-ocr page 1-

Universiteit Utrecht
Bibliotheek Diergeneeslcunde

2 3 AU6.1996

1 JULI 1996

DEEL 121. AFLEVERING 13
ISSN □Ü40 - 7453

^tijdschrift

voor

diergeneeskunde

HARTAANDOENINGEN BIJ HET VEULEN;
EEN LITERATUUROVERZICHT AAN DE
HAND VAN TWEE PATIENTEN

ZIT ER NOG MUZIEK IN VLEESONDER-
ZOEK?

VERBETERING VAN IDENTIFICATIE EN
REGISTRATIE VAN VARKENS BESPAART
MILJOENEN

VERBOD CLENBUTEROLHOUDENDE
DIERGENEESMIDDELEN

KNMVD GASTHEER VOOR VETERINAI-
REN VAN EUROPA

WELZIJN OF NIET ZIJN?

m

-ocr page 2-

ectomax gaat door
waar anderen afhaken

Vergelijking tussen Dectomax inj. en Ivermectine inj.; halverwege het
weideseizoen. Beide groepen behandeld (dag O).

Dectomax bestrijdt de belangrijkste
parasieten bij rundvee: maagdarmv^ormen,
longwormen, horzellarven, luizen en
schurftmijten. Dectomax werkt 2-3 weken
langer tegen Ostertagia, 1-2 weken langer
tegen Cooperia en 2 weken langer tegen
longwormen dan ivermectine injectie.
Het resultaat: rundvee blijft langer gezond,
met besparing van tijd en geld.

Verkrijgbaar in flacons van 50 en 200 ml.
Voor volledige informatie zie bijsluiter.

Praktijkproef bevestigt:
langere werking ^, ^

I

I

Pfizer B.V.

.Animal Health Division
Postbus 37

2900 .\\A Capelle aAi IJssel
Tel.; 010-4064200

Animal Health

-ocr page 3-

IHEÖHEH

■ ■Jr^ir

Van de Hoofdredactie

01

Hoewel een artikel over veulens, zoals in dit nummer van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde geplaatst
is, beelden oproept van een zwoel voorjaar, zitten we inmiddels alweer in de zomer
Komkommertijd dus, of liever gezegd, tijd om even rustig achterover te zitten en te genieten van een zo-
merreces. Geen vergaderingen, geen cursussen, geen lezingen, kortom: tijd te over om achterstallig werk
in te halen, niet gelezen tijdschriften te voorschijn te halen om alsnog door te lezen en in het huidige num-
mer iets te lezen over hartafwijkingen zonder enig risico voor een hartprobleem bij uzelf door onnodige
stress. Ook in veterinair Nederland wordt inmiddels zoveel georganiseerd dat het heerlijk is dat er toch
een korte tijd \'verplicht\' rust wordt ingebouwd. De tijden worden steeds drukker en het wordt zelfs al
moeilijk om vergaderingen in augustus tegen te houden.

Alhoewel het artikel over veulens dus niet geheel in het jaargetijde lijkt te passen, is het een artikel dat
juist op dit moment de informatie kan geven waar u net naar op zoek was. Aangezien het een onderwerp is
waarover zeker in de Nederlandstalige literatuur recent niet veel verschenen is, is de Hoofdredactie erg
blij om van deze auteurs een artikel te ontvangen dat aan de hand van twee case-reports een overzicht
geeft van de hartafwijkingen die men bij jonge veulens kan verwachten. Verder in onze goed gelezen ru-
briek Vraag en Antwoord een uitgebreid relaas over het gebruik van GnRH en hCG ter verbetering van de
vruchtbaarheid bij runderen. Uit het antwoord blijkt alweer dat er niet zoveel zwart en wit bestaan maar
veel grijs. Juist bij het aangeven van de juiste grijstinten kunnen deskundigen de prakticus uitermate goed
van dienst zijn, wat de populariteit van deze rubriek grotendeels verklaart.

Het spijt de Hoofdredactie dat het huidige voor deze rubriek verantwoordelijke Hoofdredactielid heden
door ziekte geveld is. Wij willen dan ook vanaf deze plaats collega Jakob de Jong van harte beterschap
wensen en wij hopen hem weer snel in ons midden terug te zien.

Rest ons nog u een welverdiende vakantie toe te wensen met de rust die een zomerreces u hoort te brengen.

De Hoofdredactie

-ocr page 4-

HARTAANDOENINGEN BIJ HET VEULEN

een literatuuroverzicht aan de hand van twee patiënten
J. deGrooti, M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan^ J.S. van der Linde-Sipman3

en H. C. Kalsbeek^ Tijdschr Diergeneesk 1996:121: 382-7

SAMENVATTING

Er wordt een beknopt literatuuroverzicht gegeven van de
aangeboren en verkregen hartafwijkingen bij het veulen
aan de hand van twee patiënten.

Een drie maanden oud veulen werd aangeboden met als
klacht \'omvallen na enig rondrennen in de wei\'. Bij kli-
nisch onderzoek werd een systolische souffle op alle klep-
gebieden gevonden. Bij sectie had dit veulen een endocar-
ditis ulcerosa van de linker atrioventriculaire kleppen.
Een tweede veulen had een systolische souffle links op de
atrioventriculaire- en de aortakleppen. Door middel van
echoscopie werd de waarschijnlijkheidsdiagnose endo-
carditis gesteld en na langdurige antibioticumbehande-
ling is het nu twee jaar oude dier klachtenvrij.

SUMMARY

Heart disease in the foal; two casestudies with a litera-
ture review

A review ofthe congenital and acquired heart diseases of foals is given on the
basis of two patients. .4 3-month-oldfoal with a history ofcollapse after exer-
ci.ie had a systolic murmur on all heart valves on both .sides. Necropsy revea-
led endocarditis ulcerosa of the left atrioventricular valves. A 6-week-old
foal with systolic murmur on the left atrioventricular valves and on the aorta
showed, on ultrasonography, signs of endocarditis of the atrioventricular
valves. This foal recovered after a long course of antibiotics.

INLEIDING

Aangeboren aandoeningen van het hart worden bij jonge die-
ren, waaronder veulens, vaker aangetroffen dan verkregen
hartaandoeningen (8). Bij het veulen komen aangeboren hart-
aandoeningen echter minder frequent voor dan bij de hond of
het rund (14). De diagnostische mogelijkheden zijn de laatste
jaren verbeterd door het beschikbaar komen van echografie
en Doppler- en kleuren-Doppler-technieken (14). In de prak-
tijk kan door zorgvuldig uitgevoerd klinisch onderzoek een
waarschijnlijkheidsdiagnose worden gesteld en de wenselijk-
heid van uitgebreidere diagnostiek worden beoordeeld.
Aan de hand van een literatuuroverzicht en twee patiënten
worden de meest voorkomende hartafwijkingen van het veu-
len beschreven.

LITERATUUROVERZICHT
Diagnostiek (4,17)

Het klinisch onderzoek van het circulatie-apparaat omvat de

\' Destijds Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren: huidig

adres Dierenartscemrum Kesteren. Hoofdstraat 66. 4041 AE Kesteren.
^ Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren, Faculteit der

Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht, Yalelaan 16. 3584 CM Utrecht.
^ Vakgroep Veterinaire Pathologie. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit
Utrecht. Postbus 80/58. 3508 TD Utrecht.

beoordeling van het arteriële systeem, het veneuze systeem
en het hart. De beoordeling van het arteriële systeem, door-
gaans al uitgevoerd bij het algemeen onderzoek, omvat het
onderzoek van de pols, waarbij wordt gelet op frequentie,
ritme en kwaliteit. De al bij het algemeen onderzoek bekeken
kleur en Capillary Refill Time (CRT) van de slijmvliezen zijn
ook belangrijke gegevens bij het beoordelen van eventuele
hartproblemen. Onderzoek van het veneuze systeem bestaat
uit het controleren van de veneuze tensie, de venepols en
eventueel aanwezig oedeem. Bij onderzoek van het hart zijn
de palpatie en de auscultatie het belangrijkst. Bij palpatie
wordt gelet op de ictus cordis, die bij het paard doorgaans al-
leen links voelbaar is in de 4^-5^ intercostaalmimte, en het
eventueel aanwezig zijn van een fremitus. Bij de auscultatie
wordt aan beide zijden van de thorax geluisterd naar de hart-
geluiden en hierbij wordt gelet op regelmaat, intensiteit en het
eventueel optreden van bijgeluiden. Bijgeluiden kunnen wor-
den verdeeld in extracardiale geluiden, die normaal (longge-
luiden, borborygmi) of abnormaal (\'bruits de glou glou\',
wrijvingsgeluiden) kunnen zijn en cardiale geluiden. De car-
diale geluiden (souffles) zijn het gevolg van turbulenties in de
bloedstroom en hierbij zijn van belang het tijdstip en de tijds-
duur van optreden en de intensiteit en het gebied van de maxi-
male intensiteit. Souffles kunnen ontstaan als gevolg van:
» verminderde viscositeit van het bloed (anemie, hypopro-
teïnemie);

* omstandigheden die de cardiac output verhogen (opwin-
ding, arbeid, koorts);

♦ abnormale bloedstromen zoals die ontstaan bij lekkende
kleppen of (ver)nauw(d)e openingen.

De intensiteit van souffles wordt door sommige auteurs gegra-
deerd op een schaal van 1 -6 (17): 1 = heel zacht, heel lokaal en
alleen waameembaar bij zeer zorgvuldige auscultatie; 2 =
zacht, wel direct waameembaar; 3 = duidelijk hoorbaar, vaak
over een groter gebied van de thorax; 4 = luide soufflé over
een redelijk groot gebied, die volgens de ene auteur zonder
(17) en de ander auteur (13) met fremitus gepaard gaat; 5 =
idem, maar wel een fremitus veroorzakend; 6 = zeer luide
souffle die ook op enige afstand van de thoraxwand al waar-
neembaar is en altijd met een duidelijke fremitus gepaard gaat.

Aangeboren hartproblemen

Het meest voorkomende aangeboren hartdefect van veulens
is het ventrikelseptumdefect (7, 8, 12,13, 14, 16). Daamaast
komen de persisterende rechter aortaboog, de tetralogie van
Fallot, de persisterende ductus Botalli en het atriumseptum-
defect incidenteel voor (8, 13). Pulmonaalstenose, atresie
van de tricuspidalis en ventriculaire hyper- en hypoplasie ko-
men eigenlijk alleen in combinatie met andere harigebreken
voor(13).

Ventrikelseptumdefect (VSD) (8, 5, 13, 14)

Het VSD is de meest frequent voorkomende aangeboren

hartafwijking van het veulen. Een VSD zit bij het veulen

-ocr page 5-

meestal in het bovenste (membraneuze) deel van het septum.
De etiologie is niet bekend. De belangrijkste klacht is
meestal \'dat het veulen \'t slecht doet\' en nauwelijks enige in-
spanning kan volhouden. Bij kleine defecten, die het meest
voorkomen, hoeven er in het geheel geen klachten te zijn. In
dergelijke gevallen is de souffle vaak een toevalsbevinding
en heeft het veulen een normale hartfrequentie.

Bij klinisch onderzoek valt de harde systolische souffle
(graad 3-6) op, die aan beide zijden van de thorax waarneem-
baar is. Het punctum maximum van de soufflé is meestal
rechts te horen, maar de souffle kan ook links en rechts even
hard zijn. Vaak is rechts ook een fremitus te voelen.
Soms kan er als gevolg van de \'overload\' rechts, een relatieve
pulmonaalstenose optreden. Dat houdt in dat door de vergrote
bloedstroom rechts de truncus pulmonalis naar verhouding te
klein is waardoor turbulenties ontstaan. Hierdoor is dan naast
de VSD-souffle ook op de pulmonaalkleppen een holosys-
tolische crescendo-decrescendo souffle te horen. Daamaast
kan tengevolge van het betrokken zijn van de semilunairklep-
pen van de aorta in het VSD, insufficiëntie van de aorta optre-
den. Deze insufficiëntie kan gepaard gaan met een wat zach-
tere holodiastolische decrescendo souffle op de aorta.
Door de shunt via het VSD van links naar rechts kan een
overvuld vaatbed in de longen optreden.
Als de souffle links harder is dan rechts, moet rekening ge-
houden worden met méér afwijkingen, zoals bijvoorbeeld
een tetralogie van Fallot. Hierbij treedt vaak ook cyanose op.
Bij een persisterende ductus Botalli is de beiderzijdse souffle
vaak zowel systolisch als diastolisch.

Bevestiging van de diagnose VSD kan plaatsvinden door
middel van echografie. Deze bevestiging van de diagnose is
zeker bij pasgeboren veulens zonder verdere klachten nood-
zakelijk. Bij pasgeboren veulens komen namelijk ook souf-
fles voor, doorgaans minder luid en niet met fremitus ge-
paard gaand, die bem.sten op stromingsgeluiden en géén
klinische betekenis hebben.

Bij VSD kan bij hartcatheterisatie naar voren komen dat de
zuurstofspanning in de rechter ventrikel groter is dan in het
rechter atrium. Vaak echter mengt het bloed in de rechter
ventrikel onvoldoende en wordt de hogere zuurstofspanning
pas gevonden in de A. pulmonalis. In dat geval kan een persis-
terende ductus Botalli echter niet worden uitgesloten.

De prognose voor dieren met een VSD is slecht, met uitzon-
dering van kleine defecten. Als grens wordt bij veulens 5 tot 6
mm en bij volwassen dieren
2\'/2 cm aangegeven (5, 16). De
intensiteit van de souffle is geen goede maat voor de grootte
van het defect, omdat kleine defecten zeer veel stromings-
weerstand kunnen veroorzaken en dus een luide souffle.
Veulens met een ongecompliceerd klein VSD hebben een re-
delijke prognose, maar dienen regelmatig onderzocht te wor-
den omdat zich complicaties kunnen ontwikkelen zoals pul-
monale hypertensie en het \'Eisenmenger\'s syndroom\'.
Hierbij is de stroomrichting van het bloed veranderd en gaat
van rechts naar links. Deze verandering is bij het veulen een
grote uitzondering. Plotselinge dood, op basis van een pulmo-
nalis mptuur of een pathologische aritmie, is beschreven (14).

Persisterende rechter aortaboog (10, 13)
Hierbij ontwikkelt de vierde aortaboog zich rechts in plaats
van links, waardoor er een \'rechter\' aorta ontstaat. Samen
met de doorgaans wel gesloten ductus Botalli vormt de rech-
ter aortaboog een ring om de oesofagus en de trachea, waar-
door stenose van de oesofagus optreedt. De klinische symp-
tomen zijn dan ook regurgitatie van melk bij het drinken en
een aanzienlijk verminderd vermogen tot arbeid. Er is echter
een geval beschreven waar een persisterende rechter aorta-
boog, een persisterende ductus Botalli en een ventrikelsep-
tumdefect pas op twee-jarige leeftijd symptomen van hartfa-
len veroorzaakte, zonder duidelijke digestiebezwaren. Bij
postmortaal onderzoek werd er wel een vemauwing van de
oesofagus gevonden.

gjjSSSnSSaïSSSÊÊÊÊÊ

Bij klinisch onderzoek zijn er doorgaans geen symptomen
van de kant van het hart, tenzij de persisterende rechter aor-
taboog gepaard gaat met andere hartafwijkingen (10). Er is
geen therapie en de prognose is infaust.

Tetralogie ofpenlalogie van Fallot {?,, 12, 13, 16)
Deze aandoening houdt een combinatie in van een stenose
van de pulmonalis (subvalvulair, valvulair of supravalvul-
air), een overrijdende aorta (dat wil zeggen biventriculaire
oorsprong van de aorta), een ventrikelseptumdefect en een
hypertrofie van de rechter ventrikel (en in het geval van pen-
talogie ook nog een atriumseptumdefect). De aandoening
komt bij veulens maar zelden voor.

Inspanningsintolerantie is de belangrijkste klacht. Hierbij
treden dyspneu, steeds erger wordende cyanose en/of collaps
op. Het veulen blijft achter in groei. De belangrijkste klini-
sche bevinding is cyanose van alle slijmvliezen. Verder is er
een holosystolische souffle links (graad 4-6) die doorgaans
met een fremitus gepaard gaat. Ook rechts kan er een souffle
aanwezig zijn. De souffle kan meer het karakter hebben van
een VSD (harde holosystolische souffle) of meer lijken op
een pulmonaalstenose souffle (crescendo-decrescendo).
Regelmatig wordt er bij een tetralogie een verhoogd hemo-
globinegehalte gevonden op basis van polycytemie. De diag-
nose kan meestal door middel van echografie bevestigd wor-
den. Er is geen therapie en de prognose is infaust.

Persisterende ductus arteriosus Botalli 12, 13, 17)
Het aanwezig en open (patent) zijn van de ductus arteriosus
Botalli bij een veulen ouder dan drie a vier dagen is afwij-
kend. Door het open blijven van de ductus Botalli treedt een
shunt op van de aorta naar de A. pulmonalis. Normaliter sluit
de ductus Botalli zich onmiddelijk na de geboorte omdat bij
de eerste ademhaling de weerstand van het vaatbed in de lon-
gen afneemt en bij het stoppen van de placentaire circulatie
de systemische bloeddmk toeneemt. Incidenteel duurt dit en-
kele dagen, maar na vier dagen dient de sluiting voltooid te
zijn.

Bij klinisch onderzoek valt op dat er een continue (systolisch
en diastolisch) in intensiteit wisselende souffle (\'machineka-
mergemis\') hoorbaar is op alle klepgebieden, links harder
dan rechts. Als de longhypertensie toeneemt zal tijdens de
diastole nauwelijks meer bloed door de ductus stromen en
zal de diastolische component veel minder duidelijk hoor-
baar worden. Er wordt dan vooral een holosystolische souf-
fle waargenomen. Vaak treedt, omdat het linker atrium over-
rekt wordt, als complicatie atriumfibrillatie op. Daamaast
gaat deze afwijking bij het veulen meestal gepaard met an-
dere hartafwijkingen. De diagnose wordt meestal pas beves-
tigd bij postmortaal onderzoek omdat het met zekerheid stel-
len van de diagnose door middel van echografie zeer lastig is.
De prognose van een persisterende ductus Botalli is infaust.
Operatief sluiten van de ductus is bij grote huisdieren nog
niet beschreven.

-ocr page 6-

A triumseptumdefect (13,14)

Een atriumseptumdefect (ASD) zou meer voorkomen bij
kalveren dan bij veulens. Het foramen ovale sluit zich 15 da-
gen tot 9 weken post partum. In die periode kunnen nog souf-
fles optreden, die weinig tot geen klinische betekenis heb-
ben.

Dieren met alleen een atriumseptumdefect vertonen vaak
geen symptomen en soms ook geen souffles. Vaak komt een
atriumseptumdefect echter voor in combinatie met andere
hartafwijkingen.

Bij dieren met alleen een atriumseptumdefect kan een holo-
systolische, crescendo-decrescendo souffle links voorkomen
en dit is vaak een toevalsbevinding. De verklaring hiervoor
is dat er via het defect doorgaans een shunt van links naar
rechts is. De souffle zou het gevolg zijn van het vergrote vo-
lume dat via de pulmonalis moet worden uitgeworpen. De
diagnose kan met behulp van echografie worden bevestigd.

Atresie van de tricuspidalis (11, 12, 14, 16)
Atresie van de tricuspidalis is een complexe congenitale
hartafwijking met een geheel ontbreken van de tricuspidalis-
opening, een open verbinding tussen beide atria, een hypo-
plasie van de rechter ventrikel en een verbinding tussen de
grote en de kleine circulatie, meestal door een VSD. Het
bloed stroomt van het rechter naar het linker atrium, dan naar
de linker ventrikel en vandaar naar de aorta en de rechter
ventrikel. Vanuit de rechter ventrikel gaat het bloed naar de
A. pulmonalis. Er is geen directe verbinding tussen het rech-
ter atrium en de rechter ventrikel omdat de tricuspidalis-ope-
ning ontbreekt en er ter plaatse een spierige band zit.
Veulens met atresie van de tricuspidalis blijven achter in
groei en zijn onmiddellijk na de geboorte al arbeidsintole-
rant. De slijmvliezen zijn vaak cyanotisch, de ademfrequen-
tie is verhoogd en de veulens staan vaak erg te pompen. Bij
auscultatie wordt links een luide (graad 4-6) holosystolische
souffle gevonden. Sommige auteurs beschrijven dat ook
rechts een even of vrijwel even luide holosystolische souffle
te horen is.

Door middel van echocardiografie kan de diagnose met ze-
kerheid worden gesteld.

De prognose is infaust omdat er een volledige rechts-links
shunt is met emstige arteriële hypoxic.

Verkregen hartgebreken

Verkregen hartgebreken die een rol kunnen spelen in de dif-
ferentiële diagnose zijn geruptureerde chordae tendineae van
de mitraliskleppen en endocarditis (13, 15).

Ruptuur van de chordae tendineae van de mitraliskleppen
(15)

Deze aandoening is incidenteel beschreven en zou voorko-
men bij wat oudere veulens (3-8 maanden). Gerapporteerde
klachten waren bij een veulen oedeem aan de buik, bij een
tweede toename van buikomvang en een te hoog oplopende
venepols en bij een derde veulen sloomheid en koorts. Bij
klinisch onderzoek werden een veel te hoge hartfrequentie
en een luide holosystolische souffle gevonden. Deze souffle
kan als punctum maximum de aorta hebben, maar kan zich
links ook over alle drie klepgebieden uitbreiden. Bij één veu-
len was ook een diastolische souffle op de aorta aanwezig.
De diagnose werd door middel van echografie gesteld en
door middel van postmortaal onderzoek bevestigd. Hierbij
leken ontsteking en degeneratieve veranderingen van de
kleppen de belangrijkste oorzaak van de mptuur. In hoeverre
aangeboren afwijkingen van de papillairspiertjes hierbij ook
een rol spelen is nog niet duidelijk.

Endocarditis (\\,2,6,12, 18)

Endocarditis is een bij het paard incidenteel voorkomend
probleem en is een uitzondering bij het veulen. De eerste
symptomen zijn vaak lusteloosheid, slechte eetlust en inter-
mitterende koorts.

Bij klinisch onderzoek worden een te hoge hartfrequentie,
koorts en souffles op het hart gevonden. Meestal hebben de
souffles duidelijk een punctum maximum en zijn systolisch
of diastolisch. Soms zijn er ook symptomen van een falende
circulatie zoals ventraal oedeem, verhoogde venetensie en
verhoogde venepols.

Endocarditis komt het meeste voor op de aorta en de mitra-
liskleppen, maar soms ook op de wand van het atrium (1). De
primaire oorzaak zou een beschadiging van het endocard zijn
en vervolgens zou de ter plaatse gevormde trombus (bloed-
plaatjes en fibrine) een ideale voedingsbodem vormen voor
bacteriën. De localisatie in de linkerzijde van het hart zou
berusten op het feit dat daar een hogere drukgradiënt aanwe-
zig is dan rechts. Het verschil tussen paard (endocarditis
voomamelijk links) en rund (endocarditis voomamelijk
rechts) bemst mogelijkerwijs op het feit dat bij het paard
meestal sprake is van \'losse\' bacteriën (bijvoorbeeld Strep-
tokokken) die de longen kunnen passeren en bij het mnd van
klompjes bacteriën (met name
Corynebacterium pyogenes)
die vastlopen in de longen.

In oudere gegevens (18) lag de verdeling minder absoluut:
bij het paard kwam 60% van de endocarditiden links voor,
33% rechts en 7% beiderzijds, terwijl bij het mnd dit 30%
links, 42% rechts en 28% beiderzijds was.
In alle gevallen ontstaat de endocarditis hematogeen en is bij
het veulen het gevolg van neonatale septicemic (tengevolge
van een navelinfectie of oraal opnemen van een kiem). Soms
kan een tromboflebitis (veelal als gevolg van catheterisatie
van de vene) de oorzaak van een endocarditis zijn. Deze kan
dan zowel rechts als links voorkomen.
Bij bloedonderzoek kunnen een leucocytose met rechtsver-
schuiving, een verhoogd totaal eiwit met een verhoogde
gammaglobulinefractie en anemie worden gevonden.

Door middel van een bloedkweek kan geprobeerd worden de
oorzakelijke bacterie vast te stellen, maar dit verioopt
meestal teleurstellend: er is wel een bacteriële oorzaak, maar
het lukt niet om de kiem te kweken. Meestal spelen
Strepto-
kokken en Actinobacillus eqmdi een rol, maar ook E. coli,
Pseudomonas aeruginosa, Erysipelothrix rhusiopathiae en
Rhodococcus equi
kunnen worden gevonden. Als therapie
worden breedspectmm antibiotica toegepast (bijvoorbeeld
penicilline in combinatie met gentamicine), maar de prog-
nose is slecht omdat na eventuele uitroeiing van de bacteriën
er vaak toch blijvende schade aan de kleppen is opgetreden.
De laatste jaren zijn er toch enkele successen gemeld met een
vroege en zeer agressieve antibioticumtherapie. Als compli-
caties kunnen embolische pneumonie, nierinfarcten en ven-
triculaire aritmieën optreden. Bij laatstgenoemde complica-
tie kan het dier plotseling sterven.

casuïstiek

Casus I

Anamnese

Een KWPN-veulen van 11 weken oud werd aangeboden met
de klacht dat het dier na enig rennen in de weide, slingerend

-ocr page 7-

was gaan lopen en vervolgens was gevallen. Het dier had op
dat moment de tong uit de mond en was benauwd, maar
stond na enige tijd zelf weer op. Het slingerend lopen na
enige inspanning was regelmatig door de eigenaar waarge-
nomen, terwijl het vervolgens omvallen slechts eenmaal was
gezien. Het veulen dronk goed en groeide redelijk. Door de
dierenarts was een polsfrequentie van 70 in rust vastgesteld
en bij auscultatie van het hart was een luide systolische souf-
fle op alle klepgebieden gehoord.

Klinisch onderzoek

De algemene indruk bij aankomst op de kliniek leverde geen
afwijkingen op. Bij het algemeen onderzoek was de frequen-
tie van de ademhaling te hoog (60 ademhalingen/minuut)
met een te abdominaal ademtype.

De hartslag was 100 slagen/minuut en regelmatig. Aan de
kaakarterie was de pols vanwege de hoge frequentie en de
geringe kracht moeilijk te voelen. De rectale temperatuur
was iets te hoog (38,7 °C). Het slijmvlies van de mond was
roze, de CRT was verlengd (± 2 s.). Bij auscultatie van de
longen werd verscherpt ademen zonder ronchi waargeno-
men. Onderzoek van de veneuze circulatie leverde geen af-
wijkingen op: de venepols was niet verhoogd, er was nor-
motensie en er werden geen oedemen waargenomen. Bij
auscultatie van het hart werd een luide holosystolische souf-
fle op alle klepgebieden gehoord aan beide zijden van de
thorax, het luidst op de linker atrioventriculaire kleppen en
aortakleppen. Aan de linkerzijde van de thorax was ventraal
ter hoogte van het hart een fremitus te voelen. Bij het onder-
zoek van het digestie-apparaat werden geen afwijkingen ge-
vonden.

Bloedonderzoek in mst gaf een wat lage zuurstofspanning
van het arteriële bloed (arteriële PO2 = 10,83 kPa) te zien
(normaal > 12 kPa). Het aantal leucocyten was iets verhoogd
(12,6x 10^/1; normaal 7-10
X lO^/L).

De anamnese werd bevestigd door het veulen op een zachte
bodem enige minuten wat achter de merrie aan te laten dra-
ven: al snel begon het dier atactisch te lopen, waama het om-
viel. Na korte tijd stond het weer op om vervolgens mstig
verder te stappen achter de merrie aan. Vóór en na deze ge-
ringe arbeid werd bloed afgenomen uit de vena jugularis en
uit de arteria brachialis. Opvallend was de snelle en behoor-
lijke pH-daling na geringe inspanning (Tabel 1). Ook op stal
is het veulen enige malen omgevallen, waarbij niet bekend is
of hier enige opwinding, dan wel andere \'inspanning\' aan
vooraf ging. De rectale temperatuur schommelde gedurende
de week waarin het veulen op de kliniek was voor verder on-
derzoek tussen de 38.6° en de 39.2 °C, met eenmaal een piek
van 40.0".

Tabel 1. Arteriële en veneuze bloedwaarden van een drie maanden oud veulen met endocarditis ulcerosa der mitraliskleppen.

patiënt in rust

patiënt na arbeid

referentiewaarden in rust

variabele

veneus

arterieel

veneus

arterieel

veneus

arterieel

Ht (1/1)

0.36

_

0.42

0.36-0.42

leuco\'s(x lO\'/l)

12.6

-

11.4

-

7-10

pH

7.39

7.40

7.19

7.25

7.35-7.45

7.35-7.45

B.E. (mmol/1)

1.1

0.4

- 13

-11.8

-3/ 3

-3/ 3

St. bic. (mmol/1)

26.3

24.9

13.7

15.3

25

25

PC02(kPa)

5.93

5.43

5.37

4.50

4.7-6.0

5.43

P02(kPa)

5.14

10.83

4.86

11.85

>4

>11

Oj-saturatie (%)

95.7

93.7

>90

385

TIJDSCHRIFT

v 0 0 R

Diergeneeskunde,

Deel 121

, Juli. Aflevering

13. 199(

Differentiële diagnose

Differentieel diagnostisch zijn ongeveer alle hartgebreken
die bij het veulen zijn beschreven mogelijk, omdat de bij aus-
cultatie gevonden souffles door allerlei bijkomende proble-
men en individuele variaties weer anders kunnen zijn.
Het ventrikelseptumdefect is de meest voorkomende aange-
boren hartafwijking. Het feit dat de souffle links bij dit veu-
len duidelijk harder was dan rechts en het feit dat de fremitus
alleen links zat, maakte de diagnose VSD minder waar-
schijnlijk.

Een tetralogie van Fallot komt slechts incidenteel voor, maar
de aard van de souffle en de fremitus links pasten er wel bij.
Veulens met een tetralogie hebben echter vrijwel altijd cy-
anotische slijmvliezen en daarvan was bij dit veulen geen
sprake.

Een persisterende ductus Botalli was niet waarschijnlijk om-
dat de bij dit veulen gevonden souffle uitsluitend systolisch
was en er geen diastolische component was.
Een ongecompliceerd atriumseptumdefect leidt niet tot het
omvallen dat dit veulen vertoonde en veroorzaakt ook geen
fremitus links.

Veulens met een atresie van de tricuspidalis hebben welis-
waar een holosystolisch souffle aan beide zijden van de tho-
rax, maar zij worden meestal geen drie maanden oud, zijn di-
rect na de geboorte al ernstig arbeidsintolerant en hebben
uitgesproken cyanotische slijmvliezen.
Een mptuur van de chordae tendineae van de mitraliskleppen
geeft een soufflé die soms niet duidelijk het punctum maxi-
mum op de aorta heeft, maar zich uitstrekt over alle drie
klepgebieden en ook rechts kan doorklinken. Dit komt voor
bij wat oudere veulens en was hier differentieel diagnostisch
een goede mogelijkheid.

Endocarditis is een uitzondering bij het veulen en gaat
meestal met gebrek aan eetlust, lusteloosheid en koortspie-
ken gepaard. Daarvan was bij dit veulen in de anamnese geen
sprake. Op de kliniek dronk het veulen goed, was redelijk at-
tent, maar vertoonde wel een wisselende te hoge tempera-
tuur. De souffle behorend bij een endocarditis heeft vaak een
uitgesproken punctum maximum op het aangetaste klepge-
bied en er is meestal geen fremitus te voelen. Endocarditis
stond dus in eerste instantie niet hoog in de differentiële
diagnose.

Echografie

Bij echografisch onderzoek werd dilatatie van het linker
atrium gevonden, mogelijk veroorzaakt door insufficiëntie
van de linker atrioventriculaire kleppen. Er werden geen
aanwijzingen voor een ventrikelseptumdefect waargeno-
men, terwijl het atriumseptum onvoldoende te beoordelen
was om een defect hierin volledig uit te sluiten.

-ocr page 8-

Verloop

Na een week trad een fatale aanval op: het veulen begon te
wankelen, viel om, stond nog eenmaal op, zweette enorm,
had een zeer lage en onregelmatige hartfrequentie, cyanoti-
sche slijmvliezen en sterk gestuwde venen, viel weer om en
stierf

Postmortaal onderzoek

Bij postmortaal onderzoek werd een endocarditis ulcerosa
van de linker atrioventriculair klep aangetroffen. De linker
ventrikel was gedilateerd. Het endocard was verdikt en on-
doorzichtig. In het linker atrium waren uitgebreide \'jet le-
sions\' aanwezig. Daarnaast was een chronische pericardi-
tis van het linker atrium aanwezig. De longen en de lever
vertoonden het beeld van chronische stuwing. Bij micro-
scopisch onderzoek van het hart werden op enkele plaat-
sen een lokale myocarditis alsmede ontsteking rond de
Purkinje vezels gezien. Daarnaast was er subendocardiaal
een toename van collagene en elastische vezels waar te ne-
men.

Casus H

Anamnese

Een drie weken oud KWPN veulen werd aangeboden met de
klacht \'slap zijn\' en vage koliek. Het dier had een verhoogde
ademhalings- en polsfrequentie, een temperatuur van 38. TC
en een systolische souffle op de aorta. Bij bloedonderzoek
kwamen een anemie (hematocriet 0.18 1/1) en een sterk ver-
hoogd aantal leucocyten (52x10^/1) naar voren, met een dui-
delijke rechtsverschuiving (95% segmenten). Op verdenking
van sepsis, die niet door een bloedkweek kon worden beves-
tigd, werd het dier een week lang met trimethoprim-sulfadia-
zine behandeld. Het veulen herstelde klinisch goed en ging
naar huis. Na twee weken werd het veulen opnieuw aangebo-
den met de klacht \'te sloom blijven met een te hoge pols\'.
Een week tevoren was het veulen thuis, na een week vlot ge-
weest te zijn, wat te sloom, hoestte wat en had een te hoge
temperatuur (40,5°C). Het veulen kreeg een antibioticum-
kuur en knapte iets op. De temperatuur bleef echter te hoog
en het veulen bleef volgens de eigenaar wat te sloom en soms
wat koliekerig.

Klinisch onderzoek

Bij aankomst in de kliniek was het nu zes weken oude veulen
attent en in een goede voedingstoestand. Bij het algemeen
onderzoek was de frequentie van de ademhaling 30 /minuut
met een normaal ademtype. De hartslag was 126 slagen/mi-
nuut en regelmatig. Aan de kaakarterie was de pols vanwege
de hoge frequentie en de geringe kracht moeilijk te beoorde-
len. De rectale temperatuur was iets te hoog (38,7 °C). Het
slijmvlies van de mond was roze, de CRT was normaal. Bij
onderzoek van de veneuze circulatie bleek dat de venepols
iets te hoog opliep. Bij auscultatie van het hart werd een luide
holosystolische souffle rechts gehoord en een geringere sys-
tolische souffle links met als punctum maximum de aorta-
kleppen. Aan beide zijden van de thorax was ventraal ter
hoogte van het hart een fremitus te voelen, rechts veel duide-
lijker dan links. Bij het onderzoek van het respiratie- en di-
gestie-apparaat werden geen afwijkingen gevonden.
Bloedonderzoek in mst gaf een anemie (hemoglobine 3.8 g/1
en hematocriet 0.181/1) en een leucocytose (19.1x10^/1) met
rechtsverschuiving (88% segmentkemigen) te zien. Het to-
taal eiwitgehalte was normaal (57 g/L) met een normale ver-
deling.

Differentiële diagnose

Gezien de bevindingen bij auscultatie werd gedacht aan een
ventrikelseptumdefect. Gezien het feit dat de anemie en het
ontstekingsbloedbeeld hier niet bij pasten werd ook aan een
endocarditis gedacht, hoewel dit bij het paard slechts inci-
denteel voorkomt en bij veulens uitzonderlijk is.

Echografie

Bij echografisch onderzoek van het hart konden een VSD en
een ASD worden uitgesloten. Er was een dilatatie van zowel
rechter atrium als rechter ventrikel. De mitralis- en tricuspi-
daliskleppen waren onregelmatig, knobbelig verdikt en de
tricuspidaliskleppen sloten niet goed. Er was een zeer ge-
ringe hoeveelheid vocht in het pericard aanwezig. Gezien het
echografisch beeld was endocarditis de meest waarschijn-
lijke diagnose.

Verloop

Het veulen is naar huis gegaan met het advies langdurig (ten-
minste 4 weken) te behandelen met trimethoprim-sulfadia-
zine\' per os 2dd 30 mg/kg.

Volgens telefonisch bericht van de eigenaar is het veulen
goed opgeknapt en functioneert nu als bijna tweejarige tot te-
vredenheid. Een klinisch onderzoek is echter niet uitge-
voerd.

DISCUSSIE

Endocarditiden bij grote huisdieren kunnen op basis van hun
morfologie in twee vormen ingedeeld worden, namelijk en-
docarditis vermcosa en endocarditis ulcerosa (6, 18). De eer-
ste vorm wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van wrat-
achtige woekeringen van fibrine, granulatieweefsel en
bindweefsel (tromboendocarditis). De tweede vorm wordt
voornamelijk gekenmerkt door weefsel verval. Fibrine wordt
wel afgezet, maar de stolsels zijn week en vallen snel uiteen.
Reactieve bindweefselwoekering is van weinig betekenis,
necrose met name aan de kleppen overheerst. De randen van
de kleppen zijn gekarteld en de verbinding met de chordae
kan verbroken worden, ook kunnen in de kleppen perforaties
aanwezig zijn. Aan de rand van het vervallen weefsel zijn
vaak kleine, zeer weke trombi te zien.
Bij het paard is de linker harthelft vaker aangetast dan de
rechter; aorta- en mitraliskleppen komen wisselend als meest
aangetaste naar voren (12). In het geval van endocarditis ver-
mcosa zijn de woekeringen op de kleppen in het algemeen
(veel) minder groot dan bij varkens en runderen.

Bij de twee hier beschreven veulens had casus I een endocar-
ditis ulcerosa en casus II waarschijnlijk, gezien het echogra-
fisch beeld, een endocarditis verrucosa.

Als oorzaken voor een endocarditis worden bij veulens het
gebmik van intraveneuze catheters en sepsis aangegeven (5).
Bij volwassen paarden gaat het vaak om infecties met wor-
men, waarbij wonnlarven al dan niet met bacteriën beladen
hematogeen verspreid worden. Bacteriëmie op basis van
bacteriële infecties elders in het lichaam kan ook een oor-
zaak zijn (3,5,6, 18).

Als gevolg van de lage frequentie van voorkomen van endo-
carditis bij veulens bestaat hierover weinig literatuur. Bij een
Engels volbloed-veulen van drie maanden oud werden ge-
scheurde chordae tendinae van de linker atrio-ventriculaire

\' Tribrissen®

-ocr page 9-

kleppen aangetroffen, waarschijnlijk veroorzaakt door de te-
vens aanwezige endocarditis van de linker atrioventriculaire
en aortakleppen (15). Bij een ander volbloedveulen met sep-
ticemic en osteoartritis, veroorzaakt door
Rhodococcus equi,
werden bij onderzoek tevens vergroting van het hart, atrium-
fibrillatie en een massa in het linker atrium, wijzend op endo-
carditis, gevonden (1).

Bij de Kliniek voor Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren werd endocarditis bij veulens een aantal malen
gezien of vermoed, waarbij in één geval inderdaad het ge-
bruik van een intraveneuze jugulair-catheter als oorzaak kon
worden aangewezen. Dit Friese veulen stierf één week na de
geboorte en bij postmortaal onderzoek werden een pneumo-
nie, (peri) tromboflebitis van de vena jugularis en acute
trombo-endocarditis van de linker AV-kleppen (mitralis) ge-
vonden. Bij humane neonaten is het aantal gevallen van en-
docarditis in de rechter harthelfl (meestal op basis van een
bacteriële infectie) gestegen als gevolg van het gebruik van
intraveneuze catheters (5).

Bij het eerste in dit artikel beschreven veulen (casus I) werd
de diagnose, bestaande uit endocarditis, myocarditis en peri-
carditis, bij sectie gesteld. Door omstandigheden is geen bac-
terieel onderzoek gedaan. Andere ontstekingsprocessen dan
die in het hart werden niet aangetroffen. Tijdens het verblijf
op de kliniek wezen het verloop van de rectale temperatuur
en het bloedbeeld al enigszins op een ontsteking.
Bij de interpretatie van de gegevens van het bloedonderzoek
voor en na arbeid dient voorzichtigheid betracht te worden.
Veneuze PCO2, PO2 en 02-saturatie hebben weinig beteke-
nis, daar de weefselperfusie hierop van grote invloed is.
Waarden na \'arbeid\' kunnen alleen goed geïnterpreteerd
worden als het dier in een \'steady state\' verkeert, waarvan bij
dit dier na enkele minuten wat onregelmatig hollen geen
sprake was. Net als bij eerder onderzoek bij kalveren (9) viel
op dat de arteriële PO2 na arbeid wat gestegen was (van
10,83 naar 11,85 kPa), hetgeen waarschijnlijk veroorzaakt
wordt door ongelijke veranderingen in ventilatie en perfusie
van de longen. Opvallend was dat na enig rondrennen een
forse pH-daling optrad, in dit geval een indicatie voor een
onvoldoende pompfunctie van het hart als gevolg van lek-
kage naar het linker atrium vanuit de linker ventrikel tijdens
de systole.

Volwassen dieren met endocarditis van bacteriële origine
maken een zieke indruk, hebben een slechte eetlust en heb-
ben intermitterend koorts (2). De twee eerst genoemde ver-
schijnselen waren bij deze patiënten niet duidelijk aanwezig.
Bij het klinisch onderzoek in rust werden naast een hoge pols
en een snelle ademhaling (nog) niet alle verschijnselen van
hartfalen gezien.

irrnrmrn\'riMii

Concluderend kan gesteld worden dat, mede gezien beide hier
beschreven patiënten, endocarditis bij het veulen mogelijk va-
ker voorkomt dan wel wordt verondersteld. Het lijkt verstandig
een systolische souffle op een der klepgebieden ook bij jonge
veulens, waar deze souffles niet altijd met afwijkingen gepaard
gaan, toch nader te onderzoeken door middel van echografie.
Gezien het risico van infecties dient preventief bij de partus
zo hygiënisch mogelijk gewerkt te worden. Het gebruik van
intraveneuze catheters zal tot het minimum beperkt moeten
worden en ondanks goede voorzorgen een risico blijven.
Ontwormen moet adequaat plaatsvinden.

DANKBETUIGING

De auteurs danken dr. G. Voorhout en S. Boroffka dr. Med. Vet. van de
Vakgroep Radiologie voor het uitvoeren van het echografisch onderzoek en
dr. R. Hajer voor zijn adviezen bij het tot stand komen van het manuscript.

LITERATUUR

1. Collates C. e.a. Septicaemia, aüial fibrillation, cardiomegaly, left atrial
mass, and
Rhodococcus equi septic osteoarthritis in a foal. J Am Vet Med
Assoc 1990; 197: 1039-42.

2. Collatos C. Bacterial endocarditis. In: Robinson NE. Current therapy in
equine medicine 3. W.B. Saunders Company, 1992: 399-402.

3. Dobin MA. Endokarditis beim Pferd. Monatshefte fiir Veterinärmedizin.
1968; 16:630-3.

4. Hajer R, Hendrikse J, Rutgers LJE, Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan MM, en Weyden GC van der. Het klinisch onderzoek bij
grote huisdieren. Bunge, 1988: 55-69.

5. Koterba AM. Equine clinical neonatology. Lea and Febiger, 1990: 253-6.

6. Kroneman J. Endocarditis als probleem. Tijdschr Diergeneeskd 1970;
95: 862-70.

7. Kroneman J. Hct hartonderzoek bij het paard. Paardenpractici, 1988:
113:23-34.

8. Leipold HW, Saperstein G, and Woollen NE. Congenital defects in foals.
In: Smith BP. Large Animal Intemal Medicine. The CV Mosby
Company 1990: 1567-97.

9. Lekeux P, Hajer R, and Breukink HJ. Effect of somatic growth on pulmo-
nary function values in healthy Friesian cattle. Am J Vet Res 1984; 45:
2003.

10. Linde-Sipman JS, Goedegebuure SA, and Kroneman J. Persistent right
aortic arch associated with a persistent left ductus arteriosus and an inter-
ventricular septal defect in a horse. Vet Quart 1979a; 1: 189-94.

11. Linde-Sipman JS van der. and Ingh TSGAM van den. Tricuspid atresia in
a foal and a lamb. Zbl Vet Med A 1979b; 26:239-42.

12. Marr CM, and Reef VB. Disturbance of blood flow. In: Kobluk CN,
Ames TR and Geor RJ. THe horse: diseases and clinical management.
WB Saunders Company 1995: 157-84.

13. McGuirk SM, Shaftoe S, and Lunn DP. Diseases of the cardiovascular
system. In: Smith BP. Large Animal Internal Medicine. The CV Mosby
Company 1990:454-88.

14. Patteson MW. Congenital heart disease. In: Equine Cardiology.
Blackwell Science Ltd, 1996: 116-31.

15. Reef VB. Mitral valvular insufficiency associated with mptured chordae
tendinae in three foals. J Am Vet Med Assoc 1987; 191: 329-31.

16. Reef VB. Heart murmurs, irregularities, and other cardiac abnormalities.
In: Brown CM. Problems in equine medicine. Lea & Febiger 1989: 122-
37.

17. Rose RJ, and Hodgson DR. Manual of equine practice. W.B. Saunders
Company, 1993: 170-91.

18. Schomagel H. Endocarditis. Tijdschr Diergeneeskd 1936; 63: 1-36.

-ocr page 10-

« m

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (16)

PETER CHRISTIAN ABILDGAARD

Veterinair verleden

Deze serie zou zel<er niet compleet zijn, als we geen aandacht zouden schenken aan Peter Christian Abildgaard
(1740-1801)\'\', één van de nneest markante grondleggers van de achttiende-eeuwse veterinaire wetenschap.
Zijn vader, So ren Abildgaard was tekenaar en kwam uit Noorwegen. Zijn moeder was een Deense. Het moet wel een
bijzonder gezin zijn geweest als we bedenken dat één zoon, Nicolai Abraham een beroemd schilder is geworden,
hoogleraar aan de Akademie en Koninklijk Historieschilder, en een andere zoon. Peter Christian een groot natuurwe-
tenschapper. Tot zijn twaalfde jaar werd hij door zijn vader ondenwezen. Niet alleen in de gebruikelijke vakken maar
ook in het Latijn, tekenen, mineralogie en scheikunde. Deze basis is ongetwijfeld van groot belang geweest voor zijn
latere ontwikkeling.

Daarna heeft hij tot zijn vijftiende jaar de kathedrale school bezocht. Helaas lieten de huiselijke financiële omstandig-
heden niet toe, dat hij verder onderwijs volgde. Hij kwam als leerjongen in dienst bij een apotheker. Doordat de apo-
thekers zeer geïnteresseerd waren in scheikunde, was dit een ideale werkkring voor de leergierige Abildgaard. In zijn
spaarzame vrije tijd bereidde hij zich in het geheim voor op het toelatingsexamen voor de universiteit. Op zijn twintig-
ste jaar slaagde hij voor dit examen.

Aan de universiteit voelde hij zich als een vis in het water; na korte tijd behaalde hij de baccalaureaatsgraad met een
verhandeling over \'het nut van de scheikunde voor de nationale economie\', daarna volgde hij de medische opleiding,
illustreerde een boek en trad op als assistent bij de gynaecoloog professor B.J. Buchwald. Op grond van zijn ijver en
bekwaamheid kreeg hij een beurs voor een studiereis van een jaar om zich verder te bekwamen in de medische we-
tenschap.

Door het uitbreken van de runderpest ging dit plan echter niet door. Terecht was de Deense overheid zeer bevreesd
voor deze ziekte. Kort ervoor, in 1744 had het land twee miljoen runderen aan deze ziekte verloren. Nadat twee medi-
sche studenten waren aangesteld om de ziekte te bestuderen en deze geen stap verder kwamen, heeft de Deense
overheid drie medische studenten naar de Veterinaire School in Lyon gestuurd. Eén student kreeg ruzie met
Bourgelat^, een ander overleed aan tuberculose en de derde, Abildgaard, voltooide een driejarige studie in twee en
een half jaar van september 1763 - april 1766. Het bezwaar van de opleiding in Lyon was dat het accent volledig op
het paard lag, tenwijl het Deense belang bij het rund berustte.

Hoewel Abildgaard na zijn terugkomst in 1766 wel zijn gedachten over de bestrijding van de runderpest op papier heeft gezet, zag hij geen heil in een ve-
terinaire loopbaan, maar koos hij voor een medische. In twee jaar voltooide hij de medische opleiding en promoveerde op een studie getiteld: \'De invloed
van aderlaten op het onderdrukken van de menstruatie\'. Ondanks het feit, dat men hem in sommige kringen niet accepteerde als medicus gezien zijn
\'veterinaire verleden\' en men hem als een soort paardenvilder beschouwde, zag hij toch kans een zeer gerespecteerde praktijk op te bouwen in
Kopenhagen. Onder zijn patiënten bevonden zich veel leden van het Corps Diplomatique. In 1775 werd hij zelfs stadsgeneesheer.

1 S. Andersen. \'P.C. Abildgaard. BiographyS Bibliography\'. Kopenhagen 1995.

2 E.P.0. Voorgangers:Dierenartsenuilvroegerli]d(13),Bourgelal\'. Tijdschr Diergeneeskd 1996:121:16-7.

AFSCHEID DR. FRANS J.M. SMULDERS VAN DE FACULTEIT

\'ZIT ER NOG MUZIEK IN VLEESONDERZOEK?\'

Naar olieverischilderij van F.C. Abildgaard doe
schledenis. Fredenksborg, Kopenhagen.

Men zou gevoeglijk deze titel, die prof. dr. F. van Knapen gebruikte voor zijn
bijdrage aan de afscheidsbijeenkomst van Frans Smulders op 24 mei 1996,
kunnen veranderen in \'zit er nog muziek in vleesonderzoek na het vertrek van
Frans Smulders?\'. Smulders was immers niet alleen een voortreffelijk onder-
zoeker op het gebied van vlees, maar zeker ook een autoriteit op muziekge-
bied. Het maken van muziek, het componeren en uitvoeren waren op dit ter-
rein niet zijn enige kwaliteiten. Hij was daarnaast ook een fervent bouwer van
muziekinstrumenten. Tevens kan men daarbij de cd \'De dichter is een Koe,
géén Varken\' in herinnering roepen die van zijn hand verscheen ter gelegen-
heid van het lustrum van de Faculteit der Diergeneeskunde.

WENEN

Per 1 juli 1996 gaat Smulders de func-
tie van hoogleraar bij de Veterinärme-
dizinische Universität in Wenen, de
muziekstad bij uitstek, aanpakken. In
de afscheidsbijeenkomst, die uitdruk-
kelijk als informeel was aangekon-
digd, gaf prof. dr.
J.G. van Logtestijn
een overzicht van het vleeskwaliteits-
onderzoek van de laatste 50 jaar dat
plaatsvond bij de Vakgroep Voedings-

-ocr page 11-

Naar aanleiding van zijn boek: \'Unterricht von Pferden, Kühen, Schaafen und Schweinen, wie man dieselben warten
und aufziehen nnuss\' werd de gedachte om een veterinaire school te stichten weer voedsel gegeven.
In de winter van 1771-1772 werden de paarden van de koninklijke stallen aangetast door een besmettelijke longziekte,
waaraan veertig dieren stierven. Toen de hulp van Abildgaard werd Ingeroepen kwam de ziekte onder controle.
Abildgaard werd opgedragen om in bijzondere gevallen het veterinair toezicht op de koninklijke stallen uit te oefenen.
Aan de ene kant beschouwde hij dit als een grote eer, aan de andere kant was hij er niet zo blij mee. Hij moest daarvoor
regelmatig naar het kasteel Frederiksborg, kon zijn kosten niet in rekening brengen en moest daarvoor ook nog zijn me-
dische praktijk in de steek laten.

Op instigatie van Prins Frederik werd besloten tot stichting van een school. De drieëndertigjarige Abildgaard werd admi-
strateur en enige eigenaar van dit instituut kreeg de titel van professor en werd verantwoordelijk voor het totale manage-
ment. Voor het totale jaarlijkse budget van 1200 \'Rigsdaler\' moest hij ook nog de 800 paarden van de koninklijke stallen
behandelen. Als stichtingsdatum geldt 25 januari 1773^.

Met een lening van 5000 Rigsdaler kocht hij een huis met een stuk land. Al spoedig bleek dat hij zelf het sluitstuk vormde
van de begroting en genoegen moest nemen met een jaarsalaris van 199 Rigsdaler. Dit was ongeveer 40% van het be-
drag dat hij tien jaar daarvoor als reisbeurs had ontvangen! In 1776 werd de school door de staat overgenomen.
Abildgaard ontving 7715 Rigsdaler als compensatie. De school werd uitgebreid en kreeg in 1777 de naam: \'Koninklijke
Veterinaire School\'. Het onderwijs en het begeleiden van hef groeiend aantal studenten nam zoveel tijd, dat Abildgaard
zijn medische praktijk in 1782 moest opgeven.

Zijn naam op veterinair gebied groeide. Een uitnodiging in 1791 om de veterinaire school in Hannover te gaan leiden
heeft hij afgeslagen. Wellicht speelde hierbij ook zijn slechter wordende gezondheid een rol.
Belangrijk is het te melden, dat Abildgaard de eerste Deense veeverzekering heeft georganiseerd. De Verenigde
Alcohol Destilleerders in Kopenhagen, die hun rundvee op de bolwerken lieten grazen, verzekerden hun vee tegen
ziekte.

Abildgaard was een inventief en nieuwsgierig mens. Nadat op 4 juni 1783 de gebroeders Montgolfier in het Franse
Annonay (Ardèche) een heteluchtballon lanceerden, slaagde hij erin om op 5 januari 1784 een door hem geconstru-
eerde ballon vanaf het voorplein van kasteel Christiansborg het luchtruim te doen kiezen. Toen hij hoorde dat Jenner in
1798 met succes tegen pokken had geënt, liet hij onmiddellijk deze entstof overkomen en verrichtte de eerste humane
vaccinatie in de Veterinaire School.

Abiildgaard was een zeer veelzijdig mens. Naast zijn veterinaire activiteiten was hij ook zeer actief op het gebied van de
veefokkerij. Jarenlang was hij vicevoorzitter van de \'Koninklijke Deense Maatschappij voor Landbouw\'. Door zijn toe-
doen zijn er veel Spaanse schapen in Denemarken geïmporteerd, wat een zeer gunstige invloed heeft gehad op de kwa-
liteiit van het Deense schaap.

Abiildgaard stond aan de wieg van de Deense Natuurhistorische Verening in 1789. Hij werd benoemd tot lid van geleerde
genootschappen in Zweden, Duitsland en Frankrijk.

Eem uitnodiging in 1800 om hoogleraar te worden in de natuurkunde aan de universiteit van Kopenhagen heeft hij om
gezondheidsredenen niet aanvaard.

Behalve op genoemde terreinen was Abildgaard ook actief op het gebied van de botanie, de zoölogie, de geologie, de chemie, de fysica en de fysiologie.
Hij was vooral geïnteresseerd in de ingewandsparasieten van zoogdieren, vogels en vissen. Pas veel later heeft men zich gerealiseerd hoe ver
Abildgaard op het gebied van wetenschappelijk onderzoek zijn tijd vooruit was.

Met zijn dood op 21 januari 1801 is een groot Deens geleerde heengegaan. Wester noemde hem \'één der beste vertegenwoordigers der
Veeartsenijkunde\'\'*.

E.P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

3 A. van den Driesch. \'Geschichte der Tiemedizin\'. München. 1989:166.
\' J. Wesler \'Geschiedenis der Veeartsenijkunde\'. Utrecht 1939:139-40.

treda, 1800, in Museum voor Nationale Ge-

middelen van Dierlijke Oorsprong
(VvDO). Daarbij kreeg de afwijking
van de kwaliteit in eerste instantie veel
aandacht, terwijl later de dierkant - na-
melijk stress en welzijn - en de consu-
mentenbelangen meer in het centrum
van het onderzoek werden getrokken.
Integrale Keten Beheersing is thans
een huis,- tuin- en keukenbegrip, maar
vond z\'n oorsprong in het VvDO-on-
derzoek. Vanaf 1980 was dr. Smulders
daarbij betrokken geweest.
Prof dr. F. van Knapen, sinds vorig
jaar voorzitter van de VvDO, maakte
duidelijk dat vlees en vleesproducten
ten aanzien van de biologische en che-
mische factoren veilig dienen te zijn,
met name wat de volksgezondheid
aangaat. De dieren zijn de bron, maar
de wijze waarop de productie plaats-
vindt is evenzeer van belang. Dit houdt
in dat de technologie als onderzoekon-
derwerp onmisbaar is in dezen.

FUNDAMENTEEL EN TOEGE-
PAST

Fundamenteel onderzoek moet be-
schouwd worden als een wetenschappe-
lijk antwoord op een wetenschappelijke
vraag, terwijl toegepast onderzoek een
wetenschappelijk antwoord is op een
maatschappelijke vraag. Beide typen
van onderzoek kunnen niet buiten el-
kaar.

Prof dr. D.I. Demeyer van de
Vakgroep Dierlijke Productie van de
Universiteit van Gent behandelde on-
der de titel \'Vleeskwaliteit internatio-
naal?\' het begrip kwaliteit, dat hij als
begrip onhanteerbaar achtte. Het gaat
daarbij om complexiteit van criteria en
veranderiijkheid in de tijd.
Kwaliteitsonderzoek dient gericht te
worden op het bestuderen en beheer-
sen van de complexiteit.

-ocr page 12-

De consument in het ene land heeft een
andere smaak dan de consument in het
andere land, hetgeen tot uiting komt in
de vraag naar hetzij vet(ter), hetzij ma-
ger(der) vlees. PSE-achtig vlees is veel
gevraagd in België terwijl het in
Amerika wordt ingezet tegenover
pluimveevlees met de slogan \' the ot-.
her white meat\'. Professionaliteit is
kennis. Door deze kennis uit te drukken
in specificaties die door de consument
begrepen kunnen worden, is de consu-
ment in staat zelf de keuze te maken.

ECCEAMST

Prof Demeyer gewaagde van de ge-
weldige goede samenwerking met dr.
Smulders, vooral ook in het kader van
ECCEAMST, een stichting die groten-
deels gefinancierd wordt door de
Europese Unie ter bevordering van de
internationaal gerichte kaderopleiding
op vleeswetenschappelijk gebied en
die vooral door Smulders gestalte en
grote erkenning kreeg.
Dr. F.J.M. Smulders, die in de afgelo-
pen 17 jafen z\'n nimmer aflatende
krachten gaf a\'an onderzoek, aan inter-
nationaal gerichte wetenschappelijke
samenwerking, aan onderwijs in de
vorm van hardwerkend lid van de zoge-
naamde \'curriculum commissie\' maar
ook als faculteitsdichter en troubadour,
maakte in z\'n slotwoord duidelijk dat
hij veel zin in z\'n nieuwe functie heeft.
Gesproken werd over een toekomstige
as Utrecht-Wenen op het gebied van
onderzoek. De persoon van prof dr.
F.J.M. Smulders staat garant dat daar de
nodige muziek in (zal gaan) zit(ten).

fV. Sybesma

ONTWIKKELINGEN IN DE RUNDVEE- EN VARKENSGEZOND-
HEIDSZORG EN HET BESTAAN VAN INTERVISIEGROEPEN

AANTAL BEDRIJVEN MET
MELKVEE

100000

WOÛO

HOOOO

"—^

70000

90000

40000
50000

10000
0

i9M>7nMM(ini} 9

■ron: KC »tiHHHMfll \'tl

AANTAL RUNDEREN

3

( X 1 miljoen)

2.S

-—-

2 ■

1.«

1

BroniKC

7S . . ■ 17 «0 13 - - - S

Inleiding

Op dit moment komt het voor niemand
meer als een verrassing dat de veesta-
pel, met name mndvee en varkens, in
Nederiand temgloopt. Zo zijn de vol-
gende tendensen in de melkveestapel
zichtbaar (zie hierboven):

Bij gelijkblijvend melkquotum en een
stijging van de gemiddelde melkpro-
duktie per dier neemt het aantal melk-
koeien af De instelling van het quo-

Aantal varkensbedrijven (x 1000)

eren:
CBS 15

tum, de celgetalgrens van 500.000 en
later van 400.000 hebben een groter
aantal bedrijven dan gemiddeld per
jaar, doen besluiten te stoppen. Over
tien jaar zullen er nog ongeveer 25.000
melkveebedrijven zijn in Nederland
(schatting IKC). Daamaast is de ver-
wachting dat het aantal dierenartsen-
praktijken dat zich in 2005 met melk-
vee bezighoudt, niet groter zal zijn dan
400. Gemiddeld heeft een praktijk dan
60 melkveebedrijven, die door (mim)

varkensstapel (x 1 miljoen)

2005

1994

1995 groei

EU 119,92 118,61 -1,1%

NL 13,91 14,12 1,5% 10,6
(-25%)

Bron: Boerderij, auguslio telling KC \'95

één mndvee-specialist bediend kunnen
worden.

De varkenssector beleeft een soortge-
lijke ontwikkeling: Een toename van
het aantal varkens per bedrijf zal op de
lang duur de daling in het aantal var-
kensbedrijven niet kunnen compense-
ren; de verwachting van het IKC luidt
dat in 2005 de varkensstapel met 25%
zal zijn geslonken. Deze voorspelling
is waarschijnlijk met name gebaseerd
op de mest-wetgeving.

Gevolgen

Deze ontwikkelingen zijn mede een
drijfveer voor het steeds ingrijpender
optreden van specialisatie en differen-
tiatie binnen praktijken. Op zich trou-
wens broodnodige ontwikkelingen,
gezien het feit dat naast dierenartsen
steeds vaker anderszins deskundigen
veehouders adviseren. Een voorbeeld

-ocr page 13-

ÉÉiiiiyiÉiiMteitii

Omvang varkensbedrijven
(gem. varkens/bedrijf)

KC-H

CM -t9

O = werkvergadering
x= intervisie

hiervan ziet u in het plaatje hieronder,
afkomstig uit de Boerderij \'95:

Uitwisseling en ervaringskennis bin-
nen een praktijk -in de wandelgangen-
over één bepaalde diersoort wordt
daardoor steeds minder mogelijk. Dit
kan ondervangen worden door het uit-
wisselen van ervaringskennis met de
diverse \'diersoort-specialisten\' van
buurtpraktijken: zogenaamd
dier-
soortspecifiek overleg.

Diersoortspecifiek overleg

Begin 1996 waren de mogelijkheden
voor diersoortspecifiek overleg als
volgt (zie hieronder):
Het onderscheidende kenmerk van een
Intervisie is hierbij het kleinschalige,
lokale karakter, waarbij optimaal gele-

Situatie tot
januari 1996

O = werkvergadering
X = intervisie
genheid is voor discussie.
In
werkvergaderingen is eerder sprake
van
kennisoverdracht betreffende een
actueel onderwerp. Meestal komen
hier diverse sprekers aan bod die hun
kennis aan de toehoorders -gemiddeld
40 tot 60- voorleggen.

Het uitwisselen van ervaringen, het on-
derling bespreken van actuele onder-
werpen en de gezelligheid komen be-
ter tot hun recht in informele, kleine
groepjes praktici uit min of meer de-
zelfde regio: de
Intervisies. Gezien het
verschillende karakter van deze twee
organisatievormen kunnen beide naast

Werkvergaderingen

Initiatief: GvD KNMvD
Bestuur: Idem
Opzet: Kennis-overt/racAf
Financiering: Organisatoren
Toehoorders: Praktici

elkaar bestaan om iedere prakticus de
kans te geven op zijn eigen wijze zo-
veel mogelijk van collega\'s te leren.

De gezondheidsdiensten en de diverse
afdelingen van de KNMvD zorgen er-
voor dat, waar nodig, werkvergaderin-
gen worden georganiseerd. Leo
Pharmaceutical Products B.V. heeft
geïnventariseerd onder praktici wie er
behoefte had aan deelname in door
Leo op te richten Intervisies. Ruim 200
dierenartsen hebben zich gemeld. Uit
deze groep hebben zich op dit moment
11 Intervisies gevormd:

Onderwerpen die tot nu toe besproken

-ocr page 14-

zijn, zijn onder andere: leververvetting,
BVD, mastitis, chirurgische therapie
bij lebmaagdislocaties en ontwormen
(bij wegvallen longworm-vaccinaties)
bij het mnd en luchtweg-aandoenin-
gen,
Streptococcus suis en regelgeving
rond Aujeszky bij het varken.
De continuïteit van een Intervisie is
sterk afhankelijk van de motivatie en
trouwe opkomst van de leden. Een en
ander wordt het best gewaarborgd
door een bestuur te vormen uit de aan-
wezige praktici en de verantwoorde-
lijkheid voor de organisatie van het on-
derwerp van de volgende keer te laten
rouleren. Hierdoor wordt afhankelijk-
heid van de gezondheidsdienst (die
middels een diersoort-deskundige ver-
tegenwoordigd is in elke Intervisie om
een acceptabel niveau van de discus-
sies te waarborgen) of de oorspronke-
lijk organisator voorkomen.

Intervisie ervaringen

De ervaring leert dat Intervisies hun
doel zeker verwezenlijken: er wordt
volop gediscussieerd over het gepre-
senteerde onderwerp en alle andere ac-
tuele zaken, zoals BSE, certificatie,
drachtigheid-diagnostiek door de KI,
etcetera. Uiteindelijk zijn steeds meer
praktici zich bewust van de actuele ei-
sen die aan hen als mndvee- of var-
kens-bedrijfsbegeleiders worden ge-
steld: groeien tot een diersoort-
specifieke gezondheids- en manage-
mentsbegeleider.

Varkens-gezondheidszorg: Zuid:

Eindhoven en Leende 1

Oost:

Winterswijk

West/Midden:

Langbroek

Runder-gezondheidszorg: Zuid:

Sittard en Eindhoven

Oost:

Markelo en Gorssel

West/Midden:

Waardenburg en IJselstein

Noord:

Drachten

* = vergaderlocatie: wisselt echter bij sommige Intervisies

Diergezondheid in beweging:

verschuivingen
veehouiler
dans GZD

1990

/

/

/

/

/

1980

/

/
/
/
/

/

/

/

1970-

/

/

/

le

2c

3e lijns

diergeneeskunde

Voor belangstellenden

Belangstellenden voor deelname aan
een Intervisie kunnen contact opne-
men met Ingrid van Alten (tel.: 0294-
480451, fax: 0294-415471) om te ver-
nemen wanneer en waar een bepaalde
Intervisie vergadert of om de notulen
betreffende een bepaald onderwerp op
te vragen.

GEMEDICINEERDE VOEDERS MET OF ZONDER A-, D- EN
K-ADDITIEVEN?

Gedoogsituatie voorbij, registratie
bepalend!

De gedoogsituatie voor de verwerking
van diergeneesmiddelen in gemedici-
neerd voeder in combinatie met A-, D-
en K-additieven, zoals beschreven in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 15 november 1996, is per 1 juli
1996 opgeheven. A-, D- en K-additie-
ven zijn antibiotica (A), coccidiosta-
tica en andere geneeskrachtige stoffen
(D) en groeibevorderende stoffen (K).

Verleden tijd

De gedoogsituatie had betrekking op
die geregistreerde diergeneesmiddelen
voor verwerking in gemedicineerde
voeders waarvan de registratiehouder
te kennen had gegeven dat de wijzi-
ging van de registratie is aangevraagd
en de combinatie niet voorkomt op de
lijst van probleemcombinaties. Voor
deze diergeneesmiddelen was combi-
natie met A-, D- en K- additieven mo-
gelijk. Inmiddels zijn een aantal regis-
tratiebeschikkingen gewijzigd en is
besloten de gedoogsituatie
per I juli
1996 op te heffen.

392

Gevolgen

In concreto houdt dit in dat vanaf die
datum het
verwerken van dierge-
neesmiddelen in diervoeder in com-
binatie met A-, D-, en K-additieven
alleen is toegestaan indien dit in de
registratiebeschikking is vermeld.

Procédé

In de praktijk houdt dit in dat het ge-
bmik van sommige diergeneesmidde-
len niet meer past in het normale
fabrikage-procédé van de mengvoer-
derfabrikanten. Reden waarom de
mengvoerderfabrikant minder gene-
gen kan zijn om bepaalde diergenees-
middelen te verwerken. Het verwerken
van diergeneesmiddelen met A-, D- en
K-additieven heeft namelijk niet al-
leen praktische voordelen maar komt
ook de kwaliteit van het gemedici-
neerde voeder ten goede.

Advies

Dierenartsen die gemedicineerde voe-
ders voorschrijven worden verzocht
bij de keuze van het diergeneesmiddel
hiermede rekening te houden en gead-
viseerd om zo mogelijk een dierge-
neesmiddel te kiezen dat op grond van
de registratiebeschikking gecombi-
neerd kan worden met A-,D- en K- ad-
ditieven. Voorts raden wij u aan om in
overleg met uw mengvoederberei-
der(s) te treden, zodat besproken kan
worden wat wel en niet tot de moge-
lijkheden behoort.

Tijdschrift VOOR DIEROENEF.SKUNDF, DEEL 121, JULI, AFLEVERINC; 13, 1996

Kennis van registratiebeschikking

Gebleken is dat niet alle dierenartsen
actueel zijn geïnformeerd over welke
middelen door gemedicineerd voeder
mogen worden verwerkt, welke dose-
ring toegestaan is en of combinatie met
A-, D-, en K-additieven is toegestaan.
Op verschillende manieren kan de die-
renarts echter kennis nemen van de re-
gistratiebeschikkingen. De bibliotheek
van het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, de databank
van de Faculteit der Diergeneeskunde
en het Bureau Registratie Diergenees-
middelen (BRD) (telefonisch spreek-
uur iedere maandag van 9.00 - 11.00
uur) zijn hier voorbeelden van.
Een handzame en regelmatig (drie ä

-ocr page 15-

vier i<eer per jaar) bijgewericte infor-
matiebron is de bundel Diervoeder-
wetgeving in Nederland deel II. Groot
voordeel van deze bundel is dat naast
de regelgeving ook een uitgebreid
overzicht (gebaseerd op gegevens van
het BRD) wordt gegeven van de ver-
werkings- en veiligheidsvoorschriften
(registratiebeschikking) van definitief
geregistreerde diergeneesmiddelen.
De bundel is voor vele mengvoederbe-
reiders het uitgangspunt. Ook voor
dierenartsen is het aan te bevelen de
bundel aan te schaffen. Immers goed
geïnformeerd zijn is van belang bij het
voorschrijven van gemedicineerde
voeders en de communicatie met uw
cliënt en mengvoederbereider(s).

In overleg met de Algemene In-
spectiedienst is afgesproken dat de fei-
telijke toetsing op het naleven van de
registratiebeschikkingen niet eerder in
zal gaan dan één maand nadat de be-
langhebbenden voldoende geïnfor-
meerd zijn.

Bestellen

De bundel Diervoederwetgeving deel
II wordt uitgegeven door het Pro-
duktschap voor Veevoeder. Een abon-
nement kost ƒ 60,- en is te bestellen
op telefoonnummer 070- 3708341.

ZEVENDE EDITIE FIDIN REPERTORIUM DIERGENEES-
MIDDELEN 1996-1997 BINNENKORT VAN DE PERS

De FIDIN meldt dat de zevende editie
van het FIDIN Repertorium Dier-
geneesmiddelen augustus 1996 gereed
zal zijn voor verzending. Een compen-
dium als het FIDIN Repertorium Dier-
geneesmiddelen bevat infonnatie die
constant aan veranderingen onderhe-
vig is. Deze veranderingen maken het
noodzakelijk twee jaar na de zesde edi-
tie met een volgende uitgave te komen.

Ongeveer een half jaar na de uitgave
van de zesde editie is een enquête on-
der de Nederlandse dierenartsen ge-
houden, waarin de mening over het
Repertorium werd gevraagd. De res-
pons op deze enquête was bijzonder
groot. Meer dan 500 van de 800 for-
mulieren werd geretourneerd. Het
bleek dat het FIDIN Repertorium een
zeer hoge attentiewaarde heeft: 12%
gebmikt het Repertorium dagelijks,
55% minimaal éénmaal per week en
22% minimaal éénmaal per maand ter-
wijl slechts 1% van de ondervraagden
een gebmik van minder dan éénmaal
per maand aangaf

Uit de beantwoording van de vragen
bleek dat bij de overgrote meerderheid
van de gebmikers het Repertorium
voldoet aan de verwachting. Bij de uit-
gave van de zevende editie is zoveel
mogelijk rekening gehouden met de
geplaatste opmerkingen en aanbeve-
lingen. Zo is er een speciaal hoofdstuk
voor homeopathische middelen opge-
nomen en is het register gesplitst in
twee overzichtelijke delen voor res-
pectievelijk productnamen en werk-
zame stoffen.

Onder deskundige leiding van profes-
sor dr. A. Pijpers zijn ook de inlei-
dende teksten geactualiseerd en is een
speciale uiteenzetting over MRL\'s op-
genomen.

Nieuw is de toelichting van het Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen,
BBD, op het opgenomen formulier
voor het melden van bijwerkingen.
Het boek is volledig geactualiseerd:
329 middelen zijn vervallen en 324
nieuwe middelen zijn opgenomen. Een
aantal veranderingen houden enerzijds
verband met de verschillende fusies
binnen de veterinair farmaceutische
industrie, anderzijds met de registra-
tiestatus van vele diergeneesmiddelen.
Tot slot kan worden gesteld dat het
FIDIN Repertorium Diergeneesmid-
delen tussen de in de verschillende
Europese landen uitgegeven Reper-
toria/Compendia voor diergeneesmid-
delen een bijzondere plaats inneemt. In
de meeste landen is dit een bundeling
van de verschillende bijsluiters. Het
Repertorium in Nederland bevat thera-
peutische hoofdstukken met de daarbij
behorende inleidingen. Om deze rede-
nen heeft het FIDIN Repertorium
Diergeneesmiddelen dan ook de func-
tie van studieboek in de opleiding van
dierenartsen aan de Faculteit der
Diergeneeskunde van de Universiteit
Utrecht en wordt het gebruikt bij de
cursus PAO Apotheek voor dierenart-
sen.

De leden van de FIDIN hebben het ook
nu weer mogelijk gemaakt het
Repertorium Diergeneesmiddelen te-
gen een beperkte bijdrage ter beschik-
king te stellen aan in Nederland ge-
vestigde dierenartsen en diergenees-
kundige studenten.

Begin juni zijn de praktiserende die-
renartsen en de dierenartsen werkzaam
bij instituten, faculteit, etcetera recht-
streeks geïnformeerd over de wijze
waarop het Repertorium tegen een
speciale voorintekenprijs kan worden
besteld.

Foor meer inlichtingen:
Secretariaat FIDIN, Postbus 123,
3850 AC ERMELO, telefoonnum-
mer 0341-551703, faxnummer 0341-
551881.

VERBETERING IDENTIFICATIE EN REGISTRATIE VAN
VARKENS BESPAART MILJOENEN

Het onlangs in België en Nederland in-
gevoerde nieuwe systeem van
Identificatie en Registratie (I&R) in de
varkenshouderij is meer dan gerecht-
vaardigd. Alleen al op grond van de
bijdrage aan het sneller onder controle
krijgen van varkenspest is het systeem
van groot economisch belang. Dat
concludeert ir. Helmut W. Saatkamp
in zijn proefschrift \'Simulation studies
on the potential role of national identi-
fication and recording systems in the
control of classic swine fever\', waarop
hij op 29 maart 1996 aan de Katholieke
Universiteit Leuven in België is gepro-
moveerd. Bij dit onderzoek was de
Landbouwuniversiteit Wageningen
sterk betrokken.

-ocr page 16-

Opsporing risico-bedrijven

Het uitbreken van besmettelijk dier-
ziekten als varkenspest en mond- en
klauwzeer vormt een voortdurende be-
dreiging voor sterk op de export ge-
richte landen als België en Nederland.
De economische schade kan gemakke-
lijk oplopen tot honderden miljoenen
guldens. Onlangs bleek dat weer eens
bij het uitbreken van varkenspest in
België en Duitsland. Er is dan ook al-
les aan gelegen dergelijke dierziekten
te voorkomen of als dit niet lukt de
ziekte zo snel mogelijk onder de knie
te krijgen. Een l&R-systeem kan met
name een belangrijke bijdrage leveren
bij een snelle en betrouwbare opspo-
ring van risicobedrijven tijdens het uit-
breken van een ziekte.

i I «i

Ziektebestrijding

Naast het huidige en het voorgaande
systeem heeft Saatkamp l&R-syste-
men op basis van elektronische identi-
ficatie (transponders) in de vergelij-
king betrokken. Om de economische
vergelijking voor een groot aantal uit-
eenlopende situaties mogelijk te maken
is het optreden en de bestrijding van
varkenspest nagebootst op de compu-
ter, waarbij de jongste uitbraken in
België model hebben gestaan. In-
voering van een systeem met transpon-
ders blijkt de ziektebestrijding welis-
waar verder te kunnen verbeteren,
maar niet zodanig dat de extra kosten
geheel worden goedgemaakt door de
vermindering van de schade. Voor de
economische haalbaarheid van een der-
gelijk systeem zijn dan ook andere toe-
passingsmogelijkheden vereist, zoals
een snellere informatie-uitwisseling
tussen schakels van de produktiekolom
en beter onderbouwde managementbe-
slissingen op het individuele bedrijf
Inmiddels is vervolgonderzoek in gang
gezet om ook deze toepassingsmoge-
lijkheden in kaart te brengen.

JAARVERSLAG COMMISSIE REGISTRATIE PROEFDIER-
PATHOLOGEN/TOXICOLOGISCH PATHOLOGEN

Jaar 1995

Tijdens de verslagperiode bestond de
Commissie uit prof dr. E.J. Ruiten-
berg, voorzitter namens de Neder-
landse Vereniging voor Pathologie
(NVvP), prof dr. J.E. van Dijk, na-
mens de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
prof dr. J.G. Vos (vice-voorzitter)
vanuit de toxicologische pathologie
en vaccinologie, prof dr. J.J. Wee-
ning, vanuit de experimentele patho-
logie, dr. R.A. Woutersen, vanuit de
discipline industriële toxicologische
pathologie, dr. P.W. Wester, vanuit de
proefdierpathologie en de toxicologi-
sche pathologie dr. J.J.T.W.A. Strik,
secretaris.

Prof dr. E.J. Ruitenberg werd tijdens
het jaar 1995 opgevolgd door prof dr.
P.J. Slootweg, namens de Nederiandse
Vereniging voor Pathologie en prof
dr. J.J. Weening door drs. E. van Esch
als vertegenwoordiger voor de indus-
triële toxicologische pathologie. Het
voorzitterschap is overgedragen aan
prof dr. J.G. Vos.

Een veterinaire patholoog werd na een
aanvullende opleiding erkend tot
proefdierpatholoog. Een kandidaat
voltooide de opleiding tot proefdierpa-
tholoog/toxicologisch patholoog.
De voortgang van het opleidingspro-
gramma van de proefdierpathologen in
opleiding werd bewaakt door het hou-
den van periodieke voortgangsge-
sprekken. Er zijn per 31 december
1995 35 geregistreerde en drie proef-
dierpathologen in opleiding. De oplei-
dingsinstituten zijn de vakgroep
Pathologie van de Faculteit der
Diergeneeskunde, TNO-Voeding en
het Laboratorium voor Pathologie van
het RIVM.

Het reglement en het programma zijn
aangepast en bewerkt. Deze zijn in het
verslagjaar goedgekeurd door de
NVvP en de KNMvD. Met de goed-
keuring door de beide organisaties zal
(her)registratie mogelijk zijn als proef-
dierpatholoog of als toxicologisch pa-
tholoog. In overeenstemming hiermee
is de naam van de Commissie
Registratie Proefdierpathologen ge-
wijzigd in die van de Commissie
Registratie Proefdierpathologen/Toxi-
cologisch Pathologen.

Tevens is de mogelijkheid geopend
om als niet praktiserend proefdierpa-
tholoog geherregistreerd te worden.
Contact is onderhouden met de IFSTP
(International Federation of Societies
of Toxicological Pathologists).
In de afgelopen periode kwam de
Commissie tweemaal bijeen.
Uit de inkomsten van het certificaat
werden de hieraan verbonden kosten
gedekt.

In opleiding zijn:

Drs. A.H.C. Baselmans

Drs. D. Goovaerts

Dr. W, de Jong

Nieuw erkend zijn in 1995:

Drs. P.M. Dortant

Drs. M.A. Koedam

SCHADECLAIM BIJ TOEDIENING VAN CLENBUTEROLHOUDENDE
DIERGENEESMIDDELEN

Naar aanleiding van recente toedie-
ning van Ventipulmin® aan een
vleeskalf door een assistent-dieren-
arts, werkzaam in een groepspraktijk.

volgt hierbij informatie over de werk-
zaamheden van de Stichting Kwa-
liteitsgarantie Vleeskalversector. De
SKV controleert op het verboden ge-
bmik van groeibevorderende stoffen
en hormoonpreparaten bij bereiders
van en handelaren in kalvervoeders,
houders van vleeskalveren en kalver-
slachterijen.

De SKV legt bij aangeslotenen sanc-
ties op, indien de SKV constateert dat
er sprake is van vastgesteld gebruik
van niet-toegelaten stoffen, zoals bij-
voorbeeld clenbuterol.
De SKV-controle is gebaseerd op een
aantal Verordeningen van het Pro-
duktschap voor Vee en Vlees (PVV)
en het Produktschap voor Veevoeder

-ocr page 17-

(Vvr) en op door het SKV-bestuur na-
der vastgestelde reglementen.
Krachtens voomoemde regelgeving,
met name \'Verordening stoffen met
sympathico mimetische werking
(PVV) 1991\' (PBO-blad 1991; 10:
21, zoals gewijzigd bij Wijzigings-
verordening 1991-1 (PBO-blad 1991;
32: 7) en bij Wijzigingsverordening
1991-11 (PBO-blad 1994; 64: 9)) is
het onder meer
verboden om aan
vleeskalveren
clenbuterolhoudende
diergeneesmiddelen
toe te dienen,
ook wanneer het vleeskalveren van
jonger dan 14 weken betreft.

Bij constatering van vastgesteld ge-
bruik van niet-toegelaten stoffen, legt
de SKV sancties op bij aangeslote-
nen. Tevens wordt altijd melding ge-
daan aan de betrokken overheidsin-
stanties (AID, RVV, VHI).

De meest vergaande sanctie is de ver-
nietiging van het totale koppel waar-
toe positief bevonden vleeskalveren
behoren.

In het bovengenoemde geval waarbij
een assistent-dierenarts aan een vlees-
kalf Ventipulmin® toediende, betrof
het een koppel van 600 vleeskalveren.

Congressen en cursussen

PHLO-cursus \'Toegepaste statis-
tiek\'

Data: 9, 23 september, 7, 21 oktober,
4, 18 november, 2, 16 december 1996
en 6 januari 1997.
Plaats: Wageningen
Cursusleiding: ir. A.A.M. Jansen
(DLO, groep landbouwwiskunde)
Groepsgrootte: maximaal 25 perso-
nen.

Kosten: ƒ 2.000,- ƒ 250,- per te
volgen facultatieve dag. ƒ 3.000,-
voor de volledige cursus.
Doel: Het doel van de cursus is het be-
vorderen van strategisch en modelma-
tig denken en werken van onderzoe-
kers.

Inschrijvingen en inlichtingen:

De inschrijftermijn van de cursus ein-
digt op:
15 augustus 1996. Nadere in-
lichtingen en een folder met inteken-
formulier kunnen worden verkregen

m i^m^w « M

Indien dit door de SKV was geconsta-
teerd, zou het behandelde vleeskalf
volgens de SKV regelgeving vernie-
tigd moeten worden en was tevens
een boete opgelegd van ƒ 300,-- per
vleeskalf voor het gehele koppel, to-
taal dus ƒ 179.700,-. Bij drie posi-
tieve kalveren zou het hele koppel
vemietigd zijn, waardoor een ge-
schatte schade van ƒ 900.000,-- zou
zijn ontstaan.

Indien het verboden clenbuterolhou-
dende diergeneesmiddel door een die-
renarts is toegediend, zal de betrok-
ken eigenaar -ongetwijfeld- de be-
treffende dierenarts aansprakelijk
stellen, hetgeen tot een aanzienlijke
schadeclaim kan leiden.

C.P. y. van der Weg
directeur SKV

Naschrift

Met nadruk willen wij door het plaat-
sen van deze ingezonden brief wijzen
op het niet toedienen van clenbuterol-
houdende diergeneesmiddelen door
de praktiserende dierenartsen bij
vleeskalveren. De diergeneeskundige
effectiviteit van deze diergeneesmid-

bij: Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen. Tel.: 0317-
484093/484490, fax: 0317-426547.

PHLO-cursus \'Manager en organi-
satie\'

Data: 18, 19,20 september 1996
Plaats: Wageni ngen
Cursusleiding: dr. ir. W.J. Marcelis
(LUW, Vakgroep Bedrijfskunde)
Groepsgrootte: maximaal 20 perso-
nen.

Kosten: ƒ 1.750,-

Doel: De organisatie als succesfactor
vormt het centrale thema in deze cur-
sus. Problemen in de organisatie wor-
den geanalyseerd vanuit het perspec-
tief van besturingsprocessen en
besluitvormingsgedrag. Een integrale
managementbenadering wordt gepre-
senteerd die garant staat voor effec-
tieve ingrepen in de organisatie.
Inschrijvingen en inlichtingen:
De inschrijftermijn van de cursus ein-
digt op:
23 augustus 1996. Nadere in-
lichtingen en een folder met inteken-
formulier kunnen worden verkregen
delen is voor de prakticus vaak reden
om ze bij respiratoire aandoeningen
toe te passen. Aanvankelijk waren ze
voor vleeskalveren beneden de leef-
tijd van 14 weken toegestaan.

-.....-"\'^■\'"-"^■-^^imtfri

Voor de controlemogelijkheden op de
vleeskalverbedrijven die deelnemen
aan de SKV gaf dit verwarringen.
Daarom is op basis van de in de inge-
zonden brief genoemde verordenin-
gen de toepassing van clenbute-
rolhoudende diergeneesmiddelen bij
vleeskalveren verboden.

De ministers van Landbouw in de
Europese Unie hebben in de vergade-
ring van 29 en 30 april 1996 in
Luxemburg tevens besloten een alge-
heel verbod voor het toepassen van ß-
agonisten in te stellen. Hieronder val-
len dus de clenbuterolhoudende
diergeneesmiddelen. Er is een uitzon-
dering gemaakt voor het therapeu-
tisch toepassen bij paarden, gezel-
schapsdieren en koeien in partu. De
nieuwe reglementering voorziet tege-
lijk in de destructie van de koppel.

Dr. Tj. Jorna

bij: Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen. Tel.: 0317-
484093/484092, fax: 0317-426547.

PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en
voortplanting van het varken\'

Data: 26,27 september 1996
Plaats: Wageningen
Cursusleiding: dr. ir. T. van der Lende
(LUW, Vakgroep Veehouderij) dr. ir. B.
Kemp (LUW, Vakgroep Veehouderij)
Groepsgrootte: maximaal 30 personen.
Kosten: f 1.250,-

Doel: Het doel van de cursus is het
overdragen van kennis van en het bij-
brengen van inzicht in recente ontwik-
kelingen op het terrein van de vmcht-
baarheid en voortplanting van het
varken.

Inschrijvingen en inlichtingen:

De inschrijftermijn van de cursus ein-
digt op:
1 september 1996. Nadere in-
lichtingen en een folder met inteken-
formulier kunnen worden verkregen
bij: Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen. Tel.: 0317-
484093/484092, fax: 0317-426547.

-ocr page 18-

Op donderdag 14 november 1996 zal
in Congrescentmm Orpheus te
Apeldoom het symposium
\'Wat die-
ren ons zeggen...\'
plaatsvinden over
verantwoord dierbeheer. Het wordt ge-
organiseerd door de HBO-opleiding
Diermanagement en het Van Hall
Instituut. De volgende onderwerpen
worden aan de orde gesteld:
- Registratie- en identificatietechnie-
ken van proefdieren, dierentuindie-
ren en gezelschapsdieren;

- Omgevingsverrijkking ten aanzien
van proefdieren, dierentuindieren en
gezelschapsdieren;

- Fok van gezelschaps- en proefdie-
ren;

- Management met betrekking tot
vrijwilligers, professionalisering
van non-profitorganisaties, project-
matig werken;

- Kwaliteitszorg in de diervoederin-
dustrie;

VERANTWOORD DIERBEHEER

- Natuurbeheer en jacht;

- Wetgeving en regelgeving.

Het symposium is bestemd voor perso-
nen die in de uitoefening van hun func-
tie te maken hebben (of krijgen) met
verantwoord dierbeheer. Het staat te-
vens open voor studenten en andere
geïnteresseerden.

Meer informatie: Van Hall Instituut,
mevrouw drs. T.B. Hepping, Postbus
1754, 8901 CB Leeuwarden, tel.: 058-
2846160, fax: 058-2846199.

ACUPUNCTUUROPLEIDING

The International Veterinary Society (IVAS) start in september dit jaar met een op de praktijkgerichte opleiding veteri-
naire acupunctuur.

Duur: 8 weekenden met afsluitend examen in september 1997.

Er wordt les gegeven met behulp van behandelingen bij paarden en kleine huisdieren.

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij het secretariaat van de SNVA (Samenwerkende Nederlandse Veterinaire
Acupuncturistenvereniging), M.J. Wisse. Tel.: 010-4164915.

Rhône Mérieux introduceert een
electronisch identificatiesysteem dat
geschikt is voor alle gezelschapsdie-
ren. De nieuwe transponders voldoen
aan de ISO-standaard. De Indexel
ISO-transponders zijn voorzien van
de gepatenteerde anti-migratiecap
waarmee reeds meer dan zeven jaar
goede ervaring bestaat. Indexel on-
derscheidt zich verder onder meer
door een handig injectiesysteem. PS
ISO-transponders zijn af te lezen met
alle readers die aan de ISO-eisen vol-
doen.

INDEXEL FDXB ISO-TRANSPGNDERS

Voor meer informatie: Rhône Mérieux,
Amstelveen, tel.: 020-5473933.

MEDEDELING

Hierdoor deelt het Hoofdbestuur u
mede dat in de vergadering van 29
mei 1996 mevrouw dr. E.N.
Noordhuizen-Stassen is benoemd
tot hoogleraar Relatie Mens-Dier.
De benoeming is op 1 juni 1996 in-
gegaan. Mevrouw dr. E.N. Noord-
huizen-Stassen volgt prof dr. F.J.
Grommers op, die maart 1996 met
emeritaat is gegaan.

AFSLANKWEDSTRIJD VOOR MOLLIGE
HUISDIEREN

KOPIJ OP
DISKETTE

In Nederland komt het probleem klini-
sche zwaarlijvigheid van huisdieren
veelvuldig voor; 25% van de honden
en minstens 10% van de katten zijn te
dik. Veel eigenaren van gezelschaps-
dieren verwarren namelijk het over-
voeren van hun dieren met genegen-
heid. Zij kunnen de smekende blik van
hun huisdier tijdens het diner niet weer-
staan en geven ze al snel iets te snoe-
pen; van chocolade tot een worstje. Dat
te-dik-zijn slecht is voor dieren, moge
duidelijk zijn. Hill\'s Pet Nutrition heeft
in samenwerking met dierenartsen-
praktijken de Hill\'s Afslankkampioen
1996 Wedstrijd georganiseerd, mede
als stok achter de deur om als eigenaar
opgewassen te zijn tegen die smach-
tende blikken. Eigenaren kunnen het
gewicht van hun huisdier bij de dieren-
arts laten controleren en zich eventueel
gratis inschrijven voor deze wedstrijd.
Tien landelijke finalisten zullen dan in
oktober 1996 door een panel van des-
kundigen worden beoordeeld, waama
de winnende eigenaar op vakantie kan.

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 19-

Naar aanleiding van onder-
staande, uit de praktijk ontvangen
vraagstelling, vond de redactie dr.
P.L.A.M. Vos (Faculteit der
Diergeneeskunde) bereid om voor
de lezers een antwoord te formule-
ren.

VRAAG:

Heeft het gebmik van Fertagyl®
(GnRH) de voorkeur boven Chomlon®
(hCG) bij mnderen ter verbetering van
de vmchtbaarheidsresultaten?

ANTWOORD:

Zowel het Gonadotroop Releasing
Hormoon (GnRH) als het human
Chorionic Gonadotrofine (hCG) wor-
den veelvuldig toegepast in de modeme
rundveehouderij om de fertiliteit bij
\'ontspoorde\' (met of zonder duidelijke
diagnose door middel van rectale ex-
ploratie/echografie/progesteron-test)
dieren te beïnvloeden en te reguleren
met als doel de vmchtbaarheidsresulta-
ten (van individuele dieren) te verbete-
ren.

Het volledig en juist beantwoorden van
bovenstaande vraag is daardoor minder
eenvoudig dan het in eerste instantie
lijkt. Wat wordt er bedoeld met de zin-
snede \'verbetering van vmchtbaar-
heidsresultaten\'? Gaat de lezer er op
voorhand al vanuit dat bij het gebmik
van de preparaten GnRH (Gonadotroop
releasing hormoon) en/of hCG (human
Chorionic Gonadotrophin) de vmcht-
baarheid verbeterd kan worden?
Veel belangrijker, en misschien inte-
ressanter, is eerst de vraag of de ge-
noemde preparaten inderdaad wel ge-
bmikt
kunnen worden om de
vmchtbaarheidsresultaten op bedrijfs-
niveau te verbeteren, zonder hierbij di-
rect een voorkeur uit te spreken voor
een van deze preparaten. Aldus, gaat
het hier om een individuele aanpak van
specifieke problemen of praten we over
het verbeteren van de algemene fertili-
teitsstatus op een modem veehouderij-
bedrijf (benadering op koppelniveau)?
De melkveehouderij in Nederiand
streeft in het algemeen naar een duur-
zame maar economisch verantwoorde
melkproductie. Dit is alleen haalbaar
als de dieren gezond zijn en een nor-
male/goede vmchtbaarheid hebben
binnen haalbare grenzen. Deze (ideale)
situatie kan alleen dan worden bereikt
als voldaan wordt aan een goed en ade-
quaat managementsysteem waarin ie-
dere factor die van invloed is op de
diergezondheid van een koppel melk-
koeien zorgvuldig wordt meegewogen.
Dit betekent dus dat het beoogde effect
bij het gebmik van hormonen als
GnRH/hCG preparaten met als doel om
de vmchtbaarheid op een mndveehou-
derij bedrijf economisch verantwoord
te verbeteren, zeer sterk af zal hangen
van de koppeling met de bovenge-
noemde managementfactoren en van
de interactie tussen die factoren (i.e.
oestmsdetectie, voedingsstatus, geneti-
sche aanleg, productieniveau, omge-
vingsfactoren).

De vraag dringt zich dan ook sterk op of
onder de normaal (meer of minder)
wisselende bedrij fsomstandigheden
het wel mogelijk is om met een, selec-
tief dan wel non-selectief gebmik van
de genoemde preparaten betere resulta-
ten te behalen zijn. En zo ja, is de waar-
genomen verbetering volledig toe te
schrijven aan de ingestelde hormoon-
therapie.

Vanzelfsprekend is hierin alleen goed
inzicht te krijgen als voldaan wordt aan
goede dataopslag en - verwerking/ana-
lyse zodat aan de hand van de bere-
kende fertiliteitsparameters eventuele
effecten zichtbaar gemaakt kunnen
worden. Dan nóg blijft het bij een ge-
signaleerd (positief) effect de vraag of
het ondanks of desondanks de inge-
stelde therapie is geweest.
Toch zijn er op het bedrijf (individuele
of groepen) dieren aan te wijzen die bij
een selectief en verantwoord gebmik
van de preparaten (economisch) voor-
deel kunnen hebben. Hierbij valt te
denken aan de groep van \'regelmatige
opbrekers\' ofwel de \'repeat breeders\'.
Alvorens op deze speciale groep pro-
bleemkoeien (als voorbeeld) wat nader
in te gaan is het van belang de gedach-
ten te ordenen over de momenten
waarop en waarom eventueel een
GnRH/hCG injectie kan worden toege-
diend. Het zal dan ook duidelijk wor-
den dat de keuze tussen de preparaten
niet eenvoudig en zeker niet zwart-wit
is. De keuze van en/of voorkeur voor de
bovengenoemde preparaten wordt
sterk beïnvloed door (de ingeslepen)
ervaring en de wetten van het \'trial en
error\' mechanisme.

iL

VERBETEREN VRUCHTBAARHEIDSRESULTATEN BIJ RUNDEREN

Oorspronkelijk werden deze prepara-
ten (zowel GnRH/hCG) alleen toege-
past voor de (therapeutische) behande-
ling van (individuele) dieren lijdende
aan het zogenaamde cysteus ovarium
syndroom (COS). Hierbij wordt het
mogelijk luteiniseren (en dus proge-
steronproductie!) van de cystewand
(i.e. membrana granulosacellen) en/of
een eventuele inductie van een ovulatie
van een gezonde, preovulatoire follikel
ten doel gesteld.

Het resultaat van dit beoogde effect zal
sterk afhankelijk zijn van de pathofy-
siologische status van de gediagnosti-
seerde cyste(n) wand. Hierbij dient
men zich tevens goed te realiseren dat
de gedane waarneming slechts een mo-
mentopname is en er duidelijk sprake
kan zijn van een zogenaamde cystedy-
namiek. Een goede follow-up van de
therapie zou in een aantal gevallen zeer
wenselijk zijn. Verder dient te worden
opgemerkt dat in de literatuur duidelijk
melding gemaakt wordt van een sub-
groep COS-dieren die leiden aan het
zogenaamde
chronische COS-beeld:
op geen enkele ingestelde behandeling
(GnRH/hCG/Progesteron en combina-
ties) reagerende dieren.
De endocriene achtergronden van de
preparaten laat zich als volgt (kort) be-
schrijven. Algemeen kan men stellen
dat bij alle ingestelde endocriene thera-
pieën het uiteindelijke doel gericht is op
een voldoende hoge progesteronpro-
ductie. Hierdoor zal de hypothalamus-
hypofyse-ovarium-as opnieuw gevoe-
lig worden voor de benodigde
neuro-endocriene signalen. Na een
GnRH injectie (i.m.) worden endogeen
de eiwithormonen LH en FSH afgege-
ven door de hypofyse waarbij er na on-
geveer twee tot drie uur zowel een LH
(en FSH) piek in het bloedplasma ge-
meten kunnen worden. Er is hierbij
sprake van een dosis-(maximale) re-
spons relatie. Men kan stellen dat bij
het gebmik van GnRH op een gerichte
wijze ingehaakt wordt op het (ont-
spoorde) endocriene mechanisme van
de koe zélf Hierbij dient dan sprake te
zijn van een gevoelige hypofyse-ova-
rium as. De verwachte effecten (luteini-
satie of eventueel ovulatie) van deze
LH/FSH afgifte zijn vervolgens volle-
dig aftiankelijk van de (patho-) fysiolo-
gische status, lees aan- of afwezigheid
van LH/FSH receptoren, van het doel-

-ocr page 20-

orgaan (zoals de cyste, preovulatoire
follikel en/of het corpus luteum). Een
directe LH piek (let wel: géén FSH
piek) wordt verkregen door de hCG in-
jectie. Hierbij worden direct de op het
target orgaan aanwezige LH recepto-
ren bezet. Bij het gebruik van hCG mag
er sprake zijn van een ongevoelige hy-
pofyse-ovarium-as. Een nadeel en ri-
sico bij herhaaldelijk gebmik van het
sterke immunogene hCG is de vergrote
kans op een anafylactische shock.
Veel onderzoek is er de laatste jaren
verricht naar het gebmik van releasing
hormonen of hCG preparaten teneinde
de algemene fertiliteit van een
koppel
koeien te verbeteren. Hierbij moet dan
voornamelijk gedacht worden aan toe-
passingen van GnRH of hCG ten tijde
van de (eerste) inseminatie en/of tijdens
de (vroege) ontwikkeling van het cor-
pus luteum (graviditatis) i.e. tijdens de
kritieke, periode van de zogenaamde
matemale herkenning van de vroege
dracht (tussen dag 7 en 16 van de cy-
clus) bij de groep \'repeat breeders\'.
Oorzaken voor regelmatige opbre-
kers kunnen gezocht worden in ont-
sporingen tijdens folliculaire fase
(\'verlate\' ovulatie, intrafolliculaire
eicelveroudering, verstoorde sperma-
eicel binding) en/of luteale fase
(verstoorde vroeg embryonale ont-
wikkeling, dysfunctie in het proces
van de matemale herkenning van de
dracht). In het eerste geval beoogt men
de inductie van een preovulatoire LH
piek gevolgd door ovulatie van de (do-
minante) preovulatoire follikel (GnRH
of hCG ten tijde van de aanvang van de
tocht/eerste inseminatie), bij de tweede
toepassing een extra luteotrofe onder-
steuning van het zich ontwikkelen-
de corpus luteum of een ovula-
tie/luteinisatie van de dominate follikel
van de eerste groeigolf waardoor de to-
tale progesteron output toeneemt en/of
wordt verlengd (GnRH of hCG op dag
10-12 van de cyclus). Er zouden op
deze wijze betere overlevingskansen
worden gecreëerd voor het zich ont-
wikkelende embryo. Voor een beter lu-
teotroof effect (hogere progesteron out-
put per luteine-cel van het corpus lu-
teum) zou de voorkeur uitgaan naar
hCG. De overall resultaten in de litera-
tuur van bovengenoemde toepassingen
zijn sterk wisselend (zowel positieve
als negatieve resultaten/effecten wor-
den gemeld) en vaak verwarrend
(waaraan een onjuiste experimentele
opzet bijvoorbeeld geen (juiste) con-
trole groep frequent debet is).
Daardoor roept het gebmik van deze
hormonen preparaten regelmatig vra-
gen en/of onduidelijkheden op. Om
deze vragen zo optimaal mogelijk te
kunnen beantwoorden is enige achter-
grondinformatie noodzakelijk over de
biochemische en farmacologische ei-
genschappen van de genoemde prepa-
raten. GnRH is een decapeptide afkom-
stig uit de hypothalamus. De afgifte van
GnRH wordt gereguleerd door signalen
die de hypothalamus ontvangt vanuit
het milieu in- en extern. Afhankelijk
van de endocriene status van het mnd
resulteert de (pulsatiele) afgifte van
GnRH in de (eveneens pulsatiel) afgifte
van de eiwithormonen FSH en LH van-
uit de hypofyse. In de zeventigerjaren
is men er in geslaagd GnRH te syntheti-
seren, het synthetische gonadorelin
(Fertagyl®, Intervet). Dit heeft snel ge-
leid tot de synthese van andere agonis-
ten van GnRH: Busereline (nona-
peptide, Receptal®, Hoechst), Fer-
tirelinacetaat (decapeptide, Ovalyse®,
Upjohn). Dit laatste product is tien
maal actiever dan gonadoreline,
Busereline is weer tien maal actiever
dan Fertirelin-acetaat. Dit verschil in
activiteit laat zich voornamelijk verkla-
ren doordat de agonisten in grote mate
resistent zijn tegen de enzymatische af
braak door endopeptidasen. Tevens
hebben agonisten een grotere affmiteit
en sterkere binding voor de hypofyse
receptoren. De afgifte van LH en FSH
door de hypofyse aan het perifere bloed
is dosisafhankelijk: hoge doseringen
sorteren geen extra effect (voor go-
nadoreline is de LH afgifte tot 1.5 mg
dosisafhankelijk, FSH tot een 0.5 mg;
voor busereline is de dosis afhankelijk
tot 15-20 |jLg). GnRH preparaten wor-
den hoofdzakelijk intramusculair (i.m.)
toegediend; intraveneus geeft wel een
snellere stijging, maar de uiteindelijk
bereikte piekwaarden zijn vergelijk-
baar met de i.m. route.
Zoals reeds eerder opgemerkt zal het
beoogde effect van een GnRH/hCG in-
jectie sterk afhangen van de indicatie,
de status van het target orgaan en de
momenten waarop de preparaten wor-
den toegediend (bijvoorbeeld interactie
met de endogene LH piek). Verder
wordt het effect sterk beïnvloed door
factoren als de fertiliteitsstatus van een
koppel en het managementniveau (i.e.
oestmsdetectie, voedingsstatus en pro-
ductieniveau) op het bedrijf en de wijze
waarop of waaraan het waargenomen
effect wordt getoetst.

Samenvattend kan er gesteld worden
dat de keuze tussen de preparaten
GnRH en hCG eigenlijk lastig te maken
valt. Doordat het meestal onduidelijk is
met welke cystevorm men in een COS
situatie te maken heeft, lijkt de voor-
keur uit te gaan naar een (herhaalde)
GnRH therapie omdat er dan via twee
richtingen (FSH en LH release) een
aanpak plaatsvindt van de ontspoorde
follikel.

Bij een koppel behandeling (GnRH/
hCG tijdens de eerste inseminatie of
tussen dag 7-16 van de dracht) lijkt de
vraag hCG of GnRH minder zinvol.
Belangrijker in deze problematiek is de
vraag of therapie überhaupt zinvol is.
Als men al besluit tot behandeling over
te gaan, lijkt hCG een lichte voorkeur te
hebben.

Maar tenslotte, we blijven in de praktijk
geconfronteerd worden met situaties
waarin je \'gedwongen\' wordt \'toch iets
te doen\'. Echter, laten we hierbij dan
wel vakkundig en kritisch blijven en
dus handelen volgens de GVP!

MILIEUCONTAMINANTEN BIJ DIERLIJKE PRODUCTIE

IN RELATIE TOT DE VOLKSGEZONDHEID

Op instigatie van de Veterinaire
Hoofdinspectie van de Volksgezond-
heid heeft de Projectgroep Veterinaire
Milieuhygiene onder leiding van dr. A.
Osinga een zeer toegankelijk boek-
werk samengesteld waarin snel opge-
zocht kan worden welke contaminan-
ten welke ziekteverschijnselen kunnen
oproepen. Tevens worden de gevaar-
grenzen voor de mens gesignaleerd
met de eventuele verschijnselen die
dan op te merken zijn.
Behandeld worden per hoofdstuk: me-
talen, gechloreerde koolwaterstoffen.

-ocr page 21-

aromatische icoolwaterstoffen, myco-
toxinen, bestrijdingsmiddelen, radio-
actieve stoffen alsmede cyaninen,
fluor(ide) en de nitraten-nitrietgroep.
Uitgangspunt is dat het dier een be-
langrijke tussenschakel is in de keten
milieu volksgezondheid.
De in dit veld gebruikte begrippen en
afkortingen worden in het begin ver-
meld hetgeen deze publicatie ook voor
de niet direct ingevoerde goed te ge-
bruiken valt.

De gegevens zijn uit de literatuur ge-
haald wat niet weg neemt dat bij be-
paalde contaminanten aparte litera-
tuurlijsten worden vermeld.
Het is de bedoeling dat de aangespro-
ken veterinair, in het bijzonder de vete-
rinaire inspecteurs, door raadpleging
van deze wijzer snel kunnen beschik-
ken over relevante gegevens. Echter de
prakticus kan er zeker z\'n voordeel
mee doen. Het handzame boekje heeft
toch nog 436 pagina\'s.
De prijs bedraagt ƒ 125,-.

f¥. Sybesma

ATLAS DER ANATOMIE DES PFERDES

Lehrbuch für Tierärzte und Stu-
dierende.

K.D. Budras, S. Röck. Schlütersche
Verlagsanstalt und Druckerei, Han-
nover. 2e druk 1994. ISBN 3-87706-
419-1.

Deze tweede druk verschilt in details
van de eerste druk van 1991. Een aan-
tal figuren is vervangen door betere.
Ook is de tekst op enkele plaatsen iets
aangepast. Het laatste hoofdstuk
\'Beitrage zur klinisch-funktionellen
Anatomie\' is sterk uitgebreid, zowel
met tekst als met figuren.
De atlas omvat 144 pagina\'s en is geïl-
lustreerd met een groot aantal prach-
tige, verduidelijkende tekeningen,
waarvan veel zijn ingekleurd, hetgeen
het contrast tussen de afzonderlijke
structuren ten zeerste bevordert.
Anders dan de meeste vergelijkbare at-
lassen is deze systematisch ingedeeld.
In de eerste twee hoofdstukken (27 pa-
gina\'s) worden het voor- en achter-
been behandeld. In deze hoofdstukken
komen achtereenvolgens aan de orde:
het skelet van de benen, topografie van
spieren en zenuwen, huidinnervatie.

bloedvaten, lymfestelsel, innervatie
ondervoet, het passieve sta-apparaat,
de hoef en de gewrichten. De lay-out
van de atlas is zo dat de figuren, voor-
zien van duidelijke labeling, afgedrukt
zijn op de rechterpagina\'s, terwijl de
bijbehorende tekst op de linkerpa-
gina\'s staat.

In het derde hoofdstuk (18 pagina\'s)
wordt het hoofd uitvoerig behandeld.
Veel aandacht wordt besteed aan het
gebit en het oog. Ook de neusholte,
met Conchae nasales en luchtzakken,
en de Larynx en Pharynx met spieren
en zenuwen zijn uitwendig beschreven
en geïllustreerd.

Het centrale zenuwstelsel (12
pagina\'s) wordt kort beschreven aan
de hand van zeer duidelijke illustraties.
In het vijfde en zesde hoofdstuk (12
pagina\'s) worden de hals, thorax en
borstorganen besproken. Ook deze
hoofdstukken zijn voorzien van in-
structieve en fraaie tekeningen.
Het zevende hoofdstuk (acht pagina\'s)
geeft een overzicht van de bouw van
de buikwand en buikorganen. De af-
zonderlijke lagen van de buikwand
evenals de Rami ventales van de lum-
bale zenuwen zijn duidelijk weergege-
ven. Vooral het Caecum en Colon zijn
zowel systematisch als topografisch
uitvoerig behandeld.
Het achtste hoofdstuk (tien pagina\'s)
handelt over het bekken en de urogeni-
taalorganen. In dit hoofdstuk is veel
aandacht besteed aan de bouw van de
geslachtsorganen, het lieskanaal en de
loop van bloedvaten en zenuwen.
De volgende 25 pagina\'s zijn gebruikt
voor een systematisch overzicht van
de spieren, lymfeknopen, perifere ze-
nuwen en kopzenuwen. Een dergelijk,
systematisch overzicht verwacht men
niet in een atlas. Echter, de inhoud
leent zich goed voor een snelle raad-
pleging.

In de laatste 25 pagina\'s wordt een be-
knopt overzicht gegeven van de toege-
paste anatomie aan de hand van foto\'s,
röntgenfoto\'s en schematische teke-
ningen. Het geheel wordt gecomple-
teerd met een uitvoerige lijst met refe-
renties en een goed hanteerbare index.
Het is een aanbevelenswaardig studie-
boek voor veterinaire studenten. Ook
is het uitstekend geschikt als naslag-
werk voor paardenpraktici.

fV. Hartman

ATLAS DER ANATOMIE DES HUNDES

Lehrbuch für Tierärzte und Stu-
dierende.

K.D. Budras und W. Fricke.
Schlütersche Veriagsanstalt und
Druckerei, Hannover. 4^ druk 1994.
ISBN 3-87706-425-6.

Zoals de titel reeds aangeeft, wijkt
deze in de Duitse taal geschreven atlas
af van het gebruikelijke patroon, van-
wege zijn systematische opbouw en 80
pagina\'s \'spezielle Anatomie\'. Deze
aspecten geven het boek het karakter
van een rijk geïllustreerd leerboek.

De figuren zijn hoofdzakelijk op de
rechterpagina afgedrukt, terwijl de bij-
behorende tekst op de linkerpagina
staat. De letters, gebruikt in de legenda
van de figuren, zijn ook in de tekst op-
genomen, wat de gezamenlijke bestu-
dering van tekst en figuur bevordert.
Het boek opent met een algemene in-
leiding in de anatomie waarin achter-
eenvolgens de bouw van beenweefsel,
kraakbeen, de soorten gewrichten, het
spierweefsel, het perifere zenuwstel-
sel, het circulatiestelsel en het epitheel
met klieren summier worden beschre-
ven en geïllustreerd.

Een systematische bespreking van de
huid en de huidderviaten wordt gege-
ven in het eerste hoofdstuk, evenals
een bespreking van het skelet van de
thorax.

In het tweede hoofdstuk worden syste-
matisch de spieren en zenuwen van
hals en thorax beschreven en prachtig
geïllustreerd. Ook aan de organen in de
viscerale ruimte van de hals en de spie-
ren die deze ruimte omgeven, wordt
veel aandacht besteed.
In de hoofdstukken over de ledematen
(3 en 7) volgt, na een beschrijving van
het skelet, het verloop van de zenuwen

-ocr page 22-

van de Plexus brachialis en N. pero-
neus en N. tibialis met de door deze ze-
nuwen geïnnerveerde spiergroepen.
De topografische tekeningen van
voor- en achterpoot waarin de stmctu-
ren in onderlinge samenhang zijn
weergegeven, zijn zeer duidelijk en il-
lustratief

In het vierde hoofdstuk, over de borst-
en buikwand, wordt de musculatuur
van hals en thorax in erg veel detail be-
schreven. De mate van detaillering van
de buikwand is meer in overeenstem-
ming met de klinische betekenis. De
borst- en buikorganen (vijfde hoofd-
stuk) worden ook zeer uitvoerig en
duidelijk beschreven, inclusief hun au-
tonome innervatie en bloedvoorzie-
ning.

De urogenitale organen worden in het
zesde hoofdstuk behandeld en voor-
zien van duidelijke schematische teke-
ningen van de bouw van de nier, de in-
nervatie en bloedvoorziening van de
geslachtsorganen. Ook het perineum
krijgt mime aandacht.
De osteologie van de schedel is in het
hoofdstuk over de kop (8) goed en sys-
tematisch uitgewerkt. Ook de beschrij-
ving en illustratie van de hersenen en
hersenzenuwen is duidelijk maar ge-
detailleerd.

De laatste 80 pagina\'s zijn gevuld met
zeer uiteenlopende informatie: een
systematisch overzicht van de ge-
wrichten, spieren en lymfeknopen (16
pagina\'s), een inleiding in de röntgen-
en echotechniek (15 pagina\'s) en een
stuk functionele/toegepaste anatomie
(30 pagina\'s).

Het boek eindigt met een zeer nuttige
verklarende woordenlijst, die de
Duitse vertaling van de gebmikte
Latijnse namen geeft, een literatuuro-
verzicht en een goed bruikbare index.
De atlas is mede door zijn veelheid aan
infonnatie ten zeerste aan te bevelen
voor studenten diergeneeskunde en
praktici gezelschapsdieren.

W. Hartman

POLYARTHRITIS, OSTEOMYELITIS BIJ VEULENS;

Dit ziektebeeld wordt in deze scriptie
gedefinieerd als een pre-, peri- of
postnatale infectieuze ontsteking van
één of meerdere gewrichten, met als
predisponerende factor een hypo-
gammaglobulinaemie. Behalve het
gewricht kan ook het nabijgelegen
gedeelte van het bot zijn aangetast.
Op basis van een literatuuronderzoek,
aangevuld met een retrospectief pa-
tiëntenonderzoek van de Kliniek van
Algemene Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisdieren, is getracht de
behandeling van dit syndroom te eva-
lueren.

Voorts wordt ingegaan op de patho
physiologie, de etiologie, de prae
disponerende factoren, de preventie
de morbiditeit en de mortaliteit, als
mede de frequentie van voorkomen
Uit het verloop van de bloedvaten
rondom de gewrichten blijkt het jonge
veulen gepraedisponeerd te zijn voor
het krijgen van dit syndroom.

Men onderscheidt in dit ziektebeeld
vier typen: het S-type (septische ar-
thritis van één of meer gewrichten),
het E-type (septische arthritis en oste-
omyelitis subchondraal in de epifyse
van een van de aangetaste beende-
ren), het P-type (septische arthritis en
de ontsteking in epifyse en metafyse
van aangetaste beenderen) en het P-
type (processen in de tarsaal beende-
ren).

De ziekteverschijnselen van deze vier
typen worden verder uitgediept, als-
mede dc diagnostiek (bestaande uit
bacteriologisch en cytologisch onder-
zoek van de synovia, röntgenologisch
onderzoek, eventueel aangevuld met
arthrografie, het nemen van biopten
en bloedonderzoek) en de diverse be-
handelingsmethoden (verwijderen sy-
noviaalvloeistof, gewrichtsspoelin-
gen, het toedienen van antibiotica,
niet
Steroide ontstekingsremmers,
corticostereoïden en dergelijke).
Er worden diverse behandelingsme-
thoden geadviseerd en bekritiseerd.
Uit eigen onderzoek is gebleken dat
het resultaat van de behandeling
slechts in 50% van de gevallen aanlei-
ding gaf tot enige hoop. De overige
dieren werden direct geëuthanaseerd.

Het volgende valt te vermelden. Er
bestaat geen ras- of geslachtspraedis-
positie. Het syndroom komt het meest
voor bij dieren van één tot vier maan-
den oud. Veel veulens waren reeds
ziek voor de gewrichtsaandoening
klinisch manifest werd. Het kniege-
wricht en/of spronggewricht waren
het meest frequent aangetast.
Evaluatie van het resultaat van di-
verse behandelingsmethoden in het
eigen onderzoek was niet goed moge-
lijk (aard en hoeveelheid spoelvloei-
stof, combinatie van een systemische
met een intra-arthriculaire antibioti-
cumtherapie, al dan niet \'thuis\' be-
handelen, het type ontsteking). Het
aantal veulens was te gering.

In totaal werden van de 74 aangeboden
veulens 46 behandeld. Van deze dieren
zijn er 22 hersteld en moesten 24 als-
nog worden geëuthanaseerd. Geadvi-
seerd wordt het onderzoek over enkele
jaren te herhalen, waarbij als initiële
behandeling arthroscopic of arthroto-
mie dient te worden toegepast (verwij-
deren debris) en de plasma IgG-con-
centratie dient te worden bepaald. De
behandelingsmethode dient te worden
gestandaardi seerd.

HET EFFECT VAN DE VOEDING OP KLINISCHE EN SUB-
KLINISCHE MASTITIS BIJ HET RUND

Y. van der Brug; SR 420\\95: 80 pp.

Klinische en subklinische mastitiden
veroorzaken veel problemen in de
melkveehouderij. Om vooral subklini-
sche mastitiden aan te pakken zal de
resistentie hiertegen verbeterd moeten
worden. Het is gebleken dat behande-
lingen met antibiotica wel een directe
klinische verbetering kunnen geven.
Echter op langere termijn kleven hier-
aan nogal wat bezwaren zoals resistent

-ocr page 23-

worden van de bacteriën, residuvor-
ming, het vernietigen van de normale
bacteriële flora en andere.
In deze literatuurstudie wordt eerst in-
gegaan op het afweermechanisme van
het uier zowel de primaire-anatomi-
sche als non-specifieke en specifieke
cellulaire en non-cellulaire immuni-
teit. Onderwerpen als chemotaxis, pro-
ductie van interleucines, het voorko-
men van receptoren op de cel-
membraan, de vorming van pseudo-
pods, de betekenis van zuurstof, het
ontstaan van phagolysosomen en de
rol van peroxyden komen hierbij aan
de orde.

In het tweede deel wordt de betekenis
vermeld van bepaalde nutriënten op de
diverse vormen van afweer van het

PAARD

Referaten

OVULATIE INDUCTIE

E.L. Mumford. E.L. Squires, E. Jochle,
L.A. Harrison. T.M. Nett, and T.E.
Trigg. Animal Reproduction Science
1995: 39: 129-40.

Zoals bekend is bij de merrie de lengte
van de oestrus moeilijk te voorspellen.
Dit heeft tot gevolg dat er bij veel mer-

VARKEN

GOSSYPOL INTOXICATION IN
PIGS

Letters to the editor. J of the South
A frican Vet Ass. 1994; 65: 148-9.

Gossypol is een geel pigment dat voor-
komt in bladeren, stengels en zaden
van de katoenplant. Het is giftig.

VARKEN

THE OCCURENCE OF LESIONS
RESEMBLING PORCINE CERE-
BROSPINAL ANGIOPATHY IN
SOUTHERN AFRICA

Letters to the editor. J of the South
mnd zoals aard en hoeveelheid eiwit-
ten, de betekenis van spoorelementen
als zink, ijzer, koper, selenium,
chroom en de vitamines A en E. De
spoorelementen en vitamines worden
ingebouwd in enzymen en co-fermen-
ten en spelen als zodanig een rol bij
metabolische processen en bij humor-
ale en cellulaire afweersystemen.
De bespreking hiervan geschiedt vol-
gens het schema historisch overzicht,
werkingsmechanisme, resultaten ex-
perimenteel onderzoek, de fysiologie
en de toepassing in de praktijk.
Een predisponerende factor voor het
ontstaan van mastitiden is de negatieve
energiebalans direct na de partus.
Ongeveer drie tot zes weken na de ge-
boorte van het kalf bereikt de melkpro-

CaB

ries meerdere malen moet worden
geïnsemineerd. Dit kan (gedeeltelijk)
worden voorkomen door HCG toe te
dienen op het moment dat er een vol-
doende grote follikel aanwezig is,
waardoor er binnen 48 uur ovulatie op-
treedt. Een nadeel van HCG is dat er
mogelijk antilichamen tegen gevormd
worden, hetgeen de werkzaamheid er-
van zou verminderen (is nog niet af-
doende bewezen, ref).
Met deslorelin, een GnRH analoog be-
vattend implantaat, loopt men dit ri-
sico niet. Schrijvers onderzochten de
effectiviteit van verschillende GnRH
concentraties bevattende implanaten
bij 40 merries gedurende drie opeen-
volgende cycli. Bij de laatste cyclus
werden de merries geïnsemineerd. Het

vooral voor monogastrische dieren.
Katoenzaadmeel wordt vaak gebmikt
als eiwitbron in diervoeders. De hoe-
veelheid gossypol in dit meel is afhan-
kelijk van de extractiemethode die
wordt toegepast.

Ziekteverschijnselen bij varkens zijn
een slechte hartwerking en fertiliteits-
stoomissen zoals te kleine worpen,
prematuur werpen, abortus en infertili-
teit. Er wordt een aantal ziekte-uitbra-
ken beschreven.

African VetAss. 1994; 65: 149.

Bij verscheidene zeugen werd na het
slachten de diagnose cerebrospinale
angiopathie vastgesteld.
Deze aandoening kan ontstaan na een
subklinisch doorgemaakte slinger-
ziekte en treedt dan ook als regel en-
kele weken na het spenen op.

ductie het maximum. Pas op 9-11 we-
ken post partum is de voedselopname-
capaciteit op het hoogste punt. De ne-
gatieve energiebalans veroorzaakt
stoornissen in de Krebs-cyclus met
lage glucosespiegels en lage insuline-
gehaltes in het bloed, het vrijkomen
van vetzuren uit de depots en abnor-
male oxydatieprocessen waarbij ke-
tion-lichamen gevormd worden. In het
uier ontstaan abnormale fysiologische
processen waardoor bacteriën kans
krijgen om aan te slaan.
Geconcludeerd wordt dat het afweer-
mechanisme van het uier zeer complex
is. Onderzoek naar de rol van de voe-
ding op dit afweermechanisme staat
nog in de kinderschoenen en dient te
worden uitgebouwd.

implantaat werd in de hals aangebracht
zodra er echografisch een follikel van
3 cm werd gevonden. Tien merries
dienden als controle. Het bleek dat;

- de ovulatie bij de controle-dieren ge-
middeld na vier dagen optrad;

- de geïmplanteerde dieren na gemid-
deld twee a vier dagen (80% binnen
48 uur) ovuleerden en dat er geen
verschil was tussen de groep met een
vrij lage GnRH concentratie en die
met een hogere concentratie;

- in alle groepen het drachtigheidsper-
centage ongeveer 80% bedroeg.
Geconcludeerd werd dat deslorelin
een goed altematief is voor HCG.

Ä. de Kruif

Gossypol werkt cumulatief Ziekte-
verschijnselen worden pas na enige
tijd waargenomen.

In Zuid-Afrika mag het rantsoen tot
100 ppm gossypol bevatten. Dit wordt
te hoog geacht. Voorgesteld wordt 60
ppm. Dit is ook de norm die in
Engeland wordt gehanteerd.

J.P. W.M. Akkermans

Klinisch zag men bij de zeugen agita-
tie, msteloosheid, een te snelle adem-
haling en dringen of slaan met de kop
tegen de muur. Bij sectie werd een
sterke stuwing van de longen waarge-
nomen, alsmede oedeem van hersenen
en hersenvliezen. De histologische
veranderingen in de hersenen beston-
den uit fibrose en necrose van de arte-

-ocr page 24-

riolae, mononucléaire Infiltraten peri-
vasculair omgeven door eosinophyle
fibrinoide neerslagen en malaciehaar-

RUND

untersuchungen zur
wirksamkeit der lokale
behandlung mit einem pvp-

jodprAparat bei der

nachgeburtsverhaltung
der kuh

S. Geiser, H.P. Siegenthaler und J.
Martig. Berl und Münch Tierärztl
Wschrift. 1995; 108:264-8.

Het doel van het onderzoek was na te
gaan of bij retentio secundinamm een
vervolgtherapie met een jodium poly-

RUND

GnRH bij ANOESTRUS

S.Mc. Dougall, N.B. Williamson, and
K.L. Macmillan. Animal Reproduction
Science 1995; 39: 205-14.

Hoogproductieve vaarzen vertonen na
het kalven vaak \'ware anoestrus\': de
ovaria blijven lange tijd inactief of
weinig actief resulterend in een zeer
lang interval partus - eerste insemina-
tie en een sterk verlengde tussenkalf-
tijd.

Schrijvers onderzochten of ze met be-

RUND

prostaglandine en ovula-
tie

R.D. Stevens. B.E. Seguin, and H.W.
Momont. JAVMA 1995; Vol. 207, No.
2: 214-9.

Schrijvers gingen het effect van een in-
tramusculaire (IM) of intraveneuze
(IV) injectie van cloprostenol (Es-
tmmate®) bij 48 Holstein Friesian
koeien die zich bevinden op dag acht
of dag tien van de cyclus, op de lueto-
den. Bij bacteriologisch onderzoek
werd uit de darmen een neurotoxine
(vasotoxine) producerende E.coli ge-

vinyl pyrrazolidon-verbinding intra-
uterien toegediend, betere resultaten
gaf dan eenzelfde behandeling met
tetracyclines.

Bij 106 dieren werd om en om een van
deze preparaten toegediend. De vol-
gende waarnemingen werden gedaan.
In de jodiumgroep was de lichaams-
temperatuur bij meer dieren langer te
hoog in vergelijking met de tetracycli-
negroep. Ook het drachtigheidsper-
centage na behandeling met het jodi-
umpreparaat was lager: 60% versus
90%. De involutie van de baarmoeder
was in beide groepen gelijk.
In de jodiumgroep moesten meer die-
ren voortijdig worden afgevoerd (11)

hulp van GnrH de cyclus bij hoogpro-
ductieve vaarzen sneller op gang kon-
den krijgen.

Daartoe werden de ovaria van 20 van
deze vaarzen vanaf de 14^ dag post
partum (p.p.) dagelijks echografisch
onderzocht. Zodra een follikel van
meer dan 1 cm werd gevonden, werden
de dieren óf ingespoten met 250 |xg
(inRH óf met een placebo. Na de in-
jectie werd ieder uur bloed afgenomen
voor LH-bcpaling. Vanaf twee weken
p.p. werd drie maal per week de melk-
progesteronconcentratie gemeten.
De resultaten waren als volgt:

- de behandeling vond gemiddeld 23
± 3 dagen p.p. plaats;

- negen van de tien met GnRH behan-

lyse, het interval injectie-oestrus en de
ovulatie. Alle mnderen werden één of
twee keer per dag echografisch onder-
zocht. Oestmsdetectie vond twee keer
per dag plaats. Dagelijks werd bloed
afgenomen voor bepaling van de pro-
gesteronconcentratie. De volgende re-
sultaten werden verkregen:

- tussen de IM en de IV behandelde
groep bestonden geen significante
verschillen;

- 82% van de koeien werd tussen twee
en vijf dagen na de cloprostenol in-
jectie tochtig (gemiddelde ± S.D.:
74N21 uur);

- de plasmaprogesteronconcentratie
daalde bij alle koeien, uitgezonderd
één, binnen 24 uur na de injectie tot

kweekt = O j 4 j KggKgg.

J.P. W.M. Akkermans

dan in de tetracyclinegroep (3). De
hoofdreden was te lage melkproductie.
Dit wordt toegeschreven aan de lan-
gere ziekteduur. De mnderen in de jo-
diumgroep werden wel eerder bron-
stig.

De schrijvers zijn van mening dat het
preparaat een goed alternatief is, in-
dien men mede overweegt dat bij anti-
bioticumbehandeling de melk niet ge-
leverd kan worden en dat bij een
eventuele noodslachting afkeuring
volgt.

J.P. W.M. Akkermans

delde vaarzen kregen een LH-piek
en ovuleerden 24 tot 48 uur na de be-
handeling;

vier van de tien controlevaarzen
ovuleerden tussen de 27® en 45® dag
p.p.;

slechts drie van de negen met GnRH
behandelde koeien bleven cycleren,
de andere zes gingen in ware anoest-
ms. Deze zes dieren waren in een
meer negatieve energiebalans dan de
andere drie. De conclusie is dat zelfs
het induceren van een eerste cyclus
p.p. onvoldoende is om dieren met
een sterk negatieve energiebalans
aan het cycleren te krijgen.

A. de Kruif

minder dan 1,0 ng/ml. De ene koe
waarbij dit niet het geval was had
een progesteronconcentratie van 1.1
ng/ml. Bij alle koeien kon de luteo-
lyse duidelijk echografisch worden
vastgesteld;
- 18% van de koeien waarbij tussen
twee en vijf dagen na de injectie oes-
tms was geconstateerd bleek niet te
ovuleren.

(Dit laatste is zeer opmerkelijk en ver-
dient nader onderzoek. Het vormt een
mogelijke verklaring voor het feit, dat
de drachtigheidsresultaten na een pro-
staglandinebehandeling soms tegen-
vallen, Ref)

A. de Kruif

-ocr page 25-

Maatschappijnieuws

De FVE, de Federation of Veterinarians of Europe, heeft als doel de status en
de belangen van de veterinaire professie te bevorderen op Europees niveau.
Vanzelfsprekend is ook de KNMvD lid van deze organisatie. De federatie was
dit jaar voor de Algemene Vergadering (General Assembly) uitgenodigd in
Nederland. De Europese veterinairen konden op deze manier een graantje
meepikken van de festiviteiten in het kader van 175 jaar diergeneeskundig on-
derwijs in Nederland (DON).

Door Sophie Deleu

FVE-WEEK IN UTRECHT VANWEGE 175 JAAR DON

KNMVD GASTHEER VOOR VETERINAIREN VAN EUROPA

Allereerst is een verduidelijking van
de structuur van veterinair Europa op
zijn plaats. Belangen die in Europees
verband behartigd dienen te worden
zijn bijvoorbeeld: de harmonisatie van
relevante wetgeving, de equivalentie
van veterinaire bevoegdheden en de
coördinatie van de omstandigheden
waaronder de diergeneeskunde uitge-
oefend mag worden. De FVE oefent
invloed uit door aanbevelingen te doen
op grond van onderzoek naar de orga-
nisatie van en de wetgeving be-
treffende de veterinaire beroepsuitoe-
fening in de lidstaten. Belangrijke
onderwerpen zijn het apotheekrecht
van praktiserende dierenartsen -dit is
verschillend geregeld in verschillende
lidstaten- en veterinaire ethiek en ge-
dragscodes ten aanzien van de be-
roepsuitoefening. Zo is er niet in alle
landen tuchtrecht, is men in sommige
landen verplicht lid van een orde
-neem België- en is de orde niet altijd
de beroepsvereniging.
De status van de veterinaire professie
tracht men op een hoger niveau te
brengen, maar vooral te houden, door
wetenschappelijk onderzoek te stimu-
leren en door bemoeienis met het dier-
geneeskundig onderwijs (inclusief
post-academisch onderwijs). Hieruit
voortvloeiend wordt gestreefd naar ef-
fectieve kennisuitwisseling tussen de
lidstaten en communicatie over de pro-
fessie met \'de buitenwereld\' (PR).

LIDMAATSCHAP KNMVD
Naast het feit dat de KNMvD als \'na-
tional member\' vertegenwoordigd is,
zien we ook Nederlandse vertegen-
woordigers terug in de zogenaamde
\'specialist association members\', zo-
als de European Association of State
Veterinary Officers (EASVO), de
Federation of Veterinarians in Indus-
try and Research (FEVIR), de Union
of European Veterinary Hygienists
(UEVH) en de Union of European
Veterinary Practitioners (UEVP),
veelal vertegenwoordigd door de
Groepen van de KNMvD.
Tot slot kennen we organisaties die
weliswaar geen lid zijn van de FVE,
maar die er wel nauw contact mee hou-
den en op hun eigen manier invloed
uitoefenen: de European Association

-ocr page 26-

of Establishments for Veterinary Edu-
cation (EAEVE), de Federation of
European Companion Animal Veteri-
nary Associations (FECAVA) -deze
federatie is weer lid van de UEVP- en
de European Federation of Animal
Health (FESESA). Deze laatste orga-
nisatie behartigt de belangen van de in-
dustrie, voomamelijk door middel van
lobbyen.

Vijf organisaties houden zich boven-
dien bezig met onderwijs en specialisa-
tie in de diergeneeskunde: de Advisory
Committee on Veterinary Training
(ACVT), de eerder genoemde EAEVE,
de FVE zelf, de European Association
for Veterinary Specialisation (EAVS)
en de European Board of Veterinary
Specialisation (EBVS).
Vrijwel in alle organisaties wordt de
KNMvD vertegenwoordigd.
Begrijpelijkerwijs valt het niet altijd
mee om tot een gezamenlijk standpunt
te komen. Europese lidstaten hebben
allen hun eigen cultuur en binnen de
veterinaire professie hebben de ver-
schillende disciplines vaak een ver-
schillend doel voor ogen. Er is maar
één gemene deler: Europese dierenart-
sen zijn uitgesproken individualistisch
van aard. Een vergadering van de FVE
verschilt dan ook niet veel van een ver-
gadering van de KNMvD.

ALGEMENE VERGADERING
Eén keer per jaar is de Algemene
Vergadering (General Assembly) van
de FVE. Vaak vergaderen vooraf-
gaand of aansluitend hieraan de ge-
noemde Europese organisaties. Ter ge-
legenheid van 175 jaar Dierge-
neeskundig Onderwijs in Nederland
was de FVE uitgenodigd in het

Utrechtse. Vanwege de festiviteiten
een uitstekende gelegenheid om groot-
scheeps PR te bedrijven met Ne-
deriandse diergeneeskunde.
Niet dat we met imago-problemen te
kampen hadden, alleen al het dierge-
neeskundig onderwijs staat wereldwijd
als zeer goed bekend. Als we daamaast
kijken naar de organisatie van en de
deelname aan post-academisch onder-
wijs en de recente ontwikkelingen met
betrekking tot kwaliteitszorg in de die-
renartsenpraktijk (GVP, certificatie),
dan hoeft Nederland zich geen zorgen
te maken. Maar het kan nooit kwaad om
dat weer eens aan iedereen te vertellen.
Het programma voor de genodigden
was zeer divers. Natuurlijk moest er
veel vergaderd worden, maar ze waren
ook uitgenodigd voor het Bour-
gondisch faculteitsfeest, een galadiner
in het Academiegebouw en de plech-
tige academische zitting in de Dom-
kerk. Een excursie naar een mnd-
veebedrijf, een dierenartsenpraktijk,
Intervet International en de AUV com-
pleteerde de FVE-week. Aangezien
ook de EAEVE vergaderde, was er
voorafgaand aan de academische zit-
ting een koetsentocht naar de
Domkerk, waaraan alle decanen van
veterinaire faculteiten van Europa
deelnamen. Een prachtig gezicht, vijf-
tien koetsen vol decanen in de meest
kleurige gala-uitdossingen. Velen zei-
den nog nooit zoiets meegemaakt te
hebben.

BSE

Aan de gastheer en voorzitter van de
KNMvD, A.W. Udo de eer om de FVE
welkom te heten. De vergadering werd
geopend door de Commissaris van de

Koningin van de provincie Utrecht, de
heer Beelaerts van Blokland.
Een sprekend voorbeeld van een actu-
eel onderwerp dat in Europees verband
veel stof doet opwaaien is natuuriijk
BSE. De voorzitter van de FVE, F.J.
Anthony, sprak van een \'once in a life-
time opportunity\' om een veterinaire
stempel te dmkken op het beleid ten
aanzien van volksgezondheid. Op zich
zou men hem daar gelijk in kunnen ge-
ven, ware het niet dat de voorzitter nou
juist een Brit is.

De vraag of de FVE politiek moet be-
drijven werpt zich op. Aan de andere
kant staan degenen die vinden dat ve-
terinairen zich tot een wetenschappe-
lijke benadering van een volksge-
zondheidprobleem moeten beperken.
Moeten veterinairen, met hun speci-
fieke kennis van zaken, niet-veteri-
naire argumenten mee laten wegen in
hun oordeel of juist niet? Deze vraag
werd uiteindelijk niet beantwoord.
De voorzitter stelde voor een BSE-
meeting te organiseren om tot een ge-
zamenlijk, veterinair standpunt te ko-
men. De Duitsers waren hier zeer op
tegen. Ze vonden een vergadering
mosterd-na-de-maaltijd. \'We hebben
jaren geleden al een standpunt ten aan-
zien van de bestrijding van BSE gefor-
muleerd. Toen was het uitgerekend de
Britse delegatie die het probleem ba-
gatelliseerde\'. Voor de Duitse veteri-
nairen was het een uitgemaakte zaak:
BSE is op dit moment vooral een
Britse aangelegenheid. In de wandel-
gangen werd over BSE gesproken als
Bovine Syndrome of England.
De Fransen vielen de voorzitter ten-
slotte toch bij ten aanzien van een
BSE-meeting: \'Niemand weet het
naadje van de kous. Er zijn veel onbe-
kende factoren in het spel.\' Zo is niet
exact bekend wat de recente gevallen
van CJD in Engeland nu onderscheidt
van andere gevallen. Men is zelfs niet
onomstotelijk overtuigd van de prion-
theorie, die nu algemeen aangehangen
wordt. De Fransen zijn dus vóór een
wetenschappelijke vergadering op
Europees niveau die ontbrekende fei-
tenkennis moet aanvullen. Of daar een
gezamenlijk standpunt moet uitkomen
lieten ze even in het midden.
De vergadering verliep na deze ver-
hitte behandeling van BSE -niet alle
gespreksonderwerpen worden zo ge-
animeerd besproken- in een goedmoe-
dige stemming. Aan de orde kwamen
verder nog onder meer het diergenees-
kundig onderwijs in Europa en het ge-
bmik van groeibevorderaars.

-ocr page 27-

EIGENWAARDE

Aan prof drs. P.R. Wiepkema, emeritus
hoogleraar ethologie aan de Landbouw
Universiteit Wageningen, de eer om zijn
gehoor uit te leggen dat gezondheid en
welzijn weliswaar onlosmakelijk met
elkaar verbonden zijn, maar dat er niet-
temin onderscheid is. Chronische stress-
toestanden hebben volgens Wiepkema
in tegenstelling tot kortdurende stress-
oren een emstige uitwerking op het wel-
zijn van dieren, hetgeen zich uit in men-
tale gebreken, zoals gestoord gedrag,
angst en verhoogde gevoeligheid voor
pathogenen. Deze gebreken brengen bo-
vendien een gestoorde gezondheid met
zich.

\'Dieren vertonen gedrag dat wij opvat-
ten als het ervaren van pijn of welbevin-
den\', aldus Wiepkema. \'Ze hechten dus
waarde aan hun bestaan. Om deze reden
kennen we hen een eigen waarde toe;
een intrinsieke waarde\'. Wiepkema
pleit er derhalve voor dieren met respect
te behandelen.

Integriteit vindt hij een moeilijker be-
grip: \'Daarmee wordt de heelheid en na-
tuurlijkheid van een individu bedoeld\'.
Voor sommigen is de integriteit een re-
den om dieren bepaalde dingen niet aan
te doen, zoals genen-manipulatie, ook al
lijden ze er niet zichtbaar onder.
Wiepkema kan hier slecht mee uit de
voeten.

DIERENARTS

\'De domesticatie leidde tot het veriies
van wezenlijke eigenschappen van het
dier, waardoor een evenredige toename
van de verantwoordelijkheid van de
mens voor deze diersoorten een vereiste
werd\', begint mevrouw prof dr. J. Fink-

iffffffff

Gremmels haar verhaal. Fink-Grem-
mels is werkzaam bij de afdeling
Veterinaire Farmacologie, Farmacie en
Toxicologie van de Faculteit der
Diergeneeskunde. Ze vindt de preventie
en de behandeling van ziekten net zo
goed onderdeel van deze verantwoorde-
lijkheid als de zorg voor adequate huis-
vesting.

De hoogleraar legt uit dat de acceptatie
van nieuwe geneesmiddelen onder meer
afhankelijk is van de verhouding tussen
de emst van de aandoening, waarvoor
het middel bedoeld is, en de emst van de
bijwerkingen. De acceptatie varieert in
afhankelijkheid van het indicatiegebied.
\'In de diergeneeskunde zien wij vaak
een hoge perceptie van geneesmiddelen
voor gezelschapsdieren terwijl thera-
peutica voor productiedieren zeer kri-
tisch beoordeeld worden.\'
In de behandeling van productiedieren
wordt -\'terecht, maar soms ook ten on-
rechte\'- de veiligheid van de consument
boven het therapeutische doel, de thera-
pienoodzakelijkheid en het welzijn van
dieren gesteld. Fink-Gremmels spreekt
van een fobie voor schadelijke residuen:
\'Met als gevolg dat bepaalde indicaties
en bepaalde diersoorten onvoldoende
kunnen worden behandeld\'. Extra pola-
tiemogelijkheden ter beoordeling van
effectiviteit versus veiligheid zijn be-
perkt, gezien de diersoortverschillen.
\'De toepassing van diergeneesmiddelen
ter verzachting van pijn en leed is echter
uit ethisch oogpunt een plicht\', vindt
Fink-Gremmels.

Meer vergelijkend onderzoek in de far-
macotherapie is nodig. Belangrijke
doelstellingen in het belang van het dier
zijn kwaliteitsverbetering van genees-
middelen, kermisoverdracht omtrent
toepassingswijzen en procesbeheersing
in alle fasen van de dierlijke productie,
maar ook in de interactie tussen mens en
dier.

FIDIN-THEMAMIDDAG OVER DIERGENEESMIDDELEN
EN DIERENWELZIJN

WELZIJN ÜF NIET ZIJN?

29 mei 1996- Een honderdtal personen stroomt samen om de FIDIN-thema-
middag bij te wonen. De FIDIN-themamiddag is zo langzamerhand een be-
grip geworden -meestal is de middag goed voor een paar kernachtige uitspra-
ken- en heeft deze keer de veelzeggende titel\'
Welzijn of niet zijn, de rol van het
diergeneesmiddel in het welzijn van dieren\' meegekregen. De sprekers vragen
aandacht voor de integriteit van het dier, de belangen van het dier en de on-
wenselijkheid van het gebruik van geneesmiddelen om bepaalde productie-
systemen in stand te houden. Dagvoorzitter is dierenarts mr. H. Lommers, se-
cretaris van de Raad voor Dierenaangelegenheden.

Door Sophie Deleu

DIERENBESCHERMING
Drs. M. Linskens is medewerker bio-
technologie bij de Nederlandse Vere-
niging tot Bescherming van Dieren. Hij
verzekert de aanwezigen dat wanneer de
belangen van het dier in het geding zijn -
\'Hetgeen in de dierlijke productie veel-
vuldig het geval is\'- de Dierenbe-
scherming zeker optreedt. De orga-
nisatie waakt niet alleen over de gezond-
heid en het welzijn van dieren, maar ook
over de integriteit.

De Dierenbescherming streeft een mini-
maal gebmik van diergeneesmiddelen
na. De intensieve veehouderij echter,
per definitie in strijd met het welzijn van
dieren, vereist een groot gebmik. Lins-
kens realiseert zich hierbij wel degelijk
dat ook in de meer diervriendelijke sys-
temen de infectiedmk hoog is en dat
diergeneesmiddelen moeten worden in-
gezet. \'We moeten zoeken naar een ver-
betering van het management, waarbij
huisvesting en hygiëne belangrijke aan-
dachtspunten zijn\', aldus de dierenbe-
schermer.

Linskens vertelt dat de preventieve inzet
van geneesmiddelen -\'bijvoorbeeld in
veevoer\'- negatief beoordeeld wordt.
De bevordering van groei of productie
door middel van geneesmiddelen is bo-
vendien onaanvaardbaar voor de
Dierenbescherming. Linskens: \'Door
zich te nadmkkelijk te richten op louter
gezondheidsaspecten en groeibevorde-
rende produkten te stimuleren, ver-
vreemdt de diergeneesmiddelenindus-
trie zich van de maatschappelijke
realiteit. De industrie dient een eigen vi-
sie te hebben op haar activiteiten in rela-
tie tot het bevorderen van het welzijn
van dieren.\'

OVERHEID

Ook drs. P.H. Draaisma, directeur
Milieu, Kwaliteit en Gezondheid van
het ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij, is heel duidelijk over
het gebmik van productiebevorderende
middelen: \'We zijn het erover eens dat
het dier daar geen baat bij heeft\'.
De maatschappelijke ontwikkelingen
die van belang zijn voor de diergenees-
middelen, kunnen onderscheiden wor-
den in de ontwikkelingen die van in-
vloed zijn op het therapeutisch gebmik,
het preventief gebmik en het productie-
bevorderend gebmik.

-ocr page 28-

\'Bij het therapeutisch gebruik zien we
het ontbreken van diergeneesmiddelen
voor sommige diersoorten of aandoe-
ningen; een negatief welzijnsaspect\',
geeft Draaisma aan. De overheid heeft
kort geleden een workshop georgani-
seerd over dit onderwerp en is druk
doende met het zoeken van oplossingen.
Preventief en productiebevorderend ge-
bruik van diergeneesmiddelen staan
haaks op het streven van de overheid
naar een optimale gezondheidssituatie
en de groeiende maatschappelijke aan-
dacht voor dierenwelzijn en ethiek bij
het handelen met dieren. \'Het gevaar be-
staat immers\', zegt Draaisma, \'dat sub-
optimaal management gecompenseerd
wordt door inzet van geneesmiddelen\'.
De consument reageert volgens Draai-
sma afkerig, als hem ter ore komt dat
diergeneesmiddelen preventief worden
gebruikt. \'Alleen het gebruik van vac-
cins kan op begrip rekenen\'.
Gebruik van hulpstoffen wordt soms
werkelijk bestraft. Een voorbeeld is de
negatieve beoordeling van Neder-
landse kaas door de Duitse consumen-
tenbond, omdat er een schimmelwe-
rend middel gebruikt wordt bij de
conservering.

Draaisma: \'Dit leidt ertoe dat de consu-
ment en maatschappelijke groeperin-
gen medebepalend worden in de keuze
van toegestane diergeneesmiddelen en
veevoederadditieven.\'
Een trend is verder dat bepaalde lidsta-
ten van de EG willen dat middelen met
welzijnsbezwaren (bijvoorbeeld weef-
selirritatie) geen toelating tot de markt
krijgen, indien altematieven voorhan-
den zijn (comparative assessment, of-
wel \'de vierde horde\'). LNV is echter
vooralsnog temghoudend met een oor-
deel over deze \'vierde horde\', omdat
een extra criterium bij de registratie het
pakket aan beschikbare diergeneesmid-
delen kan verkleinen. Het ministerie
vraagt zich af in hoeverre het nodig is
dat zij zich daarin mengt. \'De vraag die
wij ons stellen is of het marktmecha-
nisme werkt\', aldus Draaisma. Als er
weinig welzijnsonvriendelijke midde-
len gebmikt worden daar waar altema-
tieven voorhanden zijn, is interventie
onnodig. Draaisma noemt verder het
Veterinair Antibioticumbeleid, de Dier-
geneesmiddelen Advies Commissie
(DAC) en de Good Veterinary Practice-
codes van de KNMvD, die \'zelfregule-
rend\' werken. Binnenkort is ook het
Vaccin- en Vaccinatiebeleid een feit.
De overheid zal in 1997 in kaart bren-
gen hoeveel diergeneesmiddelen in
Nederiand gebmikt worden.
Om te kunnen beoordelen of tegen het
toedienen van een bepaalde stof ethi-
sche bezwaren bestaan, is door de heren
Fretz (ethicus) en Sybesma (dierenarts)
een toetsingsmodel opgesteld. Aan de
hand van de \'score\' die een stof bij toet-
sing behaalt, kan bepaald worden of toe-
diening (voor het beoogde doel) proble-
matisch is. De Raad voor Dieren-
aangelegenheden heeft de Nederlandse
diergeneesmiddelen volgens het Fretz/
Sybesma-model getoetst en komt tot de
conclusie dat de productiebevorderende
stoffen moreel problematisch zijn en dat
de immuunmodulatoren problematisch
kunnen zijn. LNV is voomemens deze
discussie ook op EU-niveau te voeren
en daarbij tevens de milieu-aspecten in
ogenschouw te nemen.
Maar Draaisma vindt dat ook de indus-
trie oog moet hebben voor de groeiende
weerstand tegen hormonen en produc-
tiebevorderende diergeneesmiddelen
en dat zij productietechnieken die op
maatschappelijke bezwaren stuiten,
niet mogelijk mag maken door be-
paalde diergeneesmiddelen op de
markt te brengen of te houden.

Een aardige discussie sluit de FIDIN-
themamiddag af. Het is duidelijk dat
een ethisch criterium in de registratie
van diergeneesmiddelen niet één twee
drie gerealiseerd zal worden, al was het
alleen maar om het pakket aan dierge-
neesmiddelen voor de minor species en
indicaties niet nog verder te verkleinen.
Wel wordt de industrie aangesproken
op haar verantwoordelijkheidsgevoel.
Als productiebevorderende stoffen
over het algemeen onaanvaardbaar
worden geacht, mag het niet zo zijn dat
FIDlN-leden dergelijke middelen lus-
tig op de markt blijven brengen.

-ocr page 29-

JAARCONGRES
KNMVO 1996
LIMBURG

Bij vorige gelegenheden hebben wij u
gemeld dat het jaarcongres van de
KNMvD dit jaar gehouden zal worden
in het eeuwenoude klooster van Rolduc,
bij Kerkrade.

Eens, lang geleden toen het Romeinse
Rijk bezweek onder de dmk van de
volksverhuizingen en Europa onder de
voet werd gelopen door de wilde horden
uit het oosten, bleef, temidden van de
puinhopen, slechts de stmctuur van de
Christelijke kerk over. Door middel van
een netwerk van kerken en kloosters
handhaafde de kerk enige orde in Chaos.
De kloosters bewaarden de restanten
van de Griekse en Romeinse cultuur ge-
durende de Middeleeuwen en vergaar-
den en verspreidden wetenschap. Zij
verschaften het zaad voor de wederge-
boorte van het onderwijs. Terwijl krijgs-
heren in heel Europa vechtend over
straat rolden, werkten zij sober aan het
zieleheil der mensheid.
Na jaren congresseren in Partycentra,
Vari der Valken en El Dorado\'s lijkt
enige versobering gepast.
Waar kan men zich beter bezinnen op
het wel en wee van onze maatschappij
(de KNMvD) en de toekomst van onze
professie dan in de serene rust van een
klooster? Maar kloosters waren ook her-
bergen. Reizigers vonden er onderdak
en gepensioneerde ridders sleten er hun
laatste jaren. Misschien dat de klooster-
lingen op pallets sliepen, hun gasten de-
den dat niet. Kloosters genoten faam om
hun wijn en hun bier, om hun kazen en
hun Chartreuse, om hun scharrelvlees,
gemeste kapoenen en hun BSE-vrije,
aan het spit gebraden ossen.
Ook tegenwoordig kunnen gasten hier
in gepast comfort verpozen. Bourgondië
ligt niet ver van hier.
Zoals gezegd, kloosters waren ook cen-
tra van onderwijs. Zij hebben de weten-
schap uit het Griekse en Romeinse ver-
leden gered voor de toekomst. En dat
brengt ons op het thema van het
Jaarcongres 1996 van de KNMvD, dit
jaar gehouden in Limburg.

Maar daarover een volgende keer meer.

DU is een rectificatie van de tekst die gepubli-
ceerd is in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 15 mei 1996, pagina 311.

o

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende col-
legae:

Bulten, Mevr. A.; 1996; 3581 AC Utrecht;
Nachtegaalstraat 33 bis.

Drummen, M.H.; 1996; 3553 JP Utrecht; C.
Mertensstraat 55.

Gallego, Mevr. M.V.; 1996; 1343 AA Almere;
Korhoenlaan 11.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Burgers, E.; 1978; 6372 AP Landgraaf;
Stenenbrug 2.

Kersten, Mevr. B.E.J.; 1996; 3572 XP Utrecht;
Van Brakelstraat 1 A.

Kip, Mevr. M.T.E.; 1995; 2273 EE Vtwrburg;
Dormaellaan 6.

Mackay, W.L.M.; 1996; 2941 EJ Lekkerkerk;
Schuwacht 156A.

Meer, Mevr. M.F.M. van der; 1996; 3981 CM
Bunnik; Groeneweg 78.

Scheijgrond, B.T.; 1996; 5161 AH Sprang-

Capelle; Van Steenhuijsstraat 21.

Smits, Mevr. W.W.M.; 1995; 1102 TP

Amsterdam; Boeninlaan 240.

Vanbroekhoven, J.A.M.; Gent-1976; 2470 Retie

(België); Hulselstraat 46.

Voogd, Mevr. A.R. de; 1995; 3523 AN Utrecht;

Tolsteegplantsoen 43 1.

Wymenga, W.J.H.; 1996; 5988 DA Helden;
Neerseweg 116.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bont, F. de; 3527 KT Utrecht; Van Weerden
Poelmanlaan 198.

Bos, Mevr. A.M.; 6741 JB Lunteren;
Vijfsprongweg 70.

Feenstra, Mevr. N.R.; 3523 W Utrecht; C.
Erzeijstraat 4111.

Verkroost, M.; 3732 EM De Bilt; Burg. de
Withstraat 62.

□VERLEDEN:

Op 29 mei 1996 Drs. W. Hiddema te Lelystad.

%sonalia

JUBILEA:

J.P. van Amerongen te Nijmegen, afwezig, 25
jaar, 2juli 1996

A. Eshel te Hoofddorp, afwezig, 25 jaar, 2 juli
1996

H.P. Quist te Raalte, afwezig, 25 jaar, 2juli 1996
Mevr. K.J.M. Stróbl te Geldrop, afwezig, 35 jaar,
2juli 1996

J.R.F. Ex te Raalte, afwezig, 45 jaar, 5 juli 1996
J.G.J. ter Haar te Haaksbergen, afwezig, 45 jaar, 5
juli 1996

I. van Es te Welsum, afwezig, 35 jaar, 6 juli 1996
Mevr. L.A. van Voorden te Hilversum, afwezig,
35jaar, 7juli 1996

J.M. van den Bom te Zutphen, afwezig, 60 jaar, 7
juli 1996

G.H. van der Wal te De Wijk, afwezig, 35 jaar, 7
juli 1996

Dr. R. Bootsma te Hilversum, afwezig, 30 jaar, 8
juli 1996

F.J.J. Cremers te Boxmeer, afwezig, 30 jaar, 8 juli
1996

J.G. Kemna te Heeten, aanwezig, 45 jaar, 8 juli
1996

Mevr. S.M. Krediet-Endert te Zeist, afwezig, 55
jaar, 8juli 1996

C.P.M. Ooms te Nederweert, afwezig, 30 jaar, 8
juli 1996

G.J.A. Scholten te Bakel, aanwezig, 55 jaar, 8 juli
1996

Dr. C. Folkers te Hilversum, afwezig, 40 jaar, 11
juli 1996

ProfDr. A.W. Kersjes te Zeist, afwezig, 40 jaar,
II juli 1996

Dr. E.J. van der Kuip te Utrecht, aanwezig, 40 jaar,
11 juli 1996

ProfDr. J.G. van Logtestijn te Driebergen, afwe-
zig, 40 jaar, 11 juli 1996

R.A. Oosterwoud te Staphorst, afwezig, 40 jaar,
11 juli 1996

G. Diekerhof te Epse, afwezig, 45 jaar, 13 juli
1996

F.W. van der Kreek te \'s-Gravenhage, afwezig, 45
jaar, 13 juli 1996

R.J. Huizinga te Zuidwolde (D), afwezig, 50 jaar,
29 juli 1996

D.J.W. ten Hoopen te Balkbrug, afwezig, 50 jaar,
29 juli 1996

(ieslaagd voor het dierenartsen-examen van 29
maart 1996:

Willemse, G.C.H.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van 29
april 1996:

SPORTDAG 1996

Dit jaar wordt de Sportdag gehouden op donderdag 3 oktober 1996. Het voet-
bal vindt plaats op het Sportcomplex van de V.V. Heerien.
Het Nederiands Elftal van Dierenartsen heeft op het laatste toernooi in
Utrecht, georganiseerd ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van de
Faculteit, laten zien dat het onverslaanbaar was. Alles werd gewonnen en ook
de vijf penalties werden feilloos ingeschoten.

Wie van u ook dit genoegen wil proeven is van harte welkom op de Sportdag
1996 onder het motto \'een gezonde geest in een gezond lichaam\'. U kunt zich
opgeven bij ondergetekende of bij het bureau van de KNMvD,

J. Hagendijk

-ocr page 30-

Boom, R. van den

Bossard, Mevr. M.M.

Bulten, Mevr. A.

Dwarkasing, Mevr. V.N.A.

Essink, Mevr. J.E.P.

Gallego, Mevr. M.V.

Hoogendoom, A.C.

Hoomick, L.J.P.

Kamp. Mevr. M.G.C.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van 3

mei 1996:

Aakster, R. van den

Aalten, Mevr. J.M.E. van

Buitink, Mevr. l.J.

Drummen, M.H.

Maes, Mevr. C.H.

Oliveira, Mevr. R.

Revet, Mevr. A.J.

Straten, Mevr. S. van

MUTATIES:

163* Aakster, R. van den; 1996; 7423 AA De-
venter; Kannenburg 111; tel. 0570-
654557; wnd.d.

163* .\\alten. Mevr. J.M.E. van; 1996; 3524 EE
Utrecht; Orkaden 1; tel. 030-2898897;
wnd.d.

164 Akkerdaas, Mevr. L.C.; 1994; 3524 WE
Utrecht; Olvmpus 210; tel. 030-2890954
privé,
2531779 bur; fax 030-2518126; o.k.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde van
Gezelsehapsd.).

171 Beijnum, Mevr. L.M. van; 1988; 7041 SJ \'s-
Heerenberg; De Harp 11; tel 0314-
665306 privé,
663000 prakt.; fax 0314-
664817;
p., medew. bij P.N. Beenen, N.S.J.
Hoogland J. de Jong, M. Meijer, H.P.A. van
der Meulen, P.J.M. Stroomer en H.W.F.
Swart; d. Coöp. land van Cuijk,
E.T. dieren-
arts
(tel. 0485-312754. fax 0485-312643).

178* Boom, R. van den; 1996; 3522 VE Utrecht;
Spaarnestraat 54; tel. 030-2870272; d.

180* Bossard, .Mevr. M.M.; 1996; 4142 BT
Leerdam; R. Jooszstraat 6; tel. 0345-
616899; d.

181 Brand, Prof.Dr. A.; 1956; U-1970; naar het
buitenland.

332 Brand, Prof.Dr. A.; 1956; U-1970; Harare
(Zimbabwe); 3 Sunburv Green; Green
Close, Borrowdale tel. 00-263-4-303211
bur.; fax 00-263-4-333407; visiting prof.
Dep. of Clinical Vet. Studies, Univ. of
Zimbabwe;
Erelid K.N.M.v.D.; R.N.L.

186* Buitink, Mevr. I.J.; 1996; 3523 AW
Utrecht; Topaaslaan 30 111; tel. 030-
2541492; wnd.d.

186* Bulten, Mevr. A.; 1996; 3581 AC Utrecht;
Nachtegaalstraat 33 bis; tel. 030-2318886;
wnd.d.

186 Burgers, E.; 1978; 6372 AP Landgraaf; Ste-
nenbrug 2; tel. 045-5319894 privé, 5315292
prakt.; p., gezelsehapsd., geass. met J.L.A.
Pijls
(toev. als lid).

189 Dam, Mevr. J.B.: 1995; 5045 MD Tilburg;
Nistelrodestraat 55; tel. 013-5702445
privé; p., medew. bij J.A.P.M. Bakx en
J.J.M. van Riel.

333 Doom, M.N.A. van; 1994; Bandon, Co.
Cork (Ierland);
Distillerv Bridge; tel. 00-
353-23-43514 privé,
41503 prakt.; p., me-
dew. bij Riverview Vet. Clinic.

198* Drummen, M.H.; 1996; 3553 JP Utrecht;
C. Mertensstraat 55; tel. 030-2441973;
wnd.d.

199* Dwarkasing, Mevr. V.N.A.; 1996; 3514
BZ Utrecht; Hopakker 210; tel. 030-
2723004; wnd.d.

HÜMI

202* Essink, Mevr. J.E.P.; 1996; 3583 TN
Utrecht; Rembrandtkade 30; tel. 030-
2520358; wnd.d.

206* Gallego, Mevr. M.V.; 1996; 1343 AA Al-
mere; Korhoenlaan 11; teL 036-5384097;
wnd.d.

206» Garderen, E. van; 1987; 3994 EL Houten;
Beverakker 6; tel. 030-6353373 privé.
Specialist Vet. Pathologie; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Pathologie).

208 Giessen, Mevr. Dr. J.W.B. van der; 1986; U-
1993;
3706 BL Zeist; Beethovenlaan 51;
tel. 030-6952554 privé, 2743926 bur.;
wet.
medew. R.I.V.M.,
Microbiologisch Lab.
voor Gezondheidsbewaking.

334 Graaf, T. de; 1991; 13507 Berlijn (Duits-
land); Brunowstrasse 2/3; tel. 00-49-30-
4345267 privé, 20936063 bur.; fax 00-49-
30-20936349; wet. medew. Postgraduate
Studies Tropical Vet. Med., Freie Univ.
Berlin; e-mail: tgraaf(fl zedat.fu-berlin.de.

218* Helder, J.J.; 1994; 1871 CZ SchoorI;
Schoutsakker 11; tel. 072-5092054; wnd.d.

224* Hoogendoom, A.C.; 1996; 3581 AB
Utrecht; Nachtegaalstraat 15 bis; tel. 030-
2341749; wnd.d.

224* Hoornick, L.J.P.; 1996; 3572 CL Utrecht;
Kapelstraat 2 bis; tel. 030-2723646; d.

230 Jeurink.G.; 1976; 7914PC Noordscheschut;
Zwarte Dijkje 28; tel. 0528-343472 privé;
k.d. R.V.V. kring Assen.

233* Kamp, Mevr. M.G.C; 1996; 1018 NE
Amsterdam; Conradstraat 219 1; teL 020-
6257839; d.

235 Kersten, Mevr. B.E.J.; 1996; 3572 XP
Utrecht; Van Brakelstraat 1 A; tel. 030-
2735277; wnd.d.
(toev. als lid).

236 Kip, Mevr. M.T.E.; 1995; 2273 EE Voor-
burg; Domiaellaan 6; tel. 070-3865753;
wnd.d.
(toev. als lid).

246 Lam, G.A.; 1987; 2614 GK Delft; Henrv
Dunantlaan 37; teL 015-2130222 privé,
070-3407051 bur; toegev. vet.i. V.H.1.

254 Mackay, W.L.M.; 1996; 2941 EJ Lekker-
kerk; Schuwacht 156 A; tel. 0180-662805
privé, 425253 prakt.; p., medew. bij W. van
Erk, Mevr. A.E. van Horssen, P J.H.M.
Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en Mevr.
C.P.M. Valstar
(toev. als lid).

254* Maes, Mevr. C.H.; 1996; 5591 EA
Heeze; Geldropseweg 13; tel. 040-
2262100; d.

255 Meer, Mevr. M.E.M. van der; 1996; 3981
CM Bunnik; Groeneweg 78; tel. 030-
6567523; d.
(toev. als lid).

255 Meerman, Mevr. A.; 1993; 1411 LR Naar-
den; Wijkplaats 8;
tel. 035-6947753 privé,
6940782 prakt.; p., geass. met Mevr. A.B.
de Graaf;
docent Hogeschool Delft,
Veehouderij/Diergezondheidszorg.

264 Nij Bijvank, H.A.E.; 1995; 8341 TT Steen-
wijkerwold; Steenwijkerdiep-Noord 2 A;
tel 0521-371390;
d.

266* Oliveira, Mevr. R.; 1996; 1092 TV Am-
sterdam; Vrolikstraat 224 hs; tel. 020-
693442 l;d.

267 Oostenbmg, B.D.; 1989; 8702 BD Bols-
ward; Berkenburg 3;
tel. 0515-576798 pri-
vé, 575888 prakt.; p., geass. met S. Swierstra
en W. Swierstra.

267 Oostenbrug-Verspuy, Mevr. J.; 1990; 8702
BD Bolsward; Berkenburg 3;
tel. 0515-
576798; wnd.d.

272 Pieke, E.J.; 1990; 1183 CT Amstelveen;
Cleopatralaan
5; tel. 020-6472023 privé,
023-5153198 bur.; fax 023-5153675; Tech-
nical Services Specialist MSD-AGVET.

278* Revet, Mevr. A.J.; 1996; 3531 SW

Utrecht; 2e Delistraat 17 bis; tel. 03«-
2944967; wnd.d.

278 Rietkerk, F.E.; 1986; 1171 JD Badhoeve-
dorp; Eelderstraat 2; tel. 020-6599938
privé, 6207476 bur.; fax 020-6599938;
wet. medew. St. Nationaal Onderzoek
Dierentuinen/EAZA Executive Office.

279 Rijpen, Mevr. S.C.W.; 1995; 7981 AP
Diever; Dwarsdrift 10; tel. 0521-594641
privé
591378 prakt.; p., medew. bij J..^.
Glas.

280 Rojer, J.M.; 1987; 3524 LM Utrecht; Ame-
rongseberg 65; tel. 030-2870487 privé,
070-
3578312 bur.; fax 070-3876591 ; 2e specia-
list \\\'lees en Vleesprodukten R.V.V.

284 Schaik, J.G. van; 1990; 4061 AM Ophemert;
Dorpsstraat
10-12; tel. 0344-652542 privé,
0418-652808 prakt.; fax 0418-652824; p.,
geass. met J.S. Kalisvaart en J.G. Snijders.

285 Scheijgrond, B.T.; 1996; 5161 AH Sprang-
Capelle; Van Steenhuijsstraat 21; tel. 0416-
313581 privé, 311400 prakt.; p., medew. bij
L.H.T. Zijlmans (toev.
als lid).

289 Seekles, Mevr. P.H.B.; 1959; 9721 SN
Groningen; \\\'an Ketwich Verschuurlaan
26; tel. 050-5274005; r.d.

292 Smits, Mevr. W.W.M.; 1995; 1102 TP Am-
sterdam; Boeninlaan 240; tel. 020-6957654;
wnd.d. (toev. als
lid).

293 Snijders, J.G.; 1986; 4182 CD Neerijnen;
Achterstraat 6; tel. 0418-652184 privé,
652808 prakt.; fax 0418-652824; p., geass.
met J.S. Kalisvaart en J.G. van Schaik.

297* Straten, Mevr. S. van; 1996; 1996; 9951
VD Winsum; Meander 31; tel. 0595-
444545 privé, 0592- 541216 prakt.; p., me-
dew. bij G.P. Hofland en Joh. Nijhoff.

301 Thoolen, Mevr. I.L.; 1991; 7711 HVNieuw-
leusen; Burg. van Dedemstraat 8;
tel. 0529-
485847 privé; fax 0529-484442;
p., medew.
bij W.J.E. von Erijtag Drabbe Künzel, T.
Mooiweer, E.G.M. Poels, K.H. Poppens en
A.C.M. van de Ven;
wnd.d.

342 Vanbroekhoven, J.A.M.; Gent-1976; 2470
Retie (België); Hulselstraat 46; tel. 00-32-
14-378621;p.(toev.alslid).

304 Vandehoek, Mevr. J.E.D.; 1992; 3515 XK
Utrecht; B.F. Suermanstraat 3 bis; tel.
030-2717983 privé,
0294-477471 bur.; fax
0294-414256; jr. clin. res. manager bij
Solvay Duphar B.V.

312 Voogd, Mevr. A.R. de; 1995; 3523 AN
Utrecht; Tolsteegplantsoen 43 I; tel. 030-
2544149; wnd.d.; docent d.a. ass.-opl.
(toev.
als lid).

315» Vromen, P.M.; 1988; 5841 CD Oploo;
Gemertseweg 8; lel. 0485-383684 privé;
k.d. R.V.V. kring Nijmegen.

317 Walsum, Dr.J. van; 1952; U-1983; 7241 BL
Lochern; Noorderwal 35 B; tel. 0573-
255215;
r.d.

343 Wieman, Mevr. J.M.D.; 1990; 13507 Beriijn
(Duitsland); Brunowstrasse 2/3; teL 00-49-
30-4345267; fax 00-49-30-20936349; d.; e-
mail: tgraaf(a zedat.fu-berlin.de.

323 Wijma, H.; 1963; 9861 CA Grootegast;
Middellaan 2; tel. 0594-612300;
r.d.

324*\\Villemse, G.C.H.; 1996; 3572 GN
Utrecht; Griftstraat 29; tel. 030-2714169;
d.

326 Wymenga, W.J.H.; 1996; 5988 DA Helden;
Neerseweg 116; tel. 077-3073292 prakt.; p.,
medew. bij L.C.M. Boonen, J.A.M. ten
Dam, W. Oldenburger, Dr. C.J.M. Schee-
pens, C.J. Uytewaal, J.H.J. Vestjens, G.A.M.
Wieland en R.T.J.A. de Winne
(toev. als
lid).

327* Zandwijk, L. van; 1984; 4013 CS Kapel-

-ocr page 31-

Doorlopende agenda

Juli

6 One-day seminar in Practice Management
(ESAVS), Sitzerath (near Trier),
Deutschland.

8—11 4th International conference on fertility
control for wildlife management -
Australia.

8—12 XIX World Buiatrics Congress. BCVA -
Edinburgh.

Augustus

4—9 Vlllth Intemational Symposium of
Veterinary Laboratory Diagnosticans.
Informatie en aanmelding: Secretariat
WAVLD Symposium, P.O. Box 50006,
Tel Aviv, 61500 Israel.

30,31 Intemational Veterinary Congress Beme/
Switzerland "Back Problems in Sport Hor-
ses\'. Kongressorganisation: Klinik fïir
Nutztiere und Pferde der Universität Bern,
Länggasstrasse 124, 3012 Berne/Schweiz.
Tel.41 31 63122 43,Fax4I 31 631 26 20.

September

5—8 Veterinary Acupuncture Congress, Spiez,
Switzerland. Meer informatie: Peter Grob,
Tierarzt, 3053 Deisswil b. München-
buchsee, Switzerland (Tel. no.: 31-869-
45-40).

10 Afdelingsvergadering Afdeling Zeeland.
Aanvangstijd en plaats zijn nu nog niet be-
kend.

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland.

11 Voorcongres met als onderwerp: Inter-
cellular Communication in Development
and Oncogenesis. Informatie: Dr. ir. J.A.
Mol, Faculteit der Diergeneeskunde, Post-
bus 80154,3508 TD Utrecht.

12 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur. Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

12 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achterhoek. Plaats: Restaurant \'t
Wolfersveen, Zelhem. Aanvang: 20.00
uur.

12 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

12—14 3e Intemationale symposium over
voortplanting bij hond en kat te Utrecht.
Informatie: Prof dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax: 030-2518126.

12—14 6e Jaarcongres van de European
Society of Veterinary Intemal Medicine
(ESVIM). Informatie: Dr. J. Rothuizen,
Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus
80154,3508 TD Utrecht.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

17 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie Deven-
ter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Post-IVPS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken in samen-
werking met Solvay Duphar Animal

fc I fc ÉI i i É é

Health.

19 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19—20 Third ESW Symposium on Pestivirus
infections, Lelystad.

19—21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.

21 Vergadering Werkgroep Gezelschaps-
dieren Afdeling Zuid-Nederland (Lim-
burg, Noord-Brabant en Zeeland), 10.00-
16.00 uur in Weert.

23 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

24—28 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press,
Te Boelaeriei 23, B-2140 Antwerp,
Belgium. Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3
3210277.

24 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

25 Vergadering Afdeling Gelderland.

26—28 Open Dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden op de Waiboer-
hoeve (centrale proefboerderij).

26—29 Annual Congress The British
Veterinary Association, Moat House
Hotel, Chester.

Oktober

3—5 Jaarcongres te Rolduc (Limburg).

11 Symposium Wildziekten: \'Oorzaken en ri-
sico\'s van ziekten bij wilde diersoorten in
Nederiand\'.

14—19 De intemationale postdoctorale cursus:
\'Animal Health Economics - Principles
and Applications\' in Pennsylvania (USA).
Inschrijftenmijn eindigt op
1 juli 1996.

16—20 28th Intemational Congress on the
History of Veterinary Medicine, Vienna.

19—20 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Ost. Akute Erkrankungen in der
Kleintierpraxis. Chemnitz. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551 Vel-
bert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

20—23 XXIst Congress of the World Small
Animal Veterinary Association, WSAVA
1996. Jemsalem, Israel.

20—24 2nd World Congress on Alternatives
and Animal Use in the Life Sciences,
Utrecht, the Netherlands.

21—25 XV Panamerican Congress of Veteri-
nary Sciences, Brazilië.

24—27 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

31—3 Nov. 10th Annual Veterinary Dental Fo-
rum \'Veterinary Dentistry \'96\'. The Wes-
tin Galleria & Westin Oaks, Houston, Te-
xas. Contact Veterinary Dentistry \'96, 530
Church Street, Suite 700, Nashville, TN
37219, phone 615/254-3687, Fax 615/254-
7047.

31—7 Nov. George H. Muller Veterinary Der-
matology Seminar in Hawaii; on the Big

Island of Hawaii. Speakers include drs. M.
Dryden, V. Fadok. R. Halliwell, P. Ihrke,
H. Power, and G. Muller. Forcus for this
meeting will be \'Differential diagnosis of
skin diseases by body region and breed,
and current dermatologie therapy;. For in-
formation contact P. Bernstein, 380
Willow Road, MenIo Park, CA 94025/Fax
415-723-8762/E-mail HF.PBB@Forsythe.
Standford.edu.

November

1—3 Animal Welfare, Module 1: Assessing
animal welfare, Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

6 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achthoek. Plaats: Restaurant \'t Wolfers-
veen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

9 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

14 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. (Onder voorbehoud.)

14 Symposium \'Wat dieren ons zeggen...\'
over verantwoord dierbeheer in Congres-
centrum Orpheus te Apeldoom. Organi-
satie: HBO-opleiding Diermanagement
van het Van Hall Instituut.

14—16 International Trade Fair for Aqua-
culture. Queen Sirikit National Convention
Center, Bangkok-Thailand.

16 Najaarsdag Groep Homoeopathisch wer-
kende dierenartsen.

21 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie Deven-
ter, Amsbergstraat 7, Deventer.

21—24 DVG-FG Kleimierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthe-
siologie /Dermatolgie /Neurologie /
Ophthalmologie. Dortmund. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

21—24 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

28 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

December

6—8 Animal Welfare, Module 2: Animal Wel-
fare in Practice, Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

12 Vergadering Afdeling Gelderiand.

12 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

12 Ledenvergadering Samenwerkende
Nederlandse Acupuncturisten in het
Wapen van Bunnik te Bunnik; aanvang
20.15 uur.

15—19 The First International Eilat Confe-
rence on Camelids: Science & Producti-
vity. Royal Beach Hotel, Eilat, Israel.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur

19 Vergadering Afdeling Friesland.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.

-ocr page 32-

Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthe-
siologie /Dermatolgie /Neurologie /
Ophthalmologie. Dortmund. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

1997

Januari

3 Nieuwjaarsborrel Afdeling Noord-Bra-
bant.

12— 14 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Nice Acropolis
Convention Centre in Nice, France.

23—26 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

Februari

11 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

16—21 XV International Symposium of the
World Association of Microbiologists, Im-
munologists and Specialists in Infectious
Diseases (W.A.V.M.I.). The symposium
will be held in Cyprus. Theme: Salmonel-
losis - brucelliosis as world health problems
for humans and animals. Information: K..
Polydorou V.P.H. Institute, PO Box 284,
Nicosia, Cyprus. Fax/tel.: 357-2-453121.

20—23 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederiand, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

April

8—11 Congress of the German Veterinary
Medical Society: \'Current Research Results
in Veterinary and Comparative Medicine\'.

Mei

20—22 International symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -

Ploufragan, France.

31—1 International symposium \'diagnosis in
horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg, Germany. For
abstracts formulars and fiirther information
for interested participants please contact:
COPP, Birgit Bamickel, Friedrich-Ebert-
Str. 12, 61462 Konigstein, Germany. Fon.
0049-6174/931333, Fax. 0049-6174/
931343. Abstract-deadline will be Novem-
ber 30* 1996.

Juli

6—10 7th EAVPT Intemational Congress, Ma-
drid, Spain.

8—11 8th Symposium ISVEE.

Augustus

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute f the Hungarian
Academy of Sciences, Hungary-1581
Budapest, P.O. 18, Phone: 36 1 252-2455,
Fax: 36 1 252-1069.

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Deadline *)

29-07-1996
12-08-1996
02-09-1996
16-09-1996

>

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Jongeman, 22 jaar, zoekt per augustus/ september

BAAN ALS
DIERENARTSASSISTENT
FULLTIME OF PARTTIME,
IN DEN HAAG EN
OMGEVING

Ik ben gediplomeerd, MAO, richting dierverzorging,
2-jarige opleiding. Ik heb grondige stage-ervaring
in diverse dierencentra.

Reacties richten aan: Arjan Boelsma,
Veenendaalkade98, 2547 AS Den Haag.

Aflevering

15-08-1996
01-09-1996
15-09-1996
01-10-1996

Financieel zeker!

De financiering van een praktijk is specialistisch
werk. Door onze jarenlange ervaring en onze onaf-
hankelijkheid van financiële instellingen kunnen
wij u van dienst zijn bij het nemen van belangrijke
beslissingen voor uw toekomst.
DIX & CO is een adviesbureau voor medici, niet al-
leen voor een totaal financieel plan maar ook voor
uw verzekeringen en contracten met de bijbeho-
rende fiscale en juridische aspecten. Daarom
strekt on^e relatiekring zich uit over het gehele
land.

Voor nadere informatie of een afspraak kunt u ons
bellen.

Tel.030-25 11 520

<

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

In onze kliniek voor gezelschapsdieren komt plaats vrij voor een derde

DIERENARTS (M/V), PART-TIME (3/5)

Ervaring, goede contactuele eigenschappen en een positieve instelling worden op prijs gesteld. Gedurende nnini-
maal twee maanden zal de taak full-time zijn. Weekend- en avonddiensten worden gedeeld met de twee andere die-
renartsen. Salariëring volgens nieuwe regeling KNMvD. De praktijk biedt werk aan drie part-time dierenartsen, vier
assistentes en een administratieve kracht. Sollicitaties kunt u richten binnen 14 dagen na verschijning van dit blad
aan: Dierenkliniek Vrieze, Berkelstraat 61,1316 SL Almere. _

-ocr page 33-

ei

In deze aflevering wederom veel aandacht voor de feestelijkheden rond 175 jaar Diergeneeskundig
Onderwijs in Nederland. Voor u waren onder andere de collegae Deleu en Sybesma erbij en zij doen ver-
slag van de feestweek in mei.

Bijzonder lezenswaardig is de geestige feestrede van prof van der Meiden, die een viertal voor het imago
van de dierenarts beeldbepalende elementen belicht. Waar waren, zo vraagt hij zich af de veterinaire des-
kundigen in die eerste dagen van het media-spektakel rond de gekke koeienziekte?
De vraag wordt meteen beantwoord. Inderdaad, politici hadden zich meestergemaakt van de media (he-
laas niet van het BSE-probleem) en veterinaire deskundigen waren niet vrij om hun mening te geven.
Hierbij moet worden bedacht dat het wetenschappelijk onderzoek in toenemende mate op basis van con-
tracten direct gefinancierd wordt door overheidsorganen, product- of bedrijfsschappen, de Europese
Unie of de industrie. De onderzoeker en de instelling waar hij werkt dreigen daardoor hun onafhankelijke
positie grotendeels kwijt te raken. Het is niet gebruikelijk dat de deskundige bij zogenaamde \'beleidsge-
voelige zaken\' van de media en van de opdrachtgever wordt afgeschermd. Een gevaarlijke situatie, want
daardoor raakt de deskundige onderzoeker bij de beleidsmakers buiten beeld. Zonder hem te raadplegen
kunnen mogelijk onjuiste of onnodige maatregelen worden getroffen. In zulke gevallen is het de verant-
woordelijkheid en morele plicht van de wetenschapper om uit de coulissen te treden, hetgeen in de latere
dagen van de BSE-affaire ook is gebeurd.

De publicitaire output van onze beroepsgroep werd verder omhoog gestuwd door een artikel van
Schreuder en medewerkers, in het toonaangevende tijdschrift Nature, over een pre-klinische test voor
scrapie. Een wereldprimeur waarover u in deze editie meer kunt lezen, evenals over de uitroeiing van
Aujeszky met behulp van regionale vaccinatie.

Ook aan de gezelschapsdierensector wordt aandacht besteed. In het lams Ronde Tafelgesprek \'Hond be-
dreigd door emancipatie\' wordt op zeer lezenswaardige wijze de discussie tussen zes gasten verwoord
over rouwverwerking bij de dood van huisdieren.

De zomermaanden zijn zoals gebruikelijk de periode van congressen en symposia. U vindt de aankondi-
ging van onder meer PAO Diergeneeskunde voor september en enkele IPC-cursussen in het najaar En
mocht u daartoe plannen hebben, dan wenst de redactie u een prettige vakantie toe.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 34-

ERADICATIE VAN HET AUJESZKYVIRUS IS HAALBAAR
DOOR EEN REGIONAAL VACCINATIEPROGRAMMA

Tijdschr Diergeneesk 1996:121: 412-8

Arjan Stegeman\'\'

Dit ailikel is een vertaling van \'Pseudorabies virus era-
dication by area-wide vaccination is feasible\', The
Veterinary Quarterly 1995; 17: 150-6.

Overziclitsartitelen

SAMENVATTING

De beschikbaarheid van markervaccins en bijbehorende
testen heeft het mogelijk gemaakt om vaccinatie toe te
passen bij de uitroeiing van het Aujeszkyvirus. In dit arti-
kel wordt een overzicht gegeven van recente studies die
over dit onderwerp zijn gepubliceerd. Het accent van het
overzicht ligt op de effectiviteit van vaccinatie onder
praktijkomstandigheden. Daarnaast wordt de invloed
van een aantal bedrijfs-, management- en regionale facto-
ren op de insleep en verspreiding van het Aujeszkyvirus
besproken. Geconcludeerd wordt dat een intensief regio-
naal vaccinatieprogramma zelfs in een enzoötisch besmet,
varkensdicht gebied de viruscirculatie sterk kan terug-
dringen. Indien zo\'n vaccinatieprogramma wordt verge-
zeld van een aantal sanitaire maatregelen, waarvan een
verbod op de aanvoer van niet Aujeszky-vrije varkens de
belangrijkste is, is uitroeiing van het Aujeszkyvirus haal-
baar.

SUMMARY

Pseudorabies virus eradication by area-wide vaccination
is feasible

The availibility of marker vaccines and companion diagnostic tests enabled
the use of vaccination in the eradication of pseudorabies virus (PRK
Aujeszky\'s disease virus). This article reviews studies that were published
on this .subject during the last decade. The review focuses on the effective-
ness of vaccination under field conditions. In addition, herd, management
and local factors that are associated with the within-herd and between-herd
transmission of PR Vare discussed. It is concluded that even in an enzooti-
cally infected pig dense region, an inten.sive area-wide vaccination pro-
gramme can sharply reduce PRV circulation. If such a programme is ac-
companied by zoo-sanitary measures, of which prevention of the
introduction of PRV-infected stock is the most important, eradication of
PRV is feasible.

INTRODUCTIE

Wereldwijd neemt de druk om het Aujeszkyvirus (Pseudo-
rabiesvirus. Herpesvirus suis type 1) uit te roeien toe
(Anonymus, 1994; Nauwynck en Pensaert, 1994). Om dit
doel te bereiken zijn in een aantal enzoötisch geïnfecteerde
regio\'s vaccinatie-campagnes van start gegaan, of plannen
gemaakt om hiermee in de nabije toekomst te beginnen
(Motha
et al., 1994; Nauwynck en Pensaert, 1994). Het ge-

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 4. 5280 AA Boxtel. (Correspondentie-
adres) Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO), Afdeling
Pathobiologie en Epidemiologie, Postbus 65, 8200 AB Lelystad. Telefoon: 0320-
238238. fax: 0320-238050.

bmik van vaccinatie bij de uitroeiing van het Aujeszkyvims
werd decennia lang voor onmogelijk gehouden. Enerzijds
vanwege het onvermogen om dragers van het Aujeszkyvims
op te sporen in gevaccineerde populaties, anderzijds omdat
de immuniteit die op diemiveau wordt opgewekt door vacci-
natie onvolledig is. De onderzoeksresultaten die in het afge-
lopen decennium op vaccinologisch en epidemiologisch ge-
bied zijn behaald hebben deze opinie echter drastisch
gewijzigd.

Uit moleculair-biologisch onderzoek bleek in de jaren tach-
tig dat in het genoom van een aantal geattenueerde Aujesz-
kyvimsstammen deleties aanwezig zijn die de productie van
een of meer stmcturele eiwitten verhinderen. De ontbre-
kende eiwitten worden markers genoemd. Door gen-deleties
werden vanuit vimlente stammen nieuwe zogenaamde mar-
kervaccins gemaakt. Dergelijke vaccins induceren geen anti-
lichamen tegen het ontbrekende eiwit, terwijl deze antilicha-
men wel verschijnen na infectie met het veldvims. Indien
een serologische test beschikbaar is die antilichamen gericht
tegen het markereiwit kan aantonen, kunnen geïnfecteerde
varkens worden opgespoord in gevaccineerde koppels. De
ontwikkeling van Aujeszkyvims-markervaccins en tests die
antilichamen tegen markers aantonen is uitgebreid beschre-
ven door van Oirschot
et al. (1990a).

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van studies die
zijn gedaan naar de toepassing van markervaccins tegen de
ziekte van Aujeszky. Om te beginnen worden de inzichten
over het effect van vaccinatie onder gecontroleerde omstan-
digheden samengevat. Vervolgens worden de bevindingen
van studies met inzet van vaccinatie in het veld beschreven.
Het artikel besluit met een bespreking van een aantal facto-
ren waarvan de literatuur aangeeft dat ze van belang zijn bij
het optreden van infecties met het Aujeszkyvims.

EFFECT VAN VACCINATIE ONDER GECONTRO-
LEERDE OMSTANDIGHEDEN

Vaccinatie resulteert niet alleen in weerstand op diemiveau,
maar ook op groepsniveau (bijvoorbeeld de varkens in een
afdeling, bedrijf of regio). Groepsimmuniteit wordt gedefi-
nieerd als de bescherming van een groep tegen infectie door
de aanwezigheid van immune individuen (Fine, 1993).
Beide effecten kunnen van elkaar worden onderscheiden
(Halloran era/., 1991).

Ejfect van vaccinatie op diemiveau

Voorafgaande vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky resul-
teert in een aanzienlijke afhame van de klinische verschijnse-
len die worden opgewekt door een experimentele infectie. Bij
gevaccineerde varkens werd volledige immuniteit, vanuit een
virologisch gezichtspunt, echter slechts incidenteel waargeno-
men (Kimman
et ai, 1992). Vaccinatie slaagt er meestal niet
in vermeerdering en daaropvolgende uitscheiding van het
Aujeszkyvims te voorkomen na intranasale challenge (De
Leeuw en Van Oirschot, 1985a; de Leeuw
et al., 1982).
Vaccinatie kan ook niet voorkomen dat het vims na infectie la-
tent bij het varken achterblijft (Cowen
et ai, 1990; Van

-ocr page 35-

Oirschot en Gielkens, 1984). Op virologisch gebied leidt vac-
cinatie tot een verhoging van de virusdosis die nodig is voor
het aanslaan van de infectie (De Smet
et ai, 1992a; Wittmann
et al., 1982) en een afname van de hoeveelheid vims die
daama wordt uitgescheiden (De Leeuw en Van Oirschot,
1985a; De Leeuw
et al., 1982). Omdat experimenten die ons
inzicht verschaffen in de toename van de vimsdosis die nodig
is voor infectie erg duur zijn, wordt de afname van de vimsuit-
scheiding na een experimentele infectie momenteel het meest
toegepast als parameter om de virologische immuniteit na
vaccinatie te evalueren (Pensaert
et ai, 1992). De literamur is
niet eenduidig over het vermogen van intramusculaire vacci-
natie om de uitscheiding van latent Aujeszkyvims na reactiva-
tie te verminderen (Mengeling e/ö/., 1992; Schoenbaume/a/.,
1990a).

Matemale antilichamen interfereren met de vorming van ac-
tieve immuniteit (De Leeuw en Van Oirschot, 1985b; Van
Oirschot en De Leeuw, 1985). Hoe hoger de concentratie van
matemale antilichamen op het moment van vaccinatie, des te
minder effect heeft de vaccinatie (Van Oirschot, 1987).
Immuniteit afkomstig van moederdieren die zelf een infectie
hebben doorgemaakt, blokkeert de vorming van antilichamen
bij nakomelingen sterker dan immuniteit verkregen van moe-
derdieren die alleen maar zijn gevaccineerd (De Smet
et al.,
1994).

Vaccinatie met geïnactiveerde vaccins vermindert de vimsuit-
scheiding na een challenge-infectie in het algemeen minder
dan vaccinatie met levende vaccins (De Leeuw en Van
Oirschot, 1985a; Vannier, 1985). Kimman 0992) en Pensaert
et al. (1990b) toonden aan dat de effectiviteit van levende vac-
cins toeneemt met de hoeveelheid vims in het vaccin.
Daamaast rapporteerden Pensaert
et al. (1990a) en Vannier et
al.
(1991 a) dat toevoegen van een adjuvans de effectiviteit van
levend vaccin verhoogt. Van Oirschot
et al. (1991), en
Vannier
et al. (1991a) vonden aanzienlijke verschillen tussen
vaccins in het vermogen om de vimsuitscheiding na experi-
mentele infectie te verminderen, terwijl Pensaert
et al. (1990a)
slechts geringe verschillen waamamen.
Een groot probleem bij het evalueren en vergelijken van stu-
dies naar de effectiviteit van vaccins ligt in het verschil in
toegepaste methoden. Dit zou een belangrijke oorzaak kun-
nen zijn van de verschillen die bestaan tussen de resultaten.
Daamaast kunnen zelfs bij gebmik van dezelfde methode,
aanzienlijke verschillen in vimsuitscheiding voorkomen tus-
sen herhalingen van experimenten (De Jong en Kimman,
1994; Pensaert
et al. 1990b). Tenslotte zagen De Jong en
Kimman (1994), in een experiment met ongevaccineerde en
tweemaal-gevaccineerde varkens, geen verband tussen de
duur en het niveau van vimsuitscheiding enerzijds en de vi-
rusoverdracht anderzijds. Deze laatste waameming toont
aan dat het niet eenvoudig is om de invloed van de vermin-
derde vimsuitscheiding na challenge op de vimsoverdracht
tussen varkens te schatten. Extrapolatie van de afname van
vimsuitscheiding na een experimentele infectie naar effecti-
viteit van vaccinatie onder praktijkomstandigheden lijkt dan
ook een schier onmogelijke opgave.

Effectiviteit van vaccinatie op groepsniveau
Om de noodzaak voor extrapolatie van vimsuitscheiding
naar vimsoverdracht te omzeilen zijn experimentele model-
len ontworpen om het effect van vaccinatie op de overdracht
van het Aujeszkyvims in een groep varkens direct te meten.
Overdracht van het virus in een populatie hangt af van de
vatbaarheid van de varkens voor infectie (de virusdosis
noodzakelijk om vimsvermeerdering op te wekken), de be-
smettelijkheid (virusuitscheiding) van de varkens na infec-
tie, en de aard en frequentie van de contacten tussen besmet-
telijke en vatbare varkens. Zoals hierboven reeds is vermeld,
vermindert vaccinatie zowel de vatbaarheid voor infectie als
de vimsuitscheiding na infectie. In een populatie van var-
kens kan het eerste worden aangemerkt als het directe effect
en het tweede als het indirecte effect van vaccinatie
(Hallorane/a/., 1991).

• II ffCS^KAipi^U «LI

Zuffa et al. (1982) namen waar dat gevaccineerde varkens
een infectie doormaakten nadat ze in contact waren gebracht
met varkens die het virus uitscheidden. De besmettelijke var-
kens waren echter niet gevaccineerd, zodat in deze smdie
geen rekening werd gehouden met het indirecte effect van
vaccinatie. Dit heef^ mogelijk geleid tot een onderschatting
van het effect van de vaccinatie. De Jong en Kimman (1994)
beschreven een experimenteel model waarin rekening wordt
gehouden met zowel het directe als het indirecte effect van
vaccinatie. Zij brachten gevaccineerde varkens, 24 uur na
een intranasale infectie, in contact met gevaccineerde var-
kens die niet experimenteel waren besmet. Vaccinatie met
stam 783 zorgde voor een significant verminderde over-
dracht van de mild-vimlente Aujeszkyvims-stam Sterksel
onder specific-pathogen-free (SPP) varkens. Bij herhaling
van het experiment bleek de reproductie-ratio, R, het gemid-
delde aantal nieuwe infecties veroorzaakt dooreen besmette-
lijk individu (Diekmann
et ai, 1990), significant kleiner dan
1 (Bouma
et al., 1995a). Dit betekent dat deze vimsstam niet
in staat is om een grote uitbraak te veroorzaken onder gevac-
cineerde varkens en zich dus niet kan handhaven in zo\'n
populatie (ieder besmettelijk varken infecteert gemiddeld
minder dan 1 vatbaar varken) (De Jongen Diekmann, 1992).
In groepen gevaccineerde varkens verschilde de overdracht
van de vimlente Aujeszkyvims-stam N1A3 niet significant
van de overdracht van de mild-vimlente stam Sterksel
(Bouma
et ai, 1996). Gebmikmakend van ditzelfde model
bleek matemale immuniteit in staat om de vimsoverdracht
onder drie weken oude biggen te reduceren (Bouma
et al.,
1995b). Indien varkens met matemale antilichamen op de
leeftijd van tien en 14 weken werden gevaccineerd werd uit-
gebreide vimsoverdracht na contact-infectie eveneens voor-
komen. Bij een eenmalige vaccinatie op de leeftijd van tien
weken was dat echter niet het geval.

De resultaten van deze experimenten tonen aan dat uitroeiing
van het Aujeszkyvirus door vaccinatie in principe mogelijk
is. Rechtstreekse extrapolatie van de bevindingen onder ge-
controleerde omstandigheden naar praktijkomstandigheden
is echter ook hier gevaariijk, door de grote verschillen tussen
het laboratorium en het veld en de grote verschillen die onder
praktijkomstandigheden voorkomen. In het veld circuleren
verschillende vimsstammen, waaronder mogelijk stammen
die zich beter kunnen verspreiden dan de stammen Sterksel
en N1A3. Varkens kunnen in het veld besmet raken voor hun
vaccinatie heef^ geresulteerd in een afdoende immuniteit.
Als varkens worden gehuisvest bij hogere dichtheden dan in
de experimentele studies (0.85m2), zou de transmissie van
het Aujeszkyvims ook kunnen toenemen. Voorafgaande of
gelijktijdige infecties met pathogenen die het afweersysteem
modificeren, zoals
Bordetella bronchiseptica (degeneratie
van de nasale mucosa (Duncan
et al., 1966)), Mycoplasma
hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae,
en
Lelystad-virus (afname van de functie van de alveolaire
macrofagen (Camso en Ross, 1990; Pol
et ai, 1990)), zou
eveneens de overdracht van het virus kunnen versterken.

-ocr page 36-

Mogelijk kunnen secundaire infecties de overdracht echter
ook verminderen, door afgifte van cytokines. In de afgelopen
jaren zijn verscheidene studies uitgevoerd om inzicht te ver-
krijgen in het effect van vaccinatie onder praktijkomstandig-
heden.

EFFECTIVITEIT VAN VACCINATIE ONDER PRAK-
TIJKOMSTANDIGHEDEN

De beschikbaarheid van markervaccins en bijbehorende diag-
nostische tests heeft het mogelijk gemaakt om de effectiviteit
van vaccinatie onder praktijkomstandigheden te meten. In
veldstudies met klassieke vaccins wordt de effectiviteit vaak
gemeten aan de hand van min of meer subjectieve klinische
waarnemingen. Het aantal subklinische infecties dat op-
treedt ondanks vaccinatie kan niet worden vastgesteld. Bij
gebmik van markervaccins kunnen zowel de klinische als de
subklinische infecties worden opgespoord; de verspreiding
van het agens is daardoor te meten. Bij de bestrijding van het
Aujeszkyvirus zijn in ons land alleen glycoproteïne E (gE,
voorheen glycoproteïne I genoemd) -deletie vaccins toegela-
ten. Detectie van antilichamen tegen gE in varkens die uit-
sluitend met gE-negatieve vaccins zijn gevaccineerd wijst op
infectie met veldvims (Van Oirschot
et ai, 1990a).
Voor eliminatie van het Aujeszkyvims is het essentieel dat
het vaccinatie-eradicatieprogramma de R-waarde van infec-
ties met het virus in de varkensstapel beneden 1 brengt.
Onderdelen van een vaccinatieprogramma die de mate van
groepsimmuniteit in de varkensstapel bepalen zijn de kwali-
teit van de toegepaste vaccins, de effectiviteit van het vacci-
natieschema en de mate waarin het programma wordt uitge-
voerd (Anderson, 1992).

Kennis van het vermogen de virusoverdracht te verminderen
is de meest solide basis om vaccins te kiezen voor toepassing
in vaccinatie-eradicatieprogramma\'s. Zulke informatie is
echter (nog) niet voorhanden. De beste parameter waarvan
momenteel gegevens beschikbaar zijn is de virusuitschei-
ding na intranasale challenge-infectie (Pensaert
et al., 1990a;
Vannier 1991a).

Tweemalige vaccinatie vermindert de virusoverdracht in af-
delingen met vleesvarkens sterker dan éénmalige vaccinatie
(Stegeman
et al., 1995a). In enzoötisch geïnfecteerde var-
kenspopulaties in varkensdichte gebieden verdient tweema-
lige vaccinatie van de vleesvarkens daarom de voorkeur.
Ook in afdelingen met tweemaal gevaccineerde vleesvar-
kens kunnen echter nog grote (subklinische) uitbraken voor-
komen. Alhoewel de R-waarde onder tweemaal gevacci-
neerde vleesvarkens groter dan 1 werd geschat betekent dit
niet dat uitroeiing van het Aujeszkyvims door vaccinatie on-
mogelijk is. De vleesvarkenshouderij vormt het eind van de
bedrijfsfase van de varkensproductieketen. Als vimssprei-
ding van vleesvarkens naar zeugen en tussen eenheden (af-
delingen en bedrijven) met vleesvarkens voldoende afneemt,
dan kan de R-waarde in de varkensstapel als geheel kleiner
zijn dan 1, ondanks dat deze groter is dan 1 onder vleesvar-
kens (De Jong
et al., 1994). De effectiviteit van vaccinatie-
schema\'s voor volwassen varkens is nog niet onderzocht. De
toename van de vimsuitscheiding na challenge-infectie met
het verstrijken van de tijd sinds vaccinatie (Van Oirschot,
1991) suggereert echter dat volwassen varkens met een ze-
kere regelmaat dienen te worden gevaccineerd. Regelmatige
herhaling van vaccinatie bij zeugen is eveneens noodzakelijk
om voldoende matemale antilichamen aan de biggen door te
geven (Vellenga
et al., 1993).

Als het vaccinatieprogramma meer dieren omvat neemt het
indirecte effect van vaccinatie toe, hetgeen resulteert in een
afname van de infectiedmk. Op bedrijfsniveau kan de om-
vang van het vaccinatieprogramma worden vergroot door bij-
voorbeeld niet alleen de fokvarkens, maar ook de opfokvar-
kens en de vleesvarkens te vaccineren. Op gebiedsniveau kan
de toepassing van een vaccinatieprogramma worden vergroot
door alle bedrijven in een regio in het programma op te ne-
men. In de afgelopen jaren is zowel het effect van vaccinatie
op bedrijfsniveau als op gebiedsniveau bestudeerd.

Vaccinatie op bedrijfsniveau

Studies in varkensdichte gebieden toonden aan dat vaccina-
tie met als voomaamste doel het voorkomen van klinische
ziekte van Aujeszky, veelal niet resulteerde in een laag per-
centage geïnfecteerde varkens (Stegeman
et ai, 1994a en
1995b; Weigel
et al., 1992). De groepsimmuniteit die op
deze wijze werd opgewekt was blijkbaar niet in staat de
overdracht van het Aujeszkyvims substantieel te verminde-
ren. Van Oirschot en De Waal (1987), Engel en Wiemp
(1989), en Van Oirschot
et al. (1990b) beschreven de elimi-
natie van met Aujeszkyvims geïnfecteerde varkens van be-
drijven waar een intensief en consequent toegepast vaccina-
tieprogramma werd gecombineerd met het mimen van nog
aanwezige gE-seropositieve varkens. Alhoewel deze studies
goede voorbeelden zijn van de toepassing van markervac-
cins en de bijbehorende serologic in het veld, kunnen we er
nog niet uit concluderen dat uitroeiing van het Aujeszkyvims
door vaccinatie mogelijk is. Deze studies omvatten slechts
een gering aantal bedrijven en het is bekend dat de circulatie
van het Aujeszkyvims op een bedrijf ook spontaan tot stil-
stand kan komen (Morrison, 1992).

Gedurende een periode van twintig maanden bestudeerden
De Smet
et al. (1992b) het verloop van de gE-seroprevalen-
tie op 23, verspreid door België liggende, gesloten bedrijven.
Op deze bedrijven werden de zeugen driemaal per jaar voor
de voet weg gevaccineerd met de gE-negatieve, geattenu-
eerde vimsstam Bartha, of eenmaal per zoogperiode met het
gE-negatieve, subunit-vaccin Geskipur. De vleesvarkens
werden eenmaal of tweemaal gevaccineerd met de geattenu-
eerde Bartha-stam, of ze werden niet gevaccineerd. De au-
teurs concluderen dat vaccinatie van de vleesvarkens de gE-
seroprevalentie significant verminderde, maar niet in staat
was om de vimscirculatie in welke groep dan ook volledig
stil te leggen. Deze waarneming is in overeenstemming met
de bevinding dat uitgebreide virusoverdracht kan voorko-
men in afdelingen met tweemaal-gevaccineerde vleesvar-
kens (Stegeman
et al., 1995a). De Smet et al. konden de
bronnen van de herinfecties op de bedrijven niet vaststellen,
maar achtten buurtinfecties het meest waarschijnlijk. Het
kleine aantal bedrijven in de verschillende vaccinatiegroe-
pen maakte een conclusie over het meest geschikte vaccina-
tieschema niet mogelijk. De beste resultaten werden echter
waargenomen op de bedrijven waar intensieve vaccinatie
met de geattenueerde stam Bartha zowel bij de zeugen als bij
de vleesvarkens werd toegepast.

Gedurende een periode van twee jaren vervolgden Stegeman
et al. (1994b) de gE-seroprevalentie van fokvarkens op 53
bedrijven verspreid door Zuid-Nederland. Deze bedrijven
maakten alle deel uit van dezelfde fokkerijorganisatie. Op
elk van deze bedrijven werden uitsluitend varkens toegelaten
die afkomstig waren van opfokbedrijven behorende tot de
organisatie. Enkele maanden voor aanvang van de studie had
de fokkerijorganisatie een vaccinatieprogramma ingesteld
waarbij de opfokvarkens driemaal werden gevaccineerd al-

-ocr page 37-

vorens ze werden ingezet in de fokkerij en de fokvarkens
driemaal per jaar voor de voet weg, of tijdens elke dracht. De
toegepaste vaccins waren gebaseerd op de geattenueerde,
gE-negatieve stammen 783, Begonia of Bartha. Tijdens de
onderzoekperiode daalde de gemiddelde gE-seroprevalentie
van de fokvarkens op de bedrijven van 63% tot 23%. Dit was
een opmerkelijk daling, omdat de gE-seroprevalentie in een
andere groep bedrijven in Zuid-Nederland, waar de varkens
zonder voorgeschreven programma werden gevaccineerd
met gE-negatieve vaccins met als doel het voorkomen van
klinische ziekte van Aujeszky, slechts afnam van 71% naar
51%. Ook uit het serologisch onderzoek van vleesvarkens
bleek dat het Aujeszkyvirus nog volop circuleerde in Zuid-
Nederiand; zowel bij aanvang als aan het eind van de studie
bedroeg de gE-seroprevalentie ongeveer 40% (Stegeman
et
al.,
1994a). Blijkbaar had de virusuitstoot van de buuribe-
drijven niet geresulteerd in uitgebreide virusspreiding op de
goed gevaccineerde bedrijven van de fokkerijorganisatie.
Dit leidt tot de conclusie dat vaccinatie op fok- en vermeer-
deringsbedrijven een dermate goede groepsimmuniteit kan
opwekken dat introductie van veldvirus op een andere wijze
dan door diercontacten niet leidt tot uitgebreide virusover-
dracht. Deze conclusie wordt bevestigd door studies van
Duffy
et al. (1991 a) en Van Nes et al. (1996), waarin slechts
geringe virusspreiding werd waargenomen in gevaccineerde
zeugenstapels.

Vaccinatie op gebiedsniveau

Als het Aujeszkyvirus op een individueel bedrijf in een en-
zoötisch geïnfecteerd gebied is geëlimineerd, is het voor een
eigenaar uiterst onverstandig om zij n varkens niet meer te la-
ten vaccineren, vanwege de kans opnieuw te worden besmet
vanuit buurtbedrijven (Beran, 1992). Het tempo waarin het
Aujeszkyvirus wordt geïnactiveerd in aërosolen en op di-
verse materialen en kleding is dermate laag dat virusover-
dracht door de lucht en via gebruiksvoorwerpen en personen
die op besmette bedrijven zijn geweest mogelijk is
(Schoenbaum
et al., 1990b en 1991). Studies van Gloster et
al.
(1984), Christensen et al. (1990 en 1993), en Grant et al.
(1994) wijzen zelfs op de mogelijkheid dat het virus zich via
de lucht over aanzienlijke afstanden kan verplaatsen. Ook als
aanvoer van besmettelijke dieren wordt voorkomen, is het
gevaar voor hemieuwde insleep van het vims op een bedrijf
dus allerminst denkbeeldig. Het stopzetten van de vaccinatie
zou waarschijnlijk binnen afzienbare tijd worden gevolgd
door een grote uitbraak. Voor uitroeiing van het agens is het
dus onontbeerlijk dat vaccinatie wordt toegepast op gebieds-
niveau. Door een entdeken over een gebied te leggen, wordt
vimsuitstoot door niet of slecht gevaccineerde bedrijven
voorkomen. In de afgelopen jaren zijn diverse publikaties
verschenen over regionale vaccinatieprogramma\'s.
Vannier e/a/. (1991b) meldden dat in Bretagne een halfjaar
na de start van een vaccinatieprogramma nog regelmatig
nieuwe infecties voorkwamen onder vleesvarkens. Op een
intensief gevolgd bedrijf stelden zij een persisterende infec-
tie vast. Uit hun waamemingen mogen we echter niet con-
cluderen dat uitroeiing van het Aujeszkyvims door gebieds-
gewijze vaccinatie onmogelijk is. Het vaccinatieprogramma
dat in deze studie werd toegepast was nog maar kort van te
voren ingevoerd en de vleesvarkens werden slechts eenmaal
per ronde gevaccineerd. Daar komt nog bij dat Vannier
et al.
het vermoeden hadden dat het vaccinatieprogramma niet al-
tijd volgens voorschrift werd uitgevoerd.
De Smet
et al. (1992b) beschreven een studie waarbij een
vaccinatieprogramma werd ingezet op alle 18 bedrijven in
een regio van 4 km^. De fokvarkens werden driemaal per jaar
voor de voet weg gevaccineerd en de vleesvarkens tweemaal
per ronde. Gedurende de eerste 12 maanden van deze studie
werden de varkens gevaccineerd met de geattenueerde
Bartha-stam in een waterige suspensie. Tijdens de laatste
acht maanden van de studie werd deze suspensie vervangen
door een olie-in-water-emulsie. Bij aanvang van de studie
werden geïnfecteerde vleesvarkens aangetroffen op negen
van de 18 bedrijven. Alhoewel de gemiddelde gE-seropreva-
lentie op de bedrijven afnam, werd tijdens de studie nog een
aanzienlijk aantal herinfecties waargenomen. Na de onder-
zoeksperiode van twintig maanden bleken op zeven van de
18 bedrijven nog steeds geïnfecteerde vleesvarkens voor te
komen. De gE-seroprevalenties op deze bedrijven varieer-
den van 10 tot 60%. Deze enigszins teleurstellende bevindin-
gen zijn mogelijk te wijten aan vimsintroducties van buiten
het onderzoeksgebied. Indien dergelijke introducties regel-
matig plaatsvinden leidt dit tot een aanzienlijk aantal grote
uitbraken onder de vleesvarkens, omdat zelfs onder twee-
maal gevaccineerde vleesvarkens dergelijke uitbraken nog
kunnen voorkomen (Stegeman
et ai, 1995a). De afname van
de gE-seroprevalentie, zoals die werd waargenomen door De
Smet
et al., is echter hoopgevend. Mogelijk zou het aantal
herinfecties per bedrijf kleiner zijn geweest indien een groter
gebied was opgenomen in het vaccinatieprogramma (afname
van de kans op vims insleep van buitenaf door buuriinfec-
ties) en als aanvoer van varkens van buitenaf zou zijn voor-
komen.

Stegeman et al. (1994a-d, 1996) en Van Nes et al. (1996) be-
studeerden het effect van een regionaal vaccinatiepro-
gramma in een proefgebied van 96km2 met ± 325 bedrijven.
In hun programma werden de fokvarkens driemaal per jaar
voor de voet weg gevaccineerd, de opfokvarkens werden
driemaal voor de eerste dekking/inseminatie gevaccineerd
en de vleesvarkens werden tweemaal per ronde gevacci-
neerd. Als vaccin werd de geattenueerde stam 783, gesus-
pendeerd in een olie-in-water-emulsie toegediend. Tijdens
de eerste twee jaar van de studie nam de gE-seroprevalentie
onder de fokvarkens af van 69% tot 33%. Deze afname was
significant sterker dan de afname op bedrijven buiten het
proefgebied waar de varkens zonder voorgeschreven schema
met gE-negatieve vaccins werden gevaccineerd. In dezelfde
periode nam de gE-seroprevalentie onder de vleesvarkens in
het proefgebied af van 49% tot 5%, terwijl het zelfs afnam tot
0% op bedrijven waar geen biggen van buiten het proefge-
bied werden aangevoerd. Blijkbaar was er geen uitgebreide
spreiding van het Aujeszkyvims geweest op de bedrijven in
deze laatste categorie. Het ontbreken van grote uitbraken op
deze bedrijven wijst erop dat vimsoverdracht tussen groepen
tweemalig gevaccineerde vleesvarkens niet vaak voorkomt.
In een controlegroep, waarin de vleesvarkens slechts een-
maal werden gevaccineerd en verschillende vaccins werden
toegepast, bleef de gE-seroprevalentie ongeveer 40% tijdens
de periode van twee jaar.

In de daaropvolgende drie jaren van deze studie daalde de
gE-seroprevalentie van de fokvarkens onder de 10%. Ruim
de helft van de fok/vermeerderingsbedrijven in het proefge-
bied bereikte de Aujeszky-vrije status. Bij de vleesvarkens
werd op het eind van de studie nog slechts een enkel gE-sero-
positief bedrijf waargenomen. Een longitudinale studie op
fokbedrijven toonde aan dat het vaccinatieprogramma de vi-
mscirculatie in het proefgebied niet volledig tot stilstand had
gebracht. Het aantal vimsintroducties per bedrijf nam echter

-ocr page 38-

afin de tijd en de insleep had geen uitgebreide virusspreiding
tot gevolg; de R-waarde was significant kleiner dan 1. De re-
sultaten van deze veldstudie tonen aan dat uitroeiing van het
Aujeszkyvirus door een regionaal vaccinatieprogramma
haalbaar is. Op de goed-geïmmuniseerde fokbedrijven kwa-
men nog slechts kleine uitbraken voor en het aantal van deze
uitbraken nam in de tijd af Daamaast werden geen aanwij-
zingen waargenomen voor vimsspreiding tussen groepen
twecmalig gevaccineerde vleesvarkens, of tussen tweemalig
gevaccineerde vleesvarkens en fokvarkens. Het nog steeds
optreden van nieuwe infecties aan het eind van de studie
toont echter wel aan dat een Aujeszkyvims-eradicatie-cam-
pagne moet worden vergezeld van maatregelen gericht op
het voorkomen van vimsinsleep van buitenaf
Het aantal vimsintroducties per tijdseenheid dat werd waar-
genomen door Stegeman
et al. (1996) is waarschijnlijk een
overschatting van de situatie in een landelijk eradicatiepro-
gramma, omdat de bedrijven in deze studie nog regelmatig in
contact stonden met bedrijven buiten het proefgebied (bij-
voorbeeld via bezoekers, KI en lucht). In een landelijk, ver-
plicht eradicatie-programma kunnen dergelijke contacten tot
een minimum worden verminderd. Een voorbeeld van zo\'n
programma is beschreven door Leontides
et al. (1994a,b,
1995). Zij meldden een significante afname van de gE-sero-
prevalentie van vleesvarkens en fokvarkens na de start van
een verplicht vaccinatieprogramma in Noord-Duitsland. In
tegenstelling tot de studies van Stegeman
et al. (1994a) en De
Smet
et al. (1992b), werden de vleesvarkens in deze regio
slechts eenmaal per ronde gevaccineerd en werden de zeugen
gevaccineerd met een geïnactiveerd vaccin. De lagere effecti-
viteit van dit vaccinatieprogramma in vergelijking met de
programma\'s toegepast door Stegeman
et al. en De Smet et
al.,
werd mogelijk gecompenseerd door de veel lagere var-
kensdichtheid en het lagere initiële besmettingsniveau in
Noord-Duitsland dan in de hiervoor beschreven regio\'s.
Evaluatie van de effectiviteit van het vaccinatie-programma
toegepast in Noord-Duitsland is sowieso moeilijk door het
ontbreken van een controlegroep. Na de hereniging van
Duitsland werden veel biggen uit het voormalige Oost-
Duitsland naar Noord-Duitsland getransporteerd als gevolg
van de lage biggenprijzen vergeleken met die in de traditio-
nele gebieden van herkomst. Omdat Oost-Duitsland vrij was
van het Aujeszkyvims (Kretzschmar, 1989) en de traditionele
herkomstgebieden in het algemeen enzoötisch geïnfecteerd
waren, was gelijktijdig met de introductie van het vaccinatie-
programma ook de kans op vimsinsleep op de bedrijven afge-
nomen. Daamaast is beschreven dat vimscirculatie spontaan
kan stoppen op een bedrijf (Anderson
et al., 1990; Morrison
and Thawley, 1989; Morrison
et al., 1991), maar het is wel
erg onwaarschijnlijk dat zoiets in een heel gebied gebeurt.
De hierboven samengevatte studies tonen aan dat intensieve
vaccinatie de transmissie van het Aujeszkyvims aanmerke-
lijk kan verminderen in enzoötisch geïnfecteerde gebieden.
De mate van vermindering die wordt bereikt verschilt echter
nogal tussen de diverse studies. Onderzoek naar de achter-
gronden van deze variatie verdient veel aandacht. De variatie
in de mate van afname van de vimsoverdracht kan het gevolg
zijn van verschillen in vaccinatieschema\'s, vaccins en de
vaccinatiediscipline, omdat deze factoren de vatbaarheid en
infectiviteit van de varkens voor een groot deel bepalen. De
variatie zou ook kunnen worden veroorzaakt door het circu-
leren van vimsstammen met een verschillend vermogen tot
spreiding. Daamaast hangt de vimsoverdracht ook af van de
frequentie en de aard van de contacten tussen besmettel 1 ijke
en vatbare varkens. Dergelijke contacten worden voor een
belangrijk deel bepaald door de bedrijfsinrichting, de be-
drijfsvoering en de regio waarin een bedrijf ligt. Over het
verband tussen een aantal karakteristieken en de Aujesz-
kyvims-seroprevalentie, -serostatus, of -incidentie zijn veel
studies gepubliceerd. De bevindingen van deze studies wor-
den hieronder besproken, omdat deze kennis van nut kan zijn
bij het evalueren of opzetten van een vaccinatie-eradicatie-
programma.

DE INVLOED VAN EEN AANTAL BEDRIJFS-, MA-
NAGEMENT- EN REGIONALE KARAKTERISTIEKEN
BIJ DE ERADICATIE VAN HET AUJESZKYVIRUS

Aankoopbeleid

Aanvoer van varkens die het Aujeszkyvims uitscheiden is de
belangrijkste oorzaak van besmetting voor een bedrijf
(Beran, 1992). Op bedrijven in een regio met een gebieds-
vaccinatieprogramma vonden Stegeman
et al. (1994a,b) een
poshief verband tussen de aankoop van varkens van buiten
de regio en de hoogte van de gE-seroprevalentie. Leontides
et al.( 1994b) rapporteerden vergelijkbare resultaten. Een ne-
gatief verband tussen de aankoop van dekrijpe gelten en de
hoogte van de gE-seroprevalentie zagen Stegeman
et al.
(1995b) echter op bedrijven waar op ongecontroleerde wijze
werd gevaccineerd; de gE-seroprevalentie was hoger op be-
drijven waar gelten zelf werden opgefokt dan op bedrijven
waar dekrijpe gelten werden aangevoerd. Duffy
et al.
(1991b) rapporteerden een vergelijkbare bevinding. Zij na-
men waar dat meer vimsspreiding onder fokvarkens voor-
kwam als zeugen en gelten in dezelfde mimte waren gehuis-
vest. Stegeman
et al. (1996) vonden dat de introductie van
het Aujeszkyvims in de zeugenstapel vaker voorkwam op
bedrijven met eigen opfok dan op bedrijven waar Aujeszky-
vrije gelten werden aangevoerd. Deze observaties maken het
aannemelijk dat, naast het vermijden van introductie van be-
smettelijke varkens, een systematische vaccinatie en goede
huisvesting van opfokvarkens (bijvoorbeeld bij voorkeur in
aparte afdelingen, gescheiden van zeugen en vleesvarkens)
veel aandacht verdienen.

Ruimen van gE-seropositieve varkens
Een factor die algemeen belangrijk wordt geacht in Aujesz-
kyvims-vaccinatie-eradicatieprogramma\'s is het mimen van
gE-seropositieve varkens. Zoals hiervoor reeds aangegeven
blijven varkens na infectie drager van het vims. Het latent
aanwezige vims kan worden gereactiveerd door toediening
van hoge doses corticosteroïden (Cowen, 1990; Van Oirschot
en Gielkens, 1984). Dit suggereert dat varkens die bloot staan
aan stress (zoals vechten, partus, extreme temperaturen,
slecht stalklimaat en een mwe behandeling) gepredisponeerd
zijn voor reactivatie van latent Aujeszkyvims. Als ze het vi-
ms vervolgens weer uit gaan scheiden zouden ze vatbare die-
ren kunnen besmetten. Het mimen van gE-seropositieve var-
kens zou dit risico verminderen en daarmee de kans van
slagen van een eradicatieprogramma verbeteren. Er zijn ech-
ter geen duidelijke gegevens die de noodzaak van miming
van gE-seropositieve varkens in eradicatieprogramma\'s be-
vestigen. Annelli
et al. (1990) suggereren dat reactivatie een
bron was voor herinfecties op een aantal bedrijven in
Minnesota waar single reactors aanwezig waren. Deze onder-
zoekers waren echter niet in staat om andere bronnen van in-
fectie (aanvoer van besmettelijke varkens uitgezonderd) uit te
sluiten. Tijdens de succesvolle eradicatiecampagnes in

-ocr page 39-

Denemarken en Groot-Brittannië werd reactivatie van latent
geïnfecteerde varkens slechts in sporadische gevallen gezien
als de mogelijke oorzaak van een uitbraak (Andersen
et al,
1989; Taylor, 1989). Tijdens een spontaan geval van reacti-
vatie, waargenomen door Davies en Beran (1980), bleek het
gereactiveerde vims niet in staat om seronegatieve contact-
varkens te infecteren.

Als het Aujeszkyvims op een bedrijf circuleert, is mimen van
gE-seropositieve varkens zinloos, omdat gevaccineerde var-
kens in het algemeen geen vims meer uitscheiden tegen de
tijd dat er een aantoonbare hoeveelheid antilichamen aanwe-
zig is (Van Oirschot, 1991). In dat geval zal het mimen van la-
tent geïnfecteerde varkens de spreiding van Aujeszkyvims
niet stoppen. Als het Aujeszkyvims niet meer circuleert, is
het voomaamste effect van mimen het versnellen van een
reeds lopend proces (afname van de gE-seroprevalentie).
Ruimen zal alleen een belangrijke bijdrage leveren aan de
eradicatie van het Aujeszkyvims indien de snelheid waarmee
reactivatie plaats vindt, hoog is in verhouding tot de vervan-
gingsgraad op een bedrijf (R < I zonder reactivatie, maar R >
1 met reactivatie) (Smith en Grenfell, 1990). De sterk afne-
mende gE-seroprevalenties(Leontides era/., 1995; Stegeman
et ai, 1994b) en een geschatte R-waarde die significant lager
is dan 1 in goed gevaccineerde zeugenstapels (van Nes
et al,
1996), duiden op het tegenovergestelde. Daarbij komt nog dat
op bedrijven met een lage gE-seroprevalentie (mimen wordt
gewoonlijk slechts overwogen op dergelijke bedrijven), niet
meer herinfecties met het Aujeszkyvims werden waargeno-
men dan op geheel gE-seronegatieve bedrijven (Stegeman
et
ai,
1996). Deze bevindingen tonen aan dat het belangrijkste
doel voor monitoring in eradicatieprogramma\'s het opsporen
is van bedrijven waar uitgebreide vimsspreiding plaatsvindt.
Deze bedrijven vormen namelijk de actieve vimsbronnen,
van waamit andere bedrijven weer kunnen worden besmet.
Desondanks zullen gE-seropositieve varkens echter ook van
de bedrijven moeten worden verwijderd. Enerzijds is dit no-
dig uit handelspolitieke overwegingen; binnen de Europese
Unie wordt een bedrijf pas Aujeszky-vrij genoemd indien er
geen gE-seropositieve varkens meer aanwezig zijn.
Anderzijds kunnen we niet uitsluiten dan gE-seropositieve
dragers na het stoppen met vaccineren wel een reëel risico
voor herinfectie gaan vormen.

All-in all-out

Indien vatbare varkens in een continue stroom aan een var-
kensstapel worden toegevoegd kan het Aujeszkyvims op een
bedrijf persisteren. Dit treedt op als het interval tussen de af-
zonderiijke toevoegingen kleiner is dan de periode van vims
uitscheiding bij de varkens. Experimenten van Donaldson
et
al.
(1983, 1984) toonden aan dat vimsoverdracht door de
lucht binnen mimtes mogelijk is. Indien een bedrijf wordt
onderverdeeld in afdelingen die het all-in all-out principe
toelaten, dan kan de circulatie van het vims worden onder-
broken. Waarnemingen van Eibers
et al. (1992) wijzen erop
dat de afdelingen echter volledig moeten worden gescheiden
om de spreiding van vims tussen afdelingen te voorkomen.
Indien vervolgens nieuwe vimsintroducties worden voorko-
men neemt de kans op eliminatie van het vims op het bedrijf
toe.

Bedrijfstype

In diverse studies is een positieve relatie tussen de mate van
seropositiviteit van de fokvarkens en de aanwezigheid van
vleesvarkens op hetzelfde bedrijf gevonden (Duffy
et al..

1990b; Leonidese?«/., 1995; Marsh era/., 1991; Morrison er
al., 1991; Siegel et al., 1993; Stegeman et al., 1995b). De
aanwezigheid van niet- of éénmalig gevaccineerde vleesvar-
kens verhoogt de dichtheid van vatbare individuen op een
bedrijf Spreiding van Aujeszkyvims door dergelijke onvol-
ledig geïmmuniseerde varkens is kennelijk in staat infecties
over te brengen naar fokvarkens. Als op deze wijze frequent
Aujeszkyvirus vanuit de vleesvarkensstapel in de zeugensta-
pel wordt geïntroduceerd, kan er een hoge gE-seroprevalen-
tie van fokvarkens ontstaan, ondanks het feit dat het
Aujeszkyvirus onder goed geïmmuniseerde fokvarkens zelf
niet kan spreiden. Dit geeft de wenselijkheid aan van een
tweemalige vaccinatie van de vleesvarkens op gesloten be-
drijven. Het risico op een toename van het aantal nieuwe in-
fecties onder fokvarkens neemt dan sterk af (Stegeman
et al.,
1996). Daamaast verdient het aanbeveling een goede schei-
ding aan te brengen tussen de zeugen en de vleesvarkens.

Bedrijfsomvang

Artikelen over het verband tussen het aantal varkens per be-
drijf enerzijds en de gE-seroprevalentie, -serostatus, of
Aujeszky virusoverdracht anderzijds lijken tegenstrijdig.
Duffy
et al. (1990b), De Smet et al. (1992b), Morrison et al.
(1991), en Austin and Weigel (1992) namen een positief ver-
band waar; Anderson
et al. (1989), Siegel et al. (1993),
Weigel
et al. (1992) en Leontides et al. (1994a) namen geen
verband waar; en Stegeman
et al. (1995b) en Leontides et al.
(1994b) namen een negatief verband waar. De verschillen in
de bevindingen duiden op de aanwezigheid van storende ele-
menten. Varkensdichtheid en managementprocedures kun-
nen zulke elementen zijn. Volgens een theoretische studie
(De Jong
et al., 1995) en een experimentele studie (Bouma et
al.,
1995b), is de populatieomvang niet van invloed op de R-
waarde van infecties met het Aujeszkyvims. Het Aujesz-
kyvims zal echter naar alle waarschijnlijkheid wel vaker
worden geïntroduceerd op grote bedrijven dan op kleine be-
drijven, door frequentere contacten met de buitenwereld
(bijvoorbeeld door varkens, gebmiksvoorwerpen, personen
en lucht) (Willeberg
et al., 1994). Daamaast zou het
Aujeszkyvirus op grote bedrijven kunnen persisteren (omdat
er altijd gevoelige dieren aanwezig zijn), terwijl de infectie
uitsterft op kleine bedrijven. Op grote bedrijven is er dus nog
meer aan gelegen de bestrijding van het Aujeszkyvirus
nauwgezet ter hand te nemen dan op kleine bedrijven. Het
hogere percentage geïnfecteerde varkens bij \'binnen gehou-
den\' varkens dan onder \'buiten gehouden\' varkens (Ander-
son era/., 1989, Morrison era/., 1991, Austin era/., 1993), is
waarschijnlijk te wijten aan de hogere varkensdichtheid en
de hogere virusconcentratie in de lucht binnen dan buiten.

Varkensdichtheid in de omgeving

Diverse artikelen rapporteren een positief verband tussen de
varkensdichtheid in de omgeving van het bedrijf en de sero-
prevalentie van met Aujeszkyvirus geïnfecteerde varkens
(Austinen Weigel, 1992; Austin era/., 1993; Leontides era/,
1994a, Marsh
et al., 1991; Siegel et al., 1993; Stegeman et
al.,
1995b). In varkensdichte gebieden is de kans op over-
dracht van virus van een besmet naar een niet besmet bedrijf
groter dan in een varkensarm gebied, omdat de afstand tus-
sen de bedrijven kleiner is. Dit geeft aan dat de uitroeiing van
het Aujeszkyvims waarschijnlijk een grotere inspanning
(bijvoorbeeld intensiever vaccinatieprogramma\'s) zal ver-
gen in varkensdichte gebieden dan in varkensarme gebieden.
De bevindingen van Stegeman
et al. (1994a,b) geven echter

-ocr page 40-

aan dat vaccinatie ook in een varkensdicht gebied de virus-
overdracht sterk kan verminderen.

Hygiënische maatregelen

Het trage tempo waarmee het Aujeszkyvirus onder verschil-
lende omstandigheden (bijvoorbeeld op plastic en metalen
voorwerpen en op kleding), wordt geïnactiveerd (Schoenbaum
et ai, 1991) suggereert dat er voldoende mogelijkheden zijn
voor overbrenging door andere dan diercontacten. Deze me-
ning wordt gesteund door waamemingen dat het gebmik van
een eigen vrachtwagen om de varkens te transporteren (Austin
et ai, 1993), bestrijding van ongedierte (Eibers et al, 1992), en
de aanwezigheid van een hygiënesluis op het bedrijf (Stege-
man
et al., 1996) een positief verband vertonen met een gerin-
ger risico voor insleep van het vims. Dergelijke waamemingen
geven aan dat naast het voorkomen van de aanvoer van varkens
die het vims uitscheiden, toepassing van sanitaire maatregelen
ter preventie van vimsinsleep door bijvoorbeeld bezoekers,
vrachtwagens en ongedierte ook aandacht verdient bij de uit-
roeiing van het Aujeszkyvims.

TENSLOTTE

De beschikbaarheid van markervaccins en bijbehorende tes-
ten hebben de mogelijkheid geopend voor uitroeiing van het
Aujeszkyvims door vaccinatie. Zelfs in varkensdichte gebie-
den slaagt een regionaal programma, waarin fokvarkens
driemaal per jaar voor de voet weg worden gevaccineerd, op-
fokvarkens driemaal worden gevaccineerd voor de eerste
dekking en vleesvarkens tweemaal per ronde, erin de viras-
circulatie sterk temg te dringen. Om het risico van herintro-
ductie van het vims te verminderen moet aankoop van be-
smette bedrijven worden vermeden en moeten een aantal
sanitaire maatregelen worden ingesteld. Als deze additionele
maatregelen in acht worden genomen, is uitroeiing van het
Aujeszkyvims door vaccinatie haalbaar.

DANKBETUIGING

De auteur dankt Wil Hunneman, Martin Tielen en Jan van Oirschot voor het
kritisch doornemen van een eerdere versie van dit manuscript.

LITERATUUR

De literatuurlijst is op verzoek verkrijgbaar bij de auteur.

VARKEN

o

Referaten

GROWTH AND OESOPHAGOGASTRIC LESIONS IN
FINISHING PIGS OFFERED PELLETED FEED
AD LIBITUM.

A.R. W. Eibers, M.J.C. Hessing, M.J.M. Tielen, and J.H. Fos.
The Feterinary Record 1995; 136: 588-90.

Van 498 slachtvarkens, afkomstig van twee bedrijven waar tij-
dens de mestperiode pellets waren verstrekt met een kleine
korrelgrootte, werden de magen bestudeerd op het voorkomen
van hyperkeratosis en van ulcera in het pars oesophagica.

De begingewichten, alsmede de mestduur en de slachtge-
wichten van de afzonderiijke koppels en individuele biggen
waren bekend. De laesies werden onderverdeeld in vijf groe-
pen (geen veranderingen tot ulcera). De gegevens werden
statistisch bewerkt.

Op bedrijf A had 75% maagveranderingen en op bedrijf B
84%.

Hoe emstiger de laesies hoe minder de gemiddelde dage-
lijkse groei (respectievelijk 50 en 75 gram voor dieren uit ca-
tegorie 5).

Verschillen tussen gelten en borgen werden niet waargeno-
men.

Bij biggen uit bepaalde tomen werden geen of slechts ge-
ringe veranderingen waargenomen, hetgeen toegeschreven
wordt aan een erfelijke predispositie. Gewezen wordt op het
feit dat de resultaten van onderzoek elders verricht tegenge-
stelde uitslagen gaven. Dit wordt toegeschreven aan een an-
dere mbricering en aan observaties bij andere rassen.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

VARKEN

L\'ETIOLOGIE DES ENTÉRITES PROLIFÉRATIVES DU
PORC.

Revue générale. JP Enzebv. Revue de Méd F et 1995; 146:
623-30.

Na een beschrijving van de klinische ziekteverschijnselen en
van de sectiebeelden van de aandoening bij varkens die in
Nederland bekend staat als \'intestinal adenomatosis\' of\'pro-
liferatieve terminale jejuno-ileïtis\', wordt uitvoerig ingegaan
op de etiologie. Deze was tot voor kort onduidelijk.
Achtereenvolgend heeft men betekenis toegekend aan bacte-
riën als Campylobacter coli, Campylobacter jejuni subsp. je-
junu, Campylobacter mucosalis en Campylobacter hyointe-
stinalis. Het blijkt echter dat deze bacteriën op zeer veel
varkenshouderijbedrijven voorkomen zonder dat hier ziekte-
verschijnselen worden waargenomen.
Op basis van bacteriologische, immunologische en molecu-
lair-biologisch onderzoek van de geïsoleerde stammen
meent schrijver dat de aandoening veroorzaakt wordt of door
Campylobacter hyoilei of lleobacter intra-cellularis.
Experimenten met reincultures van deze bacteriën onder-
steunen deze veronderstelling.

Experimenten uitgevoerd bij gnotobionten waren negatief
Wanneer deze gnotobionten tevoren besmet werden met
E.coli en met Bacteroides vulgatus (commensalen) kreeg
men na orale infectie lleobacter intracellulaire wel de typi-
sche ziekteverschijnselen bij proefdieren. Als zodanig ge-
draagt dit micro-organisme zich identiek met de verwekker
van de dysenterie (Doyle)-Serpuline hyodysenteriae. In een
addendum wordt medegedeeld dat de officiële naam van
lleobacter intracellulare thans luidt Lawsonia intercellularis.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 41-

-itätüi^- # - \'■ ibisu

175 JAAR DIERGENEESKUNDIG ONDERWIJS IN NEDERLAND

ZWAARTEPUNT FESTIVITEITEN IN MEI 1996

iericliten en verslagen

Op 2 januari werd het feestjaar geo-
pend met de onthulling van het nieuwe
beeldmerk van de Faculteit der
Diergeneeskunde; een voorstelling
van Androclus en de Leeuw. Het
beeldmerk is onder meer te zien op de
luchtbrug over de Yalelaan. Verder is
begin dit jaar een muntstuk, het donne-
tje, ter waarde van 175 cent in omloop
gebracht, dat dit jaar geldt als wettig
betaalmiddel op de faculteit.
In het Tijdschrift is reeds uitvoerig
kond gedaan van het verschijnen van
een cd ter ere van 175 jaar DON. Ook
een verslag van de dies natalisviering
in de Domkerk, met als hoogtepunt de
rede van prof.dr. A Rijnberk over de
vergelijkende pathobiologie werd ge-
publiceerd in het Tijdschrift.

DONF\\LEX EN DONDERS FRAAIE
ZAKEN

Er werden twee interessante tentoon-
stellingen geopend in het Androclus-
gebouw: DONfilex, een postzegel-
tentoonstelling over uiteenlopende
veterinaire onderwerpen en DONders
Fraaie Zaken, welke handelde over
historische documenten en voorwer-
pen.

Het vermelden van het bestaan van een
expositie heeft weinig zin als aanmoe-
diging tot bezoek. Dit geldt wel voor
de zeer fraaie uitstalling van postze-
gels per onderwerp met als bindend
thema \'diergeneeskunde\'. Getoond
worden zegels over diergeneeskundige
instituten, veterinaire congressen,
ziekten en ziektenbestrijdingspro-
gramma\'s, veterinaire pioniers, zoals
Nocard (die tuberculose bestreed) of
Hutyra (van het bekende boek ge-
schreven met Marek) of over aller-
hande historische zaken die met de
diergeneeskunde samenhangen.
De tentoonstelling van het Museum
Diergeneeskunde is nog open tot 31
december 1996. Onder de zinspreuk
\'DONders Fraaie Zaken\' zijn talrijke
interessante voorwerpen uitgestald zo-
als een zilveren schaal ooit aangebo-
den aan Koning Willem I bij zijn be-
zoek aan de Rijksveeartsenijschool in
1822, verscheidene penningen, gas-
tenboeken en het uniform van de pedel
met de pedellenstaf (1918-1925).
Er zullen ongetwijfeld nog vele lezers
een bezoek brengen aan het Andro-
clusgebouw de komende maanden
vanwege collegebezoek, afscheidsbij-
eenkomsten of wetenschappelijke bij-
eenkomsten, die hiervan kennis kun-
nen nemen.

De festiviteiten in het kader van 175 jaar Diergeneeskundig Onderwijs in
Nederland (DON) vinden dit jaar plaats van 2 januari tot en met 24 oktober.
Het \'pièee de resistance\' werd echter gevormd door feestmaand mei, waarin
tal van activiteiten plaats hadden.

Beide tentoonstellingen worden toege-
licht in een brochure waarin kleuren-
foto\'s van postzegels en historische
voorwerpen zijn afgebeeld. Voor geïn-
teresseerden in de veterinaire professie
is het de moeite waard om dit boekje
aan te vragen bij het Museum
Diergeneeskunde.

ANDROCLUS EN DE LEEUW
Op 6 mei was de première van de to-
neelvoorstelling \'Androclus en de
Leeuw\' met een knipoog naar het oor-
spronkelijke verhaal van Bemhard
Shaw. In het oorspronkelijke verhaal is
Androclus een soort voorloper van de
huidige dierenarts. Hij is namelijk zo
moedig om een doom uit de poot van
een hulpbehoevende leeuw te verwij-
deren. De leeuw is hem zo intens dank-
baar dat hij Androclus spaart, wanneer
hij enige tijd later voor de leeuwen
wordt gegooid.

Alhoewel van dit prachtige thema
niets meer temg te vinden was in het
toneelstuk ter gelegenheid van 175
jaar DON, was de productie meer dan
de moeite van het bezoeken waard. De
setting was een aan lager wal geraakt
circus. De locatie, de manege van de
Faculteit der Diergeneeskunde, droeg
bij aan de circussfeer. De slechterik
was één van de directeuren; hij ver-
kocht één voor één de circusdieren aan
malafide handelaren. Androclus, aan-
vankelijk geïntroduceerd als iemand
die een scriptie over het circus wilde
schrijven, bleek een inspecteur van de
Dierenbescherming. Hij trok inder-
daad een doom uit de poot van de
leeuw, die reeds op de lijst stond om
afgevoerd te worden.
Uiteindelijk werd de in- en in-slechte
circusdirecteur ontmaskerd en de
leeuw tenslotte gered. Andere maat-
schappelijke problemen werden ter-
loops aangestipt. Zo werd de vrouwe-
lijke dompteur te oud gevonden om
nog voor het publiek te verschijnen
(doet aan het joumaal denken) en was
er binnen het bedrijf verzet tegen uit-
breiding van het circus het afstoten van
dieren (schaalvergroting en verlies van
werkgelegenheid). \'Let\'s make things

-ocr page 42-

better\' werd er schamper geroepen.
Maar het bleef een heel vrolijk toneel-
stuk dat de viering van 175 jaar DON
zeker waardig was.

NOG MEER

Er was echter nog meer te doen in ver-
band met 175 jaar DON. Natuurlijk
was er een plechtig academische zit-
ting, waarover meer in deze uitgave
van het Tijdschrift, met de uitreiking
van een eredoctoraat. Een interview
met de kersverse eredoctor kunt u le-
zen op bladzijde 426. De feestrede, uit-
gesproken door profdr. A. van der
Meiden is integraal afgedrukt. Het is
een warm pleidooi voor het opnemen
van \'communicatieve vaardigheden\'
in de opleiding.

De Faculteit der Diergeneeskunde
hield tevens open huis. Een verslag
van de \'Open Dag\' door Susan Ubbink
vindt u op bladzijde 425. En tenslotte
niet te vergeten: een verslag van de
Publieksdag \'Over dieren en mensen\'
in de veemarkthallen, met als klap op
de vuurpijl de opening van De Week
van het Huisdier, door Europar-
lementariër en oud-minister van
Verkeer en Waterstaat mevrouw
Hanja May-Weggen, tevens Dieren-
beschermster van het jaar 1996. Zij
heeft zich in Europees verband boven-
gemiddeld ingespannen voor de verbe-
tering van het welzijn van dieren. Dit
verslag is van dierenarts Mirjam van
der Meulen, coördinator van het
Voorlichtingsbureau voor Huisdieren,
dat de Week van het Huisdier organi-
seert.

fV.S. Syhesma en
S.A.M. Deleu

ACADEMISCHE ZITTING 175 JAAR DON

\'NUMERUS FIXUS OMHOOG EN APARTE STUDIERICHTINGEN\'

De plechtige academische zitting ter gelegenheid van 175 jaar DON had plaats
op 9 mei 1996 in de Domkerk. Decanen uit een grote verscheidenheid aan lan-
den werden kleurrijk aangevoerd in tientallen koetsen; de Faculteit der
Diergeneeskunde, met recht onderdeel van de Universiteit Utrecht, pakte uit.
De ceremonie bestond uit een welkomstwoord door de rector magnificus,
prof. Van Ginkel, een rede van de decaan, prof.dr. H.W. de Vries, de uitrei-
king van een eredoctoraat aan prof.dr. N.C. Pedersen (zie interview bIz. 426)
door prof.dr. M.C. Horzinek en een beschouwing van het imago van de die-
renarts door prof.dr. A. van der Meiden (zie bIz. 422). De rede van de decaan
omvatte onder meer een toekomstvisie: om de primaire, maar ook de secun-
daire en tertiaire arbeidsmarkt beter te kunnen bedienen moet de numerus
fixus omhoog. Bovendien moeten aparte studierichtingen diergeneeskunde
gecreëerd worden om ook in de toekomst kwaliteit te kunnen leveren.

profdr. Hans W. de Vries, decaan van
de Faculteit der Diergeneeskunde zijn
rede ter gelegenheid van 175 jaar DON
in de Domkerk.

Na een kort historisch overzicht van het
ontstaan en de ontwikkeling van de
Faculteit der Diergeneeskunde, waar-
van de incorporatie in de Universiteit
Utrecht (1925) de belangrijkste is, geeft
de redenaar een beschouwing van de fa-

Door Sophie Deleu

\'We waarderen het bijzonder dat zowel
de Federation of veterinarians of Europe
als de European Association of
Establishments for Veterinary Educa-
tion hun vergaderdatum en -plaats zo
hebben willen plannen dat ze nu onze
gast kunnen zijn. Het onderstreept onze
Europese inbedding en de goede ver-
standhouding tussen de beroepsgroep
en de opleidingsinstituten\', begon
culteit anno nu. Diergeneeskunde is één
van de 14 faculteiten van de Universiteit
Utrecht. In geld gerekend vormt ze 15%
van de universiteit; in oppervlakte veel
meer door 150 ha weiland; in studenten-
aantallen minder door de numerus fixus
van 175 nieuwe studenten per jaar.
\'Samen met de Faculteiten der Ge-
neeskunde, Biologie en Farmacie vormt
Diergeneeskunde het biomedisch clus-
ter van de Universiteit. Mede daardoor
dragen we sterk bij aan het profiel, doch
veel belangrijker: de goede samenwer-
king vormt een basis voor wetenschap-
pelijke, onderwijskundige en academi-
sche synergie en kwaliteitstoetsing\',
aldus De Vries.

De faculteit kent 11 vakgroepen. Er
werken circa 800 mensen, waaronder 36
hoogleraren. Ongeveer de helft van het
personeel heeft een ondersteunende
functie. Voor een universitair onderdeel
is dat relatief veel. Dit komt doordat het
Academisch Dierenziekenhuis geïncor-
poreerd is.

Het totale facultaire budget beslaat circa
90 miljoen gulden, waarvan ongeveer

-ocr page 43-

een derde wordt verdiend door onder-
zoek en patiëntenzorg voor derden.

DRIE KERNTAKEN
Zoals elk universitair onderdeel heeft de
faculteit drie kerntaken: onderwijs, on-
derzoek en maatschappelijke dienstver-
lening. Medewerkers oefenen in het al-
gemeen de drie taken uit.
\'Eerst over onderwijs\', ging De Vries
verder. \'In september 1995 ging een
nieuw curriculum van start. Kern-
begrippen zijn: academische en weten-
schappelijke vorming, probleemoplos-
send vermogen, keuzemogelijkheden,
verdergaande differentiatie en nieuwe
onderwijsvormen. Het nieuwe curricu-
lum vormt een vertrekpunt voor nieuwe
ontwikkelingen, waarover ik straks
meer zal zeggen\'.

Over onderzoek vertelde De Vries dat
binnen de faculteit al vroeg onderkend is
dat het gevaar bestaat dat het versnip-
pert. \'We hebben eerst via thema vor-
ming geclusterd en later al het facultaire
onderzoek organisatorisch gebundeld in
het Instituut voor Veterinaire We-
tenschappen\'. Hiermee hebben ook ex-
teme samenwerkingsverbanden gestalte
gekregen. Dit jaar is de volgende stap
gezet: de oprichting van de onderzoeks-
school Diergezondheid.
Het veterinaire onderzoek heeft zijn ei-
gen specifieke niche binnen het biome-
disch onderzoek, met twee gezichten:
(1) de vergelijkende geneeskunde of
meer precies de vergelijkende pathobio-
logie en (2) veterinaire volksgezondheid
en milieuhygiëne.

De derde kemtaak, maatschappelijke
dienstverlening, is binnen de dierge-
neeskunde bijzonder, omdat hierin het
.\\cademisch Dierenziekenhuis is opge-
nomen, met een omzet van 7 miljoen
gulden. \'We behandelen 13.000 hon-
den, 2000 katten, 7000 paarden en 1600
mnderen per jaar\', schetste De Vries.

\'Naast intramurale zorg, wordt ook ex-
tramurale zorg verieend in een mim ge-
bied rond Utrecht\'.

NUMERUS FIXUS
De Vries gaf een aantal kengetallen
om de diergeneeskunde van nu te ka-
rakteriseren. In Nederland zijn mim
3000 dierenartsen werkzaam. Ruim
tweederde werkt in de consultatieve
praktijk. Ongeveer de helft daarvan
werkt in een samenwerkingsverband.
In het werkveld volksgezondheid,
waar een verschuiving van klassieke
(vlees)keuring naar ketenbewaking en
management plaatsvindt, bevinden
zich ongeveer 250 dierenartsen. \'Hier
is een tekort aan dierenartsen en moe-
ten buitenlanders aangetrokken wor-
den\', aldus De Vries. Ruim 200 die-
renartsen doen biomedisch onderzoek
(bij universiteiten en instituten).
Slechts een klein aantal dierenartsen,
ongeveer 100, is werkzaam op het ge-
bied van bestuur en beleid van dierge-
zondheid landbouw. \'Ook hier meer
vraag dan aanbod\', wist De Vries met
enige zorg te melden. \'Dit is een nega-
tieve spiraal: minder inbreng leidt tot
minder vraag en dus weer minder in-
breng\'. Volgens De Vries leidt dit tot
ontsporingen \'zoals we met de gekke-
koeienziekte in Europa hebben erva-
ren\'. Kleine vakgebieden zijn verder
proefdierkunde en wilde fauna.
Slechts 1% van de dierenartsen komt
na afstuderen buiten hun vak terecht.
\'Blijkbaar bedienen we de markt voor
dierenarts-practici uitstekend\', consta-
teerde De Vries. \'Evident is echter dat
we de volksgezondheid en onderzoek
onvoldoende bedienen en dat we de se-
cundaire en tertiaire markt volledig
verwaarlozen\'. De Vries pleitte er dan
ook voor de studenteninstroom te ver-
hogen.

TOEKOMST

De Vries bespeurde twee hoofdtrends:
\'(1) De hoeveelheid kennis en kunde
neemt exponentieel toe en (2) op alle
fronten wordt van de dierenarts steeds
meer kwaliteit verwacht\'. Om hierop
in te spelen heeft de Faculteit der
Diergeneeskunde zich strategisch ge-
heroriënteerd. Dit heeft geresulteerd in
de bekende startnotitie, waarin patho-
biologisch denken, toespitsing op
deelgebieden (eventueel aparte stu-
dierichtingen), verbetering van de stu-
dievoorlichting (om het Iris-imago te
ontkrachten) en internationale oriënta-
tie de kernelementen zijn.
De decaan vatte zijn rede samen door
vier punten te benadmkken:

1.Een veterinaire faculteit gedijt het
beste in een klassieke universiteit.

2. Er is een eigen specifieke niche van
veterinair onderzoek binnen het bio-
medisch onderzoek.

3. Willen we de primaire arbeidsmarkt
goed bedienen en ook enige invulling
geven aan de secundaire en tertiaire
arbeidsmarkt, dan dient de numems
fixus verhoogd te worden.

-ocr page 44-

4. Willen we tevens dat op die arbeids-
markt kwaliteit wordt geleverd dan
zijn aparte studierichtingen binnen de
diergeneeskunde nodig.

ANDROCLUS

Tenslotte besprak de decaan het lustrum-
kenmerk: Androclus en de Leeuw:
\'Androclus duikt tweemaal op in onze
175-jarige geschiedenis. Bij de ver-
heffing van \'s Rijksveeartsenijschool tot
Veeartsenijkundige Hoogeschool (1918)
werden Androclus en de Leeuw vastge-
steld als embleem van de Hoogeschool.

•.Üïi^

Toen in 1925 de Veeartsenijkundige
Hoogeschool de zesde faculteit van de
Rijksuniversiteit Utrecht werd, ontstond
bij het Utrechts Studenten Corps een stu-
dievereniging voor Diergeneeskunde,
Het vaandel van deze vereniging toonde
Androclus en de Leeuw.

IMAGO-PROBLEMEN VAN DE VETERINAIRE WERELD

DE GEZEGENDE DIEREN

Nu dan: de eerste observatie dateert
vanuit de tijd dat ik iets mocht doen
aan de voorlichting van deze
Universiteit, inclusief de \'rondleidin-
gen\'. We leefden in de tijd van de stu-
dentenonmst, in het begin van de jaren
zeventig.

Toen eenmaal bekend werd in agrari-
sche kringen, dat men zich voor rond-
leidingen langs en door de nieuwe ge-
bouwen van de Diergeneeskunde kon
aanmelden, stroomden de aanvragen
binnen.

Vooral van vrouwengroepen.
Uiteraard kwamen zij kijken hoe het
belastinggeld besteed werd, maar wel-
licht was er ook nog een soort verbor-
gen agenda; men kon daar misschien
grote groepen studenten zien, in lange
stoeten over de campus marcherend,
uitdagende spandoeken dragend en
luid schreeuwend. Dat hadden de me-
dia hen indirect gesuggereerd, door
elke kleine bezetting in woord en beeld
breeduit op te blazen.
Wij stonden als organisatoren voor de
taak de aantallen gasten te reduceren
en vonden een techniek die even hard
als efficiënt was.

Feestrede 175 jaar DON, 9 mei 1996 - Het zij mij vergund deze rede te begin-
nen met een tweetal persoonlijke observaties. Ik heb hiervoor gekozen, nadat
ik aanvankelijk overwogen had een exegetische uiteenzetting te geven over de
drie laatste woorden van het bijbelboek Jona, die in de Statenvertaling lui-
den: \'daarenboven veel vee\'. Een andere optie was een vergelijkende studie
aan te bieden over de verschillen tussen paard en ezel (de machtsarrogantie
tegenover de deemoedigheid) in de Bijbel, maar ik heb er maar van afgezien.
Er zaten geen ziekten in, zelfs geen beeldproblemen.

Prof. Dr. A. van der Meiden

Wij leidden de gasten door een boven-
gang die door glazen wanden uitzicht
gaf op de operatiezaal. Daar lagen re-
delijk frequent opengesneden paarden
en koeien op de tafels, omringd door
bebloede chimrgen en studenten.
Wetend dat er bezoekers waren.

zwaaiden de operateurs lachend met
hun grote instrumenten naar de dames.
Binnen enkele minuten hadden wij re-
sultaat: er vielen er een paar flauw.
De strategie was redelijk succesvol,
want het aantal aanmeldingen daalde
snel.

Wat heeft dit met een imago te maken?
Twee zaken: de universiteit werd hele-
maal niet lamgelegd door bezettingen
en opstanden en de diergeneeskundige
faculteit werd gepresenteerd als een
hardwerkend instituut.

DIEREN ZEGENEN
Een tweede observatie betreft een fa-
milie-aangelegenheid. De titel van
mijn verhaal is er aan ontleend. Mijn
grootvader van vaders zijde was bege-
nadigd met de gift van het \'strijken\',
dus het behandelen van zieke dieren
door middel van handoplegging.
Volgens de overlevering was hij
daarin succesvol.

Hij zegende beesten, want zo luidde de
officiële term.

Nu moet men een en ander zien in de
setting van de tijd. Rond de eeuwwis-
seling waren de veterinairen vaak ook
niet het niveau van de magiërs ontste-
gen en er waren veel meer mensen die
de gave der genezing hadden of pre-
tendeerden die te hebben. Zelfs kinde-
ren, getuige bijvoorbeeld de roman
van Jo van Dorp-Ypma, Miet van Dijk.

Maar de kerk waartoe mijn grootvader
behoorde, wees de geneeskundige ga-
ven van strijkers fel af Dat had ern-
stige gevolgen.

Voor de gasten uit het buitenland: er
bestaat in sommige Nederlandse ker-
ken en hun filialen in de V.S. en
Canada nog steeds het liturgisch ge-
bmik dat er een zeer uitvoerig formu-
lier wordt gelezen voor het
H.Avondmaal wordt bediend.
De tekst dateert van eeuwen temg.
Het formulier legt vast wie er wel en

-ocr page 45-

wie niet aan het H.Avondmaal ver-
wacht worden. Onder de lange rij
boosdoeners die niet welkom zijn,
worden ook genoemd: \'alle afgoden-
dienaars, allen die gestorven heiligen,
engelen of andere schepselen aanroe-
pen, allen die beelden eer aandoen,
alle tovenaars en waarzeggers die vee
of mensen mitsgaders andere dingen
zegenen en die aan zulke zegening ge-
loof hechten \'.

Dit betekende dat opa uitgesloten werd
van het Avondmaal.
Het is interessant te melden dat dit for-
mulier nog steeds in bepaalde
Nederlandse, Amerikaanse en
Canadese rechts-orthodoxe kerken ge-
lezen wordt.

Ik kan mij voorstellen dat de meest
verstokte ongelovigen onder U toch
een grote sympathie kunnen opbren-
gen voor deze excommunicatie en diep
in hun hart zouden zij best willen dat al
die kwakzalvers en New Age-achtige
strijkers en bidders (die bovendien nog
de veterinaire handel verzieken) wor-
den uitgebannen. Doch dit terzijde.

IMAGO-PROBLEMEN
De organisatoren van deze dag vroe-
gen mij U enkele ontwikkelingen in de
imago-theorie als een spiegel voor te
houden en daarbij de praktische zijde
te benadrukken. De achterliggende
vraag naar imago-zaken is steeds: hoe
komt het dat men over ons denkt, zoals
men denkt en hoe komt het dat wij an-
ders denken over wat anderen over ons
denken dan wijzelf over ons denken.
Toegepast op uw professie: veterinai-
ren (ik ga even buiten de faculteit tre-
den) hebben, net als alle beroepsgroe-
pen, een gecompliceerd beeld.
Elk beeld bestaat uit een aantal compo-
nenten, die als in een compositie sa-
men te voegen zijn. We gaan er even
vanuit dat de definitie van Imago kort-
weg het best zo kan worden beschre-
ven:

Een imago is een gecompliceerd ge-
heel van gevoelens, interpretaties van
feiten, indrukken, meningen ten aan-
zien van een mens of een groep (zelfs
een land!) in de hoofden van geva-
rieerde publieksgroepen en indivi-
duen, op grond waarvan zij oordelen
uitspreken over die mensen of groepen
en waardoor zij hun handelen mede la-
ten bepalen.

Vergelijk een imago met een manda-
rijn, dan zijn de partjes van uiteenlo-
pende aard, maar de schil houdt de
componenten samen en geeft er een
soort \'added value\' aan, een geattribu-
eerde meerwaarde, die negatief of po-
sitief zijn kan.

423

Om niet al te uitvoerig te zijn, beperk
ik mij tot een viertal beeldbepalende
factoren als het om de veterinairen
gaat:

1. het imago dat in mij gevestigd of be-
vestigd wordt door het persoonlijk
contact met een dierenarts of met de
faculteit, in concrete situaties. Hevig
emotioneel beladen is zo\'n situatie
als het de behandeling van mijn lie-
velingsdieren betreft.

2. het imago dat in mij gevestigd of be-
vestigd wordt van de \'veterinaire
stand\' kan geschaad of bevorderd
worden door de confrontatie tussen
het Algemene (G.G.D.-) Beeld van
de dierenarts of de diergeneeskun-
dige wereld en de onder 1 genoemde
concrete ervaring. Het meest com-
fortabel voor een imago is uiteraard
wanneer die ervaring met het
G.G.D-beeld correleert, maar dat
komt niet zo vaak voor.

Al lang geleden is al eens onder-
zocht hoe \'men\' over de tandartsen
in het algemeen denkt en dan in
tweede instantie hoe men over de ei-
gen tandarts denkt.
De laatste score was aanzienlijk po-
sitiever dan de eerste.

3. Het derde imago-voedende element
is het rondvertellen door mensen,
hetzij in verhalen van concrete erva-
ringen die betrouwbare lieden mij
vertellen, hetzij in de vorm van vage
geruchten die verbreid worden via
sensationele berichtgeving, hetzij in
\'verhalen\' die ten onrechte aan vete-
rinairen worden toegekend, maar
daar via contaminatie tegenaan ge-
plakt worden.

4. De vierde component is de publici-
taire output van de veterinaire we-
reld zelf, de publicaties, de wijze van
optreden via de media als het om
nieuws gaat of zelfs in \'vet-soap\' TV
commercials. Maar ook de manier
waarop de dierenarts in de lokale of
regionale bladen artikelen schrijft,
zijn of haar participatie in netwer-
ken, etcetera.

Ik zou hierover graag enkele opmer-
kingen maken.

