-
werking met overheid, dierenartsen/
Maatschappij en studenten. De rol van
de overheid bij de ontwikkeling van het
veterinair onderwijs werd in historisch
perspectief geplaatst,
\'want slechts hij
die een open oog heeft voor de groote
beteekenis van kennis en begrip der ge-
schiedenis, vermag de verschijnselen,
die zich heden aan ons voordoen, naar
hun waarde te schatten\'
(23).
Hij prees de overheid om haar wijs be-
leid in de eerste periode van het veteri-
nair onderwijs dat toen in zijn gecentra-
liseerde opzet gunstig afstak tegen dat
van de chimrgijns en apothekers en ver-
gelijkbaar was met de toenmalige oplei-
ding tot officier van gezondheid aan \'s
Rijks Hospitaal te Utrecht. In het mid-
den van de 19e eeuw ging de vaderiijke
zorg van de Staat echter meer op die van
een stiefvader gelijken die met de voog-
dij belast was. Maar in 1925 werd zijns
inziens weer wijs beleid gevoerd toen
besloten werd het veterinair onderwijs
in universitair verband op te nemen. Bij
de hierbij behaalde ideëele winst bleef
de materiële en personele winst echter
sterk achter. De achterstanden in de
voorziening met modeme apparatuur
en in de huisvesting noemde hij onmst-
barend. De overheidstaak formuleerde
hij vervolgens als
\'het scheppen en on-
derhouden van de voorwaarden, die het
mogelijk maken het onderwijs en het
onderzoek zoodanig te organiseren, dat
de maatschappij op de beste wijze kan
worden voorzien van de op de beste
wijze gevormde wetenschappelijke
krachten\'{24).
Maar ook \'belangheb-
benden\' bij het onderzoek van de facul-
teit zouden met name een verdere spe-
cialistische opleiding kunnen onder-
steunen door detachering van jonge
dierenartsen of door stipendia.
Hij stelde het permanente probleem van
de aanpassing van het onderwijs aan de
orde, voortgekomen uit de verschui-
ving in de diergeneeskunde van cura-
tieve naar preventieve zorg en ten ge-
volge van de differentiatie in de
beroepsuitoefening die zich toen al be-
gon af te tekenen. Hij sprak als zijn
overtuiging uit dat de faculteit haar die-
nende rol slechts dan kon vervullen als
haar
\'onderwijs steeds opnieuw be-
vrucht werd door de resultaten van ei-
gen fundamenteel wetenschappelijk on-
derzoek\'
(25). Door postuniversitair
onderwijs en door de organisatie van de
zogenaamde \'Veterinaire week\' zou de
band met de afgestudeerden onderhou-
den moeten worden.
Ten aanzien van de studenten stelde hij
vast dat deze zich niet langer in eigen
kring opsloten en in vergelijking met de
andere faculteiten procentueel het
sterkst participeerden in de gezellig-
heidsverenigingen. Door de ooriog was
hun maatschappelijke bewustwording
en hun kennis van de veterinaire wereld
bovendien toegenomen, zodat de facul-
teit zich kon verheugen zowel over hun
maatschappelijke als over hun weten-
schappelijke instelling. De studenten
zouden zijns inziens zoveel mogelijk
bij het experimentele werk dat ten
grondslag ligt aan de dierziektenbestrij-
ding moeten worden ingeschakeld.
Seekles parafraseerde een uitspraak van
zijn collega K.myt dat geen land zwak-
ker hoeft te zijn dan de kracht van zijn
wetenschappelijke hulpbronnen toe-
laat. Hij was van mening dat de weten-
schappelijke potenties in Nederiand,
maar ook in de Faculteit onderbenut
bleven. Slechts door goede samen-
werking van overheid. Faculteit, die-
renartsen en studenten zou de ten ge-
volge van de ooriog opgelopen achter-
stand ten opzichte van het buitenland
kunnen worden ingelopen.
De door prof. Seekles ondernomen po-
ging om na de ellendige jaren van crisis
en ooriog een toekomstvisie voor de fa-
culteit te ontwikkelen, kan als een posi-
tieve uitkomst van de overigens be-
perkte viering van het 25ste lustmm
worden aangemerkt.
De aangestipte algemene beleidspunten
hebben in een of andere vorm de agenda
van alle besturen van de vijftig vol-
gende jaren gevuld. Aan een groot deel
van het door Seekles voor wenselijk ge-
houden beleid kon inmiddels invulling
worden gegeven. Maar elke tijd zal
nieuwe antwoorden moeten vinden
voor vragen betreffende algemene za-
ken als de verhouding tot de overheid,
tot \'belanghebbenden\', tot de afgestu-
deerden of omtrent de aanpassing van
het curriculum. Het kan soms lang du-
ren voordat over concrete punten een-
stemmigheid bereikt is. Het door
Seekles geopperde idee om studenten in
te schakelen bij het experimentele werk
bijvoorbeeld heeft een halve eeuw rij-
ping nodig gehad. Of het levensvatbaar
is, zal in het verloop van de komende ja-
ren moeten blijken als het met ingang
van 1995 vernieuwde curriculum ver-
der ingevoerd is.

Ook de herdenking van 1946 inspi-
reerde tot geschiedschrijving. In niet
minder dan dertien zeer lezenswaardige
bijdragen tot het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
werd een retrospec-
tief gegeven over de jaren 1921-1946,
waarin alle aspecten van de diergenees-
kunde in Nederland én zijn toenmalige
koloniën worden behandeld (26).

150 jaar don

Een vooriopig hoogtepunt in de vierin-
gen vormde de bij velen nog in herinne-
ring zijnde herdenking in 1971. Het uit-
gebreide programma dat de week van 6
tot en met 10 december vulde, overtrof
dat van 1921 niet alleen in uitgebreid-
heid, variëteit en massaliteit qua deel-
name (2200 aanmeldingen voor het
slotfeest!), maar het had ook enige ken-
merken die in 1921 nog ontbraken.
Allereerst bood het programma volop
mogelijkheden tot deelname aan alle
medewerkers, studenten en afgestu-
deerden. Dat deze viering plaats vond in
het jaar waarin de WUB van kracht
werd en voor het eerst een door alle ge-

-ocr page 316-

ledingen gekozen bestuur was aange-
treden, kwam duidelijk naar voren in
deze gedemocratiseerde opzet van het
programma.

In zijn openingsrede zei decaan Wen-
sing dan ook:
\'Deze herdenkingsweek is
er voor de faculteit in al haar geledin-
gen en niet zoals bij de herdenking van
het 100-jarig bestaan voor een klein
aantal prominenten \'{21).
Inderdaad
wordt het elitaire karakter van het
eeuwfeest in de verslaglegging door
Van Oijen verraden door een zinnetje
als:
\'Wederom waren de Commissaris
der Koningin, de Burgemeester van
Utrecht en vele andere autoriteiten de
gasten der Veeartsenijkundige Hooge-
school [...] terwijl aan verscheidene le-
den van het niet-wetenschappelijk per-
soneel van genoemde onderwijs-
inrichting gaarne toegang
[tot de
schouwburg, A.M.]
werd verleend\'
(28).

Een tweede verschilpunt met vroegere
herdenkingen was dat 18 Europese zus-
terinstellingen door rectoren, decanen
of directeuren vertegenwoordigd wa-
ren. Hierdoor kwam de internationali-
sering die inmiddels in het universitaire
onderwijs en onderzoek een belangrijke
rol was gaan spelen goed tot uitdruk-
king. Bovendien gaf de vaak wonder-
lijke academische tooi, waarin zich bui-
tenlandse hoogleraren plegen te hullen,
een extra accent aan de academische
zitting in de Domkerk.
En een derde verschilpunt was de be-
langrijke plaats die aan het weten-
schappelijk element was gegeven.
Tijdens de congresdag op 9 december
onder de titel
Veterinair spectrum 1971
werden 28 voordrachten gehouden,
waarvan 13 door hoogleraren of mede-
werkers van de faculteit (29). Deze dag
was, in aansluiting van een inmiddels
een eeuw oude traditie, tezamen met de
Maatschappij georganiseerd. Tijdens
de openingssessie sprak de voorzitter
van de Maatschapij, H.A. van Riessen,
een opmerkelijke Jaarrede uit waarin
hij op een originele en weldoordachte
manier de historische ontwikkeling
verbond met de actualiteit van die da-
gen (30).

Hoogtepunt is ongetwijfeld de met veel
protocol omgeven plechtige zitting in
de Domkerk geweest, in aanwezigheid
van Koningin Juliana en de ministers
De Brauw (Wetenschapsbeleid en We-
tenschappelijk Onderwijs) en Lardinois
(Landbouw) (31).

De decaan besteedde in zijn rede vooral
aandacht aan de kwestie van de diffe-
rentiatie in de opleiding waarin toen een
compromis met de Maatschappij be-
reikt was. Verder maakte hij van de ge-
legenheid gebruik om aan minister De
Brauw de noden van de faculteit nog
eens uiteen te zetten. Hiervoor was alle
reden want vier maanden eerder was
een bouwstop opgelegd en toezeggin-
gen voor personeelsuitbreiding waren
weer ingetrokken. (De minister liet zich
in zijn antwoord echter niet tot toezeg-
gingen verlokken). Uit het aan de ge-
schiedenis gewijde gedeelte van
Wensings rede kan men aflezen hoe
welkom deel 1 van
Van Gildestein naar
Uithof
moet zijn geweest, want het
beeld dat van de Rijks veeartsenij school
gedurende de 19e eeuw geschetst
wordt, is nog duidelijk door Westers
Geschiedenis van de veeartsenijkunde
gekleurd (32). De aanbieding aan H.M.
van deel 1 van Offringa\'s gedenkboek
door de voorzitter van de gedenkboek-
commissie, wijlen prof Numans, was
dan ook in meer dan een opzicht een
unieke gebeurtenis.

\'w w m

Er werden drie eredoctoraten verieend.
Prof A.M. Frens ontving de onder-
scheiding vanwege zijn grote verdien-
sten op het gebied van het veevoedings-
onderzoek. Prof L. Kotter uit München
werd eredoctor vanwege zijn verdien-
sten voor het vleestechnologisch onder-
zoek en prof M.M. Vandeplassche uit
Gent werd met de cappa bekleed van-
wege diens baanbrekend onderzoek
over de pathogenese van afwijkingen
bij de pasgeboren vrucht en voor diens
bijdragen op het gebied van de opera-
tieve verioskunde bij het rund en het
paard.

Met voorbijgaan aan de talrijke andere
programma-onderdelen die elders be-
schreven zijn (33) wil ik besluiten met
nog een citaat uit Wensings openings-
rede, die in dit tijdschrift gereleveerd
verdient te worden:
\'Heel opvallend is
dat gedurende een heel lange periode
onderwijs is gegeven in de geschiede-
nis van de diergeneeskunde; bij de vele
reorganisaties en uitbreidingen is juist
dit verloren gegaan. Hoe jammer dat is
realiseerje je pas ten volle bij het door-
lezen van het gedenkboek. Het op-
nieuw opvoeren van dit vak, eventu-
eel, facultatief, zou ik willen be-
pleiten \'
(34). Het moet de oud-decaan
toch voldoening geven dat deze sug-
gestie, weliswaar pas 25 jaar later, aan
de vooravond van DON 175 is opge-
volgd!

nabeschouwing

In de manier waarop in het verleden de
herdenkingen zijn gehouden, weer-
spiegelt zich het zelfbeeld dat men ten
tijde van de viering als insteling en als
beroepsgroep had.

Bij het halve eeuwfeest was dit nog
zwak ontwikkeld. Men bevond zich in
kenterend tij. Een periode van inspan-
ning en strijd zonder veel zichtbaar suc-
ces deed sommigen gedesillusioneerd
terugzien, terwijl anderen hoopvol durf-
den vooruit te zien omdat zij zich ge-
steund voelden door de kort tevoren af-
gekomen eerste veterinaire wetgeving.
Bij de herdenking van het eeuwfeest is
een grote sprong voorwaarts gemaakt.
Aan de behoefte zich te manifesteren
werd ruim baan gegeven. Afgezien
van een fakkeloptocht door de stad,
was het feestprogramma echter vooral
gericht op autoriteiten en notabelen.
Men spande zich in om zich alsjongste
academische instelling van het land de
pas verworven eer waardig te tonen.
Vijfentwintig jaar later, is er, na een
lange tijd van materiële armoede en
ontbering, een ingetogen herdenking
waarbij de herwonnen vrijheid moed
gaf de bakens naar de toekomst uit te
zetten. De opbouw in de na-oorlogse
periode veriiep weliswaar langzaam,
maar als het moment van 150 jaar
DON daar is, heeft de faculteit zich op
de golfslag van de algemene welvaart
in alle dimensies kunnen ontwikkelen.
In het feestprogramma kwamen alle
facetten van hef veterinaire spectrum
voor een zeer brede kring van partici-
panten aan bod.

Opvallend is dat alle vier de in beschou-
wing genomen herdenkingen plaats-
vonden in nauwe verbinding met, en
ondersteund door de afgestudeerden,
verenigd in de KNMvD. De beroeps-
groep heeft steeds het feest van de in-
stelling waar hij zijn opleiding ontving,
beschouwd als zijn feest. De toekomst
zal moeten leren of deze betrokkenheid
zo groot zal blijven nu het corps van fa-
culteitsmedewerkers en van beroepsbe-
oefenaars een steeds grotere differentia-
tie en specialisatie te zien geeft,
waarmee een verschil in belangen en
belangstelling gepaard zal gaan.

Het cultiveren van belangstelling voor
veterinaire geschiedenis kan steun ge-
ven aan het behoud van de identiteit
van de beroepsgroep en van betrok-
kenheid bij het leven en lotgevallen
van zijn \'alma mater\'.

Overgenomen uit: ARGOS, Bulletin
van het Veterinair Historisch Ge-
nootschap, nr. 14 (1996), 127-134.

-ocr page 317-

literatuur

1. T.V.enV.,24,P 181, 1897.

2. Zie hierover Van Gildestein naar Uilhof, dl.
I, p. 204-206 en p. 247; tevens Offnnga\'s uit-
spraak op p. 324.

3. O.F. Bollnow. De anthropologie van het
feest. In:
Nieuwe geborgenheid. Een bijdrage
ter overwinning van het existentialisme.
Utrecht 1958. p. 158.

4. Zie: Van Gildestein naar Uithof, dl. 1, p. 117.

5. Citaat bij H.M. Kroon. Hoofdpersonen uit de
geschiedenis van het veeartsenijkundig on-
derwijs. In:
Het eeuwfeest van het veeartsen-
ijkundig onderwijs in Nederland.
Utrecht,
1922. p. 27.

6. De voorstellen werden gedaan door het corre-
sponderend lid dr. L. Mulder. Zie:
T.v. V.en V.,
1, 235-6, 1873. Mulder was zeer betrokken bij
de jonge Maatschappij. Als hoofdredacteur van
de
Landbouw-Courant besteedde hij veel aan-
dacht aan veterinair nieuws. Zo gaf hij in 1865-
1867 een speciale editie uit o.d.t.
De veepest.
Ook verzorgde hij de verslaglegging van de al-
gemene vergaderingen die meestal eerst in het
Bijblad van de Landbouw-Courant en daama
pas in het
T.v.V. en V. werden afgedrukt. Zie
over hem:
T.v. V. en V.. M 335,1903.

7. Voor de uitvoerige verdediging van Wirtz,
die naar aanleiding van deze motie zijn lid-
maatschap van de Maatschappij (en dus ook
het voorzitterschap) had opgezegd, zie: 7". v.
V.
en
176-183, 1874.

8. Zie: T.v. V.en V., £ 244-6, 1873.

9. De citaten zijn ontleend aan het verslag in het
Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Vee-
teelt,
4 (1873), p. 187-195, overgenomen uit
het
Bijblad van de Landbouw-Courant. Het is
gesigneerd met
Red. (=Tedactie van T.V.V.&
V. of van de
Landbouw-Courant, i.c. L.
Mulder?).

10. Het aantal der toen in Nederland aanwezige
in Utrecht afgestudeerde veeartsen bedroeg
170. Het aantal studerenden bedroeg 50.

11. Dit menu is gereproduceerd in Van Gilde-
stein naar Uithof
dl. 1, p. 118. De graveur
heefl in de linker bovenhoek \' 1822\' geplaatst
om niet in conflict te komen met het opschrift
\'50-jarig bestaan\'! Op de tegenoverliggende
blz. 119 is de lijst met handtekeningen van de
aanzittenden weergegeven. Van de 77 hierop
voorkomende namen zijn er, voor zover valt
na te gaan, minstens 24 van leerlingen van het
2e tot 4e jaar. Hoe men het heeft klaarge-
speeld om deze lijst in gedrukte vorm al tij-

MEDEDELING
VDA ZUID-
HOLLAND

Op woensdag 19 juni 1996 wordt er
een bijzondere VDA-bijeenkomst
voor de afdeling Zuid-Holland georga-
dens het diner te verspreiden, zoals het ver-
slag
(T.v. V. en V, 4 (1873), p. 195) meldt, is
schrijver dezes niet duidelijk.

12. H. van Capelle, chef van de Afdeling Me-
dische Politie van het Minsterie van Bin-
nenlandse Zaken, waaronder de School res-
sorteerde, heeft zich zeer ingezet voor de
modernisering van de opleiding. Hij gaf
McGillavry de nodige ambtelijke ondersteu-
ning bij het realiseren van nieuwbouw en in-
richting. Toen deze in 1880 voorlopig was af-
gerond, publiceerde hij een beschrijving van
de Rijksveeartsenijschool in
Eigen Haard, 6,
392-395; 400^02; 408^ 10,1880.

13. De tekst was tevens gepubliceerd in het
Bijblad der Landbouw-Courant, nr. 17 en 18,
1872. De inhoud van deze brochure is:
Inleiding (p.5-8). Pogingen tot het stichten
eener Veeartsenijschool (p. 9-34), Vestiging
der Veeartsenijschool te Utrecht (p. 35-48) en
Naamlijst der H.H. veeartsen als zoodanig
bevorderd aan \'s Rijks Veeartsenijschool [en]
Naamlijst der kweekelingen op 1 Augustus
\'72 (p. 49-54).

De inleiding bevat een kort verslag van het
aangaande de viering verhandelde tijdens de
algemene vergaderingen van de Maatschap-
pij. Het meest uitgebreide hoofdstuk over de
voorbereidingsgeschiedenis volgt de be-
schrijving hiervan die F.C. Hekmeijer gege-
ven had in het
T.v V. en V., 222-248, 1863,
maar is er geenszins gelijk mee. Hekmeijer is
uitvoeriger. De auteur van de brochure is
waarschijnlijk L. Mulder.

14. Verslag (n.6)p. 194.

15. RAU, inv. Weijtens nr. 1265: \'Schrijven van
een niet met name genoemde veearts aan een
eveneens onbekende vriend over gedenk-
waardige gebeurtenissen rond de viering van
het 50-jarig bestaan van de Rijksveeartse-
nijschool in 1872 en over het leven in het in-
ternaat van deze instelling\'. De briefis gedag-
tekend Den Haag, 13 December 1921, gericht
aan \'Waarde Toon\' en ondertekend met
\'Jaap\'. Laatste is kort daarvoor naar Den Haag
verhuisd, want in een voetnoot meldt hij dat
\'Den Haag ons (d.i. hijzelf en zijn huisgenote
(?) \'juffr. Roeske\') nogal bevalt\'. De aanlei-
ding tot zijn schrijven is de vraag of ook hij,
zonder nog lid te zijn van de Maatschappij, het
Gedenkboek 1921 tegen de gereduceerde
prijs van \'21/2 pop\' zou kunnen krijgen.

16. Het eeuwfeest van het veeartsenijkundig on-
derwijs in Nederland. Rijks Veeartsenijschool

niseerd.

Het programma is als volgt:

* Prettige inspanning op de Reeu-
wijkse plassen.

* Ontspanning en diner in het piassen-
gebied, waarna

* een zeer interessante lezing door
mevrouw dr. A.A.M.E. Lubberink.

Voor opgave en informatie kunt u te-
recht bij D.A.P. Roelofsen & Baer-
veldt, tel.:0182-534466.

1821-1918. Veeartsenijkundige Hoogeschool
1918-1921. H, 9 en 10 December 1921.
Utrecht 1922
(Overdruk uit Tijdschrift voor
Diergeneeskunde,^,
1-66,1922).

17. De absolute getallen waren: 1840 uitgaven
ƒ. 78.000,-; waarde veestapel (alleen runderen
en paarden meegeteld) 78 miljoen; 1920 uit-
gaven /. 1.150.000,-; waarde veestapel 763
miljoen.

18. Zie: J. Teeuwisse. Utrechtse universiteitspor-
tretten
(Utrecht 1991). nr. 231.

19. Gereproduceerd in Van Gildestein naar
Uithof
dl. 1, fig. 104 op p. 290.

20. T.v.D., 49,693,1922. Zie vooreen samenvat-
tend verslag ook:
Van Gilderstein naar
Uithof
324-327.

21.r.v.D..7i,886, 1946.

22. Deze redevoering, onder de titel \'Dienen en
leiden\', in:
T.v.D.,11,887-899,1946.

23. Ibid., p. 887.

2A.lbid.,x>. 895.

25./fctó.,p. 894.

26. r.v.D.,lL 900-987,1946.

21 .Jaarboek der Rijksuniversiteit te Utrecht
1971-1972,
p.23. Ten onrechte werd de tekst
van deze rede in het
Jaarboek afgedrukt als
gehouden tijdens de herdenkingsbijeenkomst
in de Domkerk! Zij werd echter uitgesproken
bij de opening van de tentoonstelling in het
Universiteitsmuseum op 6 december.

28. Het eeuwfeest (n.\\A), p. 46.

29. Voor het verslag, zie: Tijdschrift voor
Diergeneeskunde,
27( 15), 919-1034,1972.

30. Ibid., p. 898-905.

31. Het verslag is gedeehelijk te vinden in Jaar-
boek... 1971-1972
(n.24), p. 22-37, gedeelte-
lijk in
T.v.D. (n.26),p. 881-896.

32. In opvallend contrast hiermee stond de bena-
dering van de beginperiode door Seekles in
1946.

33. T.v.D., 22, 908-918, 1972 en Van Gildestein
naar Uithof,
dl. 2, p. 262-266.

2A.Jaarboek...l97l-1972(n. 24), p. 24. Uit dit ci-
taat blijkt dat Wensing weliswaar inzage heeft
gehad in dl. 1 van het gedenkboek, maar de
tijd om het te bestuderen zal hebben ontbro-
ken; anders is b.v. niet te verklaren hoe hij in
zijn Domkerkrede kon spreken over het lage
rendement tijdens de periode Numan (in feite
ruim 74%, zie de tabel op p.78) of over verbe-
tering van de kwaliteit der afgestudeerden na
1851, terwijl tot de komst van MacGillavry in
1872 de opleiding nog alles te wensen overliet
(zieb.v.p. 106).

HONDENTILLIFT

In veel werksituaties is sprake van lang-
durige belasting van de lage mg. Bijna
eenderde van de werkende bevolking
heeft regelmatig last van mgklachten en
23,4% van het ziekteverzuim wordt ver-
oorzaakt door mgklachten (Burgers,
1992). Met name beroepsgroepen die
blootstaan aan grote fysieke belasting,
zoals binnen de humane en veterinaire
gezondheidszorg en het transportwezen,
komen mgklachten veel voor. Een deel
van deze mgklachten is gerelateerd aan
tillen. De klachten ontstaan zowel door
asymmetrisch of veelvuldig tillen, door

-ocr page 318-

het tillen van te zware voorweipen, als-
mede door balansverstoringen als ge-
volg van of tijdens tiltaken. Balans-
verstoringen blijken veel op te treden in
de werksituaties onder andere als gevolg
van het niet juist inschatten van het te til-
len gewicht (Buck en Coleman, 1985).
Essentieel is dat rugklachten die ont-
staan door balansverlies emstiger zijn
en langer aanhouden dan rugklachten
die ontstaan door enkel tillen (Manning,
1988). Preventie van mgklachten wordt
reeds jarenlang met succes aangepakt
door goede voorlichting en gebruik van
hulpmiddelen. Deze hulpmiddelen zijn
gericht op het verminderen van de fy-
sieke belasting in het arbeidsproces. Een
slimme vinding is de hondentillift van
de firma Innocare. Gericht op het tillen
én verplaatsen van (veelal) honden in de
dierenartsenpraktijk draagt dit hulpmid-
del daadwerkelijk bij tot het verbeteren
van de fysieke arbeidsomstandigheden
voor de dierenarts en/of zijn of haar col-
legae en medewerkers.
Uiteraard verdwijnen met de introduc-
tie van de hondentillift niet ineens alle
klachten als sneeuw voor de zon, maar
wanneer er consequent gebruikt wordt
gemaakt van dergelijke hulpmiddelen
zal de kans op mgletsel aanzienlijk ver-
minderen. Er zijn al veel praktische op-
lossingen zoals hoog-laagtafels, stret-
chers, brancards, karretjes, verrijdbare
kanteltafels en arbeidsongeschiktheids-
verzekeringen te vinden. Op de afgelo-
pen vooijaarsdagen trof u daarvan een
aantal praktijkgerichte voorbeelden
aan. Alle oplossingen vinden hun basis
in het onderkennen van de problema-
tiek en de wil om daar doelgericht iets
aan te doen.

Natuurlijk zijn er talloze redenen te be-
denken waarom je geen hulpmiddel no-
dig zou hebben.

* Er is altijd wel iemand die een handje
helpt.

* Dat kost veel te veel tijd.

* Ik heb nog geen mgklachten.

* Veel te duur.

* Ik doe het al jaren zonder.

* Het komt nauwelijks voor dat ik meer
dan 20 kg hoef te tillen.

* Ik heb nu eenmaal een zwaar vak.
Hoe je ook naar deze redenen kijkt, ze
zijn zeker niet steekhoudend om er een
gezond arbeidsbeleid in een praktijk
mee te krijgen.

Voor eventuele vragen en/of opmerkin-
gen kun u terecht bij Innocare b.v..
Postbus 60,5300 AB Zaltbommel Tele-
foon: 0418-540620.

de faculteit der diergeneeskunde en de koninklijke
nederlandse maatschappij voor diergeneeskunde
organiseren het

SYMPOSIUM WILDZIEKTEN
bij het secretariaat. Wij verzoeken u met
betalen te wachten tot u een factuur van
het secretariaat heeft ontvangen. Be-
taling alléén per bank of postgiro onder
vermelding van uw naam en factuur-
nummer.

Congressen en cursussen

Oorzaken en risico\'s van ziekten bij
wilde diersoorten in Nederland. 11

Oktober 1996, Hoofdgebouw Faculteit
der Diergeneeskunde, Utrecht.

Doel en doelgroepen

Doel van het symposium is de bezoe-
kers te wijzen op het belang van een
voortdurende aandacht voor ziekten
bij wilde dieren in Nederiand. Hierbij
wordt de nadmk gelegd op de com-
plexe relatie tussen sommige ziekten
en milieuverontreiniging en de risico\'s
van ziekten bij wilde dieren voor mens
en (huis)dier.

Doelgroepen zijn dierenartsen en stu-
denten diergeneeskunde, biologen,
medici, biomedische onderzoekers en
andere belangstellenden.

Initiatiefnemers

Initiatiefnemers zijn de afdeling labo-
ratorium - en bijzondere dieren van de
Vakgroep Pathologie (prof. dr J.E. van
Dijk) en de afdeling vogels en bijzon-
dere dieren van de Vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren (dr. J.T.

Lumeij) van de Faculteit der Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht.

Toegangsprijs

Toegangsprijs bij inschrijving en be-
taling vóór II september 1996
bedraagt
ƒ
75,— (inclusief één exemplaar van de
proceedings). Voor een beperkt aantal
(50) (veterinaire) studenten geldt bij
in-
schrijving en betaling vóór 11 september
1996
een gereduceerde toegangsprijs
van ƒ / 7,50 (inclusief één exemplaar van
de proceedings). Selectie geschiedt op
volgorde van aanmelding.
Inschrijving
na deze datum
alleen na telefonisch
overieg met secretariaat: ƒ
150,—.

Opgave voor deelname

Opgave voor deelname door middel van
een aanmeldingsformulier, op te vragen

Proceedings

Het symposium zal grotendeels in het
Nederlands worden gehouden. De pro-
ceedings van voordrachten en posters
zullen in het Engels worden gepubli-
ceerd. De proceedings zijn ook op aan-
vraag te verkrijgen. De kosten bedragen
bij een
bestelling vóór II september
1996, f 35,-- per stuk. Na deze datum
f 60,—per stuk.

Symposiumsecretariaat Wildziekten

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Tele-
foon: 030 - 2510111, fax: 030 -
2511787.

Voor nadere informatie kunt u ook bel-
len met: prof. dr J.E. van Dijk (030 -
2534364/2534353) of dr. J.T. Lumeij
(030-2531800).

OESTROUS BEHAVIOUR

Psychological and physiological backgrounds and
detection methods

Symposium organized by the Platform for the Study of Reproduction in Domestic
Animals, on behalf of the Dutch Research Association for Animal Science and
Health on
14 June 1996, at the Institute for Animal Science and Health (ID-DLO)
Lelystad. Speakers: Jan van Hooff, Satya Kaira, Phillip Senger, Jonathan Pycock,
Frank van Eerdenbut^, Nicolien Soede.

-ocr page 319-

Onderstaand treft u een aankondiging
aan van de cursus
Analyse van her-
haalde waarnemingen in de veteri-
naire epidemiologie.
Daamaast, vanuit
het Project Veterinaire Apotheek een
warm pleidooi voor de cursus
Apo-
theek voor assistenten in de dieren-
artsenpraktijk.
Verder brengen wij
graag een aantal cursussen onder uw
aandacht waarvoor opgave nog (be-
perkt) mogelijk is. Opgave voor alle ge-
noemde cursussen via telefoon (030)
2517374 of fax (030) 2516490.

Analyse van herhaalde waarnemin-
gen in de veterinaire epidemiologie, 4-

7 juni 1996, Universiteit Utrecht.

Herhaalde waamemingen komen veel
voor in veldstudies en experimentele
studies. Met name in epidemiologische
studies is dit een veelvuldig voorko-
mend gegeven. Dergelijke studies verei-
sen een analyse die gebruik maakt van
het specifieke karakter van deze gege-
vens. Er bestaat veelal een sterke corre-
latie tussen waamemingen aan hetzelfde
dier in de tijd. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de melkproduktie van een koe die
meennalen in dezelfde lactatie wordt
gemeten, maar ook bijvoorbeeld voor de
infectiestatus van een uier, de serologi-
sche status van het dier of de klinische
waamemingen aan het dier.

De cursus zal ingaan op de meest ge-
bmikte analysemethoden voor her-
haalde waamemingen. De cursus zal be-
staan uit klassikaal onderwijs maar ook
voor een belangrijk deel uit praktische
oefeningen met data en computerpro-
gramma\'s. Er zal vooral gebmik ge-
maakt worden van het SAS-program-
ma. Van de cursist wordt een basale
kennis van SAS verwacht en een basale
kennis van de statistiek. De cursus is be-
doeld voor dierenartsen met een belang-
stelling voor epidemiologie en data-ana-
lyse, een uitgebreide kennis van matrix
algebra en/of theoretische statistiek is
niet vereist. De cursus wordt in de
Engelse taal gegeven. Op de laatste cur-
susdag wordt tijd ingemimd voor pre-
sentatie van studies door cursusdeelne-
mers.

De cursus wordt gegeven door prof Y.
Grohn, Comell Universiteit, prof J.

» JU

McDemiott, Universiteit van Guelph,
prof H. DeLuyker, Universiteit van
Gent en dr. Y.H. Schukken, Universiteit
van Utrecht. Voor meer informatie kunt
u terecht bij dr. Y.H. Schukken,
Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht, tel. (030)
2531092, fax. (030)2521887.

De kosten van de cursus bedragen
ƒ 750,--, dit is inclusief lunches, cursus-
diner en cursusmateriaal, maar exclusief
overnachtingen.

Apotheek voor assistenten in de die-
renartsenpraktijk
(96/801), 30 en 31
mei 1996 (2 hele dagen inclusief over-
nachting) te Zeist, ƒ 945,-- (inclusief
overnachting).

Op 30 en 31 mei 1996 wordt in samen-
werking met het Project Veterinaire
Apotheek voor de vierde keer de Apo-
theekcursus voor dierenartsassistenten
georganiseerd. De drie voorgaande cur-
sussen zijn met zeer veel enthousiasme
ontvangen door de cursisten en de die-
renartsenpraktijken waar zij werkten.
Onderwerpen die bij de cursus aan bod
komen zijn apotheekinrichting, regelge-
ving, werkinstmcties, geneesmiddelen-
kennis, verpakken en etiketteren. Tij-
dens de cursus wordt veel mimte gelaten
voor discussie en het stellen van vragen.
Het effect van de cursus is in de dieren-
artsenpraktijken vrijwel direct zicht-
baar. De cursisten zijn na de cursus zeer
gemotiveerd om orde op zaken te gaan
stellen in de apotheek.
Voor deze cursus zijn nog plaatsen be-
schikbaar.

Hieronder volgt de cursusaankondiging
zoals opgenomen in onze brochure.

Positie van de cursus:
Ondersteuning van de prakticus die de
cursus Veterinaire Apotheek 1 reeds
heeft gevolgd en in praktijk aan het
brengen is, ter (bij)scholing van prak-
tij kmede werkers die hem/haar daarbij
terzijde staan.

Deze cursus past in de stmcturele aan-
pak van de KNMvD en de Faculteit der
Diergeneeskunde ter bevordering van
de kwaliteit in het veterinair farmaceu-
tisch handelen in de dierenartsenprak-
tijk.

Onderwerpen:

Plaats van het geneesmiddel in de dier-
geneeskunde en rol van de dierenarts in
de diergeneesmiddelendistributie. De
gang van het geneesmiddel: van onder-
zoeksidee en ontwikkeling/produktie
naar de veehouder/eigenaar. Soorten ge-
neesmiddelen, toedieningsvormen, ver-
schillen en overeenkomsten, regelge-
ving (onder andere Diergeneesmid-
delenwet, Wet Uitoefening Dierge-
neeskunde, regelgeving ten aanzien van
opiaten), kanalisatie en registratie, mi-
lieu-eisen en afvalverwerking.
Hoe ga je om met geneesmiddelen: in-
koop, opslag, controle, administratie,
verkoop, etikettering, bewaarconditics
en houdbaarheid.

Praktijkoefeningen zoals magistrale re-
ceptuur, etikettering, bestellen en ont-
vangen van diergeneesmiddelen.
Tijdens de cursus zullen de cursisten ac-
tief worden betrokken bij eikaars prak-
tijkervaring om zo van elkaar te leren.

Praktische röntgenologie gezel-
schapsdieren
(96/105), 22 mei 1996,
09.00 - 17.00 uur, ƒ 560,- (inclusief
lunch en materiaal) te Wageningen.

In het eerste dagdeel van de cursus
wordt aandacht besteed aan de prakti-
sche uitvoering van het röntgenologisch
onderzoek van diverse objecten van
kleine huisdieren: voorbereiding, posi-
tionering, opnamerichtingen, belich-
tingswaarden. De opnametechnieken
worden met behulp van patiënten en de
beschikbare apparatuur \'live\' gedemon-
streerd en geoefend.
In het tweede dagdeel zal het accent ko-
men te liggen op de interpretatie van
röntgenfoto\'s: bespreking van een aan-
tal opnamen van patiënten met discussie
over de mogelijkheden voor nadere
(röntgen-)diagnostiek. De cursusleider
is drs. J.W. Garretsen.

(Bij) schildklieren hond en kat

(96/110), 23 mei 1996, 09.30 - 20.30
uur, ƒ 675," (inclusief lunch en diner) te
Utrecht.

Afwijkingen in de functie van schildklie-
ren en bijschildklieren zijn bij hond en
kat aanleiding voor het ontstaan van
klachten waarvoor de eigenaar zich tot
de dierenarts wendt. Aan de hand van in-
formatie over de werkingsmechanis-
men, afgewisseld met case-presentaties,
zal getracht worden u inzicht te geven in
het hoe en waarom van hypothyreoidie
hond, \'polyglandular deficiency syn-
droom\', een bobbel in de hals, polyu-
rie/polydipsie, hypoparathyreoidie
hond. De dag wordt afgesloten met een
overzicht over voeding, de bijschildklie-
ren en de botstofVvisseling. De cursuslei-
der is drs. H.S. Kooistra.

-ocr page 320-

OP NAAR HET
CERTIFICAAT!

iili (II I ■

\'Op naar het certificaat!\' is een co-
lumn, geschreven door Gijsbrecht, een
prakticus die vertelt over zijn pogingen
om zijn praktijk te laten voldoen aan de
Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenartsen-
praktijken. Gijsbrecht werkt in een ge-
mengde vijfmanspraktijk en is door
zijn collega\'s aangewezen als kwali-
teitsmanager.

Eens in de maand zal hij in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde ver-
halen over de hindemissen die hij te-
genkomt, over de successen die hij
boekt, de soms ontmoedigende reacties
van collega\'s en zijn twijfels over de
aanpak waarmee hij het kwaliteitsden-
ken op zijn praktijk zo graag wil door-
voeren.

Collega Joost en de snotterende krielkippen

Mijn oudere collega Joost vindt al dat gedoe over kwaliteit prima, zolang het hem maar niet teveel moeite kost. Hij ziet
echt wel de voordelen van een goede praktijkorganisatie. Deze ochtend kreeg ik zelfs nog een compliment van hem over de
organisatie van de apotheekvoorraad. Ook hij grijpt nu nooit meer mis.

Helaas moet ook Joost zijn werkwijze gaan aanpassen aan ons kwaliteitssysteem. Dat valt hem niet altijd even gemakke-
lijk. Zo had ik een werkinstructie over uitponden geschreven. Hierin stond de afspraak dat er maar enkele middelen mo-
gen worden uitgepond en dan nog volgens voorschriften. Het was lastig om met elkaar tot die overeenstemming te komen.
Wij waren immers gewend om voor iemand die slechts een kleine hoeveelheid van een diergeneesmiddel nodig had, snel
een groot pak aan te breken. Wij zijn als dierenartsen eigenlijk veel te klantvriendelijk, want zo \'n werkwijze kost de prak-
tijk veelgeld. Bovendien heb ik als apotheekbeheerder bezwaren tegen veel aangebroken verpakkingen in de apotheek. Ze
lopen leeg, vallen om, worden hard of worden bruin, zijn zoek als je ze moet hebben, maar worden nooit weggegooid,
want \'dat is toch zonde\'. Kortom, in geen enkele zichzelf respecterende dierenartsenpraktijk horen ze thuis.
Maar Joost blijft er moeite mee hebben. Laatst was er een vriendelijke mevrouw aan de balie. Of wij haar snotterende
krielkipjes konden helpen. Joost was uiterst behulpzaam, daarin gestimuleerd door mevrouw haar verschijning. Helaas
waren er alleen literflessen Trimsulfoplossing. Daarom deed Joost 100 cc in een glazen flacon en vertelde mevrouw de
dosering in het drinkwater. Mevrouw tevreden over de lage rekening en Joost tevreden over de dik tevreden mevrouw. Na
afloop van dit tafereel, waarvan ik getuige was, probeerde ik Joost uit te leggen dat dit ons 0,9 liter Trimsulfoplossing had
gekost. En dat er alternatieve therapieën voor handen waren. \'Ach\', zei Joost, \'die mevrouw is toch tevreden?\' Maar het
had weinig met kwaliteit te maken vond ik. \'Er zat geen etiket op jouw flesje\', bracht ik in \'en mevrouw weet de werkzame
stof niet\'. \'Moet ze maar beter luisteren\', zei Joost iets minder klantvriendelijk. \'En als haar dochtertje hetflesje aan haar
mond zet, wie informeert dan de huisarts?\' vroeg ik. Of ik vanochtend mijn pilletje wel had ingenomen, zei Joost daarop
iets minder collegiaal.

Nu was het moment aangebroken om Joost te wijzen op de afspraak die wij vorig jaar in een maatschapsvergadering heb-
ben gemaakt. Onze praktijk zou gaan werken volgens de Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenartsenpraktijken. Ook Joost had
daarmee ingestemd.

\'Ja. ja.\' vervolgde Joost mopperend, je hebt gelijk. Maar al die regels en al die voorschriften.... de lol is er vanaf op deze
manier.\' Even twijfelde ik of ik hem zou wijzen op het compliment over onze apotheekorganisatie, dat hij mij deze ochtend
nog had gegeven. Ik heb het toch maar niet gedaan. Joost moet er gewoon nog even aan wennen.

Gijsbrecht.

GEWOON EVEN \'CHIPPEN\' BIJ DE DIERENARTS

HUISDIEREN SNELLER TERUG TE VINDEN DANKZIJ
ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE

Eind april heeft de KNMvD in samenwerking met de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren (GGG) een persbericht doen uitgaan over elektronische
identificatie van gezelschapsdieren. Nu bekend is welke transponders en
readers voldoen aan de ISO-normen staat de dierenartsen niets meer in de
weg om gewoon te beginnen met \'chippen\'. Bij de aanschaf van apparatuur is
het wel belangrijk dat deze inderdaad aan de normen voldoet. Eén en ander is
na te lezen in Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1996; 121(1): 28-9.

Identificatie zonder registratie is echter
als een vaas zonder bloemen. Daarom
heeft een samenwerkingsverband tus-

sen de Raad van Beheer op
Kynologische Gebied, de Stichting
Registratie Gezelschapsdieren Neder-
land en de KNMvD de Stichting
Nederiandse Databank Gezelschaps-
dieren (NDG) opgericht. Bij deze data-
bank kan elk chipnummer geregis-
treerd worden, ongeacht het merk
transponder en/of reader. De NDG, op-
gericht op 19 april 1996, gaat officieel
werken vanaf de start van de Week van
het Huisdier (18 mei 1996). Tot die tijd
kan men voor inschrijving reeds terecht
bij de Raad van Beheer in Amsterdam.

-ocr page 321-

fc\' r» i

é

Éi

Voor de goede orde: er zijn ooi< an-
dere databanicen actief en daar is ook
helemaal niets op tegen. Het enige
verschil is dat in het bestuur van de
Stichting NDG een lid van de
KNMvD zitting heeft. Overleg vindt
plaats over de oprichting van een
overkoepelende organisatie (Bureau
Registratie Identificatie Nederland,
BREIN) die aan moet kunnen geven
bij welke databank een nummer gere-
gistreerd staat.

PERSBERICHT

Een wereldwijd gestandaardiseerde
\'ISO-chip\' maakt het sinds kort mo-
gelijk om huisdieren elektronisch te
identificeren. De chip kan eenvoudig
worden aangebracht tijdens een be-
zoek aan de dierenarts voor een ge-
zondheidscheck of vaccinatie.
Een goede identificatie is van het
grootste belang. Het maakt gestolen
of verdwaalde dieren herkenbaar,
denk bijvoorbeeld aan kostbare pape-
gaaien; agressieve dieren traceerbaar;
controle op import van bedreigde
diersoorten mogelijk en het dringt il-
legale handel temg. Ook hoge dekgel-
den voor de verkeerde reu of kater be-
horen tot het verleden. Voor de
meeste eigenaren van honden of kat-
ten is het belangrijkste voordeel ech-
ter het snel en eenvoudig opsporen
van hun verdwaalde huisvriend.
Met een goede identificatie en regis-
tratie van een huisdier is de eigenaar
meestal binnen een dag opgespoord.
Dat kan anders dagen tot weken du-
ren. Van katten wordt de eigenaar
vaak helemaal niet teruggevonden;
ongeveer 18% wordt teruggebracht.
Bij honden, die relatief vaak zijn geï-
dentificeerd, is dit 78%. Jaariijks be-
landen tienduizenden katten en hon-
den in asielen. Asielopvang, op-
sporing en heroperatie wegens ineffi-
ciënte identificatie en registratie kos-
ten de gemeenten gezamenlijk onge-
veer twee miljoen gulden per jaar.

Elektronische identificatie is een vei-
lig, diervriendelijk, fraudebestendig
en vooral betrouwbaar systeem. Het
gaat een leven lang mee, is uniek en
vooralle diersoorten geschikt.
Andere identificatiemogelijkheden,
zoals tatoeages, oormerken, halsban-
den met penningen en pootringen,
missen één of meer van deze eigen-
schappen. Ze zijn slecht afleesbaar,
fraudegevoelig, tijdrovend, ontsie-
rend en soms pijnlijk (bijvoorbeeld
tatoeage).

De kosten van elektronische identifi-
catie zijn over het hele leven van het
dier gezien, te venvaariozen. Ze ho-
ren nu eenmaal bij het bezit van een
huisdier. Veel leed voor dier en eige-
naar kan echter voorkomen worden
met elektronische identificatie, ge-
koppeld aan een goede registratie.

WERKING CHIP

De dierenarts, die over het algemeen
geen voorstander is van de pijnlijke
tatoeage of ontsierende ringen en oor-
merken, kan de chip met een injectie
eenvoudig en praktisch pijnloos aan-
brengen in de spieren of vlak onder de
huid.

De chip wordt ook wel transponder
genoemd. Deze transponder bestaat
uit een microchip -hierin ligt een
uniek nummer opgeslagen- en een
kleine antenne, gevat in een huls van
bio-glas. Hij is ongeveer dertien mil-
limeter lang met een doorsnee van
twee millimeter. Het dier merkt niets
van de transponder, want het dingetje
doet zelf helemaal niets. Er zit ook
geen batterijtje in.

Op het moment dat het afleesapparaat
(de zogenaamde \'reader\' of \'lezer\')
dichtbij de transponder wordt gehou-
den, stuurt hij een geluidsgolf via de
antenne naar de chip. De geluidsgolf
wordt door de chip op een bepaalde
manier vervormd. De reader vangt
deze vervormde radiogolf weer op en
zo kan de opgeslagen informatie afge-
lezen worden. Er verschijnt een code
van vijftien cijfers op het scherm:
voor ieder dier een uniek en onveran-
derbaar nummer. Het aflezen duurt
minder dan een seconde en kan zo
vaak herhaald worden als men wil,
zonder dat het dier er ook maar iets
van merkt.

Na jarenlang intensief overieg door
de ISO-commissie (International
Standard Organisation) is op 13 janu-
ari 1996 een wereldwijd uniform
identificatiesysteem verkozen. \'Voor\'"
de codestructuur van de microchip en
het technisch concept van de aflees-
apparatuur gelden nu ISO-normen.

TATOEAGE

Identificatie en registratie (l&R) is
voor gezelschapsdieren in principe
niet verplicht. De overheid laat het
aan de eigenaren over of zij wel of
niet zorgdragen voor l&R. Maar in
Nederland moeten honden in asielen,
pensions en bij hondehandelaren wel
geïdentificeerd en geregistreerd wor-
den, helaas door middel van tatoeage.

Dit is geregeld in het Honden- en
Kattenbesluit (1981), een onderdeel
van de Wet op de Dierenbescherming.
Een wetswijziging is aangevraagd in
het najaar van 1995. De identificatie
en registratie van rashonden wordt
geregeld door de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied.
Elektronische identificatie wordt in
Nederland nog maar op beperkte
schaal toegepast. In België en Dene-
marken en in Spanje rond de grote
steden daarentegen, is identificatie en
registratie wettelijk verplicht (tatoe-
age of elektronisch) en wordt het sys-
teem vaak toegepast. Mogelijk zet
deze trend zich voort over heel
Europa.

NEDERLANDSE DATABANK GE-
ZELSCHAPSDIEREN
Naast identificatie is een goede regis-
tratie natuurlijk van het grootste be-
lang. Veel gegevens van het uniek ge-
nummerde dier, dat immers zelf niet
kan praten, kunnen door middel van
een centraal computersysteem gekop-
peld worden. Het belangrijkste is de
koppeling dier-eigenaar. Maar ook
extra gegevens kunnen opgeslagen
worden: vaccinaties, S.O.S.-gege-
vens zoals medicijngebruik, verzeke-
ring, naam fokker en dergelijke.
In de toekomst kan men de gegevens
gebmiken voor erfelijkheidsonder-
zoek en dierziektenbestrijding (van-
zelfsprekend altijd in overieg met de
eigenaar).

Sinds 10 april 1996 is het officieel
mogelijk om gegevens van dieren te
laten registreren bij de Nederiandse
Databank Gezelschapsdieren (NDG).
De NDG is een samenwerkingsver-
band tussen de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied, de Stichting Re-
gistratie Gezelschapsdieren Neder-
land en de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Daarnaast bestaan er andere databan-
ken, zoals de Stichting Vetair die
reeds sinds 1991 gegevens van dieren
registreert.

Om te zorgen dat men weet bij welke
databank of organisatie het dier gere-
gistreerd staat wordt waarschijnlijk
een overkoepelende organisatie opge-
richt. Deze organisatie krijgt een ver-
wijsfunctie om op nationaal niveau
een sluitend systeem te waarborgen.

Voor meer informatie: S.AM. Deleu,
tel. 030-2510111.

-ocr page 322-

Met dit tliema organiseerde de
Afdeling Gelderland van de KNMvD
donderdag 18 april jongstleden een
druk bezochte (ruim 80 deelnemers)
avond in het Postiljon Hotel Amhem.
Hoewel de uitnodiging was bedoeld
voor jong en oud, al of niet geasso-
cieerd, was het hoge percentage aan-
wezige jonge collegae opvallend.
Na een kort welkomstwoord van de
voorzitter van de Afdeling, dr. A.E.
van de Braak, nam KNMvD Hoofd-
bestuurslid J. Baars de honneurs waar
als avondvoorzitter. Hij leidde de spre-
kers in door kort in te gaan op de actu-
ele situatie op de arbeidsmarkt voor
dierenartsen. Er zijn momenteel 190
werkzoekende dierenartsen, waarvan
170 een baan in de praktijk ambiëren.
Hiervan zoeken 124 collegae een full-
time functie, merendeels in de gezel-
schapsdierenpraktijk (75).
Hiema toonde KNMvD-secretaris
T.W. te Giffel middels grafieken aan
dat er steeds gemiddeld één jaargang
dierenartsen werkzoekend is en dat
over ongeveer zes jaar pas een even-
wicht is te verwachten tussen het aan-
bod afgestudeerden en dierenartsen
die de praktijk gaan verlaten. Als voor-
delen van een fianctie buiten de prak-
tijk noemde hij een geregelder leven
en het afwezig zijn van ondememersri-
sico. Nadelen van medewerker in de
praktijk zijn minder vrijheid, minder
meevallers en geen zelfstandigheid.
Uit een overzicht van gemiddelde om-
zetgegevens van een aantal gemengde,
intensieve en gezelschapsdierenprak-
tijken over de laatste vijfjaar bleek dat
het netto rendement overal dalende is.
De verklaring hiervan zouden de ge-
stegen kosten zijn. Een vergelijking
van de resultaten van enkele gezel-
schapsdierenpraktijken gaf te zien dat
de netto omzet na vijfjaar in overgeno-
men praktijken bijna het dubbele be-
droeg van die van vrij gevestigde prak-
tijken. Als discussiepunt stelde de heer
Te Giffel dat instandhouding van ons
beroep enige concurrentie noodzake-
lijk maakt. Hierdoor stijgt ook de kwa-
liteit. Aangezien de KNMvD kwaliteit
van de diergeneeskunde nastreeft, zou
zij daarom het vrij vestigen moeten sti-
muleren.

De volgende spreker was mr. C.M.A.
van Riet, hoofd van de Afdeling medi-
sche vrije beroepen van de ING bank.
Als criteria voor het financieren van
een vrije vestiging hanteert een bank
zaken als moraliteit, betrouwbaarheid,
bekwaamheid, financiële positie, ze-
kerheden, rechtsvorm enzovoorts. Er
wordt nauwgezet gekeken naar de ves-
tigingsplaats, de concurrentie en de
ontwikkelingen in de branche. Overieg
met de KNMvD vindt regelmatig
plaats. Heel belangrijk is een goed op-
gesteld ondememings- en financie-
ringsplan van een potentiële vrije ves-
tiger. De heer Van Riet stelde vast dat
het als een tekortkoming gezien kan
worden dat hiervoor geen mimte in het
curriculum is gereserveerd. De voor-
delen van een associatie of praktijk-
ovemame voor de bank zijn meer ze-
kerheid door onder andere deling van
kosten en de mogelijkheid tot speciali-
satie. Kredietopzegging vindt ook in
de veterinaire wereld plaats en dit is
bijna altijd een gevolg van te hoge
privé-uitgaven. De heer Van Riet ein-
digde met de stelling dat de financier
uiteindelijk bepaald of er praktijkover-
name plaatsvindt, vrij wordt gevestigd
of wordt geassocieerd.
Als voorzitter van de Afdeling
Gelderiand is dr. A.E. van de Braak te-
vens voorzitter van de provinciale
Begeleidings Commissie Praktijk-
uitoefening (BCP). Hij legde in zijn
voordracht uit dat het doel van een
BCP bestaat uit vooriichting, advise-
ring en bemiddeling om zo het colle-
giale gedrag te bevorderen. Hij bena-
dmkte om een nieuwe vestiging altijd
en bij voorkeur in een vroeg stadium
bij het secretariaat te melden (Code
voor de dierenarts). Vertrouwelijkheid
hierin kan worden gewaarborgd en tij-
dige melding is vaak in het belang van
de vestiger. De BCP geeft adviezen na
inventarisatie en het eventueel voeren
van gesprekken met partijen. In de
laatste twee jaar zijn er in de provincie
Gelderiand negen meldingen door de
BCP behandeld. Hierbij werd vier keer
een negatief advies afgegeven. Gezien
het feit dat de adviezen van de BCP
niet bindend zijn en er veel prodeo tijd
door de leden in wordt gestoken, gaf
de heer van de Braak ter overweging of
het daarom niet beter was om de BCP
maar op te heffen.

VESTIGEN OF ASSOCIEREN?

liTMiii m.

