-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

UITGEGEVEN DOOR

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

ONDER REDACTIE VAN

Dr. W. Edel, Voorzitter
Drs. J.P.J. PEHLEN, Penningmeester,
Dr. C. terpstra. Prof. Dr. J.E. VAN DIJK,
Prof. Dr. G.H. WENTINK, Mw. Dr. L.M. OVERDUIN,
Drs. J.K. DE JONG, Dr. Tj. JORNA, Drs. P.A.M. OVERGAAUW, Leden.

Bureauredactie

Mw. Drs. S.A.M. DELEU
Mw. A.M. TUMMERS
Mw. S.H. UMANS-UBBINK

HONDERD EN TWEEËNTWINTIGSTE DEEL

G. VAN DIJK B.V. - BREUKELEN - 1997

C.\'DÜOTHEEK
OIERGENEESKUNDE
UTRECHT

-ocr page 2-

f\'^iTn

1

Js

*- f

V-

\' f "

-ocr page 3-

INDEX VAN NAMEN

Akkermans, J.P.W.M., 632

Back.W., 17

Bakker, J., 184,474

Baumans, V., 539

Bax, A.G.W.,388

Beek, F.J. ter, 248, 309

Beijer,H.A.,516

Bekkum, J.G., 622

Bergevoet, R.H.M, 434

Bers.J. van, 172

Beynen, A.C., 604

Bijl,H. van der, 587, 736

Bik, E.M., 600

Blommaart, R.A.M., 228

Boerekamp, R.E., 196

Boevé,M.H.,477,550

Bogaard, A.E.J.M. van den, 7, 281,

724

Bogaerts, A.F.J., 137
Boon. D., 690
Borgers, J.W., 612
Bouwman, K.H., 233
Boysen.V.H,, 109
Brands, A.F.A., 459
Bree,H.J.J.,710
Breukink, H.J., 505
Brink, W. van den, 139
Bru.schke, C.J.M., 73

Cirkel-Rotgers,G.,55,242
Clerx,V.,255
Colenbrander, B., 2

Deleu, S.A.M., 12, 20, 55, 88, 115,
239, 241, 325, 356, 408, 458. 487,
489, 495, 509, 541,592,612, 638,
641,648,651,680, 725
Dijk. E.L., 114
Dijk, J.E. van, 215
Dingboom, E.G., 685
Drenthe, J.J., 164

Edel.W., 189,665
Egberink, H., 604
Bgmond, P.S. van, 263, 506
Eijden, G.A. van, 226,228
Elk, C.E. van, 283
Emmerzaal, A., 252
Endenburg, N., 142,279
Engel, H.W.B., 110
Erp.J.A.A.M.van, 197,459
Evers, A.C., 342

Fermont, P., 20
Focker, A.P.,317

Foreest, A.W. van, 46, 248, 309,
666,670

Frankenhuis, M.Th., 688
Frencken, J., 384, 550

Gajentaan,J.E.,683,718
Giffel, T.W. te, 57
Glaser, A.L., 2

Goedegebuure, S.A., 112, 170
Goudswaard, J., 75
Graaf, E.J.R., 423
Graafsma, €., 70,484

De informatie is in onderwerpen opgesplitst. Naslag van de index geschiedt
hoofdzakelijk langs twee hoofdgangen:

1. de naam van de auteur(s) in een apart auteursregister;

2. de onderwerpen, gebaseerd op trefwoorden afgeleid uit de titels van de
publicaties, zoveel mogelijk per hoofdonderwerp gegroepeerd.

Groningen, J. van, 144
Grooten, H.H.G., 24

Haas, J.F. de, 385
Haas-Klink, K.H. de, 692
Hadderingh.H.K., 211,460
Hage, M.H. van der, 83
Hagendijk,J.,459
Hartman, W., 47
Hazewinkel,H.A.W.,283,417
Heek, M.E.O.C., 437
Heijden, B. van der, 72
Heijn, A.,47,283

Hellebrekers, L.J., 44, 248, 302,
309

Hermans, W.A., 637
Herpen, H. van, 699
Hertog, E. den, 604
Hesselink, J.W., 174,427
Holtrop, W.H., 342
Hooijer, G.A., 174
Horzinek, M.C., 2, 701
Houwen, C. van der, 376
Houwers, D.J.,443
Hovius, K.E., 443
Hoyer, M.J., 302
Hülsen, J.H.J.L., 102,544

Ingh, T.S.G.A.M. van den, 604

Jong, J.K. de, 48,276, 599

Joma, Tj., 263, 273, 282, 292, 567,

736

Kaal,G.Th.F.,44,225
Kalles, C. van, 118,358,489,655
Kamp, J.S. van der, 169
Kemme, R.M.F.J., 612
Kersten, W., 685
Kirpensteijn,J., 142,333,716
Klaassen,C.H.L.,328
Klaver. P.J., 302
Klooster, A.Th. van \'t, 179, 179
Kok, A.G.G., 134,426,481
Koning, C.J.A.M. de, 532, 568
Kooistra, H.S., 308
Kraijer,M., 106
Kreek, F.W. van der, 445, 517
Kremers,M.,70,484
Kriele, C.P.M.A., 20
Kruif,A. de, 110,277,363
Kuijpers, E.A.P., 466
Kuipers, J., 44,225,441

Lam, T.J.G.M.,427, 532, 568
Lamberts, F. J., 190
Leengoed, L.A.M.G. van, 434
Leeuw, P.W. de, 622
Leeuwen, W.J. van, 437
Lengkeek, M.M., 252
Lenten.C., 137,685
Lieshout, J.A.H. van, 454
Linde-Sipman, J.S. van der, 604
Lindelauff, C.M.B., 80
Litjens,J.B.,688
Lubberink, A.A.M.E., 705
Lumeij.J.T., 134, 146, 286,720

Maar, R.E.de,41,444
Manders, P.J.J., 479

Marle, H.G. van, 294

Mathijssen, A.H.H.M., 10, 167,

374,473

Megens, M., 10

Meijling, W.B., 220

Menges, G.Th.A., 170,430, 561

Mesu,S.J.,44

Meyer,H.R,201,280, 707

Miltenburg, J.D.H.M., 532,568

Minderhoud, J., 202,261, 338,616

Misdorp, W., 50

Mol,E.P.C.J.,547

Mol, H., 318

Mout, H.C.A.,466

Mus, J., 208

Nawijn, R.W.,382
Nes, J.J. van, 280,604
Neuteboom, J.G., 413
Nickel,R.F.,51
Niehof,J., 20

Nieuwstadt, A.P.K.M.I. van, 434
Nijskens,J.J.W., 193
Nooitgedagt, A.J., 158
Noort, R. van, 351, 369, 502
Notermans, S.E., 228,437

Oijen, P.W.C.M. van, 277,363
Oirschot, J.T. van, 41, 84,622
Oldenkamp, E.P., 10, 167, 252,
268,473,610

Oosterhout, I.C.A.M. van, 714
Oosterom, R.A.A. van, 722
Oostrum-Schuurman Hess, M.C.
van, 389

Opmeer, R.J.,36,40, 134,577
Orthel, F., 634
Otto,L.M.,44,225,429
Overduin, L.M., 7, 83,281
Overgaauw, P.A.M., 373

Paling, R.W., 82
Peeters, M.E., 352
Pellicaan,C.H.P., 411,477
Pelt, W. van, 437
Pen-Dogterom, A.E., 180
Peters, A.G., 262
Peters, J.W.E., 96, 197
Pham, N., 479
Piek, C.J., 201
Pijls,J.L.A.,230
Pijpers, A., 182,434
Plekkringa, R.. 604
Pluimers, F.H., 204,260
Poll,P.H.A., 133,687
Postma, K.P., 208

Quist, H.P., 24

Rambags, P., 474
Raymakers, R., 182
Reinders, J., 525
Relyveld, P., 228
Richter, C.J.J., 238
Rijn, P. van, 73
Robben. J.H., 369,466
Roelofsen, M., 106
Rossem, F. van, 631
Rottier, P.J.M., 2
Ruiter, A., 221
Rutgers, L.J.E., 79, 380
Rutteman, G.R., 78
Ryssen, B. van, 710

Sampinon, O.C.,62,274
Sap, R., 248, 309
Schaeffer-Okkens, A.C., 343
Schamhardt, H.C., 439
Schols,H.,517

Schröder, A.C.J., 110

Schukken, Y.H., 62

Seinen, W., 604

Sinke, J.D., 703

Sinnema,Tj.,233,388

Slappendel, R.J., 133,280

Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-

baan,M.M.,216,401

Sluijs, F.J. van, 83

Smeenk, L.A.J., 277, 363

Smit, M.P., 396,402

Snoep, J.J., 62

Sol, J., 62,274

Spaargaren, S., 208

Stockhofe-Zurwierden, N., 434

Stokhof, A.A., 84

Sffikwerda, R., 233

Sybesma, W., 290, 576,628

Terpstra, C., 198,465,514

Teske,E.,78,716

Tholhuysen, L.J.Th., 204,262,444,

517,517,581

Tiddens, G.W., 252

Tielen,M,J.M.,337

Tjalsma,E.J., 128

Tumhout, J. van, 177

Udo,A.W., 19,25
Umans-Ubbink, S.H., 12, 16, 380,
552,728

Vaarkamp, H., 700

Vaarten, J.L.M., 71,427

Vellema, P., 600

Venker-van Haagen, A.J., 312

Verburg, H , 519

Vermeer, J.A.M., 411

Vink-Nootenboom, M., 216

Visser, E.J.R., 600

Vliet, J.H. van, 532, 568

Vogely, G.M.,290

Vosmeer, W.H., 220

Vries, A.A.F. de, 2

Vuurst, T.G. van de, 138, 143, 176,

205

Wagenaar, G., 442
Warmerdam, E.P.L,, 197
Weijden, G.C. van der, 48, 101
Weijs, W.A., 436
Weitenberg, A.M., 600
Wentink, G.H., 73, 127, 395, 454,
607

Werda, Th., 429
Werf, P.J. van der, 524, 547
Werken, P.H. van der, 19
Werven, H.L.L. van, 192
Westerbeek, J.A., 77,427
Westerhuis, A.H., 135
Wiegand,U.,51
Wiemer, P., 670
Wijnberg, I.D., 216
Wijsmuller, J.M., 171
Willenborg, C., 524
Willink, D.L., 277, 363
Wit, F.Th.C. de, 209
With, E. de, 282
Wolf, P. van der, 474
Wolvekamp,W.T.C.,81
Wouda, W., 446
Wuijckhuise, L. van, 252

Zee, H. van der, 228
Zegers,L.,413
Zuilen, C.D. van, 333
Zwart, A., 135
Zwart, D., 251,351
Zwart, P., 19

-ocr page 4-

INDEX VAN ONDERWERPEN

Abces, periapicaal, 666

Acholeplasma-infecties, genitaaltractus, rund, 320
Ademhalingsproblemen, vleesvarkens, 434
Afstelling, melkmachine, 568
Afwijkingen, chromosomale, paard, 686
ß-agonisten, 506

Algemene bevoegdheid, dierenarts, 495
Alimentaire
Polyneuropathie, kat, 604
Ammoniakuitstoot, veehouderij, 178
Anesthesie, tandheelkundige ingrepen, hond, (248), 309
Antibiotica, orale, paard, 448
Antibioticumresistentie, 721,722
Anticoagulantia, 466
ANTIMICROBIËLE THERAPIE
Antibioticumresistentie, 721,722
Antibiotica, orale, paard, 448
Antimicrobiële
voederbespaarders, verbod, 204, 722
Apexresectie, paard, 670
Apotheek, dierenarts, 354,700
Apotheek, gezelschapsdierenpraktijk, 700
Arbeidsomstandigheden, dierenarts, 293, 294

Arbeidsongeschiktheidsverzekering, premiereductie KNMvD-leden, 91

Arbeidsongeschiktheidsverzekering, premierestitutie, 338

Artroscopie, hond, 710

Asbest-risico\'s, huisdieren, 50

Aspergillose, nasale, hond, 714

Aspergillusfumigatus, hond, 714

Associatievormen, 624

Atopische dermatitis, hond, 703

Atopische dermatitis, kat, 315, 703

ATP-bioluminescentie-techniek, hygiënebeoordeling, veewagens, 193

B

BACTERIOLOGIE
Brucella melitensis biovar 1,227
Clostridium perfringens type A en C, 287
Helicobacter pylori, 265
Salmonella enieritidis, 227
Salmonella typhimurium DT 104,227,437
Staphylococcus aureus, 62
Streptococcus suis, 190
Vibrio cholerae non-O 1 /non-O 139,600
Bedrijfsbegeleiding, zeugen, 585
Bedrijfsbezoek, beperking risico\'s, 487
Beoordeling röntgenfoto\'s, HD-onderzoek, 283,413, 515
Beperking risico\'s, bedrijfsbezoek, 487
BERICHTEN EN VERSLAGEN

Huisdieren; een geestelijke en lichamelijke weldaad, 12

Hulpactie voor dierenkliniek in Venezuela, 15,341,380

Opening chemotherapieruimte valt samen met afscheid Gajentaan, 16

Nederland neemt maatregelen tegen Zwitserse runderen, 17

GD pluszorg voor rundveehouders, 18

Oormerk stamboekschapen verplicht, 18

Reünie praktijkschool Bameveld, 18

IBR trekt rundveehouders naar voorlichtingsbijeenkomsten, 18
Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziektekundig
Onderzoek, 19

Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet, 43
Gebruik xylocaïne 10% spray voorafgaande aan intubatie katten, 43
Veterinair Golfkampioenschap 1997,44

DSK-symposium: \'Waarheen leidt de weg Beroepsperspectieven\', 71

Verplichte vakantie van negen maanden, 72

Third ESVV symposium on pestivirus infections, 73

Oprichting European Society of Feline Medicine, 73

Oproep: Waltham Award 1997, 75

Nobelprijs geneeskunde 1996 toegekend aan dierenarts-immunoloog, 75
Eerste hulptransport dierenkliniek Isla Margarita geslaagd, 76, 169

Student en communicatie: veterinair praktijkweekend, 106
Groepshuisvesting voor zeugen met biggen; een welzijnsvriendelijk
systeem?, 109

\'Ahem\' orale palato-faryngo-plastie, 110
Praktijk uitoefenen in Griekenland, 136

Wettelijke waarborging veiligheid dierlijke en andere bijproducten
verbeterd, 138

Miljoenenschade besmettelijke ziekten te verzekeren?, 138
Beheersing celgetal: wijsheid of geluk?, 139
Nu allemaal aan de slag met 1 & R, 139
Doofheidsonderzoek bij gezelschapsdieren, 168
Oproep, 169
Dierenarts, 170
Excuses, 170

DL V-er betwijfelt rendement IBR-bestrijding, 172

Nieuws over de \'enalapril studie\' bij honden met chronisch nierfalen, 201

Helpdesk Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, 203,260

Wijziging telefonisch spreekuur algemene chirurgie met ingang

van 1997,203

Diergezondheid in beweging, 204,260
Dienstbare chemie, 221

Intercollegiale scholing: kijken in andermans keuken, 226
XV^ international symposium of Salmonellosis and Brucellosis: een ver-
slag, 227

Samenwerking VVAA/Movir, 229

Bovine Spongiform Encephalopathy (BSE): het klinisch beeld, de mel-
dingsplicht en de consequenties van een positieve bevinding, 252
Informatievoorziening bij uitbraak besmettelijke dierziekte kan beter,
254

Varkenshouder en veterinair: een paar apart, 255
Taiwan getroffen door Mond- en Klauwzeer, 256
Motortourtocht, 256

Gemedicineerde voeders met of zonder A-, D- en K-additieven, 256
Dag van het aangespannen paard, 258
Gezonde dieren, gezonde mensen, 258

Dental Award vooronderzoek naartandfracturen bij honden, 259, 341
Eijkmanstichting, 260

Dierenartsassistenten via leerlingenstelsel laten opleiden biedt vele voor-
delen, 313

Directie Movir versterkt, 313

Waltham Award 1997 gaat naar onderzoek kruisbandlaesies, 314

Atopische dermatitis bij de kat, 314

Ruim 18% premiereductie bij Movir, 339

Twee mogelijke vaccins tegen pinkengriep, 339

MSD Award 1997 voor Leidse parasitologe, 340

1AMS Company Award 1997, 340

Eredoctoraat Horzinek, 341

Koffer met diergeneesmiddelen aangetroffen, 342

\'Chippen\' van sportpaarden een feit, 374

GD: practicus speelt een grote rol in bestrijdingsprogramma\'s, 376
Kloneren van dieren gaat niet samen met respect voor hun eigen waarde,
379

Stichting dierenhulp Venezuela groot succes, 380

Transponders dorsaal tussen de schouderbladen inbrengen Naschrift,

382

Aanpak \'Minor species problematiek\' diergeneesmiddelen, 382

Gezondheidsplanner veelbelovend, 383

150 JaarBFM en OFM,384

Laatste redmiddel tegen KVP blijft op de plank. 408

Het Veterinair Geneesmiddelen Registratiesysteem voor de dierenarts,

410

Het veterinaire staatstoezicht op de volksgezondheid, 412
Promotie-onderzoek interval spenen-bronst van zeugen, 440
Middagen voor dierenarts-assistenten, 440
Tracering van varkenspest, 474
Glaucoom bij een kat; Diclofen® of Diclofenac?, 477
Genetisch en epidemiologisch onderzoek bij de Boxer, 478
Minisymposium \'Ontwikkelingen op het gebied van de veterinaire car-
diologie en nefrologie\', 479

Gebruik groeibevorderende hormonen en (J-agonisten beperkt, 506

Diner voor dierenartsen, 511

Wetenschappelijke prijs van Cynophilia, 511

Een nieuw onderdeel van het zeugenmanagementsysteem, 511

Henk Lommers in comité van aanbeveling dierenhulp Venezuela, 513

Twee nieuwe medisch adviseurs bij Movir, 514

Dr. C. Terpstra: \'Wat is de zin van de praktijk\', 541

Behandeling subklinische mastitis tijdens lactatie, 544

Helpdesk GWWD Landbouwhuisdieren, 577

-ocr page 5-

Museum Veeverbetering, 578
IBR-vrije stanis is goed te handhaven, 578
Kans op leverbot groter dan vorig jaar, 579
Ing. H.A. Gonggrijp benoemd tot hoofd IKC-Landbouw, 579
Nederlandse varkenssector kiest klantgericht, 612
Nieuw: Vaccinwijzer, 614
Meij winnaar IAMS Company Award 1997,616
Amerikanen bestuderen 1KB, 631
Seminar multisite systemen in de varkenshouderij, 623
Klinische studies steeds vaker vereist voor registratie, 633
\'Fouten\' in huishouden oorzaak in helft van gevallen voedselinfecties,
680

Oproep, 686

Prof. Dr. Dr. h.c. Horzinek: \'Elke verandering.... heeft immunologische
consequenties\', 725

Prof Dr. Rijnberk krijgt eredoctoraat in Tsjechië, 728
Waltham Award 1998, 729

Stichting dierenhulp Venezuela ontvangt unieke steun, 730
Klaas van Aken ontvangt Interpolis Referatenprijs 1996,730
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, 734
Zie ook KNMvD-Maatschappijnieuws, MEDEDELINGEN en
RONDE TAFELGESPREK
Beroepsperspectieven, dierenarts, 71
Beslagmaatregelen, podotrochleose, 540
Besluit Dierenvervoer, 209

Besmettelijke dierziekten, informatievoorziening, 254

Bestrijding, varkenspest, 239, 254, 255, 291, 292, 342, 356, 384, 408, 442,

443,444,487,514,546,547, 581,592

Bestrijdingsprogramma\'s, landbouwhuisdieren, 376

Bevoegdheid, algemene, dierenarts, 495

Bewegingsapparaatklachten, gezelschapsdierenpractici, 733

Bipie VARKEN

Bijwerking sulfapreparaten, kerato-conjunctivitis sicca, hond, 282
Bijwerking trimethoprimsulfadiazine-kuur, hond, 230,282
BIJZONDERE DIEREN
Duiven, 142, 183
Fret, 146

Grasparkieten, 720
Kwartels, 720
Bijzondere herkeuringen, 402
Biochemische parameters, levermmoren, hond, 355

boekbespreking

An illustrated guide to veterinary care of the horse, 401

Anleitung zur EKG-Auswertung bei Hund und Kalze, 84

Atemwegerkrankungen bie Hund und Katze, 312

Atlas der Anatomie des Hundes, 685

Atlas der angewandten Anatomie der Haustiere, 439

Atlas der Weichteiloperationen bei Hund und Katze, 82

Dairy stock development and milk production with smallholders, 345

Der Igel-Patiënt, 83

Der Vak (Bos grunniens) in Zentralasien. 505
Diätik beim Pferd, 179
Die Mensch-Katze Beziehung, 279
Eurovet Guide\'96-\'97, 10

Farbatlas der Hauterkrankungen bei kleinen Haustieren, klinische Diag-
nostik, 373

Greifvögel Krankheiten, Haltung, Zucht, 286
Handbook of veterinary obstetrics, 48
Handbook of small animal gastroenterology, 351
Heartwater(Cowdriosis), 135
Heidegger en de wereld van het dier, 685

Het rundvee in de Nederlandse huismansliteratuur - volk diergeneeskun-
de in de 18^ eeuw-,576

Kompendium der Endokrinologie, Hund und Katze, 308

Kryochirurgie in der Tiermedizin, 352

Laboratory techniques in rabies, 84

Lehrbuch der Anatomie der Haustiere, 436

Levensmiddelenhygiëne, 318

Managing a veterinary praxis, 276

Manual of small animal dentistry, 45

Manual of small animal neurology, 83

Miller\'s guide to the dissection of the dog, 46

Overzicht Diergeneesmiddelen, 203

Physiotherapie in der Veterinärmedizin, 179

Poultry production guide in de maak, 108

Praktijkgerichte oogheelkunde voor de dierenarts, 47

Radiology of small animal fracmre management, 81

Ruminant physiology; digestion, metabolism, growth and reproduction.

Samenvatting van het Veterinair tuchtrecht, 174

Schapenteelt en schapeziekten, 47

Schutzimpftjng bei Tieren - Gegenwart und Zukunft -, 41

Soziale Kompetenz in Tierartzpraxen, 135

Tropical animal health, 81

Tropical animal feeding. A manual for research workers, 251
Umwelt- und tiergerechte Mastschweinehaltung, 337
Veterinaire vaccin wegwijzer 97/98, 587, 614
Veterinary antimicrobial therapy guide 97/98, 235
Veterinary reproduction and obstetrics, 101
Welzijn van duiven sleutel tot succes, 134

World livestock production systems. Current status, issues and trends,
607

Booroola-gen-dragerschap, schaap, 288
Borrelia burgdorferi, hond, 7,280,281,443
Boxer, genetisch en epidemiologisch onderzoek, 478
BRIEVEN AAN DE REDACTIE

Geneeskunst versus wetenschap der genezing, 192
Genezen \'ondanks of dankzij de therapie\', 164

Hoe het similiaprincipe van de homeopathie uitzicht bood in een noodsi-
matie, 133, 134 Naschrift, 134

Hoe het similiaprincipe van de homeopathie uitzicht bood in een noodsi-
tuatie, 220

Homoeopathie: een discussie waard?!, 539

Kanttekeningen bij \'Lyme borreliose bij de hond\', 280 Naschrift, 281
Kwakzalverij of niet, dat is de vraag, 195
Rectumlaesie bij het paard, 196 Naschrift, 197
Risico\'s voor gezelschapsvogels na blootstelling aan de verbrandings-
producten van met PTFE gecoate pannen en boter, 720
Brondier, varken, 628
Brucella melitensis biovar 1,227
BSE (Bovine Spongiform Encephalopathy), 252,315
BSE-stams, Nederland, 252

BST-invloed, voorplanting en uiergezondheid, rund, 50
BTW, grensstreekdierenarts, 390
Buigpezen, contractuur, kalf, 80
Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, 43,382
Bumout-syndroom, dierenarts, 109

Certificering, 55, 56,458,492, 509, 552
Checklist sollicitatiegesprek, dierenarts, 491
Chemotherapie, gezelschapsdieren, 77, 78, 171, 177, 502
Chemotherapie, maligne lymfoom, hond en kat, 502
Chirurgie, artroscopische, hond, 710
Chirurgie, rectumlaesie, paard, 96, 196, 197
Chirurgie, tumoren, gezelschapsdieren, 333
Chromosomale afwijkingen, paard, 686
Chronisch nierfalen, hond, 201

Clostridiumperfringens type A en C-enterotoxemie, varken, 287
Collega-dierenarts, 115
Communicatie, 102
Concurrentie, dierenarts, 115
CONGRESSEN/CURSUSSEN

45,80, III, 143, 174,206,230,263,316, 343,385,417,445,518,550,
581,618,634,682,731
Contractuur buigpezen, kalf, 80
Corpus alienum, kat, 197
Cryptococcose, kat, 128
Cryptococcus neoformans, kat, 128
Cyste, periapicale, 666
Cystitis, kat, 197

Dermatitis, atopische, hond, 703
Dermatitis, atopische, kat, 315, 703

-ocr page 6-

Dematitis, kat, 128
Desinfectie, veewagens, 193
Diagnose, varkenspest. 198
Diagnostiek, nieraandoeningen, 707
Diagnostiek, mastitis, rund, 450
Diarree, lam, 600

Diarree, orale vloeistoftherapie, kalf, 635
Diclofenac, kat, 477
Diclofen®, kat. 477
Dieren, rechtspositie, 690
DIERENARTS

Algemene bevoegdheid, 495
Apotheek, 354, 700
Arbeidsomstandigheden, 293,294
Beroepsperspectieven, 71
Bevoegdheid, algemene, 495

Bewegingsapparaatklachten, gezelschapsdierenpractici. 733

BTW, grensstreekdierenarts, 390

Bumout-syndroom, 109

Checklist sollicitatiegesprek. 491

Collega, 115

Concurrentie, 115

Dierenarts en de pers, 325

Gezelschapsdierenpractici, bewegingsapparaatklachten, 733

Grensstreekdierenarts, BTW, 390

In Griekenland, 136

Militaire dierenarts, 540,686

Nascholing. 482

Nascholingskostenregeling, 491

Netwerk, 120

Nobelprijs diergeneeskunde, 75
Praktijkvestiging, 117
Rechtspositie, 690
Reclame, 686
Referaten, 144

Risico\'s, bij zwangerschap, praktiserende dierenarts, 354
Rundveedierenarts na 2000,427
Sollicitatiegesprek, checklist, 491
Vestiging praktijk, 117

Zwangerschap, risico\'s bij, praktiserende dierenarts, 354
Dierenartsassistentcn, wettelijk minimum (jeugd)loon, 386
Dierenartsassistenten, opleiding, 313
Dierenartsen-netwerk, 120
Dierenmishandeling, 690
Dierenwelzijn, 12, 109, 115
DIERGENEESMIDDELEN

Besluit verboden sloffen Diergeneesmiddelenwet, 506
Bijwerking sulfapreparaten, kerato-conjunctivitis sicca, hond, 282
Bijwerking trimethoprimsulfadiazine-kuur, hond, 230, 282
Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, 43,382
Diergcneesmiddelengebruik, verantwoord, 262,263
Diergeneesmiddelenwet, vrijstellingsregeling, 43
Kerato-conjunctivitis sicca, bijwerking sulfapreparaten, hond, 282
Minor species-problematiek, 382
Niet-geregistreerd geneesmiddel, kat, 477
Niet-geregistrcerde diergeneesmiddelen, 262, 263
Overzicht Diergeneesmiddelen, 203
Referaten. 85

Regeling gebruik hormonen en P-agonisten, 506
Registratie, 183,410,633
Registratie, paramyxovirusvaccins, duiven, 183
Trimethoprimsulfadiazine-kuur, bijwerking, hond. 230,282
Verkorting wachttermijn, 211

Veterinair Geneesmiddelen Registratiesysteem (VGR). 410
Wachttermijn, verkorting, 211
Diergeneeskunde in Ontwikkelingssamenwerking (DIO), 258
Diergeneeskundige ethiek, 77, 78, 171, 3 79,628
Diergeneeskundige studie, wachttijden, 72
Diergcneesmiddelengebruik, verantwoord, 262, 263
Diergeneesmiddelenwet, vrijstellingsregeling, 43
Diergezondheidsprojecten. 232
Dierveiligheidsindex, 424,558
Diervoeding, veiligheid. 138
Doofheidsonderzoek, gezelschapsdieren. 168
Doorstraling, levensmiddelen. 158
Dracht, paard, 234
Droogzetten, rund, 62
Dubbele ovulaties, KWPN-paard, 277

Duitse Herder, perianaalfistels, 540
DUIVEN

Duivenziekten, 142
Paramyxovirus vaccinatie, 183

Ectopische ureteren, hond, 51
ED-onderzoek, hond, 316
Eigen waarde, dieren, 379

Elektronische identificatie, gezelschapsdieren, 57, 152,314,382

Elektronische identificatie, sportpaarden, 374

Enalapril (Enalfor®)-toepassing, hond, 201

Enalfor® (Enalapril) -toepassing, hond. 201

Enostids, hond, 112, 170

Enterale voeding, kat, 369

Enterotoxemie, Clostridiumperfringens type A en C, varken, 287

Epidemiologie, lebmaagdislocatie, rund. 265

Epidemiologisch onderzoek. Boxer, 478

Epizoötologie, varkenspest, 198

Equiene degeneratieve myelo-encefalopathie, 451

Equine Arteriitis Virus (EAV), overdracht, 2

Erfelijke aandoeningen, hond, 112

Erfelijk bepaalde aandoeningen, gezelschapsdieren, 455

Erfelijk bepaalde gevoeligheid, Scrapie, Texelaar, 147

Erkenningsregeling, rundveedierenarts, 428

Essentiële vetzuren, rund. 449

Ethiek, diergeneeskundige, 77, 78, 115, 171,377,628

Etiologie, lebmaagdislocatie, rund, 265

Euthanasie, gezelschapsdieren, 171

Euthanasie, jonge biggen, 290, 356, 581, 592

Euthanasie, paard. 140

Farmacokinetiek. orale antibiotica, paard, 448
Fatty liver, rund, 287
Feliene Infectieuze Peritonitis (FIP), 354
Fret, hypcradrenocorticisme, 146

Gedrag, ongewenst, kat, 449
GEIT

Schijndracht. 75
Gemedicineerde voeders. 256
Genetisch onderzoek. Boxer, 478
Genezing.
Staphylococcus aureuj-infectie, rund, 62
Genitaaltractus, infecties, rund. 320
Gevoeligheid, erfelijk bepaalde, Scrapie. Texelaar, 147
GEZELSCHAPSDIEREN

Apotheek, gezelschapsdierenpraktijk, 700
Asbest-risico\'s, 50

Bewegingsapparaatklachten, gezelschapsdierenpractici, 733

Chemotherapie, 77, 78, 171, 177

Chirurgie, tumoren, 333

Diagnostiek, nieraandoeningen, 707

Doofheidsonderzoek, 168

Elektronische identificatie, 57, 152,315, 382

Erfelijk bepaalde aandoeningen, 455

Euthanasie, 171

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, helpdesk, 203, 260
Helpdesk, GWWD, 203,260
Hervaccinatie, jaarlijkse, 19,20

Intoxicatie, verbrandingsprodukten van met PFTE gecoate pannen en

-ocr page 7-

boter, gezelschapsvogels, 720
Jaarlijkse hervaccinatie, 19,20
Kinderboerderijen, 164
Koopkwesties, 288
Mesothelioom, 50

Nederlands DierenPaspoort(NDP)-verstrekking, 314

Nieraandoeningen, diagnostiek, 707

Oncolytica, 177

Prijs NDG-formulieren, 152

Referaten, 180,318, 732

Relatie mens-dier, 12

Rouwkaarten, 142

Spreekuur algemene chirurgie, 203

Therapeutische rol, 12

Therapie, 171

Toekomstperspectief, gezelschapsdierenpraktijk, 718, 736
Tumorchirurgie, 333
Vaccinaties, 701

Verbrandingsproducten van met PFTE gecoate pannen en boter,

intoxicatie, gezelschapsvogels, 720

Welzijn, 12,455

Wondbehandeling. 234

Zoönosen, 12

Zie ook BIJZONDERE DIEREN, HIRSCHFELD STICHTING,
HOND en KAT
Gezelschapsdierenpractici, bewegingsapparaatklachten, 733
Gezondheid, dieren, 379,455

Gezondheids- en welzijnswet voordieren, helpdesk, 203,260,577

Gezondheidsplanner, varken, 383

Gezondheidszorg, varkens, 182

Glaucoom, kat, 477

Granuloom, periapicaal, 666

Grass Sickness, paard, 353

Grensstreekdierenarts. BTW, 390

Griekenland, praktijkuitoefening, 136

Groeibevorderende hormonen, 506

Groepshuisvesting, zeugen, 109

H

HD-onderzoek. 283, 316,413, 515
HD-onderzoek, beoordeling röntgenfoto\'s, 283,413, 515
Helicobacter pvlori, vleeskalveren, 265
Helpdesk, GWWD, 203, 260, 577
Hemangiosarcoom, hond, 716
Herkeuring, slachtdieren, 396,402
Hervaccinatie, jaarlijkse, gezelschapsdieren, 19, 20
HIRSCHFELD STICHTING
Beoordeling röntgenfoto\'s, 283,413, 515

Bijstellingen in de werkwijze van de W.K. Hirschfeld Stichting, 316
HOMOEOPATHIE

Ivcrmectine-intoxicatie, homeopathische therapie. Collie, 36,40
Similia-principe, 19

Similia-principe, ivcrmectine-intoxicatie, 36,40
HOND

Anesthesie, tandheelkundige ingrepen, (248), 309
Artroscopie, 710
Aspergillose, nasale, 714
Aspergillus fumigatus, 114
Atopische dermatitis, 703

Beoordeling röntgenfoto\'s, HD-onderzoek, 283,413,515

Bijwerking trimethoprimsulfadiazine-kuur, 230,282

Bijwerking sulfapreparaten, kerato-conjunctivitis sicca, 282

Biochemische parameters, levertumoren, 355

Borrelia burgdorferi, hond, 7, 280, 281,443

Boxer, genetisch en epidemiologisch onderzoek, 478

Chemotherapie, maligne lymfoom, 502

Chirurgie, artroscopische, 710

Chronisch nierfalen, 201

Dermatitis, atopische, 703

Duitse Herder, perianaalfistels, 540

Ectopische ureteren, 51

ED-onderzoek, 316

Enalapril (Enalfor® )-toepassing, 201

Enalfor® (Enalapril)-toepassing, 201
Enostitis, 112, 170

Epidemiologisch onderzoek, Boxer, 478

Erfelijke aandoeningen, 112

Genetisch onderzoek. Boxer, 478

HD-onderzoek, 283, 316,413,515

HD-onderzoek, beoordeling röntgenfoto\'s, 283,413,515

Hemabdomen, 716

Hemangiosarcoom, 716

Hondenbezit, ontmoedigingsbeleid, 384,547,550
Incontinentie, 51, 343
Incontinentie, gecastreerde teef, 343
Intoxicatie, rattengif, 466

Ivcrmectine-intoxicatie, homeopathische therapie. Collie, 36,40
Ixodes ricinus, Lyme borreliose, 7,280, 281,443
Karperhaak, verwijdering, 577

Kerato-conjunctivitis sicca, bijwerking sulfapreparaten, 282

Klinische parameters, levertumoren, 355

Kreupelheid, jonge hond, 112, 170

Levertumoren, klinische en biochemische parameters, 355

Lyme borreliose, hond, 7,280, 281,443

Maligne lymfoom, 502

Medetomidine/ketamine-anesthesie, (248), 309
Milttumoren, 716
Nasale aspergillose, 714
Nierfalen, chronisch, 201
Ontmoedigingsbeleid, hondenbezit, 384, 547, 550
Osteochondrose, 710
Ovariëctomie, teef, 448
Ovariohysterectomie, teef, 448
Perianaalfistels, Duitse Herder, 540
Plaats van inbrengen, transponder, 382
Rattengifintoxicatie, 466
Referaten, 679,732

Röntgenfoto\'s, beoordeling, HD-onderzoek, 283,413,515
Sondevoeding, 202

Tandheelkundige ingrepen, anesthesie, (248), 309
Thoraxtrauma, 705

Transponder, plaats van inbrengen, 382
Trimethoprimsulfadiazine-kuur, bijwerking, 230,282
Ureteren, ectopische, 51
Verwijdering karperhaak, 577
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Hondenbezit, ontmoedigingsbeleid, 384, 547,550
Huiddesinfectie, voor injectie, paard, 266
Hygiënebeoordeling, veewagens, 193
Hyperadrenocorticisme, fret, 146
Hyperlipemie, pony, 287
Hypoderma bovis, 274

I & R-regeling, varken, 139

IBR-bestrijding, 18, 172

IBR-vrije status, 578

Identificatieplicht, stamboekschapen, 18

Idiopathische pericardovervulling, paard, 216

IKB, rund, 242

IKB, vleeskalveren, 390

Immobilisatie, dieren, tele-injectiesystemen, 302
Immuunapparaat, verminderde werking, rund, 287
Importverbod, Zwitserse runderen, 17
Incontinentie, gecastreerde teef, 343
Incontinentie, hond, 51, 343
Infectie, periapicale, 666
INFECTIEZIEKTEN
Referaten, 144,353
Influenza, paard, 266

Informatievoorziening, besmettelijke dierziekten, 254
INGEZONDEN BRIEVEN
Aangeschoten wild, 261

Antibiotica: geneesmiddel of varkensvoer?, 722
Artikel 23 van de StaUiten van de KNMvD, 204

-ocr page 8-

Artikel 88 van de Code voor de dierenarts, 262
Beoordeling van HD-opnames Naschrift, 413
Beoordeling van HD-opnames (2), 515
Bestaat \'Borreliose bij de hond\' eigenlijk wel?, 443
Bumout bij dierenartsen Naschrift, 109

Canis familiaris: een bedreigde diersoort in Nederland, 547 Naschrift,
550

Chemotherapie bij dieren: ethisch of onethisch?, Tl Naschrift, 78
Cooltainer kadaverkoeling, 517
Democratische besluitvorming, 21

De perikelen van een practicus die op uitnodiging van de overheid werk
aanneemt en in naam van de overheid diergeneeskundig werk uitvoert,
546 Naschrift, 547
Dierenarts in de schijnwerper, 516

Diergeneeskunde een fantastische wetenschap Naschrift, 19
Doden van biggen, 581

Een veel toegepast medicijn met fatale afloop, 230
Ent jij of ent ik?, 42
Euthanasie of therapie?, 171
FlDIN-debat.517

Geen bewijs dat antibioticumresistentie van dier op mens overgaat, 721

Het veterinaire staatstoezicht op de volksgezondheid, 518

Historisch perspectief KNMvD, 445

Historisch perspectief K.NMvD (2), 517

Inkrimping varkensstapel, 444

Inzet onervaren dierenarts Naschrift, 282

Open brief NEFATO, 204

Open brief aan veterinair Nederland, 384

Practicus bij de gratie van het UDD-regime?, 77, 171

\'Sulfa.....pas op sicca\', 282

Tracering van varkenspest Naschrift, 634
Uit de praktijk, 80

Varkenshouder en dierenarts: historie, 443
Varkenshouder en veterinair: een paar apart?, 342
Varkenspest, 384
Varkenspest (2), 442

Varkenspestbestrijding: enkele kanttekeningen, 514
Veehouders vaccineren, 20, 110
Ziektekostenverzekering, 283
Zie ook BRIEVEN AAN DE REDACTIE
Inseminatie, melkkoeien, economische overwegingen, 320
Integriteit, dieren. 115,379,455
Intercollegiale scholing, 226
INTERNET

Veton the netonline!, 17
INTOXICATIES

Ivermectine-intoxicatie, Collie, 36,40
Rattengif, hond, 466
Salinomycine, kat, 604

Verbrandingsproducten van met PFTE gecoate pannen en boter,
gezelschapsvogels, 720
Intrinsieke waarde, 115
Intubatie, kat, 43

Invriezen, melkmonsters, rund. 102

Ioniserende stralen. 158

Itraconazol (Trisporal®) therapie, kat. 128

Ivermectine-intoxicatie, homeopathische therapie. Collie, 36,40

Ixodes ricinus, Lyme borreliose, hond, 7,280, 281,443

Jaarlijkse hervaccinatie, gezelschapsdieren. 19,20
Jubilea 1997,30,108,228,233

K

Kadaverkoeling, 517
Kalfzie RUND
Kalkoen zie PLUIMVEE

KAMPIOENSCHAPPEN

Veterinair Golfkampioenschap 1997,44,225,441
Peerdepieten 1997,233
Karperhaak, verwijdering, hond, 577
KAT

Alimentaire Polyneuropathie, 604
Atopische dermatitis, 315, 703
Chemotherapie, maligne lymfoom, 502
Corpus alienum, 197
Cryptococcose, 128
Cryptococcus neoformans, 128
Cystitis, 197
Dermatitis, 128

Dermatitis, atopische, kat, 315, 703

Diclofenac, 477

Diclofen®,477

Enterale voeding, 369

Feliene Infectieuze Peritonitis (FIP), 354

Gedrag, ongewenst, 449

Glaucoom, 477

Intubatie, 43

Itraconazol (Trisporal ®) therapie, 128
Kattenoverschot, 185,240
Larynxoedeem, 43
Maligne lymfoom, 502
Niesziekte-vaccin, 733
Niet-geregistreerd geneesmiddel, 477
Oesophagussonde, 369
Ongewenst gedrag, 449
Plaats van inbrengen, transponder, 382
Polyneuropathie, alimentaire, 604
Salinomycine-intoxicatie, 604
Sondevoeding, 202
Thoraxtrauma, 705

Transponder, plaats van inbrengen, 382
Trisporal ® (Itraconazol) therapie, 128
Voeding, enterale, 369
Voorste luchtwegenobstructie, 43
Xylocaine 10% spray, 43
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Kattenoverschot, 185,240
Keizersnede, rund, 234,266
Keizersnede, schaap, 266

Kerato-conjunctivitis sicca, bijwerking sulfapreparaten. hond, 282

Keten Kwaliteit Melk, 150

Keuring, varken, modernisering, 389

Kinderboerderijen, zoönosen, 164

Klinisch beeld, BSE, 252

Klinische parameters, levertumoren, hond, 355

Kloneren, dieren, 379

Kation-anion verschil, voeding, droogstaande melkkoeien, 449
KNMvD-Afdelingen

Afdeling Noord-Holland, 460,562,590
Afdeling Utrecht, 211,460,562,590
Afdeling Zeeland, 460, 562, 590
Afdeling Zuid-Holland, 460, 562,590
KNMvD-Bestelservice
Bestelservice, 121

Proceedings DANS niet meer verkrijgbaar, 175
Niet vooruit betalen, 185
Nieuw: diaserie KNMvD, 294
Bestelprocedure, 391
Zoönosen-kwartetten, 459
KNMvD-Besmrendag

Het vergeten dier en de éénmanscollega, 115
KNMvD-Bureau
Nieuwjaarswens, 25
Personeelsdag Bureau KNMvD, 271
Kerst- en Nieuwjaarswens, 735
KNMvD-Certificering

DAP Steenderen pilotpraktijk certificatie KRD, 55
Tien tips tegen kwaliteitsstress, 56
PAO-cursus Certificatie Gezelschapsdierenpraktijk, 458
Feest: acht praktijken gecertificeerd, 492
Eerste acht gecertificeerde praktijken in het zonnetje gezet, 552
KNMvD-Commissies/Discussieplatform
Commissie Ethiek, 455
Commissie VDA. 88, 593,594,624

-ocr page 9-

Diergeneesmiddelen Advies Commissie, 211
Discussieplatform Arbeidsvoorwaarden, 491
Tarievencommissie, 547
KNMvD-Dierenpraktijken

Dierenpraktijken gaat tweede jaar in, 151
In Dierenpraktijken volop aandacht voor de zomer, 323
Dierenpraktijken gaat er stevig tegenaan, 498
In Dierenpraktijken veel aandacht voor pups, 694
KNMvD-Diergeneeskundig Jaarboek

Diergeneeskundig Jaarboek 1997,29,58,92, 125, 154
Diergeneeskundig Jaarboek 1998,661
K.NMvD-Doorlopende Agenda

31, 58, 93, 125, 154, 186, 212, 244, 270, 298, 329, 360, 393, 432, 462,
500,527,564, 596,626, 661,696, 739
KNMvD-European Association of State Veterinary Officers (EASVO)

European Association of State Veterinary Officers (EASVO), 201, 338
KNMvD-Ereraad

Jaarverslag van de Ereraad 1996.654
Van de Ereraad, 117
KNMvD-Federation of Veterinarians of the EC (FVE)
Working party of animal welfare van de FVE, 261
Animal welfare working party van de FVE, 615
KNMvD-Groepen

Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, 226, 382,455, 550, 588,
618, 699

Groep Geneeskunde van het Paard, 375,491

Groep Geneeskunde van het Rund, 119, 327

Groep Geneeskunde van het Varken, 184,623

Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg, 176,205,389

Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen, 170,426,430,461,

524, 561

Groep Practici Grote Huisdieren, 226, 357, 385,495, 518
KNMvD-In Memoriam
Boon, Dr. J.H., 238
Dieten, S.W.J. van 454
Ex,J.R.F.,24
Graaf, J.C. de, 423
Hatzman, H., 114
Hoving, J., 388
Oostrom, C.P. van, 268
Rees, Dr. A.L.A. van, 290
Roepke, Prof Dr. W.J.,688
Smallegange, D.W„ 208
Straver, Mevr. P.J., 622
Toussaint Raven, E., 637
KNMvD-Jaarcongres en Algemene vergadering

Jaarcongres 1997; Congresthema: \'Mens en dier: gezond en wel\'

- Jaarcongres KNMvD 1997 Zeeland, 209,269,328,391,523

- Partnerprogramma Jaarcongres Zeeland, 429

- Sportdag 1997,429,459, 524, 525

- Nominaties Jaarprijs beste artikel 1996,459

- Verslag sportdag, 538

- Verslag Jaarcongres, 641, 648,690

- Jaarrede 1997,642
-Jaarprijs 1996,645

144® Algemene Vergadering 1997:

- Vacatures in besturen en commissies, 183

- Landelijke verkiezing kandidaten Hoofdbestuur en Ereraad, 493

- Verslag van de 144® Algemene Vergadering 1997,651

- Afscheid van hoofdbesmurslid J.J. van Zutven, 653
KNMvD-Jubilea

Jubilea 1997, 31

40Jaarafgesmdeerd: 1957-1997,108
\'Oude stijlersweekend\', 228
Gouden-jubileurrueünie 1947,233
KNMvD-Maatschappijnieuws

Studiereis naar Baltische staten, 26,90, 206
Elektronische identificatie, 57
Contributienota 1997, 57

Seksespecifieke communicatie en structuur KNMvD, 88
KNMvD en Movir slaan handen ineen: leden KNMvD voortaan goedko-
per verzekerd, 91

Stafmedewerker veterinaire zaken, 92
Kostprijsverlaging motto voor de toekomst, 119
Dierenartsennetwerk, 120
Tarievenpublicatie 1997, 122

KNMvD organiseert wederom informatie-avond RVV, 122, 151
Landelijke start Keten Kwaliteit Melk in zicht, 150

Prijs NDG-formulieren, 152
Zorg voor varkensgezondheid, 182
Paramyxovirusinfectie, 183
Een gezonde big; doel of middel?, 184
Campagne kattenoverschot 1997, 185, 241
Meer aandacht voor wrakke dieren, 209
Informatie-avond solliciteren KNMvD, 210,240
Verkorting wachttermijnen, 211
Jaarverslag 1996 Afdeling Utrecht, 211

Informatievoorziening essentieel voor bestrijding varkenspest, 239
IKB-rund een overweging waard, 242
Varkenspest stelt dierenarts voor een moeilijke vraag, 291
Bijeenkomst voor vrouwelijke dierenartsen in Utrecht, 291
Inzet KVP-markervaccin gevraagd, 292

Inspectieproject arbeidsomstandigheden bij dierenartsen, 293 Na-
schrift 294

Twee uitgebreide workshops voor vrouwelijke dierenartsen, 295
Reisverzekering, 295

Werkgroep Vaccinatiebeleid ontwikkelt vaccinatiebeslisboom voor prak-
tiserende dierenartsen, 322
De dierenarts en de pers, 325
Jaarverslag 1996 Groep Rund, 327
Euthanasie jonge biggen roept sterke emoties op, 356
Groep groot dagen in oktober 1997, 357, 385,430
Bestuurssamenstelling Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 358
GKZ organiseert geslaagde bijeenkomst over de modemisering van de
keuring van het varken, 389
1KB blanke en rosé vleeskalveren van start, 390
Duidelijkheid over BTW voor dierenartsen in grensstreken, 390
Oproep voor dierenarts in Roemenië, 391
Dierenarts van blaam gezuiverd. 422
Structuur varkenshouderij 21 ® eeuw, 424
\'Een Breder Perspectief, 426,461, 561
De rundveedierenarts na 2000: verslag van een workshop, 427
Van Zeist naar Papendal, 430,460
Wijziging secretariaat GHwD, 430
Oproep, 432

De dierenarts en erfelijk bepaalde afwijkingen bij gezelschapsdieren.
De invloed op gezondheid, welzijn en integriteit van dieren, 455
Workshops \'Marketing van de dierenartsenpraktijk\', 456
Landelijke dag VDA. 458
\'Diergeneeskunde voert verder\', 460,562, 590
Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 460
Beperking risico\'s bedrijfsbezoek door intervisie, 487
Oprichting Stichting Vaccinatie Gezelschapsdieren, 489
Groep Paard \'chipt\' voort, 491

Nascholingskostenregeling en checklist sollicitatiegesprek, 491
Verslag informatie-avonden solliciteren KNMvD. 492
Algemene praktijk teer punt voor practici, 495
Casuïstiekenavond, 525

KNMvD reageert op plannen van Minister Van Aartsen, 558
Geachte sigarenliefhebber, 561
GGG-Najaarsdag 1997: thema \'Spetterend\', 588, 618
Euthanasie jonge biggen stopt op 20 oktober, 592
Financiën, management en marketing, 593
Bijeenkomst vrouwelijke dierenartsen regio Utrecht, 594
De nieuwe WAO-regeling: de wet PEMBA, 623
Inventarisatie associatievormen, 624

Dertiende landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke dierenartsen, 624
Cursus \'Van medewerker naar associé\', 655
KNMvD overlegt met Tweede Kamer, 689

De rechtspositie van de dieren en de dierenarts: een mijnenveld?, 690
Advertentie en mailing LMC, 736

Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN en MEDEDELINGEN
KNMvD-NOVAD Coöperatie Ideëel (NCI)
Mario den Hartog komt NCI versterken, 509
Henk van der Bijl nieuw bij de NCI, 560

Historie en toekomst van veranderingsprocessen in de Informatie Tech-
nologie (IT), 587

Stand van zaken van het AMI-project, 558

Communicatie, automatisering, computer.......,617

Fasering van systeemontwikkeling en de rol van de NCI, 656
Tendensen in veterinaire tools, 692

De gezelschapsdierenpraktijk in het volgende millennium, 736
KNMvD-PAO-Diergeneeskunde

Cursussen, 23, 54, 87, 113, 149, 181,207,236, 267,289,321,387,419,

452,485, 521, 550, 590, 621,636,687, 734

Een PAO-cursus met het hart op de juiste plaats, 148

-ocr page 10-

PAO-cursus Certificatie Gezelschapsdierenpraktijlc, 458
Cursussen infectieziekten bij het rund, 485
PAO-cursus Certificatie Gemengde Praktijk, 509
Rectificatie, 591

Brief directeur PAO-diergeneeskunde, 687
KNMvD-Personalia

28, 57, 92, 122, 152, 185, 211, 243, 269, 296, 329, 359, 392, 430, 461.
499, 526, 595,625,657, 695,737
KNMvD-Raad voor Specialisatie Diergeneeskunde

Openstelling registers specialismen Rundergezondheid, Kleine Her-
kauwersgezondheid, Varkensgezondheid en Pluimveegezondheid, 229
KNMvD-Stichtingen

Stichting Dienstverlening Dierenartsen, 295
Stichting Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, 152
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 358
Stichting Registratie Gezelschapsdieren Nederland, 315
Stichting Vaccinatie Gezelschapsdieren, 489
KNMvD-Smdentenverenigingen
DSK, Symposium, 71
DSK, Veterinair praktijkweekend, 102
DSK, 13^ lustrum \'Total los\', 144, 317,440
DSK. Peerdepieten 1997, 233
Veterinair Dispuut Unitas, Oud-ledendag, 682
Veterinair Dispuut Veritas, 6^ lustrum, 635
KNMvD-Union Europeène des Veterinaircs Hygiënists (UEVH)

Verslag van de UEVH over 1996, 137
KNMvD-Vacaturebank

Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt oktober-december, 118
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt januari-maart, 358
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt april-juni, 488
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt juli-september, 655
KNMvD-Vedias

Derde lustrum Vedias, 107
Vedias Najaarsdag, 341
KNMvD-Veehouder en Dierenarts

Veehouder en Dierenarts krijgt nieuwe impuls, 210
Veehouder en Dierenarts voor een goed wederzijds begrip. 324
Ook voor uw veehouders, 525
KNMvD-Veterinair tuchtrecht

Uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, 140
Samenvatting van het Veterinair tuchtrecht, 174
KNMvD-Veterinary Quarterly

Maart-nummer Veterinary Quarterly zeer gevarieerd, 152

Boeiend juni-nummer Veterinary Quarterly, 326

Komend nummer Veterinary Quarterly gevuld met ID-DLO-artikelen,

493

Komend nummer Veterinary Quarteriy zeer gevarieerd. 657
KNMvD-Voorjaarsdagen (VJD)

De 30® Voorjaarsdagen zijn er eerder dan u denkt, 17
25,26 en 27 april dertigste Voorjaarsdagen Congres. 74
Voorjaarsdagen 1997, 105, 175, 206,230
Proceedings DANS niet meer verkrijgbaar, 175
U als congresdeelnemer heeft gratis toegang, 231
KNMvD-Werkgroepen

Werkgroep Dierenarts-Varkenshouder 2000, 182
Werkgroep Inventarisatie Associatievormen, 624
Werkgroep Vaccinatiebeleid, 322
Werkgroep Wrakke Dieren, 209
Koecelgetal, 139
Koninklijke Onderscheidingen
Bakker, J., 430

Koopkwesties, gezelschapsdieren, 288
Kreupelheid, jonge hond, 112, 170
Kunstfout, paard, 96, 196, 197
KVP-markervaccins, 292
Kwaliteit, voedingsmiddelen, 221

Lammerensterfte, pcrinatale, schaap, 288
LANDBOUWHUISDIEREN
Ammoniakuitstoot, 178

Antimicrobiële voederbespaarders, verbod, 204, 722
Asbest-risico\'s, 50

ATP-bioluminescentie-techniek, hygiënebeoordeling, veewagens, 193

Bedrijfsbezoek, beperking risico\'s, 487
Beperking risico\'s, bedrijfsbezoek, 487
Besluit Dierenvervoer, 209

Besmettelijke dierziekten, informatievoorziening, 254

Bestrijdingsprogramma\'s, 376

Desinfectie, veewagens, 193

Diergezondheidsprojecten, 232

Gemedicineerde voeders, 256

Helpdesk. GWWD, 577

Hygiënebeoordeling, veewagens, 193

Immobilisatie, tele-injectiesystemen, 302

Informatievoorziening, besmettelijke dierziekten, 254

Kinderboerderijen, 164

Leverbot, 579, 727

Mesothelioom, 50

Mestproblematiek, 178

Mineralenhuishouding, 178

Mond- en Klauwzeer, Taiwan, 256

Overbemesting, 178

Reiniging, veewagens, 193

Rodac-plaatjes, hygiënebeoordeling, veewagens, 193
Taiwan. Mond- en Klauwzeer, 256
Tele-injectiesystemen, immobilisatie, 302
Vaccinatie door veehouders, 20,21,42, 77, 171
Vaccinatiebeslisboom, 322
Veewagens, reiniging en desinfectie, 193
Verbod, antimicrobiële voederbespaarders, 204, 722
Voeders, gemedicineerde, 256
Wilde dieren, immobilisatie, 302
Wrakke dieren, 209

Zie ook PAARD, PLUIMVEE, RUND, SCHAAP en VARKEN
Larynxoedeem, kat, 43
Laterale patella-luxatie, kalf, 612
Lebmaagdislocatie, rund, 265
Lebmaagzweren, vleeskalveren, 265
Levensmiddelen, doorstraling, 158
Levensmiddelenchemie, 221
Leverbot, 597, 727

Levertumoren, klinische en biochemische parameters, hond, 355
Luchtwegen, schimmelinfecties, paard, 113
Lyme borreliose, hond, 7,280, 281,443

M

Machinaal melken, 532

Maligne lymfoom, hond en kat, 502

Markersvaccins, Klassieke VarkensPest (KVP), 292

Mastitis, rund, 568

Mastitis, diagnostiek, rund, 102,450

Mastitis, subklinische, rund, 544

MEDEDELINGEN

Symposium Archeopterix, 44
Benoeming M.H. Boevé, 142
Hulptransport Isla Margerita, 142
Ontwerpwedstrijd rouwkaarten, 142
Mededelingen GHwD, 170
Drie miljoen voor diergezondheidsprojecten, 232
Hoogleraar dier en recht, 233
FIDIN benoemt nieuw bestuur en directeur, 411
Benoeming bij VVAA, 411
Discipline chirurgie, 441
Twee nieuwe commissarissen bij Movir, 441
Barbierturaten ofwel de REM-slaap van een oud VDU-lid, 682
Stichting buitenlandse asielen, 682
Invulling ruwvoer-paragraafuit Varkensbesluit, 682
Kans op leverbot, 727
Medetomidine/ketamine-anesthesie, hond, (248), 309
Meldingsplicht. BSE, 252
Melk, Keten Kwaliteit, 150
Melkmachine, afstelling, 568
Melkmachine, tepelvoering, 532
Melkmonsters, invriezen, rund, 102
Melktechniek, 568
Melkwinning, rund, 102

-ocr page 11-

Melkziekte, preventie, rund, 449
MENS

Referaten, 49
Mesothelioom. 50

Mestproblematiek, veehouderij, 178
MICROBIOLOGIE

Referaten, 146
Milieucontaminanten, 221

Militaire dierenarts, Nederlands Oost-Indië, 540,686

Milttumoren, hond, 716

Mineralenhuishouding, veehouderij, 178

Minor species-problematiek, diergeneesmiddelen, 382

Modernisering, keuring, varken, 389

Mond- en Klauwzeer, Taiwan, 256

Mycoplasma-\'mftcües, genitaaltractus, rund, 320

N

Nasale aspergillose, hond, 714
Nascholing, dierenartsen, 482
Nascholingskostenregeling, dierenarts, 491
Nederlands DierenPaspoort (NDP)-verstrekking, 314
Nederlands Oost-Indië, militaire dierenarts. 540, 686
Neospora abortus, rund, 446
Nieraandoeningen, diagnostiek, 707
Nierfalen, chronisch, hond, 201
Niesziekte-vaccin, kat, 733
Niet-geregistreerd geneesmiddel, kat, 477
Niet-geregistreerde diergeneesmiddelen, 262, 263
NIEUWS VAN DE INDUSTRIE
22, 45, 176, 207, 234, 264. 286, 318, 386, 418, 451, 521, 585, 620, 683,
732

Nobelprijs diergeneeskunde, dierenarts, 75

PAARD

Afwijkingen, chromosomale, 686

Oesophagussonde, kat, 369
Oestrus, paard, 234
ONCOLOGIE

Chemotherapie, gezelschapsdieren, 77,78, 171, 177
Chirurgie, tumoren, gezelschapsdieren, 333
Hemabdomen, hond, 716
Hemangiosarcoom, hond, 716

Levertumoren, klinische en biochemische parameters, hond, 355
Maligne lymfoom, hond en kat, 502
Mesothelioom, 50
Oncolytica, 177

Tumorchirurgie, gezelschapsdieren, 333
Oncolytica, gezelschapsdieren, 177
Onderzoeksregulatief, vlceskeuringswet. 396,402
Ongewenst gedrag, kat, 449
Ontmoedigingsbeleid, hondenbezit, 384, 547, 550
Oormerk, stamboekschapen. 18
Opleiding, dicrcnartsassistenten, 313
Orale antibiotica, paard, 448
Orale vloeistoftherapie, diarree, kalf, 635
Osteochondrose, hond, 710
Ovariëctomie, teef, 448
Ovariohysterectomie, teef, 448
Overbemesting, veehouderij, 178
Overdracht, Equine Arteritis Virus (EAV), 2
Ovulaties, dubbele, KWPN-paard. 277

Antibiotica, orale, 448
Apexresectie, 670

Beslagmaatregelen, podotrochleose. 540
Chirurgie, rectumlaesie, 96, 196. 197
Chromosomale afwijkingen, 686
Dracht, 234

Dubbele ovulaties, KWPN-paard, 277
Elektronische identificatie, sportpaarden, 374
Equiene degeneratieve myelo-encefalopathie, 451
Equine Arteriitis Virus (EAV), overdracht, 2
Euthanasie, 140

Farmacokinetiek, orale antibiotica, 448
Huiddesinfectie, voor injectie. 266
Hyperlipemie, pony, 287
Idiopathische pericardovervulling, 216
Influenza, 266
Kunstfout, 96, 196, 197
Luchtwegen, schimmelinfecties, 113
Oestrus, 234
Orale antibiotica, 448

Overdracht, Equine Arteritis Virus (EAV), 2

Ovulaties, dubbele, KWPN-paard, 277

Palato-faryngoplastie, 110

Periapicale aandoeningen, 670

Pericardiocentesis, 216

Pericardovervulling, idiopathische, 216

Persisterende infectie. Equine Arteritis Virus (EAV), 2

Podotrochleose, beslagmaatregelen, 540

Pony, hyperlipemie, 287

Preventie, Equine Arteritis Virus (EAV), 2

Preventie, rectumlaesie, 96, 196, 197

Radiusfractuur, 177

Rectumlaesie, chirurgie, 96, 196, 197

Referaten, 85, 86, 145

Retentio secundinarum, 450

Schimmelinfecties, luchtwegen, 113

Sinusitis, 148

Tweeling preventie programma, 363
Vitamine E, 451

Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Palato-faryngoplastie, paard, 110
Paramyxovirusvaccinatie, postduiven, 183
Patella-luxatie, laterale, kalf 612
Perianaalfistels, Duitse Herder, 540
Periapicale aandoeningen, 666, 670
Pericardiocentesis, paard, 216
Pericardovervulling, idiopathische, paard, 216
Perinatale lammerensterfte, schaap, 288
Periparturicnt-hypogalactia-syndrome (PHS), varken. 450
Persisterende infectie. Equine Arteritis Virus (EAV), 2
Pestivirus infecties, 73

Plaats van inbrengen, transponder, hond en kat, 382
PLUIMVEE

Referaten, 589, 620
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Podotrochleose, beslagmaatregelen. 540
Polyneuropathie, alimentaire, kat, 604
Pony zie PAARD

Porcine Respiratory Corona Virus (PRCV), vleesvarkens, 434
Porcine Reproductive and Respiratory Syndrom Virus (PRRSV),
vleesvarkens, 434
Praktijk, vestiging, 117

Premiereductie KNMvD-leden, arbeidsongeschiktheidsverzekering, 91

Premierestitutie, arbeidsongeschiktheidsverzekering, 338

Preventie, Equine Arteritis Virus (EAV), 2

Preventie, melkziekte, rund, 449

Preventie, rectumlaesie, paard, 96, 196, 197

Probiotica, kalveren, 147

Q

Quarterly zie KNMvD-Veterinary Quarterly

-ocr page 12-

R

Radiusfractuur, paard en rund, 177

Rattengifintoxicatie, hond, 466

Rechtspositie, dieren, 690

Rechtspositie, dierenarts, 690

Reclame, dierenarts, 686

Rectumlaesie, chirurgie, paard, 96, 196,197

Registratie, diergeneesmiddelen, 633

Registratie, paramyxovirusvaccins, duiven, 183

Rehydratie, kalveren, 148

Reiniging, veewagens, 193

Reisverzekering, 295

Relatie mens-dier, 12

Retentio secundinamm, paard, 450

Risico\'s, bij zwangerschap, praktiserende dierenarts, 354

Rodac-plaatjes, hygiënebeoordeling, veewagens, 193

Rodenticide, 466

RONDE TAFELGESPREK

De redelijkheid van de rekening, 68
We gaan weer naar school!. 482
Röntgenfoto\'s, beoordeling, HD-onderzoek, 283,413,515
Rouwkaarten, gezelschapsdieren, 142
RUND

Acholeplasma-Mecües, genitaaltractus, 320

Afstelling, melkmachine, 568

BSE (Bovine Spongiform Encephalopathy), 252, 315

BSE-status, Nederiand, 252

BST-invloed, voorplanting en uiergezondheid, 50

Buigpezen, contractuur, kalf, 80

ContracUiur buigpezen, kalf, 80

Diagnostiek, mastitis, 450

Diarree, orale vloeistoflherapie, kalf, 635

Droogzetten, 62

Epidemiologie, lebmaagdislocatie, 265
Erkenningsregeling, mndveedierenarts, 428
Essentiële vetzuren, 449
Etiologie, lebmaagdislocatie, 265
Fatty liver, 287
GD pluszorg, 18