Het viel op, tijdens de eerste dagen van
de gekke koeienziekte, een media-
spektakel van de eerste orde, dat zo
weinig deskundige veterinairen hun
visie op de zaak aanboden. Uit hun
mond met name had ik graag een rustig
commentaar verwacht. Waren ze niet
geheel vrij dit te doen, vanwege welke
belangen of afspraken dan ook? Was
het omdat de politici zich van het pro-
bleem meester hadden gemaakt om
Engeland een lesje te leren?
Hoe dan ook, waar was U eigenlijk, in
die eerste dagen?

Tij [) SCHRIFT VOOR DIERGENEFSKUNDE, DEEL 121, AFLEVERING 14 EN 15, 1996

Moesten wij het alleen maar doen met
grote groepen schrijvende en beel-
dende journalisten, die niets te zeggen
hadden en ook niets filmen konden.

Ik mag in dit verband wijzen op een
wetmatigheid die grote schade kan op-
leveren.

Hoe minder wij U ontmoeten in het da-
gelijks verkeer, des te meer denken wij
aan U in nog steeds romantische ter-
men. De dierenarts die ik niet zelf ken
is de goede dokter die op z\'n
Vlimmens wonderen doet.
In een week werden ons via de TV drie
veterinairen gepresenteerd:

a.De jonge dierenarts die \'s nachts uit
bed wordt gehaald om bij een ge-
boorte te helpen. Na het karwei zakt
zij, vuil, moe doch gelukkig in de
stoel, wetend dat de geweldige was-
machine alles schoonmaakt.

b. De tweede veterinair die we zagen
was een wat aarzelende man, eniger-
mate \'softy\' overkomend, die een
oogziekte van een konijn behan-
delde en de eigenaar heel aardig te
woord stond.

c. De derde zag ik in een buitenlandse
commercial: een stoere man in witte
jas die met grote overtuigingskracht
een onovertroffen merk voer aan-
prees.

Maar de man die het werkelijk wist
van die koeienziekte, zagen we niet.
Dat maakt het voor U niet gemakkelijk
uit te dragen wat U werkelijk bent en
wilt zijn. Uw penetratie-vermogen in
de media lijkt vrij klein, als het gaat
over emstige zaken als gevaarlijke
stoffen of onaardige beestjes in vlees
en vleesproducten, over food-proces-
sion, veterinaire farmacologie, over
modem keten-management, etcetera.

Dit alles, dames en heren, maakt dat
uw imago bij ons redelijk afwijkt van
de werkelijkheid en U merkt dat ook
elk jaar bij de aanmeldingen van
nieuwe studenten. Is het niet waar,
dat jonge mensen nog steeds op oude
en obsolete beelden bij U binnenko-
men?

-ocr page 46-

VERBERGING

Mag ik er een persoonlijke herinnering
aan toevoegen, die U uiteraard zeer be-
kend in de oren klinken zal.
Als kind werd ik naar de slager ge-
stuurd voor een paar karbonades of een
kilo speklappen.

Je werd in de slagerij onmiddellijk met
de halve dode beesten geconfronteerd.
De slager sneed af waar je bij was. Je
zag het verband van het lichaam. Nu is
het dier als geheel verdwenen achter
de bergen stukjes vlees en de afgeleide
producten. Bovendien worden we ge-
confronteerd dat er iets aan de hand
kan zijn met dat mooi ogende vlees.
Eén ding echter gaf ons vroeger een
zekerheid. Dat was het blauwe stem-
pel. Iemand had het allemaal bekeken
en goed gevonden. Wij lusten de stuk-
ken vel met stempel niet, maar de
waarborg was er.

De grote wereld van diverse onzeker-
heden die wij niet kennen, de onzicht-
bare belangen-netwerken die achter
productie en verkoop schuilgaan, dat
alles wekt ongerustheid en onzeker-
heid.

Waarom vertelt U dat niet rustig aan
ons. Zijn wetenschappers in deze we-
reld niet de eersten die in hun basis-
recht om vrijuit te spreken het publiek
op de hoogte moeten houden van wat
er echt gebeurt?

Hoe meer u het stilzwijgen bewaart,
des te meer groeit de onzekerheid en
groeien de geruchten.
U bent duidelijk geroepen te infiltreren
in netwerken van publiciteit, uit de
coulissen te komen, niet als \'sterren\',
maar als degelijke uitleggers.
U moet zich daarbij afvragen of u de
competentie tot uitleg en tot presenta-
tie-vermogen hebt.

En ik voeg er onmiddellijk aan toe:
leert u het toch vooral de studenten: ze
zullen niet in een bunker opereren,
maar in een glazen huis. Breng hen de
maatschappelijke reikwijdte van hun
handelen bij en help hen trainen in de
waardige presentatie van hun profes-
sie.

De strijd tegen de mystificaties rond
uw vak, niet zelden met negatieve ge-
volgen, moet vanuit Uzelf aangegaan
worden. Hoe meer u de mystificatie
laat doorgaan, des te meer mythen ont-
staan er.

Mijn grootvader streek. Dat was zicht-
baar. De werking van zijn handen was
onzichtbaar. Iets kwam er uit en ging
in de lijven van de beesten. Hij deed
iets wat niet van deze aarde was en dat
kostte hem de communicatie.
Soms bekruipt mij de lust dat strijkvak
ook aan te leren. Ik beloof U dat ik
over 25 jaar bij uw 200-jarig jubileum
de resultaten daarvan kom demonstre-
ren.

Ik dank U voor U welwillende aan-
dacht. Soms kan luisteren naar een an-
der een vorm van genezing zijn, zelfs
voor veterinairen.

MAIJ-WEGGEN START WEEK VAN HET HUISDIER

\'EEN LEVEN LANG MAATJES\'

Diergeneeskundig Onderwijs in Ne-
derland door de Faculteit der Dier-
geneeskunde, het Voorlichtingsbureau
Huisdieren, de Stichting voor Ge-
zelschapsdieren en IPC Dier.
Europarlementariër mevrouw J.R.H.
Maij-Weggen gaf het officiële start-

Het officiële startsein van de \'Week
van het Huisdier\' is gegeven op zater-
dag 18 mei 1996 in het Vee-
marktcomplex in Utrecht. De start viel
samen met de publieksdag \'Over
Dieren en Mensen\'. Deze dag werd ge-
organiseerd in het kader van 175 jaar

sein voor de Week van het Huisdier in
aanwezigheid van een select aantal
prominenten waaronder burgemeester
Opstelten van Utrecht. Prof. dr. J.
Bouw, voorzitter van het Voor-
lichtingsbureau Huisdieren, sprak een
welkomstwoord en de decaan van de
Faculteit der Diergeneeskunde, prof
dr. H. de Vries, schetste het kader
waarin de dag \'Over Dieren en
Mensen\' en de Week van het Huisdier
gezien konden worden. Mevrouw
Maij-Weggen vestigde in haar toe-
spraak de aandacht op de rol die dieren
in het leven van mensen kunnen spelen
en sprak de wens uit dat de activiteiten
in de Week van het Huisdier deze rol
onder de aandacht van het publiek
konden brengen. Met de onthulling
van een maxi-poster van de Week van

-ocr page 47-

het Huisdier 1996 gaf zij het startsein
voor deze Week. Prof Bouw re-
ageerde op haar toespraak en als dank
voor haar enthousiasme bood hij haar
een passend afscheidsgeschenk aan.
Uit handen van prof S.G. van den
Bergh ontving zij de zilveren gedenk-
penning van de Faculteit der
Diergeneeskunde alvorens onder des-
kundige leiding \'het Plein over Dieren
en Mensen\' te bezoeken. Op tal van
punten toonde zij haar belangstelling
en vooral bij SOHO stond zij geruime
tijd stil voor een uitgebreide toelich-
ting op het werk van deze stichting, die
speciale honden opleidt om het leven
voor mensen met een motorische of
auditieve handicap wat te vergemak-
kelijken. Veel liefhebberijverenigin-
gen en organisaties die betrokken zijn
bij gezelschapsdieren hadden zich in-
gespannen om op het Plein uitdmk-
king te geven aan de betekenis die die-
ren voor hen hebben. Daardoor was er
voor de toeschouwers een mim aanbod
van demonstraties met en informatie
over gezelschapsdieren. Hiermee werd
het thema van de Week van het
Huisdier \'Een leven lang maatjes\'
treffend geïllustreerd.

M. van der Meulen-Frank
coördinator Stichting
Voorlichtingsbureau Huisdieren

OPEN DAG FACULTEIT DER DIERGENEESKUNDE

HOGE AAIBAARHEIDSFACTOR BELANGRIJK VOOR PUBLIEK

Op zaterdag 11 mei 1996 was het dan zo ver: de Faculteit der Dierge-
neeskunde opende, in het kader van 175 jaar DON (Diergeneeskundig
Onderwijs in Nederland), haar deuren voor het Nederlandse publiek. Hoewel
de huidige veterinaire ontwikkelingen zeer interessant werden gevonden,
bleek de aaibaarheidsfactor van de aanwezige dieren een grote rol te spelen in
het slagen van deze dag. Van het aaien van een biggetje tot de geboorte van
een lammetje; de aah\'s en ooh\'s waren niet van de lucht.

Tijdens de Open Dag kwamen veel
boeiende aspecten naar voren, waarbij
voor het publiek vooral herkenbare za-
ken het meest interessant waren. De

Door Susan Ubbink

kunde in theorie dan ook mag zijn; de
levende beesten in de praktijk zijn toch
het meest fascinerend. Overigens vond
niet iedereen een vers opengesneden
kalf (het was pas die ochtend overie-
den) in de sectiezaal van Pathologie
een groot succes. Veel mensen keer-
den linea recta om bij het aanblik van
in koelvitrines uitgestalde organen.

Koeien met fistels waren her en der
over de faculteit verspreid te vinden.
Verbazing onder het publiek alom hoe
dat nu toch kan: zomaar een gat in de
buikwand zonder er last van te hebben.
Degenen die het durfden mochten op
de Vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisdieren zelfs
met een extra lange handschoen aan
door de fistel heen in de pens van het
dier \'voelen\'.

Bij de Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren was het meest op-
vallende eigenlijk toch wel hoe ver-
bluffend veel faciliteiten en mogelijk-

-ocr page 48-

heden overeenkomen met de humane
geneeskunde. Zo beschikt de khniek
bijvoorbeeld over de best uitgeruste
Intensive Care-afdeling van Europa.
Nieuwe ontwikkelingen staan al weer
op stapel: verbouwingen voor nieuwe
behandel- en verpleegmimten vinden
plaats, zodat de vakgroep onder meer
in staat zal zijn chemotherapie toe te
passen bij dieren met kanker.

Een demonstratie van hoe onderzoek
naar het locomotie- of voortbewe-
gingsapparaat van het paard plaats-
vindt, werd gegeven op de Vakgroep
Algemene Heelkunde en Heelkunde
der CJrote Huisdieren. Vooral ook de
grootte van de hier aanwezige opera-
tickamers trok veel aandacht.

De faculteit had er genoeg aan gedaan
om de gevoelige snaar bij de mensen te
raken. \'Life\' de geboorte van een lam-
metje of kalQe aanschouwen was daar-
bij voor velen een hoogtepunt. En ook
voor de kinderen viel er genoeg te
aaien: kalfjes, biggetjes, lammetjes,
veulentjes, noem maar op. Verder was
speciaal voor de jongsten Jochem van
Gelder van het NCRV-programma

Willem Wever ingehuurd om een
doorlopend kinderprogramma met al-
lerlei activiteiten te presenteren. In
combinatie met de Dag van het
Aangespannen Paard en de Buitendag
Kynologen viel er dus genoeg te zien
en te beleven. Al met al een geslaagde
dag.

PROF. DR. NIELS C. PEDERSEN KRIJGT EREDOCTORAAT

\'YOU HAVE TO GET YOUR DUCKS IN LINE\'

Op donderdag 9 mei 1996 kreeg de Amerikaanse prof. dr. Niels C. Pedersen
een eredoctoraat uitgereikt door erepromotor prof. dr. dr. h.c. Marian C.
Horzinek. De laudatio vond plaats ter gelegenheid van het jubileum van de
Universiteit Utrecht \'175 jaar Diergeneeskundig Onderwijs Nederland\'.
Pedersen kan als veterinaire wetenschapper het beste worden beschreven als
vergelijkende pathobioloog; zijn \'...just do it!\' weerspiegelt de verfrissende
spontaniteit van zijn wetenschappelijke aanpak en zou voor menig onderzoe-
ker als motto mogen dienen. Hij kan gezien worden als een autoriteit op het
gebied van infectieuze aandoeningen bij de kat en werd vooral bekend door
zijn ontdekking van het feline immunodeficiëntie virus (veroorzaker van
katte-AIDS) in 1987. Verder is hij sinds een paar jaar lid van de
Wetenschappelijke Redactie voor zowel de Veterinary Quarterly als het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Reden voor de redactie om van zijn bezoek
aan Nederland gebruik te maken en hem te strikken voor een interview.

Door Watse Sybesma en Susan Ubbink

Niels C. Pedersen (1941) werd gebo-
ren in Zuid-Califomia en groeide op in
Nevada, als zoon van een pluimvee-
houder. Hij kwam al jong in aanraking
met katten, die in grote getale op de
boerderij rondliepen. Sindsdien heeft
hij zijn hart aan deze dieren verpand.
\'Ik heb altijd een grote voorliefde voor
katten gehad en wel dusdanig dat ik de
psyche van de kat leerde doorgron-
den\', vertelt hij. \'Ik denk dat als je niet
iets van de psyche van het dier be-
grijpt, je ze niet kunt behandelen.\'
Hoewel deze dieren altijd buiten
moesten blijven - de honden mochten
wel binnen liggen -, vond zijn vader
katten op een boerderij belangrijk.

-ocr page 49-

Zijn ouders hebben altijd respect ge-
had voor alle diersoorten. Ver-
drinkingspraktijken met kittens, wat
vroeger veel op boerderijen voor-
kwam, waren dan ook niet aan de orde.
\'Dankzij het feit dat wij eieren aan huis
verkochten, waren er altijd mensen die
wel een jong katje wilden hebben. Er is
bij ons niet één katje afgemaakt. En
verder hadden ze het heel erg goed
want alle eieren met gebreken kregen
zij opgediend.\'

OPRICHTING CENTRUM
Pedersen begon zijn studie aan de
University of California in Davis en
zette zijn opleiding als veterinair spe-
cialist voort aan de Colorado State
University in Fort Collins, Col. Zijn
Ph.D. in de immunologie behaalde hij
aan de Australian National University
in Canberra, Australië. Hij is werk-
zaam geweest als laborant en dieren-
arts - in eerste instantie was hij vooral
gericht op melkvee maar hij stapte la-
ter over op gezelschapsdieren - en
werd tenslotte onderzoeker en voorzit-
ter van het Department of Medicine in
Davis. Sinds 1989 leidt hij tevens de
afdeling virologie/immunologie van
het Califomia Regional Primate
Center. Onlangs heeft hij met finan-
ciële steun van de farmaceutische in-
dustrie het Center for Companion
Animal Health in Davis opgericht.

Pedersen noemt de oprichting van dit
centrum \'een logische stap om voor-
uitgang te boeken bij de problemen op
dit gebied\'. Hij wijst erop dat er steeds
meer nieuwe huisdieren bijkomen; in
de Verenigde Staten zijn bijvoorbeeld
leguanen en ratten op dit moment zeer
populair. De bestaande vakgroepen,
die vaak gericht zijn op enkel de be-
staande huisdieren, zijn niet het orga-
nisatorische middel om nieuwe ont-
wikkelingen effectief wetenschap-
pelijk te begeleiden. \'Het centrum
coördineert allerlei disciplines die in
die vakgroepen aanwezig zijn om als
het ware in een nieuwe setting actuele
problemen gemeenschappelijk aan te
pakken\', legt Pedersen uit. \'Je kunt het
zien als een soort specialistencentrum
dat beter in staat is om met complexe
veterinaire onderwerpen om te gaan
dan bestaande groeperingen. Je ziet dat
ook op andere gebieden in de maat-
schappij. Oude organisatorische struc-
turen zijn niet meer in staat nieuwe
problemen aan te pakken.\'
Enkele van de activiteiten van het cen-
trum zijn het geregeld uitbrengen van
nieuwsbrieven en het organiseren van
bijeenkomsten voor specialisten.

PLAATS HUISDIER
De viroloog vindt dat een dierenarts
moet kunnen zien hoe belangrijk een
dier voor zijn eigenaar is. Als het gaat
om welke plaats een dier in het leven
van de cliënt inneemt, onderscheidt
Pedersen drie categorieën van dieren.
Bij het eerste niveau hebben we het
over dieren die als primair liefdessub-
ject fungeren, namelijk als plaatsver-
vanger van een kind of partner. Bij de
tweede categorie spelen de statusver-
hogende werking, de esthetische
waarde alsmede het functie-aspect een
belangrijke rol, terwijl het bij de derde
klasse gaat om de zogenaamde \'dispo-
sables\'; dieren die gemakkelijk te ver-
vangen zijn zoals vissen of vogeltjes.
Voor de ene eigenaar kan een dier in de
eerste categorie thuishoren, terwijl
voor de ander zijn/haar huisdier juist
beter in de tweede categorie past.
\'Voordat je het dier gaat behandelen,
overtuig jezelf dan eerst in welke
klasse de bezitter het dier heeft inge-
deeld. Dat luistert erg nauw\', is het ad-
vies dat Pedersen zijn studenten altijd
meegeeft.

In de \'40-er en \'50-er jaren volgden de
katten de mens naar de stad. Inmiddels
is de kat een steeds populairder huis-
dier geworden en heeft zij zelfs de
hond van zijn eerste plaats verdreven.
\'De modeme wijze van leven laat geen
mimte vooreen hond. Een hond vraagt
aandacht, een poes veel minder. Het is
een meer solitair levend wezen, iets dat
de huidige mens veel meer aan-
spreekt\', is de uitleg van Pedersen.
Met populatiegroei gaat altijd een aan-
was van ziekten gepaard. Mede door
zijn grote kennis en inzicht van de kat
als soort, was Pedersen degene die be-
greep dat het bij een bepaald aangebo-
den ziektegeval ging om een tot dan
toe onbekende ziekte. Het bleek een
vims te zijn dat in de klasse van de
aidsvimssen viel, het ging namelijk
om een lymphotroop lentivims. Pas na
twee jaar werd naar buiten gebracht
dat men inderdaad te maken had met
een aidsvims. In die tijd was uitvoerig
uitgezocht of er enige besmettingskans
bestond voor de mens. Gelukkig was
dat niet het geval.

BIO-TECHNOLOGIE
De actuele problematiek rond BSE is
een goede aanleiding om Pedersens
kijk op bio-technologie te kunnen re-
flecteren. In de discussie wordt de
prion-theorie (er is nog steeds niet be-
wezen dat BSE veroorzaakt wordt
door prionen) genoemd. Als immuno-
loog beschouwt Pedersen het prion als
infectieus eiwit. Vlees zit daardoor in
een verdomhoekje. Het immuunappa-
raat reageert gewoon niet op prionen,
al moet je daarbij toegeven dat de
weerstand van het organisme faalt.
Maar als dit soort eiwitten door het li-
chaam niet worden herkend, zou men

-ocr page 50-

dan ook niet kunnen veronderstellen
dat andere eiwitten, bijvoorbeeld af-
komstig uit vlees, juist een positieve
werking zouden kunnen hebben op de
gezondheid van de mens? \'Er is inder-
daad net een rapport verschenen
waarin voorlopige uitslagen worden
vermeld van geconcentreerde en ge-
zuiverde eiwitten van bovine oor-
sprong, die een verrassend verbete-
rende werking hadden op chronische
aandoeningen. Het ging daarbij om
bindweefsel bedoeld voor arthritis-
aandoeningen en myeline voor
Multiple Sclerose.\'

Deze ontwikkelingen vragen om we-
tenschappelijk onderzoek. Er verschij-
nen ziekten waarop in eerste instantie
geen antwoord te geven is, zoals we
dat hebben gezien met AIDS en BSE.
Daarom is de verdere ontwikkeling
van de bio-technologie zo belangrijk.
\'But you have to get your ducks in
line\', vindt Pedersen. Met andere
woorden: ga er erg zorgvuldig mee
om. Van het begin beginnen en niet
overhaast dingen introduceren, \'smart
enough to foresee the effects\'. Op het
rabiesvaccins is toentertijd veel com-
mentaar geweest. Alles wat niet na-
tuurlijk is, vinden mensen niet prettig.
Je kunt maar beter de zaken goed op
een rijtje hebben voordat je het in de
publiciteit brengt, in plaats van het
stiekem proberen door te voeren.

Erepromotor prof. dr. dr. h.c. Marian C. Horzinek reikt het eredoctoraat uit aan zijn Amerikaanse
collega prof. dr. Niels C. Pedersen.
Fata: Ivar Pel Fotografie

Pedersen denkt dat mensen de bio-
technologie binnen een periode van
tien jaar normaal zullen vinden. Hij
vindt wel dat het negatieve aspect
rondom dit onderwerp zoveel moge-
lijk moet worden vemieden. Hij noemt
een voorbeeld. In Zwitersland introdu-
ceerde men een genetisch veranderde
plant die in staat was insecten te do-
den. Later kwam men tot de conclusie
dat ook bijen het leven lieten. Zo moet
het dus niet! Maar wat is er tegen beter
houdbare tomaten? Zoals vee! buiten-
landers bezocht de Amerikaan onze
Keukenhof Hij was zeer onder de in-
druk van al die variëteiten aan tulpen.
\'Dat heeft vierhonderd jaar in beslag
genomen. Geef ons twintig jaar om
nieuwe mogelijkheden te bereiken met
behulp van de modeme bio-technolo-
gie\'.

SPECIALISATIE

\'Aan specialisatie is niet te ontkomen
in de opleiding\', hetgeen uitmondt in
beperkte bevoegdheden. Voor de vete-
rinaire tijdschriften geldt eigenlijk het-
zelfde. Maar zouden dan alle algemeen
gerichte tijdschriften verdwijnen?

\'Geenszins\', aldus Pedersen. \'Er blijft
mimte voor algemene tijdschriften zo-
als de Veterinary Quarterly, vooropge-
zet dat de kwaliteit verzekerd is. Want
dat is het criterium.\'

Pedersen vindt dat al heel vroeg in de
opleiding begonnen moet worden met
specialiseren. Dat betekent dat de stu-
denten meteen bij de start van de studie
al moeten beslissen welke kant ze op
willen. Hij realiseert zich dat hij hier-
mee een onpopulaire uitspraak doet:
\'vets don\'t like to hear this\'. Ook de
wetenschappers in zijn eigen centmm
worden getraind om steeds meer spe-
cialistisch te worden.

CONTACT MET NEDERLAND
Wat is zijn band met Nederland?
Pedersen en zijn erepromotor Hor-
zinek waren natuurlijk beiden geïnte-
resseerd in infectieuze feline ziekten
en vimsziekten. Ze waren zich bewust
van eikaars werk. Anderen mensen
blijven misschien in hun lab zitten en
kijken niet verder. Maar deze twee ve-
terinairen zochten contact met elkaar.
In 1980 vloog Horzinek voor de eerste
keer over naar Davis en sindsdien hou-
den ze onderiing regelmatig contact.
Er vinden studentenuitwisselingen
plaats, er worden ontmoetingen geor-
ganiseerd en als het gaat om onderzoek
wordt er samengewerkt. Zo kunnen
bepaalde dieronderzoeken bijvoor-
beeld beter in Davis worden gedaan,
omdat het daar wat makkelijker gaat
en ook goedkoper is dan in Nederland.
Ook heeft een stafmedewerker van de
faculteit gedurende 14 maanden on-
derzoek in Davis kunnen doen.
Pedersen noemt het een schoolvoor-
beeld van hoe je met elkaar samen kunt
werken. Wederzijdse openheid is de
sleutel daartoe.

Pedersen is zeer te spreken over de
Nederiandse veterinaire opleiding. Hij
vindt dat de Nederiandse veterinairen
er bewust van moeten raken dat de
scholing die ze hebben gehad op de
Faculteit der Diergeneeskunde, van
het hoogste niveau is. \'Deze school is
een van de beste veterinaire instituten
in de wereld. Jullie mogen er trots op
zijn\', aldus Pedersen. Hij haalt nog
eens aan dat de Nederlandse faculteit
sinds 1973 de enige veterinaire oplei-
ding is die erkend is door de
Amerikaanse veterinair-medische or-
ganisatie. \'De opleiding is vergelijk-
baar met onze beste veterinaire scho-
len in Amerika.\'

-ocr page 51-

Iedere vraag die de mens zich anno
1996 stelt, lijkt een probleem te zijn.
Alle vragen lijken levensvragen en alle
levensvragen dienen beantwoord te
worden. Want met vragen door het le-
ven gaan, dat hoeft in de jaren negentig
niet meer. Dat zou wel eens kunnen
gaan leiden tot problemen en daaraan
hebben we helemaal een broertje dood.
Sla een willekeurig blad open of zet
een willekeurig televisienet aan en het
is raak! U leest wat de gemiddelde
Nederlander meemaakt in het leven.
Niets hoeft onbespreekbaar te blijven,
we gooien het er allemaal uit. Liefst
voor de ogen van een miljoen landge-
noten. Voor ieder probleem een pro-
gramma op televisie of een hulpverle-
nersburo op de hoek. Er wordt volop
gedifferentieerd in het hulpaanbod,
kieskeurig zijn mag. Een beetje alco-
holist gaat niet naar hetzelfde bureau
als een \'gevallen\' dochter. Een junk zit
niet verbroederend naast een bij-
standsmoeder. Maar de weduwe die
onlangs naar het bejaardentehuis
moest en daarom haar Golden Re-
triever moest laten inslapen bij de die-
renarts? Waar kan die terecht met haar
verdriet en met wie kan zij het rouw-
proces verwerken dat nog zeker enkele
maanden zal duren? Is dit een gat in de
markt voor de Viola Holts of komt er
een nieuw Bureau voor Rouwver-
werking na de dood van uw viervoe-
ter? Zes gasten aan de tafel van restau-
rant Wilhelminapark in Utrecht voor
het derde lams Ronde-tafelgesprek
zetten hun tanden in deze vraag. Drie
dierenartsen, een hondenliefhebber,
een jurist directeur van een woning-
bouwvereniging, een pedagoge en een
huisarts vullen geheel probleemloos
een avond met een goed diner en het
thema \'huisdier-huisgenoot\'.

Huisdier, de deflnitie

Spontaan heeft het merendeel van de
aanwezige mannen zich aangelijnd
met een hondenstropdas. Het blijkt
geen noemenswaardige voorsprong op
te leveren bij het beantwoorden van de
vraag: wat is een huisdier? In dit gezel-
schap geen eenvoudige opgave om te
beantwoorden. Een eerste schot voor
de boeg komt van de woningbouwver-
eniging. \'Zaza, de kakkerlak van
Annie M.G. Schmidt, dat is een huis-
dier. Het kleinste, waarschijnlijk.
Maar een slang is ook een huisdier.\'
De directeur van de woningbouwver-
eniging, mr. Jur Deckers loopt meteen
vast op de muizen en de ratten, die aan
die dieren gevoerd moeten worden.
Maar of dat nu huisdieren zijn? Vanuit
zijn functie houdt Deckers vooral re-
kening met het criterium overlast en
niet met de liefde. \'Wat men vroeger
onder een huisdier verstond is niet
meer te vergelijken met tegenwoordig.
In het verleden werd door verhuurders
het houden van nagenoeg alle huisdie-
ren verboden. Een patemalistische
houding,\' vindt hij. \'Nu is in principe
alles toegelaten, als er maar geen
sprake is van overlast. Dan kan men
best vijf huisdieren hebben, die geen
lawaai maken. En wat overlast is, dat
bepalen de buren natuurlijk,\' voegt hij
eraan toe.

Nienke Endenburg is als klinisch-pe-
dagoge gespecialiseerd en gepromo-
veerd op de mens-dierrelatie. Met een
duik in het verleden poogt ze tot een
definitie te komen. \'Sinds de prehisto-
rie bestaan er huisdieren, dus zeg maar
sinds er mensen zijn. Zo weten we al
sinds mensenheugenis dat een kat bij-
voorbeeld negen levens heeft. Van de
Indianencultuur weten we dat ze pup-
pies hadden om ziekten te bestrijden
en die ook als huisdier hielden. Vanuit
de Egyptische cultuur kennen we de
betekenis van katten en die katten
voorspelden de toekomst. Egyp-
tenaren meenden dat de wereld ten on-
derging in duisternis en de lichtge-
vende ogen beschermden je tegen die
duisternis. Dieren en mensen zien we
dus al heel lang samen, vaak functio-
neel. Dat is een element dat het
Christendom vooral heeft benadmkt.
Die functionaliteit van de dieren, dat
een beest nut moet hebben.\'
\'Een huisdier is een dier dat een naam
heeft gekregen van de mens,\' oppert
Richard Nap van lams Pet Food
International Inc. Daarmee wordt met
een pennestreek het gros van de duiven
geschrapt.

HOND BEDREIGD DOOR EMANCIPATIE

Het lams Ronde Tafelgesprek wordt mogelijk gemaakt door ondersteuning van de firma lAMS Pet
Food International Inc. De deelnemers aan het Ronde Tafelgesprek spreken op persoonlijke titel over
een onderwerp dat direct of zijdelings met gezelschapsdieren te maken heeft.

\'Het is een dier,\' waagt dierenarts
Bulle Koster een poging, \'dat voor
voeding totaal afhankelijk geworden is
van de eigenaar.\' In één klap lijkt de
vaderiandse veestapel onder de defini-
tie geschoven te zijn. Ook niet geheel
bevredigend.

De fervente dierenliefhebber in het ge-
zelschap, mevrouw Riek van Oord, be-
kent spontaan. \'Ik heb zelf heel lang
een kip als huisdier gehad, die had een

-ocr page 52-

naam, TokTok, en die reageerde daar
ook heel duidelijk op.\'
Daarmee geeft zij de interactie tussen
mens en dier mogelijk een houvast.
\'We moeten het welzijn van het dier
zelf ook meenemen in de definitie,\' be-
slist Nienke Endenburg.

Anti-hondenbeleid

We zijn emit! Huisdieren zijn dieren
waar mensen een relatie mee hebben,
die mogelijk een naam krijgen van de
baas en die totaal afhankelijk van de
voeding van de eigenaar zijn. Nu de
gekozen verpakking nog verklaren.
\'De cultuur van een land en de volks-
aard bepaalt of er huisdieren zijn en
welke rassen er leven. Zo is
Zwitserland duidelijk een kattenland,
Duitsland een hondenland. Nederland
was vroeger een hondenland, nu zijn er
weer veel meer katten. De kat is het
dier van de emancipatie, zou je kunnen
zeggen. Een kat past gemakkelijker in
het modeme leven van eigenhuisbezit-
ters en tweeverdieners. Vroeger had-
den we twee miljoen honden en één
miljoen katten. Nu is het precies an-
dersom met 1,4 miljoen honden en
twee miljoen katten,\' becijfert Nienke
Endenburg. Volgens haar heeft de
emancipatie zo\'n half miljoen honden
minder opgeleverd.
Dierenarts Lisette Overduin: \'De ver-
schuiving naar kattenrassen die meer
op honden lijken, zoals Siamezen, be-
vestigt dit beeld\'.

\'Tut, tut. Het is ook duidelijk een ge-
volg van alle negatieve publiciteit en
soms zelfs agressieve beleid ten op-
zichte van honden\', meent Riek van
Oord die kennelijk de emancipatie niet
alle eer wil geven.

\'Vergeet ook de kosten van de hond
niet bij de verschuiving in voorkeur.
Die zijn niet gering. De aanschaf ligt
tussen de 1000 en 3000 gulden. Dat
schrijf je af in zeg maar tien jaar. Aan
voer komt daar gemiddeld per jaar
voor zo\'n 650 gulden bij plus pakweg
200 gulden voor de dierenarts, de be-
lastingdienst, de trimmer, de mand en
hij moet als pup minstens voor 500
gulden vernielen\', zo rekent Koster
even snel voor. \'Klopt mijn sommetje
Richard?\', polst hij bij Nap, die ten-
slotte als vertegenwoordiger van de in-
dustrie geacht wordt de cijfers paraat
te hebben.

\'Zeker, de hond is een enorme investe-
ring in tijd en kosten.\' beaamt Richard
Nap van lams met een lichte glunde-
ring.

\'Wij hebben een piano. Dan vragen
mensen wel eens of dat niet duur is.
Als antwoord wijs ik dan steevast op
hun hond,\' vult huisarts De Wilde aan.
Maar er zijn meer argumenten om de
balans in de richting van de kat te laten
doorslaan. \'Het effect van het anti-
hondenbeleid dat de laatste tijd ge-
voerd wordt is eveneens duidelijk te
merken. Parken zijn verboden voor
honden, ze moeten aangelijnd rondlo-
pen, de poep moet opgemimd worden
door de baas. Kortom het wordt niet
gemakkelijk gemaakt om met een
hond naar buiten te gaan. Denk aan
mensen met jonge kinderen, die vaak
het park in willen. Die kunnen dat park
niet meer in omdat de hond er niet mee
in mag\', reageert dierenarts Lisette
Overduin verontwaardigd.
De Wilde kan ook dit beamen. \'Veel
bejaarden komen met klachten bij me.
Ze mogen in hun kamer in het bejaar-
denhuis hooguit een vogeltje houden,
terwijl hun huisdier juist in die fase zo
belangrijk is.\'

\'In Frankrijk, Afirac, zijn door archi-
tecten stadsdelen ontworpen voor
mensen mét en zonder honden.
Deventer lijkt daar net zo over te den-
ken, weet Nienke Endenburg.
\'Sneek is ook bezig met een gericht be-
leid om de overlast van hondenpoep
aan te pakken, waarbij de opvoeding
een belangrijke rol speelt. Hon-
denpoep scoort erg hoog\', stelt
Deckers. \'De sociale vernieuwing in
dit land wordt geslaagd genoemd als
de hondenpoepoverlast weg is.\'
Volgens het gezelschap zijn er vol-
doende altematieven te bedenken om
het probleem van de hondenpoep aan
te pakken. Ideeën genoeg. Zo kunnen
er \'losloopgebieden\' gecreëerd wor-
den, hondenpenningen geïntrodu-
ceerd, of zelfs geëist worden dat de ei-
genaar een soort huisdierdiploma weet
te overleggen. \'Dat zou de 17.000 hon-
denbeten die er jaarlijks worden uitge-
deeld ook drastisch reduceren.\'
Korting geven op de hondenbelasting
als je een cursus omgaan met je hond
gevolgd hebt, lijkt ook aantrekkelijk.
\'En helemaal onhaalbaar lijken deze
voorstellen niet, want de Nederlander
weet keurig om te gaan met honden-
poep als hij in Centerparcs verblijft.
Kijk maar eens hoe gegeneerd de eige-
naar zich gedraagt als de hond zit te
poepen,\' weet Richard Nap uit eigen ..
ervaring.

Gezond voor de mens

Ondanks het anti-hondenbeleid en alle
gemopper op de poep en de overlast,
heeft het hebben van een huisdier dui-
delijk positieve effecten op de gezond-
heid van mensen, meent het gezel-
schap eensgezind.

Nienke Endenburg roept een onder-
zoek van een Amerikaanse biologe uit
1977 in herinnering. \'De gezondheid
van mensen na een hartinfarct verbe-
tert acht tot 12 maal meer wanneer zij
een huisdier hebben. Dieren hebben
kennelijk een bloeddrukverlagend ef-
fect en er is een lager cholesterolge-
halte in het bloed te zien.\' De Wilde
vertelt uit eigen ervaring als hij zelf
vaak met een kat op schoot zit. \'Dat
heeft na verloop van tijd een ontspan-
nende werking, het leidt af van de da-
gelijkse troubles. Het spinnen van de
kat veroorzaakt misschien een soort
van trance bij de baas. Je wordt er rus-
tig van. Voor honden geldt hetzelfde.
Mensen kunnen beter drie keer per dag
wandelen met de hond dan drie keer
per week gaan joggen. Veel gezonder.\'
Deckers nam in zijn vorige baan zelfs
zijn hond mee naar het werk. \'Nu kan
dat niet meer en zorgt de hond ervoor
dat ik drie keer buiten kom per dag, en
dat betekent altijd een praatje maken
onderweg. Voor veel mensen zorgt de
hond ervoor dat ze zich niet eenzaam
voelen en hun verhaal kwijt kunnen.
Dat merkje tijdens het uitlaten.\'
Riek van Oord kan dat beamen: \'Ik ken
bij mij in de straat de hondennamen
trouwens eerder uit het hoofd dan de
namen van de eigenaar. Want met de
hond maak je als eerste kennis en dan
pas met de baas. En als de hond weg-
valt, dan valt er heel veel van betekenis
weg voor de mensen\'. De schoonvader
van huisarts De Wilde had er vrese-

-ocr page 53-

lijke moeite mee om na de dood van de
hond alleen in het bos te gaan wande-
len. Een hond legitimeert kennelijk het
wandelen van mannen alleen in het
bos. \'Een beetje potloodventer schaft
dan ook tegenwoordig een hond aan\',
grinnikt Koster.

Rouwprocessen en gedragsproble-
men

Lisette Overduin ziet door de toene-
mende verknochtheid aan het dier wel
nieuwe problemen bij haar klanten
ontstaan. \'Als 80% van de mensen de
hond ziet als gezinslid, dan ontstaan er
geheid problemen bij ziekte of na de
dood van hun hond. Zo willen dierhou-
ders steeds vaker een rouwkaart rond-
sturen. Mensen willen dat kennelijk
aan iedereen laten weten. Mogelijk om
het verdriet met anderen te kunnen de-
len.\'

\'Als mensen dat bij ons in Den Ham en
omgeving zouden doen, dan krijgen ze
onmiddellijk het advies om zich te la-
ten opnemen in Raalte, een psychia-
trisch ziekenhuis,\' merkt Koster nuch-
ter op. \'Al kan ik het zelf inmiddels
wel zien als onderdeel van het rouw-
proces. Tien jaar geleden was dat in
ons land toch ondénkbaar, dat er kaar-
ten rondgestuurd werden. Dat is een
duidelijk verschuivende norm,\' con-
stateert Richard Nap met een menge-
ling van berusting en realiteitsbesef in
zijn stem.

Toch is het volgens Lisette Overduin
een ritueel dat steeds meer geaccep-
teerd gaat worden. Mensen mogen ook
verdrietig zijn en hun verdriet tonen
als het huisdier dood is. \'Ik ken een in-
telligente zakenvrouw die een week
lang van slag was en niet kon werken
omdat haar hond dood was.\'
Dierenarts Koster vraagt zich af of dit
niet een substituut voor iets anders is.
\'Als mensen de hond zien als een ver-
lengstuk van zichzelf, valt een deel van
hun persoonlijkheid weg als de hond
dood is. Laatst kwam ik bij een echt-
paar met twee perzen. Ze zaten alle-
maal onder de schimmel: de katten,
maar ook de man en de vrouw. Dan
zegt die vrouw: \'denk eraan, ik heb ge-
hoord dat ik geen kinderen kan krijgen
en dit zijn nu mijn kinderen\'.\'
Lisette Overduin weet dat de meeste
nuchtere Nederlanders dit toch exces-
sen noemen en nauwelijks een lach
kunnen onderdrukken. Ze is het daar
duidelijk niet mee eens. \'De oprecht-
heid van mensen op dit punt vind ik be-
langrijk. En ik wil mijn cliënten best
behulpzaam zijn als ze over ziekte en
dood van hun huisdier mijn advies vra-
gen\'.

Nienke Endenburg komt in haar dage-
lijks werk ook deze mensen tegen. \'Na
het overlijden van hun huisdier kunnen
mensen zo in de problemen komen, dat
ze echt een therapie nodig hebben. Ik
bied ze die mogelijkheid aan en met
mij kunnen ze middels een aantal ge-
sprekken de dood van hun dier verwer-
ken. Daar is echt steeds meer vraag
naar.\' Een nieuw aanbod in de behan-
deling voor de baas.
Nieuw voor de dieren is de toene-
mende vraag om hun gedragsproble-
men te behandelen. \'Als bijvoorbeeld
een Newfoundlander het gezin gaat re-
geren, dan is er iets helemaal scheef
Dan zien de mensen het dier niet meer
als dier, met specifieke behoeftes van
een hond. En een agressief hondje la-
ten inslapen is natuurlijk onzin, als dat
hondje eigenlijk geleerd moet worden
wie de baas is in huis.\'
Dierenarts Koster werkt op dit mo-
ment met drie adressen waarnaar hij
kan verwijzen voor heropvoeding van
het dier. \'Als de baas niet met de hond
kan omgaan gaat het bijna altijd om
reuen. Je hebt op dat punt duidelijk ei-
genaren van reuen en van teven.\' Een
minder impulsieve beslissing bij de
aanschaf van het huisdier had veel el-
lende kunnen besparen. \'Meer dan een
keer per week wordt mij advies ge-
vraagd bij de aanschaf van een hond.
Ik vraag altijd eerst of dit de eerste
hond is die de familie aanschaft. Ik zeg
dan meteen dat vijf keer per dag één
kwartier lopen toch wel veel is. De
laatste tijd geef ik steeds vaker een lo-
geeradvies. Ik adviseer om eerst een
paar dagen een huisdier in huis te ne-
men alvorens er een te kopen. Het zal
je mogelijk niet verbazen dat veel
mensen dan toch afzien van een hond.
Overigens komen gedragsproblemen
zeker niet alleen bij honden voor. Ook
bijna een kwart van de kattenbezitters
heeft problemen met zijn huisdier\', al-
dus Koster.

Het verbaast de huisarts in het gezel-
schap allemaal niet. \'Als je ziet wat
kinderen nu mogen, dan is het niet ver-
wonderlijk dat het bij dieren ook zo
gaat. Vroeger bij een bezoek bij opa en
oma moesten de kinderen stil zijn. Ik
heb nu wel eens het idee dat het an-
dersom is. Ouders hebben nog weinig
autoriteit. Dat moet zijn effect op de
dieren hebben.\'

\'Enerzijds wordt de hond steeds meer
gezien als een gezinslid, de hond als
verlengstuk van het eigen ego.
Tegelijkertijd zie je daardoor een toe-
name van gedragsproblemen bij hon-
den ontstaan. Mensen kopen honden
niet bewust, heb ik de indruk. Het ui-
terlijk van een hond speelt daarin te-
genwoordig mee. Hij wordt toch nog
vaak gekocht op de mooie kleur en niet
op het karakter,\' vult Nienke
Endenburg aan.

Ook de dierenlietliebster weet er alles
van. \'Een paar keer per jaar moet je
goed de teugels aanhalen. Dat doe ik
bij mijn hond ook. Ik zie mijn hond
niet als een kind, maar met het dier heb
ik wel een relatie. En dan moet hij we-
ten wie de baas is.\'

En lachend: \'Gek hè, met mijn twee
schildpadden heb ik dat helemaal niet.\'
Volgens huisarts De Wilde hebben
ook veel mensen gewoon spijt van de

-ocr page 54-

aanschaf van het dier, waardoor het
problemen gaat veroorzaken. \'Om
soms onbenullige redenen worden die-
ren naar het asiel gebracht. Het is lo-
gisch dat die dan ook overvol zitten.
Het dier wordt gezien als een blok aan
het been.\'

Counselors voor de toekomst

Toenemende opvoedingsproblemen,
gedragsproblemen, rouw na de dood
van het huisdier. Wat staat de dieren-
arts in de toekomst nog te wachten? De
aanwezige dierenartsen zien een duide-
lijk veranderende rol voor zichzelf
weggelegd. Richard Nap voorziet dat
net zoals in de Verenigde Staten er een
nieuw soort hulpverlening zal ontstaan.
\'De dierenarts als counselor, hulpver-
lener bij het begeleiden van de baas tij-
dens ziekte van het huisdier. En later
bij het verwerkingsproces van de
dood.\' Bulle Koster ziet ook die andere
rol. \'Je bent geen dierenarts meer die
zieke dieren behandelt, maar je bent
dienstverlenend aan het werk voor de
mensen, de baas. Bij mij in het dorp
heb je de rol van een soort pastor. Ik
praat met mijn klanten over veel onder-
werpen: schoolkeuzes van de kinderen,
impotentie, en of opa naar het bejaar-
denhuis moet. Als dierenarts moet je
van mensen houden. Als een assistent
bij ons solliciteert en hij zegt dat hij
dierenarts is geworden omdat hij zo
van dieren houdt, krijgt hij direct zijn
reiskosten en kan hij vertrekken. Hij
moet namelijk van mensen houden.
Behalve dieren behandelen moetje ook
goed kunnen communiceren met de
klant en zijn gezin. Ik vraag dan ook
hoe gaat het met de kinderen en de die-
ren?\' Hij vervolgt: \'Wie mislukt in zijn
praktijk? Vaak degene die het niet goed
kan overbrengen op de eigenaar. Dat is
anders voor de medewerkers op de
Faculteit in Utrecht. Omdat de praktijk
daar minder belangrijk is wordt er aan
dat aspect ook duidelijk minder aan-
dacht besteed. Dat geldt zowel voor de
kliniek als voor het onderwijs trou-
wens. Leren communiceren moet meer
aandacht krijgen. Nienke Endenburg:
\'De kerk is weg, mensen leven in veel
kleinere gezinnen. Ze zitten in zo\'n
klein sociaal kringetje dat ze hun ver-
haal niet meer kwijt kunnen. Dat zegt
niets over de verhouding van mens en
dier, maar feitelijk veel meer over de
verhouding van mens tot mens. In die
relatie zal de dierenarts gewild of onge-
wild steeds meer betrokken worden.
Mede vanuit dat motief geven mensen
bij problemen veel geld uit aan hun
zieke hond of kat. Soms wel erg veel
geld. De baas vindt het moeilijk om af-
scheid te nemen van het dier. Hij wil
dat het zo lang mogelijk blijft leven.
Hij wil daar alle hulpmiddelen voor
aanwenden. Hoever moet de dierenarts
daarin meegaan. Bulle Koster is daar
heel duidelijk in. \'Er zijn grenzen aan
de zorg voor het dier. Chemotherapie
bij honden is zo\'n grens voor mij. Met
dat geld kun je vijf dorpen in Afrika
voorzien van een watervoorziening. KI
bij honden om een ras in stand te hou-
den, is dat nog ethisch verantwoord?
Dat nadert ook zijn grenzen. Het barst
bij ons van de maneges, vol dames die
zich vervelen tussen twaalf en twee.
Iets verderop staat het verpleegtehuis te
springen om vrijwilligers. Dan denk ik
wel eens: mens doe dat paard toch
weg.\' Nog voor het nagerecht is het ge-
zelschap al unaniem van mening dat de
klanten niet alle verworvenheden van
de wetenschap opgedrongen moeten
worden. De dierenarts moet daarin de
grenzen aangeven en eventueel beslis-
singen nemen, niet de klant. En cliën-
ten zullen er altijd wel blijven. Op het
moment dat de huisarts daarover iets
wil zeggen gaat zijn pieper. Een beval-
ling in Driebruggen. \'Alweer een po-
tentiële hondenbezitter\', constateert de
heer Deckers.

Clemens Graafsma
Marian Kremers

EPIDEMIE VAN ALIMENTAIRE POLYNEUROPA-
THIE BIJ DE KAT IN NEDERLAND

Op 18 juni 1996 zijn de voorlopige bevindingen van het onderzoek omtrent de uitbraak van Polyneuropathie bij katten naar
alle
dierenartsen-practici verzonden. De rest van Nederiand is middels een persbericht op de hoogte gesteld en op zaterdag 22
juni 1996 heeft de Volkskrant het
verhaal \'Felix maakte brokken\' gebracht.

Ondanks alle analyses, proefnemingen en tests is het onderzoeksteam (dr. J.J. van Nes, prof dr. ir. A.C. Beynen, dr. J.S. van
der Linde-Sipman, dr. T.S.G.A.M. van den Ingh, drs. R. Plekkingra, dr. H. Egberink, drs. E. den Hertog en prof dr. W.
Seinen) tot op heden nog niet tot resultaten gekomen.

Geïnteresseerden die de voorlopige bevindingen van het onderzoeksteam niet hebben ontvangen, kunnen de tussenrappor-
tage opvragen bij het secretariaat van de KNMvD (Susan Ubbink) tel.: 030-2510111.

Departement of Microbiology, Im-
munology and Preventive Medicine
(MIPM), Colleges of Agriculture and
Veterinary Medicine, Iowa State
University.

The department and the colleges are see-
king to identify qualified individuals for
the endowed Salsbury Chair at the rank
of fitll professor (with tenure).
The appointee will have an outstanding
record of competitive funding and an in-
temational reputation in the area of epi-
demiology of human food-bome disea-
ses of animal origin.

The extensive Ames research commu-
nity offers unique opportunities to per-
sons with an interest in food safety and
epidemiology. The incumbent will be
expected to participate in academic acti-
vities of the department, including in-
stmction in the professional curriculum,
direction of graduate students, research
and outreach. Persons with a DVM,

SALSBURY CHAIR IN VETERINARY MEDICINE

PhD or equivalent and Board Certified
in Preventive Medicine or Epidemi-
ology are preferred. Names of nominees
should be submitted to the chair of the
search committee. Interested individu-
als should submit full curriculum vitae
to: Dr. D.L. Harris, Chair, Search
Committee, MIPM, 207 Science 1, ISU,
Ames, lA 50011-3211 (intemet: hhar-
ris(@iastate.edu; telephone: 515-294
1664). Deadline for receipt of applica-
tions: 1 August 1996 or until position is
filled. Confidentially will be maintained
as long as required.

-ocr page 55-

Fl ■ f«

iüf

ID-DLÜ ONTWERPT PRE-KLINISCHE TEST VOOR SCRAPIE

NEDERLAND EN ENGELAND SAMEN BSE TE LIJF

De BSE-hype lijkt inmiddels wat geluwd maar de vragen rond BSE en andere
TSE\'s (Transmissible spongiform encephalopathies) zijn nog lang niet opge-
lost. Het verwerken van onvoldoende verhitte restproducten van met scrapie
besmette schapen in krachtvoer van runderen wordt in het algemeen be-
schouwd als de oorzaak van BSE. Eén van de grootste knelpunten voor een
goede aanpak van BSE is het ontbreken van een test waarmee besmette dieren
in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord. Het ID-DLO (Instituut
voor Dierhouderij en Diergezondheid) heeft nu een techniek ontwikkeld
waarmee het mogelijk is met scrapie besmette schapen op te sporen die in de
incubatiefase van de ziekte verkeren.

Door Sophie Deleu

Berichten en verslagen

eiwit. Het lymforeticulair systeem,
waarin zich bij scrapie en CJD reeds in
het pre-klinische stadium veranderde
prion-eiwitten bevinden, is bij BSE
niet aantoonbaar besmet.
Niettemin moet er een infectieroute

De onderzoeksgroep maakte voor het
ontwikkelen van de pre-klinische test
gebruik van speciaal voor dit doel ge-
selecteerde schapen met een erfelijk
bepaalde gevoeligheid voor scrapie
(homozygoot \'scrapie-gevoelig\').
Wanneer deze dieren op een met scra-
pie besmet bedrijf opgroeien gaan ze
op een leeftijd van ongeveer twee jaar
(25 maanden) dood aan scrapie.
Genetisch ongevoelige dieren van de-
zelfde dieren vertonen dan geen ver-
schijnselen.

De onderzoeksgroep heeft bij deze ge-
voelige dieren met behulp van speciale
antisera het veranderde prion-eiwit in
de tonsillen kunnen aantonen waaruit
blijkt dat deze dieren de ziekte onder
de leden hebben. Dit bleek reeds het
geval op een leeftijd van tien maanden,
dus op minder dan de helft van de te
verwachten incubatieperiode en ruim
een jaar voordat er zichtbare sympto-
men verwacht kunnen worden. Deze
techniek is te gebruiken bij het levende
dier, door een tonsil-biopt te nemen.
Het wordt ook mogelijk deze techniek
routinematig toe te passen op slacht-
dieren.

TEST BSE

Of deze pre-klinische diagnostische
techniek ook werkt bij BSE en CJD
moet nog onderzocht worden. Voor
BSE zijn de vooruitzichten niet onver-
deeld gunstig te noemen, omdat in de
tonsillen van BSE-koeien geen infecti-
viteit aan te tonen valt en dus waar-
schijnlijk ook geen veranderd prion-
zijn. De dieren worden oraal besmet en
de veranderde prioneiwitten richten
uiteindelijk in de hersenen schade aan.
Het is een kwestie van tijd en geld om
deze route te vinden.

SAMEN MET ENGELAND
Een uniek samenwerkingsverband tus-
sen het ID-DLO en haar zusterinstituut
Veterinary Laboratories Agency in
Engeland moet het gewenste resultaat
opleveren.

Ook in Engeland wordt reeds geruime
tijd onderzoek gedaan naar TSE\'s en
dan met name BSE, maar een pre-kli-
nische test zoals die nu in Nederland is
ontwikkeld, is daar nog niet voorhan-
den. Het ID-DLO is verheugd deze te
kunnen bieden in ruil voor infectieus
materiaal dat in Nederland niet voor-

-ocr page 56-

handen is (logisch, want BSE komt
niet in Nederland voor). Bovendien
heeft BSE in Engeland recent een veel
hogere prioriteit gekregen in het we-
tenschappelijk onderzoek, gezien de
grote economische gevolgen die de
ziekte heeft. Dat betekent dat er meer
geld en menskracht beschikbaar is, zo-
dat ook de oplossing sneller dichterbij
komt. Het ID-DLO verwacht binnen
een jaar aan te kunnen geven op welke
termijn ook voor BSE een test voor-
handen zal zijn.

Het zou voorbarig zijn om van een
doorbraak op het BSE-front te spre-
ken. Aan de andere kant is dit de eerste
keer dat een relatief gemakkelijke en
snelle test beschikbaar komt om scra-
pie in een vroeg stadium te onderken-
nen. Zonder een dergelijke test is een
goede aanpak van scrapie uitgesloten.
De test is vooralsnog niet rijp voor de
praktijk. Dat zal nog enkele jaren du-
ren. Zo is van de test aangetoond dat
hij werkt bij het genotype dat speciaal
voor dit onderzoek is gefokt (met een
hoge gevoeligheid voor scrapie en een
incubatietijd van twee jaar), maar bij
heterozygote dragers moet dit nog blij-
ken. Ook zal gewacht moeten worden
op de resultaten van infectieproeven
met genetisch ongevoelige schapen.

PUBLICATIE IN NATURE
De resultaten van het onderzoek zijn
als Scientific Correspondence gepubli-
ceerd in Nature, vol. 381, pagina 563.
De auteurs zijn: B.E.C. Schreuder,
L.J.M. van Keulen, M.E.W. Vromans,
J.P.M. Langeveld en M.A. Smits. Het
onderzoek dat de ontwikkeling van de
scrapietest mogelijk heeft gemaakt,
loopt al enige tijd. Het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
heeft in 1990 1,6 miljoen gulden (voor
vier jaar) geïnvesteerd in onderzoek
naar scrapie. Het mag gezegd worden
dat de dreiging van de gevolgen van
TSE\'s in Nederiand vroegtijdig is on-
derkend en dat de overheid daadkrach-
tig is opgetreden.

De pre-klinische scrapietest is wereld-
wijd gepatenteerd. Dat wil zeggen dat
de overheid (en voor haar het ID-
DLO) de test in eigen beheer kan pro-
duceren, analoog aan het vaccin voor
mond- en klauwzeer. Dit is niet zozeer
uit commercieel oogpunt belangrijk,
als wel vanwege de verantwoordelijk-
heid om de test ook inderdaad op de
markt te brengen (ook al is er mis-
schien maar een kleine markt voor).
Maar natuuriijk is het ook prettig dat
gemaakte kosten misschien terugver-
diend kunnen worden en dat samen-
werking (bijvoorbeeld met het Engelse
zusterinstituut) afgedwongen kan wor-
den.

De Europese Gemeenschap heeft ook
reeds gereageerd: het ID-DLO is ge-
vraagd een standaardprotocol te ma-
ken voor de bestrijding van scrapie in
Europa. Naar verwachting zal de ge-
meenschap ook verder onderzoek gaan
subsidiëren.

KIRK\'S CURRENT VETERINARY THERAPY XII
SMALL ANIMAL PRACTICE

John D. Bonagura (Editor). W.B.
Saunders Company. 1995. ISBN 0-
72I6-5IH8-7. Prijs ± f 165.-.

Sedert de eerste CVT of\'Kirk\' in 1964
werd uitgegeven is van dit bekende
tekstboek elke twee ä drie jaar een
nieuwe dmk verschenen. De hoofdre-
dactie bemst nu bij Bonagura maar
Kirk is als Emeritus-editor nog wel bij
de redactie van deze 12® editie betrok-
ken. Hoewel elke CVT qua inhoud vol-
ledig verschilt van de vorigen, is het
concept door de jaren hetzelfde geble-
ven en valt er wat dat betreft weinig
nieuws te melden. In detail staat dit
nieuwe, 1300 pagina\'s tellend deel ech-
ter weer boordevol actuele en relevante
informatie met betrekking tot diagnos-
tiek en therapie van ziekten bij gezel-
schapsdieren. Het is dan ook nauwe-
lijks voorstelbaar dat er kleine
huisdierenpraktijken zijn waar de vo-
rige CVT edities niet op de plank staan.
Deze bespreking dient dan ook voorna-
melijk ter aankondiging van het ver-
schijnen van het 12® deel. Een korte be-
spreking vermag misschien ook de
aandacht op het boek te vestigen bij
nieuwe generaties veterinaire studen-
ten die er tijdens hun studie nog geen
kennis mee hebben gemaakt.

Deel XII bevat 308 hoofdstukken over
zeer verschillende onderwerpen. Elk
hoofdstuk is geschreven door auteurs,
die als experts in het betreffende vakge-
bied worden beschouwd. De hoofd-
stukken zijn gebundeld in secties die
voomamelijk orgaansysteemgewijs
zijn geordend en onder redactie staan
van evenzoveel hoofdredacteuren, me-
rendeels dezelfden als van de vorige
uitgave. Dit laatste in tegenstelling tot
de auteurs, waarvan de meesten nieuw
zijn. CVT is niet encyclopedisch opge-
zet en pretendeert niet een compleet
tekstboek te zijn, maar iedere uitgave
vormt een actuele aanvulling op vorige
delen. De meeste in deze 12® uitgave
behandelde onderwerpen zijn in de vo-
rige twee delen niet of slechts zijde-
lings aan de orde geweest. Voorzover
onderwerpen uit vorige delen geactu-
aliseerd zijn, is dit doorgaans door
nieuwe auteurs en vanuit een andere in-
valshoek gedaan. In de zeer omvang-
rijke index wordt dan ook frequent naar
de vorige twee edities (voomamelijk
deel XI) verwezen. Op deze wijze
wordt in de laatste 2-3 delen toch vrij-
wel de gehele geneeskunde voor gezel-
schapsdieren gecovered en konden re-
cente ontwikkelingen steeds op de
voorgrond staan.

Dit is geen boek om van voor naar ach-
ter door te lezen maar vooral een na-
slagwerk. Toch is het zinvol de in-
houdsopgave en vooral de
inhoudsopgave van het aanhangsel
eens goed door te nemen. Dit wordt al
gestimuleerd doordat deze op het
schutblad staan. Het aanhangsel geeft
antwoord op vragen die zich bij mo-
deme praktijkvoering voordoen en die
elders in de literatuur moeilijk zijn te
vinden. Het betreft vooral onderwerpen
die niet passen in de orgaansysteems-
gewijze opbouw van de overige hoofd-
stukken en waar je mogelijk niet van
zou vermoeden dat ze in dit boek wor-
den behandeld.

Uit het voorgaande moge blijken dat ik
CVT XII van harte aanbeveel.
Het boek heeft niet alleen een rijke in-
houd maar is ook degelijk gebonden is
een fraai uitgevoerd harde kaft; dit keer
bordeauxrood, zwart en goud-op-snee.
Mede gezien de lage dollarkoers is het
dan ook meer dan \'value for money\'.
Het eventueel niet bezitten van deel XI
mag geen belemmering zijn deel XII
aan te schaffen. Anders doet zich bij de
volgende uitgave over twee of driejaar
immers weer hetzelfde probleem voor.
Bovendien, deel XI is nog verkrijgbaar.

-ocr page 57-

•I ■ M

OPROEP

Op 23 juni 1996 is er bij mij een PUPPY GESTOLEN (regio West-Brabant). Het betreft een hondje van een vrij zeldzaam ras

BERGHOND VAN DE MAREMMEN

Dit ras vertoont grote gelijkenis met een Kuvasc, een Tatra en een Pyrenese berghond.
Raskenmerken:

Leeftijd:
Gewicht:
Geslacht:
Tatouagenummer:

witte vacht; zwarte neus, lippen en voetzolen; bruine ogen; halflang haar,

ruw en dicht tegen het lichaam liggend; driehoekige hangende

oren; scharend gebit; bij volwassen honden schofthooge /- 70 cm.

acht weken.

ongeveer acht kilo.

teeQe.

EVO 1287.

Mocht u dit hondje tegenkomen of inlichtingen kunnen verstrekken over dit hondje, dan verzoek ik u contact op te nemen
met mevrouw E. Jagtenberg, tel.: 0165-585467 of eventueel met de politie, tel.: 0165-380300, danwel de plaatselijke politie.

VAARDIGHEIDSTRAININGEN VOOR DIERENARTSEN BIJ IPC DIER

Congressen en cursussen

U als dierenarts wordt dagelijks gecon-
ft-onteerd met gezondheidsproblemen
die slechts kunnen worden opgelost met
een grondige kennis van de omgevings-
factoren van het dier. De veehouder ver-
wacht c.q. eist dat ook van u. Vanuit de
dierenartsenpraktijk wordt de vraag naar
zoötechnische en economische scholing
steeds groter.

IPC DIER, voorheen Praktijkschool,
legt verbanden tussen theorie en praktijk
en voorziet hiermee in een belangrijke
behoefte. De cursisten worden persoon-
lijk begeleid door docenten, die voor een
deel all-round en voor een deel specialist
zijn. Voor het onderwijs beschikken wij
over eigen praktijkbedrijven en instruc-
tieruimten, die zeer modem zijn inge-
richt. IPC DIER, met locaties in
Bameveld, Oenkerk en Horst, heeft al
veel cursussen en trainingen verzorgd
voor diverse beroepsgroepen, onder an-
dere veehouders, inseminatoren, melk-
winningsadviseurs, AlD-medewerkers,
accountancy, banken, medewerkers uit
de farmaceutische industrie, enzovoorts.

IPC DIER Horst heeft in november 1995
een drietal cursussen georganiseerd voor
praktiserende dierenartsen in Zuid-
Nederland. In totaal mochten we 30 cur-
sisten verwelkomen. Zij beoordeelden
de cursussen als \'praktijkgericht\' en \'op
goed niveau\'. Bovendien gaf men aan
dat een vervolg wenselijk was. Daarom
biedt IPC DIER in het najaar van 1996
opnieuw een drietal cursussen voor
praktiserende dierenartsen aan:

435

SECTOR VARKENSHOUDERIJ:
Klimaat 1 voor dierenartsen:

- Doelstel ling formuleren voor een opti-
male klimaatsinstelling, rekeninghou-
dend met luchtverdeling, leeftijd, ge-
wicht, voemiveau en gezondheid van
dieren.

- Geformuleerde doelstelling controle-
ren en realiseren door middel van
meet- en regelapparatuur.

- Beoordelen van diverse klimaatsyste-
men in de stal (de praktijkstal van IPC
DIER Horst heeft 14 verschillende
luchtverdeelsystemen).

Klimaat 2 voor dierenartsen:

- Aan de hand van een viertal praktijksi-
tuaties (cases) in de stal worden di-
verse ventilatieproblemen besproken
en mogelijke oplossingen aangereikt.
Met name de problemen rond de ven-
tilatiehoeveelheid staan op deze dag
centraal.

- In de theoretische onderbouwing wor-
den de volgende begrippen besproken:

* statische en dynamische dmk in de stal
en hun samenhang;

* problemen bij minimum en maximum
ventilatie en mogelijke oplossingen;

* hoe te reageren op windinvloed.

SECTOR PLUIMVEEHOUDERIJ:
Klimaat 1 voor dierenartsen:

- Doelstel ling formuleren voor een opti-
male klimaatsinstelling, rekeninghou-
dend met luchtverdeling, leeftijd, ge-
wicht, voemiveau en gezondheid van
dieren.

TiJDSCHRiFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 121, AFLEVERING 14 EN 15, 1996

- Geformuleerde doelstelling controle-
ren en realiseren door middel van
meet- en regelapparatuur.

- Beoordelen van diverse klimaatsyste-
men in de stal.

DATA CURSUSSEN:

24 september 1996 IPC DIER-cursus:
Klimaat 2 voor dierenartsen Varkens-
houderij. Locatie: IPC DIER Horst
(Lb).

* 10 oktober 1996: IPC DIER-cursus:
Klimaat 1 voor dierenartsen Pluim-
veehouderij. Locatie: IPC DIER Horst
(Lb).

* 29 oktober 1996: IPC DIER-cursus:
Klimaat 1 voor dierenartsen Pluim-
veehouderij. Locatie: IPC DIER
Bameveld.

» 7 november 1996: IPC DIER-cursus:
Klimaat 2 voor dierenartsen Varkens-
houderij. Locatie: IPC DIER Horst
(Lb).

* 14 november 1996: IPC DIER-cursus:
Klimaat 1 voor dierenartsen Varkens-
houderij. Locatie: IPC DIER Horst
(Lb).

* 19 februari 1997: IPC DIER-cursus:
Klimaat 1 voor dierenartsen Varkens-
houderij. Locatie: IPC DIER Bame-
veld.

Deze data zijn ook opgenomen in de
doorlopende agenda. Bovendien ont-
vangt u binnenkort een folder op uw
praktijk. Wilt u meer inlichtingen dan
kunt u contact opnemen met de heer J.
Broos, coördinator contractwerk IPC
DIER Horst, telefoonnummer (077) 399

-ocr page 58-

RECTIFICATIE PROJECT
\'METEN IS WETEN\'

Van het ingezonden stuk \'Project
Meten is Weten\', dat 1 juni 1996 in
het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde (bladzijde 328) heeft ge-
staan, werd gesuggereerd dat de re-
dactie met opzet deze brief
anoniem heeft gepubliceerd. Dit is
geenszins de bedoeling geweest.
De oplettende lezer heeft daadwer-
kelijk een verantwoordelijke uit
het stuk kunnen distilleren; name-
lijk de Fries-Flevolandse Land- en
Tuinbouworganisatie. Voor de
goede orde vermelden we hier de
naam van de schrijver: E. van
Eenige, projectleider \'Meten is
Weten\'.

Het Bureau Bijwerking Diergenees-
middelen (BBD) heeft een aantal mel-
dingen ontvangen over het voorkomen
van palatoschisis, gespleten verhemel-
tes, bij hondenpups.
Deze aangeboren afwijking kwam
voor bij alle pups uit de getroffen nes-
ten. Een relatie met bepaalde medica-
ties van de drachtige teef gedurende
het eerste trimester van de dracht is
niet uit te sluiten.

Teneinde deze zaak nader te kunnen
onderzoeken en evalueren verzoekt

het BBD dierenartsen, welke in hun
praktijk of anderszins met deze afwij-
king geconfronteerd zijn, contact op te
nemen.

ÜPRQEP OVER PALATOSCHISIS

Uw medewerking wordt op hoge prijs
gesteld!

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

Drs. A. Kamphuis,
Bureau Bijwerkingen
Dier gen eesm iddelen
Telefoon: 0317 - 475487
Telefax: 0317-423193

In Nederiand kwamen in de periode
van 6 mei tot en met 16 juni 1996 geen
gevallen van aangifteplichtige besmet-
telijke dierziekten voor.

INDEXEL, ELEKTRONISCH IDENTIFICATIESYSTEEM

Rhône Mérieux brengt sinds enkele ja-
ren in Europa een systeem voor elektro-
nische identificatie van gezelschapsdie-
ren op de markt onder de naam Indexel.
In het kader van de ISO standaardisatie
zijn zij sinds april 1996 overgeschakeld
op FDXb-lSO transponders (met
ICAR-keuring). De Indexel ISO-
transponders blijven voorzien van de
gepatenteerde anti-migratiecap waar-
mee reeds meer dan zeven jaar goede
ervaring bestaat. Door deze anti-migra-
tiecap wordt direct na het inbrengen een
inkapseling door bindweefsel in gang
gezet. Hiermee wordt migratie door het
lichaam voorkomen. Verder heeft het
systeem een voldoende lange injectie-
naald, zodat de transponder in één
vloeiende beweging ingebracht kan
worden. Het mandrijn-systeem zorgt
ervoor dat de transponder tijdens het te-
mgtrekken van de naald op zijn plaats
blijft zitten. Rhône Mérieux is verder
van plan om binnenkort twee readers te
leveren, namelijk de
Pocket-ReaderTM
en de Pocket-Reader EXtm. Deze
readers zijn zodanig programmeerbaar
dat ze alle op de markt zijnde (ISO-)
transponders af kunnen lezen. De
readers zijn via een zogenaamd
SMART kit systeem op de computer
aan te sluiten.

Meer informatie: Rhône Mérieux,
Amstelveen, tel.: 020 - 5473933.

NIEUW DIEETVOER VOOR HOND EN KAT

Het Whiskas Feline dieetassortiment is
onlangs uitgebreid met het
Feline Low
Protein Dry Diet,
Dit dieet is speciaal
ontwikkeld ter ondersteuning van de be-
handeling van chronische nierinsuffi-
ciëntie bij de kat. De belangrijkste pro-
ducteigenschappen van dit voer zijn een
beperkt eiwitgehalte en een laag fosfor-
niveau. De aanwezige eiwitten zijn ge-
selecteerd op hun hoge biologische
waarde. Daamaast bevat het ondermeer
de extra vitaminen B, kalium en een be-
perkt natriumgehalte.

Naast de nieuwe droogvoeding is het
Feline Protein dieet ook verkrijgbaar in
twee blikvariëteiten, in de smaken kip
en mnd. Het voer is verkrijgbaar in
doosjes van 400 gram en zakken van
twee kilogram.

Ook voor de hond is er een nieuw droog-
voer op de markt gebracht: het
Pedigree
Canine Selected Protein Dry Diet met
Fis en Rijst.
Dit voer is speciaal ontwik-
keld voor de diagnose en behandeling
van voedingsallergie en -intolerantie bij
de hond. Het bevat witte vis (meerval)
als enige dierlijke eiwitbron en rijst als
enige koolhydraatbron. Meerval is een
lichtverteerbare eiwitbron die de meeste
honden niet eerder gegeten zullen heb-
ben en daarom zeer geschikt voor ge-
bmik in een eliminatiedieet. Het levert
eiwitten met een hoge biologische
waarde en bevat een laag histamine- en
vetgehalte. Daamaast bevat het nieuwe
Selected Protein dieet geen tarwegluten,
zuivelprodukten of soja.
Het Pedigree Canine Selected Protein

-ocr page 59-

Dry Diet heeft een breed indicatiege-
bied. Het dieet is effectief gebleicen bij
de behandeling van diverse, met jeuk
gepaard gaande, huidaandoeningen en
gastro-intestinale aandoeningen ten ge-
volge van een voedingsallergie of -into-

Onderstaand treft u een overzicht aan
van cursussen welke in de maand sep-
tember 1996 op ons programma staan.
Opgave voor alle genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374 of fax
(030)2516490.

\'Het totale onderzoek in tien rönt-
gen-avonden\'; Röntgenologisch on-
derzoek van de buikholte bij gezel-
schapsdieren
(96/134), alle genoem-
de data zijn donderdagavonden van
20.00 tot 23.00 uur te Utrecht,
ƒ2.800,-.

26 september 1996: introductie beeld-
vorming van de buikholte: \'het nor-
maalbeeld\' techniek - interpretatie -
aanvullende diagnostiek
31 oktober 1996: het afwijkende buik-
beeld: te wit - te zwart!
21 november 1996: \'tumor\' in de buik
19 december 1996: contrastonderzoek
van het urologisch apparaat
16januari 1997: urologische patiënten
13 februari 1997: contrastonderzoek
van de digestietractus
13 maart 1997: \'braken\'
10 april 1997: \'diarrhee\'
15 mei 1997: \'trauma\'
5 juni 1997: overzicht röntgendiagnos-
tiek van de buikholte veel voorko-
mende fouten - \'drog\'- beelden - etc.

Het doel van deze intensieve cursus is
om de deelnemers een volledig over-
zicht te bieden aangaande de prakti-
sche mogelijkheden en beperkingen
van röntgenologisch onderzoek van de
buikholte bij gezelschapsdieren.
In die gevallen waar de praktische toe-
pasbaarheid van röntgendiagnostiek
beperkt is, of resulteert in onvolledige
informatie, zal de mogelijkheid van
ander en/of aanvullend beeldvormend
onderzoek zoals echografie worden
aangeduid en besproken.

lerantie. Verder is het reeds toegepast
als onderdeel van de behandeling van
atopische dermatitis, aspecifieke diar-
ree, braken en colitis. Tevens is het dieet
geschikt voor de nutritionele ondersteu-
ning van post-operatieve patiënten en

Elke röntgenavond heeft een thema en
zal bestaan uit drie onderdelen:

1. introductie en bespreking van het
thema aan de hand van dia\'s;

2. zelfstudie en interpretatie van rönt-
genfoto\'s betreffende het besproken
thema aan de lichtkast;

3. bespreking en discussie van de rönt-
genfoto\'s aan de hand van dia\'s.

Aan het begin van elke avond bestaat
de mogelijkheid om meegebrachte
röntgenfoto\'s te bespreken. De cursus-
leider is dr. Pim Wolvekamp, specia-
list veterinaire radiologie, FdD,
Vakgroep Radiologie.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren
(U.D.) (96/121), woensdag 18 sep-
tember 1996; 09.30 - 17.30 uur te
Wageningen, ƒ 525,-- (inclusief
lunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren.

De theoretische aspecten van echogra-
fie zullen besproken worden en de
praktische uitvoering van echografisch
onderzoek van abdomen en thorax zal
gedemonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scan-techniek; nor-
maalbeeld van diverse organen;
beelden van een aantal veelvuldig
voorkomende afwijkingen.
De cursusleider is drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Veterinaire apotheek H Landbouw-
huisdieren
(96/604), woensdag 25,
donderdag 26 en vrijdag 27 september
1996 (2,5 dag) en donderdag 14 en
vrijdag 15 november 1996 (1,5 dag),
dagprogramma te Utrecht; avondpro-
gramma te Zeist, ƒ 2.900,-- (inclusief
overnachtingen).

voor langdurig gebruik bij puppies.

Voor meer informatie: Waltham
Veterinaire Service, Postbus 81, 5460
AB, Veghel, tel.: 0413 - 383333, fax:
0413-340229.

Deelname aan deze is cursus is slechts
mogelijk indien u heeft deelgenomen
aan de cursus Veterinaire Apotheek I.
De cursus richt zich op hen die actief
betrokken zijn bij apotheekbcheer.

Het geneesmiddel: onder andere keu-
zecriteria, onderbouwing werkzaam-
heid, bio-equivalentie en substitutie,
het beoordelen van informatie en on-
derzoeksgegevens, formulering en
kwaliteit.

De Apotheek: onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kostenopbouw,
inrichting, personeel en organisatie,
werk- en controlenormen.
Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplichfin-
gen, patiënten-/eigenaren-informatie,
communiceren met de eigenaar over
geneesmiddelen.

Regelgeving: actualisering kennis
wetgeving; knelpunten als gevolg van
regelgeving; hoe daarmee om te gaan.
In het kader van de cursus krijgt men
een aantal \'huiswerkopdrachten\' (on-
der andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die
gezamenlijk worden besproken.
De cursusleiders zijn prof dr. A.
Pijpers en drs. S.J. Mesu, Project
Veterinaire Apotheek, FdD.

Assistentie voorbereiding en nazorg
operatiepatiënt
(96/812), zaterdag 28
september 1996, 10.00 - 16.00 uur te
Wageningen, ƒ 395,- (inclusief lunch).
Controle van de patiënt voor de opera-
tie.

Algemene verzorging en controle van
de patiënt na de operatie; bijkomen uit
anesthesie; pijnbestrijding na de ope-
ratie (noodzaak?); infusen; verbanden
of kraag. Bovendien wordt aandacht
besteed aan de ernstig zieke, opgeno-
men patiënt. Bloedafnametechnieken.
Een en ander wordt theoretisch behan-
deld en gedemonstreerd en waar mo-
gelijk geoefend.

De cursusleider is dr. A.A.M.E.
Lubberink, specialist chirurgie der ge-
zelschapsdieren.

-ocr page 60-

MM

WIST U DAT ...

Onder deze kop worden in het
Diergeneeskundig Jaarboek jaarhjks
geactualiseerde gegevens opgeno-
men over aantallen dierenartsen, bij-
voorbeeld hoeveel dierenartsen er
werkzaam zijn in de verschillende
beroepsdisciplines van de dierge-
neeskunde.

Hieronder treft u enige van deze ge-
gevens aan.

Op 1 januari 1996 zijn er 4501
Nederlandse dierenartsen, waaronder
1084 vrouwelijke dierenartsen. Van
deze 4501 dierenartsen verblijven er
4146 in Nederiand; 12 dierenartsen
(waaronder zes vrouwelijke dierenart-
sen) verblijven op de Nederiandse
Antillen en Amba en 343 (102 vda) ver-
blijven in het buitenland. Over de 4146
dierenartsen die in Nederland verblij-
ven kan wat betreft hun werkzaamhe-

den het volgende worden opgemerkt:
(zie tabel). Van de dierenartsen die
werkzaam zijn in het wetenschappelijk
onderwijs (205), zijn er 191 verbonden
aan de Faculteit der Diergeneeskunde.
Het aantal groepspraktijken is in het af-
gelopenjaar licht toegenomen; per 1 ja-
nuari 1996 zijn er 379 associaties
waarin 1185 dierenartsen werkzaam
zijn. Het aantal tweemans praktijken is
daarbij het meest vertegenwoordigd:

werkzaam als/bij

totaal

vrouwen

% vrouwen

Practici (zelfst.)

1859

273

15

Dierenarts-medewerker

474

248

52

Practici keuring vee

44

0

0

RVV

163

36

22

VHl/DirMKG

52

3

6

Wetenschappelijk onderwijs

205

63

31

Gezondheidsdiensten

71

5

7

Instituten (TNO, ID-DLO etc.)

73

12

16

KI en ET organisaties

9

6

67

Bedrijfsleven

192

30

16

Humane geneeskunde

11

1

9

Agrarisch onderwijs

22

11

50

Ander beroep

30

7

23

Totaal

3203

695

22

hun aantal bedraagt - evenals vorig jaar
- 186. Verder zijn er 81 driemans prak-
tijken, 52 viermans praktijken, 29 vijf-
mans praktijken, 14 zesmans praktij-
ken, 10 zevenmans praktijken, 2
achtmans praktijken, 3 negenmans
praktijken en 1 11-mans praktijk. De
practici - zelfstandigen en dierenarts-
medewerkers - zijn meestal werkzaam
in een gemengde praktijk (± 64%) of in
een gezelschapsdierenpraktijk (±

SPORTDAG KNMVD 1996 - KAETSEN OM UTENS

Friesland en het kaatsen zijn al eeu-
wenlang met elkaar verbonden.
Ondanks die nauwe band is het kaatsen
geen typisch Fries verschijnsel. Het is
een oude volkssport die zich in veel
delen van de wereld aan de volksaard
heeft aangepast.

De Grieken bedreven als zo\'n 400 jaar
voor onze jaartelling een kaatsspel.
Herodotus, de oudste Griekse ge-
schiedschrijver, schrijft de uitvinding
van het spel toe aan de Lydiërs. Ook
Homerus maakt al van het kaatsen ge-
wag, in één van zijn boeken laat hij
zijn helden en heldinnen een partijtje
kaatsen. De Grieken hadden vier bal-
spelen opgenomen in de verplichte
vakken voor het gymnasium en één
daarvan vertoont opvallende gelijke-
nis met het hedendaagse kaatsspel.
Ook de Egyptenaren - de koningsgra-
ven van Thebe met kaatsballen - en de
Romeinen met hun triganolis - een
kaatsvariant - en het sphaeristerium
(kaatsbaan) kenden het spel.
In Frankrijk was het kaatsen eeuwen-
lang een bloeiende sport. In 1596 telde
Parijs 300.000 inwoners, die gezamen-
lijk over maar liefst 250 officiële
kaatsbanen konden beschikken.
In de loop van de 17e eeuw ging de be-
tere stand over tot het zogenaamde te-
neijten, de voorloper van het heden-
daagse tennissen. Men zag ervan af de
ballen met de (blote) hand te spelen, in
plaats daarvan werd het racket geïntro-
duceerd. Dit jaar zal op 19, 20 en 21
september een internationaal kaats-
toemooi plaatsvinden in Spanje. Deel-
nemende teams komen uit Frankrijk,
Italië, Spanje, België, Nederiand en
zeer waarschijnlijk Columbia, Mexi-
co, Ecuador en Argentinië.
Veterinairen kunnen dit jaar op 3 okto-
ber in Limburg hun kunnen en kunsten
weer vertonen. Gezien de in 1995
reeds gedane toezeggingen hopen we
weer met tien tot twaalf man/vrouw op
een bijzonder gezellige sportdag.

Th. Twerda

Na omzwervingen door heel Ne-
derland de afgelopen negen jaar, zul-
len de hockeyende veterinairen en
hun partners, aangevuld met de aan-
staande collegae uit Utrecht, zich dit
jaar tijdens de Sportdag kunnen me-
ten op de twee kunstgrasvelden van
de H.C.C. Heerien.

Ook in het bronsgroen eikenhout ho-
pen wij weer op een ruime inschrij-
ving!

Zoals wij overal hebben ervaren hoe
heeriijk het is een dag gast te zijn van
een van de meer dan 300 Nederlandse
hockeyverenigingen, zal het in het
Limburgse weer goed toeven zijn.

HOCKEY SPORTDAG 1996

Daarom nu noteren in uw agenda:

3 oktober 1996

Hockey Veterinair Heerlen

En tevens inschrijven bij:
Hockey Coördinator R. Back
Dr. ten Bokkel Huininkweg 30
7241 HV LOCHEM
tel.: 0573-252570 (privé)

254027 (praktijk)
fax: 257622

-ocr page 61-

Postduivensport vraagt om toppresta-
ties, door drs. W.J.H. Verstraaten.
Ongeveer 50.000 Nederlanders hou-
den duiven, voomamelijk voor de
postduivensport. Medische begelei-
ding door een deskundige dierenarts is
daarbij geen overbodige luxe, want
van de dieren worden topprestaties
verwacht. Dit artikel geeft een over-
zicht van de ziekten die de conditie van
de duiven bedreigen.

Hoefzweer vraagt om daadkrachtige
behandeling, door drs. E. Offereins.
Een hoefzweer of pododermatitis is
een ontsteking van de hoeflederhuid
en komt vaak voor bij het paard. Een
hoefzweer is goed te herkennen, mits
een nauwkeurig onderzoek wordt in-
gesteld. De therapie bestaat uit zorg-
vuldig openleggen, een desinfecterend
dmkverband en eventueel een tijdelijk
beslag.

Cobalt-Zvitamine Bj2-gebrek soms
oorzaak van slechte groei, door drs. P.
Vellema.

De meeste Nederlandse lammeren
zijn bestemd voor de slacht. Bij een
aflamperiode in febmari-maart moet
het mogelijk zijn om meer dan de helft
van de lammeren voor 1 juli als slacht-
lam af te leveren. Slechte groei kan die
plannen doorkmisen. Cobalt-Zvita-
mine Bj2-gebrek is in sommige jaren
een belangrijke oorzaak van slechte
groei.

Varroa en Amerikaans vuilbroed ge-
vreesde ziekten, drs. J. Veenhof.
Bijen hebben vele mogelijkheden om
zich te beschermen tegen ziekten.
Wanneer Varroa en Amerikaans vuil-
broed een kans krijgen, duurt het dan
ook vaak jaren voordat de slag gele-
verd is en het bijenvolk sterft. De
zieke, verzwakte volken zijn echter
een bron van besmetting en de nood-
zaak is groot om ziekten snel en gron-
dig te bestrijden.

GVP-Dierenarts investeert in IKB-
varkenshouderij, door drs. R.W.M.
Ikink

Varkenshouders die deelnemen aan de
PVV/lKB-regeling, moeten aan
strenge voorwaarden voldoen. Eén van
de voorwaarden is dat een GVP-die-
renarts regelmatig het bedrijf bezoekt.
In dit artikel vertelt de auteur (zelf één
van de getoetste en geregistreerde die-
renartsen) aan de varkenshouders
welke inspanningen dierenartsen moe-
ten leveren om GVP-dierenarts te wor-
den.

BSE een zoönose? Door drs. S.A.M.
Deleu.

Zowel veehouders als dierenartsen
waren de afgelopen maanden in de
ban van gekke-koeienziekte ofwel
Bovine Spongiforme Encephalopathie
(BSE). Sinds in Engeland tien onver-
klaarbare gevallen van de ziekte van
Creutzfeldt-Jacob (CJD) bij tieners
zijn geconstateerd zit de schrik erin:
kunnen mensen CJD krijgen van het
eten van mndvlees? Is BSE een zoö-
nose?

INHOUD ZOMERUITGAVE VEEHOUDER EN DIERENARTS

Tuberculose bij mens en dier in op-
mars, door drs. A. Emmerzaal.
De laatste jaren neemt het aantal ge-
vallen van tuberculose (tbc) weer toe,
zowel bij mensen als bij mnderen.
Maar alhoewel mnder-tbc kan over-
gaan op mensen, is mnder-tbc niet de
oorzaak van de toename bij mensen.
Uitroeien van mnder-tbc blijkt lastig,
maar de Gezondheidsdienst voor
Dieren weet de uitbraken te beperken.

Omvang problematiek zoönosen in
kaart gebracht, door drs. H.F.
Treurniet en dr. K. Schaapveld.
De vraag of zoönosen een werkelijke
bedreiging vormen voor de Neder-
landse volksgezondheid bestaat al
lange tijd. In opdracht van het ministe-
rie van VWS is onderzoek gedaan naar
de omvang van de zoönosen-proble-
matiek. Dit artikel geeft een overzicht
van de resultaten. Vooral bepaalde be-
roepsgroepen worden getroffen.

Veehouder en Dierenarts is voomame-
lijk geschreven door dierenartsen en
speciaal bedoeld voor veehouders.
Voor informatie over Veehouder en
Dierenarts en abonnementen kunt u
contact opnemen met Mw. G. Rotgers,
tel.: 030 151 01 11.

Als Zeus van het golfspel had geweten,
zou hij aan het schaken van de beeld-
schone Europa nooit zijn toegekomen.
Gegrepen door dit spel zou hij de
weide, waar Europa speelde, benut
hebben als fairway. Dan zouden we
niet alleen een hoop godenkinderen,
maar ook het fraaie congreslogo heb-
ben gemist.

Het balletje is anders gerold. Dat een
balletje raar kan rollen, weten we. Dat
geldt zeker voor een golfballetje in
Zuid-Limburg, de enige plek in ons
land die redelijk voorzien is van heu-
vels. Omdat golf de enige sport op de
sportdag van de KNMvD is, die niet
om een vlak speeldveld vraagt, zien de
golfers al met verlangen uit naar de
Limburgse heuvels.

Wat kan er nog mis gaan in het brons-
groen eikenhout, waar de nachtegaal
zingt en over het malse korenveld het
lied des leeuwriks klinkt. Als dan ook
nog des herders hoom mocht schallen
langs der beekjes boord, dan kan niets
de vreugd vergallen in dit heeriijk
oord.

Plaats van handeling zal zijn: Golfclub
Brunssumerheide in Brunssum.
Iedere collega en/of partner, mits in het
bezit van minimaal een GVB, wordt
van harte uitgenodigd deel te nemen
aan de 18 holes stableford wedstrijd.
Opgave aan het secretariaat van de
KNMvD (Desiree Raasing), door mid-
del van het inschrijfformulier, onder

GOLF SPORTDAG LIMBURG 3 OKTOBER 1996

vermelding van de handicap.
Handicap-kaart of GVB-kaart moeten,
op verzoek, kunnen worden getoond.
Namens de sportcommissie met vrien-
delijke groet,

L.M. Otto
Coördinator golf

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-09-1996

12-08-1996

15-09-1996

02-09-1996

01-10-1996

16-09-1996

15-10-1996

30-09-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 62-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Aakster, R. van den; 1996; 7423 AA Deventer;
Kannenburg 111.

Aalten, Mevr J.M.E. van; 1996; 3524 EE
Utrecht; Orkaden 1.

Boxsel, Mevr. M.H. van; 1996; 3572 BP
Utrecht; Biltstraat 170 A.
Buitink, Mevr. l.J.; 1996; 3523 AW Utrecht;
Topaaslaan 30 III.

Dijkhuizen, Mevr. T.J.; 1996; 3524 RA Utrecht;
Henegouwen 24.

Goot, Mevr. J.A. van der; 1996; 3523 RK
Utrecht; Opaalweg 29-2.
Helder, J.J.; 1994; 1871 CZ SchoorI;
Schoutsakker 11.

Hoofs, E.M.E.M.; 1995; 5211 DB \'s-
Hertogenbosch; Westwal 18.
Hoogendoom, A.C.; 1996; 3581 AB Utrecht;
Nachtegaalstraat 15 bis.

Niemeijer-Veenstra, Mevr. C.J.; 1996; 3523 VZ

Utrecht; C. Erzeijstraat 44.

Noort, Mevr. J.E.P.E. van; 1996; 3572 PA

Utrecht; W. Barentszstraat 7.

Polling, Mevr. H.H.G.; 1996; 7546 DC

Enschede; Boerskottenhoek 73.

Rekvelt, Mevr. K.E.; 1996; 3582 SV Utrecht;

Elamingostraat 5.

Smit, Mevr. A.M.; 1996; 3582 BW Utrecht;
Abstederdijk 198.

Stal, F. ter; 1996; 5831 TK Boxmeer; Elderom
311-22.

Straten, Mevr. S. van; 1996; 9951 VD Winsum
Meander 31.

Timmer, Mevr. M.; 1995; 2977 AN Goudriaan
Van Gentstraat 8.

Wesdorp, Mevr. J.L.; 1994; 5466 PG Eerde
Schoolhuisweg 8.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Boezeman, Mevr. M.A.H.; 1996; 5281 SH
Boxtel; Roond 26.

Deneer, J.P.M.; 1995; 7157 AB Rekken; Rek-
kenseweg 25.

Gattuso, C.; Turijn-1990; 3225 AJ Helle-
voetsluis; Brasem 24.

Knijn, Mevr. H.M.; 1996; 3583 HD Utrecht;

Willem de Zwijgerstraat 74.

Kocovic, M.; Belgrado-1991; 2544 JC \'s-

Gravenhage; Otterrade 44.

Kuhlmann, Mevr. A.; 1996; 3514 TE Utrecht;

Lijsterstraat 68.

Mooi, Mevr. M.; 1996; 3524 AT Utrecht; Texel
191.

Oosten, Mevr. J.M. van; 1988; 8191 LL

Wapenveld; Hogestraat 8.

Pagters, G.; 1995; 2411 PK Bodegraven; Meije

63.

Rutteman, Dr. G.R.; 1978; U-1988; 3581 BP
Utrecht; Maliesingel 53.
Stokman, P.C.; 1996; 4444 RV \'s-Heer
Abtskerke; Deeweg4.

Voets, H.C.J.W.; 1996; 5469 SG Erp;
Schansoord 25 A.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Personalia

Jongma, Mevr. C.H.; 8011 SJ Zwolle;
Wilhelminasingel 4.

Koedam, Mevr. A.M.; 3572 KN Utrecht;
Alexander Numankade 3 C2.
Porat, Mevr. Y.; 3571 AP Utrecht; Frits
Coerslaan 28.

Schuurmans, Mevr. M.; 3981 XN Bunnik; Van
Oostromgaarde 11.

□VERLEDEN:

Op 7 mei 1996 Drs. A.J.J.J. den Baars te Huizen.
Mevr. Drs. G. Horikx-van de Wetering te Weert.
Drs. J.H. Santema te Tzummarum.

JUBILEA:

R.J. Huizinga te Zuidwolde (D), afwezig, 50
jaar, 29 juli 1996

D.J.W. ten Hoopen te Balkbrug, afwezig, 50
jaar, 29 juli 1996

H.J. Stol te Leiden, afwezig, 50 jaar, 21 augustus
1996

A.J.B. Hammink te Loenen (Gld), aanwezig, 50
jaar, 31 augustus 1996

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
31 mei 1996:

Mevr. J.C. Boerland
Mevr. M.C. Harder
M.B. Heijnen
Mevr. A.L Koopmans
Mevr. J. Kreijkes
Mevr. H.H.G. Polling
Mevr. A.M. Smit
Mevr. A. Wijlhuizen
C.H. Zuiderduin

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
7 juni 1996:

Mevr. T.J. Dijkhuizen

B.R.M. Luyten

MUTATIES:

331 Bartels. C.J.M.; 1988; naar Nederland.
169 Bartels, C.J.M.; 1988; 4112 ND
Beusichem; Smalriemseweg 68; tel.
0345-516181; wnd.d.
176* Boerland, Mevr. J
.C.; 1996; 3572 WD
Utrecht; De Blieckstraat 259; tel. 030-
2714897; wnd.d.
177 Boezeman, Mevr. M.A.H.; 1996; 5281 SH
Boxtel; Roond 26; tel. 0411-685487 privé,
013-5283535 prakt.; p., medew. bij
C.I.M.M. Achten, G.M.J.M. Boink.
F.L.P.C. Donders, A.H.M. van Doremalen.
J.H.M. Maas en M.G. van der Weele
(toev.
als lid).

178* Boom, R. van den; 1996; 3571 SM
Utrecht; W. Schuyienburglaan 90; tel.
030-2716739 privé, 2534841 bur.; spe-
cialist in opleiding U.U. (F.D., vkgr. Alg.
Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisd.).

179 Bormans, Mevr. J.C.P.; 1973; 6136 BR
Sittard; Hillenraedtstraat 37; tel. 046-
4519121 prakt.; p., gezelsehapsd.;
vet.
acupunct.

180* Bossard, Mevr. M.M.; 1996; 4142 BT
Leerdam; R. Jooszstraat 6; tel. 0345-
616899 privé.
030-2539411/2537563
bur.; fax 030-2518126; specialist in op-
leiding U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde
van Gezelsehapsd.).
181*Braam, H.P.; Gent-1988; 2241 AK
Wassenaar; Deijlerweg 186; tel. 070-
5179143
privé; plv. hoofd G&W (M.
K.G.), Min. L.N.V.

183 Brok, R.P.A.M.; 1992; 3824 CE
Amersfoort; Het Rode Hert 28; tel. 033-
4556960 privé,
2571403 prakt.; p., geass.
met Th.M. Bosman, G. Hanstede, Mevr.
E.C. van Leeuwen en Mevr. M.S.H.
Thesingh.

185 Bruin, G.; 1971; 8381 DA Vledder; Dal-
kamp 16; tel. 0521-381682 privé,
0320-
293211 bur.; wet. medew. Proefstation
voor de Rundveeh., Schapenh. en
Paardenh.

191 Deneer, J.P.M.; 1995; 7157 AB Rekken;
Rekkenseweg 25; tel. 0545-476699 privé,
471390 prakt.; fax 0545-474533; p., me-
dew. bij C.J. Blaauboer, M.I. van den
Dikkenberg en A.W.J. van Wijk
(toev. als
lid).

194 Dijkhuis, L.; 1966; 7851 TA Zweeloo; De
Wheem 25; tel. 0591-372580 privé,
0599-
581434/0591-513151 prakL; p., medew.
bij J. Bakker, R.K. de Boer, H.J.
Haverkate, A.R. van Ittersum, A.
Klarenbeek, F.W. Oostra, H.B.A. Scholten
enj. van der Zee.

194* Dijkhuizen, Mevr. T.J.; 1996; 3524 RA
Utrecht; Henegouwen 24; tel. 030-
2803280; wnd.d.

198 Duijn, H.E. van; 1989; 4872 TA Etten-
Leur; Stationsstraat 15; tel. 076-5016916
privé, 5016915 prakt.;
fax 076-5034619;
P-

200 Eijk, P. van der; 1965; 2988 AW
Ridderkerk; Waaldijk 175; tel. 0180-
426725;
r.d.

204 Fentener van Vlissingen, Mevr. Dr. J.M.;
1981; U-1988;
6741 KK Lunteren;
Molenweg 11; tel. 0318-484727 privé,
030-6944447 bur.; hoofd Sectie Exp.
Biologie, TNO-Voeding te Zeist.

206 Gattuso, C.; Tuijn-1990; 3225 AJ
Hellevoetsluis; Brasem 24; tel. 0181-
317286 privé, 010-4292322 bur.; k.d.
R.V.V.
(toev. als lid).

207 Gerritsen. R.J.; 1985; 7873 AN Odoom;
Klaproosstraat 11; tel. 0591-514389 privé,
06-53488686 prakt.; fax 0591-514389;
p.. Interne Praktijk Noord-Oost
Nederland, lok. Klijndijk (Dr), lok.
Nijverdal (Ov); Specialist Interne
Geneeskunde der Gezelschapsdieren.

210 Gosselink. J.M.J.; 1995; 9034 GK
Marssum; Bitgumerdijk 20; tel. 058-
2542547 privé,
0518-431947 prakL; p.,
medew. bij H.W.L.M. Fuchs en M. de
Vries.

334 Graaf, T. de; 1991; 13507 Berlijn
(Duitsland); Brunowstrasse 2/3; tel. 00-49-
30-4345267 privé, 20936063 bur.;
fax 00-
49-30-20936349
wet. medew. Post-
graduate Studies Tropical Vet. Med., Freie
Univ. Berlin; e-mail: tgraaf@zedat.fü-ber-
lin.de.

215* Harder, Mevr. M.D.C.; 1996; 2012 ME
Haarlem; Vredenhofstraat 14; tel. 023-
5312084 privé, p., medew. bij J.J.A. van
Beek.

218*Heijnen, .M.B.; 1996; 4871 XT Etten-
Leur; Korte Brugstraat 78; d.

335 Hollanders, W.J.G.; Gent-1985; 9860
Balegem (België); Broek 41; teL 00-32-2-
3709402
bur.; fax 00-32-2-3769986; wet.
medew. bij Schering-Plough B.V. Animal
Health Division, Technical Manager
Benelux.

336 Hoomenborg, G.J.; 1994; 7100 Vejie
(Denemarken); Firehusevej 8, Rugsted;

-ocr page 63-

tel. 00-45-

75864808 privé, 75552400 prakt.; fax 00-
45-75551196; p., medew. bij D.A.P.
Egtved.

224* Hoomick, L.J.P.; 1996; 7156 LB Beltrum;
Grolseweg 19; tel. 0544-482412 privé,
461313 prakt; p., medew. blj C.J.
Hartveld, P.C.J. Hopmans en G.A.I.
Kamp.

225 Hoven, Dr. R. van den; 1977; U-1987;
3832 GD Leusden; Prins Frederiklaan 6
B; tel. 033-4320925 privé,
0294-477231
bur.;
fax 0294-414256; Clinical Research
Manager
Solvay Duphar B.V.; Specialist
Inwendige Ziekten van het Paard n.p.

226 Hoven-Mennens, Mevr. F.L. van den;
1973;
3832 GD Leusden; Prins
Frederiklaan 6 B; tel. 033-4320925
privé/prakt.; fax 033-4950554;
p., paar-
den.

230 Jen Hong Li, J.G.W.; 1993; 7973 KJ
Darp; Veldweg 24; tel. 0521-342498
privé, 341275 prakt.; p., medew. bij P.T.
Smith en Mevr. A.M.A. Smith-Otter.
232 Jorna, A.W.; 1995; 9289 JD Drogeham;
Bosmastrjitte 25; tel. 0512-331067 privé,
332650 prakt.; fax 0512-331456; p., me-
dew. bij T.F. Roest en W. de Vries.

232 Jorritsma, Mevr. H.T.M.; 1993; 7973 KJ
Darp; Veldweg 24; teL 0521-342498
privé, 513627 prakt,; p„ medew. bij H.A.
Beijer/ .Mevr. J. Beljer-Hoekstra/
M.W.M. Veenis.

233 Kaashoek, Mevr. Dr. M.J.; 1989; U-1995;
5831 CH Boxmeer; Spoorstraat 5 M; tel
0485-521813 privé, 587600 bur.; d. bij
Intervet International B.V.

233* Kamp, Mevr. M.G.C.; 1996; 1018 NE
Amsterdam; Conradstraat 219; tel. 020-
6257839;
wnd,d.
238 Knijn, Mevr. H.M.; 1996; 3583 HD
Utrecht; Willem de Zwijgerstraat 74; tel.
030-2543897; wnd.d.
(toev, als lid).
238 Kocovic. M.; Belgrado-1991 ; 2544 JC \'s-
Gravenhage; Otterrade 44; tel. 070-
3663656 privé, 0346-262934 bur.; k.d.
R.V.V.
(toev, als lid),
240* Koopmans, Mevr. A.I.; 1996; 3523 AV
Utrecht: Topaaslaan 22 III; tel. 030-
2515516; wnd.d.
242*Kreijkes, Mevr. J.; 1996; 7462 DE
Rijssen; Wijnand Zeeuwstraat 18; tel.
0548-516272; wnd.d.
243 Kruijf, Dr. J.M. de; 1971; U-1979; 5223
XS \'s-Hertogenbosch; Heerendonklaan
43; tel, 073-6216308 privé,
076-5225660
bur.; fax 076-5226728; Specialist
Veterinaire Volksgezondheid; kringdir.
R.V.V. Breda;
i.V.D.

243 Kuhlmann, Mevr. A.; 1995; 3514 TE
Utrecht; Lijsterstraat 68; tel. 030-2718451 ;
wnd.d.
(toev, als lid),

244 Kuijper, F.P.A.; 1957; 5521 AC Eersel;
Duizelseweg 6; tel. 0497-514979; r.d.

246 Kwant, E.G.; 1995; 7447 HA
Hellendoom; Geerhard Boschstraat 6;
tel. 0548-655512 privé,
655065 prakt.; p.,
medew. bij J.C. de Jager, J.P.M. Kamp,
H.
ten Kate, R. Renting en T.J. de Vries.
246 Laak, Dr. E.A. ter; 1975; U-1992;
1339
AG Almere; Lilastraat 1; tel, 036-
5351384 privé,
070-3578811 bur.; fax
070-3876591; le specialist, hoofd v.d. afd.
Laboratoriumaangelegenheden, Centrale
Directie R.V.V.
246* Laarakker, E.G
.A.; 1992; 1981 CL
\\\'elsen-Zuid; Van Tuyilweg 17; tel,
0255-523747/06-52879238 prakt,; fax

fiTitlli«!,
iilitiiii^fcwidWhi

0255-522640; p., vet. acupunct.

249 Lemmen, J.A.; 1993; 8471 WL Wolvega;
Erica 35; teL 0561-617561 privé, 688555
prakt.; p., medew. bij
A.P. Clotscher en
S.R. van der Laan.

249 Leuven, M.M.G.W.; 1994; 6419 BP
Heerlen; Professor Lambertstraat 16;
tel, 045-5719203 privé, 0475
-332369
prakt.; p., medew. bij F.M.C. Dirven en
J.J.A. Schreinemachers.

252 Look, W.J.M. van; 1991; 2517 TM \'s-
Gravenhage; 2e Schuijtstraat 187;
tel
070-3625900 privé, 3524221 prakt.; p.

252 Loop, A.C.H.M. van der; 1988; 5242 CA
Rosmalen; Parkweg 5; tel. 073-5213874
privé, 6213579/5220009 prakt.; p., geass.
met H.J. Wezelenburg.

252 Louw, G.H.J. van der; 1994; 2517 CT \'s-
Gravenhage; Reinkenstraat 101; tel,
070-3656423;
wnd.d.

253*Luyten, B.R.M.; 1996; 3981 ZM
Bunnik; Vletweide 48; teL 030-6571318;
wnd.d.

260 Mooi. Mevr. M.; 1996; 3524 AT Utrecht;
Texel 191; tel. 030-2893891; wnd.d.
(toev.
als lid).

263 Nengerman, H.; 1974; 7582 ES Losser;
Mozartstraat 1; tel. 053
-5383296 privé,
5382808 prakt.; fax 053-5383296;
p.

263 Neutel, R.J.; 1990; 8141 NE Heino;
Bomweg 3; tel. 0572-392014 privé,
0546-
575295 prakt.; fax 0546-577849; p., me-
dew. bij J.H.E. Fielen, J. Spaans, G.J.
Stam en H.T.A Verstappen.

264 Nij Bijvank, H.A.E.; 1995; 8341 TT
Steenwijkerwold; Steenwijkerdiep-Noord
2 A; tel. 0521-371390 privé,
514848
prakt.; p., medew. bij R.E. Eikelboom,
G.J. Eringa, B. Gerritsen, J. Kiestra en
J.P. van der Laan.

265 Noordhuizen-Stassen, Mevr. Prof, Dr.
E.N.; 1977; U-1984;3941 VA Doom; Van
Galenlaan 5; tel. 0343-417061 privé,
030-
2531248 bur.; fax 030-2521887; bijz. hlr.
Relatie Mens-Dier
U.U. (F.D.); hoofddo-
cent U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en
Voortpl).

265*Noorduyn, Mevr. R.E.; 1985; 2332 KC
Leiden; Cameoolstraat 64;
tel. 071-
5764390;
wnd.d.

266*01iveira, Mevr. R.; 1996; 1092 TV
Amsterdam; Vrolikstraat 224 hs; tel. 020-
6934421;
fax 020-6935713; wnd.d.

267 Oosten, Mevr. J.M. van; 1988; 8191 LL
Wapenveld; Hogestraat 8; tel. 038-
4470538 privé; p., medew. bij H.J.M.
Schutte
(toev. als lid).

269 Ouwerkerk, S.L.C.; 1987; 9363 LD
Marum; Fluitekruid 10;
tel. 0594-
642190 privé, 641600 prakL; fax 0594-
643585; p., geass. met E.K. Dolfijn, Dr.
J.W. Hesselink en B.G. Tillema.

269 Pjgters, G.; 1995; 2411 PK Bodegraven;
Meije 63; tel. 0172-685358 privé, 613798
prakt.; p., medew. bij Mevr. LO.M. van
Boxel-Peters, L.J. Hofland en T. Sterk
(toev, als lid).

270 Peels, A.S.T.; 1988; 5528 AK Hoogeloon;
Hoofdstraat 60; tel. 0497-681426 privé,
382534 prakt; fax 0497-383519; p., geass.
met J.M.H.G. Dörscheid! en F.J. Lamberts.

274* Polling, Mevr. H.H.G.; 1996; 7546 DC
Enschede; Boerskottenhoek 73; teL 053-
4775568 privé, 0541-520754 prakt.; p.,
medew. bij L.B. Poorthuis.

280 Rofina, J.E.; 1994; 3204 SH Spijkenisse;
Harkvoorde 4; teL 0181-637046 privé,
632711 prakt.; p., medew. bij G.J. Bosch

en W.E.R. Schell.

280* Romme, C.P.A.M.; 1984; 5084 HV Biest
Houtakker; Biestsestraat 118; tel. 013-
5132131 privé,
5131465 prakt; p., me-
dew. bij H.G.G.M. van Enckevort, J.A.M.
van Gils, N.W.F.A. Grimme, H.F.J.M. van
Heivoort en L.A.M. Tinnemans.

283 Rutteman, Dr. G.R.; 1978; U-1988; 3581
BP Utrecht; Maliesingel 53; tel. 030-
2319841 privé, 2531698 bur.; Specialist
Inteme Geneeskunde der Gezelschaps-
dieren; Univ. docent U.U. (F.D., vkgr.
Geneesk. van Gezelschapsd.)
(toev. als
lid).

288 Schumer, D.L.; 1980; 5314 AS Brachem;
Broekheuvelstraat 1; tel. 0418-643013
privé, 070-3792532 bur.; fax 070-
3477552;
Hoofd Afdeling Vrijwaring en
Garantiesystematiek bij de Directie
Milieu, Kwaliteit en Gezondheid.
Min.
L.N.V.

341 Smeets, Mevr. J.H.A.A.; 1993; naar
Nederland,

291 Smeets, Mevr. J.H.A.A.; 1993; 8926 MZ
Leeuwarden; Epemastate 43; tel. 058-
2675674 privé, 2672244 prakt.; p., me-
dew. bij D. Hazenberg en J.J. Meinen.

292* Smit, Mevr. A.M.; 1996; 3582 BW
Utrecht; Abstederdijk 198; teL 030-
2516145; wnd.d.

292 Smits, J.M.; 1993; 5531 TP Bladel;
Jacques Perklaan 31; tel, 0497-383811;
wnd.d.

297 Stokman, P.C.; 1996; 4444 RV \'s-Heer
Abtskerke; Deeweg 4; tel. 0113-312403
privé, 220656 prakt.; p., medew. bij H.J.
van Dijk en Dr. M.P.C. Karelse
(toev. als
lid).

297 Strijbosch, Mevr. C.G.L.; 1987; 1972 EM
IJmuiden; Kennemerlaan 161 A; tel.
0255-524215 privé, 023-5289319 prakt.;
p., medew. bij J.A. Jongebreur.

342 Swagemakers, J.H.D.M.; Gent-1987;
49593 Bersenbrück (Duitsland); An der
Freude 14; tel. 00-49-5439-2484 privé,
5492-2915 prakt.; p., paarden.

301*Timmer, Mevr. M.; 1995; 2977 AN
Goudriaan; Van Gentstraat 8; teL 0183-
582138 privé, 0162-683650 prakt.; p.,
medew. bij K. Kesseling, E. van
Koesveld, G.H.M. Raamsteeboers en
S.Tj. Westendorp.

303 Twerda, J.; 1995; naar het buitenland,

342 Twerda, J.; 1995; 3881 GV Putten; p/a
Bosrand 18; tel. 0341-353090; d. (Nieuw-
Zeeland).

305 Veer, J.J. de; 1975; 7475 RM Markelo;
Roudaalterweg 4; tel. 0547-362085 privé,
0544-471111 bur.; fax 0547-363625; vet.
adv.
NEDAP/3A.

306 Velden, O.R.M.W. van der; 1992; 9755 PP
Onnen; .Mottenbrink 1; teL 050-4062454
privé,
3095305 prakt.; fax 050-3094348;
p.,
geass. met T. van Til.

312 Voets, H.C.J.W.; 1996; 5469 SG Erp;
Schansoord 25 A; teL 0413-212705
privé,
211350 prakt.; p., medew. bij
D.A.H. Bras, L.B.H. ten Hove, J.W.M.
Miltenburg, P.J.A.M. Pulskens, C.J.M.
Schouten en J.A.C. van Vuren
(toev. als
lid).

317» Walst, C.F.; 1977; 1108 CL Amsterdam;
Leerdamhof 432; teL 020-6091176; d,

320 Wessum, R. van; 1991; 1394 AH
Nederhorst den Berg; Middenweg 147
C; teL 0294-252540 prakt.; p., paarden
en vet. tandheelkunde; bedrijfsd. "Stal
de Molshoop".

-ocr page 64-

343 Wieman, Mevr. J.M.D.; 1990; 13507
Berlijn (Duitsland); Brunowstrasse 2/3;
tel. 00-49-30^345267;
fax 00-49-30-
20936349;
d.; e-mail; tgraaf@zedat.fu-
berlin.de.

322* Wijdeven, G.G.P. van de; 1984; Nadere
gegevens onbekend.

323*Wijlhuizen, Mevr. A.; 1996; 3981 ZP
Bunnik; Vletweide 168; tel. 030-
6570240; wnd.d.

323 Wijngaard, J.G. van den; 1976; 5291 AG
Gemonde; Boomstraat 56; tel. 073-
5512231; fax 073-5517758;
Dir. Biological
Operations, Embrex Europe Ltd.

344 Wille, A.; Gent-1987; naar Nederland.

323 Wille, A.; Gent-1987; 1381 MZ Weesp;
Van Houten Industriepark 25;
tel. 00-
32-9-2217694 privé, 0294-465835 bur.;
technical manager Benelux Solvay Duphar
(privé-adres: 9051 Gent (België);

Kortrijkse Steenweg 1176).
327
Zaag, Mevr. E.J. van der; 1991; 2671 GP
Naaldwijk; Fred. Hendrikstraat 40; tel
0174-642877 privé, 624544 prakt.; fax
0174-620736; p., medew. bij M.J.
Bakkenes, R.W.F. Becking en J.T.M.
Maree.

328* Zuiderduin, C.H.; 1996; 3582 JD
Utrecht; Rubenslaan 71; tel. 030-
2540750; wnd.d.

PARAVETERINAIRE OPLEIDING DIERENARTS-
ASSISTENT ERKEND

Per 1 augustus 1996 zijn twee paraveterinaire opleidingen tot dierenartsassistent
definitief erkend. Het betreft bepaalde opleidingen verzorgd door het
Groenhorst College (Bameveld) en de opleiding aan de LOl. Personen die reeds
een diploma hebben behaald aan een van de twee genoemde opleidingen dienen
zich
vóór 1 augustus bij de RVV in te laten schrijven.

De voorlopige erkenning van de overige aangewezen opleidingen in het kader
van de overgangsregeling is na 1 augustus ingetrokken. Dit betreft onder andere
opleidingen aan bepaalde agrarische scholen en het Instituut Leni Mooldijk. De
huidige leeriingen kunnen na het behalen van het diploma nog wel worden gere-
gistreerd als paraveterinair bij de RVV.

In alle andere gevallen geldt dat na I augustus inschrijving alleen mogelijk is op
basis van de definitief erkende opleidingen.

Doorlopende agenda

Augustus

4—9 VlIIth International Symposium of
Veterinary Laboratory Diagnosticans.
Informatie en aanmelding: Secretariat
WA VLD Symposium, P.O. Box 50006,
Tel Aviv, 61500 Israel.
27 Tweede lustrum jaarlijks Kampioenschap
Kleiduivenschieten voor Co-assistenten

Diergeneeskunde, oflewel de Coass-Cup.
De Coass-Cup vindt plaats bij Dorhout
Mees te Biddinghuizen. Inschrijffor-
mulieren zijn te vinden op de Co-assisten-
tenkamers van de Faculteit der Dierge-
neeskunde te Utrecht. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim.

30,31 International Veterinary Congress
Beme/Switzerland \'Back Problems in
Sport Horses\'. Kongressorganisation:
Klinik fur Nutztiere und Pferde der
Universität Bem, Länggasstrasse 124,
3012 Beme/Schweiz. Tel. 41 31 631 22
43,Fax41 31 631 26 20.

31 Open Dag Proefbedrijf Paarden op de
Waiboerhoeve. Van 10 tot 16 uur is ieder-
een die belangstelling heeft voor de paar-
denhouderij welkom op het proefbedrijf,
Wisentweg 55, 8219 PL Lelystad. Tel.:
0320-293466.

September

I —5 WPSA Wereld Pluimvee Congres in New

Delhi, India. Informatie op te vragen bij se-
cretaris Groep Pluimveewetenschappen,
W.J. Tondeur, tel.: 0342-414881.

5—8 Veterinary Acupuncture Congress, Spiez,
Switzerland. Meer informatie: Peter Grob,
Tierarzt, 3053 Deisswil b. Mün-
chenbuchsee. Switzerland (Tel. no.: 31-
869-45-40).

10 Afdelingsvergadering Afdeling Zeeland.
Aanvangstijd en plaats zijn nu nog niet be-
kend.

10 Wetenschappelijke vergadering in samen-
werking met Pfizer Animal Health:
\'Laatste nieuws van het rundercongres in
Edinburgh\'. Aanvang 13.30 uur.

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh. Scotland.

II Voorcongres met als onderwerp:
Intercellular Communication in De-
velopment and Oncogenesis. Informatie:
Dr. ir. J.A. Mol, Faculteit der
Diergeneeskunde, Postbus 80154, 3508
TD Utrecht.

12 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum, Jaarbeursplein te
Utrecht.

Ter overname aangeboden:
Een forse eerstelijns

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

In het midden van het land, inclusief woonhuis.
Geschikt voor echtpaar of duo.

Brieven richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
nummer 19/96.

Dierenartsenpraktijk Zuidwest-Drenthe zoekt:

DIERENARTS M/V

Wegens pensioenering van één van onze collega\'s zoeken wij een jonge, opgewekte en werklustige dierenarts, die
naast werkzaamheden in de rundveesector zelfstandig een gezelschapsdierenspreekuur kan doen.
Nadere inlichtingen verkrijgbaar bij: de heer J. van Calker. Tel.: 0522481644 (praktijk), 0522482269 (privé).
U wordt verzocht uw sollicitatie binnen 14 dagen te sturen naar de Dierenartsenpraktijk Zuidwest-Drenthe, Kifhoek
6,7941 CZMeppel.

-ocr page 65-

Van de Hoofdredactie

Het is ongemerkt alweer augustus. De redactie houdt de adem in, want straks beginnen de drukke maan-
den september en oktober weer, met vele cursussen en congressen, symposia en evenementen. De
Congrescommissie bereidt zich voor op een ongeëvenaard Jaarcongres, de Groep Geneeskunde van het
Paard viert dit jaar een lustrum, evenals het blad Veehouder en Dierenarts en voor het symposium
\'Oorzaken en risico \'s van ziekten bij wilde diersoorten in Nederland\' bevat deze uitgave de laatste aan-
kondiging. De doorlopende agenda puilt als het ware uit met voor elk wat wils. Voor de redactie is de re-
presentatieve en actuele weergave van het veterinaire nieuws telkens weer een uitdaging.
Daarnaast heeft het Tijdschrift te maken met de nieuwe spelling. Eerlijk gezegd zult u nog vaak de oude
aantreffen. De redactie zal geleidelijk overgaan op de nieuwe spelling.

De VHI en het RIVM hebben een wetenschappelijke vergadering gehouden over \'gezondheidsbescher-
ming vanuit een veterinair perspectief\'. De materie is zeker niet alleen interessant voor dierenartsen
werkzaam in de sector volksgezondheid. Ook praktici waren hartelijk welkom, maar niet in groten getale
aanwezig. Ze kunnen het besprokene echter alsnog tot zich nemen. Een verslag van de vergadering belicht
onder meer de veranderende rol van de dierenarts in de gezondheidsbescherming en de noodzaak van
bundeling van krachten.

Op verzoek bevat deze uitgave verder een vervolgoverzicht van de richtlijnen voor het grensoverschrij-
dend verkeer van honden en katten.

Het KNMvD-nieuws betreft een vergadering van de FVE over BSE in Parijs, waar opnieuw de rol van de
veterinaire professie ter discussie stond, en een overzicht van de gesprekspunten van het Algemeen
Bestuur Verder worden de leden nogmaals attent gemaakt op het naderen van de jaarlijkse sportdag, het
Jaarcongres en de Algemene Vergadering. De vrouwelijke dierenartsen krijgen reeds een voorproefje van
de kadervorming vrouwelijke dierenartsen 1996, die in het teken staat van intercollegiale samenwerking.

De Hoofdredactie.

Vlak voor het ter perse gaan van deze uitgave werd bekend dat vertikale transmissie van BSE wetenschappelijk is
aangetoond. Dit plaatst de genomen maatregelen in het kader van de gekkekoeienziekte in een nieuw daglicht. Zo
wordt de beslissing om de Britse kalveren te vernietigen achteraf extra toegejuicht. Gelukkig, de dieren hebben ken-
nelijk niet voor niets de rekening betaald.

Maar ook andere maatregelen worden herzien. Zo is maar de vraag of export van embryo\'s en sperma uit het Verenigd
Koninkrijk wel verantwoord is. Medeleven met de Britse rundveesector en de dierenartsen aldaar is wel op zijn plaats.
Het einde van de BSE-affaire lijkt namelijk nog geenszins in zicht.

-ocr page 66-

HET MYSTERIE VAN DE WANKELENDE KALKOENEN:
EEN DIFFERENTIEEL DIAGNOSTISCH ZOEKPLAATJE

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 444-5

1/1/. W. Brauniusl

Uitenvoordepraktl

SAMENVATTING

In een kort tijdsbestek werden van drie koppels kalkoe-
nen van verschillende leeftijden dieren opgestuurd met
als anamnese: verlammingsverschijnselen.
Bij de eerste secties werd geen duidelijke aanwijzing ge-
vonden voor de oorzaak van de klacht. Bij klinische in-
spectie van de koppels viel wel steeds op dat de dieren
wankelden alsof ze dronken waren en een staande hou-
ding was voor de dieren pijnlijk.

Pas bij het laatste geval werd duidelijk dat rachitis de
oorzaak was. Voeronderzoek wees op een te laag gehalte
aan vitamine D3, mogelijk al in de premix aanwezig.

SUMMARY

The mystery of staggering turkeys: a diagnostic puzzle.

Over a short period oj time, turkeys of various ages from three flocks were
sent in with a history of paralysis. In the Jirst necropsies there were no clear
signs of the cause of the paralysis. On clinical examination of the flocks it
was noted that the birds staggered as if drunk and that .standing caused them
pain. It was only with the last case that it became clear that the cause was
rickets. Analysis of the feed demonstrated that level of vitamin D3
hu.v too
low. possibly even in the premix.

INLEIDING

In het najaar van 1994 werden enkele slachtkalkoenen van
12 weken oud door pluimveehouder A ter sectie aangeboden
aan de Gezondheidsdienst voor Dieren met als klachten:
dunne ontlasting en verlammingen. De sectie leverde geen
duidelijk beeld op behalve een gering afwijkende wervelko-
lom. Aangezien de klachten bleven aanhouden werden een
week later weer dieren opgestuurd, maar ook nu werd geen
oorzaak vastgesteld. Bij een volgende sectie werd een begin-
nende luchtzakontsteking gevonden en in de kleine hersenen
enkele kleine mononucleaire infiltraatjes.

Bij het daaropvolgende bedrijfsbezoek viel op dat in alle
hokken in meer of mindere mate verlamde dieren te zien wa-
ren, vooral bij de hanen. De dieren vertoonden een \'dronke-
mans\'-houding: wankelend op de poten terwijl ze zich in
evenwicht hielden met behulp van hun vleugels. Een klein
zetje was voldoende om ze om te laten vallen. De meeste die-
ren gaan dan ook liggen met de beide poten langs één zijde
gestrekt. Om in evenwicht te blijven worden de vleugels ge-
spreid. Het lijkt alsof de dieren een staande houding te pijn-
lijk vinden. In tegenstelling tot het beeld van de ionoforen-
vergiftiging kan het dier de kop en hals goed bewegen en dus
ook wel vreten, de uitval was daardoor nog niet bijzonder
hoog. Bij sectie van drie dieren werden bij allen fracturen

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Arn.\'^hergslraat 7, 7418 EZ Deventer.

van het femur geconstateerd. Als waarschijnlijkheidsdiag-
nose werden mycotoxicose en avitaminose genoemd. Het
advies werd gegeven een multivitaminen-oplossing in het
drinkwater te verstrekken.

Pluimveehouder B stuurde nog geen veertien dagen later
kalkoen-opfokvermeerderingsdieren van 11 weken oud in
met als klachten lusteloosheid en verlammingen. Behalve
een lege digestietractus kon bij sectie niets afwijkends ge-
constateerd worden. Bij het bedrijfsbezoek werd echter het-
zelfde klinische beeld gezien als bij geval A. De dieren ston-
den te trillen op de poten en vielen makkelijk om, waarbij ze
de poten weer langs één zijde van het lichaam plaatsten en
de vleugels iets uitspreidden. Het probleem was begonnen
bij de hennen ongeveer vijf dagen nadat ze nieuw voer had-
den gekregen. Een (korte) behandeling met doxycycline gaf
geen resultaat en steeds meer dieren gingen door de poten.
Ook in de andere stal en bij de hanen werden later verlam-
mingen waargenomen. De uitval was zeer gering, mede
dankzij het feit dat de echtgenote van de pluimveehouder de
verlamde dieren liefdevol verzorgde en ze aan de voer- en
drinkbakken zette. Wat verder opviel was dat er nogal wat
brokken in het voer aanwezig waren, zodat ook hier gedacht
werd aan myxotoxinen. Behandeling met vitamines door
het drinkwater gaf niet voldoende verbetering, maar toen
het voer werd vervangen werden de problemen aanzienlijk
minder.

Voeronderzoek op monensin, calcium, totaal fosfor verliep
negatief.

Enige tijd later werden van een derde bedrijf C enkele vlees-
kalkoentjes aangeboden. Deze dieren waren negen weken
oud en vertoonden al twee weken hetzelfde type verlam-
mingsverschijnselen als bij de voorgaande twee bedrijven:
trillen, moeilijk staan en dezelfde lighouding. De sectie was
ditmaal uitgesproken duidelijk: zeer weke beenderen, een
buigbare tarsus en bovensnavel en een sterke vergroting van
de epifysairschijf van de tibia. Ook vertoonde een dier epify-
siolyse van de femurkop. Diagnose: rachitis.

Nu kwam er licht in de zaak: de klinische verschijnselen wa-
ren steeds dezelfde, namelijk trillen, wankelend staan en de
poten aan één zijde van het lichaam strekken. Er moest in de
richting van het voer worden gezocht want de problemen be-
gonnen enkele dagen na een nieuwe voercharge. Wat hierte-
gen pleitte was het feit dat er twee voerleveranciers bij be-
trokken waren. Ook waren tot nu toe normale gehaltes
gevonden aan calcium, totaal fosfor, monensin en mangaan.
Ook het onderzoek op aflatoxine B, leverde niets op. Na het
derde geval werd besloten toch ook vit D3 te laten bepalen.
De gevonden gehaltes waren 1300 en 700 IE per kg. Volgens
het label zou 2500 IE per kilogram toegevoegd moeten zijn.
Pas later bleek dat beide voerleveranciers de premix betrok-
ken van dezelfde premixfabrikant, mogelijk lag hier de oor-
zaak van de onderdosering.

-ocr page 67-

DISCUSSIE EN CONCLUSIES

Avitaminosen bij pluimvee zijn niet eenvoudig te diagnosti-
seren. Men mag er van uitgaan, dat in het voer normaliter een
overmaat aanwezig is, hoewel de opgegeven waarden in de
diverse tabellen nogal uiteenlopen. Vooral kalkoenen heb-
ben een nogal hoge behoefte aan vitamine D3 (1). Volgens
Ball
et al. (2) dient bij kalkoenen 4000 tot 5000 IE per kg. te
worden toegevoegd.

In Nederland geeft het label meestal aan dat 2500 IE toege-
voegd is.

In het verloop van de onderzoeken werd differentieel diag-
nostisch aan de volgende oorzaken gedacht:

* ionoforen-intoxicatie

* dimetridazole-intoxicatie

* mycotoxicose

* vitamine-B-tekort

* vitamine D3/fosfor/caIcium-tekort

* botulisme

* infectie met Pasteurella spp.

* Reovirus-infectie
focale myopathie

* unsteadygait

Infectieuze oorzaken werden niet aangetoond. Gezien het
klinische beeld werd een ionoforen-intoxicatie uitgesloten
(3), bovendien bleken de gehaltes aan ionofore anticoccidia
zich binnen de normale grenzen te bevinden. Dimetridazole-
intoxicatie bleek niet erg aannemelijk te zijn (mondelinge
mededeling C. Kan), aflatoxine B|-onderzoek bleek nega-
tief Zowel het totaal fosfor-, calcium- als het vitamine Bj-
gehalte bleek normaal.

In twee onderzoeken werden veel te lage gehaltes aan vita-
mine D3 vastgesteld namelijk 700 en 1300 IE per kg.
Achteraf gezien (maar dan is iedereen wijs) had de diagnose
rachitis/vitamine D3-tekort al veel eerder gesteld kunnen
worden. Maar aangezien het in de eerste twee gevallen om
oudere dieren ging (12 en 11 weken), waren de afwijkingen
aan de epifysairschijven niet waameembaar. De laatste in-
zending bestond uit dieren van negen weken oud die echter
al minstens twee weken duidelijk ziek waren, bij deze dieren
waren de afwijkingen aan de epifysairschijven overduide-
lijk. Wat verder een rol mag hebben gespeeld is dat sommige
koppels al voor de problemen toch vitaminekuren hebben
gehad. Ook moet worden vermeld dat in het geval van bedrijf
A reeds eerder, namelijk op 7 dagen leeftijd, werd vastge-
steld dat de dieren weke beenderen hadden. Toen werd
Salmonella groep B geïsoleerd uit organen en darm en sal-
monellose als diagnose opgevoerd. Opvallend was, dat
vooral de vrouwelijke dieren getroffen werden in twee ge-
vallen. Naar de achtergrond hiervan kan men slechts gissen.
Later berichtte één van de getroffen pluimveehouders dat
dieren die geslacht werden, borstkas- en mgafwijkingen ver-
toonden. Dit sluit wel aan bij de gestelde diagnose.

Het beschreven probleem heeft in totaal bijna drie maanden
geduurd voor de uiteindelijke oorzaak werd aangewezen. In
die tijd werden diffentieel diagnostisch een tiental oorzaken
overwogen en maar liefst 16 pluimvee-dierenartsen, patho-
logen, chemici, toxicologen, zoötechnici, nutritionisten en
vooriichters geraadpleegd. In totaal zijn acht secties en 16
voeronderzoeken verricht. Tot slot moesten zich nog twee
schade-experts over de zaak buigen. De totale schade - inclu-
sief onderzoeken, mensuren, medicijnen - zal zeer aanzien-
lijk zijn geweest.

Met dank aan de pluimveehouders, collega\'s en bovenge-
noemde deskundigen.

LITERATUUR

1. Austic RE, and Scott ML: Nutritional Deficiency Diseases. In:
Diseases of Poultry, VIII"\' Edition. Edited by Hofstad MS with Barnes
HJ, Calnek BW, Reid WM and Yoder HW. Iowa State University
Press, Ames, Iowa, USA.

2. Ball A, Mc Donald S, and Putnam M. Nutrient needs and feed raw ma-
terials. World Poultry, February 1990: 19-20.

3. Braunius WW. Intoxicatie door ionofore anticoccidia bij pluimvee.
Tijdschr Diergeneeskd 1989; 114: 933-8.

WEEFSELSCHADE ALS GEVOLG VAN INTRAMUSCULAIRE
INJECTIES;

Studentenreferaten

M. Schaafsma: SR 392\\95:34pp.

Intramusculaire injecties van geneesmiddelen worden in de
veterinaire praktijk veelvuldig toegepast. Als voordelen wor-
den genoemd: makkelijk toe te dienen, individuele toepas-
sing en voorkeursmedicatie in verband met bijwerkingen van
sommige pharmaca na intraveneuze of subcutane toediening.
Het nadeel van intramusculaire applicatie is het ontstaan van
weefselbeschadigingen, hetgeen kan leiden tot necrose en
afkeuring bij slachten. Ook is deze vorm van injiciëren vaak
pijnlijk.

Weefselbeschadiging kan met diverse methoden worden be-
paald. Genoemd worden: het wegen van de ingespoten spie-
ren, de beschadigende invloed nagaan van het middel op de
membranen van de erythrocyten (haemolysetest), een cyto-
toxiciteitstest op cellijnen en biochemisch door het meten
van de concentraties aan weefselenzymen, myoglobine of
myosine in semm of plasma of methylhistidine in urine.
Er werd een eigen onderzoek verricht bij geiten, om de mate
van spierbeschadiging veroorzaakt door drie antibioticumpre-
paraten (Penstrep-ject NL3087, Dopharma, Streptoprocpen
NL3564 en Depomycine NL4264 Mycopharm) te meten met
behulp van het bepalen van het gehalte aan creatinine fosfoki-
nase (CK) in het semm op bepaalde tijdstippen na injectie.
De uitslagen werden statistisch geanalyseerd met behulp van
de Student\'s t-test en de AUC(0-48)test. Het bleek dat de
spierbeschadiging minimaal was en dat de CK gehaltes snel
weer normaal werden. Verschillen tussen de gebmikte pre-
paraten werden niet gevonden.

-ocr page 68-

SAMENVATTING

Aangezien het NVIC regelmatig geconfronteerd wordt
met ivermectine-intoxicaties bij honden, willen wij in
dit artikel de waarschuwing van Nap
et al. (4), dat het
gebruik van ivermectine bij gezelschapsdieren, en dan
met name bij Collie-soorten en Bobtails, niet zonder ri-
sico\'s is, nogmaals benadrukken.

Het \'off-label use\' van ivermectine bij deze hondensoor-
ten is vanwege dit risico af te raden. Selectieve middelen
ter behandeling van parasitaire ziekten bij de hond zijn
ruimschoots aanwezig.

SUMMARY

Ivermectin: dangerous for dogs

Given that the National Poisons Control Centre is regularly contacted
about ivermectin intoxication in dogs, we would like to emphasize the
warning of Nap
et al. (4) that the use of ivermectin in companion animals,
and especially Collies and Bobtails, is not without risk. For this reason,
the \'off-label\' use of ivermectin for these dogs is not advised. There is cur-
rently a wide choice of selective drugs for the treatment of canine parasi-
tic diseases.

INLEIDING

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC)
wordt regelmatig geconfronteerd met intoxicaties door
ivermectine. Sinds 1985 is het NVIC 85 maal benaderd met
het verzoek om informatie over ivermectine-vergiftigin-
gen. Het ging hierbij om prikincidenten bij de mens (27
meldingen) en overdoseringen bij dieren waarvoor het mid-
del geregistreerd is (paarden, runderen, schapen en geiten;
in totaal 25 meldingen, voomamelijk intoxicaties bij veu-
lens). Daamaast waren er 33 meldingen van intoxicaties bij
dieren, waarvoor ivermectine niet geregistreerd is, waar-
schijnlijk als gevolg van het \'off-label use\' van ivermec-
tine. In 25 gevallen betrof het een intoxicatie bij honden, in
zes gevallen ging het om katten en in twee gevallen om ca-
via\'s.

Ivermectine bestaat uit een mengsel van verschillende
avermectines. Het zijn synthetische derivaten van abamec-
tine, dat een natuurlijk férmentatieproduct van
Streptomy-
ces avermirtilis
is.(l,2) Ivermectine is een endectoparasiti-
cum, dat in Nederland sinds 1987 geregistreerd is voor
gebruik bij paarden, runderen, varkens, schapen en geiten.
Ivermectine is geïndiceerd bij de bestrijding van een groot
aantal parasieten, zoals onder andere gastroïntestinale
rondwormen, longwormen, draadwormen, oogwormen,
runderhorzels, zuigende en bijtende luizen, mijten en te-
ken. Het gebruik van ivermectine als antiparasiticum biedt
een aantal voordelen. Het is een breed-spectrum antiparasi-
ticum met een lange werkingsduur en is bovendien eenvou-

\' Wetenschappelijk literatuuronderzoekster. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu. Postbus I. 3720 BA Bilthoven. Nationaal Vergiftigingen Informatie Cen-
trum.

^ Faculteit Diergeneeskunde Utrecht, Vakgroep Veterinaire Basiswetenschappen.
Afdeling Veterinaire Farmacologie. Farmacie en Toxicologie.

^ Internist, hoofd afdeling Documentatie en Informatie. Rijksinstituut voor Volksge-
zondheid en Milieu. Postbus I, 3720 BA Bilthoven. Nationaal Vergiftigingen In-
formatie Centrum.

dig via subcutane injectie (bijvoorbeeld met behulp van een
autom.atisch injectiepistool) of oraal (in de vorm van een
pasta) toe te dienen. Het belangrijkste voordeel is, dat het
zowel een endo- als een ectoparasiticum is (3,4).

In Nederland is ivermectine niet geregistreerd voor gebruik
bij gezelschapsdieren zoals honden, katten, cavia\'s en ko-
nijnen. In de Verenigde Staten en een aantal andere landen
is het middel wel toegestaan bij honden. De enige momen-
teel in de Verenigde Staten geregistreerde formulering
voor honden is een tablet, dat maandelijks in een dosering
van 6 p-g/kg oraal gegeven kan worden ten behoeve van de
preventie van \'canine heartworm disease\'
(Dirofilaria im-
mitis)(\\,2).

KLINISCH BEELD BIJ EEN INTOXICATIE
Bij de gerapporteerde gevallen was het waargenomen kli-
nisch beeld na ingestie of injectie van ivermectine ongeacht
de diersoort: braken, speekselvloed, mydriasis, schrikach-
tigheid, tremoren, ataxie, apathie, depressie van het cen-
trale zenuwstelsel, verlammingsverschijnselen, coma en
blindheid. De prikaccidenten bij mensen resulteerden
meestal alleen in lokale pijn en ontstekingsverschijnselen.
Het tijdstip na ingestie waarop de eerste symptomen zich
voordoen, is een indicatie voor de eventuele ernst van de
intoxicatie. De intoxicatieverschijnselen beginnen in het
algemeen binnen 24 uur na toediening van ivermectine. De
prognose is minder goed voor dieren die binnen twee uur na
toediening verschijnselen vertonen, dan voor dieren waar-
bij de symptomen zich langzaam ontwikkelen (1).

TOXICITEIT VAN IVERMECTINE
Opvallend in het overzicht van de meldingen van ivermec-
tine-vergiftigingen bij het NVIC was het grote aantal mel-
dingen van intoxicaties door ivermectine bij honden. In
veel gevallen was niet bekend om welk ras het ging en of er
sprake was van overdosering. Het gebruik van ivermectine
bij gezelschapsdieren, en met name bij honden, lijkt niet
zonder risico\'s. Behalve overdosering kan bij honden ook
idiosyncrasie voor ivermectine of overgevoeligheid voor
het oplosmiddel tot emstige verschijnselen leiden (2,4).

Bij proefdieronderzoeken met beagles, de hondensoort die
normaliter bij toxicologisch onderzoek gebruikt wordt,
werden de volgende toxicologische waarden gevonden.
De LD50 na orale toediening bij beagles bedroeg 80 mg/kg
(1). De hoogste eenmalige orale dosis zonder toxische ef-
fecten was 2 mg/kg, en herhaald gedurende 14 weken 0,5
mg/kg/dag. Een eenmalige dosis van 2,5 mg/kg en een her-
haalde dosis van 1 mg/kg/dag gedurende 14 weken, veroor-
zaakte mydriasis. Wanneer de eenmalige orale dosis ver-
hoogd werd naar 5 mg/kg werden mydriasis en tremoren
gerapporteerd, terwijl bij een dosis van 10 mg/kg emstige
verschijnselen, waaronder ataxie, werden gevonden (1,5).
Uit bovenstaande proefdieronderzoeken kon geconclu-
deerd worden dat de NEL (\'No Effect Level\') voor beagles
bij eenmalige orale dosering 2 mg/kg bedraagt.

IVERMECTINE: GEVAARLIJK VOOR HONDEN

A.P.G. Wijnands-Kleukers\'\', J. Fink-Gremmels-Gehrmann^ en I. de Vries^ Tijdschr Diergeneesk 1996:121:446-8

-ocr page 69-

Bij Collie-soorten (onder andere Shelties en de Schotse
herdershond (6)) en Bobtails ontstaan bij lagere ivermec-
tine-doseringen reeds toxische effecten. Tijdens een gecon-
troleerde studie kregen zes collies 0,05, 0,2 of 0,6 mg/kg
ivermectine oraal toegediend. Zowel in de 0,2 als in de 0,6
mg/kg-groep kreeg één hond een emstige intoxicatie met
de volgende symptomen: mydriasis, ataxie, depressie van
het centrale zenuwstelsel, tremoren en neiging tot gaan lig-
gen. Bij post-mortem onderzoek werden in het centrale ze-
nuwstelsel van beide honden hoge concentraties ivermec-
tine aangetroffen (7). In een andere gecontroleerde studie
werd geconcludeerd dat collies gevoelig zijn voor doses
vanaf 0,1 mg/kg (1,7). Bij een ivermectine-intoxicatie bij
Collie-soorten is de infusie van picrotoxine mogelijk een
bruikbaar antidotum.(8)

Bij dieren waarvoor ivemiectine in Nederland geregis-
treerd is, kunnen toxische effecten zich voordoen vanaf de
volgende doseringen. Bij paarden ontstaan bij orale dose-
ringen vanaf 2 mg/kg (10 maal de therapeutische dosering)
toxische effecten zoals depressie van het centrale zenuw-
stelsel, ataxie en voorbijgaand gezichtsverlies. Bij een een-
malige orale toediening van 0,4 mg/kg ivermectine-pasta
werden geen effecten bij paarden gevonden (9). Bij kalve-
ren is de maximaal getolereerde subcutane dosis 2 mg/kg
(10 maal de therapeutische dosering), voordat effecten op
het centrale zenuwstelsel zich openbaren. Varkens verdra-
gen zonder problemen een subcutane dosis van 15 mg/kg.
Na de orale toediening van 4 mg/kg aan geiten en schapen
traden geen effecten op (1,9).

Jonge dieren kunnen extra gevoelig voor ivermectine zijn.
Een neonataal veulen, dat 16 uur na de geboorte per abuis
ongeveer 2 mg/kg ivermectine toegediend kreeg, ontwik-
kelde een emstige intoxicatie. Het klinisch beeld was veel
ernstiger dan een zelfde dosis bij volwassen paarden zou
veroorzaken. Deze extra gevoeligheid is mogelijk toe te
schrijven aan een verhoogde permeabiliteit van de bloed-
hersenbarrière bij jonge dieren (10).

Opvallend bij het toxiciteitsonderzoek bij doeldieren was
de toxiciteit van propyleenglycol, het oplosmiddel dat als
vehikel in commerciële ivermectine-formuleringen ge-
bruikt wordt. In een aantal onderzoeken was het klinisch
beeld in de blootstellingsgroep vergelijkbaar met de con-
trole-groep, die alleen het vehikel toegediend had gekre-
gen. Propyleenglycol kan bovendien emstige overgevoe-
ligheidsreacties veroorzaken. Bij paarden die intraveneus
ivermectine toegediend kregen werden zelfs letale ana-
fylactische reacties gevonden (11).

Diersoorten waarvan bekend is dat het \'off-label use\' van
ivermectine zeer gevaarlijk is, zijn schildpadden en vissen.

VERKLARING GEVOELIGHEID HONDEN
Ivermectine blokkeert bij nematoden (rondwormen) de in-
temeuron-motomeuron prikkeloverdracht. Door stimule-
ring van zowel de afgifte van gamma-aminoboterzuur
(GABA) door het intemeuron als de binding van GABA
aan GAB A-receptoren van het motomeuron, wordt prikke-
loverdracht bemoeilijkt. Bij artropoden werkt ivermectine
door blokkering van de neuromusculaire prikkeloverdracht
in plaats van de intemeuron-motomeuron-overdracht.
Beide mechanismen veroorzaken paralyse van de parasiet,
waardoor deze sterft.

i«ri

■TlillliaÉl

Ivermectine is voor zoogdieren in het algemeen minder
toxisch, omdat de GABA-receptoren bij zoogdieren voor-
namelijk gelokaliseerd zijn in het centrale zenuwstelsel,
terwijl ivermectine de bloed-hersenbarrière nauwelijks
passeert (2,4,5).

Bij weefselresidu-onderzoek bij mnderen werd zeven da-
gen na de toediening van 0,3 mg/kg ivermectine een iver-
mectine-concentratie in de lever van 728 p-g/kg en in herse-
nen van 4 ^JLg/kg gevonden. Bij varkens, schapen en ratten
werden vergelijkbare concentraties van ivermectine in de
weefsels gevonden (1). Bij post-mortem onderzoek van de
twee collies, die overleden na de ingestie van 0,2 en 0,6
mg/kg, werden daarentegen hoge ivermectine-concentra-
ties in het centrale zenuwstelsel gevonden (1,7). In de 51
uur na ingestie overleden collie, die 0,2 mg/kg ivermectine
toegediend kreeg, bedroegen de concentraties in lever en
hersenen respectievelijk 27 en 52 |xg/kg (7). Het verschil in
ivermectine-concentraties in lever en hersenen van runde-
ren en honden kan niet geheel verklaard worden door het
verschil in tijdstip waarop de secties verricht werden. De
plasma-halfwaarde-tijden van runderen en honden zijn na-
melijk vergelijkbaar (ongeveer drie dagen bij runderen en
ongeveer twee dagen bij honden). Het blijkt dat de deposi-
tie van ivermectine in hersenweefsel van collies aanzienlijk
hoger is geweest (1,2). Blijkbaar is bij sommige honden-
soorten in vergelijking met runderen, de bloed-hersenbar-
rière beter doorgankelijk voor ivermectine.

Het feit dat met name Collie-soorten, extra gevoelig zijn
voor ivermectine, zou kunnen worden toegeschreven aan
een verhoogde doorlaatbaarheid van de bloed-hersenbar-
rière bij deze soort, of mogelijk aan een sterkere invloed op
de receptoren in de hersenen, of het aantal receptoren in de
hersenen, die door ivermectine beïnvloed worden, is groter
(1,2,4).

Daamaast zou er een extra gevoeligheid voor polysorbaat
80, het oplosmiddel dat in ivermectine-formuleringen voor
honden gebmikt wordt, kunnen zijn. Er zijn namelijk
anafylactische reacties na de parenterale toediening van
ivermectine aan honden beschreven, welke waarschijnlijk
toe te schrijven zijn aan het vehikel (8).
Uit de toxiciteitsonderzoeken met beagles blijkt dat de ex-
tra gevoeligheid voor ivermectine niet voor alle honden-
soorten geldt.

LITERATUUR

1. Campbell WC. Ivermectin and Abamectin. Springer-Verlag New
York Inc. 1989.

2. Barragry TB. A review of the pharmacology and clinical uses of
ivermectin. Can Vet J 1987; 28 (8): 512-7.

3. Repertorium Diergeneesmiddelen. Vereniging van Fabrikanten en
Importeurs van Diergeneesmiddelen in Nederland. Amsterdam: The
Netherlands, FIDIN. 1994; 6e ed.

4. Nap AMP, Geuke GHM, en Kooistra HS. Ivermectine en intoxicatie
bij een hond: Het gebruik van ivermectine bij gezelschapsdieren.
Tijdsch Diergeneeskd 1992; 117(2); 38-40.

5. Rumack BH, and Spoerke DG. Ivermectin. Poisindex® Information
System. Denver, Colo., USA; Micromedex Inc. 1994; vol. 84;
Expires 30/06/95.

6. Muller & Kirk\'s. Small Animal Dermatology, WB Saunders
Company 1995; 5e ed.: 226-7.

7. Pulliam JD, Seward RL, Henry RT, and Steinberg SA. Investigating
ivermectine toxicity in collies. Vet Med 1985; 80 (6): 33-40.

8. Veterinary Drug Therapy. Lea& Febiger, 1994: 104-10.

9. Intemational Programme on Chemical Safety. The thirty-sixth mee-
ting of the joint FAO/WHO expert commitee on food additives

-ocr page 70-

(JECFA). Toxicological evaluation of certain veterinary drug resi-
dues in food. 1991; WHO food additives; Series 27; 27-73.
Godber LM, Derksen FJ, Williams JF, and Mahmoud B. Ivermectin

toxicosis in a neonatal foal. Austr Vet J 1995; 72(5); 191-2.
11. Breukink HJ en, Eysker M. Intraveneuze toediening van Ivomec bij
paarden. Tijdsch Diergeneeskd 1995; 120(4): 113-4.

HANDBOOK OF SMALL ANIMAL SPINAL SURGERY

Boektesore

N.D. Jeffety. Uitgegeven in 1995 door W.B. Saunders
Company Ltd (hardcover. 236 biz., ISBN 0-7020-1688-8.
f 110.05).

De toegenomen specialisatie in de diergeneeskunde heeft als
gevolg dat de laatste jaren steeds meer boeken verschijnen
die zich concentreren op één specialisme of een onderdeel
daarvan. In dit kader zou het hier besproken boek, gezien de
titel, geplaatst kunnen worden, ware het niet dat de korte be-
schrijving op de achterzijde van het boek anders doet ver-
moeden. Volgens deze beschrijving is de doelgroep de niet-
gespecialiseerde gezelschapsdierenprakticus en is het boek
een \'guide to decision-making\' van aandoeningen van de
wervelkolom en het ruggemerg bij de hond en kat. Het boek
voldoet inderdaad aan deze korte beschrijving en de titel is
derhalve misleidend. De in wervelkolomchimrgie geïnteres-
seerde of gespecialiseerde prakticus of de specialist \'chimr-
gie van gezelschapsdieren\' wacht een teleurstelling, want
hij/zij moet wachten tot de tweede helft van het boek voordat
de chirurgische aspecten aan de orde komen.

Het boek bevat zestien relatief korte hoofdstukken die helder
geschreven zijn in gemakkelijk te begrijpen Engels. De illus-
traties zijn originele zwart-wit lijntekeningen, die vooral tot
hun recht komen in het hoofdstuk anatomie en daar waar een
chirurgische techniek wordt besproken. Hier en daar vallen
de tekeningen wel wat klein uit. De röntgenfoto\'s zijn van
matige kwaliteit.

Het eerste hoofdstuk geeft een beschrijving van de instm-
mentatie benodigd voor wervelkolomchimrgie, maar is on-
volledig. Het tweede hoofdstuk behandelt de anatomische
kenmerken van wervelkolom en ruggemerg die voor de chi-
mrg van belang zijn. Hoofdstuk drie en vier behandelen
anamnese, neurologisch onderzoek en aanvullende diagnos-
tische methoden van een wervelkolom- en/of mggemergaan-
doening. Terecht wordt hier opgemerkt dat een gedetail-
leerde beschrijving van de hersenzenuwreflexen niet in dit
boek thuishoren, waama de auteur zich toch laat verleiden
om in een tabel van drie pagina\'s deze te beschrijven. Beter
had de auteur deze pagina\'s kunnen gebruiken om met illus-
traties de lokalisatie van spinale laesies te bespreken aan de
hand van de bevindingen van het neurologisch onderzoek:
dit wordt te summier besproken in één pagina tekst.
Hoofdstuk vijf beschrijft in het kort de pathofysiologie van
een spinaal mggemergletsel. De hoofdstukken zes tot en met
tien behandelen achtereenvolgens anatomische en congeni-
tale anomalieën, degeneratieve aandoeningen, trauma (frac-
turen en luxaties), tumoren en vasculaire, infectieuze en niet-
infectieuze ontstekingen van de wervelkolom en het rug-
gemerg. Behalve in het hoofdstuk over trauma komen hier
geen chimrgische behandelingsmethoden aan de orde. In het
hoofdstuk over degeneratieve aandoeningen worden hemia
nuclei pulposi (HNP) en degeneratieve myelopathic naast el-
kaar behandeld, maar wordt voor de operatieve behandeling
van HNP verwezen naar de laatste hoofdstukken in het boek.
Dit is verwarrend en leidt tot herhalingen en verwijzingen,
wat de opbouw van het boek niet ten goede komt. Hoofdstuk
elf tot en met veertien richten zich op de chirurgie van wer-
velkolom en ruggemerg. Achtereenvolgens worden behan-
deld de chimrgie van de cervicale wervelkolom (onder an-
dere HNP, atlanto-axiale instabiliteit), het \'wobbler\'-
syndroom (apart hoofdstuk), chimrgie van de thoracolum-
bale wervelkolom (onder andere HNP) en chirurgie van de
lumbosacrale wervelkolom (onder andere HNP, degenera-
tieve lumbosacrale stenosis). Deze hoofdstukken vormen
een goed overzicht van de meest gangbare chirurgische be-
handelingsmethoden met goede illustraties en voldoende re-
cente referenties (tot 1993), maar zijn voor de specialist te al-
gemeen. Het boek besluit met een hoofdstuk over me-
dicamenteuze en conservatieve therapie en een hoofdstuk
over de postoperatieve zorg en fysiotherapie van dieren met
een wervelkolom- en/of mggemerg-aandoening.

\'Handbook of Small Animal Spinal Surgery\' van N.D.
Jeffery (1995) is een goed leesbaar handboek over diagnos-
tiek, pathofysiologie en behandeling van aandoeningen van
de wervelkolom en mggemerg bij hond en kat en in dit licht
bezien is de titel misleidend. Een titel die de inhoud beter ge-
dekt zou hebben luidt: \'Handbook of Small Animal Spinal
Disorders\'. In het laatste genre is het boek mogelijk aantrek-
kelijk door zijn beknoptheid en relatief lage prijs. Voor de
chimrgisch geïnteresseerde prakticus of specialist \'chirurgie
van gezelschapsdieren\' draagt het boek weinig bij aan de
kennis omtrent de chirurgie van wervelkolom en mggemerg,
die reeds voorhanden is in enkele bekende chirurgiehand-
boeken voor gezelschapsdieren en waarschijnlijk al bij hem/
haar op de boekenplank staan.

B.P. Meij

-ocr page 71-

De KNMvD heeft als doelstelling de bevordering van de diergeneeskunde en de belan-
genbehartiging van haar leden.

Op het beleidsvoorbereidende en uitvoerende vlak is binnen het secretariaat van de
KNMvD, dat geleid wordt door twee secretarissen, plaats voor een

DIERENARTS M/V
in de functie van stafmedeweri<er

De werkzaamheden, die met name op het veterinaire vlak zullen liggen, worden verricht
ter ondersteuning van de taken van de secretarissen.

Bij gebleken geschiktheid bestaat te zijnertijd de mogelijkheid om doorte groeien naar
een hogere functie.

De juiste kandidaat:

- beschikt over ruime diergeneeskundige ervaring (ca. 10 jaar) als prakticus of in een an-
dere diergeneeskundige functie;

- heeft een brede belangstelling voor het beroep in alle mogelijke facetten;

- beschikt over uitstekende contactuele eigenschappen en functioneert goed in overleg-
situaties, commissies en werkgroepen;

- heeft een zeer goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid;

- is zelfstandig, maar kan en wil ook in teamverband werken;

- is flexibel, ook wat betreft de werktijden.

Het betreft een full-time functie waarop de binnen de KNMvD gebruikelijke arbeidsvoor-
waarden van toepassing zijn.

Een psychologisch onderzoek kan tot de selectieprocedure behoren.

Nadere informatie over taakinhoud en arbeidsvoorwaarden kunt u inwinnen bij de alge-
meen secretaris, dr. Tj. Jorna of de secretaris, T.W. te Giffel.
Sollicitaties kunt u binnen 14 dagen na verschijnen van dit Tijdschrift richten aan:

KNMvD
t.a.v. dr. Tj. Jorna

Postbus 14031
3508 SB UTRECHT

Onder vermelding van "sollicitatie" op de envelop.

-ocr page 72-

WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING VHI/RIVM IN LELYSTAD

\'GEZONDHEIDSBESCHERMING VANUIT EEN VETERINAIR
PERSPECTIEF\'

Berichten en verslagen
«

Na een kort welkomstwoord door de
directeur van het ID-DLO, prof. dr.
C.J.G. Wensing, stonden achtereen-
volgens op het programma: inleiding
(door prof dr. J.E. Ruitenberg), de epi-
demiologie van voedselinfecties en
-intoxicaties (door prof. dr. H.A. Ver-
burgh), de economische consequenties
van voedselinfecties (door dr. A.J.
H.A. Ament), integrale ketenbeheer-
sing (door prof dr. A. Pijpers) en on-
derwijs op het gebied van volksge-
zondheid (door prof dr. F. van Kna-
pen).

Aan prof dr. D. A. A. Mossel de schone
taak om de forumdiscussie in goede
banen te leiden, met achter de tafel: dr.
P.W. de Leeuw (Stichting Gezond-
heidsdienst voor Dieren, GD), dr. F.
Schuring (Hoofdinspectie Gezond-
heidsbescherming), drs. H.J. Tankink
(Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees, RVV) en drs. H. Verburg
(VHI). De forumdiscussie verliep door
de keuze van de voorzitter dermate
geestig, dat de wetenschappelijke ver-
gadering af en toe iets van zijn waar-
dige karakter verloor.

MAATSCHAPPELIJKE ONTWIK-
KELINGEN

\'De maatschappij staat in toenemende
mate kritisch ten opzichte van dierlijke

Op 7 juni 1996 waren de Veterinaire Hoofd Inspectie (VHI) en het
Rijks/nstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) te gast bij
het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO) te Lelystad.
Vertegenwoordigers van beide instituten van het ministerie van Volks-
gezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hielden er een wetenschappelijke ver-
gadering, getiteld: Gezondheidsbescherming vanuit een Veterinair Per-
spectief. Centraal stond de diergeneeskundige begeleiding van het pro-
duktieproces van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong, \'s Ochtends
werd de probleemstelling -het eten van vlees en vleesproducten kan nadelig
zijn- nader omschreven en \'s middags werd hierover gediscussieerd aan de
hand van stellingen. Uitgangspunt was: hoe kan door bundeling van krach-
ten ieder op grond van zijn of haar verantwoordelijkheid een bijdrage leve-
ren aan de bescherming van de consument? Voor de duidelijkheid: geno-
men of te nemen maatregelen stonden niet ter discussie.

producten en verlangt maximale be-
scherming van de consument\' begon
Ruitenberg zijn verhaal. Naast risi-
co\'s, zoals de relatief nieuwe prion-
ziekten, heeft de beschermer van de
volksgezondheid te maken met contro-
verses; bijvoorbeeld de verschillende
uitgangspunten van de dierenbescher-
mingsorganisatie en de humane pa-
tiëntenorganisaties inzake biotechno-
logie.

In het vakgebied veterinaire volksge-
zondheid gebruiken we diergeneeskun-
dige kennis en kunde ten behoeve van
de consumentenbescherming. Vooral
van belang is kennis van residuen, ve-
terinaire farmaca en infectieziekten
(met name zoönosen). \'Waarbij we
moeten bedenken\', vervolgde Ruiten-
berg \'dat de richtlijnen ten aanzien van
produktveiligheid en kwaliteit niet na-
tionaal maar Europees zijn\'.
De benodigde fundamentele kennis
strekt zich uit van genetica tot wiskun-
dige modellen. Dit geeft de veterinair
bij uitstek expertise op het gebied van
risico-evaluaties van kringlopen, het
bezit van gezelschapsdieren en de toe-
passing van (biotechnologische) pro-
ducten, zoals vaccins, immunomodula-
toren, producten van transgene dieren
en xenotransplantaten.
Ruitenberg: \'De uitdagingen zitten in
de wetenschappelijke mogelijkheden
op het gebied van een duurzame vee-
houderij, therapeutische en profylac-
tische mogelijkheden bij gezelschaps-
dieren, de brugfiinctie tussen de hu-
mane gezondheidszorg en levenswe-
tenschappen en het verder ontwikkelen
van het kwaliteitsdenken\'. De verster-
king van de positie van de veterinaire
volksgezondheid dient gezocht te wor-
den in de integratie en afstemming van
diverse netwerken, zoals het agrarisch-
zoötechnisch netwerk, het biomedisch
netwerk en het medisch-voedingstech-
nisch-biofarmaceutisch netwerk. \'Maar
er moet wel aan een aantal voorwaar-
den voldaan zijn\', benadrukte Ruiten-
berg. \'We dienen een open oog te heb-
ben voor maatschappelijke ontwik-
kelingen, we dienen ons internationaal
te oriënteren en duidelijk te profileren,
interdisciplinair samen te werken en
de studenten doelgericht op te leiden
op het gebied van volksgezondheid,
met aandacht voor de samenhang tus-
sen humane en veterinaire volksge-
zondheid\'. Zoals we van Ruitenberg
gewend zijn, was er geen speld tussen
te krijgen.

Door Sophie Deleu

RESISTENTE ENTEROKOKKEN
De epidemiologie van voedselinfec-
ties in Nederland werd toegelicht door
H.A. Verburgh, hoogleraar klinische
microbiologie te Rotterdam.
Voedselinfecties en -intoxicaties tre-
den in Nederland zeer frequent op.
\'Recente gastro-enteritis- en dysente-
rie-explosies door
Campylobacter, sal-
monella en
shigella hebben ons bewust
gemaakt van het feit dat infectieziek-
ten niet op hun retour zijn, maar inte-
gendeel een toenemend probleem vor-
men\', aldus Verburgh. De tolerantie
van het publiek voor vermijdbare ri-
sico\'s is echter afgenomen.
Volgens Verburgh moet de oplossing
gezocht worden in een goede surveil-
lance, gedefinieerd als de continue en
systematische verzameling van gege-
vens die nodig zijn voor de planning,
uitvoering en evaluatie van het preven-
tiebeleid. Maar ook de verspreiding
van de verkregen informatie onder be-
trokkenen is hierbij relevant.
Hij had derhalve kritiek op de manier
waarop het huidige inzicht in de epide-
miologie verkregen is: \'Het is geba-
seerd op gebrekkige systemen. Extra-
polatie van de verkregen gegevens
duiden op miljoenen episoden van gas-
tro-enteritis, die overigens slechts ten

-ocr page 73-

dele een microbiële oorzaak hebben en
die lang niet alle met voedsel te maken
hebben\'.

De hoogleraar waarschuwde niettemin
voor de emstige complicaties van een
voedselinfectie: het syndroom van
Guillain-Barré, het haemolytisch ure-
misch syndroom en reactieve ge-
wrichtsontstekingen. Hij noemde -
\'last but not least\'- het gebmik van
antimicrobiële middelen in de veehou-
derij, dat mogelijk resistentie onder
voedselgeassocieerde bacteriën kan
bewerkstelligen.

\'Relatief nieuw is de vancomycine-re-
sistentie onder enterokokken\', ging hij
verder. Aangezien een vancomycine-
resistente
Entrococcus faecum bij zo-
wel ziekenhuispatiënten als patiënten
in de open bevolking gevonden wordt,
worden resistente enterokokken waar-
schijnlijk buiten de ziekenhuizen op-
gedaan. In Denemarken is aannemelijk
gemaakt dat deze vancomycine-resis-
tentie geassocieerd is met het gebmik
van vancomycine als veevoederaddi-
tief \'Preventie en sanering van de mi-
crobiële contaminatie van voedsel zal
derhalve meer betekenis hebben dan
het voorkómen van relatief milde epi-
soden van gastro-enteritis alleen\', be-
sloot Verburgh.

Even terzijde: er wordt ook in Neder-
land over gedacht om vancomycine als
additief temg te trekken. Dit kan met
een relatief eenvoudige procedure, dus
er hoeven geen jaren overheen te gaan.

QUALY\'S EN INTERVENTIES
De lezing van Ament, deskundige op
het gebied van kosten/effectiviteitsstu-
dies in de humane gezondheidszorg,
betrof een andere invalshoek dan de
gebmikelijke als het gaat om de bestu-
dering van de gevolgen van voedselin-
fecties en -intoxicaties. \'Ziekte leidt
tot kosten, zowel binnen als ook buiten
de gezondheidszorgsector\', legde hij
uit. \'De kosten van de gevolgen buiten
de gezondheidszorgsector zijn het
moeilijkst in kaart te brengen, aange-
zien de registratie onvolledig is en om-
dat de methodieken om de gevolgen
monetair te waarderen ter discussie
staan\'.

De meest gangbare methode is name-
lijk ziekteverzuim te waarderen tegen
het loon van de betreffende werkne-
mer. Door de aan te voeren bezwaren
wordt deze methode nu minder ge-
bmikt, al blijft het nodig om een maat-
schappelijk perspectief hanteren,
waarin dergelijke gevolgen van ziekte
een rol spelen.

Ament: \'Bij de economische evaluatie
gaat het om het bepalen van kosten en
opbrengsten van interventies, ten
einde de aantrekkelijkheid van de in-
terventies te bepalen\'. Als opbrengst-
posten worden vandaag de dag onder-
scheiden: besparingen binnen de ge-
zondheidszorg, minder ziekteverzuim
en \'gezondheidswinst\'. De term ge-
zondheidswinst behoeft waarschijnlijk
enige uitleg. De criteria hiervoor zijn
verdisconteerd in een zogenaamd
Quality Adjusted Life Year (QUALY).
Dit maakt het mogelijk een ziektegeval
te koppelen aan een getal dat aangeeft
\'hoe erg\' het is en hoeveel we ervoor
over hebben om de ziekte te vermijden.
Bijvoorbeeld: als de sterfte als gevolg
van een ziekte hoog is, zijn er veel
QUALY\'s mee gemoeid. Sommige in-
terventies (preventieve maatregelen)
leveren goedkoop QUALY\'s op, of be-
tekenen zelfs een besparing. Andere
zijn echter heel duur, zoals de maatre-
gelen die getroffen zijn om de gevol-
gen van BSE te vermijden (waarbij
overigens niet alleen QUALY\'s in het
geding zijn).

1KB GEEN GARANTIE
Integrale ketenbeheersing (1KB) is een
term met een geheel eigen leven. Of
het concept ook voedselinfecties en
-intoxicaties tegengaat is niettemin
nog maar de vraag. Pijpers benadmkte
dat 1KB door de procesbeheersing
weliswaar vertrouwen uitstraalt, maar
dat het geen garanties biedt.
Inderdaad heeft de introductie van 1KB
tot gevolg gehad dat er minder dierge-
neesmiddelen gebmikt worden in de
varkenshouderij. Dit is een belangrijk
wapenfeit dat maar al te graag gebmikt
wordt bij de imago-sturing. \'Maar om te
weten of het systeem gebmikt kan wor-
den bij het beheersen van ziekten (dat
wil zeggen eliminatie risicofactoren,
vaccinatie en medicinatie) moet nog
veel onderzoek gedaan worden\', hield
Pijpers de aanwezigen voor. \'Maar of
dat rendabel is?\' Pijpers gaf aan dat een
heel gezond stukje vlees helemaal niet
goed in de markt hoeft te liggen.
\'Moeten wij ons dat als dierenartsen
aantrekken?\' Volgens Pijpers wel, want
de dierenartsen dienen ook beloond te
worden voor hun inspanningen.
Aan de doelstelling van 1KB, een con-
cept dat om marketingredenen (imago-
verbetering) is ingevoerd, zal derhalve
nog veel gesleuteld moeten worden, wil
het voldoen aan de eisen die aan een
systeem ter bescherming van de volks-
gezondheid gesteld kunnen worden.

ONDERWIJS VOLKSGEZOND-
HEID

Van Knapen is hoogleraar Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong en
Specialist op Uitnodiging Veterinaire
Volksgezondheid. Naar zijn mening
raakt het vakgebied veterinaire volksge-
zondheid in een andere beleving terecht
en zijn hedentendage nieuwe vaardighe-
den vereist. De scope van veterinaire
volksgezondheid is ook nieuw: het ge-
bied betreft alle interacties tussen mens
en dier. \'Daarom zijn nagenoeg alle
vakgroepen van de Faculteit der Dier-
geneeskunde hiermee gemoeid\'. Al gaf
hij wel toe dat de vakgroep VVDO van
oudsher de meeste ervaring heeft op dit
gebied, als zijnde de enige vakgroep die
er primair voor de mens is en pas in
tweede instantie voor het dier.
Welke kwaliteiten moet een dierenarts
nu hebben op het gebied van volksge-
zondheid? Van Knapen schetste de
kennisterreinen: dierlijke produktie,
gezelschaps- en recreatiedieren, mi-
lieuhygiëne en kwaliteitszorg.
Vanaf de start van het nieuwe curricu-
lum komt volksgezondheid dan ook
aan de orde vanaf het eerste tot en met
het laatste jaar. De aanpak van de ver-
schillende vakgroepen is gezamenlijk.
Van Knapen sprak de hoop uit dat het
ouderwetse idee dat de praktijk na de
studie de enige volwaardige optie is,
dan ook verleden tijd is.
De vakgroep VVDO is daamaast bezig
met een erkenning als opleidingsinsti-
tuut voor de specialist Veterinaire
Volksgezondheid. Ook is er in het
Post-Academisch Onderwijs (PAO)
aandacht voor volksgezondheid. Dit
onderwerp wordt echter zoveel moge-
lijk geïntegreerd in bestaande PAO\'s,
omdat anders de zaal niet vol komt.
Voor de nascholing van dierenartsen
die reeds in de volksgezondheid wer-
ken, wordt samenwerking gezocht met
de RVV.

Tot slot is er naar zeggen van Van
Knapen veel aandacht voor intematio-
nalisering. Er wordt bijvoorbeeld een
curriculum \'Veterinary Public Health\'
opgezet in samenwerking met de
Netherlands School of Public Health,
waar men een Master of Public Health-
graad kan halen.

DECONTAMINATE
Des middags was dus het woord aan
professor Mossel. Af en toe kregen
ook anderen toestemming om te spre-
ken. De fomm leden werden kort in de
gelegenheid gesteld hun stellingen te
verdedigen.

-ocr page 74-

Ook Mossel had er één: Sedert Gra-
ham Wilson, Londen 1953, is het een
onwrikbaar principe dat het bij elke
strategie strevend naar het borgen van
een effectieve bescherming van de
consument tegen door voedingsmid-
delen overgedragen enterale infecties
en intoxicaties, onmisbaar is longitudi
naai geïntegreerde preventie te onder
steunen met zorgvuldig ontworpen
toegepaste en gecontroleerde interven
tie bemstend op decontaminatie
technologie, met als klassiek voor
beeld de pasteurisatie van rauwe melk
Kortom: Je moet het één doen en he
ander niet laten. Er volgde een warm
pleidooi voor melkzuurdecontamina
tie van het vlees, hetgeen helaas bij
wet verboden is.

ECONOMISCH DRAAGVLAK
De stelling van De Leeuw was een zeer
reële, maar enigszins negatieve: Zon-
der economisch draagvlak geen suc-
cesvol zoönosebestrijdingsprogram-
ma. Volgens De Leeuw heeft een
preventieplan geen zin, zo lang de
\'buurman\' zich eraan kan onttrekken.
Hij benadrukte het belang van een hel-
dere, maar vooral reële doelstelling, de
uitvoerbaarheid, een fors sanctiebeleid
(een horizontaal en verticaal gesloten
keten) en economische incentives.
En inderdaad kan niet van een veehou-
der verwacht worden dat hij marktge-
richt produceert, als de overheid hierin
niet stuurt. De Leeuw: \'Een patho-
geenvrije kip heeft niet zomaar meer
marktwaarde\'. Terwijl het toch om de
bescherming van de consument gaat.

VAN TWEE KANTEN
Schuring had een positieve stelling,
die hij, iedereen gehoord hebbende, la-
ter bijstelde: Een optimale samenwer-
king tussen de inspectie en gezond-
heidsdiensten bij incidenten als gevolg
van voedselinfecties en -intoxicaties is
van zeer groot belang. Deze stelling is
natuurlijk zonneklaar heel goed verde-
digbaar. \'Maar liefde moet van twee
kanten komen\', zei Schuring. Het
bleek dat van deze samenwerking
vooral de inspectie voordeel had en dat
de gezondheidsdiensten op dat gebied
weieens van een koude kermis thuis
waren gekomen. Schuring beloofde
nader te zullen onderzoeken hoe de in-
spectie de gezondheidsdiensten op
haar beurt van dienst kon zijn.

WEG ERMEE

Tankinks stelling was een korte: In de
kiem gesmoord is beter dan in de keten
bewaakt. Hij was zeer praktisch: \'Het
gevaarlijkste dat een mens doet is eten.
Als je daar zenuwachtig van wordt,
dan moetje er vooral mee ophouden\'.
De mens is volgens Tankink niet ge-
neigd risico\'s in te schatten en te ver-
mijden. Dus moet er orde geschapen
worden, bijvoorbeeld in de vorm van
ketenbeheersing. \'Maar er zal altijd
een tweede keten opbloeien, waarin
minder leuke dingen gebeuren\', aldus
de RVV-directeur.

Als een risico kennelijk onaanvaard-
baar is, dan is er derhalve maar één op-
lossing: \'Weg ermee!\' Tankink vond
het een taak van de overheid om aan te
geven welke risico\'s aanvaardbaar ge-
vonden worden. Als voorbeeld noem-
de hij de straatverkoop van bepaalde
levensmiddelen, die onder bepaalde
omstandigheden zonder meer verbo-
den diende te worden.

I&R OOK PREVENTIEF
De laatste stelling was van Verburg:
Gelet op de BSE-perikelen in Groot-
Brittanië is overduidelijk gebleken dat
een goed l&R-systeem de basis is voor
alle veiligheidsgaranties.
Hij voegde eraan toe dat Nederland er
verstandig aan zou doen om het I&R-
systeem niet slechts repressief te gebmi-
ken, maar daar ook preventief gebmik
van te maken: \'Dat kan mijns inziens
zowel voor de handel in levende dieren
als voor aflevering aan een slachthuis\'.
Als het aan de aanwezigen lag, dan ge-
beurde dit natuurlijk morgen al.

De vergadering was ongetwijfeld zeer
nuttig. Dc veterinairen werden weer
eens met de neus op het feit gedrukt,
dat ook zij te maken hebben met de bui-
tenwereld. Veterinaire volksgezond-
heid speelt zich niet op een zolderka-
mertje af, maar draait om consu-
menten, die niet opletten of hun ham-
burgertje wel volgens de eisen gepro-
duceerd is en die soms op zeer irreële
gronden geld uitgeven.

VETERINAIRE HOOFDINSPECTIE

HERZIENING VERBODSRICHTLIJNEN VEEHOUDERIJ

Herziening van de verbodsrichtlijnen op het gebruik van bepaalde stoffen
met hormonale werking, thyreostatische werking en B-agonisten in de vee-
houderij, onder intrekking van de bestaande verbodsrichtlijnen.

Werkingssfeer

Het verbod geldt voor landbouwhuis-
dieren, dat wil zeggen runderen, var-
kens, schapen, geiten, eenhoevigen,
pluimvee en tamme konijnen, als ook
voor wilde dieren van genoemde soor-
ten en wilde herkauwers voor zover zij
op een bedrijf worden gehouden. Het
verbod geldt ook voor aquacultuurdie-
ren.

Richtlijn 96/22 EG van de Raad van 29
april 1996 betreffende het verbod op
het gebmik, in de veehouderij, van be-
paalde stoffen met hormonale werking
en bepaalde stoffen met thyreostati-
sche werking, alsmede van B-agonis-
ten en tot intrekking van de Richtlijnen
81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/
EEG.

Het in de handel brengen van \'behan-
delde\' dieren en de daarvan afkomstige
producten is verboden, alsmede het
verwerken daarvan.

Veranderingen met de huidige situ-
atie

Het gebmik van B-agonisten wordt in
principe verboden, met uitzondering van
met name genoemd therapeutisch ge-
bmik bij bepaalde categorieën mnderen,
paardachtigen en gezelschapsdieren.
Dat betekent concreet dat bij runderen
tijdens het afkalven B-agonisten mo-
gen worden toegepast voor tocolyse.
Uitsluitend in de vorm van een injec-
tie, door de dierenarts die de verplich-
ting heeft om tenminste de volgende
zaken te registreren:
-aard van de behandeling
-aard van de toegestane producten
-datum van de behandeling
-identiteit van de behandelde dieren.

-ocr page 75-

Bij paardachtigen die niet voor de vlees-
productie zijn bestemd en gezelschaps-
dieren, mogen allyltrenbolon (voor
oraal gebmik) en B-agonisten worden
gebmikt conform de specificaties van de
producent. Deze mogen uitsluitend door
een dierenarts of onder zijn recht-
streekse verantwoordelijkheid worden
toegepast. Ook hierbij moeten de hier-
boven vermelde zaken door de dieren-
arts worden geregistreerd.
Aquacultuurdieren mogen met het oog
op geslachtsverandering gedurende de
eerste drie maanden van hun leven wor-
den behandeld met stoffen met andro-
gene werking. Deze behandeling dient
plaats te vinden op eenmalig voor-
schrift van de dierenarts met de vermel-
ding van de beoogde behandeling en de
benodigde hoeveelheid diergeneesmid-
del.

Op basis van artikel 5 kunnen de lid-
staten voor zoötechnische doeleinden
stoffen met hormonale werking (oes-
trogenen/androgenen/gestagenen)
(blijven) toelaten mits toegediend aan
duidelijk geïdentificeerde dieren en
onder voorwaarde van toediening en
registratie door de dierenarts van de
eerder genoemde zaken. Op basis van
datzelfde artikel kunnen lidstaten de
behandeling voor bronstsynchronisa-
tie en embryotransplantatie niet door
de dierenarts zelf, maar onder de ver-
antwoordelijkheid van de dierenarts
laten uitvoeren.

Verbod voor toepassing met het oog
op groeibevordering blijft gehand-
haafd

Het gebmik van stoffen met hormonale
werking voor mestdoeleinden blijft
verboden. Zo ook de invoer van \'be-
handeld\' vlees uit derde landen.
Het verbod voor stilbenen, stilbeende-
rivaten en stoffen met thyreostatische
werking blijft bestaan.

Nadere beperkingen voor onderha-
vige diergeneesmiddelen

Zolang de wachttermijnen op commu-
nautair niveau nog niet zijn geharmo-
niseerd, zijn er vooruitlopend op een
dergelijke harmonisatie, een aantal be-
perkingen opgelegd aan de registratie
van hormonale producten en B-ago-
nisten.

Voor hormonale producten geldt dat
ze geen depotwerking mogen hebben.
Producten met een wachttermijn van
langer dan 15 dagen zijn niet toege-
staan.

\'Oude\' producten die hieraan niet vol-
doen of waarvan dat niet bekend is.

moeten van de markt. B-agonisten mo-
gen geen wachttijd hebben van meer
dan 28 dagen.

Handelsverkeer in \'behandelde\' die-
ren en de daarvan afkomstige pro-
ducten

Het handelsverkeer van \'behandelde\'
dieren binnen de wachttermijn, is in
principe niet toegestaan. In bepaalde
situaties (zoals bijvoorbeeld bij sport-
paarden) kan hiervan onder voorwaar-
den worden afgeweken.
Vlees van volgens de voorschriften be-
handelde dieren kan voor menselijke
consumptie in de handel als het toege-
laten middelen betreffen die voldoen
aan de nadere voorwaarden en waarbij
de wachttermijn is verstreken.

Invoer uit derde landen

Landen waar het op de markt brengen
en toedienen van stilbenen, stilbeende-
rivaten, zouten of esters daarvan, als-
mede stoffen met thyreostatische wer-
king is toegestaan, mogen niet voor-
komen op de lijst van toegelaten derde
landen voor export naar de EU.
Er komt (is) een invoerverbod van die-
ren en producten afkomstig van die
dieren die behandeld zijn met derge-
lijke stoffen.

Ook de invoer van dieren en producten
afkomstig van die dieren die met het
oog op groeibevordering zijn behan-
deld met stoffen met oestrogene, an-
drogene of gestagene werking of B-
agonisten blijft (wordt) verboden
(artikel 11). De invoercontrole uit
derde landen geschiedt conform Richt-
lijn 30/675/EEG.

Controle op de naleving

De lidstaten moeten er voor zorgen dat
de voorschriften worden nageleefd.
Daarvoor is allerlei onderzoek voorge-
schreven en zijn maatregelen vastge-
legd die genomen moeten worden als
er overtredingen worden geconsta-
teerd. Een en ander is uitgewerkt in de
Richtlijn 96/23/EG.

Nieuw is dat in de toekomst de far-
maceutische industrie voor de in deze
Richtlijn genoemde (grond)stoffen
en preparaten een in- en uitslagregis-
ter zal moeten bijhouden, zodat de
kanalisatie van deze middelen voor
de officiële instanties inzichtelijker
wordt.

Inwerkingtreding

De Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/

EEG en 88/299/EEG zullen met ingang
van 1 juli 1997 worden ingetrokken.
Uiteriijk op diezelfde datum moet deze
Richtlijn zijn omgezet in nationaal
recht. Tot de omzetting in nationaal
recht blijven voor B-agonisten de na-
tionale voorschriften van kracht.

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van
19 april 1996 inzake controlemaat-
regelen ten aanzien van bepaalde
stoffen en residuen daarvan in le-
vende dieren en in producten daar-
van en tot intrekking van de Richt-
lijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG
en de Beschikkingen 89/187/EEG en
91/664/EEG.

Toepassingsgebied

Er wordt gecontroleerd in levende die-
ren, dieriijke producten, diervoeders en
drinkwater. Onderscheid wordt gemaakt
tussen Groep A en Groep B stoffen.
Groep A bevat de stoffen met anabole
werking (inclusief clenbuterol) en de
niet toegestane stoffen. Groep B bevat
diergeneesmiddelen en contaminanten.

Nieuw nationaal plan

Voor 30 juni 1997 moet Nederland een
plan terzake, confomi artikel 5 en 7, ter
goedkeuring voorleggen aan de Euro-
pese Commissie.

De lidstaten rapporteren halfjaariijks
aan de Commissie en de lidstaten over
de uitvoering van het plan. Op jaarba-
sis dient rapportage aan de Com-
missie plaats te vinden (voor 31
maart). De Commissie presenteert
alle resultaten aan het Permanent
Veterinair Comité. De resultaten zijn
openbaar. Tevens informeert de Com-
missie het Europese Parlement en de
Raad.

Zelfcontrole en medeverantwoorde-
lijkheid van de marktdeelnemers

Alle bedrijven die onder de regeling
vallen, moeten worden geregistreerd.
Het bedrijfsleven zal zelf kwaliteits-
toezicht moeten gaan uitoefenen om
garanties te geven dat aan de vereisten
van de Richtlijn wordt voldaan.

Er komen bevoegdheden en verplich-
tingen voor de dierenarts met betrek-
king tot de registratie van voorge-
schreven of uitgevoerde behandeling-
en, de identificatie van de behandelde
dieren en de daarbij behorende wacht-
tijden (artikel 10).

Er komt een informatieplicht voor de

-ocr page 76-

veehouder en de dierenarts richting
vleeskeuring.

Officiële controles

Onverminderd de controles van het be-
drijfsleven voert de overheid ook zelf
controles uit en neemt passende maat-
regelen als blijkt dat de voorschriften
worden overtreden. De maatregelen
die getroffen moeten worden zijn ook
in de richtlijn opgenomen. Bij de in-
tensiteit van de controles kan rekening
gehouden worden met de inspannin-
gen terzake van het bedrijfsleven.

Referentielaboratoria

Na het jaar 2000 mag er per lidstaat per
residu slechts één referentielaborato-
rium worden aangewezen.
Nu kunnen per lidstaat nog meerdere
laboratoria voor hetzelfde residu zijn
aangewezen.

Invoer uit derde landen

De Derde landen worden door de
Commissie gelijkwaardig behandeld
als lidstaten. Daamaast vindt er steek-
proefsgewijs onderzoek plaats aan de
buitengrens in de inspectieposten aan
de grens.

Positieve bevindingen aldaar leiden tot
actie richting derde land alsmede tot
intensivering van de steekproefsge-
wijze controle.

longressen en cursussen
^ _

Praktijkonderzoek Pluimveehouderij
\'Het Spelderholt\' te Beekbergen organi-
seert in september een aantal festivitei-
ten ter ere van haar 75-jarige bestaan en
ter ere van het 30-jarige bestaan van de
Nederiandse Organisatie van Pluimvee-
houders (NOP). Van maandag 16 sep-
tember tot en met donderdag 19 septem-
ber 1996 zullen een viertal studie-
middagen plaatsvinden voor de sectoren
eenden-, konijnen-, vleeskuiken- en
pelsdierenhouderij. Tijdens deze studie-
middagen zullen medewerkers van \'Het
Spelderholt\' hun onderzoek toelichten.
Daamaast worden inleidingen gehou-
den vanuit het bedrijfsleven, het beleid,
de voorlichting en eventueel andere or-
ganisaties.

Donderdag 19 september vindt \'s mor-
gens de algemene jaarvergadering van
de Nederlandse Fokkers van Pels-
dierenhouders (NFE) plaats. Vrijdag 20
september zal er aandacht besteed wor-
den aan het 30-jarige bestaan van de
NOP tijdens de algemene jaarvergade-
ring met aansluitend een barbecue voor
genodigden. Afsluitend vindt er op za-
terdag 21 september een algemene
Open Dag plaats voor boeren, burgers
en buitenlui, waarbij de proefaccommo-
daties van \'Het Spelderholt\' de gehele
dag opengesteld zijn voor bezoekers.
Op deze dag is te zien wat er allemaal
voor onderzoek gebeurt op \'Het
Spelderholt\' en kan men een indmk krij-
gen van de modeme pluimvee-, konij-
nen- en pelsdierenhouderij.
Er zullen op de Open Dag ook vele orga-
nisaties aanwezig zijn om informatie te
verstrekken over hun activiteiten in één
van de genoemde sectoren. Dit zijn zo-
wel vaktechnische organisaties (NOP,
NOK, NFE) als instanties vanuit voor-
lichting (DLV), onderwijs (IPC-D), on-
derzoek (ID-DLO), gezondheidszorg,
alsmede belangenorganisaties op het ge-
bied van welzijn en milieu.

FESTIVITEITEN \'HET SPELDERHOLT

Hieronder volgt een overzicht van de
dagen die in september georganiseerd
worden:

Maandag 16 september 14.00 uur
Studiemiddag eendeniiouderij
Dinsdag 17 september 14.00 uur
Studiemiddag konijnenhouderij
Woensdag IS september 14.00 uur
Studiemiddag vleeskuikenhouderij
Donderdag 19 september 10.00 uur
Algemene jaarvergadering NFE
Donderdag 19 september 14.00 uur
Studiemiddag pelsdierenhouderij
Vrijdag 20 september 14.00 uur
Algemene jaarvergadering NOP
Zaterdag 21 .september 10.00-16.00 uur
Open Dag Boeren, Burgers en Buitenlui

PROBLEMATIEK BIJ JONGE PAPEGAAIEN

Op zaterdag 19 oktober 1996 organiseert
de werkgroep vogels van de vereniging
Archaeopteryx een symposium met als
thema \'Problematiek bij jonge pape-
gaaien\'. Dit onderwerp zal vanuit ver-
schillende invalshoeken belicht worden.
Hierbij valt te denken aan zaken als: de
invloed van voeding, huisvesting, maar
ook ziekten. Enkele kenners op dit ge-
bied, dr. G.M. Dorrestein (vakgroep
Pathologie, Bijzondere en Laboratorium
dieren. Faculteit der Diergeneeskunde),
dhr. G. Harrison DVM uit de USA (au-
teur van onder andere het boek Avian
Medicine: Principles and Applications),
drs. N. Schoemaker (specialist in oplei-
ding Vogels en Bijzondere dieren) en
drs. J. Hooimeijer, zullen als spreker op-
treden. Kaarten ä ƒ 10,-- inclusief lunch
kunnen besteld worden bij Archaeop-
teryx op het onderstaande adres:
Archeaopteryx, werkgroep Vogels, Yale-
laan 1, 350H TD Utrecht.

Voor hun medewerking bij het mogelijk
maken van dit symposium willen wij be-
danken Alfasan, AUV en Virbac.

INTRODUCTIE BASISOPLEIDING HOMEOPATHIE

Vrijdag 13 en zaterdag 14 september
1996 is bij de WICC in Wageningen
een introductie weekeinde voor de
Basisopleiding Homeopathie. De op-
leiding is in eerste instantie bedoeld
voor artsen, maar tevens toegankelijk
voor dierenartsen, tandartsen en apo-
thekers. Tijdens dit weekeinde wordt
een beknopt overzicht gegeven van on-
der meer de geschiedenis en de achter-
gronden, de werkwijze in de praktijk en
de stand van het wetenschappelijk on-
derzoek. De kosten bedragen ƒ 450,—,
inclusief lesmateriaal en lunches.

Voor meer informatie en/of aanmel-
ding: TeL: 0317- 422633, fax: 0317-
426434.

-ocr page 77-

LUSTRUM GROEP GENEESKUNDE VAN
HET PAARD 19-21 SEPTEMBER 1996

%

^ Groep Geneejkunde van het Paard
< der KNMvO

^L 19-20-21 secterDtxr 1996 Mecc-Maasmcrt

CONGRESPROGRAMMA

Donderdag 19 september 1996 - MECC

16.00-19.00 uur: - inschrijving en ontvangst in de expo foyer van het MECC

- opening van \'het stro-dorp\' van de industrie
vanaf 19.30 uur: - dine around: eten in een restaurant naar keuze op toplocaties in het hartje van Maastricht

Vrijdag 20 september 1996 - MECC

09.00-12.30 uur: Kreupelheid van de ondervoet nader belicht.
Voorzitter: Drs. E. Offereins

(On-)mogelijkheden van modeme uitwendige beeldvormings-
technieken voor diagnostiek van aandoeningen in de ondervoet.
Current concepts in the etiopathogenesis of degenerative joint
disease and the scientific basis for its treatment.
Inwendige beeldvorming en chimrgische behandeling van (peri)
articulaire stmcturen met behulp van de arthroscoop.
Local analgesic techniques for diagnosis of tendonitis and desmi-
tis, and principles of treatment.

* Prof dr. K.J. Dik:

* Prof dr. P. Lees:

* Dr. A.B.M. Rijkenhuizen:

* Dr. S.J. Dyson:

12.30-13.45 uur: Current research in the Netherlands: poster presentaties in het stro-dorp.

13.45-15.15 uur: Modeme technieken voor Kijken in Kelen en Luisteren naar Longen.
Voorzitter: Prof dr. H.H.L. Sasse

* Dr. M.M. Sloet:

* Drs. S. Boerma:

Voorste luchtwegen.
Longen.

15.45-17.15 uur: Inzichten in recente bedreigingen van het genitaal apparaat.
Voorzitter: Dr. l.P. Leendertse

* Prof dr. A. de Kmif

* Dr. J.F. Pycock:

Zaterdag 21 september 1996 - Festi Village

10.00-12.30 uur:\'Varia\'.

Voorzitter: LuCie

Reactiepatronen van het endometrium als waarschuwing voor
sensibilisatie.

Diagnosis of eariy pregancy and embryonic death in the mare:
Can GnRH help?

Role of physiotherapy in equine veterinary medicine.

Nieuws van de industrie.

Complicaties bij de algemene anaesthesie.

presentatie van de video \'Keuring van het Paard\' en het nieuwe

keuringsformulier.

PARTNERPROGRAMMA

Vrijdag 20 september 1996 - kaste-
len

Kastelentocht langs de meest fraaie re-
sidenties van Zuid-Limburg.

Zaterdag 21 september 1996 - rond-
vaart & grotten

Rondvaart over de Maas en bezoek aan
de grotten St. Pietersberg.

KOSTEN

De kosten voor het complete congres
bedragen slechts ƒ 550,= (congres
donderdag t/m zaterdag, procee-
dings/congrestas, koffie/thee, borrel,
lunches, diner/feest). Studenten beta-
len ƒ 275,= en de niet-leden toeslag be-
draagt ƒ 50,=; de kosten voor alleen
het vrijdagprogramma zijn ƒ 350,=.

AANMELDING

VVV Maastricht, Het Dinghuis,
Kleine Staat 1,6211 ED Maastricht,
tel. 043-3280808 / fax 043-3213746
t.a.v. Jean Bovy / Iris Hoogsteden

-ocr page 78-

PROGRAMMA

08.15 - 09.00 uur: Ontvangst met kof-
fie.

09.00-09.15 uur: Pro/: dr H.W. de
Vries, Decaan Faculteit der Dierge-
neeskunde, Utrecht.
Opening.

09.15 - 10.20 uur: Dr. B.I. Oshurne,
Associate Dean for Research and
Graduate Education Programs School
of Veterinary Medicine, University of
California, Davis.

\'Emerging diseases with a world-wide
impact and the consequences for vete-
rinary curricula\'.

10.20 - 10.35 uur: Prof dr J.G. Vos,
Vakgroep Pathologie, Faculteit der
Diergeneeskunde, Utrecht/ Laborato-
rium voor Pathologie en Immuno-
biologie Rijksinstituut voor Volksge-
zondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven.
\'Morbillivims infectie bij zeehonden
en gestoorde immuunfunctie na inges-
tie van chemisch gecontamineerde
vis\'.

10.35- 1 1.05 uur: Pauze.

11.05 - 11.40 uur: Prof dr W. Seinen,
Research Instituut Toxicologie (RI-
TOX), Utrecht.

\'De effecten van milieuverontreini-
ging op wilde dierpopulaties\'.

11.40 - 11.55 uur: Dr. A.D. Vethaak,
Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ),
Middelburg.

\'Visziekten ten gevolge van waterver-
vuiling\'.

11.55-12.10 uur: Mw. dr. ir. O.L.M.
Haenen, Instituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid (ID-DLO), Lelystad.
\'Ziekten bij zoetwatervissen\'.

12.10 - 12.25 uur: Dr. L. Kuiters,
Instituut voor Bos- en Natuuronder-
zoek (IBN-DLO), Arnhem.
\'Belasting van wilde zwijnen en edel-
herten met zware metalen\'.

12.25 - 12.40 uur: Dr. J. Graveland,
Instituut voor Bos- en Natuuronder-
zoek (IBN-DLO), Arnhem.
\'Verzuring en kalkgebrek als beper-
kende factor voor vogelpopulaties in
Nederland\'.

12.40-14.00 uur: Lunch.

14.00 - 14.35 uur: Dr. F.H.M. Borg-
steede. Instituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid (ID-DLO), Lelystad.
\'De effecten van parasieten op wilde
dierpopulaties\'.

14.35 - 15.10 uur: Prof dr F. van
Knapen, Vakgroep Voedingsmiddelen
van Dierlijke Oorsprong, Faculteit der
Diergeneeskunde, Utrecht.
\'Parasitaire zoönosen in relatie tot
wilde diersoorten\'.

LAATSTE AANKONDIGING

Symposium \'Oorzaken en risico\'s van ziekten bij wilde diersoorten in
Nederland\', dat op vrijdag 11 oktober 1996 zal worden gehouden in het
Androclusgebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht.

Dit symposium wordt mede mogelijk gemaakt door:

Stichting Martina de Beukelaar
Bayer A.G.

Veterinaire Hoofdinspectie van het ministerie van VWS
Jachtfonds

15.10-15.45 uur: Dr. S. Broekhuizen,
Instituut voor Bos- en Natuuronder-
zoek (IBN-DLO), Arnhem.
\'Ziekten bij wilde diersoorten in rela-
tie tot natuurbeheer\'.

15.45-16.15 uur: Pauze.

16.15-16.30 uur: Dr. S. G. T. Rijpkema,
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM), Bilthoven.

\'Wat is de rol van het reewild bij de
verspreiding van Lyme borreliose
door middel van geïnfecteerde teken?\'

16.30 - 16.45 uur: Dr. R.A. Hartskeerl,
Koninklijk Instituut voor de Tropen,
Amsterdam.

\'Leptospirose bij wilde dieren in
Nederland\'.

16.45 - 17.00 uur: Dr. J.T. Lumeij,
Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren,
Vakgroep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren, Faculteit der Dierge-
neeskunde, Utrecht.
\'Treponema infecties bij hazen in
Nederland\'.

17.00 - 17.15 uur: Drs. J. Oosterbaan,
Werkgroep relatie mens, dier en dier-
benutting.

\'Ziekteproblematiek bij het gebruik
van hoefdieren voor de begrazing van
natuurgebieden\'.

17.15 - 17.30 uur: Drs. JH. Bongers,
Instituut voor Dierhouderij en Dier-
gezondheid (ID-DLO), Lelystad.
\'Botulisme bij watervogels\'.

17.30 - 18.00 uur: Dr. H.J. Over,
Instituut voor Dierhouderij en Dier-
gezondheid (ID-DLO), Lelystad.
\'De plaats van de diergeneeskunde in
het natuurbeheer\'.

18.00- 19.30 uur: Borrel en hapje.

TOEGANGSPRIJS
Toegangsprijs bij inschrijving en be-
taling vóór 11 september 1996 be-
draagt ƒ 75,- (inclusief één exemplaar
van de proceedings). Voor een beperkt
aantal (50) studenten geldt bij inschrij-
ving en betaling vóór 11 september
1996 een gereduceerde toegangsprijs
van ƒ 17,50 (inclusief één exemplaar
van de proceedings).

Inschrijving na deze datum alleen na
telefonisch overleg met het secretari-
aat: ƒ 150,-.

OPGAVE VOOR DEELNAME
Opgave voor deelname geschiedt door
middel van een inschrijfformulier, dat
ukunt opvragen bij:
secretariaat Symposium Wildziekten,
Ellen Bonnes en Karin Nutters,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, tele-
foon: 030 - 2510111, fax: 030 -
2511787.

-ocr page 79-

De Universiteit Utrecht heeft dit jaar
de eer om het \'3rd International
Symposium on Reproduction of Dogs,
Cats and Exotic Carnivores\' te mogen
organiseren en wel
van 12 tot en met
14 september 1996 in Veldhoven.
Inmiddels heeft een groot aantal spre-
kers van wereldfaam op het gebied van
de voortplanting van hond, kat en exo-
tische carnivoren toegezegd een voor-
dracht te zullen houden. Het pro-
gramma ziet er dan ook buitengewoon
aantrekkelijk uit. Onderwerpen die aan
bod zullen komen zijn onder meer: fol-
liculaire groei, oestms-inductie met
dopamine-agonisten, de rol van pro-
lactine, sperma-onderzoek, contracep-
tie, inductie van abortus, ovariëctomie
versus ovariohysterectomie en het in
stand houden van bedreigde diersoor-
ten.

Hoewel het symposium in eerste in-
stantie bedoeld is voor onderzoekers op
het gebied van de voorplanting van
hond, kat en exotische carnivoren, is
het zeker ook interessant voor een ieder
met belangstelling in dit vakgebied.

SYMPOSIUM VOORTPLANTING HOND, KAT EN
EXOTISCHE CARNIVOREN

Foor registratie en informatie kunt u
contact opnemen met:
Prof. dr. Ad Rijnberk, Vakgroep Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren,
Yalelaan 8, 3508 TD, Utrecht. Tel:
030 - 2531697, fax: 030 - 2518126.
E-mail: A. Rijnberk@ukg.dgk. ruu.nl.

ZESDE ESVIM JAARCONGRES

Tegelijkertijd met het genoemde congres over voortplanting zal het \'6th ANNUAL CONGRESS van de
European Society of Veterinary Intemal Medicine (ESVIM)\'
plaatsvinden; dus ook van 12 tot en met 14 sep-
tember 1996 te Veldhoven.

Het congres is bedoeld voor dierenartsen die geïnteresseerd zijn in de inteme geneeskunde. Transplantatie in de
veterinaire geneeskunde, diagnose en behandeling van hartziekten en erfelijkheid zijn enkele van de onderwerpen
die aan bod zullen komen.

Meer informatie bij: ESVIM

Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Universiteit Utrecht
Yalelaan 8. 3508 TD UTRECHT, Tel: 030 - 2531589, fax: 030 - 2518126
Email: J.Rothuizen@ukg.dgk.ruu.nl

GRATIS GASTRO-ENTEROLÜGIE BIJ GEZELSCHAPSDIEREN

Op vrijdagmiddag 13 september 1996
van 13.30 tot 17.00 uur organiseert de
European Society of Veterinary and
Comparative Nutrition (ESVCN) sa-
men met vijf toonaangevende fabri-
kanten van complete diervoeders voor
gezelschapsdieren, een symposium
over klinische voeding in het congres-
centmm Koningshof te
Veldhoven.
De congrestaai is Engels.

Het interessante programma, hande-
lend over gastro-enterologie bij gezel-
schapsdieren, is in het bijzonder be-
doeld voor de praktiserende dierenarts.
Een vrije registratie ter waarde van
ƒ 75,00 is aan te vragen bij een van de
deelnemende bedrijven. De vertegen-
woordiging in Nederland verzorgt na
uw registratie uw aanmelding.

Neemt u contact op met de Neder-
landse vestiging van de firma van uw
voorkeur: Hill\'s Pet Nutrition, lams
Pet Food Intemational Inc., Purina-
Pro Plan, Royal Canin of Waltham
Veterinaire Services.

De adressen en telefoonnummers zijn
eventueel bij de ESVCN congrescom-
missie opvraagbaar: Postbus 80154,
3508 TD Utrecht of fax: 030 - 2518126.

PROGRAMMA

New aspects on gastro-enteritis in
dogs and cats - Vrijdag 13 septem-
ber 1996, 13.30-17.00 uur

1. Pathophysiology and clinical conse-
quences of diarrhoea

Dr. D. Davenport (USA)

2. Non-invasive diagnostic techniques
Prof R. Batt (UK)

3. Invasive diagnostic techniques
Prof M. Henroteaux (B)

4. The role in treatment of enteritis of
-amino acids incl glutamins

Dr. S Abood (USA)
-fibers and carbohydrates
Dr. G.D. Sunvold (USA)
-fatty acids
Dr. V. Biourge (F)

5. Medical and dietary management of
diarrhoea in dogs and cats

Dr. J. W. Simpson (UK)

-ocr page 80-

A

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 juni 1996 is een over-
zicht met richtlijnen voor het meene-
men van honden of katten op vakantie
gepubliceerd. Dit betreft de landen van
Europa. Naar aanleiding van meerdere
verzoeken wordt hierbij het vervolg
van het overzicht gepubliceerd, waarin
de richtlijnen voor een aantal landen
over de hele wereld beschreven zijn.

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 17 juni tot en met 21 juli 1996 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte verplicht
is, voor: Pseudo-vogelpest; in de pro-
vincie Limburg, gemeenten Landgraaf
aantal gevallen: 1.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de
banden voor het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1996 voorradig. De prijs be-
draagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Onderstaand treft u een overzicht aan van
de banden die eveneens nog voorradig zijn,
met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Bandenl995,1994, 1993, 1992:
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990:

niet meer voorradig.

Banden 1989:

niet meer voorradig.

Banden 1988:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het be-
treffende bedrag over te maken op postreke-
ning 511606 ten name van de KNMvD, on-
der vermelding van \'Banden\' en de jaargang.

HOND OF KAT MEE
OP VAKANTIE
- DEEL II

1

Land

Diersoort

Quarantaine j

Rabiësvacciuïtii^P

duur \\

tenminste ; \'\'l

voor

invoerdatum

Algerije

hond/kat

-

geen tijdslimiet bekend

Argentinië

hond/kat

-

geen tijdslimiet bekend

Australië

hond/kat

min. 30 dagen

primovacc: 3 maanden booster:-

Brazilië

hond/kat

-

)

Bulgarije

hond/kat

_

30 dagen

Canada

hond/kat

30 dagen, indien niet gevaccineerd

30 dagen

Chili

hond/kat

-

30 dagen

Egypte

hond/Tcat

Uitsluitend van ziekte verdachte

-

dierenmaximaal 15 dagen

Hongarije

hond/kat

geen tijdslimiet bekend

Indonesië

hond/kat

30 dagen

Irak

hond/kat

-

-

Iran

hond/kat

Geen limiet bekend

Israël

hond/kat

30 dagen

Japan

hond

14-180 dagen

30 dagen

Kroatië

hond/kat

ja

Malta

hond\'kat

6 maanden

20 dagen

Marokko

hond/kat

^een tijdslimiet bekend

Mexico

hond/kat

-

geen tijdslimiet bekend

Nederland.se Antillen

hond/kat

-

30 dagen

Nieuw-Zeeland

hond/kat

30 dagen

primovacc.: 6 maanden

booster:-

Nigeria

hond/kat

-

niet vermeld

Polen

hond

-

30 dagen

kat

-

30 dagen

Roemenië

hond

1 maand

kat

I maand

Russische Federatie

hoad/kat

Saoedie-Arabië

hond

~

kat

30 dagen

Singapore

hond/kat

ja

ja

Slovenië

hond/kat

Geen tijdslimiet bekend

Slowakije

hond/kat

■■

30 dagen

Suriname

hond/kat

-

30 dagen

Tanzania

hond

Bepaalde periode (onbekend)

6 maanden

kat

30 dagen

Tsjechië

hond/kat

3 weken

Tunesië

hond\'kat

30 dagen

Turkije

hond/kat

_

geen tijdslimiet bekend

Venezuela

hond/kat

geen tijdslimiet bekend

Verenigde Staten

hond

30 dagen

12 maanden

kat

30 dagen

12 maanden

Zaïre

hond/kat

30 dagen

Zimbabwe

hond/kat

-

~

Zuid-Afrika

hond

2 maanden

kat

2 maanden

Zwitserland

hond/kat

30 dagen

-ocr page 81-

iiHÉiiiiiiiiiilW^

ten hoogste
voor

invoerdatum

Gezondheidscertifleaat.
afgifte ten hoogste voor
invoerdatum

Legalisering, benodigd door
RVV en/of Consulaat

Opmerkingen

idem

~

idem

ja

RW

Consultaat te Amsterdam

Aankomst 24 uur van te voren melden. Dieren jonger dan 3
maanden
geen rabiësvaccinatie nodig.

12 maanden
12 maanden

ja, 48 uur op
plaats van inladen

Certificering door
RW

-Import permit vereist.

-Zowel voor aanvragen import permit, als voor exportceitificering zijn diverse
onderzoeken/ behandelingen vereist. Contact opnemen met R W-Centiaal.

-

ja

RW Consulaat

12 maanden

ja, 5 dagen

RW

12 maanden

RW

Kosten eerste dier ± 33 CAD, tweede dier ± 7 CAD.
Blindegeleidehonden geen kosten.

1 18 maanden

ja

RW Consulaat

ja, 2 weken

RW

idem

ja, 8 dagen

RW

Tevens op certificaat melden dat:

1. There was no case of rabiës within 20 km of point of origin and within 90
days prior to departure.

2. Indien inenting tegen hondenziekte heeft plaatsgehad, dient dit op het
certificaat vermeld te worden.

1 jaar

ja, 5 dagen in duplo

-Verplicht om invoervergunning aan te vragen bij; Ministry of Agriculmre,
Jalan Salemba Raya 16. Van te voren aankomst tijdstip melden.
-Geen invoer
mogelijk op Palembang, Bali, Irian Jaya.

-

ja

Indien jonger dan 5 maanden alleen gezondheidscertificaat.

1 idem

ja

Consultaat

Indien jonger dan 5 maanden alleen gezondheidscertificaat.

12 maanden

ja. 5 dagen

RW

-Invoer van dieren jonger dan 3 maanden is verboden.
-Invoervergunning is vereist voor invoer van meer dan 2 dieren
en dieren die zonder begeleiding reizen.

-Eigenaar moet schriftelijke verklaring maken, dat hij het dier 90 dagen in
bezit heeft voor aankomst in Israël.

levend vaccin 12
maanden,inact.
vac. 6 maanden

ja

RW

katten: geen certificaat vereist.

-

ja

~

-

6 maanden

ja

RVV

Invoervergunning vereist, alsmede verklaring dat land van herkomst
gedurende 6 maanden vrij is van rabiës.

idem

ja

-

idem

ja

RVV

ja, 14 dagen

-

1 jaar
I jaar

ja, 4 dagen op plaats van inladen

Certificering door RVV

-Import permit vereist.

-Zowel voor aanvragen import pemiit, als voor exportcertificering zijn diverse
onderzoeken / behandelingen vereist.Contact opnemen met RVV-Centraal.

idem

ja, 1 week

1 12 maanden
J 6 maanden

ja
ja

RVV
RW

Cjezondheidscertificaat in duplo.

12 maanden
6 maanden

ja
ja

RW

ja, 10 dagen

RVV

In hotels worden huisdieren meestal niet toegelaten.

12 maanden

ja(2x)

in principe is de invoer van honden verboden. Contact opnemen met het
consulaat, toestemming is mogelijk.

ja, 7 dagen

RVV, mogelijk zelfs de certificering

Invoervergunning vereist. Contact opnemen met RVV-Centraal.

idem

ja

RVV

Indien jonger dan 5 maanden alleen gezondheidscertificaat.

1 jaar

ja, tussen 3 dagen en 3 weken

RW

Melding komst 24 uur van te voren. Tevens op certificaat vermelden:

-the animals originate fixim places (ree from contagious diseases.

-no rabiës has occured during the last 3 weeks within 30 km of the place origin.

~

ja, 2 weken

-

3 jaar

12 maanden

ja

1 jaar

ja, tussen 3 dagen en 3 weken

RVV

Tevens op certificaat vermelden:

-the animals originate from places free from contagious diseases.

-no rabiës has occured during the last 3 weeks within 30 km of the place origin.

6 maanden

ja

RW

Tevens op certificaat vermelden:

No contagious diseases of animals occured at place of origin for 6 weeks
before
shipment.

idem

ja

RVV Consulaat

Tot nader order is de invoer van pittbull terriërs verboden.

idem

ja

RW Consulaat

Dieren dienen ingeënt te zijn tegen resp. honden- en kattenziekte.
Vermelden op het certificaat.

JU
ja

-Dieren jonger dan 3 maanden geen rabiësvaccinatie nodig.
-Hawaii stelt een quarantaineperiode van 120 dagen verplicht.

12 maanden

ja, 13 dagen

ja

Tevens op certificaat vermelden:

The animals are free of thicks and have not been exposed to contagious
diseases.

ja

Invoervergunning aan te vragen bij: Director of Veterinary Services, P.O.
Box 80, Causeway, Harare.

3 jaar
I jaar

ja

Invoervergunning aan te vragen bij: Director Veterinary Services, Private
Bag 138, Pretoria.

12 maanden

L------------

ja

Indien jonger dan 5 maanden alleen gezondheidscertificaat.

-ocr page 82-

VIDEOBAND DIERGENEESKUNDIGE
STUDENTEN KRING

ATTENTIE!!!

Zaterdag 28 september 1996 Werk-
vergadering Gezelschapsdieren Zuid-
Nederland te Weert. 10.00 - 16.00 uur.
Mailing volgt.

ledereen kent de Diergeneeskundige
Studenten Kring (D.S.K.) nog wel uit
zijn of haar studententijd. Meestal zijn
dit herinneringen aan Vet-inn\'s en
W.S.B.\'s. Maar dit zijn slechts opper-
vlakkige uitingen van een topje van de
D.S.K.-ijsberg. Daarom is er nu een vi-
deoband uitgekomen die het hele scala
van activiteiten van de D.S.K. laat
zien.

De band behandelt de geschiedenis en
ontwikkeling door middel van inter-
views met oud-bestuursleden, maar
laat ook onder andere Peerdepieten,
sinterklaasfeest, toneel, oraties en de
A.L.V. zien.

De videoband De Diergeneeskundige
Studentenkring, met als ondertitel:
\'And do they manage to get a laugh out
of it all?\' is te bestellen door ƒ 15,--
over te maken op gironummer 271994
van de Diergeneeskundige Studenten
Kring in Utrecht, onder vermelding
van videoband.

Voor verdere informatie kunt u het
D.S.K.-bestuur bellen, tel.: 030-
2354678.

DAGJE UIT

U heeft de datum al in uw agenda staan:
11 september 1996. Binnenkort ont-
vangt u een brief met nadere gegevens
over het programma van deze dag.
Mocht u geen schrijven ontvangen en
toch tot de doelgroep voor dit \'Dagje
Uit\' behoren (dierenartsen van 65 jaar
en ouder en weduwen), wilt u dan con-
tact opnemen met het Bureau van de
Maatschappij, tel.: 030-2510111. Wij
verheugen ons erop u 11 september te
mogen begroeten.

Het comité \'Dagje Uit\'

NHZ. OBJECTIEVE
INFORMATIE?

NHZ BV (administraties voor dierenver-
zekeringen) stelt in een mailing bestemd
voor alle landelijke dierenartsenpraktij-
ken dat de informatieverstrekking over
dierenverzekeringen niet door alle die-
renartsen even objectief/positiefis.
Het benaderen van dierenartsenpraktij-
ken op basis van ongefundeerde voor-
onderstellingen alsmede de toonzetting
hebben terecht negatieve reacties tot ge-
volg gehad. Voorts kan de enquête met
slechts suggestieve vragen naar de me-
ning van de KNMvD geen basis zijn om
een lijst van "objectieve" dierenartsen
op te stellen.

In een korte reactie aan NHZ heeft de
KNMvD laten weten de werkwijze van
NHZ ten sterkste af te keuren.

Niet de phonendoscoop, het scalpel of
de thermometer, maar de driver, de
sand-wedge en de putter vormden het
instrumentarium op woensdag 28 mei
1996 op de fraaie golfbaan \'t Sybrook
bij Enschede, tijdens de wedstrijd om
de felbegeerde titel \'Veterinair Golf-
kampioen van Nederland 1996\'.

Niet alleen chirurgische vaardigheid
maar ook chirurgische precisie brach-
ten L.F. van de Velde (hcp 26) het
kampioenschap. Na een spannende
strijd werd hij de primus inter pares
met 35 stableford punten. Hij werd op
de voet gevolgd door A.C.L.M. Aarts
(hcp 18) en M. van den Berg (hcp 26)
beiden met 34 punten, allemaal zeer
goede scores als we in aanmerking
nemen dat iedereen met 7/8 van de
handicap van start ging.

De longest drive dames werd gesla-
gen door mevrouw L.C.M. Beukers,
terwijl bij de heren J. Spaans iedereen
aftroefde. De meeste nauwkeurigheid
vertoonde O.M. Verhorst. Van zijn
hand kwam de \'neary\'.

De ochtendwedstrijd (warming-up en
gezelligheid) werd gewonnen door
het duo J. Spaans en R.A.J.M. van
Meer (23 punten) gevolgd door me-
vrouw L.C.M. Beukers en Sj. Berg-
sma (21 punten), terwijl het koppel
A.A. Hesen en J. Remmen (21 pun-
ten) beslag legde op de derde plaats.

VETERINAIR GOLFKAMPIOENSCHAP VAN NEDERLAND 1996

LEO VAN DE VELDE DE NIEUWE
KAMPIOEN VAN NEDERLAND

Valt verder nog te vermelden dat een
record aantal deelnemers (58) kon
worden verwelkomd. Nog verheu-
gender was dat zes dames door hun
deelname het wedstrijdbeeld interes-
santer maakten.

Dat het ons op deze dag aan niets
heeft ontbroken is te danken aan de
voorwaardenscheppende bijdrage van
de firma Alfasan B.V. De naam
Alfasan staat daar borg voor, zoals
alle golfspelende dierenartsen uit er-
varing weten. Nogmaals hartelijk
dank.

In het Twentse land is ook een com-
missie geïnstalleerd die zich gaat be-
zighouden met de voorbereiding van
het tweede lustrum dat in 1998 ge-
vierd gaat worden.

Kortom: alle reden om, na een zeer
geslaagde dag, tevreden huiswaarts te
keren in de wetenschap dat ons nog
vele mooie dingen te wachten staan.

Namens het Veterinair Golf Comité
L.M. Otto

-ocr page 83-

\'Het houden van een huisdier bevor-
dert het geestelijk en lichamelijke wel-
zijn van mensen\'. Deze stelling staat
centraal tijdens een congres dat het
Multidisciplinair Onderzoekscentrum
naar de relatie mens en dier (MRI) van
de Faculteit der Diergneeskunde, op
maandag 23 september 1996 organi-
seert.

Vooraanstaande wetenschappers uit di-
verse disciplines geven hun visie op de
relatie tussen mens en gezelschapsdier.
Een van de sprekers is mevrouw prof.
dr. Vlasta Vidovic van de Faculteit
Psychologie aan de Universiteit van
Zagreb. Zij is onlangs begonnen met
een onderzoek naar het inzetten van ge-
zelschapsdieren bij de behandeling van
trauma bij kinderen uit oorlogsgebie-
den. Dr. Dennis Tumer spreekt over de
nieuwste wetenschappelijke inzichten
met betrekking tot de invloed van ge-
zelschapsdieren op de gezondheid van
mensen. Op het welzijn van gezel-
schapsdieren wordt ingegaan door dr.
M. Schilder.

Doel van het congres is de positieve
kanten van het houden van gezel-
schapsdieren op genuanceerde wijze te
belichten. Uit onderzoek blijkt dat met
name ouderen, gehandicapten en kin-
deren veel baat hebben bij het houden
en verzorgen van een gezelschapsdier.
Speciaal ter gelegenheid van het con-
gres is in de congresruimte een unieke
expositie te zien. Studenten van de
kunstacademie in Zagreb, Kroatië, ge-
ven door middel van foto\'s hun im-
pressie van de relatie tussen mens en
dier.

MENS EN DIER: EEN BIJZONDERE BAND

De kosten van het congres bedragen
ƒ 75," (voor studenten ƒ 35,-). De
prijs is inclusief lunch, koffie en thee
en congresbundel.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met mevrouw dr. N. En-
denburg, MRI, Vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, Facul-
teit der Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht, Yalelaan 8, 3584 CM Utrecht.
Tel.: 030 - 2531565, fax: 030 -
2518126. E-mail n.endenburg@po-
box.ruu.nl

VETERINARY NURSING (FORMERLY \'JONE\'S ANIMAL
NURSING\' 5TH EDITION).

cover.

Dit is de opvolger van de sinds 1978
als eerste editie uitgegeven Jone\'s
Animal Nursing.

De rol van de dierenartsassistent(e)
in de gezelschapsdierenpraktijk anno
1995 is een geheel andere dan een
aantal jaren geleden. Deze opvolger
van Jone\'s Animal Nursing gaat dan
ook veel dieper in op de verantwoor-
delijkheden die nu op de schouders
van een dierenartsassistent(e) rusten.
Nieuwe onderwerpen geven een af-
spiegeling van de grotere rol. Bege-
leiding rond het overlijden van een
huisdier en gedragsproblemen zijn
duidelijke voorbeelden.

Gezondheid, veiligheid en de wetge-
ving in de alledaagse praktijk zijn an-
dere nieuwe gebieden die voor de as-
sistent(e) van belang zijn en in dit
boek aan de orde komen. De (leer-
ling)assistent(e) heeft niet alleen ken-
nis nodig van de basiswetenschappen,
diervoeding, het omgaan met dieren
en praktijkwerkzaamheden, maar ook
van operatietechnieken, röntgenon-
derzoek, computers en van algemene
dierverzorging. Zijn/haar functie is
belangrijker geworden, hij/zij krijgt
meer verantwoordelijkheden en daar-
voor moet hij/zij goed opgeleid zijn.
Dit boek kan daarbij een grote steun
zijn als studieboek en naslagwerk.
Ook voor de dierenarts-student en
prakticus staat er veel informatie in.
Het boek bestaat uit twee delen (716
bladzijden). Het is geschreven door
zeventien auteurs. Beide delen be-
staan uit veertien hoofdstukken.

In deel 1 komen onder andere de vol-
gende zaken aan bod: omgaan met en
vasthouden van dieren in allerlei om-
standigheden, de observatie, wat is
normaal en wat abnormaal. De eerste
hulp wordt uitgebreid behandeld.
Voor de receptioniste is dit een be-
langrijk stuk, zij is tenslotte de eerst
aangesprokene en moet kunnen be-
oordelen hoe spoedeisend het karak-
ter van de aandoening is. Zij moet
kunnen adviseren wat de eigenaar in
eerste instantie moet en kan doen om
erger te voorkomen. Ook geeft het
boek veel informatie over bijzondere
dieren; over het werken in de kennel.

in het laboratorium en de apotheek.
Verder komen de anatomie en fysio-
logie uitgebreid aan bod.

Deel II behandelt microbiologie,
mycologie en parasitologie, alsmede
de voeding, erfelijkheid en fokkerij.
Ook verloskunde en pupverzorging
komen aan bod. Bij de algemene ver-
pleging gaat het onder meer over het
toedienen van medicijnen en vocht.
Verder worden diagnostische onder-
zoeken zoals van bloed, ontlasting
en urine behandeld. Een groot aantal
ziekten en aandoeningen die in de
praktijk voorkomen worden beschre-
ven, met daarbij vooral voor de as-
sistent(e) belangrijke onderdelen. De
operatiekamer met alles er omheen,
zoals: onderhoud van operatieruim-
tes en instrumentarium, samenstel-
len van de instrumentariumsets,
voorbereiden van de operatiepatiënt
en assisteren bij operaties wordt zeer
zeker niet vergeten. Bij de bespre-
king van anaesthesie en analgesie
wordt aangegeven welke methoden
en middelen er zijn, met hun voor- en
nadelen. Bij röntgenologie komen
werking, onderhoud en veiligheid
aan bod.

De wetgeving is geheel op Engeland
gericht en dit geldt gedeeltelijk ook

-ocr page 84-

voor de benaming van de geneesmid-
delen. Het boek is in liet Engels ge-
schreven, wat een bezwaar kan zijn.
Er zijn veel foto\'s, tekeningen en ta-
bellen in kaders, die goed aansluiten
bij de tekst en erg verduidelijkend
werken. Met een heel goede index in
beide delen is snel de benodigde in-
formatie op te zoeken.

Al met al een boek dat aanbevolen
kan worden voor elke assistent(e) en
een ieder die zich met de behandeling
van gezelschapsdieren bezighoudt.
Eigenlijk mag het in geen enkele
praktijk ontbreken.

E. Cesar

MANUAL OF SMALL ANIMAL DIAGNOSTIC IMAGING

R. Lee (editor). ISBN O 90 5214 26 9.

Dit 200 bladzijden tellende boek
geeft informatie over met name rönt-
gendiagnostiek bij gezelschapsdie-
ren. Het boek is geïllustreerd met na-
getekende röntgenopnamen.

In hoofdstuk 1 komt de röntgentech-
niek aan bod. Omdat het een Brits
boek betreft wordt er vrij uitvoerig in
gegaan op de anesthesie en de positio-
nering door middel van kussens etc.
In het Verenigd Koninkrijk is het niet
toegestaan tijdens het maken van op-
namen in de röntgenruimte aanwezig
te zijn. In Nederland is dit (nog) niet
het geval. Op dit moment is deze in-
formatie voor de prakticus dan ook
weinig relevant. Hoewel de titel van
het boek anders doet vermoeden, is
het eerste hoofdstuk helaas de enige
plaats waar technieken als CT en MRI
kort de revue passeren.

In de volgende hoofdstukken komen
achtereenvolgens de röntgentechniek
en röntgendiagnostiek van de schedel
en de nek (hoofdstuk II), de thorax
(hoofdstuk III), het abdomen (IV), het
appendiculaire skelet (hoofdstuk IV)
en de wervelkolom (hoofdstuk VI).
Voor alle hoofdstukken geldt dat het
af en toe nogal storend is dat alterna-
tieve technieken (bijvoorbeeld de
echografie) niet in het verhaal worden
betrokken. Ook in deze hoofdstukken
wordt vrij uitvoerig ingegaan op de
positionering bij de geanestheseerde
patiënt. Met name in het hoofdstuk
over het abdomen zijn nogal wat za-
ken, die toch enige verbazing wekken.
Zo vindt men in het boek bijvoorbeeld
dat een zijdelingse buikopname in het
algemeen voldoende is, terwijl het een
geaccepteerd principe is, opnamen al-
tijd in twee richtingen te maken. Voor
een goed onderzoek van de urineblaas
zijn opnamen met positief contrast en
dubbelcontrastopnamen noodzake-
lijk. In het boek wordt echter gemeld
dat pneumocystografie meestal vol-
doet. In hoofdstuk V wordt een aardig
overzicht gegeven van de meest voor-
komende aandoeningen van het ap-
pendiculaire skelet. Hier zijn ook en-
kele tekortkomingen te constateren.
Zo wordt het los proc. coronoideus
medialis wel gemeld, maar wordt ten
onrechte gesuggereerd dat een zijde-
lingse en AP-opname voldoende zou-
den zijn voor de diagnostiek. In
Nederland is het gebmikelijk deze op-
namen aan te vullen met twee uitpro-
jecties, zoals bijvoorbeeld ook door de
elleboogdysplasiecommissie geëist
wordt.

Hoofdstuk VII geeft een overzicht
van de meest gebruikte röntgencon-
trastmiddelen. In hoofdstuk VIII
wordt een zeer beknopte uitleg gege-
ven van de techniek en toepassing van
de echografie. Hiervan zijn slechts
enkele bladzijden gewijd aan het ei-
genlijke echografie-onderzoek en de
interpretatie. Dit is, gezien de titel van
het boek, wel erg mager. Ook hier
slecht tekeningen en geen afdrukken
van echografiebeelden.

Hoofdstuk IX is gewijd aan bijzon-
dere dieren. Hierin wordt vooral de
opname-techniek beschreven. Er is
geen aandacht voor de interpretatie.
Daarom ontstaat de indruk, dat het er
slechts voor de volledigheid is inge-
voegd. Voor het röntgenonderzoek
van de bijzondere dieren moet nu toch
nog een beroep gedaan worden op an-
dere literatuur, waarin de informatie
over opnametechniek in het algemeen
ook verschaft wordt.

Het laatste hoofdstuk gaat over stra-
lenbeveiliging. Natuurlijk is dit geënt
op de Britse situatie. Door het gehele
boek worden er nogal veel afkortin-
gen gebmikt, die niet uitgelegd wor-
den. Sommige zijn gemakkelijk te be-
grijpen. Bij ander afkortingen is het
mij niet gelukt de exacte betekenis te
achterhalen. Concluderend geeft het
boek een aardig overzicht over de
röntgendiagnostiek bij gezelschaps-
dieren. Voor andere beeldvormende
technieken is weinig aandacht. Met
name de afweging welke techniek bij
een patiënt de voorkeur geeft, ont-
breekt in dit boek volkomen. Het ont-
breken van afdrukken van röntgenop-
namen, is voor een boek dat gaat over
röntgenologie, toch wel een tekortko-
ming. Persoonlijk vindt ik dat dit
boek weinig toevoegt aan de, vaak
goede, al bestaande literatuur.

/. Tiemessen

-ocr page 85-

Onderstaand treft een overzicht aan
van cursussen welke in de maand sep-
tember 1996 op ons programma staan.
Opgave voor alle genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374 of fax
(030)2516490.

\'Het totale onderzoek in 10 röntgen-
avonden\'; Röntgenologisch onder-
zoek van de buikholte bij gezel-
schapsdieren
(96/134), alle ge-
noemde data zijn donderdagavonden
van 20.00 tot 23.00 uur te Utrecht,
ƒ 2.800,--.

26 september 1996: introductie beeld-
vorming van de buikholte: \'het nor-
maalbeeld\' techniek - interpretatie -
aanvullende diagnostiek
31 oktober 1996: het afwijkende buik-
beeld: te wit - te zwart!
21 november 1996: \'tumor\' in de buik
19 december 1996: contrastonderzoek
van het urologisch apparaat
16januari 1997: urologische patiënten
13 februari 1997: contrastonderzoek
van de digestietractus
13 maart 1997: \'braken\'
10 april 1997: \'diarrhee\'
15 mei 1997: \'trauma\'
5 juni 1997: overzicht röntgendiagnos-
tiek van de buikholte veel voorko-
mende fouten - \'drog\'- beelden - etc.

Het doel van deze intensieve cursus is
om de deelnemers een volledig over-
zicht te bieden aangaande de prakti-
sche mogelijkheden en beperkingen
van röntgenologisch onderzoek van de
buikholte bij gezelschapsdieren.
In die gevallen waar de praktische toe-
pasbaarheid van röntgendiagnostiek
beperkt is, of resulteert in onvolledige
informatie, zal de mogelijkheid van
ander en/of aanvullend beeldvormend
onderzoek zoals echografie worden
aangeduid en besproken.

Elke röntgenavond heeft een thema en
zal bestaan uit drie onderdelen:

1. introductie en bespreking van het
thema aan de hand van dia\'s;

2.zelfstudie en interpretatie van rönt-
genfoto\'s betreffende het besproken
thema aan de lichtkast;

3.bespreking en discussie van de rönt-
genfoto\'s aan de hand van dia\'s.

m

■ ^ ii if

Aan het begin van elke avond bestaat
de mogelijkheid om meegebrachte
röntgenfoto\'s te bespreken. De cursus-
leider is dr. Pim Wolvekamp, specia-
list veterinaire radiologie, FdD, Vak-
groep Radiologie.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdieren

(U.D.) (96/121), woensdag 18 septem-
ber 1996; 09.30 - 17.30 uur te Wage-
ningen, ƒ 525,- (inclusief lunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren.

De theoretische aspecten van echogra-
fie zullen besproken worden en de
praktische uitvoering van echografisch
onderzoek van abdomen en thorax zal
gedemonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scan-techniek; nor-
maalbeeld van diverse organen; beel-
den van een aantal veelvuldig voorko-
mende afwijkingen.
De cursusleider is drs.
J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Veterinaire apotheek II Landbouw-
huisdieren
(96/604), woensdag 25,
donderdag 26 en vrijdag 27 september
1996 (2,5 dag) en donderdag 14 en
vrijdag 15 november 1996 (1,5 dag),
dagprogramma te Utrecht; avondpro-
gramma te Zeist, ƒ 2.900,- (inclusief
overnachtingen).

Deelname aan deze is cursus is slechts
mogelijk indien u heeft deelgenomen
aan de cursus Veterinaire Apotheek I.
De cursus richt zich op hen die actief
betrokken zijn bij apotheekbeheer.

Het geneesmiddel: onder andere keu-
zecriteria, onderbouwing werkzaam-
heid, bio-equivalentie en substitutie,
het beoordelen van informatie en on-
derzoeksgegevens, formulering en
kwaliteit.

De Apotheek: onder andere voorraad
beheer, inkoopbeleid, kostenopbouw
inrichting, personeel en organisatie
werk- en controlenormen.
Distributie van diergeneesmiddelen
logboek, administratieve verplichtin-
gen, patiënten/eigenaren informatie,
communiceren met de eigenaar over
geneesmiddelen.

Regelgeving: actualisering kennis
wetgeving; knelpunten als gevolg van
regelgeving; hoe daarmee om te gaan.
In het kader van de cursus krijgt men
een aantal \'huiswerkopdrachten\' (on-
der andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die
gezamenlijk worden besproken.
De cursusleiders zijn prof dr. A. Pij-
pers en drs. S.J. Mesu, Project Vete-
rinaire Apotheek, FD.

Assistentie voorbereiding en nazorg
operatiepatiënt
(96/812), zaterdag 28
september 1996, 10.00 - 16.00 uur te
Wageningen, ƒ 395,- (inclusief lunch).

Controle van de patiënt voor de opera-
tie.

Algemene verzorging en controle van
de patiënt na de operatie; bijkomen uit
anesthesie; pijnbestrijding na de ope-
ratie (noodzaak?); infusen; verbanden
of kraag. Bovendien wordt aandacht
besteed aan de emstig zieke, opgeno-
men patiënt. Bloedafname technieken.
Een en ander wordt theoretisch behan-
deld en gedemonstreerd en waar mo-
gelijk geoefend.

De cursusleider is dr. A.A.M.E. Lub-
berink, specialist chimrgie der gezel-
schapsdieren.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk)
worden aangeleverd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mo-
gelijk). Aan het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.

-ocr page 86-

Op 31 maart, op Palmzondag, over-
leed na een ziekte die hem gelukkig
slechts kort bedlegerig maakte, op 86-
jarige leeftijd Piet van Wettum, dieren-
arts te Blaricum, in het huis waar hij
sinds 1953 ook zijn praktijk uitoe-
fende.

Geboren op 27 september 1909 als
zoon van de burgemeester van Naar-
den volgde hij daar het lager onder-
wijs aan de lokale School met den
Bijbel. Vervolgens werd het Christelijk
Lyceum te Hilversum bezocht en afge-
sloten met het behalen van het H.B.S.-
b diploma. Daarna volgde de studie
Veeartsenijkunde te Utrecht, met suc-
ces afgerond op 7 juli 1936.

Er waren waarnemingen in Zeeland,
Alkmaar, Driebergen en een vrije vesti-
ging te Weesp. In die tijd gaf hij samen
met zijn oom, collega Kreuger (moge-
lijk heeft deze hem aangezet dierge-
neeskunde te gaan studeren) E.H.B.O.-
cursussen te Amsterdam. Er bestond
toen nog, door toedoen van de dieren-
bescherming, een kliniekje voor min-
vermogende hoofdstedelingen, waarbij
voor een consult f 0,50 in rekening
werd gebracht. Desgewenst werd de
patiënt met een transportfiets, voorlo-
per van de huidige dierenambulance,
nog opgehaald ook! Trouwens, in die
tijd werden voor visites nog f 3,— bere-
kenden voor herhalingsvisites f 1,50.

Piet is gedurende zijn praktijkjaren
ook nog plaatsvervangend inspecteur
en werkzaam geweest bij de vleeskeu-
ringsdienst bij de gemeente Naarden.
Op 15 november 1938 werd de praktijk
overgenomen van de latere hoogle-
raar prof van Gils, die een praktijk in
Laren had opgestart.

Op 13 april 1939 huwde hij Grietje
Engel en kwamen er twee kinderen:
Martien en Engeline. Alvorens huize
\'Nardinc\' op de grens van Laren en
Blaricum te gaan betrekken, werd ook
nog enige tijd praktijk gevoerd aan de
weg van Huizen naar Blaricum.
Piet was de vierde dierenarts in het
Gooi in een tijd dat er slechts één was,
namelijk in Hilversum, die zich uitslui-
tend bemoeide met de gezondheids-
zorg van gezelschapsdieren, terwijl nu
± 30 praktiserende dierenartsen in
hetzelfde gebied hun heilzame arbeid
ter hand genomen hebben.
Begrijpelijk was, dat de behandeling
van de grote huisdieren toen nog het
leeuwendeel van de werkzaamheden
uitmaakte en pas na de oorlog een ver-
schuiving naar de gezelschapsdieren-
praktijk van belang werd. Niettemin
heeft Piet tot de associatie in 1974 al
die tijd uit pure liefde voor zijn dierge-
neeskundige roeping de dienstverle-
ning alleen gedaan, zonder enige
weekend- of avondregeling, bang als
hij was zijn cliënten en vooral de vee-
houders met een onbekende te moeten
confronteren. Zelfs terugkerend van
een (niet al te lange) vakantie reed hij
zo snel mogelijk weer terug. Hij rook
figuurlijk gesproken de stal alweer. De
betrekkelijk hieruit voortvloeiende ge-
dachte niet snel compromissen aan te
gaan kwam mogelijk voort uit zijn diep
christelijke geloofsovertuiging, welke
hem door alle jaren en ook op de mo-
menten waarop hij zich bewust werd
afscheid te moeten nemen, tot grote
steun is geweest. Gedreven ook vanuit
zijn geloof heeft hij tot het laatst tal-
loze zieken en bejaarden bezocht ten-
einde hen op te beuren, en was hij ook
aanwezig op begrafenissen en bruilof-
ten vooral van vroegere veehouders en
hun kinderen, die hem als een fami-
lielid verwelkomden.

Innemoriam

PIET VAN WETTUM

Na zijn pensionering op 1 januari
1976, toen de praktijk werd overge-
dragen, heeft hij zijn inmiddels ver-
worven vakantiehuisje in Spanje vele
malen en voor langere tijd bezocht.
Vijf jaar geleden stierf zijn dochter
Engeline, een verlies dat hij niet heeft
kunnen verwerken.

Na zijn overlijden is hij opgebaard in
zijn oude praktijkruimte waar enkele
honderden van zijn oude kennissen en
relaties hem hebben bezocht om af-
scheid te nemen van een vriend. Groot
was ook de belangstelling in de gere-
formeerde kerk, waarvan hij door de
jaren heen een trouw bezoeker was.
Hij is daarna in besloten kring in het
familiegraf in Naarden bijgezet.

Wij weten dat het waardige afscheid
Gri, Martien, Cor en de kleinkinderen
tot grote steun en troost is geweest.

G.J.J. Snelder

-ocr page 87-

WWW\' " •• wm, \\

In memoriam

KEES BIJLEVELD

12 augustus 1939-18 mei 1996

Schrijvers van een In Memoriam die-
nen bij het in herinnering roepen van
de levensloop en een aantal specifieke
eigenschappen van een overledene be-
perkingen in acht te nemen. De dier-
baarheden die men als omgeving van
de overledene zo vertrouwd ervaart,
zijn dat voor de meeste lezers van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde niet.
Tóch schrijven wij dat Kees een aar-
dige vent was, en dat ook wilde zijn,
die na zijn afstuderen nog een aantal
jaren aan de Kliniek voor Heelkunde
gewerkt heeft en daar een naam had
opgebouwd in de chirurgische behan-
delingsmogelijkheden vóórdat hij zijn
praktijk kleine huisdieren in Hoorn be-
gon. Hij stond hier bekend als een
goed chirurg met speciale belangstel-
ling voor de orthopaedie der kleine
huisdieren.

Geboren werd Kees in Medemblik
maar zijn jeugd kende een aantal
woonplaatsen door ambtelijke ver-
plaatsingen van zijn vader. Zijn HBS
maakte hij af in Dordt, dit In Memo-
riam zou echter onvolledig zijn zonder
het laatste oorlogsjaar te noemen dat
het gezin in het friese Blija, stamdorp
van de familie, doorbracht. Daar over-
leefde men de barre tijden, maar hoe
bewust en intens genoot Kees daar ook
van de landelijke sfeer, de dorpse ver-
houdingen en gewoontes. Hij kwam
daar dan ook zeer vaak terug. Achteraf
meent hij dat daar al de kiem lag van
zijn veterinaire belangstelling.

Kees rolde in zijn studententijd haast
vanzelfsprekend in het Unitasbestuur.
Daarvan noemde hij het Lustrumjaar
1962 waarin hij ab-actis van de senaat
was \'een gouden jaar\'. Hij was met
zijn sociale karakter al vroeg betrok-
ken bij allerlei organisaties, leidde
vele VCJC-zeilkampen, waar hij Em-
my leerde kennen. Ook later in Hoorn
was hij actief als bestuurslid in een
aantal organisaties waaronder het
Hoornse ziekenhuis, en hij speelde
vanzelfsprekend zijn rol in het vereni-
gingsleven.

Zeilen, en vooral zeezeilen, was on-
danks een zelden aflatende zeeziekte
zijn grote passie. Hij was organisatie-
voorzitter toen enige jaren terug de we-
reldkampioenschappen van de jeugd-
zeilboot MIRROR in Hoorn werden
verzeild.

Hij hield de contacten die hij van
waarde achtte zeer trouw aan. Zo
kwam hij, tekenend voor hem, op we-
relddierendag telkenjare een aantal
van ons met een plant of een bos bloe-
men verblijden met het argument dat je
je broodverschaffers toch te vriend
moest houden. Hij hield hardnekkig
vast aan zijn gelijk, ook als hij dat niet
had, maar deed dat op zo \'n charmant
friese wijze dat hij zijn opponent toch
aan het denken zette of het compromis
niet een betere levensvorm zou kunnen
zijn.

Zo \'n compromis sloot hij ook met zijn
fatale ziekte, waar hij op een bewonde-
renswaardig open wijze vele jaren mee
om ging. Dat hij dit niet langer kon
volhouden stemde hem en ons droef
maar in zijn lijn was het dat hij zijn
vrouw Emmy, zijn beide zoons Hajo en
Sybe en ons, zijn vrienden en collega \'s
bij zijn overlijden in niets in het onge-
wisse heeft gelaten. Zelfs de regie van
zijn stijlvolle door overweldigend ve-
len bijgewoonde begrafenis was in
handen van Kees. In Blija rust een man
die ook zijn laatste compromis mild
aanvaard heeft.

Jenny Groenewold-Oskam
Jelle Groenewold
Jan Reinders

-ocr page 88-

De vergadering in Parijs bestond uit
twee sessies. De eerste moest duide-
lijkheid verschaffen over de mogelijke
relatie tussen BSE en CJD en het con-
sumentenperspectief onder de aan-
dacht brengen. De tweede sessie betrof
een aantal voorgestelde veterinaire
maatregelen ten behoeve van de eradi-
catie van BSE, de identificatie en regi-
stratie van runderen, de bescherming
van de volksgezondheid en certifice-
ring. Uitgangspunt was dat aanbeve-
lingen wetenschappelijk onderbouwd
dienen te zijn.

BACKGROUND PAPER
De FVE heeft een \'background paper\'
opgesteld, onder meer naar aanleiding
van de BSE-vergadering van de OIE in
mei 1996. Sinds kort is de FVE name-
lijk waarnemer bij de OIE, de instantie
die zich wereldwijd met dierziekten
bezighoudt.

De OIE heeft in haar mei-vergadering
de internationale code op het gebied
van BSE aangepast: er zijn minimum-
eisen aan een surveillance systeem ge-
steld en de voorwaarden waaronder
een land zich vrij van BSE mag noe-
men zijn vastgesteld -zo wordt er on-
derscheid gemaakt tussen lage- en
hoge-incidentielanden- hetgeen conse-
quenties heeft voor de import van run-
deren en runderproducten. Verder is
aangegeven welke zekerheden een ex-
porterend land (met of zonder BSE,
dus ook Nederland) moet bieden op
het gebied van surveillance, monito-
ring en controles.

Is BSE een \'once in a lifetime opportunity\' voor veterinairen om te laten zien
wat ze voor de samenleving kunnen betekenen? Als het aan F.J. Anthony,
voorzitter van de Federation of Veterinarians of Europe (FVE), ligt wel. De
FVE spreekt van een ergerlijke \'verdunning van veterinaire supervisie, in-
spectie en verificatie door persisterende bezuiniging en minimale invulling
van EU-wetgeving\'. Een logisch gevolg is de afkeer van de consument door
een gebrek aan vertrouwen in de veiligheid en \'dierwaardigheid\' van het dier-
lijke product. De BSE-problematiek kan als hefboom dienen om de bescher-
ming van de volksgezondheid met nadruk van een veterinair stempel te voor-
zien. Net als vroeger.

Voorwaarde voor de FVE is wel dat BSE wordt gezien als een Europees pro-
bleem. En daarover is geen overeenstemming bereikt. De voorzitter van de
FVE is een Brit en daardoor niet bij uitstek de persoon om Europa te overtui-
gen. De Britten staan immers niet bekend als \'Europa minded\'.
Deze en andere BSE-aspecten werden besproken op 17 juni 1996 tijdens de
BSE-vergadering van de FVE met als titel: Regaining Confidence in Beef; a
Veterinary Contribution. De FVE was te gast bij het Office International des
Epizoöties (OIE) te Parijs. De vertegenwoordigers van de KNMvD waren J.
Minderhoud, tevens voorzitter van de EASVO (European Association of
State Veterinary Officers) en S.A.M. Deleu. T.G. van de Vuurst was als secre-
taris afgevaardigd namens de UEVH (European Union for Veterinary
Hygiënists).

Door Sophie Deleu

É É t ÉI i i I

FVE-VERGADERING OVER BSE TE PARIJS

CONSUMENT WIL VETERINAIRE GMiAm\\ES

Zoals al eerder gezegd maakt de FVE
zich sterk voor versimpeling van be-
staande wetgeving, meer communica-
tie tussen lidstaten en uniformiteit van
controlemaatregelen binnen de Euro-
pese Unie. Verder heeft de FVE reeds
in het verleden benadrukt dat \'achter-
over leunen\' niet op zijn plaats is. De
EU heeft weliswaar sinds het wegval-
len van de grenzen nog niet op grote
schaal te maken gehad met besmette-
lijke ziekten, zoals mond- en klauw-
zeer, maar waakzaamheid blijft gebo-
den. Ook kan zeer gemakkelijk een
nieuwe ziekte van buiten de EU geïn-
troduceerd worden, als de controles
niet sluitend zijn. Het is gevaarlijk om
genoegen te nemen met compromissen
op dit punt.

De vleesindustrie kampt naar aanlei-
ding van de BSE-crisis met grote pro-
blemen: een relatie tussen BSE en CJD
is misschien aanwezig, het terugwin-
nen van het vertrouwen in vlees is niet
eenvoudig, integendeel, en uiteinde-
lijk staat het hele intensieve-veehou-
derijconcept ter discussie. De consu-
ment is er bijvoorbeeld niet van
gediend dat dierlijke eiwitten aan vee
worden vervoederd, zeker niet aan her-
bivoren.

Het vertrouwen kan alleen dan her-
steld worden als de controles in heel
Europa eenduidig zijn. Veterinairen
zijn in de productieketen betrokken
van zaadje tot carbonaadje (of mooier:
\'from stable to table\'). Aangezien het
Permanent Veterinair Comité de laat-
ste tijd vaak in het nieuws is, weet nu
ook de consument wat de dierenarts te
bieden heeft. Voorwaarde is natuurlijk
wel dat de veterinaire input groot is.
Gedacht moet worden aan een heldere
strategie om BSE uit te bannen, een
uitstekend internationaal I&R-sys-
teem, sluitende controles in de slacht-
huizen en transparante certificering
van bedrijven.

Aangezien BSE wel overdraagbaar is,
maar zich niet als een contagieuze aan-
doening gedraagt, moet de ziekte ge-
zien worden als een voedselinfectie.
Door de getroffen stamping-out maat-
regelen lijkt BSE echter wel op een be-
smettelijke ziekte. Het belangrijkste is
niettemin de getroffen dieren uit de
voedselketen te verwijderen. In de pu-
bliciteit rond BSE zou het aspect \'niet
besmettelijk\' meer nadruk moeten
krijgen.

De detectie van de ziekte staat of valt
met de veterinaire inspectie op de pri-
maire bedrijven, aangevuld met sectie.
Deze detectiemogelijkheden zijn niet
overal even adequaat. Meer veterinai-
ren zouden ingeschakeld moeten wor-
den om BSE de baas te worden, zowel
in overheidsdienst als in de praktijk.
Verder is de dierenarts bij uitstek in de
gelegenheid de consument het vertrou-
wen in dierlijke producten terug te ge-
ven. Het imago van de dierenarts is im-
mers \'betrouwbaar\' en daamaast \'dier-
vriendelijk\'. Dit in tegenstelling tot het
imago van de overheid. Met nadmk wil
de FVE erop wijzen dat research naar
BSE gestimuleerd en gecoördineerd
dient te worden. Beweringen richting
het publiek dienen wetenschappelijk
onderbouwd te zijn.

-ocr page 89-

De FVE meent dat, mede gezien het
feit dat alle maatregelen omtrent BSE
een veterinair aspect in zich hebben, de
dierenarts een hoofdrol heeft in de be-
scherming van de consument.

BSE -> CJD?

Prof. Dormont (Frankrijk) lichtte de
vermoede link tussen BSE en CJD toe.
Allereerst benadrukte hij dat BSE (één
van de transmissible spongiform en-
cephalopathies, TSE\'s) weliswaar
overdraagbaar is, maar zeker niet be-
smettelijk. De overdracht is mogelijk
binnen één species, maar ook van spe-
cies op species, alhoewel dit laatste
aanzienlijk moeilijker is. Verder ver-
schilt de overdraagbaarheid met de in-
fectieroute. Zo slaat de ziekte gemak-
kelijker aan bij injectie met infectieus
materiaal in de hersenen, dan oraal toe-
gediend.

Nog steeds wordt algemeen aangeno-
men dat BSE uit scrapie is ontstaan.
Van een scrapie-prion is echter allang
geen sprake meer. Het gevormde BSE-
prion slaat dan ook niet meer zomaar
aan bij het schaap.

De vragen die men zich op dit moment
stelt zijn: zijn er symptoomloze dra-
gers, hoe infectieus is het dier zelf tij-
dens de incubatietijd en welke reser-
voirs zijn er? Vooralsnog deelt men de
weefsels in in categorieën, elk met een
verschillende infectiviteit. Melk en
vlees vallen in de categorie \'niet infec-
tieus\'.

Over de speciesbarrière rund/mens is
nog te weinig bekend om er harde uit-
spraken over te doen. De nieuwe va-
riant van CJD vertoont weliswaar
overeenkomsten met BSE -zo lijken de
prionen sterk op elkaar- maar de kans
dat de mens CJD krijgt van het eten
van rundvlees is werkelijk minimaal.
Andere routes zijn nog onvoldoende
onderzocht, doch veel waarschijnlij-
ker.

MÜREEL-ETHISCHE PRINCIPES
Aan mevrouw Forsberg (Head of
Corporate Environment and Food
Affairs) uit Zweden de taak om het
consumentenstandpunt over deze on-
verkwikkelijke zaak te verduidelijken.
Forsberg legde sterk de nadruk op
\'animal welfare\'.

Ze gaf aan dat de Zweedse consumen-
tenbond reeds in het verleden heeft
aangegeven, erop tegen te zijn dat die-
ren hun eigen soortgenoten te eten kre-
gen. Maar dan meer uit moreel-ethisch
perspectief, dan uit oogpunt van ge-
zondheidsbescherming. Goed luiste-
ren naar de consument is altijd weer
moeilijk voor academici. Men is ge-
neigd deze moreel-ethische aspecten
voor minder belangrijk te houden dan
de wetenschappelijk vaststaande fei-
ten. Niettemin is de consument degene
die de vleesindustrie gaande moet hou-
den. De wetenschappers doen er dus
goed aan met de volgende vier ge-
noemde wensen van de consument re-
kening te houden:

1. de herkomst van het vlees moet dui-
delijk zijn (labeling);

2. het houderijsysteem moet \'dier-
waardig\' zijn (er zou een soort Good
Breeding Practice-code moeten
zijn);

3.er moet een standaard voor welzijn
vastgesteld worden;

4. het moet transparant zijn waar en
hoe de veterinaire controles plaats-
vinden.

Dit laatste is natuurlijk belangrijk voor
de dierenarts. Kennelijk vindt de con-
sument het een prettig idee dat het
vlees een veterinaire keuring heeft on-
dergaan. Hij ziet dit graag terug op de
verpakking. Dit sluit goed aan bij de
\'stable to table\'-betrokkenheid van de
dierenarts en bij de vraag naar her-
komst-labeling.

Het zou de vleesindustrie waarschijn-
lijk zeer ten goede komen als de rol
van de veterinair nadrukkelijker onder
de aandacht van de consument werd
gebracht.

Sessie twee ging van start met de voor-
dracht van W.H.G. Rees van de OlE
die de eerdergenoemde wijzigingen in
de intemationale code toelichtte.

ZWITSERLAND

Prof. U. Kihm gaf uitleg over de
Zwitserse maatregelen inzake BSE.
Dieren met klinische verschijnselen
van BSE worden verbrand. Bijna
steeds komt slechts één geval per
kudde voor. Het zou zinvol zijn alle
dieren die hetzelfde voer hebben ge-
kregen mede te verbranden, maar dit
blijkt heel moeilijk te achterhalen te
zijn.

De oorzaak van de BSE-gevallen in
Zwitserland wordt toegeschreven aan
de import van diermeel. Diermeel
wordt momenteel niet meer aan mnd-
vee gevoerd en het aantal gevallen is
dalende. Niettemin worden ook van
klinisch onverdachte dieren hersenen,
mggemerg en ogen apart verzameld en
vemietigd.

Er is een goede compensatieregeling
getroffen voor gedupeerde boeren, zo-
dat de aangifte van een geval van BSE
niet nadelig is. De controles op de
maatregelen zijn evenwel verscherpt.
Het lijkt erop dat Zwitserland de BSE-
kwestie krachtig ter hand heeft geno-
men en de problematiek beheersbaar
heeft gemaakt. De ziekte zal er lang-
zaam maar zeker uitdoven. De andere
EU-landen kunnen hiervan leren.

VERENIGD KONINKRIJK
R.M. Stevenson is voorzitter van de
British Veterinary Association (BVA).
Hij gaf tekst en uitleg bij de Britse
gang van zaken en deed het standpunt
van de BVA uit de doeken. De BVA is
duidelijk niet gelukkig met de uitspra-
ken en maatregelen van de Britse over-
heid, die inderdaad een ontredderde in-
dmk maakt.

De BVA geeft veel voorlichting over
BSE in de vorm van een speciale BSE
Briefing en publicaties in de Veteri-
nary Record. De overtuiging is dat
BSE ook in het Verenigd Koninkrijk
op zijn retour is. Er zijn slechts weinig
BAB (Bom After the Ban)-gevallen
geconstateerd. Het belangrijkste is op
dit moment de introductie van een
goed l&R-systeem. In de krant heeft
men kunnen lezen dat deze zomer het
\'mnderpaspoort\' wordt ingevoerd.
De BVA kwam tot de pijnlijke conclu-
sie dat de veterinaire inbreng in de op-
lossing van de problemen klein is. Er
zijn jarenlang plannen gemaakt, maar
de overheid heeft niet geluisterd.
Verkeerde zuinigheid!

l&R IN DENEMARKEN
De laatste spreker was O.K. Hansen uit
Denemarken over l&R-perikelen. De-
nemarken is erg voor \'labeling\' van
dierlijke producten. Naast traceerbaar-
heid heeft l&R natuurlijk ook een ge-
netisch doel.

Denemarken werkt met een cijfercode.
Een barcode, zoals we die in Ne-
derland kennen, ontbreekt. Een voor-
deel van het Deense systeem is wel dat
geïmporteerde dieren een andere kleur
oormerk dragen.

Deense veehouders zijn echter niet
verplicht hun dieren te identificeren en
te registreren, hetgeen in Nederland
ondenkbaar zou zijn. Er zou dan name-
lijk een levendige handel opbloeien in
ongeïdentificeerde dieren.

BRITS OF EUROPEES?
De aansluitende discussie spitste zich,
na enkele vragen van technische aard,
toe op de vraag of BSE als een Brits of
als een Europees probleem gezien

-ocr page 90-

moet worden. Zoals ook B.E.C.
Schreuder in de Veterinary Record
heeft gepubliceerd: er zijn 12.000 At
Risk-mnderen geëxporteerd naar het
vasteland. Deze zijn alle in staat om
BSE te ontwikkelen. De ziekte kan
overal in Europa opduiken.
Dit feit verleidde één van de Britse af-
gevaardigden de conclusie te trekken
dat er kennelijk niet voldoende geval-
len van BSE op het vasteland gerap-
porteerd werden. Hij vermoedde dat de
practici niet in staat zijn het ziekte-
beeld te herkennen. Hij pleitte dan ook
voor nascholing op dit gebied.
Gedelegeerden van andere EU-landen
vonden dit wel wat te gortig worden.
Het Verenigd Koninkrijk heeft de ver-
antwoordelijkheid om het voortouw te
nemen in de BSE-affaire. De andere
landen willen best hun steun betuigen,
maar passen ervoor beschuldigd te
worden van onderrapportage. Boven-
dien wisten de Britten in de zaal niet
aan te geven, naar welke landen de be-
doelde 12.000 mnderen geëxporteerd
waren.

In Nederland zijn in die tijd overigens
alleen Schotse Hooglanders geïmpor-
teerd, die de natuurgebieden moeten
afgrazen Deze komen niet in de con-
sumptieketen terecht.

De Deen T. Flagstad vatte de vergade-
ring goed samen.

BSE is overdraagbaar, maar niet be-
smettelijk. Diermeel is de vector. Er is
een speciesbarrière en er is geen be-
wijs voor de overdracht van BSE naar
de mens.

Consumenten willen een \'stable-to-ta-
ble\'-benadering van het probleem. Het
is aan dierenartsen in een volstrekt on-
afhankelijke positie om veiligheids- en
\'dierwaardigheids\'-garanties te geven.
Een eerste vereiste voor de beheersing
van de BSE-problematiek is een goed
I&R-systeem.

Van de FVE werd gevraagd vooral
veel voorlichting over BSE te blijven
geven.

Nederland kan lering trekken uit de
gang van zaken. Het is zaak dat, mocht
een geval van BSE zich voordoen, de
ziekte herkend wordt. Verder zal er
ook in dit land hard gewerkt moeten
worden aan een transparante productie
van dierlijke voedingsmiddelen en zal
het omkleden ervan met garanties na-
drukkelijker een zaak van de dieren-
arts moeten worden. Een zaak van de
KNMvD in samenspraak met overheid
en bedrijfsleven.

Met dank aan T. G. van de Vuurst.

* Er is contact geweest met Kl-orga-
nisaties over het uitvoeren van
drachtigheidsonderzoek door inse-
minatoren. Afgesproken is dat de
inseminatoren dit onderzoek niet
structureel zullen doen. Na een half
jaar worden de afspraken geëvalu-
eerd.

* Namen van inseminatoren die zich
niet aan bovenstaande afspraak hou-
den, kunnen vertrouwelijk door-
gegeven worden aan het secretari-
aat. Dit zal opgenomen worden met
de betreffende Kl-organisatie.

dierenartsen in het kader van Dier-
gezondheid in Beweging en voor
commentaar voorgelegd aan de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

In overleg met het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Vis-
serij (LNV), het bedrijfsleven en de
overkoepelende organisatie van
dierenspeciaalzaken is een notitie
opgesteld over de minor species- en
minor indications-problematiek.
Deze notitie wordt door het minis-
terie behandeld en zal daama in de
openbaarheid worden gebracht.

Ten aanzien van de minor species-
en minor indications-problematiek
worden de betrokken Groepen op-
geroepen deze problematiek in
kaart te brengen. In de gezelschaps-
dierensector moet ook gedacht wor-
den aan het gebmik van humane
middelen. Een effectieve belangen-
behartiging door de KNMvD kan
alleen plaatsvinden, wanneer de
omvang en de aard van de proble-
men duidelijk is. De Groepen wordt
gevraagd een bestuurslid aan te wij-
zen dat als aanspreekpunt voor de
praktici in de befreffende sector kan
fungeren.

Mevrouw dr. E.N. Noordhuizen-
Stassen is benoemd tot bijzonder
hoogleraar Relatie Mens-Dier. Zij
is de eerste Nederlandse vrouwe-
lijke dierenarts die het college van
hoogleraren zal versterken. Een in-
terview met haar zal binnenkort in
het Tijdschrift gepubliceerd wor-
den.

Het Hoofdbestuur zal als onder-
werp voor de Besturendag 1996
een keuze maken uit de volgende
onderwerpen: \'Concurrent of col-
lega?\', \'Het dier als vergeten on-
derwerp\' of \'Dierenarts en consu-
ment\'.

Enkele kleine praktijken hebben te
kennen gegeven het gevoel te heb-
ben dat zij \'vermorzeld\' worden
door grote groepspraktijken, als het
gaat om het treffen van een dien-
stenregeling. Deze groepsprak-
tijken hebben er vaak geen behoefte

VAN HET HB/AB

De afgelopen tijd is woelig geweest. Zo heeft het secretariaat naar aanleiding
van de BSE-crisis, elektronische identiflcatie bij gezelschapsdieren en de
PNP-affaire veel contact gehad met de pers -we zijn als KNMvD zelfs met
beeldmerk en al op de TV geweest- en is er veel werk achter de schermen ver-
richt. Belangrijke aandachtspunten zijn de certificatie van dierenartsenprak-
tijken, de Arbowetgeving, het verzamelen van kengetallen inzake inkomens-
ontwikkelingen en het blad Dierenpraktijken. Andere belangen, die meer een
kwestie zijn van een lange adem, worden behartigd, zonder dat veel mensen
dat direct in de gaten hebben, zoals de invulling van de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren. Tevens is het secretariaat alweer druk doende met
de ondersteuning van de organisatie van het Jaarcongres, de kadervorming
Vrouwelijke Dierenartsen en het lustrum van het blad Veehouder en
Dierenarts. Individuele dienstverlening gaat natuurlijk gewoon door, denk
daarbij ook aan het \'maatwerk\' van de Vacaturebank tijdens de zomermaan-
den. Van de vaccinatieboekjes is inmiddels het zevenhonderdduizendste ver-
zonden.

Daarnaast is het weer tijd voor een overzicht van de gespreksonderwerpen
van het Algemeen Bestuur.

-ocr page 91-

aan, iets op het gebied van diensten
af te spreiden omdat zij dit zelf l(un-
nen regelen. Groepen en
Afdelingen worden opgeroepen hun
achterban te raadplegen aangaande
dit probleem. De KNMvD zou de
kleine praktijken kunnen ondersteu-
nen, als dat wenselijk wordt geacht.

De KNMvD is geen voorstander
van uitbreiding van de numems
fixus. De decaan van de Faculteit
der Diergeneeskunde heeft overi-
gens te kennen gegeven dat de fa-
culteit wel voorstander is, omdat
bepaalde deelvakgebieden momen-
teel onderbezet zijn. De KNMvD
verwacht echter dat er in de toe-
komst minder praktici nodig zullen
zijn, dus ziet geen reden dmk op de
arbeidsmarkt uit te oefenen. Veel
zal echter afhangen van de manier
waarop de studie in de toekomst zal
worden ingericht (aparte studie-
richtingen of niet).