Als laatste spreker legde mevrouw
Huiskes-Comelisse als voorzitter van
de Ereraad de werkzaamheden uit van
de Ereraad in zaken rond vrije vesti-
gingen. Altijd wordt er getoetst aan de
Code voor de dierenarts die be-
schouwd kan worden als een bunde-
ling van fatsoenregels. De Erera^aad
kan, in tegenstelling tot wat va-aak
wordt gedacht, een nieuwe vestigi^ing
of dependance niet tegenhouden. . Er
wordt altijd geprobeerd de commuuni-
catie op gang te brengen, wat va\'aak
leidt tot werkafspraken en bevreedi-
gende resultaten. Uiteindelijk doet t de
Ereraad altijd uitspraak en kunnen i er,
afhankelijk van de in de tussentijd j ge-
boekte resultaten, sancties (al dan nniet
voorwaarden) worden opgelegd. De
invloed hiervan is groter dan in het t al-
gemeen wordt gedacht. De ervaringg is
dat concurrentie harder wordt en er r va-
ker boetes worden opgelegd. Ariilikel
23 van de Code spreekt van\' oneven nre-
dig nadeel\'. Een beroep hierop woordt
pas gehonoreerd wanneer dit eecht
groot is. De Ereraad vindt het bijvooor-
beeld geen onevenredig nadeel wA\'an-
neer een zittende praktijk op de groeei is
gebouwd en die groei verloopt ddoor
een vrije vestiging niet zoals verwaacht.
De verwachting is wel dat een rechhter
in een eventueel aangespannen zzaak
uitspraken van de Ereraad zwaar ■ zal
laten meewegen in het vonnis. Als c dis-
cussiepunt vroeg mevrouw Huiskesjs of
we de Code soms bij het oud pappier
willen doen en het vrij vestigen t een
soort \'survival of the fittest\' willenn la-
ten worden? Een soort verplicht ccon-
curreren, gestimuleerd door de Haaagse
regelgeving.

m^^j^mmmmMm

In de discussie bleek snel dat het : be-
lang van de BCP en de Code voonr de
dierenarts door de aanwezigen wA/erd
onderschreven. In de praktijk waordt
prijsconcurrentie als probleem ervanren,
waaraan wettelijk niets valt te doen.i. Te
Giffel stelde dat in een relatie hiemmee
dat \'het grootste gevaar voor de dienrge-
neeskunde de dierenarts zeifis\'.
Een tweede hot-item bleek de verhhou-
ding dierenarts-werkgever en -weerk-
nemer te zijn. Het niet nakomen van
afspraken en onvoldoende naleven i van
secundaire arbeidsvoorwaarden : zijn
een grote oorzaak van fmstraties een is
vaak de reden om vrij te gaan vestiggen.
De stelling van Te Giffel in de vonrige
alinea is hierbij weer van toepasssing.
In dit kader werd het belang vann de
netwerkdierenartsen benadmkt. D)eze
kunnen worden gezien als vertr.rou-
wensmannen en -vrouwen die niet t ge-
dwongen zijn tot uitspraken, maar r uit-
stekend kunnen functioneren als
luisterend oor en vertrouwelijke ad\'lvie-
zen kunnen geven aan jonge colleegae
in loondienst met problemen. (Ook
kunnen zij bemiddelen in arbeidsssitu-
aties die niet naar wens verlopen. Het

-ocr page 323-

is belangrijk dat al in een vroeg sta-
dium hierop een beroep wordt gedaan.
De hoogte van de goodwill werd door
de aanwezigen ook ter discussie ge-
steld. Wat te doen met (onredelijk)
hoge eisen? Het secretariaat van de
KNMvD blijkt per jaar zo\'n 60 advie-
zen te geven die als leidraad in de on-
derhandelingen kunnen worden ge-
bruikt. De ervaring leert dat ongeveer
driekwart van de aanvragers zich hier-
aan houdt.

Tenslotte gaf Te Giffel aan dat na de
diergeneeskundige opleiding wel een
bekwaam dierenarts wordt afgeleverd,
maar niet altijd en bekwame ondeme-
mer of werkgever. Helaas komt men
echter ook niet op cursussen die hier-
voor worden georganiseerd. Alleen de
cursus \'Van medewerker tot associé\'
kan rekenen op een hoge opkomst. Hij
hoopte dat dierenartsen zich de proble-
matiek nog goed realiseren op het mo-
ment dat ze zelf werkgever worden.
Helaas blijkt dit nog te weinig te ge-
beuren en is een mentaliteitsverande-
ring noodzakelijk. Er kan worden ge-
concludeerd dat deze informatie-
avond heeft voorzien in een duidelijke
behoefte. Om in de toekomst minder
werk te creëren voor de BCP en de
Ereraad is in de eerste plaats een goede
communicatie en samenwerking
noodzakelijk tussen dierenartsen on-
derling. Dit geldt ook voor de verhou-
ding werkgever en werknemer.
Misschien dat ook in de diergenees-
kundige opleiding meer aandacht be-
steed kan gaan worden aan dit onder-
deel van de praktijk. In de studie
tandheelkunde blijkt met ingang van
dit jaar al mim tijd te zijn ingemimd
voor het leren opstellen van een onder-
nemingsplan.

gy II \' W

Éü

P.A.M. Overgaauw
Secretaris Afdeling Gelderland
KNMvD

Bij vorige gelegenheden hebben wij u
gemeld dat het jaarcongres van de
KNMvD dit jaar gehouden zal worden
het eeuwenoude klooster

JAARCONGRES KNMVD 1996 LIMBURG

m

van

Rolduc, bij Kerkrade.

Eens, lang geleden toen het Romeinse
Rijk bezweek onder de dmk van de
volksverhuizingen en Europa onder de
voet werd gelopen door de wilde hor-
den uit het oosten, bleef temidden van
de puinhopen, slechts de stmctuur van
de Christelijke kerk over. Door middel
van een netwerk van kerken en kloos-
ters handhaafde de kerk enige orde in
Chaos. De kloosters bewaarden de res-
tanten van de Griekse en Romeinse
cultuur gedurende de Middeleeuwen
en vergaarden en verspreidden weten-
schap. Zij verschaften het zaad voor de
wedergeboorte van het onderwijs.
Terwijl krijgsheren in heel Europa
vechtend over straat rolden, werkten zij
sober aan het zieleheil der mensheid.
Na jaren congresseren in Partycentra,
van der Valken en El Dorado\'s lijkt
enige versobering gepast.
Waar kan men zich beter bezinnen op
het wel en wee van onze maatschappij
(de KNMvD) en de toekomst van onze
professie dan in de serene mst van een
klooster? Maar kloosters waren ook
herbergen. Reizigers vonden er onder-
dak en gepensioneerde gasten deden
dat niet. Kloosters genoten faam om
hun wijn en hun bier, om hun kazen en
hun Chartreuse, om hun scharrelvlees,
gemeste kapoenen en hun BSE-vrije,
aan het spit gebraden ossen.
Ook tegenwoordig kunnen gasten hier
in gepast comfort verpozen. Bour-
gondië ligt niet ver van hier.
Zoals gezegd, kloosters waren ook
centra van onderwijs. Zij hebben de
wetenschap uit het Griekse en
Romeinse verieden gered voor de toe-
komst. En dat brengt ons op het thema
van het Jaarcongres 1996 van de
KNMvD, dit jaar gehouden in Lim-
burg.

Maar daarover een volgende keer
meer.

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Boezeman, Mevr. M.A.H.; 1996; 5281 SH
Boxtel; Roond 26.

Deneer, J.P.M.; 1995; 7157 AB Rekken;
Rekkenseweg 25.

Gattuso, C.; Turijn-1990; 3225 AJ Helle-
voetsluis; Brasem 24.

Knijn, Mevr. H.M.; 1996; 3583 HD Utrecht;

Willem de Zwijgerstraat 74.

Kocovic, M.; Belgrado-1991; 2544 JC \'s-

Gravenhage; OtterTade44.

Kuhlmann, Mevr. A.; 1996; 3514 TE Utrecht;

Lijsterstraat 68.

Mooi, Mevr. M.; 1996; 3524 AT Utrecht; Texel

191.

Oosten, Mevr. J.M. van; 1988; 8191 LL

Wapenveld; Hogestraat 8.

Pagters, G.; 1995; 2411 PK Bodegraven; Meije

63.

Rutteman, Dr. G.R.; 1978; U-1988; 3581 BP
Utrecht; Maliesingel 53.
Stokman, P.C.; 1996; 4444 RV \'s-Heer
Abtskerke; Deeweg4.

Voets, H.C.J.W.; 1996; 5653 AK Eindhoven;
Lortzingpad48.

□VERLEDEN:

Op 21 april 1996 Drs. J.H. van Dunnewold te
Winterswijk.

Drs. P A. Vingerling te Berkel en Rodenrijs.

JUBILEA:

T. de Ruijter te Oss, afwezig, 25 jaar, 15 mei
1996

Mevr. W.G. Roelofsen te Gouda, afwezig, 30
jaar, 18 mei 1996

M.J.A. Nuyens te Gemert, aanwezig, 25 jaar, 28
mei 1996

H.J.A.J. Heuthorst te Rotterdam, afwezig, 35
jaar, 11 juni 1996

PROMOTIE:

Op 1 mei 1996 Mevr. Drs. I. Westerhof te
Bilthoven.

GESlJy\\GD VOOR HET DIEREN-
ARTSEN-EXAMEN VAN 29
MAART 1996:

Boezeman, Mevr. M.A.H.
Boxsel, Mevr. M.H. van
Brandts, Mevr. A.l.H.
Broshuis, J.T.A.
Esch, Mevr. P.J.M. van
Goot, Mevr. J.A. van der
Kelder, G.J.
Kloet, Mevr. F. de
Knijn, Mevr. H.M.
Kooijman, Mevr. G.E.

-ocr page 324-

Langelaar, Mevr. M.F.M.

Leusink, J.H.

Mooi, Mevr. M.

Niemeijer-Veenstra, Mevr. C.J.

Nieuwenhuizen, Mevr. A.A.

Noort, Mevr. J.E.P.E. van

Raad, Mevr. M.P.C. de

Schellekens, F.G.M.

Stal, F. ter

Steltenpool, B A.

Voets, H.C.J.W.

GESLAAGD VQÜR HET DIEREN-
ARTSEN-EXAMEN VAN 4 APRIL
1996:

Rekveit, Mevr. K.E.

Stokman, P.C.

MUTATIES:

I77*Boezeman, Mevr. M.A.H.; 1996; 5281
SH Boxtel; Roond 26; tel. 0411-685487
privé, 013-5283535 prakt.; p., medew.
bij C.l.M.M. Achten, G.MJ.M. Boink,
F.L.P.C. Donders, A.H.M. van
Doremalen, J.H.M. Maas en M.C. van
der Weele.

178 Bommer, Mevr. M.; 1992; 4251 NT
Werkendam; Bandijk 13; tel 0294-
465862 bur.; fax 0294^32298; technical
manager Solvay Duphar AHD Benelux
B.V.

179 Bos, Mevr. M.L; 1990; 1561 EE
Krommenie; Weverstraat 25; tel. 075-
6403235 privé, 6281406 prakt.; p.

180* Bosje, J.T.; 1996; 2922 VP Krimpen a/d
IJssel; Schepenstraat 7 C; tel. 0180-
550737 privé, 522336 prakt.; p., medew.
bij R. Verkaik.

181*Boxsel, Mevr. M.H. van; 1996; 3515 XK
Utrecht; B.F. Suermanstraat 3 bis; tel.
030-2711252; wnd.d.

182* Brandts, Mevr. A.I.H.; 1996; 3572 EJ
Utrecht; Cildstraat 33; tel. 030-
2735632; wnd.d.

184*Broshuis, J.T.A.; 1996; 3524 CK
Utrecht; Boven Zevenwouden 22; tel.
030-2895269; wnd.d.

333* Esch, Mevr. PJ.M. van; 1996; North
Kelvinside, Glasgow G20 8QQ
(Verenigd Koninkrijk); 7 Botanie
Cresent; tel. 00-44-141-9452529 privé,
1324-624361 prakt.; p., medew. bij
Maguire, Lawrie & Lawrie.

206*Gattuso, C.; Turijn-1990; 3225 AJ
Hellevoetsluis; Brasem 24; tel. 0181-
317286 privé, 010-4292322 bur.; k.d.
R.V.V.

210*Goot, Mevr. J.A. van der; 1996; 3523

Mei

15 PHLO-cursus \'Software engineering: kwali-
teitsverbetering in research en develop-
ment\'.

15 Opening vleesveebedrijf. Praktijkonderzoek
Rundvee, Schapen en Paarden.

16—17 DVG-FG \'en Tieremährung und Pferde-
krankheiten. (2. Europ. Konf über Ernäh-

RK Utrecht; Opaalweg 29-2; tel. 030-
2516814; wnd.d.
215 Hallebeek, Mevr. J.M.; 1992; 4158 CH;
Deilsedijk 54; tel. 0345-652493 privé, 030-
2531581 bur.; specialist in opleiding U.U.
(Vet. Diervoeding)(F.D., vkgr. Inwendige
Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren).
235* Kelder, GJ.; 1996; 3434 TA
Nieuwegein; Hazelaarstraat 9; tel. 030-
6067297; wnd.d.

237 Kleinjan, F A.; 1987; 8748 BG
Witmarsum; De Spinnekop 11; tel.
0517-532222 privé, 531274 prakt.; fax
0517-532176; p., geass. met D B. Liberg.

237* Kloet, Mevr. F. de; 1996; 3523 VN
Utrecht; Oranje Nassaulaan 1 A; tel.
030-2898750; d.
238*Knijn, Mevr. H.M.; 1996; 3583 HD
Utrecht; Willem de Zwijgerstraat 74;
tel. 030-2543897; wnd.d.

238 Koch, M.J.M.; 1986; 2971 VB
Bleskensgraaf; Abbekesdoel 34; tel.
0184-692947 privé, 078-6930055 prakt.;
p., geass. met Ph.K.H. Juch.

238* Kocovic, M.; Belgrado-1991; 2544 JC \'s-
Gravenhage; Otterrade 44; tel. 070-
3663656 privé, 0346-262934 bur.; k.d.
R.V.V.

238 Koebrugge, J.L.J.; 1994; 3941 LG Doorn;
Vruchtengaard 75; tel. 0343-414319
privé, 414582 prakt.; p., medew. bij
A.G.P. Derksen.
239* Kooijman, Mevr. G.E.; 1996; 3583 ZB
Utrecht; Antoniushof 55; tel. 030-
2523778; wnd.d.
244 Kuipers, J.; 1964; 8051 BD Hattem;
Eikenlaan 3; tel. 038^2716; r.d.; adv.
Stimulan/PAVO.
247* Langelaar, Mevr. M.F.M.; 1996; 3524
WN Utrecht; Jungfrau 136; tel. 030-
2898099; wnd.d.
249*Leusink, J.H.; 1996; 3522 AW Utrecht;
Amaliastraat 84; tel. 030-2896066;
wnd.d.

260* Mooi, Mevr. M.; 1996; 3524 AT Utrecht;

Texel 191; tel. 030-2893891; wnd.d.
263* Niemeijer-Veenstra, Mevr. CJ.; 1996;
3523 VZ Utrecht; C. Erzeystraat 44; tel.
030-2889338; wnd.d.
264* Nieuwenhuizen, Mevr. A.A.; 1996; 3582
EE Utrecht; Gansstraat 121; tel. 030-
2520996; wnd.d.
265* Noort, Mevr. J.E.P.E. van; 1996; 3572
PA Utrecht; W. Barentszstraat 7; tel.
030-2723588; wnd.d.
274 Postma, G.; 1992; 7221 AV Steenderen;
Resedastraat 37; tel. 0575-452916 privé,
451266 prakt.; fax 0575-451269; p., ge-
ass. met H. Eggens, A.J.G. den Hertog

rung d. Pferde. Ernährung u. emährungsbed.
Störungen beim Fohlen). Celle.

17—18 6. Annual European Arthroscopy Worlc-
shop - Basic Course in 48291 Telgte.
Speakers are: Dr. K.J. Boening, Telgte, Prof
W, Mcliwraith, Colorado, USA, Dr. 1.
Wright, Newmarket, England. This course is
ECVS approved.

21 Jaarlijkse Kampioenschappen Kleiduiven-
schieten voor Dierenartsen bij Dorhout
Mees te Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim.

21 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

en S. Tichelman.

276 Quant, Mevr. D.M.H.; 1993; 9728! SJ
Groningen; K. Adenauerstraat 17; tel.
050-5265015 privé, 0596-619221 prakt.;
p., medew. bij Mevr. T.W. Plas.

276* Raad, Mevr. M.P.C. de; 1996; 35«1l XP
Utrecht; Minervaplein 29; tel. (030-
2520207; wnd.d.

278*Rekvelt, Mevr. K.E.; 1996; 3582 SV
Utrecht; Flamingostraat 5; tel. 1030-
2541194; wnd.d.

283* Salomons, J.W.; 1995; naar het buiiten-
land.

340* Salomons, J.W.; 1995; 86510-000
Arapoti, Parana (Brazilië); <Col.
Holandesa; tel. 00-55-439-571235; me-
dew. bij Intervet Brasil.

285 Schell, W.E.R.; 1984; 3207 GP
Spijkenisse; Zuster Reichertstraat 7;; teL
0181-645783 privé, 632711 prakt.; fex
0181-638425; p., geass. met G.J. Bo.schh.

285* Schellekens, F.G.M.; 1996; 3581 EB
Utrecht; Mgr. v.d. Weteringstraat! 35;
tel. 030-2343798; wnd.d.

290 Sikkenga, Mevr. A.J.; 1984; 7232 BV
Warnsveld; Herdershof 66; tel. 055 7 5-
524509 privé; p., medew. bij L.
Kalishoek.

294 Spiertz, F.M.G.; 1991; 6136 DK Sittiard;
Reinoud-Flat 49; wnd.d.

295* Stal, F. ter; 1996; 5831 TK Boxnweer;
Elderom 311-22; tel. 0485-521594 pirivé,
451593 prakt.; fax 0485-454297;
p., me-
dew. bij Dr. JJ. Geene, AJ
.AV.M.
Mouwen, JJ. Pen en TJ.M. Vercaimimen.

296* Steltenpool, B.A.; 1996; 3524 ZR
Utrecht; Walcheren 67; tel. (030-
2891926; d.

297* Stokman, P.C.; 1996; 4444 RV \'^-IHeer
Abtskerke; Deeweg 4; tel. 0113-3122403
privé, 220656 prakt.; p., medew. bij H J.
van Dijk en Dr. M.P.C. Karelse.

305* Veenstra, Mevr. CJ.; 1996.; zie:
Niemeijer-Veenstra, Mevr. C J.

312*Vocts, H.CJ.W.; 1996; 5653 AK
Eindhoven; Lortzingpad 48; tel. 1040-
2551056 privé, 0413-211350 praikt..; p.,
medew. bij D.A.H. Brus, L.B.H. ten
Hove, J.W.M. Miltenburg, PJ./A.M.
Pulskens, CJ.M. Schouten en J.-A.C.
van Vuren.

320 Westerhof. Mevr. Dr. 1.; 1985; U-11996;
3722 GM Bilthoven; Julianalaan 2.511; tel.
030-2286723 privé, 2531799 bur.; spoecia-
list Vogelgeneeskunde; wet. medew. lU.U.
(F.D., vkgr. Geneeskunde van Giezel-
schapsd., afd. Vogels en bijz. dieeren);
Diplomate European College of A\\vian
Medicine and Surgery.

21 Afdelingsvergadering Afdeling Zeesland.
Aanvang 15.00 uur. Plaats: Hotel Aime^ville,
Middelburg.

21 Vloeistoftherapie in de gezelschapsdiueren-
praktijk, met medewerking van drs. H.P.
Meyeren dr. R.C. Nap. lams Pet Fooid linc. in
samenwerking met de kring wann de
KNMvD. Aanvang: 19.30 uur in IHotel
Ameville, Buitenruststraat 22, 4337 tEH te
Middelburg. Telefoon: 0118-63845.6. Aan-
melden: 030-247.9611 (Holland Diecrvoe-
ders BV, Ellen Beets).

22 Vergadering Afdeling Zuid-HolUannd in
\'Sociëteit de Standvastigheid\' te IDelft.

-ocr page 325-

Aanvang: 20.30 uur.

22 PAO-D cursus: 96/105 Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

22 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achterhoek. Plaats: Restaurant \'t Wolfers-
veen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

23 PAO-D cursus: 96/110 (Bij)schildklieren
hond en kat.

23 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

23 Diergeneeskundig Centrum Noord Neder-
land c.v. organiseert een klinische avond.
Plaats: Hotel Emmeloord (Van der Valk),
Het Hooivelt 9, te Emmeloord. Aanvang:

20.00 uur.

29 Fidin-themamiddag \'Welzijn of niet zijn -
De rol van het diergeneesmiddel in het
welzijn van dieren\'. Nijkerk.

30 Studievergadering (tevens Jaarverga-
dering) Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen. Van 20.00 tot 22.30 uur,
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentrum,
Jaarbeursplein te Utrecht.

30 Vergadering Afdeling Gelderland.
30—31 PAO-D cursus: 96/801 Apotheek voor

assistenten in de dierenartsenpraktijk.
30—31 DVG-FG Geflügelkrankheiten - 50.
Fachgespräch, Hannover.

31 PAO-D cursus: 96/101 Huidziekten gezel-
schapsdieren 1: \'diagnostiek, allergietes-
ten, biopten\'.

■Üi

31—1 juni \'Laparascopic Diagnosis in birds
and exotic animals\' at Frankfurt Zoo.
Speakers are; Dr. Schildker; Frankfurt und
M. Taylor, USA.

Juni

1 125-jarig bestaan Afdeling Limburg en
Noord-Brabant.

1—2 DVG-FG Kleintierkrankheiten. Reg.
Arb. tagg. Süd Dackellähmung, Cauda-
equina-Syndrom. Nürnberg. Auskunft und
Anmeldung: Kongreborganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

4 PAO-D cursus: 96/113 Interpretatie rönt-
gen thorax gezelschapsdieren.

UITERSIb INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-06-1996

27-05-1996

01-07-1996

10-06-1996

15-7/01-08-1996

01-07-1996

15-08-1996

29-07-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

RECTIFICATIE

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 april 1996 staat een ad-
vertentie van de heer R. Janssen,
waarin

PLATEN EN SCHROEVEN VOOR
OSTEOSYNTHESE (20-30% KOR-
TING)

worden aangeboden. Helaas staat
hierin een verkeerd faxnummer ver-
meld.

Het goede faxnummer is: 020 -
6435487.

Dierenartsenpraktijk Hassinkbrink te Haaksbergen vraagt voor vervanging tijdens vakantie een

DIERENARTS M/V

Functie: Assistent-dierenarts in de gemengde groepspraktijk, inclusief avond- en weekenddiensten.

Gevraagd: Goede sociale en communicatieve vaardigheden en praktijkgerichte instelling.
Geboden: Tijdelijke baan voor periode 1/7/96 t/m 31/8/1996. Salariëring volgens KNMvD.

Sollicitaties binnen 14 dagen richten aan D.A.P. Hassinkbrink, Hengelosestra^t 3,7482 AA HAAKSBERGEN

Kliniek voor Gezelschapsdieren in Tilburg zoekt met enige spoed

DIERENARTS M/V

In een goed geoutilleerde kliniek, waarin op hoog niveau gewerkt wordt in een prettige ambiance, worden gezel-
schapsdieren en paarden behandeld. De orthopaedie wordt op tweedelijns niveau uitgeoefend. Wij zoeken naar een
gemotiveerde werklustige, gezellige collega die er voor gaat, en zich na gebleken geschiktheid verder wil differentië-
ren in een passend deelgebied.

Schriftelijke reacties binnen twee weken na het verschijnen van dit tijdschrift richten aan: Dierenkliniek De Rashof,
Bosscheweg 110,5056 KD Berkel-Enschot, t.a.v. drs. W.S.J. Rasenberg.

-ocr page 326-

OPROEP

DIERENARTS M/V

voor twee dagen per week in een drukke kleine huis-
dierenpraktijk te Amsterdam-West.
Liefst met ervaring.

Alleen schriftelijke sollicitaties richten aan:

S.J. Peeters en H.H.J. Wijlens, Spaarndammerstraat

26,1013 SW Amsterdam.

Enthousiaste collega dierenarts met twee jaar erva-
ring tijdens waarnemingen en momenteel in loon-
dienst

ZOEKT COLLEGIALE WERKKRING
IN GEMENGDE PRAKTIJK IN MID-
DEN OF ZUIDEN VAN HET LAND

voor het uitoefenen van alle aspecten van de dierge-
neeskunde (onder andere bedrijfsbegeleiding,
spreekuren en diensten).

Uw reacties (naam en telefoonnummer) of tips graag
per telefoon-Zfaxnummer 0493 - 319174.

Voor dierenartsen in Roemenië zoeken wij in-
strumentarium of andere artikelen uit de huis-
dierenpraktijk. Voor u misschien niet meer van
betekenis, maar voor hen zeer waardevol.

Momenteel is er behoefte aan onder andere:

* electrocautariseur- universeel/regelbaar

* apparaat voor tatoeëring

* eenvoudig anesthesieapparaat met univer-
sele damper

* eenvoudige röntgenapparatuur

Ook andere, kleinere items zijn welkom, zoals
medicamenten - al dan niet met verlopen da-
tum - klein instrumentarium, etcetera.

Heeft u iets wat mogelijk voor hen van waarde
kan zijn, neemt u dan contact op met:

M. van Berkum, Waterstraat 16,7201 HN
Zutphen, tel.: 0575-519769, fax: 546072.

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

^ P.T.T. Doorschakeldienst

\'S *21

\'S Eigen doorkiesapparaat

^ Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Saturnusstraat 51a, 7314 KM Apeldoom. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

ï

-ocr page 327-

1 m i fi

0

De lustrumviering van het diergeneeskundig onderwijs in Nederland (175 jaar DON) ligt bijna geheel weer achter ons; het
gaat daarbij naast feestvieren zeker ook om reflectie.

Een lustrum vol met congressen en plechtigheden waaronder de onthulling van het Leonium, het nieuwe beeldmerk van het
hoofdgebouw. Verder kunnen worden genoemd de naamgeving van het hoofdgebouw dat Androclusgebouw gaat heten, de ten-
toonstellingen van DONdersfraaie zaken uit het Museum Diergeneeskunde, DONfilex: een postzegeltentoonstelling en nog
veel en veel meer; te veel activiteiten om op te noemen. Het tijdschrift zal helaas slechts enkele hoogtepunten van dit geweldige
lustrumprogramma kunnen verslaan.

Afhankelijk van de eisen des tijds werd en wordt er in de loop van de tijd steeds een andere veterinair qua specifieke kennis af-
geleverd. Dat ligt voor de hand. Op het internationaal symposium van het Veterinair Historisch Genootschap werd weer eens
duidelijk gemaakt dat het de koningen zijn geweest die buiten het inzicht van hoefsmeden veterinairen nodig hadden om hun
paardenstapel fit te houden. Met als gevolg het oprichten van veterinaire scholen in diverse landen van Europa met Lyon als
eerste. Daarna zorgde vooral de runderpest ervoor dat de overheid eveneens artsen requireerde die zich richtten op de bestrij-
ding van deze ziekte. Dat was de andere peiler waarop de opleiding tot veterinair werd gestoeld.

De decaan, prof. dr. H. (V. de Vries, gaf in zijn rede in de Domkerk op 9 mei 1996 over dit 35^ lustrum een overzicht met betrek-
king tot de opleiding zoals die thans bestaat en in de naaste toekomst behoort te bestaan. Specialisatiekeuze vroegtijdig in de
opleiding is hierbij het uitgangspunt.

Tijdens dezelfde plechtigheid werd aan dr. Niels C. Pedersen het eredoctoraat uitgereikt vanwege zijn baanbrekend werk in de
virulogie en immunologie met als voorbeeld de ontdekking van het kattenaidsvirus en hield prof. dr. A. van der Meiden de die-
renarts van tegenwoordig de spiegel voor. Eerder in de lustrumweek kreeg dr. G.M. Gadella de Schimmel-Virulyprijs uitge-
reikt terwijl de Schornagelmedaille prof. dr. E.J. Ruitenberg deelachtig werd vanwege zijn grote maatschappelijke en weten-
schappelijke verdiensten.

Kortom: in de desbetreffende lustrumweek kwamen een groot aantal facetten van de veterinaire beroepsuitoefening en oplei-
ding aan de orde in de talrijke bijeenkomsten met een rijke verscheidenheid aan onderwerpen.

In dit nummer wordt relatief veel ruimte in beslag genomen door actuele aspecten die de prakticus aangaan. Een stappenplan-
ontwerp van de A UVvoor certificatie van de praktijk, alsmede de behoefte aan vrij precies gedefinieerde eisen ten aanzien van
epidemiologie en economie rond de gezondheidszorg voor dieren krijgen terecht aandacht. Het departement van landbouw
zette een onderzoekprogramma op, gericht op deze problematiek. Het bedrijfsleven formuleerde via het project \'Meten is
Weten\' verschillende eisen die aan de dierenarts gesteld mogen worden als dienstverlener op de bedrijven, uitmondend in een
profielschets voorde toekomstige dierenarts aangedragen door de Takcommissie Runveehouderij.

Dit betreft voornamelijk de rundveehouderij-sector. Men mag aannemen dat in andere sectoren vergelijkbare behoeften aan-
wezigzijn. Van eenvoudige \'docteur veterinair\' in 182! tot bedrijfsbegeleidende dierenarts anno \'96 is een hele stap.
De faculteit zal voortdurend zijn tanden in de door de maatschappij voortgezette eisen dienen te zetten om te kunnen verzeke-
ren dat de persoon met de gewenste expertise afgeleverd wordt.

Parafraserend zou men kunnen stellen dat Veterinaire Tandheelkunde, zoals uit het artikel in dit nummer blijkt, de kennis in
huis heeft om bij dat proces te assisteren.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 328-

tl i it

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE (12)

VERKLEURING VAN GEBITSELEMENTEN BIJ
GEZELSCHAPSDIEREN

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 316-22

A. W. van Foreest\'\'

SAMENVATTING

In de gezelschapsdierenpraktijk ziet men regelmatig ver-
kleuring van gebitselementen. Kennis van de samenstel-
ling en de ontwikkeling van de bij een verkleuring be-
trokken tandweefsels, het vaststellen van de oorzaak van
een verkleuring en de gevolgen voor de dentitie zijn van
belang om eventueel een tandheelkundige behandeling
adequaat te kunnen uitvoeren. Er wordt een praktische
indeling tandverkleuring voor gezelschapsdieren aange-
geven en de meest voorkomende verkleuringen worden
in dit artikel besproken.

SUMMARY

Colour changes in teeth in companion animals

Tooth discolouration is frequently seen in companion animal practice.
Knowledge of the composition and development of the dental tissues invol-
ved in such discolouration and identification of the cause of the discoloura-
tion and the consequences for the dentition are essential to provide ade-
quate treatment for the problem. This article provides a practical classification
of tooth discolouration in companion animals and discusses the most com-
mon discolourations.

INLEIDING

De dierenarts wordt regelmatig geconfronteerd met de vraag:
Hoe komt het dat er bij mij n hond of kat één of meerdere gebits-
elementen verkleurd zijn? De normale kleur van de tanden
wordt bepaald door het lichte en vrij translucente glazuur en het
daaronderliggende opaak-gele dentine. Men spreekt van een
tandverkleuring wanneer de kleur van een gebitselement of
een gedeelte hier duidelijk afwijkt waarbij soms de buurele-
menten als referentie kunnen dienen. De etiologie van een
tandverkleuring is niet altijd even duidelijk en verklaarbaar. In
de meeste veterinaire handboeken (3,7,9,13) worden verkleu-
ringen van tanden vermeld doch er is - zover de auteur bekend -
geen uitgebreid overzichtsartikel over deze regelmatig voorko-
mende aandoening in de veterinaire literatuur verschenen.
Verkleuringen kunnen een uiting zijn van pathologische veran-
deringen: plaatselijke of algemene ziekteprocessen. Dat geldt
in het bijzonder voor de (van binnenuit ontstane) intrinsieke
verkleuringen. Het zijn veelal esthetisch storende afwijkingen.
De verkleuring van gebitselementen kan
lokaal zijn of een
enkele tand of kies betreffen: de kleur van een (gedeelte van
het) gebitselement wijkt klinisch af van die van de buurele-
menten. Een voorbeeld hiervan is de verkleuring, in alleriei

\' Dierenarts voor tandheelkunde, verhanden aan het Veterinair Speciali.sten Centrum
de Wagenrenk. Wageningen. Universitair medewerker Veterinär Chirurgische
Klinik Universität Zürich. Zwitserland.

gradaties, van de tandkroon na pulpadood, als gevolg van de
vorming van ijzersulfide uit bloedafbraakprodukten. Het is
eveneens mogelijk dat alle elementen een kleur hebben die
afwijkt van de tandkleur die normaliter wordt aangetroffen
(gegeneraliseerde verkleuring). Indien er een beslag op het
tandoppervlak ontstaat, kan dit ook een afwijkende kleur aan
het element geven. De gebitselementen zijn dan niet zelf ver-
kleurd; er is sprake van een
pseudo-verkleuring.
Verkleuringen van gebitselementen zijn in verschillende cate-
gorieën in te delen: extrinsieke (van buiten afkomstig) en in-
trinsieke (van binnenuit) verkleuringen (14,16). Een andere
indeling wordt door Schuurs beschreven: formatieve verkleu-
ringen, infiltratieve verkleuringen (endogeen en exogeen) en
pseudo-verkleuringen (12). Men kan ook indelen volgens het
moment van ontstaan van een verkleuring: tijdens de ontwik-
keling, direct na de doorbraak of op latere leeftijd. De indeling
die door Roeters (Universiteit Nijmegen, 1995; persoonlijke
mededeling) wordt aangegeven, differentieert solitaire en ge-
generaliseerde verkleuringen. In dit artikel over verkleuringen
van gebitselementen bij gezelschapsdieren is gekozen voor
een indeling met als onderscheid lokale, gegeneraliseerde en
pseudo-verkleuringen (Tabel 1).

Tabel 1. Indeling tandverkleuring bij gezelschapsdieren.

1. Gegeneraliseerde verkleuringen

I. Genetische oorsprong: amelogenesis imperfecta
dentinogenesis imperfecta
odontodyspiasie
bloedafbraak
: metabole storing (lange duur)
: glazuurinfractie, slijtage
: tetracycline
fluorose

2. Hypomineralisatie

3. Veroudering

4. Iatrogeen

II. Lokale verkleuringen

1. Hypomineralisatie : metabole storing (korte duur)

2. Veroudering : glazuurinfractie, slijtage

3. Trauma

- pre-eruptief : mechanische trauma

chemische trauma (Tumertand)

- post-eruptief : pulpabloeding

pulpanecrose
inteme resorptie
obl iteratie pulpakamer
endodontische vulmaterialen

4. Cariës

5. Restauratiemateriaal

III. Pseudo-verkleuringen

1. Tandplak - tandsteen

2. Voedselkleurstoffen

-ocr page 329-

Een goed begrip van de samenstelling van een gebitselement
is noodzakelijk om de etiologie van een verkleuring te kun-
nen verklaren. Na een beschrijving van de opbouw en kleur
van normale gebitselementen wordt ingegaan op de gegene-
raliseerde, lokale en pseudo-verkleuringen.

OPBOUW EN KLEUR VAN NORMALE GEBITSELE-
MENTEN

Het is van belang de oorsprong en aard van de verschillende
tandsubstanties te onderkennen om een verkleuring van een
gebitselement te kunnen verklaren (2,11).
Een tand bestaat uit drie harde substanties (glazuur, dentine
en cement) en een centraal zacht weefsel: de pulpa. Goed ge-
mineraliseerd glazuur is translucent en vrijwel kleurioos. De
geel-witte kleur van de normale tand ontstaat door het door-
schemeren van het gele en meer opake dentine (Foto 1).
Verouderingsverschijnselen gaan gepaard met afname van
de permeabiliteit van het glazuur en vermindering van de
doorsnede van de dentine-tubuli (zeer fijne voor het oog on-
zichtbare kanaaltjes in de dentine): dit veroorzaakt een na-
tuuriijk donker worden van het gebitselement (Foto 6).
De buitenste laag van de tand, het
glazuur, wordt gevormd
door ameloblasten. Na de eruptie van de tand gaan de amelo-
blasten door atrofie verioren. Het mineralisatieproces van het
nog niet geheel uitgemineraliseerde glazuur gaat nog wel door
na emptie, maar er wordt dan geen glazuur meer gevormd. Er
vindt ook geen reparatie meer plaats na doorbraak. Een defect
van het glazuur kan het er direct ondergelegen dentine bloot-
leggen. Wanneer de primaire cuticula dentis (de dunne gla-
zuuriaag met ameloblasten) op de pas doorgebroken tand is
verdwenen door slijtage, wordt de tand bedekt door een steeds
nieuw-gevormd, uiterst dun - secundair - laagje: de pellicle.
Het wordt gevormd door de hechting van speekseleiwitten aan
het glazuuroppervlak. In deze laag kunnen zich tandplak, tand-
steen en andere kleurstoffen afzetten (pseudo-verkleuringen).
Bij veel knaagdieren is het glazuur van de snijtanden gepig-
menteerd. De kleur varieert van (licht)geel-oranje tot rood
(5) (Foto 2).

De hoofdmassa van de tand bestaat uit dentine (tandbeen)
waarbinnen zich een holle ruimte, de pulpa (tandmerg) be-
vindt. Het dentine is minder gecalcificeerd dan het glazuur.
Het is een
licht-gele. ivoorachtige substantie die in de kroon
door het doorzichtige glazuur en in de wortel door het ce-
ment bedekt wordt. De odontoblasten vormen het primaire
dentine, een met talrijke, zeer fijne voor het oog onzichtbare
kanaaltjes (de dentine-tubuli) doortrokken hard weefsel. In
deze kleine kanaaltjes bevinden zich zenuwuitlopers en
bloedvaatjes die vanuit de pulpa komen. Produkten van de
odontoblasten en pulpa kunnen in deze kanaaltjes terechtko-
men en verkleuring van het element veroorzaken. Dentine
wordt ook na de odontogenese gedurende het gehele leven
van het element gevormd. Dit wordt het secundaire of repa-
ratieve dentine genoemd. Dit heeft als gevolg dat de pulpa-
ruimte steeds kleiner wordt.

In het inwendige van de tand bevindt zich het zachte weefsel:
de
pulpa, waarin zich odontoblasten, fibroblasten, flbrocy-
ten; elastische en collagene vezels; bloedvaatjes en lym-
fevaatjes en zenuwweefsel bevinden.
Het
cement bedekt het tandworteloppervlak en is een onder-
deel van het parodontium: een dunne, op bot lijkende laag
doorcementoblasten gevormd. In het cement zijn steunvezels
verankerd die de tand in zijn tandkas op zijn plaats houden en
anderzijds daarin uitlopen. In de meeste gevallen kan cement
zich herstellen en wortelbeschadigingen ongedaan maken.

De normale kleur van een tand bij de mens en onze huisdieren
is de kleur van het dentine (wit-geel). Naarmate de glazuurkap
dunner wordt, wordt de tand geler van kleur. Verkleuring van
het ouder wordende gebit (mineralisatiegraad) gaat gepaard
met gebruik van voedsel waarin verkleurende middelen aan-
wezig zijn. Er zijn diersoorten (de meeste knaagdiersoorten)
waarbij de oorspronkelijke kleur van de gebitselementen an-
ders is omdat de kleur van het glazuur of het dentine anders is.
Een verstoring tijdens de gebitsontwikkeling - de ameloge-
nese en de dentinogenese - kan kortere of langere tijd duren,
exogeen of endogeen van aard zijn en kan zich, afhankelijk
van het ontwikkelingsstadium van de dentitie, manifesteren
als een irreversibel defect in het glazuur, dentine of cement.
Deze erfelijke of niet-erfelijke stoomis kan morfologisch,
numeriek en/of structureel zijn. Eén van de structurele defec-
ten die klinisch duidelijk zichtbaar zijn, zijn de tandverkleu-
ringen. Voor het juist interpreteren van de verschillende ty-
pen defecten, hun moment c.q. periode van ontstaan, als ook
de metabole verstoring (inwerkende noxe) is kennis van en
inzicht in het verioop van de ontwikkeling van het tand- en
kaakstelsel noodzakelijk. De aard, de intensiteit, de duur en
het moment van verstoring van de inwerkende noxe spelen
daarbij een belangrijke rol (8).

I. GEGENERALISEERDE VERKLEURINGEN
/. Genetische oorsprong

De invloed van een endogene verstoring op dentitie betreft
alle gebitselementen: het is een gegeneraliseerd effect. De en-
dogene factoren kunnen chromosoom-afwijkingen, genmuta-
ties of erfelijke stofwisselingstoomissen zijn. Deze kunnen
primair betrekking hebben op de gebitselementen (ameloge-
nesis imperfecta en dentinogenesis imperfecta). Ook kunnen
zij als gevolg van een gegeneraliseerde afwijking, osteogene-
sis imperfecta, secundair betrekking hebben op het dentine of
cement (de dentinogenesis imperfecta). Bij al deze verstorin-
gen zijn verkleuringen van de gebitselementen mogelijk.

a) Amelogenesis imperfecta heriditaria is een verzamel-
naam voor een aantal erfelijke ontwikkelingsstoornissen
van het glazuur, dat of gedeeltelijk afwezig is (hypopla-
sie) dan wel slecht gemineraliseerd is (hypomineralisa-
tie). Deze ontwikkelingsstoornissen tonen geen verkleu-
ring bij doorbraak maar slecht gemineraliseerd glazuur
neemt kleurstoffen van buiten op.
Indien er tijdens de aanmaak van glazuur door de amelo-
blasten een storing optreedt, waardoor ameloblasten af-
sterven, wordt er geen glazuur meer aangemaakt en wor-
den er direct na de doorbraak van de tand(en) al defecten
in het glazuuj.gezien:
glazuurhypoplasie (een storing in
de vorming van de glazuurmatrix). Er ontstaat een defi-
ciëntie in de glazuurdikte: deze effecten kunnen zich uiten
als putjes, groeven of gladde dunne lagen. Er is hier
sprake van een
kwantitatief glazuurdefect, waarbij de
mineralisatie van het glazuur goed is (Foto 3). Bij de hypo-
plasie lijken de tanden geler dan normaal omdat de kleur
van het onderliggende dentine duidelijk zichtbaar is door
het dunne glazuur. Dit is echter geen echte verkleuring.
Direct aansluitend op de opbouw van de glazuurmatrix
vindt mineralisatie plaats. Storing leidt tot
glazuurhypomi-
neralisatie.
Bij hypomineralisatie ontbreekt na doorbraak
de normale glans en translucentie van het glazuur. Het ge-
bitselement ziet er opaak en dof uit. Bij de hypomineralisa-
tie is er sprake van echte verkleuring van het slecht gemine-
raliseerde en vaak poreuze glazuur (Foto 4). Door deze

-ocr page 330-

kl I » -

IB,

Foto 1 NORMALE KLEUR GEBIT HOND: dit goed
scharende gebit van een 8 maanden oude hond
is hagelwit van kleur. Dit is de kleur van het pri-
maire dentine dat zichtbaar is door het translu-
cente glazuur.

Foto 4. GLAZUURHYPOMINERALISATIE: gegene-
raliseerde hypomineralisatie met slecht geminerali-
seerd en poreus glazuur; bruingeel gevlekte gebits-
elementen met een zacht, kwalitatief minder-
waardig glazuur met een dof, kalkachtig aspect
(geen tandsteen).

Foto 7. TETRACYCLINE-VERKLEURING: tijdens
de formatieve periode in de tandontwikkeling is
er tetracycline toegediend aan deze hond.

Foto 2. GEPIGMENTEERD GLAZUUR: twee snij-
tanden van een beverrat
(Nutria nutria]. Bij vele
knaagdiersoorten is het glazuur geel-oranjeiruin
gekleurd.

Foto 5. DENTINOGENESIS IMPERFECTA: amber-
opaal kleurige gebitselementen met slecht ont-
wikkeld dentine. Het glazuur is doorzichtig en
brokkelt af vanwege onvoldoende steun van het
dentine (foto Dr HAW Hazewinkel).

Foto 8. CARRÉ- OF STAUPEGEBIT VAN EEN
HOND: meerdere gebitselementen vertonen gla-
zuurafwijkingen als gevolg van een hondeziekte-
infectie.

Foto 3. GLAZUURHYPOPLASIE: gegenerali-
seerde glazuurdefecten met verkleuring van on-
derliggend dentine bij meerdere gebitselemen-
ten van een hond.

Foto 6. VEROUDERING VAN GEBITSELEMEN-
TEN: via de zichtbare glazuurinfracties dringen
kleurstoffen in het dentine. Door obliteratie wor-
den de elementen bruingeel van kleur.

Foto 9. GLAZUURHYPOPLASIE: het gebit van
deze 1,5 jaar oude hond vertoont glazuurdefec-
ten op een aantal contra-laterale homologe ge-
bitselementen als gevolg van een kortdurende
longontsteking op een leeftijd van vier maanden.

é V\' V,

Foto 10. ABRASIE: bij deze op stenen bijtende hond is sprake van een pa-
thologische afslijting van meerdere gebitselementen. Het poreuze dentine
verkleurt donker door het binnendringen van kleurstoffen van buitenaf. De
afgesleten top van de kroon vertoont een bruine rand met naar het cen-
trale gedeelte een steeds donkere tot zwart-bruine kleur.

Foto 11. GLAZUURHYPOLPLASIE van drie incisieven in de onderkaak
(401,402,403] veroorzaakt door een pre-eruptief trauma (val van een ta-
fel op de rechterzijde).

-ocr page 331-

Foto 12. VERKLEURD MELKELEMENT: trauma met
pulpaecpositie van een melkhoektand (704). Pul-
panecrose en per«picale ontsteking kunnen de ont-
wikkeling van het permanente element beïnvloeden.

Foto 13. AFGEKNIPTE MELKELEMENTEN: zowel de
boven- als de onderhoektand (604,704) zijn afge-
knipt (Indicatie: beschadiging van het omringende
tandweefsel). Pulpanecrose en peri-apicale ontste-
king kan een Tumertand (foto 14) veroorzaken
(chemische beschadiging van de permanente hoek-
tand door ontstakingsprodukten).

Foto 14. TURNER-TAND: glazuurbeschadiging
van een hoektand (204) veroorzaakt door de
ontstakingsprodukten die vrijkomen bij de perl-
apicale ontsteking van een beschadigde melk-
hoektand (604) (zie foto 13).

Foto 19. ABRASIEF GEBIT: een werkhond met
afgesleten onderinclsieven (diverse kleurtinten).
Oe rechter hoektand (304) Is gefractureerd:

a) er Is nog een weinig glazuur zichtbaar
(linguaal)

b) de dentine Is donkergeel-bruin verkleurd door
kleurstoffen

c) de geëxposeerde pulpa Is na een endodonti-
sche behandeling afgesloten met het lichtge-
kleurde composiet.

De linker hoektand (404) Is na endodontische
behandeling voorzien van een metalen kroon.

Foto 22. TANDSTEEN en TANDPLAK: het op de
gebitselementen aanwezige donkerbruin ge-
kleurde tandsteen wordt overdekt door tandplak-
afzetting (witgeel van kleur). De mlcro-organls-
men veroorzaken een tandvleesreactie: een
gingivltls (rood. gezwollen, gemakkelijk bloeden
bij aanraken).

Foto 23. TANDSTEEN: twee kiezen In de boven-
kaak (107,108) van een kat zijn supragingivaal
bedekt met een laag geelgekleurd tandsteen
(pseudo-verkleuring).

Foto 16. PULPANECROSE: gepigmenteerde
bloed-afbraakprodukten uit de pulpa dringen het
dentine binnen. De roze rode kleur (Foto 15) ver-
andert In een grijs tot blauw-zwarte kleur.

Foto 20. CARIÊS: een donker gekleurd carleus
proces In de eerste molaar van de rechter bo-
venkaak (109).

Foto 24. GEKLEURDE PULPA-INHOUD: de In-
houd van het wortelkanaal van deze gefractu-
reerde hoektand (404) van een bruine beer be-
stond uit voedselresten en genecrotlseerde
pulpa. Het dentine is gekleurd door voedselkleur-
stoffen.

-ocr page 332-

poreuze samenstelling treedt een verdere verkleuring op
door extrinsieke factoren. Bij hypomineralisatie-vormen
van glazuurontwikkeling is de kwantiteit van het glazuur in
het algemeen normaal maar is de
kwaliteit van het glazuur
niet goed. Naarmate het mineralisatiegehalte van het gla-
zuur lager is, treedt verkleuring sneller op en zal het glazuur
sneller afbrokkelen.
Men kan twee vormen onderscheiden:

a) de ernstige vorm, de glazuur-hypocalcificatie: de gla-
zuurmatrix heeft zich normaal ontwikkeld, het
direct
erop volgende mineralisatie proces is echter onvol-
doende. Dit resulteert in onderverkalking (de porositeit
wordt verhoogd): het zachte glazuur heeft na de door-
braak een dof kalkachtig aspect en brokkelt snel van
het dentine af

b) een minder emstige vorm, de glazuur-hypomaturatie
die in een later stadium van de mineralisatie wordt ver-
oorzaakt. De ameloblasten hebben glazuur van een
normale dikte gevormd en de er direct opvolgende mi-
neralisatie heeft plaatsgevonden. Nu verioopt de mine-
ralisatie tijdens de afbouw van het glazuur (de matura-
tie van de glazuurmatrix) afwijkend. De elementen zijn
bij doorbraak met een zachte laag glazuur die neigt tot
aftreken, bedekt. De kleuren wisselen: opaak-wit tot
geel-wit met secundaire bruine verkleuringen. Soms
zijn de elementen bruin-geel gevlekt.

b) Dentinogenesis imperfecta behelst structuurstoomissen
van het dentine. Deze kunnen eveneens op verschillende
momenten ontstaan: tijdens de aanleg van dentine door de
odontoblasten, tijdens de matrixvorming en ten tijde van de
mineralisatie. De kleur van de elementen varieert van am-
ber- en opaalkleurig met lichtblauwe - purper-bruine tot
rood-violette en grauw-grijze-groene tinten. Het wel aanwe-
zige dentine heeft zeer wijde tubuli. Secundaire afzetting
van verschillende mineralen veroorzaakt dan de kleurvaria-
tie. Dit wordt zichtbaar door het relatief translucente gla-
zuur. Aangetaste elementen vertonen een grote slijtage.
Door het te elastisch geworden dentine wordt het brosse gla-
zuur onvoldoende gesteund waardoor het afbreekt (Foto 5).

c) Odontodyspiasie is een ontwikkelingsstoornis waarbij
glazuur én dentine hypoplastisch zijn. Radiologische op-
namen vertonen zogenaamde \'Ghost teeth\': typerende
vage (spookachtige) element-afbeeldingen. Als de zeer
tere elementen doorbreken, brokkelen zij gemakkelijk af
met als gevolg een pulpa-expositie. Indien de elementen
nog een zeer dunne glazuurlaag hebben, zijn de kronen
meestal geel tot bruin van kleur.

d) Een bloedafbraak ten gevolge van een congenitale he-
molytische anemie kan tot verkleuring van het gebit lei-
den (bijvoorbeeld erythroblastosis fetalis - een vorm van
geelzucht bij pasgeborenen - bilirubine verkleurt het den-
tine). Ook permanente gebitselementen kunnen verkleu-
ren doordat bij hemolytische anemieën bloedpigmenten
vrijkomen en gaan circuleren.

2. Hypomineralisatie door een metabole storing van lange
duur

Koorts, infecties, emstige voedingstekorten of maagdarm-
aandoeningen kunnen het metabolisme nadelig beïnvloeden.
Een metabole storing van langdurige aard kan een effect
hebben op de glazuurvorming en daardoor een gegenerali-
seerde verkleuring veroorzaken. Er ontstaan handvormige
defecten met symmetrisch verloop gerelateerd aan de pe-
riode waarin de ziekte aanwezig was (Foto 9).

3. Veroudering

De verkleuring van het ouder wordende gebit is een extrin-
sieke verkleuring en bevindt zich aan de buitenoppervlakte
van de gebitselementen. Er ontstaan glazuurbarsten (infrac-
ties) in de gebitselementen waarbij kleurstoffen in het eron-
der gelegen dentine dringen (Foto 6). Het ouder worden
brengt ook slijtage van de gebitselementen met zich mee.
Het dentine kan bloot komen te liggen en wordt toegankelijk
voor kleurstoffen. Dit kan leiden tot een gegeneraliseerde of
een lokale verkleuring. Bij de lokale verkleuringen wordt dit
nader besproken.

4. Iatrogene verstoringen

Medicamenten kunnen verkleuringen veroorzaken (18).

a) Tetracycline-gebruik

Bekend is de van lichtgeel tot donkergrijze verkleuring
door toediening van
tetracyclinen tijdens de formatieve
fase van zowel melk- als blijvende gebitselementen.
Tetracyclinen hebben een grote affiniteit voor calcium en
worden door middel van een neerslag opgeslagen in tand-
en botweefsel (Foto 7). De kleurstof wordt tijdens de ont-
wikkelingsperiode in de harde tandsubstanties ingebouwd
en zorgt voor een permanente verkleuring van het gebit.
De kleur van de aangetaste elementen kunnen langzamer-
hand van intensiteit veranderen, vooral bij die elementen
die het meest aan licht zijn blootgesteld. Er zijn verschil-
lende kleurschakeringen mogelijk door verschillende tetra-
cyclinen variërend van een citroengele kleur (tetracy-
cline, demeclocycline) tot een geel/grijs bmine kleur
(chloor- en oxytetracycline) (10,17). Doxycycline veroor-
zaakt geen of minder verkleuring (11,18); minocycline
een blauw-grijze verkleuring. Tetracyclines kunnen de
placenta passeren en worden met de moedermelk uitge-
scheiden. Om deze verkleuringen te voorkomen, dienen
geen tetracyclines te worden verstrekt gedurende de ont-
wikkeling van gcbitselementen.

b) Fluorose

Fluoride verhoogt de weerstand van tandglazuur tegen
demineralisatie: het stimuleert de vorming van grotere en
regelmatiger glazuurkristallen en geeft door (reversibele)
uitwisseling van ionen aanleiding tot de vorming van een
geringe hoeveelheid hydroxyfluorpatiet. Het glazuur is
hierdoor onder anderen beter bestand tegen cariës.
Opname van
fluoride kan leiden tot een lichte vorm van
fluorose zich uitend als fijne witte streepjes in het glazuur
die horizontaal veriopen. Ook kunnen er vervloeiende
sneeuwwitte vlekken in normaal hard glazuur ontstaan
(\'mottled teeth\'). Chronisch excessieve dosering kan lei-
den tot een donker-bmine verkleuring en een hypomine-
ralisatie van het glazuur, zich uitend in pitvormige hypo-
plasieën.

II.LOKALE VERKLEURINGEN

/. Hypomineralisatie door een metabole storing van korte
duur

Dit type verstoring kan secundair de odontogenese beïnvloe-
den. De gebitselementen die in die periode in ontwikkeling
zijn, kunnen dan aangedaan worden en verkleuringen verto-
nen. Een metabole storing van korte duur kenmerkt zich door

-ocr page 333-

een symmetrisch voorkomende afwijking in het glazuur (zo-
wel hypoplasie als hypomineralisatie) in een paar contralate-
rale homologe elementen, gerelateerd aan de periode waarin
de stoomis is opgetreden (Foto 9). Afhankelijk van de duur
van de periode waarin de metabole storing plaatsvindt, kun-
nen meerdere of alle gebitselementen erbij betrokken zijn.
Dan is er eerder sprake van een gegeneraliseerde verkleu-
ring. Voorbeelden bij gezelschapsdieren:

1) Infectieziekten. Het hondeziektevims is daar een bekend
voorbeeld van (Carré- of Staupe-gebit) (Foto 8). Bij het
doorbreken van de gebitselementen is de kleur nog nor-
maal, het glazuur vertoont echter tal van oppervlakkige en
diepere defecten en al snel na doorbraak zullen tal van
kleurstoffen in het onvoldoende verkalkte glazuur of het
blootliggende dentine dringen: de kleur van de tanden kan
variëren van geel-bmin tot donkerbmin.

2) Emstige voedingstekorten kunnen een te gering aanbod
van de bouwstoffen voor glazuur en dentine veroorzaken
waardoor hypoplasieën kunnen ontstaan met eventueel
verkleuringen als gevolg.

3) Maagdarm-aandoeningen; onder andere emstige endopa-
rasitaire ziekten.

2. Veroudering

Er kunnen barstjes in het glazuur (haarscheurtjes of infrac-
ties) van de gebitselementen ontstaan waarbij kleurstoffen in
het eronder gelegen dentine dringen. Deze vericleuring van het
ouder wordende gebit is een extrinsieke verkleuring. Het ouder
worden brengt meestal ook slijtage van de gebitselementen met
zich mee en kan lokale of gegeneraliseerde verkleuring van ge-
bitselementen veroorzaken.