Genezing, Siaphylococcus aureus-infectie, 62

Genitaaltractus, infecties, 320

Hvpoderma bovis, 274

IBR-bestrijding, 18, 172

IBR-vrije stams, 578

IKB, 242

Immuunapparaat, verminderde werking, 287
Importverbod, Zwitserse runderen, 17
Inseminatie, melkkoeien, economische overwegingen, 320
Invriezen, melkmonsters, 102

Kation-anion verschil, voeding, droogstaande melkkoeien, 449

Keizersnede, 234,266

Keten Kwaliteit Melk, 150

Klinisch beeld, BSE, 252

Koecelgetal, 139

Laterale patella-luxatie, kalf, 612

Lebmaagdislocatie, 265

Machinaal melken, 532

Mastitis, 568

Mastitis, subklinische, 544
Mastitisdiagnostiek, 102,450
Meldingsplicht, BSE, 252
Melk, Keten Kwaliteit, 150
Melkmachine, afstelling, 568
Melkmachine, tepelvoering, 532
Melkmonsters, invriezen, 102
Melktechniek, 568
Melkwinning, 102
Melkziekte, preventie, 449
Mycoplasma-infecües, genitaaltractus, 320
Neospora abortus, 446
Orale vloeistoftherapie, diarree, kalf, 635
Patella-luxatie, laterale, kalf, 612
Preventie, melkziekte, 449
Probiotica, kalveren, 147
Radiusfractuur, 177

Referaten, 48,49, 85, 180,319,353
Rehydratie, kalveren, 148
Runderhorzel, 274
Rundveedierenarts na 2000,427
Speenwonden, 22
Staphylococcus aureus, 62
Subklinische mastitis, 544
Tepeltopvereeltingen, 354
Tepelvoering, melkmachine, 532
Tochtigheidsverschijnselen, drachtige koe, 265
Uiergezondheid, 102, 568
Uiergezondheid, BST-invloed, 50
Ureaplasma-\'mfecües, genitaaltractus, 320
Verminderde werking, immuunapparaat, 287
Vervanging, melkkoeien, economische overwegingen, 320
Vetzuren, essentiële, 449
Vloeistoftherapie, orale, diarree, kalf, 635
Voeding, droogstaande melkkoeien, 449
Voortplanting, BST-invloed, 50
Vmchtbaarheidsproblemen, rund, 320
Zwitserse runderen, importverbod, 17
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Runderhorzel, 274
Rundveedierenarts na 2000,427
RVV-Besmettelijke Dierziekten
44, 108, 170, 232,283, 317, 387,387,411,441, 513, 581,633, 731
RVV-.Mededelingen

KNMvD organiseert wederom informatie-avond RVV, 122, 151
Afscheid directeur RVV-kring Nijmegen, 260
RVV Jaarverslag over 1996 verschenen, 617

Salinomycine-intoxicatie, kat, 604
Salmonella typhimurium DT 104, 227,437
Salmonella entehtidis, 227
SCHAAP

Booroola-gen-dragerschap, 288
Diarree, lam, 600

Erfelijk bepaalde gevoeligheid, Scrapie, Texelaar, 147
Identificatieplicht, stamboekschapen, 18
Lammerensterfte, perinatale, 288
Oormerk, stamboekschapen. 18
Perinatale lammerensterfte, 288
Scrapie, erfelijk bepaalde gevoeligheid, Texelaar, 147
Scrapie, wereldlijk voorkomen, 50
Stamboekschapen, identificatieplicht, 18
Texelaar, erfelijk bepaalde gevoeligheid, Scrapie, 147
Vibrio cholerae, lam, 600
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Schijndracht, geit, 75

Schimmelinfecties, luchtwegen, paard, 113

Scholing, intercollegiale, 226

Scrapie, wereldlijk voorkomen, 50

Scrapie, erfelijk bepaalde gevoeligheid, Texelaar, 147

Similia-principe, homeopathie, 19

Similia-principe, ivermectine-intoxicatie, 36,40

Sinusitis, paard, 148

Sollicitatiegesprek, checklist, dierenarts, 491
Sondevoeding, hond en kat, 202
SPECKMANN STICHTING
BSE op NOS Laat 1990,314
De oestrus en de dracht van het paard in beeld, 234
Duivenziekten, 142
Keizersnede rund, 234
Overzicht van de collectie, 579
Prijsverhoging en enkele nieuwe video\'s, 512
Schijndracht bij geiten, 75
Sondevoeding hond en kat, 202
Speendiatree, big, 184, 190
Speenwonden, rund, 22

Spreekuur algemene chirurgie, gezelschapsdieren, 203

-ocr page 13-

Stamboekschapen, identificatieplicht, 18
Staphylococcus aureus, rund, 62
Streptococcus iuw-meningitis, big, 190
Strucmur, varkenshouderij, 424,558,689
STUDENTENREFERATEN

Chromosomale afwijkingen bij het paard, 686

Clostridium perfringens type A en C enterotoxemieën bij het varken, 287
Daar sta je dan .... Over het staande verrichten van werkzaamheden en
klachten over het bewegingsapparaat bij gezelschapsdierenpractici, 733
De apotheek van de dierenarts. Momentopname 1994,354
De behandeling van de verse perforerende speen wond bij het rund, 22
De behandeling van radiusfracturen bij paarden en runderen: raadzaam of
rampzalig?, 177

De etiologie en de epidemiologie van de lebmaagdislocatie, 265
De geschiedenis van Scrapie, 50

De gevolgen van BST op de voorplanting en uiergezondheid bij melk-
koeien, 50

De relatie tussen fatty liver en een verminderde werking van het immuun-
apparaat bij runderen, 287
Diagnostiek van mastitis bij het rund, 450

Dienaren van Aesculaap en Mars. De militaire dierenarts in Nederlands
Oost-Indië, 540,686

Economische overwegingen bij de beslissing tot inseminatie of vervan-
ging van melkkoeien bij vruchtbaarheidsproblemen, 320
Een vergelijkend onderzoek naar de voor- en nadelen van een ovariëcto-
mie ten opzichte van de ovariohysterectomie bij de teef, 448
Equiene degeneratieve myelo-encefalopathie en vitamine E, 451
Equine influenza, 266

Erfelijk belast; een inventarisatie van erfelijke aandoening bij honden,
112

Erfelijk bepaalde gevoeligheid voor het ontstaan van namurlijke Scrapie
bij de Nederlandse Texelaar, 147

Essentiële vetzuren bij het rund: voorziening en betekenis rond de partus,
449

Evaluatie van de risico\'s voor de zwangerschap van de praktiserende die-
renarts, 354

Farmacokinetiek en enkele orale antibiotica bij paarden, 448
Feliene Infectieuze Peritonitis: een ziekte en haar diagnose, 354
Grass Sickness; een literatuurstudie, 353

Het kation-anion verschil in de voeding van droogstaande melkkoeien in
de relatie tot de preventie van melkziekte, 449
Het onderzoek en behandeling van een sinusitis bij het paard, 148
Historische en klinische evaluatie van de sectio caesarea bij de herkau-
wer, 266

Hoe kan de dierenarts-practicus een keuze tussen de verschillende nies-
ziekte-vaccins maken?, 733

Huiddesinfectie voor injectie bij het paard; op weg naar een protocol, 266
Hyperlipemie bij de pony, 287

Klinische en biochemische parameters bij levertumoren van de hond, 355
Koopkwesties bij gezelschapsdieren, 288
Lijst studentenreferaten (3), 53

Mestproblematiek: de invloed van overbemesting op het milieu, in het
bijzonder de mineralenhuishouding en de ammoniakuitstoot met zijn ef-
fect in de veehouderij, 178

Mogelijke betekenis van spiraalvormig bacteriën bij het ontstaan van leb-
maagzweren bij vleeskalveren, 265
Ongewenst gedrag bij de kat; theorie en praktijk, 449
Orale vloeistoftherapie bij kalveren met diarree, 635
Overzicht studentenreferaten, 345,588
Perianaalfistels bij de Duitse Herder, 540

Perinatale lammerensterfte bij ooien die drager zijn van het Booroola-
gen, 288

PHS bij zeugen, 450

Podotrochleose en beslagmaatregelen, 540
Praktische aspecten van rehydratie bij kalveren, 148
Probiotica bij kalveren, 147
Reclame door de dierenarts, 686
Retentio secundinarum bij het paard, 450
Schimmelaandoeningen van de luchtwegen bij het paard, 113
Tepcltopvcreeltingen bij het rund exact waargenomen, 354
Tochtigheidsverschijnselen bij drachtige koeien, 265
Ureaplasma-, Mycoplasma- en Acholeplasma-mkcXief. in de runder
genitaaltractus, 320

Zoönosen en andere ziekten op kinderboerderijen en hun betekenis voor
de volksgezondheid, 164
Subklinische mastitis, rund, 544
Superwarfarine, 466
Symptomen, varkenspest, 198

Taiwan, Mond- en Klauwzeer, 256
Tandheelkunde, veterinaire, (248), 309,666,670
Tandheelkundige ingrepen, anesthesie, hond, (248), 309
Tarieven, veterinaire zorg, 68
Tarieven, varkenspestbestrijding, 546, 547
Tele-injectiesystemen, immobilisatie, dieren, 302
Tepeltopvereeltingen, rund, 354
Tepelvoering, melkmachine, 532
Texelaar, erfelijk bepaalde gevoeligheid. Scrapie, 147
Therapeutische rol, gezelschapsdieren, 12
Therapie, gezelschapsdieren, 171
Thoraxtrauma, hond en kat, 705
TIJDSCHRIFT voor DIERGENEESKUNDE
Aparte faxlijn en e-mailadres, 390

Banden TvD, 23,42,87, 108, 142,170,225,292,315,358,426,442,
485,522,561,663,684,724

Brieven aan de redactie, 133, 134,164,192,195,196,220,280,539,720
Excuses, 170

Ingezonden brieven, 19,20,21,42, 77, 78, 80, 109, 110, 171,204, 230,

261,262,282, 342,384,442, 514, 546, 581,634

Kopij op diskette, 16,44,49, 84, 139,203,228,233,286,317,342,386,

413,418,444,453,460,484,498, 510, 524, 578, 594,619,636,685

Nieuws van de industrie, 22,45, 176,207,234,264,286,344,418,451,

521,585,620,683,732

Rectificatie, 57,243,260,591

Studentenreferaten.22,50, 53, 112, 147, 148, 164, 177,178,265,266,

287,320,345,353,448,540,588,635,686,732

Uiterste inleverdata voor kopij, 31,60, 92, 126, 156,185,213,245,271,

299, 330,361, 394,432,461, 500, 526, 561,597,740

Van de hoofdredactie, 1,35,61,95,127, 157,189,247,273, 301,332,

362,395,433,465,501,531,627,665

Verkeerde artikel, 309

Voorwoord, 699

Vraag en antwoord, 50, 51, 112, 146, 170, 177, 283, 343,446
Tochtigheidsverschijnselen, drachtige koe, 265
Toekomstperspectief, gezelschapsdierenpraktijk, 718,736
Tracering, varkenspest, 474, 634
Transponder, plaats van inbrengen, hond en kat, 382
Trimethoprimsulfadiazine-kuur, bijwerking, hond, 230,282
Trisporal* (Itraconazol) therapie, kat, 128
Tumorchirurgie, gezelschapsdieren, 333
Tweeling preventie programma, paard, 363

u

Uiergezondheid, rund, 102, 568
Uiergezondheid, BST-invloed, rund, 50
Ureaplasma-infecües, genitaaltractus, rund, 320
Ureteren, ectopische, hond, 51

V

Vaccinatie door veehouders, 20,21,42,77,110,171
Vaccinatiebeslisboom, 322
Vaccinaties, gezelschapsdieren, 701
VARKEN

Ademhalingsproblemen, vleesvarkens, 434
Bedrijfsbegeleiding, zeugen, 585

Bestrijding, varkenspest, 239, 254, 255, 291, 292, 342, 356, 384, 408,
442,443,444,487,514, 546,547,581,592
Brondier, 628

Clostridium perfringens type A en C-enterotoxemie, 287
Diagnose, varkenspest, 198
Dierenwelzijn, 109
Diervciligheidsindex, 424, 558

-ocr page 14-

Enterotoxemie, Clostridium perfringens type A en C, 287

Epizoötologie, varkenspest, 198

Euthanasie, jonge biggen, 290,356, 581,592

Gezondheid, 424, 558

Gezondheidsplanner, 383

Gezondheidszorg, 182

Groepshuisvesting, zeugen, 109

I & R-regeling, 139

Keuring, modernisering, 389

KVP-markervaccins, 292

Markersvaccins, Klassieke VarkensPest (KVP), 292
Modernisering, keuring, 389
Periparturient-hypogalactia-syndrome (PHS), 450
Porcine Reproductive and Rcspiratory Syndrom Virus (PRRSV), vlees-
varkens, 434

Porcine Rcspiratory Corona Virus (PRCV), vleesvarkens, 434

Referaten, 49, 86, 145, 319,471

Speendiarree, big, 184, 190

Sireptococcus ju/j-meningitis, big, 190

Strucmur, varkenshouderij, 424,558,689

Symptomen, varkenspest, 198

Tracering, varkenspest, 474,634

Varkensbesluit, 682

Varkenshouderij, structuur, 424,558, 689
Varkenspest, epizoötologie, 198
Varkenspest, tracering, 474,634

Varkenspestbestrijding, 239, 254,255, 291,292,342,356,384,408,

442,443,444,487,514, 546, 547, 581, 592

Veldproef, 190

Vitamine E-gehalte, voer, 190

Voer, Vitamine E-gehalte, 190

Welzijn, 424, 558

Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Varkensbedrijf, veldproef, 190
Varkensbesluit, 682
Varkensgezondheid, 424, 558
Varkensgezondheidszorg, 182
Varkenshouderij, strucUiur, 424, 558,689
Varkenspest, epizoötologie, 198
Varkenspest, tracering, 474,634

Varkenspestbestrijding, 239, 254, 255, 291, 292, 342, 356, 384, 408, 442,

443,444,487,514, 546, 547, 581, 592

Varkenswelzijn, 424, 558

Veehouderij, mestproblematiek, 178

Veewagens, reiniging en desinfectie, 193

Veiligheid, diervoeding, 138

Veiligheid, levensmiddelen, 158

Veiligheid, voedingsmiddelen, 221

Veldproef, varkensbedrijf, 190

Verbod, antimicrobiële voederbespaarders, 204, 722

Verbrandingsproducten van met PFTE gecoate pannen en boter, intoxicatie,

gezelschapsvogels, 720

Verminderde werking, immuunapparaat, rund, 287
Vervanging, melkkoeien, economische overwegingen, 320
Verwijdering karperhaak, hond, 577
Vestiging praktijk, 117

Veterinair Geneesmiddelen Registratiesysteem (VGR), 410
Veterinair staatstoezicht, volksgezondheid, 412, 518
VETERINAIRE HISTORIE
Delabere Pritchen Blaine, 610
Philibert Chabert, 10
Peter Hemquist, 374
Jean-Baptiste Huzard, 166
Johann Adam Kersting, 472
Johann Jacob Rychncr, 252
Historisch perspectief KNMvD, 445, 517
Militaire dierenarts in Nederlands Oost-Indië, 540,686
Museum Veeverbetering, 578
Openluchtmuseum \'Het Hoogland\' te Warffüm, 169
Varkenshouder en dierenarts: historie, 443
Veterinaire zorg, tarieven, 68
Veterinaire tandheelkunde, (248), 309, 666,670
Vetzuren, essentiële, rund, 449
Veulen zie PAARD
VHI-Mededelingen

Inspecties van dierenartsenpraktijken door de Veterinaire Inspectie en de
Algemene Inspectie Dienst, 262

Dierenartsen gebruiken verouderde medicijnen Naschrift, 263

Vibrio cholerae, lam, 600
Vitamine E, paard, 451
Vitamine E-gehalte, voer, varkens, 190
VLEESKALVEREN
Helicobacterpvlori, 265
IKB, 390

Lebmaagzweren, 265
Referaten, 679
VLEESKEURING

Bijzondere herkeuringen, 402
Herkeuring, 396,402
Keuring, varken, modernisering, 389
Modemisering, keuring, varken, 389
Onderzoeksregulatief, 396,402
Vleeskeuringswet, 396,402
Vleeskeuringswet, 396,402
Vloeistoftherapie, orale, diarree, kalf, 635
VOEDINGSMIDDELENHYGIËNE

Referaten, 319, 353,355
Voedselinfecties, 680
Voeders, gemedicineerde, 256
Voeding, droogstaande melkkoeien, 449
Voeding, enterale, kat, 369
Voedingsmiddelen, veiligheid, 221
Voedselinfecties, 680
Voer, vitamine E-gehalte, varkens, 190
Voksgezondheid, 158, 164

Volksgezondheid, veterinair staatstoezicht, 412,518
Voorste luchtwegenobstructie, kat, 43
Voortplanting, BST-invloed, rund, 50
VRAAG EN ANTWOORD

Asbest-risico\'s voor huisdieren, 50
Beoordeling röntgenfoto\'s, 283
Chemotherapeutica, 177
Hyperadrenocorticisme bij het fi^et, 146
Incontinentie na castratie op jonge leeftijd, 343
Kreupel gaan van jonge honden, 112, 170
Neospora abortus bij het rund, 446

Waarom blijven sommige honden met ectopische ureteren ondanks een
correct uitgevoerde chirurgische reïmplantatie incontinent?, 51
Vruchtbaarheidsproblemen, rund, 320

w

Wachttermijn, diergeneesmiddelen, 211
Wachttijden, diergeneeskundige studie, 72
Warenwetbesluit Doorstraalde Waren, 158
Welzijn, dieren, 12,379,455,690
Welzijn, gezelschapsdieren, 12.455
WETGEVING

Besluit Dierenvervoer, 209

Besluit verboden stoffen Diergeneesmiddelenwet, 506
Diergeneesmiddelenwet, vrijstellingsregeling, 43
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, helpdesk, 203, 260, 577
Regeling gebruik hormonen en P-agonisten, 506
Varkensbesluit, 682
Vleeskeuringswet, 396,402
Warenwetbesluit Doorstraalde Waren, 158
WetPEMBA, 633
Wet PEMBA, 633

Wettelijk minimum (jeugd)loon, dierenartsassistenten, 386
Wilde dieren, immobilisatie, 302
Wondbehandeling, gezelschapsdieren, 234
Wrakke dieren, 209

X

Xenotransplantatie, 628
Xylocaïne 10% spray, kat, 43

-ocr page 15-

Ziektekostenverzekering, 283
ZOÖNOSEN

Gezelschapsdieren, 12
Kinderboerderijen, 164
Referaten, 86,439
Zwangerschap, risico\'s bij, praktiserende dierenarts, 354
Zwitserse runderen, importverbod, 17

Losse inleggers in 1997

T.v.D. 1 Januari 1997 Inlegger Registration Form Vooijaarsdagen
Congress 1997

T.v.D. 15 maart 1997 Inlegger Registration Form Vooijaarsdagen
Congress 1997

T.v.D. 15 mei 1997 Inlegger Overzicht Diergeneesmiddelen 1®

kwartaal 1997

T.v.D. 15 augusms 1997 Inlegger Uitnodiging Symposium Certificatie
Dierenartsenpraktijken

T.v.D. 1 september 1997 Inlegger Uitnodiging Bloedonderzoek in uw ei-
gen praktijk

T.v.D. 1 oktober 1997 Inlegger Groep Groot Dagen

Samengesteld door mr. drs. Gérardo Th.A. Menges. Woerden

-ocr page 16-
-ocr page 17-

MlC^g Staphylococcus intermedius
MIC^^ Enterobaaeriaceën

Marbocyl":

Breed spectrum

antibioticum

• Bactericide werking

■ Eén dagelijkse dosis

• Uitstekende tolerantie

• Volledige biologische
beschikbaarheid

• Uitgebreide verdeling
over de weefsels

• Zeer lange elinninatie-
halfwaardetijd

• Uitscheiding in actieve
vorm via de nieren

• Pyodermie

• Infecties van de urine-
wegen, prostatitis,
epididymitis

lange eliminotiehalfwaardetijd
j volledige biologische beschikbaarheid

reed spectrum tegen Pseudomonas

Marbocyl

marbofloxacine ^

nieuw fluorochinolon voor hond en kat

96% klinische verbetering tijdens de klinische proeven.
Deze resultaten zijn verkregen dankzij het werkingsspectrum
en de originele farmacokinetische kwaliteiten van
Marbocyl. ^
Dit gecombineerd met de uitstekende tolerantie voor het
organisme en de eenvoudige toediening voor de eigenaar,
maakt /Waröocy/onmisbaar voor de genezing van uw patiënt.

Vétoquinol

Postbus 3191

5203 DD\'s-Hertogenbosch
Tel. 0183401782
Tel. 0032-3-8773023
(rechtstreeks)

your daily work guides our research

Marbocyl 5 mg REG NL 8620 (cabtet 1 5 mj martjofloxac™) - MartXKyl 20 mg REG NL U2I (aWet » 20 mj mirboftoacin«! -
Marbocyl SO mg REG NL M22 (abte 1 80 mg marbofloxacine). Indicatws ;
huidmieciip tengevolge van SlojAyfccoco» spp. (Slof*
oureus en .
muanednat. £ Coi. Posuurtta mulaxKh en heudomonta otrupnoso unnewegenmfectiei tengevolge van Suphyhcoam ipp (Stoph.
mmis
en • mtemiedwï). Eittenbaatnoceae fE. Cok Proteui ipp., Klebvtta ipp.. OtnbtKUr fmjndk. Enterolxiaer doocoej en Pïcudomonos
tieniptmo Contra-indicaties : honden van reuieraïsen jonger dan I jaar Bijwerkingen : ti|dens de behandeling kunnen lich iKhte
nevenvenchHnselen manifeiteren. zoab braken, verwekjng van de ootlajang. wtfziging in het drinkpatroon. tJfdeliike hyperactivileit Deie
bijweriangen verdwunen spontaan en nopen niel tot ttopietting van de behandeling Dosering : 2 mg per kg LG (è*n keer per dag in één
keer in te nemen) Tocdieningswijze : oraal Verpakkingen : Marbocyl 5 mg : dozen
i 10. 20 ablenen ■ Marbocyl 20 mg ; dozen i 10,
20 tabletten ■ Marbocyl 80 mg ; doien i 6. 12 ubletten. DIERGENEESMIDDELEN ■ UDA. Zie voor meer informatie de bijsluiter.

-ocr page 18-

Ml if

mui

FLORFENICOL

100 ml
300 mgfml

NuHof

" °" aóo\'iiwymï

InIsctimloelsM

DiergeneesmkWel
Antlbioticutii

aHi\'^lunjMdinnsf (

naaman lonMM mt I

iiamvtiiaói v«i 48 Mif

INuflor,«^

I Schering-Plough
Animal Health

5ÄCK"

]8ai«(nj-Pl<H,Sl-

DE SYNERGIE VAN 4 GEBUNDELDE KRACHTEN

Een Iste-lijns antibioticum voor adennhalingsaandoeningen bij rundvee is tegelijkertijd :
Doeltreffend

Actief tegen de pathogene bacteriën die ademhalingsaandoeningen bij rund-
vee veroorzaken. Dringt snel door tot de infectiehaard en bestrijdt de bacteriën
langdurig. Werkzaann tegen antibloticunn-multiresistente kiemen.
Veilig

Veilig voor het dier, de gebruiker, de consument en het milieu.
Gebruiksvriendelijk

Twee injecties volstaan voor een doeltreffend antibiotisch effect gedurende
4 dagen. Gebruiksklaar. Klein injectievolume. Kan bewaard worden op kamer-
temperatuur.
Rendabel

®

Beperkt de stress veroorzaakt door de behandeling. Voorkomt een 2de-lijns
behandeling. Vermindert de sterfte en het aantal recidieven, dus ook de eco-
nomische verliezen.

Nuf lor Het 1ste-lijns antibioticum

NUFLOR® Farmaceutische vorm; i- • • • . ^ stof Samenstelling: Per ml 3CX) mg florfenicol Doeldier: niet-laaerend rundvee Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasleurella haemolyti-
ca en Pasteurella multocida. Dosis en toedieningsweg: Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) v«)rdt intramusculair (in de nekspieren) tweemaal toegediend met een tussenpenode van 48 uur. met gebruik van
een naald met een diameter van 1,65 mm {16G). Contra-indicaties: Mag niet gebruikt worden bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedselopname kan gedurende cie behandelingsperiode
voorkomen. De behanciekde dieren khjgen hun eetlust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen. Melk: met toegestaan voor gebnjik bij lacterende melkkoeien Houdbaarheid: zie
verpakking. Bewaren bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius); aangepnkte flacon: 28 dagen, indien bewaard b«j kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Het produkt binnen de 28 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
wetd opgezogen Verpakking: Glazen injectieflacons van 20. 50, 100 en 250 ml voor meen/oudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

Schering-Plough Animal Health, Postbus 70, 1180 AB Amstelveen, Tel: 020/647.01.98 ©1995 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 19-

ei

Aan het begin van het nieuwe jaar 1997 is het goed om vooruit te kijken. Aan dat wat geweest is valt niets
meer te veranderen, slechts van te leren of te herinneren.

De KNMvD zal in het komende jaar haar beleidsplan uitbrengen en in een werkplan aangeven welke
speerpunten of kerntaken te verwezenlijken zijn. De voorzitter tilt in zijn nieuwjaarcolumn een tipje van
de sluier op.

Er gebeurt heel veel in de beroepsgroep, zowel buiten de praktijk als binnen de praktijk. De grote reorga-
nisatie vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de Veterinaire Inspectie neemt
een aanvang, waarbij wij hopen dat de toevoeging veterinair een duidelijk gezicht houdt. Op het ministe-
rie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is dat zoekgeraakt en wordt bij een hernieuwd onderzoek een
nieuw gezicht aangegeven. In de praktijk zal de kwaliteitsborging verder gestalte krijgen. We zullen u
hierover via het Tijdschrift voor Diergeneeskunde op de hoogte houden.

In dit nummer zal, naast twee praktische artikelen, ook aandacht gevraagd worden voor onze buiten-
landse betrekkingen in de Eurovet guide en voor een fantastische reis naar de Baltische Staten.
Naast het verleden \'Dierenartsen uit vroeger tijd\' wordt nu de waarde van het huisdier op de voorgrond
gebracht. Er is een duidelijke tendens in de KNMvD waarneembaar zich uit te spreken over de belangen
van huisdieren. De Commissie Ethiek zal in samenwerking met de Groepen stellingnames aan u voorleg-
gen. We hopen op een levendige discussie, ook via ingezonden brieven in het Tijdschrift.

Op het secretariaat van de KNMvD zullen Sophie Deleu, Sandra Tummers en Susan Ubbink de publiciteit
en wetenschap via het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de Veterinary Quarterly naar buiten brengen.
De Hoofdredactie wenst hen daar heel veel succes bij. Onder leiding van de nieuwe voorzitter zal er mo-
gelijk opnieuw een veranderde aanpak plaat.svinden. Het Tijdschrift zal onder haar redactie praktische
artikelen brengen, het KNMvD verenigingsnieuws en de Veterinary Quarterly zal met enige vernieuwing
onze producten uit de wetenschap wereldwijd en imposant verspreiden.

U ziet: het jaar 1997 heeft veel in petto. De Hoofdredactie wenst u een voorspoedig, gezonden lezensbe-
reid jaar toe.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 20-

EQUINE ARTERITIS VIRUS: KLINISCHE VERSCHIJNSELEN
EN PREVENTIE

A.L. Glaser\'\'. A.A.F. de Vries\'\'. P.J.M. Rottier\'\'. M.C. Horzinel<1 en

B. Colenbrander

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122: 2-7

krzichtsartitelen

SAMENVATTING

Sero-epidemiologisch onderzoek heeft aangetoond dat het
equine arteritis virus (EAV) in de meeste Europese landen
voorkomt. Het virus veroorzaakt sporadisch epidemieën
en geïsoleerde gevallen van ontsteking van de luchtwegen
en abortus. Merries en ruinen elimineren het virus na een
acute infectie, maar van alle besmette hengsten zal 30 tot
60% persistent geïnfecteerd raken. Bij deze dieren verblijft
het virus in het geslachtsapparaat en wordt continu met het
sperma uitgescheiden. Persistente infectie van hengsten
met EAV heeft geen negatieve gevolgen voor de vrucht-
baarheid, maar merries die geïnsemineerd worden met vi-
rushoudend sperma kunnen een acute infectie doormaken.
Deze merries scheiden grote hoeveelheden virus uit via de
luchtwegen en in de urine, hetgeen resulteert in de laterale
overdracht van het virus op andere vatbare paarden.
Acute infectie van merries die in een gevorderd stadium
van de dracht verkeren kan abortus veroorzaken. Een suc-
cesvolle bestrijding van de verspreiding van EAV hangt af
van de identificatie van dragerhengsten. Persistent geïnfec-
teerde hengsten zouden niet gebruikt moeten worden voor
de voortplanting of zouden uitsluitend seropositieve mer-
ries mogen dekken. Merries die gedekt zijn door drager-
hengsten moeten gedurende een periode van drie weken na
inseminatie geïsoleerd worden van andere dieren om de la-
terale verspreiding van EAV tegen te gaan.

SUMMARY

Equine arteritis virus: clinical symptoms and prevention

Sero-epidemiological surveys have revealed thai equine arteritis virus
(EA V) is prevalent in most European countries. The virus causes sporadic
cases of respiratory disease and abortion in horses, the incidence of which
has increa.sed in recent years. Mares and geldings eliminate virus after
acute infection, hut 30% to 60% of stallions become persistently infected. In
these animals. EA V is maintained within the reproductive tract and is shed
continuously in the semen. Persistent infection with EA V in stallions has no
negative consequences for fertility but mares in.seminated with virus-conta-
minated semen can have an acute infection. These mares shed large
amounts of virus in respiratory secretions and urine, leading to lateral
spread of the virus to other susceptible horses. Acute infection at later sta-
ges ofgestation can lead to abortion. Effective control of the spread ofEA V
infection depends on the identification of virus-shedding stallions.
Persistently infected stallions should not be used for breeding or should be
bred only to seropositive mares. Mares bred to shedding stallions should be
isolated from other animals for a period of 3 weeks following in.semination
to prevent the lateral spread ofEA V.

\' Universiteit Utrecht. Faculleil der Diergeneeskunde. Vakgroep Infectieziekten en

Immunologie. Afdeling Virologie. Yalelaan 1. 35H4 CL Utrecht.
^ Universiteit Utrecht. Faculleil der Diergeneeskunde. Vakgroep Bedrijfsdier-
geneeskunde en Voortplanting. Yalelaan
7, 35114 CL Utrecht.

Auteur aan wie correspondentie en verzoeken voor overdrukken moet worden gericht.

INTRODUCTIE

Equine arteritis virus (EAV) behoort tot een groep van virus-
sen die onlangs zijn ingedeeld in een nieuwe virusfamilie, de
Arteriviridae. Andere virussen uit deze groep zijn het \'lac-
tate dehydrogenase-elevating virus\' (LDV) bij muizen, het
\'porcine respiratory and reproductive syndrome virus\' (PR-
RSV; ook Lelystad-virus genoemd) en het \'simian hemor-
rhagic fever virus\' (SHFV). Virusdeeltjes zijn samengesteld
uit een enkelstrengs genomisch RNA van positieve polariteit
in een isometrisch nucleocapside dat omgeven is door een li-
pidemembraan met daarin tenminste drie structurele eiwitten
(12, 13,24,25).

Het virus werd voor het eerst geïsoleerd na een uitbraak van
een respiratoire ziekte die gepaard ging met abortus (14,16).
In 1888 is er al een seksueel overdraagbare ziekte bij paarden
beschreven met alle kenmerken van equine virale arteritis
(EVA), hetgeen suggereert dat EAV als infectieus agens
reeds gedurende lange tijd in de paardenpopulatie aanwezig
is geweest (2, 38). Een uitbraak van equine virus arteritis bij
volbloedpaarden in de VS in 1984 (42) heeft geleid tot een
grotere belangstelling voor EAV bij zowel dierenartsen als
bij internationale regelgevende instanties. Het toegenomen
bewustzijn met betrekking tot de aanwezigheid en versprei-
dingswijze van EAV heeft geresulteerd in wetgeving binnen
de Europese Unie die de aanwezigheid van persistent geïn-
fecteerde hengsten op een dekstation dat betrokken is bij de
internationale handel in sperma verbiedt (38A). Het doel van
dit overzichtsartikel is om de huidige kennis met betrekking
tot de klinische aspecten van EAV samen te vatten en om
aanbevelingen te doen voor ziektepreventie.

VOORKOMEN EN GEOGRAFISCHE VERSPREIDING
EAV is wereldwijd verspreid en kan zowel paarden als ezels
infecteren (37,44). In vrijwel elk land op het Europese vaste-
land worden paarden aangetroffen met virusneutraliserende
antilichaamtiters. Bij verschillende onderzoeken varieerde
het percentage seropositieve paarden van 6% tot meer dan
90% (4, 19, 27, 28, 35, 49). De hoge percentages seroposi-
tieve paarden tussen 50% en 94% werden aangetroffen bij
specifieke groepen zoals de Haflinger, Lippizaner, Noriker
en warmbloedhengsten die eigendom waren van de Oos-
tenrijkse staat en bij Amerikaanse Standardbred paarden (4,
31). Bij serologisch onderzoek in Nederland waarbij gebruik
werd gemaakt van bloedmonsters die tussen 1963 en 1975
werden verzameld bleek dat 14% van alle geteste paarden
neutraliserende antilichamen tegen EAV bezaten (11). Het
aantal seropositieve paarden en de virusneutraliserende anti-
lichaamtiters nemen gewoonlijk toe met de leeftijd, hetgeen
suggereert dat EAV in de paardenpopulatie circuleert (4).
Recente studies hebben aangetoond dat het aantal seroposi-
tieve paarden de laatste jaren dramatisch is gestegen wat erop
duidt dat steeds meer dieren aan dit infectieuze agens worden
blootgesteld (17). De onlangs beschreven klinische uitbraken
in Duitsland, Groot-Brittannië, Nederiand en Spanje vormen

-ocr page 21-

w ellicht een afspiegeling van het feit dat paarden in toene-
mende mate met EAV besmet raken (17,21,34,48,50,51).

HET KLINISCHE BEELD VAN EEN ACUTE
EAV-INFECTIE

De meeste infecties met EAV resulteren in subklinische of
nauwelijks waameembare ziekteverschijnselen. Het voorko-
men en/of de ernst van de klinische verschijnselen wordt be-
paald door de leeftijd en de gezondheidstoestand van het geïn-
fecteerde dier, het virusisolaat en de besmettingsroute. Bij via
dekking geïnfecteerde merries zullen infecties vaak subkli-
nisch verlopen (43), terwijl zeer jonge en oude paarden als-
mede dieren onder stress met een grotere waarschijnlijkheid
ziekteverschijnselen zullen vertonen. De klinische symp-
tomen bestaan uit koorts tot 4 TC, apathie, gebrek aan eetlust,
ventraal oedeem, oedeem aan ledematen maar ook perior-
bitaal, conjunctivitis, neusuitvloeiing en urticaria (44). Tij-
dens of kort na het begin van de koorts treedt leukopenic van
zowel neutrofiele leucocyten als lymfocyten op (3). Ernstige
ziekteverschijnselen zoals benauwdheid, koliek en diarree
worden doorgaans vaker aangetroffen bij (pasgeboren) veu-
lens (5,20,47). Klinische symptomen ontstaan meestal tussen
drie en veertien dagen na blootstelling aan het virus en zijn ge-
durende vijf tot negen dagen waarneembaar. Bij jonge dieren
kan een infectie dodelijk zijn, in andere gevallen is sterfte
zeldzaam. Merries en ruinen herstellen gewoonlijk zonder
complicaties en het virus wordt binnen een maand uit hun li-
chaam verwijderd (44). Volwassen hengsten kunnen blijvend
geïnfecteerd worden met het virus (zie later).

ABORTUS

Een veelvoorkomend gevolg van een EAV-infectie bij drach-
tige merries is abortus. Onaftiankelijk van het aan- of afwezig
zijn van overige klinische verschijnselen van EVA kan de
merrie aborteren. De foetus wordt doorgaans in min of meer
autolytische toestand verworpen, maar kan ook relatief vers
worden geaborteerd zonder dat macroscopisch afwijkingen
waarneembaar zijn (9, 26, 44). Indien laesies aanwezig zijn
dan kunnen deze bestaan uit kleine puntbloedingen op pleura
en peritoneum, mediastinaal en mesenteriaal oedeem, cpicar-
diale en endocardiale bloedingen en ophoping van kleine hoe-
veelheden helder ontstckingsvocht in de borstholte (14). Virus
kan zonder veel problemen worden geïsoleerd uit de meeste
weefsels en lichaamsvloeistoffen van de geaborteerde foetus.
Deze kan daarom als infectiebron dienen.
Abortus kan plaatsvinden aan het eind van de acute fase of
tijdens de herstelfase van een EAV-infectie (14,26). De duur
van de dracht op het moment van de abortus kan uiteenlopen
van drie tot meer dan tien maanden. Het percentage merries
dat aborteert bij natuurlijke uitbraken van het virus kan va-
riëren van minder dan 10% tot iets meer dan 60% (44). Als
merries laat in de dracht geïnfecteerd raken kunnen zij een
zwak vroeggeboren veulen ter wereld brengen dat kort na de
geboorte sterft (26) of een normaal uitziend veulen dat ver-
volgens ziekteverschijnselen ontwikkelt (47). Merries die
eerder blootgesteld zijn aan EAV door middel van vaccinatie
met een gemodificeerd levend vaccin, blijken beschermd te
zijn tegen abortus bij herinfectie met het virus (15, 30). Dh
suggereert dat seropositieve merries bij herinfectie zelden of
nooit zullen aborteren.

PERSISTENTE INFECTIE BIJ HENGSTEN

Na een acute infectie raakt omstreeks 30% tot 60% van alle

hengsten persistent geïnfecteerd met EAV (45,46). De hand-
having van het virus in het mannelijke geslachtsapparaat is
testosteron-afhankelijk (29, 36). Dragerhengsten die na cas-
tratie testosteron kregen toegediend bleven virus uitschei-
den, terwijl bij het achterwege laten van testosteronsuppletie
de dieren na 26 dagen ophielden met uitscheiden van virus
met uitzondering van een dier waarbij na het beëindigen van
de studie op dag 34 nog een kleine hoeveelheid virus in het
sperma werd aangetoond (29). Het celtype waarin het virus
zich ophoudt is niet vastgesteld, maar het functioneren van
deze cellen is waarschijnlijk afhankelijk van testosteron.
Het mechanisme van de viruspersistentie is niet bekend,
maar geslachtsrijpheid zou hierbij een rol kunnen spelen. De
geslachtsapparaten van twee jonge hengsten bleken zes
maanden na een acute infectie nog steeds EAV te bevatten.
Bij vijf andere jonge hengsten kon na een dergelijke periode
geen virus meer aangetoond worden (22). Uit een groep van
negen peripuberale hengsten raakte een dier persistent geïn-
fecteerd waarbij virus nog 15 maanden na infectie in het
sperma kon worden aangetoond (22). Van 22 peri- en prepu-
berale hengsten die 120 of meer dagen na infectie onder-
zocht werden, was er slechts bij drie (13,6%) virus aantoon-
baar in de accessoire geslachtsklieren. In tegenstelling
hiermee raakte 62% van volwassen hengsten die met het-
zelfde virusisolaat werden besmet persistent geïnfecteerd
(36).

" II

\'f P M

Persistent geïnfecteerde hengsten scheiden continu virus uit
in de spermarijke fractie van het ejaculaat. Intermitterende
uit.scheiding van virus is nooit aangetoond. Zowel vers, ge-
koeld als ingevroren sperma kan infectieus zijn (44). Van
alle seronegatieve merries die door persistent geïnfecteerde
hengsten gedekt worden, vertoont 85% tot 100% serocon-
versie waaruit blijkt dat de infectie via dekking een zeer ef-
fectieve manier van virusoverdracht is (44).
De lengte van het dragerschap kan variëren. Zowel kortston-
dige dragers waarbij het virus slechts enkele weken aanwe-
zig blijft, als langdurige dragers die jarenlang virus uitschei-
den, zijn beschreven (45, 46). Onlangs is aangetoond dat er
ook sprake kan zijn van een middellang dragerschap dat en-
kele maanden kan duren. In uitzonderingsgevallen werd bij
dragerhengsten de persistentie van de infectie na een tijdspe-
riode van I \'/2 tot tien jaar beëindigd. Geen van deze dieren is
later weer virus gaan uitscheiden (44).
Persistente infectie met EAV lijkt geen effect te hebben op
de gezondheid van de hengst noch op de spermakwaliteit of
de bevruchtingspercentages (4, 46). Het enige negatieve ef-
fect van een persistente infectie bij de hengst is de overdracht
van het virus op vatbare merries tijdens het dekken. Via dek-
king geïnfecteerde merries maken dikwijls een subklinische
infectie door. Er zijn geen gegevens bekend die erop duiden
dat de kans op dracht van deze dieren uiteindelijk negatief
wordt beïnvloed (4,46).

OVERDRACHT

Er zijn twee bekende manieren van overdracht van het EAV.
De overdracht bij dekking (natuuriijk of kunstmatig) van het
virus is hierboven reeds beschreven. Dragerhengsten kunnen
andere dieren uitsluitend infecteren via het ejaculaat. De per-
sistent geïnfecteerde hengst fungeert als virusreservoir en er
zijn aanwijzingen dat deze paarden verantwoordelijk zijn
voor de introductie van EAV in groepen vatbare paarden
(44).

De andere manier waarop het virus zich kan verspreiden is
door middel van contact met een acuut geïnfecteerd dier.
Acuut geïnfecteerde paarden scheiden grote hoeveelheden

-ocr page 22-

virus uit via de luchtwegen en in de urine (32A). Het virus
verspreidt zich gemakkelijk onder een groep vatbare dieren
via aërosolen en door rechtstreeks contact met besmette
voorwerpen (8, 32). Direct contact tussen dieren is door-
gaans vereist voor efficiënte virusverspreiding.
Een schematische weergave van de twee manieren waarop
EAV kan worden overgedragen is afgebeeld in figuur 1. De
respiratoire overdracht van EAV geeft vaker ziektever-
schijnselen en kan leiden tot abortus. De meeste vatbare
hengsten worden via deze route blootgesteld aan en persis-
tent geïnfecteerd met het virus.

DIAGNOSE

De diagnose na acute infectie kan gesteld worden door mid-
del van virusisolatie of door het aantonen van seroconversie
in serummonsters die werden genomen tijdens de acute fase
van de infectie en drie tot vier weken later. Geschikte mon-
sters om tijdens een acute infectie virus uit te isoleren zijn
met citraat, EDTA of Heparine behandeld bloed en neusuit-
strijkjes of -spoelingen. Uitstrijkjes moeten in een geschikt
transportmedium worden bewaard en vervolgens gekoeld of
ingevroren bij een temperatuur beneden -20°C naar een diag-
nostisch laboratorium worden getransporteerd. Bloed dient
gekoeld vervoerd te worden. In het geval van abortus moeten
foetale weefsels zoals longen, lymfoïd weefsel en placenta
steriel worden verkregen, gekoeld en vervolgens worden op-
gestuurd voor virusisolatie. Het laboratoriumonderzoek
duurt gewoonlijk twee tot vier weken.
In Nederland zijn twee testen beschikbaar voor de detectie
van EAV-specifieke antilichamen. De vooralsnog enige test
die geaccepteerd wordt bij het verlenen van import- en ex-
portvergunningen is de standaard virusneutralisatietest. In
deze test worden de neutraliserende antilichaamtiters be-
paald ten opzichte van het Bucyrus-isolaat van EAV dat mo-
menteel dient als referentiestam (40). De test is relatief kost-
baar en bewerkelijk en duurt ongeveer vier dagen. Indien
virusneutralisatie optreedt bij een serumverdunning van 1:4
of hoger dan beschouwt men dit als een positief testresultaat.
Voor het aantonen van EAV-specifieke antilichamen is er
ook nog een commerciële ELISA beschikbaar. Hierbij dient
geïnactiveerd virus dat via celkweek is verkregen als anti-
geen. Deze test levert relatief veel positieve uitslagen op die
niet in een virusneutralisatietest bevestigd kunnen worden
(10). Derhalve wordt deze test niet aanbevolen om de serolo-
gische status van een paard definitief vast te stellen. De
ELISA kan nuttig zijn voor een eerste screening van een
groot aantal paarden. Positieve testresultaten kunnen hierna
in een virusneutralisatietest bevestigd worden.
Het opsporen van persistent geïnfecteerde hengsten begint
met het vaststellen van de serologische status. Indien een vi-
rusneutralisatietiter van 1:4 of meer wordt verkregen dient
het sperma onderzocht te worden op de aanwezigheid van vi-
rus. Dit kan geschieden door middel van proefdekking van
twee seronegatieve merries waarbij gecontroleerd wordt of
er seroconversie optreedt. De proefdekkingen zijn verplicht
bij export van sperma van seropositieve hengsten naar
Australië. Virus kan ook aangetoond worden door directe vi-
rusisolatie uit het sperma. Hiertoe dient de spermarijke frac-
tie van het ejaculaat onmiddellijk na afname gekoeld ge-
transporteerd te worden naar een geschikt laboratorium.
Indien het monster niet binnen 24 uur afgeleverd kan wor-
den, dan moet het beneden -20°C worden ingevroren en zo
worden overgebracht naar het diagnostische laboratorium.
Inzending van behandeld sperma kan leiden tot onjuiste test-
resultaten (vals negatieve).

ttBBSBESSSB^

De bovenbeschreven laboratoriumtesten worden uitgevoerd
in Lelystad door het ID-DLO, de officiële testfaciliteit voor
EAV in Nederland. Momenteel worden er aanvullende tes-
ten ontwikkeld voor de snelle en gevoelige detectie van zo-
wel virus als antilichamen. De directe detectie van virion
RNA in sperma en weefsels door middel van reverse trans-
criptase/polymerase kettingreactie amplificatie (RT/PCR)
biedt een veelbelovend toekom.stig alternatief voor virusiso-
latie (1, 6, 39, 41). Detectie van viraal RNA in spermamon-
sters wordt routinematig gebruikt in Duitsland en Zweden.
De test is nog niet commercieel verkrijgbaar in de rest van
Europa. Met de toenemende informatie over sequentie varia-
biliteit tussen EAV-isolaten zou RT/PCR in de nabije toe-
komst wel eens de te prefereren test voor de detectie van vi-
rus kunnen worden.

seksuele
overdracht

PERSISTENTIE

r

fWÀ

hengst

i

ABORTUS

O-

merrie

À

Figuur 1. Schematische weergave van de wijze waarop een EAV-infectie kan worden overgebracht. De persistent geïnfecteerde hengst besmet een mer-
rie door middel van virus aanwezig In het sperma. Deze merrie dient als virusbron voor andere paarden door uitschelding van het virus vla de luchtwegen
en/of de urine.

-ocr page 23-

11 ilMITiaillBMMiifciMifcMliii .....ml iiii

iiniilTlaBSMMM

Tevens worden er op dit moment alternatieve ELISA-testen
voor het aantonen van antilichamen ontwikkeld (7, De Vries
et ai, niet gepubliceerde gegevens). Deze testen gebruiken
bacterieel geproduceerde eiwitten als antigeen en zullen ho-
pelijk een deel van de problemen met vals positieve resulta-
ten ten gevolge van binding van componenten uit paardese-
rum aan eiwitverontreinigingen uit de celkweek vermijden
(10).

BEHANDELING

Er bestaat geen specifieke behandeling voor acute infecties
met EAV. De meeste paarden herstellen zonder noemens-
waardige problemen en zijn vervolgens waarschijnlijk le-
venslang beschermd tegen de ziekte. Bij ernstige ziektege-
vallen is de behandeling symptomatisch waarbij een goede
verzorging vooral bij jonge paarden belangrijk is. Bij heng-
sten moet men erop letten de ernst en duur van de koorts te
minimaliseren omdat hoge koorts kan resulteren in een tijde-
lijke vermindering van de vruchtbaarheid. Ontstekings-
remmers zijn nuttig om de koorts te verlichten en een diureti-
cum kan oedeemvorming tegengaan (44).
Momenteel is er behalve castratie geen behandeling voor
persistente infecties. Het feit dat voor de handhaving van een
persistente infectie testosteron nodig is, biedt enige interes-
sante behandelingsmogelijkheden die echter nog verder on-
derzocht moeten worden.

VACCINATIE

Er is geen officieel goedgekeurde inentingsstof beschikbaar
op het Europese vasteland. In de VS wordt in New York en
Kentucky een gemodificeerd levend vaccin (ARVAC, Fort
Dodge Laboratories) gebruikt om de verspreiding van EAV
onder de volbloedpaarden in deze staten tegen te gaan (43).
Dc controlemaatregelen bestaan uit de identificatie van per-
sistent geïnfecteerde hengsten door serologische screening,
gevolgd door virusisolatie uit sperma of door proefdekking
van seronegatieve merries. Hengsten die virus uitscheiden
mogen uitsluitend gebruikt worden om in het verleden na-
tuurlijk geïnfecteerde merries of gevaccineerde seroposi-
tieve merries te dekken. Na dekking dooreen persistent geïn-
fecteerde hengst worden de merries drie weken in
quarantaine gehouden. Oorspronkelijk seronegatieve heng-
sten worden jaarlijks gevaccineerd met het levende ver-
zwakte vaccin. Geen van deze hengsten heeft na vaccinatie
virus uitgescheiden in het sperma of is persistent geïnfec-
teerd geraakt (44, E. Dubovi, New York State Veterinary
Diagnostic Laboratory, persoonlijke mededeling). Het is on-
waarschijnlijk dat het gemodificeerde levende vaccin binnen
de EG beschikbaar komt wegens de strenge toelatingsregels
en hoge licentiekosten.

In Engeland is het gebruik van een geïnactiveerd volledig vi-
rus-vaccin (ARTERVAC, ook afkomstig Ford Dodge La-
boratories) voorwaardelijk goedgekeurd. Eigenaars kunnen
indien gewenst hun paarden laten vaccineren. Onmiddellijk
voorafgaande aan de vaccinatie wordt er een bloedmonster
genomen om de serologische status van het dier te bepalen.
Hiermee wordt tevens vastgelegd dat bij seronegatieve paar-
den een hierop volgende positieve virusneutralisatietiter het
gevolg is van vaccinatie en niet veroorzaakt is door een eer-
dere natuurlijke infectie. Informatie omtrent de vaccin-batch
en de vaccinatiedatum alsmede het resultaat van de virusneu-
tralisatietest worden door de eigenaar bewaard (23). Omdat
het vaccin beperkt wordt ingezet en slechts onlangs is geïm-
plementeerd, is weinig bekend over de effectiviteit ervan bij
de preventie van ziekte na vaccinatie en of vaccinatiebe-
scherming biedt tegen het optreden van persistente infecties
en abortus. Het geïnactiveerde vaccin zou binnen de EG be-
schikbaar kunnen komen, maar het is onbekend of dit op
korte termijn zal plaatsvinden.

PREVENTIE

Binnen Europa is er in het verleden weinig aandacht besteed
aan EA V-infecties en zijn er geen specifieke preventieve
maatregelen genomen. Een succesvol bestrijdingsprogram-
ma voor EAV moet in ieder geval bestaan uit de identificatie
van persistent geïnfecteerde hengsten en uit het nemen van
speciale maatregelen om de laterale verspreiding van EAV
via door dekking geïnfecteerde merries te voorkomen. Alle
dekhengsten moeten voorafgaand aan het dekseizoen wor-
den getest. Alle hengsten die virus uitscheiden zullen sero-
positief zijn, maar niet alle seropositieve hengsten zullen vi-
rus uitscheiden. Een persistent geïnfecteerde hengst dient
niet voor fokdoeleinden gebruikt te worden of kan slechts
gebruikt worden voor dekking van merries die reeds seropo-
sitief zijn door vaccinatie of een natuurlijke infectie. Hoewel
seropositieve merries na blootstelling aan met virus besmet
sperma beschermd zullen zijn tegen ziekte, zal er in beperkte
mate virusvermeerdering optreden (33). Daarom dienen
merries die op natuurlijke of kunstmatige wijze met sperma
van een seropositieve hengst geïnsemineerd zijn voor een
periode van drie weken geïsoleerd te worden van seronega-
tieve paarden.

Vaccinatie van hengstveulens op een leeftijd van zes tot acht
maanden, dat wil zeggen nadat matemale antilichamen gro-
tendeels zijn verdwenen en voordat de puberteit is ingetre-
den, zou de totstandkoming van een persistente infectie bij
natuurlijke blootstelling aan het virus kunnen verhinderen.
Onderzoek in Japan heeft aangetoond dat vaccinatie met een
formaline-geïnactiveerd vaccin de totstandkoming van een
persistente infectie na inoculatie met challenge-virus voor-
komt (18). Er bestaat nog geen methode om onderscheid te
maken tussen een titer als gevolg van een vaccinatie en een
titer veroorzaakt door een natuurlijke infectie. Daarom is het
belangrijk dat de seronegatieve status voorafgaande aan de
vaccinatie goed wordt gedocumenteerd in verband met even-
tuele export van het paard. Omdat in veel van de sporadische
EVA-uitbraken persistent geïnfecteerde dieren als initiële
besmettingsbron geïdentificeerd zijn, is het wellicht moge-
lijk door preventieve vaccinatie EAV uit de paardenpopula-
tie te elimineren.

De huidige EU-regelgeving vereist dat alle hengsten die op
een spermawinstation aanwezig zijn dat betrokken is bij de
intercommunitaire handel in sperma, seronegatief of anders
virusnegatief zijn (38A). Indien een hengst seropositief is
maar geen virus uitscheidt, moet het dier jaarlijks getest wor-
den om de virusnegatieve status te bevestigen. Voor eige-
naars van seropositieve hengsten die virus uitscheiden bete-
kent een EA V-infectie economische schade. Inperking van
de verspreiding van EAV vergt een gezamenlijke inspanning
van alle bij de paardenhouderij betrokken partijen. Hoewel
EAV in het verleden geen noemenswaardig probleem is ge-
weest, zijn er aanwijzingen dat dit in de toekomst kan veran-
deren. Het percentage seropositieve paarden in Duitsland is
gestegen van 1.8% in 1987 tot circa 20% in 1995. Dit is ge-
paard gegaan met een toename van het aantal EVA-achtige
ziektebeelden, welke slechts in enkele gevallen aan het virus
zijn toegekend (17). De werkelijke omvang van de door
EAV veroorzaakte schade als gevolg van morbiditeit of

-ocr page 24-

abortus wordt waarschijnlijk onderschat, omdat er nauwe-
lijks op EAV getest wordt. Dit geldt in het bijzonder voor de
diagnose van de EAV-gerelateerde abortus, omdat aan de
foetus in het algemeen noch macroscopisch noch microsco-
pisch duidelijke pathologische afwijkingen waar te nemen
zijn. De wel aanwezige afwijkingen worden vaak niet
gediagnostiseerd.

Er bestaat thans op het Europese vasteland geen samenhan-
gende strategie om de EA V-problematiek het hoofd te bie-
den. In de VS is een succesvolle bestrijding van EAV gere-
aliseerd door uitgebreid testen en vaccineren van sero-
negatieve hengsten en van seronegatieve merries die door
dragerhengsten gedekt moeten worden. Totdat een vaccin
beschikbaar komt, is een goede bedrijfsvoering gericht op
het voorkomen van de laterale overdracht van het virus van
gedekte merries op andere vatbare paarden van essentieel be-
lang om de verdere verspreiding van EAV binnen de paar-
denpopulatie te voorkomen.

LITERATUUR

1. Belak S, Ballagi-Podany A, Timoney PJ, McCollum WH, Little TV,
Hyllseth B, and Klingcbom B. Evaluation of a nested PCR assay for
the detection of equine arteritis virus. Nakajima H, Plowright W eds.
Proceedings of the Seventh International Conference on Equine
Infectious Diseases, Tokyo 1994. R&W Publications Ltd..
Newmarket, England. 1994:33-8.

2. Bergman AM. Beiträge zur Kenntnis der Virusträger bei Rot-
laufseuche. Influenza crysipelatosa, des Pferdes. Z Infektionskrankh
1913; 13: 161-74.

3. Bryans JT. Doli ER, Crowe MEW, and McCollum WH. The blood
picture and thermal reaction in experimental viral arteritis of horses.
Cornell Vet 1957;47:42-52.

4. Biirki F. Hofer A. and Nowotny N. Objective data plead to suspend im-
port-bans for seroreactors against equine arteritis virus except for bree-
der stallions. J Appl Anim Res 1992; 1:31-42.

5. Carman S. Rae C. and Dubovi E. Equine arteritis virus isolated from a
standardbred foal with pneumonia. Can Vet J 1988; 29: 937.

6. Chimsidc ED, and Spaan WJM. Reverse transcription and cDNA am-
plification by the polymerase chain reaction of equine arteritis virus
(EAV). J Virol Mcth 1990; 30: 133-40.

7. Chimsidc ED. Francis PM, Vries AAF dc, Sinclair R, and Mumford
JA. Development and evaluation of an ELISA using recombinant fu-
sion protein to detect the presence of host antibody to equine arteritis
virus. J Virol Meth 1995; 54: 1-13.

8. Collins JK, Kari S. Ralston SL. Bennet DO. Traub-Dargatz JL. and
McKinnon AO. Equine viral arteritis in a veterinary teaching hospital.
Prcv Vet Med 1987;4:389-97.

9. Cole JR. Hall RF, (iosscr HS, Hendricks JB. Pursell AR. Senne DA,
Pearson JA, and (Jipson CA. Transmissibility and abortogenic effcct
of equine viral arteritis in mares. J Am Vet Med Assoc 1986; 189: 769-
71.

10. Cook RF. Gann SJ, and Mumford JA. The effects of vaccination with
tissue culture-derived viral vaccines on detection of antibodies to
equine arteritis virus by enzyme-linked immunosorbent assay
(ELISA). Vet Microbiol 1989; 20: 181-9.

11. Boer GF de. Ostcrhaus ADME, Oirschot JT van. and Wemmenhove R.
Prevalence of antibodies to equine viruses in the Netherlands. Vet
Quart 1979; 1:65-74.

12. Boon JA den. Snijder EJ, Chimsidc ED, Vries AAF de. Horzinek MC,
and Spaan WJM. Equine arteritis virus is not a togavirus but belongs to
the coronaviruslikc supcrfamily. J Virol 1991; 65: 2910-20.

13. Vries AAF dc, Chimside ED, Horzinek MC. and Rottier PJM.
Structural proteins of equine arteritis virus. J Virol 1992; 66: 6294-
303.

14. Doll ER. Bryans JT, McCollum WH. and Crowe, M. Isolation of a fil-
terable agent causing arteritis of horses and abortion by mares. Its dif-
ferentiation from the equine abortion (influenza) virus. Comell Vet
1957;47:3-41.

15. Doll ER. Bryans JT. Wilson JC. and McCollum WH. Immunization
against equine viral arteritis using modified live virus propagated in
cell cultures of rabbit kidney. Comell Vet 1968; 58: 497-524.

16. Doll ER, Knappenberger ER, and Bryans JT. An outbreak of abortion
caused by the equine arteritis virus. Comell Vet 1957; 47: 69-75.

17. Eichhorn W. Heilmann M, and Kaaden O-R. Equine viral arteritis with

abortions: Serological and virological evidence in Germany. J Vet
Med 1995;42:574-6.

18. Fukunaga Y, Wada R, Matsumura T, Anzai T, Imagawa H, Sugiura T,
Kumanomido T, Kanemaru T, and Kamada M. An attempt to protect
persistent infection of equine viral arteritis in the reproductive tract of
stallions using formalin inactivated vims vaccinc. Plowright W,
Rossdale PD, Wade JF eds. Proceedings of the Sixth International
Conference on Equine Infectious Diseases, Cambridge 1991. R&W
Publications Ltd., Newmarket, England, 1992: 239-44.

19. Gerber H, Steck F. Hofer B, Walthcr L. and Friedii U. Serological in-
vestigations on equine viral arteritis. Bryans JT. Gerber H eds.
Proceedings of the Fourth Intemational Conference on Equine
Infectious Diseases, Lyon 1976. Veterinary Publications Inc.,
Princeton, N.J., 1978:461-5.

20. Golnik W, Michalska Z, and Michalak T. Natural viral arteritis in
foals. Schweiz Arch Tierheilkd 1981; 123: 523-33.

21. Herbst W, Görlich P, und Danner K. Virologisch-serologische
Untersuchungen bei Pferden mit Atemwegserkrankungen. Berl
Münch Tierärtzl Wschr 1992; 105: 49-52.

22. Holyoak GR, Little TV, McCollum WH, and Timoney, PJ.
Relationship between onset of puberty and establishment of persistent
infection with equine arteritis vims in the experimentally infected colt.
J Comp Pathol 1993; 109: 29-46.

23. Horserace Betting Levy Board. 1994. Horserace betting levy board.
Common code of practice for control of contagious equine metritis and
other equine bacterial diseases and equine viral arteritis.

24. Horzinek M, Maess J, and Laufs R. Studies on the substmcture of
togavimses. II. Analysis of equine arteritis, mbella, bovine viral diar-
rhoea, and hog cholera vimscs. Arch Gesamte Virusforsch 1971; 33:
306-18.

25. Hyllseth B, Magnussen P. and Mamsyk H. Studies on equine arteritis
vims. Bryans JT, Gerber H eds. Proceedings of the Second
International Conference on Equine Infectious Diseases. Paris 1969.
S. Karger, Basel, Switzerland, 1970: 140-2.

26. Johnson B, Baldwin C, Timoney P, and Ely R. Arteritis in equine fetu-
ses aborted due to equine viral arteritis. Vet Pathol 1991; 28: 248-50.

27. KölbI S, Schuller W, und Pabst J. Serologische Untersuchungen zur
aktuellen Verseuchung österreichischer Pferde mit dem Vims der
equinen Arteritis. Dtsch Tierärztl Wschr 1991; 98: 43-5.

28. Liebermann H. Serological studies concerning equine arteritis vims
infection in the German Democratic Republic. Arch Exp Vet Med
(Leipzig) 1988; 2: 205-7.

29. Linie TV. Holyoak GR. McCollum WH, and Timoney PJ. Output of
equine arteritis vims from persistently infected stallions is tcstoste-
ronc-dcpcndcnt. Plowright W, Rossdale PD, Wade JF eds. Pro-
ceedings of the Sixth Intemational Conference on Equine Infectious
Diseases, Cambridge 1991. R&W Publications Ltd., Newmarket,
England, 1992:225.

30. McCollum WH. Development of a modified vims strain and vaccine
forequineviralarteritis. J Am Vet Med Assoc 1969; 155:318-22.

31. McCollum WH. and Bryans JT. Serological identification of infection
by equine arteritis vims in horses of several countries. Bryans JT,
Gerber H. eds. Proceedings of the Third Intemational Conference on
Equine Infectious Diseases, Paris 1972. S. Karger. Basel. Switzerland.
1973:256-63.

32. McCollum WH. and Swcrczek TW. Studies of an epizootic of equine
viral arteritis in racehorses. Equine Vet J 1978; 2; 293-9.

32A. McCollum WH. Prickett ME, and Bryans JT. Temporal distribution of
equine arteritis vims in respiratory mucosa, tissues and body fluids of
horses infected by inhalation. Res Vet Sei 1971; 2: 459-64.

33. McCollum WH, Timoney PJ. Roberts AW, Willard JE, and Carswell
GD. Response of vaccinated and non-vaccinated mares to artificial in-
semination with semen from stallions persistently infected with equine
arteritis vims. Powell DG. ed. Proceedings of the Fifth Intemational
Conference on Equine Infectious Diseases, Lexington 1987. The
University Press of Kentucky, Lexington, Ky., 1988: 13-8.

34. Monreal L, Villatoro AJ, Hooghuis H, Ros I. and Timoney PJ. Clinical
features of the 1992 outbreak of equine viral arteritis in Spain. Equine
VetJ 1995;27:301-4.

35. Moraillon R, and Moraillon A. Results of a serological survey of viral
arteritis in France and several European and African countries. Bryans
JT. Gerber H. eds. Proceedings of the Fourth Intemational Confcrencc
on Equine Infectious Diseases, Lyon 1976. Veterinary Publications
Inc., Princeton. N.J., 1978:467-74.

36. Neu SM, Timoney PJ, and McCollum WH. Persistent infection of the
reproductive tract in stallions experimentally infected with equine ar-
teritis vims. Powell DG. cd. Proceedings of the Fifth Intemational
Conference on Equine Infectious Diseases, Lexington 1987. The

-ocr page 25-

University Press of Kentucky, Lexington, Ky., 1988: 149-54.

37. Paweska JT, and Barnard BJH. Serological evidence of equine arteritis
virus in donkeys in South Africa. Onderstepoort J Vet Res 1993; 60:
155-8.

38. Pottie A. The propagation of influenza from stallions to mares. J Comp
Pathol 1888; 1:37-8.

38A. Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. 1995 April 24: Nr.
L 117/27.

39. Sekiguchi K, Sugita S, Fukunaga Y, Kondo T, Wada R, Kamada M,
and Yamaguchi S. Detection of equine arteritis virus (EAV) by poly-
merase chain reaction (PGR) and differentiation of EAV strains by res-
triction enzyme analysis of PCR products. Arch Virol 1995; 140:
1483-91.