De Werkgroep Alternatieve Asso-
ciatievormen heeft interviews ge-
houden met praktici die op een an-
dere dan de gebruikelijke maat-
schapsvorm geassocieerd zijn. Een
tussenrapportage zal in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde ver-
schijnen. Het aantal dierenartsen
met een \'alternatieve associatie\' is
echter klein.

De Groep Geneeskunde van het
Varken beraadt zich op de ontwik-
keling van werkgelegenheid in de
toekomst. Er is in de varkenssector

liPKiiiiiiiahwiAi

namelijk sprake van een temgloop.
Een overzicht van de \'kansen en be-
dreigingen\' zal gepubliceerd wor-
den in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

* Het Hoofdbestuur had behoefte
aan deskundig advies aangaande
de voortzetting van het werk van de
NCl en heeft dr. J.J. van Nes en
prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen op-
dracht gegeven een rapportage te
maken. Conclusie is dat informati-
sering en automatisering in toene-
mende mate een onmisbare rol ver-
vullen in de veterinaire branche.
Het voortbestaan van de NCl moet
derhalve gegarandeerd worden. In
overleg met de betrokken Groepen
wordt gedacht aan voortzetting in
de vorm van een stichting.

* De stand van zaken met betrekking
tot de GVP-code IKB-varkenshou-
derij is als volgt: 70% van de ge-
toetste praktijken heeft de toets in
een keer gehaald. Alle aanvullende
toetsingen zijn in één keer positief
afgesloten.

Ten aanzien van de betaling voor
deze extra inspanningen van de
dierenarts voor de kwaliteit van het
product wordt opgemerkt dat de
dierenarts de toegevoegde waarde
van het bedrijfsbezoek zal moeten
kunnen aantonen, anders is de vee-
houder niet bereid ervoor te beta-
len.

* De KNMvD heeft te kennen gege-
ven structureel overleg met de

Gezondheidsdienst voor Dieren op
prijs te stellen.

* De opzet van een \'verdovingsnet-
werk\' bevindt zich in een impasse.
Het secretariaat poogt de gesprek-
ken hierover weer op gang te krij-
gen.

* Uit de netwerkanalyse Dierge-
zondheid in het kader van het pro-
ject Diergezondheid in Beweging
is gebleken dat er in het zoötech-
nisch netwerk een negatief beeld
over dierenartsen bestaat. Ve-
terinairen zouden een ondoor-
dringbaar bolwerk vormen. De
KNMvD ziet het als haar taak een
andere indruk te bewerkstelligen.
Dit is onder meer mogelijk door
een actieve opstelling in het pro-
ject Diergezondheid in Beweging
en het krachtig ter hand nemen
van de informatisering van die-
renartsen (onder meer door het
scholingsplan Diergezondheid in
Beweging). Ook\'is openheid naar
het zoötechnisch netwerk ge-
wenst.

Uit de netwerkanalyse is voorts ge-
bleken dat er weinig communicatie
is tussen het beleidsnetwerk en het
operationeel netwerk rond dierge-
zondheid (in het eerste zijn dieren-
artsen overigens ondervertegen-
woordigd). Ook dit is een aan-
dachtspunt van de KNMvD.

Foor meer informatie kunt u contact

opnemen met mevr. S.A.M. Deleu, tel.

030-2510111.

REGIO-BIJEENKOMSTEN VROUWELIJKE DIERENARTSEN 1996

\'INTERCOLLEGIALE SAMENWERKING OF COMMUNICATIE
MET JE COLLEGA\'

Aan het einde van de zomer gaat traditioneel de Nascholing voor Vrouwelijke
Dierenartsen van start. De KNMvD organiseert deze bijeenkomsten om vrou-
welijke dierenartsen de gelegenheid te geven een netwerk op te bouwen en om
ze te ondersteunen bij het versterken van hun positie op de arbeidsmarkt.
Dit jaar zijn de regio-bijeenkomsten, net als in 1995, in de vorm van work-
shops gegoten. Ina Vader en Ineke Tymes van \'Kontakt der Kontinenten\' zul-
len ze leiden. De keuze van het onderwerp is een voortborduren op de ge-
slaagde landelij ke dag in 1995:
intercollegiale samenwerking of communiceren
met je collega.

en vaardigheid in communicatie van
groot belang voor iedere dierenarts. Ina
Vader verwoordt het specifieke belang

Ervan uitgaande dat 80% van het sa-
menwerken bestaat uit communiceren,
overieggen en onderhandelen, is inzicht
ervan voor vrouwen als volgt: \'Vrou-
wen zijn nog relatief nieuw in het vak;
hun vragen en belangen worden niet
vanzelf gehoord en meegenomen in de
besluitvorming\'. Om een voorbeeld te
noemen: de commissie VDA bestaat
dik tien jaar, terwijl de KNMvD meer
dan 130 jaar bestaat. Er is dus wel dege-
lijk sprake van een \'mannenwereld\'.
Werken aan verandering -let wel: op
een positieve manier- van de huidige si-
tuatie vraagt van vrouwen dat zij in
staat zijn hun belangen bespreekbaar te

-ocr page 92-

maken en in onderhandelingen te reali-
seren. Een goede werkrelatie is natuur-
lijk uitgangspunt.

ZELFBEWUSTZIJN
Ina Vader is 44 jaar en \'een oude rot in
het vak\'; ze traint al tien jaar vrouwe-
lijke artsen. Daartoe heeft zij 280 trai-
ningen van 21 dagdelen op haar naam
staan. Daamaast is ze beeldend kunste-
naar.

Ina: \'Ik probeer bij de trainingen de
communicatieve vaardigheden en het
zelfbewustzijn van vrouwelijke artsen
te versterken\'. Korte workshops, zoals
die nu door de KNMvD voor vrouwe-
lijke dierenartsen worden georgani-
seerd, zijn eigenlijk niet ideaal om der-
gelijke vaardigheden aan te leren.
Vandaar dat de dierenartsen na deze
workshop in de gelegenheid worden
gesteld zich verder bij te scholen in
communicatieve vaardigheden.
De trainingen van Ina Vader liggen alle
in dezelfde lijn: communicatieve vaar-
digheden, strategisch handelen, pre-
senteren en levensloopontwikkeling.
\'Maar ze zijn vrijwel altijd gericht op
de werksituatie\', legt ze uit. Naast
vrouwelijke artsen kunnen vrouwelijke
kinderartsen, gynaecologen en verlos-
kundigen bij Kontakt der Kontinenten
terecht.

Het principe is heel simpel. Op het mo-
ment dat je samenwerkt moet je com-
municeren. De kunst is omgaan met
kritiek en specifiek voor vrouwen: oe-
fenen in (beheerst) protesteren. Dat is
nodig om invloed en macht uit te kun-
nen oefenen, iets waar de mannelijke
collegae vaak beter in zijn. Ina hoort
heel vaak: \'O, het ligt dus ook in mijn
bereik om iets te veranderen\'. Invloed
en macht maken een vrouw volgens
Ina Vader niet gelukkiger, maar wel
onafhankelijker.

NIET VERSCHUILEN
Ineke Tymes (51) is van oorsprong
Duitse taal- en letterkundige. Thans
houdt zij zich echter geheel bezig met
trainings- en vormingswerk op het ge-
bied van beleid en organisatie. Zij
heeft daartoe ook specifieke opleidin-
gen gevolgd, onder meer organisatie-
kunde. Ze traint veelal leidinggeven-
den in de gezondheidszorg.
Ze meent dat de trainingen van vrou-
welijke artsen veel overeenkomst
kunnen vertonen met die van vrouwe-
lijke dierenartsen, maar toch ook
weer anders zijn: \'Onze indmk van
dierenartsen is die van harde werkers,
handen-uit-de-mouwentypes\'. Ineke
wijst erop dat vrouwen, zeker in deze
branche, vaak de neiging hebben om
zich te verschuilen. \'Vrouwen moeten
niet proberen een soort man te wor-
den\'. Vrouwen hebben eigen belan-
gen en die moeten ze zichtbaar ma-
ken. Ineke: \'Anders ga je voorbij aan
bepaalde aspecten van je identiteit en
dat leidt onherroepelijk tot teleurstel-
lingen in de werksituatie, zodanig dat
sommige vrouwen gewoon stoppen
met werken\'. Dit probleem wordt in-
derdaad onderkend door de Com-
missie VDA.

Bij de workshops is de werksituatie
uitgangspunt. De deelnemers zullen
zelf uit moeten maken, welke situaties
geoefend worden. Gedacht moet wor-
den aan: sollicitatiegesprekken, dien-
sten verdelen, vragen om deeltijdar-
beid enzovoorts. \'Er zijn zoveel
interessante situaties te bedenken\', al-
dus Ineke. \'Ik ben ervan overtuigd dat
het hele boeiende workshops zullen
worden\',

WIE, WAT. WAAR?
De workshops zullen op de volgende
data van 13,30 tot ± 17.30 uur plaats-
vinden:

zaterdagmiddag 28 september 1996
ten kantore van de KNMvD te Utrecht;
donderdagmiddag 17 oktober 1996 in
Hotel \'Vught\' te Vught;
zaterdagmiddag 26 oktober 1996 in

Hotel Café-Restaurant \'Zwolle\' te
Zwolle.

Vrouwelijke dierenartsen die niet in de
gelegenheid zijn de workshop \'s mid-
dags te volgen, kunnen zich opgeven
voor de bijeenkomst op dinsdagavond
29 oktober 1996 van 18.00 tot 22.00
uur ten kantore van de KNMvD te
Utrecht.

Binnenkort ontvangen alle vrouwe-
lijke dierenartsen een uitnodiging en
aanmeldingsformulier voor deze bij-
eenkomsten.

Het programma omvat een kennisma-
king, theoretische achtergrondinfor-
matie en het oefenen van praktijksitu-
aties. Elke oefening wordt aan de hand
van observatie-opdrachten nabespro-
ken en zo nodig herhaald.
De kosten, die met opzet laag worden
gehouden, bedragen ƒ 75,— voor leden
van de KNMvD en ƒ 125,— voor niet-
leden.

Aanmeldingen zullen op volgorde van
binnenkomst worden behandeld. Wilt
u zich nu al aanmelden, bel dan naar
het bureau van de KNMvD, tel. 030-
2510111.

Omdat één workshop nooit meer kan
zijn dan even \'miken\' aan de materie,
worden de deelnemers in de gelegen-
heid gesteld in het voorjaar van 1997
een langer durende training te vol-
gen.

-ocr page 93-

Het bestuur van de Stichting Pen-
sioenfonds voor Dierenartsen is mo-
menteel als volgt samengesteld;

drs. S. Dooper; voorzitter
drs. J.K. Prins; secretaris/penningmees-
ter

drs. H.A.R. Kok; vice-voorzitter
mevrouw Y.H. Beenen-Louwerse

drs. H. Meulenaar
drs. Visee
drs. S.D. Feitsma

In de komende vergadering van deel-
nemers (september 1996), zijn de he-
ren Kok en Prins aftredend. De heer
Prins, bestuurslid sinds 1988, stelt zich
niet beschikbaar voor een nieuwe be-
stuursperiode. De heer Kok, bestuurs-
lid vanaf 1993, wel.

« mm ■ "W

STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN

In overleg met de betrokken beroeps-
groep stelt het Hoofdbestuur voor de
heer Th.M. Bosman voor te dragen
voor benoeming tot bestuurslid als op-
volger van de heer Prins, en de heer
Kok voor te dragen voor herverkiezing.

JAARCONGRES 1996 KNMvD LIMBURG ROLDUC

Wij hebben u verteld hoe de Oppergod
Zeus, vermomd als witte stier, prinses
Europa schaakte en haar op een nieuw
continent. Europa, een nieuw thuis
verschafte.

Wij hebben u verteld hoe later, in de
woelige middeleeuwen, kloosters het
voortbestaan van onderwijs en weten-
schap hebben behoed voor de onder-
gang.

Wij hebben u verteld dat het volgens
ons hoog tijd was om in zo\'n Europees
klooster - klooster Rolduc in Limburg -
ons eens te bezinnen op het veterinaire
onderwijs in Nederiand en in Europa.
Voorwaar een emstige zaak!
In Rolduc zal dus bepaald worden hoe
uw toekomstige collega emit ziet. Of
wacht u liever af tot het te laat is?

Maar wij hebben u ook verteld dat het
in zo\'n klooster goed toeven is, goed
van eten en drinken, met een Galafeest
toe.

En vooraf zal de Sportdag plaatsvin-
den; wat wilt u nog meer?

Heel duidelijk:
zonder sporters geen sportdag
zonder congresgangers geen congres
zonder feestgangers geen feest

Zonder u geen Jaarcongres der
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde anno 1996
in Limburg!

Daar mag u mstig wat tijd voor uittrek-
ken.

Congrescommissie Limburg

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KDPIJ

Deadline *)

02-09-1996
16-09-1996
30-09-1996
14-10-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de vol-
gende collegae:

Bossard, Mevr. M.M.; 1996; 4142 BT Leerdam;
R. Jooszstraat 6.

Dwarkasing, Mevr. V.N.A.; 1996; 3514 BZ
Utrecht; Hopakker210.

Gooskens, Mevr. J.L.M.; 1988; 4714 RD
Sprundel; Korte Hei 11.

Hoomick, L.J.P.; 1996; 7156 LB Beltrum;
Grolseweg 19.

Huume, Mevr.Dr. A.A.H.M. ter; 1981; U-1993;

Aflevering

15-09-1996
01-10-1996
15-10-1996
01-11-1996

3981 BB Bunnik; Kon. Julianalaan 26.
Kooijman, Mevr. G.E.; 1996; 3583 ZB Utrecht;
Antoniushof 55.

Peters, ProfDr. P.W.J.; 1971; (Geneesk.)U-
1981; 5366 Munsbach (Luxemburg); 232, Rue
Principale.

Speybrouck, Mevr. S.G.M.; Gent-1989; 2582
KR \'s-Gravenhage; Van W. van Dijkveldstraat
57.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Brandts, Mevr. A.I.H.; 1996; 3572 EJ Utrecht;
Gildstraat33.

Broshuis, J.T.A.; 1996; 3524 CK Utrecht;
Boven Zevenwouden 22.
Kruif, N.H. de; 1989; 3116 CD Schiedam;
Warande 99.

Langelaar, Mevr. M.F.M.; 1996; 07370
Eclassan (Frankrijk); Rue de l\'église.
Makoschey, Mevr. Dr. B.; Hannover-1990;
Hannover-1993; 5831 CH Boxmeer;
Spoorstraat 5 P.

Salomons, J.W.; 1995; 86510-000 Arapoti,
Parana (Brazilië); Col. Holandesa.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bergman, Mevr. M.D.; 3732 VG De Bilt;
Looydijk 86.

Dijk, J. van; 3732 GJ De Bilt; Wilhelminalaan
37.

Otte, Mevr. H.G.; 3582 XD Utrecht;
I.B.Bakkerlaan 891.

OVERLEDEN:

Op 5 juli 1996 Drs. J.P. de Vries te Stadskanaal.

JUBILEA:

H.J. Stol te Leiden, afwezig, 50 jaar, 21 augustus
1996

A.J.B. Hammink te Loenen (Gld) aanwezig, 50
jaar, 31 augustus 1996

J.L. Krom te Meppel, afwezig, 25 jaar, 3 septem-
ber 1996

J.J.J. van de Mortel te Oudewater, afwezig, 25
jaar, 3 september 1996

H.Th.J. Rosendal te Delden, aanwezig, 25 jaar, 3
september 1996

Mevr. J. van Toorenburg te Ginoux d\'en Bas
(Frankrijk), afwezig, 25 jaar, 3 september 1996
Dr. J.M. de Kruijf te \'s-Hertogenbosch, afwezig,
25jaar, 3 september 1996
E.J.S. Bron te Oudemirdum, afwezig, 50 jaar, 7
september 1996

Dr. D.M. Zuijdam te Voorburg, afwezig, 50 jaar,
10 september 1996

Dr. J.V. Frejlach te Hoofddorp, aanwezig, 45
jaar, 15 september 1996

MUTATIES:

163 Aarle, P.A.M. van; 1978; naar het buiten-
land.

331 Aarle, P.A.M. van; 1978; 117846 Moskou
(Rusland); 69, UI. Vavilova; tel. 00-7-
095-1349004

/00-7-502-2203056 bur.; fax 00-7-095-
1340425/00-7-502-2203056;
d. bij
Intervet Intemational B.V.
170 Beek, F.J. ter; 1974; 1404 GW Bussum;
Brinklaan 148;
tel. 035-6922024 privé,
6931087 prakt.; p.

-ocr page 94-

332 Blocks, G.H.M.; 1986; West Bytteet,
Surrey RT14 6NB (Verenigd
Koninkrijk); 5 Drayton Court; tel. 00-
44-1932-351950 privé, 336911 bur.; fax
00-44-1932-336618; Head of QAQC
Inspection Team, Min. of Agriculture,
Fisheries and Food, Vet. Medicines
Directorate.

182 Brandts, Mevr. A.I.H.; 1996; 3572 EJ
Utrecht; Gildstraat 33; tel. 030-2735632;
wnd.d. (toev. als lid).

184 Broshuis. J.T.A.; 1996; 3524 CK Utrecht;
Boven Zevenwouden 22; tel. 030-
2895269; d. (toev. als lid).

189 Croll-van Verschuer, Mevr. C.M.R.; 1991;
7245 PP Laren (Gld); Ooldselaan 17; tel.
0573-401040 privé, 0570-615760 prakt.;
fax 0573-401040; p.. medew. bij H.J. Aa
(part-time).

190 Damen.E.A.; 1993; 4751 WL Oud Gastel;
Oudendijk 40; tel. 0165-514756 privé,
312466 prakt.; fax 0165-314952; p., geass.
met P.A.M. Vugts.

203 Feenstra, Mevr. C.I.; 1981; 7582 AE
Losser; Enschedesestraat 23 A; tel. 053-
5360355 privé, 5382385 prakt.; p., me-
dew. bij D. Bout.

210 Gosselink, J.M.J.; 1995; 9034 GK
Marssum; Bitgumerdijk 20; tel. 058-
2542547 privé, 2542020 prakt.; p., me-
dew. bij J.F. Tigchelaar.

335* Heijligers, Mevr. N.J.; 1995; 94470 Boissy
St. Leger (Frankrijk); Clinique Vet.,
Domaine de Grosbois; tel. 00-33-
145696150 privé, 145696539 prakt.; p.,
medew. bij Dr. Richard Corde.

2l8»Heijnen. M.B.; 1996; 6031 GP
Nederweert; Tichelveld 66; tel. 0495-
624796 privé, 632957 prakt.; fax 0495-
631255; p., medew. bij J.H.A.M.
Gubbels, P.T.C.H. van de Goor, L.O.
Scholma. M. Sinke en L..M.P. Voncken.

218* Helden, G.M.A. van; 1986; 8081 RV
Elburg; Achterweg 7; tel. 0525-685106
privé, 685182 prakt.; fax 0525-685185; p.,
geass. met P. Lansaat.

231 Jong, Mevr. N. de.; 1992; 7491 GE

Delden; Nieuwstraat 6; tel. 074-3765300
privé; p., medew. bij D. Ebbens en
C.A.M. Peeters.

336 Kekem-Pauw, Mevr. T. van; 1963; 63486
Bruchköbel (Duitsland); Fritz-Erler-
Strasse 22; tel. 00-49-6183-900275; fax
00-49-6183-900276; d.

236 Klaassen, C.H.L.; 1976; 2317 KE Leiden;
Donsvlinder 22; tel. 071-5217076 privé,
00-32-2-7146495 bur.; fax 00-32-2-
7146240; European Technical Manager
Pfizer Animal Health Group.

243 Kruif, N.H. de; 1989; 3116 CD Schiedam;
Warande 99; tel. 010-4268783 privé,
4734819 prakt.; p. (toev. als lid).

337 Langelaar, Mevr. M.F.M.; 1996; 07370
Eelassan (Frankrijk); Rue de l\'église;
tel/fax 00-33-75685355; p. (toev. als lid).

250 Lieshout, Mevr. M.J.M. van; 1994; 5469
PJ Erp; Hurkske 4; teL 0413-212850
privé, 211350 prakt.; fax 0413-211495; p.,
medew. bij D.A.H. Brus, L.B.H. ten Hove,
J.W.M. Miltenburg, P.J.A.M. Pulskens,
C.J.M. Schouten en J.A.C. van Vuren.

254 Makoschev, .Mevr. Dr. B.; Hannover-
1990; Hannover-1993; 5831 CH
Boxmeer; Spoorstraat 5 P; tel. 0485-
573913 privé, 587787 bur.; d. bij
Intervet International, Virologie R&D;
projectleider Virologie (toev. als lid).

255 Meer. Mevr. M.F.M. van der; 1996; 5472
PT Loosbroek; Busselsesteeg 3; tel.
0413-229039 privé, 342423 prakt.; p.,
medew. bij G.W.W.M. Goossens en G.
Meijer.

268 Opio, H.S.N.; 1993; 6828 BT Arnhem; Ir.
J.P. van Muyiwijkstraat 70; tel. 026-
4450759 privé, 0571-271805 bur.; fax
0571-274272; k.d. R.V.V. kring
Apeldoorn.

340 Salomons, J.W.; 1995; 86510-000 Arapoti,
Parana (Brazilië); Col. Holandesa; tel. 00-
55-439-571235; medew. bij Intervet Brasil
(toev. als lid).

292 Smits, J.M.; 1993; 5531 TP Bladel;
Jacques Perklaan 31; tel. 0497-383811
privé, 382534 prakt.; p., medew. bij

MiiiiliÉÉiillil

J.M.H.G. Dorscheidt, F.J. Lamberts en
A.S.T. Peels.
342 Twerda, J.; 1995; Matamata (Nieuw-
Zeeland); 24 A Smith Street; tel. 00-64-
7-8887334 privé, 8888068 prakt.; fax 00-
64-7-8888067; p., medew. bij Animal
Health Centre, Matamata.
307 Verbeek-van den Noort. Mevr. A.A.; 1993;
1060 NL Amsterdam; Ortler 141; tel. 020-
6670706 privé, 0294-480451 bur.; fax
0294-415471; product manager land-
bouwhuisdieren Leo Pharmaceutical
Products B.V.
313 Vos, Dr. J.H.; 1978; U-1992; 5512 NM
Vessem; Mr. Van Hasseltweg 4; tel.
0497-592211 privé, 0411 -659500 bur.; fax
0411-659550; Specialist Veterinaire
Pathologie; d. G.D., hoofd Pathologie, lok.
Boxtel.

315 Vries, P.J. de; 1982; 8181 JJ Heerde;
Vosbergerweg40; tel. 0578-696206 privé,

0577-411296 prakt.; fax 0577-411381;
Specialist Reproduktie van het Paard;
p., medew. bij A. ter Horst (fax privé:

0578-695443).
3l9*Wentel-Dieduksman, Mevr. E.; 1970;

naar het buitenland.
343*Wentel-Dieduksman, Mevr. E.; 1970;
03710 Caipe, Alicante (Spanje);
Apartado dc Correos 259; tel. 00-34-6-
5832972; d.
320 Wessels, R.J.A.M.; 1987; 3524 VJ
Utrecht; Vogezen 9; tel. 030-2802297
privé, 0342-414881 tst. 248 bur.; fax 0342-
492813; medew. bij IPC-Dier
Bameveld; uitvoerend secretaris Stichting
voor Gezelschapsdieren.
327 IJzer. Mevr. J.; 1995; 5021 KC Tilburg;
Biss. Zwijsenstraat 102; tel. 013-
5369710 privé, 4554132 prakt.; p., me-
dew. bij
H.U. Dijk, A.A.M. Evers, J.
Kaandorp, C. van Pinxteren en
II.H.J.M. Timmermans.
329 Zwart. ProfDr. D.; 1954; U-1962; 3711
BZ Austerlitz; Barendrechtweg 5; tel.
0343-491937; em. hlr. U.U. (F.l>.); em.
hlr. L.U.; R.N.L.

Doorlopende agenda

Augustus

27 27 augustus 1996 viert het jaariijkse Kam-
pioenschap Kleiduivenschieten voor Co-
assistenten Diergeneeskunde, oftewel de
Coass-Cup, haar tweede lustrum. De
Coass-Cup vindt plaats bij Dorhout Mees
te Biddinghuizen. Inschrijfformulieren zijn
te vinden op de Co-assistentenkamers van
de Universiteit Diergeneeskunde te
Utrecht. Organisator: Boehringer Ingel-
heim.

30, 31 International Veterinary Congress
Beme/Switzerland \'Back Problems in
Sport Horses\'. Kongressorganisation;
Klinik für Nutztiere und Pferde der
Universität Bem, Länggasstrasse 124,
3012 Beme/Schweiz. Tel. 41 31 631 22 43,
Fax4l 31 631 26 20.

31 Open Dag Proefbedrijf Paarden op de
Waiboerhoeve. Van 10 tot 16 uur is ieder-
een die belangstelling heeft voor de paar-
denhouderij welkom op het proefbedrijf,
Wisentweg 55, 8219 PL Lelystad. Tel.:
0320-293466.

September

1—5 WPSA Wereld Pluimvee Congres in New
Delhi, India. Informatie op te vragen bij se-
cretaris Groep Pluimveewetenschappen,
W.J. Tondeur, tel.: 0342-414881.

5—8 Veterinary Acupuncture Congress, Spiez,
Switzerland. Meer informatie: Peter Grob,
Tierarzt, 3053 Deisswil b. München-
buchsee, Switzeriand (Tel. no.: 31-869-
45-40).

10 Afdelingsvergadering Afdeling Zeeland.
Aanvangstijd en plaats zijn nu nog niet be-
kend.

10 Wetenschappelijke vergadering in samen-
werking met Pfizer Animal Health:
\'Laatste nieuws van het rundercongres in
Edinburgh. Aanvang 13.30 uur.

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland.

11 Voorcongres met als onderwerp: Inter-
cellular Communication in Development
and Oncogenesis. Informatie: Dr. ir. J.A.
Mol, Faculteit der Diergeneeskunde,

Postbus 80154, 3508 TD Utrecht.

12 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

12 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achterhoek. Plaats: Restaurant "t
Wolfersveen, Zelhem. Aanvang: 20.00
uur.

12 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

12—14 3e Intemationale symposium over
voortplanting bij hond en kat te Utrecht.
Informatie: Prof dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax: 030-2518126.

12—14 6e Jaarcongres van de European
Society of Veterinary Intemal Medicine
(ESVIM). Informatie; Dr. J. Rothuizen,
Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus
80154,3508 TD Utrecht.

13—14 Introductieweekeinde voor basisoplei-
ding Homeopathie voor artsen te Wa-
geningen. Informatie: tel.: 0317-422633,
fax:0317-426434.

16 Studiemiddag eendenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

-ocr page 95-

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel. Hellen-
doom.

17 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Deventer, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Post-lVPS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken in samen-
werking met Solvay Duphar Animal
Health.

17 Studiemiddag konijnenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

18 PAO-D cursus: 96.121. Introductie prakti-
sche toepassing echografie bij gezel-
schapsdieren.

18 Studiemiddag vleeskuikenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

19 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19 Algemene jaarvergadering Nederlandse
Vereniging van Fokkers van Edelpels-
dierenhouders (NFE): 10.00 uur.

19 Studiemiddag pelsdierenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

19—20 Third ESVV Symposium on Pestivirus
infections, Lelystad.

19—21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.

20 Algemene jaarvergadering Nederlandse
Organisatie van Pluimveehouders (NOP):
14.00 uur.

21 Open Dag Boeren, Burgers en Buitenlui,
\'Het Spelderholt\' te Beekbergen: van
10.00 tot 16.00 uur.

23 Populair-wetenschappelijk congres \'Mens
en dier: een bijzondere band\'. Faculteit der
Diergeneeskunde, vanaf 10.00 uur.

24 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie; IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

24—28 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press,
Te Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp,
Belgium. Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3
3210277.

Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.
Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.
Vergadering Afdeling Gelderland.
27 PAO-D cursus: 96.604. Veterinaire
Apotheek II Landbouwhuisdieren.
PAO-D cursus: 96.134. Het totale röntge-
nologisch buikholte onderzoek Gezel-
schapsdieren in tien avonden. \'Introduc-
tiebecldvorming van de buikholte; het
normaal beeld techniek; interpretatie; aan-
vullende diagnostiek.

24

24

25
25-

26

Gevraagd in gezelschapsdierenpraktijk te Rotterdann een

COLLEGA DIERENARTS M/V

met goede contactuele eigenschappen. Enige ervaring strekt tot aanbeveling. Verhuizing naar Rotterdam is ver-
eist. Mogelijkheid tot associatie.

Sollicitaties gaarne binnen twee weken naar DAC Rotterdam-Z. / Barendrecht/ Hoogvliet, Dordtsestraatweg 735,
3075 BN Rotterdam.

A COLLEAGUE (M/F) REQUIRED

to join this very mixed five person practice in Gainsborough preferably with some experience, and an interest in
horses. We are a young and friendly team, with a shared rota for off duty, and good facilities. This is an opportunity
to further develop your clinical skills. House & car provided.

For further details please write enclosing a C.V. to Dan Bardsley BVMS MRCVS, 8 Morton Terrace, Gainsborough,
Lincolnshire DN21 2RF, England.

Dierenarts met ruim drie jaar ervaring in de landbouwhuisdierensector zoekt:

NIEUWE WERKKRING

in een gemengde praktijk in het midden van het land (Utrecht, Flevoland, Gelderland). Part-time geen bezwaar.

Schriftelijke reacties gaarne richten aan de redactie van hetTijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer: 20/96.

Dierenkliniek Wehl zoekt per september

ALLROUND DIERENARTS (M/V)

met ervaring en veel belangstelling voor varkens en kleine huisdieren. Goede toekomstmogelijkheden.
Sollicitaties richten aan: Dierenkliniek Wehl, Postbus 40,7030 AA Wehl.

-ocr page 96-

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

ïms

Financieel zeker!

De financiering van een praictijlc is specialistisch
werk. Door onze jarenlange ervaring en onze onaf-
hankelijkheid van financiële instellingen kunnen
wij u van dienst zijn bij het nemen van belangrijke
beslissingen voor uw toekomst.
DIX & CO is een adviesbureau voor medici, niet al-
leen voor een totaal financieel plan maar ook voor
uw verzekeringen en contracten met de bijbeho-
rende fiscale en juridische aspecten. Daarom
strekt on^e relatiekring zich uit over het gehele
land.

Voor nadere informatie of een afspraak kunt u ons
bellen.

>

<

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
{N,A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen. Tandartsen,
dierenartsen, nnedische doctorandi, fysiothera-
peuten, nnensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 5 oktober 1996 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Handboek
voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie kursus N.A.A.S., postbus 177, 1200
AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupuntuur-
behandelingen

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze;

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

\'S P.T,T. Doorschakeldienst

"ZT *21

\'S Eigen doorkiesapparaat

^ Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B,V,, Saturnusstraat 51a, 7314 KM Apeldoorn, Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

i

-ocr page 97-

• • I M

- , A.

Van de Hoofdredactie

0

De lezer van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde krijgt een zeer gevarieerd wetenswaardig \'leesvoer\'
voorgeschoteld.

Er is eigenlijk voor eenieder wel een hap uit het cursusaanbod, de paneldiscussies, de arbeidsmarkt, het
komende Jaarcongres en niet te vergeten de toegestane en verboden ingrepen.

Van de nostalgie van het diergeneeskundig opleidingsplan van Scotti naar de nabije toekomst van de
praktijk, bekeken door de bril van enkele leden van de KNMvD, is een hele overgang. Voorheen werdje ge-
woon practicus; nu zijn er ontwikkelingen in het kader van kwaliteitszorg en spreekt men voor de praktijk
over een driefasenmodel voor ontwikkeling. De individuele practicus lijkt volgens een model ingekaderd
te worden. Waar blijft het vrije beroep? Echter er is geen plaats voor solipsisme - \'de füosojie waarin men
uitsluitend naar de eigen leefwereld kijkt en daaruit alle conclusies trekt\' - want dit ongemak zou de hele
beroepsgroep treffen. Bij eventueel herkauwen van de artikelen zal herkenning zeker optreden.

Wat niet in het Tijdschrift te lezen valt, is dat de Hoofdredactie haar jaarlijkse overleg met het
Hoofdbestuur heeft gehad. De ontwikkeling van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en The Veterinary
Quarterly is beleidsmatig op een rij gezet. Het Tijdschrift wordt steeds meer een verenigingsperiodiek met
daarin praktisch-wetenschappelijke informatie en om dit te verwezenlijken denkt de Hoojdredactie aan
een netwerk van freelance veterinaire schrijvers. The Veterinary Quarterly dient verder geïnternationali-
seerd te worden om veterinaire wetenschappers de kans te geven hun onderzoeksresultaten wereldkundig
te maken op een kwalitatief vereist niveau.

Na de welverdiende vakantie, u in de twee vorige afleveringen van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
toegewenst, kunnen Hoofdredactie en secretariaatsmedewerkers er weer tegenaan.

De Hoofdredactie

-ocr page 98-

1» p w

TWEE ARTIKELEN OVER DE NABIJE TOEKOMST IN DE PRAKTIJK

In de twee volgende artikelen, getiteld: \'Wat is er gaande in de dierenartsenpraktijk? (1 en II)\', is een poging gedaan om een systeem
te ontdekken in de huidige ontwikkeling van de dierenartsenpraktijk.

De reden voor deze poging is de waameming dat veel practici zich volgens betrekkelijk stereotype gedragspatronen niet gelukkig
voelen bij de veranderingen die in hun praktijk onmiskenbaar zijn. De aanleiding voor deze artikelen is het ontstaan van de kwali-
teitszorg melkveehouderij; om energieverspilling te voorkomen kan het nuttig zijn om als practicus na te gaan hoe de eigen positie is.
Daardoor wordt een keuze voor de toekomstige aanpak wellicht eenvoudiger.

De artikelen bevatten geen samenvatting van de kwaliteitszorg melkveehouderij. De artikelen eindigen met een verwijzing naar in-
formatie die hieromtrent verkrijgbaar is. De keuze om wel of niet deze informatie op te vragen is geheel aan de individuele practicus.

» « »I

De artikelen zijn bedoeld om een enigszins gestmctureerde discussie op gang te brengen. De materie is belangrijk genoeg, want de
praktijkuitoefening is het hart van ons beroep.

WAT IS ER GAANDE IN DE DIERENARTSENPRAKTIJK? DEEL I
OF: EEN DRIEFASENMODEL VOOR ONTWIKKELING

H. Vaarkamp, G. Benedictus, J.W. IHesselink, Tj. Jorna. en Y.H. Schukken* Tijdschr Diergeneesk 1996:121:476-8

Oorspronkel|e artikelen

INLEIDING

Naar aanleiding van de KNMvD-activiteiten ten aanzien
van de kwaliteitszorg melkveehouderij is besloten de ont-
wikkeling in de dierenartsenpraktijk te beschouwen van-
uit een model. De bedoeling is dat met behulp van dit zo-
genaamde driefasenmodel het voor de individuele prac-
ticus beter mogelijk wordt om de positie van de eigen
praktijk in te schatten. Hierdoor zal het uitstippelen van
een beleid voor de nabije toekomst eenvoudiger worden.

Eerst wordt daarom een driefasenmodel uiteengezet, als-
mede een onderverdeling van types dierenartsen in drie
subgroepen.

HET DRIEFASENMODEL

I. De kleinschaligheidsfase

De populatie praktiserende dierenartsen is dagelijks bezig
met de praktijk, in een \'vrij\' beroep, zonder dat een centrale
instantie haar werk nauwkeurig volgt. De waardering voor
het werk wordt nagenoeg volledig door de \'markt\' bepaald,
dat wil zeggen door degenen die verantwoordelijk zijn voor
de dieren waarvoor hulp ingeroepen wordt.

O

Zolang de groep van dierhouders en die van de dierenartsen
beiden een eigen geografisch sterk verspreide populatie vor-

\' Leden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.

men, waarbij noch in de ene noch in de andere sprake is van
centrale besturing, is het logisch dat hechte één op één-rela-
ties ontstaan tussen dierenarts en dierhouder. In de praktijk
blijkt dat vertrouwen in de kennis en tevredenheid over de
sociale vaardigheid van de dierenarts de voomaamste bind-
middelen voor de relatie zijn.

In de beschreven situatie is het logisch dat een zekere band-
breedte in de aard en de kwaliteit van het praktijkwerk be-
staat. De beslotenheid van de dierenarts-dierhouder-relatie,
de fysieke en mentale afstand naar de rest van de wereld en
de relatief lage frequentie van het contact maken dat de be-
doelde bandbreedte feitelijk niemand opvalt. Er zijn per
saldo weinig ontevredenen in beide populaties, oftewel: men
weet niet beter. Deze fase noemen we de
kleinschaligheids-
fase.

II. De ongelijkheidsfase

Hoe anders wordt de sfeer en de stemming wanneer door be-
drijfsontwikkeling de omstandigheden voor de populaties
veranderen. Zodra het aantal dieren per dierhouder flink toe-
neemt neemt het praktijkwerk ter plekke toe. Het dierenart-
senwerk verandert van incidenteel naar stmctureel en daar-
mee wordt (volgens sommigen: verwordt) de dierenarts van
redder in nood tot kostenpost. De bezorgde dierhouder wordt
een kritische manager. In diens populatie is inmiddels slui-
penderwijs wel degelijk een centraal gezag binnengekomen.

Tot ongenoegen van vele dierhouders worden zij gaandeweg
gedwongen in een keurslijf van maatregelen, uitgevaardigd
door deels hun eigen centrale gezag, deels door ons aller cen-
trale gezag, de overheid. Aangezien de meeste leden van de
dierhouder-populatie nog opgegroeid zijn in de eerdere situ-
atie zonder centraal gezag en dus de daarbij horende fierheid

-ocr page 99-

1« «<

\'Kt «#

mÊÊÊtÈrn

»««Ml
ÉrifeMÜAdl

vertonen (\'niemands knecht\'), bestaat grote weerzin tegen
dat gezag. De noodzaak voor dat gezag wordt slechts door
een klein gedeelte ingezien. Dat gedeelte wordt gevormd
door diegenen in de populatie die de trends bestuderen, die
verder (moeten) kijken dan hun neus lang is.

Centraal gezag heeft de ongelukkige eigenschap dat per de-
finitie (te) weinig onderscheid wordt gemaakt tussen indivi-
duen en dat het (te) weinig feeling met de praktijk van alle-
dag lijkt te hebben: twee oergevoelens van de rechtgeaarde
individualist komen daarbij in het gedrang: het rechtvaardig-
heidsgevoel en het vertrouwen in gezag. Geen wonder dat
emigratie naar verre oorden nog wel eens overwogen wordt.
Oorden waar de oude vertrouwde situatie zonder centraal ge-
zag nog heerst.

De dierenarts die steeds meer met kritische managers in
plaats van met bezorgde dierhouders wordt geconfronteerd,
raakt in onzekerheid over de \'toegevoegde waarde\' van zijn
of haar werk. Deze term uit de financiële boekhouding ka-
rakteriseert het probleem: de dierenarts als kostenpost. De
verschillende leden van de populatie practici passen zich
verschillend aan aan de nieuw ontstane situatie en dientenge-
volge ontstaat een grotere bandbreedte in de manier van
praktijkvoeren. Waar sommigen investeren, fuseren, bou-
wen en zich bijscholen, kijken anderen de kat uit de boom.
Waar sommigen consolidatie voorstaan bepleiten anderen
drastische aanpassingen.

Terwijl aldus de genoemde bandbreedte groter wordt klopt
bovendien het centrale gezag van de dierhouder-populatie
aan bij de beroepsorganisatie van de dierenartsen. Deze
\'evenknie\' verkeert echter nog in een eerdere fase, de afge-
leide van de kleinschaligheidsfase. Er bestond immers nog
geen dwingende noodzaak om al te veel centraal voor de ei-
gen populatie te regelen. Sterker nog: het adagium \'vrij be-
roep\' staat garant voor aflceer van de leden voor inmenging
in de praktijkvorming. Ook hier zijn de leden van de popula-
tie opgegroeid en afgestudeerd met een (on)bewust gevoel
van vrijheid.

Kortom: het centrale gezag van de ene populatie meldt zich
bij de vertegenwoordiging van de andere en deze vertegen-
woordiging is nog niet zo ver dat zij een echte evenknie kan
zijn.

Deze fase kan omschreven worden als de \'ongelijkheids-
fase\'.

De kleinschaligheidsfase wordt ondermeer gekenmerkt door
beperkte communicatie tussen de beroepsgenoten. In de on-
gelijkheidfase is informatie daarentegen een sleutelbegrip.
Elders in de wereld zijn veranderingen gaande en wie kennis
neemt van deze veranderingen kan zich geestelijk gaan voor-
bereiden op de gevolgen in de eigen omgeving. Cmciaal is
daarom de
\'\\nioïmaX\\Q-overdracht. Hoe komt een perifeer
populatielid aan deze informatie?

De eerste variabele is het individuele karakter. Sommigen
zijn nieuwsgierig, anderen daarentegen van nature volledig
informatie-resistent.

Daamaast is er de toenemende technische en culturele ont-
wikkeling: steeds
meer informatie raakt beschikbaar, de
bronnen nemen alleen maar in aantal toe.
De derde variabele heeft betrekking op de informatieverwer-
king. Opnieuw bestaat flink verschil in de uitkomst. Positief
ingestelde leden zien al snel een lichtpunt, negatief ingestel-
den verzinken in een depressie.

Deze drie variabelen maken dat de bandbreedte in de prak-
tijk weer verder toeneemt.

III. De tweeledig centrale fase

Zodra de informatie over de ontwikkelingen elders vol-
doende verwerkt is beginnen ontwikkelingen op gang te ko-
men in de populatie. In de populatie is een deel van de leden
formeel belast met het centrale werk. De bestuurders van de
Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben van de leden deze opdracht. Waar de leden nog
in de kleinschaligheidsfase verkeren wordt het KNMvD-be-
stuur met de volgende fase geconfronteerd. De klop op de
deur van het centrale gezag van de dierhouders is hoorbaar.
De natuurlijke eerste reactie is altijd: negeren. Er wordt niet
geklopt, want alles gaat goed in de kleinschaligheidsfase.
Problemen lost men in het traditionele model aan de basis op
en daar is centraal geen sturing voor nodig.
De tweede reactie komt na een extra dosis informatie.
Degenen die geïnformeerd zijn beginnen een afzonderlijke
divisie in de grote populatie te vormen vanwege deze infor-
matie. Er blijken veel meer dreigende signalen te zijn dan
men oorspronkelijk dacht (en hoopte). Ontkennen wordt nu
onmogelijk.

Wat te doen? Twee moeilijkheden moeten overwonnen wor-
den. Ten eerste is het niet simpel om creatief te zijn en een
goed beleid uit te stippelen. Ten tweede moet zowel de infor-
matie naar de leden toe alsook de voorgestelde oplossing.
Dat vergt goede communicatie. Daama komt de begeleiding
van de verwerking van de boodschap. De reacties op een-
zelfde boodschap kunnen immers totaal verschillend zijn,
met alle gevolgen van dien.

De derde reactie is equivalent overieg tussen de evenknieën.
De uitkomst hiervan moet naar twee populaties, de \'achter-
ban\'. In het veld moeten de dierenartsen en de dierhouders de
centraal afgesproken zaken in praktijk brengen. Van essen-
tieel belang is ook dan weer de goede communicatie en dat
zelfs voor twee populaties. In dit stadium spreken we van de
\'tweeledig centrale fase\'\\ it takes two to tango. De beroeps-
ontwikkeling vindt plaats vooral op basis van
equivalent
centraal overleg
tussen de besturen van de populaties.

A-, B- EN C-LEDEN

Via de ongelijkheidsfase wordt de overgang gemaakt van de
kleinschaligheidsfase naar de tweeledig centrale fase. De
oorspronkelijke, betrekkelijk rustige situatie in de populatie
verandert door deze transitie behoorlijk. Zoals gesteld vor-
men de bestuurders door hun voorsprong in informatie een
onderafdeling binnen de populatie; de overige leden van de
populafie verdelen zich eveneens over meerdere, onder-
scheiden subverzamelingen.

Ten eerste zijn er de voorlopers, die de informatie van de be-
stuurders snel verwerken en overgaan tot aanpassingen.
Deze subverzameling wordt met de term A-leden aangeduid.

Vervolgens is er de subverzameling van B-leden, degenen
die weliswaar redelijk geïnformeerd zijn, maar toch nog
geen actie ondernemen. De B-leden wachten eerst af en kij-
ken de kat uit de boom.

Daamaast bestaat de subverzameling C-leden, de groep die
niet goed of zelfs helemaal niet op de hoogte is van de ont-

-ocr page 100-

wikkelingen die buiten de directe gezichtskringen van be-
lang zijn.

De overgang van kleinschaligheidsfase naar tweeledig cen-
trale fase trekt dus de populatie uiteen en vergroot de band-
breedte in praktijkvoering. Intercollegiale verhoudingen
worden onrustig en de reacties op elke vorm van beleid zijn
ongelijkluidend. De populatie dreigt verdeeld te raken.

Bij het bereiken van de tweeledig centrale fase ontstaat een
lastig probleem voor het bestuur van de populatie. Het is na-
melijk moeilijk om namens een diverse populatie afspraken
te maken. De reactie van de verschillende subverzamelin-
gen op centraal gemaakte afspraken is per definitie verschil-
lend, van berustend tot sterk negatief De meeste afspraken
worden als vrijheidsbeknottend ervaren en in het voor-
gaande is de natuuriijke weerzin tegen elke vorm van inper-
king al besproken. Het geloof dat dergelijke centrale rege-
lingen ook kansen inhouden die benut kunnen worden,
wordt minder naarmate van A naar B naar C-dierenartsen
gegaan wordt.

JLM ■ ^WUUS^

i l i I II H I i \' I ■ II

De onderverdeling in A-,B- en C-leden is een onmiskenbaar
gegeven. De numerieke verhouding tussen deze groepen kan
echter worden beïnvloed. Als de categorie C-leden niet veer-
tig maar twee procent uitmaakt van de populatie is het pro-
bleem op slag verdwenen. Als omgekeerd dat percentage op-
loopt van twee naar veertig escaleert het probleem meer dan
evenredig: de gehele populatie wordt dan in haar bestaan be-
dreigd vanwege het massale negativisme. Centrale afspra-
ken worden dan zinloos en zelfs contra-productief

De oplossing is daarmee duidelijk: minimaliseer de C-sub-

verzameling.

Het middel: informatie.

WAT IS ER GAANDE IN DE DIERENARTSENPRAKTIJK? DEEL II
ÜF: DE VLOEK VAN HET VETERINAIR SOLIPSISME

H. Vaarkamp, G. Benedictus, J.W. Hesselink, Tj. Jorna, en Y.H. Schukken1 Tijd.ichrDiergenee.iici996:121:478-80

INLEIDING

in dit tweede artikel betreffende de ontwikkelingen in de
dierenartsenpraktijken wordt eerst per praktijksoort
aangegeven van welke fase van het eerder besproken
driefasenmodel sprake is. Vervolgens wordt nagegaan
welke centrale ontwikkelingen de laatste jaren waar-
neembaar zijn. Tenslotte wordt ingegaan op een actuele
ontwikkeling, de kwaliteitszorg melkveehouderij.

DE ONTWIKKELING IN DE DIERENARTSENPRAK-
TIJKEN

/. De fase per diersoort

Vanuit het voorgaande is het mogelijk de stand van zaken in
de dierenartsenpraktijken nader te preciseren. Voor de een-
voud wordt in het volgende uitgegaan van dierenartsenpraktij-
ken per diersoort. Het feit dat in werkelijkheid zeer veel prak-
tijken gemengd van aard zijn ten aanzien van de behandelde
diersoorten wordt vooralsnog buiten beschouwing gelaten.

* De gezelschapsdierenpraktijk verkeert nog grotendeels in
de kleinschaligheidsfase. Het aantal dieren per dierhouder
is klein en de dierenarts in deze praktijk fungeert vooma-
melijk als geneesheerZ-vrouw respectievelijk incidentele
adviseur.

* De praktijk voor pluimvee is aan het begin van de tweele-
dig centrale fase terechtgekomen, maar vertoont hoofdza-
kelijk nog trekken van de ongelijkheidsfase; hier ontmoet
de dierenarts vooral kritische managers die per definitie
boekhoudkundige criteria toepassen (onder de harde eis
tot vakkennis), terwijl op centraal niveau nog maar éénzij-
dig gestuurd wordt.

* De praktijk voor varkens is de afgelopen tijd in de ongelijk-
heidsfase geweest, maar is duidelijk de tweeledig centrale
fase binnengegaan. Centraal sectoraal gezag bij de var-
kenshouders heeft de varkenshouder verplicht bepaalde
kwaliteitsrichtlijnen in acht te nemen. Centraal gezag heeft
de dierenartsenpraktijken ertoe gebracht hetzelfde te doen.
Een wezenlijk onderdeel is het aanbieden en gebmikmaken
van diensten van dierenartsenpraktijken die een omschre-
ven en gecontroleerd kwaliteitsbeleid voeren. Deze eis
heeft geleid tot een massale aanpassing aan dezê vraag uit
de markt. Nagenoeg alle praktijken die zich bezighouden
met varkens zijn met dit onderwerp intensief bezig geweest
en de oorspronkelijk bestaande bandbreedte in praktijkvoe-
ring lijkt hierdoor aanzienlijk te zijn gereduceerd.
Inmiddels wordt door dierenartsen en varkenshouders re-
gelmatig centraal equivalent overleg gevoerd; de uitkom-
sten van dit overleg worden maatgevend voor de ontwik-
keling in de dierenartsenpraktijk voor varkens.

* De praktijk voor paarden wordt nog nagenoeg geheel ge-
karakteriseerd door de kleinschaligheidsfase. Alhoewel
het aantal dierhouders met een toenemend aantal dieren
niet gering is, ontbreekt toch nog centrale sturing in de sec-
tor en is de ongelijkheidsfase nog niet aangebroken.

* De praktijk voor vleeskalveren in de witvleesproductie zit
in de ongelijkheidsfase. Na duidelijke centraal gestuurde
ingrepen aan de dierhouderszijde en deels gelukt, deels
mislukt overleg met de centrale dierenartsenorganisatie
heerst hier een ongemakkelijke status quo.

* De praktijk voor melkvee bevindt zich nog in kleinschalig-
heidsfase, maar de ongelijkheidsfase breekt aan. De ont-
wikkeling in deze sector is de aanleiding tot dit artikel.

1  Leden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.

-ocr page 101-

II. De centrale ontwikkelingen in de praktijken
Sinds de zeventigerjaren is in de dierenartsenpraktijken een
duidelijke ontwikkeling te zien van solistische praktijken
naar groepspraktijken. Meer dan tien procent van alle prak-
tici werkt in 1996 in een associatie van zes of meer dierenart-
sen. Het percentage practici dat als solist de praktijk uitoe-
fent is temggelopen tot minder dan dertig procent. Solisten
oefenen vooral de praktijk uit daar waar de kleinschalig-
heidsfase nog bestaat, zoals op het gebied van de gezel-
schapsdieren en de paarden.

Groepsvorming heeft naast vrijheidbeknottende gevolgen
(er moet altijd rekening gehouden worden met collega\'s)
vooral het voordeel dat het aantal equivalente intercollegiale
relaties toeneemt, waardoor kennisvermeerdering feitelijk
onontkoombaar wordt.

Zelfs zonder bewuste kennisvermeerdering door nascholing
etcetera komt een grote hoeveelheid vakinformatie tot de
dierenarts in de groepspraktijk. De stelling dat kennis even-
redig opgedaan wordt met het aantal intercollegiale werkre-
laties, leidt tot de constatering dat in een groep van dierenart-
sen de kennis kwadratisch toeneemt met de groepsgrootte.
Twee dierenartsen hebben immers één relatie, vier dierenart-
sen hebben er zes en tien dierenartsen zelfs 45 (in een groep
van N dierenartsen bestaan N/2 x (N-1) relaties).

Nadat de groepsvorming in de dierenartsenpraktijken een al-
gemeen verschijnsel was geworden, is vanaf de tachtiger ja-
ren een groot aantal praktijkpanden en klinieken gebouwd in
het hele land. Nederland is op dat punt inmiddels zonder
weerga. Het niveau van de praktijkinrichting is enorm toege-
nomen. Overigens wordt ook hierdoor de bandbreedte in
werkwijze weer verder vergroot: de praktijken die beschik-
ken over een goed geoutilleerde kliniek ademen een andere
sfeer dan de praktijken die deze stap nog moeten zetten.

Aan het eind van de tachtiger jaren kwam \'Europa \'92\' in zicht
en ontstond het bewustzijn dat het gekoesterde apotheekrecht
in een verenigd Europa allerminst een vanzelfsprekendheid
zou zijn. Eenmaal zal immers de wetgeving per lidstaat in dit
opzicht afgestemd moeten worden op één en dezelfde
Europese regelgeving. Om ook in een verenigd Europa sterk te
staan met het apotheekrecht is het absoluut noodzakelijk de
kwaliteit van de veterinaire apotheek in orde te hebben.
In zes jaar is daarop een golf van activiteiten door de
Nederlandse veterinaire wereld gegaan. Meer dan duizend
practici hebben postacademiale opleidingen gevolgd, het
curriculum van de Faculteit der Diergeneeskunde is aange-
past, intercollegiale advisering door AUV-Advies is ge-
meengoed geworden en in de grote lidstaten van de Europese
Unie (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland) is op
instigatie van Nederiand eenzelfde soort beweging ontstaan.
Behalve het uitvoeren van de inhaalslag (feitelijk: het vermin-
deren van de bandbreedte) is actief gewerkt aan de (inter-) na-
tionale promotie van dit beleid in de aanpalende sectoren van
de diergeneeskunde, om politiek meer gewicht in de schaal te
kunnen leggen op beslissende momenten.

Halverwege de negentiger jaren, na de groepsvormingsgolf,
de kliniekbouwgolf en de apotheekgolf, gaan de ontwikke-
lingen opeens heel snel in de richting van kwaliteitszorg.
Overal in de maatschappij zijn bewegingen gaande die met
\'kwaliteit\' te maken hebben. Opnieuw is een te grote band-
breedte de aanleiding om acties te ondememen. Productie-
processen worden niet langer als totaal onafhankelijk be-
schouwd, maar worden als een logische keten opnieuw gede-
finieerd. In de keten bestaat onderlinge zorg en controle over
de kwaliteit van het geleverde.

• •fr?

In het kielzog van de activiteiten in het kader van de apo-
theek zijn vele praktijken bezig met kwaliteitsbeleid. Er is al-
weer een tweede versie van de eisen die gesteld worden aan
de organisatie van dierenartsenpraktijken. Er zijn in meer
dan driehonderd praktijken dierenartsen na onafhankelijke
beoordeling geregistreerd voor de begeleiding van varkens-
bedrijven. Er wordt geëvalueerd en nieuwe bandbreedte-ver-
minderende toetsingen zijn al in aantocht. Dat is de sfeer van
het fin de siècle in de dierenartsenpraktijken: de kwaliteits-
golf is al halverwege de B-leden. Steeds minder practici kij-
ken nog langer de kat uit de boom. Men begint.

Sinds 1986 vigeert de Diergeneesmiddelenwet. Het gevolg
van de registratie-eisen aan diergeneesmiddelen is vooral ge-
weest het uitdunnen van het aantal beschikbare middelen. De
bandbreedte is ook hier aanzienlijk verminderd. In plaats van
het oude assortiment is een veel kleinere, veel beter geteste
groep middelen gekomen. Behalve bandbreedte-verminde-
ring en kwaliteitsborging heeft deze verschuiving ook nade-
lige gevolgen voor de dierenarts en de dieren: voor veel aan-
doeningen bij minder vaak voorkomende diersoorten zijn
steeds minder medicijnen beschikbaar. De enige remedie is
centraal, zelfs Europees centraal overieg. In de kleinschalig-
heidsfase bestaat geen mogelijkheid hiertoe.

Door alle beschreven ontwikkelingen is de bestaande band-
breedte in de werkwijze van de dierenarts gaandeweg groter
geworden en worden inmiddels allerlei activiteiten ont-
plooid om deze bandbreedte weer te verminderen, dat wil
zeggen op een hoog niveau te standaardiseren. De modeme
term voor deze activiteiten is \'kwaliteitszorg\'. De laatste ja-
ren van de twintigste eeuw zullen volledig in het teken staan
van deze kwaliteitszorg.

RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE MELKVEEHOU-
DERIJ

Zeshonderd van de ruim duizend Nederiandse dierenartsen-
praktijken oefenen de praktijk uit op melkveebedrijven.
Deze bedrijven vormen een grote, redelijk uniforme groep
die voomamelijk één product maakt, de grondstof melk. De
afnemers van het product zijn gering in getal en perfect geor-
ganiseerd. De melkveehouder is volledig afhankelijk van de
afname van zijn product door dit kleine aantal, strak georga-
niseerde afnemers.

Bij de standaard-kwaliteitscontrole van de aangeleverde
melk blijkt ook in dit product een zekere bandbreedte ten
aanzien van kwaliteit te bestaan. Conform de heersende
trend wordt daarom nu een plan opgesteld om deze band-
breedte te verminderen en op een hoog niveau te stabiliseren.
Daarbij speelt ook de consumentenwens om zicht te hebben
op het productieproces, een rol.

Aan de leverancier van de melk, de melkveehouder, wordt
een toenemend pakket van kwaliteitseisen gesteld. Doordat
de zuivelmarkt ondanks de zware marktordening een kopers-
in plaats van een aanbiedersmarkt geworden is en omdat de
afnemers goed georganiseerd zijn op centraal niveau, heeft
de melkveehouder geen keus.

Eén van de onderdelen van het genoemde eisenpakket heeft
betrekking op de diergeneeskundige zorg op het bedrijf van

-ocr page 102-

de melkveehouder. Aan deze zorg worden specifieke eisen
gesteld en op dit moment wenst het centrale zuivelgezag
overleg met het centrale gezag van de dierenartsen om deze
zorg te specificeren. De KNMvD in de twee noordelijke afde-
lingen van Nederland (Groningen/Drenthe en Friesland)
heeft inmiddels een eerste nota \'Kwaliteitszorg melkveehou-
derij\' het licht doen zien. De tweeledig centrale fase is aange-
broken.

Binnen afzienbare tijd zullen de practici die praktijk doen op
melkveebedrijven op de hoogte gesteld worden wat de in-
houd wordt van de voorstellen.

De A-dierenartsen zullen de informatie bestuderen en na-
gaan hoe de noodzakelijke aanpassingen eruit moeten zien;
de B-dierenartsen wachten voorlopig maar eens af en de C-
dierenartsen ontkennen de informatie of blijven steken in
woede-aanvallen.

Vanuit de recente certificatie-ervaringen in de praktijken die
zich met de varkenshouderij bezighouden kan echter veel ge-
leerd worden. Ook daar reageerde men als beschreven, een
ieder naar zijn of haar aard. Per saldo is binnen twee jaar het
eerste traject toch door meer dan driehonderd praktijken ver-
lopen. De les is: het gebeurt toch.

Ten tijde van de eerste verzoeken betreffende kwaliteitszorg
vanuit het centrale gezag van de varkenshouderij heeft de
KNMvD het signaal eerst ontkend, toen genegeerd, toen ver-
geten en is pas op het allerlaatste moment een begin gemaakt
met het werk. Typisch een teken van de ongelijkheidsfase.
Nu de zuivelsector het onderwerp kwaliteit aan de orde stelt
is de reactie van de KNMvD al aanwijsbaar anders: er is al
een rapport opgesteld en er is geen sprake van ongelijkheid
of vermijding. De melkveehouderij is aan de beurt volgens
anderen en daarom gaan zeshonderd praktijken een kwali-
teitszorgsysteem invoeren.

De laatste zin vormt de aanleiding voor dit artikel. Niet zes-
honderd, maar vijfhonderd praktijken zullen aan de slag gaan
met de kwaliteitszorg melkveehouderij. Honderd praktijken
zullen eerst niet op de hoogte zijn, dan de plannen belachelijk,
onjuist en te duur vinden en dan boos weigeren te geloven dat
de kleinschaligheidsfase afgelopen is. Honderd praktijken
zullen niet werken met STO\'s, weten te weinig van het IBR-
eradicatieprogramma en negeren de Salmonella-studies. In
deze praktijken volgt men geen PAO, want men weet genoeg.
Honderd praktijken zullen in paniek raken, omdat de ene na
de andere melkveehouder meedeelt dat hij een andere prak-
tijk wel moet nemen om nog boer te kunnen blijven. Honderd
praktijken zullen proberen nog een inhaalslag te maken om
op de melkveehouderij te kunnen blijven praktiseren. Te-
vergeefs. Vijfhonderd praktijken kunnen gemakkelijk de
melkveehouderijen die in de kou gelaten zijn overnemen.

m

Wat nu dan is de reden voor die honderd praktijken om te
weigeren de werkelijkheid onder ogen te zien? Het antwoord
is: solipsisme. Solipsisme is de filosofie waarin men uitslui-
tend naar de eigen leefwereld kijkt en daaruit alle conclusies
trekt. Veterinair solipsisme is niet alleen een ongemak voor
de betrokkenen, het treft de hele beroepsgroep. Immers, hoe
kan de KNMvD in redelijkheid onderhandelen met de zui-
velsector over inhoud en honorarium van het nieuwe prak-
tijkwerk als een substantieel deel van de betrokken praktij-
ken zich als C-praktijk manifesteert? Zolang de bandbreedte
in de praktijken zo zichtbaar groot is? Veterinair solipsisme
is erger dan een ongemak, het is een vloek.

Zoals gesteld is de enige remedie tegen het C-bestaan infor-
matie. Men moet weten wat er gaande is. De ontkenning, het
hoongelach, de verbittering en de desillusie moeten gemini-
maliseerd worden. Kennis en informatie, daar draait het om.

Het beroep van praktiserend dierenarts bestaat al heel lang
en zal blijven bestaan. De omstandigheden voor de praktijk
zijn echter aan voortdurende wijzigingen onderhevig. Deze
wijzigingen komen altijd vanuit een oncontroleerbare bui-
tenwereld. Ontkennen van de wijzigingen heeft uiteindelijk
geen zin. Nadenken over aanpassingen en vervolgens aan-
passen, dat is het geheim van overleven, ook in het prachtige
beroep van dierenarts.

-ocr page 103-

B » Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in tlrieëithalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit rati
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
ondeni\'ijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
ig onderzoekscholett en 58 opleidingen bieden
studetiten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich rerder te ontplooieit. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne technie-
ken eit op de toekomst gerichte programma\'s
dragen daaraan i\'erderbij. Met 25.000 stii-
Jenten, y.ooo personeelsledeit en een budget
van ygo miljoen gulden vormt de universi-
teit de spil van het Kenniscentrum Utrecht.
IBituit deze positie in Midden-Nederland
onderhoudt zij een gevarieerd contactenpa-
troon met universiteiten en gespecialiseerde
onderzoeksinstituten ot\'er de gehele wereld.

In 1996 bestaat de uitii\'ersiteit

y6o jaar. Informatie over het lustrum:

(030)2533483.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof: er zijn 110 plaatsen voor
kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde

De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit
neemt in Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccrediteerd door de American
Veterinary Medical Association.

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts-assistent

U gaat werken bij de Vakgroep Pathologie.
Uw taken bestaan uit het participeren In de diagnostiek, onderwijs
en onderzoek in het kader van de opleiding tot Specialist Veterinair
Patholoog. Het onderwijs in de pathologie wordt vanaf het tweede
studiejaar in alle studiejaren gegeven. Het onderzoek in de vakgroep
is geconcentreerd rond het programma topografische pathobiologie
van afweer, groei en differentiatie. De patiëntgebonden diagnostiek
vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding tot Veterinair
Patholoog.

Wij vragen iemand met een voltooide dierenartsopleiding. Ook zij
die binnenkort afstuderen worden nadrukkelijk verzocht te reageren.
Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor de periode van
1 jaar, telkens met 1 jaar te verlengen tot maximaal 4 jaar De omvang
van de functie Is 100%. U ontvangt een salaris conform schaal 10
RWOO.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact
opnemen met mevrouw dr J.S. van der Linde-Sipman of met
dr T.S.G.A.M. van den Ingh, telefoon
(030) 2534303.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de
afdeling Personeel & Organisatie van de faculteit
Diergeneeskunde, t.a.v de heer R. Bouwmeester,
Yalelaan 1, de Uithof,

3584 CL Utrecht. ^—- ^ t A A T>

Vacaturenummer 70630. W^JAAK

STUDENTfnSTAD

Gevraagd:

DIERENARTS V/M

voor het zelfstandig waarnemen van het avondspreekuur op de dinsdagavond en eens in de twee weken de vrijdag-
avond in moderne gezelschapsdierenpraktijk. Salariëring volgens KNMvD-normen. Wij zoeken geen carrièremaker
of iemand die een full-time baan ambieert, maar meer iemand die nog graag af en toe onder de mensen en patiën-
ten wil zijn, of voor wie dit leukerbij zou zijn. Schriftelijke reacties naar Dierenkliniek Mw. E.F. Christenhuis,
Oudorperstraat 18,1023 SW Amsterdam.

-ocr page 104-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (17)

LUDWIG (LUDOVICO)
SCOni (1728-1806)

Veterinair verleden

Aan Scotti wordt in de overzichtswerken van de veterinaire gescliiedenis weinig of geen aandacht
geschonken. Toch was hij de eerste die in het Duitstalig gebied officieel veterinair ondenwijs gaf aan
de voorloper van de Weense Veterinaire School. Dit was de \'Pferde- Curen- und Operationsschule\'
die van 1766 tot 1777 bestaan heeft. Onze kennis van leven en werk van Scotti hebben wij voorna-
melijk te danken aan de studies van Wilhelm Lechner^.

Ludovico Scotti werd in 1728 geboren te Cremona in Lombardije, dat toen Oostenrijks was maar ook
enige malen door de Fransen bezet is. Hij stamde uit een familie van smeden/paardendokters. Zijn
vader Lorenzo was een ontwikkeld man die een boek over bedriegerijen in de paardegeneeskunde
uitgaf, maar het als een gemis beschouwde dat hij geen betere opleiding genoten had. Hij heeft
daarom de wetenschappelijke vorming van zijn beide zoons, Ludovico en Johannes, gestimuleerd.
Vooral de oudste bleek zeer leergierig. Naast Italiaans leerde hij Latijn, Frans en Duits. Zijn vader
zond hem naar Rome om anatomie te studeren en zich verder theoretisch en praktisch te bekwa-
men. Na zijn opleiding kwam hij bij zijn vader in de praktijk. Weldra kreeg hij een grote roep vanwege

zijn successen bij de behandeling van de paarden van het Franse en daarna van het Oostenrijkse leger. Zijn faam kwam de Oostenrijkse veldmaar-
schalk De la Reintrie ter orde. Deze was belast met de opbouw en de herschikking der cavalerie tijdens de Zevenjarige Oorlog tegen Pruisen (1756-
1763). Hij haalde Scotti in 1760 naar Wenen, van waaruit hij spoedig daarna naar Bohemen gezonden werd omdat zich daar de grootste concentratie
van legerpaarden bevond. Zijn werk gold aanvankelijk de behandeling van in de oorlog gewonde paarden en na beëindiging van de oorlog het selectief
afstoten van het surplus aan paarden.

De la Reintrie wist de krijgsraad en daarna ook de hofkanselarij en/an te overtuigen dat het leger zeer gebaat zou zijn met beter onderlegde paardenart-
sen; en dat men in de persoon van Scotti nu een uitmuntende kans had om hun vorming ter hand te nemen. Deze werd daarop in 1763 tezamen met
twee andere legerpaardenartsen naar Lyon gezonden. Na terugkeer twee jaar later, bood Scotti Keizer Joseph II een studieplan voor een diergenees-
kundige opleiding aan, waarmee deze instemde. En op 14 november 1766 werd het drietal \'zu öffentlichen Lehrern der Rossarznei\' benoemd, waarbij
Scotti de algemene leiding kreeg.

De Nederlander Gerard van Swieten (1700-1772) die, na twintig jaar assistent bij Boerhaave te zijn geweest, sinds 1745 lijfarts van Keizerin Maria
Theresia was en grote zeggenschap had in alles wat met wetenschap en gezondheidszorg te maken had, adviseerde ook in dezen. Met name werd, na-
dat daartoe vanuit bepaalde hofkringen op aangedrongen was, zijn advies gevraagd over de wenselijkheid om Baron J. von Sind, die bekend geworden
was door zijn talrijke hippologische en hippiatrische boeken, als leraar aan te stellen. Maar Van Swieten adviseerde negatief omdat hij hem een kwak-
zalver vond. Ofschoon het militaire gezag waaronder de school ging resorteren, weinig middelen voor de inrichting over had, werd in de winter van 1766
met het ondenwijs aan 21 leerlingen begonnen. Spoedig daarna werd op Scotti vanuit de legerleiding weer een beroep gedaan om leiding te geven aan
de remontering. Dat betekende dat hij vele reizen moest maken die zich uitstrekten over alle Duitse en Oostenrijks-Hongaarse gebieden. Tot 1774

DE GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN STOPT MET HET BLGEDGROEPENDNDERZGEK BIJ RUNDEREN

ten aanzien van de voortgang van het af-
stammingsonderzoek bij runderen in
Nederland, werd op verzoek van het
Koninklijk Nederlands Rundvee Syn-
dicaat het bloedgroepenonderzoek on-
dergebracht bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren. Nu, tien jaar later, hebben
het NRS en de Gezondheidsdienst beslo-
ten dit samenwerkingsverband met in-
gang van 1 september 1996 te beëindi-
gen. Vanaf 1 september 1996 vindt géén
bloedgroepenonderzoek meer plaats bij
de Gezondheidsdienst in Deventer en
dient men zich voor vragen op het ge-
bied van afstammingsonderzoek bij
runderen rechtstreeks te wenden tot het
NRS, Wassenaarweg 20 te Amhem, te-
lefoon: 026-3861111.

-ocr page 105-

trachtte hij deze activiteit met zijn leraarschap te combineren; maar de autoriteiten waren inmiddels
ook tot het inzicht gekomen dat beide functies niet te verenigen waren en daarom had men twee an-
deren (Wolstein en Schmid) naar Alfort gestuurd om zich op het leraarschap voor te bereiden.
Wolstein zou in 1777 leiding gaan geven aan het k.k. Thierspital, de voorloper van de huidige
Veterinärmedizinische Universität Wien, waardoor Scotti voortaan volledig beschikbaar zou zijn voor
de paardenaankoop voor het leger. Daarmee werd \'Pferde- Curen- und Operationsschule\' opgehe-
ven. Er waren veel tegenstellingen tussen Scotti en Wolstein, zowel van persoonlijke aard als in vak-
aangelegenheden. Lechner verdenkt Wolstein ervan Scotti\'s college-aantekeningen verdonkere-
maand te hebben, maar tegelijkertijd er zelf wel gebruik van gemaakt te hebben. Hij geeft veel
voorbeelden, waaruit blijkt dat Wolstein aan het werk van Scotti heeft ontleend. Scotti heeft zelf niet
gepubliceerd; hij legde zijn bevindingen en aanbevelingen in de vorm van rapporten vast. Lechner
heeft er 62 in de Weense archieven gelocaliseerd. Inmiddels zijn er ook drie exemplaren van Scotti\'s
lessen aan het licht gekomen: één incompleet, in Kopenhagen ontdekt door W. Rieck en bewerkt
door Hagen von Borcke^ en O. Premstaller^ en één compleet. Lechner (1968) geeft de inhoud van dit
laatste, uit twaalf onderdelen bestaande dictaat in het kort weer. Een derde dictaat, dat zich te
München in privé-bezit bevindt, kwam onlangs aan het licht. Dit bevat naast de inwendige ziekten
van het paard, de \'materia medica\'. Het gedeelte over de inwendige ziekten is inmiddels door Greiner
uitgegeven". Ieders conclusie is dat Scotti de belangrijkste 18e eeuwse Oostenrijkse dierenarts is
geweest, die, weliswaar slechts gedurende korte tijd, óók als docent zijn betekenis heeft gehad om-
dat in zijn onden/vijs de verbinding werd gelegd tussen de eeuwenoude empirische diergenees-
kunde, zoals hem deze bekend was uit de praktijk van zijn vader, en de 18e eeuwse leerstellingen
van Boerhaave en Van Swieten. Hij waakte er overigens voor humaan-medische opvattingen blinde-
^^ „ lings toe te passen op de diergeneeskunde. Zijn taalgebruik was aangepast aan de vrij lage ontwik-

\' kelingsgraad van zijn toehoorders. Bij ziekten als runderpest en kwade droes, waarvoor hij geen re-

^^ ^^ medie kon geven, durfde hij zijn onwetendheid te bekennen.

J.JCHM utK Qg verdiensten van Scotti liggen daarnaast vooral op het gebied van de bevordering van de paarden-
fokkerij in het Oostenrijkse keizerrijk. Talloze stoeterijen, veulen- en dekstatlons kwamen op zijn ini-
tiatief tot stand. Zijn voorstellen werden in wetgeving door Joseph II bekrachtigd. De keizer zag het
belang van Scotti\'s activiteiten goed in. Dit blijkt uit zijn tegemoetkomendheid jegens hem: zijn jaar-
salaris werd verdubbeld van 1000 naar 2000 gulden en hem werd een vierspan ter beschikking ge-
steld voor zijn vele reizen, een uitzonderlijk voorrecht. Bovendien koos de keizer regelmatig partij
voor het standpunt van Scotti in zijn vele twisten met Wolstein.

Als \'erste k.k. Pferderarzt\' verantwoordelijk voor de remontering voerde hij een revolutionaire verandering door bij de aankoopprocedure. Het was steeds
een gebruik geweest dat paarden \'en groupe\' gekocht werden zoals door de paardenhandelaren aangeboden. Scotti bepaalde dat deze stuk voor stuk ge-
keurd moesten worden. Hij stelde daarvoor heel nauwkeurige richtlijnen op. Omdat het, gezien de aantallen onmogelijk voor hem was om alle keuringen
persoonlijk te doen, liet hij zich daarbij door zijn broer Johann assisteren. Het leger was In deze periode van strijd om de hegemonie in Europa onverzadig-
baar. De aankopen waren tevens vaak erop gericht om een ander land te verhinderen tot aankoop over te gaan. De aantallen beliepen vele tienduizenden.
In een bepaald jaar werd in vier maanden tijd bijna 7,5 miljoen gulden uitgegeven. De paardenhandel was geheel in handen van Joden, waarmee Scotti
van tijd tot tijd in conflict kwam vanwege zijn strenge eisen en waarbij hij zich onontkoopbaar toonde. Tot op zijn 72ste jaar bleef Scotti onvermoeibaar rei-
zen om te keuren en te kopen, steeds trouw aan zijn devies: \'Ich will genau und restlos meine Pflicht erfüllen\'. Hij stierf In 1806 in de leeftijd van 78 jaar.

A.M./E.P.O.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

\' W. Lechner. Ludwig Scotti Zur Geschichte des Gründers der ersten deutschen Tierarzneischule und zugleich des ersten Wiener mitädlerarztes. Wiener tierärztliche Monatschritl 1942:29:289-
305. Id.. Ludwig ScoW (1728-1806). Der erste Wiener Tierarzneilehrer und Begründer der helmischen Pferdezucht. Ibid 1968:55:31-44.

2 H. von Borcke. Leben und Vorlesungen des Wiener Tierarztes Ludwig Scotti (1728-1806). Diss. Hannover. 1964.

3 0. Premstaller Die Orlhopaedle in den Vorlesungen Ludwig Scoftis (1728-1806). Diss. Wien 1974

\' S. Greiner Das älteste deutschsprachige Lehrbuch über Innere Krankhelten des Pferdes herausgegeben vtin der Kayserlich-Königllchen Pferd-Cur-Operatlons Schul in Wien vom Jahr 1770.
Diss. München 1995. (Verkort weergegeven in: Tierärztliche Praxis, 24 219-222.1996).

)sef Schreiber (Uit: 200 Jahre Tierärztliche Hochschule in Wien

GODENREU

Mededeling aan alle honorairen, oud-
leden en leden van Cerberus.
16 Tot en met 19 oktober van het jaar
1996 zal in het teken staan van het ze-
vende lustrum, met als thema: \'Goden-
reu\'. Wij als zevende lustmmcommis-
sie hopen op een grote opkomst van u
allen. Mocht een onjuiste adressering u
ten deel gevallen zijn, dan bestaat de
mogelijkheid dit recht te zetten bij het
ab actiaat van het dagelijks bestuur of
van de zevende lustmmcommissie op-
dat u van alle mogelijke ontwikkelin-
gen op de hoogte gehouden kunt wor-
den.

Ab actis Cerberus:
dhr. E.M.0. Willems
p/a Prinsestraat 11 -11 bis
3581 JR Utrecht
tel.:030-2520103.

Ab actis Godenreu \'96:
dhr. M.N.D. Lamberts
p/a Griftstraat 29
3572 GN Utrecht
tel.:030-2714169.

CAVECANEM
DEORUM

-ocr page 106-

PI «»II V m

11.111 im II II «tiDw^iffriiiiiiimi in r i i \' liÜ
HALFJAARLIJKSE MASTITIS PANEL MEETING

DYNAMIEK MASTITIS DP LAAGCELGETALBEDRIJVEN

De halljaarlijkse \'mastitis panel meetings\' zijn een initiatief van de firma Leo Pharmaceutical Products BV. Tijdens deze panelses-
sies debatteren afgezanten van verschillende veterinaire groeperingen over hun visie op mastitisbestrijding. Elke meeting begint met
een inleiding van een specifiek onderdeel van de mastitisproblematiek dat centraal staat in de discussie. Het panel heeft min of meer
een vaste samenstelling.

Berichten en verslagen

Mastitis kan op bedrijfsniveau ver-
schillende problemen veroorzaken:

1. een veel te hoog tankmelkcelgetal
(met als consequentie dat de melk
niet geleverd kan worden);

2. een te hoog tankmelkcelgetal (met
te lage productie en af en toe kor-
ting);

3. een onvoldoende laag tankmelkcel-
getal (te lage produktie door chroni-
sche mastitis);

4. een laag tankmelkcelgetal maar te
vaak klinische mastitis.

Op laagcelgetalbedrijven is de inci-
dentie van acute, klinische mastitis
soms erg hoog. Dit heeft meestal met
omgevingskiemen te maken. Meestal
vindt men op deze bedrijven echter
ook enkele chronische gevallen.
Een laagcelgetalbedrijf wordt in dit
verband gedefinieerd als \'lager dan
150.000\'. Het gemiddelde Nederland-
se celgetal ligt overigens rond de
250.000. Dit getal is de laatste jaren
behoorlijk gezakt, voomamelijk als
gevolg van de aanpassing van de boe-
tegrenzen.

De bacteriologie is ook veranderd:
mastitiden als gevolg van
Streptococ-
cus agalactiae
komen minder voor
(alsmede trouwens het totaal aantal
mastitiden), maar
Staphylococcus au-
reus
is als verwekker procentueel ge-
zien belangrijker geworden. Overigens
is het aandeel van de Streptokokken
(agalactiae, dysgalactiae en uberis) sa-
men nog steeds aanzienlijk.
De meest recente landelijke steekproef
naar de prevalenties van de verschil-
lende soorten mastitiden dateert van
1985. Lam hield een warm pleidooi
voor het herhalen van een landelijke
steekproef, bij voorkeur in combinatie
met een bepaling van de incidentie van
klinische mastitis.

Op 22 mei 1996 wisselde het bekende panel wederom mastitis-informatie uit.
De wetenschappelijke bijeenkomst stond dit keer geheel in het teken van het
recente proefschrift van dr. T.J.G.M. Lam:
Dynamics of bovine mastitis; a field
study in low somatic cell count herds (Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting van de Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht).
Aanwezig waren T.J.G.M. Lam zelf, dr. U. Vecht (ID-DLO), ing. J.D.H.M.
Miltenburg en J. Sol (Gezondheidsdienst voor Dieren), I.E. van Alten en J.M.
Swinkels (Leo PP BV), C. Charpentier, R.W.M. Ikink, H. Jorritsma, J.G.T.
Krijnen en F.Th.C. de Wit (practici) en S.A.M. Deleu (KNMvD).

LAAGCELGETALBEDRIJVEN
Op laagcelgetalbedrijven is het masti-
tismanagement meestal uitstekend (te-
peldesinfectie, droogzetten en droog
voorbehandelen), maar er is een groot
verschil tussen de bedrijven in het
vóórkomen van klinische mastitis (van
nul tot tachtig gevallen per honderd
koeien per jaar).
E. coli is op deze be-
drijven de belangrijkste boosdoener,
maar ook
S. aureus is vaak de oorzaak.
Opvallend is verder het grote aantal
negatieve BO\'s.

Een significante bijdrage aan de inci-
dentie van klinische mastitis leveren
de volgende factoren: het ras (MRU),
mbber matten in de boxen, de frequen-
tie van desinfecteren van de boxen, de
herkomst van het drinkwater (sloot en
bron), bietenpulp als krachtvoer, sme-
rige boxen, melk lekkende koeien, te-
peldesinfectie, hoge melkproductie en
verder de interactie tussen smerige
boxen en een hoge productie.

Door Sophie Deleu

Een dwarsdoorsnede-onderzoek van
alle koeien op bedrijven met een lage
en een hoge klinische-mastitisinciden-
tie laat zien dat lage-incidentiebedrij-
ven meer last hebben van
S. aureus en
meer voorwaardelijke pathogenen (zo-
als coagulase-negatieve
Staphylokok-
ken en Corynebacterium bovis), ter-
wijl op hoge-incidentiebedrijven vaak
negatieve BO\'s vóórkomen. Dit heeft
de onderzoekers geïnspireerd tot het
formuleren van de theorie dat veel dip-
pen leidt tot een reductie van het aantal
voorwaardelijke pathogenen, waar-
door de uiers gevoeliger worden voor
omgevingskiemen, zoals
E. coli, en
soms voor de koegebonden
S. aureus.
In observationeel onderzoek is er ook
een correlatie gevonden tussen tepel-
desinfectie en een laag aantal voor-
waardelijke pathogenen en een hoge
incidentie van klinische mastitis. Maar
het is altijd oppassen met dit soort on-
derzoek: Het kan zijn dat veehouders
die veel last hebben van klinische mas-
titis vaker tepeldesinfectie toepassen.

TEPELDESINFECTIE
Naar aanleiding van de vragen die het
hierboven beschreven onderzoek had
opgeroepen, heeft Lam zijn onderzoek
uitgevoerd, waarbij op zeven zorgvul-
dig geselecteerde bedrijven het optre-
den van klinische mastitis werd gere-
gistreerd, terwijl gedurende zes maan-
den de ene helft van het uier na het
melken werd gedesinfecteerd en de an-
dere helft niet. Er werden monsters ge-
nomen:

- aan het begin van het experiment
alle kwartieren (duplo)

- elke vijfweken alle kwartieren

- binnen een week na het afkalven

- bij het droogzetten en

- bij klinische mastitis.

-ocr page 107-

Wat gebeurde er? Na vijf weisen zag
men reeds een stijging van het aantal
Cbt. bovis, één van de voorwaardelijke
pathogenen in de niet-gedipte kwartie-
ren. Na circa veertig weken was het to-
tale scala aan voorwaardelijke patho-
genen duidelijk gestegen. Ook in de
gedesinfecteerde kwartieren steeg het
aantal voorwaardelijke pathogenen.
Dit duidt op een binnen-koe-interactie.
Derhalve is er waarschijnlijk sprake
van een onderschatting van het effect.
Het celgetal in de niet-gedesinfec-
teerde kwartieren steeg met 50.000.
Het aantal (eerste) gevallen van klini-
sche
E. co//\'-mastitiden blijkt met een
derde te dalen na het stoppen met dip-
pen.

S. aureus blijkt wel gevoelig voor te-
peldesinfectie, althans in eerste instan-
tie. Want hoewel de incidentie van
nieuwe
S. awrews-infecties in de niet-
gedesinfecteerde kwartieren toenam,
doofde dit verschil later uit. Mogelijk
spelen hierbij verworven weerstand en
de selectie van ongevoelige koeien een
rol. Een hypothese is dan ook dat het
op lange termijn misschien beter is om
niet te dippen en de aanvankelijke stij-
ging van aureus-infecties na het stop-
pen voor lief te nemen. Hier kan de
praktijk echter moeilijk mee uit de
voeten.

E.C0/-/4VIASTITIS
Een ander aspect van het onderzoek
van Lam betrof de bacteriestammen,
die de gevallen van mastitis veroor-
zaakten. Hierbij werd gebmik gemaakt
van de Polymerase chain reactie (PCR-
techniek).

Het resultaat van dit onderzoek is on-
dermeer dat er wel degelijk chronische
gevallen van
E. co/Z-mastitis bestaan,
terwijl tot voor kort werd aangenomen
dat dit niet het geval was. Een derge-
lijke coli-infectie kan tot acht keer per
lactatie klinische problemen geven.
Bij verschillende koeien blijken ver-
schillende stammen een rol te spelen.
Mastitis, veroorzaakt door
E. coli is
dus geen contagieuze aandoening.
Ook bij
S. aureus zien we telkens op-
flikkeringen tijdens een lactatie. Maar
hier blijkt bij verschillende koeien tel-
kens dezelfde stam in het spel.
S. au-
reus
lijkt dus, in tegenstelling tot E.
coli,
wel contagieuze kenmerken te
hebben.

Toekomstig onderzoek naar E. coli-
mastitis richt zich op de verlaging van
de incidentie van nieuwe infecties (de
gevoeligheid van de koeien en het ver-
lagen van de infectiedmk) en het ver-
minderen van de ernst van de mastitis
(afweer, vaccinaties). Nader onder-
zoek is ook gewenst naar de factoren
die een coli-mastitis chronisch maken.
Mogelijk hebben de betreffende ver-
wekkers gemeenschappelijk dat ze in-
vasieve kenmerken hebben.

STAPHYLÜCÜCCUS AUREUS
S. aureus lijkt een goed aangepast mi-
cro-organisme; het celgetal stijgt niet
dramatisch na infectie en er treden in
het algemeen geen emstige sympto-
men op. De bacterie kan zich derhalve
vaak onopgemerkt verspreiden.
Een besmettelijke bacterie, zoals
S.
aureus
er één is, volgt een bepaald mo-
del. Met dit model kan de besmettelijk-
heid bepaald worden: de zogenaamde
-waarde. Dit is het aantal nieuwe in-
fecties dat ontstaat vanuit één be-
staande infectie. De kritische grens
van de
Ro-waarde is 1. Dat wil zeggen
dat een infectie uitdooft als de waarde
kleiner is dan 1 en zich kan versprei-
den als de
Ro-waarde groter is dan 1.

In een uitbraakperiode is de R^-waarde
van
S. aureus in niet-gedipte kwartie-
ren 7. In de evenwichtsperiode echter,
nadert de waarde 1.
Om de R^-waarde verder te verklei-
nen, dient de transmissie van kiemen te
worden beperkt. Van belang is in dit
verband de melkmachine en de melk-
techniek. Klinische gevallen moeten
goed en voldoende lang behandeld
worden. Probleemkoeien dienen opge-
spoord te worden (celgetal bepalen en
regelmatig BO doen). Chronische ge-
vallen worden bij voorkeur afgevoerd.
Het aantal nieuwe
S. aMr<?M.y-infecties
dat in een koppel ontstaat is namelijk
afhankelijk van:

- het aantal geïnfecteerde kwartieren

- de gemiddelde duur van infectie

- het aantal gevoelige kwartieren in de
koppel

- het aantal geïnfecteerde kwartieren
per koe.

Waarbij wel aangetekend moet wor-
den dat een lage-^. awreMi-uitscheider
moeilijk te vinden is, want slechts zel-
den is dan het BO positief Het celgetal
alleen is hiervoor een te grove maat,
die bovendien niet ahijd parallel loopt
met de uitscheiding van kiemen.
De rol van voorwaardelijke pathoge-
nen is niet eenduidig.
Cbt. bovis lijkt
enige bescherming te bieden tegen in-
fectie met andere pathogenen, eventu-
eel in samenwerking met coagulase-
negatieve stafylokokken (vooral tegen
S. aureus en Str. Uberis). Coagulase-
negatieve stafylokokken alleen lijken
echter niet beschermend.
S. aureus blijff dus een probleem, ook
op laagcelgetalbedrijven. Alleen zeer
nauwkeurige uitvoering van het stan-
daard mastitis-preventieprogramma be-
strijdt deze besmettelijke bacterie.
Stoppen met tepeldesinfectie is riskant
en kan alleen in uitzonderingsgevallen,
onder gecontroleerde omstandigheden,
geadviseerd worden.
Het toekomstig onderzoek naar
S. au-
reus
zal zich toespitsen op de verla-
ging van de incidentie van nieuwe in-
fecties (onderzoek naar de eigenschap-
pen van de meest pathogene stammen
en de gevoeligheid van de individuele
dieren voor infectie) en de populatie-
dynamiek (het belang van kortdurende
infecties en het mechanisme van ver-
spreiding). Maar ook observationeel
onderzoek zal nodig zijn.

STREPTOKOKKEN
Lam wees er tijdens zijn voordracht te-
vens op dat het effect van alle Strepto-
kokken tezamen waarschijnlijk onder-
schat wordt. Men zegt gemakkelijk dat
we dat probleem onder de knie hebben,
terwijl de Streptokokken een substan-
tieel deel van de klinische en subklini-
sche mastitiden veroorzaken. Vooral
van de populatiedynamiek en de thera-
pie is onvoldoende bekend.

De volgende mastitis panel meeting
zal plaatsvinden op 20 november
1996. De onderwerpen zijn melkwin-
ning; machine & hygiëne door
J.D.H.M. Miltenburg en het invriezen
van melkmonsters; reden, methode &
gevolgen door U. Vecht. Voor meer in-
formatie over dit onderwerp kan men
contact opnemen met mevrouw I. van
Alten. tel. 0294-480451.

KOPIJ OP
OISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 108-

PARASITÜLÜGEN PLEITEN VOOR EUROPESE REGISTRATIE DIERZIEKTES

EIGEN ENZYMEN BLIJKEN SLEUTEL TOT BESTRIJDING
PARASIET

Nieuwe technieken waarbij wordt ingegrepen in de stofwisseling van parasie-
ten, vormen de sleutel tot een nieuwe generatie geneesmiddelen. Dit zei de
Utrechtse parasitoloog prof. dr. A.W.C.A. Cornelissen bij de uitreiking van
de MSD Award voor Parasitologie. De prijs werd uitgereikt aan dr. A.G.M.
Tielens tijdens de internationale Joint Meeting for Parasitology in Brussel.
Tielens is onderzoeker bij de Faculteit der Diergeneeskunde.

mens en vee sterk zullen toenemen door
de groter mobiliteit en het openstellen
van de Europese grenzen. Hij pleit
daarom voor een Europees registratie-

Daamaast waarschuwde Comelissen,
voorzitter van de Nederlandse Verenig-
ing voor Parasitologie, ervoor dat in de
komende jaren de infectierisico\'s voor
systeem van parasitaire infecties. \'Met
name zoönosen, ziekten die van dier op
de mens overgaan, zullen toenemen.
Registratie is de eerste stap naar beheer-
sing.\'

Het bekroonde onderzoek van veteri-
nair parasitoloog Tielens is innovatief
op het gebied van factoren die de ener-
giehuishouding van parasieten beïn-
vloeden. Tielens ontdekte dat som-
mige bij de energiehuishouding be-
trokken enzymen van de parasiet uniek
zijn. Nieuwe geneesmiddelen die zich
in de toekomst op deze enzymen rich-
ten, zijn niet schadelijk voor de gast-
heer van de parasiet.
Bij de studie van deze processen werd
onder meer gebmik gemaakt van
kleine wonnen, die in de bloedvaten of
de galgangen van zoogdieren leven.
Als de larven de gastheer binnentre-
den, ondergaan ze een aantal verande-
ringen. Ook hun energieproductie ver-
andert: waar eerst glucose in de cel
werd omgezet in CO2, ontstaat nu een
soort vergistingsproces, Tielens on-
derzoek toont aan dat lichaamseigen
enzymen van de parasiet in dit proces
een essentiële rol spelen.

De MSD Award voor Parasitologie
wordt jaarlijk toegekend aan een gepro-
moveerd onderzoeker uit de Benelux die
innovatief werk heeft verricht. De prijs,
die dit jaar voor het eerst wordt uitreikt,
gaat afwisselend naar een medisch of
veterinair parasitoloog.

BEROEP OP GEZOND VERSTAND VRIJE BEROEPSBEOEFENAREN

MDVIR DANKT GROEI EN BLOEI AAN \'UNIEKE\' SAMEN-
WERKING MET VERZEKERINGSADVISEURS

Movir, de onderlinge arbeidsonge-
schiktheidsverzekeraar voor acade-
misch gevormde vrije beroepsbeoefena-
ren, dankt zijn groei en bloei aan de
\'unieke samenwerking met honderden
onafhankelijke verzekeringsadviseurs\'.
Vorig jaar verdiende Movir netto ƒ 14,9
miljoen na een premierestitutie van mim
tien procent. Het aantal verzekerden
heef^ inmiddels de 25.000 overschre-
den.

Dit blijkt uit de jaarrede van dr.
F.A.J. van Hussen, voorzitter van de
Raad van Commissarissen van Mo-
vir, tijdens de op 19 juni 1996 in

Nieuwegein gehouden vergadering.
Van Hussen zei ook dat het eigen ver-
mogen van Movir met ƒ 110,5 mil-
joen bijna het viervoudige bedraagt
van het wettelijk vereiste, namelijk
ƒ 29,2 miljoen. Vorig jaar moest van-
wege de onverwacht slechtere reva-
lidering van bij Movir verzekerden

-ocr page 109-

ƒ 55 miljoen aan de schadereserve
worden toegevoegd. De eerste teke-
nen in 1996 wijzen er niet op dat de
positieve trend met betrekking tot de
revalidering - die tot en met 1994 dui-
delijk aantoonbaar was - zich voort-
zet.

Exclusieve expertise

De samenwerking met het vrije inter-
mediair biedt volgens Van Hussen
een onderlinge maatschappij als
Movir de mogelijkheid beoefenaren
van het vrije beroep een pensioenre-
geling en arbeidsongeschiktheidsver-
zekeringen te bieden die precies zijn
toegesneden op hun individuele ge-
specialiseerde behoeften. \'Dat daar-
bij wordt uitgegaan van het non-pro-
fitbeginsel achten wij ook op de
lange duur een enorm voordeel dat
alleen onderlingen kunnen bieden\',
aldus Van Hussen.

■I R M

De jarenlange en exclusieve exper-
tise van Movir op het gebied van ar-
beidsongeschiktheidsverzekeringen
voor academisch gevormde vrije be-
roepsbeoefenaren vormt, te samen
met onze unieke samenwerking met
honderden onafhankelijke verzeke-
ringsadviseurs, de basis van ons suc-
ces in de markt. En onze cliënten en
prospects vinden anderzijds in die-
zelfde basis het vertrouwen dat hun
belangen blijvend optimaal worden
gewaarborgd, zo zei Van Hussen.

TWEE NIEUWE
COMMISSARISSEN
BIJ MOVIR

In de Algemene Ledenvergadering
van 19juni 1996 van de arbeidson-
geschiktheidsverzekeraar Movir
zijn de heren W.L. Bogtstra, huis-
arts te Sneek en prof dr. P.H.A.M.
Verhaegen, directielid van de ver-
eniging VNO-NCW, benoemd tot
commissaris. Deze benoemingen
vonden plaats in verband met de
opvolging van de heren A.M.C.
van de Zandt, arts, respectievelijk
prof drs. J.H. Goris.

NIEUWE REGELS VGGR LIGHAMELIJKE INGREPEN BIJ DIEREN

AANTAL TOEGESTANE INGREPEN PER 1 SEPTEMBER
BEPERKT

INGREPENBESLUIT
Grondslag

Artikel 40 van de GWWD verbiedt het
verrichten van lichamelijke ingrepen
bij een dier waarbij een deel of delen
van het lichaam wordt of worden ver-
wijderd of beschadigd. Dit verbod
geldt niet voor:

a. het onvruchtbaar maken van dieren;

b. ingrepen waarvoor een diergenees-
kundige noodzaak bestaat;
ingrepen die bij of krachtens enig
wettelijk voorschrift verplicht dan
wel toegestaan zijn;
bij Algemene Maatregel van Be-
stuur aangewezen ingrepen.

Met het Ingrepenbesluit (het Besluit)
heeft de overheid de laatstgenoemde
uitzondering ingevuld. In het Besluit
wordt bepaald welke ingrepen, al dan
niet onder bepaalde voorwaarden of
voor bepaalde categorieën van dieren,
zijn toegestaan. Het Besluit heeft geen
betrekking op de eerste drie genoemde
uitzonderingen.

c.

d.

Bij ingrepen die bij of krachtens enig
wettelijk voorschrift (c) verplicht dan
wel toegestaan zijn, moet bijvoorbeeld
gedacht worden aan de verplichte iden-
tificatie van bepaalde diersoorten.

Startnotitie

In 1993 werd in de startnotitie Ingre-
pen de eerste aanzet gegeven voor het
ontwerp van het Besluit. Deze startno-
titie is in ruime kring besproken, niet
alleen binnen de Raad voor Dieren-
aangelegenheden maar ook binnen de
geledingen van de KNMvD. In 1994
was het eerste ontwerp van het Besluit
gereed. Nadere discussies en beslissin-
gen binnen het ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij resul-
teerde tot het in maart van dit jaar
gepubliceerde Ingrepenbesluit (Staats-
blad 1996, 139).

Op 1 september 1996 treedt het Ingrepenbesluit in werking. Hiermee is de na-
dere invulling van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD)
weer een stap verder. Dierenartsen moeten bij het verrichten van ingrepen re-
kening houden met het Ingrepenbesluit, reden voor een toelichting.
Het Ingrepenbesluit heeft betrekking op ingrepen zonder diergeneeskundige
noodzaak. Het biedt de mogelijkheid om beperkingen te stellen aan de ont-
wikkeling dat het dier via ingrepen wordt aangepast aan de wensen van de
mens. Na een korte schets van de totstandkoming van de regelgeving wordt
aangegeven welke ingrepen zijn toegestaan, welke verboden zijn en waarom.
Bepaalde ingrepen zijn slechts onder voorwaarden of voor een bepaalde tijd
toegestaan. Tevens wordt belicht wie naast de dierenarts bevoegd is bepaalde
ingrepen te verrichten.

Door Sabien van Egmond

Afwegingen

In de startnotitie werd een inventarisa-
tie gemaakt van de in de praktijk voor-
komende ingrepen die niet tot één van
de toegestane categorieën behoren. De
inventarisatie betrof een veertigtal in-
grepen die bij verschillende diersoor-
ten, zonder diergeneeskundige nood-
zaak, worden uitgevoerd. Per ingreep
is vervolgens een afweging gemaakt
om te komen tot een lijst van toege-
stane ingrepen aan de hand van de vol-
gende overwegingen:

1. de mate van aantasting van het wel-
zijn van het dier (pijn, leed, gezond-
heids- of gedragsstoornissen en in-
tegriteit);

2. het doel of het belang dat direct of
indirect met de ingreep wordt ge-
diend;

3. de effectiviteit van de ingreep;

4. het al dan niet aanwezig zijn van

-ocr page 110-

praktisch en economisch haalbare
altematieven;
5. de handhaafbaarheid en eventuele
Europeesrechtelijke gevolgen.

Was er geen sprake van enige consta-
teerbare welzijnsaantasting dan werd
een ingreep toegelaten. Was daarvan
wel sprake dan werd vervolgens een
afweging gemaakt aan de hand van de
relatieve zwaarte van de betrokken be-
langen. Een ingreep die het welzijn
van het dier aantast en uitsluitend van-
uit esthetische overwegingen wordt
verricht, werd daarbij principieel on-
toelaatbaar geacht.

De afweging heeft voor een aantal in-
grepen geleid tot de conclusie dat de
ingreep ongewenst is, maar toegelaten
moet worden omdat er geen alternatief
beschikbaar is. Voor sommige van
deze ingrepen bestaat echter de ver-
wachting dat binnen een bepaalde tijd
altematieven te ontwikkelen zijn. Om
deze ontwikkeling te stimuleren zijn
enkele ingrepen slechts voor een be-
paalde periode (meestal vijf jaar) toe-
gestaan. Andere ingrepen werden niet
toelaatbaar geacht, zijn niet opgeno-
men in het Besluit en dus per 1 septem-
ber 1996 verboden. De overige ingre-
pen zijn al dan niet onder voorwaarden
opgenomen in het Besluit.

Algemene norm

Het Ingrepenbesluit heeft nadrukkelijk
geen betrekking op het onvruchtbaar
maken van dieren en ingrepen die dier-
geneeskundig noodzakelijk zijn. Deze
ingrepen zijn immers op grond van ar-
tikel 40 van de GWWD rechtstreeks
toegestaan.

Het Besluit betreft juist ingrepen die
veelal zonder directe diergeneeskun-
dige noodzaak in de praktijk worden
uitgevoerd. In het Besluit worden de
daarvan toegestane ingrepen opge-
somd. Ten aanzien van deze ingrepen
en andere, wettelijk verplichte of toe-
gestane, ingrepen bevat het Besluit een
algemene norm. Deze norm houdt in
dat:

deze ingrepen op een zodanige wijze
moeten worden uitgevoerd dat bij het
dier niet onnodig pijn of letsel wordt
veroorzaakt en het dier niet meer dan
nodig in zijn functioneren wordt be-
lemmerd.

De norm richt zich tot degene die de
ingreep verricht. In de meeste gevallen
zal dit de dierenarts zijn, echter op
grond van de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde 1990 (WUD)
mogen bepaalde ingrepen ook door an-
deren dan dierenartsen worden uitge-
voerd. De \'ingrijper\' moet zich telkens
afvragen of hetgeen hij doet binnen de
grenzen van het redelijke en het beta-
melijke blijft, mede gelet op de be-
schikbare altematieven.

m *

VERBODEN

Alle ingrepen behalve het onvmchtbaar
maken, de diergeneeskundig noodzake-
lijke en de wettelijk toegestane of ver-
plichte ingrepen zijn verboden, tenzij
de ingreep in het Besluit wordt ge-
noemd. Als gevolg van de invoering
van het Besluit zijn bepaalde ingrepen
die in de praktijk worden uitgevoerd
per 1 september 1996 verboden. Hier-
onder wordt een, niet uitputtend, over-
zicht gegeven welke ingrepen dit be-
treft.

Gezelschapsdieren

Bij gezelschapsdieren betreft het met
name de cosmetische ingrepen. Tenzij
diergeneeskundig noodzakelijk, zijn
de volgende ingrepen verboden:

- het uitvoeren van een patachyecto-
mie, tenectomie/ tenotomie of neu-
rectomie ter verhindering van het
vliegen bij vogels;

- het veranderen van de stembanden
bij vogels, honden en andere dieren;

- een anaalzakextirpatie/stinkklierope-
ratie bij bijvoorbeeld honden en fret-
ten;

- het couperen van de oren bij honden
(was al verboden op grond van het
Wetboek van Strafrecht);

- het verwijderen van huiddelen;

- het amputeren van een ongepigmen-
teerd derde ooglid bij honden;

- het amputeren van de nagels bij kat-
ten;

- het corrigeren van een knikstaart bij
katten.

Productiedieren

Bij productiedieren zijn tenzij dierge-
neeskundig noodzakelijk als gevolg van
het Besluit onder andere de volgende in-
grepen, die thans nog wel worden uitge-
voerd, verboden:

- een slijmvliesresectie bij mnderen;

- een tongpuntamputatie bij runderen;

- het verkorten van de staart bij mnde-
ren;

- zoekstier- of zoekramoperatie;

- het verwijderen van stinkklieren bij
bokken;

- het couperen van de staart van paar-
den (was al verboden op grond van
het Wetboek van Strafrecht);

- het blisteren van paarden;

- een zenuwsnede bij paarden;

- het nicteren van de staart bij paar-
den;

- een comage-operatie bij paarden;

- een kribbebijter- of luchtzuigerope-
ratie bij paarden.

Waarom verboden

Bij de beslissing om de genoemde in-
grepen in het vervolg te verbieden
heeft steeds een afweging plaatsge-
vonden als hierboven is omschreven.

Zo is de tongpuntamputatie bij runde-
ren om het melkzuigen te voorkomen
verboden. Door deze ingreep wordt het
dier immers blijvend verminkt aan een
voor hem zeer belangrijk lichaams-
deel. Deze welzijnsaantasting is niet te
rechtvaardigen gezien het feit dat er al-
tematieven zijn. Het aanbrengen van
een neusring is in het Besluit voorlopig
nog wel toegestaan.

De stinkklieren van bokken hebben
een belangrijke functie bij het normale
seksuele gedrag maar worden, gezien
de onaangename geur, door de mens
verwijderd. Het belang van het dier
heeft hier zwaarder gewogen.

Het devokaliseren van bijvoorbeeld
honden om geluidsoveriast te vermin-
deren heeft een emstige verstoring in
de \'communicatiemogelijkheden\' van
het dier tot gevolg. Aangezien met een
goede opvoeding van het dier en een
juiste huisvesting de overlast voor de
mens te beperken is, heeft het belang
van het dier gewonnen en is deze in-
greep verboden.

TOEGESTAAN

In het kader is weergegeven welke in-
grepen op grond van het Besluit zijn
toegestaan en onder welke voorwaar-
den. Opgemerkt moet worden dat het
verzorgen van beharing en hoomige
delen en het kortwieken niet onder het
begrip \'ingreep\' vallen en derhalve
niet op grond van artikel 40 GWWD
verboden zijn. Bij het verwijderen van
kammen en neuslellen en het onthoor-
nen wordt onder de ingreep ook ver-
staan het verwijderen van de aanleg
van kam, neuslel, boom of gewei.

Voorwaarden

Bij de ingrepen wordt in sommige ge-
vallen een nadere voorwaarde gesteld.

Zo mogen de tanden van biggen slechts
geknipt worden indien geconstateerd

-ocr page 111-

INGREPENBESLUIT

TOEGESTAAN

ingrepen bij ongewervelden

het inbrengen van een injectienaald

het aanbrengen van een oormerk ter bestrijding van vliegen, tenzij reeds een I&R-merk in dat oor is aangebracht
het leewieken van vogels, indien de vogels in een niet-gesloten ruimte worden gehouden

het onthoornen van geiten die worden gehouden met het oog op de melkproductie, van ninderen en schapen, alsmede van dierentuindieren
het verwijderen van het gewei bij herten

het met het oog op de veiligheid van mens of dier aanbrengen van een gladde roestvrijstalen neusring bij mannelijke varkens en mannelijke runderen
bestemd voor de fokkerij

het verwijderen van een deel van de staart bij biggen tot de leeftijd van vier dagen indien blijkt dat zich op het bedrijf staartverwondingen voordoen
wanneer de ingreep niet is toegepast

het knippen van de tanden van biggen tot de leeftijd van zeven dagen indien blijkt dat de uiers van de zeugen of de oren of staarten van andere varkens
worden verwond wanneer de ingreep niet is toegepast

het met het oog op leeftijdsonderzoek of visstandbeheer nemen van schubben bij vissen
het verwijderen van bijklauwtjes bij honden tot de leeftijd van vier dagen
het verwijderen van bijspenen

de endoscopische geslachtsbepaling bij diersoorten zonder geslachtsdimorfisme

het verrichten van de keizersnede ter verkrijging van Specific Pathogen Free dieren of gnotobionten

TOEGESTAAN VOOR 5 JAAR

het leewieken van vogels, indien de vogels in een grote groep in een gesloten ruimte loslopend op de grond worden gehouden

het verwijderen van een deel van de binnenste of achterste tenen bij mannelijke kippen en mannelijke kalkoenen bestemd voor de fokkerij

het verwijderen van sporen bij mannelijke kippen bestemd voor de fokkerij

het aanbrengen van een gladde roestvrijstalen neusring bij varkens die in de buitenlucht op zachte gronden gehouden worden
het ter voorkoming van melkzuigen aanbrengen van een gladde roestvrijstalen neusring bij runderen
het verwijderen van een deel van de staart bij schapen

het verwijderen van een deel van de staart bij honden tot de leeftijd van zeven dagen

TOEGESTAAN VOOR 5 JAAR INGEVAL VAN HER /VERBOUW OF 15 JAAR ZONDER HER-/ VERBOUW

het verkorten van boven- en ondersnavel van kippen en kalkoenen, voor eenden geldt echter een termijn van

10 jaar i.g.v. volledige roostervloeren

het verwijderen van dc kammen bij mannelijke kippen

het verwijderen van de neuslellen bij kalkoenen

het aanbrengen van een neuskapje bij fazanten

wordt dat de uiers van zeugen of de
oren of staarten van andere dieren ver-
wond zijn. Het knippen van de tanden
mag slechts tot de leeftijd van zeven
dagen.

De staarten van biggen mogen tot een
leeftijd van vier dagen worden verwij-
derd, indien zich staartverwondingen
voordoen.

Sommige ingrepen bij pluimvee mo-
gen alleen uitgevoerd worden bij fok-
dieren. Fokkerij is niet alleen het stu-
ren van de voortplanting met het oog
op een bepaald fokdoel maar omvat
ook de vermeerdering.

Voorts mag het onthoornen van geiten
alleen bij dieren die voor de melkpro-
ductie worden gehouden en speelt de
veiligheid van mens en dier een factor
bij het ringen van de mnder- of
varkensneus.

Voor bepaalde tijd

Sommige ingrepen worden voorlopig
nog toegestaan met name omdat de
gangbare huisvestingssystemen die
ingrepen noodzakelijk maken ter
voorkoming van bijt- en pikgedrag.
Aangenomen wordt dat binnen vijf
jaar na inwerkingtreding van het
Besluit systemen beschikbaar zijn die
deze ingrepen onnodig maken. Bij
dieren in nadien gebouwde, ver-
bouwde of herbouwde huisvestingen
mogen deze ingrepen niet meer wor-
den toegepast. Bepaalde ingrepen mo-
gen echter nog gedurende vijftien jaar
worden uitgevoerd. Dit mag alleen in-
geval sprake is van bestaande huisves-
tingssystemen bij het verstrijken van
de vijfjaar en die vervolgens tien jaar
lang ongewijzigd in stand worden/
zijn gehouden. Dit geldt bijvoorbeeld
voor het verwijderen van kammen bij
kippen.

Ook het couperen van de staart bij
honden
wordt nog gedurende vijfjaar
toegestaan. In deze periode wordt ky-
nologisch Nederland in de gelegen-
heid gesteld om tot intemationale af-
spraken te komen.

Maximaal twee I«&R

In het Besluit wordt tevens een aantal
ingrepen, voorzover zij dienen ter
iden-
tificatie van een dier,
toegestaan met

-ocr page 112-

TOEGESTANE l&R-INGREPEN

Over vijf jaar mogen per dier niet meer dan twee l&R-ingrepen worden uitgevoerd, tenzij meer dan twee op grond van enig ander wettelijli
voorschrift verplicht of toegestaan is

- het aanbrengen van een oormerk in één oor bij runderen, varkens, schapen en geiten

- het aanbrengen van een merkteken aan een vleugel bij kippen

- het aanbrengen van een tatoeage

- het subcutaan of intramusculair aanbrengen van micro-elektronica

- het inicnippen van teenvliezen bij kippen en eenden

- het verwijderen van een stukje van de oorschelp bij knaagdieren, onvruchtbaar gemaakte verwilderde zwerfkatten, alsmede bij dieren die in een die-
rentuin in groepen worden gehouden

- het verwijderen van een teen bij pasgeboren knaagdieren

- het nemen van ten hoogste vijf schubben bij reptielen

- het verwijderen of perforeren van delen van vinnen, vetvinnen of vinstralen bij vissen

- het aanbrengen bij vissen van een uitwendig door middel van een draad in huid, onderliggend spierweefsel of bekhoek bevestigd genummerd metalen
of kunststof plaatje of genummerd kunststof pijpje of slangetje

- het brandmerken van paarden gedurende de eerste vijfjaar

- het vriesbranden bij runderen, paarden en vissen

dien verstande dat bij het dier ten hoog-
ste twee van die ingrepen mogen wor-
den verricht. In het leader is aangege-
ven welke identificatie-ingrepen bij de
daarbij genoemde diersoorten mogen
worden verricht.

Het tatoeëren en het aanbrengen van
micro-elektronica ten behoeve van de
identificatie van dieren heeft betrek-
king op alle diersoorten. Het aanbren-
gen van één oormerk wordt als één in-
greep beschouwd, in ieder oor een
oormerk zijn dan dus twee ingrepen.
Uitgangspunt van het Besluit is dat per
dier niet meer dan twee l&R-ingrepen
worden uitgevoerd. Indien reeds één
I&R-ingreep bij of krachtens enig an-
der wettelijk voorschrift verplicht of
toegestaan is, mag nog één extra l&R-
merk worden aangebracht. Zijn twee
of meer l&R-ingrepen verplicht of toe-
gestaan, dan mogen geen verdere l&R-
ingrepen meer worden verricht. Om
echter het bedrijfsleven de tijd te ge-
ven de bestaande identificatiesyste-
men aan te passen gaat dit verbod pas
over vijfjaar gelden.

Diergeneeskundige noodzaak

Op grond van de GWWD mogen alle
ingrepen worden verricht indien zij
diergeneeskundig noodzakelijk zijn. Is
derhalve uit diergeneeskundig oogpunt
een bepaalde \'verboden\' ingreep nood-
zakelijk dan is dat op grond van de wet
toegestaan. Dit geldt ook voor een op
zich toegestane ingreep die na de leef-
tijdsgrens of buiten een andere gestelde
voorwaarde om noodzakelijk is.

In de toelichting op het Besluit wordt
niet aangegeven wat onder dierge-
neeskundige noodzaak wordt ver-
staan. Op basis van de WUD zou daar-
onder verstaan kunnen worden de
aanwezigheid van een aandoening
welke de gezondheid of het welzijn
van een dier vermindert, hetgeen voor
een dierenarts (of een ander die daar-
toe bevoegd is) aanleiding is een be-
paalde ingreep (toch) te verrichten om
het leven van het dier te redden of ern-
stig lijden te voorkomen, te verminde-
ren of te beëindigen. Indien een dier-
geneeskundige noodzaak aanwezig is,
kan een dierenarts iedere ingreep ver-
richten.

In het bijzonder voor het verrichten
van een \'verboden\' ingreep moet een
dierenarts, rekening houdende met het
welzijn en het functioneren van het
dier, een afweging maken. De weerge-
geven overwegingen, de achtergron-
den van de wet en de algemene norm
van de GWWD kunnen hierbij een lei-
draad zijn. In de geest van de wet kun-
nen
financieel-economische en esthe-
tische overwegingen niet de basis
vormen voor een diergeneeskundige
noodzaak.

Desgevraagd moet de dierenarts een
schriftelijke verklaring afgeven om-
trent de diergeneeskundige noodzaak
van de ingreep. Indien een dierenarts
meent dat de diergeneeskundige nood-
zaak ontbreekt, dient hij zijn cliënt
hiervan op de hoogte te stellen en de
ingreep niet uit te voeren.
De dierenarts heeft in deze een eigen
verantwoordelijkheid, de GWWD richt
zich immers tot de \'ingrijper\'. Toetsing
van de noodzakelijkheid is voor wat
betreft de dierenarts mogelijk via het
veterinair tuchtrecht.

WIE MAG INGRIJPEN?
WUD

De WUD bepaalt wat moet worden
verstaan onder uitoefening van de
diergeneeskunde en wie daartoe be-
voegd is. De WUD verstaat onder een
operatie een instrumentele ingreep bij
dieren, gepaard gaande met de verbre-
king van de natuurlijke samenhang
van levende weefsels, het afnemen van
bloed daaronder begrepen.

In het Besluit tot uitvoering van artikel
1 lid 4 van de WUD
wordt een aantal
handelingen (ingrepen) niet als uitoe-
fening van de diergeneeskunde aange-
merkt. Dit houdt in dat die handelin-
gen ook door anderen dan dierenartsen
beroepsmatig mogen worden uitge-
voerd. Het betreft hier eenvoudige,
vaak massale en routinematige hande-
lingen, zoals bijvoorbeeld het leewie-
ken.

Daamaast bepaalt de WUD dat het ver-
richten van bepaalde handelingen ten
eigen nutte verboden is. Het betreft hier
het onvmchtbaar maken, het verrichten
van operaties en het toepassen van
UDD-diergeneesmiddelen. In de
Rege-
ling toegelaten handelingen
wordt ech-
ter een aantal operaties genoemd, die
onder bepaalde voorwaarden ook door
de dierhouder mogen worden uitge-
voerd. De Regeling bepaalt namelijk

-ocr page 113-

dat sommige itigrepen, die tevens een
operatie zijn in de zin van de WUD en
daardoor des dierenarts zijn, ooi< ver-
richt mogen worden door degene die
bedrijfsmatig dieren op een landbouw-
bedrijf houdt. Dit geldt bijvoorbeeld
voor het
onthoornen van runderen en
geiten,
op een bepaalde leeftijd en vol-
gens een bepaalde methode, nadat de
dierenarts de dieren plaatselijk ver-
doofd heeft. Eveneens staat deze rege-
ling het
castreren van mannelijke big-
gen
door de varkenshouder toe tot een
leeftijd van vier weken.

GWWD EN WUD
Aangezien alle ingrepen die in het
Besluit worden genoemd (met uitzon-
dering van het nemen van schubben)
zijn aan te merken als een operatie in
de zin van de WUD, doet zich de vraag
voor wie bevoegd is een toegestane in-
greep te verrichten. Gelet op de hier-
boven genoemde nadere regelingen
van de WUD kunnen ook anderen dan
dierenartsen bevoegd zijn een ingreep
te verrichten.

Is een ingreep op basis van de GWWD
verboden, dan is de vraag van de be-
voegdheid niet meer aan de orde.
Immers de regels van het Ingrepen-
besluit en de GWWD gelden voor ie-
dereen. Voorzover echter sprake is van
een diergeneeskundig noodzakelijke
ingreep staat de GWWD aan een ieder
die daartoe op grond van de WUD be-
voegd is dit zonder meer toe.
De GWWD kan aanvullende regels
stellen omtrent de wijze waarop en de
gevallen waarin een ingreep mag wor-
den uitgevoerd. Vervolgens kan ook
de WUD bepaalde nadere voorwaar-
den stellen wanneer en op welke wijze
ook anderen dan dierenartsen bevoegd
zijn om een handeling te verrichten. In
de tabel is aangegeven welke ingrepen
ook door de nadere regelingen van de
WUD beheerst worden.

Voorbeelden

Het Ingrepenbesluit staat voorlopig
het couperen van
staarten bij lamme-
ren
nog toe. Op grond van de Regeling
toegelaten handelingen (WUD) mogen
schapenhouders tot de leeftijd van
twee dagen deze handeling zelf ver-
richten. Na deze termijn is alleen de
dierenarts bevoegd.

Het verwijderen van bijklauwtjes bij
honden
wordt in geen van beide na-
dere regelingen van de WUD ge-
noemd en is derhalve voorbehouden
aan de dierenarts. Deze is echter wel
gebonden aan de bepaling van het
Ingrepenbesluit dat deze ingreep
slechts mag plaatsvinden tot de leef-
tijd van vier dagen. Slechts indien
daar een diergeneeskundige noodzaak
voor aanwezig is, mag een dierenarts
bij oudere dieren de bijklauwtjes ver-
wijderen.

-M

I, jijjiiibfij..,

Staarten en tanden van biggen mogen
tot een bepaalde leeftijd slechts wor-
den verwijderd indien er bij andere
dieren verwondingen te constateren
zijn. Is dat het geval dan mogen tot de
leeftijd van vier respectievelijk zeven
dagen de genoemde ingrepen op grond
van de WUD door de varkenshouder
of de dierenarts worden uitgevoerd. Na
die tijd mag alleen de dierenarts deze
ingrepen verrichten indien dat dierge-
neeskundig noodzakelijk wordt ge-
acht.

De dierenarts en de dierhouder mogen
op grond van de WUD een
neusring
aanbrengen bij varkens en runderen.
Zij dienen zich beiden te houden aan
de nadere voorwaarden die het
Ingrepenbesluit stelt, nu deze ingreep
(voorlopig) wordt toegelaten.

Voorts mogen bijvoorbeeld de kam-
men
van hanen door anderen dan die-
renartsen tot een leeftijd van twee da-
gen voorlopig nog worden verwijderd.
Na die tijd mag dit alleen door een die-
renarts worden gedaan. Dezelfde leef-
tijdsgrens geldt voor het door anderen
dan dierenartsen aanbrengen van
vleu-
gelmerken
bij kippen.

Het moge duidelijk zijn dat om te we-
ten of, wanneer en door wie een in-
greep mag worden verricht, de
GWWD en de WUD geraadpleegd
moet worden. Reden te meer om de
wetgeving op een dierenartsenpraktijk
voorhanden te hebben.

HANDHAVING

Ter ondersteuning van de handhaving
en ter versterking van artikel 40 van
de GWWD bevat artikel 41 van de
GWWD een verbod om dieren die een
verboden ingreep hebben ondergaan,
te laten meedoen aan evenementen zo-
als tentoonstellingen, wedstrijden en
keuringen. Voorts is het verkopen en
kopen van deze dieren strafbaar ge-
steld. Dit verbod geldt slechts voor
dieren die geboren zijn na 1 oktober
1996. De diereigenaar die aanvoert
dat de ingreep niet verboden is, omdat
er een diergeneeskundige noodzaak
was, dient dit op enigerlei wijze te
kunnen aantonen, bijvoorbeeld met
een schriftelijke verklaring van een
dierenarts.

Het bezitten van, alsmede het in Ne-
derland fokken met dieren met een
verboden ingreep, wordt in de toe-
komst niet verboden. Ook blijft het
voor een particulier die voor eigen ge-
bruik buiten Nederland een dergelijk
dier heeft aangeschaft, mogelijk het
dier in Nederland te brengen. Hij kan
echter het dier niet in Nederland ver-
kopen of laten deelnemen aan een ten-
toonstelling, keuring of wedstrijd.
Overigens mogen paarden met een in
het buitenland gecoupeerde staart nog
gedurende vijfjaar aan tentoonstellin-
gen, keuringen of wedstrijden deelne-
men en kan in deze dieren gehandeld
worden. De betreffende organisaties
wordt hierdoor de tijd gegund om hier-
over intemationale afspraken te ma-
ken.

Handelen in strijd met artikel 41 levert
een overtreding op terwijl handelen in
strijd met artikel 40 als een misdrijf
wordt gekwalificeerd. Het toezicht op
de naleving van de GWWD is in han-
den van de Algemene Inspectiedienst,
de Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees en bepaalde inspecteurs
van dierenbeschermingsorganisaties.

BEVROREN

De invulling van de GWWD is weer
een stap dichterbij. Met het Ingrepen-
besluit wordt in ieder geval de be-
staande situatie ten aanzien van het
verrichten van diergeneeskundig niet
noodzakelijke ingrepen bij dieren be-
vroren. De ontwikkeling dat het dier
via ingrepen wordt aangepast aan de
wensen van de mens, wordt met het
Besluit beperkt. Nieuwe ontwikkelin-
gen in de praktijk, dan wel naar aanlei-
ding van de jurispmdentie, kunnen een
wijziging van het Besluit tot gevolg
hebben. De verwachting is echter dat
welzijnsonvriendelijke ingrepen ge-
remd worden en dat nieuwe huisves-
tingssystemen ontwikkeld zullen wor-
den. Reden waarom een aantal in-
grepen slechts voor een bepaalde pe-
riode zijn toegelaten. Diergenees-
kundig noodzakelijke ingrepen mogen
altijd worden uitgevoerd. Iemand die
daartoe op grond van de WUD be-
voegd is, moet bij het uitvoeren van
een dergelijke ingreep rekening hou-
den met de bedoeling van de wetgever.

-ocr page 114-

LICHAMELIJK INGREPEN

AI .GF.IVir.F.N VF.RROD Het is verboden één of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten waarbij een
(artikel 40 GWWD) deel of delen van het lichaam wordt of worden verwijderd of beschadigd

GWWD INGREPENBESLUIT

Diersoort

Ingreep

Voorwaarde Ingrepenbesluit

alle

injecties

geen

vliegenoormetk

tenzij al één oormerk in dat oor

verwijderen bijspenen

Reen

tatoeëren

l&R (2)

subcutaan of intramusculair aanbrengen van micro-elektronica

l&R

rund

onthoornen

geen

gladde roestvrijstalen neusring

m.h.o. veiligheid mens/dier bij fokstier

gladde roestvrijstalen neusring

ter voorkoming van melkzuigen

oormerk

l&R

vriesbranden

l&R

varken

gladde roestvrijstalen neusring

m.h.o. veiligheid mens/dier bij fokbeer

gladde roestvrijstalen neusring

bij varkens die in de buitenlucht op zachte gronden worden gehouden

verwijderen deel van de staart

bij biggen tot 4 dagen als staartverwondingen

knippen van tanden

bij biggen tot 7 dagen als oor-, staart- of uierverwondingen

oormerk

l&R

paard

vriesbranden

l&R

brandmerken

l&R

schaap

oormerk

I&R

onthoornen

geen

verwijderen deel van de staart

geen

geiten

oormerk

l&R

onthoornen

bij melkgeiten

vogels
algemeen

leewieken

gehouden in een niet-gesloten ruimte

leewieken

grote groep loslopend op de grond in een gesloten ruimte gehouden

kippen

vleugelmetk

l&R

inkitippen van teenvliezen

l&R

verwijderen deel van de binnenste of achterste tenen

fokhanen

spoten verwijderen

fokhanen

kammen verwijderen

hanen

snavelkappen

Reen

kalkoen

verwijderen deel van de binnenste of achterste tenen

fokhanen

verwijderen neuslel

Reen

snavelkappen

geen

eend

inknippen van teenvliezen

I&R

-—-

snavelkappen

Reen

fazant

neuskapje

Reen

hond

verwijderen van bijklauwtjes

tot 4 dagen

verwijderen deel van de staart

tot 7 dagen

kat

verwijderen stukje oorschelp

I&R, bij onvruchtbaar gemaakte verwilderde zwerfkatten

vissen

nemen van schubben

m.h.o. leeftijds-onderzoek of visstandbeheer

verwijderen of perforeren van delen van (vet) vinnen of vin-stralen

l&R

J

uitwendig genummerd metalen of kunststof plaage of
kunststof pijpje of slangetje

I&R, d.m.v. draad in huid, spier of bekhoek

1

vriesbranden

I&R

knaagdier

verwijderen stukje oorschelp

I&R

verwijderen teen

I&R, bij pasgeborene

diversen

verwijderen gewei hert

geen

het nemen van schubben bij reptiel

I&R, ten hoogste 5 schubben

ingrepen bij ongewervelden

Reen

onthoornen dieren in dierentuin

Reen

endoscopische geslachtsbepaling

bij diersoorten zonder geslachtsdimorfisme

keizersnede

ter vetkrijging van SPF dieren of gnotobionten

verwijderen stukje oorschelp

I&R bij dieren in groep in dierentuin

(1) Sommige Ingrepen zijn slechts voor een bepaalde tijd nog toegestaan. In de meeste gevallen is dat vijfjaar na inwerkingtreding van het Ingrepenbesluit. Bij bepaalde ingrepen die samen-
hangen met het huisvestingssysteem is bepaald dat deze nog gedurende 15 jaar mogen worden toegepast voorzover zij worden venicht bij dieren die worden gehouden in een huisvestingssys-
teem waarvan de gebruiker kan aantonen dat het bij het verstrijken van de eerste vijfjaar reeds bestond en nadien niet is her- of verbouwd. Ingrepen met» zijn voor onbepaalde tijd toegestaan.

(2) Met l&R is bedoeld dat genoemde ingreep alleen ten behoeve van de identificatie en registratie van een dier mag worden toegepast, voorzover niet reeds elders is geregeld. Hierbij dient bfr

-ocr page 115-

BIJ DIEREN

UITZONDERINGEN
Het
onvruchtbaar maken van dieren
DiergeneeskMndig
npQdzakelijke ingrepen
Overige bij wet verplichte of toegestane ingrepen *

* Deze ingrepen moeten op een zodanige wijze worden uitgevoerd
dat bij hel dier niet onnodig pijn of letsel wordt veroorzaakt en het
dier niet meer dan nodig in zijn functioneren wordt belemmerd.

WUD

Tijd{\\)

Besluit 1 lid 4

(beroepsmatig ook door anderen dan dierenartsen)

Regeling toegelaten handelingen
(bedrijfsmatig ten eigen nutte door veehouders)

»

■ ja, onder andere minetalenoplossingen bij kuikens van kippen tot 2 dagen

ja,$ubcutaan/intra-musculair niet UDD, CaMg-infiius mnd

»

ja, bij nmd, varken, schaap en geit

ja, bij rund, varken, schaap en geit

»

nee

ja, bij rund tot vier weken

»

ja, van dieren

ja, van schaap, vaiken, geit, paard en vis

»

ja, bij dieren

ja, bij schaap, geit, rund, varken en pluimvee

»

nee

ja, na verdoving door dierenarts en:

a) tot 2 maanden m.b.v. elektrische- of heteluchtmethode

b) na 6 maanden m.b.v. draadzaag

»

nee

ja

5 jaar

nee

la

»

ja

ja

»

la

nee

»

nee

ja

5 jaar

nee

a

»

nee

a, tot 4 dagen

»

nee

a, tot 7 dagen of bepaald dier op aanwijzing van dierenarts

»

la

a

»

ia

nee

5 jaar

ja

nee

»

ja

ja

»

nee

nee

5 jaar

nee

ja, tot 2 dagen

»

ja

ja

»

nee

ja, na verdoving door dierenarts en:

a) tot 1 maand m.b.v. elektrische- of heteluchtmethode

b) na 6 maanden m.b.v. draadzaag

»

ja, bij kuikens van kippen, kalkoenen en ganzen tot 2 dagen

ja, bij kuikens van kippen, kalkoenen en ganzen tot 2 dagen

5 jaar

»

ja, tot 2 dagen

ja, tot 2 dagen

»

ja, tot 2 dagen

ja, tot 2 dagen

5 jaar

ja, tot 2 dagen

ja, tot 2 dagen

5 jaar

ja, bij cf kuikens

ja, bij cf kuikens

5-15 jaar

ja, bij cf kuikens tot 2 dagen

ja, bij c? kuikens tot 2 dagen

5-15 jaar

ja, tot 8 weken

ja, tot 8 weken

1 5 jaar

ja, tot 2 da^en

ja, tot 2 dagen

r 5-15 jaar

ja, tot 2 dagen

ja, tot 2 dagen

5- 15 jaar

ja, tot 30 weken

ja, tot 30 weken

»

ja, tot 2 dagen

ja, tot 2 dagen

10 jaar (3)

ja, tot 8 weken

ja, tot 8 weken

5-15 jaar

nee

ja

»

nee

nee

5 jaar

nee

nee

»

nee

nee

»

nee

nee

»

ja

ja

»

ja

ja

»

la

nee

»

nee

nee

»

nee

nee

»

nee

nee

»

nee

nee

»

ja, alle handelingen

nee

»

nee

nee

»

nee

nee

»

nee

nee

»

nee

nee

dacht te worden dat over vijfjaar per dier niet meer dan twee identificatie-ingrepen mogen worden uitgevoerd, tenzij meer dan twee op grond van enig ander wettelijk voorschrift verplicht of
toegestaan is.

(3) Deze temiijn geldt alleen voor huisvestingssystemen met volledige roostervloeren waarvan de gebruiker kan aantonen dat het op het moment van inwerkingtreding van het Ingrepenbesluit
reeds bestond en nadien niet is her- of vertwuwd.

-ocr page 116-

it ^nPi I n

PUO-DIERGENEESKUNDE 1996-1997, BELGIE

Congressen en cursussen

Het cursusprogramma van het Post-
universitair Onderwijs Diergenees-
lcunde in België voor het academiejaar
1996-1997 ziet er als volgt uit.

I. PUG Algemeen

1. Het geneesmiddelendepot
10-11 oktober 1996

2. Het geneesmiddelendepot
29-30 november 1996

3. Soorten hechtmaterialen, hun
gebruik en knooptechnieken
14 november 1996

II. PUO Grote Huisdieren

RUND

4. Ademhalingsproblemenjongvee
18 oktober 1996

5. Echografie bij het rund
november 1996

6. Abortus als bedrij fsprobleem

12 november 1996

7. Leververvetting bij hoogproduc-
tieve melkkoeien

22 november 1996

8. Casuïstiek

27 november 1996

9. BVD: hoe moet het probleem wor-
den aangepakt?

6 december 1996

10. IBR-bestrijding: hoe en wanneer?

10 januari 1997

11. Bedrijfsbegeleiding

Dag van de buiatrie
4 oktober 1996

PAARD

12. Echografie thorax en abdomen

11 oktober 1996

13. Praktische oefeningen geleidings-
anesthesie en intra-articulaire
anesthesie

13 november 1996

14. Praktische oefeningen in de
radiodiagnostiek

4 december 1996

15. Echografie pezen en onderzoek
kogelgewricht

8 december 1996

16. Praktische oefeningen endosco-
pie paard
11 december 1996

17. Tandproblematiek
13 december 1996

18. Endometritis merrie
17 januari 1996
Vergadering paardenpractici
30 november 1996
Vakdierenarts Paard

start: december 1996, duur: twee
jaar

VARKEN

19. Evolutie van enkele belangrijke
aandoeningen van het maag-
darmstelsel

25 oktober 1996

20. Echografie bij het varken
4 december 1996

21. Diagnostische benadering van
A-H-aandoeningen

20 december 1996

22. Bedrijfsbegeleiding

III. PUO Gezelschapsdieren

KLEINE HUISDIEREN

23. Hyperactivity: fact or fiction?
Causes, diagnoses and modifi-
cations

10 oktober 1996

24. Tandproblemen bij kleine huis-
dieren

24 oktober 1996

25. Peurs et phobies chez le chien
7 november 1996

26. Pees- en spierproblemen bij
kleine huisdieren

21 november 1996

27. Denkoefeningen in de cardiolo-
gie

5 december 1996

28. Klinische endocrinologie bij de
kleine huisdieren

7 december 1996

29. Behandeling van traumapatiën-
ten

19 december 1996

30. Oogonderzoek bij hond en kat
9 januari 1997

31. Urolithiasis bij de kat. Belang
van voedingsvezels bij carnivo-
ren.

23 januari 1997

32. Nieuwe inzichten in de Pathoge-
nese en epidemiologie van het
FlP-virus en bespreking van en-
kele klinische gevallen

6 febrtjari 1997

33. Operatieve behandelingen van

heupdysplasie
20 februari 1997

34. Werkingsmechanismen van psy-
chofarmaca

6 maart 1997

35. Perifere neuromusculaire aan-
doeningen

20 maart 1997

36. Kjuisbandruptuur bij de hond:
Diagnose en resultaat van intra-
articulaire behandeling

10 april 1997

37. Pijnbestrijding bij orthopedie-
patiënten

24 april 1997

PLUIMVEE, PELSDIEREN EN
KOUDBLOEDDIEREN

38. Verzorgen van schildpadden

13 februari 1997

39. Ziektetoestanden van de schild-
pad

14 februari 1997

40. Cytologie als diagnostische hulp-
middel voor de praktijkdierenarts
13 maart 1997

41. Klinische gegevens en in vitro
criteria voor gebruik van medi-
cijnen bij vogels

17 april 1997

PLAATS

Alle cursussen behoudens de nummers
1, 2, 9, 15 en 28 zullen worden gege-
ven in het Auditorium van de Kli-
nieken van de nieuwe Campus in
Merelbeke (Salisburylaan 133).

Meer informatie:

Secretariaat PUO-Diergeneeskunde
(tot 28 augustus): mej. C. Dehaenst,
mevr. N. Lenaerts, Faculteit Dier-
geneeskunde, p/a Kliniek Verlos-
kunde, Voorplanting en Bedrijfsdier-
geneeskunde, Casinoplein 24, 9000
Gent. België. Tel: 09-224 14 00. Fax:
09-233 37 66.

Vanaf 28 augustus 1996: Salis-
burylaan 133. 9820 Merelbeke, Bel-
gië Tel: 09-264 75 61. b.g.g 09-264
75 41, Fax: 09-264 77 98.

-ocr page 117-

Van donderdag 19 t/m zaterdag 21
september 1996 organiseert de Groep
Geneeskunde van het Paard haar
Lustrumcongres in het MECC te
Maastricht. De vrijdag bestaat uit een
orthopaedisch (arthrose medicatie, ge-
bmik echo, mogelijkheden kijkopera-
tie, diagnostiek en prognose peespro-
blemen), een intemistisch (moderne
diagnostiek van \'bijgeluiden\') en een
gynaecologisch fomm (endometritis,
vroege (niet-) drachtigheidsdiagnos-
tiek). Zaterdag worden de fysiothera-
pie en de anaesthesiologie besproken.
Het partnerprogramma omvat vrijdag
een kastelentocht langs de meest fraaie
residenties van Zuid-Limburg en za-
terdag een rondvaart over de Maas met
een bezoek aan de grotten St. Pie-
tersberg. Ter afsluiting van het congres
zal het FEI springconcours op stoeterij
Zangersheide bezocht kunnen worden.

Al met al een \'must\' voor iedere (aan-
staande) dierenarts geïnteresseerd in
paarden, waarbij een en ander gekop-
peld kan worden aan een lang weekend
Zuid-Limburg!

Aanmelding: Congresburo 5e Lustrum
Groep Paard, VVV Maastricht t,a.v.
Iris Hoogsteder of Jean Bovy, Het
Dinghuis, Kleine Staat I, 6211 ED
Maastricht, tel.: 043-3217878 of fax:
043-3213746.

Tot ziens in Maastricht!

De 5e Lustmmcommissie van de
Groep Geneeskunde van het Paard

Gert Jan ter Heijden, Lichtenvoorde
Wim Back, Bunnik
Gerard Berghuis, Den Ham
Gonnie Smeenk, Loerbeek
Emiel Welling, Blaricum

LUSTRUMGANGERS GROEP PAARD BEZOEKEN ZANGERSHEIDE

lAMS INTERNATIONAL NUTRITION SYMPOSIUM

Van 18 tot 21 april 1996 werd in Boca
Raton, Florida USA, het eerste lams
Intemational Nutrition Symposium
gehouden waar een vijffal hoofdlijnen
van onderzoek van deze premium dier-
voederproducent werden gepresen-
teerd. Door middel van voordrachten
en posters werd voedingsonderzoek op
het gebied van gastro-intestinale con-
dities, neonatale physiologie, voort-
planting, dermatologie en physiologi-
sche stresscondities gepresenteerd
door vooraanstaande wetenschappers.
Het symposium werd bezocht door
meer dan 290 vakgenoten op het ge-
bied van voeding en inteme genees-
kunde gezelschapsdieren, naar evenre-
digheid afkomstig uit 43 landen, waar-
onder Japan, Australië, Engeland,
Duitsland, Zuid-Afrika, Brazilië. Er
waren 81 veterinaire faculteiten verte-
genwoordigd. Het was een zeer ge-
slaagd symposium met hoogstaande
presentaties en een goede gelegenheid
voor de deelnemers om oude relaties te
versterken en om nieuwe contacten
aan te gaan met collegae uit de gehele
wereld. De evenredige aanwezigheid
van deelnemers vanuit de verschil-
lende continenten was uniek voor het
symposium. De fantastische ambiance
in Boca Raton heeft zeker bijgedragen
aan de vele positieve reacties na het
symposium.

Hoofdstukindeling:

1. Gastro-intestinal-health

2. Neonatal and reproductive health

3. Renal health

4. Nutrition of the physiologically stres-
sed dog

5. Skin & hair coat

Een gebonden kopie in harde kaft van
de 280 pagina\'s dikke proceedings van
het lams Intemational Nutrition
Symposium, is op aanvraag verkrijg-
baar voor een bedrag van ƒ 15,00. Het
boek kan worden besteld bij
lams Pet
Food International Inc., Désirée
Hekman, Luchthavenweg 67, 5657 EA
Eindhoven.

PREVENTIEVE GEZONDHEIDSZORG IN DE VARKENS-
HOUDERIJ

Op 7 en 8 november 1996 is er in
Wageningen een cursus \'Preventieve
gezondheidszorg in de varkenshoude-
rij\'. Deze cursus wordt georganiseerd
door de Stichting Post-Hoger Land-
bouwonderwijs (PHLO), onder leiding
van dr. ir. L.A. den Hartog (Praktijk-
onderzoek Varkenshouderij). Er kun-
nen maximaal 30 personen deelnemen
en de kosten bedragen ƒ 1250,-.
De cursus beoogt deelnemers inzicht
te geven in de stand van zaken en te
verwachten ontwikkelingen van facto-
ren die van betekenis zijn voor de opti-
male gezondheidsstatus van varkens-
bedrijven.

De inschrijftermijn eindigt op 11 okto-
ber 1996.

Inlichtingen: Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, tel.:
0317-484093, fax: 0317-426547.

-ocr page 118-

VS.R. \'De Solleysel\' presenteert naar aanleiding van het afscheid van haar instructrice mevrouw Janknegt:

DE VETERINAIRE ZANDBAK ACHTER
DE HINK - STAP - SPRONG

Minisymposium over de khnische en beeldvormende aspecten van de kreupelheidsdiagnostiek.

De lezingen worden verzorgd door dhr. P. den Hartog, prof. dr. K.J. Dik en E.K. Welling.
Zij zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen belichten:

* Klinische kreupelheidsdiagnostiek.

* Röntgendiagnostiek en echografie.

* Arthroscopie.

De discussie zal worden geleid door de decaan van de Faculteit der Diergeneeskunde, prof dr. H.W. de Vries.
Datum: 24 september 1996.

Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde, Collegezaal Heelkunde, Yalelaan 12 te Utrecht.

De kosten bedragen ƒ 7,50 per persoon. Gaame telefonisch reserveren vóór 17 september 1996 op één van de volgende
nummers: 030-2531338 (V.S.R. \'De Solleysel\')/030-2541895 (Mw. A. van Uchelen).

OVERGEWICHT

Op 5 november 1996 zal een sympo-
sium worden gehouden over het thema
overgewicht.

Het symposium wordt georganiseerd
door de Stichting Voeding Nederland,
de Nederlandse Vereniging van Dië-
tisten NVD, de Nederiandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie NWL, met medewerking
en financiële steun van de Nederlandse
Hartstichting en Sandoz Nutrition BV.
Het symposium wordt gehouden in de
Beatrixhal van het Jaarbeurs Congres
Centmm te Utrecht.
De entreeprijzen, inclusief lunch zijn:

* leden NVD, NWL en abonnees tijd-
schrift Voeding: ƒ 30,--.

* studenten: ƒ 90,--.

* belangstellenden: ƒ 175,--.

Voor inlichtingen:

Stichting Voeding Nederland, tel.: 070-
35 J 0883. Nederlandse Vereniging van
Diëtisten, tel.: 0412-624543.

INTERNATIONALE WORKSHOP \'WOMEN MEET
WOMEN IN MEET

Op 14 en 15 november 1996 vindt in
Utrecht de eerste intemationale work-
shop plaats over vrouwen in de Euro-
pese vleessector.

De organisatie van deze tweedaagse
workshop is in handen van het Neder-
lands samenwerkingsverband tussen
ECCEAMST, VVDO en het Vrouwen
Netwerk Vlees. De workshop wordt
ondersteund door de Europese Unie.
Centraal staan de positie en ervaringen
van vrouwen in de vleessector en de
kwaliteitszorg in de diverse bedrijven,
organisaties en landen. De combinatie
van deze onderwerpen is ontstaan om-
dat enerzijds sprake is van een relatief
lage participatie van vrouwen in de
vleessector, anderzijds is het opmerke-
lijk dat veel fijncties op het gebied van
de kwaliteitszorg in de vleessector
door vrouwen worden vervuld.
De workshop is toegankelijk voor man-
nen en vrouwen en bestaat uit drie dag-
delen. Het programma start op 14 no-
vember in de middag met diverse inter-
nationale sprekers over de kwaliteits-
aspecten in de vleesproductie. Op 15
november in de ochtend ligt het accent
van het programma op arbeidspartici-
patie van vrouwen in de Europese
vleessector. In het derde dagdeel komen
training, opleiding en kwaliteitszorg in
de vleessector aan de orde.

WORLD CONGRESS ON FOOD HYGIENE

Volgend jaar, om precies te zijn: 24
tot en met 29 augustus 1997,
zal in
Den Haag het Worid Congress on
Food Hygiene plaatsvinden, met als
thema \'Healthy Animals - Heahhy

Food - Healthy Consumers\'.
Het zal het twaalfde intemationale
symposium zijn van de World Asso-
eiation of Veterinary Food Hygie-
nists.

De voertaal tijdens het congres is
Engels.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met het secretariaat van de
KNMvD (tel.:030-2510111).

-ocr page 119-

A. Jorna, SR\\397\\95: 56pp.

De doelstelling van de scriptie is het
aantonen van het nut van ziektebewa-
king door dagelijkse observatie en door
systematische notitie van waamemin-
gen (= monitoring). Ziektebewaking is

Onderstaand treft een overzicht aan
van cursussen welke in de maand sep-
tember 1996 op ons programma staan.
Opgave voor alle genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374 of fax
(030)2516490.

Veterinaire Apotheek II landbouw-
huisdieren
(96/604), woensdag 25,
donderdag 26 en vrijdag 27 september
1996 (2,5 dag) en donderdag 14 en vrij-
dag 15 november 1996 (1,5 dag), dag-
programma te Utrecht; avondpro-
gramma te Zeist, ƒ 2.900,--. (inclusief
ovemachtingen).

Deelname aan deze is cursus is slechts
mogelijk indien u heeft deelgenomen
aan de cursus Veterinaire Apotheek
I.
De cursus richt zich op hen die actief
betrokken zijn bij apotheekbeheer.
Het geneesmiddel: onder andere keu-
zecriteria, onderbouwing werkzaam-
heid, bio-equivalentie en substitutie,
het beoordelen van informatie en on-
derzoeksgegevens, formulering en
kwaliteit.

De Apotheek: onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kostenopbouw,
inrichting, personeel en organisatie,
werk- en controlenormen.
Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplichtin-
gen, patiënten/eigenaren informatie,
communiceren met de eigenaar over
geneesmiddelen.

gericht op het optimaliseren van de ge-
zondheidsstatus van groepen dieren.
In een negental hoofdstukken wordt ge-
sproken over de statistische benadering
van epidemiologische gegevens, moni-
toring gericht op ziekte (om hiervan de
prevalentie en de incidentie te bepalen),
de manier hoe gegevens te verzamelen
en te verwerken (kwalitatief, kwantita-
tief), het samenspel dat er moet bestaan
tussen praktiserende dierenarts, slacht-
huizen, gezondheidsdiensten en over-
heid, het bemonsteren van de populatie

Regelgeving: actualisering kennis wet-
geving; knelpunten als gevolg van re-
gelgeving; hoe daarmee om te gaan.
In het kader van de cursus krijgt men
een aantal \'huiswerkopdrachten\' (on-
der andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die ge-
zamenlijk worden besproken.
De cursusleiders zijn prof dr. A. Pij-
pers en drs. S.J. Mesu, Project Veteri-
naire Apotheek, FdD.

Interpretatie röntgenologisch onder-
zoek bij gezelschapsdieren (U.D.)

96/135 Thorax, dinsdag 1 oktober 1996
96/136 Abdomen, dinsdag 8 oktober
1996

96/137 Skelet, dinsdag 15 oktober
1996

Alle cursussen van 19.30 tot 22.30 uur
te Wageningen.

De kosten per cursus bedragen ƒ 260,--.

Naast het normaalbeeld wordt uitge-
breid aandacht besteed aan de interpre-
tatie van een aantal veelvuldig voorko-
mende afwijkingen. Mogelijkheden
voor aanvullende röntgendiagnostiek
of echografisch onderzoek zullen aan
de orde komen.

Aan het eind van de cursus bestaat in
beperkte mate de mogelijkheid tot het
beoordelen van door de cursisten mee-
gebrachte röntgenfoto\'s. De cursuslei-
ders is drs. J.W. Garretsen, specialist
veterinaire radiologie.

Patiëntendemonstratie gezelschaps-
dieren
(96/125), woensdag 2 oktober
1996; 14.00 - 17.00 uur te Utrecht,
ƒ95,-.

■Pin • ■■

DATACOLLECTIE: DE HOEKSTEEN VAN DE ZIEKTEBEWAKING;

met behulp van steekproeven en het ver-
werken van de gegevens met behulp van
rekenmodellen. Voorts wordt ingegaan
op de waarde van diagnostische tests,
over de presentatie van de gegevens met
behulp van parameters als prevalentie
en incidentie. Het evalueren en analyse-
ren van gegevens is niet makkelijk. Er
moet hierbij gelet worden op de waarde
van de kwalitatieve en kwantitatieve in-
formatie. Tenslotte wordt ingegaan op
de bestrijding van IBR zoals deze thans
in Nederland wordt uitgevoerd.

Patiënten passeren zo mogelijk \'live\'
de revue. De te behandelen vakgebie-
den en de daarbij behorende docenten
zijn; Gastroenterologie - dr. B.E. Bel-
shaw, Anesthesiologie - drs. A.H.A.
Küsters, Chimrgie - prof dr. F.J. van
Sluys, Nefrologie - drs. H.P. Meyer en
Tandheelkunde - drs. L.F. Theijse.

\'En hoe nu verder.......?\', De prakti-
sche aanpak van diagnostische pro-
blemen GD,
donderdag 17 oktober
1996 (96.146) en donderdag 21 novem-
ber 1996 (96.147). Beide cursussen van
13.30 tot 17.00 uur te Wageningen. De
kosten per cursus bedragen ƒ 245,—, in-
dien u zich opgeeft voor beide cursus-
sen bedraagt de totaalprijs ƒ455,—.

De inhoud van de cursussen is vooraf
niet bekend, evenmin zijn de cursussen
identiek aan elkaar. In het eerste deel
van deze cursus worden patiënten ge-
demonstreerd welke ter nadere dia-
gnostiek van een intemistisch of chi-
mrgisch probleem verwezen werden
naar \'De Wagenrenk\'. Aan de hand van
de anamnese en de beschikbare aanvul-
lende informatie (gegevens van labora-
toriumonderzoek, ECG, röntgenonder-
zoek) zal besproken worden welke
aanvullende diagnostische methoden
gebmikt werden om tot een behande-
lingsplan van de betreffende patiënt te
komen, met speciale aandacht voor die
onderzoeksmethoden welke ook in de
praktijk toepasbaar zijn. Tijdens het
tweede deel van de cursus is er gele-
genheid een aantal, door de cursisten
meegebrachte problemen ten aanzien
van andere diagnostiek te bespreken.
De cursusleiders zijn dr. A.A.M.E.
Lubberink en drs. J.W. Garretsen.

-ocr page 120-

HENDRIK JAN VAN
DUNNEWOLD

Op 21 april 1996 is onze collega Henny
van Dunnewold na een kortstondige
ziekte op 72-jarige leeftijd overleden.

Henny werd op 23 februari 1924 gebo-
ren in de buurtschap Meddo, gemeente
Winterswijk, waar zijn ouders op de
boerderij \'De Jonker\' een veehoude-
rijbedrijf exploiteerden. In 1942 be-
haalde hij in Winterswijk zijn HBS-di-
ploma. Gezien de problemen met de
Duitse bezetter werd aanvankelijk af-
gezien van een universitaire studie en
doorliep hij de toenmalige Middelbare
Landbouwschool te Groningen.
In 1946 startte hij zijn diergeneeskun-
dige studie te Utrecht, welke hij in
1952 afrondde.

Op dat moment kwam in zijn geboorte-
plaats de praktijk van collega Sutmöller
te koop. Deze praktijk werd door hem
samen met collega Smallegange over-
genomen. Reeds na enkele maanden
heeft Smallegange wegens ziekte de
praktijk verlaten. Henny heeft hier tot
medio 1983 praktijk uitgeoefend. Hij
gaf altijd aan dat er wel wat tegen doch
veel meer voor is om dat in je geboorte-
plaats te doen.

Tot eind 1970 heeft Henny deze grote
plattelandspraktijk als eenmansprak-
tijk gerund, hetgeen een stevige klus is
geweest in Winterswijk met zijn toen
nog vele zandwegen en groot aantal
kleine bedrijven.

In die periode is, zeker bij de \'massa-
bestrijding\', veelvuldig gebruik ge-
maakt van studenten-assistentie. Een
assistent uit die tijd is één van onder-
getekenden geweest, die nadien met
hem nog circa 13 jaar heeft samenge-
werkt. Ook was er met de buurtpraktijk
een weekenddienstregeling en kon bij
calamiteiten of anderszins een beroep
op elkaar gedaan worden.

Na 1970 is de ontwikkeling van de vee-
houderij in Winterswijk in een stroom-
versnelling gekomen en zijn beide
Winterswijkse praktijken uitgegroeid
tot grotere maatschappen. Begin ne-
gentiger jaren zijn deze beide clusters
gefuseerd tot het \'Diergeneeskundig
Centrum Winterswijk\'.

Henny is in 1954 getrouwd met Diny
Ros, die eveneens uit Meddo afkomstig
is. Uit dit huwelijk zijn twee dochters.
Ank en Ira, geboren. Diny is in alles en
zeker ook in de praktijk voor Henny
een enorme steun en toeverlaat ge-
weest. Tussen Henny en zijn kinderen
was een hechte band.

Henny was typisch een all-round prac-
ticus, ingesteld op de curatieve prak-
tijk. Hij kon goed organiseren en dele-
geren. Hij was zeer bek^\'aam in het
verlossen en heeft hieromtrent menig
aanstaand collega de \'kneepjes van
het vak\' bijgebracht.
De laatste praktijkjaren zijn voor
Henny zwaarder geweest, mede ten ge-
volge van lichamelijke problemen,
waardoor hij sneller vermoeid raakte.
Eerder dan gepland is hij vanwege
ziekte met de praktijk gestopt.

Naast de praktijk heeft Henny nog vele
andere maatschappelijke activiteiten
ontwikkeld en de nodige hobbv\'s ge-
had

In ] 956 was Henny één van de charter-
members van Lionsclub Winterswijk,
waarvan hij tot zijn dood actief lid is ge-
bleven. Hij is in de zestiger jaren gedu-
rende één zittingsperiode gemeente-
raadslid geweest. Daarnaast is hij
gedurende een reeks van jaren be-
stuurslid van de \'Vereniging Volksfeest
Winterswijk\' geweest.
Henny had een brede belangstelling,
las veel, was een natuurliefhebber pur
sang en reisde samen met zijn Diny,
zeker na zijn praktijktijd, veel en met
plezier. Hij vertelde hier graag over.

Op Koninginnedag 1983 is Henny in
het ziekenhuis opgenomen en daar
langdurig onderzocht en behandeld.
Nadien is hij fysiek nooit meer geheel
fit geworden en gaandeweg verzwakt.
Uiteindelijk is Henny ten gevolge van
nierinsufficiëntie toch nog vrij onver-
wacht en snel overleden.

Wij wensen Diny, Ank, Ira. Peter en
Niels veel sterkte toe bij de vemerking
van het verlies van deze voor hen zo
dierbare man.

Ben Schoonman
Kees de Waal
Frans de Wit

-ocr page 121-

HANS DE NÜOIJ IN DE ERERAAD
Hans. R. de Nooij is verkiesbaar voor
de Ereraad, voorgedragen door de re-
gio Noord. Geboren op 16 september
1946 te Bennekom, ging hij dierge-
neeskunde studeren in 1967. Hij had
de militaire dienstplicht reeds achter
de kiezen. In 1974 studeerde hij af, na
een actief studentenleven. Zo was hij
onder meer een jaar lid van het DSK-
bestuur.

Hij ving zijn carrière aan als assistent-
dierenarts bij de Dierenartscombinatie
te Gorredijk in Z.0.-Friesland. Op 1
januari 1975 werd hij opgenomen in de
associatie aldaar.

Naast practicus was hij ook een aantal
jaren plaatsvervangend hoofd van
Vleeskeuringsdienst. Hij was voorzit-
ter van de Kring Z.O.-Friesland en ne-
gen jaar bestuurslid van de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen.
Hij loopt ook warm voor bepaalde za-
ken: als voorzitter van de manege
\'Onder de Linde\' te Beetsterzwaag is
hij voorvechter van paardrijden voor
gehandicapten.

De reden dat hij positief reageerde op
het verzoek om zich verkiesbaar te
stellen voor de Ereraad is dat hij goede
onderlinge collegiale verhoudingen
van wezenlijk belang acht voor het
functioneren van de dierenartsenprak-
tijken en dus van individuele leden van
de KNMvD. De Ereraad levert hieraan
een bijdrage en is de inspanning en in-
zet zeker waard.

De leden van de KNMvD worden tijdens de Algemene Vergadering (of tijdens
de voorafgaande Afdelingsvergadering) in de gelegenheid gesteld een kandi-
daat voor de Ereraad en een kandidaat voor het Hoofdbestuur te verkiezen.
Een korte introductie van de kandidaten in het Tijdschrift is wellicht behulp-
zaam bij de meningsvorming.

KANDIDATEN ERERAAD EN HOOFDBESTUUR

LIESBETH HARWIG-DINGS IN
HET HOOFDBESTUUR
Liesbeth N.M. Harwig-Dings wordt
verkiesbaar gesteld voor het Hoofd-
bestuur door de Afdeling Limburg. Bij
eventuele verkiezing komt het aantal
vrouwelijke dierenartsen in het Hoofd-
bestuur op drie te staan; een bijna re-
presentatieve vertegenwoordiging.
Na het afstuderen was ze zes-en-een-
half jaar werkzaam in de gemengde
praktijk. Zowel de grote als de kleine
huisdieren hadden haar aandacht.
Een jaar na de geboorte van haar oud-
ste dochter is ze parttime gaan werken
in het landbouwonderwijs. Momenteel
is ze vier dagen per week werkzaam op
het IPC-Dier te Horst. Ze houdt zich er
bezig met: onderwijs (varkens- en
pluimveegezondheidsleer), het ont-
wikkelen van lesstof en de veterinaire
begeleiding van het varkens- en pluim-
veebedrijf dat aan de school verbon-
den is.

Ze is zeer actief binnen de KNMvD
(secretaris van de Afdeling Limburg
en lid van het Algemeen Bestuur). Het
geeft haar naar eigen zeggen de kans
om ook eens achter de schermen te kij-
ken en het brengt haar in contact met
collegae. Haar ervaring is datje er veel
van opsteekt. Ze vindt de kandidaat-
stelling voor het Hoofdbestuur een eer
-\'vanwege het vertrouwen dat in je ge-
steld wordt\'- en een uitdaging. En als
ze ergens aan begint, dan maakt ze het
af \'Ik ben denk ik heel precies, vrij
principieel en soms tamelijk eigen-
wijs\'. Liesbeth heeft wel gemerkt dat
het belangrijker is om naar de menin-
gen van anderen te luisteren, dan haar
eigen oordeel te uiten: \'Spreken is zil-
ver, maar zwijgen is goud\'.

Over de KNMvD heeft ze ook een me-
ning.
Een gemeenschap staat of valt
met de samenwerking van alle leden
en
Regeren is vooruitzien. Deze twee stel-
lingen zijn ook van toepassing op de
KNMvD. Ze verwoorden tevens het
dilemma waarvoor de bestuurders zich
geplaatst zien. Ze moeten voor alle le-
den de belangen zodanig behartigen
dat het ook naar de toekomst toe de op-
timale perspectieven biedt. Eventuele
maatregelen daartoe moeten echter
een zo groot mogelijk draagvlak heb-
ben, willen ze een kans van slagen
hebben.

leder lid zal echter het beleid beoorde-
len vanuit zijn of haar persoonlijke si-
tuatie en op het moment dat hij of zij er
zelf mee geconfronteerd wordt.
Algemeen belang en toekomstperspec-
tief zijn moeilijk meetbaar en voor het
individuele lid van minder belang. Een
goed bestuur moet trachten voor zijn
beleid, gericht op de gehele beroeps-
groep en de toekomst, voldoende
draagvlak te creëren. Dit betekent dat
het goed geïnformeerd moet zijn en
dicht bij de leden moet staan. Het sleu-
telwoord daarvoor is
communicatie.

Of ze nog tijd over heeft? Alle tijd die
ze niet aan haar beroep besteedt is voor
haar twee kinderen; een dochter van
zeven en een zoontje van vier. Haar
beroep is wel belangrijk voor haar. Ze
is twee keer uitgeloot, maar wilde
perse dierenarts worden.

-ocr page 122-

Ter aanvulling op de desbetreffende
mededeling in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 augustus 1996: in
de komende vergadering van deelne-
mers is ook de heer drs. S. Dooper (pe-
riodiek) aftredend. De heer Dooper
heeft zich voor een nieuwe bestuurspe-
riode beschikbaar gesteld en is derhalve
in de komende vergadering van deelne-
mers, die deze maand gehouden zal
worden, herkiesbaar.

STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN

GEMEENSCHAPPELIJK PERSBERICHT KNMVD EN LTÜ-NEDERLAND

De leden van de KNMvD hebben rond 8 augustus 1996 allemaal het rapport \'Zorg voor de varkensgezondheid\' van de werkgroep
Dierenarts-Varkenshouder 2000 ontvangen. In het begeleidend schrijven is aangegeven dat de KNMvD en de LTO-Nederland, af-
deling varkenshouderij, een persbericht hebben doen uitgaan, waarin de materie is samengevat. Het betreffende persbericht wordt
tevens ter kennisname gepubliceerd in deze uitgave.

VARKENSHOUDER KAN BIJ BEDRIJFSBEGELEIDING
MEER ZELF GAAN ENTEN

Varkenshouders krijgen meer ruimte om hun dieren zelf te enten als een sys-
teem van veterinaire bedrijfsbegeleiding wordt ingevoerd. Aanpassing van de
gezondheidszorg in deze bedrijfstak kan leiden tot een gerichter medicijnge-
bruik en betere technische resultaten voor de boer. Dit blijkt uit een rapport
dat een werkgroep van LTO-Nederland en de KNMvD heeft uitgebracht. De
werkgroep stelt voor een nieuw systeem van veterinaire bedrijfsbegeleiding
en certificering in te voeren, waarbij de varkenshouder een overeenkomst
aangaat met de dierenarts.

Dit betekent overigens niet dat de boer
in de toekomst alle entingen zelf mag
uitvoeren. Zelf-enten is in principe uit-
gesloten voor vaccinaties in het kader
van de verplichte bestrijding van dier-
ziektes, zoals Aujeszky. De varkens-

houderij is hierbij gebonden aan EU-
regels, terwijl bovendien zeer grote ex-
portbelangen op het spel staan. Het
rapport \'Zorg voor varkensgezond-
heid\' wordt vandaag (8 augustus, red.)
in Utrecht aangeboden aan voorzitter
drs. A.W. Udo van de KNMvD en
voorzitter J.D.M. Martens van de
LTO-vakgroep Varkenshouderij.

Uitgangspunt van de voorstellen van
de werkgroep is een hoger niveau van
de totale gezondheidszorg in de var-
kenshouderij, waar ook de boeren pro-
fijt van hebben. Doelstelling is een
verbetering van de kwaliteit van de
productie met twee belangen, namelijk
dat van de volksgezondheid en de toe-
komstige afzet van vleesproducten en
daarmee de versterking van de Neder-
landse exportpositie.

Bij het systeem van veterinaire be-
drijfsbegeleiding wordt gekozen voor
een planmatige aanpak, waarbij des-
kundige inbreng van de dierenarts is
verzekerd. In het rapport wordt na-
dmkkelijk opgemerkt dat bij de be-
drijfsbegeleiding bij zowel de dieren-
artsen als bij de varkenshouders een
verdere mentaliteitsverandering nood-
zakelijk is, die leidt tot meer nadruk op
preventief denken en handelen, in
plaats van curatief

Een gecontroleerd systeem van be-
drijfsbegeleiding zal volgens het rap-
port moeten voldoen aan enkele voor-
waarden, waarmee wordt aangesloten
bij de huidige code voor goede veteri-
naire praktijkuitoefening (GVP-code).
Deze code is gekoppeld aan het 1KB-
programma voor de varkenshouderij.
De voorwaarden zijn:
- varkenshouders moeten een over-

-ocr page 123-

■hu.

eenkomst afsluiten met een GVP-er-
kende dierenarts met als basis een
bedrijfsbegeleidingsplan en
- het bedrijf moet voldoen aan wette-
lijke regels, zoals minimum-eisen
voor inrichting, bloedtappen (RBD)
en Aujeszky en IKB-waardig zijn.

Het rapport zal de komende maanden
in de varkenshouderij en in de be-
roepsvereniging van dierenartsen wor-
den besproken. De verwachting is dat
er bij dierenartsen en boeren draagvlak
bestaat om gezamenlijk deze weg op te
gaan. Binnenkort zal overleg worden
gevoerd met het ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij, om-
dat de voorgestelde aanpassingen van
de gezondheidszorg aanpassing ver-
gen van de bestaande wetgeving.

Het rapport bevat een voorstel voor
een gezamenlijke aanpak van de var-
kensgezondheid door varkenshouders
en dierenartsen. Doel is een verhoging
van de status van de varkensgezond-
heid in Nederiand, met het oog op de
export. Een overeenkomst tussen vee-
houder en dierenarts moet een gestruc-
tureerd en gecontroleerd systeem van
bedrijfsbegeleiding mogelijk maken.
Mits aan een aantal voorwaarden vol-
daan is, kan de veehouder binnen dit
systeem een aantal entingen zelf uit-
voeren. De overheid zal worden ge-
vraagd naar aanleiding van dit voorstel
de nodige wettelijke aanpassingen te
doen.

De voorzitter van de KNMvD drs.
A.W. Udo (rechts op de foto) bena-
drukte in zijn toespraak het belang van
de samenwerking tussen varkenshou-
ders en praktiserende dierenartsen bij
de totstandkoming van dit rapport.
Van belang is verder dat er nu een ver-
volg aan gegeven wordt. Udo: \'En nu
de vaart erin houden!\'

PRESENTATIE? UW EIGEN CREATIE!

Een dierenarts wordt in zijn of haar werk
regelmatig geconfronteerd met presen-
tatietechnieken, zowel in de persoon-
lijke als in de zakelijke sfeer. Iedere die-
renarts dient daarom deze presentatie-
technieken te beheersen en zichzelf te
trainen in de vaardigheid ervan.

Een uitstekende mogelijkheid om aan
deze training te werken, biedt de cur-
sus \'Presentatie? Uw eigen creatie!\'
die de KNMvD ook in 1996 voor haar
leden organiseert in het Aparthotel te
Delden. De aanvang is op donderdag-
middag 24 oktober en de afsluiting op
zaterdagmiddag 26 oktober 1996.

De cursus is bestemd voor dierenart-
sen die lid zijn van de KNMvD en
werkzaam zijn in een praktijk, het be-
drijfsleven of bij de overheid.
De cursus heeft als doel de bevorde-
ring van de persoonlijke en zakelijke
presentatie, waarmee een dierenarts in
zijn of haar werk regelmatig gecon-
fronteerd wordt.

In de cursus wordt onder meer aan-
dacht besteed aan:

a. persoonlijke presentatie: het ver-
groten van de vaardigheid in het
houden van inleidingen (opbouw
van een inleiding, gebruik van hulp-
middelen, persoonlijke presenta-
tie);

b. zakelijke presentatie: het ontwikke-
len van ideeën en plannen voor een
goede presentatie van de eigen
praktijk, dienst of het bedrijf waar-
voor men werkt.

De werkwijze is als volgt:

- leren door doen, uitvoeren van inlei-
dingen en presentaties;

- analyseren van deze activiteiten en
het eigen functioneren daarin met
behulp van video-opnamen;

- inzicht verdiepen met behulp van
theoretische modellen.

Aangezien het een intensieve training
betreft is het deelnemersaantal beperkt
tot 15 personen.

De kosten voor deelname aan deze
cursus zijn ƒ 850,—, inclusief over-
nachtingen en maaltijden.
Indien u interesse heeft om deel te ne-
men aan deze cursus, neem dan zo
spoedig mogelijk contact op met
Yvonne Stufano of Desiree Raasing,
tel. 030 - 2510111 (bureau KNMvD).

□VERZICHT VRAAG EN AANBOD ARBEIDSMARKT
APRIL-JUNI

AANBOD

In het tweede kwartaal van 1996 zijn
39 diergeneeskundig studenten afge-
studeerd. In deze periode was er bij de
Vacaturebank sprake van een toename
van het aantal dierenartsen dat per di-
rect op zoek was naar fulltime werk (in
april waren dit er 127 en in juni 141).
Veel van deze dierenartsen hebben in
de maanden juli en augustus wel af-
spraken voor zomerwaamemingen.
Van de 141 dierenartsen die in juni in-
geschreven stonden, zocht 57% een
functie in de gezelschapsdierenprak-
tijk en 43% in de gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek
is naar parttime werk. Deze groep is in
het tweede kwartaal van 1996 gelijk
gebleven en bestaat uit 41 dierenart-
sen. Het grootste deel is op zoek naar
een baan in de gezelschapsdierenprak-
tijk (88%); 12% zoekt werk in de ge-
mengde of de landbouwhuisdieren-
praktijk. Het aantal vrouwen is in deze
groep veel groter dan het aantal man-

De navolgende gegevens hebben betrekking op het tweede kwartaal van 1996.

Door Corine van Kalles

-ocr page 124-

nen; 93% van de groep bestaat uit
vrouwelijke dierenartsen.
Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden april tot
en met juni iets gestegen (in april wa-
ren dit er 74 en in juni 78). Van deze
dierenartsen zocht 60% op termijn een
nieuwe functie in een gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijk en 40%
in een gezelschapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat, is in het
tweede kwartaal van 1996 iets toege-
nomen; in april waren dit er 34 en in
juni 36. Hieronder bevinden zich twin-
tig mannelijke en zestien vrouwelijke
dierenartsen.

•te Will\'wèl

VRAAG

In het tweede kwartaal van 1996 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 26 aan-
vragen per maand binnengekomen
voor waarnemingen in gezelschapsdie-
renpraktijken en tien aanvragen per
maand voor waarnemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenpraktij-
ken. Er is één tijdelijke baan buiten de
praktijk aangemeld. Wat betreft vaste
banen zijn er in de maanden april tot en
met juni zeven banen in gezelschaps-
dierenpraktijken aangeboden (waarvan
vijf parttime) en tien banen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenprak-
tijken (waarvan één parttime). Daar-
naast is er ook een baan buiten de prak-
tijk aangeboden. Drie banen in gezel-
schapsdierenpraktijken zijn inmiddels
ingevuld; twee praktijken hebben ge-
kozen voor een vrouwelijke dierenarts
en één praktijk koos voor een manne-
lijke dierenarts. Van de tien banen in
gemengde of landbouwhuisdierenprak-
tijken zijn er inmiddels negen ingevuld;
zes door mannelijke dierenartsen en
drie door vrouwelijke dierenartsen. De
baan buiten de praktijk is ingevuld door
een vrouwelijke dierenarts.

Voor meer informatie of diensten van
de Vacaturebank: Corine van Kalles,
bureau van de KNMvD, tel: 030-
2510111.

SCHERVEN BRENGEN GELUK....

De afgelopen weken heeft Certiked
Verklaringen gezonden aan praktijken
waarvan dierenartsen zijn geregi-
streerd op de GVP-code IKB varkens-
houderij. Helaas was de kwaliteit van
de bezorging niet in alle gevallen vol-
doende \'geborgd\'. Certiked ontving
namelijk van een aantal praktijken be-
richt dat de Verklaring in goede aarde
was gevallen, maar de bijbehorende
lijst niet. Het glas in de lijst was bij die
Verklaringen gebarsten.
Jammer dat het feestelijk tintje van de
toekenning van de verklaring in die ge-
vallen iets minder feestelijk was.
Inmiddels is speciaal verpakkingsma-
teriaal verkregen, waarmee de nog te
verzenden Verklaringen zullen worden
beschermd. Uiteraard krijgen prak-
tijken die graag alsnog een goede lijst
willen ontvangen die op verzoek toege-
zonden. Zij kunnen hiervoor contact
opnemen met mevrouw Barbara Meu-
wissen van Certiked (020 6580120).
Overigens hebben nog niet alle praktij-
ken waar definitieve registratie werd
behaald een Verklaring ontvangen.
Dierenartsen die definitief zijn geregi-
streerd, hebben via de praktijk een
exemplaar van het register ter controle
ontvangen. Met een formulier kan de
praktijk aangeven of de vermelde ge-
gevens correct zijn. Op dit formulier
kan men ook aangeven of men prijs
stelt op een ingelijste Verklaring. Een
groot deel van de praktijken hebben
hierop positief gereageerd en inmid-
dels een ingelijste Verklaring ontvan-
gen. Het laatste restje heeft door de zo-
mervakantie een kleine vertraging op-
gelopen, maar zal nu ongetwijfeld bin-
nenkort de Verklaring mogen ontvan-
gen. En dan natuuriijk zonder \'sterren\'
in het glas. De sterren die moeten
schitteren zijn tenslotte de vermelde
dierenartsen. Die hebben immers aan-
getoond te voldoen aan de eisen van de
GVP Code 1KB Varkenshouderij!

Certiked.

REGISTER GVP IKB-VARKENSHOUDERIJ

Bijna alle dierenartsen van praktijken
die registratie op de GVP Code IKB-
Varkenshouderij hebben aangevraagd,
zijn nu definitief geregistreerd. Van de
circa 330 praktijken die vooriopige re-
gistratie van de KNMvD verkregen
hadden, hebben inmiddels (de dieren-
artsen van) circa 250 praktijken een
definitieve registratie. Deze dierenart-
sen zullen worden vermeld in de
tweede versie van het Register Die-
renartsen GVP 1KB-Varkenshouderij,
die in augustus is uitgekomen.

In mei verscheen de eerste versie van
het register, dat wordt bijgehouden
door Certiked. Hierin stonden zowel
de definitief geregistreerden als de
toen nog voorlopig geregistreerden
door elkaar vermeld. In de tweede ver-
sie zullen deze twee groepen voor de
duidelijkheid apart worden vermeld.
Praktijken waaraan de definitieve regi-
stratie van dierenartsen is toegekend
krijgen van Certiked een exemplaar
van het Register ter controle. Even-
tuele foutjes in de naamgeving kunnen
dan in het volgende Register worden
rechtgezet. Praktijken waaraan de re-
gistratie na de mei-versie van het
Register is toegekend, zullen dus ver-
sie 2 van augustus ontvangen.

Het Register is overigens openbaar en
op aanvraag beschikbaar (te bestellen a
ƒ 15,--bij Stichting Certiked, mevrouw
Barbara Meuwissen, bereikbaar onder
telefoonnummer 020- 6580120).
Telefonisch raadplegen van het Re-
gister is natuurlijk ook mogelijk.

-ocr page 125-

Registratie nieuwe dierenartsen

Als een dierenarts die nog niet is gere-
gistreerd en IKB-varkenshouderijbe-
drijven wil gaan begeleiden, zal die
zich altijd eerst bij de KNMvD moeten
melden (Mw. Geesje Rotgers, tele-
foon: 030 - 2510111). Van de KNMvD
verkrijgt deze dierenarts een voorlo-
pige registratie. De KNMvD geeft dit
door aan Certiked, die dit opneemt in
de nieuwe versie van het Register. Als
in de praktijk nog geen dierenartsen
met een definitieve registratie werk-
zaam zijn, zal de praktijk binnen drie
maanden een onderzoek door Certiked
moeten ondergaan. Als er in de prak-
tijk al wel definitief geregistreerde die-
renartsen zijn, zal de nieuwe dierenarts
gaan werken volgens het bestaande
kwaliteitssysteem van de praktijk. In
de jaariijkse controlebeoordeling zal
Certiked dan speciaal aandacht beste-
den aan de uitvoering van de begelei-
ding door die dierenarts. Als volgens
de beoordeling alles in orde is, wordt
de vooriopige registratie van de die-
renarts omgezet in een definitieve re-
gistratie.

Procedure

1. Dierenarts wil registratie verkrijgen.

2. KNMvD geeft voorlopige registra-
tie. Zijn er op praktijk al definhief
geregistreerden?

3. Nee: binnen drie maanden beoorde-
ling door Certiked.

4. Ja: vooriopige registratie blijft tot
jaarlijkse controle.

5. Bij jaariijkse controle extra aan-
dacht voor naleving door deze die-
renarts.

6. Bij gunstige beoordeling volgt de-
finitieve registratie.

Voor een dierenarts die definitief gere-
gistreerd is en IKB-Varkenshouderij-
bedrijven wil gaan begeleiden bij een
andere praktijk, geldt in grote lijnen
hetzelfde. Als de betreffende praktijk
nog geen definitief geregistreerde die-
renarts(en) had, zal een vooriopige re-
gistratie bij de KNMvD moeten wor-
den aangevraagd en moet binnen drie
maanden een beoordeling door Cer-
tiked plaatsvinden. Als de praktijk al
wel een definitief geregistreerde die-
renarts(en) had, behoudt de toetredend
dierenarts zijn registratie. Ook dan
dient de toetreding via de KNMvD ge-
meld te worden. In de jaarlijkse con-
trole zal Certiked ook dan extra aan-
dacht besteden aan naleving van het
kwaliteitssysteem van de praktijk door
de toegetreden dierenarts.

üMiüiii

Verlies van de registratie

Een definitief geregistreerde dieren-
arts kan zijn registratie ook verliezen.
Jaarlijks controleert Certiked of de ge-
registreerde dierenartsen nog werken
conform de GVP-code. Indien dit niet
zo is, zullen de tekortkomingen binnen
drie maanden hersteld moeten worden.
Hiervoor komt Certiked binnen drie
maanden een aanvullend onderzoek
uitvoeren. Blijken de tekortkomingen
dan niet hersteld, dan verliezen alle be-
trokken geregistreerden hun registra-
tie. In het Reglement Kwaliteitsver-
klaringen Diergeneeskunde is aange-
geven dat de betrokken praktijk pas
zes maanden na intrekking een nieuwe
aanvraag voor registratie mag doen.

Certiked.

■üjMy^ tv

Het is natuuriijk mooi om de mensen
op te roepen om in grote getale naar het
Klooster van Rolduc te komen om daar
het jaarcongres van de Koninklijke

Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde te beleven, maar kunnen
zij het wel vinden?

De weg naar Rolduc is lang en moei-
lijk!

\'t Is mooi, dat de commissie zo\'n
prachtige locatie heeft uitgezocht voor
dit jaarlijkse gebeuren, waar het goed
van eten en drinken is.
Maar ik vraag mij af of allen, die uit
zullen rijden, ook ter bestemder plekke
zullen aankomen. De commissie zelf,
die leden althans, die niet in de directe
omgeving van Rolduc wonen, hadden
er de grootste moeite mee. Meerdere
malen dwaalden zij door de omgeving,
afrit af, oprit op, en weer verder, door
de buitenwijken van het naburige
Heerien, of zelfs van Kerkrade zelf,
om pas na lange omzwervingen het
Klooster te bereiken.
Daar staat tegenover, dat de gemid-
delde dierenarts vroeg of laat zijn be-
stemming wel vindt. Zeker als hem
daar een congres vol sport, wetenschap
en vertier wacht.

DE WEG NAAR ROLDUC

We zouden zelfs kunnen overwegen er
een puzzelrit van te maken.

Eens kijken hoeveel of er het halen.

Tot ziens, in Rolduc.

Congrescommissie Limburg

STA DAAR EENS EVEN BIJ STIL

Wij zeiden het al eerder en we zouden
er nog op terugkomen: u was als die-
renarts redelijk tevreden over de oplei-
ding die u genoten had en zoals ze u
toen gemaakt hebben, zo maken ze ze
tegenwoordig niet meer. Maar u wil
wel dat de jonge collega alles kan wat
u kan, maar ook overweg kan met alle
nieuwe ontwikkelingen.
Mocht u daar ooit zorgen over hebben.

over het nieuwe soort dierenarts wat ze
van plan zijn af te leveren, dan spreekt
u dat krachtig uit op de kring, dat lucht
op. Maar doet men daar dan ook wat
mee?

-ocr page 126-

Een enkeling gaat verder en stelt het aan
de orde in de rondvraag, op het jaarcon-
gres van de Maatschappij. En gaat ver-
volgens over tot de orde van de dag. Het
heeft ons aller zorg. Einde discussie.
Welnu, tot bezinning gebracht door de
historische omgeving van het Klooster
Rolduc, een relikwie uit een grijs ver-
leden, toen kloosters de behoeders van
onderwijs en wetenschappen ware,
plaatsen wij het nu op de agenda.
Sterker nog, we maken er het congres-
thema van.

Wij hebben een aantal mensen ge-
vraagd hun visie te geven op onderwijs,
op veterinair onderwijs, op de moge-
lijkheden daarvan, op de onmogelijk-
heden daarvan, op de eisen die daaraan
gesteld kunnen of moeten worden, op
mogelijke veranderingen, onder in-
vloed van een dichterbij komend Eu-
ropa. Want vanuit Nederland gezien
wijst Limburg richting hartje Europa.
De sprekers geven hun visie, die niet
noodzakelijkerwijs de uwe of de onze is.
Rede temeer om er bij te zijn. Zelfs de
congrescommissie is niet op de hoogte
van wat de sprekers precies gaan zeg-
gen, dat bepalen ze zelf Maar hier
volgt dan toch een voorspelling.

GRENZELOOS VETERINAIR ON-
DERWIJS

Dr. Tj. Joma werpt een blik over de
grenzen, op het veterinair onderwijs
elders in Europa. Wat is hetzelfde, wat
is er anders, wat komt er op ons af (en
wat is er al). Hij doet dat niet namens
de
KNMvD, maar namens zichzelf

Prof dr. A. Rijnberk is nauw betrok-
ken bij veterinair onderwijs en de ont-
wikkelingen daarin. Hoe maken we
optimaal gebmik van al de beschik-
bare veterinaire kunde en kennis?

Prof dr. J.M. Greep stond aan de wieg
van het humaan medische onderwijs,
zoals dat is opgezet aan de Universiteit
van Maastricht, op een andere manier
dan tot dan toe gebruikelijk. Kijken
over de grens tussen humaan en veteri-
nair onderwijs.

Dr. D. de Keersmaecker, practicus,
schetst wat voor dierenarts hij denkt dat
de Belgische praktijk nodig heeft, en
hoe het onderwijs hierop in kan spelen.

Drs. W.E.H. van Herten, specialist,
schildert \'de ideale maat\': tegenover
\'wat kan de faculteit\', nadmkkelijk
ook: \'wat vraagt de praktijk\'.

Dat is dan hun mening. Maar wat is uw
mening?

Kan en moet het veterinaire onderwijs
een dierenarts afleveren die alles kan
en alles moet?

En wat moet hij/zij minimaal kunnen,
om een nuttig lid van de maatschappij
te zijn? Of zouden ze misschien meer
kunnen, als ze zich tot een kleiner ge-
bied beperken. En misschien kunnen
dierenartsen, met de op dit moment
aan de faculteit beschikbare kennis,
veel meer dan wat tot op heden tradi-
tioneel voor mogelijk gehouden wordt.

Het geheel vind plaats onder leiding
van prof dr. A. de Kmif, vertrouwd
met de praktijk en het onderwijs, in
België en in Nederland.

Sta daar eens even hij stil.

Tot ziens, in Rolduc.

Congrescommissie Limburg

BRIDGE TIJDENS DE SPORTDAG 1996

Ook dit jaar zal er tijdens de sportdag
van de KNMvD weer de gelegenheid
zijn te bridgen. Aan het oude klooster
van Rolduc bij Kerkrade zal het niet al-
leen goed toeven zijn, maar tevens zal
de serene mst een uitstekende entourage
zijn om te bridgen. Getracht zal worden
in twee of mogelijk drie groepen te
bridgen zodat ieder zoveel mogelijk
naar sterkte kan worden ingedeeld. Ook
indien u slechts weinig bridge-ervaring
heeft, kunt u aan uw trekken komen.
Schroom niet om u aan te melden, u zult
er beslist geen spijt van krijgen. Mocht u
vragen hebben, bel gemst, maar begin in
ieder geval in uw agenda te noteren:
3
oktober 1996 Sportdag van de KNMvD,
bridge in het klooster van Rolduc bij
Kerkrade.

Albert Brands
Tel: 0485-315237 (na 23 september)

DAPHNE DECKERS EN RICHARD KRAJICEK

genieten nog wat na van Richards gi-
gantische succes op Wimbledon. Zij
verblijven deze weken lekker ontspan-
nen in hun optrekje in Monaco en zien
dus helaas geen kans om onze sportdag
luister bij te zetten op 3 oktober 1996 in
Limburg. Maar de echte enthousiaste
tennisser laat zich daar niet door uit het
veld slaan!

Die gaat natuuriijk naar Heerien en leeft
zich een dag lang lekker uit op de vier
banen, die haar of hem van half tien tot
vier uur ter beschikking staan.

Om half tien staan de koffie en de vlaai
klaar en ontmoeten we vele oude beken-
den, die elk jaar trouw en met veel ple-
zier weer aanwezig zijn bij het veteri-
naire tennistoernooi. Maar we zien ook
graag nieuw bloed komen op de VETS
OPEN en voor hen nog even kort wat in-
formatie. Er wordt niet gespeeld vol-
gens het afvalsysteem, maar u speelt
drie a vier keer een dubbel en wel steeds
met een andere partner, die ter plaatse
aan u gekoppeld wordt. Dit geeft het ge-
beuren bovendien een extra dimensie.

want aan het eind van de dag kent ieder-
een (bijna) iedereen en dat is best gezel-
lig, zo is ons de afgelopen jaren geble-
ken. Om het voor ons allen leuk te
maken wordt er in twee klassen ge-
speeld: dus vergeet niet om de sterkte te
vermelden op het opgave-formulierü
Regen deert ons niet, want we hebben de
beschikking over binnenbanen (dus bin-
nenschoenen meenemen!). Doe mee en
geef je op voor de VETS OPEN 96!!

TenniscoordinatorJ. Reinders.

-ocr page 127-

JAARCONGRES
1996

Gebleken is dat de uitnodiging voor
het Jaarcongres 1996, die eind juli ver-
stuurd is, niet alle leden heeft bereikt.
Indien u nog geen uitnodiging heeft
ontvangen en u wilt het Jaarcongres
1996 of de Sportdag bijwonen, neemt
u dan s.v.p. contact op met het secreta-
riaat (030-2510111, Desiree Raasing).

Personalia

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Vlaatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bergman, H.J.; Gent-1996; 9820 Merelbeke
(België); Fraterstraat 190.
Zuiderduin, C.H.; 1996; 3582 JD Utrecht;
Rubenslaan 71.

□VERLEDEN:

Op 20 juli 1996 Drs. P.J.J.A. Schröder te
Arendonk (België).

Op 3 augustus 1996 Drs. A. van Keulen te
Blaricum.

JUBILEA:

C.P. van Oostrom te Voorschoten, 50 jaar, 2 au-
gustus 1996

J.L. Krom te Meppel, afwezig, 25 jaar, 3 septem-
ber 1996

J.J.J. van de Mortel te Oudewater, afwezig, 25
jaar, 3 september 1996

H.Th.J. Rosendal te Delden, aanwezig, 25 jaar, 3
september 1996

Mevr. J. van Toorenburg te Ginoux d\'en Bas
(Frankrijk), afwezig, 25 jaar, 3 september 1996
Dr. J.M. de Kruijf te \'s-Hertogenbosch, afwezig,
25 jaar, 3 september 1996
E.J.S. Bron te Oudemirdum, afwezig, 50 jaar, 7
september 1996

Dr. D.M. Zuijdam te Voorburg, afwezig, 50 jaar,
10 september 1996

Dr. J.V. Frejlach te Hoofddorp, aanwezig, 45 jaar,
15 september 1996

L. Jobse te Oostkapelle, afwezig, 25 jaar, 17 sep-
tember 1996

J.L.M. Regouin te Helmond, afwezig, 25 jaar, 17
september 1996

E.P. Snuif te Zaandam, afwezig, 25 jaar, 17 sep-
tember 1996

N. Ypenburg te Eindhoven, aanwezig, 25 jaar, 17
september 1996

ProfDr. A. de Kruif te Gent Sint-Denijs-Westrem
(België), aanwezig, 25 jaar, 17 september 1996
J.A. Streumer te Bome, aanwezig, 25 jaar, 17 sep-
tember 1996

H. de Vries te UIvenhout, aanwezig, 35 jaar, 22
september 1996

MUTATIES:

163 Ackermans, Mevr P.H.; 1985; 3524 RZ
Utrecht; Elzas 82; tel. 030-2890393 privé.

033^553013 prakt.; p., geass. met Mevr.
A. Wijnbergen.

169 Bastiaansen, P.N.C.M.; 1985; 4841 GA
Prinsenbeek; Beeksestraat 15; tel. 076-
5412997 privé, 5415030 prakt.; p., medew.
bij J.E.G. Lutz.

170 Beer,J.C.H.F.M.de; 1991; 8016 MV Zwol-
le; Van Nispensingei 155; tel. 038-4661433
privé, 4214420 prakt.; p., geass. met R.J.
Bus.

331* Bergman, H.J.; Gent-1996; 9820 Merel-
beke (België); Fraterstraat 190; tel. 00-32-
9-2647561 bur.; wet. medew. Faulteit
Diergeneeskunde Gent (vkgr. Voort-
planting, Verloskunde en Bedrijfsdierg.).

175 Blommaart, R.A.M.; 1988; 1325 HP Al-
mere; Hollvwoodlaan 101; tel. 036-
5378055 privé, 5376083 prakt.; fax 036-
5379078; p., geass. met N.H.R. Kroes.

181 Brakman, Mevr. E.C.; 1984; 4158 CA Deil;
\'t Oosteneind 1 B; tel. 0345-576954; wnd.d.

185 Buijs, Mevr. E.A.; 1993; 3582 BM Utrecht;
Abstederdijk 10; tel. 030-2544384; wnd.d.

188 Coenen, P.L.H.M.; 1974; 6369 BD Simpel-
veld; Stampstraat 22; tel. 045-5442807
privé, 5441660 prakt.; p.

333»Eijk, RA. van der; 1977; Ardleigh, C07
7TQ (Verenigd Koninkrijk); 19 Chapel-
croft; tel. 00-44-1206-231226; p., gezel-
schapsd.

345 Ekkel, Ir. E.D.; 8254 AR Dronten; De Eclips
13; tel. 0321-381990 privé, 0320-238206
bur.; wet. medew. ID-DLO.

202 Erkelens, Mevr. J.E.; 1995; 5472 PT Loos-
broek; Busselsesteeg 3; tel. 0413-229039
privé, 342423/229039 prakt.; p., medew.
bij C.W.W.M. Goossens en G. Meijer.

208 Giesen, Mevr. M.A.T.; 1993; 5814 AG
Veulen; Drabbelsweg 2; tel. 0478-541741
prakt.; fax 0478-541987; p., medew. bij Y.
Greydanus, C.J. Pel, O.J.M. Schreurs,
A.J.P.M. van Sundert en N.J. Zegers.

212 Groot, Mevr. M.A.M.H. de; 1979; 9461 AR
Gieten; Brink 1; tel. 0592-263226 privé,
263009 prakt.; p.

335 Haan, F. de; 1984; Gava-Mar, 08850 Bar-
celona (Spanje); Calle Premia no 1, Torre
3; tel. 00-34-3-6332054 privé, 4243240
bur.; fax 00-34-3-4244543; Directeur ID-
EXX Spanje (fax privé: 00-34-3-6330628).

224 Hoogendoom, Mevr. 1.; 1993; 3893 BS
Zeewolde; Groene Kamer 23; tel. 036-
5223913 privé, 0341-3768628 bur.; k.d.
R.V.V. kring Apeldoorn, distr. Veluwe-
West.

225 Horst, Mevr. H.H.A. van der; 1990; 5507 PP
Veldhoven; Wintelresedijk 51; tel. 040-
2052772 privé, 2053097 prakt.; fax 040-
2052723; p.

236» Kimman, Dr. T.G.; 1978; U-1989; 3722 BR
Bilthoven; Noord Houdringelaan 12; tel.
030-2250390 privé, 2742330 bur.; hoofd
Lab. Infectieziektenonderzoek R.LV.M.

237 Klein, M.H.; 1990; 6301 PP Valkenburg
(L); Beekstraat 4; tel. 045-4041503 privé,
5245155 prakt.; fax 045-4042393; p., geass.
met L.A.I. Philippen.

336 Kleiss, Dr. T.H.J.; 1990; Zürich-1992; La-
guna (Filipijnen); Bg>. Niugan, KM. 46,
Cabuvao; tel. 00-63-92-5314051 privé,
5312013/5312105/5312106 tst. 251 bur.;
fax 00-63-92-4677261; Assistant Vice-
President, QA, Nestlé Philippines, Inc.;
Internet e-mail: thom(a philonline.com.
ph.

237» Kloet, Mevr. F. de; 1996; 3523 VN Utrecht;
Oranje Nassaulaan 1 A; tel. 030-2898750;
wnd.d.

238 Knaake, F.A.C.; 1989; 2587 EH \'s-Gra-
venhage; Stevinstraat 219; tel. 070-3552987
privé, 3555531 prakt.; fax 070-3586604; p.,
gezelschapsd.

336 Knops, Mevr. J.M.H.; 1985; Auckland
(Nieuw-Zeeland); 37 Te Peneroad, Ma-
raetai Beach; teU
fax 00-64-9-5365073; d.

239* Kooijman, Mevr. G.E.; 1996; 3311 LT Dor-
drecht; Toulonselaan 51; tel. 078-6146631
privé, 6138444 prakt.; fax 078-6350163; p.,
medew. bij G. van den Brink, J.L.H. Hop-
mans en H.T.M. van der Linden.

244 Kuiper, B.; 1988; 7009 JK Doetinchem;
Catsstraat 9; tel. 0314-332467 privé,
342955 prakt.; p.

248» Leemput. Mevr. E.E. van de; 1994; 3524
ZM Utrecht; Furkabaan 716; tel. 030-
2892275 privé, 2531040 bur.; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voort-
pl.).

249 Leuven, M.M.G.W.; 1994; 6419 BP Heer-
len; Professor Lambertstraat 16; tel. 045-
5719203 privé, 5740176 prakt.; fax 045-
5711546; p.

250 Liberg, D.B.; 1975; 8861 EL Hariingen;
Kerkpoortstraat 29; tel. 0517-416624 privé,
531274 prakt.; fax 0517-532176; p., geass.
met F. A. Kleinjan.

254 Mackay, W.L.M.; 1996; 2986 EA Rid-
derkerk; Rosmolen 18; tel. 0180-427889
privé, 425253 prakt.; p., medew. bij W. van
Erk, Mevr. A.E. van Horssen, P.J.H.M.
Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en Mevr.
C.RM. Valstar.

264 Nijland, G.J.; 1949; 3723 BM Bilthoven;
Rubenslaan 1/FS; teL 030-2281989; r.d.

346 Oost, ProfDr. B.A. van; U-1981; 3704 RP
Zeist; Brugakker 67-12; tel. 030-2531589
bur.; hlr. klinische en moleculaire Genetica
van Gezelschapsd. U.U. (F.D., vkgr. Ge-
zelschapsd.).

272 Peutz, Mevr. Ir. I.L.J.A.; 1985; 2587 WB "s-
Gravenhage; Zwolsestraat 190; tel. 030-
3588069 privé; 2e specialist Levende Dieren
en Produkten. Centrale Directie R.V.V.

281 Rooy-van Vierssen Trip, Mevr. A.S.E. de;
1977; 2517 ET \'s-Gravenhage; Groot
Hertoginnelaan 229; tel. 070-3656436
privé, 3655666 prakt.; p.

282 Ruigrok, Mevr. C.A.; 1994; 5521 AT Eer-
sel; Postakkers 44; tel. 0497-513005 privé,
518000 prakt.; fax 0497-518655; p., medew.
bij M.A.P.M. Kappen.

283 Saathof, N.P.; 1952; 7941 EX Meppel;
Prins Bernhardsingel 12; tel. 0522-
253715; r.d.

286 Schokker. Mevr. J.C.M.; 1995; 3772 ZP
Bameveld; Doornenburg 47; tel. 0342-
423765 privé, 0318-482557 prakt.; p., me-
dew. bij G. Jagtenberg en H.A. Wolters.

287 Schom, Mevr. H.H.; 1991; 3531 SB
Utrecht; J. Campbuvsstraat 17; tel. 030-
2943469; wnd.d.

341 Slingenbergh, J.H.W.; 1980; 00124 Rome
(Italie); Via Antipatro 10; tel. 00-39-6-
50912515 privé, 52254102 bur.; fax 00-39-
6-52253152; F.A.O., A.G.A.H. Animal
Health Officer.

291 Slingeriand, Mevr. K.I.; 1989; 2408 CE
Alphen a/d Rijn; Denemarkensingel 96; tel.
0172-426178; p.; wnd.d.

294 Souverein, M.; 1989; 1171 JM Badhoeve-
dorp; Egelantierstraat 15; tel. 020-
6599688 privé, 4974340 prakt.; p., me-
dew. bij W.T. Mur en Ir. C J. de Vries.

294» Spee, J.J.L.M.; 1980; 6546 EK Nijmegen;
Horstacker 1421; tel. 024-3886088; p., ge-

-ocr page 128-

zelschapsd.

296» Steverink, Dr. P.J.G.M.; 1990; U-1996;
1276 GZ Huizen (NH); Anker 4; tel. 035-
5259844 privé, 030-2531323 bur.; fax 030-
2537970; Specialist Chirurgie van het
Paard; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr. Alg.
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisd.).

342 Stolp, Dr. R.; 1980; U-1985; naar Neder-
land,

297 Stolp, Dr. R.; 1980; U-1985; 6536 EX
Nijmegen; Weezenhof 12-17; tel. 024-
3446566 privé, 0485-587600 bur.; fax
0485-587660; d. bij Intervet Inc.; Specialist
Inwendige Ziekten der Gezelschapsd. n.p.

300 Theuns, P.J.J.; Gent-1987; 3353 VA Pa-
pendrecht; Goudenregenstraat 27; tel.
078-6150362 privé, 6154113 prakt.; fax
078-6411827; p.

303 Toor, Mevr. I. van; 1977; 3131 CR Vlaar-
dingen; Markt 36; tel. 010-4342971 privé,
4624000 bur.; d. R.V.V. Rotterdam-West.

303 Unen. H. van; 1995; 3553 CG Utrecht;
Linnaeusstraat 60 bis; tel. 030-2432841;
wnd.d.

304 Urlings, Dr. H.A.P.; 1985; U-1992; 5371 BN
Ravenstein; Mgr. Borretlaan 20 A; tel.
048^416041 privé, 030-2535342 bur.; fax
030-2532365; p., wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. V.v.D.O.Xfax privé: 0486^16162).

304 Valk, Dr. P.C. van der; 1970; U-1979; 3704
RA Zeist; Brugakker 6001; tel. 030-
6948198 privé, 0294-479345 bur.; fax
0294-414256; wet. medew. bij Solvay
Duphar B.V., Biologische Registratie Dep.

304» Vecht, Dr. U.; 1976; U-1992; 3853 BR
Ermelo; Valkenhof 18; tel. 0341-559787
privé, 0320-238238 bur.; fax 0320-238050;
Specialist Microbiologie; wet. medew. ID-
DLO, Afdeling Bacteriologie; hoofd Lab.
voor Streptococcen en Mastitis Onder-
zoek.

308 Verhoeff, Mevr. A.I.; 1993; 7021 JH Zel-
hem; Brunsveldweg 2 A; tel. 0314-625385
privé, 621272 prakt.; p., medew. bij A.A.
Oranje, P.C.R. van Rossum en S. Tol.

343 Vermeulen, P.H.M.; 1976; 35420 Louvigné
du Desert (Frankrijk); 15 Rue Jean Patin; tel.
00-33-99985140; p.

314 Vries, H. de; 1995; 5087 ZG Diessen;
Postbus 45; tel. 013-5043113 privé,
5042402 prakt.; fax 013-5042302; p., me-
dew. bij C.W.M. Augustijn, J.M. Berger,
F.W. Bemdsen, G.C. Charpentier, O.A. van
Dobbenburgh, J.W. Eshuis, M.J.J. van der
Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L. de Vries en
H.J.H. van Wijk.

315 Vries, P.R. de; 1968; 7873 BT Odoorn;
Liniekampen 8; tel, 0591-580084; d.

343 Weduwen, Mevr. S.M. der; 1987; London
SE4 lUY (Verenigd Koninkrijk); 233
Lewisham Way; tel. 00^4-181-6946853
privé, 6912100 prakt.; p., medew. bij
Celia Hammond Animal Trust.

322* Wijdeven, G.G.P. van de; 1984; naar het
buitenland,

344» Wijdeven, G.G.P. van de; 1984; Auckland
(Nieuw-Zeeland); 37 Tc Peneroad, Ma-
raetai Beach; telefax 00-64-9-5365073; d.

324» Willemse. G.C.H.; 1996; 8244 AL
Lelystad; Schermer 59; tel. 0320-264445
privé, 221201 prakt.; p., medew, bij A,
Binksma, R.J,M, van Gent en J.R. Jansen.

326 Wolterbeek, Mevr. E.G.; 1990; 8105 SW
Luttenberg; Holteveensweg 2 A; tel. 0572-
301781 privé, 0548-655065 prakt.; fax
0548-654650; p., medew. bij J.C. de Jager,
J.P.M. Kamp, H. ten Kate, R. Renting en T.J.
de Vries.

326» Wormgoor, Mevr. E.A.; 1983; 2011 EC
Haariem; Klein Heiligland 47; teL 023-
5323247 privé, 0255-511236 prakt; fax
0255-522640; p., geass. met Mevr.
M.S.H.M. Jacobs; medew. bij Spoedkliniek
voor Dieren Amstedam B.V.

328 Ziekman, P.G.P.M.; 1990; 5056 TL Berkel-
Enschot; Guido Gezellelaan 42; tel. 013-
5332220 privé, 5282078 prakt.; fax 013-
5285633; p., medew. bij J.L. van Ekris,
W.J.J. Goesten, E.P.C.M. van Riel en
R.A.J.A. Steffens.

328» Zuiderduin. C.H.; 1996; 3582 JD Utrecht;
Rubenslaan 71 ; tel. 030-2540750 privé, 074-
2422687 prakt.; p., medew. bij F.J.M.M.
Dankers.

329 Zweeden, P.H.E. van; 1983; 5443 NS Haps;
Klaasstokseweg 7 A; tel, 0485-330066
privé, 318405 prakt.; fax 0485-322020; p.,
geass. met J. Breen, D. van der Meij en C.
Willenborg.

329 Zweeden-Uges, Mevr. M.E.C.C. van; 1984;
5443 NS Haps; Klaasstokseweg 7 A; tel,
0485-330066; d.

September

1—5 WPSA Wereld Pluimvee Congres in New
Delhi, India. Informatie op te vragen bij se-
cretaris Groep Pluimveewetenschappen,
W.J. Tondeur, tel.: 0342-414881.

5—8 Veterinary Acupuncture Congress, Spiez,
Switzerland. Meer informatie: Peter Grob,
Tierarzt, 3053 Deisswil b. Münchenbuch-
see, Switzerland (Tel. no.: 31-869-45-
40).

10 Afdelingsvergadering Afdeling Zeeland.
Aanvangstijd en plaats zijn nu nog niet be-
kend.

10 Wetenschappelijke vergadering in samen-
werking met Pfizer Animal Health: \'Laat-
ste nieuws van het rundercongres in Edin-
burgh. Aanvang 13.30 uur.

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-10-1996

16-09-1996

15-10-1996

30-09-1996

01-11-1996

14-10-1996

15-11-1996

28-10-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

12—14 Third World Congress of Veterinary
Dermatology, Edinburgh, Scotland.

11 Voorcongres met als onderwerp: Intercel-
lular Communication in Development and
Oncogenesis. Informatie: Dr. ir. J.A. Mol,
Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus
80154,3508 TD Utrecht.

12 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen. Van 20.00
tot 22.30 uur, Beatrixgebouw Jaarbeurs-
congrescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht.

12 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achterhoek. Plaats: Restaurant \'t Wolfers-
veen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

12 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

12—14 3e Internationale symposium over
voortplanting bij hond en kat te Utrecht.
Informatie: Prof. dr. A. Rijnberk, tel.: 030-
2531697, fax: 030-2518126.

12—14 6e Jaarcongres van de European
Society of Veterinary Internal Medicine
(ESVIM). Informatie: Dr. J. Rothuizen,

Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus
80154,3508 TD Utrecht.

13—14 Introductieweekeinde voor basisoplei-
ding Homeopathie voor artsen te Wage-
ningen. Informatie: tel.: 0317-422633, fax:
0317-426434.

16 Studiemiddag eendenhouderij, \'Het Spel-
derholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg
in Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

17 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie Deven-
ter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Post-IVPS bijeenkomst van de Groep Ge-
neeskunde van het Varken in samenwer-
king met Solvay Duphar Animal Health.

17 Studiemiddag konijnenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

18 PAO-D cursus: 96.121. Introductie prakti-
sche toepassing echografie bij gezelschaps-
dieren.

18 Studiemiddag vleeskuikenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

19 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19 Algemene jaarvergadering Nederlandse
Vereniging van Fokkers van Edelpels-
dierenhouders (NFE): 10.00 uur.

19 Studiemiddag pelsdierenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

19—20 Third ESVV Symposium on Pestivirus
infections, Lelystad.

19—21 Lustmm Groep Geneeskunde van het

-ocr page 129-

Paard, MECC Maastricht.
Algeinene jaai^ergadering Nederlandse
Organisatie van Pluimveehouders (NOP):
14.00 uur.

Open Dag Boeren, Burgers en Buitenlui,
\'Het Spelderholt\' te Beekbergen: van
10.00 tot 16.00 uur.

Populair-wetenschappelijk congres \'Mens
en dier: een bijzondere band\'. Faculteit der
Diergeneeskunde, vanaf 10.00 uur.
IPC Dier-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.
-28 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werking met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press,
Te Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp, Bel-
gmm. Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3

21

23

24

24-

3210277.

24 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

25 Vergadering Afdeling Gelderiand.

25—27 PAO-D cursus: 96.604. Veterinaire
Apotheek II Landbouwhuisdieren.

26 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg. Gezondheidsdienst
voor Dieren in Boxtel, van 13.30 tot 16.30
uur.

26 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg: WPSA-congres,
Formularium, residuen, ectoparasieten.
Van 13.30 tot 16.30 uur bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel.

26—28 Open Dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden op de Waiboer-
hoeve (centrale proefboerderij).

26—29 Annual Congress The British Veteri-
nary Association, Moat House Hotel,
Chester.

27 7e Symposium \'Tropical Animal Health
and Production\', Tropencommissie Facul-
teit der Diergeneeskunde. Thema: \'Urba-
nisation: veterinary public health conse-
quences\'.

28 PAO-D cursus: 96.812. Assistentie voor-
bereiding en nazorg operatie patiënt.

28 Vergadering Werkgroep Gezelschaps-
dieren Afdeling Zuid-Nederland (Lim-
burg, Noord-Brabant en Zeeland), 10.00-
16.00 uur in Weert.

Oktober

1 PAO-D cursus: 96.135. Interpretatie rönt-
genologisch onderzoek Thorax GD.

2 PAO-D cursus: 96.125. Patiëntendemon-
stratie GD.

D.A.P. Ravenstein-Schaijk e.o. is een gemengde praktijk. Wegens pensionering van een collega is plaats voor een

DIERENARTS M/V

De nieuwe collega zal zowel voor gezelschaps- als landbouwhuisdieren ingezet worden.
Na gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties met C.V. richten aan D.A.P. Ravenstein-Schaijk e.o., Scheisestraat 10a, 5374 CP Schaijk

ï

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

S P.T.T. Doorschakeldienst
•S *21

Eigen doorkiesapparaat
"S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Satumusstraat 51a, 7314 KM Apeldoorn. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

-ocr page 130-

Aan een Dierenarts voor groter vee
werd gevraagd of hij ook zebra\'s dee.
De man zei: Ja graag
\'t is spreekuur vandaag.
Tot zijn schrik kwam ook een tijger mee.

Financieel zeker!

Het Voorlichtingsbureau voor Artsen weet
(en een halve eeuw steeds up to date),
wat een arts moet doen
voor een beter pensioen.
En hun goed advies is snel gereed.

Financieel/economisch advies bij:
hypotheek en praktijkfinandering, vestiging,
associatie, praktijkoverdracht, etc.

Verzekeringen advies/bemiddeling bij:
art)eidsongeschiktheid, levensverzekering,
pensioen en alle andere verzekeringen.

>

Vraag onze brochure

f

voorlichtingsbureau
voor artsen v.o.f.

De financiering van een praktijk is specialistisch
werk. Door onze jarenlange ervaring en onze onaf-
hankelijkheid van financiële instellingen kunnen
wij u van dienst zijn bij het nemen van belangrijke
beslissingen voor uw toekomst.
DIX & CO is een adviesbureau voor medici, niet al-
leen voor een totaal financieel plan maar ook voor
uw verzekeringen en contracten met de bijbeho-
rende fiscale en juridische aspecten. Daarom
strekt onze relatiekring zich uit over het gehele
land.

Voor nadere informatie of een afspraak kunt u ons
bellen.

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

FINANCIEEL-ECONOMISCHE EN ASSURANTIE-ADVISEURS VOOR ARTSEN. DIERENARTSEN,
TANDARTSEN EN APOTHEKERS Vennoten: C A. Lagarde bv. en Mr E. Lamrrwrts van Bueren
Telefoon 030-2284241 • Soestdijkseweg n. 328 • Bilthoven • Postbus 22 • 3720 AA Bilthoven

"Waarom zouden
corticosteroïden
noodzakelijk zijn
bij hot-spot..?

Er is toch
Clindobion..."

1

Het succes in de praktijk van Clindobion bij on-
dermeer hot-spot bewijst dat de locale toepassing
van cortico\'s vaak niet direct noodzakelijk is...

^APHARHO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Samerutelling: lOmgIg clindamycine base (als hel) en 90 mg/g levertraan. Indicatie:
wondbehandeling (ook hot-spot). tussenteeneczeem. Verpakking:
tube d 20 gram. Reg. NL 7549.

Apharmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

-ocr page 131-

0

A/s dit nummer voor u ligt, is \'het leven\' weer in volle gang. Na de heerlijke siësta van de zomermaanden
beginnen overal weer de vergaderingen, nascholingsscursussen, voorlichtingsavonden en natuurlijk \'so-
cial events\'. Soms krijgen we de indruk dat de heerlijke zomerpauze van twee maanden langzamerhand
ingeperkt wordt. Nog even een vergadering in de eerste of tweede week van juli, steeds vroeger in augustus
een eerstvolgende bijeenkomst gepland, al met al een tendens die iedereen goed in de gaten moet houden!
Een pauze van twee maanden komt de periode erna dik ten goede. Juist die pauze maakt dat men weer met
veel plezier in het veterinaire leven duikt. Niet voor niets lijkt mij de datum voor het Jaarcongres op begin
oktober vastgesteld.

In het vorige nummer van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde werd een artikel gepubliceerd aangaande
het Ingrepenbesluit. Een besluit dat de dierenarts voor een deel een duidelijke steun in de rug geeft wan-
neer hij moet afwegen of hij een bepaalde ingreep wel of niet zal uitvoeren.

In dit nummer vindt u een verslag van het lams Ronde Tafelgesprek, waarin op de ethiek van de dierge-
neeskunde wordt ingegaan. Uit het gesprek tussen enkele collegae blijkt dat ethiek geen vaststaand iets is
maar, zoals Bart Rutgers het formideert, \'het nadenken over het stelsel van normen en waarden in een be-
paalde maatschappij\' - iets wat per definitie niet statisch kan zijn omdat een maatschappij niet statisch is.
Het is goed te constateren dat de dierenartsen van vandaag zich heel duidelijk met ethiek bezighouden en
niet kritiekloos iedere handeling uitvoeren die van hen gevraagd wordt. Het valt dan ook te verwachten
dat niet alleen te zijner tijd het Ingrepenbesluit verder zal worden uitgebreid, maar dat er zich onder die-
renartsen ook een steeds duidelijker code zal ontwikkelen aangaande bepaalde handelingen bij onze
huisdieren.

In deze aflevering ook twee interessante artikelen aan de hand van collega Hermans over de taxonomie
van het schaap en de Europese moeflon. Mocht u zich niet met schapen bezighouden, dan is het alleen al
uit oogpunt van algemene ontwikkeling leuk om deze artikelen te lezen. Zij dragen zeker bij tot de diversi-
teit in artikelen die de Hoofdredactie nog steeds voor ogen staat.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 132-

DE TAXONOMIE VAN HET SCHAAP [GENUS OVIS,
LINNAEUS, 1758)

Tijdschr Diergeneeskd 1996; 121: 510-4

W.A. Hermans^

Uitenvoordepratel

SAMENVATTING

De taxonomie van het schaap wordt beschreven. Tot voor
kort was vooral de vergelijkende morfologie maatgevend
voor de indeling der soorten. Voor het geslacht schaap
(Ovis) is er kennelijk langs deze weg geen uniformiteit te
bereiken. Eerst met geavanceerde onderzoektechnieken
(zoals cytodiagnostiek) zijn duidelijke uitspraken ge-
daan. Het is te verwachten dat langs deze weg de ge-
wenste overeenstemming omtrent de taxonomie van het
schaap zal worden verkregen.

SUMMARY

The taxonomy of sheep (genus Ovis, Linnaeus 1758)

Until recently, mainly comparative morphology was used to classify ani-
mals into species, hut this method has not led to consensus about the genus
sheep (Ovis). However, advanced research techniques, such as cytodiagno-
sis, provide greater certainly and it is anticipated that these techniques will
enable agreement to be reached about the taxonomy of the sheep.

INLEIDING

Er is tot op de huidige dag nog geen volledige overeenstem-
ming bereikt over de taxonomie van het Genus Ovis.
In de recente literatuur is de plaats van dit geslacht in het sys-
teem als volgt (3):
Klasse Mammalia
Orde Artiodactyla
Familie Bovidae
Sub-familie Caprinae
Geslacht Ovis.

Tot zover is er overeenstemming. Maar over de verdere inde-
ling in soorten en ondersoorten zijn er grote meningsver-
schillen. Deze gaan vooral over het aantal soorten en in min-
dere mate over de benaming der soorten. De indeling in
ondersoorten staat hiermee in nauw verband. De waarde en
de betekenis van een indeling in ondersoorten hangt samen
met de waardering van kleine verschillen in de kenmerken
binnen de soort. Dit is een algemeen probleem in de taxono-
mie, dat onderstaand slechts terloops zal worden aangeduid.
In deze bespreking zullen we aan de hand van de literatuur de
ontwikkeling van de classificatie van het schaap volgen,
vanaf Lydekker (6) tot en met Wilson en Reeder (13), met de
bedoeling de verschillende indelingen met elkaar te vergelij-
ken. Vervolgens zullen we de redenen voor dit meningsver-
schil proberen op te sporen en zo mogelijk een richting aan-
geven, die tot overeenstemming kan leiden.
De indeling in soorten wordt voor het geslacht Ovis vooral
gemaakt op basis van:

\' Drs. IV.A. Hermans, oud-wetenschappelijk medewerker Universiteit Utrecht.
Faculteit der Diergenee.-^kunde.

1. Kenmerken van de horens;

2. Het baarkleed;

3. De schedelvorm;

4. De schouderhoogte en het lichaamsgewicht;

5. Geografische gegevens.

Van deze gegevens wordt aan de kenmerken van de horens
en het baarkleed de meeste waarde toegekend. Deze kenmer-
ken zijn het duidelijkst waameembaar bij volwassen ram-
men.

Kenmerken van de horens:

Van de horens worden beoordeeld en/of gemeten: de lengte,
de omtrek aan de basis, de plaatsing van de horens op de
schedel, de dwarsringen, de diameter van de boog, de vorm
van de dwarsdoorsnede op meerdere locaties, de draaiing om
de lengte-as, de horenafstand aan de buitenrand op het wijd-
ste punt en de horenpuntafstand. Als de boog meer dan een
cirkel beschrijft, passeert het tweede deel aan de buitenzijde
van het eerste deel. De winding kan van zeer nauw tot zeer
wijd zijn. Draaiing om de lengte-as (spiraalvorming) is het
beste te zien aan de overlangse kam(men). Bij schapen is de
draaiing altijd bij de rechter horen naar rechts, bij de linker
horen naar links draaiend.

Kenmerken van het baarkleed:

1. De haarkleur en het kleurpatroon.

2. De lengte van het baarkleed en daarbij vooral de aan- of
afwezigheid van een kraag van lang haar, aan de voorzijde
van de hals en de borst.

DE VERSCHILLENDE INDELINGEN
De grote taxonomische werken van de zoogdieren gaan vaak
niet verder dan de genera. We noemen in dit verband M.
Weber\'s \'Die Säugetiere\' (12), H. Winge\'s \'The interrela-
tionship of the mammalian genera\' (oorspronkelijk in het
Deens in 1927, in het Engels vertaald in 1941) (14) en G.G.
Simpson\'s \'The principles of classification and a classifica-
tion of mammals\' (11).

We volgen de ontwikkeling van de classificatie van het
schaap aan de hand van de meer recente literatuur. Hierop
maken we één uitzondering, en wel voor R. Lydekker\'s \'The
sheep and its cousins\' (6), uitgegeven in 1912, waarin alle
soorten van het geslacht Ovis worden beschreven, veelal
aangevuld met geografische gegevens:

1. Ovis musimon, de Europese moeflon.

2. Ovis orientalis, de Aziatische moeflon, van Klein Azië en
de aangrenzende gebieden ten zuidwesten en zuiden van
de Kaspische Zee tot en met noordwestelijk Iran. Hier
grenst het gebied van de moeflon aan het gebied van de
volgende soort.

3. Ovis vignei, de urial, van noordoostelijk Iran, en vervol-
gens Toerkestan, Baloetschistan, Afghanistan, het Trans-
Indus gebied, Poendsjaab en oostwaarts tot in Tibet. Het
gaat om een groot gebied met grote hoogteverschillen.
Het is duidelijk, dat er in een zo groot geografisch bereik

-ocr page 133-

i«ri

•^iä^MMI

kl IM V^

fli ifl iüll

meerdere subspecies vooricomen.

4. Ovis ammon, de argali van Centraal Azië, vanaf
Oezbekistan in het westen, tot en met Mongolië in het
oosten, Kazachstan in het noorden, en in het zuiden
noordoostelijk Afghanistan, noordelijk Pakistan en noor-
delijk India. In het westen en zuiden grenzen de versprei-
dingsgebieden van de urial en de argali aan elkaar. De ar-
gali heeft een zeer groot verspreidingsgebied, waarin
meerdere ondersoorten tot ontwikkeling zijn gekomen.

5. Ovis canadensis, het Amerikaanse dikhorenschaap. Komt
voor in Noord-Amerika vanaf Alaska tot en met Mexico.
Lydekker verzamelt alle schapen van dit continent in één
soort met een aantal ondersoorten. Naast Noord-Amerika
komt het dikhorenschaap ook voor in noordoost Siberië.

We zullen zien, dat de indeling in dit vroege werk in de
meeste recente werken vrijwel ongewijzigd terugkomt en het
getuigt daarmee van het grote inzicht van de schrijver.
In \'Klassification der Säugetiere: Artiodactyla 1\' in het
Handbuch der Zoologie (4) rangschikt Th. Haltenorth alle
schapen in één geslacht Ovis, met slechts één soort
Ovis am-
mon,
verdeeld in 37 ondersoorten.

In 1964 verscheen het werk \'The great arc of the wild sheep\'
van J.L. Clark (1). Deze was aanvankelijk een actief jager op
groot wild, maar werd later preparateur en beeldhouwer van
dieren voor het American Museum of Natural History, New
York. Dit boek is het resultaat van een combinatie van eigen
waarneming ter plaatse en uitvoerig literatuuronderzoek om-
trent de taxonomie en de geografie van het schaap. De titel
van het werk geeft de verspreiding van het wilde schaap
weer, de grote boog, die ruwweg loopt vanaf Klein Azië, via
Toerkestan, Tibet, China, Mongolië, noordoost Siberië, over
de Beringengte naar Alaska, westelijk Canada, de westelijke
Verenigde Staten tot in Califomië en noordelijk Mexico. De
boog verloopt vrijwel steeds over de grote bergketens der
beide continenten. Clark verdeelt de schapen in vijf groepen:

1. Moufloniformes, van de Middellandse Zee-eilanden en
zuidwestelijk Azië.

2. Argali/Ammon-groep van Centraal Azië.

3. Groep der Aziatische dikhorenschapen van noordooste-
lijk Azië.

4. Groep der Dall-schapen, vanaf Alaska tot en met noorde-
lijk British Columbia.

5. Groep der Amerikaanse dikhorenschapen vanaf British
Columbia tot en met noordelijk Mexico.

Alle groepen worden uitvoerig beschreven met vermelding
van de morfologische kenmerken en de geografische gege-
vens.

Van de appendices is no. II interessant vanwege de uitvoe-
rige classificatie die daarin wordt gegeven en die we hier in
verkorte vorm laten volgen:

A. Moufloniformes

I Moeflons

Ovis musimon, Corsica en Sardinië

II Urials }
Ovis ophion }

Ovis gmelini } Veelal verdeeld in een aantal

Ovis orientalis } ondersoorten.

Ovis laristan } Vermelding van het verspreidings

Ovis vignei } gebied.

8. Argali/Ammon-groep

I Kleine Westelijke argali\'s.

II Lichtere argali\'s, met wijd uitzwaaiende horens.

III Zware argali\'s, met zware horens.

Ovis ammon is verdeeld in een aantal ondersoorten,
ieder met een eigen verspreidingsgebied.

C. Aziatische dikhorenschapen

Ovis nivicola, met ondersoorten en verspreidingsgebied.

D. Dall-schapen

Ovis dalli met ondersoorten en verspreidingsgebied.

E. Noord Amerikaanse dikhorenschapen

I Noordelijke dikhorenschapen.

II Zuidelijke of woestijn-dikhorenschapen.

Ovis canadensis met ondersoorten en verspreidings-
gebied.

Het verschil tussen de indelingen van Haltenorth (4) en van
Clark {1) is duidelijk. De eerste brengt alle schapen onder in
één soort, de tweede in tien soorten, het aantal ondersoorten
verschilt bij beide schrijvers weinig, 37 bij Haltenorth, 44 bij
Clark.

In \'Die Säugetiere der Sovjetunion, Band 1: Paarhufer und
Unpaarhufer\' van V.G. Heptneref a/. (5) worden alle schapen
ondergebracht in twee soorten
Ovis ammon en Ovis canaden-
sis.
Tot O. ammon behoren alle schapen van Eurazië, uitge-
zonderd het Siberische dikhorenschaap. Tot
O. canadensis
behoren alle schapen van Noord-Amerika en het voornoemde
Siberische dikhorenschaap. Beide soorten worden ingedeeld
in een aantal ondersoorten, min of meer overeenkomend met
Haltenorth en Clark, maar anders gegroepeerd. Uiteraard ligt
de nadruk op die soorten die in de Sovjetunie voorkomen.
Van alle ondersoorten wordt een uiteenzetting gegeven met
daarin een beschrijving van enkele schedelmaten, horenken-
merken, baarkleed en geografische gegevens. Van de soorten
en ondersoorten buiten de Sovjetunie wordt een korte bespre-
king gegeven. Voor het taxonomische inzicht is dit werk
vooral waardevol vanwege de zorgvuldige beschrijving der
horenkenmerken (Afbeelding 1).

Afbeelding 1. Een overzicfit van de verschillende horenvormen, die bij het
vifilde schaap voorkomen. Uit: Die Säugetiere der Sovjetunion, Band I:
Paarhufer und Unpaarhufer. V.G. Heptnereta/. 1966: 752.

-ocr page 134-

ffW
ékèmkÈi

n

J -
éiÉÈm

m

De taxonomische differentiatie berustte lange tijd vooral op
de vergelijkende morfologie. Daamaast werd in toene-
mende mate fertiliteitsonderzoek gedaan. Een veel recen-
tere ontwikkeling is het cytogenetische onderzoek.
Begonnen in de eerste decenniën van de twintigste eeuw, is
het eerst vanaf de zestiger jaren een grote rol gaan spelen en
het ziet er naar uit, dat deze en andere geavanceerde onder-
zoeksvormen de taxonomie op den duur zullen gaan beheer-
sen. In 1973 publiceerde een groep Amerikaanse en Rus-
sische onderzoekers de resultaten van een uitgebreid
cytogenetisch onderzoek. Het betreft \'Cytogenetic differen-
tiation, geographic distribution, and domestication in Pa-
laearctic sheep (Ovis)\' van C.F. Nadler
et al. (8). In dit on-
derzoek wordt van een groot aantal individuen uit negen
verschillende taxa van wilde schapen en van enkele huis-
schapen (van verschillende rassen) het diploïde chromo-
soomgetal en het karyotype bepaald (de term taxon wordt
hier in mime, niet bepalende zin gebruikt). Dit onderzoek
resulteerde in een indeling in drie groepen met respectieve-
lijk 2n=54 chromosomen, 2n=58 chromosomen en 2n=56
chromosomen, met per groep een bijbehorend karyotype.
Het onderzoek bleef beperkt tot schapen van het
Palearcticum. Er wordt op gewezen dat er nog een vierde
groep is, de Amfiberingische groep, dat zijn de dikhoren-
schapen van noordoost Azië en Noord-Amerika. Deze
groep wordt soms ondergebracht in een afzonderiijk subge-
nus Pachyceros. De eerste drie groepen omvatten vier soor-
ten:

- 2n=54, de moeflongroep met twee soorten, O. musimon,
O. orientalis.

- 2n=58, de urialgroep met één soort, O. vignei.

- 2n=56, de argaligroep met één soort, O. ammon.

- van de Amfiberingische groep is slechts zeer beperkt chro-
mosoom-onderzoek gedaan, voor zover onderzocht is het
chromosoomgetal 2n=54. Er zijn twee soorten
O. cana-
densis
en O. nivicola.

- van het huisschaap blijken het chromosoomgetal en het
karyotype geheel met de moeflongroep, 2n=54 overeen te
komen. (Afbeelding 2 en 3).

In \'The mammals of the Palaearctic region: a taxonomie re-
view\' (2) verdeelt G.B. Corbet het geslacht Ovis in slechts
twee soorten
O. ammon en O. canadensis. Het betreft hier
wederom alleen het Palearcticum, de schapen van het
Nearcticum komen slechts terioops ter sprake. De indeling
komt geheel overeen met die van Heptner
et al (5). Het is op-
merkelijk, dat Corbet deze indeling heeft gehandhaafd, hoe-
wel hij de publicatie van Nadler
et al (8) kende. Later heeft
Corbet zijn mening herzien, zoals blijkt uit \'A world list of
mammalian species\' (2nd ed. 1986, repr. 1987) van G.B.
Corbet en J.E. Hill (3). Hierin wordt voor het geslacht Ovis
de volgende classificatie gegeven:

- O. ammon - argali

- O. canadensis - Amerikaans dikhorenschaap

- O. dalli - Dall-schaap

- O. nivicola - Siberisch dikhorenschaap

- O. orientalis - moeflon

- O. vignei - urial

Oudere opvattingen blijken soms hardnekkig te zijn. In de
vijfde editie van \'Walker\'s mammals of the worid\' (1991)
van R.W. Nowak (9) worden naast de bovengenoemde zes

Moeflon Urial Marco Polo Schaap

-ocr page 135-

soorten nog de volgende twee vermeld:

- O. musimon - Europese moeflon

- O. aries - huisschaap.

Volgens recentere interpretatie (toen reeds bekend) zal blij-
ken dat de Europese moeflon als zelfstandige soort niet ge-
handhaafd kan worden*). De huisdiervorm is geen nieuwe
soort, maar wordt ingedeeld bij de wilde voorouder
O. orien-
talis.

Tenslotte komen we terug op \'Mammal species of the world:
a taxonomie and geographic reference\' (2nd ed. 1993) van
D.E. Wilson en D.M. Reeder (13). Hierin is P. Gmbb de ver-
antwoordelijke schrijver voor Artiodactyla en Perissodac-
tyla. Hij wijst erop, dat er voor het geslacht Ovis nog steeds
geen overeenstemming bereikt is omtrent het aantal soorten.
Zijn indeling komt overeen met die van Corbet en Hill (3)
met dit verschil dat de Aziatische moeflon door hem
O. aries
genoemd wordt. Hier stuiten we op een nomenclatuurpro-
bleem.
O. aries is de naam, die Linnaeus in 1758 gaf, geba-
seerd op de gedomesticeerde vorm. Het is het eerst beschre-
ven taxon en zou dus ook voor de wilde vorm moeten gelden.
Velen geven er de voorkeur aan de wilde vorm
O. orientalis
te noemen. Er is geen uniformiteit over de naamgeving voor
de gedomesticeerde vorm. Dit geldt voor alle huisdieren.
Wanneer deze reeds een soortnaam had, voordat de wilde
voorouder was aangewezen, werd deze naam voor de gedo-
mesticeerde vorm gehandhaafd.

Volgens de algemeen aanvaarde opvatting is de huisdier-
vorm geen nieuwe soort en daarom geven velen er de voor-
keur aan voor het huisdier de soortnaam van de wilde voor-
ouder te handhaven, met de toevoeging f(orma), in dit geval
O. orientalis forma aries. Van een aantal dieren is er een
naam voor de huisdiervariant, onder andere voor mnd,
schaap, geit, varken, paard, ezel, hond en kat. Deze namen
zijn alle reeds door Linnaeus (1758) gegeven, met uitzonde-
ring van het varken (Erxleben, 1777). Naast de mogelijkheid
van de toevoeging forma wordt de naam van de huisdierva-
riant ook wel tussen aanhalingstekens geplaatst, \'O.
aries\\
The Intemational Code of Zoological Nomenclature bevat
geen regels voor de naamgeving der huisdieren.

DISCUSSIE

Vergelijking der verschillende indelingen toont duidelijk het
meningsverschil aan tussen de onderzoekers omtrent het
aantal soorten van het geslacht Ovis. Het aantal soorten loopt
uiteen van één (Haltenorth 1953) tot tien (Clark 1964).
Kernprobleem in de taxonomie is het ontbreken van een al-
gemeen aanvaarde, duidelijke definitie van het begrip spe-
cies (soort).

Dit is echter een algemeen taxonomisch probleem en het
geeft geen antwoord op de vraag, waarom er juist voor het
geslacht Ovis geen overeenstemming is over de indeling in
soorten. Van meet af aan is de vergelijkende morfologie
toonaangevend voor de taxonomie. Maar deze heeft bij dit
geslacht kennelijk niet geleid tot de gewenste overeenstem-
ming. Hier is het door G.G. Simpson (11) aangegeven ver-
schijnsel van \'splitting and lumping\' aan de orde, eenvou-
digweg vertaald als \'splitsen, verdelen, versnipperen\',
tegenover \'bij elkaar gooien\'. Het eerste gebeurt bij onder-
scheiden en ontleden, het tweede bij afbakenen en samen-
voegen tot een nieuw geheel. In de taxonomie hebben beide

In hel hierna volgende artikel zal de problematiek rond de moeflon nader worden uit-
gewerkt.

IJl fr*

» f J R v%

een plaats. Ze zijn wezenlijk verschillend, maar ze vullen el-
kaar wel aan en ze moeten met elkaar in evenwicht zijn. In de
praktijk blijkt, dat onderzoekers veelal te verdelen zijn in
\'splitters\' en \'lumpers\'. Zo zou men Haltenorth een \'lumper\'
kunnen noemen en Clark een \'splitter\'. Dat is juist op dit ni-
veau van de hiërarchie, te weten het niveau species.
Halthenorth echter deeh zijn ene species in 37 subspecies in,
terwijl Clark zijn tien species verdeelt in 44 subspecies, dus
op het niveau van subspecies zijn beiden \'splitters\'. In de
hiërarchie wordt evenwel ook de verwantschap uitgedmkt.
Geringe verwantschap leidt tot splitsen op een steeds hoger
niveau van de hiërarchie, grote verwantschap tot een steeds
lager splitsen.

Wanneer we de indelingen der verschillende onderzoekers
met elkaar vergelijken, zien we grote verschillen in het aan-
tal species:

- Lydekker(6) vijf species

- Haltenorth (4) één species

- Clark (I) tien species

- Heptnere/a/. (5) twee species

- Nadlere/a/. (8) drie groepen met verschillend

chromosomengetal

- 2n=54 twee species

- 2n=58 één species

- 2n=56 één species

- Amfiberingische groep on-
voldoende onderzocht.

- Corbet (2) twee species

- Corbet en Hill (3) zes species

- Nowak (9) acht species

- Wilsonen Reeder(13) zesspecies

Het cytogenetisch onderzoek van Nadler et al. (8) heeft ge-
leid tot meer overeenkomst in het aantal species. Corbet (2)
geeft aanvankelijk nog twee species aan, maar corrigeert dit
later. Nowak (9) noemt acht species, waarvan er twee ten on-
rechte als zelfstandige species worden aangemerkt.
Het onderzoek van Nadler
et a/. (8) is onvolledig, omdat de
Amfiberingische groep onvoldoende is onderzocht. Het zal
nog moeten worden voortgezet. Kruisingsproeven hebben
voor de differentiatie der species geen betekenis, omdat alle
kmisingen leiden tot onbeperkt fertiele nakomelingschap,
ondanks het verschil in chromosoomgetal (10).

CONCLUSIE

Zelfs de meest recente werken, zoals van Wilson en Reeder
(13) geven aan, dat er nog geen overeenstemming is bereikt
omtrent de taxonomie van het schaap. Deze is op basis van
de morfologie alleen kennelijk niet goed sluitend te krijgen.
Fertiliteitscriteria zijn bij het schaap niet bmikbaar voor de
verdere differentiatie. Tot dusverre heeft alleen de cytodia-
gnostiek duidelijke uitspraken opgeleverd. Het onderzoek
van C.F. Nadler
et al. is onvolledig en zou moeten worden
gecompleteerd. Na dit onderzoek, daterend van 1973 zijn de
onderzoekmethodieken steeds verder ontwikkeld. Het ligt in
de lijn der verwachtingen dat deze en andere geavanceerde
methodieken zullen leiden tot meer concrete uitspraken.
Maar daamaast zullen de gegevens van de vergelijkende
morfologie en de zoögeografie ook in de toekomst een rol
blijven spelen.

LITERATUUR

I. Clark JL. The great arc of the wild sheep. Norman, Oklahoma.
University of Oklahoma Press, 1967.

-ocr page 136-

Corbet GB. The mammals of the Palaearctic region: a taxonomie re-
view. London. British Museum (Natural History). Ithaca, Comell
University Press, 1986.

Corbet GB. and Hill JE. A world list of mammalian species, ed. London,
British Museum (Natural History), 1986.

Haltenorth Th. [Classification der Säugetiere: Artiodactyla 1. Handbuch
der Zoologie 1963; 8 (32): 1-167.

Heptner VG. Nasimovic AA, und Bannikov AG. Die Säugetiere der
Sovjetunion. Band I: Paarhuferund Unpaarhufer, Jena, Gustav Eischer.
1966.

Lydekker R. The sheep and its cousins. London. George Allen. 1912.
Mason IL (ed). Evolution of domesticated animals. London and New
York, Longman, 1984.

Nadler CE, Korobitsina KV, Hoffman RS, and Vorontsov NN.
Cytogenetic differentiation, geographic distribution and domestication
in Palaearctic sheep (Ovis). Zeitschrift für Säugetierkunde, 1973; 38:

6.

7.

109-25.

9. Nowak RM (ed). Walker\'s mammals of the world. 5"\' ed. 2 vols.
Baltimore and London. The John Hopkins University Press, 1991.

10. Pfeffer P. Le Mouflon de Corse (Ovis amnion musimon Schreber, 1782);
position systématique, écologie et éthologie comparées. Paris, Pierre
André, 1967.

11. Simpson GG. The principles of classification and a classification of
mammals. Bulletin of the American Museum of Natural History, 1945;
85: 1-350.

12. Weber M. Die Säugetiere. Einführung in die Anatomie und Systematik
derrecenten und fossilen Mammalia. 2 Bde. Jena, Gustav Fischer, 1905.

13. Wilson DE, and Reeder DM. Mammal species of the worid: a taxonomie
and geographic reference. 2nd ed. Washington and London,
Smithsonian Institution Press, 1993.

14. Winge H. The interrelationship of the mammalian genera, 3 vols.
Kobenhavn, C.A. Reitzel (oorspr. Deense editie. 1927).

PRZEWALSKI\'S HORSE - THE HISTORY AND BIOLOGY
OF AN ENDANGERED SPECIES.

Edited bv Lee Bovd and Katherine A. Houpt. State Universitv
of New\'York Press, Albany 1994. ISBN 0-7914-1889-8/0-
7914-1890-1 (pbk) Prijs ca. f 58,- (pbk).

In dit boek is alle actuele kennis omtrent het Przewalski piiard
verzameld en op schrift gesteld. Achtereenvolgens worden be-
handeld: de geschiedenis van het P. paard, de morfologie, het
woongebied en de taxonomie, de registratie, het erfelijkheids-
onderzoek, de populatie-biologie, de voeding, het beheer, de
diergeneeskundige zorg, de voortplanting, het gedragsonder-
zoek en de herintroductie. De schrijvers van de verschillende
hoofdstukken zijn specialisten op het betreffende deelgebied.
Op enkele van de genoemde onderwerpen willen we iets nader
ingaan.

Over de vroegste geschiedenis is heel weinig bekend. De re-
cente geschiedenis is wat beter bekend. Die begint met de her-
ontdekking van het P. paard door een Russische ontdekkings-
reiziger, Kolonel Przewalski tijdens zijn reizen in Centraal
Azië, tussen 1878 en 1880. Verder is vooral de geschiedenis
van het houden en fokken in gevangenschap goed vastgelegd.
Vanaf 1959 wordt er een stamboek bijgehouden, waarin alle
Przewalski paarden in gevangenschap met hun nakomeling-
schap zijn opgenomen. Het verspreidingsgebied van de laatste
periode voor het uitsterven in het wild betrof het noordelijk
deel van de deelstaat Xinjiang in Noord-West China, en het
aangrenzende deel van Westelijk Mongolië.
Tot in de 19e eeuw kwam het wilde paard, Equus fems, nog
voor als twee subspecies, de tarpan, Equus fems fems
Boddaert 1795, inmiddels uitgestorven en het Przewalski
paard, Equus fems przewalski Poliakov 1881.
Het erfelijkheidsonderzoek betreft een analyse van de geneti-
sche variatie en differentiatie, hybridisatie en de systematiek.
De gehele huidige populatie stamt af van slechts twaalf grond-
leggers. Het is van het grootste belang alle genen van deze
grondleggers te behouden. In 1990 is er een Global Manage-
ment Plan Working Group gevormd, om alle activiteiten te
coördineren. Naast het behoud van de genetische variatie
wordt gestreefd naar een verantwoorde herintroductie in het
oorsprongsgebied.

Het beheer van de hele populatie in gevangenschap noopt tot
een regelmatige analyse van de erfelijke en demografische sta-
tus van deze populatie. Deze is in staat om snel in aantal toe te
nemen (met 9% per jaar). De inteeltdepressie is tot nu toe ge-
ring, maar deze zal zeker toenemen, omdat de wereldpopulatie
toeneemt.

De onderwerpen voeding, beheer en diergeneeskundige zorg
behoeven geen nadere uitleg.

De voortplantingsbiologie van het P. paard komt overeen met
die van het huispaard, die met behulp van geavanceerde bio-
technologie grondig onderzocht is. Niettemin is het van groot
belang de voortplantingsbiologie van het P. paard zorgvuldig
in kaart te brengen, omdat het gaat om het voortbestaan van
een ernstig bedreigde diersoort.

Er is in de laatste decennia veel aandacht besteed aan gedrags-
studies, zowel van het totale beeld der gedragingen als het so-
ciale gedrag. Hierover is van het huispaard en van verwilderde
paarden veel bekend, maar van P. paarden weinig. Het gaat
vooral om de communicatie. Daarbij is het belangrijk om te
weten, hoe het staat met de scherpte van de zinmiglijke waar-
neming. Het is duidelijk, dat een grondige kennis van het so-
ciale gedrag onmisbaar is, voor het welslagen van de herintro-
ductie. Er zijn enkele herintroductie-projecten in uitvoering,
één in China en twee in Mongolië. Een van deze vindt plaats in
de steppe van Hustain Num door de Foundation Reserves for
the Przewalski Horse, waaraan de Nederlandse Stichting tot
behoud van het Przewalski paard deelneemt.
Tenslotte wordt een aantal punten genoemd, die van belang
zijn voor het verdere beleid voor het behoud van deze dier-
soort en voor de voortzetting van de herintroductie. Het hele
gebeuren van de herintroductie kent nog vele vragen die ten
dele pas na de vrijlating beantwoord kunnen worden.
Dit boek geeft een uitstekend overzicht van alle actuele kennis
van het Przewalski paard. Het bevat een schat aan gegevens,
door de samenstellers voortreffelijk vastgelegd en het vormt
een waardevolle informatiebron voor alen, die zich voor dit
paard interesseren en vooral voor hen, die bij het behoud ervan
betrokken zijn.

W.A. Hermans

-ocr page 137-

SAMENVATTING

De Europese moeflon van de Middellandse Zee-eilanden
werd tot voor enkele decenniën als een zelfstandige wilde
soort beschouwd en wel als laatste vertegenwoordiger
van het Europese wilde schaap. Recent onderzoek heeft
aangetoond dat er vanaf het Laat Pleistoceen geen wild
schaap in Europa voorkomt. Archeozoölogisch onder-
zoek op Corsica toont aan dat dit schaap geen wilde
soort, maar een verwilderd, primitief huisschaap is, dat
door koloniserende boeren vanuit het Nabije Oosten
meegebracht is, waarna het vrij spoedig is verwilderd.

SUMMARY

The European mouflon, Ovis musimon

Until a couple ofdecades ago. the European mouflon found on the islands of
Corsica. Sardinia, and Cyprus was considered an independent wild species
and last representative of the European wild sheep. However, recent re-
search has shown that there have not heen wild sheep in Europe since the
late Pleistocene. Archeological investigation in Corsica has shown that the
mouflon is nota wild sheep but a primitive domestic sheep brougth to the is-
lands byfarmers from the Near East and which then became wild (feral).

INLEIDING

Bij bet geslacht Ovis is er nog geen overeenstemming be-
reikt over de indeling in soorten. In de tweede editie van
\'Mammal species of the world\' (II) worden zes soorten ge-
noemd, waarbij
Ovis musimon ontbreekt. Hoe staat het nu
met de Europese moeflon? Tot zeer recent werd
Ovis musi-
mon
algemeen erkend en beschreven als een zelfstandige
wilde soort. Het betreft een schaap met de volgende kenmer-
ken: een klein schaap met een fijngevormd skelet; de schou-
derhoogte is voor de ram ongeveer 75 cm, voor de ooi onge-
veer 65 cm; het lichaamsgewicht is voor de ram 35-50 kg,
voor de ooi 25-35 kg; de ram heeft goed ontwikkelde horens,
naar achteren en naar buiten gebogen, met duidelijke dwarse
ringen; de ooi kan gehorend zijn met kleine, licht gebogen
horens, maar is meestal ongehorend; dc horenlengte is bij de
ram ongeveer 75 cm, bij de ooi rond 18 cm; het baarkleed be-
staat uit stevig dekhaar met een fijne laag onderhaar; de kleur
van het baarkleed is meestal bruin tot donkerbruin, met een
witte snuit, witte onderbenen, een witte onderbuik, een witte
vlek ter weerszijden voor de heup en een witte spiegel. Dit
schaap kwam tot in het recente verleden alleen voor op de ei-
landen Corsica, Sardinië en Cyprus.

W.A. Hermans\'\'

Uitgaande van de veronderstelling dat er tot in het Neo-
lithicum wilde schapen in Europa voorkwamen, werd alge-
meen aangenomen, dat deze eiland-schapen de laatste verte-
genwoordigers van het Europese wilde schaap waren, die
hier een laatste refugium hadden gevonden. Vanuit deze ver-
onderstelling werden reeds in de 18^ eeuw moeflons overge-
bracht naar het vaste land van Europa, aanvankelijk in die-
rentuinen en omheinde wildparken, maar vanaf de tweede
helft van de 19^= eeuw ook in grote natuurgebieden in meer-
dere Europese landen, dit alles in het teken van een her-intro-
ductie, met als belangrijk nevendoel een uitbreiding in het

\' Drs. H.A. Hermans, oud-wetenschappelijk medewerker Universiteit Utrecht.
Faculteit der Diergeneeskunde.

aanbod van jaagbaar wild. Hier ontwikkelden zich eigen
populaties. Enkele natuurgebieden in de huidige staten
Tsjechië en Slowakije gaan hierbij voorop. Tezelfder tijd
werd de moeflon op Corsica en Sardinië door overbejaging
met uitroeiing bedreigd. Op Corsica is nu nog een klein aan-
tal aanwezig, op Sardinië is de moeflon in de vrije wildbaan
vrijwel uitgeroeid en alleen nog aanwezig in een privé wild-
park. Door zorgvuldig beheer is het aantal moeflons in ver-
schillende Europese landen en de Verenigde Staten tot vele
duizenden toegenomen. In de Verenigde Staten zijn de
moeflons veelal gekruist met gehorende huisschapen, om
rammen met grotere zwaardere horens te verkrijgen (jacht-
trofee). In de Europese moeflonpopulaties is veel weten-
schappelijk onderzoek verricht op allerlei gebied, zoals voe-
ding en stofwisseling, zintuigfysiologie, gedrag, voort-
planting en populatie-ontwikkeling.

Nu in onze tijd duidelijk is vastgesteld, dat de Europese
moeflon geen wilde soort, maar een verwilderd huisschaap
is, is het goed het voorgaande duidelijk voor ogen te houden
om te begrijpen dat het voor vele betrokkenen erg moeilijk is
om dit nieuwe standpunt te accepteren. Er bestaat nog steeds

DE EUROPESE MOEFLON. OVIS MUSIMON

Tijdschr Diergeneeskd 1996:121:515-7

-ocr page 138-

verzet en een neiging om tegen beter weten in vast te houden
aan het oude standpunt.

Uitgebreid literatuuronderzoek door Poplin (5) heeft aange-
toond dat er vanaf het Laat Pleistoceen geen wild schaap in
Europa voorkomt. Uit paleontologisch onderzoek op
Corsica en Sardinië blijkt dat ook daar in het Pleistoceen
geen wild schaap voorkomt. Beide eilanden hadden een typi-
sche eilandfauna met weinig soorten, die door het isolement
een eigen ontwikkeling volgden en duidelijk verschilden van
hun verwanten op het vaste land. Het schaap ontbrak in deze
fauna. Vigne (9) heeft in zijn dissertatie-onderzoek omtrent
de zoogdieren van Corsica aangetoond dat het schaap eerst
in het Neolithicum (6® millenium v. Chr.) voorkomt, toen
kolonisten uit het Nabije Oosten zich op Corsica gingen ves-
tigen. Deze kolonisten brachten hun huisdieren mee, waar-
onder het schaap. In die periode verdween de oorspronke-
lijke eilandfauna geleidelijk aan door verdringing als gevolg
van de ontwikkeling van de akkerbouw en de uitbreiding van
de veestapel. De ingevoerde huisschapen verschilden nog
weinig van hun wilde voorouders. Het archeozoölogisch on-
derzoek van Vigne toont aan, dat deze primitieve huisscha-
pen ten dele ontsnapten aan de greep van de mens en verwil-
derden. Een ander deel bleef onder controle van de mens.
Deze huisschapen veranderden steeds door selectie en krui-
sing met latere importen van het vaste land. Van de verwil-
derde populatie kon worden aangetoond, dat deze zich reeds
vanaf het 3e millenium v. Chr. gehandhaafd heeft. Deze po-
pulatie bleef tot op de huidige dag zeer constant. Hiermede is
duidelijk aangetoond, dat de Europese moeflon geen zelf-
standige wilde soort, maar een verwilderd primitief huis-
schaap is.

Het is van groot belang om te komen tot een uniforme bena-
ming voor dit schaap, vooral tot een universeel aanvaarde
wetenschappelijke benaming. De Intemational Code of
Zoological Nomenclature geeft geen nomenclatuurregels
voor de gedomesticeerde dieren. Algemeen is men het er-

over eens, dat de huisdiervorm van een diersoort behoort tot
dezelfde diersoort als de wilde voorouder. Er zijn meerdere
voorstellen gedaan om tot een uniforme naamgeving voor
huisdieren te komen, maar geen ervan is algemeen aanvaard.
Dat speelt ook bij de benaming van de Europese moeflon een
rol. De wilde voorouder van het huisschaap is de Aziatische
moeflon,
Ovis orientalis. (Over de naam heerst meningsver-
schil, de Intemational Code ten spijt). Door Linnaeus (1758)
was het huisschaap benoemd als
Ovis aries. Deze naam
wordt ook nu nog door velen voor het huisschaap gebmikt.
Dit is strikt genomen onjuist, omdat het huisschaap geen af-
zonderlijke soort is. Een ander voorstel is een trinominale
naamgeving, bijvoorbeeld
Ovis orientalis aries. Dit is even-
min juist, het huisschaap is geen afzonderlijke ondersoort.
Een derde voorstel is de naamgeving volgens Bohlken (geci-
teerd door Mason) (3). Dit voorstel berust op de invoering
van de term \'forma\', waardoor de naam zou luiden
Ovis
orientalis
forma aries. Dit wordt door sommigen als om-
slachtig afgewezen. Het is echter de enige ondubbelzinnige
oplossing. De term is als infra-subspecifiek te omschrijven
en valt daarom buiten de regels van de Code (1985), Artikel
45 e, f, g. Omdat de Europese moeflon geen wilde soort is,
vervalt de naam
Ovis musimon. De juiste naam is dezelfde
als voor alle huisschapen,
Ovis orientalis forma aries.
Verwilderde huisschaappopulaties komen op vele eilanden
voor. Het uitgangsmateriaal kan verschillend zijn, van zeer
primitief tot allerlei stadia van een meer ontwikkeld huis-
schaap. Afhankelijk hiervan en van de tijdsspanne van ver-
wildering verschilt de habitus en het gedrag van deze popu-
laties. Ze komen onder andere voor op de eilandjes ten
westen en noord-westen van Europa. De bekendste is wel die
van de St. Kilda archipel ten westen van de Schotse He-
briden, het Soay schaap. In principe is er slechts een gradueel
onderscheid bij al deze eilandpopulaties en de juiste naam is
wederom
Ovis orientalis forma aries. Recent (1994) heeft
Cugnasse zijn visie gepubliceerd omtrent een taxonomische
herziening van de moeflons van de eilanden in de Mid-
dellandse Zee (1). Volgens hem zou de naam van de
Aziatische moeflon,
Ovis orientalis, moeten worden gewij-
zigd, omdat deze verwijst naar een specimen, dat een kmi-
singsprodukt zou zijn. Dan wordt de oudst beschikbare naam
Ovis gmelini Blyth 1841. Hoewel hij blijkt te weten, dat de
Europese moeflon een verwilderd huisschaap is, stelt hij
niettemin voor deze als een ondersoort aan te merken,
Ovis
gmelini musimon.
Dit moet worden afgewezen. Ook al is de
moeflon een primitief huisschaap, nauwelijks gedomesti-
ceerd en kort na zijn aankomst op de eilanden verwilderd, het
is geen wilde soort of ondersoort. De naamsverandering voor
de Aziatische moeflon, zoals Cugnasse die voorstelt, vraagt
om een zorgvuldige heroverweging.

Zolang het thans lopende wetenschappelijke onderzoek in
diverse Europese natuurgebieden niet is afgesloten, zal de al-
gemene aanvaarding van de hier beschreven status van de
Europese moeflon en de daarbij behorende naam nog wel op
zich laten wachten.

INFORMATIE

De moeflon is te zien op het Nationale Park De Hoge
Veluwe. Het Soay schaap is te zien in de terreinen van het
Noordhollands Landschap. Voor beiden geldt, dat het raad-
zaam is zich te laten informeren over de locatie waar de scha-
pen zich bevinden.

Stichting Het Nationale Park de Hoge Veluwe, Apel-
doomseweg 250,7351 TA Hoenderloo. tel.: 055-3781441.

-ocr page 139-

r-^fiu«

I niTi I

lITi J

m

Stichting Het Noordhollands Landschap, Dorpsstraat 65,
Postbus 257, 1900 AG Castricum, tel.: 0251 -659750.

DANKWDQRD

De schrijver is veel dank verschuldigd aan dr. P.J.H. van Bree, oud-conser-
vator afdeling Zoogdieren van het Instituut voor Systematiek en Populatie
Biologie (Zoölogisch Museum) van de Universiteit van Amsterdam, die
hem intensief heeft begeleid bij het literatuuronderzoek en het schrijven van
dit artikel.

LITERATUUR

1. Cugnasse JM. Révision taxonomique des mouflons des îles méditer-
ranéennes. Mammalia 1994; 58 (3): 507-12.

2. Jewell PA. Milner C, and Morton Boyd J. Island survivors: The eco-
logy of the Soay sheep of St. Kilda. London, Athlone Press, 1974.

3. Mason IL (ed). Evolution of domesticated animals. London and New
York, Longman, 1984.

4. Pfeffer P. Le mouflon de Corse (Ovis ammon musimon Schreber,
1782); Position systématique, écologie, et éthologie comparées. Paris,
Pierre André.

6.

10.

II.

Poplin F. Origine du Mouflon de Corse dans une nouvelle perspective
paléontologique: par marronnage. Ann Génétique Sél Anim 1979; 11
(2); 133-43.

Ride WDL. Intemational Code of Zoological Nomenclature. London,
Intemational Trust for Zoological Nomenclature in association with
British Museum (Natural History), 1985.

Sondaar PY. Pleistocene man and extinctions of islands endemics.
Mémoires de la Société géologique de France 1987; 150: 159-65.
Uloth W. Das Muffelwild. Wittenberg Lutherstadt, A. Ziemsen Verlag.
Vigne JD. Les mammifères terrestres non volants du Post-Glaciaire de
Corse et leurs rapports avec l\'homme. Dissertatie, Universiteit van
Parijs, 1983.

Wijngaarden-Bakker LH van. De Europese moeflon: wild of verwil-
derd? Zoogdier 1991 ; 2: 91 -2.

Wilson DE, and Reeder DM. Mammal species of the worid: a taxono-
mie and geographic reference. 2nd. ed. Washington and London,
Smithsonian Institution Press, 1993.

MICROBIOLOGIE

Referaten

Het porcien reproductief en respiratoir syndroom: de
isolatie van het virus en epidemiologisch onderzoek in
België.

A. Vynckier en M. Pensaert. VI Diergeneeskd Tijdschr 1993;
62:118-22.

In dit artikel komen schrijvers onder meer tot de conclusie dat
het PPRS vims niet wordt overgedragen door sperma via KI of
natuuriijke dekking. Deze conclusie is gebaseerd op eigen ex-
perimenteel onderzoek bij gelten, op het niet kunnen kweken
van het vims op utemsmacrophagen en op grond van literatuur-
onderzoek. Voorts wordt ingegaan op de isolatie van het vims,
op de serologic en op de epidemiologie van de ziekte in België.

J.P. W.M. Akkermans

MICROBIOLOGIE

Ueber die intracheaie application von Prevaccinol®
als Notimpfung im Rahmen der Eingrenzung von
EHV-Endemien.

J. Oetjen. Der Prakt Tierarzt 1995; 75: 507-10.

Er werden 660 paarden intratracheaal geënt met een geatte-
nueerd EHV vaccin \'Prevaccinol®\'. Dit geschiedde omdat
de dieren contact hadden gehad met soortgenoten die lij-
dende waren aan luchtwegaandoeningen, geaborteerd had-
den of nerveuze verschijnselen vertoonden als gevolg van
deze vimsinfectie. Intratracheale toedoening brengt het vac-
cinvims direct op de plaats waar het veldvims schade ver-
oorzaakt. Het geeft interferentie, stimuleert de vorming van
interferon en van lokale cellulaire immuniteit. Een tweede
enting zes tot acht weken later en wel intramusculair is nood-
zakelijk voor een algehele goede bescherming.
Entreacties zoals overgevoeligheden en algemene ziektever-
schijnselen, werden niet waargenomen. De paarden kunnen
echter nog wel besmet worden en drager blijven. Schrijver
ziet zijn enting als een noodmaatregel. Hij hoopt voor de toe-
komst op betere vaccins. Hij is van mening dat bij de bestrij-
ding van EHV naast hygiënische maatregelen vaccinaties
een belangrijke plaats moeten hebben.

J.P. W.M. Akkermans

MICROBIOLOGIE

Disease transmission by Al and embryo-transfer.

M. Philpott. Br Vet Journal 1993; 149: 339.

Het is niet waarschijnlijk, gezien de gezondheidstoestand van
de dieren in de landen die hierbij betrokken zijn, dat emstige in-
fectieziekten zoals mond- en klauwzeer, mnderpest, long-
ziekte, varkenspest, Afrikaanse varkenspest en anderen door
middel van KI en/of embryotransplantatie kunnen worden
overgebracht naar andere landen. Ten aanzien van de minder
contagieuze ziekten zoals IBR, BVD, parahiberculose, campy-
lobacteriose en leptospirose bij mnderen, scrapie en bmcellose
(ovis) bij schapen en
Pseudorabies en PPRSV bij varkens is dit
zonder meer niet uit te sluiten. Onderzoek van de exporterende
bedrijven en van de spermamonsters op mogelijke ziektever-
wekkers wordt aanbevolen.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 140-

Berichten en verslagen

Sommige onderwerpen zijn slechts in
hun context spannend. Praten over de
elfstedentocht trekt \'s zomers nauwe-
lijks aandacht. Om de gemoederen te
verhitten moet het eerst vriezen. Ko-
ninginnedag wekt alleen op 30 april
echt belangstelling. Gouden hand-
drukken boeien alleen in de zak van
een bekende Nederlander. Ook debat-
ten over ethiek trekken doorgaans
geen volle zalen. Ethiek in de dierge-
neeskunde klinkt echter al veel span-
nender. Temeer als de discussie in een
periode valt dat 60-duizend Britse
kalveren naar de slachtbank worden
gevoerd. De een zijn dood is ditmaal
ook de ander zijn dood, want voor de
zekerheid heeft de eigenaar van het
Utrechtse restaurant Wilhelminapark
de menu\'s rijkelijk gevuld met lam en
vis om de klandizie de dreigende bo-
vine spongiforme encefalopathie te
doen vergeten.