Fysiologische (attritie) of pathologische (abrasie) afslijting
kan de tanden en kiezen doen verkleuren. Door afslijting komt
uiteindelijk het dentine bloot te liggen. Wanneer het dentine tij-
dens de afslijting van de elementen aan de oppervlakte komt,
kan het donker verkleuren door het binnendringen van voedsel-
kleurstoffen in het poreuze dentine. Dit is vooral het geval bij
het jonge zogenaamde secundaire dentine dat door appositie
wordt afgezet in de pulpaholte van de tand. Doordat dit dentine
zachter is dan het omringende, primaire oudere dentine, tekent
het zich donker. De afgesleten top van de kroon zonder pulpa-
expositie vertoont een bmine rand met naar het centrale ge-
deelte een steeds donkere tot zwart-bmine kleur Dit beeld
wordt veelvuldig aangetroffen bij op stenen of stangen bijtende
honden (Foto 10). Malocclusie van gebitselementen veroor-
zaakt ook soms een pathologische slijtage en wordt regelmatig
zowel bij de kat als de hond aangetroffen.
Als de aanmaak van dentine langzamer gaat dan de afslijting,
wordt de pulpa geëxposeerd. Er is dan sprake van een totale
pulpa-expositie. De pulpa zal afsterven en de top van de kroon
zal nu duidelijk bmin/zwart verkleurd zijn door necrotisch ma-
teriaal.

3. Trauma

Er kan sprake zijn van trauma aan reeds doorgebroken gebits-
elementen (post-emptief) of nog niet doorgebroken elementen
(pre-emptief). Deze, door een mechanisch of ontstekings-
trauma gestigmatiseerde elementen vertonen een lokaal defect.
Dit type verstoring betreft meestal één of enkele elcment(en)
(Foto 11).

a) Pre-emptief trauma

1. Een mechanische beschadiging op het onderiiggende
blijvende element: door slag, stoot, val of beet op een

melkelement kan de tandkiem van de opvolger trauma-
tisch beschadigd worden. Na doorbraak van het bescha-
digde element kan het - onder het beschadigde of afwe-
zige glazuur gelegen - dentine verkleuren: een
geel-bmine vlek en een defect op de tand. Deze verkleu-
ring wordt bij honden regelmatig waargenomen. De oor-
zaak ervan is soms uit de anamnese te achterhalen.
2. Een ander gevolg van trauma aan een melkelement kan
zijn dat er pulpanecrose en een peri-apicale ontsteking
van dat element optreedt (Foto 12). Het afknippen van
melkhoektanden is daar een voorbeeld van. Niet alleen
zal de melkhoektand grijs-blauw tot zwart verkleuren,
maar de blijvende hoektand kan beschadigingen verto-
nen. Meestal is het glazuur beschadigd door de peri-api-
cale ontsteking die ontstaat na de door het afknippen ver-
oorzaakte pulpitis van het melkelement (Foto 13). Door
de ontstekingsprodukten kan de tandkiem van het blij-
vende element beschadigd worden, er is sprake van een
hypomineralisatie. Men spreekt dan van een Tumertand
(Foto 14).

b) Post-emptief trauma

Gebitstraumata door bijten op harde voorwerpen, ongeluk-
ken, sport en spel of geweld komen zowel bij het tijdelijk als
het blijvend gebit voor. Het trauma kan beperkt blijven tot
een oppervlakkig scheurtje in het glazuur (ongecompli-
ceerde fractuur) cn de pulpa kan soms vitaal blijven.
Voedselbestanddelen kunnen het dentine binnendringen en
aanleiding zijn tot verkleuringen. Een fractuur die emstig is
(zoals onder andere een gecompliceerde fractuur) kan tot
avitaliteit van de pulpa leiden (Foto 24). Dit kan ook het ge-
volg zijn van de beschadiging van de vaat-zenuwstreng. Ten
gevolge van trauma ziet men onder andere:

- een pulpa-hyperemie of een pulpa-bloeding: een roze-
rood gebitselement (Foto 15). Binnen korte tijd verandert
de kleur naar blauw-grijs en nog later naar grauw-grijs.
Als de pulpa vitaal blijft, is het mogelijk dat de verkleu-
ringen verdwijnen door resorptie van het bloed. Als
bloedbestanddelen in de dentinekanaaltjes dringen dan
blijft de verkleuring bestaan.

- een pulpa-necrose (de bloedbestanddelen vallen uiteen
en vormen het zwarte ijzersulfide). Deze gepigmen-
teerde bloed-afbraakprodukten dringen het dentine bin-
nen. De eerste verkleuring is ook roze-rood maar deze
verandert al snel in een meer en meer grijs tot blauw-
zwarte verkleuring (Foto 16). Het verkleurde dentine
schemert door het glazuur heen en na een endodontische
behandeling zal deze kleur niet verdwijnen (Foto 18).

- is alleen de/tip van een tand verkleurd, de zogenaamde
\'pink spot\' dan is de pulpa meestal vitaal en schemert
roze door (Foto 17). Er is sprake van een interne resorp-
tie van het dentine: de wanden van de pulpaholte worden
op grond van weefselreactie van de pulpa geresorbeerd.
Er kan zoveel dentine in de kroon van de tand verdwenen
zijn dat het pulpaweefsel roze-rood tot purperachtig door
het glazuur heenschemert. Het is verstandig een dergelijk
verkleurd element enige maanden na het ontstaan van de
verkleuring op endodontische afwijkingen radiologisch
te controleren (1).

- bij obliteratie, het dichtslibben van de pulpakamer, wor-
den de elementen bmingeel gekleurd (Foto 6).

- indien er tot een endodontische behandeling wordt
overgegaan, kan de tandkroon verder verkleuren door het
wortelkanaalcement dat wordt ingesloten. Bij een correct

-ocr page 334-

uitgevoerde endodontische behandeling treedt nauwe-
lijks verkleuring op.

4. Cariës

De harde tandweefsels ondergaan veranderingen onder invloed
van veranderingen in het omgevende milieu. Bij de mens is
ca-
riës
een veelvoorkomend verschijnsel. Ook bij de hond kan ca-
riës voorkomen en met name in de achterste kiezen (Foto 19).
Het cariësproces is een verstoring in het demineralisatie- en re-
mineralisatie-proces. Dit veroorzaakt diverse kleurschakerin-
gen. Actieve cariës begint door demineralisatie met een witte
vlek, het glazuur en dentine is zacht. Doordat tijdens de remine-
ralisatie organische stoffen uit het voedsel in deze poreuze
witte vlek worden ingebouwd, ontstaat een donkere verkleu-
ring. Het is mogelijk dat het carieuze proces vroeg stopt. Het
glazuur is nog gezond en heeft zich dan weer verhard, diverse
kleurstoffen zijn tijdens dit remineralisatie proces mee inge-
bouwd en veroorzaken dan een donkerbmine tot zwarte kleur.

5. Restauratiemateriaal

Chemische processen in het materiaal kunnen de restauratie
verkleuren.
Amalgaam veroorzaakt verkleuring van het den-
tine door afgifte van corrosieproducten. Door randlekkage kan
verkleuring ter plaatse van de hechtingslijn optreden (Foto 20).
Ook
kunststofrestauraties kunnen door chemische reacties
inwendig verkleuren (vooral bij chemisch hardende composie-
ten) of bij een mw oppervlak door extrinsieke verkleuring
(Foto 21).

III. PSEUDQ-VERKLEURINGEN

De vorming van een beslag, tandplak, tandsteen, pigmentatie
of het achterblijven van voedselresten op het tandoppervlak
van de gebitselementen kunnen een verkleuring veroorzaken.
Dergelijke neerslagen kunnen beschouwd worden als een
pseudo-verkleuring van het gebit.

a) Tandplak-tandsteen

Deze meestal gegeneraliseerde pseudo-verkleuring kan ook
lokaal optreden en wordt veroorzaakt door retentie van ver-
kleurde bestanddelen in de tandplak en/of pellicle of door
chemische verandering hierin. Deze licht-gele tot donker-
bmine gekleurde aanslag ontstaat vooral op die glazuurop-
pervlakken die mw zijn of beschadigingen (barstjes/fls-
suren) vertonen. Deze neerslagen zijn vaak te verwijderen.
Het compacte glazuur zal op zichzelf heel weinig neiging
vertonen kleurstof vast te houden. Doorlaatbare, organische
stmcturen, zoals de van nature aanwezige tufts en lamellen,
alsook de door mechanische oorzaken ontstane post-emp-
tieve barstjes of andere onregelmatigheden in het glazuur-
oppervlak nemen de kleurstof wel gemakkelijk op. Verder
staan door tandvleesretractie blootgekomen worteldelen
aan verkleuring bloot.

Op de dunne pellicle (een dunne bacterievrije, acellulaire
laag op het glazuur, gevormd door selectieve adsorptie van
glycoproteïnen uit het speeksel) wordt de
tandplak afgezet
(Foto 22). Indien er een zekere dikte is bereikt, is de wit-gele
kleur duidelijk waameembaar. Bij honden en katten met erg
slechte mondhygiëne kunnen chromogene micro-organis-
men nog extra kleuren toevoegen aan de plaklaag. Groene,
zwart-bmine en oranje verkleuringen kunnen voorkomen
(4,15).

Als de tandplak niet verwijderd wordt, wordt het geminera-
liseerd en ontstaat er
tandsteen (Foto 23). Het supragingi-
vale tandsteen is in eerste instantie geel-wit van kleur, maar
wordt donkerder door opname van kleurstoffen uit voedsel.
Subgingivaal tandsteen is harder en bmin-zwart van kleur.

1 ■ ffl

II I M

b) Voedsel

Het gebmik van voedsel met verkleurende middelen kan ge-
bitselementen doen verkleuren. Het is bij de mens bekend
dat diverse stoffen in de voeding- en genotmiddelen infiltra-
tief-exogene verkleuringen kunnen veroorzaken: thee, kof-
fie, rook, teer, cosmetica. Ook toevoegingen als ijzer, fluor
en chloorhexidine (ook in de diergeneeskunde toepasbaar)
kunnen verkleuringen tot gevolg hebben (6).

(XINCLUSIE

Verkleurde tanden komen bij mensen maar ook bij gezel-
schapsdieren regelmatig voor. Het vaststellen van de oorzaak
en aard van een verkleuring kan van belang zijn om een gebits-
element te kunnen behouden. Het is van belang een verkleuring
niet te veronachtzamen met name bij jonge dieren (ook melke-
lementen). Een behandeling door middel van het aanbrengen
van een beschermlaag op aangetast tandweefsel (sealing), het
adequaat behandelen van een pulpitis of het verwijderen van
aanslagen, tandplak en tandsteen die pseudo-verkleuringen van
de gebitselementen veroorzaken, kan belangrijk zijn voor het
behoud van een goede dentitie.

DANKBETUIGING

Aan dr. FJM Roeters, Vakgroep Cariologie en Endodontologie, Universiteit
Nijmegen voor zijn kritische op- en aanmerkingen tijdens de ontwikkeling van
dit artikel.

LITERATUUR

1. Andreasen JO. Traumatic injuries of the teeth. Kopenhagen,
Munksgaard, 1972.

2. Bhaskar SN (ed). Orban\'s Oral histology and embryology. Saint Louis,
The CV Mosby Company, 1976.

3. Crossley DA, and Penman S (ed). Manual of Small Animal Dentistry.
Shurdington, Publ. BSAVA, 1995.

4. Dayan D, Heifferman A, Gorski M, and Begleiter A. Tooth discoloration
- Extrinsic and intrinsic factors. Quintessence International 1983; 2: 195-
8.

5. Henderson Scon J, and Barrington Bray Symons N. Introduction to den-
tal anatomy. Edinburgh, Livingstone, 1964.

Kayser AF. Verkleurde tanden. Ned Tijdsch Tandheelkunde 1975; 82;
450-3.

Kertesz P. A Colour Atlas of Veterinary Dentistry and Oral Surgery.
London, Wolfe Publ., Mosby-year Book Europe, 1992.

8. Kinderlandheelkunde in de algemene praktijk. Syllabus Regionale WTA
Cursus, 1978.

Miles AEW, and Grigson C. Coyler\'s Variations and Diseases of the
teeth of animals. Revised edition (from 1936) Cambridge University
Press, 1990.

10. Owen LN. The effects of administering tetracyclines to young dogs with
particular reference to localisation of the drugs in the teeth. Arch. Oral
Biol 1963;8:715-27.

11. Pindborg JJ. Pathology of the dental hard tissues. Copenhagen,
Munksgaard, 1970.

12. Schuurs AHB. Gebitspathologie. Alphen aan den Rijn, Samson Stafleu,
1988.

13. Shipp AD, and Fahrenkrug P. Practitioners\' Guide to Veterinary
Dentistry. Published and Distributed by Dr. Shipp\'s t.aboratories
Beverly Hills, California 90210,1992.

14. V.(anonymus). Over verkleuringen van gebitselementen. Ned Tijdsch
Tandheelkunde 1979; 86; 399403.

15. Vogel Rl. Intrinsic and extrinsic discoloration of the dentition. J Oral
Med 1979; 30: 99-104.

16. Waal 1 van der en Kwast WAM van der. Pathologie van de mondholte.
Utrecht, Bohn, Scheltema & Holkema, 1981.

17. Westergaard J. Strucniral changes induced by tetracycline in secretory
ameloblasts in young rats. Scand J Dent Res 1980; 88:481-95.

18. Wit MEC de. Iatrogene oorzaken voor tandverkleuring. Scriptie
Farmacoepidemiologie en Farmacotherapie. Universiteit Utrecht, 1995.

-ocr page 335-

Speciaal voor de hond:
Pulvex spot-on.

Pulvex spot-on is een nieuw,
niet-systemisch insekticide
tegen vlooien, luizen en teken
bij honden. Het werkt zeer
effectief en is door het eenmalig
opbrengen op de rug van het dier
zowel voor de hond als het baasje
uiterst gebruiksvriendelijk.

Doodt vlooien, luizen en
teken onmiddellijk.

Na eenvoudig openknippen en
opbrengen verspreidt Pulvex
spot-on zich binnen 24 uur over het
gehele lichaam van de hond en
doodt alle vlooien,
teken en luizen ^^^^

waarmee het in d«^
contact komt.
Eenmaal behan-
deld is de hond tenminste 4
weken verlost van deze verve-
lende parasieten.

Veilig en gemakkelijk
toe te dienen.

Door de ingenieuze
verpakkingswijze is
Pulvex spot-on heel
veilig en gemakkelijk

Dé oplossing tegen
vlooien, luizen en teken

bij honden
schuilt in een
klein hoekje.

toe te passen.
In tegenstelling tot bij
andere insekticiden komen
problemen met het opbren-
gen (morsen etc.) bij Pulvex spot-on
praktisch niet voor en behandeling
geschiedt in een handomdraai.
Pulvex spot-on is niet voor niets de
ideale keuze voor de behandeling
van vlooien, luizen en teken bij de
hond.

Pulvex spot-on

Het \'knippen-knijpen-klaar\' insekticide tegen vlooien luizen en teken.

IfllAI I.INCKRODT
■ VETERINARY

Mallinckrodt Veterinary B.V. De Molen 5, 3994 DA Houten. Telefoon (030)6340405. Fax (030)6350942.

-ocr page 336-

ÜÉ

•I ■ f»

ISOLATIE VAN ESCHERICHIA COL/0157:H7 UIT FAECES
VAN RUNDEREN EN UIT RAUWE VLEESPRODUKTEN IN
NEDERLAND

Inleiding

De bacterie Escherichia coli behoort
tot de normale darmflora van de
mens en van de warmbloedige die-
ren. Een aantal
E.coli stammen is
echter pathogeen voor de mens. De
E.coli 0157:H7 behoort tot de groep
van de enterohaemorrhagische
E.coli (EHEC), die bij de mens hae-
morrhagische colitis (HC) kan ver-
oorzaken met soms als complicatie
een ernstige nierfunctiestoornis, het
haemolytisch uraemisch syndroom
(HUS).

Nadat in de Verenigde Staten van
Amerika (VS) in 1982
E.coli
0157:H7 voor het eerst werd geïden-
tificeerd als pathogeen voor de mens,
zijn er talrijke explosies en individu-
ele gevallen van
E.coli 0I57:H7 in-
fecties gerapporteerd in voorname-
lijk de VS en Groot-Brittannië. Uit
bewaarde bacteriestammen van pa-
tiënten in de VS werd geconcludeerd
dat er eerder één geval van HUS,
veroorzaakt door
E.coli 0157:H7,
zich had voorgedaan en wel in 1975.
Epidemiologisch zijn deze infecties
vooral in verband gebracht met de
consumptie van onverhit of onvol-
doende verhit rundvlees (hambur-
gers).

Zowel in de Verenigde Staten als in
Europa inclusief Nederland is gecon-
stateerd dat binnen de EHEC-groep
de £.co// 0157:H7 het meest frequent
is geïsoleerd bij explosies en inci-
dentele gevallen van HC en HUS.
Voor het doen ontstaan van HUS
moet de
E.coli een toxine, het vero-
cytotoxine of verotoxine (VT|, VT2
en VT2C) vormen en een aanhech-
tingsfactor
(eae) ten opzichte van de
darmwand bezitten. Naast de
E.coli
0157:H7 zijn ongeveer 50 andere
verotoxine producerende
E.coli
(VTEC) serotypen inmiddels geasso-
cieerd met HC en HUS.

Ziekteverschijnselen bij de mens
en het voorkomen in Nederland

Na een incubatietijd van drie tot vier
dagen zijn de ziekteverschijnselen
van HC veroorzaakt door EHEC:
ernstige buikkrampen; waterige diar-
ree (60%) die na één a twee dagen

haemorrhagisch (bloederig) wordt
(10%); braken (50-70%); meestal
geen koorts.

Bij de meeste patiënten treedt na acht
dagen herstel in zonder restver-
schijnselen. Bij sommige patiënten
treedt als ernstige complicatie HUS
op. Dit is met name het geval bij kin-
deren jonger dan vijf jaar en bij per-
sonen ouder dan 60 jaar. Het HUS
wordt gekenmerkt door ernstige
bloedarmoede, verlaging van het
aantal bloedplaatjes en een ernstige
nierfunctiestoornis. Dit kan chroni-
sche nierbeschadiging geven en
soms de dood tot gevolg hebben.

In Nederland komt de aandoening
HUS weinig voor, circa 30 gevallen
per jaar als incidentele gevallen, ter-
wijl in de VS, Canada, het Verenigd
Koninkrijk en Duitsland zich juist de
afgelopen jaren meer of minder grote
explosies van deze ziekte hebben
voorgedaan.

De meeste gevallen doen zich voor
in de zomermaanden, ruwweg van
mei tot september. In Nederland
heeft men tot nu toe niet kunnen
vaststellen hoe de patiënten besmet
raken. Sinds het begin van de tachti-
gerjaren wordt een infectie met ver-
otoxine producerende
E.coli en spe-
ciaal
E.coli 0157 gezien als de
voornaamste oorzaak van HUS.

Retrospectief onderzoek van be-
waarde sera van patiënten met HUS
heeft uitgewezen dat infecties met
E.coli 0157 al sinds 1974 in
Nederland voorkomen. Al jaren is het
aantal gevallen van HUS in
Nederland constant en vormt voorals-
nog geen toenemend probleem. Het
probleem dient echter niet te worden
veronachtzaamd.

Ziekteverschijnselen en voorko-
men bij dieren

Buiten de mens wordt rundvee voor
vlees- en melkproduktie beschouwd
als het belangrijkste reservoir van
EHEC/VTEC bacteriën, zonder dat
het daarbij ziekteverschijnselen ver-
toont.

In de literatuur variëren de percenta-
ges van rundvee met EHEC/VTEC
bacteriën van enkele tienden tot
10%. Aangegeven wordt dat in een
rundveebeslag slechts enkele dieren
gedurende kortere of langere tijd uit-
scheider van de EHEC of VTEC bac-
teriën zijn en voedingsmiddelen van
mnderen (vlees en melk) kunnen
daardoor als besmettingsbron voor
de mens fungeren.

Mogelijk kunnen ook andere dieren
een bron van besmetting zijn, omdat
in de VS ook
E.coli 0I57:H7 uit an-
dere rauwe vleesprodukten dan rund-
vlees is geïsoleerd en wel uit var-
kensvlees, lamsvlees en vlees van
gevogelte (kip en kalkoen). In
Nederland is dat tot nu toe niet ge-
constateerd.

Onderzoek naar 0157 VTEC en
0157:H7 bacteriën in rauwe vlees-
producten en in faeces van vlees-
kalveren en runderen in Neder-
land

Vlees en vleesprodukten
Van oktober 1992 tot september
1995 werden 2330 monsters vlees en
vleesprodukten, afkomstig van sla-
gers en supermarkten, onderzocht bij
de regionale Inspectie Gezond-
heidsbescherming (1GB) te Zutphen
(ir. E. de Boer en de laatste jaren in
samenwerking met mevrouw ir. A.E.
Heuvelink). Het betrof rauw vlees/
rauwe vleesprodukten van rund, var-
ken, kip en kalkoen. Uit twee mon-
sters gehakt (rund/varken) werd
0157 VTEC geïsoleerd.

De eerste isolatie in december 1994
(0157:H7) en de tweede in augustus
1995 (0157:H-). Een overzicht van het
onderzoek is weergegeven in tabel 1.

-ocr page 337-

Vleeskalveren en runderen
In mei/juni 1993 werd van 550 runde-
ren (vleesstieren en melkkoeien) on-
geboren mest (inhoud endeldarm)
onderzocht bij IGB/Zutphen. De
monsters werden bij slachthuizen ge-
nomen door de regionale Veterinaire
Inspectie van de Volksgezondheid
(VI).

In september 1994 werden faeces mon-
sters van 365 vleeskalveren verzameld
bij slachthuizen in samenwerking met
dr. P.G.H. Bijker van de Vakgroep
Voedingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong (Faculteit der Diergeneeskun-
de, Universiteit Utrecht). Het onder-
zoek vond plaats bij het Radboud
Ziekenhuis te Nijmegen (Mevrouw
Heuvelink). In 1995 werden van 24 juli
tot en met 30 oktober door de VI van
183 vleeskalveren en van 270 melk-
koeien in slachthuizen faecesmonsters
genomen die bij IGB/Zutphen werden
onderzocht.

In 1993 werd geen 0157 VTEC geï-
soleerd. Dat gelukte met nagenoeg
dezelfde methode ook in de jaren
daarna niet. Uit enkele monsters
werd wel 0157 VTEC gekweekt door
gebruikmaking van een meer selec-
tieve vaste voedingsbodem: in 1994
uit drie (0,9%) faeces monsters van
vleeskalveren en in 1995 uit één
(0,5%) faecesmonster van vleeskal-
veren en vier (1,5%) faeces monsters
van melkkoeien. Door bovendien in
1995 het onderzoek uit te voeren met
een zeer specifieke en zeer gevoelige
immunomagnetische scheidingsme-
thode met behulp van Dynabeads
anti-£.co/i 0157 (magnetische parels
waaraan gehecht antistoffen gericht
tegen
E.coli 0157) werd van 30
(11,1%) melkkoeien 0157 VTEC geï-
soleerd. Een overzicht van dit onder-
zoek is weergegeven in tabel 2.

Tabel 1.: Isolatie van 0157 VTEC uit rauw vlees en rauwe vleesprodukten (1992 - 1995)

Vleessoort:

aantal onderzochte monsters

aantal (%) 0157 VTEC

rundvlees (gemalen)

1 000

0

gehakt (rund/varken)

770

2\'(0.3)

gehakt(varken)

260

0

pluimveevlees (kip, kalkoen)

300

0

Totaal

2.330

» 1 x0157:H7en 1 x0157:H-

Tabel 2.: Isolatie van 0157 VTEC uit faeces van vleeskalveren en runderen

Jaar

Slachtdier

aantal onderzochte monsters

aantal (%) 0157 VTEC*

1993

vleesstieren / melkkoeien 550

0

1994

vleeskalveren

365

3 (0.9)

1995

vleeskalveren

183

1 (0.5)

1995

melkkoeien

270

30 (11.1)

* slechts 9 van de 30 isolaten bij melkkoeien zijn 0157: H7; alle overige isolaten zijn 0157: H-

« m

Bespreking der resultaten

Alle geïsoleerde 0157 VTEC stam-
men zijn positief voor het VT2 en
eae
gen en dus potentiële verwekkers van
HUS. Al deze stammen werden on-
langs geserotypeerd bij het Rijks-
instituut voor Volksgezondheid en
Milieu (Mevrouw drs. J.W. van
Leeuwen). Slechts weinige
E.coli
stammen behoorden tot het serotype
0157:H7 en wel de stam uit gehakt
van 1994 en negen (3,3%) van de 30
melkkoeien. De overige waren
0157:H-, die overigens ook als poten-
tieel pathogeen worden beschouwd.

De hier weergegeven resultaten in-
zake de 0157 VTEC, waaronder
0157:H7, isolaties bij melkkoeien en
kalveren en uit rauwe vleesprodukten
zijn eindelijk een bevestiging dat ook
in Nederland deze vermoedelijke in-
fectiebron voor de mens aanwezig is,
hetgeen reeds lang werd vermoed.
Runderen en met name melkkoeien
blijken dus ook in Nederiand een re-
servoir voor 0157 VTEC te zijn. Een
mogelijke verklaring voor het feit dat
het hier gevonden percentage
1(11,1 J\'
0157 VTEC bij melkkoeien aanmer-
kelijk hoger is dan in de literatuur
wordt genoemd is het gebruik van de
Dynabeadsmethode.

mm

Hoe kan een eventuele besmetting
van vlees met 0157 VTEC worden
voorkomen? Rundvlees raakt besmet
doordat maag-/darminhoud en faeces
tijdens het slachtproces het karkas
bezoedelen. Daarom is het van groot
belang deze bezoedeling te voorko-
men. Met name de wijze van onthul-
den en de wijze waarop het maag-
darmpakket wordt verwijderd
(inclusief afbinden van slokdarm en
endeldarm) zijn hierbij essentieel.
Het slachtpersoneel en de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees
dienen er op toe te zien dat dit op een
hygiënisch verantwoorde wijze ge-
beurt.

In een onlangs door de VI uitgevoerd
actieprogramma hygiënisch runder-
slachten is er nog eens op gewezen
dat iedere vorm van faecale bezoede-
ling onacceptabel is en terstond dient
te worden verwijderd. Het belang
hiervan is door het aantonen van
0157 VTEC in runderfaeces nog
eens onderstreept. De VI zal hier dan
ook nauwlettend op blijven toezien.

Aangezien de besmetting van het
vlees een oppervlakte-besmetting is,
is het van groot belang dat gemalen
vlees (gehakt en hamburger) vol-
doende wordt verhit, alvorens het te
consumeren (verhitten tot rode vlees-
kleur is verdwenen). Dit geldt met
name voor de consumptie door jonge
kinderen en bejaarden.

Op de langere termijn is het van be-
lang na te gaan of en zo ja hoe bestrij-
ding van 0157: VTEC op rundveebe-
drijven kan worden doorgevoerd.
Over enkele maanden zal een herha-
ling van het onderzoek uit 1995 wor-
den uitgevoerd, waarbij tracering van
rundveebedrijven zal plaatsvinden.
Bovendien zal een surveillance on-
derzoek bij andere diersoorten (kip,
varken) plaatsvinden. Immers voort-
zetting van onderzoek naar besmet-
tingsbronnen en transmissieroutes en
de mogelijkheden voor eliminatie
daarvan is noodzakelijk voor de pri-
maire preventie van VTEC-infecties.

Mw. Ir. A.E. Heuvelink
(Radboud Ziekenhuis, Nijmegen)
Ir. E. de Boer (IGB/Zutphen)
Dr. W. Edel (VHI/VWS)

-ocr page 338-

Berichten en verslagen

AANGIFTE

De bestrijding van besmettelijke dier-
ziekten is geregeld in de Gezondheids-
en Welzijnswet voor Dieren (GWWD)
en de op basis van deze wet geldende
besluiten en regelingen. Op grond van
artikel 15 van de GWWD worden de
besmettelijke dierziekten aangewezen,
waarvoor een aangifteplicht geldt.

Dierenarts

Op grond van artikel 100 van de wet is
de dierenarts verplicht alle aangifte-
plichtige besmettelijke dierziekten (ar-
tikelen 2 tot en met 8 van de regeling)
en andere door de minister van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV)
aangewezen ziekten (artikel 9 van de
regeling) te melden bij de burgemeester
en de inspecteur districtshoofd van de
Veterinaire Dienst van het Ministerie
van LNV (kringdirecteur van de RVV).

Veehouder

Op grond van artikel 19 van de wet is
de houder van een dier verplicht aan-
gifte te doen van verschijnselen van
een aangifteplichtige besmettelijke
dierziekte (artikelen 2 tot en met 8 van
de regeling). Deze aangifte geschiedt
bij de burgemeester van de gemeente
waarin het dier zich bevindt.

WELKE ZIEKTEN
De minister van LNV heeft, gelet op
een groot aantal Europese richtlijnen
en de GWWD, de navolgende aangif-
teplichtige besmettelijke dierziekten
aangewezen.

Artikel 2: vee

Als besmettelijke dierziekten bij vee,
zijnde herkauwende en eenhoevige
dieren en varkens, zijn aangewezen:
- runderpest;

- mond-en klauwzeer;

- klassieke varkenspest;

- Afrikaanse varkenspest;

- rabies;

- dourine;

- kwade droes;

- virale paardenencefalomyelitiden;

- infectieuze anemie;

- miltvuur;

- Afrikaanse paardepest;

- vesiculaire stomatitis;

- trichinellose;

- brucellose ten gevolge van Brucella
melitensis\',

- brucellose ten gevolge van Brucella
ovis\\

- brucellose ten gevolge van Brucella
suis-,

- tuberculose ten gevolge van M. tu-
berculosis\',

- bovine spongiforme encefalopathie
en andere besmettelijke spongifor-
me encefalopathiën;

- besmettelijke bovine Pleuropneu-
monie;

- Teschener-ziekte (besmettelijke var-
kensverlamming);

- vesiculaire varkensziekte;

- ziekte van Aujeszky;

- blue tongue;

- pest van de kleine herkauwer;

- Rift Valley koorts;

- schape- en geitepokken;

- nodulaire dermatose (lumpy skin di-
sease) en

- enzoötische hemorragische ziekte
bij herten.

Artikel 3: pluimvee

Als besmettelijke dierziekten bij pluim-
vee (hoenderachtigen, eenden en gan-
zen) zijn aangewezen:

- vogelpest (aviaire influenza) en

- pseudo-vogelpest (Newcastle disea-
se).

Artikel 4: bijen

Als besmettelijke dierziekte bij bijen is
aangewezen:

- Amerikaans vuilbroed.

De in de Staatscourant van 26 maart 1996 gepubliceerde Regeling aanwijzing
besmettelijke dierziekten is met ingang van 13 april 1996 in werking getreden.
In dit artikel wordt aangegeven welke ziekten aangifteplichtigzijn. In een vol-
gende aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wordt ingegaan
op de achtergronden van de regeling en het belang van de aangifteplicht.

Door Sabien van Egmond

REGELING AANWIJZING BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

Artikel 5: nertsen

Als besmettelijke dierziekten bij nert-
sen zijn aangewezen:

- rabies;

- ziekte van Aujeszky;

- besmettelijke spongiforme encefa-
lopathiën;

- brucellose;

- tuberculose en

- miltvuur.

Artikel 6: overige zoogdieren

Als besmettel ij ke dierziekten bij zoog-
dieren, niet zijnde vee en nertsen, zijn
aangewezen:

- rabies;

- mond- en klauwzeer;

- vesiculaire Stomatitis;

- ziekte van Aujeszky;

- besmettelijke spongiforme encefa-
lopathiën;

- brucellose;

- tuberculose;

- hemorragische koortsen, Ebola en
Marburg veroorzaakt door vimssen
van de familie Filoviridae;

- simian immunodeficiency vimsin-
fecties;

- tularaemieen

- miltvuur.

Artikel 7: overige vogels
Als besmettelijke dierziekten bij an-
dere vogels dan pluimvee zijn aange-
wezen:

- psittacose;

- pseudo-vogelpest (Newcastle disca-
se) en

- vogelpest (aviaire influenza).

Artikel 8: beenvissen

Als besmettelijke dierziekten bij been-
vissen zijn aangewezen:

- infectieuze zalmanemie;

- infectieuze hematopoïetische ne-
crose en

- virale hemorragische septikemie.

Artikel 9: alleen dierenarts

Als besmettelijke dierziekten als be-
doeld in artikel 100 van de GWWD
(aangifte alleen voor dierenarts ver-
plicht!) zijn aangewezen:

- mnderbmcellose;

- mndertuberculose;

- endemische mnderleukose;

- Salmonellose;

- campylobacteriose;

- listeriose;

- toxoplasmose;

-ocr page 339-

- echinicoccose;

- yersiniose;

- leptospirose ten gevolge van
Leptospira hardjo\\

- scrapie en

- zwoegerziekte.

Artikel 10: Aujeszky

Aan de houder van een dier wordt vrij-
stelling verieend van de kennisgeving
van het feit dat dat dier verschijnselen
vertoont van de ziekte van Aujeszky
indien wordt voldaan aan het gestelde
onder 1 en 2.

1. Indien een dier verschijnselen van
de ziekte van Aujeszky vertoont of
indien de sterfte van varkens op een
bedrijf bepaalde waarden over-
schrijdt zoals omschreven in bijlage
1, stuurt de houder verdacht materi-
aal naar de regionale gezondheids-
dienst voor dieren.

2. Indien de verdenking van een klini-
sche uitbraak als bedoeld onder 1
wordt bevestigd door de regionale
gezondheidsdienst voor dieren met
een daartoe geëigende onderzoeks-
methode, (dan pas) geeft de houder
van het dier kennis van de ziekte
van Aujeszky aan de burgemeester
van de gemeente waarin het dier
zich bevindt.

Bijlage 1 (verschijnselen)
Van verschijnselen van de ziekte van
Aujeszky zal sprake zijn indien ten-
minste:

- zeugen koorstig zijn, geen voer op-
nemen en abortus vertonen;

- zuigende biggen koortsig zijn,
speekselen en fietsbewegingen ma-
ken ten gevolge van de aantasting
van het centrale zenuwstelsel,
waarna meerdere biggen sterven;

- vleesvarkens koortsig zijn, geen
voer opnemen en hoesten of

- één of meer dieren, anders dan var-
kens, sterven na hoge koorts en he-
vigejeuk.

En indien sterfte onder varkens op
een bedrijf binnen een periode van
30 dagen de volgende waarden over-
schrijdt:

- 3% van het aantal gemiddeld in de
bedoelde periode aanwezige zeugen
of beren;

- 20% van het aantal levend geboren
biggen in de zoogperiode, of

- 5% van het aantal overige varkens.

KORTE TOELICHTING
In deze regeling wordt op grond van de
artikelen 15 en 100 van de GWWD een
aantal besmettelijke dierziekten aan-
gewezen bij vee, pluimvee, bijen, nert-
sen en andere, op grond van het Besluit
aanwijzing diersoorten besmettelijke
dierziekten, aangewezen dieren. Het
gevolg van de aanwijzing is dat bij
(verdenking van) uitbraak van deze
ziekten de bestrijdingsmaatregelen uit
de GWWD toegepast kunnen of moe-
ten worden. De Veewetartikelen die
betrekking hebben op dierziektenbe-
strijding zijn ingetrokken.
De meeste ziekten worden aangewezen
om gevolg te geven aan de Europese
richtlijnen, waarin regelen worden ge-
steld op het gebied van dierziekten. Het
betreft onder andere richtlijnen op grond
waarvan is voorgeschreven welke maat-
regelen de lidstaten bij uitbraak van de
dierziekte(n), waar de (bestrijdings)-
richtlijn betrekking op heeft, moeten ne-
men. Het betreft onder meer de aangifte-
plicht, reinigen en ontsmetten, maar ook
vrijwaringsmaatregelen (vervoersver-
bod) ter voorkoming van verspreiding
van de ziekte naar andere lidstaten.
Daamaast vloeit uit een aantal richtlij-
nen de verplichting voort om de uitbraak
van bepaalde dierziekten te melden aan
de Europese Commissie en de overige
lidstaten. In dit kader is de aangifteplicht
van artikel 19 en 100 GWWD van be-
lang (zie onder aangifte).
Een aantal dierziekten is in overeen-
stemming met de staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
aangewezen, omdat die ziekten (zoals
onder andere rabies en miltvuur) naar
het oordeel van die staatssecretaris een
ernstig gevaar voor de volksgezond-
heid opleveren. De staatssecretaris
stelt ook belang in de zoönosen die
vooralsnog alleen aangifteplichtig zijn
voor de dierenarts, zoals bijvoorbeeld
leptospirose en salmonellose.
In artikel 9 is een aantal dierziekten
aangewezen ter invulling van artikel
100 GWWD. Deze aanwijzing heeft
tot gevolg dat alleen dierenartsen ten

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1996 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,~ (inclusief 17,5% BTW). Onderstaand trefï u een
overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met een daarbijbehorend kos-
tenoverzicht.

Banden 1995, 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op postrekening
511606 ten name van de ICNMvD, onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang.

aanzien van deze ziekten een aangifte-
plicht hebben. Het betreft dierziekten
die momenteel in autonomie door de
schappen of op vrijwillige basis wor-
den bestreden. Tevens zijn de zoöno-
sen opgenomen waar de overheid op
grond van een Europese richtlijn gege-
vens over dient te verzamelen, ten-
einde de mate van voorkomen van
deze ziekten te kunnen bepalen.
Op advies van de Raad voor dieren-
aangelegenheden is de regeling aange-
past met betrekking tot de aangifte van
de ziekte van Aujeszky. Sommige ver-
schijnselen die wijzen op de aanwezig-
heid van de ziekte van Aujeszky zijn
niet specifiek genoeg en komen in zijn
algemeenheid vaak voor bij dieren,
zonder dat dit hoeft te betekenen dat er
sprake is van de ziekte van Aujeszky.
Het is daarom niet zinvol om elk ver-
schijnsel aan de burgemeester te laten
melden. Om deze reden wordt de hou-
der van dieren (en de dierenarts) vrij-
gesteld van de aangifte van deze
ziekte. Aan deze vrijstelling wordt het
voorschrift verbonden dat de houder,
indien bepaalde verschijnselen in een
bepaalde mate voorkomen, verdacht
materiaal inzendt naar de gezond-
heidsdienst. Als de gezondheidsdienst
door het stellen van de diagnose met
behulp van een micro-biologische
kweekmethode, dan wel door het aan-
tonen van specifieke antilichamen, be-
vestigt dat sprake is van een klinische
uitbraak moet de ziekte wel gemeld
worden. Een dergelijke differentiatie
in de aangifte is toegepast omdat ten
aanzien van de ziekte van Aujeszky
een uitroeiingsprogramma is opge-
start. Daamaast is vooreen aantal ziek-
ten de aangifteplicht beperkt tot de die-
renarts. Ten aanzien van andere
dierziekten laat Europese regelgeving
een differentatie niet toe of kan het op-
sommen van de verschijnselen nooit
volledig zijn.

-ocr page 340-

Door twee promovendi, gestationeerd
bij het ID-DLO en de Faculteit der
Diergeneeskunde, werd - in samenwer-
king met medewerkers van de Stichting
Gezondheidszorg voor Dieren - nader
onderzoek verricht naar de epidemiolo-
gie van het Aujeszky-virus en de in-
vloed van interventies daarop. Met be-
hulp van experimenteel onderzoek werd
inzicht verkregen in het belang van een
aantal voor de populatiedynamiek be-
langrijke aspecten. Zo bleek de popula-
tiegrootte bij gelijkblijvende po-
pulatiedichtheid niet van invloed op de
transmissie. Opmerkelijk was ook dat
voor het testen van de effectiviteit van
een vaccin de meest virulente virusstam
niet zonder meer de meest geschikte
bleek te zijn. Voorts werden aanwijzin-
gen verkregen, dat biggen met hoge ti-
ters aan matemale antilichamen be-
schermd zijn tegen transmissie van
Aujeszky-vims en dus op praktijkbe-
drijven geen \'core-group\' vormen.
Uit observationeel onderzoek bleek dat
op zeugenbedrijven met goed gevacci-
neerde zeugen het Aujeszky-vims niet
kan spreiden. Voorts werd met behulp
van wiskundige modellering aanneme-
lijk gemaakt dat reactivatie geen belang-
rijke rol speelt in goed gevaccineerde
zeugenpopulaties. Spreiding van het
Aujeszky-vims bleek wèl voor te ko-
men in twee maal gevaccineerde vlees-
varkenspopulaties. Dit houdt in dat
vleesvarkensbedrijven en opfokbedrij-
ven op regionaal niveau als \'core-group\'
kunnen ftjngeren. Toekomstig onder-
zoek zal dan ook gericht dienen te zijn
op deze bedrijfstypen.
De resultaten uit bovengenoemd onder-
zoek fungeerden als input voor een pro-
motie-onderzoek binnen de Landbouw
Universiteit Wageningen naar de kosten
en baten van de verschillende bestrij-
dingsstrategieën. Dit onderzoek heeft
geresulteerd in de ontwikkeling van een
operationeel economisch simulatiemo-
del ter ondersteuning van beleidsbeslis-
singen op het gebied van de dierziekten-
bestrijding in het algemeen en de
eradicatie van de ziekte van Aujeskzy in
het bijzonder.

Onlangs werd een door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij geflnancierd onderzoekprogramma afgesloten, dat tot doel had de
epidemiologische en economische expertise te versterken binnen een aantal
instellingen die werkzaam zijn op het gebied van de gezondheidszorg voor
dieren. Bovendien werd beoogd een gezamenlijk opleidingsprogramma op
het gebied van de veterinaire epidemiologie en economie te realiseren en een
netwerk te formeren ten behoeve van een geïntegreerde aanpak van observa-
tionele, bedrijfseconomische en populatiedynamische studies. In totaal werd
een vijftal promovendi ingezet. Parallel aan het uitvoeren van de verschil-
lende onderzoeksprojecten ontvingen de onderzoekers een aanvullende scho-
ling op het brede terrein van de veterinaire epidemiologie en economie.

VERSTERKEN EPIDEMIOLOGISCHE EN ECONOMISCHE
EXPERTISE BINNEN GEZONDHEIDSZORG VOOR DIEREN

Een vierde promovendus verrichtte on-
derzoek naar de dynamiek van infecties
met minor en major pathogene bacteriën
op melkveebedrijven met een laag cel-
getal en de invloed van tepeldesinfectie
daarop. Het onderzoek werd uitgevoerd
binnen de Faculteit der Diergenees-
kunde in nauwe samenwerking met me-
dewerkers van de Stichting Gezond-
heidszorg voor Dieren en het ID-DLO.
De incidentie van klinische mastitiden
veroorzaakt door
E. coli bleek signifi-
cant lager wanneer op dergelijke bedrij-
ven geen tepeldesinfectie werd toege-
past. Tevens werd een toename van het
aantal infecties met minor pathogenen
waargenomen. In tegenstelling tot de
gangbare theorie lijken infecties met
E.
coli
niet altijd opportunistisch.
Tot slot werd aan de Landbouw Uni-
versiteit Wageningen, in samenwerking
met medewerkers van de Stichting Ge-

Binnen het door de Fries-Flevolandse
Land- en Tuinbouworganisatie uit te
voeren project \'Meten is Weten\' is op
grond van opgedane praktijkervarin-
zondheidszorg voor Dieren, een simula-
tiemodel ontworpen teneinde het effect
van het vóórkomen van coccidiose op
de technische en economische resulta-
ten van vleeskuikensbedrijven te kun-
nen voorspellen. Het model is gebaseerd
op verworven inzichten in de populatie-
dynamica van £/mena-infecties èn de
relatie tussen het verloop van coccidiose
in een koppel vleeskuikens en de econo-
mische resultaten.........

Samenvattend kan gesteld worden dat
de doelstelling van het programma, dat
wil zeggen het ontwikkelen van exper-
tise op het gebied van de veterinaire epi-
demiologie en economie, zonder meer is
gerealiseerd. De expertise is primair
geïnvesteerd in personen maar duidelijk
is dat ook bij de betrokken instellingen
inmiddels sprake is van een stmcturele
inbedding van de onderhavige aan-
dachtsvelden. Dit betreft - vanwege het
inmiddels evidente belang van het vak-
gebied voor de gezondheidszorg van
dieren - zowel het reguliere opleidings-
programma als het aanleveren van on-
derwijsmodules aan het hoger agrarisch
onderwijs en een internationaal georiën-
teerde Masters-opleiding. Bovendien
zijn de samenwerkingsverbanden sterk
geïntensiveerd en geformaliseerd. Er is
sprake van complementariteit in aan-
dachtsvelden, hetgeen ook in de toe-
komst garant staat voor een integrale
aanpak van epidemiologische en econo-
mische studies. Last but not least: de on-
derzoeksresultaten zijn zowel in weten-
schappelijk als in maatschappelijk
opzicht relevant.

Prof. dr. J. H. M. Verheijden

PROJECT \'METEN IS WETEN\'

gen met bedrijfsdiergeneeskunde de
mogelijkheid en de behoefte ontstaan
een beeld te schetsen van de dierenarts
zoals deze in de naaste toekomst moet
kunnen functioneren als dienstveriener
op (melk)veebedrijven.
Bij het maken van deze schets hebben
diverse ontwikkelingen een rol ge-
speeld:

-ocr page 341-

1. Door de overheid beoogde en ge-
wenste ontwikicelingen op het ge-
bied van diergezondheidszorg en
veranderde overheidsbeleid inzake
voorlichting en onderzoek ten be-
hoeve van primaire agrarische be-
drijven (Rapport Jullicher).

2. De ontwikkeling van de infomiatise-
ring op de primaire bedrijven blijft
achter bij de prognose. Hoewel in
deze ontwikkeling op korte termijn
geen drastische ommekeer zal ko-
men, valt te constateren dat toch al
veel bedrijven gebruik maken
van informatiseringstechnieken. Het
laatste anderhalf jaar neemt dit ge-
bruik sterker toe dan daarvoor
(Verslaggeving ATC).

3. Continuïteit Vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting.
Het vertrek van prof. dr. A. Brand
als hoofd van de vakgroep Be-
drijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting van de Faculteit der Dier-
geneeskunde van de RUU. Door dit
vertrek kunnen vraagtekens ge-
plaatst worden bij de continuïteit
van de onderwijs- en onderzoeksac-
tiviteiten van deze vakgroep.

4. De mogelijke ontwikkeling van para-
veterinaire opleidingen op HBO-ni-
veau zoals deze ondanks door de re-
cente afwijzing door het ministerie,
uitgevoerd zullen worden door het
Van Hall Instituut te Leeuwarden.

5. De kwaliteitspositie van de Ne-
derlandse melkveehouderij. Er kun-
nen vraagtekens gezet worden bij
deze positie en welke trend is er ten
opzichte van het buitenland omwil-
le van onderscheid.

6. Veel van de veranderingen vereisen
een houdingsverandering.

AD 1 Onderlinge samenwerking

Milieu-relevante beperkingen ten aan-
zien van de bedrijfsvoering, de toene-
mende kwaliteitszorg om het produkt,
ontwikkelingscenario\'s over de ont-
wikkeling van de melkprijs voor het
melkveehouderijbedrijf en de rende-
mentsbehoefte spelen een belangrijke
rol. Dit leidt ertoe dat andere en zwaar-
dere eisen worden gesteld aan de eco-
nomische ontwikkeling en de bedrijfs-
voering van de melkveehouders en
dientengevolge aan diegenen die
dienstverlenend zijn. Dit is met name
het geval voor de veterinaire dienst-
verlening.

In de veterinaire dienstverlening door
de eerstelijns praktici zal meer aan-
dacht moeten komen voor het hele be-
drijf.

Er zijn veel factoren die in onderlinge
samenhang kunnen leiden tot mindere
kwaliteit, een produktie die achterblijft
bij wat op het bedrijf realiseerbaar is en
een kuddegezondheidssituatie die af-
wijkt van wat wenselijk wordt geacht
voor het realiseren van het gewenste en
noodzakelijke rendement. Produktie-
verlies voorkomen, het handhaven of
het bereiken van een goede diergezond-
heid en het bewaken van kwaliteit ver-
eist inzicht in de totale bedrijfsvoering.
De veehouder kan relevante informa-
tie over details van de bedrijfsvoering
vastleggen volgens een vast stelsel van
afspraken en op een wijze die zich
leent voor doeltreffende en adequate
analyse. De veterinair dient deze infor-
matie te kunnen interpreteren en zowel
handelend als adviserend op te treden
in het belang van de kwaliteits- en ren-
dementssituatie van het bedrijf. De
economische, zoötechnische en be-
drijfsdiergeneeskundige aspecten die-
nen op onderiinge samenhang en ef-
fecten geanalyseerd en beoordeeld te
worden.

Hieruit volgt dat boer en de begelei-
dende veterinair andere wijzen van
omgaan met elkaar moeten krijgen.
Dat hiervoor goede sociale vaardighe-
den nodig zijn van boeren en veterinai-
ren behoeft nog veel betoog. Het is
volgens mij zinloos miljoenen te ste-
ken in veranderingen in de dierge-
zondheidszorg als partijen zich niet
bewust
willen zijn van de attitudever-
andering die noodzakelijk is.

AD 2 Informatisering

Toepassing van deze technieken bin-
nen kennisprojecten, maken duidelijk
dat meer en adequaat gebruik gemaakt
wordt van de informatiseringsmoge-
lijkheden en dat er een verschuiving
optreedt van vragen zowel in frequente
als in aard van de vraagstelling aan de
dienstveriening voor het veehouderij-
bedrijf

Praktische veterinaire dienstverlening
dient zich niet te beperken tot diagnos-
tiek, medicijnverstrekking, behande-
ling en/of therapie. Dierziektepre-
ventie dient uit economisch oogpunt
een belangrijke rol te spelen in de rela-
tie tussen boer en veterinair. Bij ver-
dere invoering van informatiserings-
technieken op meer primaire be-
drijven, zal de vraag naar adequate ve-
terinaire bedrijfsbegeleiding vaker en
nadrukkelijker gesteld worden. De er-
varingen binnen \'Meten is Weten\'
duiden hier onmiskenbaar op. Energie
steken in tijdige aanpassing (door boe-
ren en veterinairen) biedt beter per-
spectief dan energie steken in tegenar-
gumentatie voortkomend uit begrijp-
baar en alleszins menselijk ontwijk-
gedrag.

AD 3 Vakgroep Bedrijfsdiergenees-
kunde en Voortplanting RUU

In het kader van het voorgenomen
overheidsbeleid ten aanzien van de
diergezondheidszorg zal deze zorg
meer preventief dan curatief gericht
dienen te zijn als voorheen. De Friese
Maatschappij voor Landbouw (nu
FLTO) heeft onder andere deze ge-
dachte en de wens om te komen tot ve-
terinaire bedrijfbegeleiding in 1987 als
uitgangspunten genomen voor studie-
groepen melkveehouders.
Rapport Jullicher heeft de noodzaak
voor deze andere aanpak onderstreept
en voor alle belanghebbenden breed en
nadrukkelijk voor het voetlicht ge-
bracht.

Een en ander heeft gevolgen voor bij-
scholing, scholing en opleiding van
boeren en veterinairen. Bedrijfsdier-
geneeskunde moet hierin een centrale
rol vervullen.

Daamaast zal de opleiding van dieren-
artsen meer en indringender gediffe-
rentieerd moeten worden met het oog
op de latere functionele en economi-
sche verantwoorde beroepsuitoefe-
ning. Het kan niet blijven bestaan dat
veterinairen hoe goed de opleiding ook
bekend staat, een algemene opleiding
volgen, als generalist afstuderen en
zich vervolgens in een deels op kosten
van de primaire bedrijven in de prak-
tijk specialiseren.

Bij de opleiding van toekomstige vete-
rinairen is het wenselijk dat op tijd in
de loop van de studie een specialisatie
of een beperkt aantal specialisaties ge-
kozen worden die aansluiten op de ver-
schillende bedrijfstakken waarin men
als praktisch veterinair dienstverle-
nend wil zijn.

Het is duidelijk dat in dergelijke oplei-
dingen bij de invulling van het leerplan
veel aandacht uit dient te gaan naar in-
formatisering zowel wat kennis als
vaardigheden betreft, bedrijfsanalyse-
technieken en vaardigheden, algemeen
economische kennis en in het bijzon-
der bedrijfseconomische kennis van in
de specialisatie gekozen bedrijfstak-
ken. Gelet op het voorgaande is het
van essentieel belang dat bedoelde
vakgroep blijft bestaan met een eigen
vakgroephoofd.

-ocr page 342-

AD 4 Para-veterinairen

Een nieuw fenomeen in de agrarische
opieidingsmogehjicheden wordt een
para-veterinaire opleiding op HBO-ni-
veau. Men kan zich een voorstelling
maken over de waarde voor en de inzet-
baarheid van deze \'nieuwe\' beroepsuit-
oefenaren. Nu is nog geen inschatting te
maken of en zo ja, de mate waarin en tot
welk niveau van veterinair handelen
deze toekomstige HBO\'ers bevoegd
kunnen en zullen worden. Indien deze
HBO\'ers op bedrijfsniveau tot beperkt
veterinair medisch handelen bevoegd
worden, dan verandert daarmee een
deej van de dienstveriening van dieren-

arts en daarmee het kostenaspect voor
de diergezondheidszorg op de primaire
bedrijven. Voor de veehouderij is dit uit
oogpunt van kostenbewaking een aan-
trekkelijke optie. Dit benadmkt de aan-
dacht die veterinairen moeten hebben
voor ontwikkelingen rond hun beroeps-
groep.

AD 5 Kwaliteitsgaranties

De zuivelverwerkende industrie wil
kwaliteitsgaranties kunnen afgeven
voor de te leveren produkten. De ver-
antwoordelijkheid hiervoor wordt
voor een belangrijk deel gelegd bij de
melkveehouder. Gevolg daarvan is dat
hogere kwaliteitseisen gesteld zullen
worden aan de melk die geleverd
wordt aan de verwerkende industrie.
Borging van de produktiemethode,
ook de veterinaire aspecten, is reeds
binnen projecten in ontwikkeling.

AD 6 Houdingverandering

Het verder ontwikkelen, verbeteren en
het behoud van positie uit economisch
oogpunt dient voor alle betrokkenen
uitgangspunt te zijn. Doel daarbij is
een duurzame en kwalitatief hoge en,
naar de consument en samenleving,
verantwoorde produktie. Voor de
doorvoering van een aantal gewenste
ontwikkelingen op het gebied van de
primaire sector en de daaraan verbon-
den gewenste ontwikkelingen in de
diergezondheidszorg is regelgeving,
die draagvlak heeft in de primaire sec-
tor, van belang. Het is duidelijk dat de
geschetste ontwikkelingen een hou-
dingsverandering vragen van zowel de
primaire producenten als van de be-
trokken (veterinaire) dienstverleners.

Deze ingezonden brief uit \'het veld\' is
open voor discussie.

De Redactie.

NOTITIE TAKCOMMISSIE RUNDVEEHOUDERIJ

PROFIELSCHETS TOEKOMSTIGE DIERENARTS

De Takcommissie Rundveehouderij is
verantwoordelijk voor de inhoudelijke
aansturing van Agrarisch Telematica
Centmm Rundveehouderij (ATC). De
leden van de commissie vertegenwoor-
digen de regionale LTO-vakgroepen. In
de Takcommissie is ook de Afdeling
Melkveehouderij van het Landbouw-
schap vertegenwoordigd alsmede de T4,
een adviesgroep van 24 niet gebonden
melkveehoud(st)ers. In de Takcommis-
sie is de zorg uitgesproken over moge-
lijke ontwikkeling bij de Faculteit der
Diergeneeskunde welke strijdig kunnen
zijn met de belangen van het primair be-
drijf Deze zorg heeft betrekking op:

- De opleiding; de indmk wordt ge-
wekt dat in de opleiding van toe-
komstige dierenartsen met name de
bedrijfskundige aanpak minder aan-
dacht zal krijgen.