40. Senne DA, Pearson JE, and Carbrey EA. Equine viral arteritis: a stan-
dard procedure for the virus neutralization test and comparison of re-
sults of a proficiency test performed at five laboratories. In
Proceedings of the Eighty-Ninth Annual Meeting of the United States
Animal Health Association, Milwaukee 1985: 29-34.

41. St-Laurent G, Morin G, and Archambault D. Detection of equine arteri-
tis virus following amplification of strucmral and nonstmctural viral
genes by reverse transcription-PCR. J Clin Microbiol 1994; 32:658-65.

42. Timoney PJ, and McCollum WH. The epidemiology of equine viral ar-
teritis. Proc Am Assoc Equine Prac 1985; 31: 545-51.

43. Timoney PJ, and McCollum WH. Equine viral arteritis: epidemiology
and control. J Equine Vet Sci 1988; 8: 54-9.

44. Timoney PJ, and McCollum WH. Equine viral arteritis. Vet Clin North

Am Equine Prac 1993; 9: 295-309.

45. Timoney PJ, McCollum WH, Roberts AW, and Murphy TW.
Demonstration of the carrier state in natural acquired equine arteritis
virus infection in the stallion. Res Vet Sci 1986; 41: 279-80.

46. Timoney PJ, McCollum WH, Murphy TW, Roberts AW, Willard AW,
and Carswell JG. The carrier state in equine arteritis virus infection in
the stallion with specific emphasis on the venereal mode of transmis-
sion. J Reprod Fertil Suppl 1987; 35: 95-102.

47. Vaala WE, Hamir AN, Dubovi E, Timoney PJ, and Ruiz B. Fatal, con-
genitally acquired equine arteritis virus infection in a neonatal
Thoroughbred. Equine Vet J 1992; 24: 155-8.

48. Gorkom LP van, Wessum R van, en Hoven R van den. Een uitbraak
van een equine arteritis virus-infectie op een manege. Tijdschr
Diergeneeskd 1994; 119: 30-2.

49. Weiss M, Ferrari L, Weibel-Attenberger P, Marti E, Burger D, Meier
HP, and Gerber, H. Equine viral arteritis in Switzerland: A serocpide-
miological survey. Nakajima H, Plowright W. eds. Proceedings of the
Seventh International (Tonference on Equine Infectious Diseases,
Tokoyo, Japan. 1994. R & W Publications Ltd., Newmarket, England,
1994:45-51.

50. Wood JLN, Chimside ED, Mumford JA, and Higgins AJ. First recor-
ded outbreak of equine viral arteritis in the United Kingdom. Vet Ree
1995; 136:381-5.

51. Zientara S, Vallerino G, Schlotterer C, Labie J, and Gicquel B. An out-
break of equine arteritis virus in France. Prac Vet Equine 1995; 27: 23-
9.

LYME BORRELIOSE BIJ DE HOND

Tijdschr Diergeneesk 1997; 122: 7-9

L.M. Overduin\'\' en A.E.J.M. van den Bogaard^

Uitenvoordepraktl

SAMENVATTING

Bij een twee jaar oude Berner Sennen reu werd de diagnose
Lyme borreliose gesteld op basis van de in de literatuur
daarvoor aangegeven criteria: seropositiviteit in aanwezig-
heid van klinische symptomen passend bij de ziekte, met te-
keninfestatie in de anamnese. Vermoedelijk door een com-
binatie van aanvankelijk corticosteroïdgebruik, de uitings-
vorm van de ziekte (overheersend meningitis) en een ver-
onderstelde bij het ras meer voorkomende immuunincom-
petentie gaf de gebruikelijke orale therapie met eerst am-
oxycilline en later tetracyclines onvoldoende effect. Een
intraveneuze behandeling met amoxycilline leidde uitein-
delijk tot volledige genezing. De aandoening recidiveerde
een half jaar later, mogelijk door een nieuwe tekenbesmet-
ting. Er wordt een literatuuroverzicht gegeven van de aan-
doening bij mens en dier. Het feit dat borreliose bij de hond
in Nederland niet vaak gediagnostiseerd wordt en nog niet
eerder gepubliceerd is, kan te maken hebben met het ver-
schil in aanpak van patiënten met koorts bij de mens en bij
de hond.

SUMMARY

Lyme borreliosis in a dog

In a 2-year-old Bernese Mountain dog the diagnosis of Lyme borreliosis was

I yelerinaire Specialisten OisterH ijk. Boxtelsehaan 6. S06I VD Oisterwijk.
^ Laboratorium voor Medische Microbiologie, Rijksuniversiteit Limburg, Postbus
616, 6200 MD Maastricht.

made. using the criteria that are mentioned in the literature: seropositivity in
the presence of the typical clinical symptoms, with infestation ofticks in the his-
tory-, The usual therapy of amoxycillin or tetracyclines wai inadequate and did
not resolve the clinical symptoms, possibly as a result of a combination of ini-
tial corticosteroid therapy, the clinical presentation of the disease (mainly me-
ningitis), and a pre.sumed immuno-incompetence often seen in this breed.
Intravenous treatment with amoxicillin finally led to total cure of the di.\'iease.
Lyme borreliosis recurrred half a year later, presumably as a result of a new
tick infestation. A review of the literature on Lyme borreliosis in humans and
dogs is pre.sented. Thefact that Lyme borreliosis in dogs in the Netherlands has
not been diagnosed often and has not been reported before may he due to diffe-
rences in approach to human and canine patients with fever,

INLEIDING

Over Lyme borrehose bij de mens wordt de laatste jaren veel
ophef gemaakt. De ziekte komt in Nederland voor en wordt
overgebracht door de schapenteek
Ixodes ricinus. De veroorza-
ker is de spirocheet
Borrelia hurgdotjeri. Mensen die regelma-
tig in een bosrijke omgeving komen of werken, zoals jagers en
boswachters, worden als een risicogroep beschouwd. Over
ziektegevallen van Lyme borreliose bij de hond in Nederland is
tot nu toe geen publicatie verschenen. Wanneer men kijkt naar
de prevalentie van de verwekker in Nederland wekt dit enige
bevreemding. In het buitenland worden regelmatig gevallen
van Lyme borreliose bij honden gepubliceerd.

CASUS

In de zomer van 1992 werd een twee jaar oude Bemer Sennen
reu aangeboden in verband met ernstige acute klachten: koorts,
anorexic en halspijnlijkheid. De hond liep met opgebogen rug
en met stramme poten.

De klachten waren vier dagen tevoren acuut begonnen in de
vorm van lusteloosheid, anorexic en koorts. De hond was be-
handeld met een antibioticum en corticosteroïden maar ver-
toonde hierop geen of slechts een zeer tijdelijke verbetering. Er

-ocr page 26-

was inmiddels sprake van een gewichtsverlies van 6 kg. Bij na-
vraag bleken er in deze zomer vijf keer teken gevonden te zijn
op het dier.

Bij lichamelijk onderzoek werd een duidelijk zieke en magere
hond gezien die de kop omlaag hield en extreem pijnlijk was bij
passieve beweging van de kop. De gewrichten waren licht
overvuld. De temperatuur was op het moment van onderzoek
40.7°C.

Als belangrijkste problemen werden de halspijnlijkheid in
combinatie met koorts, en de overvulde gewrichten (polyartri-
tis) opgevoerd. Differentieel diagnostisch werd gedacht aan
een polyartritis/meningitis veroorzaakt door bacteriën of een
auto-immuunaandoening. Er werd bloed afgenomen voor een
eerste oriënterend onderzoek: leucocyten/differentiatie, eiwit-
spectrum, bepaling van de titer tegen
B. hurgdorjeri. Er werd
serum ingevroren om zonodig nader onderzoek te kunnen ver-
richten. Na overleg werd op verzoek van de eigenaresse beslo-
ten geen liquorpunctie uit te voeren maar de resultaten van het
bloedonderzoek af te wachten.

Uit het bloedonderzoek kwam een leucocytose naar voren
(35.9 X 10"\'\') met daamaast hoog-normale waarden voor seg-
mentkemigen (25.8 x lO-*^), staafkemigen (2.2 x lO"*^) en mo-
nocyten ( 7.5 x 10"^). In het eiwitspectrum was de a2-fractie ver-
hoogd ( 18 gr/1), de overige waarden waren niet afwijkend.
Er werd een orale behandeling met amoxycilline (2 x daags 10
mg/kg) ingesteld in afwachting van de uitslag van de titerbepa-
ling. Op deze behandeling knapte de hond onvoldoende op.
Bepaling van de
Borrelia IgG-titer met behulp van een ELISA-
test gaf een sterk positieve uitslag te zien. Het voorkomen van
de specifieke antistoffen werd geconfirmeerd met de Westem
Blot methode (optical density 1,835; breekpunt voor positivi-
teit 0,350).

Op basis van de hoge titer, de klinische verschijnselen en het
feit dat er contact met teken was geweest in een gebied waarin
borreliose voorkomt, werd bij deze patiënt de diagnose Lyme
borreliose, zich uitend in een polyartritis en vermoedelijk een
meningitis, gesteld.

Vanwege de slechte reactie op de aanvankelijk ingestelde the-
rapie werd de behandeling vervolgens gewijzigd in orale toe-
diening van doxycycline (Ronaxan®, Rhône Mérieux; 10
mg/kg/dag) en de dior de eigenaar waargenomen pijn werd zo-
nodig bestreden met behulp van tlunixine ( Finadyne®, Sche-
ring Plough; I mg/kg/dag). Toen ook deze behandeling onvol-
doende verbetering gaf, werd de hond gedurende twee weken
behandeld met intraveneuze injecties van een waterige amoxy-
cilline-oplossing (Clamoxyl®, Beecham; 12 mg/kg/ dag). Pas
na het instellen van deze medicatie werd een duidelijke klini-
sche verbetering waargenomen. Daarop werd vervolgens een
nabehandeling ingesteld met (opnieuw) amoxycilline oraal ge-
durende twee weken (20 mg/kg/dag).

Zeven weken na de aanvang van de klachten was de hond ge-
heel hersteld. Op dat moment was het aantal leucocyten bijna
genomiaiiseerd (15x10"*^) met een verder normale differentia-
tie. Het eiwitspectrum was niet afwijkend.
In het voorjaar van 1993 werden bij de hond op één van de eer-
ste warme dagen twee tot drie teken gevonden na een wande-
ling in het bos. Twee dagen later meldde de eigenaresse dat de
hond weer stijf liep, de kop omlaag hield en hoge koorts ont-
wikkelde. Op basis van een forse leucocytose en een hoge titer
tegen
B. hurgdorjeri in het serum werd opnieuw de diagnose
Lyme borreliose gesteld. Een relatief langdurige -eerst intrave-
neuze en later orale- behandeling met amoxycilline was nodig
om de klachten weer onder controle te krijgen.
In de volgende jaren is de hond in het vooijaar ingeënt met een
vaccin tegen Lyme borreliose (LymeVax®, Fort Dodge). Er is
geen recidive meer opgetreden.

LYME BORRELIOSE

Lyme borreliose is een aandoening die veroorzaakt wordt door
de spirocheet
Borrelia burgdorferi. De spirocheet wordt over-
gebracht op mens en dier (zoogdieren zowel als vogels) door
/xoi/e.s-teken. Rechtstreekse transmissie van honden en katten
naar mensen is niet bekend. Hoewel de verschillende ziekte-
beelden bij de mens allang bekend waren, werd Lyme borre-
liose voor het eerst als een entiteit herkend in 1977. De eerste
publicatie van de aandoening bij de hond dateert van 1984 (5).
Lyme borreliose komt voor in geheel Europa, Australië, en een
groot deel van Noord Amerika en Azie (3,4). In Nederland is
de incidentie het hoogst wanneer de /.voJev-teken actief zijn
(maart-november).

Bij een natuuriijke infectie wordt na de inoculatie in de huid
binnen enkele dagen een verspreiding gezien naar meerdere or-
ganen, inclusief het hart, de huid, gewrichten en bloedvaten.
Vervolgens komt een ontstekingsreactie op gang. De infectie
kan langdurig persisteren zowel bij de mens als bij dieren, wat
aanleiding kan geven tot recidiverende ziekteverschijnselen.
Bij de mens en de hond worden perifere en centrale neurologi-
sche verschijnselen gezien, die bij experimentele infectie niet
opgewekt kunnen worden. Bij de mens en bij proefdieren be-
staat een genetische predispositie voor de ontvankelijkheid
voor de ziekte (immuunincompetentie); bij honden zal dit ver-
moedelijk ook het geval zijn, maar dit is nog niet bewezen. In
het artikel van Müller (6) wordt echter aangegeven dat in een
groep van 334 sera van verdachte honden bij Bemer Sennen
honden en Duitse herders relatief meer seropositieve dieren
waren dan bij de andere rassen. Een goede verklaring voor deze
bevinding was niet te geven.

Na infectie worden hoge serum antilichaamtiters vastgesteld
met de ELISA-test. Lage scrum antilichaamtiters zijn niet altijd
bewijzend voor een borreliose, er kan in dat geval sprake zijn
van kruisreactiviteit met andere antigenen. Vals-positieve uit-
slagen zijn mogelijk, ook kan een dier in een heel vroeg sta-
dium van de ziekte nog seronegatief zijn. Gezonde honden
kunnen seropositief zijn (asymptomatische infecties). Bij een
onderzoek onder gezonde jachthonden in Nederiand bleek
10% seropositief voor Lyme borreliose te zijn (1).
Aanvullend op de ELISA-test wordt vaak de Westem immuno-
blot gebruikt (een immuunelectroforese-techniek) om antili-
chamen tegen
B. burgdorferi aan te tonen en de resultaten van
de ELISA nader te bevestigen. Vals seronegatieve uitslagen
zijn echter ook bij deze test mogelijk (4,7).
Bij de mens wordt bij een acute borreliose vaak eerst het zoge-
naamde erythema migrans vastgesteld, een huidafwijking op
de plek van de tekebeet. Het ziektebeeld bevat verschillende
stadia, die zich niet bij iedere patiënt hoeven te manifesteren. In
het begin voelt de patiënt zich grieperig. Later kunnen meer-
dere huidlaesies te zien zijn en vervolgens kan zich een menin-
gitis of een milde encefalitis of radiculitis ontwikkelen. Slechts
een kleine groep patiënten ontwikkelt een myocarditis als com-
plicatie. Skelet- en spierpijnen of artritiden worden vaak ge-
zien. Wanneer het ziektebeeld onbehandeld blijft kunnen een
chronische vorm van artritis, chronische neurologische ver-
schijnselen of scleroderma ontstaan (3, 7). Het vroege Lyme
stadium kan symptoomloos veriopen.

Bij de hond is de vorm waarbij sprake is van kreupelheid ten
gevolge van (poly)artritis een veel voorkomend ziektebeeld.
Minder vaak ziet men de neurologische vorm en de vorm waar-
bij sprake is van nefritis en/of myocarditis.

-ocr page 27-

Kreupelheid kan zowel acuut zijn en samengaan met hoge
koorts, als een meer chronisch verloop hebben met slechts een
lichte verhoging van de temperatuur. Kreupelheid kan zelfs in-
termitterend optreden, waarbij verschillende gewrichten kun-
nen worden aangetast. Vaak wordt tevens een lymfadenopathie
gezien. Differentieel diagnostisch moet onder andere gedacht
worden aan degeneratieve aandoeningen van de gewrichten en
immuun-gemedieerde aandoeningen. Met name wanneer de
klinische verschijnselen snel verdwijnen door adequaat antibi-
oticumgebruik zonder ondersteunende pijnstilling moet sterk
gedacht worden aan Lyme borreliose.

Meningitis ten gevolge van borreliose wordt bij de mens en de
hond gezien en kan zich uiten als specifieke halspijnlijkheid of
als een meer ongelokaliseerde pijn. In de liquor kunnen hoge
antilichaamspiegels aangetoond worden.
Myocarditis kan aanleiding geven tot het ontstaan van met
name aritmieën, maar komt vrij zelden voor. Nefritis met eiwit-
verlies via de nier tot gevolg wordt iets vaker gezien, de dieren
vertonen een acuut verlopend ziekteproces in een vrij korte pe-
riode. De ziekteverschijnselen worden veroorzaakt door eiwit-
verlies èn door chronisch nierfalen. De prognose van deze
vorm van borreliose is erg slecht (3,4).
De diagnose Lyme borreliose kan gesteld worden door de com-
binatie van de typische klinische verschijnselen,
I.xodes-teke-
ninfestatie in een endemisch gebied in de anamnese, en een
hoge titer tegen
Borrelia hurgdorfeh. Het kunnen uitsluiten
van aandoeningen die in de differentiële diagnose voorkomen
kan verder helpen bij het stellen van de diagnose. Ten slotte is
een goede en snelle reactie op een adequate therapie suggestief
voor Lyme borreliose. Als vuistregel kan aangehouden worden
dat Lyme borreliose in Nederland (endemisch gebied) waar-
schijnlijk is wanneer de ziekteverschijnselen van Lyme borre-
liose geconstateerd worden, een tekenbeet voorkomt in de
anamnese of het dier recent in een gebied geweest is waar teken
voorkomen, en er een positieve serologie is.
Therapeutisch kan gebruik gemaakt worden van penicilline-
natrium of amoxycilline, of van tetracyclines. Een orale behan-
delingsduur van 14 dagen is over het algemeen voldoende om
het ziektebeeld geheel onder controle tc kunnen krijgen. Het
gebruik van corticosteroïdcn moet sterk ontraden worden, deze
kunnen de klinische verschijnselen doen verergeren door een
verminderde immuunrespons. De neurologische vorm van
Lyme borreliose blijkt veel ongevoeliger voor de therapie te
zijn en vereist een langere behandeling met hoge bloed.spiegels
(daarom liefst intraveneus).

Buiten Nederiand (onder andere Verenigde Staten) kunnen
honden gevaccineerd worden tegen Lyme borreliose. Het vac-
cin lijkt een redelijke bescherming te geven tegen Lyme borre-
liose (2). Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van vaccinatie
zijn nog steeds gaande.

DISCUSSIE

De beschreven casus voldoet aan de criteria die voor het stellen
van de diagnose borreliose gehanteerd worden: er was zonder
meer sprake van een tekeninfestatie, de klinische verschijnse-
len pasten bij de neurologische en gewrichtsvorm van borre-
liose, en de serologie was positief met confirmatie van de
ELISA door de Western blot methode. Waarom de patiënt on-
voldoende op de ingestelde adviesbehandeling reageerde kan
op verschillende manieren verklaard worden: ten eerste wer-
den bij de initiële therapie corticosteroïden toegediend, wat het
ziektebeeld kan verergeren; ten tweede is bekend dat de neuro-
logische vorm van de ziekte therapieresistenter is dan de an-
dere vormen. Een langdurige behandeling met voldoende hoge
serumspiegels van het gebruikte antibioticum is dan noodzake-
lijk. De veelal veterinair gebruikte emulsies geven dan te lage
bloedspiegels om in het centraal zenuwstelsel te penetreren.
Ten derde lijkt de Bemer Sennen hond uit persoonlijke erva-
ring vaker ziektebeelden te vertonen die wijzen op een be-
paalde mate van immuunincompetentie. Mogelijk is de combi-
natie van deze drie factoren voldoende geweest om een slechte
reactie op de behandeling te veroorzaken.
De recidive die na een halfjaar optrad hoeft niet het gevolg te
zijn geweest van latente persistentie van de ziekte maar eerder
van een herbesmetting. Herbesmettingen zijn regelmatig be-
schreven. Opnieuw waren alle drie de criteria voor vaststelling
van de diagnose borreliose van toepassing.

CONCLUSIE

Vermoedelijk komt Lyme borreliose wel degelijk regelmatig
voor bij honden in Nederiand. Evenals het geval is bij de mens
zijn ook bij de hond de symptomen niet altijd specifiek. In bo-
venstaande casus begon de ziekte in het peracute stadium met
koorts en lusteloosheid. Pas enkele dagen later kwamen andere
klachten naar voren. In tegenstelling tot de situatie bij de mens,
wordt bij honden met acute koorts van onbekende oorzaak
vaak bij een eerste consult een therapie ingesteld met antibio-
tica. De meest gebruikte antibiotica in dit soort gevallen zijn
amoxycilline of tetracyclines. Het is begrijpelijk dat veel klini-
sche gevallen van Lyme borreliose hierdoor nooit onderkend
worden.

De clinicus zal uit bovenstaande de conclusie trekken dat het
aanvragen van een titer van Lyme borreliose niet nodig is, en
dat beter direct met de juiste antibiotica behandeld kan worden
wanneer Lyme borreliose in de waarschijnlijkheidsdiagnose
voorkomt. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid zou het
volgens Faega (W.P. Feaga, ingezonden brief, JAVMA 197,
1990) wel nuttig kunnen zijn om klinische gevallen vast te stel-
len. Deze duiden op de aanwezigheid van de spirocheet in de
leefomgeving van de eigenaar en zouden de eigenaar kunnen
waarschuwen voor de mogelijkheid van infectie. Hierbij moet
echter aangetekend worden dat geheel Nederland endemisch
gebied is. Afgezien nog van de resistentie-problematiek ver-
bonden met het langdurig gebruik van antibiotica is het belang-
rijk dat een onterechte behandeling voor Lyme borreliose ver-
dere diagnostiek naar de werkelijke oorzaak van eventuele
klachten onnodig lang zou kunnen uitstellen.
Lyme borreliose hoort ook in Nederiand thuis in de differen-
tiële diagnose van ziekteverschijnselen bij de hond als onder
andere koorts, kreupelheid en meningitis. Het verdient aanbe-
veling de criteria voor het stellen van de diagnose te hanteren
om het overdiagnostiseren van de aandoening te voorkomen.

LITERATUUR

1. Bogaard AE van der, and Nohlmans-Paulssen MKE. Lyme borreliosis in
domestic animal.s; the situation in the Netherlands. Vet Quart 1990; 565-
85.

2. Chu H, Chavez LG, Blumer BM, Sebring RW, Wasmoen TL, and Acree
WM. Immunogenicity and efficacy smdy of a commercial
Borrelia
hurgJorferi
bacterin. J Am Vet Med Assoc 1992; 201:403-11.

3. Kazmierczak JJ, and Sorhagc FE. Current understanding of Borrelia
burgdorferi
infection, with emphasis on its prevention in dogs. J Am Vet
Med Assoc 1993; 203: 1524-8.

4. Levy SA, Barthold SW, Dörnbach DM, and Wasmoen TL. Canine Lyme
Borreliosis. CompCont Educ 1993; 15: 833^6.

5. Lissman BA, Bosler EM, Camay H et ai Spirochete-associated arhtritis
(Lymedisea.se)inadog. J Am Vet Med Assoc 1984; 185:219-20.

6. Müller E. Borreliose bei Hunden-Klinische und serologische Befunde.
Kleintierpraxis 1994; 39: 375-80.

7. Nohlmans-Paulssen, MKE. Lyme Borreliose in the Netherlands. Maas-
tricht: Rijksuniversiteit Limburg, Dissertation. 1995. 160 pp.

-ocr page 28-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (19)

PHILIBERT CHABERT
(1737-1814)

Veterinair verleden

Het is niet verwonderlijk, dat Chabert de opvolger werd van Bourgelat^ als directeur van het toen beroemde veterinaire oplei-
dingsinstituut te Alfort bij Parijs. Chabert werd geboren in 1737 te Lyon, waar zijn vader hoefsmid was. Zijn schoolopleiding liet
veel te wensen over; van zijn vader leerde hij de praktische kneepjes van het vak. Vervolgens ging hij naar Parijs om zich on-
der leiding van Lafosse senior verder te bekwamen in het hoefsmeden^. Hij maakte in de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) een
aantal veldslagen mee in zijn functie van hoefsmid in het gevolg van de prins van Condé. Dit gaf hem de mogelijkheid om de
veterinaire chirurgie van nabij mee te maken. Na de vrede van Hubertusburg in Saksen schreef hij zich op zesentwintigjarige
leeftijd in bij de veeartsenijschool te Lyon. Bourgelat kreeg veel waardering en sympatie voor de talentvolle student. Na de
voltooiing van zijn studie werd hij in 1766 door Bourgelat naar Alfort geroepen om daar hoofd te worden van de smederij en de
ziekenverpleging. Hoewel deze veeartsenijschool toen nog maar een jaar oud was kon deze zich toch uitstekend handhaven
tegenover de in Parijs gevestigde bekende hoefsmeden zoals vader en zoon Lafosse^. Talloze zieke of kreupele dieren wer-
den aangeboden.

Weldra werd Chabert ook verantwoordelijk voor het onderwijs en allengs groeide zijn invloed. Zijn naam kreeg zo\'n grote bekendheid, dat verschillende
hoefsmeden hun zonen naar Alfort stuurden om zich te verdiepen in de veterinaire wetenschap.

Na de dood van Bourgelat in 1780 volgde Chabert hem op als directeur van de veeartsenijschool in Alfort en als inspecteur van de Franse veeartsenij-
scholen.

Waar Bourgelat zich had toegelegd om ten behoeve van het ondenwijs leerboeken te schrijven, waaraan Chabert overigens ook bijdragen leverde,
spande de laatste zich vooral in om de belangrijkste dierziekten van die dagen te beschrijven en hun aard te ontraadselen. Op basis van eigen observa-
ties schreef hij vele verhandelingen, onder andere over miltvuur (1779), wormziekten (1782), over rabies (1782), over schapenschurft (1783), over
droes (1785), indigesties bij herkauwers (1792) en over longziekte (1795).

Deze werden meermalen herdrukt en hadden grote invloed. Sommige zijn ook vertaald. In eerste aanleg verschenen ze in de Almanach vétérinaire
(1780), die in 1782 werd voortgezet onder de titel instructior^s et observations sur les maladles des animaux. Dit jaarboek, waarvan zes delen versche-
nen, was het eerste Franse veterinaire periodiek. Behalve door Chabert werd het geredigeerd door zijn neef Pierre Flandrin en door Jean-Baptiste

Berichten en verslagen

Dit alles en meer kunt u vinden in de
eerste editie van de Engelstalige
Euro-
vet Guide \'96- \'97.

De in totaal 480 pagina\'s tellende gids
bevat ruim 4000 adressen, 530 natio-
nale en internationale
beroeps- en spe-
cialistenverenigingen en -colleges
in
40 disciplines over heel Europa (32
landen).

Als Nederlandse dierenarts kunt u zonder meer overal in de Europese Unie
werken, als student ga je naar het buitenland met Erasmus of misschien wil je
stage lopen bij een paardenkltniek in Engeland? De wetten en regels komen
tegenwoordig uit Brussel en ga zo maar door. Kortom: Europa is niet meer
weg te denken, maar hoe werkt dat nu praktisch gezien en vooral: hoe komt u
met de juiste persoon of instantie in contact?

Voorts presenteert de gids ook Euro-
pa\'s 71
veterinaire scholen, inclusief
namen, telefoon-, faxnummers (en e-
mail adressen) van alle vakgroepen.

EUROVET GUIDE \'96-\'97

bibliotheken, studentenverenigingen,
enzovoort.

Voor ieder EU-land worden boven-
dien de administratieve voorwaarden
voor registratie als dierenarts gegeven,
statistieken, een overzicht van de dier-
geneeskundige situatie, veterinaire
diensten, research instituten en een
lijst van veterinaire tijdschriften.

De Eurovet Guide bevat ook een deel
\'Gouden Gids\' met onder andere labo-
ratoria, instrumenten, farmaceutische
en petfood bedrijven; een uitgebreide
kalender met de belangrijkste veteri-
naire congressen en cursussen in Eu-
ropa; een
tweedelijns Iclinieken-rubnek
met de vermelding van alle collega\'s,
specialisaties en uitrusting aanwezig

-ocr page 29-

Huzard.

Zowel een tijdgenoot, Rudolph! uit Berlijn die bekend is door zijn werk over helminthologie, als zijn latere biograaf Cagny en in
navolging van deze de huidige veterinair-historicus Dunlop\'\', kennen Chabert de rol toe de grondlegger te zijn geweest van
het veterinaire onderzoek, waarmee hij de schepping van Bourgelat completeerde.

Bij dit onderzoek was allereerst de vraag aan de orde welke ziekten besmettelijk waren en hoe uit waarnemingen afgeleid kon
worden op welke manier de overdracht plaats kon vinden, zonder dat men overigens nog notie had van de ziekteverwekkers
zelf. Op basis van deze kennis konden dan regels worden opgesteld hoe verdere verspreiding voorkomen kon worden.
Chaberts werk over miltvuur,
Traité du charbon ou anthrax dans les animaux{U79}, heett de verdienste gehad dat hiermee
enige orde werd gebracht in de talrijke ziekteverschijnselen die als milWuur werden beschouwd. Hij somde niet minder dan 85
namen van ziekteverschijnselen op die alle voor miltvuur werden gehouden. Op symptomatologische gronden reduceerde hij
deze tot drie vormen: \'la fièvre charbonneuse\' (het eigenlijke milWuur), \'charbon symptomatique\' (gasgangreen) en \'charbon
essentiel\' (oedema malignum).

Met zijn opvatting over droes keerde hij zich tegen zijn leermeester Lafosse sr., die dacht met schedeltrepanatie droes te kun-
nen genezen. Chabert hield droes voor besmettelijk en stelde regels op om uitbreiding te voorkomen. Op het einde van zijn
leven schijnt hij zich echter door leerlingen te hebben laten bepraten en is hij op zijn aanvankelijke overtuiging teruggekomen,
met rampzalige gevolgen voor het Franse paardenbestand. Want zo groot was zijn gezag dat de preventieve maatregelen
toen niet meer in acht genomen werden. (Men zou willen weten in hoeverre dit van invloed is geweest op het verloop van
Napoleons oorlogen).

In zijn Traité des maladies vermineuses des an/maux (1782) lanceerde hij een lange tijd in gebruik gebleven anthelminticum,
dat zijn naam gekregen heett. Jakob voerde in zijn
Diergeneesi<undigepharmacotherapie (1923) de \'Oleum Chabert! empy-
reumaticum\' nog op.

Als een goede leermeester trad Chabert op voor de belangen van zijn oud-leerlingen. In een publicatie uit 1804 tezamen met
C.M.F. Fromage de Feugré, bepleitte hij maatregelen tegen charlatans en empiristen.

Op grond van zijn wetenschappelijke arbeid werd Chabert benoemd tot corresponderend lid van het \'Institut de Francé en tot
erelid van de
\'Société royale de Médecine\' en van de \'Société d\'Agriculturé^.

Hoewei het tijdens de roerige tijden van de \'Terreur\' (1795) zaak was om een volmaakte neutraliteit te betrachten, kwam hij
door een valse beschuldiging toch voor een periode van verscheidene maanden In de gevangenis. Hierna hervatte hij zijn
taak en bleef in dienst tot aan zijn plotselinge dood op 77-jarige leeftijd.

Chabert mag als één van de veterinaire coryfeeën worden beschouwd, die gedurende achtenveertig jaar aan de School van Alfort verbonden is ge-
weest en in die tijd een sterke stempel heeft gedrukt op het wetenschappelijk veterinair denken.

AM/E.P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

\' E.P.O. \'Voorgangers: Dierenartsen uitvroegertiid(13), Claude Bourgelat Tijtischr Diergeneeskd 19%: 121:16-17.

2 P. Cagny. Eloge de Chaberf. Bulleting de la Soaété Centrale de Medicine Vétérinaire 1890:44:629-664.

3 E.P.O. Voorgangers: Dierenartsen uil vroeger tijd (14). Phillipe-Eltiene Lafosse\'. Tijdschr Diergeneeskd 1996:121:132-133.

< G. Ramon. \'A propos des travaux sur le charton du médecin Vasimir Davaine el du vétérinaire Philibert Chabert\'. Bulletin de l\'Académie Vétérinaire de France 1962:35:25-29.

op de kliniek, evenals de eventuele be-
reidheid studenten of jonge collega\'s
een stageplaats te bieden.
De gids geeft verder gedetailleerde
uitleg over het \'veterinaire deel\' van
de
Europese Unie, de manier waarop
de veterinair relevante procedures
verlopen, contactnummers van col-
lega\'s in Europese instanties zoals
DGVI/ B/II.2, EMEA, CVMP (mocht
u niet weten waar dat voor staat, raad-
pleeg dan de uitgebreide afkortingen-
lijst).

Kortom: een must voor iedereen met
een professionele interesse in veteri-
nair Europa!

Monique Megens

De Eurovet Guide is uitgegeven door
Les Éditions du Point Vétérinaire en
least 295 FF exclusief verzendiiosten.
De gids Jian besteld worden per post-
order (Zoothèque, B.P. 137, F-75233
Paris cedex, Franicrijlc of fax:
ii / 43
36 29 92).

Voor meer informatie of bestelf older s :

* Monique Megens, Burgemeester
Reigerstraat 56his Utrecht, telefoon
(na 18.00 uur) en fax: 030 -
2515887, e-mail: M.Megens@stud.
dgk.ruu.nl

* Karin deLange, European editor,
Les Editions du Point Vétérinaire
(Frankrijk), telefoon: ii 145 1702
25. fax: 33 1 45 17 02 74, e-mail:
kdelange.pointvet(^in vivo. edu.

k Cohh ht Veterinary iurope

-ocr page 30-

i

HUISDIEREN; EEN GEESTELIJKE
EN LICHAMELIJKE WELDAAD

Faculteit der Diergeneeskunde, 23 september 1996 - Vooraanstaande weten-
schappers noemen de resultaten uit onderzoek naar de relatie mens-dier op-
zienbarend: het houden van een huisdier bevordert het geestelijk en lichame-
lijk welzijn van mensen. Staatssecretaris Erica Terpstra van het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de opening van het congres: \'Ik
ben hier, omdat ik het onderwerp -de band tussen mens en dier- belangrijk
vind. Ik heb het altijd al schrijnend gevonden als ouderen afstand moeten
doen van hun huisdier, als ze naar een bejaardenoord gaan. Dat kun je mens
en dier niet aandoen.\'

Tijdens het congres blijkt tevens dat de opmerkelijke positieve invloed van
dieren op mensen in belangrijke mate bepaald wordt door het welzijn van het
dier. Of zoals dr. Nienke Endenburg van het Multidisciplinary Research
Institute on the Relation between Humans and Animals het zegt: \'Het gaat om
een \'en-en\'-situatie. Mens en dier kunnen plezier aan elkaar beleven, mits bei-
den zich welbevinden.\'

Door Sophie Deleu en Susan Ubbink

Na de positieve woorden van Erica
Terpstra -Wat is het toch een leuic
mens- is het woord aan dr. Dennis
Turner (Universiteit van Zürich, vak-
groep biologie) over de rol van gezel-
schapsdieren in de moderne samenle-
ving.

SIGNIFICANTE FACTOR
\'Mens-dierinteracties zijn significante
factoren in een mensenleven\', aldus
Turner. \'Niet alleen vindt men het
\'prettig\' om een huisdier om zich heen
te hebben, ook zijn eigenaren van die-
ren gezonder. Ze lijden minder aan
kwalen, bijvoorbeeld hartklachten, en
ze zijn over het algemeen opgewekter.\'
Niet voor niets heeft de lAHAlO
(International Association of Human
Animal Interaction Organisations),
waarvan Turner president is, de vol-
gende standpunten aangenomen:

1) Iedereen heeft het recht een huisdier
te houden, overal en onder redelijke
omstandigheden, MITS voor het dier
goed gezorgd wordt en het houden er-
van niet interfereert met de rechten van
mensen die geen dieren houden.

2) De menselijke omgeving moet zoda-
nig georganiseerd en vormgegeven
worden dat aan de behoeften van mens
en dier tegemoet gekomen wordt.

3) Dieren en hun verzorging moeten
een plaats hebben in het onderwijs.
Docenten moeten hiervan overtuigd
worden.

4) Gezelschapsdieren moeten geregeld
toegang hebben tot ziekenhuizen, be-
jaardenoorden en andere zorgcentra
voor mensen van alle leeftijden die
daar behoefte aan hebben.

5) De therapeutische waarde van speci-
aal getrainde dieren die mensen met
handicaps van dienst zijn, moet offi-
cieel erkend worden.
\'Huisdierenbezit impliceert natuurlijk
verantwoordelijkheidsbesef, gaat Tur-
ner verder. In dit opzicht noemt hij ook
het respect voor de medemens (bij-
voorbeeld inzake hondenpoep) een di-
recte vorm van verantwoord huisdie-
renbezit. Een belangrijk aandachtspunt
in het onderzoek naar de relatie mens-
dier is dan ook de positie van het dier in
de samenleving.

OORLOGSTRAUMA
Aan de Universiteit van Zagreb, Fa-
culteit Psychologie, doet Vlasta Vizek-
Vidovic onderzoek naar de invloed van
dieren bij de behandeling van kinderen
met een oorlogstrauma. Er zijn nog
geen concrete resultaten, want het on-
derzoek onder lagere-schoolkinderen

-ocr page 31-

beslaat enkele jaren.
Dc onderzoeksvragen zijn: 1) Helpt
een vriendschap met een dier een kind
bij de sociale omgang met anderen en
2) helpt deze vriendschap het kind bij
het verwerken van traumatische erva-
ringen? Om deze vragen te kunnen be-
antwoorden, kijkt men naar eigen-
schappen zoals zelfvertrouwen, in-
levingsvermogen, sociale status op
school, sociale angst, eenzaamheid en
de beleving van de thuissituatie.
Diepte-interviews van kinderen die ge-
durende de ooriog continu in de crisis-
zones geleefd hebben, geven inzicht in
de aard van het beleefde trauma.
Geen prettig verhaal. Vizek-Vidovic
schetst met dia\'s een dramatisch beeld
van de trauma\'s die de kinderen onge-
twijfeld opgelopen hebben: vernielde
scholen, gebombardeerde ziekenhui-
zen en sombere, geteisterde woonwij-
ken. Nog altijd loopt men de kans op
een achtergebleven mijn te stuiten, dus
levensgevaar is dagelijkse realiteit.
Hoe tegenstrijdig het misschien lijkt
om in deze grauwe, uitzichtsloze om-
geving de relatie mens-dier te onder-
zoeken; de resultaten zijn straks mis-
schien extra markant. Er is immers een
schril contrast tussen dc aard van de ge-
beurtenissen die de kinderen zijn over-
komen en het plezier dat zij aan de om-
gang met een dier kunnen beleven.

WELZIJN DIER BELANGRIJK
\'Het houden van huisdieren moet niet
uitsluitend vanuit de mens worden be-
naderd, maar ook vanuit het welzijn
van het dier Niet iedereen is geschikt
om een huisdier te houden\', is de me-
ning van drs. B. van den Bos, Tweede
Kamerlid voor D\'66. Hoewel hij over-
tuigd is van het feit dat huisdieren iets
kunnen toevoegen aan het geluksge-
voel van kinderen en volwassenen,
plaatst hij de kanttekening dat reke-
ning moet worden gehouden met mens
en dier. Het moet niet zo zijn dat een
hond nauwelijks uitgelaten kan wor-
den omdat zijn baasje slecht ter been
is. In zo\'n geval zou het positieve ef-
fect wat de hond op zijn baasje heeft
ten koste gaan van het welzijn van de
hond. Ook in een gezin met jonge kin-
deren dienen de ouders ervoor te wa-
ken dat hun kinderen goed leren om-
gaan met dieren. Kortom: de beslissing
om een huisdier te nemen moet genu-
anceerd en weloverwogen worden ge-
nomen.

Van den Bos vindt dat het dierenwel-
zijn in die zin een taak van de overheid
is, dat zij excessen een halt toeroept
(bijvoorbeeld illegale import van exoti-
sche dieren) en dat zij meewerkt aan
een betere vooriichting van het publiek
rond huisdieren. Het gaat er immers om
dat mensen zich beter gaan realiseren
dat het houden van huisdieren niet
moet worden onderschat. Het Tweede
Kamerlid vindt het echter te ver gaan
om te verwachten dat de overheid het
houden van huisdieren zou moeten sti-
muleren vanwege het positieve effect -
waaraan Van den Bos overigens niet
twijfelt- dat huisdieren op mensen zou-
den hebben. \'Daar bestaat binnen de
politiek ook geen draagvlak voor\', zegt
hij stellig. Van den Bos is van mening
dat het meer een taak van de medici is
om mensen in sommige situaties te wij-
zen op de mogelijkheid een huisdier te
nemen.

THERAPEUTISCHE ROL
Volgens lan H. Robinson van het Walt-
ham Centre for Pet Nutrition uit En-
geland, is het relatief gezien nog maar
kort geleden dat de therapeutische rol
van huisdieren erkend is. Levinson ge-
bruikte in 1969 in de Verenigde Staten
een hond om contact te krijgen met een
contactgestoord kind. Zo konden die-
ren dus als \'gereedschap\' worden ge-
bruikt. Later werd een onderscheid ge-
maakt tussen \'Animal Assisted
Activities\' (AAA), waarbij dieren als
onderdeel van de behandeling worden
gebruikt, en \'Animal Assisted The-
rapy\' (AAT), waarbij de dieren zelf
centraal staan in de therapie. Vandaag
de dag worden alleen al in England
zo\'n 8000 dieren gebruikt bij thera-
pieën in ziekenhuizen en dergelijke.

De laatste dertig jaar zijn er enorme
vorderingen gemaakt. Ook de rol van
de zogenaamde \'service dogs\' is veran-
derd. Tegenwoordig voeren deze hon-
den een heel scala van functies uit om
lichamelijk en/of geestelijk gehandi-
capte mensen, doven, blinden of zelfs
mensen met epilepsie zoveel mogelijk
te kunnen helpen. Gebleken is dat te-
gen gehandicapte kinderen met een
hond eerder geglimlacht wordt en dat
makkelijker een gesprek met hen wordt
aangeknoopt. Het hebben van zo\'n ser-
vice dog heeft niet alleen lichamelijke
en psychologische voordelen (meer
zelfvertrouwen), maar is ook financieel
gezien voordeliger. Er hoeft namelijk
minder een beroep te worden gedaan
op betaalde menselijke hulpkracht.

KNUFFELDIERCENTRALE
En dan komt een heel interessant pro-
ject aan de orde: de Seniorenboerderij
Haegenburgh in Rotterdam. Dit project
is nog niet zo lang geleden van start ge-
gaan en combineert een bejaardenoord
met boerderijdieren. In veel verzor-
gingscentra en verpleeghuizen zijn
huisdieren verboden. Ten eerste moet
de oudere huisdierbezitter dus afstand
doen van zijn beestje als hij in zo\'n be-
jaardenoord wordt opgenomen. Ten
tweede kunnen huisdieren juist een
hele goede invloed op oudere mensen
hebben: ze bevorderen de zelfstandig-
heid, ze zorgen voor rust, zorgen dat
mensen buiten komen, geven gezellig-
heid, enzovoort.

Drs. H.M. Becker, algemeen directeur
van de Stichting Humanitas, is van me-
ning dat het houden van huisdieren

-ocr page 32-

juist gestimuleerd zou moeten worden,
maar realiseert zich wel dat dan de to-
tale organisatie aan huisdieren dient te
worden aangepast. Haegenburgh is
hiervan een goed voorbeeld. En het
staat buiten kijf dat de oudere mens in
de toekomst steeds meer behoefte aan
dit soort voorzieningen zal krijgen. De
mens wordt immers steeds ouder, zit
vaker en langer alleen, ook omdat de
pensioengerechtigde leeftijd veel lager
is dan vroeger. Dankzij de steeds beter
wordende pensioenen hebben oudere
mensen echter wel meer geld te beste-
den (bijvoorbeeld aan een huisdier).
Daamaast wordt de arbeid in de zorg-
sector veel duurder, waardoor de ver-
zorgenden minder tijd hebben voor een
praatje. Dit effect wordt nog eens ver-
sterkt door de technische middelen die
er tegenwoordig zijn, zoals een alarm-
knop of een magnetron om eten in te
verwarmen.

Humanitas speelt op deze ontwikkelin-
gen in door bijvoorbeeld \'levensloop-
bestendige\' woningen te bouwen of
door te stimuleren dat ouderen met de
rest van hun wijkbewoners contact krij-
gen. En, in het kader van dit congres
het belangrijkste initiatief: door een
dierenweide danwel knuffeldieren-uit-
leencentrale te openen. Hier wordt bij-
voorbeeld een hond op aanvraag inge-
zet als gezelschap voor een individuele
cliënt of een groep bewoners. Het gaat
puur om het kunnen aaien en knuffelen
van zo\'n hond of ertegen kunnen pra-
ten.

HUISDIEREN EN KINDEREN
Nienke Endenburg, mede-organisator
van dit congres, is vijf en een halfjaar
bezig met een onderzoek over de in-
vloed van het houden van een gezel-
schapsdier op kinderen. Veel ouders
veronderstellen dat huisdieren een po-
sitieve invloed hebben op de sociaal-
emotionele en cognitieve ontwikkeling
van kinderen. Er is inderdaad weten-
schappelijk bewijs dat zelfwaardering
een belangrijk aspect is van de sociaal-
emotionele ontwikkeling van kinderen.
Onderzoek laat zien dat kinderen met
huisdieren een hogere zelfwaardering
hebben dan kinderen zonder huisdie-
ren. Daamaast blijken kinderen vaak
met hun problemen naar hun huisdie-
ren toe te gaan, omdat dieren altijd naar
ze luisteren en ze onvoorwaardelijk ac-
cepteren. Voor de veronderstelling dat
huisdieren de taalontwikkeling van
kinderen zouden stimuleren, is echter
nooit wetenschappelijk bewijs gele-
verd.

Of er een huisdier in een gezin komt, is
sterk afhankelijk van de ouders.
Gebleken is dat mensen die vroeger
dieren hebben gehad, een positievere
houding ten opzichte van huisdieren
hebben en ze dus ook eerder in huis
zullen nemen. Met name het aspect van
omgaan met leven en dood -wat het
houden van een huisdier met zich mee-
brengt- zien veel ouders als waardevol
voor hun kinderen. Verder is opvallend
dat families zonder kinderen niet zo
snel aan een huisdier zullen beginnen,
in tegenstelling tot families met kinde-
ren.

Met huisdieren is er sprake van een
groter sociaal netwerk, maar ook van
een grotere saamhorigheid in het gezin.
Kinderen zonder broertjes of zusjes
hebben de neiging zich meer op dieren
te fixeren. Onderzoek toont aan dat die-
ren een belangrijke rol kunnen spelen
in het leven van kinderen met een in-
adequate of destructieve gezinsstruc-
tuur. Andere onderzoeken geven echter
aan dat kinderen alleen van de sociale
ondersteuning van dieren gebruik kun-
nen maken als ze hiermee goede erva-
ringen bij hun ouders hebben opge-
daan.

Omdat het onderzoek nog niet is afge-
rond (duurt nog drie jaar), kan op dit
moment over de positieve invloed van
huisdieren op bepaalde aspecten van de
kinderlijke ontwikkeling nog niets ge-
zegd worden.

WELZIJN

De vele soorten huisdieren die in
Nederland worden gehouden, hebben
allemaal hun eigen gebruiksaanwij-
zing. Of het met het welzijn van zo\'n
dier goed zit, is dus sterk afhankelijk
van de situatie, de eigenaar en het dier
zelf Dr M.B.H. Schilder van de
Vakgroep Vergelijkende Fysiologie en
Vakgroep Geneeskunde van Ge-
zelschapsdieren geeft aan dat het be-
grip welzijn moeilijk te omschrijven
valt. Hij gebruikt de definitie van prof
Wiepkema: een dier ervaart welzijn als
het kan leven in harmonie met de om-
geving en zichzelf Een dier heeft on-
bewust normen in zich, die tot op ze-
kere hoogte flexibel zijn. Deze normen
zijn voor een deel genetisch bepaald en
voor een deel komen ze voort uit leer-
ervaringen.

Schilder vindt dat wij mensen bij het
houden van dieren rekening dienen te
houden met de levenswijze van het dier
in de natuur en daarover dus ook het
een en ander dienen te weten. Kennis
van dit aspect is met name bij fokkers
noodzakelijk. Verder is het uitermate
belangrijk dat een dier in zijn vroege
jeugd leert wat \'normaal\' en \'wense-
lijk\' is. Deze zogenaamde socialisatie-
periode moet voorkomen dat er later
welzijnsproblemen ontstaan.
Of een dier zich aangetast voelt in zijn
welzijn is vaak moeilijk te zien. Wel-
zijn is immers een subjectief begrip.
Echter door vele jaren onderzoek zijn
er wel symptomen te onderscheiden
(Wiepkema): stereotype gedragingen,
zelfbeschadigende gedragingen, op-
vallende apathie/depressief gedrag,
angst- en pijnuitingen, hartwand-,
maag- en damibeschadigingen, slech-

-ocr page 33-

tere vruchtbaarheid en hogere sterfte
van jongen en verhoogde ziel<tegevoe-
iigheid. Daarnaast zijn negatieve ge-
voelens van een dier natuurlijk best te
herkennen; hoe beter een eigenaar zijn
dier(en) kent, hoe beter hij kleine af-
wijkingen kan waarnemen. Deze stel-
regel gaat echter niet altijd op, boven-
dien kan op afwijkend gedrag verkeerd
gereageerd worden waardoor de stress
van het dier alleen maar toeneemt.
Schilder concludeert dat meer onder-
zoek naar stress en welzijnsproblemen
bij huisdieren gewenst is en dat voor-
lichting aan dierhouders over de \'ge-
bruiksaanwijzing\' van hun huisdier
noodzakelijk is.

ZÜÜNOSEN

Hoe gevaarlijk zijn huisdieren voor de
gezondheid van de mens? Over deze
vraag houdt de laatste spreker van van-
daag, prof dr. F. van Knapen (Vak-
groep Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong), een boeiend verhaal. Wat
betreft de zoönosen beperkt hij zich tot
toxoplasma\'s en toxocara\'s. Van Kna-
pen stelt dat huisartsen een zeer be-
perkte kennis van zoönosen hebben.
Bij dierenartsen is die kennis iets beter,
maar nog niet zoals het zou moeten.
Dc kat speelt een grote rol bij toxo-
plasma-infecties. Deze microscopisch
kleine parasiet verspreidt zich via be-
smette ontlasting. Mensen die in de
tuin werken (met blote handen en
daarna hun handen niet wassen) of
groenten uit eigen tuin eten lopen risico
een toxoplasma-infectie op te lopen.
Daarnaast kan geïnfecteerd worden via
dc consumptie van vlees van dieren die
zelf de infectie opliepen door te grazen
in de wei. Infectie kan leiden tot griep-
achtige verschijnselen en is voor de
meeste mensen vrij ongevaarlijk.
Echter voor zwangere vrouwen gaan
de consequenties veel verder: infectie
kan leiden tot emstige aangeboren af-
wijkingen, vroeggeboorte of abortus.
Het eten van rauw vlees is dus voor
deze doelgroep taboe.
Toxocara, de gewone, veel voorko-
mende spoelworm bij honden en kat-
ten, richt in de volwassen vorm nor-
maal gesproken niet zoveel schade aan
bij dieren. Hoewel jonge dieren soms
groeistoomissen, hersenverschijnse-
len, diarree, of longontsteking kunnen
oplopen als gevolg van een toxocara-
infectie. De eieren worden echter afge-
zet in de directe leefomgeving van de
mens (zandbakken, tuinen, parken),
waar ze rijpen. Komt zo\'n eitje in de
mens terecht, dan zal de larve door ver-
tering in het maagdarmkanaal terecht-
komen en vervolgens het hele lichaam
doorgaan. Dit is alleen gevaarlijk voor
de mens als het om grote aantallen lar-
ven tegelijk gaat, maar er kunnen toch
emstige klachten (longontsteking, le-
verontsteking) ontstaan.
Van Knapen pleit in ieder geval voor
regelmatige ontworming van honden
en katten. Verder zou het binnenhou-
den van dieren, voor zover dat moge-
lijk is, het aantal toxoplasmose-infec-
ties kunnen reduceren. Tot slot is goede
voorlichting natuurlijk ook belangrijk.

Dagvoorzitter prof dr. J.E. Gajentaan
haakt in zijn afsluiting nog even op bo-
venstaand verhaal in: \'Als u vanavond
thuiskomt en nog zit te griezelen van
het verhaal van Van Knapen, doe dan
de zandbak weg en niet de hond.\'

HULPACTIE VOOR DIERENKLINIEK IN VENEZUELA

Dierenvriend Mark Vos is een hulpactie gestart om in Venezuela een volwaar-
dig geoutilleerde dierenkliniek van de grond te krijgen. Hij kwam op het idee
zich hiervoor in te zetten tijdens een vakantie op het eiland Isla Margarita,
waar hij nogal wat dierenleed signaleerde. Zijn pogingen om het dier in
Venezuela een beter leven te geven zijn tot nu toe succesvol; zo kreeg hij het
voor elkaar dat op 13 november 1996 een wet van kracht werd die dierenmis-
handeling door personen een celstraf van acht dagen oplevert. Vos vraagt via
deze weg om onder meer medische instrumenten die dierenartsen misschien
over hebben of weg willen doen.

Zaken als dierenbescherming, voed-
selverzorging, voorlichting, hygiëne
en omgang met dieren zijn in vakantie-
oorden als Isla Margarita niet zo van-
zelfsprekend als hier. Dat de lokale be-
volking van veel Zuid-Europese en
Zuid-Amerikaanse landen niet altijd

even netjes met dieren omgaat, komt
meestal voort uit onwetendheid.
De manager van het hotel waar Mark
Vos zat, bleek echter wel veel zorg een
aandacht te besteden aan de dieren in
en om het hotel. Bovendien bleek hij
initiatiefnemer te zijn van een Stichting
die zich ten doel stelt het dierenleed op
Margarita te verzachten (een soort
Stichting Dierenbeschemiing). Deze
Stichting ter Bescherming van Dieren
in Pampatar bestaat uit een kleine die-
renkliniek met een staf, bestaande uit
vrijwel allemaal vrijwilligers, die met
dc beperkte aanwezige middelen hulp
biedt aan dieren.

Na terugkomst in Nederland nam niet
alleen Vos zich voor zijn steentje aan
deze stichting bij te dragen, hij kreeg
ook touroperator Q-lntemational en
Martinair Holland mee. Zij zorgen
voor gratis transport van goederen.
Naast goederen is de stichting op zoek

-ocr page 34-

naar diverse andere zaken, zoals medi-
sche instrumenten. En hier kunnen de
dierenartsen dus bij helpen! Het gaat

om:

♦ scalpels

♦ hechtingsdraad

* hechtingsnaalden

* klemmen

* tangen

* injectiespuiten injectienaalden

* onderzoeks-Zoperatietafel RVS

* naaldvoerders

* plastic zakjes voor opvang bloed
(aanleggen bloedbank)

* otoscope

* weegschaal huisdieren

* tondeuse (operatievoorbereiding)

* röntgenapparaat (110 Volt)

* hartslagmonitor (110 Volt)

* bloedcentrifugemachine (110 Volt)

* \'Artificial Respirator\' (110 Volt)

Initiatiefnemer en coördinator Dieren-
hulp Venezuela: Marl< Vos, Richters-
weg 14, 7339 AB Ugchelen, telefoon/
fax:055-5424512.

OPENING CHEMOTHERAPIERUIMTE VALT SAMEN MET
AFSCHEID GAJENTAAN

De chemotherapieruimte bij de UKG
heeft ondertussen alle aandacht gehad
in de media. Dr. A. Willemse vond het
opvallend dat er blijkbaar een groot ge-
brek is aan kennis omtrent chemothera-
pie, zo blijkt uit al die berichten. Ge-
lukkig hoefden de aanwezigen daar
vandaag niet bang voor te zijn want wie
anders dan prof dr. W. Misdorp kan be-
ter het een en ander uit te doeken doen
over chemotherapie?

WAAS VAN HUIVER
\'Waarom is chemotherapie zo\'n bela-
den term?\', vraagt Misdorp zich af Het
is omgeven door een waas van huiver,
waarschijnlijk omdat mensen die che-
motherapie moeten ondergaan vaak een
slechte prognose hebben. En inderdaad
is het zo dat een aantal patiënten niet
meer te redden is. Volgens Misdorp zijn
echter, vooral bij jonge mensen, een
aantal ziekten zeer goed te behandelen
met chemotherapie.

Wat mede tot heftige reacties heeft ge-
leid is de angst voor toxiciteit. Bij de
mens is dat heel berucht; iedereen kent
het beeld van doodzieke personen met
haaruitval. Bij de hond en de kat is de
toxiciteit echter beduidend minder.
Verder is het zo dat chirurgen nog
steeds de meeste patiënten genezen, zo-
wel bij de mens als bij het dier. Maar er
is onderzoek gedaan naar hoeveel hon-
den en katten nog leefden, twee jaar na-
dat een
mammary carcinoma chirur-
gisch verwijderd was. Hieruit bleek dat
slechts 25% van de behandelde honden
en 21 % van de behandelde katten nog
leefden. \'Hoe ruim je een tumor ook
wegsnijdt, er blijven blijkbaar toch nog
altijd wat cellen achter\', aldus Misdorp.
Chemotherapie wordt geïndiceerd bij
gegeneraliseerde tumoren, micrometa-
stasen of inoperabiliteit. De therapie
zelf kan bestaan uit het systematisch
geven van primaire therapie, adjuvans
of regionaal. Duidelijk is dat er nog
veel onderzoek verricht moet worden,
bijvoorbeeld naar gecombineerde che-
motherapie, waarbij componenten el-
kaar kunnen aanvullen en geselecteerd
kan worden op stoffen die cytotoxisch
zijn. Misdorp noemt hierbij de namen
van de wetenschappelijke medewer-
kers van de vakgroep, die zich voorna-
melijk met deze materie bezighouden:
dr. G.R. Ruttcman, dr. E. Teske en drs.
J. Kirpenstcijn.

Utrecht, 11 december 1996 - De opening van de veelbesproken chemotherapie-
ruimte en het afscheid van de vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Beide \'handelingen\' -voor zover je dat zo kunt noemen- werden op de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren verricht door prof. dr. J. Gajen-
taan, hoogleraar Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Deze combinatie was
niet zonder reden, natuurlijk. Gajentaan heeft zeer veel moeite gedaan de fi-
nanciering voor onder meer de chemotherapieruimte rond te krijgen. Tot zijn
genoegen overigens, want dat hield in dat hij veel optrok met de reeds overle-
den, markante persoonlijkheid, mevrouw E.W. Derona. Met haar geld is de
ruimte tot stand gekomen.

Bij de keuze om chemotherapie te ge-
bruiken spelen naast financiële factoren
ook motivatie en kennis, de relatie tus-
sen eigenaar en dierenarts en de organi-
satie van de veterinaire volksgezond-
heid mee. Daarnaast acht Misdorp het
zeer belangrijk dat er een goede drie-
hoeksverhouding is tussen de practicus,
de patholoog en de oncoloog. Dat er nu
een speciale ruimte is om de therapie
toe te passen is uit het oogpunt van vei-
ligheid alleen maar goed, aangezien
sommige stoffen waarmee gewerkt
wordt kankerverwekkend kunnen zijn.

Door Susan Ubbink

BIJZONDER KRITISCH
Mevrouw Derona heeft niet alleen de
chemotherapieruimte gefinancierd,
maar ook de vernieuwing van de inten-
sive care-afdcling, de opknapbeurt van
de inteme verplccgafdeling en de aparte
opnameruimte voor katten. De schei-
dende voorzitter van de vakgroep, Ga-
jentaan, vertelde in geuren en kleuren
hoe hij met deze bijzondere dame in
contact is gekomen. Vervolgens ont-
hulde hij een foto waarop mevrouw
Derona een prijs uitreikt op de Dag van
het Aangespannen Paard (mei 1996).
Hiermee opende hij officieel de chemo-
therapieruimte. Gajentaan benadrukte
dat mevrouw Derona een bijzonder kri-
tische vrouw was, die het welzijn van
de patiënt voorop stelde. Dit zal bij de
vakgroep zeker niet uit het oog verloren
worden.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een 3,5
inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde re-
turns te geven.

-ocr page 35-

VET ON THE NET
ON LINE!

http://www.dgk.ruu.nl/vet_on_
the_net/

Sinds 1 december 1996 is de web-
site van het project \'Vet on the Net\'
in de lucht! Aldaar kunt u per dier-
soort de hyperlinks vinden die door
de verschillende taskforces per dier-
soort zijn verzameld. Op het ogen-
blik zijn hond/kat, pluimvee en rund
reeds on line te vinden, waarbij rund
nog niet in referaatvorm verschenen
is. Wellicht zullen in de toekomst
vanuit de diverse Groepen van
de KNMvD (Gezelschapsdieren,
Paard, Pluimvee, Rund, Varken èn
Specialisten)
doanasters aange-
steld moeten worden die zorgdra-
gen voor het onderhoud van deze
collectie hyperlinks.

De website is gemaakt vanuit de
taskforce algemeen (Aijen Müller).
Per 1 januari 1997 zal hij als studen-
ten-assistent èn
wehmaster deze site
onderhouden en tevens de website
voor de faculteit en Onderzoeks-
school (GSAH) gaan maken. U
kunt voor opmerkingen en aanvul-
lingen vooralsnog bij hem terecht
(A.E.Muller(®stud.dgk.ruu.nl). Op
termijn zal ook vanuit de NCI/
KNMvD een strategisch structuur-
plan komen over hoe de toekom-
stige communicatie en informatie-
stromen er in veterinair intemet-
Nederland uit zouden kunnen ko-
men te zien. Schroom dus niet om
uw ideeën op dit gebied aan ons
kenbaar te maken.

Be there. Do it. Get the T shirt!

Wim Back.

W. Back@hk. dgk. ruu. nl

DE 30E VOORJAARSDAGEN
Ook dit jaar hebben wij het genoegen u
een keur aan topsprekers te mogen
aanbieden. Binnenkort zult u hierover
uitgebreid geïnformeerd worden.

Daarnaast is er natuurlijk de grootste
veterinair-farmaceutische tentoonstel-
ling van Nederland, waar u nieuwe
ideeën kunt opdoen, zaken kunt sluiten
en uiteraard ook vrienden kunt ont-
moeten.

DUS TREK ALVAST UW
AGENDA EN NOTEER:

VOORJAARSDAGEN 25 - 27
APRIL 1997.

Naast dit goede bericht moeten wij u
helaas ook een minder plezierige me-
dedeling doen. Het is u ongetwijfeld
opgevallen dat het inschrijfgeld voor
de Vooijaarsdagen al sinds jaar en dag
gelijk is gebleven. In vergelijking met
andere diergeneeskundige congressen
en cursussen zelfs op een zeer laag peil.
Helaas nopen de gestegen kosten en
inflatiecorrectie ons een, zij het ge-
ringe, prijsverhoging door te voeren.
Om dit onoverkomelijke leed enigs-
zins voor u te verzachten kan de prijs-
stijging voor snelle beslissers tot een
absoluut minimum beperkt blijven.
In de onderstaande tabel treft u de ver-
schillende prijzen aan.
Wij hopen dat u begrip heeft voor deze
prijsverhoging, maar menen dat het
zeer uitgebreide en hoogstaande pro-
gramma en de ongeëvenaarde tentoon-
stelling waar voor uw geld biedt.

***

* ^^ ★

Betaling binnen:

vóór 15 maart

nà 15 maart

Algemeen programma

/ 325,00

ƒ400.00

Algemeen programma (GGG-lid)

ƒ 275,00

ƒ350.00

Dagprogramma

/ 205,00

ƒ205.00

Dagprogramma (GGG-lid)

ƒ 190,(K)

ƒ 190,00

Tentoonstellingskaart

ƒ 45,00

ƒ 45,00

Praktijkbadge

ƒ375.00

ƒ 450,00

Het Superlidmaatschap kost u ƒ 380,00 als u vóór 15 februari 1997 betaald heeft. Na 15 februari

kost het Superlidmaatschap ƒ 450,00. De mogelijkheid om van

het Superlidmaatschap gebruik

te maken kan tot 15 maart 1997.

Tot ziens op de 30® VOORJAARS-
DAGEN!

VOORJAARSDAGEN

ANNUAL INTERNATIONAL VETERINARY CONGRESS f ^

DE 30E VOORJAARSDAGEN ZIJN ER
EERDER DAN U DENKT

Nog voor de eerste echte strenge vorst en zeker voor de 1Elfstedentocht wil-
len wij u alvast warm laten draaien voor iets wat nog veel verder in het ver-
schiet ligt:

NEDERLAND NEEMT MAATREGELEN TEGEN
ZWITSERSE RUNDEREN

Met ingang van 5 december 1996 mogen
er in Nederland geen Zwitserse runderen
meer worden toegelaten. Bedrijven die
al Zwitserse runderen hebben staan,
moeten de runderen vasthouden in af-
wachting van verdere maatregelen ten
aanzien van deze dieren. Deze maatrege-
len worden momenteel voorbereid.

Zwitsersland is na het Verenigd Ko-
ninkrijk het land met de grootste ri-
sico\'s ten aanzien van Boviene spongi-
forme encefalopathie (BSE). Het land
heeft nationale maatregelen in voorbe-
reiding, hetgeen heeft geleid tot een
toename van de export, ook richting
Nederland.

Omdat op korte termijn in EU-verband
geen maatregelen te verwachten zijn,
heeft minister Van Aartsen van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
uit oogpunt van bescherming van de
volksgezondheid besloten deze maat-
regelen te treffen tegen Zwitserse run-
deren.