Het Engelse incident biedt het gezel-
schap dat aan tafel is uitgenodigd
door het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde en lams Pet Food Inter-
national om over \'Ethiek in de Dier-
geneeskunde\' te praten een uitgelezen
mogelijkheid om maar meteen met de
deur in huis te vallen. \'Wat voor be-
zwaar is er tegen pijnloos doden\', op-
pert Bart Rutgers, universitair docent
diergeneeskunde en samenleving bij
de Faculteit der Diergeneeskunde. \'Ik
vind dat er in ons vakgebied heel
tweeslachtig met doodmaken wordt
omgesprongen. Studenten doen heel
moeilijk over het doden van nog ge-
zonde gezelschapsdieren, terwijl het
bij de productiedieren juist de bedoe-
ling is om gezonde dieren te doden.

Als dieren recht op leven hebben dan
kunnen we maar beter snel ophouden.
Dan is veganisme de enige oplossing.
Alleen geloof ik daar niet in. In mijn
ogen hebben dieren geen toekomst-
verwachting noch een doodsverwach-
ting, dus mag je ze de toekomst en
hun welzijn ontnemen, mits de reden
gerechtvaardigd is. Dat vind ik wel
belangrijk. Er moet een goede reden
zijn en dan kun je er over twisten of
opeten wel zo\'n goede reden is.\' Een
uitspraak die in een restaurant bijna
even erg nagalmt als blasfemie in een
kerkgebouw.

Ethische vraagstukken lijken in de
diergeneeskunde complexer dan in de
humane geneeskunde. Er is steevast
sprake van een driehoeksverhouding
tussen eigenaar, dier en dierenarts,
waarbij de belangenafweging voort-
durend op het snijvlak balanceert van
welzijn, opbrengst of kosten. Dc ge-
zichten staan niet automatisch de-
zelfde kant op. Het ontnagelen van
katten, omdat ze de leren bank bewer-
ken. Het zonder verdoving castreren
van biggen uit kostenoverwegingen.
Het operatief verwijderen van de
stembanden bij de hond om de lieve
vrede in de buurt te bewaren. Het am-
puteren van staarten, omdat de mode
het voorschrijft. Wiens belang moet
bij dergelijke ingrepen centraal staan:
het dier dat lijdt of de eigenaar die be-
taalt. Ook dilemma\'s dringen zich in
het dierenrijk sneller op. \'Moeten we
met al onze rijkdom zover gaan, dat
wat in de humane geneeskunde moge-
lijk is ook aan onze dieren wordt aan-
geboden?\', vraagt kynologe en die-
renarts Helga van Voorthuysen-
Dijkhuis zich openlijk af \'Kunst-
heupen voor honden. Ik zou het zelf
niet doen. Er moeten grenzen zijn aan
wat we met de huisdieren doen. Dat
zijn operaties die zo in de papieren lo-
pen. Er zijn zoveel problemen in deze
wereld die voorrang verdienen. Daar
heb ik persoonlijk veel problemen
mee.\'

Het lams Ronde Tafelgesprek wordt mogelijk gemaakt door on-
dersteuning van de firma lAMS Pet Food Intemational Inc. De
deelnemers aan het Ronde Tafelgesprek spreken op persoonlijke
titel over een onderwerp dat direct of zijdelings met gezel-
schapsdieren te maken heeft.

HET VETERINAIR GEWETEN

Een probleem waar ook Lisette Over-
duin, dierenarts en redactielid mee
kampt. \'Zeker als specialist vraag ik
me vaak af ben ik wel goed bezig met
door te gaan. Moet ik niet eerder een
behandeling stoppen? Als sommige
dieren het dan toch redden, rechtvaar-
digt dat dan weer de momenten van
twijfel, maar ik blijf er mee worste-
len.\'

Door buitengewone omstandigheden
kunnen de verhoudingen met de eige-
naren bovendien extra gecompliceerd
worden. Renée de Vries Chalmers
Hoynck van Papendrecht is naast lid
van de Commissie Ethiek van de
KNMvD in het dagelijks leven als
dierenarts werkzaam op een steen-
worp afstand van de eigen achter-
naam, namelijk Werkendam. Een
plaatsje midden in de zogenaamde
Blackbelt, de band van zwaar gerefor-
meerde kerkgenootschappen, die
loopt van Zeeland over Zuid-Holland
en de Veluwe tot aan het noorden van
Overijssel. In een groot deel van dit
gebied is het inenten van mensen van-
uit geloofsoverwegingen nog steeds
taboe. \'Overigens laten de meeste ei-
genaren hun dieren wel vaccineren.
Laatst hoorde ik een vrouw aan haar
man vragen: \'Zijn wij niet beter voor
onze dieren dan voor onze kinderen?\'
Het geloof kan dus conflictsituaties
teweeg brengen, maar door je daarin
te verplaatsen kun je helpen deze pro-
blemen binnen hun eigen kader op te
lossen. Zo heb ik weieens toen ik eu-
thanasie echt noodzakelijk achtte,
maar de eigenaren daar principieel
bezwaren tegen hadden gezegd:
\'Maar dieren hebben toch geen ziel?\'
Opgelucht dat ik hen een uitweg bood
konden ze toen met een gerust gewe-
ten het dier in laten slapen en hoefden
zij het niet te laten lijden. Aan de an-
dere kant, als mensen om oneigen-
lijke redenen van een dier af willen,
dan schuw ik er niet voor te zeggen:
\'Maar dieren zijn toch ook ge-
schapen en dat geeft ons de morele
plicht om voor hen te zorgen.\' Dat
werkt. \'Een feit blijft, dat een omge-
ving met dertien verschillende kerken
nogal eens problemen geeft met wat
je met dieren mag doen.\'
Elders is dat niet minder, meent Helga
van Voorthuysen. \'Met je eigen prak-
tijk heb je ook je eigen gevangenis ge-
kocht als het om ethisch handelen
gaat.\'

-ocr page 141-

Zo is de voortdurende ontluistering
van de koe haar een doom in het oog.
\'Je mag haar best als productiemiddel
zien, maar de relatie tussen de koe en
de grond waarop zij loopt mag niet
zodanig doorbroken worden dat er
een destructief proces voor het land
ontstaat. Niet de melkplas, maar de
mest is het probleem. Het mooie
groene Nederland met zijn zwart-
bonte vee, het roodbonte in het zui-
den, de blaarkoppen en de witterik-
ken, bestaat niet meer. Het zijn
allemaal van die hoogbenige, rare,
enge muskieten geworden met mooie
uiers waar de automatische melkrobot
goed aan gehangen kan worden. De
ellende is begonnen met het onthoor-
nen en toen niet meer gestopt. Als we
straks in de trein stappen, zien we al-
leen nog maïsvelden en lege velden
en steeds grotere schuren. Koeien lo-
pen niet meer buiten en dat gebeurt
nog voor de eeuwwisseling.\'
Collega Richard Nap van lAMS Pet
Food: \'Maar welke rol speelt de die-
renarts daarbij. Moet hij het onder-
steunen of....?

\'De dierenarts moet geld verdienen.
Daarvoor worden we opgeleid. Ten
dienste staan van de Nederlandse sa-
menleving. Doen wat de politiek dic-
teert in de melkveehouderij en de
overige veehouderij. Dat volgt de die-
renarts toch voomamelijk klakkeloos.
Dat vind ik verschrikkelijk. Een be-
vriende collega kreeg steeds meer
moeite met de intensieve veehouderij
en is er mee opgehouden, maar dat is
toch een hele grote uitzondering,\'
verzucht Helga van Voorthuysen.
\'De dierenarts zou professionaliteit,
deskundigheid en onbaatzuchtigheid
moeten uitstralen. Daarover zou in de
beroepsgroep consensus moeten be-
staan,\' meent ook Renée de Vries. De
gezichten aan tafel bevestigen dat dat
moment nog lang op zich zal laten
wachten.

Al gloort er een sprankje hoop. Bart
Rutgers constateert een duidelijke
toename van ethische reflectie in de
samenleving en onder dierenartsen.
En hij kan het weten. In 1993 promo-
veerde hij op het onderwerp ethiek en
diergeneeskundig handelen met
daarin een ethisch afwegingsmodel
voor dierenartsen. Spottend: \'Ik word
wel eens het veterinair geweten ge-
noemd.\' Richard Nap: \'Het lampje
van Willie Wortel\'.
Een opmerking die wordt aangegre-
pen om langdurig het licht te laten
schijnen op wat nu precies onder et-
hisch handelen moet worden ver-
staan. Zoals het hoofdgerecht het
voorgerecht vervangt moet het onbe-
hagen plaatsmaken voor een theoreti-
sche beschouwing.

Bart Rutgers: \'Rechten spelen zich af
tussen mensen. Wij ethici praten niet
graag over dierenrechten. Wel heeft
de mens verplichtingen ten opzichte
van de dieren. De moraal moet daarbij
onze leidraad zijn. Daaronder versta
ik het geheel van normen en waarden
dat door een cultuur wordt aanvaard
als richtsnoer bij het handelen. Ethiek
is niets anders dan het nadenken daar-
over. Het is in feite de reflectie op de
moraal. De moraal ligt nogal vast ver-
ankerd in de samenleving, terwijl het
juist de sport van de ethicus is om de
geldigheid ervan ter discussie te stel-
len. Wij doen dus niets anders dan
systematisch nadenken over het stel-
sel van normen en waarden dat per
cultuur sterk kan verschillen,\' consta-
teert Rutgers.

En hij vervolgt. \'De algemene nor-
men en waarden moeten dus het richt-
snoer voor het diergeneeskundig han-
delen vormen. Helaas kunnen die
conflicterende elementen bevatten.
Als de norm weldoen is, hoe verhoudt
zich dat dan met ontnagelen en stem-
bandoperaties? Dat is duidelijk niet in
overstemming met de norm van wel-
doen naar het dier. Gelijktijdig zit je
met diezelfde norm naar de mens. Die
heeft wel belang bij dergelijke ingre-
pen. Op zo\'n moment is er duidelijk
sprake van een conflicterende situ-
atie.\'

Nonnen zijn niet alleen cultureel be-
paald, maar verschuiven ook in de
loop van de tijd. \'Twintig jaar geleden
was het geen nodeloos pijn doen, de
zogenaamde
anticruelty position het
uitgangspunt. Dat zie je ook terug in
onze strafwetgeving. Geen kwellin-
gen. Het welzijn van de dieren kwam
toen niet ter sprake. Dat besef groeide
pas langzaam. Eerst bij proefdieren,
al werd daar nog lang vastgehouden
aan het principe van geen pijn doen.
Ook ontwikkelingen als de intensieve
veehouderij, legbatterijen en de kist-
kalveren verschoven de discussie in
de richting van het welzijn van het
dier. Het werd het nieuwe criterium.
De modeme biotechnologie, het knut-
selen aan de genen en nieuwe voort-
plantingstechnieken riepen nieuwe
weerstanden op. Met pijn of welzijn
kwam je daarmee niet uit de voeten.
Toen begonnen termen als \'eigen
waardigheid\' of intrinsieke waarde
van het dier op te duiken. Auto-
matisch betekende dit dat allerlei an-
dere ingrepen ook weer ter discussie
kwamen, zoals embryotransplantatie
of tongoperaties bij melkzuigende
runderen\', sluit Bart Rutgers zijn met
wijn besprenkeld college af
Een uitvoerige enquête onder ruim
300 dierenartsen bevestigde zijn ver-
moedens dat de evolutie in het denken
ook zijn neerslag heeft gehad op het
denken en handelen van deze groep.
In de praktijk worstelen dierenartsen
vooral met het fokken met erfelijke
afwijkingen, het doden zonder veteri-
naire indicatie, ingrepen zonder me-
dische noodzaak, de vertechnisering
van het landbouwdier en de vermen-
selijking van het gezelschapsdier. \'De
hond die op zijn verjaardag een taart
krijgt, het beest aankleden, nagellak
opdoen of een Maltees met kleurspoe-
ling.\'

\'Dat doen ze gelukkig niet in Werken-
dam,\' roept Renée de Vries met zicht-

-ocr page 142-

• ■ *

J ^

■i t . . mT-äv

. A\'--.

bare opluchting.

\'In hoeverre zijn bepaalde rassen nog
dier,\' vult Richard Nap retorisch aan.
\'Ik gebruik graag de term \'ontwaar-
ding\' van dieren. Wanneer verliest
een hond zijn hond-zijn\', beaamt Bart
Rutgers. De theoretische discussie
verplaatst zich naar de realiteit.
\'Welke rassen zouden in het wild nog
kunnen leven. Een Yorkshire terriër is
afgezien van zijn haar met strikje een
razend actief hondje dat het wel redt,
maar voor hoeveel rassen geldt dat
nog?\', vraagt Richard Nap zich af. Hij
ziet vooral de rasstandaarden voor
honden als grote boosdoener. \'Dat
zijn documenten die een bepaalde
richting aangeven met alle nadruk op
uiterlijkheden. Hoeveel huidplooien
of een brede rug. En de norm van van-
daag is over vijf jaar al weer achter-
haald.

Helga van Voorthuysen voelt zich
aangesproken: \'Men dacht door al-
leen op het exterieur te selecteren een
super rashond te kunnen creëren. In
het begin heeft men zich te weinig ge-
realiseerd dat de gezondheid niet ge-
baat is met het overdrijven van wat in

de rasstandaard staat. Ongewild vond
er een geweldige inteelt plaats met
veel genenverlies. Daardoor zijn er
nogal eens erfelijke gezondsheidspro-
blemen ontstaan. Nog steeds staat in
de kynologie het fokken van een su-
perkampioen voorop. Ook al levert
dat een hele hoop ongezonde en ka-
rakterologisch minder juiste honden
op. Kynologen zouden de consequen-
tie moeten nemen en rashonden moe-
ten fokken waar gezondheid en karak-
ter vooropstaat en pas op de derde
plaats het exterieur, want 99 procent
van de honden wordt gewoon huis-
hond.\'

Er ontbrandt een discussie over het
tempo waarin deze wijziging zou
moeten plaatsvinden. Voor de opti-
mist is het glas nog halfvol als het
voor de pessimist al half leeg is.
Richard Nap spoort aan tot spoed.
Helga van Voorthuysen vertegen-
woordigt het pragmatisme: \'Radicaal
het roer omgooien werkt alleen maar
averechts. Je hebt met een enorme or-
ganisatie te maken. Met allemaal in-
vloedssferen en mensen die wat te
zeggen willen hebben. Daarom moet
je de wegen van geleidelijkheid kie-
zen. Een andere opleiding voor de
keurmeesters, de komst van gedrags-
beoordelaars. Je moet langzaam maar
zeker de jongere mensen indoctrine-
ren. Laat maar eens doordringen dat
schoonheid niet het zaligmakende is.\'

En merkbaar feller. \'In Zweden is bij-
voorbeeld dat besef al veel meer
doorgedrongen. Ook bij de dierenarts
en de faculteit. Met bijvoorbeeld een
centrale meldkamer. Doe je een
entropion-operatie, dan geef je dat ge-
woon door. Maar wat roepen ze dan
hier: de privacy van de eigenaren van
de hond is in het geding. Alsof we
potverdorie niet te maken hebben met
de gezondheid van de hele populatie
rashonden, die aan een zijden draadje
hangt.

\'Maar de Nederlandse wetgeving\',
protesteert een disgenoot.

Maar Helga van Voorthuysen valt
niet meer te stuiten. \'We kunnen het
toch met zijn allen afspreken. Je kunt
toch zeggen: ik wil graag uw hond
opereren, maar ik wil het wel even
graag doorgeven zodat we inzicht
krijgen in al die krakkemikkige benen
en knieën. Daar moeten we niet zo be-
nauwd over doen.\'

Richard Nap: \'Nou leg je de schuld-
vraag bij de dierenartsen, maar denk
je dat kynologen en eigenaren accep-
teren dat die gegevens worden door-
gegeven?\'

\'Wel als wij een front zouden kunnen
vormen. Waar ik overigens grote
vraagtekens bij zet, want er zijn een
heleboel mensen met een hypotheek,
die graag bulldoggen willen verlos-
sen. Met één front, maar dan spreken
we van opgelegde ethiek, kan het ge-
meengoed worden.\'
De fase van de schuldvraag breekt
aan.

Bart Rutgers: \'Je roept nu wel dat de
dierartsen toch wel snijden. Maar uit
mijn enquête blijkt juist dat dierenart-
sen grote bezwaren hebben tegen ras-
sen die zichzelf niet kunnen voort-
planten. Daar hebben ze behoorlijke
wat morele pijn bij.\'
\'In theorie wordt dan behoorlijk an-
ders gedacht dan in de praktijk gehan-
deld wordt\', concludeert Renée de
Vries.

\'Wel vaak op aandrang van de eige-
naar\', vergoelijkt Lisette Overduin.
Helga van Voorthuysen: \'Die eige-
naar weet toch absoluut niks. Als zijn
hond een zere knie heeft weet hij toch
niet dat het hele ras zere knieën heeft.
De vereniging ja, maar de eigenaar
niet. Die fokkers weten het ook wel,
maar die houden hun mond wel dicht,
die zijn veelal bang om openheid van
zaken te geven en daar kan ik me wel
wat bij voorstellen...
Lisette Overduin. \'Ik word nogal eens
teleurgesteld door fokkers. Een aantal
heb ik heel hoog. Maar de rest.... Dan
vragen ze: wat vindt u ervan? Als ik
dan zeg: stoppen met fokken met die
lijn gaan ze gewoon door. Sterker
nog: dan beweren ze later zonder
blikken of blozen dat ik gezegd heb
dat het niet erfelijk is.\'
Helga van Voorthuysen: \'In dit soort
zaken is het beter niet de fokker maar
de rasverenigingen als aanspreekpunt
te beschouwen\'.

\'De faculteit heeft in een aantal geval-
len getracht de rasvereniging te over-
tuigen dat ze problemen hadden\', be-
gint Richard Nap. \'Dat ze wat
moesten doen...\'

\'Maar lieve Richard. Dat gebeurt al-
tijd met zo\'n ivoren-toren-toontje op
die faculteit\', tracht Helga van
Voorthuysen hem te interrumperen.
Hij laat zich echter niet van de wijs
brengen. \'Een aantal verenigingen
hebben we zeker vijf jaar voorgehou-
den dat ze een probleem hadden.
Voordrachten gehouden, artikelen ge-
schreven zonder dat er ook maar iets

-ocr page 143-

gebeurde. Daardoor is er op de facul-
teit nu de tendens: de rasvereniging
moet eerst zelf laten weten dat ze een
probleem hebben en dan gaan we wel
kijken of we kunnen helpen.\'
Helga van Voorthuysen: \'Mag ik ook
eens wijzen op alle kosten die het met
zich meebrengt. Onderschat dat niet.\'
\'Onzin\', meent Lisette Overduin.
\'Geld is niet het probleem. Dan is de
pup gewoon duurder.\'
Richard Nap: \'Ik denk dat het pro-
bleem zich pas oplost als we een pro-
gramma weten te ontwikkelen, waar-
bij het belang van de individuele
fokker en de vereniging op één lijn
staan.

\'Ach\', concludeert Bart Rutgers lang-
zamerhand. \'De rasfokkerij is al zo-
ver doorgeschoten dat ik me afvraag
of ze nog terug kunnen.\'
Helga van Voorthuysen lijkt zich ge-
wonnen te geven. \'Mag ik eens iets
vreselijks zeggen. Ik ken maar heel
weinig rassen waar gezonde lijnen in
voorkomen. Of ze hebben iets aan de
ellebogen of iets aan de ogen of een
verkeerd karakter of anders wel een
hormonale afwijking. Twintig jaar
geleden heb ik dat al in een interview
gezegd. De rashond is doodziek, zo
kwam er tot mijn schrik boven het ar-
tikel te staan. Ik ben toen tien jaar met
de nek aangekeken, want ik bevuilde
het eigen nest. De tendens is nu dat de
hondenkoper veel kritischer wordt en
de kynoloog moet dus met de billen
bloot. Pas nu zijn we bereid om te
constateren hoe erg het is, met als ge-
volg dat we in het jaar 2000 met een
fokkerij zitten die aan een zijden
draadje hangt.\'

Na al het geharrewar is er aan tafel
plotseling alom instemming. Het
duurt echter slechts kort.
\'De dierenarts zou moeten adviseren:
die en die rassen moet je helemaal
niet kopen\', meent Bart Rutgers.
\'Over welke rassen heb je het dan?\',
vraagt Helga van Voorthuysen
Lisette Overduin : \'Kun jij een ge-
zonde bulldog fokken?\'
Helga van Voorthuysen: \'Ja, maar
wel een hele lelijke.\'
\'Echt een gezonde?\', wil Lisette
Overduin met duidelijk ongeloof we-
ten.

Helga van Voorthuysen: \'Nou ja, een-
tje die normaal ademt.\'
Bart Rutgers: \'De dierenarts zou op
gezondheid moeten beoordelen. Dan
zag de bulldog er heel anders uit. Je
zou nooit preventieve chimrgie mo-
gen doen zonder medische indicatie.\'
Renée de Vries: \'Wat vinden we dan
van preventieve sterilisatie?\'
\'Dat hangt er van af. Je kunt sterilise-
ren om tumoren te voorkomen. Al
moet ik er direct bij zeggen dat het
zonde is dat een hond al dermate ge-
degenereerd is dat de baarmoeder
weg moet om tumoren te voorko-
men\', wordt er opgemerkt.
Renée de Vries reageert: \'Als een ras
alleen kan bestaan dankzij de dieren-
arts vraag ik me af of dat ras wel be-
staansrecht heeft.\'

\'Ik denk niet dat wij boter op ons
hoofd hebben\', verdedigt Bart
Rutgers de beroepsgroep. \'Ik denk dat
er sprake is van een belangenconflict.
Al die gedrochten zouden niet moeten
bestaan. Maar zeg dat maar eens zon-
der alle eigenaren op je nek te krijgen.
Dat is het dilemma. Als je er voor
komt te staan, is het heel lastig om als
individu een dergelijke ontwikkeling
terug te draaien. Ik denk dat de dier-
geneeskunde op dat punt met de mg
tegen de muur staat.\'
\'En dan kan de dierenarts de proble-
men die door de fokkerij geschapen
zijn weer oplossen?\', sputtert Renée
de Vries tegen.

Helga van Voorthuysen constateert.
\'De gemiddelde dierenarts heeft een
communicatieprobleem met fokkers.
Beide partijen zouden wat welwillen-
der tegenover elkaar moeten staan.\'
Bart Rutgers: \'Maar als ik alleen maar
afwijkingen constateer, dan kan ik
toch niets anders zeggen dan dat ze
niet deugen. Kom nou toch.\'
Lisette Overduin: \'Bij andere dieren
grijp ik toch ook in.\'
Hetgeen bij de ethicus de vraag op-
roept: \'Is de ethiek van de cavia het-
zelfde als die van de hond?\'
Renée de Vries reduceert het pro-
bleem naar een goudvis: \'Ik kreeg
laatst het verzoek van een klein jon-
getje om zijn goudvis te euthanase-
ren. Ik heb dat keurig gedaan en daar-
voor een kwartje gevraagd.\'
\'Heb je dat echt gedaan?,\' reageert
Helga van Voorthuysen, \'Veel die-
renartsen hadden hem \'pats\' tegen de
muur gegooid.\'

Voor Bart Rutgers reden om te con-
cluderen. \'Ikzelf heb het idee dat de
conflicterende normen per dier en
diersoort inderdaad anders worden
gewogen. Je zult maar duizend mest-
varkens hebben en die met verdoving

willen castreren. Hallo, daar gaat de
winst. Dan telt opeens de portemon-
nee wel. De meeste consumenten heb-
ben niets met het levende dier op en
dus de ethiek ook niet...\'

\'Of het moeten kuikentjes zijn\', vult
Lisettte Overduin aan. \'Al die com-
motie rond de megamix, die versnip-
peraar waar ze eendagskuikens in
gooien. Het is een naar gezicht, maar
ik heb begrepen wel de meest dier-
vriendelijke.\'

Bart Rutgers neemt als beroepsethi-
cus het laatste woord: \'Wat mij zeer
in die felle discussie verbaasde, is dat
het publiek zich niet afvroeg of we
gerechtigd zijn jaarlijks 40 miljoen
overbodige kuikens te doden. Men
maakte zich alleen dmk over de wijze
hoe ze gedood moesten worden. Die
verschuiving van wezen naar ver-
schijningsvorm zit me niet lekker.\'
Waarmee de bal toch weer het publiek
in rolt.

Clemens Graafsma
Marian Kremers

-ocr page 144-

Elsbeth Noordhuizen-Stassen is gebo-
ren in UIvenhout en getogen in Maars-
sen. Het zijn geen hoge idealen ge-
weest die haar hebben doen besluiten
om dierenarts te worden. Affiniteit met
de agrarische sector -\'Van moeders
kant\'- en een somber toekomstbeeld
voor vrouwelijke artsen, het altema-
tief, gaven de doorslag.
Zijn vrouwelijke dierenartsen tegen-
woordig heel gewoon en straks in de
meerderheid; toen Elsbeth Noord-
huizen-Stassen afstudeerde, was dat
nog geenszins het geval. Zij heeft ou-
derwets drempels moeten overwinnen
om aangenomen te worden om -\'Als-
tublieft\'- mond- en klauwzeer te mo-
gen enten. Maar ook op de Faculteit der
Diergeneeskunde was de stemming
nog niet uitgesproken vrouwvriende-
lijk. \'Zo mocht ik als vrouwelijke co-
assistent niet mee op bedrijfsbezoek!\'
Elsbeth Noordhuizen-Stassen wil ove-
rigens ook geen al te somber beeld
schetsen: \'Ik heb in dezelfde tijd ook
mensen ontmoet die mij juist bijzonder
gestimuleerd hebben.\'
Na anderhalf jaar waamemen en assi-
steren in de gemengde praktijk besloot
ze de grijze cellen in te zetten ten be-
hoeve van de wetenschap. Aan de vak-
groep Functionele Morfologie van de
Faculteit der Diergeneeskunde deed ze
onderzoek naar mannelijke fertiliteit.
Haar promotor, één van die mensen die
in positieve zin bepalend waren voor
haar carrière, was prof. dr. C
.J.G.
Wensing. Het resulterende proef-
schrift \'Functional and morfological
aspects of testicular blood supply\' le-
verde haar de doctorstitel cum laude
op. \'De resultaten van dit onderzoek en
van de onderzoeksgroep gaven meer
inzicht in cryptorchidie bij jongens,\'
legt ze uit.

BEDRIJFSDIERGENEESKUNDE
Na vijfjaar functionele morfologie werd
ze onderzoekscoördinator bij de vak-
groep Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisdieren. Daar bestudeerde
ze gedurende enige tijd voedingsaspec-
ten van mndvee, maar werd al snel
aangesteld bij Bedrijfsdiergeneeskunde
Varken, waar behoefte bestond aan een
universitair docent. Haar taken waren
bedrijfsbegeleiding, onderwijs en daar-
naast onderzoek naar Actinobacillus
pleuropneumoniae. In 1988 werd ze
universitair hoofddocent mndvee onder
de bezielende leiding van prof dr. A.
Brand. Bedrijfsbegeleiding heeft de af-
gelopen jaren een grote vlucht geno-
men; van fertiliteitsbegeleiding naar alle
aspecten van de bedrijfsvoering van
jongvee tot afvoer. Belangrijke mnd-
vee-onderwerpen waren en zijn nog
steeds mastitis en klauwaandoeningen.
\'Ik ga in de begeleiding steeds uit van
een optimale, in plaats van een maxi-
male bedrijfsvoering\', aldus Elsbeth
Noordhuizen-Stassen. \'Maximale pro-
ductie gaat, daar ben ik van overtuigd,
op de lange termijn ten koste van de
gezondheid van de veestapel en dus
van de portemonnee van de veehou-
der.\'

BSK-jagers kunnen bij haar niet terecht.
Juist in samenhang met bedrijfsecono-
mische aspecten wil Elsbeth Noord-
huizen-Stassen graag recht doen aan de
gezondheid en het welzijn van dieren.
Ze gelooft daarbij heilig in de bedrijfs-
diergeneeskundige aanpak: \'Netjes de
boel op een rij zetten, protocollair wer-
ken zodat je niets vergeet en dan een
scherpe analyse maken.\' Volgens de
kersverse hoogleraar is het onmogelijk
om een weloverwogen beslissing te ne-
men, zonder eerst alle relevante gege-
vens verzameld en geanalyseerd te heb-
ben. \'Anders blijft begeleiding zo\'n
hap-snap-proces, dan lever je natuuriijk
geen kwaliteit.\'

De positie van een hoogleraar Relatie Mens-Dier wordt we! die van een \'bur-
gemeester in crisistijd\' genoemd. Of zoals prof. dr. Elsbeth. N. Noordhuizen-
Stassen, recent als zodanig benoemd, zelf zegt: \'Je kunt je in deze tijd volledig
distantiëren van de manier waarop we met dieren omgaan, of proberen de
pijn draaglijk te maken.\' De visie van de nieuwe hoogleraar laat zich derhalve
het best omschrijven als realistisch.

Elsbeth Noordhuizen-Stassen is de eerste Nederlandse vrouwelijke dierenarts
die het \'College van Hoogleraren\' versterkt. Aan haar vrouw-zijn heeft ze de
post niet te danken, maar dat zou ze ook niet willen. Voor haar is er maar één
criterium om iemand voor een functie te benoemen: kwaliteit. \'Ik heb getwij-
feld of ik de nodige capaciteiten bezit voor deze functie,\' zegt ze zelf. Maar nie-
mand die met haar heeft gepraat, vraagt zich dat nog af.

Door Sophie Deleu

■ f«

NIEUWE HOOGLERAAR RELATIE MENS-DIER: E.N. NOORDHUIZEN-STASSEN

\'JE KUNT PROBEREN DE PIJN DRAAGLIJK TE MAKEN...\'

IN DE KEUKEN KIJKEN
Elsbeth Noordhuizen-Stassen vindt
het eigenlijk logisch dat de KNMvD
zich opstelt als belangenbehartiger van
het dier en een leerstoel Relatie Mens-
Dier onderhoudt. De dierenarts is im-
mers in staat om in de keuken van de
eigenaar of de veehouder te kijken,
zonder overigens de rol van politie-
agent aan te nemen.
\'Op het moment datje een dier domes-
ticeert, maak je het ondergeschikt aan
de nonnen en waarden van de mens.
Aan deze normen en waarden moet je
het gedrag van de mens ten opzichte
van het dier dan ook toetsen\', meent de
hoogleraar, waarbij ze zich terdege re-
aliseert dat bijvoorbeeld een verande-
ring in welvaart een andere kijk op die-
ren met zich brengt.
De dierenarts is als het ware tussen
mens en dier geplaatst, getuige ook het
motto van de KNMvD \'Tot heil van
mens en dier\'. De driehoeksverhouding
tussen ethische, sociaal-economische
en ecologische belangen is heel precair.
\'Maar je kunt het ene aspect nooit los
zien van het andere\', zegt Elsbeth
Noordhuizen-Stassen. Wil je, met an-
dere woorden, rekening houden met de
intrinsieke waarde van het dier, dan
mag je niet voorbij gaan aan bijvoor-
beeld de sociaal-economische waarde.
Om een voorbeeld te noemen: \'Als je
voortplantingsproblemen ten gevolge
van rasstandaarden of andere sociaal-
culturele normen te lijf wilt gaan, zul je
in de discussie met de dierhouder, c.q.
eigenaar, het schoonheidsideaal mee
moeten nemen als sociale waarde van
het dier. Degene die deze aspecten ne-
geert, zal de betrokkenen nooit kunnen

-ocr page 145-

overtuigen dat liet anders kan en ten-
slotte moet.\'

Nog moeilijker wordt het als bijvoor-
beeld milieumaatregelen -\'Uitstekend
te verdedigen zou je zeggen\'- indrui-
sen tegen welzijnsbelangen. Zo zou de
ammoniakemissie in enige mate be-
perkt kunnen worden door alle koeien
het jaar rond op stal te houden. Maar
men is het er gelukkig roerend over
eens dat dat niet kan in Nederland.

SOCIALE WAARDE
Voor de gezelschapsdierensector geldt
niet zozeer de economische, als wel de
sociale waarde. Daarbij speelt schoon-
heid natuurlijk een belangrijke rol.
Sommige rasstandaarden vragen om
handelingen die in moreel-ethisch op-
zicht onaanvaardbaar zijn. Alhoewel
voomamelijk gepokt en gemazeld tus-
sen de landbouwhuisdieren, is de
nieuwe hoogleraar helemaal niet ge-
neigd zich op haar leerstoel te beper-
ken tot deze sector. De gezelschaps-
dieren hebben volgens haar een
evengrote behoefte aan belangenbe-
hartigers. De dierenartsen die met ge-
zelschapsdieren werken, blijken net
als hun collega\'s in de veehouderij,
prijs te stellen op collectieve standpun-
ten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een
groot aantal telefoontjes aan het adres
van het secretariaat van de KNMvD
als een oude mevrouw de wens te ken-
nen gegeven heeft met haar katten be-
graven te willen worden. \'Volgens mij
moet de Commissie Ethiek naar aan-
leiding van zoiets snel reageren\', aldus
Elsbeth Noordhuizen-Stassen, die uit
hoofde van haar functie ook zitting
heeft in deze commissie.
Ze vindt helemaal niet dat dierenartsen
categorisch moeten weigeren bepaalde
handelingen uit te voeren, ter correctie
van afwijkingen die door rasstandaar-
den veroorzaakt worden. \'Natuurlijk
zul je in gegeven situaties moeten han-
delen, bijvoorbeeld om de gezondheid
van het dier te behouden of de dood te
vermijden. De Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde schrijft dit
ook voor.\' Maar ze vindt dat er in ge-
val van een controverse aansluitend
aan de diergeneeskundige interventie
een objectieve toetsing moet volgen,
eventueel resulterend in een collectief
standpunt. Dit om als dierenartsen te-
vens recht te doen aan de Gezond-
heids- en Welzijnswet voor Dieren, die
bepaalde handelingen uitsluit (nee,
tenzij).

Elsbeth Noordhuizen-Stassen: \'We
streven naar een waardig bestaan voor
onze gedomesticeerde dieren. Gezien
de feiten dat er meestal alternatieven
bestaan voor ons handelen en er altijd
gevolgen aan kleven voor de plaats
van mens en dier in de samenleving,
zullen we keuzes moeten maken. We
leven in een beschaafde samenleving.\'

ROL KNMVD

Over de rol van de KNMvD kan Els-
beth Noordhuizen-Stassen kort zijn:
het is heel belangrijk dat zij er is.
\'Maar daar is natuurlijk niet alles mee
gezegd\', lacht ze. \'Het is werkelijk
nuttig dat er structuur is. Anders stond
iedere dierenarts er alleen voor. Als
KNMvD kun je bepaalde verantwoor-
delijkheden gezamenlijk dragen.\'
Als een belangrijke taak van de be-
roepsvereniging ziet zij het bewaken
van het imago van de dierenarts: \'Het
is zo zonde om als antibioticumboer te
boek te staan.\' Wel vindt ze dat de ver-
eniging slagvaardig moet inspelen op
acute vragen en gebeurtenissen in de
maatschappij. Vervolgens zal er ge-
streefd moeten worden naar het nood-
zakelijke draagvlak voor koerswijzi-
gingen, wanneer deze geïndiceerd
zijn.

\'Je hoort er misschien niet zoveel van\',
is één van haar opmerkingen over de
KNMvD. Maar dat wil niet zeggen dat
er weinig tot niets gebeurt. Integen-
deel: \'Achter de schermen is men op
vele fronten actief\'

Wellicht kan ze zeifin de toekomst een
essentiële rol spelen als ambassadeur
van het dier. Maar niet solitair: \'Ik
vind dat knelpunten aangepakt moeten
worden, op basis van discussies in de
diersoortgerichte Groepen van de
KNMvD\'. De nieuwe hoogleraar is
praktisch van inslag en derhalve niet
van plan om het contact met de be-
roepsgroep te verwaarlozen. Eén ding
is zeker: Elsbeth Noordhuizen-Stassen
weet waar ze voor staat. Als ze een me-
ning geeft, dan is die weloverwogen.
Zelf zegt ze: \'Ik wil best stelling ne-
men, maar ik vind het verwerpelijk om
de historie en de gegeven situatie te ne-
geren.\' De bedrijfsdiergeneeskundige
aanpak van problemen is haar kenne-
lijk op het lijf geschreven; eerst infor-
matie verzamelen, deze analyseren en
dan pas oordelen.

-ocr page 146-

KENNIS EN OVERLEG VEREIST!

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 juli 1996 werd reeds vermeld dat
de gedoogsituatie voor de verwerking
van diergeneesmiddelen in gemedici-
neerd voeder in combinatie met A-, D-
en K-additieven (A, D en K\'s) opgehe-
ven is. A, D en K\'s zijn antibiotica (A),
coccidiostatica en andere geneeskrach-
tige stoffen (D) en groeibevorderende
stoffen (K).

Registratie bepalend
In concreto houdt dit in dat het verwer-
ken van diergeneesmiddelen in dier-
voeder in combinatie met A, D en K\'s
alleen mogelijk is, indien dit volgens
de registratiebeschikking is toege-
staan.
Met andere woorden: de registra-
tie is bepalend!

Van de controlerende instanties is ver-
nomen dat vanaf
l oktober 1996 alle
betrokkenen voldoende geïnformeerd
kunnen zijn en er daadwerkelijk opge-
treden zal worden. In overleg met de
overheid, de industrie en het Produkt-
schap voor Veevoeder (VVR) is afge-
sproken de verschillende achterbannen
zo goed mogelijk te informeren.

Advies en overleg

In de praktijk houdt het opheffen van de
gedoogsituatie in dat het gebruik van
sommige diergeneesmiddelen niet meer
past in het normale fabricage-procédé
en kwaliteitsbeleid van de mengvoeder-
bereiders. Reden waarom een mengvoe-
derbereider minder genegen kan zijn om
bepaalde diergeneesmiddelen te ver-
werken.

Dierenartsen die gemedicineerde voe-
ders voorschrijven, worden verzocht bij
de keuze van het diergeneesmiddel hier-
mede rekening te houden en geadvi-
seerd om zo
mogelijk een diergenees-
middel te kiezen dat op grond van de
registratie-beschikking gecombineerd
mag worden met A, D en K\'s.
Dit wil
niet zeggen dat alleen middelen
die wel verenigbaar zijn met A, D en K\'s
voorgeschreven mogen worden.

Indien, gelet op de keuze van het te ver-
mengen diergeneesmiddel, een voeder
gemaakt moet worden zonder A, D en
K\'s, dient dit in overieg met de meng-
voederbereider gefabriceerd te worden.

De verwachting is dat van een aantal
middelen de registratie nog wordt ge-
wijzigd. Gezien deze ontwikkelingen
wordt dierenartsen aangeraden om (re-
gelmatig) te
overieggen met de meng-
voederbereider(s), zodat besproken kan
worden wat wel en niet tot de mogelijk-
heden behoort. Een goede en tijdige af-
stemming is in ieders belang.

Kennis

Gebleken is dat niet alle dierenartsen ac-
tueel geïnformeerd zijn over welke mid-
delen door gemedicineerd voeder mo-
gen worden verwerkt en of combinatie
met A, D en K\'s is toegestaan. In het ka-
der is daarom een overzicht van alle de-
finitief toegelaten diergeneesmiddelen
voor verwerking in gemedicineerd voe-
der opgenomen. Aangegeven is of deze
middelen wel of niet vermengd mogen
worden met A, D en K\'s of bepaalde
(andere) stoffen. Tevens is weergege-
ven of de middelen wel of niet geperst
mogen worden. Ook voor deze toepas-
sing is de registratiebeschikking bepa-
lend. Het overzicht moet gezien worden
als een \'service-verlening\' aan de be-
trokkenen en is gebaseerd op de gege-
vens zoals die op 7 augustus 1996 be-
kend waren. Het werken met een
peildatum houdt in dat de actuele stand
van zaken hiervan kan afwijken.

Bundel

Het overzicht komt in de bundel \'Dier-
voederwetgeving in Nederland deel 2:
gemedicineerd voeder\'. Dit is een hand-
zame en regelmatig bijgewerkte infor-
matiebron. Groot voordeel van deze
bundel is dat naast de regelgeving ook
een uitgebreid overzicht wordt gegeven
van een aantal verwerkings- en veilig-
heidsvoorschriften van definitief gere-
gistreerde diergeneesmiddelen. De bun-
del is voor vele mengvoederbereiders
het uitgangspunt.

Ook voor dierenartsen is het mede in het
kader van de Goede Veterinaire Prak-
tijkuitoefening aan te bevelen de bundel
aan te schaffen. Immers goed geïnfor-
meerd zijn is van belang bij het voor-
schrijven van gemedicineerde voeders
en de communicatie met uw cliënt en
mengvoederbereider(s). De basale in-
formatie van het overzicht is daar in be-
ginsel onvoldoende voor. Bovendien
zijn er regelmatig veranderingen in het
totaal van de registratiebeschikkingen.

m «mvK « m

..........................................

GEMEDICINEERDE VOEDERS MET OF ZONDER A-. D- EN
K-ADDITIEVEN

De bundel \'Diervoederwetgeving deel
2\' wordt uitgegeven door het VVR. Een
abonnement kost ƒ 60,-- en is te bestel-
len op telefoonnummer 070- 3708341.

Extra aandacht

Zoals gesteld is in genoemde bundel te-
vens de relevante wetgeving zoals het
Besluit gemedicineerd voeder opgeno-
men. In de kaft van de attestboekjes is
ook een aantal zaken kort weergegeven.
Gelet op de ervaringen in het veld is het
gewenst aan een aantal zaken extra aan-
dacht te besteden:

- het attest moet juist en volledig na de
gestelde diagnose worden ingevuld;

- er mag slechts één daartoe geregis-
treerd diergeneesmiddel (naam en re-
gistratienummer vermelden) door
één voeder gemengd worden;

- het voorschrijven van een voeder
dient te geschieden met inachtne-
ming van de bij de registratie van het
te verwerken middel gegeven voor-
schriften;

- er dient een juiste toegestane dose-
ring, hoeveelheid en behandelings-
duur alsmede de juiste wachttermijn
te worden voorgeschreven;

- het is noodzakelijk dat onderzocht
wordt wat normaal door het voer ver-
werkt wordt, er mag immers geen
voeder worden voorgeschreven dat
als werkzame stof hetzelfde antibioti-
cum of coccidiostaticum bevat als
een toevoegingsmiddel dat is ver-
werkt in het voer dat de dierhouder
vervoedert (belang overleg meng-
voederbereider).

Toelichting bij het overzicht

Op verzoek van het VVR wordt door
het Bureau Registratie Diergenees-
middelen (BRD) periodiek een over-
zicht aangereikt van alle registratiebe-
schikkingen van diergeneesmiddelen
bestemd voor verwerking in gemedici-
neerd voeder.

Het BRD verstrekt periodiek de ge-up-
date teksten van registratiebeschikkin-
gen aan het WR voor berichtgeving
aan betrokkenen. Dit betreft de tekst
van de beschikkingen per een bepaalde
peildatum. Het werken met een peilda-
tum houdt in dat de actuele stand van
zaken hiervan kan afwijken.
De berichtgeving geschiedt onder an-
dere via de bundel \'Diervoederwet-
geving deel 2\'.

-ocr page 147-

Schematische weergave van alle definitief toegelaten diergeneesmiddelen voor verwerking in gemedicineerd voeder, voor wat betreft:

- wel/niet persen:

- wel/niet toegestaan met A, D, K-tvm (in verband met interacties)

PRODUKT

NUMMER

FIRMA

WEL PERSEN?

MET A,-D, K?

intagen-premix

1232

Roche Nederland

JA

NEENi

FEEDMIX TRIM/SUL 80/420

1808

Aesculaap Ciroep

NEEN

NEENi

FEEDMIXOXY 10%

2004

Dopharma Research

JA

JA

AMPROL MIX 25% PROD.NR. 9585

2051

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

FEEDMIX V4

2158

Dopharma Research

JA

JA

VUALIN PLUS-33VII

2295

A.U.V.

NEEN

NEEN\'

TYLAN 20 PREMIX 2%

2489

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

FEEDMIX DOXY-B

2588

Dophamia Research

NEEN

JA

AMPROL PLUS PROD.NR. 9552

2606

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

BIOSOL 70%

2646

Upjohn Nederland

JA

JA

AMPROL HI-E PROD.NR. 9591 X

2773

Merck Shaip & Dohme

JA

NEEN2

AMPROL PLUS CONCENTRATE 75%

2809

Merck Shaip & Dohme

JA

NEEN2

AMPROL MIX SUPER PROD.NR. 9587

2813

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

LINCOMIX 44 PREMIX

3008

Upjohn Nederland

JA

NEEN3

TYLAN 100 premix 10%

3917

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

FEEDMIX ARSEN

4022

Dopharma Research

NEEN

JA

Z45 PREMIX

4262

Laboratoire veprol SARL

NEEN

NEEN!

OXOMID 50 PREMIX

5004

Virbac Nederland

NEEN

NEEN"

OXOMID 5 PREMIX

5016

Virbac Nederland

NEEN

NEEN"

FEEDMIX V2

5066

Dopharma Research

NEEN

NEEN\'

FEEDMIX VI 1

5068

Dopharma Research

NEEN

NEEN3

FEEDMIX VI

5070

Dophamia Research

JA

NEEN\'

OTC-400

7254

Franklin Pharmaceuticals

JA/NEEN\'

NEEN\'

OXY-400 V4

7277

A.U.V.

JA

JA

IVOMEC PREMIX

7320

Merck Shaip & Dohme

JA

NEEN"

VUAUN-llOVl

7516

A.U.V.

JA

NEEN\'

VUALIN-44 V2

7517

A.U.V.

JA

NEEN\'

L1NCO-SPECTIN22 V12

7518

A.U.V.

NEEN

NEEN\'

APRALAN G 100 PREMIX

7568

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

TRIMETHOSULF PREMIX

7589

A.U.V.

JA

JA

LINCO-SPECTIN PREMIX

7766

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

NEMAFAX 14

7910

Rhone Merieux

NEEN\'

NEENI

LINCO SPECTIN PREMIX

7955

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

LINCOMIX 44 PREMIX

7956

Upjohn Nederland

JA

NEEN\'

LINCOMIX 110

7957

Upjohn Nederland

JA

NEEN\'

LINCO SPECTIN PREMIX

8007

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

TIAMUTIN 10% PREMIX

8015

A.U.V.

JA

NEEN"

TIAMUTIN 2% PREMIX

8016

A.U.V.

JA

NEEN"

LINCO-SPECTIN PREMIX

8037

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

V2 LINCOMIX 44 VOORMENGSEL

8113

A.U.V.

JA

NEEN\'

VI LINCOMIX 110 VOORMENGSEL

8114

A.U.V.

JA

NEEN\'

VI 1 LINCO-SPECTIN 33 VOORMENGSEL

8115

A.U.V.

NEEN

NEEN\'

V12 LINCO-SPECTIN 22 VOORMENGSEL

8116

A.U.V.

NEEN

NEEN"

IVOMEC PREMIX

8190

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN\'

BAYTRIL l.E.R. 2.5%

8481

Bayer

NEEN

NEEN"

FEEDMIX SULFATRIM

8541

Dopharma Research

JA

NEEN"

SURAMOX 5% PREMIX

8543

Virbac Nederland

JA

NEEN"

NEOSOL 70%

8609

Upjohn Nederland

JA

JA

FEEDMIX T5

8674

Dopharma Research

JA

NEEN8

\' Niet met A en K.

^ Niet met A, D en K; tevens niet met Bentoniet, Ligninesulfaat, Cholinechloride.
^ Niet tezamen met Spiramycine en Tylosine.
* Niet met A, D en K.
5 Max. pelleteer-temperatuiir 50°C.

\' Mag tevens niet verwerkt worden in voeders waaraan Cu (koper) is toegevoegd.
\' Niet met A en K, met uitzondering van Efrotomycine, Tylosine en Carbadox.
® Niet tezamen met Monensin en Salinomycine.

Diervoederwetgeving in Nederland, deel II; gemedicineerd voerder.
Overzicht verwerkings- en veiligheidsvoorschriften.

7augusms 1996

-ocr page 148-

BEDRIJFSBEGELEIDING DOOR DIERENARTS VERBETERT
DE VRUCHTBAARHEID OP MELKVEEBEDRIJVEN

Automatiseringsbedrijf Uniform Agri
BV uit Assen heeft in een onderzoek
op ruim 650 melkveebedrijven vastge-
steld dat melkveebedrijven die mee-
doen aan bedrijfsbegeleiding door de
dierenarts betere vruchtbaarheidsre-
sultaten behalen dan bedrijven die daar
niet aan meedoen. De bedrijven die
aan bedrijfsbegeleiding doen, laten de
dierenarts regelmatig, eens per maand,
een vruchtbaarheidsbegeleiding uit-
voeren waarbij gecontroleerd wordt
op witvuilen, tochtigheid en drachtig-
heid. Uit het overzicht in tabel 2 blijkt
dat bij bedrijfsbegeleiding de eerste
tocht eerder is, het aantal open dagen
minder en de, vooral de verwachte,
tussenkalftijd korter. In tabel 1 is een
overzicht gegeven van de geanaly-
seerde bedrijfsgegevens, waarbij de
beste 20% extra aandacht krijgt. Deze
gegevens spreken voor zich, maar zijn
van groot belang bij de bedrijfsbege-
leiding.

Tabel 1.

Juli 1996

UMFORM«tm.

BE5TEJP*

ALGEMEEN

Maand .................................

7/96

Aantal melkkoeien.......................

67

Aantal stuks jongvee.....................

61

Quotum Kg Melk (x 1000) ................

537

Quotumvet referentie ....................

4.24

LAKTATIE PRODUCTIE

Aantal dieren ...........................

59

52

Kg Melk ...............................

7832

9086

%vet ..................................

4.41

4.37

% eiwit.................................

3.52

3.50

Gr. vet eiwit/dag * .....................

1933

2215

Gerealiseerde TKT ......................

390

393

Lactatiewaarde..........................

98

99

VRUCHTBAARHEID

Gem. dagen tot I» tocht...................

62

58

Gem. dagen tot I» insem..................

79

76

Gem. inseminatiesyDrachl ................

1.79

1.48

% drachtig na I« ins......................

54

66

"/o drachtig na 2\' ins......................

27

24

% drachtig > 2 ins .......................

20

10

Verwachte TKT.........................

387

369

MELKPRODUCTIE & VOEDING

Gem. kg.melkperdag....................

25.6

29.4

Gem. vet %.............................

4.20

4.05

Gem. eiwit % ...........................

3.46

3.42

Gem. BSK..............................

3

46

Kgkrachtvoer.TOOkgmelk ...............

20.01

18.53

BEDRIJFSECONOMISCH

Per 100 kg melk: ........................

Melkgeld...............................

69.36 77.08

Opbrengst veemutaties...................

8.31 8.74

Krachtvoerkosten........................

7.45

6.85

Bijkomende voerkosten ..................

1.80

I.7I

Ruwvoerkosten .........................

12.35

12.87

Directe kosten vee.......................

1.28

0.80

Melkgeld-(krv. bijpr)*..................

61.34

69.79

Saldo/100 Kg Melk......................

55.80

66.72

Tabel 2.

VN el/geen bedrijfsbegeleiding door de dierenarts

W EL begeleid.

GEEN begeleid.

Kg. melk laatste laktatie.....................

7871

8003

Gerealiseerde TKT.........................

386

389

Dagen tol eerste tocht.......................

54

58

Dagen tot eerste inseminatie .................

76

79

Gem. aantal inseminaties....................

1.84

1.84

Verwachte TKT............................

385

395

Gem. BSK ................................

39

40

\'DDV, WEG ERMEE\'

Nederlanders noemen hem \'Door-
Druk Verpakking\' (DDV). Voor de ge-
arriveerde GVP-er heet hij \'blister\'. Hoe
hij ook heet, ik haat hem en ik protesteer
tegen hem. Ik protesteer tegen het door-
drukken van doordrukverpakkingen tot-
dat de volgende vragen bevredigend be-
antwoord zijn (waama ik - als het moet
in het openbaar - zal toegeven, dat ik er-
naast zat):

- Wie praat wie na, als zou DDV GVP
zijn?

- Is de productie van DDV niet milieu-
belastend (aluminium)?

- Is het afval van DDV niet milieube-
lastend?

- Wordt daardoor de prijs van DDV
niet onnodig hoger voor de cliënt?

- Bevordert de DDV niet het ontstaan
van onverbmikte medicijnen?

- Is de GVP-er te lui om pillen te (laten)
tellen (of noemt hij DDV-gebmik
\'een drang tot efficiënt willen wer-
ken\')?

- Kent de GVP-er de telgoot nog wel
(counting gutter)?

- Weet de DDV-maniak dat zijn cliënt
moeite heeft met het emit halen van
de tablet en dat deze zich eraan snijdt?

Naast antwoord op deze vragen zoek ik
medebestuursleden voor de \'Stichting
Multi Pilulae in Poculum\', welke stich-
ting een harde strijd tot eradicatie van
DDV zal aangaan met farmaceutische
firmaatjes als bijvoorbeeld Ciba en
Bayer, of Mallinckrodt.
Wie neemt de handschoen op?

W.J.P. Coops, Capelle a/d IJssel

-ocr page 149-

Geachte redactie,

In aflevering 16 van het tijdschrift
wordt door de hoofdredactie gesteld
dat het telkens weer een uitdaging is
om representatieve en actuele weer-
gave te geven van het veterinaire
nieuws.

In \'De Stem\' van enkele weken gele-
den werd verslag gedaan van een kort
geding ter zake van het feit dat een
aantal praktijken in het oosten van het
land van Dopharma had geëist geen
geneesmiddelen te leveren aan een
dierenartsenpraktij k.
Ze waren het kennelijk niet eens met
de manier van praktijkvoering van de
betreffende praktijk.

In plaats van de wettelijke weg te vol-
gen werd gekozen voor de economi-
sche boycot wat blijkbaar succes had.
Omdat ook de AUV, zonder opgave
van reden, weigert aan bepaalde prak-
tijken geneesmiddelen te leveren lijkt
het me goed dit feit aan de leden be-
kend te maken en te bezien of de crite-
ria welke aan deze weigering ten
grondslag liggen de toets van collegia-
liteit in alle gevallen kunnen door-
staan.

Hoogachtend,

L. Tholhuijsen.

VACCINATIEBOEKJES GAAN EEN LEVEN LANG MEE

Geachte redactie,

Vaccinatieboekjes gaan een leven lang
mee... Een algemeen doel van de boek-
jes, dat vaak over het hoofd gezien
wordt, is het doorgeven van correcte
en vooral volledige informatie. Zowel
de nieuwe eigenaar als de nieuwe die-
renarts van een pup of kitten heeft be-
lang bij die infonnatie en behoefte aan
het vertrouwen dat de gegevens naar
waarheid zijn ingevuld.

Laat het tijdrovende, maar toch es-
sentiële invullen van het boekje bij-
voorbeeld aan de assistente over en
teken zelf, nadat u alles in orde be-
vonden hebt. Vraag de gegevens van
het nest bij het maken van de af-
spraak, zodat bij de fokker (ter
plekke) alleen een handtekening vol-
doende is.

Door zorgvuldig te handelen verzekert
u de nieuwe eigenaar en dierenarts er-
van dat de eerste enting zoals vermeld
ook werkelijk in het beschreven dier
terecht gekomen is. Minstens zo be-
langrijk is de overweging dat u door
correct en volledig te zijn, de kwaliteit
van de eerste en alle volgende vaccina-
ties aanzienlijk verhoogt. Dit mogen
we als collega\'s van elkaar verwach-
ten.

Mevrouw. I.L. Thoolen,
Nieuwleusen.

VETERINAIRE MEDIATHEEK W. F. SPECKMANN STICHTING

longressen en cursussen

Onderstaand treft u een geactuali-
seerde lijst aan van alle videobanden
(A-nummers) en diaseries (B-num-
mers) die u kunt bestellen bij de W.F.
Speckmann Stichting/A.U.V.
U kunt \'s morgens voor bestellingen
bellen naar Anja Broeks, telefoonnum-
mer 0485-33 55 55.
Ook kunt u bij haar de catalogus krij-
gen, waarin per product een beschrij-
ving met prijsopgave te vinden is. Een
deel van de producten zijn te huur, een
ander deel te koop en het merendeel
naar keuze.

Voor suggesties ten aanzien van
nieuwe series kunt u bellen naar dr.
C.D.W. König, directeur W.F.S.S., te-
lefoonnummer 0313-47 33 14.

OVERZICHT VAIM DE COLLECTIE:

A 32 -

De paravertebrale geleidingsanaesthesie

ALGEMEEN

A 27 -

Castratie van mannelijke grote huisdieren

A 36 -

Een dag uit liet leven van een dierenarts

A 10 -

Operatieve behandeling navelbreuk landbouwhuisdieren

B54

De praktijk van de dierenarts

A 13 -

Operatieve behandeling van de speenfistel

A 79 -

Met de dierentuin-dierenarts op pad

A 14

Operatieve behandeling van de verse speenwond

A 80 -

Verantwoord Diergeneesmiddelengebruik

A 28 -

Operatieve behandeling van spastische parese rund

B43 -

Verantwoord Diergeneesmiddelengebruik

A 6

Klauwverzorging van het rund

A 74 -

Straling en veiligheid 1 (assistenten)

All -

Lebmaagdislocatie naar links bij het rund

A 76 -

Straling en veiligheid 11 (dierenarts)

B3I

Lebmaagdislocatie naar links bij het rund m.b.v. \'houtje-

A 88 -

Biotechnologie: Een rondje DNA

touwtje methode\'

A 22 -

Ei-vaccin productie

A 8

Het onthoornen

A 30 -

Productie van een vaccin

A 7

Melkziekte bij het rund

RUND

B 3

Voedingsstoornissen en nitraat/nitrietvergiftiging bij het rund

B38 -

Koperdeficiëntie bij zoogkalveren

B 8

Kalveropfok

A 24 -

Longwormpreventie bij kalveren

B20 -

Ademhalingsziekten bij rundvee

A21 -

Longwormpreventie bij rundvee

B57 -

Mastitis rund

B36 -

Longworm bij het rund

527

Tijdschrift voor Diergeneeskunde

, Deel

121, September, Aflevering 18, 1996

-ocr page 150-

JMIi

B 18 - Ectoparasitaire aandoeningen bij rundvee

3 35 - Ostertagiose bij het rund

3 19 - Embryotransplantatie bij het rund

A 70 - Embryotransplantatie bij het rund

A 26 - Prolapsus uteri bij het rund

B 37 - Oestrusdetectie bij het rund

B 23 - Verloskunde bij het rund, deel I

B 24 - Verloskunde bij het rund, deel II

A102 - Keizersnede bij het rund

A 15 - Bronstdetectie bij het rund, deel I II

A 87 - Ovum Pick Up/In Vitro Productie

3 45 - De cyclus en dracht van het rund in beeld

A 95 - Een kalf per koe per jaar

B51 - Een kalf per koe per jaar

VARKEN

A 72 - Voorkom ziekte-insleep in het varkensbedrijf

A 64 - Varkens gezond houden

A 65 - Gedrag van varkens op de tocht

A 71 - Welzijnsvriendelijkehuisvestigingssystemen

A 89 - Het varken: een dier om rekening mee te houden

A 9 - Operatieve behandeling van de binnenbeer

A 27 - Castratie van mannelijke grote huisdieren

AIO - Operatieve behandeling navelbreuk landbouwhuisdieren

A 12 - Operatieve behandeling van de reponibele hemia scrotalis bij
het varken

3 16 - Injectietechnieken bij varkens

3 6 - Aandoeningen met huidsymptomen en oomecrose bij varkens

3 7 - Aandoeningen van het locomotie-apparaat bij varkens

B 27 - Ademhalingsziekten bij het varken

A 23 - Snuffelziekte bij varkens

3 11 - Maagdarmaandoeningen bij het varken

3 2 - Enkele sectiebeelden van varkens

3 12 - Varkenspest

A 68 - Klassieke varkenspest

3 44 - Afrikaanse varkenspest

A 66 - Aujeszky-onderzoek in biest

3 42 - De blaasjesziekte

A 83 - Parvo infectie bij het varken

B 5 - Management rond de partus van het varken

3 25 -

De zeug ante- en postpartum

A 16 -

Urethrotomie bij de reu

A 1

Biologie van de voortplanting bij het varken

A 77 -

Urethra obstructie bij de kater

A41

Chirurgie van de knie van de hond

PAARD

341

Exploratieve laparotomie bij de hond

Dagboek van een paard:

A42 -

Osteochondritis dissecans bij de hond

A 55 -

1. Onderhoud en verzorging exterieur

A 52 -

Ooroperaties bij de hond

A 56 -

2. Beenproblemen

3 40 -

Toxocariasis bij de hond en de kat

A 57 -

3. Hamachement

Diagnose dermatosen gezelschapsdieren:

A 69 -

4. Ziekte en herkenning

A44 -

1. Anamnese

A 93 -

5. Western rijden

A 45 -

2. Klinisch onderzoek en diagnostische te:

A31 -

De gangen van het paard

A 46 -

3. Vier eenvoudige gevallen

3 30 -

Beengebreken bij het paard

A 47

4. Vier moeilijke gevallen

A 33 -

Stap voor stap: Kreupelheidsonderzoek bij het paard

3 39 ■

De retina van de hond (normaal)

A75 -

Hoefmechanisme en -doorbloeding (paard)

A51 -

Staaroperatie bij de hond

A 86 -

Verzorging paarden, ezels en ponies

A 5

Entropion correctie bij de hond

A 90 -

Orthopedisch hoefbeslag paard

A 96 -

Hoefverzorging bij ezels

DIVERSE DIERSOORTEN

3 22 -

Polyarthritis/polyosteomolyelitis bij het veulen

A 25 -

De commerciële konijnenhouderij

A 2

Fractuur van de onderkaak in het snijtandgedeelte en de be-

3 26 -

Visziekten

handeling van de traanbuisverstopping

3 32 -

Toxocariasis bij de mens

A 27 -

Castratie van mannelijke grote huisdieren

347

Psittacosis bij vogels en mensen

A53 -

Diagnose koliek bij het paard

A92 ■

Bestrijdingsplan papegaaieziekte

A 67 -

Chirurgische behandeling koliek bij het paard

A 58 ■

Behoud van oude Nederlandse veerassen

A60 -

Laryngoscopie bij het paard

3 29 ■

Zeldzame huisdierrassen

A 84 -

Anesthesie bij het paard deel I

A 62 ■

Pelsdierenhouderij

A 85 -

Anesthesie bij het paard deel II

3 34 ■

Normale reptielen

A94 -

Echografie pezen paard

A 82 ■

Onderzoek van reptielen

3 46 -

Wormen bij paarden

3 33 ■

Ziekten van schildpadden

A61 -

De geboorte van een veulen

3 55 ■

Wildziekten

Scrapie bij het schaap
Onderzoek en verzorging van rammen
De geboorte bij het schaap
Hypothermie bij pasgeboren lammeren
Infectieuze abortus bij het schaap

Castratie van mannelijke grote huisdieren
Melkgeiten

PLUIMVEE

A35 - Hygiëne, reiniging en desinfectie pluimveestallen

A 97 - Etagestallen legpluimvee

A 98 - Huisvesting legpluimvee

A 29 - Enttechnieken bij pluimvee

3 52 - Pluimveeziekten

3 15 - Kanariepokken

GEZELSCHAPSDIEREN

A 37 - \'n Schat van een kat

A 20 - Ontwikkeling van het gedrag bij de pup

A50 - Zorg voor de jonge pup

A 40 - Euthanasie in de beleving van de eigenaar

A38 - Zo\'n dier wilje toch niet kwijt (tatouage)

A 73 - Voeding hond

A 48 - Klinische voedings-principes bij gezelschapsdieren

A 43 - Interpretatie ECG bij hond en kat

A8I - Verbandleer gezelschapsdieren

Al01 - Neurologisch onderzoek/localisatie spinale aandoeningen
hond

3 53 - De ontwikkeling van de pup in de baarmoeder

A 91 - Echografische beelden drachtige teef

A 49 - Normale geboorte van de hond

A 39 - De geboorte van de hond

A 78 - Keizersnede bij de hond

A 99 - Maagtorsie hond, anesthesie en shockbehandeling

A100 - Anesthesie hond

A 4 - Cystotomie bij de reu

SCHAAP

A 63 -

B14 -
A 3

3 10 -

3 13 -

GEIT

A 27
3 56

-ocr page 151-

liMiiiiMMiiiMiiii

EERSTE AANKONDIGING NAJAARSDAG 1936
GROEP GENEESKUNDE GEZELSCHAPSDIEREN

THEMA \'MESSCHERP\'

LEO

Op 23 november 1996 zal in De
Reehorst in Ede de jaarlijkse
Najaars-
dag
van de Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren worden gehouden met
als thema
\'Messcherp\'. Na de maat-
schappelijke relevante onderwerpen
rondom erfelijkheid in 1995 is voor de
Najaarsdag 1996 gekozen voor een
praktijkgericht thema.
Dankzij de welwillende sponsoring
van Leo Pharmaceutical Products B.V.
is de GGG erin geslaagd een zeer ge-
varieerd programma met vooraan-
staande sprekers te realiseren rondom
een groot aantal chimrgische en aan de
chimrgie gerelateerde onderwerpen.
Rondom het onderwerp \'oncologie\'
zal niet alleen het aspect van de onco-
logische chimrgie worden besproken,
maar is er tevens aandacht voor diag-
nostische aspecten (beeldvormende
technieken) en therapeutische onder-
steuning door middel van cyostatica.
Naast deze cluster van onderwerpen
zal er aandacht besteed worden aan de
chimrgische behandeling van verschil-
lende oogproblemen en aan de moge-
lijkheden voor behandeling van incon-
tinentia urinea (waaronder de Teflon
implantatie).

Ook komen de (mogelijkheden en be-
perkingen van) conservatieve fractuur-
behandeling en de plastische chimrgie
aan de orde.

Het dagprogramma zal worden ge-
complementeerd door lezingen met
\'Vragen over voeding en diëtiek\' en
\'Ethiek\' in de gezelschapsdierenprak-
tijk.

Naast bovenstaande programma-on-
derdelen zullen tijdens de middag de
Werkgroep Vogels en de Werkgroep
Bijzondere Dieren
in de parallelsessies
hun eigen presentaties verzorgen.
Gezien de grote belangstelling voor
deze lezingen is er dit jaar gekozen
voor een mimere opzet van het pro-
gramma, waardoor er in voldoende
mate gelegenheid zal zijn voor discus-
sie aangaande de gepresenteerde on-
derwerpen.

De GGG verwacht u met het door ons
voorziene programma mim te kunnen
(laten) informeren over een scala aan
laatste ontwikkelingen op het gebied
van de geneeskunde en chimrgie van
gezelschapsdieren op de aanstaande
najaarsdag in Ede.

In volgende publicaties van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde zullen
we u verder informeren over de exacte

programmering, maar ....... noteert u

alvast in uw agenda:

NAJAARSDAG 1996,
\'MESSCHERP\'

Zaterdag 23 november 1996 in Con-
grescentmm de Reehorst te Ede.

VDA BIJEENKDMST PROVINCIE UTRECHT: \'SELECTEREN
EN SOLLICITEREN\'

De VDA organiseert op maandag 14
oktober 1996 een bijeenkomst met als
thema \'Selecteren en solliciteren\'.
Mevrouw drs. Nanhekhan, opleidings-
adviseur bij de WAA, zal deze avond,
zoals de titel al zegt, ingaan op het se-
lecteren van personeel en het sollicite-
ren. Wellicht denkt u over één of meer-
dere van de volgende zaken weieens
na: \'In wat voor soort praktijk wil ik
werken?\', \'Welke dierenarts of welke
assistente past in mijn praktijk?\', \'Hoe
selecteer ik de juiste kandidaat voor
deze functie?\', \'Hoe bereid ik een sol-
licitatiegesprek voor?\', \'Hoe geef ik
antwoord op lastige of persoonlijke
vragen?\', \'Hoe en wanneer begin ik
over salarissen?\', \'Waarom wil ik deze
baan?\' Deze en andere brandende vra-
gen over solliciteren zullen deze avond
aan bod komen. Mevrouw Nanhekhan
stelt een actieve inbreng van de aanwe-
zigen op prijs. Wij verwachten dat het
een boeiende avond wordt.

Alle VDA\'s en studentes zijn van harte
welkom. Deelname is gratis voor leden
van de VDA Utrecht, de contributie
bedraagt vijftien gulden.
Wij zien u graag op maandag 14 okto-
ber op het bureau van de KNMvD,
Julianalaan 8-10 te Utrecht. Ontvangst
met koffie en thee om 19.45 uur, aan-
vang van de avond om 20.15 uur.
Contactvrouwen: Henriëtte Relou, te-
lefoon: 030 - 2890676 en Eveline
Jansen, telefoon: 030 - 2896356.

83^ DIËS \'DUIM IN \'T GAT

Waarde ere- en oud-leden van de
Veterinaire Studenten Kegelclub \'Duim
in \'t Gat\',

Buitenstaanders reageren vaak ongelo-
vig als ze horen over de zware fysieke
en mentale belasting die de praktise-
rend dierenarts schijnbaar moeiteloos
en met zeer veel arbeidsvreugde, het
hoofd biedt. Voor u als kegelaar is het
een fluitje van een cent om uit te leg-
gen waar deze veerkracht vandaan
komt. De basis werd gelegd tijdens uw
tijd in Utrecht door samen met een stel
goede vrienden eenmaal per week op
uiterst ontspannen wijze de edelste der
balsporten, het kegelen, te beoefenen.
Toen al leerde u dat uitdroging één van

-ocr page 152-

de grote gevaren voor de topsporter is
en i<reeg u van de oudere leden dan ook
de fijne kneepjes omtrent de orale re-
hydratie onderwezen. Na het afstude-
ren kon u jaarlijks, telkenmale op de
26^ oktober, de accu weer opladen om
vervolgens weer fluitend de slag om de
gezondheid van uw patiënten aan te
gaan. Het doet het bestuur van DIG
dan ook veel plezier, u ook dit jaar
weer te mogen uitnodigen voor de
reeds 83^ diesviering van onze vrien-
denclub. Dit jaar verkeren wij in de ge-
lukkige omstandigheid dat de 26® ok-
tober op een zaterdag valt, zodat wij
voor deze dag beslag hebben weten te
leggen op de banen van sociëteit \'de
vereeniging\' aan de Mariaplaats. Hier
bent u vanaf 15.00 uur van harte wel-
kom om weer eens wat ballen te ko-
men gooien. Om 17.00 uur zal in Hotel
Smits aan het Vredenburg de receptie
plaatsvinden. Om de inwendige mens
ook met enig vast voedsel te verwen-
nen en versterken is een DlG-waardig
etablissement bereid gevonden een
grootschalig diner te bereiden, de loca-
tie zal op de receptie openbaar worden
gemaakt. Dat u van harte uitgenodigd
bent de diverse festiviteiten rond deze
diës bij te wonen, is vanzelfsprekend.

Met nog slechts twijfels over de lens-
kap van Peek en het plafond bij Smits,
maar overigens in de stellige verwach-
ting verkerend dat velen van u we-
derom de weg naar het sticht zullen we-
ten te vinden verblijf ik met een luid,

Hooghout,

F.R. Kahlmann, secretaris DIG

NASCHOLINGSDAG DIERENARTSASSISTENTEN II

Na de zeer succesvolle eerste nascho-
lingsdag in 1995, starten Virbac Ne-
derland en Waltham Veterinaire Ser-
vice in oktober 1996 een tweede serie
studiedagen.

De data zijn:
1996

Donderdag 10 oktober: Dordrecht,
Postiljon hotel

Dinsdag 12 november: Apeldoom,

Hotel Nieland

Dinsdag 17 december: Amsterdam,
Novotel hotel

1997

Donderdag 23 januari: Bunnik, Pos-
tiljon hotel

Donderdag 18 febmari: Eindhoven,
Dorint hotel

Donderdag 6 maart: Heerenveen, Pos-
tiljon hotel

De kosten voor deelname aan deze na-
scholingsdag bedragen ƒ 95,-- bij in-
schrijving tot vier weken vóór de ge-
wenste cursusdag; daama ƒ 125,-- per
deelnemer. Dit bedrag is inclusief cur-
susmap, certificaat van deelname en
lunch.

Voor opgave en nadere informatie
kunt u zich wenden tot: Virbac Ne-
derland BV, t.a.v. Pascale Fuchs. Tel.:
0342-427127 offax: 0342-490164.

Op 3 oktober 1996 zal er, zoals elk jaar
op de eerste woensdag in oktober,
weer een veterinaire miterdag worden
verreden, en wel in de omgeving van
de Holterberg.

Het is een recreatieve tocht van 30-40
km door bos en hei, met als vertrek-
punt Haarle. Tussendoor is er een sher-
rystop en lunch, en de dag wordt afge-
sloten met een borrel en diner.
Deelname staat open voor dierenartsen
en introducees die te paard of aange-
spannen willen meedoen. Er is bij tij-
dige aanmelding een beperkt aantal
huurpaarden beschikbaar.

VETERINAIRE RUITERDAG 1996

Informatie is in te winnen hij het secre-
tariaat:

A,J. Noordkamp
Vordensebosweg 5
7251 ME VORDEN
tel: 0575-553534, fax: 0575-551027

Welke dierenarts is zo goed en vriendelijk geweest op vrijdag 26 april 1996 mijn aangereden poes, na toepassing van eu-
thanasie, op aanwijzing van een voorbijganger bij mij thuis te brengen? De aanrijding vond plaats op het Melkpad te
Hilversum; de door mij geschreven dierenartsen in de omgeving waren van het ongeluk niet op de hoogte.

P.F. AhbinkSpaink, BurgLambooylaan 9.12I7LB Hilversum. Tel.: 035-6212220.

Op zaterdag 19 oktober 1996 zal
weer de jaarlijkse oudledendag
van het Veterinair dispuut Unitas
plaatsvinden.

Voor opgave en inlichtingen:
Margot Lahberté: 030-2544129
ofJeremv Duvekot:
030-2897982.

-ocr page 153-

Onderstaand tref\\ een overzicht aan van
cursussen welke in de maanden septem-
ber en oktober 1996 op ons programma
staan. Tevens is een EXTRA CURSUS
opgenomen \'Basiscursus Begeleiding
Varkensbedrijven. Van deze cursus treft
u hieronder het programma aan. Opgave
voor alle genoemde cursussen via tele-
foon (030) 2517374, fax (030) 2516490
of e-mail paod@pobox.ruu.nl. Ons vol-
ledige cursusaanbod kunt u, naast onze
brochure, vinden op internet pagina:
http://www.cc.ruu.nl/paod.

EXTRA CURSUS

Basiscursus begeleiding varkensbe-
drijven
(96/305), woensdag 9 oktober
1996 - 09.30 - 20.30 uur, ƒ 600,- (inclu-
sief diner) te Zeist.

Uit de brief van het Hoofdbestuur van
de KNMvD is duidelijk geworden dat
varkenshouders, die bepaalde vaccina-
ties zelf willen uitvoeren, zich tot u zul-
len wenden inzake begeleiding. Voor
diegenen die in één dag de essentie daar-
van willen vememen is deze cursus ont-
wikkeld.

De ontvangst deze dag is tussen 09.30
en 10.00 uur. Als eerste spreker zal drs.
H.W. Bosch ingaan op de analyse ken-
getallen met behulp van handmatige ad-
ministratiesystemen. Hierna zal drs. A.
van Nes ingaan op analyse van kenge-
tallen met behulp van managementsys-
temen. Als laatste voor de lunch zal
prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen ingaan op
prioriteitsstellingen op economische
gronden. Na de lunch komen vaccina-
ties aan bod en gaat prof dr. J.H.M.
Verheijden in op het Formularium
Varken, na de thee gevolgd door het on-
derwerp certificering/kwaliteitsdenken.
Het eerste onderwerp van de avond is
bronstdetectie, drachtigheidsdiagnos-
tiek en dekmanagement waama prof dr.
J.H.M. Verheijden ingaat op Protocol
bedrijfsbezoek. Om 20.30 uur zal de
avond worden afgesloten met een evalu-
atie.

Veterinaire Apotheek II landbouw-
huisdieren
(96/604), woensdag 25,
donderdag 26 en vrijdag 27 september
1996 (2,5 dag) en donderdag 14 en vrij-
dag 15 november 1996 (1,5 dag), dag-
programma te Utrecht; avondprogram-
ma te Zeist, ƒ 2.900,-- (inclusief over-
nachtingen). Deelname aan deze is cur-
sus is slechts mogelijk indien u heeft
deelgenomen aan de cursus Veterinaire
Apotheek I. De cursus richt zich op hen
die actief betrokken zijn bij apotheekbe-
heer.

Het geneesmiddel: onder andere keuze-
criteria, onderbouwing werkzaamheid,
bio-equivalentie en substitutie, het be-
oordelen van informatie en onderzoeks-
gegevens, formulering en kwaliteit.
De Apotheek, onder andere voorraadbe-
heer, inkoopbeleid, kostenopbouw, in-
richting, personeel en organisatie, werk-
en controlenormen.

Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplichtingen,
patiënten/eigenaren informatie, com-
municeren met de eigenaar over genees-
middelen.

Regelgeving: acmalisering kennis wet-
geving; knelpunten als gevolg van re-
gelgeving; hoe daarmee om te gaan.
In het kader van de cursus krijgt men een
aantal \'huiswerkopdrachten\' (onder an-
dere over keuze van middelen en over
assortiment in de apotheek) die geza-
menlijk worden besproken.
De cursusleiders zijn prof dr. A. Pijpers
en drs. S.J. Mesu, Project Veterinaire
Apotheek, FdD.

Interpretatie röntgenologisch onder-
zoek bij gezelschapsdieren
(U.D.)

96/135 Thorax, dinsdag I oktober 1996
96/136 Abdomen, dinsdag 8 oktober
1996

96/137 Skelet, dinsdag 15 oktober 1996
Alle cursussen van 19.30 tot 22.30 uur te
Wageningen.

De kosten per cursus bedragen ƒ 260,—.

Naast het normaalbeeld wordt uitge-
breid aandacht besteed aan de interpre-
tatie van een aantal veelvuldig voorko-
mende afwijkingen. Mogelijkheden
voor aanvullende röntgendiagnostiek of
echografisch onderzoek zullen aan de
orde komen.

Aan het eind van de cursus bestaat in be-
perkte mate de mogelijkheid tot het be-
oordelen van door de cursisten meege-
brachte röntgenfoto\'s. De cursusleiders
is drs. J.W. Garretsen, specialist veteri-
naire radiologie.

Patiëntendemonstratie gezelschaps-
dieren
(96/125), woensdag 2 oktober
1996; 14.00 - 17.00 uur te Utrecht,
ƒ95,-.

Patiënten passeren zo mogelijk \'live\' de
revue. De te behandelen vakgebieden en
de daarbij behorende docenten zijn:
Gastroenterologie - dr. B.E. Belshaw,
Anesthesiologie - drs. A.H.A. Küsters,
Chimrgie - profdr. F.J. van Sluys,
Nefrologie - drs. H.P. Meyer en
Tandheelkunde - drs. L.F. Theijse.

\'En hoe nu verder.......?\', De prakti-
sche aanpak van diagnostische pro-
blemen GD,
donderdag 17 oktober
1996 (96.146) en donderdag 21 novem-
ber 1996 (96.147). Beide cursussen van
13.30 tot 17.00 uur te Wageningen. De
kosten per cursus bedragen ƒ 245,—, in-
dien u zich opgeef) voor beide cursussen
bedraagt de totaalprijs ƒ 455,-.

De inhoud van de cursussen is vooraf
niet bekend, evenmin zijn de cursussen
identiek aan elkaar. In het eerste deel
van deze cursus worden patiënten gede-
monstreerd welke ter nadere diagnos-
tiek van een intemistisch of chimrgisch
probleem verwezen werden naar \'De
Wagenrenk\'. Aan de hand van de anam-
nese en de beschikbare aanvullende in-
formatie (gegevens van laboratorium-
onderzoek, ECG, röntgenonderzoek)
zal besproken worden welke aanvul-
lende diagnostische methoden gebmikt
worden om tot een behandelingsplan
van de betreffende patiënt te komen,
met speciale aandacht voor die onder-
zoeksmethoden welke ook in de praktijk
toepasbaar zijn. Tijdens het tweede deel
van de cursus is er gelegenheid een aan-
tal, door de cursisten meegebrachte pro-
blemen ten aanzien van andere diagnos-
tiek, te bespreken. De cursusleiders zijn
dr. A.A.M.E. Lubberink en drs. J.W.
Garretsen.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode van 22 juli tot en met 27 augustus 1996 de vol-
gende gevallen van besmettelijke dierziekten, waarvan aangifte verplicht is, voor:
Pseudo-vogelpest: in de provincie Friesland, de gemeenten Dongeradeel, 1 geval.

-ocr page 154-

EVERARD DEN
BREEJE

memoriam

Op 27 april 1996 overleed te Amers-
foort onze collega Everard den Breeje
op 72-jarige leeftijd.

Everard werd geboren te Utrecht waar
hij ook opgroeide en de scholen door-
liep. De oorlogssituatie leidde ertoe
dat hij onderdook op een boerderij te
Beilen. Het plattelandsleven droeg er
mede toe bij dat de studie diergenees-
kunde werd gekozen.
Na zijn afstuderen in 1952 ging hij as-
sisteren bij collega Wellensiek te
Amersfoort. Deze had een advertentie
geplaatst met als motto: \'Laboremus\'.
De grote huisdieren hadden zijn spe-
ciale belangstelling en werk was hier
in overvloed. Het dienstverband werd
na enige tijd omgezet in een maat-
schap, waar in latere jaren nog meer-
dere collega \'s aan werden toege-
voegd.

De zestiger jaren werden ook hier ge-
kenmerkt door een forse expansie van
veehouderij en dus diergeneeskundig
werk. Voor hem waren dit zware jaren,
mede omdat de praktijk voor het groot-
ste deel ten huize van de familie Den
Breeje gevestigd was. Het werd duide-
lijk dat de praktijkorganisatie om ver-
anderingen vroeg. Als een der eersten
deed hij het voorstel om te komen tot
de bouw van een praktijkcentrum.
Voor de realisatie hiervan heeft hij
zich zeer ingespannen.
Er werd tevens begonnen met bedrijfs-
begeleiding, waarvan hij het pluimvee
en een gedeelte van de varkens voor
zijn rekening nam.

In 1976 werd Everard getroffen door
een hartaanval. Aanvankelijk werd
hem voorgehouden dat dit het einde
van zijn praktijkuitoefening zou bete-
kenen. Hij werkte echter hard aan zijn
herstel, keerde geleidelijk terug in de
praktijk en na ruim anderhalf jaar
werd het werk volledig hervat.

In 1986 achtte hij de tijd gekomen om
te stoppen. Op de massaal bezochte af-
scheidsreceptie gaven veehouders en
vele anderen blijk van hun grote waar-
dering.

Hij was een zeer actief lid van onze
Maatschappij. Jaarcongressen miste
hij zelden en vele jaren was hij be-
stuurslid van de afdeling Utrecht.
Richtlijnen en standpunten van de
Maatschappij waren voor hem geen
last, maar hij droeg ze uit op overtui-
gende wijze.

Zeer veel tijd en energie heeft hij ge-
stoken in zijn werk voor de Ereraad
waar hij zes jaar deel van heeft uitge-
maakt. Zijn principiële houding was
ook hier duidelijk.

Later stelde hij zich beschikbaar voor
het Dierenartsen Netwerk.

Tijdens zijn periode te Beilen had hij
Aaltje Popping leren kennen, met wie
hij later trouwde. Van hun vier kinde-
ren koos zoon Rolf eveneens voor dier-
geneeskunde en vestigde zich in
Engeland.

Hij had een grote belangstelling voor
alles wat met de natuur te maken heeft.
Talrijke uren bracht hij door in eigen
tuin en later bij de \'dasja\' van hun
dochter Rita.

Tijdens hun vakanties, bij voorkeur
met de caravan, hebben zij menig mooi
plekje opgespoord en er kunnen genie-
ten.

Everard was iemand die zeer gemak-
kelijk contacten legde, zijn humor en
brede lach waren kenmerkend. Zijn
groot gevoel voor stijl en zijn attentie
zullen blijvende herinneringen zijn.

Dat Aaltje en de kinderen de kracht
mogen vinden om hun verdriet te bo-
ven te komen.

Theo Bosman

-ocr page 155-

memonani

V

ANTHONIE
JOHANNES VAN
DOORN

Op ! maart 1996 overleed, na een korte
ziekenhuisopname, op 77-jarige leeftijd
Anthonie Johannes van Doorn, dieren-
arts te Deventer. Tom van Doorn werd
op 29 december 19IH geboren in
Veenendaal. Oorspronkelijk
hw.v het zijn
bedoeling in het onderl ijs te gaan. Op
de kweekschool in Utrecht en later voor
de klas, ontdekte hij echter al snel dat
daar zijn toekomst niet lag. Hij zag meer
in een universitaire opleiding, maar
moest dan eerst wel twee jaar een aan-
vullende HBS-opleiding volgen. Hij ont-
dekte een kortere weg via het Instituut
Hommes. Op die manier kon hij na één
jaar staatsexamen doen en zich in 1940
inschrijven voor de studie diergenees-
kunde. Ook toen al nam hij het heft in ei-
gen hand, zoals hij dat in zijn latere leven
nog veel vaker zou doen. Zoals de meeste
studenten, weigerde Tom in 1943 de
Loyaliteitsverklaring te tekenen. Om niet
de kans te lopen te werk te worden ge-
steld voor de Duit.se bezetter, dook hij
onder en zette zich via de Albrechtgroep
in voor de verzetsbeweging. Met verval-
ste papieren van het Bureau voor waar-
neming van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en
uitgedost als de (per motor) praktiserend
dierenarts zag hij kans ongemerkt be-
langrijke gegevens te verzamelen, onder
meer over troepenverplaatsingen. Gege-
vens, die anderen weer konden doorsei-
nen naar Engeland. Tom ontkwam aan
een razzia omdat hij, weer eens onder-
weg zijnde, ontdekte dat hij de regenjas
van zijn verloofde Nonny was vergeten.
Hij ging daarom eerst terug naar zijn
(onderduik)adres, waar hij gewaar-
schuwd werd dat men hem op het spoor
was. Nonny, met wie hij bijna vijftig jaar
getrouwd is geweest, werd wel opgepakt
en belandde eerst in Apeldoorn en ver-
volgens in Westerhork in de gevangenis.
Ook de vader en broer van Tom werden
opgepakt en naar Duitsland getranspor-
teerd. Zij overleefden Neuegamme niet.
Na de oorlog pakte Tom zijn studie weer
op. In 1947 rondde hij die af, trouwde
met Nonny en vestigde zich aanvankelijk
in Wijhe, waar hij de praktijk van wijlen
collega S. Binnerts zou overnemen.
Interne problemen bij de Vleeskeurings-
dien.st in Olst, waar collega Binnerts
naartoe was gegaan, leidde na een goed
overleg tussen de beide collegae tot de
terugkeer van Binnerts naar Wijhe en
het vertrek van Tom naar Deventer.
Ruim 20 jaar heeft Tom praktijk gedaan
aan de Brinkjjoortstraat met veel en-
thousiasme, toewijding en goede colle-
geale verhoudingen. Ook Nonny heeft
daar in belangrijke mate aan bijgedra-
gen. Zij zorgde voor een goed thuisfront,
hetgeen Tom in staat stelde een groot
aantal functies binnen, maar ook buiten
de diergeneeskunde te aanvaarden. Een
gelukkige omstandigheid voor Tom was
dat hij met weinig nachtrust toe kon. Na
de drukke avond.spreekuren had hij nog
energie genoeg over om er een actief
privéleven op na te houden. Iedereen
was altijd welkom in huize Van Doorn en
voor iedereen was er een luisterend oor
of een goed advies. Tijdens de af scheids-
dienst in de kerk getuigden daar niet al-
leen de eigen kinderen en kleinkinderen
van, maar ook een dochter van goede
vrienden des huizes. 0\\\'er zijn functione-
ren in de samenleving is met het opsom-
men van de vele functies en activiteiten
wel een goede indruk te krijgen, echter
door zijn grote vitaliteit en belangstel-
ling op velerlei gebied zal ik ongetwijfeld
niet volledig zijn. Zo was Tom voorzitter
van het DSK-bestuur in 1946. In het
Hoofdbestuur van de KNMvD was hij
vertegenwoordigd van 1959 tot en met
1961. Hij was voorzitter van de Afdeling
Overijssel van 1963 tot en met 1965. Hij
maakte deel int van verschillende com-
mi.ssies bijvoorbeeld in 1969 als lid van
de Commissie Minimum Eisen en
Specialisatie voor Geneeskunde van het

Kleine Huisdier. Verder was Tom onder
meer voorzitter van de Groep Gezond-
heids- en Kwaliteitszorg waarvoor hij in
1987 onderscheiden werd met het erelid-
maatschap. Ook was hij lid van La
Comité de Liaison des Vétérinaires de la
CEE en van de Nationale Commissie
van de FVE. Voorzitter was hij jarenlang
van de Nederlandse Vereniging tot Be-
scherming van Dieren, afdeling Deven-
ter. Ook maakte hij deel uit van het be-
stuur van het Nederlandse Kooikers-
hondje. Als voorzitter van die vereniging
heeft hij zich met name beijverd dit ras
erkend te krijgen bij de Raad van
Beheer. Tom was erelid van de Deutsche
Tierarzte.schafi; vereerd met de Robert
van Ostertag Plakette; vereerd met het
geschenk ter onderscheiding van de
KNMvD voor zijn bijzondere verdien-
sten in het belang van de leden van de
KNMvD. In 1970 verruilde Tom zijn die-
renartsenpraktijk voor een ambtelijke
loopbaan bij de Vleeskeuringsdienst. Tot
1975 was hij adjunct-directeur van het
Gemeentelijk Slachthuis in Deventer (di-
recteur was in die tijd collega Simon
Hofstra). Hij is in die periode ook voor-
zitter geweest van de Kring van
Keuringsdierenartsen Deventer en om-
geving. Na zijn pensionering in 1983
bleef hij actief en betrokken bij onze be-
roepsgroep. Hij bleef naar vergaderin-
gen en bijeenkomsten komen om zich
daar, goed geïnformeerd als altijd, met
luide stem in de di.scu.ssies te mengen.
Als geen ander vocht hij voor wat hij
noemde \'de goede zaak\'. Dat deed hij als
het ging om zaken betreffende de dierge-
neeskunde. maar ook als het andere za-
ken of mensen betrof Hij vond dat het ie-
ders taak was, op welke manier dan ook,
zich in te zetten voor de maatschappij.
Om die reden was hij dan ook nog eens
jarenlang actief binnen tal van organi.sa-
ties als de Gereformeerde Kerk, Ronde
Tafel. Rotary, Kegelclub en de bijeen-
komsten van gepensioneerde dierenart-
sen in Zutphen. Tom was markant als
dierenarts, maar meer nog markant als
mens. Vele honderden memen getuigden
daarvan tijdens een indrukwekkende af-
scheidsdienst in \'zijn\' kerk Het Open
Hof in Deventer en de condoleance na
afloop van de begrafenis. \'God has a
plan. You have a part\', wa? zijn lijf-
spreuk. Hij heeft daar met verve naar ge-
leefd. Wellicht dat Nonny en de vier kin-
deren met hun gezinnen daar de kracht
uit kunnen putten om zonder hem verder
te gaan...

J. W. Kloosterboer

-ocr page 156-

CHECKLIST ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN DIERENARTSENPRAKTIJKEN

SCHOORLEMMER: \'DEGELIJK EN OVERZICHTELIJK\'

Op woensdag 10 juli 1996 werd de Checklist arbeidsomstandigheden dieren-
artsenpraktijken door secretaris T.W. Te Giffel uitgereikt aan de vice-voor-
zitter van de KNMvD, W.J. Schoorlemmer en aan de voorzitter van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, H. van Herpen. Met deze checklist speelt de
KNMvD in op de sinds I januari 1994 gewijzigde Arbeidsomstandighedenwet
(Arbowet). Volgens de vernieuwde Arbowet moet elke werkgever namelijk de
risico\'s inventariseren voor zijn of haar werknemers op het gebied van veilig-
heid, welzijn en gezondheid. In zijn dankwoord sprak Schoorlemmer van een
degelijk, overzichtelijk en goed geformuleerd document. Van Herpen: \'Ik heb
begrepen dat men erop zat te wachten\'.

de rekening van de werkgever. De heer
Te Giffel tijdens de uitreiking: \'Dat
heeft nogal wat consequenties voor
dierenartsen en dierenartsenpraktijken,
want we hebben aardig wat werkgevers
binnen onze vereniging\'. Het leek de
De overheid treedt steeds meer temg en KNMvD een goed idee het voortouw te
een logisch gevolg daarvan was de wij- nemen en voor de dierenartsen één cen-
ziging van de Arbowet in 1994: voor- trale checklist te laten ontwikkelen, ge-
taan komen de risico\'s en gevolgen van zien het gegeven dat in dierenartsen-
arbeidsongeschiktheid en ziekte voor praktijken toch min of meer dezelfde
werkzaamheden worden uitgevoerd en
dus globaal dezelfde \'risico\'s\' aanwe-
zig zullen zijn.

Ontwikkeling van de checklist

Afgesproken werd dat de KNMvD in
deze samen zou werken met de AUV. In
eerste instantie werd Avios Teamzorg
benaderd voor het ontwikkelen van zo\'n
centrale checklist. Er bestonden sinds
eind 1994 immers toch al afspraken tus-
sen de KNMvD en Avios Teamzorg
aangaande ziekteverzuim en verzuim-
begeleiding voor dierenartsenpraktijken
door de Arbodienst van Avios Team-
zorg. Helaas werd er echter geen over-
eenstemming over de checklist bereikt,
mede omdat KNMvD/AUV als \'voor-
waarde\' hadden gesteld dat de zelfwerk-
zaamheid en de resultaten van de Kwa-
liteitsrichtlijn voor Dierenartsenprak-
tijken meegenomen zouden moeten

-ocr page 157-

I^TMIlt II

worden bij de uitvoering van de check-
list (het zou niet nodig zijn elke praktijk
door de Arbodienst te laten bezoeken).
Via dierenarts Eveline Mus werden con-
tacten gelegd met TNO en hierbij kwam
de \'Inspectiemethode Arbeidsomstan-
digheden\' van TNO ter tafel. Besloten
werd dat in opdracht van de KNMvD
door TNO Technische Menskunde een
checklist ten behoeve van dierenartsen-
praktijken ontwikkeld zou worden;
daarbij werd samengewerkt met de
KNMvD en AUV Advies. Volgens de
heer Te Giffel is daama een en ander in
een stroomversnelling gebracht. \'Het
heeft mij verbaasd dat TNO het tijds-
schema in grote lijnen nagekomen is.
Meestal is dat niet het geval\', prees hij
tijdens de uitreiking de snelheid waar-
mee de checklist tot stand gekomen is.
Ook prees hij de goede samenwerking
tussen alle partijen. \'Het werk is met
name gedaan door Claudia van Orden,
waarvoor mijn bewondering. Maar ook
Marij van Oostmm-Schuumian Hess
van de KNMvD en Jan Pons van AUV
Advies hebben hierin goed samenge-
werkt.\'

Na voorbereidende literatuurstudies en
praktijkbezoeken werd een concept
checklist tot stand gebracht. Dit con-
cept is op een vijftal praktijken uitge-
probeerd. De opmerkingen zijn daama
verwerkt. Het resultaat is volgens Te
Giffel met name een bruikbare check-
list. \'Wij zijn heel blij dat het resultaat
een praktisch document is.\' Volgens
de heer Schooriemmer hebben dieren-
artsen al snel de neiging om te denken:
\'Dat kunnen we zelf wel\', terwijl het
juist goed is om gebmik te maken van
kennis die elders aanwezig is.
Schooriemmer: \'Ik wens de practici in
Nederland geluk met deze checklist.
Het is een manier om met andere ogen
naar de eigen praktijk en manier van
werken te kijken. Geweldig degelijk,
overzichtelijk en goed geformuleerd.\'
Van Herpen, in tegenstelling tot zijn
collega-bestuurder G. Heynen van de
Groep Practici Grote Huisdieren, aan-
wezig om de checklist in ontvangst te
nemen: \'De gezelschapsdierenpractici
kijken er al naar uit. De wet schrijft nu
eenmaal een risico-inventarisatie voor,
dus een centrale checklist is een uit-
komst\'.

Knelpunten

Volgens het voorwoord van de checklist
is de lijst gebaseerd op de Inspectie-
methode Arbeidsomstandigheden (IMA)
en wordt aandacht geschonken aan: alge-
mene veiligheid, röntgen, chemicaliën,
biologische agentia, hygiëne, fysieke be-
lasting, beeldschermwerk, veriichting en
uitzicht, klimaat, geluid, welzijn en arbo-
zorg. Met de checklist kan nauwkeurig
bekeken en vastgelegd worden waar er
op dat moment knelpunten zijn ten aan-
zien van de veiligheid, gezondheid en
welzijn van de dierenarts(en) en zijn/
haar medewerkers. Veel mensen den-
ken hier al een goed beeld van te heb-
ben, maar door gewenning aan bepaalde
risico\'s is dat beeld vaak vertekend. Het
is zoals de heer Schooriemmer tijdens
de uitreiking al zei: de checklist helpt
met andere ogen naar de vertrouwde si-
tuatie te kijken.

Losbladige uitgave

De checklist zal als een losbladige uit-
gave in een ringmap aan de dierenart-
sen tegen kostprijs worden aangebo-
den (voor niet-leden zal een andere
prijs gelden). Dat biedt enerzijds het
voordeel dat eventuele aanvullingen -
bijvoorbeeld in verband met gewij-
zigde wetgeving - gemakkelijk kunnen
worden toegevoegd. Anderzijds biedt
het de dierenarts-werkgever de moge-
lijkheid om bepaalde instmcties die in
zijn of haar praktijk van toepassing
zijn, direct achter de betreffende mo-
dule op te bergen. Op die manier zal
een \'persoonlijke\' Arbo-map ontstaan
die - uiteraard - een centrale plaats
krijgt in de praktijk. De medewerkers
kunnen dan altijd een beroep doen op
de Arbo-map.

De checklist ligt momenteel onder de
dmkpers en zal zeer waarschijnlijk in
het najaar van 1996 (± oktober) gereed
zijn. Leden-practici zullen een brief
met nadere informatie over de check-
list thuisgestuurd krijgen. Daarbij zal
een bestelformulier worden meege-
stuurd waarmee de practicus de check-
list kan bestellen.

Nadere informatie

Op de vergaderingen van de Afde-
lingen zal aandacht besteed worden
aan de verplichte risico-inventarisatie
die de dierenarts-werkgever moet uit-
voeren. In de volgende aflevering van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
zullen inhoudelijke aspecten van de
checklist worden toegelicht. Ook zal
worden ingegaan op de ondersteuning
die AUV Advies de practicus kan bie-
den bij het toepassen van de checklist.
Mocht u alvast nadere informatie wen-
sen, dan kunt u contact opnemen met
het secretariaat van de KNMvD, mevr.
drs, M,C, van Oostmm-Schuurman
Hess, tel, 030-2510111.

Doorbacc. S.H. Ubbink en drs. M.C.
van Oostrum-Schuurman Hess.

-ocr page 158-

□E DIERGENEESKUNDIGE
OPLEIDING

Prof. dr. A. de Kniif
Aan de diergeneeskundige opleiding
wordt al gedurende vele jaren geschaafd.
Soms maar weinig, soms heel veel! De
laatste tijd wordt er over de diergenees-
kundige opleiding in verhevigde mate
van gedachten gewisseld. Dit valt ge-
makkelijk te begrijpen, omdat ook de
diergeneeskundige beroepsuitoefening
de laatste tien jaar sterk is veranderd.
Diersoortgerichte en orgaangerichte spe-
cialisaties zijn \'doorgebroken\' en in
combinatie met de zeer sterke kennistoe-
name op elk terrein van de diergenees-
kunde, realiseert iedereen zich dat het
onmogelijk is om op de huidige weg van
het volproppen van studenten met zoveel
mogelijk feitjes, door te gaan. Er moet
dus iets veranderen. Maar hoe en wat?

Dat is dan ook het centrale discussiepunt
van dit symposium. Daamaast zullen
ook nog andere vragen aan de orde ko-
men, zoals:

- Aan wat voor dierenartsen heeft de
praktijk behoefte en aan wat voor die-
renartsen heeft de maatschappij be-
hoefte?

- Blijft er één dierenartsdiploma en
mag men in de toekomst de dierge-
neeskunde in zijn volle omgang blij-
ven uitoefenen?

- Wat gebeurt er met de diergeneeskun-
dige opleiding in Europa en wat heeft
dat voor gevolgen voor onze situatie?

Zoals u ziet voor ons allemaal belang-
rijke vragen. Ik hoop dan ook op een
goede opkomst, boeiende voordrachten
en een levendige discussie!

DIERGENEESKUNDE IN
PERSPECTIEF

A. Rijnberk

In deze voordracht zal in een kort histo-
risch perspectief van de diergenees-
kunde worden geschetst hoe het vakge-
bied is gegroeid van een geneeskunde
voor één of twee diersoorten tot een
zeer breed vakgebied. De diergenees-
kunde van nu omvat de geneeskunde
van veel diersoorten. Hierbij worden de
dieren, die uit sociale en recreatieve
motieven worden gehouden, nog steeds
vooral gezien op consultatieve en indi-
viduele basis. Voor de nutsdieren of
landbouwhuisdieren is intussen een ge-
heel nieuwe vorm van diergeneeskunde
tot ontwikkeling gekomen: de veteri-
naire bedrijfsbegeleiding. Daamaast is
de veterinaire volksgezondheid een be-
langrijk deel van de diergeneeskunde
geworden en zijn andere vakgebieden
tot ontwikkeling gekomen, zoals de
proefdierkunde.

i^^itinii, jRi

JAARCONGRES 1996

De onderwerpen die tijdens het Jaarcongres op vrijdagmiddag 4 oktober 1996 aan bod
zullen komen, beloven zeer interessant te worden. We geven u vast een voorproefje.

Op basis van deze ontwikkelingen in
het vak en de ontwikkelingen in het
diergeneeskundig onderwijs, zal een
toekomstperspectief worden geschetst,
zoals neergelegd in de Startnotitie over
de Toekomst van de Faculteit der Dier-
geneeskunde (Tijdschr Diergeneeskd
1994; 119:572-81).

DE IDEALE MAAT

W.E.H. van Herten

Na een evaluatie in historisch perspec-
tief van de kwaliteit van de diergenees-
kundige opleiding, wordt er stilgestaan
bij de situatie waarin wij dierenartsen nu
zijn beland.

Ondanks het feit dat wij denken ons ui-
terste best te doen en door middel van
PAO, werkvergaderingen, intervisiebij-
eenkomsten en vakliteratuur ons, na de
opleiding, verder ontwikkelen tot be-
kwame en optimaal functionerende
diergeneeskundigen, die zelfs respect
afdwingen bij onze broeders in Europa,
wordt er een hoeveelheid niet malse kri-
tiek over veterinair Nederiand uitge-
stort.

Is dit wel terecht en zo ja, op welke
wijze kunnen wij deze ongemakkelijke
situatie keren. Dat is de vraag.

Mogelijk is een opleiding naar meer
specifieke deskundigheid de oplossing.
De consequentie is dat de landbouw-
huisdierenpracticus in de toekomst geen
dierenarts meer zal zijn, maar een dier-
gezondheidsmanager. Hij zal de ivoren
toren moeten verlaten en integreren met
andere disciplines die de veehouder hel-
pen bij het oplossen van diens proble-
men.

Ons beroep evolueert, maar de gezel-
schapsdierenpracticus mag zijn ideaal,
animal doctor te zijn, blijven koeste-
ren.

Wat betekent deze ontwikkeling voor
de alom geprezen samenwerkings-
vorm die maatschap heet?

Ook hier differentiatie en reorganisa-
tie. Diergezondheid is op alle fronten
werkelijk in beweging. De pas afgestu-
deerde collega zal uiterst flexibel moe-
ten zijn om, tezamen met ons, het vete-
rinaire span met vaste hand te mennen.

DIERENARTS: GRENZELOOS
EUROPA

Dr. Tj. Jorna

In Europa bestaat sedert lange tijd een
richtlijn voor harmonisatie van di-
ploma\'s. Dit geldt ook voor het dieren-
artsdiploma. De basis voor het dieren-
artsdiploma is het met goed gevolg
hebben afgelegd van een aantal vak-
ken genoemd in de richtlijn 78/1026.
Ik ga daar kort op in, want dat is droge
stof Veel belangrijker is of de veteri-
naire faculteiten in Europa een oplei-
ding verzorgen die aan deze richtlijn
voldoet. De beoordeling van de facul-
teiten door visitatieteams geeft een
beeld van de start competentiewaarde
van het dierenartsdiploma. Een aantal
ervaringen uit deze visitaties zullen
aangeven hoe grenzeloos Europa voor
de dierenartsen uit de diverse landen
is. Ook wordt aangegeven wat de posi-
tie van de Nederlandse, pas afgestu-
deerde dierenarts is. \'Borders\' verval-
len maar grenzen blijven er!

-ocr page 159-

Hoe lang geleden was het dat u samen
(of alleen) op een feest was? Niet een
verjaarsfeestje van de buurvrouw,
neen, een echt groot feest, een GALA
FEEST!? Nou, al was dat gisteren nog,
dan nog mag u het feest op het aan-
staande Jaarcongres van de KNMvD
niet missen. Binnen de historische mu-
ren van het Klooster Rolduc, daar waar
vroeger dolende ridders, schone jonk-
vrouwen en reizende monniken onder-
weg naar ik weet niet waar het moede
hoofd te rusten legden en krachten ver-
zamelden voor de voortzetting van hun
missies, daar houdt de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde 3, 4, en 5 oktober 1996
haar Jaarcongres.

Sportende dierenartsen rennen zich
daar op de Sportdag in het zweet.
Denkende dierenartsen buigen zich we-
tenschappelijk over het thema \'Gren-
zeloos Veterinair Onderwijs\', met het
oog op de dierenarts van morgen.

Maar de feestende dierenarts stort zich
in het feestgewoel en roept: MUZIEK!

Nu is dat gemakkelijker gezegd dan ge-
daan. Vroeger hoorde men in het kloos-
ter alleen gezang, met misschien een
enkele keer een luit. Tegenwoordig wil

\'SäisSta

JAARCONGRES 1996

MUZIEK!

men meer. Maar waar de oudere die-
renartsen geleerd hebben beschaafd te
schuifelen op een foxtrotje van de
Dutch Swing College Band, of mis-
schien een walsje van een Weens
strijkje, daar wenst misschien de jong-
ste collega te hossen op house.
Kijk, dat wordt moeilijk. En wij willen
u er toch allemaal graag bij hebben.
Want zonder u is er sowieso geen
feest. Daarom zullen er diverse ensem-
bles optreden. De locatie leent zich bij
uitstek voor een gevarieerde aanpak.

U zult aantreffen:

Centraal punt van het feestgewoel: de
René Krans Band, die gevarieerde
dansmuziek zal spelen. Deze band is
één van de René Krans Bands, waarbij
René Krans optreedt met bands met
verschillende bezettingen, aangepast
aan de behoefte van de feestvierenden.
Ergens, teruggetrokken in een rustieke
wijnkelder, zit een Roemeens orkest
(voor de insiders: het Laudari orkest).
Dat het een Roemeens orkest genoemd
wordt, wil niet zeggen dat er alleen
Roemenen inzitten. Sterker nog, het
merendeel is Nederlands. Er zit ook
een dierenarts in. Maar de muziek is
van over de grenzen. Weer niet alleen

Roemeens, maar ook bijvoorbeeld
Hongaars en Transsylvanisch (het va-
derland van Graaf Dracula). De muziek
doet soms het bloed sneller stromen,
maar soms ook werkt het kalmerend.
U kunt ook nog joeks kapel \'Niks Op De
Sök\' tegenkomen. Wat is een joeks ka-
pel? Een joeks kapel is Limburgs. Een
joeks kapel speelt \'voor de joeks\', dat
wil zeggen voor de lol. Traditioneel be-
tekent dat onder andere dat de muzikan-
ten geen noten kunnen lezen, maar met
deze traditie wordt weieens gesteggeld.
Hoe herkent u de joeks kapel? De bezet-
ting bestaat uit trompetten, trombones,
tuba\'s en dikke bas, plus kleine en dikke
trom. Ze spelen doorgaans hard, maar
zonder elektronica. Daardoor worden ze
soms moe en moeten ze wat drinken.
Mocht u net in een romantisch gesprek
met een dame gewikkeld zijn en u kunt
haar door de herrie niet goed verstaan,
dan kunt u proberen de joeks kapel weg
te lokken met een rondje pils. Dit wordt
wel het \'Reciproque Rattenvanger van
Hameln Effect\' genoemd; de \'kinderen\'
lokken de muzikant mee.
(NB: u kunt elders in het land wel eens
vergelijkbare blaaskapellen tegenko-
men maar die heten dan anders, bijvoor-
beeld Zat Hermieneke of dweilorkest.
Bovendien klinken ze anders.)

En mocht dit alles u even te machtig
worden, dan kunt u ook mst vinden in
het klooster. U kunt even in retraite
gaan in een stille kelder, op het terras
of op de \'cour\'. En na het feest kunt u
zich, in het klooster, te ruste begeven.

Kortom: de mogelijkheden zijn er.
U hoeft alleen nog maar te komen.
Tot dan.

TIENDE SPORTDAG KNMVD

Daar in mijn vaderland - Limburgs
dierbaar oord

Wie sjoon oos Limburg is, Begrip toch
neemes

Allein de Zuuderling, Dae Limburg leif
is

Want door de jaore haer, Blif Limburg
onbetwis

Dat sjtökske Nederland], Dat \'tsjoonste
is.

Is dit lied puur Limburgs chauvinisme
of wordt in koor de waarheid bezongen?
De beste manier om daar achter te ko-
men is deel te nemen aan de tiende
Sportdag op donderdag 3 oktober 1996
te Heerlen en Bmnssum. Een andere re-
den voor een Limburgs uitstapje zou
kunnen zijn dat u er behoefte aan hebt
het aanstaande hoofdbestuurslid, af-
komstig uit de afdeling Limburg, een
hart onder de riem te steken. Uiteraard
kunnen er nog andere redenen zijn zoals
een reünie, een sportieve prestatie,
Limburgs bier, Maastricht en last but
not least het Jaarcongres.

P.J. van der Werf,
voorzitter Sportcommissie

KOPIJ
OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een 3,5
inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde re-
tums te geven.

-ocr page 160-

Alle veterinaire adviezen gebundeld in
een handig boekje: het bedrijfsadvie-
zenboek van \'Veehouder en dieren-
arts\'. Kort, krachtig en overzichtelijk,
dat is de stijl waarin dit boekje is ge-
schreven. De bedrijfsadviezen zijn
speciaal samengesteld voor de mo-
deme veehouder en daarom heel prak-
tisch opgetekend. Ook voor dierenart-
sen, studenten van de Faculteit der
Diergeneeskunde en agrarische scho-
len biedt dit boekje een bron van infor-
matie. Per diersoort vindt u seizoens-
gebonden adviezen voor ziekten-
bestrijding, voeding, vmchtbaarheid,
entschema\'s, huisvesting, gebmik
diergeneesmiddelen, hygiëne, enzo-
voort.

I m

■ iT

Verder bevat het een hoofdstuk \'tabel-
len\', met praktische wetenswaardighe-
den. Denk bijvoorbeeld aan: leeftijd-
schattingen aan de hand van het gebit,
bronst-, zoog- en draagtijden, lichaams-
temperaturen, enzovoort. Tot slot treft u
een uitgebreide lijst met adressen aan,
gerangschikt naar diersoort (stamboe-
ken, fokkerijverenigingen, onderzoeks-
instituten, etcetera). Het boekje is ver-
der voorzien van een handige tref-
woordenlijst, zodat elk onderwerp ge-
makkelijk en snel is na te slaan.
Een compleet naslagwerk dat zeker
een vaste plaats moet krijgen in de
kantoormimte van iedere veehouder!

GEBUNDELD DQGR VEEHOUDER EN DIERENARTS

VETERINAIRE BEDRIJFSADVIEZEN

A//e abonnees van Veehouder en Die-
renarts zullen dit boekje rond 1 okto-
ber 1996 gratis ontvangen, in dezelfde
oplage als het aantal abonnementen
op Veehouder en Dierenarts.

U heeft geen abonnement? Jammer,
dan krijgen uw veehouders het boekje
niet in bezit. U kunt wel lid worden.
Voor informatie kunt u bellen met Mw.
Geesje Rotgers, tel.:030-2510111.

Nog zo\'n uitgave van Veehouder en
Dierenarts die u beslist niet mag mis-
sen! In dit speciale nummer komen die-
renartsen aan het woord over de dierge-
neeskunde van zo\'n 40,50jaar geleden.
Waargebeurde verhalen van net na de
oorlog; de sociale rol dan de dierenarts
in een dorpsgemeenschap; welke taak
had de dierenarts in de varkens-, mnd-
vee- en pluimveegezondheidszorg. Het
lijkt nu allemaal zo ver weg, doch onze
ouders maakten het mee.
Waar gaat het naar toe met de huidige
dierenartsen en veehouders? Een aan-
tal dierenartsen waagt zich aan een
kijkje in de toekomst. Hoe is de ver-
houding tussen dierenartsen en vee-
houders over... zeg 50 jaar? Blijft het
fictie, of wordt het allemaal werkelijk-
heid? Al met al een zeer boeiend num-
mer waarin alle diersoorten aan bod
komen, alsmede de veterinaire apo-
theek en de algemene landbouwhuis-
dierenpraktijk.

Alleraardigst is, dat ook een aantal
voomitstrevende veehouders uit ver-
schillende bedrijfstakken zijn visie
geeft over de ontwikkelingen binnen
de relatie veehouder-dierenarts. Wat
verwachten zij nu van hun dierenarts
en hoe bezien zij de toekomst?

Tien jaar \'Veehouder en dierenarts\'

Het boek met bedrijfsadviezen en het
jubileumnummer zijn samengesteld
vanwege het tweede lustmm van
Veehouder en Dierenarts.
In 1986 is de redactiecommissie heel
voorzichtig gestart met dit voorlich-
tingsmedium, waarmee praktiserende
dierenartsen de aandacht van hun
cliënten kunnen vestigen op seizoens-
gebonden, steeds temgkerende proble-
men en op artikelen die handelen over
actuele veterinaire aangelegenheden in
de paarden-, de mndvee-, de varkens-.

RELATIE VEEHOUDER EN DIERENARTS

TOEN. NU. EN DAN

de pluimvee- en de schapenhouderij.
Wij zijn tien jaar geleden gestart met
een oplage van 12.000 exemplaren en
thans in 1996 rollen driemaandelijks
24.000 exemplaren van de drukpers.
Met de wetenschap dat in de laatste
tien jaar het aantal veehouderijbedrij-
ven fors is afgenomen en de totale op-
lage van Veehouder en Dierenarts
bijna is verdubbeld, menen wij te kun-
nen zeggen dat het blad zijn verdien-
sten reeds bewezen heeft en niet meer
is weg te denken uit de modeme dier-
geneeskundige praktijkvoering. De re-
dactiecommissie dankt bij deze alle
praktijken voor hun vertrouwen in
Veehouder en Dierenarts.

Namens de Redactiecommissie: C. Wil-
lenborg (Cuijk), voorzitter; J. Bakker
(Baexem); G.E.M. Bistervels (Dalfsen);
Mw. S.A.M. Deleu, eindredactie; Tj.
Jorna (Drachten); K.H.J. Lambeek
(Hoeven), penningmeester; J.L.A.M.
Remmen (Helvoirt); Mw. G.R. Rotgers,
secretariaat; L. van Roy (Antwerpen);
P. Vellema (Blija); A.C. Voeten
(Boxtel); H. Vrieselaar (Lemmer); J.A.
Westerbeek (Someren).

O

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebhen zich aangemeld de volgende
collegae:

Baeten, Mevr. M.M.L.A.; 1996; 5042 CD
Tilburg; Predikherenlaan 211.
Boerland, Mevr. J.C.; 1996; 3572 WD Utrecht;
De Blieckstraat 259.

Boom, R. van den; 1996; 3571 SM Utrecht; W.
Schuylenburglaan 90.

Edel, M.J.; 1996; 3581 CW Utrecht; Maliebaan
82.

Heivoort, M.J.T.M. van; 1996; 3514 CP
Utrecht; Leeuwerikstraat 5 bis.
HofTman, Mevr. M.J.; 1996; 3582 KP Utrecht;
Boomstraat 15 bis.

Kloet, Mevr. F. de; 1996; 3523 VN Utrecht;
Ora"\'»- Nassaulaan 1 A.

Kre vr. J.; 1996; 7462 PB Rijssen;

Mi( A.

-ocr page 161-

Lubbert, Mevr. J.G.; 1995; 3521 CR Utrecht;
Bolksbeekstraat 2.

Revet, Mevr. A.J.; 1996; 3531 SW Utrecht; 2e
Delistraat 17 bis.

Rietbergen, Mevr. M.J.T.R.; 1996; 3523 BB

Utrecht; Bamsteenlaan 35 I.

Wiersma, H.D.; 1984; 8219 PJ Lelystad;

Elandweg81.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
hoofdbestuur aangenomen:

Bulten, Mevr. A.; 1996; 3581 AC Utrecht;
Nachtegaalstraat 33 bis

Drummen, M.H.; 1996; 3553 JP Utrecht; C.
Mertensstraat 55.

Gallego, Mevr. M.V.; 1996; 1343 AA Almere;
Korhoenlaan 11.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het hoofdbestuur aangenomen:

Brink, M.T.J. van den; 3562 KG Utrecht; Roe-
lantdreef 132.

Busser, Mevr. I.A.; 3572 CD Utrecht; Witte-
vrouwensingel 77.

Haar, G. ter; 3706 CW Zeist; Laan van Vollen-
hove 703.

Hagedoom, Mevr. L.M.; 1106 HM Amsterdam;
MijehofS.

Hagen, Mevr. H.; 3705 ZR Zeist; Warande 205.
Koster, J.; 3583 AK Utrecht; A. van Ostadelaan
56 bis.

Sanders, Mevr. N.; 3581 WC Utrecht; Bloem-
straat 21 bis.

Velden, Mevr. D.F.E. van der; 3582 ZT Utrecht;
l.B.Bakkerlaan 223.

Verschoor, Mevr. W.M.; 3131 EK Vlaardingen;
Händelstraat 17.

With, E. de; 3531 XK Utrecht; Curacaostraat 25.

OVERLEDEN:

Op 18 augustus 1996 overieed Drs. J.R.F. Ex te
Raalte.

üp 23 augustus 1996 overieed Drs. S.A.
Goedegebuure te Utrecht.

JUBILEA:

Dr. J.V. Erejlach te Hoofddorp, aanwezig, 45
jaar, 15 september 1996

L. Jobse te Oostkapelle, afwezig, 25 jaar, 17 sep-
tember 1996

J.L.M. Regouin te Helmond, afwezig, 25 jaar, 17
september 1996

E.P. Snuif te Zaandam, afwezig, 25 jaar, 17 sep-
tember 1996

N. Ypenburg te Eindhoven, aanwezig, 25 jaar,
17 september 1996

ProfDr. A. de Kruif te Gent Sint-Denijs-
Westrem (België), aanwezig, 25 jaar, 17 sep-
tember 1996

J.A. Streumer te Bome, aanwezig, 25 jaar, 17
september 1996

H. de Vries te Ulvenhout, aanwezig, 35 jaar, 22
september 1996

A.C. Bestebroer te Giethoorn, afwezig, 40 jaar,
4 oktober 1996

M.J.G. Schoenmakers te Bavel, afwezig, 40 jaar,
4 oktober 1996

C. Schalk te Klundert, afwezig, 40 jaar, 5 okto-
ber 1996

Mevr. W.C. Spits-Eshuis te Zutphen, afwezig,
40jaar, 5 oktober 1996

ProfDr. A. Brand te Harare (Zimbabwe), aan-
wezig, 40 jaar, 7 oktober 1996
P.G. de Lint te Epe, aanwezig, 25 jaar, 8 oktober
1996

Mevr. H.M. Prause-Verweij te Soesterberg, af-
wezig, 25 jaar, 8 oktober 1996
Mevr. Th.J. Driehuis-van Haselen te Vlissingen,
aanwezig (tussen 17.00-20.00 uur), 25 jaar, 8
oktober 1996

A. Pluimers te Lichtenvoorde, aanwezig, 30
jaar, 11 oktober 1996

J.A. Smak te Bleskensgraaf, afwezig, 30 jaar, 11
oktober 1996

T.M. Tjang a Fa te Paramaribo (Suriname), af-
wezig, 30 jaar, 11 oktober 1996
Dr. J. Goudswaard te Middelburg, aanwezig, 30
jaar, 11 oktober 1996

A. Rutgers te De Bilt, afwezig, 50 jaar, 12 okto-
ber 1996

C. de Gier te Broek in Waterland, afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1996

Dr. K.H. Hermans te Arnhem, afwezig, 45 jaar,
13 oktober 1996

J.S. van der Kamp te Haren (Gr), afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1996

G.J. Molenkamp te Heeze, afwezig, 25 jaar, 15
oktober 1996

PROMOTIE:

Op 12 september 1996 Mevr. Drs. H.M.G. van
Beers-Schreurs te Houten.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
31 mei 1996:

Arts, Mevr. M.E.C.A.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
28 juni 1996:

Dujardin.C.L.L.
Kaalberg, L.A.
Laan, Mevr. T.T.J.M.
Meer, F.J.U.M. van der
Orsel. Mevr. K.
Rietbergen, Mevr. M.J.T.R.
Trilk. Mevr. D.E.
Vonk, J.P.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
Sjuli 1996:

Aalst, Mevr. E.G. van
Baeten, Mevr. M.M.L.A.
Edel,M.J.

Eijck, Mevr. l.A.J.M.
Glas, M.A.H. W.
Heivoort, M.J.T.M. van
Hoffman, M.J.
Kelholt, Mevr. J.M.
Scheffer, Mevr. C.J.W.
Westermann, Mevr. C.M.

MUTATIES:

163* Aalst, Mevr. E.G. van; 1996; 3981 WG
Bunnik; Deken Heinenstraat 25; tel.
030-6561528; wnd.d.
165* Arts, Mevr. M.E.C.A.; 1996; 3981 ZN
Bunnik; Vletweide 118; teL 030-
6561595; wnd.d.
167* Baeten, Mevr. M.M.L.A.; 1996; 5042
CD Tilburg; Predikherenlaan 211; tel.
013-4686078; wnd.d.
170 Beers-Schreurs, Mevr. Dr. H.M.G. van;
1988; U-1996; 3991 AH Houten; Leedijk
18; tel. 030-6379624 privé, 2531234 tst.
1139 bur.; fax 030-2531817; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Inw. Ziekten en Voeding
der Gr. Huisd.).
172 Berg, H.A. van den; 1948; 7471 JB Goor;
Markeloseweg 1-12; tel 0547-271723;
r.d., oud-adj. dir. V.D.; oud-i.V.G.; O.O.N.
176 Boer, J.W. de; 1985; 9256 HX Rijperkerk;

Reidikker 13; tel. 0511-431239/06-
52780619 privé, 0511-472064 prakt.; fax
0511-476456; p., geass. met K.S.
Broersma, F. in \'t Hout, J. Niehof en Mevr.
J.R. Vollema.

179 Borst-Franken, Mevr. S.W.H.; 1995; 1742
MD Schagen; Avendorp 1; tel. 0224-
215399 privé, 0299-648000 prakt.; p.,
medew. bij R. Santen en Mevr. K.
Siereveld.

180 Bosman, T.M.; 1965; 3823 BP Amers-
foort; Bastion 15; tel. 033-4562142 privé,
2571403 prakt.; fax 033-4562184; p., ge-
ass. met R.P.A.M. Brok, G. Hanstede,
Mevr. B.C. van Leeuwen en Mevr. M.S.H.
Thesingh.

183 Brink-Knol, Mevr. J.H. van den; 1991;
5388 RS Nistelrode; Vlasstraat 7; tel.
0412-611522 privé, 634407 prakt.; fax
0412-645809; p., medew. bij G.P.C.M.
Jenniskens en A.J..VI. van Nistelrooij.

186 Bulten, Mevr. A,; 1996; 3581 AC Utrecht;
Nachtegaalstraat 33 bis; tel. 030-2318886;
wnd.d. (toev. als lid).

191 Dijk, R.P.; 1991; 8281 GE Genemuiden;
Kievit 10; tel. 038-3857802 privé, 4771951
prakt,; p., medew. bij J.R. Eekhof.

198 Driessen, J.J.M.; 1994; 8077 SM Huls-
horst; Kapelweg 18; tel. 0341-452884
privé, 254442 prakt.; p., medew. bij A.J.
Brouwer, J.M.J. Frijlink, H.A.R. Koken
Y.D. van der Werff; medew. Vetvice.

198 Drummen. M.H.; 1996; 3553 JP Utrecht;
C. Mertensstraat 55; tel. 030-2441973;
wnd.d. (toev. als lid).

198*Dujardin, C.L.L.; 1996; 3545 NA
Utrecht; Rijksstraatweg 16 A; tel. 030-
6662296 privé, 030-2534841 bur.; fax
030-2534846; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. .Algemene Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisdieren).

199* Edel, M.J.; 1996; 3581 CW Utrecht;
Maliebaan 82; tel. 030-2340839; wnd.d.

203* Eijck, Mevr. l.A.J.M.; 1996; 3524 BK
Utrecht; Fivelingo 125; teL 030-2894147;
wnd.d.

206 Gallego, Mevr. M.V.; 1996; 1343 AA Al-
mere; Korhoenlaan 11; tel. 036-5384097;
wnd.d. (toev. als lid).

209*Glas, M.A.H.W.; 1996; 6922 GM Dui-
ven; Korenbloem 73; tel. 0316-280732
privé, 263167 prakt.; p., medew. bij R.
Pouw.

210 Graaf, F. de; 1995; 1713 HK Obdam;
Dorpsstraat 76; tel. 0226-452603 privé,
0229-561351/0226-451790 prakt.; p.,
medew. bij R.A.M.M. ter Schure.

210»Graafmans. J.M.M.; 1988; 7776 AD Slag-
haren; Coevorderweg 55; tel. 0523-682724
privé, 683333 prakt.; fax 0523-683144; p.,
geass. met G.J. Streefland.

2l6*Hartog, Mevr. I.R. den; Gent-1987; 4565
EL Sint Jansteen; Brouwerijstraat 92;
tel. 0114-312701 privé/prakt.; p., geass,
met A.E. de Bruyn.

218* Heivoort, M.J.T.M. van; 1996; 3514 CP
Utrecht; Leeuwerikstraat 5 bis; tel. 030-
2715332; wnd.d.

219 Hendriks. H.A.M.; 1992; 6017 AV Thom;
Bogenstraat 12; tel. 0475-566911 privé,
0495-551225 prakt.; fax 0495-551615; p.,
geass. met P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H.
Heijmans, A.Th.E. Kooien, M.l.M. Lint-
horst, F.G.M. Scheijmans, J.W.H. Scheres
en G.P.M.M. Tacken.

219 Hendriks, H.E.B.M.; 1987; 5632 TA Eind-
hoven; Italiëlaan 25; tel. 040-2426297
privé, 2480366 prakt.; fax 040-2412859; p.,

-ocr page 162-

geass. met Mevr. J.M. Hendriks-Timmers.
219 Hendriks-Timmers, Mevr. J.M.; 1987; 5632
TA Eindlioven; Italiëlaan 25; tel. 040-
2426297 privé, 2480366 prakt.; fax 040-
2412859; p., geass. met H.E.B.M. Hendriks.

335 Hennecken, M.; 1991; naar Nederland.
219 Hennecken, M.; 1991; 3563 SE Utrecht;

Marowijnedreef 5; tel. 030-2627804;
wnd.d.

2221 Hoffman, Mevr. M.J.; 1996; 3582 KP
Utrecht; Boomstraat 15 bis; tel. 030-
2522347; wnd.d.

336 Hoogendijk, J.L.; 1975; naar Nederland.
224 Hoogendijk, J.L.; 1975; 8051 PG Hattem;

Prinses Beatrixlaan 5; tel. 038-4443775
privé, 030-6921566 bur.; fax 030-
6919830; Consultant R.P.D., Livestock
Services B.V.
227 Hutjes, Mevr. M.J.J.; 1990; 4671 PM
Dinteloord; Zuidlangeweg 3; tel. 0167-
523235 privé, 0165-565800 prakt.; p., me-
dew. bij A.J.C. Bakx, B.J.A..M. Boschker,

B.A. ten Bruggen Cate, P.H.M.M.
Jacobs, A.J.M. Meesters, G.A.D.J. de
Mol, J.F.J. Segers en J.M. Verbocht.

232* Kaal, G.Th.F.; 1959; 3832 GD Leusden;
Prins Frederik Hendriklaan 6 F, " De
Leusder Berg "; tel. 033-4320812; r.d.
232* Kaalberg, L.A.; 1996; 6681 LG Bemmel;
Heuvelsestraat 12; tel. 06-53197166 privé,
013-5283535 prakt.; p., medew. bij

C.l.M.M. Achten, G.M.J.M. Boink,
F.L.P.C. Donders, A.H.M. van Dore-
malen, J.H.M. .Maas en M.G. van der
Weele.

235*Kelholt, Mevr. J.M.; 1996; 3951 LB
Maarn; .\\mersfoortseweg 4; tel. 0343-
415620; wnd.d.

237 Klein, M.H.; 1990; 6301 PP Valkenburg
(L); Beekstraat 4; tel. 045-4041503 privé,
4041461 prakt.; fax 045-4042393; p., ge-
ass. met L.A.1. Philippen.
243 Kuijk. H.A.; 1985; 7131 ZV Lichten-
voorde; (ioudenregenstraat 46; tel. 0544-
373785 privé. 371600 prakt.; fax 0544-
372255; p., medew. bij G.T. ter Heijden,
W.W.A.M. Kruysen, J.B.A. Loomans,

H.W. van Ruitenbeek en W. Schuurman.

246* Laan, Mevr. T.T.J.M.; 1996; 3561 TJ
Utrecht; Maria van Hongarijedreef 46;
tel. 0.30-2611912; d.

247 Lam. Dr. T.J.G.M.; 1990; U-1996; 3731
ET De Bilt; Park Arenberg 40 A; tel.
030-2200781 privé, 2534987 bur.; fax
030-2540784; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

255* Meer, F.J.U.M. van der; 1996; 3522 XN
Utrecht; Merwedestraat 16; tel. 030-
2885497; wnd.d.

265 Nobelen, Mevr. B.C.M. van de; 1995;
5056 TK Berkel-Enschot; Guido Gezelle-
laan 39; tel. 013-5332290 privé, 5331648
prakt.; p., medew. bij W.S.J. Rasenberg.

268*Orsel, Mevr. K.; 1996; 3522 XN Utrecht;
Merwedestraat 16; tel. 030-2885497;
wnd.d.

270 Pays Tentoea, Mevr. C.E.M.; 1995; 3071
AZ Rotterdam; Louis Pregerkade 216;
tel. 010-2151958 privé, 4290178/4190684
prakt.; p., medew. bij J.F.J. van den Broek,
C. Buesink, Mevr. A.H.M. Koert, A.W.
Kramer, Mevr. L.M.M. Oorsprong en
Mevr. C.H. Smit.

273*Poen, H.W.; 1981; 2131 BA Hoofddorp;
Hoofdweg 621; tel. 023-5635311 privé,
070-3187739 bur.; fax 070-3187701; bc-
leidsmedew. Infectieziekten, Lkol-d. Min.
van Defensie, Directie Militair Genees-
kundig Beleid.

275 Pranger, J.F.; 1991; 5814 AG Veulen;
Drabbelsweg 2; tel. 0478-514770 privé,
0499-476117 bur.; k.d. R.V.V. kring
Weert, distr. Son.

278* Rietbergen, Mevr. .M.J.T.R.; 1996; 3523
BB Utrecht; Barnsteenlaan 35 I; tel.
030-2522418; wnd.d.

340*Roelfsema, Mevr H.G.S.; 1993; naar
Nederland.

280* Roelfsema, Mevr. H.G.S.; 1993; 9722 RL
Groningen; p/a G. Borgesiuslaan 66; tel.
0599-564404;d.

281*Rooda, K.P.; 1994; 7771 XJ Hardenberg;
Rembrandtstraat 58; tel. 0523-268047
privé, 683333 prakt.; p., medew. bij

J.M.M. Graafnians en G.J. Streefland.

285*Scheffer, Mevr. C.J.W.; 1996; 3512 NX
Utrecht; Korte Smeestraat 4 A; tel. 030-
2300303 privé. 2534841 bur.; fax 030-
2534846; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. .Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren).

297 Stoelhorst, H.J.; 1995; 7251 EW Vörden;
Enkweg 24; tel. 0575-551511 privé,
551277 prakt.; fax 0575-554099; p., me-
dew. bij H.J. Breukink. A.J. Noordkamp,
H. Warringa en Mevr. C. Warringa-
Hendriks.

299* Szoboszlai, Z.A.; 1992; Nadere gegevens
onbekend.

303*Trilk, Mevr. D.E.; 1996; 8261 AX Kam-
pen; Buitennieuwstraat 84; tel. 038-
3321522/06-52941966 bur.; fax 038-
3321522; wnd.d.

306 Velden-ten Hoonte. Mevr. W. van der;
1979; 3205 AB Spijkenisse; Beverveen
215; tel. 0181 -634789 privé. 010-4470744
bur.; k.d. R.V.V. kring Rotterdam.

308 Verkerk, Mevr. M.; 1995; 1901 JN Cas-
tricum; Van Haerlemlaan 6; tel. 0251-
653390 privé, 072-5899588 prakt.; fax
072-5898777; p.. medew. bij A.F.M.
Duijser.

312* Vonk, J.P.; 1996; 3561 TJ Utrecht;
Maria van Hongarijedreef 46; tel. 030-
2611912; wnd.d.

315 Vugs, M.A.M.; 1989; 7325 ZP Apel-
doorn; Woudhuizerallee 28; tel. 055-
3602347 privé, 3668784 prakt.; p., me-
dew. bij J.M. Lourens, G. Porte en J.S.
Verseput.

316 Vugt, Mevr. G.C. van; 1995; 7038 CN
Zeddam; Ettemastraat 5; tel. 0314-
653242 privé, 663000 prakt.; fax 0314-
653242; p., medew. bij P.N. Beenen,
N.S.J. Hoogland, J. de Jong, M. Meijer,
H.P.A. van der Meulen, P.J.M. Stroomer
en H.W.F. Swart.

321* Westermann, Mevr. C.M.; 1996; 3241
GR Middelharnis; p/a Prins Hendrik-
straat 2; lel. 0187-484391 privé, 482966
prakt.; p., medew. bij L.E. Tjebbes.

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

15-10-1996
01-11-1996
15-11-1996
01-12-1996

Deadline *)

30-09-1996
14-10-1996
28-10-1996
11-11-1996

Doorlopende agenda

September

16 Smdiemiddag eendenhouderij, \'Het Spelder-
holt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00 uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

17 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Post-lPVS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken in samenwer-
king met Solvay Duphar Animal Health.
Postiljon Hotel Arnhem, 13.30 uur.

17 Smdiemiddag konijnenhouderij, \'Het Spel-
derholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

18 PAO-D cursus: 96.121. Introductie prakti-
sche toepassing echografie bij gezelschaps-
dieren.

18 Studiemiddag vleeskuikenhouderij, \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen: 14.00 uur.

19 Vergadering Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19 Algemene jaarvergadering Nederlandse
Vereniging van Fokkers van Edelpels-
dierenhouders(NFE): 10.00 uur

19 Smdiemiddag pelsdierenhouderij, \'Het
Spelderholt\'te Beekbergen: 14.00 uur.

19—20 Third ESW Symposium on Pestivirus
infections, Lelystad.

19—21 Lustrum Groep Geneeskunde van het
Paard, MECC Maastricht.

20 Algemene jaarvergadering Nederlandse
Organisatie van Pluimveehouders (NOP):
14.00 uur.

21 Open Dag Boeren, Biu\'gers en Buitenlui,
\'Het Spelderholt\' te Beekbergen: van 10.00
tot 16.00 uur.

23 Populair-wetenschappelijk congres\' Mens en
dier: een bijzondere band\'. Faculteit der
Diergeneeskunde, vanaf 10.00 uur.

24 IPC Dier-ciu^us; \'Klimaat 2 voor dierenart-
sen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie: de heer J.

1  Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 163-

Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.
Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.
Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.
24—28 14e Europese congres van de European
Society of Veterinary Pathology, in samen-
werlcing met de European Society of
Toxicological Pathology. Plaats: Gent,
België. Meer informatie: Congress Press, Te
Boelaerlei 23, B-2140 Antwerp, Belgium.
Tel.: 32 3 3227469, Fax: 32 3 3210277.
25 Vergadering Afdeling Gelderland.
25—27 PAO-D cursus: 96.604. Veterinaire
Apotheek II Landbouwhuisdieren.

24

24

XLl!

26

26

Lezingen over actuele zaken in de pluimvee-
gezondheidszorg. Gezondheidsdienst voor
Dieren in Boxtel, van 13.30 tot 16.30 uur.
Lezingen over actuele zaken in de pluimvee-
gezondheidszorg: WPS A-congres, Fonnu-
larium, residuen, ectoparasieten. Van 13.30
tot 16.30 uur bij de Gezondheidsdienst voor
Dieren in Boxtel.

Call-Centre Nederland B.V.

Telefoni.sche achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Necderland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam er\\ afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om UW telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

S P.T.T. Doorschakeldienst

•S *21

\'S Eigen doorkiesapparaat

S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Satumusstraat 51a, 7314 KM Apeldoom. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

ï

-ocr page 164-

Dierenarts

Akzo Nobel Is één van de grootste
chemische concerns ter wereld met
70.000 medewerkers in meer dan
50 landen. De hoofdzetel bevindt zich
in Arnhem. Werken bij Akzo Nobel
betekent een loopbaan bij een
technologisch hoogontwikkelde onder-
neming. Het productenpakket omvat
chemische producten, verven en lakken,
producten voor de gezondheidszorg en
vezels.

Intervet International bv

- een dynamische, snelgroeiende
onderneming, business unit van de
Pharma Group van het Akzo Nobel-
concern - ontwikkelt, produceert en
verkoopt diergeneeskundige prepa-
raten. De Intervet groep heeft een
twintigtal vestigingen verspreid over
de wereld met in totaal 1.700
medewerkers. In Nederland zijn
650 medewerkers werkzaam,
waarvan meer dan 1 70 in R&D.
Het hoofdkantoor is gevestigd in
Boxmeer De producten worden
wereldwijd geëxporteerd.

Uw werkomgeving

De afdeling Veterinary Services telt
21 medewerkers. Het team is verant-
woordelijk voor de wereldwijde
technische begeleiding van Intervet-
producten, het klinisch testen van
nieuwe producten in veldproeven en
de oriëntatie op nieuwe ontwikkelingen
en producten. Vanuit het team wordt
intensief contact onderhouden met
research, marketing, dochter-
ondernemingen, exportafdeling en
klanten in het buitenland. Vanwege
uitbreiding van het aantal producten
en gebieden waar Intervet actief is,
zijn wij op zoek naar een dierenarts.

Uw Functie

U gaat zich internationaal met de
producten voor kleine huisdieren
bezighouden. Belangrijke taken zijn
de technische ondersteuning van
vaccins en pharmaceutica voor
kleine huisdieren, alsmede het
plannen en uitvoeren van en rappor-
teren over veldproeven. Verder houdt
u presentaties tijdens seminars en
congressen, schrijft u technische
informatie en ontvangt u bezoekers.
Ook wordt van u een bijdrage ver-
wacht aan de ontwikkeling van
nieuwe producten.
U onderhoudt contacten met
gezondheidsdiensten en universiteiten
in binnen- en buitenland en met
dochterondernemingen, agentschap-
pen en eindgebruikers. Uiteraard
volgt u de ontwikkelingen in de kleine
huisdierensector op de voet.

Uw profiel

Wij vragen een opleiding Diergenees-
kunde en enige jaren praktijkervaring
in de kleine huisdieren praktijk. U
presenteert helder en beschikt over
uitstekende contactuele eigenschap-
pen. Van de moderne talen beheerst
u minimaal het Engels en bij voorkeur
ook het Duits, Frans en/of Spaans.
U bent bereid regelmatig te reizen.
Leeftijd tot 35 jaar.

Ons aanbod

Intervet biedt u een functie in een
organisatie waar groei en dynamiek
sleutelwoorden zijn. Uw carrière-
perspectief is goed, wat ook gezegd
kan worden van het salaris en de
overige arbeidsvoorwaarden. Een
prettige bijkomstigheid is voorts de
ligging van onze vestiging: pal tegen-
over het NS-station in Boxmeer.

Uw reactie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met drs. P. Broers,
Hoofd Veterinary Services, telefoon 0485-587620 (werk) of 0485-343998 (privé).
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u binnen 14 dagen richten aan de heer H. Verbeek,
Hoofd Personeelszaken, Intervet International bv. Postbus 31, 5830 AA Boxmeer

AKZO NOBEL

CREATING THE RICHT CHEMISTRY.

Jonge, enthousiaste dierenarts, 29 jaar, wil graag verder in gezelschapsdieren, daarom:

GEZOCHT: BAAN IN GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Bij voorkeur in de regio zuid/oost-Brabant of noord-Limburg.

Voor geïnteresseerden ben ik graag bereid verdere informatie te verstrekken.
U kunt uw reactie richten aan: E. van den Brandt, Ganzenmarkt 28A, 3512 GE Utrecht.

-ocr page 165-

Qi

Terecht, beste lezer, neemt u deze uitgave van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde ter hand. Het aanbod
van lezenswaardige artikelen is ook ditmaal weer groot en zéér gevarieerd.

De paardenpracticus (de spelling is gecontroleerd met het Groene boekje van de Nederlandse taal!) zal
allereerst het artikel van Geelen en Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan opslaan en daarin lezen dat
een hemangioom zeer verraderlijk kan zijn.

De varkenspracticus frist zijn kennis op en ziet veel praktische vragen beantwoord in het artikel van
Stades over de ulcus corneae.

Vervolgens zal de lezer in het interview van Sybesma met Bron de weemoed proeven naar de oude, consid-
tatieve praktijk.

Daarna is het een grote, maar wel een logische stap naar het artikel van Wentink: Rundveediergenees-
kunde tot 2010. U leest over gezonde koppels die certificatie op bedrijfsniveau mogelijk maken, gezond-
heidscentra die alleen nog meetellen als ze gecertificeerd zijn.

Onvermijdelijk dringt zich dan de vraag op hoe de deskundigheid van de dierenarts in 2010 benoemd zal
worden. We hebben dan beschrijvingen als diergeneeskundige of dierziektekundige waarschijnlijk inge-
ruild voor diergezoftdheidskundige.

Heeft u daarna de rapportage van de Werkgroep Salmonella Pluimvee en het verslag van de European
Association of State Veterinär)\' Officers gelezen, dan weet u dat er nog veel moet gebeuren om dit niveau
te bereiken én vast te houden.

Er valt voor de toekomstige dierenarts, maarzeker ook voor de huidige dierenarts dus nog veel te doen en
grenzeloos veel te leren. De aankondiging van de inleiding van De Keersmaecker komt daarmee juist op
tijd om het thema van het Jaarcongres op u te laten inwerken: Grenzeloos Veterinair Onderwijs.

Komt u ook naar het Jaarcongres in Kerkrade?

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 166-

EEN PONY MET EEN GEMETASTASEERD HEMANGIO-
SARCOOM

Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 544-6

S. N.J. Beelen\'^ en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\'

SAMENVATTING

Een Welsh pony ruin van 20 jaar oud at sinds tien dagen
slecht. Bij klinisch onderzoek viel op dat de mond- en
oogslijmvliezen van het dier zeer bleek waren. Bij labo-
ratoriumonderzoek werd een ernstige anemie, trombo-
cytopenie en hypoproteïnemie gevonden. Buikpunctie le-
verde hemorragisch vocht op. Bij sectie werd een
hemangiosarcoom in de milt vastgesteld met uitgebreide
metastasen naar longen, lever, nier en omentum. De
doodsoorzaak was verbloeding in de buikholte.

SUMMARY

A pony with a hemangiosarcoma and metastases.

A splenic hemangiosarcoma with multiple organ metastases in a pony is re-
ported. Clinical signs included weakness and pallor. Abdominal paracente-
sis revealed haemorragic fluid. Laboratory data included anaemia, throm-
bocytopenia and hypoproteinaemia. Necropsy findings included a
haemangio.sarcoma in the spleen with metastases in the lung, liver, kidney
and omentum.

INLEIDING

Een hemangiosarcoom is een maligne neoplasie uitgaande
van endotheelcellen (9). Bij gedomesticeerde dieren komen
hemangiosarcomen vooral voor bij de hond en incidenteel
bij het paard (1,9). In een retrospectief onderzoek in Canada
werd bij 4739 biopsieën en sectiemonsters van paarden
slechts éénmaal de diagnose hemangiosarcoom gesteld (4).
In een ander onderzoek in Canada werden bij 614 neopla-
siëen van paarden zeven hemangiosarcomen vastgesteld (4).
Hemangiosarcomen worden vooral aangetroffen bij oudere
paarden. Voorzover bekend is geen ras- en/of geslachtspre-
dispositie aanwezig (2). De klinische manifestatie varieert
met de locatie en grootte van de primaire tumor en de locatie
en uitbreiding van de metastatische laesies (1,2,8,13).
Achtereenvolgens worden de klinische en laboratoriumbe-
vindingen in combinatie met de pathologische bevindingen
weergegeven van een pony met een gemetastaseerd heman-
giosarcoom.

CASUÏSTIEK

Ziektegeschiedenis

Een Welsh pony ruin van 20 jaar oud werd aangeboden aan
de Kliniek voor Inwendige Ziekten der Grote Huisdieren met
als klacht dat hij sinds tien dagen nauwelijks at. De pony werd
enkele dagen behandeld met een antibioticum (penicilline/
streptomycine),
Prednisolon en aneurine. De practicus stelde
ook een emstige anemie vast. Twee dagen voor verwijzing
naar de Kliniek voor Inwendige Ziekten der Grote Huisdieren
werd een bloedtransfusie (vijf liter bloed) toegediend.

\' Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren, Faculteit der
Diergeneeskunde, Postbus 80152, 3508 TD Utrecht.

Klinisch onderzoek

Bij aankomst in de Kliniek maakte het dier een slome indmk.
De ademhaling was regelmatig, costo-abdominaal met een iets
te hoge frequentie (24 per minuut). De pols was krachtig, regel-
matig en equaal, maar had een te hoge frequentie (80 slagen per
minuut). De temperatuur was normaal (37.5\'\'C) en de extremi-
teiten voelden warm aan. De turgor was matig. Slijmviezen
waren egaal bleek, vochtig en vertoonden geen laesies. De
sclerae waren wit. De lymfeknopen waren normaal van
grootte, niet pijnlijk en waren niet vergroeid met omliggende
weefsels. Bij onderzoek van het respiratie-apparaat werden
geen afwijkingen gevonden. Bij onderzoek van het circulatie-
apparaat viel op dat het dier een bonzende hartslag had.
Onderzoek van de buik leverde een positieve undulatie op. Er
was geen sprake van een \'défense musculaire\'. Bij rectale ex-
ploratie ontstond de indmk dat \'vrij vocht\' te voelen was, de
milt lag ver naar voren waardoor deze slecht af te tasten was.

Bloedonderzoek

Het bloedonderzoek leverde een anemie (0.13 L/L, normaal
0.36-0.42 L/L) en een leucocytose op (17.3 G/L, normaal 7-
10 G/L) met een rechtsverschuiving (83% segmentkemige
granulocyten en 17% lymfocyten). Het totale eiwitgehalte in
het semm was verlaagd (47 g/L, normaal 60-90 g/L) met een
normale elektroforese (55.1% albumine, 12.1% alfa-globuli-
nes, 23.8% beta-globulines en 9.0% gamma-globulines). De
totale bilimbine-concentratie was normaal (38.4 p,mol/L,
normaal 0-40 p.mol/L) waarvan 90% ongeconjugeerd. De
ureumconcentratie en de creatinineconcentratie waren veel
te hoog (21.7 mmol/L, normaal <8 mmol/L, respectievelijk
308 p,mol/L, normaal <168 mmol/L). De activiteit van de le-
verenzymen was verhoogd (alkalische fosfatase; 480 lU/L,
normaal <300 lU/L; gamma-glutamyltranspeptidase: 58
lU/L, normaal <20 lU/L; aspartaataminotransferase: 583
lU/L, normaal <275 lU/L). Ook werd een trombocytopenie
gevonden (49 G/L, normaal >150 G/L).

-ocr page 167-

Buikpunctie

Vanwege de positieve undulatie en de rectale bevindingen
werd een buikpunctie uitgevoerd. Er werd veel hemorra-
gisch vocht verkregen met een hematocriet van 0.20 L/L en
15 G/L leucocyten. Normaliter bevat buikvocht géén erytro-
cyten en niet meer leucocyten dan het bloed. Hier waren dus
per liter meer erytrocyten in het buikvocht aanwezig dan in
de bloedbaan.

Verloop

Kort na aankomst overleed de pony. Vanwege de hemorragi-
sche vloeistof in de buikholte werd differentieel diagnostisch
gedacht aan:

* bloeding in de buikholte vanuit een gescheurd wormaneu-
rysma;

* intraperitoneale bloeding ten gevolg van trauma;

* neoplasie met een ruptuur en daaruit verbloeding;

* bloeding in de buikholte vanuit een gescheurde lever.

Patholoog-anatomisch onderzoek

Bij macroscopisch onderzoek viel op dat het kadaver zeer
bleek was. In de buikholte werd veel sterk bloederig vocht
aangetroffen. In de milt was aan de dorsale zijde een 5 cm
grote prominerende knobbel aanwezig. Deze zwelling bleek
op sneevlakte veel necrose te bevatten grenzend aan gebie-
den met een cavemeus aspect. Naast nonnaal miltweefsel
was er nog een tweetal kleine vergelijkbare haarden aanwe-
zig. In de lever waren uitgebreide tumormetastasen aanwe-
zig, met een doorsnee van 0.3 tot 1 cm en een donker caver-
neus aspect. Aan de voorvlakte van de lever, in de rechter
leverkwab was een 20 cm grote bloeding aanwezig waarbij
het leverkapsel gescheurd was. Contactmetastasen waren
uitgebreid aanwezig in het
Omentum. Ook de longen en de
nieren bevatten multipele kleine metastasen met een diame-
ter van maximaal 1 cm. De overige organen vertoonden geen
bijzonderheden. Histologisch waren de knobbels in de milt
redelijk begrensd. Ze bestonden uit holtes bekleed met hoog
endotheel met lokaal duidelijke kematypie. In de lever wa-
ren hemangiosarcoommetastasen aanwezig; de grote bloe-
ding in de rechter leverkwab bleek naast bloeding ook een
tumoreus gebied te bevatten. Plaatselijk werd coagulatiene-
crose gevonden vooral in de acino perifere gebieden van de
leveracini. In de nieren waren eveneens metastasen aanwe-
zig. De long was doorzaaid met omschreven gebiedjes met
metastasen naast alveolaire bloedinkjes.

DISCUSSIE

De diagnose hemangiosarcoom met metastasen werd gesteld
op basis van de histopathologische bevindingen. Histolo-
gisch worden hemangiosarcomen gekarakteriseerd door im-
mature endotheelcellen met grote hyperchrome kernen en
weinig cytoplasma (1,8). De neoplastische cellen vormen so-
lide celrijke gebieden en/of wisselend grote vasculaire holtes
die met bloed gevuld zijn. Vaak zijn er ook uitgebreide meta-
statische veranderingen aanwezig (1,8).
Daar de tumor ontstaat uit endotheelcellen kan de primaire
tumor vrijwel op elke plaats in het lichaam ontstaan. De milt,
lever en rechter atrium zijn bij de hond de voorkeurslocaties
voor hemangiosarcomen (8). Bij paarden lijkt geen voor-
keurslocatie aanwezig te zijn, gezien de variatie in primair
aangetaste orgaansystemen. Bij 24 beschreven paarden met
hemangiosarcomen waren voomamelijk het locomotieappa-
raat en de respiratietractus betrokken (1,14). Freestone
et al
(2) en Jean et al (4) vermelden echter dat meestal de huid of

ogen aangetast zijn. Hemangiosarcomen zijn bij het paard
ook beschreven in de sinus frontalis (10), de ovaria (3), de
mond (12,), de wervelkolom (5,7), de hersenen (1), de nieren
(8) en de milt (1).

Metastasen ontstaan gewoonlijk snel omdat de tumorcellen
gemakkelijk toegang tot de circulatie hebben, de tumor me-
tastaseert dan ook voomamelijk via de hematogene route
(6,9). De long en lever zijn de meest voorkomende plaatsen
voor metastasen, maar metastasen kunnen overal in het li-
chaam voorkomen (9). Het patroon van metastasering lijkt
mede bepaald te worden door de locatie van de primaire tu-
mor. Bij tumoren, gelegen in de lichaamsholten, zullen bij
doorbraak van het kapsel vaak ook contactmetastasen optre-
den. Bij dieren met multipele tumoren is de locatie van de
primaire tumor vaak moeilijk aan te geven (6,8).
Anemie en trombocytopenie worden gevonden bij de meeste
paarden waarbij hemangiosarcomen beschreven zijn (1,13).
Bij de beschreven patiënt zal het massale bloedverlies waar-
schijnlijk de oorzaak zijn van zowel de verlaagde hemato-
criet als het verlaagde trombocytenaantal en de verlaagde ei-
witconcentratie in het serum. Angiogene tumoren hebben de
neiging te bloeden in het betrokken orgaan of in de lichaams-
holte, omdat de bloedvaten gevormd door de tumorcellen
zwak zijn en gemakkelijk ruptureren (1,6,9). Ook bij andere
dieren, zoals de hond en de kat, treedt dikwijls verbloeding
op uit een der tumoren (13).

Bij de beschreven patiënt zou de verhoogde activiteit van de
leverenzymen en de verhoogde ureum-creatinineconcentra-
tie veroorzaakt kunnen worden door de uitgebreide metasta-
tische laesies in de lever en de nier. Bij deze patiënt kan ook
de hypovolemie bijgedragen hebben aan de verhoogde
ureum-creatinineconcentratie.

Beschrijvingen van de klinische symptomen van paarden
met hemangiosarcomen zijn divers en absoluut niet speci-
fiek. De paarden werden aangeboden met verschillende
klachten: kreupelheid, ataxie, onverklaarbare diktes aan het
lichaam, benauwdheid en epistaxis (3,7).
De verschijnselen kunnen zich in korte tijd manifesteren (<3
weken), gevolgd door snelle verslechtering van de algemene
toestand van de patiënt en de dood (3). Waller en Rubarth
(15) beschrijven een paard dat dood gevonden werd in de
wei zonder ooit ziekteverschijnselen vertoond te hebben. Bij
sectie had dit dier multipele hemangiosarcomen in het peri-

-ocr page 168-

toneum en de ovaria met als gevolg een ruptuur en een fatale
bloeding naar de buikiiolte.

Hemangiosarcomen bij het paard worden niet vaak ante
mortem
gediagnostiseerd, vanwege de vaak snelle klinische
achteruitgang en de aspecifieke klinische symptomen. In alle
gevallen die beschreven zijn, leverde cytologisch onderzoek
van monsters verkregen door bronchoalveolair spoelingen,
thoraxpunctie en buikpunctie géén neoplastische cellen op.
Ondanks de frequent gevonden bloedingen naar luchtwegen,
thorax en buikholte, lijken hemangiosarcomen dus niet mak-
kelijk \'af te schilferen\' (2,6,8,11,13).
Bij twee beschreven paarden met hemangiosarcomen in de
longen bleek pleuroscopie een bruikbaar diagnostisch hulp-
middel (1,8). Via pleuroscopie is het namelijk mogelijk de
inthrathoracale laesies in beeld te brengen en te biopteren en
zo dus een
ante mortem histopathologische diagnose te stel-
len (8).

Zowel bij paarden als bij andere diersoorten hebben heman-
giosarcomen een slechte prognose, tenzij er sprake is van één
solitaire laesie die in een vroeg stadium gediagnostiseerd
wordt en chirurgisch verwijderd kan worden (1).

DANKBETUIGING

Onze dank gaat uit naar dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Vakgroep
Pathologie) voor het verrichten van het pathologisch onderzoek en het kri-
tisch doorlezen van het manuscript en naar dr. H.C. Kalsbeek (Vakgroep
Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren) voor zijn adviezen bij
de evaluatie van de patiënt.

LITERATUUR

1. Collins MB, Hodgson DR, Hutchins DR, and McConaghy FF.
Hemangiosarcoma in the horse: three cases. Aust Vet J 1994; 71: 296-

2.

3.

4.

6.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

Freestone JF, Williams MM,and Norwood G. Thoracic haemangiosar-
coma in a 3-year-old horse. Aust Vet J 1990; 67:269-70.
Gruys E, Kok HAR, and Werf VD van der. Benauwdheid door inthra-
thoracale verbloeding met hemangiosarcomen bij een paard. Tijdschr
Diergeneeskd 1976;6:310-2.

Jean D, Lavoie JP, Nunez L, Lagace A, and Laverty S. Cutaneous he-
mangiosarcoma with pulmonary metastasis in a horse. J Am Vet Med
Assoc 1994;5:776-8.

Kennedy FA, and Brown CM. Vertebral angiosarcoma in a horse. J
Vet Invest 1993; 5: 125-7.

MacEwen EG. Miscellaneous tumors: hemangiosarcoma. In: Withrow
SJ, MacEwen EG, eds. Clincal veterinary oncology. Philadelphia: JB
Lippincott Co, 1989:412-7.

Newton-Clarke MJ, Guffoy MRG, Dykes NL, and Divers TJ. Ataxia
due to a vertebral hemangiosarcoma in a horse. Vet Ree 1994; 135:
182-4.

Rossier Y, Sweeney CR, Heyer G, and Hamir AN. Pleuroscopie diag-
nosis of disseminated hemangiosarcoma in a horse. J Am Vet Med
Assoc 1990; 196: 1639-40.

Stannard AA, and Pulley LT: Tumors of skin and soft Tissues. In:
Moulton JE. ed. Tumors of Domestic Animals, ed 2. Berkeley, Calif:
University of California Press, 1978: 45-8.

Stencel E, and Grotelueschen D. Hemanangiosarcoma involving the

frontal sinus of a horse. Equine Pract 1989; 7: 14-6.

Sweeney CR, and Gillette DB. Thoracic neoplasia in equids: 35 cases

(1967-1987). J Am Vet Med Assoc 1989; 195: 374-7.

Sweigard KD, and Hattel AL. Oral hemangiosarcoma in a horse.

Equine Pract 1993; 15: 12-3.

Valentine BA, Ross CE, Bump JL, and Eng VM. Intramuscular he-
mangiosarcoma with pulmonary metastasis in a horse. J Am Vet Assoc
1986; 188:628-9.

Pelt RW van. Langham RF, and Gill HE. Multiple hemangiosarcomas
in the tarsal synovial sheath of a horse. J Am Vet Assoc 1972; 161:49-
52.

Waller T, and Rubarth S. Haemangioendothelioma in domestic ani-
mals. Acta Vet Scand 1967; 8: 234-61.

Waugh SL, Long GG, Uriah L and Grant BD. Metastatic hemangiosar-
coma in the equine: report of 2 cases. J Equine Med Surg 1977; 1:311-5.

In de begeleidende folder wordt vermeld dat dit boek de dia-
gnostiek, de behandeling en de preventie van alle gebruike-
lijke aandoeningen van het paard omvat. Rariteiten, zoals de
ziekte van Marie-Bamberger, renale tubulaire acidose en hy-
pofyse abcessen ontbreken dan ook. Maar liefst 76 auteurs
hebben de 20 hoofdstukken samengesteld. Achtereenvolgens
komen aan bod: de infectieziekten, het immuunsysteem, voe-
ding en stofwisseling, toxicologie en farmacologie, de huid,
keel, neus en oor, de longen, het circulatie-apparaat, het hae-
molymfatisch systeem, de digestie-tractus, de endocrinolo-
gie, de afvoerende urine-wegen, de genitaal-tractus, de neo-
natologie, de intensive care, het lokomotie-apparaat, de
inspanningsfysiologie, neurologie en gedrag, de
Ophthalmo-
logie en de oncologie.

Het betreft een tekstboek en dientengevolge ontbreken figu-
ren en foto\'s. Wel is er een keur aan praktische relevante ta-
bellen, zoals bijvoorbeeld betreffende de halfwaarde tijden
van NSAID\'s bij het paard, de configuraties van het ECG bij
aritmieën van het hart, de differentiële diagnose van chro-
nisch vermageren, de oorzaken van haematurie, etcetera.
Met 11.6% van de tekst de orthopaedic betreffend ligt het ac-
cent op de inwendige ziekten en de voeding. De teksten blin-
ken uit doordat ze kort en bondig geschreven zijn met vol-
doende aandacht voor de pathofysiologie. De hoofdstukken
over antibiotica en de cardiologie vond ik erg verfrissend ge-
schreven. In de regel zijn de teksten erg praktisch.
Uitzonderingen op deze regel zijn natuurlijk altijd wel te vin-
den, zoals ten aanzien van een maagimpaction, waarbij een
endoscopische diagnose (p. 466) wat vergezocht lijkt. De in-
tramusculaire toediening van flunixine meglumine (Fina-
dyne®) aan koliekpaarden (p. 469) is niet alleen off-label
use, maar ook erg onaantrekkelijk vanwege de eventuele
spiemecrose en de duur tot het effect. Een snelle diagnose
van Equine monocytaire ehrlichiose (p. 516) zou ontbreken,
maar wat is nu sneller dan het beoordelen van een uitstrijkje
van het perifere bloed. De eenheden zijn ook nog niet een-
duidig SI en het paragraaQe over tetanie is wel erg kort. Maar
dat zijn kleinigheden vergeleken met de schat aan informatie
voor / 156,20.

THE EQUINE MANUAL

Resumerend betreft het een aanbevelenswaardig boek.

J.H. van der Kolk

-ocr page 169-

Uiten voor de praktijk

INLEIDING

Een kenmerk van de menselijke geest is het vermogen de ge-
schiedenis te evalueren en gebaseerd daarop een toekomstvi-
sie te ontwikkelen. Deze visie moet vervolgens worden ver-
taald in doelstellingen en beleidsmaatregelen. In de dier-
geneeskunde is een beleid op lange termijn niet duidelijk ge-
formuleerd.

Van oudsher is de diergeneeskunde een beroep dat zich be-
zighield met het genezen van zieke dieren. Echter de laatste
jaren is de diergeneeskundige aandacht in de nutsdierhoude-
rij meer en meer gericht op de koppel. In de pluimveehoude-
rij en in de varkenshouderij is dit duidelijker dan in de rund-
veehouderij. Daarbij verschilt de mentaliteit van houders
van in groepen gehouden nutsdieren van die van eigenaars
van individuele gezelschapsdieren.

Een heroverweging met betrekking tot de rol van de dieren-
arts in de rundveegezondheidszorg is op zijn plaats.
Om een beeld te kunnen schetsen van de bijdrage die van een
rundveedierenarts in de toekomst wordt verwacht moeten
twee vragen worden beantwoord, namelijk:

1. hoe ontwikkeh zich de rundveehouderij tot het jaar 2010?

2. welke specifieke bijdrage wordt van de rundvccdierenarts
verwacht in de periode tot 2010?

Onderstaande dierenartsen zijn professioneel hoofdzakelijk
in de rundveehouderij werkzaam en hebben de uitdaging
aanvaard om de recente ontwikkelingen in de rundveehoude-
rij te extrapoleren.

Wanneer in onderstaande tekst de dierenarts of hij wordt ge-
schreven, gelieve men hier ook de vrouwelijke vorm te le-
zen.

ONTWIKKELING MELKVEEHOUDERIJ

Melkprijs

De melkveehouderij heeft het laatste decennium stormach-
tige ontwikkelingen doorgemaakt. De melkproductie van
koeien in Nederland (ook in andere Europese landen) is sterk
gestegen. Een goed fokbeleid en betere voeding (die voor
een deel geïmporteerd wordt) vormen de basis van deze pro-
ductieverhoging.

De toekomst van de rundveehouderij in Nederland zal wor-
den bepaald door ontwikkelingen op economisch terrein,
door dierziektebestrijdingsmaatregelen van de EU, en door
politieke stellingname ten aanzien van de dierhouderij in het
algemeen.

\' Holland Cenetics BV te Arnhem.

G.H. Wentink\'\'

Binnen de EU is het prijspeil voor melk en vlees hoger dan
op de wereldmarkt. Ontwikkelingen op de wereldmarkt
(GATT, loonontwikkelingen in Europa ten opzichte van el-
ders in de wereld) zullen naar verwachting de melkprijs on-
der druk zetten. Daarbij zal waarschijnlijk de melkquotering
vervallen.

Men kan er vanuit gaan dat de melkprijs achter zal blijven bij
de kostprijs. Een relatieve daling van de melkprijs met ƒ0.10
a ƒ 0.15 ten opzichte van het huidige prijspeil is aannemelijk.

Veebezetting

In de toekomst zullen niet meer dan twee melkkoeien inclu-
sief bijbehorend jongvee per hectare gehouden mogen wor-
den. De beschikbare weidegrond in Nederland bedraagt
circa 1.000.000 hectare. Deze limiet stelt grenzen aan het to-
taal aantal in Nederland te houden melkkoeien.

Verhoging van de melkproductie per bedrijf zal moeten ko-
men uit een verhoging van de melkproductie per koe. De
veehouders van hoogproductieve bedrijven zullen dan echter
wel zonneklaar moeten aantonen, dat de hoogproducerende
melkkoeien een dierwaardig bestaan hebben. In de publieke
opinie worden koeien letterlijk en figuuriijk uitgemolken.
Echter, veel hoogproductieve bedrijven laten in deze tijd
zien door goede conditie en goede gezondheid van de
koeien, dat een duurzame hoge productie goed mogelijk is.
Een confrontatie met de publieke opinie kan met vertrouwen
tegemoet worden gezien.

Tabel 1. Kostprijs op gespecialiseerde melkveebedrijven. De kosten zijn
weergegeven in centen per kg melk.

De bewerkingskosten omvatten de kosten van machines, loonwerker en
arbeid. De laatste post arbeid is veruit de grootste kostenpost: aangezien
de veehouders zelf de arbeid verrichten kunnen zij genoegen nemen met
een lager uurloon. Tevens bezitten zij veelal een groot deel van het kapitaal
en kunnen ook hier genoegen nemen met een klein rendement
(Dijkhuizen).

RUNDVEE-DIERGENEESKUNDE TOT 2010

Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 547-50

kostprijs

kostprijs

kostprijs

gemiddeld

laag

hoog

aantal koeien

55

90

35

quotum

375.000

645.000

230.000

quotum/ha

12.000

13.000

10.500

productie/koe

6900

7200

6500

kostprijs/kg melk

94,35

73,90

122,80

bewerkingskosten

54,40

38,95

77,05

toegerekende kosten

24,40

22,40

27,80

grond en gebouwen

17,25

14,75

20,00

quotumkosten

7,30

7,10

7,25

algemene kosten

8,40

7,00

10,40

totale kosten

111,75

90,20

142,50

AF: overige opbrengsten

17,40

16,30

19,70

-ocr page 170-

Bedrijven

Recente berekeningen betreffende het inkomen op gespe-
ciahseerde Nederlandse melkveebedrijven tonen aan, dat
op het merendeel van de bedrijven de kostprijs per liter
melk groter is dan de opbrengst per liter melk (tabel 1). Uit
de tabel blijkt, dat bedrijven met een groter aantal koeien
gemiddeld de laagste kostprijs hebben. Het economisch
voordeel voor de grotere bedrijven komt vooral voort uit
het verschil in de bewerkingskosten: kosten voor voeder-
winning, machines en arbeid kunnen op de grotere bedrij-
ven worden gedragen door een groter aantal koeien met als
effect een lagere kostprijs per liter melk. Men moet echter
wel bedenken, dat grote variaties in de kostprijs voorko-
men.

Bij een ongeveer gelijkblijvende kostprijs (circa ƒ 0.74) zou
de relatieve daling van de melkprijs kunnen worden opge-
vangen bij een een jaarlijkse melkproductie van circa
800.000 liter.

Toekomst melkveebedrijven

Met betrekking tot de ontwikkeling van de melkveehouderij
kunnen in de toekomst mogelijk drie typen bedrijven wor-
den onderscheiden.

Melkbedrijven

Ten eerste de categorie grote bedrijven die reeds nu een
kostprijs per liter melk hebben die rendabel is. In de toe-
komst zullen deze bedrijven 100 of meer koeien tellen met
een gemiddelde productie van 8000 liter of meer per aan-
wezige koe. De aandacht is bij deze bedrijven gericht op
een efficiënte bedrijfsvoering en op de gezondheid van de
koppel.

De diergeneeskundige zorg is op deze bedrijven vooral ge-
baseerd op
begeleiding. Curatieve diergeneeskundige zorg
zal op deze bedrijven waarschijnlijk beperkt zijn.

Topbedrijven

In de tweede plaats is er een groep bedrijven waarop thans
de kostprijs boven de melkprijs ligt. Mits deze bedrijven een
jaarlijkse hoeveelheid melk produceren van 800.000 liter
melk, kunnen zij ook in de toekomst overleven. De efficiën-
tie per liter melk moet echter worden opgevoerd en dat is op
dit soort bedrijven alleen mogelijk door een sterke stijging
van de melkproductie tot 10.000 liter per koe. Sommige
(optimistische) voorspellers achten 13.000 liter per koe
haalbaar. De bedrijfsgrootte bedraagt 60 tot 80 koeien. Op
deze bedrijven moeten de koeien optimaal worden ver-
zorgd. Ze worden vanaf de geboorte als het ware begeleid
als
topatleten.

Ook op deze bedrijven zal het accent van de diergeneeskun-
dige zorg liggen op een intensieve begeleiding om bedrijfs-
gebonden ziekten en vooral stofwisselingsstoomissen te
voorkómen.

Tevens kan op dit type bedrijven de curatieve zorg veel aan-
dacht krijgen. Eventuele ziektegevallen moeten snel wor-
den herkend en -indien rendabel- snel worden behandeld om
een sterke daling van de melkproductie te voorkómen.
Langdurige behandelingen zijn waarschijnlijk niet renda-
bel. De dierenarts zal voor individuele ziektegevallen
vooral een betrouwbare prognose moeten kunnen stellen.

Landschapbeheerders

De categorie kleine bedrijven heeft momenteel een kostprijs
per liter melk die ruim boven de melkprijs ligt (circa
ƒ 1,23/liter). Voor deze categorie lijkt geen bestaan als ge-
specialiseerd melkveebedrijf weggelegd. Deze bedrijven
kunnen alleen overleven wanneer neveninkomsten worden
gegenereerd, of een meerprijs voor hun producten (biolo-
gisch dynamisch?) wordt gecreëerd. Mogelijk dat voor deze
categorie een door de overheid betaalde taak als
land-
schapsbeheerder
kan worden geschapen.

De diergeneeskundige inbreng op dit type bedrijven zal naar
verwachting bestaan uit de consultatieve zorg in een finan-
cieel minder draagkrachtige omgeving.

Voor de vleesveehouderij in Nederland lijkt nauwelijks een
toekomst weggelegd. De diergeneeskundige zorg op de
overblijvende bedrijven zal slechts bestaan uit incidentele
begeleiding bij probleemgevallen en uit medicijnverstrek-
king.

CERTIFICERING

Door de EU wordt gestreefd naar uitbanning van infectieuze
agentia uit de veestapel. De filosofie is eliminatie van een
agens en niet leven met een solide immuniteit tegen een
agens. Vaccinatiestrategieën zullen alleen in uiterste nood-
zaak mogen worden toegepast.

Deze attitude heeft consequenties voor het houden van vee.
Eén van de belangrijkste pijlers waarop uitbanning van
ziekten is gebaseerd, is een optimale hygiëne. Daarmee is
onverbrekelijk een gesloten bedrijfsvoering verbonden.
Wanneer een dier eenmaal het bedrijf heeft verlaten, mag
het niet meer worden teruggenomen. Verplaatsing van die-
ren tussen bedrijven zal alleen kunnen worden toegestaan
als de bedrijven een gelijkwaardige gezondheidsstatus heb-
ben.

De paniek met betrekking tot BSE maakt duidelijk dat de
consument zeer grote waarde hecht aan de veiligheid van
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. De basis voor
deze betrouwbaarheid wordt gelegd door het volledig in
kaart brengen en inzichtelijk maken van de herkomst van
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong en door een
volledige registratie van alle (diergeneeskundige) hande-
lingen. Iedere behandeling tegen ziektes zal tot gevolg
hebben dat gedurende enige tijd geen producten afkom-
stig van het bewuste dier in het voedselpakket mogen
worden opgenomen. In alle omstandigheden is dan ook
het devies:
voorkómen van ziekten. De beste methode is
het uitbannen van ziektekiemen uit de rundveepopulatie
die die voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong produ-
ceert.

Certificaten die de herkomst van bepaalde producten aan-
geven hebben inmiddels een plaats gekregen en zullen in
belang toenemen. Deze certificering kan betrekking heb-
ben op aspecten van de gezondheid (bijvoorbeeld paratu-
berculose-vrij), op de werkwijze in de productiekolom en
daarmee op de kwaliteit van de te leveren producten, of kan
betrekking hebben op ethische waarden van de dierhoude-
rij.

Ook dierenartsenpraktijken en individuele dierenartsen zul-
len aan een certificatiestelsel worden onderworpen.

-ocr page 171-

CONCURRENTIE

De concurrentie in de diergezondheidszorg neemt toe. Er
staan de veehouder vele adviseurs ten dienste, waarvan de
dierenarts er één is. Bijvoorbeeld met betrekking tot het ge-
ven van adviezen over rantsoenen worden dierenartsen niet
of slechts zijdelings geconsulteerd.

Vele veehouders hebben met betrekking tot de diergenees-
kundige zorg de rol van \'verpleger\' op zich genomen en
voeren vele behandelingen zelfstandig uit, veelal na overleg
met de dierenarts. In toenemende mate nemen ook anderen
een deel van de taken die oorspronkelijk aan de dierenarts
waren toevertrouwd voor hun rekening (klauwbekappen).
Ook de drachtigheidsdiagnostiek wordt al in enkele geval-
len door niet dierenartsen uitgevoerd. De dierenarts zal in
toenemende mate rekening moeten houden met concurren-
tie tegen lagere tarieven.

De conclusie uit bovenstaande overwegingen is dat de ge-
zondheidszorg voor koeien een
hoofdzakelijk preventief ka-
rakter
zal hebben. Maatregelen om ziekteinsleep te voorkó-
men en om bedrijfsgebonden ziektes onder controle te
houden zullen de regel worden. Daamaast zal de hoge melk-
productie een optimale begeleiding eisen, met name wat be-
treft het voorkómen van voedingsstoornissen.

Deze verschuiving in de aandacht voor de diergezondheid op
mndveebedrijven zal moeten worden ingevuld door dieren-
artsen, die koppelgericht en preventief hebben leren denken.
Gebaseerd op de specifieke diergeneeskundige kenmerken
zal het vertrouwen van de cliënt moeten worden behouden.
Dat betekent vooral, dat de dierenarts op hoog niveau zijn
waarde voor het bedrijf en de bedrijfsvoering zal moeten to-
nen.

BEDREIGINGEN VOOR DE BEROEPSGROEP

1. De schaalvergroting als gevolg van de melkprijsdaling
zal de aandacht voor individuele koeien doen dalen. De
klassieke consultatieve praktijk zal nog verder geredu-
ceerd worden.

2. Begeleiding op basis van uitsluitend kengetallen zonder
klinische interpretatie vormt een bedreiging voor de be-
roepsgroep. Bij een dergelijke benadering zullen andere
aanbieders waar mogelijk enkele deelgebieden tot hun
zorg rekenen en een deel van dit werk op zich nemen te-
gen een lager tarief

3. Verlies van het apotheekrecht baart zorgen aangezien via
de verstrekking van diergeneesmiddelen een duidelijke
entree naar bedrijven bestaat.

4. Concurrentie door niet dierenartsen (zie boven).

MOGELIJKHEDEN VOOR DE RUNDVEEDIEREN-
ARTS TOT 2010
1. Participatie in kwaliteitsprojecten.

In toenemende mate vragen autoriteiten en consumenten
om kwaliteitskenmerken die betrekking hebben op het
vrij zijn van lichaamsvreemde stoffen en/of ziektekie-
men. Consumenten vragen ook steeds duidelijker om ga-
ranties met betrekking tot de kwaliteit van het leven van
de dieren die de voedingsmiddelen voortbrengen.
Er ligt een goede kans voor de dierenartsen om met goede
begeleidingssystemen hierop in te spelen. De dierenarts
zal wel moeten zorgen voor een duidelijke herkenbaar-
heid van zijn specifieke inbreng.

Ten behoeve hiervan zal hij zich als groep (de groeps-
praktijk), maar zeker ook individueel moeten onderwer-
pen aan transparante wijzen van controle:
certificatie.

2. De toekomstige praktijken kunnen zich ontwikkelen tot
gezondheidscentra, waarin de volledige zorg voor het vee
kan worden gegeven. De toekomstige praktijken hoeven
dan ook niet langer meer uit uitsluitend dierenartsen te be-
staan: \'paraveterinairen\' kunnen deel uitmaken van het
dierengezondheidscentmm.

3. Praktijkproblemen (bijvoorbeeld verminderde vmcht-
baarheid op bedrijfsniveau) kunnen door de groepsprak-
tijken van de toekomst in samenwerking met GD,
ID/DLO en FdD worden bestudeerd. De groepspraktijken
kunnen daadwerkelijk participeren in praktijkgericht on-
derzoek. Directe revenuen zijn van het doen van onder-
zoek niet te verwachten, maar het draagt bij aan een sterke
klantenbinding. Deze benadering zal sterk bijdragen aan
een
\'education permanente\'.

PROFIEL VAN DE RUNDERDIERENARTS IN 2010

Uitgaande van de kenmerkende, specifieke eigenschappen

van de dierenarts (pathobiologisch denken) kan zijn bijdrage

als volgt omschreven worden.

1. Klinische kennis

Het vermogen om op grond van de bevindingen gedaan
aan een individu een inschatting te kunnen maken omtrent
eventuele gevolgen voor de andere individuen van de
koppel is essentieel. Voor deze extrapolatie zal een ran-
derdierenarts gedegen kennis moeten hebben van epizoö-
tieën, voeding, huisvesting en management van de dieren.

Kennis aangaande laboratoriumhepalingen
Aangezien ziekteverschijnselen veelal niet specifiek zijn
en suboptimale prestaties zelden door klinisch opvallende
afwijkingen worden gekenmerkt, is aanvulling van het
klinisch onderzoek met behulp van laboratoriumdiagnos-
tiek vaak nodig. Een gedegen kennis aangaande de mon-
stemame ten behoeve van aanvullende laboratoriumdia-
gnostiek is onmisbaar. Daamaast moet een dierenarts
beschikken over kennis om deze bevindingen te interpre-
teren en op grond daarvan te adviseren.

De huidige kennis aangaande de extrapolatie van bevin-
dingen aan het individuele dier naar de koppel en aan-
gaande aanvullend laboratoriumonderzoek wordt als on-
voldoende gekwalificeerd.

2. Kennis van Management

De werkzaamheden van de dierenarts in de mndveehou-
derij zullen in toenemende mate betrekking hebben op het
ondersteunen van de veehouder ten behoeve van het dier-
gezondheidsmanagement. Het werk zal zich meer toespit-
sen op waarnemen (mede gebaseerd op Standaard Be-
drijfsOverzichten) (STO\'s) en advisering, dan op de
daadwerkelijke uitvoering van diergeneeskundige hande-
lingen. Een goed inzicht in economische consequenties
van bepaalde handelingen is essentieel (kennis van agrari-
sche bedrijfseconomie). Klinische gegevens na bedrijfs-
inspectie moeten
geïntegreerd worden met gegevens uit
databestanden, zoals bijvoorbeeld melkcontrolegege-
vens. Vervolgens wordt van de dierenarts verwacht, dat

-ocr page 172-

hij in overleg met de veehouder een streefbeeld voor een
bedrijf opstelt en continu toetst in hoeverre dit wordt ge-
haald (gezondheidsplanner).

Een grondige kennis van alle aspecten van het bedrijfsma-
nagement, bekendheid met een protocollaire aanpak van
koppelproblemen en het vermogen tot integratie zijn on-
misbaar voor de dierenarts naar het jaar 2010. Verder moet
de dierenarts op de hoogte zijn van reglementen met be-
trekking tot dierziektebestrijdingsprogramma\'s. Gemid-
deld is deze kennis onvoldoende.

3. Communicatieve vaardigheid

Het is in toenemende mate van belang dat de dierenarts in
staat is de door hem gesignaleerde problemen (zwakke
punten in de bedrijfsvoering) op het bedrijf zodanig te
omschrijven dat de veehouder deze problemen ook onder-
kent.

De vaardigheid om in het openbaar uitleg te geven om-
trent de implementatie van gezondheidsprogramma\'s
zal groter moeten worden. Dierenartsen zullen hun spe-
cifieke inbreng door middel van gezondheidspro-
gramma\'s onder de aandacht moeten kunnen brengen
van de veehouders.

4. Dienstverlening

Dienstverlening wordt thans in hoge mate gewaardeerd
door de huidige cliëntèle. Dienstverlening moet hoog in
het vaandel van de practicus van de toekomst blijven
staan. Bereikbaarheid in geval van calamiteiten, voor een
individueel rund of voor koppelproblemen, de dierenarts
zal optimaal bereikbaar moeten blijven voor zijn cliënten.

5. Vermogen tot samenwerken.

In het jaar 2010 mag verwacht worden dat het merendeel
van de dienstverlening gebeurt vanuit goed georgani-
seerde dierenartsenpraktijken samengesteld uit diersoort-
gerichte of gespecialiseerde dierenartsen, ondersteund
door goed opgeleide paraveterinairen (HASsers). Het ver-
mogen en de wil tot samenwerking is in een dergelijk team
essentieel.

WERKGELEGENHEID

Wanneer bovenbeschreven scenario uitkomt, zal de werkge-
legenheid voor dierenartsen in de rundveepraktijk beperkt
zijn. Met name de consultatieve praktijk zal sterk afnemen.
De kernactiviteit op de grotere rundveebedrijven is het in
stand houden van een optimale gezondheid:
preventie. De
routinebijdrage door de dierenarts zal profijtelijk voor de
cliënt moeten zijn. De dierenartsen zullen daarom overzicht
in het totale bedrijfsgebeuren moeten hebben om een effec-
tieve bijdrage te kunnen leveren, gebaseerd op pathobiologi-
sche kennis van het rund.

Het aantal melkveebedrijven zal in 2010 circa 20.000 bedra-
gen. Circa 80% van alle bedrijven participeert in een vorm
van routinematige bedrijfsbegeleiding: 16.000 bedrijven.
Vele (grotere) bedrijven zullen vaker dan eens per maand be-
drijfsbegeleiding nodig hebben. Wanneer wordt uitgegaan
van een bezoekfrequentie van 1,6 bedrijfsbezoek per maand
en bezoekgemiddelde van drie bedrijven per dag gedurende
20 dagen per maand levert dit werk op voor circa 430 dieren-
artsen die full time in de rundveepraktijk bedrijfsbegeleiding
uitvoeren. Daamaast zal een geringer aantal dierenartsen
werk hebben voor de consultatieve gevallen.

mid

fi

lili rè^ÉifiiÉ

OPLEIDING SMAL, TOEKOMSTPERSPECTIEF
BREED

Door de toenemende specialisatie op de bedrijven en de toe-
nemende kennis van de clienten is differentiatie onafwend-
baar. De authentieke rol van genezer van zieke dieren zal
slechts een beperkt deel uitmaken van de werkzaamheden
voor de mnderpractici in de toekomst.

Door een brede opleiding (voor alle diersoorten en beroeps-
uitoefeningsaspecten een min of meer identieke startcompe-
tentie verwerven) verengt de dierenarts zijn toekomst-
perspectief Dierenartsen zullen in de toekomst een brede
algemene bevoegdheid en een gedifferentieerde startcompe-
tentie moeten hebben. De opleiding dient daarop gericht te
zijn.

Op korte termijn al zal de diergeneeskundige bedrijfsbege-
leiding zich moeten verdiepen en verbreden. Dierenartsen
voor de mndveehouderij zullen, uitgaande van hun patho-
biologische kennis, meer koppelgericht en preventief moe-
ten leren denken. Het vermogen om te kunnen meedenken
met de veehouder ten behoeve van een optimale bedrijfsvoe-
ring zal cmciaal zijn.

Geraadpleegde informatiebronnen:

1. Sectomota Dierlijke Productie 1992-1994: Richtingwijzer vooreen dy-
namische veehouderij; Min. LNV 1992.

2. Grond voor keuzen: Vier perspectieven voor de landelijke gebieden in de
Europese Gemeenschap; Wetenschappelijke Raad voor het Regerings-
beleid 1992.

3. Gezondheidsplanncr - Uitwerking taakdocument Gezondheidsbalans;
Projectgroep Gezondheidsbalans, januari 1995.

4. Diergezondheid in Beweging - Algemeen; Projectgroep Gezondheids-
balans, april 1995.

5. Analyse van het Actorennetwerk; Projectgroep Netwerkanalyse Gezond-
heid; 1995.

6. Werkplan 1996: Afdeling bedrijf, diergezondheid en Welzijn; Directie
Landbouw; april 1996.

7. Gesloten Bedrijfsvoering en diergezondheid in de melkveehouderij;
Project \'Meten is Weten\'; Jantine Vochteloo 1996.

8. Gedachten over de toekomst van de melkveehouderij, lezing ProfDr.
Aalt Dijkhuizen d.d. 25 april 1996.

Deelnemers Groep BOVISIE2010:

Klaas S. Broersma - Veen wouden

Ab Emmerzaal - Heesch

Tjebbe H. Hepkema - Rouveen

Peter F. Hilderink - Enter

Rene W.M. Ikink - Winterswijk

Hylke Jorritsma - Oosterwolde

Henk S. Kooi - Gorssel

WimD.J. Kremer-deBilt

Joost J. de Veer - Markelo

G. Henk Wentink - Zaltbommel (voorzitter)

Huub J.H. van Wijk - Esbeek

Frank Th.C. de Wit - Someren

-ocr page 173-

Naar aanleiding van vragen van practici op het gebied van de
oogheelkunde, die zijn binnengekomen bij Leo Pharma-
ceutical Products B.V., was dr. F.C. Stades van de Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren bereid dit overzicht te
geven. De vragen zijn onder de letters a tot en met g weergege-
ven aan het eind van dit artikel. Zij kunnen door de lezer te-
vens worden gebruikt ter toetsing van de \'impact\' van de tekst.

F.C. Stades\'\'

De cornea is opgebouwd uit vier lagen (Afbeelding 1). De
buitenste laag, het epitheel, is in het centrum 7-12 cellagen
dik en aan de periferie, waar zij overgaat in het conjunctivale
epitheel, wat minder (cellagen) dik. De basaalcellaag bestaat
uit zich continu delende kubische epitheelcellen. Bij de af-
groei van de epitheelcellen naar het oppervlak (duur circa ze-
ven dagen) platten de cellen steeds sterker af De buitenste
cellen zijn grote, vlakke, min of meer polygonale cellen met
microvilli (1). Tussen de microvilli zet de muceuze laag van
de traanfilm zich vast.

Voor de kitsubstantie, die deze cellen onderling bijeen houdt,
zijn onder andere de vitaminen A en C van belang (2). De ba-
saalcellaag wordt gescheiden van het stroma door een dunne
basaalmembraan. Deze is aan de basaalcellaag verbonden
door middel van hemi-desmosomen. Het stroma maakt circa
90 % uit van de dikte van de comea. Het bestaat uit bundels
collagene vezels. Binnen de bundels liggen de vezels nauw-
keurig parallel gerangschikt, de bundels zelf liggen door el-
kaar. Posterior van het stroma ligt de elastische membraan
van Descemet. De binnenzijde van de comea is bekleed met
een enkele laag epitheel, die in verband met zijn endotheliale
eigenschappen, als comea-endotheel wordt omschreven.

Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Universileil Ulrechl, Faculteit der
Diergenee.ikunde. Postbus HO154. 3508 TD Utrecht.

De comea is voorzien van een netwerk van zenuwtakjes
(sensibel, takjes van N.ciliaris longus, van de N.ophthalmi-
cus van de N.trigeminus [N.y]), die vanuit de sclera het
stroma binnenkomen. Kleine uitlopertjes dringen door tot
tussen de epitheelcellen. Bij irritatie van deze zenuwuiteind-
jes wordt tevens een reflectoire hyperemie en transsudatie
van de iris en een pijnlijke spasme van de ciliaire muscula-
tuur opgewekt (geeft pupilvemauwing).
De \'gedehydrateerde\' toestand van de comea wordt vooral
bepaald door de pompwerking van het endotheel. Bij endo-
theliale beschadiging neemt de comea zeer veel water op,
waardoor deze drie tot vier maal zo dik wordt. Bij epitheliale
schade neemt de dikte met ongeveer 100% toe.

Bij oppervlakkige defecten van de comea (bijvoorbeeld een
krasje door een zandkorreltje) zullen tranenvloed, licht oedeem
en pijn optreden. Als reactie zullen de oppervlakkige epitheel-
cellen verder afj^latten en over het defect schuiven of migreren.
Na acht tot tien uur is het defect hierdoor weer afgedekt. Het is
dan niet meer aantoonbaar met fluoresceine. Ook zijn de pijn
en het oedeem verdwenen en infectieuze agentia kunnen niet
meer zo gemakkelijk binnendringen. Binnen enkele dagen is
het epitheel weer op de oorspronkelijke dikte gekomen, door
afgroei van epitheelcellen vanaf de basaalcellaag. Binnen een
week heeft de comea zich, zonder enige littekenvorming, vol-
ledig hersteld.

Bij defecten tot op ongeveer 1/3 van de diepte van de comea,
zijn de symptomen wat heftiger, maar is de herstelreactie aan-
vankelijk gelijk aan die bij de zeer oppervlakkige defecten. Het
defect in de basaalcellaag wordt hierbij echter opgevuld door
zich delende basaalcellen, vanuit de randen van het defect. De
comea wordt weer volledig transparant, maar het litteken blijft
microscopisch zichtbaar als een zeer ondiep \'delletje\' van on-
regelmatig gegroepeerde basaalcellen.
Bij
diepe defecten zal de ocdeemvorming meer op de voor-
grond treden. Bij defecten tot op de
membraan van Descemet
zal de bodem van het defect geen oedeem vertonen. Een defect
met een helder centmm wijst erop, dat alleen de membraan van
Descemet en het endotheel de comea nog voor perforatie be-
hoeden. Binnen enkele uren wordt het defect afgedekt met een
grijzig beslag van leucocyten, die waarschijnlijk vanuit het
limbale vaatnet komen en worden aangevoerd via de traanfilm.
De epitheelcellen van de wondranden zullen weer trachten het
defect af te dekken, waardoor de randen afronden. De epitheli-
satie alleen is bij deze diepe defecten echter niet voldoende om
het defect op te vullen. Vanaf het meest nabije limbusdeel zul-
len oppervlakkige vaatjes uitgroeien naar het defect. Van hier-
uit wordt het defect, nu vanuit de diepte, opgevuld met roze-
rood, blazig, fibro-angioblastenweefsel. Na de cicatrisatiefase
resteert een wit litteken. Bij een gezonde comea zal de regene-
ratie/reparatie van een defect vlot verlopen.
De regeneratie wordt geremd door mechanische noxen zoals
bijvoorbeeld haren, follikels, littekens, pus, stof en zand, door
noxen zoals door micro-organismen afgescheiden lyserende
stoffen, stoffen met een niet fysiologische zuurgraad of os-
motische waarde, maar ook door sommige medicamenten en
diagnostica®-\'\'. Hierbij dient in het bijzonder te worden ge-

ULCUS CORNEAE, EEN OVERZICHT

Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 551-5

-ocr page 174-

dacht aan stoffen die de behandelend dierenarts al of niet kan
verstrekken, zoals corticosteroïden en lokaalanesthetica.
Deze beide groepen van stoffen geven een duidelijke rem-
ming van de epithelisatie. De corticosteroïden hebben tevens
een remmend effect op de vascularisatie, het transport van
ontstekingscellen, de fibroblasten-activiteit en het verdedi-
gingsmechanisme tegen infecties in het algemeen. Ook de
stevigheid van het genezen weefsel neemt af Daamaast ver-
sterken corticosteroïden de activiteit van de collagenasen, die
vrijkomen bij het verval van keratocyten zoals het geval is bij
ulcera. Zij hebben wel een membraan stabiliserend effect.
In de herstelfase van een ulcus corneae is de hoeveelheid lit-
tekenweefsel, die al of niet wordt gevormd, voomamelijk af-
hankelijk van de diepte van de aantasting in het stroma.
Minder diepe defecten worden in principe opgevuld door
middel van transparant epitheel. Oppervlakkige defecten bij
een indolent ulcus worden (deels) opgevuld door middel van
granulatie. Dit wordt later vervangen door toch weer trans-
parant epitheel. Diepere defecten worden voomamelijk op-
gevuld door middel van vaatingroei en granulatie. Alleen in-
dien een dieper defect is volgegranuleerd en met zekerheid
fluoresceïne negatief is zouden corticosteroïden mogelijk de
hoeveelheid gevormd litteken kunnen verminderen.
Met een spleetlampmicroscoop (15-20x) is het redelijk goed
vast te stellen of dit stadium is bereikt. Het risico dat met de
toediening van de corticosteroïden de zo gewenste gene-
zingsactiviteit in de vorm van granulatie en epithelisatie en
de verdedigingsmechanismen van de comea weer worden
onderdmkt, blijft echter zeer sterk aanwezig.
Het is dan ook veel veiliger corticosteroïden uitsluitend toe
te passen indien de genoemde remmende effecten nadrukke-
lijk worden gewenst en de risico\'s van de ongewenste neven-
effecten opwegen tegen de voordelen en de bijwerkingen zo
mogelijk worden bestreden! Dit is bijvoorbeeld het geval bij
de nabehandeling van een lensextractie. Daarbij bestaat een
gezonde comea, is de postoperatieve uveitis zeer ongewenst
en wordt uitgegaan van een niet geïnfecteerd oog. Vitamine
A zou een milder verloop van comeale epitheellesies geven.
Een lokaal toegediend antibioticum in combinatie met vita-
mine A gaf een significant snellere genezing van cornea-
epitheellesies dan indien het antibioticum alleen werd gege-
ven (3, 4). Daamaast heeft de indifferente olie waarin de
vitamine A is opgelost een beschermende en gladmakende
werking tegen bijvoorbeeld uitdroging en tegen haren uit de
omgeving van het oog (trichiasis).

Lokaalanesthetica geven, naast epithelisatieremming, een
verminderde lidslagreflex en kunnen een zeer pijnlijke over-
prikkelingstoestand (neuritis dolorosa) veroorzaken. Zij die-
nen dan ook uitsluitend als diagnostica te worden toege-
diend!

Dit over defecten in een gezonde comea met een nonnaal
verlopende regeneratie.

Keratitis ulcerosa of het ulcus corneae wordt gekenmerkt
door oppervlakkige of diepere, met loslating, lysis, necrose
of verval gepaard gaande, processen in de comea.

Oppervlakkige ulcera (Afbeelding 2) kunnen bijvoorbeeld
worden veroorzaakt door:

1. (mechanische) \'irritatie\' (eigen haren: bijvoorbeeld:
entropion, distichiasis, aplasia palpebrae; C.A.; trau-
mata),
infecties (5) (vooral virale, bijvoorbeeld nies-
ziekte-complex),
uitdroging (bijvoorbeeld: keratocon-
junctivitis sicca, grootogige en kortneuzige honden en
katten en tijdens anesthesie). De randen van het defect be-
staan dan in principe uit redelijk gezond weefsel en er be-
staat een gezond verdedigingssysteem. Bij dergelijke pro-
cessen is de eigen genezingstendens dan ook groot en
behoeft in het algemeen alleen de irritatiebron te worden
weggenomen of de primaire verwekker te worden bestre-
den. Daamaast moet een eventueel dreigende secundaire
infectie worden voorkomen en een ciliaire spasme (pijn)
worden bestreden.
2.
\'degeneratieve\' processen. Bijvoorbeeld een minder
goede verbinding tussen de basaalcellen en de basaal-
membraan (U. rodens of boxerulcus bij de Boxer (6) en U.
indolens bij oude honden), en het comeasequester bij de
kat). Ook vermindering van de weerstand (bijvoorbeeld
door maligne lymfoom of Fl V-infectie) of onderdrukking
(bijvoorbeeld door corticosteroïden of lokaalanesthetica)
kunnen predisponerende factoren zijn voor het ontstaan
van ulcera. Bij dergelijke processen is de regeneratieten-
dens veel lager, dienen eerst de losliggende of sequestre-
rende delen te worden verwijderd en dient het omliggende
weefsel te worden geactiveerd.

Secundaire infecties met lyserende bacteriën in oppervlak-
kige ulcera zijn goed mogelijk en kunnen tot soms zeer
agressief verlopende diepe ulceraties aanleiding geven!
Bij een oppervlakkig (indolent) ulcus comeae zal in het alge-
meen een min of meer emstige blefarospasme en een ver-
kleuring van de comea zijn opgemerkt door de eigenaar. Het
comea-oedeem (blauw-wit, eilandjestekening, verdikking)
dient hierbij te worden onderscheiden van litteken (wit als de
sclera) en dystrofie of lipidose (wit, kristallijn, zeldzaam bij
de kat). Pigmentatie van de comea door een chronische irri-
tatie komt bij de hond frequent voor, maar is zeldzaam bij de
kat. Gepigmenteerde sequestervorming, veelal in het cen-
trum van de comea, komt daarentegen alleen bij de kat voor.
Bij ook maar de geringste troebel ing of oneffenheid van de
comea wordt de fluoresceïnekleuring uitgevoerd (geïmpreg-
neerde strip 1-2 sec. in ventrale conjunctivaalzak tippen; in-
dien langer wordt gekleurd, moet worden nagespoeld; het
achterblijven van een fluorescerende geel-groene plek bete-
kent een defect; bij twijfel kobaltblauw licht of Woodse
lamp gebruiken). Het defect zal kleuren met fluoresceïne, dat
in en tussen de beschadigde cellen dringt. Aan de randen van
het ulcus waar het epitheel is ondermijnd, zal de fluoresceïne

-ocr page 175-

ook tussen het epitheel en het stroma dringen (Afbeelding 2).
Ook defecten tot in het stroma kleuren aan met fluoresceine.
De membraan van Descemet houdt deze kleurstof echter niet
vast (bevat meer lipiden). Het indolente, oppervlakkige ul-
cus is veelal onregelmatig van vorm met rafelige randen.

Behandeling van het oppervlakkige ulcus corneae\'\'

Het doel van de therapie is het mogelijk maken en het stimule-
ren van de spontane comearegeneratie, het voorkómen en be-
strijden van eventuele infecties en het onderdrakken van de ci-
liaire spasme. De medicamenteuze behandeling bij een
oppervlakkig ulcus bestaat uit chloramfenicol (ung, 4-6dd),
een indifferente olie, bijvoorbeeld vitamine A (gtt, 4dd) en
atropine 1 % (bij tekenen van uveitis; liefst in zalfvorm, 2-4dd,
daar druppels een minder lange contacttijd met de comea heb-
ben, minder goed mengen met de overige middelen en sneller
worden afgevoerd naar de mondholte. Door de bitterheid wordt
speeksel opgewekt, vooral bij de kat!). Daamaast dient, indien
mogelijk, de primaire oorzaak te worden bestreden.
De spontane afstoting van de losliggende randen van het ul-
cus geschiedt veel te traag. Het verdient dan ook aanbeveling
de losliggende randen zeer grondig te verwijderen en het ul-
cus te activeren. Indien de ervaring en/of de toemsting hier-
voor ontbreken kan beter worden verwezen.
De hond of kat wordt door de eigenaar, aan de rand van de ta-
fel, in \'sfmx-houding\' gefixeerd. De bek wordt door één
hand zodanig ondersteund dat de neus horizontaal is*^.
Bij iets minder coöperatieve honden of bij weinig ervaring kan
beter direct gebmik worden gemaakt van een kokervormige
nylon snuitband. Liever geen \'bandje\' om de bek; deze dmk-
ken op eventuele tandsteenkappen op de kiezen van de oudere
hond, veroorzaken pijn en daardoor verzet! Ook kan de hond
door de eigenaar in zij ligging worden gefixeerd, met de kop
steunend op een kussentje of een opgevouwen handdoek. De
kop kan dan apart door een assistent worden gefixeerd. Is dit
nog niet voldoende dan zal toch van sedatie gebmik moeten
worden gemaakt. Er dient vooral niet te hoog te worden gedo-
seerd, daar dit al snel leidt tot protmsie van de membrana nicti-
tans, enofthalmus en rotatie van de oogbol naar mediaal.
Bijvoorbeeld medetomidine in een \'sedatie\' dosering (circa
0,01 mg/kg) is goed bmikbaar. De chimrg kan het beste ge-
bmik maken van een twee tot vijf maal vergrotende loepbril.
Het oog wordt lokaal verdoofd met lidocaïne of tetracaine.
Na kleuring (fluoresceine) van het ulcus worden de loslig-
gende randen met een curette (diameter ca 3 mm), steeds van
perifeer naar centraal, \'weggecuretteerd\' (Afbeelding 3). De
verwijdering van het losliggende epitheel dient met enige
kracht te worden verricht, zodat ook het minder goed vastzit-
tende epitheel direct rond het ulcus wordt verwijderd. Het de-
fect wordt hierdoor veelal twee tot drie maal zo groot. Daama
wordt het ulcusoppervlak, tot net voorbij de rand, met fenol
geëtst. Dit wordt gedaan met een fijn wattenstaafje, gedom-
peld in een verzadigde oplossing van fenol (mespunt kristal-
len in circa 5 ml water, schudden tot deze niet meer oplossen.
De heldere oplossing boven de kristallen gebmiken, dus niet
meer opschudden. Dit is genoeg voor circa 50 keer etsen). Het
altematief jodiumtinctuur heeft het nadeel dat bijna niet
zichtbaar is waar is geëtst. Na het etsen wordt het oog grondig
gespoeld (handwarme NaCl 0,9%) en nabehandeld, zoals bij
de medicamenteuze therapie is aangegeven.
Als altematief kan gebmik worden gemaakt van raster- of
steekkeratectomie-activatie. Met het puntje van een 0,45 mm
canule of van een comeadiamantmes (met diepteafstelling,
prijs circa ƒ 4000,--), worden zeer oppervlakkige puntinci-

i M

« « ri

sies of krasjes) gemaakt in een rasterpatroon (circa 0,05 mm
diep en in een lijnpatroon op afstanden van circa 1 mm) tot
circa 1 mm voorbij de rand van het ulcus.
Cave: Hiervoor zijn een goede loep, adequaat instmmenta-
rium, een vaste hand en een mstig oog van de patiënt onont-
beeriijk. De kans op overmatig trauma door uitschieten of te
diep snijden of prikken is bij deze methoden veel groter dan
indien van een curette gebmik wordt gemaakt.
De medicamenteuze (na)behandeling dient min.stens één tot
drie weken te worden voortgezet. Bij controle na circa tien
dagen wordt, met behulp van fluoresceine, onderzocht of op-
pervlakkige epithelisatie daadwerkelijk plaatsvindt of dat er
in ieder geval vaatingroei in de comea, richting ulcus, is op-
getreden. Bij onvoldoende effect moeten de curettage en ac-
tivatie worden herhaald. Indien het comea-oppervlak fluo-
resceine negatief is geworden kan de atropine worden
gestaakt. Circa 14 dagen later kan ook de chloramfenicol
worden gestopt. De vitamine A olie wordt daama nog min-
stens twee weken gecontinueerd.

De eigenaar dient te worden geïnstmeerd dat de patiënt on-
middellijk hemieuwd moet worden aangeboden, indien het
ulcus centraal dieper, kratervormig en glazig-troebel wordt,
of erger nog, helder wordt, of indien er een toename is van de
pijn of pumlente uitvloeiing gaat optreden. Opheldering
vanuit de periferie is een teken van herstel.
Daar het epithelisatieproces wordt geremd door
corticoste-
roïden
en zeer sterk door lokaalanesthetica, is het gebmik bij
(indolente) ulcera
gecontraindiceerd, ook al wordt het pro-
ces er nog zo \'mooi mstig\' van, of gaat de pijn er aanvanke-
lijk door over®!

Als eerder toegelicht is de toediening van corticosteroïden,
ter onderdmkking van eventuele littekenvorming, zonder
controle van een spleetlampmicroscoop ongewenst. Daar-

-ocr page 176-

naast is daardoor de i<ans op vertraging van de epithelisatie
groot, juist bij indolente ulcera en is de neiging tot litteken-
vorming bij oppervlakkige defecten hoe dan ook klein.
Indien een indolent ulcus, na grondige of eventueel her-
haalde curettage en activatie en nadere diagnostiek nog geen
genezingstendens vertoont kan het bij hoge uitzondering
nuttig zijn het ulcus te \'verbinden\' door de membrana nicti-
tans over de oogbol te hechten of kan het ulcus worden afge-
dekt met een contactlens of één van de overige conjunctivale
of comeale afdekmethodieken. Het niet genezen van een op-
pervlakkig ulcus, na overhechting van de membrana nicti-
tans, is vaak het gevolg van onvoldoende verwijdering van
de losse delen en/of onvoldoende activiatie van het proces^
De prognose voor het herstel is in het algemeen gunstig, hoe-
wel het herstel wel één tot zes weken kan duren. De eigenaar
dient er op te worden gewezen dat het indolente ulcus
meestal het gevolg is van een afwijkende hechting tussen de
basaalmembraan van het epitheel en het stroma bij het des-
betreffende dier en dat het ulcus derhalve kan recidiveren op
een andere plaats of in de comea van het andere oog. Na ge-
nezing kan bij dergelijke patiënten (bijvoorbeeld Boxer,
kortneus Perzische kat!) de comea (ook die van het andere
oog) blijvend extra worden beschermd met een indifferente
oogdmppel (bijvoorbeeld vitamine A olie, Idd).

Het chronische, indolente ulcus bij de kat en de Pers in het
bijzonder bemst vrijwel zonder uitzondering op sequester-
vorming (Afbeelding 4) (ook genoemd: mummificatie of ne-
crose) van de comea (7).

Hierbij vormt zich veelal eerst een oppervlakkig ulcus waar-
bij de comea in dit gebied langzamerhand een bruine gloed
gaat vertonen. Uiteindelijk vormt zich dan centraal een
zwart-bruine, glanzende plaque van necrotisch pigment in
een bed van necrose. Deze plaque bestaat uit amorf, gepig-

menteerd materiaal, waarvan de oorsprong nog niet volledig
is opgehelderd. Of dit materiaal via de comea, dan wel via de
traanfilm wordt aangevoerd is niet duidelijk. In het verloop
van weken treedt meer reactie op, in de vorm van oedeem en
necrose van het om- en onderliggende comea-epitheel en
comeastroma.

De pijnreactie van de kat lijkt veelal niet erg heftig, maar
enige tranenvloed en protmsie van de membrana nictitans is
wel aanwezig. Oppervlakkige vaatingroei komt langzamer-
hand op gang. In het verloop van maanden tot een jaar wordt
het sequester meestal, zeer geleidelijk, door middel van gra-
nulatie onder de plaque, afgestoten. Bij natuurlijk verloop
blijft uiteindelijk veelal een comealitteken over.
De sequester zelf kleurt niet met fluoresceïne (wel met
Bengaals roze), wel is mogelijk dat de epitheelrand rond de
sequester aankleurt.

De etiologie van de sequester is nog niet opgehelderd, maar
moet waarschijnlijk worden gezocht in een minder goede
kwaliteit en regeneratievermogen van het centrale deel van
de comea bij de kat. De afwijking kan waarschijnlijk het
beste onder de degeneratieve processen van de comea wor-
den gerekend.

Ook microtraumata door haren, zoals bij aplasia palpebrae,
entropion, of een deficiënte traanfilm bij keratoconjunctivi-
tis sicca, kunnen bij de kat sequestervorming bevorderen.
Daamaast is er een groep waarbij geen directe irritatie op-
wekkende factoren zijn aan te wijzen. Vooral katten met
sterk naar voren liggende ogen, zoals de kortneuzige Perzen,
zijn gepredisponeerd. Vermoedelijk spelen bij hen een wei-
nig frequente lidslag, het niet volledig sluiten van de oogle-
den, het centraal te snel opbreken van de traanfilm en moge-
lijk erfelijke factoren een rol.

De medicamenteuze behandeling van de chronische ulcus
sequester bij de kat bestaat uit (4dd) chloramfenicol (ung) en
vitamine A (olie)g. Daar spontane afstoting van de sequester
zeer veel tijd vergt heeft verwijzing voor een laminaire kera-
tectomie onder de operatiemicroscoop (10-15x vergroting)
de voorkeur. Vanuit het omliggende, gezonde comeaweef-
sel, net buiten de sequester, wordt tot onder de sequester ge-
sneden. Daama wordt, door middel van \'spatelend snijden\',
de plaque losgemaakt van het onderliggende stroma. Na ver-
wijderen van de sequester wordt gecontroleerd of de wond-
randen inderdaad in het vitale comea liggen en of deze zo ge-
leidelijk mogelijk verlopen.

De nabehandeling is zoals hiervoor vermeld, maar nu met de
toevoeging van atropine (ung, 1%, 2-4 dd). De opvulling van
het defect neemt meestal nog één tot vier weken tijd in beslag.
Eventuele litteken vorm ing is vooral afhankelijk van de diepte
tot waarop de sequestervorming zich bevond. Recidieven ko-
men af en toe (vaker bij de Pers) voor en behoeven een iden-
tieke behandeling, zoals hiervoor beschreven.
Met het oog op de preventie is het gewenst de comea van
deze patiënten blijvend wat extra te beschermen met een in-
differente olie, zoals vitamine A (I-2dd). Daamaast is het
zeer gewenst dat het streven van fokkers naar katten met
zulke \'prachtig grote\' ogen en pekingezen-neuzen (\'Peke-
face\') wordt gestopt. Ook potentiële kopers dienen hiervan
te worden overtuigd.

Diepe ulcera

Diepe ulcera (Afbeelding 5) zijn veelal het gevolg van een
secundaire bacteriële infectie in een reeds bestaand primair
defect, veelal in combinatie met een verminderde weer-

-ocr page 177-

stand. Proteasen, geproduceerd door bacteriën zoals bij-
voorbeeld
Pseudomonas spp. en hemolytische streptokok-
ken, maar ook endogene collagenasen kunnen de stromale
eiwitten in zeer korte tijd verweken en oplossen. Bij de
Pekingees wordt het primaire defect vaak veroorzaakt door
neusplooi-irritatie en lagoftalmus. Bij alle kortneuzige die-
ren kan ook microtrauma van de exoftalmische en dus min-
der goed beschermde oogbollen de initiërende factor zijn.
Een lytisch ulcus kan zich uiterst snel verdiepen en uitbrei-
den. De rand van het ulcus verweekt, zwelt extra op en krijgt
een wat stroperig, gelig aspect. Ook de andere ontstekings-
verschijnselen, zoals purulente uitvloeiing, conjunctivale
roodheid en zwelling, pijn en verschijnselen van uveitis an-
terior (onder andere pus in de voorste oogkamer) nemen in
heftigheid toe. Indien niet zeer snel wordt ingegrepen kun-
nen dergelijke agressieve ulcera binnen een dag leiden tot
perforatie, panofitalmitis en niet zelden tot verlies van het
oog.

Behandeling van het diepe ulcus corneae\'*

De behandeling van diepe ulcera is in eerste instantie medi-
camenteus\'^. Indien men zich niet nader op de oogheelkunde
heeft toegelegd is onmiddellijke verwijzing voor verdere
diagnostiek en behandeling echter aan te raden.
De behandeling (na afname van materiaal voor een antibio-
gram) zal in het algemeen bestaan uit de lokale toediening
van acetylcysteine, voorzichtig spoelen (0,9% NaCl, hand-
warm), antibiotica zoals neomycine-polymyxine en/of gen-
tamycine of een antibioticum uit de fluoroquinolonen-groep
en atropine (alle: gtt, 6-8dd). Ter preventie van het stoten
van de oogbol wordt een kraag voorgeschreven. Indien de
therapie goed aanslaat zullen de verschijnselen snel in he-
vigheid afnemen. De rand van het ulcus vertoont dan minder
zwelling, rondt af en is alleen nog in de diepte fluoresceïne-
positief. Als vaten het ulcus hebben bereikt volgt reparatie
door fibro-angioblastenweefsel. In het geval van een gerede
kans op perforatie wordt het ulcus door middel van één van
de conjunctiva-overhechtmethodieken afgedekt of afge-
dicht. Hierbij wordt een strookje of flapje sclerale conjunc-

tiva losgeprepareerd en over het ulcus vastgehecht met en-
kelvoudige, monofilament nylon (9-0) hechtingen. De con-
junctiva en de daarin gelegen vaten brengen het RES-verde-
digingssysteem nu ter plaatse van het ulcus. Het con-
junctiva-epitheel vergroeit met de comea en sluit zo het de-
fect af. Als het ulcus, na circa drie weken, is volgegranu-
leerd wordt het conjunctivale flapje losgeknipt en worden
de hechtingen verwijderd.

De prognose voor de genezing van een lytisch ulcus dient
aanvankelijk gereserveerd te worden gesteld.

VRAGEN:

a. Is het gebmik van corticosteroïden (al of niet in combina-
tie met antibiotica) bij comealesies verantwoord?

b. Zijn corticosteroïden van nut in het temgdringen van litte-
kenweefsel in de comea bij de genezing van een ulcus, na-
dat dit fluoresceïne-negatief is geworden?

c. Hoeveel beter verloopt het genezingsproces van de cor-
nea met vitamine A als je het vergelijkt met de genezing
zonder vitamine A (lokaal) bij beschadiging?

d. Wat is de beste behandeling van een ulcus comeae?

e. Hoe is praktisch een ulcus comeae te curetteren zonder al-
gehele narcose?

f Hoe kun je eenvoudig een ulcus comeae behandelen als

dit niet reageert op overhechting van het 3e ooglid?
g. Wat is de beste behandeling van een chronisch ulcus bij
de Perzische kat?

B

M

Afbeelding 5: Een diep ulcus corneae bij de hond (OD). Er bestaat een ver-
weekte rand en een diepe krater. In de voorste oogkamer bevindt zich een
driehoekig uitlopend hypopion (wit).

LITERATUUR

I. Hoffman F. and Schweichel JU. The microvilli structure of the corneal
epithelium of the rabbit in relation to cell function: A transmission and
scanning electron microscopic study. Ophthalmic Res 1972/1973; 4:
175.

Rask L, Geijer C, Bill A, and Peterson PA. Vitamin A supply of cor-
nea. Exp Eye Res 1980; 31: 201.

Smolin G. Okumoto M. Friedlaender M, and Kwok S. Herpes Simplex
keratitis treatment with vitamin A. Arch Opthalmol 1979; 97: 2181.
Martin CL. Effect of topical vitamin A. antibiotic, mineral oil, and
subconjunctival corticosteroid on corneal epithelial wound healing in
the dog. J Am Vet Med Assoc 1971; 159: 1392.
Wyman M,
el al. Experimental Pseudomonas aeruginosa ulcerative
keratitis model in the dog. Am J Vet Res 1983; 44: 1135.
Gelatt KN, and Samuclson DA. Recurrent corneal erosions and epithe-
lial dystrophy in the boxer dog. J Am Anim Hosp Assoc 1982; 18: 453.
Verwer M AJ. Partial mummification in the comea in cats. The corneal
sequestrum. Proc Am Anim Hosp Assoc 1965: 112.

-ocr page 178-

Uhee

Voor uw klanten

Dierenliefhebbers houden van PROGRAM, omdat het een veilig produkt is en overlast van vlooien
in huis voorkomt. Bovendien is PROGRAM gemakkelijk in gebruik; slechts eenmaal per maand door
of na de maaltijd is voldoende. PROGRAM is een middel dat werkt, en daarom bedanken zij U!

(§D Animal Health Division, Stepvelden 10,4704 RM ROOSENDAAL

®Geregistreerd handelsmerk van Ciba-Geigy AG, Bazel, Zwitserland. Reg. NL 8270,8276,8278 en 8279.

-ocr page 179-

%het
gemaakt!

\\

En voor uw patiënten

Honden en katten houden ook van PROGRAM. Ze hebben minder last van vlooien en voelen
zich daarom beter. Eenmaal per maand door of na de maaltijd... zo makkelijk is \'t voor ze.

PRöGRm

-ocr page 180-

HET IS VOORNAMELIJK EEN KWESTIE
VAN TOEPASSEN VAN KENNIS

INTERVIEW MET DIERENARTS E J. S. BRON

Onder de rubriek personalia staan in dit blad de jubilea van de collegae wat
de datum en het jaar van afstuderen betreft. Zo\'n jubileum is een geschikt
moment om terug te blikken; niet alleen op de persoonlijke gebeurtenissen in
het algemeen maar zeker ook op de specifiek veterinaire. Wat speelt er zich
niet allemaal afin zo\'n tijdsbestek?

Evert Jacob Sybren Bron, practicus gedurende 1946 tot 1963 in Sneek, en
daarna tot 1983 hoofd van de vleeskeuringsdienst van Zuidwest Friesland stu-
deerde op 6 september 1946. Hij was gaarne bereid tot een dergelijke terug-
blik.

Berichten en verslagen

\'Deze jonge Sequoyadendrum Gigan-
ticum kan 5000 jaar oud worden als in-
dividu. Andere kunnen dat wel als soort
maar niet als individueel exemplaar. Het
interessante is dat deze boom een sup-
pressor gen heeft dat er voor zorgt dat
deze boom onkwetsbaar is voor ziekten
en degeneratieverschijnselen zoals kan-
ker.\' Zo ontvangt Bron, thans 76 jaar,
zijn gesprekspartner in zijn vorstelijke
hof en huis in de bossen van Oude-
mirdum in Gaasterland, trots wijzend op
die aanplant afkomstig uit het Yosemite
Park in Califomië. Zijn brede weten-
schappelijke belangstelling komt hier-
mee al direct naar voren.

Waarom de studie voor dierenarts?
\'Eigenlijk ben ik in de eerste plaats ge-
grepen door de biologie, waarbij ik de
diergeneeskunde beschouw als de disci-
pline waardoor afwijkingen aangepakt
kunnen worden. Ik ben vooral een be-
strijder. Ergemis komt daarbij als een
belangrijke prikkel die mij aanzet tot het
ontwikkelen van betere middelen of in-
strumenten. Als practicus merkje bij ge-
bruik dat sommige commerciële toepas-
singen gewoonweg niet deugen.
Zo ergerde ik me voortdurend aan een
peesklem van een gerenommeerd Duits
merk, die als hulpmiddel werd gebruikt
bij het klauwenbekappen c.q. het lik-
doomverwijderen. Deze klem werkte
zoals een praam dat doet bij paarden,
dat wil zeggen ze gaf enorm veel pijn
waardoor het meer een vorm van folte-
ren was. En het vemielde bovendien de
zakken van mijn stofjas. Dat kwam er

Door W. Sybesma

Bron bewondert zijn Sequoya met het suppressor gen.

! K- . Ojt.

De peesklem, zoals die ontworpen is door Bron.
nog bij.

De simpele methode van het houtje-
touwtje waarbij door torderen van de
touwlus om de hak de bloedvaten en ze-
nuwen werden afgeklemd was ook niet
goed. Want na behandeling en uitsnij-
den van een likdoorn zag je de koe met
een bloedspoor achter zich het land weer
in lopen.

Na lang experimenteren heb ik een klem
ontwikkeld die de voorgaande nadelen
onderving. Het is voomamelijk een
kwestie van toepassen van kennis. De
klem was gemakkelijk aan te brengen,
fixeerde alleen maar de pees en liet de
bloedvaten en zenuwen ongemoeid.
Dan kon je mstig je gang gaan.\'
Bron kan zich daarom nog behoorlijk
opwinden over het feit dat in plaats van
aanmoedigingen er vanuit de faculteit in
Utrecht bedenkingen werden geuit te-
gen deze methode. \'Het beste antwoord
daarop gaf een koe die ik als proefkoe
mocht gebmiken, want om de ideale
klem te krijgen moesten er verschillende
modellen worden gemaakt. Op het
laatst, als ik met weer een nieuw model
de stal binnenkwam, tilde het beest
spontaan haar poot op!\'
Zoals gezegd begonnen in 1946 in
Sneek, werd een plattelandspraktijk met
voomamelijk mndvee opgezet. Maar
zonder een meewerkende echtgenote
zou dat moeilijk te klaren zijn geweest.

Zijn vrouw Jetske vertelt tijdens de kof-
fie iets van haar taken in die periode.
Deze hielden naast het verzorgen en op-
voeden van vier kinderen en het beheren
van de apotheek tevens het opsporen
van haar man bij spoedgevallen in. \'Als
er weer een spoedgeval was belde ik de
bmgwachter, het plaatselijke café of het
politiebureau op om hem te achterhalen.
Zo kreeg ik nogal wat telefonische

-ocr page 181-

■ IM
hmääM

vrienden die ii< overigens nooit in le-
vende lijve ontmoet heb. Verder was de
apotheek op de eerste verdieping zodat
ik heel wat kilometers naar boven en be-
neden heb afgelegd. En dan de vele poe-
ders en de zakken met zalf en kopersul-
faat voor tussenklauwpanaritium die
klaargemaakt moesten worden.
Je was bij wijze van spreken een soort
kettinghond in de goede betekenis van
het woord dan. Want ik had er erg veel
plezier in, ook al was ik geheel aan huis
gebonden.\' Dat bleek toen haar man in
ambtelijke dienst kwam en zij dus in
feite haar baan verloor en ze in het be-
kende zwarte gat viel.

In de praktijk werd operationeel ingrij-
pen, destijds zeker geen routine, niet ge-
schuwd. Het artikel \'Koliek bij het
mnd\', in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1954, (pag. 870-878),
geschreven door Bron en zijn associé
Freerk Zandstra, geeft een duidelijk
beeld van de vaak innovatieve, operatio-
nele aanpak onder praktijkomstandig-
heden. Het opsporen van de oorzaak van
koliek kan spannend zijn als een detecti-
veroman, schrijven ze in de inleiding.
Bron nu: \'Vooral brides na laparotomie
verwijderen bij tympanische koeien was
dankbaar werk. Je zag de tympanie on-
der je ogen verdwijnen. De aanbeveling
om een laxans, bijvoorbeeld Istizin in
die gevallen voor te schrijven is eigen-
lijk te beschouwen als dierenmishande-
ling. En dan torsio uteri ante partum, je
kon een beest zo gaan rollen, dat de heu-
pen bij wijze van .spreken knapten, maar
de torsio zat er dan nog wel in. Vaak was
operationeel ingrijpen de enige zinnige
mogelijkheid die overbleef\'
Na 1963 kwam er meer tijd lx;schikbaar
om zijn ideeën voor (verbetering van)
instmmenten en bestrijdingsmethoden
verder uit te werken. De peesklem is al
genoemd. Daama zou nog een indmk-
wekkende reeks volgen, die getuigt van
inventiviteit, van grote wetenschappe-
lijke interesse alsmede van een gewel-
dig kennispotentieel. Maar zonder ge-
drevenheid zou het zeker niet gegaan
zijn. Zo verschenen: het uiemet - ook
wel koeienbh genoemd - als preventie
van het speenbetrappen, een voorzie-
ning om wrang bij pinken te bestrijden,
een klauwschoentje ter ontlasting van de
aangetaste binnen- of buitenklauw, ter-
wijl meer buiten het specifieke veteri-
naire de foolproof metalen oomummers
en de ontwikkeling van de elektronische
identificatie (de chip) kunnen worden
genoemd. Ieder product en de weg er-
naartoe is een roman op zichzelf

De peesklem (in gouden geanodiseerde
uitvoering), het uiemet en het klauw-
schoentje (waar 20% meer linker dan
rechter van zijn verkocht) zijn na schen-
king van Bron aan het Diergenees-
kundig Museum aldaar te bewonderen.
Maar de uitvindingsdrang beperkte zich
niet alleen tot het vee. De ontwikkeling
van een sigarettenpijpje met nabrander
kreeg zijn beslag. Alle kankerverwek-
kende stoffen werden nagenoeg verwij-
derd getuige een TNO rapport. Maar on-
danks de door de medische faculteit in
Groningen getoonde interesse kwam het
niet tot een product voor de markt.
In 1994 deed Bron nog een zeer goed
gedocumenteerd voorstel aan de op dat
gebied in Friesland verantwoordelijke
instellingen om op altematieve wijze de
muskusrattenplaag te bestrijden. Dit zou
moeten gebeuren via het zogenaamde
\'bepillen\' van de nesten met reeds goed-
gekeurde middelen tegen woelrat en
mollen om zo via het doden van de jon-
gen de aanwas te stoppen. Het bepillen
van de nesten werd gedaan via een door
Bron ontwikkelde onderwater-sonde
met diverse vemuftige technische ele-
menten. Dit voorstel is niet overgeno-
men. \'Of het nu strongyluswormen zijn
of muskusratten, ik blijf een bestrijder
van biologische plagen.\'

Op het specifieke veterinaire terrein
bleek het uiemet in een grote behoefte te
voldoen. Het hield het uier beter op zijn
plaats waardoor de kans op speenbe-
trappen sterk verminderde. Vooral de
band om de voorhand bleek cmciaal te
zijn om te zorgen dat het net op zijn
plaats bleef

\'Het uiemet is nog wel het grootste suc-
cesnummer geweest want daar zijn er
wel één miljoen van gemaakt. Het toen-
malige exterieur van het vee maar ook
de huisvesting maakte dat speenbetrap-
pen een veel voorkomend verschijnsel
was. De koe werd dan in feite waarde-
loos. Later, met de komst van die klere-
kasten van de Friesian Holsteins en van
de loopstallen, verminderde dat dras-
tisch. Het idee hiervoor ontstond brain-
stormenderwijs op een fietstochtje sa-
men met mijn vrouw. Er heerste de
opvatting dat de bijklauwtjes de boos-
doeners waren maar dat is grote onzin.
Als een koe wil gaan staan dan gaat hij
overeind. Dan houdt niets hem meer te-
gen, zelfs niet als de klauw op een speen
staat.

Het net is ook eens gedemonstreerd op
de Frisiana, de veetentoonstelling in
Leeuwarden. De koe met dit uiemet
kreeg zeer veel bekijks, mede omdat in
de pers dit was aangekondigd als koei-
enbh. Vooral veel boerinnen kwamen er
als het ware op afstormen. Maar wat de-
den de veeverzorgers? Het net ging er \'s
nachts af want dat gebeurde toch ook
bij vrouwen? Met gevolg dat de koe een
tepel betrapte. Het was een regelrechte
afgang. Laat nu een joumalist, zeg maar
liever een persmuskiet, van de Leeu-
warder Courant een foto van die speen
maken en die publiceren! Razend was
ik. Maar ja het was natuuriijk wel
nieuws.\'

Veel tijd en werk ging er niet alleen zit-
ten in het ontwikkelen van de desbe-
treffende voorzieningen, maar minstens
zoveel in het verkrijgen maar ook het
controleren van de patiënten. Boven-
dien was het een kostbare aangelegen-
heid. Om van de verweerschriften niet te
spreken. Hele weekenden werden achter
de typemachine doorgebracht, hetgeen
de nodige spanningen opriep in het ge-
zin.

\'De manier waarop de chip mij ontko-
men is zit me nog steeds erg hoog. Op
het idee gebracht door een Amerikaanse
publicatie over het inbrengen van een
zendertje van microgolven in de pens ter
identificatie werd samen met een elek-
tronicus een elektronische responder
met een eigen code ontwikkeld voor
subcutane applicatie, waardoor via een
detector identificatie van buitenaf mo-
gelijk was.

Het ging om een inert in silicone ver-
pakte chip met 2 miljoen codes die af-
gelezen konden worden. Het patent
stamde uit 1978 maar in 1988 was ik
nog de enige in West-Europa die dit be-
zat. Vele pogingen om deze chip ingang
te doen vinden, strandden op onbegrip.
De tijd was er kennelijk niet rijp voor.
Het vervelende echter is dat nu het pa-
tent verlopen is firma\'s als Texas
Instmments de vmchten ervan plukken.
In de krant kon ik deze week lezen dat
het Fries Paarden Stamboek ze gaat toe-
passen.\'

Het Not Invented Here (N.I.H.) syn-
droom heeft hem vaak parten gespeeld
bij het geaccepteerd krijgen van de pro-
ducten. Hoe kan een particulier iemand
iets ontwikkelen waar anderen hele
teams voor aan het werk hebben?
Het is vooral Brons kennis van natuur-
kunde, chemie en materialen en die van
de techniek van motoren die ten grond-
slag liggen aan deze vaak imponerende
producten. Maar ook de archeologie, de
astrofysica en de meteorologie hebben
zijn volle belangstelling. Die laatste
hobby kon hij goed combineren met zijn
liefde voor het zeilen in de zeeën rond de

-ocr page 182-

Griekse eilanden.

Zijn directe verbinding met de Me-
teoSat 5, een geostationaire satelliet bo-
ven Ghana, stelt hem in staat om tijdens
het vraaggesprek op het scherm in de
hoek van de kamer de buien boven de
Krim of de orkanen boven Florida te
volgen.

Hij voelt zich voor 100% nog dierenarts.
Via zijn twee schoonzoons, de collegae
Algra en Lobsteijn in respectievelijk
Balk en IJlst houdt hij zich op de hoogte
van het huidige reilen en zeilen van de
praktijk.

Wat is de toekomst van de plattelands-
praktijk?

\'Het is jammer dat de consultatieve as-
pecten van het praktij kdoen helemaal
verdwijnen. Alles raakt ondergeschikt
aan de economische kengetallen van het
modeme veehoudersbedrijf Wat heeft
een prakticus nog aan een bloedbeeld-
differentiatie en wat moet hij met T-hel-
per cellen, cytokinen en interieukinen.
De kostenfactor, daar sneuvelen we op.
De dierenarts wordt meer en meer een
landbouwingenieur met een adjectief
van nog een beetje dierziektenbestrij-
ding.

Dat komt het imago van de dierenarts
beslist niet ten goede. Wat dat betreft
hebben de practici voor de gezelschaps-
dieren de veterinaire toekomst. Door de
aard van hun praktijk zijn ze in de gele-
genheid een veterinaire voortrekkersrol
te vervullen.\' Een van de remedies tegen
deze door Bron gesignaleerde knelpun-
ten is vooral ervoor te zorgen dat het
kennisniveau steeds op peil blijft. \'Het
vervlakken van veel dierenartsen wat
betreft de praktijkuitoefening komt
doordat men de kennisontwikkeling niet
bijhoudt. Neem nou bijvoorbeeld die
hele DNA problematiek. Als daar arti-
kelen over verschijnen, worden die ge-
woon niet meer gelezen omdat ze veel te
specialistisch zijn. Het Tijdschrift had
daar een belangrijke rol in kunnen ver-
vullen. Dat is niet gebeurd.
Aan de andere kant: als ik zie hoe de au-
tomatisering ten behoeve van de dierge-
neeskundige begeleiding is opgepikt,
dan moeten we ook weer niet te pessi-
mistisch zijn.\'

Dit vraaggesprek begon met \'als ik los-
kom zitje hier morgenochtend nog\'. Het
is er echter niet van gekomen.
Vijftig jaar is natuuriijk een periode die
niet in enkele uren kan worden vastge-
legd. Een duidelijke indmk levert het
wel op. Geconcludeerd kan worden dat
Bron een halve eeuw lang bijzonder ver-
dienstelijk diergeneeskundig initiatief
demonstreerde dat geheel in het teken
stond van \'tot heil van mens en dier\'.

BELEMMERINGEN ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE

Waamit bestaan de belemmeringen?
Ten eerste zal de huidige wetgeving
aangepast dienen te worden. In het hui-
dige Honden- en Kattenbesluit wordt
nog uitsluitend de tatoeage als wette-
lijke identificatiemethode toegelaten.
Dit betekent dat honden en katten die
een officieel paspoort nodig hebben
voor bijvoorbeeld een pension, van
een tatoeage voorzien dienen te zijn.
Momenteel wordt er geprobeerd om
ook de elektronische identificatie wet-
telijk erkend te krijgen.

Ook voor rashonden blijft de tatoeage
voorlopig verplicht.
Bij de Raad van Beheer op Kynologisch
Gebied in Nederland loopt er, vanaf be-
gin dit jaar, een twee jaar durende proef
om te kijken of de elektronische identifi-
catie aan haar eisen voldoet. Rashonden
dienen dus nu nog voor het verkrijgen
van een stamboom voorzien te zijn van
een tatoeage. Naast de tatoeage mag na-
tuurlijk een transponder ingebracht wor-
den. Dit met als doel het dier na verlies
of diefstal eenvoudiger temg te vinden.
Een punt dat bij de rasvereniging een
grote rol speelt is het mogelijke risico
op migratie van de transponder na in-
jectie bij pups.

Het identificeren van honden en katten zal in de toekomst steeds meer met be-
hulp van elektronische identiflcatie (micro-transponders) gaan plaatsvinden.
Momenteel bestaat er nog een aantal belemmeringen om het systeem op grote
schaal in te voeren. Deze belemmeringen zullen hopelijk in de nabije toekomst
opgelost worden.

Door Gijs Theunissen1

Om dit zwerven te voorkomen is een
bepaald type transponder voorzien van
een gepatenteerde anti-migratie-cap.
Met deze anti-migratie-caps bestaat in
de ons omringende landen reeds jaren-
lang goede ervaring.

Op dit moment zijn er nog te weinig
readers in het veld en voor het aflezen

1  G.T.J.M. Theunissen is dierenarts bij Rhône Mérieux
b.v. te Amstelveen.

-ocr page 183-

van een transponder zijn natuurliji<
readers nodig. Vooral bij dierenasiels
en dierenambulances is nog een te ge-
ring aantal readers aanwezig. Onlangs
is een nieuwe, betaalbare reader (de
Pocket Reader) door het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
goedgekeurd. Wij verwachten dat hier-
door het aantal readers in het veld zal
toenemen.

Als een volgend struikelblok wordt de
onduidelijkheid met betrekking tot de
databanken gezien. In april van dit
jaar is het NDG (Nederlandse Data-
bank voor Gezelschapsdieren) opge-
richt, daamaast bestaat al sinds enkele
jaren de databank van stichting VE-
TAIR (VETerinary Animal Identi-
fication & Registration). Bij beide da-
tabanken is het mogelijk zowel hon-
den, katten, vogels, knaagdieren als
paarden te laten registreren. In de toe-
komst zal het niet uit te sluiten zijn dat
er nog meer databanken opgericht zul-
len worden.

11 «i
^ÉÈÊM

Om te voorkomen dat het een warboel
wordt, zullen al deze databanken onder
één overkoepelende Centrale Data-
bank moeten gaan werken. Voor deze
Centrale Databank heeft men al een
naam bedacht namelijk: BREIN (Bu-
reau Registratie Elektronische Identi-
ficatie Nederland). Maar het zal nog
wel enige tijd en inspanning vergen
voordat deze overkoepelende data-
bank operationeel is.

De huidige databanken functioneren
momenteel naar voldoening en er hoeft
wat betreft de registratie, voor zover
wij dat kunnen overzien, geen belem-
mering te bestaan om nu al te beginnen
met het elektronisch identificeren.

ÊÊÊÊÊÊ

STAND VAN ZAKEN
Op dit moment is het inbrengen van een
transponder vooral van belang voor ei-
genaren die bij verlies van hun huisdier
meer kans willen maken hun huisdier te-
mg te vinden. Ook zal een eigenaar van
een dier waarbij een transponder is inge-
bracht veel eenvoudiger aan kunnen to-
nen dat het bewuste dier zijn of haar ei-
gendom is. Ook voor honden of katten
die mee op vakantie gaan heeft het in-
brengen van een transponder zeker zijn
nut. Daamaast zijn er al asiels waar men
katten (waarvoor overigens geen tatoe-
ageplicht geldt) voorziet van een trans-
ponder. Er is dus al veel gebeurd op het
gebied van de elektronische identificatie.
Voor een echte doorbraak is het wachten
nu op onder meer: nieuwe wetgeving,
meer readers in het veld en het moment
waarop de rasverenigingen overgaan tot
het elektronisch identificeren.

SALMONELLA ENTERITIDIS EN SALMONELLA TYPHIMURIUM
ONDERZOEK EN BESTRIJDING BIJ REPRODUCTIE PLUIMVEE

1993-1994-1995

(ZESDE RAPPORTAGE VAN DE WERKGROEP SALMONELLA PLUIMVEE, VOORHEEN WERKGROEP
SALMONELLA ENTERITIDIS]

INLEIDING

Sinds 1989 vindt in Nederiand georga-
niseerde bestrijding plaats van
Salmo-
nella enteritidis (S.e)
en sinds 1994
ook van
S. typhimurium (S.t.). In re-
productiekoppels kippen (fok- en ver-
meerderingsdieren) wordt systema-
tisch opsporingsonderzoek verricht.
Tot april 1992 werd uitsluitend op ba-
sis van bacteriologie (isolatie en type-
ring van de bacterie) onderzoek ver-
richt, sindsdien ook met behulp van
immunologische technieken (aantonen
van specifiek tegen de bacterie ge-
richte afweerstoffen in het bloedse-
mm, oftewel serologic).
Reeds eerder (vijfmaal) werd door de
werkgroep gerapporteerd in onder an-
dere afleveringen van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, en wel 1989;

114: 1070-4, 1990; 115:857-61, 1991;
116: 806-11, 1992; 117: 281-3 en
1993; 118:665-8.

Het onderzoek werd in de jaren na
1992 voortgezet en daarover gaat thans
deze zesde rapportage. Positief danwel
besmet bevonden koppels worden in
principe gemimd (geslacht of vemie-
tigd). Gezien echter het feit dat de proef
inzake medicatie met Baytril van met
S.e. besmette koppels ouderdieren van
de sector-vlees gevolgd door toedie-
ning van KR-flora een veelbelovend al-
tematief, en zeker goedkoper, lijkt te
zijn voor het mimen van deze koppels
werd de proef na 1992 voortgezet,
waarbij tevens een aantal koppels
ouderdieren van de sector-eieren bij de
proef werd betrokken. Alle besmette
fokkoppels (over-/grootouderdieren)
werden evenals voorheen gemimd.
Evenals in voorgaande jaren vond regel-
matig (in 1993 12 maal, in 1994 zes maal
en in 1995 tien maal) overieg in de werk-
groep plaats en daamaast nog een aantal
malen in de pluimveesector in den brede,
terwijl de problematiek ook werd be-
sproken in de besturen van het Pro-
duktschap voor Pluimvee en Eieren en
het Landbouwschap alsmede in de
Stichting Gezondheidszorg voor Dieren.
Sinds het voorjaar van 1993 is op
S.e.-
besmette bedrijven een uitgebreide en-
quête afgenomen, om zoveel mogelijk
te weten te komen over de mogelijke
herkomst van de S.e.-besmetting en de
hiaten in het systeem van ziektewe-
ring. Vanaf 1994 is dit ook voor
S.t.
gedaan.

ONDERZOEK

Het onderzoeksprogramma voor de
routine screening van reproductiekop-
pels ziet er als volgt uit:

- bij uitkomst wordt door de broederij
materiaal naar de Gezondheids-
dienst voor Dieren (GD) te Deven-
ter, voorheen Doom, gezonden voor
bacteriologisch onderzoek;

- op drie-vier weken leeftijd verzamelt
de GD 60 (2x30) cloaca-uitstrijkjes

-ocr page 184-

en eventueel 50 (2x25) mestmon-
sters per stal eveneens voor bacterio-
logisch onderzoek;

- op 12, 16 en 20 weken neemt de GD
60 (10x6) bloedmonsters per stal
voor serologisch onderzoek;

- vanaf 26 weken vindt maandelijks
(bij fok) of tweemaandelijks (bij ver-
meerdering) onderzoek plaats door
de GD van 60 bloedmonsters per
koppel.

In januari 1994 werd besloten om 60
monsters per keer te onderzoeken in
plaats van de daarvóór gebruikelijke
24 (4x6). Het aantal van 24 was in
1992 vastgesteld op basis van een
vergelijking met de resultaten van de
daarvóór toegepaste bacteriologische
screening. Aan de hand van statis-
tische gegevens werd de trefkans om
Salmonella aan te tonen echter on-
voldoende geacht. In analogie aan de
verhoging van het aantal bloedmon-
sters is ook het aantal mestmonsters
verhoogd. Bij bacteriologische veri-
ficatie van een verdenking naar aan-
leiding van serologie werden daarom
150 (6x25) mestmonsters onder-
zocht.

Strcekprocfgrootte in relatie tot prevalentie en betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid\')

Prevalentie")
1%
2%
5%
10%

\') een maat voor de zekerheid waarmee, met de aangegeven steekproef, het genoemde prevalentieniveau zal
worden aangetoond;

"I het percentage dieren dal op het moment van monstername (serologisch of bacteriologisch) positief is.

Opsporing van

reproductiekoppels met 5. erueritidis

jaar

1993

1994

1995

Routine-onderzoek

- serologie

19

21

9

- uitkomstmateriaal

7

1

0

- cloaca/mest

2

0

13\')

28

25

32

Traceringsonderzoek

- besmette nakomelingen

8

5

3

- uitkomstmateriaal

3

1

4

- overige

3

0

0

14

6

7

van een zevental opfokkoppels kwam ongeveer ten tijde van hel eerste routine-onderzoek (met cloaca-
swabs) vast Ie staan dat ze van een besmette koppel grootouderdieren of uil een besmette broederij afkomstig
waren.

99%

95%

90%

450

300

225

225

150

113

90

60

45

45

30

22

In augustus 1995 werd op verzoek van
de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid (VHI) van het minis-
terie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) een nog uitgebreider on-
derzoek bij koppels grootouderdieren
gestart, dat een half jaar zou duren.
Faecesmonsters van de koppels in zo-
wel de vlees- als ei-sector werden verza-
meld. De dieren waren op een leeftijd
van circa 22 respectievelijk 20 weken en
daarmee ongeveer twee weken voor de
start van de productie van broedeieren.
De faecesmonsters bestonden uit 20
verzamelmonsters van 20 swabs of 20
droppings, zodat per koppel (=hok) 400
faecesmonsters werden onderzocht. Per
ultimo 1995 waren 59 koppels afkom-
stig van 31 bedrijven onderzocht. Geen
enkele maal werd
S.e. noch S.t. aange-
toond bij de op deze uitgebreide wijze
onderzochte koppels grootouderdieren.
Wel werd bij drie bedrijven een ander
Sa/wo«e//a-serotype geïsoleerd.
Teneinde enig inzicht te geven in de
mate van betrouwbaarheid waarmee
het opsporen van
Salmonella bij de
koppels geschiedt als verschillende
aantallen monsters worden onder-
zocht, is hieronder de steekproef-
grootte in relatie tot prevalentie en be-
trouwbaarheid weergegeven.

Voor fokkoppels en voor ouderdieren
in de opfokperiode is sinds september
1994 onderzoek per stal voorgeschre-
ven, voor de productieperiode gebeurt
het nog per leeftijdsgroep (eventueel
gehuisvest in meerdere stallen). Daar-
naast wordt maandelijks onderzoek
gedaan naar aanwezigheid van
Salmo-
nella-bacteriën
in kuikenbroederijen.
Bij het aantreffen van
S.e./S.t. wordt
getracht de bron daarvan op te sporen.
Ook bevinding van S.e./S./.-besmet-
ting in kuikens, doorverkochte broed-
eieren, en dergelijke leidt tot trace-
ringsonderzoek.

BESMETTINGEN
S.e.

In 1993 zijn 42 koppels reproductiedie-
ren besmet bevonden, in 1994 31 kop-
pels en in 1995 39 koppels. De verde-
ling over de verschillende categorieën
staat in bijlage 1, met daarbij de ge-
boortejaren en de aantallen koppels die
in de betreffende jaren zijn opgezet.

Samengevat werd S.e. aangetoond in
1993 bij 15 (4,3%) -waarvan twee fok-
koppels- van de 348 onderzochte kop-
pels legras en bij 27 (1,0%) -waarvan
drie fokkoppels- van de 2.752 onder-
zochte koppels vleesras.
Voor 1994 was dit bij vier (1,2%) -1
fokkoppel- van de 326 onderzochte
koppels legras en bij 27 (1,1) -1 fok-
koppel- van de 2.410 onderzochte kop-
pels vleesras.

Voor 1995 was dit bij drie (0,8%) -2
fokkoppels- van de 379 onderzochte
koppels legras en bij 36 (1,8%) -5 fok-
koppels- van de 2.040 onderzochte
koppels vleesras.

Terwille van de vergelijkbaarheid zijn
de resultaten van 1989 tot en met 1995
samengevat in bijlage 2.

S.t.

Deze besmetting werd in 1994 vijf-
maal vastgesteld bij vleesras koppels
(lx fok, 3x opfokvermeerdering en lx
vermeerdering) en in 1995 achtmaal,
ook alleen bij vleesrassen (6x opfok-
vermeerdering en 2x vermeerdering).

WIJZE VAN OPSPORING
Hierbij is onderscheid gemaakt tussen
opsporing via routine-onderzoek en
via traceringsonderzoek.
Routine-onderzoek is alle onderzoek
dat wordt gedaan zonder dat er sprake
is van een bepaalde verdenking. Naast

-ocr page 185-

het voorgeschreven en door de GD uit-
gevoerde onderzoek betreft het dus
ook de inzendingen door bedrijven (op
eigen initiatieO van broederijmateri-
aal, mest/strooisel van (op)fokkop-
pels, enzovoort.

Traceringsonderzoek is in dit verband
het gericht (onder)zoeken van een re-
productiekoppel wegens een besmet-
ting, bijvoorbeeld in een broederij of in
kuikens.

BEHANDELING VAN BESMETTE
KOPPELS

De proef inzake behandeling met Bay-
tril en KR-flora van besmette koppels
is voor fokkoppels uitgesloten. Be-
halve bij negen koppels ouderdieren
van de legsector in 1993 vond behan-
deling slechts plaats bij koppels ouder-
dieren van de vleessector.
Voor 1993 was dit bij 21 vleesras-kop-
pels met
S.e., waarvan zeven een tweede
en één koppel een derde behandeling
onderging. Voor 1994 was dit bij 22
vleesraskoppels met
S.e., waarvan bij
drie een tweede behandeling volgde.
Voor 1995 was dit bij 24 vleesraskop-
pels met
S.e., waarvan zeven koppels
een tweede maal werden behandeld.
Bovendien werden in 1995 zes vlees-
raskoppels besmet met
S.t. behandeld.
Niet alle koppels waarbij na de behan-
deling weer
S.e./S.t. werd geconsta-
teerd werden opnieuw behandeld. Een
aantal koppels werd geruimd. De tijd
tussen de eerste behandeling en het op-
nieuw aantonen van
S.e. varieerde van
vijf tot 43 weken. Die tussen een
tweede behandeling en weer aantonen
van
S.e. lag tussen drie en 16 weken.
Bij alle in 1993 behandelde legraskop-
pels werd binnen één-twee maanden
na de behandeling weer
S.e. aange-
toond, hetgeen reden was legraskop-
pels sindsdien ook van behandeling uit
te sluiten.

Uiteindelijk vrij in procenten

71,4

Hieronder volgt schematisch een over-
zicht van de behandelde koppels,
waarbij is aangegeven hoeveel kop-
pels werden behandeld, vrij bleven van
besmetting na een behandeling, wer-
den gemimd of opnieuw werden be-
handeld.

Behandeling met Baytril en KR-flora in 1993,1994 en 1995 van leesras-vermeerderings-
koppels besmet met S.e./S.t.

Aantal koppels

1993

1994

1995

Behandeld (le maal)

21

22

24

Vrij gebleven\')

11

15

14

Opnieuw S.e./S.t. aangetoond

10

7

10

Geruimd

3

4

3

Behandeld (2e maal)

7

3

7

Vrij gebleven

3

3

6

Opnieuw S.e. aangetoond

4

0

1

Geruimd

3

1

Behandeld (3e maal)

1

0

Vrij gebleven

1

1995

81,8

83,3

83.3

*> Van de in 1995 behandelde koppels is nog niet in alle gevallen het eind van de productieperiode bereikt.
Voor die koppels is er dus sprake van een tussenstand per 31 augustus 1996.

Vermoedelijke bron van S.e.-besmetting bij reproductiekoppels

1993

1994

1995

Legsector

1

0

0

import

1

1

1

herbesmetting

1

0

1

S.e.-verleden

8

2

1

verticaal

4

1

0

horizontaal (insleep)

15

4

3

Vleessector

2

1

0

import

5

1

2

herbesmetting

2

2

3

S.e.-verleden

3

11

6

verticaal

15

12

25

horizontaal (insleep)

27

27

36

BESPREKING VAN DE RESULTA-
TEN

Uit de wijze van opsporing valt op te
maken dat in 1993 nog een derde van
alle -besmettingen via tracering aan
het licht kwam, terwijl dat in 1994 en
1995 een vijfde was. Het vergroten van
de steekproef bij het routine-onderzoek
heeft hierop ongetwijfeld een gunstige
invloed gehad. Dit zorgde ervoor dat
besmettingen sneller na het ontstaan
werden opgespoord. Daardoor nam de
kans op besmetting van de nakomelin-
gen af

Het is daarom zeer belangrijk, dat ie-
dere door de pluimveesector zelf ge-
dane bevinding van
S.e. of S.t. direct
wordt doorgegeven aan de GD, om be-
smette reproductiedieren snel te kun-
nen opsporen en daardoor verspreiding
zoveel mogelijk te kunnen beperken.
De
S.t. gevallen in 1994 en 1995 zijn
op één uitzondering na (tracering van-
uit besmette vleeskuikens) opge-
spoord via routine bloed- en meston-
derzoek.

Op grond van de administratieve gege-
vens en bedrijfsbeoordelingen kon in
vele gevallen de vermoedelijke bron of
herkomst van de Xe-besmetting wor-
den aangegeven.

Van de S./.-besmettingen is tot nu toe
weinig te zeggen. Er zijn bij de nu be-
kende gevallen geen aanwijzigingen
gevonden voor import of vertikale
overdracht. Ook herbesmetting is hier-
bij niet geconstateerd.

Hieronder is samengevat welke bron-
nen voorde e-besmettingen in 1993,
1994 en 1995 het meest waarschijnlijk
werden geacht. Daarbij geldt:
- als \'herbesmetting\' een besmetting

-ocr page 186-

op een bedrijf waar in het direct
voorafgaande icoppel ook
S.e. was
geconstateerd;

- als \'S.e.-verleden\' een besmetting,
niet in het direct voorafgaande maar
in een eerder koppel;

- als \'verticaal\' een besmetting die met
het koppel (kuikens of opfok) is bin-
nengekomen.

Tegen het toegeleverd krijgen van be-
smette koppels via import of verticale
besmetting heeft de individuele pluim-
veehouder geen direct verweer. Wel
kan hij voorzorgsmaatregelen nemen
ter beperking van het risico van be-
smetting via insleep in zijn bedrijf en
versleep op zijn bedrijf Het is dus van
groot belang dat bij import van broed-
eieren of kuikens, met name van buiten
de EU, zorgvuldig wordt onderzocht
of de besmetting afwezig is alvorens
het materiaal in de normale bedrijfs-
voering wordt opgenomen.

Het grote aantal met S.e. besmette kop-
pels in de legsector in 1993 is toe te
schrijven aan één groot besmettings-
cluster afkomstig van één bedrijf Dit
betreft 11 van de 15 koppels verdeeld
over acht bedrijven. Tevens is deze be-
smettingsbron ook verantwoordelijk
voor twee positieve koppels in 1994 en
één in 1995 in de legsector. Bij de
vleessector werd in 1995 een 5.e-be-
smettingscluster geconstateerd van
tenminste zes koppels (één fokkoppel
en vijf opfokvermeerderingskoppels).
Door alle inspanningen sinds het begin
van de S.e.-bestrijding in 1989 is, be-
houdens in 1993 voor de legsector, het
besmettingspercentage telkenjare be-
perkt gebleven tot rond de 1% (zie bij-
lage 2).

Betreffende de mogelijke oorzaken
van horizontale besmetting (insleep
van de besmetting nadat een koppel
vrij is aangeleverd) vallen diverse fac-
toren te melden. Sommige daarvan
hebben te maken met bedrijfsgrootte
en/of ligging en zijn dus niet (op korte
termijn) te beïnvloeden. Het besmet-
tingsrisico van andere is wel degelijk
te beperken, mits men zich ervan be-
wust is.

Het bijplaatsen van hanen, waarvan
achteraf is geconstateerd dat ze kenne-
lijk besmet waren, is bijvoorbeeld in
1994 nog driemaal de oorzaak van een
nieuwe bedrijfsbesmetting geweest.
Het niet regelmatig schoonmaken van
de voersilo\'s verhoogt het insleep-ri-
sico, evenals een onverhard erf Beide

Bijlage 1.

Verdeling Reproductiekoppels met S.i

e.-besmetting in

1993,1994 en 199S naar categorie en

jaar en aantal van opzet

Categorie

opzet*

S.e.-besmette

S.e.-besmette

S.e.-besmette

jaar

aantal

koppels 1993

koppels 1994

koppels 1995

LFO"

1992

36

0

1993

48

0

0

-

1994

54

-

0

0

1995

61

-

-

1

LFP

1991

1

_

_

1992

52

0

0

-

1993

51

1

1

1

1994

42

-

0

0

1995

52

-

-

0

LVO

1992

48

2

_

1993

74

1

0

-

1994

70

-

0

0

1995

58

-

-

1

LVP

1991

1

_

_

1992

68

5

0

-

1993

55

4

2

0

1994

54

-

1

0

1995

46

-

-

0

Subtotaal

legsector

15

4

3

SFO

1992

62

0

_

1993

198

0

0

1994

146

-

0

1995

141

-

-

1

SFP

1991

1

_

1992

123

1

0

1993

262

1

0

0

1994

185

-

1

4

1995

182

-

-

0

SVO

1992

331

1

_

_

1993

531

4

4

-

1994

577

-

2

1

1995

519

-

-

6

SVP

1992

959

17

0

_

1993

679

2

16

1

1994

577

.

4

19

1995

468

-

-

4

Subtotaal

Vleessector

27

27

36

Totaal

42

31

39

\' Bron: PPE-KIP; in verband met een wijziging in het registratie-systeem wijken de cijfers van

1992 iets af van die in de volgende jaren. Voor eerdere jaren zijn dergelijke cijfers niet be-

schikbaar.

*\' Verklaring:

L=legras,

S=vleesras,

F=fok,

V=vermeerdering,

0=opfok,

P=productie-periode.

-ocr page 187-

manco\'s zijn op besmette bedrijven
(veel) vaker aanwezig dan op vrije. In
procenten: 55 respectievelijk 18 op be-
smette, tegenover 39 en zes op (nog)
vrije bedrijven. Andere door epide-
miologisch onderzoek vastgestelde ri-
sico-factoren, die in het recente verle-
den op besmette bedrijven nog voor-
kwamen, zijn:

- geen wisseling van kleding en/of
schoeisel bij het betreden van de stal;

- onvoldoende wering en bestrijding
van ongedierte;

- personeel en andere (ook tijdelijke)
hulp met thuis landbouwhuisdieren;

- huisdieren (hond en kat) in de stal
toelaten;

- hokinrichting of -apparatuur ge-
leend of tweedehands aangekocht
van collega\'s;

- verstrekken van ongecontroleerd
drinkwater uit eigen bron;

- houden van ander vee, ongecontro-
leerd.

Dat ook op vrije bedrijven de hygiëne
vaak nog te wensen overlaat, betekent
niet dat hygiëne onbelangrijk is. Het is
een aanwijzing dat
S.e./S.t. nog niet op
ieder erf voorkomt. Maar omdat de kiem

Bijlage 3.

Reproductiekoppels met Salmonelta enteritidis

Legsector

Vleessector

Aantal koppels

Aantal koppels

jaar

S.eJonderzocht

%

S.e./onderzoclit

%

1989

9/316

2,8

18/1.045

1,7

1990

4/284

1,4

22/2.017

1,1

1991

0/292

0,0

15/1.997

0,75

1992

2/351

0,6

22/1.922

1,1

1993

15/348

4,3

27/2.752

1,0

1994

4/326

1,2

27/2.410

1,1

1995

3/379

0,8

36/2.040

1,8

in principe letterlijk uit de lucht kan val-
len, moet iedere bedrijfsvoering en -in-
richting erop zijn gericht insleep in de
stal en versleep op het bedrijf te voorko-
men.

Niet voor niets heeft het Produktschap
voor Pluimvee en Eieren (PPE) een
vooriichtingsmap \'Hygiëne op Pluim-
veebedrijven\' laten vervaardigen. Deze
map vormde één van de grondslagen
voor de de regelgeving met betrekking
tot de PPE - Integrale Keten Beheersing
(PPE-IKB) programma\'s. Inmiddels
neemt ca 90% van de fok- en vermeer-
deringsbedrijven deel aan de PPE-IKB
programma\'s.

Ter meerdere preventie is bovendien
eind 1995 een begin gemaakt met vac-
cinaties tegen
S.e./S.t als proef Be-
richten uit het buitenland geven goede
hoop dat daarmee de weerstand van
kippen tegen eventueel toch (in relatief
kleine aantallen) binnengekomen kie-
men dusdanig kan worden verhoogd,
dat toename en verspreiding minder
zullen optreden.

Dr. W. Edel (VHI/VWS)
Drs. J.A. Smak (RVV/LNV)
Drs. T.S. de Vries (GD)
Mw. ir. M.C. Westendorp (PVE)

PIA WORKSHOP IN NEDERLAND

Berichten eo verslagen

De PIA Workshop, georganiseerd door Elanco, had plaats voor Oost-
Nederland op 7 mei 1996 te Hoenderloo en voor Zuid-Nederland op 9 mei
1996 te Eindhoven. Als inleiders traden op E. de Ridder van Elanco, M.F. de
Jong (Hoenderloo) en J. Bakker (Eindhoven) van de Stichting Gezondheids-
dienst voor Dieren en J.H. van der Stroom-Kruyswijk van Elanco.