- Het wetenschappelijk onderzoek
dat, inherent aan voorgaande zorg-
punt, minder gericht zal zijn op toe-
komstige aandachtspunten/knelpun-
ten van het primair bedrijf en haar
omgeving, zoals het opsporen van
risicofactoren, de problematiek rond
certificatie in het kader van dierziek-
tebestrijding, diergezondheidsas-
pecten met betrekking tot ketenkwa-
liteitssystemen, alsmede rende-
mentsaspecten.

De zorgpunten van de Takcommissie
zijn uitgebreid besproken in de T4-
adviesgroep. De discussie was gericht
op de eisen die mndveehouder de ko-
mende jaren aan
zijn/haar dierenarts
stelt. De discussie resulteerde in de
volgende constateringen en wensen/
eisen:

- Geconstateerd wordt dat te veel die-
renartsen momenteel geen ge-
sprekspartner voor de boer zijn en
zeker niet waar het gaat om relaties
tussen diergezondheid en bedrijfs-
kundige facetten, alsmede de eco-
nomische gevolgen van de dierge-
zondheidszorg op het bedrijf.

- De dierenarts moet onder alle om-
standigheden met de ondememer
om kunnen gaan. Er wordt nog te
vaak een gebrek aan sociale vaar-
digheid geconstateerd.

- Veehouders stappen niet gemakke-
lijk over op een andere dierenarts.
Voor dierenartsen mag dit echter
geen argument zijn om aan de
noodzakelijke ommekeer van een
meer curatief naar een meer preven-
tief gerichte diergezondheidszorg,
niet of onvoldoende mee te werken.

- De toekomstige ondernemer zal
over steeds meer basiskennis met
betrekking tot de diergezondheid
beschikken. Daarmee zal de wens/
vraag om meer zelf te doen toene-
men. De veehouder weet veelal
waarvoor hij de dierenarts heeft ge-
vraagd.

- Bij het formuleren van de doelstel-
ling zal een toenemend aantal vee-
houders zich de vraag stellen;
welke adviseurs neem ik voor mijn
specifieke vragen. De dierenarts
hoort hier bij, mits hij/zij voldoende
kennis heeft de veehouder te advi-
seren in een bedrijfskundige bena-
dering van een preventieve gezond-
heidszorg op het bedrijf. In die zin
moet de toekomstige dierenarts
zich duidelijk kunnen gaan onder-
scheiden, De rol van de dierenarts
moet verschuiven van uitvoerder
naar begeleider; hij moet een mee-
denker zijn, hetgeen een goede
\'feeling\' met het totale bedrijfsge-
beuren betekent.

- De dierenarts moet de veehouder
meer stimuleren in het registreren
en gebmik van informatie met be-
trekking tot de diergezondheid. Hij
moet de veehouder scherp houden
en zorgen dat hij op basis van actu-
ele dier- en bedrijfsgegevens goed
voorbereid op het bedrijf komt.

- De dierenarts moet de veehouder
kunnen overtuigen dat gestructu-
reerd bezoek op basis van een pre-

-ocr page 343-

ventieve aanpak, goedkoper is. Hij
moet een meedenker zijn om de
eindprodukten melk en vlees
\'schoon\' te houden.
De veehouders hebben geen proble-
men met een verdere specialisatie
naar diersoort.

De Takcommissie Rundveehouderij van
het ATC hoopt hiermee duidelijk aan te
geven welke eisen de veehouder de ko-
mendejaren in toenemende mate aan de
begeleidende dierenarts gaat stellen. De
Takcommissie spreekt de hoop uit dat
zowel in het opleiding- als onderzoektra-
ject van de Faculteit der Diergenees-
kunde de komende jaren hiermee vol-
doende rekening zal worden gehouden.

Wageningen, februari 1996
A. Hengeveld, namens Takcommissie
Rundveehouderij

WALTHAM AWARD 1996 UITGEREIKT

Voor zijn studie onderzocht drs. Van
Baarle in totaal 176 honden met een le-
vertumor, die gedurende de periode
1976-1994 ter behandeling werden
aangeboden aan de Kliniek voor Ge-
zelschapsdieren van de Faculteit der
Diergeneeskunde. Aan de hand van
gegevens uit de anamnese, klinisch en
bloedonderzoek kan men geen voor-
spelling doen over het type levertumor
bij de hond. Tevens bleek uit de studie
dat hypoglycemie in 53% van de ge-
vallen voorkwam, waarbij dit slechts
in 15% van de gevallen tot neurologi-
sche verschijnselen leidde.
De jury onder voorzitterschap van
prof dr. J.E. Gajentaan, roemde de
winnende studie vanwege de klinische
relevantie voor de diergeneeskunde en
de professionele wijze waarop het on-
derzoek is uitgevoerd. Daamaast be-
schouwde de jury de studie als een
goede start voor verder onderzoek naar
de rol van hypoglycermie bij dit soort
aandoeningen.

Drs. Mike van Baarie studeerde vorig
jaar af aan de Faculteit der Dierge-
neeskunde van de Universiteit Utrecht.
Van Baarie is inmiddels als prakticus
werkzaam in Zaltbommel.

De Waltham Award 1996 is uitgereikt aan drs. Mike van Baarle voor zijn stu-
die over levertumoren bij honden. Dit onderzoek leverde de conclusie op dat
differentiatie van verschillende typen levertumoren bij honden niet mogelijk
is via klinisch en laboratorium-onderzoek. Voor de typering van de tumor
blijft men voorlopig afhankelijk van echografie en biopsie.

-ocr page 344-

Euthanasie bij huisdieren

De tweede prijs ging naar drs. Alexan-
dra L. Jorksveld. Zij onderzocht het
rouwproces dat eigenaren doormaken
wanneer hun huisdier wordt geëutha-
naseerd of op een andere wijze over-
lijdt. Uit het onderzoek bleek dat het
rouwproces vergelijkbaar is met het
proces dat men doorioopt als een mens
is gestorven. Vaak grijpt de dood van
een hond of een kat de eigenaar meer
aan dan hijzelf had verwacht. De om-
geving blijkt nogal eens weinig begrip
te hebben voor het verdriet dat men
heeft. In de studie werd een vergelij-
king gemaakt tussen Amerikaanse en
Nederlandse huisdierbezitters. De
overeenkomsten zijn groot. Net als in
Amerika is er in Nederland een grote
individuele variatie in de duur van het
rouwproces. In ons land varieert deze
periode van gemiddeld 2,5 tot 8,5
maand.

De dierenarts kan een grote invloed
hebben op het verioop van het rouw-
proces, ondermeer door wat hij zegt en
doet tijdens het \'slecht-nieuws-ge-
sprek\' en tijdens en na de euthanasie.
De jury kende Alexandra de tweede
prijs toe vanwege de maatschappelijke
relevantie en de actualiteit van het
door haar gekozen onderwerp. De con-
clusies uit de studie zijn van belang
voor zowel de dierenartsZ-assistent, als
de cliënt. Tevens stelde de jury dat het
onderzoek zelfstandig en deskundig
werd uitgevoerd.

Therapie voor EPI bij de hond

De derde prijs was voor drs. Nadine
Meijer en drs. Saskia M. Nab. Zij on-
derzochten het effect van de therapie
die in de Kliniek voor Gezelschaps-
dieren van de Faculteit der Dierge-
neeskunde wordt voorgeschreven voor
Exocriene Pancreas Insufficiënte
(EPI) bij de hond. De therapie werd
geëvalueerd aan de hand van de ge-
zondheidstoestand van een groep pa-
tiënten voor en na het starten van
de therapie. De gezondheidstoestand
werd bepaald door het scoren van de
antwoorden van de patiënteigenaren
op een enquête volgens een door de
prijswinnaars ontwikkelde methode.
Uit het onderzoek bleek dat de huidige
therapie vooralsnog onderschreven
kon worden. Wel concludeerden de
auteurs dat een goede voorlichting, een
therapie-instructie aan de eigenaar en
de wijze van uitvoering van de thera-
pie, grote invloed hebben op het einde-
lijke resultaat van de therapie. De jury
loofde het onderzoek als een frisse,
originele benadering en achtte het ont-
wikkelde scoresysteem zeker bruik-
baar in toekomstige studies. De resul-
taten kunnen gezien worden als een
goede opstap naar vervolgonderzoek.

Waltham Award

De Waltham Award is een initiatief
van de Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren van de Universiteit
Utrecht en de Waltham Veterinaire

Service van de diervoedingsdivisie
van Mars B.V. De prijs gaat jaariijks
naar de student diergeneeskunde die
het afgelopen jaar de beste afstudeer-
scriptie heeft geschreven over de ge-
neeskunde van gezelschapsdieren.
Doelstelling van de prijs is het stimule-
ren van eigen, wetenschappelijk on-
derzoek bij gezelschapsdieren door
studenten diergeneeskunde in het laat-
ste jaar van hun studie. De prijs is de
afgelopen twaalf jaar uitgegroeid tot
een begrip binnen de diergeneeskunde.
Hij wordt in 15 landen uitgereikt waar-
bij deskundige jury\'s de inzendingen
beoordelen. De Nederiandse jury be-
staat uit: Prof dr. J.E. Gajentaan, prof
dr. A.Th. van \'t Klooster, dr. H.A.W.
Hazewinkel en drs. H.P. Meyer, allen
verbonden aan de Faculteit der
Diergeneeskunde van de Universiteit
Utrecht en drs. M.H.M. Bos, dierenarts
van de Waltham Veterinaire Service.

Uitnodiging voor Waltham Centre

De hoofdprijs bestaat uit een geldprijs
van ƒ 1500,—. De winnaar wordt te-
vens uitgenodigd om deze zomer een
bezoek te brengen aan het Waltham
Centre for Pet Nutrition, het internatio-
nale onderzoekscentrum van de dier-
voedingsdivisie van Mars Inc. waar
voor alle nationale winnaars de
Waltham Summer School wordt geor-
ganiseerd. De winnaars van de tweede
en derde prijs krijgen respectievelijk
ƒ 1000,- en ƒ 500,-.

W.R SPECKMANN STICHTING

Hierbij kondigen wij u het beschikbaar
komen van een dia-serie en een video-
band aan:

De ontwikkeling van de pup in de
baarmoeder.

In de collectie van de W.F.
Speckmann Stichting bevinden zich
een viertal video-banden die bestemd
zijn, of mede kunnen dienen voor het
geven van lezingen voor hondeneige-
naren of -fokkers. Het zijn de
(Engelstalige) band A49,
Normale
geboorte van de hond;
A39, de
Nederiandstalige band
De geboorte
van de hond;
A91, Echografische
beelden drachtige teef
en A78, De
keizersnede bij de hond.
Bij al deze
banden is het bezwaar dat een leek als
regel geen idee heeft van de anatomie
van de baarmoeder van deze dier-
soort, noch van de wijze waarop de
aanhechting van de vrucht aan de
baarmoederwand plaatsvindt. Daar-
om is er hierover een eenvoudige en
zeer korte dia-serie gemaakt, die als
uitleg vooraf getoond kan worden.

Deze dia-serie (nr. B53) is tegen een
geringe meerprijs leverbaar bij de ge-
noemde video-banden, maar kan des-
gewenst ook apart besteld worden.

Orthopedisch Hoefbeslag Paard.

Onder nummer A90 is in de collectie
een film opgenomen die is gemaakt
aan de Universiteit in Zürich. Het is
een zeer didactische film die ingaat op
de correctie van afwijkende gangen en
standen en waarde van een aangepast
ijzer als therapie bij hoefafwijkingen.
De film is Duitstalig, maar de heldere
beelden en de rustig ingesproken tekst
maken de film ook geschikt voor ver-
toning aan paardenhouders en hoef-
smeden. De tekst is ook op papier bij-
gevoegd. De verhuurprijs bedraagt
ƒ 52,- en de verkoopprijs ƒ 88,-, exclu-
sief BTW, inclusief verzendkosten.
U kunt voor nadere inlichtingen en be-
stellingen bellen naar WFSS/AUV,
0485-335555.

-ocr page 345-

WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING VHI/RIVM 7 JUNI 1996

\'GEZONDHEIDSBESCHERMING VANUIT EEN
VETERINAIR PERSPECTIEF

Op vrijdag 7 juni 1996 wordt de weten-
schappelijke vergadering van de
VHl/RIVM gehouden bij het ID-DLO
in Lelystad. De titel \'Gezondheids-
bescherming vanuit een veterinair per-
spectief heeft alles te maken met een
heroriëntatie in een veranderd veterinair
veld.

In het licht van de recente ontwikkelin-
gen op het gebied van de zoönosen,
waarbij nog meer dan in het verieden de
veiligheid van voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong aan de orde is, is de
vraag actueel hoe maatregelen die zijn
en nog worden genomen, kunnen wor-
den verwerkt door de actoren in het
veld.

In het ochtendprogramma wordt vanuit
dc volksgezondheid nog eens aangege-
ven wat de meest belangrijke nadelige
gevolgen kunnen zijn van de consump-
tie van vlees en vleesprodukten. Het een
cn ander in relatie tot voedselinfectie/-
vergiftiging en residuen. Daama wordt
de integrale ketenbeheersing/bewaking
besproken als instmment dat mogelijk
kan zorgen voor het gezond stukje vlees
op het bord van de consument. Een
goede diergeneeskundige begeleiding
van dit proces is nocxizakelijk en daar-
voor zal een nieuw curriculum voor de
opleiding en een bijscholingspro-
gramma van dierenartsen worden opge-
zet.

De vraag die in de fommdiscussie moet
worden beantwoord is niet of de ver-
schillende maatregelen wel of niet nodig
zijn, maar hoe door bundeling van
krachten ieder vanuit zijn of haar verant-
woordelijkheid daar een bijdrage aan
kan leveren. Aan de hand van stellingen,
die door de inleiders en leden van het fo-
mm zullen worden toegelicht, kan dan
worden gesproken over een adequate in-
zet van middelen en mensen om het ge-
meenschappelijke doel, het op de markt
brengen van gezonde produkten van
dierlijke oorsprong, te verwezenlijken.
Gezien het onderwerp dat ons allen aan-
gaat, hoop ik dat velen van u in de gele-
genheid zijn de wetenschappelijke ver-
gadering bij te wonen. Hoewel er geen
restricties zijn aan het aantal deelnemers
is het toch van belang voor de organisa-
tie te weten hoeveel personen aan de dag
zullen deelnemen. Daarom gaame op-
gave tot bijwonen van deze dag aanmel-
den bij:

Ochtendprogramma:

09.30-10.00 uur Ontvangst met koffie/thee

10.00-10.10 uur Opening

10.10-10.30 uur Inleiding op het thema door de
voorzitter van het ochtend-
programma.

en intoxicaties in Nederland.

11.00-11.30 uur Economische consequenties van
enkele voedselinfecties in Neder-
land tegen de achtergrond van
internationale databanken.

11.30-11.45 uur Koffie/thee

11.45-12.15 uur Is Integrale Ketenbeheersing de
enige oplossing voor een gezond
stukje vlees.

Middagprogramma:

13.45-14.00 uur Inleiding fommdiscussie:

14.00-15.30 uur Stellingen:

Verdedigd door verschillende
fommleden

* 5 minuten per persoon
15.30-16.00 uur Fommdiscussie

Prof dr. C.J.G.
Wensing

Prof dr. J.E.
Ruitenberg

10.30-11.00 uur Epidemiologie van de voomaamste

door voedsel overgedragen infecties Prof dr. H.A.

12.15-12.45 uur Onderwijskundige voorbereidingen Profdr. F. van

Knapen

voor de opleidingen op het gebied
van de Veterinaire Volksgezondheid
bij de Faculteit der Diergeneeskunde.

12.45-13.45 uur Lunch

Verbmgh
Dr. A.J.H.A. Ament

Prof. dr. A. Pijpers

Prof dr. D.A.A.
Mossel

Dr. P.W. de Leeuw
Dr. F. Schuring
Drs. H.J. Tankink
Drs. H. Verburg

Met fommleden en
sprekers onder leiding
van Prof dr. Mossel

Veterinaire Hoofdinspectie van de

Volksgezondheid

Mw.C. Beumer/H-827

Postbus 3008,2280 MK RIJSWIJK

Tel.: 070-3406995

Fax.: 070-3407080

PROGRAMMA WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING VHI/RIVM

-ocr page 346-

SYMPOSIUM WILDZIEKTEN

vrijdag 11 oktober 1996

Voorlopig programma (circa 09.(X) -18.00 uur)

Opening. Prof. dr. H.W. de Vries, Decaan Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht.

\'Emerging diseases with a world-wide impact and the consequences for ve-
terinary curricula\'.
Dr. B.1. Osbume, Associate Dean for Research and
Graduate Education Programs, School of Veterinary Medicine, University óf
California, Davis.

Pauze.

\'De effecten van milieuverontreiniging op wilde dierpopulaties\'. Prof dr. W.
Seinen, Research Instituut Toxicologie (RITOX), Utrecht.

\'Visziekten ten gevolge van watervervuiling\'. Dr. A.D. Vethaak, Rijks
Instituut voor Kust en Zee (RIKZ), Haren.

\'Ziekten bij zoetwatervissen\'. Mw. Dr. ir. O.L.M. Haenen, Instituut voor
Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO), Lelystad.

\'Belasting van wilde zwijnen en edelherten met zware metalen\'.

Dr L. Kuiters, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem.

\'Verzuring en kalkgebrek als beperkende factor voor vogelpopulaties in
Nederland\'.
Dr. J. Graveland, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-
DLO), Arnhem.

Lunch.

\'De effecten van parasieten op wilde dierpopulaties\'. Dr. F.H.M. Borgsteede,
Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO), Lelystad.

\'Parasitaire zoönosen in relatie tot wilde diersoorten\'. Prof dr. F. van

Knapen, Vakgroep Voedingsmiddelen van Dieriijke Oorsprong, Faculteit der
Diergeneeskunde, Utrecht.

\'Ziekten bij wilde diersoorten in relatie tot natuurbeheer\'. Dr. S.

Broekhuizen, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem.

Pauze.

\'Lyme borreliose in Nederland\'. Dr. S. Rijpkema, Rijks Instituut voor
Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM), Bilthoven.

\'Leptospirose bij wilde dieren in Nederland\'. Dr. R. Hartskeerel en Dr. W.J.
Terpstra, Koninklijk Instituut voorde Tropen, Amsterdam.

\'Treponema infecties bij hazen in Nederland\'. Dr. J.T. Lumeij, Afdeling
Vogels en Bijzondere Dieren, Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht.

\'Ziekteproblematiek bij het gebruik van hoefdieren voor de begrazing van
natuurgebieden\'.
Drs. J. Oosterbaan, Werkgroep relatie mens, dier en dierbe-
nutting.

\'De plaats van de diergeneeskunde in het natuurbeheer\'. Dr. H.J. Over,
Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO), Lelystad.

18.00 uur: Borrel en hapje.

SYMPOSIUM
GEZONDE RUND-
VEEHOUDERIJ

De consument stelt steeds hogere eisen
aan zijn voedsel. Hoe de agrarische
sector hieraan tegemoet komt, wordt
duidelijk op het symposium \'Zorg
voor een gezonde rundveehouderij\'.
Op dit symposium gaat de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in op haar
plannen voor een nieuwe basis-mnder-
gezondheidszorg. Een voorbeeld van
de nieuwe aanpak is Celgetal-B.0. dat
tijdens het symposium wordt gepre-
senteerd.

Het symposium \'Zorg voor een ge-
zonde mndveehouderij\' wordt gehou-
den op dinsdag 11 juni 1996 in De
Schakel in Nijkerk.

Programma:
09.30 uur Ontvangst

10.00 uur Opening door dr. G. Bene-
dictus, sectordirecteur her-
kauwers Gezondheids-
dienst voor Dieren

10.10 uur De consument wil melk
van gezonde koeien;
P.J.H.M. Loonen, voorzit-
ter Campina Melkunie

10.35 uur Gezondheidszorg op nieuwe
wegen;

P. Miedema, voorzitter ad-
viescommissie herkauwers
Gezondheidsdienst voor
Dieren

10.55 uur Pauze

11.10 uur Techniek en tactiek in de
strijd om gezonde uiers;
Drs. T.J.G.M. Lam, Uni-
versiteit Utrecht, Faculteit
der Diergeneeskunde

11.40 uur Mastitis bestrijden met ge-
zond verstand;
Drs. T.H. Hepkema, die-
renartsenpraktijk Staphorst

12.10 uur Uitreiking eerste uitslag
Celgetal-B.0.

12.20 uur Paneldiscussie

12.45 uur Afsluiting en lunch

-ocr page 347-

SYMPOSIUM

PESTIVIRUS

INFECTIES

Op 19 en 20 september 1996 wordt in
Lelystad het derde
ESVV (European
Society for Veterinary Virology)
Symposium on Pestivirus infections
gehouden. De officiële taal tijdens deze
bijeenkomst zal Engels zijn. Tot 1 juli
1996 is het nog mogelijk om samenvat-
tingen op posterformaat in te leveren.
Voor meer informatie kan contact opge-
nomen worden met M. Vedder-Rootjes,
ID-DLO, Afdeling Public Relations,
Postbus 65,8200 AB Lelystad.

CURSUSSEN
VAN DE ESAVS

De ESAVS (European School for
Advanced Veterinary Studies) is ge-
sticht in 1991 als een\'pilot\'project van
de Europese Unie. Deze \'non profit\'
organisatie stelt zich ten doel door
middel van trainingsprogramma\'s die-
renartsen in de gelegenheid te stellen
hun kennisniveau op een deelgebied
van hun vak naar een min of meer spe-
cialistisch niveau te tillen.
De in Birkenfeld, BRD kantoor hou-
dende stichting is in ons land voorzo-
ver mij bekend nog relatief onbekend.
Mijn deelname aan een cursus \'derma-
tohistopathologie\' gehouden van 13
tot en met 23 maart op het Institut für
Tierpathologie van de veterinaire fa-
culteit te Bem is voor mij aanleiding
om een lans te breken voor een mimer
gebmik van het aanbod van de ESAVS
vanuit ons land.

De in de brochure gedane beloften:

* gereputeerde cursusleiding

* excellent studiemateriaal

* hoog tot specialistisch niveau

* kleine groepen

* uitstekende studievoorzieningen
werden volledig waargemaakt.

De cursus was voor mij een zeer inspi-
rerende en waardevolle ervaring.

ESAVS Am Kirchplatz 2, D-55765
Birkenfeld, Germany, tel: (49)6782-
2329, fax: (49)7682-4314.

M. Bethlehem

Non-invasieve registratie van de foetale hartslag
frequentie (FHR) bij de kleine herkauwer; G.
Pagters. SR 473/95:35 pp.

Cowdriosis (Heartwater) of domestic ruminants;
R.J. Wessels. SR 474/95: 14 pp.

Hyperlipemie bij de pony; J. Erkelens. SR
475/95:30 pp.

Salmonella typhimurium bij het schaap; E.G.
van Aalst. SR 476/95: 21 pp.

Doodsoorzaken bij de rode of kleine panda in de
periode 1982-1991. De rol van Icververvetting;
J. Lubbert. SR 477/95:49 pp.

Onderzoek naar de werking van chloortetracy-
cline spray® bij runderen met trichofytie; J.K.T.
Westland. SR 478/95: 37 pp.

Episcleritis en sceleritis bij de hond; L.C.M.L.
van Dijk SR 479/95: 57 pp.

Arthroscopie bij het paard anno 1995; R-J.
Pleyter.SR480/95:38pp.

Perianaalfistels bij de Duitse Herder (een litera-
tuuronderzoek); D.M. Lammers. SR 481/95: 21
PP

Historische en klinische evaluatie van de sectio
caesarea bij de herkauwer & een retrospectief
onderzoek naar de belangrijkste indicaties voor
de sectio caesarea bij het schaap; A. Rozendal.

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vragen,
die zijn binnengekomen bij de firma
Leo Pharmaceutical Products,
vond de redactie dr. A.C. Schaefers-
Okkens en drs. H.S. Kooistra bereid
om deze vragen te beantwoorden.

VRAGEN:

- Is er verschil in vóórkomen van mam-
matumoren, endometritis, schijn-
dracht en diabetes mellitus bij het ge-
bmik van MPA ofproligeston?

- Zijn eventuele verschillen in bijwer-
kingen afhankelijk van het feit of de
progestagenen in de pro- of anoes-

SR 482/95: 55 pp.

Mogelijke betekenis van spirilvormige bacteriën
bij het ontstaan van lebmaagzweren bij vleeskal-
veren; MP.C. de Raad en J.E.P.E. van Noort. SR
483/95:56 pp.

Malignat tumors and coagulopathy. The role of
the plasminogen activator system; M. Mooi en
M.A.F. Roebert. SR 484/95:45 pp.

Meten of scoren? De relatie tussen de conforma-
tie en de beweging van het paard. H.H.K.
Kingma en E. de Heer. SR 485/95: 51 pp.

De geschiedenis van scrapie; R. Betcke. SR
486/95:42 pp.

Diergeneeskundige aspecten van de struisvogel;
R. Bronneberg en F. Verstappen. SR 487/95:
101 pp.

De gevolgen van BST op de voortplanting en de
uiergezondheid bij melkkoeien; M. Horstink.
SR 488/95: 18 pp.

Effects of induced suprabasal progesterone le-
vels before oestrus on follicular growth, oestrus
behaviour and fertility in heifers; H. Knijn. SR
489/95: 19 pp.

Evaluatie van de therapie voor exocriene pan-
creasinsufficiëntie bij de hond. aan de hand van
een methode ter bepaling van de mate van ziek-
zijn van de patiënt; N. Meijer en S.M. Nab. SR
490/95:61 pp.

Vóórkomen of voorkómen? Ongelijke hoeven
bij het volwassen rijpaard; M.N. Volkers. SR
491/95:39 pp.

Kopieën van studentenreferaten zijn opvraag-
baar bij hel secretariaat van de KNMvD, Rob
Broeshart. te!.: 030-2510111.

tms wordt toegediend?

- Hangen de bijwerkingen van de do-
sering of van de stof zelf af?

- Is er sprake van een dmg of
\'choice\'?

- Als de teefal wat ouder is en de eige-
naar wenst alsnog loopsheid-pre-
ventie, wat geniet dan de voorkeur:
progestageen toediening of ovariëc-
tomie?

ANTWOORD:
Progestagenen

Voor de progestagenen geldt dat het
mechanisme van de contraceptieve
werkzaamheid nog onduidelijk is. In
vele diersoorten verminderen proges-
tagenen de semmconcentraties van go-
nadotrofe hormonen. Hierover zijn
echter wat betreft de hond en de kat
weinig gegevens bekend. In één studie
bleken hoge doses medroxyprogeste-
ronacetaat (MPA) gedurende verschil-

-ocr page 348-

lende maanden aan Beagles toege-
diend, de serum LH-concentraties van
intacte teven niet te verlagen noch
werd de hypersecretie van LH in geo-
variëctomeerde teven verlaagd. In een
andere studie bleken hoge contracep-
tieve doses van megestrol acetaat
(MA) hetzelfde effect te hebben als be-
schreven voor MP A (Colon
et al.,
1993). De contraceptieve werkzaam-
heid van progestagenen is mogelijk
een gevolg van het voorkómen van een
toename in de gonadotrofe secretie bo-
ven basale niveaus. Bovendien is er
mogelijk een direct negatief effect op
de ontwikkeling van de follikels in het
ovarium.

De voor loopsheidpreventie en -sup-
pressie meest gebruikte progestagenen
zijn proligeston, MPA en MA. De pa-
renteraal toe te dienen preparaten (pro-
ligeston en MPA) worden bij voorkeur
tijdens de anoestrus van de teef circa
één maand voor de te verwachten folli-
culaire fase toegediend.
De geadviseerde doseringen zijn voor
proligeston 10 mg/kg voor een hond
van 60 kg stijgend tot 30 mg/kg voor
een hond van 3 kg, s.c. en voor MPA 2
mg/kg (maximum 60 mg), s.c.. MPA
kan ook oraal worden toegediend. Dit
wordt meestal alleen toegediend als
een kortdurend uitstel wordt gewenst:
5 mg per dag (10 mg voor grote hon-
den gedurende de eerste 5 dagen) voor
zolang als oestrus preventie is gewenst
of maximaal 21 dagen. Na een sterk
wisselende periode (2-9 maanden) kan
dan de volgende loopsheid weer wor-
den verwacht.

Progestagenen kunnen echter de vol-
gende neveneffecten hebben, waarvan
een aantal reeds in de vraag werden ge-
noemd:

- Ontwikkeling van cysteuze endome-
trium hyperplasie (CEH)-endome-
tritis (Dow, 1958). Doordat de ge-
voeligheid voor de ontwikkeling van
CEH onder oestrogenen invloed lijkt
toe te nemen wordt het progestageen
bij voorkeur in de anoestrus toege-
diend. Proligeston kan eventueel tot
in het begin van de folliculaire fase
worden toegediend, zonder een
groot risico voor de ontwikkeling
van CEH te creëren. Dit is waar-
schijnlijk een gevolg is van de gerin-
gere progestagene werking. Het valt
echter niet te adviseren, omdat de
bloederige uitvloeiing en het oes-
trusgedrag nog een aantal dagen ple-
gen door te gaan en de teef met suc-
ces gedekt kan worden, waarna een
verlengde dracht het gevolg is.

Veriengde dracht kan optreden, in-
dien het progestageen parenteraal
toegediend werd, terwijl de teef óf
drachtig was óf vlak na de behande-
ling werd gedekt. Bij orale toedie-
ning zal, als het progestageen alleen
in het begin van de dracht werd ge-
geven, de partus normaliter op tijd
starten.

Hypersecretie van groeihormoon
(GH) en diabetes mellitus. De ont-
wikkeling van diabetes mellitus is
een gevolg van, naast het directe
glucocorticoïde effect, het progest-
agene effect dat een groeihormoon
(GH) overproduktie bewerkstelligt,
bit progestageen-geïnduceerde GH
is bij de hond afkomstig uit de
mammae (Selman e/a/., 1994). Een
overmaat aan groeihormoon kan
dus zowel optreden in de (fysiologi-
sche) luteale fase als ook na toedie-
ning van progestagenen. Deze over-
maat aan GH kan leiden tot
insulineresistentie, wat weer leidt
tot afname van de glucosetolerantie
en hyperglycemic. De ß-cellen van
de pancreas zullen reageren met een
toename van de insulinesecretie,
maar ze kunnen \'uitgeput\' raken en
\'sterven\' als de prikkel van hyper-
glycemic te lang duurt. In dat geval
zal een permanent tekort aan insu-
line het resultaat zijn. Als hypergly-
cemic ten gevolge van deze endo-
gene of exogene progestageen-
invloed tijdig wordt gediagnosti-
seerd, kan dit proces dus nog rever-
sibel zijn. Een ovariëctomie moet
worden uitgevoerd om pro-
gesteroninvloed in de toekomst te
voorkomen en het toedienen van
progestagenen moet worden ge-
staakt.

Onder invloed van deze groeihor-
moontoename kunnen honden ook
gaan lijden aan acromegalie. Dit is
een ziekte die wordt gekenmerkt
door een overmatige groei van weke
delen en/of botweefsel. De dieren
hebben onder andere vaak een inspi-
ratoire stridor, verminderd uithou-
dingsvermogen, ontwikkeling van
huidplooien, uitzetting van de buik,
exophtalmus, en polyurie en poly-
dipsie. Enkele maanden na ovari(o-
hyster)ectomie blijken de glucoseto-
lerantie, insulineresistentie en de
groeihormoonniveaus weer normaal
of verbeterd te zijn, terwijl de klini-
sche problemen eveneens geheel of
gedeeltelijk zijn verdwenen. Ook
aan deze honden mogen geen
progestagenen meer worden toege-
diend.

- Pseudograviditcit. Na toediening
van progestagenen kan (gelijktijdig
met een verhoogde groeihormoonaf-
gifte) een toename van mamma-
weefsel worden waargenomen.
Deze toename van mammaweefsel
en de verschijnselen van pseudogra-
viditcit, die kunnen ontstaan als vol-
gend op de daling van de progeste-
ronconcentratie in het plasma de
prolactinesecretie toeneemt, zijn
vergelijkbaar met die welke optre-
den in het tweede deel van de dracht
of de luteale fase.

- Een verhoogd risico voor neoplasti-
sche veranderingen van het mamma-
weefsel. Dit kan variëren van hyper-
plasie tot adenomen en maligne
tumoren. De progestageen geïndu-
ceerde neoplastische veranderingen
van mammaweefsel beginnen met
de proliferatie van de ongedifferen-
tieerde terminale afvoergangen.
Deze proliferatie doet de gevoelig-
heid van mammaweefsel voor ma-
ligne veranderingen toenemen. Het
risico voor neoplastische verande-
ringen ten gevolge van progestage-
nen toediening blijkt dosis-afhanke-
lijk te zijn (Frank
et al., 1979;
Concannone/a/., 1981).

Al deze neveneffecten zijn groten-
deels afhankelijk van de totale bloot-
stelling aan progestagene invloed; zo-
wel de tijdsduur van toediening als dc
dosis zijn van belang. Zowel MPA als
proligeston blijken een hoge affiniteit
te hebben voor de progesteron en glu-
cocorticoïd receptor. MPA heeft in de
hond een affiniteit voor de proge-
steron receptor die tien keer groter is
dan die van progesteron. De affiniteit
van proligeston voor de progesteron
receptor is lager dan die van MPA en
is slechts 50% hoger dan die van pro-
gesteron. Beide progestagenen heb-
ben een sterke glucocorticoïde wer-
king (Selman et al., 1996). Beide
progestagenen kunnen dezelfde ne-
veneffecten veroorzaken. Dc effec-
tieve dosering voor oestmspreventie
is voor proligeston echter beter onder-
zocht dan voor MPA. Voor MPA kun-
nen in het repertorium nog altijd ver-
schillende en vaak (mijns inziens te)
hoge doseringen worden aangetrof-
fen, wat meer neveneffecten ten ge-
volge zal hebben. Daarom zal CEH-
endometritis minder snel optreden bij
gebmik van proligeston dan bij ge-
bmik van MPA (in de voorgeschreven
doseringen).

-ocr page 349-

Zoals dus uit het voorgaande blijkt,
zijn zowel de dosering als het type
progestageen van belang in verband
met het optreden van ongewenste ne-
veneffecten. In verband met bovenge-
noemde redenen (zwakker progesta-
geen effect, dosering effectief voor
oestruspreventie beter bepaald) kan
de voorkeur worden gegeven aan pro-
ligeston. Een bijkomend voordeel is
dat proligeston minder geconcen-
treerd is, waardoor er minder snel
grote overdoseringen zullen plaats-
vinden.

Loopsheidpreventie

Wat betreft de vraag, als de teef al
wat ouder is en de eigenaar wenst
alsnog loopsheidpreventie, wat ge-
niet dan de voorkeur: progestageen
toediening of ovariëctomie, het vol-
gende: Bij deze beslissing moeten de
volgende factoren worden betrok-
ken:

- Wil de eigenaar nog fokken? De
ovariëctomie is irreversibel.

- Het operatierisico.

- De financiële afweging oestrus pre-
ventie/ovariëctomie.

- Als progestagenen worden toege-
diend blijft er een kans op diabetes
mellitus, acromegalie en CEH-endo-
metritis.

- Mammatumoren: Ter voorkoming
van mammatumoren is het zeker be-
langrijk een ovariëctomie vroeg in
het leven van de teef uit te voeren.
Schneider (1970) vond dat een
ovari(ohyster)ectomie vóór de eer-
ste loopsheid mammatumoren voor-
kwam in 99,3% van de teven; dit
percentage was nog altijd 92% als

■ « m

de ovariëctomie werd uitgevoerd na
de eerste oestrus. Dit profylactische
effect was niet meer aanwezig na de
vierde oestrus. De beslissing om óf
de oestrus te voorkomen met
progestagenen toediening óf toch
een ovariëctomie uit te voeren na
bijvoorbeeld de vierde oestms hangt
echter ook af van de levensverwach-
ting en het risico van het ontstaan
van benigne tumoren in het mam-
mapakket. Hoewel het ontstaan van
maligne tumoren in het mammapak-
ket dus niet meer door een ovariëc-
tomie op latere leeftijd beïnvloed
wordt, is dit wel het geval met be-
nigne tumoren. Iedere tumor bete-
kent toch weer een operatieve in-
greep. Als de levensverwachting
voor de betreffende teef nog redelijk
lang is, kan het risico op meer be-
nigne tumoren in het mammapakket
een reden zijn om tot ovariëctomie
te besluiten.

Het risico voor urine incontinentie:
Zwaardere honden (>20kg) hebben
een grotere kans urine-incontinent te
worden dan lichtere. Voorts hebben
honden van de volgende rassen meer
kans urine incontinent te worden:
Old English Sheepdog, Boxer,
Dobermann, Riesen Schnauzer,
Rottweiler, Weimaraner en de lerse
Setter (Holt and Thmsfield, 1993;
Amold
et ai, 1989). Holt (1993)
toonde een positieve relatie aan tus-
sen staartamputatie en urine inconti-
nentie ten gevolge van een insuffi-
ciëntie van het urethra sfincter
mechanisme na ovari(o-hyster)ecto-
mie. Deze associatie hoeft niet
noodzakelijkerwijs geïnterpreteerd

m^Hidnai.

te worden als een oorzakelijk ver-
band, maar meer als een indicatie dat
gecoupeerde rassen van welke maat
dan ook waarschijnlijk meer risico
lopen urine-incontinentie te ontwik-
kelen dan niet gecoupeerde rassen.

- In de overweging ovariëctomie/oes-
tmspreventie moet ook worden be-
trokken dat sommige teven een an-
dere haargroei krijgen, waarbij de
vacht wolliger wordt en daardoor
moeilijker te onderhouden.

LITERATUUR

1. Arnold S, Arnold P, Hubler M, Casal M,
and Rüsch P. Incontinentia urinae bei der
kastrierten hündin: Häufigkeit und
Rassedisposition. Schw. Archiv fur
Tierheilk. 1989; 131:259-63.

2. Dow C. The cystic hyperplasia-pyometra
complex in the bitch. Vet Ree 1958; 70:
1102-10.

3. Concannon PW, Spraker TR, Casey HW,
Hansel W. Gross and histopathologic ef-
fects of medroxyprogesterone acetate and
progesterone on the mammary glands of
adult female beagle bitches. Fert Steril
1981;36:373-87.

4. Frank DW, Kirton K.T, Murcbison TE,
Quinlan WJ, Coleman ME, Gilbenson TJ,
Feenstra ES, Kimball FA. Mammary tu-
mors and serum hormones in the bitch trea-
ted with medroxyprogesterone acetate for
four years. Fert Ster 1979; 31: 340-6.

5. Holt PE, Thrusfield MV. Association in
bitches between breed, size neutering and
docking, and acquired urinary inconti-
nence due to incompetence of the urethral
sphincter mechanism. Vet Ree 1993; 133:
177-80.

6. SeUnan PJ, Mol JA, Rutteman GR. Van
Garderen E, and Rijnberk A. Progestin-indu-
ced growth hormone excess in the dog origi-
nates in the mammary gland. Endo-
crinology, 1994;134: 287-292

7. Schneider R. Comparison of age, sex and
incidence rates in human and canine breast

INTRASPECIFIEKE AGRESSIE BIJ HONDEN;

B.C.M. van de Nobelen. SR\\394\\95:
27pp.

Onder intraspecifieke agressie wordt
meestal verstaan: agressie tussen
soortgenoten om de rangorde. Het re-
feraat bestaat uit twee delen. In het
eerste deel wordt een literatuurover-
zicht gegeven over factoren die van
invloed zijn op de intraspecifieke
agressie speciaal bij ratten.
Dominante ratten vertonen de meeste
agressie ten opzichte van sexegeno-
ten. Er is gekeken naar de invloed
hierop van geïsoleerde opfok, opfok
in stabiele en wisselende groepen,
leeftijd, hormonen, sexuele- en over-
winningservaringen, bekendheid met
de opponent, dag/nachtritme en ge-
netische factoren.

Ook zijn studies verricht over de be-
tekenis van regio\'s in de hersenen die
van invloed zijn op het gedragspa-
troon, zoals de mediale en laterale
hypothalamus, het mediale preopti-
sche gebied, het septum en de amyg-
dala, door middel van het uitschake-
len van bepaalde zenuwbanen. Ge-
concludeerd wordt dat intraspeci-
fieke agressie het meest voorkomt bij
in groepen levende dieren.

Het eigen onderzoek heeft betrekking
op een evaluatie van ingestelde be-
handelingen bij 21 honden. Intra-
specifieke agressie komt zowel bij
reuen als teven voor en kan gericht

-ocr page 350-

zijn tegen soortgenoten en/of tegen
de mens. Het is het meest voorko-
mende storende gedragspatroon. In
de praktijk blijkt dat de eigenaar bij
het uitbreken van een gevecht tussen
twee honden vaak partij kiest voor
het aangevallen dier. Het dominante
dier voelt zich hierdoor bedreigd. De

Onderstaand treft u een aankondiging
aan van de cursus
Analyse van her-
haalde waarnemingen in de veteri-
naire epidemiologie.
Verder brengen
wij graag een aantal cursussen onder
uw aandacht waarvoor opgave nog
(beperkt) mogelijk is. Opgave voor
alle genoemde cursussen via telefoon
(030) 2517374 of fax (030) 2516490.

Analyse van herhaalde waarnemin-
gen in de veterinaire epidemiologie.

4 - 7 juni 1996, Universiteit Utrecht.

Herhaalde waamemingen komen veel
voor in veldstudies en experimentele
studies. Met name in epidemiologi-
sche studies is dit een veelvuldig voor-
komend gegeven. Dergelijke studies
vereisen een analyse die gebmik
maakt van het specifieke karakter van
deze gegevens. Er bestaat veelal een
sterke correlatie tussen waarnemingen
aan hetzelfde dier in de tijd. Dit geldt
bijvoorbeeld voor de melkproduktie
van een koe die meermalen in dezelfde
lactatie wordt gemeten, maar ook bij-
voorbeeld voor de infectiestatus van
een uier, de serologische status van het
dier of de klinische waamemingen aan
het dier.

De cursus zal ingaan op de meest ge-
bmikte analysemethoden voor her-
haalde waamemingen. De cursus zal
bestaan uit klassikaal onderwijs maar
ook voor een belangrijk deel uit prak-
tische oefeningen met data en com-
puterprogramma\'s. Er zal vooral ge-
bruik gemaakt worden van het
SAS-programma. Van de cursist
wordt een basale kennis van SAS ver-
wacht en een basale kennis van de
statistiek. De cursus is bedoeld voor
dierenartsen met een belangstelling
voor epidemiologie en data-analyse.

•I ■ M

eigenaar werd geadviseerd juist het
aangevallen dier te bestraffen omdat
deze hond vaak uitdagend optreedt.
De therapie is dus gericht op het her-
stellen van de rangvolgorde. Ook
werden adviezen gegeven gericht op
het herstellen van de communicatie
tussen eigenaar en zijn dieren.

een uitgebreide kennis van matrix al-
gebra en/of theoretische statistiek is
niet vereist. De cursus wordt in de
Engelse taal gegeven. Op de laatste
cursusdag wordt tijd ingeruimd voor
presentatie van studies door cursus-
deelnemers.

De cursus wordt gegeven door prof Y.
Grohn, Comell Universiteit, prof J.
McDermott, Universiteit van Guelph,
prof H. DeLuyker, Universiteit van
Gent en dr. Y.H. Schukken, Uni-
versiteit van Utrecht. Voor meer infor-
matie kunt u terecht bij dr. Y.H.
Schukken, Yalelaan 7, 3584 CL
Utrecht, tel. (030) 2531092, fax. (030)
2521887.

De kosten van de cursus bedragen
ƒ 750,-, dit is inclusief lunches, cursus-
diner en cursusmateriaal, maar exclu-
sief overnachtingen.

Interpretatie röntgenologisch on-
derzoek bij gezelschapsdieren
(U.D.), te Wageningen, ƒ 260,- per
cursus. Alle cursussen van 19.30 tot
22.30 uur.

96/113 Thorax, dinsdag 4juni 1996
96/114 Abdomen, dinsdag 11 juni
1996

96/115 Skelet, di nsdag 18 j uni 1996

Naast het normaalbeeld wordt uitge-
breid aandacht besteed aan de interpre-
tatie van een aantal veelvuldig voorko-
mende afwijkingen. Mogelijkheden
voor aanvullende röntgendiagnostiek
of echografisch onderzoek zullen aan
de orde komen.

Aan het eind van de cursus bestaat in
beperkte mate de mogelijkheid tot het
beoordelen van door de cursisten mee-
gebrachte röntgenfoto\'s. De cursuslei-
der is drs. J.W. Garretsen.

Klinische les gezelschapsdieren (ova-
riectomie met behulp van de endo-
scoop),
5 juni 1996, 14.00- 17.00 uur,
ƒ 135,-te Utrecht.

Onder de 21 honden die vervolgd
konden worden, bevonden zich tien
reuen en 11 teven behorende tot ver-
schillende rassen. Bij 15 dieren ver-
beterde na behandeling het gedrag,
bij vijf werd een verslechtering waar-
genomen en bij één zag men noch
verbetering noch verslechtering.

De traditionele wijze om loopsheid
dan wel krolsheid te voorkomen kent
voor-, maar ook nadelen. Ze zijn u
ongetwijfeld uit eigen ervaring be-
kend.

Een nieuwe, zeer interessante, ont-
wikkeling is de ovariectomie met be-
hulp van de endoscoop. Ook daarvoor
moet het indicatie-gebied duidelijk
omschreven worden.
Maar dat het er is blijkt onomstreden!
De cursusleider is dr. R.F. Nickel,
PD.

GVP - Formularium melkvee, 13 en
14 juni 1996, aanvang 13.00 uur slui-
ting 15.30 uur, ƒ 945,-- (inclusief over-
nachting) te Zeist.

Deze cursus beoogt meer achtergrond-
informatie te geven over het gebmik
van een formularium en kennis te ver-
schaffen over antimicrobiële midde-
len. Hierbij zal concreet kennis aange-
leverd en bediscussieerd worden om
tot een rationele farmacotherapie te
komen. Onderdelen die aan de orde
komen:

- GVP-randvoorwaarden, (patho) fy-
siologische invloeden.

- Microbiologie: resistentiepatronen,
mechanismen van resistentie.

- Biofarmacie, farmacokinetiek, voor-
en nadelen van verschillende toedie-
ningswijzen.

- Casuistieken: zelf in groepen ratio-
nele keuzes maken en bediscussië-
ren met betrekking tot farmacothera-
pie.

- Bespreking (concept)-formularium
KNMvD.

- Beschikbaarheid diergeneesmidde-
len (registratie), bioequivalentie.

- Algemene ondersteunende therapie,
interacties.

- Bijzonderheden van veel gebmikte
farmaca in de melkveesector.

De cursusleiders zijn prof dr.
A.S.J.P.A.M. van Miert, prof dr. A.
Pijpers, FD en drs. T.H. Hepkema,
prakticus.

-ocr page 351-

Het idee om dierenartsenpraktijken te
certificeren is allang niet nieuw meer en
oorspronkelijk van de GPGH. Het is in
de landbouwhuisdierensector vooral in-
gegeven door dmk van het bedrijfsle-
ven. De afnemers in de produktiekolom
willen garanties ten aanzien van de kwa-
liteit van het produkt. Dat betekent dat
het gehele produktieproces beheerst
moet worden, ook dat gedeelte waar de
dierenarts borg voor staat. De eerste
stappen om tot certificatie zijn reeds een
feit; mim driehonderd praktijken zijn in-
middels getoetst op naleving van de
GVP-code varkenshouderij. In 72% van
de gevallen met een positief resultaat.
\'Deze dierenartsen hebben een andere
indruk gekregen van certificeren\', aldus
Wessels. \'De trots straalt ervan af\' Het
duurt nu niet lang meer of IKB-mnd is
tevens dagelijkse realiteit.
Maar ook de GGG is geïnteresseerd ge-
raakt in certificatie. In de gezelschaps-
dierensector kan een gedegen kwali-
teitsbeleid een belangrijk antwoord zijn
op maatschappelijke trends, zoals het
mondiger worden van de cliënt en toe-
nemende regelgeving ten aanzien van
milieu en arbeidsomstandigheden. Maar
ook kostenbeheersing (door een effi-
ciëntere praktijkorganisatie) en de mo-
gelijkheid om tuchtrechtelijke kwesties
te vermijden (door een goede klachten-
procedure) zijn argumenten vóór certifi-
catie van gezelschapsdierenpraktijken.
Een aantal goed bezochte voorlichtings-
bijeenkomsten over certificatie van ge-
zelschapsdierenpraktijken heef^ uitge-
wezen dat er in elk geval belangstelling
voor bestaat.

CERTIFICATIE CENTRAAL
Wessels: \'AUV-advies heef^ nu 150
praktijken in de begeleiding en daarbij
staat certificatie centraal.\' Half novem-
ber besloot het adviesbureau een hand-
leiding te ontwerpen om de praktijken
een handvat te bieden. Nu, bijna een half
jaar later, blijkt het stappenplan aan een
grote behoefde te voldoen. De 150 prak-
tijken in de begeleiding hebben de hand-
leiding gratis ontvangen en er zijn en-

24 april 1996- AUV-advies heeft een handig stappenplan ontworpen om te ko-
men tot eertifleatie van een dierenartsenpraktijk. Eén en ander is samengevat
in het \'Kwaliteitsboek\'. De eerste drie exemplaren worden overhandigd aan
de voorzitter van de KNMvD, A.W. Udo, de voorzitter van de Groep Praktici
Grote Huisdieren (GPGH), G. Heynen en de voorzitter van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG), H. van Herpen. Henk Wessels van
AUV-advies zegt bijzonder trots te zijn op de \'boreling\'.

Door Sophie Deleu

EERSTE KWALITEITSBOEKEN OVERHANDIGD AAN VOORZITTERS KNMVD

AUV ONTWERPT HANDIG STAPPENPLAN VOOR CERTIFICATIE

kele tientallen los verkocht.
Het boek kost los ƒ 250,-. \'Maar de
waarde is hoger\', verzekert Wessels de
aanwezigen. AUV-advies heeft speciaal
voor het project certificatie exteme des-
kundigheid aangetrokken en de beide
praktijkadviseurs, Stijn Verhaegh en
Jan Pons, hebben er ook veel werk in ge-
stoken.

Eigenlijk is het dus een vriendenprijs?
\'Zo zou je het kunnen zeggen\', zegt
Wessels. \'Maar we zijn eigenlijk van
mening dat bij het boek een stuk bege-
leiding hoort, want het ontslaat de prak-
tijk niet van de plicht de praktijkvoering
goed te organiseren. Het is geen kook-
boek!\' AUV heeft niettemin besloten
het boek ook los te verkopen om het
draagvlak voor certificatie langzaam te
vergroten. \'Produkten als deze kunnen
niet meer zonder meer worden doorge-
geven aan de dierenartsenpraktijken.
Geen kosten, geen waarde.\' Voor
Wessels is het een uitgemaakte zaak:
\'Investeringen, gedaan door de indus-
trie, dan wel door de beroepsgroep zelf,
zullen moeten worden temgverdiend.\'

AUV EN GEZELSCHAPSDIEREN
De voorzitters zijn zeer verguld met hun
exemplaren van de handleiding. Udo en
Heynen, beiden reeds bekend met de
GVP-varkens-toetsing, bezien het boek
als een welkome aanvulling op hun in-
spanningen om tot certificatie te komen.
Maar ook Van Herpen, als gezelschaps-
dierenprakticus nog steeds wachtende
op het werkelijke startschot voor certifi-
catie, is heel positief: \'Dit is precies het
soort boekwerk waar de prakticus op
wacht. Ik waardeerde inspanningen van
AUV-advies voor de gezelschapsdie-
rensector ten zeerste.\'

-ocr page 352-

Opzet van de evaluatie

Aan circa 190 praktijken waar een
GVP-beoordeling heeft plaatsgevon-
den, is een evaluatieformulier gezon-
der! (stand per 31 maart). Hiervan zijn
er 97 (51%) geretourneerd, een hoge
respons dus. Er worden nog steeds
evaluatieformulieren verzonden. Elke
praktijk waarvan de besluitvorming is
afgerond, krijgt een formulier.
De tien vragen op het formulier heb-
ben betrekking op de beoordeling, de
beoordelaar en het proces als geheel.
Voor elke vraag is een oordeel ge-
vraagd op een schaal van 1 (slecht) tot
4 (prima). Tevens is gevraagd om
eventuele algemene opmerkingen.

Totaalindruk

Het gemiddelde oordeel over alle vra-
gen is 3.14, wat als rapportcijfer over-
eenkomt met een redelijke zeven.
Duidelijk blijkt dat alle vragen die bo-
ven gemiddeld scoren, betrekking heb-
ben op de beoordelaar: helderheid en
nakomen van gemaakte afspraken, in-
levingsvermogen van de beoordelaar
en als allerhoogste de opstelling van de
beoordelaar met een waardering van
3.54! Ten opzichte van het gemiddelde
mag dit gezien worden als een zeer po-
sitieve waardering.

Minpunten

Een minpunt dat sterk aandacht vraagt
is de snelheid van de besluitvorming.
Het is duidelijk dat de tijd tussen be-
oordeling en ontvangst van het besluit
als lang ervaren wordt. Het zeer grote
aantal beoordelingen in de laatste drie
maanden is hier debet aan. \'Bottle
neck\' in de besluitvorming vormt de
Commissie KVD, die het besluit
neemt en waakt over een eeriijke en
consistente classificatie van geconsta-

De Certiked-beoordelaars die toetsingen op de GVP-Code voor de IKB-var-
kenshouderij uitvoeren, scoren goed. Dit is het algemene beeld uit de eerste
evaluatie onder 190 praktijken die een beoordeling hebben meegemaakt. De
resultaten van een enquête onder deze praktijken zijn in april besproken in de
Projectgroep Certificatie. Ondanks de bemoedigende resultaten worden ook
nog flink wat knelpunten aangewezen. De Projectgroep heeft nog wel wat
werk voor de boeg.

teerde tekortkomingen. De vergader-
frequentie van deze commissie is de
laatste tijd opgeschroefd van eens per
vijf weken naar eens per drie weken.
Een verkorting van de behandelings-
tijd is eventueel mogelijk door rappor-
tages waarin geen enkele tekortko-
ming voorkomt, versneld door de
voorzitter te laten passeren.

De toegevoegde waarde van de rap-
portage wordt als mager ervaren. Hier
dient opgemerkt dat er bewust voor ge-
kozen is om deze eenvoudig te houden,
om tijd en kosten voor de DAP beperkt
te houden. Overigens zal voor de be-
oordelingen KRD wél gekozen wor-
den voor een ruimere rapportage, met
weergave van algemene bevindingen
en indrukken van het beoordelings-
team.

Veruit het merendeel van de opmer-
kingen is gebaseerd op vergelijkingen
van beoordelaars (uniformiteit) en is
dus moeilijker te interpreteren.
Immers, een negatieve opmerking
over uniformiteit kan gebaseerd zijn
op een \'slechte prestatie\' van een an-
der die met de beoordelaar wordt ver-
geleken. Het probleem blijft evident.
Daar staat tegenover dat de opstelling
van de beoordelaar het allerhoogste
scoorde van alle vragen! Kennelijk is
een kleine groep verantwoordelijk
voor de negatieve indruk van de beoor-
delaar. Dit blijkt ook uit een telling van
de opmerkingen. In totaal werden 59
opmerkingen ontvangen; 16 hiervan
betroffen negatieve opmerkingen over
de beoordelaar tegenover 11 positieve
opmerkingen.