-ocr page 36-

GD PlusZorg is een bundeling van
tweedelijns gezondheidszorg, voorlich-
ting en vrijwillige programma\'s. Het is
een aanvulling op GD BasisZorg, dat de
collectieve en algemene taken van de
GD omvat, zoals de verplichte ziekte-
bestrijdingsprogramma\'s (tuberculose,
brucellose en leucose), praktijkonder-
zoek, algemene voorlichting en bru-
cella-onderzoek. Elke rundveehouder
betaalt hiervoor zijn jaarlijkse rundvee-
heffing.

De kosten van deelname aan GD Plus-
Zorg bedragen ƒ 95,— per kalendeijaar
per bedrijf (UBN). Als deelnemer kan
de veehouder voordeliger gebruik ma-
ken van de diensten en producten van
de GD. Zo zal deelname aan het IBR-
tankmelkonderzoek ƒ 200,-- in plaats
van ƒ 300,— zijn en kost een sectie op
een volwassen rund geen ƒ 243,50 maar
ƒ50,-.

Met ingang van 1 januari 1997 heeft de Gezondheidsdienst voor Dieren een
nieuw stelsel van preventieve gezondheidszorg voor rundveehouders inge-
voerd. Dit stelsel bestaat uit GD PlusZorg en GD BasisZorg en is ingevoerd
om op betaalbare wijze de gezondheidszorg op een hoog niveau te handhaven
en de gezondheidsstatus te verhogen. Nu al hebben meer dan 10.000 rundvee-
houders zich ingeschreven als deelnemer aan GD PlusZorg.

NOODZAAK

De GD heeft te maken met een sterke
afname van overheidsgeld voor de uit-
voering van haar taken. Door een gron-
dige herstructurering van de GD-orga-
nisatie is een kostenbesparing ge-
realiseerd. Daamaast wordt voor steeds
meer GD-activiteiten rechtstreeks geld
gevraagd en zijn tariefsverhogen door-
gevoerd. Afnemers, de nationale en de
Europese overheid stellen echter steeds
strengere eisen aan de gezondheid, vei-
ligheid en kwaliteit van veehouderij-
producten. Dit gevoegd bij het feit dat
de Nederlandse veehouder voor wat be-
treft de gezondheid van het vee tot de
middenmoot van Europa behoort, on-
derstreept de noodzaak van een goede
en betaalbare diergezondheidszorg.
Mede gezien de exportbelangen moet
Nederland weer tot de kopgroep gaan
behoren.

GD PLUSZORG VOOR RUNDVEEHOUDERS

Het is om die reden dat het bestuur van
de GD besloten heeft dat het voorzie-
ningenniveau en de onderzoeksmoge-
lijkheden niet verder mogen verminde-
ren. Om de verschillende vrijwillige
programma\'s en andere activiteiten
voor de veehouder toch betaalbaar te
houden heeft de Gezondheidsdienst GD
PlusZorg ingevoerd.

gd:pius

[BZorg

voor rundveehouders

OORMERK STAMBOEKSCHAPEN VERPLICHT

Stamboekschapen die worden ver-
voerd naar de veemarkt, worden geëx-
porteerd of bestemd zijn voor de slach-
terij, dienen in alle gevallen te zijn
voorzien van een l&R-oormerk. De
oonnerkvrijstelling voor stamboek-
schapen geldt uitsluitend zolang stam-
boekschapen op het bedrijf blijven of
deelnemen aan keuringen en derge-
lijke. Stamboekschapen geboren vóór
I januari 1997 mogen nog zonder oor-
merk worden verkocht aan een andere
stamboekschapenhouder. De stam-
boektatoëring geldt dan als voldoende.
Dieren die worden geboren na I janu-
ari 1997 moeten bij verkoop binnen het
stamboekcircuit ook worden \'geoor-
merkt\'. De Hoofdafdeling Veehouderij
van het Landbouwschap heeft dit op 27
september 1996 besloten, om een eind
te maken aan de verwarring over het
verschil tussen het tatoeage- en het
oormerksysteem. Het bestuur ver-
mimde daamiee de overbruggingsre-
geling, omdat aanvankelijk was be-
paald dat alleen dieren, geboren voor I
januari 1995, zijn vrijgesteld.

REÜNIE PRAKTIJKSCHOOL BARNEVELO

Dit cursusjaar 1996/1997 bestaat de af-
deling dierverzorging, officieel Dl-
VETO (Dierverzorging en veterinaire
ondersteuning) van IPC DIER Bame-
veld 25 jaar. Om dit te vieren organi-
seert IPC DIER Bameveld een grote
reüniedag op za/e/\'i/agi/
mei 1997.
Sinds de eerste kinderboerderijcursus
25 jaar geleden van start ging op de
\'Praktijkschool Bameveld\', hebben
vele honderden cursisten en leeriingen,
vanuit het hele land, een of meerdere
cursussen/opleidingen gevolgd in
\'Bameveld\'.

Al deze mensen worden uitgenodigd de
reünie bij te wonen. De feestdag begint
om 10.00 uur en zal tot 15.30 uur duren.
Dit is een ideale gelegenheid om weer
eens kennis te maken met andere oud-
leeriingen en leraren. Uiteraard bestaat
er de mogelijkheid om de dierverblijven
te bezichtigen.

Opgave hij IPC DIER Bameveld. me-
vrouw E. Morren, telefoon: 0342 -
414881 offax: 0342 - 492813.
Voor vragen, ideeën of suggesties kan
contact worden opgenomen met me-
vrouw L Donkersteeg-Kooyman of de
heerJ.A. Vogel.

IBR TREKT RUNDVEEHOUDERS NAAR VOÜRLICHTINGSBIJEENKOMSTEN

Een record aantal belangstellenden be-
zocht de afgelopen maanden de voor-
lichtingsbijeenkomsten van de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren. In totaal
bezochten 4492 (melk)veehouders de
29 bijeenkomsten. Vanwege de grote
toeloop worden binnenkort nog extra
bijeenkomsten gehouden. De belang-
stelling van rundveehouders ging voor-

-ocr page 37-

al uit naar de bestrijding van IBR of
koeiengriep. Zo wilden zij weten hoe
zij een IBR-vrij certificaat voor hun be-
drijf kunnen krijgen.
Dat al veel veehouders vrijwillig zijn
gestart met IBR-bestrijding onder-
vindt de GD nu dagelijks. Het aantal
onderzoeken op IBR-afweerstoffen is
toegenomen van 2000 tot bijna 20.000
per week.

In 1998 worden rundveebedrijven ver-
plicht het vee tweemaal per jaar te en-
ten met marker vaccins. Bedrijven die
aangetoond hebben vrij te zijn van het
virus, zijn vrijgesteld van enting. Deze
gecertificeerde bedrijven besparen
daarmee kosten en kunnen profiteren
van de verkoop van IBR-vrij vee.

COMMISSIE BEVORDERING DIERGENEESKUNDIG EN
VERGELIJKEND ZIEKTEKUNDIG ONDERZOEK

De Commissie Bevordering Dier-
geneeskundig en Vergelijkend Ziekte-
kundig Onderzoek (Cie. B.D.V.Z.0.)
stelt in totaal ƒ 15.000,--beschikbaar ter
ondersteuning van onderzoek op het ge-
bied van diergeneeskunde, dan wel ver-
gelijkende ziektekunde. Overeen-
komstig de doelstellingen worden de
gelden uitsluitend ter beschikking ge-
steld van het onderzoek zelf en niet
voor publicatie van resultaten, reiskos-
ten of andere bijkomende kosten.
Zij die hiervoor in aanmerking wensen
te komen worden uitgenodigd zich
vóór 1 maart 1997 schriftelijk aan te
melden bij de secretaris van de Cie.
B.D.V.Z.O.. Hierbij dient opgave te
worden gedaan van de vraagstelling,
de aard van het te verrichten onder-
zoek of de op de aanvraag betrekking
hebbende onderdelen en dient tevens
een beknopt werkschema alsmede een
begroting te worden overgelegd.

Namens de Cie B.D. V.Z.O.
de voorzitter, drs. A. fV. Udo
de secretaris, prof. dr. P. Zwart
Burg. v.d. Weijerstraat 16
3981 EK BUNNIK

DIERGENEESKUNDE EEN FANTASTISCHE WETENSCHAP

Geachte redactie,

Als lezer van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde moet ik zeggen dat ik
de tevredenheid van de Hoofdredactie,
zoals beschreven in het nummer van 15
november jongstleden, niet deel.
De redactie blijkt zonder enige tekenen
van een kritische houding artikelen te
publiceren die de diergeneeskunde als
wetenschap schaden en de practicus on-
nodig in de problemen kan brengen.

Om te beginnen het artikel van me-
vrouw Deleu, getiteld \'Jaariijkse her-
vaccinatie ter discussie\'
(Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1996; 121(22):
654-6).
Ik zie deze titel al in de lande-
lijke pers verschijnen. Als daar aanlei-
ding toe is, dan zou dit te rechtvaardigen
zijn. Echter, in het betreffende artikel
wordt geen enkel valide argument ge-
noemd tegen het jaarlijks vaccineren
met een multivalent vaccin.
Althans geen argumenten die het niveau
ontstijgen van: uit Amerika bereiken
ons geluiden, een hardnekkig gerucht, in
de holistische visies zijn vaccinaties ta-
boe of het afvuren van kanonskogels op
het immuunapparaat.
Moet ik dan stoppen met parvo-enten en
de pups zelf de ziekte laten overwinnen?
Wat voor bijdrage kan een practicus
überhaupt leveren aan deze discussie
zonder te beschikken over betrouwbare
gegevens? Op grond van dit artikel kan
ik maar tot één conclusie komen:
Jaariijkse hervaccinatie niet ter discus-
sie!

Mijn tweede dieptepunt is het artikel ge-
titeld \'The similia principle in self reco-
very\'
(Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1996; 121(22): 660-1).
Dit door
VSM gesponsorde onderzoek, dr. R.
van Wijk is adviseur van VSM, werd op
12 november 1994 uitgebreid in de lan-
delijke pers be.sproken en toen hevig be-
kritiseerd. Ten eerste omdat de beschre-
ven fenomenen allang bekend zijn en
ten tweede omdat hier geen sprake is
van homeopathische verdunningen. Ten
onrechte werden verbanden gelegd naar
de homeopathie en ten onrechte werd dit
door VSM publicitair gebruikt. Als de
onderzoeker echt dapper was geweest
dan had hij een D23-verdunning getest
en hiervan de resultaten gepubliceerd.
Juist voor dit onderzoek geldt: extraor-
dinary claims needs extraordinary evi-
dence.

Maar helaas; de homeopathie weer net
niet bewezen...

Wat moet ik met dit soort artikelen? Of
ben ik een zure scepticus die in de mist
van Texel het licht maar niet wil zien? Ik
zou mij schamen als ik in de weten-
schappelijke redactie zou zitten.
Het lijkt mij tijd dat de redactie duidelijk
stelling neemt tegen de veelheid van
pseudo-wetenschap die over ons wordt
uitgestort. Een wetenschappelijke re-
dactie hoort zijn lezers, op basis van ar-
gumenten, te helpen in het doolhof van
zin en onzin. Hopelijk sta ik hierin niet
alleen.

P.H. van de Werken

Geachte heer Van de Werken,

Dit is natuurlijk een ingezonden brief
om van te smullen! Voorde lezer en dus
voor de redactie. Niet voor niets zegt W.
Sybesma, oud-voorzitter van de
Hoofdredactie, bij zijn afscheid: \'Ik no-
dig iedereen uit, het Tijdschrift als het
zijne te beschouwen.\'
Dit geldt ook voor de Groep Ho-
meoepathisch Werkende Dierenartsen
(GHWD), de afzender van hel artikel
\'The similia-principle in self recovery\'.
Voor de inhoud van het betreffende arti-
kel draagt deze Groep de verantwoorde-
lijkheid. De redactie ziet in uw kritiek
geen aanleiding dit principe te verande-
ren; de Groepen van de KNMvD be-
staan immers ook uit dierenartsen.
Ik proef uit uw reactie op het artikel
\'Jaarlijkse hervaccinatie ter discussie\'
een defensieve houding ten aanzien van

-ocr page 38-

geluiden uit de samenleving. Ar-
gumenten die niet wetenschappelijk on-
derbouwd zijn, doet u af als onbelang-
rijk. Daarin verschillen wij van mening.
Diergeneeskunde heeft een weten-
schappelijke component, maar de uitoe-
fening ervan heeft ook emotionele en
economische kanten. Het Tijdschrift
heeft de taak deze kanten net zo goed te
belichten.

Practici neigen naar het gebruik van
multivalente vaccins. \'Beter teveel dan
te weinig\' is de redenering.
Er is inderdaad een argument vóór het
gebruik van multivalente vaccins: er
hoeft maar één injectie per jaar gegeven
te worden. Maar argumenten tegen zijn
er ook:

- De industrie geeft aan dat de kwaliteit

van multivalente vaccins minder is
dan die van monovalente.
- Er wordt gevaccineerd tegen ziekten
waarvoor dat misschien niet nodig is.
Een bijkomend probleem is het gebrek
aan feedback over de werkzaamheid.
Met andere woorden: als een vaccin niet
goed werkt of niet nodig was, komt u het
nooit te weten.

Verder weten wij niet of het principe
\'baat het niet, dan schaadt het niet\' over-
eind blijft. Als een
onnodige vaccinatie
een dier zou schaden -en daar zijn aan-
wijzingen voor- dan is het jaariijks toe-
dienen ervan ethisch onverantwoord.

Het sterke punt van dierenartsen is dat
ze weten wat ze doen, dat ze risico\'s
kunnen inschatten. In dit geval echter
blijkt -U geeft dat zelf aan- dat de practi-
cus over te weinig gegevens beschikt
om een afweging te maken. De intuï-
tieve reactie om de jaarlijkse hervacci-
natie vooral
niet ter discussie te stellen,
is tevens een gevaadijke.
Veel beter lijkt het me om gezamenlijk
aan te dringen op meer onafhankelijk,
praktijkgericht onderzoek. Het is mijn
stelligste overtuiging dat de resultaten
hiervan eerder tot meer, dan minder vac-
cineren zullen leiden. Maar wel gerich-
ter; dus misschien wel elk jaar, maar niet
tegen alle mogelijke ziekten.
Angst voor veriies aan geloofwaardig-
heid is in mijn ogen misplaatst. Aan
goede medische zorg, waarvan vaccina-
ties deel uitmaken, blijft behoefte be-
staan zolang er dieren gehouden wor-
den.

Sophie Deleu

Met enige verbazing heb ik de laatste
tijd de berichtgeving gevolgd omtrent
het onderwerp \'zelfwerkzaamheden
veehouders\'. Vaccineren dus. Ik meen
ondertussen begrepen te hebben dat een
aantal collegae, vergezeld van enkele
grote varkenshouders, ondememens is
ten departemente te gaan bepleiten de
UDD-stattis van veel veterinaire vaccins
te doen vervallen. (Dit voornemen is
misschien ondertussen al uitgevoerd?)
Voor wat betreft deze collegae heeft het
Algemeen Bestuur van de KNMvD ach-
teraf zijn fiat hieraan gegeven.
Het betreft hier vaccins ten behoeve van
uiteindelijk alle diersoorten? Een en an-
der wordt verpakt in de driepuntsgordel
van begeleiding, bewaking en monito-
ring van de gezondheidsstatus op de
veehouderijbedrijven door dierenartsen.

Vanuit dezelfde KNMvD is enige jaren
geleden met succes getracht de minister
ertoe te bewegen deze groep producten
de UDD-status te verienen. Hierbij zul-
len argumenten als kwaliteit en imago
van het eindproduct -melk, vlees en vee-
zeker gehanteerd zijn.
Mijns inziens zijn deze argumenten nog
steeds uiterst valabel en hebben niet aan
belangrijkheid ingeboet, integendeel.
Alom wordt getracht de kwaliteit en het
imago van deze producten op te vijze-
len, zowel ten behoeve van de binnen-
landse, maar zeker ook van de buiten-
landse consument. Zaken als IKB,
Kwaliteitsborging Melk en het Project
Gezondheidsstattis Rundveebedrijven
zijn hiervan sprekende voorbeelden. Ja
zelfs certificatie van de dierenartsen-
praktijken vindt mede hierin zijn rede-
nen van ontstaan.

Een doorzichtige en consistente struc-
tuur, waarin een aanspreekbare be-
roepsgroep met kennis van zaken dat-
gene doet wat nodig om het in
Nederiand gevolgde vaccinatiebeleid
uit te voeren, verdient mijns inziens
verre de voorkeur boven een situatie die
mogelijkerwijs voor een enkeling op
korte termijn enig voordeel op zal leve-
ren, maar op langere termijn om meer
dan één reden voor alle partijen nadelig
zal blijken te zijn. Nadelig omdat de
ontkoppeling van levering en toedie-
ning van vaccins de doorzichtigheid
van de gang van zaken dienaangaande
verkleint en daardoor consumenten-
groepen of afgeleiden daarvan, binnen
en buiten onze grenzen meer kans geeft
een stok te vinden om de veehouderij-
sector wederom te slaan.

J. Niehqf

VEEHOUDERS VACCINEREN

Geachte Redactie,

Nadat mij nu goed duidelijk geworden
is dat onderhandeling met de varkens-
houders inzake het inentingsbeleid in
een vergevorderd stadium zijn geraakt,
moet mij toch een en ander van het
hart.

Ik heb begrepen dat er te weinig reactie
uit de praktijk was gekomen om het
vrijgeven van entingen onder bepaalde
omstandigheden tegen te spreken ofte-
wel tegen te houden.
De discussie zal niet gaan over het feit
dat de veehouder capabel is de enting
als zodanig te verrichten. Hierover be-
staat geen onduidelijkheid, maar wan-
neer vandaag de varkenshouder zelf
tot enting van zijn veestapel over mag
gaan, is het niet meer tegen te houden
dat morgen de melk- en vleesveehou-
der op de stoep staan, gevolgd door de
manegehouder en als sluiting van de rij
de fokker (handelaar, pensionhouder)
van kleine huisdieren. Als de wet een-
maal veranderd is, gelden voor alle
diersoorten dezelfde regels. De geloof-
waardigheid naar de consument in bin-
nen- en buitenland zal ernstig worden
geschaad.

Dat hiermee een goed werkend inen-
tingsgedrag zeer op de helling komt te
staan is niet meer dan een verwachting,
maar dat hiermee een groot deel van
het inkomen van de praktijk gaat ver-
vallen staat als een paal boven water.
Aangezien ik van mijn beroepsorgani-
satie mag verwachten dat de belangen
van de practicus worden behartigd,
kan ik nu alleen constateren dat \'de po-
ten onder de tafel uitgezaagd worden\',
als is het misschien niet de tafel van de
KNMvD, dan toch zeker de mijne!

Alleszins teleurgesteld, doch hoopvol
groet ik u,

C.P.M.A. Kriele

-ocr page 39-

Toen enige jaren gelden besloten werd
dat met name Aujeszky-inentingen
door de dierenarts moesten worden
uitgevoerd, is daar met de leden van de
KNMvD tevoren een uitvoerige dis-
cussie over gevoerd. Hier was sprake
van democratische besluitvorming.
Hoe is dit nu te rijmen met de huidige
situatie waar, zonder overleg met de
leden-practici, wordt besloten om de
entingen door varkenshouders te laten
doen?

In de meeste praktijken zijn de entin-
gen de basis voor de bedrijfsbezoeken.
Haal je die basis weg, dan wordt er
voor zowel de varkenshouder als de

mmw « m

■ ■ iliiiiuit

DEMOCRATISCHE BESLUITVORMING?

dierenarts een drempel opgeworpen.
De KNMvD vertegenwoordigt de be-
langen van haar leden en hoort daar
dan ook in al haar geledingen en op elk
niveau naar te handelen.

P. Fermont
Velden

SYSTEMISCHE AMYLOIDOSE BIJ KLEINE HUISDIEREN

De Vereniging van liefhebbers en fok-
kers van Abessijnen en Somali\'s ABY-
2000 organiseert in samenwerking met
de Vakgroep Veterinaire Pathologie
van dc Faculteit der Diergeneeskunde
een openbare lezing met als onder-
werp: \'Systemische Amyloidose (SA)
bij kat en hond. De lezing vindt plaats
op
1 februari 1997 in het Androclus
Gebouw, Yalelaan I te Utrecht. De toe-
gangsprijs is ƒ 5,—. Als sprekers zullen
optreden: patholoog prof dr. E. Gruys,
klinisch geneticus prof dr. B.A. van
Oost en drs. P.J.J. Mandigcrs.

Enige jaren geleden ontstond in de
Verenigde Staten beroering onder de
fokkers van Abessijnen, omdat bij een
groot aantal dieren in de populatie \'re-
active systemic amyloidosis (SA)\' zou
voorkomen. AI in dc 80-er jaren publi-
ceerde Stephen Dibartola onderzoeks-
gegevens in onder andere het Journal
of Comp Pathol cn in het tijdschrift van
de American Animal Hospital Asso-
ciation.

Amyloidose komt in verschillende vor-
men voor, bij mens, kat en hond.
Sommige vormen zijn familiair. Elke
vonn wordt gekenmerkt door de afzet-
ting van amyloïd, een onoplosbaar ei-
wit. Eerst wordt een zogenaamd \'acute
fase eiwit\' aangemaakt. Dit is een nor-
maal voorkomende, niet-specifieke af-
weerconiponcnt in het bloed die door
de lever wordt gevormd bij infecties en
ontstekingen, en die helpt deze boven
te komen. De ziekte ontstaat wanneer
uit dit acute fase eiwit het amyloïd
wordt gevormd. Dit zet zich afin onder
andere nieren, lever, tong, hart en ske-
letspieren. De diagnose kan worden ge-
steld middels een nier biopt en na over-
lijden middels sectie. Dibartola tekent
hierbij aan dat een \'Congo red stain\'
noodzakelijk is om tot een betrouwbare
uitslag te komen.

Bij gezelschapsdieren komt SA vooral
voor bij honden. Een familiaire vorm
komt voor bij de Shar-Pei en wellicht
ook bij de Bcagle en Duitse Her-
dershond.

Bij huiskatten wordt de ziekte nauwe-
lijks waargenomen. Bij de Abessijn en
Siamees komt echter een familiaire
vorm voor; bij de Abessijn leidt amy-
loïdose tot nierproblemen en sterfte
rond het vijfde levensjaar, bij Sia-
mezen tot lever- en darmaandoeningen
en sterfte rond het derde levensjaar.
Kort geleden is een zeer veel gebruikte
Nederlandse Abessijnse dekkater over-
leden aan SA. Ook bij een aantal an-
dere dieren van dit ras is (bij sectie) SA
geconstateerd. De vereniging ABY-
2000 maakt zich dan ook ernstig zor-
gen over de toekomst van de Abessijn.
Hoewel wel duidelijk is dat de afwij-
king familiair is, is de wijze van overer-
ving nog onduidelijk. Medicatie lijkt
niet effectief; bij zowel de Abessijn,
Siamees als Shar-Pei is de ziekte pro-
gressief en sterven de zieke dieren op
jonge leeftijd.

Om antwoord te kunnen krijgen op het
hoe en waarom van deze ziekte, zijn
betrouwbare onderzoeksgegevens no-
dig. In de eerste plaats roept de vereni-
ging dierenartsen op om, wanneer een
dier verdacht wordt van SA,
altijd sec-
tie te laten verrichten. Betreft het een
kat, dan is het van groot belang dat met
de eigenaar wordt afgesproken dat
Stichting Felissana (Bosrand 34, 3221
XA Schiedam) een afschrift ontvangt
van het sectierapport. Felissana is de
pendant voor de \'cat fancy\' van de
W.K. Hirschfeld Stichting en verza-
melt gegevens over erfelijke aandoe-
ningen bij raskatten. Daarnaast kunnen
geïnteresseerde dierenartsen naar de
lezing die op I februari wordt gehou-
den.

Opgave voor de lezing hij: ABY-2000,
De Hooghkamer 57, 2253 JV Voor-
schoten.

GEDRAGSBEGELEIDING VAN HONDEN

Het Van Hall Instituut organiseert in
1997 twee cursussen \'Gedragsbege-
leiding van honden\'. Deze cursussen
zijn bedoeld voor mensen die in hun
functie of hobby te maken hebben met
probleembedrag bij honden. Iedere cur-
sus bestaat uit negen lesdagen. De data
zijn: vrijdag, 7 en 21 februari, 14 maart,
4 en 18 april, 9 en 30 mei, 13, 20 en 27
juni (9.30 -17.00 uur). Zaterdag, 6 en 20
september, 4 en 11 oktober, 1, 15 en 29
november, 6, 13 en 20 december (9.30 -
17.00 uur). De cursus wordt afgesloten
met een certificaat. De kosten bedragen
ƒ 895,-- (inclusief lesmateriaal en con-
sumpties). Cursuslocatie is Utrecht,
Groningen, Zwolle of Leeuwarden.

Informatie: Van Hal! Instituut, mevrouw
drs. E. de Vries. Postbus 1754. 8901 CB
Leeuwarden, telefoon: 058 - 2846160.

-ocr page 40-

Sprekers zijn:

Prof. dr. L.J. Hellebrekers

Prof dr. F. van Knapen
Drs. J. Oosterbaan
Prof dr. A. Pijpers

Prof dr. A. Rijnberk

Drs. S. Vaarkamp
Prof dr. C.J.G. Wensing
Drs. A.Th.M. Wilderbeek
Prof dr. L.F.M. van Zutphen

WAARHEEN LEIDT DE WEG?

Op 8 januari 1996 organiseert de symposiumcommissie van
DSK haar jaarlijkse symposium, met dit keer als titel
\'Waarheen leidt de weg?, beroepsperspectieven\'.

De ontwikkelingen binnen de verschillende veterinaire vakgebieden zullen
besproken worden. Bij deze ontwikkelingen zal worden ingegaan op de uit-
breiding van de taken van de dierenarts op de verschillende vakgebieden en
op eventuele nieuwe vakgebieden waar nog taken voor de dierenarts liggen.
Daamaast zal worden ingegaan op de eventuele aanpassingen die hiervoor
nodig zijn binnen de opleiding diergeneeskunde.

Ontwikkelingen in de geneeskunde van de
gezelschapsdieren

Veterinaire volksgezondheid

Natuur en wildbeheer

Ontwikkelingen in de geneeskunde van de
landbouwhuisdieren

Diergeneeskunde in perspectief. Commissie
Facultaire Strategie

Dierenarts in bestuursfuncties

Wetenschappelijk onderzoek

Bedrijfsleven en industrie

Proefdierkunde

NEDERLANDSE
HONDEN TE DIK

Voor meer inj\'ormatie, hel DSK. Sonja van de Sar, telefoon: 030 - 2534678.

Volgens een onderzoek dat door Hill\'s
Pet Nutrition is uitgevoerd, wonen de
dikste honden en katten in Engeland.
De Nederlandse hond komt qua zwaarte
op de tweede plaats. Van de Neder-
landse honden is 48% te zwaar, bij de
katten ligt dit percentage op 38%.
Engeland is dus nummer I als het om
zwaarlijvigheid van huisdieren gaat:
maar liefst 52% van de honden in
Engeland werd te zwaar bevonden voor
hun ras. Tien procent van de honden
was zo zwaarlijvig dat het schadelijk
was voor hun gezondheid. Verder con-
stateerde de Britse dierenarts bij 47%
van de katten meer dan 2 centimeter,
vet. Het onderzoek werd gehouden on-
der dierenartsen en assistenten in
Engeland, Frankrijk, Italië, Nederland
en België. Zij beoordeelden meer dan
1000 dieren. De deelnemende dieren-
artsenpraktijken werd gevraagd gedu-
rende één week de zwaarlijvigheid van
huisdieren te bepalen die in de praktijk
kwamen. Ook werd hen gevraagd om te
bepalen hoe groot het overgewicht was.
Hill\'s heeft in dit kader in deze landen
ook een afslankwedstrijd voor honden
en katten georganiseerd onder de naam
\'Afslankkampioen 1996\'.

DE BEHANDELING VAN DE VERSE PERFORERENDE
SPEENWOND BIJ HET RUND

M. van Kleef. SR\\381\\95: 47pp.

Dit referaat kan beschouwd worden als
een vervolg op een ander referaat, dat
in 1985 is verschenen en waarin een li-
teratuuroverzicht werd gegeven over
het vóórkomen, de oorzaken en de pre-
ventie van de perforerende speenver-
wonding (J. Pijnappel: De verse perfo-
ratieve tepelverwonding bij het mnd,
1985, Vakgroep Heelkunde).

De literatuur van na 1985 wordt be-
sproken en aangevuld met een prospec-
tief onderzoek van 29 patiënten. Ge-
gevens zijn verzameld, die betrekking
hebben op het gebruik van tepelcanules
(Bycanule®), het geven van antibio-
tica, het droogzetten, wel of niet dage-
lijks tappen, etcetera.
Primaire wondgenezingen zag men bij
56-73% van de gevallen; na herbehan-
deling werd een genezingspercentage
bereikt van 90%. Als complicaties
worden genoemd: mastitis, een ge-
stoorde wondgenezing, stenosis melk-
kanaal, incontinentia lactis en fistelvor-
ming.

Een verminderde melkbaarheid werd
waargenomen bij ± 30%, lekspenen bij
16-19%, taaimelkheid bij 5-18% en
een verminderde melkproductie bij II-
35% van de behandelde dieren. Mas-
titis kwam voor bij 36-55% van deze
runderen. Bij 10-15% van de behan-
delde dieren werden opnieuw speen-
verwondingen waargenomen, hetgeen
wijst op een genetische predispositie.
Ingegaan wordt op het gebruik van
hechtmaterialen, methode van hechten,
het gebruik van kleefstoffen (cyano-
acrylaten), mucosatransplantaties en
tubaimplantaten, het niet behandelen
en tepelamputaties. Wenselijk is het
droogzetten na hechting gedurende
drie maal drie dagen.

-ocr page 41-

De 29 patiënten die prospectief werden
nagegaan, werden onderverdeeld in
vier groepen op basis van partusdatum,
aftappen (Bycanule®), droogzetten en
laten hangen. Nagegaan werd het op-
treden van complicaties (fistelvor-
ming), van mastitis en het uiteindelijke
resultaat van de behandeling wat be-
treft wondgenezing, melkgift, reden
van afvoer, etcetera.
Geconcludeerd werd dat dieren die
minder dan vier maanden in lactatie
zijn, beter naar behoefte kunnen wor-
den afgetapt. Dieren, langer dan vier
maanden in lactatie, moeten worden
drooggezet. Indien men de uier laat
hangen, ontstaan meer mastitisgeval-
len die vooral veroorzaakt worden door
Actinomyces pyogenes.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5% BTW).
Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig
zijn, met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995,1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW),

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ26,45 (inclusief 17,5% BTW),

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op postreke-
ning 511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \'Banden\' en de jaar-
gang.

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende drie cursussen. Het betreft
twee cursussen voor de dierenarts en
één cursus voor de dierenartsassis-
tent(e). Opgave voor alle genoemde
cursussen via telefoon (030) 2517374,
fax (030) 2516490 of e-mail paod@po
box.ruu.nl. Ons volledige cursusaan-
bod kunt u, naast onze brochure, vin-
den op internet pagina: http://www.cc.
ruu.nl/paod.

Introductie praktische toepassing
van echografle bij gezelschapsdie-
ren (U.D.) (97/104), woensdag 29 ja-
nuari 1997, 09.30 - 17.30 uur te
Wageningen. Cursuskosten ƒ 525,--
(inclusief lunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk te zijn, als aanvulling op of als
vervanging van röntgenologisch on-
derzoek.

De theoretische aspecten van echogra-
fie zullen besproken worden en de
praktische uitvoering van echografisch
onderzoek van abdomen en thorax zal
gedemonstreerd en geoefend worden,
zowel met lineair array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan:

- scan-techniek

- normaalbeeld van diverse organen
- beelden van een aantal veelvuldig

voorkomende afwijkingen.
De cursusleider is drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Veterinaire Apotheek II Land-
bouwhuisdieren (97/601), woensdag
29, donderdag 30 en vrijdag 31 januari
1997 (2,5 dag) en donderdag 13, vrijdag
14 maart 1997 (1,5 dag). Dagprogram-
ma te Utrecht, avondprogramma te
Zeist. Cursuskosten ƒ 2.900,— (inclusief
ovemachtingen).

Doelgroep:

Dierenartsen die reeds deelnamen aan
Veterinaire Apotheek I en actief be-
trokken zijn bij apotheekbeheer.

Onderwerpen:
-Het geneesmiddel:
onder andere keuzecriteria, onderbou-
wing werkzaamheid, bio-equivalentie
en substitutie, het beoordelen van in-
formatie en onderzoeksgegevens, for-
mulering en kwaliteit.
-De apotheek:

onder andere voorraadbeheer, inkoop-
beleid, kostenopbouw, inrichting, per-
soneel en organisatie, werk- en contro-
lenormen.

-Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplichtin-
gen, patiënten/eigenaren informatie,
communiceren met de eigenaar over
geneesmiddelen.
-Regelgeving:

actualisering kennis wetgeving; knel-
punten als gevolg van regelgeving;
hoe daarmee om te gaan.
In het kader van de cursus krijgt men

een aantal \'huiswerkopdrachten\' (on-
der andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die
gezamenlijk worden besproken.
De cursusleiders zijn prof dr. A.
Pijpers en drs. S.J. Mesu, Project
Veterinaire Apotheek, FdD.

N.B.

De cursus Veterinaire Apotheek II
Landbouwhuisdieren is dit jaar voor
het laatst opgenomen in de reguliere
planning van het \'Project Veterinaire
Apotheek\'. In de toekomst zal vanuit
een \'wachtlijst\' situatie worden ge-
werkt. Hierdoor kan het enige tijd gaan
duren voor een volgende cursus opge-
nomen zal worden in ons aanbod.

Assistentie voorbereiding en nazorg
operatie patiënt (97/801), zaterdag 18
januari 1997, 10.00 - 16.00 uur te
Wageningen. Cursuskosten ƒ 395,--
(inclusieflunch).

Aan bod komt onder meer; controle
van de patiënt voor de operatie, alge-
mene verzorging en controle van de
patiënt na de operatie, bijkomen uit
anesthesie, pijnbestrijding na de ope-
ratie (noodzaak?), infusen, verbanden
of kraag. Bovendien wordt aandacht
besteed aan de ernstig zieke, opgeno-
men patiënt. Ook zullen bloedafname-
technieken besproken worden. Een en
ander wordt theoretisch behandeld en
gedemonstreerd en waar mogelijk ge-
oefend.

De cursusleider is dr. A.A.M.E.
Lubberink, specialist chirurgie der ge-
zelschapsdieren.

-ocr page 42-

JACQUES RUDOLPH
FELIX EX

De in alle opzichten sterke en bemin-
nelijke mens, Jacques Ex is op 18 au-
gustus 1996 overleden, reeds binnen
een jaar nadat hij ziek werd.

Hij werd geboren op H maart 1921 te
Venlo. Na zijn middelbare schoolop-
leiding studeerde hij aan de HLS te
Groningen, waarna hij in 1945 in
Eindhoven aan de \'Tijdelijke Aca-
demie \' zijn propedeuse behaalde en in
1946 in Utrecht de studie diergenees-
kunde voortzette, welke hij in 1951 af-
sloot. In datzelfde jaar nam hij de
praktijk over van collega Van Maanen
te Raalte. Samen met Hans Barendregt
stichtte hij een gezin, ze kregen zes
meisjes en twee jongens.

Het toeval wilde dat enige jaargenoten
in diezelfde periode óók in Overijssel
een praktijk overnamen. Dit heeft de
basis gelegd voor een jarenlange
vriendschap, die resulteerde in zeer
goede collegiale verhoudingen tot op
de dag van vandaag. Ook tussen de ge-
zinnen groeide een zodanige band dat
het merendeel van hun kinderen
schriftelijk of door hun aanwezigheid
hebben gereageerd op het overlijden
van hun \'oom\' Jacques.

De praktijk groeide ondertussen ge-
stadig zodat het noodzakelijk werd dat
een collega. Thijs van den Berg, aan-
getrokken werd als associé. Dit gaf
Jacques de gelegenheid om \'in eigen
huis\' het praktijkgebeuren door te
spreken, waardoor het mogelijk werd
adequaat in te spelen op de verande-
ringen die plaatsvonden in de veehou-
derij.

Jacques vva.v een bewogen mens, zowel
in zijn beroep als daarbuiten. Zijn be-
langstelling ging niet alleen uit naar
de levende have op de boerderij, maar
ook naar de mensen die daarbij hoor-
den; dat maakte hem zo geliefd. De
manier waarop de mensheid omgaat
met natuur en milieu was voor hem een
grote zorg. Hij sprak daar niet alleen
over maar poogde zijn visie in praktijk
te brengen. Niet op de barricaden,
maar wel steeds heel duidelijk wees hij
erop dat vele kleine maatregelen bij el-
kaar een groot resultaat zouden ople-
veren. Zo ontwikkelde hij op zijn
\'grondje\' een stukje natuur zoals hij
vond dat die eruit moe U zien.

sie is hem zijn hele leven bijgebleven
en heeft hij veel samen met vrienden
beleefd.

Gedurende zijn praktijkperiode gaf hij
een aantal uren per week onderwijs
aan de Landbouwschool te Raalte. Zijn
leerlingen roemen de manier waarop
hij dat deed nog heden ten dage. In
1977 werd hij benoemd als docent ge-
zondheidsleer aan de Hogere Land-
bouwschool te Deventer. Ook deze
nieuwe taak pakte hij aan met niet afla-
tende ijver, studie en interesse. Het ge-
volg hiervan was een grote belangstel-
ling van zijn studenten, men zag zijn
betrokkenheid en werd enthousiast. Hij
had nu eenmaal de gave anderen
daarin mee te slepen, naar zijn eigen
smaak wel eens niet snel genoeg.
Gelukkig was daar dan steeds Hans die
zijn denken en handelen in toom wist te
houden.

Met datzelfde enthousiasme heeft hij
bijgedragen aan de vorming van zijn
kinderen. Het heej\'t Hans en hem dan
ook veel genoegen verschaft te merken
dat zij diezelfde betrokkenheid bij na-
tuur en samenleving hebben opgepakt.
Zijn wens om daadwerkelijke steun
aan Amnesty International in plaats
van bloemen op zijn baar werd dan
ook volledig ondersteund door zijn fa-
milie.

Het laatste jaar is voor Jacques een
moeilijke periode geweest. Van het be-
gin af aan heeft hij geweigerd zich
neer te leggen hij wat onafwendbaar is
gebleken. Hij heeft dat op indrukv,\'ek-
kende wijze gedaan. Het sterven van je
man, vader, broer doet pijn. Maar zo-
als dat hij Jacques gegaan is heeft dat
ook tot gevolg dat deze familie staat
als een rots in de branding!

Een waardevol mens is uit ons leven
verdwenen, maar in ons hart gebleven.

Rony Grooten,
Han Quist,
vrienden.

Van jongs af aan was hij graag in de
natuur en besteedde hij vele uren aan
het waarnemen van vogels. Deze pas-

-ocr page 43-

Waarde collegae,

Vanaf deze plaats wens ik u en de uwen namens het Hoofdbestuur en het
secretariaat van de KNMvD het allerbeste toe voor 1997.

Kivaliteit uitstralen; dat mag ons goede voornemen zijn. Dit geldt voor alle deelgebieden
van de diergeneeskunde, zowel de praktijk als het onderzoek en de volksgezondheid.
Er staan dan ook belangrijke zaken op de agenda van volgend jaar.

Kwaliteit uitstralen is in 1997 wel van bijzonder groot belang voor de eerste praktijken
die volgens de KRD-normen worden gecertificeerd. Na jaren van investeren in het
project Certificatie hopen wij de eerste oogstjaren tegemoet te zien.

In het komende jaar zullen wij tevens trachten, tezamen met het georganiseerde
bedrijfsleven en ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
de gezondheidsstatus van de Nederlandse veestapel op een hoger plan te brengen.
Het project Diergezondheid in Beweging van voornoemd ministerie biedt hiertoe goede
mogelijkheden. Wij zullen, als experts op het gebied van de diergezondheid, waar nodig
ondersteund door gericht PAO-D, gaarne aan dit project medewerken.

Ook zullen wij in 1997 concrete invulling geven aan vormen van gestructureerde
bedrijfsbegeleiding in de landbouw, ivaarbij plichten en lasten van beide partijen
duidelijk zijn. Als bedrijfsbegeleiding en dus bedrijfsdiergeneeskunde in de toekomst
belangrijk zijn, mogen wij verwachten dat zowel in de PAO-D als in de opleiding aan
de Faculteit der Diergeneeskunde de bedrijfsdiergeneeskunde de
plaats en de aandacht krijgt die zij verdient.

De sector volksgezondheid mag in 1997 rekenen op extra inspanningen van KNMvD-zijde. Niet
alleen dringt de beroepsgroep zelf, bij monde van de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg, aan op een
betere herkenbaarheid, ook de \'buitenwereld\', inclusief het Brusselse vraagt om meer veterinaire inbreng.
Wederom, zo denken wij, een kwestie van kioaliteit uitstralen. Beginnende bij het World Congress
on Food Hygiëne dat de KNMvD mede organiseert in 1997.

Het ziet ernaar uit dat de elektronische identificatie van gezelschapsdieren in 1997 vaste grond
onder de voeten krijgt. De participatie in het bestuur van de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren,
alsmede de verspreiding van de registratieformulieren ten behoeve van dierenartsen, bieden eindelijk de
mogelijkheid om diergegevens landelijk te verzamelen en vast te leggen. Dit is vooral zinvol in het kader
van gezondheidszorg in georganiseerd verband en het terugdringen van erfelijke afwijkingen,
een onderwerp waar ook de Commissie Ethiek in 1997 op terugkomt.

Wij willen u, de leden van de KNMvD, van harte bedanken voor de inzet in 1996 en
hopen ook in 1997 op u te kunnen rekenen. In goede samenwerking zullen we ons
voornemen waarmaken: kwaliteit uitstralen.

A.W. Udo

voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

-ocr page 44-

De cosmopolitische stad Kaunas telt tal van indrukwekkende
eeuwenoude gebouwen.

De prijs voor deze schitterende 11-daagse
studiereis is ƒ 2490,- per persoon, bij
verblijf in een gedeelde tweepersoons
kamer. De toeslag voor een eenpersoons
kamer is ƒ370,—.

Voor opgave, informatie en een uitgebreide
be.^chrijving van het reisprogramma kunt u
contact opnemen met de KNMvD, Desiree
Raasing, telefoon: 030 - 2510111.

MIS

EN GA MEE
NAAR DE BA

Speciaal voor haar leden orgi

met de VVAA, een unieke

1

Uniek omdat u als dierenj
te nemen bij\'

Uniek omdat u, samen met u^^^
natuurschoon, de prachtige s|
rijk zijn en de fasj

Uniek omdat u tijdens hei
gebouwen, het lieflijke pli
straatjes het gevoel

ur

Het Litouwense natuurschoon. Foto\'s: Estonian 1
Tourist Board.

KORTOM: MIS DEZE KANS NIET EN GA MEE VA]

-ocr page 45-

.JSftj.*" - -

r^lCJR
Ik

E KANS NIET!

STUDIEREIS
ÏCHE STATEN

ie KNMvD, in samenwerking
is naar de Baltische Staten.

legenheid krijgt een kijkje
iche collega\'s.

kunt genieten van het Baltische
Estland, Letland en Litouwen
; Baltische cultuur.

n van de vele eeuwenoude
n de ouderwets geplaveide
ug te gaan in de tijd.

Inbegrepen zijn:

- retourvliegreis Amsterdam - Vilnius

- luchthavenbelasting

- tien overnachtigen in een driester-
renhotel op basis van logies/ontbijt/
diner

- vervoer per bus

- excursies volgens het programma in-
clusief entreegelden

- diensten van een plaatselijk Engels-
sprekende gids

- Nederlandse reisbegeleiding.

;n Lithuanian

Niet inbegrepen zijn:

- lunches

- reis- en annuleringsverzekering

- uitgaven van persoonlijke aard

- bijdrage aan Stichting Garantiefonds
Reisgelden (ƒ 15,- per boeking)

- visakosten.

)AG 30 MEI TOT EN MET MAANDAG 9 JUNI 1997.

-ocr page 46-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collega\'s:

Aalst, E.G. van; 1996; 3981 WG Bunnik; Deken
Heinenstraat25.

Cuperus, M.S.; 1996; 3705 ZL Zeist; Warande
138.

Groenen, Mevr. H.H.M.; 1996; 3581 WC

Utrecht; Bloemstraat 21 bis.

Kamp, Mevr. M.G.C.; 1996; 1018 NE

Amsterdam; Conradstraat 219.

Nieuwenhuizen, Mevr. A.A.; 1996; 3582 EE

Utrecht; Gansstraat 121.

Riquois, Mevr. E.; 1996; 47500 Sauveterre la

Lémance (Frankrijk); "Le Perie".

Terlouw, Mevr. 1.; 1996; 7214 BE Epse;

Kassenberg 7.

Trilk, Mevr. D.E.; 1996; 8261 AX Kampen;
Buitennieuwstraat 84.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Dujardin, C.L.L.; 1996; 3545 NA Utrecht;
Rijksstraatweg 16 A.

Eijck, Mevr. I.A.J.M.; 1996; 3524 BK Utrecht;
Fivelingo 125.

Glas, M.A.H.W.; 1996; 6922 GM Duiven;
Korenbloem 73.

Kaalberg, L.A.; 1996; 7006 LD Doetinchem;
Boekweitdreef 175.

Koopmans, Mevr. E.M.A.; 1996; 7558 SE
Hengelo (O); Rob de Vriesstraat 113.
Meer, F.J.U.M. van der; 1996; 9642 KE
Veenendaal; Tjariet 21.

Orsel, Mevr. K.; 1996; 3522 XN Utrecht;
Merwedestraat 16.

SchefTer, Mevr. C.J.W.; 1996; 3581 LJ Utrecht;

Oudwijkerdwarsstraat 124.

Steltenpool, B.A.; 1996; Burbage, Mariborough

SN8 3AJ (Verenigd Koninkrijk); 16 Nutley

Court.

Als kandidaallid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Benders, L.J.C.M.; 3572 TH Utrecht; Oude
Kerkstraat 33.

Bmning, Mevr. M.J.; 3551 CB Utrecht;

Amsterdamsestraatweg 203 bis.

Donkers, Mevr. P.L.M.; 3554 VR Utrecht;

Rochus Meeuwiszstraat 43.

Feijter, Mevr. A.P. de; 3732 HH De Bilt;

Dorpsstraat 49.

Hillebrand, Mevr. A.C.; 9000 Gent (België);
Begijnengracht 31.

Limpens, Mevr. S.E.J.M.; 9254 AD
Hardegarijp; Kobbeflecht 119.
Nijborg, Mevr. G.J.; 3512 LD Utrecht;
Nieuwegracht 33 A.

Theunissen, M.G.; 5864 BK Meerio; Den
Bogerd 11.

OVERLEDEN:

Op 22 november 1996 Drs. H. Bmnt te
Woerden.

JUBILEA:

H. Jorritsma te Oosterwolde (F), afwezig, 25
jaar, 7 januari 1997

C.L. van Willenswaard te Woudenberg, afwe-
zig, 40jaar, 7januari 1997
E.G. Kortman tc Eindhoven, aanwezig, 25 jaar,
12 januari 1997

A.L.J.M. Heirman te Wilnis, afwezig, 45 jaar,
14 januari 1997

Mevr. M. Quist-Bentinck van Schoonbeten te
Heeten, afwezig, 25 jaar, 14 januari 1997
A. Dekker te Overslag, afwezig, 40 jaar, 16 janu-
ari 1997

ProfDr. J. Boogaerdt te Zeist, afwezig, 50 jaar,
18januari 1997

Dr. M.H. Mirck te Diepenveen, afwezig, 25 jaar,
21 januari 1997

Mevr. T. Ouwcrkerk-Westerbaan te Schalkhaar,
afwezig, 25 jaar, 21 januari 1997
J. Bruins te Haren, afwezig, 55 jaar, 26 januari
1997

Dr. E.J. Voûte te Amersfoort, afwezig, 55 jaar,
26januari 1997

J.W. Caspers te Amsterdam, afwezig, 30 jaar, 27
januari 1997

A M. van Schaik te Peize, aanwezig, 30 jaar, 27
januari 1997

Mevr. A.C.W. Vervoom-Malinosky Blom te
Odijk, afwezig, 45 jaar, 29 januari 1997

(ieslaagd voor het dierenartsen-examen van
6 december 1996:

Fonad, Mevr. K.E.
Groot, Mevr. C.G.M. de
Hagen, Mevr. M.A.E. van
Kamphuisen, Mevr. K.E.
Oskam, Mevr. I.C.
Rozendaal, H.
Swart,W.B.F.
Zwanenburg, F.P.

PROMOTIE:

Op 12 december 1996 Drs. P R. Keg te Zeist.
Op 19 december 1996 Drs. M.J.B.M. Weijtens
te Utrecht.

MUTATIES:

165 Asyee, Mevr. S.E.; 1989; 3583 AE Utrecht;
Adriaen van Ostadelaan 135; tel. 030-
2542486;
wnd.d,
331 »Berg, Mevr. M.J. van den; 1988; zie: Sa-

lomons-van den Berg, Mevr. M,J,
172
Bergh. Mevr. D.H.M. van den; 1993; 3524
EE Utrecht; Orkaden 5; tel, 030-
2885385; w nd,d,
331*Berkcl, Mevr. L A. van; 1995; naar Ne-
derland.

173* Berkel, Mevr. L. A. van; 1995; 3732 H A De
Bilt; Utrechtseweg 65; tel. 030-2211360;
wnd.d,

178 Boon, Dr. J.H.; 1970; U-1979; 3904 JS
Veenendaal; Sterkenburg 1; tel. 0318-
510498 privé,
0317-483920 bur,; fax
0317-483937; Universitair Hoofddocent
L,L,W., Dept. Dierwetenschappen, Ziek-
ten van Vissen, Schaal- en Schelpdieren.

185 Bruijckere, G.A.M. de; Gent-1986; 4511
EE Breskens; Dorpsstraat 133; tel. 0117-
382769; p.,
geass. met Mevr. E.G. van
Bruinessen-Kapsenberg.

186 Bunte-van Hof, Mevr. T.I.; 1972; 3781 HH
Voorthuizen; Verdilaan 5; tel. 0342-
472739;d.

196 Dommelen, G. van; 1968; 5433 KJ Kat-
wijk-Cuijk (NB); Liefkeshoek 1; tel. 0485-
312138
privé, 073-5219144/5216492
bur.; fax 073-5211670/5214570;
dir.
Bovar B.V.;
dir. Parvak B.V.

197 Donkelaar-van Selm, Mevr. J. van; 1990;
3981 BB Bunmk; Kon. Julianalaan 6; tel.

030-6571991 privé, 2283810 prakt.; p.,
mede», bij A.J.J. Hulshof en E.K.
Welling.

198 Dujardin, C.L.L.; 1996; 3545 NA Utrecht;
Rijksstraatweg 16 A; tel. 030-6662296
privé, 2534841 bur.; fax 030-2534846; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisd.)(toev,
als lid),

199 Eblé, Mevr. P L.; 1994; 3582 CT Utrecht;
Krommerijn 75; tel. 030-2581526 privé,
0320-238680/238833 bur.; wet. mcdcw.
ID-DLO, afd.
Z.V.

200 Eijck, Mevr. I.A.J.M.; 1996; 3524 BK
Utrecht; Fivelingo 125; tel. 030-2894147;
wnd.d.
(toev. als lid),

201 Elk, C.E. van; 1994; 9852 TE Warf-
stermolen; Oosternieuwkruisland 6 A;
tel. 0594-688803; wnd.d.

201 Eist, H.A.M. van; 1975; 6721 GT Benne-
kom; Heelsumseweg 42 A; tel. 0317-
412432; fax 0317-426400; p., geass. met
S.W. Schukking en A H. Westerhuis.

205* Fonad, Mevr. K.E.; 1996; 3524 RR
Utrecht; Provence 43; tel. 030-2800481;
wnd.d.

334 Forster-van Hijfte, Mevr. M.A.; Gent-1986;
London, N5 2UT (Verenigd Koninkrijk);
115 Sotheby Road; tel. 00-44-171-
7040984 privé, 7944948 prakt.; p., me-
dew. bij Cat Clinic, Village Vet. Practice.

206 Gee, Dr. A.L.W, de; 1974; U-1980; 9249
NR Frieschepalen; Boskdobbc 11; tel.
0512-302871 privé, 570700 bur.; fax 0512-
520013; Specialist Veterinaire Micro-
biologie;
Hoofd Lab. G.1)., loc. Drachten.

209 Glas, M.A.H.W.; 1996; 6922 GM Duiven;
Korenbloem 73; tel. 0316-280732 privé,
263167 prakt.; p., medew. bij R. Pouw
(toev. als lid).

212* Groot, Mevr. C.G.M. de; 1996; 3471 CD
Kamerik; Goudenregenlaan 21; tel.
0348-402724; d.

212 Groot Nibbelink, F.D.; 1988; 7483 AN
Haaksbergen; Gentiaan 7 A; tel. 053-
5729808 privé, 5721500 prakt.;
fax 053-
5722109; p„ geass, met
H.J.G. Baltink,
Mevr. H .J. van den Brande-van der Bom cn
J.F. van Embden.

214 Haffmans, Mevr. F.; 1992; 8051 SC
Hattem; Geldersedijk 55; tel 038-
4447560 privé, 4442512 prakt.;
fax 038-
4446.336; p., geass, met
D.H. Bronsink,
W. Mulder en G.J. van Selm.

214* Hagen, Mevr. M.A.E. van; 1996; 3512
EZ Utrecht; Korte Jufferstraat 58; tel.
030-2328275; wnd.d.

224 Hoog, Mevr. C.E. van der; 1992; 7491 GS
Dcldcn; Tijenesch 19; tel. 074-3765117
privé,
3762262 prakt,; p„ mcdcw, bij
D,J,W. ter Braak en W.B.M. Geerling.

224 Hoogendoom, A.C.; 1996; 7482 TV
Haaksbergen; Bartokstraat 28; tel. 053-
5740980 privé, 5721234 prakt.; fax 053-
5728615; p., medew. bij J.W. Greve.

225 Horzinek-Sauer, Mevr. Dr. B.R.; 1963;
Hannover-1963; 3723 LA Bilthoven; Dr. J.
Röntgenlaan 47; tel. 030-2290391 privé,
2280129 prakt.;
fax 030-2290703; p., ge-
zelschapsd.

336 Jong-Kromwijk, Mevr. P.M.A.G. de;
1993;
naar Nederland.

231 Jong-Kromwijk, Mevr. P.M.A.G. dc; 1993;
2317 NC Leiden; Akeleituin 8; tel. 071-
5211321;d.

232 Junker, Mevr. K.; 1989; 1071 AR Am-
sterdam; Van Baerlestraat 55 1; tel. 020-
6712047 privé,
030-2534295 bur.; specia-
list in opleiding U.U. (F.D., vkgr.

-ocr page 47-

Pathologie).

232 Kaalberg, L.A.; 1996; 7006 LD Doetin-
chem; Boekweitdreef 175; tel. 0314-
324934 privé, 684755 prakt.; fax 0314-
683911; p., medew. bij G.C.M. Jansen,
S.G. Raemakers en J.J.M. Voermans
(toev.
als lid).

2.34*Kamphuisen, Mevr. K.E.; 1996; 3512
CN Utrecht; Ridderschapstraat 21 bis;
tel. 0.10-2368855; d.

234»Keg, Dr. PR.; 1976; U-1996; 3704 RJ
Zeist; Brugakker 64-07; tel. 030-6954121
privé, 2531323 bur.; Specialist Chirurgie
van het Paard; wet. medcw. U.U. (F.D.,
vkgr. Alg. Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisd.)

235 Kemna, P.H.J.; 1994; 4817 PE Breda;
Bergschot 286; tel. 076-5719842 privé,
5876524 prakt.; p., medew. bij O.J.J, dc
Clerck, H.M.M. Luijerink, A. Maas,
M.E.W.M. Pellenaarsen P.A.J. Rops.

236 Klaas.scn, C.H.L.; 1976; 2317 KE Leiden;
Donsvlinder 22; tel. 071-5217076 privé,
010-4064200 bur.; fax 010-4064299;
Technical manager Landbouwhuis-
dieren Pfi/.er Animal Health B.V.

237 Klein Kranenbarg, Mevr. H.M.; 1994;
7231 PK Wamsveld; Lage Lochemseweg
29;
tel. 0575-432512 privé, 057.3-401243
prakt.; fax 0573-402418; p., mcdcw. bij
G.J.R. Groenland, P. van Harten, R. van
Oven cn H.G. Pelgrum.

240 Koopmans, Mevr. E.M.A.; 1996; 7558 SE
Hengelo (O); Rob de Vriesstraat 113; tel.
074-2770305; wnd.d. (toev.
als lid).

246* Laan. Mevr. T.T.J.M.; 1996; .3902 TN
Vcenendaal; Pollux 8; tel. 030-25.3.3622/
2531112 bur.; wet. mcdew. U.U. (F.D.,
vkgr. Inwendige Ziekten cn Voeding der
Grote Huisdieren).

247 Lammcrs. D.M.; 1995; 3522 RC Utrecht;
Volkerakstraat 22; tel. 030-2883024 privé,
0318-516600 prakt.; p., medew. hij
J.A.L. van den Broek; wnd.d.

337 Lateur. N.M.F.; Gent-1979; 9830 Sint-
Martcns-Latcm (België); Bosstraat
4; tel.
00-32-9-2215612 privé. 75-754082 prakt.;
fax 00-32-9-2330078; p., gezelschapsd.

253 Lugtighcid, J.J.A.; 1990; 4191 EK Gclder-
malsen; Emmalaan 16; tel. 0345-571834
privé, 571648 prakt.; p.

254 Mandigcrs, P.J.J.; 1992; 3572 RT Utrecht;
Goedestraat 14 C; tel. 030-2734719 privé,
0485-587600 prakt.; fax 0485-577333;
Specialist Interne Geneeskunde der
Gezelschapsdieren; wet. medew. bij
Intervet Int. B.V., afd. VSD (fax privé:
030-2734719).

255 Meer, F.J.U.M. van der; 1996; 9642 KE
Veendam; Tjariet 21; tel. 0598-632491
privé, 622234 prakt.; fax 0598-623115;
p., medew. bij Dr. R. Boosman, R.E. van
\'t Hof, R.M.G. Keereweer en B. Prins
(toev. als lid).

259 Mol. Dr. Ing. H.; 1965; U-1975; 3941 VE
Doom; Piet Heinlaan 25; tel. 0343-416260
privé, 030-6092422 bur.; fax 0343-
416260; d. microbiol. Streeklab. v. Med.
Microbiologie (St. Antonius Ziekenhuis);
GG & GD; Microbe Consult.

345 Moreau, Dr. D.F.G.; 80796 München (Duits-
land); Karl-Theodor-Strasse 85;
tel. 00^9-
89-3002585/172-2104607; fax (MM9-89-
3082940; d.

260 Mortel, J.J.J. van de; 1971 ; 3421 VJ Oude-
water; Hekendorperweg 13; tel. 0348-
562622;
r.d.

264 Nicuwenhuijsen, H.Th.; 1955; 2923 BD

I

iiU lill\'l\'l

Krimpen a/d IJssel; Lansing 12; tel. 0180-
513911 ; fax 0180-513911 ; r.d.;
oud-i.V.G.
en oud-i.V.D.

264 Nikkeis, Mevr. A.A.; 1991; 7924 PH Vee-
ningen; Veeningen 47 tel. 0528-
391234 privé, 0523
-657025 prakt.; p., me-
dew. bij A.G.M. Extercatte.

268 Orscl, Mevr. K.; 1996; 3522 XN Utrecht;
Merwedesffaat 16; tel. 030-2885497; wnd.d.
(toev. als lid).

268* Oskam, Mevr. I.C.; 1996; 3511 PL
Utrecht; Oudegracht 320 A; tel. 030-
2.300185; wnd.d.

272 Pijnappel, J.J.M.; 1958; 6524 ED Nijme-
gen; St. Annastraat 33; tel. 024-3238811;
r.d.

278 Rem, F.; 1993; 3582 CT Utrecht; Krom-
merijn 73; tel. 030-2523133 privé,
2858616
bur.; fax 030-2858617; k.d. R.V.V. kring
Amsterdam, distr. Utrecht.

279»Riquois, Mevr. E.; 1996; naar het buiten-
land.

340* Riquois. Mevr. E.; 1996; 47500 Sauveterre
la Lémance (Frankrijk); "Le Perie"; tel.
00-33-553494245; wnd.d.

279 Ritscma van Eek, Mevr. C.; 1992; 5052
W R Goirie; Grondster 26
A; tel. 013-
5341546 privé, 4674590 prakt.; p., medew.
bij J.A.P.M. Bakx en J.J.M. van Riel.

280 Roessel, F.M.J. van; 1978; 5646 HZ
Eindhoven; Vluttersven 41; tel. 040-
2126126; p.

281 Roos, S.R.; 1978; 5473 CK Hecswijk-
Dinther; Zijlstraat 9; tel. 0413-293292;
fax
0413-293292; Interim Management.

282* Rozendaal, H.; 1996; 3853 PS Ermelo;
Watervalweg 165; tel. 0.341-563886;
wnd.d.

282 Rotteveel. A.J.P.; 1982; 1784 VA Den Hel-
der; Waddenzeestraat 1; tel. 0223
-619384
privé, 680222 prakt.;
p.

282 Ruitenbeek, Mevr. W.; 1992; 3882 NM
Putten; Hoeverveldweg 9 A; tel. 0341-
362588 privé, 035-6931087 prakt.; p., me-
dcw. bij F.J. ter Beek;
mede», bij ll.J.
Ronner, tel. 0.348-472893.

340* Salomons-van den Berg, Mevr. M.J.;
1988; 84990-000 Arapoti. Parana (Brazi-
lië); Col Holandesa;
tel. 00-55-41-2732310;
fax 00-55-41-27.32310;
d.

283 Sambcek, A.J.J. van; 1987; 5386 BM Gef-
fen; Dr. Ariënsstraat
6; tel. 073-5322409
privé, 0487-516226 bur.;
k.d. R.V.V.
kring Nijmegen,
loc. Druten.

285 Schcffcr. Mevr. C.J.W.; 1996; 3581 LJ
Utrecht; Oudwijkerdwarsstraat 124; tel.
030-2516285 privé, 2531350 bur.; specia-
list in opleiding U.U. (F.D., vkgr. Alg.
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisd.)
(toev. als lid).

289 Schwartz, Mevr. N.C.M. dc; 1991; 3511
VR Utrecht; Teugelhof 10; tel. 030-
2341503 privé,
0485-587674 bur.; fax
0485-578062; d. bij Intervet Ned. B.V.

290 Sijbrandij, G.C.J.; 1994; 2811 AJ
Reeuwijk; Snippedrift 23; tel. 0182-
396566 privé, 392568 prakt.; p.

294 Speybrouck. Mevr. S.G.M.; Gent-1989;
2582 RA \'s-Gravenhage; Van Hoorn-
beekstraat 15; tel. 070-3552135/06-
52647568;
wnd.d.

342 Steltenpool, B.A.; 1996; Burbagc, Marl-
borough SN8 3AJ (Verenigd Koninkrijk);
16 Nutley Court; tel. 00-44-1672-810173
privé, 563646 prakt.; p., medew. bij A.
Norton cn E. Thomas (toev.
als lid).

298*Swart, W.B.F.; 1996; 3512 AX Utrecht;
Wijde Begijnestraat 52; d.

300 Tcrsmcttc, B.M.; 1989; naar het buiten-
land.

342 Tcrsmcttc, B.M.; 1989; Newmarket, Co.
Cork (Ierland); Mackessy Vet. Practice;
tel. 00-353-2960039 prakt.; p., medew.
bij Mackessy Vel. Practice.

300 Theuws, W.F.H.J.; 1994; 5446 AA Wan-
roy; Grocnhoeven 26; tel. 0485-455698
privé, 451593
prakt.; fax 0485-454297; p.,
geass. met Dr. J.J. Geene, A.J.A.M.
Mouwen, J.J. Pen en T.J.M. Ver-
cammen.

301 Tiemessen, Mevr. 1.; 1986; 3571 TZ Utrecht;
Linnacuslaan 52; tel. 030-2724053 privé,
070-3651970 prakt.; fax 030-2724053; p.;
Specialist Veterinaire Radiologie;
diplomate
ECVDI.

342 Twerda, J.; 1995; Matamata (Nicuw-Zec-
land);
4 Matipo Street; tel. 00-64-7-
8886767 privé,
8888068 prakt.; fax 00-64-
7-8888067; p., medew. bij Animal Health
Centre, Matamata.

306 Ven, J.B. van der; 1978; 6952 HR Dieren;
Rijnenberghof 18; tel. 0313-420166 privé,
0570-664800 bur.; fax 0570-633350; adj.
dir. UTD mengvoeder.

312 Vollcma, Mevr J.R.; 1994; 9062 HK
Oenkerk; De Mieden 7; tel. 058-2562909
privé, 0511-472064 prakt.; fax 0511-
476456; p., geass. met J.W. de Boer, K.S.
Brocrsma. F. in \'t Hout en J. Nichof

314 Vriens,R.F.L.M.; 1991; 5766 PGGriendts-
veen; Pastoor Hendriksstraat 14; tel.
0493-529227 privé,
0478-541741 prakt.;
fax 0478-541987; p., medew. bij V.
Greydanus, C.J. Pel, O.J.M. Schrcurs,
A.J.P M. van Sundcrt en N.J. Zegers.