De heer De Ridder sprak over \'Patho-
genese en diagnostische mogelijkhe-
den\'. Uit zijn voordracht kan het vol-
gende worden geconcludeerd. De
verwekker van PIA (Porcine Intes-
tinale Adenomatöse) draagt thans de
naam van Lawsonia intracellularis.
Tot voor kort werd de naam Ileal sym-
biont intracellularis gebruikt. Het is
een obligate intracellulaire parasiet.
Het kweken lukt alleen in celcultures
waarvoor intestinale epitheelcellen
van ratten worden gebruikt.
Men kent twee klinische vormen van
PIA en wel een acute en een chronische
vorm. De acute vorm is gekenmerkt
door plotselinge sterfte als gevolg van
een haemorrhagische enteritis en de
chronische vorm door onvoldoende
groei, slecht eten en soms vermagering
waarbij de dieren een bleek uiterlijk
hebben. De morbiditeit per koppel kan
oplopen tot 50% en de mortaliteit tot
30%. De aandoening is sinds 1931 be-
kend in de USA (Biester en Schwarte).
PIA heeft meer bekendheid gekregen
door onderzoekingen van Rowland en
Lawson uit Engeland.
Varkens in het laatste deel van de
mestperiode worden meestal door de
acute vorm aangetast. Ook is de aan-
doening bekend bij jonge gelten. De
chronische vorm speelt vooral in het
gewichtstraject van 25-60 kg.
PIA komt minder vaak voor op goed
geleide, gesloten bedrijven. Soms is de
enige indicatie een mindere groei. In
de chronische gevallen vindt men bij
de sectie nu eens een necrotiserende
ileitis en dan weer een hypertrofië-
rende enteritis van ileum en soms ook
jejunum, cecum en colon waarbij of
het slijmvlies en/of muscularis zijn (is)
verdikt.

De slijmvliesverdikking is het gevolg
van een sterke profileratie (adenoom-
vorming) van het epitheel van de
Lieberkühnse klieren waarbij veel de-
lingsfiguren worden gezien. De bacte-
rie die dit veroorzaakt zou mogelijk
een tumor introducerende factor bezit-
ten. Het micro-organisme kan intracel-
lulair worden aangetoond. Dit gebeurt
met behulp van een zilverkleuring vol-

-ocr page 188-

gens Warthin-Starry, een gemodifi-
ceerde Ziehl-Nielsen of met immuno-
fluorescentie. Deze technieken zijn
jammer genoeg alleen bruikbaar op
dode dieren. Meer succes heeft men in
vivo door gebruik te maken van een
PCR (Polymerase Chain Reaction)
waarbij stukjes specifiek DNA worden
vermeerderd en aangetoond.
De infectieroute verloopt per os. Germ
free animals zijn niet te besmetten.
Voor het aanslaan van de infectie moet
een normale darmflora aanwezig zijn.
Dit is ook bekend bij Serpulina hyody-
senteriae.

In besmettingsproeven zag men dat de
gemiddelde dagelijkse gewichtstoe-
name afnam met 25 gram ten opzichte
van niet besmette koppelgenoten. Over
de epidemiologie is niet alles bekend,
bijvoorbeeld over uitscheidingsduur,
intermitterende uitscheiding, virulen-
tieverschillen, immuniteit en drager-
schap.

Mestonderzoek met PCR

\'Voorlopige resultaten mestonderzoek
met PCR\' was de titel van de voor-
dracht van De Jong en van Bakker. In
1965 werd de diagnose PIA gesteld bij
0,5% van de ter sectie aangeboden var-
kens. Dit is opgelopen tot 2 - 2,5% in
1995.

Kleuringen op het aantonen van het mi-
cro-organisme hebben een beperkte
waarde. Ook het histologische onder-
zoek geeft vaak een teleurstellend re-
sultaat. De PCR blijkt beter te voldoen
zowel bij onderzoek van faeces als van
sectiemateriaal wat betreft de specifici-
teit en de sensitiviteit. De sprekers gin-
gen vervolgens in op enkele praktijkge-
vallen. Soms hebben opfokbedrijven
problemen; afnemende fok- en ver-
meerderingsbedrijven daarentegen niet.
Ook zag men PIA bij de eigen varkens
na aankoop van nieuw fokmateriaal.
Gerefereerd werd aan een experiment
in Spanje. Van 73 bedrijven werden de
faeces van tien varkens onderzocht
met behulp van de PCR op het voorko-
men van DNA specifiek voor Law-
sonia intracellulare. Er waren 149
mestmonsters (is 19%) positief afkom-
stig van 16 bedrijven (is 22%). De be-
drijven die voer kregen waaraan ma-
croliden waren toegevoegd waren
negatief, terwijl 50% van de bedrijven
die of
Polypeptiden of ionoforen als
profylacticum hadden gekregen, posi-
tief waren op Lawsonia intracellularis.

iiril

Voorkomen PIA aan de slachtlijn

In haar voordracht getiteld \'Chro-
nische PIA in Nederiand, resultaten
van praktijkonderzoek\' ging mevrouw
Van der Stroom-Kruyswijk in op een
onderzoek naar het voorkomen van
PIA aan de slachtlijn waarbij uitwen-
dig het laatste deel van de dunne darm
werd betast om eventuele veranderin-
gen te kunnen vaststellen. Na enige oe-
fening bleek het mogelijk afwijkingen
te kunnen detecteren. Voordelen zijn
de \'goedkope uitvoering\', de moge-
lijkheid van een groepsdiagnose en bij
een goede organisatie ook het screenen
van andere afwijkingen (pleuritis,
pneumonie, leverafwijking). Als nade-
len van deze methode noemde zij het
persoonsgebonden zijn, het niet kun-
nen vaststellen van geringe afwijkin-
gen en het missen van een diagnose
door herstel. Zij had darmen van 37
probleembedrijven onderzocht. Wan-
neer 15% darmafwijking als norm
voor het klinisch manifest zijn van PIA
werd aangenomen (Ward, GE et al.
Vet Med, febr. 1990; 197-203) waren
19 bedrijven positief en 18 negatief
Een en ander was met behulp van een
PCR op het laboratorium van de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren te De-
venter bevestigd.

Tot slot werd ingegaan op de preven-
tieve en curatieve behandeling van PIA
met tylosine. In vitro bepalingen van de
gevoeligheid van lawsonia zijn moei-
lijk uit te voeren vanwege het niet opti-
maal functioneren van de gebruikte
testsystemen. In vivo zijn de behande-
lingsresultaten met tysoline goed.
Voorlopige resultaten van infectie-
proeven bij varkens wijzen er ook op
dat Tylan (Elanco) 40 ppm de ziekte
onder controle kan houden en dat PIA
kan worden voorkomen met 100 ppm.

Een diner, voorafgegaan door een ape-
ritief, besloot deze door practici goed
bezochte studiemiddag.

J.P. W.M. Akkermam

EUROPEAN ASSOCIATION OF STATE VETERINARY OFFICERS

VERGADERING VAN 7 MEI 1996 IN UTRECHT

Op 7 mei 1996 vergaderde de Euro-
pean Association of State Veterinary
Officers (EASVO) in Utrecht. De be-
langrijkste onderwerpen waren:

HERZIENING EU-REGELGEVING
Landbouwcommisaris Franz Fischler
wil de regelgeving die onder zijn ver-
antwoordelijkheid valt, eenvoudiger
maken. Verschillende richtlijnen op
het gebied van productie, handel en
import van dieren en producten van
dierlijke oorsprong worden bij elkaar
gevoegd tot één nieuwe richtlijn.
EASVO is vooral bezorgd over de
plaats die de dierenarts in deze her-
ziene richtlijnen krijgt. Zal de ontwik-
keling om de \'Officiële Dierenarts\' te
vervangen door \'Officiële Autoriteit\'
voortgezet worden?
Niet-veterinairen plaatsen in functies
waarin veterinaire kennis noodzakelijk
is, heeft kwaliteitsvermindering tot ge-
volg en is nadelig voor de werkgele-
genheid van dierenartsen. In dit ver-
band zijn de geruchten uit Brussel over
benoemingen van niet-dierenartsen op
invloedrijke posten, waar nu nog die-
renartsen werken, verontrustend.
Gelukkig is het bestuur van de FVE
zich van deze gevaren goed bewust en
tracht in de contacten met vertegen-
woordigers van de EU-Commissie de
belangen van de dierenarts en de dier-
geneeskunde actief te behartigen.
Meer dan ooit moeten dierenartsen
hun onmisbaarheid bewijzen bij de be-
scherming van de gezondheid van
mens en dier. Daarvoor zijn onafhan-
kelijkheid, voldoende menskracht en
de nodige financiële middelen noodza-
kelijk. Tot nu toe is de diergeneeskun-
dige beroepsgroep niet in staat ge-
weest het publiek en de politici van
deze belangen te overtuigen. De BSE-
affaire kan hierbij een hulp blijken te
zijn, mits goed aangewend, maar er is
veel meer op dit gebied mogelijk.
Contacten met lokale en Europese po-
litici moeten veel actiever gezocht
worden.

-ocr page 189-

STABLE TO TABLE CONCEPT
Het principe om de i<eten van boerderij
tot consument te bewaken en gegevens
uit diverse punten in deze keten bij de
keuring van dierlijke producten te ge-
bmiken, is in EASVO met enige moeite
geaccepteerd. De vertegenwoordigers
van de Zuid-Europese landen en Duits-
land hadden hiermee nog wel enige pro-
blemen. De overtuiging bij de meerder-
heid dat dit concept geen slechtere
kwaliteit van de vleeskeuring, maar juist
het tegendeel tot gevolg zal hebben,
nam veel aarzelingen weg. Dit idee
heeft tot gevolg dat wij onze energie en
kennis beter gebmiken. Samenwerking
tussen verechillende veterinaire discipli-
nes zal in het belang van de consument,
het bedrijfsleven en de diergeneeskunde
blijken te werken.

GROEIBEVORDERAARS IN DE
VEEHOUDERIJ

EASVO is tegen het gebmik van groei-
bevorderende stoffen in de vleesvee-
houderij. Voedsel moet zo natuurlijk
mogelijk geproduceerd worden. Con-
trole op het gebmik van verboden mid-
delen moet door de officiële dierenarts
uitgevoerd worden. Het gebmik van
diergeneesmiddelen zal in het algemeen
temggedrongen moeten worden.

WERKGROEP DIERENARTSEN IN
BORDER INSPECTION POSTS
(BIP)

Dc instelling, in samenwerking met de
EU-commissie, van een dergelijke werk-
groep, werd vertraagd door geldproble-
men. Nu zijn afspraken gemaakt met dr.
A. Evers in Bmssel en bestaat er een
goede hoop dat in het najaar van 1996 ge-
start kan worden.

STRUCTUUR EN ORGANISATIE
VAN DE VETERINAIRE OVER-
HEIDSDIENSTEN

Het \'Bendixen Rapport\' is nooit open-
baar gemaakt. Hierin wordt veel kritiek
geuit op de veterinaire stmctuur in een
aantal EU-lidstaten. Uit een oogpunt van
bescherming tegen dierziekten en zoöno-
sen is een evaluatie van de diergenees-
kundige organisaties noodzakelijk. De
informatiesystemen ANIMO en SHIFT
werken nog niet zoals het moet. SHIFT is
zelfs nog niet in functie. Hierdoor is de
communicatie tussen de veterinaire
diensten gebrekkig. De geloofwaardig-
heid van de veterinaire controlerende in-
stanties komt hierdoor in het gedrang. Op
dit moment kunnen dieren en dierlijke
producten nog zonder goede controle
door de EU getransporteerd worden.

•i ■ fl

DIVERSE ONDERWERPEN
Identificatie van dieren

De rol van de officiële dierenarts hierin
is belangrijk. In Spanje zijn op dit terrein
problemen ontstaan wegens te geringe
menskracht.

Na- en bijscholing voor dierenartsen
in overheidsdienst

Zowel voor volambtelijke als tijdelijk
aangestelden is dit van groot belang. In

Deze tekening is ingestuurd als reactie
op het artikel \'Wat is er gaande in de
dierenartsenpraktijk?\' van Vaarkamp,
c.s. in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 september 1996.

H. Vrieselaar

het algemeen wordt hier veel te weinig
aandacht aan besteed.

Practici in ofTiciële taken

Zolang de \'Officiële Dierenarts\' niet
goed is gedefinieerd is het moeilijk een
standpunt in te nemen. In de volgende
vergadering zal naar een voor allen ac-
ceptabele definitie worden gezocht.

J. Minderhoud

-ocr page 190-

De \'Louise van Eeghen Prijs\' zal in
1997 voor de tweede maal beschikbaar
worden gesteld.

Deze prijs heeft als doel de weten-
schappelijke beoefening van de ho-
meopathie en/of natuurgeneeswijze te
stimuleren.

Voor toekenning komen onder meer in
aanmerking:

* onderzoeken naar de effecten van
één of meer van de genoemde ge-
neeswijzen;

* onderzoeken naar de toepassingmo-
gelijkheden van deze geneesmetho-
den op zichzelf als ook in combina-
tie;

* onderzoeken naar verhandelingen
over de wijze waarop bedoelde ge-
neesmethoden hun werk doen;

* onderzoeken naar het verband tus-
sen diagnostiek en geneesmethode;

* alle projecten die op basis van de
doelstelling en naar het oordeel van
de prijscommissie in aanmerking
komen.

Aanmelding kan door een volledig

schriftelijk verslag van het onderzoek
of project in te dienen, dat bij voorkeur
reeds is gepubliceerd. Dit dient verge-
zeld te worden van een korte samen-
vatting van maximaal 300 woorden en
een afschrift van het Nederlandse of
Belgische artsendiploma van de aan-
gemelde(n) of een ander bewijs van
een voltooide Nederlandse of Bel-
gische universitaire studie.
Inzendingen moeten bovendien in vijf-
voud worden ingediend en opgesteld
zijn in de Nederiandse of Engelse taal.

LOUISE VAN EEGHEN PRIJS

Meer informatie bij de Louise van
Eeghen Stichting, Postbus 339. 8160
AHEpe, tel.: 0578 - 620266.

Hantavirus. Een literatuurstudie en epidemio-
logisch onderzoek; M. Schokker. SR 492/96:
29 pp.

Subclinical Mastitis in the Nile Delta. A
cross-sectional study; D. Vink. SR 493/96: 78
pp.

Griffelbeenfracturen bij het paard; H. Coster.
SR 494/96; 49
pp.

Vogelspinnen; A.A. letswaard. SR 496/96:
39
pp.

Het Wobbler syndroom. Cervivale spondylo-
gene myelopathic bij de Doberman en de
Duitse Dog; W. Mackay. SR 496/96: 74 pp.

Survey to the presence of Campylobacter fe-
tus subsp.
venerealis and tritrichomonas foe-
tus in breeding bulls at smallholder dairy
farms in tanga region, Tanzania; J.
Hulsebosch
en W. van der Heijden. SR
497/96:40
pp.

Longwormen bij de Nederlandse bruinvis; M.
Slob. SR 498/96: 33 pp.

Atriumfibrillatie bij de hond en het paard.
Een literatuuronderzoek; A.A. Bus en R.W.
Boerekamp. SR 499/96: 71 pp.

Welzijnsproblemen bij schildpadden; A.
Reijs. SR 500/96: 37 pp.

Maag-darmwormen bij de struisvogel; E.L.C.
Coonen. SR 501/96: 23 pp.

Grote oren vangen veel wind. Aangeboren en
verkregen afwijkingen bij Siamese en

enreferate

Oosters Korthaarkittens; K. van Ruth en M.
van der Meer. SR 502/96: 66 pp.

Gehoornd melkvee in een loopstal: uitgesloten
of uitdaging?; K.W. Jobse. SR 503/96: 56 pp.

Furosemide ? = ? Preventie exercise-induced
pulmonary hemorrhage. M.J. van de Weerd.
SR 504/96: 23 pp.

Digoxine therapie. Een onderzoek naar de re-
latie orale digoxine dosering en plasma di-
goxine spiegel bij de hond; G.J. Kelder. SR
505/96: 32 pp.

Urolithiasis en cystitis bij het konijn; C.
Maes. SR 506/96: 16 pp.

Is een hoog kaliumgehalte in het voer een ri-
sico voor hyperkaliemic bij biggen met
speendian-ee?; H. Voets. SR 507/96: 37 pp.

Parasitaire huidaandoeningen bij het schaap;
M.H. van Boxsel. SR 508/96: 59 pp.

Parafilariosis bij equidae; M.B.H.M. Duyve-
stijn. SR 509/96: 24 pp.

Chirurgische correctie van de hemia dia-
phragmatica bij rund en paard; J. Meursing.
SR 510/96: 24
pp.

Measurement of ATP in fresh pork using bio-
luminance firefly lucifer in luciferase system;
P. van Esch. SR 511/96: 41 pp.

Veterinarian problems concerning the IM-
and exportation of exotic animals; G.H. van
Bolhuis en P.M. Thate. SR 512/96: 68 pp.

Houdbaarheid van diergeneesmiddelen; G.C.H.
Willemse. SR 513/96:31 pp.

Case studie van de neonatale periode van de
grijze zeehond (Halichoerus grypus), 1992, in
het zeedierenpark Harderwijk, Holland; SR
514/96:46 pp.

LIJST STUDENTENREFERATEN

Evaluation of radiography for detecting frac-
tures in chicken carcasses and cross-contami-
nation of chicken carcasses during plucking
in a low-throughput abattoir; H. Tolsma en
M. Sturkenboom. SR 515/96: 32 pp.

De resistentie tegen antimicrobiële middelen
van de belangrijkste pathogenen bij vleeskal-
veren; W.J.M. Wijmenga. SR 516/96: 24 pp.

Het Vietnamese hangbuikzwijn. Een varken
als hobbydier cn als patiënt; A.A.
Nieuwenhuizen. SR 517/96: 112 pp.

Dopingproblematiek bij sportpaarden;
E.M.E.M. Hoofs. SR 518/96: 77 pp.

Pensdrinken bij mestkalveren. Literatuur-
overzicht en epidemiologie; J.J. van Dijk. SR
519/96: 103 pp.

Inrichting en functionaliteit van de wacht-
ruimte in de dierenartsenpraktijk; F.G.M.
Schellekens. SR 520/96: 35 pp.

Pyelonefritis bij het paard en rund, een litera-
tuuronderzoek; M.H. Drummen. SR 521/96:
23 pp.

PHS bij zeugen. Verslag van een literatuuron-
derzoek en een praktijkonderzoek op vijf
Noord-Brabantse vermeerderingsbedrijven;
I.A.J.M.Eyck. SR 522/96:49 pp.

Orale vloeistoftherapie bij kalveren bij diar-
ree; B.I. Scheijgrond. SR 523/96: 25 pp.

Voedsel-geneesmiddel interacties: de invloed
van voedsel op de biologische beschikbaar-
heid van geneesmiddelen; M.P. Slikker en S.
van Straten. SR 524/96: 34 pp.

Dienaren van Aesculaap en Mars. De mili-
taire dierenarts in Nederlands Oost-Indië;
B.A. Steltenpool. SR 525/96: 58 pp.

Een vergelijkend onderzoek naar de voor- en
nadelen van de ovariectomie ten opzichte van
de ovario-hysterectomie bij de teef; M.A. van
Mer. SR 536/96: 25 pp.

-ocr page 191-

Onderstaand treft een overzicht aan van
cursussen welice in de maand oictober
1996 op ons programma staan. Tevens
is een EXTRA CURSUS opgenomen
\'Basiscursus Begeleiding Varkensbe-
drijven\'. Van deze cursus treft u hieron-
der het programma aan. Opgave voor
alle genoemde cursussen via telefoon
(030) 2517374, fax (030) 2516490 of e-
mail paod@pobox.ruu.nl. Ons volle-
dige cursusaant)od kunt u, naast onze
brochure, vinden op intemet pagina:
http://www.cc.mu.niypaod.

EXTRA CURSUS

Basiscursus begeleiding varkensbe-
drijven
(96/305), woensdag 9 oktober
1996 - 09.30 - 20.30 uur, ƒ 600,- (inclu-
sief diner) te Zeist.

Uit de brief van het Hoofdbestuur van
de KNMvD is duidelijk geworden dat
varkenshouders, die bepaalde vaccina-
ties zelf willen uitvoeren, zich tot u zul-
len wenden inzake begeleiding. Voor
diegenen die in één dag de essentie daar-
van willen vememen is deze cursus ont-
wikkeld.

De ontvangst deze dag is tussen 09.30 en
10.00 uur. Als eerste spreker zal drs.
H.W. Bosch ingaan op de analyse ken-
getallen met behulp van handmatige ad-
ministratiesystemen. Hiema zal drs. A.
van Nes ingaan op analyse van kengetal-
len met behulp van managementsyste-
men. Als laatste voor de lunch zal prof
dr. ir. A.A. Dijkhuizen ingaan op priori-
teitsstellingen op economische gronden.
Na de lunch komen vaccinaties aan bod
en gaat prof dr. J.H.M. Verheijden in op
het Formularium Varken, na de thee ge-
volgd door het onderwerp certificering/
kwaliteitsdenken. Het eerste onderwerp
van de avond is Bronstdetectie, drachtig-
heidsdiagnostiek en dekmanagement
waama prof dr. J.H.M. Verheijden in-
gaat op Protocol bedrijfsbezoek. Om
20.30 uur zal de avond worden afgeslo-
ten met een evaluatie.

Interpretatie röntgenologisch onder-
zoek bij gezelschapsdieren
(U.D.)

96/135 Thorax, dinsdag 1 oktober 1996
96/136 Abdomen, dinsdag 8 oktober
1996

96/137 Skelet, dinsdag 15 oktober 1996

n ■ n

Alle cursussen van 19.30 tot 22.30 uur te
Wageningen.

De kosten per cursus bedragen ƒ 260,--.

Naast het normaalbeeld wordt uitge-
breid aandacht besteed aan de interpre-
tatie van een aantal veelvuldig voorko-
mende afwijkingen. Mogelijkheden
voor aanvullende röntgendiagnostiek of
echografisch onderzoek zullen aan de
orde komen. Aan het eind van de cursus
bestaat in beperkte mate de mogelijk-
heid tot het beoordelen van door de cur-
sisten meegebrachte röntgenfoto\'s. De
cursusleiders is drs. J.W. Garretsen, spe-
cialist veterinaire radiologie.

Patiëntendemonstratie gezelschaps-
dieren
(96/125), woensdag 2 oktober
1996; 14.00 - 17.00 uur te Utrecht,
ƒ95,-.

Patiënten passeren, zo mogelijk \'live\' de
revue. De te behandelen vakgebieden en
de daarbij behorende docenten zijn:
Gastroenterologie - dr. B.E. Belshaw,
Anesthesiologie - drs. A.H.A. Küsters,
Chimrgie - prof dr. F.J. van Sluys,
Nefrologie - drs. H.P. Meyer en
Tandheelkunde - drs. L.F. Theijse.

\'En hoe nu verder.......?\', De prakti-
sche aanpak van diagnostische pro-
blemen GD,
donderdag 21 november
1996 (96.147), van 13.30 tot 17.00 uur
te Wageningen. De kosten ƒ 245,—.

De inhoud van de cursus is vooraf niet
bekend.

In het eerste deel van deze cursus wor-
den patiënten gedemonstreerd welke ter
nadere diagnostiek van een intemistisch
of chimrgisch probleem verwezen wer-
den naar \'De Wagenrenk\' Aan de hand
van de anamnese en de beschikbare aan-
vullende informatie (gegevens van labo-
ratoriumonderzoek, ECG, röntgenon-
derzoek) zal besproken worden welke
aanvullende diagnostische methoden
gebmikt werden om tot een behande-
lingsplan van de betreffende patiënt te
komen, met speciale aandacht voor die
onderzoeksmethoden welke ook in de
praktijk toepasbaar zijn. Tijdens het
tweede deel van de cursus is er gelegen-
heid een aantal, door de cursisten mee-
gebrachte problemen ten aanzien van
andere diagnostiek te bespreken. De
cursusleiders zijn dr. A.A.M.E. Lub-
berink en drs.
J.W. Garretsen.

\'Veterinaire aspecten van hippische
evenementen\' (U.D.).
donderdag 31
oktober 1996 van 09.30 - 21.30 uur.
Paviljoen Woudschoten Conferentie-
centmm, Zeist.

Cursusleiders: dr. M.M. Sloet van Old-
mitenborgh-Oosterbaan, Vakgroep In-
wendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren, FdD en drs. P. den Hartog,
dierenarts te Ruurlo.
Prijs: ƒ655,- (inclusief lunch en diner).

In deze cursus worden de plichten en
verantwoordelijkheden van een wed-
strijddierenarts besproken. In het och-
tendprogramma wordt een overzicht ge-
geven van de organisatie van de Neder-
landse wedstrijdsport in het algemeen,
gevolgd door een belichting van de ver-
schillende disciplines in detail.
In het middagprogramma wordt de aan-
pak van calamiteiten besproken, zowel
ten aanzien van het bewegingsapparaat
als ten aanzien van intemistische pro-
blemen.

\'s Avonds wordt de visie van de deelne-
mers gevraagd op een aantal casuistie-
ken en worden deze vervolgens bespro-
ken door een fomm van ervaren
dierenartsen.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn,
met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995,1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op postrekening
511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \' Banden\' en de jaargang.

-ocr page 192-

Ministerie van VWS
Staatstoezicht op Volksgezondheid
Veterinaire Inspectie

Inspecteur v/m

(voor 38 uur per week)

De Veterinaire Inspectie houdt toezicht
op de naleving van wettelijke voorschriften in de
gehele productieketen van dierlijke voedingsmidde-
len. Daarnaast heeft de Inspectie een controlerende
taak in het kader van de Wet op de dierproeven en
houdt zij toezicht op de Good Laboratory Practice
(CLP). De wetenschappelijke, adviserende en con-
trolerende taken en bevoegdheden van de inspectie
worden ontleend aan de Gezondheidswet en vallen
onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris
van VWS. Bij de Veterinaire Inspectie werken circa
60 medewerkers, verdeeld over een hoofdinspectie
en een viertal regionale inspecties.
De hoofdinspectie is naar werkterrein onderverdeeld
in vier secties, waaronder de sectie Zoönosen, (Vee-)
voedingsaangelegenheden en Veterinaire Milieu-
hygiëne. Met het oog op de volksgezondheid geeft
deze sectie voorlichting en advies over zoönosen.
Daarnaast worden adviezen gegeven over het
toelaten van additieven en worden handhavings-
activiteiten verricht bij het aanhouden van wacht-
termijnen en het gebruik van niet toegelaten stoffen
c.q. de aanwezigheid daarvan in veevoeders.
Tenslotte inventariseert de sectie besmette percelen,
waarbij wordt nagegaan of er dieren op worden
gehouden waarvan de producten (vlees, melk)
gevaar kunnen opleveren. De sectie adviseert hier-
omtrent de lokale overheden.

Als inspecteur bij de afdeling Zoönosen,
(Vee-)voedingsaangelegenheden en Veterinaire
Milieuhygiëne assisteert u het hoofd van de sectie bij
diens werkzaamheden en vervangt hem bij afwezig-
heid. U initieert en begeleidt het onderzoek dat op
het RIVM en andere instituten wordt uitgevoerd en
verzorgt de voorlichting over voorkomen en preven-
tie van zoönosen. U neemt deel aan interne en
externe overlegsituaties en stelt zich ondertussen op
de hoogte van wetenschappelijke, maatschappelijke
en juridische ontwikkelingen op het vakgebied.

U bent dierenarts en beschikt over een
ruime ervaring op het werkterrein van de Veterinai-
re Volksgezondheid. U heeft goede contactuele
eigenschappen en koppelt deze aan een uitstekende
mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid.

Uw standplaats is Rijswijk.

Uw salaris bedraagt maximaal ƒ 9.552,-
bruto per maand (schaal 14 BBRA 1984) bij een
volledige werkweek. Inschaling is afhankelijk van
leeftijd, opleiding en ervaring. Het gaat hier om een
aanstelling voor de duur van twee jaar, op basis van
een tijdelijke aanstelling of in het kader van een
interim functievervulling.

Inhoudelijke informatie over de functie krijgt
u bij de heer dr. J.H.M. Nieuwenhuijs, hoofd van de
sectie Zoönosen, (Vee-) voedingsaangelegenheden
en Veterinaire Milieuhygiëne, telefoon 070-3406997.
Voor informatie over de sollicitatieprocedure kunt
u contact opnemen met mevrouw Y. Veldhuis,
telefoon 070-3405628. Uw sollicitatiebrief richt u,
onder vermelding van vacaturenummer VHI-9693,
aan het hoofd van de afdeling Personele en Materiële
Zaken van de Dienst Financieel en Personeel Beheer,
mevrouw drs. H.S. van Enk. Wij zien uw reactie
graag binnen 14 dagen tegemoet.

Het ministerie wil meer vrouwen in dienst
nemen. Ook gehandicapten en de leden van etni-
sche minderheidsgroeperingen worden uitdrukkelijk
uitgenodigd te solliciteren.

Ministerie van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport

dienst Financieel en

Personeel Beheer

Kamer BCA-710,

Postbus 5406, 2280 HK Rijswijk

-ocr page 193-

> it«»\'

WELKE DIERENARTS WORDT IN EEN
BELGISCHE PRAKTIJK GEWENST EN
HOE KAN DE FACULTEIT HIEROP
INSPELEN

Dr. F. de Keersmaecker

Vooreerst wordt aan de hand van en-
kele cijfers de situatie in België van de
dierenartsen en de student-dierenart-
sen toegelicht.

Vastgesteld wordt dat er elk jaar een
overaanbod is van 30 dierenartsen.
Momenteel werken er 700 Belgische
dierenartsen in Frankrijk. Ook in

Engeland en Ierland werken Belgische
dierenartsen. Het aantal parttime die-
renartsen neemt sterk toe. In tegenstel-
ling tot Nederland zijn nog 95% van de
praktijken solopraktijken.

In een tweede deel wordt getracht te
schetsen aan welk profiel een Bel-
gische dierenarts zou moeten voldoen
om in aanmerking te komen bij sollici-
taties. De vraag zal hierbij gesteld wor-
den in hoeverre differentiatie en spe-
cialisatie gewenst zijn.

In het laatste gedeelte wordt getracht
een antwoord te vinden op de vraag in
hoeverre de Faculteit en het dierge-
neeskundig onderwijs hierop kunnen
inspelen. Een klassieke vraag vanuit
de praktijk voor meer praktische oplei-
ding der studenten wordt getoetst aan
de werkelijkheid. Tevens wordt de
aandacht gevestigd op enkele oplei-
dingsonderdelen (bijvoorbeeld aan-
gaande sociale vaardigheden, marke-
ting) die tijdens de studie nog wat meer
aan de orde zouden moeten komen.

Kort Curriculum Vitae

Filip de Keersmaecker werd op 9 okto-
ber 1956 geboren.

In 1974 werd een start gemaakt met de
studie diergeneeskunde, die in 1980
aan de Faculteit Diergeneeskunde te
Gent met grote onderscheiding werd
voltooid. De Keersmaecker is twee
jaar werkzaam geweest aan dezelfde
Faculteit op de dienst inwendige ziek-
ten bij de grote huisdieren onder lei-
ding van Prof Oyaert en Prof Muylle.
In 1982 is hij samen met zijn vader in een
praktijk gestapt met uitsluitend mndvee.
De echtgenote van De Keersmaecker
heeft een gezelschapsdierenpraktijk op-
gebouwd, waar momenteel twee dieren-
artsen werkzaam zijn.
De landbouwhuisdierenpraktijk is in-
middels gegroeid naar zes dierenartsen
met ongeveer 60% paard en 40% mnd-
vee. In 1994 is de dierenkliniek \'De
Morette\' gebouwd, nagenoeg uitslui-
tend voor paarden. \'De Morette\' is mo-
menteel één van de drie erkende privé-
klinieken voor landbouwhuisdieren in
België.

PERSONEELS-
DAG BUREAU
KNMVD

Op vrijdag 18 oktober 1996
zal het bureau van de KNMvD
de gehele dag gesloten zijn in
verband met het jaarlijkse
personeelsuitje.

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

01-11-1996
15-11-1996
01-12-1996
15-12-1996

Deadline *)

14-10-1996
28-10-1996
11-11-1996
02-12-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 194-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Dujardin, C.L.L.; 1996; 3545 NA Utrecht
Rijksstraatweg 16 A.

Eijck, Mevr. I.A.J.M.; 1996; 3524 BK Utrecht
Fivelingo 125.
Glas, M.A.H.W.; 1996; 6922 OM Duiven
Korenbloem 73.
Kaalberg, L.A.; 1996; 5076 AW Haaren
Kerkstraat 18C.

Koopmans, Mevr. E.M.A.; 1996; 7558 SE

Hengelo (O); Rob de Vriesstraat 113.

Meer, F.J.U.M. van der; 1996; 3522 XN

Utrecht; Merwedestraat 16.

Orsel, Mevr. K.; 1996; 3522 XN Utrecht;

Merwedestraat 16.

Scheffer, Mevr. C.J.W.; 1996; 3512 NX
Utrecht; Korte Smeestraat 4 A.
Steltenpool, B.A.; 1996; Burbage, Marlborough
SN8 3AJ (Verenigd Koninkrijk); 16 Nutley
Court.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het hoofdbestuur aangenomen:

Aakster, R. van den; 1996; 7423 AA Deventer;
Kannenburg III.

Aalten, Mevr. J.M.E. van; 1996; 3524 EE
Utrecht; Orkaden 1.

Boxsel, Mevr. M.H. van; 1996; 3572 BP
Utrecht; Biltstraat 170A.
Buitink, Mevr. I.J.; 1996; 3523 AW Utrecht;
Topaaslaan 30 III.

Dijkhuizen, Mevr. T.J.; 1996; 3524 RA Utrecht;
Henegouwen 24.

Goot, Mevr. J.A. van der; 1996; 3523 RK
Utrecht; Opaalweg 29-2.
Helder, J.J.; 1994; 1871 CZ SchoorI; Schouts-
akker II.

Hoofs, E.M.E.M.; 1995; 5211 DB \'s-Hertogen-
bosch; Westwal 18.

Hoogendoom, A.C.; 1996; 3581 AB Utrecht;
Nachtegaalstraat 15 bis.

Niemeijer-Veenstra. Mevr. C.J.; 1996; 3523 VZ

Utrecht; C. Erzeijstraat 44.

Noort, Mevr. J.E.P.E. van; 1996; 3572 PA

Utrecht; W. Barentszstraat 7.

Polling, Mevr. H.H.G.; 1996; 7546 DC

Enschede; Boerkottenhoek 73.

Rekvelt, Mevr. K.E.; 1996; 3582 SV Utrecht;

Elamingostraat 5.

Smit, Mevr. A.M.; 1996; 3582 BW Utrecht;
Abstederdijk 198.

Stal, F. ter; 1996; 5831 TK Boxmeer; Elderom
311-22.

Straten, Mevr. S. van; 1996; 9951 VD Winsum;
Meander 31.

Timmer, Mevr. M.; 1995; 2977 AN Goudriaan;
Van Gentstraat 8.

Wesdorp, Mevr. J.L.; 1994; 5466 PG Eerde;
Schoolhuisweg 8.

Als kandidaallid van de Koninklijke Ne-der-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het hoofdbestuur aangenomen:

Boer, H.J. de; 9000 Gent (België); Colpaertsteeg
32.

Jansen, A.A.J.; 3732 GJ De Bilt; Wilhelmina-
laan 37.

Personalia

Rijsenbrij, M.R.; 3531 JZ Utrecht; Keulsekade
360.

Ruys, Mevr. L.J.; 3581 EA Utrecht; Mgr. van de
Weteringstraat 5 C.

OVERLEDEN:

Op 22 augustus 1996 overleed Drs. R.M.J. Lem-
mens te Nijmegen.

JUBILEA:

A.C. Bestebroer te Giethoorn, afwezig, 40 jaar,
4 oktober 1996

M.J.G. Schoenmakers te Bavel, afwezig, 40 jaar,
4 oktober 1996

C. Schalk te Klundert, afwezig, 40 jaar, 5 okto-
ber 1996

Mevr. W.C. Spits-Eshuis te Zutphen, afwezig,
40jaar, 5 oktober 1996

Prof Dr. A. Brand te Harare (Zimbabwe), aan-
wezig, 40 jaar, 7 oktober 1996
P.G. de Lint te Epe, aanwezig, 25 jaar, 8 oktober
1996

Mevr. H M. Prause-Verweij te Soesterberg, af-
wezig, 25 jaar, 8 oktober 1996
Mevr. Th.J. Driehuis-van Haselen te Vlissingen,
aanwezig (tussen 17.00-20.00 uur), 25 jaar, 8
oktober 1996

A. Pluimers te Lichtenvoorde, aanwezig, 30
jaar, 11 oktober 1996

J.A. Smak te Bleskensgraaf, afwezig, 30 jaar, 11
oktober 1996

T.M. Tjang a Fa te Paramaribo (Suriname), af-
wezig, 30 jaar, 11 oktober 1996
Dr. J. Goudswaard te Middelburg, aanwezig, 30
jaar, 11 oktober 1996

A. Rutgers te De BiU, afwezig, 50 jaar, 12 okto-
ber 1996

C. de Gier te Broek in Waterland, afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1996

Dr. K.H. Hermans te Arnhem, afwezig, 45 jaar,
13 oktober 1996

J.S. van der Kamp te Haren (Gr), afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1996

G.J. Molenkamp te Heeze, afwezig, 25 jaar, 15
oktober 1996

G. de Boer te Giekerk, afwezig, 40 jaar, 19 okto-
ber 1996

J.W. Kloosterboer te Apeldoom, afwezig, 40
jaar, 19 oktober 1996

J.M. Schuld te Tilburg, afwezig, 40 jaar, 19 ok-
tober 1996

W.K. de Jonge te Alkmaar, afwezig, 40 jaar, 19
oktober 1996

J.F. Overbeek te Dongen, afwezig, 50 jaar, 24
oktober 1996

K. Betten te Wolvega, afwezig, 35 jaar, 25 okto-
ber 1996

S. Jaarsma te Zwolle, afwezig, 35 jaar, 25 okto-
ber 1996

H. Verkerk te Veenendaal, afwezig, 35 jaar, 25
oktober 1996

J.J. van Zutven te Oss, afwezig, 35 jaar, 25 okto-
ber 1996

L. van de Zee te Workum, afwezig, 35 jaar, 25
oktober 1996

H. Brouwer te Emmeloord, afwezig, 40 jaar, 25
oktober 1996

ProfDr. H.J. Breukink te Utrecht, afwezig, 35
jaar, 25 oktober 1996

S.H. Ouwerkerk te Nuenen, afwezig, 25 jaar, 29
oktober 1996

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
30 augustus 1996:

Aalders, A.A.T.
Antonis, H.M.
Bloemendal, G.J.
Boots, G.J.T.

Bos, Mevr. S.J.

Bus, A.A.

Dijk, J.J. van

Doekes, J.J.

Donkers, Mevr. A.

Grondelle, Mevr. LA. van

Jansen, Mevr. M.

Koopmans, Mevr. E.M.A.

Kousemaker, Mevr. E.A.

Lassing, Mevr. N.G.

Loef, Mevr. H.A.

Meijer, Mevr. E.A.

Nijland, J.T.

Nijsse, E R.

Passchier, Mevr. E.

Smulders, Mevr. A.W.J.P.

Swanenburg, Mevr. M.

Winden, S.C.L. van

MUTATIES:

163 Aakster, R. van den; 1996; 7423 AA De-
venter; Kannenburg 11; tel. 0570-654557;
wnd.d. (toev. als lid).

163* .Raiders, A.A.T.; 1996; 3514 JA Utrecht;
Stieltjesstraat 23; tel. 030-2730941;
wnd.d.

163 Aalten, Mevr. J.M.E. van; 1996; 3524 EE
Utrecht; Orkaden 1; tel. 030-2898897;
wnd.d. (toev. als lid).

165* Antonis, H.M.; 3524 WN Utrecht; Jung-
frau 136/138; d.

175* Bloemendal, G.J.; 1996; 3532 TS
Utrecht; J. Geelstraat 2 bis; tel. 030-
2948118; d.

177 Boezeman, Mevr. M.A.H.; 1996; 5275 BC
Den Dungen; Pilotenstraat 52; tel. 073-
5942743 privé, 0413-292929 prakt.; p.,
medew. hij M.C.M. Bossers, P.J.M. van
Huiten, A.H.C. Kuijpers, E.W.H.M. van
der Velden en A.H.H.M. W inters.

178* Boots, G.J.T.; 1996; 5993 NB Maasbree;
Schoorveld 7; tel. 077-4651637; d.

179 Borgmans, H.J.M.; 1992; 5541 RP Keu-
sel; Hulselsedijk 15; tel. 0497-641858
privé, 641977 prakt.; fax 0497-641669; p.,
geass. met W.S. Noteboom cn N.H.J.M.
Venema.

179* Bos, Mevr. S.J.; 1996; 3981 ZP Bunnik;
Vletwcide 132; tel. 030-6572044; wnd.d.

181 Boxsel, Mevr. M.H. van; 1996; 3572 BP
Utrecht; Biltstraat 170 A; tel. 030-2724286
privé, 026-3233308 prakt.; p., medew. bij
R.F.M. Küsters (part-time)(toev. als lid).

185 Bruin, Mevr. A. de; 1992; 1071 LC Am-
sterdam; Palestrinastraat 5 II; tel. 020-
4702615; wnd.d.

186 Buitink, Mevr. l.J.; 1996; 3523 AW Utrecht;
Topaaslaan 30 111; tel. 030-2541492; wnd.d.
(toev. als lid).

186* Bus, A.A.; 1996; 3705 ZN Zeist; Waran-
de 181; tel. 030-6950400; wnd.d.

333* Dijk, J.J. van; 1996; 3417 TR Mont-
foort; p/a De Bleek 33; tel. 0348-473059
privé, 00-44-1258-452626 prakt.; fax 00-
44-1258-453548; p., medew. bij Damory
Vet. Clinic.

194 Dijkhuizen, Mevr. T.J.; 1996; 3524 RA
Utrecht; Henegouwen 24; tel. 030-
2803280; wnd.d. (toev. als lid).

333* Doekes, J.J.; 1996; 10900 Beit-Shean
(Israël); Chicoun Gimel 59; d.

197* Donkers, Mevr. A.; 1996; 3581 TB
Utrecht; Oudwijkerlaan 45; tel. 030-
2543019; wnd.d.

199 Eblé, Mevr. P.L.; 1994; 3582 CT Utrecht;
Krommerijn 75; tel. 030-2581526 privé,
0320-238826/

238828 bur.; jr. wet. medew. ID-DLO.

-ocr page 195-

210 Goot, Mevr. J.A. van der; 1996; 3523 RK
Utrecht; Opaalweg 29-2; tel. 030-2516814;
wnd.d. (toev. als lid),

2l2*Grondelle, Mevr. I.A. van; 1996; 3531
HD Utrecht; Leidsekade 116; tel. 030-
2930709; wnd.d.

213*Haaften-Visser, Mevr. C.C. van; 1977;
3981 HC Bunnik; Grotelaan 8; lel. 030-
6571641; d.

218 Helder. J.J.; 1994; 1871 CZ Schoorl;
Schoutsakker 11; tel. 072-5092054; d.
(toev. als lid).

219 Hendriks, Mevr. S.D.; 1991; 3011 PD
Rotterdam; Hoogstraat 19 A; tel. 010-
4048834 privé, 4660045 bur.; fax 010-
4665469; coördinator dierenartsassis-
tenten-opleiding bij ESSAY-opleiding-
en.

222 Hof, Mevr. M.; 1985; 1313 BZ Almere;
Kweekgrasstraat 33; tel. 036-5341280
privé, 5341288 prakt.; fax 036-5345837;
p., gezelschapsd.

224 Hoofs, E.M.E.M.; 1995; 5211 DB \'s-Her-
togenbosch; Westwal 18; tel. 073-6123751 /
6146250; d. (toev. als lid).

224 Hoogendoom, A.C.; 1996; 3581 AB Utrecht;
Nachtegaalstraat 15 bis; tel. 030-2341749;
wnd.d. (toev, als lid),

225 Horst, R.M. ter; 1995; naar het buitenland.

336 Horst, R.M. ter; 1995; 7553 DX Hengelo

(O); p/a Zonstraat 14; tel, 00-46-46-
738003/074-2425468 (.NL); distriktvete-
rinär organisation Sverige (woonadres:
24463 Furulund (Zweden); Kungsgatan
46),

228 Ingh, Dr T.S.G.A.M. van den; 1969; U-
1976; 3584 AJ Utrecht; Cicerolaan 1; tel.
030-2100147 privé, 2534294 bur; Spe-
cialist Veterinaire Pathologie; wet. medew.
U.U. (F.D, vkgr. Pathologie).

229 Jacobs, H.J.A.: 1985; naar het buiten-
land.

336 Jacobs, H.J.A.; 1985; 1562 RB Krom-
menie; p/a Zilverschoonlaan 31; tel. 075-
6220242; d. bij General Livestock Servi-
ces, Indonesia (Sulawesi)(p/a JAKAR-
TA 12062 (Indonesië); VSO Field Of-
fice; P.O.Box 6219).

229* Jansen, Mevr. M.; 1996; 3981 ZP Bun-
nik; Vletweide 136; tel. 030-6561568;
wnd.d.

232 Jorksveld, Mevr. A.L.; 1995; 6581 SN
Malden; Huikeling 37; tel. 024-3585896;
d.

234 Keizer, J.; 1988:7731 KS Ommen; Rood-
borst 46; tel. 0529-452319 privé, 456000
prakt.; p., geass. met W.G. Romijn en W.
Sobels.

236 Klaare, Mevr. Y.M.; 1975:2802 LA Gouda;
Emmastraat 29; tel. 0182-518995; p.

240* Koopmans, Mevr, E.M.A.; 1996; 755«
SE Hengelo (O); Rob de Vriesstraat 113;
teL 074-2770305; wnd.d.

241* Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 3514
VD Utrecht; Kievitdwarsstraat 51; tel.
030-2733047; wnd.d.

248* Lassing, Mevr. N.G.; 1996; 6464 BT
Kerkrade; Jan Steenstraat 20; teL 045-
5457660; wnd.d.

251* Loef, Mevr. H.A.; 1996; 2665 XK Bleis-
wijk; .Mesdagstraat 2; tel. 010-5219322
privé, 5218526 prakt.; p., medew. bij
M.P, Hogendoorn.

256* Meijer, Mevr. F.A.; 1996; 3583 HD
Utrecht; Willem de Zwijgerstraat 72;
tel. 030-2543209; wnd.d.

262 Nathans, Dr. L; 1956; U-1965; 1183 KR
Amstelveen; Voor de Poort 10; tel. 020-
6435300; fax 020-6435267; r.d.

263 Niemeijer-Veenstra, Mevr. C.J.; 1996;
3523 VZ Utrecht; C. Erzeijstraat 44; tel.
030-2889338; wnd.d. (toev, als lid),

264*Nijland, J.T.; 1996; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat31; tel. 030-2714169; d.

264*Nijsse, E.R.; 1996; 3572 PK Utrecht;
Willem Barentszstraat 38; tel. 030-
2715652; wnd.d.

265 Noort, Mevr. J.E.P.E. van; 1996; 3572 PA
Utrecht; W. Barentszstraat 7; tel. 030-
2723588 privé, 0492-533808 prakt.; p.,
medew. bij G. van den Berg, J.H.T.J. Bier-
mann, H.J.M.H. Duijsens, S.H. Ouwerkerk
en J.L.M. Regouin (toev. als lid).

270* Passchier, Mevr. E.; 1996; 3524 WK
Utrecht; Jungfrau 68; teL 030-2803399;
wnd.d.

274 Polling. Mevr. H.H.G.; 1996; 7546 DC
Enschede; Boerskottenhoek 73; tel. 053-
4775568 privé. 0541-520754 prakt.; p.,
medew. bij L.B. Poorthuis (toev. als lid).

278 Rekvelt. Mevr. K.E.; 1996; 3582 SV Utrecht;
Flamingostraat 5; tel. 030-2541194; wnd.d.
(toev. als lid).

285 Scheerman, Mevr. J.L.M.; 1990; 1181 DT
Amstelveen; Koen van Oosterwijklaan
36; tel, 020-4451540 privé, 6432756
prakt,; fax 020-4451540; p,

288 Schuiling, K.; 1954; .3061 BA Rotterdam;
Kralingse Piaslaan 67 A; tel. 010-
2120503; rd.

292 Smit. Mevr. A.M.; 1996; 3582 BW Utrecht;
Abstederdijk 198; tel. 030-2516145; wnd.d.
(toev. als lid).

293* Smulders, Mevr. A.W.J.P.; 1996; 3521
BN Utrecht; Croeselaan 221 bis; tel.
030-2945044; wnd.d.

294 Speelman, N.G.; 1978; 6665 CP Dricl;
Casmirstraat 12; tel, 026-4743359 privé,
4742408 prakt; p.

294 Speelman-Willemsen, Mevr. B.; 1978;
6665 CP Driel; Casmirstraat 12; tel, 026-
474.3359 privé, 4742408 prakt.; p.

295 Stal, F. ter; 1996; 5831 TK Boxmeer; El-
derom 311-22; tel. 0485-521594 privé,
451593 prakt.; fax 0485-454297; p., me-
dew. bij Dr. J.J. Geene, A.J.A.M. Mouwen,
J.J. Pen en T.J.M. Vercammen (toev. als
lid).

295 Staman. Mr. J.; 1975; 3992 BZ Houten;
Ruitercamp 261; tel. 030-637.3455 privé,

070-3793135 bur.; medew. Dir. M.K.G.,
Min. L.N.V.

297 Straten, Mevr. S. van; 1996; 9951 VD
Winsum; Meander 31; tel. 0595-444545
privé, 0592-541216 prakt.; p., medew. bij
G.P. Hofland en Joh. Nijhoff (toev, als
lid).

298*Swanenburg, Mevr. M.; 1996; 3828 CW
Hoogland; Zuivelhof 14; tel. 033-
4804114 privé, 030-2535358 bur.; weL
medew. U.U. (F.D., vkgr. V.v.D.O.).

299 Sybesma, Mevr. J.C.; 1991; 3563 SC
Utrecht; Cayennedreef 50; tel. 030-
2662613 privé, 0598-622234 prakt.; p.,
medew. bij Dr. R. Boosman, R.E. van \'t
Hof, R..M.G. Keereweer en B, Prins.

301 Timmer, Mevr. M.; 1995; 2977 AN Gou-
driaan; Van Gentstraat 8; tel. 0183-582138
privé, 0162-683650 prakt.; p., medew. bij
K. Hesseling, E. van Koesveld, G.H.M.
Raamsteeboers en S.Tj. Westendorp (toev.
als lid).

305 Veenink, Mevr. G.J.; 1991 ; 9462 TM Gas-
selte; Achterweg 3; tel, 0599-565267
privé, 0511-451449 prakt; p., medew. bij
P. Bontekoe en G.W. Tiddens.

310» Vervoom, Prof. D.J.; 1954; 3984 BS Odijk;
Rijk Takkenlaan 25; tel. 030-6564217;
r.d.; oud-buitengew. hlr. U.U. (F.D.);
O.O.N.

310 Vervoom-Malinosky Blom, Mevr. A.C.W.;
1952; 3984 BS Odijk; Rijk Takkenlaan
25; tel. 030-6564217; r.d.; R.O.N.
320 Wesdorp, Mevr. J.L.; 1994; 5466 PG Eerde;
Schoolhuisweg 8; tel. 0413-355052 privé,
364589 prakt.; p., medew. bij M.C.M. Bos-
sers, P.J.M. van Huiten, A.H.C. Kuijpers,
E.W.H.M. van der Velden en A.H.H.M.
Winter (toev. als lid).
323 Wijlens, H.H.J.; 1978; 2036 MC Haar-
lem; Watermolenplantsoen 12; teL 023-
5368870 privé, 020-6826819 prakt.; fax
020-6844239; p., geass. met S.J.C.M.
Peeters.

324* Winden, S.C,L, van; 1996; 3705 ZL
Zeist; W arande 144; teL 030-6951295; d.

326 Wuijckhuise-Sjouke. Mevr. L.A. van;
1979; 7351 TH Hoenderloo; Weikam-
perweg 112; tel. 055-3781896 privé,
0570-660153 bur,; d. G D. Herkauwer
Gezondheidszorg, loc. Deventer.

Doorlopende agenda

Oktober

PAO-D cursus: 96.135. Interpretatie rönt-
genologisch onderzoek Thorax GD.
PAO-D cursus: 96.125. Patiëntendemon-
stratie GD.
—5 Jaarcongres te Rolduc (Limburg).

Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncmristen in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur
PUO Grote Huisdieren: Rund Dag van dc
buiatrie.

Symposium \'De alternatieve arts en de re-
gels van de kun.st\'. Organisatie: Vereniging
tegen de Kwakzalverij. Plaats: Beatrixge-
bouw van het Jaarbeurscomplex te Utrecht.
Entree is gratis. Aanvang: van 13.30 tot
16.00 uur Inlichtingen: Tel.: 0513-625956
offax: 0513-622759.
6 Brussel, congres van de European Society
of Veterinary Clinical Ethology (ESVC).
Diverse gedragsdeskundigen spreken voor
geïnteresseerde practici. Kosten: 3600 BEF.
Informatie: J. Dehasse (003226758666) of
B.W. Knol (030-2539411).

8 PAO-D cursus 96.136. Interpretatie rönt-
genologisch onderzoek Abdomen GD.

9 PAO-D cursus 96.305. Basis begeleiding
varkensbedrijven.

10 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen Pluimveehouderij\'. Locatie: IPC
Dier Horst (Lb). Voor informatie: de heer
J. Broos, tel.nr. (077)399 88 88.

10 PUO Gezelschapsdieren: Kleine huisdie-
ren (23) Hyperactivity: fact or fiction?
Causes, diagnoses and modifications.
10 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee. Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Deventer,
14.00 uur.

10 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Dordrecht, Postiljon hotel.

-ocr page 196-

10—11 PUO Algemeen: (1) Het geneesmidde-
lendepot.

11 Symposium Wildziekten: \'Oorzaken en ri-
sico\'s van ziekten bij wilde diersoorten in
Nederland\'.

11 PUO Grote Huisdieren: Paard (12)
Echografie thorax en abdomen.

12— 13 Jaarlijkse bijeenkomst European College
of Veterinary Toxicology (ECVT) in samen-
werking met de Assocation of Veterinary
Consultants (AVC) in Montpelier, France.
ECVT Secretariat, fax; 00 33.78.31.10.65
of AVC Secretariat, dr. Luc Jansegers, tel:
00 32.37.70.74.03.

14 Bijeenkomst VDA provincie Utrecht. The-
ma: \'Selecteren en solliciteren\' door mw.
drs. L.F. Nanhekhan, opleidingsadviseur.
Ontvangst: 19.45 uur, aanvang avond:
20.15 uur. Bureau KNMvD, Julianalaan 8-
10 in Utrecht. Contactpersonen: Henriëtte
Relou, tel.: 030-2890676 of Eveline Jansen,
tel.: 030-2896356.

14— 19 De intemationale postdoctorale cursus:
\'Animal Health Economics - Principles
and Applications\' in Pennsylvania (USA).

15 PAO-D cursus: 96.137. Interpretatie rönt-
genologisch onderzoek Skelet GD.

16— 19 7^ Lustrum. Goden reu, Cerberus.

16—20 28th Intemational Congress on the
History of Veterinary Medicine, Vienna/
Austria. Secretariat: c/o dr. G. Forsten-
poinmer, Institut fur Anatomie, Veterinär-
medizinische Universität Wien, Josef Bau-
manngasse 1, A-1210 Vienna, Austria,
ph: 0043/222/25077-2503.

17 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Vught, hotel Vught, aanvang
13.00 uur. \'Intercollegiale samenwerking of
communicatie met je collega\'; Workshop
"communicatieve vaardigheden\' door Ina
Vader en Ineke Tymes.

17 PAO-D cursus: 96.146. \'En hoe nu ver-
der...?\', de praktische aanpak van diagnos-
tische problemen GD.

18 PUO Grote Huisdieren: Rund (4) Adem-
halingsproblemen jongvee.

19—20 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Ost. Akute Erkrankungen in der
Kleintierpraxis. Chemnitz. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551
Velbert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

20—23 XXlst Congress of the World Small
Animal Veterinary Association, WSAVA
1996. Jerusalem, Israel.

20—24 2nd World Congress on Alternatives
and Animal Use in the Life Sciences,
Utrecht, the Netheriands.

21 —25 XV Panamerican Congress of Veteri-
nary Sciences, Brazilië.

21—25 Vll-th National Congress of Veterinary
Medicine with intemational participation
in Calimanesti-Valcea, Romania.

24 PUO Gezelschapsdieren: Kleine huisdieren
(24) Tandproblemen bij kleine huisdieren.

24—27 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS, P.O.
Box #2074, Nederiand, CO 80466, U.S.A.
(Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-
258-0767).

25 PUO Grote Huisdieren; Varken (19) Evo-
lutie van enkele belangrijke aandoeningen
van het maag-darmstelsel.

26 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Zwolle, hotel café-restaurant

rCiMtviWii^

Zwolle, aanvang 13.00 uur. \'Intercollegiale
samenwerking of communicatie met je col-
lega\'; Workshop \'communicatieve vaardig-
heden\' door Ina Vader en Ineke Tymes.

28 AUV-regiovergadering Oost. De Cantharel
te Ughelen, aanvang: 20.00 uur.

29 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen Pluimveehouderij\'. Locatie; IPC
Dier Bameveld. Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

29 Gezamenlijke studiemiddag Groep Pluim-
veewetenschappen met WPSA, LOS en
VPLC. Thema: \'Gezond pluimvee van be-
lang voormens en dier\'. Locatie; IPC-Dier,
locatie Praktijkschool Horst. Ook niet-le-
den zijn welkom. S.v.p. vooraf aanmelden.

29 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Utrecht, bureau KNMvD,
aanvang 17.30 uur. \'Intercollegiale samen-
werking of communicatie met je collega\';
Workshop \'communicatieve vaardighe-
den\' door Ina Vader en Ineke Tymes.

29—31 PAO-D cursus: 96.209. Bedrijfsdier-
geneeskundige aanpak van infectieziekten
op rundveebedrijven.

31 PAO-D cursus: 96.903. De schapencyclus;
deel I.

31 PAO-D cursus: 96.505. Veterinaire aspec-
ten van hippische evenementen.

31 AUV-regiovergadering West. Afrit De
Meem, aanvangL 20.00 uur.

31—1 Nov. PHLO-cursus \'Marktgerichtheid;
van woorden naar daden\' te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 4 oktober 1996.
Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel.: 0317-484093/484092,
fax:0317-426547.

31 — 1 Nov. 51. Fachgesprach über Geflügel-
krankheiten im Parkhotel Kronsberg, Han-
nover-Messe.

31—3 Nov. lOth Annual Veterinary Dental
Forum \'Veterinary Dentistry \'96\'. The
Westin Galleria & Westin Oaks, Houston,
Texas. Contact Veterinary Dentistry \'96,
530 Church Street, Suite 700, Nashville,
TN 37219, phone 615/254-3687, Fax
615/254-7047.

31—7 Nov. George H. Muller Veterinary Der-
matology Seminar in Hawaii; on the Big
Island of Hawaii. Speakers include drs. M.
Dryden, V. Fadok. R. Halliwell, P. Ihrke, H.
Power, and G. Muller. Forcus for this mee-
ting will be \'Differential diagnosis of skin
diseases by body region and breed, and cur-
rent dermatologie therapy;. For information
contact P. Bernstein, 380 Willow Road,
Menlo Paric, CA 94025/FAX 415-723-
8762/E-mail HF.PBB(gForsythe.Standford.
edu.

November

1 PAO-D cursus; 96.120. Behandeling van
kruisbandletsels.

1—3 Animal Welfare, Module 1; Assessing
animal welfare. Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

5 PAO-D cursus; 96.129. Anesthesiologie
gezelschapsdieren.

6 PAO-D cursus: 96.908. De praktiserende
dierenarts en de zoönoserichtlijn.

6 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achthoek. Plaats: Restaurant \'t Wolfers-
veen, Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

6 Puo Grote Huisdieren: Rund (5) Echo-
grafie bij het rund.

7 PAO-D cursus; 96.143. Dia-diagnostiek
oogheelkunde; De adnexa inclusief de con-
jectieva.

7 IPC Dier-cursus; \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie; de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

7 PUO Gezelschapsdieren; Kleine huisdie-
ren (25) Peurs et phobies chez Ie chien.

7 AUV-regiovergadering Zuid. Novotel Eind-
hoven, aanvang; 20.00 uur.

7—8 PHLO-cursus \'Preventieve gezondheids-
zorg in dc varkenshouderij\' te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 11 oktober
1996.

8—9 PAO-D cursus; 96.130. Hartaandoeningen
hond; modeme diagnostiek en behandeling.

9 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

11 AUV-regiovergadering Noord. Postiljon
Heerenveen, aanvang 20.00 uur.

12 PUO Grote Huisdieren; Rund (6) Abortus
als bedrijfsprobleem.

12 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Apeldoom, Hotel Nieland.

13 PAO-D cursus: 96.138. Praktische röntge-
nologie GD.

13 PUO Grote Huisdieren: Paard (13)
Praktische oefeningen geleidingsanesthe-
sie en intra-articulaire anesthesie.

14 PAO-D cursus; 96.912. \'On-line\' literatuur
zoeken in de praktijk en thuis; toegang tot
de veterinaire literatuur.

14 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. (Onder voorbehoud.)

14 Symposium \'Wat dieren ons zeggen...\'
over verantwoord dierbeheer in Congres-
centrum Orpheus te Apeldoom. Organi-
satie; HBO-opleiding Diermanagement
van het Van Hall Instituut.

14 IPC Dier-cursus; \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie; IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie; de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

14 PUO Algemeen; (3) Soorten hechtmateria-
len, hun gebruik en knooptechnieken.

14—15 Eerste intemationale workshop over
vrouwen in de Europese vleessector;
\'Women meet women in meet\' te Utrecht.

14—15 Jaarlijks congres van de\'European Ostrich
Assoeiation (EOA) in het Expo Center te
Hengelo. Het congres zal in het teken staan
van de nieuwste ontwikkelingen rondom de
struisvogelhouderij. Voor meer informatie;
F.E. van der Horst, Bureau Van der Horst,
Bellinckhofsdwarsweg 3, 7604 PD Almelo.
Tel.; 0546-813677 of fax; 0546-828555.

14—16 Intemational Trade Fair for Aquacul-
ture. Queen Sirikit National Convention
Center, Bangkok-Thailand.

15 PAO-D cursus; 96.122. Huidziekten GD 1;
diagnostiek, allergietesten, biopten.

16 Najaarsdag Groep Homoeopathisch wer-
kende dierenartsen.

19 PAO-D cursus; 96.211. Applicatiecursus
rundveevoeding 1.

19 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Varken, \'s middags.

20 PAO-D cursus; 96.210. Basiscursus echo-
grafie en voortplanting (landbouwhuisdie-
ren en Paard).

20 IPC Dier-cursus; \'Alles rondom de melkma-
chine voor dierenartsen Rundveehouderij\'.
Locatie; IPC Dier Oenkerk. Voor meer in-
fonnatie; dhr. J. Broos, tel.; 077-399 88 88.

20 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei. Plaats; Praktijkgebouw Bameveld,
De Driest 2. Aanvang; 20.15 uur.

21 PUO Gezelschapsdieren; Kleine huisdie-
ren (26) Pees- en spierproblemen bij kleine
huisdieren.

-ocr page 197-

i iii"Ti f èTrfn

01

Bij het schrijven van dit inleidende stuk lag het Jaarcongres 1996 nog voor ons. Bij het publiceren ervan is die ge-
beurtenis alweer geschiedenis.

In het congrescentrum Rolduc, in 1108 gesticht als abdij, is uitvoerig gediscussieerd over het thema \'Grenzeloos
Veterinair Onderwijs\'. Destijds een abdij, daarna lange tijd een gymnasium en thans een congrescentrum; de tradi-
tie van kennisoverdracht blijft gehandhaafd. Maar naast de discussie over het Veterinair Onderwijs zijn er de no-
dige besluiten gevallen, de Jaarprijs 1995 is uitgereikt aan dr. Y.H. Schukken als vertegenwoordiger van de auteurs
van de serie van vijf artikelen over mastitisbestrijding. Later zal uitvoerig worden stilgestaan bij dit Jaarcongres.

Voorts zijn er talrijke nieuwe commissieleden benoemd en reeds zittende herbenoemd. Dat eerste geldt ook voor de
voorzitter van de Hoofdredactie dr. W. Edel als opvolger van de auteur dezes. Niet als hoofdredacteur, zoals zo vaak
wordt verondersteld. Hij zal er geen spijt van krijgen. Het voorzitterschap van de Hoofdredactie is zonder meer een
mooie en boeiende baan. Een facet daarvan is dat het product van de inspanningen dat in collectief verband wordt
gemaakt meteen zichtbaar wordt in gedrukte vorm. Het begrip \'aan de weg timmeren\' is hierop wel van toepassing.
Het boeiende is om met z \'n allen als Hoofdredactie te proberen om datgene te brengen wat de lezer kan benutten,
bijvoorbeeld in z \'n dagelijkse praktijk. Tegelijkertijd betrekt het elk redactielid bij allerlei hedendaagse ontwikke-
lingen van de diergeneeskunde.

Het tijdschrift heeft nog steeds de pretentie maar ook de potentie om spreekbuis te zijn voor alle dierenartsen. Dit is
een kostbaar goed dat beslist niet verloren mag gaan. Het karakter van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal
met de tijd meegaan. Krijgt het steeds meer de trekken van een verenigingsblad, de praktisch-wetenschappelijke bij-
dragen blijven mede de essentie vormen.

Maar in de tijd van geen tijd hebben is het niet makkelijk lezers te motiveren om ook eens te schrijven, hetzij inge-
zonden brieven, hetzij vakgerichte artikelen. De bedrijfsdiergeneeskunde kan niet bestaan zonder schrijven c.q. re-
gistreren. De data maken deskundige analyses mogelijk want met de klinische blijk kom je er al lang niet meer Dit
geldt mutatis mutandis ook voor de diergeneeskunde in z \'n totaliteit; het vastleggen van de maatschappelijke en
wetenschappelijke gegevens is nodig voor de beroepsgroep om te weten waar deze zich op moet richten om mee te
kunnen blijven doen.

Het toekomstideaal is om datgene wat er zich in de praktijk en aan de Faculteit der Diergeneeskunde aan interes-
sante veterinaire ontwikkelingen zich voordoet geregeld in het tijdschrift te krijgen. Het begrip kennismakelaar of
kennisintermediair is hierop van toepassing. Dit vraagt gerichte inspanning zowel van de kant van de redactie als
van de kant van practici en de faculteit. Het uit te voeren plan het redactiewerk te ondersteunen met een net van
schrijvers is een eerste aanzet daartoe. De ingewikkelde structuren en omstandigheden in deze maatschappij vra-
gen om deskundige intermediairen. Het in deze aflevering gepubliceerde artikel over het begrip \'burnout\' illus-
treert deze behoefte aan deskundige begeleiding.

In Rolduc heeft er ongetwijfeld een boekerij met monniken bestaan die zich ook met publiceren bezighielden. Het is
zeer de vraag of er schrifturen in de vorm van tijdschriften werden gemaakt. Zeker geen schrifturen die om de veer-
tien dagen verschenen. Het was wat men noemde monnikenwerk. Maar volgens Van Dale is monnikenwerk, arbeid
van monniken, werk van moeite en vol geduld, meest met de bijgedachte dat het tenslotte niets oplevert.
De tijden zijn wat dat betreft wel veranderd, want het maken van een publicatie zoals het TvD is weliswaar nog al-
tijd een werk van moeite en vol geduld, maar het levert bovendien erg veel waardevols op voor diergeneeskundig
Nederland.

De bureauredactie weet alles van die moeite en geduld af en is daarvoor nooit te veel te prijzen.

Dr W. Sybesma,
e.t. voorzitter Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 198-

I&R-SYSTEEM RUND: EEN ANALYSE TEN BEHOEVE
VAN HET GEBRUIK TIJDENS EEN MOND- EN
KLAUWZEER-UITBRAAK IN NEDERLAND

Tijdschr Diergenee.skd 1996: 121: 576-81

M. Nielen\'^, F.C.M. Jansen^, L.A. van Wuijckhuise^ en A.A. Dijkhuizen\'\'

Oorspronkel|e artikelen

SAMENVATTING

Het functioneren van het identificatie en registratie
(I«&R) systeem voor runderen in Nederland is via een
aantal invalshoeken geanalyseerd. Hierbij is met nadruk
onderzocht op welke manier het huidige l&R-systeem
bruikbaar kan zijn bij de bestrijding van een Mond- en
klauwzeer (MKZ) uitbraak in Nederland.
Uit de analyse bleek dat de meldingstermijn van drie
werkdagen regelmatig overschreden wordt. Met name
bij nuchtere kalveren en slachtrunderen bleek tussen de
afmelding en de aan- of doodmelding een lange tijdspe-
riode te kunnen liggen.

Voor het traceren van afgevoerde dieren van een MKZ
verdacht of besmet bedrijf lijkt de beste strategie om met
een door l«&R gegenereerde stallijst allereerst het bedrijf
te inventariseren. Vervolgens kunnen alle in de laatste
maand afgevoerde runderen ofwel via l&R, ofwel via di-
recte navraag getraceerd worden. In het huidige onder-
zoek was 54% van de afgevoerde dieren in één dag te
traceren en 94% binnen één week.
Tenslotte zijn enkele suggesties voor verbetering van het
l&R-systeem opgenomen.

SUMMARY

Dutch cattle identification and registration (l&R) sys-
tem: analysis of its use for controlling an outbreak of foot
and mouth disease

The performance of the Dutch cattle I&R system was analy.\'sed. with empha-
sis on the potential use of the system for the control of an outbreak of foot
and mouth disease (FMD).

The analysis showed that not all mutations were centrally registered within
the three working days that are allowed to pass between the actual change
and the obligatory report. In particular, young calves and cattle heading for
slaughter were reported too late.

During an outbreak of FMD, the best strategy to trace animals off a farm
seems to befirst to identify all animals on the farm, using a preprocessed list
of the animals that should be present on the farm according to the l&R
.s>\'.v-
tem. Then all the animals that have left the farm during the last month can be
traced in the central I&R computer or by asking the person to whom the far-
mer sold the cattle (the next owner). In the present study, 54% ofthe animals
were localized within one day, and 94% within one week. Finally, some sug-
gestions for improvement of the system are given.

INTRODUCTIE

Als basis voor de correcte uitvoer van de georganiseerde
mndveeziektebestrijding dient een deugdelijk identificatie

\' Vakgroep Agrarische Bedrijfseconomie, Hollandseweg 1. 67U6KN Wageningen.
^ Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 4, 5280 AA Boxtel.
^ Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400 AA Deventer.

en registratie (l&R) systeem van individuele mnderen aan-
wezig te zijn. In de jaren tachtig groeide in Nederland de be-
hoefte aan een verbetering van het bestaande, op schetsen
gebaseerde, l&R-systeem. De volgende redenen waren van
belang: een toename van importrunderen, groter wordende
bedrijven en meer éénkleurige runderen. Bovendien bestond
de wens om te komen tot een sluitende slachtvee-identifica-
tie en was er vanuit de handel behoefte aan minder papier-
werk.

Teneinde de hele rundveestapel, met een groot aantal ver-
plaatsingen, snel en eenduidig in beeld te kunnen brengen,
werd eind 1990 besloten dat ieder rund vanaf geboorte tot en
met slacht geïdentificeerd moest worden met twee (identiek)
genummerde oormerken (5). De oude vertrouwde schets
kwam hiermee te vervallen.

Vanaf 1992 werd bovendien EU-richtlijn 92/102 (1) van
kracht die oormerken verplichtend voorschreef voor alle
runderen in de EU, vanaf een leeftijd van 30 dagen of zoveel
eerder bij afvoer van het geboortebedrijf Deze EU-regeling
dient tevens ter ondersteuning van de uitvoer van een aantal
communautaire regelingen en voor de tracering van her-
komstbedrijven na het aantreffen van ongewenste residuen
in (slacht)dieren. De Nederlandse l&R-regeling voldoet
ruimschoots aan deze richtlijn.

Uitvoer van de regeling in Nederland
In de centrale l&R-computer, die eigendom is van de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren (GD) en wordt beheerd door
het Nederlands Rundvee Syndicaat (NRS), is ieder mndvee-
bedrijf geregistreerd middels een uniform bedrijfsnummer
(UBN). Aan de bedrijven waar kalveren geboren worden,
worden door de computer zogenaamde \'vrije\' oormerken
toegekend. De oormerken worden rechtstreeks door de oor-
merkleverancier afgeleverd bij de veehouder. Na de ge-
boorte van een kalf moet dit door de veehouder binnen één
week gemerkt worden met een vrij nummer en dient de ge-
boorte binnen drie dagen gemeld te worden aan de l&R-
computer. De melding wordt rechtstreeks aan de computer
doorgegeven met een semi-automatisch telefonisch systeem:
het Voice Respons Systeem. Met deze melding is het kalf le-
venslang geregistreerd met een, in Nederland uniek, negen-
cijferig levensnummer.

Alle veehouders moeten vervolgens alle mutaties in de rund-
veestapel zoals aanvoer, afvoer, export en dood altijd binnen
drie werkdagen melden aan de centrale
l&R-computer. De
slachthuizen moeten de levensnummers van de geslachte
mnderen ook melden bij de I&R-computer.
Het beheer van het l&R-systeem wordt gevoerd door de GD,
in nauwe samenwerking met het NRS en de districten van de
regionale veeverbeteringsorganisaties (RVO, ook wel VVB-
district). Alle rund veebedrijven worden minimaal eens per
vierjaar gecontroleerd door de RVO of GD. Tevens worden
alle foutieve of onlogische meldingen aan de
l&R-computer

-ocr page 199-

middels protocollen gemeld aan de RVO. Bij herhaaldelijke
nalatigheid kan de bevoegdheid tot zelf merken opgeschort
worden. Bij twijfel over de herkomst van niet of ondeugde-
lijk gemerkte runderen, zoals bij hergebruik van nummers
van eerder geslachte runderen, wordt extra veterinair onder-
zoek ingesteld. In emstige gevallen wordt de AID ingelicht
voor nader onderzoek.

Gehniibimogelijkheden van het I&R-systeem
De belangrijkste gebmiksmogelijkheid voor de GD is het
kunnen traceren van verdachte mnderen bij uitbraken van
ziektes als Bmcellose of Tuberculose. Het I&R-systeem is
ook te gebmiken voor het vaststellen van de herkomst van
dieren, zoals vanwege BSE recentelijk nodig was. Het I&R-
systeem is tevens een belangrijke ondersteuning bij diverse
certificeringsprogramma\'s over de ziektestatus van een be-
drijf, zoals Leptospirose en IBR.

Andere gebmikers van het I&R- systeem zijn: de Rijksdienst
voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV), de douane, de
Stichting Kwaliteitscontrole Vleeskalversector (SKV), de
Stichting Kwaliteitscontrole Rundersector (KCR) en de
Dienst Uitvoering Regelingen (DUR) van het ministerie van
LNV. Een zeer intensieve gebruiker is het NRS, die het I&R-
systeem gebmikt bij de stamboekregistratie, het registreren
van de proefmelkingen en fokwaardeschattingen. Voor al
deze gebmikers is het unieke levensnummer, gekoppeld aan
UBN, de basis van hun administratie.

Doe! van de studie

Het l&R-systeem functioneert als traceringssysteem voor
ziektes als Bmcellose of Tuberculose over het algemeen naar
grote tevredenheid (mondelinge mededeling F.C.M. Jansen,
1996). Of het systeem waardevol kan zijn bij een uitbraak
van Mond- en klauwzeer (MKZ) was onderwerp van het hui-
dige onderzoek. Het grote verschil tussen MKZ en de eerder
genoemde ziektes is de snelheid van verspreiding van de
ziekteverwekker. Een ander verschil is dat het een Veewet-
ziekte is, die onder verantwoordelijkheid van het ministerie
van LNV door de RVV bestreden moet worden (3).
Het doel van het onderzoek was een indicatie krijgen van de
correctheid van de gegevens in het l&R-systeem. Met name
de mate van nauwkeurigheid van mutaties in laatste 30 da-
gen waren van belang, vanwege de verplichting om alle vee-
verplaatsingen van de laatste 30 dagen te traceren bij een
MKZ-uitbraak.

MATERIAAL EN METHODE

Er zijn drie verschillende invalshoeken gekozen om de cor-
rectheid van het I&R-systeem te onderzoeken.

Wehl

Ten eerste hebben 144 veehouders in een gebied om Wehl,
gelegen in het werkgebied van GD-Oost, gedurende twee
weken (5 tot en met 18 december 1994) alle contacten van en
naar hun bedrijf bijgehouden op speciale formulieren (2, 4).
Ook aan- en afvoer van vee, waaronder rundvee, werd op
deze formulieren vermeld (2). Aan het einde van de periode
van twee weken zijn op basis van het UBN van deze bedrij-
ven, de mutatiegegevens over de laatste zes maanden uit de
l&R- computer gehaald (op 20 december 1994).
Vervolgens zijn de aan- en afvoermeldingen in het I&R-sys-
teem vergeleken met de gegevens op de formulieren. Hierbij
is gekeken naar het verschil in tijd (dagen) tussen de melding
in de l&R-computer en de daadwerkelijke aan- of afvoerda-
tum volgens de formulieren. Tevens is gekeken naar alle
I&R-meldingen in dezelfde periode, die niet op de formulie-
ren voorkwamen.

« • VIF

-\'»(«SaKiältek

Bedrijfsbezoeken in het GD-Zuid-gebied
Ten tweede zijn op 21 bedrijven in het werkgebied van de
GD-Zuid te Boxtel bedrijfsbezoeken afgelegd tussen 24 ok-
tober en 9 december 1994 (6). Bij deze bedrijfsbezoeken
werd gecontroleerd of de stallijst op basis van de l&R-com-
puter correct was. Tevens werd gecontroleerd of de afvoer-
meldingen van de laatste 30 dagen in de I&R-computer over-
eenstemden met de situatie op het bedrijf
Bij de steekproef met behulp van stallijsten is vastgelegd
hoeveel mnderen wel op het bedrijf waren, maar die er niet
zouden zijn volgens l&R, en omgekeerd, hoeveel mnderen
niet op het bedrijf waren, die er volgens l&R wel zouden
moeten zijn. Tevens is gecontroleerd of alle mnderen op het
bedrijf geïdentificeerd waren.

Per afgevoerd mnd is onderzocht hoeveel tijd er lag tussen
de afvoer en aanvoer elders. Runderen die 40 dagen na af-
voer nog steeds geen nieuwe geregistreerde verblijfplaats
hadden (zwevende runderen), zijn via navraag op bedrijven
en bij handelaren getraceerd. Hierbij kon onderzocht worden
hoeveel tijd het kost om afgevoerde, nog niet aangemelde,
mnderen te traceren.

Ongeregistreerde verblijfplaatsen in het GD-Zuid-gebied
Ten derde zijn in een samenwerking tussen GD-Zuid en de
Vereniging voor Veehouderij Belangen Zuid-Nederland te
Veldhoven (VVB Zuid), gedurende 29 dagen (19 september
tot en met 17 oktober 1994) voor de rundveebedrijven in het
gebied van VVB Zuid alle foutenprotocollen \'niet correcte
aanvoer mnd\' vastgelegd (6). Deze foutmelding treedt on-
dermeer op als een rund op het moment van de aanvoemiel-
ding langer dan 30 dagen geen geregistreerde verblijfplaats
heeft gehad. Vervolgens zijn 45 bedrijven bezocht, waarop
runderen te laat (langer dan 30 dagen na vorige afmelding)
aangemeld waren. Hierbij is het aantal tussenliggende ver-
blijfplaatsen van deze mnderen vastgelegd, alsmede het type
bedrijf dat te laat had aangemeld.

RESULTATEN
Wehl

In de periode van 5-18 december 1994 werden volgens de
formulieren op 14 bedrijven in totaal 36 dieren aangevoerd,
en werden van 38 bedrijven in totaal 78 dieren afgevoerd.
Voor deze bedrijven zijn de meldingen in de I&R-computer
tot 20 december nagezocht (Tabel 1). Met name de aanvoer-
gegevens leken in de I&R-computer nogal achter te lopen,
18 van de 36 aangevoerde dieren waren in l&R aanwezig.
Slechts vier van de 14 aanvoerende bedrijven veroorzaakten
de missers (9, 6, 2 en 1 per bedrijO- De afvoer leek beter bij-
gehouden te zijn, 69 van de 78 afgevoerde dieren waren in
I&R aanwezig. De negen afvoermissers werden door acht
bedrijven veroorzaakt. De negatieve dagen in tabel 1 beteke-
nen dat de datum van de melding in de l&R-computer eerder
was dan de datum waarop het dier volgens de formulieren
vervoerd was. Dit trad vooral op bij afvoer van kalveren.
Volgens de I&R-computer waren er in de periode van 5-18
december op de \'Wehlbedrijven\' nog 29 dieren aangevoerd
en nog 80 afgevoerd, die niet op de door de veehouders inge-
vulde formulieren stonden. De corresponderende aan-/af-
voerdata in I&R voor deze dieren lag vaak ver terug en veel
meldingen waren op één dag ingegeven. Waarschijnlijk

-ocr page 200-

Tabel 1. Dagen verschil tussen de mutatiedatum in de l&R-computer en
de datum van aan- of afvoer volgens de formulieren van de
\'Wehlbedrijven\'. Negatief betekent dat de l&R datum eerder was dan de
datum op fiet formulier. Missend betekent dat de data op
20 december
(nog) niet in de l&R-computer zaten.

Afvoer

Aanvoer

Dagen

Aantal

(waarvan %

Aantal

%

verschil

runderen

kalveren)

runderen

-11

1

1.4

-7

1

(1)

1.4

-6

2

(2)

2.9

-5

3

(3)

4.3

3

16.7

-4

2

(2)

2.9

-3

12

(4)

17.4

-2

4

(4)

5.8

-1

7

(4)

10.1

0

11

(6)

15.9

4

22.2

1

17

(2)

24.6

4

22.2

2

2

(1)

2.9

1

5.6

3

4

(3)

5.8

2

11.1

4

1

1.4

5

2

11.1

6

1

1.4

7

1

1.4

14

2

11.1

Missend

9

(3)

18

Totaal

78

(35)

100

36

100

heeft het onderzoek de veehouders gestimuleerd om de ach-
terstallige meldingen in I&R in te voeren.
Vervolgens is, uitgaande van de aanvoermeldingen volgens
I&R op de \'Wehlbedrijven\' (N = 47), de datum van de af-
voermelding van het vorige bedrijf gecontroleerd (Tabel 2),
waarbij één dier nergens afgemeld bleek te zijn. In totaal 31
van de 46 dieren waren binnen 30 dagen na afmelden weer
aangemeld op de \'Wehlbedrijven\', waardoor 15 \'zwevende\'
dieren waren ontstaan (tijdelijk).

Uitgaande van de afvoermelding volgens I&R op de
\'Wehlbedrijven\' (N = 149), zijn de bijbehorende aanmeldin-
gen en doodmeldingen gecontroleerd. Slechts 57 dieren wa-
ren op 20 december weer ergens aan- of doodgemeld in de
I&R-computer. In totaal 40 doodmeldingen zijn vergeleken
met de afvoermelding volgens I&R (Tabel 3). Opvallend
was dat veel dieren eerder doodgemeld waren dan dat ze af-
gemeld waren van de bedrijven. De afvoerdatum voor meer-
dere dieren was vaak op één dag.

Bedrijfsbezoeken

Volgens de stallijsten uit de I&R-computer waren er 2662
runderen aanwezig op de 21 bedrijven (14 melkvee, 7 ove-
rig) en waren er in de laatste 30 dagen voor het bedrijfsbe-
zoek in totaal 160 afgevoerde en 162 aangevoerde runderen
gemeld.

Bij de vergelijking tussen de stallijsten en de werkelijke situ-
atie op de bedrijven werden in totaal 142 administratieve
fouten vastgesteld (Tabel 4). Het grootste deel van de fouten
betrof dieren die al afgevoerd maar nog niet afgemeld waren
inde I&R-computer. Het bleek in 105 van de 107 gevallen te
gaan om runderen die al enkele maanden geslacht waren. Dit
komt overeen met de ervaring dat het afmelden van ge-
slachte runderen niet de meeste aandacht heeft bij de vee-
houders.

1 • fV-^r\'MIC^i^LI A w%

il II flTn iiiT lil li\'«\'

Het gemiddeld aantal dagen dat de 160 afgevoerde runderen
in I&R geen geregistreerde verblijfplaats hadden was 38 da-
gen voor kalveren (nuka\'s) en 10.5 dagen voor de overige
runderen. Van de 160 runderen waren er 22 (14%) nog niet
elders aangemeld na 40 dagen. Tracering van deze 22 runde-
ren leverde het volgende op: één rund was gestorven, negen
runderen waren geslacht en twaalf runderen bleken zich nog
in het handelscircuit te bevinden. Van de in totaal 267 afge-
voerde runderen, 160 al afgemeld in I&R ten tijde van het be-
drijfsbezoek en 107 nog niet in afgemeld in I&R, bleken er
251 binnen een week na het bedrijfsbezoek te traceren
(Tabel 5).

Opgemerkt moet worden dat sommige runderen al als afvoer
gemeld zijn voordat ze het bedrijf verlaten hebben. Bij een
bedrijfstracering zijn deze runderen gewoon op het bedrijf
aanwezig en daardoor snel getraceerd.

Ongeregistreerde verblijfplaatsen

In de periode van 29 dagen traden in totaal 1511 foutmeldin-
gen op, waarvan 1332 \'niet correcte aanvoer rund\', veroor-
zaakt door 222 bedrijven. Op een geschat totaal van 20.000
meldingen in deze periode, levert dat ongeveer 7% foutmel-
dingen.

Op een steekproef van 45 bedrijven met te laat aangemelde
runderen als foutmelding, zijn de (in het I&R-systeem) on-
geregistreerde tussenliggende eigenaren van 410 runderen
nagezocht (Tabel 6). Opvallend is dat zeven dieren zijn afge-
meld, maar vervolgens (te laat) weer op het eigen bedrijf zijn

Tabel 2. Dagen verscfiil tussen aanmelding op de \'Wefilbedrijven\' (volgens
l&R) en afmelding van de vorige bedrijven [volgens l&R). De aanmeldingen
waren van 5 tot 19 december, de l&R-computeruitdraai op
90 decem-
ber. Negatief betekent dat dier later is afgemeld dan aangemeld bij de
Wefilbedrijven. Missend betekent dat fiet dier nergens was afgemeld.

Dagen verschil

Aantal runderen

%

-5
1

- 1

0
I

1

2

4

5

6

7

Q

O

9

13

14

15

20

22

27

31

34

50

64

80

105

249

539

Missend 1

Totaal

47

100

-ocr page 201-

Tabel 3. Dagen verschil tussen doodmelding op slachthuis (volgens l&R)
en afvoermelding van de \'Wehlbedrijven\' (volgens IS,R). De afmelding van
de \'Wehlbedrijven\' was van 27 november tot 19 december, l&R-compu-
teruitdraai op
20 december. Negatief betekent dat het dier eerder was
doodgemeld dan het was afgemeld.

Dagen verschil

Aantal mnderen

%

-55

6

10.5

-50

1

1.8

-49

1

1.8

-43

1

1.8

-22

2

3.5

-16

1

1.8

-15

3

5.3

-10

2

3.5

-7

1

1.8

-4

3

5.3

0

4

19.3

1

5

8.8

2

5

8.8

3

2

5.3

6

1

3.5

9

1

1.8

12

1

1.8

Totaal

40

100

aangemeld. In totaal 53 dieren zijn rechtstreeks van eigenaar
verwisseld. Van de 349 dieren met één tussenliggende eige-
naar zijn 302 dieren, via één tussenpersoon, op één kalver-
mesterij aangevoerd. In tabel 6 staat ook per bedrijf het aan-
tal tussenliggende verblijfplaatsen vermeld van de te laat
aangemelde runderen, waaruit blijkt dat de mnderen vooral
in grotere of kleinere groepjes waren aangevoerd.

DISCUSSIE

Functioneren van l&R-systeem

i«fi—ri
g i É ii

-Mioouiiiim

11 r-É\'^ifi]

De resultaten van de drie verschillende invalshoeken leveren
een redelijk consistent beeld op van het functioneren van het
I&R-systeem. Duidelijk is dat mnderen die voor de slacht
weggaan, meestal niet binnen drie werkdagen doorgegeven
worden. De periode kan oplopen tot enkele maanden (Tabel
3), wat ook bleek bij de becirijfsbezoeken (Tabel 4). Een
praktische reden voor deze lange tijden is dat er geen histori-
sche afvoerdatum ingegeven kan worden; de afvoerdatum is
altijd de meldingsdatum. Als men dus afvoergegevens \'op-
spaart\' en in één keer doorgeeft, zijn alle dieren op de mel-
dingsdag afgevoerd in het systeem. Voor aanvoermeldingen
kan men via de VVB-kantoren wel een historische datum
doorgeven, maar via de Voice Response kan dat maar tot ne-
gen dagen geleden.

Tabel 4. Soort administratieve fouten (N = 142) over een periode van de
laatste 30 dagen voor het bedrijfsbezoek, op 21 bedrijven in het werkge-
bied van de GD-Zuid.

Ook komt de afvoerdag van kalveren (nuka\'s) meestal niet
overeen met de afvoerdatum in het l&R-systeem (Tabel I).
Dit is een direct gevolg van de meldingsprocedure via de
Voice Response. Als een kalf geboren is, moet dit binnen
drie werkdagen doorgegeven worden. Om praktische rede-
nen kan de veehouder hierbij direct aangeven of het kalf het
bedrijf binnen tien dagen zal verlaten. Er hoeft dan geen
aparte afmelding meer plaats te vinden. In de I&R-computer
is vervolgens de meiddatum tevens de afvoerdatum voor het
kalf, hoewel het kalf meestal nog enige tijd op het bedrijf zal
blijven. De te laat aangevoerde mnderen blijken dan ook
vaak nuka\'s te zijn, die opgelegd worden in de kalvermeste-
rij. Gewoonlijk wordt bij een kalvermester de stal volgelegd
met verschillende lichtingen kalveren, waama in één sessie
alle I&R-nummers doorgegeven worden door de barcode op
het oormerk te scannen. Bovendien hebben kalvermesters
liever niemand tussen de kalveren de eerste twee weken na
de opleg. De kalveren kunnen door de combinatie van vroeg
afmelden van het geboortebedrijf en laat aanmelden bij de
mesterij blijkbaar zeer gemakkelijk een maand zwevend zijn
in de I&R-computer.

De foutmeldingen \'niet correcte aanvoer mnd\' in de I&R-
computer werden grotendeels veroorzaakt door zwevende
mnderen (1332 van 1511). Het huidige protocol noemt een
rund pas zwevend als er 30 dagen na een afvoermelding geen
aanvoer- of doodmelding is binnen gekomen. Dit is een vrij
ruime marge, want als iedereen binnen drie werkdagen een
wijziging zou doorgeven, zou een direct verkocht mnd niet
veel langer dan acht dagen kunnen zweven (twee x drie
werkdagen twee weekenddagen). Het probleem van de
zwevende mnderen is daarmee duidelijk een probleem in ac-
curatesse van de betrokkenen. Blijkbaar wordt het belang
van een sluitend I&R-systeem niet door iedereen gezien. Het
totale percentage fouten op alle meldingen (ongeveer 7%) is
vrij groot en veroorzaakt door de grote aantallen meldingen
ook een groot aantal fouten. Echter, bij nadere controle ble-
ken de foutmeldingen vaak \'vergeten meldingen\' van slacht-
mnderen te zijn (Tabel 3,4) en bovendien bleken de omissies
redelijk snel te achterhalen (Tabel 5).

Aantal runderen

%

53,9
19,9
11,6
5,2
1,9
0,8
0,8
6,0

144
53
31
14
5
2
2
16

267

100

Tabel 5. Het aantal dagen dat nodig was om 2B7 afgevoerde, (nog) niet
aangemelde, runderen te traceren, vanaf de dag van het bedrijfsbezoek
op 21 bedrijven in het werkgebied van de GD-Zuid.

Benodigde tijd

Binnen I dag
Binnen 2 dagen
Binnen 3 dagen
Binnen 4 dagen
Binnen 5 dagen
Binnen 6 dagen
Binnen 7 dagen
Langer dan 7 dagen

Totaal

Aantal gevallen

Soort fout

%

Rund afgevoerd, nog niet afgemeld 107

Rund aanwezig, niet op stallijst 18

Rund aanwezig, maar afgemeld 2

Rund recent aanwezig, nog niet aangemeld 13

Mannelijk/vrouwelijk verwisseld 2

Totaal 142

75,4
12,7
1,4
9,2
1,4

100

Gebruik van het huidige l&R-systeem voor het traceren bij
een MKZ-uitbraak

Bij de eerste melding van een MKZ besmet bedrijf worden
alle contacten van de laatste periode vastgelegd op een speci-
aal formulier (3). Voor aan- of afvoer van gevoelige dieren
geldt een traceringstermijn van 30 dagen voor het optreden
van de eerste klinische verschijnselen op het bedrijf De her-

-ocr page 202-

1 Afll?7PV?llie»(f^t J ft

Tabel B. Aantal tussenliggende verblijfplaatsen/eigenaren van 410 run-
deren die in het l&R-systeem meer dan 30 dagen na de afmelding pas
«(eer aangemeld waren, voor 45 bedrijven in het werkgebied van de GD-
Zuid.

Aantal verblijfplaat.sen

Aantal

Aantal

na afmelding

runderen

%

bedrijven

%

0 (eigen bedrijf)

7

1,7

5

11,1

1 (rechtstreeks)

53

12,9

22

48,9

2(1 tussenpersoon)

349

85,1

17

37,8

>2 (>1 tussenpersoon)

1

0,2

1

2,2

Totaal

410

100

45

100

komst of ontvangstbedrijven worden zo snel mogelijk be-
zocht en eventueel als verdacht ingesloten. De veevervoer-
ders van de te traceren dieren worden ook bezocht om details
van de transporten te kunnen navragen. Voor overige contac-
ten, zoals routes van melkvervoer, veevoederauto, of de-
structorwagen, en zoals persoonscontacten van dierenartsen,
handelaren, inseminators of andere personen, geldt een
traceringstermijn van 15 dagen vóór de eerste ziektever-
schijnselen.

Het huidige l&R-systeem rund kan uiteraard alleen bij het
traceren van runderen behulpzaam zijn. Uit het huidige on-
derzoek blijkt dat als men de mutaties over de laatste 30 da-
gen van het besmette bedrijf uit zou draaien, men geen 100%
correct beeld heeft van dc aan- en afvoer in die periode
(Tabel 1 en 4). Het is daarom niet zinvol om uitsluitend op
basis van de computer te gaan traceren.
Bij het bedrijfsbezoek op het verdachte/besmette bedrijf lijkt
het daarentegen zeer zinvol om een stallijst op basis van het
l&R-systeem mee te nemen. Analoog aan de bedrijfsbezoe-
ken van ons onderzoek, kan men zeer snel inventariseren
welke dieren inderdaad volgens de stallijst op het bedrijf aan-
wezig zijn, welke niet op het bedrijf zijn maar wel op de stal-
lijst staan (afgevoerd/uitgeschaard/dood) en welke wel op het
bedrijf zijn en niet op de stallijst staan (aangevoerd/geboren).
Voor het traceren kan men zich dan concentreren op de on-
juist aan- of afwezige dieren, wat voor de veehouder veel
makkelijker zal zijn om zich te herinneren. Als op deze ma-
nier alle aan- en afvoer van de laatste 30 dagen is vastgelegd,
zal men voor een deel van de dieren de herkomst- of bestem-
ming wel uit de l&R-computer kunnen halen, en voor een
deel zal dit nog niet ingegeven zijn (zwevende mnderen).
Op basis van ons onderzoek bleek dat veel zwevende mnde-
ren al lang geleden geslacht waren. Daarmee is deze groep
geen risico voor de recente verspreiding van MKZ van een
besmet bedrijf De afvoer van kalveren daarentegen kan wel
een serieus risico voor verspreiding betekenen en deze die-
ren zweven gemiddeld genomen relatief lang in het l&R-sys-
teem. Voor deze groep dieren zal het ondervragen van de
veehouder, de veevervoerder en handelaar de enige moge-
lijkheid zijn om contactbedrijven op te sporen. Gunstig hier-
bij is dat een gemiddeld mndveebedrijf in de laatste 30 dagen
meestal maar een klein aantal kalveren zal hebben verkocht.
Het nazoeken van de verblijfplaatsen van zwevende runde-
ren bleek in ons onderzoek redelijk snel te kunnen (Tabel 5).
De helft van de dieren was binnen één dag te traceren en 95%
binnen een week. Bij een MKZ-uitbraak lijkt een termijn van
één week te lang, maar dat hangt tevens af van het relatieve
risico dat het bewuste dier heeft om de ziekte te verspreiden.
Een dier dat 30 dagen voor de eerste ziekteverschijnselen is
afgevoerd heeft immers veel minder kans om al met MKZ
besmet te zijn dan een dier wat enkele dagen voor het optre-
den van de ziekteverschijnselen is afgevoerd. Het ligt voor
de hand dat dieren die recent zijn afgevoerd makkelijker te
traceren zullen zijn dan dieren die al een maand weg zijn, al-
leen al omdat de laatste groep veel vaker verhandeld kan
zijn.

De personen die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding
van de MKZ-uitbraak, zullen prioriteiten moeten stellen aan
de te traceren dieren en bedrijven en kunnen dat het beste als
ze volledige gegevens van het besmette bedrijf hebben. Het
l&R-systeem lijkt daar met een stallijst van de mnderen ze-
ker een bijdrage in te kunnen leveren.

Overig gebruik van het I&R-systeem bij een MKZ-uitbraak
Het identificeren van mnderen ten behoeve van laborato-
rium-onderzoek is door het l&R-systeem zeer betrouwbaar,
leder dier en ieder bedrijf heeft immers een uniek nummer.
Met name om het einde van een uitbraak te kunnen vaststel-
len, zullen alle bedrijven in de beschermingszone om het be-
smette bedrijf negatief verklaard moeten worden. Deze be-
drijven worden herhaald bezocht en eventueel zal op basis
van klinisch onderzoek ook serologisch onderzoek verricht
worden. Zowel voor de bedrijfsbezoeken, de inventarisatie
van het aantal dieren, en het insturen van monsters is het hui-
dige l&R-systeem uitermate bmikbaar.
Mocht er besloten zijn tot noodentingen, dan biedt het l&R-
systeem tevens de mogelijkheid om een MKZ-entdatum te
registreren per bedrijf, maar vooral ook per rund. Tijdens de
entcampagne is het dan niet nodig om mnderen (semi) blij-
vend te merken, omdat de ent-informatie al via het l&R-sys-
teem per rund vast komt te liggen.

Aanbevelingen voor gebruik van het I&R systeem bij een
MKZ-uitbraak

In het huidige draaiboek MKZ wordt niet voorzien in stan-
daardlijsten of protocollen die verwacht worden van het l&R
systeem. Er wordt slechts vermeld dat het l&R-systeem ge-
bmikt kan worden.

Het verdient aanbeveling om reeds in het draaiboek op te ne-
men welke gegevens men op welke manier beschikbaar wil
hebben bij een uitbraak. Gedacht kan worden aan stallijsten
voor besmette en verdachte bedrijven en voor bedrijven in
het beschermings- of toezichtsgebied. Ook zouden lijsten
met l&R-mutaties over de laatste 30 dagen, inclusief gege-
vens over herkomst en bestemmingsbedrijven, beschikbaar
moeten zijn voor besmette en verdachte bedrijven. Voor la-
boratoriumonderzoek zouden stickers met de diemummers
van een verdacht bedrijf beschikbaar moeten kunnen zijn.
(Dit systeem bestaat al binnen de GD voor bedrijfsscreening
op Bmcellose enlBR).

Op basis van het traceringsonderzoek zouden nieuwe gegevens
snel in het l&R-systeem toegevoegd moeten kunnen worden,
zodat nog uit te draaien gegevens meer \'up to date\' zijn. Om het
hele l&R-systeem ten tijde van een MKZ-uitbraak zo correct
mogelijk te maken, zou men alle Nederiandse veehouders kun-
nen verzoeken al hun achterstallige mutaties onmiddellijk door
te geven.

Het l&R-systeem kan ook gebmikt worden om bedrijven te
blokkeren en ongetraceerde zwevende mnderen automatisch
te signaleren, zodra ze op een bedrijf of slachthuis aangevoerd
worden. Een andere mogelijkheid is om via het l&R-systeem
op voorhand alle afgevoerde mnderen uit een beschermings-
gebied te traceren voor eventuele observatie, dus voordat een
bedrijf uit het gebied als verdacht wordt aangemerkt.

-ocr page 203-

Al met al lijkt het zinvol om tijdens trainingen voor trace-
ringsteams het mogelijke gebruik van het l&R-systeem con-
creet aan de orde te stellen.

Aanbevelingen voor algemene verbeteringen van het I&R-
systeem

Gezien de analyse van het huidige l&R-systeem lijkt er nog
wel enige verbetering mogelijk. Met name het sneller door-
geven van mutaties zou een duidelijke verbetering zijn.
Hiervoor moet echter afgewogen worden wat de eventuele
kosten zijn om tot verbetering te komen, ten opzichte van de
baten voor het gebruik van het systeem.
Belangrijk is om zich te realiseren dat het l&R-systeem op-
gezet is als een administratief systeem dat ten eerste ieder
rund in Nederland uniek identificeerbaar maakt en ten
tweede de verblijfplaats van een rund weergeeft. Door de in-
gebouwde vertraging van drie werkdagen voor een mutatie,
kan de korte termijn tracering zoals nodig bij een MlCZ-uit-
braak, per definitie niet volledig zijn.
Het I&R-systeem zal uitsluitend verbeterd kunnen worden
als alle betrokkenen overtuigd zijn van het nut van een \'up to
date\' systeem. Door de korte lijnen naar de I&R computer
zijn de veehouders, handelaren en slachthuizen als eerste
verantwoordelijk voor de correctheid van de gegevens.
Echter, zij zijn slechts indirecte gebruikers van het systeem.
De directe gebruikers van het systeem, zoals in de inleiding
is geschetst, zullen een beter draagvlak moeten helpen creë-
ren. Wellicht dat door de recente BSE-commotie alle scha-
kels in de rundveesector het belang van een goed functione-
rend I&R-systeem beter zijn gaan inzien.
Door de gegevens zoals beschikbaar in het l&R-systeem te
analyseren, zijn sterke en zwakke punten van het systeem te
identificeren. Gebruik van het I&R-systeem voor algemeen
onderzoek zou tot een soort additionele kwaliteitscontrole
kunnen leiden.

De toekomstige ontwikkelingen in de veehouderij, met certi-
ficeringsprogramma\'s voor diverse ziekten, zullen wellicht
als gevolg hebben dat het l&R-systeem beter bijgehouden
zal worden. Het is dan in het directe belang van de veehouder
om uitsluitend ziektevrije dieren op het bedrijf te hebben.

omdat anders de certificering gevaar loopt. De dierenartsen,
die vaak regelmatig op bedrijven komen, zouden de veehou-
ders kunnen stimuleren om de I&R goed bij te houden, ook al
omdat zij bij het insturen van monsters indirecte gebruikers
van het I&R-systeem zijn.

CONCLUSIE

Het huidige I&R-systeem wordt redelijk goed bijgehouden.
Bij een MKZ-uitbraak zal een uitdraai van een stallijst en
mutaties over de laatste 30 dagen van een besmet bedrijf het
traceren vergemakkelijken.

De accuraatheid van het doorgeven van mutaties kan beter,
maar hangt in grote mate af van de bereidheid van de vee-
houders, veehandelaren en slachthuizen om zich hiervoor in
te spannen. Voor een bruikbaar I&R-systeem zijn correcte
gegevens een eerste vereiste.

DANKWOORD

Mei danti aan alle veehouders die gegevens hebben bijgehouden, of hij een
bedrijfsbezoek gegevens hebben verstrekt. Tevens dank aan toenmalige
LUW-studenten H. Maurice en B.H. Schut, voor het verzamelen van de ge-
gevens in het gebied om Wehl, waarbij de dierenkliniek Wehl een onmisbare
schakel was. Ook AHS-student A. Versmissen wordt bedankt voor het verza-
melen van de data in het gebied van de GD-Zuid.

LITERATUUR

1. CEC (Commission of tlie European Communities). 1992. Council re-
gulation 92/102/EEC concerning the identification and registration of
animals. Official Journal of the European Communities L 355/32-36.

2. Maurice H en Schut BH. Contacten tussen primaire veehouderijbedrij-
ven en berekening meerwaarde l&R-gegevens. Afstudeerscriptie
Landbouwuniversiteit Wageningen, mei 1995,94 pp.

3. Meijs CCJM van der. Draaiboek Mond- en klauwzeer, le editie, au-
gustus 1993, Ministerie van LNV, Directie Veterinaire Dienst,
Afdeling Dierziektenbestrijding.

4. Nielen M, Maurice H, Schut BH, Jansen GCM, Wuijckhuise LA van
en Jong MF de. Proefgebied Wehl: onderzoek naar risico\'s van con-
tacten ten behoeve van Mond- en klauwzeerbestrijding. Tijdschr
Diergeneeskd 1995; 120: 618-22.

5. Verordening van het Landbouwschap inzake de identificatie en regis-
tratie van runderen, 1991.

6. Versmissen A. Efficiëntie I&R-regeling bij een uitbraak van Mond- en
klauwzeer. Concept stageverslag Agrarische Hogeschool \'s Hertogen-
bosch, 1995.

TIERÄRZTLICHE GEBURTSHILFE UND GYNÄKOLOGIE IN
FRAGE UND ANTWORT

M. Berchtold en E. Grunert, Uitgegeven door Ferdinand
Enke Verlag, Stuttgart, 1995. 3e nieuw bewerkte druk. ISBN
3 432 89323.

Het betreft hier een handzaam boekje in pocketformaat dat
890 vragen en antwoorden op het gebied van de voortplan-
ting van huisdieren bevat. In tegenstelling tot sommige
nieuw uitgegeven vragenboeken bevat dit boekje geen af-
beeldingen. Het boek is samengesteld uit multiple-choice
vragen en vragen die kort zijn te beantwoorden.

Naast een algemeen hoofdstuk, met vragen over voortplan-
tings-endocrinologie en algemene begrippen en definities,
bevat het hoofdstukken met klinisch-relevante vragen (onder
andere obstetrie, Perinatologie, fertiliteit, uieraandoeningen)
over rund, paard, varken, schaap en geit, hond en kat.
Plezierig is dat bij veel antwoorden wordt verwezen naar over
het algemeen recente literatuur. Deze laatste druk is weer vol-
komen up-to-date met inbegrip van onder andere de modeme
ultrasoundtechnieken. De auteurs pretenderen zeker niet vol-
ledig te zijn. Dat neemt echter niet weg dat zij erin geslaagd
zijn een voor zowel student als dierenarts interessant en leer-
zaam boekje samen te stellen, dat nogal eens tot nadere studie
zal aansporen. Voor sommigen zal misschien de Duitse taal
een nadeel vormen. De richtprijs is ƒ 49,-.

G. C. van der Weijden

-ocr page 204-

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

Het is voor een praktiserend dierenarts moeilijk om uit
de beschikbare vaccins het beste te kiezen. Het oogmerk
van dit artikel is de dierenarts criteria aan te reiken bij
het bepalen van de beste keus. De werkzaamheid van een
vaccin dient het zwaarst te wegen bij de selectie ervan.
Deze werkzaamheid is vast te stellen door resultaten van
goed uitgevoerde vaccinatie-challenge-experimenten in
het laboratorium en van veldproeven te bestuderen. Het
tweede criterium voor de kwaliteit van een vaccin is vei-
ligheid. Andere aspecten die mede de keus van een vaccin
kunnen bepalen zijn de documentatie over een vaccin, de
prijs en de biofarmaceutische gegevens. Een systemati-
sche en objectieve vergelijking van bovenstaande kwali-
teitscriteria van vaccins zal leiden tot het kiezen van het
beste vaccin.

SUMMARY

How can a veterinary practitioner choose the best vac-
cine?

To choose the best vaccine from the available vaccines is a difficult task for
the veterinary practitioner. The aim of this article is to tender the practitio-
ner criteria for making the best choice. Efficacy is the most important crite-
rion when selecting a vaccine. The efficacy can he a.s.ie.ised by studying the
results of well-designed vaccination-challenge experiments performed in
the laboratory and of field trials. Safety is the .second criterion for quality of
vaccines. Other a.spects that can influence the choice of a vaccine are: avai-
lable documentation, the cost and biopharmaceutical data. A systematic
and objective comparison of the quality criteria of vaccines will lead to the
selection of the best vaccine.

INLEIDING

Vaccineren is meer dan bet hanteren van de spuit. Vacci-
neren begint in feite al met een advies van de praktiserend
dierenarts aan de dierhouder of de dieren al dan niet gevacci-
neerd moeten worden. Als tot vaccinatie besloten wordt,
dient hij/zij^ vervolgens uit een groot aanbod een welover-
wogen keus te maken voor het beste vaccin. Immers, ook de
praktiserend dierenarts heeft kwaliteit hoog in het vaandel
staan. In eerste instantie zal de dierenarts veelal zijn keuze
baseren op informatie die de fabrikant levert in brochure en
bijsluiter, of zal hij varen op adviezen van collega\'s.
Echter, om op grond daarvan het beste vaccin te selecteren is
een moeilijke tot vrijwel onmogelijke opgave. Dit artikel be-
oogt een leidraad te zijn voor de praktiserend dierenarts bij
het kiezen van een vaccin. Het geldt zowel voor vaccins voor
landbouwhuisdieren als voor gezelschapsdieren.

\' Erne.st Solvay leerstoel. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Utrecht

en Hoofdafdeling Boviene Virologie van ID-DLO. Postbus 65. H200AB. Lelystad.
^ Waar \'hij\'staat, kan ook zij gelezen worden.

J. T. van Oirschot\'\'

HOE KAN DE PRAKTISEREND DIERENARTS HET BESTE
VACCIN KIEZEN?

Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 582-5

SOORTEN VACCINS

Vaccins zijn in twee hoofdgroepen in te delen, namelijk \'le-
vende\' en \'dode\' vaccins. Een levend vaccin bevat een geat-
tenueerd (verzwakt, gemitigeerd, gemodificeerd) micro-or-
ganisme dat zich in de gevaccineerde gastheer nog vermenig-
vuldigt. De basis voor een dood vaccin is een geïnactiveerd
micro-organisme, of een component daarvan, dat zich dus
niet meer vermenigvuldigt in de gastheer. Een vaccin dat een
geïnactiveerd toxine (toxoid-vaccin) of alleen enkele eiwitten
van een micro-organisme bevat (subunit-vaccin) wordt ook
tot de dode vaccins gerekend. Een geïnactiveerd micro-orga-
nisme alléén is niet in staat voldoende immuniteit op te wek-
ken; daarom wordt een adjuvans toegevoegd. Het Latijnse
\'adjuvare\' betekent helpen. Naast het werkzame bestanddeel
(het micro-organisme) bevatten vaccins vaak ook conser-
veermiddelen en/of stabiliserende stoffen.
Marker-vaccins zijn vaccins waarvan de antilichaamrespons
te onderscheiden is van die van een veldvirusinfectie (5).
Marker-vaccins en andere vaccins die met behulp van bio-
technologische methoden zijn ontwikkeld, vallen eveneens
onder de bovengenoemde twee hoofdgroepen.

KWALITEIT VAN VACCINS

Werkzaamheid en veiligheid zijn de twee belangrijkste crite-
ria voor kwaliteit van vaccins.

Werkzaamheid

De werkzaamheid van een vaccin kan worden gedefinieerd
als de mate waarin het een beschermende immuniteit opwekt
in het doeldier. De werkzaamheidseisen verschillen per vac-
cin. Zo zal een hondenziekte-vaccin primair verschijnselen
van deze ziekte bij honden moeten voorkomen, terwijl een
parvovirus-vaccin voor varkens moet beletten dat de foeten
worden geïnfecteerd. Een marker-vaccin tegen de ziekte van
Aujeszky zal naast ziekte ook transmissie van veldvirus in
een populatie moeten onderdrukken.
De werkzaamheid dient in eerste instantie te worden beoor-
deeld in een vaccinatie-challenge-experiment in het doeldier
onder gecontroleerde omstandigheden in het laboratorium
(2). Hiertoe worden de dieren
at random (bijvoorbeeld door
loting) over twee gelijke groepen verdeeld. De groepen die-
nen als regel uit minstens vier dieren te bestaan, maar meestal
zullen ze groter zijn. Eén groep wordt gevaccineerd en de an-
dere doet dienst als niet-gevaccineerde controlegroep. Na een
bepaalde periode, die kan variëren van enkele dagen tot meer
dan een jaar, worden beide groepen gechallenged, dat wil
zeggen experimenteel besmet met het virulente micro-orga-
nisme. Deze challenge-infectie dient langs de natuurlijke in-
fectieweg te worden toegediend, tenzij men daarmee de
ziekte niet kan opwekken. Dus bijvoorbeeld, een challenge
met het virus van de ziekte van Aujeszky dient intranasaal te
worden uitgevoerd en niet intracraniaal. Na de challenge wor-
den van beide groepen ziekteverschijnselen (bijvoorbeeld
sterfte, temperatuur en groei als objectieve maat voor ziek
zijn), uitscheiding van het organisme, pathologische afwij-

-ocr page 205-

kingen of andere karakteristieken die men door middel van
vaccinatie tracht te voorkomen, in kaart gebracht. Het ver-
schil tussen beide groepen is dan een maat voor de werkzaam-
heid van een vaccin.

Een vaccinatie-challenge-experiment zal bij voorkeur bij
dieren zonder en in dieren mèt matemale antilichamen wor-
den uitgevoerd, zeker als men in het veld ook dieren met ma-
temale antilichamen zal vaccineren.

De vaccinwerkzaamheid zoals die in het laboratorium aan-
getoond is kan men niet zonder meer doortrekken naar \'het
veld\', omdat daartussen een aantal verschillen bestaan. Om
er enkele te noemen: in het laboratorium werkt men vaak met
\'specified pathogen free\' dieren van een bepaalde leeftijd en
van een bepaald ras en men vaccineert meestal een of twee
maal. In het veld daarentegen, spelen intercurrente infecties
een rol, worden dieren van alle leeftijden besmet, vaccineert
men diverse rassen en worden de dieren vaak een of twee
keer per jaar gevaccineerd. In het laboratorium wordt de
challenge op een bepaald tijdstip na vaccinatie doorgevoerd,
terwijl in het veld de infectie op elk willekeurig moment kan
plaatsvinden. De challenge-infectie in het laboratorium be-
staat vaak uit het eenmalig toedienen van een hoge dosis vi-
rulente micro-organismen, terwijl in het veld een dier waar-
schijnlijk frequenter aan lagere doses en minder virulente
micro-organismen wordt blootgesteld. Vanwege deze ver-
schillen zou men, idealiter, de werkzaamheid van een vaccin
in het veld willen bepalen. Een dergelijke veldproef is moei-
lijk uitvoerbaar en zeer kostbaar en wordt dan ook niet vaak
gedaan. Een recent uitgevoerde veldproef waarin twee bo-
viene herpesvirus 1 vaccins zijn onderzocht kende een bud-
get van ruim één miljoen gulden. Als een dergelijke veld-
proef wordt uitgevoerd dient te worden voldaan aan eisen
van randomisatie, blindheid en gebruik van placebo-groepen
(3). Er zijn geen zwaarwegende argumenten om te veronder-
stellen dat een vaccin dat werkzaam is onder laboratorium-
omstandigheden in het veld nauwelijks effect zal hebben.
Een belangrijk werkzaamheidsaspect voor met name mar-
ker-vaccins, zoals gE-negatieve Aujeszky en boviene her-
pesvims 1 vaccins die ingezet worden bij eradicatiepro-
gramma\'s, is het vermogen om transmissie van virus in een
populatie te voorkomen of te verminderen. Er zijn experi-
menten ontworpen om dit criterium in het laboratorium te
meten (1). Dit criterium is natuurlijk ook relevant voor niet-
marker-vaccins, echter daarbij is het moeilijk meetbaar.
Meestal is er geen duidelijke relatie tussen antilichaamtiter
in het bloed op het tijd.stip van de challenge-infectie en de
werkzaamheid van een vaccin. De antilichaamtiter na vacci-
natie is dan ook geen maat voor werkzaamheid. Alleen als
bewezen is dat een dergelijke correlatie bestaat kan men een
vaccinatie-challenge-experiment achterwege laten.

Veiligheid

De veiligheid van een vaccin dient, evenals de werkzaam-
heid, te worden vastgesteld door het uitvoeren van proeven
bij het doeldier. Hierbij wordt een twee- tot tienvoudige vac-
cindosis toegediend aan de jongste dieren waarvoor het vac-
cin bedoeld is. De aard van de proeven is afhankelijk van de
eigenschappen van het vaccin, bijvoorbeeld of het een dood
of levend vaccin betreft. Tabel 1 geeft een overzicht van vei-
ligheidsproeven die normaliter worden uitgevoerd (2).
Vaccinatie mag geen aanleiding geven tot (emstige) ziekte-
verschijnselen bij de gevaccineerde dieren, of lokale reacties
rond de injectieplaats. Een kortdurende zwelling op de injec-
tieplaats is doorgaans acceptabel, het ontstaan van abcessen
niet. Het micro-organisme in het vaccin moet genetisch sta-
biel zijn, met andere woorden: de vimlentie mag niet toene-
men na een aantal passages van het vaccin in dieren.
Uitscheiding van het vaccin, mogelijk gevolgd door over-
dracht naar hokgenoten wordt algemeen als ongewenst be-
schouwd, omdat dat bijvoorbeeld kan leiden tot recombina-
tie met micro-organismen die in het veld circuleren. In de
pluimveehouderij daarentegen, waar koppelvaccinatie routi-
nematig wordt uitgevoerd, ziet men een dergelijke uitschei-
ding echter meestal niet als nadeel.

lAffl

\'MK

il l m t^
éiLmMm

De zuiverheid van een vaccin wordt meestal gecontroleerd
door
in vitro proeven. Een vaccin mag geen verontreini-
gende agentia, zoals bacteriën, schimmels, mycoplasma\'s en
vimssen bevatten. Boviene vims diarree vims staat bekend
als notoire verontreiniger van foetaal kalversemm, dat vaak
gebruikt wordt bij de vaccinproductie (4).

Tabel 1. Veiligheidsproeven die standaard worden uitgevoerd.

1. Optreden van ziekte en immuunsuppressie;

2. Inentingsreacties op de plaats van toediening;

3. Afwezigheid van residuen;

4. Vermindering van productie, bijvoorbeeld gewicht, melkgift;

5. Veiligheid voor drachtige dieren en foeten;

6. Uitscheiding en transmissie van vaccinstam;

7. Verspreiding en persistentie van vaccinstam in dier;

8. Reversie naar virulentie van vaccinstam;

9. Zuiverheid: afwezigheid van contaminatie;

10. Complete inactivatie, bij dode vaccins.

Voor bepaalde vaccins zijn specifieke eisen ten aanzien van
werkzaamheid en veiligheid beschreven in monografieën
van de Europese Farmacopee.

KEUZE VAN HET BESTE VACCIN
Een vaccin is primair ontwikkeld om ziekte te voorkomen,
dus om werkzaam te zijn. In tweede instantie moet het ook
veilig zijn, zowel voor het gevaccineerde dier als voor de
omgeving. Daarom is werkzaamheid de voomaamste maat-
stafbij de keus van de praktiserend dierenarts voor het beste
vaccin.

Vergelijking van de werkzaamheid

Na het verzamelen van alle informatie over de vaccins die te-
gen een bepaalde ziekte op de markt zijn, gaat de praktise-
rend dierenarts eerst na of de opzet van de vaccinatie-chal-
lenge-proef juist is (zie boven) -zijn er bijvoorbeeld vol-
doende dieren per groep gebmikt- en hij vergelijkt dan de re-
sultaten van de proef Welk vaccin is het best in staat om de
ziekteverschijnselen na challenge te onderdmkken? Bijvoor-
beeld: voorkomt vaccinatie het ontstaan van koorts na chal-
lenge of wordt de koortsperiode met slechts 25% geredu-
ceerd ten opzichte van die bij de controlegroep? Wordt de
uitscheiding van de challengestam een 10- of 10.000-voud
gereduceerd? Andere criteria voor vergelijking van de werk-
zaamheid zijn het begin en de duur van de immuniteit. Met
andere woorden: hoe kort na vaccinatie is de immuniteit aan-
toonbaar en hoe lang blijft de immuniteit bestaan? Een vac-
cin waarvan is aangetoond dat het gedurende een jaar een
goede immuniteit geeft is te verkiezen boven een vaccin
waarbij men slechts vier maanden bescherming claimt. Aan
een publicatie waarin in één experiment meerdere vaccins
worden vergeleken, kan men meer waarde hechten dan aan
een publicatie waarin slechts de werkzaamheid van één vac-

-ocr page 206-

cin beschreven staat.

In het algemeen wil men dieren zo jong mogelijk vaccineren.
Jonge dieren bezitten vaak nog matemale antilichamen die
ze opnemen via colostmm van het moederdier. Deze mater-
nale antilichamen hebben een remmende invloed op de ont-
wikkeling van actieve immuniteit na vaccinatie. Een vaccin
dat getest is bij dieren met matemale antilichamen en daarbij
werkzaam bevonden is heeft de voorkeur boven een vaccin
dat niet bij dieren met matemale antilichamen is onderzocht.
Als het na een vergelijking van werkzaamheidsgegevens
moeilijk blijft om te kiezen, dan dient men het aantal vacci-
naties dat nodig is erbij te betrekken: hoe minder vaccinaties,
hoe beter. Bij levende vaccins kan men tenslotte het aantal
infectieuze deeltjes per vaccindosis vergelijken. Een vaccin
met een hoge titer zal doorgaans een betere immuniteit op-
wekken in dieren met matemale antilichamen dan een vaccin
met een lage titer. Als er sprake is van verschillende seroty-
pen, zoals bij
Actinobacillus pleuropneumoniae, dient men
ook na te gaan of het vaccin de relevante serotypen bevat.
Een vaccin dat goed werkzaam is in het laboratorium en
waarvan men bovendien in een veldproef heeft aangetoond
dat het effectief is zal in het algemeen de eerste keus zijn.
Na het vergelijken van de werkzaamheid zal de praktiserend
dierenarts beoordelen of het vaccin veilig is.

Vergelijking van de veiligheid

Aan de veiligheid van een vaccin worden bij registratie meer
eisen gesteld dan aan de werkzaamheid, dat wil zeggen er
dienen meer proeven te worden uitgevoerd om aan te tonen
dat een vaccin veilig is dan om aan te tonen dat een vaccin
werkzaam is. Men kan er daarom wel van uit gaan dat vac-
cins die definitief geregistreerd zijn veilig zijn. Men hoeft
dan ook aan het vergelijken van de veiligheid van vaccins
minder aandacht te besteden dan aan het vergelijken van de
werkzaamheid.

Comhinatievaccins

Er zijn vele comhinatievaccins op de markt. Als de werk-
zaamheid en veiligheid van deze vaccins van dezelfde orde
zijn als die van de individuele componenten afzonderlijk en
men wil tegen de ziekten waarvan het oorzakelijke agens in
het vaccin zit vaccineren, dan zijn comhinatievaccins te pre-
fereren.

Andere criteria voor het kiezen van een vaccin
Werkzaamheid en veiligheid zijn de belangrijkste, maar niet
de enige maatstaven voor de keus van het beste vaccin. Drie
andere criteria staan hieronder vermeld.

Documentatie

De documentatie over een vaccin, die de practicus veelal van
de producent zal ontvangen, kan in diverse vormen zijn vast-
gelegd. Zo kunnen er alleen brochures over geschreven zijn,
of één of meer artikelen in goede wetenschappelijke tijd-
schriften. De praktiserend dierenarts dient een artikel over
het vaccin in een goed wetenschappelijk tijdschrift hoger te
waarderen dan een door de industrie uitgegeven brochure, of
bijvoorbeeld mededelingen op congressen. Immers, voordat
een artikel in een tijdschrift verschijnt is het nauwgezet be-
oordeeld door meestal twee onafhankelijke deskundigen.

Prijs

Een goedkoop, werkzaam en veilig vaccin wordt verkozen
boven een duur, werkzaam en veilig vaccin.

1 m I i«

584

Biofarmaceutische gegevens

Onder biofarmaceutische gegevens van een vaccin verstaan
we diverse aspecten van een vaccin, zoals:

1) levend of dood;

2) stam en dosis;

3) adjuvans en hulpstoffen;

4) houdbaarheid;

5) toediening, gebmikersgemak;

6) wachttermijn.

Objectivering van vaccinkeuze

Als men vaccins vergelijkenderwijs beoordeelt dient men sub-
jectiviteit zo veel mogelijk uit te sluiten. De criteria voor de
keuze van een vaccin die hierboven zijn beschreven, wegen
natuurlijk niet allemaal even zwaar. Werkzaamheid is bijvoor-
beeld veel belangrijker dan de prijs van een vaccin. Voor een
zo objectief mogelijke keuze van vaccins kan men aan elk van
de criteria wegingsfactoren toekennen, waarbij het totaal dan
op honderd uitkomt (Tabel 2). Een uitstekend werkzaam vac-
cin kan men dan bijvoorbeeld 45 punten toekennen en een
minder werkzaam 25. Zo kan men ook bij de andere criteria te
werk gaan, wat dan resulteert in een eindcijfer voor elk vaccin.

Tabel 2. Wegingsfactoren voor de beoordeling van vaccins

Werkzaamheid 45

Veiligheid 25

Documentatie 10

Prijs 10

Biofarmaceutische gegevens 10

Aan de hand van de \'tien vaccinvragen\' lijst die is weergege-
ven in tabel 3 kan de practicus tenslotte nog eens nagaan of
hij een goede keus gemaakt heeft. Dat is het geval als alle
vragen met ja beantwoord kunnen worden.

Tabel 3. De \'tien vaccinvragen\' lijst bij de keuze van een vaccin.

1. Is er een goed vaccinatie-challenge-experiment met meerdere vaccins
uitgevoerd?

2. Is er een vaccinatie-challenge-experiment uitgevoerd bij dieren met
matemale antilichamen?

3. Voorkomt het vaccin objectief meetbare ziekteverschijnselen in vacci-
natie-challenge-experimenten?

4. Duurt dc beschemiing door vaccinatie langer dan een halfjaar?

5. Is er een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo-gecontroleerde veld-
proef uitgevoerd, waaruit blijkt dat het vaccin goed werkzaam is?

6. Blijven na vaccinatie ziekteverschijnselen, lokale inentingsreacties en
productiedaling achterwege?

7. Is het vaccin veilig voor drachtige dieren en foeten?

8. Is de avirulentie van de vaccinstam stabiel na passages in het doeldier?

9. Is er een goede en uitvoerige documentatie over het vaccin beschik-
baar?

10. Is de prijs niet uitzonderlijk hoog?

T I J I) s C H R 1 l- T VOOR D I K R G E N E i; s K U N n H , D E E L 121, O K T O li E R , A F L E V E R I N (i 20, 1996

SLOTOPMERKING

Als men de hierboven aangegeven leidraad volgt bij het kie-
zen van een vaccin, zal het in het begin nog steeds niet een-
voudig zijn om de vele documentatie die er over vaccins be-
staat op waarde te schatten. Echter, als men enigszins met de
materie vertrouwd is geraakt, zal men steeds gerichter en ob-
jectiever de cmciale gegevens kunnen beoordelen die de
kwaliteit van een vaccin bepalen. Meer aandacht voor het
kiezen van het beste vaccin zal een duidelijke bijdrage leve-
ren aan de bevordering van de diergezondheid.

-ocr page 207-

DANKBETUIGING

De auteur bedatikt C. Bruschke, P.M. van Dijk, M.J. Kaashoek, A.J.
Kersten, M.J.A. Nabuurs, R.S. Schrijver en C. Terpstra voor hun waarde-
volle commentaar op het manuscript.

LITERATUUR

1. Jong MCM de, and Kimman TG. Experimental quantification of vac-
cine-induced reduction in virus transmission. Vaccine 1994; 12: 761-6.

" • fl

2. Europese farmacopee, monografie 62, 1995: 26-30.

3. Martin SW, Meek AH, and Willeberg. Veterinary Epidemiology, Iowa
State University Press, Ames, 1987.

4. Vannier P. and Camero R. Effects pour le pore d\'un virus propagé par un
vaccin contre la maladie d\'Aujeszky. Le Point Vét 1985; 17:325-31.

5. Oirschot JT van, Gielkens ALJ, Moormann RJM, and Bems AJM.
Marker vaccines, virus protein-specific assays and the control of
Aujeszky\'s disease. Vet Microb 1990; 23: 85-101.

ANTIBIOTIKA UND CHEMOTHERAPEUTIKA IN DER
TIERÄRZTLICHEN PRAXIS

BoekbespreMng

A.M. Schadewinkel-Scherkl en R Scherkl. Uitgeverij
Gustav Fischer Jena-Stuttgari 1995.

Het boekje is een zogenaamde \'VET special\'. Een serie
van kleine handzame pockets, uitgegeven met het doel uit
de overmaat aan in de literatuur beschikbare gegevens de
voor de diergeneeskundige praktijk belangrijkste en es-
sentiële feiten per onderwerp samen te bundelen. Hierbij
hanteert men het uitgangspunt dat deze boekjes worden
geschreven door dierenartsen gespecialiseerd in het be-
treffende vakgebied.

Het boekje is geschreven door twee veterinaire farmacolo-
gen en behandelt na een korte inleiding de meeste antibio-
tica, die in de diergeneeskundige praktijk therapeutisch
gebruikt worden of werden.

Van ieder behandeld antibioticum wordt kort en systema-
tisch weergegeven; de farmakokinetiek, farmakodyna-
miek, indicaties, dosering, therapieduur en toedieningswe-
gen voor verschillende diersoorten, houdbaarheid en
bewaringscondities, eventuele ongewenste bijwerkingen
en zelfs de beïnvloeding van klinisch chemische parame-
ters zoals verhoging van leverenzymen. Voor nutsdieren
zijn ook wachttijden opgenomen en aan het einde van de
bespreking van ieder antibioticum worden de in Duitsland
voor dier en mens geregistreerde preparaten die het be-
treffende antibioticum bevatten, vermeld. Deze laatste ge-
gevens zijn niet interessant voor de Nederlandse dierenarts
en de geadviseerde wachttijden kunnen afwijken van de
Nederlandse registratie beschikking.

Het meest interessante is dat doseringsschema\'s worden
gegeven voor bijzondere dieren, zoals vogels. Hierbij
wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende groe-
pen: zangvogels, duiven, hoenderachtigen, papegaai-ach-
tigen, watervogels, roofvogels etcetera. Hetzelfde geldt
voor reptielen, ambifieën en vissen.
Het boekje is duidelijk geschreven door farmacologen. Zo
wordt vaak geadviseerd om eerst een gevoeligheidsbepa-
ling te doen; ook als daarvoor vanuit veterinair microbio-
logisch standpunt geen reden voor is. Zo wordt gesteld dat
tegen penicilline-G veel resistentie voorkomt en dat men
daarom altijd eerst een gevoeligheidstest dient te doen.
Voor stafylokokken is dit ongetwijfeld juist, maar veel an-
dere genera:
Clostridia, Streptokokken, Listeria spp., Ery-
sipelothrix
spp. en Pasteurella spp. (mits niet geïsoleerd
door herkauwers) zijn praktisch haast altijd gevoelig voor
penicilline en dan heeft testen ook geen zin, tenzij ter be-
vestiging van de identificatie. Bovendien worden bij de
farmakodynamiek alleen de gevoelige species genoemd en
niet de minimale remmende en eventuele bacteriocide
concentraties van de behandelde antibiotica gegeven.
Hoewel enige redenen gegeven worden (bijvoorbeeld ver-
breding van het spectrum door de combinatie van een ß-
lactam antibioticum met een aminoglycoside) om combi-
naties van antibiotica te gebruiken, worden vaste en veel
gebruikte combinaties van antibiotica in de diergenees-
kunde, met uitzondering van de combinatie trimethoprim
met een sulfonamide, niet behandeld. Kanamycine en
streptomycine worden wel apart behandeld. Ze zijn als en-
kelvoudige producten echter in Nederland niet geregis-
treerd. De indicatie letospirose bij rundvee ontbreekt voor
(dihydro)streptomycine.

De toepassing van antibiotica als preventie (\'metafylaxe\')
wordt aangestipt, maar hiervoor worden geen adviezen
verstrekt, chirurgische profylaxe wordt niet besproken en
aan de mogelijkheid van inductie van resistentie, selectie
en verspreiding van resistentiestammen en mogelijkheden
om dit te beperken wordt geen serieuze aandacht besteed.
De nadruk ligt duidelijk op de farmacologie en toxicologie
en minder op de antimicrobiële aspecten van antibiotica.

Een nuttig boekje voor de dierenarts en diergeneeskundige
student, die zich snel wil oriënteren over de eigenschappen
van een antibioticum. Vooral de gezelschapsdierenpracti-
cus geconfronteerd met bacteriële infecties bij bijzondere
dieren zal baat hebben bij de doseringschema\'s en waar-
schuwingen per diersoort of diergroep. Bij het maken van
een keuze welk antibioticum te kiezen in een gegeven situ-
atie, biedt deze \'VET special\' echter weinig hulp.

A. van den Bogaard

-ocr page 208-

Berichten en verslagen

VLEESTECHNOLOGIE

Wat is technologie?
Een goed bruikbare definitie (één uit
vele!), is die van Tuininga (1978): tech-
nologie is de leer van het ontwikkelen
en toepassen met hulp van (natuur)we-
tenschappelijke kennis, van middelen,
waarmee de mens zijn omgeving kan
beheersen.

Daardoor kunnen verbeterde productie-
methoden ontstaan, de efficiency ver-
hoogd worden, de kwaliteit en houdbaar-
heid beter gegarandeerd worden, en
dergelijke. Maar technologie kan ook ne-
gatieve ontwikkelingen tot gevolg heb-
ben zoals risico\'s vcwr werkgelegenheid
en het milieu. Overproductie is eerder
een probleem van de markt, dan dat te
wijten is aan de technologie. Waardering
van technologieën hangt samen met het
oordeel over het benutten van kansen en
mogelijkheden. Technologie heeft iets
dienstbaars, is gericht op ontwikkelen en
toepassen, waarvoor doelgerichtheid en
zorg\\\'uldigheid belangrijke karakteristie-
ken zijn. Tot zorgvuldigheid behoort het
zuinig omgaan met grond- en hulpstoffen
en energie, maar ook het
gedisciplineerd
bezig zijn met ondermeer kwaliteitssys-
temen. Een nieuw aspect van zorgvuldig
technologisch bezig zijn is bovendien dat
het een bijdrage kan leveren tot milieu-
sparende ontwikkelingen.

B.KroP

Wat is vleestechnologie?
Vleestechnologie is het be- en verwer-
ken van vlees,
of iets genuanceerder
uitgedrukt:
het ontwikkelen en toepas-
sen van kennis om vleesproducten te
maken, die geschikt zijn voor mense-
lijke consumptie.
Het resultaat is dan

586

\' Prof. Ir. B. Krol. verkorte versie van het afscheids-
college op 1 september 1994. als hoogleraar in de
Technologie van produkten van Dierlijke Oorsprong,
gegeven in de Aula van Universiteit Utrecht.

bewerkt vlees: delen vlees verkleinen,
verwijderen van vliezen, botten, bind-
weefsel, vetweefsel, zonodig malen en
mengen. Verdergaande verwerking
van vlees door toevoeging van hulp-
stoffen en toepassing van een of meer-
dere procesmatige behandelingen zo-
als pekelen, masseren, fermenteren,
verkleinen/emulgeren, verpompen, af-
vullen, verwarmen (pasteuriseren/ste-
riliseren) en verpakken, levert vlees-
producten/vleeswaren op.
Dieren en vlees moeten eerst veterinair
goedgekeurd zijn, alvorens een tech-
nologische behandeling te ondergaan;
bij afkeuring zal het materiaal onder
toezicht vemietigd moeten worden,
dan wel een speciale behandeling on-
dergaan.

Het vak vleestechnologie is een jonge
loot aan de stam van de veterinaire op-
leiding. Immers de start van de veteri-
naire opleiding vond plaats in het mid-
den van de vorige eeuw, maar pas een
eeuw later is vleestechnologie een er-
kende discipline geworden.
Ambachtelijke vleesbewerking vindt
al eeuwenlang plaats om de helft van
een karkas geschikt te maken voor
menselijke consumptie. Reeds in de
Oudheid en de Middeleeuwen zagen
de overheden er op toe, dat dit correct
gebeurde, door vaktechnische en hy-
giënische voorwaarden aan de uitoefe-
ning van het slagersambacht te stellen.

De industriële vleesverwerking startte
aan het einde van de vorige eeuw, met
de introductie van stoom als energie-
bron voor koude opwekking en voor
schaalvergroting van de productie.
Door beide toepassingen werd de afzet
van producten tot ver buiten de gren-
zen mogelijk. Eén van de eerste ex-
portproducten was bacon, een onverhit
product bereid met zout en nitraat, dat
in het begin van deze eeuw gekoeld
naar Engeland werd verzonden. Ook
producten in bussen verhit vonden in-
temationale afzet.

In het begin van deze eeuw kwam,
vooral in het buitenland, het onderzoek
over chemische- en fysisch-technolo-
gische aspecten van de winning van
vlees en de bereiding van vleesproduc-
ten geleidelijk op gang. Dat onderzoek
was vooral gericht op het voorkomen
van misproducties, zoals afwijkende
kleur en de ongewenste gelei- en vetaf-
zet.

HET VLEES LEREN BEHEERSEN

INLEIDING

Een overzicht wordt gegeven over de ontwikkelingen en de perspectieven van
vleestechnologie mede in de context van de opleiding van veterinairen, land-
bouwkundige ingenieurs en keurmeesters voor vee en vlees.

T 1 J D s C U R 1 1 T VOOR D I i: R (i i: N F. H s K U N D i:, D F. i: L 121, O K T O I) I R , A F 1. I i: R I N <i 20. 1996

De echte doorbraak naar een indus-
triële ontwikkeling vond echter plaats
na de tweede wereldoorlog, mede door
wereldwijde oriëntatie en de groeiende
vraag van de consument naar vlees en
vleesproducten. Meer systematisch
onderzoek werd geïnitieerd en steeds
meer kon aan de vraag naar adequate
opleidingen - op diverse niveaus - wor-
den voldaan. Een belangrijke onder-
steuning voor de nieuwe ontwikkelin-
gen kwam van oude- en nieuwe ma-
chine-industrieën. Door hen werd ge-
heel nieuwe procesapparatuur aange-
boden, maar ook bij de introductie van
automatisering en de constructie en in-
richting van nieuwe slachterijen en
vleeswarenbedrijven droeg de ma-
chine-industrie bij tot de modernise-
ring van de branche. Tenslotte hebben
ook de leveranciers van hulpstoffen,
inclusief die van verpakkingsmateria-
len een grote rol gespeeld bij de ver-
nieuwing van een veilig en consu-
ment-vriendelijk assortiment van al
dan niet verpakte vlees en vleespro-
ducten.

Voor West-Europese exportlanden was
er nog een extra stimulans voor deze
trendmatige vemieuwing, doordat tot
in het midden van de jaren zeventig de
USA niet alleen hoge veiligheids- en
kwaliteitseisen aan de importproducten
stelde, maar ook eiste dat de grondstof-
fen, productieprocessen, en dergelijke
op willekeurige momenten geïnspec-
teerd moesten kunnen worden. Een in-
grijpende beslissing, die aangevoeld
werd als een bedreiging van de deskun-
digheid en integriteit van de nationale
en de toenmalige EEG-veterinaire au-
toriteit. Tegelijkertijd kwam de eerste
Europese dier- en productwetgeving
tot stand, die van groot belang is ge-
worden voor het nemen van uniforme
keuringsbeslissingen en garanties bij
export. Steeds dringender werd dan
ook de vraag, in hoeverre de veterinair
voldoende was voorbereid op de uitoe-
fening van het toezicht bij de vleeskeu-
ring en de nieuwste technologische
ontwikkelingen.

In 1952 viel het besluit, nog in de
kleine EEG, en later in 1978, dat in het
curriculum van de veterinaire oplei-
ding het vak technologie moest wor-

-ocr page 209-

den opgenomen. Aldus geschiedde.
Effectuering daarvan door de Faculteit
der Diergeneeskunde vond pas plaats
in 1969. De behoefte aan meer onder-
steuning van de vleestechnologie is
sindsdien steeds groter geworden.

SPECIALE POSITIE
De speciale positie van vleestechnolo-
gie
dateert dus eigenlijk door het be-
sluit van de EEG vanaf 1953. De erken-
ning van het vak is algemeen aanvaard,
zoals met name in 1993 bleek tijdens
de viering van het 15® lustmm van de
VVDO toen ir. J.F. de Leeuw, DG van
het ministerie van LNV stelde dat; \'de
Afdeling Technologie (van VVDO)
aan de basis van verschillende vernieu-
wingen in de vleeswarenbereiding
heeft gestaan\'. Wel is elke veterinaire
student \'verrast\' dit vak in zijn pakket
aan te treffen. Technisch handelen is de
dierenarts zeker niet vreemd. Maar
producten van gewervelde dieren bij
hun leven (melk) of na hun dood (vlees,
organen en huid) boeit hem/haar min-
der dan tijdens de consumptie ervan.
Dit kan te maken hebben met emotio-
nele voorkeur voor het biologische
wonder dat elk dier is boven de \'dode\'
materie. Die voorkeursbejegening voor
het \'levende\' dier is evenwel niet meer
van deze tijd, nu \'ketenbeheer\' terecht
zoveel aandacht heeft gekregen. De in-
teresse is dan ook toegenomen, tijdens
en na de studie. De dierenarts strekt
thans zijn zorg terecht steeds meer uit
van \'zaadje tot carbonaadje\'. Dat houdt
voor hem in: aandacht te besteden aan
het houden en het transport van dieren,
maar ook bij het bedwelmen, slachten
en het be- en verwerken van vlees en
organen. Al met al een keten van aan-
dachtsgebieden, waardoor velen \'ge-
boeid geraakt\' zijn (J.C. van Dalen,
1994), ketens die ook nog geïntegreerd
zijn zoals dat met 1KB is aangeduid.
Een emotionele scheiding in voorkeu-
ren voor leven en dood in de vee- en
vleessector verdraagt zich mijns in-
ziens niet met de IKB-gedachte. In het
laatste traject van 1KB zijn nu duide-
lijk aspecten aan de orde van technolo-
gische aard of van humane voeding,
die niet te scheiden zijn van het eerste
deel, het
veterinaire accent van het tra-
ject. De onderlinge betrokkenheid van
deze aspecten is evident en is ook ge-
richt op het welzijn van dieren, de
volksgezondheid en de kwaliteit van
het dierlijke product. Dat alles is nu
juist
gewaarborgd in de veterinaire
opleiding waarvan onder andere de
voeding en huisvesting der dieren.

ziektekunde, pathologie, farmacologie
en infectieziekten een integrerend on-
derdeel uitmaken. Die verstrengeling
was er vroeger ook, maar werd toen
veel minder in relatie tot veiligheid en
kwaliteit gezien. De dierenarts had op
de boerderij of in de slachterij, dan wel
bij de slager of vleesbe- en verwer-
kende bedrijven duidelijk te onder-
scheiden taken: respectievelijk als
heelmeester, als keurmeester en als in-
specteur. Thans zijn die functies zel-
den nog in één persoon verenigd als
gevolg van de \'geleidelijk dieper in-
snijdende differentiaties van de veteri-
naire opleiding\'. Daar komt nog bij,
dat de afstand tussen de onderscheiden
werkplekken voor betrokkenen steeds
groter is geworden. Ook de aard en
omvang van de hedendaagse be- en
verwerkingstechnologie van vlees is,
vergeleken met de traditionele am-
bachtelijke, minder doorzichtig ge-
worden. Elke dierenarts zal zich goed
dienen te realiseren, wat de conse-
quenties zijn van elke behandeling die
een dier, individueel of in groepsver-
band, ondergaat in relatie tot de veilig-
heid en de kwaliteit van het eindpro-
duct als etenswaar. Technologische
behandelingen zijn van oudsher be-
doeld en bij uitstek geschikt om ge-
zondheidsrisico\'s te beperken en de
geschiktheid voor de consumptie te
vergroten. De dierenarts die daarvoor
begrip heeft, zal de mogelijkheden en
dc beperkingen van
technologische
maatregelen
als een waardevolle aan-
vulling beschouwen bij de uitoefening
van zijn omvangrijke taken. Zijn ta-
kenpakket is steeds meer maatschap-
pelijk relevant geworden en zijn be-
slissingen hebben een breder draag-
vlak gekregen. De
basis daarvoor is nu
ook in de veterinaire opleiding opge-
sloten. Daardoor is in meerdere op-
zichten de afstand tussen het dier en
het bewerkte product beter te over-
bruggen dan men zich enkele decennia
geleden realiseerde. Zo weten we dat
een deel van de biochemische proces-
sen bij spiercontractie van het levende
dier en die van de rijping van vlees,
identiek zijn. Ook weten we dat de mi-
cro-organismen die de gezondheid van
het dier bedreigen ook bedreigend
kunnen zijn bij de mens via het dier-
lijke product, tenzij... de mens besluit-
vaardig ingrijpt, bijvoorbeeld door
koelen, drogen, zouten, fermenteren,
verhitten, etcetera. Ook zal de dieren-
arts zich dienen te realiseren dat de re-
siduen van bijvoorbeeld een antibioti-
cum-behandeling, rampzalig is voor
elk modem fermentatieproces. Hij kan
er rekening mee houden dat vitamine E
in het voer de spiercontractie bij het le-
vende dier bevordert - door bescher-
ming tegen oxydatie van de fosfolipi-
den in de celwanden, maar dat
vitamine E ook de gewenste kleur van
vlees stabiliseert. De samenstelling
van het voer is van direct belang voor
de groei van een dier, maar ook voor
de samenstelling van het vlees. Dank-
zij bepaalde combinaties van vetten
kunnen vetoplosbare vitamines en on-
verzadigde vetzuren een positieve bij-
drage leveren tot de voedingswaarde,
anderzijds kunnen onverzadigde vet-
ten problemen opleveren bij droog- en
rijpingsprocessen. Zo zijn er meer re-
laties en gevolgen te noemen tussen
processen bij het levende dier en in
de producten.

KEUZEN EN OPLOSSINGEN
Een veterinair met technologische
kennis of samenwerkend met een tech-
noloog zal beter in staat zijn keuzes te
maken of oplossingen te bedenken bij
de onderdmkking of uitschakeling van
bacteriën, dan wanneer hij het zonder
die technologische ondersteuning zou
moeten doen. De fermentatie van
\'droge worst\' bijvoorbeeld biedt in dit
opzicht interessante perspectieven, zo-
wel met betrekking tot de veiligheid,
als met de overige aspecten voor aan-
trekkelijke consumptie. Dat geldt ook
voor andere producten, onder andere
gezouten natuurdarmen. Natuurdar-
men zijn bijzondere producten, in feite
flexibele hulzen van membranen, die
na zorgvuldige reiniging worden ge-
zouten, soms licht aangezuurd, en
daardoor veilige en kwalitatief goed
bmikbare producten zijn. Momenteel
wordt aan de \'machinebility\' van deze
darmen veel onderzoek gedaan, waar-
door ze met behoud van hun variabele
identiteit geschikt zijn voor een range
van vleesproducten.
Demografische aspecten spelen ook
een belangrijke rol bij het ontwerpen
van vleesproducten, waarbij rekening
gehouden dient te worden met verou-
dering (kauwbaarheid. Ca en vitamine
D-voorziening), kleiner wordende ge-
zinnen (kant en klaar varianten), etce-
tera. \'Fastfood\' moet voedzaam zijn,
vetarm, hapklaar, smakelijk en betaal-
baar. Een bijzondere categorie zijn
vleeswaren met verlaagd vet-en zout-
gehalte, zowel voor dieethoudende con-
sumenten, als voor ouderen en bepaalde
patiënten. Voor de producent/techno-
loog is het een uitdaging om toch een

-ocr page 210-

smakelijk en houdbaar product te ont-
wikkelen. Realiseert men zich echter
dat verlaging van het zoutgehalte een
verhoogd risico inhoudt voor de ont-
wikkeling van ongewenste micro-orga-
nismen? Met lichte aanzuring of door
het gebruik van bepaalde remstoffen
kan dit risico worden beperkt. \'Safety
first\'.

Er zijn uiteenlopende technieken voor
het verhitten van vlees en vleesproduc-
ten. Een technoloog met kennis van
warmtedoordringing in compacte vlees-
massa\'s en afdodingseffecten op micro-
organismen bij aanwezigheid van zout
en andere hulpstoffen, zal met een vete-
rinair-microbioloog, die de kwetsbaar-
heid van virussen, bacteriën en parasie-
ten kent, tot een ideale behandeling
kunnen komen. Zo sprak prof dr. F. van
Knapen (1994) zijn positieve verwach-
ting uit over het belang voor het vak pa-
rasitologie, teneinde in een nauwere sa-
menwerking met technologen tot vei-
lige oplossingen van bepaalde proble-
men te komen. Integratie van beider
achtergrond van deze twee disciplines,
verhoogt de effectiviteit van maatrege-
len in het belang van veiligheid en kwa-
liteit.

In het nieuwste curriculum van de ve-
terinaire opleiding is die geïntegreerde
opleiding met technologie nog niet ex-
pliciet terug te vinden, maar zal alsnog
te regelen zijn.

Internationaal kan al enige jaren ge-
sproken worden van een
geïntegreerde
opleiding
door middel van ECCE-
AMST. Dit is het European Consortium
for Continuing Education in Advanced
Meat Science and Technology, opge-
richt in 1990 en waarvan prof dr. F.
Smulders de gangmaker is. Het hoofd-
doel van ECCEAMST is de introductie
van
\'advanced technology\'\' in de Euro-
pese vleesverwerkende sector te bevor-
deren. Veel werk wordt aan kennisuit-
wisseling gedaan, onder andere door
symposia en seminars en interessante
boekwerken die naar aanleiding daar-
van verschijnen. Hiermee wordt de
Europese dimensie zeker versterkt.

De speciale positie van vleestechnolo-
gie
is vooral gericht op het bevorderen
van de veiligheid en de kwaliteit van
vlees en de daarvan bereide producten.
Het is \'voer\' voor mensen, met name
voor veterinairen en technologen. In
totaal hebben sinds 1969 mim 3000
veterinairen ook vleestechnologie \'ge-
daan\'. Voorts werden aan 300 inspec-
teurs PAO-cursussen gegeven en aan
circa 1500 keurmeesters van Vee en

Vlees bijscholingscursussen. De laat-
ste werden georganiseerd op verzoek
van de Bond van Keurmeesters Vee en
Vlees - gestimuleerd en gecoördineerd
door D. Koets - met steun van de be-
leidsfunctionarissen van de ministe-
ries LNV en WVC. Daamaast hebben
tot op heden circa 750 LUW-veeteelt/
zoötechniekstudenten tentamens afge-
legd in dit vak. Zeer stimulerend was in
1983 hel verzoek om, in het kader van
de \'TVC - operatie\', het vak Vleeskunde
(vleestechnologie,-hygiëne en -chemie)
te verzorgen voor LUW-studenten van
de richtingen Levensmiddelentechno-
logie en Voeding. In totaal volgden
mim 500 van die studenten colleges te
Wageningen en demonstraties in
Utrecht en legden zij tentamens af
Tenslotte zijn tal van internationale
cursussen gegeven (of werd eraan
meegewerkt) in ons land, in Spanje,
Afrikaanse landen (Kenya, Bénin) en
Azië. Ook de contacten met de Hogere
Agrarisch Technologische Scholen
hebben zich constmctiefontwikkeld.

TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN
Zoals eerder opgemerkt zijn er opval-
lende ontwikkelingen in de laatste de-
cennia, die hebben plaatsgevonden in
samenwerking met machine-indus-
trieën van diverse westerse landen. Zo
werden een aantal vernieuwde of geheel
nieuwe unit-operations geïntroduceerd
op de terreinen van koeling (Doombos)
en klimaatbeheersing. Beide technieken
zijn nog meer dan voorheen gericht op
kwaliteitsverbetering van vlees en ener-
giebesparing bij vlees en gerijpte/lucht-
gedroogde producten. Voorts is een cen-
trale generatie van rook ontwikkeld ten
behoeve van geprogrammeerde rook-
kamers en toepassing van vloeibare
rookextracten, zonder ongewenste be-
standdelen. Ook werd nieuwe appara-
tuur ontwikkeld voor gelijkmatige pe-
keldosering, originele computerge-
stuurde massage-apparatuur, efficiënte
automatische uitbeenmachines (vervan-
ging van zwaar handwerk) en appara-
tuur om functionele vleesresten van
beenderen te verwijderen (hygiënisch,
tijdbesparend). De meeste van deze ap-
paratuur is kostbaar maar draagt wezen-
lijk bij tot betere arbeidsomstandighe-
den van de productie. Indmkwekkende
geprogrammeerde apparatuur is ont-
wikkeld voor het verkleinen van vlees
(cutters), het verpompen en het vullen
van natuur- en kunstdarmen of bussen.
Zeer geavanceerde coëxtmsieappara-
tuur is ontwikkeld voor het vullen van
omhulsels (op collageen basis) voor
knak- en rookworst. Bij de verhitting
van gekookte en gesteriliseerde produc-
ten worden steeds meer water- en ener-
giebesparende methoden toegepast.
Nieuwe apparatuur en nieuw verpak-
kingsmateriaal werd ontworpen om
vlees en vleesproducten zonder vacuüm
of met aangepaste gasmengsels te ver-
pakken om de kleur te stabiliseren en
bacteriegroei te verhinderen.
Vastgesteld kan worden, dat een be-
langrijk deel van deze technische vin-
dingen mede ingegeven werd door re-
sultaten van het vleestechnologisch
onderzoek.

Invoering van de nieuwe unitopera-
tions met bijbehorende micro-elektro-
nica heeft, bij toepassing van adequate
logistieke regels, zeker een gunstig ef-
fect op de efficiency van de bedrijfs-
voering en de constante kwaliteit van
de producten.

GEÏNTEGREERDE BENADERING
Dit alles betekent een veel betere en
geïntegreerde benadering van de be-
werking van vlees tot vleeswaren dan
voorheen, zoals blijkt uit de volgende
voorbeelden. Het eerste voorbeeld be-
treft de bereiding van droge worst, een
salami-type product, dat eeuwenlang
alleen in koude seizoenen aan de lucht
werd gedroogd. In de eerste weken kan
door bederf een partij geheel of gedeel-
telijk verloren gaan. Normaal is het
product na ruim drie maanden geschikt
voor consumptie. Wij hebben ons gere-
aliseerd dat het, net als bij kaas en zuur-
kool, mogelijk moest zijn het gehele
jaar
door fermentatie veilige en smake-
lijke worsten te maken. Dit bleek inder-
daad goed mogelijk te zijn namelijk
met behulp van zorgvuldig geselec-
teerde melkzuurbacteriën in speciale
rijp- en droogkamers. Bederf van de al-
dus bereide,
veilige producten is in be-
ginsel uitgesloten en ze zijn in twee a
drie weken gereed voor consumptie.
Het is bovendien een commercieel zeer
interessant artikel geworden. Nog
steeds zijn onderzoekingen gaande om
de groeicondities van melkzuurbacte-
riën en andere geselecteerde bacteriën
te optimaliseren, de consistentie c.q.
het reologisch gedrag te beïnvloeden
en de smaak en geur te verbeteren. Ge-
stuurde fermentatie en beheerste indro-
ging zullen geïntegreerd ontwikkeld
worden voor de modeme versie van
een ander - ook één der oudste produc-
ten met zeer goede reputatie - namelijk
de luchtgedroogde rauwe ham. Ten-
slotte kan nog opgemerkt worden dat
deze fermentatiemethode ook zeer ge-

-ocr page 211-

schikt hjkt te zijn om in derde wereld-
landen te worden toegepast bijvoor-
beeld bij vlees van wilde dieren.
Een ander voorbeeld van benutting van
meerdere disciplines is het onderzoek
naar de mogelijkheid van het
stromend
opwarmen
van verkleind vlees, ofwel
vleesdeeg. Vele jaren is gezocht naar
een methode om de opwarming te ver-
snellen voor het verkrijgen van bacte-
riologisch
veilige en betere (minder
oververhitting en dus minder nutrïen-
tenverlies) gekookte producten en met
goede (smaak en kleur) sensorische ei-
genschappen.

Door met een geschikte pomp vleesde-
gen door een glazen buis te pompen,
die tegelijkertijd continu wordt opge-
warmd met behulp van hoog-frequente
energie van 27 Mhz, lukte het om het
deeg snel op te warmen tot boven 80"C
(Houben,
et al.). In beginsel werd
daannee een veelbelovend resultaat
verkregen. De stap naar de implemen-
tatie moet nog gezet worden en zal nog
wel enige jaren onderzoek vergen.

GESCHAKELDE KWALITEITS-
BORGING

De modeme verwerkingsmogelijkhe-
den van de Nederlandse kwaliteits-
grondstoffen bieden thans interessante
perspectieven voor half- of eindpro-
ducten, ook voor diverse buitenlandse
markten dichtbij en ver weg. De tech-
nologische capaciteit en de deskundig-
heid om hiemiee door te gaan is in
Nederland zeker beschikbaar. Boven-
dien dragen in de laatste jaren ver-
nieuwde kwaliteitssystemen (onder
andere ISO, HACCP) nog extra bij tot
de noodzakelijke garantie die de afne-
mers in binnen- en buitenland aan
vlees stellen. Er zijn kwaliteitsparame-
ters ontwikkeld voor het levende dier,
de slachtkwaliteit, de vleeskwaliteit en
de vleesproductkwaliteit. Enkele daar-
van zijn onderbouwd door objectieve,
modeme analysemethoden en geavan-
ceerde identificatie- en registratie-
technieken. Terwijl door schaalver-
groting de afstand boer - verwerker -
handel - distributeur- consument gro-
ter is geworden, is de basis voor be-
trouwbare informatie van schakel tot
schakel in
de keten solider geworden.
Niet alleen het vertrouwen van de con-
sument in veilig, schoon vlees is van
groot belang, dat is ook nodig voor de
producent van vleesproducten.

MARKT EN RESEARCH
Vele Nederlandse industrieën produce-
ren onder andere voor de export; door

het verwerken van nationale agrarische
grondstoffen of door van geïmpor-
teerde grondstoffen \'veredelde\' pro-
ducten te maken. De Nederlandse voe-
dingsindustrie heeft daannee al tien-
tallen jaren een goede reputatie opge-
bouwd, ook bij de kritisch ingestelde
buurlanden. Dat hierdoor een hogere
\'toegevoegde waarde\' wordt bereikt is
mooi meegenomen. Het aanwezige,
modeme productie-apparaat en de ex-
pertise in de vleesverwerkende sector
wordt helaas onvoldoende benut. We-
kelijks gaan enkele tienduizenden
hammen naar het zuiden, om bijvoor-
beeld in Spanje tot \'serrano\' te worden
verwerkt of in Italië tot de fameuze
Parma-ham. Circa 10% van de varkens
wordt levend naar het buitenland ver-
voerd (met circa 25% \'tarra\') terwijl de
modemste slacht- en verwerkingsin-
dustrieën met onderbezetting te kam-
pen hebben.

De laatste jaren is steeds indringender
de vraag aan de orde of de Nederlandse
agrarische sector in het algemeen en de
dierlijke in het bijzonder, toch geen
gas moet terugnemen en een beter na-
tuurbeheer daarvoor dan de beloning
is. Er is wel een dilemma: bekend is
dat de economische betekenis van de
vee- en vleessector zeer hoog is met
een netto export-saldo van tien miljard
gulden en werkgelegenheid voor circa
125.000 plaatsen. Intussen zijn er di-
verse interessante studies en rapporten
verschenen waarin noodzakelijke ver-
nieuwingsprocessen en een meer open
marktbeleid worden bepleit. Maar ook
is meer aandacht nodig voor de ver-
groting van de duurzaamheid (beper-
king van energie en afval), terwijl ver-
dieping van kennis en inzicht in in-
dustriële processen en bundeling van
krachten bij alle schakels tussen pro-
ducent en consument steeds nadrukke-
lijker aan de orde wordt gesteld. Toch
kan men zich ook afvragen: moet de
consument, of de inkoper, of de cre-
atieve productontwikkelaar alles krij-
gen of maken wat er bedacht kan wor-
den, terwijl de schaarste niet afneemt
en voedselnoden blijven bestaan?
Dienen wetenschappers en technici
produkten maar te blijven ontwikkelen
omdat de markt dat vraagt en moet de
fabrikant \'het\' dan maar maken, voor
de koopgrage klant? We komen aan
het eind van ons verhaal terug op deze
vragen.

We willen nu nog de - regelmatig aan
de orde zijnde - vraag aan de orde stel-
len: hoe is de
organisatie van overleg
tussen die wetenschappers voor deze
sector? Reeds vanaf 1959 is er vrucht-
baar overleg geweest tussen de Vete-
rinaire Faculteit, TNO-Voeding, LUW
en DLO over collectief onderzoek ten
behoeve van de vleessector. Finan-
ciering vond plaats met \'eigen\' midde-
len en extra bijdragen van TNO-EZ en
het Produktschap voor Vee en Vlees.
Daardoor was er een jaarlijkse afstem-
ming op problemen in de sector, benut-
ting van eikaars expertise en zo weinig
mogelijk versnippering. In de loop der
jaren is de eigen bijdrage van de instel-
lingen echter geslonken. Meer dan
voorheen ziet het er naar uit, dat de
broodnodige samenwerking onder
dmk komt te staan, wat een bedreiging
kan worden voor toekomstige ontwik-
kelingen. Na de eerste 30 vruchtbare
jaren bestaat er thans een duidelijke
behoefte aan een heroriëntatie over ko-
mende inspanningen. Recent is er voor
aspecten van de volksgezondheidssec-
tor tussen de Faculteit der Diergenees-
kunde en TNO-Voeding overleg ge-
start, maar eerder was dat er voor de
dierlijke productiesector tussen DLO,
LUW en genoemde Faculteit. Mijns
inziens kan het PVV (marktoriëntatie
en medefinancier) ook in de toekomst
een nuttige rol blijven spelen: de be-
hoefte aan vernieuwing blijft groot en
de sturing vanuit de markt voor kennis
en kennistransfer is sterk verbeterd
vergeleken met de beginperiode. Hier
ligt mijns inziens een belangrijke taak
op korte termijn voor de verantwoor-
delijke personen van de twee Universi-
teiten, TNO, DLO en het Produkt-
schap voor Vee en Vlees.
De omstandigheden vragen er om: dit
ongevraagde advies is bedoeld
om het
vlees te leren beheersen.
Inmiddels heeft de onderzoekskoepel
NRLO voor de komende vier jaren ook
een aantal noodzakelijke ontwikkelin-
gen voor een aantal unitoperations bin-
nen de
proces-, bewaar- en distributie-
technologie voorgesteld, terwijl tevens
meer aandacht voor de functionele ei-
genschappen van vleeseiwitten, in re-
latie met mogelijke alternatieven wordt
bepleit.

MAATSCHAPPELIJKE PERSPEC-
TIEVEN

Internationaal georiënteerd onderzoek,
de creatieve instelling van machine-
bouwers, het slagvaardig management
en deskundig personeel in, mede door
fusies, modeme bedrijven zijn voor-
waarden voor vemieuwingen.
Internationalisering en globalisering

-ocr page 212-

zijn stuwende begrippen geworden bij
het zoeken naar en afstemmen op
nieuwe markten.

Behoefte aan voedsel en voeder blijft,
evenals de interesse voor gezonde, ge-
maks- en luxeproducten.
Verwacht moet worden dat voor de
technologische beheersing van bestaan-
de en de ontwikkeling van zinvolle,
nieuwe vleesproducten, nog steeds zeer
gecompliceerd onderzoek met een \'mo-
del\'-matige aanpak onontkoombaar zal
zijn op weg naar de 21 ^ eeuw. De eerste
aanzetten daarvoor zijn onder andere
gedaan door Palombo in zijn modelstu-
die, waarvoor de drie onafhankelijke
\'kleur\'-parameters gerelateerd werden
aan structurele eigenschappen van ver-
hitte worstproducten (1990). Zwietering
heeft met remstoffen als parameters
voor de groei van micro-organismen,
houdbaarheidsvoorspellingen voor al-
lerlei producten gedaan in relatie tot
productsamenstellingen (1993). Resul-
taten van vervolgstudies van beide on-
derzoekers zullen zeker van belang zijn
voor vlees als
veilige grondstof voor
verdere verwerking.

En nu terug naar de vraag of alles wat
bedacht wordt ook ontwikkeld moet
worden. Worden behoeften gecreëerd,
of door de reclame erin gestampt? Van
de Beukei meent, \'dat wij de begeerte
naar comfort en genot wel degelijk in
ons hebben. De reclame creëert ze niet.

maar appelleert er aan\'.
Ik ben dat met hem eens. Daarom is het
ook van belang het vlees leren te be-
heersen, en om redenen van verant-
woorde, ook ethische, gedragsregels
rekening te houden met fundamentele
schaarste en voortdurende voedselno-
den. Daarmee is ook de maatschappe-
lijke en historische relatie aangegeven
tussen mens en dier en tevens de rich-
ting van toekomstige ontwikkelingen.
Verwacht mag worden, dat de extra
zorg voor het dier in de toekomst gesti-
muleerd zal worden door verbreding
en verdieping van basiskennis en in-
zichten zowel van de technoloog als
van de veterinair voor het dierlijke
product. Daarmee is de volksgezond-
heid gediend, maar ook het voortbe-
staan van de dierlijke sector.
\' Veiligheid en kwaliteit is een zaak van
veterinairen en technologen\',
stelde
prof dr. A. Ruiter in 1994.
Tenslotte, het vlees leren beheersen; ja
zeker het is de moeite waard, elke dag
en...als het goed is blijf je er mee bezig,
ook al kom je er nooit mee klaar.

SLOTBESCHOUWING
In het voorgaande is een tour d\'horizon
gegeven over de ontwikkelingen van de
vleestechnologie, zowel ten aanzien van
maatschappelijke- als opleidingsaspec-
ten van veterinairen. Het beheersen van
vlees door middel van bewerken waar-
bij voor technologie een belangrijk rol is
weggelegd, draagt substantieel bij tot
een veilig voedselpakket. De milieuspa-
rende effecten bij een goede benutting
van veeteeltproducten maken dat een
hoogwaardige vleestechnologie een be-
langrijke bijdrage kan blijven leveren
tot het perspectief van de Nederlandse
landbouw. Wetenschappelijk onder-
zoek in dezen is onmisbaar en bijgevolg
een noodzakelijke investering zowel uit
milieu- als uit marktoverwegingen.
Tevens zal, gezien de plannen van de
Faculteit der Diergeneeskunde om rela-
tief meer aandacht te besteden aan
Hygiëne en Volksgezondheid, in het on-
derwijs vleestechnologie als onderdeel
daarvan de aandacht krijgen die het ver-
dient.

LITERATUUR

1. Beukei A van den. De dingen hebben hun ge-
heim. Ten Have, Baarn, 2« druk, 1991.

2. Dalen JC van. Geboeid door ketens. Inaugu-
rele rede LUW, 3 maart 1994.

3. Houben JG, Schoenmakers LM van. Putten
EM van, Roon PS van en Krol B. Radio-fre-
quency pasteurization of sausage emulsions
as a continous process. J Microwave Power
and Electromagnet Energy 1991; 26: 202-5,
zie ook Fleischwirtschaft 1993; 73: 1146-9.

4. Knapen F van. Sans gêne. Inaugurele oratie
Universiteit Utrecht, 16juni 1994.

5. Palombo R. A model study on color and rela-
ted structural properties of cured porcine bat-
ters. Ph.D. thesis, Wageningen Agricultural
University 1990.

6. Zwietering M. Modelling of the microbial
quality of food. Ph.D.thesis, Wageningen
Agricultural University, 1993.

BSE-SYMPOSIUM XIX WORLD BUIATRICS CONGRESS EDINBURGH

ENGELAND OVER DE BSE-MAATREGELEN

Berichten en verslagen

Het 19® Wereldcongres over Geneeskunde van het Rund in Edinburgh, 8 tot
12 juli 1996, was een goede gelegenheid voor het gastland om de stand van za-
ken rond BSE van dat moment weer te geven en te evalueren. Naast een inlei-
dend, meer wetenschappelijk, ochtendprogramma (pathologische bevindin-
gen, afwijkend gedrag, genotype variatie) was daarom op vrijdag 12 juli een
symposium onder de titel BSE - The Facts georganiseerd. Een deel van de
sprekers van de ochtend was ook voor het middagprogramma uitgenodigd,
zodat een zekere overlap plaatsvond. Een verslag van deze dag.

De scrapie-hypothese als oorspronke-
lijke oorzaak voor BSE wordt het
meest waarschijnlijk geacht en ver-
klaard door de grote schapenpopulatie
in de UK (in Groot-Brittannië komt het
hoogste aantal schapen per rund voor)
met endemisch voorkomende scrapie
in combinatie met het gebruiken van
destructiemateriaal van herkauwers
voor herkauwers, waarbij bleek dat het
scrapie agens het gebruikte verhit-
tingsproces kon overieven.
De aandacht die werd geschonken
door de overheid aan de ziekte leidde
ertoe dat het aantal meldingen van
verdachte gevallen per week steeg van
50 in 1988 naar 1000 in de periode fe-
bruari 1992 tot mei 1993. Inmiddels is
dit door alle maatregelen weer ge-
daald naar 200 per week. Van deze
meldingen waren er in 1988 slechts
10% negatief bij postmortaal onder-
zoek en momenteel al 30%. Geschat
wordt dat 60% van de melkvee- en
15% van de mestveebedrijven besmet
is. Tot nu toe zijn er in het totaal
162.000 gevallen van BSE bevestigd.
Gemeld werd dat er geen bewijs was
voor matemale en horizontale trans-
missie omdat de incidentie bij dieren
die zijn geboren na de maatregelen
met betrekking tot het voeren van de-
stmctiemateriaal is gedaald van 0.60
naar 0.10. Bovendien kon geen toe-
name in risico worden aangetoond bij

-ocr page 213-

nakomelingen van dieren met later be-
vestigde BSE (inmiddels is door
Britse en Amerikaanse onderzoekers
in een onlangs verschenen artikel in
Nature beschreven dat verticale trans-
missie in ongeveer 10% van de geval-
len bij nakomelingen de oorzaak moet
zijn geweest). Het jongste dier met de
eerste klinische verschijnselen dat be-
kend was, was 20 maanden oud en het
oudste dier 18 jaar.

RESISTENTIE INDRUKWEKKEND
De resistentie van het BSE-agens is in-
dmkwekkend. Dit bleek uit resultaten
die gepresenteerd werden en die aan-
gaven dat het agens ongevoelig is voor
formaline, maar bij gebruik van be-
paalde samenstellingen met chloor
(zoals natrium-hypochloriet) weer wel
geïnactiveerd kon worden bij bloot-
stellingen gedurende langer dan een
half uur. Natronloog IM gedurende
twee uur bleek ineffektief; 2M oplos-
sing gedurende twee uur was wel
werkzaam. Autoclaveren bij 134° -
138° C gedurende 18 minuten inacti-
veerde niet volledig evenals meer dan
één uur bij 132° C.

MUIZEN GEÏNFECTEERD
Tenslotte werd een interessant onder-
zoek gepresenteerd waarbij twee
groepen muizen experimenteel met
BSE waren geïnfecteerd. Eén groep
bestond uit gezonde muizen (controle)
terwijl de andere dieren een afwijking
bezitten in het functioneren van B- en
T-lymfocyten (zogenaamde SCID
muizen). Alle controledieren ontwik-
kelden hierna neurodegeneratieve
aandoeningen na gemiddeld 456 da-
gen, terwijl dit minder dan een kwart
betrof in de proefgroep (gemiddeld na
573 dagen). Er werd geconcludeerd
dat deze resultaten de hypothese on-
dersteunen dat omzetting van de struc-
tuur van het BSE agens tot infectieus
agens allereerst plaats moet vinden in
het perifere lymfoïde weefsel voordat
het centraal zenuwstelsel geïnfecteerd
kan worden.

Het middagprogramma bracht helaas
niet veel nieuws. Een korte samenvat-
ting van het ochtendprogramma werd
gevolgd door een discussie waarin de
zaal werd betrokken.

HYPOTHESES

Het eerste geval van BSE dat ook his-
topathologisch bevestigd is, dateert
van november 1986. Waarschijnlijk is
er in april 1985 al een geval klinisch
gediagnostiseerd maar niet be-
vestigd. Het aantal gevallen van BSE
groeide vrij snel na de \'ontdekking\'
van de ziekte.

•I I ft

De hypotheses over het ontstaan van
de ziekte werden nogmaals besproken
en zijn alle gebaseerd op de verhoogde
besmetting van het mndveevoer dat is
ontstaan door verandering in het de-
stmctieproces in 1972-1973. De hypo-
theses zijn:

1. Een spontane mutatie van een scra-
pie-lijn naar het mnd. Eenmaal in
het mnd heeft het agens zich via het
gebmik van mnderbloed- en been-
meel in mndveevoer verspreid bin-
nen de koeienpopulatie.

2. Runderen waren altijd al gevoelig
voor scrapie. BSE zou dan scrapie
bij runderen zijn. Enkele nieuwe
bevindingen spreken deze hypo-
these tegen, daarover meer.

3. BSE is altijd al in de mnderpopula-
tie aanwezig geweest maar is tot
1986 (1985) niet als ziekte klinisch
gediagnostiseerd. Door het in ho-
gere concentratie overleven van het
agens in runderbloed- en beender-
meel heeft het zich als ziekte kun-
nen manifesteren.

PRIONZIEKTE?

Omdat BSE zoveel lijkt op scrapie (en
andere vomien van Transmissable
Spongiform Encephalopathy, TSE)
wordt het onderzoek naar het BSE-
agens nauw betrokken bij het onder-
zoek naar het scrapie-agens. In beide
gevallen komt het prion-eiwit voor in
aangetaste hersenen, naast de karakte-
ristieke vacuolen in het hersenweef-
sel. Wat het eiwit precies is en of het
wel het besmettelijk agens is of slechts
een uiting van het agens is nog niet
duidelijk. Ook is nog onbekend wat de
vacuolen precies inhouden, noch bij
scrapie, noch bij andere TSE. Intussen
zijn er wel enkele duidelijke verschil-
len tussen BSE en scrapie gevonden.
Zo zijn er verschillende lijnen van
scrapie bekend, maar slechts één van
BSE. De scrapie-lijnen veroorzaken
verschillende laesie-patronen in het
hersenweefsel van geïnfecteerde mui-
zen en andere proefdieren. Het BSE
agens veroorzaakt weer een ander pa-
troon, maar wel steeds eenzelfde her-
kenbaar patroon in verschillende
proeven met verschillende diersoor-
ten. Dit doet vermoeden dat het BSE
agens toch anders is dan het scrapie-
agens. Met spanning wordt afgewacht
of de besmetting van muizen met her-
senmateriaal van de slachtoffers van
de nieuwe vorm van CJD een overeen-
komstig patroon van laesies in de her-
senen geeft als de BSE besmetting.
Als dat inderdaad het geval is, is er een
zeer sterk vermoeden dat de nieuwe
vorm van CJD bij de mens gewoon
BSE bij de mens is. Verder is BSE in-
fectieuzer voor verschillende dier-
soorten dan scrapie. Er is minder geïn-
fecteerd weefsel nodig en de incu-
batietijd is korter. Scrapie is tot nu toe
niet besmettelijk gevonden in varkens
die het oraal kregen toegediend (intra-
craniaal inbrengen van het scrapie
agens daarentegen wel); BSE is echter
wel oraal besmettelijk voor varkens.
Ook katten zijn waarschijnlijk oraal
geïnfecteerd geweest met BSE. De
species-barriere die geldt voor scra-
pie, gaat dus niet op voor BSE.
Experimenteel zijn inmiddels muizen,
katten, varkens, schapen, primaten en
runderen met BSE besmet. Tenslotte
is een genetische predispositie voor
BSE niet bekend. Scrapie komt vooral
bij bepaalde schapenlijnen voor. Toch
wordt bij de bestrijding van BSE het
voorbeeld gevolgd van scrapie; aan-
geraden wordt om niet met de doch-
ters van BSE-moeders verder te fok-
ken maar op te ruimen. Het ziet er naar
uit dat dat advies goed wordt opge-
volgd.

GROTE INTERESSE
De grote interesse in BSE gedurende
de laatste maanden is natuurlijk geba-
seerd op de angst dat BSE besmettelijk
is voor de mens. De tien gevallen van
CJD bij jongeren hebben het publiek
aardig opgeschrikt. De Britse regering
heeft die angst jarenlang met succes
weten te onderdrukken door met klem
te verzekeren dat mndvlees veilig is,
maar dezelfde regering moet nu zelf
toegeven het ook niet weten. Dit is het
grootste probleem: het risico is nog
niet met zekerheid te bevestigen of te
ontkennen. Door middel van proeven
op andere diersoorten wordt getracht
het gevaar voor de mens in te schatten,
maar het blijven andere diersoorten.
Zolang de agentia van BSE en CJD
niet duidelijk geïsoleerd en gekarakte-
riseerd zijn, hetgeen vergelijking mo-
gelijk maakt, blijft deze vraag onbe-
antwoord.

MAATREGELEN ENGELAND
De maatregelen die in Engeland zijn
genomen, moeten waarborgen dat
BSE niet meer in het voedsel voor
mens en dier kan vóórkomen. Enkele
van deze maatregelen zijn:

-ocr page 214-

juli 1988 verbod op het gebruik

van diermeel afkom-
stig van herkauwers in
voer voor herkauwers;
augustus 1988 verplichte destructie
van van BSE verdachte
gevallen en histopatho-
logisch onderzoek van
de hersenen, 50% ver-
goeding voor de dieren
die moeten worden op-
geruimd;

november 1989 verbod op het gebruik
van potentieel gevaar-
lijk slachtmateriaal in
de productie van le-
vensmiddelen voor de
mens. Als verdacht
slachtmateriaal werd
genoemd: hersenen,
mggemerg, milt, thy-
mus, tonsillen en dar-
men van dieren ouder
dan zes maanden;
j\'ebruari 1990 100% vergoeding voor
dieren die moeten wor-
den opgemimd;
november 1994 uitbreiding van lijst
van verdacht slacht-
materiaal met thymus
en darmen van dieren
jonger dan zes maan-
den;

maart 1996 verbod op het gebmik
van diermeel afkom-
stig van zoogdieren in
het voer voor alle dier-
soorten bestemd voor
humane consumptie.
Het gebmik van derge-
lijk slachtmateriaal in
honden- en kattenvoer
is door de fabrikanten
zelf al afgeschaft in
1988; nog eerder dan
de maatregelen van de
regering ter bescher-
ming van de mens!
De maatregelen hebben zeker bijge-
dragen aan het terugdringen van BSE.
Toch is de aandoening nog niet uitge-
roeid. Met een incubatietijd van twee
tot acht jaar zou verwacht mogen wor-
den dat dit binnenkort wel het geval zal
zijn. Helaas zijn er enkele factoren die
deze hoop temperen. Zo zijn er mnde-
ren geboren na het verbod van gebmik
van herkauwer-destmctiemateriaal in
mndveevoer die toch BSE hebben ge-
kregen, de zogenaamde BAB\'s (Bom
After Ban). Een verklaring zou conta-
minatie van het mndveevoer kunnen
zijn met voer voor andere diersoorten
die nog wel herkauwermeel mochten

592

bevatten, zoals varkens- en kippen-
voer. Dat is slechts een gedeeltelijke
verklaring. Ook op bedrijven met al-
léén mndvee zijn BAB\'s voorgeko-
men. Een ander probleem zijn de twee
gevallen van BSE buiten Groot-Brit-
tannië die tot nu geen enkel verband
met Groot-Brittannië vertonen.

BESMETTELIJK?
Een ander fenomeen dat de wetenschap
nog steeds bezighoudt, is het feit dat een
groot deel van de bedrijven slechts één
geval van BSE hebben gehad. En dat
uiteindelijk ongeveer 1% van de gehele
rundveestapel besmet is met BSE. Als
de ziekte zo besmettelijk is (1 gram be-
smet weefsel zou al genoeg zijn om BSE
op te wekken) en het agens zo massaal
in het mndveevoer zou zijn terechtgeko-
men om wijd verspreid te worden over
Groot-Brittannië, zou verwacht mogen
worden dat een veel groter deel van de
mndveestapel zou zijn besmet. En zeker
zouden meer gevallen per bedrijf waar
de dieren allemaal hetzelfde voer krij-
gen, gevonden moeten worden.

GROTE RAMP

Het probleem van BSE is dus nog lang
niet opgelost. Op 20 maart is het ver-
bod van export van Brits vlees, vlees-
producten en mnderen naar het buiten-
land ingegaan. Voor de vleesvee-
producenten is dat een grote ramp. Het
vertrouwen op eigen markt is inmid-
dels hersteld. Het grootste probleem
vormt de intemationaal stopgezette af-
name van de \'beef. Hoe de schade te
herstellen? is de grote vraag. De maat-
regelen die nu genomen worden, zijn
meer gebaseerd op het gemststellen
van het publiek en zullen waarschijn-
lijk nauwelijks invloed hebben op het
optreden van nieuwe gevallen van
CJD. Want als BSE een risico vormt
voor de mens, is de schade al toege-
bracht in de jaren voor november
1989. Toen pas is namelijk het verbod
ingegaan op het gebmik van mogelijk
gevaarlijk slachtmateriaal. De piek
van BSE is voorbij, de grote besmet-
ting voor de mens waarschijnlijk dus
ook, zonder dat gegarandeerd kan wor-
den dat de maatregelen die in de begin-
jaren zijn genomen genoeg zijn ge-
weest om de mens te beschermen. Als
de nieuwe vorm van CJD inderdaad af-
komstig blijkt te zijn van BSE, staat
Groot-Brittannië, evenals de rest van
Europa, nog heel wat ellende te wach-
ten. Maatregelen zoals opmimen van
de veestapel nu kunnen een dergelijke
ramp niet voorkómen.

TIJDSCHRIFT VOOR DIERGENEHSKUNDE, DEEL 121, OKTOBER. Aflevering 20. 1996

DERTIG MAANDEN
De leeftijdgrens van dertig maanden
voor vleesvee (dieren ouder dan der-
tig maanden mogen niet meer ge-
slacht worden voor humane con-
sumptie) is een omstreden maatregel.
Het jongste geval van BSE is name-
lijk een mnd van twintig maanden en
daamaast geeft de leeftijdgrens geen
garantie dat dat dier geen BSE heeft.
De symptomen uiten zich meestal pas
rond het vijfde jaar door de lange in-
cubatietijd. Op welk moment een der-
gelijk dier gevaar gaat vormen bij be-
smetting, is niet bekend. Hetzelfde
geldt helaas ook voor de vele kalve-
ren die gedurende de jaren van BSE
naar Europa zijn geëxporteerd als
vleesvee. Voordat een eventuele be-
smetting met BSE zich kon uiten, zijn
de dieren geslacht en gebruikt voor
humane consumptie.
Natuurlijk moeten er zinvolle maatre-
gelen genomen worden ter bescher-
ming van de mens, maar er is momen-
teel echter nauwelijks een weten-
schappelijke basis, omdat ook de we-
tenschappers nog niet met zekerheid
hebben aangetoond dat BSE een ge-
vaar vormt voor de mens. Voorlopig
moet de consument zelf beslissen wel
of geen rundvlees te eten. Een derge-
lijke beslissing kan echter alleen be-
wust worden genomen als het publiek
volledig op de hoogte wordt gehou-
den van alle bekende feiten en niet af
hoeft te gaan op gemchten. Het laatste
woord is nog niet gezegd over BSE,
met name op de vraag of BSE een ge-
vaar vormt voor de mens.

D.A.M. Romer (UK) en
P.A.M. Overgaauw

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde re-
turns te geven.

-ocr page 215-

INLEIDING

Overvolle agenda\'s, veeleisende cliën-
ten en lange werkdagen zijn fenome-
nen waar iedere dierenarts met een
praktijk mee vertrouwd is. Velen be-
ginnen \'s ochtends in alle vroegte en
kunnen pas \'s avonds laat wat tot mst
komen, als er tenminste geen nacht-
dienst gepland staat. De veranderende
wereld gaat ook aan het privéleven van
de hardwerkende dierenarts niet voor-
bij. Het gezin en de modeme maat-
schappij stellen steeds hogere eisen.
Stress vormt een reëel risico. Stress
leidt tot wat men vroeger pleegde te
noemen overspannenheid. Een nadere
analyse van dit fenomeen maakt dat in
een veel eerder stadium verschijnselen
te onderkennen zijn die als waarschu-
wing dienen te worden opgevat. In de
literatuur (1, 2, 3) wordt deze materie
beschreven met daarin stress en de ge-
volgen daarvan. Het verschijnsel op-
gebrand zijn of op z\'n Angelsaksisch
\'bumout\' wordt daarin goed beschre-
ven. In dit artikel wordt aandacht be-
steed aan dit verschijnsel in de veteri-
naire beroepsgroep mede omdat de
indruk bestaat dat er sprake is van een
\'verdrongen probleem\'.

PRAKTIJKVOORBEELD
\'Toen ik mijn dierenartsenbul had be-
haald, startte ik als assistent bij een ou-
dere collega in de praktijk. Het was
hard werken, maar tegelijk een echte
uitdaging. Ik voelde me onafhankelijk
en gezien. Na een aantal jaren vertrok
mijn collega en ik nam de praktijk
over. Het werd een fikse investering,
dus moest er ook een flinke omzet ge-
maakt worden. Ik ging er voluit tegen-
aan, werkte bijna 24 uur per dag. Ik
twijfelde heel erg of het me allemaal
zou lukken, maar de winkel moest ui-
teraard open blijven. Dan nog maar
een schepje er bovenop. Ik werkte
zelfs zo hard, dat ik er eigenlijk geen
lol aan beleefde.

\' drs. A.C.J. Schröder, praktiserend dierenarts en we-
tenschappelijk medewerker aan de Rijksuniversiteit
Utrecht: drs. H. W.B. Engel, dierenarts, coach-consu-
lent bij resourcementbureau Van Ede & Partners in
Zeist.

Na een klein jaar merkte ik dat ik het in
mijn eentje niet meer kon trekken.
Bovendien kreeg ik een ernstige aan-
val van spit, waarmee ik enkele weken
zoet was. Financieel kon ik me niet
veroorloven er full-time hulp bij te ne-
men. Mijn accountant raadde dat ten
zeerste af Toch moest er, zeker tijdens
bestrijdingscampagnes, assistentie ko-
men. Ik kwam in contact met een jon-
gere collega die parttime werk zocht.
Dat kwam dus prachtig uit. Inmiddels
groeide de praktijk en we associeer-
den. De praktijk bleef echter groeien
en we zochten en vonden een derde as-
socié. Aanvankelijk ging alles goed,
maar na enige tijd begon de één zijn
huiselijke problemen op de ander af te
reageren, wat de sfeer in de maatschap
negatief beïnvloedde. Ik kwam in de
rol van vredestichter en bemiddelaar
terecht. Ik vond het moeilijk echte con-
frontaties aan te gaan. Ik ben geen dic-
tator en ik vind het onjuist aan gelijk-
waardige collega\'s bevelen te geven.
Ik deed het bewuste werk dan soms
maar zelf

Ik kreeg het zo dus niet minder dmk. Ik
moest juist veel regelen. Mijn spit
kwam vaker terug, maar ging gelukkig
meestal met twee weken weer over.
Maar opeens kreeg ik rugklachten met
pijn die uitstraalde naar mijn benen.
De fysiotherapeut waarschuwde me
mstiger aan te doen, omdat ik anders
geheel invalide zou worden. Ik was
daardoor aardig geschrokken, maar
troostte me met de gedachte dat het
zeer waarschijnlijk van een verkeerde
houding bij het staan en opereren zou
komen en wel weer zou overgaan. Ik
kwam door de aanhoudende klachten
in het medische circuit terecht en werd
tenslotte gedeeltelijk arbeidsonge-
schikt verklaard.

Ondertussen moest het werk dat ik liet
liggen, wél gedaan worden. Ik trok
daarvoor nog een associé aan. Ik
drukte, zonder goed overieg, mijn zin
door. Mijn collega\'s slikten het. Om
het goede voorbeeld te geven en om te
voorkomen dat de anderen mij later
iets zouden kunnen verwijten, maakte
ik evenveel uren als mijn collega\'s. Ik
zocht echter de fysiek lichtere klussen
uit en deed geen nachtdiensten meer.
Ondertussen kwam er ook een vrije
vestiging in de buurt, waarover de no-
dige spanning ontstond. Besloten werd
tot nog een associatie en zo kregen we
er een kundige, hard werkende collega
bij. Mijn taak werd steeds meer die van
\'regelneef. De administratie hoefde ik
gelukkig niet te doen, maar vóór elf
uur \'s morgens kwam ik zeker niet aan
diergeneeskundig handelen toe. Ik
vond het verdelen van de werkzaam-
heden lastig, vooral als er iemand om
een of andere reden weigerde. Toch
werd het gezag van mij als oudste
meestal wel geaccepteerd en anders
deed ik de dingen wel zelf Inmiddels
begonnen er zich communicatiepro-
blemen voor te doen tussen enkele col-
lega\'s, waarbij ik als teamleider niet
tijdig en adequaat ingreep. Mijn optre-
den als zachte heelmeester had de be-
kende gevolgen en toen het tenslotte
tot een gesprek kwam, was het resul-
taat averechts. Daarom besloten we
exteme hulp in te schakelen. Er waren
bepaalde onderiinge relaties geknapt,
hetgeen ik me erg aantrok. Deze ex-
teme gesprekken hebben veel sluime-
rende zaken aan de oppervlakte ge-
bracht waardoor de sfeer enorm werd
verbeterd. Iedereen herkende beter de
knelpunten met gevolg dat er beter ge-
luisterd werd.

•BURNOUT BIJ DIERENARTSEN, EEN VERDRONGEN\'
PROBLEEM?

A.C.J. Schroder en H. W.B. EngeP

Inmiddels heb ik de praktijk veriaten
en zijn in de praktijk maatregelen ge-
nomen die tot betere afstemming lei-
den. Toch zie ik dat er nog veel veran-
derd en verbeterd moet worden, maar
dat is niet meer mijn directe zorg. Ik
voel me nu beter en heb weer zin in
mijn leven. Ik besef dat ik het heb
overleefd.\'

In het verhaal van deze collega valt op,
dat hij in een werksituatie terecht
kwam, waarin hoge werkdmk en over-
volle agenda geprononceerd aanwezig
zijn. Deze zorgden voor grote werk-
stress. Hij werd bovendien op zijn nek
gezeten door de hoge financiële ver-
plichtingen die hij op zich genomen
had. Aan het eind, na alle associaties,
was hij gedwongen juist die dingen te
doen (regelen, organiseren, managen)

-ocr page 216-

die liem het minst lagen.
Maar ook zijn persoon vertoont een
aantal speciale kenmerken. Hij voelt
zich sterk verantwoordelijk, vindt het
moeilijk opdrachten te geven aan \'ge-
lijkwaardigen\' en heeft moeite met
conflicten. Hij gaat die het liefst uit de
weg. Hij heeft hierdoor de neiging dan
maar zelf te doen wat anderen laten
liggen. Hij negeert de signalen van zijn
lichaam grotendeels en compenseert
zijn verminderde fysieke inzetbaar-
heid door meer uren te maken met wat
hij nog wèl kan.

De reactie van onze collega op de grote
werkstress bestond aanvankelijk uit
nog harder werken. De aanvallen van
spit accepteerde hij alleen als \'lastig\'.
Pas toen hij emstige mgklachten kreeg
en deels arbeidsongeschikt verklaard
werd, ging hij zichzelf enigszins ont-
zien. Hij zette echter wel door.
Tenslotte werd hij moe, raakte uitge-
put en zag de praktijk niet meer zitten.
Hij kwam weer bij toen hij de prak-
tijk had verlaten.

De hoge werkdmk, de lange
werkdagen en de onver-
wachte, veeleisende klus-
sen kunnen stress oproe-
pen. Stress kan positief
zijn en tot grotere presta-
ties en creativiteit lei-
den. Stress kan uitda-
gend en prikkelend zijn.
Actief gespannen ge-
richt zijn op het werk en
voortdurend nieuwe
plannen maken is bijzon-
der belangrijk om het
werk als zinvol te blijven
ervaren.

Echter, voortdurende bloot-
stelling aan te veel spanning kan
de balans tussen draaglast en
draagkracht doen overhellen in de
richting van overspannenheid en later
zelfs leiden tot
burnout, het volledig
opgebrand zijn. Deze laatste processen
spelen zich meestal af over een lange
periode waarin iemand niet in staat is
de symptomen van de te grote draaglast
te onderkennen, te erkennen en op een
adequate wijze te hanteren. De ervaren
spanning doet een aanslag op de vitale
energie en leidt uiteindelijke tot uitput-
ting, de fase van de \'bumout\'.
Dit is de fase van de vitale uitputting,
waarin er geen energiereserve meer is:
alle energie is opgebmikt. In deze fase
zijn mensen chronisch moe en voelen
zich psychisch niet meer lekker in hun
vel zitten. Men heeft het idee tekort te
schieten omdat men door uitputting
niet meer kan voldoen aan de verwach-
tingen die de cliënten in de praktijk, de
medewerkers en de gezinsleden heb-
ben. Wanneer in deze fase geen ade-
quate reactie volgt, is er een groot ri-
sico dat er een bumout volgt. De
praktijk wijst uit dat een voorheen zeer
bij het werk betrokken en toegewijde
dierenarts zich dan temgtrekt uit zijn
werk als reactie op de ervaren fysieke
en psychische belasting.
Het bumoutproces is in te delen in fa-
sen die gerelateerd zijn aan diverse pe-
rioden in het werk.

H

Mh^JÉiM

Fase 1 - Het enthousiasme
Men begint vol verwachtingen en
idealen aan een nieuwe baan. Ze voe-
len zich erg betrokken bij hun werk,
soms zelfs te veel, en werken hard.

Vaak blijken de verwachtingen niet re-
alistisch te zijn. Sommigen verwach-
ten te veel, zijn te idealistisch en den-
ken meer te kunnen aanpakken dan ze
werkelijk kunnen realiseren. Wie zijn
verwachtingen niet naar een lager, re-
alistischer niveau bijstelt, zal op een
gegeven moment teleurgesteld worden
en gaan twijfelen aan zichzelf In deze
fase komt nogal eens een excessief en
inefficiënt gebmik van de eigen ener-
gie voor, bijvoorbeeld door te vaak en
te lang over te werken, met de bedoe-
ling alle cliënten optimaal te helpen.

Fase 2-De stagnatie
Na enige tijd zijn de hooggespannen
verwachtingen meer aan de werkelijk-
heid aangepast. De uitdaging die het
werk eerst bood, verdwijnt en routine
treedt steeds meer op de voorgrond.
Gaandeweg vraagt de dierenarts zich
steeds vaker af wat het werk voor hem
nu eigenlijk betekent. De eerste sterili-
satie was nog een spannend, uitdagend
karwei, maar de vijftigste is aanmerke-
lijk minder uitdagend.

Fase 3 - De frustratie
Het temgbrengen van de verwachtin-
gen naar een realistischer niveau heeft
niet voldoende oplossing geboden.
Hierbij spelen ook andere factoren een
rol, zoals onvoldoende steun van col-
lega\'s en assistenten, gebrek aan bij-
scholing, financiële dmk enzovoort.
Steeds vaker vraagt de dierenarts zich
af of het werk wel nut heeft. Gevoelens
van machteloosheid, onvrede en fms-
tratie steken de kop op. Het blijkt onmo-
gelijk de eigen situatie werkelijk te
veranderen. In deze fase kunnen
fysieke en psychische klachten
ontstaan, evenals gedragspro-
blemen.

Fase 4-De apathie
Tegen de opgelopen fms-
traties wordt een afweer-
mechanisme ontwikkeld:
men trekt zich zowel psy-
chisch als fysiek temg.
Dit is nodig om zich te
kunnen handhaven en te
overieven. In deze fase
verricht de dierenarts zijn
werk alleen nog omdat er
brood op de plank moet ko-
men. Met minimale inspanning
(de energie is immers vrijwel op-
gebruikt) wordt geprobeerd het werk
te doen. Confrontaties en uitdagingen
worden uit de weg gegaan. Er ontstaat
ook een al dan niet verhulde negatieve
of onverschillige houding ten opzichte
van cliënten, collega\'s en assistenten.
In deze laatste fase van het bumoutpro-
ces vallen niet alleen de afwijkende ge-
dragspatronen op, maar ook de vele fy-
sieke symptomen, zoals hoofdpijn,
chronische vermoeidheid, uitputting,
hartritmestoomissen en bloeddmkpro-
blemen, hyperventilatie etcetera.

PRAEDISPONERENDE FACTOREN
Verschillende factoren en omstandig-
heden spelen bij het ontstaan van bum
out een belangrijke rol. De volgende
factoren worden onderscheiden.

-ocr page 217-

Persoonsgebonden factoren:
Uit onderzoeken is gebleken dat lang
niet iedereen toelaat dat de ervaren
draaglast de draagkracht overschrijdt.
Er blijkt een relatie te zijn tussen het
type persoonlijkheid en het optreden
van stress. De volgende karaktereigen-
schappen blijken een verhoogd stress-
risico op te leveren:

- neiging tot perfectionisme

- werkverslaving

- groot plichtsbesef

- meer doen dan vereist is

- toegewijd idealisme

- ambitie

- doelgericht zijn

- moeite hebben met nee zeggen

- moeite hebben met grenzen stellen

- te veel hooi op de vork nemen

- moeite hebben met het delegeren
van taken

Bij iedereen die kenmerken van stress,
overspannenheid of bumout vertoont,
zijn een aantal van deze kenmerken te-
rug te vinden. Dat geldt beslist ook
voor de toegewijde, idealistische die-
renarts die moeilijk nee kan zeggen en
zijn grenzen onvoldoende kent.
De indmk bestaat dat er vele toegewijde
en zeer bij hun praktijk betrokken die-
renartsen zijn. Bij hen bestaat het ge-
vaar dat ze een te grote betrokkenheid
en een te groot verantwoordelijkheids-
gevoel ontwikkelen, met stress of erger
als gevolg.

Factoren eigen aan het werk
Een dierenarts maakt meestal lange
werkdagen. Een veertigurige werkweek
is voor velen een illusie, te meer daar
dmkke avondspreekuren en een nacht-
of weekenddienst zelden door vrije tijd
gecompenseerd worden. Het kan moei-
lijk zijn de werkdag goed in te plannen,
ook al wordt met een afsprakensysteem
gewerkt. Het verrassingselement blijft
altijd aanwezig, in de vorm van een on-
verwachte behandeling, een spoedgeval
aan het begin van het spreekuur, een
moeilijk telefoontje of onverwacht be-
zoek van een vertegenwoordiger. Dit
zijn stuk voor stuk stressverhogende
factoren. Ook een moeilijke patiënt kan
extra stress opleveren. Sommige cliën-
ten willen niet meewerken of weten al-
les beter, anderen zijn niet gemotiveerd
voor een behandeling. Een dierenarts
moet rekening houden met de patiënt,
met de cliënt en zijn privé-situatie, met
de familie van de cliënt, met diverse
mensen uit andere instellingen met wie
moet worden samengewerkt, met col-
lega\'s, met assistenten en niet te verge-
ten met de eigen achterban. De dieren-
arts moet aan hoge verwachtingen van
velen voldoen en zich voortdurend vol-
ledig inzetten.

595

Vooral als de verwachtingen niet realis-
tisch zijn bestaat het risico dat de dieren-
arts de grenzen van zijn eigen mogelijk-
heden overschrijdt. Hoeveel dieren-
artsen voelen zich na een lang en zwaar
spreekuur niet \'leeggezogen\'?

Organisatorische factoren

- Wie zich niet thuisvoelt in een team
of in een team werkt waarin irritaties
en conflicten aan de orde van de dag
zijn, ervaart een voortdurende span-
ning. Zeker wanneer er te weinig ge-
werkt wordt aan het oplossen van
deze problemen.

- Het gebrek aan ondersteuning of
zinvolle feedback van collega\'s of
assistenten, of een tekort aan goed
geschoolde assistenten, verhoogt de
vatbaarheid voor stress.

- Een gebrek aan inspraak in een
groepspraktijk kan stressvol zijn,
omdat de dierenarts dan het gevoel
heeft onvoldoende mee te tellen.

- Arbeidsinhoud: onduidelijke taken,
afspraken of verantwoordelijkheden
in een team kunnen extra stressfac-
toren zijn.

- Door te veel routinespreekuren en
-handelingen kan de uitdaging in het
werk verdwijnen.

- Arbeidsomstandigheden: een die-
renarts kan lang niet altijd in de
ideale omgeving werken.

- Arbeidsvoorwaarden: het gebrek
aan loopbaanmogelijkheden kan
voor zelfstandige dierenart.sen ook
een stressfactor zijn.

- Onregelmatige werktijden, over-
werk, nacht- en avonddiensten kun-
nen tot stress leiden. Niet iedere die-
renarts heeft een goede regeling met
collega\'s getroffen.

- Gezien de zwaarte van het werk be-
staat vooral bij dierenartsen in loon-
dienst en waarnemers het gevoel dat
de beloning te gering is; een vaak
onderschatte stressfactor!

Maatschappelijke factoren
Veel mensen verwachten van een die-
renarts dat hij de klok rond beschikbaar
is en menen dat ze ook \'s avonds voor
een niet-spoedgeval terecht kunnen. En
als de cliënt iets als een spoedgeval in-
schat, moet de dierenarts direct opdra-
ven. Dan liggen fmstratie en stress op
de loer.

Door de lange, zeer specifieke opleiding
en het gebrek aan werkgelegenheid in
de praktijk is het moeilijk na enige ja-
ren nieuwe uitdagingen te vinden in
een andere baan.

Tl J DSC 1! RMT VOOR D I li K Ci H N I K S K U N D F , DEEL 121. OKTOBER. AFLEVERING 20. 1996

Veelal wordt het beroep van dierenarts
geassocieerd met handelingsvrijheid,
zelfstandigheid en zeggenschap over
de manier van werken. In de realiteit
blijkt dit vaak anders uit te pakken. De
dierenarts kan de patiënten en cliënten
niet zelf uitzoeken, terwijl er wel van
hem verwacht wordt dat hij adequaat
behandelt en communiceert.
Het beroep van dierenarts lijkt voor
velen uitdagend en boeiend, in tegen-
stelling tot veel andere beroepen. Dat
is ook zo, maar het uitdagende aspect
verdwijnt na verloop van tijd en het
werk blijkt dan minder boeiend en sti-
mulerend dan aanvankelijk gedacht
werd. Dit kan een grote teleurstelling
zijn. Veel dierenartsen werken in een-
zaamheid, zonder veel contact met col-
lega\'s, ook al door tijdgebrek. Als de
contacten met collega\'s er wèl zijn, is
het lang niet altijd rozegeur en mane-
schijn. Onderlinge rivaliteit en compe-
titie komen maar al te vaak voor.

PREVENTIEVE MAATREGELEN
Ook bij andere beroepsgroepen zoals
artsen en tandartsen komt dit ver-
schijnsel voor. Gebleken is dat een
systematische aanpak via preventieve
maatregelen, al of niet met inschake-
ling van deskundigen op dit gebied,
veel onheil kan voorkomen.
Het is belangrijk in te zien en te registre-
ren welke stressfactoren in de dagelijkse
praktijk aanwezig zijn. Vervolgens
komt het erop aan dat men zich richt op
het reduceren van stressfactoren, bij-
voorbeeld door verbetering van de
werkomstandigheden, door sneller hulp
te zoeken, te leren delegeren en assisten-
ten goed op te leiden. Wellicht is het
mogelijk door een verandering van ta-
ken binnen het team de lasten te verlich-
ten. Door mimte te creëren voor meer
formeel en informeel overleg kunnen de
problemen in het werk gedeeld worden
met anderen, waardoor ze als minder
zwaar ervaren kunnen worden.
Een efficiëntere organisatie door bij-
voorbeeld een goede tijdsplanning en
het stellen van prioriteiten, kan tot een
vermindering van stress leiden. Ook de
instelling van een afsprakenspreekuur
kan helpen. Daamaast is het van belang
bij het vaststellen van spreekuren niet
alleen rekening te houden met de be-
langen van de cliënt maar ook met de
eigen mogelijkheden (zijn spreekuren
na 19.00 uur nog wel verantwoord?).
Grotere visites moeten goed gepland

-ocr page 218-

worden. Deskundigheidsbevordering
in de vorm van bijschohng kan helpen;
het vak krijgt nieuwe uitdagende im-
pulsen waardoor het sleurgevoel af-
neemt. En last but not least: ook een
verbetering in de beloning (vooral voor
dierenartsen in loondienst) kan tot aan-
merkelijke stress-reductie leiden.
Tot slot: wie leert zich te ontspannen
en stoom kan afblazen, zal minder
stressgevoelig zijn. Voor de een kan
dat in de vorm van yoga, een ander
leest een goed boek of speelt een par-
tijtje tennis. Het is van groot belang re-
alistische doelen te stellen. Niemand
kan in zijn eentje de hele wereld veran-
deren, soms moet je genoegen nemen
met heel kleine veranderingen. Wie
kan relativeren en de betrekkelijkheid
van het handelen inziet, zal minder ge-
stresst raken. Heel belangrijk en mis-
schien wel het moeilijkste, is het om te
leren afstand te nemen van de proble-
men in het werk. Wie accepteert dat de
problematiek in het werk in de eerste
plaats de problemen van patiënt en
cliënt zijn die men niet moet overne-
men en zeker niet mee naar huis moet
nemen, zal minder vatbaar zijn voor
stress.

De eerste stap zou kunnen zijn dit on-
derwerp, dat velen aangaat, bespreek-
baar te maken. Daama is het mogelijk
er iets aan te doen, met hulp van elkaar
of van anderen.

SAMENVATTING
Beschreven wordt het verschijnsel
\'bum out\' dat ten gevolge van een op-
hoping van stressfactoren kan optre-
den. In de veterinaire beroepsgroep is
dit verschijnsel zeker ook aanwezig.
De oorzaken zijn vooral gelegen in de
intensivering van de werkzaamheden
in een steeds veranderende omgeving.
Belangrijk is om in een vroeg stadium
bewust preventieve maatregelen te ne-
men, al of niet met inschakeling van
deskundigen op dit gebied. Bepleit
wordt om meer aandacht te geven aan
dit volgens de auteurs bij dierenartsen
nog steeds verdrongen probleem.

Het inroepen van deskundige hulp
roept bij velen wellicht weerstand op,
maar toch kan dit een effectieve ma-
nier zijn om uit de vicieuze bum-out-
cirkel te komen. Voor andere beroeps-
groepen worden speciale preventie-
programma\'s opgesteld, en met suc-
ces. Het recoursementbiireau Van Ede
& Partners begeleidt bijvoorbeeld
tandartsen en wil een dergelijk pro-
gramma ook voor dierenartsen opzet-
ten. U kunt vrijblijvend informatie
krijgen bij de auteurs of bij Van Ede &
Partners te Zeist (030-6932446).

LITERATUUR

1. Ploeg, H.M. van der, & Vis, J. Bumout en
wericstress: ieders verantwoordelijkheid. Am-
sterdam/Lisse: Swets en Zeitlinger BV, 1993;
3<=drak: 150p.

2. Rooy, Lyda de. Preventie ziekteverzuim,
stress en bumout. Baam: H. Nelissen.1994;
ledruk: 142p.

3. Schaufeli, W. Opgebrand. Achtergronden
van werkstress bij contacttiele beroepen: het
buraoutsyndroom. Rotterdam: Ad. Donker.

ANIMAL WELFARE WORKING PARTY OF THE FVE

op 6 mei 1996 vergaderde de Animal
Welfare Working Party van de EVE in
Utrecht. Veel onderwerpen werden be-
sproken. Een aantal worden in dit ver-
slag genoemd.

DIERENTUINDIEREN
Een concept van een EU-Richtlijn is in
de pers behandeld. De omstandigheden
in sommige dierentuinen schijnen erg
slecht te zijn. Een Europese groep van
mensen, voomamelijk dierenartsen,
die geïnteresseerd zijn in dierentuin-
dieren, heeft aansluiting gezocht bij de
FVE. Geadviseerd is om lid te worden
van de Animal Welfare Working Party.

RITUEEL SLACHTEN
Gediscussieerd is over de noodzaak
om vlees van dieren, die geslacht zijn
zonder bedwelming vooraf, van een
speciaal merk te voorzien zodat de
consument zelf kan beslissen of men
dit vlees wil kopen. Het gevaar is dat
hierdoor de clandestiene rituele slach-
tingen toenemen, hetgeen welzijns- en
hygiëneproblemen oplevert.

PRIORITEITEN VOOR DE FVE
Een lijst is opgesteld. Tijdens de vol-
gende vergadering zullen aan de hand

van de aangeleverde discussiestukken
adviezen voor de FVE worden opge-
steld over de volgende onderwerpen:

- Slachten: transport en welzijn in het
slachthuis.

- Labelling: vlees van dieren, die zon-
der bedwelming vooraf zijn geslacht
of uit bepaalde vormen van veehou-
derij afkomstig zijn.

- Houden van nieuwe diersoorten: een
lijst van dieren die voor dit doel on-
geschikt geacht worden, wordt op-
gesteld.

- Fokkerij: de onwenselijkheid van
bepaalde vormen van biotechnolo-
gie.

- Opleiding: van dierenartsen, vee-
houders en transporteurs met het oog
op dierenwelzijn.

ACTIVITEITEN IN DE RAAD VAN
EUROPA

Aanbevelingen zijn geformuleerd voor
schapen, varkens, pluimvee, runderen,
pelsdieren en geiten. Deze zijn allen
gepubliceerd in het \'Blauwe Boek\'.
Dit boek wordt regelmatig bijgewerkt
met nieuwe informatie. Nu wordt ge-
werkt aan aanbevelingen voor eenden
en stmisvogels. Om de vijf jaar wor-
den de aanbevelingen herzien, dus
commentaren moeten tijdig in de voor-
bereidingsfase worden gegeven.

TAP (TECHNIQUE ANIMAL
PROTECTION)-VERSLAGEN
Ondanks het feit dat er in 1986 alge-
mene overeenstemming was over in-
grepen bij pluimvee, worden kippen in
Nederiand nog geleewiekt en worden
sporen bij hanen nog verwijderd.
Medegedeeld is dat het eerste alleen
door houders van speciale, meestal
zeldzame kippenrassen gebeurt en
wanneer het tweede wordt nagelaten
worden de hennen bij het dekken ver-
wond.

CONCEPT AANBEVELINGEN
VOOR EENDEN

Voor het eerst zullen in een aanbeveling
eisen aan de opleiding van de verzor-
gers opgenomen worden. De bepalin-
gen over de watervoorziening zijn com-
promissen en verre van ideaal. Vragen
over strooisel, stof, het ontstaan van
schadelijke gassen en het gebmik van
geperforeerde vloeren moeten nog wor-
den beantwoord. Het gebruik van CO2
voor de bedwelming bij het slachten
wordt afgewezen, omdat het een lang-
zaam en pijnlijk effect heeft. Video-

-ocr page 219-

films zijn vertoond over de methoden
van \'foie-gras\'-productie. Uit een oog-
punt van dierenwelzijn werden slechte
en redelijke systemen getoond. On-
danks een krachtige stellingname van
de Zweedse delegatie, werd een resolu-
tie tegen gedwongen voedering van
eenden en ganzen niet aanvaard.

CONCEPT AANBEVELINGEN
VOOR PELSDIEREN
Genetische selectie van vossen op
stressbestendigheid en bepaalde voor-
zieningen tijdens de partus kunnen
sterk in het voordeel van het welzijn
werken.

CONCEPT AANBEVELINGEN
VOOR FAZANTEN
Onder invloed van de jagerslobby zou-
den de besprekingen gestopt zijn.

CONCEPT AANBEVELINGEN
VOOR GEHOUDEN VIS
De Noorse delegatie heeft informatie
gegeven over de welzijnsaspecten, zo-
als bedwelming voor het slachten, hoe-
veelheden vis per kubieke nieter water,
droogvoer en de aanwezigheid van
waterluizen. Goed management op
welzijnsgebied geeff betere bedrijfsre-
sultaten.

•I ■ M

PROEFDIEREN

Dr. V. Baumans deed verslag van de
werkgroepsvergadering:

1. Transport. Een systeem van check-
lijsten en toetsing is nodig.

2. Huisvesting. Aangepaste handlei-
dingen moeten in de Conventie
worden opgenomen. De huidige
zijn tien jaar oud.

Overleg met de Werkgroep Biotech-
nologie is nodig over transgene dieren.
Er zijn problemen omdat de opleiding in
proefdierkunde niet overal voldoet.

EU-INITIATIEVEN
Diertransport

De geamendeerde EU Richtlijn 95/29
is sinds juni 1995 van kracht. Over
twee zaken is nog geen overeenstem-
ming: precieze specificaties voor ver-
voermiddelen en eisen aan mstplaat-
sen. Op 31 december 1996 moet de
nieuwe richtlijn van kracht worden.

Kalveren

De EU Richtlijn 91/629 wordt herzien.
Het Wetenschappelijk Veterinair Co-
mité heeft verklaard dat het houden
van kalveren in kisten niet acceptabel
is. Niet voor 2008 zal dit verboden
kunnen worden.

Varkens

In de EU Richtlijn 91/630 (minimum
vloeroppervlakte voor varkens) is een
overgangsperiode voor aanpassing
van de oude systemen voorzien.
Nieuwe systemen om zeugen vast te
leggen zijn vanaf 1 januari 1996 toege-
laten.

Kippen

Voorstellen zijn gedaan om de eisen
aan minimum afmetingen van batterij-
kooien te veranderen. Later in dit jaar
wordt hierover besloten.

Wildklemmen

Ondanks het feit dat de lidstaten zich
tegen het gebmik uitgesproken heb-
ben, is noch door de EU Commissie,
noch door het Europese Parlement
enige voomitgang geboekt bij een ver-
bod op het invoeren van bont van die-
ren die met klemmen zijn gevangen.

./. Minderhoud

JAARVERSLAG ERERAAD 1995

Van de Ereraad

De Ereraad is in 1995 zesmaal in ver-
gadering bijeen geweest om de inge-
diende klachten te bespreken. Er wer-
den vier hoorzittingen gehouden,
waarbij partijen uitgebreid de gelegen-
heid hadden mondeling hun zaak toe te
lichten. Deze hoorzittingen zijn voor
de Ereraad belangrijk, omdat het een
gelegenheid is een begin te maken met
het oplossen van een probleem zodat
partijen weer samen verder kunnen.
Als de communicatie eenmaal op gang
is, kan er - vaak onder leiding van een
netwerkdierenarts - verder aan de con-
flicten worden gewerkt. De Ereraad
stimuleert dit en waardeert het werk
van de netwerkdierenartsen zeer.
Dit jaar werden er zeven klachten inge-
diend waarvan er twee na de monde-
linge behandeling werden ingetrokken.

Twee klachten zijn nog in behandeling.
Bij drie klachten volgde een uitspraak,
eenmaal gedeeltelijk gegrond met be-
risping en onvoorwaardelijke boete,
eenmaal gedeeltelijk gegrond met be-
risping en voorwaardelijke boete en
eenmaal gegrond met waarschuwing
en voorwaardelijke boete.
Bovendien heeft de Ereraad nog uit-
spraak gedaan in vier klachtzaken van
1994. Eenmaal gedeeltelijk gegrond
met waarschuwing en voorwaardelijke
boete, eenmaal gedeeltelijk gegrond
met berisping en voorwaardelijke
geldboete, eenmaal gedeeltelijk ge-
grond met waarschuwing en eenmaal
gedeeltelijke gegrond zonder maatre-
gel.

De meeste problemen komen voort uit
vestigingen van nieuwe praktijken of
dependances, waarbij vooral een om-
streden naamgeving en agressieve PR,
gecombineerd met een slechte com-
municatie of belangenverstrengeling,
kunnen leiden tot emotionele en tijdro-
vende conflicten met de dierenartsen
in de omgeving.

De Ereraad toetst de ingediende klach-
ten aan de Code voor de Dierenarts,
die naar het oordeel van de Ereraad
vooral op het gebied van reclame en
concurrentie aan modemisering toe is.

In 1995 heeft de Ereraad op verzoek van
dierenartsen twee keer onafhankelijke
arbiters benoemd om te bemiddelen in
problemen over de uitleg en uitvoering
van een maatschapsovereenkomst.
De Ereraad heeft in het Tijdschrifi
voor Diergeneeskunde van 15 juli/1
augustus 1996 een publicatie verzorgd
onder de titel \'Vestigingsperikelen\'.
In oktober is afscheid genomen van dr.
J.J. Aukema, die ervoor heeft gezorgd
dat de overgang van voorzitter-jurist
naar voorzitter-dierenarts vlekkeloos
verliep. Collega Aukema verzorgde
gedurende zes jaar zeer nauwlettend
het secretariaat van de Ereraad. Deze
intensieve periode werd gevolgd door
twee jaar als voorzitter-dierenarts. De

-ocr page 220-

Ereraad heeft eveneens afscheid geno-
men van collega drs. T.E. Hoekstra,
die zes jaar lang een zeer duidelijke en
weloverwogen bijdrage heeft gele-
verd. De nieuwe leden van de Ereraad
zijn mevrouw drs. G.H.J.M. Brinkhuis
en drs. H.L.C. Logtenberg.

De actieve juridische ondersteuning
van mr. R.P.F. van der Mark bleek ook
dit jaar hard nodig.

Het secretariaat van de Ereraad werd,
evenals andere jaren, uitgevoerd door
mevrouw E. Bonnes-Stroomer. De
Ereraad is via haar telefonisch te berei-
ken op maandag- en donderdagoch-
tend (tel.: 030-2510111).

Eind 1995 was de Ereraad als volgt sa-
mengesteld:

Drs. L. Huiskes-Comelisse, voorzitter
Mr. drs. C.J.H. Scheuerman, vice-
voorzitter

Drs. G.H.J.M. Brinkhuis
Drs. Th.G.J.H. Hendrickx
Drs. C. Hennis
Drs. H.L.C. Logtenberg
Drs. J.J.G.M.Oomen
Drs. J. Reinders

Mr. R.P.F. van der Mark, secretaris.

ACHTERGRONDEN VAN DE REGELING AANWIJZING
BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN EN HET BELANG VAN
DE AANGIFTEPLICHT

INLEIDING

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van juni 1996 is de Regeling
aanwijzing besmettelijke dierziekten
gepubliceerd. In dit bericht wordt een
en ander nader toegelicht.
Op 13 april 1996 heeft de omzetting
plaatsgevonden van de bepalingen om-
trent de dierziektebestrijding uit de Vee-
wet, Vogelziektenwet, Bijenwet, Nert-
sen-Ziektenwet en Visserijwet naar de
Gezondheids- en welzijnswet voor die-
ren (GWWD). Dat wil zeggen dat de
dierziektebestrijding voortaan op basis
van één wet zal geschieden. Deze om-
zetting van de dierziektebestrijding naar
de GWWD voorziet in de volledige im-
plementatie van de huidige bestrijdings-
richtlijnen van de EU.

AANGIFTEPLICHT
Tevens is op die datum de Regeling
aanwijzing besmettelijke dierziekten
(Rabd), gebaseerd op de GWWD, in
werking getreden. Met deze aanwij-
zing van dierziekten is het aantal ziek-
ten waarvoor een aangifteplicht geldt
sterk uitgebreid. De aangewezen dier-
ziekten betreffen een aantal ziekten uit
de hierboven genoemde wetten, ziek-
ten in het kader van de georganiseerde
en de vrijwillige dierziektenbestrij-
ding en andere ziekten die op grond
van EU-maatregelen aangifteplichtig
zijn. Hieronder bevinden zich ziekten
waarover in verband met de Zoöno-
senrichtlijn informatie gewenst is.

Voor een aantal van de ziekten van
deze laatste groep zijn door de over-
heid en het bedrijfsleven geen bestrij-
dingsmaatregelen vastgesteld.
In het vervolg kunnen niet alleen ziek-
ten bij vee, pluimvee, vogels, bijen en
nertsen worden bestreden, maar ook bij
alle andere zoogdieren en beenvissen.
De aangifteplicht voor de bij overige
zoogdieren genoemde ziekten geldt
ook voor gehouden wild, dieren in die-
rentuinen en dieren die in het wild le-
ven. Met deze regeling voldoet Neder-
land als lidstaat van de Europese Unie
(EU) op het gebied van de aangifte-
plicht van besmettelijke dierziekten.
Tevens biedt de Rabd Nederland de
mogelijkheid om het Office Inter-
national des Epizoöties (OIE) tijdig te
informeren omtrent het voorkomen
van Lijst A -en B-ziekten in Nederland.

DE AANGIFTE

Indien een dier verschijnselen van een
aangifteplichtige dierziekte vertoont,
geeft de houder hiervan terstond ken-
nis aan de burgemeester van de ge-
meente waar het dier zich bevindt
(GWWD, art. 19.1). De burgemeester
stelt de inspecteur-districthoofd, te-
vens kringdirecteur van de Rijksdienst
voor de keuring van vee en vlees
(RVV), onmiddellijk op de hoogte.
Betreft het dierziekten die in verband
met gevaar voor de volksgezondheid
zijn aangewezen in overeenstemming
met de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS), dan dient de
burgemeester onmiddellijk ook de
Veterinaire Hoofd Inspectie (VHI) te
informeren (GWWD, art. 19.2).
Dierenartsen zijn verplicht om door
hen verdachte of opgemerkte gevallen
van aangifteplichtige ziekten zowel bij
de burgemeester als bij de inspecteur-
districthoofd aan te geven (GWWD,
art. 100). Deze laatste verplichting
geldt niet alleen voor practici, maar
ook voor dierenartsen werkzaam in la-
boratoria en werkzaam bij het rijk en in
het bedrijfsleven.

BELANG VAN DE AANGIFTE-
PLICHT

De aangifteplichtige dierziekten zijn
of zeer besmettelijke ziekten die zich
snel kunnen verspreiden onder de vee-
stapel en grote schade of handelsbe-
lemmeringen kunnen veroorzaken, of
ziekten die gevaar kunnen opleveren
voor de volksgezondheid. Door een
vroegtijdige melding is het mogelijk
om de ziekte snel aan te pakken.
Hiermee wordt voorkomen dat de
ziekte zich over grote gebieden ver-
spreid. Op deze wijze blijven de gevol-
gen voor de handel en export beperkt
als ook het gevaar voor de volksge-
zondheid.

Wordt op een besmet bedrijf de vee-
stapel door de overheid overgenomen
en vemietigd, dan vindt de schade-
loosstelling uit het politionele dier-
fonds plaats. Dieren die aan de ziekte
gestorven zijn, worden niet vergoed.
Voor dieren die lijden aan de ziekte
wordt in het algemeen 50% van de ge-
bmikswaarde uitbetaald. Voor de
overige (niet zieke) dieren wordt
100% van de gebmikswaarde ver-
goed. De overheid stimuleert op deze
wijze de veehouders om niet te lang te
wachten met de aangifte. Voor de
veehouder is het tijdens een uitbraak
van bijvoorbeeld mond- en klauwzeer
of varkenspest aan te bevelen om

-ocr page 221-

zelfs bij een lichte verdenking de
ziekte bij zijn practicus of direct bij de
burgemeester aan te geven, voordat
verdere verspreiding van de ziekte op
zijn bedrijf heeft plaatsgevonden. Op
deze wijze kan hij in aanmerking ko-
men voor een maximale schadeloos-
stelling.

REGISTRATIE VAN GEGEVENS
Alle aangiften van verdenkingen van
aangifteplichtige dierziekten worden
op het RVV-kringkantoor vastgelegd.
Vanuh het kringkantoor wordt voor
verdere verspreiding gezorgd. Om snel
actie te kunnen nemen, dienen bij de
aangifte de volgende gegevens ver-
strekt te worden:

m i^m^w m

Dierziekte
Diersoort

Datum eerste verschijnselen
Indien niet gemeld door de veehou-
der

Naam melder
Werkzaam als/ bij
Adres

Postcode woonplaats
Telefoon

Naam veehouder
Adres

Postcode Woonplaats
Telefoon

Uniek Bedrijfsnummer
Type bedrijf

Aanwezige diersoorten
Per diersoort globaal het aantal aan-
wezige dieren
Locatie van de dieren

of dierenartsen-

Naam dierenarts
praktijk (DAP)

Een verdenking dient altijd door labora-
toriumonderzoek te worden bevestigd.
Na bevestiging van de verdenking
neemt de RVV de nodige maatregelen
en verzamelt verder de benodigde gege-
vens voor het epidemiologisch onder-
zoek naar de oorsprong van de ziekte en
naar mogelijke verdere verspreiding van
de ziekte.

NAJAARSDAG GROEP GENEESKUNDE
GEZELSCHAPSDIEREN

lonoressen en cursussen

De Najaarsdag van de Groep Ge-
neeskunde Gezelschapsdieren (GGG)
zal
op zaterdag 23 november 1996 wor-
den gehouden in de Reehorst in Ede,
met als thema \'Messcherp\'. Mede door
Leo Pharmaceutical Products B.V. is
het voor de GGG mogelijk u op deze
Najaarsdag een zeer aantrekkelijk pro-
gramma te bieden.

De Najaarsdag 1996 zal na een officiële
opening worden gestart met een lezing
over ethiek in de gezelschapsdieren-
praktijk door collega Rutgers. Zoals het
iedereen tegenwoordig duidelijk zal
zijn, worden een aantal handelingen in
de veterinaire praktijk door de maat-
schappij en de beroepsgroep kritisch be-
zien. Voor de gezelschapsdierensector
geldt dit onder andere voor de proble-
matiek van de erfelijke afwijking bij ras-
honden en -katten, maar ook voor (chi-
mrgische) handelingen als het cou-
peren, ontnagelen, herhaald uitvoeren
van sectio caesarea, etcetera. Reden
voor het bestuur van de GGG om col-
lega Rutgers te vragen een extra impuls
en richting aan de voortdurende discus-
sie hieromtrent te geven. Het hoofdpro-
gramma van deze Najaarsdag zal gecon-
centreerd zijn rondom chimrgische
aspecten van ons vak. Bekende spre-
kers, zoals de collegae Boevé, Kroos-
hof, Kirpensteijn, Nickel en Sjollema
zullen ieder vanuit hun eigen discipline
(respectievelijk oogheelkunde, orthope-
die en algemene chimrgie) een aantal
specifieke behandelingen bespreken.
Aangezien de chimrgische benadering
niet de enige weg is tot een volwaardige
patiëntenbehandeling, is er op deze
Najaarsdag tevens plaats ingemimd
voor meer ondersteunende disciplines
als beeldvorming (collega Voorhout) en
voeding (collega Beyen). In de middag
zullen in het parallelprogramma de
Werkgroep Vogels en de Werkgroep
Bijzondere Dieren presentaties verzor-
gen waarbij uiteraard de aandacht zal
uitgaan naar de problematiek van die
disciplines. Evenals in voorgaande jaren
zal er bij de programmering van deze
presentatie rekening worden gehouden
dat er in voldoende mate tijd wordt inge-
mimd voor discussie met de spreker.

Noteert u vast:

NAJAARSDAG van de GGG

Thema: MESSCHERP

Programma:

Ethiek in de gezelschapsdierenpraktijk

Chimrgische behandeling van diverse problemen

Beeldvormende technieken: voeding van het gezelschapsdier

Presentaties van de Werkgroepen Vogels en Bijzondere Dieren

Datum:

23 november 1996

Locatie:

De Reehorst te Ede

Tijd:

09.00 uur tot 17.00 uur

Aanmelden voor de Najaarsdag 1996
kan geschieden door overmaking (vóór
10 november 1996) van f 95,— (voor
GGG-/SAVAB-leden) off 125,- (voor
niet-leden) op postgiro 539180 ten
name van de penningmeester van de
GGG te Leeuwarden, onder vermelding
van Najaarsdag 1996. In geval van be-
taling vanuit de praktijk tevens graag
een duidelijke vermelding van de naam
van de deelnemende collega. Bij be-
taling aan de zaal geldt een toeslag van
ƒ 25,— bovenop de eerder vermelde
prijs. Toegangsprijs studenten f 45,—
per persoon.

-ocr page 222-

Begin juni 1997 organiseren de
KNMvD en de WAA een studiereis
naar de Baltische Staten (Litouwen,
Letland en Estland). De reis is georga-
niseerd voor leden van de KNMvD en
hun eventuele partners. Naast het ma-
ken van stadstours en het bezichtigen
van ondermeer de vele prachtige, eeu-
wenoude gebouwen die de Baltische
Staten rijk zijn, zal een gedeelte van
het programma bestaan uit het maken
van vakbezoeken. Voor de partners is
in plaats van deze vakbezoeken een
zeer interessant altematief geregeld.
De reis begint op vrijdag 30 mei 1997
om 08.00 uur met een vlucht naar
Vilnius, de hoofdstad van Litouwen,
waar \'s middags al genoten kan wor-
den van dit \'architectonische juweel-
tje\'. Excursies naarTrakai, de voorma-
lige hoofdstad van Litouwen, en
Kaunas worden afgewisseld met een
tweedaags bezoek aan Riga, de in 1198
gestichte hoofdstad van Letland. Ook
Tallinn en het Russische St. Petersburg
staan op het boeiende programma, dat
helaas op maandag 9 juni eindigt met
de vliegreis naar Amsterdam.
De prijs voor deze 11-daagse reis is
ƒ 2490,— per persoon, bij verblijf in een
gedeelde tweepersoons kamer. De toe-
slag voor een eenpersoons kamer be-
draagt ƒ 370,—. Inbegrepen zijn de re-
tourvliegreis Amsterdam - Vilnius,
luchthavenbelastingen, tien ovemach-
tingen in drie-sterrenhotels op basis van
logies/ontbijt/diner, vervoer per bus en
excursies volgens het programma in-
clusief entreegelden, diensten van een
plaatselijk Engelssprekende gids en
Nederlandse reisbegeleiding. Niet inbe-
grepen zijn de lunches, een reis- en an-
nuleringsverzekering, uitgaven van
persoonlijke aard, een bijdrage aan de
Stichting Garantiefonds Reisgelden
(ƒ 15,— per boeking) en visakosten.

Opgave voor deze reis is uitsluitend
mogelijk voor leden van de KNMvD.
Een uitgebreide beschrijving van het
reisprogramma kan worden opge-
vraagd bij het secretariaat van de
KNMvD, mevrouw Desiree Raasing,
tel: 030 -2510111, fax: 030 - 2511787.

STUDIEREIS BALTISCHE STATEN

SYMPOSIUM OVER PARATUBERCULOSE

De Gezondheidsdienst voor Dieren or-
ganiseert in Drachten jaariijks een sym-
posium over een actuele ziekte bij her-
kauwers. Als onderwerp voor dit jaar is
paratuberculose gekozen, een infectie-
ziekte die de laatste jaren weer sterk in
de belangstelling staat. Het symposium
zal gehouden worden op 75
november
1996
op de Gezondheidsdienst-locatie
Morra 2 te Drachten. Het programma
begint om 13.30 uur en er zullen onder
andere inleidingen worden gehouden
door buitenlandse deskundigen, bij-
voorbeeld door prof dr. Michael Collins
uit de Verenigde Staten en prof dr. John
Hermon-Taylor uit Groot-Brittannië.
Het symposium is bedoeld voor prakti-
serende dierenartsen, maar ook dieren-
artsen die niet in de praktijk werken zijn
van harte welkom. Helaas is de capaci-
teit van de zaal beperkt tot ongeveer 150
plaatsen. Als de belangstelling te groot
is, zal men worden geplaatst op volg-
orde van aanmelding.

U kunt zich aanmelden door het ant-
woordstrookje uit de GD- Veterinair in te
sturen. Mocht u dit blad niet hebben ont-
vangen, dan kunt u telefoni.sch een aan-
meldformulier aanvragen (tel.: 0512-
570727) bij mevrouw N.M. Sprink.

Dr. J. Verhoeff

NAJAARSDAG 1996 VAN DE GHWD

De Najaarsdag van de Groep Homoeo-
pathisch-werkende Dierenartsen van de
KNMvD zal dit jaar plaatsvinden op
za-
terdag 16 november 1996.
Als thema
voor deze dag is gekozen
Homeo-
pathische benadering van huidklachten
bij gezelschapsdieren.
Het bestuur van
de Groep hoopt zowel voor leden als
voor niet-leden van de GHwD een boei-
end programma te hebben samenge-
steld. De Najaarsdag wordt gehouden in
Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te
Wageningen. De inschrijving is om
09.30 uur en het programma zelf begint
om 10.00 uur met de opening door me-
vrouw dr. V. Baumans, voorzitter van
de GHwD. Vervolgens komt aan bod:
\'Reguliere benadering van (hormonale)
huidklachten\' door mevrouw drs. J.D.
Sinke, dierenarts (specialist in oplei-
ding) te Utrecht. Hiema houdt drs. A.H.
Westerhuis een lezing over \'Genees-
middelbeelden behorende bij de huid-
patiënt\'. Mevrouw drs. Y. Pemet-de
Ridder, kinderarts te Son, vertelt over
\'Homeopathische benadering van ec-
zeem bij kinderen\'. Tenslotte komt de
visie van de Duitse collega, mevrouw
dr. G. Pfeiffer, dierenarts te St. Augus-
tin, aan bod in haar lezing \'Einige Haut-
mittel und Kasuistiken\'. Hiema volgt
een panneldiscussie met de vier spre-
kers. Het is de bedoeling dat de Na-
jaarsdag om ongeveer 16.45 uur eindigt.

Zowel leden als niet-leden van de Groep
Homoeopathisch-werkende Dieren-
artsen kunnen zich aanmelden door
overmaking van f 85,- (GHwD-leden),
f 55.- (kandidaatleden), f 100.- (niet-
leden) of f 70.— (studenten) op postre-
keningnummer 40.56.352. of bankreke-
ningnummer 51.72.25.700. ten name
van de Groep Homoeopathisch-wer-
kende Dierenartsen te Woerden onder
vermelding van \'Najaarsdag 1996\'. De
betaling geldt tevens als registratie en
dient
vóór 25 oktober 1996plaats te vin-
den. In het bedrag is kojfie. thee en de
lunch begrepen.

Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch, Hart-
enseweg 60, 6704 PA te Wageningen
(tel.: 0317-319101, fax: 0317/ 313611),
is zowel met het openbaar vervoer als
per auto goed bereikbaar. Een routebe-
schrijving is zowel telefonisch als per
fax bij \'Nol in \'t Bosch\' op te vragen.

Gérardo Th.A. Menges

-ocr page 223-

De onderstaande, nieuwe producten
zijn vanaf heden verkrijgbaar bij de
veterinaire mediatheek van de W.F.
Speckmann Stichting. Het betreft dit-
maal uitgebreide diaseries (75 tot 100
dia\'s), waarmee men een groot deel
van de avond kan vullen.

Diaserie B54 De praktijk van de die-
renarts

Naast de video A36 \'Een dag uit het le-
ven van een dierenarts\' is er nu ook een
diaserie. De dia\'s zijn voomamelijk af-
komstig uit de collectie van drs. G.E.M.
Bistervels en kunnen als illustratie ge-
bmikt worden door dierenartsen die
vooreen lekenpubliek een lezing willen
houden over hun beroep. Er zijn dia\'s
over de praktijk zelf en van allerhande
diersoorten waar een dierenarts mee te
maken kan krijgen. Meer dan bij de vi-
deo kan men hierbij het accent leggen
op het eigen verhaal dat men vertellen
wil. Verhuur ƒ 129,-, verkoop ƒ480,-.

Dia-serie B55 Wildziekten

Deze serie is speciaal gemaakt als illu-
stratie voor degenen die een lezing
willen geven over wildziekten voor ja-
gers en wildbeheerders. De dia\'s zijn
verzameld door H.H. Stigter en mede
afkomstig van Veterinaire Pathologie,
dr. S. Broekhuijzen (DLO) en uit
Krankheiten der Wildtiere. Er wordt
aandacht besteed aan het ontweien van
wilde zwijnen en roodwild en waarop
daarbij gelet moet worden. Verder pas-
seren ziekten bij ree, edelhert, haas en
konijn de revue. Bij de diaserie wordt
de brochure \'Eetbaar? Is geschoten
grofwild geschikt voor consumptie?\'
van de Vereniging \'Roodwild\' meege-
zonden. Verhuur ƒ 103,—, verkoop
ƒ378,-.

Dia-serie 856 Melkgeiten

De serie is geschikt voor lezingen voor
melkgeitenhouders. Er wordt aandacht
besteed aan de melktechniek en masti-
tis en aan de meest voorkomende gei-
tenziektes.

VETERINAIRE MEDIATHEEK W.F SPECKMANN STICHTING

De dia\'s zijn afkomstig uit de collectie
van D.P. Dercksen en ten dele gemaakt
door H. Miltenburg, M.C. Pieterse en
J.J. Pekelder. Verhuur ƒ 107,-, ver-
koop ƒ 306,-.

Dia-serie B57 Mastitis Rund

Deze serie is geschikt voor lezingen
voor geïnteresseerde melkveehouders
en bestaat voomamelijk uit tekstdia\'s,
aangevuld met enkele beelden. De se-
rie is gemaakt door Leo Pharma-
ceutical Products. De teksten met
enige uitleg worden op papier bijgele-
verd. Verhuur ƒ 107,—, verkoop
ƒ306,-.

Inlichtingen en bestellingen bij Anja
Broeks, AUV/WFSS, \'s morgens be-
reikbaar op telefoonnummer 0486-
335555. Alle prijzen exclusief BTW en
inclusief verzending.

WIE-WAT-WAAR GIDS, EEN VRAAGBAAK OVER HUISDIEREN

Het Voorlichtingsbureau Huisdieren
brengt een handzame gids uit met be-
knopte informatie over katten, honden,
konijnen, knaagdieren, siervissen en on-
gewervelden, aangevuld met een uitge-
breide adressenlijst. Dierenartsen, die-
renspeciaalzaakhouders, hondentrim-
salon.s, dierenpensions, asiels en kinder-
boerderijen, maar ook andere belang-
hebbenden in de dierenbranche zullen
ervaren dat deze gids onmisbaar is voor
vele vragen van klanten en bezoekers.
Tevens wordt een serie folders in een
handzame vierdelige folderbak uitge-
bracht.

De folderserie omvat:

B. Alles over het houden van katten

C. Alles over het houden van honden

D. Alles over het houden van konijnen
en knaagdieren

E. Alles over het houden van siervissen
en ongewervelden

F. Alles over het houden van vogels (be-
gin 1997 beschikbaar)

G. Alles over het houden van reptielen
en amfibieën (begin 1997 beschik-
baar)

Z. Adressenlijst met informatie over on-
der andere vogels, reptielen en amfi-
bieën, dierenbegraafplaatsen en -cre-
matoria.

De gids is in samenwerking met de parti-
cipanten van het Voorlichtingsbureau

Huisdieren (Landelijke Vereniging Di-
bevo, VKH en de Stichting voor Gezel-
schapsdieren) tot stand gekomen.

Gids, folders en folderbakken zijn te be-
stellen bij het Voorlichtingsbureau Huis-
dieren, Po.stbus 583, 3770 AN Bame-
veld, of verkrijgbaar op de Dibevo-vak-
beurs (van 27 tot en met 29 oktober
1996). De gids ko.st
ƒ 2,50, de folders
ƒ 8,— per 50 stuks en de folderbak
ƒ 10,—. Verzendkosten worden u in re-
kening gebracht.

i

^/sdier^

COMMISSIE BEVORDERING DIERGENEESKUNDIG EN VERGELIJKEND
ZIEKTEKUNDIG ONDERZOEK

De Commissie Bevordering Dierge-
neeskundig en Vergelijkend Ziekte-
kundig Onderzoek (BDVZO) stelt het
op prijs om de leden van de KNMvD op
de hoogte te stellen van haar inzet om on-
derzoek op de terreinen van de dierge-
neeskunde en vergelijkende ziektekunde
te helpen stimuleren. Het beleid van de

Commissie BDVZO is er op gericht haar
gelden aan te wenden voor het onder-
zoek zelf en niet voor bijkomende kos-
ten. Dit jaar werden de volgende aanvra-
gen ondersteund:

R.G.G. Bronneberg

Onderzoek naar reproductie en reproduc-
tiestoomissen bij stmisvogels ƒ 2000,-
W.G.J. Klos en A.C.M. van Kats. On-
derzoek betreffende fertiliteitsproble-
men op een kalververmeerderingsbedrijf
in Suriname ƒ 2000,-.

Namens de Commissie BD VZO
de secretaris, F. Zwart

-ocr page 224-

Onderstaand treft u een kort overzicht
aan van cursussen welke in de maand no-
vember 1996 op ons programma staan.
Tevens is een
extra cursus opgenomen
\'Ziekten van katten en kittens\' en het
symposium van de Vakgroep Radio-
logie. Opgave voor alle genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod@pobox.
ruu.nl. Ons volledige cursusaanbod kunt
u, naast onze brochure, vinden op inter-
net pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Symposium vakgroep Radiologie

Er is meer dan röntgen: moderne
diergeneeskundige beeldvormende
technieken, en hoe kan de praktise-
rende dierenarts daar optimaal ge-
bruik van (laten) maken (96/905), 2
november 1996 09.00 - 17.50 uur, kos-
ten ƒ 250,-- (inclusief lunch). Locatie
Jan Tabak te Bussum.
Er is reden om aandacht aan het werk-
terrein te schenken want ongeveer 25
jaar geleden heeft de vakgroep zich in de
Uithof gevestigd. Die aandacht zal niet
een blik terug zijn naar wat er de afgelo-
pen jaren gebeurde, wel een blik voor-
uit. Hieronder een opsomming van de
onderwerpen. Een volledig programma
is telefonisch bij ons op te vragen. Mo-
deme beeldvormende diagnostiek Ge-
zelschapsdieren; Modeme beeldvor-
mende diagnostiek Paard; Dynamisch
CT-onderzoek Hypofische hond; CT-
onderzoek schedelaandoeningen paard;
Beeldvormende diagnostiek Oog en
tetrobulaire stmcturen hond; Beeldvor-
mende diagnostiek lumbosacrale insta-
biliteit hond; Echografisch onderzoek
sprong-gewrichtsaandoeningen paard;
Beeldvormende diagnostiek elleboog-
aandoeningen hond; Echografisch
darmonderzoek hond; Echografisch on-
derzoek congenitale en valvulaire hart-
aandoeningen hond; Echografisch on-
derzoek cardiomyopathie en hydro-
pericard; Echografisch onderzoek van
jugularis en a.femoralis paard. De dag
zal worden afgesloten met een door de
vakgroep aangeboden \'borrel\'.

EXTRA CURSUS

Ziekten van katten en kittens (96/
148), maandag 11 november 1996,
09.00 -17.00 uur te Zeist. Cursusprijs
ƒ 385," (inclusief lunch).

I n

Als docent voor deze dag is uitgeno-
digd: dr. T.J. Gmffydd-Jones (Universi-
ty of Bristol UK), een nationaal en inter-
nationaal bekend deskundige op het
gebied van kattenziekten. Hij zal een
volledige dag verzorgen waarin vier on-
derwerpen uitgebreid aan de orde ko-
men:

1. De practische aanpak van langdurige
temperatuursverhoging.

2. De practische aanpak van chronische
diarrhee.

3. De practische aanpak van herhaald
braken en

4. Nieuwe benadering van diabetes
Militus.

U ziet dat gekozen is voor onderwerpen
\'van elke dag\' en voor de praktijkbena-
dering. De voertaal van de dag is Engels,
voor eventuele vertaalproblemen zal ie-
mand de gehele dag aanwezig zijn.

De Zeisterdagen 1996,

Cursusprijs ƒ 1250,— (inclusief over-
nachtingen).

Week I (96/909); 4 - 8 november 1996
Week II (96/910); 11-15 november
1996

Week III (96/911); 18-22 november
1996

De Zeisterdagencommissie heeft dit jaar
de volgende onderwerpen op het pro-
gramma geplaatst: Bloedtransfusie bij
mnd en paard; Sederen van paarden on-
der praktijkomstandigheden; Bedrijfs-
typen melkveebedrijven na 2000; Var-
kensbedrijven: kansen en uitdagingen;
Pathologie in de eerste lijn: technieken,
mogelijkheden en beperkingen; Ge-
sloten bedrijfsvoering en diergezond-
heidszorg; Fommdiscussie onder lei-
ding Bovisie: Rundveegezondheids-
zorg, kansen en uitdagingen; Paratu-
berculose; Ontwikkelingen in de vac-
cinologie; casuïstieken gezelschaps-
dieren; wanneer verandert doe-het-zelf
in beunhazerij? toegelicht aan de hand
van intemistische en orthopedische pa-
tiënten; Vergadering Groep Practici
Grote Huisdieren; Geiten; bestrijdings-
programma\'s van infectieziekten;
Workshop hechtmaterialen; Registratie
diergeneesmiddelen: hoe nu verder?;
Actualiteiten uit de vleeskuikenhoude-
rij; Immobiliseren van wilde herkau-
wers: protocol, middelen en netwerk;
De electronische snelweg: het bijpraten
van de (almost) lost generation; Vee-
houderij in beschermde gebieden: elimi-
neren, gedogen of stimuleren?; Sociale
aspecten van de maatschap: de ervaren
kijk; Financiële aspecten oftewel: hoe
verdient de dierenarts zijn geld?; De die-
renartsenpraktijk als bedrijf; Praktijk-
management deel 7.

\'En hoe nu verder ...?\', de practische
aanpak van diagnostische problemen

GD, donderdag 21 november 1996
(96.147), van 13.30 tot 17.00 uur te
Wageningen. Kosten ƒ 245,--.
De inhoud van de cursus is vooraf niet
bekend. In het eerste deel van deze cur-
sus worden patiënten gedemonstreerd
welke ter nadere diagnostiek van een
intemistisch of chimrgisch probleem
verwezen werden naar \'De Wagen-
renk\'. Aan de hand van de anamnese en
de beschikbare aanvullende informatie
(gegevens van laboratoriumonderzoek,
ECG, röntgenonderzoek) zal besproken
worden welke aanvullende diagnosti-
sche methoden gebmikt werden om tot
een behandelingsplan van de betref-
fende patiënt te komen, met speciale
aandacht voor die onderzoeksmethoden
welke ook in de praktijk toepasbaar
zijn. Tijdens het tweede deel van de cur-
sus is er gelegenheid een aantal, door de
cursisten meegebrachte problemen ten
aanzien van andere diagnostiek te be-
spreken.

De cursusleiders zijn dr. A.A.M.E.
Lubberink en drs. J.W. Garretsen.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn,
met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995, 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op postrekening
511606 ten name van de KN M vD, onder vermelding van \' Banden\' en de jaargang.

-ocr page 225-

COMMUNICATIE

Het eerste deel van de middag is gewijd
aan communicatie, met speciale aan-
dacht voor sekse-specifieke aspecten
ervan. Dit onderwerp wordt behandeld
door mevrouw dr. L. Meeuwesen. Zij is
als sociaal-psycholoog verbonden aan
de vakgroep Algemene Sociale Weten-
schappen van de Universiteit Utrecht.
Ze is gespecialiseerd op het terrein van
communicatie in de gezondheidszorg,
toegespitst op interpersoonlijke com-
municatie tussen patiënten en hulpver-
leners en tussen hulpverleners onder-
ling. Haar proefschrift handelde over
arts-patiëntcommunicatie, in het bij-
zonder over verschillen tussen mannen
en vrouwen. Vul in plaats van \'patiënt\'
het woord \'cliënt\' in, en lees \'dieren-
arts\' voor \'hulpverlener\'. De stap naar
communicatie met, of tussen veterinai-
ren onderling is dan niet groot meer.
In haar lezing \'Diergeneeskundige
beroepsuitoefening: sekse-specifieke
communicatie?\' gaat ze in op mogelijke
communicatieverschillen tussen man-
nen en vrouwen in de diergeneeskunde.
Verklaringen voor eventuele verschillen
komen aan de orde. Inzicht in deze ach-
tergronden kan het omgaan met ver-
schillen vergemakkelijken.

KNMVD CENTRAAL
In het tweede deel van de middag staat
de KNMvD zelf centraal. De Com-
missie VDA heeft als één van haar doel-
stellingen het vergroten van de partici-
patie van vrouwelijke dierenartsen in
besturen binnen de KNMvD. Het aantal
vrouwen binnen de beroepsgroep stijgt
gestaag en de deelname van vrouwen
aan besturen begint te groeien, maar het
percentage vrouwelijke bestuurders
loopt nog steeds achter bij het percen-
tage vrouwelijke dierenartsen. De
Commissie VDA heeft de twee vrou-
welijke Hoofdbestuursleden van de
KNMvD, mevrouw A.W. Kooper-
Neelemans en mevrouw C.L. van
Amerongen-Overgaauw, uitgenodigd
om een korte beschrijving te geven van
het nut van vrouwen in besturen en van
hun eigen loopbaan in het bestuurs-
werk.

Op zaterdag 9 november vindt voor de twaalfde keer de jaarlijkse landelijke
bijeenkomst van vrouwelijke dierenartsen plaats. De middag wordt geopend
door de voorzitter van de Commissie VDA, mevrouw dr. Marja J.L. Kik. Zij
geeft een overzicht van de activiteiten van de Commissie in het afgelopen jaar.
Daarna komen twee onderwerpen uitgebreid aan bod: sekse-specifieke aspec-
ten van communicatie en de KNMvD zelf.

■ #\'■«■■1 fl

TWAALFDE LANDELIJKE BIJEENKOMST VROUWELIJKE DIERENARTSEN

COMMUNICATIE EN KNMVD ZELF AAN DE ORDE

Het aantal vrouwelijke Hoofdbestuurs-
leden is overigens inmiddels drie, als tij-
dens de Algemene Vergadering op 5 ok-
tober 1996 mevrouw E.N.M. Har\\i\'ig-
Dings verkozen is.

Daamaast zijn alle Groepen en Af-
delingen van de KNMvD uitgenodigd
om met een posterpresentatie bekend-
heid te geven aan hun doelen en activi-
teiten. Afgevaardigden van de Groepen
en Afdelingen zijn aanwezig om toe-
lichting te geven en vragen te beant-
woorden. Door op deze manier mensen
binnen de stmctuur van de KNMvD
zichtbaar te maken en gelegenheid te
bieden voor het leggen van persoonlijke
contacten, hoopt de Commissie VDA
bij te dragen aan het verlagen van dc
drempel om deel te nemen aan vergade-
ringen en/of zitting te nemen in bestu-
ren.

COMMISSIE VDA
De bijeenkomst wordt, evenals voor-
gaande jaren georganiseerd door de
Commissie voor Advies voor de Be-
roepsuitoefening van de Vrouwelijke
Dierenarts (Commissie VDA) met on-
dersteuning vanuit het secretariaat van
de KNMvD.

De Commissie VDA is in 1984 door het
Hoofdbestuur van de KNMvD inge-
steld. De Commissie heeft als doel het
optimaliseren van de professionele mo-
gelijkheden van vrouwelijke dieren-
artsen. Ze onderhoudt daartoe contact
met diverse organisaties binnen en bui-
ten de KNMvD en is betrokken bij re-
gionale netwerken van vrouwelijke
dierenartsen en bij de kadervorming die
door het secretariaat van de KNMvD
wordt georganiseerd. Voor specifieke
onderwerpen worden ad hoe werkgroe-
pen ingesteld, waarin eventueel kan
worden samengewerkt met mensen van
buiten de Commissie. Afgelopen jaar is
onder andere aandacht besteed aan di-
verse bereikbaarheidssystemen. Een
overzicht hiervan is in voorbereiding.
Momenteel bestudeert een werkgroep
altematieven voor conventionele asso-
ciatievormen. In samenwerking met de
Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren en de Groep Practici Grote
Huisdieren zal worden gewerkt aan een
module over zwangerschapsbeleid in
de dierenartsenpraktijk, die onderdeel
moet gaan uitmaken van de in juli ge-
reed gekomen Arbo-checklist.

Met de organisatie van de jaarlijkse,
landelijke bijeenkomst probeert de
Commissie het contact tussen vrouwe-
lijke dierenartsen onderling en tussen
vrouwelijke dierenartsen en Commissie
VDA te vergroten.

WIE, WAT, WAAR?
De twaalfde landelijke bijeenkomst
voor vrouwelijke dierenartsen wordt
gehouden in Hotel Mitland, Ariënslaan
1 te Utrecht (nabij de Berenkuil) en
duurt van 13.30 tot 17.30 uur.
Alle vrouwelijke dierenartsen en stu-
denten diergeneeskunde, zowel (kandi-
daat-)leden als niet-leden van de
KNMvD, zijn van harte welkom.

De bijeenkomst wordt financieel
mede mogelijk gemaakt door:

Alfasan Diergeneesmiddelen B.V.

AUV

Rhône Mérieux B.V.

Spillers Foods Nederland B.V.

WAA

Leo Pharmaceutical Products B.V.

-ocr page 226-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Boots, G.J.T.; 19%; 5752 SC Deume; Brug-
genseweg 17 A.

Dijk, J.J. van; 1996; 3417 TR Montfoort; p/a De
Bleek 33.

Lassing, Mevr. N.G.; 1996; 6464 BT Kerkrade;
Jan Steenstraat 20.

Nijland, J.T.; 1996; 5361 JN Grave; Raamdijk
16.

Passchier, Mevr. E.; 1996; 3524 WK Utrecht;
Jungfrau 68.

Vonk, J.P.; 1996; 3561 TJ Utrecht; Maria van
Hongarijedreef 46.

Westermann, Mevr. C.M.; 1996; 3241 GR
Middelhamis; p/a Prins Hendrikstraat 2.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
hoofdbestuur aangenomen:

Als kandidaallid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het hoofdbestuur aangenomen:

OVERLEDEN:

JUBILEA:

G.J. Molenkamp te Heeze, afwezig, 25 jaar, 15
oktober 1996

G. de Boer te Giekerk afwezig, 40 jaar, 19 okto-
ber 1996

J.W. Kloosterboer te Apeldoom, afwezig, 40
jaar, 19 oktober 1996

J.M. Schuld te Tilburg afwezig, 40 jaar, 19 okto-
ber 1996

W.K. de Jonge te Alkmaar, afwezig, 40 jaar, 19
oktober 1996

J.F. Overbeek te Dongen, afwezig, 50 jaar, 24
oktober 1996

K. Betten te Wolvega, afwezig, 35 jaar, 25 okto-
ber 1996

S. Jaarsma te Zwolle, afwezig, 35 jaar, 25 okto-
ber 1996

Personalia

H. Verkerk te Veenendaal, afwezig, 35 jaar, 25
oktober 1996

J.J. van Zutven te Oss afwezig, 35 jaar, 25 okto-
ber 1996

L. van de Zee te Workum, afwezig, 35 jaar, 25
oktober 1996

H. Brouwer te Emmeloord, afwezig, 40 jaar, 25
oktober 1996

ProfDr. H.J. Breukink te Utrecht, afwezig, 35
jaar, 25 oktober 1996

S.H. Ouwerkerk te Nuenen, afwezig, 25 jaar, 29
oktober 1996

W.J. van Balen te Loenen a/d Vecht, afwezig, 30
jaar, 4 november 1996

W.G. de Ruyter te Monnickendam, afwezig, 30
jaar, 4 november 1996

Dr. D. Talsma te Tietjerk, afwezig, 50 jaar, 7 no-
vember 1996

LC. Klok te Rockanje, afwezig, 45 jaar, 9 no-
vember 1996

Dr. W.A. Hunneman te Esch, afwezig, 30 jaar,

11 november 1996

A.C.A. van Exsel te Esch, afwezig, 25 jaar, 12
november 1996

P. Meijer te Stiens (F), afwezig, 25 jaar, 12 no-
vember, 1996

P.G.M. Rambags te Rosmalen, afwezig, 25 jaar,

12 november 1996

M. ter Veer te Norg, aanwezig, 25 jaar, 12 no-
vember 1996

P. W. Pastoor te Ten Boer (Gr), afwezig, 25 jaar,
12 november 1996

J.G. Krüger te Harvey (Australië), aanwezig, 25
jaar, 12 november 1996

H.C.C.M. Meens te Meijel, afwezig, 45 jaar, 14
november 1996

G.J.J. Snelder te Laren (NH), afwezig, 35 jaar,
15 november 1996

PROMOTIE:

Op 10 oktober 1996 Ir. E.D. Ekkel te Dronten.

MUTATIES:

331\'Berg, Mevr. M.J. van den; 1988; 84990-
000 Arapoti, Parana (Brazilië); Col.
Holandesa; tel, 00-55-43-8571235; d.
178» Boots, G.J.T.; 1996; 5752 SC Deurne;
Bruggenseweg 17 A; tel, 0493-323876
privé, 312230 prakt,; p., medew, bij G.J.
de Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H.
van Noort, P.P. Slotboom en A. van der
Steen.

196 Dobbelaere, Mevr. Dr. F.M.F.C. de; Gent-
1987; Gent-1993; 3224 TN Helle-
voetsluis; Sleedoom 22; tel. 0181-327447
privé. 070-3578311 bur.; fax 070-
3876591; 2de specialist Vlees en Vlees-
produkten, Centrale Direktie R.V.V.

FORMULARIUM GEZELSCHAPSDIEREN

NOG EVEN GEDULD

Veel leden hebben door middel van het bestelformulier te kennen gegeven het
formularium gezelschapsdieren te willen ontvangen. Helaas is de formulari-
umcommissie er door omstandigheden nog niet in geslaagd een eindproduct
aan te leveren. Met grote inspanning wordt daar op dit moment aan gewerkt.
De commissie hoopt op begrip hiervoor. Aan bestellingen wordt zo spoedig
mogelijk voldaan.

De formulariumcommissie gezelschapsdieren

200 Eijk, W. van der; 1949; 3765 BR Soest;
Veenbesstraat 562; tel. 035-6015163; r.d.

345 Ekkel, Dr.lr. E.D.; U-1996; 8254 AR
Dronten; De Eclips 13; tel. 0321-381990
privé, 0320-238206 bur.; wet. medew. ID-
DLO.

207 Geerts, A.A.J.; 1989; 4873 NG Etten-Leur;
Brakkenstraat 17; tel. 076-5014917 privé,
5013645/5012928 prakt.; fax 076-
5040278; p., geass. met J.H.A.M. Bartels,
K.H.J. Lambeek, J.A. Meijs en l.C.A.M.
van Oosterhout.

208 Giessen, R.C. van; 1975; 1058 GT Am-
sterdam; Surinameplein 78; tel. 020-
4123018 privé, 0594-621777 bur.; fax
0594-621459; Alg. Dir. Altapon V.O.F.;
E.mail:info(a.altapon.NL.

213*Grunsven, Mevr. D.E. van; 1978; naar het
buitenland.

335* Gninsven, Mevr. D.E. van; 1978; 117846
Moskou (Rusland); 69 UI, Vavilova, c/o
Akzo Nobel Representative Office
Moscow; tel. 00-7-095-1349004; fax 00-
7-095-1.340425; vet. consultant

337 Kruif, ProfDr. A. de; 1971; U-1975; 9051
Gent Sint-Denijs-Westrem (België); Krom-
me Leie 2; tel. 00-32-9-2202601 privé,
2647561 bur,; fax 00-32-9-2647797; hlr
Univ. Gent (F.D., Dienst Voortplanting,
Verloskunde en Bedrijfsdiergeneesk.).