CERTIKED-BEOORDELAARS SCOREN GOED

Soms worden de enigszins negatieve
opmerkingen in een begripsvol kader
geplaatst; het gaat dan om opmerkin-
gen zoals \'ambtelijk opstellen\', \'lijnen
trekken\', \'aantopnbaarheid vragen\'.
Meerdere opmerkingen hebben be-
trekking op geen/gebrekkige vooriich-
ting voorafgaand aan de beoordelings-
ronde vanuit met name de KNMvD en
in mindere mate Certiked. Ook enkele
opmerkingen hebben betrekking op
verkeerde tenaamstel 1 ing/adressc-
ring/werkwijze bij wijzigingen. Voor
een deel is dit verklaarbaar door de
lange periode die is verstreken tussen
eerste aanlevering van gegevens van
de DAP aan de KNMvD en het in ge-
bruik nemen van die gegevens bij de
beoordeling.

Conclusies

De prestatie van de beoordelaars is
goed. Een beperkt aantal minder prettig
veriopen beoordelingen hebben echter
een forse impact op het algemene beeld.
Hierop wordt door Certiked ingespeeld
door keuze van de beoordelaars voor in-
zet bij de KRD (Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken), goede coach-
ing van beoordelaars op hun minder
sterke punten, voortgang van intensieve
intervisie als beoordelingscollege (ge-
middeld eens per 3,5 weken!). De voor-
lichting over de KRD zal, zoals de
Projectgroep al eerder concludeerde, in-
houdelijk juist en intensief moeten zijn,
c.q. blijven.

F.P.J. van Kleef,
operationeel manager Certiked.

KLEINE PRAKTIJK HEEFT BAAT BIJ CERTIFICATIE

Waarom zou je als gezelschapsdieren-
kliniek certificeren? In eerste instantie
leek dit nogal overbodig en ver ge-
zocht. Na het volgen van de cursus
Apotheek II was ik echter uitermate
gestimuleerd en gemotiveerd om veel
meer zaken, die in de praktijk zo van-
zelfsprekend lijken, op papier te gaan
zetten. Vooral omdat in onze kliniek
nogal eens assistent-dierenartsen
werkzaam zijn, is het erg praktisch om
alle dagelijkse handelingen binnen de
praktijk op papier te hebben staan. Je
kunt de collega inzage geven in het
kwaliteitshandboek, waardoor deze
snel op de hoogte is van de richtlijnen
binnen de praktijk en bovendien alle
werkvoorschriften leert kennen.
Ook voor de dierenartsassistenten is
het goed de werkvoorschriften en
richtlijnen te kennen, zij behoren al

-ocr page 353-

hun werkzaamheden af te stemmen op
de geldende werkvoorschriften. Ie-
dereen krijgt zijn of haar eigen verant-
woordelijkheid en bij geconstateerde
nalatigheid of afwijking is de verant-
woordelijke persoon makkelijk aan te
wijzen. Op aanwezige formulieren
wordt bijvoorbeeld aangetekend wie
wat heeft schoongemaakt en waarmee.
Controles hierop worden door de kwa-
liteitsmanager steekproefsgewijs uit-
gevoerd. Via deze procedures heb je
meer inzicht in de werkzaamheden van
de medewerkers; iets wat in grotere
praktijken nogal eens te wensen over
laat.

Onze praktijk voldoet op bijna alle
punten aan de Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken, waardoor het
voor ons voomamelijk een papieren
kwestie is. Daar de meeste praktici, en
zeker ikzelf, niet graag achter het toet-
senbord zitten, heb ik een professio-
neel bureau ingehuurd om de opzet
van het kwaliteitshandboek te vervol-
maken. Ook de eerste externe audit
kan door dit bureau worden gedaan.
Wijzelf hopen binnenkort de kliniek
ter certificatie aan te kunnen bieden en
verwachten een duurzame verbetering
van de algehele kwaliteit van het werk
binnen de kliniek.

Ik hoop dat het certificeren van dieren-
artsenpraktijken en -klinieken naar de
cliënten toe duidelijkheid zal verschaf-
fen aangaande de wijze van praktij-
kuitoefening binnen een bepaalde
praktijk of kliniek.

WJ. Vink.

Dierenkliniek Goeree Overflakkee.

RESULTATEN TOETSINGEN GVP-CODE IKB-VARKENSHOUDERIJ

Vemit de meeste praktijken zijn in-
middels bezocht door een beoordelaar
namens Certiked. De eindresultaten
zijn vermeld in de tabel. Verheugend is
dat tot nu toe elk aanvullend onder-
zoek leidde tot registratie van de die-
renartsen van de betreffende praktijk.
Waarschijnlijk zal dit in de toekomst
niet altijd opgaan. De beoordelaars
worden vooral de laatste maanden ge-
confronteerd met enorme praktijkver-
schillen; de ene praktijk heeft alles uit-
stekend voor elkaar terwijl de andere
praktijk vrijwel niets heeft geregeld
danwel vastgelegd.

Data beslissingen
Commissie Kwali-
teitsverklaringen
Diergeneeskunde
(Certiked)

Eerste beoordeling

Aanvullend onderzoek

Aantal behan-
deld

Toeken-
ning regis-
tratie

Aanvullend
onderzoek

Aantal behan-
deld

Toeken-
ning regis-
tratie

Aanvullend
onderzoek /
afwijzing

27 oktober 1995

14

8 (57%)

6 (43%)

4 december 1995

26

18 (69%)

8 (31%)

21 december 1995

24

18 (75%)

6 (25%)

1

1

25 januari 1996

39

26 (67%)

13 (33%)

2

2

15 februari

46

31 (67%)

15 (33%)

2

2

1 maart 1996

48

34 (71%)

14 (29%)

3

3

28 maart 1996

55

36 (65%)

19 (35%)

15

15

2 mei 1996

26

13 (50%)

13 (50%)

9

9

Totaal:

278

184 (66%)

94 (34%)

33

33

0

JAARCONGRES

Elk jaar in de zomer valt traditioneel
de uitnodiging voor het Jaarcongres bij
de dierenartsen in de brievenbus. Ook
traditioneel gooien velen die uitnodi-
ging vervolgens, al of niet gelezen, vrij
snel in de pmllenbak. \'Dat is niks voor
mij\', \'daar komen alleen maar oudere,
mannelijke dierenartsen\'. Dat laatste is
ten dele zeker waar, het eerste absoluut
niet. De congrescommissie Limburg,
die dit jaar het congres organiseert op
het historische Rolduc, zou in oktober
zoveel mogelijk collega\'s willen be-
groeten. Dus bij deze: ook jongere die-
renartsen en ook vrouwelijke dieren-
artsen zijn van harte welkom.

Collega\'s uit alle delen van het land
ontmoeten, swingen op gezellige mu-
ziek, lekker eten in een historische om-
geving en last but not least een zeer in-
teressant congresthema, waarvan we
over een maand een tipje van de sluier
zullen oplichten. Redenen genoeg om
4 oktober naar het zuiden te komen.
Misschien is het een idee om er een
weekendje Maastricht aan vast te kno-
pen?

Congrescommissie Limburg

-ocr page 354-

Voor wie het nog niet weet:
Dierenpraktijken is een kwartaalblad
over de gezondheid van gezelschaps-
dieren. Een minimum-abonnement
van 300 exemplaren per keer kost de
gezelschapsdierenprakticus ƒ 300,-
per jaar (exclusief BTW). Voor elke
50 exemplaren meer betaalt hïj of zij
ƒ 50,-. Dat betekent dat men een
cliënt vier keer per jaar een kwali-
teitsblad kan aanbieden voor zegge
en schrijve ƒ!,-! De KNMvD en de
GGG menen de gezelschaps-
dierenprakticus hiermee een
belangrijk PR-middel in han-
den te geven.

En PR is nodig, want alles dat
met dieren te maken heeft is de
laatste tijd vaak in de publici-
teit. Nuances dreigen nogal
eens verloren te gaan.
Dierenpraktijken streeft er juist
naar wat betreft de medische
zorgverlening voor gezel-
schapsdieren geen concessies
te doen. Het blad moet de kwa-
liteit van de veterinaire zorgverle-
ning in Nederland ondersteunen en
waar mogelijk verder verbeteren.

INHOUD JUNI-NUMMER
De inhoud van het juni-nummer:
Heeft u al vakantieplannen? Zo
nieuwsgierig is uw dierenarts!

\'Sinds mensenheugenis zorgen wij
voor onze huisdieren. Het geeft men-
sen al duizenden jaren enorm veel
plezier. Toch zijn er ook momenten
van enige zorg. Bijvoorbeeld de va-
kantie. Vakantie is natuurlijk leuk,
maar wat doen we met onze trouwe
huisgenoten?\'

Annemiek Verdoorn redde zwerf-
honden in Portugal.

\'Annemiek Verdoorn, vooral bekend
van haar rol in Medisch Centrum
West, heeft het momenteel druk met
opnames voor de soapserie Onder-
weg Naar Morgen waarin zij een rol
als advocaat heeft. Tussen de bedrij-
ven door maakt ze tijd vrij voor
Dierenpraktijken en vertelt over
Portugese zwerfhonden en haar eigen
hond Oggy.\'

Graaf Floris: zwart op wit.

\'Op een mooie zomermiddag in au-
gustus wordt op onze praktijk een
jong, verwaarloosd, zwart kitten bin-
nengebracht. Een zielig klein hoopje
dat te slap is om op zijn pootjes te
staan. Gevonden bij het Muiderslot
krijgt het kitten al snel een toepasse-
lijke naam van ons: Graaf Floris...\'
Vrije vogels.

\'Op het voormalige campingterrein
\'het Vlutterke\' in Veldhoven (N-Br)

logeren honderden gevleugelde gasten.
Hun vakantie loopt nooit af, want ze
wonen permanent in het Vogelbuiten
van de stichting Nederiandse Opvang
Papegaaien (NOP). Over het werk op
het Vogelbuiten praat Dierenpraktijken
met de oprichter en voorzitter van de
NOP, de heer Tonny van Meegen, ooit
zelf handelaar in papegaaien.\'
Microchip doet intrede bij gezel-
schapsdieren.

\'Huisdieren sneller teruggevonden
dankzij elektronische identificatie.\'
Het specialisme van: drs. Silvia
Greijdanius-van der Putten.

\'Veterinair pathologen hebben zich,
na hun opleiding tot dierenarts, ver-
der gespecialiseerd in de achtergrond
van ziekten en aandoeningen die uw
huisdier en vele andere dieren kun-
nen krijgen. Zij houden zich met
name bezig met het onderzoeken van
weefsels en cellen. Ze worden
meestal door dierenartsen in het hele
land, maar ook rechtstreeks door ei-
genaren geraadpleegd.\'
Honden met epilepsie.
\'Epilepsie is een ziekte van de herse-
nen. Met name mensen en honden
worden erdoor getroffen. De meest
voorkomende vorm van epilepsie is
de zogenaamde gegeneraliseerde
vorm. Daarbij treedt bij herhaling,
om de zoveel tijd, een toeval op. Bij
zo\'n toeval valt het dier meestal om,
veriiest het bewustzijn en ontstaan er
heftige krampen van de poten en het
gehele lichaam....\'

De voorjaarsuitgave van het blad Dierenpraktijken, een gezamenlijke uitgave
van de KNMvD en de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG), staat
geheel in het teken van de naderende zomer.

WiWiViióJ

ONDERSTEUNING VETERINAIRE ZORGVERLENING VRAAGT OM KWALITEIT

DIERENPRAKTIJKEN; VIER KEER VOOR ƒ1.- PER CLIENT

Kant en klare voeding, zelf koken
of meeëten met de pot?

We kennen ze allemaal wel. Is het
niet uit eigen ervaring dan toch wel
van verhalen. De bastaardhonden en
katten die nooit ziek worden en die
sterker zijn dan rasdieren. Die
ondanks het feit dat er minimale
zorg aan wordt besteed, toch
nooit bij de dokter zitten.
Bijzondere voeding? Ben je mal,
ze eten gewoon met de pot
mee...\'

Verbandtrommeltje: \'Dokter,
me schildpad is lek\' en \'Te
hooi en te gras\'.

Over een roodwangschildpad
i die zwaar slagzij maakt en een
hond met jeuk in zijn oor.
De elleboogdysplasie bij de
hond. Lastige oplossingen
voor een lastig probleem.
\'In het maartnummer van Dieren-
praktijken is beschreven welke afwij-
kingen onder de naam Elleboog-
dysplasie bekend zijn. Voor hond en
eigenaar is het niet eens zo belangrijk
hoe iets heet, maar wel wat eraan ge-
daan kan worden...\'
Kinderen vragen.
\'Waarom vliegen vogels in V-vorm?\'
en \'Hoe zit het nou met een konijn?
Ik heb een vrouwtjeskonijn en ik wil
graag jonge konijntjes!\'
Voor u gelezen: Puppymanieren.
Begeleiding en opvoeding door opti-
maal gebruik te maken van zijn leer-
gierigheid van Martin Gaus.

Voor meer informatie of een abonne-
ment op Dierenpraktijken: mevrouw
drs. S.A.M. Deleu of mevrouw
I.L.C.B. Tiernagan, tel. 030-
25I0III.

Heeft u ideeën of wilt u een bepaald
onderwerp in Dierenpraktijken be-
handeld zien? Neem dan contact op
met de redactie onder voorzitter-
schap van dr. P.H.A. Poll.

-ocr page 355-

O

OVERLEDEN:

Op 27 april 1996 Drs. E.H. den Breeje te
Amersfoort.

JUBILEA:

H.J.A.J. Heuthorst te Rotterdam, afwezig, 35
jaar, 11 juni 1996

Dr. A.F.A. Brands te Cuijk, afwezig, 35 jaar, 16
juni 1996

Dr. C.D.W. König te Doesburg, afwezig, 35
jaar, 21 juni 1996

G. Schoenmaker te Gouda, afwezig, 40 jaar, 30
juni 1996

J. Venema te Putten, aanwezig, 40 jaar 30
juni 1996

H.M. Jansen te Waardenburg, afwezig, 40 jaar,
30juni 1996

MUTATIES:

173 Beulink, Mevr. T.A.; 1970; 7397 NV
Nijbroek; Dijkhuizenweg 18; tel. 0571-
291166 privé, 055-3666444 bur.; fax 055-
3669103; distr.h. R.V.V. Apeldoorn.

174 Bevere, Mevr. I.E.M.J. de; Gent-1995;
naar het buitenland.

331 Bevere, Mevr. I.E.M.J. de; Gent-1995;
Birchington CT7 9SD (Verenigd
Koninkrijk); 9 A Mlnnis Road; tel. 00-
44-1843-845348 privé, 226678/221488
prakt.; p., medew. bij J. Shawcross.
178 Boogaerdt, A.; 1941; 2941 .NA
Lekkerkerk; Broereshof 12; tel. 0180-
663588; r.d.; R.O.N.
180 Bosman, J.; 1986; 7946 LG
Wanncpervecn; Vcneweg 82; tel. 0522-
281885 privé, 254731 prakt.; p., geass. met
J.F. van Calker, Mevr. H.W. Janssen, J.L.
Krom, W. Meijer en J.B. Timmer.
333 Dongen, P.L. van; 1990; Borough Green,
Kent TM5 8EQ (Verenigd Koninkrijk);
25 Tolsey Mead; tel. 00-44-1732-884197
privé, 452344 prakt.; p., medew. bij
Pennard Vet. Group.
333 Dongen-de Baat, Mevr. C.J. van; 1990;
Borough Green, Kent TN15 8EQ
(Verenigd Koninkrijk); 25 Tolsey
Mead; tel. 00-44-1732-884197; d.
199 Egberink, P.J.M.; 1995; 5466 PC Eerde;
Schoolhuisweg 8; tel. 0413-355052 privé,
364589 prakt.; p., medew. bij M.C.M.
Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C.
Kuijpers, E.W.H.M. van der Velden en
A.H.H.M. Winters.
201 Elbense, Mevr. Y.M.M.; 1993; 4617 LW
Bergen op Zoom; Noordhil 32; tel. 0164-
266519 privé, 237621/248998 prakt.; p..

Personalia

medew. bij Mevr. C.C. van Aart.
334 Foreest, Jhr. A.W. van; 1967; naar
Nederland.

205 Foreest, Jhr. A.W. van; 1967; 6874 CB
Wolfheze; p/a Sara Mansveltweg 15 K;
tel/fax 026^821319; d. verbonden aan het
Vet. Specialisten Centrum De Wagenrenk,
tel. 0317-419120; fax 0317-420480
(wo/do-ochtend); wet. medew. Tierzahn-
heilkunde Chirurgische Klinik der
Universität Zürich, tel. 00-41-1-
3651241/3651111; fax 00-41-1-3119144
(di-ochtend) (privè-adres: CH 8708 MA-
ENNEDORF (Zwitserland); Mooshai-
denstrasse 45; tel. 0041 -1 -9206862).
207 Gemmeke, E.A.A.C.; 1992; 6537 KS
Nijmegen; Meijhorst 92-66; tel. 024-
3447138 privé, 3441544 prakt.; fax 024-
3449993; p., gezeischapsd.
207 Gemmeke-Hoogenraad, Mevr. R.R.; 1994;
6537 KS Nijmegen; .Meijhorst 92-66; tel.
024-3447138 privé, 3449993/06-
52737234 prakt.; fax 024-3449993; p.,
paarden; vet. acupunet.
229 Jansen, G.J.H.; 1994; 8081 XD Elburg;
Vrijheidsstraat 17; tel. 0525-680382
privé, 685182 prakt.; p., medew. bij
G.M.A. van Helden en P. Lansaat.
235* Kelder, G.J.; 1996; 5988 GC Helden;
Servaashof 22; tel. 077-3074496 privé,
3073292 prakt.; p., medew. bij L.C.M.
Boonen, J.A.M. ten Dam, W.
Oldenburger, Dr. CJ.M. Scheepens,
CJ. Uytewaal, J.HJ. Vestjens, G.A.M.
Wieland en R.T J.A. Winne.
239 Kolpa. B.L.A.; 1995; 5712 BJ Someren;
Kanaaldijk-Zuid 33; tel. 0493-470357
privé, 491770 prakt.; p., medew. bij H.A.
Derkx, P.W.C.M. van Oijen, R.E. Paauwe,
R.J.M.L. Raymakers, Mevr. M.G.
Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A.
Steentjes, J.A. Westerbeek, D.L. Willink
en F.Th.C. de Wit.
247* Langelaar, Mevr. M.F.M.; 1996; naar het

buitenland.
337* Langelaar, Mevr. M.F.M.; 1996; 07370
Eelassan (Frankrijk); Rue de l\'église;
teIJfax 00-33-75685355; p.
248 Laterveer, Mevr. N.A.; 1995; 6039 CK
Stramproy; Mgr. Nolensstraat 2; tel.
0495-564048 privé, 551225 prakt.; p., me-
dew. bij P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H.
Heijmans, A.Th.E. Kooien, M.l.M.
Linthorst, F.G.M. Scheijmans, J.W.H.
Scheres en G.P.M.M. Tacken.
248 Leeuwen, E. van; 1990; 6955 AT Elleeom;
Binnenweg 9; tel. 0313-421521 privé,
471007 prakt.; p., geass. met H.J. Aa, J.H.
de Groot, D J. Megchelenbrink, B.H. van
der Pol en A.J. Verheul.
250 Lieshout, J.A.H. van; 1965; 5087 BB
Diessen; Julianastraat 2; tel. 013-
5041445 privé, fax 013-5043183; r.d.
338 Meeuwisse, S.D.; 1959; Bracebridge,

Ontario PIL 1X4 (Canada); RR 6; tel. 00-
1-705-6456549; r.d.

338 Meijer, Mevr. A.W.; 1995; naar
Nederland.

256 Meijer, Mevr. A.W.; 1995; 4273 GD
Hank; Buitendijk 86; tel. 0162-402550;
d.

258 Meulen-Frank, Mevr. M. van der; 1987;
8251 SJ Dromen; Knooplaan 7; tel. 0321-
310197 privé, 0342-414881 bur.; fax
0342-492813; coördinator Voorlich-
tingsbureau Huisdieren (fax privé: 0321-
380907).

261 Mus, Mevr. E.M.H.; 1995; 1141 HV
Monnickendam; J. Nieuwenhuyzenlaan
12 A; tel. 0299-656127 privé, 653031
prakt.; p., medew. bij B.T.C. Brom-
bacher en H.M. Schipper.

268 Orten-Luiten, Mevr. A.C.B. van; 1986;
5582 HL Waalre; Laarstraat 26; tel.
040-2217089 privé, 2570057 prakt.; p.

279 Rijpstra, Mevr. B.; 1990; 4351 NP Veere;
Van Borselelaan 4 A; tel. 0546^1444
prakt.; p., medew. bij J.J.M. Elberink en
M A M. Evers.

287 Schrooyen, J.A.M.; 1964; 5283 VG
Boxtel; De Vennekens 1; tel. 0411-
676822; fax 0411-674654; manager Leo
Agro.

293 Snoek, M.J.; 1989; 1625 DE Hoorn; Botter
76; tel. 0229-213530; wnd.d.

300 Theunissen, ProfDr.Dr.h.c. G.H.B.; 1930;
U-1938; Ereprom. Bem-1968; 3723 KS
Bilthoven; Cregoriuslaan 35, Schuts-
mantel app. 209; tel. 030-2290181; r.d.;
oud-hlr. R.U.(F.D.);R.N.L.

302*Tolsma, H.J.D.; 1996; 3523 AM Utrecht;
Tolsteegplantsoen 42 11; tel. 030-2520498
privé, 0180-425253 prakt.; p., medew. bij
W. van Erk, Mevr. A.E. van Horssen,
PJ.H.M. Meeus, R. de Rooij, PJ. Rook
en Mevr. C.P.M. Valstar.

314 Vries, H. de; 1995; 5087 TJ Diessen;
Heistraat 7 A; tel. 013-5043113 privé,
5042402 prakt.; fax 013-5042302; p., me-
dew. bij C.W.M. Augustijn, J.M. Berger,
F.W. Bemdsen, G.C. Charpentier, O.A.
van Dobbenburgh, J.W. Eshuis, M.J.J. van
der Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L. de
Vries en H.J.H. van Wijk.

315 Vries, Mevr. W.F. de; 1990; 7913 BZ
Hollandscheveld; Dopheidestraat 10; tel.
0528-341091; wnd.d.

322 Wiering, M.J.J.; 1990; 7913 BZ
Hollandscheveld; Dopheidestraat 10; tel.
0528-341091 privé, 342133 prakt.; p.,
medew. bij P. van Werven.

327 Zee, J. van der; 1985; 9561 PH Ter Apel;
Oosterstraat 20; tel. 0599-581274 privé,
662168 prakt.; fax 0599-585139; p., geass.
met J. Bakker, R.K. de Boer, H.J.
Haverkate, A.R. van Ittersum, A.
Klarenbeek, F.W. Oostra en H.B.A.
Scholten.

Doorlopende agenda

Juni

1 125-jarig bestaan Afdeling Limburg en

Noord-Brabant.
1—2 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg. Arb.
tagg. Süd Dackellähmung, Cauda-equina-

Syndrom. Nürnberg. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

4 PAO-D cursus: 96/113 Interpretatie rönt-
gen thorax gezelschapsdieren.

4 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang 20.00
uur

4 Opening paardenaccomodatie Waiboer-
hoeve, Praktijkonderzoek Rundvee, Scha-
pen en Paarden.

4 Werkvergadering KNMvD en GD. J.
Braamskamp: afd. Varkens. Plaats:
Amsbergstraat 7, Deventer. Aanvang:
14.00 uur.

5 PAO-D cursus: 96/117 Klinische les gezel-
schapsdieren.

5 Algemene ledenvergadering A.U.V.
Aanvang: 09.30 uur Locatie: Nationaal
Sportcentrum Papendal in Arnhem.

-ocr page 356-

6 Viering 11 O-jarig bestaan Afdeling
Friesland.

6 Toets Veterinaire Homoeopathic. Aan-
vang: 20.00 tot 22.00 uur in het
Beatrixgebouw van het Jaarbeurscon-
grescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

7 PAO-D cursus: 96/106 Behandeling van
Kruisbandletsels.

7 Wetenschappelijke vergadering VHl/
RIVM, ID-DLO Lelystad: \'Gezondheids-
bescherming vanuit een veterinair perspec-
tief.

8 Open dag paardenaccomodatie Waiboer-
hoeve. Praktijkonderzoek Rundvee, Scha-
pen en Paarden.

11 PAO-D cursus: 96/114 Interpretatie rönt-
gen abdomen gezelschapsdieren.

11 Symposium \'Zorg voor een gezonde rund-
veehouderij\', De Schakel in Nijkerk.

12 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

13 Werkvergadering Herkauwers. Gezond-
heidsdienst voor Dieren te Drachten. Aan-
vang: 14.00 uur.

13—14 PAO-D cursus: 96/209 GVP-For-
mularium Melkvee.

14 PAO-D cursus: 96/102 Huidziekten gezel-
schapsdieren II: \'De therapieën\'.

14 Jaarvergadering Nederlandse Vereniging
voor Bio-ethiek van I3.30tot 17.00 uur.

17—28 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie. Hoofd-
gebouw FdD te Utrecht. Aanmelding: ui-
terlijk 15 maart 1996.

18 PAO-D cursus: 96/115 Interpretatie rönt-
gen skelet gezelschapsdieren.

19 VDA-bijeenkomst Zuid-Holland.

22—23 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners.
Chicago. (Avian, Bovine, Canine, Equine
and Feline Medicine) Phone 615/254-
3687, fax 615/254-7047.

27 Laparoscopic surgery in companion ani-
mals. ECVS. Androclus Building, Yale-
laan 1, Utrecht. 09.00 -18.00 hours.

27 New AO/SAIF Developments. ECVS.
Androclus Building, Yalelaan I, Utrecht.
From 08.30-12.30 hours.

27 The use of laser in equine surgery.
Androclus Building, Yalelaan I, Utrecht.
From 14.00-18.00 hours.

27 External coaptation and application of the
walking cast. /Vndroclus Building, Yale-
laan l.UtrechL From 14.00-18.00hours.

28—30 Fif\\h Annual Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons (ECVS),
Utrecht. Special Seminars for Large and
Small Animal Practitioners (laparascopic
surgery, laser surgery, walking casts, AO-
Vet new materials). For Information con-
tact: ECVS, Monika Gutscher,
Winterthurerstr. 260, 8057 Zürich,

Switzerland. Tel. 41-I-365 14 65, Fax. 41-
1-313 03 84.

30—4/7 13th International Congressen Animal
Reproduction, Sydney Convention Centre,
Sydney, Australia.

Juli

8—11 4th International conference on fertility
control for wildlife management -
Australia.

8—12 XIX World Buiatrics Congress. BCVA -
Edinburgh.

Augustus

4—9 Vlllth International Symposium of
Veterinary Laboratory Diagnosticans.
Informatie en aanmelding: Secretariat
WAVLD Symposium, P.O. Box 50006,
Tel Aviv, 61500 Israel.

30—31 International Veterinary Congress
Beme/Switzerland \'Back Problems in
Sport Horses\'. Kongressorganisation:
Klinik für Nutztiere und Pferde der
Universität Bern, Länggasstrasse 124,
3012 Berne/Schweiz. Tel. 41 31 631 22 43,
Fax413I6312620.

September

5—8 Veterinary Acupuncture Congress, Spiez,
Switzerland. Meer informatie: Peter (3rob,
Tierarzt, 3053 Deisswil b. München-
buchsee, Switzerland (Tel. no.: 31-869-
45^0).

10 Afdelingsvergadering Afdeling Zeeland.
Aanvangstijd en Plaats zijn nu nog niet be-
kend.

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland.

11 Voorcongres met als onderwerp:
Intercellular Communication in
Development and Oncogenesis.
Informatie: Dr. ir. J.A. Mol, Faculteit der
Diergeneeskunde, Postbus 80154, 3508
TD Utrecht.

12 Studievergadering Groep Homoe-
opathisch-werkende Dierenartsen. Van
20.00 tot 22.30 uur, Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum, Jaarbeursplein
te Utrecht.

12 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achterhoek. Plaats: ResUurant \'t Wolf-
ersveen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

12 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

12—14 3e Internationale symposium over
voortplanting bij hond en kat te Utrecht.
Informatie: Prof dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax: 030-2518126.

12—14 6e Jaarcongres van de European
Society of Veterinary Internal Medicine
(ESVIM). Informatie: Dr. J. Rothuizen,
Faculteit Diergeneeskunde, Postbus
80154,3508 TD Utrecht.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg

in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hel-
lendoom.

17 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Deventer, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Post-IVPS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken in samen-
werking met Solvay Duphar Animal
Health.

19 Vergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19—20 Third ESVV Symposium on Pestivirus
infections, Lelystad.

19—21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

24—28 I4e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press,
Te Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp,
Belgium. Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3
3210277.

24 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Weg-
restaurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De
Meem.

25 Vergadering Afdeling Gelderland.

26—28 Open Dagen Praktijkonderzoek
Rundvee, Schapen en Paarden op de
Waiboerhoeve (centrale proefboerderij).

26—29 Annual Congress The British
Veterinary Association, Moat House
Hotel, Chester.

UITERSTE INLEVERDATA

VGÜR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-07-1996

10-06-1996

15-7/01-08-1996

01-07-1996

15-08-1996

29-07-1996

01-09-1996

12-08-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

In de gemengde D,A.P, VIANEN-NIEUWEGEIN-ZUID is plaats voor een

DIERENARTS M/V

Het betreft een volledige baan met toekomst. Naast het algemene praktijkwerk zal vooral het rundvee aandacht vra-
gen, Differentiatie landbouwhuisdieren is daarom gewenst. Ook zonder ervaring kan men reflecteren. Salariëring
volgens KNMvD-normen. Reacties binnen twee weken aan: D.A.P. Vianen, Postbus 153, 4130 ED Vianen.
Inlichtingen: A. Zuring, tel.: 030-6063040.

-ocr page 357-

eQBD^S

tê^Ê^

Van de Hoofdredactie

0

In deze editie stellen Joost de Veer en Ad van den Heuvel grote veranderingen van het beroep van dieren-
arts aan de orde. In de praktijk merken de collega \'s de veranderingen dagelijks. De eigenaar van nutsdier-
bedrijven vraagt in toenemende mate om aandacht voor zijn bedrijf. De klassieke rol van genezer komt
meer op de achtergrond: de veehouders vragen om meedenken over de bedrijfsvoering en om meedenken
ter voorkoming van ziektes. Als bedrijfs begeleider is de aandacht van de dierenarts dus thans sterk ge-
richt op preventie van ziekten en stofwisselingsstoornissen.

De huidige BSE-affaire heeft binnen Europa geleid tot een sterke trend voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong te kenmerken, zodat de herkomst van de produkten duidelijk is. Daarnaast wordt steeds na-
drukkelijker gevraagd om de garanties met betrekking tot veiligheid van het produkt ook de produktiepe-
riode te laten omvatten. In diverse sectoren is in dit kader de IKB ingevoerd.

Integratie van beide benaderingen vormt een uitdaging voor de diergeneeskunde. Via de begeleiding een
duidelijk inzicht in de diergezondheid, met mogelijk in de toekomst identificatie van de dieren door subcu-
tane transponders. Dieridentificatie, eventuele behandelingen, locatie en dergelijke kunnen worden vast-
gelegd in databestanden, zodat produktcontrole niet langer de enige controle is op de kwaliteit. Voor de
dierenartsbegeleider betekent dit een belangrijke plaats in de keten van de produktie van voedingsmidde-
len van dierlijke oorsprong. Of hierdoor ook de arbeidsmarkt zal worden verruimd valt echter te betwij-
felen. De vacaturebank zal dus nog enige tijd in stand gehouden moeten worden, ook al maakt Andries van
Foreest plaats voor jonge dierenartsen.

Mede door zijn inbreng heeft het vakgebied veterinaire tandheelkunde aandacht gekregen. Vele artikelen
van zijn hand zijn de laatste tijd verschenen in ons Tijdschrift, waarmee de aandacht werd gericht op dit
nieuwe veld van diergeneeskundige zorg. De kwaliteit van de serviceverlening kan daardoor verhoogd
worden, tot nut van mens en dier.

De Hoofdredactie

-ocr page 358-

Gezonde huid,
tevreden baasje

BAYTRIL: ANTI-INFECTIEUS MIDDEL VOOR HONDEN EN KAHEN.

Eigenaars van honden en katten zijn erg gevoelig
voor de huidproblemen van hun dieren. Bij
huidinfecties neemt u daarom het zekere voor het
onzekere.

Baytril: Zeer snelle en goede weefselpenetratie.
Hoge concentraties in geïnfecteerde weefsels.
Snelle en efficiënte bactericide werking. Goede
tolerantie ook bij langdurige toediening. Baytril
werkt zichtbaar doeltreffend in een dosering van
5 mg/kg per dag*. Zodat dieren snel genezen, de
baasjes tevreden zijn en u de eer krijgt.

*Bij huidinfecties in het algemeen wordt geadviseerd de
therapie enkele dagen na klinische verbetering van de
symptomen voort te zetten.

Baytril:

e Effective Anti-Infective.

B«ytril: Breedspectrum antibioticum met enrofloxacin als actieve st^tantie Mag 20«vel voor honden als kanen worden gebruikt IndkatiM: Therapie van infectteuze aandoenir>gen veroorzaakt door gramnegabeve en gran^positieve bacteriën en mycoplas-
ma\'s
m het bijzonder inlecties van de unnewegen, geslacMsorganen, ademhalingswegen, spHsvertenn^leteel. huid. o«b media en wonden Toediening/Dosefirjg: Oraal. Hond. kat 5 mg enrofloxacin per kg l.g. per dag gedurende minimaal 5 dagen: bi|
chronische verlopende ziekten en gecompliceerde inlekt«s kan de behandelingsduur tol 10 dagen worden verlengd Contra-indlcati«: Behandeling van opgroeiende hof>den tot de leeftifd van één laarts gecontraindiceerd. Bij honden van grote rassen
geldi dit tot de leeftiid van 1,5 jaar Ongewenste effecten; Bi) opgroeiende honden jonger dan èén laar kan beschadiging van het gewrichtskraakbeen optreden, f5
mg REG NL 7865 ■ 50 mg REG NL 7866 ■ 150 mg REG NL 7867

Bayer B.V. • Division Animal Health • Energieweg 1 - 3641 RT MIJDRECHT

ü

-ocr page 359-

INZICHT IN SVD-EPIDEMIÜLOGIE

MÜNSTERNAME REGELING BEDRIJFSCONTROLE
DIERZIEKTEN

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 347-9

A. Dekker en C. Terpstra\'\'

Jol

SAMENVATTING

Grootschalige screening op antilichamen tegen vesicu-
laire varkensziekte is wettelijk verplicht (Regeling
Bedrijfscontrole Dierziekten). De monstemame op het
bedrijf dient in zoveel mogelijk afdelingen en \'at ran-
dom\' te gebeuren, waarbij maximaal één dier per hok
wordt onderzocht. De noodzaak hiertoe wordt aan de
hand van enkele praktijkvoorbeelden toegelicht.

SUMMARY

Sample collection in a SVD surveillance programme. An
epidemiological view.

Periodic (4-monthly) sunvillance of pig herds for antibodies against swine
vesicular disease (SVD) is obligatory in the Netherlands since 1993.
Samples should be collected \'at random\' in as many compartments as possi-
ble. with a maximum ofone pig per pen This prerequisite for a sensitive sur-
veillance will be elucidated using four examples of SVD outbreaks in the
Netherlands.

INLEIDING

Overige artitelen

In 1993 is de Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten (RHD)
van kracht geworden. De regeling is opgesteld om aan het
buitenland garanties te geven omtrent de dierziektesituatie
op de Nederlandse varkensbedrijven. Elke vier maanden
dient een klinische inspectie plaats te vinden van de varkens
in alle afdelingen van het bedrijf Tevens worden er op dat
moment \'at random\' 12 bloedmonsters genomen. De verza-
melde monsters worden onderzocht op antilichamen tegen
vesiculaire varkensziekte (synoniem: Swine Vesicular
Disease (SVD)). De aanleiding voor deze regeling waren
klachten uit verschillende EU-lidstaten met betrekking tot
export van SVD-seropositieve en vimspositieve varkens. In
febmari 1993 heeft dit zelfs geleid tot een, door de Europese
Commissie opgelegde, exportstop van levende varkens uit
Nederland naar andere EU-lidstaten. De exportstop kon wor-
den opgeheven door een grootschalig serologisch onderzoek
dat werd opgezet in nauwe samenwerking tussen praktici, re-
gionale gezondheidsdiensten en het toenmalige CDl-DLO
(4). De serologische screening van bedrijven is nu verplicht
geworden voor alle varkensbedrijven. Sindsdien is Neder-
land, ondanks een groot aantal klachten uit EU-lidstaten (19
klachten uit Italië in 1995), in staat geweest de grens open te
houden. Bij een onlangs gehouden controle van de inzend-
formulieren is evenwel gebleken dat op 66% van de bedrij-
ven de bloedmonsters in één afdeling waren genomen (3).
Een in november 1995 gehouden EU-inspectie kwam even-

\' Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO), Vestiging Houtrihweg,
Postbus 65. 8200 AB Lelystad

Tabel 1. Seroprevalentie van SVD op besmette bedrijven.

Uitbraak

Type

Omvang

Bemonstering

Pos./tot.

Nr.

bedrijf\'

veestapel

(%)

92-01

Z

102 zeugen

Een aantal dieren

2/11(18%)

met lesies

92-02

Z

92 zeugen

Alle zeugen.

9/124 (7.3%)

enkele biggen

92-03

M

352

Twee dieren per

20/76(26%)

hok

92-04

Z M

235 zeugen

Alle zeugen, enkele

171/272(63%)

mestvarkens

92-05

V

9

Alle dieren

8/9 (88%)

92-06

M

362

Alle dieren

91/365(25%)

\' M = Mestbedrijf

V = Exportverzamelplaats
Z = Zeugenbedrijf

eens tot de conclusie dat er vooral bij de RBD-monstemame
fouten worden gemaakt. Aan de hand van onderstaande
voorbeelden zal duidelijk worden gemaakt dat voor een zin-
vol onderzoek de monsters \'at random\' verdeeld over het be-
drijf moeten worden genomen.

UITBRAAK 1992

In tabel 1 zijn de relevante gegevens van de SVD-positieve
bedrijven uit 1992 vermeld. Op alle bedrijven zijn bloed-
monsters verzameld en zijn afdeling en hoknummer geno-
teerd. De sera zijn onderzocht in de vims-neutralisatie-test
(1); neutral isatietiters groter dan 1:50 zijn als positief aange-
merkt.

Op bedrijf92-01 zijn de monsters niet \'at random\' genomen
zodat de resultaten niet geschikt zijn voor epidemiologisch
onderzoek. Bedrijf95-05 wordt buiten beschouwing gelaten,
omdat het overgebleven dieren betrof op een exportverza-
melplaats.

De infectie op bedrijf92-02 (Figuur 1) begon waarschijnlijk
in de dekstal, aangezien het merendeel van de positieve zeu-
gen in de buurt van de beer stond. Uit de verdeling van posi-
tieve dieren op bedrijf 92-03 (Figuur 1) is af te leiden dat de
infectie achter in het bedrijf is begonnen en zich van daamit
langzaam heeft verspreid. Op basis van de duidelijke schei-
ding tussen serologisch positieve en serologisch negatieve
dieren werd verwacht dat op die plaats een scheidingswand
aanwezig zou zijn. De scheidingswand van de afdeling
stond evenwel één hok verder. Dit geeft duidelijk aan dat
SVD een hokziekte is en dat het hok de epidemiologische
eenheid is. Op bedrijf92-04 (Figuur 1) waren de serologisch
positieve dieren meer over het bedrijf verdeeld. Een moge-
lijke verklaring hiervoor is dat de infectie reeds langer op dit
bedrijf aanwezig was en veel dieren verplaatst zijn, zoals
gebruikelijk op een zeugenbedrijf De verdeling van posi-

-ocr page 360-

±±

±_

-1-

±_

-

±75 meter

Woonhuis \\

92-02

serologisch positief dier.
<3 Hok mei de beer.

92-03

serologisch positief.
- serologisch negatief

39/58 leugen

-wr

II

II

II

M

M

•H

on biflen

18/24 zeugen

I 11/13

74/97 zeugen

0/8 biggsn

1 S/15 zeugan

1/10 biggen

Hooischuur

0/8 mestvtrkens

m:

9/22 dr. gelten

1/4gel»n

92-04

Serologische resultaten
Aantal positief / aantal aanwezig

92-06

Alle dieren serologisch positief
Aantal positief / aantal aanwezig

Figuur 1. Plattegronden van bedrijven nnet daarin de locatie van de serologisch positieve dieren.

-ocr page 361-

80

Sensitiviteit
— - 80%

— - 85%

— - - 90%

— 95%
- 100%

70

I

60

50

40

30

20

10

-L.

0.15 0.2 0.25

Prevalentie

0.1

0.05

0.35

0.4

0.3

Figuur 2. Verband tussen seroprevalentie, monstername en kans om een ziekte op te sporen.

tieve dieren op bedrijf 92-06 (Figuur 1) was vergelijkbaar
met die op bedrijf 92-03. Op dit bedrijf was uit de mest van
de meeste hokken SVD-virus te isoleren, ook uit hokken
waar zich geen serologisch positieve dieren bevonden.
Echter voor de bemonstering was al veel van het ene hok
naar het andere gelopen, waarmee het virus vermoedelijk is
verspreid.

Op de bedrijven 92-01 en 92-02 werd de diagnose gesteld
door virusisolatie na klinische verdenking. Bedrijven 92-03,
92-04 en 92-05 bevonden zich in het beschermingsgebied (3
km zone), en zijn getraceerd door serologische screening.
Bedrijf 92-06 lag in het toezichtsgebied en is getraceerd
door serologische screening van slachtvarkens. Bij de RBD-
regeling is gekozen voor een steekproef met maximaal 12
monsters. Hiermee kan een infectie met een seroprevalentie
van 25% worden opgespoord (Figuur 2) (2). Deze keuze is
destijds gemaakt op basis van de seroprevalentie op bedrij-
ven 92-03 t/m 92-06, welke alle serologisch zijn getraceerd.

DISCUSSIE

In de laatste decennia is het werk van de dierenarts in de
landbouwhuisdierenpraktijk steeds verder verschoven van
individuele naar koppelbehandeling. Dit betekent dat inzicht
in epidemiologie belangrijker is geworden. Essentieel voor
goed epidemiologisch onderzoek is een monstername waar-
bij beïnvloeding van de resultaten is uitgesloten.
Beide mestbedrijven laten zien dat het hok de epidemiologi-
sche eenheid is bij SVD. Een tweede monster uit hetzelfde
hok geeft weinig of geen extra informatie. Zou men \'at ran-
dom\' zes hokken kiezen waarin men twee dieren bemonstert,
dan zou dat epidemiologisch gezien betekenen dat er slechts
zes monsters zijn genomen, en dat alleen SVD-geïnfecteerde
bedrijven met een seroprevalentie van > 42% worden opge-
spoord. In een recente studie (3) is gebleken dat 66% van de
RBD-monsters uit één afdeling afkomstig zijn. Een derge-
lijke monstername zou bij bedrijf 92-03 en 92-06 hebben
kunnen leiden tot het ten onrechte negatief scoren van het be-
drijf.

Dus bij bemonstering van meerdere dieren uit één hok, of bij
een slechte verdeling van de genomen monsters over de aan-
wezige afdelingen op het bedrijf, kunnen bij de afhandeling
van klachten uit het buitenland geen betrouwbare resultaten
worden overlegd. De financiele inspanning (circa ƒ 12 mil-
joen) die door de varkenshouders gezamelijk wordt gedra-
gen, eist dan ook een goede uitvoering van de regelgeving,
zodat klachten uit het buitenland zonder reserve kunnen wor-
den weerlegd.

De 12 monsters voor de RBD-regeling dienen in zoveel mo-
gelijk afdelingen \'at random\' te worden genomen, waarbij
maximaal één dier per hok wordt onderzocht.

LITERATUUR

1. Dekker A, Moonen PLJM, and Terpstra C. Validation of a screening
liquid phase blocking ELISA for SVD serology. J Virol Meth 1995;
51 (2-3): 343-8.

2. Martin SW, Shoukri M, and Thorbum MA. Evaluating the health sta-
tus of herds based on tests applied to individuals. Prev Vet Med 1992;
14: 33.

3. Stegeman A, Eibers ARW. Jong MCM de, and Dijkhuizen AA.
Estimating seroprevalence and introduction rate of pseudorabies virus
at regional level. Proceedings of the 8th meeting of the Dutch society
of veterinary epidemiology and economics, Lelystad. 1995, dec. 13;
49-59.

4. Terpstra C, Dekker A, Reek FH en Chenard G. Vesiculaire varkens-
ziekte: bedreiging of uitdaging voor de Nederlandse varkenshouderij?
Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120(9); 267-70.

-ocr page 362-

Cl

SAMENVATTING

De toepassing van groeibevorderaars kan gezondheids-
en welzijnsrisico\'s voor dieren veroorzaken en ethische
vragen oproepen. In het licht hiervan worden enkele fun-
damentele uitgangspunten beargumenteerd.
Groeibevorderaars dragen niet bij aan een efficiënte
voorziening in essentiële voedingsbehoeften voor de
mens. Er is behoefte aan een consistent beleid gericht op
duurzame landbouw en wereldvoedselvoorziening. De
veehouderij kan niet zonder meer beschouwd worden als
een technisch-economische onderneming, vanwege de in-
trinsieke biologische waarden die in het geding zijn. Als
groeibevorderaars vrijwel alleen beoordeeld worden op
veiligheid dan worden principiële vragen ontweken. Het
eventuele gebruik van groeibevorderaars kan niet over-
gelaten worden aan zelfregulatie op basis van eigenbe-
lang en/of ondergeschikt gemaakt worden aan interna-
tionale handelsovereenkomsten die worden overheerst
door louter economische overwegingen. Bij de productie
van voedsel behoort de prijs voor de bescherming van het
milieu en de dieren te worden betaald. Het is tijd om toe-
komstgerichte keuzen te maken.

SUMMARY

Growth promotors in animal husbandry: between fancy
and fact

The use oj growth promotors, such as steroid hormones, heta-agonisls and
.somatotropins, may result in animal health and welfare risks and raise ethi-
cal questions. From this point of view some fundamental statements are dis-
cu.s.sed.

Growth promotors do not contribute to an efficient production of essential
nutritional needs for man. There is a need for a consistent policy aiming at
sustainable agriculture and world food supply. Animal husbandry cannot
be regarded as a simple technical-economical enterprise becau.se of the in-
trinsic biological values involved. If growth promotors are almost exclusi-
vely judged on .safety criteria than questions of principle are avoided. The
choice to use growth promotors cannot be left to self-regulation based on
self-interest and/or be made subject to international trade agreements
governed by economic considerations only. In the production of food the
price for the protection of the environment and the animals ought to be paid.
It is time to make future oriented choices.

INLEIDING

In de laatste decennia is de veehouderij in toenemende mate
de speelbal geworden van enerzijds technisch-economisch
opportunisme en anderzijds de strevingen op maatschappe-
lijk en ethisch gebied.

\' Tekst van een voordracht gehouden tijdens een vi\'orkshop georganiseerd door het

Ministerie \\\'an LNV en het Ministerie VWS op 21 november 1995 te Baam.
^ Prof. dr. F.J. Grommers, Bijzondere leerstoel Relatie Mens-Dier. Faculteit der
Diergeneeskunde. Uniwrsiteit Utrecht. Yalelaan 7. 3584 CL Utrecht

Overige artikelen

F.J. Grommers^

Waar bewustwording van dit spanningsveld en zelfregulatie
tekortschoot is regel- en wetgeving op gang gekomen en
soms gerealiseerd. Regelgeving wordt in het streven naar
wenselijke ontwikkelingen echter gehinderd door randvoor-
waarden van controleerbaarheid en handhaafbaarheid. Een
extra hindernis wordt gevormd door internationalisering van
afspraken op hetzelfde of aanverwant gebied.
De discussie over de gewenstheid en/of aanvaardbaarheid
van het gebruik van groeibevorderaars is één van de vele
facetten van de zorg om de kwaliteit in de veehouderij. Bij de
groeibevorderaars gaat het om de eventuele toediening van
stoffen, teneinde het functioneren van het gezonde dier te
veranderen. De productiebevorderende stoffen die een direct
effect hebben op de stofwisseling, zijn hierbij een uiterste
exponent en kunnen bij de menings- en oordeelsvorming een
voorbeeldfunctie hebben. Tot deze categorie van stoffen
worden gerekend: de steroïdhormonen, de beta-agonisten en
de somatotropines (10). In het navolgende worden een aantal
aspecten besproken die bij de oordeelsvorming van belang
zijn.

EEN TERREINVERKENNING

Gezien het mogelijke economisch belang van de toepassing
van deze stoffen en de mogelijke effecten op gezondheid en
welzijn van dier en mens is veel onderzoek verricht. Het is
in dit bestek niet mogelijk, noch de bedoeling, daar op in te
gaan. Hiervoor kan verwezen worden naar een uitgebreid
ID-DLO rapport (10). Volstaan zij met de vaststelling dat
beoogd wordt deze stoffen toe te passen bij gezonde dieren
ter verhoging van de productie. Het zijn dus géén genees-
middelen, ook al worden ze als zodanig getoetst.
Integendeel, bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van
deze stoffen gaat het (onder meer) om de gezondheids- en
welzijnsrisico\'s.

In verband met deze risico\'s voor gezondheid en welzijn is
het dan ook logisch dat de eventuele toepassing van deze
stoffen valt onder de bepalingen in de Gezondheids- en
Welzijnswet voor dieren. Deze wet is gebaseerd op Europese
uitgangspunten en onderworpen aan Europese richtlijnen. In
de aanhef van de wet is vermeld dat de overwegingen zich
niet beperken tot gezondheid en welzijn en de bescherming
van de veiligheid van mens en dier, maar dat daarnaast ook
ethische overwegingen een rol spelen.
Het lijkt gewenst nog eens te beklemtonen:

- dat het onjuist zou zijn wetgeving als een van \'boven\' op-
gelegde moraal te zien: het is een uiting van de door de sa-
menleving bewust geaccepteerde verantwoordelijkheid
voor andere levende wezens;

- dat wet- of regelgeving in de huidige strategieën gezien
moet worden als een noodmaatregel om onwenselijke ont-
wikkelingen bij te sturen of te voorkomen;

- dat deze ongewenste ontwikkelingen het gevolg kunnen
zijn van het ongeremd nastreven van eigenbelang c.q. te-
kortschieten van zelfregulatie of van min of meer au-
tonoom verlopende mechanismen op ander gebied.

GROEIBEVORDERAARS IN DE VEEHOUDERIJ: TUSSEN
WENS EN WERKELIJKHEID^

TijdschrDiergenee.sk 1996: 121: 350-3

-ocr page 363-

Met het toenemend bewustzijn in de samenleving van de
ethische aspecten van het gebruik van dieren, of de handelin-
gen met dieren, zijn ethische beoordelingsprocedures ont-
wikkeld (13). Het doel van deze procedures is het proces van
beeld- en oordeelsvorming te systematiseren, opdat alle as-
pecten verbonden aan de ethische vraagstelling voldoende
belicht worden. In grote lijn omvat zo\'n systematische bena-
dering: de doelstelling en methodiek van de betreffende han-
deling, de effecten en de gevolgen daarvan, de alternatieve
mogelijkheden en het aangeven van de ethische principes of
normen die ermee verbonden zijn. Tenslotte vindt een afwe-
ging plaats.

De ethische principes of normen zijn gerelateerd aan de er-
kenning van c.q. het respecteren van moreel relevante (in-
trinsieke) waarden. De algemene biomedisch ethische be-
ginselen (3) kunnen dan worden toegepast in het kader van
de waarden die mogelijk in het geding zijn. Deze waarden
zijn geformuleerd voor biotechnologische toepassingen en
handelingen, maar zij hebben een mimere geldigheid (5).
Voor het onderhavige onderwerp zijn relevant:

- natuurwaarden als homeostase (zelfregulering), integriteit
van individu;

- intrinsieke waarde van dieren (in termen van gezondheid
en welzijn);

- gezondheid en welzijn van mensen;

- bescherming van het milieu;

- levensbeschouwelijke overwegingen.

Aansluitend bij de laatstgenoemde waarde kan opgemerkt
worden dat een nadere uitwerking hiervan leidt tot onder-
scheiden grondhoudingen van de mens ten opzichte van
zichzelf en andere levende organismen (11,16). Deze grond-
houdingen spelen een belangrijke rol bij het geven van ge-
wicht en de kracht van argument aan de bovengenoemde
waarden.

De erkenning en herkenning van de persoonlijke grondhou-
ding is van grote betekenis voor de ethische afweging en be-
sluitvorming. Het is ook van belang voor de vraag wie over
wat kan beslissen en of consensus in de besluitvorming ge-
wenst of noodzakelijk is (7).

Deze oriënterende verkenning kan worden afgesloten met
een uitspraak van Mahatma Gandhi: \'De mentaliteit en be-
schaving van een volk kunnen worden afgemeten aan de ma-
nier waarop het met zijn dieren omgaat\'.
In het licht van deze uitspraak wordt het uitgangspunt van de
Conventies van de Raad van Europa met betrekking tot het
welzijn van dieren in een passend cultureel perspectief ge-
plaatst. Dit uitgangspunt is: \'De erkenning dat de mens een
morele verplichting heeft alle levende wezens te respecte-
ren\'.

Voortbouwend op de aspecten die in deze verkenning zijn
aangeduid, zullen in het volgende enkele kernpunten bespro-
ken worden aangaande groeibevorderaars in de veehouderij.

WAT WGRDT NAGESTREEFD?
De term \'groeibevorderaar\' geeft eenduidig aan dat het gaat
om meer of snellere groei of productie. Aangezien groeibe-
vorderaars een afzonderiijk direct effect hebben op de stof-
wisseling nemen zij een aparte plaats in, in het geheel van
methoden en technieken die in de veehouderij worden toege-
past.

De meer algemene beïnvloeding van de groei of productie
vindt plaats door de voeding, de fokkerij (kwantitatieve ge-
netica) en de bedrijfsvoering. Het resultaat hiervan ligt op
het niveau van het bedrijf of de dierpopulatie. Het is uit de
praktijk van de veehouderij bekend dat er vrij grote verschil-
len zijn tussen bedrijven en/of tussen diergroepen of rassen.
De gerealiseerde groei of productie kan beschouwd worden
als een afspiegeling van de balans tussen de dieren en het to-
taal van de bedrijfsomstandigheden.

Bij de toepassing van groeibevorderaars worden in principe
dan ook twee evenwichten doorbroken, namelijk dat tussen
het dier en zijn milieu en dat wat gelegen is in het dier zelf
het biologisch evenwicht, de homeostase.
Het is daarom allerminst verrassend dat, bijvoorbeeld voor
een stof zoals BST, enerzijds hoge eisen gesteld worden aan
het vakmanschap van de veehouder en dat er anderzijds extra
risico\'s ontstaan voor de gezondheid en het welzijn van de
dieren (15).

Nu zou betoogd kunnen worden dat een zeker risico aan-
vaardbaar is als dit onvermijdbaar is voor een redelijk doel.
Om dit te beoordelen moet de directe doelstelling van groei
of productiebevordering in een mimer kader geplaatst wor-
den.

Voor de individuele veehouder kan productiebevordering
van groot belang zijn voor de inkomenspositie. De maat-
schappelijke betekenis van de veehouderij is echter te voor-
zien in de voedselbehoeften van de samenleving. Dan moet
in alle realiteit geconstateerd worden dat de vleesproductie,
als bron van dierlijk eiwit, geen essentiële behoefte van de
mens is. Vleesproductie als eiwitbron is bovendien zeer inef-
ficiënt (12). Een uitzonderingspositie hierbij is de eiwitpro-
ductie door herkauwers voor zover dit plaatsvindt op basis
van mwvoer. Het is uit een oogpunt van wereldvoedselvoor-
ziening in het algemeen echter onwenselijk vleesproductie te
stimuleren.