314 Vries, G.H.C. de; 1984; 5395 TC Teef-
felen; Singel 32; tel. 0412-481087 privé.
611786 prakt.; fax 0412-613502; p., geass.
met J. Nijen Twilhaar.

319 Weijtcns, Dr. M.J.B.M.; 1992; U-1996;
3511 HK Utrecht; Justus van Effenstraat 2;
tel. 030-2340916 privé, 2535367 bur.; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. V.v.D.O ).

326 Wijmenga. W.J.H.; 1996; 6034 RD Ne-
derweert-Eind; Gebleektendijk 8; tel.
0495-625633 privé, 077-3073292 prakt.;
p., medew. bij L.C.M. Boonen, J.A.M. ten
Dam, W. Oldenburger, Dr. C.J.M. Schee-
pens, C.J. Uytcwaal, J.H.J. Vestjens,
G.A.M. Wicland en R.T.J.A. de Winnc.

344* Zuidhof, Sj.; 1980; I.ethbridge, Alberta
TIK 4E7 (Canada); 119 Laval Koad
West; lel. 00-1-403-381-3565 privé, 8842
bur.; fax 00-1-403-.381-8781; bovine &
equine Technical Service Vet. for
Western Canada, Pharmacia & Upjohn.

329* Zwanenburg. F.P.; 1996; .3981 ZM Bun-
nik; \\ letweide 82; tel. 030-6564985; d.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK
1997

Dc gegevens die in deze personalia ver-
meld staan, worden nog opgenomen in het
Diergeneeskundig Jaarboek 1997. Wijzi-
gingen die
na 1 december 1996 zijn door-
gegeven, kunnen helaas niet meer worden
opgenomen in het Diergeneeskundig Jaar-
boek 1997!

-ocr page 48-

JUBILEA 1997

25 JAAR (1972)

H. Jorritsma, Oosterwolde (F), 7 januari, afwe-
zig

E.G. Kortman, Eindhoven, 12 januari, aanwezig
Mevr. M. Quist-Bentinck van Schoonbeten,
Heeten, 14 januari, afwezig

Dr. M.H. Mirck, Diepenveen, 21 januari, afwe-
zig

Mevr. T. Ouwerkerk-Westerbaan, Schalkhaar,
21 januari, afwezig

A.i. de Feijter, \'s-Gravenhage, 4 februari, afwe-
zig

M.R.J. Heun, Baam, 4 februari, aanwezig
H.B. van Lom. Ruurio, 4 februari, afwezig

A.M. Visee, Schiedam. 4 februari, afwezig
J.G.M.J. Bosch, Rosmalen, 16 februari, afwezig
Mevr. G.M. Puls-van der Kamp, Boxtel, 3 maart,
afwezig

H.J.M. Tonk, Eindhoven, 3 maart, afwezig
Y.D. van der Werff, Nunspeet, 3 maart, afwezig
P.C.R. Baars, Enschede, 15 maart, afwezig
J. Bakker, Baexem, 14 april, afwezig
W.P. Cnossen, Drachten, 14 april, aanwezig

F.G. Davelaar, Putten, 14 april, afwezig

J.J.A. Ham, Nieuwerkerk a/d IJssel, 14 april,
aanwezig

R.J.T. van der Luer, Valkenburg (L), 14 april, af-
wezig

Th.M.H. van Wocnsel, Lommei (België), 14
april, afwezig

Mevr. T.l. Bunte-van Hof, Voorthuizen, 5 mei,
afwezig

H.E. Kruit, Winschoten, 5 mei, afwezig
F.G. van Zijdcrveld, Lelystad, 5 mei, afwezig
J.A. Westerbeek, Someren, 31 mei, afwezig
F.R. de Boer, Velserbrock, 9 juni, afwezig

B. Bruins, Zutphen, 9 juni, afwezig
K. Steijn, Ameide, 9 juni, afwezig

M.J. Wieland, Hendrik-ldo-Ambacht, 9 juni, af-
wezig

J.H. de Groot, Doesburg, 7 juli, aanwezig

F.H.M. Guldie, Nijkcrkcrveen, 7 juli, afwezig
H. Warringa. Vorden. 7 juli, aanwezig

Mevr. C. Warringa-Hendriks, Vorden, 7 juli,
aanwezig

A.E.E. Bunte, Voorthuizen, 28 augustus, afwe-
zig

S. Dooper, Lochem. 8 september, afwezig
Mevr. H. van Gessel-van Scherpenzeel, Aalden,
8 september, afwezig

K.H.J. Lambeek, Hoeven, 8 september, afwezig
R.J. Terbijhe, Zutphen. 8 september, afwezig
P.J. Werkman, Leusden. 8 september, afwezig
Mevr. Dr. V. Baumans, Zeist, 12 oktober, afwe-
zig

Dr. P. Franken, Didam, 12 oktober, afwezig
H.J. Schrama, Maurik, 12 oktober, aanwezig
Mevr. R.H.M. Vissers, Maam, 12 oktober, af-
wezig

E.K. Dolfijn. Marum, 17 november, afwezig
K. Hesseling, Zevenbergen, 17 november, afwe-
zig

J.J. Koot, Zoelen, 17 november, afwezig
J.H.M. Maas, Vught, 17 november, aanwezig
M. Sinke, Nederweert. 17 november, afwezig

G.A. Berghuis, Den Ham, 15 december, afwezig
M. Bethlehem, Dalen, 15 december, afwezig

D B. Blaauboer, Groesbeek, 15 december, afwe-
zig

M.M. Blom, Terschuur, 15 december, afwezig

H.J.J. Boerrigter, Donkerbroek, 15 december,
afwezig

D.H. Bronsink, Wapenveld, 15 december, aan-
wezig

J. de Jong, Beek (gem. Bergh), 15 december, af-
wezig

J.K. de Jong, Beetsterzwaag, 15 december, af-
wezig

P.J. Kool, Bennekom, 15 december, afwezig
J.W.H. Scheres, Stramproy, 15 december, afwe-
zig

H.J. Uilenreef Delft, 15 december, afwezig
H.J. Vlagsma, Apeldoorn, 15 december, afwezig
T.G. van de Vuurst, \'s-Gravenhage, 15 decem-
ber, afwezig

J. Drogt, Ruinen, 22 december, afwezig

G. Wassink, Wierden, 22 december, afwezig

30 JAAR (1967)

J.W. Caspers, Amsterdam, 27 januari, afwezig
A.M. van Schaik, Peize, 27 januari, aanwezig
M.H. Pol, Bronncger, 9 februari, afwezig
O.J.J. de Clerck, Breda, 13 februari, afwezig
J.C.M. van Dijck, Broekhuizenvorst, 13 febra-
ari, afwezig

Prof Dr. J.E. van Dijk, Hierden, 14 april, afwezig
W. de Haan, Lies (Terschelling), 14 april, afwezig
A.W. Udo, Aalten, 14 april, afwezig
Mevr. A.B. Zwartenkot-Klaasesz, Slecn, 14 april,
afwezig

J.C. van der Sar, Ruurio, 15 april, afwezig
A H M. Erken, Amsterdam, 27 april, afwezig
P.J. Goedhart, Haarlem, 19 mei. afwezig
Dr. Tj. Joma, Drachten, 19 mei, nog onbekend

H. Nijland, Voorthuizen, 19 mei, afwezig
H.G. Pclgrum, Almen, 19 mei, afwezig
H.J. Nederhorst, Haariem, 20 mei, afwezig
R. Back, Lochem, 16juni, aanwezig

Jhr. A.W. van Foreest, Wolfheze, 16 juni, nog
onbekend

J. Atsma, Tolbert, 7 juli, afwezig
J. Heyting, Doorwerth, 7 juli, afwezig
J. Minderhout, Tilburg, 7 juli, aanwezig
E.C. Osinga, Kockengen, 7 juli, afwezig
J.P. W.M. van der Putten, Benschop, 7 juli, afwe-
zig

P.A.J. Rops, Breda, 7 juli, afwezig
J.P.J. van de Vijver, Oostburg, 7 juli, afwezig
A. Slikkerveer, Vlaardingen, 7 juli, afwezig
O.M. Verhorst, Herpt (gcm. Heusden), 7 sep-
tember, afwezig

Mevr. Dr. A.J. Vcnker-van Haagen, Utrecht, 7
oktober, afwezig

J.F.A. Ilcitkamp. Haak.sbcrgcn. 9 november,
aanwezig

Dr. F.W. van Schie, Eefdc, 9 november, afwezig
Mevr. Dr. I. van der Gaag, Nieuwegein, I de-
cember, aanwezig

H.G.A. Kock, Oldenzaal, 9 december, afwezig
T. Cuperus, Gramsbergen, 17 december, afwe-
zig

G.C.M. Jansen, Wehl, 20 december, aanwezig
C.l.M.M. Achten, Haaren, 22 december, afwe-
zig

E.J.M.H. Bisschoff, Kerkrade, 22 december,
nog onbekend

L. Elving, Vleuten, 22 december, afwezig
E.J. Jedema, Amsterdam, 22 december, afwezig
W. Pons, Wissel, 22 december, afwezig
J.A. Ypenburg, Menaldum, 22 december, afwe-
zig

35 JAAR (1962)

J.S. Kalisvaart, Haaften, 5 februari, afwezig
Prof Dr. A.S.J.P.A.M. van Miert, De Bilt, 28 fe-
bruari, afwezig

Mevr. L A. von Frijtag Drabbe
Künzel-Poot, Nieuwleusen, 8 maart, afwezig
ProfDr. E.J. Ruitenberg. Bosch en Duin, 21
maart, afwezig

K.D. Vink, Sneek, 21 maart, afwezig
S.J. Henstra, Tijnje, 17 april, afwezig

Dr. P. Leeflang, Alphen a/d Rijn, 17 april, afwe-
zig

H.J.J.M. Hamers, Zieuwent, 21 mei, afwezig
J.S. Ariens, Dongen, 27 juni, afwezig
C.B. de Lint, Mt. Lehman (Canada), 3 septem-
ber, afwezig

H.C.M. Oerlemans, Nuenen. 17 september, af-
wezig

A.A. Hesen, Gennep, 26 september, afwezig
F.E. de Groot, Ede, 27 september, afwezig
J.J.A. Schreinemachers. Roermond, 27 septem-
ber, afwezig

ProfDr. C.J.G. Wensing, Lelystad, 27 septem-
ber, aanwezig

W. van Arkel, Emmen, 21 oktober, afwezig
A.J.W. Bolscher, Tilligte, 21 oktober, afwezig
L.P.M. van den Brand, Someren, 23 oktober, af-
wezig

Dr. R.J. Slappendel, Driebergen, 23 oktober, af-
wezig

Dr. A.Th.M. Verdijk, Cuijk, 23 oktober, afwezig
J.P.G. Vermeer, Deume, 23 oktober, afwezig

40 JAAR (1957)

C.L. van Willenswaard, Woudenberg, 7 januari,
afwezig

A. Dekker, Overslag, 16 januari, afwezig
J.F. de Haas, Winterswijk, 6 febmari, afwezig
Mevr. G.M. Hardeman-Kommer, Assen, 6 fe-
bruari, afwezig

P. Werkhorst. IJsselmuiden, 7 febmari, afwezig
Dr. R.G. Dijkstra, Leeuwarden, 17 februari, af-
wezig

J.H. Neuteboom, Sittard, 9 maart, afwezig

E.P. Oldenkamp, Leidschendam, 23 maart, af-
wezig

IJ.H.P. Hardeman, Assen, 12 april, afwezig
A.M.E. Duysens, Voerendaal, 22 mei, afwezig
J.P.C. Kmijne, \'s-Gravenhage, 22 mei, afwezig
A.P. van der Linden, Nijmegen, 3 juli, afwezig
P.A. Akkermans, Veldhoven, 12 juli, afwezig
ProfDr. G.J.W. van der Meij, Hoog Soeren, 12
juli, afwezig

Dr. J.L. van Os, Voorburg, 12 juli, afwezig
H. van der Ree, Dordrecht. 12 juli, aanwezig

F.E. van Tilburg, Deume, 12 juli, afwezig
J.J.M. Tuerlings, Vught, 12 juli, afwezig
C.W. Moons, Reeuwijk, 27 augustus, aanwezig
R. Muller, Laren (NH), 14 oktober, afwezig
C.P. Burger, Aalten. 16 oktober, afwezig

G.J. ten Pas, Winterswijk, 16 oktober, afwezig
Dr. P.J. Veen, Doom, 18 oktober, afwezig

R. Kommerij, Dromen, 19 november, afwezig
C. Ruijgh, Cuijk, 20 december, afwezig
P. Zandstra, Drachten, 20 december, afwezig
Dr. J.W. Zantinga, Baam, 20 december, afwezig

45 JAAR (1952)

A.L.J.M. Heirman. Wilnis, 14januari, afwezig
Mevr. A.C.W. Vervoom-Malinosky Blom, Odijk,
29 januari, afwezig

S. Begeman, Zuidwolde (D), 12 februari, afwe-
zig

G. Roorda, Zuidhom (Gr), 12 febmari, afwezig
K. Claij, Wassenaar, 23 februari, aanwezig
O.R. Wichers, Zuidwolde (D), 28 februari, af-
wezig

J. Heida, Beetsterzwaag, 6 maart, afwezig

A.G. de Moor. Houten, 8 april, afwezig
N.P. Saathof, Meppel, 16 mei, afwezig
Chr.C. Grunwald, Calvia, Majorca, (Spanje), 31
mei, afwezig

W H. Kremer, Venray, 31 mei, afwezig
Dr. J.H.G. Roerink, Baam, 31 mei, afwezig

B. Roem, Meppel, lOjuli, afwezig
J.P.M.E. van Beek, Deume, 11 juli, afwezig
S. Brandsma, Zuidlaren, 11 juli, afwezig

-ocr page 49-

Ph.G.M. Kraanen, Oss, 11 juli, afwezig
H.H.J.C. Maillie, Bronneger, 11 juli, afwezig
W. van der Sluis, Damwoude, 16 september, af-
wezig

Dr. J.J. Koopman, Alkmaar, 7 oktober, afwezig
H. Ortevanger, Hoorn, 7 oktober, afwezig

D.W. Smallegange, Hilversum, 7 oktober, afwe-
zig

J. Wechgelaer, Vorden, 7 oktober, afwezig
J.H. Staal, Sleen, 11 oktober, afwezig
S. Bruggeling, Spijkenisse, 3 november, afwe-
zig

R.G. Detmers, Coevorden, 3 november, afwezig
J A. Engel, Hippolytushoef, 3 november, afwezig
L.J.J.A. Roppe, Boxmeer, 3 november, afwezig
Dr. J.F. Westendorp, Heesch, 3 november, afwe-
zig

J.P.W.M. Akkermans, Vlaardingen, 6 novem-
ber, afwezig

A. Rinses, Sint Maartensdijk, 27 november, af-
wezig

U. Dijkstra, IJhorst (O), 4 december, afwezig
A.E.F. van Pul, Wehl, 5 december, afwezig
G.C. Doggen, Wouw, 19 december, afwezig
S.A. Holzmüller, Borculo, 19 december, aanwe-
zig

G. Jongeneel, Middelburg. 19 december, aanwezig
Dr. E.E. Kemperman, Wouw, 19 december, af-
wezig

P.J. Mus, Hoorn, 19 december, afwezig
L.J.Th. Tholhuysen, Made, 19 december, aan-
wezig

50 JAAR (1947)

Prof Dr. J. Boogaerdt, Zeist, 18 januari, afwezig
J.P. de Boer, Leersum, 18 februari, afwezig
J.C.A. van der Maas, Heiloo, 18 februari, afwe-
zig

K.H. Bouwman, Wolvega, 27 maart, afwezig

A.E. Burggraaff, Vlissingen, 19 april, afwezig
Dr J.H.M. Richter, Boxmeer, 3 mei, aanwezig

H.H.A. Mager, Gieten, 23 mei, afwezig
Tj. Sinnema, Hardenberg, 23 mei, afwezig

R. Strikwerda, Meppel, 12 juli, nog onbekend
L.J. van Looveren, Breda, 26 september, afwezig

B.M. Bogaerts, Heesch, 20 oktober, afwezig
K.G. Meijers, Ootmarsum, 20 oktober, afwezig
Dr. J. Tesink, Goes, 27 november, afwezig

55 JAAR (1942)

J. Bruins, Haren (Gr), 26 januari, afwezig
Dr. E.J. Voûte, Amersfoort, 26 januari, afwezig
J.W. Kattenwinkel, Ruinen, 12 augustus, afwezig
G. van der Kolk, Rheden, 3 oktober, afwezig
R.J. Kummel, Bennebroek, 12 oktober, afwezig
Mevr. D. Scholma-van der Perk, Opeinde, 14
november, afwezig

Prof W.J. Roepke, Driebergen, 8 december, af-
wezig

Mevr. H.A. Timmenga-Hannema, Hattem, 8 de-
cember, afwezig

60 JAAR (1937)

Joh. Kraai, Bilthoven, 19 maart, afwezig
K. van der Poel, Brielle, 19 maart, afwezig

E. Bakema, Velp (Gld), 14 april, afwezig
R.A.P.H. Corbey, Boxtel, 17 december, afwezig
Dr. J.H.P. Verweij, Rozendaal (Gld), 17 decem-
ber, afwezig

Prof Dr. G. Wagenaar, Houten, 17 december, af-
wezig

65 JAAR (1932)

L.J. Kas, Hilversum, 20 mei, afwezig
J. van der Waal, Heemstede, 26 juni, afwezig
S. Loman, Santa Maria (U.S.A.)I4 december,
nog onbekend

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

13-01-1997
27-01-1997
10-02-1997
24-02-1997

Voor 12.00 uur \'s middags.

Doorlopende agenda

1997

Januari

3 Nieuwjaarsborrel Afdeling Noord-Brabant.

8 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

8 \'Waarheen leidt de weg?\' Beroepspers-
pectieven in de diergeneeskunde. Sym-
posium der D.S.K. Voor nadere informatie
bel de D.S.K, tel.: 030-2534678.

9 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (30) Oogonderzoek bij hond en
kat.

9 Themamiddag Groep Pluimveeweten-
schappen over beengebreken bij de
C/ezondheidsdienst voor Dieren in
Deventer, van 13.30 tot 16.30 uur.

10 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Rund (10)
IBR-bestrijding: hoe en wanneer?

12— 14 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Nice Acropolis
Convention Centre in Nice, France.

15 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

15 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'.

16—17 PAO-D cursus: 96.605. Apotheek-
beheer II voor gezelschapsdierenpraktici.

17 Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (18)
Endometritis merrie.

18 PAO-D cursus: 97.801. Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

21 PAO-D cursus 96.506. Pezen en banden
van de benen van het paard; kwetsbare
krachtendragers.

22 Intervisie-bijeenkomst groep 13 (varken)
om 15.30 uur in Leende.

23 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (31) Urolithiasis bij de kat.
Belang van voedingsvezels bij carnivoren.

23 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Bunnik, Postiljon hotel.

24 PAO-D cursus 97.108. Huidziekten I gezel-
schapsdieren.

23—26 1996-97 Veterinary AcupuncUire Ac-
creditation Course, Albuquerque, New Me-
xico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,

Aflevering

01-02-1997
15-02-1997
01-03-1997
15-03-1997

U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
f303-258-0767).

29 PAO-D cursus: 97.104. Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

29—31 PAO-D cursus: 97.601. Apotheek-
beheer II landbouwhuisdieren.

30 Vergadering Groep Homoeopatische-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

30 PAO-D cursus: 97.203. Standaardover-
zichten te Drachten (drie dagen, tevens 18
februari en 5 maan 1997).

31 PAO-D cursus: 97.206. Standaardover-
zichten te Zegveld (drie dagen, tevens 19
februari en 6 maart 199).

Februari

3 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

3 PAO-D cursus: 97.204. Standaardover-
zichten te Deventer (drie dagen, tevens 24
februari en 26 maart 1997).

4 Intervisie-bijeenkomst groep 9 (varken) om
20.00 uur in Langbroek.

4—5 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het varken\' te Wageningen.
Inschrijven vóór 6 januari 1997.

5 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

5 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (32) Nieuwe inzichten in de pa-
thogenese en epidemiologie van het FlP-vi-
rus en bespreking van enkele klinische ge-
vallen.

6—7 PAO-D cursus: 97.202. Certificatie land-
bouwhuisdierenpraktijk.

7 PAO-D cursus: 97.109. Huidziekten II ge-
zelschapsdieren.

11 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

11 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Deventer, aanvang 14.30 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

12 Bijeekomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

13 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten,
om 14.00 uur

13 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (38) Ver-
zorgen van schildpadden.

13 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

13 PAO-D cursus: 97.113. En hoe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische
problemen GD.

14 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (39) Ziekte-
toestanden van de schildpad.

16—21 XV International Symposium of the
World Association of Microbiologists, Im-
munologists and Specialists in Infectious
Diseases (WAVMI), Cyprus. Theme: Sal-
monellosis - brucelliosis as world health
problems for humans and animals.
Information: K. Polydorou V.P.H. Institute,
PO Box 284, Nicosia, Cyprus. Fax/tel.:
357-2-453121.

18 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Eindhoven, Dorint hotel.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

-ocr page 50-

18 PAO-D cursus: 97.902. Financieel praktijk-
management \'jaarstukken lezen\'.

18—20 PAO-D cursus: 97,201. Infectieziekten
op rundveebedrijven.

19 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dierenart-
sen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Bameveld. Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

19 PAO-D cursus: 97.105. Hartafwijkingen
bij de hond en kat.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (33) Operatieve behandelingen
van heupdysplasie.

20 Afdelingsvergadering Zuid-Holland

20—22 Cursus \'Presentatie? uw eigen creatie!\'.
Plaats: Aparthotel te Delden.

20—23 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

21 Symposium Varkensdierenartsen CHV te
Veghel.

25 PAO-D cursus: 97.205. Standaardover-
zichten te Boxtel (drie dagen, tevens 25
maarten 15 april 1997).

26 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

26—28 PHLO-cursus \'EU-landbouwpolitiek\'
te Wageningen. Inschrijftermijn eindigt op
27 januari 1997.

27 Excursie Groep Geneeskunde van het Var-
ken naar Intervet. Onderwerp: bacteriële
aandoeningen.

IVIaart

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (34) Werkingsmechanismen
van psychofarmaca.

6 Nascholingsdag Dierenartsassistentcn II;
Heerenveen, Postiljon hotel.

8—12 64® Annual Meeting & Spring Mana-
gement Conference van de American
Animal Hospital Assocation. San Diego
(Zuid-Califomië). Informatie bij prof dr.
J.E. Gajentaan, tel.: 0418-515839, fax:
0418-518157.

12 PAO-D cursus: 97.112. Patiëntendemon-
stratie GD.

13 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (40) Cyto-
logie als diagnostisch hulpmiddel voor de
praktijkdierenarts.

13 -14 PAO-D cursus: 97.601. Apotheek-
beheer
II landbouwhuisdieren.

13—14 PHLO-cursus \'Preventieve gezond-
heidszorg in de varkenshouderij\' te
Wageningen.

16—20 ESA VS postgraduate intensive course
\'Emergeney care at equine competitions\',
Zürich, Zwitserland.

18 PAO-D cursus: 97.502. EHBO paard.

18 Symposium verrijkt voedsel: nu nog beter!
in de Reehorst in Ede.

19 PAO-D cursus: 97.701. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (35) Perifere neuromusculaire
aandoeningen.

22 PAO-D cursus: 97.802. Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek GD.

25 Jaar\\ergadering Groep Geneeskunde van
het Varken in de Jaarbeurs te Utrecht.

26 PAO-D cursus: 97.101. Behandelings-
methoden van fi^cturen.

27 Jaarvergadering Groep Homoeopatisch-
werkende Dierenartsen, Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, aan-
vang: 19.30 uur.

April

1 —3 Fifth World Veterinary Dental Congress at
the International Convention Centre,
Birmingham, England.

5—6 Small Animal Oncology Conference:
Diagnosis and Treatment. University of
Zürich, Faculty of Veterinary Medicine.
Dr. Juan Carlos Sardinas, Veterinary
Surgery Clinic, University of Zürich,
Winterthurersö-asse 260, CH-8057 Zürich,
Switzeriand, tel.: 41-1-635-84-01, fax:
41-1-635-89-05.

6—8 The fourth international symposium on ec-
toparasites of pets. University of California,
Riverside, California. Dr. N.C. Hinkle,
Dept. Entomology, UCR, Riverside, CA
92521, phone (909) 787-2422 or e-mail
NHinkle@citrus.ucr.edu.

8—11 Congress of the German Veterinary
Medical Society: \'Current Research
Results in Veterinary and Comparative
Medicine\'.

9—11 PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole
en -sturing\' in Leuven (België).

10 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (36) Kruisbandrupmur bij de
hond: Diagnose en resultaat van intra-arti-
culaire behandeling.

10 Jaarvergadering en lezingen Groep Pluim-
veewetenschappen bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren in Boxtel, van 13.30 tot
16.30 uur.

12 PAO-D cursus: 97.901. Symposium 30 jaar
Dierenkliniek Emmeloord; \'Bewegen is le-
ven: over ziektekunde en traumatologie van
het bewegingsapparaat bij hond, kat en
paard\'.

17 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (41) Kli-
nische gegevens en in vitro criteria voor ge-
bruik van medicijnen bij vogels.

17 NVVL-congrcs \'97: Trends in Voedings-
wetenschappen. Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede.

24 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (37) Pijnbestrijding bij orthope-
diepatiënten.

25—27 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congress langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Vooijaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the
Netheriands. Phone 31(0)30-2510111,
Fax 31(0)30-2511787.

29 PAO-D cursus: 97.903. Financieel praktijk-
management \'jaarstukken lezen\'.

IVlei

13 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

13 PAO-D cursus: 97.118. Inleiding bacterio-
logisch onderzoek GD.

13—15 PAO-D cursus: 97.202. Infectieziekten
op randveebedrijven.

15 PAO-D cursus: 97.115. Endoscopic voor-
ste luchtwegen/otoscopisch onderzoek GD

15—16 PAO-D cursus: 97.301. Antibioticum-
beleid varken.

15 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentmm te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

20—22 International symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Plouft-agan, France.

21 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

22 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

26—29 The Waltham International Symposium
1997, Orlando, Florida, USA. \'Pet nutrition
and health in the 21st century\'.

27 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

28 PAO-D cursus: 97.111. Klinische les GD
\'Nefrologie" nieuwe behandelingsmetho-
den\'.

30 PAO-D cursus: 97.906. Gezondheidsbe-
waking pelsdieren- en konijnenhouderij.

30 PAO-D cursus: 97.907. Gezondheidsbe-
waking pelsdierhouderij.

30 PAO-D cursus: 97.908. Gezondheidsbe-
waking konijnenhouderij.

31 Reünie IPC Dier Bameveld.

31 — I International symposium \'diagnosis in
horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg, Germany. For
abstracts formulars and ftirther information
for interested participants please contact:
COPP, Birgit Bamickel, Friedrich-Ebert-
Str. 12, 61462 Königstein, Germany. Fon.
0049-6174/931333, Fax. 0049-
6174/931343. Abstract-deadline will be
November 30\'h, 1996.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997:
\'Clinical Neurology in Small Animal
Practice\' in Edegem (Antwerpen) België,
Congrescentmm \'Ter Eist\'. Meer informa-
tie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der Linden-
laan 15, B-2570 Duffel, België, fax: (32) 15
31 73 90, Email: leenvdent(aïglo.be.

Juni

4 PAO-D cursus: 97.106. Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

4 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur, Wegrestaurant
\'De Meem\' Mecmdijk 59, De Meem.

5 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
center, aanvang: 14.30 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

7—8 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. More information:
ABVP Administrator, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, USA,
phone 615-254 3687, fax 615-254 7047.

7—10 European Symposium on Poultry Wel-
fare, Wageningen.

11 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Locatie: Bilt.sche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

11 PAO-D cursus: 97.116. Diagnostiek tumo-
ren gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 97.302. Interpretatie labo-
ratoriumuitslagen varken.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer, van 13.30
tot 16.30 uur.

13 PAO-D cursus: 97.107. Behandeling van
kruisbandletsels.

14 PAO-D cursus: 97.803. Assistentie drach-
tigheidsonderzoek GD.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J.A. Lenstra en prof dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

17 PAO-D cursus: 97.904. Financieel praktijk-

-ocr page 51-

management \'jaarstukken lezen\'.

19 PAO-D cursus: 97.114. En hoe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische
problemen GD.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

30—5 juli PHLO-cursus \'Animal Health Eco-
nomics - Principles and Applications\' te
Wageningen. Inschrijftermijn eindigt 17
maart 1997.

Juli

1—5 PAO-D cursus: 97.501. Gynaecologie en
neontalogie paard.

6—10 7th EAVPT Intemational Congress,
Madrid, Spain.

8—11 8th Symposium ISVEE.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESVD),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland.

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute f the Hungarian
Academy of Sciences, Hungary-1581
Budapest, P.O. 18, Phone: 36 1 252-2455,
Fax: 36 1 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague, The Netherlands.
12th Intemational symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists.
Congress language is English. For further
details please contact the Royal
Netherlands Veterinary Association, P.O.
Box 14031, NL-3508 SB Utrecht, The
Netherlands. Fax: 31-30-2511787.

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

10—14 The 5th WEVA (World Equine
Veterinary Association) Congress. Padova,
Italy. Deadline for abstracts:
28th of
February,
http://www.finsystem.it/ weva
97, email weva97@fmsystem.it, CSR
Conressi P.O. Box 1769-1-40100 Bologna,
Italy. Ph 39-51-765357, Fax 39-51-
765195 crs.congressi@pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.
Afdelingsvergadering Zuid-Holland.
Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.
Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentmm te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

16
18

18

25

25—28 BVA Congress, Edinburgh Interna-
tional Conference Centre.

Oktober

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

22 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

23 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Deventer, aanvang 14.30 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

November

8 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

December

10 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

Dix&Co helpt u over
de drempel

O

Afgestudeerd en nu (of straks)
praktisch aan de slag ? Doe een
beroep op Dix&Co, want als
onafhankelijk adviesbureau
onderzoekt Dix&Co uw kansen
en beoordeelt uv^r kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten
en stelt een begroting op.
Bepaalt samen met u uw krediet-
behoefte en regelt met u de
gewenste financiering en verze-
keringen. Landelijke dienstverle-
ning bij praktijkoverdracht, asso-
ciatie en assistentie.

FINANCIEEL ADVISEURS
VOOR DIERENARTSEN

Gespecialiseerd in:

P raktij kvesti gin gen

Praktijkfinancieringen

Financiële Planning

Arbeidsongeschiktheid

Pensioenen

Verzekeringen

SIBBING^\'WATELERC.S.

^ ADVIESGROEP B.v

\'N HELE ZORG MINDERE

DIX&CO

Mauritsstraat 100
3583 HW Utrecht
Telefoon 030-2511520
Fax 030-2541731

Storkstraat 33
Postbus 418
3900 AK Veenendaal
telefoon: 0318-522121
telefax: 0318-521201

-ocr page 52-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
iiitj^egroeid tot de meest complete uuirersiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk onderwijs en onderzoek. De 14
faculteiten, ig onderzoekscholen ai 58 oplei-
dingen biedm studenten eti medewerkers
boeiende mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en de
nadruk op kwaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht, mtetischappelijke
traditie, moderne technieken en op de toe-
komst gerichte programma\'s dragen daar-
aan verder hij. Met
25.000 studenteti,
7.000 personeelsleden en een budget
van ygo miljoen gulden vormt de
universiteit de spil van lui Keimiscentrum
Utrecht. Uimiit deze positie in Middeti-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoeksinstituten over
de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er Is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er zijn 110 plaatsen voor
kinderopvang.

Gemeenschappelijk
Dierenlaboratorium

Het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium
van de Universiteit Utrecht vervult een
dienstverlenende functie t.b.v. van onderwijs
en onderzoek met het inzetten van zijn
specifieke kennis, expertise en faciliteiten op
het gebied van proefdieren en dierproeven.
Het GDL draagt zorg voor de toelevering,
huisvesting en verzorging van proefdieren
en verleent biotechnische assistentie bij de
uitvoering van dierproeven. Het beleid is
gericht op vermindering, verfijning en
vervanging van proefdieren en dierproeven.

Per 1 januari 1997 Is de plaats vacant van

Directeur (v/m)

U gaat leidinggeven aan een druk en leven-
dig bedrijf waarin ca 45 personen werkzaam
zijn: dierverzorgers, biotechnisch laboranten,
analisten, logistieke en administratieve
medewerkers. Naast dienstverlening binnen
de Universiteit Utrecht wordt externe dienst-
verlening van meer betekenis. De universiteit
hecht eraan dat het aantrekken van externe
opdrachten in een evenwichtige balans
plaatsvindt tussen bedrijfsmatige belangen
van het GDL en het streven om het gebruik
van proefdieren zoveel mogelijk te beper-
ken.

Uw taken: u stuurt het GDL aan in een
actief proces van kwaliteitshandhaving, reke-
ning houdend met relevante ontwikkelingen
in proefdiergebruik en in onderzoek en
onderwijs. U onderhoudt nauwe relaties
zowel met onderzoekers als met de eigen
medewerkers en beschikt hiertoe over goede
sociale en communicatieve vaardigheden.
Wij vragen een biomedische opleiding op
academisch niveau en ruime kennis en erva-
ring op het gebied van proefdieren en dier-
proeven. U bent in staat ontwikkelingen in
onderzoek en onderwijs op de voet te volgen
en de dienstverlening door het GDL hierop af
te stemmen. Kennis van genetische modifica-
tie en de wet- en regelgeving hieromtrent is
zeer gewenst. U heeft affiniteit met de zorg
voor kwaliteit, Arbo en milieu en bent in
staat zowel de eigen medewerkers als de
gebruikers van de GDL-faciliteiten hiervoor
positief te motiveren. U heeft een zakelijke/
bedrijfsmatige instelling, bent voldoende
flexibel, beschikt over een goed incasserings-
vermogen en ruime managementkwaliteiten.
Wij bieden een tijdelijke aanstelling voor de
duur van 2 jaar met uitzicht op vaste dienst.
De omvang van de functie is 100%.
Uw salaris bedraagt maximaal ƒ 9700,- bruto
per maand.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen contact opnemen met de
heer prof.dr L.F.M. van Zutphen, hoogleraar
Proefdierkunde, telefoon (030) 253 20 33 of
de heer H.A.M. Leijtens, adjunct-directeur
Financiën & Logistiek GDL, telefoon
(030) 253 21 27.

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan
het College van Bestuur, t a v mevrouw
J.M. van der Mark, secretaris benoemings-
adviescommissie, afdeling Sociale en
Organisatiezaken, Universiteit Utrecht,
Postbus 80125, 3508 TC Utrecht.
Vacaturenummer 54601.
Bij de selectie wordt gebruikgemaakt van
een assessment programma.
Ook wanneer u de aandacht op mogelijk
geschikte kandidaten wilt vestigen, kunt u
zich tot de secretaris van de benoemings-
adviescommissie richten.

-ocr page 53-

Hoe goed ook uw
opleiding, soms staat u
machteloos tegenover
onverwachte nachtvorst.

U staat machteloos tegenover de
grillen van de natuur
Zo kan gladheid als gevolg van on-
verwachte nachtvorst leiden tot
arbeidsongeschiktheid.

Movir als gespecialiseerde maat-
schappij biedt u de best nnogelijke
bescherming tegen de financiële
gevolgen hiervan. Zelfs de om-
streden clausule \'passende arbeid\'
vindt u niet meer in de polisvoor-
waarden van Movir terug.
Concreet betekent dit dat Movir,
ongeacht uw leeftijd, arbeidsonge-
schiktheid uitsluitend nog beoor-
deelt op basis van het verzekerde
beroep.

Voor advies, toegesneden op
uw specifieke situatie, verwijzen
wij graag naar uw vertrouwde
assurantieadviseur.

C

Postbus 2160,3430 CV Nieuwegeln.
Telefoon: (030) 604 74 20.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

-ocr page 54-

Dinolytic

r

BETROUWBARE VRUCHTBAARHEID

Zomer en winter werkt
het thermostabiele
Dinolytic®
efficiënt in op het geel
lichaam. Daarenboven oefent
dit natuurlijke Prostaglandine
een uitgesproken directe
werking uit op het myometrium.
Deze laatste is wenselijk bij het
doeltreffend behandelen van
witvuilers.

1 SilOat

Dinolytic\'

*

5 mg/ml

..r

Dinolytic\'

Meer dan een kwarteeuw

ervaring in prostaglandine

Dinolytic® wordt
geproduceerd door
Upjohn,
sinds meer dan een kwarteeuw
DE specialist bij uitstek van
prostagiandines. Verkrijgbaar
in drie verpakkingen.

Betrouwbaar en flexibel :
Dinolytic® is uw partner,
ongeacht het seizoen.

Selgiè: Reglstratierammef 277 S189 F12
Produtó onder diefgeneeskunég voorecW!
Upiohn Animal Health Benelux ■ Rijksweg 12 - 2870 Puurs

Tel: 03.890.92.11 -Fax: 03.890.95,04
Nedertand: Regislfalienummer REG.Nt 8512 UOA
Dinolylic\' (5 mg Oinoprosl-Tromettiamine pei ml)

Upjolin Anmal Health Benelux Rubensstraalie? - Pe 252\'
6710 BG EDE -Tel: 08380-36802 ■ Fax: 08380-34860
Raadpleeg voor verdere informatie de bijskiiter

Upjohn

-ocr page 55-

Van de Hoofdredactie

Vaak met enige trots rekenen de meeste practici zich tot de zogenaamde vrijeberoepsbeoefenaren.
Uiteraard binnen de grenzen van de wet waant menigeen zich vrijer dan wie dan ook. Deze euforie wordt
door de voorgeschreven regels van de georganiseerde dierziektenprogramma \'s niet of nauwelijks vermin-
derd. Een practiserend dierenarts mag zich dan zo vrij als een vogeltje voelen, binnen het moderne maat-
schappelijk-economisch krachtenveld kan met evenveel gemak de typering \'vogelvrij\' worden gegeven.
Maar al die vrije vogels samen vormen een zwerm die als leden van de KNMvD een bepaalde koers moe-
ten vliegen.

Een zwerm vogels die op de trek is, maakt geluid. Er heerst binnen de groep een permanente staat van
communicatie. Kennelijk is communicatie binnen de zwerm een voorwaarde om bijeen te blijven, om met
elkaar het gestelde doel te bereiken en bovendien dient het de individuele veiligheid.

Als vanzelf herinneren we ons het artikel \'Wat is er gaande in de dierenartsenpraktijk\' in het eerste sep-
tembernummer van vorig jaar Daarin maken de auteurs duidelijk dat
informatie en dus communicatie in
de komende jaren van vitaal belang zal zijn voor de Nederlandse practici. Ook de redactie hoopt dat haar
lezers doordrongen zijn van het feit dat communicatie een \'must\' is, zeker in de komende tijd.
Gelukkig zijn de voortekenen gunstig; de geluiden worden indringender en nemen bovendien in aantal
toe.

De rubrieken Maatschappij nieuws en Actua zijn geëigend voor zo \'n een brede discussie. Ook in dit num-
mer staat daarvan een prima voorbeeld: \'Vroeger speelden we kluitje.svoetbar over belevenissen van
practici op het certificeringspad.

Wie weet wat de rest van het jaar ons nog zal brengen. Ons tijd.schrift biedt in ieder geval voldoende
ruimte voor een kakofonie van veterinaire geluiden.

De Hoofdredactie

-ocr page 56-

iMMMi

I ijn^r-

EEN CASUÏSTIEK VAN EEN IVERMECTINE-INTOXICATIE BIJ EEN COLLIE.

HOE HET SIMILIAPRINCIPE VAN DE HDMEOPATHIE
UITKOMST BOOD IN EEN NOODSITUATIE

R.J. Opmeer\'\'

UA; en voor de praktijk

SAMENVATTING

Een Collie met een ivermectine-intoxicatie verslechtert
snel ondanks de ingezette allopatische behandeling.
Aangezien bekend is dat met name bij dit ras de prognose
bij een dergelijke intoxicatie zeer dubieus is, wordt beslo-
ten tot het vervaardigen van een homeopathische ver-
dunning van het vergift. Na toediening hiervan knapt de
hond zienderogen op en herstelt binnen een week tijd
vrijwel volledig. In dit geval bood de ad hoe toepassing
van het similiaprincipe uit de homeopathie uitkomst.

SUMMARY

How the Similia principle of homeopathy resolved an
emergency: Case history of invermectin poisoning in a
Collie

The condition of a Collie with invermectin poisoning worsened rapidly des-
pite allopathic treatment. Given that the prognosis of this type of poisoning
is poor in this breed, it was decided to use a homeopathic dilution of the
poison. After administration, the dog\'s condition improved rapidly, and the
animal recovered almost completely within a week. In this situation appli-
cation of the similia principle of homeopathy was effective.

IVERMECTINE

Toepassing

Ivermectine is van natuurlijke oorsprong en wordt voortge-
bracht door het bodemmicro-organisme
Streptomyces aver-
mitilis
(10). Ivermectine is een zeer krachtig anti-parasiti-
cum dat in Nederland als diergeneesmiddel voor bepaalde
diersoorten onder de merknamen Eqvalan® (paard) en
Ivomec® (rund, varken, kleine herkauwer) is geregistreerd.
In de Verenigde Staten is het middel sinds 1987 ter preventie
van dirofilariasis (hartworm) bij honden toegestaan en wel in
een orale zeer lage maandelijkse dosering van 6 (Jig/kg (13).
Sinds kort wordt in de glastuinbouw het middel Vertimec®
gebruikt tegen Liriomyzamineervliegen, spintmijten en lar-
ven van
Franliliniella occidentalis.

Vertimec® bevat het middel abamectine, eveneens afkom-
stig van
Streptomyces avermitilis en is net als ivermectine
een indirecte GABA-agonist.

Werkingsmechanisme

GABA (Gamma Amino Butiric Acid) is bij de meeste para-
sieten een remmende neurotransmitter,zowel centraal als pe-
rifeer (15). Ivermectine geeft een verhoogde concentratie en
werkzaamheid van GABA, hetgeen een verlammende en uit-
eindelijk dodelijke werking heeft op de parasiet (behalve bij
Cestoden, Trematoden en Demodex) (3,6,11).

\' Homeopathisch-werkend dierenarts te \'s-Gravenzande, Hd van de Commissie
Onderwijs van de Groep Homeopathisch-werkende Dierenartsen van de KNMvD.

Tijdschr Diergenee.ikd 1997; 122: 36-40

Bij zoogdieren werkt in het perifere zenuwstelsel niet
GABA als neurotransmitter, maar acetylcholine. In het cen-
trale zenuwstelsel werkt GABA wél als remmende neuro-
transmitter, maar slechts in bepaalde delen van de hersenen
(1,5,11).

Gelukkig bestaat er bij zoogdieren een bloed/hersenbarrière
ten aanzien van ivermectine, waardoor er meestal alleen bij
hoge doseringen (>2000 jjig/kg (1)) toxische verschijnselen
zullen optreden en om die reden is ivermectine bij de land-
bouwhuisdieren als antiparasiticum toegelaten. Een aantal
honderassen, te weten de Collie, de Old English Sheepdog
en de Canadees-Amerikaanse witte herder, hebben een ver-
hoogde gevoeligheid ten aanzien van ivermectine (9,12,
13,14). Collies zijn ongeveer 10 x gevoeliger dan andere
honderassen. Bij een dosis van 200 |i.g/kg heeft 65%van de
geteste collies lichte tot zeer emstige intoxicatieverschijnse-
len (1,4). Naar het verschil in gevoeligheid voor ivermectine
tussen collies en andere honderassen is reeds uitgebreid on-
derzoek gedaan (1). De anatomie en/of fysiologie van de
bloed-hersenbarrière zelf of de bindingsaffmiteit binnen de
hersenen blijken hierin een grotere rol te spelen dan de biolo-
gische werkzaamheid van de stof ivermectine (1,6,8,10).
Vanwege de geringe hoeveelheid ivermectine die reeds tot
intoxicatie leidt (1/40 van een tube Eqvalanpasta van 6,42
gram geeft bij een collie al emstige intoxicatieverschijnse-
len) is het risico van een onbedoelde vergiftiging zeer reëel
aanwezig (9). Het Nationaal Vergiftigingen Informatie
Centrum (NVCl) wordt regelmatig geconfronteerd met iver-
mectine-intoxicaties bij honden (25 maal in de periode 1985-
1995). Het NVCI raadt ten stelligste het \'off-label use\' van
ivermectine af, met name voor Collie-soorten en Bobtails
(16).

Intoxicatieverschijnselen

De verschijnselen van een ivermectinevergiftiging in het al-
gemeen kunnen achtereenvolgens zijn: onrustig gedrag, tre-
moren, zwakte, braken, hijgen, speekselen, mydriasis, her-
senblindheid, ataxie, lethargie, coma, epilepsie, ademde-
pressie, bradycardie en hyperthermic, uiteindelijk leidend tot
de dood (6).

De dosisafhankelijke symptomen bij niet-collie-achtigen (8)
zijn:

2,5 mg/kg = 2.500 |xg/kg : eerste lichte symptomen zoals

onrustig gedrag en hijgen;
5 mg/kg = 5.000 |jLg/kg: tremoren, mydriasis;
10 mg/kg = 10.000 |i,g/kg : ataxie, depressie;
20 mg.kg= 20.000 |jLg/kg : coma, sterfte.

Proefondervindelijk is bewezen dat bij collies al een emstige
CZS-depressie kan optreden bij een dosis van tenminste 200
|jLg/kg. Ontstaan de eerste symptomen binnen 4 tot 6 uur na
inname dan zal zich snel een comateuze toestand ontwikke-
len.

-ocr page 57-

Zijn de eerste symptomen pas na 10 tot 12 uur zichtbaar dan
zal vaak na
wekenlange intensieve behandeling uiteindelijk
toch volledig herstel bereikt kunnen worden (1,2,3,4,5)

De resultaten van de reguliere behandeling van een ernstige
ivermectinevergiftiging bij collies zijn volgens het Nationaal
Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) zeer teleurstel-
lend: de meeste collies overleven de intoxicatie niet.

Reguliere therapie bij intoxicatie

Hieronder volgt een overzicht van een dergelijke behande-
ling met bij elk aangewend middel de indicatie en de eventu-
ele bijwerkingen (14):

Ringerlactaat (50-70 ml/kg IV per 24 uur)
Dexamethason^ (0,25 mg/kg IV 3 x daags). Dit wordt gege-
ven ter voorkoming van mogelijk hersenoedeem; tegelijker-
tijd echter bestaat de kans op hepatopathie, terwijl ivermec-
tine voor 98% het lichaam via de lever zal moeten verlaten
(15)!

Aneurine (15 mg/kg SC 1 x daags). Dit middel zou bescher-
men tegen mogelijk optredende polio-encefalomalacie.
Trimethoprim-sulfadiazine^ (5 mg/kg SC 2 x daags). Pre-
ventief ingezet tegen longontsteking die vaak optreedt als
gevolg van larynxparalyse en/of hypostase.
Cimetidine\'^ (oraal 15 mg/kg/dag in drie giflen). Dit onderdrukt
de maagsapsecretie bij langdurige dexamethasontherapie.
Glycopyrrolaat^ ( 0,01 mg/kg IV) of Atropine. Dit wordt ge-
geven bij bradycardie wanneer P < 50 (7).
Fysostigmine\'\'(0,4% oplossing 1 mg/dier IV). Toegepast als
acetylcholine-esteraseremmer, maar omdat er kans is op epi-
leptifonne aanvallen alleen te gebruiken bij een ernstige toe-
stand, zoals coma. Het middel mag hoogstens 2 x daags wor-
den toegediend en heeft dan een werkingsduur van maximaal
30-90 minuten (2,3).

Picrotoxine^ (0,1% oplossing 1 mg/minuut IV). Dit blokkeert
de binding van GABA aan de motomeuron, maar vergroot te-
gelijkertijd de kans op epileptiforme aanvallen, die dan weer
met Thiopental** IV bestreden moeten worden (2,3).

Verder zal - naast omschreven intensieve medicamenteuze
behandeling - de zorg moeten bestaan uit regelmatig omleg-
gen van de patiënt ter voorkoming van hypostase. Het aan-
leggen van een blaascatheter, het toedienen van voeding via
een sonde en een eventuele tracheostomie bij een emstig
tong- en sublinguale oedeem kan eveneens geïndiceerd zijn.
De praktijk wijst uit dat dieren die dankzij bovengenoemde
behandeling de intoxicatie overleven, gemiddeld nog 4-6
weken nodig hebben alvorens volledig te herstellen (4).

CASUÏSTIEK

Op maandagmorgen 12 juni 1995 werd bij mij een collie
aangeboden, een teef van 6 jaar oud met een gewicht van ca.
15 kg. Het dier was de avond te voren bij een weekenddie-
renarts geweest met klachten van plotselinge sloomheid, af
en toe hijgen, onrust en een wankelende gang. Slijmvliezen,
pols, ademhaling, temperatuur en pupilreflexen waren nor-

^ Dexamethasone*-, Aesculaap. Buxlel.

^ Trihrissen^ 48%, MalUnekrodt Veterinary B. V., Houten.

\' Zitac mn^ en Zilac 20m. (ACE). Alfasan. Woerden.

\' Rohinul^, Rohini. Pharhil. Rouerdam.

^ Fysostigmine oplossing 0,4%, Apotheek Faculteit voor Diergeneeskunde.

^ Picrotoxine oplossing 0,1%, .ipotheek Faculteit voor Diergeneeskunde.

" Nesdonal^. Rhone Mérieux B. V. Amstelveen.

liiSUI^QIZB^^^H

maal. Toch werd aan een mogelijke intoxicatie gedacht. Aan
de hond werd per injectie dexamethason^, vitamine B-com-
plex\'" en amoxicilline" toegediend en aan de eigenaresse
werd geadviseerd opnieuw de dierenarts te raadplegen, wan-
neer er geen vooruitgang zou zijn opgetreden.
De toestand van de hond was de volgende ochtend echter
duidelijk verslechterd; ze had niet meer willen eten of drin-
ken, had geen mictie of defaecatie gehad, lag die ochtend so-
poreus op haar zijde in de wachtkamer, was schrikachtig en
liep, overeind geholpen, met moeite enkele passen, atactisch,
kwijlend en met neerhangende kop, om daama weer in te
zakken.

Het algehele beeld wees nu duidelijk op een vergiftiging en
samen met eigenaresse werd getracht na te gaan waarmee de
hond de vorige dag in contact geweest was. Het enige dat zij
kon melden was dat de hond mogelijk een stuk boterham met
een paardenontwormings-middel had verorberd dat het
paard in de stal uit de mond had laten vallen.
Ik verzocht eigenaresse de verpakking van het middel zeker-
heidshalve thuis te gaan ophalen.

Intussen nam ik een röntgenfoto van de hond, omdat ik bij pal-
patie van het abdomen een pasteuze buikinhoud had waarge-
nomen. Ik wilde een invaginatie, die nog wel eens optreedt ten
gevolge van een vergiftiging, uitsluiten. De foto toonde een
enorm gedilateerd colon en rectum met veel zichtbare faeces.
Bij terugkeer van eigenaresse bleek dat het ging om het
wormmiddel Eqvalan®, met ivermectine als het werkzame
bestanddeel. Bekend met de extra gevoeligheid van Collies
voor deze stof, nam ik contact op met het Nationaal
Vergiftigingen Informatie Centrum te Bilthoven, alwaar
men mij op grond van de opgetreden verschijnselen een zeer
ongunstige prognose voorspiegelde.

Aangezien de hond zienderogen achteruitging, besloot ik
met toestemming van eigenaresse om een altematieve weg in
te slaan en het similia-principe uit de homeopathie toe te pas-
sen door een
isonosode te maken. (Grieks: iso = gelijk; nosos
= ziekte).

Homeopathische potenties

Veel van de in de homeopathie gebruikte middelen kennen
een zogenaamd omslagpunt, een keerpunt in de werkzaam-
heid. Zo geeft bijvoorbeeld Nux Vomica (braaknoot) in de
potenties D2 - D4 contracties van de dikke darm. Bij poten-
ties van D6 en hoger geeft het echter juist ontspanning van de
dikke darm.

Evenzo het middel Petroselinum (peterselie): een D2 poten-
tie geeft blaasconstrictie, maar de potenties D6 en hoger
doen de blaas juist ontspannen.

Ik besloot tot het vervaardigen van een Ivomec DIO potentie
om zo veel mogelijk zekerheid te hebben het omslagpunt van
de oorspronkelijk giftige stof gepasseerd te zijn.
Hiertoe werd 0,5 cc Ivomec-vloeistof opgezogen in een 10
cc spuit en aangevuld met 4,5 cc Aqua purificata en 5 cc
lucht. Dit mengsel werd 40x krachtig verend geschud (gepo-
tentieerd) zodat er een oplossing van 1:10 ontstond (Dl).
Vervolgens werd de spuit geleegd tot op 0,5 cc na en op-
nieuw tot 5 cc aangevuld met Aqua purificata en na toevoe-
ging van 5 cc lucht geschud. Boven omschreven procédé
werd in totaal 1 Ox toegepast, zodat er een D10 Ivomec-ver-
dunning ontstond.

^ Dexafort*-, Intervet Nederland B. V.. Boxmeer.
\'O Vitamine B-complex. Alfasan. Woerden.
" Amoxicilline 15%, Alfa.san. Woerden.

-ocr page 58-

Vervolgens was het zaak om bij de vergiftigde Collie te be-
palen of de bereide Ivomec Dl O inderdaad een gunstige uit-
werking zou hebben. Deze bepaling diende te worden ge-
daan op energetisch niveau: het niveau waarop homeo-
pathische geneesmiddelen werkzaam zijn.

Zienswijze van de energetische geneesliiinde
Bij de toepassing van de homeopathie wordt er van uitgegaan
dat een gezond organisme bestuurd wordt door een ingewik-
keld stelsel van zelfregulerende en zichzelf voedende fijnstof-
felijke energiesystemen. Binnen deze systemen bestaat een sa-
menspel van elektrische, magnetische en electro-magnetische
energieën. Er heerst een toestand van neutrale polariteit,
waarin positieve en negatieve ladingen in harmonie zijn. Zo
ontstaat van binnen uit (van het onbewuste mentale niveau)
naar buiten toe (naar het fysiek waameembare niveau) een
stroming die is af te lezen aan biochemische en cellulaire acti-
viteit. De wet van de polariteit, dat wil zeggen van positieve,
negatieve en neutrale lading, beheerst alle materie. Zo zijn ook
alle cellen bipolair: de celmembraan heeft een andere polari-
teit dan het cytoplasma. Het proces van aantrekking en afsto-
ting is de manife.statie van leven. Volgens hetzelfde principe is
er in een ziek organisme, waarbij zich macro- of microscopi-
sche, mentale of emotionele veranderingen manifesteren,
sprake van een dysharmonie op het subatomair en fijnstoffe-
lijk energieniveau. Bij toepassing van de homeopathische ge-
neeswijze wordt een juist gekozen dosis fijn Stoffe lijke energie
met een specifieke golflengte, polariteit en intensiteit toege-
diend aan het organisme om op het subatomair niveau de ener-
getische dysbalans op te heffen. Hierop wordt van binnen uit
op moleculair niveau de genezing in gang gezet (17,19.20).
Om te begrijpen hoe dit proces werkt dient het polariteits-
principe nader te worden bekeken. Organen of orgaansyste-
men zenden electromagnetische energie (EME) uit, elk met
zijn specifieke golflengte. Hierbij wordt een onderscheid ge-
maakt tussen positief en negatief geladen EME. De positieve
EME beweegt zich recht.sdraaiend voort, de negatief geladen
EME linksdraaiend. Gezonde organen/orgaansystemen ken-
nen een vaste verhouding tussen positief en negatief geladen
EME, waarbij de rechtsdraaiende EME het meest krachtig is.
Bij zieke organen/orgaansystemen wordt een overmaat aan
linksdraaiende energie uitgezonden. Nadat bij een orga-
nisme de dood is ingetreden wordt de uitgezonden rechts-
draaiende energie gaandeweg minder totdat er slechts links-
draaiende energie overblijft (18,21,22,23).
Eén van de belangrijkste instrumenten om de EME te meten
is tot op heden de Lecher-Antenne (18,20). Dit meetinstru-
ment is ontworpen door de Oostenrijkse natuurkundige
Lecher (1856 -1926) en verder ontwikkeld door de Duitse fy-
sicus Reinhard Schneider. Door de inspanningen van de
Vlaamse bouwbioloog Walter A. Kunnen, die proefondervin-
delijk voor de voornaamste organen/orgaansystemen de spe-
cifieke golflengte heeft ontdekt, is het een belangrijk hulp-
middel geworden binnen de energetische geneesmethoden
(18,22). De Lecher-Antenne maakt het mogelijk om de uitge-
zonden EME te meten op de voor het orgaan(systeem) speci-
fieke golflengte. Heel belangrijk hierbij is het gegeven dat dit
meetinstrument linksdraaiende en rechtsdraaiende energie
(de polariteit) afzonderlijk kan meten. De wetenschappelijke
werkzaamheid van de Lecher-Antenne is onderzocht en be-
wezen door de toepassing van controleerbare en reproduceer-
bare dubbelblindproeven (22). In mijn praktijk gebruik ik de
Lecher-Antenne onder andere om bij aangeboden patiënten
de gezondheidstoestand van de organen/orgaansystemen te
meten. De meting wordt uit practisch oogpunt verricht op uit-
scheidingsprodukten van de patiënt, zoals bloed, speeksel of
urine, waarin de gehele blauwdruk van het organisme aanwe-
zig is. Door bij deze meting een (homeopathisch) medica-
ment te combineren met het betreffende uitscheidingsprodukt
van het organisme, dat wil zeggen door dit in het energetisch
circuit van het organisme in te brengen, kan ik het effect van
de toediening van dit medicament op het organisme van te vo-
ren bepalen. Zo heeft een medicament een helende werking
als de hnksdraaiende EME die door het organisme wordt uit-
gezonden erdoor afneemt. Nog krachtiger werkt het medica-
ment wanneer tevens een toename van rechtsdraaiende EME
wordt bewerkstelligd, daar dit wil zeggen dat het organisme
sterk wordt aangezet tot zelfgenezing.

Homeopathische therapie

Met behulp van de Lecher-Antenne mat ik aan de hand van
een speekselmonster van de Collie inderdaad een positief ef-
fect van de Ivomec DIO potentie. Op dezelfde wijze onder-
zocht ik aan de hand van een groot aantal testampullen welke
andere middelen
ter ondersteuning van de therapie zouden
kunnen worden ingezet. Hieruit kwamen drie middelen naar
voren die niet specifiek werkzaam zijn op het zenuwstelsel,
maar het therapeutisch effect hebben de algehele toestand
van de patiënt te verbeteren en detoxicatie te bevorderen.
Deze middelen zette ik tevens in, zodat de behandeling be-
stond uit het oraal ingeven van Ivomec DIO lOgtt., Actief
Gemmo Drainage\'^ 1 ml., Ferrum phosphoricum D6\'^ 2T en
Rescue Remmedy\'"* lOgtt.

Het effect was spectaculair: één uur na de inname stond de
hond uit zichzelf op, liep zonder wankelen mee aan de riem
naar buiten, alwaar het dier tijdens een wandeling van ca. I
km. actief urineerde. Pogingen tot defaecatie bleven echter
vruchteloos. Na l\'/2 uur werd bovenomschreven behande-
ling herhaald en tevens werd door middel van een zeep-
clysma het rectum geleegd om opname van Eqvalan zo veel
mogelijk te beperken.

Daarnaast diende ik de hond Isoelectrol® SC toe, vervolgde
ik de antibioticumkuur en gaf ik oraal dextrose en Cli-
nicare®, aangezien de hond nu weer goed kon slikken. Later
op de avond produceerde het dier actief wat faeces en at
spontaan wat blikvoer. Nogmaals werd de orale medicamen-
teuze behandeling herhaald, met toevoeging van metoclop-
ramide 5 mg om de darmperistaltiek te bevorderen.
De volgende ochtend was de hond levendig en actief Meting
met de Lecher-Antenne wees uit dat Ivomec DIO geen effect
meer zou hebben. Ik volstond derhalve met het toedienen van
de andere hierboven omschreven middelen, \'s Avonds echter

O

was er een terugval: de temperatuur was 39,3 C, ademhaling
en pols normaal; het dier was suf en depressief Het was on-
duidelijk of het hier ging om een recidief van de intoxicatie-
verschijnselen of om een bijwerking van de metoclopramide.
De derde dag, woensdag, was de hond weer vrij levendig,
liep buiten goed mee en urineerde geheel uit. De temperatuur
was 39,2 C, de slijmvliezen waren opmerkelijk bleek. Na
mijn meting verving ik de Actief Gemmo Drainage door
Cardiovas Gemmo Drainageen gaf als extra toevoeging
voor de ijzervoorziening Vi-sobits\'^. Voor het overige bleef
de medicatie ongewijzigd.

Later op de dag trad nogmaals een terugval op met depressi-
viteit en begon de hond drangbewegingen te vertonen.

Aktiv Drainage. Dolisos, Montfoort.

Ferrum Phosphoricum D6. VS M. Alkmaar.

Reçue Remedy^, imp. TS Products. Harderw ijk, groothandel Holland Pharma.

-ocr page 59-

Dit duurde voort tot ver in de avond. Daarna volgde echter
een definitieve omslag: de volgende ochtend bleek het dier
behoudens wat lichte drangbewegingen zo goed te zijn, dat
zij de kliniek kon verlaten. Ik gaf na meting Cardiovas
Drainage en Vi-sorbits mee en sprak af dat eigenaresse \'s
avonds terug zou komen met de hond ter controle. De hond
bleek prima vooruit te gaan en dit proces zette zich voort, zo-
dat één week later de hond vrijwel de oude was, op een kleine
coördinatiestoomis na.

Met deze casus is aangetoond dat ook bij (acute) intoxicatie
van ivermectine bij de hond een ontgiftende therapie moge-
lijk is die voor de hond niet zo belastend en voor de dieren-
arts niet zo arbeidsintensief behoeft te zijn. Ik hoop dat deze
casus andere collegae zal stimuleren om in het geval van een
acute (ivermectine)intoxicatie waarbij de reguliere therapie
geen uitkomst biedt het similiaprincipe van de homeopathie
in overweging te nemen.

Achteraf voerde ik nog een aantal meetproeven uit op be-
waarde urine- en speeksel-monsters van de vergiftigde
Collie. Hieruit bleek dat een Ivomec D1 O-verdunning zonder
het schudproces (=potentiëren) niet werkzaam zou zijn!

Voorts bereidde ik een Ivomec D30-potentie om achteraf te
meten wat hiervan eventueel de uitwerking zou zijn geweest.
Zoals reeds gemeld trad er op de tweede en derde dag van de
behandeling een terugval met depressiviteit op. Meting op
speeksel- en urinemonsters uit die periode wees uit dat dit
voorkomen had kunnen worden door aanwending van de
krachtiger werkende Ivomec D30-potentie! Hieruit blijkt dat
de geconstateerde terugval toch te maken had met terugke-
rende intoxicatieverschijnselen.

Op grond van bovenstaande bevindingen zou een suggestie
voor een toe te passen therapie bij een acute Ivermectine-in-
toxicatie van een hond (15-35 kg) - uiteraard in samenspel
met vochtregulatie, voeding, antibiotica en intensieve zorg -
kunnen zijn:

(l0-20gtt)
(0,5- 1,0 ml)
(2 - 5 gtt)
(1-2T)
(3-4dd5mg)

(10-20 gtt)
(0,5- 1,0 ml)
(2 - 5 gtt)
(1-2T)

(10-20 gtt)
(0,5- 1,0 ml)
(2 - 5 gtt)
(1-2T)

(0,5-1,0 ml)
(IT)

ledag: 3dd Ivomec Dl0

2dd Aktiv Drainage
3dd Rescue Remedy
3dd Fe phos D6

Metoclopramide (indien nodig)

2edag Idd Ivomec DI0 of D30
2dd Aktiv Drainage
3dd Rescue Remedy
3dd Fe phos D6

3edag Idd Ivomec DIO of D30
2dd Cardiovas Drainage
3dd Rescue Remedy
3dd Fe phos D6

4e - 7e dag 2dd Cardiovas Drainage

3dd Ferrosi Fumaras 65 mg

Cardiovas Drainage, Doiisos. Montfoort.

Gezien hel feit dat Vi-sorbits inmiddels uit de handel is genomen wordt geadvi-
seerd Ferrosi Fumaras 65 mg. Pharbita. Zaandam.

APPENDIX

In latere instantie deed ik uit eigen interesse nog een aantal
proefmetingen met
onverdunde Ivomec op eerder afgeno-
men urine- en speekselmonsters van een zestigtal honden
van diverse rassen, waaronder vier Collies.
Alleen bij de monsters van de Collies werd de linksdraaiende
(negatieve) energie versterkt, terwijl tegelijkertijd de rechts-
draaiende (positieve) energie werd verzwakt. Bij de mon-
sters van de andere honderassen werd dit effect niet gecon-
stateerd.

Dit zou het vermoeden kunnen bevestigen dat aan de extra
gevoeligheid voor ivermectine bij Collies geen fysiologische
en/of chemische factoren ten grondslag liggen, maar erfelijk
bepaalde factoren op DNA-niveau ( de bloed/hersenbarrière
heeft een morfologische structuur van dien aard dat deze ge-
makkelijker ivermectine doorlaat).