244 Kuiken, G.M.; 1995; 2382 NS Zoeter-
woude; Industrieweg 27; tel. 071-5897488
privé, 5764058 prakt.; fax 071-5769201;
p., medew. bij E.J.M. van der Woude.

253 Lubbert, Mevr. J.G.; 1995; zie: Milders-
Lubbert, Mevr. J.G.

338 Luijk, J.H.L. van; 1995; Tokoroa (Nieuw-
Zeeland); 2 Waipuna Place; tel, 00-64-7-
8864572 privé, 8866413 prakt.; fax 00-
64-7-8866413; d. "South Waikato Vet.
Services".

254 Maarschalkerweerd. R.J.; 1991; 3581 LL
Utrecht; lepstraat 24; tel. 030-2513993
privé. 020-6175200 prakt.; fax 020-
6175217; p.. Diergeneeskundig Ortho-
pedisch Centrum .Amsterdam; specialist
In opleiding.

254 Maesschalck, Mevr. LM. de; 1995; 2587
WC \'s-Gravenhage; Zwolsestraat 250;
tel, 070-3500740 privé, 3555531 prakt.;
fax 070-3586604; p., medew. bij F.A.C.
Knaake.

258*Milders-Lubbert, Mevr. J.G.; 1995; 3521
CR Utrecht; Bolksbeekstraat 2; tel. 030-
2936713 privé, 0182-351695 prakt.; p.,
medew. bij G. van den Berg, R. de Haas
en
\\.C. de Zeeuw.

260 Mombarg, M.J.; 1993; 3514 XP Utrecht;
Van Swindenstraat 75; tel. 030-2733904
privé, 2534078/2531248 bur.; fax 030-
2521887; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en VoortpL).

338 Morselt, Mevr. M.L.; 1995; 42890 Sail
Sous Couzan (Frankrijk); Marancev
"La Loge"; lel. 00-33-77976292 privé,
77241141 prakt.; fax 00-33-77241184;
p., medew. bij M. Delacroix, P. Plu-
vinage en T. Segreto.

264 Nijland, G.J.; 1949; 3723 BM Bilthoven;
Rubenslaan 1/F6; tel. 030-2281989; r.d.

264» Nijland, J.T.; 1996; 5361 JN Grave;
Raamdijk 16; tel, 0486-421496 privé,
0485-312800 prakt.; p., medew. bij J.
Breen, D. van der Meij, C. Willenborg
en P.H.E. van Zweeden.

-ocr page 227-

339 Pangalila, M.P.; 1994; Bridlington, East
Yorkshire Y016 5GU (Verenigd Konink-
rijk); 12 Pinfold Grove; tel. 00-44-1262-
401278 privé; p., medew. bij PDSA Vet.
Centre.

273 Poel, Dr. W.H.M. van der; 1988; 3512 VK
Utrecht; Lange Lauwerstraat 52; tel. 030-
2321307 privé. 2743666 (RIVM), 2531087
(FD); fax 030-2744434 (RIVM), 2531887
(FD); wet. medew. R.I.V..M., afd. M.G.B.,
proj.leider Virale Zoönosen, wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en
Voortpl.).

278 Relyveld, P.; 1990; 3572 CD Utrecht;
Wittevrouwensingel 77 A; tel. 030-
2734705; wnd.d.

n wm tm «V

340 Salomons, J.W.; 1995; 84990-000 Arapoti,
Parana (Brazilië); Col. Holandesa; tel. 00-
55-43-8571235; medew. bij Intervet.

283 Sanders, Mevr H.; 1995; 4873 NO Etten-
Leur; Brakkenstraat 17; tel. 076-
5014917 privé, 0165-536786 prakL; p.,
medew. bij Mevr. M.C.B. Kampert.

291 »Sluis, J. van der; 1981; 3628 EZ Koc-
kengen; Industrieweg I; tel. 0346-
242457 privé, 570243 bur.; veL adv. Ne-
derlandse Postduivenhouders Organisatie
(N.P.O.).

295 Stamps, Mevr. G.M.; 1994; 4265 HH
Genderen; Hoofdstraat 13 A; tel. 0416-
351264; d.

300 Theuws, W.F.H.J.; 1994; 5446 AA Wan-
roy; Groenhoeven 26; tel. 0485-455698
privé, 451593 prakt.; fax 0485-454297; p.,
medew. bij Dr. J.J. Geene, A.J.A.M. Mou-
wen, J.J. Pen en T.J.M. Vercammen.

342 Veen, Mevr. M.; 1994; Bridlington, East
Yorkshire Y016 5GU (Verenigd Konin-
krijk); 12 Pinfold Grove; tel. 00-44-
1262-401278 privé; p., medew. bij Priory
Vet. Group.

306 Veldman, Mevr. J.M.M.; 1993; 6661 VG
Eist (Gld); Willem de Zwijgerstraat 7;
tel. 06-53830968 privé, 0481-377623
prakt.; p.

312 Voogd, Mevr. A.R. de; 1995; 2332 JT
Leiden; Berylstraat 6; tel. 071-5320479;

wnd.d.; docent d.a. ass-opl.

Doorlopende agenda

Oktober

14—19 De intemationale postdoctorale cursus:
\'Animal Health Economics - Principles and
Applications\' in Pennsylvania (USA).

15 PAO-D cursus: 96.137. Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet GD.

16— 19 7^ Lustrum. Goden reu, Cerberus.

16—20 28th Intemational Congress on the His-
tory of Veterinary Medicine, Vienna/Aus-
tria. Secretariat:
do dr. G. Forstenpoinmer,
Institut ftir Anatomic. Veterinärmedizi-
nische Universität Wien. Josef Baumann-
gasse 1, A-1210 Vienna, Austria,
ph: (H)43/222/25077-2503.

17 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Vught. hotel Vught. aanvang
13.00 uur. \'Intercollegiale samenwerking of
communicatie met je collega"; Workshop
\'communicatieve vaardigheden\' door Ina
Vader en Ineke Tymes.

17 PAO-D cursus: 96.146. \'En hoe nu ver-
der...?\', de praktische aanpak van diagnosti-
sche problemen GD.

18 PUO Grote Huisdieren: Rund (4) Adem-
halingsproblemen jongvee.

19—20 DVG-FG Kleintierkrankheiten, Reg.
Arb. tagg. Ost. Akute Erkrankungen in der
Kleintierpraxis. Chemnitz. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051-95040, Fax: 02051-950436.

20—23 XXlst Congress of the World Small
Animal Veterinary Association, WSAVA
1996. Jerusalem, Israel.

20—24 2nd Worid Congress on Alternatives and
Animal Use in the Life Sciences, Utrecht,
the Netherlands.

21 —25 XV Panamerican Congress of Veterinary
Sciences, Brazilië.

21—25 VI I-th National Congress of Veterinary
Medicine with intemational participation in
Calimanesti-Valcea, Romania.

24 PUO Gezelschapsdieren: Kleine huisdieren
(24) Tandproblemen bij kleine huisdieren.

24—27 1996-97 Veterinary Acupuncture Accre-
ditation Course. Albuquerque, New Mexico.
For registration contact: Donna Watkins,
Course Administrator, IVAS, P.O. Box
#2074, Nederland, CO 80466, U.S.A. (Tel.
no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-258-
0767).

25 PUO Grote Huisdieren: Varken (19) Evo-
lutie van enkele belangrijke aandoeningen
van het maag-darmstelsel.

26 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Zwolle, hotel café-restaurant
Zwolle, aanvang 13.00 uur. \'Intercollegiale
samenwerking of communicatie met je col-
lega\'; Workshop \'communicatieve vaardig-
heden\' door Ina Vader en Ineke Tymes.

28 AUV-regiovergadering Oost. De Cantharel
te Ugchelen. aanvang: 20.00 uur.

29 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dierenart-
sen Pluimveehouderij\'. Locatie: IPC Dier
Bameveld. Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

29 Gezamenlijke studiemiddag Groep Pluim-
veewetenschappen met WPSA, LOS en
VPLC. Thema: \'Gezond pluimvee van be-
lang voor mens en dier\'. Locatie: IPC-Dier.
locatie Praktijkschool Horst. Ook niet-leden
zijn welkom. S.v.p. vooraf aanmelden.

29 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Utrecht, bureau KNMvD.
aanvang 17.30 uur. \'Intercollegiale samen-
werking of communicatie met je collega\';
Workshop \'communicatieve vaardigheden\'
door Ina Vader en Ineke Tymes.

29—31 PAO-D cursus: 96.209. Bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak van infectieziekten op
rundveebedrijven.

31 AUV-regiovergadering West. Afrit De
Meem, aanvangL 20.00 uur.

31—1 Nov. PHLO-cursus \'Marktgerichtheid:
van woorden naar daden" te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 4 oktober 1996.
Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel.: 0317-484093/484092,
fax: 0317-426547.

31 — I Nov. 51. Fachgesprach über Geflügel-
krankheiten im Parkhotel Kronsberg, Han-
nover-Messe.

31—3 Nov. lOth Annual Veterinary Dental
Fomm \'Veterinary Dentistry "96". The
Westin Galleria & Westin Oaks, Houston,
Texas. Contact Veterinary Dentistry "96,
530 Church Street. Suite 700. Nashville, TN
37219, phone 615/254-3687, Fax 615/254-
7047.

31—7 Nov. George H. Muller Veterinary
Dermatology Seminar in Hawaii; on the Big
Island of Hawaii. Speakers include drs. M.
Dryden, V. Fadok. R. Halliwell, P. Ihrke, H.
Power, and G. Muller Forcus for this mee-
ting will be \'Differential diagnosis of skin
diseases by body region and breed, and cur-
rent dermatologie therapy;. For information
contact P. Bemstein, 380 Willow Road.
Menio Park, CA 94025/ FAX 415-723-
8762/E-mail HF.PBB@ Eorsythe.Stand-
ford.edu.

November

1 PAO-D cursus: 96.120. Behandeling van
kmisbandletsels.

I—3 Animal Welfare, Module 1: Assessing ani-
mal welfare. Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

2 PAO-D symposium Vakgroep Radiologie:
96.905. Er is meer dan röntgen: modeme
diergeneeskundige beeldvormende technie-
ken, en hoe kan de praktizerende dierenarts
daar optimaal gebmik van (laten) maken?

5 PAO-D cursus: 96.129. Anesthesiologie ge-
zelschapsdieren.

6 Vergadering Kring Dierenartsen in de Acht-
hoek. Plaats: Restaurant "t Wolfersveen,
Zelhem. Aanvang: 20.00 uur.

6 Puo Grote Huisdieren: Rund (5) Echografie
bij het mnd.

7 Studiebijeenkomst Groep Geneeskunde van
het Rund, collegezaal Vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Buitenpraktijk, aan-
vang: 13.30 uur

7 PAO-D cursus: 96.143. Dia-diagnostiek
oogheelkunde; De adnexa inclusief de con-
jectieva.

7 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 2 voor dierenart-
sen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

7 PUO Gezelschapsdieren: Kleine huisdieren
(25) Peurs et phobies chez le chien.

7 AUV-regiovergadering Zuid. Novotel
Eindhoven, aanvang: 20.00 uur.

7—8 PHLO-cursus \'Preventieve gezondheids-
zorg in de varkenshouderij\' te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 11 oktober 1996.

8—9 PAO-D cursus: 96.130. Hartaandoeningen
hond; modeme diagnostiek en behandeling.

9 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

11 AUV-regiovergadering Noord. Postiljon
Heerenveen, aanvang 20.00 uur.

11 PAO-D cursus: 96.148. Ziekten van katten
en kittens.

12 PUO Grote Huisdieren: Rund (6) Abortus
als bedrijfsprobleem.

12 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Apeldoom, Hotel Nieland.

13 Symposium over paratuberculose, Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Drachten, aan-
vang: 13.30 uur.

13 PAO-D cursus: 96.138. Praktische röntge-
nologie GD.

13 PUO Grote Huisdieren: Paard (13) Prak-
tische oefeningen geleidingsanesthesie en

-ocr page 228-

intra-articulaire anesthesie.

14 PAO-D cui^us: 96.912. \'On-line\' literatuur
zoeken in de praktijk en thuis; toegang tot de
veterinaire literatuur.

14 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. (Onder voor^houd.)

14 Symposium \'Wat dieren ons zeggen...\' over
verantwoord dierbeheer in Congrescentrum
Orpheus te Apeldoom. Organisatie: HBO-
opleiding Diermanagement van het Van Hall
Instituut.

14 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dierenart-
sen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

14 PUO Algemeen: (3) Soorten hechtmateria-
len, hun gebruik en knooptechnieken.

14—15 Eerste intemationale workshop over
vrouwen in de Europese vleessector: \'Wo-
men meet women in meet\' te Utrecht.

14—15 De\'European Ostrich Association (EOA)
houdt op 14 en 15 november in het Expo
Center te Hengelo haar jaarlijks congres. Het
congres zal in het teken staan van de nieuwste
ontwikkelingen rondom de struisvogelhou-
derij. Voor meer informatie: F.E. van der
Horst, Bureau Van der Horst, Bellinck-
hofsdwarsweg 3, 7604 PD ALMELO. Tel.:
0546-813677 of fax: 0546-828555.

14— 16 Intemational Trade Fair for Aquaculture.
Queen Sirikit National Convention Center,
Bangkok-Thailand.

15 PAO-D cursus: 96.122. Huidziekten GD 1;
diagnostiek, allergietesten, biopten.

16 Najaarsdag Groep Homoeopathisch wer-
kende dierenartsen, Hotel-Restaurant \'Nol
in \'t Bosch\' te Wageningen, aanvang: 09.30
uur.

19 PAO-D cursus: 96.211. Applicatiecursus
rundveevoeding 1.

19 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Varken, \'s middags.

20 PAO-D cursus: 96.210. Basiscursus echo-
grafie en voortplanting (landbouwhuisdie-
ren en Paard).

20 IPC Dier-cursus: \'Alles rondom de melkma-
chine voor dierenartsen Rundveehouderij\'.
Locatie: IPC Dier Oenkerk. Voor meer in-
formatie: dhr. J. Broos, tel.: 077-399 88 88.

20 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei. Plaats: Praktijkgebouw Bameveld,
De Driest 2. Aanvang: 20.15 uur.

21 PUO Gezelschapsdieren: Kleine huisdieren
(26) Pees- en spierproblemen bij kleine huis-
dieren.

21 PAO-D cursus: 96.147. \'En hoe nu ver-
der...?\', de praktische aanpak van diagnosti-
sche problemen GD.

21 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
E)eventer, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

21 PAO-D cursus: 96.211. Applicatiecursus
rundveevoeding I.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthe-
siologie /Dermatolgie /Neurologie /Ophthal-
mologie. Dortmund. Auskimft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051 -95040, Fax: 02051 -950436.

21 —24 1996-97 Veterinary Acupuncture Accre-

ditation Course, Albuquerque, New Mexico.
For registration contact; Donna Watkins,
Course Administrator, IVAS, P.O. Box
#2074, Nederland, CO 80466, U.S.A. (Tel.
no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-258-
0767).

22 PAO-D cursus: 96.123. Huidziekten GD II;

de therapieën.

22 PUO Grote Huisdieren; Rund (7) Lever-
vervetting bij hoogproductieve melkkoeien.

23 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren in De Reehorst in Ede.

26 PAO-D cursus: 96.211. Applicatiecursus
rtindveevoeding I.

27 PUO Grote Huisdieren; Rund (8) Casuïstiek.

27 IPC Dier-cursus; \'Alles rondom de melkma-
chine voor dierenartsen Rundveehouderij\'.
Locatie; IPC Dier Oenkerk. Voor meer in-
formatie: dhr. J. Broos, tel.: 077-399 88 88.

27—28 PAO-D cursus; 96.605. Aptoheekbeheer
11 voor gezelschapsdierenpraktici.

28 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

28—29 PHLO-cursus \'Veevoeding\' te Wage-
ningen.

29—30 PUO Algemeen; (2) Het geneesmidde-
lendepot.

December

1—6 Davos, Zwitserland. Basic Small Animal
AO-Veterinary Course in English. Basic
Equine AO-Veterinary Course in English.
For information contact; AO-Vet Centre,
Monika Gutscher, Winterhurerstr. 260,8057
Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-313 03 83
new as of August 1, 1996, 41-1-635 8500.
Fax.41-1-31303 84.

2—6 \'Diseases of Rats and Mice Week\', The
Royal Veterinary College, University of
London, Camden Town. Tel.; 0044-171 -468
5172, fax; 0044-171-383 0615.

3 PAO-D cursus; 96.304. Zenuwstelsel en be-
wegingsapparaat varken.

3 PAO-D cursus; 96.144. Dia-diagnostiek
oogheelkunde; intra-oculaire afwijkingen.

4 PUO Grote Huisdieren; Paard (14)
Praktische oefeningen in de radiodiagnos-
tiek.

4 PUO Grote Huisdieren; Varken (20) Echo-
grafie bij het varken.

5 PUO Gezelschapsdieren; Kleine huisdieren

(27) Denkoefeningen in de cardiologie.

6 Symposium ter gelegenheid van het tienjarig
bestaan van PAO-Diergeneeskunde (96.
907). Thema; \'Een wijs besluit?\'.

6 PUO Grote Huisdieren; Rund (9) BVD; hoe
moet het probleem worden aangepakt?

7 PAO-D cursus; 96.807. U, uw patiënt, uw
cliënt voor assistenten.

7 PUO Gezelschapsdieren; Kleine huisdieren

(28) Klinische endocrinologie bij de kleine
huisdieren.

6—8 Animal Welfare, Module 2; Animal Wel-
fare in Practice. Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

8 PUO Grote Huisdieren: Paard (15) Echo-
grafie pezen en onderzoek kogelgewricht.

10—12 PAO-D cursus; 96.214. Bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak van infectieziekten op
rundveebedrijven.

10—13 Rodents (excl Rats and Mice), Lago-
morphs. Ferrets, Fish, Mini-Pigs and
Amphibia, The Royal Veterinary College,
University of London, Camden Town. Tel.;
0044-17 M68 5172, fax: (X)44-l71-383
0615.

11 PAO-D cursus: 96.124. Klinische les GD;
Feline hepatic lipidosis of leververvetting-
kat.

11 PUO Grote Huisdieren: Paard (16) Prak-
tische oefeningen en endoscopic paard.

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

12 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

12 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Burmik; aanvang 20.15 uur.

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

12 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee. Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Deventer,
om 14.00 uur.

13 PAO-D cursus; 96.131. Wondbehandeling
plastische en reconstructieve chirurgie GD.

13 PAO-D cursus; 96.902. De papegaai als
spoedgeval in de gezelschapsdierenpraktijk.

13 PUO Grote Huisdieren; Paard (17) Tand-
problematiek.

13 PHLO-cursus \'Veevoeding\' te Wageningen.

14 PAO-D cursus: 96.809. Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek van gezelschapsdie-
ren.

15—19 The First Intemational Eilat Conference
on Camelids: Science & Productivity. Royal
Beach Hotel, Eilat, Israel.

17 Wetenschappelijke bijeenkomst Groep Ge-
neeskunde van het Rund, aanvang; 13.30 uur.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang; 20.15 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang; 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

17 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Amsterdam, Novotel hotel.

18 PAO-D cursus; 96.212. Basiscursus echo-
grafie en voortplanting (landbouwhuisdie-
ren en paard)

18—20 PAO-D cursus; 96.603. Veterinaire Ap<>
theek 1 gemengde praktijk.

18—20 PAO-D cursus: 96.606. Apotheekbeheer
voor gezelschapsdierenpraktici.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19 PUO Gezelschapsdieren; Kleine huisdieren

(29) Behandeling van traumapatiënten.

20 PUO Grote Huisdieren; Varken (21) Diag-
nostische benadering van A-H-aandoenin-
gen.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthe-
siologie Dermatologie /Neurologie /Oph-
thalmologie. Dortmund. Auskunft und An-
meldung: Kongretiorganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051 -95040, Fax; 02051 -950436.

1997

Januari

3 Nieuwjaarsborrel Afdeling Noord-Brabant.

9 PUO Gezelschapsdieren; Kleine huisdieren

(30) Oogonderzoek bij hond en kat.

9 Themamiddag Groep Pluimveeweten-
schappen over beengebreken bij de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Deventer,
van 13.30 tot 16.30 uur.

10 PUO Grote Huisdieren; Rund (10) IBR-be-
strijding: hoe en wanneer?

12—14 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Nice Acropolis
Convention Centre in Nice, France.

16—17 PAO-D cursus; 96.605. Apotheekbeheer
II voor gezelschapsdierenpraktici.

17 PUO Grote Huisdieren: Paard (18) Endo-
metritis merrie.

21 PAO-D cursus 96.506. Pezen en banden van
de benen van het paard; kwetsbare krachten-
dragers.

23 PUO Gezelschapsdieren; Kleine huisdieren

(31) Urolithiasis bij de kat. Belang van voe-
dingsvezels bij carnivoren.

-ocr page 229-

23 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Bunnik, Postiljon hotel.

23—26 1996-97 Veterinary Acupuncture Accre-
ditation Course, Albuquerque, New Mexico.
For registration contact: Donna Watkins,
Course Administrator, IVAS, P.O. Box
#2074, Nederiand, CO 80466, U.S.A. (Tel.
no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-258-
0767).

30 Vergadering Groep Homoeopatische-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

Februari

6 PUO Gezelschapsdieren: Kleine huisdie-
ren (32) Nieuwe inzichten in de pathoge-
nese en epidemiologie van het FlP-virus en
bespreking van enkele klinische gevallen.
Vergadering Afdeling Noord-Brabant.
PUO Gezelschapsdieren: Pluimvee, pels-
dieren en koudbloeddieren (38) Verzorgen
van schildpadden.

PUO Gezelschapsdieren: Pluimvee, pels-
dieren en koudbloeddieren (39) Ziektetoe-
standen van de schildpad.

11
13

14

JS.\'

16—21 XV Intemational Symposium of the
World Assoeiation of Microbiologists,
Immunologists and Specialists in In-
fectious Diseases (WAVMI), Cypms.
Theme: Salmonellosis - bmcelliosis as
worid health problems for humans and ani-
mals. Information: K. Polydorou V.P.H.
Institute, PO Box 284, Nicosia, Cyprus.
Fax/tel.: 357-2-453121.

18 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Eindhoven, Dorint hotel.

19 IPC Dier-cursus: \'Klimaat I voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Bameveld. Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

20 PUO Gezelschapsdieren: Kleine huisdie-
ren (33) Operatieve behandelingen van
heupdysplasie.

20—23 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,

P.O. Box #2074, Nederiand, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering Deadline *)

15-11-1996
01-12-1996
15-12-1996
01-01-1997

28-10-1996
11-11-1996
02-12-1996
16-12-1996

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

TER OVERNAME AANGEBODEN:

Een gemengde praktijk in het westen van het land, met goede avond- en weekeinde-dienstregeling.
Het betreft hier geen fulltime praktijk. In overleg kan woonhuis worden overgenomen.

Brieven richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
vermelding van nummer 22/96.

Congres over geneeskunde van het
gezelschapsdier in het Kasteel van Rhoon

Datum: 5 en 6 februari 1997

onderwerpen: - management:

- Orthopedie:

- cardiologie:

- urologie:

- endocrinologie:

Chateau

Seminars & Congressen

Vétérinaire

over Diergeneeskunde j

- postoperatieve zorg: Dr.A. Lubberrink (NL)

kosten: f 825,- voor gehele congres incl lunches gastronomisch

diner op woensdagavond. Betaling is bewijs van inschrijving.
Gelieve uiterlijk 1 december 1996 in te schrijven.
De kosten na 1 december bedragen f 975,-.
Inschrijving mogelijk i\'oor max. 80 personen.

K. Gavzer MBA (USA)
prof H. i\'an Bree (België)
prof A. de Rick (België)
DrR. Nickel(NL)
Dr.L Overduin (NL)

Nadere informatie: Chateau Vétérinaire: Hooftlanden 14, 4251 BE Werkendam (NL), of per fax: 0183 - 504944
Bank: Crediet en Effectenbank no. 69.94.08.741. t.n.v. Chateau Vétérinaire - Werkendam.

- Major Sponsor: IDEXX laboratories - Co-sponsors: Aesculaap, Bayer, Dynamic, en Mycofarm

-ocr page 230-

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

\'S P.T.T. Doorschakeldienst

s *2^

\'S Eigen doorkiesapparaat
\'S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Saturnusstraat 51a, 7314 KM Apeldoorn. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

"De klasse van

Caf merk
je niet alleen
aan de druppel
baarheid..."

CKigzalf kan hij kamertemperatuur
gemakkelijk uit de tube worden gedruppeld en
verdeelt zich als een filmpje over de oogbol.

De optimale zalfbasis bevat een hoge
dosering chlooramfenicol met vitamine A.

^APHARHO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Samenstelling: 20 m^g chlooramfenicol en 15.000 I.E.Ig vitamine Apaimitaat. Indicatie: infecties
van het voorste
oogsegment, veroorzaakt door gram-positieve coccen, mycoplasmen, Corynehacterium
en Chlamydia spp. Verpakldng: lufce a 5 gram. Keg. NL 8470.

Apharmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

-ocr page 231-

ei

Dierenartsen en moraal

In deze aflevering worden de morele kanten van de diergeneeskunde benadrukt door artikelen over het
werken aan de morele visie, het overlijden van een hond als gevolg van oraal spel met flippo \'s en vervol-
gens een artikeltje over rouw- en begeleidingskaarten. Jorritsma daarentegen richt het oog vooral op de
preventie om de dieren in optimale gezondheid te begeleiden tot het doel waarvoor ze worden gehouden:
voedselbron voor de mens. Voorwaar een nogal complexe benadering van wat moraal ten aanzien van
dieren is en hoe gevarieerd onze beroepsgroep ermee omgaat. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vele
dierhouders op het platteland het consult van verschillende dierenartsen inroepen voor de verschillende
diersoorten die hun erf of woonkamer bewonen.

Een rijmpje ooit door een anonieme dierenarts geschreven:

Kalvergebed:

Het persen hielp mijn moeder niet te baren

en ik liet allengs de hoop op leven varen.

Toen \'t mij bange werd toen is het toch gelukt

en werd terzij uit moeders buik gerukt.

Het mes dat mij verloste zij geprezen

maar zal straks de oorzaak van mijn dood toch wezen.

Duidelijker kan het dualisme ten aanzien van leven en dood in de dierhouderij niet worden verteld.
Het is wenselijk, ja zelfs noodzakelijk deze aspecten in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde te kunnen le-
zen. En dat mag dan niet alleen tot lezen leiden, maar moet stof voor discussie in brede kring opleveren.
Daarbij zal dan nog eens blijken dat de diergeneeskunde een te breed veld is geworden om alles nog te
kunnen beheersen, op alle situaties adequaat te kunnen reageren. Er zullen vele variaties in reacties be-
staan. Het Tijdschrift is het aangewezen medium om gedachten te formuleren, met elkaar in discussie te
treden over moraal, morele waarden en beroepsethiek.

Hoewel: ieder schaap is blij te kunnen lopen omdat ze vroeger LAM geweest zijn.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 232-

■toiMiimiifiiuatei

Tijdschr Diergeneeskd 1996:121: 610-4

OP GANG KOMEN VAN DE OVARIELE CYCLUS NA HET
KALVEN

E.A.A.Smolders\'\', M.S.H.Thesingh^, P.L.A.M.Vos^ en A.H. Willemse^

SAMENVATTING

In een onderzoek met 118 koeien met een gemiddelde
jaarproductie van 8340 kg FCM werd het op gang ko-
men van de ovariële cyclus gedurende 50 dagen post par-
tum gevolgd met behulp van progesteronbepalingen in
melkmonsters om de 2 - 3 dagen. Bij 14.4% van de koeien
trad ware anoestrus op. In deze groep koeien was de ge-
middelde dagproductie 2.65 kg FCM hoger dan het ge-
middelde van de groep koeien die wel tocht vertoonden
voor dag 50 post partum. De eerste progesteronstijging
werd waargenomen op gemiddeld 27.6 dagen na het kal-
ven. Bij vaarzen (3I.4±I0.2 en bij oudere koeien in het
stalseizoen 26,9±9.4 komt de cyclus vertraagd op gang in
vergelijking met de start van de ovariële activiteit in de
weideperiode. Van de eerste cyclus had slechts 28% een
normale luteale fase van 12-17 dagen, bij 36% van de
koeien was die korter dan zes dagen (verkorte cyclus,
geen ovulatie) en bij 24% 6-11 dagen (korte cyclus). Bij
12% van de koeien was de luteale fase langer dan 17 da-
gen. In de tweede cyclus had 59% van de dieren een nor-
male luteale fase terwijl 17% een verkorte en 17% een
korte cyclus hadden. Het drachtigheidspercentage na
eerste inseminatie was bij koeien die na het kalven weer
snel actief werden hoger dan bij koeien w aarbij de cyclus
pas laat op gang kwam. Op grond van deze resultaten
mag verwacht worden dat het uitstellen van de eerste in-
seminatie bij hoogproductieve koeien tot de tweede of
derde cyclus slechts een geringe verlenging van de tus-
senkalftijd geeft bij een aanzienlijke verlaging van het
aantal inseminaties.

SUMMARY

The onset of ovarian activity in dairy cows

The onset of ovarian activity post partum was investigated,
by measuring progesterone concentrations in milk samples,
in two dairy herds consisting of 118 cows with an average
milk yield of8340 kg FCM. Samples were taken three times a
week till 50 days post partum. In 17 cows (14.4 %) anoestrus
occurred. The dailv milk yield in this group was 2.65 kg
FCM higher than the average yield in the group returning to
oestrus before day 50 post partum. In cows returning to oes-
trus within 50 days post partum the first rise in progesterone
was detected on average 27.6 days after calving. In first cal-
vers (31.4±10.2) and in multiparous cows in the winter pe-
riod (26.9±9.4) the onset of ovarian activity was delayed

\' Proefstation voor de Rundveehouderij, de Schapenhouderij en de Paardenhouderij,

Runderweg 6.8219 PK Lelystad
^ Faculteit der Diergeneeskunde, Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting. Postbus 80151. 3508 TD Utrecht.

compared to start of ovarian activity in the summer period.
In the first cycle only 28% of the cows had a normal luteal
phase (12-17 days), 36% of the cows had a shortened luteal
phase (less than 6 days), and 24% of the cows had a short lu-
teal phase (6-11 days). In 12% of the cows the luteal pha.se
was longer than 17 days. In the second cycle 56% of the cows
had a normal luteal phase while 17% had a shortened luteal
phase, and 17%> had a short luteal phase. Pregnancy rates
after first insemination in cows with a short dioestrus (10-25
days) were higher than in cow^ with a prolonged dioestrus
(26-50 days). On the basis of these result it might be expected
that postponing the first insemination until the second or
even the third cycle in high-yielding cows will have only a
marginal effect on the number of open days and a large effect
on the number of in.seminations per pregnancy.

INLEIDING

Voor het realiseren van een optimale tussenkalftijd van een
jaar zal het interval tussen het kalven en conceptie ongeveer
85 dagen dienen te bedragen. Dit houdt in dat de eerste inse-
minatie tussen 50 en 70 dagen post partum zal moeten plaats-
vinden. De ovariële cyclus zal dan bij voorkeur voor 50 da-
gen na het kalven hervat moeten zijn omdat bij inseminatie
in de tweede of derde ovulatie de kans op dracht toeneemt
(35, 32). Bij de meeste koeien treedt de eerste ovulatie 20 -
45 dagen na het kalven op; de eerste tocht wordt vaak pas
tussen 30 en 70 dagen waargenomen (13). Bij ongeveer 7%
van de koeien blijft de ovulatie langer uit (15). Onderzoek
met hoogproductieve koeien is slechts in beperkte mate uit-
gevoerd. Verwacht mag worden dat de productie een nega-
tieve invloed heeft op de ovariële activiteit.
Het vaststellen van de eerste ovulatie na het kalven, geba-
seerd op de aanwezigheid van een eerste functioneel corpus
luteum kan geschieden door middel van manueel rectaal on-
derzoek maar de betrouwbaarheid van deze methode laat te
wensen over (10,23). Het bepalen van het progesterongehalte

■.A

Figuur 1. Frequentieverdeling dag eerste ovariële activiteit

-ocr page 233-

van in met een zekere regelmaat afgenomen bloed- of melk-
monsters is een meer betrouwbare methode (15,17,27).
Het doel van dit onderzoek was met behulp van het verloop
van het progesterongehalte in de melk het tijdstip van de eer-
ste ovulatie post partum en de lengte van de daaropvolgende
cyclus te bepalen in een hoogproductieve veestapel.

MATERIAAL EN METHODE

Het onderzoek werd uitgevoerd bij 118 koeien die op twee
proefbedrijven gedurende een jaar kalfden. De gemiddelde
productie op de bedrijven was 8340 kg melk gecorrigeerd
voor 4% vet. Op het ene bedrijf waren de dieren gehuisvest in
een grupstal, op het andere bedrijf in een ligboxenstal. Het
rantsoen bestond in de winter uit voordroogkuil en snijmaïs-
kuil, aangevuld met krachtvoer. In de weideperiode werden de
koeien geweid en werd naast gras krachtvoer verstrekt naar de
norm voor de actuele melkproductie. De oestrusdetectie vond
plaats zonder hulpmiddelen tijdens de normale werkzaamhe-
den door middel van observatie door de veehouder. Door at-
tentielijsten vanuit een managementsysteem werd hij geatten-
deerd op koeien die tochtig zouden kunnen worden.
Tot 50 dagen post partum werd driemaal per week (maan-
dag, woensdag en vrijdag) een melkmonster genomen. De
monsters werden onmiddellijk na het verzamelen bewaard
bij -20"C. Het progesterongehalte werd bepaald volgens de
RIA-methode. Monsters van 25 pi werden gebruikt zonder
voorafgaande extractie (II). Dit is een modificatie van de
methode beschreven door Dieleman en Schoenmakers (4) en
getest voor het rund (5). De laagste detectiegrens is 0.2 ng/ml
en de intra- en interassay variatiecoëfficiënten bedroegen
respectievelijk 10% en < 12%.

Van 29 dieren in verschillende stadia van reproductie werd
in gelijktijdig afgenomen plasma- en melkmonsters het pro-
gesterongehalte bepaald. Progesteronwaarden in de melk
van 0.5 ng/ml of hoger werden indicatief geacht voor de aan-
wezigheid van luteaal weefsel. Het begin en einde van een
luteale fase per cyclus werd gedefinieerd als de dag vooraf-
gaand aan de eerste dag met een waarde gelijk aan of hoger
dan 0.5 ng/ml, respectievelijk de dag voorafgaand aan de
eerste dag met een waarde van het progesterongehalte klei-
ner dan 0.5 ng/ml.

De statistische verwerking werd uitgevoerd met regressie-
analyse van GENSTAT V (22). Omdat bij de verwerking
geen significante verschillen tussen bedrijven konden wor-
den aangetoond, zijn de gegevens als totaal verwerkt en
weergegeven als gemiddelden ± standaardafwijking.

klif»

mmtM

..^adhdk

Tabel 2. Invloed van pariteit en kalfseizoen op fiet op gang konnen van de ovariële activiteit

Pariteit

1

>1

Totaal

n dag

n

dag

n

dag

! Stalseizoen

28 32.3±10.6

47

26.9±9.4

75

28.9±10.2

Weideseizoen

6 26.9±7.5

20

22.6±7.6

26

23.6±7.7

Totaal

34 31.4±10.2

67

25.6±9.1

101

27.6±9.8

Tabel 3. Lengte van de eerste periode post partum met een verfioogde progesteronconcentratie in relatie tot fiet tijdstip van fiet op gang komen van de

ovanele activiteit

Dagen

Lengte eerste periode hoog progesteron

<6

6-11

12- 17

>17

totaal

Aantal dieren

35

23

26

12

96

Percentage dieren

36

24.

27

13

100

Tijdstip 1ste stijging

27.8±11.1

27.5±10.1

25.7±7.5

28.0±9.2

27.2±9.6

611 TijdschriktvoorI

Diergeneeskunde, Deel

121, November

, Aflevering 21, 1996

RESULTATEN

De verdeling over de pariteiten en het seizoen van kalven
wordt vermeld in tabel 1. Het aandeel eerste kalfsdieren is
groter dan normaal omdat deze dieren over een iets langere
periode dan een jaar in het onderzoek zijn opgenomen.

Tabel 1. Verdeling van de dieren over pariteit en kalfseizoen

Pariteit

1

2 of meer

Totaal

Stalperiode (oct/mrt)

35

56

91

Weideperiode (apr/sept)

7

20

27

Totaal

42

76

118

Van de 118 dieren vertoonden er 38 voor de tiende dag post
partum progesteronwaarden boven 0.5 ng/ml. Het merendeel
van deze dieren (31) slechts eenmaal, zes dieren vertoonden in
die periode twee waarden boven de 0.5 ng/ml (viermaal opvol-
gend en tweemaal afgewisseld met een lage waarde) terwijl bij
één dier binnen tien dagen post partum vier opvolgende
progesteronwaarden boven 0.5 ng/ml werden gemeten. Dit
dier startte haar ovariële cyclus pas op 44 dagen na het kalven.
Het merendeel van de kortdurende stijgingen van het proge-
sterongehalte (76%) trad zelfs al op voor dag 5 na het kalven.

fVare anoestrus

Bezien we de periode van 10 tot 50 dagen post partum dan
blijkt dat 17 dieren (14.4%) in deze periode geen stijging van
het progesterongehalte te zien gaven. Deze ware anoestrus
kwam voor bij acht vaarzen en negen koeien. De melkpro-
duktie van deze dieren was in de eerste 100 dagen van de lac-
tatie gemiddeld 2,65 kg FCM per dag hoger dan die van de
dieren die wel binnen 50 dagen hun ovariële cyclus hervat-
ten. Vijf dieren zijn later(79±14 dagen) spontaan tochtig ge-
worden, de andere 12 zijn met vruchtbaarheidsbevorderende
middelen behandeld.

Aanvang ovariële activiteit

In de periode 10-50 dagen post partum trad een hervatting
van de ovariële activiteit op bij 101 dieren. Het tijdstip van
de eerste stijging van het progesterongehalte boven 0.5
ng/ml was gemiddeld 27.6 ±9.8 dagen na het kalven. In fi-
guur 1 is de frequentieverdeling van de eerste progesteron-
stijging weergegeven. De invloed van de pariteit en het sei-
zoen van kalven op het gang komen van de ovariële
activiteit binnen 50 dagen post partum is vermeld in tabel 2.

-ocr page 234-

Zowel de pariteit als het seizoen van kalven blijken van in-
vloed te zijn op het tijdstip waarop de ovariële activiteit her-
vat wordt. Bij vaarzen duurt dat gemiddeld bijna zes dagen
langer dan bij koeien (P < 0.05) en in het stalseizoen komt de
ovariële activiteit gemiddeld mim vijf dagen later op gang
dan in de weideperiode (P<0.05).

Lengte van de eerste luteale fase post partum
Op grond van de lengte van de periode met een verhoogde
progesteronconcentratie werd de duur van de eerste luteale
fase berekend. Bij een lengte van deze periode van minder
dan zes dagen werd verondersteld geen ovulatie te hebben
plaatsgevonden (18) maar dat slechts luteïnisatie van één of
meer follikels had plaatsgevonden. Een lengte van de eerste
periode met een verhoogde progesteronconcentratie van 6 -
11, 12 -17 of meer dan 17 dagen werd geïnterpreteerd als res-
pectievelijk een korte, een normale of een verlengde cyclus.

Bij vijf dieren vond de eerste daling van het progesteronge-
halte niet plaats tijdens de periode van bemonstering.
Daarom kon bij 96 dieren een schatting worden gemaakt van
de lengte van de eerste luteale fase. In tabel 3 is die weerge-
geven. Het tijdstip waarop de ovariële activiteit op gang
komt heeft geen relatie met de lengte van de eerste periode
met een hoog progesterongehalte.

Bij 64 dieren is in de onderzoekperiode ook het tijdstip van
de tweede stijging van de progesteronconcentratie waarge-
nomen. Bij deze dieren is de lengte van de eerste luteale fase
en van de daaropvolgende folliculaire fase te berekenen. De
resultaten zijn weergegeven in tabel 4.

Tabel 4. Schatting van de lengte van de eerste cyclus post partum In relatie tot het tijdstip van het op gang komen van de ovariële activiteit en de lengte van
de eerste luteale fase

Dagen

Lengte eerste periode hoog progesteron
<6 6-11

12-17

> 17

totaal

Aantal dieren

31

16

12

5

64

% dieren

48

25

19

8

100

Tijdstip 1ste prog. stijging

26.4±9.7

23.4±7.7

22.3±6.0

27.7±3.0

25.0±8.3

Lengte luteale fase

3.1±1.2

8.5±1.4

13.5±1.6

28.2±14.0

8.4±8.0

Lengte folliculaire fase

7.6±5.9

8.7±2.7

7.6±2.9

8.2±1.8

7.9±1.8

Cycluslengte (dagen)

10.71 ±6.0

17.2±2.8

2I.1±3.2

36.4±13.8

16.3±9.2

\'Aangenomen is dat hier geen sprake is van een ovulatoire cyclus.

Bij 59 dieren is de lengte van de tweede periode met ver-
hoogde progesteronconcentraties vastgesteld. De lengte van
deze periode bedraagt, ongeacht het moment waarop de eer-
ste cyclus begint, gemiddeld 12.6±1.03 dagen. In tabel 5
wordt de lengte van de tweede periode met een verhoogde
progesteronconcentratie vermeld. Vergelijking met tabel 3
laat een verdubbeling zien van het percentage normale lute-
ale fasen (12-17 dagen) en halvering van het aantal verkorte
luteale fasen (6-11 dagen).

Tochtigheidswaarnemingen

Van de 101 dieren die binnen 50 dagen na het kalven een
progesteronstijging vertoonden, werd bij 63 dieren in die pe-
riode een eerste tochtigheid waargenomen. Bij 11 dieren
(17.4%) werd een oestms genoteerd terwijl de progesteron-
concentratie in de melk tien dagen voor tot tien dagen na de
vermeende tochtigheidswaameming basale waarden ver-
toonden. Bij slechts negen dieren werd kort voor de eerste
stijging van de progesteronconcentratie een oestms waarge-
nomen. Bij de overige 43 dieren ging aan de waargenomen
oestms een luteale fase vooraf

De lengte van deze luteale fase verschilde niet significant
tussen dieren waarbij wel of geen oestms werd waargeno-
men. Van de 59 dieren die in de onderzoekperiode een
tweede stijging van het progesteron vertoonden, werd 2-7
dagen daarvoor bij 19 dieren (32%) oestms gesignaleerd.
Bij 38 dieren werd, ondanks het feit dat het progesteronpro-
fiel karakteristiek was voor een normale cycliciteit, voor 50
dagen post partum geen oestrus waargenomen. Deze dieren
begonnen hun ovariële cyclus op 37.0±8.7 dagen na het kal-
ven.

Tabel 5. Lengte van de tweede periode post partum met een verhoogde progesteronconcentratie In relatie met de tweede luteale fase

Dagen

Lengte tweede periode hoog progesteron

<6

6-11

12- 17

> 17

totaal

Aantal dieren

10

9

36

4

59

Percentage dieren

17

15

61

7

100

Gemiddelde tijdstip 1ste stijging 24.3±9.2

21.3±4.0

24.9±7.7

24.0±7.1

24.2±7.5

Tabel 6. Interval partus 1 ste Inseminatie en drachtigheidsresultaten In relatie tot het tijdstip van aanvang van de ovariële cyclus

Aanvang ovariële cyclus post partum (dag)

10-25

26-50

Totaal

Aantal dieren

45

49

94

Interval kalven - Iste inseminatie

65±14.2

69±I3.8

67.5±14.l

Aantal dieren drachtig na 1ste inseminatie

17

11

28

% drachtig na 1ste inseminatie

37.8

22.4

30

Aantal uiteindelijk drachtig

41

42

83

% uiteindelijk drachtig

91

86

88

612 Tijdschrift voor

Diergeneeskunde,

Deel 121, November

, Aflevering 21, 1996

-ocr page 235-

I Ié a

IJlflf
ibidb

Ü

Drachtigheidsresultaten

Het interval tussen kalven en eerste inseminatie en het drach-
tigheidspercentage na eerste inseminatie in relatie tot het
tijdstip van de aanvang van de ovariële cyclus wordt vermeld
in tabel 6. Van de 101 dieren zijn zeven dieren niet meer voor
inseminatie aangeboden.

DISCUSSIE

Een significante correlatie (r= 0.87, p <0.05) kon worden
aangetoond tussen progesteronwaarden gemeten in gelijktij-
dig afgenomen bloed- en melkmonsters. In melk werden sig-
nificant hogere waarden gemeten volgens de formule -
0.27 1.323*ng/ml dan in bloed.

Van de dieren vertoonde 32% binnen tien dagen post partum
één of meerdere verhoogde progesteronwaarden, het meren-
deel zelfs voor de vijfde dag. Gezien de kort na het kalven
bestaande verlaagde gevoeligheid van het hypothalamus-hy-
pofyse systeem voor een positieve feedback van oestrogenen
(36) lijkt het onwaarschijnlijk dat dit progesteron van ova-
riële oorsprong is. In de laatste weken van de dracht wordt
door de foeto-matemale eenheid en door de matemale bijnie-
ren progesteron geproduceerd (24).

Ware anoestrus

Zemjanis (37) onderscheidt in de anoestms post partum twee
vormen; de organische vorm, veroorzaakt door stoomissen
als pyometra, cysteuze follikels en weinig actieve ovaria en
een functionele vorm waarbij sprake is van een normale ova-
riële cyclus zonder waargenomen oestrus. De frequentie van
de functionele anoestms wordt uiteraard voor een belangrijk
deel bepaald door de kwaliteit van de oestmsdetectie.
Het percentage dieren met de organische vorm van anoestrus
kan sterk variëren: van 1.5% tot 28% (30, 32, 33, 37). Deze
grote variatie kan deels worden verklaard door verschillende
keuzes van het tijdstip post partum waarop nog van anoes-
tms sprake is. De meeste auteurs houden 70 - 90 dagen post
partum als uiterste grens aan. Op basis van de progesteron-
profielen kan worden geconcludeerd dat in dit onderzoek 17
van de 118 koeien (14.4%) tot 50 dagen na het kalven de zo-
genaamde organische anoestms vertoonden als gevolg van
weinig actieve ovaria. De 100 dagen-productie was signifi-
cant verhoogd (p=0.036) vergeleken met dieren die wel bin-
nen 50 dagen hun ovariële activiteit hervatten. Ook Bartlett
et al. (1) vonden een significant hogere productie bij dieren
die tot 70 dagen post partum anoestrisch waren. Staples
et al.
(30) vonden bij dieren die tot 60 dagen organisch anoestrisch
waren het grootste energietekort in vergelijking met koeien
die wel voor 60 dagen cyclisch werden. De Kmif en Mijten
(14) stellen dat een energietekort bij een deel van de koeien
leidt tot anoestms omdat de melkproductie de productie van
hormonen beperkt.

Aanvang ovariële cyclus en verkorte luteale fase
Opsomer et al. (21) stelden op basis van progesteronprofie-
len vast dat op drie hoogproductieve bedrijven de eerste
ovulatie plaatsvond op 29±9.8 dagen waarbij de leeftijd van
de koeien geen rol speelde. In het onderzoek van Eger
et al.
(6), dat geen gegevens over melkproductie vermeldt, be-
draagt het interval tussen kalven en het op gang komen van
de ovariële activiteit bij vaarzen 15.5±9.4 en bij oudere
koeien 17.5±11.1 dagen. Opvallend is dat, in tegenstelling
tot onze resultaten en die van onder andere Heinonen
et al.
(10), de vaarzen eerder cyclisch worden dan de oudere
koeien. Het percentage korte cycli (<11 dagen) na de eerste
progesteronstijging bedroeg in ons materiaal 60% en na de
tweede stijging 34%. Dit ligt aanmerkelijk hoger dan in het
onderzoek van Eger
et al. (6). Hier daalde het percentage
korte cycli van 54% na de eerste stijging naar 24% na de
tweede progesteronstijging. Ook Staples
et al (30) vinden in
de eerste oestms 54% korte cycli. Op grond van gemiddelde
progesterongehalten in de eerste en tweede oestms stellen zij
dat de functie van het corpus luteum niet maximaal is in de
eerste cyclus. Fonseca
et al. (8) vonden een gemiddelde cy-
cluslengte van 17,1 en 21.4 dagen voor de eerste en tweede
cyclus post partum. Ook ander onderzoek (7, 12, 28) geeft
aan dat de luteale activiteit in de eerste cyclus na het kalven
minder is dan in volgende cycli. Lagere drachtigheidsresul-
taten bij koeien die pas op een later tijdstip weer cyclisch
worden, zijn daarmee te verklaren, ze zullen immers voor
een groter deel in de eerste cyclus geïnsemineerd worden.
In ons onderzoek is de eerste inseminatie in de groep koeien
die na het kalven snel weer cyclisch werd, uitgevoerd in de
tweede en derde cyclus terwijl die in de andere groep in de
eerste of tweede cyclus plaatsvond. Onderzoek van 26, 31,
en 32 geeft aan dat er een positief verband is tussen drachtig-
heidspercentage en het aantal ovariële cycli voorafgaand aan
inseminatie; bij het uitstellen van de eerste inseminatie wordt
het drachtigheidspercentage van de eerste inseminatie ver-
hoogd bij eerste kalfskoeien en bij koeien met vmchtbaar-
heidsproblemen.

CONCLUSIE

Gezien de relatie tussen het weer cyclisch worden en melk-
productie en of een negatieve energiebalans (2, 3, 9, 29, 34,
16, 14, 19,25,20 en 28) en het feit dat de eerste cyclus in het
algemeen onvolledig is, zal de eerste inseminatie bij hoog-
productieve koeien bij het huidige streven naar insemineren
rond 60 dagen post partum een teleurstellend resultaat ople-
veren. In ons onderzoek was het percentage drachtigheid na
eerste inseminatie in de groep die laat cyclisch werd slechts
22%. Het uitstellen van de eerste inseminatie tot de tweede
of zelfs derde cyclus bij hoogproductieve koeien geeft een
aanzienlijke besparing op inseminaties, diergeneeskundige
behandelingen bij een relatief geringe toename van de tus-
senkalftijd.

LITERATUUR

1. Bartlett PC. Kirk J, Coe P, Marteniuk J, and Mather EC. Descriptive
epidemiology of anoestrus in Michigan Holstein-Friesian cattle.
Theriogenology 1987;27:459-76.

2. Butler WR, and Smith RD. Interrelationship between energy balance
and postpartum reproduction functions in dairy cows. Journal of Dairy
Science 1989; 72:767-83.

3. Canfield RW, and Butler WR. Energy balance, first ovulation and the
effects of naloxone on LH secretion in early postpartum dairy cows.
Journal of Animal Science 1991; 69: 740-6.

4. Dicleman SJ, and Schoenmakers HJN. Radioimmunoassay to deter-
mine the precence of progesterone and estrone in the starfish
Asleria
mbens.
General and comperative Endocrinology 1979; 39: 534-42.

5. Dieleman SJ, Bevers MM, Tol HTM van, and Willemse A. Peripheral
plasma concentrations of oestradiol, progesterone,
Cortisol, LH and
prolactine during the oestrous cycle in the cow with emphasis on the
peri-oestrous period. Animal Reproduction Science 1986; 10: 275-92

6. Eger S, Shemesh M, Schindler H, Amir S, and Foote RH. Charac-
terization of short luteal cycles in the early post-partum period and
their relation to reproductive performance of dairy cows. Animal Re-
production Science 1988; 16: 215-24.

7. Eldon J. Post-partum and post-conceptional ovarian activity of dairy
cows - evaluation based on progesterone profiles. Acta Veterinaria
1991; 32 (3): 377-86.

8. Fonseca FA, Britt JH, McDaniel ST, Wilk JC, and Rakes AH.
Reproductive traits of Holsteins and Jerseys. Effects of age, milk yield
and clinical abnormalities on involution of cervix and uterus, ovula-

-ocr page 236-

tion, estrous cyclu.s, detection of estms. conception rate and days
open. J Dairy Sei 1983; 66: 1128-47.

Harrison RO, Young JW, Freeman AE, and Ford SP. Effects of lacta-
tional level on reactivation of ovarian function and interval from partu-
rition to first visual oestrus and conception in high producing Holstein
cows. Animal Production 1989; 59: 23-8.

Heinonen K, Ettala E, and Alanko M. Effect of post partum live weight
loss on reproductive functions in dairy cows. Acta Veterinaria
Scandinavica 1988; 29: 249-54.

Kalis CHJ. and Dieleman SJ. Oestrous cycle control by means of Pro-
staglandines and the progesterone levels in milk in dairy cows. In:
Control of reproduction of the cow. Proc EEC-seminar, Galway sept.
1977, ed. J.M.Sreenan, The Hague, Boston, London: Martinus NijhofT
1978:597-604.

Kamimura S, Ohgi T, Takahashi M, and Tsukamoto T. Postpartum re-
sumption of ovarian activity and uterine involution monitored by ul-
trasonography in Holstein cows. Journal of Veterinary Medical
Science 1993; 55 (4): 643-7.

King GJ, Humik JF, and Robertson HA. Ovarion function and estrus in
dairy cows during early lactation. J Anim Sei 1976; 42: 688-92.
Kruif A de. and Mijten P. Relationship between nutrition and fertility
in dairy cows. Berliner und Munchener Tierarztliche Wochenschrift.
1992; 105 (8): 271-9.

Lamming GE, and Bulman DC. Use of milkprogesterone radioimmu-
noassay in the diagnosis and treatment of subfertility in dairy cows. Br
VetJ 1976; 132:507-17.

Lucy MC, Savio JD, Badinga L, Delasota RL. and Thatcher WW.
Factors that affect ovarian follicular dynamics in cattle. J Anim Sei
1992; 70: (ID, 3615-26.

Mcleod BJ. and Williams ME. Incidence of ovarian dysfunction in
post partum dairy cows and the effictiveness of its clinical diagnosis
and treatment. Vet Rec 1991; 9: 121 -4.

Mcleod BJ. Foulkes JA, Williams ME, and Weiler RE. Predicting the
time of ovulation in dairy cows using on-farm progesterone kits.
Animal Production 1991b; 52: 1-9.

Miettinen PVA. Correlation between energy balance and fertility in
Finnisch dairy cows. Acta Veterinaria Scandinavica 1991; 32: (2),
189-96.

Nebel Rl. and Mcgilliard ML. Interactions of high milk yield and re-
productive preformances in dairy cows. Journal of Dairy Science
1993; 76(10): 3257-68.

Opsomer G, Coryn M, and Kruif A de. A study of the factors influen-
cing ovarian activity after calving. Paper of the 12th Intemational
Congress on Animal reproduction. The Hague, the Netherlands, 23-27
Agust 1992;1:90-2.

Payne RW, and Lane PW. Genstat 5 reference manual. Oxford
University Press, Oxford, 1987: 749.

Pieterse MC, Taveme MAM. Kruip ThAM, and Willemse AH.
Detection of corpora lutea and follicles in cow: A comparison of trans-
vaginal ultrasonography and rectal palpation. Vet Rec 1990; 126: 552-
4.

9.

10.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21.

22.

23.

iiitSi

1 H I É < I

24. Pimentel SM, Pimentel CA, Weston PG, Hixon JE, and Wagner WC.
Progesterone secretion of the bovine foetalplacental unit and responsi-
veness of corpora lutea to the sterioidogenic stimuli at two stages of
gestation. American Journal of Veterinary Research 1986; 47: 1967-
71.

25. Reugg PL, Goodger WJ. Holmberg CA. Waever LD, and Huffman
EM. Relation among body condition score, semm urea nitrogen and
cholesterol concentrations, and reproductive performance in high-pro-
ducing Holstein dairy cows in early lactation. American Joumal of
Veterinary Research 1992; 53: (1), 10-4.

26. Schindler H. Eger S, Davidson M, Ochowski D. Schermerhom EC,
and Foote RH. Factors affecting response of groups of dairy cows ma-
naged for different calving-conception intervals. Theriogenology,
1991;36:495-503.

27. Schoppers D. Schemer R und Claus R. Analyse der Emchtbarkeits-
situation von Milchkühen post partum in Parxisbetrieben an Hand von
Progesteronprofilen. Zuchthygiene 1989; 24: 67-78.

28. Schoppers D, Schemer R, Weiler U, and Claus R. Influence of milk
yield on the fertility of dairy cows post-partum - Evaluation of proges-
terone profiles. Reproduction in Domestic Animals 1993; 28 (5): 225-
35.

29. Spicer LJ, Tucker WB, and Adams GD. Insuline like growth factor-l in
dairy cows: relationship among energy balance, body condition, ova-
rian activity and oestms behaviour. Joumal of Dairy Science 1990; 93:
929-37.

30. Staples CR, Thatcher WW. and Clark JH. Relationship between ova-
rian activity and energy status during the early postpartum period of
high producing dairy cows. Joumal of Dairy Science 1990; 73: 938-47.

31. Steven.son JS, and Call EP. Influence of early estms, ovulation and in-
semination on fertility in postpartum Holstein cows. Theriogenology
1983; 19: 367-75.

32. Thatcher WW, and Wilcox CJ. Postpartum estrus as an indicator of re-
productive status in the dairy cow. Joumal of Dairy Science 1973; 56:
608.

33. Thibier M, Petit M. and Humblot P. Use of progesterone concentration
in peripheral plasma or milk in cattle herd management. In: Control of
reproduction of the cow. Proc EEC-seminar, Galway sept. 1977, ed.
J.M.Sreenan, The Hague, Boston, London: Martinus Nijhoff 1978:
597-604.

34. Vila-Godoy A, Hughes TL, Emery RS, Chapin LT, and Eogwell Rl.
Association between energy balance and luteal function in lactating
dairy cows. Joumal of Dairy Science 1988; 71:1063-72.

35. Whitmore HL, Tyler WJ. and Casida LE. Effects of early post-partum
breeding in dairy cattle. J Anim Sei 1974; 38: 339-46.

36. Zaied AA, Garverick HA, Kesler DJ, Bierschwal CJ, Elmore RG, and
Youngquist RS. Luteinizing hormone response to estradiol benzoate
in cows post partum and cows with ovarian cystes. Theriogenology
1981; 16:349-58.

37. Zemjanis R. Anoestrus in cattle II. Repeat breeding or conception fai-
lure in cattle. In: Current therapy in theriogenology, Philadelphia.
USA 1980; 193-213.

DEVELOPMENT OF A RAPID SCREENING TEST TO DE-
TECT [3-AGONIST RESIDUES IN BOVINE EYE AND HAIR

o

C.T. E Iiiott, S.R.H. Crooks, and W.J. McCaughey. The Vet
Rec 1995; 137: 643-4.

In een korte mededeling wordt melding gemaakt van een
economische snelle en betrouwbare methode om clenbuterol
en andere ß-blokkers te detecteren zowel bij levende dieren
als na het slachten.

Uitgangsmateriaal is haar en/of de choroid/retina laag van
het oog. Clenbuterol en andere hechten zich aan melanine.
Het principe is een enzym-immuno-assay.

Referaten

Plastic buisjes worden gecoat met een polyclonale clenbute-
rolZ-antilichamen. Hierbij wordt gevoegd een voorbewerkte
suspensie van haren en/of choroid/retina afschraapsel.
Controle op binding heeft plaats met behulp van een clenbu-
terol horseradisch peroxydase conjugaat.
De gebruikte antilichamen reageren ook met andere ß-blok-
kers zoals salbutamol, brombuterol mabuterol en methyl-
clenbuterol.

Experimenten uitgevoerd in het laboratorium en in de prak-
tijk hadden een zeer hoge sensitiviteit en specificiteit.
Deze methode van onderzoek is minder kostbaar en geeft
sneller uitslag vergeleken met andere technieken als ko-
lomchromatographie, gaschromatographie en spectrofoto-
metrie.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 237-

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

In 1993 werd onder verantwoordelijkheid van de Vete-
rinaire Hoofdinspectie van het ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Sport, een voorlichtingscampagne
gehouden over
Toxocara en toxocarose bij mens en huis-
dier gericht op de Nederlandse bevolking. Aan de start
van de campagne werden dierenartsen geïnformeerd.
Voor- en achteraf werd door middel van een telefonische
enquête van 200 respectievelijk 105 praktiserende die-
renartsen een indruk verkregen over de bekendheid van
het probleem. In dit artikel worden de resultaten hiervan
weergegeven. Het percentage dierenartsen dat voor de
campagne op de hoogte was van het correcte tijdstip voor
de eerste ontworming van pups en kittens bedroeg res-
pectievelijk 29% en 51%; van het juiste behandelingsin-
terval 14% en van het infectiepercentage van pasgeboren
pups met
T. canis 60%. Van de ondervraagde dierenart-
sen vindt 90% een wormbehandeling tijdens de dracht,
ten onrechte, zinvol terwijl 17% het ontwormen van zo-
gende dieren, terecht, gewenst acht. Het infectiegevaar
van
T. cati en T. canis voor de mens werd in 73% van de
gevallen juist beantwoord. Na de campagne, die 99% van
de dierenartsen zich wist te herinneren, werd een signifi-
cante verbetering vastgesteld in de beantwoording met
betrekking tot het juiste interval van het ontwormen,
routinematig en na de partus ontwormen en het zoönose-
risico voor de mens. Geconcludeerd wordt dat na de
voorlichtingscampagne de bekendheid over deze belang-
rijke zoönose op enkele punten wel verbetering te zien
geeft, maar in het algemeen nog tekort schiet.

SUMMARY

Evaluation of an information campaign about Toxocara
infections in animals and humans

In 1993 the Dutch Ministry of Public Health initiated a campaign about
Toxocara and toxocarsis. Before and after the campaign. 200 and 105 vete-
rinarians. respectively, were interviewed by telephone to get an impression
about awarene.is of the problem. Before the campaign. 29% and 51% of ve-
terinarians knew when puppies and kittens, respectively should be dewor-
med for the first time. Fourteen percent of respondents knew the correct
anthelmintic dosing interval, and 60% knew the prevalence ofl.
canis in-
fection in newborn pups. Of the respondent 90% advised, wrongly, anthel-
mintic treatment during pregnancy and 17% correctly advised post-partum
deworming. Seventy-three percent of the respondents correctly estimated
the risk of infection of humans with
T. cati andT. canis. After the campaign.

I Virbac Nederiand B.V. Postbus 313. 3770 AH Bameveld

\' Afdeling Parasitologie en Tropische Diergeneeskunde. Instituut voor Infectieziekten
en Immunologie. Postbus SO. 165. 350H TD Utrecht.

which was remembered by 99% of the respondents, there was a significant
improvement in the number of veterinarians who knew the correct interval
for deworming, routine and post-partum deworming. and infection risk for
humans. It can he concluded that while this campaign improved knowledge
of certain aspects of the zoonosis, in general, knowledge was still inade-
quate.

INLEIDING

De epidemiologie van Toxocara canis en Toxocara cati bij
honden en katten is onder andere door Van den Bergh en Van
Knapen uitgebreid beschreven in dit tijdschrift (2). Door de
intra-uteriene besmetting worden nagenoeg alle honden met
een spoelworminfectie geboren (5, 6,9, 16). Kittens worden
via de moedermelk besmet. In 1980 werd bij volwassen hon-
den in Nederland een infectiepercentage van ongeveer 15%
aangegeven (15). Dit ligt momenteel tussen de 5% en 10%
(14). Het advies luidt om met de eerste ontworming bij pups
en kittens te starten voordat de eiproductie van
Toxocara be-
gint. Dit is op een leeftijd van twee weken bij de hond en vier
tot zes weken bij de kat. Deze behandeling dient met twee
weken tussentijd te worden herhaald tot de dieren acht we-
ken oud zijn. Het moederdier dient telkens tegelijk met de
jongen ontwormd te worden. Ontworming tijdens de dracht
wordt niet geadviseerd, aangezien de voor honden en katten
geregistreerde anthelmintica in de aangegeven dosering niet
effectief zijn tegen geïnhibeerde en migrerende larvale sta-
dia (1,2). Toxocara-CKTtn zijn na een periode van embryo-
nering en rijping gedurende minimaal twee weken weer in-
fectieus voor de hond en de kat, maar ook voor de mens
Bij de mens betreffen Tavocara-infecties vaak lichte be-
smettingen die worden gekarakteriseerd door langdurige eo-
sinofilie met voorbijgaande griepachtige verschijnselen (8).
Soms treden emstige, klinische verschijnselen op bij een
massale besmetting (12). In een recent onderzoek (4) werd
een relatie vastgesteld tussen Tojcocciru-seroprevalentie en
de prevalentie van astma. Geconcludeerd werd dat bij kinde-
ren met een atopische constitutie
Toxocara gezien kan wor-
den als een potentieel bedreigend antigeen dat een bijdrage
levert aan het manifest worden van chronische luchtwegaan-
doeningen. Vooral dit laatste geeft het belang aan van een
optimale preventie. De preventie van 7"oxocara-infectie bij
de mens is gebaseerd op drie algemene principes (4, 13): het
voorkómen van omgevingsbesmetting, het betrachten van
hygiëne en het geven van vooriichting hierover. Hierbij kan
de dierenarts een belangrijke rol spelen.
In 1993 besloot de Veterinaire Hoofdinspectie van het minis-
terie van WVS in samenwerking met het RIVM en de
Stichting voor Gezelschapsdieren een vooriichtingscam-
pagne te starten, gericht op de bevolking, over de epidemio-
logie, de risico\'s en preventie van Toxocara-infecties bij de
mens. Vooraf werden huisartsen en praktiserende dierenart-
sen, als direct betrokken beroepsgroepen, uitgebreid geïnfor-
meerd. Na de campagne mocht een zekere bekendheid bij de
dierenarts met deze infectie verondersteld worden. Voor en

Tijdschr Diergeneeskd 1996. 121: 6I5-H

EVALUATIE VAN EEN VOORLICHTINGSCAMPAGNE BIJ
IN NEDERLAND PRAKTISERENDE DIERENARTSEN
OVER
TOXOCARA-\\NFECT\\ES BIJ MENS EN DIER

P.A.M. Overgaauw^ en J.H. Boersema^

-ocr page 238-

na de campagne werd een enquête gehouden om het effect
van de voodichting te meten. In dit artil;el worden de resul-
taten van beide enquêtes weergegeven.

MATERIAAL EN METHODEN

De voorlichtingscampagne

In april 1993 ontving iedere dierenarts een persoonlijke brief
met een informatiepakket waarin zich een overzicht van de
campagne, patiëntenfolders en artikelen geschreven door
specialisten (\'Toxocara species, ongenode gasten\', \'Spoel-
wormen; een risico voor de gezondheid van mens en dier\' en
\'Zandbak en gezondheid\') bevonden. De artikelen versche-
nen in de maanden daama in huis-aan-huisbladen en diverse
tijdschriften over dieren. Er werd in mei en juni aandacht be-
steed aan het onderwerp in \'Postbus 51\' spots op Radio 1,2,3
en 5 en in dieren- en kinderprogramma\'s op televisie. In ja-
nuari 1993 was al een artikel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde gepubliceerd (2).

Verzameling van gegevens

Om met een power van 80% een verschil in correcte ant-
woorden van minimaal 20% met 95% betrouwbaarheid te
kunnen meten, is een steekproefgrootte van minimaal 100
gewenst (7).

Er werd een at random steekproef van 210 personen geno-
men uit een lijst van alle praktiserende dierenartsen in
Nederland (9.5%). In de periode juli en augustus 1992 wer-
den deze dierenartsen telefonisch benaderd en ondervraagd
door een niet-medisch geschoold persoon. Eenzelfde steek-
proef werd een jaar later (november 1993 - febmari 1994)
genomen van 111 dierenartsen (4.9%).

De vragenlijsten (zie addendum)

De volgorde van de vragen was zodanig gekozen dat na in-
formatie over de dierenarts en de praktijk eerst algemene
vragen over ontworming werden gesteld zodat de daarop
volgende specifieke kennisvragen over zoönotische aspec-
ten deze antwoorden niet meer konden beïnvloeden.
Bepaalde vragen werden gesteld om het effect van de cam-
pagne te kunnen meten.

Meting van het ejjéct

Om het effect van de voorlichting te kunnen meten werd het
percentage goed beantwoorde vragen vergeleken in beide
enquêtes. De volgende onderwerpen werden hiervoor ge-
bruikt.

* Leeftijd van de eerste ontworming. De geadviseerde
leeftijd voor de eerste ontworming van pups bedraagt 14 da-
gen. Een spreiding van ± vier dagen werd hierbij geaccep-
teerd. Voor kittens varieert het advies tussen vier en zes we-
ken leeftijd en daarom werd een range van 21 tot 49 dagen
als acceptabel beschouwd.

* Interval tussen twee ontwormingen. Om de ontwikke-
ling van nieuwe, in de darm gearriveerde, larven tijdig te on-
derbreken, is een ontwormingsinterval van twee weken ge-
wenst. Alleen antwoorden gedurende de belangrijkste periode
(tot 12 weken
post partum) zijn hierbij betrokken. Een sprei-
ding van ± vier dagen werd nog als juist geaccepteerd.

* Risico voor de mens door spoelwormen van de hond of
de kat.
Dit is aangetoond voor zowel T. canis als T. cati.

* Besmettingsgraad van pasgeboren pups met Toxocara
canis.
Antwoorden tussen 90% en 100% zijn als juist beoor-
deeld.

* Het geschatte infectierisico van direct contact tussen

• • Fl

lü ■ ■»

ADDENDUM

Vragenlijst Ie enquête bij praktiserende dierenartsen

Algemene gegevens

Geslacht, jaar van afstuderen, aard praktijk (landbouwhuisdieren, ge-
zelschapsdieren, gemengd/waarnemend, éénmanspraktijk, groeps-
praktijk), stad of platteland, provincie.

Ontworming en wormmiddel

* Adviseert u om honden en katten routinematig te ontwormen?

* Welk wormmiddel en welke toedieningsvorm wordt voomamelijk
gebmikt?

* Waarom gebmikt u voomamelijk dit middel?

* Dient u dit middel voomamelijk zelf toe of geeft u dit mee met de
eigenaar?

* Op welke leeftijd adviseert u voor de eerste keer pups en kittens te
ontwormen?

* Op welke leeftijd worden pups en kittens in werkelijkheid voor de
eerste keer ontwormd?

* Wanneer en hoe vaak adviseert u de ontworming te herhalen bij
pups en kittens?

* Adviseert u routinematige ontworming van de volwassen hond of
kat? Zo ja: wanneer / hoe vaak / tijdens en rond de dracht?

Besmetting mens

* Denkt u dat er een risico voor de mens bestaat door spoelwormen
van de hond of de kat?

Zo ja: in hoeveel procent van de gevallen bespreekt u dit met de ei-
genaar van pup of kitten?

* Welk percentage van de in Nederland geboren pups denkt u dat
geïnfecteerd is met
T. cams\'?

* Welk percentage van de volwassen honden en katten in Nederland
denkt u dat er uitscheider is van Töjrocara-eieren?

* Moe groot is het infectie-risico van direct contact tussen eenjonge
hond of kat en kinderen? Geef een percentage.

* Bent u van mening dat algemene publieksvoorlichting m.b.t. het
ontwomien van huisdieren wenselijk is?

Vragenlijst 2e enquête bij praktiserende dierenartsen

Algemene gegevens

Geslacht, provincie.

Onrworming en wormmiddel

* Op welke leeftijd adviseert u voor de eerste keer pups en kittens te
ontwormen?

* Wanneer en hoe vaak adviseert u de ontworming te herhalen bij
pups en kittens?

* Adviseert u routinematige onrworming van de volwassen hond of
kat? Zo ja: wanneer / hoe vaak / tijdens en rond de dracht?

Besmetting mens

* Denkt u dat er een risico voor de mens bestaat door spoelwomien
van de hond of de kat?

* Welk percentage van de in Nederland geboren pups denkt u dat
geïnfecteerd is met
T. canis?

* Welk percentage van de volwassen honden en katten in Nederland
denkt u dat er uitscheider is van 7o.ro<rara-eieren?

* Hoe groot is het infectie-risico van direct contact tussen een jonge
hond of kat en kinderen? Geef een percentage.

* Heeft u kennis genomen van de voorlichtingscampagne van het
Ministerie van WVS in 1993?

-ocr page 239-

een jonge hond of kat en kinderen. Hoewel deze dieren op
jonge leeftijd inderdaad vaak besmet zijn met
Toxocara,
brengt direct contact weinig risico met zich mee omdat
Tbxocara-eieren eerst een embryonering en rijping moeten
doormaken gedurende enkele weken alvorens infectieus te
worden. Daarom zijn antwoorden tussen O en 10% als cor-
rect beschouwd.

Statistische bewerking

Statistische bewerking vond plaats met behulp van de \'Yates
corrected Chi square\' in Statistix 3.5 (NH Analytical
Software, St. Paul MN) met een significantie van 5%.

RESULTATEN

De resultaten van de vragen die in beide enquêtes werden ge-
steld zijn weergegeven in tabel 1.

Bij het berekenen van de correcte antwoorden werden niet-
beantwoorde vragen niet betrokken. Er wordt telkens aange-
geven op hoeveel wel beantwoorde vragen de correcte ant-
woorden zijn berekend. Het non-response percentage bij de
enquête voor de voorlichtingscampagne (enquête 1) bedroeg
5%. Van 200 dierenartsen, waarvan 83% van het mannelijk
geslacht was, werden antwoorden verkregen. De responden-
ten waren gemiddeld 13.7 jaar tevoren afgestudeerd. Van
hen was 6% werkzaam in een landbouwhuisdierenpraktijk,
56% in een gemengde praktijk en 38% in een gezelschaps-
dierenpraktijk. Eenderde was praktiserend in een eenmans-
praktijk. Veertig procent van de dierenartsen gaf aan werk-
zaam te zijn in een stad.

Met betrekking tot het ontwormingsbeleid bleken in de
meeste praktijken meerdere anthelmintica voor de hond en
de kat beschikbaar te zijn. Als belangrijkste argument om
voor een bepaald anthelminticum te kiezen werd in 60% van
de gevallen de werkzaamheid genoemd, gevolgd door pre-
sentatie (20%). De prijs was bij 10% van de dierenartsen de
belangrijkste reden om een keus te maken, terwijl verder nog
als eerste genoemd werden: historie, de relatie met de verte-
genwoordiger, de verpakking of gewoon toeval.
Twee procent van de dierenartsen (4/200) wist niet op welke
leeftijd de eerste ontworming van kittens dient plaats te vin-
den of adviseerde om kittens nooit te ontwormen. Vijf die-
renartsen adviseerden om de ontworming van pups niet te
herhalen. Achttien respondenten behandelden kittens slechts
eenmaal (inclusief de vijf dierenartsen die dit niet voor pups
adviseerden). De werkelijke leeftijd waarop in de praktijk
voor de eerste keer wordt ontwormd werd geschat op gemid-
deld 35 dagen voor pups en 45 dagen voor kittens.
Routinematige ontworming bij volwassen honden en katten
wordt door 76% van de dierenartsen geadviseerd met een ge-
middelde frequentie van 1.5 keer per jaar. De adviezen met
betrekking tot het ontwormen van drachtige dieren geven ge-
middeld een duidelijke voorkeur te zien om te ontwormen
voor de partus ten opzichte van erna. Dierenartsen uit de
landbouwhuisdierenpraktijk (88%) adviseren significant va-
ker (p<.005) om teven en poezen na de geboorte te ontwor-
men dan gezelschapsdierenpractici (12%).
Niet alle dierenartsen onderkenden een infectierisico van
Toxocara voor de mens. Van diegenen die dit wel deden
(166) gaven 118 respondenten te kennen dit onderwerp wei-
eens met eigenaren te bespreken, waarvan 10% altijd tijdens
de hierop betrekking hebbende consulten. Van de 82 dieren-
artsen die nooit de eigenaar over dit onderwerp informeer-
den, waren er dus 45 die wel het risico onderkenden. Een en-
kele keer meende men dat het infectierisico erg klein zou

Tabel 1. Antwoorden van dierenartsen op vragen over ontworming en infectierisico\'s van Toxocara spp.

P-waarde(X2df=l)

Enquête 2

Onderwerp

Enquête I

Leeftijd 1\'ontworming

Pup gemiddeld (in dagen)
Correct

Kitten gemiddeld
Correct

28(±14)
29% (59/200)
32(±16)
51%(100/196)

26(± 14)
33% (35/105)
31(±15)
52%(54/103)

0.58
0.91

Interval ontwormen

Pup gemiddeld (in dagen)
Correct

Kitten gemiddeld
Correct

30(±15)
14%(21/I47)
31(±16)
14%(18/128)

26(±14)
37% (28/76)
28(±15)
33% (23/70)

0.0002
0.0033

Ontwormen volwassen dieren

Adviseert routine ontworming
Ontwormen tijdens dracht: ja
Ontwormen tijdens lactatie: ja

93% (97/104)
92% (90/98)
32% (31/98)

0.0003

0.90

0.0129

76%(151/I99)
90% (134/148)
17% (25/146)

Zijn T. canis en T. catieea zoonose?
7". canis en T. cati correct
7".
canis alleen
7".
cati alleen

73% (146/200)
9% (17/200)
2% (3/200)

90%(95/105)
8% (8/105)
1%(1/I05)

0.0006

% pups besmet bij geboorte?

Gemiddeld
Correct

84% (±20)
60% (107/177)

81% (±22)
54% (52/97)

0.33

Risico direct contact huisdier

Gemiddeld
Correct

30% (±29)
47% (72/154)

39% (±32)
29% (26/90)

0.0090

-ocr page 240-

zijn, terwijl één dierenarts Toxocara alleen ter sprake bracht
wanneer er kinderen in het gezin aanwezig waren.
Het gemiddelde van het veronderstelde besmettingspercen-
tage van pups bij de geboorte bedroeg 84% en van volwassen
honden en katten 45%. Er werd bij de vraag naar het infectie-
percentage bij volwassen dieren door geen van de deelne-
mers een onderscheid gemaakt tussen honden en katten. Van
de 48 dierenartsen die antwoordden nooit een routinematige
ontworming aan te bevelen, veronderstelde 31 % toch een in-
fectiepercentage hoger dan 50%.

Een schatting van het infectierisico door contact met een
jonge hond of kat kon door 23% van de dierenartsen niet be-
antwoord worden. Er werd, met uitzondering van ontwor-
ming
post partum, geen relatie gevonden tussen de percenta-
ges correcte antwoorden en het geslacht, het aantal jaren na
afstuderen van de dierenarts of de aard cq. locatie van de
praktijk.

Tenslotte gaven 157 van de geïnterviewde dierenartsen
(79%) te kennen dat het wenselijk was om algemene pu-
blieksvoorlichting te geven over het ontwormen van huisdie-
ren. Hierbij werd regelmatig opgemerkt dat dergelijke voor-
lichting via de dierenarts op evenwichtige wijze zou moeten
gebeuren.

Het non-response percentage van de enquête na de voorlich-
tingscampagne (enquête 2) bedroeg 6%. Van 105 dierenart-
sen, waarvan 70% van het mannelijk geslacht, werden ant-
woorden verkregen. De geografische verdeling van de
praktijken kwam in beide enquêtes overeen met de actuele
situatie. Er kon een meetbare verbetering worden aange-
toond tussen het aantal correct beantwoorde vragen in de
twee onderzoeken met betrekking tot het ontwormingsinter-
val, het routinematig en na de partus ontwormen en het zoö-
nose-risico voor de mens (Tabel 1). Het percentage dieren-
artsen dat een juist infectiepercentage van pasgeboren pups
antwoordde en een juist infectierisico door direct contact met
eenjonge hond of kat schatte, nam daarentegen af Bijna alle
respondenten (99%) zeiden zich de campagne te kunnen her-
inneren.

DISCUSSIE

Uit de resultaten van de eerste enquête blijkt dat het infec-
tierisico voor de mens van
Toxocara door driekwart van
praktiserende dierenartsen werd onderkend. Ook was bij iets
meer dan de helft van de respondenten bekend dat pups al bij
de geboorte besmet zijn met
Toxocara spoelwormen. Het be-
smettingspercentage bij volwassen honden en katten werd
geschat op 45%. Dit is aanzienlijk hoger dan de gepubli-
ceerde percentages (15). Om problemen bij de gastheer en
bij de mens te voorkomen, is ontworming met een daarvoor
geschikt ontwormingsmiddel (3) op de juiste tijdstippen en
met de juiste intervallen noodzakelijk. Een veronderstelde
leeftijd van eerste ontworming bij pups en kittens van 28 res-
pectievelijk 33 dagen en een gemiddeld interval van 45 tot
48 dagen is niet acceptabel. Meer dan de helft van de vragen
wordt door de onderzochte groep dierenartsen onjuist beant-
woord, terwijl 40% aangeeft een anthelminticum niet in de
eerste plaats te kiezen op basis van de werkzaamheid. De
voorlichting aan eigenaren van (jonge) honden en katten
over de juiste preventie van spoelworminfecties en daarmee
verkleining van het besmettingsrisico van de mens, zal hier-
door onvoldoende zijn.

Ondanks dat een hoge respons op de enquête werd verkre-
gen, bleef een deel van de dierenartsen een antwoord schul-
dig (tot wel 37%). Deze zijn buiten beschouwing gelaten bij
de beoordeling omdat de reden ervan niet bekend is. Het is
echter zeer waarschijnlijk dat de betreffende respondenten
geen antwoord wisten op de betreffende vraag en derhalve
de resultaten enigszins geflatteerd zijn voorgesteld.
Vergelijkbare onderzoeken in de USA in 1981 (II) en 1991
(10) meldden overeenkomstige resultaten.
Ondanks het feit dat de voorlichtingscampagne zeer goed
was onderkend door de geïnterviewde dierenartsen en een
meetbare verbetering in bekendheid met enkele onderdelen
van de epidemiologie kon worden aangetoond, schiet in het
algemeen de kennis nog steeds tekort. Met uitzondering van
het infectierisico voor de mens, werden alle overige vragen
door minder dan de helft van de respondenten juist beant-
woord. Minder dan 100% bekendheid met basale begrippen
met betrekking tot de epidemiologie van
Toxocara mag niet
verwacht worden van dierenartsen. Op basis van de resulta-
ten kan men zich afvragen of er mogelijk meer aandacht aan
parasitaire zoonoses zoals
Toxocara spp. in de diergenees-
kundige opleiding en het post-academisch onderwijs moet
worden geschonken.

LITERATUUR

1. American Assoeiation of Veterinary Parasitologists, Centers of
Disease Control and Prevention. National Centre for Infectious
Diseases. How to prevent transmission of intestinal roundworms from
pets to people. Recommendations for veterinarians. Pamphlet. January
1994.

2. Bergh JPAM van den en Knapen F van. Toxocara species, ongenode
gasten. Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 304-6.

3. BoersemaJH. Bestrijding spoelwormen. Tijdschr Diergeneeskd 1993;
118:747-8.

4. Buijs J. Toxocara infection and airway function: an experimental and
epidemiological study. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht 1993.

5. Burke TM. and Roberson EL. Prenatal and lactational transmission of
Toxocara canis and Ancylostoma caninum: experimental infection of
the bitch before pregnancy. Int J Parasit 1985; 15: 71-5

6. Burke TM. and Roberson EL. Prenatal and lactational transmission of
Toxocara canis and Ancylosloma caninum: experimental infection of
the bitch at midpregnancy and at parturition. Int J Parasit 1985; 15:
485-90.

7. Buysse ME, Staquet MJ, and Sylvester RJ. Cancer Clinical Trials,
Methods and Practice. Oxford University Press, 1992: 291.

8. Gillespy SH. The clinical spectrum of human toxocariasis. In: Lewis
RM.
Toxocara and toxocariasis, clinical, epidemiological and molecu-
lar perspectives. British Society for Parasitology and Institute of
Biology, 1993:55-61

9. Glickman LT, and Shofer FS. Zoonotic visceral and ocular larva mi-
grans. Vet Clin N Am 1987; 17:39-53.

10. Harvey JB, Roberts JM, and Schantz PM. Survey of veterinarians re-
commendations for treatment and control of intestinal parasites in
dogs: Public health implications. J Am Vet Med Assoc 1991; 199:
702-7.

11. Komblatt AN, and Schantz PM. Veterinary and public health conside-
rations in canine roundworm control: a survey of practicing veterina-
rians. J Am Vet Med Assoc 1980; 177: 1212-5.

12. Kortbeek LM, Veldkamp KE, Bartelink AKM, Meulenbelt J en
Knapen F van. Emstige pneumonie ten gevolge van infectie met
/■oA^ocara. Ned Tijdschr Geneeskd 1994; 138(52): 2581-4.

13. Overgaauw PAM. Tbjrocara-infecties: over honden, katten, zandbak-
ken, parken en tuinen. Infectieziekten Bulletin 1995; 6: 102-5.

14. Overgaauw PAM. Prevalence of intestinal nematodes of dogs and cats
in the Netheriands. Vet Quart. In Press.

15. Rep BH. Spoelworminfecties bij Nederiandse honden. Tijdschr
Diergeneeskd 1980; 105: 282-9.

16. Scothom MW, Koutz FR, and Groves HE. Prenatal Toxocara canis in-
fection in pups. J Am Vet Med Ass 1965; 146: 45-89.

-ocr page 241-

Autoreferaat

SAMENVATTENDE BESPREKING

Glucocorticoïden zijn hormonen die door de bijnier-
schorscellen worden geproduceerd. De secretie van deze
hormonen wordt door het hypothalamus-hypofysaire sys-
teem gereguleerd. Dit systeem vormt samen met de bij-
nierschorscellen het hypothalamus-hypofysaire-bijnier-
schors (HHB)-systeem. Het HHB-systeem kan door
externe stimuli, de zogenaamde \'stressors\', worden geacti-
veerd. Indien activatie tot een verhoogde concentratie van
glucocorticoïden leidt, dan kan het systeem via de nega-
tieve feedback geremd worden. Naast de metabole effecten
is één van de belangrijkste functies van de glucocorticoï-
den het beperken van schadelijke gevolgen die kunnen
ontstaan na activatie van het organisme door stress.
Synthetische glucocorticoïden worden veelvuldig voor
therapeutische doeleinden gebruikt bij vogels. In de dui-
vensport worden glucocorticoïden ook aangewend als
\'doping\', met als doel de prestatie tijdens de wedvluchten
te verhogen. Er is weinig bekend over de effecten van glu-
cocorticoïden op het HHB-systeem bij vogels. In dit
proefschrift wordt het regelmechanisme van het hypo-
fyse-bijnierschors (HB)-systeem bij de postduif beschre-
ven, en de effecten van glucocorticoïden op het HB-sys-
teem.

In het inleidende hoofdstuk (hoofdstuk I) worden de morfo-
logische en fysiologische aspecten van het HHB-systeem bij
de vogel beschreven. De meest opmerkelijke verschillen tus-
sen vogels en zoogdieren worden genoemd. De hypofyse
van de vogel bestaat uit twee delen, de adenohypofyse en de
neurohypofyse. De hypofyse van de meeste zoogdieren heeft
nog een derde deel, de middenkwab, dat bij vogels ontbreekt.
De bijnieren van vogels bestaan uit een mengeling van merg-
cellen en schorscellen. Een duidelijke zonering van de
schors zoals bij zoogdieren wordt gezien, ontbreekt bij vo-
gels. Het belangrijkste glucocorticoid dat bij vogels door de
bijnierschorscellen wordt geproduceerd is corticosteron; bij
de meeste zoogdieren is dit
Cortisol. De secretie van de glu-
cocorticoïden wordt gereguleerd via het adrenocorticotroop
hormoon (ACTH). Bij zoogdieren wordt de afgifte van
ACTH voomamelijk gereguleerd door het corticotroop
releasing hormoon (CRH) en arginine-vasopressine (AVP).
Bij vogels is arginine vasotocine (AVT) de natuurlijke te-
genhanger van AVP, en er is tevens een op CRH gelijkend
hormoon aangetoond.

\' Proefschrift. Diplomate European College of Avian Medicine and Surgery, Univer-
siteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren. Yale-
laan X. 35S4 CM Utrecht.

il^

I. Westerhof\'\'

In hoofdstuk 2 zijn de resultaten beschreven van in vivo on-
derzoek naar de regulatie van het HB-systeem van de duif
De effecten van toediening van diverse doseringen oviene
CRH, AVP, AVT en de dopamine-antagonist haloperidol op
de corticosteronspiegels in plasma worden gemeld.
Toediening van deze stoffen resulteerde in een dosis-afhan-
kelijke respons. Geconcludeerd wordt dat het HB-systeem
van de postduif in grote lijnen net zo functioneert als dat van
diverse zoogdieren zoals de mens, de hond en de kat. Echter
het HB-systeem van de duif was weinig gevoelig voor CRH,
terwijl AVT in hoge dosering (10 jig/kg) slecht verdragen
werd. AVP (10 |xg/kg) toediening resulteerde bij de duif in
een sterke stijging van de plasma-corticosteronconcentra-
ties, en werd in latere studies steeds gebruikt om de stimu-
leerbaarheid van de HB-as te onderzoeken.

In hoofdstuk 3 zijn de resultaten beschreven van studies
naar het dag-nacht ritme van plasma-corticosteron in de
postduif De concentraties van plasma-corticosteron zijn
laag gedurende de dag (licht periode). Gedurende de nacht
(donkere periode) stijgt de concentratie, en de hoogste waar-
den worden aan het einde van de nacht bereikt. Om de (ver-
wachte) suppressieve effecten van glucocorticoïden op het
basale plasma-corticosterongehalte zo duidelijk mogelijk
aan te tonen, werden in latere experimenten de glucocorti-
coïden voor de te verwachten piek toegediend. Om de bloed-
afnames tijdens normale werkuren te kunnen verrichten,
werd het dag-nacht ritme van de duiven met 12 uur verscho-
ven door de vogels in een omgekeerd lichtregiem te huisves-
ten (overdag licht uit, \'s nachts licht aan). Het plasma-corti-
costerongehalte is volledig in fase met het omgekeerde
dag-nachtritme.

In hoofdstuk 4 worden de resultaten beschreven van stimu-
latie van het HB-systeem met AVP (10 p-g/kg) en ACTH
(125 en 10
|JLg/kg) tijdens lage en hoge corticosteronconcen-
traties in plasma. In dit onderzoek werd er geen verschil ge-
vonden in de respons van bijnierschorscellen tijdens lage of
hoge concentraties corticosteron in plasma. Hiemit werd ge-
concludeerd dat onderzoek naar de stimuleerbaarheid van de
hypofyse-bijnieras met behulp van AVP en ACTH-stimula-
tietesten op elk moment van de dag uitgevoerd kan worden.

Hoofdstuk 5 beschrijft de effecten van diverse doseringen
van intraveneus toegediende glucocorticoïden op het HB-
systeem. De geselecteerde glucocorticoïden hadden een
korte (cortisol), middellange (prednisolon) of lange (dexa-
methason) werkingsduur zoals beschreven is bij zoogdieren.
In de dosis-respons studie bleek dexamethason het meest po-
tente glucocorticoïd te zijn met de langst durende suppressie
van plasma-corticosteronconcentraties. Na toediening van
de hoogste dosering dexamethason (0.5 mg/kg) was het
plasma corticosterongehalte eerst na 52 uur gelijk aan de
controlewaarden; na toediening van de hoogste doseringen

DE FUNCTIE VAN HET HYPÜFYSE-BIJNIERSCHORS-
SYSTEEM EN TOEDIENING VAN GLUCOCORTICOÏDEN
BIJ DE DUIF
[COLUMBA LIVIA DOMESTICA]

Tijdschr Diergeneeskd 1996:121: 619-21

-ocr page 242-

Cortisol (15 mg/kg) en Prednisolon (3.5 mg/kg) was dit na 48
uur het geval. De minimale doseringen die resulteerden in
onderdrukking van plasma-corticosterongehalten waren 0.5
|i,g/kg dexamethason, 15 |xg/kg cortisol en 0.7 p.g/kg
Predni-
solon. Na toediening van deze minimale doseringen waren
de plasma-corticosteronconcentraties na 24 uur gelijk aan de
controlewaarden en uitgangswaarden. Het HB-systeem van
de duif is zeer gevoelig voor
Prednisolon en dexamethason.
Vergeleken met de kat geeft eenzelfde dosis dexamethason
bij de duif een langere suppressie van de plasma-corticoster-
onconcentratie.

In hoofdstuk 6 wordt het herstel van de bijnierschorsfunctie
na toediening van glucocorticoïden beschreven. Het HB-
systeem werd met hoge en lage doseringen van dexame-
thason, cortisol en Prednisolon onderdrukt, en het herstel
werd onderzocht door stimulatie met AVP (10 p.g/kg). Ook
in deze studie werd aangetoond dat het HB-systeem van de
duif gevoeliger is voor het suppressieve effect van dexame-
thason dan het HB-systeem van sommige zoogdieren.
Na langdurige toediening (zes weken) van éénmaal daags
een hoge dosering dexamethason (I mg/kg, IM) stierven drie
van de zes duiven binnen drie weken tengevolge van een
schimmelinfectie
(Aspergillus spp) van de luchtwegen, een
aandoening die normaliter niet bij de duif wordt waargeno-
men. Na het stoppen van de dexamethasoninjecties waren de
basale plasma-corticosterongehalten pas na zes tot zeven
weken weer gelijk aan de controlewaarden. Binnen één week
na het beëindigen van de dexamethasontoediening bleek het
HB-systeem weer stimuleerbaar met AVP, hetgeen sneller is
dan bij de mens en de hond, en vergelijkbaar is met de kat en
de rat. Ondanks een onderdrukte concentratie van plasma-
corticosteron na toediening van glucocorticoïden, kan de re-
spons na AVP-stimulatie hersteld zijn. Er werd in deze stu-
die een zeer hoge dosis dexamethason gebruikt, en het is
derhalve mogelijk dat het HB-systeem sneller herstelt na toe-
diening van een lagere dosis. Het is echter duidelijk dat dui-
ven die langdurig behandeld worden met glucocorticoïden
een groot risico lopen op opportunistische infecties. Dit is
zeer waarschijnlijk het gevolg van de immuun-suppressieve
werking van glucocorticoïden zoals bekend is bij zoogdie-
ren.

In hoofdstuk 7 wordt voor de lever van de duif de glucocor-
ticoïd-receptor (GR) gekarakteriseerd. Het aantal bindings-
plaatsen voor dexamethason in de lever van de duif kwam
overeen met dat bij hond en kat, maar was laag vergeleken
met de rat. De affiniteit van de GR voor dexamethason bij de
duif kwam overeen met die van de hond. Tevens bleek dat de
GR de hoogste affiniteit had voor dexamethason, gevolgd
door corticosteron en betamethason. Voor wat de natuurlijke
glucocorticoïden betreft, had de GR van de duif een hoge af-
finiteit voor corticosteron en een relatief lage affiniteit voor
cortisol.

Indien de bevindingen uit deze studie gecombineerd worden
met de
in vivo bevindingen uit eerdere studies, dan blijkt dat
bij extrapolatie van zoogdieren naar vogels zowel dexame-
thason als betamethason beschouwd moeten worden als zeer
potente glucocorticoïden, die met grote voorzichtigheid
moeten worden gebruikt.

In hoofdstuk 8 worden de resultaten beschreven van de ef-
fecten van glucocorticoïden (dexamethason, cortisol en
Prednisolon) op het HB-systeem na éénmalige toediening
via verschillende routes (oraal, op het oog, en op de intacte,
vederloze huid). In deze studie werd aangetoond dat na orale
en oculaire toediening van glucocorticoïden en na toediening
op de intacte, vederloze huid in combinatie met penetratie-
verhogende middelen zoals dimethylsulphoxide (DMSO),
corticosteronconcentraties in plasma dosis-afhankelijk wer-
den onderdrukt. De duur van de onderdrukking was na orale
en oculaire toediening vergelijkbaar met de duur van sup-
pressie na intraveneuze toediening, en was in enkele geval-
len langer dan 28 uur.

1 m

sOtèaêt

I n É i

Glucocorticoïden worden in de duivensport als prestatiever-
hogend middel gebruikt. Eén van de effecten is gebaseerd op
de ruiremmende werking van glucocorticoïden, waardoor de
duiven een vollere vleugel hebben tijdens de wedvluchten.
De glucocorticoïden worden direct oraal of via het drinkwa-
ter, of op het oog toegediend. Uit onze studies is gebleken dat
de minimale doseringen die resulteren in een onderdrukking
van het HB-systeem bij de duif, vele malen lager liggen dan
de doseringen die voor dopingdoeleinden worden gebruikt in
de duivensport. In Nederland wordt aan een dopingregele-
ment gewerkt.

Zoals aangetoond in dit proefschrift, is de duif bijzonder ge-
voelig voor glucocorticoïden, in het bijzonder voor dexame-
thason. De toediening van glucocorticoïden als prestatiever-
hogend middel kan averechtse effecten hebben. De weerstand
tegen stress vermindert, hetgeen met name tijdens de wed-
vluchten van grote betekenis is. De vogels zijn gevoeliger
voor secundaire infecties en de immuniteit na vaccinaties kan
minder zijn. Vruchtbaarheidsproblemen en andere problemen
zoals beschreven zijn bij zoogdieren na glucocorticoïdthera-
pie zijn eveneens bij de duif te verwachten. Glucocorticoïden
moeten derhalve bij duiven, en zeer waarschijnlijk bij alle vo-
gels, met grote terughoudendheid toegediend worden.
De doseringen die bij zoogdieren voor immunosuppressieve
doeleinden worden gebruikt bedragen 1-4 mg
Prednisolon/
kg. Extrapolatie van deze hoge doseringen zal resulteren in
een langdurige suppressie van basale plasma-corticosteron-
concentraties. Hiermee zal het risico op secundaire (schim-
meUinfecties toenemen. Nader onderzoek naar de minimale
therapeutisch effectieve doseringen bij de duif is noodzake-
lijk.

CONCLUSIES

* De regulatie van het hypofyse-bijnierschors-systeem van
de postduif is in grote lijnen vergelijkbaar met die van
zoogdieren. Het HB-systeem van de duif is weinig gevoe-
lig voor stimulatie met oCRH, maar erg gevoelig voor sti-
mulatie met AVT. Toediening van het zoogdier-specifieke
AVP resulteert in een duidelijke stijging van corticos-
teronconcentraties in plasma. Ondanks de afwezigheid
van een duidelijke hypofyse-middenkwab bij vogels, zijn
er aanwijzingen dat de adenohypofyse van de postduif on-
der dopaminerge inhibitie staat.

* De plasma-corticosteronconcentraties bij de postduif ver-
tonen een duidelijk dag-nacht ritme, met een piek aan het
einde van de donkere periode. Het dag-nacht ritme kan
worden beïnvloed door manipulatie van het lichtregiem.

* De hoogte van de basale plasma-corticosteronconcentratie
heeft bij de postduif geen invloed op de stimuleerbaarheid
van de bijnierschorscellen met AVP en ACTH.

* Zowel in vivo als in vitro is aangetoond dat het HB-sys-
teem van de postduif zeer gevoelig is voor het suppres-
sieve effect van glucocorticoïden. Dexamethason blijkt in

-ocr page 243-

deze het meest potente glucocorticoid bij de duif, hoewel
de minimale suppressieve dosering voor prednisolon lager
is dan voor dexamethason. Na intraveneuze, orale, en lo-
kale toediening op het oog of op de intacte huid (in combi-
natie met DMSO), treedt een (dosis-afhankelijke) suppres-
sie van het HB-systeem op.

Het HB-systeem van de duif is gevoeliger voor dexame-
thason-suppressie dan het HB-systeem van de hond en de
kat. Na beëindiging van de glucocorticoïd-toediening re-
ageert het HB-systeem van de postduif eerder op AVP-
toediening dan het HB-systeem van de mens en hond,
maar niet eerder dan het HB-systeem van de rat en de kat.
* Langdurige toediening van hoge doseringen dexame-
thason kan leiden tot fatale schimmelinfecties.

Het proefschrift is ä ƒ 75,00 te bestellen bij de auteur: Mevrouw
Dr. 1. Westerhof, Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren,
Yalelaan 8,3584 CM Utrecht. Fax: 030-2518126.

DE GEBDORTE BIJ DE HDND

druk, 1995 Dr. C. Naaktgeboren

Nadat de eerste dmk in 1973 is verschenen, beleeft dit boek
met marginale aanpassingen opnieuw een nieuwe dmk. Bij
de voorlaatste dmk, zes a zeven jaar geleden, is een hoofd-
stuk toegevoegd getiteld \'Nieuwe ontwikkelingen in de ken-
nis van de voortplanting van de hond\'. Jammer is echter dat
wat er toen als nieuwe kennis zeer in het kort werd beschre-
ven niet in de derde en zelfs in deze vierde dmk op geen en-
kele manier is verwerkt in de andere hoofdstukken, waar-
door het boek op tal van punten niet de huidige inzichten
verwoordt.

Enige opvallende voorbeelden: In hoofdstuk 1 wordt inge-
gaan op de lengte van de draagtijd. Dat een teef drachtig van
meer pups gemiddeld korter draagt dan een teef drachtig van
één of twee pups is ongetwijfeld waar. Het is echter nog on-
bekend waardoor dit bij de hond wordt veroorzaakt.
Mogelijk heeft dit te maken met een geringe cortisol-produc-
tie van de foetale bijnieren bij teven drachtig van één of twee
pups. In dit hoofdstuk wordt echter uitvoerig betoogd, zon-
der dat enig bewijs wordt gegeven, dat de langere dracht bij
weinig pups te maken heeft met een geringere uitrekking van
de utems waardoor de partus later op gang komt. terwijl de
relatief grote placenta meer progesteron zou produceren
waardoor het myometrium langer in mst zou blijven. Het is
echter zeer onwaarschijnlijk dat de placenta progesteron
vormt; ovariëctomie op welk tijdstip tijdens de dracht dan
ook veroorzaakt abortus. Verder wordt gesteld, zonder dat
dit nader wordt uitgewerkt, dat primipare teven van grote
rassen gemiddeld één dag eerder werpen dan pluripare teven.
Later onderzoek heeft dit niet bevestigd.
Van de dracht en het op gang komen van de partus is veel
meer bekend dan in dit hoofdstuk is beschreven. Meer re-
cente onderzoeksmogelijkheden zoals echografie, die voor
drachtbegeleiding zeer belangrijk zijn, worden hier helemaal
niet genoemd. Echografie wordt alleen in het op een later
tijdstip toegevoegde hoofdstuk 4 zijdelings gememoreerd.
Dat het een grote omissie is dat de echografie vóór pagina
141 niet of nauwelijks wordt genoemd blijkt ook op pagina
65, waar wordt betoogd dat het vaak zeer moeilijk is om vast
te stellen of de teef werkelijk drachtig is. Men zou dit pas ze-
ker weten\' als de foeten gevoeld kunnen worden, hun harteto-
nen kunnen worden gehoord of hun bewegingen worden ge-
zien etcetera. Drachtcontrole kan volgens de auteur alleen
plaatsvinden op grond van uiterlijke kenmerken en palpatie.
Niet alleen wordt dus de echografie niet genoemd maar ook
de röntgendiagnostiek wordt niet gememoreerd.
Op pagina 40 wordt beschreven dat de utems tijdens de
dracht niet of nauwelijks aanspreekbaar is voor prikkels en
rustig gehouc(en wordt, terwijl uit onderzoek gebleken is dat
de utems ook tijdens de dracht contracties in het voor die pe-
riode van de dracht karakteristieke patroon vertoont.
Halverwege pagina 41 wordt betoogd dat \'tegen het begin
van de geboorte de progesteroninvloed door oestrogenen
wordt overtroffen waardoor de utems gevoeliger wordt voor
oxytocine\' en op pagina 72 dat de progestcronwerking ver-
dwijnt doordat oestrogenen de overhand krijgen. Bij de
hond zijn er echter geen aanwijzingen dat er een verhoging
van de oestrogeenconcentratie voor de partus plaatsvindt,
terwijl er geen aanwijzingen zijn dat oestogenen luteolytisch
zijn.

Op pagina 59 wordt uitvoerig gefilosofeerd over de geboor-
tevolgorde van de pups, veel oude literatuur wordt aange-
haald, terwijl het op dit gebied belangrijke onderzoek van
G.C. van der Weyden et al. (The intra-uterine position of ca-
nine foetuses and their sequence of expulsion at birth. J
Small Anim Pract; 22,503-510, 1981) hier niet wordt aange-
haald.

Op pagina 72 wordt de temperatuursdaling direct gerelateerd
aan de progesterondaling voor de geboorte. Het lijkt echter
waarschijnlijker dat deze temperatuursdaling een gevolg is
van prostaglandine invloed.

Verder is dit boek zeer casuïstisch, wat niet makkelijk lees-
baar is. Alleen voor de beginnende fokker kan het zinnig zijn
een aantal geboorteverslagen te lezen ten einde een idee te
krijgen van het mogelijke verioop van een hondepartus.
Maar ook deze lezer zou zeer gebaat zijn met objectieve cri-
teria voor dystocia; met andere woorden wanneer moet een
eigenaar de hulp van de dierenarts inroepen.
Concluderend: het is jammer dat dit boek, waar in vroeger ja-
ren veel gegevens aangaande de dracht en de partus van de
hond in verzameld werden, nu zonder (noemenswaardige)
aanpassingen en zonder de opzet te veranderen in een
nieuwe dmk is verschenen.

A.C. Schaefers-Okkens

-ocr page 244-

Uhee

Voor uw klanten

Dierenliefhebbers houden van PROGRAM, omdat het een veilig produkt is en overlast van vlooien
in huls voorkomt. Bovendien is PROGRAM gemakkelijk in gebruik; slechts eenmaal per maand door
of na de maaltijd is voldoende. PROGRAM is een middel dat werkt, en daarom bedanken zij U!

Animal Health Division, Stepvelden 10,4704 RM ROOSENDAAL
®Geregistreerd handelsmerk van Ciba-Geigy AG, Bazel, Zwitserland. Reg. NL 8270,8276,8278 en 8279.

-ocr page 245-

En voor uw patiënten

Honden en katten houden ook van PROGRAM. Ze hebben minder last van vlooien en voelen
zich daarom beter. Eenmaal per maand door of na de maaltijd... zo makkelijk is \'t voor ze.

PROGRAM

-ocr page 246-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (18)

JOHANN GOTTLIEB WOLSTEIN

(1738-1829)

Veterinair verleden

Het is niet verwonderlijl< dat de namen van Scotti^ en Wolstein vaal< in één adem worden genoemd. Beide mannen hebben in
dezelfde periode in Wenen geleefd, zijn achtereenvolgens beiden directeur geweest van een diergeneeskundige ondenwijsin-
richting en zijn beiden van grote betekenis geweest als grondleggers van de wetenschappelijke diergeneeskunde in het Duits-
sprekende gebied.

Johann Gottlieb Wolstein werd op 14 maart 1738 in het Silezische Flinsberg geboren. In zijn familie waren veel wondartsen en
chirurgen. Dit is opvallend, daar de meeste dierenartsen voortkwamen uit families van hoefsmeden en stalmeesters. Reeds
op zijn vijftiende jaar ging hij zich bekwamen in het verzorgen van wonden. In 1760 heeft hij langdurig en met succes de kei-
zerlijke kapitein Von Braael^ verpleegd, die zwaargewond werd in de slag bij Kunersdorf. Uit erkentelijkheid heeft deze de
jonge Wolstein mee naar Wenen genomen, wat voor hem een ommekeer in zijn leven betekende. Hier had hij de kans zich bij
beroemde geneeskundigen te bekwamen in de chirurgie en de verloskunde.

Daar hij een bijzonder goede indruk maakte, werd hij door enkele zeer vooraanstaande mensen aanbevolen voor een oplei-
ding om zich bij Bourgelat^ in Lyon te bekwamen in de diergeneeskunde en wel voornamelijk in de anatomie en de chirurgie.
Hiertoe ontving hij van Keizer Joseph een toelage. In deze periode heeft hij ook deelgenomen in de provincies Champagne en
Bourgondië aan een daadwerkelijke bestrijding van een epizoötie onder runderen. De goede resultaten hiervan werden breed
uitgemeten in de Franse pers. Daarna ging hij naar Parijs om bij Philippe-Etienne Lafosse practische ervaring op te doen.
Zoals in \'Voorgangers\' nummer 14\'\' beschreven, was de verhouding tussen de invloedrijke Bourgelat en Lafosse zeer slecht.
Wolstein en Lafosse bleken elkaar uitstekend te liggen en dat was de basis voor een levenslange vriendschap. Nu was
Lafosse een sociaal bewogen mens, die actief heeft deelgenomen aan de Franse Revolutie. De linkse ideeën van zijn
vriend Lafosse hebben Wolstein in zijn latere leven veel narigheid opgeleverd.

Na zijn Franse periode heeft Wolstein nog enige tijd doorgebracht in Engeland om zijn kennis van de paarden- en schapen-
fokkerij te vergroten. Daarna bracht hij nog studiebezoeken aan Nederland, Denemarken en de Duitse steden Hannover en Berlijn. Voordat hij naar
Wenen terugkeerde promoveerde hij in Jena tot doctor in de \'medicijnen en chirurgie\'.

Toen Wolstein na deze zesjarige reis terugkwam in Wenen, werd hij vriendelijk onWangen door keizerin Maria Theresia. Hij kreeg de opdracht om een
nieuwe, zelfstandige veeartsenijschool te ontwerpen. De vorige onder Scotti beperkte zich tot de behandeling van (militaire) paarden, terwijl de keizerin

een therapie ingesteld bestaande uit in-
jecties Tolfedine® en Primperid®.
Daamaast werden Primperid® tabletten
meegegeven en een dieet geadviseerd.
De volgende dag dronk de hond weer en
was veel kwieker. Op 30 augustus was
Kushi weer onmstig en schopte met de
achterpoten. Er was inmiddels wat ont-
lasting met haar en gras geproduceerd
en onverteerd voedsel uitgebraakt. De
lichaamstemperatuur bedroeg 28,4\'\'C en
de bloedwaarden Na, K en ureum waren
niet afwijkend. Besloten werd een rönt-
genopname te maken van het abdomen.
Op de foto was alleen veel gas in het
darmconvoluut te zien. De behandeling
bestond uit een injectie Tolfedine® en
Primperid®. Op 2 september leek alles
weer nomiaal, de hond at weer, maar
twee dagen later ging het toch mis. Een
kreunende Kushi in bidhouding waarbij
veel borborygmi waameembaar waren.
De lichaamstemperatuur bedroeg
38,9\'\'C. Kushi kreeg Zitac® mee, maar
werd nog b»eroerder van. Op vrijdag 6
septemt)er ging het redelijk en daarom
besloot ik Kushi na het weekend door te
sturen. In het weekend verslechterde
echter de toestand van de hond en ver-
richtte een collega een laparotomie,
waarbij een peritonitis ten gevolge van
perforatie van het duodenum door

-ocr page 247-

■I ■ f«

een bredere opzet voor ogen stond met een curriculum voor alle huisdieren. Het Is te begrijpen dat dit voor Scotti moeilijk te
verteren was en dat daardoor de verhouding tussen beiden allerminst bevorderd werd.

Zijn plannen werden door keizer Joseph II op 12 december 1776 geaccepteerd en op 26 december 1777 gaf de keizer toe-
stemming om met de school van start te gaan met Wolstein als directeur. Een bijzonderheid hierbij was dat Wolstein de eer-
ste protestant was die in overheidsdienst kwam. Het onderwijs begon op 1 januari 1778.

Wolstein bezorgde de \'K.K. Thierspital und Vieharzneyschule\'^ weldra een grote naam en faam. De school trok veel buiten-
landers aan. Wolstein was een goed spreker en kon met een grote allure zijn voordrachten geven. Er was nauwelijks een
deelgebied van de diergeneeskunde te noemen, waarin hij geen gefundeerde kennis bezat. Eigenlijk zou men hem een
\'homo universalis\' op veterinair gebied kunnen noemen. Zo werd hij ook de geestelijke vader van andere veeartsenijscholen,
zoals die in Boedapest en Brussel. Verder heeft hij talloze praktijkgerichte studieboeken geschreven die In het Frans,
Russisch, Zweeds en Italiaans zijn vertaald. Ook heeft hij aandacht besteed aan het in de zestiende eeuw verschenen boek
van Von Fugger: \'Von der Gestütery\'6. Hij heeft het opnieuw uitgegeven, voorzien van aanvullingen en toelichtingen, waar-
door hij de waarde van dit boek onder de aandacht van zijn tijdgenoten bracht^.

Wolstein had geen gemakkelijk karakter. Hij was een groot organisator maar duldde niemand naast zich en had niet alleen
uitgesproken vrienden maar ook dito vijanden. Toch genoot hij een hoog aanzien. Als protestant was hij voogd over verschil-
lende katholieke kinderen. Maar geluk geeft ook de nodige afgunst. Op 6 augustus 1794 keerde het tij. Na een periode van 17
jaar, waarin hij met veel succes de veeartsenijschool had geleid, werd hij op politieke gronden gevangen genomen. Mogelijk
heeft zijn geloof hierbij een rol gespeeld, mogelijk ook de vriendschap met de links georiënteerde Lafosse, die een rol speelde
bij de Franse Revolutie. Hij werd tot twee jaar gevangenschap veroordeeld, verbeurdverklaring van zijn bezittingen en ont-
slag uit zijn functie. De gevangenstraf heeft hij niet uitgezeten: op 23 februari 1795 werd hij over de grens gezet.

Hij heeft zich toen in Altona bij Hamburg gevestigd. De universiteiten van Petersburg, Kiel en München deden hem aanbie-
dingen, maar hij heeft alles afgewezen. Toch heeft hij zich In die periode van 25 jaar nog zeer verdienstelijk gemaakt als au-
teur en adviseur. De universiteit van Kiel heeft hem een eredoctoraat verleend. Wolstein stierf op 3 julU 820 op 82-jarlge leef-
tijd.

De grote verdienste van Wolstein is geweest dat hij over een \'helicopten/iew\' beschikte. Hij was geen kamergeleerde, maar
iemand die zich op de hoogte stelde van de gebeurtenissen op het land, op de fokkerijen en op de plaatsen waar een belang-
rijke ziekte optrad. Al deze ervaringen legde hij vast in zijn boeken. Daarbij heeft hij op een indringende wijze zijn kennis over-
gebracht, niet alleen tijdens zijn colleges maar ook door al zijn publicaties. Wolstein kan beschouwd worden als één van de
belangrijkste grondleggers van de veterinaire wetenschap.

E.P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

A.M./E.P.O. Voorgangers: Dierenartsen uit vroeger tijd (17), Scotti\'. Tijdschr Diergeneeskd 1996:121:482-483.
W.Lectmer Johann Gottlieb Wolstein\'. Wiener Tierärztliche Monatschhfl 1934:21:385-395 en 417-428.
E.P.0. \'Voorgangers: Dierenartsen uit vroeger tijd (13). Claude Bourgelat\'. Tijdschr Diergeneeskd 1996:121:16-17.
E.P.0. \'Voorgangers: Dierenartsen uit vroeger tijd (14). Philippe-Etienne Lafosse\'. Tijdschr Diergeneeskd 1996:121:132-133.
K. K staal voor: Kaiserliches und Königliches.

E.P.0. \'Voorgangers: Dierenartsen uit vroeger tijd (9). Marx Fugger\'. Tijdschr Diergeneeskd 1995:120:272-273.

W. Heinicke. \'Johann Gottlieb Wolstein (1738 bis 1820), ein vielseitiger. weitSKhtiger Begründer der wlssenschaWichen Tierheilkunde. Mh.Vet.-Med. 1987:42:907-909

\'Flippo\'s\' werd aangetroffen. Kushi is
helaas overleden. Alhoewel ik niet trots
ben op het verloop heb ik toch besloten
middels dit schrijven mijn collega\'s te
waarschuwen voor deze dingen. Ze
kunnen voor honden zeer aantrekkelijk
zijn met de smakelijk luchtjes. Ze geven
röntgenologisch een subileasbeeld dat
lijkt op het beeld van een enteritis of
pancreatitis, maar zijn zelf niet zicht-
baar. Het kan, gezien het beschreven
ziekteverloop, lang duren voor ze als
scheermessen het maagdarmkanaal per-
foreren.

A.B. Vaandrager

Een kanttekening bij de ambivalente
rede van professor dr. A. van der
Meijden, uitgesproken op 9 mei 1996.

Bij het lezen van deze rede is er geen
twijfel aan om te concluderen dat de
fysische wortels van onze hooggeleer-
den verankerd liggen in de bijbelse
mythe. Hij wekt de schijn er aan ont-
groeid te zijn, door die verworvenhe-
den naar de brandstapel te verwijzen.
Met deze metafoor transponeert hij
zijn dualistisch denken naar de prak-
tijk van alledag: \'Wees pragmatisch,
helder en doorzichtig in denken, reden
en actie: en toch..., hij deed iets wat
niet van deze aarde was\', aldus profes-
sor Van der Meijden. De kracht van
onze hedendaagse wetenschapsont-
wikkeling op lange termijn ligt in het
vermogen om niet-conceptueel, niet
dualistisch en niet-discursief te kun-
nen denken. Is dat hetgene wat profes-
sor Van der Meijden intuïtief heeft
willen overbrengen, met zijn belofte
om over 25 jaar van zijn ervaringen
kond te doen?

Cornelis Lenten

-ocr page 248-

Geachte redactie.

Met interesse heb ik het artikel
\'Hartaandoeningen bij het veulen, een
literatuuroverzicht aan de hand van
twee patiënten\' van collega J. de Groot
et al. (Tijdschr Diergeneeskd 1996;
121: 382-7) gelezen. Als dierenarts-
microbioloog zou ik enige aanvullin-
gen willen geven.

Infectieuze of microbiële endocarditis
is een ontsteking van het endocard,
waarbij micro-organismen, meestal
bacteriën, soms schimmels, in de lae-
sies aanwezig zijn. De hartkleppen
worden het vaakst aangetast maar het
murale endocard en de chordae tendi-
neae kunnen ook geïnfecteerd worden.
Bij het ontstaan en beloop van een in-
fectieuze endocarditis spelen zowel
gastheer-factoren als bacterie-eigen-
schappen een rol.

Uitgebreid dierexperimenteel onder-
zoek heeft aangetoond dat de infectie
van het endocard in twee stappen tot
stand komt. In eerste instantie wordt
op een plaats waar het endocard door
een of andere oorzaak beschadigd is,
het stollingmechanisme geactiveerd.
Hieraan kunnen bacteriën zich hechten
die om welke reden dan ook in de
bloedbaan terecht zijn gekomen. Deze
bacteriën worden dan weer bedekt
door fibrine, waardoor ze slecht toe-
gankelijk worden voor de afweer van
de gastheer, zoals door fagocyten en
antilichamen. De eenmaal door fibrine
bedekte bacteriën vermenigvuldigen
zich, zodat in de vegetaties bacterie-
kolonies worden gevormd. Uit de
geïnfecteerde vegetaties komen weer
bacteriën in de bloedbaan terecht. Zo
ontstaat een continue bacteriemie met
geringe aantallen bacteriën. Bij een

626

1 Collatos C, Clark S. Reef VB. and Morris DD.
Septicemia, atrial fibrillation.
Cardiomegalie, left
atrial mass and Rhodococcus equi osteoarthritis in a
foal. J Am Vet Med Assoc 1990: 1039-42.

2 Dedrick P. Reef VB. Szeeney RW. and Loris DD.
Treatment of bacetrial endocarditis in a horse. J Am
Vet Assoc 1988; 193:339-4.

Feldmann BF. Fever of undetermined origin.
Compend Contin Educ Pract Vet 1980; 11: 970-83.
•• Hillyer MH, Mair TS. and Holmes JR. Treatment of
bacerial endocarditis in a Shire mare. Equine Vet
Educ 1990:2:5-7.
5 Mair TS. Taylor FGR. and Pinsent PJN. Fever of
unknown origin in the horse: a review of 63 cases.
Equine VetJ 1989;21:260-8.
Pearson ML. Guideline for prevention of intravascu-
lar device-related infections. Infection control and
hospital epidemiology 1996; 17: 438-73.

niet behandelde endocarditis komen
daardoor steeds weer bacteriën op het
oppervlak van de vegetaties terecht.
Hierdoor ontstaat een continue aan-
groei van de vegetaties. Als de hart-
kleppen worden aangetast, kunnen
deze niet meer goed sluiten en wordt
de hartfunctie in emstige mate ver-
stoord.

Door de continue bacteriemie of door-
dat van de geïnfecteerde vegetatie
stukjes afbreken, kunnen ook elders in
het dier infecties en/of embolieën ont-
staan. Bij sommige diermodellen kan
men ook zonder beschadiging van het
endocard endocarditis opwekken door
hoge aantallen van bepaalde bacteriën
intraveneus in te spuiten. Ook bij de
mens komt endocarditis voor als ge-
volg van sepsis of elders in het lichaam
gelokaliseerde infectiehaarden. Een
voorbeeld hiervan is cathetersepsis.
Hierbij speelt zich aan de punt van een
geïnfecteerde catheterpunt een gelijk-
soortig proces af als bij een endocardi-
tis. Doordat geïnfecteerde trombi kun-
nen losraken en op het endocard
terechtkomen kan dan een endocardi-
tis ontstaan. Of in deze gevallen eerst
een endocard-beschadiging door de
systemische effecten van de onsteking
nodig is of dat bepaalde bacteriën en
trombi zich aan onbeschadigd endo-
card kunnen hechten, het vervolgens
beschadigen en infecteren, is niet hele-
maal duidelijk. Het uiteindelijke resul-
taat is echter hetzelfde. Dit is geen re-
den om geen catheter te gebruiken,
wanneer dat geïndiceerd is. Door een
goede catheterhygiëne - steriel werken
en bij de eerste tekenen die wijzen op
een mogelijke catheterinfectie, deze
verwijderen en op een andere plaats
een nieuwe inbrengen - kan men dit
soort complicaties voorkomen (6).
De belangrijkste symptomen van een
patiënt met endocarditis zijn niet erg
specifiek: langdurige, soms intermitte-
rende of subfebriele koorts met
meestal een normochrome anemie en
minder vaak een leucocytose. Wan-
neer een keer ineens een groter aantal
bacteriën uit de vegetaties in het bloed
komt, kan dit een koortspiek veroorza-
ken. Zodra door de schade aan de klep-
pen de hartfunctie mechanisch belem-
merd wordt of elders in het dier
embolieën of infecties optreden, zijn
de klinische symptomen hiervan
meestal klinisch veel duidelijker dan
bij een ontsteking van het endocard al-
leen.

MICROBIOLOGISCH ONDERZOEK ESSENTIEEL VOOR STELLEN DIAGNOSE ÉN VOOR ADEQUATE THERAPIE

ENDOCARDITIS BIJ VEULENS

TIJDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 121, NOVEMBER, AFLEVERING 21, 1996

Endocarditis is bij het paard één van de
belangrijkste oorzaken van
fehris e
causa ignota,
ofwel een koorts van on-
bekende oorzaak die langer dan drie
weken duurt (3, 5). De combinatie van
langdurige lage koorts en een afwij-
kend hartgemis was tot voor enige ja-
ren de belangrijkste klinische aanwij-
zing voor een infectieuze endocarditis.
Een belangrijke aanwinst voor de dia-
gnostiek is de echoscopie, waarmee de
voor endocarditis kenmerkende vege-
taties in het hart kunnen worden aan-
getoond en de emst vastgesteld.
Bovendien kan men hiermee het resul-
taat van een behandeling controleren:
bij een adequate therapie groeien de
laesies niet meer, maar worden kleiner
en de dichtheid ervan neemt toe.
Wanneer echter bij een dier met lang-
durige temperatuurverhoging via een
echo vegetaties in het hart worden aan-
getoond, is dit gegeven op zichzelf on-
voldoende om de diagnose infectieuze
endocarditis te stellen. De diagnose bij
het levende dier valt of staat met het
aantonen van de verwekker. Isolatie
van het oorzakelijk micro-organisme
is tevens een vereiste om een effec-
tieve therapie te kunnen instellen.

Microbiologisch onderzoek

Omdat speciale technieken voor isola-
tie en gevoeligheidsbepalingen zijn
vereist, is het verstandig om eerst con-
tact op te nemen met de dierenarts-mi-
crobioloog van het laboratorium.
Gezien de vaak lage bacterie-concen-
traties in het bloed dient (steriel!) per
keer een relatief grote hoeveelheid
bloed (10-20 ml per flacon) afgeno-
men te worden in twee of drie flacons
gevuld met speciale, voor dit doel ge-
schikte, vloeibare kweekmedia. Op de
eerste dag dient dit driemaal te gebeu-
ren met een tussentijd van minimaal
een uur. Indien na 24 uur in deze kwe-
ken nog geen groei wordt waargeno-
men moeten wederom driemaal kwe-
ken worden afgenomen. Hierna kan
het resultaat van de kweken worden af-
gewacht, maar om verdere schade aan
het hart te voorkomen is het raadzaam
om alvast met een empirische therapie
te beginnen.

Mits correct uitgevoerd kan men bij

-ocr page 249-

proefdieren en de mens in meer dan
95% van de gevallen op deze wijze het
oorzakelijk micro-organisme isoleren.
Over de resultaten bij paarden vindt
men in de literatuur geen gegevens.
Echter er is, aangezien de meest voor-
komende verwekkers van endocarditis
bij paarden relatief makkelijk te kwe-
ken bacteriën zijn, geen reden waarom
dit percentage bij paarden veel lager
zou moeten liggen.

Een belangrijke oorzaak voor het ste-
riel blijven van bloedkweken bij die-
ren met een endocarditis is een van te
voren ingestelde therapie met antibio-
tica. Het effect hiervan kan enkele da-
gen tot weken aanhouden. Andere veel
gemaakte fouten zijn het nemen van te
kleine bloedmonsters, het gebruik van
verkeerde media en/of het tekort aan-
houden van de kweken. De flacons met
kweekmedium en bloed dienen drie
weken geïncubeerd te worden en re-
gelmatig afgeënt op vaste bodems.

Therapie

Infectieuze endocarditis is één van de
weinige infecties waarbij het bijna on-
mogelijk is een effectieve therapie in
te stellen zonder uitgebreide gevoelig-
heidsbepaling van het isolaat. Veelal
zal een patiënt wel tijdelijk positief re-
ageren op een antibioticumkuur, maar
in uitgebreid dierexperimenteel en kli-
nisch onderzoek bij de mens is aange-
toond dat om genezing te verkrijgen
(lees:
sterilisatie van het aangedane
endocard),
gedurende lange tijd in het
serum van de patiënt drie tot vier maal
de minimale bactericide concentratie
van de gebruikte antibiotica aanwezig
moet zijn. Hiervoor zijn dus hoge do-
seringen antibiotica nodig. Om dit te
kunnen bereiken worden vaak synergi-
sitisch werkende combinaties van
twee antibiotica gebruikt. Deze combi-
natie is dus niet bedoeld om het spec-
trum te verbreden, maar om de vereiste
bactericide concentraties in het semm
te kunnen bereiken. In de praktijk
komt het erop neer dat men de gevoe-
ligheid van het isolaat bepaalt en ver-
volgens van een combinatie van twee
geschikte antibiotica de bactericide-
concentraties in semm. Deze antibio-
tica worden vervolgens drie tot vier-
maal per dag intraveneus toegediend
in een zodanige dosering dat tien tot
twintig minuten na toediening een
of hogere verdunning van het semm
van de patiënt bactericide is voor het
isolaat. Deze therapie dient vier tot zes
weken te worden voortgezet. Bij strep-
tokokken, een veel voorkomende oor-
zaak van infectieuze endocarditis bij
het paard en erg gevoelig voor antibio-
tica, is mogelijk een kortere therapie
van twee a drie weken voldoende.

Conclusie

Beide beschreven veulens hadden
temperatuurverhoging gedurende lan-
gere tijd met een abnormaal hartgemis,
wat suggestief is voor een infectieuze
endocarditis. Bij de andere hartafwij-
kingen in de differentiaal diagnose
verwacht men geen temperatuurverho-
ging. Het
lege artis uitvoeren van
bloedkweken had mogelijk de dia-
gnose tijdens het leven kunnen beves-
tigen. Na overleg met de eigenaar kan
men dan besluiten om een therapie in
te stellen of om het veulen te euthana-
seren, aangezien de prognose van een
onbehandelde endocarditis voor 100%
infaust is. Behandeling heeft ook al-
leen zin, indien men een eventuele pre-
disponerende afwijking of onderlig-
gende ziekte kan genezen. Bij de mens
was infectieuze endocarditis minder
dan vijftig jaar geleden ook een letale
ziekte, maar thans herstelt, mits men
een eventuele onderliggende oorzaak
kan wegnemen of genezen, meer dan
50% van de patiënten volledig. Dat ge-
nezing ook bij paarden mogelijk is,
mits tijdig en agressief behandeld,
blijkt uit enkele recente artikelen (1,2,
4). Men dient dan wel alle diagnosti-
sche en therapeutische mogelijkheden
te benutten en niet vergeten om micro-
biologisch onderzoek te doen. Als
blinde therapie lijkt, gezien de bij het
paard meest geïsoleerde verwekkers,
de combinatie ampicilline met genta-
micine, een geschikte keuze.
Overleg en samenwerking met een
specialist veterinaire microbiologie is
noodzakelijk.
Collegialiter,

A.E.J.M. van den Bogaard, dieren-
arts-microhioloog, DTVM, DipBact.

Vakgroep Medische Microbiologie
Universiteit van Maastricht
Postbus 616
NL-6200MD Maastricht

RAPPORT \'ZORG VOOR VARKENSGEZONDHEID\' (WERKGROEP DIERENARTS-VARKENSHOUDER 2000)

STAAT VETERINAIR NEDERLAND MET BEIDE BENEN OP
DE GROND?

Tijdens de afgelopen vakantieperiode
verwittigde onze KNMvD ons van het
zeer ingrijpende plan \'Zorg voor var-
kensgezondheidszorg\'. Dit plan, gebo-
ren uit de dringende wens van LTO om
varkenshouders zelf Aujeszky te laten
enten (hetgeen inmiddels van de baan
is), beoogt verhoging van het niveau
van de varkensgezondheidszorg in
Nederland. Paradoxaal genoeg zou een
en ander tot stand komen door de uit-
voering van vaccinaties (met uitzonde-
ring van Aujeszky!) in handen van var-
kenshouders te geven.
Dit geldt dan voor varkenshouders die
een contract met de dierenarts afgeslo-
ten hebben ten aanzien van bedrijfsbe-
geleiding en binnen IKB-verband een
verplichte (GVP-) bezoekfrequentie
kennen (éénmaal per maand voor ver-
meerderingsbedrijven).

627

De praktiserende dierenartsen werd in
het schrijven sans gêne medegedeeld
dat de hoofdlijnen van het plan door
Hoofdbestuur en Algemeen Bestuur
van de KNMvD in grote lijnen reeds
aanvaard waren! Is het dan in mijn on-
nozelheid dat ik meen dat de huidige
wetgeving goed is voor varkenshou-
dend Nederland? Momenteel komen
dierenartsen in verband met de uitvoe-
ring van entingen immers met grote re-
gelmaat op (bijna) alle varkensbedrij-
ven in Nederland, ook bij varkenshou-
ders die de dierenarts liever zien gaan
dan komen!

T : J D s c H R I K T VOOR D I E R Ci E N K h S K U N D E , D E E L 121, N O V i: M B E R , A F L E V E R I N (i 21, 1996

Nog niet realiserend dat de vertegen-
woordiging van onze beroepsgroep
een en ander zonder voorafgaande dis-
cussie met de practici daadwerkelijk
wenst door te voeren, lees ik in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 september 1996 (een artikel in ver-
band met \'kwaliteitszorg melkveehou-
derij\') dat dierenartsen die niet met
alle ontwikkelingen wensen mee te

-ocr page 250-

gaan tot de \'C-tjes\' behoren. Zou dit
ook van toepassing zijn ten aanzien
van voornoemde problematiek?
Daama lees ik in \'Nieuwsbrief num-
mer 5\' van de KNMvD aangaande
IKB-certificering, dat dierenartsen aan
\'weigerachtige IKB-varkenshouders\',
die de dierenarts niet zo vaak op hun
bedrijf willen hebben, schriftelijk toe-
stemming moeten vragen om minder
vaak op het bedrijf te mogen komen.
Een telefoontje naar het PVV bevestigt
mijn bange vermoeden dat deze geen
duidelijke sancties kan uitoefenen ten
aanzien van slachterijketens die van
dergelijke varkenshouders IKB-vlees
accepteren. Zouden deze, wellicht op
termijn zelf-entende veehouders, ten
aanzien van de frequentie van dieren-
artsbezoek nog van gedachten veran-
deren?

Langzamerhand overtuigd van de
emst van de situatie probeer ik in te
schatten wat de gevolgen zullen zijn in
het \'post-Aujeszky tijdperk\' voor onze
praktijk in het oosten van het land. De
bedrijfsgrootte varieert hier van \'matig
groot\' tot klein. Het financieel voor-
deel voor onze varkenshouders be-
draagt, bij zelf vaccineren, enkele tien-
tjes per maand. Ik schat in dat, hoewel
het niveau van de door ons geboden
varkensgezondheidszorg in mijn ogen
voldoende hoog kan zijn, onze groot-
ste bedrijven voorlopig nog eenmaal
per maand het uurtarief van een die-
renarts op het bedrijf willen betalen,
mits ik niet meer dan een half uur in re-
kening breng. Een aantal kleine bedrij-
ven zal maandelijks niet meer dan en-
kele minuten begeleidingstijd accep-
teren. Ik schat, niet naief zijnde, bo-
vendien in dat bij temgkeer van de
slechte varkensprijzen, veel varkens-
houders zullen proberen om bij ons
aan de balie een maandelijkse 1KB-
handtekening te halen. Zullen de \'ge-
achte\' collega\'s\' welke de afgelopen
jaren de aandacht van de AID hadden,
aan die verleiding kunnen weerstaan?
Over de situatie in sommige gebieden
in het land buiten onze streek kan ik al-
leen nog somberder zijn. In hoog
tempo zullen \'fake-contracten\' ten
aanzien van bedrijfsbegeleiding opge-
steld worden waarvan de uitvoering
immers niet te controleren valt.

Verbaasd vraag ik mij vervolgens af
hoe het mogelijk is dat onze vertegen-
woordiging van mening kan zijn dat
\'het medicijngebmik op de bedrijven\'
binnen het plan beter aangestuurd kan
worden. Onze beroepsgroep zal de
thans goede contacten met veel var-
kensbedrijven inmiddels grotendeels
verloren hebben. Moet \'Veronica
Nieuwslijn\' tegen die tijd dan eerst een
rapportage maken van de \'zegeningen
van IKB\' op een ietwat obscuur IKB-
bedrijf?

Tevens vraag ik mij af of het eerstvol-
gende geval van besmettelijke dier-
ziekte wel op tijd ontdekt wordt,
vooral als het zich afspeelt in gebieden
van Nederland waar dierenartsen nau-
welijks meer op het bedrijf komen.
Mischien indirect, door als dierenarts
de dieren in de eerder genoemde docu-
mentaire goed te observeren! De
schade van het te laat ontdekken van
een uitbraak is niet te overzien en valt
in het niet bij het uitsparen van de bo-
vengenoemde tientjes per maand.
Ongelovig lees ik nog eens na dat bin-
nen het rapport gesproken wordt over
versterking van \'de Nederlandse ex-
portpositie\'.

Samenvattend denk ik dat het goed zal
zijn om nogmaals met LTO om tafel te
gaan zitten om duidelijk te maken dat
de thans bestaande fijnmazige stmc-
tuur van varkensgezondheidszorg en
gezondheidsbewaking in \'Nederland
export- en IKB-land\' een goedkoop,
doch uitermate groot goed is.
Vasthouden aan uitvoering van het
rapport \'Zorg voor varkensgezond-
heidszorg\' getuigt niet van zorg voor
de varkenshouderij op de lange ter-
mijn.

G.J.R. Groenland
DA C Zutphen-Laren

Swalmen, 22 augustus 1996

GEACHTE COLLEGAE.

Naar aanleiding van het toezenden van
het rapport \'Zorg voor de varkensge-
zondheid\' enkele opmerkingen:

1. Het is zeker gewenst dat er overieg is
met vertegenwoordigers van de var-
kenshouders en dat er ook gesproken
wordt hoe men bepaalde massa-en-
tingen op een andere manier zou
kunnen uitvoeren.

2. Het rapport bevat een toekomstvoor-
stel, gebaseerd op
vele gesprekken
gedurende een lange periode.

Het voorstel is door het Hoofdbestuur
en het Algemeen Bestuur in hoofdlij-
nen aanvaard.

3.Hoe is het mogelijk dat enkele die-
renartsen deze belangrijke zaken be-
spreken en ook toezeggingen doen
zonder overleg met de achterban!

628

4. Het Algemeen Bestuur van de
KNMvD werd
pas op 5 augustus
1996 in kennis gesteld. Enkele da-
gen ema verschijnen de berichten al
in verschillende vormen in de land-
bouwpers over het zelf enten door
varkenshouders.

5. Leden van het algemene bestuur van
de Groep Practici Grote Huisdieren
hebben inhoudelijk over deze zaak
hun mening
niet kunnen geven, ter-
wijl dit juist een onderwerp is voor
deze groepering (onvoorstelbaar en
niet geloofwaardig).

6. De besturen en leden van de
Afdelingen zijn over deze zaak ook
niet geïnformeerd.
(Is inmiddels wel
gebeurd, red.)
In het verleden is dit
met belangrijke zaken helaas al va-
ker gebeurd!

T I J 13 s C H R I F T VOOR D I E R ü K N f; E s K U N 1) E , D E E L 121, N O V E M U E R , A F L E V E R I N Ci 21, 1996

Hopelijk komt er meer overleg met de
achterban, zodat het voor de
meeste
varkenshouders en de meeste Neder-
landse practici een goed resultaat ople-
vert. Dus
niet alleen voor een kleine
groep practici (onder andere de \'grote\'
en een aantal grote groepspraktijken)
en een kleine groep varkenshouders
(onder andere een aantal grote var-
kensbedrijven).

De eerste zet hebben vertegenwoordi-
gers van de varkenshouders gewonnen
(zij hebben een
betere strategie).
Onze vertegenwoordigers hebben al
enkele troeven verspeeld (de eerste
ronde verloren!).

J.H.J. Marsman

-ocr page 251-

Berichten en verslagen

De brochure \'Luchtwegaandoeningen
bij runderen\' voorziet duidelijk in een
behoefte. De problematiek dient name-
lijk geïntegreerd aangepakt te worden,
zo blijkt ook uit studiebijeenkomsten
van Vlaamse dierenartsen. En zij kun-
nen het weten, want Vlaanderen is het
Mekka van het vleesvee, dat bij uitstek
gevoelig is voor luchtwegaandoenin-
gen. Zo mogen naast therapeutisch in-
grijpen managementmaatregelen om ri-
sico\'s te verkleinen niet uitblijven.
Risico\'s worden gevormd door het dier
zelf -een mnd heeft een zeer ongunstige
lichaam/longoppervlakte-verhouding,
waardoor de minste ademhalingsstoor-
nis direct gevolgen heeft voor de perfu-
sie- het management, de omgeving en
de ziektekiemen.

ELIMINATIE RISICO\'S
Het dier zeifis natuurlijk een moeilijk te
elimineren risico, of het moest via de
fokkerij mogelijk zijn de longopper-
vlakte op termijn relatief te vergroten.
Over het management en de omgeving
bevat de brochure van Shering-Plough
een leuke cartoon, waarin alle risico\'s
zijn weergegeven. Deze cartoon kan een
prachtige ondersteuning zijn van advie-
zen aan de veehouder: overbezetting,
het mengen van dieren van verschil-
lende leeftijden en herkomsten, tocht,
onvoldoende hygiëne, te weinig biest...
alle gevaren zijn treffend neergezet. De
ziektekiemen zijn zoals bekend vims-
sen, mycoplasma\'s en bacteriën, waar-
bij de theorie nog steeds luidt dat bacte-
riën meestal in tweede of derde instantie
meespelen, maar wel de grootste schade
aanrichten. In de brochure wordt men
aangeraden de diagnose van een lucht-
wegaandoening als koppelprobleem
met behulp van de thermometer te stel-
len, alvorens naar de antibiotica te grij-
pen, want een verhoogde lichaamstem-
peratuur is het meest betrouwbare
symptoom. \'Wij zien liever dat de vee-
houder met de thermometer door de stal
loopt, dan met de spuit\', aldus dierenarts
W. Hollanders, auteur van de brochure.
Als preventieve maatregel tegen infectie
met bepaalde kiemen worden vaccina-
ties genoemd, waarbij vermeld wordt
dat ook een vaccinatieschema maatwerk
is per bedrijf Bovendien is vaccinatie
alleen meestal onvoldoende om de eco-
nomische verliezen te beperken.

Luchtwegaandoeningen vormen een permanente bedreiging voor de rentabi-
liteit van een rundveebedrijf - ze kosten de Nederlandse veehouderij jaarlijks
ƒ 150.000.000,= - door uitval, een lager eindgewicht, extra voerkosten, behan-
delingskosten en een waardevermindering van het karkas. Over de risicofac-
toren van luchtwegaandoeningen, de preventieve en therapeutische mogelijk-
heden heeft de firma Shering-Plough een handzame, begrijpelijke brochure
ontwikkeld. De brochure \'Luchtwegaandoeningen bij rundvee\' is op 12 sep-
tember 1996 officieel aangeboden aan dierenarts H. Jorritsma, voorzitter van
de
Groep Geneeskunde van het Rund. Jorritsma, die zich verguld toonde met
de prachtige vierkleurenuitgave, ziet in de brochure een mogelijkheid om vee-
houders voor te lichten over luchtwegaandoeningen: \'Want, ondanks alle the-
rapeutische maatregelen blijft de preventie het belangrijkst!\'

Door Sophie Deleu

BROCHURE LUCHTWEGAANDOENINGEN BIJ RUNDVEE

JORRITSMA: \'PREVENTIE BLIJFT HET BELANGRIJKST\'

629

BEHANDELING LUCHTWEGAAN-
DOENINGEN

De therapie komt pas in laatste instantie
aan de orde. Er wordt geen voorkeur
voor bepaalde producten uitgesproken,
ook niet voor die van Shering-Plough...
Wel wordt erop gewezen dat de aange-
richte schade bij een luchtwegaandoe-
ning in een gevorderd stadium vaak irre-
versibel is. De luchtwegaandoening
wordt ingedeeld in vier stadia van emst,
gezien de symptomen:

T I J D s C H R I I- T VOOR D I E R Cl K N L K S K U N D E , D E E L 121. NOVEMBER, AFLEVERING 21,

Discrete symptomen; het dier ge-
neest zonder behandeling,

II Ziektesymptomen aanwezig; be-
handeling met antibiotica aangewe-
zen. Let op: stadium II kan zeer snel
overgaan in stadium 111.

III De letsels, veroorzaakt door de ont-
stekingsreactie, zijn erger dan de
schade door de ziektekiem zelf Het
dier is erg ziek; behandeling met
ontstekingsremmers (naast antibio-
tica) is essentieel,

IV Sterfte en irreversibele schade; be-
handeling komt in veel gevallen te
laat.

Daarom luidt het advies: niet te lang te
wachten met het voorschrijven en toe-
passen van antibiotica (op geleide van
de thermometer!) en daarmee vol-
doende lang behandelen. Daamaast is
het in vrijwel alle gevallen aangewezen,
ook ontstekingsremmers te gebmiken.
Het tweede stadium kan immers zeer
snel overgaan in het derde.
Luchtwegaandoeningen kunnen op ver-
schillende manieren bestreden worden.
Een juiste keuze van de te nemen maat-
regelen en een goede toepassing ervan
zijn bepalend voor de rentabiliteit van
het bedrijf

-ocr page 252-

Euthanasie van een huisdier is iets
waar iedere eigenaar vroeg of laat mee
geconfronteerd zal worden. Bij het ge-
hele proces rondom een euthanasie
(beslissing om te euthanaseren, de eu-
thanasie zelf, de verwerking van het
verlies, etcetera) komen vaak heftige
emoties vrij. Zowel de dierenarts als de
dierenartsassistent kunnen een belang-
rijke rol spelen bij dit hele proces.
De laatste tijd krijgt dit belangrijke
maar moeilijke aspect van het vak
steeds meer aandacht, getuige bijvoor-
beeld het seminar \'Communication
During Petloss\' tijdens de Voorjaars-
dagen 1996. In de Verenigde Staten is
het sturen van een rouwkaartje naar de
eigenaar reeds ingeburgerd. Dit gebaar
blijkt zeer gewaardeerd te worden.
Omdat er inmiddels in Nederiand vol-
doende vraag lijkt te zijn naar rouw- of
begeleidingskaarten die toegespitst
zijn op de situatie in de diergenees-
kunde, is een ontwerpwedstrijd geor-
ganiseerd. Het Multidisciplinair On-
derzoekscentmm voor Mens-Gezel-
schapsdier Studies heeft, in samenwer-
king met het intemationale congres
voor geneeskunde van gezelschapdie-
ren de \'Voorjaarsdagen\', dierenartsen,
dierenartsassistenten en diergenees-
kunde-studenten opgeroepen om zelf
een kaart te ontwerpen. Naast een teke-
ning aan de voorzijde van de kaart
moest ook een begeleidende tekst voor
de binnenzijde van de kaart bedacht
worden.

Een jury, bestaande uit dr. Nienke

ONTWERPWEDSTRIJD ROUW- OF BEGELEIDINGSKAARTEN

p ^

Endenburg, medewerker van het
Multidisciplinair Onderzoekscentmm
en drs. Jolle Kirpensteijn, lid van
de Voorjaarsdagen-commissie, beoor-
deelde de inzendingen in drie catego-
rieën, respectievelijk hond, kat en bij-
zondere dieren. Uit de vele inzen-
dingen werden de volgende prijswin-
naars geselecteerd:

D. Floore categorie hond

E. Frenk categorie kat

M. Rongen-Gisberts categorie bijzon-
dere dieren
De winnaars kregen tijdens de Voor-
jaarsdagen een oorkonde uitgereikt sa-
men met een ingelijste versie van hun
ontwerp. Bovendien zijn de winnende
ontwerpen in kaartvorm uitgebracht.

Inmiddels is een enorme belangstelling
voor deze kaarten getoond. Mocht u
ook graag de kaarten willen bestellen,
dan kunt u contact opnemen met het
Multidisciplinair Onderzoekscentrum
voor Mens-Gezelschapsdier Studies,
ter attentie van dr. N. Endenburg.
Yalelaan 8. 3584 CM Utrecht, tel.:
030-2531565. fax: 030-2518126.

-ocr page 253-

Het inbrengen van transponders bij
dieren is in Nederiand nog vrij nieuw.
Belangrijk is dat zowel de dierenarts
als de consument vertrouwen gaat
krijgen in de veiligheid en betrouw-
baarheid van deze nieuwe identifica-
tiemethode. Naast eventuele proble-
men met migratie (het zwerven van
transponders) zouden ook lokale ont-
stekingsreacties na het inbrengen van
een transponder op kunnen treden.
Om problemen te kunnen melden is
in een aantal landen een centraal
meldpunt opgericht. Rhône Mérieux
b.v. heeft het Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen te Wageningen
bereid gevonden eventuele proble-
men met Indexel® transponders bij te
houden. Hierdoor is er nu een cen-
traal onafhankelijk meldpunt voor
problemen met transponders. Na ver-
loop van tijd worden de meldingen
geëvalueerd. Eventuele problemen
kunnen zowel schriftelijk als telefo-
nisch aan het Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen worden doorge-
geven. Het betreft hierbij uitsluitend
meldingen van migratie en reacties
op de injectieplaats. Voor technische
problemen dient u contact op te ne-
men met Rhône Mérieux b.v.

Adressen: Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen, drs. A. Kamp-
huis, Postbus 10, 6700 AA Wage-
ningen (telefoon: 0317 - 475487).
Rhône Mérieux b.v., drs. G.T.J.M.
Theunissen, Postbus 338, 1180 AH
Am.stelveen (telefoon: 020-5473933).

ft I it

mm

BUREAU BIJWERKINGEN DIERGENEESMIDDELEN GAAT EVEN-
TUELE PROBLEMEN MET INDEXEL® FDXB ISÜ-TRANSPON-
DERS BIJHOUDEN

NASCHOLINGSDAG DIERENARTSASSISTENTEN II

Congressen en cursussen

\'het dermatologische consult: krab je
eens achter je oren!\' aan bod komt. Er is
gekozen voor zes cursusplaatsen ver-
spreid over Nederland om iedere be-
langstellende de gelegenheid te geven
de locatie zo eenvoudig mogelijk te be-
reiken. Eén cursusdag is reeds geweest.
De resterende data zijn:

Al eerder berichtten wij over de nieuwe
serie Nascholingsdagen Dierenartsassi-
stenten die Virbac Nederiand en Walt-
ham Veterinaire Service zijn gestart (zie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 september 1996, bladzijde 530). Met
nadruk willen wij melden dat het hier
gaat om een
nieuwe serie studiedagen,
waarbij dus ook
nieuwe onderwerpen
aan bod zullen komen. Bovendien kan
de Nascholingsdag II gevolgd worden
zonder Nascholingsdag I bijgewoond te
hebben. Het ochtendprogramma wordt
verzorgd door drs. R. van Noort, specia-
list Inteme Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren te Amsterdam. Het onder-
deel \'Braken en diarree: één pot nat?\'
zal over gastro-intestinale aandoenin-
gen gaan. Voor het middagprogramma
is dr. A. Willemse uitgenodigd, specia-
list Dermatologie van Gezelschaps-
dieren aan de Faculteit der Diergenees-
kunde in Utrecht, waarbij het onderwerp

Dinsdag

12 november 1996

Apeldoom

Dinsdag

17 december 1996

Amsterdam

Donderdag

16januari 1997

Bunnik

Dinsdag

Igfebmari 1997

Eindhoven

Donderdag

6 maart 1997

Heerenveen

De kosten voor deelname aan deze nascholingsdag bedragen ƒ 95,-- inclusief cur-

susmap, certificaat van deelname en lunch. Voor opgave en nadere informatie kunt

u zich wenden tot Virbac Nederland BV, t.a.v. Pascale Fuchs, telefoon: 0342 -

427127, fax: 0342-

-490164.

KWALITEITSRICHTLIJN
VOOR DIERENARTSEN-
PRAKTIJKEN

De nieuw Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken (KRD) is uit
en reeds verzonden aan alle
Nederlandse praktici. De KRD maakt
deel uit van een informatiepakket,
waarin verder een folder en een bro-
chure \'Het schrijven van protocollen
en werkinstmcties\' opgenomen zijn.
Daamaast bevat het pakket een be-
stelformulier voor het toetsschema
van Certiked.

Geïnteresseerde niet-praktici kunnen
het pakket opvragen bij het secretari-
aat (tel. 030-2510111).

De \'European Ostrich Association\'
(EOA) houdt op
14 en 15 november
1996
in het Expo Center te Hengelo
haar jaarlijkse congres. De opening
van het congres zal worden verricht
door dr. ir. P.C.M. Simons, president
van de World Poultry Science
Association (WPSA).

Het congres staat in het teken van de
laatste ontwikkelingen op het gebied
van het slachten en verwerken van
vlees. Ook de mogelijkheden van de
leerverwerkende industrie en de totale
marktverwachtingen komen uitge-
breid aan de orde. Specialisten, zoals
de Zuid-Afrikaanse dr. Francois Mel-
lett, zullen hun visie geven. Dr. Mellett
belicht de methodes die er zijn om het
vlees tot een hoogwaardig product te
verwerken. Ook brengt hij de nieuwste
ontwikkelingen op het gebied van
slachthuis-inrichting onder de aan-
dacht. Verder komt onder meer de voe-
ding van slachtdieren (Dr. J.P. Hayes,
University of Stellenbosch, Zuid-
Afrika) aan bod, maar ook praktisch
gerichte onderwerpen, zoals het op-
fokken van de dieren onder Europese
omstandigheden, de technieken voor
het uitbroeden van eieren, de behande-
ling van de eieren voordat deze wor-

CONGRES STRUISVOGELHOUDERS

-ocr page 254-

den ingelegd en de controle tijdens liet
broedproces. Er wordt tijdens dit con-
gres een debat gehouden over de di-
verse aspecten die het welzijn van
struisvogels kunnen beïnvloeden,
waarbij recente onderzoeksgegevens
uit Nederland en Engeland worden ge-
presenteerd. Het importeren en expor-
teren van struisvogelvlees en het
slachten van de dieren is aan Brusselse
regelgeving gebonden. Beleidsmede-
werkers van het Permanente Veteri-
nair Europa Comité (The Commission
of the European Communities) lichten
de regelgeving toe. De discussie zal re-
sulteren in aanbevelingen voor de
Europese Wetgeving, die op korte ter-
mijn zijn beslag krijgt.

Voor meer informatie kunt u zich wen-
den tot:

European Ostrich Association,
F.E. van der Horst,
Bureau Van der Horst,
Bellinckhofsdwarsweg 3,
7604 PD Almelo,
telefoon: 0546-813677,
fax:0546-828555.

Vijf collegae hebben de op 6 juni 1996
afgenomen \'Toets Veterinaire Homo-
eopathic\' met goed gevolg afgelegd. In
de studievergadering van de GHwD van
12 september 1996 werd aan hen het di-
ploma uitgereikt. Het betrof:
Mevrouw E.L. Ellinger, dierenarts te
Apeldoom (tel.: 055-3560300)
Mevrouw E.F. Jansen, waamemend
dierenarts te Utrecht ^el.: 030-3896356)
Mevrouw T. Koning, dierenarts te
Zeewolde(tel.: 036-5226066)
P.C. Kroft, dierenarts te Oldenzaal (tel.:
0541-521010)

■Mevrouw M.E. Maus, dierenarts te
Maam (tel.: 0343-443633).

Bovengenoemde dierenartsen zijn toe-
gevoegd op de lijst van de te consulteren

homoeopatische werkende dierenart-
sen, zoals die onder andere is gepubli-
ceerd in het Diergeneeskundig Jaarboek
1996 (bladzijde 121).

VERGADERDATA GHWD 1997
Voor 1997 zijn de volgende vergader-
data vastgesteld: de donderdagen 30 ja-
nuari, 27 maart (tevens Jaarvergadering
15 mei, 18 september en 27 november.
De studievergaderingen vinden van
19.30 tot 22.30 uur plaats in het Beatrix-
gebouw van het Jaarbeurscongrescen-
trum, Jaarbeursplein te Utrecht (tel.: 030
- 2955911). Leden van de KNMvD met
belangstelling voor de veterinaire ho-
meopathie worden van harte uitgeno-
digd om eens een studievergadering bij
te wonen. Informatie over de inhoud van
een bepaalde studievergadering is te
verkrijgen bij het administratie-adres
van de GHwD: G.Th.A. Menges, Vo-
gelwikkeveld 22, 3448 ER Woerden
(tel./fax: 0348-416843).

GESLAAGDE DIERENARTSEN TOETS
VETERINAIRE HOMOEOPATHIE\'

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode van
28 augustus tot en met 3 oktober 1996
geen besmettelijke dierziekten voor.

RECTIFICATIE

Per abuis is door de RVV in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (1996; 121
(16): 458-459) onjuiste informatie verstrekt met betrekking tot de invoer van
honden en katten in dc Verenigde Staten.
De juiste gegevens voor zowel hond als kat zijn:
geen quarantaineduur

rabiesvaccinatie: tenminste voor invoerdatum: 30 dagen, ten hoogste
voor invoerdatum: 12 maanden

gezondheidscertificaat, afgifte ten hoogste voor de invoerdatum: ja.

Na een natte septembermaand in 1995
is het in 1996 over het algemeen droog
geweest. Als gevolg daarvan is de
slakkenpopulatie gedaald en is er wei-
nig infectie in de slak vastgesteld.
Over het algemeen wordt geadviseerd
om mnderen en schapen niet te behan-
delen tegen leverbotinfecties. Op be-
drijven met een bijzondere waterhuis-
houding waar vorig jaar leverbotziekte
is vastgesteld en bij twijfel, is het zin-
vol om bloedonderzoek te laten ver-
richten door de Gezondheidsdienst
voor Dieren. Voor een goed onderzoek
wordt aangeraden minimaal vijf mon-
sters per diersoort te laten onderzoe-
ken.

VOORLOPIG GEEN LEVERBOT

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht op dit moment nog geen leverbo-
tinfecties, met uitzondering van gebieden met een bijzondere waterhuishou-
ding. Een behandeling bij runderen en schapen is niet noodzakelijk.

Begin november zal de Werkgroep
Leverbotprognose een definitief ad-
vies uitbrengen.

Werkgroep Leverbotprognose

ABSYRTUS AAN
DE VLAGGESTOK

De KNMvD heeft een nieuwe
vlag; uitgevoerd in stijlvol vanille
en paars, conform de huidige
huisstijl. De vlag is groter dan de
vorige en van uitstekende kwali-
teit.

Wilt u ook dat Absyrtus aan uw
vlaggestok prijkt bij bijzondere
gelegenheden?

Een vlag is te verkrijgen voor
ƒ125,- inclusief BTW en verzen-
ding. Vraag het secretariaat van
de KNMvD om een bestelformu-
lier(tel. 030-2510111).

-ocr page 255-

DE KLEINE RHAPSÜDIE
ONDER DE KERSTBOOM

Sinds enige tijd is de cd-opname
van de Kleine Rhapsodie ver-
krijgbaar bij het secretariaat.
De Kleine Rhapsodie is een werk
van Strategier die het compo-
neerde ter gelegenheid van het
honderdjarig bestaan van de
KNMvD. In de melodie zijn de
thema\'s van
het Absyrtus en het lo
vivat verwerkt.

Verder staan op de cd de vijfde
symfonie van Sjostakovitsj en het
Menuet Antique van Ravel. Een
leuk cadeau voor een afstude-
rende of jubilerende dierenarts.
Maar ook onder de kerstboom
doet de cd het goed.
De kosten bedragen ƒ 20,- inclusief
BTW en verzending (tel. 030-
2510111).

ü ••

Referaten

R.L. Grier, G. Di Guardo, R. Myers,
and D.F. Merkley. Journal of Small
Animal Practice 1995; 36: 385-8.

Er werden 118 mast eel tumoren ge-
diagnostiseerd bij 74 honden. De be-
handeling bestond uit operatieve ver-
wijdering of uit operatieve verwijde-
ring met nabehandeling van gedestil-
leerd water. Dit water werd rondom de
operatiewond geïnjecteerd, alsmede
onder de wond en wel viermaal met
een aanbevolen tussenperiode van ze-
ven tot tien dagen.

Bij een tiental kleinere mast cel tumo-
ren werd alle aqua dest ingespoten. De
resultaten werden geëvalueerd gedu-
rende minimaal drie maanden en
maximaal acht jaar. Van de acht tumo-
ren geheel chimrgisch verwijderd reci-
diveerden er drie en van de 20 die te-
vens nabehandeld werden met aqua
dest slecht één. Voor de niet geheel
verwijderde gezwellen waren deze cij-
fers respectievelijk zeven van de elf en
25 van de 79 recidief De acht kleine
tumoren die alleen met aqua dest be-
handeld werden vertoonden een blij-
vende regressie. Ruim 100 jaar gele-
den heeft Ehrlich, de grondlegger van
de chemotherapie, er reeds op gewe-
zen dat mast cellen zeer gevoelig wa-
ren voor aqua dest.

MAST CELL TUMOUR DESTRUCTION IN DOGS
BIJ HYPOTONIC SOLUTION

Aan deze waameming is onvoldoende
aandacht geschonken.

J.P. W.M. Akkermans

MICE AS CARRIERS ÜF SALMONELLA ENTERITIDIS ON
PERSISTENDLY INFECTED POULTRY UNITS

R.H. Davies, C. Wray. The Veterinary\'
Record 1995; 137: 337-41.

Het blijkt dat huismuizen (Mus mus-
culus domesticus) een schakel kunnen
zijn bij het onderhouden van een
S. en-
teritidis
infectie op pluimveebedrij-
ven. Eén en ander werd nagegaan op
veertien bedrijven die op natuurlijke
wijze besmet waren geraakt en in vijf
experimenten na kunstmatige infectie.
Muizenkeutels werden afzonderlijk
onderzocht. Er kwamen concentraties
voor van 10\'\'-10\'*5.
enteritidis k^mcn.
De uitscheiding was intermitterend
maar bleef tot 25 weken aantoonbaar.
Na stress nam deze toe. Ook herinfec-
tie was mogelijk.

Drie weken oude kuikens konden be-
smet worden met faeces van muizen
die twee en vijf maanden tevoren wa-
ren besmet met
S. enteritidis. Dit ge-
beurde zowel direct per os als via met
keutels verontreinigd drinkwater. Bij
het elimineren van
S. enteritidis op
pluimveebedrijven moet veel aandacht
geschonken worden aan het bestrijden
van knaagdieren.

J.P. T.M. Akkermans

GRÜEI-STIMULEREND EFFECT VAN SULFUR C 201 BIJ BIGGEN

G. Guajardo, R. Searcy en J. Soto.
British Homoeopathie Journal 1996;
Vol 85: 15-6.

In een blinde, placebo-gecontro-
leerde proef werd aan een groep
drachtige zeugen Sulfur C 201 toege-
diend. Hiertoe loste men 10 ml Sulfur
C 200 op in 1000 ml water en
schudde dit 50 keer; de placebogroep
kreeg een 1/100 verdunde en ge-
schudde ethanol oplossing. De ver-
dunningen werden om de tien dagen
over de pellets gesprayed. Na de par-
tus werd met de toedieningen ge-
stopt.

Het geboortegewicht van de biggen
verschilde niet tussen de twee groe-
pen. Gedurende de zoogperiode van
vier weken was de gewichtstoename
van de biggen in de Sulfurgroep sig-
nificant groter (gemiddeld 1 kg). Het
gemiddelde eindgewicht en de ge-
middelde dagelijkse gewichtstoe-
name van de biggen verschilden ook
significant met die van de placebo-
groep.

A.G.G. Kok

-ocr page 256-

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling, vond de redactie prof. dr.
L.J. Hellebrekers (Vakgroep Ge-
neeskunde van Gezelschapsdie-
ren, Faculteit der Diergeneeskun-
de) bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

M ■ «t

•MâibaAiiHUki

MEDETOMIDINE

VRAAG:

Enige jaren heb ik ervaring met het
anesthesiemiddel Domitor (medeto-
midine). Tot mijn schrik merk ik
steeds vaker dat honden en katten die
hiermee zijn ingespoten een ver-
hoogde bloedingsneiging vertonen
en dat stolselvorming vertraagd is.
Mijn vraag is hebben andere col-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende vier cursussen. Eén daar-
van \'De Zeisterdagen 1996\' behoeft
geen nadere uitleg; het programma is
weer zeer de moeite waard! Verder is
opgenomen een tweetal cursussen be-
treffende certificatie. De cursus ge-
richt op de Landbouwhuisdieren-
praktijk zal op 28 en 29 november
1996 van start gaan. De cursus gericht
op de Gezelschapsdierenpraktijk staat
voor 19 maart 1997 op het pro-
gramma. Van beide cursussen treft u
een weergave van het programma
aan. Verder maken wij u attent op de
\'Applicatiecursus Rundveevoeding
r. Deze cursus bestaat uit twee delen.
De eerste twee dagen (19 en 21 no-
vember) zijn theoretisch van opbouw,
de derde dag (26 november) is een
praktijkdag bij ROC Cranendonck.
Een cursus die zeer de moeite waard
is. Opgave voor alle genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374,
fax (030) 2516490 of e-mail
paod@pobox.ruu.nl. Ons volledige
lega\'s ook deze ervaring en is er iets
bekend van dit middel in relatie tot
bloedstolling. In de tot mij beschik-
bare literatuur kon ik hierover niets
vinden.

ANTWOORD:

Het optreden van (capillaire) bloe-
dingen tijdens chirurgie waarbij het
dier is geanestheseerd met medetom-
idine (Domitor®) is een fenomeen
wat een enkele keer vaker wordt ge-
rapporteerd.

De oorzaak hiervoor kan niet worden
gevonden bij een veranderde, minder
vlot verlopende stolling. Zoals de
vraagsteller reeds aangeeft is daar-
voor in de literatuur geen enkele aan-
wijzing te vinden.

Een andere, en meer voor de hand
liggende, reden voor het optreden
van capillaire bloedingen is gelegen
in de hemodynamische verschillen
van de medetomidine anesthesie in
vergelijking met andere vormen van

cursusaanbod kunt u, naast onze bro-
chure, vinden op internet pagina:
http://www.cc.ruu.nl/paod.

De Zeisterdagen 1996, Cursusprijs
ƒ 1250,— (inclusief overnachtingen).

Week 1 (96/909);
4-8 november 1996

Week 11 (96/910);
11 - 15 november 1996

Week 111 (96/911);
18-22 november 1996

De Zeisterdagencommissie heeft dit
jaar de volgende onderwerpen op het
programma geplaatst: Bloedtransfu-
sie bij rund en paard; Sederen van
paarden onder praktijkomstandighe-
den; Bedrijfstypen melkveebedrijven
na 2000; Varkensbedrijven: kansen
en uitdagingen; Pathologie in de eer-
ste lijn: technieken, mogelijkheden en
beperkingen; Gesloten bedrijfsvoe-
ring en diergezondheidszorg; Forum-
discussie onder leiding Bovisie:
Rundveegezondheidszorg, kansen en
uitdagingen; Paratuberculose; Ont-
wikkelingen in de vaccinologie; ca-
suistieken gezelschapsdieren; wan-
(injectie- of inhalatie-) anesthesie.
Daar waar de meeste anesthesievor-
men leiden tot een in meer cf min-
dere mate gedaalde bloeddrui:, leidt
het gebruik van medetomidine (ze-
ker bij de hond) tot een bloeddruk die
na een initiële hypertensie rondom
het uitgangsniveau komt te liggen.
Bij toedieningen van hogere doserin-
gen medetomidine, of indien er
sprake is van gecombineerde toepas-
sing met ketamine, kunnen zelfs uit-
gesproken verhoogde bloeddrukken
gedurende de gehele anesthesiepe-
riode worden waargenomen. De con-
sequentie van een dergelijke bloed-
druk in het \'normale\' of licht
verhoogde traject is dit er eerder
sprake zal zijn van het optreden van
capillair bloedverlies. Anderzijds is
er vanuit cardiovasculair oogpunt
bezien een duidelijk bredere veilig-
heidsmarge voor de patiënt, zeker in
vergelijking met andere, meer hypo-
tensieve anesthesievormen.

neer verandert doe-het-zelf in beun-
hazerij? toegelicht aan de hand van
internistische en orthopedische pa-
tiënten; Vergadering Groep Practici
Grote Huisdieren; Geiten; bestrij-
dingsprogramma\'s van infectieziek-
ten; Workshop hechtmaterialen; Re-
gistratie diergeneesmiddelen: hoe nu
verder?; Actualiteiten uit de vleeskui-
kenhouderij; Immobiliseren van wil-
de herkauwers: protocol, middelen en
netwerk; De elektronische snelweg:
het bijpraten van de (almost) lost ge-
neration; Veehouderij in beschermde
gebieden: elimineren, gedogen of sti-
muleren?; Sociale aspecten van de
maatschap: de ervaren kijk; Finan-
ciële aspecten oftewel: hoe verdient
de dierenarts zijn geld?; De dierenart-
senpraktijk als bedrijf; Praktijkman-
agement deel 7.

Certiricatie landbouwhuisdieren-
praktijk (96/701),
28 en 29 novem-
ber te Veldhoven. Kosten ƒ 1.200,--
(inclusief overnachting).

Samen met de Kwaliteits Richtlijn
Dierenartsenpraktijken is een uitge-
werkt cursusaanbod ontwikkeld; één
voor de Landbouwhuisdierenpraktijk
en één voor de Gezelschapsdieren-

-ocr page 257-

praktijk. Het doel van de cursus is 1.
het verduidelijken van de Kwaliteits-
richtlijn Dierenartsenpraktijken en 2.
het behulpzaam zijn bij het opzetten
van een kwaliteitszorgsysteem in de
eigen praktijk.

De onderwerpen die aan bod komen
zijn:

- De feiten die een diergeneeskundig
kwaliteitszorgsysteem nodig ma-
ken; drs. J. Westerbeek.

- Certificeren is een manier van den-
ken; Certiked.

- Het protocol en de werkinstructie;
Certiked.

- De Kwaliteitsrichtlijn vertaald naar
de praktijk; drs. J. Pons.

- Apotheekbeheer, de verantwoor-
ding in het KHB; drs. J. Pons.

- Nieuwe ontwikkelingen hoe vast-
leggen; drs. S.J. Mesu.

- Administratie, registratie, docu-
mentatie; de registratie van de vete-
rinaire activiteiten; \'een toetser\'.

- Praktijkgebouwen en inventaris;
waar loop ik tegen op? Welke op-
lossing kozen wij; een prakticus die
bezig is met certificeren.

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk; drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess.

- Practische oefeningen in het maken
van protocollen/werkinstructies; \'een
toetser\'.

- Functiebeschrijving en organo-
gram; dierenarts uit een pilotprak-
tijk.

- Organisatie diergeneeskundige be-
geleiding.

- De klachtenprocedure; mr. S. van
Egmond.

- Kennis, een product met verloopda-
tum; hoe onderhouden we die?;
PAO-Diergeneeskunde.

- Werkoverleg en inteme audit;
STOAS/Agrimanagement.

- Het kwaliteitshandboek; Certiked.

De cursus zal worden afgesloten met
een ruime algemene discussie.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk (97/701),
19 maart 1997 te Zeist.
Kosten ƒ 700,-- (inclusief diner).

De doelstelling van deze cursus is ge-
lijk aan die van de cursus Certificatie
Landbouwhuisdierenpraktijk. Zoals u
echter kunt zien is een aantal onder-
werpen gelijk, maar ligt voor andere
het accent verschillend. Ook is voor
een verschillende tijdsduur gekozen;

voor de Landbouwhuisdieren zal
meer tijd nodig zijn. De onderwerpen
die aan bod komen zijn:

- Kwaliteitszorg is noodzaak en ei-
genbelang; drs. H. van Herpen.

- Certificeren is een manier van den-
ken, zichtbaar te maken in protocol
en werkinstmctie; Certiked.

- Functioneringsgesprekken en in-
teme audit; STOAS/Agrimanage-
ment.

- De klachtenprocedure; mr. S. van
Egmond.

- Kennis, een product met verloopda-
tum; hoe onderhouden we die?;
PAO-Diergeneeskunde.

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk; drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess.

- Omgang met medicijnen; de ver-
antwoording in het kwaliteitsboek;
drs. J. Pons.

- De patiëntenadministratie; drs. J. de
Vries.

- Het schrijven van een protocol/
werkinstmctie; oefeningen in groe-
pen; drs. C. van Helbergen.

De cursus zal worden afgesloten met
een ruime algemene discussie.

Applicatiecursus rundveevoeding I
(96/211),
19, 21 (GD Boxtel) en 26
november 1996 (ROC Cranendonck
te Soerendonk); drie hele dagen, de
eerste twee dagen theorie, de derde
dag praktijk. Kosten ƒ 995,- (inclu-
sief lunches, exclusief overnachtin-
gen).
Een combinatie van theorie en
praktijk.

U treft hier een weergave van het pro-
gramma aan.

MÉÉeü

Dag LTheorie:

Na de ontvangst begint drs. J. Veling
met een inleiding en de uitleg over de
doelstelling van de cursus. Ing. A.
Malestein zal daama ingaan op de in-
terpretatie van grondonderzoek.
Hiema zal ing. T. Schonewille ingaan
op de interpretatie van ruwvoeronder-
zoek. Na de lunchpauze gevolgd door
ing. A. Malestein over enkelvoudige
producten en mengvoeders en ing. J.
Bakker over uitgangspunten van rant-
soenberekening. Deze dag zal door
ing. A. Malestein worden afgesloten
met een praktische oefening in ruw-
voerbeoordeling.

Dag 2: Theorie:

Deze tweede dag zal dr. A. van
Vuuren starten met een lezing over
pensfermentatie - stofwisseling. Prof
dr. A. van \'t Klooster zal daama in-
gaan op de beoordeling van minera-
len- en vitaminevoorziening. Na de
lunchpauze zal achtereenvolgens
worden ingegaan op; de interpretatie
gegevens melkcontrole, drs. D. de
Lange; Achtergronden van conditie-
beoordeling door drs. J. Veling en
Aanvullende diagnostiek door drs. D.
de Lange.

Dag 3: Praktijk:

Ing. A. Malestein start deze dag met
knelpunten in het voersysteem. Hiema
zullen ing. A. Malestein en drs. J.
Veling gezamenlijk verdergaan met:
Verzamelen bedrijfsgegevens met be-
hulp van Checklist; Aanvullende infor-
matie van het bedrijf; Bespreking van
de bedrijfsgegevens en Bespreking van
praktijkrantsoenen. Deze dag zal wor-
den afgesloten met een nabespreking.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW).

Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorra-
dig zijn, met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995, 1994,1993,1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op post-
rekening 511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \' Banden\' en
de jaargang.

-ocr page 258-

Op 13 mei 1996 is op 64-jarige leef-
tijd onze collega Jan Slingerland
overleden. Bijna 40 jaar heeft hij in
Dordrecht gewoond en gewerkt. Zijn
overlijden kwam na een korte maar
ernstige ziekte en was voor allen die
hem van nabij kenden een verbijste-
rende ervaring.

Jan studeerde diergeneeskunde van
1950 tot en met 1956 en na de mili-
taire dienstplicht te hebben vervuld
en in enkele praktijken te hebben
waargenomen, nam hij in 1958 in
Dordrecht de praktijk over van col-
lega Koens. De praktijk bestond toen
uit overwegend grote huisdieren en
bestreek het gehele Eiland van
Dordrecht en de Hoeksche Waard tot
en met Maasdam. In die tijd heeft hij
samen met zijn vrouw Adrie dag en
nacht voor dier en mens klaarge-
staan. Een tijd waarin een dierenarts
weinig of geen vrije tijd had en zich
alleen kon handhaven door zich
voortdurend dienstbaar op te stellen.

Zijn praktijk breidde zich uit, ook de
geneeskunde van gezelschapdieren
had zijn belangstelling. Een reden
om in 1973 een collega aan te trekken
en te associëren. Snel daarna groeide
de praktijk uit tot een driemansasso-
ciatie. Jan genoot volop van de sa-
menwerking met zijn collega \'s en de
mogelijkheden die deze samenwer-
king bood, zoals ruimte voor specia-
lisatie en wat meer vrije tijd. Door de
groei van de praktijk en mede door de
stimulerende kracht van Jan was er
al snel ruimte voor nog drie dieren-
artsen. Op tijd had hij ingezien dat
specialisatie binnen een praktijk het
niveau van werken kon verbeteren.

n memoriam

JAN SLINGERLAND

vogels en het zoeken naar samenwer-
king met andere verenigingen die
zich inzetten voor de bescherming
van dieren. De spreuk van
Franciscus van Assisi \'de afhanke-
lijkheid van het dier bepaalt onze
verantwoordelijkheid\' was hem op
het lijf geschreven. Naast een ge-
waardeerd lid van de Rotary was hij
tot aan zijn dood bestuurslid van de
Stichting Andreaskerk Dordrecht, de
kerk waar ook zijn rouwdienst werd
gehouden. Dat Jan voor veel mensen
iets betekende, bleek uit de grote be-
langstelling tijdens de dienst vooraf-
gaande aan de teraardebestelling op
vrijdag 17 mei 1996.

Wij zullen Jan Slingerland blijven
missen, niet alleen als collega, maar
vooral ook als vriend waar we jaren
dagelijks mee hebben opgetrokken.
Zijn vrouw, kinderen en verdere fa-
milie wensen wij veel sterkte in het
dragen van het grote verlies.

G. van den Brink
J.L. Hopmans
H. van der Linden
H. Molenaar
C. van den Berg

Naast technische ontwikkelingen
bleef Jan Slingerland altijd dicht bij
de mensen staan en bewaarde graag
de persoonlijke contacten zoals hij
vroeger op de boerenbedrijven al ge-
wend wa^.

Naast het werk in de praktijk was hij
ook op andere gebieden actief. Zo
was hij betrokken bij de oprichting
van het huidige Streekdierentehuis
Loutebloemen en sinds 1970 was hij
voorzitter van de Dordtse afdeling
van de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren. Onder zijn
leiding kwam veel tot stand, zoals de
dierenambulance, het organiseren
van EHBO-cursussen voor dieren,
wintervoedering voor vogels, het be-
handelen van olieslachtoffers onder

-ocr page 259-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor

Diergeneeskunde hebben zich aangemeld de
volgende collega:

Raad, Mevr. M.P.C. de; 1996; 4701 CD
Roosendaal; Vrouwemadestraat 73.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bergman, H.J.; Gem-1996; 9820 Merelbeke
(België); Fraterstraat 190.
Bossard, Mevr. M.M.; 1996; 4142 BT Leerdam;
R. Jooszstraat 6.

Dwarkasing, Mevr. V.N.A.; 1996; 3514 BZ
Utrecht; Hopakker 210.

Gooskens, Mevr. J.L.M.; 1988; 4714 RD
Sprundel; Korte Hei 11.

Hoomick, L.J.P.; 1996; 7156 LB Beltmm;
Grolseweg 19.

Hovius, K.E.; 1980; 5508 PA Veldhoven; Heike
9.

Huume, Mevr. Dr. A.A.H.M. ter; 1981; U-1993;

3981 BB Bunnik; Kon. Julianalaan 26.

Kooijman, Mevr. G.E.; 1996; 3311 LT

Dordrecht; Toulonselaan 51.

Peters, ProfDr. P.W.J.; 1971; (Geneesk.) U-

1981; 5366 Munsbach (Luxemburg); 232, Rue

Principale.

Spcybrouck, Mevr. S.G.M.; Gent-1989; 2582
KR \'s-Gravenhage; Van W. van Dijkveldstraat
57.

Zuiderduin. C.H.; 1996; 3582 JD Utrecht;
Rubenslaan 71.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor

Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur
aangenomen:

Baas, Mevr. J.C.; 3571 HM Utrecht;
Rauwenhofflaan 154.

Dijkstra, Mevr. H.W.; 3572 CA Utrecht;
Wittevrouwensingel 48.

Scheer, J.B.R. van der; 3532 TL Utrecht; Van
Lennepstraat 41.

□VERLEDEN:

Drs. D.S. Noordijk te Utrecht.

JUBILEA:

W.J. van Baaien te Loenen a/d Vecht, afwezig,
30 jaar, 4 november 1996
W.G. de Ruyter te Monnickendam. afwezig, 30
jaar, 4 november 1996

Dr. D. Talsma te Tietjerk, afwezig. 50 jaar, 7 no-
vember 1996

I.e. Klok te Rockanje, afwezig, 45 jaar, 9 no-
vember 1996

Dr. W.A. Hunneman te Esch, afwezig, 30 jaar,
11 november 1996

A.C.A. van Exsel te Esch, afwezig, 25 jaar, 12
november 1996

P. Meijer te Stiens (F), afwezig, 25 jaar, 12 no-
vember 1996

P.G.M. Rambags te Rosmalen, afwezig, 25 jaar.

12 november 1996

M. ter Veer te Norg, aanwezig, 25 jaar, 12 no-
vember 1996

P.W. Pastoor te Ten Boer (Gr), afwezig, 25 jaar,
12 november 1996

J.G. Krüger te Harvey (Australië), aanwezig, 25
jaar, 12 november 1996

H.C.C.M. Meens te Meijel, afwezig, 45 jaar, 14
november 1996

G.J.J. Snelder te Laren (NH), afwezig, 35 jaar,

15 november 1996

Dr. I. Nathans te Amstelveen, afwezig, 40 jaar,

16 november 1996

C.J. Cysouw te Jezus Eik-Overijse (België),
aanwezig, 35 jaar, 27 november 1996
Dr. J.M. van Leeuwen te Lelystad, afwezig, 35
jaar, 27 november 1996

J.P. van der Laan te Steenwijk, afwezig, 35 jaar,
29 novmeberI996

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
4 oktober 1996;

Ebbinge, H.
Giessen, D. van der
Groenen, Mevr. H.H.M.
Haan, E. de
Heiden, G. van der
Heutinck, Mevr. E.M.F.T.
Levy, A.

Lieshout Mevr. L.C.
Loonen, Mevr. M.P.M.
Mouwen, R.H.
Riem, Mevr. I.H.M.
Spaans. Mevr. A.H.
Terlouw, Mevr. 1.
Thomassen, Mevr. I.M.J.L.
Wal, Mevr. H.C.A.vander
Yokoi, Mevr. M.

MUTATIES:

165 Aukema, Dr. J.J.; 1955; U-1971; 6861 HA
Oosterbeek; De Vrijhof 2; tel. 026-
3337455; r.d.; oud-i.V.G.; oud-voorz.
Ereraad; O.O.N.

331 Bergman, H.J.; Gent-1996; 9820
Merelbeke (België); Fraterstraat 190; tel.
00-32-9-2647561 bur.; wet. medew. Fac.
Diergeneesk. Gent (vkgr. Voortpl., Ver-
loskunde en Bedrijfsdierg.)

(toev. als lid).
180 Bossard. Mevr. M.M.; 1996; 4142 BT
Leerdam; R. Jooszstraat 6; tel. 0345-
616899 privé, 030-2539411/2537563 bur.;
fax 030-2518126; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde van Gezel-
sehapsd.)(
toev. als lid).
183 Broers, P.P.J.M.; 1980; 5854 BW Nieuw
Bergen; Keulerstraat 59; tel. 0485-
343998 privé,
587620 bur.; Hoofd Vet.
Services Department, Intervet Int. B.V.

332 Bmssaard, Mevr. H.J.D.; 1993; Esplugues
Dellobregat, Barcelona (Spanje); Sant
Francesc Xavier 41-43, 2o, 3a;
tel. 00-34-
3-4990379 privé, 7972389 prakt.; p., me-
dew. bij
J.A. Cuatrecasas.

186 Burger, Mevr. C.R.; 1992; 3524 KG
Utrecht; Westfalen 32; tel. 030-2871712
privé,
6038700 prakt.; p., medew. bij
J.O.B. Weeber.
332 Coert, Mevr. M.; 1991;
Walesby Market
Razen, Lincolnshire LN8 3UW
(Verenigd Koninkrijk); 2-3 The Row,
Razen Rd.; tel. 00-44-1673-838580 pri-
vé,
842767 prakt.; p., medew. bij R.W.
Plenderleith.
189 Cromwijk, W.A.J.; 1960; 6721 AM Ben-
nekom; Hullenberglaan 8; tel. 0318-
418013;
r.d.

191 Deneer, J.P.M.; 1995; 6374 CV
Landgraaf; Grensstraat 128; tel. 0545-
471390 prakt.; fax 0545-474533; p., me-
dew. bij C.J. Blaauboer, M.L van den
Dikkenberg en A.W.J. van Wijk.

197 Douw, B.G.; 1992; Naar het buitenland.
333 Douw, B.G.; 1992; Macroom, Co. Cork

(Ierland); 16 Oakwood; tel. 00-353-26-
41091 prakt.; p., geass. met C. Goold.
333
Downer, J.W.G.; 1992; Walesbv Market
Razen, Lincolnshire LN8 3UW
(Verenigd Koninkrijk); 2-3 The Row,
Razen Rd.; tel. 00-44-1673-838580
privé, 842767
prakt.; p., medew. bij R.W.
Plenderleith.

198 Dmmmen, M.H.; 1996; 3235 NN
Rockanje; Middelweg 10; teL 0181-
402725;
wnd.d.

199 Dwarkasing, Mevr. V.N.A.; 1996; 3514
BZ Utrecht; Hopakker 210; tel. 030-
2723004; wnd.d.
(toev. als lid).

199* Ebbinge, H.; 1996; 3551 SX Utrecht;
Asterstraat 2; teL 030-2441272; wnd.d.

206 Gastel-Jansen, Mevr. A. van; 1957; 4891
ZP Rijsbergen; Tiggeltsestraat 5; teL
076-5964976; r.d.;
specialist Veterinaire
Radiologie n.p.

207 Geelen, Mevr. S.N.J.; 1994; 3997 .MZ \'t
Goy; Groenedijkje 13; tel. 030-6012484;
specialist in opleiding U.U. (F.D, vkgr.
Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisd.).

208* Giessen, D. van der; 1996; 3514 CW
Utrecht; Koekoekstraat 30; tel. 030-
2734819; wnd.d.

209 Gooskens, Mevr. J.L.M.; 1988; 4714 RD
Sprundel; Korte Hei 11; tel. 0165-388142
privé, 382470 prakt.; p., medew. bij
J.H.A.M. Bartels, A.A.J. Geerts, K.H.J.
Lambeek, J.A. Meijs en I.C.A.M. van
Oosterhout
(toev. als lid).

210 Goot, Mevr. J.A. van der; 1996; 3523 RK
Utrecht; Opaalweg 29-2;
tel. 030-
2521121;
wnd.d.

2ll*Groenen, Mevr. H.H.M.; 1996; 3581
WC Utrecht; Bloenistraat 21 bis; tel.
030-2520885; wnd.d.
213* Haan, E. de; 1996; 1431 EG Aalsmeer;

Stationsweg 34; tel. 0297-322217; d.
217* Heiden, G. van der; 1996; 7002 LL
Doetinchem; Varsseveldseweg 165; tel.
0314-327189; wnd.d.
218 Helder, J.J.; 1994; 7961 NT Ruinerwold;
Dr. Larijweg 144; tel. 0522-481051; p..
medew. bij J. Bosman, J.F. van Calker,
Mevr. H.W. Janssen, J.L. Krom, W.
Meijer en J.B. Timmer.

220 Hermelink, E.J.W.; 1974; 7315 EL
.Apeldoorn; Gemzenstraat 211;
tel. 055-
5216422 privé, 5215214 prakt.; p., geass.
met J.P. Vrij.

221* Heutinck, Mevr. E.M.F.T.; 1996; 3532
GW Utrecht; Alberdingk Thijmstraat 1;
teL 030-2934128; wnd.d.

221 Heuvelman-Kreijkes, Mevr. L; 1996;
7462 PB Rijssen; Middeldijk 31 A; tel.
0548-540736; wnd.d.

222 Hof R.E. van \'t; 1990; 9658 PL
Eexterveen; KofTielaantje 6; tel. 0598-
468853 privé,
622234 prakt.; p., geass.
met Dr. R. Boosman, R.M.G. Keereweer
en B. Prins.

224 Hoomick, L.J.P.; 1996; 7156 LB Beltrum;
Grolseweg 19; tel. 0544-482412 privé,
461313 prakt.; p., medew. bij C.J.
Hartveld, P.C.J. Hopmans en G.A.I. Kamp
(toev. als lid).
226 Hovius, K.E.; 1980; 5508 PA Veldhoven;

-ocr page 260-

Heike 9; tel. 040-2540958 prakt.; p., geass.
met M.H.H. Timmermans (toev. als lid).

227 Huume, Mevr. Dr. A.A.H.M. ter; 1981; U-
1993; 3981 BB Bunnik; Kon. Julianalaan
26; tel. 030-6570751 privé,
0320-238238
tst. 8675 bur.;
wet. medew. ID-DLO. afd.
Aviaire Virologie
(toev. als lid).

239 Kooijman, Mevr. G.E.; 1996; 3311 LT
Dordrecht; Toulonselaan 51; tel. 078-
6146631 privé, 6138444 prakt.; fax 078-
6350163; p., medew. bij G. van den Brink,
J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der Linden
(toev. als lid).

239 Kooistra, H.S.; 1990; 3706 BE Zeist;
Lisztplein 16; tel. 030-6955448 privé,
2539411 bur.;
fax 030-2518126;
.Specialist Interne Geneeskunde der
Gezelschapsdieren; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Geneeskunde van
Gezelschapsdieren).

242 Kreijkes, Mevr. 1.; 1996; zie: Heuvelman-
Kreijkes, Mevr. L

243 Kruithof. B.A.P.; 1991; 1972 EM
IJmuiden; Kennemerlaan 173; tel. 0255-
538531;
p., medew. bij S.C.H. Veltmeijer;
medew. bij Spoedkliniek voor Dieren
Amsterdam.

248 Leemans, H.C.A.; 1969; 7941 KM
Meppel; Burg. Knopperslaan 21; tel. 0522-
256671 privé, 070-3793137 bur.;
fax 070-
3477552; senior-beleidsmedew.
L.N.V.,
Dir. M.K.G., afd. G. & W.

250* Levy, A.; 1996; 3582 XX Utrecht;
LB.Bakkerlaan 145; tel. 030-2546973;
wnd.d.

250* Lieshout. Mevr. L.C.; 1996; 3526 EG
Utrecht; Columbuslaan 259; tel. 030-
2870098; wnd.d.

250 Lieshout. Mevr. M.J.M. van; 1994; 5469
PJ Erp; Hurkske 4; tel. 0413-212850 privé,
211350 prakt.; fax 0413-211495; p.. me-
dew. bij D.A.H. Brus. L.B.H. ten Hove,
J.W.M. Miltenburg, P.J.A.M. Pulskens,
C.J.M. Schouten en J.A.C. van Vuren.

252*Loonen, Mevr. M.P..M.; 1996; 3583 TN
Utrecht; Rembrandtkade 30; tel. 030-
2520358; d.

256 Meijer-Schallenberg. Mevr. E.M.; 1959;
2584 EN \'s-Gravenhage; Comelis Jolstraat
85; tel. 070-3558370;
fax 070-3558370;
p..gezeischapsd.; uitsluitend acupunctuur.

338 Mouwen, Mevr. D.J.M.; 1994; 24002
Leon (Spanje); Avd. Padre Isla 56/2e;
d.

260* Mouwen, R.H.; 1996; 3572 VS Utrecht;
Bollenhofsestraat 114 bis; tel. 030-
2715986; d.

266 Ooms. B.W.; 1986; 2635 HJ Den Hoorn;
Koningin Emmalaan 22; tel. 015-
2628157 privé, 070-3578855 bur.; 2e spe-
cialist Vlees en Vleesprodukten, R.V.V.-

Bti a R

Centraal.

339* Penraat, J.H.; 1995; naar Nederland.
27l*Penraat. J.H.; 1995; 6686 BW
Doornenburg; Lingeweg 2; tel. 030-
2892275; wnd.d.
339 Peters, ProfDr. P.W.J.; 1971; (Geneesk.)
U-1981; 5366 Munsbach (Luxemburg);
232. Rue Principale; tel. 00-352-358256
privé, 430134990 bur.; National Expert
Public Health, European Commission; hlr.
Med. Faculteit Utrecht
(toev, als lid),

275 Priist, E.B.J.M.; 1988; 8243 KD Lelystad;
Botter 38-19; tel. 0320-251013 privé,
250188 prakt.; p.

276 Quist, H.P.; 1971; 8112 PJ Nieuw-
Heeten; Keizersweg 7; tel. 0572-321002
privé,
353334 prakt.; fax 0572-355140; p.,
geass. met L.H. Karstanje, S. Reindersma,
M. Verhoef en J.W. Zuurhout.

276*Raad, Mevr M.P.C. de; 1996; 4701 CD
Roosendaal; Vrouwemadestraat 73; tel.
06-53913709 privé,
0165-565800 prakt.;
p., medew. bij A.J.C. Bakx, B.J.A.M.
Boschker, B.A. ten Bruggen Cate,
P.H.M.M. Jacobs, A.J.M. Meesters,

G.A.D.J. de Mol, J.F.J. Segers en J.M.
Verbocht.

277 Reekers. S.A.L.; 1986; 5816 AD
V\'rcdepeel; Kuulenweg 17; tel. 0478-
546221 privé, 641300 prakt.; p.,
medew.
bij H.M.J. Bekkers, R.H.J.M. Graafmans,
K.K. Kadijk, Mevr. E.M.M. Romijnders en
M.H.J.M. Rutten.

339 Reither, N.P.; 1990; 5240
Valestrandsfossen (Noorwegen); Skaar;
tel, 00-47-56393809 privé, 55543753
bur.; fax 00-47-960135; d. bij Intervet
Norbio, Vet. Serv. Dept.;
p.,
Fuglehospitalet, tel./fax 00-47-315660.
278* Riem. Mevr. I.H.M.; 1996; 3581 NW
Utrecht; Meeklenburglaan 14; tel. 030-
2521316; wnd.d.
283 Salomons, M.G.; 1992; 7255 CE Hengelo
(Gld); Sncthlageweg 18;
tel. 0575-
464289 privé, 461420 prakt.; fax 0575-
464008; p., geass. met A.R.J. van Ingen en

H.J.Ormcl.

288 Schuil, G.J.A.; 1976; 2713 CA
Zoetermeer; J.W. Krisostraat 9; tel, 079-
3167508; fax 079-3160060; d.
290 Sinke. Mevr. J.D.: 1992; 1035 NP
.\\msterdam; Kadoelenweg 236; tel. 020-
6337786 privé,
030-2539411 bur.; specia-
list in opleiding U.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Gezeischapsd.).
290 Sjollema, B.E.; 1980;
1035 NP
.Amsterdam; Kadoelenweg 236; tel. 020-
6337786 privé,
6920936 prakt.; fax 020-
6937095; Specialist Chimrgie der
Gezelschapsdieren; p..
Dierenarts

Specialisten .Amsterdam.
294*Spaans, Mevr. A.H.; 1996; 3512 VR
Utrecht; Van Asch van W ijckskade 25;
tel. 030-2328828; wnd.d.

294 Speybrouck, Mevr. S.G.M.; Gent-1989;
2582 KR \'s-Gravenhage; Van
W. van
Dijkveldstraat 57; tel. 070-3542349;
wnd.d. (toev. als lid).
299*Terlouw, Mevr. L; 1996; 3533 JK
Utrecht; Ravellaan 117; tel. 030-
2961894; d.

301*Thomassen, Mevr. I.M.J.L.; 1996; 3572
XJ Utrecht; Admiraal van Gentstraat 69
bis; teL 030-2735121; wnd.d.
302»Tolsma. H.J.D.; 1996; 7101 EH
Winterswijk; Korenstraat 2; tel. 0543-
523065 privé, 522111 prakt.; p., medew.
bij J.A.T. van Kampen en P.S.M.
Tolsma.

304 Vaessen. Mevr. M.M.A.R.; 1994; 3571 JP
Utrecht; Eykmanlaan 401; tel. 030-
2721249 privé, 2537563 bur.; specialist
in opleiding U.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Gezelschapsdieren).
309 Verstappen, F.A.L.M.; 1996; 3848 BX
Harderwijk; Zuiderzeestraatweg39; tel.
0341-433078; wnd.d.
315 Vrij,
J.P.; 1969; 7315 EL Apeldoorn;
Gemzenstraat 211;
tel. 055-5225484
privé, 5215214 prakt.; p., geass.
met

E.J.W. Hermelink.

317* Wal, Mevr, H,C,A, van der; 1996; 3512
AX Utrecht; Wijde Begijnestraat 52; tel,
030-2369894; wnd.d.
317 Wassink, G.; 1972; 7642 LM Wierden;

Nottermorsweg 3; tel. 0546-573382; d.
327*Vokoi, Mevr. M.; 1996; 3512 GL
Utrecht; Oudkerkhof 46 A; tel. 030-
2312848; d.

328 Zuiderduin, C.H.; 1996; 3582 JD Utrecht;
Rubenslaan 71; tel. 030-2540750 privé,
074-2422687 prakt.; p., medew. bij

F.J.M.M. Dankers (toev. als lid).

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1997

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens in het
Jaarboek 1997 juist vermeld worden, dan
verzoekt de Redactie van het Dier-
geneeskundig Jaarboek u
vóór 1 december
1997
eventueel fouten en wijzigingen
schriftelijk door te geven aan het Bureau
van de Maatschappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek

Doorlopende agenda

November

1 PAO-D cursus: 96.120. Behandeling van
kmisbandletsels.

1—3 Animal Welfare, Module 1: Assessing
animal welfare. Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

2 PAO-D symposium Vakgroep Radiologie:
96.905. Er is meer dan röntgen: modeme
diergeneeskundige beeldvormende tech-
nieken, en hoe kan de praktiserende dieren-
arts daar optimaal gebmik van (laten) ma-
ken?

5 PAO-D cursus: 96.129. Anesthesiologie
gezelschapsdieren.

6 PAO-D cursus: 96.908. De praktiserende
dierenarts en de zoönoserichtlijn.

6 Vergadering Kring Dierenartsen in de
Achthoek. Plaats: Restaurant \'t
Wolfersveen, Zelhem. Aanvang: 20.00
uur.

6 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Rund (5)
Echografie bij het mnd.

7 Studiebijeenkomst Groep Geneeskunde
van het Rund, collegezaal Vakgroep

Bedrijfsdiergeneeskunde en Buitenprak-
tijk, aanvang: 13.30 uur.

7 PAO-D cursus: 96.143. Dia-diagnostiek
oogheelkunde; De adnexa inclusief de con-
jectieva.

7 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

7 PUO (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (25) Peurs et phobies chez le
chien.

7 AUV-regiovergadering Zuid. Novotel
Eindhoven, aanvang: 20.00 uur.

7—8 PHLO-cursus \'Preventieve gezondheids-

-ocr page 261-

zorg in de varkenshouderij\' te Wage-
ningen.

8—9 PAO-D cursus: 96.130. Hartaandoening-
en hond; modeme diagnostiek en behande-
ling.

9 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen. \'Hotel Mitland\' te Utrecht:
13.30 uur.

9 Vaktechnische dag groep GKZ en VBvK.
Actuele onderwerpen en hun eventuele ef-
fect op de keuring. Plaats: Hoofdgebouw
ID-DLO, Edelhertweg 15, Lelystad. Ont-
vangst: 09.30 uur. Einde programma:
14.30 uur.

11 AUV-regiovergadering Noord. Postiljon
Heerenveen, aanvang 20.00 uur

11 PAO-D cursus: 96.148. Ziekten van katten
en kittens.

12 PUO (Gent) Grote Huisdieren: Rund (6)
Abortus als bedrijfsprobleem.

12 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Apeldoom, Hotel Nieland.

13 Symposium over paratuberculose. Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten,
aanvang: 13.30 uur.

13 PAO-D cursus: 96.138. Praktische röntge-
nologie GD.

13 PUO (Gent) Grote Huisdieren: Paard (13)
Praktische oefeningen geleidingsanesthe-
sie en intra-articulaire anesthesie.

14 PAO-D cursus: 96.912. \'On-line\' literatuur
zoeken in de praktijk en thuis; toegang tot
de veterinaire literatuur.

14 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard. Nationaal Prestatiecentrum
Nederhorst den Berg.

14 Symposium \'Wat dieren ons zeggen...\'
over verantwoord dierbeheer in Congres-
centrum Orpheus te Apeldoom. Organi-
satie: HBO-opleiding Diermanagement
van het Van Hall Instituut.

14 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Horst (Lb). Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

14 PUO Algemeen: (3) Soorten hechtmateria-
len, hun gebruik en knooptechnieken.

14 15 Jaarlijks congres van de European Os-
trich Association (EOA) (struisvogelhou-
ders) in het Expo Center te Hengelo.

14—15 Eerste intemationale workshop over
vrouwen in de Europese vleessector:
\'Women meet women in meat\' te Utrecht.

14—15 De \'European Ostrich Association
(EOA) houdt op 14 en 15 november in het
Expo Center te Hengelo haar jaarlijks con-
gres. Het congres zal in het teken staan van
de nieuwste ontwikkelingen rondom de
struisvogelhouderij. Voor meer informatie:
F.E. van der Horst, Bureau Van der Horst,
Bellinckhofsdwarsweg 3, 7604 PD

Almelo. Tel.: 0546-813677 offax: 0546-
828555.

14—16 Intemational Trade Fair for Aquacul-
ture. Queen Sirikit National Convention
Center, Bangkok-Thailand.

15 PAO-D cursus: 96.122. Huidziekten GDI;
diagnostiek, allergietesten, biopten.

16 Najaarsdag Groep Homoeopathisch wer-
kende dierenartsen, Hotel-Restaurant \'Nol
in \'t Bosch\' te Wageningen, aanvang:
09.30 uur.

19 PAO-D cursus: 96.211. Applicatiecursus
mndveevoeding 1.

19 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Varken, \'s middags.

20 PAO-D cursus: 96.210. Basiscursus echo-
grafie en voortplanting (landbouwhuisdie-
ren en Paard).

20 IPC Dier-cursus: \'Alles rondom de melk-
machine voor dierenartsen Rundveehou-
derij\'. Locatie: IPC Dier Oenkerk. Voor
meer informatie: dhr. J. Broos, tel.: 077-
399 88 88.

20 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei. Plaats: Praktijkgebouw Bameveld,
De Driest 2. Aanvang: 20.15 uur.

21 PUO (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (26) Pees- en spierproblemen
bij kleine huisdieren.

21 PAO-D cursus: 96.147. \'En hoe nu ver-
der...?\', de praktische aanpak van diagnos-
tische problemen GD.

21 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

21 PAO-D cursus: 96.211. Applicatiecursus
rundveevoeding 1.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthe-
siologie /Dermatolgie /Neurologie /Oph-
thalmologie. Dortmund. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FO-
RUM VELBERT, Oststr. 20, 42551 Vel-
bert, Tel.: 02051-95040, Fax: 02051-
950436.

21—24 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

22 PAO-D cursus: 96.123. Huidziekten GD
11; de therapieën.

22 PUO (Gent) Grote Huisdieren: Rund (7)
Leververvetting bij hoogproductieve
melkkoeien.

23 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren in De Reehorst in Ede.

26 PAO-D cursus: 96.211. Applicatiecursus
rundveevoeding 1.

27 PUO Grote Huisdieren: Rund (8) Casuï-
stiek.

27 IPC Dier-cursus: \'Alles rondom de melk-
machine voor dierenartsen Rundvee-
houderij\'. Locatie: IPC Dier Oenkerk.
Voor meer informatie: dhr. J. Broos, tel.:
077-399 88 88.

27—28 PAO-D cursus: 96.605. Apotheekbc-
heer 11 voor gezelschapsdierenpraktici.

28 Bijeenkomst Werkgroep praktici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

28—29 PHLO-cursus \'Veevoeding\' te Wage-
ningen.

29—30 PUO (Gent) Algemeen: (2) Het genees-
middelendepot.

December

1—6 Davos, Zwitserland. Basic Small Animal
AO-Veterinary Course in English. Basic
Equine AO-Veterinary Course in English.
For information contact: AO-Vet Centre,
Monika Gutscher, Winterhurerstr. 260,
8057 Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-313
03 83 new as of August 1, 1996, 41-1-635
8500. Fax. 41-1-313 03 84.

2—6 \'Diseases of Rats and Mice Week\', The
Royal Veterinary College, University of
London, Camden Town. Tel.: 0044-171-
468 5172, fax: 0044-171 -383 0615.

3 PAO-D cursus: 96.304. Zenuwstelsel en
bewegingsapparaat varken.

3 PAO-D cursus: 96.144. Dia-diagnostiek
oogheelkunde; intra-oculaire afwijkingen.

4 PUO (Gent) Grote Huisdieren: Paard (14)
Praktische oefeningen in de radiodiagnos-
tiek.

4 PUO (Gent) Grote Huisdieren: Varken
(20) Echografie bij het varken.

5 PUO (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (27) Denkoefeningen in de car-
diologie.

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering Deadline *)

11-11-1996
02-12-1996
16-12-1996
30-12-1996

01-12-1996
15-12-1996
01-01-1997
15-01-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Gezelschapsdierenkliniek in Castricum vraagt:

ENTHOUSIASTE DIERENARTS (M/V)

- ervaring niet noodzakelijk

- verhuizen naar Castricum is een vereiste

- avond- en weekenddiensten verdeling 1:1

- salariëring volgens de normen van de KNMvD

Richt uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld van uw curriculum vitae binnen 14 dagen aan :
Dierenkliniek Castricum, t.a,v, H.B.M.M. Wolters, Postbus 6,1900 AA Castricum.

-ocr page 262-

"Arthroluxyl is
de standaard.
Je moet eens
zien hoe zo\'n
dier opknapt en
weer beweegt..."

Sumenslelling hepanupine 2-lO \'g, equiseium 3■ 10 \'g: taraxacum 6 lO \'g: magnesium
630■ /0-\' g; calcium 175 10^ g: fosfor 170-10-^ g: ijzer 46-10-«g; la,per O,) 6■ / O " g; jinlc O, / 3■ JO"» g;
mangaar\\ 0,74- kobalt 0,02 -10\'\'\'g; molybdeen (sporen). Alle meuilen zijn gerangschikt in een
complexe, snel assimileerhare krisuilmacrix. Verpakking: doos ä
90 mhletten.

%APHARHO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Apharmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Po.stbus 5014, 6802 EA Arnhem,

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

S P.T.T. Doorschakeldienst

"S *21

S Eigen doorkiesapparaat

S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Saturnusstraat 51a, 7314 KM Apeldoorn. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.

i

-ocr page 263-

m ur-irJi^MiStMi j ft r%

ei

Het is goed als Hoofdredactielid regelmatig te evalueren of het Tijdschrift aan de vem\'achtingen blijft vol-
doen die de Hoofdredactie zelf en de leden ervan hebben, zodat regelmatig bijgestuurd kan worden. Het
voor u liggende nummer is een nummer waarin een aantal verwachtingen van de Hoofdredactie goed tot
uitdrukking zijn gekomen. Deze aflevering bevat een aantal wetenschappelijke artikelen die een gedeelte-
lijke afspiegeling zijn van de diversiteit van de diergeneeskunde.

Drie verschillende diersoorten komen aan bod en wel diersoorten waar wij relatief wat minder artikelen
van aangeboden krijgen (in dit geval vleeskalveren, pluimvee en het konijn). De doelstelling om een afle-
vering van het Tijdschrift aantrekkelijk te maken voor een zo breed mogelijk deel van de beroepsgroep is
niet altijd zo goed in te vullen.

Ten tweede verschijnen er in dit nummer ook een aantal zeer interessante bijdragen buiten de rubriek
Wetenschap. Een bijdrage van de Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen maakt melding van de
eerste stap in de richting van onderbouwing van de werking van homeopathie, iets waar al heel lang door
sceptici om gevraagd wordt. Het is goed te zien dat er inmiddels onderzoek van de grond is gekomen. Dat
er tevens al aanwijzingen zijn dat er een verklaring te geven is voor het homeopathische similia principe,
moet voor veel serieus werkzaam zijnde homeopaten een steun in de rug zijn.

Ook in dit Tijdschrift een bijdrage naar aanleiding van het uitkomen van het rapport \'Beroepsethiek en
beroep.sverenigingen\', waarin melding wordt gemaakt van het werken aan een morele visie binnen be-
roepsgroepen.

Het verslag van een workshop over vaccinologie van Sophie Deleu laat de Nederlandse dierenarts kennis-
maken met een aantal interessante discussiepunten waarvan de belangrijkste in de titel van het artikel ge-
sloten ligt: moeten wij wel ieder jaar hervaccineren of is het zinvol om het nut van de hervaccinatie eens
goed te (laten) onderzoeken? De vergelijking met mensen waarbij niet ieder jaar geënt wordt is interes-
sant, mede gezien het feit dat er onlangs al kritische geluiden gehoord werden over het steeds maar uit-
breiden van het vaccinatiepakket bij baby \'s en kinderen. Hierbij gaat het er niet alleen om in hoeverre wij
een aantal ziekten zelf moeten kunnen overwinnen, maar is het aspect van het niet geheel kunnen overzien
van de negatieve aspecten van vaccineren zeker zo belangrijk. Al met al een onderwerp dat zich goed leent
voor meer discussie. De Hoofdredactie is er van overtuigd dat u zich op een stormachtige zondagmiddag
niet hoeft te vervelen.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 264-

I M

mm

ÉMÉy

Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 642-6

VEROCYTOTGXINE-PRODUCERENDE ESCHERICHIA COLI
□157 BIJ NEDERLANDSE VLEESKALVEREN EN
SLACHTRUNDEREN

A. Heuvelink\'\', S. Schuiten^, R. Hoenderken^, P. Bijker\'^ en E. de Boer^

SAMENVATTING

In 1994 (augustus-september) en 1995 (juli-oktober) wer-
den faeces van Nederlandse vleeskalveren en slachtrun-
deren onderzocht op de aanwezigheid van verocyto-
toxine-producerende
Escherichia coli 0157 (0157
VTEC). In 1994 werden uit drie (0,9%) van de 365 faeces-
monsters van vleeskalveren OI57 VTEC stammen geïso-
leerd. Faeces van slachtrunderen werd niet verzameld. In
1995 werden uit één (0,5%) van de 183 monsters van
vleeskalveren en uit 30 (11,1%) van de 270 monsters van
slachtrunderen 0157 VTEC stammen geïsoleerd. De iso-
latiemethode in 1994 was als volgt: verrijking in gemodifi-
ceerd trypton-soya-bouillon met acriflavine (mTSB-t-a),
gevolgd door uitplaten op zowel sorbitol-MacConkey-
agar (SMAC) als SMAC met telluriet en
Cefixime (TC-
SMAC). In 1995 werden de monsters verrijkt in gemodifi-
ceerd £. co/i-bouillon met novobiocine (mEC-(-n) en werd
naast direct uitplaten van de verrijkingsculture een im-
munomagnetische concentreringsstap van
E. coli Ol57
uitgevoerd alvorens uit te platen. Alle 30 stammen uit
slachtrunderen werden geïsoleerd met de immunomagne-
tische scheidingsprocedure. Vier van de 30 monsters wer-
den tevens positief bevonden door direct uit te platen op
TC-SMAC. De faeces van het ene vleeskalf werden uit-
sluitend positief bevonden door direct uit te platen op TC-
SMAC. Uitplaten op SMAC gaf telkens negatieve resulta-
ten. Karakterisering van de 0157 VTEC-isolaten toonde
overeenkomst tussen de humane en runderisolaten. Dit
aspect vereist nog aanvullende experimenten. Uit het hier
beschreven onderzoek is gebleken dat ook Nederlands
rundvee, met name slachtrunderen, een reservoir van
0157 VTEC zijn.

SUMMARY

Verocytotoxin-producing Escherichia coli 0157 in Dutch
veal calves and adult cattle sampled at slaughterhouses

In 1994 (August-Seplember) and in 1995 (July-Oclober) faeces of Dutch
veal calves and adult cattle was examinedfor the presence of verocytotoxin-
producing
Escherichia coli O!57 (Ol57 VTEC). The samples were collec-
ted at slaughterhouses. In 1994. Ol57 VTEC were isolated from three
(0.9%) of365 fecal samples of veal calves. Faeces of adult cattle was not
collected. In 1995. Ol 57 VTEC were isolated from one (0.5%) of 183 fecal
samples of veal calves and from 30 (11.1%) of270fecal samples of adult

\' A fdelingen Kindergeneeskunde en Medische Microbiologie.

Academisch ziekenhuis Nijmegen. Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.
^ Inspectie Gezondheidsbescherming, Keuringsdienst van Waren te Zutphen.
^ Regionale Veterinaire Inspectie te Arnhem.

* Faculteit der Diergeneeskunde. Vakgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong. Universiteit Utrecht.

cattle. In 1994, the organisms were isolated by selective plating onto both
sorbitol MacConkey agar (SMAC) and SMAC containing tellurite and
Ce-
fixime (TC-SMAC) following selective enrichment in modified trypton soya
broth with acriflavin (mTSB a). In 1995, the samples were enriched in mo-
dified
E. coli broth with novobiocin (mEC-i-n), and in addition to directly
plating onto TC-SMAC the enriched cultures were plated after incorpora-
tion of an immunomagnetic separation step ofE.
coli Ol 57. All 30 strains
isolated from adult cattle were isolated with the immunomagnetic separa-
tionprocedure. Four of the 30 samples were determined positive also by di-
rectly plating onto TC-SMAC. The sample from the veal calve was determi-
ned positive only by directly plating onto TC-SMAC. Plating onto SMAC
resulted only in negative results. Characterization ofthe Ol 57 VTEC isola-
tes showed similarities between isolates of humans and cattle. Additional
experiments need to he done concerning this a.spect. From this study it appe-
ared that al.so Dutch cattle are a reservoir of 0157 VTEC.

INLEIDING

Nadat £\'.vc/!en\'c/!/a£\'»/;\'0157:H7 in 1982 voor het eerst werd
geïdentificeerd als humaan pathogeen (16), zijn er talrijke
epidemieën en individuele gevallen van
E. co//\' 0157:117 in-
fecties gerapporteerd. Een infectie met
E. to// 0157:H7 kan
asymptomatisch verlopen, zich beperken tot milde diarree,
bloederige diarree of hemorragische colitis (HC). Bij circa
8% van de geïnfecteerde mensen treedt als complicatie het
hemolytisch uremisch syndroom (HUS) op, dat wordt geka-
rakteriseerd door de trias hemolytische anemie, thrombocy-
topenic en acute nierinsufficiëntie (12). HUS vormt de be-
langrijkste oorzaak van acuut nierfalen op de kinderleeftijd.
De
Pathogenese van E. coli OI57:H7 bemst op tenminste
twee vimlentiefactoren: de productie van verocytotoxinen
(VT) (VTl en/of VT2) en de vorming van zogenaamde
coli attaching and effacing\' (eae) lesies in de darmmucosa,
waarbij de darmvilli ernstig worden beschadigd en afgevlakt
(8,15). Alhoewel tot op heden
E. co// Ol 57:H7 het meest fre-
quent is geïsoleerd uit faeces van patiënten met HC of HUS
wordt een groeiend aantal serotypes van verocytotoxine-pro-
ducerende
E. coli (VTEC) geassocieerd met infecties bij de
mens. Met behulp van de Verocel-cytotoxiciteitstest kunnen
faeces van patiënten worden onderzocht op de aanwezigheid
van vrij VT en VTEC-stammen. Na isolatie van de VTEC-
stammen kan het serotype worden bepaald. Anderzijds kan
in het semm van patiënten de aanwezigheid van antilicha-
men tegen lipopolysaccharides (LPS) van bekende VTEC-
serogroepen (onder andere 0157, Olli, 026) worden be-
paald. Rundvee wordt beschouwd als voomaamste reservoir
van 0157 VTEC (9,17,18). Verschillende 0157 VTEC-in-
fecties zijn in verband gebracht met de consumptie van on-
voldoende verhit mndvlees en rauwe melk.
Retrospectief onderzoek van sera van patiënten met HUS liet
zien dat infecties met
E. coli 0157 al sinds 1974 in
Nederland voorkomen (6). Tijdens een prospectieve studie
van september 1989 tot en met september 1993 werden fae-
ces en sera van HUS-patiëntjes afkomstig uit Nederland,
België (Leuven en Antwerpen) en Duitsland (Keulen) verza-
meld. Bij 88 (78%) van de 113 patiëntjes werd een infectie
met VTEC aangetoond. In 86% van de gevallen betrof het

-ocr page 265-

VTEC behorend tot serogroep 0157 (86%) (13). Tot op he-
den is het niet gelukt te achterhalen op welke wijze de
Nederlandse patiëntjes met VTEC geïnfecteerd raakten.
Over mogelijke reservoirs van VTEC in Nederland is ook
nog weinig bekend. Echter met behulp van een selectief op-
hopings- en isolatiemedium werden onlangs 0157 VTEC-
stammen geïsoleerd uit twee van de in totaal 2330 onder-
zochte vlees- en kipproducten (11). Met de 3M Petrifilm
Test Kit-HEC (immunoblotmethode voor de isolatie van
E.
coli
0157-stammen, gebaseerd op de detectie van 0157
LPS) werden uit 22 (6%) van 360 onderzochte vlees- en kip-
producten
E. coli 0157-stammen negatief voor VT-produc-
tie en behorende tot een ander H-type dan H7 geïsoleerd. In
de maanden mei en juni 1993 werden 550 faecesmonsters
van slachtrunderen onderzocht op de aanwezigheid van
0157 VTEC met een selectief ophopings- en isolatieme-
dium, op dezelfde wijze als de vleesproducten. Uit geen van
de faecesmonsters werd 0157 VTEC geïsoleerd (3).
De hier beschreven studie legt de resultaten vast van onder-
zoek naar de aanwezigheid van Ol57 VTEC in faeces van
Nederlandse vleeskalveren en slachtmnderen, die in 1994 en
1995 werden aangevoerd bij verschillende slachterijen ver-
spreid over Nederland. Verschillende isolatiemethoden wer-
den parallel gebmikt.

MATERIALEN EN METHODEN

Monsters

äiMi

«Aj

In 1994 werden in de periode van 29 augustus tot en met 14
september wekelijks (op maandag, dinsdag en woensdag)
bij één grote kalverslachterij faeces van vleeskalveren ver-
zameld. Het jaar daarop werden in de periode van 24 juli tot
en met 30 oktober wekelijks (op maandag en dinsdag) fae-
ces van zowel vleeskalveren als slachtrunderen verzameld
bij een aantal grote slachterijen verspreid over Nederland
(in de ambtsgebieden Noord, Oost, Zuid en West van de
Veterinaire Inspectie) (Zie tabel 1). Monstemame, transport
en verwerking van de monsters werden uitgevoerd volgens
een vast protocol. De faeces werden op aseptische wijze
verzameld via een snede in de endeldarm van juist geslachte
dieren. Identificatie van de dieren vond plaats door middel
van het oornummer. De slachtrunderen werden aangevoerd
via de handel en markten en waren allen oorspronkelijk af-
komstig van verschillende Nederlandse melkveebedrijven.
De vleeskalvcren daarentegen werden als koppel, afkomstig
van één kalvermesterij, aangeleverd bij de slachterij. Als
steekproefgrootte voor de bemonstering van vleeskalveren
werd Vn uit de koppelgrootte aangehouden. De namen van
de verschillende mestbedrijven, de koppelgroottes, alsook
de huisvestingen (box-/groepshuisvesting), werden geno-
teerd.

Tabel 1. Overzicht faecesmonstername van vleeskalveren en slachtrunde-
ren in 1994 en 1995,

Jaar Groep (aantal monsters) Ambtsgebied

1994

1995

Oost

Oost

West

Zuid

Oost

West

Noord

Zuid

(n=365)

(n=93)

(n=60)

(n=30)

(n=90)

(n=30)

(n=90)

(n=60)

vleeskalvcren (365)
vleeskalvcren (183)

slachtrunderen (270)

Isolatiemethoden

Selectieve ophoping en isolatie van 0157 VTEC

Circa 20 g faeces werd 1:10 verdund in gemodificeerd tryp-
ton-soya-bouillon met acriflavine (10 p,g/mL) (mTSB a). Na
homogenisatie en een incubatieperiode van 20-24 uur bij
37°C onder voortdurend schudden (100 rpm), werd van de
ophoping een verdunningsreeks gemaakt in pepton fysiologi-
sche zoutoplossing. Van de 10"^ en 10"^ verdunningen werd
0,1 mL uitgespateld op sorbitol-MacConkey-agar (SMAC)
met telluriet (2,5 p,g/mL) en
Cefixime (50 p.g/mL) (TC-
SMAC). Van de 10"^ en 10"^ verdunningen werd 0,1 mL uit-
gespateld op SMAC zonder toevoegingen. Na 18-20 uur in-
cuberen bij 42°C werden kleurloze (sorbitol-negatieve)
kolonies overgeënt op zowel SMAC met als toevoeging 4-
methylumbelliferyl-ß-D-glucuronide (0,1 mg/mL) (MUG)
(SMAC MUG) als op eosine-methyleen-blauw-agar
(EMB). Per monster werden maximaal 12 sorbitol-negatieve
kolonies geselecteerd. De platen werden 18-20 uur bij 37°C
geïncubeerd. Kleurloze kolonies die bij instraling van UV-
licht niet fluoresceerden (MUG-negatief) en die tevens op
EMB-agar de voor
E. coli karakteristieke paars-groene me-
taalglans vertoonden werden getest op de aanwezigheid van
het 0157-antigeen met behulp van een
E. coli 0157-latex-ag-
glutinatie-test (Oxoid). Isolaten die een positieve reactie ga-
ven werden nader gekarakteriseerd zoals hieronder wordt be-
schreven. In 1995 werd als ophopingsmedium, in plaats van
mTSB a, gemodificeerd
E. co//-bouillon met novobiocine
(20 p,g/mL) (mEC n) gebmikt. Elke batch van de bereide
media werd gecontroleerd op productiviteit en selectiviteit.

Immunomagnetische scheiding van OI57 VTEC

In 1995 werd naast de conventionele isolatiemethode tevens
een concentrering door middel van immunomagnetische schei-
ding (IMS) uitgevoerd. Na 6-8 uur verrijking in mEC n (37°C,
100 rpm) werd circa 5 mL uit de ophoping gepipetteerd en ge-
filtreerd over filtreerpapier. De ophoping werd voortgezet tot
een incubatieduur van 20-24 uur voor de conventionele isola-
tiemethode. Eén mL filtraat werd gepipetteerd in een eppen-
doriVaatje met 20 |
jlL Dynabeads anti-f. coli 0157 (magneet-
bolletjes gecoat met antilichamen tegen
E. coliO\\51) (Dynal).
Het mengsel werd 30 min. bij 23"C geïncubeerd, continu rote-
rend in een thennomixer (Eppendorf 5437). Vervolgens werd
het vaatje in het magneetblok geplaatst en na drie minuten werd
het supematant afgepipetteerd. Na drie wasstappen met telkens
1 ml Dynabeads wasbuffer werden de Dynabeads geresuspen-
deerd in 100 jxL wasbuffer. Na goed mengen werd het concen-
traat afgeënt op een TC-SMAC-plaat. De platen werden 18-20
uur geïncubeerd bij 37°C. Evenals beschreven voor de conven-
tionele isolatiemethode werden maximaal 12 kleurioze kolo-
nies geselecteerd, overgeënt op SMAC MUG en EMB, en na
een positieve 0157-agglutinatiereactie nader gekarakteriseerd.

Karaktehsatie 0157 VTEC isolaten

De isolaten die positief reageerden in de latex-test werden bio-
chemisch bevestigd als
E. coli met het API 20E-systeem (Bio
Mérieux). Volledige serotypering van de
E. coli isolaten werd
uitgevoerd op het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en
het Milieu te Bilthoven. Daamaast werd het faagtype van de
E.
coli
0157-isolaten bepaald door dr. B. Rowe (Laboratory of
Enteric Pathogens, Central Public Health Laboratory, Londen).
Met behulp van de Polymerase Chain Reaction (PCR) werd de
aanwezigheid van het VT1, VT2 en
eae gen (het eae gen speelt
een rol bij de vorming van
eae lesies) bepaald (10). VT produc-
tie werd getest in een Verocel-cytotoxiciteitstest (13).

-ocr page 266-

RESULTATEN EN DISCUSSIE

0157 VTEC in faeces van vleeskalveren en slachtrunderen
0157 VTEC werd geïsoleerd uit 30 (11,1 %) van de in totaal
270 faecesmonsters afkomstig van slachtrunderen: alle 30
stammen werden geïsoleerd met de dynabeadsprocedure
(Tabel 2). Het percentage positieve monsters per ambtsge-
bied bleek niet significant te verschillen (Noord: 9/90, Oost
12/90, Zuid 7/60, West 2/30) (chi-kwadraat toets: P=0,75).
De prevalentie van 0157 VTEC bij vleeskalveren bleek be-
duidend lager te zijn dan bij slachtrunderen: zowel in 1994
als in 1995 werd uit minder dan 1% van de onderzochte fae-
cesmonsters 0157 VTEC-stammen geïsoleerd. De positieve
kalveren bleken allen afkomstig van verschillende bedrij-
ven. In de literatuur zijn aanwijzingen dat melkvee, met
name het jongvee, het voornaamste reservoir van
E. coli
0157 en andere VTEC-serogroepen is (17,18). De dieren
vertonen meestal geen zichtbare ziekteverschijnselen en de
excretieduur varieert van 8 tot 46 dagen. Alhoewel de infec-
tie van individuele dieren van tijdelijke aard is, lijkt de infec-
tie van de bedrijven blijvend (17). Waarom slachtrunderen
vaker geïnfecteerd zijn met VTEC dan mestkalveren is nog
onduidelijk. De door ons onderzochte vleeskalveren worden
vanaf een leeftijd van één week tot een leeftijd van zes maan-
den voomamelijk met (kunst)melk gevoerd. De voormagen
ontwikkelen zich niet of nauwelijks. Hierdoor verschilt de
maagdarmflora essentieel van die van dieren waarvan de
voormagen zich wel ontwikkelen (2). Wellicht is hier de re-
latief lage prevalentie van 0157 VTEC bij vleeskalveren uit
te verklaren. Verder kunnen oraal toegediende antibiotica
van invloed zijn op de samenstelling van de maagdarmflora.
Bovendien worden de vleeskalveren op de kalvermesterijen
in een min of meer gesloten systeem volgens het \'all in, all
out\' principe gehouden en bestaat er geen contact met oudere
dieren. Als mogelijke verklaringen voor de verschillen in re-
covery van VTEC uit faeces van het jongere melkvee en ou-
dere koeien worden in de literatuur onder andere \\ erschillen
in ontwikkeling van darmflora, voer en resistentie tegen in-
fectie genoemd. Verder is gebleken dat zowel het aantal
E.
co/; 0157:H7-organismen dat wordt uitgescheiden in de fae-
ces (kve/g) groter alsook de excretieduur langer is bij kalve-
ren dan bij volwassen koeien op melkveebedrijven (7).
Dergelijke verschillen tussen jonger en ouder melkvee zijn
in Nederland nog niet onderzocht.

Evaluatie van isolatiemethoden

Bij de isolatie van 0157 VTEC met behulp van selectieve me-
dia wordt gebmik gemaakt van de relatieve ongevoeligheid
van de bacterie voor galzouten, novobiocine en acriflavine. Er
zijn verschillende selectieve verrijkingsmedia beschreven,
welke qua productiviteit, selectiviteit en sensitiviteit onderiing
niet veel lijken te verschillen (4,14). Daar in tegenstelling tot
de meeste
E. co//-stammen de meeste 0157 VTEC-stammen
niet in staat zijn sorbitol te fermenteren werd voorheen stan-
daard als selectief isolatiemedium voor 0157 VTEC SMAC
gebmikt. Recent zijn verschillende modificaties van SMAC
beschreven. Op SMAC met als toevoeging MUG differentië-
ren 0157 VTEC-stammen zich niet alleen door het niet fer-
menteren van sorbitol, maar ook doordat zij het enzym P-glu-
curonidase missen dat MUG kan hydrolyseren onder vorming
van een fluorescerend product. Onderzoek wees uit dat het ge-
bmik van TC-SMAC resulteerde in een verbeterde isolatie
van 0157 VTEC uit mndvlees en mnderfaeces vergeleken
met SMAC (1,14). Telluriet remt de groei van niet-0157
VTEC en andere niet-sorbitol-fermenterende bacteriën.

Tabel 2. Isolatie van 0157 VTEC uit faeces van slachtrunderen.

Isolatie-methode*

Aantal (%) dieren

positief voor -

0157 VTEC SMAC

TC-SMAC IMS

1994 vleeskalveren (n=365) 3 (0,9) O 3

1995 vleeskalveren (n=183) 1 (0,5) O 1 O
slachtrunderen (n=270) 30 (11,1) O 4 30

\' Isolatiemethode 1994: 20-24 uur ophopen in gemodificeerd trypton-
soya-bouillon met acriflavine (10 jjig/mL) (mTSB a) en uitplaten op sor-
bitol-MacConkey-agar (SMAC) en SMAC met telluriet (2,5 |xg/mL) en
cefixime(50 |jLg/mL) (TC-SMAC): isolatiemethoden 1995: 1)20-24 uur
ophopen in gemodificeerd
E. co//-bouillon met novobiocine (20 |ji,g/mL)
(mEC n) en uitplaten op SMAC en TC-SMAC, 2) 6-8 uur ophopen in
mEC n gevolgd door immunomagnetische scheiding (IMS) van
E. coli
0157.

Cefixime remt de groei van niet-sorbitol-fermenterende
Proteus spp. Een voorafgaande immunomagnetische concen-
trering met Dynabeads anti-f.
coli 0157 bleek een nog gevoe-
liger isolatiemethode te zijn volgens Bennett
et al. (1) en
Chapman
et al. (5), alhoewel dit niet duidelijk naar voren
komt uit de resultaten van Sanderson et al. (14).
Op grond van een evaluatie van isolatiemethoden voor 0157
VTEC uit vlees (4) werd in 1995 besloten de faecesmonsters
te verrijken in mEC n en naast de conventionele plaatme-
thode tevens een immunomagnetische concentreringsstap uit
te voeren. Zowel wat betreft productiviteit als selectiviteit
werden met mEC n ietwat betere resultaten verkregen dan
met het voorheen toegepaste mTSB a. Introductie van de dy-
nabeadsprocedure verlaagde de detectiegrens tot gemiddeld
0,37 kve 0157 VTEC per g gehakt (4). De isolatie van 0157
VTEC uit mnderfaeces bleek ook te worden verbeterd met de
dynabeadsprocedure: terwijl met de conventionele isolatie-
methode met TC-SMAC uit slechts vier slachtmnderen 0157
VTEC werd geïsoleerd werden met de dynabeadsmethode uit
nog eens 26 runderen 0157 VTEC-stammen geïsoleerd
(Tabel 2). Het gebruik van TC-SMAC in plaats van SMAC
bleek op zichzelf al te resulteren in een verhoogd aantal posi-
tieve monsters: in verband met de verhoogde selectiviteit van
TC-SMAC is het mogelijk lagere verdunningen uit te platen,
hetgeen een verhoogde gevoeligheid tot gevolg heeft. Het ne-
gatieve resultaat dat in 1993 voor slachtrunderen werd ver-
kregen is zeer wel mogelijk het gevolg van het tekort schieten
van de destijds toegepaste methode: noch TC-SMAC noch
IMS van
E. co//0157 werd toegepast (3).
Zoals reeds vermeld werd uit minder dan 1 % van de faeces-
monsters van vleeskalveren Ol57 VTEC geïsoleerd, onaf-
hankelijk van de isolatiemethode (mTSB a, mEC n, IMS).
In tegenstelling tot hetgeen werd waargenomen bij de slacht-
mnderen bleek een concentreringsstap middels de dyna-
beadsprocedure geen additionele positieve monsters op te le-
veren.

Literatuur

Percentages die in de literatuur worden vermeld betreffende
de isolatie van 0157 VTEC uit mnderen variëren van 0% tot
8,2% (5), afhankelijk van onder andere het soort mnderen,
de leeftijd, het bedrijfsmanagement en zoals uit het boven-
staande is gebleken de isolatiemethode. Met name deze laat-
ste factor bemoeilijkt onderlinge vergelijking van de percen-
tages. Verder lijkt sprake te zijn van een seizoens-
afhankelijke excretie van 0157 VTEC door mnderen, die
vrijwel parallel loopt aan de seizoensafhankelijke variatie in

Jaar Groep

-ocr page 267-

sporadische gevallen van 0157 VTEC-infecties bij de mens:
een piek in de zomermaanden (9). Dit betekent dat ook de be-
monsteringsperiode in acht moet worden genomen bij het
onderling vergelijken van gerapporteerde percentages be-
treffende de isolatie van 0157 VTEC uit runderfaeces.

Karakterisatie Ol57 VTEC-isolaten
In tabel 3 worden de eigenschappen van de 34 0157 VTEC
runderisolaten weergegeven. De 0157 VTEC-isolaten
werden gekarakteriseerd door negen verschillende faagty-
pes: type 8 (20,6%), 14 (20,6%), 31 (11,8%), 4 (8,8%), 34
(8,8%), 54 (8,8%), 23 (5,9%), 32 (5,9%) en 2 (2,9%). Van
twee isolaten (5,9%) was het niet mogelijk het faagtype te
identificeren. De faecale Ol57 VTEC-stammen die gedu-
rende de reeds eerder gerefereerde prospectieve studie van
1989-1993 waren geïsoleerd uit hoofdzakelijk Neder-
landse HUS-patiënten of hun familieleden werden geka-
rakteriseerd door zeven verschillende faagtypes: type 2
(44%), 4 (33%), 8 (7%), 14 (4%), 32 (4%), 49 (4%) en 54
(4%) (10). Afgezien van faagtype 49, is in het scala aan
faagtypes dat werd geïdentificeerd bij de 0157 VTEC-
runderisolaten begrepen de faagtypes waarmee de collec-
tie humane isolaten werd gekarakteriseerd. De frequentie
waarin de faagtypes werden aangetroffen lopen weliswaar
niet parallel. De twee 0157 VTEC-stammen die onlangs
uit vleesproducten werden geïsoleerd behoorden tot de
faagtypes 1 en 4 (11). Overeenkomstig de humane 0157
VTEC-isolaten alsook de isolaten uit vlees bleken alle run-
derisolaten in het bezit van het VT2 gen en het
eae gen.
Zestien (47,1%) van de 34 isolaten bleken tevens positief
voor het VTl gen. Van de humane isolaten was slechts
15% positief voor zowel het VTl - als het VT2-gen (10).
Tijdens de Verocel-cytotoxiciteitstest werd voor een aan-
tal stammen geen VT-productie waargenomen, mogelijk
als gevolg van het niet tot expressie komen van de VT-ge-
nen. Daar slechts vier 0157 VTEC-stammen werden geï-
soleerd uit vleeskalveren is het niet mogelijk een uitspraak
te doen over karakteristieke eigenschappen voor 0157
VTEC uit vleeskalveren enerzijds en 0157 VTEC-isolaten
uit slachtrunderen anderzijds. Om meer inzicht te verkrij-
gen in de transmissieroutes van 0157 VTEC zullen de hu-
mane en dierlijke (vlees en faeces) isolaten in de toekomst
eveneens worden gekarakteriseerd middels antibiogram-
men en PCR-fingerprinting.

PCR

Conclusies en vervolgonderzoek

Uit het hier beschreven onderzoek is gebleken dat ook
Nederlandse runderen, met name slachtrunderen, een reser-
voir van humaanpathogene 0157 VTEC zijn. Tevens is het
belang van een selectieve en sensitieve isolatiemethode
geïllustreerd. Momenteel worden dezelfde monsters met
behulp van de PCR onderzocht op de aanwezigheid van
VTEC behorend tot andere serogroepen dan 0157. Door
herhaling van het onderzoek in 1996 wordt getracht een zo
reëel mogelijk beeld te krijgen van de prevalentie van 0157
VTEC bij Nederlandse slachtrunderen. Tevens zal aandacht
moeten worden besteed aan de overdracht van 0157 VTEC
tussen runderen, het percentage geïnfecteerd jongvee ten
opzichte van dat van volwassen koeien op melkveebedrij-
ven, de excretieduur en de bron van infectie van runderen.
Hiermee zal in de zomer van 1996 een start worden ge-
maakt. Op deze wijze hopen we meer inzicht te verkrijgen in
de epidemiologie van VTEC-infecties en zo uiteindelijk te
komen tot maatregelen die kunnen bijdragen aan de preven-
tie van HUS.

Tabel 3. Karakterisatie 0157 VTEC-isolaten uit faeces van vleeskalveren en slachtrunderen.

Isolaten

Serotype

Faagtype

VTl

VT2

Produktie
VT

Aantal

Herkomst

0157:H7

2

-

-1-

-1-

1

koe

(\'95)

0157:H7

4

-

-1-

-1-

1

koe

(\'95)

0157:H-

4

-

-H

-1-

-1-

2

koe

(•95)

0157:H-

8

-(-

7

2xkalf
5xkoe

(\'94)
(\'95)

0157:H-

14

-1-

4

koe

(\'95)

OI57:H7

14

-

-1-

1

koe

(\'95)

OI57:H-

14

-

-1-

2

koe

(\'95)

0157:H-

23

2

koe

(\'95)

0157:H7

31

-

-1-

-/

2*

koe

(\'95)

0157:H-

31

-

-1-

-

2

koe

(•95)

0157:H7

32

-

-1-

1

koe

(•95)

0157:H-

32

-

-1-

-1-

1

koe

(•95)

0157:H-

34

-

1

kalf

(•94)

0157:H7

34

1

koe

(•95)

0157:H7

34

-

-1-

-

1

koe

(•95)

0157:H7

54

-

-1-

1

koe

(•95)

0157:H-

54

-1-

1

koe

(•95)

0157:H-

54

-

-1-

1

koe

(\'95)

0157:H-

RDNC"

-1-

-1-

-1-

1

kalf

(\'95)

0157:H-

RDNC

-

-1-

-

1

koe

(\'95)

één isolaat VT-positief en ander isolaat VT-negatief.
RDNC: reageert positief, maar kan niet worden getypeerd.

DANKBETUIGING

Deze studie l;on worden uitgevoerd door vrijwillige medewerking van een
aantal slachtbedrijven. Het onderzoek werd mede gefinancierd door het
Praeventiefonds (projectnummer 28-2354).

-ocr page 268-

LITERATUUR

1. Bennett AR, MacPhee S, and Betts RP. Evaluation of methods for the
isolation and detection of
Escherichia coli 0157 in minced beef
Letters Appl Microbiol 1995; 20: 375-9.

2. Biesheuvel MH, Bijker PGH, and Urlings HAP. Some aspects ofthe
gastrointestinal microflora of veal calves fed different rations: a pilot
study. Vet Quart 1991; 13: 97-104.

3. Boer E de. Heerwaarden C van en Edel W. Onderzoek van faeces van
slachtrunderen op de aanwezigheid van
Escherichia coli serotype
0157:H7. Tijdschr Diergeneeskd 1994; 119; 36-7.

4. Boer E de, Verhagen E, Zwartkruis A en Heuvelink A. Evaluatie van
methoden voor de isolatie en detectie van
Escherichia coli 0157:H7 in
vlees. De Ware(n)-Chemicus 1996; 26: 132-43.

5. Chapman PA, Wright DJ. and Siddons CA. A comparison of immuno-
magnetic separation and direct culture for the isolation of verocyto-
toxin-producing
Escherichia coli 0157 from bovine faeces. J Med
Microbiol 1994; 40: 424-7.

6. Chart H. Rowe B, K.ar N van de, and Monnens LAH. Serological iden-
tification of
Escherichia coli 0157 as cause of haemolytic uraemic
syndrome in the Netherlands. Lancet 1991; i: 437.

7. Cray WC Jr. and Moon HW. Experimental infection of calves and
adult cattle with
Escherichia coli 0157:H7. Appl Environ Microbiol
1995; 61: 1586-90.

8. Donnenberg MS, Tzipori S, McKee ML, O\'Brien AD, Alroy J, and
Kaper JB. The role of the
eae gene of enterohemorrhagic Escherichia
coli
in intimate attachment in vitro and in a porcine model. J Clin
Invest 1993; 92: 1418-24.

9. Hancock DD, Besser TE, Kinsel ML, Tarr PI, Rice DH, and Paros
MG. The prevalence of
Escherichia coli OI57:H7 in dairy and beef
cattle in Washington State. Epidemiol Infect 1994; 113: 199-207.

10. Heuvelink AE, Kar NCAJ van de, Meis JFGM. Monnens LAH, and
Melchers WJG. Characterization of verocytotoxin-producing
Escherichia coli 0157 isolates from patients with haemolytic uraemic
syndrome in Western Europe. Epidemiol Infect 1995; 115: 1-14.

11. Heuvelink AE, Wemars K, and Boer E de. Occurrence of Escherichia
coli
OI57 and other verocytotoxin-producing E. coli in retail raw
meats in the Netherlands. J Eood Prot 1996 (ter perse).

12. Kar NCAJ van de, Heuvelink AE, Boer E de en Monnens LAH.
Verocytotoxine-producerende
Escherichia co/z-infecties en het hemo-
lytisch uremisch syndroom. Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140 (3):
134-7.

13. Kar NCAJ van de. Roelofs HGR, Muytjens HL, et al. Verocytotoxin-
producing
Escherichia coli infection in hemolytic uremic syndrome in
partofWestem Europe. Eur J Pediatr 1996 (ter perse).

14. Sanderson MW, Gay JM. Hancock DD, Gay CC, Fox LK, and Besser
TE. Sensitivity of bacteriologie culture for detection of
Escherichia
co/i 0157:H7 in bovine feces. J Clin Microbiol 1995; 33: 2616-9.

15. Strockbine NA, Marques LRM. Newland JW. Smith HW, Holmes
RK. and O\'Brien AD. Two toxin converting phages from
Escherichia
co/i 0157:H7 strain 933 encode antigenically distinct toxins with simi-
lar biologic activities. Infect Immun 1986; 53: 135-40.

16. Wells JG. Davis BR. Wachsmuth IK, et al. Laboratory investigation of
hemonrhagic colitis outbreaks associated with a rare
Escherichia coli
serotype. J Clin Microbiol 1983; 18: 512-20.

17. Wells JG, Shipman LD, Greene KD, et al. Isolation of Escherichia coli
serotype 0157:H7 and other shiga-like-toxin-producing E. coli from
dairy cattle. J Clin Microbiol 1991; 29: 985-9.

18. Zhao T, Doyle MP. Shere J. and Garber L. Prevalence of enterohemor-
rhagic
Escherichia coli 0157:H7 in a survey of dairy herds. Appl
Environ Microbiol 1995; 61: 1290-3.

HANDLEIDING MINERALENONDERZOEK BIJ RUNDVEE
IN DE PRAKTIJK

Redactie: Commissie Onderzoek Minerale Voeding. Uitgave:
Centraal Veevoederhureau. Lelystad. Vijfde druk, 1996. ISBN:
90-72839-35-8.

Onlangs is de vijfde druk van de Handleiding Mineralen-
onderzoek bij rundvee in de praktijk gereed gekomen. Deze
handleiding voorziet voorlichters en dierenartsen van informa-
tie en adviezen over de aanpak van bedrijfsproblemen met be-
trekking tot productie en ziekten van vee, waarbij een minera-
lentekort of -overmaat als oorzaak wordt vermoed. De
handleiding richt zich met name op het opsporen van minera-
lentekorten en -overmaten in de mndveevoeding, alsmede op
het opheffen en het mogelijk voorkomen daarvan. Daamaast
bevat de handleiding beknopte informatie over de mineralen-
en spoorelementenvoorziening van mndvee.
Na een algemeen overzicht (hoofdstuk 1) omtrent het minera-
lenaanbod aan het dier en de daarop van invloed zijnde factoren
(bodem-plant-dier relatie), wordt per mineraal globaal de func-
tie van vóórkomen en de huishouding van het element bespro-
ken en worden criteria en adviezen gegeven voor de beoorde-
ling van de voorzieningstoestand, het opheffen van tekorten en
de preventie (hoofdstuk 2-13). De overmaatproblematiek komt
meer gericht aan de orde in hoofdstuk 13. Verder zijn speciale
hoofdstukken gewijd aan het ontstaan en de preventie van ni-
trietvergifliging en aan de beoordeling van de kwaliteit van
drinkwater voor vee. Veel klachten op individuele melkveebe-
drijven hebben een andere nutritionele achtergrond dan een de-
ficiëntie of overmaat aan mineralen. In hoofdstuk 16 \'Het
klachtenbedrijr is daarom aangegeven hoe een onderzoek naar
de voeding als oorzaak van ziekten en/of achterblijvende pro-
ductie dient te worden opgezet en wanneer en hoe een nader
onderzoek naar afwijkingen in de mineralenvoorziening ge-
wenst is. Behalve als gids bij het analyseren en opheffen van
klachten ten aanzien van de productie en ziekten, samenhan-
gend met de mineralenvoorziening, heefl de handleiding zijn
nut bewezen voor het (de veehouderij) toeleverende bedrijfsle-
ven en het hoger agrarisch- en diergeneeskundig onderwijs,
waarin de handleiding als syllabus gebmikt wordt. In het stre-
ven te komen tot evenwichtsbemesting is kennis van de mine-
ralenbehoeften van het vee van wezenlijk belang en dient ter
dege rekening te worden gehouden met bodem-plant-dierrela-
ties. De handleiding biedt hierover op beknopte wijze nuttige
informatie. In alle gevallen waarin dierenartsen geconfronteerd
worden met vragen of problemen betreffende de mineralen-
voorziening van mndvee is raadpleging van de handleiding aan
te bevelen. Deze vijfde editie van de handleiding verschilt qua
inhoud en opzet niet sterk van de vierde editie, maar de tekst is
op een aantal plaatsen geactualiseerd en in verschillende tabel-
len zijn meer recente gegevens verwerkt. Toegevoegd is verder
een paragraaf over cation-anion verschillen in rantsoenen van
melkvee mede in relatie tot de Ca-huishouding. Het hoofdstuk
\'Kobalt\' is herschreven. De handleiding mineralenonderzoek
bij mndvee in de praktijk is te bestellen door overschrijving van
ƒ 25,- plus verzendkosten (ƒ 5,~) op rekeningnummer 973017
(Postbank) van het Centraal Veevoeder Bureau te Lelystad.

A.T. van \'t Klooster

-ocr page 269-

Uïenvoordepratel

SAMENVATTING

Kaakabcessen bij tien konijnen ten gevolge van afwij-
kende premolare of molare kiezen werden behandeld
door extractie van de afwijkende kiezen en het aanbren-
gen van een calciumhydroxide-pasta in de abcesholte. De
abcessen keerden niet terug (nazorg
3-38 maanden, me-
diaan 24 maanden).

SUMMARY

The use of calcium hydroxide in the treatment of absces-
ses in the cheek of the rabbit resulting from a dental pe-
riapical disorder

INLEIDING

Bij konijnen ontstaan vaak grote abcessen in de boven- en
onderkaak die gevuld zijn met pus;
Pasteurella multocida
wordt vaak geïsoleerd (1-3).

Voor 1992 behandelden wij deze konijnen door de abcessen
chirurgisch te openen en de pus te verwijderen. De abces-
holte werd daama gespoeld met een antiseptische oplossing
(chloorhexidine, povidone-jodium) en gevuld met een zalf
met antibiotica (kanamycine, procaïnepenicilline, predniso-
lon). De abcessen recidiveerden echter vaak. In veel gevallen
werd het dier geëuthanaseerd.

Wij namen waar dat bijna altijd een fistel de holte van het ab-
ces met de wortel(s) van de premolare of molare kiezen ver-
bond. Deze kiezen waren beweeglijk in de mandibula of
maxilla, en ook de vorm van de kies was vaak afwijkend (ab-
normaal en onregelmatig gekromd, met versleten randen)
hetgeen op een gestoorde ontwikkeling wijst.
Het ziekteproces scheen het gevolg te zijn van een peri-api-
cale aandoening die abnormale groei van de kiezen en de-
stmctie van het omliggende bot veroorzaakte. Op grond van
deze waarnemingen ontwikkelden wij een altematieve me-
thode die hier beschreven wordt.

METHODE VAN BEHANDELING
De eerste stap is het van buitenaf openen van het abces en het
verwijderen van de inhoud. De tweede stap is de extractie
van de betrokken kiezen en de derde stap het vullen van de
lege abcesholte met calciumhydroxide-pasta.

\' Tandarts. Dierenartspraktijk Verbeek - Haarlem. Marnbcstraat 135. 2023 RD
Haarlem.

Een Engelstalige versie werd reeds eerder gepubliceerd in J Vet Dent 1995: 12:19-
22.

^ Dierenarts. Dierenart.spraktijk Verbeek - Haarlem. Marnixstraat 135. 2023 RD
Haarlem.

HET GEBRUIK VAN CALCIUMHYDROXIDE BIJ DE BEHANDELING
VAN KAAK-ABCESSEN BIJ HET KONIJN TEN GEVOLGE VAN EEN
PERI-APICALE AANDOENING IN HET GEBIT

P.G.K. Remeeus^ en M. Verbeek^

Het legen van de abcesholte

Het konijn wordt gesedeerd met 4 mg/kg thiazinehydroch-
loride (Rompun, Bayer), 20 mg/kg ketamine en 0.1 mg/kg
atropine SC en wordt de huid geprepareerd door middel van
scheren en schoonschrobben met een chimrgisch antisepti-
cum (povidone-jodium of chloorhexidine) (Figuur 1). De
buitenlaag van de huid wordt bevroren met \'Histofreezer®\'
(Utermöhlen, Utrecht) om lokale anesthesie te verkrijgen en
daama wordt een lensvormig stuk huid emit gesneden met
een nummer 11 mesje. Na behandeling moet de opening
open blijven, dus wordt er niet gehecht. Na verwijdering
van de pus (Figuur 2A) en zonder het mandibulaire of
maxillaire bot te raken wordt de abcesholte schoon gespoeld
met chloorhexidine en voorzichtig gecuretteerd eventueel
met een spatula met watten (Figuur 2B). Vaak is er afwij-
kende botgroei in de wand van het abces en wordt een fistel-
kanaal gevonden dat met de kiezen in verbinding staat.

Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 647-50

-ocr page 270-

Figuur 2A. Verwijdering van dil<ke pus-achtige stof via de fiuid incisie.
Premolare en molare kiesextractie

De mond wordt voorzichtig geopend met een mondsperder ge-
schikt voor konijnen (Mondsperder, catalogus nummer VPK
61054, Instmvet, Amerongen); dit bestaat uit een mondsperder,
wangspreider en tongspatel (Figuur 3A). Vaak is er één of meer
losse premolaar of molaar aan het begin van de fistel. Soms kan
pumlent esudaat uittreden langs de kant van de betrokken kies
(kiezen). Dit duidt erop dat een peri-apicale aandoening de in-
fectie veroorzaakt die dan de weg van de minste weerstand kiest
en een abces onder de huid vormt.

De losse kiezen worden getrokken. Voor de extractie wordt een

• « »I

\'Mil

tl ■ f«

knipinstmment gebmikt (bijvoorbeeld F0601 Bone Cutting
Forceps, of HF443N Cuticle Nippers, Aesculap, Tuttlingen,
BRD) dat met een boor of slijpwiel zodanig veranderd is dat al-
leen de punten van het instmment scherp blijven. De tong wordt
met een spatula opzij gedmkt en de kies wordt met het instm-
ment gepakt (echter niet zo hard dat de kies doorgesneden
wordt) en door een cantilever beweging (hevelen), gebaseerd op
de voortanden (Figuur 3B), uit zijn alveolus getrokken (Figuur
3C). Als de kies te lang is om hem in één stuk te trekken, dan
wordt het instmment heel stevig gesloten zodat de kies doorge-
sneden wordt en zodoende in stukken verwijderd kan worden.

hi

Figuur 3C. Getrokken premolare en molare kiezen.

-ocr page 271-

BEHANDELKAART KONIJN

EIGENAAR:
KONIJN:

R.

MANOIBULA

•D» POJt REMEEUS 19«

Figuur 5. Behandelkaart konijn. Eigenaar: Konijn: Datum, Maxilla: Mandibula,

Alle kiezen worden gecontroleerd en overhangende of scherpe
kiezen die goed vast zitten worden afgeslepen met een boor of
met de scherpe punt van het extractie-instrument.

Aanbrengen van calciumhydroxide

Het schoongemaakte abces dat er nu uitziet als een lege cyste
wordt gevuld met een calciumhydroxide-pasta. Calciumhy-
droxide is verkrijgbaar in potten van 500 gram - de pot moet
goed afgesloten bewaard worden op een droge plaats omdat cal-
ciumhydroxide hygroscopisch is; plaats een zakje met silicagel
in de pot. Het calciumhydroxide-poeder wordt gemengd met
2%
Xylocaine HCl (Lidocaïne) totdat een dikke pasta ontstaat.
Xylocaine vermindert de pijn van de behandeling. De pijn kan
er voor zorgen dat anders het konijn zijn gezicht open krabt. Als
het bot niet geraakt is, dan is
Xylocaine niet nodig en kan een an-
dere vloeistof worden gebruikt, zoals een fysiologische zoutop-
lossing. Mengen met methylcellulose (sythetische tranen) geefl
een z.achtc gel die gemakkelijk toegediend kan worden.
Calciumhydroxide heeft een pH van 12 of hoger. Met behulp
van een spatula wordt de gel of de pasta in een 2 ml injectiespuit
gevuld. Het voorste eind van de spuit wordt afgeknipt - niet al-
leen de top omdat de calcium hydroxide pasta een kleine ope-
ning gemakkelijk blokkeert (Figuur 4A). De spuit wordt ge-
plaatst tussen de twee randen van de huidincisie en de pasta
wordt voorzichtig in de abcesholte gedrukt, waarbij smeren van
pasta op de huid zo veel mogelijk wordt vermeden (Figuur 4B).
Een droog stukje gaas wordt op de opening geplaatst om lekken
van de pasta te voorkomen en vocht op te nemen zodat de pasta
sneller verhardt. De wond wordt open gelaten, er worden geen
hechtingen geplaatst. Pathologie en behandeling worden op een
kiezen-behandelkaart voor konijnen aangetekend (Figuur 5)
(4).

Tabel 1. Resultaten van de behandeling van kaakabcessen bij konijnen.

Konijn

Leeftijd bij behandeling
(jaren)

Gewicht
(kg)

Geslacht

Plaats van abces\'

Behandeling^

Duur nazorg

Resultaat\'

1

5.0

1.7

V

mand.r

Ca, Ex

16

Uitstekend

2

2.0

1.3

M

mand.r

Ca, Ex

3

Goed

3

4.0

2.0

M

mand.r

Ca, Ex

6

Uitstekend

4

2.0

1.4

V

max.r

Ca"

24

Uitstekend

5

2.5

2.4

V

mand.l

Ca, Ex

12

Uitstkend

6

7.5

1.9

M

mand.1

Ca, Ex

36

Levend, uitstekend

7

1.5

2.4

V

mand.l

Ca, Ex

5

Uitstekend

8

3.0

1.9

M

mand.r

Ex

24

Uitstekend

9

3.0

1.5

V

mand.l

Ca

38

Uitstekend

10

4.0

1.9

M

mand.r

Ca, Ex

32

Levend, uitstekend

Afkortingen:

1 r = rechts, I = links, max = maxilla, mand = mandibula

2 Ca = calciumhydroxide-pasta. Ex = kiesextractie

3 Uitstekend: goed herstel, geen verdere behandeling nodig. Goed: stierf drie maanden na behandeling met snel gewichtsverlies maar zonder klinisch waar-
neembare tandheelkundige afwijking of kaakabces.

\'\' Geen kiezen in betrokken kaak ten tijde van de behandeling.

Geleidelijk aan verhardt de pasta. Overblijfselen van de pasta
die gipsachtig aanvoelen worden een week later verwijderd; het
is niet nodig te sederen. Nadat dit materiaal verwijderd is wordt
de wond uitvoerig gespoeld met chloorhexidine (0.1%) om
deeltjes die diep in de wond zitten te verwijderen. De wond ziet
er nu heel schoon en gezond uit (informeer de eigenaar vóór het
uitvoeren van de procedure dat de wond groot en open zal zijn
nadat de gedroogde pasta verwijderd is). Er worden geen hech-
tingen geplaatst. Mocht er een zachte en vochtige witte stof om
het verharde calciumhydroxide heen zitten dan wordt de behan-
deling met verse calciumhydroxide-pasta herhaald die weer na
verloop van een week wordt verwijderd. Na korte tijd geneest

-ocr page 272-

de exteme wond. Het is verrassend dat de kiezen die gewoonlijk
met de getrokken premolaren of molaren occluderen niet over-
dreven lang worden of punten ontwikkelen.

RESULTATEN

In 1992 werden 14 konijnen tandheelkundig in onze kliniek
behandeld. Tien ervan hadden een extem kaakabces. Van
deze tien waren vijf mannetjes en vijf vrouwtjes; de gemid-
delde leeftijd was 3.9 jaar (1.5-7.5 jaar). De zieke dieren wer-
den vooral in de maanden november tot april aangeboden.
De abcessen waren gelokaliseerd op de volgende plaatsen:
maxilla rechts: 1, maxilla links: O, mandibula rechts: 5, man-
dibula links: 4; totaal benedenkaak: 9, bovenkaak: 1.
Zeven konijnen werden behandeld met calciumhydroxide en
extractie, één met extractie zonder calciumhydroxide-pasta,
en twee met calciumhydroxide-pasta zonder extractie (waar-
van er één geen kiezen meer had in het betreffende gebied
van de kaak). Alle tien konijnen reageerden gunstig en zon-
der recidiveren van het abces; de periode van nazorg be-
droeg 3-38 maanden, mediaan 24 maanden (Tabel 1).

DISCUSSIE

Calciumhydroxide-pasta veroorzaakt een milieu met een pH
van ongeveer 12.0. Hoewel dodelijk voor bacteriën, schijnen
weefsels er niet door beschadigd te worden. De gunstige wer-
king schijnt antimicrobiëel te zijn en niet een stimulering van
de activiteit van odontoblasten (de gewone toepassing van cal-
ciumhydroxide in de tandheelkunde). Het is niet duidelijk
waarom calciumhydroxide wél en chloorhexidine niet werkt.
Als er een afwijkende kies bij betrokken is, dan is trekken een
essentieel onderdeel van de behandeling; calciumhydroxide al-
leen is ook werkzaam indien de kiezen niet afwijkend zijn dan
wel reeds verioren zijn uit het betreffende segment van de kaak.

é^wnrnfpmfiViÊÊÊÊÊim

LITERATUUR

1. Di Giacomo RF, Garlinghousc LE, and Hossier van GL. Natural history
of infection with
Pasteurella multodda in rabbits. J Am Vet Med Assoc
1975; 183(11): 1172-5.

2. Patton NM. Pasteurellosis in Rabbits - a review and update. J AppI
Rabbit Res 1988; 11(3): 111-2.

3. Wright JA. A case study. Source unknown.

4. Bieniek HJ, und Bieniek KW. Zahnheilkunde für die Kleintierpraxis.
Stuttgart: Enke, 1993.

5. Bystrom A, Claesson R, and Sundqvist G. The antibacterial effect of
camphorated paramonochlorophenol, camphorated phenol and calcium
hydroxide in the treatment of infected root canals. Endodont Dent
Traumatol 1985; I: 170-5.

6. Fisher FJ. The effect of calcium hydroxide/water paste on micro-orga-
nisms in carious dentine. Br Dent J 1972; 133: 19-21.

7. Fisher FJ, and McCabe JF. Calcium hydroxide base materials. An inves-
tigation into the relationship between chemical structure and antibacte-
rial properties. Br Dent J 1978; 144:341-4.

8. Fisher FJ, and Shortall AC. Setting calcium hydroxide base materials.
Studies on antibacterial effects
in vitro. Br Dent J 1984; 157:133-5.