In de gangbare veehouderij bestaat het streven naar een se-
lectief en restrictief, of in ieder geval verantwoord, (ge-
nees)middelengebmik (9). In dat verband zou het vreemd
zijn middelen te introduceren die niet ten dienste staan van
de bevordering van de gezondheid, maar deze zelfs poten-
tieel bedreigen.

Tenslotte, heden ten dage worden de meervoudige proble-
men van de intensieve veehouderij onderkend. Mede daarom
wordt, onder andere, de biologische landbouw gestimuleerd
(4), Hierin staat het streven naar duurzaamheid centraal en
wordt het gebmik van middelen, zoals groeibevorderaars af-
gewezen (2).

Dit geheel van feiten en discussiepunten overziend, is een in-
dringende vraag naar consistentie in beleid onontkoombaar.
Daarvoor is een prioritering van doelstellingen en waarden
noodzakelijk.

DE VEEHOUDER ALS ONDERNEMER?
Is \'farmingaway oflife\' of is het \'awayto make a living\'?
Beide uitdmkkingen gelden voor een veehouder. Maar wan-
neer de voorkeur gegeven wordt aan één van beide, dan kan
er een wereld van verschil ontstaan. De eerste roept het besef
op van een bewustzijn van de onderiinge afhankelijkheid van
bodem, plant, dier en mens. Wat betreft de eerdergenoemde
grondhoudingen, sluit het aan bij de participant en de partner
in biologische samenhangen en kwetsbaarheden. De rent-
meester heeft hiervan ook kenmerken, maar is ook geneigd
tot bebouwen, sturen en beheren. Een rentmeester heeft de
rente op het oog, maar zal anderzijds waken voor vemieti-

-ocr page 364-

ging van het icapitaal. Bij alle drie typen is er een duidelijk
besef van natuurlijke waarden, zoals homeostase, genetische
variatie, bodemvruchtbaarheid (milieu) en gezondheid en
welzijn. De heerser is bij uitstek doende met het onder con-
trole brengen en veranderen van natuuriijke processen. Zijn
handelen is gericht op benutting van mogelijkheden en over-
wegingen van \'input\' en \'output\'.

Deze hele variatiebreedte is heden ten dage aanwezig, niet
alleen onder veehouders, maar ook in de samenleving. Dit is
onder andere gebleken uit een Technologisch Aspecten
Onderzoek aangaande chimrgische voortplantingstechnie-
ken (14).

Uit dat onderzoek bleek dat direct betrokkenen bij de varkens-
houderij van alle geïnterviewden de minste reserves hadden.
Mogelijk is dit tekenend voor de zogenaamde niet-grondge-
bonden veehouderij, waar de samenhang met de bodem en de
plant grotendeels verhuld is. De niet-grondgebondenheids-
fictie is inmiddels doorbroken door de mestproblematiek. Dat
dit probleem niet oplosbaar is analoog aan de milieuvervuiling
door industriële productie, is eveneens duidelijk geworden.
Dat alle veehouderij uiteraard ook grondgebonden is door de
voervoorziening van de veestapel is eigenlijk overbodig om
te memoreren. De grote import van grondstoffen voor vee-
voer toont dat het benodigde land echter in het buitenland
ligt. Ligt de verantwoordelijkheid voordat grondgebruik dan
ook elders?

Dat de dieren in de veehouderij niet beschouwd kunnen wor-
den als industriële productie-eenheden behoeft geen betoog,
mede gezien de grote maatschappelijke aandacht voor de ge-
zondheid en het welzijn van de dieren. De morele zorg over
dieren reikt, althans in een aantal Europese landen, verder
dan gezondheid en welzijn. De erkenning van de intrinsieke
waarde van dieren en het daarmee samenhangende respect
voor de integriteit van dieren, leidt tot het stellen van ethi-
sche normen aan het diergebmik (8).
Gezien de waarden die mogelijk in het geding zijn, is het dan
ook moreel problematisch om over de veehouderij te spreken
alleen in termen van grondstoffengebruik en productie-een-
heden.

BIJ VEILIGHEID ALLEEN?

Wanneer de discussie over, bijvoorbeeld, het gebmik van
BST, beperkt blijft tot de aspecten van veiligheid, dan roept
dit vragen op.

De werkzaamheid en kwaliteit worden hier kortheidshalve
buiten beschouwing gelaten, omdat dit eisen zijn die hoe dan
ook aan een dergelijk product gesteld moeten worden.
In de eerste plaats doet zich de vraag voor, op grond van welke
gegevens besloten kan worden dat toepassing van BST veilig
is. Om deze vraag te beantwoorden is onderzoek van vol-
doende omvang op praktijkbedrijven noodzakelijk. Vrijwel
alle onderzoek dat heeft plaatsgevonden, voldoet niet aan deze
voorwaarden. Wanneer bij effectiviteitsonderzoek met rela-
tief kleine groepen dieren (tientallen) conclusies getrokken
worden over veiligheid, dan kunnen deze conclusies feitelijk
correct zijn. Maar tegelijkertijd wordt dan een wetenschappe-
lijke blunder begaan, omdat de omvang van een proef afge-
stemd moet zijn op vooraf vastgestelde eisen ten aanzien van
significantiegrenzen bij een bepaalde frequentie van voorko-
men van gezondheidsstoomissen. Een combinatie van gege-
vens laat zien dat er vooral op het gebied van de uiergezond-
heid negatieve effecten zijn (13).

Hoewel ook andere informatie (bijvoorbeeld uit de beoorde-
ling voor toelating) erop wijst dat BST geen risicovrij pro-
dukt is, is dit eigenlijk niet het belangrijkste aspect.
De primaire vraag is of een veehouderij, waarin dit soort
hulpmiddelen wordt toegepast, ethisch acceptabel is. In een
recent rapport (6) worden voorstellen gedaan voor een ethi-
sche toetsingsstrategie.

Er wordt een toetsing in twee stappen voorgesteld. In de eer-
ste stap worden biomedische basisbeginselen (weldoen,
geen schade veroorzaken, rechtvaardigheid) getoetst tegen
gezondheid, welzijn en integriteit. In de tweede stap worden
instmmentele beginselen (corrigeerbaarheid, controleer-
baarheid en proportionaliteit) getoetst aan de doelstellingen.
Een dergelijke benadering wijst op een hoge mate van ethi-
sche zorgvuldigheid. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat
een dergelijke toetsing heeft plaatsgevonden in de landen
waar BST nu is toegelaten, onder andere Rusland en de
USA.

Zelfs als dit wel het geval zou zijn, dan is het nog de vraag of
de weging hetzelfde uit zou vallen. Dit hangt mede af van de
vraag of men zich richt op een principiële vraag of dat men
zich richt op een praktische vraag over het beperken van de
bezwaren (1). Dit verschil komt overeen met de twee moge-
lijke scenario\'s:

1 een (eventueel) verbod binnen de EU, of

2 een geheel of gedeeltelijke toelating.

Een fundamentele discussie over de aanvaardbaarheid van
de huidige technische mogelijkheden is zeker niet eenvou-
dig. Wanneer ethische vragen echter gereduceerd worden tot
technisch-wetenschappelijke vragen, dus als de aanvaard-
baarheid van BST wordt gereduceerd tot de vraag naar vei-
ligheid, dan wordt de principiële discussie ontweken.

WELBEGREPEN EIGENBELANG?
Individuele vrijheid is een groot goed, dat echter slechts
gerespecteerd kan worden als aan anderen geen schade be-
rokkend wordt of kan worden. Vrijheid is gekoppeld aan ver-
antwoordelijkheid. Maar verantwoordelijkheid voor wie of
wat?

Voor industriële ondernemingen kan de publieke opinie of
het consumentengedrag sturend werken. In de veehouderij
kan de SKV-regeling voor mestkalveren gezien worden als
voorbeeld van een uit welbegrepen eigenbelang voortgeko-
men activiteit. Gezien de vele lokale en mondiale problemen
is het echter duidelijk dat eigenbelang vaak prevaleert boven
algemeen belang.

Wat betreft de veehouderij heeft de samenleving grotendeels
het zicht verioren op dc produktiemethoden en is de consu-
ment maar in beperkte mate in staat de kwaliteit van een pro-
dukt in de winkel te beoordelen. De SKAL-controle voor
produkten met een EKO-keurmerk is een uitzondering die de
consument een garantie biedt op de kwaliteit van het produk-
tieproces. Alle andere voedsel voor de mens uit de landbouw
en de veehouderij wordt vrijwel alleen op microbiële, fysi-
sche of chemische eigenschappen beoordeeld. Het gaat dan
uitsluitend om de veiligheid van het produkt voor de consu-
ment (Codex Alimentarius). Dit is een dramatische reductie
van het kwaliteitsbegrip.

De situatie escaleert wanneer een dergelijk beperkt kwali-
teitsbegrip uitsluitend en alleen gehanteerd wordt in handels-
overeenkomsten. In de westerse wereld, die volgens de
schrijver Carlos Fuentes gedomineerd wordt door econo-
misch fundamentalisme, krijgen marktmechanismen dan de
overhand over een verzwakt kwaliteitsbegrip.

-ocr page 365-

De vrijhandelsideologie en het tegengaan van misbruik van
sanitaire regelgeving kunnen vervolgens leiden tot een econo-
misch gericht misbruik van de Codex Alimentarius en de
GATT - c.q. World Trade Organisation - afspraken. Maar cul-
turele waarden en morele autonomie zijn niet verhandelbaar!

PROEF OP DE SOM

Veehouderij methoden worden enerzijds beïnvloed door so-
ciaal-economische omstandigheden, maar anderzijds heb-
ben de veehouderij methoden ook sociaal-economische ge-
volgen. Beide staan onder invloed van maatschappelijke
doelstellingen en daarop gericht beleid. Na de tweede we-
reldooriog was één van de belangrijke doelstellingen het
streven naar voldoende voeding voor de mens met een lage
prijs voor het voedselpakket.

Deze doelstelling heeft geleid tot een tamelijk eenzijdige aan-
dacht voor verhoging van de omvang en efficiëntie van de
produktie. Hoewel, wat de veehouderij betreft, reeds in de ja-
ren \'60 en \'70 is gesignaleerd dat dit onwenselijke gevolgen
had voor onder andere het milieu en het welzijn van de dieren,
heeft dit proces zich nog voortgezet. In feite is de kostprijs
voor de bescherming van het milieu en de dieren niet betaald.
Nu de problematiek in zijn volle omvang niet alleen steeds
duidelijker wordt, maar ook steeds meer noopt tot het maken
van keuzen, is het de vraag of daartoe ook daadwerkelijk de
bereidheid wordt getoond.

Er zijn in toenemende mate mogelijkheden voor zowel een
positieve als een negatieve ontwikkeling. NAdenken over
oplossing van de huidige situatie is noodzakelijk. Maar be-
langrijker is creatief VOORdenken bij het handelen gericht
op kwaliteit en duurzaamheid.

Bij de keuze uit altematieven of scenario\'s is het van groot
belang waan en werkelijkheid te scheiden.

"rnrTrrTn\'rü^

REFERENTIES

1. Asperen GM van. Het bedachte leven. Beschouwingen over maat-
schappij, zingeving en ethiek. 2e druk. Boom, Meppel, 1993.

2. Baars T en Ham PWM van. Diergeneeskunde en biologische land-
bouw. 1 Biologische veehouderij in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd
1995; 120: 136-40.

3. Beauchamp TL. and Childress JF. Principles of Biomedical Ethics.
University Press Oxford-New York, 3rd ed., 1989.

4. Bukman P. Biologische landbouw. Notitie, Min. LNV, 1992.

5. Ethiek en biotechnologie bij dieren: Rapport van de commissie van
Advies. NRLO/90/w55, Wageningen, 1990.

6. Fretz LC en Sybesma W. Ethische aspecten van de toediening van
stoffen aan dieren. Rapport in opdracht van het Ministerie LNV,
Amersfoort-Driebergen, 1996.

7. Grommers FJ. Embryo-onderzoek: ethiek van de techniek en techniek
van de ethiek. Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 645-7.

8. Grommers FJ, Rutgers LJE en Wijsmuller JM. Welzijn-intrinsieke
waarde-integriteit. Ontwikkelingen in de herwaardering van het gedo-
mesticeerde dier. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120:490-4.

9. Julicher CHM, Klink EGM van. Peuter G de, Schumer DL en
Versteylen GHJM. De toekomst van de diergezondheid: wie zal het
een zorg zijn? Ministerie LNV, Den Haag, 1993.

10. Knijff S, Prenen G en Visser R. De effecten van de toediening van stof-
fen op de gezondheid en het welzijn van dieren. Rapport nr. 96.100,
ID-DLO, Lelystad, 1996.

11. Kockelkoren PJH. Van een plantaardig naar een plantwaardig bestaan.
Ethische aspecten van biotechnologie bij planten. Ministerie LNV,
Den Haag, 1993.

12. Riflcin J. Beyond beef: The rise and fall of the cattle culture.
Duttonbook, Penguin, New York, 1992.

13. Rutgers LJE. Het wel en wee der dieren. Ethiek en diergeneeskundig
handelen. Dissertatie Utrecht, 1993.

14. Rutgers LJE en Sarink HM. Invasieve voortplantingstechnieken bij
landbouwhuisdieren. Doen of laten? Ministerie LNV, Den Haag,
1994.

15. Sejrsen K, Vestergaard M and Neiman-Sörensen A. (eds.) Use of
Somatotropine in Livestock Production. Proc. CEC seminar, Elsevier
Applied Science, London, 1989.

16. Verhoog H. The concept of intrinsic value and transgenic animals. J
Agric Environm Ethics 1992; 5: 147-60.

FLÜSSIGKEITSTHERAPIE BEI TIEREN: GRUNDLAGEN,
INDIKATIONEN, TECHNIK, FALLBEISPIELE

toediening is te dekken, hetgeen een over-simplificatie is. Het
hoofdstuk over \'techniek, bewaking en complicaties van in-
fuustherapie\' is te eenvoudig van opzet en onvolledig. Zo wor-
den de wettelijke aspecten en het risico van de intraveneuze
toediening van therapeutica uitgebreid besproken, maar wordt
de noodzakelijke chimrgische desinfectie voor het inbrengen
van een permanente venencatheter evenals het risico van het
traumatiseren van de nier voor een intraperitoneaal infuus bij
landbouwhuisdieren niet behandeld. De toediening van intra-
veneuze infusen via centrale catheters (onder andere via V. ju-
gularis) bij gezelschapsdieren wordt ten onrechte van weinig
belang geacht omdat het zelden toegepast wordt. In het laatste
hoofdstuk wordt de vloeistoftherapie bij verschillende dier-
soorten en shock behandeld. Helaas worden deze \'cases\' slecht
uitgewerkt. Zo is men blijkbaar niet in staat om bij rectaal on-
derzoek vast te stellen welk gedeelte van het colon van het
paard verstopt zit en wordt verbetering van de ventilatie bij
COPD van een paard alleen toegeschreven aan hyperinftjus-
therapie, terwijl tegelijkertijd van een groot aantal therapeutika
gebmikt gemaakt wordt. Door zijn beperkte omvang en opzet
is het boek geschikt als eenvoudige, maar helaas niet altijd dui-
delijke en juiste, introductie in de vloeistoftherapie voor stu-
denten en dierenartsen

Dr. K. Muller
Drs. J.H. Robben

H. Hartmann, R. Staufenbiel. Gustav Fischer Verlag Jena,
1995. ISBN 3-334-60860-3.

Dit boek omvat 221 bladzijden met 26 grafieken, 24 kleurenfo-
to\'s en 68 tabellen. In dit compacte boek worden verschillende
aspecten van de vloeistoftherapie behandeld van zowel gezel-
schapsdieren als landbouwhuisdieren. Zeker voor de land-
bouwhuisdieren wordt hier voorzien in een hiaat in de
vakliteratuur. In de eerste vier hoofdstukken wordt de vloei-
stoftherapie besproken vanuit het oogpunt van vochtbalans,
electrolyten- en zuur-base stoornissen. De stof wordt op be-
knopte en eenvoudige wijze besproken, hetgeen ook blijkt uit
het beperkte aantal referenties. Het hoofdstuk over de zuur-
base stoomissen is door deze beknoptheid te eenvoudig en on-
duidelijk. In contrast hiermee zijn de talloze tabellen en grafie-
ken vaak te complex en ook de tekst bevat regelmatig
vergaande details die gezien de beknoptheid van het boekje
niet passen. Ook de hoofdstukken over \'bloed en bloedvervan-
gingsprodukten\' en \'parenterale voeding\' zijn van beperkte op-
zet. Bij het laatste hoofdstuk wordt bijvoorbeeld de indmk
gewekt dat de energiebehoefte via alleen parenterale glucose-

-ocr page 366-

FirpkK
i I i I

I «1

mfi
ÉLUk

VRIJWARINGSPROGRAMMA\'S TEGEN INFECTIEZIEKTEN VOOR
NEDERLANDSE VARKENSBEDRIJVEN

De Nederlandse overheid heeft als beleid om zich in de toe-
komst te beperken tot een selectieve ondersteuning bij het
streven naar een internationaal toonaangevende en gezonde
dierlijke produktie. De ondernemer van de toekomst krijgt
dan ook een centrale rol toebedeeld bij het verbeteren van de
diergezondheid.

Door de programmagroep \'ISV-varken\' - bestaande uit ver-
tegenwoordigers van de verschillende onderzoeksinstellin-
gen, die werkzaam zijn op het gebied van de varkensgezond-
heidszorg - is nagedacht over de mogelijkheden om de
varkenshouder een handreiking te bieden om de gezond-
heidsrisico\'s voorde op zijn bedrijf aanwezige varkenspopu-
latie zo veel mogelijk uit te sluiten. Tevens is in kaart ge-
bracht welke onderzoeksvragen op korte termijn beantwoord
zouden moeten worden en is op grond daarvan een samen-
hangend onderzoeksvoorstel geformuleerd.
In het rapport van de programmagroep \'ISV-varken\' wordt
eerst het belang onderstreept van de mogelijkheid om de ge-
zondheidsstatus van de varkenspopulatie te verbeteren door
middel van het elimineren van risicofactoren in bedrijfsvoe-
ring en bedrijfsomstandigheden, de zogenaamde beheer-
singsstrategie. Deze strategie wordt zowel toegepast in het
kader van infectieziekten als in geval van niet-infectieuze
aandoeningen. Daamaast kan ervoor worden gekozen een
bedrijf vrij te maken en te houden van één of meer infectie-
ziekten.

Laatstgenoemde strategie - de zogenaamde vrijwaringsstra-
tegie - komt in het onderhavige rapport uitvoerig aan de orde.
In hoofdstuk 2 wordt de beschikbare literatuurinformatie sa-
mengevat over de verschillende methoden van het vrijmaken
en vrijhouden van varkensbedrijven. Voorts wordt een over-
zicht gegeven van de reeds bestaande vrijwaringspro-
gramma\'s en wordt in algemene zin het perspectief geschetst
voor de Nederlandse varkenshouderij.
In hoofdstuk 3 volgt een inventarisatie van de belangrijkste
infectieziekten bij varkens en wordt een indicatie gegeven
van de consequenties van het voorkomen van deze infectie-
ziekten voor respectievelijk de bedrijfseconomie, de volks-
gezondheid en de export. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4
door de programmagroep \'ISV-varken\' voor deze geselec-
teerde groep infectieziekten in kaart gebracht welke diagnos-
tische testen direct inzetbaar zijn in het kader van een vrijwa-
ringsprogramma en wat bekend is met betrekking tot de
epidemiologie en ecoiiotriie van deze aandoeningen.

Tot slot wordt in hoofdstuk 5 aangegeven aan welke infectie-
ziekten prioriteit gegeven zou moeten worden bij de imple-
mentatie van een vrijwaringsstrategie.
Na de veewetziekten en Aujezsky zouden infecties met
Salmonella spp. en Atrofische Rhinitis hoge prioriteit ver-
dienen, op enige afstand gevolgd door infecties met /l.
pleu-
ropneumoniae,
Lelystad-vims en S. suis. Vrijwaring van E.
co//-infecties wordt vooralsnog niet haalbaar geacht.
Aangezien van de laatstgenoemde infectieziekten de reeds
beschikbare kennis beperkt bleek te zijn, wordt tevens een
voorstel geformuleerd om de ontbrekende kennis op korte
termijn beschikbaar te krijgen. Hierbij wordt een goede af-
stemming gerealiseerd tussen praktijkgericht en funderend
onderzoek. De auteurs stellen terecht dat op de voorgestelde
wijze een nieuwe impuls gegeven kan worden aan de ge-
zondheidszorg op varkensbedrijven en het imago van de
Nederlandse varkenssector.

J.H.M. Verheijden

THE ART OF VETERINARY PRACTICE. A GUIDE TO CLIENT
CGMMUNICATIGN

M.M. Milani, DVM. University of Pennsvlvania Press,
Philadelphia. ISBN 0-8122-3260-
7.\'

De ondertitel van dit boek vertelt ons meer over de inhoud dan
de eigenlijke titel. Want het gaat in dit boek eigenlijk uitslui-
tend over de relatie dierenarts-eigenaar. Deze relatie is een tot
nu toe vrijwel onontgonnen gebied in de diergeneeskunde. Niet
dat deze relatie de laatste jaren plotseling ontstaan is, alleen is
er in het verleden niet zo veel aandacht aan geschonken. Thans
echter komt deze relatie om meerdere redenen steeds meer in
de belangstelling. Deze redenen zijn ethisch, organisatorisch,
en soms alleen maar commercieel, maar zij hebben ook te ma-
ken met gedachten als \'hoe doe ik eigenlijk mijn werk?\', \'ple-
zier hebben in het werk\' en het voorkómen van \'bum-out\'.
In haar boek belicht collega Milani een groot aantal aspecten
van de relatie dierenarts-cliënt en zij verduidelijkt deze aspec-
ten met zeer herkenbare voorbeelden. In een twintigtal hoofd-
stukken komen talloze onderwerpen aan de orde, zoals \'praten
over geld\', \'de prakticus als God\', begeleiding van euthanasie,
en het verwijzen naar een specialist. Eigenlijk allemaal alle-
daagse zaken in de praktijk, maar waar veelal zonder een dui-
delijke filosofie mee wordt omgegaan. Toch kan een enkel ver-
keerd gevallen woord de relatie grondig verstoren, iets waar
niemand mee gediend is: de eigenaar niet, de dierenarts niet, en
de patiënt al helemaal niet!

Ondanks dat er treffende voorbeelden gegeven worden en de
herkenbaarheid van de problematiek groot is, leest het boek om
niet erg duidelijke redenen niet makkelijk. Misschien wordt er
iets te veel in hokjes ingedeeld, of worden er te eenduidige con-
clusies getrokken en missen we de juist in deze problematiek
de zo essentiële nuancering. Dat het vanuit de Noord-
Amerikaanse cultuur geschreven is, speelt mijns inziens geen
rol: de door schrijfster aangehaalde voorbeelden komen in
Nederland zonder uitzondering nét zo voor.
Het boek is in de eerste plaats bestemd voor de gezelschapsdie-
ren-prakticus, maar ook de prakticus voor landbouwhuisdieren
en eigenlijk iedereen, kan er veel interessants in vinden. Want
het gaat om relaties tussen mensen en daar hebben we allemaal
dagelijks mee te maken.

J.E. Gajentaan

-ocr page 367-

Julianalaan 8 -10
3581 NT Utrecht

Secretariaat NCI: A.C. de Zeeuw
Lekdijk West 75
2861 ET Bergambacht
Tel.: 0182-353029/351695
Fax:0182-351018

DE NCI, DE IDEËLE ONAFHANKELIJKE TAKORGANISATIE
VOOR INFORMATISERING EN AUTOMATISERING
VAN DIERGENEESKUNDIG NEDERLAND,

ZOEKT

DIERENARTS M/V

MET KENNIS VAN EN ERVARING MET
INFORMATISERINGS-
EN

AUTOMATISERINGSPROCESSEN

EN VERTROUWD MET
NETWERKEN DE WERKOMGEVING
VAN DE DIERENARTS.

Nadere informatie kan worden ingewonnen bij:
drs. H. Bulthuis (tel.: 0524-221303) en drs. J.J. de Veer (0547-362085)

Schriftelijke sollicitaties kunnen binnen 14 dagen na het verschijnen van dit Tijdschrift gericht worden aan:
A.C. de Zeeuw, Lekdijk UVesf 75,2861 ET Bergambacht (secretaris NCI).

-ocr page 368-

AFSCHEID ANDRIES VAN FOREEST GECOMBINEERD MET SPECIALISTENDAG

DIERENTUIN-DIERENARTS CENTRAAL IN OUWEHAND

De jaarlijkse themadag van de Groep Veterinaire Specialisten (GVS) had
deze keer een bijzondere tintje. Andries van Foreest nam afscheid van
Ouwehands Dierenpark in Rhenen en door zijn toedoen stond deze dag dan
ook in het teken van de dierentuin-dierenarts \'huisarts van de levende have\'.
Een aantal sprekers lieten enkele korte, maar interessante aspecten over \'de
dierenarts-specialist en het niet-gedomesticeerde dier\' de revue passeren.

Door Susan Ubbink

Berichten en verslagen

Directeur G. Baars van Ouwehands
Dierenpark is verheugd dat de veearts
van vroeger zich heeft ontwikkeld tot
wat de huidige dierenarts is. Ook de die-
rentuin heeft nieuwe taken en verant-
woordelijkheden gekregen. Was hij
vroeger bedoeld voor vergelijkend on-
derzoek, recreatie en educatie, tegen-
woordig gaat het vooral om educatie,
natuurbescherming en soortbehoud.
Baars geeft echter toe dat de recreatieve
functie de kurk is waarop vele dierentui-
nen drijven.

De taak van de dierentuin-dierenarts
was vroeger veelal consultief en cura-
tief Nu maakt de dierenarts deel uit van
een vast team, dat de zorg voor het die-
renpark cn de ontwikkeling hiervan op
zich neemt. De dierenarts is er dus niet
alleen meer voor de gezondheidszorg,
maar ook voor het welzijn van de dieren.
Hij/zij helpt bijvoorbeeld ook mee om
voor de soort representatieve accomo-
datie te ontwikkelen.
Andries van Foreest beaamt de woorden
van Baars helemaal. Het dierenartsen-
werk is volgens hem een muhi-discipli-
naire zaak geworden. Er is samenwer-
king met het management, de
curator/bioloog, de dierenverzorger en
mogelijke kennis wordt overal vandaan
gehaald: via literatuur, fax, internet, e-
mail, humane geneeskunde en veteri-
naire specialisten.

Het leek Van Foreest een mooi afscheid
om de GVS-themadag een bepaalde in-
vulling te geven, namelijk met de vraag
hoe de veterinaire specialist zich meer
kan manifesteren in de dierentuinwe-
reld. Volgens hem is daar interesse voor
nodig die verder gaat dan alleen het ei-
logisch onderzoek en educatie. \'Welzijn
en aantrekkelijkheid kunnen daarbij met
elkaar botsen\', aldus Van Dijk en hij
noemt als voorbeeld schuilplaatsen voor
dieren.

gen specialisme, maar ook tijd en kwali-
teit (\'je moet roeien met de riemen die je
hebt\'). De voldoening die de dierentuin-
dierenarts uit dit werk krijgt moet gezien
worden als een gewin en als een wel-
kome aanvulling op het werk.

Verschuiving

Volgens prof dr. J.E. van Dijk (specia-
list Veterinaire Pathologie en Proef-
dierpathologie) worden steeds meer die-
rentuinen dierreservaten (in Ouwehand
is het berenbos hier een voorbeeld van),
maar ook: steeds meer dierreservaten
worden dierentuinen. \'Die verschuiving
zien we overal en dat valt ook goed te
verkopen\', zegt hij. De rol van dc die-
rentuin-dierenarts houdt volgens hem
in: medewerking verlenen aan de zorg
voor gezondheid, welzijn, aantrekke-
lijkheid (recreatie), vergelijkend patho-

Van Dijk pleit voor de opbouw van spe-
cifieke vaardigheden voor dierentuin-
diergeneeskunde door ervaring, over-
leg, zelfstudie en \'nascholing\'. Volgens
Van Dijk zijn veterinaire specialisten
dicrsoortgericht, oi^aangericht, disci-
plinegericht of een combinatie hiervan.
\'Het zou bijvoorbeeld prettig zijn om te
weten hoe je dieren \'op niveau\' moet
benaderen\', zegt Van Dijk. Hij wil dan
ook via de specialistencolleges een
voorstel doen aan specialisatiecommis-
sies. \'Zorg dat de betrokken specialisten
ook bijzondere dieren in het pakket heb-
ben, dat wil zeggen minimaal drie
maanden\'. Nu is dat alleen geëffectu-
eerd in de specialisatie Pathologie. \'In
de toekomst meer differentiatie in de
eerste lijn en (meer) specialisten geeft
mimte voor een betere opleiding in de
eerstelijns diergeneeskunde\', is zijn
overtuiging.

Monitoren voortplanting

Biochemicus dr. S.J. Dieleman van de
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting heeft het over monitoren

-ocr page 369-

V an de voortplanting van zeldzame dier-
soorten. "Van de 4000 verschillende
zoogdiersoorten die er bestaan weten
we van slechts 50 iets meer van de endo-
criene voortplantingspatronen\', vertelt
hij. Factoren die de voortplanting kun-
nen beïnvloeden zijn stress, verandering
van het milieu en huisvesting.
Dielemans overtuiging is dat er eerst
meer inzicht in de natuurlijke processen
verkregen dient te worden. Als het gaat
om organen en hun hormonen in relatie
tot de voortplanting bij zeldzame dieren,
is volgens Dieleman bloed toch het
beste onderzoeksmateriaal. De be-
trouwbaarheid van bloedmonsters is
veel groter dan die van urine of faeces.
Maar om bloed te krijgen moet een inva-
sie ve methode worden gebmikt. Dieren
moeten benaderd worden. Het fixeren
geeft vaak problemen, die bij de dieren
kunnen leiden tot stress. Per diersoort
dient dus telkens opnieuw een bepa-
lingsmethode ontwikkeld te worden.
Het monitoren kan heel belangrijk zijn,
bijvoorbeeld om bij sommige dieren een
overvloed aan nakomelingen tegen te
gaan. Maar andersom ook: \'als we nu
niet ingrijpen in de voortplanting van de
Indische olifant, is het dier over 20 jaar
uitgestorven\', zegt Dieleman. Het
meeste onderzoek op het gebied van
monitoren van de voortplanting heeft
plaats in de Verenigde Staten (bizons,
paarden, wolven, otters, blackfooted
ferret). In Europa zijn er helaas nog
steeds geen fondsen om dergelijk onder-
zoek te financieren.

Chlamydia

Dr. M.J.L. Kik (specialist Veterinaire
Pathologie) vertelt over chlamydia bij
de vissende kat (felis viverinus). \'In
feite zijn alle diersoorten gevoelig voor
chlamydia\', zegt ze. Katten worden ech-
ter heel zelden systemisch ziek. Dat is
onder meer afhankelijk van de virulentie
van de stam, de diersoort en de conditie
van het individuele dier. Om na te gaan
hoe een vissende kat geïnfecteerd is ge-
raakt, moet een zeer tijdrovende diag-
nose worden gesteld. Matja Kik advi-
seert dan ook in zo\'n geval op grond van
een waarschijnlijkheidsdiagnose een
antibioticum te kiezen dat tevens tegen
chlamydia werkt.

Toxoplasmose

Drs. G.H.A. Borst (specialist Patho-
logie), hoofd afdeling Pathologie van de
Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie
Deventer, houdt een verhaal over toxo-
plasmose. In een groep van verschil-
lende soorten aapjes overleden er 14 van
de 54. Dit waren vreemd genoeg degene
met de geringste ziekteverschijnselen.
Zij kregen echter acute ademhalingsbe-
zwaren. Kortom: er was een drastisch
verloop in de infectie. \'Interactie en snel
kunnen werken is belangrijk\', is wat
Borst met dit voorbeeld wil zeggen. Bij
een aantal dieren kwam de infectie hele-
maal niet voor. Zeer waarschijnlijk is de
infectie tot stand gekomen doordat de
aapjes een combinatie kregen van fmit
en vlees. Dit vlees was afkomstig van
een geslacht oud schaap van een mede-
werker. Borst adviseert dan ook dat als
er vlees gevoerd wordt van \'verdachte\'
diersoorten, dit in ieder geval ingevro-
ren moet worden om de infectiebron tot
een minimum te beperken.

Zintuigelijk bekijken

Anesthesioloog dr. P. van Dijk conclu-
deert in zijn verhaal \'Zinmigelijk beke-
ken of digitaal bewaakt\' dat ondanks
alle, zeer modeme bewakingsappara-
tuur die tegenwoordig voorhanden is,
de beste monitor voor de patiënt nog al-
tijd de anesthesist zelf is. Er zijn ver-
schillende bewakingsmogelijkheden,
zoals capnografie, pulse-oxymetrie,
ECG en zuurstofmeters. Volgens Van
Dijk is de meeste apparatuur heel goed
te gebruiken, maar niet altijd even be-
trouwbaar. Bij pulse-oxymetrie wordt
bijvoorbeeld de hartfrequentie weer-
gegeven. Deze apparatuur kan zeer sto-
ringsgevoelig zijn. De resultaten zijn
ook patiëntgebonden, want er kan bij-
voorbeeld sprake zijn van verminderde
vaatvulling. Ook een ECG dient op de
juiste wijze geïnterpreteerd te worden,
want dit geeft alleen informatie over
elektrische hartactiviteit en niet over het
pompen van het hart.
Van Dijk vergelijkt de anesthesioloog
met een piloot die op de apparatuur van
het vliegtuig moet vertrouwen. Maar om
het toestel daadwerkelijk onder controle
te kunnen houden, komt het toch neer op
de deskundigheid van de vlieger. Zo is
het ook met bewakingsapparatuur, die
registreert slechts. \'Je zult het allemaal
zintuigelijk moeten bekijken\', is de
overtuiging van Van Dijk.

Virussen

\'Vimssen van dierentuindieren\' is het
onderwerp wat door prof dr. A.D.M.E.
Osterhaus (hoogleraar Virologie, Eras-
mus-universiteit) belicht wordt. Een
duidelijk policy van de dierentuinen
vindt hij bittere noodzaak. \'Met name
apen vormen extra risico\'s voor de mens
omdat ze een heel aantal vimssen kun-
nen overbrengen\', zegt hij. Het uitroeien
van het pokkenvims bij de mens, wat
een grote successtory was, heeft in de
dierentuinen geleid tot problemen, om-
dat olifanten aan het pokkenvims over-
leden. Maar het vaccineren van olifan-
ten tegen deze ziekte kan weer ge-
vaariijk zijn voor de mens. Mazelen ko-
men niet meer voor, maar vormen nog
steeds een probleem. Met name bij apen
die op transport gaan is het een belang-
rijke oorzaak van sterfte.
Osterhaus verbaast zich over het feit dat
er in Ouwehand honden rondlopen.
\'Honden horen niet in de dierentuin.\'
Hij wijst op het feit dat honden bijvoor-
beeld zeehonden kunnen infecteren. \'Er
is een heel scala aan virussen die wel de-
gelijk tussen verschillende species over-

-ocr page 370-

gebracht kunnen worden\', aldus Oster-
haus. Werd vroeger geleerd dat honde-
ziekte alleen bij de hond en katteziekte
alleen bij de kat voorkwam, nu blijkt dat
hondeziekte bij katten sterfte kan ver-
oorzaken en ook andersom.
Osterhaus raadt dierentuinen dan ook
aan een goed vaccinatiebeleid te voeren
en tevens een goed testprogramma te
hanteren om zoönosen zo veel mogelijk
te voorkomen.

Infectieziekten

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard (specia-
list Veterinaire Microbiologie, Maas-
tricht) behandelt op deze themadag in-
fectieziekten. De klassieke ziekten
blijven terugkomen (tuberculose), hetzij
in een andere vorm, hetzij in een andere
epidemiologie. In die zin hebben bewe-
zen therapieën dus gefaald. \'Bacteriën
hebben een groot aanpassingsvermo-
gen\', aldus Van den Bogaard. Genen
kunnen uitgewisseld worden, ook tus-
sen species. Wanneer ter bestrijding ge-
probeerd wordt de omgeving te vergifti-
gen, kunnen bacteriën zich snel aan die
omgeving aanpassen.
Volgens Van den Bogaard is de helft
van de kweken die voor onderzoek wor-
den ingestuurd overbodig, omdat de uit-
slag vaak van te voren al te voorspellen
is. Wel belangrijk is na te gaan waarom
een dier iets krijgt. Essentieel voor een
microbioloog is een laboratorium. En
verder is de prakticus gebaat bij het zen-
den van tussenuitslagen.

Anesthesie bij exoten

Anesthesist prof dr. L.J. Hellebrekers
brengt zijn aanwezigheid op het sympo-
sium direct in verband met de scheiden-
de Andries van Foreest. \'Via hem ben ik
met de dierentuin in contact gekomen\',
zegt hij. Anesthesie bij exoten houdt in:
definiëring van de omstandigheden, se-
datie, immobilisaties, veelal korte proce-
dures en lichte, algehele anesthesie.
Specifieke problemen zijn beperkte pre-
anesthesistische evaluatie, het titrerend
toedienen, het risico door onverwachte
responsen en de beperkte bewakingsmo-
gelijkheden. Volgens Hellebrekers kun-
nen specifieke verworvenheden bereikt
worden via een internationaal netwerk,
via contacten op nationaal niveau en via
verslaglegging/ rapportage. \'Enerzijds
wordt er veel vastgelegd, anderzijds
wordt er veel ook niet vastgelegd\', zegt
hij over dit laatste punt. Volgens de anes-
thesist dient er meer aandacht te worden
besteed aan farmacologische onderbou-
wing, protocollaire aanpak, dossier-
vorming en evaluatie. Het gaat immers
om ervaring met verschillende species,
technische aspecten (vangkooien, verdo-
vingsgeweren, etcetera) en specifieke
farmaca. Ook is kennis van algemene
farmacologie, (patho)fysiologie en com-
plicatiebestrijding belangrijk.
\'Anesthesie bij exoten is dus zowel een
kunst als een kunde\', is de conclusie van
Hellebrekers. Bundeling van kennis en
kunde, protocollaire aanpak en gedegen
verslaglegging zijn noodzakelijk. Om
dit te bereiken stelt hij een mogelijke
aanpak voor: de bereikbaarheid van
kennis vergroten, regulier overleg om
een anesthesiebeleid te bepalen en eva-
luatie en rapportage achteraf \'Een kunst
plus een kunde is gelijk aan een syner-
gisme is gelijk aan \'de anesthesie vol-
gens Van Foreest\', sluit Hellebrekers af
Oftewel: mensen van verschillend
pluimage bij elkaar kunnen in goed
overieg problemen oplossen.

\'Beheers de media\'

\'Operatie geslaagd, patiënt overieden\' is
de titel van de bijdrage van prof dr. F.
Németh (specialist Chirurgie Paard,
Vakgroep Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren).
Moeten fracturen bij grote exoten über-
haupt behandeld worden? \'Eigenlijk
niet\', vindt Németh. Maar het is een ge-
weldige uitdaging en bovendien wordt
er grote druk vanuit de directie van een
dierentuin of circus uitgeoefend, om
maar niet te spreken van het mediacircus
dat vaak rond zo\'n dier speelt. \'Als je
niets probeert, gebeurt er ook niets\',
vindt Németh, maar hij relativeert me-
teen: \'De belangen van het dier worden
vaak vergeten, dat neem je dan op de
koop toe.\'

Hij vertelt het verhaal van een ijsbeer
met een fractuur. Het vervoer was een
probleem, er waren vier specialisten no-
dig, het dier moest verdoofd en onder
narcose gebracht worden en in de juiste
positie gemanoevreerd. Van de vier mo-
gelijkheden (amputatie, bandtransplan-
tatie, prothese en arthodese (plaatfixa-
tie)) werd de laatste gekozen. \'Wat doe
je zo\'n dier aan?\', zegt Németh. Een
verstijfd kniegewricht, in welke hoek
moet het gezet worden, de poot zal wel
wat korter worden, een hele ijzerwinkel
erin. Normaal is men altijd beducht voor
afkoelen, maar in dit geval werd de
berin te warm, dus alle ijsblokjes uit de
omgeving moesten aangedragen wor-
den. Ook dient zo\'n grote wond eigen-
lijk gedraineerd te worden, maar dat
durfden we niet aan. De ijsbeer werd in
een donker hok gestald. Na zes weken
werd het dier losgelaten en in eerste in-
stantie leek alles goed te gaan. Twee we-
ken later was de berin dood; ze had een
fractuur opgelopen op het gedeelte waar
de plaat eindigde. In feite was de opera-
tie dus gelukt, maar moest de patiënt
worden afgemaakt.

Németh noemt nog meer voorbeelden
van mislukte acties bij zieke dierentuin-
dieren. Een giraffe werd te vroeg geïntu-
beerd, had niet gevast en overleed. Bij
het beroemde olifantje Boghi was de
fractuur weliswaar genezen, maar is
waarschijnlijk door het vaak inschieten
van een verdoving (kan namelijk niet
steriel gebeuren) een infectie opgetre-
den. Deze heeft vermoedelijk een abces

m een van de ruggewervels veroorzaakt,
waardoor het olifantje verlamd is ge-
raakt. \'Beheers de media\', is de bood-
schap van Németh. Hij vindt dat Boghi
door de media mensonterend is behan-
deld.

Vogelorthopedie

Drs. B.P. Meij (specialist chirurgie van
gezelschapsdieren) wordt regelmatig
geconsulteerd voor exoten (vogels) die
fracturen of vergroeiingen hebben.
Volgens Meij komen deze afwijkingen
frequent voor bij papegaai-achtigen.
\'Anesthesie en bewaking bepalen mede
het succes van de operatie\', zegt Meij.
Als het gaat om transfixatie in de vogel-
orthopedie zit het geheim van deze tech-
niek in kleine materialen. Pinnen wor-
den aan twee kanten tegelijk met twee
tangen evenwijdig met het bot gebogen.
Een en ander wordt vastgezet met botce-
ment. Dit raamwerk vormt een stabiele
constructie.

Postoperatief moet er dan een verband
worden aangebracht tegen zwelling en
is een kraag noodzakelijk. De vogel
wordt al snel gedwongen om de poot te
gebruiken. Meij concludeert dat trans-
fixatie goed gebruikt kan worden bij
fracturen.

Toekans

Drs. J.M.M. Comelissen (specialist vo-
gelgeneeskunde) vertelt dat er 43 soor-
ten toekans bestaan. Van de in Ne-
deriand aanwezige collecties krijgt hij
zo\'n 90% aangeboden als patiënt. Het
valt hem op dat er zich eigenlijk maar
drie ziektes bij deze vogels voordoen: ij-
zerstapeling, pseudotuberculose (geeft
veel sterfte) en bacteriële infecties (de
restgroep). Om ziekten bij deze vogels
te voorkomen adviseert Comelissen
zeer strikte hygiënische omstandighe-
den en goed voer: zacht, met niet te veel
ijzer en geen citrusvmchten. IJzer zit
bijvoorbeeld in muizen en vogels.

-ocr page 371-

Citrusvruchten, die veel vitamine C be-
vatten, kunnen ook ijzerstapeling ver-
oorzaken. De desinfectie moet in ieder
geval bestaan uit het dagelijks reinigen
van de bakjes. Verder zijn harde vloeren
het beste, die kunnen goed schoonge-
houden worden.

Turkse beren

Dr. F.C. Stades (specialist oogheel-
kunde) vertelt over oogafwijkingen bij

Turkse beren. Zeven beren zijn daar
onder anesthesie bekeken en bij vijf
ogen was er sprake van een te kleine
oogbol. Veel van deze beren waren
mishandeld; ze kregen slecht voedsel
en werden geslagen. Hierdoor ontston-
den oogafwijkingen en waren bijvoor-
beeld de lippen gescheurd. De beer
Bora is inmiddels opgeknapt en loopt
rond in het berenbos van Ouwehand.
Veterinaire tandheelkunde

Na deze vogelvlucht van onderwerpen
die te maken hebben met het werk van
dierenartsen in de dierentuin, komt
tandheelkundig veterinair Van Foreest
zelf aan het woord. Zijn uitspraak die hij
aan het begin van deze dag deed (\'je
moet roeien met de riemen die je hebt\'),
wordt nu door hem bijgesteld; \'Er zijn
aanzienlijk meer riemen die men kan
gebmiken dan de dierentuin-dierenarts
op het eerste gezicht zou denken\'.

De problemen bij de veterinaire tand-
heelkunde beginnen al bij het openen
van de mond. Soms gaat dat makkelijk,
soms moetje er de tijd voor nemen. Van
Foreest vindt dat als iemand de mond-
holte inspecteert, er ook gelijk naar de
tanden gekeken moet worden. Hij bena-
dmkt dat de dierenarts die bezig is als
anesthesist, als bewaker en als chimrg,
ontzettend veel verantwoordelijkheid
heef^.

Tijdens de themadag 1996 van de Groep
Veterinaire Specialisten zijn de banden
tussen de dierentuindierenartsen en de
veterinaire specialisten stevig aange-
haald, Met het oog op de specifieke
taakstelling van medewerker-dierenart-
sen aan dierentuinen, namelijk de eigen
verantwoordelijkheid op het gebied van
soortenbehoud en natuurbescherming,
is het een zinvolle zaak dat er wordt stil-
gestaan bij de problematiek van de die-
rentuindierenartsen.

OPROEP VOOR OUDLEDEN VAN DE VS.R. \'DE SOLLEYSEL\'
PERIODE 1983-HEDEN

Begin van dit jaar kondigde mevrouw
J. Janknegt, nu mim 12 jaar instmc-
trice bij de Veterinaire Studenten Rij-
vereniging \'De Solleysel\', aan dat zij
het mstiger aan wilde gaan doen.
Alhoewel de vereniging geen pensioen
kent wilde zij, mede in verband met
het bereiken van de pensioengerech-
tigde leeftijd, stoppen met de instmctie
bij \'De Solleysel\'.

Twaalf jaar instmctie bij \'De Sol-
leysel\' gaatje niet in de koude kleren
zitten. Door weer en wind reisde zij
elke dag (zondag uitgezonderd) vanuit
Noordeloos naar Utrecht om daar elke
avond en zaterdagmiddag drie uur les
te geven. Dit deed zij steeds zeer
plichtsgetrouw en bijzonder contenti-
eus. Om een voorbeeld te noemen: in
alle jaren is zij slechts eenmaal te laat
gekomen. En dat omdat zij een auto-
ongeluk had gekregen!
Mevrouw Janknegt gaf les aan begin-
ners (zeven uur), half gevorderden (zes
uur), gevorderden (drie uur), medewer-
kers van de faculteit (één uur) en de (fa-

öe solleysel

culteits-)dierenartsen (één uur). Een
buitengewoon pluriform publiek wat
zich nogal eens kenmerkte door \'ty-
pisch\' veterinair gedrag. Als we deze
uren op een rijtje zetten, dan blijkt dat
mevrouw Janknegt onderricht in de
dressuur en springsport aan mim 2000
(toekomstige) dierenartsen heeft gege-
ven. Voorwaar een grote prestatie.
Met spijt ziet de vereniging dan ook
het naderende vertrek van Mevrouw
Janknegt tegemoet. Mede door haar
onderricht heeft zij een zeer belang-
rijke rol gespeeld binnen de rijvereni-
ging \'De Solleysel\' en de Faculteit der
Diergeneeskunde. Een rol die wel
eens, ten onrechte, onderschat wordt.
Deze instmctie, geïnitieerd vanuit \'De
Solleysel\' en zover mogelijk onder-

-ocr page 372-

steund door de betrokken vakgroepen,
vervult een niet te onderschatten rol
binnen het Nederlandse veterinaire
curriculum.

Op initiatief van het huidige bestuur
heeft zich een afscheidscomité gefor-
meerd welke een gepast afscheid voor
mevrouw Janknegt wil verzorgen. De
leden zijn: Anoek Schipper (student),
Sandra Cappelle (student), Maud
Steenbergen (bestuur), Noud Verweij
(dierenarts) en Paul Mandigers (die-
renarts).

Het afscheidsprogramma is als volgt
samengesteld:

1; Op dinsdag 24 september 1996 zal
\'s avonds een minisymposium ter
ere van mevrouw Janknegt georga-
niseerd worden. Het onderwerp is
vooralsnog geheim.

2. Op vrijdag 27 september 1996
wordt mevrouw Janknegt in het
centrum van Utrecht een lunch aan-
geboden. Vanaf dit restaurant ver-
trek richting de Uithof

3. Op vrijdag 27 september 1996 zal
vanaf 17.00 uur een receptie plaats-
vinden ter ere van mevrouw Jank-
negt. Uitgenodigd zijn alle leden en
oud-leden van de Solleysel die in de
periode vanaf 1983 gereden heb-
ben, alle oud-bestuursleden van de
V.S.R., oud-troupe-leden, diverse
vertegenwoordigers van de Facul-
teit der Diergeneeskunde en haar
vakgroepen en enkele besturen van
betrokken studenten-(rij )-vereni-
gingen. De receptie zal een vrolijk
karakter hebben. Naast enkele toe-
spraken zullen er diverse sketches
opgevoerd worden. Een en ander
zal muzikaal begeleid worden door
een strijkje.

Bij deze willen wij alle oudleden
welke onderricht hebben gekregen van
mevrouw Janknegt uitnodigen om
aanwezig te zijn op de lezing en/of re-
ceptie om samen met ons het afscheid
van mevrouw Janknegt voor haar on-
vergetelijk te maken. Dit heeft zij im-
mers verdiend!

Tevens willen wij u vragen om eventu-
ele leuke anekdotes en/of foto\'s en
vooral ook suggesties voor sketches
aan ons bekend te maken! Indien u zelf
(of met enkele anderen) iets (ludieks)
wilt opvoeren dan kan dat ook.
Te zijner tijd zal zowel over de lezing
als receptie meer gedetailleerde infor-
matie in dit tijdschrift verschijnen
(plaats en exacte tijden, indien van toe-
passing opgave mogelijkheden).

Naast dit alles willen wij mevrouw
Janknegt, namens de eerder genoemde
uitgenodigden, ook een zeer fraai ca-
deau aanbieden. Het staat u uiteraard
vrij om zelf iets voor haar te kopen.
Maar zij heeft enkele wensen geuit
welke het beter maken een en ander via
ons te laten lopen. Daartoe heeft de
V.S.R. \'De Solleysel\' twee rekeningen
geopend. Help ons het afscheid voor
mevrouw Janknegt onvergetelijk te
maken. Maak een (kleine) gift over op
een van onze rekeningen zodat een en
ander mogelijk wordt.

De rekeningnummers zijn:
ABN/AMRO bank 62.07.50.235 ten
name van V.S.R. De Solleysel-inzake
cadeau te Utrecht.
POSTBANK 10.89.618 ten name
van A. Schipper - inzake afscheid
mevrouw Janknegt te Utrecht.

Wij hopen u geïnformeerd te hebben
over een naderend afscheid van onze
instructrice mevrouw Janknegt, welke
meer dan 12 jaar lang onafgebroken
les heeft gegeven. Iemand die een elke
dag weer een zeer belangrijke rol
speelt binnen de V.S.R. en het veteri-
naire curriculum. Graag nodigen wij u
uit om bij een of meerdere van de acti-
viteiten aanwezig te zijn en indien mo-
gelijk zelfs een financiële donatie over
te maken om het afscheid voor haar
onvergetelijk te maken!

Heeft u nog vragen en/of opmerkin-
gen?

Maud Steenbergen, abactis V.S.R. \'De
Solleysel\', Yalelaan 1, 3584 CL
Utrecht, tel: 030-2531338 (Solleysel)
of 030-2936740 (privé) of Paul Man-
digers (oud-bestuurslid), tel: 030-
2734719 (privé), email: paulmand-
(gworidaccess.nl, fax: 030-2518126.

BEDRIJFSBEGELEIDING: STANDAARDOVERZICHTEN EN
COMMUNICATIE

Al meerdere malen is er een training
voor dierenartsen verzorgd onder de
naam \'Standaardoverzichten als in-
strument voor bedrijfsbegeleiding\'.
Velen van u kennen die training al uit
eigen ervaring. Velen ook nog niet,
daarom wordt in dit artikel verteld wat
de achtergrond, de inhoud en het doel
van deze training is. Bovendien vertel
ik wat over de reacties van de deelne-
mers tot nu toe en aanpassingen in het
programma op grond van die reacties.

Het beroep van de dierenarts is aan
grote veranderingen onderhevig. In
vroeger dagen was de dierenarts
vooral gericht op de genezing van het
zieke dier. Langzaamaan is dat veran-
derd en die verandering werkt steeds
sterker door in de beroepsrol van de
dierenarts. Het individuele, zieke dier
krijgt natuurlijk nog wel de nodige
aandacht, maar het gaat steeds meer
om de gezondheid van de hele veesta-
pel en het totale bedrijf Steeds meer
factoren spelen daarbij dan ook een
rol. Denkt u maar aan jongvee-opfok,
de voeding, de melkcontrole, het kli-
maatbeheer van de stal, etcetera etce-
tera. Allemaal factoren, die de dieren-
arts in toenemende mate moet
betrekken in zijn nieuwe beroepsrol:
bedrijfsbegeleider.

Als vertrouwenspersoon van oudsher
was de dierenarts natuurlijk al een
beetje bedrijfsbegeleider. Maar nu de
bedrijfsvoering steeds complexer
wordt, moet ook de dierenarts steeds
zwaarder geschut uit de kast trekken,
om die rol goed in te vullen.

De training \'Bedrijfsbegeleiding: stan-
daardoverzichten en communicatie\'
helpt u daarbij!

Om alle relevante bedrijfsfactoren in
kaart te brengen zijn de Standaard-
overzichten ontwikkeld. Op grond
daarvan kan de boer zijn bedrijfsvoe-
ring optimaliseren. De dierenarts kan
en moet hem daarbij terzijde staan.
Daarom moet hij die STO\'s zelf goed
in de vingers hebben. Dat is
de helft

-ocr page 373-

van het verhaal en dus de helft van de
training.

De andere helft is de communicatie:
vroeger kon de dierenarts volstaan met
het geven van instmcties. Bedrijfs-
begeleiding gaat natuurlijk wel even
anders: de boer maakt zijn eigen beleid
en zijn eigen keuzes in de bedrijfsvoe-
ring; de dierenarts moet daarin bege-
leiden en ondersteunen. Hij moet zich
dus steeds meer afstemmen op de boer
in plaats van andersom.

De concurrentie met anderen (bijvoor-
beeld de voorlichters van D.L.V.
of veevoederfabriek) wordt daarbij
steeds groter, dus je moet het wel goed
doen, anders veriies je je klant. Je moet
dus goed gaan luisteren, wat die boer
nou eigenlijk zelf wil en je advisering
daarop afstemmen. En dat moet je zó
brengen, dat de boer er wat mee kan.
Anders loopt hij naar de concurrent.
Dat vraagt om goede communicatieve
vaardigheden.

Hoe stem je je advies goed af op de
boer? Hoe ga je daarbij met weerstand
om? Wat doe je, als de boer steeds
jouw goede adviezen in de wind slaat?
Wat te doen, als de boer steeds denkt,
dat je alleen maar voor je eigen porte-
monnee staat te praten?