LITERATUUR

1. Pulliam JD, Seward RL, and Henry RT, et al. Investigating ivermectin
toxicity in Collies. Vet Med 1985; 80: 33-50.

Sivine F, elal. Picrotoxin, the antidote to ivermectin in dogs? Vet Ree
1985; 2: 195-6.

Tranquilli WJ, Paul AJ, and Seward RL, et al. Response to physostig-
mine administration in Collie dogs exhibiting ivermectin toxicosis. J
Vet Pharmacol Ther 1987; 10: 96-100.

Paul AJ, Tranquilli WJ, and Seward RL, el al. Clinical observations in
Collies given ivermectin orally. Am J Vet Res 1987; 48: 684-5.
Houston DM, Parent J, and Matushek KJ. Ivermectin toxicosis in a
dog. J Am Vet Med Assoc 1987; 191: 78-80.

Vaughn DM, Simpson ST, Blagbum BL, el al. Determination of
HomoVanillicAcid, 5-HydroxylndoleAceticAcid and pressure in the
cerebrospinal fluid of colliedogs following administration of ivermec-
tin. Vet Res Com 1989; 13:47-55.

Heit JE, Tranquilli JW, Parker AJ, et al. Clinical management of iver-
mectin overdose in a Collie dog. Comp Animal Prac 1989; 19: 3-7.
Tranquilli WJ, Paul AJ, and Seward RL. Ivermectin plasma concentra-
tions in Collies sensitive to ivermctin-induced toxicosis. Am J Res
1989; 50: 769-70.

Smith RA, Stronski EJ, and Beck BE. Death of a Rough Collie expo-
sed to an ivermectin-based paste. Can Vet J 1990; 31: 221.
Rohrer SP, and Evans DV. Binding characteristics of ivermectin in
plasma from Collie dogs. Vet Res Com 1990; 14:157-65.
Lovel RA. Ivermectin and piperazine toxicosis in dogs and cats. Vet
Clin of North Amer, Small Animal Pract 1990; 20: 453-66.
Paul JA, Tranquilli WJ, and Todd KS. Evaluating the safety of admi-
nistering high doses of a chewable ivermectin tablet to Collies. Vet
Med 1991;6:623-5.

Easier PE, Tranquilli WJ, Paul AJ, et al. Evaluation of the safety of
ivermectin administered in a beef-based formulation to ivermectin-
sensitive Collies. J Am Vet Med Assoc 1991; 199:457-60.
Nap AMP, Geuke OHM, Kooistra HS en Slappcndel RJ. Ivermectine-
intoxicatie bij een hond. Het gebruik van ivermectine bij gezelschaps-
dieren. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117: 38-40.
Campbell WC, and Benz GW. Ivermectin: a review of efficacy and
safety. Vet Pharmacol Ther 1984; 7: 1-16.

Wijnands APG, Fink-Gremmels J en Vries I de. Ivermectine: gevaar-
lijk voor honden. Tijdschr Diergeneeskd 1996; 121: 446-7.
Davidson J. Subtle energie. The CW Daniel Company Limited,
Saffron Walden, Essex, Great-Brittain 1987.

Driscart N. Een boodschap van hoop. Deel I: theoretische begrippen.
Driscart Heme België 1995.

Mayer H u. Winklbauer G. Biostrahlen. Verlag ORAC Wenen 1983.
Derouck C. Radiësthesie. Syllabus opgesteld aan de hand van lektuur en
notities van seminaries gegeven door Walter Kunnen. Archibo.Biologica
Opoeteren België 1993/1994.

Römer P. Diagnose- und Therapieverfahren im feinenergetischen
Bereich. Fachzeitschrift Baubiologie und Bauökologie 1995; 56: 29-30.
Kunnen W. Approche énergétique = biologie et médicine. Actes du 2e
congrès international LE CORPS ENERGETIQUE DE L\'HOMME.
Editions Opéra Paris 1992.

Asschoff D. Ist die magnetische Ausrichtung oder Polarisation ein
Grundelement von Gesundheit und Leben Verl mehr Wissen Lange-
veld Deutschland.

2.

3.

4.

6.

7.

8.

9.

10.

II.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21.

22

23.

-ocr page 60-

NASCHRIFT HOOFDREDACTIE

De Hoofdredactie heeft, na advies van referenten die terug-
houdend waren en na aanpassingen van het artikel, gemeend
dit toch te moeten plaatsen. Hoewel de genoemde literatuur
voor de referenten niet overtuigend is (volgens gangbare fy-
sische principes) wil de Hoofdredactie deze casus toch open-
baar maken in de hoop dat discussie op gang komt. Een the-
rapie kan werken ook al is het werkingsmechanisme (nog)
onbekend. Als evenwel basis fysische principes lijken te
worden misbruikt wordt aanvaarding moeilijk. Zijn er colle-
gae of fysici die het gebruik van de Lecher-Antenne kunnen
uitleggen?

GEACHTE LEDEN VAN DE WETENSCHAPPELIJKE
REDACTIE VAN HET TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE VAN DE KNMVD.
Met interesse heb ik uw commentaar gelezen op mijn artikel
\'Hoe het similia-principe uitkomst bood in een noodsitu-
atie\'. Een aantal punten in uw commentaar vragen om een re-
actie mijnerzijds.

Allereerst moet ik vooropstellen dat het mij verheugt dat u
het artikel \'intrigerend\' noemt. Ook zelf raak ik na zoveel ja-
ren ervaring met de homeopathische geneeswijze nog tel-
kens gefascineerd door de ontdekking dat de gehele kosmos
bestaat uit een wonderlijk samenspel van energieën. Ik wil
echter vooropstellen dat voor mij \'allopathie - homeopathie\'
geen \'of - of is. Beide geneeswijzen kunnen en mogen el-
kaar aanvullen. U zult deze visie dan ook terugvinden in mijn
artikel.

Terugkomend op uw commentaar: inderdaad diende ik naast
de intensive-care middelen de Ivomec DlO-verdunning toe.
Overigens blijf ik wel bij mijn mening dat zonder dit de
Collie zeker zou zijn doodgegaan. Immers, ik zette Ivomec
DIO in als uiterste redmiddel omdat de hond zienderogen
achteruit ging
ondanks de conventionele behandeling die
door de week-enddierenarts was ingezet. Hoewel ik alle door
mij gebruike allopathische middelen met name noem, vormt
de kern van mijn betoog uiteraard het therapeutisch effect
van de toediening van de homeopathische bereiding: de aan-
zet tot het schrijven van het artikel was immers mijn ge-
boeidheid betreffende de spectaculaire ommekeer die de toe-
diening van de Ivomec DlO-verdunning teweegbracht en het
feit dat ik met mijn meetmethode de therapeutische indicatie
van dit middel nog vóór de toediening ervan kon aantonen.
Wat de bereiding van de Ivomec DlO-verdunning zelf be-
treft: uiteraard ken ik de regel dat homeopathische middelen
uit zuivere grondstoffen vervaardigd dienen te worden. Het
gaat hier echter om het direct handelen in een noodsituatie,
dus om het principe van nood-breekt-wet. In de injectie-
vloeistof is ivermectine de actieve stof die neurologische
verschijnselen veroorzaakt. Op deze stof heb ik mij gericht.
Ik heb hierbij aangenomen dat het meegepotentieerde oplos-
middel propyleen-glycol nóch een therapeutisch nóch een
schadelijk effect zou hebben; dit was overigens ook bij mijn
meting naar voren gekomen.

Voorts maakt u een opmerking over het in mijn beschrijving
ontbreken van bepaalde symptomen typerend voor een iver-
mectinevergiftiging. Echter, niet alle symptomen behorend
bij een bepaalde vergiftiging treden te allen tijde tegelijk op;
veel van de kenmerkende symptomen heb ik evenwel waar-
genomen en ook beschreven (zie pagina 3 van mijn artikel).
Zelf trek ik het feit dat het om een ivermectinevergiftiging
gaat geenszins in twijfel. De combinatie van de optredende
symptomen, de verklaring van de eigenaresse van de Collie,
de getoonde lege Eqvalan-verpakking, voorts de verbetering
opgetreden na het ingezette homeopathische therapeuticum
en de uitslag van mijn meetmethode leveren voor mij een
overtuigend bewijs.

Tenslotte nog dit: slechts bij een proefopzet zou de werking
van een homeopathische verdunning van ivermectine in ge-
val van een ivermectinevergiftiging bewezen kunnen wor-
den. De realisatie van een dergelijke proefopzet behoort ech-
ter niet tot mijn mogelijkheden, maar ik zou er graag aan
meewerken. Wat ik via mijn artikel hoop te bereiken is ener-
zijds aan mijn collegae een verruiming van de therapeutische
mogelijkheden te bieden wanneer zij geconfronteerd worden
met een ivermectine-vergiftiging. Anderzijds wil ik een lans
breken voor meer erkenning van de homeopathische genees-
wijze. Ik hoop dan ook dat veel collegae net als u dit artikel
als intrigerend zullen ervaren.

Met collegiale groet.

R.J. Opmeer, dierenarts

-ocr page 61-

Schriftenreihe der Akademie für Tiergesundheit, Band 5,
Gustav Fischer Verlag, Jena, 1995. ISBN 3-334-61013-6.

Op 9 en 10 maart 1995 organiseerde de Duitse Akademie
voor Diergezondheid een seminaar over \'Schutzimpfung bei
Tieren - Gegenwart und Zukunft - waarbij naast wetenschap-
pelijke vorming ook communicatie centraal stond. Het ver-
slag van deze bijeenkomst is neergelegd (in het Duits) in de
vijfde uitgave van de Akademie.

In deze Duits-Zwitserse bijeenkomst werden in vier sessies
de volgende onderwerpen behandeld:

- inleiding: historie, immuunrespons en passieve en actieve
immunisatie;

- grenzen aan immunisatie;

- het belang van vaccinatie bij bestrijding van infectieziek-
ten; en

- het belang van gentechnologie bij vaccinontwikkeling.
Een extra sessie kende als thema: vaccinatie of \'stamping
out\'.

De meeste bijdragen kenmerkten zich door algemene over-
zichten van het vakgebied van de diverse auteurs. Zo be-
schreef Büttner (Tübingen) de immuunrespons na een infec-
tie, waarbij vooral aandacht werd besteed aan de rol van
T-helper lymfocyten en de door die cellen geproduceerde cy-
tokinen.

Baljer (Giessen) noemde het ontstaan van steeds nieuwe an-
tigene varianten en het gegeven dat er nog weinig bekend is
over virulentiefactoren als belemmeringen voor de ontwik-
keling van werkzame bacteriële vaccins. Een andere beper-
king voor het maken van bacteriële vaccins is dat bacteriële
antigenen ook immuunmodelerende eigenschappen bezitten
die het immuunsysteem negatief kunnen beïnvloeden.
Bij de ontwikkeling van virale vaccins compliceert antigene
variatie ook de ontwikkeling van werkzame vaccins, bij-
voorbeeld tegen orbivirussen (blue tongue, Afrikaanse paar-
depest), retrovirussen (bijvoorbeeld infectieuze anemie bij
paarden) en influenzavirussen (Kaaden, München).

Tegen parasitaire infecties zijn nog maar weinig vaccins
voorhanden. Vaccins tegen coccidiose bij de kip, toxoplas-
mose bij het schaap en Babesiose bij rund en hond zijn op de
wereldmarkt verkrijgbaar. Een nieuwe en wetenschappelijk
fraaie ontwikkeling daarbij is een vaccin tegen de runderteek
Boophilus microplus, dat in Australië op de markt is. Het
vaccin bevat een, door middel van DNA-technologie, gepro-
duceerd antigeen dat op de membraan zit van darmcellen van
de teek. Na vaccinatie komen antilichamen in het bloed van
runderen terecht. Na opname van runderbloed door de teek
binden deze antilichamen aan de darmcellen, wat leidt tot af-
braak van deze cellen en ernstige fysiologische schade aan
de teek. Er zijn op korte termijn geen groot aantal nieuwe
vaccins tegen parasieten te verwachten (Eckert and De-
plazes, Zürich).

Danner (Wiesbaden) stelde dat de inzet van vaccins in het al-
gemeen economisch verantwoord is, en gaf als voorbeeld dat
de enting tegen de ziekte van Marek de voormalige bondsre-
publiek Duitsland 25 miljoen mark per jaar opleverde. Ook
beschreef hij dat naast de klassieke vaccins ter preventie van
infectieziekten ook vaccins ontwikkeld worden om repro-
ductie te reguleren en tumoren te attaqueren.

Vaccinaties bij allerlei diersoorten passeerden de revue op
dit seminaar, waarbij een trend in de richting van combina-
tievaccins te bespeuren was. Opvallend daarbij is bijvoor-
beeld dat er bijna 100 verschillende vaccins voor varkens op
de Duitse markt zijn; in Nederland is dat aanzienlijk minder.
Bij de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky bleek goede
voorlichting aan varkenshouders van eminent belang te zijn
(Bollwahn, Hannover).

Verder werd gesteld dat vaccinatieschema\'s voor pluimvee
per regio kunnen verschillen (Vielitz, Cuxhaven).
Het Europese \'non-vaccinatie\' beleid betreft in feite het ver-
bod om te enten tegen varkenspest en mond- en klauwzeer in
alle EU-lidstaten, en tegen infectieuze bovine rhinotracheitis
en de ziekte van Aujeszky in vrije lidstaten. Bij uitbraken
van paardepest is een lidstaat zelfs verplicht te vaccineren
(Zwingmann, Bonn).

De moderne ontwikkelingen in de vaccinologie, zoals dele-
tiemutant vaccins, vector vaccins en DNA-vaccinatie wer-
den door enkele sprekers op een rijtje gezet.
In de laatste sessie werd uit een economisch model de con-
clusie getrokken dat over de gehele Europese Unie gezien
het beter is om varkenspest te bestrijden via \'stamping out\'
dan via systematische enting. Echter, als men alleen naar
varkensdichte gebieden keek, dan is noodenting zeker verde-
digbaar, maar vooral afhankelijk van het feit of en hoe de
geënte varkens vermarktbaar zijn.

De inhoud van dit boek wordt zeker verlevendigd door de
weergave van de uitgebreide discussies. Zo was er een dis-
cussie over vaccinia virus als vector (drager) vaccin, hetgeen
in Duitsland als te riskant wordt gezien, terwijl een paar kilo-
meter over de grens men het vaccinia-rabies recombinant
vaccin uit vliegtuigjes over de Ardennen verspreidt. Tevens
was er een uitvoerige gedachtenwisseling over enten in be-
smet milieu of tijdens de incubatieperiode van een infectie,
wat natuuriijk niet hetzelfde hoeft te zijn. Hiernaar is weinig
onderzoek verricht; de meesten achtten een dergelijke nood-
maatregel aanvaardbaar.

Dit boek geeft een aardig overzicht van de stand van zaken in
de wereld van diergeneeskundige vaccins vanuit een Duits
perspectief Vaccinfabrikanten, registratie-autoriteiten, dier-
ziektebestrijders en wetenschappers kunnen er hun blik mee
verruimen. Ingewijden in de vaccinologie zullen er niet veel
nieuws in aantreffen en voor practici en studenten is het geen
noodzaak dit boek te kopen.

J. T. van Oirschot

SCHUTZIMPFUNG BEI TIEREN - GEGENWART UND
ZUKUNFT

-ocr page 62-

ENT JIJ OF ENT IK?

Gestimuleerd door de ingezonden me-
dedeling van Tholhuysen in aflevering
24, hij slaat wel eens vaker de spijker
op de kop, zou ik het in verband met de
brandende kwestie, mag de eigenaar
zelf enten of niet, het volgende naar
voren willen brengen.

Ik ben mij bewust, dat ik ondanks 40
praktijkjaren, maar inmiddels alweer
16 jaar in de ruststand, niet de eerst ge-
roepene ben om een oordeel te vellen
over hoe deze generatie dierenartsen
tegen de huidige problematiek van
praktijkuitvoering, zeker in wat kan
worden samengevoegd onder het
hoofdstuk intensieve veehouderij, aan-
kijkt.

Maar dan plotseling wordt men gecon-
fronteerd met het vraagstuk in hoe-
verre de eigenaar van het vee zelf mag
enten en dus ook de betreffende ent-
stoffen zal verkrijgen en dan blijkt het
diergeneeskundige aspect dusdanig
overgeaccentueerd te worden, dat door
het plaatsvinden van een overtreding
van de wet de persoon en zijn daad zo-
danig vervolgd wordt, dat het begrip
handhaving van de rechtsstaat een uit-
nodiging was tot een politieke beslis-
sing. Dan is het beroep doen op de po-
litiek volstrekt oorbaar.

Ik heb een aantal van de rechtzittingen
bijgewoond. Ik heb gesproken met
beide partijen om tot een zo juist mo-
gelijk oordeel te komen. Ik heb ont-
vangen een rapport \'Zorg voor var-
kensgezondheid\'. Ik heb kennis ge-
nomen van de mededelingen over het
al of niet zelf laten enten van de var-
kens tegen Aujeszky in ons tijdschrift.
En ik heb geprobeerd een overzicht te
krijgen hoe een en ander in andere lan-
den de jure (de facto is een geheel an-
dere zaak) is geregeld. Mijn politieke
vertegenwoordiger in het Europese
Parlement heeft dat niet boven water
weten te krijgen. Want dit is essentieel
voor de toekomst. Onze vertegen-
woordiger in het Veterinaire Comité
welke bij tijd en wijle in Brussel verga-
dert moet een dergelijke rapportage
toch zo kunnen overleggen! Mijn ge-
gevens, want eens wist ik het vrij
nauwkeurig, zijn 20-25 jaar oud en er
kan dus een en ander veranderd zijn,
hoewel ik dat betwijfel, zeker ten aan-
zien van het mediterrane Europa. Aan
situaties zoals toen en mogelijk nu nog
in Frankrijk, dat men desgewenst naar
de humane apotheek kon gaan, het be-
treffende vaccin daar inkopen en zelf
toedienen, is niet bepaald iets waarvan
ik aanneem u en ik op zitten te wach-
ten.

Natuurlijk zou het een schok zijn voor
de practiserende dierenarts als de vee-
houder zelf massaal zou gaan enten.
Echter men moet niet met quasi weten-
schappelijke argumenten tegen dit zelf
enten komen, terwijl men in feite inko-
menspolitiek aan het bedrijven is. Daar
trapt de politiek niet meer in.

Als het getij verloopt moet men de ba-
kens verzetten. Ook ik heb dat enige
malen moeten doen en laten we het
kind bij de naam noemen, met geen an-
der doel dan om de concurrentie een
slag voor te zijn. Daar is niets onet-
hisch aan. De huidige tijd geeft een
trend aan, namelijk de verzelfstandi-
ging van de individuele mens. Onze
veehouders zijn geen keuterboeren
meer, maar zeer bewuste en terzake
kundige burgers, ondernemers, wier
machinepark nu toevallig uit levende
dieren bestaat. Marktgericht denken is
daarbij een absolute noodzakelijkheid.

Derhalve is mijn opvatting, wil men de
concurrentie een slag voor zijn, dat de
oplossing gezocht moet worden in het
sluiten van een privé contract tussen de
dierenarts en zijn apotheek (dat laatste
is essentieel) enerzijds en de veehou-
der en zijn dieren anderzijds. Ik denk
dat dit politiek verkoopbaar is en een
goede bescherming is tegen andere
EG-invloeden.

Wie doet wat enzovoort enzovoort!
Dat de overheid daarbij enige wensen
naar voren brengt is voor mij accepta-
bel. Alle andere instellingen, die zich
hiermede ook willen bemoeien kunnen
hun wensen kenbaar maken, daar waar
dat hoort, namelijk in de organen der
Staten Generaal. Aan de zogenaamde
binnenskamers politiek had en heb ik
geen enkele behoefte. Sluit ook nooit
een collectief contract, want dan geeft
men macht in handen van degenen, die
eerder macht misbruiken, dan macht
hanteren. Gebeurt het eerste dan is uw
inkomen echt ernstig in gevaar.

In de politieke richting mijner keuze
ben ik uiteraard ook niet de eerst ge-
roepene om een oordeel te vellen en
behoor tot de belangstellende toehoor-
ders. De fakkel is door anderen over-
genomen. Maar mocht het zo zijn, dat
men desondanks om mijn oordeel zou
vragen, dan zou ik als bovenstaand ad-
viseren.

Ik zie reeds hier en daar een opening,
gelet op het al eerder genoemde rap-
port en mogelijk is het begrip contract
ook hier en daar niet onbekend.
Wetake it orieave it!

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5% BTW).
Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn,
met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995, 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusiefl7,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op postrekening
511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang.

Dr. Remko E. de Maar

-ocr page 63-

Berichten en verslap

w

De Diergeneesmiddelenwet schrijft
voor dat enkel gebruik mag worden
gemaakt van voor het doeldier en de
indicatie geregistreerde diergenees-
middelen. Bij de invoering van de Wet
in 1986 is reeds onderkend dat het in
noodgevallen mogelijk moet zijn hier-
van af te wijken. Hiervoor is de Vrij-
stellingsregeling artikel 2 bedoeld.

De regeling

De Vrijstellingsregeling artikel 2
Diergeneesmiddelenwet maakt het de
dierenarts mogelijk in bepaalde geval-
len niet-geregistreerde diergeneesmid-
delen toe te pas.sen. De voorwaarden
waaronder een dierenarts een beroep
kan doen op deze regeling zijn:

- voor de bedoelde toepassing is géén
geregistreerd diergeneesmiddel be-
schikbaar;

- het betreft individuele dieren welke

- .... in levensgevaar verkeren;

- bij voedselproducerende dieren
geldt een wachttermijn van mini-
maal 28 dagen.

Voor deze doelen mag de dierenarts
dergelijke middelen ook op voorraad
hebben.

Wel gelden er voor de dierenarts aan-
gaande voor dit doel aanwezige of ge-
bruikte middelen, bepaalde administra-
tieve verplichtingen. Uit deze \' ad-
ministratie moet te allen tijde op een-
voudige wijze de hoeveelheden en
soorten diergeneesmiddelen (vallende
onder de voorwaarden) kunnen blijken.
Ook moet er jaariijks vóór 1 februari,
een opgave gedaan worden van de
middelen welke in het voorgaande jaar
conform de Vrijstellingsregeling zijn
gebruikt. Vermeld moeten worden:

• V Ii ■«

iä^t.ilNiKim.\'täAäiiäkl

VRIJSTELLINGSREGELING ARTIKEL 2 DIERGENEES-
MIDDELENWET

- Naam van het middel.

- Behandelde diersoort(en).

- Behandelde indicatie(s).

Deze opgave moet worden gestuurd
aan het Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen, Postbus 10,
6700 AA Wageningen.

Toelichting

De Regeling geeft niet expliciet aan
wat geoorloofd is. Wel kan uit de voor-
waarden gelezen worden wanneer een
dierenarts een legitiem beroep op de
regeling kan doen. De melding van
dergelijke gevallen maakt het de over-
heid mogelijk de kennelijke leemtes in
het pakket geregistreerde diergenees-
middelen beter te leren kennen en, zo
mogelijk, te trachten hiervoor oplos-
singen c.q. registraties te bereiken.
De voorwaarden, zoals levensgevaar
en een individueel dier, laten in de
praktijk toch nog vragen bestaan bij
het al dan niet legitieme gebruik van
bepaalde diergeneesmiddelen in voor-
komende gevallen. Deze om meerdere
redenen ongewenste situaties worden
onderkend en aan oplossingen wordt
gewerkt.

In ieder geval is het sterk aan te ra-
den het gebruik (en de voorraad et-
cetera) van niet geregistreerde dier-
geneesmiddelen goed en duidelijk te
administreren, inclusief uw verant-
woording over de noodzaak ertoe.

fâié

Samenvatting

In noodsituaties mag de dierenarts niet-
geregistreerde diergeneesmiddelen toe-
passen. Deze situaties dienen te vol-
doen aan de volgende voorwaarden:

- Er is geen geregistreerd middel voor
de betreffende diersoort/indicatie be-
schikbaar.

- Er is levensgevaar.

- Het betreft een individueel dier.

- Voor consumptiedieren geldt een
wachttermijn van minimaal 28 da-
gen.

Van deze voor dit doel gebruikte/te ge-
bruiken middelen moet een administra-
tie worden gevoerd en jaarlijks een op-
gave worden gedaan aan het BBD.

De melding aan het BBD betekent niet
dat er toestemming is/wordt verleend:
het melden dient om een beter inzicht
te krijgen in het kennelijke gebrek aan
geregistreerde middelen.

De (beperkende) voorwaarden voor
een beroep op de regeling maken in
vóórkomende gevallen een legitieme
behandeling onmogelijk. Deze situatie
is onderkend en aan oplossingen wordt
gewerkt.

Een goede administratie en gebruiks-
verantwoording van niet-geregistreer-
de middelen is ten zeerste aan te raden.

Voor nadere informatie wordt u ver-
zocht contact op te nemen met het
Bureau Bijwerkingen Diergeneesmid-
delen, Postbus 10, 6700 AA Wage-
ningen. Tel.: 0317-475487 of fax:
0317-423193.

GEBRUIK XYLOCAINE 10% SPRAY VOORAFGAANDE
AAN INTUBATIE VAN KATTEN

Recentelijk zijn er in Nederland gevallen
voorgekomen van het ontstaan van la-
rynxoedeem, voorsteluchtwegobstructie

\' Tavlor. PM. Use ofXvlocaine pump spray in cals. Vel

Ree 1992: 130: 583.
^ Tavlor. PM. Veterinarvuseof\'Xvlocaine\'sprav.BrJ

Anaesth 1993: 70: 113.
j Watson.AK. Use of Xylocaine pump spray for inluha-
lion in cals. Vel Ree 1992: 130: 455.

en overdadig speekselen na gebruik van
Xylocaine Spray 10% van Astra Phar-
maceutica.

Er wordt hierbij op gewezen dat dit een
toepassing betreft van een humaan
(niet veterinair) geregistreerd middel,
welke in individuele gevallen binnen
de diergeneeskunde dient ter facilitatie
van de endotracheale intubatie bij de
kat (en sporadisch bij de big).
Alhoewel niet onomstotelijk bewezen,
wordt dit optreden van larynx-Zvoor-
steluchtwegproblemen geweten aan de
veranderde formulering van de spray
zoals die door Astra Pharmaceutica op
de markt wordt gebracht.

-ocr page 64-

Ook in het buitenland zijn er dergelijke
gevallen gerapporteerdhetgeen er-
toe heeft geleid dat Astra Pharma-
ceuticals (UK) de veterinaire toepas-
sing van deze formulering afraadt^.
Inmiddels is door Astra Pharmaceutica
een hernieuwde formulering op de
markt gebracht waardoor deze proble-
men niet veroorzaakt worden.
Hiervoor is het van belang bij de be-
stelling van Xylocaine Spray 10% van
Astra Pharmaceutica te vermelden dat
men thans charges wil ontvangen die
vanaf 30 juli 1996 zijn geproduceerd.
Alle charges geproduceerd vanaf deze
datum (met chargenummer 96G30/A
en hoger) bevatten de vernieuwde
(veiliger) formulering. Alle charges
van vóór 30 juli (met chargenummers
lager dan 96G 30/A) bevatten nog de
oude formulering waarvan gebruik
voor het lokaal verdoven van de larynx
ter facilitatie van de endotracheale in-
tubatie wordt afgeraden.

Prof. dr. L.J. Hellebrekers. Afd
Anesdiesiologie GD, Universiteits-
kliniek voor Gezelschapsdieren.
Drs. S.J. Mesu, Apotheek Diergenees-
kunde, Faculteit der Diergeneeskunde.

KOPIJ ÜP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
.4an het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

VETERINAIR GÜLFKAMPIÜENSCHAP 1997

Nog voor de zonnewende is het Ve-
terinair Goifcomité erin geslaagd tijd
en plaats vast te leggen voor, onbetwist
een jaarlijks hoogtepunt voor de gol-
fers onder de dierenartsen, het kam-
pioenschap van Nederland.
Nu de dagen weer lengen en de agen-
da\'s voor dit jaar worden ingevuld,
verheugt het ons te kunnen bekendma-
ken dat het Veterinair Golfkampioen-
schap van Nederland zal worden ge-
speeld op maandag 12 mei 1997 op
golfbaan de Purmer in Purmerend.

Dat het dit jaar op maandag georgani-
seerd wordt, wordt veroorzaakt door
de vele reserveringen die door de NGF
worden gemaakt bij de banen in ver-
band met de landelijke competitie. Wij
hopen, dat het door deze vroegtijdige
bekendmaking, voor iedere aan deze
dag verslaafde dierenarts, mogelijk is
de diensten zodanig te regelen dat ze
kunnen deelnemen. Op alle collega\'s
die de agenda\'s mee invullen, doen wij
een dringend beroep met deze versla-
ving rekening te willen houden.
Golfbaan de Purmer (1989) is een
ware championship-course. De baan is
ontworpen door de Ier Tom McAuley.
Het kan haast niet anders in de provin-
cie Noord-Holland, waar Leeghwater
zijn grote kunnen heeft getoond, of
deze baan heeft het karakter van een
polderbaan. Het fraaie golfcomplex is
voorzien van een hotelaccommodatie
en de mogelijkheden voor een arrange-
ment voor één of twee nachten worden
onderzocht.

Het dagprogramma kent de vertrouwde
indeling:

\'s Morgens een negen hole\'s green-
some-stabieford wedstrijd (deelname
facultatieO en \'s middags 18 hole\'s
stableford met als inzet het Nederiands
kampioenschap.

Vanaf 08.30 uur ontvangst met koffie,
09.30 uur start van de ochtendwed-
strijd, van 12.00-13.00 uur lunch, van
13.00-18.00 uur middagwedstrijd ge-
volgd door een borreluur. De dag wordt
besloten met diner en prijsuitreiking.
In de kwaliteitsborging van een en an-
der is voorzien door de medewerking
van de Fa. Alfasan B.V. te Woerden,
een garantie voor succes!

Opgave door overmaking van ƒ 25,--
op postrekening 934611 van de
Rabobank te Hattem ten gunste van re-
keningnummer 32.57.48.160 van het
Veterinair Goifcomité, Eikenlaan 3 te
Hattem met vermelding van handicap
(een GVB is minimaal vereist).
Bij opgave s.v.p. de naam vermelden
en niet alleen een dierenartsenpraktijk.

Nadere informatie is desgewenst te
verkrijgen bij de leden van het organi-
serend comité:

G.Th.F.Kaal, 033-4320812
J Kuipers, 038-4442716
LM. Otto, 020-4972567

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 14 november tot en met 16 de-
cember 1996 de volgende gevallen
van besmettelijke dierziekten,
waarvan aangifte verplicht is,
voor:

één geval van Tuberculose
in de gemeente Leeuwarden,
provincie Friesland.

Archaeopteryx presenteert \'Meer pret
met de fret\', een symposium over fret-
ten, 25 januari a.s.
Aanvang: 11.00 uur tot 16.00 uur.
Kaarten verkrijgbaar ä ƒ 15,-- op teinr.:
030-2537476.

Faculteit der Diergeneeskunde,
Yalelaan 1,3583 CL Utrecht.

-ocr page 65-

Datum: Woensdag 29 januari 1997.
Locatie: Collegezaal Gezelschapsdie-
ren, Ingang Munsterlaan, Faculteit der
Diergeneeskunde.

Tijd: 20.00 uur - 22.30 uur (borrel na
afloop).

Entree: ƒ 5,00 en ƒ 2,50 voor studenten
(N.B. kaartjes worden ook bij de in-
gang verkocht).

ïÉÜMÉttdÉÉÜttlMÉ

DIERENARTS OP BLOTE VOETEN OF ALTERNATIEVEN IN
VETERINAIRE DIENSTVERLENING

Woensdag 29 januari 1997 organiseert
Dierenartsen Zonder Grenzen (voor-
heen DIO) voor de negende maal een
symposium om de aandacht te vesti-
gen op het belang van veterinaire
dienstverlening in ontwikkelingslan-
den. Titel van het symposium is:
Dierenarts op blote voeten of alter-
natieven in veterinaire dienstverle-
ning.

Het symposium zal een aantal alterna-
tieve veterinaire opleidingen de revue
laten passeren alsook een alterna-
tieve/andere uitoefening van het dier-
geneeskundige beroep door aanpas-
sing aan andere omstandigheden. Te-
vens zullen de culturele achtergronden
belicht worden.

Dit symposium heeft als doel enig in-
zicht te verschaffen in het functioneren
van dierenartsen in ontwikkelingslan-
den en het functioneren van anders ve-
terinair opgeleiden aldaar.

Kom allemaal!

Stichting Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamenwerking

GLR BELANGRIJKE ERKENNING VOOR DOPHARMA
RESEARCH

De Nederlandse Veterinaire Hoofd-
inspectie, sectie GLP, voerde dit jaar
een omvangrijke inspectie uit hij
Dopharma Research. Dit onderzoek
resulteerde in de toekenning van de
\'Endorsement of Compliance\' per 4
november 1996. Dat is de officiële ver-
klaring dat Dopharma Research de
OESO-beginselen van Goede Labora-
toriumPraktijk naleeft. Dopharma is
de eerste generiek veterinair far-
maceuti.sche onderneming in Neder-
land, die deze belangrijke waardering
van de overheid krijgt.

Veiligheidsonderzoek neemt binnen de
diergeneesmiddelenregistratie uiteraard
een belangrijke plaats in. Toelatings-
instanties, waaronder het Nederlandse
Bureau Registratie Diergeneesmid-
delen, eisen dat deze onderzoeken wor-
den uitgevoerd volgens GLP principes,
waardoor de kwaliteit en integriteit hier-
van worden gewaarborgd. Bij Do-
pharma Research betreft dit men name
farmacokinetiekstudies, residu-experi-
menten, tolerantie-onderzoeken en irri-
tatieproeven. Deze onderzoeken, onder
het keurmerk Good Laboratory Prac-
tice, zijn van begin tot eind reconstru-
eerbaar, zodat een controle door derden
(veelal de overheid) altijd mogelijk en
efficiënt uitvoerbaar is.

Met ingang van 1 december 1996
is V.P. Kamer benoemd tot
Division Director van Pfizer
Animal Health b.v. Nederland.

Voor technische zaken zijn ver-
antwoordelijk:

MANUAL OF SMALL ANIMAL
DENTISTRY

Drs C.H.L. Klaassen, Technical
Manager Landbouwhuisdieren.
Drs. R.H.J. Huijbers, Technical
Manager Gezelschapsdieren.

Pfizer Animal Health b.v.. Roer
266, 2908 MC Capelle a/d IJssel.
Tel.: 010-4064200, fax: 010-
4064299.

Edited by: D.A. Cross ley, and S.
Penman. Published by the British
Small Animal Veterinary Association.
Order to: Kings ley House, Church
Lane, Shurdington, Glos. GL51 5TQ,
Engeland. Second edition 1995, ISBN
0-905214-28-5. 245 pagina\'s en rijk
geïllustreerd, prijs 49,50 Pound
Sterling.

De zusterorganisatie van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren in
Engeland geeft naast publieksfolders
zogenaamde manuals uit met het doel
om de algemeen practicus, die niet
graag dikke boeken wil doorworstelen,
een heldere leidraad aan te reiken te-
gen een zeer acceptabele prijs.
De snelle ontwikkeling van practische
tandheelkunde in het diergeneeskun-
dige veld maakte een totaal nieuwe uit-
gave van de tandheelkundige manual
noodzakelijk. Van de eerste editie uit
1990 is nauwelijks iets herkenbaar:
een internationaal gezelschap van zes-
tien auteurs (waaronder twee Neder-

-ocr page 66-

landers) heeft met twintig hoofdstuk-
ken een geheel nieuw boek bijeenge-
schreven. De tekst is ruim voorzien
van tekeningen, schema\'s, tabellen, ra-
diologische beelden en foto\'s. De pa-
gina\'s met kleurenfoto\'s maken het
geheel tot een zeer prettig \'lees en in-
kijk\' boek. Ook in deze nieuwe uitgave
is getracht de noodzakelijke theorie
met praktische handelingen te combi-
neren.

Het boek is ingedeeld in vijf secties:

I. Introduction and groundwork

(zes hoofdstukken, 57 pp)
Onderzoek, radiologie en anesthe-
sie komen aan bod. De gevaren die
opdoemen als gezelschapsdieren
tandheelkundig worden behan-
deld worden besproken door dr.
Leigh West-Hyde, een uitstekend
auteur en begaafd spreekster. Het
bespreken van tandheelkundig in-
strumentarium en materialen is
nuttig.

II. Dentistry in rabbits and rodents

Een uitgebreide bespreking van de
anatomie, fysiology, diagnostiek,
preventie en behandeling wordt in
drie hoofdstukken en 25 bladzijden
uitvoerig beschreven. Iedere die-
renarts die de achtergronden van de
tandheelkundige problematiek van
konijnen, cavia\'s, hamsters, ratten
en muizen wil doorwrochten, komt
met deze informatie een heel eind.

III. Dentistry in small pet carnivo-
res (negen hoofdstukken, 115 pp)
Hier wordt allereerst de anatomie,
fysiologie en diagnostiek beschre-
ven. Vervolgens wordt er in diverse
hoofdstukken aandacht geschon-
ken aan: parodontologie, orale mi-
crobiologie, parodontale therapie,
extractie-techniek, de orale patho-
logie, endodontische en orthodonti-
sche behandelingen.

Het hoofdstuk: \'Restorative den-
tistry in small carnivores\' is ge-
schreven door Peter Remeeus,
tandarts uit Haarlem en actief wer-
kend in een dierenartsenpraktijk.

IV. Dentistry in non-domestic small
animals (15 pp)

Hier wordt aandacht besteed aan
\'Dentistry in wildlife casualities
and exotic animals\' (auteur Van
Foreest, uw recensent). Het Hoofd-
stuk \'Repair of non dental structu-
res using dental materials\' biedt in-
teressante mogelijkheden voor de
vogelgeneeskunde (gebroken sna-
vels bijvoorbeeld).

V. Appendices and index

De tandheelkundige terminologie
wordt hier opgesomd en ver-
klaard. Een aantal leveranciers
(uit Engeland) van tandheelkun-
dig instrumentarium en materialen
worden hier genoemd.

Bij de beoordeling van een veterinair
tandheelkundig handboek is het van
belang de praktische waarde voor de
dierenarts mee te beoordelen. Niet al-
leen de theorie maar vooral ook: Hoe
los ik een probleem op en waar kan ik
het vinden?

Dit handboek is praktisch en is weer
eens op een andere wijze ingedeeld.
Het leest uitermate plezierig (grotere
letters) en beantwoordt aan de huidige
kennis van de veterinaire tandheel-
kunde. Iedere goed tandheelkundig ge-
outilleerde praktijk kan vele van de in
dit boek behandelde technische hande-
lingen uitvoeren. Dit boek is niet duur
(kost omgerekend ongeveer ƒ 125,--).
Het is de aanschaf meer dan waard
voor die dierenarts die op een plezie-
rige wijze zijn of haar kennis van de
mondholte (met alles d\'r op en d\'r aan)
wil vergroten. Met die kennis zal het
mogelijk zijn de cliënt goed voor te
lichten over de mogelijkheden die er
zijn de mondholte gezond te maken en
te houden.

A. IV. van Foreest

MILLER\'S GUIDE TO THE DISSECTION OF THE DOG

H.E. Evans enA.de La Hiinta. 4\'-\' druk,
1996. W.B. Saunders Company. Phila-
delphia, London, Toronto, Montreal,
Svdnev, Tokvo. ISBN0-7216-5748-6.

De voorgaande drie uitgaven hebben
sinds 1971 het nut van dit boek als
handleiding voor de ontleding van de
hond ruimschoots bewezen. Dit boek
heeft zich in de afgelopen 25 jaren een
vaste positie veroverd in het onderwijs
van veel veterinaire faculteiten.

Het boek omvat 359 pagina\'s en 231
figuren, verdeeld over zes hoofdstuk-
ken: Inleiding, Skelet en spieren. Hals,
Thorax en voorpoot. Abdomen, Bek-
ken en achterpoot. De kop en zenuw-
stelsel. De gebruikte nomenclatuur is
die uit de vierde druk van de Nomina
Anatomica Veterinaria, hoewel ook
veel Engelstalige namen worden ge-
bruikt zoals \'hip\' en \'ligament of the
femoral head\'.

In het tweede hoofdstuk, skelet en
spieren, worden deze structuren vrij
systematisch behandeld in aparte de-
len voor de botten van de voorpoot,
spieren van de voorpoot en gewrichten
van de voorpoot. In tegenstelling tot de
meeste handleidingen voor het anato-
misch practicum worden de afzonder-
lijke gebieden van het lichaam niet to-
pografisch behandeld (botten, spieren,
bloedvaten en zenuwen tegelijk en in
onderlinge relatie) maar vooral syste-
matisch, de verschillende structuren na
zenuwen tegelijk en in onderling rela-
tie) maar vooral systematisch, de ver-
schillende structuren na elkaar.

De ene zijde van het kadaver wordt ge-
bruikt voor de bestudering van de spie-
ren en de andere zijde voor de bloedva-
ten en zenuwen. Deze benadering heeft
grote didactische voordelen: de student
kan zich bij de dissectie concentreren
op één of enkele systemen tegelijk. De
didactische opbouw van het boek blijkt
ook uit de beschrijving van de structu-
ren die men bij de dissectie tegenkomt
en die nog onbekend zijn. Zo zijn de
huid, de melkklierpakketten en de na-
vel kort beschreven voor de eerste,
midventrale, huidsnede wordt uitge-
voerd. Op deze wijze worden steeds
alle \'nieuwe\' structuren geïntrodu-
ceerd. Bij de behandeling van de spie-
ren wordt bij elke spier de ligging be-
sproken, zijn relatie tot de botten en
gewrichten en andere spieren. Indien
nodig wordt ook een aanwijzing voor
de dissectie gegeven. Aan het einde
van de bespreking van elke spier wor-
den oorsprong, insertie, functie, inner-
vatie heel systematisch gerecapitu-
leerd. Veel aandacht wordt besteed aan

-ocr page 67-

de anatomie bij het levende dier.
Rijkelijk door de tekst gestrooid, staan
stukjes tekst hoe men bepaalde structu-
ren bij de levende hond kan palperen.

Bij de bespreking van de Thorax,
Abdomen en Pelvis wordt uitvoerig
aandacht besteed aan de inwendige or-
ganen.

Het boek eindigt met een korte litera-
tuurlijst (slechts 1 pagina) en een uit-
voerige index die het zoeken van orga-
nen en structuren ten zeerste verge-
makkelijkt.

Eén bezwaar dat men tegen dit boek
kan aanvoeren is dat de dissectie in-
structies niet duidelijk in de tekst naar
voren komen. Hoewel het niet door de
auteurs als \'doel\' van het boek wordt
aangegeven, is het behalve de dissec-
tiehandleiding door de systematische
opzet ook als handboek te gebruiken.
Derhalve is het boek zonder meer aan
te bevelen voor studenten en practici.

(V. Hartman

PRAKTIJKGERICHTE OOGHEELKUNDE VOOR DE
DIERENARTS

F.C. Stades, M.H. Boevé, W. Neu-
mann. M. IVvman. Uitgever: Schlü-
tersche. ISBN3-87706-474-4.

Eindelijk auteurs en een uitgever die
het aandurven een praktisch-klinisch
boek ook in het Nederlands uit te bren-
gen (de Duitse uitgave. Praktische Au-
genheilkunde für den Tierarzt, ISBN 3-
87706-401-9, is al verkrijgbaar, de
Engelse uitgave laat nog even op zich
wachten). De internationale samenstel-
ling van de auteurs zorgt er bovendien
voor dat er geen vertaalperikelen merk-
baar zijn. Het boek is in de eerste plaats
bedoeld voor studenten diergenees-
kunde en voor de niet-gespecialiseerde
dierenarts. De auteurs hebben zich niet
beperkt tot de gezelschapsdieren, ook
veel voorkomende oogafwijkingen bij
paard, konijn, rund en schaap worden
behandeld. Na een inleiding wordt de
klinische diagnostiek van het oog be-
sproken, waarbij als extra de differen-
tiële diagnoses van een aantal veel
voorkomende oogproblemen worden
gegeven (voorbeelden: exophthalmus,
het rode oog, het blinde oog). Het
hoofdstuk \'diagnostica en therapeuti-
sche mogelijkheden\' geeft een over-
zicht van diagnostische hulpstoffen, in-
strumenten, medicamenten en hun
toedieningswijze. Tevens wordt kort
ingegaan op anesthesie en chirurgische
mogelijkheden. In een apart hoofdstuk
zijn de oogheelkundige spoedgevallen
op basis van trauma samengevat, zodat
die informatie ook snel voorhanden is.
Overigens worden spoedeisende oog-
ziekten, zoals lensluxatie, in de hoofd-
stukken besproken waar het be-
treffende anatomische onderdeel aan
de orde komt. De rest van het boek is
ingedeeld naar de anatomie van het
oog, \'van buiten naar binnen\', overeen-
komstig de volgorde die in de diagnos-
tiek van het oog wordt gebruikt. Zeer
handig bij het bladeren en zoeken is de
korte tekst bij de paginanummering,
waarbij op de linkerpagina de naam
van het hoofdstuk en op de rechterpa-
gina de naam van de paragraaf vermeld
staat. Dit vergoedt enkele missers in de
index (men zal daar vergeefs zoeken
naar bijvoorbeeld tumor, iristumor of
ooglidtumor, terwijl bijvoorbeeld ru-
beosis iridis wel in de index staat, maar
niet in de tekst nader wordt genoemd).
In ieder hoofdstuk wordt eerst de ana-
tomie, fysiologie en pathologie van de
besproken structuren uitgelegd, de uit-
gebreidheid waarin dit gebeurt wisselt
wel eens. Bij de bespreking van de
symptomen is er voor gezorgd dat een
foto van de afwijking in de buurt staat.

Aansluitend komt de behandeling aan
bod. Steeds wordt daarbij aangegeven
welke gevallen beter verwezen kunnen
worden naar een specialist. Aan het
eind van ieder hoofdstuk zijn litera-
tuurverwijzingen opgenomen. Met het
grote aantal erfelijke afwijkingen die in
de oogheelkunde een rol spelen, is het
niet verwonderiijk dat een apart hoofd-
stuk is gewijd aan raspredisposities en
erfelijke oogaandoeningen. Hierbij
wordt de basis van de genetica bespro-
ken, alsook de rol van testkruisingen en
genealogische stambomen. Ook wor-
den een aantal kynologische misvattin-
gen, zoals het \'eruit fokken\' van een af-
wijking, naar voren gebracht. Tenslotte
is er een verklarende woordenlijst van
de gebruikte termen. Het boek is rijke-
lijk voorzien van schitterende kleuren-
foto\'s (totaal 185) en schematische te-
keningen, die vooral bij de beschrij-
ving van operatieve ingegrepen zeer
verhelderend zijn. De vlotte schrijfstijl
nodigt uit tot dóórlezen, zodat het niet
alleen een naslagwerk is. Praktijkge-
richte Oogheelkunde voor de dieren-
arts is een waardevolle en inderdaad
zeer praktische aanvulling aan uw vete-
rinaire bibliotheek.

A. Heijn

SCHAPENTEELT EN SCHAPEZIEKTEN

Ir. M. Bekedam en drs. C.H. Herweijer
en drs. J.J. Pekelden ISBN 9062556
000.

Dit boek verscheen voor het eerst in
1978 in de \'Groene Reeks\'. Alleen al het
feit dat het thans in de vierde druk is ver-
schenen, is een bewijs hoezeer het door
de gebruiker tot op heden is gewaar-
deerd. Nadat vooral gedurende de laat-
ste jaren het aantal schapen in alle EU-
lidstaten sterk gestegen was en daarmee
tegelijkertijd de vraag naar vakkennis
toegenomen, lag het uitgeven van een
volgende druk voor de hand.

De auteurs hebben zich veel moeite
getroost de inhoud tot in detail te actu-
aliseren. Wie het boek al kende zal
merken hoezeer deze laatste druk van
de vorige verschilt. De opzet is van-
zelfsprekend dezelfde gebleven.
De eerste helft van het boek bevat \'al-
les\' over rassen, fokken, verzorging.

-ocr page 68-

voeding en de bedrijfseconomisciie as-
pecten, gevolgd door maar liefst 130
bladzijden over ziekten en intoxicaties
die bij schapen voor kunnen komen.
Opmerkelijk is hoe goed de verdeling
van de hoofdstukken bij de praktijk aan-
sluit. Zo worden ziektes van jonge lam-
meren, weidelammerij en mestlamme-
ren afzonderlijk en uitvoerig beschre-
ven. De tekst wordt ondersteund met de
nodige foto\'s en het geheel ziet er keurig
uit. Een aanrader voor elke geïnteres-
seerde schapenhouder, maar ook voor
de veterinair die met deze vierde druk
veel compacte en moderne informatie
onder handbereik heeft gekregen.

J.K. de Jong

n

■I ■ M

li llit>ii

HANDBOOK OF VETERINARY OBSTETRICS

p.G.G. Jackson. Uitgave W.B.
Saunders Company Limited, London,
1995.

De discipline veterinaire obstetrie kent
een aantal gerenommeerde, omvang-
rijke, vaak door meerdere auteurs ge-
schreven, tekstboeken. Vergeleken met
deze boeken heeft dit nieuwe handboek
een relatief beperkte omvang (209 pa-
gina\'s tekst). Er zijn 15 hoofdstukken
opgenomen. Deze hoofdstukken zijn
gewijd aan onder andere de normale ge-
boorte, de afwijkend verlopende dracht,
algemene aspecten van de dystocia, de
dystocia bij rund, paard, schaap, geit,
varken, hond en kat, de sectio caesarea.

RUND

Referaten

Effect van trimmen en/of dou-
chen op de microbiologische kwa-
lit:eit van runderkarkassen

R.K. Prasai, R.K. Phebus, CM. Carcia
Zepeda et ai Journal of Food Pro-
tection 1995; 58 (10): 1114-7.

In een runderslachterij werden bij 48
runderkarkassen monsters genomen
voor microbiologisch onderzoek. De
monsters werden genomen nadat de
karkassen waren behandeld volgens:

1. niet trimmen - niet douchen

2. wel trimmen - niet douchen

3. trimmen en douchen

4. niet trimmen - wel douchen

In Amerika is de standaardprocedure
bij aantreffen van zichtbare verontrei-
niging: wegsnijden - gevolgd door
de foetotomie en puerperale afwijkin-
gen bij de grote huisdieren en de hond
en de kat.

Het boek is erg overzichtelijk en daar-
door ook goed toegankelijk. Een groot
compliment verdienen zeker ook de
vele fraaie tekeningen. Uiteraard bete-
kent de beperkte omvang een aantal be-
perkingen. De auteur pretendeert dan
ook zeker niet volledig te zijn. Op basis
van zijn meer dan dertigjarige ervaring
heeft hij keuzes gemaakt en geeft hij
adviezen. Voor meer informatie wordt
nadrukkelijk verwezen naar de grote
tekstboeken. Er is gekozen voor het op-
nemen van een beperkt aantal referen-
ties, namelijk slechts die waaruit recht-
streeks gegevens zijn overgenomen.

douchen. Het effect van trimmen is
sterk aftiankelijk van de vaardigheid
van de slachter. Douchen verspreidt de
bacteriën. Tot nu toe was er geen on-
derzoek verricht naar het effect van
beide behandelingen na elkaar.

De karkassen werden uitgezocht bij
het onthulden van de achterpoten. Ge-
merkte karkassen werden niet door de
slachters getrimd of gedouched, zij
doorliepen de gehele slachtlijn. De
monsters werden genomen vlak voor
de koeling, aan de binnenzijde van de
bil, omdat hier geen karkas op karkas
contaminatie optreedt.

Van ieder karkas werden vier monsters
genomen volgens de genoemde klas-
sering.

De beide trimming monsters beslaan
samen 400 cm^, 1,5 mm dik.
Het trimmen gebeurde met geflam-
beerde messen. Na het trimmen wor-
den de karkassen gedouched, waarna
de beide andere monsters werden ge-
nomen uit het gebied aansluitend en
onder de trimming gelegen. De mon-

Het is jammer dat het boek soms wel
erg praktisch gericht is. Als voorbeeld
kan worden genoemd dat er geen aan-
dacht wordt besteed aan aspecten van
de endocrinologie van graviditeit en
geboorte. Dit heeft tevens tot gevolg
dat waar gesproken wordt over partus-
inductie de wetenschappelijke grond-
slag van de therapieën bij de diverse
diersoorten niet kan worden belicht.
Dit is voor een wetenschappelijk leer-
boek niet aanvaardbaar.
Toch kan worden vastgesteld dat de
auteur erin is geslaagd een aantrekke-
lijk leerboek te schrijven en dat boven-
dien voor een betaalbare prijs.

G.C. van der Weijden

sters werden bevroren op droog ijs en
getransporteerd voor onderzoek. De
monsters werden onderzocht op E.
Coli en coliforme bacteriën.

Resultaten:

De logaritmische reductie van het to-
taal kiemcijfer in de monsters 2-3 en 4
was respectievelijk 3,0-0,9 en 0,3.
Het beste resultaat werd derhalve ge-
vonden bij: wel trimmen - niet dou-
chen. Het onderzoek toont tevens aan
dat douchen een duidelijke versprei-
ding geeft van de bacteriële verontrei-
niging.

Anderzijds is de reductie van bacteriën
bij alleen douchen duidelijk groter dan
zonder behandeling. Bij de conclusies
dient overwogen te worden dat naast
zichtbare ook onzichtbare verontreini-
ging aanwezig is. Geheel trimmen van
het karkas is onmogelijk, daarom
wordt geadviseerd de zichtbare ver-
ontreiniging door middel van trimmen
te verwijderen en vervolgens het ge-
hele karkas te douchen.

W.J. Bruckwilder

-ocr page 69-

■i I «t

m

liyih

MENS

Hondenbeten: publicaties over ri-
sicofactoren, infecties, antibio-
tica en prinnaire wondsluiting.

H.E. de Melker en R.A. de Melker. Ned
TijdschrGeneeskdl996: 140: 709-13.

In een uitgebreid literatuuroverzicht
over hondenbeten worden door de au-
teurs praktische richtlijnen geformu-
leerd voor de behandeling. In Ne-
derland wordt geschat dat per jaar
ongeveer 48.000 behandelingen voor
hondenbeten (waarvoor vooral door
Duitse herders, bouviers en bastaard-

RUND

Kalberdurchfall als Bestands-
problem: Betriebsinterne Fak-
toren und häufige Behandlungs-
fehler.

K. Doli. P. Weirather und H.M.
Küchle. Der Prakt Tierarzt 1995; 76:
995-1004.

Het stalenzoötisch voorkomen van diar-
ree bij kalveren de eerste veertien dagen
na de geboorte en zeker op grote bedrij-
ven wordt bijna steeds veroorzaakt door
combinaties van micro-organismen die
in wisselende samenstelling hun patho-
gene invloed doen gelden.
Van betekenis zijn enteropathogene en
enterotoxinogene E. coli\'s, Campy-
lobacter sp., Klebsiella sp, en voorts

VARKEN

Porcine reproductive and respi-
ratory syndrome virus: seminal
transmission.

C.Gradil, C. Dubuc, M.D. Eaglesome.
Vet Ree 1996; 138:521-2.

Uit het hier beschreven experiment
blijkt dat beren, die geïnfecteerd werden
met de Quebec stam van het PPRS vi-
rus, vier en vijf dagen post infecionem
honden verantwoordelijk zijn) bij de
mens worden uitgevoerd. Hondenbeten
komen vooral voor bij jonge kinderen
en aan de bovenste extremiteit. Als be-
langrijkste bacteriën worden genoemd:
P. multocida, stafylococcen, Strepto-
kokken, enterobacteriën, en Pseudo-
monas. De kans op wondinfectie loopt
uiteen van 3-17%. Het belang van een
goed wondtoilet (schoonmaken, débri-
dement, excisie randen en irrigatie)
bleek uit een onderzoek met 66 honden-
beten waarbij een goed wondtoilet
géén, maar bij 19% van de niet-ade-
quaat schoongemaakte wonden wèl in-
fectie optrad. Risicofactoren voor
wondinfectie betreffen locatie aan de
bovenste extremiteit, perforatieve won-
den, uitstel van artsbezoek en mogelijk

rota, corona, BVD, parvo, calici en an-
dere virussen en protozoën waaronder
cryptosporidiën.

Deze infecties krijgen vooral kans om
aan te slaan wanneer milieufactoren
(huisvesting, klimaat) en management
(voeding, desinfectie) de werking van
het immuunsysteem in ongunstige zin
beïnvloeden.

Op basis van recente studies betrek-
king hebbende op pathogenese en pa-
thophysiologic, wordt gesteld dat het
alleen verantwoord is antibiotica per
os te appliceren wanneer er sprake is
van een duidelijke bacteriële oorzaak.
Antibiotica verstoren namelijk even-
eens de fysiologische bacterieflora in
de darm die een noodzakelijke buffer-
werking heeft ten aanzien van andere
microörganismen.

Ook het onthouden van melk wordt
ontraden. De diarree is secretoir. Geen
voeding berooft het dier van een ener-

dit virus met het sperma uitscheiden.
Geïnsemineerde gelten kregen serocon-
versie evenals biggen die met dit sperma
intraperitoneaal werden ingespoten.
Zeven dagen p.i. kon wel virus in het
sperma worden aangetoond. Dit virus
bleek echter niet overdraagbaar na inse-
minatie of injectie van sperma. Dit is in
tegenspraak met literatuuropgaven die
gewag maken van virusoverdracht met
sperma tot 47 dagen post infectionem.
Gediscussieerd wordt over de betekenis
van een en ander.

JP. W.M. Akkermans

ook oudere leeftijd. De effectiviteit van
antibioticumprofylaxe lijkt beperkt. In
het algemeen wordt het niet verant-
woord geacht om ongeveer 20 patiënten
onnodig met antibiotica te behandelen
om bij één patiënt de infectie te voorko-
men. Uitzonderingen hierop vormen
handwonden, diepe perforerende won-
den, uitstel van artsbezoek langer dan
acht uur en gestoorde immuniteit. In dat
geval wordt als eerste keus antibioti-
cum amoxicilline-clavulaanzuur of
doxycycline geadviseerd. Er is nog niet
aangetoond dat primair hechten van een
hondenbeet de infectiekans zou vergro-
ten. Vanzelfsprekend dient de tetanus-
profylaxe niet vergeten te worden.

P.A.M. Ch\'ergaauw

giebron. Therapeutisch moet de be-
handeling bestaan uit het geven van
electrolytenmengsels zowel per os als
parenteraal.

De profylaxis dient zich te richten op
huisvesting in warme hygiënische
ruimten en het zo snel mogelijk geven
van biest, rijk aan gammaglobulinen.
Het dient meerdere keren per dag te
worden verstrekt.

Ook tussen de vierde en 14® dag na de
geboorte moet nog een halve tot hele
liter van de eerst gewonnen biest wor-
den gegeven.

Deze biest kan in de koeling of inge-
vroren worden bewaard.
De eigenaar moet voorts zijn kalveren
voortdurend observeren om in te kun-
nen grijpen indien er zich onregelma-
tigheden voordoen.

J.P. W.M. Akkermans

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 70-

M. Horstink. SR 488/95: 18 pp.

f R M

In deze literatuurstudie worden de ef-
fecten bekeken van het toedienen van
BST aan primipare en multipare runde-
ren voor wat betreft melkgift, te hoog
celgetal, mastitis, conceptie, superovul-
atie, meerlingdracht, abortus en andere.
Ook is gekeken naar mogelijke invloe-
den op de gezondheidstoestand van de
met BST behandelde moederdieren en
hun nakomelingen. Het moment van
toedienen en de hoeveelheid BST wer-
den eveneens in ogenschouw geno-
men. Onmiskenbaar is de positieve in-
vloed van BST op de geproduceerde
hoeveelheid melk mits toediening ge-
schiedt op het moment dat de energie-
balans positiefis.

Wat betreft de nadelige invloeden op
de gezondheidstoestand zijn de onder-
zoekers het niet eens.
In het algemeen kan gesteld worden
dat de tussenkalftijd langer wordt, na
tweelingdracht geen conceptie wordt
waargenomen, het aantal tweelingge-
boortes en het aantal abortusgevallen
stijgen en het melkcelgetal evenals het
aantal mastitisgevallen toenemen.
Gewezen wordt op een minder geneti-
sche selectiemogelijkheid op produc-
tie door de kunstmatige verhoging van
de melkplas.

mm

DE GEVOLGEN VAN BST OP DE VOORTPLANTING EN DE
UIERGEZONDHEID BIJ MELKKOEIEN

Het gebruik van BST is volgens velen
niet verantwoord. Het tast de integri-
teit van het dier aan door met hulpmid-
delen de stofwisseling geforceerd te
beïnvloeden zonder veterinaire nood-
zaak. Ook is het onaanvaardbaar om-
dat het dier extra wordt belast met
voortdurende injecties en met een
kunstmatig sterk verhoogde melkpro-
ductie waardoor de gezondheid wordt
geschaad.

DE GESCHIEDENIS VAN SCRAPIE

R. Betcke. SR 486/95: 42 pp.

Aan de hand van gegevens van het
OfTice Intemational des Epizootics
wordt een literatuuronderzoek gedaan
naar de frequentie van voorkomen van
scrapie in diverse landen van de wereld.
De belangstelling voor scrapie is toege-
nomen nu gebleken is dat deze infectie
\'verwant\' is aan andere spongiforme
encephalitiden die voorkomen bij run-
deren, nertsen, antilopen, katten, struis-
vogels en andere maar ook bij de mens
(Creutzfeld-Jacob Disease, Kuru).
Ingegaan wordt op de geschiedenis
van de ziekte. De eerste duidelijke be-
schrijving is afkomstig uit Engeland.
In 1732 werd de aandoening waarge-
nomen zowel bij schapen als geiten.
Merino\'s zouden extra gevoelig zijn.
Deze diersoort heeft door export uit
Spanje de aandoening over Europa
verbreid. De schapenhouderij in de
Duitse vorstenlanden en in Spanje
heeft voor 1900 als gevolg van scrapie
enorme verliezen geleden.
In de 20^ eeuw is de besmetting vooral
vanuit Engeland \'geëxporteerd\'. Ver-
volgens wordt ingegaan op de situatie
in de diverse landen. Veel gegevens lij-
ken onbetrouwbaar; men doet nogal
geheimzinnig over het voorkomen er-
van (commerciële redenen).
In IJsland heeft men geprobeerd door
het treffen van veterinair politionele
maatregelen en het instellen van quar-
antaine-gebieden de besmetting onder
controle te krijgen. Er waren nogal wat
teleurstellingen. In Nederland heeft de
Stichting Gezondheidszorg voor Die-
ren in 1993 een controleprogramma
opgezet en de regels vastgelegd in het
zogenaamde scrapiebesluit.
Een handicap bij de diagnostiek is het
feit dat bij besmette dieren geen af-
weerstoffen tegen het agens kunnen
worden aangetoond.

ASBEST-RISICO VOOR HUISDIEREN

Naar aanleiding van onder-
slaande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling vond de redactie
prof. dr. W. Misdorp bereid om
voor de lezers een antwoord te
formuleren.

VRAAG:

Het betreft een vraag over de gevolgen
van asbest(verwijdering) van stallen
voor de op deze stallen gehouden huis-
dieren. Het valt mij namelijk op, dat
nog veel asbest is verwerkt in maneges
en ook in \'stalletjes\' waar (jong)vee
wordt gehuisvest. Vaak wordt zonder
melding asbest verwijderd en ook zie
ik nog wel een stuk asbest door inwer-
king van externe omstandigheden ver-
pulveren. Gezien de in de kranten re-
gelmatig gemelde problemen met
betrekking tot het branden van gebou-
wen, waarin asbest is verwerkt, wend
ik mij tot u met de vraag wat de geva-
ren van asbest voor dieren zijn.

ANTWOORD:

Er komen steeds meer epidemiologi-
sche gegevens die erop wijzen dat asbe-
stose een beroepsziekte bij de mens is.
Vooral mensen werkzaam in de
scheepsbouw hebben een verhoogd ri-
sico. Behalve niet-tumoreuse afwijkin-
gen in de longen, zijn er twee tumor-
ziekten welke gerelateerd worden met
blootstelling aan asbest: mesothelioom

-ocr page 71-

(een zeldzame tumor) en longcarci-
noom. De latente periode, dat wil zeg-
gen de tijd tussen blootstelling en het
optreden van symptomen van de tumor-
ziekte, is vaak zeer lang: 30 tot 40 jaar.
Mesothelioom is een, meestal uitge-
breide, nieuwvorming van borst en/of
buikvlies. Bij de mens is er meestal
(62%) een relatie aangetoond met as-
best. Vooral het blauwe asbest (chry-
sotile) is gevaarlijk. Het gebruik van
alle soorten asbest is per 1993 in
Nederland verboden. Echter, in oudere
gebouwen bijvoorbeeld in stallen kan
asbest aanwezig zijn, al weet men het
vaak niet. Gezien de duidelijke relatie
van asbest en het betrekkelijke zeld-
zaam voorkomende mesothelioom bij
de mens is er aandacht besteed aan het
voorkomen van mesothelioom bij rund
en hond. Bij kalveren op boerderijen in
de buurt van asbesthoudende rotsen
bleken relatief frequent (2.6/100.000)
mesotheliomen te worden waargeno-
men. Grote hoeveelheden asbest wer-
den in zeven van de tien onderzochte
tumoren van de kalveren gevonden
(1). Ook in de longen van een koe met
mesothelioom werden veel asbest-ve-
zelen gevonden (2).
Bij de hond waarbij mesotheliomen
ook betrekkelijk zeldzaam zijn, is een
case-control studie in Philadelphia ver-
richt (3). De gegevens over 16 honden
met mesothelioom werden vergeleken
met die van even grote controlegroepen
van honden met andere vormen van
kanker of geen kanker. Er werd \'ge-
matched\' voor leeftijd, ras en geslacht.
Veel aandacht werd besteed aan facto-
ren als: beroep en hobby van de eige-
naar, plaats van het huis ten opzichte
van asbestverwerkende industrie, ste-
delijke of landelijke locatie en gebruik
van pesticiden (3).