9. Foreman PC. and Barnes IE. A review of calcium hydroxide. Int
EndodomJ 1990; 23:283-97.

REVUE SCIENTIFIQUE ET TECHNIQUE, OFFICE INTERNATIONAL
DES ËPIZOOTIES (OIE)

vastleggen van alle potentiële negatieve gevolgen die een be-
paald product kan vcroor/aken. Vervolgens wordt in de risico-
schatting getracht op basis van objectieve informatie de kans te
berekenen dat een negatief gevolg optreedt. In deze fase is er
vaak een gebrek aan harde feiten cn zal men op meningen van
experts af moeten gaan. Bij risicomanagement probeert men
aan te geven welke maatregelen de kans op negatieve gevolgen
kunnen verkleinen of opheffen. Deze fase is vaak een taak van
dc (.semi)-overheid, die maatregelen/regels voor kan schrijven.
Tenslotte zal het resultaat van een risico-analyse naar alle par-
tijen, zowel de (semi)overheid als de gebmikers en producen-
ten goed vertaald moeten worden, In deze OIE-uitgave worden
verschillende facetten van dit proces toegelicht in 24 artikelen.
Bijvoorbeeld vanuit de producenten van vaccins met een na-
dmk op GMP (Good Manufacturing Practice) en het gebmik
van genetisch gemodificeerde vaccins, alswel vanuit de over-
heden van diverse landen binnen en buiten de EU, met een na-
dmk op regelgeving en onafhankelijke controles van een eind-
product. Er blijken veel regels te bestaan en met name de
industrie pleit voor een wederzijdse erkenning van kwaliteits-
en controlesystemen. De afzonderiijke bijdragen wisselen
nogal van invalshoek en leesbaarheid, van (product)technisch
tot importbeleid en van vlotte beschrijvingen tot droge opsom-
mingen. Al met al lijkt deze bundel niet erg relevant voor de
doorsnee practicus, die immers (terecht) uitgaat van goed ge-
controleerde en veilige middelen, maar wel voor dierenartsen
werkzaam in de farmaceutische industrie, de politieke sfeer, of
de onderzoekshoek.

Mirjatn Nielen, Vakgroep Agrarische
Bedrijfseconomie. Landbouwuniversiteit Wageningen

Vohtme 14. no 4. décembre 1995: Risk assessment Jbr veteri-
naty biologicals. Editors E.G.S. Osborne, J.W. Glosser. ISBN
92-9044-398-7.

Deze (Engelstalige) uitgave van de OIE bevat de proceedings
van de \'First Intemational Symposium on Risk Assessment for
Veterinary Biologicals: The Next Step in Intemational
Hamionisation\', georganiseerd door de OIE in Ariington,
Virginia, USA, in december 1994. De kem van het probleem is
dat met de productie, import of export van biologische produc-
ten risico\'s samenhangen voormens, dieren milieu. Met name
importerende landen hebben het risico van insleep van \'exoti-
sche\' ziekten van oudsher gebmikt om hun markt voor biologi-
sche producten gesloten te houden. De resultaten van de laatste
GATT-ronde, gevolgd door het instellen van de WTO (Worid
Trade Organisatie) veroorzaakten een noodgedwongen omslag
in deze houding. Voortaan mag uitsluitend op basis van weten-
schappelijke argumenten een product geweigerd worden.
Hierbij hoort een zo objectief mogelijke risico-analyse, waar-
van \'risk assessment\' ofwel risicoschatting een onderdeel is.
Een risico wordt in het kader van risico-analyse meestal gedefi-
nieerd als de waarschijnlijkheid van een ongewenste uitkomst,
gekoppeld aan de emst van de gevolgen van deze ongewenste
uitkomst. Binnen een risico-analyse zijn de volgende stappen
te herkennen: risico-identificatie, risicoschatting, risicoma-
nagement en risicocommunicatie. Risico-identificatie is het

-ocr page 273-

AVIAIRE INFLUENZA EEN POTENTIELE BEDREIGING
VOOR DE PLUIMVEEHOUDERIJ

De ziekte is ook bekend onder de naam Klassieke Vogelpest.

Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 651-2

W.J.M. Landman^

Uit en voor de praktijk

ETIOLOGIE

Influenza-virusinfecties bij vogels worden veroorzaakt
door het influenza type A-virus. Er zijn drie typen influ-
enza-virus (genus Orthomyxoviridae): A, B, en C. Hiervan
kan type A ziekteverwekkend zijn, zowel bij vogels als
zoogdieren. Binnen het A-type zijn verschillende subty-
pen bekend op basis van haemagglutinatie (13) en neura-
midase (9) activiteit van het virion.

Naast een classificatie op basis van H- en N-activiteit is
een indeling gemaakt op basis van de pathogeniteit van de
subtypen. Deze wordt vastgesteld door middel van een in-
traveneuze pathogeniteitsindex in zes weken oude SPF-
kuikens (> 1,2 = pathogeen) en het voorkomen van basi-
sche aminozuren op de splitsingsplaats van het
haemagglutinine dat codeert voor snelle mutaties voor H5
en H7 subtypen.

Veel influenza A-subtypen kunnen klassieke vogelpest
veroorzaken, daarom is het noodzakelijk om bij positieve
kweek een pathogeniteitstest te verrichten.

VOORKOMEN. EPIZOOTIOLOGIE EN ECONOMI-
SCHE BETEKENIS

Influenza komt bij vele dieren over de hele wereld voor.
Potentiële bronnen voor influenza-virus zijn:

1. Wilde vogel-populaties.

2. (Exotische) siervogels.

3. Pluimvee.

4. Zoogdieren.

1. Isolaties van influenza-virus bij in het wild levende vo-
gels zijn gerapporteerd bij minstens 88 soorten. Vooral
onder wilde watervogels (vooral eenden), vinkachtigen
en steltlopers waarbij het met name influenza type A
betreft. Deze typen zijn bijna nooit pathogeen voor de
gastheer, maar kunnen dat wel zijn voor andere vogels
(kip en kalkoen).

De wilde vogel-populaties fungeren dus als reservoir.
In deze populaties blijken seizoenvariaties voor te ko-
men in virusuitscheiding met pieken aan het einde van
de zomer en begin van de herfst. Dit is vastgesteld door
middel van het plaatsen van verklikker-eenden in wilde
populaties.

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Locatie Deventer. Postbus 9. 7400 AA Deventer.
Dit artikel werd gedateerd op 12 juni 1996.

Een uitbraak van influenza bij pluimvee in Penn-
sylvania en omgeving (VS) in 1983-1984 leidde tot het
afslachten van 17 miljoen dieren en een schade van 60
miljoen dollar. Hierbij werd de oorsprong van de uit-
braak in wilde vogelpopulaties vermoed. Dit was even-
eens het geval bij twee influenza-uitbraken die bij kip-
pen plaatsvonden in Australië in 1976 en 1985.

2. Uit (exotische) siervogels worden ook regelmatig influ-
enza-virussen geïsoleerd en deze categorie dieren kan
ook beschouwd worden als een risicobron. Vooral na
1970, toen NCD-uitbraken bij pluimvee gerelateerd
werden aan import van exotische vogels (zo is ook de
laatste NCD epizoötie in Nederland begonnen), hebben
diverse landen importrestricties ingevoerd met virus
monitoring. Dit heeft vaak geleid tot het opsporen van
influenza-virussen bij exotische vogels tijdens quaran-
taine. Nederland kent geen virus monitoring tijdens
quarantaine voor exotische vogels ten aanzien van in-
fluenza.

In 1994 is uit parkieten door de GD een influenza-virus
H7 geïsoleerd, ofschoon dit isolaat apathogeen bleek te
zijn.

3. In 1995 richtte een uitbraak van influenza grote schade
aan in Mexico waarbij circa 23 miljoen kippen besmet
raakten. Deze epizoötie begon met de isolatie van een in
eerste instantie mild influenza-virus bij kippen met ge-
ringe klinische verschijnselen. De autoriteiten schrok-
ken er voor terug om ingrijpende quarantainemaatrege-
len te nemen rond besmette bedrijven en stringente
hygiënische maatregelen elders, zodat het virus zich
snel kon verspreiden in de pluimveepopulatie. Achteraf
bleek het virus snel te muteren naar een kwaadaardige
variant met alle gevolgen van dien.

Voor andere uitbraken bij kippen zie punt 1.

In de tweede helft van 1995 werden er in Duitsland ern-
stige problemen bij kalkoenen gerapporteerd waarbij
men influenza als oorzaak vermoedde. Stalvaccins wer-
den als hulpmiddel ingezet. Er is geen typering van het
virus gedaan en er is geen officiële melding van ge-
weest.

De Verenigde Staten kennen een lange geschiedenis
van influenza-uitbraken bij kalkoenen, vooral in de sta-
ten Califomië en Minnesota die op de trekroutes liggen
van wilde vogels. Hierbij is vooral H6 geïsoleerd. De
schade loopt in de miljoenen dollars en transmissie naar
kippenbestanden is hierbij ook voorgekomen.
Uitbraken bij kalkoenen zijn eveneens gesignaleerd in
Canada, Australië, Italië, Engeland, Ierland en Duits-
land.

-ocr page 274-

Struisvogels die inmiddels niet meer te beschouwen
zijn als exoten maar als bedrijfspluimvee gezien wor-
den, kunnen ook een bron voor influenza-virus vormen.
Hiervoor zijn twee hoofdredenen aan te geven:

a. regelmatige import uit exotische bestemmingen zon-
der grondige controle. Het is bekend dat bijvoorbeeld
Zuid-Afrika te kampen heeft gehad met endemische
influenza-uitbraken onder struisvogels met H7.
Hier wordt regelmatig tegen geënt.

b.Houderijsystemen waarbij intensief contact tussen
bedrijfsmatig gehouden en in het wild levende vogels
mogelijk is, bevorderen mogelijke overdacht van inf-
luenza-virussen. Dit geldt bovendien ook voor schar-
relhennen met uitloop.

In Nederland is in 1994 influenza H5 bij emoes geïso-
leerd hetgeen leidde tot het vernietigen van de besmette
dieren met grote schade, hoewel het virus achteraf apa-
thogeen bleek te zijn.

In mei jongstleden is wederom influenza H5 geïsoleerd.
Deze keer bij een naar Denemarken geëxporteerde
groep Nederlandse struisvogels tijdens de quarantaine.
Gelukkige bijkomstigheid is dat het virus niet patho-
geen bleek te zijn. Het is niet bekend welke maatregelen
verder getroffen zijn, daar er geen officiële melding van
is.

4. Zoogdieren kunnen ook een rol spelen bij de epidemio-
logie van influenza-virusinfecties. Zo lijken influenza-
isolaten uit zieke kalkoenen verrassend veel op influ-
enza-typen die van oudsher bekend zijn bij varkens.
Aviaire influenza-typen zijn ook gevonden in zieke
nertsen. Uit walvissen en zeehonden zijn eveneens in-
fluenza-virussen geïsoleerd die veel gelijkenis vertonen
met aviaire isolaten.

Als bijzondere wetenswaardigheid valt te vermelden
dat het varken als intermediaire gastheer fungeert waar
humane en aviaire influenza-virussen bij elkaar komen.
Hier vindt dan genetische herrangschikking plaats
waardoor nieuwe influenza-typen ontstaan die het be-
gin kunnen zijn van nieuwe griep pandemiën. Dit ge-
beurt vooral in gebieden waar vogels (eenden) en var-
kens in nauw contact worden gehouden (Azië). Varkens
die dus intensief contact hebben met vogels kunnen als
influenza-reservoir optreden.

KLINISCHE SYMPTOMEN EN PATHOGENESE
De symptomen en de ernst daarvan kunnen zéér variërend
zijn. Respiratieproblemen, digestiestoornissen, reproduc-
tiestoomissen en zenuwverschijnselen kunnen optreden.
In emstige gevallen kan sterfte optreden zonder ziektever-
schijnselen. De sterfte kan variëren van enkele procenten
boven normaal tot 100%.

De incubatie varieert van enkele uren tot drie dagen. De fa-
eces blijven lang infectieus. Transmissie van dier tot dier
vindt plaats via aerogene en orale weg. Bij epidemieën
blijkt de mens een belangrijke transmissiefactor in de ver-
spreiding te zijn.

THERAPIE EN PREVENTIE

Zoals bij de meeste virusziekten is er geen afdoende thera-
pie en ofschoon vaccineren mogelijk is, zitten daar een
aantal nadelen aan vast (geen serologische controle meer
mogelijk, gevaar voor recombinatie van vaccin virus in-
dien levend, niet te voorspellen of het vaccin de juiste
serotypen beslaat). Daarom moet het accent op preventie
liggen.

« m vi^v^M I «i IM

msjwewa

Het nemen van algemene hygiënische maatregelen is van
het grootste belang. Met nadruk moet contact met wilde
vogels en potentiële bronnen (zie hierboven vermelde be-
smettingsbronnen) voor influenza voorkomen worden. In
dit kader moet met grote argwaan en de nodige zorg geke-
ken worden naar de genoemde influenza-isolaties zowel
bij emoes, struisvogels en parkieten (waar het gaat om de
beruchte subtypen H5 en H7) als de vermoedelijke influ-
enza-uitbraken bij kalkoenen in Duitsland. Verspreiding
van het virus onder de Nederlandse pluimveestapel zou tot
funeste consequenties leiden.

Een ander belangrijk punt van zorg vormt de gebrekkige
quarantaine-opvang in Nederland als het gaat om exoten
en loopvogels. Eigenlijk moet gezegd worden dat er geen
adequate quarantaine-opvang is. Zeker als we onze situatie
vergelijken met die van landen zoals Denemarken
Scandinavië, Engeland, Canada en de Verenigde Staten.
Dit is vreemd, gezien het belang van de intensieve pluim-
veehouderij in Nederland en de risico\'s die op het spel
staan.

Een land met een industrie van dergelijke omvang dient al-
les in het werk te stellen om dergelijke risico\'s te minima-
liseren en een goed bewakingsprogramma te hebben,
waarbij te allen tijde inzicht moet zijn in de influenza-sta-
tus van de verschillende pluimveepopulaties en inge-
voerde exoten. Men dient geen genoegen te nemen met pa-
pieren certificaten. Doordat importerende landen op eigen
initiatief loopvogels van Nederlandse oorsprong zijn gaan
controleren zijn beide hiervoor genoemde influenza-isola-
ten boven tafel gekomen. Hoe is het mogelijk dat
Nederland met een internationaal gewaardeerde dierge-
zondheidszorg deze isolaten niet eerder heeft ontdekt? Een
goede reden om de eigen bewakingsprogramma\'s eens kri-
tisch door te lichten op dit punt en extra veiligheid in te
bouwen.

SAMENVATTING

Aviaire influenza-virussen kunnen Klassieke Vogelpest
veroorzaken met grote economische schade tot gevolg.
Gezien het feit dat uit exotische vogels, in het wild levende
vogels en loopvogels, regelmatig influenza-virussen wor-
den geïsoleerd, dienen adequate preventieve maatregelen
te worden getroffen om transmissie naar de Nederlandse
pluimveestapel te voorkomen.

Deze preventieve maatregelen dienen naast algemene hy-
giënische zorg, een deugdelijke quarantaine-opvang met
de nodige controles en bewakingsprogramma\'s te omvat-
ten (die er nu niet zijn) voor zowel loopvogels als ander-
soortige vogels.

Als motivatie dienen de grote economische belangen die
op het spel staan en het feit dat andere landen ons huiswerk
gedaan hebben, waardoor de lacunes in onze bewakings-
programma\'s zichtbaar zijn geworden.

-ocr page 275-

^^De nieuwe Selected Protein range kan u een
succespercentage van 94% geven bij de behandeling van
patiënten met voedingsallergie of-intolerantie."

Met de introduktie van het Canine Selected
Protein Dry Diet biedt de PEDIGREE* en
WHISKAS* Selected Protein range u voortaan de
keuze uit witte vis (meerval) of kip als dierlijke
eiwitbron. Het geven van slechts één dierlijke
eiwitbron verhoogt de kans op een succesvolle
behandeling bij patiënten met voedingsallergie of-
intolerantie aanzienlijk. Het ideale eliminatie dieet
bestaat uit een uitgebalanceerde combinatie van
hoogwaardige dierlijke eiwitten (bijvoorbeeld
witte vis of kip) en rijst. Daarnaast is het
lichtverteerbaar en bevat het geen tarwegluten,
zuivelprodukten of soja.

De in het nieuwe Canine Selected Protein Dry
Diet gebruikte vissoort (meerval) biedt u een
lichtverteerbare eiwitbron met een hoge biologische
waarde, die de meeste honden niet eerder gegeten
zullen hebben.

De Selected Protein diëten (zowel in blik, als
droog) hebben een breed indikatiegebied en zijn
effektief gebleken bij de behandeling van onder meer
met jeuk gepaard gaande huidaandoeningen
door een voedingsallcrgie of -intolerantie\', bij
colitis\' en bij gastrointestinale aandoeningen\'
ten gevolge van een voedingsintolerantie.

Ook zijn zij met succes gebruikt als onderdeel
van de behandeling van atopische dermatitis/
aspecifieke diarree\' en bij postoperatieve
patiënten\'.

De WHISKAS\'^ Feline en PEDIGREE*
Canine Selected Protein diëten zijn ontwikkeld door
de voedingsdeskundigen en dierenartsen van
W\'ALTHAM en effektief gebleken in meerdere
klinische studies. De uitstekende smaak verzekert
een goede acceptatie en daarmee therapietrouw en
klinisch succes.

whiskas

VETERINARY DIETS

SELECTED PROTEIN

•erenlies: 1. Dala on file Pedigree Petfoods. 2. Simpson, i.\'^.. Moskell, I.E. en Morkwell, P.J., Use of o restricted antigen diet in the management of idiopothic
nine colitis.
Journal ol Smalt Animal Practice. (1994) 35, 233-238. 3. Rutaers, H.I., Bon, R.M., Hall, E.J., Surenson, S.H., en Proud, F.J. Intestinal permMbility
■ing in dogs with diet responsive intestinal
disease. Journal of Small Animal Practice. |1995| 36, 295-301. 4. Markwell, PJ,, en Harvey, R.G. Evoluotion of a limite^
otein source diet in the management of dogs v»ith atopy.
Proceedings of the Brihsh Small Animal Veterinary Association Congress |I99Sl 230. 5. Simpson, J.W. Role
■ nutrition in oetiology and treatment of diarrhoea.
vAITHAM SYmDSIUM tO Clinical Nulrilion in Practice. 11991) 11-17,
\'oor meer informarie: Waltham Veterinoire Service, Postbus 81, 5460 AB, Veghel tel/fax 0413 383333/340229

-ocr page 276-

WORKSHOP VACCINOLOGIE RHONE MERIEUX

JAARLIJKSE HERVACCINATIE TER DISCUSSIE

Berichten en verslagen

Van 7 tot 8 september 1996 hield Rhône
Mérieux in Annecy een workshop over
vaccinologie van gezelschapsdieren.
Grote namen prijkten op het pro-
gramma, zoals (onze) prof Marian
Horzinek en prof Niels Pedersen, sinds
kort eredoctor aan de Universiteit
Utrecht.

Pedersen was dagvoorzitter en tevens
inleider op 7 september. Hij ver-
woordde het dilemma als volgt: \'Er zijn
medische, maar ook economische argu-
menten om een dier te vaccineren. De
medische argumenten echter bepalen in
belangrijke mate het imago van de die-
renarts\'. We dienen daarom vooral de
medische argumenten onder de loep te
nemen.

VÜÜRS EN TEGENS
Vooralsnog zijn vooral medische argu-
menten vóór vaccinatie bekend: de pre-
ventie van acute ziekten, maar ook de
preventie van chronische ziekten en het
voorkómen van het ontstaan van dra-
gers in de populatie. Argumenten tegen
zijn er niet veel, maar er is wel een hard-
nekkige gerucht dat bepaalde auto-im-
muunziekten en tumoren (bijvoorbeeld
fibro-sarcomen bij de kat) geïnduceerd
worden door frequent of onzorgvuldig
vaccineren.

Over de keuze van een vaccin valt veel
te zeggen. Zo lijkt het gebruikte anti-
geen bij voorkeur zoveel mogelijk op
het natuuriijke antigeen en is in som-
mige gevallen een levend vaccin wen-
selijk, en in andere gevallen juist een
dood. Verder moet de keuze gemaakt
worden, tegen welke ziekten gevacci-
neerd wordt. In Amerika wordt deze
keuze vaak ontweken: men is er zeer
gesteld op multivalente vaccins.
Daamaast wordt er veel gevaccineerd
tegen ziekten waarvan niet bekend is of
zij ook in belangrijke mate vóórkomen,
zoals Lyme\'s disease. Voordat de con-
clusie getrokken wordt dat Ame-
rikaanse dierenartsen allemaal geld-
wolven zijn: dierenartsen worden er
aangeklaagd als een niet-gevaccineerd
dier een ziekte krijgt waartegen het ge-
vaccineerd had kunnen worden.
In Amerika speelt ook mee dat de arge-
loze cliënt er inmiddels van overtuigd is
(gemaakt) dat zijn dier beslist a la mi-
nute zal overlijden, als de tussen-vacci-
natietijd één dag langer dan een jaar is.
Deze angstpsychose lijkt gunstig voor
de portemonnaie van de dierenarts,
maar houdt grote gevaren in. Zo is het
niet toevallig dat juist daar de dieren-
arts-in-de-dierenspeciaalzaak erg goed
aanslaat bij het publiek: als dat spuitje
maar toegediend wordt. Maar een vac-
cinatie is geen verzekering, en de die-
renarts allesbehalve een verzekerings-
agent.

Een lastig probleem is verder dat de be-
schikbaarheid van vaccins voomame-
lijk afhankelijk is van marktwerking.
Een practicus bepaalt dus door zijn
koopgedrag in welke vaccins geïn-
vesteerd wordt door de industrie en in
welke niet.

Uit Amerika waait de trend over -alles gebeurt daar eerst- om steeds vaker
multivalente vaccins te gebruiken. De vraag is echter of we het dier daarmee
van dienst zijn. Vaccineren we dan niet en passant tegen ziekten waarvoor dat
helemaal niet nodig is? We gaan er bij het advies om vaak te vaccineren van-
uit dat als het niet baat, het in elk geval ook niet schaadt. Maar eveneens uit
Amerika bereiken ons geluiden dat de jaarlijkse hervaccinatie gevolgen zou
kunnen hebben voor de weerstand. Auto-immuunziekten, tumoren... het
wordt door de fokkerij- en liefhebberij-organisaties allemaal toegeschreven
aan het frequent afvuren van kanonskogels op het immuunapparaat. De die-
renarts doet er dus goed aan de jaarlijkse hervaccinatie nader te beschouwen,
zeker gezien het feit dat een flink gedeelte van het inkomen in de gezelschaps-
dierenpraktijk weliswaar niet rechtstreeks, maar wel indirect gegenereerd
wordt door vaccinaties.

Door Sophie Deleu

De industrie is echter, volkomen verde-
digbaar, gericht op innovatie en zal
vooral investeren in de ontwikkeling
van nieuwe vaccins. Zijn nieuwe vac-
cins eenmaal voorhanden, dan worden
ze fanatiek op de markt gebracht. Veel
minder brood is er te verdienen met het
verbeteren van reeds bestaande vac-
cins... Als een vaccin eenmaal goed in
de markt ligt, is er vaak te weinig feed
back over de werkzaamheid en de vei-
ligheid.

IMAGO KWETSBAAR
Prof Leiand Carmichael staat bekend
om zijn onderzoek naar parvo. In zijn
lezing, getiteld \'Vaccines at a tuming
point?\', vroeg hij zich af of we niet te-
veel vaccineerden.

In Amerika is er een nieuwe stroming:
holistic veterinary medicine. In de ho-
listische visie zijn vaccinaties taboe,
want zij ondermijnen de weerstand, zo
valt op Intemet te lezen. Het imago
van de vaccinatie is dus kwetsbaar.
Terwijl de vaccinatie zelf, als we ero-
ver nadenken, geen eenvoudige zaak
is. Ten eerste moetje goed inzicht heb-
ben in de ziekte. Verder variëren de ef-
fectiviteit en de veiligheid van vaccins.
De vraag \'vaccineren we teveel?\' is
dan ook niet eenvoudig te beantwoor-
den, onder meer omdat de benodigde
gegevens ontbreken. We weten bij-
voorbeeld niet hoe lang de immuniteit
eigenlijk aanhoudt. De fabrikanten ga-
randeren min of meer de aanwezigheid
van titers gedurende een jaar. Daama
zijn ze er misschien nog wel, maar dat
wordt niet onderzocht, althans niet
door de fabrikant (die vanzelfsprekend
liever heeft dat er opnieuw gevacci-
neerd wordt). De afwezigheid van een
titer wil ook niet zeggen dat er geen
immuniteit is.

\'De dierenarts heeft eigenlijk te weinig
inzicht in de effectiviteit van een vac-
cin\' concludeerde Carmichael. Ze zijn
misschien wel langer effectief dan we
denken. Anderzijds ontvangt de Ame-
rikaanse dierenarts vaak een prachtige
full colour brochure, waarin vermeld
wordt dat een vaccin \'vemieuwd\' is en
\'nog beter werkt\', terwijl het alleen
maar \'opnieuw werkzaam\' is. Car-
michael benadmkte het belang van ob-
jectieve gegevens (ook over commer-

-ocr page 277-

cieel minder aantrekkelijke ziekten en
vaccins). Hij vond bijvoorbeeld de we-
tenschappelijke basis om tot massale
vaccinatie tegen het coronavims over te
gaan, bijzonder smal. \'It\'s all a matter
of style,\' aldus de parvo-koning.

NÜQIT NAGEDACHT
Prof Ronald Schultz, verbonden aan de
University of Winsconsin (Madison
USA), ging nog verder: \'Mensen wor-
den, in vergelijking met honden en kat-
ten, erg weinig gevaccineerd. Onder-
zoek toont aan dat dit een verantwoord
beleid is. Is het niet vreemd dat dieren
zogezegd elk jaar gevaccineerd moeten
worden?\' Een voorbeeld: Bij mensen
volstaan we met één vaccinatie tegen de
mazelen en honden moeten elk jaar le-
gen hondenziekte geënt worden... Het
betreft hier verwante ziekten, hoe zit
dat? Schultz: \'We hebben er simpelweg
nog nooit over nagedacht!\'
Een belangrijke reden om jaarlijks te
vaccineren, is dat we de patiënten me-
disch willen controleren. Maar is het
geven van een injectie daarvoor de aan-
gewezen methode? Zou onderzoek uit-
wijzen -want tot op heden weten wij het
gewoon niet- dat de jaarlijkse hervacci-
natie schade kan toebrengen aan het
dier en wellicht overbodig is, dan moe-
ten we bij onszelf te rade gaan of klak-
keloos hervaccineren wel ethisch ver-
antwoord is.

Een probleem is onder meer dat zowel
de dierenarts als de cliënt gehecht is aan
het jaarlijks vaccineren. Niemand durft
er zomaar mee op te houden. Ook die-
renartsen zijn ervan overtuigd dat er
dan na verloop van tijd meer uitbraken
van bijvoorbeeld hondenzickte zullen
zijn. Maar wetenschappelijk onderzoek
in die richting ontbreekt helaas.
Bij het beoordelen van de effectiviteit
van vaccins speelt nog een ander as-
pect: er wordt gekeken naar titers. Deze
doven inderdaad uit na verloop van tijd.
Maar in het dier zijn als gevolg van de
introductie van antigeen ook memory-
cellen actief Deze ontstaan vooral na
gebmik van modified life vaccins, nu-
cleïnezuur-vaccins (plasmiden en bio-
logische vectoren) en in mindere mate
bij dode vaccins. Daarom zeggen titers
in feite niets over de immuniteit die ont-
staat. De effectiviteit van een vaccin
wordt echter meestal afgemeten aan de
titer die ontstaat na vaccinatie. De titer
is namelijk een zichtbaar \'selling point\'
voor de fabrikant. De opbouw van cel-
lulaire immuniteit laat zich niet eenvou-
dig meten en draagt daardoor niet bij
aan de verkoop.

■ f«

Het gebrek aan objectieve, wetenschap-
pelijk onderbouwde infonnatie was
Schultz dus ook een doom in het oog:
\'De practicus dient hier zelf een rol in te
spelen. Hij moet erom vragen en niet
louter afgaan op de bijsluiter!\'

KIND MET BADWATER
\'Laten we nou niet het kind met het bad-
water weggooien\', relativeerde prof
Max Appel van de Comell University
(Ithaca, New York). Hij wees erop dat
er met de jaarlijkse vaccinatie tegen
hondenziekte een geweldige vooruit-
gang geboekt was. Het zou onverant-
woordelijk zijn hier zomaar mee op te
houden. Conclusie: \'We hebben data
nodig\'.

In tegenstelling tot Schultz vond Appel
dat vooral de industrie de aanzet moet
geven tot meer onderzoek naar de effec-
tiviteit van vaccins op de langere ter-
mijn: \'Je kunt als practicus de vaccina-
tie niet achterwege laten, zo lang het
jaarlijks vaccineren op de bijsluiter aan-
geraden wordt.\'

Natuurlijk is het voor de industrie
moeilijk als er altijd gevraagd wordt
om het goedkoopste product. De prac-
ticus is geneigd zich op de prijs te rich-
ten bij de aanschaf van vaccins. Ge-
gevens over de kwaliteit en de ef-
fectiviteit zijn niet vaak beschikbaar,
alsmede epidemiologische gegevens.
Ook zou de practicus meer inzicht
moeten hebben in de vaccinologie, zo-
dat hij ook in staat is, deze gegevens te
interpreteren. Het gebmik van (steeds
uitdijende) multivalente vaccins, een
ontwikkeling waar ook de industrie
niet op zit te wachten, zou dan waar-
schijnlijk afnemen.

Ook Appel haalde bijvoorbeeld uit naar
de vaccinatie tegen corona-vims: \'De
vaccinatie voorkomt in zekere mate de
ziekteverschijnselen, maar beschermt
niet tegen infectie. Spreiding van de
ziekte gaat dus gewoon door.\'

WAARDE VELDPROEVEN
Prof Oswald Jarrett, werkzaam bij de
University of Glasgow (Groot-Brittan-
nië), wees erop dat veldproeven, zeker
onafhankelijke, zeldzaam zijn in de ge-
zelschapsdierensector: \'Terwijl de
waarde groot is voor het bepalen van de
werkelijke effectiviteit.\' Een veldproef
geeft onder meer inzicht in de immuun-
respons, de bescherming tegen infectie,
de mate van vimsspreiding, de persis-
tentie van de infectie en de mate waarin
klinische verschijnselen optreden.
Ook belangrijk is de onafhankelijkheid
van het onderzoek. De resultaten van
een challengeproef onder laboratorium-
omstandigheden variëren met de ge-
bmikte methode, bijvoorbeeld orona-
sale challenge versus intraperitoneale.
Maar er zijn meer variabelen: het ge-
bmikte antigeen (bij voorkeur zo na-
tuurlijk mogelijk), de locatie van de
proef, het merk vaccin, de pre-vaccina-
tietiter, de leeftijd van de proefdieren,
de tijd tussen vaccinatie, challenge en
meting, enzovoorts, enzovoorts. Het is
wel duidelijk welke resultaten door de
fabrikant uiteindelijk gepresenteerd
zullen worden: de gunstigste.
Objectieve gegevens worden verkregen
in een zo natuurlijk mogelijke situatie.
Welnu, dergelijke objectieve proeven
zijn zeldzaam. En de benodigde follow-
up studies zijn helemaal met uitsterven
bedreigd.

tfÉMMrfiiliiiiiliM

Eigenlijk heeft alleen de practicus, die
het vaccin moet beoordelen ten be-
hoeve van zijn patiënt en cliënt, belang
bij objectieve informatie. Maar Jarrett
constateerde zelfs een lichte irritatie,
toen onafhankelijk, wetenschappelijk
onderzoek uitwees dat een bepaald pro-
duct niet voldeed. De praktici: \'1 need
that product!\'

\'Ik kan u een heleboel horrorstories uit
de praktijk vertellen\', ging Jarrett ver-
der. \'Tien katten met één spuitje, terwijl
de spuitjes er gratis bijgeleverd wor-
den!\'

TWINTIG PROCENT
Vaccin-registratie in Europa en in de
USA was de titel van de voordracht van
prof Paul Pierre Pastoret van de
Veterinaire Faculteit van de Univer-
siteit van Luik. Er is een Code of
Federal Regulations (CFR) voor de re-
gistratie van veterinaire biologische
producten, volgens Pasteuret een zeer
breed begrip. Vaccins nemen twintig
procent van de markt in van alle animal
health products. De markt is gefrag-
menteerd en wordt heel erg beïnvloed
door agro-economische factoren en
complexe regelgeving.
Pasteuret stipte aan dat het moeilijk zal
zijn de praktici te bewegen om kwalita-
tief betere vaccins in te kopen, voor een
hogere prijs, omdat het gebmik van een
slecht vaccin geen enkel gevolg heeft
voor de praktijkvoering. Er wordt im-
mers vaak gevaccineerd zonder dat aan-
getoond is dat het nodig is (baat het niet,
dan schaadt het niet).
Met betrekking tot de regelgeving: har-
monisatie is dringend gewenst. Veel
werk moet momenteel dubbel gedaan
worden, omdat de onderzoeken niet on-
derling erkend worden.

-ocr page 278-

GEERT REINDERS
De laatste spreker op 7 september was
prof. Marian Horzinek. Hij was ge-
vraagd iets \'totaal nieuws\' te vertel-
len. Hij begon daarom met een wapen-
feit uit het verleden: \'Wist u dat het
vaccin is uitgevonden door een Ne-
derlander, namelijk Geert Reinders,
die halverwege de achttiende eeuw al
vaccineerde tegen de veepest (terwijl
algemeen wordt aangenomen dat
Jenner de eerste was; omstreeks 1800
tegen cow pox).\'

Horzinek vertelde dat regelmatig her-
vaccineren eigenlijk alleen bij een
dood vaccin gewenst is. Verder zijn er
mogelijkheden om de effectiviteit van
een vaccin te vergroten door gelijktij-
dig cytokinen toe te dienen, bijvoor-
beeld interferon. Interferon stimuleert
de aanmaak van T-helpercellen.
Ook Horzinek concludeerde dat het de
practicus ontbreekt aan praktische on-
derzoeksgegevens. Grote onbekenden
zijn de prevalentie van bepaalde ziek-
teverwekkers en de immuniteit voor
deze verwekkers in de populatie.
Maar ook over de vaccins zou de prac-
ticus meer moeten weten.
\'Vaccinatie tegen het coronavirus kan
bijvoorbeeld een negatief effect heb-
ben, want er is veel crossing over tus-
sen coronavirale genen.\'
Het nieuwe in zijn verhaal betrof de
modeme methoden om eiwitten in
planten te produceren door infectie
met transgene of recombinante virus-
sen. Het is daardoor tegenwoordig
mogelijk om zeer goedkoop giganti-
sche hoeveelheden viruseiwit te oog-
sten.

VACCINATIE SLEUTELMOMENT
De tweede dag van de workshop betrof
de betekenis van de vaccinatie voor de
praktijk. Zoals A.C. Gagnon van Rhône
Mérieux het zei: \'De vaccinatie is een
sleutelmoment om klantenbinding te re-
aliseren\'.

F.R. Zacot is antropologisch consultant.
Hij analyseerde de vaccinatie. Het blijkt
dat de vaccinatie gezien kan worden als
een ritueel (vanuit antropologisch per-
spectief). Het ritueel is opgebouwd uit
drie gedeelten: In deel 1 bevestigt de die-
renarts de relatie tussen dier en eigenaar.
In deel II neemt de dierenarts de verant-
woordelijkheid, c.q. de zorg, voor het
dier over (daartoe moet hij de band tus-
sen dier en eigenaar even verbreken). In
deel 111 herstelt de dierenarts de band
tussen eigenaar en dier. Door bepaalde
opmerkingen maakt de dierenarts het
mogelijk dat de eigenaar de zorg voor
het dier weer overneemt. Het onderzoek
was nog niet afgerond, zodat Zacot nog
geen aanbevelingen kon doen. Een an-
der interessant onderwerp was de Pet
Superstore met de In Store Veterinary
Services. In Amerika en Groot-Brittanië
is de Pet Super Store met dierenarts al
een heel gewoon verschijnsel. Sprekers
P. Eville en R. Jones van de keten
Companion Care Ltd. waren er stellig
van overtuigd dat ook het Europese vas-
teland er aan zal moeten geloven. Na de
tuincentra, een branche die de laatste ja-
ren geweldig is geëxpandeerd, zijn nu
de dierenwinkels (met leuke accessoi-
res) aan de beurt om explosief te
groeien. De geleverde kwaliteit van de
veterinaire dienstverlening is in de su-
perstore overigens helemaal niet slecht.

De arbeidsvoorwaarden zijn uitstekend,
nascholing wordt aangemoedigd en de
praktijkmimten zijn goed ingericht.

VOLWAARDIGE PRAKTIJKVOE- \'
RING

\'s Middags kwam tijdens de discussies
aan de orde dat het voor een zoge-
naamde winkelpraktijk moeilijk, zo
niet onmogelijk is om 24-uurs service
te leveren. Ook de opname van patiën-
ten is aan openingstijden gebonden. Of
dat volwaardige praktijkvoering ge-
noemd mag worden?
Over de concurrentiepositie van de
winkelpraktijken maakte men zich in
leriand opvallend weinig zorgen: men
is er daar reeds aan gewend dat vaccins
over de toonbank van de apotheek ver-
kocht worden. Een Ierse practicus
legde uit dat hij al jaren bezig was de
nadmk in zijn praktijk voering te ver-
leggen van vaccinatie naar intensieve
veterinaire zorg: \'Ik denk zelfs dat ik er
mijn voordeel mee doe als zo\'n super-
store zich naast mij vestigt.\'
Vrijwel alle discussie liepen uit op één
conclusie: de dierenarts zou zich meer
moeten profileren als medisch deskun-
dige. In het veriengde hiervan moet de
cliënt geleidelijk duidelijk gemaakt
worden dat het jaariijkse prikje welis-
waar wenselijk wordt geacht, maar
geen wet van Meden en Perzen is. Dat
is wel zo eerlijk en dus geloofwaardi-
ger.

Verder vond men unaniem dat de prac-
ticus meer objectieve informatie over
vaccins tot zijn beschikking moet krij-
gen, zodat hij de werkzaamheid en de
veiligheid beter kan beoordelen.

WERKEN AAN EEN MORELE VISIE

In mei 1991 deed de minister van
Onderwijs en Wetenschappen met de
notitie \'Kader voor discussies over et-
hische aspecten van wetenschappelijk
onderzoek\' een poging de discussie
over morele vragen te institutionalise-
ren, waardoor de ontwikkeling van
wetenschap en technologie in dit op-
zicht vmchtbaar beïnvloed zou kunnen
worden. In de notitie werd een aantal

\' Boul. HJ. Hügenhuis. C.T.. Smit. J. Van de Poll,
N.E. (1996) Beroepsethiek en beroepsverenigingen:
rapport in opdracht van de minister van Onderwijs.
Cultuur en Wetenschappen. Rathenau Instituut Den
Haag.

Dit rapport is gratis en op te vragen bij het Rathenau
Instituut te Den Haag.

acties aangekondigd om de rol die be-
roepsverenigingen hierin kunnen spe-
len, te verduidelijken en te ondersteu-
nen.

Mede naar aanleiding van deze notitie
gaf de minister in april 1995 het
Platform Wetenschap en Ethiek de op-
dracht in kaart te brengen hoe beroeps-
verenigingen die rol daadwerkelijk
hebben ingevuld en hoe zij daarbij on-
dersteund zouden kunnen worden.
Deze inventarisatie is, in samenwer-
king met het Multidisciplinair Cen-
tmm voor Kerk en Samenleving en
Conscience, onlangs afgerond en
weergegeven in het rapport \'Beroeps-
ethiek en beroepsverenigingen\'.\'

REFLEXIEVE EN OPERATIONELE
PROBLEMEN

In dit rapport komt duidelijk naar voren
dat er een grote bereidheid onder be-
roepsverenigingen bestaat om aandacht
te schenken aan beroepsethiek. De
meeste (onderzochte) beroepsvereni-
gingen ondernemen dan ook diverse ac-
tiviteiten om beroepsethiek onder de
aandacht te brengen van professionals.
Maar wanneer de werkgroepen, die zich
binnen beroepsverenigingen bezighou-
den met het onderwerp, aan het werk
gaan, stuiten zij direct op een aantal be-
langrijke problemen. De problemen die
zij naar voren brengen zijn grofweg in te
delen in twee categorieën, namelijk re-

-ocr page 279-

flexieve problemen en operationele pro-
blemen.

Onder reflexieve problemen vallen wor-
stelingen met vragen als: wat is de status
van een beroepsvereniging, welke posi-
tie neemt een werkgroep beroepsethiek
in binnen een beroepsvereniging, na-
mens wie spreekt een beroepsvereni-
ging als niet alle professionals lid zijn en
het aantal actieve leden gering is, welke
rol rond beroepsethiek zou de beroeps-
vereniging moeten of willen spelen,
zouden het bedrijfsleven en de overheid
niet ook een aandeel hierin moeten heb-
ben?

Onder operationele problemen vallen
vervolgens worstelingen met vragen als:
hoe interesseer je professionals voor be-
roepsethiek, hoe kan de communicatie
tussen de beroepsvereniging en profes-
sionals (leden en/of niet-leden) verbe-
terd worden, hoe kan het curriculum
binnen opleidingen beïnvloed worden
zodat beroepsethiek erin opgenomen
kan worden, hoe moet dergelijk onder-
wijs er dan uitzien?

Belangrijke en essentiële problemen die
invloed hebben op de intensiteit, conti-
nuïteit en effectiviteit van het onder de
aandacht brengen van morele aspecten
rond wetenschap- en technologie-ont-
wikkeling.

Maar hoe belangrijk ook, het zijn geen
normatieve of morele problemen rond
wetenschap en technologie. Men lijkt
zich binnen veel beroepsverenigingen
sowieso wat aarzelend op te stellen ten
aanzien van het formuleren van een mo-
rele en normatieve visie.
Hoe komt dat?

WAAROM EEN MORELE VISIE
ACHTERWEGE BLIJFT
Bijna iedereen die zich binnen beroeps-
verenigingen bezighoudt met ethiek
doet dit op vrijwillige basis en zonder
een ethische scholing te hebben gehad.
Men voelt zich daardoor vaak inhoude-
lijk niet capabel om normatieve uitspra-
ken te doen over ingewikkelde morele
vraagstukken.

Daarbij komt, dat de overtuiging heerst
dat het innemen van normatieve stand-
punten geassocieerd wordt met \'afwij-
zing\' en \'de verantwoordelijke=schul-
dige aanwijzen\'.

Hierdoor ontstaat een ingewikkelde en
complexe situatie waarin verlegenheid,
zelfcensuur, operationele en reflexieve
problemen elkaar negatief beïnvloeden
en het ontwikkelen van een morele visie
op wetenschap- en technologie binnen
beroepsverenigingen nauwelijks van de
grond komt.

« * » yiR m

mm

HET DOORBREKEN VAN DE IM-
PASSE

Ik denk dat deze impasse voor een deel
opgeheven kan worden. Ten eerste
door \'het nemen van verantwoordelijk-
heid\' niet gelijk te stellen aan \'schuldig
zijn\'.

Het nemen van verantwoordelijkheid
heeft niet zozeer te maken met het aan-
wijzen van een schuldige, maar houdt
in dat iedere professional in welke posi-
tie dan ook en op welk moment dan ook
een verhaal heeft wanneer hij of zij ter
verantwoording wordt geroepen. Dit
betekent dat verantwoordelijkheid niet
in een keer genomen of toebedeeld
wordt aan het eind van een technologi-
sche of wetenschappelijke ontwikke-
ling. Eerder wordt verantwoordelijk-
heid stukje bij beetje genomen en door
iedereen gedragen tijdens het gehele
proces van technologische of weten-
schappelijke ontwikkeling. Hetzij door
individuen vanuit zichzelf, hetzij in de-
bat met belanghebbenden en betrokke-
nen.

Ten tweede kan deze impasse voor een
deel opgeheven worden door als (werk-
groep van een) beroepsvereniging niet
van jezelf te verlangen een objectief,
doortimmerd en eenduidig standpunt te
formuleren. Het is de vraag of dit über-
haupt mogelijk is, maar belangrijker
nog, of leden daarbij gebaat zijn, wan-
neer zij met morele dilemma\'s gecon-
fronteerd worden.

Eerder biedt een beroepsvereniging
mimte voor bezinning op ontwikkelin-
gen en reikt zij haar leden handvatten
aan om een visie te ontwikkelen. Iets
dat eenvoudig is en goed werkt, is het
aanbieden van veel verschillende vi-
sies, meningen en argumentaties rond
een specifiek moreel dilemma. Dat
helpt een professional bij het komen tot
een afweging. Een beroepsvereniging
kan een professional vervolgens nog
helpen door een discussie te organise-
ren rond een moreel dilemma in de
vorm van een dialoog of debat al dan
niet met belanghebbenden en betrokke-
nen. Eventueel kan de beroepsvereni-
ging dergelijke discussies tussen pro-
fessionals gebmiken om een ve-
renigingsstandpunt te formuleren.

Aflevering

15-12-1996
01-01-1997
15-01-1997
01-02-1997

mÊiÊÈR

De vraag die voor een beroepsvereni-
ging dus het belangrijkste is bij het on-
der de aandacht brengen van morele as-
pecten van een wetenschappelijke of
technologische ontwikkeling, is: welke
visies bestaan er op dit probleem? Pas
daama spelen de bovengenoemde re-
flexieve en operationele problemen een
rol.

Het is dan ook mijn overtuiging dat het
werken aan een morele visie binnen een
beroepsvereniging niet pas mogelijk is
wanneer er oplossingen zijn gevonden
voor reflexieve en operationele proble-
men, maar nu al kan beginnen, door een-
voudigweg op zoek te gaan naar zoveel
mogelijk visies, meningen en argumen-
taties over belangrijke morele keuzemo-
menten in de beroepspraktijk. Daarvoor
hoefje geen ethicus te zijn, maar je wel
verantwoordelijk te voelen als profes-
sional voor mogelijke maatschappelijke
gevolgen van wetenschappelijke of
technologische ontwikkelingen.

Drs. H.J. Bout

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Deadline *)

02-12-1996
16-12-1996
30-12-1996
13-01-1997

") Voor 12.00 uur \'s middags.

(Drs. H.J. Bout is directeur van
Conscience, onderzoek en advies aan-
gaande morele verantwoordelijkheids-
vraagstukken en is lid van de NIBI be-
roepscodecommissie.)

-ocr page 280-

TENTOONSTELLING
•SCHILDEREN MET
KOEIEN\'

In Den Haag is van 23 november tot en
met 29 december 1996 een bijzondere
tentoonstelling van de kunstenaar Ka-
rel Buskes te zien, getiteld: \'Schil-
deren met koeien\'.

Meestal zijn koeien op schilderijen
elementen van het landschap waarin ze
voorkomen. Buskes schildert de
koeien echter van zo dichtbij dat ze
zélf het landschap gaan vormen, vol
schaduwrijke glooiingen, heuvelrug-
gen en wit besneeuwde flanken. Daar-
bij is elk koeienschilderij van de kun-
stenaar volkomen anders.

Het maken van een mooie compositie
is niet het enige doel van Karei
Buskes. Hij kan en wil geen afstand
van zijn onderwerp nemen. \'Wat mij
ontroert aan koeien is de pretentieloze
logheid waarmee ze zo enonn aanwe-
zig zijn\', zegt hij. \'Ze zijn bijna lomp,
maar daarin ook aandoenlijk, zelfs
kwetsbaar.\'

Het is duidelijk dat koeien voor
Buskes méér zijn dan een middel om
een schilderij te componeren. Hij
schildert hun warmte, hun stilte en hun
berusting.

De tentoonstelling is te zien in De
Twee Pauwen. Anna Paulownastraat
83-H5a. 2518 BC Den Haag.
Woensdag tot en met zaterdag van
11.00 tot 17.00 uur en zondag van
13.00 tot 17.00 uur.

Op afspraak kan ook, telefoon: 070-
3464184.

VEDIAS VIERT

DERDE

LUSTRUM

De Vereniging voor dierenartsassis-
tenten (VEDIAS) bestond oktober
1996 vijftien jaar. In die vijftien jaar
heeft VEDIAS veel bereikt voor haar
leden.

Er is dankzij de vereniging onder meer
een goede pensioenregeling, de Wet
paraveterinairen (Wet uitoefening
diergeneeskunde 1991) en er zijn er-
kende opleidingen. Via de eigen vaca-
turebank worden jaarlijks tientallen
assistenten kosteloos aan een baan ge-
holpen. VEDIAS telt inmiddels ruim
duizend leden. De vereniging blijft
groeien.

Het derde lustrum is op 12 oktober
1996 gevierd met een feestelijke re-
ceptie in Kasteel De Schaffelaar te
Bameveld. Op deze plek werd de ver-
eniging vijftien jaar geleden opgericht.
Tijdens de receptie zijn de heren O.
Dierckxsens uit Kaatsheuvel en H.
Lommers uit Leidschendam benoemd
tot erelid van VEDIAS. Lommers, be-
halve dierenarts ook jurist, heeft zich
de afgelopen jaren belangeloos ingezet
voor de VEDIAS. Op notaris Dierckx-
sens kan de vereniging geregeld temg-
vallen voor waardevolle adviezen en
het oplossen van problemen.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op
prijs indien teksten, die
langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5
inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aan-
geleverd in Word Perfect
5.1 (andere versies zijn ook
mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen
harde retums te geven.

-ocr page 281-

In De Harmonie te Leeuwarden waren
ongeveer 700 veehouders op de
\'Boerendag\' aanwezig. Deze dag, die
in het teken stond van
\'respiratoire
aandoeningen bij rundvee\',
werden
vijf voordrachten gehouden:
\'De pre-
ventie en bestrijding van longwormin-
fecties\'
door dr. F.H.M. Borgsteede,
\'Preventie en therapie van luchtweg-
infecties bij jongvee\'
door drs. M.W.C.
Huyben,
\'Van iglo-kalf tot space-
board koe. Effect van klimaat en venti-
latie op de gezondheid en het welzijn
van rundvee\'
door dr. C.J.M.
Scheepens,
\'Vaccinaties tegen IBR en
het gebruik van marker vaccins\'
door
prof. dr. J.T. van Oirschot en
\'Praktijkervaringen met IBR-infecties\'
door drs. J.J. Hage.

- mm

In de middagpauze kon men genieten
van een drankje en een hap in de vorm
van een ouderwetse boerenkoolmaal-
tijd, waama de stands van verschil-
lende farmaceutische firma\'s en
dienstverlenende bedrijven bezocht
konden worden.

Deze dag werd de veehouders aange-
boden door de meeste landbouwhuis-
dierenpraktijken in Friesland, via
welke de kaarten gedistribueerd wer-
den (een paar praktijken wilden voor
hun veehouders geen kaarten afne-
men). De kosten werden verder gedra-
gen door de bijdragen van de diverse
exposerende firma\'s.

\'BÜERENDAG\' AFDELING FRIESLAND

Door de Afdeling Friesland werd op 22 oktober 1996 een \'Boerendag\' georga-
niseerd in de Leeuwarder schouwburg De Harmonie. Tien jaar geleden, in het
kader van het 100-jarig bestaan van de Afdeling, ontstond het idee eens een
dag gastheer te zijn voor de cliënten van de Friese landbouwhuisdierpraktij-
ken. Dit sloeg zo aan, dat dit jaar voor de vierde keer een dergelijk evenement
is georganiseerd.

Een samenvatting van de lezingen kre-
gen de veehouders in de vorm van een
handzaam boekje mee naar huis. De
organisatie was in handen van een
groepje van vijf dierenartsen, waarvan
de meesten ook de vorige \'boerenda-
gen\' hadden georganiseerd.

Het bestuur van de Afdeling Friesland
beschouwt het organiseren van een
dag als deze, met kwalitatief goede
voorlichtingen, met mime aandacht
voor het sociale aspect, als een uitste-
kende manier voor de beroepsgroep
om zich te presenteren aan zijn vee-
houders.

G.A. Hooijer,
voorzitter
Afdeling Friesland

KRITISCHE RISICOFACTOREN SPEERPUNTZIEKTEN IN
KAART GEBRACHT

Het project had niet als doel nieuwe
kennis te genereren, maar de reeds
bestaande kennis op gestructureerde
wijze bij elkaar te brengen. Bij de
verdere verwezenlijking van de
streefbeelden en de uitwerking van
de gezondheidsplanners voor de
rundvee, varkens- en pluimveehou-
derij spelen het onderkennen van ri-
sico\'s en de mogelijkheden om die ri-
sico\'s te beïnvloeden een cruciale
rol.

Ondememers dienen zich meer be-
wust te worden van deze risico\'s en
daar vervolgens op een verantwoorde
wijze mee om te gaan. Daarvoor was
een inventarisatie van de bestaande
kennis nodig.

Volgens het rapport zijn de factoren
die van belang zijn voor de over-
dracht van ziektes binnen een bedrijf
ook van belang voor de overdracht
van ziektes tussen bedrijven onder-
ling.

De eerste fase van het project \'Inventarisatie Kritische Risicofactoren\' is af-
gerond. Daarmee is de beschikbare kennis met betrekking tot de factoren die
van invloed zijn op de overdracht van speerpuntziekten (zie kader) binnen be-
drijven en tussen bedrijven onderling in kaart gebracht. Het project is uitge-
voerd door Arjan Stegeman van het DLO-Instituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid (ID-DLO) in Lelystad.

De meeste risicofactoren hebben te
maken met de contactstmctuur tussen
dieren, groepen dieren binnen bedrij-
ven en bedrijven onderling. Ook de
bedrijfshygiëne is een factor van be-
tekenis. Bij de beïnvloedbaarheid
van risico\'s ligt het accent op het pri-
maire bedrijf

Het rapport zal actief worden ver-
spreid naar organisaties die bezig zijn
met diergezondheidszorg. De be-
schikbare kennis kan zo gebruikt
worden in al lopende activiteiten.
Daamaast wordt per sector en in
overleg met die sector in beeld ge-
bracht welke belangrijke risicofacto-
ren nu geen of te weinig aandacht
krijgen. De vraag die hierbij aan de
orde zal komen is wat de sector hier-
aan wil doen.

Ten slotte zullen op basis van de in-
ventarisatie een visie op benodigd
onderzoek en criteria voor priorite-
ring daarbinnen worden ontwikkeld.

Dit is de tweede fase van het project
Kritische Risicofactoren. De tweede
fase zal worden opgehangen aan ri-
sico\'s op salmonella-besmetting in
de varkenshouderij. Het project
wordt daarmee eind 1996 afgerond.

Het rapport Inventarisatie kritische
risicofactoren is te bestellen bij het
Programma Management team Dier-
gezondheid in Beweging, telefoon:
070-3793340.

-ocr page 282-

Gegeven de populariteit van de homeo-
pathie bij patiënten, de discussie met
betrekking tot het effect van deze thera-
pie, de problemen die de homeopathi-
sche benadering oplevert ten aanzien
van de geneesmiddel-registratie, en het
onbegrip binnen de biomedische ge-
meenschap voor de uitgangspunten van
de homeopathie, lijkt verder onderzoek
naar de werking van middelen, die wor-
den toegepast volgens het homeopathi-
sche similia-principe gewenst. Het on-
derhavige onderzoek moet dan ook in
dit licht worden gezien.
Als essentie van homeopathie wordt
het stimuleren van verstoord zelfher-
stel via het toepassen van middelen
volgens het similia-principe be-
schouwd. Het similia-principe leert dat
een stof die symptomen kan veroorza-
ken in een gezond organisme kan wor-
den toegepast in curatieve zin bij een
ziek organisme dat identieke sympto-
men vertoont. In het onderzoek be-
schreven in dit rapport is gezocht naar
regulatie-mechanismen die ten grond-
slag liggen aan zelfherstel en in hoe-
verre toepassing van het similia-prin-
cipe processen betrokken bij zelf-
herstel kan stimuleren.
Het onderzoek is een toepassing van
de bij de Vakgroep Moleculaire Cel-
biologie aanwezige kennis en exper-
tise van de regulatie van herstel-me-
chanismen van dieriijke cellen en heeft
vooral de bedoeling het effect van de
toepassing van het similia-principe op
herstellende cellen te onderzoeken en
een relatie te leggen tussen homeopa-
thie en biomedisch wetenschappelijk
onderzoek.

Een viertal uitgangspunten zijn bepa-
lend geweest bij het formuleren van
het onderzoek:

M I ft

1. Het onderzoek dient experimenteel
van aard te zijn en dient zich te rich-
ten op organismen en op condities
die het bestuderen van zelfherstel-
processen mogelijk maakt. Het on-
derzoek moet aansluiten bij be-
staande verklaringsmodellen en de
resultaten moeten publiceerbaar
zijn in de biomedische vaklitera-
tuur.

2. In overweging nemende de nood-
zaak tot het vervangen, verminde-
ren of verfijnen van proefdierge-
bruik, is gekozen voor het gebmik
van cultures van dierlijke cellen die,
zonder tussenkomst van proefdie-
ren, in continue kweek worden ge-
houden.

3. Het onderzoek dient verklarend van
aard te zijn en de resultaten van ex-
perimenten dienen beschreven te
kunnen worden in moleculaire ter-
men. Dit levert niet alleen een fun-
damenteel inzicht op, maar maakt
het tevens op den duur mogelijk tot
modelvorming te komen.

4. Onderzoek dient te worden uitge-
voerd met gedefinieerde middelen
in een concentratiebereik waarin de
praktijk zich ook voltrekt. Het blijkt
hierbij met name om lage verdun-
ningen te gaan. Er is in eerste instan-
tie niet gekozen voor een bepaalde
schud/verdunprocedure, aangezien
het niet in de verwachting ligt dat bij
zeer lage verdunningen het poten-
tieer-proces al van een zodanig be-
lang is dat en effect zou kunnen wor-
den vastgesteld.

In het onderzoek is getracht een ant-
woord te geven op een vijftal vragen,
verdeeld over twee hoofdonderdelen,
die in eikaars verlengde liggen. Het
eerste hoofdonderdeel betreft de op-
bouw van een onderzoeksmodel op
cellulair niveau. Dit onderdeel omvat
drie onderzoeksvragen:

1. Hoe uit zelfherstel zich op cellulair
niveau?

2. Welke moleculaire processen zijn

Hieronder volgt een samenvatting van het rapport \'Cultured mammalian
cells in homeopathy research:
\'The similia principle in self recovery\', zoals dat
door dr. R. van Wijk op de studievergadering van de Groep Homeopathisch-
werkende Dierenartsen van 24 november 1994 is besproken en vervolgens
werd aangeboden aan het Hoofdbestuur van de KNMvD.

klliiiiiililiiilÉil^^

CULTURED MAMMALIAN CELLS IN HOMEOPATHY RESEARCH

THE SIMILIA PRINCIPLE IN SELF RECOVERY

van belang in het proces van zelf-
herstel?

3. Welke moleculaire parameter komt
in aanmerking voor de evaluatie
van (stimulering van) cellulair zelf-
herstel?

In het tweede hoofdonderdeel wordt
de toepassing van het similia-principe
bestudeerd in relatie tot het stimuleren
van zelfherstel. Dit onderdeel omvat
twee onderzoeksvragen:

4. Wordt zelfherstel van cellen gesti-
muleerd door een kleinere dosis van
de conditie die in eerste instantie ver-
antwoordelijk is voor de verstoring?
De bedreigende conditie wordt daar-
bij toegepast in een (sterk) verdunde
mate die in onbehandelde cellen
geen effect heeft.

5. Indien een activatie wordt waarge-
nomen, dan is de vraag naar de spe-
cificiteit van de stimulering van be-
lang. Daarbij is het noodzakelijk na
te gaan in hoeverre de aard van de
afgezwakte conditie een rol speelt
bij de stimulering van zelfherstel.

Gegevens betreffende de eerste onder-
zoeksvraag zijn verkregen met behulp
van fibroblasten die gekweekt worden
onder omstandigheden waarbij deze -
gelijk als in het menselijk of dieriijke
organisme - voorkomen in msttoe-
stand. De fibroblasten werden blootge-
steld aan een bedreigende conditie van
chemische (arseniet, cadmium) of fy-
sische (verhoogde temperatuur) aard.
Daamaast werden uitgebreide analy-
ses uitgevoerd naar processen die als
zelfherstel kunnen worden opgevat: te
weten het vermogen om tijdelijk ver-
sneld te profileren en tegelijkertijd een
weerstand op te bouwen tegen de bedr-
eigende conditie.

In het kader van de tweede onder-
zoeksvraag zij n, naar aanleiding van in
de literatuur beschikbare gegevens,
gerichte analyses van een aantal mole-
culaire processen uitgevoerd ten tijde
van de bedreigende conditie en de erop
volgende herstelfase. De analyse heeft
een bevestiging opgeleverd van de be-
tekenis van een speciale klasse van ei-
witmoleculen met een beschermende
functie bij het optreden van schade en
herstel: de stress-eiwitten.
Naar aanleiding van de derde onder-

-ocr page 283-

zoeksvraag is de betekenis van één der
stress-eiwitten (hsp70) als representa-
tieve marker voor de stimulatie van
herstel uitvoerig uitgewerkt.
In een intensieve samenwerking met dr.
A. Peper (AMC) heeft laatstgenoemde
een aanzet gegeven om te komen tot een
wiskundig model dat enerzijds alle be-
kende veranderde moleculaire proces-
sen in ogenschouw neemt en anderzijds
in staat is de herstelrespons na een ver-
storende conditie te stimuleren. Het ge-
drag van het model vertoont een grote
overeenkomst met de experimenteel
verkregen gegevens over het gedrag
van het proces
in vivo en heeft veel in-
zicht verschaft in de aard van de autore-
gulatieprocessen die het herstel van de
cel na een verstoring bepalen.
Het eerste hoofdonderdeel van het on-
derzoek is hiermee afgesloten. Aan-
getoond is dat het verbruik en de daar-
door geactiveerde aanmaak van nieuwe
hsp70 stress-eiwitten als representatief
proces voor schade en herstel kan wor-
den toegepast. De autoregulatie-cyclus
kan hierdoor nader worden onderzocht
aan de hand van biomedische bepalin-
gen van bijbehorende processen, als-
mede worden gestimuleerd met behulp
van het mathematische model. Het ge-
presenteerde onderzoeksmodel veron-
derstelt: (a) een bestaande weerstand te-
gen een bedreiging: de weerstand wordt
door een bedreigende conditie aange-
sproken, en (b) een autoregulatie-pro-
ces, waarbij een daling van de weer-
stand de directe aanleiding vormt om
deze weer op peil te brengen.
Op basis van de vertraging in het auto-
regulatie-proces kan worden verwacht
dat tussen de daling van de weerstand
als gevolg van blootstelling aan een
bedreigende conditie en het weer be-
reiken van de normale gevoeligheid
een periode bestaat met een verhoogde
gevoeligheid voor de bedreiging. Het
mathematisch model toont dit ook aan.
Het tweede hoofdonderdeel van het
onderzoek omvat de onderzoeksvra-
gen vier en vijf. Centraal staat hierin
het onderzoek naar de toepassing van
het similia-principe in relatie tot het
stimuleren van zelfherstel in be-
dreigde, zich herstellende cellen. In
het kader van de vierde onderzoeks-
vraag is onderzocht hoe de gevoelig-
heid van cellen verandert gedurende
en na afloop van een bedreigende con-
ditie. Cellen zijn daartoe gedurende
korte tijd blootgesteld aan een bedrei-
gende conditie (verhoogde tempera-
tuur, arseniet). Vervolgens zijn testen
uitgevoerd om vast te stellen hoe ge-
voelig deze cellen zijn geworden als
gevolg van de bedreigende behande-
ling. De resultaten van dit onderzoek
wijzen op een sterke verandering van
deze gevoeligheid. In eerste instantie
wordt een sensivitering waargenomen,
in de tijd gevolgd door een verminde-
ring van de gevoeligheid (opbouw van
een weerstand). De resultaten zijn dan
ook een directe aanleiding geweest om
te onderzoeken in hoeverre een subop-
timale herstelreactie, gemeten via een
hsp70-marker, door lage doses kan
worden gestimuleerd. Dan blijkt inder-
daad dat lage doses een duidelijke ver-
betering van de activatie van hsp70
kunnen bewerkstelligen. Dit effect is
specifiek voor de beschadigde en zich
herstellende cel. In onbeschadigde cel-
len is van een dergelijk effect geen
sprake: indien namelijk onbescha-
digde cellen worden behandeld met
eenzelfde lage dosis wordt geen acti-
vatie van hsp70 waargenomen.
Kijken we naar het herstel van de ge-
voeligheid - als kenmerk van alge-
meen herstel - dan zien we dat de lage
doses bij zich herstellende cellen een
stimulering van de herstelreactie en
een verhoging van de weerstand be-
werkstelligen.

In het kader van de vijfde onderzoeks-
vraag is een vergelijkende studie uit-
gevoerd. In dit onderzoek worden po-
pulaties van cellen verstoord door ze
aan verschillende bedreigende condi-
ties bloot te stellen. Uit dit onderzoeks-
deel kwam naar voren dat er sprake is
van een stressor-specificiteit. Een
tweede benadering met betrekking tot
het onderzoek van het specifieke ka-
rakter van het herstel maakt gebruik
van het fenomeen dat er op een later
tijdstip als gevolg van de verhoogde
aanwezigheid van hsps een vermin-
derde gevoeligheid (tolerantie) voor
de oorspronkelijke verstoorder op-
treedt. Met betrekking tot de specifici-
teit kan nu worden nagegaan in hoe-
verre een herstelreactie na een
bedreigende conditie bijdraagt tot de
verminderde gevoeligheid voor andere
stressoren. Door cellen een optimale
tolerantie voor een bepaalde dreigende
omstandigheid te laten ontwikkelen,
kan worden nagegaan in welke mate
een tweede bedreiging nog een eigen,
tweede schade met daarbij behorende
karakteristieke hertstelreactie teweeg
kan brengen. De conclusie is dat de
mate van tolerantie het grootst is voor
de omstandigheid die de tolerantie
heeft geïnduceerd en dat ze minder
groot wordt, naarmate de bedreigende
omstandigheid minder overeenkom-
sten in effect vertoont. Dit hangt sa-
men met de mate waarin herstelreac-
ties worden geactiveerd door de
verschillende bedreigende omstandig-
heden. Vervolgens wordt onderzocht
in hoeverre suboptimaal zelfherstel
kan worden geactiveerd door ieder van
de bedreigende condities in lage doses
toe te dienen aan de celpopulaties die
op verschillende wijzen zijn verstoord.
Het algemeen model, zoals geformu-
leerd na het eerste hoofdonderdeel,
kan blijkbaar worden uitgebreid met
het specificiteitsaspect, zodat het er als
volgt komt uit te zien:
In experimenteel opzicht kon worden
aangetoond dat: (a) er een bestaande
weerstand tegen bedreiging bestaat en
dat deze weerstand door een bepaalde
bedreigende conditie op een voor die
conditie specifieke wijze wordt aange-
sproken, (b) een daling van de weer-
stand de directe aanleiding vormt om
de weerstand weer aan te vullen (een
autoregulatie-proces), (c) tussen de da-
ling van de weerstand als gevolg van
de blootstelling aan een bedreigende
conditie en het weer bereiken van de
normale gevoeligheid een periode be-
staat met een verhoogde gevoeligheid
voor de bedreiging, (d) in geval van
suboptimale herstelsnelheid kan met
lage doses van de bedreigende conditie
selectief - volgens het similia-principe
- het herstel worden gestimuleerd.

Waarde van het rapport

Een belangrijke doelstelling van het
onderzoek was om aanknopingspun-
ten te vinden voor een contact tussen
het onderzoek naar homeopathische
uitgangspunten en het biomedisch we-
tenschappelijk onderzoek. In dit rap-
port is de fundamentele basis van de
homeopathie, het similia-principe in
relatie tot zelfherstel, onderwerp ge-
weest van onderzoek.
Aangetoond kon worden dat cellulair
zelfherstel op cellulair niveau wordt
gestimuleerd door lage doses van bedr-
eigende condities die volgens het simi-
lia-principe werden toegepast. Daar-
mee is een belangrijke aanzet geleverd
voor een onderbouwing van de regula-
tiemechanismen die ten grondslag lig-
gen aan het similia-principe. Gesteld
kan worden dat er aanknopingspunten
zijn gevonden om de fundamentele uit-
gangspunten van de homeopathie bin-
nen biomedisch wetenschappelijk on-
derzoek, op hun merites te toetsen.

G.Th.A. Menges

-ocr page 284-

A

XFSCHEIDSCOLLEGE
PROFESSOR GAJENTAAN

Op donderdag 28 november 1996
zal prof. dr. J.E. Gajentaan om
16.00 uur in het Academiege-
bouw Universiteit Utrecht, Dom-
plein 29, zijn afscheidscollege ge-
ven, getiteld: \'Snoeien en Bloei-
en\'.

Als u het afscheidscollege wilt
bijwonen, kunt u zich hiervoor
aanmelden bij het bureau van de
Vakgroep Geneeskunde van Ge-
zelschapsdieren, Postbus 80.154,
3508 TD Utrecht, telefoon: 030 -
2531589, fax: 030-2518126.

Bs

BEGONNEN MET DE
STUDIE IN 1981 EN IN
1989 AFGESTUDEERD?

Dan is hier goed nieuws, want er
wordt weer een heerlijk gezellig
weekend georganiseerd. Na fan-
tastisch karten in België, een
touwtrekwedstrijd boven een
zwembad in Kaatsheuvel, een
hypnose-act in Heesch, etcetera,
etcetera, hebben we nu een week-
end in Vierhouten op de Veluwe
voor de boeg!

Zorg datje in het weekend van 24
en 25 mei 1997 geen dienst hebt
en een oppas hebt geregeld voor
je koters, want hier moet je bij
zijn.

Maak de datum dus nu al vrij in je
agenda. Te zijner tijd krijg je
meer over dit weekend te horen.

Peter Relyveld
Ruud Blommaert
Gerard van Eijden

y Cofijressen en cursussen

Tijdens de studiedag worden verschil-
lende voordrachten gehouden. De
meeste zijn in het Nederlands, alleen de
lezingen van dr. Wayne Martin en dr. Y.
Gröhn zijn in het Engels. Deze laatstge-
noemde worden ook in het Engels opge-
nomen in de Proceedings, maar zijn
voorzien van een Nederlandse samen-
vatting. De toegang voor leden gratis,
voor belangstellende niet-leden kan de
dag worden bijgewoond voor ƒ 25,--
(met verstrekking van de Proceedings).

De studiedag wordt om 09.10 uur ge-
opend door de voorzitter en vervolgens
bijt W. Martin (Department of Po-
pulation Medicine, Ontario Veterinary
College, University of Guelph, Canada)
de spits af met zijn rede
\'Modelleren
geeft de antwoorden, maar wat waren
de vragen?\'.
Daama komt Y. Gröhn
(Department of Clinical Sciences, New
York State College of Vet. Medicine,
Comell University, USA) aan bod met
\'Modelleren van het effect van een
ziekte op het risico van \'culling\': een il-
lustratie van het gebruik van tijdsaf-
hankelijke covariaten bij survival ana-
lyse \'.

Na de koffiepauze is er een bijdrage van
J. Noordhuizen en R. Welpelo (Vee-
houderij, LU Wageningen), getiteld:
\'Kwaliteit als principe in de preventieve
veterinaire bedrijfsbegeleiding\'.
Me-
vrouw M. Nielen en mevrouw A.
Jalvingh (ABE, LU Wageningen) ver-
tellen over
\'De nieuwste ontwikkelingen
met betrekking het gebruik van EpiMAN

De afdeling Nederland van de World
Rabbit Science Association (WRSA)
organiseert samen met de afdeling
België een gezamenlijke studiemiddag
konijnenhouderij op
dinsdag 26 no-
vember 1996.
Deze themamiddag
vindt plaats op het Proefbedrijf voor de
Veehouderij, Poiel 77, 2440 Geel in
in Nederland\'. M. Voets, Th. Geudeke,
A. Stegeman en P. Crauwels (Gezond-
heidsdienst voor Dieren) houden een
verhaal over
\'De invloed van vaccinatie
met levende Aujeszky adjuvant vaccins
op fertiliteit bij zeugen\'.
Mevrouw G. van Schaik (ABE, LU
Wageningen) is als eerste na de lunch-
pauze aan de beurt met
\'Risico-analyse
en economische gevolgen van meer of
minder gesloten bedrijfssystemen in de
melkveehouderij\'.
Zij wordt gevolgd
door A. van Nes, M.C.M. de Jong en
J.H.M. Verheijden (Bedrijfsdiergenees-
kunde en Voortplanting, Utrecht; Patho-
biologie en Epidemiologie, ID-DLO,
Lelystad) die een bijdrage hebben over
\'Modelleren van pseudorabies-vims-in
fecties binnen en tussen bedrijven: im-
plicaties voor eradicatie\'.
Vervolgens
houdt Paul van Empel (Intervet) een
rede over
\'Ornithobacterium rhinotra-
cheale: een pathogeen bij gevogelte\'.
Na de theepauze vertelt Lisette Graat
(Vakgroep Veehouderij, LU Wagenin-
gen) over
\'Risicofactoren voor cocci-
diose in vleeskuikens: een kwantitatief
onderzoek\'.
Vervolgens komt de bij-
drage van Willie Loeffen (GD) aan bod:
\'Een inventari.satie van infectieuze
agentia, voorkomend bij acute longpro-
blemen bij vleesvarkens\'.
De laatste
spreekster is Ina Enting (Bedrijfsdier-
geneeskunde & Voortplanting, Utrecht)
en haar verhaal gaat over
\'Zovex: Een
expert-systeem voor de gezondheids-
zorg van varkens\'.
Ten slotte volgt nog
de Algemene Ledenvergadering.

NEGENDE STUDIEDAG VEEG

In het Internationaal Agrarisch Centrum (lAC) aan de Lawickse Allee 11 te
Wageningen wordt woensdag 11 december 1996 de negende studiedag gehou-
den van de Vereniging voor Veterinaire Epidemiologie en Economie (VEEC).

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met de organisatie van de stu-
diedag (dr. ir. K. Frankena, telefoon:
0317-483187).

STUDIEMIDDAG KONIJNENHOUDERIJ

België. Thema is \'Het Wereldcongres
te Toulouse; nieuwe ontwikkelingen\'.
Belangstellenden kunnen een routebe-
schrijving opvragen bij de secretaris
WRSA van de afdeling Nederland: ir.
J. van Enckevort, p/a IPC Dier Horst,
Stationsstraat 104, 5963 AB Horst, te-
lefoon: 077 - 3998888.

-ocr page 285-

Sinds drie jaar maakt de organisatie
CardioVet het voor dierenartsen mo-
gehjk hun electrocardiogrammen via
een transmitter te laten beoordelen
door een groep van hartspecialisten.
Het beoordelen van zo\'n ECG vereist
immers veel expertise en ervaring.
CardioVet garandeert deze expertise
en ervaring door de medewerking van
nationale en intemationale gerenom-
meerde deskundigen.
Het maken en verzenden van het ECG
door de dierenarts gebeurt met behulp
van een zeer eenvoudig te bedienen
transmitter. Het ECG-signaal wordt
omgezet naar een geluidssignaal,
welke met behulp van een standaard
telefoon verzonden kan worden naar
de centrale in Rijswijk. Deze centrale
laat het ECG beoordelen en binnen 24
uur wordt deze beoordeling per fax
verstuurd aan de dierenarts.
Cardio Control BV, waarvan Cardio-
Vet een onderdeel is, heeft onlangs een
enquête gehouden onder circa 100 die-
renartsen in Nederland en België.
Volgens het bedrijf is mim 84% van de
dierenartsen die gebmik maken van
CardioVet, tevreden over de ECG-be-
oordeling. Bijna 70% volgt het advies
dat bij de beoordeling verstrekt wordt
ook daadwerkelijk op.

Meer informatie: Cardio Control BV,
Patrijsweg 72, 2289 EX Rijswijk, tele-
foon: 070- 3987277, fax 070 - 3987288.

ECG-BEOORDELING PER TELEFOON VOOR
GEZELSCHAPSDIEREN

NAJAARSVERGADERING VETERINAIR HISTORISCH
GENOOTSCHAP

Op dinsdag 10 december 1996 houdt het
Veterinair Historisch Genootschap in
het Androclus Gebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde zijn najaarsverga-
dering van 10.00 uur tot 17.00 uur. Het
thema is: \'De praktijkervaringen van de
eerste generatie der Nederiandse, te

Utrecht gediplomeerde veeartsen rond
1830\'. Op de dag zelf waarop 175 jaar
geleden het veterinair onderwijs in ons
land een aanvang nam, zal een beeld
worden geschetst van de maatschappe-
lijke positie en van de praktij kvoering
van de pioniers van het beroep in ons
land. De voordrachten worden gehou-
den door leden van het Genootschap, die
in werkgroepverband de ziekteversla-
gen hebben bestudeerd die een twintig-
tal van de in 1826 en 1827 afgestudeer-
den tijdens hun eerste praktijkjaren aan
Alexander Numan. zonden.

EEN NIEUW PINKENGRIEPVACCIN

Rhône Merieux introduceert Vacores®
(Reg. NL 8778, U.D.D.), een dood,
monovalent vaccin tegen pinkengriep,
dat volgens de fabrikant veilig en effec-
tief is. In een challengeproef op het
Institute for Animal Health werd door
Burrows
et al. dit dode vaccin vergele-
ken met een veel gebmikt, levend RS-
vaccin (stam RB.94). Vacores bleek een
betere bescherming te bieden: er traden
minder klinische verschijnselen op, de
vimsuitscheidingsduur was korter en de
uitgescheiden vimsconcentratie lager.

Op 15januari /997 zal in Wageningen
de PHLO-cursus \'Vmchtbaarheids-
problemen bij het varken: diagnostiek
met behulp van echografie\' worden
gehouden. De inschrijftermijn eindigt
op 15 december 1996. Doel van de
cursus is aan te geven welke mogelijk-
heden echografie kan bieden bij de
diagnose van vmchtbaarheidsproble-

Ook trad er in deze proef bij 100% van
de kalveren een duidelijke seroconver-
sie op ondanks de aanwezigheid van
matemale antilichamen (1.7 log 10).
Vacores mag vanaf een leeftijd van drie
maanden worden toegediend. De pri-
movaccinatie bestaat uit twee injecties
met een tussentijd van drie weken.

Meer informatie: G ijs T.J.M. Theu-
nissen, Rhône Mérieux b.v.. Postbus
338, 1180 AH Amstelveen, telefoon:
020-5473933.

VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN
BIJ HET VARKEN

men op varkensbedrijven in de prak-
tijk. De kosten bedragen / 675,—.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij: Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, telefoon:
0317 - 484093/484092, fax: 0317 -
426547.

PHLO-CURSUS
VEEVOEDING\'

Op 28,29 november en 13 decem-
ber 1996 zal in Wageningen de
PHLO-cursus \'Veevoeding\' wor-
den gehouden. Deze cursus is be-
doeld voor veevoedingsdeskundi-
gen (of voor hen die zich als
zodanig willen bekwamen) die
werkzaam zijn in onderwijs, onder-
zoek of voorlichting bij overheid of
bedrijfsleven. Deelnemers kunnen
kiezen uit een driedaagse of twee-
daagse cursus (gericht op var-
kens/kippen of herkauwers). De
driedaagse cursus kost ƒ 1590,- en
de tweedaagse ƒ 1250,-. De cur-
susleiding is in handen van prof dr.
ir. S. Tamminga (LUW) en prof
dr. ir. M.W.A. Verstegen (LUW).

Meer informatie: Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wage-
ningen, telefoon: 0317 - 484093/
484092, fax: 0317-426547.

-ocr page 286-

Bij de mens kan na een door een kat ver-
oorzaakte laesie (meestal krab) katten-
krabziekte ontstaan. Het ziektebeeld
wordt gekenmerkt door een zes tot
twaalf weken durende zachte zwelling
van een regionale lymfeklier (vaak ok-
sel ). Soms wordt één ä twee weken daar-
aan voorafgaand en drie tot tien dagen
na het incident een pustel of papel op de
krabplaats waargenomen.
Sommige patiënten vertonen lichte al-
gemene ziekteverschijnselen (koorts,
hoofdpijn, malaise). In het algemeen is
het verloop goedaardig en treedt uitein-
delijk spontaan genezing op. Anti-
biotica hebben weinig effect. Bij hoge
uitzondering treden complicaties op.

Oorzakelijk agens geïsoleerd

Ondanks het vermoeden van een bacte-
riële etiologie was men er tot voor kort
nog niet in geslaagd het agens te isole-
ren. Pas toen dankzij een nieuwe tech-
niek (PCR) duidelijk werd dat het een
rickettsia-achtige bacterie moest zijn en
de kweekmethoden daarbij werden aan-
gepast, kon het agens eindelijk uit lym-
feklieren worden geïsoleerd. De bacte-
rie is nu ingedeeld als
Bartonella hense-
lae\',
de eerdere benaming was Rocha-
liniaea henselae.

Verder bleek dat bacillaire angiomato-
sis, een systemische aandoening voor-
komend bij AlDS-patiënten, ook door
dit agens wordt veroorzaakt.
Dankzij de kweekmethode en de daamit
voortvloeiende serologische tests werd
het mogelijk om de bron van een en an-
der, de kat, nader onder de loep te ne-
men.

Voorkomen bij de kat

Serologisch onderzoek in de USA liet
zien dat veel katten antistoffen tegen
B.henselae hebben. Bovendien kon de
bacterie uit het bloed van katten worden
gekweekt en zelfs gedurende langere
tijd (tenminste maanden) bij dezelfde
katten. Er zijn aanwijzingen dat de over-
dracht tussen katten vooral via vlooien
gaat. Of vlooien de infectie op de mens
kunnen overbrengen is nog niet duide-
lijk.

iwYwrti-iMilififtii

Uit recent onderzoek van het RIVM
blijkt dat de situatie in Nederland in
grote lijnen overeenkomt met de
Amerikaanse; veel katten hebben speci-
fieke antistoffen en de bacterie is vaak
gedurende langere tijd in het bloed aan-
toonbaar (publicatie in voorbereiding).
Uit het onderzoek bij 115 asielkatten
bleek dat 25 dieren asymptomatisch
bacteraemisch waren.
Hoe lang het dragerschap kan aanhou-
den is onduidelijk, maar levenslang is
zeker niet uitgesloten. Antibiotica zijn
in staat om dragerschap te onderbreken
en mogelijk zelfs volledig te couperen.

Consequenties

Uit deze nieuwe gegevens komt naar
voren dat een groot deel van de katten-
populatie in principe in staat moet wor-
den geacht kattenkrabziekte te kunnen
veroorzaken. Epidemiologische data
suggereren echter dat een kat maar een
beperkte periode of onder bepaalde -on-
bekende- omstandigheden infectieus is.
I loe dit te rijmen valt is nog onduidelijk.
Gezien de relatief lage incidentie ( >2
per 100.000 inwoners) van kattenkrab-
ziekte is de kans op een klinische infec-
tie kennelijk gering. En gelet op het
veelal goedaardige verloop van deze, al
lang bekende, lokale aandoening vor-
men deze nieuwe en nog onvolledige
gegevens, vooralsnog geen reden voor
een andere houding ten opzichte van de
kat. Echter, mensen met een gestoorde
afweer lopen de kans op een systemi-
sche infectie, die weliswaar emstig van
aard is, maar wel goed met antibiotica te
bestrijden valt. Voor deze mensen bete-
kenen deze nieuwe gegevens niettemin
dat hun huiskat een potentieel gevaar
vormt.

Op grond van de huidige kennis kan het
volgende worden gesteld:

Algemeen

- iedere kat kan besmet zijn;

- het besmettingsrisico voor de mens is
gering;

- bij normaal gezonde mensen heeft
kattenkrabziekte een goedaardig be-
loop;

- bij mensen met een verminderde
weerstand (bijvoorbeeld AIDS-pa-
tiënten) zijn de gevolgen emstiger:
een systemische infectie, die echter
wel met antibiotica te behandelen is.

KATTENKRABZIEKTE BIJ DE MENS EN
DE ROL VAN DE KAT

OORZAKELIJK AGENS EINDELIJK GEÏSOLEERD

Algemene preventie

- vermijdt (speel-)verwondingen door
katten (kittens!);

- bestrijdt vlooien stelselmatig.

Concreet in situaties met een ver-
hoogd risico voor de mens

- bloed/serum van kat onderzoeken op
antistoffen tegen B. henselae.
Indien negatief dan luidt de conclusie:
momenteel geen risico,
(serologisch onderzoek bij VMDC)

- antibioticum-kuur om de infectie te
couperen (na positief serologisch on-
derzoek).

Het is nog niet bekend wat de optimale
behandeling is. Een combinatie doxy-
cycline/erythromycine gedurende vijf
weken is in ieder geval effectief geble-
ken.

Er zijn aanwijzingen dat de kans op
herinfectie gering is.

Wij zullen u over relevante ontwikkelin-
gen infonneren.

D.J. Houwers. VMDC, Faculteit der
Diergeneeskunde
A.M.C. Bergmans, RIVM
L.M. Schouls, RIVM
J.H.M. Nieuwenhuijs. VHI

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De
prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5%
BTW). Onderstaand treft u een over-
zicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met een daarbijbe-
horend kostenoverzicht.

Banden 1995,1994,1993,1992: ƒ30,-
(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5%
BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.
Banden 1989: niet meer voorradig.
Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5%
BTW).

U kunt de banden bestellen door het be-
treffende bedrag over te maken op post-
rekening 511606 ten name van de
KNMvD, onder vermelding van \'Ban-
den\' en de jaargang.

-ocr page 287-

Boekbespreking

D. W. Scott. W.H. Miller en CE. Griffin.
fV.B. Saunders. Philadelphia. druk
1995.

De vijfde druk van Smal! Animal
Dermatology heeft veel veranderingen
ondergaan. Dit betreft zowel de onder-
werpen, de indeling als de lay-out. Met
het vertrek van George Muller en Bob
Kirk zijn twee auteurs, Bill Miller en
Craig Griffin, toegevoegd als co-editor.
Alles tezamen heeft dit geleid tot een
verfrissende uitgave waarin meer dan
40 nieuwe aandoeningen worden be-
sproken, waarin veel foto\'s zijn vervan-
gen en waarin diagnostische methoden
en therapieën radicale veranderingen
hebben ondergaan. Daamaast is ook
meer aandacht gegeven aan de histopa-
thologic van huidafwijkingen en is een
hoofdstuk toegevoegd over kleine ge-
zelschapsdieren als konijn, rat, gerbil,
chinchilla, fret, cavia en hamster.
Aan het begin van elk hoofdstuk is een
index geplaatst zodat ook per onder-
werp (bijvoorbeeld stmctuur en functie
van de huid of diagnostische methoden)
specifieke informatie snel kan worden
opgezocht.

In het hoofdstuk betreffende diagnosti-
sche methoden hebben de cytologie en
de histopathologic beduidend meer aan-
dacht gekregen. Zo is een histopatholo-
gische classificatie van intra-epidermale
en subepidermale pustulaire en vesicu-
laire dermatosen toegevoegd. Ook is een
overzicht gegeven van veel gebmikte
enzymhistochemische en immunohisto-
chemische markers voor de identificatie
van celtypen. Bij de markers voor T-
lymfocyten ontbreken helaas de markers
van T-cel subsets, zoals CD4 en CD8,
maar wordt alleen een pan-T-marker
(CD3) genoemd. Een andere belangrijke
toevoeging betreft informatie over de
verzorging van de diverse vachttypen
van zowel honden als katten.
Bij de therapieën (hoofdstuk 3) wordt
veel aandacht geschonken aan het ge-
bmik van essentiële vetzuren bij de on-
derdmkking van pmritus, aan immuno-
modulatie en synthetische retinoïden
(afgeleide produkten van vitamine A en
gebmikt bij uiteenlopende keratinisatie-
stoomissen). Daamaast is mimte gere-
serveerd voor cryo- en electrochimrgie
binnen de dermatologie en krijgt wond-
genezing eindelijk de plaats die het toe-
komt. Bij de therapieën is het overigens
nog steeds jammer, dat de merken die
worden genoemd voor het overgrote
deel op de Amerikaanse markt zijn afge-
stemd. Het zou het boek ten goede ko-
men als ook de altematieven voor Eu-
ropa zouden worden opgenomen.
Het hoofdstuk over schimmelinfecties is
aangevuld met diverse nieuwe aandoe-
ningen dan wel uitgebreidere beschrij-
vingen. Voorbeelden hiervan betreffen
cryptococcose,
Sporotrichose, altema-
riose, phaeohypomycose en pythiose.
Ook de strategische aanpak van een der-
matophytose in een cattery met volwas-
sen katten en kittens is beter dan in de
vorige editie.

■ « ■ M

Bij de immunologische huidafwijkin-
gen verbaast het niet dat veel plaats is in-
gemimd voor de werkingsmechanismen
die ten grondslag liggen aan auto-im-
muun ziekten en allergieën. De kennis
op immunologisch gebied is de laatste
jaren explosief toegenomen dankzij de
beschikking over alleriei oppervlakte
markers voor T-lymfocyten en antigeen
presenterende cellen, alsmede de toege-
nomen kennis over de effecten van cyto-
kine en de functionele interacties tussen
cellen. Vooral het hoofdstuk over atopie
bij de hond en kat heeft in dit opzicht
grote veranderingen ondergaan. Uitge-
breide aandacht wordt ook besteed aan
overgevoeligheidsreacties bij de kat ten
gevolge van muggenbeten en aan de zo-
genaamde eosinophiele fumnculose bij
de hond. Deze laatste aandoening valt in
veel gevallen toe te schrijven aan bijen-
of wespensteken. Bij de immuun-geme-
dieerde huidziekten is ook plaats inge-
mimd voor alopecia areata, een aandoe-
ning die gelijkenis vertoont met die bij
de mens.

Alhoewel wat kritischer is gekeken naar
de groep van endocriene en metabole
aandoeningen zou nog veel sterker het
kaf van het koren gescheiden behoren te
worden. Aandoeningen als oestrogeen-
responsieve, testosteron-responsieve,
castratie-responsieve en groeihormoon-
responsieve dermatosen behoren onder
één noemer te worden samengevat: de
idiopathische alopecia, tot goed gedocu-
menteerde groepen zijn onderzocht en
beschreven.

Overigens is dit wellicht sowieso de
zwakte (zo men hiervan wenst te spre-
ken) van dit boek: het streeft naar volle-
digheid, maar verliest uit het oog dat een
aantal beschreven aandoeningen slechts
incidenteel zijn gerapporteerd en nog
slecht ook. Weglaten zou de kwaliteit
van het boek ten goede komen. Gelukkig
is een deel van de verkregen kaalheden
gembriceerd onder de folliculaire dys-
plasie (kleurdilutie alopecia, pattem
baldness, \'adrenal sex hormone im-
balances\', seasonal flank alopecia). Ver-
warrend hierbij is echter dat de aandoe-
ningen bij meerdere hoofdstukken wor-
den opgevoerd (bijvoorbeeld de sea-
sonal flank alopecia en de alopecia in sa-
menhang met hyposomatotropisme)
waardoor soms gesuggereerd wordt dat
de oorzaak vrij duidelijk is, maar op het
andere moment (en mijns inziens te-
recht) de etiologie als onduidelijk wordt
afgeschilderd. Bij de metabole ziekten is
mimte gemaakt voor necrolytisch mi-
gratoir erytheem, dat in samenhang met
glucagon-producerende pancreas tumo-
ren of levercirrhose wordt gezien.
Bulleus pemphigoid, SL en toxische
epidermale necrolyse als gevolg van een
overgevoeligheidsreactie op antibiotica
behoren tot de differentiaal diagnoses.
Synoniem is hepatocutaan syndroom,
een aandoening die 20 jaar geleden al in
de boeken stond (ref), vervolgens vele
jaren emit is verdwenen en nu weer
wordt opgevoerd.

SMALL ANIMAL DERMATOLOGY

Tot de nieuwe(re) aandoeningen in de
\'bijbel voor de dermatologie\' zoals het
werk toch nog steeds wordt gezien, be-
horen onder andere de ulceratieve der-
matose bij shelties en collies (mogelijk
een onderdeel van of variant op de der-
matomyositis), de familiair voorko-
mende, erfelijke lupoide dermatose bij
Duitse staande honden, benigne, fami-
liair voorkomende chronische pemphi-
gus, waterline disease bij zwarte La-
brador retrievers en het eosinophiel
granuloom bij de hond. Het hoofdstuk
over neoplasieën is uitgebreid en met
name de klinische foto\'s zijn in kwaliteit
verbeterd. Het is jammer dat de foto\'s
van de histopathologic vaak onvol-
doende zijn uitvergroot om de specifieke
veranderingen te kunnen weergeven.
Samengevat is de vijfde editie van Small
Animal Dermatology sterk verbeterd,
vooral als het gaat over de systematische
indeling, de therapie en de kleurfotogra-
fie van klinische beelden. Het is een
boek dat op de plank behoort te staan
van allen die vaak en graag bezig zijn
met dermatologische patiënten. Een kri-
tische inslag bij het lezen is (zoals altijd)
onontbeerlijk.

T. Willemse

-ocr page 288-

/an Mason en Karen Moriello. ISBN 0-
08-042280 2flexicover.

Dit boei< is geschreven voor dierenart-
sen en veterinaire studenten. Het boeic
bestaat uit vijf delen, die elk onderver-
deeld zijn in hoofdstukken. Deel één
begint met de beschrijving van de ana-
tomie en fysiologie van de huid. Dit
onderwerp is niet het meest boeiende
om te lezen. De inhoud is echter nood-
zakelijk om de Pathogenese van de
verschillende huidaandoeningen te
kunnen begrijpen. In het volgende
hoofdstuk wordt uitvoerig ingegaan op
de aanpak van de huidpatiënt.
In het gehele boek zijn de hoofdlijnen
weergegeven in overzichtelijke paars
gekleurde tabellen. De tabel op blad-
zijde 12, waarin staat vermeld wanneer
er geen corticosteroïden mogen wor-
den gebruikt, spreekt me zeer aan. Iets
minder gelukkig vind ik de tabel
waarin de rasgebonden huidaandoenin-
gen worden beschreven. Dergelijke
lijsten zijn snel verouderd en komen
niet overeen met de situatie in ons land.
Het hoofdstuk diagnostiek is in mijn
ogen zeer geslaagd. Zeer uitvoerig
wordt de lezer geïnformeerd over het
praktisch uitvoeren van huidbiopten,
cytologisch onderzoek, intradermale
testen, etcetera. Tenslotte komt in deel
één de dermatohistopathologie aanbod.
Wie dit hoofdstuk leest zal de uitslagen
van de patholoog veel beter kunnen in-
terpreteren. Dit hoofdstuk zal een \'eye-
opener\' zijn voor die dierenarts (en wie
niet!), die huidbiopten neemt.
In de delen twee tot en met vier worden
de huidproblemen per diersoort behan-
deld. Op een zeer overzichtelijke wijze
worden via een probleem-georiënteerde
aanpak de verschillende symptomen be-
handeld. De onderwerpen
Pyodermie en
pruritus bij de hond en alopecia bij de
kat, spraken mij bijzonder aan. De dia-
gnostiek van hyperadrenocorticisme
verschilt wel met de manier zoals deze
in Utrecht wordt gedaan. De Utrechtse
methode is naar mijn mening veel een-
voudiger uitvoerbaar. Bijzonder in dit
boek is dat ook huidproblemen bij vis-
sen, amfibieën, reptielen, vogels,
kleine knaagdieren en varkens worden
beschreven. Deze hoofdstukken zijn
niet zo heel uitgebreid maar geven wel
veel praktische informatie.
Een hoofdstuk is steeds als volgt inge-
deeld: eerst een beschrijving van het
probleem, bijvoorbeeld \'scaling and
crusting\'. Dan volgt een lijst van moge-
lijke oorzaken voor dit probleem met
de bijbehorende therapie. Elk hoofd-
stukje bevat overzichtelijke diagram-
men over de diagnostische aanpak,
meerdere tabellen met onder andere
differentieel diagnoselijsten, anam-
nese, klinisch onderzoek en het dia-
gnostisch plan. Als voorbeeld volgen
hier de titels van het hoofdstuk kat: pru-
ritus, alopecia, schilfers en korsten.

HANDBOOK OF SMALL ANIMAL DERMATOLOGY

pustels, ulcera, nodules en slecht he-
lende wonden, eosinofiele huidaandoe-
ningen en huidaandoeningen ten ge-
volge van een inteme stoomis.
Deel vijf behandelt achtereenvolgens:
oorproblemen, anaalzakaandoeningen
en nagelafwijkingen. De Amerikaanse
auteur gaat ook in dit boek voorbij aan
het gebmik van het oorspoelapparaat.
Tenslotte worden in deel zes verschil-
lende therapieën behandeld. Achtereen-
volgens zijn dat: de behandeling van
verschillende ectoparasieten, de behan-
deling van auto-immuunziekten, de be-
handeling van infectieziekten, de locale
behandeling van seborroe-patiënten en
tenslotte de behandeling van psycho-
gene aandoeningen.
Het boek eindigt met een overzichtsta-
bel van elf bladzijden over de meest
voorkomende huidtumoren. Naast ras-
predispositie en klinische verschij-
ningsvorm, wordt ook vermeld het ge-
drag van de tumor, eventuele therapie
en de prognose.

De probleem-georiënteerde aanpak
maakt dit boek goed bmikbaar in prak-
tijkomstandigheden. Het is niet een
boek wat uitgebreide achtergrondin-
formatie geeft.

Concluderend vind ik dit een zeer
praktisch bock met erg veel informatie
dat zeker bij gezelschapsdieren-prac-
tici niet zou mogen ontbreken.

M. W. Vroom

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

Referateo

Douchen van karkassen vóór
evisceratie

Susceptibility of preecisceration was-
hed beef carcasses to contamination bv
Escherichia coli 0I57:H7. J.S Dick-
son. JFoodProt 1995; 58:1065-8.

De effecten van het douchen van mn-
derkarkassen - zowel direct na het ont-
hulden als vlak vóór de koeling - op de
reductie van contaminatie tijdens het
slachtproces werden onderzocht door
middel van simulatieproeven met stuk-
ken mndvlees uit de tlank, die
at ran-
dom
werden verdeeld in twee groepen.
De stukken vlees uit de eerste groep
werden direct na onthulden uitgesne-
den, na tien minuten besproeid met wa-
ter en vervolgens na vijf minuten gecon-
tamineerd met verse mndermest en met
mndermest die na bestraling was be-
smet met óf Eschericha coli 0157:H7 óf
salmonellae, om faecale contaminatie
na te bootsen. Tien minuten na de conta-
minatie werd het weefsel gespoeld met
gedistilleerd water. De stukken vlees uit
de tweede groep werden gebmikt als
controles die zonder voorafgaande be-
vochtiging werden besmet en gespoeld.

Bij het onderzoek van dc stukken vlees
werd vastgesteld, dat de oppervlakte-
spanning van de voorgespeelde weef-
sels significant lager was dan die van de
controles; ongeveer 0.7 logio eenheid
groter dan op de voorgespoelde stukken
vlees. Elektronenmicroscopisch onder-
zoek wees uit dat plantaardig materiaal
uit de mest alleen aanwezig was op het
oppervlak van de controlemonsters.
Geconcludeerd werd dat douchen van
karkassen vóór de evisceratie nuttig is
voor zowel de eliminatie van een be-
staande besmetting als de vermindering
van de vatbaarheid van het karkas voor
verdere contaminatie.

M.P. Smit

-ocr page 289-

NAJAARSDAG GROEP GENEESKUNDE GEZELSCHAPSDIEREN

Zaterdag 23 november 1996 van 09.00 tot 17.00 uur in De Reehorst te Ede.
Thema: MESSCHERP

* Ethiek in de gezelschapdierenpraktijk

* Chirurgische behandeling van diverse problemen

* Beeldvormende technieken: voeding van het gezelschapdier

* Presentaties van de Werkgroepen Vogels en Bijzondere Dieren

Aanmelden alleen nog aan de zaal: ƒ 120,— voor GGG-leden
en
ƒ 150,— voor niet-leden.

In deze mbriek treft u informatie aan be-
treffende drie cursussen. Een tweetal
cursussen gaan over certificatie. De cur-
sus gericht op de landbouwhuisdieren-
praktijk zal op 28 en 29 november 1996
van start gaan. De cursus gericht op de
gezelschapsdierenpraktijk staat voor 19
maart 1997 op het programma. Van
beide cursussen treft u een weergave
van het programma aan. Als laatste is de
cursus Zenuwstelsel en bewegingsappa-
raat varken opgenomen. Opgave voor
alle genoemde cursussen via telefoon
(030) 2517374, fax (030) 2516490 of e-
mail paod(^pobox.mu.nl. Ons volle-
dige cursusaanbod kunt u, naast onze
brochure, vinden op intemet pagina:
http://www.cc.mu.nl/paod.

Certificatie landbouwhuisdieren-
praktijk
(96/701), 28 en 29 november
te Veldhoven. Kosten ƒ 1.200,- (in-
clusief ovemachting).

Samen met de Kwaliteits Richtlijn
Dierenartsenpraktijken is een uitge-
werkt cursusaanbod ontwikkeld; één
voor de landbouwhuisdierenpraktijk
en één voor de gezelschapsdierenprak-
tijk. Het doel van de cursus is ten eer-
ste het verduidelijken van de Kwa-
liteitsrichtlijn Dierenartsenpraktijken
en ten tweede het behulpzaam zijn bij
het opzetten van een kwaliteitszorg-
systeem in de eigen praktijk.

De onderwerpen die aan bod komen
zijn:

- De feiten die een diergeneeskundig
kwaliteitszorgsysteem nodig ma-
ken; drs.
J. Westerbeek.

- Certificeren is een manier van den-
ken; Certiked.

- Het protocol en de werkinstmctie;
Certiked.

- De Kwaliteitsrichtlijn vertaald naar
de praktijk; drs. J. Pons.

- Apotheekbeheer, de verantwoording
in het KHB; drs. J. Pons.

- Nieuwe ontwikkelingen hoe vast-
leggen; drs. S
.J. Mesu.

- Administratie, registratie, documen-
tatie; de registratie van de veteri-
naire activiteiten; \'een toetser\'.

- Praktijkgebouwen en inventaris;
waar loop ik tegen op? Welke oplos-
sing kozen wij; Een practicus die be-
zig is met certificeren.

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk; drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess.

- Praktische oefeningen in het maken
van protocollen/werkinstructies;
\'een toetser\'.

- Functiebeschrijving en organogram;
Dierenarts uit een pilotpraktijk.

- Organisatie diergeneeskundige be-
geleiding.

- De klachtenprocedure; mr. S. van
Egmond.

- Kennis, een product met verloopda-
tum; hoe onderhouden we die?;
PAO-Diergeneeskunde.

- Werkoverleg en inteme audit;
STOAS/Agrimanagement.

- Het kwalitehshandboek; Certiked.

De cursus zal worden afgesloten met
een mime algemene discussie.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk
(97/701), 19 maart 1997 te Zeist.
Kosten ƒ 700,- (inclusief diner).

De doelstelling van deze cursus is ge-
lijk aan die van de cursus Certificatie
Landbouwhuisdierenpraktijk. Zoals u
echter kunt zien is een aantal onder-
werpen gelijk, maar ligt voor andere
het accent verschillend. Ook is voor
een verschillende tijdsduur gekozen;
voor de landbouwhuisdieren zal meer
tijd nodig zijn. De onderwerpen die
aan bod komen zijn:

- Kwaliteitszorg is noodzaak en ei-
genbelang; drs. H. van Herpen.

- Certificeren is een manier van den-
ken, zichtbaar te maken in protocol
en werkinstmctie; Certiked.

- Functioneringsgesprekken en inteme
audit; STOAS/Agrimanagement.

- De klachtenprocedure; mr. S. van
Egmond.

- Kennis, een product met verloopda-
tum; hoe onderhouden we die?;
PAO-Diergeneeskunde.

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk; drs. M.C. van
Oostmm-Schuurman Hess.

- Omgang met medicijnen; de verant-
woording in het kwaliteitsboek; drs.
J. Pons.

- De patiëntenadministratie; drs. J. de
Vries.

- Het schrijven van een protocol/werk-
instmctie; oefeningen in groepen;
drs. C. van Helbergen.

De cursus zal worden afgesloten met
een ruime algemene discussie.

Zenuwstelsel en bewegingsapparaat
varken
(96.304), 3 december 1996;
09.00 - 17.00 uur te Zeist. De kosten
bedragen ƒ440,- (inclusief lunch).

In opeenvolgende cursussen zijn ten
aanzien van het varken de respiratie,
de digestie, de fertiliteit, de voeding,
de huisvesting en de verzorging aan de
orde geweest. Deze cursus is gewijd
aan het locomotie apparaat en het ze-
nuwstelsel. Behandeld worden: acqui-
siete burrae, leg weakness, splay-leg,
arthriden. Streptococcus suis, ziekte
van Aujeszky en intoxicaties. De cur-
susleider is drs. M.T. Voets.

-ocr page 290-

AART VAN
KEULEN

Onze collega Aart van Keulen over-
leed op 3 augustus 1996 in het ver-
pleeghuis Naarderheem te Naarden.
Hij werd 86 jaar.

Aart werd geboren op 2 januari 1910
in Ransdorp, waar zijn ouders een
boerderij hadden. Na zijn eindexamen
HBS in Amsterdam begon hij in 1928
zijn studie diergeneeskunde te Utrecht.

In veterinaire kringen was Aart van
Keulen een opvallende persoonlijkheid.
Al in de eerste jaren van zijn studietijd
behoorde hij tot de oprichters van de
Diergeneeskundige Studenten Kring.
Als een van de eersten zag hij het be-
lang van het zich organiseren van de
veterinaire studenten. Vanaf de op-
richting van de DSK op 21 november

1932 was Aart de eerste secretaris van
het eerst gekozen bestuur. Vanwege
zijn vele activiteiten zoals onder an-
dere het stimuleren van het vereni-
gingsleven, werd hij op 29 november

1933 benoemd tot lid van verdienste
van de DSK.

In 1934 voltooide hij zijn studie en een
jaar later trad hij in het huwelijk met
Marie Smit. Hij vestigde zich als die-
renarts in Purmerend, waar de daar-
opvolgende jaren vier kinderen wer-
den geboren: Trudy, Els, Resv en
Klaas.

Vanaf het begin van de oorlog was
Aart actiefin het verzet. Met zijn groot
gevoel voor gerechtigheid en ijzeren
vastberadenheid kwam hij in opstand
tegen de bezetter. Voor zijn verdien-
sten in het verzet ont\\\'ing hij als op-
richter en districtscommandant van de
OD-Waterland, het Verzetsherden-
kingskruis.

Na de oorlog had Aart zitting in de zui-
veringsraad van de Maatschappij voor
Diergeneeskunde, die ondermeer een
oordeel moest uitspreken over het on-
dertekenen, tijdens de bezetting, van
de loyaliteitsverklaring door studen-
ten en dierenartsen.

In de Maatschappij voor Diergenees-
kunde, sinds 1963 Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde, .speelde Aart een prominente rol.
Zo was hij ondermeer van 1948 tot 1968
secretaris van de Centrale Raad, later
Ereraad genoemd. Tijdens deze jaren ij-
verde hij onder andere voor een dierge-
neeskundige tuchtH\'et in Nederland.

Na beëindiging van zijn praktijk in
Purmerend werd hij in 1954 benoemd
tot Veterinair Inspecteur van de Volks-
gezondheid in Den Haag. Gedurende
de twintig jaar dat hij deze functie be-
kleedde hield hij zich bezig met vele
aspecten van de veterinaire gezond-
heidszorg, zoals de keuring en toezicht
op alle levensmiddelen van dierlijke
herkomst, de wering en bestrijding van
zoönosen, de kennis van kernenergie
en de controle op residuen in dierlijke
levensmiddelen.

Hij werkte nauw samen met Rijks
Instituut voor Volksgezondheid en de
Gezondheidsraad betreffende onder-
zoek op bovengenoemde gebieden ter
bevordering van de kennis van ziekten
van mens en dier. In deze periode
werkte hij mee aan de totstandkoming
van de wet op de dierproeven en de
verbetering van de voorschriften ter
behandeling van slachtdieren.

Vanwege zijn verdiensten voor de sa-
menleving als die voor de KNMvD
werd hij in 1970 benoemd tot Officier
in de Orde van Oranje-Nassau. Bijzijn
pensionering op 4 februari 1975 werd
hij erelid van de KNMvD.

Zijn inzet en hartstocht voor gerech-
tigheid en de liefde en interesse voor
de schepping en de samenleving bleef
de bijzondere mens Aart van Keulen
kenmerken.

Zo was hij oprichter en ere-voorzitter
van de Historische Kring en nauw be-
trokken bij de Wilde Plantentuin en de
Boekvk\'eitvereniging in Blaricum, het
dorp waar hij en Marie na het einde
van zijn ambtelijke arbeid, gingen wo-
nen. Ook bleef hij zeer geïnteresseerd
in en betrokken bij de ontwikkelingen
van de KNMvD.

Hoewel zijn lichaam de laatste acht
jaar van zijn leven werd geteisterd
klaagde hij nooit, bleef zijn geest hel-
der en zijn strijdlust ongebroken.

Ook al sprak Aart van Keulen weinig
over zijn geloof hij droeg de zaak van
Kerk en Evangelie een warm hart toe.
De gemeente van de Hervormde Kerk
in Blaricum zal hem niet gauw verge-
ten. Door zijn inzet werd het antieke
uurwerk van de kerktoren uit het Goois
Museum teruggehaald en naar zijn
oorspronkelijke plaats overgebracht.

Op 8 augustus waren velen samenge-
komen in de Hervormde Kerk te
Blaricum om Aart te gedenken en om
afscheid van hem te nemen. Centraal
in de dienst stond de tekst uit het bij-
belboek Ruth, \'Waar gij zult heen-
gaan, zal ik heengaan. Uw volk is mijn
volk en Uw God is mijn God\'.

Deze versregels waren ook de trouw-
tekst van Aart en Marie die dit jaar 61
jaar getrouwd waren.

Marie en de kinderen zullen hun in.spi-
rerende man en vader missen, maarzij
zullen kracht putten uit het feit dat Aart
een zinvol en rijk leven heeft gehad en
dat hij voor menigeen veel heeft mogen
betekenen.

C.J. Vermeulen

-ocr page 291-

aatschappijnieuws

Dat de GVP-Code in de la blijft liggen
heeft als reden dat het werken volgens
zo\'n Code nogal wat inhoudt. De veteri-
naire beroepsgroep eist bij GVP name-
lijk een verantwoorde bedrijfsbegelei-
ding. Volgens praktici die nauw be-
trokken zijn bij vleesveebedrijven, zul-
len de dieren in de eerste zes levens-
maanden minstens drie keer bezocht
moeten worden. Vervolgens zullen de
dieren tot slacht (op 18 maanden), nog
één a twee keer bezocht moeten worden.
En \'bezocht\' houdt hier uiteraard meer
in dan \'tot de deur van het bedrijf. De
sector heeft ons laten weten dat een be-
geleidingsfrequentie van meer dan één
keer per jaar, op dit moment zeker niet
haalbaar is. Waarop de vraag rijst: is er
bij één bezoek per jaar sprake van een
verantwoorde begeleidingsfrequentie?

Verschillende programma\'s

Wat de IKB-rundvlees verwarrend
maakt, is dat er op dit moment meer pro-
gramma\'s zijn. Eisen uit het ene pro-
gramma worden onwetend geprojec-
teerd op het andere programma. Zo
bestaat er onder meer de gedachte dat de
positieve lijst met antibiotica die in om-
loop is, ook geldt voor de uitstootdieren
op melkveebedrijven. Op deze lijst
staan immers uierinjectoren.
Gelukkig kunnen wij melden dat de in
omloop zijnde lijst toebehoort aan het
zogenaamde \'oude\' IKB-rund, nu \'IKB
plus\' genoemd.

In 1994 is het PVV namelijk gestart met
de IKB-rund (IKB plus), conform de
IKB-varkens. Dus met een GVP-Code
en met een positieve lijst. Echter die
IKB bleef uiteindelijk te kleinschalig;
ook mede vanwege de financiële positie
van de sector waren er te weinig rund-
veehouders die in IKB investeerden.
Doordat de rundveesituatie in de EU is
gewijzigd (BSE-problematiek), is het
hard nodig dat er meer deelnemers ko-
men. Hierop is de drempel tot toetreden
verlaagd.

VEEL VERWARRING OVER IKB-RUND

Het rundvlees moet uit de anonimiteit. De consument moet weten dat het goed
is! Om dit te bereiken is onder de vlag van de PVE de IKB-runderregeling
geïntroduceerd. De regeling roept bij menig dierenarts vraagtekens op. Wat
houdt de regeling exact in voor de prakticus? Voorlopig blijft de toetser van
Certiked buiten beeld en de GVP-Code in de bureau-la.

Op 1 mei 1996 is dan ook de \'nieuwe\'
(laagdrempelige) IKB-regeling van start
gegaan. Deze IKB-regeling richt zich
met name op het traceren en uitbannen
van verboden groeibevorderaars en kent
daarbij aanvullende garanties voor vee-
voer en medicijngebruik. Er is eerst
campagne gevoerd en vanaf 1 augustus
1996 zijn veehouders telefonisch bena-
derd met het verzoek draagvlak te
scheppen voor het \'nieuwe\' IKB-rund.
Voor alle duidelijkheid: zowel de vlees-
stiertjes als de uitstootkoeien uit de
melkveesector vallen onder deze
\'nieuwe\' regeling. (De kalversector met
zijn wit- en rosévlees vallen niet onder
dit 1KB).

Toen de \'nieuwe\' 1KB een feit was, had
een zestal slachterijen zijn zaken vol-
gens de IKB plus-regeling juist op orde.
Vier van deze slachterijen hebben aan-
gegeven over te willen schakelen op de
nieuwe regeling. Op dit moment voeren
nog twee slachterijen de 1KB plus-rege-
ling: Kroot te Tilburg en Wolff te
Twello.

De dierenarts kan nu geconfronteerd
worden met twee types IKB-deelne-
mers:

1. Bedrijven die meedoen aan de \'1KB-
runderregeling\'. Dit betreft veruit de
meeste bedrijven (zie voorwaarden
hieronder).

2. Bedrijven die meedoen aan de \'IKB
plus regeling\' (vleesveehouders die
aangesloten zijn bij Kroot en Wolff).
Hier geldt als extra op IKB-runderre-
geling een positieve lijst met antibio-
tica (verkrijgbaar bij de PVE).

IKB-rund concreet

De KNMvD is van mening dat geza-
menlijk met alle partijen getracht moet
worden om het imago van rundvlees te
verbeteren. Ook dierenartsen kunnen
hieraan een goede bijdrage leveren.

Door Geesje Rotgers

Wellicht is het aardig te melden welke
uitspraak van een IKB-varkensketen
ons onlangs bereikte:
\'sinds de dieren-
artsen meedoen aan de IKB, loopt hei
een stuk beter\'.
Hopelijk gaat dit straks
ook gelden voor de IKB-rund.

Op dit moment dus geen sectorspeci-
fieke GVP-Code Rund en geen gron-
dige beoordeling door Certiked. Wat
dan wel? Het Hoofdbestuur heeft geko-
zen voor de volgende invulling:

- De dierenarts zal werken volgens de
algemeen geldende GVP-Code. In
deze Code staat:

art. 1: dat betrokkene dierenarts is en
is opgenomen in het RVV-register
van praktiserende dierenartsen;
art. 2: dat de dierenarts zich houdt aan
de Code voor de Dierenarts (de zoge-
naamde gedragscode);
art. 3: dat het veterinaire tuchtrecht
van toepassing is;

art. 4: dat volgens de \'regels der
kunst\' wordt gewerkt.

- Op verzoek van vele dierenartsen is
gekozen voor een tweezijdige over-
eenkomst, waarin zowel de dierenarts
als de veehouder verklaren op de
hoogte te zijn van de inhoud van de
veterinaire eisen van de regeling.
Verklaringen kunt u gratis verkrijgen
bij het secretariaat van de KNMvD.
(Een éénzijdig door de dierenarts ge-
tekende verklaring mag natuurlijk
ook).

- De KNMvD zal een openbaar register
bijhouden van dierenartsen(praktij-
ken) die werkzaamheden verrichten
op IKB-runderbedrijven.

Welke zijn de veterinaire eisen? Een op-
somming:

- De dierenarts dient de veehouder een
overzicht te geven van de afgenomen
diergeneesmiddelen. Dit kan bijvoor-
beeld door het maandelijks sturen van
een gespecificeerde nota.

- De dieren moeten worden behandeld
met voor runderen geregistreerde an-
tibiotica. Voor de andere antibiotica
geldt dat er een verklaring van de die-
renarts aanwezig moet zijn met de
aantoonbare noodzaak voor behande-
ling.

- Er dient een overeenkomst te zijn ge-
tekend (modellen gratis verkrijgbaar
bij het KNMvD-secretariaat)

Controle

Dat Certiked niet komt toetsen betekent
niet dat er geen toezicht is. De handel-
wijze van dierenartsen wordt wel dege-
lijk gecontroleerd, via controle van de

-ocr page 292-

veehouder. Wanneer onrechtmatighe-
den worden geconstateerd, kunnen door
de PVE dan ook maatregelen worden
getroffen.

IKB-rund in de toekomst

Het Hoofdbestuur van de KNMvD
heeft haar ideeën over het vervolg van
de IKB-rund voorgelegd aan de voor-
zitter van de PVE, ir. R.J. Tazelaar.
Een citaat uit de brief van het
Hoofdbestuur: \'De
GVP-Codes van de
KNMvD zijn gebaseerd op een veteri-
nair verantwoorde bedrijfsbegelei-
ding, zo ook de GVP-Code rundvlees.
Deze Code zou van toepassing zijn op
zowel de vleesstierensector als de
slachtdieren vanuit de melkveesector.
Wij hebben echter begrepen dat de
PVE streven naar een lage drempel
voor toetreding van rundveehouders
tot de IKB-regeling. Een verplichte be-
drijfsbegeleiding, vanwege de invoe-
ring van onze GVP-code voor rund-
vlees. werkt drempelverhogend en lijkt
in dit stadium dan ook niet haalbaar.
Dit geldt nadrukkelijk voor de zoge-
naamde uitstootdieren van de melk-
veetak. Wellicht dat dit IKB-onderdeel
in de toekomst aansluiting kan vinden
bij het kwaliteitsprogramma voor de
zuivel.

Het Hoofdbestuur wil zeker niet uitslui-
ten dat de GVP-Code rundvlees in de
nabije toekomst van toepassing kan
worden op de pure vleesveesector.
Echter in dat geval zullen er duidelijke
afspraken gemaakt moeten worden over
de invulling van een veterinair verant-
woorde bedrijfsbegeleiding door de die-
renarts. \'

IKB-rosé

Binnen de PVE wordt een IKB-rosé op-
gezet. In dit stadium is nog niet te voor-
zien welke rol dierenartsen hierin zullen
krijgen. Zodra meerbekend is, zult u na-
der worden geïnformeerd.

Dierenartsen die werkzaam zijn op IKB-rundveebedrijven worden
verzocht zich te melden bij het secretariaat van de KNMvD (Geesje
Rotgers). U wordt dan ingeschreven in het register. Tevens ontvangt u
dan (gratis) standaard overeenkomsten. Ook voor vragen, opmerkin-
gen en suggesties kunt u hier terecht. Tel: 030 - 2510111.

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD ARBEIDSMARKT
JULI-SEPTEMBER

AANBÜO

In het derde kwartaal van 1996 zijn 32
diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode is bij de Vaca-
turebank het aantal dierenartsen dat per
direct op zoek is naar fulltime werk vrij-
wel gelijk gebleven (in juli waren dit er
144 en in september 146). Van de 146
dierenartsen die in september ingeschre-
ven stonden, zocht 58% een functie in
de gezelschapsdierenpraktijk en 42% in
de gemengde of landbouwhuisdieren-
praktijk. Bij de Vacaturebank is ook een
groep dierenartsen ingeschreven die op
zoek is naar parttime werk. Deze groep
is in het derde kwartaal van 1996 ge-
groeid; in juli waren dit er 42 en in sep-
tember 47. Het grootste deel is op zoek
naar een baan in de gezelschapsdieren-
praktijk (87%); 13% zoekt werk in de
gemengde of de landbouwhuisdieren-
praktijk. Het aantal vrouwen is in deze
groep veel groter dan het aantal mannen;
89% van de groep bestaat uit vrouwe-
lijke dierenartsen. Het aantal dierenart-
sen dat een andere baan in de praktijk
zoekt en dus op termijn beschikbaar is
vanwege de opzegtermijn, is in de
maanden juli tot en met september vrij-
wel gelijk gebleven (in juli waren dit er
71 en in september 70). Dit aantal is wel
kleiner dan in het vorige kwartaal van
1996 (in juni waren het er nog 78). Van
de 70 dierenartsen die in september in-
geschreven stonden voor een andere
baan. zocht 63% op termijn een nieuwe
functie in een gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijk en 37% in een gezel-
schapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoeken
buiten de praktijk. Hiermee wordt be-
doeld werk in het bedrijfsleven, bij de
overheid of bij onderzoeksinstituten.
Het aantal dierenartsen dat hiervoor in-
geschreven staat, is in het derde kwar-
taal van 1996 vrijwel gelijk gebleven; in
juli waren dit er 34 en in september 35.

Bij de Vacaturebank is het aantal dierenartsen dat op zoek is naar fulltime
werk in het derde kwartaal van 1996 nauwelijks veranderd. Het aantal inge-
schrevenen voor parttime werk is echter wel wat gestegen. De navolgende ge-
gevens geven een wat uitgebreider beeld van de arbeidsmarkt tijdens de pe-
riode juli-september 1996.

Door Corine van Kalles

Hieronder bevinden zich twintig man-
nelijke en vijftien vrouwelijke dieren-
artsen.

VRAAG

In het derde kwartaal van 1996 zijn er bij
de Vacaturebank gemiddeld 17 aanvra-
gen per maand binnengekomen voor
waarnemingen in gezelschapsdieren-
praktijken en zeven aanvragen per
maand voor waarnemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenpraktij-
ken. Wat betreft vaste banen zijn er in de
maanden juli tot en met september acht
banen in gezelschapsdierenpraktijken
aangeboden (waarvan vijf parttime) en
15 banen in gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijken (waarvan één part-
time). Daamaast is er ook een baan bui-
ten de praktijk aangeboden. Vier banen
in gezelschapsdierenpraktijken zijn in-
middels ingevuld; drie praktijken heb-
ben gekozen voor een vrouwelijke die-
renarts en één praktijk koos voor een
mannelijke dierenarts. Van de 15 banen
in gemengde of landbouwhuisdieren-
praktijken zijn er inmiddels 11 inge-
vuld; zes door mannelijke dierenartsen
en vijf door vrouwelijke dierenartsen.

Voor meer informatie of diens ten
van de Vacaturebank:
Corine van Kalles, bureau van de
KNMvD. tel: 030-25101H.

-ocr page 293-

•• i .jJ ü* ^ ■

veehouder ^

isdierenartS

Adviezen van de dierenarts

I

h

\\t

Een uitgave van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

VEEHOUDER EN
DIERENARTS DE
MOEITE WAARD ^

irfff^^\'

Ingesloten bij het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15
november 1996 heeft iedere Nederiandse dierenarts het ju-
bileumnummer van Veehouder en Dierenarts \'Toen, nu en
dan\' ontvangen. Deze uitgave doorlezend krijgt u een juiste
indruk van het huidige karakter van het tijdschrift: een
vooriichtingsmedium dat in de modeme diergeneeskunde
van een landbouwhuisdierenpraktijk niet mag ontbreken.
Redenen genoeg voor menige groepspraktijk om toch weer
eens na te denken over het afnemen van een aantal abonne-
menten om deze vervolgens aan zijn veehouders te ver-
strekken. Ter gelegenheid van het tweede lustmm is een
bcdrijfsadviezenboek uitgegeven. Dit verzamelwerk be-
handelt een deel van de diergeneeskunde bij uitstek in pre-
ventieve zin. Geen opsomming van ziekten en hun thera-
pieën, daarvoor verwijzen wij naar de reeds bestaande
handboeken. Louter de preventieve maatregelen om deze
ziekten te voorkomen worden behandeld. Per diersoort
vindt u seizoensgebonden adviezen over voeding, ter voor-
koming van ziekten, over vmchtbaarheidsproblematiek en
adviezen aangaande entschema\'s. De huisvesting, de hy-
giëne en het juiste gebmik van diergeneesmiddelen in het
algemeen worden eveneens behandeld met het oog op ziek-
tepreventie. Verder bevat het boek een aantal tabellen,
waarin allerlei practische wetenswaardigheden worden
vermeld. Denk bijvoorbeeld aan leeftijdschatting aan de
hand van het gebit, bronst-, zoog- en draagtijden, maar ook

de lichaamstemperatuur van verschil-
-rr—lende diersoorten. Tot slot treft u een
uitgebreide lijst met adressen aan (stam-
i; ..Bj^ boeken, fokkerijgroeperingen, onder-
zoeksinstituten, etcetera), gerangschikt naar
diersoort. Alle abonnees van Veehouder en Dierenarts zul-
len dit boek rond 15 november 1996 gratis ontvangen in de-
zelfde oplage als het aantal abonnementen op Veehouder
en Dierenarts. Wilt u meer boekwerken ontvangen dan het
aantal abonnementen dat u heeft, dan is daarvoor een be-
perkte mogelijkheid. Bij de uitgever, de KNMvD, is slechts
een beperkt aantal reserve-exemplaren beschikbaar. Ook
de collega\'s die nog helemaal geen abonnement hebben
maar toch de boeken aan hun veehouders willen verstrek-
ken, kunnen bij de KNMvD terecht. U kunt de bedrijfsad-
viezenboeken, wanneer u ze medio november ontvangt, be-
gin december als kerst- of relatiegeschenk, voorzien van
een stemmige kerstkaart aan uw veehouders verzenden.
Voor nadere inlichtingen kunt u terecht bij mevrouw
Geesje Rotgers, tel: 030 - 2510111.

-ocr page 294-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de vol-
gendecollega:

Bloemendal, G.J.; 1996; 2593 CC \'s-Graven-
hage; Laan van Nieuw-Oost Indië 204.
Bus, A.A.; 1996; 9163 JZ Nes (Ameland); Fos-
taland 24.

Giessen, D. van der; 1996; 3514 CW Utrecht;
Koekoekstraat 30.

Heutinck, Mevr E.M.F.T.; 1996; 3532 GW
Utrecht; Alberdingk Thymstraat I.
Jansen. Mevr. M.; 1996; 3981 ZP Bunnik; Vlet-
weide 136.

Koopmans, Mevr. A.L; 1996; 3523 AV Utrecht;
Topaaslaan 22 III.

Oliveira, Mevr. R.; 1996; 1092 TV Amsterdam;
Vrolikstraat 224 hs.

Swanenburg, Mevr M.; 1996; 3828 CW Hoog-
land; Zuivelhof 14.

Tolsma, H.J.D.; 1996; 7101 EH Winterswijk;
Korenstraat 2.

JUBILEA:

G.J.J. Snelder te Laren (NH). afwezig. 35 jaar,

15 november 1996

Dr. 1. Nathans te Amstelveen, afwezig, 40 jaar,

16 november 1996

C.J. Cysouw te Jezus Eik-Overijse (België),
aanwezig, 35 jaar, 27 november 1996
Dr. J.M. van Leeuwen te Lelystad, afwezig, 35
jaar, 27 november 1996

J.P. van der Laan te Steenwijk, afwezig, 35 jaar,
29 novmeber 1996

P.C.J. Hopmans te Eibergen, afwezig, 25 jaar, 1
december 1996

A.J.L. Aamoutse te Gennep, afwezig, 25 jaar, 3
december 1996

G. van den Bosch te Uddel, aanwezig, 25 jaar, 3
december 1996

A.F.Chr. Kuiper te Rosmalen, afwezig, 25 jaar,
3 december 1996

Prof J. Mol te Leusden, afwezig, 65 jaar, 3 de-
cember 1996

G.J. de Groot te Deume, afwezig, 25 jaar, 3 de-
cember 1996

Personalia

Dr. J.C. Meijer te Zeist, afwezig, 25 jaar, 3 de-
cember 1996

ProfDr. J. Hendrikse te Kockengen, afwezig, 50
jaar, 7 december 1996

J. Hovenier te Bergen (NH), afwezig, 65 jaar, 11
december 1996

A. Fledderus te Voorthuizen, aanwezig, 25 jaar.
14 december 1996

P. Ambagtsheer te Zwolle, afwezig, 35 jaar, 15
december 1996

MUTATIES;

331 Best, Mevr 1. de; 1993; Chard, Somerset
TA20 3DB (\\ erenigd Koninkrijk); Wel-
come Home Farm, Hornsbury Hill; teL
00-44-1460-63336; fax 00-44-1460-64725;
p., de Best Equine Vet. Clinic.
174 Bijl, C. van der; 1994; 7678 SZ Geesteren
(O); Denekamperweg 42; lel. 0546-
632339 privé, 631260 prakt; fax 0546-
631791; p., medew. bij J.W.H. Bruggink
en R..I. Hessels.
175* Bloemendal. G.J.; 1996; 2593 CC \'s-Gra-
venhage; Laan van Nieuw-Oost Indië
204; tel. 070-.3470160 privé, 3793911 tst.
2437 bur; beleidsmede». Dir. M.K.G.,
Min. L.N.V.

176 Boemia. S.; 1980; 8316 PA Marknesse;
Luttelgeesterweg 3 A; tel. 0527-203434 privé,
0515-576944 prakt.; p.. Specialist Dier-
geneesk. Centrum \'De Greidhoeke\';
Spe-
cialist Inwendige Ziekten van het Paard.

177 Boezeman, Mevr. M.A.H.; 1996; 5275 BC
Den Dungen: Pilotenstraat 52; tel. 073-
5942743 privé,
013-5283535 prakt.; p.,
medew. bij
C.I.M.M. Achten, G.M.J.M.
Boink, F.L.P
.C. Donders, A.H.M. van
Doremalen, J.H..M. .Maas en M.G. van der
Weele.

179 Borsboom, Mevr. J.H.M.; 1995; 3931 HL
Woudenberg; Burgwal 121; teL 033-
2865680;
d.

180 Bosker. E.; 1991; 2804 JW Gouda;
Terwenstraat 20; tel. 0182-546645 privé,
010-4292322 bur.; fax 010^298333; k.d.
R.V.V. distr. Rotterdam Haven; Ad-
viesbureau .Marketing (fax privé: 0182-
546110).

186* Bus. A.A.; 1996; 9163 JZ Nes (Ameland);
Fostaland 24; tcL 0519-543211 privé,
542893 prakt; p., medew. bij H. Schols.

202 Evenhuis, Mevr. J.R.J.; 1991; 7587 LL De
Lutte; Hanhofweg 18; tel./fax 0541 -551608;
p., gezelsehapsd. en paarden.

VERNIEUWD KEURINGSRAPPORT PAARD

Het keuringsrapport paard is vernieuwd. De opzet van het rapport is door de
Commissie keuring van het paard van de Groep Geneeskunde van het Paard
aangepast. Daamaast zijn de voorwaarden ter beperking van de aansprakehjk-
heid gewijzigd.

Gelet op deze voorwaarden is het van belang dat de opdrachtgever daarover
geïnformeerd wordt en dat bij voorkeur alleen aankoopkeuringen worden ver-
richt. Tevens is het van belang dat de oude versie van het keuringsrapport niet
meer gebmikt wordt. In een volgend Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal na-
der ingegaan worden op de doorgevoerde wijzigingen. Het keuringsrapport is
te bestellen op het secretariaat. Het dmkken van de rapporten met praktijklogo
is via de KNMvD helaas niet meer mogelijk.

203 Evers. M.A.M.; 1987; 7625 RM Zenderen;
Bekkingvelderweg 9; teL . 074-2670519
privé, 0546
-441444 prakt.; p., geass. met
J.J.M. Elberink.
206 Erijtag Drabbe Künzel, W.J.E. von; 1992;
7707 RN Balkbrug; De Maat 31 A; tel.
0529-485847 privé,
481439 prakt.; p., ge-
ass. met T. Mooiweer, E.G.M. Poels, K.H.
Poppens en A.C.M. van de Ven.
208 Geuke, Mevr G.H.M.; 1991;
zie: Noort-

Geuke, Mevr. G.H.M. van
212* Grondelle, Mevr. LA. van; 1996; 3531 HD
Utrecht; Leidsekade 116; tel. 030-2930709
privé,
036-5330441 prakt.; p., medew. bij
J.D. Vrieze.

213 Gutteling, J.; 1975; 8601 GA Sneek;
Kanaalstraat 3; tel. 0515-415146 privé,
412112 prakt.; p., geass. met Mevr. J.
Bakker;
werkzaam bij Diergeneeskundig
Centrum Noord Nederland "Emme-
loord" en D.A.P. Oost Drenthe te Klijn-
dijk.

227 Hülsen, J.H.J.L.; 1993; 5684 LW Best;
Broekstraat 4
A; tel. 0499-371420 privé,
372382 bur.; fax 0499-372382; d. Vet.
Organisatie- en .\\dviesbureau Vetvice;
wnd.d.; E-mail: Vetvice(ó knoware.nl.
336 Janssen, Prof J.; 1958; Dublin 4 (Ierland);
47 Merrion \\ illage; tel. 00-353-1-2697914
privé, 6625113 bur.; fax 00-353-1-
6627047; Dir. Vet Inspectie van de
Europese Commissie Dublin.
232*Joosten, R.; 1987; 5616 NW Eindhoven;
Schouwbroekseweg 70;
tel. 040-2910015
privé;
hoofd Registratie bij Vetimex Animal
Health B.V.;
E-mail: Rob70Ca pLnet
233 Kampelmacher, Prof Dr.Dr. h.c. E.H.; 1951;
U-1954; Zürich-1987; 3722 XK Bilthoven;
Houdringe tlat. Bosuillaan 185; tel.
030-
2298185;
oud-plv. dir.-generaal R.l.V.M.;
em. buitengew. hlr. L.U.; Erelid K.N.M.v.D.;
oud-voorz. K.N.M
.V.D.; O.O.N.; R.N.L.
241* Kousemaker. Mevr. E.A.; 1996;
6825 LS
.Arnhem; Schaapdijk 11 A; teL 026-
3620365 privé, 3647260 prakt.; p., me-
dew. bij H..\\. Luten.
246 Kwint C.G.T.; 1986; 6602 DH Wijchen;
Kastcellaan 70;
tel. 024-6415819 privé.
6415757 prakt.; p., gezelsehapsd.
256 Meesen, Mevr. M.C.; 1995;
7447 HA
Hellendoom; Geerhard Boschstraat 6;
tel. 0548-655512 privé, 035-6934686
prakt.; p., medew. bij C.W.A. van Hel-
bergen.

256 Meijer. Mevr A.W.; 1995; 4273 GD Hank;
Buitendijk 86; tel. 0162-402550 privé,
018.3-
441280 prakt.; p., medew. bij A. Baks en
M. de Jonge.
256* Meijer, Mevr. F.A.; 1996; 3583 HD Utrecht;
Willem de Zwijgerstraat 72; tel. 030-
2543209;
d. G.D., loc. Drachten, Deventer
en Utrecht.

265 Noort-Geuke, Mevr. G.H.M. van; 1991;
2914 SE Meuwerkerk a/d IJssel;
Rendiermos 10; teL 0180-321270; d.

272 Pijper. F.W. de; 1976; 1655 LB Sijbe-
karspel; Westerstraat 31 B; tel. 0229-591505
privé,
230092; distr.h. R.V.V. distr. Hoorn;
plv. kringdir. Amsterdam.
278 Relou. Mevr. H.M.; 1991;
3521 VB
Utrecht; Jan Luykenstraat 19; tel. 030-
2970836 privé,
0294-477459 bur.; fax
0294-414256; j.-Clinical Research Mana-
ger,
A.M.D. Solvay Duphar B.V.
340 Rienks, H.G.; 1970;
39046 Ortisei
(Bz)(ltalië); Via Fr. Tavella 44; tel. 00-39-
471-797321 ; p., gezelsehapsd.
278* Rietbergen. Mevr. M.J.T.R.; 1996; 3523 BB

-ocr page 295-

Utrecht; Bamsteenlaan 35 I; tel. 030-2522418 privé, 020-6944766
prakt.; fax 020-6937095; p., mcdcw. bij Spoedkliniek voor
Dieren Amsterdam B.V.

279 Rijt, T.J.J. van der; 1969; 5401 PC Uden; Groenewoud 9; tel. 0413-
252422 privé, 292929 prakt.; fax 0413-292302; p., geass. met
M.C.M. Bossers, P.J.M. van Hulten, A.H.C. Kuijpers,
E.W.H.M. van der Velden cn A.H.H.M. Winters.

284 Savelbergh, Mevr. H.B.S.; 1993; 6431 HK Hoensbroek;
Kouvenderstraat 246; tel. 045-5232970 prakt.; p., gezelschapsd.

287* Schotsman, Mevr. Dr. 1.; 1960; U-1964; 2922 VR Krimpen a/d
IJssel; Schepenstraat 23 C; d.

297 Stokman, P C.; 1996; 4462 RA Goes; \'s-Gravenpolderseweg 39;
tel. 0113-213419 privé/prakt.; p., medew. bij H.J. van Dijk en Dr.
M.P.C. Karelse.

301 Thoolen, Mevr. I.L.; 1991; 7707 RN Balkbrug; Dc .Maat31 A; tel.
0529-485847 privé, 481439 prakt.; p., medew. bij W.J.E. von
Frijtag Drabbe Kiinzel,
T. Mooiweer, E.G.M. Poels, K.H. Poppens
en A.C.M. van de Yen.

302 Tonk, H.J.M.; 1972; 5663 HS Geldrop; Zomerland 45; tel. 040-
2853516; p., gezelschapsd.

305 Veen, Mevr. L. van; 1995; 7417 CE Deventer; Kilstraat 70; tel.
0570-637475 privé, 666161 bur.; d. G.D., Pluimveegezond-
heidszorg, loc. Deventer.

325 Wisse, Mevr. M.J.; 1989; 2515 NW \'s-GRAVENHAGE; Van
Hogendorpstraat 94; tel. 070-3805429 privé; p., medew. bij A J.
van Toor.

325 Wolschrijn, Mevr. C.F.; 1991; 3434 SW Nieuwegein; Graaf
Ottolaan 6; tel. 030-6061252 privé, 2898939 prakt.; p., medew. bij
Mevr. G.A. \\ an den Berg (part-time).

327* Yokoi, Mevr. M.; 1996; 3037 GK Rotterdam; Bergsingel 104 A;
tel. 010-2651660 privé, 0180-425253 prakt.; fax 0180-425363; p.,
medew. bij W. van Erk, Mevr. A.E. van Horssen, PJ.H.M.
Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en Mevr. C.P.M. Valstar.

328 Zetten, A.C.M. van; 1991; 2725 NR Zoetermeer; Brechtzijde 3;
tel. 079-3429051 privé, 3312769 prakt.; p.

diergeneeskundig
jaarboek 1997

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens in het Jaarboek 1997 juist ver-
meld worden, dan verzoekt de Redactie van het Diergenees-
kundig Jaarboek u
vóór 1 december 1996 eventueel fouten en
wijzigingen
schriftelijk door te geven aan het Bureau van de
Maatschappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek

Nemas maakt
röntgentechnologie
bereikbaar.

FINANCIEEL ADVISEURS
VOOR DIERENARTSEN

Gespecialiseerd in:

Praktijkvestigingen

Praktijkfinancieringen

Financiële Planning

Arbeidsongeschiktheid

Pensioenen

Verzekeringen

Met nieuwe en technisch optimaal gereviseerde
apparatuur maakt Nemas röntgentechnologie bereikbaar.

Nemas levert diverse bekende merken röntgerv
apparatuur voor veterinaire toepassingen. Zowel voor de
kleine als grote huisdierenpraktijk.
De ruim Sajarige ervaring van Nemas vindt u terug

in heldere adviezen, attente service en een
compleet leveringsprogramma. Nemas biedt u op het

gebied van röntgen alles wat u nodig heeft:
apparatuur, lichtkasten, ontwikkei-automaten, films,
chemicaliën, röntgenbescherming. Plus onderhouds-
contracten, kwaliteitscontrole en een uitstekende garantie.
En dat alles tegen een scherpe prijsstelling.

Nemas plaatste reeds meer
dan 4(X) röntgeninstallaties in de veterinaire branche!

Wat houdt u tegen om ook contact op te nemen
voor informatie, documentatie of een vrijblijvende offerte?

Bel (035) 601 31 77.

Nemas, uw veterinaire röntgenspecialist.

SIBBING^\'WATELER C.S.

Madviesgroep B.V.

\'N HELE ZORG MINDERE

Storkstraat 33
Postbus 418
3900 AK Veenendaal
telefoon: 0318-522121
telefax: 0318-521201

Duinweg 14, 3768 BN Soest. Tel.: (035) 60131 77. Fax: (035) 601 72 33

-ocr page 296-

Sonja Debruyne

(dierenarts)

heeft vandaag
advies gevraagd
over praktijk-

overname, een
financiering voor haar
auto geregeld en hulp
gekregen bij het invullen
van haar aangiftebiljet

En dat deed ze allemaal op één
vertrouwd adres:
Bij de WAA

▼ praktijkadvisering ▼ financieringen ▼ contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering ▼ congresreizen ▼ sociaal-culturele evenementen

▼ belastlngadviezen en accountancy ▼ aangifte en T-biljetten ▼ jaarrekeningen

▼ loonadministraties ▼ advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

▼ seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen

▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing

De ondernemende vereniging

WAA

Atoomweg 100
3542 AB Utrecht
Tel. 030 247 49 11

-ocr page 297-

0

Het Jaarcongres van de KNMvD en de traditioneel daarom heen gegarneerde Sportdag en Algemene
Ledenvergadering liggen al weer bijna twee maanden achter ons als dit nummer van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde bij u in de bus glijdt. Ruim tijd derhalve om al hetgeen daar aan de orde is geweest over
\'Grenzeloos Veterinair Onderwijs\' nog eens te overdenken. Voor één van de deelnemers zelfs voldoende
tijd om zijn mening over de differentiatie van de studierichtingen kenbaar te maken in de rubriek
\'Ingezonden\', een initiatief dat de Hoofdredactie van harte toejuicht.

Voor de helaas vele afwezigen geeft Sophie Deleu onder \'pakkende\' koppen van de drie dagen Rolduc een
levendig verslag. Zoals gebruikelijk is de Jaarrede van de voorzitter integraal opgenomen.

Omdat opleiden vooruitzien is (denk aan de capaciteit) en er momenteel een tekort is aan dierenartsen in
de sectoren veterinaire volksgezondheid, veterinair management en diergeneeskundig onderzoek, stelt de
Faculteit der Diergeneeskunde voor de numerus fixus van 175 studenten per jaar te verruimen.
De numerus fixus is echter een getal dat niet alleen de faculteit bezighoudt, maar ook de beroepsgroep, bij
monde van de voorzitter van de KNMvD, A. W. Udo. Hij acht verruiming van de numerus fixus de komende
vijfjaar onverantwoord.

Aan de verruiming zullen derhalve beperkingen moeten worden gesteld. Aan \'Spaanse toestanden\', dat
wil zeggen een groot aantal werkzoekende dierenartsen, zoals door de algemeen secretaris werd gerap-
porteerd op het Jaarcongres, is hier geen behoefte. Overigens zal elk opleidingsinstituut dat zichzelf res-
pecteert -en daartoe rekenen wij vanzelfsprekend de Faculteit der Diergeneeskunde- geen studenten voor
de Werkloosheidswet willen opleiden; een kwestie van dierenartsen en moraal.

Met overleg, inschatting van de behoeften en een visie op de dierenarts in de 21^ eeuw, moet het verschil
van mening tussen faculteit en KNMvD omtrent de numerus fixus te overbruggen zijn.

Namens de Hoofredactie, dr. C. Terpstra.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 298-

w m

HET GEBRUIK VAN SERUMBANKEN VOOR VETERINAIR
SERÜ-EPIDEMIÜLGGISCH ONDERZOEK TEN BEHOEVE
VAN DE NEDERLANDSE VEEHOUDERIJ

A.R.W. Bbersi

Oorsprontel|e artikelen

SAMENVATTING

De Nederlandse veehouderij wordt geconfronteerd met
verschillende nieuwe ontwikkelingen, waarbij meer aan-
dacht besteed wordt aan certificering, monitoring en be-
waking van de diergezondheid. Hierbij kunnen serum-
banken als epidemiologisch gereedschap een hulpmiddel
zijn bij het ondersteunen van beslissingen ten aanzien van
preventie en eradicatie van dierziekten.
Historie, doelstellingen en gebruik van veterinaire serum-
banken en praktische aspecten als opslag- en invriescon-
dities worden besproken. Een pleidooi wordt gehouden
om in Nederland veterinaire serumbanken voor verschil-
lende diersectoren op te zetten.

De serumbanken zouden in enkele gevallen kunnen wor-
den gevuld met aselecte steekproeven uit monsters die bij
dc Gezondheidsdienst voor Dieren worden verzameld in
het kader van grootschalig populatie-onderzoek als de
RBD-regeling bij varkens, de Brucellose-campagne bij
rundvee en de NCD-monitoring bij reproductiepluimvee.

ABSTRACT

The use of serum banks in veterinary sero-epidemiological
research for the Dutch livestock industry

Various new developments confront livestock production, in which certifica-
tion, monitoring and sun-eillance of animal health are becoming major
items. In that re.spect senim banks can be a helpful epidemiological tool to
provide valid data for decisions on prevention and eradication ofdi.sea.se.
History, aims and use of .serum hanks and storage and freezing conditions
are discussed. A plea is made lo create .serum hanks for different animal .spe-
cies in the Netherlands.

INLEIDING

Een serumbank is een geplande en gecatalogiseerde verzame-
ling van serummonsters die zijn opgeslagen om op korte tot
soms lange termijn onderzoek te kunnen verrichten geba-
seerd op nieuwe kennis van de etiologie van een (dier)ziekte,
nieuw ontdekte ziekten of het gebruik van nieuwe, meer ge-
avanceerde diagnostische technieken (20). Verder zijn immu-
nologische surveys, die gebruik maken van monsters uit se-
rumbanken potentieel waardevol voor het detecteren van
uitbraken, en het plannen, implementeren, en evalueren van
preventieprogramma\'s (35).

Een enkel serummonster kan worden gebruikt voor het bepa-
len van een breed scala van bestanddelen zoals immunoglo-
bulinen, antigenen, spore-elementen, toxinen, hormonen, en-
zymen en genetische markers (zoals bijvoorbeeld hapto-
globulinen). Verder is de ontwikkeling van de PCR-techniek

\' Afdeling Epidemiologie en Statistiek, Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 4.
52X1) AA Boxtel

Tijdschr Diergeneesk 1996: 121: 676-8

in de laatste jaren een belangrijke nieuwe ontwikkeling voor
het detecteren van antigeen in bevroren materiaal, waaronder
serum.

Het opzetten van serumbanken is een investering in de toe-
komst en is een kostbare aangelegenheid. Het is geen ver-
vanging maar een waardevolle aanvulling op het \'normale\'
observationele en experimentele onderzoek in de veterinaire
epidemiologie. In dit artikel worden de historie, doelstellin-
gen en gebruik van veterinaire serumbanken besproken en
praktische aspecten als opslag en invriescondities bediscus-
sieerd.

HISTORIE, DOELSTELLINGEN EN TOEPASSINGEN
In de zestiger jaren werden door de Wereld Gezondheid
Organisatie (WHO) van de Verenigde Naties drie referentie-
serumbanken opgezet in Zuid-Afrika, Tsjechoslowakijc en
de Verenigde Staten met een primaire doelstelling die in
brede zin kan worden omschreven als een nieuwe methode
voor het verzamelen van informatie over mensen en hun ge-
zondheid in verschillende regio\'s en populaties (5, 24, 25,
35). De behoefte aan het opzetten van serumbanken met dier-
lijke sera werd tevens aangegeven, met name ten aanzien van
onderzoek naar zoönosen. Zoönosen zijn belangrijk gewor-
den in de intemationale handelsstromen (35). Surveys van
humane sera voor detectie van zoönotische infecties moeten
daarom worden vergezeld door surveys van dierlijke sera om
zinvolle epidemiologische informatie aan te dragen.
Het opgeslagen materiaal in een semmbank kan dienen om:

- de gezondheidstoestand (ziekte) of een niveau van blootstel-
ling (risico-factor) van individuen retrospectief te bepalen;

- vast te stellen of een bepaalde ziekte wel of niet in popula-
ties voorkwam ten tijde van de monsterafname;

- retrospectief schatten van de mate van voorkomen (preva-
lentie) van dierziekten in populaties;

- de verdeling en frequentie van genetische markers in kaart
te brengen;

- case-controle en prospectieve onderzoeken uit te voeren.

De waarde van een semmbank is rechtevenredig met de daar-
aan te koppelen databank met gegevens over het bedrijf en in-
dividu waarvan materiaal is afgenomen en follow-up-gege-
vens als bijvoorbeeld klinische waamemingen.

In verschillende landen zijn de afgelopen 15 jaar semmban-
ken voor sero-epidemiologisch onderzoek opgezet, met name
voor de rundveesector (Tabel 1).

De meest gerapporteerde toepassingen van de semmbanken
zijn:

- het garanderen (met een bepaalde betrouwbaarheid) dat een
bepaalde ziekte niet voorkomt in het land;

- benutting van nieuwe diagnostische methodieken die ten
tijde van de monstemame nog niet beschikbaar waren;

- schatten van de mate van voorkomen van dierziekten in
populaties.

-ocr page 299-

Net als in de Verenigde Staten, waar veterinaire serumban-
ken worden opgezet in het kader van het nationale monito-
ring systeem, waarbij men de serumbank gebruikt voor het
doen van prevalentieschattingen van bepaalde dierziekten
(14), bestaan er bij de Gezondheidsdienst voor Dieren
plannen om serumbanken te incorporeren in haar Epide-
miologische en Geografisch Informatie Systeem (EGIS).
Het monitoren van zoönotische infecties in dierlijke popula-
ties, zoals voorgesteld in het Nationale Programma Zoönosen
van de Veterinaire Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid
(19), zou onder andere kunnen worden uitgevoerd door ge-
bruik te maken van monsters opgeslagen in serumbanken.
Het ontbreken van een adequate professionele relatie tussen
instanties die zich bezighouden met volksgezondheid en dier-
gezondheid kan op verschillende momenten in de weg heb-
ben gestaan voor het gebruiken van dierlijke sera voor doel-
stellingen op het gebied van de volksgezondheid (35). Deze
kloof zou moeten worden overbrugd om uitdagingen, zoals
bijvoorbeeld zoönotische infecties bij mensen werkzaam in
de agrarische sector, aan te gaan.

Binnen het kader van de door overheid en bedrijfsleven inge-
voerde Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten (RBD) uit
1993, worden op alle varkensbedrijven afhankelijk van be-
drijfsgrootte iedere vier maanden van zeven tot 12 varkens
aselect bloedmonsters verzameld voor het vaststellen van
een Swine Vesicular Disease - vrije status (4). Dit systeem
geeft een excellente mogelijkheid tot het vullen van een
Nederlandse varkensserumbank. In het kader van het
Nederlandse Brucellose monitoring systeem wordt van alle
vrouwelijke dieren op bedrijven zonder melkproductie en
van alle mannelijke dieren bestemd voor de fokkerij jaarlijks
een bloedmonster afgenomen. Deze monsters zouden ook
gebruikt kunnen worden als onderdeel van een rundvee se-
rumbank. Hetzelfde geldt voor bloedmonsters verzameld bij
pluimvee in het kader van de New Castle Disease (NCD)
monitoring and monsters verzameld in het kader van de con-
trole programma\'s
Salmonella enteriditis and S. typhimu-
rium.

Het zou voldoende zijn om iedere drie tot vijf jaar een
nieuwe collectie monsters aan de serumbank toe te voegen.
Opslag van monsters gedurende een periode van circa 25
jaar zou moeten worden geanticipeerd.

OPSLAG EN INVRIESCONDITIES
De huidige serologisch-diagnostische methodieken hebben
relatief kleine volumina (100-200 p,L) sera nodig als test-
vloeistof Het is daarom mogelijk om een bloedmonster van
10 ml, afgenomen bij bijvoorbeeld varkens, schapen, runde-
ren en paarden, op te delen in 20-40 submonsters van 100 |xL
serum. Dit is belangrijk omdat herhaald ontdooien van een
serummonster een negatieve invloed heeft op de immunolo-
gische en biochemische eigenschappen van het monster
(35).

De in vriestemperatuur is afhankelijk van het evenwicht tus-
sen de kosten per eenheid volume, het type onderzoek waar-
voor de sera in de toekomst worden gebruikt en de vereiste
periode van opslag. Het is algemeen bekend dat de stabiliteit
van de opgeslagen monsters omgekeerd evenredig is met de
opslagtemperatuur (27). De opties bestaan, in volgorde van
afnemende kosten, uit (20,29);

- vloeibare fase van stikstof (-196°C);

- dampfase van vloeibare stikstof (-100°C);

- ultra diepvries (-70°C);

- standaard diepvries (-20\'\'C).

Tabel 1. Gebruik van veterinaire serumbanken voor sero-epidemiologisch
onderzoek.

Land

Species

Referentie

Australië

rund

6,28

Brazilië

rund

23

Canada

rund

8, 13, 18

varken

1

Nieuw-Zeeland

rund

29

paard

17,22

Noorwegen

huiskat

31

Tanzania

rund

15

Verenigde Staten

varken

32,33,34

rund

10, 11, 16,21,30

huiskat

26

armadillo

9

paard

9

coyote

7

Zwitserland

varken

2, 12

Lyofilisatie (vriesdrogen) van serummonsters en bewaren
bij 4°C heeft, ten opzichte van invriezen, voordelen voor
wat betreft behoud van kwaliteit van de sera en stabiliteit
van antilichaamtiters. Voor langdurig bewaren is lyofilise-
ren dan ook aan te bevelen. Het is echter een proces dat veel
tijd kost en dure apparatuur vergt. De WHO referentiese-
rumbanken lyofiliseren een gedeelte van de submonsters,
de overige submonsters worden ingevroren bij -20°C (6).
Het is essentieel dat als er gekozen wordt voor invriezen, er
voorzieningen worden getroffen voor een continue monito-
ring van de temperatuur. Een adequaat alarmsysteem en
een gereedstaand noodaggregaat moeten aanwezig zijn in-
dien de stroomvoorziening uit zou vallen. Ervaringen van
instanties die het beheer hebben over een serumbank leren
dat stroomuitval vaker voorkomt dan wij hopen.

VERANDERINGEN IN OPGESLAGEN SERUMMON-
STERS

Er zijn verschillende studies verricht naar de veranderingen
van bestanddelen van scrum opgeslagen onder verschillende
omstandigheden en gedurende lange periodes (3, 21, 35). Een
daling van antilichaamtiters met gemiddeld één of meer titers-
tappen werd gezien bij monsters, opgeslagen bij -20"C gedu-
rende een periode van acht tot 25 jaar, met een hoge initiële ti-
ter. Hoewel er dus gerekend kan worden op enig verlies aan
antilichaamtiter door langdurige opslag bij -20"C, is er onvol-
doende rechtvaardiging voor het aanbevelen van opslag bij la-
gere temperaturen dan -20°C. Melkmonsters zouden in prin-
cipe ook geschikt kunnen zijn om als biologisch materiaal op te
slaan. Nadelen van melkmonsters ten opzichte van serum zijn:

- lagere concentratie van antistoffen;

- het vet in de melk wordt ranzig bij opslag van -20\'\'C;

- zeer weinig bekend over verandering van bestanddelen na
opslag.

DOCUMENTATIE

Accurate gegevens zijn essentieel voor een optimaal functio-
nerende serumbank. Elk monster moet duidelijk geïdentifi-
ceerd zijn en vergezeld worden van details over het bemon-
sterde dier en het bedrijf van herkomst: diersoort, ras, sexe,
leeftijd of leeftijdsgroep, uniek bedrijfsnummer, bemonste-
ringnummer binnen bedrijf, bemonsteringsdatum en resulta-
ten van eerdere diagnostische tests op het monster onder ver-
melding van testdatum.

-ocr page 300-

De waarde van een serumbank hangt sterk af van de verbin
ding met een epidemiologisch informatiesysteem met demo
grafische, geografische, zoötechnische (huisvesting, hy
giëne, etcetera) en veterinaire informatie (specifieke dier
ziekte-vrij certificaten etcetera) van het bedrijf van herkoms
van de dieren waar de serummonsters van afkomstig zijn
Het zou daarom een voordeel zijn om in de Nederlandse situ
atie semmbanken te incorporeren met EGIS bij de Gezond
heidsdienst voor Dieren.

DANKBETUIGING

Prof. dr. G.H. Wentink, Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote

Huisdieren, (FdD, Utrecht), prof dr. J.T. van Oirschot, Afdeling Virologie

(ID-DLO, Lelystad), en Vakgroep Infectieziekten en Immunologie (FdD.

Utrecht), dr. P. Franken, Gezondheidsdienst voor Dieren (Deventer),

H.M.J.F. van der Heijden, R&D Laboratorium Gezondheidsdienst voor

Dieren (Deventer), en ing. A.P.P. Crauwels, Afdeling Epidemiologie en

Statistiek, Gezondheidsdienst voor Dieren (Boxtel) worden bedankt voor

vruchtbare discussies over dit onderwerp.

LITERATUUR

I. Agriculture Canada. Health of Animals Overview 1988. Food
Production and Inspection Branch, Health of Animals Directorate.
Agriculture Canada publ. no. 5245/B.

2. Berger N, Ackermann M. Muller HK, Bruckner L, and Kihm U.
Absence of swine vesicular disease from Switzerland: results of a sero-
epidemiological survey using ELISA (1985-1987). Rev Sei tech Off
Int Epiz 1989;8:685-96.

3. Böthig B, Danes L, Gerike E, Ditmann S, and Svandova E. Qualifications
of long-stored samples of serum banks for sero-epidemiological studies. J
Hyg Epidemiol Microbiol Immunol 1992; 36: 269-78.

4. Elbers ARW, Stegeman JA, Jong MF de, Lambers JH, Koning R de,
and Hunneman WA. Estimating sample sizes for a two-stage sampling
survey of seroprevalence of
Pseudorabies virus (prv)-infected swine at
a regional level in the Netherlands. Vet Quart 1995; 17:92-5.

5. Evans AS. Serological surveys. The role of WHO reference serum
banks. WHO Chron 1967; 21: 185-90.

6. Fullgrabe H. and Tremlett J. The Australian National Serum Bank.
Proc 3rd Int Symp World A.ssoc Vet Lab Diagn, 13-15 June 1983,
Ames, Iowa. USA: 63-8.

7. Guo W, Evermann JF, Foreyt WJ, Knowlton FF, and Windbcrg LA.
Canine distemper virus in coyotes: a serologic survey. J Am Vet Med
Assoc 1986. 189: 1099-1100.

8. Heald MTS. Waltner-Toews D, Jacobs RM. and McNab WB. The pre-
valence of anti-bovine leukemia virus antibodies in dairy cows and as-
sociations with farm management practices, production and culling in
Ontario. Prev Vet Med 1992; 14: 45-55.

9. Hugh-Jones ME. Utilization of a working serum bank. Proc 4th Int
Symp Vet Epidemiol &Econ(lSVEE), Singapore, 1985: 179-82.

10. Hugh-Jones ME, Moorehouse P. and Seger CL. Serological study of
the incidence and prevalence of antibodies to bovine Leukemia virus
in aged sera. Can J Comp Med 1984; 48: 422-4.

11. Hugh-Jones ME, Busch D, Raby C, and Jones F. Seroprevalence sur-
vey for Anaplasma card-test reactors in Louisiana. U.S.A., cattle. Prev
Vet Med 1988; 6: 143-53.

12. Jacob HP, Eckert J, Jemmi T, and Gottstein B. Investigations on trichi-
nellosis in slaughter animals and game in Switzerland with a digestion
method and a serological approach. Schweiz Arch Tierheilk 1994;
136: 298-308.

13. Kellar JA. Canada\'s bovine serum bank - a practical approach. Proc

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21.

22.

23.

24.

25.

26.

27.

28.

29.

30.

31.

32.

33.

34.

35.

ly

j li Ti ill rill li É

3rd Int Symp Vet Epidemiol & Econ (ISVEE), Arlington, Virginia,
USA, 1982:44-51.

King LJ. Unique characteristics of the National Animal Disease
Surveillance system. J Am Vet Med Assoc 1985; 186: 35-9.
Lyaku JRS. Nettleton PF. Msolla PM, and Scott GR. Prevalence of an-
tibody to bovine herpesvirus-1 (BHV-1) in Tanzanian cattle. Trop
Anim Health Prod 1991; 23: 106-7.

McConnell S, Martens JG, Miller TD, and Morrill JC. Bluetongue in
Texas Cattle: a serological study. The Southwest Vet 1983; 35: 183-6.
McKenzie J. Equine viral arteritis and trade in horses from the USA to
New Zealand. Surveillance 1988; 15:6-7.

McNab WB, Meek AH, Duncan JR, Brooks BW, Dreumel AA van,
Martin SW, Nielsen KH, Sugden EA, and Turcotte C. An evaluation of
selected screening tests for bovine paratuberculosis. Can J Vet Res
1991;55:252-9.

Ministerie voor Volksgezondheid. Welzijn en Sport en het Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Nationaal Programma
Zoönosen, Den Haag, 1994.

Moorehouse PD, and ME Hugh-Jones. Serum banks. Vet Buil 1981;
51:277-90.

Moorehouse PD, Hugh-Jones ME, Barta O, and Swann AL
Leptospiral and brucellar titers in frozen bovine sera after 20 years of
storage. Am J Vet Res 1982; 43: 2031-4.

0\'Keefe JS, Julian A, Morarty K, Murray A, and Wilks CR. A compa-
rison of the polymerase chain reaction with standard laboratory me-
thods for the detection of EH V-1 and EHV-4 in archival tissue samp-
les. NZVetJ 1994;42:93-6.

Pattorroyo-Salcedo JH, Ribeiro MFB, Santos JL dos, and Farai JE de.
Epidemiology of babesia infections in cattle in Minas Gerais State. 1.
Prevalence of fluorescent antibodies in the Zona da Mata. Arch Bras
Med VetZoot 1987;39:423-9.

Paul JR. Aims, purposes and methods of world health organization se-
mm banks. Yale J Biol Med 1963; 36: 2-4.

Paul JR. Serological Epidemiology and the function of serum banks.
Arch Ges Virus Forsch 1965; 17:465-71.

Reid RW, Barr MC, and Scott FW. Retrospective serologic survey for
the presence of feline immunodeficiency virus antibody: a comparison
of ELISA and IFA techniques. Comell Vet 1992; 82: 359-69.
Rinfret AP. The biological archive. IntJRefrig 1979; 2: 163-8.
StGeorge TD. The Technology and application of sentinel herds and
serum banks. Proc. 2nd Int. Symp. Vet. Epidemiol. & Econ., Canberra,
Australia; Eds. WA Geering, RT Roe and LA Chapman, 1979: 69-75.
Timbs DV. The New Zealand National Bovine Serum Bank. Proc 2nd
Int Symp Vet Epidemiol & Econ (ISVEE), Canberra. Australia; Eds
WA Cieering, RT Roe and LA Chapman, 1979: 76-80.
Turnquist SE. Snider TG, Kreeger JM, Miller JE, Hagstad HV, and
Olcott BM. Serological evidence of paratuberculosis in Louisiana beef
cattle herds as detected by ELISA. Prev Vet Med 1991; 11: 125-30.
Ueland K. and Lutz H. Prevalence of feline leukemia virus and antibo-
dies to feline immunodeficiency virus in cats in Norway. J Vet Med
[B] 1992;39:53-8.

Leek ML van der. Dame JB, Littell RC, and Shin SS. Sero-epidemio-
logy oftrichinellosisin Florida swine. Prev Vet Med 1993; 16:279-93.
Leek ML van der, Becker HN, Pirtle EC, Humphrey P, Adams CL, All
BP, Erickson GA, Belden RC Frankenberger WB, and Gibbs EPJ.
Prevalence of Pseudorabies (Aujeszky\'s disease) virus antibodies in
feral swine in Florida. J Wildlife Dis 1993; 29:403-9.
Leek ML van der, Becker HN, Humphrey P, Adams CL, Belden RC
Frankenberger WB, and Nicoletti PL. Prevalence of
Brucella sp. anti-
bodies in feral swine in Florida. J Wildlife Dis 1993; 29:410-5.
World Health Organisation (WHO). Multipurpose serological surveys
and WHO serum reference banks. Report of a WHO scientific group.
WHO Techn Rep Ser 1970: no. 454.

-ocr page 301-

Speciaal voor uw veehouder:

VAKKUNDIGE VETERINAIRE VOORLICHTING

Een fantastisch kerstcadeau voor uw trouwe cliënt

\'Adviezen van de dierenarts\' is een jubileumuitgave van VEEHOUDER _

isdierenarts

Een bundeling van veterinaire bedrijfsadviezen; een onschatbaar
naslagwerk voor de preventie van ziekten op bedrijfsniveau.

Bestel nu*:

\'Adviezen van de dierenarts\' kost ƒ 25,-.

Leden van de KNMvD en studenten krijgen korting en betalen ƒ 15,-.

Denk ook aan een abonnement op Veehouder en Dierenarts\' voor
uw veehouders: vier nummers per jaar voor f 10,-.
Vraag nu een proefpakket aan.

Voor meer informatie en bestellingen: Geesje Rotgers, tel. 030-2510111.

-ocr page 302-

BETER TEN HALVE GEKEERD DAN TEN HELE GEDWAALD

Het rapport \'Zorg voor varkensgezond-
heid\' heeft volgens het jaarverslag van
de Groep Practici Grote Huisdieren
minder stof doen opwaaien dan ver-
wacht werd. Volgens mij en veel ande-
ren is dit niet juist. Dit is één van de re-
denen, dat ik alsnog via een ingezonden
brief een aantal punten naar voren wil
brengen.

Een andere reden is, dat mijn ingezon-
den brief medio augustus opgesteld, te
laat was voor het Tijdschrift van 1 sep-
tember 1996, maar 15 september zeker
geplaatst zou worden! De brief werd
helaas pas 1 november geplaatst. Dit in-
gezonden stuk had misschien mede de
discussie meer op gang kunnen brengen
vóór de september-vergaderingen van
de Afdelingen en het Jaarcongres begin
oktober 1996. Misschien kan deze inge-
zonden brief die op tijd ingezonden
wordt voor het Tijdschrift van 1 decem-
ber 1996, de december-vergaderingen
van de Afdelingen alsnog enkele goede
ideeën meegeven.

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 juni 1996 staat het offi-
ciële antwoord van het ministerie geda-
teerd 26-03-1996, dat het enten van
Aujeszky om alleriei redenen het beste
door de dierenarts kan gebeuren! Dat
blijft nu ook zo, hoewel de massa-entin-
gen op de meeste varkensbedrijven toch
de Aujeszky-entingen zijn. Dit kan
vooral na 1 januari 1997 moeilijk wor-
den omdat dan de vleesvarkensbedrij-
ven, die de biggen van niet-Aujeszky-
vrije bedrijven krijgen, twee keer
moeten enten voor Aujeszky. Dit is een
beslissing die uit een strategie genomen
is om de zeugenhouders aan te sporen
om sneller Aujeszky-vrij te worden! Dit
proces is goed op gang gekomen.
Misschien is het goed om het verplicht
stellen van twee keer drie maanden uit
te stellen, zodat het enten van die grote
aantallen niet hoeft. Waarom is het nu
nodig om de kans te lopen dat de ent-
stoffen UDA gaan worden? Dit heeft
dan ook gevolgen voor het mndvee, de
paarden, honden, katten, etcetera, etce-
tera.

Zodra wij op de bedrijven niet meer
hoeven te enten dan valt ons
voordeel
onnodig weg om gemakkelijk op het be-
drijf te komen en te blijven komen. Er
valt al genoeg weg! De varkenshouder
heeft iemand op het bedrijf nodig, die
samen met hem het bezoekuurtje (korte
of lange tijd) nuttig en effectief afmaakt.
Voor hem is het enten, een ziek varken
behandelen, breuken opereren en een
slecht big doodspuiten dan gedaan. Het
heeft zichtbaar resultaat. Het is dan af-
gewerkt. Het wordt niet uitgesteld als hij
het zelf zou moeten doen in verband met
dmkke werkzaamheden.
De dierenarts ziet het bedrijf komt tus-
sen de varkens, doet zijn werk en bege-
leidt dan. Dit is in belang van de monito-
ring van de varkenshouderij, in het
belang van de consument, export, zoö-
nosen, 1KB, het varken zelf etcetera, et-
cetera. Hij moet toch in verband met
1KB het bedrijf doorlopen en dan kan
het enten van vlekziekte, coli, ar, parvo,
etcetera, etcetera in de gang meegedaan
worden. De varkenshouder heeft belang
bij een dierenarts die een beetje allround
is (vergelijk het met een huisarts), van
alles iets weet en doordat hij veel var-
kensbedrijven begeleidt van varkens
veel weet. Als er specifieke problemen
zijn in verband met klimaat, voeding, et-
cetera, dan kan hij verwijzen naar een
specialist van de Gezondheidsdienst,
veevoederfabrikant (vaak gratis), DLV
of een collegiale collega.
Misschien komen er wel enkele centra
(één of twee in het land) die op verzoek
van de practicus een bepaald probleem
als specialist op dat gebied op een be-
paalde dag op een of meerdere bedrij-
ven gezamenlijk gaan doomemen. Ver-
gelijk het met de Wagenrenk, Oister-
wijk of Neerbeek, zoals het gebeurt bij
kleine huisdieren. Hier heeft het var-
kensbedrijf meer behoefte aan dan de
ene keer een klimaatspecialist, dan een
voerspecialist en dan weer iemand an-
ders van een bepaalde dierenartsen-
praktijk.

Het werkt niet om één keer per drie ä
vier weken een bedrijf af te lopen, geen
handelingen te doen en hopen iedere
keer iets zinvols te adviseren. De
Gezondheidsdiensten hebben dat jaren-
lang gedaan, kosten waren laag of niets,
maar het werkte niet. Hoe moeten wij
dat dan wel kunnen en dan tegen een
uurtarief? De Gezondheidsdienst heeft
nu bij mnderen ingesteld een Gezond-
heidsdienst-pluszorg naast een Ge-
zondheidsdienst-basiszorg:

GD-pluszorg GD-basiszorg

abonnement ƒ 95.- per jaar
voorrijtarief / 75,--per keer ƒ 75,-per keer

uurtarief gratis!! ƒ190,-

sectiemnd ƒ 50,- ƒ243,50

sectie kalf ƒ50,- ƒ143,50
etcetera, etcetera

\'Waarom is het uurtarief gratis?\', heb ik
gevraagd aan een medewerker van de
Gezondheidsdienst. Het antwoord was:
\'Wij willen graag op de bedrijven ko-
men en dat is door het feit dat het de laat-
ste jaren iets kost drastisch verminderd
bij de varkens-, pluimvee- en mndvee-
bedrijven. Dit is de reden dat we nu het
uurtarief voor niets doen. Wij willen
geen bureaumedewerkers worden, zoals
in \'Den Haag\' bijvoorbeeld.\'
Moeten wij practici dan wel bureaudie-
renartsen worden als wij wel een uurta-
rief moeten berekenen alleen voor het
rondkijken en adviezen geven? Dit
werkt niet in de (dierenartsen)praktijk.
Dit willen ook de meeste varkenshou-
ders niet.

In verband met IKB moeten wij mini-
maal één keer per maand op een zeugen-
bedrijf komen. In het rapport \'Zorg voor
de varkenshouderij\' staat drie keer per
mestronde op een vleesvarkensbcdrijf
Dit is echter al lang één keer per ronde
geworden of één keer per drie maanden.
Dit is vreemd. De varkens op een vlees-
varkensbedrijf worden toch geslacht en
het vlees gaat naar de consument. Dit
één keer per drie maanden wordt ook al
weer betwist door een aantal varkens-
houders die er één keer per zes maanden
van willen maken.

Om al deze redenen heb ik meerdere
dierenartsen uitgenodigd om mee te ko-
men kijken naar een aantal middelgrote
varkensbedrijven. Twee dierenartsen
van de werkgroep Dierenarts-Varkens-
houder 2000 en een dierenarts van de
Groep Practici Grote Huisdieren zijn ge-
komen, waarvoor ik ze zeer erkentelijk
ben. Deze varkenshouders stellen het
begeleiden van het bedrijf door een die-
renarts zeer op prijs. Vooral zoals het nu
gebeurt: door iets te doen (enten, breu-
ken, adviseren, etcetera, etcetera). Om
alleen rond te lopen en af en toe advies te
geven, heeft weinig zin vinden zij. Een
varkenshouder vond het wel handig om
grote aantallen ook zelf te mogen enten
of mee te helpen.

-ocr page 303-

Voorstel:

De entingen die we gemakkelijk kunnen
uitvoeren en goed moeten uitvoeren,
doen we allemaal zelf (UDD), want we
moeten op een bedrijf mede in verband
met 1KB alle varkens zien. De dierenarts
ent de varkens terwijl hij de ronde op het
bedrijf doet.

Als de werkgroep en de LTP toch geen
kater willen overhouden, dan is er mis-
schien een tussenvoorstel: vaccins blij-
ven UDD in het belang van de meeste
varkenshouders (in het belang van de
sector op korte en lange termijn) en in het
belang van de meeste dierenartsen. Daar
waar de aantallen zeer groot zijn, kan de
wet aangepast worden zodat de varkens-
houders bij bepaalde entingen, met naam
en toenaam genoemd, kan meehelpen
zodat dierenarts en veehouder het werk
sneller afhebben. Bijvoorbeeld één keer
per twee weken vlekziekte, coli, ar, etce-
tera, etcetera door de dierenarts.

Mycoplasma\'s en Haemophylus wor-
den nog niet veel toegepast. Stel dat ze
wel toegepast worden, dan kunnen het
grote aantallen zijn en dan kan het wel
handig zijn dat varkenshouders en die-
renartsen dit gezamenlijk doen. Samen
beginnen en samen eindigen in dezelfde
stallen en het werk is in een redelijke tijd
af.

Enquête Groep Practici Grote
Huisdieren 1993:

Ingezonden enquêtes: 458, dat was een
respons van 73%.

Stelling 1:

Het is noodzakelijk dat vaccinaties in de
landbouwhuisdierenpraktijk uitsluitend
door de dierenartsen gebeurt:
eens: 386 dat is 84,9%

oneens: 58 dat is 12,7%

geen mening: 14 dat is 2,4%

Stelling 2:

Het is noodzakelijk dat vaccinaties in de
gezelschapsdierenpraktijk uitsluitend
door de dierenartsen gebeurt:
eens: 441 dat is 96,3%

oneens: 10 dat is 2,2%

geen mening: 7 dat is 1,5%

In het Tijdschrift van 1 september 1996
staat \'Varkenshouder kan bij bedrijfsbe-
geleiding meer zelf gaan enten\'. De
voorzitter zegt: \'Van belang is dat er nu
een vervolg aan gegeven wordt en nu de
vaart erin!\'. Jawel, de vaart moet er in,
maar wel de goede kant uit, zodat het
gunstig is voor de varkenshouderij en
voor de meeste dierenartsen.
Beter ten halve gekeerd dan ten hele ge-
dwaald.

J.H.J. Marsman,
DAP Swalmen

VACCINEREN BINNENKORT UDA?

Momenteel is onze KNMvD in overieg
met LTO om de varkenshouders de di-
verse vaccinaties wellicht zelf te laten
uitvoeren. Als varkenshouders hun die-
ren zelf mogen vaccineren, dan zal het
niet lang duren voordat ook rundvee-,
schapen- en geitenhouders, paarden-
houders, kennel- en cattery-eigenaren,
enzovoort, enzovoort, zelf hun dieren
kunnen enten. Of kan dit pas nadat er
ook voor deze categorieën een IKB op
touw gezet is? UDD of UDA enerzijds
en 1KB anderzijds zijn echter voor de
wetgever zaken die niets met elkaar te
maken hebben. Vermoedelijk zal, als
vaccineren voor de varkenshouder
UDA wordt, dit ook (wellicht iets later)
voor houders van alle andere diersoor-
ten gelden. Zij behoeven zich maar te
laten horen! Staat er UDD op het flesje
vlekziekte vaccin, dan mag alléén de
dierenarts het toedienen, staat er UDA
op het flesje, dan mag elke varkenshou-
der het toedienen aan zijn varkens en
zal dit niet voorbehouden zijn aan een
bepaalde selectie (1KB) varkenshou-
ders. En als we zover zijn, zal er voor
de overheid geen enkel steekhoudend
argument meer over zijn om niet alle
dierziektevaccins UDA te maken, als
haar daar maar luid genoeg om ge-
vraagd wordt, een precedent is er im-
mers!

Het vaccineren is de fundering onder
onze praktijkvoering, niet alleen op de
varkensbedrijven. Hierop is een goede
kennis van het bedrijf en een goede
verhouding met de eigenaar gestoeld.
Haalt men deze fundering weg, dan zal
hoogstens nog een verplicht ambtelijk
IKB-bezoekje (niet lang) resten. Het is
de porte d\'entrée naar de dierhouder of
voor de dierhouder naar ons. Hoe zit
het nu ineens met al die argumenten die
wij jarenlang gehanteerd hebben om
het vaccineren des dierenarts te hou-
den? Als varkenshouders zelf mogen
vaccineren, heeft varkenshoudend Ne-
derland op termijn geen praktiserend
dierenarts meer nodig. Wat moeten wij
dan nog op een varkensbedrijf, als we
niets meer kunnen doen dan wat IKB-
ordners volstoppen met papier? Kun-
nen wij iedere maand het visite- plus
uurtarief door middel van een door ons
geleverde meerwaarde, voor de var-
kenshouder \'waarmaken\'? Neen, ik
niet en u ook niet! De varkenshouders
zullen niet lang accepteren dat wij die-
renartsen op hun bedrijven komen
rondlopen alleen om aan de IKB-voor-
waarden te voldoen. De KNMvD zou
in haar overleg met LTO eens kunnen
voorrekenen dat dit laatste voor de var-
kenshouder duurder uit zal komen dan
wanneer de dierenarts die tijd besteedt
aan het vaccineren van varkens, tegelij-
kertijd veel ziet en eventuele proble-
men met de varkenshouder bespreekt.
Bedrijfsbegeleiding!

Veel kritiek op wat onze KNMvD nu
wéér, zonder ons practici er in te ken-
nen, in overweging heeft genomen in
bespreking met LTO is al naar voren
gebracht op vergaderingen en door
middel van ingezonden stukken. Deze
kritiek wordt eventjes afgedaan met
opmerkingen als: \'De trein is al ver-
trokken.\' (letterlijk citaat!). Over een
zo belangrijk iets zal de KNMvD toch
zeer zeker eerst eens via een enquête de
mening van
alle praktiserende dieren-
artsen moeten horen. Althans moeten
alle practici de kans krijgen hierover
hun mening te geven. Dit zou bijvoor-
beeld heel eenvoudig kunnen door
middel van een stemformuliertje:
\'voor, tegen, blanco\', op de eerstvol-
gende Afdelingsvergadering in decem-
ber. Stemmen per volmacht of zelfs te-
lefonisch moet mogelijk zijn voor
diegenen die absoluut niet kunnen ko-
men.

In de sfeer van die stemmingsuitslag
moet onze belangenvertegenwoordi-
ging, de KNMvD, haar besprekingen
met LTO voortzetten en afronden.
Collegae, komt massaal naar de eerst-
volgende Afdelingsvergadering en laat
uw mening horen!

J. van Bers, Maashree
L. Rijk, Reuver
M. Franke. Kessel
F. Hendrikx, Baarlo

-ocr page 304-

In het Tijdschrift van 1 november 1996
staat een ingezonden reactie van
A.E.J.M. van den Bogaard op het artikel
\'Hartaandoeningen bij het veulen, een
literatuuroverzicht aan de hand van
twee patiënten\' van J. de Groot en M.M.
Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(Tijdschr Diergeneeskd 1996; 121: 382-
7). De auteurs stuurden een naschrift.

Naschrift van de auteurs

Zoals terecht door collega Van den
Bogaard naar voren is gebracht, ver-
dient het de voorkeur te proberen de
verwekker van een \'koorts van onbe-
kende oorzaak\' te vinden. Helaas valt
dit in de praktijk vaak erg tegen. Het
kostenaspect (vele malen het dier be-
zoeken, monsters verzamelen en de
kosten van het laboratorium) speelt in
de algemene praktijk een belangrijke
beperkende rol. Het zelden voorkomen
van de aandoening rechtvaardigt waar-
schijnlijk alleen bij zeer kostbare die-
ren de door collega Van den Bogaard
voorgestelde aanpak. De op de faculteit
aangeboden veulens zijn doorgaans al
met antibiotica behandeld, waardoor
vals negatieve kweekresultaten optre-
den. Deze behandeling stoppen ten be-
hoeve van de diagnostiek is onverstan-
dig.

NASCHRIFT \'ENDOCARDITIS BIJ VEULENS\'

Om alle voorgenoemde redenen is de
aanpak van patiënten met \'koorts van
onbekende oorzaak\' meestal een com-
promis tussen \'ideaal\' en \'haalbaar\'.

J. de Groot en M.M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan

OPROEP HONDEN VOOR ONDERZOEK NAAR NIEUWE
THERAPIE VOOR CHRONISCH NIERFALEN

Aan de Universiteitkliniek voor Gezel-
schapsdieren (UKG) loopt op het mo-
ment een onderzoek naar de klinische
toepasbaarheid van de ACE-remmer
cnalapril\' bij honden met chronisch
nierfalen (CNF). Bij gebleken effect
zou dit een doorbraak betekenen in de
tot nu toe uiterst beperkte behande-
lingsmogelijkheden van deze grote pa-
tiëntengroep.

Experimenteel onderzoek bij de rat en
klinisch onderzoek bij de mens heeft
aangetoond dat de progressie van CNF
afneemt in de met cnalapril behandelde
groepen. Voor zover bekend is hier-
over bij de hond nog geen onderzoek
gepubliceerd. Angiotensine 11 (ANG
11) speelt, mogelijk via de inductie van
verschillende groeifactoren en lokale
renale hypertensie, een belangrijke rol
bij het ontstaan van glomerulosclerose
en tubulointerstitiële veranderingen.
Deze veranderingen zijn verantwoor-
delijk voor het zichzelf potentiërende
proces dat uiteindelijk leidt tot CNF.
Remmen van de lokale ANG 11 produc-
tie door enalapril laat bij ratten met
CNF een verminderde progressie van
de glomerulsclerose zien ten opzichte
van de controlegroep.

\' ACE = angiotensine convening enzyme: Enalfor^

Mvcofarm. De Bill.
\' Hill s KD.

Gedurende het huidige onderzoek aan
de UKG wordt aan honden waarbij een
matige verslechtering van de nierfunc-
tie is aangetoond, enalapril gegeven in
een dubbelblinde, placebo gecontro-
leerde studie. Natuurlijk moeten de
honden voldoen aan een aantal inslui-
tingscriteria. Zo mag het plasma kre-
atinine-gehalte niet hoger zijn dan 100
pmol boven de referentiewaarde en
mag de GFR niet te laag zijn. De hon-
den die instromen in de proef krijgen
drie maanden enalfor of een placebo.
Aan het begin en aan het einde van de
periode worden tijdens een opname
van twee dagen de klinische status, een
aantal plasmaparameters en de GFR
bepaald. Tevens wordt onder echoge-
leide een nierbiopt genomen voor his-
tologisch onderzoek.
De kosten om vast te stellen of de pa-
tiënt voldoet aan de insluitingscriteria
zijn gedeeltelijk voor rekening van de
eigenaar (ongeveer ƒ 500,—). Daama
hoeft de eigenaar niets meer te betalen
voor medicijnen en controles. Tevens
wordt gedurende de drie maanden van
het onderzoek gratis nierdieet^ ver-
strekt. Als blijkt dat de enalfor inder-
daad een gunstig effect heeft dan krijgt
de \'placebogroep\' achteraf alsnog
voor drie maanden gratis medicijnen.
Wij hopen met dit onderzoek een
nieuwe impuls te geven voor een ade-
quate behandeling van patiënten met
nierproblemen. Indien u een patiënt
heeft die lijkt te voldoen aan genoemde
criteria, is deze van harte welkom op de
polikliniek Nefrologie (elke dinsdag-
ochtend), maar u kunt ook van tevoren
even bellen voor overleg. Alvast harte-
lijk dank voor uw medewerking.

Drs. Christine Piek
(specialist in opleiding, interne
geneeskunde voor gezelschapsdieren).

Drs. Hein Meyer
(specialist interne geneeskunde voor
gezelschapsdieren).

Telefonisch spreekimr Nefrologie: 030 -
2537767, elke donderdag van 13.30 tot
14.30 uur. Buiten het spreekuur kunt u
ons bereiken door de receptioniste een
notitie te laten maken. Eén van ons belt
u dan zo spoedig mogelijk terug.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.

-ocr page 305-

Berichteoen verslagen

GUSTAV ROSENBERGER MEMORIAL FUND

Het Gustav Rosenberger Memorial
Fund werd ter nagedachtenis aan pro-
fessor Gustav Rosenberger uit Han-
nover opgericht na het zo succesvol ver-
lopen Buiatrics Congres te Amsterdam
in 1982. Professor Rosenberger was de
grote initiator van de World Buiatrics
Association, dat eens in de twee jaar het
Buiatrics Congres organiseert.
Van 8 tot en met 12 juli 1996 werd in

Edinburgh het 19^ Buiatrics Congres
voortreffelijk georganiseerd door de
British Veterinary Cattle Association.
Tijdens de openingsceremonie werd
de Gustav Rosenberger Memorial
Award uitgereikt aan dr. Pavol Mu-
dron uit Slowakije. Dr. Pavol Mudron
heeft veel onderzoek verricht op het
gebied van Vit E en Selenium.
Het Gustav Rosenberger Memorial
Fund werd dit jaar in mime mate ge-
sponsored door Rhône Mérieux te
Lyon; deze sponsoring zal de komende
jaren worden voortgezet. Hierdoor kon
aan dr. Mudron een cheque van 10.000
dollar worden uitgereikt. Rhône Mé-
rieux zorgde tevens voor de verblijfs-
kosten van dr. Mudron en de congres-
kosten waren voor rekening van de
Britse organisatie. Dr. Mudron zal de
GRM Award gebmiken om zijn labo-
ratorium in Kosice met de benodigde
apparatuur uit te breiden.
Tijdens de Algemene Vergadering van
de World Buiatrics Association werd
professor dr. H.J. Breukink benoemd
tot voorzitter. Hiermee volgt hij pro-
fessor Espinasse uit Toulouse op, die
begin dit jaar overleed.

R. Back.

secretaris/penningmeester GRM Fund

BEDRIJFSLEVEN KAN VOORTAAN STRUCTURELE
VETERINAIRE EXPORTBELEMMERINGEN AANGEVEN

Het ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij (LNV) heeft geko-
zen voor een andere aanpak van struc-
turele veterinaire en zoötechnische
belemmeringen van de export naar
landen buiten de Europese Unie. Daar-
bij ligt de nadruk op de samenwerking
met het bedrijfsleven. Voortaan kan al-
leen het bedrijfsleven de exportbelem-
meringen aangeven die volgens de
sector aangepakt moeten worden. Van
de sector wordt nadmkkelijk verwacht
dat deze ook meehelpt bij het vinden
van oplossingen.

Het ministerie van LNV heeft een aan-
tal eisen geformuleerd die aangeven of
een exportbelemmering van dien aard

In deze mbriek treft u informatie aan
over drie cursussen voor de dierenarts.
Opgave voor alle genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@ pobox.
ruu.nl. Ons volledige cursusaanbod
kunt u, naast onze brochure, vinden op
internet pagina: http://www.cc.ruu.nl/
paod.

Zenuwstelsel en bewegingsappa-
raat varken
(96.304), 3 december
1996; 09.00 - 17.00 uur te Zeist. De
is dat deze in behandeling kan worden
genomen:

* Het moet gaan om een structurele
exportbelemmering naar een land
buiten de EU.

* De belemmering moet in strijd zijn
met de WTO-regels.

* Nederland moet de overheid van het
betreffende land kunnen aanspreken
op de belemmering.

Om te komen tot een juiste prioriteits-
stelling van de aan te pakken exportbe-
lemmeringen zal LNV die, in samen-
spraak met de sector, toetsen op onder
meer het potentieel van de toeganke-
lijk te maken markt en op de vraag of
opheffing van de belemmering haal-

kosten bedragen ƒ 440,-- (inclusief
lunch).

In opeenvolgende cursussen zijn ten
aanzien van het varken de respiratie,
de digestie, de fertiliteit, de voeding,
de huisvesting en de verzorging aan de
orde geweest. Deze cursus is gewijd
aan het locomotie-apparaat en het ze-
nuwstelsel. De cursusleider is drs.
M.T. Voets. Het programma ziet er als
volgt uit:

Dr. M.F. de Jong start de dag met een
bijdrage over de algemene diagnostiek
pootafwijkingen en klauwgebreken.
Hierna zal drs. P.G.M. Rambags spre-
ken over Splay-leg en andere locomo-
baar is.

Voor geselecteerde exportbelemme-
ringen wordt een plan van aanpak op-
gesteld. Het plan wordt begeleid door
twee coördinatoren, één van LNV en
één van het bedrijfsleven. De aan te
pakken belemmeringen worden eens
per halfjaar uitgekozen. Binnen LNV
wordt de beslissing hierover genomen
door dc stuurgroep Veterinair Ex-
portbeleid, onder leiding van direc-
teur-generaal J.F. de Leeuw.

Aanmeldingsformulieren voor export-
belemmeringen zijn verkrijgbaar bij
de Directie Industrie en Handel van
het ministerie van LNV.

tiestoomissen bij niet gespeende big-
gen; congenitale tremor. Na de koffie
gaat dr.
J. Vos verder met een bijdrage
over locomotiestoomissen bij fok- en
mestvarkens. \'s Middags zal achter-
eenvolgens gesproken worden over:
streptococcus-infecties bij varkens
door dr. U. Vecht, kannibalisme door
dr. C.J.M. Scheepens, zullen praktijk-
gevallen worden besproken en dr. T.G.
Kimman zal spreken over infectieuze
aandoeningen van het centrale zenuw-
stelsel. De dag zal worden afgesloten
met een algemene discussie.

Dia-diagnostiek oogheelkunde; in-
tra oculaire afwijkingen
(96/144),
dinsdag 3 december 1996 van 13.30

-ocr page 306-

tot 17.00 uur te Utrecht. De kosten be-
dragen ƒ 295,-.

In een relatief kleine groep wordt aan
de hand van dia-materiaal een aantal
oogheelkundige patiënten gesimuleerd
aan de hand van het genoemde onder-
werp. Van de deelnemers wordt een
actieve bijdrage gevraagd in het vast-
stellen van de waarneembare ver-
schijnselen en afwijkingen. Uitein-
delijk is het doel per geval een lijst van
differentieel-diagnoses en een plan
voor de behandeling op te stellen. De
cursusleider is dr. F.C. Stades.

De papegaai als spoedgeval in de ge-
zelschapsdierenpraktijk (UD)
(96/
902), vrijdag 13 december 1996 van
13.30 tot 17.00 uur te Utrecht. De kos-
ten bedragen ƒ 475,--.
Deze cursus is voor gezelschapsdie-
renpractici die incidenteel papegaaien
op het spreekuur krijgen, maar wel
worden verwacht direct handelend op
te treden bij levensbedreigende situ-
aties. Aan de orde komen de meest
voorkomende spoedeisende situaties
en de wijze waarop deze herkend en
behandeld kunnen worden. Naast de
theorie wordt ook aan de praktijk uit-
gebreid aandacht besteed (hanteren,
bloed afnemen, dwangvoederen, aan-
brengen tube in luchtzakken bij ob-
structie luchtwegen. De cursusleider is
dr. J.T. Lumeij.

THE VETERINARY CLINICS ÜF NORTH AMERICA

op de verschillende deelgebieden van jaar): W.B. Saunders Company, 6277

Sea Harbor Drive, Orlando. FL: 32887-
4800. USA. (Betalingen met behulp van
een credit card is het meest eenvou-
dige.)

Dr. W.D.J Kremer

het vakgebied.

Abonnementenadministratie van \'The
Veterinary Clinics of North America:
Food Animal Practice\' ($ 96.00 per

The Veterinary Clinics of North Ame-
rica: Food Animal Practice
wordt vier
maal per jaar uitgegeven. Per uitgave
wordt één onderwerp uitgebreid bespro-
ken, dat van belang is voor de land-
bouwhuisdierenpraktijk.
Het julinummer van The Veterinary
Clinics
(Volume 12, Number 2, July
1996, Paratuherculosis (John\'s Disea-
se))
is gewijd aan paratuherculosis
(John\'s Disease). Hierin zijn bijdragen
opgenomen van tien verschillende au-
teurs over de volgende onderwerpen: de
transmissie van de infectie, de immuno-
logie, de kliniek, de diagnose, de econo-
mische aspecten, de bedrijfsdiergenees-
kundige aspecten, de (eventuele-) be-
handeling, de bestrijding, en het belang
voor andere dieren en mensen.
Op het gebied van de paratuberculose
bij het rund is momenteel veel in bewe-
ging. Nieuwe inzichten in de transmis-
sie en nieuwe diagnostische mogelijk-
heden hebben gevolgen voor bestrijding
(en eradicatie?) van de infectie. Ook
over de mogelijke relatie met de ziekte
van Crohn bij de mens is genuanceerde
meningsvorming en strategiebepaling
van groot belang.

Voor eenieder die betrokken is bij de ge-
zondheidszorg bij rundvee is dit boek
van groot belang. Het geheel geeft op
een prettig leesbare manier een volledig
overzicht van de verschillende aspecten
van deze belangrijke infectieziekte bij
rundvee. Dit nummer van
The Vete-
rinary Clinics of North America: Food
Animal Practice
illustreert wederom dat
een abonnement op deze serie een goed
hulpmiddel is voor de praktiserende
landbouwhuisdieren-dierenarts om op
de hoogte te blijven van ontwikkelingen

-ocr page 307-

Hond en kat in de stad; M.J.T.R. Riet-
bergen. SR 527/96: 97 pp.

Probiotica bij kalveren; S.C.L. van Win-
den. SR 528/96: 37 pp.

Toepassingsmogelijkheden voor anticon-
ceptie met behulp van zona pellucida im-
munisatie; K. Orsel. SR 529/96: 54 pp.

Zoönosen en andere ziekten op kinderboer-
derijen en hun betekenis voor de volksge-
zondheid; 1. Kreijkes. SR 530/96: 32 pp.

De rol van Prostaglandine F2„ (PFG2„) en
Oxytocine tijdens de luteolyse bij het rund;
A.E. Veenkamp. SR 531 /96: 39 pp.

De behandeling van radiusfracturen bij
paarden en runderen: raadzaam of rampza-
lig?; A.M. Smit. SR 532/96: 85 pp.

Mestproblematiek; J. Mous. SR 533/96: 36
PP

Erfelijk bepaalde gevoeligheid voor het
ontstaan van natuurlijk scrapie bij de Ne-
derlandse Texelaar; E. de Haan. SR 534/
96: 27 pp.

Equine influenza. Interferentie van mater-
nale antilichamen met dc vaccinatie; C.L.L.
Dujardin. SR 535/96: 26 pp.

De voorkeur van leghennen voor een lamp-
type; S.J. Bos en P.M.A. de Kriek. SR 536/
96: 32 pp.

pH veranderingen van de runderhuid na lo-
kale applicatie van diverse preparaten; L.
Loef. SR 537/96: 28 pp.

\'Readiness for birth\'. Klinische en endo-
crinologische aspecten van dracht en par-
tus bij de merrie; J.H.A. v.d. Wielen. SR
538/96: 64 pp.

Padhengsten: overschat of ondergewaar-
deerd?. Reproductieresultaten van vier
KWPN rijpaardhengsten over één deksei-
zoen; T. Laan en M. Yokoi. SR 539/96: 42
pp.

Spieraandoeningen bij het paard; A. Meij-
ninger en T. Naggers. SR 540/96: 52 pp.

Malaria bij de zwartvoetpinguin (Sphe-
niscus demersus); P. van der Kaaden en A.
Mulder. SR 541/96: 52 pp.

Het onderzoek en de behandeling van een
sinusitis bij het paard; E.M. Broens. SR
542/96: 33 pp.

De invloed van anoplocephala op darmin-
vaginaties in het ileocaecale gebied bij het
paard; G. Gjaltema en N. Hoes. SR 543/96:
55 pp.

Cognitieve ethologie. Het denkende dier:
werkelijkheid of fictie?; M.M.L.A. Baeten.
SR 544/96: 64 pp.

Diabetes insipidus bij het paard. Een litera-
tuurstudie; F. ter Stal. SR 545/96: 24 pp.

Tochtigheidsverschijnselen bij drachtige
koeien; I. Dijkhuizen. SR 546/96: 29 pp.

In Vitro immuunsuppressie door Bovine
Virus Diarree Vims? Een pilotexperiment;
D. Trilk. SR 547/96: 23 pp.

Retentio secundinarium bij het paard, een
literatuurstudie; A. van Aalten. SR 548/96:
52 pp.

Salmonella bij volwassen runderen en de
volksgezondheid. Een onderzoek in Frank-
rijk naar de contaminatie van de dieren en
de omgeving met salmonella vanaf de
boerderij tot in de slachtlijn; G. van der
Heiden en H. Ebbinge. SR 549/96: 68 pp.

Het gebmik van mechanische hechtappara-
ten in de veterinaire chirurgie; M.V. Galle-
go. SR 550/96: 63 pp.

Beoordeling van de kwaliteit van dressuur-
en springpaarden aan de hand van objec-
tieve criteria; A.C. Hoogendoom. SR 551/
96: 33 pp.

Toxoplasmose bij geiten; A.P.G. Antonis
en P.M. Jager. SR 552/96: 54 pp.

Fertility on two dairy farms in Mozam-
bique. Including the evaluation of the com-
puter-program FERTAN in fertility-ma-
nagement; M. Bossard. SR 553/96: 44 pp.

Zoönosen op kinderboerderijen. Een in-
ventarisatie; D. van Doom en M. Kamp.
SR 554/96: 63 pp.

LIJST STUDENTENREFERATEN (2)

Genetic immune response in leishmania-
sis; R. Oliveira. SR 555/96: 38 pp.

Onderzoek naar huisvesting, voeding en
veterinaire aspecten op K.I.-stations in
Nederland. Een inventariserend onderzoek
ove de jaren 1992 en 1993; H. Groenen en
L. Hoomick. SR 556/96: 124 pp.

Drie operatieve methoden ter behandeling
van voorste kmisbandlaesies bij de hond;
E.A. Kousemaker. SR 557/96: 88 pp.

De rol van actieve foetale bewegingen tij-
dens late dracht en partus en het ontstaan
van de geboortevolgorde van bilaterale
tweelingen bij het schaap; S. Hoefsloot en

A. Raming. SR 558/96: 93 pp.

Fokken is gokken of niet? De lineair score
als basis voor een exterieurbeoordeling bij
de hond; A.H. de Wilde en Ch.H. Zuider-
duin. SR 559/96: 52 pp.

Allergie voor katten; A.C.C. Boonstra. SR
560/96:21 pp.

Hypertrofische osteodystrofie, een honden-
ziekte?; M.J. Hoffman. SR 561/96: 47 pp.

Mogelijke beïnvloeding van de reproduc-
tiecyclus bij aalscholvers (Phalacrocorax
carbo sinensis) in Nederland. "Aalscholver
aan de pil"; F. Bahlmann en M. te Loo. SR
562/96: 18 pp.

The percentage of feline, canine, avian and
exotic animal consultations in veterinary
practice in the Netherlands in 1994;

B.R.M. Luyten. SR 563/96: 13 pp.

Melanomen bij paard en mens. Zwart/
Wit?; H.H.G. Polling. SR 564/96: 39 pp.

De verandering van de collaterale flow na
sluiting van portosystemische shunts; A.
Revet. SR 565/96: 43 pp.

Elleboogproblemen bij Bemer Sennen-
honden?; E. Leusink, SR 566/96: 84 pp.

Juveniele sterfte bij Ungulata in dierentui-
nen; S. Brandts en A. Wijlhuizen. SR 567/
96: 58 pp.

Transiënt juveniele hyperammonemie bij
de Ierse Wolfshond; F. de Kloet. SR
568/96:21 pp.

Ongewenst gedrag bij de kat. Theorie en
praktijk.; K. Rekvelt. SR 569/96: 65 pp.

-ocr page 308-

DOLF

GOEDEGEBUURE

Op 23 augustus 1996 overleed op 54-
Jarige leeftijd Dolf Goedegebuure. Het
bericht van zijn overlijden bereikte op
die vrijdagnamiddag het Instituut als
een donderslag bij heldere hemel.

Dolf Goedegebuure werd op 22 sep-
tember 1941 in Bunnik geboren. Na de
lagere school en een vijfjarige HBS-B-
opleiding behaalde hij op 4 juli 1969
zijn dierenartsendiploma. Bijna twee
maanden later, op 1 september 1969,
trad hij in dienst bij hei Pathologisch
Instituut, dat onder leiding stond van
professor S. van den Akker. Na het
doorlopen van een drietal weten-
schappelijke rangen, volgde hij in
1976 zijn aanstelling als wetenschap-
pelijk hoofdmedewerker.

Dolf behoorde tot de kleine groep van
wetenschappelijke medewerkers die in
de zeventiger jaren heeft bijgedragen
aan de historische ontwikkeling van
een tot dan in hoofdzaak statisch-mor-
fologische ziektekunde tot een functio-
neel-dynamische pathologie, waarbij
de descriptief-morfologische benade-
ring van ziekteprocessen werd ver-
diept en aangevuld met functioneel-
dynamische methoden. Hierdoor kon
vanuit de pathologie een wezenlijke
bijdrage worden geleverd aan het toen
ingestelde nieuwe onderwijsvak Pa-
thofysiologie.

lLuJ^

Dolf bekM\'aamde zich primair onder
leiding van professor Van den Akker in
de veterinaire pathologie. In 1990
werd hij erkend als de facto specialist
en als zodanig opgenomen in het toen
ingestelde specialistenregister. In
1995 was hij als veterinair patholoog
mede oprichter van het Europese
College van Veterinair Pathologen.
Hij verwierf als een der eerste veteri-
nair pathologen naam met betrekking
tot de pathologie van de bewegingsor-
ganen, een bekendheid zich uitstrek-
kend tot ver over onze landsgrenzen,
onder andere resulterend in vele na-
tionale en internationale presentaties
en ongeveer 114 wetenschappelijke
publicaties. Ten behoeve van deze or-
gaanspecialisten verbleef hij in 1975
gedurende drie maanden bij professor
dr. K. Daemmrich in het Institut för
Veterinär Pathologie te Berlijn. In
Nederland hebben velen binnen en
buiten de faculteit kunnen profiteren
van zijn kennis door zijn bijdrage aan
een groot aantal onderzoeksprojecten,
mede in het kader van proefschriften.
Bovendien hebben vele collegae ge-
bruik gemaakt van zijn deskundige en
efficiënte aanpak van de klinische dia-
gnostische pathologie.

Met betrekking tot zijn docentschap
heeft hij vele generaties .studenten aan
zich gebonden doorzijn heldere, syste-
matische en enthousiasmerende ma-
nier van onderwijs geven. Daarnaast
was Dolf vooral de laatste jaren actief
en emotioneel betrokken bij het inter-
nationaal universitair en postacade-
misch onderwijs in de veterinaire pa-
thologie. Zo was hij van 1989jaarlijks
gedurende zes weken als .senior lectu-
rer verbonden aan de Faculty of
Veterinary Science van Harare in
Zimbabwe. Hierbij participeerde hij
ook in een nog onvoltooid gemeen-
schappelijk onderzoeksproject be-
treffende fosforgehaltes en productivi-
teit bij geiten. Voorts was hij sinds
1994 lid van de \'advisory board\' van
de C.L. Davis Foundation, een Ameri-
kaanse stichting met een Europese di-
visie ter bevordering van de veteri-
naire en vergelijkende pathologie. Ten
behoeve hiervan was hij in respectie-
velijk 1994, 1995 en 1996 mede-orga-
nisator van een drietal symposia in
Engeland, Nederland en Zwitserland.
De mede door hem geëntameerde ves-
tiging van een \'Davis Study Centre\' in
Utrecht kon helaas nog niet worden
geëffectueerd.

Naast zijn deskundigheid als veterinair
Patholoog en zijn doceerkwaliteiten,
bezat Dolf ook onmiskenbare organi-
satorische en bestuurlijke talenten.
Hiervan getuigt ondermeer zijn parti-
cipatie in vele commissies en besturen.
Zo leverde hij gedurende vele jaren een
belangrijke bijdrage aan het dagelijks
bestuur van de vakgroep en maakte hij
tijdens een lange reeks van jaren deel
uit van het bestuur van de \'Interna-
tional Neighbour Group\'. In 1984 was
hij de organisator van de tentoonstel-
ling \'Beesten binnenste buiten \' ter ge-
legenheid van 75 jaar veterinaire pa-
thologie in Utrecht.

Gedurende de 27 jaar dat Dolf werk-
zaam was in het Pathologisch Instituut
hebben velen hem leren kennen en
waarderen als een zeer intelligente
persoonlijkheid met een bewonde-
ringswaardig brede intellectuele en
culturele belangstelling en een grote
betrokkenheid bij al zijn activiteiten.
Hij genoot van zijn gezin, zijn activi-
teiten voor de school en sportvereni-
ging van zijn kinderen, zijn toneel-,
opera- en concertbezoeken, zijn con-
gresreizen in hotel of alpenkreuzer en
zijn werk als veterinair patholoog. Hij
wilde daar iedereen bij betrekken en
deelachtig van maken. Zijn ziekte hield
hij echter voor zichzelf en mocht niet
drukken op zijn omgeving.

Wij zullen Dolf missen, vooral in hei
Instituut waar hij altijd zo duidelijk en
soms op luide wijze aanwezig was.
Hierbij gaan onze gedachten ook uit
naar Dolfs gezin, zijn echtgenote
Marianne en zijn kinderen Ruth.
Christine en Simon. Wij wensen hen
veel sterkte toe in deze onpeUbaar
moeilijke tijd.

Johan Mouwen
Ted van den Ingh

Mede namens overige medewerkers en
oud-medewerkers van de Vakgroep
Pathologie van de Faculteit der Dier-
geneeskunde te Utrecht.

-ocr page 309-

JAARCONGRES TE ROLDUC, GRENZELOOS VETERINAIR ONDERWIJS

I

-ocr page 310-

PRAKTIJK WENST ALGEMEEN BEKWAME DIERENARTS

Kerkrade, vrijdag 4 oktober 1996- Het Jaarcongres van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
dit jaar heel toepasselijk op
werelddierendag, speelt zich af in Rolduc te Kerkrade. Het thema \'Grenzeloos
veterinair onderwijs\' laat de beroepsgroep geenszins koud, zo blijkt uit het
grote aantal deelnemers. De dierenartsen worden met triomfantelijk hoornge-
schal ontvangen in dit katholieke bolwerk. Vanouds een klooster en oplei-
dingscentrum voor priesters, is het riante Rolduc met zijn gewichtige uitstra-
ling één van de meest indrukwekkende locaties aller tijden voor het congres
van de KNMvD. Natuurlijk wordt van iedereen enige aanpassing verwacht: de
af te leggen afstanden tussen koffie en voordrachten zijn lang en de routes niet
altijd voor de hand liggend. Galmend, vanwege de hoge ruimtes, maant men el-
kaar tot spoed, want honderden mensen laten zich niet eenvoudig verkassen.
Maar de dierenartsen lijken zich vrijwel direct thuis te voelen. De Afdeling
Limburg en de Congrescommissie mogen opgelucht ademhalen, want veteri-
nair Nederland voelt zich, naar de aard van de streek, gastvrij onthaald.

dat studenten zelf hun interesses kunnen
volgen. Hij hoopt dat daarmee een juiste
attitude wordt aangekweekt: \'Zodat de
dierenarts zich ook bewust is van zijn
verplichtingen als pleitbezorger van het
dier, dat wil zeggen kritisch is tegenover
de vertechnisering van het nutsdier en
de vermenselijking van het gezelschaps-
dier.\'

Door Sophie Deleu

Aan de voorzitter van de Afdeling Lim-
burg, drs. A.E
.J.M. van den Bogaard,
het woord: \'Zongen wij in mijn studen-
tentijd nog: wij zijn de veterinairen, der
dieren laatste hoop... nu is het vooral in
de gezelschapsdierensector volledig ge-
accepteerd om naar een specialist door
te verwijzen, voordat die hoop de bo-
dem wordt ingeslagen.\' Van den Bo-
gaard geeft hiermee aan dat we nu reeds
geruime tijd vele vomien van differen-
tiatie en specialisatie kennen en dat het
beeld van de dierenarts-alleskunner ach-
terhaald is. Dat behoort zijn weerslag te
hebben op het onderwijs.
Maar ook de KNMvD dient te verande-
ren. Van den Bogaard: \'We zijn blijven
hangen in de jaren 60, waarin alles op
consensus gebaseerd moest zijn. Een
modeme organisatie heeft echter een be-
stuur dat gemandateerd is om te onder-
handelen.\' De voorzitter geeft wel aan
dat er niettemin plaats moet zijn voor
discussie, bij voorkeur geëntameerd
door het bestuur. Verder dient er oog te
zijn voor socialisatie. \'Je kunt niet vroeg
genoeg beginnen met het bijbrengen
van normen en waarden\', zegt hij. \'Dus
liefst al tijdens de opleiding\'. De facul-
teit -\'Dat staat buiten kijf- leidt goede
dierenartsen op. Maar de op te nemen
kennis wordt te groot. Er zijn volgens
Van den Bogaard twee oplossingsrich-
tingen: verdergaande differentiatie en
specialisatie of probleemgeörienteerd
onderwijs. Het belangrijkste vindt hij

CONCURRENTIEKRACHT
De officiële opening van het Jaar-
congres geschiedt door de Commissaris
der Koningin, in Limburg Gouvemeur
genaamd, mr. B.J.M. baron van Voorst
tot Voorst.

\'Een doelstelling van onze provincie is
het realiseren van een modeme, concur-
rentiekrachtige veehouderij die in alle
opzichten voldoet aan de eisen aan mi-
lieu en welzijn. En dat in een tijdsbestek
van tien jaar. Voorwaar een operatie van
allure!\', legt de gouvemeur uit. \'Be-
drijfsontwikkeling is daarbij noodzake-
lijk, ondanks mest- en ammoniakbeleid,
om de dynamiek in de sector te behou-
den.\' Hij geeft toe dat er nog de nodige
varkentjes gewassen moeten worden.
\'Maar de provincie zit erop als de bok op
de haverkist en is er als de kippen bij als
het beleid, c.q. de voorgestelde maatre-
gelen moeten worden aangepast\'. Hier-
bij vermeldt hij dat de uitstekende kwa-
liteit van de producten van de veestapel
mede een verdienste is van de dierenart-
sen, die tegenwoordig met de veehouder
overleg plegen over de preventie van
ziekten: \'Een zeer goede zaak.\'

JAARREDE 1996
En dan breekt een belangrijk moment
aan: de voorzitter van de KNMvD, drs.
A.W. Udo, spreekt zijn Jaarrede uit, in-
tegraal opgenomen in deze aflevering
van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde (zie pagina 696).

JAARPRIJS TIJDSCHRIFT
Dr. W. Sybesma is dit jaar aftredend als
voorzitter van de Hoofdredactie van het
Tijd.schrift voor Diergeneeskunde. Het
is derhalve dc laatste keer dat hij de
Jaarprijs mag uitreiken.

\'Concrete vmchten van veterinaire in-
spanningen verdienen het in de etalage
te worden gezet als bewijs van vakman-
schap\', begint hij. \'In het door de facul-
teit gehanteerde systeem van kwaliteits-
beoordeling zou de Jaarprijs ingebracht
moeten worden als nationaal criterium.\'
Hij doelt erop dat auteurs veelal afgere-
kend worden op een impact factor, het-
geen tot gevolg heeft dat steeds minder
wetenschappers in het Tijdschrift publi-
ceren. Terwijl een publicatie in dit vak-
blad van grote waarde is voor de be-
roepsgroep. Met het ontvangen van de
Jaarprijs zou een auteur dus waardering
moeten oogsten bij onderzoeksinstellin-
gen.

-ocr page 311-

R^-MiMii

^ i nu

^Hl

Wat bepaalt de keuze? Allereerst dient
een artikel goed geschreven te zijn en
van wetenschappelijke kwaliteit. Maar
de redactie heeft besloten ook het belang
van het onderwerp mee te laten tellen.
De volgende stap, dat dan ook een serie
artikelen voor de Jaarprijs in aanmer-
king kan komen, is snel gezet.

Op basis van deze nieuwe opstelling zijn
de volgende artikelen genomineerd.

1. Een onderzoek naar de oorzaak
van massale sterfte van marien ge-
kweekte regenboogforellen
{On-
corhynchus mykiss,
Walbaum) op
een aquacultuurbedrijf in zuid-
west Nederland;
R.W.A. van Oor-
schot, G.H.R. Booms, T. Latscha en
J.H. Boon. Aflevering van 15 sep-
tember 1995 (pagina 531).

2. Reeks over veterinaire tandheel-
kunde
van A.W. van Foreest.

* Aanleg, houw en functie van het

gebit van de kat. Aflevering van 1
januari 1995 (pagina 3).

* Extraheren van gebitselementen
bij de kat.
Aflevering van 15 febru-
ari 1995 (pagina 106).

* Classificatie, nomenclatuur en
identificatie van gebitselementen
bij dieren.
Aflevering van 15 april
1995 (pagina 233).

* Tandhalslaesies bij katten; etiolo-
gie - klinische diagnostiek - thera-
pie.
Aflevering van 15 juni 1996
(pagina 356).

* Hetfeliene gingivitis-stomatitis-fa-
ryngitis complex. Chronische/ re-
cidiverende mondslijmvliesonste-
kingen kat.
Aflevering van 1
oktober 1995 (pagina 558).

3. Reeks over mastitis bij het rund

* Subklinische en klinische mastitis
op melkveebedrijven in Nederland:
epidemiologische ontwikkelingen
van Y.H. Schukken, T.J.G.M.

Lam, M, Nielen, H. Hogeveen,
H.W, Barkema en F.J. Grommers.
Aflevering van 1 april 1995 (pagina
208).

* Pathogenetisch onderzoek naar
Escherichia coli mastitis
van E.N.
Noordhuizen-Stassen, W.D.J, Kre-
mer, J.A.C.M. Lohuis en T. van
Werven. Aflevering van 1 april
1995 (pagina 214),

* Tepeldesinfectie en mastitis bij het
rund: een literatuuroverzicht
van
T.J.G.M. Lam, J.H. van Vliet en
Y.H. Schukken. Aflevering van 1
juli 1995 (pagina 392).

* De betrouwbaarheid van het bacte-
riologisch onderzoek naar meng-
monsters voor de diagnose van
subklinische uierinfecties bij rund-
vee
van M,L. Morselt, T.J.G.M.
Lam, L.A. van Wuijckhuise, P.
Franken, E.G. Hartman en Y.H.
Schukken. Aflevering van 15 juli/1
augustus 1995 (pagina 426).

* De bedrijfsdiergeneeskundige aan-
pak van een te hoog tankmelkcelge-
tal veroorzaakt door Steptococcus
agalactiae
van S.H. Loeffler,
T.J.G.M, Lam. H.W. Barkema, D.
Scholten, A.L.D. Hessels en A.M.
van Gestel. Aflevering van 15 au-
gustus 1995 (pagina 458).

\'Het was niet eenvoudig om de beste te
kiezen\', lacht Sybesma. \'De voorbeel-
dige samenwerking van de Gezond-
heidsdienst en de Faculteit der Dier-
geneeskunde, waarbij een ingewikkeld
probleem wordt aangepakt op weten-
schappelijk verantwoorde wijze, heeft
de doorslag gegeven om de derde geno-
mineerde de Jaarprijs toe te kennen (de
serie artikelen over mastitis bij het
mnd).\' Sybesma roept uit praktische
overwegingen alleen de eerste auteurs
naar voren, die geheel toevallig aanwe-
zig zijn behalve twee.
Y.H. Schukken treedt als woordvoerder
op: \'Ik kan er kort over zijn. Het is ge-
weldig om op deze manier samen te mo-
gen werken en het is helemaal geweldig
dat het wordt opgemerkt.\'

UITREIKING SPECIALISTEN-
CERTIFICATEN

\'Het afgelopen verenigingsjaar was een
topjaar voor de Raad voor Specialisatie
Diergeneeskunde\', aldus de voorzitter
van de KNMvD, \'Maar liefst 28 dieren-
artsen werden ingeschreven in het Ne-
deriands Veterinair Specialistenregis-
ter.\'

Voor het specialisme Inteme Genees-
kunde der Gezelschapsdieren zijn R.J.

-ocr page 312-

Gerritsen en H.S. Kooistra erkend als
specialist.

Voor het specialisme Veterinaire Dier-
voeding konden de heren dr. H. Everts
en J. Vel ing aan het register worden
toegevoegd.

Udo: \'Het heeft even geduurd, maar
eindelijk is het nu toch zo ver. Vandaag
kunnen we maar liefst dertien collegae
in de schijnwerpers zetten voor hun re-
gistratie als specialist Veterinaire
Microbiologie.\' Ingeschreven zijn als
zodanig: mevrouw dr. A.A.H.M. ter
Huume, de heren dr. P.G.H. Bijker,
J.H. Bongers, dr. J.H. Boon, A.
Dekker, dr. A.L.W. de Gee, dr. E.A. ter
Laak, dr. ing. H. Mol, prof dr.
J.T. van
Oirschot, prof dr. J. Oosterom, prof
dr. A.D.M.E. Osterhaus, dr. U. Vecht
en dr. J. A. Wagenaar.
Het specialisme met het grootste aantal
ingeschrevenen is Veterinaire Patho-
logie. Uitbreiding vindt dit jaar plaats
met de heren N.H.M.T. Peperkamp en
C. van Maanen.

Voor het specialisme Veterinaire
Volksgezondheid zijn ingeschreven,
de heren: B. Bmins Jzn., J.M.P. den
Hartog en dr. H.A.P. Urlings.
Het specialisme Reproductie van het
Paard is uitgebreid met twee collegae,
de heren dr. J.F. Pycock en P.J. de
Vries.

Aan het specialistenregister Chirurgie
van het Paard zijn dit jaar vier dieren-
artsen toegevoegd: mevrouw B.P.M.
Comelissen, mevrouw E.J. van der
Zaag en de heren dr. P.J.G.M. Ste-
verink en M.A. Willemen.
Waarschijnlijk worden binnenkort de
specialismen herkauwersgezondheid,
kleine-herkauwersgezondheid, varkens-
gezondheid en pluimveegezondheid
opengesteld.

ONDERSCHEIDINGEN
Dan begint de voorzitter te glimlachen.
Aan hem de dankbare taak om de \'Ge-
schenken ter Onderscheiding\' uit te rei-
ken. Het prachtige beeldje van Jits
Bakker is dit keer voor twee verraste he-
ren: prof dr. A. Pijpers, onder meer be-
kend van het Algemeen Bestuur (en vele
andere activiteiten, zoals de werkgroep
Dierenarts-Varkenshouder 2000) en H.
Jorritsma, thans voorzitter van de Groep
Geneeskunde van het Rund. Beiden
hebben zich enorm ingezet voor de
KNMvD. Het is dan ook met enige ont-
roering dat zij hun geschenk in ont-
vangst nemen.

REUXTIE MENS-DIER

De relatie mens-dier krijgt met de re-
cent benoemde hoogleraar Relatie
Mens-Dier, mevrouw prof dr. E.N.
Noordhuizen-Stassen een nieuw ge-
zicht. In een korte voordracht stelt de
eerste Nederlandse, vrouwelijk dieren-
arts-hoogleraar in de diergeneeskunde
zich voor aan de KNMvD. Haar visie
wordt gekenmerkt door realisme.
Ethische vraagstukken dienen naar
haar mening te allen tijde getoetst te
worden aan de toepasselijke sociaal-
economische waarden, de ecologische
waarden en vanzelfsprekend de ethi-
sche waarden. De Commissie Ethiek
kan hierin een belangrijke rol spelen.

Verder hecht Noordhuizen-Stassen
veel waarde aan de betrokkenheid van
de achterban. Ze vindt dat hierin voor-
al de diersoortgerichte Groepen van de
KNMvD een verantwoordelijkheid
hebben. De aansluiting met de praktijk
is voor haar van groot belang.

10 JAAR VEEHOUDER EN
DIERENARTS

Aangedaan en met terechte trots pre-
senteert vervolgens C. Willenborg het
lustmmnummer van Veehouder en
Dierenarts. De veehouders ontvangen
dit tijdschrift boordevol vakkundige

-ocr page 313-

veterinaire voorlichting elk kwartaal
uit handen van vele dierenartsen.
De voorzitter van de redactiecommissie
schetst de historie van het blad en neemt
in zijn gloedvolle voordracht, door-
spekt met dia\'s (foto\'s van Geert Bis-
tervels en illu.straties van Henk Vriese-
laar) de diergeneeskunde onder de loep.
Want Veehouder en Dierenarts is een
spiegel en de reflectie van de dierge-
neeskunde is in de afgelopen tien jaar
evenzeer veranderd als de diergenees-
kunde zelf Het lustrumnummer dat de
titel \'Toen, Nu en Dan\' heeft meegekre-
gen, geeft dan ook een overzicht van de
diergeneeskunde vroeger, vandaag en
in de toekomst in de verschillende sec-
toren.

Verder brengt de redactiecommissie ter
gelegenheid van het lustrum het boek
\'Adviezen van de Dierenarts\' uit. Hierin
zijn de bedrijfsadviezen die telkens in
Veehouder en Dierenarts verschijnen,
bondig neergezet en aangepast aan de
huidige stand van wetenschap en tech-
niek.

Willenborg bedankt iedereen die het
blad met raad en daad een warm hart
toedraagt, maar prijst één iemand in het
bijzonder: de redactiesecretaris Geesje
Rotgers. Zij wordt tegen het ceremo-
nieel in, en zeer tot haar eigen verras-
sing, gevraagd het boek Adviezen van
uw Dierenarts aan voorzitter Udo uit te
reiken.

GRENZELOOS VETERINAIR
ONDERWIJS

Eén ding: als prof dr A. de Kruif voor-
zitter is, dan wordt er stevig doorge-
werkt. Het themaprogramma Grenze-
loos Veterinair Onderwijs is bij hem in
goede handen. Terzake en compact vat
hij de probleemstelling samen.
\'Ten eerste is de berg feitenkennis te
groot geworden\', zegt hij. Een voor-
beeld: \'Een student moet van de dier-
soorten paard, rund, varken, schaap,
geit, hond en kat, het optreden van de
puberteit, de cycluslengte, het tijdstip
van ovulatie, de oestrusduur, de lengte
van de graviditeit en de partusduur
kennen. Dat zijn zo maar meer dan
veertig feiten.\' Verder geeft De Kruif
aan dat de interessesfeer van de stu-
denten veranderd is, onder meer door-
dat minder studenten een agrarische
achtergrond hebben. Daamaast begint
de diergeneeskunde van de gezel-
schapsdieren en van de landbouwhuis-
dieren erg uiteen te lopen. Alleen al het
kennisniveau van de verschillende ei-
genaren en dierhouders is totaal ver-
schillend.

De vragen die wij ons stellen zijn dan
ook de volgende:

Aan wat voor dierenartsen heeft de sa-
menleving behoefte?
Wat wensen de dierenartsenpraktijken?
Hoe evolueert het beroep?
Wat gebeurt er met de diergeneeskun-
dige opleiding?

Wat met het diploma? Hoe ziet men dat
in de rest van Europa?
Hoe denken de buren erover?
Kan ik later nog van diersoort verande-
ren?

-ocr page 314-

DIERENARTS: GRENZELOOS
EUROPA

De algemeen secretaris van de KNMvD,
dr. Tj. Jorna, spreekt louter op persoon-
lijke titel over zijn ervaringen tijdens vi-
sitaties van de Europese veterinaire fa-
culteiten, als lid van het Advisory Com-
mittee on Veterinary Training (waarin
vertegenwoordigd de beroepsgroep, het
onderwijs en de overheid). Hij geeft aan
dat de inhoud van het Europese diploma
Dierenarts niet alleen een zaak is van
Nederiand, al denkt Nederland vaak be-
ter te weten, maar vooral van andere lan-
den. Jorna vertelt van zijn droom, c.q.
nachtmerrie: \'Vijfhonderd dierenartsen,
die teveel zijn opgeleid in Zaragoza, ko-
men hier hun brood verdienen.\' Dit geeft
aan dat het beleid van de verschillende
faculteiten op elkaar afgestemd dient te
zijn. \'Maar\', stelt hij gerust: \'Je moet wel
de couleur locale kennen, om het vak
daadwerkelijk uit te kunnen oefenen.\'
Volksverhuizingen zijn derhalve niet
onmiddellijk te verwachten.
De bevoegdheden van de Europese die-
renarts zijn vastgelegd in drie richtlij-
nen: 78/1026/EEG (de wederzijdse er-
kenning van het diploma), 78/1027/
EEG (bepalingen inzake werkzaamhe-
den) en 78/1028/EEG (raadgevend co-
mité opleidi ng dierenartsen).
Bij de visitatie van een faculteit wordt
gelet op de doelstellingen, de organisa-
tie, de financiën, de faciliteiten, de acti-
viteiten, de bibliotheek, de docenten en
de staf, de studenten, het curriculum, het
post-academisch onderwijs en het on-
derzoek. Het studieprogramma dient
tenminste te omvatten: de basisvakken.

Tj. Jorna verwacht onder de Europese dierenartsen niet direct volksverhuizingen.

de klinische vakken, dieriijke productie,
volksgezondheid en kennis over de be-
roepsuitoefening. De studieduur is min-
stens vijfjaar. Theorie en praktijk moe-
ten in balans zijn.

Deze keten is zo sterk als de zwakste
schakel. Een faculteit die perfecte prac-
tici opleidt, maar slechte keuringsdie-
renartsen (en andersom), mag zich geen
veterinaire faculteit noemen. Vandaar
dat de KNMvD belang heeft bij het
voornemen van de Nederiandse facul-
teit om aparte studierichtingen in te stel-
len.

DIERGENEESKUNDE IN
PERSPECTIEF

Na Jorna is direct de Faculteit der
Diergeneeskunde aan het woord, bij
monde van prof dr. A. Rijnberk. Hij be-
spreekt de startnotitie Diergeneeskunde
in 2000, een studie met aparte studie-
richtingen (1994). Het verheugt hem de
ideeën van de strategiecommissie voor
te kunnen leggen aan de beroepsgroep.
De betreffende startnotitie is in 1994 in-
tegraal opgenomen in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde (pagina 572)
en
tevens onderwerp geweest op de Be-
sturendag.

Rijnberk geeft aan dat binnen de dierge-
neeskunde steeds meer differentiatie
ontstaat. Zo is de diergeneeskunde van
het gezelschapsdier sinds de jaren 60

%

-ocr page 315-

een volwassen vakgebied, is de genees-
kunde van het paard van karakter veran-
derd, kennen we nu tevens de genees-
kunde van proefdieren en is veterinaire
volksgezondheid een groeiende disci-
pline. Het is onmogelijk, zo stek de stra-
tegiecommissie, om deze vakgebieden
allemaal op professioneel niveau te be-
strijken. De kwaliteit van de opleiding in
elk van deze deelgebieden staat dan ook
ter discussie.

Anderzijds constateert de commissie
dat bepaalde vakgebieden onvoldoende
veterinaire inbreng kennen, bijvoor-
beeld beleid en management, veteri-
naire volksgezondheid en onderzoek.
Rijnberk: \'Wij denken deze problema-
tiek te kunnen oplossen door aanko-
mende studenten diergeneeskunde aan
de poort te laten kiezen voor een be-
paalde studierichting en tevens de nu-
mems fixus te verhogen.\' Gedacht
wordt aan aparte klinische richtingen
voor verschillende species en aan de
richtingen volksgezondheid, patho-bio-
logisch onderzoek en beleid en manage-
ment. \'Vergelijk het met Delft, waar ie-
dere student weliswaar ingenieur wordt,
maar een mijnbouwer wordt geen archi-
tect en andersom.\' Belangrijk in deze
strategie is niettemin dat iedere student
tot dierenarts wordt opgeleid.

PROBLEEMGESTUURD
ONDERWIJS

De medische faculteit in Maastricht, om
verschillende redenen toepasselijk, maar
alleen al om de locatie van het Jaar-
congres, heeft haar onderwijs totaal an-
ders ingericht dan andere faculteiten.
Chimrg Prof dr. J.M. Greep was erbij
vanaf het eerste uur.

\'We zijn er in de geneeskunde al jaren
achter dat het a) onmogelijk is alle ken-
nis op studenten over te brengen, b) on-
zin is om te denken dat kennis geleerd
voor het examen blijft hangen. En al
zouden a en b positief beantwoord wor-
den, dan nog is de afgestudeerde kort na
het behalen van het diploma achter en is
zijn kennis verouderd.\' Het antwoord is
probleemgestuurd en -georiënteerd on-
derwijs en specialisatie. De genees-
kunde kent 135 specialismen.
Het probleemgestuurde onderwijs le-
vert mensen af die problemen en lacu-
nes in kennis kunnen onderkennen.
Door het werken in kleine groepen aan
taken en problemen wordt de juiste atti-
tude aangeleerd. Zo wordt de student
getraind in samenwerken en rapporte-
ren. \'Aangezien de medische beroeps-
groep net zo conservatief is als de die-
renartsen reageerde men aanvankelijk
sceptisch\', bekent Greep. \'Maar nu
wordt het probleemgeöriënteerde on-
derwijs door de WHO gepropageerd als
de oplossing voor de volgende eeuw.\'
De \'producten\' van Maastricht doen het
goed: velen zijn reeds hoogleraar en in
bestuursftincties zijn de alumni van de
Universiteit van Maastricht oververte-
genwoordigd.

\'En verder heeft de politiek een puin-
zooi gemaakt van de gezondheidszorg\',
besluit Greep zijn rechtsgeaarde betoog.

-ocr page 316-

BELGISCHE PRAKTIJK
\'Welk type dierenarts wordt in een
Belgische praktijk gewenst en hoe kan
de faculteit hierop inspelen?\' vraagt dr.
F. De Keersmaecker, practicus te Asse,
zich af In België is 95% van de praktij-
ken een eenmansbedrijf (in tegenstelling
overigens tot de praktijk van De
Keersemaecker). Er zijn twee facultei-
ten: Gent en Luik, die elk zo\'n achthon-
derd studenten opleiden. De afgestu-
deerden vinden niet alleen werk in de
praktijk, ook in de ambtenarij is de vraag
naar dierenartsen gestegen. Verder komt
deeltijdwerk in zwang en staat het
Belgische diploma in het buitenland vrij
hoog aangeschreven, zodat de Belgen
ook buiten de landsgrenzen terecht kun-
nen komen. In de praktijk vindt steeds
meer fusie en associatie plaats tot
groepspraktijken. Toch is er sprake van
een overschot aan dierenartsen.
Specialisatie zou een oplossing kunnen
zijn; zowel voor degene die solliciteert
als degene die een dierenarts aantrekt.
De Keersmaecker benadmkt echter het
belang van een basisvaardigheid: \'Vol-
gens mij is een gemeenschappelijke op-
leiding in alle disciplines gedurende vier
jaar essentieel.\'

Verder dient een dierenarts in zijn (of
haar) diploma een zekere flexibiliteit
behouden. \'Wij moeten ons kunnen
aanpassen aan de markt en zeker niet
omgekeerd\', bepleit de Belgische prac-
ticus. Hij vindt echter niet, in tegenstel-
ling tot sommige collegae, dat een die-
renarts wanneer hij afstudeert perfect
een keizersnede, een castratie of rectaal
drachtigheidsonderzoek moet kunnen
doen. \'Wij kunnen dat niet verlangen.
Wel kunnen wij erop aandringen om
praktijkstages te stimuleren.\'
In de Belgische opleiding worden ge-
mist: kennis van milieu, management,
ondememerschap, communicatie en so-
ciale vaardigheden. De Keersmaecker
raadt wel aan het theoriepakket op de
één of andere manier te reduceren: \'Er
zijn grenzen aan het bevattingsvermo-
gen van een student.\'

DE IDEALE MAAT
W.E.H. van Herten sluit de rij. Hij be-
licht het perspectief van de Nederlandse,
diergeneeskundige praktijk.
Op grond van een enquête onder colle-
gae concludeert Van Herten: \'Zij die de
landbouwhuisdierendifferentiatie ko-
zen, achten zich voor de praktijk onvol-
doende competent opgeleid, bijvoor-
beeld door een gebrek aan kennis van
populatiediagnostiek.\' De pas afgestu-
deerde dierenarts voor gezelschapsdie-
ren oordeelt positiever over de oplei-
ding, reden waarom hij de voordracht
vooral richt op de landbouwhuisdieren-
sector.

De overheid laat zich negatief uit over
de dierenarts (in het rapport Julicher).
Een paar voorbeelden: Binnen veteri-
nair Nederland wordt teveel aandacht
besteed aan het genezen van dieren ten
opzichte van de preventie van ziekten.
Het diergeneeskundig handelen is sterk
gericht op het korte-termijngewin. En:
De dierziektenbestrijding wordt gemo-
nopoliseerd in veterinaire circuits.
Ook landbouworganisaties oordelen
niet mals. Van Herten citeert: \'De die-
renarts is geen gesprekspartner voor de
boer over de relatie tussen diergezond-

-ocr page 317-

heid en bedrijfsdiergeneeskundige fa-
cetten en bovendien heeft hij een gebrek
aan sociale vaardigheid.\'
Van Herten: \'Maar het bedrijfsleven is
er zich ook van bewust dat wij onmis-
baar zijn, dus het is van belang dat wij
onze positie binnen de diergezondheid
opnieuw definiëren.\' Hij benadrukt dat
dit alleen kan door een open discussie.
\'Het zojuist verschenen rapport van de
werkgroep Dierenarts-Varkenshouder
2000 is een goed voorbeeld.\'
\'Veterinaire arrogantie is niet op zijn
plaats\', aldus Van Herten. \'Maar of de
andere aantijgingen eveneens juist zijn?
Het handhaven van onze positie is niet
alleen voor ons van levensbelang. Wij
practici geloven in de spilfunctie van de
dierenarts in de bedrijfsadvisering.\' Hij
noemt een aantal belangrijke ontwikke-
lingen die het functioneren van de die-
renarts moeten verbeteren: Good Ve-
terinary Practice, de Kwaliteitsrichtlijn
voor Dierenartsenpratijken, PAO-D...
\'En voor iedereen geldt: education per-
manente obligatoire\', betoogt hij. De ge-
zelschapsdierenpracticus mag zich van
hem blijven koesteren in zijn ideaal de
\'animal doctor\' te zijn: \'Behoudens
communicatieve stoomissen zijn de
cliënten tevreden!\'

Over aparte studierichtingen: \'De basis
voor het functioneren van een dierenarts
in een maatschap is de algemene be-
kwaamheid op het niveau van basisdie-
renarts. Daamaast is specifieke deskun-
digheid op het gebied van minimaal één
diersoort gewenst. Bovendien moet
hij/zij ondememend en gemotiveerd
zijn en in teamverband kunnen werken.

Het product van de facuteit voldoet hier
slechts ten dele aan. De volgens de plan-
nen van de strategiecommissie smal op-
geleide dierenarts evenmin.\'
Van Herten pleit dus voor een vieijarige
opleiding tot basisdierenarts met een
tweejarige opleiding in specifieke des-
kundigheid op het gebied van landbouw-
huisdieren en van gezelschapsdieren. De
selectie voor de te volgen richting moet
op basis van capaciteit en motivatie ge-
schieden. \'Er is niets tegen aparte oplei-
dingen pathofysiologie, volksgezond-
heid en management, maar integreer
deze in de klinische opleidingen\', raadt
Van Herten aan. Het verdient verder
aanbeveling de criteria voor de alge-
mene bevoegdheid te koppelen aan de
criteria voor de algemene bekwaamheid
van de basisdierenarts. Verder vraagt de
practicus zich af hoe de groepspraktij-
ken evolueren. \'De samenwerking
vraagt door differentiatie een steeds in-
gewikkelder management.\' Van Herten
sluit dan ook niet uit dat specialisten
praktijkoverschreidend actief worden.
\'Ik huldig overigens niet de opvatting
\'na ons de zondvloed\'. Ik merk reeds
hoezeer mijn vakbroeders trachten het
tij te keren\', besluit hij.

DISCUSSIE

De discussie is levendig. De opleiding
raakt allen. De strategie van de faculteit
om aparte studierichtingen in te stellen
ligt het vaakst onder vuur. Men vreest
dat de doelstelling om de randgebieden
van de diergeneeskunde beter te bedie-
nen, niet gehaald wordt met selectie aan
de poort cn verhoging van de numems
fixus. Velen herinneren zich de wens
om dierenarts te worden, sommigen zijn
verscheidene malen uitgeloot: \'Met be-
houd van algemene bevoegdheid zou ik
snel de richting volksgezondheid kie-
zen... en dan de praktijk in.\'

Het is duidelijk dat een bepaalde basis-
opleiding voor alle dierenartsen zeer op
prijs wordt gesteld. De verzekering dat
ook bij selectie aan de poort iedereen tot
dierenarts wordt opgeleid, stelt de aan-
wezigen niet gemst, integendeel. Het
bevestigt de angstige vermoedens dat er
dan verschillende soorten en kwaliteiten
dierenartsen op de arbeidsmarkt komen,
die allemaal hetzelfde werk willen doen:
de gemengde praktijk.
De algemene bevoegheid loslaten is
vanwege Europese regelgeving onmo-
gelijk. Er is dan geen plaats voor erken-
ning van eikaars diploma. Verder is men
ervan overtuigd dat de arbeidsmarkt
vraagt om flexibele, multi-inzetbare die-
renartsen, ook in de volksgezondheid.
Jammer ook dat één van de redenen om
tot verhoging van de numems fixus over
te gaan, angstvallig verzwegen wordt:
geld. De faculteit dient tegenwoordig
ook marktgericht te denken. Haar cliën-
ten zijn de potentiële studenten.
Volgens het gros van de aanwezigen is
het echter een illusie om te veronderstel-
len dat het surplus aan opgeleide dieren-
artsen zich netjes in de hokjes volksge-
zondheid, beleid of onderzoek laat
dwingen. Zeker zolang de dierenartsen
in enkele van deze sectoren veel minder
blijven verdienen dan hun collegae in de
praktijk.

SWINGEN IN DE GANGEN
Het Jaarcongres wordt afgesloten met
een schitterend feest in de kloostergan-
gen, verscheidene zalen en de boeren-
kelder. Er is lekker en veel eten. Er spe-
len verschillende soorten bands; voor
ieder wat wils.

Kortom: de stemming is opperbest.
Memorabel is het \'11 Silentio\', dat in de
kloostergangen klinkt als een klok.
Rolduc trilt op zijn grondvesten tot in de
kleine uurtjes.

-ocr page 318-

Ik wil een aantal van de hierdoor ge-
noemde ondeiAverpen die in relatie
staan met diergezondheidszorg en de
veranderende maatschappij, met u be-
handelen.

Maar alvorens hiertoe over te gaan
dank ik u, mijnheer de voorzitter en le-
den van het bestuur van de Afdeling
Limburg en voorzitter en leden van de
Congrescommissie, namens het
Hoofdbestuur voor de organisatie van
ons Jaarcongres 1996.
Wij verheugen ons op de inleidingen
die u voor ons in petto heeft. Ook u be-
steedt aandacht aan de komende ver-
anderingen in de diergeneeskunde,
noodzakelijk door een veranderende
samenleving. Een nieuwe veterinaire
zorg vraagt om een daarop anticipe-
rende opleiding voor de toekomstige
dierenarts.

Mijnheer de Commissaris van de
Koningin, namens alle congresgangers
dank ik u voor uw bereidheid het con-
gres te openen en een gedeelte van
deze dag met ons in uw wonderschone
provincie te delen.

Hier in Limburg kunnen wij genieten
van het natuurschoon en de cultuur-
schatten die zo mimschoots voorhanden
zijn. Zuid-Limburg heef^ een bijzondere
uitstraling. Nergens in Nederland voel
je het contact met Europa zo sterk als
hier. Europa en de Europese gedachte
gaan een steeds prominentere rol spelen
in het denken en handelen van Europese
politici en bestuurders. De Europese in-
vloed, via richtlijnen op de nationale
wetgeving, met name op het gebied van
de dierhouderij, wordt steeds directer.
Voorbeelden hiervan zijn het huidige
non-vaccinatiebeleid ten aanzien van
mond- en klauwzeer en varkenspest met
zijn directe invloed op de dagelijkse
praktijk. Ook de richtlijnen met betrek-
king tot de keuring van dieren en pro-
ducten van dieriijke oorsprong, die de
RVV verplicht tot het inzetten van meer
dierenartsen in de keuringsketen, zijn
een tastbaar gevolg.

ßsm

4 OKTOBER 193B, ROLDUC; JAARREDE 1996

KNMVD TEGEN VERHDGING NUMERUS FIXUS

Mijnheer de voorzitter van de Afdeling Limburg, leden van de congrescom-
missie, geachte genodigden, ereleden, buitengewone leden van de KNMvD,
dames en heren collegae, geachte toehoorders.

Een ieder denkt, door de tijden heen, dat hij of zij nu toch wel een heel bijzon-
der decennium beleeft. Zo denkt ook de voorzitter van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde dat de laatste tien jaar van
deze eeuw vele veranderingen in zich bergen. In Nederland zien wij dat de
Overheid zich terugtrekt als eerste regelgever en niet te vergeten als eerste fi-
nancier. De diverse organisaties en belangengemeenschappen zullen zelf via
hun vertegenwoordigers tot evenwichtige gedragsregels moeten komen.
Ook de houding van de samenleving ten opzichte van de natuur, hoe wijds dit
begrip ook is, wijzigt zich. Voor ons, als dierenartsen, betekent dit een veran-
dering in de relatie mens-dier. Dit heeft zijn consequenties voor de houding
van de mens tegenover het nutsdier, als ook voor zijn opstelling tegenover het
gezelschapsdier.

De tijd schrijdt voort en de techniek, met name op het gebied van de informa-
tica, staat niet stil. Dit geeft de diergezondheidszorg nieuwe mogelijkheden.
De Europese eenwording komt, of wij het willen of niet, stapje voor stapje
dichterbij. Europese richtlijnen worden steeds belangrijker voor de volksge-
zondheid en de dierziektenbestrijding.

A.W. Udo

De provincie Limburg kan zich geluk-
kig prijzen met een gouvemeur die als
geen ander thuis is in deze wereld van
buitenlandse betrekkingen. Uw kennis
van, en ingevoerd zijn, in het Haagse

\'De KNMvD vindt de
verruiming van de numerus
fixus de komende vijfjaar
onverantwoord.\'

en Bmsselse circuit, naast al uw andere
kwaliteiten, maken u tot een heden-
daags bestuurder.

Het is een goede traditie binnen onze
beroepsvereniging om aan het begin
van ons Jaarcongres de collegae te her-
denken die ons in het afgelopen jaar
ontvielen.

Van ons heen gingen de collegae:
A.J.J.J. den Baars, Huizen
K. Bijleveld, Hoom

E.H. den Breeje, Amersfoort
A.J. van Doom, Deventer

J.H. van Dunnewold, Winterswijk

J.R.F. Ex, Raalte

H. Felix, Lochem

S.A. Goedegebuure, Utrecht

J.C. de Graaf, Groningen

J.H. van der Grift, Bergen op Zoom

J. Groothuis, Tilburg

G.A.J. de Haas, Nijmegen

W. Hiddema, Lelystad

Mevr. G. Horikx-van de Wetering,

Weert

W.H. van Hulzen, Amsterdam
Ons Erelid A. van Keulen, Blaricum
R.M.J. Lemmens, Nijmegen
Dr. C.J. van Nie, Leiderdorp
D.S. Noordijk, Utrecht
J.H. Santema, Tzummamm
P.J.J.A. Schröder, Arendonk (België)
J. Slingerland, Dordrecht
Ing. A.D. Staal, Hoogeveen
M. van Til, Doetinchem
P.A. Vingeriing, Berkel en Rodenrijs
J.P. de Vries, Stadskanaal

G. van der War, Gieten
P. van Wettum, Blaricum
L.H. Wouda, Fluitenberg
Dr. Th.S. Zwanenberg

In de achter ons liggende periode wa-
ren ook redenen tot vreugde. Een aan-
tal collegae werd koninklijk onder-
scheiden. Gedecoreerd werden:

Ridder in de Orde van de
Nederlandse Leeuw:

Prof dr. D. Zwart, Wageningen

Ridder in de Orde van Oranje
Nassau:

J.A.H. van Lieshout, Diessen

H. van Rhee, Hoogeveen

F.P.G. Schwering, Bergen
H.H.F.M. van de Vijver, IJzendijke

Ik wil de gedecoreerden hartelijk ge-

-ocr page 319-

lukwensen met de hen toegekende eer-
volle onderscheiding.

Ook heeft een aantal dierenartsen dit
jaar hun wetenschappelijke inspan-
ning bekroond met het halen van de
doctorstitel.
Dit zijn:

Mevr. H.M.G. van Beers-Schreurs,
Houten

A.J.M. van den Belt, Utrecht

A.L.M. Cmysen, Deil

Mevr. M.J. Kaashoek, Lelystad

T.J.G.M. Lam, Utrecht

R.A. van Nieuwstadt, Utrecht

Mevr. 1. Westerhof, Bilthoven

Gaame wil ik de genoemde collegae

feliciteren met de behaalde titel en
dankzeggen voor hun bijdrage aan de
bevordering van de diergeneeskunde.

FACULTEIT EN KNMVD
De bevordering van de diergenees-
kunde is een zaak van ons allen, maar
heel in het bijzonder van de enige fa-
culteit der diergeneeskunde die Ne-
derland rijk is, te weten de Faculteit
der Diergeneeskunde van de Uni-
versiteit Utrecht.

De zesde faculteit van de Universiteit
Utrecht beseft dat terdege en is, terwijl
haar curriculum pas per september
1995 een nieuwe inhoud heeft gekre-
gen, reeds bezig via haar bestuurscom-
\'Dus niet meer, maar heter.\'

missie facultaire strategie onder lei-
ding van prof dr. A. Rijnberk, beleid
te ontwikkelen voor het prille begin
van het volgende millennium.

Aparte studierichtingen

In de startnotitie van deze bestuurs-
commissie facultaire strategie \'Dier-
geneeskunde in 2000, een studie met
aparte studierichtingen\' bepleit zij een
zeer vroeg in de studie startend, zeven-
tal differentiaties, met het behoud van
de algemene bevoegdheid.
De KNMvD heeft verwoord dat zij een
verdergaande mate van differentiatie
via de studie eveneens als wenselijk
beschouwt in verband met de zich
steeds uitbreidende diergeneeskundige
wetenschap. Voor de student zijn niet
alle terreinen meer op topniveau in een
beperkte studietijd te bevatten.
Maar de KNMvD wil de, al snel in de
studie aan de faculteit beginnende dif-
ferentiatie en dus geen aparte studie-
richtingen, echter beperkt zien tot vier
hoofddifferentiaties. Dit zijn:

1. de klinische diergeneeskunde (van
de verschillende diersoorten). Ons
inziens vraagt de modale praktijk
een breed opgeleide practicus die
zeven dagen per week, vierentwin-
tig uur per dag dienstverlening
biedt. Een groepspraktijk kan daar-
bij de gewenste meerwaarde in een
diersoortgerichte differentiatie aan-
bieden.

2. de veterinaire volksgezondheid;

3. het veterinair management (bestuur
en beleid op het gebied van dierge-
zondheid);

4. het diergeneeskundig onderzoek/
wetenschap.

In de eerste differentiatie, te weten de
klinische diergeneeskunde, zou in een
latere fase van de studie een subdiffe-
rentiatie ingebouwd kunnen worden
(vergelijkbaar met wat in het nu vige-
rende curriculum gebeurt).
Het lijkt er op dat de KNMvD, wat de
differentiatie in de studie betreft, op
één lijn zal kunnen komen met de fa-
culteit.

Verruimen numerus fixus

Wat betreft het loslaten of vermimen
van het aantal toe te laten diergenees-
kundige studenten ligt dit evenwel ge-

-ocr page 320-

heel anders.

De komende tien jaar zullen mim veer-
tig dierenartsen per jaar hun beroeps-
uitoefening staken, terwijl in dezelfde
periode ongeveer 130 dierenartsen per
jaar zullen afstuderen. Ruimschoots
voldoende dus om de lege plaatsen op
te vullen en nieuwe plaatsen te verove-
ren. Deze nieuwe plaatsen moeten dan
op het terrein van de veterinaire weten-
schap, de volksgezondheid of het vete-
rinair management ingevuld worden.
Hier liggen kansen voor de dierenarts.
Wij verwachten de komende tien jaar
dat noch in de praktijk van de gezel-
schapsdieren, noch in de praktijk van
de landbouwhuisdieren nieuwe plaat-
sen te creëren zijn.

Het aantal gezelschapsdieren zal in to-
taliteit stabiel blijven, waarbij de hon-
denpopulatie een minder prominente
plaats zal innemen. Een ontwikkeling
die reeds enige jaren te onderkennen
is.

De landbouwhuisdieren zullen in aan-
tal afnemen op een sterk gereduceerd
aantal agrarische bedrijven. Via goede
universitaire opleiding in de veteri-
naire bedrijfsbegeleiding en een ade-
quate nascholing van de huidige prac-
tici in onder andere veterinaire
bedrijfsbegeleiding en bedrijfsadvise-
ring zullen wij moeten trachten het
aantal dierenartsen dat nu werkzaam is
in de grote huisdierenpraktijk op het-
zelfde peil te houden.

De KNMvD, kortom, vindt de vermi-
ming van de numems fixus (met een
instroom van 175 studenten per jaar)
de komende vijf jaar onverantwoord,
en draagt dit standpunt ook naar an-
dere betrokkenen uit.

Dus niet meer, maar beter, inclusief
dierenartsen die de potentie in zich
hebben uit te groeien tot waardevolle
medewerkers c.q. leidinggevenden op
terreinen die nu nog niet als typisch ve-
terinair zijn bestempeld.

RELATIE DIERENARTS-
VEEHOUDER

Het volgende thema wat ik met u wil
behandelen hangt nauw samen met het
vorige onderwerp. De relatie dieren-
arts-veehouder. Het opleidingsniveau
van de huidige veehouder ligt bedui-
dend hoger dan zo\'n 25 jaar geleden.
Zijn mondigheid en vermogen om te
beoordelen welke producten en/of
diensten die hem aangeboden worden
een werkelijk toegevoegde waarde
hebben, zijn navenant gestegen. Ook
de wens van de veehouder tot het zelf
verrichten van eenvoudige veterinaire
handelingen is toegenomen. Daar waar
de verhouding tussen practicus en boer
in het verieden er een was als van zie-
leherder tot gelovige, is deze nu ge-
groeid naar die van goedgeschoold
trainer tot sportman op niveau; of als ik
dit laatste beeld mag vertalen, die van
deskundige op het terrein van de pre-
ventieve en curatieve diergezond-
heidszorg tot cliënt die het liefst de
diergeneeskundige zorg afneemt bij
zijn vertrouwde dierenarts; deze moet
dan wel goede kwaliteit blijven leve-
ren met een gunstige prijs/kwaliteits-
verhouding. Op deze manier kunnen
wij ons onderscheiden van alternatieve
aanbieders die scherpe prijzen hante-
ren.

In deze veranderende constellatie zijn
gesprekken op gang gekomen tussen
het georganiseerde agrarische bedrijfs-

\'Collegialiteit betekent niet

alleen op de kring na
veterinaire samenspraak
gezellig een borrel met
elkaar drinken, maar ook
gezamenlijk staan voor
de diergezondheidszorg
in Nederland,\'

leven en vertegenwoordigers van de
KNMvD in werkgroepen. De werk-
groepen hebben als taak de relatie die-
renarts-veehouder te analyseren en te-
vens het toekomstbeeld diergezond-
heidszorg te schetsen. Hierbij dient
aangegeven te worden wat dat prak-
tisch gezien betekent voor de relatie
dierenarts-veehouder. Hierbij moet
getracht worden via stmcturen ontwik-
kelingen te stimuleren die voor beide
partijen resulteren in een bedrijfseco-
nomisch en veterinair-technisch ver-
antwoorde werksituatie.
Het toekomstbeeld moet passen bin-
nen de Nederlandse wetgeving en de
Europese richtlijnen en bovenal op
praktijkniveau efficiënt, realiseerbaar
en economisch verantwoord zijn.
De spelregels die afgesproken worden
moeten helder en controleerbaar zijn.
Bij de controle op de handhaving van
de af te spreken randvoorwaarden zal
de overheid een bescheiden doch ac-
tieve rol moeten spelen. Wij verwach-
ten bijvoorbeeld een hanteerbaar sanc-
tiesysteem waar zowel de dierenarts
als de veehouder een plaats in hebben.

Als nieuwe gedragsregels en inspan-
ningsverplichtingen worden afgespro-
ken houdt dit veranderingen in ten aan-
zien van de nu bestaande situatie.
Veranderingen die ons wellicht pijn
zouden kunnen doen. Het doel (ik kan
dit niet voldoende onderstrepen), het
verhogen van de gezondheidsstatus
van de Nederlandse veestapel en het
verstevigen van de relatie tussen de
dierenarts en de risicobewuste veehou-
der nu en in de toekomst, rechtvaardigt
dit.

Wij hebben niet alleen verantwoor-
ding af te leggen voor de huidige gang
van zaken, maar ook voor de toekomst
van de dierenarts en zijn positie in de
samenleving. Wij willen ook graag in
de 21ste eeuw zien dat de dierenarts
een vooraanstaande rol speelt in de
Nederlandse veehouderij.

COLLEGAE ONDER ELKAAR
De positie van de dierenarts in de
maatschappij is sterk afhankelijk van
de kennis, de inzet en de sociale vaar-
digheid van de dierenarts.
Het oordeel van de samenleving over
een beroepsgroep wordt dus ook beïn-
vloed door het beeld dat men heeft van
de wijze waarop de verschillende le-
den van een professie met elkaar om-
gaan.

Een club die elkaar op leven en dood
bestrijdt of elkaar het licht in de ogen
niet gunt, komt niet positief over. In
zo\'n sfeer is de patiënt, c.q. de cliënt
ook vaak degene die het gelag betaalt.
Het mag niet zo zijn dat de dierenarts
zelf zijn ergste vijand is.
Een patroon van uitstekend opgeleide
academici, voorspelbare dienstverle-
ning, heldere verwij sstmcturen in een
transparante organisatie en onderling
vertrouwen werken zeker positief op
het imago van de beroepsgroep.
In veranderende omstandigheden zal
een extra beroep gedaan worden op de
onderlinge verhoudingen; op de colle-
gialiteit.

Wat zegt het woord collegialiteit? Ik
lees in de Oosthoek-encyclopedie:
I: collegiale gezindheid, vriendschap

onder collega\'s.
II: de Rooms-Katholieke verklaring,
die hier in Rolduc, het oude cen-
tmm van cultuur, wetenschap en
religie, zeker genoemd mag wor-
den: de gezamenlijke verantwoor-

-ocr page 321-

delijkheid, in deze van de bis-
schoppen onder gezagvol voor-
zitterschap van de paus.
Met andere woorden: collegialiteit be-
tekent niet alleen op de kring na veteri-
naire samenspraak gezellig een borrel
met elkaar drinken, maar ook geza-
menlijk staan voor de diergezond-
heidszorg in Nederland.
Wij zullen via nascholing (PAO-D) en
intercollegiale bijscholing (zoals door
de Groep Praktici Grote Huisdieren
wordt gestimuleerd) elkander op een
hoger diergeneeskundig niveau kun-
nen brengen. Wij moeten oog hebben
voor het feit dat door schaalvergroting
van de praktijken, hoe positief die ont-
wikkeling op zichzelf ook te waarde-
ren is, de één- en tweemanspraktijken
in een moeilijke positie komen. De
KNMvD moet dergelijke ontwikkelin-
gen onderkennen en zich inzetten om
leden die door veranderingen in het
nauw komen de helpende hand te bie-
den. Collegialiteit en onderlinge on-
dersteuning is een belangrijk aspect
binnen onze professie.

TECHNOLOGISCHE
ONTWIKKELINGEN
Het meegaan met de tijd en het gebruik
maken van nieuwe technologische
ontwikkelingen is een andere nood-
zaak. Ook in de gezelschapsdierensec-
tor, daar waar het aantal dieren zich
stabiliseert, kan de veeleisender vraag
naar goede veterinaire zorg via benut-
ting van nieuwe technische mogelijk-
heden, vormgegeven worden. Na de
eerste automatiseringsgolf in de prak-
tijk zijn er aanwijzingen voor voor-
zichtige verdere ontwikkelingen op
het gebied van de elektronica. Zo heeft
bij een aantal praktijken de elektroni-
sche communicatie zijn intrede gedaan
en vindt kleinschalig literatuur-inzage
plaats langs elektronische weg. Een
belangrijke ontwikkeling, die zeker in
de toekomst een grote potentie in zich
heeft, is de elektronische identificatie
met transponders. Een niet-uitwisbaar
identificatienummer wordt door mid-
del van een simpele injectie in een dier
ingebracht. Voor de overheid ligt hier
een unieke kans de gezondheidsstatus
van gezelschapsdieren in kaart te bren-

\'Het mag niet zo zijn dat
de dierenarts zelf zijn
ergste vijand is.\'

gen. Een waterdichte identificatie en
registratie (l&R) zijn de basis voor de
bestrijding van veelvuldig voorko-
mende erfelijke afwijkingen bij rassen.
Ook opent deze vorm van l&R de mo-
gelijkheid om de frauduleuze handel-
wijzen, zoals het verwisselen van die-
ren uit het geregistreerde netwerk met
daarop sterk gelijkende dieren uit het
grijze circuit, uit te sluiten. Door de
eenduidige registratie van signale-
mentgegevens wordt een begin ge-
maakt voor uniformering van meer
data. Dit maakt de weg vrij voor data-
bestanden waar in de toekomst waar-
devolle gegevens uitgehaald kunnen
worden. Om de toegenomen vraag
naar kwaliteitszorg en de stijgende in-
teresse voor de gezelschapsdieren-
praktijk optimaal te laten verlopen,
zullen de ontwikkelingen nauwgezet
gevolgd en gestimuleerd worden.

ERFELIJKE AFWIJKINGEN
Een probleem dat aansluit bij het voor-
gaande is het feit dat genoemde erfe-
lijke afwijkingen die bij honden en
katten in omvangrijke mate vóórko-
men, de gezondheid, het welzijn en de
integriteit van deze dieren in meer of
mindere mate aantasten. De dierenarts
wordt regelmatig geconfronteerd met
erfelijk bepaalde afwijkingen en wordt
verzocht om chirurgische en andere
therapeutische ingrepen te verrichten
om deze afwijkingen te corrigeren.
De dierenarts heeft echter niet alleen te
maken met de gediagnostiseerde af-
wijking maar heeft ook zijn verant-
woordelijkheid als bewaker van de ge-
zondheid, het welzijn en de integriteit
van dieren zoals verwoord in de Code
voor de Dierenarts.