Deze combinatie van STO\'s en com-
municatie wordt steeds goed ontvan-
gen door de deelnemers. Wel stonden
de meesten bij de aanvang wat raar te
kijken van al die communicatie, omdat
de aankondiging niet zo duidelijk mel-
ding maakte van dat gedeelte.

Bovendien is die aandacht voor com-
municatie redelijk nieuw voor de die-
renarts. Dat gaf ook wat onwennigheid
in de aanvang. Maar gaandeweg de rit
gaat het makkelijker, zeker ook, omdat
het nut en de bmikbaarheid steeds dui-
delijker worden. En bijna iedereen was
bij afloop dus lovend over die mooie
combinatie van STO en communica-
tie!

IVas getekend: Joost de Veer (NCI) en
Ad van den Heuvel (ITV)

COMMUNICATIE: SNEL-SNELLER-......TE LAAT?

Geachte redactie,

Nadat veterinair Nederland medio
april onverwachts werd overvallen
door de polyneuropathie (PNP)-affaire
bij de kat is het wellicht raadzaam een
aantal zaken bij de evaluatie van deze
affaire te betrekken.

Ten aanzien van de gegeven pers-
conferentie

Ons is opgevallen dat het overlijdens-
risico in de pers-berichtgeving nogal is
gebagatelliseerd. Op voorhand werd
een erg gunstige prognose gegeven.
Daarbij is (misschien onbedoeld) te-
vens de suggestie gewekt dat overiij-
den bij een juiste behandeling door een
dierenarts vrijwel steeds vermeden
kon worden. Aangezien noch de ver-
antwoordelijke noxe noch het totale
ziekteverloop bij deze groep PN P-pa-
tiënten volledig bekend was, was deze
prognose van het onderzoeksteam als
zodanig toen slechts als
speculatief te
kenmerken. (Zo lag het sterftepercen-
tage in onze praktijk, maar ook andere
Friese praktijken op bijna 40%!. Dat
kan natuurlijk iets zeggen over het ni-
veau van de diergeneeskunde in onze
klinieken maar misschien zegt het ook
wel iets over het wel erg speculatieve
gehalte van de \'Utrechtse\' prognose-
stelling.)

Over de communicatie

In de PNP-affaire hebben wij veteri-
nairen kennis kunnen maken met de
enorme snelheid van de hedendaagse
informatiestromen en met de (uit)wer-
king van de modeme media. De con-
statering van het PN P-team onder lei-
ding van dr. J.J. van Nes dat de
snelheid waarmee de Nederiandse die-
renarts is geïnformeerd over de PNP
drastisch achterbleef bij de snelheid
waarmee de 15 miljoen andere
Nederlanders geïnformeerd raakten, is
dan ook terecht.

Al op dinsdag 16 april 1996 heeft een
Friese dierenarts aan Spillers Petfoods
laten weten dat het voor de Friese ge-
zelschapsdierenpraktici duidelijk aan
het worden was dat de oorzaak van de
PNP-uitbraak hoogst waarschijnlijk in
de diervoeders van bovengenoemd be-
drijf gezocht moest worden.
Op woensdag 17 april is nogmaals
vanuit Friesland aangedrongen bij de
dierenarts van Spillers Petfoods om
hun verantwoordelijkheid te nemen in
deze kwestie. Hem is daarbij medege-
deeld dat de dagbladpers in Friesland
reeds gepubliceerd had over de PNP-
uitbraak. Gezien eerdere ervaringen
was het aannemelijk dat de landelijke
pers dit bericht de volgende dag zou
ovememen, hetgeen ook gebeurde
door de Volkskrant.
Spillers is daarbij tevens verzocht om
met spoed de \'Friese\' bevindingen nog
diezelfde avond landelijk te laten veri-
fiëren. En wel middels een telefoni-
sche spoed-enquête (team) onder die-
renartsen. En niet via de veel tragere
weg van een schriftelijke enquête. Een
eerder persbericht dan op 19 april had
zeker nog een aantal ziektegevallen
kunnen voorkomen.

Evaluatie

Nu is het altijd makkelijk om achteraf
kritiek te hebben. Bovendien stonden
er grote commerciële belangen op het
spel. Toch zou het van een gebrek aan
wijsheid getuigen om geen gebruik te
maken van de gelegenheid, om van
deze affaire het nodige te leren.
Eén van de bevindingen zou kunnen
zijn dat er ook binnen de veterinaire
beroepsgroep wellicht modernere en
snellere communicatiemiddelen ge-
bruikt zullen moeten worden. Sneller
dan wij veterinairen voorheen gewend
waren. Tenminste als wij als insiders
op diergeneeskundig gebied de pers
willen voorblijven in kwesties die ons
eigen vakgebied raken.
Het zou een goede zaak zijn indien de
besturen van de KNMvD bij hun eva-
luatie van deze affaire zouden beslui-
ten om een standaard noodplan c.q.
draaiboek op te stellen voor veterinaire
calamiteiten. Dat voorkomt veel ad-
hoc improvisatie onder hoge tijdsdmk.

-ocr page 374-

Bij onze researchers
bruist het
van de ideeën.

SOLVAY DUPHAR ANIMAL HEALTH BENELUX

Van Houten Industriepark 25
1381 MZWeesp
Tel. (0294)46 59 07
Fax (0294)43 22 98

kwaliteit in preventieve en curatieve zorg

Bij Solvay Duphar wordt bijzonder veel tijd en energie ge-
stoken in research. In onze laboratoria worden voortdurend
nieuwe oplossingen tegen het licht gehouden. Hierbij
wordt samengewerkt met zusterbedrijven en externe weten-

-ocr page 375-

schappers aan universiteiten en onderzoeksinstituten,
maar vooral ook met mensen uit de dagelijkse praktijk.
Vandaar dat Solvay Duphar al vele innovaties op haar naam
heeft mogen schrijven en dat ook zal blijven doen. Al die
research is bedoeld om voorop te lopen in de ontwikkeling
en u te helpen om uw klanten ook in de toekomst tevreden
te stellen. U koopt bij ons dus meer dan alleen een produkt.
Solvay Duphar Animal Health. We Care.

-ocr page 376-

Daarin zal ook het gebruik van moder-
nere communicatiemiddelen dan tot
nu toe gebmikt dienen te worden opge-
nomen.

Onder het motto \'automatiseer de we-
reld maar begin met jezelf zou de
KNMvD bijvoorbeeld meerdere ge-
koppelde faxapparaten kunnen aan-
schaffen. Een dergelijk apparaat/pro-
gramma faxt automatisch en direct een
bericht naar de betreffende (uit het
KNMvD adressenbestand te selecte-
ren) groep dierenartsen. Bijna alle
praktijken hebben inmiddels een fax.
De rest kan alsnog gemailed worden.
Ook een eventuele respons per fax (en-
quête) verloopt in dit soort crises veel
sneller (uren in plaats van dagen).
Hierdoor kan er centraal veel sneller
een goed inzicht ontstaan over de om-
vang van eventuele calamiteiten.

De kosten van deze apparatuur en de
bijbehorende software zijn minimaal
tweeduizend gulden (?). Het is triest te
moeten vaststellen dat onze beroeps-
organisatie (na vijfjaar en bijna (twee
keer) ƒ 750.000,-- \'informatiserings-
geld\' te hebben besteed) kennelijk nog
steeds niet in staat is gebleken zijn le-
den op simpele wijze tijdig te infor-
m(atis)eren. Zoals men ziet hoeven erg
praktische oplossingen op het gebied
van informatisering van dierenartsen
vaak helemaal niet duur te zijn.
Hoewel het onderzoeksteam PNP-kat
het boetekleed heeft aangetrokken in-
zake de erg trage informatiestroom
richting Nederlandse prakticus is dit
zeker niet alleen hen aan te rekenen.
Ook binnen de KNMvD ontbreekt het
kennelijk aan een toereikend snelle
communicatieve infrastmctuur bij ca-
lamiteiten. Maar als slimme academici
gaan wij direct deze leemte vul-

364

DIKBILVAARS

Op 23 maart 1996 werd ik door één
van onze cliënten geroepen bij een dik-
bilvaars, met de vraag of zij aan het
kalven was of niet. Bij aankomst trof
ik een klein dikbilvaarsje aan met een
dikke buik, de staart van het lijf en een
lusteloos gedrag. Bij navraag bleek het
dier al een tijd heel dik te zijn, maar
wel normaal te eten. Algemeen onder-
zoek gaf een wat snelle pols, een tem-
peratuur van 39\'\'C en een wat opgelo-
len........of wachten we gewoon op een

volgende keer?

Drachten, drs. H.A. Beijer.

Geachte heer Beijer,

Graag maak ik van de gelegenheid ge-
bruik om deze PNP-affaire, zoals u
haar zo dynamisch hebt gedoopt, ook
van KNMvD-zijde te evalueren. We
mogen vaststellen dat de informatise-
ring inderdaad niet vlekkeloos verlo-
pen is. Ook het secretariaat heeft \'haar
portie PNP gehad\'.

Het spreekt mij aan dat u in uw brief de
verantwoordelijkheid voor een goede
communicatie bij de beroepsgroep zelf
legt. Mochten investeringen in die
richting nodig zijn dan zullen de leden
daar een uitspraak over moeten doen.
Tot die tijd blijft communicatie eerlijk
handwerk, althans op de Julianalaan.
Ik wil echter wel opmerken dat com-
municatie, ook met behulp van de mo-
demste media, mensenwerk is. De
duurste apparatuur kan niet voorkó-
men dat een boodschap te laat of te
vroeg of anderszins verkeerd de we-
reld ingestuurd wordt.

Om u als informatiebehoeftig lid tege-
moet te komen: er is een noodplan!
Zodra er nieuws is dat bekend gemaakt
moet worden, door wie ook aangedra-
gen, dan wordt onmiddellijk het meest
geschikte medium ingezet. Het kan
zijn dat een artikel in het Tijdschrift
voldoende is, maar soms is een \'spoed-
rondzending\' noodzakelijk. Onze er-
varing is dat het zelfs met zoiets \'ou-
derwets\' als post mogelijk is om de

Tijdschrift voor Diergknfhskundf. , Dhkl 121, Juni, Aflh verin ci 12. 1996

pen pens. Het dier had melk in de uier;
vmchtwater was door de eigenaar nog
niet gezien. De exacte dekdatum was
niet bekend. Uit de vaginale exploratie
bleek dat de cervix nog geheel geslo-
ten was; wel waren poten van een le-
vend kalf door de vaginawand te voe-
len. Er waren geen weeën, maar
aangezien de banden al flink gezakt
waren en het dier toch een wat zieke
indmk maakte, werd besloten toch
leden van belangrijke zaken op tijd op
de hoogte te stellen. Aansluitend be-
staat altijd de mogelijkheid om telefo-
nisch, dan wel per fax contact op te ne-
men met het secretariaat. Vragen
worden zo snel mogelijk (er wordt ge-
streefd naar dezelfde dag) beantwoord.
Soms wordt schriftelijke informatie
nagezonden of de hulp van een des-
kundige ingeroepen.

U begrijpt wel dat dit systeem staat of
valt met de medewerking van de leden
(en soms ook niet-leden). Zoals ook in
het
Diergeneeskundig Jaarboek ten
aanzien van \'publiciteit en communi-
catie\' (blz.46) geschreven staat: \'het
secretariaat verzoekt leden die met de
pers te maken krijgen zich met het se-
cretariaat in verbinding te stellen\' en
\'leden die menen nuttige informatie te
bezitten, kunnen zich rechtstreeks tot
het secretariaat wenden\'. Telefonisch
contact volstaat!

Ten aanzien van de PNP-affaire heeft
het geen zin om een beschuldigende
vinger uit te steken, want waar er twee
niet communiceren hebben er twee
schuld. Kennelijk is nog steeds niet
duidelijk wat het secretariaat voor de
dierenartsen kan betekenen.

Ik denk wel dat veel opschudding
voorkómen had kunnen worden, als
het PNP-team de communicatie met de
praktici in een vroeg stadium had over-
gedragen aan het secretariaat van de
KNMvD. Er had op maandag 15 april
natuurlijk ook een Friese dierenarts
contact op kunnen nemen.

Utrecht,
mevrouw S.A.M. Deleu,
stafmedewerker KNMvD.

maar te opereren.

De voorbereiding bestond uit sacraal
anesthesie 2.5 ml, lokaal anesthesie
met lidocaine 2% met adrenaline,
scheren, wassen en ontsmetten. Bij het
openen van de buik kwam een grote
hoeveelheid groen hemorrhagisch
vocht te voorschijn. Op zoek naar de
utems kwam ik tot mijn verbazing een
kalf tegen dat levend en wel vrij in de
buik lag. Nadat het kalf naar buiten ge-
haald was, werd bij inspectie van de
buik het volgende gevonden: In de
buik zat veel vocht met meconium,
vmchtwater en slierten fibrine. De ute-

-ocr page 377-

rus had een grote scheur langs de cur-
vatura major. Het aspect van de scheur
was mijns inziens zodanig dat deze
toch al enige tijd moet hebben bestaan,
de wond bloedde niet meer en op de
wondranden had al enige fibrinevor-
ming plaatsgevonden.
De uteruswond werd, zij het met enige
moeite, op de normale manier doorlo-
pend gehecht, waarna zoveel mogelijk
vocht en fibrine uit de buik werd verwij-
derd. Daama werd de buik op de nor-
male wijze gesloten. De nabehandeling
bestond enkel uit 3 ml piton in verband
met de slechte prognose zodat de moge-
lijkheid tot noodslachting open bleef
De volgende dag maakte het dier een ge-
zonde indmk en at vlot een paar kilo
kuilgras; ook het kalf maakte het uitste-
kend. De temperatuur liep in de loop van
de volgende dag op van 38.6°C naar
39.5°C. Ik heb daarom het dier nog twee
dagen behandeld met trimethoprim en
flumethason, waama het dier goed at en
verdere behandeling werd gestopt.

G. Noe

Met de inhoud van uw naschrift op mijn
ingezonden brief, naar aanleiding van
\'Anaesthesie bij Keizersnede Hond\',
onder het hoofd \'Epiduraal-Anaes-
thesie\', in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 maart 1996 blad-
zijde 170, ben ik zeer verheugd.
U bent het namelijk geheel met mij
eens dat epiduraal-aneasthesie (EDA)
een eenvoudige, betrouwbare en goed-
kope methode is om een scala van ope-
raties caudaal van het diaphragma uit
te voeren. De vraag die echter bij mij
opkomt is, dat indien niemand de stu-
denten op deze methode wijst en nie-
mand deze onderwijst, hoe moeten
onze aanstaande collegae dan nog in
staat worden geacht EDA te kunnen
toepassen?

Dat EDA in een tweedelijns kliniek,
zoals de Kliniek voor Gezelschaps-
dieren te Utrecht, niet de eerste keus is,
kan ik mij heel goed voorstellen.
Echter in de eerstelijns gezelschaps-
dierenpraktijk komen wel veel patiën-
ten in aanmerking om onder EDA ge-
opereerd te worden (niet elke ope-
ratiepatiënt heeft een hoog risico!) en
daar de \'historisch\' opgeleide collegae
ook niet het eeuwige leven hebben, is
mijn angst groot dat deze methode in
Nederland binnenkort geheel zal uit-
sterven, zoals in het buitenland reeds is
gebeurd. Het is volgens mij dan ook
vijf voor twaalf om de aankomende
dierenartsen de epiduraal-anaesthe-
sie/analgesie bij te brengen.
Bij deze bied ik u gaarne mijn hulp
aan.

EPIDURAAL-ANAESTHESIE

Wat mij betreft: Einde discussie.

J.P. Vrij

PROJECT VET ON THE NET\' VAN START

internet voor de prakticus

Automatisering is niet meer weg te
denken uit onze maatschappij, waarbij
ook het internet - de digitale snelweg -
uiteindelijk onze (wereldwijde) com-
municatie zal bepalen. Ook de dieren-
arts zal hier niet aan ontkomen.

Op initiatief van Wim Back (Heel-
kunde/Groep Paard) en onder de immer
bezielende begeleiding van Karin de
Haas en Joost de Veer (NCI) heeft op 2
mei 1996 op de faculteit de oprichtings-
vergadering van de projectgroep
\'Vet
on the Net\'
plaatsgevonden. De bedoe-
ling van deze groep is studenten het (ve-
terinaire) internet anno 1996 in kaart te
laten brengen, in principe per diersoort.
Deze verkenning zal uitkristalliseren in
een referaat, een vereiste om af te stude-
ren. Dat referaat kan dan als handboek
dienen enerzijds voor de prakticus die
het internet wil gaan gebmiken, ander-
zijds voor de automatiseerder die wil
weten wat hij of zij kan aanbieden aan
de prakticus. In samenwerking met de
Groepen (Gezelschapsdieren, Paard,
Pluimvee, Rund, Varken) zullen in na-
volging van het referaat informatie-
avonden voor praktici gegeven worden.
De projectgroep is onderverdeeld in een
aantal task forces die per item het inter-
net afsurfen. Voorts zal getracht wor-
den een veterinaire Web site in het le-
ven te roepen waarvandaan de dieren
arts gestmctureerd de gehele veterinaire
wereld rond kan gaan (task force \'vete-
rinary\').

Derhalve zouden wij u willen vragen
dat als u adressen van veterinaire dis-
cussiegroepen en websites heeft, deze
te (e)mailen naar de desbetreffende
contactpersonen of naar ondergeteken-
den.

Task forces

* veterinary:

Arjen Müller, Edith Schermann,
Erwin Zegers, tel. 0294-283216 //
030-6951982 // 030-2280114,

email: ekmuller@pi.net

* gezelschapsdieren:

Laura J. Ruys, tel. 030-2364755,
email: lmys(gdds.nl

* paard:

Nicole Schuttevaêr, tel. 030-
6951003 // 075-640137, email: pro-
task@xs4all.nl

* pluimvee:

Marius Verkroost, tel. 030-
2200072, email: smariozo@dds.nl

* rund:

Jeremy R.V. Duvekot, tel. 030-
2897982, email: duufje@dds.nl

* varken:

Leo van Merwijk, tel. 030-2511572
//2711252, email: trixt@dds.nl

In afwachting van Uw spoedige res-
pons, tekenen wij,

Wim Back, tel. 030-2531350 // 6570768,

email: W.Back@hk.dgk. mu.nl

Karin de Haas, tel. 030-2545749 //

0316-531198, email: K.H.de.Haas-

Klink@inter.NL.net

Joost de Veer, tel. 030-2545749 //

0547-362085, email: J.de.Veer@in-

ter.NL.net

-ocr page 378-

EENSTEMMIGHEID

De terriër van de buren blaft niet,

huilt niet: hij jankt.

Zijn eentonige klacht kliert maar

door, bestookt de

morgen,

laat zich niet tegenhouden door de
muur tussen ons,

is sterker dan mijn vrijblijvend ge-
zweef,

dringt zich op in het boek waarmee

ik op verhaal

kom.

Iets begint in mij te kloppen bij dit
janken:

een vergeten, blootgelegde zenuw,
een oertijd

in die spiegel waaraan de gevangen
stem ontsnapt,

stem van underdog die de terriër
mikt en roept.

De aderen van mijn geheim barsten
open,

de poel van angsten stroomt over,
de achtergelatene kermt,
de hulpeloze zoekt een deur,

het boek valt, ik zet er
mijn koortsige poten op,
rek mijn nek uit
en blaf noch jank: ik huil.

Het gedicht Eenstemmigheid is op-
genomen in de bundel \'Met de
dood speel je niet% een verzameling
Zuidamerikaanse gedichten die
werd bijeengebracht en vertaald
door Wouter Noordewier en die in
1996 is verschenen bij uitgeverij De
Prom in Baarn. Hij kost f 14,95.

AANVULLING

CURATIEF GEBRUIK
VAN TIAMULINE

In het verslag van het symposium \'Vei-
lig gebmik van Tiamutin 2% premix bij
de preventie van varkensdysenterie\' in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1996; 121(8): 229 wordt een dosering
van het middel geadviseerd die niet past
bij de Nederiandse regishatiebeschik-
king van het middel. Op het symposium
is echter gesteld dat dit advies in
Nederland niet bmikbaar is, maar dat
voor curatief gebmik voldoende andere
presentaties van tiamuline beschikbaar
zijn.

mi

BtWiMïi

nüVi

HOND DF KAT ME

l.and

Diersoort

Quarantaine
duur

Rabiesvaccinatie
tenminste voor ten hoogste voor
invoerdatum invoerdatum

België

hond/kat

-

30 dagen

-1

12 maanden i

Denemarken

hond/kat

-

30 dagen

12 maanden

Duitsland

hond/kat

30 dagen

12 maanden

Finland

hond
kat

-

30 dagen
30 dagen

12 maanden
12 maanden

Frankrijk

hond/kat

-

30 dagen

12 maanden

Griekenland

hond
kat

-

6 dagen
6 dagen

12 maanden
6 maanden

Groot-Brittannië

hond/kat

6 maanden

Ierland

hond/kat

6 maanden

1

Italië

hond
kat

-

20 dagen
20 dagen

11 maanden
11 maanden

Luxemburg

hond/kat

30 dagen

12 maanden

Noorwegen

hond/kat

i

Oostenrijk

hond/kat

30 dagen

12 maanden

Portugal

hond
kat

-

21 dagen
21 dagen

12 maanden
6 maanden

Spanje

hond/kat

-

30 dagen

12 maanden

IJsland

hond/kat

Zweden

hond
kat

4-11 maanden voor export
4-11 maanden voor export

1
i

-ocr page 379-

« M

P VAKANTIE

ja

ja

Opmerkingen

Gezondheidscertificaat,
afgifte ten hoogste voor
invoerdatum

Legalisering, benodigd
door RVV en/of
Consulaat

nee

-

Bij dieren jonger dan 3 maanden is de vaccinatie 3 maanden en geen jaar geldig.

ja

nee

-

Bij in- of doorvoer van meer dan 3 dieren, wordt een invoervergunning verlangd.

nee
nee

-

Invoer dieren jonger dan 3 maanden uit EU-landen zonder rabiësvaccinatie toegestaan.

ja, 10 dagen

-

-Invoer van dieren jonger dan 3 maanden verboden.
-Invoer van meer dan 3 dieren verboden.

ja, 6 dagen
ja, 6 dagen

RVV

-Voor de invoer van honden en katten is een invoervergunning benodigd, aan te vragen
bij: Ministry of Agriculture, Fisheries and Food, Hook Rise South Tolworth, GB
Surbiton Surrey KT 67/NF.

-Tijdens de quarantaine-periode worden de dieren 2x tegen rabiës gevaccineerd. Voor
dieren die reeds waren gevaccineerd wordt geen uitzondering gemaakt.

Aanvraag invoervergunning: Department of Agriculture, Veterinary Section,
Agriculture House, Kildarestreet Dublin 2. Importeren als cargo.

30 dagen

1. Invoervergunning vereist, aan te vragen bij: State Animal Quarantaine Station,
Verkseler, Furulundsvel 44, 0668 Oslo. Tel.: 0017-2230-2590/ Fax: 0017-2230-1713.

2. Kosten ongeveer 500 NOK. Katten mogen pas vanaf 14 maanden leeftijd tegen ra
bies worden ingeënt. Honden vanaf 3 maanden. Tussen 4-11 maanden na de laatste
vaccinatie dient bloedonderzoek op antilichamen plaats te vinden in speciaal aange-
wezen laboratoria, honden die al eerder zijn gevaccineerd en getest op antilichamen
met goed resultaat (titer>0,5 iu/ml) kunnen I maand na vaccinatie worden getest op
antilichamen.

3. -Honden moeten tegen leptospirose tussen 1 -2 maanden voor invoer zijn ingeënt
(datum, type vaccin en vaccinnummer vermelden).

-Honden moeten tegen hondeziekte tussen 1 -24 maanden voor invoer zijn ingeënt
(datum, type vaccin en vaccinnummer vermelden).

4. Ontworming werkzaam tegen lintworm voor zowel kat als hond verplicht (datum en
gebruikt middel vermelden). Maximaal 10 dagen voorde invoer.

nee

ja

Geen legalisering.
Ondertekening en
certificering
geschiedt door
de RVV.

5. Verplicht identificatie, tatouage of chip (FeCAVA standaard).

ja, in Duitse taal

Geldt niet voor EG blindegeleidehonden.

ja
ja

Dieren jonger dan 3 maanden alleen gezondheidscertificaat vereist.

Verboden; alleen voor blindegeleidehonden of reddingshonden invoervergunning
mogelijk. Aanvragen bij: Ministry of Agriculture Amarhvdur Reijkjavik. Fax: 00354-
121160. Tel.: 00354-1609750.

1. Invoervergunning aanvragen bij: Swedisch Board of Agriculture, S551 -82 .
Jon koping Sweden Tel.: 0046-361-5500/Fax: 0046-361-90546. Kosten:
normaal ongeveer 400 SEK. Bij spoedprocedure 800 SEK. Maximaal 10 dieren per
vergunning.

2. Katten mogen pas vanaf 14 maanden leeftijd tegen rabiës worden ingeënt, honden
vanaf 3 maanden. Tussen 4-11 maanden na dc laatste vaccinatie dient bloedonderzoek
op antilichamen plaats te vinden in aangewezen laboratoria.

3. Honden moeten tegen leptospirose tussen 1-12 maanden voor invoer en hondeziekte
tussen 1-24 voor invoer worden ingeënt (datum, type en vaccinnummer vermelden).

4. Ontworming werkzaam tegen lintwormen voor hond en kat verplicht, datum en mid
del vermelden.

5. Verplichte identificatie: tatoeage of chip (FeCAVA- standaard).

ja, 10 dagen

ja

Geen legalisering.
Ondertekening en
certificering
geschiedt door
de RVV.

-ocr page 380-

DAGJE UIT

\'Dagje Uit\', het is alweer driejaar
geleden. Tijd om plannen te ma-
ken voor een nieuwe samenkomst
voor leden van de KNMvD van
65 jaar en ouder,met hun partners
en voor weduwen. De Neder-
landse Vereniging voor Dieren-
artsvrouwen is al dmk bezig met
de voorbereidingen. Eén ding
verklappen we alvast, de datum,
zodat u die nu al kunt vrijhouden:
woensdag 11 september 1996.
Nadere mededelingen volgen.

Hef comité \'Dagje Vit\'

PRAKTIJK-
MANAGEMENT

■ Congressen en cursussen

De European School for Advanced
Veterinary Studies (ESAVS) organi-
seert op 6 juli 1996 een ééndaags semi-
nar over praktijkmanagement, met als
thema \'How to compete in a tough mar-
ket\'. Het symposium wordt gehouden
in Sitzerath, vlakbij Trier, in Duitsland.
De kosten zijn 200,— ECU (is ongeveer
DM 370,—), inclusief drankjes en
lunch. Caroline Jevring, auteur van het
book \'Managing a veterinary practice\',
zal als spreker optreden.
Meer informatie: ESAVS Office, Am
Kirchplatz 2, D-55765 Birkenfeld /
Germany: fax: (49) 6782-4314.

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederiand kwamen in de periode
van 25 maart tot en met 6 mei 1996
geen gevallen van aangifteplichtige
besmettelijke dierziekten voor.

Nadat in januari 1996 door de ISO-com-
missie een definitieve beslissing is geno-
men over de standaardisatie van elektro-
nische identificatieapparatuur, is Virbac
onder de naam \'Back Home\' in Ne-
derland gestart met de distributie van de
door Datamars geproduceerde FDX-B
(ISO) transponders (ook wel chips ge-
noemd) en de ISO MAX I en 111 readers
(afleesapparaten) voor gezelschapsdie-
ren.

De Back Home transponders zijn van het
FDX-B type, voldoen aan de ISO-stan-
daard en zijn bestemd voor toepassing
bij gezelschapsdieren (waaronder ook
paarden). De unieke identificatiecode
van de Back Home transponders begint
met \'NLD\', gevolgd door 12 posities,
die niet uitgewist of veranderd kunnen
worden.

De Back Home transponder is 13,4 mm
lang, heeft een doorsnede van 2 mm en
weegt 0,11 gram. Het omhulsel bestaat
uit bio-glas dat afstoting of migratie

PAARD

Pleural effusion associated with
acute and chirx)nic pleuropneumia
and pleuritis secondary to thoracic
wounds in horses: 43 cases
(1982-1992).

M.B. Collins, D.R. Hodgson, D.R.
Hutchins. J Am Vet Med Assoc 1994:
205:1753-8.

Een acute Pleuropneumonie werd gediag-
nostiseerd bij 36 paarden, waarvan 31%
daarvoor op transport was geweest.
Onderzoek van exsudaat uit de pleurale
holten leverde in 87% van de gevallen ß-
hemolytische Streptococcen op, naast on-
der meer Pasteurella spp. (20%) en E. coli
(13%). Anaerobe bacteriën werden in
37% van de gevallen geïsoleerd, waarvan
voorkomt. De Back Home transponder
is steriel verpakt in een wegwerpapplica-
tor; de houder is van kunststof en de
naald van roestvrijstaal (2,5 x 20 mm).
Er zijn twee typen readers conform de
ISO-standaard; de ISO MAX 1 en ISO
MAX 111 readers lezen beide FDX-B
(ISO) transponders en HDX (landbouw-
huisdieren) transponders. De ISO MAX
111 reader is bovendien \'backwards com-
patible\', dat wil zeggen dat deze reader
tevens FDX-A (niet ISO) tranponders en
in het verleden (met name in het buiten-
land) gebmikte systemen kan aflezen.
De leesafstand van de ISO MAX 1 reader
is tot 28 cm, de leesafstand van de ISO
MAX III reader tot 18 cm. De ISO MAX
I en 111 readers zijn aansluitbaar op een
computersysteem, zijn oplaadbaar en
hebben een geheugencapaciteit van
1000 codes. De readers worden geleverd
in een solide kunststof Back Home
koffer. Het Back Home elektronisch
identificatiesysteem gaat vergezeld van
Back Home consumentenfolders. Back
Home wachtkamerposters en registratie-
formulieren voor een databank.
Voor nadere infonnatie kunt u contact
opnemen met Virbac Nederland B.V.,
telefoon 0342-427127.

Bacteroides fragilis de belangrijkste was.
Alle paarden werden behandeld met pro-
caine penicilline G (15.000-20.000 lU/kg
LG im 2dd.) in combinatie met een ami-
noglycoside. Met het oog op penicilline-
resistente B. fragilis werd in de regel even-
eens metronidazole verstrekt (15-20
mg/kg LG po 3dd.). Complicaties als een
thromboflebitis en hoefbevangenheid tra-
den in respectievelijk 25% en 14% van de
gevallen op. Na het aanbrengen van een
semi-permanente thoraxdrain ontstond bij
14% van de paarden een pneumothorax.
Van de behandelde paarden stierf 39% of
moest worden geëuthanaseerd. Het over-
levingspercentage van paarden met een
pleuritis in combinatie met een leucopenie
was 37% in vergelijking met een percen-
tage van 68% wanneer de leucopenie bij
aankomst in de kliniek achterwege bleef
Het overlevingspercentage veranderde
niet na vaststelling van de aanwezigheid
van anaerobe bacteriën in exsudaat uit de
thorax. De opname-duur bedroeg gemid-
deld 23 dagen.

J. H. van der Kolk

BACK HOME ELEKTRONISCH
IDENTIFICATIESYSTEEM

-ocr page 381-

DERMATOLOGIE

Visolie bij de behandeling van jeu-
kende huidaandoeningen bij de
hond

D. Logas en G.A. Kunkle. Veterinary
Dermatology 1994; 5: 99-104.

Bij 16 honden met ideopathische pnj-
ritis, bewezen atopie en/of vlooienal-
lergie werd het klinisch effect van de
orale toediening van visolie (Omega-3
vetzuren met 180 mg eicosapentaeen-
zuur EPA en 120 mg Docosahexa-
eenzuur (DHA per ml) onderzocht in
vergelijking met maisolie (bevat
Omega-6 vetzuren met 570 mg linol-
zuur en 50 mg gamma-linoleenzuur).
Hierbij werd een vijf tot zes keer ho-
gere dosering EPA gehanteerd dan
welke gewoonlijk wordt geadviseerd.
Gedurende zes weken werden de die-
ren, verdeeld over twee groepen, 1 ml
olie per 5 kg lichaamsgewicht per dag
in capsules ingegeven. Na drie weken
mstpauze werd gewisseld van groep
en gedurende zes weken de andere olie
verstrekt. Bij de dieren die visolie kre-
gen was de pmritis, zelftrauma en
vachtkwaliteit significant verbeterd
(totaal 56%). In vergelijking met de
maisolie (totaal 6% verbetering) werd
een significante verbetering wat be-
treft jeuk, kaalheid en vachtkwaliteit
aangetoond. De auteurs concluderen
dat hoge doses visolie een altematief
zijn voor ontstekingsremmende ver-
bindingen bij kortdurende behande-
ling van honden met jeuk. Als bijwer-
kingen werd één hond met braken
gemeld en één hond die een visachtige
lucht bij zich droeg! Als mogelijke res-
tricties voor langdurige therapie wor-
den de risico\'s genoemd van de in-
vloed van hoge doses EPA op de
thrombocyten met als gevolg een ho-
gere bloedingstijd en het ontstaan van
pancreatitis.

iiza^

P.A.M. Overgaauw

PRODUCTIE EN GEBRUIK VAN TRANSGENE DIEREN

W.J. de Grauw. SR\\369\\94: 50pp.

De doelstelling van dit referaat was
een overzicht te geven van de huidige
stand van zaken op het gebied van de
transgenese wat betreft de technieken,
de voor- en nadelen van deze technie-
ken en de huidige en toekomstige mo-
gelijkheden. Voorts wordt ingegaan
op de ethische en maatschappelijke
consequenties; een en ander naar aan-
leiding van discussies en rapporten.
Ook politieke aspecten komen hierbij
aan de orde.

In een inleiding wordt een historisch
overzicht gegeven. De meeste studies
over transgenese zijn gedaan bij mui-
zen. Hier zijn drie technieken bekend
om het gewenste stukje DNA in de zo-
juist bevruchte eicel over te brengen
en wel met behulp van micro-injectie,
met retro-virussen of met het inbren-
gen van embryonale stamcellen (ES)
in de blastocel van een donor embryo
en dit over te brengen in een draag-
moedermuis.

Bij de micro-injectie techniek onder-
scheidt men vijf stappen te weten het
isoleren en vermenigvuldigen van het
gewenste gen, de isolatie van de be-
vruchte eicellen, de micro-injectie.

implantatie van de eicellen in schijn-
zwangere draagmoeders en de selectie
van de worp op nakomelingen met het
gewenste transgen.

De tweede methode, die minder vaak
wordt toegepast, is het inbrengen van
genen met behulp van retrovimssen
die met behulp van genetische modifi-
catie hiervoor geschikt zijn gemaakt.
Deze techniek wordt vooral bij vogels
gebruikt.

De embryonale stamcellen die bij de
derde methode worden gebruikt zijn
meerdere generaties in celcultuur in
leven gehouden. Men brengt deze cel-
len vervolgens in een ontvanger bla-
stocyst en hoopt op een fusie.
Naast voordelen kleven aan iedere
techniek ook nadelen. Bij micro-injec-
tie heeft men geen invloed op de
plaats waar het gen-construct in het
genoom integreert en voorts kunnen
meerdere genen worden ingebouwd.
Het tijdstip van de injectie is belang-
rijk voor de expressie. Door de injec-
tie kan de expressie van genen ver-
stoord worden. Ook is bij de
uitvoering kostbare apparatuur nodig.
Retrovimssen hebben als voordeel dat
slechts een kopie van het gen inte-
greert en dat geen kostbare apparatuur
nodig is. De techniek is nogal tijdro-
vend om een retrovirus geschikt te
maken. Voorts bestaat de vrees dat het
getransformeerde viras weer patho-
geen kan worden.

Het gebmik van embryonale stamcel-
len heeft als voordeel dat veel hande-
lingen in vitro gebeuren en dat men
voorafkan controleren of de integratie
is geslaagd. Als nadelen worden ge-
noemd dat men de stamcellen voort-
durend moet controleren, hetgeen
nogal wat arbeid vraagt en voorts dat
het een ingewikkelde, kostbare en
technisch veeleisende methode is.
Transgenese wordt toegepast voor
studies over de regulatie van de gen-
expressie, de ontwikkeling van tumo-
ren, het begrijpen van het immuun-
systeem. de embryonale ontwikkeling
en humane ziektemodellen.
Bij landbouwhuisdieren biedt transge-
nese perspectieven voor de productie
van biomedische eiwitten, verbetering
van de productie-eigenschappen, het
verhogen van de natuurlijke weer-
stand tegen ziekten en het scheppen
van mogelijkheden voor orgaandona-
tie voor de mens (Xenotransplantatie).
Transgenese roept nogal wat weer-
standen op. Men hanteert in
Nederland het nee-tenzij principe. De
wetgever loopt echter achter bij de
praktijk. Er zijn voorts ethische be-
zwaren. Transgenese is nooit in het
belang van het dier; de intrinsieke
waarde ervan wordt aangetast. Ook
bestaat de vrees voor eugenetische
toepassingen. Het rendement van de
transgenese staat in geen verhouding
tot het resultaat.

Schrijfster meent dat toepassing van
transgenese verantwoord is bij weten-
schappelijk en/of fundamenteel on-
derzoek, bijvoorbeeld gericht op ziek-
tebestrijding en dat het verboden moet
worden met als oogmerk \'productie\'.

-ocr page 382-

|(Nlvlvl|iMaatschappip

Wat was de omschrijving van uw
leertaak?

Mijn leertaak was de veterinaire apo-
theek. Dit omvat het traject tussen de
keuze van een bepaalde werkzame stof
als geneesmiddel en het moment
waarop het in het dier zit. Meer con-
creet werd van mij verwacht dat ik de
farmaceutische scholing van de
Nederlandse dierenarts zou verbete-
ren. Ik kreeg daartoe een aanstelling
als gewoon hoogleraar, voor de duur
van vijf jaar, beginnende op 1 juni
1993.

Uw leerstoel werd bekostigd uit de
zogenaamde derde geldstroom. U
werd dus niet door de Universiteit
betaald, maar door een bedrijf of in-
stelling daarbuiten. Wie betaalde u
en waarom?

In Nederland is de dierenarts apo-
theekhoudend. Dat wil zeggen dat de
dierenarts de medicijnen verkoopt die
hij zelf voorschrijft. In sommige lan-
den van de EU is dit niet het geval,
daar moet de dierhouder met een re-
cept naar de apotheek. Bijvoorbeeld
België en Denemarken. Eind jaren
tachtig hebben de Nederlandse dieren-
artsen ontdekt dat ze hun apotheek mo-
gelijk zouden verliezen door de
Europese eenwording. Een deel van de
diergeneeskundige taak en een belang-
rijke bron van inkomsten zou hierdoor
wegvallen. De KNMvD, als beroeps-
organisatie van Nederlandse dierenart-
sen en de coöperatieve diergenees-
middelengroothandel AUV hebben
omstreeks die tijd om deze reden met
elkaar contact gezocht. Later kwam
hier de diergeneesmiddelenfabrikant

Prof. dr. A. Pijpers is een goede bekende in KNMvD-kringen. Die bekendheid
heeft hij niet in het minst te danken aan zijn leerstoel: Veterinaire Apotheek,
een onderwerp dat de meeste dierenartsen aanspreekt. Maar Pijpers maakt
tevens deel uit van het Algemeen Bestuur van de KNMvD en drukt op die ma-
nier zijn stempel op het beleid. Redenen genoeg om hem eens uitgebreid aan
het woord te laten in het Tijdschrift. De redactie vond dierenarts Jan Hülsen
bereid een gesprek met de hoogleraar te voeren.

Door Jan Hülsen

Intervet bij. Gedrieën besloten deze or-
ganisaties om een project te starten
met als doel het behoud van de apo-
theek voor de dierenarts.

Welke waren de argumenten die in
de strijd geworpen werden ter be-
houd van de apotheek voor de die-
renarts?

In mijn oratie, bij het aanvaarden van
mijn ambt als hoogleraar Veterinaire
Apotheek, zei ik het ongeveer als
volgt: De dierenarts heeft in de
Diergeneesmiddelenwet bij de kanali-
satie van diergeneesmiddelen een be-
langrijke rol toebedeeld gekregen. En
dat is niet voor niets. Vrijwel elke die-
renhouder heeft een vaste relatie met
zijn of haar dierenarts. Uit een enquête
onder veehouders is gebleken dat meer
dan 95% van hen tevreden was over
het feit dat hun dierenarts niet alleen de
medicijnen voorschrijft, maar ze ook
levert. De argumenten daarvoor waren
het gemak en kostenbeheersing (er is
maar één partij bij betrokken), de ken-
nis van diergeneesmiddelen en de ken-
nis van de boerderij specifieke omstan-
digheden. De maatschappij leek dus
niet te vragen om de apotheek bij de
dierenarts weg te halen. Daarbij legt
het hebben van een apotheek op de die-
renarts de plicht om kwalitatief de-
zelfde omgang met die diergeneesmid-
delen te hebben als apothekers met hun
medicamenten.

Het bezit van een apotheek zorgt er bo-
vendien voor dat een dierenarts zijn
kennisniveau over diergeneesmidde-
len zal behouden. Bij huisartsen is im-
mers gebleken dat het niet-apotheek-
houdend zijn de kennis van
geneesmiddelen deed verminderen.
Dit heeft in de humane sector geleid tot
het starten van projecten waarbij apo-
thekers huisartsen proberen bij te
scholen.

PROF. DR. A. PIJPERS AAN HET WOORD

LEDEN GEBAAT BIJ UITBREIDING VAKGEBIED APOTHEEK

Wat waren de paden die u bewan-
deld heeft om uw leerdoel te dienen?

De drie instanties die ik reeds ge-
noemd heb, zijn naar de Faculteit der
Diergeneeskunde gestapt met een
voorstel voor een project dat zij uitein-
delijk zouden financieren. Het project
zou vijf jaar gaan duren. Om tot uit-
voering van dit project te kunnen ko-
men, zou de faculteit een hoogleraar-
post moeten instellen voor het
vakgebied \'de Veterinaire Apotheek\'.
Daamaast omhelsde het projectvoor-
stel het in dienst nemen van een apo-
theker en de garantie dat beide perso-
nen gebmik kunnen maken van
voorzieningen en diensten van de fa-
culteit. De Faculteit der Dierge-
neeskunde ging akkoord en gezamen-
lijk werden de einddoelen van het
project geformuleerd:

Er moet onderwijs gegeven wor-
den aan dierenartsen die al enige
tijd in de praktijk werkzaam zijn.
Pas afgestudeerde dierenartsen
moeten extra bijgeschoold worden
op het gebied van de veterinaire
apotheek.

Het belang van het vakgebied
Veterinaire Apotheek binnen de
Faculteit der Diergeneeskunde
moet aangegeven worden.
Er moet praktijkgericht onderzoek
gedaan worden.

Op dit moment ligt het zwaartepunt bij
twee cursussen die dierenartsen aange-
boden krijgen als post-academisch on-
derwijs. Dit zijn de cursussen Veteri-
naire Apotheek
I en Veterinaire
Apotheek
II.

De cursus Veterinaire Apotheek I is

-ocr page 383-

vrij breed en heeft als doel om de prak-
tiserende dierenarts op de hoogte te
brengen van de huidige kennis en wet-
telijke eisen omtrent de omgang met
geneesmiddelen. Dit omvat meer als
alleen de doorstroming in de apotheek,
omdat de dierenarts ook veel medicij-
nen in zijn auto opslaat en hij dient ook
zelf medicijnen toe, of geeft opdracht
tot toediening. Daamaast worden an-
dere facetten van het beheren van een
apotheek belicht, zoals de arbowet. Bij
het opstarten van deze cursus werd als
doel gesteld dat 50% van de praktise-
rende dierenartsen in Nederland bin-
nen vijfjaar deze cursus gevolgd moet
hebben.

De cursus Apotheek 11 is een verdie-
pingscursus. Zij is opgezet voor die-
renartsen die binnen groepspraktijken
de verantwoording hebben voor de
apotheek. De kennis die in de cursus
Apotheek II is opgedaan wordt uitge-
breid en de cursisten leren om alles
toe te passen op praktijkniveau, in een
functionerende apotheek.
Voor studenten is er een vrijwillig co-
schap Veterinaire Apotheek. Dit is
een individuele cursus die zeven we-
ken duurt. Twee weken hiervan over-
lappen met een volgende student.
Totaal kunnen er per jaar dus onge-
veer tien studenten dit programma
volgen. Bovendien is een stuk farma-
cie-onderwijs overgenomen door de
projectgroep en opnieuw ingevuld.
Voor praktijkgericht onderzoek is er
niet veel tijd geweest. Af en toe een
kort onderzoekje, zoals de vergelij-
king van amoxicilline-tabletten voor
honden, dat onlangs in het Tijdschrift
is gepubliceerd.

Waarom stond de producent van de
tabletten niet vermeld bij de onder-
zoeksuitslagen?

Het onderzoek dateert van het voor-
jaar van 1995 en was oorspronkelijk
alleen opgezet om een indmk te krij-
gen van de kwaliteit van de amoxicil-
line-bevattende tabletten die toen op
de markt waren. De Good Manu-
facturing Practice (GMP) richtlijnen
voor de productie van diergeneesmid-
delen waren op dat moment veelal
nog niet geïmplementeerd en er is ho-
pelijk veel veranderd in de tussentijd.
De producenten zijn zelf overigens
wel op de hoogte gebracht.

Zou dit soort onderzoek, waarbij de
kwaliteit van de in de handel ver-
krijgbare diergeneesmiddelen ge-
toetst worden, vaker gedaan moe-
ten worden?

Misschien moeten dierenartsen er in
de toekomst inderdaad geld voor over
hebben om een onafhankelijke instel-
ling dit soort onderzoek te laten doen.
Bijvoorbeeld de Apotheek Dierge-
neeskunde.

U moest streven naar het behoud
van de apotheek voor de dierenarts.
Daar kwam meer bij kijken dan on-
derwijs geven,neem ik aan?

Er werd inderdaad van de hoogleraar
Veterinaire Apotheek verwacht dat
hij ook naar buiten toe zou optreden;
dat hij met niet-diergeneeskundige in-
stanties in contact zou treden. Ik heb
dat ook gedaan. Ik heb geprobeerd
veel contacten te leggen met alle be-
trokkenen en belanghebbenden.
Praktiserende dierenartsen, de over-
heid, de Faculteit der Diergenees-
kunde, de industrie, iedereen pro-
beerde ik te kennen. Soms voelde ik
me weieens als \'een spin in het web\'
daartussen.

Op die manier probeerde ik kennis op
te doen om de cursussen zo actueel
mogelijk te houden en trachtte ik om
ook buitenstaanders op de hoogte te
brengen van de moeite die de dieren-
arts zicht getroost om zijn medicijn-
envoorraad goed te beheren. Heel
vaak zijn er ook belanghebbenden uit-
genodigd voor de cursus Apotheek I.
En die kwamen ook. Zo hebben men-
sen van de Algemene Inspectie Dienst
(AID) en van het Ministerie van
Landbouw deze cursus gevolgd. Ik
heb er veel belang aan gehecht om de
organisatie \'transparant\' te maken,
doorzichtig. Ik vind het belangrijk dat
je anderen laat zien wat je doet. Een
groot voordeel daarbij is ook dat de
buitenwereld je weet te vinden. Ik
werd, mede hierdoor, regelmatig om
advies gevraagd. Bijvoorbeeld bij de
nadere invulling van de Diergenees-
middelenwet door de overheid.

Tot nu toe hebben we nog alleen
maar gepraat over het behoud van
de apotheek voor de dierenarts. De
maatschappij lijkt echter voorna-
melijk te vragen om een zo gering
mogelijk en verantwoord gebruik
van diergeneesmiddelen?
Dat klopt, maat deze zaken zijn niet
strijdig met elkaar, aangezien het
houden van een apotheek de dieren-
arts de verantwoordelijkheid geeft om
kwalitatief op eenzelfde manier met
diergeneesmiddelen om te gaan als
apothekers met hun medicamenten.

Bovendien zijn er een tweetal ontwik-
kelingen in Nederland geweest, die er
voor hebben gezorgd dat er sowieso al
heel bewust met diergeneesmiddelen
wordt omgegaan. De eerste verande-
ring is het in werking treden van een
nieuwe Diergeneesmiddelenwet, in
1986. Meer dan de helft van de dier-
geneeskundige preparaten van toen is
inmiddels van de markt verdwenen.
Er heeft dus al een flinke selectie
plaatsgevonden binnen het dierge-
neesmiddelenassortiment. Een twee-
de belangrijke gebeurtenis voor het
kritischer gebruik van medicijnen
was het van start gaan van vele IKB-
projecten, in de vaderlandse veehou-
derij. Veehouders die deelnemen,
verplichten zich hun dierlijke produc-
ten volgens een groot aantal kwali-
teitseisen te produceren. Heel belang-
rijk daarbij is het weloverwogen
gebruiken van diergeneesmiddelen,
volgens een zogenaamde \'positieve\'
lijst met toegestane diergeneesmidde-
len en in goed overleg met de dieren-
arts.

Het enige wat nog niet goed geregeld
was bij al deze ontwikkelingen, was
de apotheek van de dierenarts. De be-
roepsgroep heeft dit inmiddels onder-
vangen door een systeem van vrij-
willige certificatie in te stellen.
Dierenartsen kunnen hun praktijk la-
ten beoordelen door een onafhanke-
lijke instelling. Als de praktijk vol-
doet aan een groot pakket eisen, dan
krijgt hij een certificaat.

Is er iets veranderd sinds u aange-
treden bent?

Er is ontzettend veel veranderd. Mede
naar aanleiding van de cursussen is
voor tussen de 75 en 100 miljoen gul-
den in het bouwen en verbouwen van
apotheken gaan zitten en heeft zich
een daadwerkelijke mentaliteitsver-
andering op de werkvloer voorge-
daan.

Echter, het feit dat op de meeste plaat-
sen ook de logistiek van het apotheek-
beheer aangepast wordt, is wel een
duidelijke aanwijzing dat ook de
\'software\'-kant wordt aangepakt.
Deze verandering vindt vaak plaats
mede omdat de praktijk zich in de toe-
komst wil laten certificeren.
Sitids het van start gaan hebben meer
dan 1.000 dierenartsen één van de 22
cursussen Apotheek I gevolgd. Dat is
meer dan de helft van alle praktici in
Nederland. 80 Tot 90% van de twee-
of meermanspraktijken heeft min-

-ocr page 384-

stens één dierenarts laten deelnemen.
Met trots: de cursus Veterinaire
Apotheek I is het grootste vrijwillige
nascholingsproject in Nederland tot
nu toe! De gezelschapsdierensector is
relatief achtergebleven, maar we ver-
trouwen erop dat ook deze groep de
weg zal weten te vinden. Inmiddels
zijn er bijvoorbeeld ook vier speciale
cursussen Veterinaire Apotheek I
voor gezelschapsdieren geweest,
waarbij een leuk aspect was dat de
deelnemers erg consciëntieus waren.
De cursus Veterinaire Apotheek II is
reeds tienmaal gegeven met een totaal
van 145 deelnemers.
Een grote kracht van het veterinaire
apotheekproject is dat het niet op-
houdt nadat de cursisten de cursus af-
gesloten hebben. De krachten van
buitenaf (IKB, certificatie) blijven in-
werken op de praktijk en er blijft dus
een druk om te veranderen voelbaar.
De cursist in zijn plattelandspraktijk
kan en durft na thuiskomst meestal
niet zomaar de hele boel omgooien.
Op dat kan de hulp ingeroepen wor-
den van AUV-advies. AUV-advies
helpt op de werkvloer.

Je moet het zien al een proces: De die-
renarts is zoekende » hij gaat naar de
cursus » hij wordt geënthousias-
meerd en gemotiveerd » hij gaat
naar huis waar hij zich kan laten bij-
staan door AUV-advies » de veran-
deringen worden echt doorgevoerd.
Tenslotte blijkt de belangstelling on-
der studenten voor het keuze-coassis-
tentschap zo groot, dat het inmiddels
een wachttijd heeft van één jaar.
Onder studenten bestaat dus het besef
dat de veterinaire apotheek belangrijk
is en dat het hen een toegevoegde
waarde geeft na het afstuderen.

Hoe werden de instellingen die uw
leerstoel Tmancierden op de hoogte
gehouden en hadden zij de moge-
lijkheid om tussentijds bij te sturen
in de uitvoering van het project?
Eenmaal per jaar komen vertegen-
woordigers van de Faculteit der
Diergeneeskunde, de KNMvD, AUV
en Intervet bij elkaar om te evalueren.
De leerstoel valt onder de verant-
woordelijkheid van de faculteit, dus
die is de aangewezen gesprekspart-
ner. De hoogleraar zou verantwoor-
ding af moeten leggen aan de facul-
teit, maar in de praktijk zat ik er
gewoon bij en werd er informeel
overlegd over de voortgang en over
de van tevoren afgesproken doelen.

Hoe kijkt de buitenwereld tegen het
project aan? Bijvoorbeeld het mi-
nisterie van Landbouw en het bui-
tenland?

Het ministerie van Landbouw is zeer
positief Ze hebben letterlijk gezegd:
\'we zijn een zorg kwijt\', en \'de be-
roepsgroep heeft de verantwoorde-
lijkheid genomen en getoond\'. Het
landbouwbedrijfsleven vindt dat het
de kwaliteit van hun produkten ten
goede komt en dat het past bij de IKB-
gedachte.

De buitenlandse veterinaire beroepsor-
ganisaties zijn op de hoogte van het
project. Met de Duitse, Franse en
Engelse zusterorganisaties vindt een-
maal per half jaar overieg plaats. In
Duitsland en Frankrijk zijn gelijksoor-
tige initiatieven reeds genomen en in
Engeland zullen eind 1996 19 cursus-
sen georganiseerd zijn. Ook in België
is men er trouwens mee bezig.
De Nederlandse apothekersorganisatie
heeft aangegeven dat zij onder de in-
dmk zijn en het een prima initiatief
vinden.

Het creëren van draagvlak is heel
belangrijk voor een missie zoals u
die had. Hoe doe je dit?

Heel belangrijk is onderwijs geven en
tijdens dit onderwijs mensen enthou-
siasmeren. Ik gaf ook veel lezingen,
in het land.

Het meest doeltreffende is om dieren-
artsen te laten zien dat het hun belang
is. Daarom probeerde ik telkens aan te
tonen dat de dierenarts vakinhoude-
lijk beter wordt door een betere far-
maceutische kennis en ik vertelde ze
nogmaals dat hun apotheek bijdraagt
aan hun inkomen.

Hoe bereik je niet-geïnteresseer-
den? Want die komen niet op on-
derwijs of lezingen.

Dit kan door actief te werven. Door
veel te publiceren in vakbladen en
door mensen rechtstreeks aan te
schrijven. Geld is de grootste drijf-
veer, dus ik probeerde iedereen direct
duidelijk te maken dat het geld op zou
leveren.

Een andere motivatiebron is de al ge-
noemde certificatie van dierenartsen-
praktijken. Om mee te kunnen blijven
draaien in IKB-projecten moeten
praktijken verplicht certificeren en er
is de vrijwillige certificatie.

Deze argumenten gelden met name
voor dierenartsen die met land-
bouwhuisdieren werken. Hoe be-
reik je de solitaire gezelschapsdie-
renarts?

Je bedoelt de dierenarts in een provin-
ciestad, drie hoog achter, die daar al
vijftien jaar in z\'n eentje praktijk doet
en altijd gelijk krijgt? Dat is een pro-
bleem. Hierbij zal de markt zijn werk
moeten doen. Mensen zijn vrij in de
keuze van een dierenarts.

Zal een buitenstaander, een leek,
ooit op vaktechnische capaciteiten
onderscheid kunnen maken tussen
dierenartsen?