Bij 12 van de 16 mesothelioma-hon-
den werd een relatie met asbest aanne-
melijk gemaakt.

Risicofactoren waren: blootstelling
aan asbest, gebruik van pesticiden, ge-
slacht (vooral reuen) en urbane locatie
(hoewel niet significant). In longweef-
sel van drie honden met mesothelioom
en van één met plaveiselcarcinoom
van de long (bij de mens gerelateerd
met asbest) werden hogere concentra-
ties van chrysolite en amphibole-as-
best aangetoond dan in de longen van
controle-honden (3). De relatie met
pesticiden is potentieel interessant:
analyse van vlooienpoeders leerde dat
deze talrijke kwarts en silica-kristallen
maar ook antigonite (een op asbest ge-
lijkend silicaat) kunnen bevatten; die
mogelijk eenzelfde effect als asbest
kunnen bewerkstelligen.
Er is gepleit voor het gebruik van de
hond als een natuurlijk model voor het
opsporen van asbest-risico, temeer
omdat de latente periode bij de hond
veel korter is dan voor de mens; men
zou op deze manier het risico eerder
kunnen detecteren (3).
Registratie van honden (en andere die-
ren) met mesothelioom. onderzoek
naar asbest-vezelen in tumor en long
en verkrijgen van gegevens over de
mogelijke blootstelling aan asbest en
insecticiden lijken geschikte instru-
menten om het, eenmalige, onderzoek
in Philadelphia te dupliceren.
Onduidelijk is nog, gezien de bekende
lange latente periode, hoe de kalveren
uit de eerste studie (I) aan hun asbest-
gerelateerde mesothelioom zijn geko-
men.

\' Croft iV. Environmental asbestos anil mesotheliomas
in dairy- calves. Proc Am
/).5j Cancer Res 1983: 24:
IH8.

• Sakai K. Hisanaga N. Tanahe E. and Takuchi K
A.sbesios fibre content in the lung of a cow with peri-
toneal mesothelioma. Health risk hy non-occupa-
tional e.xposure to a.\'tbe.sto.s fibers. J Clin E.xp Med
1970:1:180-2.

^ Glickman LT, Domanski LM. Maquire TG. Dubielzig
RR. and Charg A. Mesothelioma in pel dogs associa-
ted with expo.^ure of their owners to asbestos. Envir
Res 1983: 32: 305-13.

WAAROM BLIJVEN SOMMIGE HONDEN MET ECTOPISCHE
URETEREN ONDANKS EEN CORRECT UITGEVOERDE
CHIRURGISCHE REIMPLANTATIE INCONTINENT?

Naar aanleiding van onder-
staande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling vond de redactie dr.
R.F. Nickel en drs. U. Wiegand
(Faculteit der Diergeneeskunde)
bereid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

VRAAG:

Er zijn de laatste jaren nieuwe inzich-
ten gekomen met betrekking tot de
problematiek van ectopische ureteren,
met name bij de Siberische Husky.
Kunt u daar in deze rubriek eens aan-
dacht aan schenken?

ANTWDÜRD:

Al in eerdere studies naar de chirurgi-
sche behandeling van ectopische urete-
ren bij de hond, werd gevonden dat
sommige honden ondanks een correct
uitgevoerde operatie incontinent blij-
ven. De redenen waren onbekend (7,
8). Dat het probleem van blijvende
continentie frequent kan optreden
bleek ook uit een bericht van Mc-
Laughlin and Miller (5), waarbij het
voornamelijk de Siberische Husky\'s
betrof Recente studies hebben zich
daarom ook minder met chirurgische
technieken maar steeds meer met pro-
gnostische gegevens bezig gehouden
(3, 10). Uit omvangrijkere studies
blijkt, dat een hoog percentage - name-
lijk tussen 45 en 64% van alle honden
die aan ectopische ureteren werden ge-
opereerd - nog incontinentieproblemen
bleef houden (5, 2, 10). In alle studies
werd eerst, voor alle zekerheid, uitge-
sloten dat de reïmplantatie (9) of neo-
stomie (1) niet correct was uitgevoerd.
Dat wil zeggen dat geen recanalisatie
was opgetreden. Deze complicatie
treedt soms op bij de neostomie, het-
geen met behulp van een excretoire
urografie of endoscopic gemakkelijk is
aan te tonen (4). Recanalisatie als com-
plicatie is echter zeldzaam (2). De
meerderheid van de honden die incon-
tinent blijven - en daar is overeenstem-
ming over - heeft last van een insuffi-
ciënte sluitspierfunctie (3, 2, 10), die
natuurlijk aanwezig blijft ondanks de
operatie van de ectopische ureteren.
Met behulp van urodynamisch onder-
zoek is het wel gelukt om deze dys-
functie van de urethra bij deze honden
aan te tonen (3, 10), maar het blijft om
verschillende redenen een probleem.
Allereerst is de urodynamische tech-
niek nauwelijks beschikbaar en zelfs
als men de metingen wel kan uitvoeren,
geven deze technische problemen en
ontbreken er referentiewaarden. De
voorspellende waarde van de druk-

-ocr page 72-

meetresultaten op lange termijn is ook
niet bekend. Men is daarom op zoek
gegaan naar prognostische factoren,
die gemakkelijker en voor iedereen te
onderzoeken zijn (10). Zoals hierboven
al genoemd is, speelt het ras een grote
rol. Siberische Husky\'s maken blijk-
baar nauwelijks kans na een operatie
van de ectopische ureteren continent te
worden. Het tegenovergestelde lijkt bij
de Labrador Retriever het geval te zijn.
Labrador Retrievers en Golden Re-
trievers zijn de twee rassen, waarbij in
de Nederiandse populatie ectopische
ureteren het vaakst worden gevonden.
Bij de Golden Retrievers blijft 54%
van de honden incontinent. Het is in dit
geval nog niet duidelijk welke correla-
tie er bestaat tussen ras en andere facto-
ren, maar het blijkt veiliger te zijn bij
de prognose niet het ras als criterium te
gebruiken maar andere factoren, zoals
het geslacht. In de bovengenoemde stu-
die zijn alle mannelijke honden conti-
nent geworden. Ook een andere factor
geeft meer duidelijkheid, namelijk de
veranderingen van de ureteren en de
nier. Toont men tijdens de diagnostiek
van een hond met ectopische ureteren
een gedilateerde ureter en hydroneph-
rose aan (Figuur 1), dan functioneert de
sluitspier waarschijnlijk goed. De lo-
gica achter dit fenomeen is dat een ure-
ter die bij of achter een goed functione-
rende sluitspier uitmondt klem komt te
liggen en dat daarom reflux of stase
van de urine ontstaat. Wordt de ureter
niet dichtgedrukt of mondt hij zelfs
voor de sluitspier uit, dan kan dit ook
niet de oorzaak zijn van de incontinen-
tie. Gegevens hierover kunnen in 79%
van de gevallen een correcte voorspel-
ling van postoperatieve incontinentie
opleveren.

Een andere factor, die voornamelijk
door Holt, and Hotston Moore (2)
wordt aangegeven is de ligging van de
blaashals. Een zogenoemde \'pelvic
bladder\', hetgeen wil zeggen \'een te
ver naar achter in het bekken gelegen
blaashals\' (Figuur 2), voorspelt ook in
hoge mate een probleem met de sluit-
spierfunctie. Een minder vaak be-
schreven bevinding, maar blijkbaar
zeer ongunstig, is een trechtervormige
opening van de ureter in de blaashals
(Engels \'trough\'). Een ander soms
voorkomend probleem is een vermin-
derde capaciteit van de blaas. Men
vindt dan ook bij sommige honden dat
met verloop van de tijd de functie van-
zelf verbetert, hetgeen hiermee te ma-
ken kan hebben. Uiteindelijk helpen al
de bovengenoemde factoren bij de
prognose en het advies om een hond
met ectopische ureteren hieraan te
opereren. Eigenaren kunnen dan zelf
beslissen of zij het risico willen nemen

-ocr page 73-

dat na een dure en ingrijpende operatie
de toestand mogelijk niet verbeterd is
en verdere behandeling nodig is. Ter
behandeling van de sphincter insuffi-
ciëntie kan men natuurlijk gebruik
maken van medicijnen zoals efedrine,
imipramine of fenylpropanolamine.
Op lange termijn zal echter een
tweede operatie nodig zijn om de
weerstand van de urethra te verhogen
(6)

LITERATUUR

1. Holt PE. Color Atlas of Small Animal

Urology. Mosby-Wolfe, London, 1994.

2. Holt PE, and Hotston Moore A. Canine
ureteral ectopia: an analysis of 175 cases
and comparison of surgical treatments. Vet
Rec 1995; 136: 345-9.

3. Lane IF, Lappin MR, and Seim HB.
Evaluation of results of preoperative uro-
dynamic measurements in nine dogs with
ectopic ureters. J Am Vet Med Assoc 1995;
206: 1348-57.

4. Mason LK, Stone EA, Biery DN,
Robertson 1, and Thrall DE. Surgery of ec-
topic ureters: pre- and postoperative radio-
graphic morphology. J Am Anim Hosp
Assoc 1990; 26: 73-9.

5. McLaughlin R, and Miller CW. Urinary in-
continence afler surgical reapir of ureteral

ectopia in dogs. Vet Surg 1991;20: 100-3.

6. Nickel RF. Chimrgische Behandlungen
bei der Haminkontinenz der Hündin.
Kleintierpraxis 1994; 39:423-30.

7. Owen RR. Canine ureteral ectopia-a re-
view. J Small Anim Pract 1973; 14: 419.

8. Stone EA, and Mason LK. Surgery of ecto-
pic ureters: types, method of correction,
and postoperative results. J Am Anim
Hosp Assoc 1990; 26:81-8.

9. Sluijs FJ van. Atlas of Small Animal
Surgery. Wetenschappelijke Uitgeverij
Bunge, Utrecht, 1992.

10. Wiegand U, Nickel RF, and Brom WE van
den. Zur Prognose bei der Behandlung von
ektopischen Ureteren beim Hund.
Kleintierpraxis 1996; 41: 157-67.

LUST STUDENTENREFERATEN (3)

De injectie-anaesthesie bij de cavia. Een
vergelijking van verschillende anaesthe-
sie-combinaties; A. Elsinghorst. SR 570/
96: 53 pp.

Pregnancy diagnosis in sows by real-time
ultrasound and estimation of total unconju-
gated oestrogens in the faeces; N. Meersma
en E. Wissink. SR 571/96: 58 pp.

Hoefkanker; H.A. Brandsma en LA. van
Grondelle. SR 572/96: 46 pp.

Uraatstenen en dieettherapie bij de hond;
P. van Eck. SR 573/96: 22 pp.

Leidt het toevoegen van extra vet aan paar-
denvoeding tot prestatieverbetering?; M.
Swanenburg. SR 574/96: 28 pp.

Inventarisatie kunstmatige watervogel-
broederij Artis, De vergelijkende broed-
proef van de wilde eend (Anser platyrhy-
chos) als case-study ten aanzien van het
probleem \'te kleine luchtkamers\'; P.C. de
Geus. SR 575/96: 44 pp.

Het equine sarcoid. Een literatuuroverzicht
en gegevens over de behandelingsresulta-
ten bij de Vakgroep Algemene Heelkunde
en Heelkunde der Grote Huisdieren; P.
Stokman. SR 576/96: 20 pp.

Bovine virus diarree virus spreiding zonder
\'dragers\'; J.J. Doekes. SR 577/96: 26 pp.

Abortus bij het schaap. Een diagnostisch
protocol; A.D. de Vries. SR 578/96: 50 pp.

Lyme borreliose. Een literatuurstudie.
R.H. Mouwen. SR 579/96: 24 pp.

Canine distemper virus infectie (honde-
ziekte, ziekte van Carré). Hoe ver komt
men met de diagnostiek bij de levende
hond; M.J. Edel. SR 580/96: 25 pp.

Komt het wel goed met de vruchtbaarheid
van de toekomstige boeren melkkoe? De
vruchtbaarheid van een, voor melkproduk-
tie, genetisch hoogwaardige groep vaarzen
kritisch bekeken; P.P. Zwanenburg. SR
581/96: 29 pp.

Subklinische ketose bij melkvee; M.J.T.M.
van Heivoort. SR 582/96: 19 pp.

Leverbotinfecties. Een veldstudie in Canar,
Ecuador; H. Antonis. SR 583/96: 30 pp.

Endometritis bij de merrie en een \'pilot\'-
studie naar het effect van oxytocine op de
uterusmotiliteit; M. van Paassen. SR
584/96: 37 pp.

Schimmelaandoeningen van de luchtwegen
bij het paard; R.W. Compaan. SR 585/96:
30 pp.

Farmacotherapeutische aspecten van de ge-
neesmiddelencombinatie Trimethoprim-
sulfonamide toegepast bij het mnd; M.
Adamse en J.T. Nijland. SR 586/96: 41 pp.

Erfelijk belast. Een inventarisatie van erfe-
lijke aandoeningen bij rashonden; R.
Nijsse. SR 587/96: 89 pp.

Kunstmatige inseminatie bij olifanten?; J.
Blikmans. SR 588/96: 79 pp.

Retrospectieve evaluatie van de foetotomie
bij de merrie; F. van de Laar. SR 589/96:42
pp.

Het indolente ulcus comeae bij de hond;
E. Riquois en C. de Groot. SR 590/96: 70
PP

Katten met hypertrofische cardiomyopathie
behandelen met B-blokkers of met calcium
antagonisten?; M.S. Cupems. SR 591/96:
28 pp.

Medicamenteuze therapie bij hyperadreno-
corticisme van de hond; L.S. Deutz. SR
592/96: 34 pp.

Vet on the Net. Pluimvee; M. Verkroost.
SR 593/96: 46 pp.

Optimale oestrussynchronisatie bij het
schaap met behulp van progesteronspon-
zen en equine chorionic gonadotrophin; S.
auf dem Brinke. SR 594/96: 35 pp.

Equine Vims Arteritis (EVA). Een litera-
tuurstudie; H.C.A. van der Wal. SR
595/96: 39 pp.

Een pilot-study naar het effect van een ge-
bitsvriendelijke voeding voor honden; F.
Doesburg en A. Hajunga. SR 596/96: 32
pp.

Fucose dependence of bull sperm cell bin-
ding to the oviductal epithelium of the
cow; E. van Duijnhoven. SR 597/96: 17 pp.

Pathogenen en risicofactoren bij het kwe-
ken van forellen; I.H.M. Riem. SR 598/96:
42 pp.

Tweelingdracht en tweelingreductie bij de
merrie; V.X.N. Visser. SR 599/96: 23 pp.

Mycoplasma infecties bij het respiratie ap-
paraat van het rund; S.P.J. van Bmgge. SR
600/96: 31 pp.

Doodsoorzaken bij Java-Apen; L. van der
Houwen. SR 601/96: 41 pp.

Equine monocytaire ehrlichiose. Een over-
zicht van recente literatuur; A. Bogtstra.
SR 602/96: 24 pp.

Aandoeningen van de voorste oogsegmen-
ten bij Pinnipedia; A.C.M. Duvivier. SR
603/96:61 pp.

-ocr page 74-

Enlceie micronutriënten met een iminuun-
potentiërende wericing in de voeding van
pluimvee; M. Glas. SR 605/96: 35 pp.

Nakomelingenonderzoek KWPN tegen het
licht. Evaluatie van onderzoek naar erfe-
lijkheid van röntgenologisch waarneem-
bare afwijkingen; G.J. Bloemendal en
A.M.C. Mulder. SR 606/96: 66 pp.

Waarom gebruikt een paard de stap, draf en
galop voor de voortbeweging?; Y.C.J.
Klomp. SR 607/96: 17 pp.

Strongyloides westeri als oorzaak van diar-
ree bij veulens tijdens de veulenhengstigheid
van de merrie; E. Post. SR 608/96: 27 pp.

Is there an association between feline cali-
civirus and the febrile-limping syndrome?;
N.M.J. Aemout. SR 609/96: 16 pp.

■dl

Dazen, kleine beestjes met grote gevolgen
voor paarden; L. Kaspers. SR 611/96; 26
pp.

Huiddesinfectie voor injectie bij het paard.
Op weg naar een protocol; N. van Aken.
SR 612/96: 28 pp.

Vrij konijn, blij konijn. Het houden van ko-
nijnen in huis met veel bewegingsvrijheid;
N. Lassing en L. van Lieshout. SR 613/96:
45 pp.

Osteochondritis dissecans in de elleboog
bij retrievers; M. van Erp en S. van Es. SR
614/96: 44 pp.

Altematieven voor dierproeven: onder-
zoek naar biotransformatie van diergenees-
middelen; M. Veldpape. SR 615/96: 44 pp.

Juveniele mortaliteit bij primaten in die-
rentuinen; T. Aalders, A. Binsbergen en E.
Donkers. SR 616/96: 71 pp.

Hepatitis bij de kat; D. van der Giessen. SR
617/96:21 pp.

Enkele respiratoire virussen van het paard;
G.E.H. Krooshoop. SR 618/96: 36 pp.

Een inventarisatie van kleine kwalen bij
gezelschapsdieren en een epidemiologi-
sche verkenning van anaalklier- en vlooi-
enproblemen in drie praktijken; A.H.M.
Brom. SR 619/96: 39 pp.

Inventarisatie van tandheelkundige afwij-
kingen bij 103 katten; P.P. Molenbroek.
SR 620/96: 53 pp.

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende twee cursussen. Opgave
voor alle genoemde cursussen via tele-
foon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(a^pobox.ruu.
nl. Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op inter-
net pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Certificatie landbouwhuisdieren-
praktijk (97/702), donderdag 6 en
vrijdag 7 februari 1997; aanvang 6 fe-
bruari 09.30 uur, sluiting 7 februari
1997 16.30 uur te Bunnik. Cursusprijs
ƒ 1.200," (inclusief overnachting).

Doelgroep: Practici in de landbouw-
huisdieren- en gemengde praktijk.

Deze cursus is opgezet vanuit de Pro-
jectgroep certificering/kwaliteitszorg en
beoogt ten eerste het verduidelijken van
de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsenprak-
tijken en ten tweede zal de haalbaarheid
van een kwaliteitssysteem in de eigen
praktijk met behulp van de toetscriteria
duidelijk worden gemaakt. Vanuit ver-
schillende invalshoeken zullen de vol-
gende onderwerpen aan bod komen:
- De feiten die een diergeneeskundig
kwaliteitszorgsysteem noodzakelijk
maken.

- Certificeren is een manier van den-
ken.

- Het protocol en de werkinstructie.

- De kwaliteitsrichtlijn vertaald naar
de praktijk.

- Administratie, registratie, documen-
tatie; de registratie van de veteri-
naire activiteiten.

- Praktijkgebouwen en inventaris; waar
loop ik tegen op? Welke oplossing
kozen wij?.

- Apotheekbeheer, de verwoording in
het Kwaliteitshandboek.

- Nieuwe ontwikkelingen; hoe vast-
leggen?.

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk.

- Praktische oefening in het maken
van protocollen/werkinstructies.

- Functiebeschrijving en organogram.

- Organisatie diergeneeskundige be-
geleiding.

- De klachtenprocedure.

- Kennis, een product met verloopda-
tum; hoe onderhouden we die?.

- Werkoverieg en interne audit.

- Het kwaliteitshandboek.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte wor-
den geboden tot discussie. De cursus-
leider is drs. J.A. Westerbeek,
Veterinair Centrum Someren.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk (97/701), woensdag 19 maart
1997; 09.30 - 22.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 700,-- (inclusief diner).

Doelgroep: Practici uit de gezel-
schapsdierenpraktijk die de certificatie
ter hand willen nemen.

Deze cursus is opgezet vanuit de Pro-
jectgroep certificering/kwaliteitszorg
en beoogt ten eerste het verduidelijken
van de Kwaliteitsrichtlijn Dieren-
artsenpraktijken en ten tweede zal de
haalbaarheid van een kwaliteitssys-
teem in de eigen praktijk met behulp
van de toetscriteria duidelijk worden
gemaakt. Vanuit verschillende invals-
hoeken zullen de volgende onderwer-
pen aan bod komen:

- Kwaliteitszorg noodzaak en eigen
belang.

- Certificeren is een manier van den-
ken, zichtbaar te maken in protocol
en werkinstructie.

- Functioneringsgesprekken en in-
terne audit.

- De klachtenprocedure.

- Kennis, een product met verloopda-
tum, hoe onderhouden we die?.

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk.

- Omgang met medicijnen, de verant-
woording in het kwaliteitshandboek.

- De patiëntenadministratie.

- Het schrijven van een protocol-
/werkinstructie, oefening in groepen.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte wor-
den geboden tot discussie. De cursus-
leider is drs. H. van Herpen, Veterinair
Specialisten Oisterwijk.

-ocr page 75-

Praktijk Steenderen heeft de certifica-
tie vanaf het prilste begin voortvarend
aangepakt. Men nam er vrijwel direct
een HEAO-stagiaire in de arm om één
en ander op papier te zetten.
Toen deze dame er eenmaal was, kon-
den wij haar natuurlijk niet laten nik-
sen\', vertelt Arjan den Hertog, de kwa-
liteitsmanager van de praktijk. \'En ze
zat je voortdurend achter de broek.\' De
dierenartsen vertelden haar hoe ze be-
paalde procedures voor ogen hadden
en zij schreef ze op. \'Als een protocol
niet overeen kwam met de werkelijk-
heid, dan bespraken we dat met haar en
dan kwam er een nieuwe versie\', legt
Den Hertog uit. Aldus ontstond het
kwaliteitshandboek.
De stagiaire is inmiddels vertrokken,
maar het handboek wordt nog steeds
dagelijks gebruikt en bijgesteld. Ti-
chelman: \'We kregen er waarachtig
plezier in, ook doordat we met elkaar
aan de praat raakten over hoe we be-
paalde dingen wilden organiseren.\' De
pilot-practici zijn het er unaniem over
eens: als je er niet met z\'n allen achter
staat is het geen doen. En als je niet van
praten houdt, is het ook verschrikkelijk
lastig. In Steenderen komen de dieren-
artsen elkaar meermalen per dag tegen
op de praktijk. \'Je
moet hier wel com-
municeren\', aldus Den Hertog.

INVESTEREN

Het is niet nodig om grote investeringen
te doen om je praktijkvoering te organi-
seren -de KRD is opgesteld met een \'ge-
middelde praktijk\' voor ogen- maar het
maakt het wel gemakkelijker. Praktijk
Steenderen is bijvoorbeeld nog maar
pas verhuisd naar een nieuw pand: \'We
wilden het vanaf het begin af aan beter
organiseren dan we gewend waren. We
werkten nog vanuit verschillende loca-
ties. Nu is alles onder één dak.\' En het
ziet er inderdaad schitterend uit: een
grote apotheekruimte, een gezelschaps-
dierengedeelte, een opname, een rönt-
genkamer -\'Dat kan eigenlijk niet uit,
maar ja\'- opslagmogelijkheden voor af-
val, een vergaderkamer en tot slot een
ongebruikte zolder. Bezoekers kijken
over de balie recht de apotheek in. Een
bijzondere oplossing, want de algemeen
geldende regel is dat de apotheek een
aparte ruimte moet zijn. \'Niemand kan
ons vertellen waarom\', zegt Den
Hertog. \'Dit is PR-technisch veel handi-
ger, cliënten kunnen direct zien dat wij
het netjes voor elkaar hebben, en boven-
dien zijn we verplicht alles brandschoon
te houden.\' Voor de diergeneesmidde-
len die gekoeld bewaard moeten wor-
den, heeft de praktijk grote koelkasten
met doorzichtige deuren aangeschaft;
ook hier een \'transparant\' beleid.

ORGANISEREN

Gaandeweg organiseren de Steenderse
dierenartsen alle problemen weg. Was
het vroeger moeilijk om de discipline
op te brengen om de eigen \'sectioset\'
schoon te houden, tegenwoordig doet
de assistente dat. Niemand heeft meer
zijn eigen setje; er staan altijd wel een
paar beautycase-achtige kistjes klaar,
waar alles inzit wat een mens bij een
operatie nodig kan hebben.

Er kan een stel nieuwe woorden aan het veterinair vocabulaire toegevoegd
worden. Ze beginnen met kwaliteit: kwaliteitsbew aking (al wat ouder), kwali-
teitssysteem (reeds bekend), kwaliteitsstress (heel actueel), kwaliteitsdepres-
sie (veel vóórkomend) en kwaliteitscertificaat (dat wil iedereen wel!).
Certificatie-pilotpraktijk Steenderen weet er alles van. De dierenartsen heb-
ben alle stadia doorlopen. Alleen het certificaat ontbreekt nog, maar ook daar
wordt aan gewerkt. Of certificatie de moeite loont? De oudst-aanwezige die-
renarts, Sjoerd Tichelman, glimlacht: \'Vroeger speelden we kluitjesvoetbal.
Als het lukte, dan was je de koning. Maar het was natuurlijk gekkenwerk! Nu
is alles veel beter georganiseerd.\'

Door Sophie Deleu en Geesje Rotgers

DAP STEENDEREN PILOTPRAKIJK CERTIFICATIE KRO

VROEGER SPEELDEN WE KLUITJESVOETBAL

Rommelige situaties, zoals een \'berg
revolverspuiten\', worden één voor één
aangepakt. Nu hangt er voor dezelfde
revolverspuiten een onderdelenkast in
de voorbereidingsruimte. Werd een re-
latief jonge collega een jaar geleden
nog hartelijk uitgelachen toen hij
meende te moeten opmerken dat ie-
dere boer z\'n eigen dossier moest heb-
ben, de grote archiefkast hangt nu wel
aan de muur.

Certificatie, door velen gezien als een
papierwinkel, heeft volgens de pilot-
dierenartsen pas in laatste instantie te
maken met het maken van protocollen
en werkinstructies: \'Eerst moetje goed
weten hoe je iets wilt doen.\' En dat le-
vert interessante discussies op. Over
de afvoer van afval bijvoorbeeld: \'Je
zult het toch eens moeten worden over
de afvoer van lege flesjes; ga je die
spoelen en als oud glas afvoeren, of als
gevaariijk afval.\' Een protocol is uit-
eindelijk niet meer dan een vastge-
legde afspraak.

\'We maken ook geen protocollen die
afwijken van de werkelijkheid\', legt
Den Hertog uit. \'Een protocol mag
nooit een doel op zich zijn.\' Toch
wordt het dat al snel. omdat de indruk
bestaat dat men daarop afgerekend
wordt door de beoordelaars. \'Maar als
ze dan je implementatie gaan beoorde-
len, val je alsnog door de mand! Of je
moet iets gaan doen,
omdat het in het
protocol staat.\' Veel beter is het dus,
de zaak zo simpel en vrijblijvend mo-
gelijk te beschrijven.
Een goede vergelijking is misschien
wel het maken van een testament; je
kunt er onmogelijk al je bezittingen in
opnoemen, dus houd je het bij grote lij-
nen. Je probeert er ook niet al te vaak
in te wijzigen, want daarvoor moet je
weer naar de notaris.

NOODZAAK

Certificatie is behalve een inspirerend
en soms frustrerend proces een bittere
noodzaak voor dierenartsenpraktijken,
zo vindt de KNMvD. Zeker in de vee-
houderij is de druk van de overheid en
het bedrijfsleven om de zaken beter te
organiseren en standaardiseren, groot.
In de gezelschapsdierensector spelen
bovendien de ARBO-wetgeving en
klachtenbeheer (in verband met het
tuchtrecht) een belangrijke rol.

-ocr page 76-

iltÉnHfÉifr

.1 è tl......

Is ook in de praktijk iets te merken van
de zich verhardende sfeer, het mondi-
ger worden van de cliënt? is één van de
prangende vragen van het interview-
team. Den Hertog vindt enerzijds van
wel: \'Je moet tegenwoordig wel over
geld durven praten. Je kunt er niet
meer vanuit gaan dat de veehouders en
eigenaren vanzelf bij je blijven. Dat
betekent dat je jezelf en je praktijk
moet verkopen.\' Anderzijds gaat
Tichelman nog steeds met evenveel
plezier de boer op: \'t Is wel anders;
vroeger had je veel kleine visites, nu
bezoek ik een paar bedrijven per dag.
Dat is veel intensiever werk.\'
Men geeft in het Steenderse wel toe dat
de praktijkvoering steeds ingewikkel-
der is geworden. En dat dierenartsen
niet direct uitblinken in management-
vaardigheden. \'Je wilt vooral ziekten
voorkómen en verhelpen en koeien
verlossen, kortom veterinair bezig zijn
en niet nadenken over exportformulie-
ren, het opbergen van gezondheids-
dienst-uitslagen en het uitschrijven
van facturen\', aldus Den Hertog.
\'Maar je weet ergens in je achterhoofd
natuurlijk wel, datje het beter zou kun-
nen organiseren.\' Het ergste is dat je
voortdurend brandjes loopt te blussen,
om al je organisatieblunders goed te
maken. \'Moet je eens kijken wat een
tijd je jezelf bespaart alsje de dingen in
één keer goed doet!\'

WEL OF NIET

Ondanks de van meet af aan goede be-
doelingen van dc dierenartsen, heeft
ook in de Steenderse praktijk de certifi-
catie af en toe stilgelegen als gevolg
van een diep motivatiedal. Den Hertog:
\'Alsmaar discussiëren, initiatieven ne-
men, nadenken en schrijven, we had-
den er af en toe genoeg van.\'
Gek genoeg was het dan vaak de oudste
in de praktijk. Tichelman, die zei: \'We
hebben nu A gezegd, dan ook maar B.\'
Gelukkig had niet iedereen tegelijk een
\'dip\'. Dezelfde Tichelman begon ten-
slotte aardigheid in het spel te krijgen:
\'Op een gegeven moment weet je hoe
die Certiked-mensen het hebben willen
en dan is het eigenlijk heel eenvoudig.\'
Het ultieme pluspunt van het gehele
proces vinden de dierenartsen dat ze
gewongen werden om gezamenlijke
en duidelijk keuzes te maken. Den
Hertog: \'We weten nu beter waar we
mee bezig zijn.\'

Voor meer informatie over certifica-
tie: mevrouw Geesje Rotgers, tel. 030-
2510111.

TIEN TIPS TEGEN KWALITEITSSTRESS

Voordat er wordt begonnen aan het certificatietraject moet u zich realiseren dat binnen de gemid-
delde dierenartsenpraktijk het meeste al goed geregeld is! Daarbij moet gesteld worden dat de
praktijkorganisatie en -inrichting natuurlijk veel belangrijker zijn dan de schriftelijke vastlegging
van de werkinstructies en -procedures.

1. Communicatie

In praktijken waar men veel tijd besteedt aan de onderlinge afstemming, is bijna de helft van
het certificaat al binnen.

Maak onderwerpen bespreekbaar, weet wat er gebeurt, maak concrete afspraken. De commu-
nicatie houdt zeker niet op bij het samenstellen van dienstroosters, het plannen van routes en
het doorspreken van bedrijfscases.

De eerste ervaringen leren dat in veel praktijken te weinig wordt gepraat; het \'echte\' werk gaat
voor.

2. Vastleggen afspraken

Zorg voor regelmatig (bijvoorbeeld eens per week) overleg waarbij alle praktijkmedewerkers
betrokken zijn. Durf fouten te accepteren, de nulsituatie vast tc leggen en knopen door te hak-
ken ten aanzien van praktijkinrichting, werkwijze, organisatie en administratie. Stel gemaakte
afspraken op schrift (notulen).

3. ,\\llen op één lijn

Zorg ervoor met z\'n allen op één lijn te zitten en dat iedereen te werk gaat volgens de afge-
sproken lijn. Een beoordelingstaktiek van Certiked is dat meer mensen (dierenartsen en assis-
tentes) onafhankelijk van elkaar wordt gevraagd de lijn aan te geven die de praktijk hanteert.

4. Eigen werkwijze

Kies een werkwijze die past bij de praktijk; neem niet te gemakkelijk een systeem over van
een buurtpraktijk. De kans is groot dat deze praktijk net iets anders is georganiseerd. Binnen
certificatieland zijn er vele wegen die naar Rome leiden!

5 W ach» met schrijfwerk

Bij dc certificatie horen protocollen en werkinstnicties. Voor veel praktijken begint hier het
moeizame zwoegen. Wanneer het schrijfwerk problemen oplevert, laat het dan voorlopig lig-
gen. Meestal is dit het gevolg van het nog niet voldoende helder zijn van de te volgen werk-
wijze. Wanneer een gekozen werkwijze tot ieders tevredenheid functioneert, zal het opschrij-
ven van deze werkwijze minder problemen opleveren.

6. Eerst implementatie

De Kwaliteitsrichtlijn kan tot gevolg hebben dat er drastische veranderingen moeten worden
doorgevoerd. Zorg er eerst voor dat iedereen te werk gaat volgens dezelfde, gezamenlijk afge-
sproken nieuwe lijn. Test deze nieuwe lijn uitgebreid in de praktijk. Dat mag best een halfjaar
duren. Het kan zijn dat er een aantal keren moet worden bijgesteld. Neem de tijd voor het eva-
lueren van de nieuwe werkwijze. Werkt het naar ieders tevredenheid, ga het proces dan vast-
leggen (dc nieuwe structuur is nu goed te overzien).

Met andere woorden: schrijf documentatie naar aanleiding van implementatie. De implemen-
tatie afstemmen op geschreven/verkregen documentatie levert vaak frustraties op.

7. Neem de tijd

Certificatie betekent niet: zo snel mogelijk een certificaat. Dc kans is dan te groot dat er bin-
nen een jaar al veel moet worden bijgesteld omdat het net niet handig werkt. Certificatie staat
voor een goed overwogen en doorzichtige praktijkvoering. Neem dus de tijd. Ga niet met alles
tegelijk aan het werk. De grote hoeveelheid wordt dan onoverzichtelijk en geeft het gevoel dat
het niet haalbaar is. Begin met een onderdeel. Wanneer dit onderdeel is afgerond, overweeg
dan dit eens door een derde, bijvoorbeeld Certiked, te laten toetsen.

8. Verbouwen, ja of nee

Weeg af of een bepaalde geldelijke investering de moeite waard is. Bijvoorbeeld verbouw van
de praktijk. Om gecertificeerd te worden is het niet nodig dat 100°\'o wordt gescoord.

9. Opbouw kwaliteitshandboek

Kies een opbouw voor het praktijkhandboek die voor degenen die ermee werken overzichte-
lijk is. Handig is bijvoorbeeld de KRD-criteria te volgen of de volgorde van de KRD. Schrijf
geen uitgebreid boek (een handboek van een gemiddelde praktijk kan op 90 pagina\'s). Werk
altijd met een losbladig systeem.

10. Veel succes

Laat u niet van uw plannen afbrengen door negatieve berichten uit het veld. Onze ervaring
leert dat één negatieve ervaring altijd veel harder en frequenter doorkomt dan vijf positieve er-
varingen.

-ocr page 77-

MKS.

ELEKTRONISCHE
IDENTIFICATIE

Bij de elei<tronische identificatie
van gezelschapsdieren is het aan
te raden de volgorde van handelen
in acht te nemen:

1. Controleer van het aangeboden
dier of het niet reeds gechipt is.

2. Controleer (indien mogelijk)
of het aangeboden dier werke-
lijk dat dier«.

3. Controleer vervolgens of het
chipnummer correspondeert
met het nummer op de stickers.

4. Plaats de chip.

5. Let op een mogelijke kleine
nabloeding.

6. Controleer of u de chip kunt af-
lezen.

7. Vul het registratieformulier
volledig in.

8. Zet uw handtekening.

9. Plak de overige stickers even-
tueel op de patiëntenkaart, in
het vaccinatieboekje en/of het
paspoort.

10. Stuur tenslotte het formulier
op.

CONTRIBUTIE-
NOTA 1997

Op de contributienota die alle leden
eind december 1996 hebben ontvan-
gen, staat ten onrechte vermeld dat u
de contributie binnen twee weken
dient te betalen. Conform ons regle-
ment dient de contributie vóór 1 maart
te worden voldaan. Desgewenst kunt u
kiezen voor betaling in twee termijnen.
Indien u hiervan gebruik maakt, ont-
vangt u automatisch in Juli een accept-
girokaart met daarop vermeld de reste-
rende contributiebijdrage ten behoeve
van de betaling van de tweede termijn.
Tevens is bij de toezending van de
contributienota in sommige gevallen
verzuimd de bijbehorende contributie-
schaal toe te voegen. Uiteraard kunt u
deze bij het secretariaat opvragen (tel.:
030-2510111).

Voor de ontstane overlast bieden wij u
onze oprechte excuses aan.

Bureau KNMvD,
T.W. te Griffel, secretaris

Personalia

\\\'oor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collega:

Assinck, Mevr. A.J.M.; 1996; 3524 CB Utrecht
Gaasterland 90 A.
Donkers. Mevr. A.; 1996; 3581 TB Utrecht
Oudwijkerlaan 45.

Esch, E.J.B, van; 1996; 3572 XT Utrecht; M.H
Trompstraat 15 bis.

Harst, M.R. van der; 1996; 3521 VV Utrecht; Da
Costakade 48.

Leeuw, C.G. de; 1996; 5527 CC Hapert;
Neptunus 17.

Lieshout, Mevr. L.C. van; 1996; 3526 EG

Utrecht; Columbuslaan 259.

Meijer, Mevr. F.A.; 1996; 3583 HD Utrecht

Willem de Zwijgerstraat 72.

Nyks, Mevr. S.K.; 1996; 4101 BJ Culemborg

Ridderstraat 9.

Ruth, Mevr. K.A. van; 1996; 3981 CM Bunnik
üroeneweg 78.

Scheer, J.B.R. van der; 1996; 4033 CJ Lienden
Parallelweg Oost 4.

Schellekens, F.G.M.; 1996; 3581 EB Utrecht
Mgr. van de Weteringstraat 35.
Wijlhuizen, Mevr. A.; 1996; 3981 ZP Bunnik
Vletweide 168.
Willemse, G.C.H.; 1996; 8244 AL Lelystad
Schermer 59.
Zwanenburg, F.P.; 1996; 3981 ZM Bunnik
Vletweide 82.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
.Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
hel Hoofdbestuur heeft het Huofdbestuur
aangenomen:

Boots, G.J.T.; 1996; 5752 SC Deume;
Bruggenseweg 17 A.

Dijk, J.J. van; 1996; 3417 TR Montfoort; p/a De
Bleek 33.

Lassing, Mevr. N.G.; 1996; 6464 BT Kerkrade;
Jan Steenstraat 20.

Nijland. J.T.; 1996; 5361 JN Grave; Raamdijk
16.

Passchier, Mevr. E.; 1996; 3524 WK Utrecht;
Jungfrau 68.

Vonk, J.P.; 1996; 3902 TN Veenendaal; Pollux
8.

Westermann, Mevr. C.M.; 1996; 3241 GR
Middelhamis; p/a Prins Hendrikstraat 2.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Balen, Mevr. L.M.A. van; 9000 Gent (België);
St. Annastraat 8.

Bosman, H.G.J.; 9331 KA Norg; Grootveenweg
1.

Hartman, Mevr. M.H.; 3981 HG Bunnik;
Parallelweg 9.

Hesseling, B.L.; 3566 ME Utrecht; Gageldijk 3
E.

Peters, Mevr. T.A.M.M.; 9000 Gent (België);
Van Hulthemstraat 49.

Savelkoul, Mevr. J.M.; 3608 VK Maarssen;
Bloemstede 258.

Schillemans, B.; 3583 AD Utrecht; A. van
Ostadelaan 101 bis.

Schouten, Mevr. R,; 3582 ZB Utrecht;
l.B.Bakkerlaan 163.

Smit, S.J.; 3583 XE Utrecht; Nassaustraat 4 A.
Versteeg, J.G.; 3531 GS Utrecht; Abel Tas-
manstraat 29 bis.

RECTIFICATIE:

In het Tijdschrift van 15 december 1996 waren
de gegevens van de volgende 2 dierenartsen
door elkaar gehaald. De juiste gegevens zijn:
325 Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 4133
AE Vianen; Augustinushof 16; tel. 0347-
320218 privé, 030-2517517 prakt.; p., me-
dew. bij J.G. van Spanje; medew. bij J.W.
Dirkx, tel. 033-4950222 (gezelschapsd. en
paarden).

325 Wolschrijn, Mevr. C.F.; 1991; 3434 SW
Nieuwegein; Graaf Ottolaan 6; tel. 030-
6061252 privé, 2898939 prakt.; p., medew.
bij Mevr. G.A. van den Berg (part-time).

□VERLEDEN:

Drs. A.M. van "t Hoff te Oss.

Op 24 december 1996 Drs. D. W. Smallegange te

Hilversum.

JUBILEA:

A. Dekker te Overslag afwezig, 40 jaar, 16 janu-
ari 1997

ProfDr. J. Boogaerdt te Zeist, afwezig, 50 jaar,
18 januari 1997

Dr. M.H. Mirck te Diepenveen, afwezig, 25 jaar,
21 januari 1997

Mevr. T. Ouwerkerk-Westerbaan te Schalkhaar,
afwezig, 25 jaar, 21 januari 1997
J. Bmins te Haren, afwezig. 55 jaar, 26 januari
1997

Dr. E.J. Voûte te Amersfoort, afwezig, 55 jaar,
26januari 1997

J.W. Caspers te Amsterdam, afwezig, 30 jaar, 27
januari 1997

A.M. van Schaik te Peize, aanwezig, 30 jaar, 27
januari 1997

Mevr. A.C.W. Vervoom-Malinosky Blom te
Odijk, afwezig, 45 jaar, 29 januari 1997
M.R.J. Heun te Baam. aanwezig, 25 jaar, 4 fe-
bmari 1997

H.B. van Lom te Ruurio, afwezig, 25 jaar, 4 fe-
bmari 1997

A.M. Visee te Schiedam, afwezig, 25 jaar, 4 fe-
bmari 1997

A.J. de Feijter te \'s-Gravenhage, afwezig, 25
jaar, 4 febmari 1997

J.S. Kalisvaart te Haaften. afwezig, 35 jaar, 5 fe-
bmari 1997

J.F. de Haas te Winterswijk, afwezig, 40 jaar, 6
febmari 1997

Mevr. G.M. Hardeman-Kommer te Assen, af-
wezig, 40 jaar, 6 febmari 1997
P. Werkhorst te IJsselmuiden, afwezig, 40 jaar,
7 febmari 1997

M.H. Pol te Bronneger, afwezig, 30 jaar, 9 fe-
bruari 1997

S. Begeman te Zuidwolde (D), afwezig, 45 jaar,
12 febmari 1997

G. Roorda te Zuidhom (Gr), afwezig, 45 jaar, 12
febmari 1997

J.C.M. van Dijck te Broekhuizenvorst, afwezig,
30jaar, 13 febmari 1997
O.J.J. de Clerck te Breda, afwezig, 30 jaar, 13 fe-
bmari 1997

MUTATIES:

178 Boots, G.J.T.; 1996; 5752 SC Deume;
Bmggenseweg 17 A; tel. 0493-323876
privé, 312230 prakt.; p., medew. bij G.J. de
Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H. van
Noort, P.P. Slotboom en A. van der Steen
(toev. als lid).

-ocr page 78-

333 Dijk, J.J. van; 1996; 3417 TR Montfoort;
p/a De Bleek 33; tel. 0348-473059 privé,
00-44-1258-452626 prakt.; fax 00-44-
1258-453548; p., medew. bij Damory Vet.
Clinic (toev.
als lid).

248 Lassing. Mevr. N.G.; 1996; 6464 BT
Kerkrade; Jan Steenstraat 20; tel. 045-
5457660; wnd.d.
(toev. als lid).

264 Nijland, J.T.; 1996; 5361 JN Grave;
Raamdijk 16; tel. 0486-421496 privé,
0485-312800 prakt.; p., medew. bij J.
Breen, D. van der Meij, C. Willenborg en
P.H.E. van Zweeden
(toev. als lid).

270 Passchier, Mevr. E.; 1996; 3524 WK
Utrecht; Jungfrau 68; tel. 030-2803399;
wnd.d. (toev.
als lid).

374 Vonk, J.P.; 1996; 3902 TN Veenendaal;
Pollux 8; tel. 0318-519167 prakt.; p., mc-
dew. bij M. Duifhuizen, R.J.H. Hoebink,
P.T. van \'t Veld en W.Th.G. Vullings
.(toev.
als lid).

321 Wcstermann, Mevr. C.M.; 1996; 3241 GR
Middelhamis; p/a Prins Hendrikstraat 2;
tel. 0187-484391 privé, 482966 prakt.; p.,
medew. bij L.E. Tjebbes
(toev. als lid).

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1 997

Wijzigingen die na 1 december 1996 ziin
doorgegeven, kunnen helaas niet meer
worden opgenomen in het Diergenees-
kundigjaarboek 1997!

17

18

21

22

23

23

24

Doorlopende agenda

Januari

15 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.
15 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'.

16—17 PAO-D cursus: 96.605. Apotheekbeheer
II voorgezclschapsdierenpraktici.
Puo (Gent) Grote Huisdieren: Paard (18)
Endometritis merrie.

PAO-D cursus: 97.801. Assistentie voorbe-
reiding en nazorg opcratiepatiënt.
PAO-D cursus 96.506. Pezen en banden van
de benen van het paard; kwetsbare krachten-
dragers.

Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 11. Specia-
lisatie: mnd. Tijd: 18.30 uur. Lokatic: Gors-
sel.

Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (31) Urolithiasis bij de kat. Belang
van voedingsvezels bij carnivoren.
Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Bunnik, Postiljon hotel.
PAO-D cursus 97.108. Huidziekten I gezel-
schapsdieren.

26 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna

Watkins, Course Administrator, IVAS, P.O.
Box #2074, Nederland, CO 80466, U.S.A.
(Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.: 303-
258-0767).

28 PAO-D cursus: 97.303. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (3 middagen,
tevens 6 en 11 febmari 1997).

28 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 10. Specia-
lisatie: rund. Tijd: 20.00 uur. Lokatic:
Nieuwstad.

29 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 13. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 15.30 uur. Lokatic:
Leende.

29 PAO-D cursus: 97.104. Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

29—31 PAO-D cursus: 97.601. Apotheekbeheer
II landbouwhuisdieren.

30 Vergadering Groep Homoeopatischc-wcr-
kende Dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentnim te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

30 PAO-D cursus: 97.203. Standaardover-
zichten tc Drachten (drie dagen, tevens 18
februari en 5 maart 1997).

31 PAO-D cursus: 97.206. Standaardover-
zichten te Zegveld (drie dagen, tevens 19 fe-
bmari cn 6 maan 199).

Februari

3 PAO-D cursus: 97.204. Standaardover-
zichten te Deventer (drie dagen, tevens 24
febrxiari en 26 maart 1997).

4—5 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het varken\' te Wageningen.
Inschrijven vóór 6 januari 1997.

5 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

5 PAO-D cursus: 96.215. Uiergezondheid lo-
catie GD Deventer.

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (32) Nieuwe inzichten in de pathogc-
nese en epidemiologie van het FlP-virus en
bespreking van enkele klinische gevallen.

6—7 PAO-D cursus: 97.202. Certificatie land-
bouwhuisdierenpraktijk.

7 PAO-D cursus: 97.109. Huidziekten II ge-
zelschapsdieren.

9 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten en workshop in
Motel Nuland. Aanvang: 20.30 uur.

1 Vergadering Afdeling Noord-Brabant.

1 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.30 uur, locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.

2 Bijeckomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Mcemdijk 59, De Meem.

3 Bijeenkomst Werkgroep Pluimvee, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Drachten,
om 14.00 uur.

3 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudblocddieren (38) Ver-
zorgen van schildpadden.

3 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

3 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep; 4/5. Spe-
cialisatie: rund. Tijd: 15.00 uur. Lokatie:
Markelo

3 PAO-D cursus: 97.113. En boe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische pro-
blemen GD.

4 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudblocddieren (39) Ziekte-
toestanden van de schildpad.

16—21 XV International Symposium of the
World Association of Microbiologists,
Immunologists and Specialists in Infectious
Diseases (WAVMI), Cyprus. Theme:
Salmonellosis - brucelliosis as world health
problems for humans and animals.
Information: K. Polydorou V.P.H. Instimte,
PC Box 284, Nicosia, Cyprus. Fax/tel.: 357-
2^53121.

18 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 11;
Eindhoven, Dorint hotel.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 PAO-D cursus: 97.902. Financieel praktijk-
management \'jaarstukken lezen\'.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 9. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Langbroek.

18—20 PAO-D cursus; 97.201. Infectieziekten
op rundveebedrijven.

19 IPC Dier-cursus: \'Klimaat I voor dierenart-
sen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Bameveld. Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

19 PAO-D cursus: 97.105. Hartafwijkingen bij
de hond en kat.

20 PAO-D cursus: 97.211. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 27 februari 1997).

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (33) Operatieve behandelingen van
heupdy.splasie.

20 Afdelingsvcrgadering Zuid-Holland

20—22 Cursus \'Presentatie? uw eigen creatie!\'.
Plaats: Aparthotel te Delden.

20—23 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS, P.O.
Box #2074, Nederland, CO 80466, U.S.A.
(Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.: .303-
258-0767).

21 Symposium Varkensdierenart.scn CHV te
Veghel.

25 PAO-D cursus: 97.205. Standaardover-
zichten tc Boxtel (drie dagen, tevens 25
maarten 15 april 1997).

26 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid lo-
catie West (Zegveld).

26—28 PHLO-cursus \'EU-landb<iuwpolitick\' te
Wageningen. Inschrijftermijn eindigt op 27
januari 1997.

27 Excursie Groep (ienccskunde van het Var-
ken naar Intervet. Onderwerp: bactcricle
aandoeningen.

Maart

3 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: I. Specia-
lisatie: rund. Tijd: 14.00 uur. Locatie:
Drachten.

4 PAO-D cursus: 97.207/ Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 6 en 7
maart 1997).

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (34) Werkingsmechanismen van psy-
chofarmaca.

6 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Heerenveen, Postiljon hotel.

11 PAO-D cursus: 97.304. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (3 middagen,
tevens 18 en 25 maart 1997).

8—12 64® Annual Meeting & Spring Mana-
gement Conference van de American
Animal Hospital Assocation. San Diego
(Zuid-Califomië). Informatie bij prof dr.

-ocr page 79-

J.E. Gajentaan, tel.: 0418-515839, fax:
0418-518157.

12 PAO-D cursus: 97.112. Patiëntendemon-
stratie GD.

13 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (40)
Cytologie als diagnostisch hulpmiddel voor
de praktijkdierenarts.

13 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 2/3. Spe-
cialisatie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Markelo.

13—14 PAO-D cursus: 97.601. Apotheekbeheer
II landbouwhuisdieren.

13—14 PHLO-cursus \'Preventievegezondheids-
zorg in de varkenshouderij" te Wageningen.

16—20 ESA VS postgraduate intensive course
\'Emergency care at equine competitions\',
Zürich, Zwitserland.

18 PAO-D cursus: 97.502. EHBO paard.

18 Symposium verrijkt voedsel: nu nog beter!
in de Reehorst in Ede.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 12. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Boxtel.

19 PAO-D cursus: 97.701. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (35) Perifere neuromu.sculaire aan-
doeningen.

20 PAO-D cursus: 97.217. Sensoren in de
melkveehouderij.

22 PAO-D cursus: 97.802. Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek GD.

25 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken in de Jaarbeurs te Utrecht.

26 PAO-D cursus: 97.101. Behandelings-
methoden van fracturen.

27 Jaarvergadering Groep Homoeopatisch-
werkende Dierenartsen, Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, aan-
vang: 19.30 uur.

April

I PAO-D cursus: 97.218. Sensoren in de
melkveehouderij.

1—3 Fifth World Veterinary Dental Congress at
the Intemational Convention Centre,
Birmingham, England.

3 PAO-D cursus: 97.212. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 10 april 1997).

5—6 Small Animal Oncology Conference:
Diagnosis and Treatment. University of
Zürich, Faculty of Veterinary Medicine. Dr.
Juan Carlos Sardinas, Veterinary Surgery
Clinic, University of Zürich, Winter-
thurerstrasse 260, CH-8057 Zürich, Swit-
zerland, tel.: 41-1-635-84-01, fax: 41-1-
635-89-05.

6—8 The fourth intemational symposium on ec-
toparasites of pets. University of California,
Riverside, Califomia. Dr. N.C. Hinkle, Dept.
Entomology, UCR, Riverside, CA 92521,
phone (909) 787-2422 or e-mail NHinkle
@citrus.ucr.edu.

8—11 Congress of the Gemian Veterinary
Medical Society: \'Current Research Results
in Veterinary and Comparative Medicine\'.

9— 11 PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole en

-sturing\' in Leuven (België).

10 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (36) Kruisbandmptuur bij de hond:
Diagnose en resultaat van intra-articulaire
behandeling.

10 Jaarvergadering en lezingen Groep Pluim-
veewetenschappen bij dc Gezondheids-
dienst voor Dieren in Boxtel, van 13.30 tot
16.30 uur.

12 PAO-D cursus: 97.901. Symposium 30 jaar
Dierenkliniek Emmeloord; \'Bewegen is le-
ven: over ziektekunde en traumatologie van
het bewegingsapparaat bij hond, kat en
paard\'.

16 PAO-D cursus: 97.219. Sensoren in de
melkveehouderij.

17 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (41). Kli-
nische gegevens en in vitro criteria voor ge-
bruik van medicijnen bij vogels.

17 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijcenkomst. Nr. groep: 7/8. Specia-
lisatie: rund. Tijd: 20.00 uur. Lokatic: De
Meem.

17 NVVL-congres \'97: Trends in Voedings-
wetenschappen. Nederland.se Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede.

22 PAO-D cursus: 97.305. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (3 middagen,
tevens 1 en 6 mei 1997).

24 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (37) Pijnbestrijding bij orthopedie-
patiënten.

25—27 Voorjaarsdagen, RAI - .\\msterdam,

Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congress lan-
guage is English. For further information:
KNMvD/ \'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Ne-
therlands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

29 PAO-D cursus: 97.903. Financieel praktijk-
management \'jaarstukken lezen\'.

Mei

5 PAO-D cursus: 97.208. Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 7 en 9
mei 1997).

13 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

13 PAO-D cursus: 97.118. Inleiding bacteriolo-
gisch onderzoek GD.

13—15 PAO-D cursus: 97.202. Infectieziekten
op mndveebedrijvcn.

15 PAO-D cursus: 97.115. Endoscopic voorste
luchtwegen/otoscopisch onderzoek GD

15. PAO-D cursus: 97.213. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 22 mei 1997).

15—16 PAO-D cursus: 97.301. Antibioticum-
bcleid varken.

15 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
bcurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

20—22 Intemational symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan. France.

21 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

22 Afdelingsvcrgadering Zuid-Holland.

26—29 The Waltham Intemational Symposium
1997, Oriando, Florida, USA. \'Pet nutrition
and health in the 21 st century\'.

27 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

27 PAO-D cursus: 97.306. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (3 middagen,
tevens 3 en lOjuni 1997).

28 PAO-D cursus: 97.111. Klinische les GD
\'Nefrologie" nieuwe behandelingsmetho-
den\'.

30 PAO-D cursus: 97.906. Gezondheidsbe-
waking pelsdieren- en konijnenhoudcrij.

30 PAO-D cursus: 97.907. Gezondheidsbe-
waking pelsdierbouderij.

30 PAO-D cursus: 97.908. Gezondheidsbe-
waking konijnenhoudcrij.

31 Reünie IPC Dier Bameveld.

31 — 1 Intemational symposium \'diagnosis in
horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg, Germany. For
abstracts formulars and further information
for interested participants please contact:
COPP, Birgit Bamickel, Friedrich-Ebert-
Str. 12, 61462 Königstein, Germany.
Eon. 0049-6174/931333, Fax. 0049-6174/
931343. Abstract-deadline will be Novem-
ber 30«\\ 1996.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997: \'Cli-
nical Neurology in Small Animal Practice\'
in Edegem (Antwerpen) België, Congres-
centrum \'Ter Eist\'. Meer informatie: Dr.
Leen Verhaert, G. Van der Lindenlaan 15,
B-2570 Duffel, België, fax: (32) 15 31 73
90, Email: leenvdent@glo.be.

Juni

2 PAO-D cursus: 97.209. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen.t evens 5 en 6 juni
1997).

4 PAO-D cursus: 97.106. Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

4 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD Utrecht,
aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\' Meemdijk 59, De Meem.

5 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
center, aanvang: 14.30 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

7—8 Practitioner\'s Symposium, American Board
of Veterinary Practitioners, Westin O\'Hare,
Chicago, IL. More information: ABVP
Administrator, 530 Church Street, Suite 700,
Nashville. TN 37219, USA, phone 615-254
3687, fax 615-254 7047.

7—10 European Symposium on Poultry Wel-
fare, Wageningen.

11 Ledenvergadering C}roep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek, De
Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

11 PAO-D cursus: 97.116. Diagnostiek tumo-
ren gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 97.302. Interpretatie labora-
toriumuitslagen varken.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluimvee-
gezondheidszorg bij dc Gezondheidsdienst
voor Dieren te Deventer, van 13.30 tot 16.30
uur.

13 PAO-D cursus: 97.107. Behandeling van
kruisbandletsels.

14 PAO-D cursus: 97.803. Assistentie drachtig-
heidsonderzoek GD.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en Rc-
combinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J A. Lenstra en prof dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

17 PAO-D cursus: 97.904. Financieel praktijk-
management \'jaarstukken lezen\'.

19 PAO-D cursus: 97.114. En hoe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische pro-
blemen GD.

19 PAO-D cursus: 97.214. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 26 juni 1997).

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-

-ocr page 80-

temal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutscher, Winterthurerstr.
260, 8057 Zürich, Switzerland. Tel.: 41-1-
6358408, fax: 41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

30—5 juli PHLO-cursus \'Animal Health Eco-
nomics - Principles and Applications\' te
Wageningen. Inschrijftermijn eindigt 17
maart 1997.

Juli

1—5 PAO-D cursus: 97.501. Gynaecologie en
neontalogie paard.

6—10 7th E A VPT Intemational Congress, Ma-
drid, Spain.

8—11 8th Symposium IS VEE.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESVD),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland.

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute f the Hungarian
Academy of Sciences, Hungary-1581
Budapest, P.O. 18, Phone: 36 1 252-2455,
Fax: 36 1 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague, The Netherlands.
12th Intemational symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygie-
nists. Congress language is English. For
further details please contact the Royal
Netherlands Veterinary Association, P.O.
Box 14031, NL-3508 SB Utrecht, The
Netherlands. Fax: 31-30-2511787.

September

8 PAO-D cursus: 97.210. Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 9 en
12 september 1997).

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

10—14 The 5th WE VA (World Equine Veteri-
nary Association) Congress. Padova, Italy.
Deadline for abstracts:
28th of February.
http://www.finsystem.it/weva 97, email
weva97@finsystem.it, CSR Conressi P.O.
Box 1769-1-40100 Bologna, Italy. Ph 39-
51-765357, Fax 39-51-765195 crs.con-
gressi@pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.
Afdelingsvergadering Zuid-Holland.
PAO-D cursus: 97.307. Practische economie
I voor het varkensbedrijf (3 middagen, te-
vens 23 en 30 september 1997).
Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.
Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Intemational
Conference Centre.

16
16

18

18

25

Oktober

9 PAO-D cursus: 97.215. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 16 oktober 1997).

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie; Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

22 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur, Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

23 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.30 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

28 PAO-D cursus: 97. 308. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (3 middagen,
tevens 4 en 11 november 1997).

November

8 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

20 PAO-D cursus: 97.216. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 27 november 1997).

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentmm te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

December

10 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

UI 1 bRSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-02-1997

27-01-1997

01-03-1997

10-02-1997

15-03-1997

24-02-1997

01-04-1997

10-03-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Gezocht voor vijfmansassociatie in Zuid-
Limburg/Duits grensgebied

DIERENARTS M/V

voor gemengcie praktijk. Na een inwerkperiode be-
reid tot participatie in weekend- en avonddiensten.
Het beschikken over een achterwacht strekt tot aan-
beveling.

Schriftelijke sollicitaties richten aan D.A.C. Heerlen,
Sittarderweg 79b, 6412 CC Heerlen.

Nemas maakt
röntgentechnologie
bereikbaar.

Met nieuwe en technisch optimaal gereviseerde
apparatuur maakt Nemas röntgentechnologie t)ereikbaar.

Nemas levert diverse bekende merken röntgen-
apparatuur voor veterinaire toepassingen. Zowel voor de
kleine als grote huisdierenpraktijk.
De ruim SO^arige ervaring van Nemas vindt u terug

in heldere adviezen, attente service en een
compleet leveringsprogramma. Nemas biedt u op het

gebied van röntgen alles wat u nodig heeft:
apparatuur, lichtkasten, ontwikkei-automaten, films,
chemicaliën, röntgenbescherming. Plus onderhouds-
contracten, kwaliteitscontrole en een uitstekende garantie.
En dat alles tegen een scherpe prijsstelling.

Nemas plaatste reeds meer
dan 400 röntgeninstallaties in de veterinaire branche!

Wat houdt u tegen om ook contact op te nemen
voor informatie, documentatie of een vrijblijvende offerte?

Bel (035) 601 31 77.

Nemas, uw veterinaire röntgenspecialist.

Duinweg 14, 3768 BN Soest. Tel.: (035) 601 31 77. Fax: (035) 601 72 33

-ocr page 81-

FORTEKOR® bestrijdt het hartfalen,

maar spaart de nieren.

FORTEKOR®, een geavanceerde ACE-remmer voor honden, opent nieu- algemene informatie over fortekor-

we mogelijkheden om hartfalen te behandelen. Dankzij de hoge veilig- Samenstelling:

heidsindex is FORTEKOR de juiste keuze in geval van hartfalen, en kan Fortekor 5 bevat per tawet 5 mg benazepril

hydrochloride, Fortekor 20 bevat per tablet 20 mg
benazepril hydrochloride.
Indikatle:

Voor de dagelijkse behandeling, als symptomatische.

en verlengt het leven van de hond. De hond is levendiger en hoest
minder. FORTEKOR kan aan honden toegediend worden die nier-
patiënt zijn, omdat 50% van FORTEKOR wordt uitgescheiden via
de gal en 50% via de urine.

Daarnaast heeft FORTEKOR slechts twee tabletgroottes; een
tablet voor kleine honden en een tablet voor grote honden.
Met FORTEKOR is het gebruik van ACE-remmers nog nooit zo
gemakkelijk geweest!

FORTEKOR

CIBA slaat een ACE met FORTEKOR

aanvullende therapie bij de behandeling met het
diureticum: furosemide, van hartfalen bij honden
veroorzaakt door mitralisinsufficiëntie of congestieve car-
diomyopathie. De behandeling kan een verbeterde inspan-
ningstolerabiliteit en een verhoogde overleving geven bij
honden met matig tot ernstig hartfalen.
Kontra-indikatie:

Een bekende allergie voor Fortekor.
Bijwerkingen:

Bij de aanvang van de therapie kan een sterke bloeddrukdaling
optreden. In een zeer enkel geval kan vermoeidheid of sufheid
worden waargenomen.
Verpakking:

Beide tabletgroottes: blister strips met 14 tabletten.
Doosje met 1 of 2 strips.

Fortekor 5 mg Reg NL 8613,
Fortekor 20 mg Reg NL 8614.

•Geregistreerd
handelsmerk
Ciba-Geigy AG,
Bazel, Zwitserland.

bij de eerste klinische symptomen worden voorgeschreven.
Eén dosering van FORTEKOR per dag verbetert de levenskwaliteit

-ocr page 82-

®

mui

FLORFENICOL

DE SYNERGIE VAN 4 GEBUNDELDE KRACHTEN

Een Iste-lijns antibioticunn voor adennhalingsaandoeningen bij rundvee is tegelijkertijd :

Doeltreffend

Actief tegen de pathogene bacteriën die ademhalingsaandoeningen bij rund-
vee veroorzaken. Dringt snel door tot de infectiehaard en bestrijdt de bacteriën
langdurig. Werkzaam tegen antibioticum-multiresistente kiemen.
Veilig

Veilig voor het dier, de gebruiker, de consument en het milieu.
Gebruiksvriendelijk

Twee injecties volstaan voor een doeltreffend antibiotisch effect gedurende
4 dagen. Gebruiksklaar. Klein injectievolume. Kan bewaard worden op kamer-
temperatuur.
Rendabel

Beperkt de stress veroorzaakt door de behandeling. Voorkomt een 2de-lijns
behandeling. Vermindert de sterfte en het aantal recidieven, dus ook de eco-
nomische verliezen.