De commissie Ethiek van de KNMvD
heeft onlangs een aantal maatregelen
voorgesteld om deze problematiek aan
te pakken. De voorgestelde maatrege-
len vereisen een nauwgezette registra-
tie en resulteren in een aantal uitslui-
tingen en verboden in de fokkerij.
Vergaande maatregelen dus, die in
nauw overleg met de fokkerij vereni-
gingen en de diereigenaren als eerst-
verantwoordelijken, in de toekomst
genomen zouden moeten worden.

In het geheel past ook een volstrekte
onafhankelijkheid van het veterinaire
toezicht bij keuringen en tentoonstel-
lingen in verband met uitsluiting van
dieren die schadelijke raskenmerken
vertonen op dergelijke bijeenkomsten.
Het pakket van aanbevolen maatrege-
len zal nog zeer goed, in eerste instan-
tie binnen de beroepsgroep en daama
met alle betrokkenen inclusief de over-
heid, moeten worden doorgesproken
wegens de grote consequenties die
deze zullen hebben.

BEWAKEN VOLKSGEZONDHEID
Een zeer belangrijke taak van de die-
renarts is het bewaken van de volksge-
zondheid. De dierenarts is, in diverse
functies, aangewezen als de eerstver-
antwoordelijke om te voorkómen dat
infecties en/of andere agentia via die-
ren of producten van dierlijke oor-
sprong, de mens kunnen schaden.
Was dit in het verleden beperkt tot de
keuringsdierenarts en de controlerende
instanties van de ministeries van LNV
en VWS; thans is deze verantwoorde-
lijkheid, via de totale voedselketen,
sterk uitgebreid. Wanneer de slogan
\'from stable to table\' waargemaakt is,
en dat punt is niet ver meer, zal elke
dierenarts, betrokken in elke schakel
van deze keten, hiermee zijn belast.
Een specifiek onderdeel waar de die-
renarts extra aandacht aan zal moeten
besteden zijn de zoönosen.
Zoönosen staan steeds meer in de be-
langstelling, ook in het buitenland. De
consument wil namelijk zeker weten
dat dierlijke producten veilig zijn. Een
recent voorbeeld van een, al of niet
vermeende, zoönose is de BSE. De
KNMvD heeft, naar aanleiding van de
maatregelen die het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
ten aanzien van de uit Groot-Brit-
tannië geïmporteerde kalveren had
aangekondigd, een brief aan de minis-
ter gestuurd. In deze brief werd onder-
meer verwoord dat de KNMvD be-
treurde dat een dergelijke maatregel
genomen moest worden. Nu bewezen
is dat de gekke-koeienziekte verticaal
overdraagbaar is, onderschrijven wij
het commentaar van de Hoofdredactie
van ons Tijdschrift voor Diergenees-
kunde waar zij zegt, ik citeer, \'de be-
slissing om de Britse kalveren te ver-
nietigen, is achteraf extra toe te
juichen. Gelukkig, de dieren hebben
kennelijk niet voor niets de rekening
betaald\', einde citaat.
In opdracht van het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport is
onderzoek gedaan naar de omvang van
de zoönosenproblematiek. De eerste
resultaten gaven aan dat de zoönosen
zeker niet te verwaariozen zijn. Eén
cijfer: per jaar zo\'n 420.000 mensen in
Nederland met klachten door infecties
met salmonella en campylobacter en
wellicht E. coli. Gelukkig verlopen de

-ocr page 322-

\' Wij streven ernaar een
goede thuishaven te creëren
voor iedereen die zich
bezighoudt met het heil
van mens en dier.\'

meeste infecties zeer mild. Desal-
niettemin ligt hier een immense taak
voor dierenartsen. Zij zijn immers op
het gebied van de zoönosen wellicht de
enige groep van academici met exper-
tise op dit gebied.

Dit sluit ook weer goed aan op het plei-
dooi aan het begin van deze Jaarrede
om te komen tot een hoofddifferentia-
tie volksgezondheid in het komende
nieuwe curriculum van de Faculteit
der Diergeneeskunde.

Dames en heren.

Ik heb u de ideeën van de KNMvD ten
aanzien van het diergeneeskundig on-
derwijs, inclusief het standpunt over
de numerus fixus, geschetst. Aan de
orde kwam de relatie dierenarts-vee-
houder met zijn verschuiving van aan-
bieder naar afnemer. Dit vraagt van de
dierenarts een actieve opstelling waar-
bij de practicus zal moeten inspelen op
specifieke bedrijfsproblemen van elke
agrarische ondernemer. Ook het den-
ken van de mens over zijn plaats in, en
houding ten opzichte van ons gehele
leefmilieu, wijzigt zich en wij als die-
renartsen zullen ons in het bijzonder
bezig moeten houden met de relatie
mens-dier en de positie van het dier in
deze. Ten slotte heb ik de toenemende
aandacht aangegeven voor de veteri-
naire volksgezondheid, in het bijzon-
der de positie van de zoönosen. Voor
een vollediger beeld van de ideeën en
standpunten van de KNMvD be-
treffende de vele zaken die met de
diergezondheidszorg verband houden,
verwijs ik u naar het beleidsplan van
de KNMvD, welk plan zij zeer binnen-
kort aan de leden zal doen toekomen.
Dit beleidsstuk heeft geen eeuwig-
heidswaarde maar zal constant onder
invloed van u, de leden van de
KNMvD, worden aangepast en één-
maal per twee jaar formeel geactuali-
seerd worden. In de verwachting dat
wij door deze handelwijze een maxi-
maal inzicht geven in ons doen en la-
ten, denken wij een eigentijds beleid te
voeren. Wij streven emaar een goede
thuishaven te creëren voor iedereen
die zich bezighoudt met het heil van
mens en dier.

Ik heb gezegd.

STRALENDE HERFSTZON MAAKT SPORTDAG TOT SUCCES

3 okU)ber 1996- Een stralende herfstzon zet de toon voor de tiende sportdag.
Uit het hele land stromen sportieve dierenartsen samen. De grote afstand
naar Heerlen, noch de talloze verkeersomleidingen houden hen tegen. De
meeste sporten kunnen beoefend worden op sportpark \'de Kaldeborn\' te
Heerlen: voetbal, hockey, tennis, kaatsen en bridge. Golf speelt zich af op de
openbare Golf Brunssummerheide BV, een prachtig gelegen complex.

Door Sophie Deleu

De Kaldebom blijkt al snel een per-
fecte locatie. De sporters zijn er overal
even welkom. Naar de hockeyvelden
moet even gezocht worden, want die
liggen in een kuil. De tennissers en de
bridgers spelen binnen. Kaatsen en
voetbal blijken zeer goed samen te
gaan. Maar ook de golfers hebben het
goed: de Bmnssummerheide laat zich
kennelijk uitstekend cultiveren.

VOETBAL

Het voetbaltoemooi, dat inmiddels
voor de tiende maal georganiseerd
wordt, is mede door het fraaie herfst-
weer een groot succes. Op leven en
dood wordt er gestreden om de hoog-
ste eer.

In poule I, met Friesland, Noord-
Brabant/Limburg, Overijssel/spon-
soren en de Tarsaaltrappers behaalt de
ultieme combinatie Noord-Brabant/
Limburg de overwinning. Dit mede
dankzij de aankoop van de Zeeuwse
gebroeders Van de Vijver. In poule II,
bestaande uit de faculteit, DSK en de
Vereniging Kudde Gezondheid, zijn
het de studenten die royaal weten te
winnen.

m

Veterinaire voetbal is een aparte tak van sport
Foto\'s: Geert Bistervels

De finale zindert: eerst komt de DSK
op 3-0 voor te staan. Maar dan komt
Noord-Brabant/Limburg temg tot 3-2
door twee schitterende doelpunten. De
scheidsrechter fluit voor het einde.
Vijf minuten langer en de studenten
bijten in het stof, maar het mag niet zo
zijn. DSK mag de beker voor de
tweede maal in successie mee naar
huis nemen. Als de studenten volgend
jaar weer winnen, mogen ze hem hou-
den.

Het mooiste doelpunt van de dag is van
Arthur Veluw, de Coen Moulijn van de
faculteit. Tot beste speler wordt Arthur
Manz uitgeroepen.

Het is kortom een fijne, sportieve dag.
Hagendijk, coördinator voetbal: \'Je
moet er heel ver voor rijden, maar dan
heb je ook wat!\'

HOCKEY

Het aantal opgaves voor het hockey-
toumooi op de velden van H.C. Heer-
len is voortreffelijk: vijftig dierenart-
sen en dertig ouderejaars-studenten,
dat wil zeggen zeven teams. De stu-
denten hebben voor de gelegenheid
zelfs een bus gecharterd. Helaas kent
de chauffeur de route niet in het
Limburgse, dus men arriveert wat laat.
De wedstrijden beginnen derhalve om

-ocr page 323-

11.30 uur, maar worden voor de pauze
ingekort. De Chinese lunch is echter
heerlijk en wordt punctueel volgens
het geplande schema geserveerd.
Het team van Noord-Brabant schrijft
historie door voor de eerste keer in tien
jaar veterinaire hockey de Prof. Van
der Kaaij-bokaal te bemachtigen.
Utrecht I behaalt de tweede plaats. De
oudjes doen het nog best in de wed-
strijd Dutch Veterinary All Stars (en
niet Old Stars!) tegen het Veterinaire
Studenten Touring Team. De All Stars
nemen dus de Veterinaire Toekomst
Hockey-bokaal mee, gevuld met bier
van de Raadgevers. Hun gratis vat
maakt de borrel zoals gewoonlijk erg
gezellig.

Veel dank aan de Heerlense hockey-
club en de DSK, waarmee het uitste-
kend samenwerken is. Ook coördina-
tor R. Back wordt even in het zonnetje
gezet, vanwege tien jaar veterinaire
hockey-organisatie; voor hem een
houten koetje -\'Ik weet dat je van
koeien houdt. Rob\'- uit handen van W.
de Pagter.

TENNIS

Er zijn dertig deelnemers aan tennis.
Kennelijk laten deze sporters zich niet
ontmoedigen door een paar kilome-
ters, want het zijn er evenveel als an-
ders. De verhouding dames/heren is
flfty/fifty.

Er wordt meestal in twee categorieën
gespeeld, vanwege sterk uiteenlo-
pende ervaring en fanatisme: categorie
C en D/E. Maar de categorie C bevat
dit jaar slechts één speler -\'En dat ten-
nist wat lastig\'- dus men speelt al snel
in één grote, gezellige categorie
C/D/E. Iedereen speelt drie keer drie
kwartier met steeds een andere partner.

De hockeyvelden van H.C. Heerlen liggen er prachig bij in de zonovergoten \'kuil\'.

De partner wordt door loting bepaald,
dus daar kan niet op afgedongen wor-
den.

Het blijkt moeilijk te verkroppen te
zijn dat \'onze eigen\' sponsorvlaggen
worden opgehangen, maar na enkele
goede gesprekken met de organisatie
is het geen probleem meer. Gelukkig,
want juist de sponsoren doen vaak aan
tennis mee.

De Prof Numans-bokaal is voor Hans
Settels, de tweede plaats voor Peter
Essers. Bij de dames wint Margot
Knijn de Dr. Bool-bokaal en Joke de
Jong wordt tweede. \'Ik ben zeer tevre-
den\', aldus coördinator Reinders.

GOLF

Op de Brunssummerheide zijn ze al
vroeg te vinden: de golfers. Een
prachtige baan en een luxueus club-
huis staan borg voor een fantastische
dag. Coördinator Otto: \'Het is leuk dat
zo\'n beetje iedereen weer gekomen
is.\' Veterinaire golfbeoefening ver-
heugt zich al jaren in een stijgende
populariteit. Ook bij \'jongelui\' valt de
sport in goede aarde. Er zijn 51 deel-
nemers.

De baan wordt verrassend genoemd en
\'moeilijker dan je op het eerste gezicht
zou denken\'. Het is dus in zijn alge-
meenheid geen dag om records te bre-
ken, maar wel om stevig je tanden in
een golfbal te zetten.
Mevrouw J. ter Beek-Huybregts wint:
32 stableford punten. De tweede prijs
is voor mevrouw E. Hesen-Belderbos
met 26 stableford punten. De heer M.J.
Dobbelaar wordt derde met ook 26 sta-
bleford punten.

Dc longest drive is bij de dames van
mevrouw C. Westemian en bij de he-
ren van D. Liberg. De neary is me-
vrouw E. Hesen-Belderbos.

-ocr page 324-

BRIDGEN

De bridgers bevinden zich boven de
tennissers, althans ruimtelijk. Er zijn
wat minder deelnemers dan gewoon-
lijk. Coördinator Brands denkt dat de
afstand sommigen uit het veld gesla-
gen heeft. Omleidingen gooien boven-
dien het programma in de war: velen
zijn wat laat. Maar dat mag de pret en
de prestatie niet drukken. Door veel
flexibliteit in de organisatie raakt ie-
dereen toch op dreef Veterinaire brid-
ge kent twee categorieën: de thuis-
bridgers (\'voor de sociale aspecten\') en
de wedstrijdbridgers (\'voor de presta-
tie\'). Ze worden door e 1 kaar gehuisvest.
De Moons-wisselbeker wordt gewon-
nen door het echtpaar Van de Kamp.
Bij de thuisbridge wint het echtpaar
Verhoef

KAATSEN

Als demonstratiesport in Drachten be-
gonnen, is kaatsen inmiddels een er-
kende veterinaire sport. Typisch Fries
kan het nu niet meer genoemd worden.
Was vorig jaar Noord-Holland nog in de
buurt voor de noorderlingen, Heerlen is
toch werkelijk uit de richting. Kaatsen,
of tennissen met je handen, beklijft ken-
nelijk bij de dierenartsen.
Er wordt tweemaal geloot, waardoor er
zes parturen van een verschillende sa-
menstelling ontstaan (één partuur be-
staat uit drie spelers). De nummers 1 en
2 eindigen met evenveel punten; num-
mer 1 heeft echter minder tegenpunten.

Th. Twerda is derhalve de koning (de
winnaar) en J. Kiestra wordt tweede. G.
Eringa en C. van der Hem worden res-
pectievelijk derde en vierde.

Na gedane sport lijkt de avond kort, zo
luidt een typisch veterinair spreek-
woord. De blaaskapel is er medeplich-
tig aan dat de dierenartsen ten eerste al
het eten (en het is veel, want de lasagna
bleek een voorgerecht!) eer aan doen
en ten tweede niet meer weg te slaan
zijn van het centrale tappunt. Een in-
derhaast geformeerd combobandje
blaast een deuntje, tipt een toetsje,
drinkt een drupje, maakt er kortom een
gezellige boel van.

Bij de prijsuitreiking wordt Hans Het-
tinga uit Friesland uitgeroepen tot
beste speler van de dag. Dit is een
nieuwe, veterinaire ere-titel die men
verkrijgt op grond van uitzonderiijk
sportief gedrag, in welke beoefende
sport dan ook. Het lijkt erop dat deze
titel het goed gaat doen op CV\'s en
dergelijke.

Met dank aan de coördinatoren.

-ocr page 325-

143E ALGEMENE VERGADERING KNMVD

ZORG VOOR NCI EN VARKENS-
GEZONDHEID

Kerkrade, 5 oktober 1996- Met kleine oogjes, maar met grote belangstelling be-
zoeken de dierenartsen in post-JC-stemming de 143^ Algemene Vergadering
van de KNMvD. De leden moeten afscheid nemen van W.J. Schoorlemmer,
die zes jaar lang lid was van het Hoofdbestuur, maar krijgen er mevrouw
E.N.M. Harwig-Dings voor terug. A.W. Udo is (net als Clinton) herkozen voor
een tweede termij n. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde moet voorzitter dr.
W. Sybesma voortaan missen. Hij wordt opgevolgd door dr. W. Edel. Echt
hete hangijzers zijn er niet. Warme onderwerpen wel, zoals de aanbevelingen
van de werkgroep \'Dierenarts-Varkenshouder 2000\', neergelegd in het rap-
port \'Zorg voor varkensgezondheid\'. Maar ook het voortbestaan van de
Novad Coöperatie Ideëel en in het bijzonder de flnanciering daarvan houden
de gemoederen bezig.

Door Sophie Deleu

Voortaan is een ledenvergadering van
de Afdeling voorafgaand aan de Al-
gemene Vergadering van de KNMvD
toegankelijk voor alle leden van de
KNMvD woonachtig in het werkge-
bied van de Afdeling.
Deze leden kunnen daar dan ook stem-
men. Dit jaar hebben enkele Af-
delingen dit voorstel reeds in praktijk
gebracht, alhoewel er nog niet gestemd
mocht worden door niet-leden van de
Afdeling. Dit systeem wordt geacht de
betrokkenheid van de leden te vergro-
ten.

VOORZITTER TVD EN VQ
Bij het aftreden van dr. W. Sybesma
wordt even stilgestaan. Hij wordt harte-
lijk bedankt voor zes jaar inzet voor het
Tijdscfunft en
the Veterinary Quarterly.
Sybesma heeft zich niet alleen gewe-
tensvol gekweten van zijn taak als voor-

-ocr page 326-

zitter van de Hoofdredactie, maar heeft
zich daarenboven bijgeschoold tot vete-
rinair joumalist. Hopelijk mag de redac-
tie hem ook na zijn aftreden tot het net-
werk van schrijvers rekenen, dat bin-
nenkort wordt opgezet. Op naam van
Sybesma staat tevens de ware omwente-
ling die het Tijdschrift heeft ondergaan
bij de overgang van A5 naar A4. Het
blad is toen letterlijk en figuurlijk ge-
groeid van kleuter tot adolescent. Aan
Edel de eer om de weg naar de volwas-
senheid te effenen.

Sybesma: \'Ik heb het graag gedaan. Ik
maak even van de gelegenheid gebmik
om iedereen op te roepen het Tijdschrift
als het zijne te beschouwen. Ingezonden
bijdragen zijn van essentieel belang!\'

NGVAD COÖPERATIE IDEËEL
Over het voortbestaan van de Novad
Coöperatie Ideëel (NCI) is heel wat te
doen. Er moet over twee principiële vra-
gen gestemd worden:

1. De Algemene Vergadering stemt in
met de oprichting van een nieuwe in-
formatiseringsorganisatie per okto-
ber 1997, conform de opzet zoals
omschreven in de Agenda voor de
Algemene Vergadering. (Daarin is
de NCl een onafliankelijke organisa-
tie, bijvoorbeeld een stichting, met
als toepassingsgebieden: beheer &
organisatie van de praktijk, inteme &
exteme communicatie en cliënt &
patiënt.)

2. De financiering geschiedt op basis
van een gedifferentieerde contribu-
tiebijdrage betreffende ondememers
in landbouwhuisdieren- en ge-
mengde praktijken en gezelschaps-
dierenpraktijken. Het Hoofdbestuur
adviseert de Algemene Vergadering
hiermee in te stemmen.

Men is het redelijk eens over 1: Na-
tuurlijk moet de NCl blijven bestaan, zo
blijkt ook uit de stemming.
Maar bij 2 plaatst men vraagtekens. Het
is niet de gewoonte om in de contributie
van de KNMvD onderscheid te maken
naar \'soort practicus\'. Doen we dit wel
voor informatisering dan heeft dit ten
eerste grote organisatorische conse-
quenties. Ten tweede heeft tenminste
een deel van de leden principiële proble-
men met het loslaten van het solidari-
teitsbeginsel. Ten derde lijkt het een
simpele opsplitsing, \'groot en gemengd\'
en \'klein\', maar bij welke categorie de-
len we dan de collega in die zich binnen
een maatschap alleen met \'klein\' bezig-
houdt? En de collega die weliswaar tien
boeren heeft, maar van de diensten van
de NCI alleen gebmik wil maken voor
zijn gezelschapsdieren? Het is dus niet
zo zwart/wit.

Punt is dat men voor deze twee punten
met één stem vraag zijn oordeel moet
vellen. \'Logisch\', zeggen de gezel-
schapsdierenpractici, \'want voor ons is
het gedifferentieerde contributievoor-
stel een conditio sine qua non voor het
voortbestaan van de NCI.\' Enkele afge-
vaardigden van Afdelingen echter, zeg-
gen grote kanttekeningen te plaatsen bij
punt 2, maar unaniem voor 1 te zijn.
Tijdens de vergadering van de Afdeling
Gelderiand is hier zelfs apart over ge-
stemd. Eigenlijk zouden dus alle stem-
men ongeldig verklaard moeten wor-
den. De voorzitter, die bij de ver-
gadering Gelderland aanwezig was,
heeft het er moeilijk mee: alle stemmen
ongeldig verklaren is onaanvaardbaar.
Onder het motto \'Je moet je principes
voor belangrijkere zaken bewaren\',
wordt besloten de stemmen gewoon te
tellen en punt twee nog eens nader te be-
schouwen. Dat betekent in elk geval dat
de NCI blijft bestaan.

ZORG VOOR VARKENSGEZOND-
HEID

Een ander warm onderwerp is het rap-
port \'Zorg voor varkensgezondheid\'
van de werkgroep \'Dierenarts-Varkens-
houder 2000\' van de KNMvD en de
Land- en Tuinbouworganisatie (LTO),
vakgroep Varkenshouderij. In dit rap-
port wordt aangegeven dat het binnen
een gestmctureerd en gesanctioneerd
bedrijfsbegeleidingssysteem mogelijk
moet zijn dat veehouders zelf entingen
uitvoeren. Het is overigens onbespreek-
baar dat veehouders zelf vaccineren bin-
nen de georganiseerde gezondheids-
zorg. Dat betekent dat de Aujeszky-
entingen des dierenarts blijven.
Het loslaten van de \'huisentingen\', zo-
als ze sentimenteel genoemd worden,
stuit toch wel op weerstand bij de be-
roepsgroep. Vooral de zuidelijke Af-
delingen hebben er moeite mee. Men
vreest dat de poort naar veel bedrijven
daarmee definitief voor de neus van de
dierenarts dichtgeklapt wordt. In het ge-
sanctioneerde systeem van bedrijfsbe-
geleiding ziet men ook al niet veel: \'Dat
is op papier mooi, maar in het echt werkt
het zo niet.\'

Bovendien heeft het de collegae enigs-
zins overvallen. Het Algemeen Bestuur
moest in vliegende haast bij elkaar ko-
men en direct tot een besluit komen.
Verder heeft men het gevoel dat dit
\'slechte nieuws\' expres in vakantietijd
\'erdoor gedmkt\' is.

\'Het loopt echt zo\'n vaart niet\', verze-
kert de voorzitter de aanwezigen. \'Wij
achtten het alleen verstandiger dit on-
derwerp bespreekbaar te maken met de
veehouders, dan ons arrogant op te stel-
len. Het zijn per slot van rekening onze
afnemers.\'

Verder spreekt hij af dat per regio werk-
groepen gevormd worden die de relatie
Veehouder/Dierenarts nader beschou-
wen. Wanneer blijkt dat het loslaten van
de entingen onverantwoord is, bijvoor-
beeld omdat bedrijfsbegeleiding niet ge-
organiseerd kan worden, dan gaat het
feest niet door.

Dit verslag van de Algemene Ver-
gadering is allesbehalve gedetailleerd.
Zodra de notulen gereed en goedge-
keurd zijn door de notulencommissie,
is het mogelijk deze op te vragen. Hier-
van wordt melding gemaakt in het
Tijdschrift.

-ocr page 327-

Het Jaarcongres van de KNMvD in
Rolduc deed mij, na enige aarzeling,
toch de pen opnemen. Reden was het
aantal aanwezige dierenartsen en de
oproep van de Hoofdredactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde re-
acties over diergeneeskundige onder-
werpen te laten horen.
De onderwerpen van de vrijdagmid-
dag waren zeer interessant en de visies
die door de diverse inleiders werden
neergezet, verdienden op z\'n minst een
veel groter gehoor. Deze visies kunnen
we natuurlijk allemaal binnenkort in
ons Tijdschrift lezen. Wat niet meer
kan, is meedoen aan de zeer goed ge-
leide discussie door prof A. de Kruif
De discussie over de onderwerpen was
zeer levendig, echter degenen die met
de dagelijkse praktijk bezig zijn, had-
den in grotere getale aanwezig moeten
zijn om mogelijk te discussiëren over
de nieuwe invulling van de studie dier-
geneeskunde in Utrecht.
Duidelijk kwam naar voren dat het wat
de zogenaamde hobbydieren betreft
allemaal redelijk tot goed is ingevuld,
differentiatie en specialisatie. Voor de
echte landbouwhuisdieren (= nutsdie-
ren) komen we echter niet verder dan
\'omdat het bij de hobbydieren zo goed
is gegaan, moet het bij de nutsdieren
ook die kant uit\'. Over de economische
onderbouwing van een opleiding tot
specialist voor de landbouwhuisdie-
ren, boven de huidige maatschaps-
structuren, moet nog veel gedacht en
gediscussieerd worden.
Het zou mijns inziens te overwegen
zijn een Faculteit voor Veterinaire
Wetenschappen in de naaste toekomst
op te richten, waarbij de eerste drie tot
vier jaar voor iedere student gelijk is
en daarna gedurende twee tot driejaar
één of twee van de diverse differentia-
tierichtingen te volgen, met dan als re-
sultaat een algemene bevoegdheid en
een bekwaamheid voor de differentia-
tierichting(en). De gedifferentieerde
dierenarts, werkzaam in een praktijk-
maatschap, zou zich in de eerste twee
jaar redelijk kunnen bekwamen tot een
algemeen inzetbare dierenarts, die dan
duidelijk kan aangeven voor zichzelf
en de bedrijven waar hij/zij praktiseert,
waar de grenzen liggen van zijn/haar
kunnen. De dierenarts is daama,
wat
dit onderdeel van zijn/haar kunnen
betreft,
in staat volledig in een maat-
schap opgenomen te worden.
Het hand in hand..., geschreven 1 okto-
ber 1990 in het Tijdschrift, geldt nog
steeds. Echter, bij een niet economisch
onderbouwde visie voor de opleiding tot
specialist leidt een en ander eerder tot
een uit elkaar drijven van nu redelijk
eensgezinde(n) (maatschappen). En
deze maatschappen hebben er mede toe
bijgedragen dat de diergeneeskunde
functioneert op een niveau waar we an-
ders nog steeds niet aan toe waren geko-
men.

Ml

J.C.M. van Dijck

HAND IN HAND..

«#-«!■ MM..

LOONGRENS ZIEKENFONDS OP 1 NOVEMBER 1996

Elk jaar zullen werkgevers moeten
vaststellen of hun werknemers al dan
niet een loon hebben
heneden het be-
drag van de loongrens. Voor 1997
wordt de loongrens vrijwel zeker vast-
gesteld op
ƒ 60.750,--. Uitgangspunt is
het \'vaste loon\' in geld dat op 1 no-
vember wordt verdiend. Wordt de
loongrens overschreden, dan verlaat
men het jaar daarop het ziekenfonds en
dient men zich particulier te verzeke-
ren. Onderstaand geven wij weer
welke looncomponenten bepalen of u
wel of niet onder het ziekenfonds valt.

Wat wordt er onder het \'vaste loon\'
verstaan ?

Dit is het bmtoloon, inclusief vakantie-
toeslag en dertiende maand maar ex-
clusief Overhevelingstoeslag, dat tus-
sen werknemer en werkgever over-
eengekomen is en niet afhankelijk is
van onzekere factoren. Niet tot het
vaste loon behoren overwerk, gratifica-
ties en provisies, tenzij een minimum
bedrag is afgesproken. Tevens wordt
geen rekening gehouden met loon uit
natura (huisvesting en dergelijke).
Daamaast worden looncomponenten
zoals spaarloon op het loon in minde-
ring gebracht. Wel worden alle inko-
mensbestanddelen, die afzonderlijk
leiden tot een ziekenfondsverzekering,
bij elkaar opgeteld. Anders gezegd;

werkt u ook nog bij een andere werk-
gever in loondienst dan dient u dit wel
in de berekening te betrekken.
Aan de hand van het bovenstaande
kunt u zelf vaststellen of u per 1 no-
vember 1996 een inkomen geniet wat
meer bedraagt dan ƒ 60.750,-- (door
het maandsalaris van november 1996
te herieiden tot een jaarsalaris, inclu-
sief vakantietoeslag en dertiende
maand). Is dit het geval dan moet u
zich particulier verzekeren en kunt u
deelnemen aan de collectieve ziekte-
kostenverzekering voor de leden van
de KNMvD. Wilt u informatie of een
vrijblijvende premie-opgave? Belt u
dan even met de Stichting Dienst-
veriening Dierenartsen (SDD). Tele-
foon:
030-2514484.

Vorig jaar zijn alle praktiserende die-
renartsen, leden van de KNMvD, aan-
geschreven over muziekgebmik in de
wachtkamer. Indien namelijk in de
wachtkamer muziek ten gehore wordt
gebracht is daar een vergoeding aan de
SENA voor verschuldigd. Voor de
goede orde; het vertonen van
(pet)vi-
deo\'s valt niet
onder het begrip mu-
ziekgebmik.

De KNMvD is met de SENA een cen-
trale regeling overeengekomen, waar-
bij leden van de KNMvD die zich ge-
meld hebben een gereduceerd tarief
betalen. De meeste dierenartsen heb-
ben laten weten geen muziek in de
wachtkamer te gebmiken. Enkele prak-

MUZIEK IN DE WACHTKAMER

-ocr page 328-

tijken maken hiervan wel gebruik.
Beide situaties zijn aan de SENA door-
gegeven. Het secretariaat geeft een-
maal per jaar een overzicht van de mel-
dingen door aan de SENA. In dit
overzicht zijn de eventuele gewijzigde
adresgegevens voor zover bij ons be-
kend ook verwerkt.

Gewijzigd muziekgebruik melden

Indien echter op enig moment in de
praktijk de situatie verandert - dus
geen muziek meer of juist wel - dient
dit aan het secretariaat te worden ge-
meld (zie ook de destijds meege-
stuurde voorwaarden).

Voor meer informatie kunt u
contact opnemen met het secreta-
riaat van de KNMvD, mevrouw
mr. P.S. van Egmond, telefoon
030-2510111.

TARIEVEN GVP-BEOORDELINGEN GELIJK AAN VORIG JAAR

Uit telefoontjes aan Certiked en de
KNMvD is gebleken dat niet voor alle
betrokkenen de tarieven helemaal dui-
delijk waren. Daarom zetten we ze
hieronder voor de duidelijkheid nog
eens op een rijtje. Alle vermelde be-
dragen zijn exclusief BTW.

Beoordelingskosten

De beoordelingskosten zijn afhanke-
lijk van het aantal te registreren dieren-
artsen:

- Eén of twee te registreren dierenart-
sen: ƒ925,-.

- Drie of vier te registreren dierenart-
sen ƒ 1.387,50.

- Vijf of meer te registreren dierenart-
sen: ƒ 1.850,-.

Ter dekking van de ontwikkelingskos-
ten van het certificatieschema wordt
verder per dierenarts ƒ 750,- in reke-
ning gebracht. Dit bedrag wordt afge-
dragen aan de KNMvD. Leden van de
KNMvD wordt deze bijdrage niet in
rekening gebracht. Reiskosten worden
in rekening gebracht è ƒ 0,65 per kilo-
meter.

Aanvullende beoordeling

In beginsel zijn de beoordelingskosten
van een aanvullende beoordeling ge-
lijk aan de initiële beoordelingskosten.
Dit is het geval indien een volledige
herbeoordeling noodzakelijk is. Indien
geen volledige herbeoordeling nood-
zakelijk is, kan de aanvullende beoor-
deling worden beperkt tot aanvullende
beoordeling alleen op documentatie,
danwel aanvullende beoordeling op
implementatie en/of documentatie. De
kosten zijn dan lager:

De tarieven voor de beoordelingen GVP IKB varkenshouderij blijven gelijk
aan de tarieven van de beoordelingen van afgelopen jaar. Certiked is tot de
conclusie gekomen dat de benodigde tijd voor de jaarlijkse controlebeoorde-
lingen en de initiële beoordelingen met elkaar vergelijkbaar zullen zijn.

- Volledige herbeoordeling: als bij de
initiële beoordeling.

- Aanvullende beoordeling alleen op
documentatie: ƒ 175,00.

- Aanvullende beoordeling op imple-
mentatie en/of documentatie: ƒ 350,-
plus reiskosten a ƒ 0,65 per kilometer.

Jaarlijkse controlebeoordelingen

Voor de jaarlijkse controles en voor
aanvullende beoordelingen na een
controle gelden dezelfde tarieven als
hierboven vermeld.

Drs. F.P.J. van Kleef.

Certiked

DIBEVÜ INTRODUCEERT ERKENNINGSREGELING

DIERENARTS MEER BETROKKEN BIJ DIERENSPECIAALZAAK

De landelijke organisatie DIBEVO
heeft een erkenningsregeling voor de
huisdierenbranche opgezet, waardoor
dierenartsen een grotere rol gaan spe-
len in dierenspeciaalzaken, aquarium-
zaken en trimsalons.
Met deze erkenningsregeling wil
Dibevo kwaliteit, deskundigheid en
imago van de huisdierenbranche ver-
beteren en ook bewaken. Een van de
kwaliteitseisen zal een regelmatige ve-
terinaire begeleiding zijn. Een taak die
weggelegd is voor de plaatselijke prac-
ticus.

Het is de bedoeling dat de dierenarts
optreedt als bedrijfsbegeleider voor de
verzorging en controle van de levende
have. Tevens kan hij/zij voor betrouw-
bare voorlichting zorgen over de in de
winkel aanwezige medicijnen en be-
strijdingsmiddelen. Op deze manier
kan de dierenspeciaalzaak zich beter
profileren en onderscheiden van bij-
voorbeeld de supermarkt. Ook krijgt
de klant meer zekerheid en betrouw-
bare informatie over zijn huisdier.
Voor de dierenarts zelf is het gunstig
dat hij/zij toegang krijgt tot een breder
publiek.

Vignet

De eisen en normen die de erkennings-
regeling omschrijft, hebben met name
betrekking op vakbekwaamheid en be-
drijfsvoering in de sector. Bij de opzet
ervan hebben de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren, de Mi-
lieuwet, de Dibevo-voorwaarden en
ISO-9002-normen als uitgangspunt
gediend.

Eenmaal erkende zaken kunnen dit
met behulp van een vignet kenbaar
maken en zich zo profileren ten op-
zichte van niet erkende branchegeno-
ten. Ze worden vervolgens jaariijks ge-
toetst.

Verwacht wordt dat de regeling her-
kenbaarheid, versterking en continuï-
teit voor de huisdierenbranche ople-
vert. De erkenningen worden verieend
door de door Dibevo voor dit doel in-
gesteld Stichting DierBaar.

-ocr page 329-

Prof. dr. dr. h.c. Marian C. Horzinek,
hoogleraar Virologie en Virusziekten
aan de Faculteit der Diergeneeskunde
en directeur van het Instituut voor
Veterinaire Wetenschappen, ontvangt
de dr. M.W. Beijerinck Virologie

VIROLOGIE-MEDAILLE VOOR PROF. HORZINEK

Medaille 1996 van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Weten-
schappen. Hij wordt onderscheiden
voor zijn werk in de veterinaire virolo-
gie. Horzinek is de ontdekker van de to-
rovirussen die vóórkomen bij paarden.

koeien en varkens. Bovendien deed hij
onderzoek naar coronavirussen bij kat-
ten en kippen. De prijs wordt sinds 1966
eens in de drie jaar toegekend aan ie-
mand die bijzondere prestaties verricht
heeft op het gebied van de virologie.

RECTIFICATIE

In het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1 oktober 1996
staat op pagina 547 per ongeluk
alleen de naam G.H. Wentink bo-
venaan het artikel \'Rundvee-dier-
geneeskunde tot 2010\' vermeld.
Dit artikel is echter niet alleen
door hem geschreven, maar door
de Groep BOVISIE 2010, waar-
van de heer Wentink voorzitter is.
BOVISIE 2010 bestaat verder uit:
Klaas. S. Broersma, Ab Emmer-
zaal, Tjebbe H. Hepkema, Peter F.
Hilderink, Rene W.M. Ikink,
Hylke Jorritsma, Henk S. Kooi,
Wim D.J. Kremer, Joost J. de
Veer, G. Henk Wentink, Huub
J.H. van Wijk en Frank Th.C. de
Wit.

Personalia

O

Voor het lidmaatschap van dc Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende col-
lega:

Essink, Mevr. J.E.P.; 1996; 3583 TN Utrecht;
Rembrandtkade 30.

Nijsse, E.R.; 1996; 3572 PK Utrecht; Willem
Barentszstraat 38.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse .Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
hoofdbestuur aangenomen:

Baeten, Mevr. M.M.L.A.; 1996; 5042 CD
Tilburg; Predikherenlaan 211.
Boerland, Mevr. J.C.; 1996; 3572 WD Utrecht; De
Blieckstraat 259.

Boom, R. van den; 1996; 3571 SM Utrecht; W.
Schuylenburglaan 90.

Edel, M.J.; 1996; 3581 CW Utrecht; Maliebaan
82.

Heivoort, M.J.T.M. van; 1996; 3514 CP Utrecht;
Leeuwerikstraat 5 bis.

Heuvelman-Kreijkes, Mevr. 1.; 1996; 7462 PB
Rijssen; Middeldijk31 A.

Hoffinan, Mevr. M.J.; 1996; 3582 KP Utrecht;
Boomstraat 15 bis.

Kloet, Mevr. F. de; 1996; 3523 VN Utrecht;
Oranje Nassaulaan 1 A.

Milders-Lubbert, Mevr. J.G.; 1995; 3521 CR
Utrecht; Bolksbeekstraat 2.
Revet, Mevr. A.J.; 1996; 3531 SW Utrecht; 2e
Delistraat 17 bis.

Rietbergen, Mevr. M.J.T.R.; 1996; 3523 BB

Utrecht; Bamsteenlaan 351.

Wiersma, H.D.; 1984; 8219 PJ Lelystad;

Elandweg81.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het hoofdbestuur aangenomen:

Achten, N.P.J.; 3581 JL Utrecht; Oudwijker-
veldstraat 2 bis.

Boumans, M.; 3583 HG Utrecht; Mauritsstraat 19.
Doze, Mevr. J.G.; 3515 GR Utrecht; Lauwerecht
135 bis.

Kluivers, Mevr. M.; 3981 ZL Bunnik; Vletweide
38.

Kramer, A.M.H.; 3582 TZ Utrecht; Tamboersdijk
8.

Ridder, Mevr. J.; 2317 EA Leiden; Boeienverf 5.
Spamaay, Mevr. A.M.; 3581 WH Utrecht;
Kweekstraat 5.

Wiele, Mevr. A.M. van der; 3527 KB Utrecht;
Loderlaan 53.

JUBILEA:

P.C.J. Hopmans te Eibergen, afwezig, 25 jaar. 1
december 1996

A.J.L. Aamoutse te Gennep, afwezig, 25 jaar, 3
december 1996

G. van den Bosch te Uddel, aanwezig, 25 jaar, 3
december 1996

A.F.Chr. Kuiper te Rosmalen, afwezig, 25 jaar, 3
december 1996

Prof J. Mol te Leusden, afwezig, 65 jaar, 3 de-
cember 1996

G.J. de Groot te Deume, afwezig, 25 jaar, 3 de-
cember 1996

Dr. J.C. Meijer te Zeist, afwezig, 25 jaar, 3decem-
berl996

ProfDr. J. Hendrikse te Kockengen, afwezig, 50
jaar, 7 december 1996

J. Hovenier te Bergen (NH), afwezig, 65 jaar, 11
december 1996

A. Fledderus te Voorthuizen, aanwezig, 25 jaar,
14 december 1996

P. Ambagtsheer te Zwolle, afwezig, 35 jaar, 15 de-
cember 1996

Dr. L.H.H.M. Lendfers te Weert, afwezig, 30 jaar,
18 december 1996

E. Hakkesteegt te Schagen, afwezig, 60 jaar, 18
december 1996

A. Jongbloed te Drachten, afwezig, 40 jaar, 19 de-
cember 1996

P.R. Tulner te Schiermonnikoopg, afwezig, 35
jaar, 20 december 1996

H.H.F.M. van de Vijver te IJzendijke, afwezig, 35

jaar, 20 december 1996

H.J.L. Boonen te Egchel, afwezig, 45 jaar, 21 de-
cember 1996

D. Louwes te Leens, afwezig, 45 jaar, 21 decem-
ber 1996

F. Broersma te Metslawier, afwezig, 45 jaar, 21
december 1996

J. van Bers te Maasbree, afwezig, 30 jaar, 22 de-
cember 1996

H. Lieuwen te Schalkhaar, afwezig, 30 jaar, 22 de-
cember 1996

H.L.C. Logtenberg te Dalfsen, afwezig, 30 jaar, 22
december 1996

J.J. Fransen te Eindhoven, afwezig, 25 jaar, 24 de-
cember 1996

N.W.F.A. Grimme te Oirschot, afwezig, 25 jaar,
24 december 1996

E. Kamps te Drachten, afwezig, 25 jaar, 24 decem-
ber 1996

Dr. H.W. Merkens te Zeist, aanwezig, 25 jaar, 24
december 1996

ProfDr. J. Oostrom te Oudenbosch, afwezig, 25
jaar, 24 december 1996

J.J.G. Rosegaar te Zeeland (NB), afwezig, 25 jaar,
24 december 1996

J. Binnema (woonachtig in het buitenland)!, afwe-
zig, 25 jaar, 24 december 1996
P. van Houwelingen te Leiden, afwezig, 25 jaar,
24 december 1996

G.J. Bosma te Zuidhom (Gr), afwezig, 25 jaar, 24
december 1996

MUTATIES:

167 Baeten, Mevr. M.M.L.A.; 1996; 5042 CD
Tilburg; Predikherenlaan 211; tel. 013-
4686078; wnd.d.
(toev. als lid).
170 Beek, A.T.J. van; 1995; 9444 PC Grolloo;
Amerweg 31 E; tel. 0592-501312 privé,
241261 prakt.; fax 0592-243399; p., medew.
bij H. Hatzmann en Mevr. P. Hatzmann-de
Koning.

173 Bergsma, S.; 1970; 4301 ER Zierikzee;
Varremarict 5; tel. 0111-416628 privé;
k.d.
R.V.V. kring Breda.

173 Betcke, Mevr. H.; 1995; 3583 TC Utrecht;
Pieter Saenredamstraat
24; tel. 030-2542653
privé, 010-4292322 bur.; fax 010-
4298333; k.d. R.V.V. kring Rotterdam,
distr. Rotterdam Haven.

174 Bingley, Mevr. L.; 1995; 8181 CP Heerde;
Kamperweg 64;
tel. 0578-694468 privé,
038^214420 prakt.; p., medew. bij
J.C.H.F.M.deBeeren R.J. Bus.

176 Boerland. Mevr. J.C.; 1996; 3572 WD
Utrecht; De Blieckstraat 259; tel. 030-
2714897; wnd.d.
(toev. als lid).

177 Bolsenbroek, D.J.; 1994; 6732 GL
Harskamp; Blaakweg 10; tel. 0318-
461158 privé, 0342
-442740 prakt.; fax
0342-443668; p., medew. bij B. Hilgersom
en F.T.M. Nederveen.

178 Boom, R. van den; 1996; 3571 SM Utrecht;
W. Schuylenburglaan 90; tel. 030-2716739

-ocr page 330-

privé, 2534841 bur.; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisd. Xtoev.
als lid).

332 Brand, Prof.Dr. A.; 1956; U-1970; Harare
(Zimbabwe);
154 Golden Stairs Road,
Mounl. Pleasant; tel. 00-263-4-301126
privé, 303211 tst. 1759 bur.;
visiting prof.
Fac. Vet. Science, Univ. of Zimbabwe.
Harare; Erelid K.N.M.v.D.; R.N.L.

186 Buitink. Mevr. U.; 1996; 1713 HK
Obdam; Dorpsstraat 76; tel. 022^452232
privé, 451790 prakt.; p., medew. bij
R.A.1V1.M. ter .Schure.

186 Burger, Mevr. C.R.; 1992; 3524 KG Utrecht;
Westfalen 32; tel.
030-2888220 privé,
6038700 prakt.; p., medew. bij J.O.B.
Weeber.

187 Cassenaar, R.; 1989; 3192 JN Hoogvliet;
-Schakelweg 120; tel. 010-4164915 privé,
4169005 prakt.; p., geass. met J.F.J. van
den Broek, C. Buesink, Mevr. A.H.M.
Koert, A.W. Kramer, Mevr. L.M.M.
Oorsprong en Mevr. C.H. Smit.

191 Deneer, J.P.M.; 1995; 6374 CV Landgraaf;
Grensstraat 128;
tel, 045-5323014 privé,
5721666 prakt.; fax 045-5726947; p., me-
dew. bij G.F.Th. Cremers, W.J.H.D.
Kremer, F.G.H.A. van Os, H.H.M.
Steinbusch en J.M.G. Stokkermans.

194 Dijkhuizen. Mevr. T.J.; 1996; 5421 HN
Gemert; Het Frans Brugske 4; tel. 0492-
364696;
wnd.d.

195 Dijkshoorn, Mevr. J.W.; 1993; 5421 EB
Gemert; Bisonstraat 119; tel, 0492-
361476 privé,
361402 prakt.; p., medew. bij
J.G.P.M. Donkers, T.P.F. Franssen, P.J.
Koenders, F.L.M. Konings, M.J.A. Nuyens,
G.B.M. Verschuurcn, N.J.G.J. van der
Wielen en J.W. Zwolschen.

195 Dijksta, J.A.; 1989; 8566 JC Nijemirdum;
De Hege Bouwen 18; tel. 0514-604438
privé, 604111 prakt.; fax 0514-602999; p.,
geass. met Mevr. II.S. van Veen.

197 Doormalen, P.J.M. van; 1977; 1.398 EJ
Muiden; Het Hert 6; tel. 0294-263593
privé,
020-6206611 prakt.; fax 020-
6393«(M);
p., gezelschapsd.

199 Edel. M.J.; 1996; 3581 CW Utrecht;
Maliebaan 82; tel. 030-2340839; d.
(toev.
als lid)

202 Ericelens, Mevr. J.E.; 1995; naar het bui-
tenland.

333 Erkelens, Mevr. J.E.; 1995; Westergate.
Chichester, West Sussex P020 6RL
(Verenigd Koninkrijk); 27 Lemorna
Gardens; p., medew. bij Hutchinson &
Partners.

207 Gerlofsma. M.H.; 1995; 3564 XD Utrecht;
Damascusdreef 5; teL 030-2613690 privé,
036-5226590
bur.; fax 036-5224086; d. be-
drijfsbegeleider dierenspeciaalzaken; d. bij
Vet. Advies Centrum (VET AC).

212 Grooten, Dr. H.J.G.; 1963; U-1967; 6093
AD Heythuysen; Biesstraat 16; tel. 0475-
491282;
fax 0475-496342; r.d.; adviseur R
en D coöp. varkens-K.I. organisaties:
R.O.N.

215 Hales, G.M.K.B.; Gent-1983; 5971 MA
Grubbenvorst; De Soom 17; tel. 077-
3661247 privé, 0485-587640 bur.; fax
0485-587653;
general manager bij Intervet
Nederland B.V.

215 Hallebeek, Mevr. J.M.; 1992; 5684 LW
Best; Brockstraat 4 A; tel. 0499-371420
privé, 030-2531581
bur.; specialist in oplei-
ding U.U. (Vet. DiervoedingKF.D., vkgr.
Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisd.).

708

218 Helvoort, M.J.T.M. van; 1996; 3514 CP
Utrecht; Leeuwerikstraat 5 bis; tel. 030-
2715332; wnd.d. (toev,
als lid).

221 Heuvelman-Kreijkes, Mevr. L; 1996; 7462
PB Rijssen; Middeldijk 31 A; tel. 0548-
540736: wnd d.
(toev. als lid).

222 Hof, J. van \'t; 1993; 3766 AV Soest; Den
Blieklaan 62; tel, 035-6011261 ; d

222 Hoflrnan, Mevr. M.J.; 1996; 3582 KP
Utrecht; Boomstraat 15 bis; tel. 030-
2522347; wnd.d. (toev,
als lid).

224 Hoomick, L.J.P.; 1996; 7137 HH Lievelde;
Europaweg 35 A; tel, 0544-463373 privé,
461313 prakt.; p., medew. bij C.J. Hartveld,
P.C.J. Hopmans en G.A.l. Kamp.

237 Kloet, Mevr. F. de; 1996; 3523 VN Utrecht:
Oranje Nassaulaan I A; tel. 030-2898750;
wnd.d.
(toev, als lid).

238 Knijn, Mevr. H.M.; 1996; 3648 NX Wilnis;
Geerkade 18; tel. 0346-242143 privé,
241228 prakt.; p., medew. bij R.L. Been.
H. van der Griendt, C. Sietsma en G.C.J.
Wegman.

337» Kooi, K. van der; 1952; North Balw^Ti,
Victoria 3104 (Australië); 108 City view
Road; telJ

fax 00-61-398596284; r.d.

244 Kuijpers, Mevr. M.M.F.; 1987; 8171 RG
Vaassen; Niersenseweg 28; teL 0578-
571008;
d.

251 Logtenberg, H.L.C.; 1966; 7721 EV
Dalfsen; Bericenlaan 7; tel. 0529-432881;
fax 0529434912; dir, Logtenberg Advies.

252» Loonen, Mevr. M.P.M.; 1996; 5087 TJ
Baarschot; Heistraat 7 A; tel. 013-
5043072 privé, 5042402 prakt.; p., me-
dew. bij C.W.M. Augustijn, J.M. Berger,
F.W. Berndsen, G.C. { harpentier, O.A.
van Dobbenburgh, J.W. Eshuis, M.J.J.
van der Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L.
de Vries en H.J.H. van Wijk.

258 Milders-Lubbert, Mevr. J.G.; 1995; 3521
CR Utrecht; Bolksbeckstraat 2; tel. 030-
2936713 privé, 0182-351695 prakt.; p., me-
dew. bij G. van den Berg, R. de Haas en A.C.
de Zeeuw
(toev, als lid).

262 Neijenhuis, C.J.H.; 1995: 4133 AE Vianen
(ZH): Augustinushof 16; tel. 0347-320218
privé, 371260
prakt.; fax 0347-373530; p.,
medew. bij E.L.G. Hermens, Mevr,
A.C.
van Tilburg-van Zutphen en A. Zuring.

275 Pon. H.; 1989; 7425 CE Deventer;
•Vlbertus van Leusenweg 20; lel. 0570-
658757 privé,
653000 prakt.; fax 0570-
655851; p., geass. met A. Baas, K.A.M.
Herder, L.H. Hotsma, H.S. Kooi, H.
Lieuwen en P.J. van der Werf

276 Raadsen, Mevr. J.; 1992: 1852 AC Heiloo:
Westerweg 125;
tel. 072-5320038 privé,
5340550 prakt.; fax 072-5320038; p.. gezel-
schapsd.

278 Revet. Mevr. A.J.; 1996; 3531 SW Utrecht;
2e Delistraat 17 bis; tel. 030-2944967;
wnd.d.
(toev. als lid).

278 Rietbergen, Mevr. M.J.T.R.; 1996; 3523 BB
Utrecht; Bamsteenlaan 35 I; tel. 030-
2522418 privé, 020-6944766 prakt.; fax
020-6937095; p., medew. bij Spoedkliniek
voor Dieren Amsterdam B.V.
(toev, als lid).

279 Rijpert, Mevr. S.C.W.; 1995: 7137 HH
Lievelde; Europaweg 35 A; tel, 0544-
483373 privé, 0316-221231 prakt; p., me-
dew, bij P. Strooker en CJ.M. Vissink.

285 Schipper, F.C.M.; 1992; 4306 NT Nieuwer-
kerk; Zwanenburgseweg 4; tel. 0111-
413887 privé, 4
12180 prakt.; p., geass. met
M.K. Buth en E. Wondergem.

298 Stniijck-Meijer. Mevr. C.J.R.; 1983; naar

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR D i E R ci E N E E S K U N D E

het buitenland.

342 Struijck-Meijer. Mevr. C.J.R.; 1983;
Wanganui (Nieuw-Zeeland); p/a 3 .Mason
Terrace;
d.

305 Veen. Mevr. H.S. van; 1991; 8561 EJ Balk:
De Dobbe 30; tel. 0514-603465 privé.
604111 prakt.; fax 0514-602999; p., geass.
metJ.A. Dijkstra.
307 Verhaak, Mevr. M.B.M.; 1994; 4301 VW
Zierikzee; Hammenstraat 1; tel. 0111-
414237 privé, 412180 prakt.; p., medew.
bij M.K. Buth, F
.C.M. Schipper en E.
Wondergem,
322 Wiersma, H.D.; 1984; 8219 PJ Lelystad;
Elandweg 81; tel. 0321 -322510; p.
(toev, als
lid).

diergeneeskundig
jaarboek 1997

De gegevens die in deze personalia ver-
meld staan, worden nog opgenomen in het
Diergeneeskundig Jaarboek 1997,
Wijzigingen die na I december 1996 zijn
doorgegeven, kunnen helaas niet meer
worden opgenomen in het Diergenees-
kundig Jaarboek 1997!

Doorlopende agenda

December

1—6 Davos, Zwitserland. Basic Small Animal
AO-Veterinary Course in English. Basic
Equine AO-Veterinary Course in English.
For information contact: AO-Vet Centre,
Monika Gutscher, Winterhurerstr. 260,8057
Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-313 03 83
new as of August 1, 1996, 41-1-635 8500.
Fax.41-1-31303 84.

2—6 "Diseases of Rats and Mice Week\', The
Royal Veterinary College, University of
London, Camden Town. Tel.: 0044-171 -468
5172, fax: 0044-171-383 0615.

3 PAO-D cursus: 96.304. Zenuwstelsel en be-
wegingsapparaat varken.

3 PAO-D cursus: 96.144. Dia-diagnostiek
oogheelkunde; intra-oculaire afwijkingen.

4 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (14)
Praktische oefeningen in de radiodiagnos-
tiek.

4 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Varken (20)
Echografie bij het varken.

4 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

5 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (27) Denkoefeningen in de cardiolo-
gie.

6 Symposium ter gelegenheid van het tienjarig
bestaan van PAO-Diergeneeskunde
(96.907). Thema: \'Een wijs besluit?\'.

6 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Rund (9)
BVD: hoe moet het probleem worden aange-
pakt?

7 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (28) Klinische endocrinologie bij de
kleine huisdieren.

-ocr page 331-

68 Animal Welfare, Module 2: Animal Welfare
in Practice, Institute of Ecology and
Resource Management, Edinburgh.

8 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (15)
Echografie pezen en onderzoek kogelge-
wricht.

9 Jaarvergadering Groep Veterinaire
Specialisten.

9—13 Rodents (excl Rats and Mice), Lago-
morphs. Ferrets. Fish, Mini-Pigs and
Amphibia, The Royal Veterinary College,
University of London, Camden Town. Tel.:
0044-171-468 5172, fax: 0044-171-383
0615.

10 Najaarsvergadering Veterinair Historisch
Genootschap. FdD, Androclos Gebouw,
Yalelaan 1 te UtrechL van 10.00 tot 17.00
uur. Thema: \'De praktijkervaringen van de
eerste generatie der Nederlandse, te Utrecht
gediplomeerde veeartsen rond 1830\'.

10—12 PAO-D cursus: 96.214. Bedrijfsdier-
geneeskundige aanpak van infectieziekten
op rundveebedrijven.

11 Negende studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie in
het Internationaal Agrarisch Centrum te
Wageningen. Aanvang: 08.45 uur.

11 PAO-D cursus: 96.124. Klinische les GD;
Feline hepatic lipidosis of leververvetting-
kat.

11 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (16)
Praktische oefeningen en endoscopic paard.

12 Intervisie-bijeenkomst groep 7/8 (mnd) om
20.00 uur in De Meem.

12 Intervisie-bijeenkomst groep 2/3 (varken)
om 20.(X) uur in Vörden.

12 Vergadering Afdeling Gelderiand.

12 Vergadering Afdeling Utrecht, Het Oude
Tolhuis, Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

12 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.15 uur.

12 Vergadering Afdeling Gelderland.

12 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee. Ciezond-
heidsdienst voor Dieren in Deventer, om
14.00 uur.

13 PAO-D cursus: 96.131. Wondbehandeling
plastische en reconstmcticve chimrgie GD.

13 PAO-D cursus: 96.902. De papegaai als
spoedgeval in de gezelschapsdierenpraktijk.

13 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (17)
Tandproblematiek.

13 PHLO-cursus \'Veevoeding\' te Wageningen.

14 PAO-D cursus: 96.809. Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek van gezelschapsdie-
ren.

15—19 The First Intemational Eilat Conference
on Camelids: Science & Productivity. Royal
Beach Hotel, EilaL Israel.

17 Wetenschappelijke bijeenkomst Groep Ge-
neeskunde van het Rund. aanvang: 13.30
uur.

17 Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord. Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

17 Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

17 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Amsterdam, Novotel hotel.

18 PAO-D cursus: 96.212. Basiscursus echo-
grafie en voortplanting (landbouwhuisdie-
ren en paard)

18 PAO-D cursus: 96/217. Uiergezondheid lo-
catie GD Drachten.

18—20 PAO-D cursus: 96.603. Veterinaire

Apotheek 1 gemengde praktijk.

18—20 PAO-D cursus: 96.606. Apotheekbeheer
voor gezelschapsdierenpractici.

19 Vergadering Afdeling Friesland.

19 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (29) Behandeling van traumapatiën-
ten.

20 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Varken (21)
Diagnostische benadering van A-H-aandoe-
ningen.

21—24 DVG-FG Kleintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthesio-
logie /Dermatologie /Neurologie /Ophthal-
mologie. Dortmund. Auskunft und Anmel-
dung: Kongreßorganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051 -95040, Fax: 02051 -950436.

1997

Januari

3 Nieuwjaarsborrel Afdeling Noord-Brabant.

8 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

9 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (30) Oogonderzoek bij hond en kat.

9 Themamiddag Groep Pluimveewetenschap-
pen over beengebreken bij de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Deventer,
van 13.30 tot 16.30 uur

10 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Rund (10)
IBR-bestrijding: hoe en wanneer?

12—14 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Nice Acropolis
Convention Centre in Nice, France.

15 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

15 PHLO-cursus \'Vmchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'.

16—17 PAO-D cursus: 96.605. Apotheekbeheer
II voor gezelsehapsdierenpraktici.

17 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (18)
Endometritis merrie.

21 PAO-D cursus 96.506. Pezen en banden van
de benen van het paard; kwetsbare krachten-
dragers.

22 Intervisie-bijeenkomst groep 13 (varken)
om 15.30 uur in Leende.

23 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (31) Urolithiasis bij de kat. Belang
van voedingsvezels bij camivoren.

23 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Bunnik. Postiljon hotel.

23—26 1996-97 Veterinary Acupuncture Accre-
ditation Course, Albuquerque, New Mexico.
For regi.stration contact: Donna Watkins.
Course Administrator, IVAS. P.O. Box
#2074, Nederiand. CO 80466, U.S.A. (Tel.
no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-258-
0767).

29 PAO-D cursus: 96.217. Uiergezondheid lo-
catie GD Drachten.

29—31 PAO-D cursus: 97.601. Apotheekbeheer
II landbouwhuisdieren.

30 Vergadering Groep Homoeopatische-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

Februari

4 Intervisie-bijeenkomst groep 9 (varken) om
20.00 uur in Langbroek.

4—5 PHLO-cursus \'Vmchtbaarheid en voort-
planting van het varken\' te Wageningen.
Inschrijven vóór 6 januari 1997.

5 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

5 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (32) Nieuwe inzichten in de pathoge-
nese en epidemiologie van het ElP-vims en
bespreking van enkele klinische gevallen.

11 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

13 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (38)
Verzorgen van schildpadden.

14 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (39)
Ziektetoestanden van de schildpad.

16—21 XV Intemational Symposium of the
World Association of Microbiologists,
Immunologists and Specialists in Infectious
Diseases (WAVMI), Cypms. Theme:
Salmonellosis - bmcelliosis as world health
problems for humans and animals.
Information: K. Polydorou V.P.H. Instimte,
PO Box 284, Nicosia, Cypras. Fax/tel.: 357-
2-453121.

18 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Eindhoven, Dorint hotel.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

19 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dierenart-
sen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Bameveld. Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

19 PAO-D cursus: 96.217. Uiergezondheid lo-
catie GD Drachten.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (33) Operatieve behandelingen van
heupdysplasie.

21 Symposium Varkensdierenartsen CHV te
Veghel.

20—23 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque. New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS, P.O.
Box #2074, Nederland, CO 80466, U.S.A.
(Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-
258-0767).

26 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

27 Excursie Groep Geneeskunde van het Var-
ken naar Intervet. Onderwerp: bacteriële
aandoeningen.

Maart

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (34) Werkingsmechanismen van psy-
chofarmaca.

6 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Heerenveen, Postiljon hotel.

13 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (40)
Cytologie als diagnostisch hulpmiddel voor
de praktijkdierenarts.

13 - 14 PAO-Dcursus: 97.601. Apotheekbeheer
II landbouwhuisdieren.

19 PAO-D cursus: 97.701. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (35) Perifere neurmusculaire aandoe-
ningen.

25 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken in de Jaarbeurs te Utrecht.

27 Jaarvergadering Groep Homoeopatisch-
werkende Dierenartsen. Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, aan-
vang: 19.30 uur.

April

6—8 The fourth intemational symposium on ec-
toparasites of pets. University of California,
Riverside, California. Dr. N.C. Hinkle, Dept.
Entomology, UCR, Riverside, CA 92521,

-ocr page 332-

phone (909) 787-2422 or e-mail
NHinkle(^citrus.ucr.edu.

8—11 Congress of the German Veterinary
Medical Society: \'Current Research Results
in Veterinary and Comparative Medicine\'.

10 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (36) Kruisbandruptuur bij de hond:
Diagnose en resultaat van intra-articulaire
behandeling.

10 Jaarvergadering en lezingen Groep Pluim-
veewetenschappen bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren in Boxtel, van 13.30 tot
16.30 uur.

17 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (41) Kli-
nische gegevens en in vitro criteria voor ge-
bruik van medicijnen bij vogels.

24 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (37) Pijnbestrijding bij orthopediep-
atiënten.

25—27 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.

Netherlands Assoeiation for Companion

Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congress langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Vootjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Ne-
therlands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

Mei

13
15

Werkvergadering Afdeling Zeeland.
Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

20—22 Intemational symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan, France.

26—29 The Waltham Intemational Symposium
1997, Orlando, Florida, USA. \'Pet nutrition
and health in the 21 st century\'.

27 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

01-01-1997
15-01-1997
01-02-1997
15-02-1997

Deadline *)

16-12-1996
30-12-1996
13-01-1997
27-01-1997

") Voor 12.00 uur \'s middags.

Dierenarts met ruime ervaring in zowel de gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren

ZOEKT ASSOCIATIEPLAATS OF PRAKTIJK TER OVERNAME.

Bij voorkeur in Midden-Nederland of Brabant.

Voor reactie kunt u bellen 030-2318437 na 19.00 uur of uw brief richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer 23/96.

TER OVERNAME AANGEBODEN.

In het midden van het land, eerstelijns paardenpraktijk met goede mogelijkheden tot uitbreiding. De praktijk wordt
op een behoorlijk niveau uitgeoefend en is hierdoor mede voorzien van de adequate apparatuur. In de overname is
geen pand begrepen.

Uw reactie gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder vermelding van nummer 24/96.

Wegens ziekte van één van de maten wordt in een driemans-associatie met overwegend grote huisdieren gevraagd

EEN ASSISTENT (M/V)

met duidelijke belangstelling voor de varkensbedrijfsbegeleiding.
Per 15 januari 1997 vertrekt de huidige waarnemer naar het buitenland.

Schriftelijke reacties zenden naar: DAP Nieuwpoort, Nieuwpoortseweg 10,2965 AW Nieuwpoort.

Voor mijn goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk onder de rook van Rotterdam zoek ik een gemotiveerde

DIERENARTS (M/V).

Minimaal twee jaar relevante ervaring en gerichte interesse voor chirurgie en echografie strekken tot aanbeve-
ling. Door een goede taak/tijdverdeling wordt gestreefd naar een optimale verhouding tussen werk/studie en privé.
Indien de samenwerking wederzijds bevalt, behoort associatie tot de mogelijkheden. Collega\'s die tijdelijk parttime
willen werken, worden ook uitgenodigd te reageren. Sollicitaties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer 25/96.

-ocr page 333-

0

In deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde blijkt weer eens te meer hoe breed ons vakge-
bied is. De Hoofdredactie ziet met genoegen dat collegae uit al die richtingen zich inzetten om ons op de
hoogte te houden van wat hen boeit.

Zo blijkt dat de ketenbewaking zich heel duidelijk moet uitstrekken tot de vem\'erking van voedingsmidde-
len van dierlijke oorsprong in de keuken. Juist dat laatste traject vraagt een actieve (voorlichtende) instel-
ling van onze beroepsgroep. De differentiatierichting Veterinaire Volksgezondheid zal hiertoe zeker ook
moeten opleiden. Het gesprek met professor Oosterom laat zien dat dit inzicht juist ook door een veteri-
nair kan worden overgedragen.

Uw ballistische, radiologische en orthopedische kennis wordt bijgewerkt in een artikel over schotverwon-
dingen bij honden.

Diverse bijdragen brengen u op de hoogte van de laatste stand van zaken zoals die op congressen of in
(landelijke) onderzoeken zijn gebleken.

Wist u bijvoorbeeld dat vrouwen gemiddeld genomen dezelfde resultaten scoren dan mannen? En dat ze
zich toch nog te bescheiden opstellen bij sollicitaties?

Wist u dat wildziekten een uitdaging voor veterinairen kunnen vormen? De Maatschappij heeft dat blijk-
baar wel ingezien, want zij was mede-organisator van het symposium Wildziekten. Alweer een gebied
voor de toekomstige gedifferentieerd opgeleide, veterinaire volksgezondheidshygiënist.
Denkt u nog dat de eeuwige huidpatiënten met vlooienallergie saai zijn? Waarschijnlijk niet; u weet maar
al te goed hoe complex deze problematiek vaak is. Maar waarschijnlijk biedt het verslag van het wereld-
congres over veterinaire dermatologie u toch weer interessante nieuwe zienswijzen; er is ook nog meer
dat op vlooienallergie kan lijken!

Met veterinaire volksgezondheid wil ik eindigen door u nog even te attenderen op de risico \'s van voeder-
contaminatie met BSE agens. Of is dit veterinaire veevoeding?

Blijkbaar liggen differentiatierichtingen soms toch ook weer dicht bij elkaar Een goede reden om de ge-
differentieerde opleiding zo te maken dat we eikaars taal en problematiek blijven verstaan: een algemene
bevoegdheid. Gelukkig hoefik niet in korte tijd mij de geweldige breedheid eigen te maken. Als ik student
was zou ik zeker kiezen voor een forse differentiatie. Nu ik hoogleraar ben verlang ik intens naar veteri-
nairen die onderzoeksambitie hebben. Bij ons gaan deze vacatures naar niet-veterinairen door gebrek
aan dierenartsen!

Namens de Hoofdredactie, prof. dr J.E. van Dijk

Van de Hoofdredactie

-ocr page 334-

KREUPELHEID VAN EEN HOND NA SCHOTVERWONDING;
CASUÏSTIEK EN EEN PLAN VAN AANPAK

Tijdschr Diergeneeskd 1996:121: 712-5

R.J. Maarschalkerweerd^ en S. A.E.B. Boro ffka^

Uit en voor de praktijk

SAMENVATTING

De klinische en beeldvormende diagnostiek en de chirurgie
van een drie jaar oude Duitse Staande Hond met chronisch
recidiverende kreupelheid ten gevolge van een schotver-
wonding, worden beschreven. Met behulp van natieve
röntgenopnamen, aangevuld met echografisch onderzoek
en positief contrast-artrografie van het radiocarpaalge-
wricht, werd aangetoond dat een kogeltje in het lateropal-
maire gedeelte van het radiocarpaalgewricht zat. De thera-
pie bestond uit chirurgische verwijdering van het kogeltje
en leidde tot volledig klinisch herstel. Er wordt een stap-
penplan gepresenteerd voor onderzoek en behandeling van
honden en katten met een schotverwonding.

SUMMARY

Lameness in a dog following gunshot wound: a diagnostic
protocol

The clinical signs and surgical treatment of a 3-year old German wirehair
Pointer with chronic intermittent lameness due to a gunshot injury arepre.sen-
ted. In addition to routine radiography, ultrasound investigation and positive
contrast arthrography of the radiocarpaljoint showed that a hidlet wa.s located
in the lateropalmar part of the radiocarpal joint cavit}\\ Surgical removal of the
hullet led to complete clinical recovery. A diagno.slic and therapeutic protocol
is presented jor dogs and cats with gunshot injuries.

INLEIDING

Van het totaal aan traumapatiënten die aangeboden worden in
de veterinaire praktijk blijken slechts enkele te bestaan uit
schotverwondingen (6). Op het platteland betreffen het in het
jachtseizoen vaak jachthonden, die aangeschoten worden met
hagel tijdens de jacht. In een stedelijke omgeving worden kat-
ten en honden aangeschoten met buks of klein kaliber pistool
(3,9). Schotwonden in niet vitale organen kunnen zonder bete-
kenis blijven (1,3,6,9) en kogeltjes kunnen zo dan later bij toe-
val worden ontdekt. Aangeschoten dieren kunnen in het acute
stadium met een grote diversiteit aan klachten aangeboden
worden. Dit is afhankelijk van de aangerichte schade, varië-
rend van bijna geen klachten anders dan dat de eigenaar zich
zorgen maakt, min of meer emstige kreupelheden, tot groot
weke delen trauma, shocktoestand of dood (1,3,10). Tijdens
het lichamelijk onderzoek zien we vaak alleen kleine perfora-
ties van de huid. Röntgenologisch onderzoek kan nader inzicht
verschaffen over de lokalisatie van de kogels of hagelkorrels en
een indmk geven over de aangerichte schade (9).

\' Diergeneeskundig Orthopedisch Centrum Amsterdam. Amsterdam. Corresponden-
tie: Drs R.J. Maarschalkerweerd. Diergeneeskundig Orthopedisch Centrum Am-
sterdam. Rietwijkerstraat 27. 1059 Vi\' Amsterdam. Tel 020-6175200. Fax 020-
6175217.

\' Vakgroep Radiologie. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus
80164. 3508 TD Utrecht.

Om meer inzicht te krijgen in de behandeling van de aange-
schoten hond en kat wordt aan de hand van ballistische gege-
vens en een casuïstiek een behandelingsprotocol voor schot-
verwondingen gegeven.

CASUÏSTIEK

Op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht
werd in november 1994 een Duitse Staande Hond draadhaar,
reu, van driejaar aangeboden met een intermitterende kreupel-
heid van de rechter voorpoot. De hond was in november 1993
ook aangeboden met een kreupelheid van dezelfde poot nadat
hij was aangeschoten tijdens de jacht, volgens de eigenaar met
hagel (staal nr 3). Bij het algemeen onderzoek werd toen een
temperatuurverhoging (t=39.7\'\'C) waargenomen, bleek de
hond rechtsvoor kreupel en werden diverse kleine verwondin-
gen ter hoogte van de rechter carpus gevonden. De carpus was
warm, gezwollen en pijnlijk bij palpatie en er werden subcu-
taan 2 corpora aliena gevoeld. Röntgenologisch onderzoek van
de carpus in 1993, toonde zwelling van de weke delen aan de
dorsomediale zijde en de aanwezigheid van drie hagelkorrels
aan (Foto 1). Daar er klinisch en röntgenologisch geen duide-
lijke aanwijzingen werden gevonden voor emstige beschadi-
ging van de weke delen, skeletdelen en belendende gewrichten
werd geconcludeerd dat de kreupelheid, lokale zwelling en
roodheid het gevolg waren van een ontstekingsreactie ten ge-

-ocr page 335-

volge van de schotverwonding. De hond werd opgenomen en
de behandeling bestond uit hokrust, breedspectrum antibiotica
(amoxycilline/claviulaanzuur 10/2.5 mg/kg 2dd PO) en pijn-

Stilling (buprenorfine 0.03 mg/kg 3dd SC). In de loop van vijf
dagen nam de zwelling af en werd de hond niet meer kreupel
gezien. De antibiotische therapie werd nog vijf dagen geconti-
nueerd na ontslag uit de kliniek.

Een jaar later bleek uit de anamnese dat de hond met name
kreupel was, wanneer hij na het zwemmen uit het water kwam.
De rechtervoorpoot werd dan geruime tijd niet belast, maar de
hond kon dan van het ene op het andere moment weer rad zijn.
Op het moment van aanbieding bleek de hond de rechtervoor-
poot goed te belasten en was de stand van de poot normaal.
Tijdens het monsteren werden geen afwijkingen waargeno-
men. Bij palpatie bleek het radiocarpaalgewricht overvuld
maar niet warm of pijnlijk te zijn en was er een zwelling van
weke delen aan de palmaire zijde, ter hoogte van het os carpi
accessorium voelbaar. Bij passieve bewegingen van de carpus
bleek de mogelijkheid tot strekken en buigen sterk verminderd,
werd er geen crepitatie gevoeld en was geen pijn op te wekken.
Röntgenopnamen van de rechter carpus toonden een overvul-
ling van het radiocarpaalgewricht, osteofytvorming aan de dor-
sale zijde van het radiocarpaalgewricht en periostale botnieuw-
vorming langs de proximale zijde van het os carpi accessorium
aan, duidend op artrose van het radiocarpaalgewricht en irrita-
tie van het os carpi accessorium. Evenals bij het vorig röntge-
nologisch onderzoek waren drie hagelkorrels aanwezig, maar
de meest proximale kogel had zich verplaatst van de dorsome-
diale naar lateropalmaire zijde van het radiocarpaalgewricht
(Foto 1 en 2). Deze positieverandering deed vermoeden dat de
kogel zich vrij in het radiocarpaalgewricht bevond.
Bij echografisch onderzoek, uitgevoerd met een 10-5 Mhz \'li-
near array\' transducer^ geplaatst op de lateropalmaire deel van
de carpus, werd een hagelkorrel aangetroffen in de late-
ropalmaire deel van het radiocarpaalgewricht.
Aanvullend werd artrografisch onderzoek uitgevoerd. Na art-
rocenthesis werd 2 ml contrastmiddel (Telebrix"*) in het radio-
carpaalgewricht gespoten en aansluitend werden een mediola-
terale en dorsopalmaire opname van de carpus gemaakt. Op
deze opnamen bleek de meest proximaal gelegen kogel zich op
beide opnamen binnen het ingespoten contrast te bevinden.
Hiermee werd het vermoeden bevestigd dat een hagelkorreltje
zich in het lateropalmaire deel van het radiocarpaalgewricht
bevond en dat de andere twee hagelkorreltjes in de periarticu-
laire weke delen gelegen waren (Foto 3).
Besloten werd het intra-ariiculair gelegen kogeltje chirurgisch
te verwijderen. De hond werd onder algehele anesthesie ge-
bracht en het wondgebied werd lege artis voorbereid. Na een
laterale huidincisie in het verloop van de groeve van de M. ex-
tensor carpi ulnaris en de M. flexor digitorum profundus en het
klieven van de subcutis, werd er stomp in de holte tussen radius
en os carpi accessorium geprepareerd tot de laterale gewrichts-
zak werd bereikt. Na het openen van deze gewrichtszak werd
het kogeltje verwijderd (Foto 4). Het gewricht, de subcutis en
de huid werden gesloten met knoophechtingen, de eerste twee
lagen met vycril 2.0^ en de huid met ethilon 3.0^.
Postoperatief werd een Robert-Jones steunverband aangelegd
dat na zeven dagen werd verwijderd. Er werd een maand lijn-
rust voorgeschreven.

Tijdens een controle, zes maanden na de operatie, vertoonde de
hond volledig functieherstel. De eigenaar vertelde dat de hond
slechts de eerste week na de operatie kreupel had gelopen. Bij
het klinisch onderzoek werden geen zwelling, crepitatie, pijn-
lijkheid of beperkte beweging van het radiocarpaalgewricht

^ ATL Uhramark 9, Advanced Technology Laboratories, Woerden.
* Guerbet Nederland B.V., Gorinchem.
^ Ethicon, Norderstedt Duitsland.

-ocr page 336-

geconstateerd. Bij navraag, een jaar na de operatie bleek dat de
hond tijdens de jacht na het zwemmen niet meer kreupel is ge-
zien.

DISCUSSIE

De emst van een schotwond is afhankelijk van de snelheid, de
massa, het type, de aëro- en hydrodynamische stabiliteit van
het projectiel en van de aard van het weefsel waar de kogel in-
dringt (6,9). De emst van de verwonding wordt voomamelijk
bepaald door de kinetische energie die een kogel bezit op het
moment van binnendringen. De kinetische energie (KE) van
een kogel kan berekend worden door de formule KE=l/2x
MxV2 (M is de massa en V de snelheid van het projectiel)
(5,6,9,10). De kinetische energie, en daarmee de emst van de
verwonding, is dus afhankelijk van het kwadraat van de snel-
heid vaneen kogel.

Wanneer een dier aangeboden wordt met een schotverwonding
zal men op een snelle en adequate wijze de algemene toestand
van het dier moeten inschatten. Dit kan aan de hand van het
SPAR-onderzoek (Slijmvliezen, Pols, Ademhaling, Reflexen);
men zal bij afwijkingen eerst moeten overgaan tot het stabilise-
ren van het dier (Tabel 1). Daama wordt geëvalueerd welke
stmcturen betrokken zijn bij de verwonding. Röntgenopnamen
in twee richtingen zijn essentieel. Als deze evaluatie compleet
is, kan éen therapeutisch plan opgesteld worden. Het is raad-
zaam om alle dieren die een schotwond hebben, te behandelen
met breedspectmm antibiotica (Tabel 1) omdat in principe alle
schotverwondingen gecontamineerd zijn door insleep en aan-
zuigen van gecontamineerde huid en lucht (5,6,11).
Hoewel ten gevolge van een schotverwonding van het abdo-
men alle organen geraakt kunnen worden, zijn dunne en dikke
darmperforaties het meest frequent voorkomend (3).
Betrokkenheid van de vaten blijkt een zeer slechte prognose te
hebben (3). Indien perforatie van viscera wordt vemioed, zal er
nader onderzoek moeten plaatsvinden. Als er zich nog geen
vocht in het abdomen bevindt, kan cytologisch onderzoek van
een peritoneaalspoelsel uitsluitsel geven over de aard van een
eventuele perforatie (2,3,4). Als er sprake is van een hydro-ab-
domen zal er onderscheid gemaakt moeten worden tussen
bloed, gal, urine en exsudaat ten gevolge van een septische pe-
ritonitis. Een hemo-abdomen bevat bloed met dezelfde Ht-
waarde als het perifere bloed indien de schotverwonding min-
der dan zes uur oud is. De aanwezigheid van gal kan bewezen
worden door galzuren aan te tonen (laboratoriumbepaling).
Indien urine in de buikholte aanwezig is zal het punctaat een
zeer hoge kreatinine-waarde hebben. Een eventuele blaasper-
foratie kan ook aangetoond worden middels een retrograad
contrastonderzoek van de blaas. Exsudaat op basis van een sep-
tische peritonitis wordt bewezen door cytologie (2,3,4). Bij een
perforatie van het maagdarmkanaal, galwegen of urinewegen
en de aanwezigheid van een hemo-abdomen zal een explora-
tieve laparotomie moeten worden uitgevoerd (3,4) (Tabel 1).
Schotverwondingen van de thorax kunnen goed geëvalueerd
worden aan de hand van röntgenfoto\'s van de thorax. Een ex-
ploratieve thoracotomie is alleen geïndiceerd bij een pneumo-
thorax of haemothorax die niet verdwijnt na thoraxdrainage
middels een thoraxdrain (8) (Tabel 1).
De noodzaak van chimrgische wondexploratie is sterk afhan-
kelijk van de getroffen stmcturen (vaten, zenuwen, organen
en/of gewrichten) en het type verwonding. Dit laatste is vooral
afhankelijk van de snelheid van het projectiel. Men kan de
schot-verwondingen dan ook indelen in twee groepen te weten:
de hoge snelheid verwondingen (HSV) door kogels met een
snelheid groter dan 600 m/s (groot kaliber jacht geweer en der-
gelijke) en lage snelheid verwondingen (LSV) ten gevolge van
kogels met snelheden kleiner dan 600 m/s (pistolen, revolvers,
luchtbuksen, jachtgeweer met hagel en dergelijke) (5,6,9,10).
Deze indeling is van groot belang als men kijkt naar de therapie
van verwonding veroorzaakt door een LSV- of HSV-wapen
(5,6,9,10). Bij een LSV die niet ouder is dan zes uur en waarbij
betrokkenheid van viscera, zenuwen en grote vaten is uitgeslo-
ten, is scheren en wondreiniging voldoende; eventueel kunnen
de wonden gehecht worden (Tabel 1). Maar bij een beschadi-
ging van een groot vat, gewricht of een perforatie van viscera of

Tabel 1 Stappenplan voor diagnostiek en therapie van honden en katten
aangeboden met schotverwondingen.

r

1

Pallént met Sc^tverwondlng

S himvlMzan I
Pol«

A demhakng |
R silexen

Met afwllkend

AtWilkMKl

STABILISeRCN (CRASH Ufrwptm)
C
irculati9 opUmellMren
B aep. ptotMin«! opl<eltafi
A rl. bloedingen stelpen
S hoek besliliden
H enenlunclie w»«rtx)rgen

INVENTARISATIE

- Balulltche gegeven«

<;Anen,ne»

,RÖ

• Atg. ondei7o«fc ^ »Echo

- B«*ttfiirom>*r>d ondarzoek

• Buikpunctt« / Buik»poeting

^ W, QaJz. KrMt. Cytologi®

• Btoedor>d«rzo«k («vtnt)

LSV TTwnur
^ Pnaumo-
/ hemo-
thorax
^ Long atwijkingan

HSV
ongeacht
batrokken
structuur

Ev^uarmi
Expectabef
^ Tboraxdrainage

{ aUMnrvM-

LSVAbdotmn
^ P«rtoratt«

- Maag<larmkanaaJ

- Blaas-unr>ewe^en

- Galwagan
^PertOfatM

- Vatan

- Hämo- abdomen

T

N

f \\

THERAPie

THERAPte

■ Reirajen

■ Ontsteking bestrijden

- Scheren

ANVBIO-nCA

• OK plannen op

ANTJBI07KA

korte termijn

THERAPIE (wpoedoptmOml

- Exploralieve chimrgie

- Wondbehandeling

- Sluiten event, paiteel

- Draineren
AHTmOTKA

-ocr page 337-

bij een HSV is een chirurgische wondcxpioratie een noodzaalc.
Daarbij wordt het wondgebied als operatiegebied voorbereid
en daama wordt de wond geëxploreerd, een debridement en re-
constmctie uitgevoerd, een eventueel gemptureerd vat gehecht
of geligeerd en hematomen uitgemimd. De wond moet vol-
doende drainage-mogelijkheden hebben en kan, indien de situ-
atie het toelaat, perprimam gesloten worden (6,9,10) (Tabel 1).
Wanneer een dier is aangeschoten met loden kogels of hagel
dan hoeft men niet bang te zijn voor een eventuele loodintoxi-
catie en het is dus zinloos om alle loden hagelkorrels te gaan
verwijderen (9). In Nederland is het verboden om te jagen met
hagelpatronen met loden kogeltjes.

De hier beschreven hond was aangeschoten met hagel dat de
geweerloop verlaat met een snelheid van ongeveer 400 m/s.
Er was dus sprake van een LSV. De therapie bestond uit lo-
kale reiniging van de huid en nabehandeling met antibiotica.
Bij deze hond leek het niet noodzakelijk alle hagel te verwij-
deren. Toen de hond na een jaar opnieuw werd aangeboden
met een intermitterende kreupelheid rechtsvoor en er op de
natieve röntgenfoto\'s een positieverandering van één kogel-
tje werd vastgesteld, bestond er het vermoeden dat de kogel
mechanische belemmering kon veroorzaken. Daarop is aan-
vullend echografisch en radiologisch onderzoek uitgevoerd.
Er zijn diverse beeldvormende technieken om een kogel in een
gewricht aan te tonen. Soms kan al aan de hand van de projectie
van de kogel op twee röntgenopnamen, die in loodrecht op el-
kaar staande richtingen gemaakt zijn, worden vastgesteld dat
de kogel zich in het gewricht bevindt. Bij deze casuïstiek be-
stond er op basis van de natieve opnamen al een sterk vemioe-
den van intra-articulaire localisatie. Dit werd bevestigd met be-
hulp van artrografie en echografisch onderzoek. Echografisch
onderzoek van gewrichten is een goede non-invasieve me-
thode, hoewel uitvoering en interpretatie veel ervaring vereisen
en een onderzoek alleen mogelijk is met een hoge-frequentie
transducer. Artrografie is een meer invasieve techniek waar-
mee ook intra-articulaire betrokkenheid kan worden vastge-
steld.

De in het gewricht gelegen corpora libera, zoals kogel(frag-
menten) en losgeraakt bot en kraakbeen kunnen artrose induce-
ren en/of mechanische problemen veroorzaken. Wanneer er
sprake is van loden kogels kunnen deze naast de directe schade
aan kraakbeen of banden, ook nog indirecte (peri)articulaire

DE KLEINE DIERENGIDS

(Homeopatische eerste hulp). P. Ox\'ergaauw en A.H. Wester-
huis. Homeovisie Alkmaar, 1996. ISBN 90 71669513.

Sinds enige tijd is dit boekje verkrijgbaar om de huisdierbezit-
ter voor te lichten over de genezingsmogelijkheden van hun
huisdier. Zeer breed dit keer, van paard tot duif, en erg beknopt.
Met name wordt getracht de mogelijkheden van de homeopa-
thie aan een breed publiek kenbaar te maken. Een leemte wordt
ge\\Tjld omdat men op alfabet kort wordt geïnformeerd over
veel voorkomende afwijkingen met daarbij nuttige adviezen en
veranderingen zoals chondrolyse en periarticulaire fibrose ver-
oorzaken. Dit is het gevolg van de lage pH van de synovia
waarin lood oplost (1,10).

Ill

Indien de diagnostiek enige tijd voor de operatie heeft plaatsge-
vonden, kan de positie van de kogel(s) en of fi^agmenten in de
gewrichtszak gewijzigd zijn. Daarom is het noodzakelijk direct
voorafgaand aan de operatie controle-röntgenfoto\'s te maken
ter bepaling van de exacte plaats van de kogel(s) en fragmenten.
Bij de in de casuïstiek beschreven hond lijkt de kreupelheid
met name verklaard te kunnen worden door directe pijnlijk-
heid veroorzaakt door de intra-articulaire gelegen kogel.
Tijdens het zwemmen ontstaat er waarschijnlijk mimte in het
gewricht zodat het kogeltje zich kan verplaatsen in een posi-
tie die tijdens het belasten van het gewricht zeer pijnlijk is.
Nadat het kogeltje weer in een positie zit waarin belasting
geen pijnlijkheid veroorzaakt, is de hond weer rad. De kreu-
pelheid is niet te verklaren door de op de foto waargenomen
artrose (Foto 2). Dit wordt ondersteund door het feit dat de
hond in het jaar na het verwijderen van het hagelkorreltje re-
gelmatig zwemt maar nooit meer kreupel is gezien.

LITERATUURLIJST

1. Ashby ME. Low-velocity gunshot wounds involving the knee joint: sur-
gical management. J Bone Joint Surg 1974; 56-A: 1047-53.

2. Crowe DT. Diagnostic abdominal paracentesis techniques: clinical eva-
luation in 129 dogs and cats. J Am Anim Hosp Assoc 1984; 20: 223-30.

3. Feliciano DV, Burch JM. Spjut-Patrinely V, Mattox KL, and Jordan GL.
Abdominal gunshot wounds. Ann Surg 1988; 3: 362-70.

4. Henneman PL, Marx JA, Moore EE, Cantril SV, and Ammons LA.
Diagnostic peritoneal lavage: accuracy in predicting necessary lapartv
tomy following blunt and penetrating trauma. J Trauma 1990; 30: 1345-
55.

5. Hopkinson AW, Marshall TK. Firearm injuries. Brit J Surg 1967; 54:
344-53.

6. Lipowitz AJ. Management ofjunshot wounds of the soft tissues and ex-
tremities. J Am Anim Hosp Assoc 1976; 12:813-21.

7. Lumeij JT, and Scholten H. A comparison of two methods to establish the
prevalence of lead shot ingestion in mallards (Anas platyrhynchos) from
the Netherlands. J WildI Dis 1989; 25:297-9.

8. Orton EC. Small animal thoracic surgery. Baltimore: Williams and
Wilkens, 1995: 103-8.

9. Rendano VT, and Abdinoor D. Management of intra- and extra-articular
extremity wounds. J Am Anim Hosp Assoc 1977; 13:577-81.

10. Rcncgar WR, and Stoll SG. (iunshot wounds involving the canine car-
pus: surgical management. J Am AnimI Hosp A.ssoc 1980; 16: 233-9.

11. Thoresby FP, and Darlow HM. The mechanisms of primary infection of
bullet wounds. Brit J Surg 1967; 54: 359-61.

men gewezen wordt op de meest geschikt homeopathische
diergeneesmiddelen. De genoemde laag-potenties kunnen wei-
nig averechtse reacties oproepen bij de patiënt. In ieder geval
worden eigenaar en dierenarts aan het denken gezet over een
altematief Uiteraard wijzen de auteurs er steeds op dat de die-
renarts het laatste woord heeft, al zal het gewenst zijn dat deze
meer kennis heeft van de homeopathie indien men er verder
mee wil doorgaan. Wat kritische noten: extra kalk naast com-
pleet voer?; geen dieet bij recidiverend braken?; \'thermomete-
ren\' kan juist wel door eigenaar gedaan worden; \'jongen\' bij
een paard?; fysiologisch spoelen in een oog is beter! Ook een
lijstje met \'klachten\' waar wèl een dierenarts snel voor gecon-
sulteerd moet worden mag niet ontbreken.
Het boekje is toch een aanrader voor de praktijk: een lage prijs
(ƒ 4,95) voor veel informatie ter verbetering van de mondig-
heid van de cliënt, hetgeen alom gepropageerd wordt.

A.G.G.Kok

-ocr page 338-

DERDE WERELDCONGRES VETERINAIRE DERMATOLOGIE

Berichten en verslagen

De hoofdthema\'s van het congres la-
gen op het gebied van de invloed van
het milieu op de huid, pathogenese van
huidziekten, allergische dermatosen,
metabole en endocriene huidaandoe-
ningen, schimmelinfecties en auto-im-
muun en immuun-gemedieerde huid-
ziekten. Er was veel aandacht voor
parasitologische zaken, onder andere
bij de bespreking van nieuwe bestrij-
dingsmethoden en -middelen, maar
ook bij onderwerpen als vlooienaller-
gie en atopie.

Nederlandse bijdragen werden ver-
zorgd door mevrouw dr. M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan, dr. A.
Willemse, mevrouw drs. J. Sinke, drs.
J. Koeman, mevrouw drs. P. Roosje en
ir. F. Verheijen. Het aantal Neder-
landse practici als deelnemer aan dit
zeer praktijkgerichte congres was, ze-
ker in vergelijking met andere landen,
teleurstellend laag te noemen. In dit
verslag zullen enkele voor de praktijk
interessante, gepresenteerde, nieuwe
ontwikkelingen worden besproken.

Parasieten

Vlooien

De werkzaamheid van diverse bestrij-
dingsmiddelen (fipronyl, dichloorvos/

\' Virbac Nederland B.V.

\' Faculteit der Diergeneeskunde. Vakgroep Inwendige
Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren.

fenitrothion en permetrin spray/spot-
on/schuim) tegen vlooien en de daar-
mee gepaard gaande vlooienallergie
werd nog eens bevestigd (verminde-
ring van vlooieninfestatie respectieve-
lijk huidklachten en jeuk).
Dit was ook het geval voor een nieuw
molecuul van Bayer dat als spot-on
formulering in de USA op de markt is
gebracht: imidacloprid. Het is een ace-
tylcholine-remmer door binding aan
nicotine-receptoren.
In een vergelijkend onderzoek naar de
werkzaamheid van een langwerkende
permethrin spray en een nieuw vlooi-
enbestrijdingsmiddel met als werk-
zame stof fipronyl (F. Ascher
et al.
Frankrijk), werd na experimentele in-
fectie van honden met 200 vlooien een
knock down effect voor de permethrin
vastgesteld. Na behandeling met per-
methrin waren binnen één uur alle
vlooien dood. Dit effect werd met het
vergelijkende product na drie dagen
bereikt.

Demodex

De werkzaamheid van lufeneron als
chitinesynthese-remmer bij gegenerali-
seerde demodicose, is onderzocht door
M. Schwassmann (Florida). Chitine is
namelijk ook aanwezig in
Demodex-e\\-
eren, larven, nymfen en volwassen sta-
dia. Er werden twee groepen behandeld
in een iets hogere dosering (13 tot 16
mg/kg) gedurende vijf opeenvolgende
dagen per maand of drie keer per week.
Ondanks hoge concentraties van lufe-
neron in de huid werd echter geen effect
waargenomen op de
Demodex-mkcXie.

Het derde Wereldcongres Veterinaire Dermatologie, dat werd georganiseerd in
Edinburgh van II tot 14 september 1996, was zeer geslaagd met ruim 1100 deel-
nemers en een uitgebreide keus aan interessante onderwerpen. Dit had soms tot
gevolg dat het volgen van een lezing niet mogelijk was omdat de zaal al vol was
of omdat op hetzelfde tijdstip andere aantrekkelijke onderwerpen werden ge-
presenteerd. Het grote aantal aanmeldingen om een presentatie te kunnen ver-
zorgen, leidde ertoe dat meer dan 60 posters te bezichtigen waren. Dagelijks wa-
ren er bovendien nog vijf tot zes workshops georganiseerd voor kleinere
groepen belangstellenden waarbij, als een soort Klinisch Pathologische
Conferentie, door dermatologen en practici werd gediscussieerd over uiteenlo-
pende \'hot topics\' zoals otitis externa, therapie bij schimmelinfecties, huidonco-
logie, Pyodermie, therapie bij jeuk, ectoparasietenbestrijding, uitwendige the-
rapie, voedingsallergie en dermatologie bij rund en paard. Aan de hand van een
kort schema werden vele relevante problemen, vragen en ervaringen uit de
praktijk door de deelnemers zelf besproken onder leiding van een ter zake des-
kundige.

Door P.A.M. Overgaauw\' en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan^

Nadat jarenlang werd verondersteld dat
ivermectine geen werkzaamheid ver-
toonde tegen
Demodex, beginnen nu
diverse publicaties te verschijnen die
het tegendeel bewijzen. Een dagelijkse
orale dosering van 0.6 mg/kg (0.06
ml/kg) bleek effectief te zijn in hard-
nekkige gevallen waarbij amitraz was-
singen tekort schoten (E. Guaguère,
Frankrijk). De behandeling moest wel
lang worden voortgezet. De gemid-
delde behandelingsduur bedroeg ruim
vier maanden; na tien maanden was
87% genezen. Na één jaar was bij 26%
van de dieren recidief opgetreden. Bij
één van de 31 behandelde honden wer-
den bijwerkingen als mydriasis, speek-
selen en sloomheid waargenomen.
Het onderzoek van een pour-on formu-
lering van ivermectine drie keer per
week in een dosering van 15 mg/kg (M.
Paradis en N. Pagé, Canada) bleek ech-
ter geen praktisch altematief voor de
orale toediening te zijn. Slechts één van
de 12 behandelde honden reageerde
hier voldoende op. Er werden geen bij-
werkingen waargenomen.

Sarcoptes

In tegenstelling tot de werkzaamheid
van demodicose kon met een ivermec-
tine pour-on formulering in een dose-
ring van 0.1 ml/kg (500 p.g/kg) streep-
vormig toegediend op de mg, wel een
goede werkzaamheid worden aange-
toond met scabies (M. Paradis
et al,
Canada). Een twee keer uitgevoerde
behandeling op dag O en dag 15 bij 120
honden met scabiës gaf bij de tweede
behandeling al sterke verbetering van
de klachten te zien en volledig herstel
na één maand. Vijf maanden later wer-
den bij geen van de dieren aanwijzin-
gen voor recidief waargenomen.
Gezien de lastige diagnostiek van schurft
(mijten zijn moeilijk aan te tonen), biedt
een ELISA-test voor het aantonen van
scabiësantigeen in het semm mogelijk-
heden voor de toekomst (S. Bomstein,
Zweden). De sensitiviteit en specificiteit
van deze test bleek 92%, respectievelijk
96%. De ELISA werd gebmikt bij een
epidemiologisch onderzoek naar schurft
bij mim 13.000 honden in Zweden.
Hiervan bleek 32% positief te zijn en 7%
een dubieus-positieve reactie te verto-
nen.

Ook voor scabiës bij varkens worden
momenteel ELISA- en IFT-testen ont-
wikkeld. Bij onderzoek met huidafkrab-
sels van de oren (F. Busse, Duitsland),

-ocr page 339-

bleek 2% van de varkens, afkomstig van
50 bedrijven, positief te zijn voor
Sar-
coptes scabiei
en/of Demodex phylloi-
des.
Bij onderzoek van het kraakbeen
van de oorschelp (verzameld bij het
slachten) bleek dit percentage plotse-
ling te stijgen naar ruim 18%. Ook
hierbij speelt bij de diagnostiek het
probleem van vals-negatieven blijk-
baar een grote rol.

Schimmel

In een onderzoek uitgevoerd door de
Universiteit van Montréal (C. de Ja-
ham
et al.) naar de toepassing van 2%
enilconazole wassingen bij tien Per-
zische katten met schimmelinfecties,
gedurende twee maanden tweemaal
per week, bleken er geen afwijkingen
op te treden van klinische parameters,
bloedwaarden en bij postmortaal on-
derzoek. Er werd geconcludeerd dat de
toepassing van enilconazol bij Per-
zische katten, mits volgens voorschrift
van de fabrikant, niet toxisch is. Over
de werkzaamheid kon curieus genoeg
geen oordeel worden uitgesproken
omdat alle dieren, inclusief de vier
controledieren die met leidingwater
waren gewassen, na 15 wassingen ne-
gatief bleken te zijn op schimmel.
Omdat desinfectantia, die fungicide
werkzaamheid claimen, in de praktijk
veel worden gebruikt ter behandeling
van de omgeving (infectieus materiaal
zoals haren en sporen) van dieren met
dermatofytose, werd een uitgebreid ef-
fectiviteitsonderzoek uitgevoerd door
de Universiteit van Wisconsin (K. Mo-
riello en D. DeBoer) met een tiental
middelen in verschillende concentra-
ties. Een effectief desinfectiemiddel
werd gedefmeerd als een oplossing die
geïnfecteerde haren binnen twee uur
inactiveerde zodat deze geen schim-
melgroei meer gaven te zien bij kweek.
De conclusie luidde dat alle antimicro-
biële producten ineffectief waren te-
gen
M. canis geïnfecteerde haren en
sporen. Alleen bleekwater en 1% for-
maline waren goed werkzaam.

Allergie

Voedingsallergie

Bij 128 katten met klachten als jeuk,
chronisch braken, diarree of combina-
ties hiervan, werd onderzocht in hoe-
veel gevallen sprake was van een voe-
dingsallergie (Massey University, New
Zealand). Na eliminatiedieet (kippen-
of hertenvlees met rijst) en provocatie
bleek dit het geval te zijn bij 16% van
de katten met jeuk, 10% bij chronisch
braken, 15% bij diarree en 42% van de
dieren met zowel jeuk als gastro-inte-
stinale klachten. Deze resultaten be-
vestigen nog eens het belang van een
eliminatiedieet bij de diagnostiek van
dergelijke klachten.

Atopie

Vanuit Utrecht (J. Sinke et al) werd
verslag gedaan van onderzoek naar de
immunopathogenese bij atopische der-
matitis bij de hond. Er werd, overeen-
komstig de bevindingen bij de mens,
een toename van zowel CD4 en
CD8 T-lymfocyten in de aangetaste
huid vastgesteld, waarbij de CD4 cel-
len (T-helper cellen) domineerden en
de CD8 cellen (T-suppressor cellen)
een belangrijke rol spelen in de regula-
tie. Door de overeenkomsten met de
humane atopische dermatitis zou de
hond hiervoor als model kunnen func-
tioneren.

Ook bij de kat wordt steeds meer be-
kend over het voorkomen van atopie,
de zogenaamde Feline Atopie Der-
matitis (FAD, niet te verwarren met
Flea Allergie Dermatitis). Lokale im-
munologische aspecten bij allergische
dermatitis van de kat, met gebruikma-
king van histologische technieken,
werden besproken door P. Roosje
et al
(Philadelphia/Utrecht).

Intradermale huidtesten
Op het gebied van huidtesten werd met
name over het vlooienallergeen nieuwe
informatie gegeven. Zoals te verwach-
ten bleek zuiver vlooienspeeksel veel
betere resultaten te geven in een
ELISA-test dan de zogenaamde \'whole
body extracts\' (C. Cook
et al, USA).
Het wachten is nu op de productie en
resultaten van dit zuivere allergeen
voor de intradermale huidtest. Intussen
is ook aangetoond dat een concentratie
vlooienallergeen in de huidtest van
1000 NE/ml betrouwbaardere resulta-
ten geef^ dan 100 NE/ml (A. Willemse,
Utrecht).

Therapie

De resultaten van de hyposensibilisatie
over een langere periode (tot vijf jaar)
werden beoordeeld in een retrospectief
onderzoek door de Universiteit van
Edinburgh (T. Nuttall). Het bleek dat in
61% van de gevallen gesproken kon
worden van een verbetering van de
huidproblemen. Bij honden die langer
dan vijf jaar klinische problemen ver-
toonden voordat de therapie werd ge-
start, was de respons significant lager
(24%).

Een dubbelblind onderzoek in Aus-
tralië (S. Bettenay) naar de werkzaam-
heid van homeopatische behandeling
van twintig honden met atopie, gaf na
één jaar onduidelijke resultaten en er
bleek vele interferentie met storende
invloeden aanwezig te zijn. Er moest
worden behandeld met verdunningen
van pollen waarvoor de dieren aller-
gisch bleken te zijn in de intracutane
huidtest, maar de fabrikant had alleen
maar mixen van pollen beschikbaar en
er werd gedoseerd naar lichaamsge-
wicht. Er werd niet aangegeven welke
verdunning werd gebruikt. Het is daar-
mee de vraag of deze producten als ho-
meopathisch bestempeld mogen wor-
den. De aanwezigen waardeerden de
presentatie van een dergelijk gedurfd
onderwerp, maar twijfelden sterk aan
de betrouwbaarheid van de resultaten.

Atopie bij de kat

De betrouwbaarheid van de resultaten
van huidtesten bij de kat wordt in
Nederiand betwijfeld, gezien de in-
vloed van de cortisolrespons van de te
testen katten. Toch wordt aangenomen
dat atopie ook bij de kat voorkomt. S.
Gilbert (Luik) en R. Halliwell (Edin-
burgh) hebben een ELISA-test onder-
zocht die allergeen-specifiek IgE zou
kunnen aantonen. In dit geval voor
huisstofmijt waarvoor de katten eerst
werden gesensibiliseerd middels injec-
ties. De conclusie was dat deze ELISA
een sensitieve en specifieke testme-
thode was. Mogelijk biedt dit perspec-
tieven voor de toekomst om allergieën
bij de kat betrouwbaar aan te tonen.

Paard

Huidtesten

Naast de bekende Culicoides spp. over-
gevoeligheid bij het paard is er weinig
bekend over oorzaken van niet-sei-
zoensgebonden chronische jeuk of sei-
zoensgebonden jeuk buiten het zomer-
seizoen. J. Littlewood
et al. (Newmar-
ket) onderzochten daarom bij twintig
paarden of met de intradermale huid-
test atopie kon worden aangetoond. De
huidreacties werden na 30 minuten en
vier tot zes uur later beoordeeld. Bij
alle dieren reageerden meer dan twee
allergenen positief en in 12 gevallen
werden ook vertraagde reacties waar-
genomen. Allergie voor mijten kwam
het meest voor (92%), gevolgd door di-
verse epithelia (tot 54%), vogels en
zelfs vlooien (30%). Ook traden reac-
ties op tegen pollen, grassen, onkrui-
den, schimmels en granen. Ver-
andering van voeding en stalklimaat
naast insectenbestrijding op basis van

-ocr page 340-

de gevonden resultaten leverde duide-
lijke verbetering van de klachten op. In
slechts zes gevallen moesten nog medi-
cijnen worden toegediend. De conclu-
sie luidde dat de intradermale huidtest
goed bmikbaar is bij paarden met chro-
nische jeuk en urticaria.
Gezien het feit dat nog onduidelijk is
of de allergeenconcentraties zoals ge-
bruikt voor de hond geschikt zijn voor
het paard, werden door M. Sloet
el al
(Utrecht) allergietestreeksen uitgetest
op paarden in vier verschillende con-
centraties. Er werden geen systemi-
sche reacties waargenomen en gecon-
cludeerd werd dat de test het beste 30
minuten later kan worden afgelezen en
dat voor een 12-tal allergenen een con-
centratie kon worden vastgesteld die
geschikt is om te gebmiken als test bij
het paard.

Huidaandoeningen van het onderbeen
van het paard kwamen in Edinburgh
ook aan bod en zorgden voor de nodige
discussies in een workshop voorgeze-
ten door Stephen White (Tony Stan-
nard had deze workshop voorbereid,
maar was door ziekte verhinderd).
Het ging hier niet zozeer om de meer
bekende problematiek zoals de
Cho-
nop/f.v-infectie bij paarden met veel
behang, de klassieke \'mok\' als gevolg
van \'vocht, vuil en viezigheid\' of om
directe of indirecte fotosensibiliteit,
maar om een veel minder vaak be-
schreven ziektebeeld door Stannard
\'pastem leucocytoclastic vasculitis\'
genoemd en door White \'photo-aggre-
vated vasculitis\'. Uit de reacties van de
zaal was duidelijk dat sommigen dit
\'beeld\' onmiddelijk herkenden.
Volgens het door Stannard geschreven
abstract wordt deze aandoening ge-
kenmerkt door het specifieke patholo-
gische beeld (\'leucoclastic vasculitis\')
dat alleen bij het paard voorkomt. Naar
White\'s mening valt het stellen van de
diagnose in een biopt vaak tegen om-
dat je de \'uit elkaar vallende leucocy-
ten\' niet altijd ziet.

De aandoening zou redelijk vaak voor-
komen bij volwassen paarden, zowel
bij mannelijke als bij vrouwelijke die-
ren. De laesies blijven meestal beperkt
tot de witte onderbenen en met name
de mediale en laterale zijde van de ko-
gel zijn predilectieplaatsen. Door-
gaans treden er meerdere laesies tege-
lijkertijd op die redelijk goed om-
schreven zijn. De aandoening begint
meestal met roodheid, semm doorlek-
ken, korstvorming, erosies en opper-
vlakkige ulceraties. De aangetaste be-
nen worden oedemateus. In chronische
gevallen krijgen de laesies vaak een
mw \'wratachtig\' oppervlak.
De Pathogenese is niet bekend, maar is
mogelijkerwijs gebaseerd op immuun-
complexen. Gezien het feit dat de aan-
doening doorgaans alleen op de onge-
pigmenteerde huiddelen voorkomt
doet vermoeden dat UV-licht ook een
rol speelt in de Pathogenese, maar het
is geen \'echte\' fotosensibiliteit.
Bij dermatitis van niet-gepigmenteerde
onderbenen dient, volgens Stannard en
White, altijd aan \'leucocytoclastische
vascultis van het onderbeen\' te worden
gedacht, waarbij fotosensibiliteit de
belangrijkste differentiële diagnose is.
In een biopsie kunnen leucocytoclasti-
sche vasculitis, vaatwand necrose en
thrombose van de kleine vaatjes in de
oppervlakkige papillaire dermis gezien
worden. Deze veranderingen zijn ech-
ter niet uniform, soms slechts op enkele
plaatsen aanwezig en kunnen gemak-
kelijk gemist worden.
Therapeutisch is het systemisch toedie-
nen van hoge doses corticosteroïden
geïndiceerd: de eerste twee weken 1 -2
mg/kg prednisolon per os Idd (in
Utrecht geven we dat in 150 mg capsu-
les met wat krachtvoer \'s morgens vóór
9.00 uur, in verband met het corticoste-
roïd-dag-nachtritme van het paard).
Daama kan de dosis geleidelijk worden
verminderd. Het binnenhouden van
aangetaste paarden heeft soms een po-
sitief effect. Helaas komen de laesies
vaak temg als de corticosteroïden zijn
gestopt.

White had ook succes met een lokale
therapie met een 0.25% bethameta-
sone crème. Ook gebmikte hij soms,
naast een lagere dosis systemische cor-
ticosteroïden, diethylcarbamazine 6-
12 mg/kg Idd, of om de dag, p.o. Met
dit laatstgenoemde middel door White
aangeprezen als een \'steroid sparing
drug\' (toegepast als antiparasiticum
bij heartworm in de hond) heeft onder-
getekende geen ervaring!
De door Stannard beschreven en door
White besproken \'leucocla.stische vas-
culitis van het onderbeen\' komt zeker
ook in Nederland voor en wordt niet al-
tijd onderkend. Ten onrechte wordt dan
aan een bacteriële dermatitis van het
onderbeen gedacht of zelfs aan een
schimmelinfectie. Ondergetekende is
van mening dat mogelijk ook meng-
vormen voorkomen waarbij immuun-
gemedieerde factoren en een (secun-
daire) bacteriële infectie een rol spelen.

Volgend jaar zal het 14^\' Congres door
de European Society of Veterinary
Dermatology worden georganiseerd
van 5 tot, en met 7 september 1997 in
Pisa, Italië.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tJe op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

Op basis van neerslag- en slakkenge-
gevens verwacht de Werkgroep Lever-
botprognose geen leverbot van beteke-
nis. Als gevolg van de droge zomer is
het aantal slakken sterk afgenomen.
Daamaast is er nauwelijks een lever-
botinfectie op het gras afgezet.
De Werkgroep adviseert om mnderen
en schapen over het algemeen niet te
behandelen tegen leverbotinfecties.

Op bedrijven met een verhoogde wa-
terstand en bedrijven waar in voor-
gaande jaren leverbotziekte is vastge-
steld, is het zinvol alleen te behandelen
na bloed- en/of mestonderzoek. Per
diersoort zijn vooreen goed onderzoek
vijf monsters per leeftijdscategorie no-
dig.

Werkgroep Leverbotprognose

GEEN LEVERBOT VAN BETEKENIS

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht geen leverbotinfecties. Gebieden
met een verhoogde waterstand kunnen hierop een uitzondering vormen. Een
behandeling bij runderen en schapen is over het algemeen niet noodzakelijk.

-ocr page 341-

Oo.sterom werd op 2 januari 1945 in
Rotterdam geboren. Na de studie dier-
geneeskunde belandde hij daags voor
Kerstmis 1976 in het Rijks Instituut
voor Volksgezondheid en Milieuhy-
giëne (RIVM) te Bilthoven, bij wat toen
nog het Laboratorium voor Zoönosen en
Levensmiddelenhygiëne heette. Daar-
voor had hij zijn militaire dienstplicht
vervuld en enkele jaren praktijk waarge-
nomen in Deume, Doesburg en Weert.
In het instituut leerde hij het klappen van
de microbiologische zweep kennen. De
zeer uitgebreide veldstudie naar de epi-
demiologie van salmonella, uitgevoerd
op Walcheren (opgezet onder leiding
van prof dr. E.H. Kampelmacher), was
daar in eerste instantie debet aan. Het
unieke van deze studie was niet alleen
de grootschaligheid, maar ook het mul-
tidisciplinaire karakter. Er werd immers
tevens gezinsonderzoek gedaan, waar
ook Oosterom zich mee bezig hield. Hij
vindt nog steeds dat er met de resultaten
van dit reusachtige onderzoek te weinig
is gedaan.

In januari \'85 rondde hij zijn proef-
schrift af \'Studies on the epidemiology
of
Campylohader jejuni\'. \'Het was een
fantastische tijd\', aldus Oosterom. \'Ik
kreeg de medewerking van de Keu-
ringsdiensten van Waren, de Vleeskeu-
ringsdiensten en verscheidene studenten
van de Landbouwuniversiteit. De sa-
menwerking was uniek.\'
Nu is hij werkzaam bij Gist-Brocades
BV en hoogleraar Huishoudelijke en
Institutionele hygiëne. \'Ik was als het
ware een éénoog in het land der blinden,
doordat ik levensmiddelenhygiëne, me-
dische microbiologie en bevolkingson-
derzoek kon combineren.\'

BGZE WERELD

Praten met Oosterom betekent ervan
overtuigd raken dat de wereld om ons
heen, hygiënisch gesproken, met recht
een boze wereld is: voedsel, lucht, wa-
ter, huishoudelijke apparatuur, textiel,
sanitair, therapiebaden, whirlpools, tan-
denborstels; allemaal potentiële bron-
nen van infecties. Om nog maar te zwij-
gen van de afvalbak, de tuin en huisstof
met mijten.

Aan het woord is professor dr. Hans Oosterom, bijzonder hoogleraar Huis-
houdelijke en Institutionele Hygiëne aan de Landbouwuniversiteit Wa-
geningen (LUW). De titel van zijn oratie, uitgesproken 18 januari 1996, luidt:
Huishoudelijke en institutionele hygiëne; alles is overal, de mens reguleert.
De redactie heeft een gesprek met hem om eens een dierenarts, werkzaam in
een zogenaamd randgebied van de diergeneeskunde, aan het woord te laten.
Is huishoudelijke hygiëne een vakgebied dat eigenlijk iedere dierenarts aan-
gaat? Of is Oosterom gewoon een uitzonderlijk man, die zich ondanks de stu-
die diergeneeskunde in het hygiëne verdiepte? Oordeel zelf.

TACHTIG PROCENT VAN DE INFECTIES ONTSTAAT IN DE KEUKEN

ÜOSTERÜM: \'ALLES IS OVERAL, DE MENS REGULEERT

Tachtig procent van de infecties ontstaat
in de keuken. Oosterom: \'Het is mijn
taak de studenten de problematiek onder
ogen te brengen door ze zicht te geven
op de epidemiologie van infecties. Ik
vind het belangrijk om ze al in het eerste
studiejaar de basiskennis hieromtrent bij
te brengen. Ze krijgen dan hopelijk een
compleet beeld, hetgeen erg nuttig is als
ze later in hel facilitair management te-
rechtkomen.\'

Het belang van hygiëne komt goed tot
uiting in het voorbeeld van het verpleeg-
huis. Daar kan tachtig procent van de
bewoners niet meer voor zichzelf zor-
gen. Er is veel incontinentie en velen
kunnen zich niet meer zelfstandig voort-
bewegen. Men is er gemiddeld ouder
dan tachtig jaar. De weerstand tegen in-
fecties is er vanzelfsprekend sterk ver-
minderd.

AFTER SALE SERVICE

Als we weten dat voedsel de belangrijk-
ste bron is voor infecties (met vlees en
kip als de grootste boosdoeners), dan is
het onbegrijpelijk dat er praktisch geen
consumenteninformatie gegeven wordt
over deze producten. Oosterom pleit er-
voor de consument duidelijk te maken,
dat vlees een natuurproduct is, met bac-
teriën op het oppervlak: \'After sale ser-
vice is gewoon een must.\' Het is ten-
slotte vreemd dat elke televisie bij het
verlaten van de winkel vergezeld dient
te gaan van een gebmiksaanwijzing,
maar dat vlees, hetgeen toch een moei-
lijk te hanteren en daardoor soms ge-
vaarlijk product is, zonder informatie te
koop is.

De aandacht is bijna uitsluitend gericht
op het belang van het procesmatige van
de productie. Maar niemand voelt zich
in Nederiand kennelijk aangesproken
om ook de koper over de hygiënische
aspecten voor te lichten. De koelketen is
bijvoorbeeld gesloten tot het moment
dat het vlees over de toonbank gaat. De
consument zou moeten weten dat er een
koelketen bestaat en welke risico\'s hij
neemt als hij vlees urenlang in de bood-
schappentas laat liggen.
Oosterom is er van overtuigd dat het feit
dat Nederiand een exportland is, dit ge-
brek aan informatie in de hand werkt.
Het zou voor bladen als \'Der Spiegel\'
met recht \'gefundetes Pressen\' zijn.
In Engeland heeft men reeds een goed
begin gemaakt met consumentenvoor-
lichting. In supemiarkten wordt bijvoor-
beeld het kopen van zachte kaas, in ver-
band met een mogelijke listeria-
besmetting, afgeraden aan zwangeren,
jonge kinderen en bejaarden. Deze
boodschap is duidelijk vermeld op de
folders bij de schappen.
Voor zijn proefschrift heeft Oosterom
een onderzoek gedaan, waarbij aange-
toond werd dat gezinnen die barbe-
cueden een verhoogde kans liepen op
een
Campylohacterjejuni-infectie. \'Dat
komt door al die vingers op dat vlees,\'
meent hij. \'Ook hier zou vooriichting op
z\'n plaats zijn.\'

CONTROLE EN EPIDEMIOLOGIE
Oosterom controleert uit hoofde van
zijn huidige ftinctie, industrieel hygië-
nist bij Gist-Brocades, de bereiding van
de bakkerijgrondstoffen, alsmede gist in
verschillende fabrieken van het con-
cem, ook in het buitenland. Eén en ander
gebeurt op basis van het Hazard Critical
Control Point (HACCP)-systeem en te-
vens conform de strenge regels van de
PDA, de Food en Dmg Administration
(Verenigde Staten).

Bij zijn werk hoort vliegen, doordat ver-
schillende fabrieken in het buitenland
staan. In het vliegtuig is hij eveneens op
z\'n hygiënische quivive: \'Als ik in zo\'n
Boeing met vierhonderd passagiers zit,
mag ik niet denken aan de uitbraak van
een voedselvergiftiging door
Staphy-
lococcus aureus.\'
Een dergelijke voed-
selvergiftiging is anders helemaal niet
denkbeeldig, als je ziet hoe het voedsel
wordt opgediend. Het is een massale
aangelegenheid.

Over vliegen gesproken, Oosterom ver-

-ocr page 342-

telt dat van de 750.000 Nederlanders die
jaarlijks de tropen en subtropen bezoe-
ken er nog een derde ziek is, als ze terug-
komen. Vooral mensen met een matig
hygiënebesef weten niet welke risico\'s
ze lopen.

SALMÜNELLABESTRIJDING
Het grote project Walcheren, in de prak-
tijk opgezet en aanvankelijk uitgevoerd
door Kampelmacher en dr. W. Edel,
overgenomen door Oosterom in \'76 en
\'77, was gericht op het bestuderen van
de epidemiologie van salmonella. In-
dmkwekkend was het aantal monsters.
Edel en het laboratorium draaiden er de
hand niet voor om, duizenden monsters
uit varkensstallen te onderzoeken op
drie verschillende manieren! Een derge-
lijke grote opzet is thans ondenkbaar.
Uit het \'Walcheren\'-onderzoek kwam
duidelijk naar voren dat de aanwezig-
heid van salmonella in het milieu als
permanent moet worden beschouwd.
De conclusies, neergelegd in vele publi-
caties in het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde
(waarvan twee met Oos-
terom als eerste auteur), zijn niet
opgepikt door de verantwoordelijke in-
stanties. Reeds toen is gewezen op de
horizontale besmetting van de slachtdie-
ren met salmonella.

\'Bij het huidige tempo van de slachtlijn
is de onderlinge besmetting niet meer in
de hand te houden.\' beweert Oosterom.
Daarom komt men ook met behulp van
het huidige IKB-systeem niet verder
met de salmonellabestrijding, omdat de
veehouder de kennis mist en de gebou-
wen in z\'n algemeenheid niet deugen
om bijvoorbeeld besmet ongedierte te-
gen te houden. \'IKB is mooi, maar het
systeem is weinig efTectief in het weren
van mens-pathogene kiemen\', zegt
Oosterom.

ANTIBIOTICAGEBRUIK
Als je grote aantallen individuen bij el-
kaar zet, krijg je onherroepelijk te ma-
ken met infecties. Of het nu om bejaar-
den, varkens of vissen gaat. Eén van de
consequenties is het noodzakelijk ge-
bmik van antibiotica en de daarmee
hand in hand gaande resistentie van be-
paalde kiemen.

Het gebmik van antibiotica zoals quino-
lonen bij vissen, kuikens en kalveren,
soms alleen voor het bevorderen van de
groei, wekt de resistentie van bijvoor-
beeld campylobacter op. Met alle nare
gevolgen voor de zieke mens.
Oosterom huldigt de stelling dat het ge-
bmik van antibiotica veelal politiek ge-
stuurd wordt door wettelijke maatrege-
len die in elk land anders zijn. Hij bestu-
deerde een jaar lang het antibioticage-
bmik in de wereld en ontdekte bijvoor-
beeld dat men in Japan soms met lege
handen staat tegenover bepaalde bacte-
riële infecties. Hoe komt dat? De arts
haalt er zijn inkomen voomamelijk uit
de verstrekking van medicijnen. De ver-
koop van vooral de allemieuwste anti-
biotica wordt er gestimuleerd om inno-
vatie te bevorderen. Maar in geval van
resistentie is de plank leeg.
Oosterom is gelukkig met het Neder-
landse, conservatieve beleid ten aanzien
van het gebmik van antibiotica: zo een-
voudig mogelijk en zuinig met het aller-
nieuwste. Alles wordt regionaal beke-
ken, waarbij ook de apotheker is in-
geschakeld, Ontstaat er een resistentie,
dan zijn er vaak voldoende altematieven
voorhanden. Men houdt zich daar goed
aan.

Het veterinair antibioticumbeleid sluit
hier overigens goed bij aan. Oosterom is
groot voorstander van het gebmik van
formularia voor antibioticumgebmik bij
landbouwhuisdieren.

GROOTSCHALIGE VOEDSELBEREI-
DING

Een goede kennis van hygiëne wordt
steeds belangrijker als we de komende
ontwikkelingen bezien. Door de dub-
bele vergrijzing van de bevolking zijn er
steeds meer mensen, voor wie een goede
hygiëne van levensbelang is. Daamaast
zien we dat keukens steeds groter wor-
den: één keuken voor verschillende in-
stellingen is financieel het enig haal-
bare. Grootschalige professionele
voedselbereiding staat voor de deur.
Een grote trend is ook het zogenaamde

-ocr page 343-

\'ontkoppeld koken\'. Warme maaltijden
worden onafhankelijk van het moment
van consumptie bereid en gekoeld bij de
cliënt afgeleverd. Een immer aanwezige
magnetron maakt het mogelijk zelf de
tijd van consumeren te bepalen. In het
bereidingsproces betekent dit een aantal
extra stappen en dus meer risico\'s.
Oosterom: \'Gezien het voortdurend
hoge besmettingspercentage van vlees
ben ik een groot voorstander van het
doorstralen van voedsel.\' Er wordt over
gesproken deze vorm van decontamina-
tie voor de zogenaamde kwetsbare groe-
pen (zieken, zwakken en bejaarden) toe
te passen. \'Maar daar zie ik niets in\', legt
Oosterom uit. \'Je krijgt dan een tweede-
ling in de kwaliteit van voedsel en wat is
de definitie van kwetsbaar?\'
Met het doorstralen van vlees is volgens
Oosterom niets mis. \'Je moet het prak-
tisch aanpakken. Uitgaan van onberis-
pelijke grondstoffen, zoals dat ook met
melk gebeurt. Pasteuriseren van melk
gebeurt al tientallen jaren; toch heeft die
niet geleid tot minder zorg in het voor-
traject.\'

VETERINAIRE OPLEIDING
Wat voor betekenis kan de opleiding in
Utrecht in deze ontwikkelingen hebben
met als referentie de strategie van de
Faculteit der Diergeneeskunde; de in-
stelling van een aparte studierichting
voor volksgezondheid?
Feit is dat de grootste boosdoener bij in-
fecties het voedsel is. Vlees en kip spe-
len daar de belangrijkste rollen in. De
veterinair is derhalve één van de meeste
aangewezenen om op dit gebied zijn
loopbaan te vestigen.
\'De laatste stappen in de voedsel-pro-
ductieketen, het transport en de uitein-
delijke presentatie, laten wij vrijwel vol-
ledig liggen. De dierenarts weet
nochtans het nodige van vlees af en kent
de werkwijze van de leveranciers, de
veehouder en het slachthuis, door en
door. Tot slot weet hij hoe infecties kun-
nen ontstaan.\'

Oosterom ziet voor de veterinaire oplei-
ding het meeste in een brede, gemeen-
schappelijke fase, met de veelgeroemde
patho-biologische kem, voordat diffe-
rentiatie optreedt. Dus geen veterinair-
hygiënische richting van meet af aan.
\'Ik vind de gemeenschappelijke basis
een groot goed. Je moet als hygiënist de
praktijk kennen om goede afwegingen
te maken. Bovendien moet je je collegae
kennen\', aldus Oosterom. Hij vindt
sterke punten van de opleiding de disci-
pline en de doelgerichtheid die de stu-
dent worden bijgebracht. \'Het is een
aantal jaren lang hard werken.\'
Het idee om veterinairen met een lange
staat van dienst als practicus in te scha-
kelen op het gebied van levensmidde-
lenhygiëne, zoals vroeger vrij gebmike-
lijk, wijst Oosterom ook in deze tijd niet
op voorhand af \'Ik heb erg veel gehad
aan die jaren dat ik in de algemene prak-
tijk bezig was, juist voor het werk dat ik
nu doe. Iemand met laten we zeggen
twintig jaar praktijkervaring zou even-
eens over kunnen stappen, mits uitge-
breid bijgeschoold.\'

NOGMAALS VOORLICHTING
Aan het eind van het interview beklem-
toont Oosterom opnieuw het belang van
vooriichting: \'Nogmaals: After Sale
Service naar de consument. Ik ben er
van overtuigd dat door goede voorlich-
ting de tachtig procent infecties die door
voedsel worden veroorzaakt, temgge-
bracht kunnen worden naar een accepta-
bel percentage. Dat zou al een hele winst
zijn!\'

Nog altijd zijn er mensen die zich afvra-
gen of het niet met wat minder hygiëne
kan. Maar uiteindelijk hebben we één

van de laagste kindersterftecijfers en
één van de hoogste levensverwachtin-
gen van de wereld. Het kan best wat
minder, maar dan moeten we een toe-
name van ziekte en sterfte van de oudere
en heel jonge mens voor lief nemen. Het
aantal infectiebronnen, getuige de bo-
vengeschetste ontwikkelingen, neemt
immers alleen maar toe. En de afhanke-
lijkheid van technische voorzieningen
wordt steeds groter, terwijl de kennis
van hygiëne afneemt. Als de watervoor-
ziening stopt staan cholera en dysenterie
op de drempel. \'We zijn in het Westen
erg kwetsbaar geworden voor rampen,
maar gelukkig voor de meeste mensen
beseffen we dat niet.\' En daarmee heeft
hij het laatste woord.

DoorS. Deleu en W. Svhesma.

AANKONDIGING SUBSIDIERÜNDE

PLATFORM ALTERNATIEVEN VOOR DIERPROEVEN

Eind augustus 1986 heeft de staatsse-
cretaris van het toenmalige ministerie
van Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur het Platform altematieven
voor dierproeven geïnstalleerd. Dit
Platform bestaat uit vertegenwoordi-
gers van de overheid, van dierenbe-
schermingsorganisaties en van indus-
triële ondememingen die dierproeven
verrichten. Zij adviseren onder meer
de overheid en andere subsidieverle-
ners over subsidiëring van altematie-
ven. Bepalend is daarbij de relevantie
van het projectvoorstel in het kader
van vervanging, vermindering en ver-
fijning van het proefdiergebmik.
Hieronder wordt verstaan onderzoek-
methoden die leiden tot besparing van
het proefdiergebmik alsmede tot mini-
malisering van de aantasting van het
welzijn van proefdieren. De nadmk zal
liggen op de ontwikkeling en validatie
van methoden.

Voor subsidiëring van altematieven is
per jaar ongeveer drie miljoen gulden
beschikbaar. Gedurende de afgelopen
jaren zijn in totaal mim honderd pro-

-ocr page 344-

jectvoorstellen voor subsidie in aan-
merking gekomen.

Om het zoeken naar altematieven te
bevorderen streeft het Platform ernaar
onderzoek op diverse gebieden te sub-
sidiëren. In principe komen zowel fun-
damenteel onderzoek als toepassings-
gericht onderzoek, zoals validatie-
onderzoek, in aanmerking om te wor-
den voorgedragen voor subsidie. Ook
projectvoorstellen met het doel alter-
natieven te ontwikkelen op het gebied
van de ecotoxicologie en op het gebied
van onderzoek naar milieuschadelijke
stoffen kunnen in aanmerking komen
voor subsidiëring.

tfllba.iii-

De ontvangen projectvoorstellen wor-
den wetenschappelijk beoordeeld door
de NWO-Commissie altematieven
voor dierproeven. Bij de eindbeoorde-
ling door het Platform wordt met name
aandacht besteed aan de mate waarin
het voorgestelde altematief leidt tot
vervanging of verfijning van dierproe-
ven en de vermindering van het aantal
proefdieren. Tevens wordt gelet op de
uitstraling van het altematief binnen
het betreffende onderzoeksgebied en
naar andere onderzoeksgebieden.
Wanneer men in aanmerking wenst te
komen voor subsidiëring in
1998,
dient men bij het secretariaat van het

Platform projectaanvraagformulieren
aan te vragen. Men ontvangt dan te-
vens de procedure voor beoordeling
van de projecten. Het projectvoorstel
dient
vóór l maart 1997 door het
Platform te zijn ontvangen. Eind 1997
zal het advies aan de subsidieverleners
worden vastgesteld.

Formulieren kunnen worden aange-
vraagd bij: secretariaat Platform al-
ternatieven voor dierproeven, p/a
Veterinaire Hoofdinspectie, Postbus
3008, 2280 MK Rijswijk Telefoon:
070 - 3407032/33, fax: 070 - 3407080.

VERDERE VERSTEDELIJKING EN DE VETERINAIRE
VOLKSGEZONDHEID

Na 2020, zo is de verwachting, zal in de wereld het aantal bewoners in de ste-
den groter zijn dan dat van de bewoners op het platteland. De grootste veran-
deringen zullen in de ontwikkelingslanden plaatsvinden. De druk op de hygië-
nische omstandigheden neemt in het verloop van die ontwikkeling steeds
meer toe, hetgeen voor de veterinaire volksgezondheid extra zorg brengt ten
aanzien van de grotere eisen die aan de levensomstandigheden gesteld wor-
den.

Die zorg stond centraal in het internationale symposium met als Engelse titel
\'Urbanisation, veterinary public health consequences\'.

zorg. Te denken valt aan tuberculose
maar zeker ook aan Cysticercose, waar-
bij de horizontale transmissie een be-
langrijke rol speelt. Een uitbraak van
Cysticercose bij verschillende families

Door W. Sybesma

Het symposium \'Urbanisation, veteri-
nary public health consequences\',
werd georganiseerd door de Tropen-
commissie van de Faculteit der Dier-
geneeskunde in het kader van het 175
jaar Diergeneeskundig Onderwijs. Het
vond plaats op 27 september 1996 in
het Androclusgebouw in de Uithof

OVERBEVOLKTE STEDEN
De behandelde onderwerpen waren
zeer gevarieerd en werden besproken
door een breed scala aan inleiders.
De trek naar de stad brengt tevens mee
dat met de meegebrachte dieren zoö-
nosen zich verspreiden, vooral in die
streken waar men dieren zoals geiten
en varkens min of meer illegaal blijft
houden. Overbevolkte steden zijn een
dankbare prooi voor allerlei ziekten,
zeker als de hygiënische omstandighe-
den verslechteren door ophoping van
afval en slechte sanitaire voorzienin-
gen. Dat geldt zowel voor infectie- als
parasitaire ziekten.

Daamaast is immigratie een bron van
in New York kon bijvoorbeeld temgge-
bracht worden tot een besmetting door
illegale Mexicaanse dienstmeisjes.
Het valt te begrijpen dat dit brede ter-
rein niet in één dag voldoende behan-
deld kon worden. Maar een eerste aan-
zet is natuurlijk altijd nuttig.

ONDERWERPEN
Dc verscheidenheid van onderwerpen,
vaak vanuit zeer verschillende hoeken
belicht, getuigt van de breedte van het
begrip urbanisatie in relatie tot veteri-
naire volksgezondheid.
Meslin van de WHO gaf een goed al-
gemeen overzicht van de problemen
die men voorziet bij een verdere uit-
breiding van de stedelijke conglome-
raties. De WHO maakt daartoe spe-

T I J I) S C H R I K T VOOR D 1 E R G K N K E S K U N D E , D E E L 121. D E C E M U E R , AFLEVERING 24. 1996

722

-ocr page 345-

ATS-

ciale programma\'s om te proberen \'de
bui voor te zijn\'. Centraal daarbij staat
de verbetering van het milieu, gericht
op watervoorziening, gezondheids-
centra, afvoer van vuilnis, luchtkwali-
teit, transportsystemen, enzovoorts.
Maar tot nog toe heeft veterinaire volks-
gezondheid nog niet de prioriteit die het
eigenlijk wel zou moeten hebben.
Onder meer kwamen de volgende on-

derwerpen aan bod:

* Mogelijkheden ter verbetering van
de vleesproducten en bijproducten,
in het bijzonder met hygiëne-eisen
in Zimbabwe, Yemen en China (W.
Chadambura, VHl, Zimbabwe en B.
Krol, FdD Utrecht).

* Parasitaire infecties in relatie met de
consumptie van niet gebmikelijk
dieriijk voedsel, waaronder lever-
aandoeningen in Zaïre door Capil-
laria hepatica (die in de eetbare Afri-
kaanse reuzenrat vóórkomt), tri-
chinellosis in Noord-China vanwege
besmet hondenvlees en longaandoe-
ningen in Nigeria door het eten van
kreeften, vanwege bepaalde trema-
toden (V. Kumar, Tropeninstituut,
Antwerpen).

* De tuberculose-status in verschei-
dene tropische landen over de gehele
wereld (J.H. Bongers, ID-DLO).

* De succesvolle bestrijding van cysti-
cercosis in Zuid-Amerika (Z.S. Paw-
lowski en P. Schantz respectievelijk
uit Poznan en Atlanta).

* De problemen rond het houden van
kleine herkauwers, alsmede het ra-
biesprobleem in steden in Mozam-
bique (M.A.S. Harun en K.K.I.M. de
Balogh, Veterinaire Faculteit, Ma-
puto).

* Het opmkken van leishmaniasis, ver-
oorzaakt door de protozo leishmania,
naar onze streken. Deze ziekte werd
uit de doeken gedaan door prof dr.
E.J. Ruitenberg. Via de besmette
zandvlieg, de besmetting van kippen
en daardoor vossen en honden, mkt
de besmetting juist door het ontbos-
sen op naar de bewoonde wereld.

In Italië zijn veel honden besmet.
Ook in Nederland worden besmette
honden geconstateerd; vaak honden
die uit tropische en subtropische
streken binnengesmokkeld zijn.
Voorlopig is er in Nederland nog
weinig gevaar te duchten voor deze
ziekte. Wel is ontdekt dat leishma-
niasis door bloedtransfusie kan wor-
den overgebracht.
* Ebolavimsbesmetting is een betrek-
kelijk nieuw fenomeen in dit geheel
van \'zoönosentrek\' over de wereld.
De besmetting met deze vaak dode-
lijke ziekte wordt overgedragen
door apen, in Zaïre, maar ook in la-
boratoria (Marburg) waar ze als
proefdier werden en worden gehou-
den (J. Pistoor, Rotterdam, Dijkzigt)

NEDERLANDS PROBLEEM
Naast de toename van de verstedelij-
king moet de immigratie alsmede het
nog steeds groeiende toerisme gezien
worden als factoren die ziekten doen
oprukken, bijvoorbeeld naar Neder-
land. De veterinaire volksgezondheid
krijgt hierdoor meer gewicht, hetgeen
weer z\'n consequenties zal hebben
voor de opleiding van dierenartsen.
Met andere woorden: deze tropische
problemen zijn tevens Nederiandse
problemen geworden.
In zijn samenvatting van deze dag
bracht F.X. Meslin van de WHO naar
voren dat er helaas nog altijd een ge-
brek is aan een goede samenwerking
tussen de veterinaire en medische au-
toriteiten.

Maar het organisatiecomité onder lei-
ding van prof F. van Knapen kan op
een geslaagd symposium terug zien.

De voornaamste teksten van de inleidin-
gen zijn door J.H. W. de Gooyer en R. W.
Paling van het Bureau Internationale
Contacten (BIC) gebundeld in een
handzaam programmaboekje.

MENSELIJKE INVLOED OP INFECTIEZIEKTEN BIJ WILD IS GROOT

VERSLAG SYMPOSIUM WILDZIEKTEN

Op 11 oktober 1996 vond, mede in het kader van 175 jaar Diergeneeskundig
Onderwijs in Nederland (DON), op de Faculteit der Diergeneeskunde het
\'■Symposium Wildziekten: Oorzaken en risico \'s van ziekten bij wilde diersoorten
in Nederland\'\'
plaats. De organisatoren, de Faculteit der Diergeneeskunde
(prof. dr. J.E. van Dijk en dr. J.T. Lumeij) en de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde, kunnen terugzien op een geslaagde dag.
Een kleine 200 mensen (met heel gevarieerde achtergronden), waaronder een
verheugend groot aantal veterinaire studenten, toonden hun belangstelling.

Door prof. dr. J.E. van Dijk

Allerlei virale, bacteriële, protozoaire
en parasitaire ziekten bij wilde dieren
zoals vissen, vogels en zoogdieren
passeerden de revue, zonder dat naar
volledigheid is gestreefd. Duidelijk
kwam naar voren dat immunotoxische
stoffen de gevoeligheid voor infecties
sterk kunnen beïnvloeden. Andere mi-
lieuverontreinigende stoffen en kalk-
gebrek door zure regen bleken emstige
nadelige gevolgen te kunnen hebben
voor de reproductie.

-ocr page 346-

Aandacht werd besteed aan de moge-
lijke betekenis van de bovengenoemde
ziekten voor de gezondheid van de
mens (bijvoorbeeld Lyme disease of
leptospirose), gedomesticeerde dieren
en wilde dieren. In verschillende voor-
drachten werd ingegaan op de rol van
dierenartsen in het beheer van de \'na-
tuur\' zoals die in Nederland voorkomt.
In zijn openingswoorden wees de de-
caan van de faculteit in dit verband op
de mogelijkheden die het nieuwe cur-
riculum aan studenten biedt door het
instellen van keuzevakken.

Dr. Osbum (Davis School of Veteri-
nary Medicine) maakte de risico\'s dui-
delijk van nieuwe, vaak emstige en
zich snel uitbreidende infectieuze
ziekten. Onverwachte ziekteverwek-
kers kunnen nieuwe en zeer gevoelige
gastheren vinden door transport van
wilde dieren onder andere naar gebie-
den waar deze dieren niet of nauwe-
lijks meer voorkomen. Grote risicofac-
toren lijken in dit verband ook het
toenemende transcontinentale (perso-
nenjverkeer, de intemationale handel,
de industrie en economische ontwik-
kelingen, het veranderde gebmik van
de beschikbare mimte en adaptatie van
microbiële ziekteverwekkers. Dr.
Osbum wees daarbij op de rol van de
modeme epidemiologisch en biotech-
nologisch geschoolde dierenarts, die
dergelijke \'emerging diseases\' moet
onderkennen en op de consequenties
die hiemit voortvloeien voor het vete-
rinaire onderwijs.

De andere sprekers hebben de situatie
in Nederiand op voortreffelijke wijze
neergezet. Tussen natuur en cultuur
bestaan geleidelijke overgangen; on-
gerepte, niet door de mens beïnvloede
natuur bestaat in Nederland niet. Of
moet de mens met al zijn activiteiten,
als onderdeel van de natuur be-
schouwd worden? Duidelijk is ge-
schetst dat het optreden van infectie-
ziekten bij wilde dieren niet los kan
worden gezien van de invloed van de
mens. Hierbij kan men bijvoorbeeld
denken aan onvoldoende voedselaan-
bod in bepaalde delen van het jaar voor
dieren die door omheiningen niet kun-
nen wegtrekken naar betere voedsel-
plaatsen, maar ook aan het verdwijnen
van het passende leefgebied of aan
overbevolking. Door overmatig voed-
selaanbod aan dieren die als cultuur-
volgers te omschrijven zijn of door het
ontbreken van normale predatoren,
kunnen bepaalde species abnormaal in
aantal toenemen waama massale
sterfte door infectieziekten kan optre-
den.

In de geanimeerde discussies kwam de
Nederlandse situatie uitgebreid aan de
orde. Moeten bijvoorbeeld in de
Oostvaardersplassen regulerende maat-
regelen worden genomen of laten we in
bepaalde \'zelfregulerende gebieden\' de
natuur over aan de natuur (exclusief de
mens)? Zien we af van euthanasie of
verwijdering van zieke dieren? Laten
we alle dode dieren, dus ook grote gra-
zers, in het natuurgebied liggen? Hoe
verhoudt zich deze handelswijze met
onze intemationale exportpositie en de
wettelijke zorg- en destmctieplicht voor
huisdieren?

Duidelijk bleek dat dierenartsen, in
een multidisciplinaire aanpak, een rol
kunnen en moeten spelen in het na-
tuurbeheer en dat daarvoor verdere
scholing moet worden aangeboden.
Dit past uitstekend in de vorming op
het gebied van de veterinaire volksge-
zondheid. De rol van de faculteit zal
voorlopig bestaan uit het aanbieden
van keuzevakken betreffende wildlife
management. Verder werd de behoefte
uitgesproken aan het instellen van een
centmm dat als aanspreekpunt fun-
geert voor media en politiek.

De discussies en contacten tijdens dit
symposium zullen hopelijk bijdragen
aan het verder ontginnen van een inte-
ressant vakgebied voor veterinairen.

De proceedings van het Symposium
Wildziekten zijn gepubliceerd in de
Veterinary Quarterly, jaargang 18,
supplement 3 (SI23-Sl58; 1996).

GEZONDHEIDSMANAGEMENT IN DE ZEUGENHDUDERIJ

TUSSENSTAND VALIDATIE GEZONDHEIDSPROBLEMEN BIJ DE DIERENARTS DOOR NCI

In 1995 hebben de DLV en het PV het
onderzoek \'Gezondheidsmanagement
in de zeugenhouderij\' gestart. Hiermee
wordt getracht de relaties in kaart te
brengen tussen bedrijfsvoering en ge-
zondheidszorg met de gezondheidssta-
tus, alsmede de technische resultaten
van het individuele bedrijf Hiervoor
zijn 450 veehouders benaderd door de
DLV, waarvan er 438 hebben meege-
werkt aan het onderzoek. De vragen
met betrekking tot de gezondheidspro-
blemen zijn vervolgens door de NCI
bij de begeleidende dierenarts geva-
lideerd.

In Tabel 1 wordt een overzicht gege-
ven van het aantal veehouders waar-
van de vragen inmiddels wel (of nog
niet) gevalideerd zijn.

Opzet

De validatie vindt plaats door middel
van het vergelijken van de antwoorden
van de dierenarts met de antwoorden

van de veehouders met betrekking tot
het voorkomen van gezondheidsproble-
men op het bedrijf van de veehouder.
Tevens wordt gebmik gemaakt van de

Tabel 1. Overzicht van de status van de veehouders (en bijbehorend aantal praktijken) die meege-
M/erkt hebben aan het onderzoek.

Aantal Veehouders

(Aantal Praktijken)

Gevalideerd

350

130

Nog te Valideren

56

31

Geen medewerking DAP

32

231

Totaal

438

1692

1) Dit betrof bij: - 9 dierenartsenpraktijken: geen zin

- 3 dierenartsenpraktijken: overmacht

- 5 dierenartsenpraktijken: veehouders inmiddels bij andere dierenartsenpraktijk

- 6 dierenartsenpraktijken: overig

2) 130 31 23= 184. Dit aantal is groter dan 169 omdat bij een aantal praktijken sommige dierenartsen
wel en sommige niet konden (of niet wilden) meewerken.

-ocr page 347-

afname van medicijnen door de vee-
houder en het bedrijfsbehandelplan.

Algemene indruk

De dierenartsen vinden dit een mooie
test om na te gaan hoe goed men het
bedrijf van de veehouder kent en in
welke mate dit onderbouwd wordt
door de afgifte van medicijnen. Het ef-
fect (en het nut voor de dierenarts) van
deze validatie wordt echter voor een
deel teniet gedaan doordat de enquête-
vragen op velerlei manieren geïnter-
preteerd kunnen worden. Daamaast
vinden de dierenartsen het ook beter
om bij dergelijke projecten in een wat
vroeger stadium betrokken te worden
om daarmee het nuttige effect van pro-
jecten op veterinair terrein te vergro-
ten.

Bedrijfsbehandelplan

Bijna alle dierenartsenpraktijken heb-
ben IK.B-bedrijven in het klantenbe-
stand, waardoor de meeste praktijken
wel gebmik maken van een bepaalde
vorm van een bedrijfsbehandelplan. De
bedrijven die niet tot het IKB-bestand
behoren worden slechts bij een klein
aantal praktijken (ongeveer 15%) voor-
zien van een bedrijfsbehandelplan.

TOEKOMSTIGE DIERENARTSASSISTENTEN NAAR
ENGELAND

Op 4 januari 1997 zullen 17 toekom-
stige dierenartsassistenten van het
Groenhorst College in Bameveld naar
Engeland vertrekken in het kader van
hun intemationale opleiding. Deze
nieuwe opleiding voor paraveterinai-
ren is in september 1996 van start ge-
gaan. Hiervoor is een unieke samen-
werking aangegaan met een Engelse
school, het Berkshire College of
Agriculture. De opleiding is een ver-
korte MBO-scholing van twee jaar,
toegankelijk voor leerlingen met een
HAVO-diploma. Tijdens een periode
van zes weken krijgen de leerlingen les
op het Berkshire College of Agri-
culture, waar zij ook intem zullen ver-
blijven. De tweede periode zal plaats-
vinden in januari 1998, gevolgd door
een stage van tien weken in Zuid-
Engeland.

Het doel van deze intemationale oplei-
ding is onder andere het verbeteren
van de taalvaardigheid en sociale inte-
gratie met Engelse studenten. Dit zal
hun kansen op de Europese arbeids-
markt zeker vergroten. Het pro-
gramma in Engeland bestaat uit een se-
lectie van modules uit het Nederiandse
systeem. Het bevat zowel de theoreti-
sche als de praktische aspecten. Omdat
de leeriingen nog weinig ervaring heb-
ben met het hanteren van dieren, zal de
lesstof in het eerste jaar zich vooma-
melijk concentreren op de dierverzor-
ging. In het tweede jaar zullen zij hun
kennis en ervaring op het gebied van
\'veterinary nursing\' verbeteren. Elk
moduul zal worden afgesloten met een
toets, geheel in het Engels. Daamaast
worden voor de leerlingen een aantal
excursies naar \'places of interest\' ge-
organiseerd en vinden tevens sociale
activiteiten plaats samen met de
Engelse leeriingen.

EXTRA GELD VOOR DOOR BSE GETROFFEN
RUNDVLEESSECTOR

De Europese ministers van landbouw
hebben mim een miljard gulden extra
beschikbaar gesteld voor de door BSE
getroffen mndvleessector. Na drie da-
gen vergaderen bereikten de ministers
hierover op woensdag 30 oktober 1996
overeenstemming. Nederiand krijgt
van dit extra geld ongeveer 70 miljoen
gulden. Minister Van Aartsen ver-
klaarde na afloop van de vergadering
dat hij het geld vooral voor stmcturele
maatregelen wil gebmiken. Hierbij
denkt hij aan het verder stimuleren van
de zogeheten integrale ketenbeheer-
sing in de mndvleessector.
Op aandringen van Nederiand moet de
Europese Commissie nu snel met
voorstellen komen voor een stmctu-
rele hervorming van de mndvleessec-
tor in Europa. Veel van de problemen
die zich nu voordoen kunnen opgelost
worden met stmcturele maatregelen.
De voorstellen zullen op een zodanig
tijdstip komen dat de hervormingen
nog in 1998 kunnen worden inge-
voerd. Aanvankelijk voelde de land-
bouwcommissaris hier niets voor,
maar uiteindelijk verklaarde hij zich
akkoord met een zodanige procedure
dat mogelijk nog tijdens het
Nederlandse voorzitterschap van de
EU begin volgend jaar, besloten kan
worden over de voorstellen.

\'Knuppelpremie\' geschrapt

Mede door de inzet van minister Van
Aartsen is de verplichte invoering van
een zogeheten \'knuppelpremie\' ge-
schrapt. Deze premie, die wordt gege-
ven voor het binnen tien dagen slach-
ten van pasgeboren kalveren, blijft wel
een mogelijkheid. De nationale rege-
ringen kunnen echter ook kiezen voor
een premie voor het vervroegd op de
markt brengen van kalveren. Hierop
was door het Nederiandse bedrijfsle-
ven aangedrongen. Beide maatregelen
hebben als doel dat het aantal mnderen
dat wordt afgemest voor de roodvlees-
productie beperkt wordt met ongeveer
een miljoen stuks.

Premie productie stierenvlees

Voorts besloot de Europese minister-
raad tot verhoging van de premie voor
de productie van stierenvlees. Voor
Nederiand komt die verhoging neer op
60 gulden per stier voor een totaal van
ongeveer 150.000 stieren. Op aandrin-
gen van een groot aantal lidstaten,
waaronder Nederland, heeft de land-
bouwcommissaris zijn voorstel inge-
trokken om deze maatregelen te finan-
cieren door een korting op de akker-
bouwsubsidies. Minister van Aartsen
heeft zich hiertegen fel verzet. Hij
vond het niet aangaan dat de proble-
men in de ene sector moeten worden
betaald door de andere sector.

-ocr page 348-

Geachte collegae,

Middels dit schrijven willen wij onze
bezorgdheid uiten over de richting
waarin de varkensgezondheidszorg
zich, volgens de rapportage van de
werkgroep Dierenarts - Varkenshouder
2000, zou kunnen bewegen. De uiteen-
zetting van collega Raymakers tijdens
de septembervergadering van de
Afdeling Limburg heeft die bezorgd-
heid niet kunnen wegnemen. Ronduit
verbaasd zijn wij over het feit dat het
voorstel van de werkgroep, met daarin
verwerkt het onder voorwaarden zelf
vaccineren door de varkenshouder, door
het Hoofdbestuur is overgenomen en
naar buiten is gebracht zonder dat daar-
over tevoren in eigen kring mggespraak
is gehouden. Collega Raymakers stelde
wel duidelijk dat over die voorwaarden
nog gepraat moet worden en dat die naar
tevredenheid van alle partijen ingevuld
moeten worden. Wij menen dat daar-
over in elk geval wel in eigen kring een
discussie op gang moet komen.
Bij ons rijst de vraag over de relevantie
van discussie over het zelf vaccineren.
Na het aanvankelijke gemor, toen
enige jaren geleden het UDD regime
voor vaccins strakker werd toegepast,
is de discussie in de praktijk over deze
kwestie gesloten. Veehouder en die-
renarts hebben baat bij de regelmatige
bedrijfsbezoeken. De meeste veehou-
ders onderkennen dat ook. De dieren-
arts haalt uit de verrichtingen zijn ho-
norarium en voor dat honorarium
levert hij kennis en service, bereik-
baarheid en bedrijfsbegeleiding. De
kosten van dit systeem zijn alleszins
redelijk.

Daamaast rijst bij ons de vraag wat de
aanleiding is geweest voor LTO-NL
om dit gesprek aan te gaan. In het rap-
port wordt gesproken over \'het beha-
len van een zo hoog mogelijk niveau
van de varkensgezondheidszorg voor
de gehele Nederlandse varkensstapel\'.
Dit is fraai geformuleerd, maar in feite
is, naar onze mening, de reden voor dit
gesprek een financiële. LTO-NL wil,
middels zelfwerkzaamheid, de kosten
van preventieve vaccinatieprogram-
ma\'s drukken. Het verbaast ons dan
ook dat er gepraat wordt over de zelf-
werkzaamheid bij bedrijfsgebonden
entingen. De besparingen hierop zijn
voor het gemiddelde varkensbedrijf
minimaal. De kosten van de \'fre-
quente\' bedrijfsbezoeken, de inspectie
van de veestapel, het verkrijgen van
een stmctureel inzicht in de bedrijfsge-
gevens en de monitoringgegevens zul-
len vele malen hoger liggen, tenzij er
van de dierenarts verlangd wordt dat
hij dit pro deo doet. Het zou kunnen
zijn dat op de grootste varkensbedrij-
ven met dit systeem een financieel
voordeel te behalen is, maar voor ver-
reweg de meeste bedrijven is dit voor-
gestelde systeem aanmerkelijk duur-
der dan het huidige. Wij vragen ons af
hoe dit te rijmen is met de oorspronke-
lijke reden voor het gesprek van LTO-
NL met een delegatie van de KNMvD,
Wij zijn van mening dat over deze ma-
terie eerst binnen veterinaire kringen.
Afdelingen en Groepen grondig ge-
praat moet worden, alvorens er met
LTO-NL gepraat wordt over nadere
invulling en voorwaarden.

Dierenartsenpraktijk Venray

VOEDERCONTAMINATIE EN BSE

Naar aanleiding van publicaties in di-
verse bladen en tijdschriften (zie ook
Tijdschr Diergeneeskd 1996; 20: 590)
volgen hierbij enkele opmerkingen.
Zij kunnen misschien een indicatie ge-
ven voor de grilligheid in het optreden
van BSE onder andere op bedrijven
met \'uitsluitend mndvee\'.
Kruisbesmetting of -verontreiniging
met oneigenlijke grondstoffen en aan-
vullende of volledige mengvoeders
treedt op door deels bekende en deels
onbekende gebeurtenissen. Zij worden
veroorzaakt door ondeskundigheid,
onachtzaamheid, per ongeluk en soms
zelfs systematisch door verkeerde pro-
cedures.

Nu en in de toekomst zullen, mede ten
gevolge van de wetten van Murphy, de
volgende feiten onder ogen moeten
worden gezien.

TRANSPORT

1. Buikwagens (ook vrachtboten!) die
diermeel hebben vervoerd en die
niet \'grandioos\' worden gereinigd
(controle?) besmetten alle produc-
ten die daama worden geladen en
die vervolgens de opslagmimtes
(silo\'s) besmetten. Vooral pellets of
meelkluiten spelen een rol. Dit
geldt in principe ook voor met her-
kauwerdiermeel vervaardigde voe-
ders. Silo\'s kunnen bij de mndvee-
houder zowel als bij de meng-
voederfabrikant besmet raken.
2. Niet vaak voorkomend maar wel
emstig zijn verwisselingen. Grond-
stoffen of voeders die in verkeerde
silo\'s worden geblazen, verwisse-
ling van vrachtbrieven, verpak-
kingsmateriaal (bij zakgoed) en van
grondstoffen of voeders zelf
Restanten van grondstoffen op pro-
ducten in beladingssilo\'s (\'ik dacht
dat de eerste leeg was\').

Buiktransport betekent de kat op het
spek binden. Wie controleert waar,
wanneer en hoe het vullen, het ledigen
en het reinigen, voor en na gebmik,
ook van de blaaspijpen en zuigers van
het buikuitslag -transport en -opslag-
materieel?

Enkele voorbeelden. Eerste klas sherry
die na botteling in Nederland naar ben-
zeen smaakt. Kattenvoer recent, maar
nertsenvoer en paardenvoer langer ge-
leden gecontamineerd met ionofore
coccidiostatica en soms met mortali-
teit.

Kwikvergiftiging van mestkalveren op
grote schaal in Nederland en Italië ten
gevolge van verwisseling van maïszet-
meel door gebmik van hetzelfde code-
nummer in het Verenigd Koninkrijk en
ons land voor consumptiezetmeel en
technisch zetmeel met methylkwik als
conserveermiddel! Op lange afstanden
met chauffeuraflossing of verandering
van oplegger treden soms verwisselin-
gen op die te laat worden ontdekt.
\'Time is money\'; wachten op controle
is duur, reservering voor één type la-
ding is duur, nauwkeurige weegbrug-
gen zijn duur, goede organisatie, regis-
tratie en administratie idem dito. Om
maar niet te spreken over de juiste spe-
cificaties voor grondstoffen en voe-
ders bij contractaankoop, acceptatie-
beslissingen en voorraadbeheer.

-ocr page 349-

MENGVDEDERBEREIDING

1. Zoals we al zagen liggen vele fouten-
mogelijkheden vanuit de grondstof-
aanvoer op de loer. Rigoureuze con-
trole van de in- en opslagprocedure
met behulp van laboratorium en an-
dere technieken dienen ter herken-
ning en kwalitatieve beoordeling van
de geleverde grondstoffenhoeveel-
heden. Echter na de opslag van bulk
en stukgroep kan er nog van alles ge-
beuren. Het vervaardigen van tiental-
len (soms ver over de honderd) soor-
ten mengsels betekent in principe
contaminatie van alles met alles, in-
dien geen speciale technieken en
voorzorgen worden toegepast.

2. Indien grondstofbewerking en -ver-
werking niet in gescheiden fabri-
cage-units (productielijnen) gebeurt,
treedt
altijd besmetting op. Dus na
productie van voeders met \'dier-
meel\' moet alles worden schoonge-
maakt. Verdeelsilo\'s, transportsyste-
men, mengers, wachtsilo\'s, maal-
apparatuur, persen, koelers, zeven,
voorraadbunkers en doseerstations al
of niet computergestuurd.
Vaak bestaat het \'schoonmaken\' uit
het zogenaamde spoelen, dat wil zeg-
gen door eerst een deel van een
\'schone\' samenstelling door de ma-
chinerie te laten lopen. Voorts komen
doseringsverwisselingen bij recep-
tuurwijzigingen voor, etcetera.
Kortom: genoeg mogelijkheden om
mndveemengsels met ongewenst
diermeel te krijgen.
De verspreiding over de mndveebe-
drijven is afhankelijk van de klanten-
locatie op nationale en streekgebon-
den schaal van grote en kleinere
voerfabrieken en de besmettings-
graad van het oorspronkelijke dier-
of bloedmeel. Men dient echter voor-
zichtig te zijn met uitsluitend op dier-
meel te wijzen aangaande orale over-
drachtskansen met BSE.

QVERIGE CONTAMINANTEN
Er bestaan natuurlijk nog meer produc-
ten van herkauwers en dan zijn vooral
mnderen van belang. Spray- en vlamge-
droogd bloedmeel en bloedserum,
vleesbeendermeel, beendermeel, hoe-
ven- en hoomenmeel, vleeshydrolysa-
ten als smaakmakers onder andere in
huisdiervoeders en gelatine. We praten
maar niet over het versnijden van duur
vismeel met diermeel (vervalsing dus)
wat ook in mndveevoeders wordt ge-
bmikt ter verhoging van het darmver-
teerbaar eiwit. Het Verenigd Koninkrijk
kan dus nog voomit met het tot een mi-
nimum temgbrengen van de BSE of
zelfs het volledig uitroeien daarvan. Het
laatste kan echter alleen lukken als op
alle slakken zout wordt gelegd ook be-
treffende de orale overdrachtskansen.

C.L. van Limborgh
Specialist Veterinaire Diervoeding
Freelance consultant

Geachte collegae,

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 november 1996 spreekt
collega Marsman zijn verbazing uit
over de manier waarop de besluitvor-
ming plaatsvindt binnen de KNMvD.
Wanneer het Tijdschrift de gelegen-
heid blijft bieden aan de leden om hun
mening en eventuele kritiek kenbaar te
maken, is aan een belangrijke voor-
waarde van democatie voldaan en kan
er discussie plaatsvinden voordat er
besluiten zijn genomen. In het recente
verleden werden discussies vaak al af-
gesloten alvorens ze waren begonnen.
Wanneer dat inderdaad tot het verle-
den behoort, hangt het van de leden af
hoe ze met de mogelijkheid van ge-
dachtenwisseling omgaan.

L. Tholhuijsen, Made

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 4 oktober tot en met 13 oktober
1996 geen gevallen van besmettelijke
dierziekten voor.

lonjressenencursusseo

Op 26, 27 en 2H februari 1997 zal in
Wageningen de PHLO-cursus \'EU-
Landbouwpolitiek\' worden gehouden.
De cursusleiding is in handen van prof
dr. ir. J. de Iloogh en dr. ir H.J. Silvis
(LUW). Er kunnen maximaal 30 per-
sonen deelnemen en de kosten bedra-
gen ƒ 1675,—. De inschrijftermijn ein-

Van 8 tot en met 12 maart 1997 zal in
San Diego (Zuid-Califomië) de 64^
Annual Meeting & Spring Mana-
gement Conference van de American
Animal Hospital Association worden
gehouden.

Op 8 en 9 maart vindt de Management
Conference plaats, waarbij -gedeelte-
lijk in parallelsessies- diverse facetten
van praktijkmanagement zoals com-
municatie, marketing, praktijkinrich-
ting en motivatie van personeel wor-
den besproken. Het wetenschappelijk
programma loopt van 10 tot en met 12
maart. Het biedt een scala van lezin-
gen, interactieve sessies en seminars
digt op 27
januari 1997, De cursus
biedt een systematisch overzicht van
het ontstaan en de werking van het ge-
meenschappelijk landbouwbeleid en
van de verschillende belangen die
hierbij in het geding zijn.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, telefoon:
0317 - 484093/484092, fax: 1)317 -
426547.

AAHA CONGRES IN SAN DIEGO

over alle denkbare disciplines van ge-
neeskunde van gezelschapsdieren.
Aan het congres wordt door bijna twee-
duizend dierenartsen, maar ook door
veel dierenartsassistentes en praktijk-
managers deelgenomen. Nederlandse
en Belgische belangstellenden kunnen
het uitgebreide programma aanvragen
bij prof dr. J.E. Gajentaan. Hij is ook
gaame bereid nadere inlichtingen te
verstrekken. Degenen die zich via hem
voor het congres opgeven, betalen het
congresgeld voor AAHA-leden.

Prof dr. J.E. Gajentaan, telefoon:
0418 - 515839, fax: 0418 - 518157.

EU-LANDBOUWPOLITIEK

-ocr page 350-

CONGRESS IN ANIMAL HYGIENE

Van / 7 tot en met 21 augustus 1997 vindt in Helsinici iiet negende Intemational Congress in Animal Hygiene plaats.
Hoofdtiiema van het congres is \'Healthy Animals, Sound Production Environment, Satisfied Consumer\'. De organisatie
vraagt belangstellenden om zogenaamde paperabstracts in te zenden. De deadline voor de abstracts is 20 december 1996.
De deadline voor artikelen is 15 april 1997.

Aanmeldingsformulieren zijn op te vragen via prof dr. ir. M.J.M. Tielen, Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel, tele-
foon: 0411 - 659500 offax: 0411 - 659510.

PREVENTIEVE GEZONDHEIDSZORG IN DE VARKENSHOUDERIJ

Hoe is de huidige stand van zaken en
wat zijn de te verwachten ontwikkelin-
gen als het gaat om de optimale ge-
zondheidsstatus van varkensbedrij-
ven? Geïnteresseerden in de prak-
tische varkensgezondheidszorg en be-
drijfsbegeleiding kunnen inzicht krij-
gen in deze problematiek door het vol-
gen van de PHLO-cursus \'Preventieve
gezondheidszorg in de varkenshoude-
rij\'. Het programma zal plaatsvinden
op
13 en 14 maart 1997 in Wa-
geningen en de kosten zijn ƒ 1275,-.
Cursusleider is dr. ir. L.A. den Hartog
(Praktijkonderzoek Varkenshouderij).
De inschrijftermijn eindigt op 15 fe-
bmari 1997.

Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700
EW Wageningen. tel.: 0317 - 484093.
fax:0317-426547.

ANIMAL HEALTH ECONOMICS - PRINCIPLES AND APPUCATIONS

Van 30 juni tot 5 juli 1997 zal in
Wageningen de intemationale post-
doctorale cursus \'Animal Health Eco-
nomics- Principles and Applications\'
worden gehouden. De cursusleiding is
in handen van prof A.A. Dijkhuizen
(Landbouwuniversiteit) en prof R.S.

Morris (Massey University, New
Zealand). Er kunnen maximaal 26 per-
sonen deelnemen en de kosten bedra-
gen ƒ 3500,- (inclusief volledige ver-
blijfskosten).

De inschrijftermijn eindigt op 17
maart 1997.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen. telefoon:
0317 - 484093/484092. fax: 0317 -
426547.

ZIN EN ONZIN OVER VOEDING PAARD

Gelijktijdig met de beurs Paard \'96 or-
ganiseert het vaktijdschrift voor profes-
sioneel paardenbeheer Equus een infor-
matiebijeenkomst met het thema \'De
zin en onzin overvoeding\'. Deze bijeen-
komst vindt plaats op zaterdagmiddag
28 december 1996 in de Jaarbeurs te
Utrecht en heeft als doel de paardenhou-
der te informeren over de laatste stand
van zaken op het gebied van voeding
van paarden. Zes sprekers, onder voor-
zitterschap van Anne de Lange (ma-
nager PR en Communicatie Stichting
Nederlandse Draf- en Rensport), zullen
voordrachten houden over onder meer
voeding in relatie tot de gezondheid van
het paard, tandheelkunde en veterinaire
complicaties die te wijten zijn aan ver-
keerd voer of een onverzorgd gebit. Ook
wordt ingegaan op de natuurgeneeskun-
dige aspecten van voeding, de functie
van supplementen voor specifieke pro-
blemen en de risico\'s voor het paard bij
verkeerd gebmik. Ten slotte zullen en-
kele praktische handreikingen over voe-
ding van sportpaarden gegeven worden.

Bezoekers van deze informatiebijeen-
komst hebben gratis toegang tot de
beurs Paard \'96. Abonnees van het
vaktijdschrift Equus kunnen voor
f 75,00 per persoon aan dit evenement
deelnemen.

Voor niet-abonnees wordt een bedrag
van f 90.00 in rekening gebracht.
Voor opgave en informatie kunt u con-
tact opnemen met Uitgeverij Epona.
telefoon: 030 - 6991830, fax: 030 -
6955836. E-mail: epona@pi.net.

VRUCHTBAARHEID
EN VOORTPLANTING
VARKEN

Op 4 en 5 febmari 1997 zal in Wa-
geningen de PHLO-cursus \'Vmcht-
baarheid en voortplanting van het
varken\' worden gehouden.

De cursusleiding is in handen van
dr. ir. T. van der Lende en dr. ir. B.
Kemp (LUW, Vakgroep Veehou-
derij).

De kosten bedragen ƒ 1250,—. De
inschrijftermijn eindigt op
6januari
1997.

-ocr page 351-

CURSUS MEDICIJNLEER VOOR
DIERENARTSASSISTENTEN

Op de woensdagen 29 januari, 5, 12, en 19februari 1997
wordt door het Groenhorst College, afdeling Dierver-
zorgings Cursussen Bameveld (DCB), de cursus
\'Medicijnleer\' gegeven. De onderwerpen zijn onder an-
dere:

* de Diergeneesmiddelenwet

* toediening van geneesmiddelen

* begrippen in verband met diergeneesmiddelen

* toegepaste medicijnleer

* ademhalingsstelsel, maag/darmstelsel

* huidwonden

* specifieke therapie

* homeopatische middelen

Deze cursus is bedoeld voor dierenartsassistenten die
enige achtergrondinformatie willen verkrijgen over de
keuze en werking van verschillende medicijnen.
Voor inlichtingen en/of aanmelding kunt u contact opne-
men met de administratie van het DCB, telefoon: 0342 -
414881, toestel 207. Op dit nummer is tevens het nieuwe
DCB-cursusboekje aan te vragen.

In deze mbriek treft u informatie aan be-
treffende drie cursussen. Het betreft
twee cursussen voor de dierenarts en één
cursus voor de dierenartsassistent(e).
Opgave voor alle genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(gpobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.mu.nl/paod.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren
(U.D.) (97/104), woensdag 29 ja-
nuari 1997, 09.30 - 17.30 uur te
Wageningen. Cursuskosten ƒ 525,--
(inclusieflunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk te zijn, als aanvulling op of als
vervanging van röntgenologisch on-
derzoek.

De theoretische aspecten van echogra-
fie zullen besproken worden en de
praktische uitvoering van echografisch
onderzoek van abdomen en thorax zal
gedemonstreerd en geoefend worden,
zowel met lineair array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan:

- scan-techniek

- normaalbeeld van diverse organen

- beelden van een aantal veelvuldig

voorkomende afwijkingen.
De cursusleider is drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Veterinaire Apotheek II Land-
bouwhuisdieren
(97/601), woensdag
29, donderdag 30 en vrijdag 31 januari
1997 (2,5 dag) en donderdag 13, vrijdag
14 maart 1997 (1,5 dag). Dagpro-
gramma te Utrecht, avondprogramma te
Zeist. Cursuskosten ƒ 2.900,-- (inclusief
ovemachtingen).

Doelgroep:

Dierenartsen die reeds deelnamen aan
Veterinaire Apotheek
I en actief be-
trokken zijn bij apotheekbeheer.

Onderwerpen:

- Het geneesmiddel: onder andere
keuzecriteria, onderbouwing werk-
zaamheid, bio-equivalentie en sub-
stitutie, het beoordelen van informa-
tie en onderzoeksgegevens, for-
mulering en kwaliteit.

- De apotheek: onder andere voor-
raadbeheer, inkoopbeleid, kostenop-
bouw, inrichting, personeel en orga-
nisatie, werk- en controlenormen.

- Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplich-
tingen, patiënten/eigenaren informa-
tie, communiceren met de eigenaar
over geneesmiddelen.

- Regelgeving: actualisering kennis
wetgeving, knelpunten als gevolg
van regelgeving, hoe daarmee om te
gaan.

In het kader van de cursus krijgt men
een aantal \'huiswerkopdrachten\' (on-
der andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die
gezamenlijk worden besproken.
De cursusleiders zijn prof dr. A.
Pijpers en drs. S.J. Mesu, Project
Veterinaire Apotheek, FdD.

N.B.

De cursus Veterinaire Apotheek 11
Landbouwhuisdieren is dit jaar voor
het laatst opgenomen in de reguliere
planning van het \'Project Veterinaire
Apotheek\'. In de toekomst zal vanuit
een \'wachtlijst\' situatie worden ge-
werkt. Hierdoor kan het enige tijd gaan
duren voor een volgende cursus opge-
nomen zal worden in ons aanbod.

Assistentie voorbereiding en nazorg
operatie patiënt
(97/801), zaterdag 18
januari 1997, 10.00 - 16.00 uur te
Wageningen. Cursuskosten ƒ 395,-
(inclusieflunch).

Aan bod komt onder meer: controle
van de patiënt voor de operatie, alge-
mene verzorging en controle van de
patiënt na de operatie, bijkomen uit
anesthesie, pijnbestrijding na de ope-
ratie (noodzaak?), infusen, verbanden
of kraag. Bovendien wordt aandacht
besteed aan de emstig zieke, opgeno-
men patiënt. Ook zullen bloedafname-
technieken besproken worden. Een en
ander wordt theoretisch behandeld en
gedemonstreerd en waar mogelijk ge-
oefend.

De cursusleider is dr. A.A.M.E.
Lubberink, specialist chimrgie der ge-
zelschapsdieren.

-ocr page 352-

In Spanje waar hij zo graag vakantie
hield, is hij ook geston\'en. Veel te
vroeg, naar ons idee althans. Toen wij
op zaterdag 20 juli 1996 vernamen dat
Piet die ochtend was overleden, waren
wij allen even heel stil. Het idee dat
Piet, voor ons de wat oudere, maar
nog jong van hart en vol ideeën, er niet
meer was, konden we maar moeilijk
hegrijpen.

Piet werd geboren op 21 september
1930 in Maastricht. In die plaats door-
liep hij de lagere school en op het
Veldeke College de HBS-b. In zijn ge-
hele verdere leven is de stijl en de vro-
lijkheid van deze stad altijd kenmer-
kend geweest voor de invulling en het
beleven van zijn taken.

Na de middelbare school verx\'ulde hij
in Harderwijk de militaire dienst-
plicht. In 1953 ving hij zijn studie aan
in Utrecht, die hij in maart i960 af-
sloot. Tijdens zijn laatste studiejaar
leerde hij Ans van Vught kennen, die
toen werkzaam was in het Anthonius
ziekenhuis in Utrecht. Hij trouwde met
haar in augustus 1961.

Na enkele assistentschappen in Noord-
Brabant en Limburg werd hij assistent
in twee aan elkaar grenzende praktij-
ken (Oirschot en Oost-, West- en Mid-
delbeers).

In 1962 kreeg hij de kans de praktijk in
laatstgenoemde plaats over te nemen.
Voor hem was toen een ideaal bereikt.
Na een achttal jaren met Ans de prak-
tijk gerund te hebben, werden er over
en weer contacten gelegd met twee
buurpraktijken (Diessen en Hilvaren-
beek). Zo ontstond de groepspraktijk
Diessen in mei 1971. Piet was practi-
cus in hart en nieren en heeft dat werk
tot z \'n zestigste met heel veel plezier en
inzet gedaan.

Piet hebben wij leren waarderen als de
bewaker van praktijkprincipes, zoals
het motto \'gelijke monniken, gelijke
kappen\' en \'het praktijhu\'erk komt
eerst\'. Daarnaast kon hij boeiend col-
lege geven over geschiedenis en over
de praktijk van vroeger. Piet was een
zeer sociale collega, die nooit ver-
zuimde aandacht te besteden aan wie
dat nodig had. Tot aan het eind van
zijn loopbaan als practicus was hij
naast vakmatig vooral sociaal de in-
spirator voor ons allen, waarbij al te
jeugdig enthousiasme door hem wel
eens getemperd moest worden.

Inmemoriam

PIET SCHRÖDER

Er was een geweldige band met z\'n
veehouders en over en weer was er
respect. Als je Piet niet kende dacht je
soms dat hij stug was, maar zowel wij,
als zijn vele kennissen en veehouders
wisten dat dit een manier was om af en
toe te kunnen afreageren als het weer
eens te druk was in de praktijk.
Misschien was hij geen geboren leider
maar wel de persoon die altijd de bin-
dende factor is geweest voor ons als
collegae. Na z \'n zestigste heeft hij nog
enkele jaren keuringswerkzaamheden
bij de R VV verricht. Piet hield niet van
stilzitten.

Piet was nog maar net opgehouden
met werken en had een prima start ge-
maakt met de invulling van zijn vrije
tijd, namelijk de paardenfokkerij van
zijn zwager. Door zijn te plotselinge
dood heeft hij velen alleen achtergela-
ten. Voor Ans en de vier kinderen
moge het een troost zijn dat hij geen
lijdensweg heeft gehad. Op zijn begra-
fenis in Mierlo waren velen aanwezig.
Velen en met name veehouders heb-
ben, ook bij brief, gereageerd op zijn
heengaan en aangegeven hoe de rela-
tie met \'hun \' dierenarts was. Dit laat-
ste zou hem en zal Ans goed gedaan
hebben.

C. Augustijn
M. van de Linden
H. Elsinghorst
H. Vaarkamp
J. van Lieshout

-ocr page 353-

LOOPBAANPLANNING EN TOEKOMSTVERWACHTINGEN DIERENARTS

VROUWEN TE BESCHEIDEN OVER CAPACITEITEN

, Maatscliappijnieuiivs

Het onderzoek naar de loopbaanplan-
ning en toekomstverwachtingen is uit-
eengevallen in drie deelonderzoeken:
een onderzoek onder doctoraal studen-
ten \', onder studenten in de postdoctor-
ale fase^ en een onderzoek onder re-
cent afgestudeerde dierenartsen^.
Deze drie deelonderzoeken zijn elk
apart geanalyseerd, er heeft dus nog
geen statistische analyse over het ge-
hele onderzoek plaatsgevonden.

STUDENTEN DIERGENEES-
KUNDE

Tussen 1993 en 1995 heeft een grootschalig onderzoek plaatsgevonden onder
diergeneeskunde studenten en afgestudeerde dierenartsen naar hun loop-
baanplanning en toekomstverwachtingen. Aanleiding voor dit onderzoek was
het groeiend aantal vrouwelijke studenten op de Faculteit der Dier-
geneeskunde en een niet evenredige doorstroming van het aantal vrouwelijke
dierenartsen naar de arbeidsmarkt. De KNMvD en de Facultaire Eman-
cipatie Commissie, die het onderzoek ondersteunden, wilden graag inzicht
krijgen in de oorzaak hiervan. Naast omstandigheden die zich voordoen na de
studie, zoals het combineren van werk en gezinsleven, zou het zo kunnen zijn
dat vrouwen al voor en tijdens hun studie andere wensen met betrekking tot
hun loopbaan hebben dan mannen.

800 Studenten diergeneeskunde uit de
doctorale en postdoctorale fase hebben
in november 1993 een schriftelijke en-
quête ontvangen, die als doel had in-
formatie te krijgen over de toekomst-
verwachtingen en loopbaanplanning
van studenten diergeneeskunde. De
respons was 68,8%.

\' Later als ik dierenarts hen...; \'Een inventariserend
onderzoek naar studiekeuze, loopbaanplanning en
toekomstverwachting van de doctoraal student dier-
geneeskunde\'. J.S. .Harsman en LC. Oskam.
Doctoraal scriptie Faculteit der Diergeneeskunde.
Utrecht, maan 1994
^ Everything you always wanted to know about vets hut
were afraid to ask.....■ Een onderzoek naar loopbaan-
planning en toekom.stverwachting van postdoctoraal
studenten diergeneeskunde in Nederland. J.M. van
Holten en E. Sjouke. Faculteit der Diergeneeskunde
Utrecht, mei 1994
^ Vrouwen in een mannenberoep, kan dat? Een inven-
tariserend onderzoek naar meningen en wensen van
recent afgestudeerde dierenartsen ten aanzien van
hun beroeps- en priveleven. L.E. van Gaaien en E.L.
Diepenhroek. Referaat Diergeneeskunde. Utrecht,
augustus 1995.

Studie

Uit het onderzoek blijkt dat er geen
significant verschil is tussen mannen
en vrouwen wat betreft het moment
waarop ze voor de studie diergenees-
kunde kiezen. Ook is er nauwelijks
verschil in de redenen die responden-
ten geven om diergeneeskunde te gaan
studeren, alleen geven vrouwen iets
vaker \'liefde voordieren\' als motivatie
voor hun studiekeuze dan mannen.
Opvallend is dat de moeders van de
vrouwelijke respondenten in bijna
tweederde van de gevallen buitenshuis
werken, terwijl de moeders van de
mannen juist in bijna tweederde van de
gevallen huisvrouw zijn. De manne-
lijke respondenten blijken bijna twee
maal zo vaak een vader te hebben die
in de agrarische sector werkzaam is.
Mannen en vrouwen studeren op de-
zelfde manier; ze volgen evenveel/
weinig colleges en bereiden zich op
dezelfde manier voor op tentamens.
Vrouwen ervaren de studiebelasting
wel als groter dan mannen, maar er is
geen verschil in studieresultaten.
In de doctorale fase denkt de meerder-
heid van de respondenten te kiezen
voor de sector landbouwhuisdieren als
differentiatierichting. In de postdoc-
torale fase zijn de vrouwen van me-
ning veranderd; de helft van de vrou-
wen kiest dan voor de differentiatie
landbouwhuisdieren, terwijl mannen
vaker voor landbouwhuisdieren kie-
zen dan voor gezelschapsdieren. De
belangrijkste motivatie om voor een
bepaalde differentiatie te kiezen is in-
teresse. Vrouwen geven daamaast ook
aan voor de differentiatie landbouw-
huisdieren te kiezen om hun kans op
werk in die sector te vergroten. De
reële situatie op de arbeidsmarkt lijkt
daarentegen geen rol te spelen bij de
keuze voor een bepaalde differentia-
tie.

Door Corine van Kalles

Loopbaan

De meerderheid van de respondenten
denkt dat vrouwen minder kans maken
op werk in de sector landbouwhuisdie-
ren dan mannen. De meeste manne-
lijke studenten denken wel dat hun
aankomende vrouwelijke collega\'s ge-
schikt zijn als praktiserend dierenarts
in de landbouwhuisdierensector. De
meerderheid van de respondenten
denkt ook dat vrouwen in landbouw-
huisdierenpraktijken meer zullen moe-
ten presteren dan mannen om gewaar-
deerd te worden. Men verwacht dat
sekse in andere sectoren (gezelschaps-
dieren, industrie/bedrijfsleven, onder-
wijs en wetenschap) weinig invloed
zal hebben.

Het blijkt dat vrouwen met de differen-
tiatie gezelschapsdieren zichzelf een
lager cijfer geven dan mannen, wan-
neer ze hun toekomstig functioneren
als dierenarts moeten beoordelen.
Vrouwen met de differentiatie land-
bouwhuisdieren geven zichzelf daar-
entegen hetzelfde cijfer als mannen die
voor deze differentiatie kiezen.
De meerderheid van de respondenten
wil in de toekomst als praktiserend
dierenarts werken, er is weinig be-
langstelling voor de overige werkter-
reinen.

Vrouwen prefereren een relatief kor-
tere werkweek dan mannen. Echter, bij
respondenten die kiezen voor de diffe-
rentiatie landbouwhuisdieren blijkt er
geen verschil te zijn in gewenste werk-
tijden tussen mannen en vrouwen.

Privé en beroep

Meer mannen dan vrouwen zeggen in
de toekomst kinderen te willen heb-
ben; opvallend is het grote aantal vrou-
wen dat nog niet weet of ze kinderen
wil (in de postdoctorale fase is dat 32%
van de vrouwen tegenover 16% van de
mannen). Van de mannen die kinderen
willen denkt het merendeel dat het
krijgen van kinderen weinig conse-
quenties voor hun loopbaan zal heb-
ben. Veel vrouwen verwachten daar-
entegen dat het hebben van kinderen
een negatieve invloed op hun loopbaan
zal hebben.

-ocr page 354-

Beroepsorganisatie

Tachtig procent van de postdoctoraal-
studenten is tcandidaatlid van de
KNMvD. Drieicwart van de respon-
denten wil na het afstuderen lid
zijn/blijven. Mannen en vrouwen blij-
ken verschillend te denken over de
KNMvD; meer mannen dan vrouwen
vinden dat de belangen van de leden
goed worden behartigd.

RECENT AFGESTUDEERDE DIE-
RENARTSEN

Het onderzoek onder recent afgestu-
deerden is een vervolg op het onder-
zoek onder studenten diergenees-
kunde. Het doel was informatie te
krijgen over de meningen en wensen
van recent afgestudeerde dierenartsen
ten aanzien van hun beroeps- en privé-
leven. Om een idee te krijgen of de me-
ning van dierenartsen verandert naar-
mate men langer werkzaam is, werd
een verdeling gemaakt in twee clusters
van afstudeerjaren: het cluster 1985/
1986 en het cluster 1991/1992. Begin
september 1994 hebben 590 dierenart-
sen een enquête thuisgestuurd gekre-
gen. Er was een respons van 75,4%.

Studie

Uit het onderzoek blijkt dat meer man-
nen dan vrouwen gekozen hebben
voor de differentiatie landbouwhuis-
dieren. In vergelijking met het cluster
\'85/\'86 is het aantal vrouwen uit
\'91/\'92 dat voor deze richting koos
echter verdubbeld. Meer dan twee
maal zoveel mannen als vrouwen wer-
ken in de landbouwhuisdierensector
en ook in gemengde praktijken zijn
bijna twee maal zoveel mannen als
vrouwen werkzaam. De keuze voor de
differentiatie is vrijwel altijd geba-
seerd op interesse.

Loopbaan

De meerderheid van de dierenartsen
gaat na het afstuderen in de praktijk
werken, slechts een enkeling zoekt een
andere sector op. Vrouwen moeten iets
vaker dan mannen solliciteren, voordat
ze hun eerste baan hebben. Dit geldt
trouwens ook voor hun tweede baan.
Een derde van de respondenten werkt
nog steeds in de eerste baan.
Het merendeel van de respondenten
vindt dat een man in het voordeel is ten
opzichte van een vrouw bij een sollici-
tatie naar een baan in de landbouw-
huisdierensector. Slechts weinig res-
pondenten vinden dat een man meer
geschikt is voor een baan in deze sec-
tor. Men denkt dat sekse niet ter zake
doet bij sollicitaties naar een baan in de
gezelschapsdierensector.
De meeste dierenartsen zijn tevreden
met hun werksituatie. Praktiserende
dierenartsen streven in de meeste ge-
vallen naar associatie. Als dierenartsen
niet (meer) in de praktijk werkzaam
zijn, worden te onregelmatige werktij-
den, te weinig voldoening en gezond-
heidsredenen als belangrijkste redenen
opgegeven. Een beter inkomen elders
is alleen voor mannen een reden om de
praktijk te verlaten.
Zowel mannelijke als vrouwelijke die-
renartsen zouden graag minder willen
werken; voor mannen geldt een voor-
keur voor 48 uur per week in plaats van
de 62 uur per week die ze nu werken en
voor vrouwen gaat de voorkeur uit
naar een werkweek van 37 uur in
plaats van 48 uur. Deeltijdwerk zou
hierbij een oplossing kunnen bieden.
Meer dan de helft van de respondenten
zegt dan ook parttime te willen werken
of dit reeds te doen. Het zijn vooma-
melijk vrouwelijke dierenartsen die nu
al deeltijdwerk verrichten. Dieren-
artsen uit \'85/\'86 zeggen vaker dan
hun collega\'s uit \'91/\'92 wel iets te
voelen voor deeltijdwerk. Mannen
denken echter vaker dan vrouwen dat
deeltijdwerk in hun functie onmoge-
lijk is. De voomaamste problemen die
mannelijke respondenten met deeltijd-
werk hebben liggen in het vlak van de
door hen verwachte vermindering van
de continuïteit van de patiëntenzorg en
het contact met eigenaren van dieren.
Deeltijdwerk zou volgens hen ook or-
ganisatorische problemen veroorza-
ken. Vrouwelijke respondenten blij-
ken minder obstakels te zien.

HSJR-

im

Privé en beroep

Er zijn aanzienlijke verschillen gevon-
den tussen de werkzaamheden van de
partners van mannelijke c.q. vrouwe-
lijke respondenten. De partners van
vrouwelijke dierenartsen werken voor
het overgrote deel buitenshuis en hel-
pen niet mee in de praktijk. De part-
ners van mannelijke dierenartsen daar-
entegen houden zich vaak voor-
namelijk bezig met het huishouden
en/of helpen mee in de praktijk. Een
naar verhouding veel kleiner deel van
de partners van mannelijke dierenart-
sen doet mee aan het arbeidsproces.
Het grootste deel van de respondenten
heeft kinderen of wil in de toekomst
kinderen hebben. Er zijn meer vrou-
wen dan mannen die aangeven nooit
kinderen te willen. Meer dan de helft
van de vrouwen denkt dat het hebben
van kinderen een negatieve invloed
heeft op de loopbaan. De meeste man-
nen menen daarentegen dat het hebben
van kinderen geen negatieve invloed
op de carrière heeft. Ze willen wel
minder gaan werken om de eventuele
zorg voor kinderen op zich te nemen,
maar bijna de helft van de mannen
geeft aan bij de planning van de loop-
baan geen rekening te houden met het
hebben van kinderen.
Alle respondenten zijn het erover eens
dat een goede gezondheid, een goede
relatie met een partner en het hebben
van kinderen de belangrijkste dingen
in hun leven zijn. Voor mannen blijkt
daamaast een goed inkomen belangrij-
ker dan voor vrouwen.
Hoewel mannen in meer dan de helft
van de gevallen aangeven tevreden te
zijn met de manier waarop ze hun be-
roeps- en privéleven kunnen combine-
ren, geeft een nog groter deel van de
mannen aan te weinig tijd voor dit
privéleven te hebben. Meer vrouwen
dan mannen geven aan ontevreden te
zijn met de manier waarop ze hun be-
roeps- en privéleven kunnen combine-
ren.

Beroepsorganisatie

Het merendeel van de respondenten
(89%) is lid van de KNMvD (uit het
cluster \'85/\'86 is 84,8% lid en uit het
cluster \'91/\'92 is 93,3% lid). Als be-
langrijkste reden voor het lidmaat-
schap wordt belangenbehartiging ge-
noemd. Alle ondervraagde dieren-
artsen zijn van mening dat de KNMvD
zich sterk moet maken voor een goede
rechtspositie van pas afgestudeerde
dierenartsen en dierenartsen in loon-
dienst. Daamaast vinden de onder-
vraagden dat er reeds tijdens de studie
meer informatie verstrekt zou moeten
worden over vraagstukken die men als
beginnend dierenarts tegen kan ko-
men. Men ziet dat als een gezamen-
lijke taak van de KNMvD en de
Faculteit der Diergeneeskunde.

DISCUSSIE

Doel van dit onderzoek was inzicht te
krijgen in de verschillen tussen man-
nen en vrouwen betreffende hun loop-
baanplanning en toekomstverwachtin-
gen. Deze factoren beïnvloeden
uiteindelijk de participatie van man-
nen en vrouwen op de (veterinaire) ar-
beidsmarkt.

Uit de drie deelonderzoeken blijkt dat
er veel overeenkomsten zijn tussen
mannen en vrouwen, zoals studieresul-
taten en motivatie voor differentiatie-

-ocr page 355-

keuze. De verschillen die er natuurlijk
ook blijken te zijn, kunnen van invloed
zijn op het verloop van de respectieve-
lijke carrières.

Vrouwen blijken iets vaker dierge-
neeskunde te gaan studeren op basis
van minder realistische gronden
(liefde voor dieren). Al tijdens de stu-
die blijken zij te verwachten minder
kans te maken op werk in een land-
bouwhuisdierenpraktijk dan mannen.
Vrouwen kiezen dan soms ook voor de
differentiatie landbouwhuisdieren om
hun kansen in die sector te vergroten,
hoewel als belangrijkste motivatie
voor deze keuze interesse genoemd
wordt.

Vrouwen blijken zichzelf lagere cij-
fers te geven dan mannen wanneer zij
hun toekomstig functioneren als die-
renarts moeten beoordelen. Dit terwijl
zij toch dezelfde studieresultaten be-
halen. Blijkbaar zijn vrouwen meer be-
scheiden over hun capaciteiten. Dit
zou één van de oorzaken kunnen zijn
voor het feit dat vrouwen iets vaker
dan mannen moeten solliciteren voor-
dat zij een baan hebben. Vrouwen zou-
den er goed aan doen zich minder be-
scheiden op te stellen.
Uit het onderzoek blijkt dat vrouwen al
tijdens de studie, maar ook na het af-
studeren, een relatief kortere werk-
week prefereren. De gedachte dat
vrouwen meestal parttime willen wer-
ken wordt genuanceerd; het grootste
deel van de vrouwen wil minimaal een
\'normale\' veertig-urige werkweek,
maar ook de helft van de mannelijke
respondenten wil parttime werken als
de kans geboden wordt.
Dat vrouwen relatief minder uren wil-
len werken wordt waarschijnlijk mede
beïnvloed door het feit dat de partners
van vrouwelijke dierenartsen voor het
overgrote deel buitenshuis werken en
niet meehelpen in de praktijk. Mannen
daarentegen blijken vaak partners te
hebben die zich voomamelijk bezig-
houden met het huishouden en/of mee-
helpen in de praktijk. Vrouwen moeten
dus naast hun werk meer tijd aan het
huishouden besteden dan mannen. Dat
veel partners van vrouwelijke dieren-
artsen buitenshuis werken betekent na-
tuurlijk ook dat vrouwelijke dierenart-
sen parttime kunnen werken. Er is dus
sprake van een financieel voordeel,
maar een organisatorisch nadeel.
Mannen zien meer haken en ogen aan
deeltijdwerk dan vrouwen. Het is niet
duidelijk of dit daadwerkelijk aan de
functie ligt of dat zij vrezen door deel-
tijdwerk hun autonomie te verliezen.

Mannen en vrouwen blijken ook ver-
schillend te denken over het hebben
van kinderen. Mannen menen dat het
hebben van kinderen geen invloed op
hun loopbaan zal hebben. Veel vrou-
wen verwachten wel een negatieve in-
vloed op hun carrière. Vrouwen hou-
den er bij de planning van hun
loopbaan al rekening mee. Zij hebben
zelfs vaker dan mannen gekozen voor
het niet krijgen van kinderen.
Vrouwen streven naar een meer even-
redige verhouding tussen werk en
privéleven. Bij mannen lijkt de balans
tussen beroep en privéleven over te
hangen naar het beroep. Dat er nu al
een zekere verandering in deze verhou-
ding plaatsvindt, kunnen we opmaken
uit het feit dat dierenartsen uit \'91/\'92
vaak coulanter staan ten aanzien van
een kortere werkweek, deeltijdwerk en
regelingen voor gezinsplanning; zaken
die het mogelijk maken het evenwicht
tussen beroep en privéleven te optima-
liseren. Gezien de grote toestroom van
vrouwen in de beroepsgroep kunnen
we verwachten dat deze veranderingen
zich zullen voortzetten.

De onderzoeken zijn te bestellen bij het
secretariaat van de KNMvD, tel. 030-
2510111 en fax 030-2511787.

REGISTRATIEFORMULIEREN ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE

NDG-FORMULIEREN VOORTAAN BIJ
KNMVD VERKRIJGBAAR

Sedert 1 december 1996 zijn bij het secretariaat van de KNMvD de NDG-regi-
stratieformulieren ten behoeve van de elektronische identificatie verkrijgbaar.
Met de formulieren kan een gezelschapsdier, gekoppeld aan een eigenaar, inge-
schreven worden bij de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren (NDG), een
samenwerkingsverband van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied, de
stichting Registratie Gezelschapsdieren Nederland en de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.

GROENE
HERENREGENJAS ZOEK

Tijdens het Jaarcongres 1996 is
iemand zijn lange, groene heren-
regenjas kwijtgeraakt. Wie heeft
deze gevonden of per ongeluk
meegenomen? Graag contact op-
nemen met de KNMvD, Desiree
Raasing, telefoon: 030 -251011 1.

De registratieformulieren worden af-
gegeven in een blok van tien stuks (en
een bestelformulier). De prijs van één
blok bedraagt ƒ 50,- (exclusief 17.5%
BTW, ƒ 8,75). De kosten voor registra-
tie, ƒ 4,50 per registratie, zijn hierin
verwerkt. Er wordt ƒ 5,- aan admini-
stratie- en verzendkosten in rekening
gebracht. Voor registratie bij de NDG
is men verplicht deze formulieren te
gebmiken. Kopieën worden dan ook
niet geaccepteerd.

Nadat een dierenarts een chip heeft in-
gebracht, dient hij (of zij) het nummer
te controleren. Vervolgens plakt de
dierenarts de bijbehorende barcode-
sticker op het registratieformulier en
tekent voor het inbrengen van
die chip
bij
dat dier. Op het formulier dienen
verder diergegevens en eigenaargege-
vens ingevuld te worden. Bij de NDG
kunnen alle soorten gezelschapsdieren
geregistreerd worden. Ook paarden
kunnen er ingeschreven worden. Paar-
denpractici wordt echter aangeraden
een kopie van het registratieformulier
aan de fokkerij-Zstamboekorganisatie
te doen toekomen. Deze organisaties
houden namelijk een eigen databank
bij.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met het secretariaat van de
KNMvD. tel 030-2510111 of de NDG.
tel. 020-6644471.

Teneinde u zo goed mogelijk van dienst
te kunnen zijn. verzoeken wij u vriende-
lijk uitsluitend schriftelijk te bestellen
(faxen kan ook 030-2511787) onder
vermelding van naam dierenarts, even-
tueel naam praktijk, afleveradres en
aantal bloes.

-ocr page 356-

Nieuwe voorwaarden op vernieuwd
keuringsrapport

Zoals in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 november 1996
vermeld is het keuringsrapport paard
vernieuwd. Ook is, op initiatief van de
Groep Geneeskunde van het Paard, de
richtlijn voor de algemene voorwaar-
den voor dierenartsen, leden van de
Groep Geneeskunde van het Paard,
vernieuwd. De vernieuwde voorwaar-
den met betrekking tot de keuring zijn
ook op het nieuwe keuringsrapport op-
genomen. Hieronder volgt een korte
toelichting op de wijzigingen.

Nieuwe opzet keuringsrapport

De belangrijkste wijzigingen van het
keuringsrapport betreffen het signale-
ment, aparte opname van het respira-
tie- en circulatie-apparaat en de uit-
wendige inspectie van het digestie- en
urogentaal-apparaat. Voorts is het ze-
nuwstelsel uitgebreider opgenomen en
met name toegespitst op het ataxie-on-
derzoek en is de Osteochondrose apart
vermeld.

Beperking aansprakelijkheid keuring

Bij de keuring van paarden speelt de
zuivere vermogensschade een belang-
rijke rol. Onder zuivere vermogens-
schade wordt in het algemeen verstaan
de schade die een derde lijdt zonder dat
dit gepaard gaat met schade aan het
paard of beschadiging, vernietiging of
verlies van een zaak. Deze schade
wordt ook wel eens \'papieren\' schade
genoemd. In het algemeen is de zui-
vere vermogensschade tot ƒ 50.000,--
te verzekeren, terwijl het schadebe-
drag veel hoger kan zijn. Bovendien
staat de hoogte van de mogelijke
schade niet in een redelijke verhou-
ding tot de prijs die voor de keuring
aan de dierenarts wordt betaald. Reden
waarom in overleg met verzekeraars
besloten is de aansprakelijkheid bij
keuringen te beperken tot opzet en
grove schuld.

Daamaast wordt de aansprakelijkheid
gelimiteerd. Limitering maakt het mo-
gelijk de aansprakelijkheid binnen be-
perkte verzekerbare proporties te hou-
den, De aansprakelijkheid wordt op
grond van de voorwaarden beperkt tot
het bedrag waarop de verzekering aan-
spraak op uitkering geeft. Op grond
van deze voorwaarde is het in beginsel
niet mogelijk om voor schade boven
het verzekerde bedrag te worden aan-
gesproken.

üÉili

Gewezen moet worden op het feit dat
de rechter toepassing van voorwaar-
den die de aansprakelijkheid beperken
onredelijk of onbillijk kan achtten. Dit
oordeel is echter afhankelijk van alle
omstandigheden van het geval. Hierbij
zijn naast de achtergronden van de
voorwaarden, een juist gebmik ervan
(informatieplicht), voldoende verze-
kerd zijn en het zorgvuldig keuren van
groot belang!

Arbitrage

Besloten is om geschillen met betrek-
king tot de keuring van paarden door
arbitrage te laten beslechten. Arbitrage
heeft enerzijds het voordeel dat de pro-
cedure veelal sneller gaat en minder
kostbaar is, terwijl anderzijds gebmik
gemaakt kan worden van de benodigde
specifieke deskundigheid van de arbi-
ters. Er is voor gekozen om aansluiting
te zoeken bij de Stichting voor Vee-
arbitrage, die veel ervaring heeft met
het beslechten van geschillen rondom
dieren. Binnen de stichting zullen de
keuringsgeschillen door de arbitrage-
commissie voor paarden en pony\'s
worden behandeld.

Opdrachtgever informeren

Op gebmikers van algemene voor-
waarden mst te allen tijde een informa-
tieplicht. Hoofdregel is dat de gebmi-
ker de tekst van zijn algemene
voorwaarden vóór of bij het sluiten van
de overeenkomst ter hand moet stellen
aan zijn wederpartij. Niet voldoende is
het enkel melden dat men algemene
voorwaarden hanteert. Een enkele ver-
wijzing op briefpapier of facturen is ab-
soluut onvoldoende om rechtsgeldig
een beroep op de voorwaarden te kun-
nen doen. Het is belangrijk dat cliënten
duidelijk over de voorwaarden worden
geïnfomieerd. Dit kan bijvoorbeeld
door de voorwaarden in de praktijkfol-
der op te nemen en deze aan de cliënt
ter hand te stellen.

Met name bij keuringen is het van be-
lang dat duidelijk is wie de cliënt is.
Indien de opdrachtgever niet de eige-
naar van het dier of niet een vaste cliënt
is, dient deze expliciet van de voor-
waarden kennis te nemen. Indien de op-
drachtgever op afstand woont kunnen
de voorwaarden bijvoorbeeld gefaxed
worden. De opdrachtgever moet ook
het keuringsrapport tekenen. De mimte
hiervoor is bewust onder de voorwaar-
den opgenomen. Omdat de voorwaar-
den in beginsel alleen tussen de keu-
rende dierenarts en de opdrachtgever
gelden is het raadzaam om bij voorkeur
alleen aankoopkeuringen te doen.

mal I fciiiiftAi

VERNIEUWD KEURINGSRAPPORT PAARD

Voldoende verzekerd ?

Zoals gesteld is het van belang dat de
gebmiker van de voorwaarden vol-
doende verzekerd is. De verzekerde
som dient te zijn afgestemd op de in de
praktijk (waarde van de te behandelen
paarden) voorzienbare schade.
Schade aan dieren en schade aan zaken
van een derde zijn tegen verschillende
bedragen te verzekeren. Er zijn verze-
keringen, waaronder de WAA, die
schade aan paarden standaard slechts
tot ƒ 50,000," verzekeren. Bijverze-
keren is in principe mogelijk en voor
\'pure\' paardenpractici aan te bevelen.
Zuivere vermogensschade (\'papieren-
schade\') is bij alle verzekeraars be-
perkt tot ƒ 50.000,--, een omstandig-
heid die overigens pleit voor de
redelijkheid van het gebruik van de
voorwaarden. In overleg met de verze-
keraar kan worden nagaan of men vol-
doende verzekerd is.

Zorgvuldig keuren

Gelet op de thans bekende verzeke-
ringskwesties willen wij van de gele-
genheid gebmik maken om het belang
van het zorgvuldig uitvoeren van de
keuring te onderstrepen. Het rapport
dient nauwkeurig en volledig te worden
ingevuld. Bovendien is het belangrijk
dat de röntgenfoto\'s kwalitatief goed
zijn en vooral dat de interpretatie van de
foto\'s zorgvuldig en deskundig wordt
uitgevoerd. Leidraad bij een keuring is,
volgens het nieuwe keuringsfonnulier,
het boek \'De veterinaire keuring van
het paard\', dat in het kader van de
Goede Veterinaire Praktijkuitoefening
vanzelfsprekend op een praktijk aanwe-
zig is. Een ieder wordt, ook door de ver-
zekeraars, geadviseerd alleen de
nieuwe keuringsrapporten te hanteren.
Voor meer informatie over de ver-
nieuwde voorwaarden, het gebmik van
algemene voorwaarden (ook voor niet
leden van de Groep) en het keurings-
rapport kunt u contact opnemen met
het secretariaat, telefoon: 030 -
2510111 (mw. mr. P.S. van Egmond).

-ocr page 357-

Het is gebruikelijk dat per 1 januari de
advies-salarissen voor dierenartsen en
dierenartsassistenten worden aange-
past. Het Hoofdbestuur heeft besloten
de salarissen aan te passen met
1,92%,
het indexcijfer van de salarisontwikke-
ling in het particulier bedrijf (periode
september 1995-september 1996).

SALARISSEN DIERENARTSEN -
\'NIEUWE STIJL\'

Sinds 1 januari 1996 adviseert de
KNMvD gebruik te maken van het
nieuwe salariëringssysteem, dat uit-
gaat van een basis salarisschaal voor
een gemiddeld 4()-urige werkweek.
Daarbij komen dan bedragen voor de
weekend- en avond/nachtdiensten.
Nadere informatie over het salarië-
ringssysteem wordt gegeven in de
KNMvD-publicatie \'Het in dienst ne-
men van personeel (1996)\'. Deze pu-
blicatie is verkrijgbaar op het bureau
van de KNMvD.

Basis salaristabel 40 uur per week -
geen avond/nacht- of weekenddien-
sten
(bruto bedragen per maand)

Bedragen gelden voor 1997.

0 dienstjaren

/

3.747,"

1

/

4.205,-

2

/

4.435,-

3

/

4.664,-

4

f

4.893,-

5

f

5.123,-

6

f

5.352,-

7

1

5.581,-

8

f

5.810,-

9

f

6.040,-

10

f

6.269,-

De adviezen voor de vergoedingen
voor avond/nachtdienst en weekend-
dienst luiden:

- bij vervanging van één dierenarts:
ƒ 41,-- voor de avond/nachtdienst en
ƒ 306,-- voor de weekenddienst;

- bij vervanging van tw ee of drie die-
renartsen:
respectievelijk ƒ 61,-- en
ƒ459,-;

- bij vervanging van vier of meer die-
renartsen:
respectievelijk ƒ 82,- en
ƒ612,-.

AANPASSING SALARISSEN VOOR DIERENARTSEN EN
DIERENARTSASSISTENTEN PER 1 JANUARI 1997

SALARISSEN DIERENARTSEN -
\'OUDE STIJL

De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts in loondienst (arbeidsover-
eenkomst) zijn als volgt:

- ƒ 4.300,- (was ƒ 4.225,-) bmto per
maand voor een pas afgestudeerde
dierenarts (of ƒ 172,- bmto per
dag);

- ƒ 4.875,- (was ƒ 4.775,-) bmto per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa één jaar rele-
vante ervaring (of ƒ 195,- bmto per
dag);

- ƒ 5.425,- (was ƒ 5.325,-) bruto per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa twee jaar re-
levante ervaring (of ƒ 217,— bmto
per dag);

- ƒ 6.250,- (was ƒ 6.125,-) bruto per
maand voor een dierenarts die lang-
durig als dierenarts-medewerker in
de praktijk werkzaam is (of ƒ 250,-
bmto per dag).

HONORARIA VOOR DIERENART-
SEN - WAARNEMERS MET EEN
ZELFSTANDIGHEIDSVERKLARING
De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts-waarnemer (geen loon-
dienst, maar werkzaam met een zelf-
standigheidsverklaring) zijn als volgt:

- ƒ 5.725,- bmto per maand voor een
pas afgestudeerde dierenarts (of
ƒ 229,— bmto per dag);

- ƒ 6.400,- bmto per maand voor een
dierenarts met circa één jaar rele-
vante ervaring (of ƒ 256,- bmto per
dag);

- ƒ 7.025,- bruto per maand voor een
dierenarts met circa twee jaar rele-
vante ervaring (of ƒ 281,- bmto per
dag).

- Voor een zelfstandige waameming
door een dierenarts met langdurige er-
varing bedraagt het advies ƒ 7.750,—
bmto per maand (of ƒ 310,- bmto per
dag).

ADVIESSALARISSEN DIEREN-
ARTSASSISTENTEN
De salarissen voor een gediplomeerd
dierenartsassistent(e) (of met drie jaar
ervaring als dierenartsassistent(e)) be-
dragen (zie tabel volgende kolom).

Wanneer de dierenartsassistent(e) geen
diploma heeft, wordt gedurende drie
jaar het wettelijk minimumloon gead-

le

dienstjaar

ƒ

1.723,-

2e

dienstjaar

/

1.977,-

3e

dienstjaar

ƒ

2.232,-

4e

dienstjaar

ƒ

2.484,"

5e

dienstjaar

ƒ

2.604,"

6e

dienstjaar

ƒ

2.724,"

7e

dienstjaar

/

2.845,"

8e

dienstjaar

ƒ

2.967,"

9e

dienstjaar

ƒ

3.086."

lOe

dienstjaar

ƒ

3.206,"

Ile

dienstjaar

ƒ

3.330,"

12e

en volgende

dienstjaar

ƒ

3.449,"

viseerd. Na deze periode van drie jaar
wordt geadviseerd het salaris conform
de bovenstaande tabel vast te stellen.
Daarbij moet in het oog worden gehou-
den dat het salaris volgens de (dienstja-
ren)tabel nooit lager kan zijn dan het
wettelijk minimum (jeugd)loon. Is dat
wel het geval, dan wordt het salaris van
het eerstvolgende dienstjaar geadvi-
seerd. Aan de hand van onderstaande
voorbeelden kan dit worden verduide-
lijkt.

Dierenartsassistent(e) treedt op 16-ja-
rige leeftijd in dienst en is niet gedi-
plomeerd. Gedurende driejaar waarin
ervaring wordt opgedaan, zal de die-
renartsassistent(e) het wettelijk mini-
mum jeugdloon verdienen. Wanneer
op 19-jarige leeftijd de drie ervarings-
jaren voorbij zijn, wordt het salaris
conform de tabel vastgesteld op
ƒ 1.723,—, zijnde het eerste dienst-
jaar.

Dierenartsassistent(e) treedt op 23-ja-
rige leeftijd in dienst en is niet gediplo-
meerd. Gedurende drie jaar waarin er-
varing wordt opgedaan, zal de dieren-
artsassistent(e) het wettelijk mini-
mumloon ad ƒ 2.220,40 verdienen.
Wanneer de drie ervaringsjaren voorbij
zijn, wordt het salaris conform de tabel
vastgesteld op ƒ 2.484,-, zijnde het
vierde dienstjaar en niet op het bedrag
van het eerste dienstjaar ƒ 1.723,—, aan-
gezien dit lager is dan het wettelijk mi-
nimumloon voor een werknemer van
23 jaar en ouder (ƒ 2.220,40). Dit is na-
melijk het salaris conform het eerstvol-
gende dienstjaar boven het wettelijk
minimumloon voor een werknemer van

-ocr page 358-

23 jaar en ouder (volledigheidshalve
wordt opgemerkt dat het salaris con-
form het derde dienstjaar, ƒ 2.232,--, zo
goed als samenvalt met het bedrag van
het minimumloon).

MINIMUMLOON

Hiernaast volgen de bedragen van het
wettelijk minimum (jeugd)loon. De
bedragen zijn ten opzichte van 1996
gewijzigd.

15

jaar

ƒ 666,10

16

jaar

ƒ 766, -

17

jaar

/ 877,10

18

jaar

/ 1.010,30

19

jaar

ƒ 1.165,70

20

jaar

/ 1.365,50

21

jaar

ƒ 1.609,80

22

jaar

ƒ 1.887,30

23

jaar en ouder

ƒ 2.220,40

In het voorjaar van 1997 zal de
KNMvD-publicatie \'Het in dienst ne-
men van personeel\' verschijnen,
waarin nadere informatie omtrent ar-
beidsovereenkomsten, salariëring en
dergelijke is opgenomen.

U kunt ook contact opnemen met me-
vrouw drs. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker, tel.
030-2510111.

KERSTCADEAUTJE: EEN GRATIS EXEMPLAAR
DIERENPRAKTIJKEN

Het gaat goed met Dierenpraktijken. Zo
goed, dat wij u als lezer van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde het
nieuwste nummer van
Dierenpraktijken
niet wilden onthouden. Het blad, vol
nuttige tips en informatie over de ge-
zondheid van gezelschapsdieren, wordt
inmiddels vanuit 270 praktijken ver-
spreid. De oplage is 76.000.

Dierenpraktijken wordt gezien als een be-
langrijk PR- en vooriichtingsmiddel voor
de gezelschapsdierenpracticus. Het blad
wordt uitgegeven door de KNMvD, in sa-
menwerking met de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren (GGG). De GGG
vindt Dierenpraktijken met name zo ge-
schikt als PR-middel, omdat er in de in-
formatieverstrekking over medische
zorgverlening van gezelschapsdieren
geen concessies worden gedaan: het blad
ondersteunt en verbetert waar mogelijk
daadwerkelijk de kwaliteit van de veteri-
naire zorgveriening. De redactiecommis-
sie bestaat dan ook louter uit onafhanke-
lijke dierenartsen. Enerzijds streeft de
redactiecommissie emaar de veelzijdig-
heid van de diergeneeskundige zorg on-
der de aandacht te brengen. Hierbij past
de rubriek \'Het specialisme van...\',
waarin deze keer George Voorhout aan
het woord is over de verregaande moge-
lijkheden van de radiologie. Anderzijds
wordt getracht het blad \'dicht bij de lezer\'
te brengen en komen dus heel voor de
hand liggende zaken aan de orde. Neem
het artikel \'Wat get)eurt er als u naar de
dierenarts gaat?\' over het algemeen on-
derzoek. Lees ook eens het zogenaamde
\'verbandtrommeltje\' op de laatste pagina;
hierin worden altijd een tweetal EHBO-
onderwerpen behandeld.

Aantal nummers

Prijs per nummer

Prijs per jaar

1

ƒ3,75

ƒ 15,-

50

/0,45

ƒ 90,-

150

ƒ0,40

ƒ240,-

300

ƒ0,35

ƒ420,-

Daamaast wordt er gestreefd naar arti-
kelen met zogenaamde Human Interest,
zoals een interview met de verzorger
van het paard van Sinterklaas.

Nu Dierenpraktijken er eenmaal is, wil
eigenlijk niemand het meer kwijt. Het
werd ook tijd dat veterinairen, die altijd
snel zijn met de uitspraak \'communica-
tieve vaardigheden zijn verschrikkelijk
belangrijk\', serieus werk gingen maken
van voorlichting.

Het vraagt natuurlijk wel een investe-
ring; voor niets gaat alleen de zon op.
Het aantrekkelijke introductietarief van
ƒ 0,25 per nummer wordt iets verhoogd:
ƒ 0,35 (inclusief verzendkosten, exclu-
sief 6% BTW). Daarmee komen de kos-
ten op ƒ 420,- per jaar voor 4 x 300
exemplaren. Nog steeds is de minimale
afiiame in principe driehonderd. Maar
gezien de vele verzoeken, is het vanaf 1
januari 1997 mogelijk om tegen een
meerprijs per nummer, minder exem-
plaren af te nemen.

Als u vaak exemplaren van Dieren-
praktijken overhoudt, denk dan niet me-
teen dat het er teveel zijn. Bedenk dat
een eigenaar het blad pas mee zal ne-
men, als het hem
na het consult onder de
aandacht wordt gebracht.

JANUARINUMMER VEEHOUDER & DIERENARTS

ZOALS WE INMIDDELS GEWEND ZIJN...

Terwijl iedereen nog nageniet van het
extra dikke lustrumnummer van Vee-
houder & Dierenarts en alle trouwe
cliënten voorzien worden van het
boekje \'Adviezen van de Dierenarts\',
staat er alweer een nieuwe Veehouder &

Dierenarts op stapel: het januarinummer
van 1997. Zoals we inmiddels gewend
zijn, staat het blad weer boordevol inte-
ressante, actuele artikelen. En ook de
seizoensgebonden bedrijfsadviezen ont-
breken niet. Een greep uit de inhoud:

Begin nu met de IBR-bestrijding
Kies de juiste aanpak voor uw be-
drijf

Per 1 januari 1998 wordt IBR-bestrij-
ding in Nederiand verplicht. U be-
spaart geld door nu vast uw bedrijf te

-ocr page 359-

certificeren of te beginnen met de uit-
roeiing van IBR. Hoe u kunt beginnen
is vooral afhankelijk van de besmet-
tingsgraad. Overleg met uw dierenarts
wat voor uw bedrijf de beste werk-
wijze is.

Geiten houden, van hobby tot com-
mercieel bedrijf

De geitenhouder heeft bij de gemid-
delde Nederlandse consument een
diervriendelijk en gezond imago. Iets
om zuinig op te zijn. Om invloed te
hebben op toekomstige regelgeving, is
het zaak dat de geitenhouderij zich
goed organiseert en haar stem laat ho-
ren.

Lichamelijke ingrepen bij land-
bouwhuisdieren aan banden gelegd

Bij dieren worden lichamelijke ingre-
pen verricht die niet in het belang van
het dier zelf zijn, maar die plaatsvin-
den omdat de eigenaar of dierhouder
daar belang bij heeft. Dit soort ingre-
pen worden nutsoperaties genoemd.
Op 1 september 1996 is een wettelijke
regeling - het Ingrepenbesluit - in wer-
king getreden, die aan nutsoperaties
paal en perk stelt.

am

Dierenarts onmisbaar bij paarden-
sport

De paardenwedstrijdsport heeft vele
veterinaire aspecten. De taken van de
dierenarts in de paardensport zijn dus
divers. Maar de belangrijkste is en zal
altijd zijn: het waken over de gezond-
heid en het welzijn van de deelne-
mende paarden.

PIA niet zomaar een darmaandoe-
ning

Donkere, plakkerige mest is een emstig
verschijnsel. Als de mest ook nog erg
stinkt wordt het helemaal een onfiis
verhaal. Bij te veel achterblijvers, te-
genvallende groei, bleke varkens soms
zelfs acute sterfte, dan valt nog wel eens
de kreet PIA. Wat is dit voor een ziekte?

Salmonella-bestrijding vooral maat-
werk

Als het gaat om de bestrijding van sal-
monella-infecties op pluimveebedrij-
ven zijn er meer wegen naar Rome.
Een landelijke aanpak is gewenst,
maar de bestrijding is vooral maat-
werk. De bedrijfsvoering is immers
per bedrijf verschillend. En het succes
hangt vooral af van een goed hygiëne-
management, naast de aanvoer van sal-
monellavrij pluimvee.

Melkprijs te sturen via bedrijfsvoe-
ring

Vet- en eiwitgehalten in de melk bepa-
len op dit moment voor een belangrijk
deel de melkprijs. De vet- en eiwitper-
centages kunnen positief worden beïn-
vloed via de fokkerij en de rantsoensa-
menstelling. Dierenarts De Lange be-
schrijft hoe de melkveehouder het be-
drijfsresultaat kan optimaliseren.
Heeft u nog geen abonnement op Vee-
houder & Dierenarts? Dan wordt het
hoog tijd; het blad heeft de jaren des on-
derscheids immers reeds bereikt. Bestel
nu een gratis proefpakket. Een abonne-
ment kost ƒ 10,- per jaar per veehouder.
Vergeet ook niet het lustmmboekje,
\'Adviezen van de Dierenarts\'. Het is
slechts in een beperkte oplage beschik-
baar; een uniek kerstcadeau voor uw
veehouders. Het boekje, dat normaal
ƒ 25,- kost, is voor leden van de KNMvD
voor ƒ 15,- te bestellen. Abonnement-
houders van Veehouder & Dierenarts
hebben het boekje gratis toegestuurd ge-
kregen voor hun veehouders; een cadeau
ter gelegenheid van het tienjarig bestaan.

Een dierenarts wordt in zijn of haar werk
regelmatig geconfronteerd met presen-
tatietechnieken, zowel in de persoon-
lijke als in de zakelijke sfeer. Iedere die-
renarts dient daarom deze presen-
tatietechnieken te beheersen en zichzelf
te trainen in de vaardigheid ervan.
Een uitstekende mogelijkheid om aan
deze training te werken, biedt de cursus
\'Presentatie? Uw eigen creatie!\' die de
KNMvD ook in 1997 voor haar leden
organiseert in het Aparthotel te Delden.
De aanvang is op donderdagmiddag 20
febmari 1997 en de afsluiting op zater-
dagmiddag 22 febmari 1997.
De cursus is bestemd voor dierenartsen
die lid zijn van de KNMvD en werk-
zaam zijn in een praktijk, het bedrijfsle-
ven of bij de overheid.
De cursus heeft als doel de bevordering
van de persoonlijke en zakelijke presenta-
tie, waarmee een dierenarts in zijn of haar
werk regelmatig geconfronteerd wordt.

In de cursus wordt onder meer aandacht
besteed aan:

a. persoonlijke presentatie: het vergro-
ten van de vaardigheid in het houden

van inleidingen (opbouw van een in-
leiding, gebmik van hulpmiddelen,
persoonlijke presentatie);

b. zakelijke presentafie: het ontwikke-
len van ideeën en plannen voor een
goede presentatie van de eigen prak-
tijk, dienst of het bedrijf waarvoor
men werkt.

De werkwijze is als volgt:

- leren door doen, uitvoeren van inlei-
dingen en presentaties;

- analyseren van deze activiteiten en

PRESENTATIE? UW EIGEN CREATIE!

het eigen functioneren daarin met be-
hulp van video-opnamen;
- inzicht verdiepen met behulp van
theoretische modellen.

Aangezien het een intensieve training
betreft is het deelnemersaantal beperkt
tot 15 personen.

De kosten voor deelname aan deze cur-
sus zijn ƒ 850,--, inclusief ovemachfin-
gen en maaltijden.

Indien u interesse heeft om deel te ne-
men aan deze cursus, neem dan zo spoe-
dig mogelijk contact op met Yvonne
Stufano of Desiree Raasing, tel. 030 -
2510111 (bureau KNMvD).

PER ABUIS

Per abuis is in het referaat \'Douchen van karkassen voor evisceratie\' in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1996; 121(22): 666 één en ander weggevallen. Zo luidt de volledige
Engelse titel: Susceptibility of preevisceration wached beef carcasses to contamination by
Escherichia coli 0157:H7
and salmonellae. J.S. Dickson. J. Food Prot 1995; 58: 1065-8.
Verder is in de tekst (laatste alinea) het vetgedrukte stuk weggevallen: \'Bij het onderzoek
van de stukken vlees werd vastgesteld dat de oppervlaktespanning van de voorgespeelde
weefsels significant lager was dan die van de controles.
De aerobe en enterobacteriaceae
kiemgetallen waren op de controles
ongeveer 0.7 log\'® eenheid groter dan op de voorge-
spoelde stukken vlees.\'

-ocr page 360-

De medewerkers van de KNMvD
wensen ii prettige kerstdagen
en een goed 1997 toe!

1. Ronald van Ringclcnstijn, archiefmedewerker.

2. Sophie Deleu, stafmedewerker publiciteit.

3. Marij van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker.

4. Ellen Bonnes, secretaresse Ereraad.

5. Rob Broeshart, administratief medewerker.

6. T.W. te Giffel, secretaris.

7. Corine van Kalles, medewerker Vacaturebank.

8. Louisette Rommerts, chef de bureau.

9. Desiree Raasing, secretaresse van de heer Te Giffel.

10. Tj. Jorna, algemeen secretaris.

11. Miranda van Harskamp, secretaresse van de heer Joma.

12. Jolanda Antonie, tot voor kort secretaresse van de Vooijaars-
dagen.

13. Ingrid Boer, gastvrouw.

14. Francis Zouteriks, administratief medewerker.

15. Sjoerd de Vries, administrateur.

16. Karin Nutters, voorheen secretaresse van de heer Joma, thans op
projectbasis werkzaam voor de KNMvD.

17. Sandra Tummers, medewerker Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

18. Sabine van Egmond, stafmedewerker juridische zaken.

19. Geesje Rotgers, assistent van de heer Joma.

20. Susan Ubbink, medewerker Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

21. Yvonne Stufano, secretaresse van mevrouw Van Oostrum.

22. Annemarie Boverhuis, telefoniste/receptioniste.

Deze foto is genomen tijdens de Personeeldag van de KNMvD op vrij-
dag 18 oktober 1996. Inmiddels hebben zich weer enige veranderin-
gen in het personeelsbestand voorgedaan.

Het bureau van de KNMvD zal dit jaar niet alleen tijdens de Kerstdagen en Nieuwjaarsdag
gesloten zijn, maar ook op vrijdag 27 december

-ocr page 361-

VIJF JAAR REGIOBIJEENKÜMSTEN VROUWELIJKE DIERENARTSEN

VROUWEN NOG RELATIEF NIEUW IN HET VAK

Voor de vijfde keer zijn de regiobijeenkomsten vrouwelijke dierenartsen ge-
organiseerd, voor de tweede maal in de vorm van workshops. Het onderwerp
\'intercollegiale samenwerking\' of\'communiceren met je collega\' sloeg blijk-
baar aan; de opkomst was groot. De workshops werden gegeven door Ina
\\ ader en Ineke Tymes van \'Kontakt der Kontinenten\'.
Er werd veel gelachen -Wat wilje met zoveel vrouwen bij elkaar?- en bij som-
migen gingen de ogen open: je bepaalt zelf mede de spelregels van een ge-
sprek.

leren hun belangen zo te presenteren,
dat anderen er niet omheen kunnen.
Vandaar dat de Commissie VDA aan-
dacht besteedt aan nascholing van
vrouwelijke dierenartsen in communi-
catieve vaardigheden.

WATZLAWICK

Om enig inzicht te geven in communi-
catie werd snel een stukje theorie be-
handeld, te weten de vijf regels van
Watzlawick:

1. Je bent altijd bezig te beïnvloeden,
besef dat.

Zodra een mens in een situatie ver-
keert, waar ook anderen bij betrok-
ken zijn, beïnvloedt hij en wordt
door anderen beïnvloed.

2. Mensen beïnvloeden met woorden
en vooral zonder woorden.

Door Sophie Deleu

Vrouwen zijn nog relatief nieuw in het
vak. Hun vragen en belangen leggen
niet vanzelf evenveel gewicht in de
schaal als die van mannelijke collegae.
Verandering in deze situatie is alleen
mogelijk als vrouwen hun belangen be-
spreekbaar maken en leren onderhande-
len. 80% van het samenwerken bestaat
immers uit communiceren, overleggen
en onderhandelen... Natuurlijk is een
goede werkrelatie uitgangspunt.
Vrouwen hebben de neiging zich te be-
scheiden op te stellen, zo valt ook te le-
ren uit het onderzoek naar de loopbaan-
planning en toekomstverwachtingen
van jonge dierenartsen. Vrouwen ge-
ven zichzelf een lager cijfer dan man-
nen als zij hun functioneren moeten be-
oordelen, terwijl de resultaten het-
zelfde, zo niet beter zijn. Ze moeten dus

We zijn sterk geneigd om aandacht
te schenken aan wat er gezegd
wordt. Er gaat echter veel invloed uit
van de manier waarop iets gezegd
wordt: de toon en de cadans van de
stem, de lichaamshouding, de nabij-
heid en de afstand, de mimiek.

3. iVat ik als waar zie, is niet perse
waar voor de ander.

Mensen hebben een verschillende
kijk op dingen. Ieder heeft zijn ei-
gen waarheid en werkelijkheid in
zijn hoofd. Maar de waarheid hangt
af van het gezichtspunt.

4. Als ik wat zeg, dan zeg ik ook iets
over hoe ik wil dat de ander met mij
omgaat.

Mensen communiceren met een be-
paalde inhoud. Tegelijkertijd delen
ze mede hoe ze de onderlinge be-
trekkingen zien (ze doen een \'rela-
tievoorstel\').

5. Wie heeft het voor het zeggen? Wie
laat het zich zeggen?

Op elk moment in een gesprek stel-
len we ons leidend, volgend of ge-
lijk op. Dit is de regel van de sym-
metrie of de complementariteit.

ONDERHANDELEN
Ten aanzien van onderhandelen viel
ook het nodige te zeggen. Vrouwen, zo
bleek ook uit de opmerkingen van de
aanwezigen, voelen zich in een onder-
handelingssituatie vaak machteloos.
Eén van de redenen zou zijn dat zij
vaak geneigd zijn de \'zachte\' manier
van onderhandelen te kiezen, die er
sterk op gericht is de goede relatie met
de ander te behouden. Dit in tegenstel-
ling tot de \'harde\' manier, die vaak uit-
mondt in een machtsstrijd.
Maar er is een andere manier: het zo-
genaamd principieel onderhandelen.
Er zijn vier belangrijke spelregels:

1. Scheidt de mens van het probleem.
Regel 1 betekent pertinent niet het
ontkennen van de emoties die mee-
spelen. Er spelen
altijd emoties
mee, ook bij mannen. Onderzoek
welke emoties leven bij de onder-
handelingspartner.

2. Richt je op belangen, niet op posi-
ties.

3. Zoek naar opties voor wederzijds
voordeel.

4. Sta op het gebruik van objectieve
criteria.

-ocr page 362-

Bedenk bij regel 4 dat de ander er een
andere waarheid op na kan houden, on-
danks de objectiviteit van de criteria.
Tot slot: streef naar een wijze overeen-
komst, doelmatigheid en relatieverbe-
tering. Respecteer de ander, boor hem
niet de grond in.

SCHETS HET PROBLEEM
Met deze theoretische bagage speel-
den de aanwezigen een aantal moei-
lijke situaties na. Velen vinden de om-
gang met personeel een nadere be-
studering waard. Anderen vinden de
communicatie met mannelijk collegae
soms lastig.

Uit de nagespeelde gesprekken bleek
dat men over het algemeen veel te snel
oplossingen aandraagt. Het is beter eerst
het probleem van verschillende kanten
te belichten, zodat de ander het zich ei-
gen kan maken (en mee gaat denken).
Een oplossing leidt de ander af van het
probleem. In een onderhandelingssitu-
atie zal de ander direct gaan afdingen.
Vaak wordt het probleem uiteindelijk
niet opgelost, met alle frustrerende ge-
volgen van dien.

LANGERE CURSUSSEN
De workshops betekenden slechts een
vluchtige kennismaking met de mate-
rie. Succesvol communiceren leer je
niet in een paar uur. Ina Vader en Ineke

Tymes geven ook langere cursussen
(een avond en een dag):

1. Voor de dag ermee; over presente-
ren en \'zichtbaar zijn\' (30 januari
1997, 17.00 uur tot 31 januari,
17.00 uur).

Vrouwen hebben geen gebrek aan
communicatieve talenten, alleen het
lef ontbreekt! Deze cursus omhelst
theorie en oefening in het jezelf pro-
fileren, het presenteren van een ver-
haal en het woord voeren in een dis-
cussie.

2. Eén vrouw in een commissie maakt
nog geen lente; over besturen in de
diergeneeskunde (13 februari 1997,
17.00 uur tot 14 j\'ebruari, 17.00
uur).

Het percentage vrouwelijke dieren-
artsen neemt gestaag toe. Dit brengt
grote veranderingen in werk en aan-
pak met zich, tenminste als vrou-
wen zich organiseren in besturen en
van zich doen horen. De Commissie
VDA wil vrouwen stimuleren en
ondersteunen bij het participeren in
besturen. Deze cursus gaat over be-
stuurlijke vaardigheden en helpt bij
het overwinnen van aarzelingen. De
inhoud: theorie en oefening in dis-
cussie- en vergadertechnieken, het
agenderen van je zaak en strate-
gisch handelen.

De cursussen worden gegeven bij Kon-
takt der Kontinenten. De kosten bedra-
gen ƒ 420,- per cursus, inclusief de ver-
blijfskosten.

Voor meer informatie en inschrijving:
secretariaat KNMvD, tel. 030-
2510111.

MUZIEK IN DE WACHTKAMER

Vorig jaar zijn alle praktiserende die-
renartsen leden van de KNMvD aan-
geschreven over muziekgebruik in de
wachtkamer. Indien namelijk in de
wachtkamer muziek ten gehore wordt
gebracht is daar een vergoeding aan de
SENA voor verschuldigd. Voor de
goede orde: het vertonen van
(pet)vi-
deo\'s valt niet
onder het begrip mu-
ziekgebmik.

De KNMvD is met de SENA een cen-
trale regeling overeengekomen, waar-
bij leden van de KNMvD die zich ge-
meld hebben een gereduceerd tarief
betalen. De meeste dierenartsen heb-
ben laten weten geen muziek in de
wachtkamer te gebmiken. Enkele
praktijken maken hiervan wel gebmik.
Beide situaties zijn aan de SENA door-
gegeven.

Het secretariaat geeft eenmaal per jaar
een overzicht van de meldingen door
aan de SENA. In dit overzicht zijn de
eventuele gewijzigde adresgegevens.

voor zover bij ons bekend, ook ver-
werkt.

Gewijzigd muziekgebruik melden

Indien echter op enig moment in de prak-
tijk de situatie verandert - dus geen mu-
ziek meer of juist wel - dient dit aan het
secretariaat te worden gemeld (zie ook
de destijds meegestuurde voorwaarden).

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het secretariaat van
de KNMvD, mevrouw mr. P.S. van Egmond, telefoon 030 - 2510111.

-ocr page 363-

Personalia

Voor het lidmaatschap van dc Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergen-
eeskunde hebben zich aangemeld de volgende
collega:

Bos, Mevr. S.J.; 1996; 3981 ZP Bunnik; Vlet-
weide 132.

Coppitters, F.; Gent-1987; 61370 Ste Gauburge
(Frankrijk); Rue d\' Auge.
Dirven, P.J.C.; 1981; 5113 BW Ulicoten; Hal-
dijk 6.

Ebbinge, H.; 1996; 7981 AP Diever; Dwarsdrift
10.

Gjaltema, Mevr. G.B.; 1996; 9363 AD Marum;
Kruisweg 18.

Heiden, G. van der; 1996; 7002 LL Doetinchem;
Varsseveldseweg 165.

Loonen, Mevr. M.P.M.; 1996; 5087 TJ
Baarschot; Heistraat 7 A.
Maes, Mevr. C.H.; 1996; 3514 BZ Utrecht;
Hopakker 166.

Roest, H.I.J.; 1996; 3572 PK Utrecht; Willem
Barentszstraat 30.

Ronner, H J.; 1984; 3417 TR Montfoort; De
Bleek 1.

Spaans, Mevr. A.H.; 1996; 3512 VR Utrecht;
Van Asch van Wijckskade 25.
Thomassen, Mevr. l.M.J.L.; 1996; 3572 XJ
Utrecht; Admiraal van Gentstraat 69 bis.
Vanbeckevoort, 11.; Gent-1986; 2380 Ravels
(België); Peelsestraat 56.
Yokoi, Mevr. M.; 1996; 3037 GK Rotterdam;
Bergsingel 104 A.

OVERLEDEN:

Op 20 oktober 1996 Drs. J. Wille te Koudekerk
a/d Rijn.

Op IO november 1996 Drs. A. Wagner te Dirks-
land.

Drs. A.F.G.M. de Leeuw te Hoogeveen.

JUBILEA:

P. Ambagtsheer te Zwolle, afwezig, 35 jaar, 15
december 1996

Dr. L.H.H.M. Lendfers te Weert, afwezig, 30
jaar, 18 december 1996

E. Hakkesteegt te Schagen, afwezig, 60 jaar, 18
december 1996

A. Jongbloed te Drachten, afwezig, 40 jaar, 19
december 1996

P.R. Tulner te Schiermonnikoopg, afwezig, 35
jaar, 20 december 1996

H.H.F.M. van de Vijver te IJzendijke, afwezig,
35 jaar, 20 december 1996
H.J.L. Boonen te Egchel, afwezig, 45 jaar, 21
december 1996

D. Louwes te Leens, afwezig, 45 jaar, 21 decem-
ber 1996

F. Broersma te Metslawier, afwezig, 45 jaar, 21
december 1996

J. van Bers te Maasbree, afwezig, 30 jaar, 22 de-
cember 1996

H. Lieuwen te Schalkhaar, afwezig, 30 jaar, 22
december 1996

H.L.C. Logtenberg te Dalfsen, afwezig, 30 jaar,
22 december 1996

J.J. Fransen te Eindhoven, afwezig, 25 jaar, 24
december 1996

N.W.F.A. Grimme te Oirschot, afwezig, 25 jaar,
24 december 1996

E. Kamps te Drachten, afwezig, 25 jaar. 24 de-
cember 1996

lÜXl

Dr. H.W. Merkens te Zeist, aanwezig, 25 jaar, 24
december 1996

ProfDr. J. Oostrom te Oudenbosch, afwezig, 25
jaar, 24 december 1996

J.J.G. Rosegaar te Zeeland (NB), afwezig, 25
jaar, 24 december 1996

J. Binnema (woonachtig in het buitenland)!, af-
wezig, 25 jaar, 24 december 1996
P. van Houwelingen te Leiden, afwezig, 25 jaar,
24 december 1996

G.J. Bosma te Zuidhom (Gr), afwezig, 25 jaar,
24 december 1996

H. Jorritsma te Oosterwolde (F), afwezig, 25
jaar, 7januari 1997

C.L. van Willenswaard te Woudenberg, afwe-
zig, 40 jaar, 7 januari 1997
E.G. Kortman te Eindhoven, aanwezig, 25 jaar,
12 januari 1997

A.L.J.M. Heirman te Wilnis, afwezig, 45 jaar,
14 januari 1997

Mevr. M. Quist-Bentinck van Schoonbeten te
Heeten afwezig, 25 jaar, 14 januari 1997

PROMOTIE:

Op 28 november 1996 Drs. P. Vellema te Blija.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
1 november 1996:

Assinck, Mevr. A.J.M.
Cuperus, M.S.
Deutz, Mevr. L.S.
Esch, E.J.B, van
Gjaltema, Mevr. G.B.
Harst, M.R. van de
Küsters, J.F.M.
Laar, F.A.B.M. van de
Leeuw, C.G. de
Nyks, Mevr. S.K.
Riquois, Mevr. E.
Roest, H.l.J.
Scheer, J.B.R. van der
Verdegaal, Mevr. E.J.M.M.

MUTATIES:

165* Assinck. Mevr, A.J.M.; 1996; 3524 CB
Utrecht; Gaasterland 90 A; teL 030-
2894190; wnd.d.

168 Balhuizen. Mevr. A.D.; 1992; 3039 DB
Rotterdam; Cleyburchstraat 31 B; tel. 010-
4679739 privé, 0228-312849 prakt.; p.,
medew. bij Mevr, A.M. Lub.
170 Beer, Mevr. L.C.M. de; 1992; 7121 KZ
Aalten; llaartseweg 27; tel. 0543-565350
privé, 0318-519167 prakt.; p., medew. bij
M. Duifhuizen, R.J.H. Hoebink, P.T. van \'t
Veld en W.Th.G. Vullings.
172 Bergman, J.G.H.E.; 1990; 3572 VC
Utrecht; Klaverstraat 49; tel. 030-
2720131 privé, 0485-587631 bur.; fax
0485-577333; wet. medew. bij Intervet Int.
B.V . afd. VSD.
173*Bertels, l.Th.J.A.; 1961; 5361 NL Grave;

Dr. Kanterslaan 216; r.d.
332 Boer, M.J. de; 1969; 3888 NX Nieuw Mil-
ligen; Kampweg 56; tel. 0577-456749/06-
53393713 privé, 0570-684649 bur.; fax
0570-684608; Sr. Manager Int. projects,
Int. Agr. College Larenstein, Deventer

177 Boevé, Prof.Dr. M.H.; 1979; U-1988;
3769 JM Soesterberg; Vliegtuiglaan 47;
tel. 0346-351133 privé. 030-2539411 bur.;
fax 030-2518126; Specialist Oogheel-
kunde; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Gezeischapsd.); hlr.
Tierärztliche Hochschule Hannover
(Oogheelkunde).

178 Boom. R. van den; 1996; 3582 SE

Utrecht; Pelikaanstraat 30 bis; tel. 030-
2534841 bur.; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisd.).
181 Braak. Dr. A.E. van de; 1977; U-1986;
3906 NB Veenendaal; Haspel 4; tel. 0318-
523974 privé. 0342-479200 bur.; fax
0342-479383; Specialist Vet. Dier-
voeding; wet. medew. Denkavit Nederland
B.V., afd. Research & Development.
183 Brink, R.T. van den; 1989; 3824 ZH
Amersfoort; Limburgse Bellefleur 4; tel.
033-4555327 privé, 4616616 prakt.; fax
033-4651051; p., geass. met G. van
Bokhorst.

183 Broeders, Mevr. J.M.D.; 1991; 7609 TJ
Almelo; De Pelikaan 51; tel. 0546-852815;
wnd.d.

186 Bunt, Mevr. C. van de; 1992; 1851 BT
Heiloo; Dokterslaan 30; tel. 072-5336622
privé, 5895667 prakt.; fax 072-5898687;
p., medew. bij C.A. Bogaard.

189 Cremers. G.F.Th.; 1960; 6416 GA
Heerlen; Caumerbeeklaan 42; tel. 045-
5412788 privé, 5721666 prakt.; fax 045-
5726947; p., geass. met W.J.H.D. Kremer,

F.G.H.A. van Os, H.H.M. Steinbusch en
J.M.G. Stokkermans; vet. adv. D.A.P.
Heerlen.

189* Cuperus, M.S.; 1996; 3705 ZL Zeist;
W arande 138; tel. 030-6951253; wnd.d.

190 Dam, W.A. van; 1989; 1083 AA Am-
sterdam; Kalijeslaan 50; tel. 020-
4422.343 privé, 6228567 prakt.; fax 020-
4203651; p.

191*Deutz, Mevr. L.S.; 1996; 8312 AR Creil;
I. Tademastraat 42; tel. 0527-274808;
wnd.d.

199 Edel, M.J.; 1996; 1055 NH Amsterdam;
Admiraal de Ruvterweg 482 hs; tel. 020-
6826178 privé," 010-4383169/4161715
prakt.; p., mede», bij J.F.J. van den
Broek, C. Buesink, R. Cassenaar, Mevr.
A.H.M. Koert, A.W. Kramer, Mevr.
L..M.M. Oorsprong en Mevr. C.H. Smit.
199 Edel. Dr. W.; 1965; U-1974; 3737 RH
Groenekan; Vijverlaan 20; tel. 0346-
212049; r.d.; oud-i.V.G.; O.O.N.
201 Eldik. Mevr. M. van; 1995; 4211 BG Spijk
(ZH); Zuiderlingedijk 215; tel. 0183-
562107; wnd.d.
202* Esch, E.J.B. van; 1996; 3572 XT
Utrecht; M.H. Trompstraat 15 bis; tel.
030-2713576; wnd.d.
208 Gielen, C.A.M.; 1995; 5081 HE Hil-
varenbeek; Grote Voort I B; lel. 013-
5053414 privé, 5042402 prakt.; fax 013-
5042302; p., medew. bij C.W.M.
Augustijn, J.M. Berger, F.W. Bemdsen,

G.C. Charpentier, O.A. van Dobbenburgh,
J.W. Eshuis, M.J.J. van der Linden, J.A.M.
Vermeer, A.R.L. de Vries en H.J.H. van
Wijk.

209* Gjaltema, Mevr. G.B.; 1996; 9363 AD
Marum; Kruisweg 18; tel. 0594-642345;
wnd.d.

212 Groot. P.H.S. de; 1988; 3117 BC Schie-
dam; Burg. Knappertlaan 104; tel. 010-
4731863 privé, 4351466 prakt.; fax 010-
4359621; p., medew. bij H.J. van de
Kamp, E.C. Scholten, A. Slikkerveer,
A.C. Stolp en H.W. Wagenaar.
335*Gransven, Mevr. D.E. van; 1978; 125445
Moskou (Rusland); c/o AKZO Nobel
Representative Office Moscow, Meri-
dian Commercial Tower, DL Smolnaya
24/D; tel. 00-7-095-9602890; fax 00-7-
095-9602889; vet. consultant, Intervet.

-ocr page 364-

216* Harst, M.R. van dc; 1996; 3521 VV
Utrecht; Da Coslakade 4«; tel. 030-
2945380; wnd.d.

218 Heijmans, M.W.G.H.; 1991; 6005 PJ
Wcert; Venboordsiraat 5; tel. 0495-
552523 privé, 551225 prakt.; fax 0495-
551615; p., geass. met P.N.G.M. van Beek,

H.A.M. Hendriks, A.Th.E. Kooien, M.l.M.
Linthorst, F.G.M. Scheijmans. J.W.H.
Scheres en G.P.M.M. Tacken.

219 Hensen, Mevr. S.M.; 1990; 5433 KH
Katwijk (NB); Everdineweerd 9; tel.
0485-330934 privé, 587287 bur.; project-
leider/wet. medew. Antibiotica R & D,
Intervet Int.

222 Hof, J. van \'t; 1993; 3766 AV Soest; Den
Blieklaan 62; tel. 035-6011261; d. R.V.V.
distr. Utrecht.
222 Hoffman, Mevr. M.J.; 1996; 5141 DA
W aalwijk; Emmahof 5; tel. 0416-331418
privé, 334000 prakt.; p., medew. bij
J.J.W. Coerwinkel, Th.J.A.M. van
Gastel, A.F. Heijkants, E. van der Kamp
en M.F.P.M. Maas.
226 Huijstee, Mevr. J.M.C. van; 1982; 2121
VX Bennebroek; Harp 13; tel. 023-
5848679 privé, 5847313 prakt.; p.

231 Jong, H.A. de; 1979; 4003 CH Tiel;

I.ingeweg 75; tel. 0344-611563 privé,
616297 prakt.; p., geass. met J.J. Koot en
H.J. Schrama.

232 Kaalberg, L.A.; 1996; 7006 LD Doe-
tinchem; Boekweitdreef 175; tel. 0314-
324934 privé, 684755 prakt.; fax 0314-
683911; p., medew. bij G.C.M. Jansen,
S.G. Raemakers en J.J.M. Voermans.

235 Kemme, R M.F.J.; 1993; 4617 KR Bergen
op Zoom; Zilverplevier 35; tel. 0164-
239073 privé, 235112 prakt; fax 0164-
239876; p., geass. met J.W. Borgers, W.L.
Keers, J.L.L. Mouwen en J.W.M. Zomer.
246* Küsters, J.F.M.; 1996; 3582 ES Utrecht;

Albatrosstraat 1 bis; tel. 030-2541535; d.
246*l.aar, F.A.B.M. van de; 1996; 5492 BW
Sint-Oedenrode; Boskantseweg 14; tel.
0413-472318; wnd.d.
248* l.eeuw, C.G. de; 1996; 5527 CC Hapert;

Neptunus 17; tel. 0497-383525; d.
337 Lefebure. S.M.L.U.; Gent-1991; 2600
Berchem, .\\ntwcrpen (Belgie); Kanun-
nik Peetersstraat 114; lel. 00-32-.3-
2396497; p., medew.
254 Manni, H.P.; 1980; 8181 NB Heerde;
Beeklandseweg 17; tel. 0578-696272
privé, 0571-271805 bur.; fax 0571-
274272; k.d. R.V.V. kring Apeldoorn.
256 Meijer, Dr. J.C.; 1971; U-1980; 3709 JM
Zeist; Laan van Rijnwijk 3; tel. 030-
6925949 privé, 0485-589560 bur.; fax
0485-522090; vet. adv. Nutreco, Pig
Research Centre.

263 Nie, S. de; 1984; 1381 GS Weesp;
Utrechtseweg 92; tel. 0294-430148 privé,
411363 bur.; fax 0294-431618; Dir./eige-
naar DY.NAMIC Vet. Products Ne-
derland.

264 Nijs, G.G.M.; 1994; 6171 VW Stein;
Reekstraat 5; tel. 046-4330159 privé,
4333501 prakt.; p., medew. bij N.J.G.
Crombach.

266*Nyks, Mevr. S.K.; 1996; 4101 BJ
Culemborg; Ridderstrat 9; tel. 0345-
521351; wnd.d.

267 Oort, F.B.; 1992; 8265 JL Kampen;
Waterkers 90; tel. 038-3323811 privé,
3312255 prakt.; fax 038-3321257; p., me-
dew. bij O. Drent, H.A. Hagen, K. Hoving
en e.G. van Laar.

271 Peters, P.H.M.E.; 1962; 6419 BC Heer-
len; Ir. »ingerlaan 9; tel. 045-5715446;
r.d.

272 Pijls, J.L.A.; 1987; 6371 GR Landgraaf;
Frans Erenslaan 1; tel. 045-5322545 privé,
5315292 prakt.; fax 045-5327632; p., ge-
ass. met E. Burgers.

272 Plaat, F.J. van der; 1990; 3454 XS De
Meem: Mauritslaan 34; tel. 030-6622195
privé, 6661167 prakt.;
p., gezelschapsd.

275 Prins, B.; 1980; 9642 BE Veendam;
Continentenlaan 79; tel. 0598-612289
privé, 622234 prakt.; p., geass. met Dr. R.
Boosman, R.E. van \'t Hof en R.M.G.
Keereweer.

279*Riquois, Mevr. E.; 1996; 3581 NW
Utrecht; Meeklenburglaan 14; tel. 030-
2521316; wnd.d.

280* Roest, H.I.J.; 1996; 3572 PK Utrecht;
Willem Barentszstraat 30; tel. 030-
2716156 privé, 0486-463636 prakt.; p.,
medew. bij R.H.M. Bergevoet, W.A.
Buysseen Th.F. Krabbenborg.

285* Scheer, J.B.R. van der; 1996; 3532 TL
Utrecht; Van Lennepstraat 41; lel. 030-
2936740;d.

285* Schetïer, Mevr. C.J.W.; 1996; 3581 LJ
Utrecht; Oudwijkerdwarsstraal 124;
tel. 030-2516285 privé, 2531350 bur.;
specialist in opleiding U.U. (F.D., vkgr.
Algemene Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisdieren).

341 Schrijen, Mevr. E.S.M.; Gem-1989; Sin-
gapore 138751 (Singapore); I Wilton
Close; tel. 00-65-4768673 privé, 4488153
prakt.; fax 00-65-4768673; p., medew. bij
Mevr. J. Tan.

287 Schrooyen, J.A.M.; 1964; 5282 SN
Boxtel; Halderheiweg II; tel. 0411-
676822; fax 0411-674654; manager Leo
Agro.

294 Somers, S.; 1987; 3446 BC Woerden;
Maltakade 27; tel. 0348-415085 privé,
413157 prakt.: fax 0348-410272; p., geass.
met B.J. Scholten.

294 Somers-Vlug, Mevr. S.A.; 1987; 3446 BC
Woerden; Maltakade 27; tel. 0348-
415085 privé, 413157 prakt.; fax 0348-
410272; p., medew. bij B.J. Schölten en S.
Somers.

294» Spaans, Mevr. A.H.; 1996; 3512 VR
Utrecht; Van Asch van Wijckskade 25; tel.
030-2328828 privé, 0342-442740 prakt.;
p., medew. hij B. Hilgersom en F.T.M.
Nederveen.

301 Timmer, Mevr. M.; 1995; 4926 RB Lage
Zwaluwe; Plantsoen 24; tel. 0168-
482192 privé, 0162-683650 prakt.; p., me-
dew. bij K. Hesseling, E. van Koesveld,
G.H.M. Raamsteeboers en S.Tj. Westen-
dorp.

306 Vellema, Dr. P.; 1980; U-1996; 9171 LH
Blija; Klaphomewei 8; tel. 0519-562303
privé, 0512-570700 bur.; fax 0512-
520013; d. G.D., hoofd Gezondheidszorg
Kleine Herkauwers, loc. Drachten.

307 Verboom, W.L.; 1985; 4421 LC Kapelle;
Karmijnstraat 19; (el. 0113-330055
privé, 342486 prakt.; fax 0113-330060; p.,
geass. met B.J. Boeren A.C. Mosselman.

307*Verdegaal, Mevr. E.J.M.M.; 1996; 3511
KJ Utrecht; Lijnmarkt 32 I; tel. 030-
2312397; wnd.d.

312» Vonk, J.P.; 1996; 3902 TN Veenendaal;
Pollux 8; tel. 0318-519167 prakt.; p., me-
dew. bij M. Duifhuizen, R.J.H. Hoebink,
P.T. van \'t Veld en W.Th.G. Vullings.

314 Vries, F.P.W. de; 1986; 4741 TS Hoeven;

De Heul 18; tel. 0165-505005 privé, 0297-
280666 bur.; fax 0297-280209; sales ma-
nager Benelux Baver B.V. (fax privé:
0165-505006).

316» Wagenaar, Dr. J.A.; 1987; U-1994; 3581
RW Utrecht; Sweelinckstraat 18 K; tel.
030-2367466 privé, 0320-238157/030-
2531242 bur.; fax 0320-238153/030-
2533199; wet. medew. ID-DLO (ma-do);
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr. Infectie-
ziekten en Immunologie, afd. Vet. Micro-
biologisch Diagnostisch Centrum)(vr).

325 Wisse, Mevr. M.J.; 1989; 2547 AK \'s-
Gravenhage; Veenendaalkade 389; tel.
070-3666828 privé, 3255907 prakt.; p.,
medew. bij A.J. van Toor.

325 Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995:4133
AE Vianen; Augustinushof 16; tel. 0.347-
320218 privé. 2898939 prakt.; p., medew.
bij Mevr. G.A. van den Berg (part-time).

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1997

De gegevens die in deze personalia ver-
meld staan, worden nog opgenomen in het
Diergeneeskundig Jaarboek 1997.
Wijzigingen die
na 1 december 1996 zijn
doorgegeven, kunnen helaas niet meer
worden opgenomen in het Diergenees-
kundig Jaarboek 1997!

17

17

17

17

17

18

18

20

Doorlopende agenda

December

15—19 The First International Eilat Conference
on Camelids: Science & Productivity. Royal
Beach Hotel, Eilat, Israel.
Wetenschappelijke bijeenkomst Groep Ge-
neeskunde van het Rund, aanvang: 13.30
uur.

Afdelingsvergadering Afdeling Limburg in
Restaurant \'De Waever\' te Heythuijsen.
Aanvang: 20.15 uur.

Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe,
Hotel Duinoord, Zeegse, aanvang: 20.00
uur.

Vergadering Afdeling Overijssel, Hellen-
doom.

Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Amsterdam, Novotel hotel.
PAO-D cursus: 96.212. Basiscursus echo-
grafie en voortplanting (landbouwhuisdie-
ren en paard)

PAO-D cursus: 96/217. Uiergezondheid lo-
catie GD Drachten.
18—20 PAO-D cursus: 96.603. Veterinaire

Apotheek 1 gemengde praktijk.
18—20 PAO-D cursus: 96.606. Apotheekbeheer

voor gezelschapsdierenpractici.
19 Vergadering Afdeling Friesland.
19 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (29) Behandeling van traumapatiën-
ten.

Puo (Gent) Grote Huisdieren: Varken (21)
Diagnostische benadering van A-H-aandoe-
ningen.

-ocr page 365-

21-24 DVG-FG KJeintierkrankheiten, 42.
Jahrestagg. Verhaltenskunde /Anaesthesio-
logie /Dermatologie /Neurologie /Oph-
thalmologie. Dortmund. Auskunft und
Anmeldung: Kongreßorganisation FORUM
VELBERT, Oststr. 20, 42551 Velbert, Tel.:
02051-95040, Fax: 02051-950436.

1997

Januari

3 Nieuwjaarsborrel Afdeling Noord-Brabant.

8 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

9 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (30) Oogonderzoek bij hond en kat.

9 Themamiddag Groep Pluimveeweten-
schappen over beengebreken bij de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Deventer,
van 13.30 tot 16.30 uur

10 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Rund (10)
IBR-bestrijding: hoe en wanneer?

12—14 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Nice Acropolis
Convention Centre in Nice, France.

15 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

15 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'.

16—17 PAO-D cursus: 96.605. Apotheekbeheer
II voor gezelschapsdierenpraktici.

17 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (18)
Endometritis merrie.

18 PAO-D cursus: 97.801. Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

21 PAO-D cursus: 96.506. Pezen en banden
van de benen van het paard; kwetsbare
krachtendragers.

22 Intervisie-bijeenkomst groep 13 (varken)
om 15.30 uur in Leende.

23 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (31) Urolithiasis bij de kat. Belang
van voedingsvezels bij carnivoren.

23 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 11;
Bunnik, Postiljon hotel.

24 PAO-D cursus: 97.108. Huidziekten I ge-
zelschapsdieren.

23—26 1996-97 Veterinary Acupuncture Accre-
ditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS, P.O.
Box #2074, Nederland, CO 80466, U.S.A.
(Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-
258-0767).

29 PAO-D cursus: 97.104. Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

29—31 PAO-D cursus: 97.601. Apotheekbeheer
II landbouwhuisdieren.

30 Vergadering Groep Homoeopatische-wer-
kendc Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

30 PAO-D cursus: 97.203. Standaardover-
zichten te Drachten (drie dagen, tevens 18
februari en 5 maart 1997).

31 PAO-D cursus: 97.206. Standaardover-
zichten te Zegveld (drie dagen, tevens 19 fe-
bruari en 6 maart 199).

Februari

3 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncmristen in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

3 PAO-D cursus: 97.204. Standaardover-
zichten te Deventer (drie dagen, tevens 24
februari en 26 maart 1997).

4 Intervisie-bijeenkomst groep 9 (varken) om
20.00 uur in Langbroek.

4—5 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het varken\' te Wageningen.
Inschrijven vóór6 januari 1997.

5 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

5 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (32) Nieuwe inzichten in de pathoge-
nese en epidemiologie van het FlP-virus en
bespreking van enkele klinische gevallen.

Aflevering

15-01-1997
01-02-1997
15-02-1997
01-03-1997

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline*)

30-12-1996
13-01-1997
27-01-1997
10-02-1997

*) Voor 12,00 uur \'s middags.

Grote huisdierenpraktijk in Ouderkerk a/d Annstel vraagt per 1 februari 1997 een

DIERENARTS M/V

Het gaat om een fulltime baan.

Ervaring is niet noodzakelijk, maar geniet wel de voorkeur. Verder wordt verwacht dat men meedraait in het
dienstenschema. Salariëring volgens de normen van de KNMvD,

Schriftelijke sollicitaties richten aan: DAP Ouderkerk a/d Amstel, p/a \'t Prieel 1,1191 PA Ouderkerk a/d Amstel,

Wegens vertrek van de oudste collega is dierenartsenpraktijk Moergestel, een praktijk waarin zes dierenartsen
werkzaam zijn, op zoek naar een

enthousiaste DIERENARTS (M/V)

wiens taak hoofdzakelijk de geneeskunde van het paard zal betreffen. Dierenartsen met ervaring en/of interesse in
de chirurgie genieten de voorkeur. Salariëring op basis van de normen van de KNMvD. Bij gebleken geschiktheid
behoort associatie tot de mogelijkheden. Uw handgeschreven sollicitatie met c,v. kunt u richten aan:
Dierenartsenpraktijk Moergestel, t,a,v, drs. H, van Enckevort, Heuvelstraat 2, 5066 PC Moergestel,

Pferdeklinik und Pferde/Kleintierpraxis im Großraum Köln sucht

langfristigen MITARBEITER ev. TEILHABER (M/F)

Prom, Tierarzt mit umfangreicher chirurgischer Erfahrung bei Pferden und Kleintieren,
Dr, J. Gawda, Fachtierarzt für Pferde

Auf dem Klarenberg7, D-51491 Overath, Tel: 0049-2206-80333.

-ocr page 366-

TE KOOP

Wegens aanschaf van een
DIMA-auto-apotheek

een drie-ladenkast

(type Instruvet) over-compleet.

Vraagprijs ƒ 1.500,--.

M. Holzhauer,
Sleen, tel.: 0591-361368.

FINANCIEEL ADVISEURS
VOOR DIERENARTSEN

Gespecialiseerd in:

Praktijkvestigingen

Praktijkfinancieringen

Financiële Planning

Arbeidsongeschiktheid

Pensioenen

Verzekeringen

Ter overname aangeboden:

GEZELSCHAPS-
DIERENPRAKTIJK

in het midden van het land. Gezien de grootte
van het pand zijn eigen middelen noodzakelijk.
Praktijk wordt uitgeoefend aan huis. Door om-
vang van de praktijk en de eventuele groeimo-
gelijkheden is de praktijk eventueel geschikt
voor een echtpaar of duo.
Brieven richten aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 TD Utrecht, onder nummer 26/96.

SIBBING^\'WATELERC.S.

jf ADVIESGROEP B V

\'N HELE ZORG MINDERE

Storkstraat 33
Postbus 418
3900 AK Veenendaal
telefoon: 0318-522121
telefax: 0318-521201

Call-Centre Nederland B.V.

Telefoni.sche achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming,
actief op de markt van telefonische dienstverlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld worden volgens uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u
gebruik maken van diverse mogelijkheden:

\'S P.T.T. Doorschakeldienst

\'S *21

S Eigen doorkiesapparaat

S Directe telefoonlijn

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te
adviseren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en
vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V., Satumusstraat 51a, 7314 KM Apeldoorn. Telefoon: 055 - 35 77 333 / Telefax: 055 - 35 77 999.