De modeme veehouder, vaak hoog
opgeleid, zal dat zeker kunnen. In de
gezelschapsdierensector bestaat ech-
ter een grote spreiding in kennis en in-
schattingsvermogen van de cliënten.
Niet iedere hondeneigenaar zal in
staat zijn om kwaliteit te herkennen.
Certificatie geeft hier houvast. Cer-
tificatie schept de voorwaarde waarop
vakkennis en -kunde geleverd kan
worden. Het is een basis, een funda-
ment, helaas geen garantie.

Staat de veterinaire apotheek nog
onderdruk?

Niet vanuit de Nederlandse overheid.
In Europees verband zal echter ooit
over harmonisatie van de regelgeving
gedacht moeten worden en er zijn, zo-
als gezegd, grote verschillen van me-
ning over de distributie van dierge-
neesmiddelen. Het zal daarom te
zijner tijd van belang zijn om goed in-
gewijde, belangrijke vertegenwoor-
digers naar Bmssel te sturen. Onder
andere een hoogleraar Veterinaire
Apotheek.

Komt er een nieuwe hoogleraar
Veterinaire Apotheek?

Het vakgebied is belangrijk genoeg
om een leerstoel in stand te houden. De
faculteit is op dit moment in gesprek
met de oorspronkelijk initiatiefnemers
AUV, Intervet en KNMvD.

U heeft ook zitting in het Algemeen
Bestuur van de KNMvD. Hoe ziet u
in die hoedanigheid de rol van de
KNMvD bij het aansturen van een
kwaliteitsregulerend proces als het
behoud van de apotheek?
De KNMvD moet staan voor haar le-
den. De leden zijn gebaat bij een uit-
breiding van het vakgebied van de
Veterinaire Apotheek. Dit leidt im-
mers tot meer vakkennis. Uiteindelijk
zal het wel zo moeten zijn dat het vak-
gebied volledig voor rekening van de
Faculteit der Diergeneeskunde komt.

-ocr page 385-

Wat onze pensioenregeling biedt

De pensioenregeling voor dierenartsen
is een waardevolle basisregeling.
Deze biedt tegen gunstige voorwaar-
den niet alleen ouderdomspensioen,
maar voorziet daamaast ook in part-
ner-, weduwen-, weduwnaars-, en we-
zenpensioen bij overlijden. Bij blij-
vende arbeidsongeschiktheid\' wordt
de pensioenopbouw voortgezet met
gehele of gedeeltelijke vrijstelling van
betaling van de koopsom.
De beroepsgroep heeft bij de totstand-
koming gekozen voor een basisrege-
ling: de pensioenpremie, bij ons pen-
sioenfonds koopsom geheten, is
bewust beperkt gehouden tot een rela-
tief bescheiden bedrag (bij de start in
1975 bedroeg de koopsom zonder re-
ductie ƒ 6.000,-, in 1996 bedraagt
deze na jaarlijkse aanpassing aan de
ontwikkeling van de prijsindex
ƒ 13.860,-). Veel praktici zorgen
daarom naast de verplichte koopsom
voor aanvullende voorzieningen. Be-
langrijk is dat in elk geval de basis-
voorziening goed geregeld is. De pen-
sioenregeling van de Stichting Pen-
sioenfonds voor Dierenartsen voorziet
daarin.

Waarom destijds voor een eigen
pensioenregeling is gekozen

Evenals andere vrije beroepsbeoefena-
ren heeft onze beroepsgroep gekozen
voor een verplichte pensioenregeling.
Belangrijkste motief was om daarmee
te voorkomen dat beroepsgenoten of
hun nabestaanden (als gevolg van het

\' Als u arbeidsongeschik! (dat wil zeggen meer dan 12
maanden ziek) wordt, dient u dat. ook als u zelfstan-
dig werkzaam bent. le melden bij de BVG (tel.: 030 -
694911!) voor verkrijging van een AA iV/lfAO-uitke-
ring. Om voor vrijstelling van betaling van de koop-
som voor het pensioenfonds in aanmerking te komen
dient u uw arbeidsongeschiktheid schriftelijk bij het
pensioenfonds te melden. Het is belangrijk dat u dat
tijdig doet.

^ Het bestuur is thans als volgt .samengesteld: me-
vrouw Y.H. Beenen-Louwerse en de heren S. Dooper
(voorzitter). S.D. Feitsma, H.A.R. Kok. H.
Meulenaar. J.K. Prins en A.M. Vlsee.

ontbreken van een pensioenvoorzie-
ning of verzekeringen) een beroep
moeten doen op voorzieningen van de
beroepsorganisatie voor noodgeval-
len, charitas dus. Uit onafhankelijk on-
derzoek dat voorafgegaan is aan de tot-
standkoming van een verplichte
pensioenregeling bleek duidelijk dat
een eigen beroepspensioenfonds veruit
de meest aantrekkelijke uitvoerings-
vorm is, in vergelijking met bij voor-
beeld collectieve onderbrenging bij
een verzekeraar, laat staan in vergelij-
king met individueel afgesloten voor-
zieningen bij een verzekeringsmaat-
schappij.

Na raadpleging van en stemming door
de beroepsgroep is door de Ko-
ninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde de verplicht-
stelling van de beroepspensioenrege-
ling voor dierenartsen aangevraagd.
Deze is in 1975 van start gegaan met
een beroepspensioenfonds van, voor
en door praktici. Het bestuur^ van het
pensioenfonds bestaat uit zeven die-
renartsen, bijgestaan door exteme on-
afhankelijke adviseurs, waaronder een
accountant en een verzekeringswis-
kundige.

De voordelen van ons beroepspen-
sioenfonds

Het deelnemen in ons eigen beroeps-
pensioenfonds kent een groot aantal
voordelen, vanwege het feit dat zoveel
praktici daarin deelnemen en omdat de
pensioenregeling in eigen beheer
wordt uitgevoerd. Dankzij de grote
aantallen kunnen scherpe voorwaar-
den worden bedongen bij (her)verze-
kering van de arbeidsongeschiktheid-
en overlijdensrisico\'s. Ons pensioen-
fonds kent geen exteme aandeelhou-
ders aan wie winstafdracht moet
plaatsvinden. De behaalde winsten en
beleggingsopbrengsten zijn uitsluitend
voor de deelnemers en gepensioneer-
den, geheel in verhouding tot de eigen
individueel opgebouwde pensioenaan-
spraken. De voordelen van de opzet
van ons pensioenfonds zijn onder-
meer:

Van tijd tot tijd neemt de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen het initia-
tief de pensioenregeling toe te lichten en extra aandacht te geven aan algemene
voorlichting. Zo werden in de afgelopen twee jaar een pensioenordner, een ver-
nieuwde koopsomnota en een geheel nieuwe pensioenopgave uitgebracht.
Vernieuwingen die door de deelnemers worden gewaardeerd. Mede naar aan-
leiding van de reacties op de nieuwe pensioenopgave wordt in dit artikel met
name ingegaan op de faciliteiten en voordelen van onze pensioenregeling.

STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN

ONZE PENSIOENREGELING NOG EENS NADER TOEGELICHT

- lagere kosten voor collectieve verze-
kering ten opzichte van verzekerin-
gen op individuele basis;

- bijzonder lage kosten voor admini-
stratie en uitvoering (2\'/2%) tegen-
over veelal 15 a 25% bij verzeke-
ringsmaatschappij en;

- geen provisie voor het afsluiten van
verzekeringen;

- duidelijke informatie over kosten en
beleggingsopbrengsten van het pen-
sioenfonds en de besteding daarvan,
door toezending van de jaarlijkse
koopsomnota\'s, pensioenopgaves
en jaarverslagen aan alle deelne-
mers;

- jaarlijkse verhogingen van de pen-
sioenaanspraken op basis van het fi-
nancieel resultaat en de beleggings-
opbrengsten naar rato van de
individueel opgebouwde aanspra-
ken, zonder winstinhouding voor
derden.

De resultaten van ons pensioenfonds

Niet alleen lage uitvoeringskosten en
scherpe (her)verzekeringspremies zijn
belangrijk, ook het beleggingsbeleid is
uiteraard een belangrijke factor voor
de hoogte van de uiteindelijke pen-
sioenaanspraken. Jaarlijks wordt u
geïnformeerd over uw pensioenaan-
spraken en over de financiële situatie
van ons pensioenfonds. Graag geven
wij in dit artikel ook een extra toelich-
ting op de beleggingen.
Eind 1995 bedroeg het belegde vermo-
gen van de Stichting Pensioenfonds
voor Dierenartsen ƒ 593 miljoen.
Hiervan is mim 11 % belegd in aande-
len, 6% in onroerend goed en het res-
tant in Nederlandse staatsobligaties en
onderhandse leningen.
Het beleid van het bestuur is erop ge-
richt om het procentuele belang in aan-
delen geleidelijk te laten groeien. Dit
vanwege het feit dat van aandelen op
langere termijn een hoger rendement
verwacht wordt dan van beleggingen
in vastrentende waarden.
Het bestuur streeft dan ook naar een
optimaal rendement op de beleggingen
bij een beperkt risico.
In het jaarverslag van het pensioen-
fonds wordt steeds melding gemaakt

-ocr page 386-

van het behaalde rendement. Het gaat
hier dan om de directe beleggingsop-
brengsten, zoals rente en dividend.
Voor een goede vergelijking met de
cijfers van andere pensioenfondsen of
de rendementscijfers die verzekeraars
presenteren is het echter ook van be-
lang om koerswinsten en -verliezen
mee te nemen.

Op deze manier berekend is het resul-
taat over 1995 uitgekomen op 16,5%.
Dit resultaat steekt gunstig af bij het
resultaat van het universum van
Nederlandse pensioenfondsen zoals
dat gemeten wordt door de Schotse
WM Company. Dit universum kan
worden gezien als een representatieve
steekproef van de prestaties van de
Nederlandse pensioenfondsen. Over
1995 behaalde het universum een re-
sultaatvan 14,7%.

Nu zegt een rendementscijfer over een
jaar natuurlijk lang niet alles. Vandaar
dat het bestuur van het pensioenfonds
met ingang van 1996 een proef is ge-
start om de beleggingsresultaten te la-
ten meten door de WM Company. Op
deze manier zal in de toekomst ook een
helder en objectief beeld blijven be-
staan van de beleggingsresultaten van
het pensioenfonds.

De groei van uw pensioenaanspra-
ken

Het pensioenfonds spiegelt de deelne-
mers vooraf geen torenhoge rende-
menten voor, in tegendeel. Ons fonds
hanteert bij de toezegging van pen-
sioenaanspraken een zogeheten \'re-
kenrente\' van 4%, dat wil zeggen dat
wij
voor de berekening van de pen-
sioenaanspraken
ervan uitgaan dat
elk jaar 4% rendement wordt behaald
op de beleggingen. Die jaarlijkse 4% is
dus in de toegezegde pensioenaanspra-
ken verdisconteerd. Na afloop van elk
jaar wordt vervolgens de balans opge-
maakt en wordt vastgesteld wat het
reële rendement is en hoeveel het re-
sultaat van het pensioenfonds be-
draagt. Aan de hand van het resultaat

^ De goede onder hen niet te na gesproken.

\' Het verschil in aanspraken voor mannen en vrouwen
is gebaseerd op objectieve verzekeringswiskundige
berekeningen. Hierin zijn de verschillen in levensver-
wachtingen voor mannen en vrouwen verwerkt.
Vrouwelijke deelnemers bouwen meer pensioen op
opdat van de koopsom minder premie aan verzeke-
ring van het overlijdensrisico behoeft te worden be-
steed. Er is dus een groter deel van de koopsom be-
schikbaar voor de opbouw van ouderdomspensioen.
De invloed daarvan is zodanig dat, ondanks de lan-
gere uitkeringsduur voor vrouwen, voor hen sprake is
van hogere pensioenen. Ongehuwden, zonder part-
nerpensioen, behoeven geen premie voor het overlij-
densrisico te betalen en bouwen voor dal bestanddeel
van de koopsom extra ouderdomspensioen op.

wordt vervolgens nagegaan welke ver-
hoging op de pensioenaanspraken kan
worden toegepast. Verzekeringsmaat-
schappijen stellen vaak pensioenaan-
spraken in het voomitzicht waarbij van
tevoren wordt uitgegaan van hogere
(fictieve) rendementen.

Wees alert op onvolledige vergelij-
king

Helaas komt het in toenemende mate
in de praktijk voor dat assurantietus-
senpersonen^ (hetzij uit onwetend-
heid, hetzij om hun pensioenverzeke-
ring aan de man te brengen) de eigen
hoge prognoses vergelijken met de
aanspraken van het pensioenfonds die
op de 4% rekenrente zijn gebaseerd,
zonder dat zij rekening houden met de
jaariijkse toeslagen.
Ook wordt bij vergelijking dikwijls
over het hoofd gezien dat tegenover de
koopsombetaling niet alleen ouder-

Prognose ouder-
doms- plus meever-
zekerd nabestaan-
denpensioen op 60-
jarige leeftijd op ba-
sis van 4% reken-
rente zonder verho-
gingen

Prognose bij een
jaarlijkse verhoging
van de pensioen-
aanspraken met 2%

Prognose bij een
jaarlijkse verhoging
van de pensioen-
aanspraken met 3%

28-jarige man

ƒ44.383

ƒ66.127

ƒ81.361

28-jarige vrouw

/51.65H

ƒ77.201

ƒ95.119

domspensioen staat, doch ook een uit-
stekende voorziening in geval van ar-
beidsongeschiktheid en overlijden.
Deelnemers maken zelf nog wel eens
de fout door de toeslagen als de rende-
menten van het fonds te beschouwen
en vergeten dus dat de toeslagen als het
ware \'bovenop\' de reeds verdiscon-
teerde 4% rekenrente komen.
Houdt u er bij de beoordeling van de
toegezegde pensioenaanspraken van
het pensioenfonds dus altijd rekening
mee dat:

- de toezegging gebaseerd is op een
rekenrente van 4%, exclusief toe-
komstige toeslagen (Om u een in-
dmk te geven over welke verschillen
we praten als we de aanspraken ver-
gelijken zonder toeslagen met aan-
spraken die jaarlijks met 2 of 3%
worden verhoogd, is hierboven een
voorbeeldberekening opgenomen);

- bij arbeidsongeschiktheid voortzet-
ting van pensioenopbouw plaats-
vindt;

- weduwen-, weduwnaars- en wezen-
pensioen is verzekerd (let op: part-
nerpensioen alleen indien schrifte-
lijk aan het pensioenfonds gemeld
en door het fonds aan de deelnemer
is bevestigd);

- ongehuwden extra ouderdomspen-
sioen opbouwen;

- de toezegging berekend is op pen-
sioeningang op 60-jarige leeftijd; bij
ingang op 65-jarige leeftijd is het
pensioen minimaal 40% hoger.

Voorbeeld van pensioenopbouw

In dit voorbeeld gaan we uit van een
28-jarige mannelijke en een 28-jarige
vrouwelijke deelnemer, (beiden ge-
huwd) die vanaf 1 januari 1996 jaar-
lijks een koopsom van ƒ 13.860,— be-
talen, totdat zij de 60-jarige leeftijd, de
pensioendatum, bereiken. De bedra-
gen zijn inclusief meeverzekerd nabe-
staandenpensioen. De verschillen in
aanspraken bij 0%, 2% en 3% verho-
ging spreken voor zich.

Bedenkt u dat het gaat om extra pen-
sioen dat na pensioeningang gedu-
rende al uw pensioenjaren wordt toe-
gekend en dat ook na pensioeningang
verhogingen plaatsvinden.

Ontwikkelingen

Ons pensioenfonds bereidt thans wij-
zigingen voor die ertoe leiden dat er
meer keuzemogelijkheden komen ten
aanzien van de de reductienorm (ge-
dacht wordt aan een keuze tussen de
huidige fiscale norm en een norm op
grond van het beroepsinkomen, waar-
voor deelnemers kunnen kiezen). Die
mogelijkheden komen er doch laten
nog even op zich wachten.
Momenteel vindt er op interdeparte-
mentaal niveau in het kader van de be-
vordering van de marktwerking een
discussie plaats over de Wet be-
treffende verplichte deelneming in een
beroepspensioenregeling. In de ko-
mende periode zullen wij u daarover
op de hoogte houden.

Het bestuur

-ocr page 387-

Geachte heer Udo,

Via verschillende wegen bereikte mij
het verzoek om de mogelijkheid te
scheppen dat varkenshouders hun die-
ren zelf vaccineren tegen de ziekte van
Aujeszky. Conform de toezegging tij-
dens ons onderhoud op 28 september
jl., waarin deze kwestie ter sprake
kwam, doe ik u hierbij mijn standpunt
toekomen.

Ik zal voorgenoemd verzoek nu niet
honoreren. Bij mijn overwegingen ben
ik in de eerste plaats uitgegaan van de
doelstellingen van de Diergenees-
middelenwet en de daarop gebaseerde
kanalisatieregeling. Deze houden on-
der meer in dat de werkzaamheid en
veiligheid voor het dier zo goed moge-
lijk gewaarborgd dienen te zijn. Ik ben
van mening dat het vaccineren door
varkenshouders vooralsnog niet te ver-
enigen is met die doelstelling.

Mijn overwegingen daarbij zijn de
volgende. Door het toepassen van vac-
cins behoudens enkele uitzonderingen
vóór te behouden aan de dierenarts, het
zogenaamde UDD-kanalisatieregime,
heeft de wetgever voomamelijk ge-
tracht de effectiviteit van vaccinaties
in de georganiseerde dierziektenbe-
strijding te waarborgen. In dat licht is
het honoreren van een verzoek als het
bovenstaande slechts te overwegen
onder de voorwaarde dat het vaccine-
ren door veehouders voldoende om-
kleed is met waarborgen voor de effec-
tiviteit van vaccinaties. Ik denk daarbij
met name aan programma\'s voor
georganiseerde dierziektenbestrijding
waarin de effectiviteit van vaccinaties
gewaarborgd is door serologische con-
troles in combinatie met een stelsel
van effectieve sancties.
Het Nederlandse bestrijdingsprogram-
ma Ziekte van Aujeszky bevat op zich
reeds een aantal elementen die gestalte
geven aan de hier bedoelde waarbor-
gen. In dit programma nemen echter de
verplichte vaccinaties door dierenart-
sen een belangrijke plaats in.

Aangezien de Europese Commissie
over dit programma haar vertrouwen
heeft uitgesproken, wil ik wijzigingen
uitsluitend toestaan indien zij te ver-
antwoorden zijn met adequate waar-
borgen. De waarborgen die dit pro-
gramma biedt, zijn mogelijkerwijs nog
onvoldoende gevalideerd en niet ge-
heel sluitend. Daarbij komt dat het be-
strijdingsprogramma reeds ver gevor-
derd is en dat het spoedig behalen van
de Aujeszky-vrij status alom zeer wen-
selijk en reëel wordt geacht. Gelet op
het bovenstaande acht ik het risico
aanwezig dat het behalen van die sta-
tus vertraagd wordt indien ik voor-
noemd verzoek nu zou honoreren.
Naast voomoemde waarborgen aan-
gaande de diergezondheid ben ik meer
in het algemeen van mening dat het
eventuele vaccineren door veehouders
niet mag leiden tot een verslechtering
van het welzijn van dieren of hogere fi-
nanciële lasten, dan wel hogere hand-
havings- en controle-inspanningen
voor de overheid.

Minister J.J. van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV)
bezocht op 28 september 1995 de KNMvD. Een gedetailleerd verslag van deze
\'werkvergadering\' is te vinden in
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1996;
121(1): 6-9.
Een punt van discussie was onder meer het zelf vaccineren door
veehouders in het kader van het bestrijdingsprogramma Ziekte van
Aujeszky. Het Tijdschrift wil de lezer het officiële antwoord van de minister,
gedateerd 26 maart 1996, niet onthouden.

ONVOLDOENDE WAARBORGEN ROND ZELF
VACCINEREN VEEHOUDERS

Een nader standpunt over de vraag of
op termijn aan veehouders de moge-
lijkheid geboden moet worden hun
dieren zelf te vaccineren acht ik nu niet
opportuun. Voor een standpunt dien-
aangaande acht ik een nadere analyse
noodzakelijk van de mate waarin de
UDD-kanalisatiestatus van vaccins
doelmatig is in het licht van de doel-
stellingen van de wet. Daarbij is de
vraag of de huidige UDD-status nood-
zakelijk is met het oog op de nieuwste
technische mogelijkheden, of die
UDD-status voldoende aansluit bij de
maatschappelijke ontwikkelingen en
of het vaccineren door veehouders kan
plaatsvinden onder de in deze brief
vermelde voorwaarden. Een bezinning
op de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen veehouder en dierenarts is daar-
bij zeker zinvol. Gaame nodig ik u uit
om uw verkennende gesprekken met
vertegenwoordigers van het georgani-
seerde bedrijfsleven binnen de in deze
brief aangegeven kaders te laten
plaatsvinden en mij over de resultaten
van uw overleg nader te informeren.

De minister van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij,
J.J. van Aartsen.

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD ARBEIDSMARKT
JANUARI-MAART

AANBOD

In het eerste kwartaal van 1996 zijn er
36 diergeneeskundig studenten afge-
studeerd. In deze periode was er bij de
Vacaturebank sprake van een geringe
afname van het aantal dierenartsen dat
per direct op zoek was naar fulltime
werk (in januari waren dit er 129 en in
maart 124). Van de 124 dierenartsen
die in maart ingeschreven stonden,
zocht 60% een functie in de gezel-
schapsdierenpraktijk en 40% in de ge-
mengde of landbouwhuisdierenprak-
tijk.

De navolgende gegevens hebben betrekking op het eerste kwartaal van 1996.

Door Corine van Kalles

-ocr page 388-

Bij de Vacaturebanic is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op
zoek is naar parttime werk. Deze
groep is in het eerste kwartaal van
1996 vrijwel gelijk gebleven en be-
stond in maart uit 41 dierenartsen (in
januari waren dit er 43). Het grootste
deel is op zoek naar een baan in de ge-
zelschapsdierenpraktijk (90%); 10%
zoekt werk in de gemengde of
de landbouwhuisdierenpraktijk. Het
aantal vrouwen is in deze groep veel
groter dan het aantal mannen; 95%
van de groep bestaat uit vrouwelijke
dierenartsen.

Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden januari
tot en met maart iets afgenomen (in ja-
nuari waren dit er 75 en in maart 70).
Van deze dierenartsen zocht 54% op
termijn een nieuwe fiinctie in een ge-
mengde of landbouwhuisdierenprak-
tijk en 46% in een gezelschapsdieren-
praktijk.

f^MIP «I

Ui I M I i I i i

Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat, is in het eerste
kwartaal van 1996 iets toegenomen; in
januari waren dit er 29 en in maart 32.
Hieronder bevinden zich achttien
mannelijke en veertien vrouwelijke
dierenartsen.

VRAAG

In het eerste kwartaal van 1996 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 27
aanvragen per maand binnengekomen
voor waamemingen in gezelschaps-
dierenpraktijken en zeven aanvragen
per maand voor waamemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenprak-
tijken. Wat betreft vaste banen zijn er
in de maanden januari tot en met maart
tien banen in gezelschapsdierenprak-
tijken aangeboden (waarvan acht part-
time) en 15 banen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijken (waar-
van vier parttime). Zes banen in gezel-
schapsdierenpraktijken zijn inmiddels
ingevuld; vijf praktijken hebben geko-
zen voor een vrouwelijke dierenarts,
één praktijk heeft gekozen voor een
mannelijke dierenarts. Van de 15 ba-
nen in gemengde of landbouwhuisdie-
renpraktijken zijn er inmiddels 14
ingevuld; drie door vrouwelijke die-
renartsen èn 11 door rnannelijke die-
renartsen.

Voor meer informatie of diensten van
de Vacaturebank: Corine van Kalles,
bureau van de KNMvD, tel: 030-
2510111.

VETERINAIR ONDERWIJS EN U

Menig dierenarts die hoort over onder-
wijsvemieuwing, stelt tevreden vast,
dat hij nog \'de oude\' opleiding heeft
gehad, zodat hij alles kan en alles mag.
Hij moet nog zien dat de nieuw opge-
leide jonge collega\'s net zo goed be-
slagen ten ijs komen als hij.
Anderzijds zou je toch verwachten, dat
met het voortschrijden van de weten-
schap, iedereen steeds knapper werd?
Ergens klopt er iets niet.

De betekenis van het veterinaire on-
derwijs voor een dierenarts mag duide-
lijk zijn: hij is er het product van. De
dierenarts in het uitoefenen van zijn
beroep is de resultante van zijn eigen
eigenschappen, zijn opleiding en zijn
ervaring. Daarmee bepaalt de faculteit
in hoge mate hoe de dierenarts functio-
neert.

Maar in hoeverre is het functioneren
van de dierenarts weer van invloed op
de opleiding? Veel dierenartsen zijn
geneigd het thema onderwijs te be-
schouwen als afgedaan, vanaf het mo-
ment dat zij zijn afgestudeerd.
Natuurlijk, Post Academisch Onder-
wijs is nuttig, maar men bepaalt zelf
hoe men daar mee omgaat. Daarmee
laat hij de opleiding de opleiding, in te
vullen door hen die zich daar beroeps-
halve mee bezighouden, namelijk de
Diergeneeskundige Faculteit.
Toch wordt de dierenarts geconfron-
teerd met dat onderwijs. Verandert het
onderwijs dan verandert de dierenarts
die emit komt. En als die dierenarts
verandert, veranderen zijn kundighe-
den en, vroeg of laat, zijn bevoegdhe-
den. Pas als de dierenarts gewaar
wordt dat de nieuwe collega andere
dingen kan (en niet kan) dan hij kan, of
pas als er aan zijn bevoegdheden wordt
gemorreld, realiseert die dierenarts
zich dat veranderend onderwijs ook
hem aangaat.

Meer en eerder dan de dierenarts,
wordt het diergeneeskundig onderwijs
zich bewust van de grenzen van het
mogelijke. In de loop van 175 jaar
diergeneeskunde heeft de faculteit ge-
woon alle nieuw vergaarde kennis in
dat hoofd van de ene dierenarts ge-
stampt en waar nodig werden er meer
uren en meer jaren aangeplakt. Deze
dierenarts kon alles, dacht hij. Maar als
meer en langer niet meer kan, dan zal
er ergens iets af moeten: een andere
opleiding, een andere dierenarts, an-
dere bevoegdheden. Een logische be-
nadering is dan om opleidingen te ge-
ven die zich beperken tot een deel van
de traditionele activiteiten van de die-
renarts en wel volgens een indeling die
de dagelijkse praktijk al gekozen heeft.
Per activiteit die een dierenarts van-
daag de dag zoal uitvoert wordt geke-
ken hoeveel er te veel en hoeveel er te
weinig in zijn opleiding heeft gezeten.
Op basis hiervan worden er gediffe-
rentieerde opleidingen verzorgd, die
zich meer specifiek richten op een be-
paald facet van de diergeneeskunde.
Bijkomstig voordeel van deze aanpak
is dat het mimte verschaft voor niet-
traditioneel gebmik van de brede vete-
rinaire basis kennis. Meer dierenart.sen
aan het werk in meer uiteenlopende
functies.

Probleem is wel dat er een opleiding
moet zijn die voorziet in de behoefte
van de praktijk zoals die nu wordt uit-
geoefend. Anders krijgt de prakticus er
dadelijk een gehandicapte collega bij
in de praktijk, die niet volwaardig mee
kan draaien.

Alsof dit alles nog niet ingewikkeld
genoeg is, verschaft het wegvallen van
de Europese grenzen toegang voor Jan
en Alleman tot al deze activiteiten.
Stel dat ze in het buitenland beter op-
leiden dan in Utrecht?

-ocr page 389-

Stel dat ze op bepaalde onderdelen be-
ter opleiden dan in Utrecht?
Stel dat hun opleidingen beter zijn af-
gestemd op onze praktijk?
In voorgaande aankondigingen van het
jaarcongres is gememoreerd hoe de
oppergod Zeus vermomd als stier prin-
ses Europa schaakte en haar naam gaf
aan het werelddeel waar wij leven. Wij
hebben gewezen op de functie van
kloosters in Europa voor de ontwikke-
ling en het behoud van de wetenschap.
Wij hebben meer in het bijzonder het
klooster Rolduc uitgekozen omdat
zo\'n locatie aanmoedigt tot nadenken
(zonder daarbij de geneugten des le-
vens te verwaarlozen). In deze lijn
door filosoferend willen wij u uitnodi-
gen op het komende jaarcongres mee
te denken en mee te praten over het af-
stemmen van het Europese veterinaire
onderwijs op de behoeften van de
Europese dierenartsen, dan wel het
aanpassen van de Europese dierenart-
sen aan de Europese behoeften.

Congrescommissie Limburg

UITERSTE INLEVER-

DATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-7/01-08-1996

01-07-1996

15-08-1996

29-07-1996

01-09-1996

12-08-1996

15-09-1996

02-09-1996

*) Voor 12.00 uur

\'s middags.

o

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Brandts, Mevr. A.I.H.; 1996; 3572 EJ Utrecht;
Gildstraat 33.

Broshuis, J.T.A.; 1996; 3524 CK Utrecht;
Boven Zevenwouden 22.
Kxuif, N.H. de; 1989; 3116 CD Schiedam;
Warande 99.

Langelaar, Mevr. M.F.M.; 1996; 07370
Eclassan (Frankrijk); Rue de l\'eglise.
Makoschey, Mevr. Dr. B.; Hannover-1990;
Hannover-1993; 5831 CH Boxmeer; Spoor-
straat 5 P.

Salomons, J.W.; 1995; 86510-000 Arapoti,
Parana (Brazilië); Col. Holandesa.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Blom, M.M.; 1972; 3784 WH Terschuur;
Hoevelakenseweg 153.

Bonde Larsen, Mevr. A.; Kopenhagen-1988;

6581 RV Malden; Dorsing 30.

Dijk, Mevr. L.C.M.L. van; 1996; 3581 KP

Utrecht; Burg. Reigerstraat 83.

Dommelen, J.A.P.M. van; 1995; 7641 DB

Wierden; Europa-ring 74.

Duquesnoy, P.W.; 1995; 3705 ZN Zeist;

Warande 178.

Enzerink, E.; 1996; 3730 AC De Bilt; Postbus
114.

Gruss, B.; Pretoria-1977; 1825 CH Alkmaar;
Schoenmakerstraat 114.

Heer, E. de; 1995; 7065 AN Sinderen; Kapelweg
9B.

Personalia

Meulders, F.; Gent-1985; 5512 CB Vessem;
Kuilenhurk 8.

Neijenhuis, Mevr. J.T.A.; 1984; 3524 VN
Utrecht Pyreneeën 12.

Schaafsma, Mevr. M.; 1995; 7688 RK Daarie; \'t
Caphorst 27.

Verstappen, F.A.L.M.; 1996; 3582 EH Utrecht;
Gansstraat 18C.

Wentzel, Mevr. Dr. E.; Giessen-1991;
München-1996; 7681 HT Vroomshoop; De
Iepen 4.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het Hoofdbestuur aangeno-
men:

Engelen, Mevr. LC.; 3572 GA Utrecht; Zand-
hofsestraat 19.

□VERLEDEN:

Op 13 mei 1996 Drs. J. Slingerland te Dordrecht.
Op 18 mei 1996 Drs. K. Bijleveld te Hoom.
Drs. W H. van Hulzen te Amsterdam.
Dr. C.J. van Nie te Leiderdorp.

JUBILEA:

Dr. A.F.A. Brands te Cuijk, afwezig, 35 jaar, 16
juni 1996

Dr. C.D.W. König te Doesburg, afwezig, 35
jaar, 21 juni 1996

G. Schoenmaker te Gouda, afwezig, 40 jaar, 30
juni 1996

J. Venema te Putten, aanwezig, 40 jaar, 30 juni
1996

H M. Jansen te Waardenburg, afwezig, 40 jaar,
30 juni 1996

J.P. van Amerongen te Nijmegen, afwezig, 25
jaar, 2 juli 1996

A. Eshel te Hoofddorp, afwezig, 25 jaar, 2 juli
1996

H.P. Quist te Raalte, afwezig, 25 jaar, 2 juli 1996
Mevr. K.J.M. Stróbl te Geldrop, afwezig, 35
jaar, 2 juli 1996

J.R.F. Ex te Raalte, afwezig, 45 jaar, 5 juli 1996
J.G.J. ter Haar te Haaksbergen, afwezig, 45 jaar,
5 juli 1996

I. van Es te Welsum, afwezig, 35 jaar, 6 juli 1996
Mevr. L.A. van Voorden te Hilversum, afwezig,
35 jaar, 7 juli 1996

J.M. van den Bom te Zutphen, afwezig, 60 jaar,
7juli 1996

G.H. van der Wal te De Wijk, afwezig ,35 jaar, 7
juli 1996

Dr. R. Bootsma te Hilversum, afwezig, 30 jaar, 8
juli 1996

F.J.J. Cremers te Boxmeer, afwezig, 30 jaar, 8
juli 1996

J.G. Kemna te Heeten, aanwezig, 45 jaar, 8 juli
1996

Mevr. S.M. Krediet-Endert te Zeist, afwezig, 55
jaar, 8 juli 1996

C.P.M. Ooms te Nederweert, afwezig, 30 jaar, 8
juli 1996

Dr. C. Folkers te Hilversum, afwezig, 40 jaar, 11
juli 1996

ProfDr. A.W. Kersjes te Zeist, afwezig, 40 jaar,
11 juli 1996

Dr. E.J. van der Kuip te Utrecht, aanwezig, 40
jaar, 11 juli 1996

ProfDr. J.G. van Logtestijn te Driebergen, af-
wezig, 40 jaar, 11 juli 1996
R.A. Oosterwoud te Staphorst, afwezig, 40 jaar,
II juli 1996

G. Diekerhof te Epse, afwezig, 45 jaar, 13 juli
1996

F.W. van der Kreek te \'s-Gravenhage, afwezig ,
45 jaar, 13 juli 1996

KONINKLIJKE
ONDERSCHEIDINGEN:

F.P.G. Schwering te Bergen (L) benoemd tot
Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

H.H.F.M. van de Vijver te IJzendijke benoemd
tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

MUTATIES:

163 Aarts, M.G.A.; 1991; 5492 TB Sint-
Oedenrode; Schoor 7;
tel. 0413-478678
privé, 472650 prakt.; fax 0413-476639; p.,
geass. met J.T.J. ten Hove, W.H.M. van
lersel, P.J.G. Kühne, G.J. Toxopeus, J.C.
Valk en J.H. Weijer.
167 Baas, J.J.M.; 1983; 1625 HW Hoom; De
Huesmolen 163;
tel. 0229-212548 privé,
235941 prakt.; fax 0229-270264; p.
167 Bakkenes, M.J.; 1989; 2681 BE Monster;
Herenstraat 49;
tel, 0174-212679 privé,
624544 prakt.; fax 0174-620736; p., geass.
met R.W.F. Becking en J.T.M. Maree.
172 Berge Henegouwen, J.T. van; 1970;
6681
LC Bemmel; Karstraat 61;
tel. 0481-
464039 privé, 461627 prakt.;
fax 0481-
464839;
p., geass. met G.J. van Riemsdijk
en D.J. van Zoolingen.
172 Bergh, Mevr. D.H.M. van den; 1993;
7371
EV Loenen (Old); Beekbergerweg 28;
tel. 055-5053489 privé, 3012255 prakt.;
p., medew. bij J.W. Versteegt, A.A.G.M.
Wijne en Mevr. W.J. Wijne-Raemakers.
175 Blom, M.M.; 1972; 3784 WH Terschuur;
Hoevelakenseweg 153;
tel. 033-2537245
privé, 0342-461629 bur.; dir. Colombo
B.V.; dir. D.A.P. Blom B.V. (toev. als
lid).

178 Bonde Larsen, Mevr. A.; Kopenhagen-
1988; 6581 RV Malden; Dorsing 30; tel.
0485-587600 tst. 665 bur.; varkensspecia-
list Vet. Service Department, Intervet
International B.V.
(toev. als lid).

179 Bos, A.; 1992; 3401 LL IJsselstein;
Ratelaar 27; tel.
030-6873008 privé,
2531248 bur,; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

183 Broers, P.P.J.M.; 1980; 5441 XV Oeffeit;
Scheerdersstraat 12; tel. 0485-362420
privé,
587620 bur,; Hoofd Vet. Services

-ocr page 390-

Department, Intervet International B.V.

186 Buuren, Mevr. C.E. van; 1990; 5211 ST\'s-
Hertogenboseh; Geertruikerkhof 1 C;
tel. 073-6120509 privé,
030-2534364
bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Pathologie, sectie lab. & bijz. dieren).

194 Dijk, Mevr. L.C.M.L. van; 1996; 3581 K.P
Utrecht; Burg. Reigerstraat 83; tel. 030-
2518423 privé. 0180-425253 prakt.; p.,
medew. bij W. van Erk, Mevr. A.E. van
Horssen, P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij, P.J.
Rook cn Mevr. C.P.M. Valstar
(toev. als
lid).

196 Dommelen, J.A.P.M. van; 1995; 7641 DB
Wierden; Europa-ring 74; tel. 0546-
578522 privé, 575295 prakt,; p. medew.
bij J.H.E. Fieten, J. Spaans, G.J. Stam en
H.T.A. Verstappen (toev.
als lid).

199 Duquesnoy, P.W.; 1995; 3705 ZN Zeist;
Warande 178; tel. 030-6950550; d.
(toev.
als lid).

200 Ekeris, Mevr. M. van; 1994; 6916 AR
Tolkamer;
Hoofdstraat 34-01; tel. 0316-
543934 privé, 543643 prakt.; p., medew.
bij G.B.M. van den Elzen.

202 Enzerink, E.; 1996; 3730 AC De Bilt;
Postbus 114; tel. 030-2205479 privé,
2531350 bur.; specialist in opleiding
(F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisd.)
(toev. als lid).

213 Gruss, B.; Pretoria-1977; 1825 CH
Alkmaar; Schoenmakerstraat 114; tel. 072-
5622263; p.
(toev. als lid).

213 Gubbels, J.H.A.M.; 1974; 6034 SJ
Nederweert; St. Gerardusstraat 16;
tel.
0495-625684 privé, 632957 prakt.; fax
0495-631255; p.,
geass. met P.T.C.H. van
de Goor.
L.O. Scholma, M. Sinke en
L.M.P. Voneken.

217 Heer. E. de; 1995; 7065 AN Sinderen;
Kapelweg 9 B; tel. 0315-617550 privé,
241205 prakt.; fax 0315-241877; p., me-
dew. bij J. Bussemaker, J.J. Oostveen, G.J.
Tolkamp en J.H. Wijnia
(toev. als lid).

239* Kooijman. Mevr. G.E.; 1996; 3583 ZB
Utrecht; Antoniushof 55; tel. 030-2523778
privé.
078-6138444 prakt.; fax 078-
6350163; p., medew. bij G. van den
Brink, J.L.H. Hopmans en H.T.M. van
der Linden.

248 Leeuwen, E. van; 1990; 6955 AT Elleeom;
Binnenweg 9; tel. 0313-421521 privé,
471007
prakt.; p.

249*Legel. J.C.; 1965; 2582 KB \'s-

l^üfflll,

ii\'ï i MIÉ

Gravenhage; Franeois .Maelsonstraat
23; tel. 070-3549956;
r.d.

249» Legel-Teunissen, Mevr M.H.; 1965; 2582
KB \'s-Gravenhage; Franeois
Maelsonstraat 23; tel. 070-3549956;
r.d.

250 Lindeboom, L.; 1990; 8532 BG Lemmer;
Oeverloper 18;
tel. 0514-562446 privé,
561577 prakt.; p., geass. met B.U.
Schuurmans.

255 Mars, Mevr. M.H.; 1987; 3583 ZE Utrecht;
Antoniushof 141; tel. 030-2513666 privé,
0320-238238 bur.; wet. medew. ID-
DLO, afd. Bovine Virologie.

255 Meerman. Mevr. A.; 1993; 1411 LR
Naarden; Wijkplaats 8;
tel. 035-6940782
prakt.; p., geass. met Mevr. A.B. de Graaf

258 Meulders, F.; Gent-1985; 5512 CB
Vessem; Kuilenhurk 8; tel. 0497-591790
privé, 386267 prakt.; fax 0497-386206; p.,
geass. met A.A.J.M. van Erp
(toev, als lid).

345 Moreau, Dr. D.F.G.; Berlijn-1979; Beriijn-
1981;
80796 München, Bayern (Duits-
land); Karl Theodorstrasse 85;
tel. 00-
49-211-419320 privé,
96597.0 tst. 23
bur.; fax 00-49-211-96597-21;
dir.
Tiergesundheit, SANOFI-CEVA GMBH.

261 Mouws, J.L.L.; Gent-1987; 4635 CS
Huijbergen; Westerstraat
27; tel. 0164-
643023 privé,
642112/235112 prakt.; fax
0164-239876; p., geass. met
J.W.
Borgers,
W.L. Keers, R..M.F.J. Kemme
cn J.W.M. Zomer.

262 Neijenhuis, Mevr. J.T.A.; 1984; 3524 VN
Utrecht; Pyreneeën 12; tel. 030-2886743
privé, 020-6182884
/6831155 prakt.; p.,
geass. met R.J.M. van der Waarden
(toev.
als lid).

263 Nicolai. J.A.P.; 1992; 6224 GX
Maastricht; Koning Clovisstraat 22 C; tel.
043-3623788 privé.
045-5245155 prakt.;
fax 045-5244689; p.,
medew. bij M.H.
Klein en L.A.1. Philippen.

271 Peters. Mevr. M.L.T.; 1975; 7522 LM
Enschede; Langenkampweg 117; tel.
053-4332323 privé,
4323548 bur.; k.d.
R.V.V. kring Almelo.

276 Raaijmakers, Mevr. L.D.; 1995; 6369 EM
Simpelveld; St, Remigiusstraat 14; tel.
045-5442456;
wnd.d.

284 Schaafsma, Mevr. M.; 1995; 7688 RK
Daarie;
\'t Caphorst 27; tel. 0546-698088
privé,
0572-392900 prakt.; p., medew. bij
F.J. van Egmond, P.H.M. Putker en H.
Verhoeven (toev. als lid).

296» Steltenpool, B.A.; 1996; naar het buiten-
land.

342* Steltenpool, B.A.; 1996; Burbage, Marl-
borough SN8 3AJ (Engeland); 16Nutley
Court; tel. 00-44-1672-810173 privé,
563646 prakt.; p., medew. bij A. Norton
en E. Thomas.

296* Steverink. Dr. P.J.G.M.; 1990; U-1996;
1276 GZ Huizen (NH); Anker 4; tel. 035-
5259844 privé, 030-2531323 bur.; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde
en Heelkunde der Grote Huisd.).

305 Velde, M. van der; 1985; 8604 CJ Sneek;
Horseweg 59;
tel. 0515-415066 privé,
412714 prakt.; fax 0515-430219; p., geass.
met Mevr. I.M. Hens, A.J.A. Lobsteyn en
A. van der Schaaf.

305 Velde-Hoekstra, Mevr. Y.M.A. van der;
1985;
8604 CJ Sneek; Morseweg 59; tel.
0515-415066; d.. . .

366 Verkleij, Mevr. L.C.T.; 1995; naar het
buitenland.

343 Verkleij, Mevr. L.C.T.; 1995; Carmel,
Indiana 46033 (U.S.A.); 13200 Brook-
shire Parkway; d.

309 Verstappen, F.A.L.M.; 1996; 3582 EH
Utrecht; Gansstraat 18 C; tel. 030-
2513459; wnd.d.
(toev. als lid).

310*Vijge.A.; 1992; 8261 HD Kampen; Boven
Nieuwstraat 30-30 I; tel. 038-3311058
privé,
0485-589687 bur.; fax 0485-
574093; d. bij Euribrid B
.V.

319 Wensveen. J.P.I. van; 1969; 6213 HE
Maastricht; Pletzersstraat 15; tel. 043-
3430668
privé, 013-4622230 bur,; vet.
adv. bij Interpolis/Paarden Vee Unie.

319 Wentink. ProfDr. G.H.; 1969; U-1978;
5301 NLZaltbommel;Bomela 18; tel. 0418-
541416 privé, 026-3864100 tst. 105 bur.;
fax 026-3864122; medew. bij Holland
Genetics (fax privé: 0418-541416).

319 Wentzel, Mevr. Dr. E.; Giessen-1991;
Münchcn-1996; 7681 HT Vroomshoop; De
Iepen 4; tel. 0546-645226; d.
(toev. als lid).

320 Werven, P. van; 1990; 7904 GA Hooge-
veen; Satumus 19; tel. 0528-272907 privé,
342133 prakt.;
fax 0528-.341738; p.

324* Willemse, Dr. A.; 1974; U-1984; 3732 GJ
De Bilt; Wilhelminalaan 31; tel. 030-
2202036 privé,
2531681/2531589 bur.; fax
030-2518126;
specialist Dermatologie der
Gezelschapsdieren; wet. medew. U.U. (F.D..
vkgr. Geneeskunde van Gezeischapsd.);
Diplomate Eur. Coll. Vet. Dermatolgy.

Doorlopende agenda

Juni

17—28 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie. Hoofd-
gebouw FdD te Utrecht.

18 PAO-D cursus: 96/115 Interpretatie rönt-
gen skelet gezelschapsdieren.

19 VDA-bijeenkomst Zuid-Holland.

22—23 Practitioner\'s Symposium. American
Board of Veterinary Practitioners. Chicago.
(Avian. Bovine, Canine, Equine and Feline
Medicine) Phone 615/254-3687, fax
615/254-7047.

27 Laparoscopic surgery in companion ani-
mals. ECVS. Androclus Building, Yalelaan
1, Utrecht. 09.00- 18.00 hours.

27 New AO/SAIF Developments. ECVS.

Androclus Building, Yalelaan 1, Utrecht.
From 08.30- 12.30 hours.

27 The use of laser in equine surgery.
Androclus Building, Yalelaan 1, Utrecht.
From 14.00- 18.00 hours.

27 External coaptation and application of the
walking cast. Androclus Building, Yalelaan
1, Utrecht. From 14.00-18.00 hours.

27—28 Symposium \'Modem Techniques in
Food Microbiology\'. Hotel Marriott,
Frankfijrt/Main, Duitsland.

28—30 Fifth Annual Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons (ECVS),
Utrecht. Special Seminars for Large and
Small Animal Practitioners (laparascopic
surgery, laser surgery, walking casts, AO-
Vet new materials). For Information con-
tact: ECVS, Monika Gutscher, Winter-
thurerstr. 260, 8057 Zürich, Switzerland.
Tel. 41 -1 -365 14 65, Fax. 41 -1 -313 03 84.

30—4/7 13th International Congress on Animal
Reproduction, Sydney Convention Centre,

Sydney, Australia.

Juli

6 One-day seminar in Practice Management
(ESAVS), Sitzerath (near Trier), Deutsch-
land.

8—11 4th International conference on fertility
control for wildlife management - Au-
stralia.

8—12 XIX World Buiatrics Congress. BCVA -
Edinburgh.

Augustus

4—9 Vlllth International Symposium of
Veterinary Laboratory Diagnosticans. In-
formatie en aanmelding; Secretariat WA-
VED Symposium, P.O. Box 50006, Tel
Aviv, 61500 Israel.

30,31 International Veterinary Congress
Beme/Switzerland \'Back Problems in
Sport Horses\'. Kongressorganisation:
Klinik für Nutztiere und Pferde der

-ocr page 391-

Universität Bern, Länggasstrasse 124,3012
Berne/Schweiz. Tel. 41 31 631 22 43, Fax
4131 6312620.

September

5—8 Veterinary Acupuncture Congress, Spiez,
Switzerland. Meer informatie: Peter Grob,
Tierarzt, 3053 Deisswil b. München-
buchsee, Switzerland (Tel. no.: 31-869-
45-40).

10 Afdelingsvergadering Afdeling Zeeland.
Aanvangstijd en plaats zijn nu nog niet be-
kend.

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland.

11 Voorcongres met als onderwerp: Inter-
cellular Communication in Development
and Oncogenesis. Informatie: Dr. ir. J.A.
Mol, Faculteit der Diergeneeskunde,
Postbus 80154,3508 TD Utrecht.

12 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

12 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achterhoek. Plaats: Restaurant \'t Wolfers-
veen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

12 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

12—14 3e Intemationale symposium over
voortplanting bij hond en kat te Utrecht.
Informatie: Prof. dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax: 030-2518126.

12—14 6e Jaarcongres van de European Society
of Veterinary Intemal Medicine (ESVIM).
Informatie: Dr. J. Rothuizen, Faculteit der
Diergeneeskunde, Postbus 80154,3508 TD
Utrecht.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

17 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Post-lVPS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken in samenwer-
king met Solvay Chiphar Animal Health.

19 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19—20 Third ESW Symposium on Pestivirus
infections, Lelystad.

19—21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

24—28 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press,
Te Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp,
Belgium. Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3
3210277.

24 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

25 Vergadering Afdeling Gelderland.

26—28 Open Dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden op de Wai-
boerhoeve (centrale proefboerderij).

26—29 Annual Congress The British Veter-
inary Association, Moat House Hotel,
Chester.

Oktober

3—5 Jaarcongres te Rolduc (Limburg).

11 Symposium Wildziekten: \'Oorzaken en ri-
sico\'s van ziekten bij wilde diersoorten in
Nederland\'.

14— 19 De intemationale postdoctorale cursus:
\'Animal Health Economics - Principles and
Applications\' in Pennsylvania (USA).
Inschrijftermijn eindigt op
1 juli 1996.

16—20 28th Intemational Congress on the
History of Veterinary Medicine, Vienna.

19—20 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Ost. Akute Erkrankungen in der
Kleintierpraxis. Chemnitz. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20,42551 Velbert. Tel.:
02051-95040, Fax:02051-950436.

20—23 XXIst Congress of the World Small
Animal Veterinary Association, WSAVA
1996. Jerusalem, Israel.

20—24 2nd World Congress on Alternatives
and Animal Use in the Life Sciences,
Utrecht, the Netherlands.

21—25 XV Panamerican Congress of Ve-
terinary Sciences, Brazilië.

24—27 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederiand, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

31-3 Nov. 10th Annual Veterinary Dental
Forum \'Veterinary Dentistry \'96\'. The
Westin Galleria & Westin Oaks, Houston,
Texas. Contact Veterinary Dentistry \'96,
530 Church Street, Suite 700, Nashville,
TN 37219, phone 615/254-3687, Fax
615/254-7047.

31-7 Nov. George H. Muller Veterinary Der-
matology Seminar in Hawaii; on the Big
Island of Hawaii. Speakers include drs. M.
Dryden, V. Fadok. R. Halliwell, P. Ihrke,
H. Power, and G. Muller. Forcus for this
meeting will be \'Differential diagnosis of
skin diseases by body region and breed, and
current dermatologie therapy;. For infor-
mation contact P. Bernstein, 380 Willow
Road, Menio Park, CA 94025/FAX 415-
723-8762/E-mail HF.PBB@Forsythe.
Standford.edu.

November

I —3 Animal Welfare, Module 1: Assessing ani-
mal welfare. Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

6 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achthoek. Plaats: Restaurant \'t Wol-
fersveen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

9 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

14 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. (Onder voorbehoud.)

14 Symposium \'Wat dieren ons zeggen...\'
over verantwoord dierbeheer in Con-
grescentrum Orpheus te Apeldoorn. Orga-
nisatie: HBO-opleiding Diermanagement
van het Van Hall Instituut.

14—16 Intemational Trade Fair for Aqua-
culture. Queen Sirikit National Convention
Center, Bangkok-Thailand.

16 Najaarsdag Groep Homoeopathisch wer-
kende dierenartsen.

21 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaes-
thesiologie/Dermatolgie/Neurologie/Op-
hthalmologie. Dortmund. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

21—24 1996-97 Veterinary Acupuncmre Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

28 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

December

6—8 Animal Welfare, Module 2: Animal
Welfare in Practice, Institute of Ecology
and Resource Management, Edinburgh.

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hel-
lendoom.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

21-24DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42. Jahre-
stagg. Verhaltenskunde /Anaesthesiologie
/Dermatolgie/Neurologie/Ophthalmolo-
gie. Dortmund. Auskunft und Anmeldung:
Kongreßorganisation FORUM VEL-
BERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051-95040, Fax: 02051-950436.

December

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

12 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

12 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

15-19 The First Intemational Eilat Confe-
rence on Camelids: Science & Pro-
ductivity. Royal Beach Hotel, Eilat, Israel.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

1997

Januari

3 Nieuwjaarsborrel Afdeling Noord-Brabant.

12-14 Annual Conference of the Interna-
tional Embryo Transfer Society. Nice
Acropolis Convention Centre in Nice,
France.

23-26 1996-97 Veterinary Acupuncture
Accreditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

Februari

11 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

20-23 1996-97 Veterinary Acupuncture
Accreditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

-ocr page 392-

GROENHORST COLLEGE

Het Groenhorst College is een agrarisch opleidingscentrum met vestigingen in het centrum van Nederland. De lo-
catie Bameveld van het Groenhorst College kent een tweetal middelbare agrarische opleidingen voor leerlingen
van 16 jaar en ouder:

a. een opleiding Dierverzorging en veterinaire ondersteuning (ondernemers dierenspeciaalzaken, dierenartsas-
sistenten, beroepen in dierenparken, kinderboerderijen, kennels, etc.). Deze opleiding is op middelbaar niveau
uniek in Nederland.

b. een opleiding Veehouderij.

In verband met verlof van één van onze dierenartsen zoeken wij voor de periode van 2 september tot en met 20 de-
cember 1996:

EEN DOCENT - DIERENARTS (M/V)

in volledige betrekking.
Taak:

1. lessen opleiding dierverzorging en veterinaire ondersteuning (gezondheidsleer, pathologie, microbio-
logie, laboratoriumtechnieken (theorie en praktijk), anatomie).

2. cursusonderwijs (met name aan aspirant-dierenartsasisstenten).

3. lesstofontwikkeling.

Van gegadigden wordt een bewuste keus voor het christelijke onderwijs verwacht.

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met dhr. E. Meerman, directeur van de locatie Bameveld.

(tel.: 0342-490585 (school) of 03420412849 (privé), dan wel met mevrouw M. Wolhoff, teamleider diveto op school

of privé (0341-564737).

Schriftelijke sollicitaties binnen tien dagen te richten aan de voorzitter van de centrale directie van het Groenhorst
College, dhr. H. van Dijk, Postbus 245,6710 BE Ede.

Gevraagd:

ENTHOUSIASTE
DIERENARTS (V/M)

met interesse in chirurgie en orthopedie, voor deel-
tijdfunctie (8/10) in een gezelschapsdierenpraktijk
waar avondspreekuren tot het verleden behoren.
Dankzij het goedlopende dienstverband met de
praktijken in de omgeving, is het aantal diensten tot
een minimum beperkt. De voorkeur gaat uit naar
een dynamisch persoon met enige praktijkervaring
en gevoel voor humor. Richt uw schriftelijke sollici-
tatie, vergezeld van curriculum vitae, binnen 14 da-
gen na verschijnen van deze advertentie aan:
Dierenkliniek Kenaupark, Kenaupark 13,2011 MP
Haarlem, ten aanzien van J.W. Baljet.

TER OVERNAME AANGEBODEN:

EEN GEZELSCHAPS-
DIERENPRAKTIJK

IN ZUID-OOST BRABANT

Brieven richten aan de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer 17/96.

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, Tandartsen,
dierenartsen, nnedische doctorandi, fysiothera-
peuten, mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 5 oktober 1996 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Handboek
voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie kursus N.A.A.S., postbus 177, 1200
AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupuntuur-
behandelingen

Tms