Nuf lor Het 1ste-lijns antibioticunn

100 ml
300 mg/ml

" °" 361 ma/mi
InjwdevlaeisM ■

OwrgeneesniKldel
AntjtwIiatiTi

ISchering-PJough
Animal Heatth

NUFLOR*^ Farmaceutische vorm: Injectievloeistof. Samenstelling: Per ml 300 mg florfenicol. Doeldier: niet-lacterend rundvee. Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolyti-
ca en Pasteurella multocida. Dosis en toedieningsweg: Een dosis van 20 mgAg lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair fin de nekspieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur, met gebruik van
een naald met een diameter van 1.65 mm (16G). Contra-indicaties: Mag met gebnjikt worcien bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderet voedselopname kan gedurende de behandelingsperiode
voorkomen. De behandelde dieren knjgen hun eetlust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor gebruik bij lactererxie melkkoeien. Houdbaarheid: zie
verpakking. Bewaren bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius): aangepnkte flacon: 28 dagen, indien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius) Het produkt binnen de 28 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50, 1(X) en 250 ml voor meervoudige toed»ening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UOA

Schering-Plough Animal Health, Postbus 70, 1180 AB Amstelveen, Tel: 020/647.01.98 ©1995 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 83-

0

De dichter Driek van IVissen schreef ooit:

Als Holland winters is getooid
en wij van kou welhaast verrekken
blijkt Friesland dichtbevolkt met gekken
die \'s winters gekker zijn dan ooit

Uw Hoofdredactielid heeft weliswaar slechts als toeschouwer de gekte gedeeld, maar wat was het een happening!
Graagfeliciteert de Hoofdredactie de ongetwijfeld vele collega \'s die aan
dé Tocht begonnen zijn en hem ook hebben
volbracht.

Als dan inmiddels de vorst niet alleen de ijsvloer, maar ook onze oren, ogen en tenen heeft verlaten, ligt het ver-
trouwde Tijdschrift voor Diergeneeskunde weer klaar en kunnen we ons weer laven aan de vele, gevarieerde infor-
matie die daarin te lezen valt. Neemt u er even de tijd voor, of zoals een onzer bewindslieden zei: \'Onthaast U\', laat
het even bezinken.

Het artikel van Sol et al. bevat veel informatie rond het droogzetten van koeien, waarbij het begrip hygiëne door het
artikel heen een prominent woord is.

Zeker aandacht verdient ook de ingezonden brief: \'Chemotherapie bij dieren: ethisch of onethisch ?\' Euthanasie te-
genover substantiële levensduurverlenging, levensverwachting tegenover kwaliteit van het dierlijk worden in een
boeiende discussie uitgediept.

Een even boeiende discussie ontspint zich in \'De redelijkheid van de rekening\'. Inspanningsverplichting of resul-
taatverplichting, deskundigheid en klantenbesef zijn hier de sleutelwoorden.

Aan toekomstige wetenschappers onder ons wordt een mooi perspectief geboden: De Waltham Award 1997.
Misschien een goede opstap naar de Nobelprijs. Leest u het bericht van J. Goudswaard.

Hoe belangrijk kennis en kwaliteit is bij de uitoefening van onze diergeneeskunde professie onderstreept ook
Westerbeek in zijn ingezonden brief. Deskundigheid in de veterinaire beroepsuitoefening, ook in de niet-praktijkge-
bonden functies, bepaalt de maatschappelijke meerwaarde van de dierenarts.

Deskundigheid is nodig om onze bijdrage te kunnen leveren aan de vele maatschappelijke discussies die op het
ogenblik spelen. Ik noem er enkele: de salmonella in de vleeskuikenhouderij; de grenzen aan het productievermo-
gen van de superkoe; de IKB in de rundveesector die impulsen nodig heeft.

Veel resultaten moeten nog bereikt worden, die een langere adem nodig zullen hebben dan de 200 kilometer via
Bartlehiem. Met de finish in zicht is immers pas van toepassing, wat Driek van IVissen verder schrijft:

De maffe koppen, strakgelooid,
ontspannen plots in losser trekken,
terwijl zich rond de stuurse bekken
een soortement van glimach plooit.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 84-

FACTOREN, DIE VAN BELANG ZIJN VOOR DE GENEZING
VAN STAPHYLOCOCCUS AUREUS BIJ HET DROOGZETTEN
VAN KOEIEN MET ANTIBIOTICA: EEN LITERATUUROVER-
ZICHT

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 62-7

J. Sol\'\'. O.e. Sampimoni, Y.H. Schukken^ en J.J. Snoept

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

Bij voorkeur wordt de keuze van een droogzetpreparaat
gebaseerd op resultaten van klinische effectiviteitsstu-
dies. De keuze hangt mede af van de in vitro gevoeligheid
van
S. aureus en de lengte van de droogstand. Er zijn
kwartier, koe en bedrijfsfactoren die het resultaat van
een droogzetbehandeling bepalen, zoals het kwartiercel-
getal, voor- versus- achterkwartier, de leeftijd en het
aantal geïnfecteerde kwartieren van een koe. De voeding
op het eind van de lactatie en hygiëne op het bedrijf en bij
het droogzetten zijn eveneens belangrijk. Het effect van
extra behandelingen met antibiotica bij het droogzetten
is dubieus.

SUMMARY

Factors, that affect cure rate of Stuphylococces aureus at
dry off.

The choice of dry- cow antibiotics should he ba.sed on clinical efficacy stu-
dies. The choice also depends on the sensitivity pattern ofS. aureus, and the
expected length oj the dry period. There are many quarter, cow and herd
factors that influence efficacy of dry cow therapy. The.se factors include .so-
matic cell count.front- versus- hind quarter, age, and the number of infected
quarters in a cow. Nutrition of cows at the end of the lactation and hygienic
conditions on the farm and at drying off are also important. The effect of ex-
tra treatments at dry off are questionable.

INLEIDING

Momenteel vormen (sub-)klinische Staphylococces aureus
infecties een veelvoorkomend en gecompliceerd bedrijfspro-
bleem (8). Intramammaire infecties met
S. aureus resulteren
vaak in een chronische subklinische mastitis, die moeilijk (of
niet) valt te genezen. Preventie van nieuwe subklinische
S.
aureus
infecties is dan ook de sleutel tot een succesvolle con-
trole (13). Daamaast is het belangrijk om de duur van subkli-
nische
S. aureus infecties te beperken (8).
S. aureus kan in de omgeving van de koe voorkomen. De over-
dracht van
S. aureus naar onbesmette, dus gevoelige, kwartie-
ren, vindt echter vooral plaats binnen de koe, maar ook van
koe naar koe. Dit gebeurt vooral via de melkmachine, via be-
smette uierdoeken of via de handen van de melker (8). Het is
dan ook belangrijk om besmette kwartieren (tijdig) op te spo-
ren en eventueel een inschatting te maken van de kans op ge-
nezing. Behandelingen van subklinische
S. aureus infecties
tijdens lactatie, zijn slechts in ongeveer 30% van de gevallen

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie Deventer, Postbus 9, 7400 AA Deventer.
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. Faculteit der Diergenees-
kunde. Postbus 80151, 3508 TD Utrecht.

succesvol (1). De kansen op genezing zijn aanzienlijk beter na
een droogzetbehandeling met antibiotica.
Koeien worden drooggezet met antibiotica om subklinische ui-
erinfecties te genezen en om nieuwe subklinische mastitiden in
de droogstandperiode te voorkomen. Tezamen bepalen ze het
aantal infecties bij en vlak na het afkalven. Droogzettherapie
resulteert in een lager aantal subklinische infecties rond het af-
kalven en, hiermee samenhangend, een lager koecelgetal, min-
der klinische mastitis en een hogere melkproductie (15,17,18).
Het aantal nieuwe intramammaire infecties is vooral hoog vlak
na het droogzetten en rond het afkalven (15).
Droogzetten zonder antibiotica resulteerde in de eerste twee
weken van de droogstand in een drievoudige toename van
infecties met coliformen, coagulase positieve staphylococ-
cen en
Streptococcen, met uitzondering van Steptococcus
agalactiae.
Bijna 50% van deze infecties bleef bestaan tot
het afkalven (15). Deze sterke toename van uierpathogenen
kan klinische mastitis veroorzaken (21). De genezing in de
droog- stand van de uierpathogene Streptococcen is hoog en
ligt meestal rond de 90%. Voor
S. aureus is dit gewoonlijk
lager en varieert, afhankelijk van het onderzoek, van 25% tot
ruim 90% (2,3,5,6,7,9,20,22,26,28,29,30,33). In dit over-
zichtsartikel willen we de overwegingen, die een rol spelen
bij de keuze en effectiviteitsbeoordeling van droogzetantibi-
otica, op een rij zetten.

ALGEMEEN

Klinische effectiviteitsstudies kunnen een redelijke indruk
van een droogzetpreparaat verschaffen. Voor de beoordeling
is van belang het aantal behandelde koeien, de koe (leeftijd,
aantal geïnfecteerde kwartieren), het kwartier (celgetal), de
behandelde uierpathogenen (alleen uierpathogene
Strepto-
coccen of ook, in voldoende mate, S. aureus), het aantal be-
drijven (bedrijfsinvloed), de kwaliteit van het laboratorium
(het laboratorium dient aan kwaliteitseisen te voldoen), de
definitie van geïnfecteerde en genezen kwartieren, de defini-
tie van een nieuwe infectie, criteria voor opname of uitslui-
ting van kwartieren en/of koeien en het gebruik van een con-
trolepreparaat. De keuze van de behandeling met controle-
preparaat of proefpreparaat moet absoluut willekeurig zijn
om bias te voorkomen (23).

Tenminste 60 subklinisch met S. aureus geïnfecteerde kwar-
tieren zijn nodig voor een goede beoordeling van een droog-
zetapparaat met betrekking tot effectiviteit ten opzichte van
5.
aureus. Dit aantal kan lager zijn als rekening gehouden
wordt met koe en kwartierfactoren (26).

DE BACTERIE

De keuze van het droogzetapparaat hangt mede af van de ge-
voeligheid van de bacterie voor de diverse antibiotica. In
Nederland (Tabel I) zijn de uierpathogene steptococcen
(S.
agalactiae, uberis
en dysgalactiae) goed gevoelig gebleven

-ocr page 85-

voor penicilline, ondanks het intensief droogzetten van
koeien met antibiotica (27).

Van de uit (sub) klinische mastitiden geïsoleerde S. aureus
stammen is 35% ongevoelig voor penicilline ofwel bêta-lac-
tamase positief Dit percentage is niet veel veranderd gedu-
rende de afgelopen 25 jaar (Tabel 2).

De gevoeligheid van Staphylococcus aureus voor veel an-
dere in Nederland onderzochte antibiotica is hoog (Tabel
3).

Methicilline resistente staphylococcen, die vooral in zieken-
huizen berucht zijn, zijn in Nederland tot nu toe niet aange-
toond in melkmonsters. Op veel bedrijven komen zowel de
penicilline-gevoelige als penicilline-ongevoelige (bêta-lac-
tamase positief)
S. aureus stammen voor. Derhalve is het aan
te bevelen om een droogzetapparaat te nemen dat werkzaam
is tegen bêta-lactamase positieve
S. aureus stammen. Het
spreekt vanzelf dat voor ieder bedrijf de keuze verder af-
hangt van het gevoeligheidspatroon van de uit (sub)klinische
mastitiden geïsoleerde mastitisverwekkers.

Tabel 4. Genezing van subklinische Staphylococcus aureus mastitiden bij droogzetten met diverse behandelingen (29).

geen

1 X

2x

DC

1 X

2x

DC

DC

DC

LC

LC

LC

aantal behandelde koeien

1087

2727

980

557

117

78

aantal S. aureus kwartieren

873

2258

900

597

186

49

genezing S. aureus (in %)

9.6

73.5

76.8

73.9

57.2

53.1

nieuwe infecties (in %)

18.0

12.7

11.0

13.7

14.0

17.5

X DC = inhoud van één droogzetinjector per kwartier (Nafpenzal, Orbenin of Neoclox).

X DC = inhoud van twee droogzetinjectoren per kwartier

1 LC = inhoud van één lactatiemastitis preparaat per kwartier

2 LC = inhoud van twee lactatiemastitis preparaten per kwartier

Tabel 3. Gevoeligheid (in percentages) van 6020 Staphylococcus aureus
stammen voor diverse antibiotica in Nederland in 1993 (27).

penicilline 64

ampicilline/amoxycilline 64

amoxicilline/clavulaanzuur 100

cloxacilline/nafcilline 100

lincomycine 96

erythromycine 96

spiramycine 98

Cephalosporine 100

trimethoprim/sulfonamide 100

neomycine 100

Tabel 1. Gevoeligheid (in percentages) van uierpathogene Streptococcen voor diverse antibiotica in Nederland in 1993 (27).

Bacterie

Aantal

penicilline

lincomycine

erythromycine

cephalotin

S. agalactiae

73

100

100

100

100

S. dysgalachine

369

100

99

82

100

S. uheris

280

100

76

83

100

Tabel 2. Percentage penicilline gevoelige Staphylococcus aureus stammen uit melkmonsters in Nederland (27).

Jaar

tot 1964

1964

1966

1974

1980

1986

1990

1991

1992

1993

Aantal stammen

544

1145

2202

693

370

319

1474

1911

1875

6020

Penicillinc-

gevoelig(in%)

80

69

65

64

66

62

74

64

65

64

ANTIBIOTICA

Het droogzetpreparaat

Het is niet gemakkelijk om tussen droogzetpreparaten signi-
ficante verschillen te vinden (33), alhoewel dit wel beschre-
ven wordt (9,28).

Wel kunnen er, door verschillende uitgangspunten (zie alge-
meen), grote verschillen (27,5 - 79,4) bestaan in genezings-
percentages van S.
aureus tussen studies met droogzetprepa-
raten met dezelfde actieve stof (5,7,30). Het lijkt niet nodig
om in een dierenartsenpraktijk of op een melkveebedrijf veel
verschillende droogzetpreparaten te hebben.

De hoeveelheid antibiotica

Storper (29, tabel 4) toonde in een uitgebreide studie aan dat
een verdubbeling van de hoeveelheid actieve stof nauwe-
lijks een betere genezing liet zien dan de enkelvoudige do-
sis. Hij gebruikte drie droogzetpreparaten, namelijk Naf-
penzal DC (Gist Brocades, 100 mg Na-nafcilline, 250.000
IE procaïnepenicilline G en 250 mg dihydrostreptomycine),
Orbenin DC (Beecham, 500 mg benzathinecloxacilline) en
Neoclox DC (500 mg benzathine cloxacilline en 500 mg
neomycin).

Extra behandeling tijdens de droogstand
Cummins (2) toonde aan dat een extra behandeling in de
droogstand niet een verbetering van de resultaten liet zien in
vergelijking met alleen behandelen bij het droogzetten. Ook
Erskine (5) vond dat (Tabel 5). Erskine behandelde koeien
viermaal gedurende vier opeenvolgende dagen met 10 mg.
oxytetracycline per kg. lichaamsgewicht één week na het
droogzetten met 300 mg. cephapirin. De resultaten van deze
behandeling waren niet beter dan alleen droogzetten met 300
mg. cephapirin.

-ocr page 86-

Extra intramammaire behandeling bij het droogzetten
In een Israëlisch onderzoek (29, tabel 4) liet een behandeling
met kortwerkende antibiotica, voorafgaande aan het droogzet-
ten met antibiotica, geen verbetering van de resultaten zien.
Gebruikt werden Nafpenzal (Gist-Brocades 100 mg Na-nafcil-
line, 250 IE procaine penicilline G en 100 mg dihydrostepto-
mycine) en Orbenin LA (Beecham, 200 mg Na-cloxacilline).
De genezing na droogzetten met antibiotica is relatief hoog.
Het extra effect van extra behandelingen voor het droogzetten
is dan ook twijfelachtig, zeker als bij het inbrengen van de in-
jectorinhoud niet optimale hygiëne wordt betracht (34).

Tabel 5. Effectiviteit op subklinische Staphylococces aureus infecties na,
extra, systemisch behandelen met oxytetracycline (10 mg./kg., vier da-
gen, 24 uur tussentijd), op één week na droogzetten met 300 mg. cepha-
pirin (5).

Oxytetracycline/

cephapirin

totaal

cephapirin

genezen kwartieren

10/34 (29.4%)

11/40(27.5%)

21/74(28.4%)

genezen koeien

5/17 (29.4%)

5/20 (25.0%)

10/37(27.0%)

Extra intramusculaire behandeling bij het droogzetten
Er is weinig onderzoek uitgevoerd naar het resultaat van een
extra intramusculaire behandeling bij het droogzetten met
antibiotica. Wel mag verwacht worden dat een intramuscu-
laire behandeling zal resulteren in een hogere concentratie
van het antibioticum in de weefsels (14), Johansson (6) be-
handelde chronische subklinische penicilline gevoelige
S.
aureus
mastitiden bij het droogzetten met een penicilline-
streptomycine preparaat. De genezing was 57%. Dit percen-
tage steeg naar 79% in de groep, die vijf dagen lang voor de
voornoemde droogzetbehandeling, intramusculair behan-
deld werd met 20 mg/kg benzylpenicilline procaine.

Alleen intramusculaire droogzetbehandeling
In Israël wordt al enkele jaren het effect van droogzetten van
koeien met alleen een intramusculaire behandeling met antibi-
otica onderzocht (20,24). De resultaten hiervan lijken wel be-
moedigend, maar zijn uiteraard sterk afhankelijk van de eigen-
schappen van het gebruikte antibioticum. De genezing met de

Tabel 6. officieel geregistreerde droogzetpreparaten in Nederland per 1
juli 1996. (bron: Carla Ultee, apotheek Diergeneeskunde)

HANDELSNAAM

STATUS

REGNL.

WERKZAME STOF

Neo mastidol

REGNL

1394

- Neomycine sulfaat

- Benzylpen. Natrium

Super mastidol

REGNL

1790

- Benzylpen. Kalium

- Neomycine sulfaat

- Benzylpen. Natrium

Spiramastin

REGNL

2977

- Spiramycine

Cloxagel 1000

REGNL

2394

- Cloxacilline benzathine

Orbenin dry

REGNL

1381

- Cloxacilline benzathine

cow

Orbenin extra

REGNL

6901

- Cloxacilline benzathine

dry cow

Vetipcn DC

REGNL

7560

- Dihydrostreptomycine

sulfaat

- Nafcilline Natrium

- Benzylpen. procaine

Nafpenzal N8

REGNL

8044

- Dihydrostreptomycine

sulfaat

- Nafcilline Natrium

- Benzylpen. procaine

cephalosporine norfloxacine nicotinaat (10 mg/kg) was wel
goed (66,6%), maar dat kon niet gezegd worden van 20 mg/kg
oxytetracycline (genezing 25%). Aan de andere kant was het
aantal nieuwe infecties hoger in de norfloxacine groep, zodat
het aantal geïnfecteerde kwartieren bij het afkalven niet veel
verschilde. Toch is voorzichtigheid bij alleen intramusculaire
behandeling op zijn plaats. Owens c,s. (19) behandelden lacte-
rende koeien met een subklinische S.
aureus infectie met pirli-
mycine. Daarbij bleek dat de combinatie van intramusculaire
en intramammaire behandeling een hogere concentratie van
de actieve stof en een betere verdeling over het weefsel liet
zien dan alleen de intra-musculaire toepassing.

Officieel geregistreerde droogzetpreparaten
In juli 1996 waren de middelen weergegeven in tabel 6 offi-
cieel geregistreerd (REGNL) in Nederland^.

ONDERSTEUNENDE THERAPIEEN

Vaccinatie

Er wordt al lange tijd gezocht naar mogelijkheden om via
vaccinatie nieuwe intramammaire infecties met
S. aureus te
voorkomen, of, in ieder geval, te beperken. Het effect van
vaccinaties is momenteel nog te beperkt (13).

Uierinvolutie bevorderen

Nieuwe intramammaire infecties vinden vooral plaats in de
eerste week na het droogzetten, dus in de involutieperiode
van de uier. Deze periode is te bekorten met colchine en en-
dotoxinen. Bij gebruik van deze middelen werd het aantal
nieuwe infecties met major uierpathogene bacteriën gedu-
rende de periode vlak na het droogzetten zonder antibiotica
met 50% verminderd (12).

Immuunmodulatoren en cytokininen

Levamisole is, zonder resultaat, toegepast om het aantal
nieuwe infecties te verminderen en de genezing te bevorde-
ren (11 ). Dailey (4) beschrijft een gunstig effect van recom-
binant bovine interIeukine-2 bij mastitis therapieën. De re-
sultaten met de immuun-stimulator interleukine-2 bij het
droogzetten waren bemoedigend (12).

DIER-EN BEDRIJFSFACTOREN

Koe en kwartier

De genezing van S. aureus is afhankelijk van veel factoren.
Een aantal factoren zijn geanalyseerd in een meta-analyse
van vijf onderzoeken (26). Daartoe waren data beschikbaar
van 283 koeien op 73 Nederlandse bedrijven. Deze koeien
hadden in totaal 406 kwartieren, die subklinisch met een 5.
aureus geïnfecteerd waren. Daarbij bleken vier factoren een
significante invloed op de genezing te hebben namelijk de
hoogte van het celgetal in het geïnfecteerde kwartier, het
aantal met
S. aureus geïnfecteerde kwartieren van een koe,
voor- of achterkwartieren en het chronisch karakter van een
geïnfecteerd kwartier.

De genezing van kwartieren met een celgetal onder I.IO^
was 84,5% tegen 59,9% van kwartieren met een celgetal bo-
ven 1.10^ (Figuur 1). Als slechts één kwartier in een koe
geïnfecteerd was, was de genezing 72.7% tegen 58.8% als 2
of meer kwartieren in een koe geïnfecteerd waren (Figuur 2).
De genezing van de voorkwartieren was 72.3% en in de ach-
terkwartieren 61.5% (Figuur 3). Behalve bij het droogzetten

Nog in behandeling maar nog niel officieel geregistreerd: CEFA-SAFE. kloxerate
plus DC. procpen D.Z.. atbadryplus. kanacloxdroogzelinjeclor, nafpenzalN5.
Prevaclox. lactaslop blauw, laclaslop rood en laclaftne.

-ocr page 87-

werden de koeien ook één tot driemaal daarvoor bemonsterd.
Kwartieren met een hoger percentage
S. aureus positieve be-
monsteringen voor het droogzetten (als aanwijzing voor het
chronisch karakter van de infectie) hadden een slechtere ge-
nezing (Figuur 4).

Andere belangrijke, maar niet significante, factoren, waren de
lengte van de droogstand en de hygiëne op bedrijven. De gene-
zing was lager op bedrijven met een slechte hygiëne (Figuur 5).
Op basis van deze gegevens werd de volgende formule bere-
kend over de te voorspellen genezing van een kwartier, dat
subklinisch met een
S. aureus geïnfecteerd is:

72,7

kwartieren 205

1

I   3.55 LSCC - 0.34 (LSCC)2 - 0.191 - 0.56 (>1 k))

waarbij LSCC = logaritme van het kwartiercelgetal, 1 = leef-
tijd en k = kwartier. Zo is, bij gebruik van deze formule, de te
voorspellen genezing van een subklinisch geïnfecteerd
S.
aureus
kwartier met een celgetal van 2300.10^ van een acht
jaar oude koe met drie subklinisch geïnfecteerde
S. aureus
kwartieren 36% maar 92% voor een kwartier met een celge-
tal van 710.10^ van een drie jaar oude koe met 1 subklinisch
geïnfecteerde
S. aureus kwartier.

In figuur 6 is de relatie tussen celgetal en leeftijd op de gene-
zing van een subklinisch geïnfecteerd
S. aureus kwartier
weergegeven.

Hygiëne hij droogzetten

Ziv (34) toonde aan, dat kwartieren, die drooggezet waren
met antibiotica, een hoger aantal nieuwe infecties hadden dan
niet behandelde kwartieren (31,9% respectievelijk 14,3%).
Hij acht dit veroorzaakt door onvoldoende hygiënische maat-
regelen bij het droogzetten. Ook andere onderzoekers (3,18,
20,22) wijzen op risico\'s van besmettingen bij het inbrengen
van injectoren. In onderzoeken, waarbij het droogzetten met
antibiotica met uitgebreide hygiënische maatregelen werd
uitgevoerd door ervaren personeel, werd een zeer laag aantal
nieuwe infecties gevonden (26,28). Voor het inbrengen van
de antibiotica dient de speen zorgvuldig ontsmet te worden en
na het inbrengen moet de speen met een speendesinfectans
behandeld worden (31). Een goede hygiëne bij het droogzet-
ten kan niet voldoende benadrukt worden.

Methode van droogzetten

Over de methode van droogzetten is weinig gepubliceerd.
Nickerson (11) geeft aan dat abrupt droogzetten zonder ge-
bruik van antibiotica nogal wat risico\'s met zich meebrengt.
Door éénmaal per dag te melken en het rantsoen te vermin-
deren werd dit risico kleiner. Bij gebruik van antibiotica bij
het droogzetten waren er geen grote verschillen tussen in één
keer droogzetten en eerst enige tijd éénmaal per dag melken
(16). Wel had een beperking van het rantsoen een gunstige
invloed op met name de hoeveelheid antilichamen in de
melk. De melkproductie in dat onderzoek was vrij laag, ge-
middeld 9 tot 12,5 liter per dag in de diverse groepen.
Een lage melkproductie is belangrijk bij het droogzetten. Dit
kan bereikt worden door op het eind van de lactatie de
krachtvoergift sterk te beperken.

Het inbrengen van de canule van de injector
Boddie en Nickerson (2) vonden dat de genezing van be-
staande uierinfecties hoger was en het aantal nieuwe infec-

-ocr page 88-

ties lager als koeien drooggezet werden met een droogzetin-
jector met een korte canule in vergelijking met een lange.
Ditzelfde kon niet aangetoond worden in een ander onder-
zoek met een korte (2,5 mm) en een lange (6 mm) canule van
de injector, die 600 mg. dynomilled cloxacilline bevatte
(25). De genezing (korte canule: 84.9%: lange canule:
82.1%) was echter al erg hoog in dit onderzoek en dat was
wellicht de reden voor het ontbreken van een significant ver-
schil tussen de 2 canules.

Ook in een ander onderzoek (7) werd geen significant ge-
vonden tussen deels en volledig inbrengen van de canule van
de injector. Wel bleef de keratinelaag in het speenkanaal be-
ter intact bij partieel inbrengen. Ook 0steras (17,18) wijst
erop dat het inbrengen van een canule in het tepelkanaal ri-
sico\'s met zich meebrengt. Het is dus van belang om de ca-
nule van de droogzetinjector zo kort mogelijk in het tepelka-
naal te brengen om beschadigingen te voorkomen.
Droogzetten met antibiotica bevordert, door nog niet goed
bekende oorzaken, de vorming van een stevige keratineprop
in het tepelkanaal, waardoor het aantal nieuwe intramam-
maire infecties in de droogstand- periode significant vermin-
dert (32).

Lengte van de droogstand

De lengte van de droogstand varieert op bedrijven. Echter
ook voor droogzetpreparaten varieert de minimale vereiste
periode tussen droogzetten en alT^alven sterk. Hiermede

dient, in verband met mogelijke residuen in de melk na afkal-
ven, rekening gehouden te worden bij de keuze van het
droogzetpreparaat.

Selectief droogzetten met antibiotica
Selectief droogzetten met antibiotica houdt nogal wat ri-
sico\'s in door de kans op toename van subklinische mastitis
vlak na het droogzetten (15, 21). Deze risico\'s zijn te ver-
minderen door de risicofactoren mee te wegen (21), zoals
onder andere het uitliggen van melk, de hoogte van het kwar-
tier respectievelijk koecelgetal en klinische mastitis tijdens
de voorgaande lactatie.

DISCUSSIE

Subklinische S. aureus uierinfecties vormen een groot pro-
bleem op rundveebedrijven, omdat éénmaal ontstane infec-
ties moeilijk te genezen zijn. Er moet dan ook gestreefd wor-
den naar de preventie van infecties (13) en het beperken van
de duur van een
S. aureus infectie (8).
S. aureus kan vanuit de omgeving van de koe een kwartier
besmetten maar belangrijker zijn de besmettingen van kwar-
tier naar kwartier en van koe naar koe, vooral via besmettin-
gen tijdens of door het melken (8). Het tijdig opsporen van
geïnfecteerde kwartieren is dus belangrijk. Een belangrijk
hulpmiddel daarbij is het koecelgetal.
Een stijging van het koecelgetal boven de 250.000 cellen/ml.
is een indicatie voor een subklinische uierinfectie in één van
de kwartieren. Kwartiermelkonderzoek kan daama uitsluit-
sel geven over het besmette kwartier en de oorzakelijke bac-
terie. Evenzo is een daling van het celgetal beneden de
250.000 een indicatie voor genezing. Met name een langdu-
rig laag celgetal is wat dat betreff indicatief Uiteraard geeft
een (herhaald) bacteriologisch onderzoek ook hier uitsluit-
sel. Vergelijking van celgetallen voor droogzetten en na af-
kalven is een betrekkelijk eenvoudige methode om de effec-
tiviteit van droogzettherapie te beoordelen. Het volgen van
celgetallen tijdens de laktatie geeff informatie over de ge-
middelde lengte van infectie. Als indicatie geldt dat een hoog
celgetalperiode per koe gemiddeld korter dan 100 dagen
dient te zijn.

Als een S. aureus wordt geïsoleerd dienen management be-
slissingen genomen te worden om verdere verspreiding te
voorkomen. Een behandeling van een geïnfecteerd kwartier
tijdens de lactatie is slechts in 30% van de gevallen succes-
vol. Wel zijn er indicatoren die belangrijk zijn voor een
eventuele genezing. Een sterk verhoogd celgetal (boven 10^
per ml.) is een ongunstige factor en duidt al op een oudere,
meer chronische infectie. De genezing is verder slechter bij
een oudere koe en bij een achterkwartier. Indien twee kwar-
tieren geïnfecteerd zijn, met ook nog de voomoemde ongun-
stige factoren, dan is de kans op genezing tijdens de laktatie
wel uiterst gering.

Om besmetting naar andere koeien te voorkomen staan de
veehouder diverse methodes ter beschikking. Het ruimen
van een dergelijke koe is in ieder geval een effectieve oplos-
sing en wellicht het beste als twee of meer kwartieren geïn-
fecteerd zijn. Als mimen niet past dan is een oplossing om
een dergelijke koe als laatste te melken. Dan wordt 5.
aureus
niet via een besmet melkstel naar een volgende koe overge-
bracht. Uit onderzoek is gebleken dat
S. aureus gedurende
zes volgende melkingen na het melken van een besmet kwar-
tier nog in de tepelvoering kan worden aangetoond. Des-

-ocr page 89-

infectie van de tepelvoeringen na het melken van een be-
smette koe is theoretisch mogelijk, met water van tenminste
85°C. Over het gebruik van ontsmettingsmiddelen als spoel-
vloeistof tussen melkingen is weinig bekend. Ditzelfde geldt
voor airwash, een spoelsysteem met koud water, dat in
Nederland verkrijgbaar is.

In uitzonderlijke situaties kan besloten worden om het be-
treffende kwartier droog te zetten. Een goede kans op gene-
zing (tot gemiddeld 70%) is te verwachten bij het droogzet-
ten. Ook dan zijn er factoren die van invloed zijn op
genezing. De belangrijk hogere kans op genezing door het
droogzetten met antibiotica wordt waarschijnlijk veroor-
zaakt door de langdurig hoge spiegels van het geneesmiddel.
Ook bij behandelingen in de lactatie wordt aangegeven dat
langdurige behandelingen (tot tien dagen) een sterke verho-
ging van de genezing met zich meebrengen (I). Over het ef-
fect van ondersteunende extra behandelingen is de literatuur
zeer verdeeld. Wellicht bieden immunostimulatoren en mo-
dulatoren daarbij nieuwe mogelijkheden.
Preventie blijft belangrijk. Een goed functionerende melk-
machine, een goede en hygiënische wijze van melken en een
gunstig stalklimaat zijn daarbij essentieel. Ook tepeldesin-
fectie na het melken (dippen) is uiterst belangrijk. Lam (8)
toonde dit aan in een uitgebreide veldstudie. Daarbij bleek
dat de reproductie ratio (R-waarde) veel hoger was in de niet
gedipte groep ten opzichte van de gedipte groep. De repro-
ductie ratio is een maat voor de contagieusiteit van een kiem.
Bij een R-waarde van 1 of hoger kan een kiem zich handha-
ven. Zelfs in een stabiele situatie op een bedrijf was de R-
waarde op niet dippende bedrijven dichtbij de I. Lam stelt
dat de R-waarde tijdens een stabiele situatie op bedijven die
dippen ruim beneden de 1 ligt. Dit betekent dat op langere
termijn de overdracht onderbroken wordt en het aantal infec-
ties omlaag kan gaan. Daarom zijn periodes met relatief wei-
nig nieuwe infecties optimale momenten om het aantal S. au-
reus infecties in chronisch geïnfecteerde koppels te ver-
minderen.

LITERATUUR

1. Belscher AP, Hallberg JW, Nickerson SC, and Owens WE.
Stapbylococcus aureus mastitis therapy resisted. In: proceedings of the
thirty fifth Annual Meeting of the National Mastitis Council. Nashville
1996: 116-22.

2. Boddie RL, and Nickerson SC. Dry Cow Therapy: Effects of Method
of Drug Administration on Occurence of Intramammary Infection. J
Dairy Sci 1986;69:253-7.

3. Cummins KA, and Caskey TA Mc. Multiple Infusions of Cloxacillin
for Treatment of Mastitis During the Dry Period. J Dairy Sci 1987; 70:
2658-65.

4. Dailey MJ, Furda G, Dougherty R, Coyle PA, Wiliams TJ, and
Johnston P. Potentiation of Antibiotic Therapy for Bovine Mastitis by
Recombinant Bovine lnterleukine-2 1992; 75: 3330-8.

5. Erskine RJ. Dry Cow Treatment of Staphylococces aureus: revisited.
In: proceedings of the thirty third Annual Meeting of the National
Mastitis Council. Oriando, Florida 1994: 20-7.

6. Johansson T, Funke H, and Emanuelson U. Systemic Treatment of
chronic subclinical Staphylococces aureus mastitis at drying off. In:
proceedings of the third Intemational Mastitis Seminar session 5:
Treatment of Mastitis. Tel Aviv, Israël 1995: 54-7.

7. Kruze J, and Chavarry M. Effects of method of drug administration on
efficiency of dry-cow therapy and on teat canal keratin. In: procee-
dings of the third Intemational Mastitis Seminar, session 5: Treatment
of Mastitis. Tel Aviv, Israël 1995: 130-1.

8. Lam TJGM. Dynamics of bovine mastitis: a field study in low somatic
cell count herds. Thesis. University Utrecht. 1996.

9. Marco JC, Escobal I, and Aduriz JJ. Efficiency of different dry cow
preparations in the control of mastitis. In proceedings of the third

\'iTtTiirnrrmm

International Mastitis Seminar, session 5: Treatment of Mastitis. Tel
Aviv, Israël 1995: 122-3.

10. Mc Donald JS, Adams DS, Darlington RL. Studying the effect of back
flushing milking units. Vet Med Lenexa 1993; 88: 382-6.

11. Nickerson SC. Mastitis Control in Heifers and Dry Cows. Food and
Environmental Sanitation. 1991; 11: 438-43.

12. Nickerson SC. The effect of Chronic Immunostimulation of the Non
lactating Bovine Mammary Gland with Interleukin-2, Pokeweed
Mitogen and Lipopolysaccharide. J Dairy Sci 1992; 75: 3339-51.

13. Nickerson SC. Preventing new Staphylococces aureus mastitis infec-
tions. Vet Med Lenexa 1993; 88: 368-74.

14. Nickerson SC. Eliminting chronic Staphylocuccus aureus mastitis.
Vet Med Lenexa 1993;88:375-81.

15. Oliver SP. Frequency of isolation of environmental mastitis causing
pathogens and incidence of new intramammary infection during the
nonlactating period. Am J Vet Res 1988; 49: 1789-93.

16. Oliver SP, Shull EP, and Dowlen HH. InHuence of different methods
of milk cessation on intramammary infections during the peripartum
period. In: proceedings of the Intemational Symposium on Bovine
Mastitis. Indianapolis, U.S.A. 1990: 92-7.

17. Osteras O, Aursjo J, Gmnningsaeter G and Jorstad A. Effect of
Drycow Therapy on Subclinical Mastitis an Evaluation of Longacting
and Short acting Intramammaria. J Vet Med B 1994; 41: 529-540.

18. Osteras D. Results of dry cow therapy on udder health and production.
In: proceedings of the third Intemational Mastitis Seminar, session 5:
Treatment of Mastitis. Tel Aviv, Israël 1995: 49-53.

19. Owens WE, Nickerson SC, Wans JL, Rzepkowski RA, and Yancey
RJ. Milk, Semm and Mammary Tissue Concentration of Pirlimycin
Following Intramanuscular, Intramammary or Combination Therapy
of Chronic Stapylococcus aureus Mastitis. Agri-Practice. 1994; 15(3):
19-23.

20. Saran A, Soback S, Faingold D, Ziv G, Winkler M, and Glickman A.
Systemic vs. intramammary dry-cow treatment. In: proceedings of the
third Intemational Mastitis Seminar, session 5: Treatment of Mastitis.
Tel Aviv, Israël 1995:34-8.

21. Schukken YH, Vliet J van. Geer D van de, and Grommers FJ. A.
Randomized Blind Trial on Dry Cow Antibiotic Infusion in a Low
Somatic Cell Count Herd. J. Dairy Sci 1993; 76: 2925-30.

22. Schukkcn YH. Antibiotic treatment against mastitis; which cow to be
chosen. In: proceedings of the Société Française de Buiatrie. Paris
1994: 196-200.

23. Schukken YH, and Deluyker HA. Design of field trials for the evalu-
ation of antibacterial products for therapy of bovine clinical mastitis. J
Vet Pharmacol Therap 1995; 18: 274-83.

24. Soback S, Ziv G, Saran A. Systcmic Dry Cow Therapy. Prelimanary
Report. J Dairy Sci 1990; 73: 661 -6.

25. Sol J, and Balkt JH ter. Effects on intramammary cannula design on
dry cow therapy. Vet Rec 1990; 126: 438.

26. Sol J, Sampimon OC, Snoep JJ, and Schukken YH. Factors Associated
with Bacteriological Cure After Dry Cow Treatment of Sub- clinical
Staphylococcal Mastitis. J Dairy Sci 1994; 77: 75-9.

27. Sol J, Hartman EG, and Sampimon OC. Resistance against antibiotics
in cattle in the Netherlands. In: proceedings of the Société Française de
Buiatrie. Paris 1994:86-91.

28. Sol J, and Sampimon OC. Dry cow treatment with 600 mg cloxacillin
or 250 mg cephalonium: comparison of cure rate, new infection rate
and somatic cell count. In proceedings of the thirty fourth Annual
Meeting of the National Mastitis Council, Fort Worth. Texas 1995:
146-7.

29. Storper M, and Ziv G. Multiple and combination dry period antibiotic
therapy of Staphylococces aureus. Kieler Milch- wirtschaftliche
Forschungsberichte 1985; 37: 533-7.

30. Valks MMH. Cefa-safe, een droogzetter, voorbereid op nieuwe nor-
men. Intemieuws, Intervet 1993; 18: 1-8.

31. Vestwcber JG. Staphylococces aureus mastitis. Part II. Diagnostic
Aids, Therapy, and Control. Comp Contin Educ Pract Vet 1994; 16
(2): 217-25.

32. Woolford MW, Williamson JH and Day AM. Association of dry cow
antibiotic therapy with teat canal sealing. In proceedings of the third
Intemational Mastitis Seminar, session 5: Treatment of Mastitis. Tel
Aviv, Israël 1995:85-6.

33. Ziv G, Storper M, and Saran A. Comparative efficacy of three antibio-
tic products for the treatment and prevention of sub- clinical mastitis
during the dry period. Vet Quart 1981; 3: 74-9.

34. Ziv G, Storper M, and Saran A. Incidence of new Staphylococcus au-
reus infections during the dry period in antibiotic treated and non-trea-
ted infected and non-infected cows. In: proceedings Intemational
Symposion on Bovine Mastitis. Indianapolis 1990: 123a-c.

-ocr page 90-

/ - .

_ \\

Bericta en verslagen

Dieren en hun gedrag vormen een on-
uitputtelijke bron van metaforen en uit-
drukkingen over rijkdom, hebzucht en
financieel gewin: de schaapjes op het
droge hebben, zich als een geldwolf ge-
dragen, de kip met de gouden eieren
slachten, stelen als de raven, vlees op
de botten hebben of het goudvinkje uit-
hangen. Allemaal uitdrukkingen die
duidelijk maken dat de eigenaren in het
verleden door te hamsteren hun spaar-
varken goed konden vetmesten. In de
huidige tijd zijn de meeste dieren al
lang geen vetpot meer en moet er door-
gaans geld bij. Zeker bij huisdieren.
Ondanks deze neergaande lijn aan de
opbrengstenkant stelt de dierenarts
zich steeds zakelijker op. Tarieven in
en buiten de diergeneeskunde werden
op uitnodiging van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en lams Pet Food uit-
voerig doorgeslikt en met wijn overgo-
ten tijdens een nieuw Ronde Tafel-
gesprek in restaurant Wilhelminapark
te Utrecht.

De dierenarts heeft leren rekenen, zo
bleek. Goudvis, cavia, dekreu of top-
hengst blijken onder één noemer te
vangen te zijn, zolang de dierenarts niet
naar de vochtige ogen van de eigenaar
kijkt of naar de waarde van het dier,
maar zijn eigen tijd als uitgangspunt
neemt. \'Ik heb vorige week een cavia
geopereerd voor 588 gulden\', verhaalt
Bart Sjollema zonder blikken of blozen
vanuit zijn praktijk als specialist chi-
rurgie der gezelschapsdieren in een
verwijskliniek in Amsterdam. \'De ver-
doving wordt per kilo lichaamsgewicht
uitgerekend en vervolgens ben ik er
ruim een half uur mee bezig geweest.
Ik zie niet in waarom ik bij een cavia
een ander tarief zou hanteren dan bij
een Sint Bemard.\'
\'Toch is die benadering betrekkelijk
nieuw\', meent dierenarts en Hoofdre-
dactielid Lisette Overduin. \'Toen ik
begon was het in een kleine praktijk
gebruikelijk dat - als er een hond met
een flinke tumor kwam - je naar de bult
en de eigenaar keek en vervolgens zei:
\'dat wordt een gulden of zestig\'. Niet
de narcose, de verwachte hoeveelheid
tijd of het benodigde hechtmateriaal
speelden een rol. Nee, zo was het niet.
Gezelschapsdieren waren toen nog
veel sterker gekoppeld aan de behan-
deling van landbouwhuisdieren. Je
deed het er bij als service.\'
\'Dat kon ook\', beaamt Cees Achten. In
een gemengde praktijk in Oisterwijk
besteedt hij het overgrote deel van zijn
werk aan gezelschapsdieren. \'Toen ik
29 jaar geleden begon had je twee of
drie van die dieren in de praktijk. Je
wist er ook niet al teveel van. Dat be-
lemmerde bij het vragen van een prijs.
Vroeger werden behandelaars van ge-
zelschapsdieren niet voor vol aange-
zien, want ze berekenden een tarief dat
nergens op sloeg. Toen het aanbod

Het lams Ronde Tafelgesprek wordt mogelijk gemaakt door
ondersteuning van de firma lAMS Pet Food Intemational
Inc. De deelnemers aan het Ronde Tafelgesprek spreken op
persoonlijke titel over een onderwerp dat direct of
zijdelings met gezelschapsdieren te maken heeft.

DE REDELIJKHEID VAN DE REKENING

Drs. B.E. Sjollema, dierenarts, specialist Chi-
rurgie.

groeide, nam de kennis toe en zijn we
er meer werk van gaan maken en dus
werd ook de tarifering belangrijker.
Nu timmeren we de rekening helemaal
uit aan de hand van een praktijkboekje
en dan blijkt diezelfde bult niet 60,
maar bijvoorbeeld 240 gulden te kos-
ten.\'

Hetgeen niet wil zeggen dat er toch
niet regelmatig water bij de wijn moet.
\'Je zit in een plattelandspraktijk waar
de collega\'s elkaar platbellen. Dan
willen ze weten wat het bij jou kost en
vervolgens gaan ze eronder zitten. Er
zijn echt mensen die het voor de helft
doen. Ik wil dus niet de indruk wekken
dat ik er nooit iets vanaf doe, want het
blijven allemaal wat wiebelige dingen.
Maar ik probeer op een volwassen ma-
nier tot mijn tarieven te komen en het
lukt me steeds beter om op de klok te
werken. In principe begin ik te tellen
als de assistente de hond beetpakt en
op tafel zet. Het is ook heel prettig al-
les op papier te hebben. Als mensen
dan achteraf zeggen: \'het is teveel\',
pak ik die timmermanslijst en laat ze
precies zien wat ik heb gedaan. Het is
hun hond en hun geld. Dus ze mogen
weten waaraan ik het heb uitgegeven.
Meestal is de discussie dan wel geslo-
ten.\'

\'Vroeger dachten de mensen niet aan
shoppen\', meent Richard Nap, dieren-
arts bij lams Pet Food, \'maar toen was
er ook sprake van een gesloten ge-
meenschap. Die zorgde in zijn geheel
voor een redelijk inkomen van de die-
renarts. Honden werden voor niets ge-
daan, maar in ruil kreeg je ook iets ex-
tra\'s met Kerstmis of met Oud en
Nieuw.\' Hij kan de weemoed maar ter-
nauwernood onderdrukken.
\'Vergeet niet dat het huisdier nu vaak
de enige inkomstenbron is. Bovendien
wil degene binnen een groepspraktijk
die de gezelschapsdieren doet ook een
verantwoorde bijdrage aan de maat-
schap leveren en dat kan ook want zijn
kennis is volwassener geworden. De
waarde van het dier doet er steeds min-
der toe\', zo veegt Cees Achten alle
nostalgie abrupt van tafel. Gelijktijdig
trekt hij geruisloos de differentiatie in
de discussie: het verschil in tarieven
tussen verschillende soorten dieren.
\'De echte waarde is natuurlijk ook de
emotionele waarde. De werkelijke
waarde van een cavia is nauwelijks in
getallen voor de komma uit te druk-
ken\', erkent Richard Nap.
\'Precies\', hervat Cees Achten onver-
stoorbaar zijn betoog. \'Ik voorspel dat
alle differentiatie op den duur zal ver-

-ocr page 91-

Mevr. dr. L.M. Overduln. dierenarts, specialist
Interne Geneeskunde.

m

dwijnen. Iemand bood van de week
twee bokken aan voor castratie en
vroeger deden we dat tegen een schap-
pelijk prijsje en nu hebben we gezegd:
\'dat moet maar eens afgelopen zijn.\'
We verkopen gewoon tijd. Het consult
is niet anders dan dat we kijken en lui-
steren naar een gezelschapsdier. Je
verkoopt tijd en tijd is tijd.\'
\'Dat betekent dat je niet meer naar de
eigenaar kijkt, noch naar de aandoe-
ning, noch naar de waarde van het dier\',
vat Bart Sjollema de discussie samen.
\'Bij ons ligt dat nog anders. Wij diffe-
rentiëren juist wel.\' Mick Veldhuijsen
mengt zich in het gesprek. Als advocaat
is hij de enige buitenstaander in het ge-
zelschap van dierenartsen. \'Wij kijken
bij de tarifering nog wel naar de klant en
naar het belang wat met de zaak is ge-
moeid.\' Hij tovert een indrukwekkende
tarieflijst tevoorschijn. Daaruit blijkt dat
de advocatuur onderscheid maakt naar
ervaring en naar het bedrag wat met de
zaak gemoeid is. Zo loopt het uurtarief
van een advocaat met minimaal vijfjaar
ervaring op van 203 gulden voor een
zaak met een belang van minder dan
6.500 gulden tot 725 gulden per uur
voor zaken van boven de 7,5 ton. De ad-
vocaat geeft grif toe dat ook hem de es-
sentie van dit systeem ontgaat.
\'Het wordt verkocht als dat iemand bij
een tarief van 700 gulden bij een zaak
van vijfduizend gulden zijn recht niet
kan halen. Maar dat is onzin. De enige
echte ratio die achter dit prijsverschil zit,
is de gedachte dat ik bij een zaak van een
miljoen minder goed slaap dan wanneer
het over vijfduizend gulden gaat.\'
Maar het systeem heeft inmiddels zijn
langste tijd gehad. In het kader van de-
regulering en marktwerking verdwijnt
de voorgeschreven tarievenlijst van de
Orde van Advocaten en is iedereen vrij
om te declareren wat hij wil. \'Ik krijg
binnenkort een cursus declareren van
één of ander raadgevend bureau. In de
praktijk zal het er echter op neerkomen
dat we meer met standaardtarieven
zullen gaan werken. We willen van tijd
maal tarief af, want de klant wil dat
niet meer. De cliënt wil weten waar hij
aan toe is. Op dit moment is dat voor
hem niet te controleren. We kunnen
schrijven wat we willen. Ik doe veel
arbeidsrecht. Als een werkgever bij
mij met een ontslag komt, kan ik zeg-
gen, dat kost één tot twee uur. Maar als
vervolgens de advocaat van de tegen-
partij belt en probeert te schikken, dan
weet de cliënt niet hoe lang ik aan de
telefoon heb gehangen. Ik kan rustig
een half uur schrijven als ik tien minu-
ten heb gebeld. Je merkt dat cliënten
dat steeds minder pikken en willen we-
ten waar ze aan toe zijn\', legt Mick
Veldhuijsen uit. Hoewel vaste tarieven
voor een handeling het grote gevaar in-
houden dat de zaak afgeraffeld wordt,
lijkt aan vaste tarieven niet te ontko-
men. \'Dan zeggen ze een pak melk
kost bij Albert Heijn 1,69 gulden. Dat
weet ik van tevoren. Waarom moet dat
bij jullie anders zijn en ga ze dat maar
eens uitleggen\', verzucht de advocaat.
Staat dat de diergeneeskunde ook te
wachten, een vaste tarievenlijst?
Bart Sjollema reageert fel. \'Ik doe re-
gelmatig anaalzakextirpaties. Daar
wordt ik nogal eens voor gevraagd.
Zeker als het gecompliceerd is. De ene
keer doe ik daar 20 minuten over en de
andere keer 45 minuten. Is dat dan al-
tijd maar mijn risico? Nee, dus. Mijn
klanten hebben gelukkig meestal wel
begrip als ik zeg dat ik niet precies
weet hoelang ik aan een hond moet
werken en wat het kost. Een anesthesie
verschilt bijvoorbeeld sterk per hond.
Op de ene moet je de hele kast leeg-
spuiten en de andere is meteen vertrok-
ken. Dat begrijpt toch iedereen.\'
Cees Achten blijkbaar niet. \'Ik word
ook steeds meer met mensen gecon-
ft-onteerd die het van tevoren willen
weten. Ik heb een keer vreselijk ruzie
gehad met een vrouw toen de rekening
hoger uitviel. Dat liep hoog op. \'s
Avonds kreeg ik haar man aan de tele-
foon. Die bleek calculator te zijn. Ik
heb toen gezegd: \'als u uw auto naar de
garage brengt en de reparatie blijkt 600
of 1000 gulden te zijn dan gaat u toch
ook niet zo tekeer.\' Maar we hadden
een prijs afgesproken en ik heb bakzeil
moeten halen. Sindsdien noem ik geen
bedrag of het moet hoog genoeg zijn.
Maar ik zie het wel steeds meer toene-
men. Er is een duidelijke tendens om
lijstjes op te hangen met tarieven. Zo-
veel kost een sterilisatie en zoveel...\'
\'Maar wat is standaard\', protesteert
Bart Sjollema, \'er kan toch een com-
plicatie ontstaan en dan duurt het een
half uur langer.\'

Richard Nap: \'Wat doe jij dan met een
complicatie tijdens een routine-in-
greep?\'

\'Gewoon doorberekenen. De mate
waarin wordt slechts beïnvloed door
de gedachte: heb ik dit aan mezelf te
wijten of is het een complicatie van de
aandoening. Als ik niet kon voorzien
dat een tumor veel groter was dan bij
het eerste consult leek, dan noem ik dat
een complicatie van de aandoening.
Als ik een bloedvat doorknip en ik
denk \'Oeps\', dan kan ik me niet vrij
maken van de gedachte: moet ik dit al-
lemaal aan de eigenaar doorrekenen?
Bij een echte complicatie heb ik daar
echter geen enkele moeite mee.\'
Lisette Overduin wel. \'Als ik mijn auto
wegbreng, zeg ik altijd dat ze moeten
bellen als het een bepaald bedrag te bo-
ven gaat. Maar met een hond op tafel
met een extra complicatie kun je moei-
lijk de eigenaar even bellen. Je kunt
niet terug, maar ik vind het een groot
probleem.\'

Bart Sjollema: \'Jij doet veel endosco-
pieën. Dan schuifje de buis in de maag
en gaat zitten kijken. Soms heb je bin-
nen twee minuten een diagnose en
soms duurt het drie kwartier.\'
Lisette Overduin: \'En toch kun je dat

-ocr page 92-

niet doorberekenen. Normaal duurt het
een half uur, maar eens in de zoveel
tijd zit het gewoon tegen.\'
Bart Sjollema: \'Maar dat valt jou toch
niet te verwijten.\'

De discussie spitst zich toe op de toe-
nemende macht van de klant in de
prijsvorming. Vele uitingen zijn daar-
van zichtbaar. \'No cure, no pay\', ga-
ranties en het vaste verrichtingentarief
in de humane geneeskunde of de advo-
catuur. Fotozaken waar je de mislukte
foto\'s niet hoeft te betalen, ondanks
dat de klant ze zelfheeft geschoten en
dus verantwoordelijk is voor het resul-
taat. De klant centraal. Hoe groter de
concurrentie; des te onredelijker lijken
de eisen te worden opgeschroefd.
Vanuit die invalshoek leeft de dierge-
neeskunde in een beschermd reservaat,
waarbij de deskundigheid en ambach-
telijkheid het hek naar de boze buiten-
wereld vormt. De klant lijkt vooral
centraal te staan, zolang dat niet botst
met de eigen opvattingen.
In de advocatuur is vanaf volgend jaar
\'no cure, no pay\' mogelijk. Waarom
wordt dat systeem ook niet door de
dierenarts overgenomen?
Bart Sjollema gruwelt zichtbaar: \'In de
biologie is dat niet zo. \'Cure\' wordt bij
ons door de patiënt meegebracht.
Sommige patiënten nemen \'no cure\'
mee. Moet ik daar dan voor dokken?\'
\'Ik heb een inspanningsverplichting.
Ik kan niet meer dan mijn best doen.
Dat ben ik helemaal met Bart eens\',
vindt ook Cees Achten.
\'De klant heeft een probleem en je
moet er voor waken dat het niet jouw
probleem wordt. Het klinkt bot, maar
met \'no cure, no pay\' doe je dat in feite
wel. Wij wijzen het op ons kantoor vol-
ledig af, meent ook Mick Veldhuijsen.
De dierenartsen zijn ook tegen elke
vorm van garantie.

Bart Sjollema: \'Een fabrikant kan zeg-
gen: deze videorecorder heeft mijn
werknemer niet goed gemaakt, die
heeft zitten slapen. Dat is dan de ver-
antwoordelijkheid van de fabrikant. Ik
zit in een hele andere situatie. Deze
hond wordt mij aangeboden en die is
niet goed gemaakt door Onze Lieve
Heer of de omstandigheden. Dat ben ik
niet geweest. Waarom ben ik dan ver-
antwoordelijk. Ik kan dus geen garan-
tie geven. Het grootste deel van de ei-
genaren heeft er begrip voor dat het
niet lukt door omstandigheden die
worden aangedragen door de patiënt.
Je kunt iets mechanisch niet vertalen
naar iets biologisch.\'
Cees Achten: \'Op het moment datje in
zo\'n geval je rekening laat zitten, geef
je toe datje een fout hebt gemaakt.\'
\'Er is een verschil tussen inspannings-
verplichting of een resultaatverplich-
ting. Dat laatste is bij de fotozaak het
geval. Wij in de advocatuur hebben
vooral een inspanningsverplichting.
Voor het uiteindelijke resultaat zijn we
afhankelijk van de rechter. Hetzelfde
zie ik bij de dierenarts. Daar gebeuren
dingen die onafhankelijk zijn van de
wil van de dierenarts. Ook van zijn in-
spanning\', vult Mick Veldhuijsen aan.
\'Al moet ik toegeven dat de marktom-
standigheden daar snel verandering in
kunnen brengen\', zegt Richard Nap.
\'Een vriend van mij is wijnboer\', zegt
één van de aanwezigen. \'Als daar een
klant terugkomt en die zegt: deze fles
smaakt naar kurk, dan krijgt hij onmid-
dellijk een nieuwe fles. Ook als er niets
van klopt.\' \'Toenemende concurrentie
dwingt je om steeds meer water bij de
wijn te doen. Ik zie dat ook in de advo-
catuur gebeuren. Bij ons kunnen nu
rechtsbijstandverzekeringsjuristen lid
van de balie worden\', voegt Mick
Veldhuijsen eraan toe. \'Dat betekent
automatisch dat de spoeling weer dun-
ner wordt en je je hoofd meer zult moe-
ten laten hangen naar de klant. Ook al
ervaar je dat soms als onredelijk.\'
Richard Nap sluit een dergelijke ont-
wikkeling bij de diergeneeskunde niet
uit. \'In de Verenigde Staten heb je al
grote vaccinatieklinieken. Daar wor-
den honden al voor 4 dollar ingeënt.
Een ontwikkeling die bezig is naar
Europa over te waaien. In Frankrijk en
Duitsland zijn ze al bezig. In Engeland
schatten ze dat er in het jaar 2000 ruim
200 instore clinics zullen. Dat zijn 24-
uurs klinieken met echte specialisten
aan boord die zich vestigen in grote su-
pennarkten. In de VS nemen ze elk
jaar 300 dierenartsen aan om de groei
van de organisatie bij te houden. Die
ontwikkelingen zullen ons ook tot aan-
passingen dwingen.\'
\'Wat heeft een supermarkt nu met
diergeneeskunde te maken. Dat is toch
branchevervuiling\', reageert Bart Sjol-
lema hoofdschuddend.
\'Dat kan wel zijn. Vroeger deden ze al-
leen aan vaccinaties, maar nu bieden ze
zeer hoogwaardige diensten tegen ui-
terst concurrerende prijzen, want ze pro-
fiteren niet alleen van schaaleffecten,
maar die klinieken worden ook veel pro-
fessioneler gemanaged. Daarmee verge-
leken zijn wij maar amateurs\', zo schetst
Richard Nap de donkere wolken.
\'Dat hebben we op de universiteit ook
te weinig geleerd\', klinkt het somber

70

Tij DSC h RIKT VOOR DiERGENtiESKUNDE, DEEL 122, FEBRUARI, AFLEVERING 3, 1997

van verschillende kanten. Hoofd, hart
en handen lopen steeds meer uiteen.
Het hart ligt nog bij het oude ambach-
telijke vak, de handen worden steeds
specialistischer en dus duurder en het
hoofd weet daar geen raad meer mee.
Cees Achten verzucht: \'Uiteindelijk
hebben we maar één methodiek ge-
leerd: je doetje best om dieren beter te
maken of niet. Daarom heb ik dit vak
gekozen. Ik kan het nog steeds niet
over mijn hart verkrijgen uitsluitend
zo zakelijk met dieren om te gaan.\'
En even laat hij het achterste van zijn
tong zien. \'Ik reken zelf ook niet meer
af, want ik word er doodziek van. Dat
laat ik mooi over aan mijn assistente in
de kamer naast me met haar computer
en werklijsten.\'

Het leidt tot een algemene bekentenis.
Lisette Overduin: \'Ik vind het ontzet-
tend gênant om af te rekenen.\'
Bart Sjollema: \'En als ze het dan te
duur vinden, zeggen ze: dokter u houdt
toch ook van dieren. Maar als ik naar
de dokter ga, dan verwacht ik toch ook
niet om te horen dat hij van mij houdt
of van de mensheid in zijn algemeen-
heid. Waarom moet ik dan wel dieren-
liefde in de rekening verwerken?\'
Om er direct grijnzend in de richting
van advocaat Mick Veldhuijsen aan toe
te voegen: \'Als ik naar een advocaat ga,
wil ik natuurlijk wel dat hij breed achter
mijn positie gaat staan. Dan denk ik:
voor zoveel geld mag hij het op zijn
minst met me eens zijn.\' Het klantenbe-
sef begint bij het toetje toch te gloren.

Clemens Graafsma
Marian Kremers

-ocr page 93-

Een keur van sprekers uit diverse hoe-
ken van het veterinaire werkterrein le-
verde een bijdrage. Zij vertelden en-
thousiast over de vele, voor veteri-
nairen interessante posities. Tevens
gingen zij in op de ontwikkelingen in
hun gebied en op de daaraan gekop-
pelde vraag naar adequaat opgeleide
veterinairen.

Aan de orde kwamen: de veterinair in
het bedrijfsleven en de industrie, in de
proefdierkunde, in een bestuurlijke
functie, in wetenschappelijk onder-
zoek, in natuur- en wildbeheer en in de
veterinaire volksgezondheid. Daar-
naast waren er inleidingen over de ge-
neeskunde van de gezelschapsdieren
en de landbouwhuisdieren.
De sprekers waren het eens over de
vele mogelijkheden die er zijn. De ve-
terinair heeft de samenleving meer te
bieden dan curatieve geneeskunde.
Hijzelf is de eerst aangewezene om dat
te beseffen en daar wat mee te doen.

BEELDVORMING
Een punt dat zeker aandacht verdient is
de beeldvorming. Het beeld van de
doortastende dierenvriend die wel-
doend rondgaat en een spoor van gene-
zen dieren en tevreden eigenaren ach-
ter zich laat, leeft nog volop. Ook de
dierenarts en de veterinaire student
hangen aan dit sympathieke beeld; zij
willen graag aan het verwachtingspa-
troon voldoen.

De realiteit is echter anders, op zijn
minst veelzijdiger. Het uitdragen van
deze veelzijdigheid is een noodzaak en
een symposium als dit is daarom een
schot in de roos.

BEZORGDHEID

Behalve de enthousiasmerende verha-
len werden er ook punten van zorg over
het gehoor uitgestort. Zo uitte prof dr.
H.W. de Vries, decaan van de faculteit.

zijn bezorgdheid over een optredende
verenging van de beroepsuitoefening.
Het percentage practici van de beroeps-
groep stijgt en het aandeel veterinairen
in het aantal promovendi op de faculteit
neemt af Prof dr. A. Rijnberk, voorzit-
ter van de Facultaire Strategie Com-
missie, belichtte de toekomstige ont-
wikkeling van een Faculteit voor Ve-
terinaire Wetenschappen. \'Wij kunnen
niet langer de pretentie hebben dieren-
artsen adequaat voor alle richtingen op
te leiden\', aldus Rijnberk. In zijn visie
groeit de veterinaire opleiding naar een
studie met aparte studierichtingen, met
vooraf, op basis van de markt, vast te
stellen aantallen studenten.

ARBEIDSMARKT
Drs. A.Th.M. Wilderbeek (Algemeen
Directeur Intervet Intemational B.V.)
gaf een overzicht van de veelheid aan
functies waarin in zijn organisatie die-
renartsen werken. Hij heeft moeilijk-
heden om voldoende dierenartsen te
vinden die geschikt zijn voor research-
werk. Dit geldt met name voor
Nederland. In ons land is het aanbod te
gering. Daarnaast heeft de in Ne-
derland afgestudeerde dierenarts on-
voldoende achtergrond voor een zelf-
standige positie in de research. Prof
dr. C.J.G. Wensing (directeur ID-
DLO) liet een vergelijkbaar geluid ho-
ren. Ook hij heeft moeite om vol-
doende, geschikte dierenartsen aan te
trekken. Als oorzaken ziet hij: onbe-
kendheid bij de veterinairen, te gering
aanbod - de goeden zijn niet lang
werkzoekend - en hiaten in de oplei-
ding. Overigens ziet Wensing vele po-
sitieve kanten aan de veterinaire oplei-
ding. Geen andere opleiding biedt zo\'n
brede blik op de normale en pathologi-
sche bouw en functie van het dier.
Daar moeten we zuinig op zijn.
Prof dr. A. Pijpers stond stil bij de ver-
anderingen in de veehouderij. De be-
drijfstak past zich aan aan de verande-
rende marktomstandgheden. De die-
renarts kan daar niet bij achterblijven.
Ook die zal het aanbod moeten aanpas-
sen. De dierenarts moet investeren in
kennis en kwaliteit. Er is behoefte aan
een professional, die wat te bieden
heeft en daarvoor staat. Ook prof dr.
L.J. Hellebrekers ging in op de veran-
derende markt. De cliënt vraagt meer
en meer om \'zorg op maat\'. Goede
communicatie met deze cliënt is on-
ontbeerlijk.

Opnieuw is de Diergeneeskundige Studenten Kring erin geslaagd een boeiend
symposium over een actueel onderwerp te organiseren. De vraag die aan de
orde werd gesteld luidde: \'Waarheen leidt de weg? Beroepsperspectieven.\' De
symposiumcommissie wilde de deelnemers kennis laten maken met de moge-
lijkheden voor de dierenarts in de verschillende veterinaire vakgebieden. Zij
stelde zich als doel de nieuwsgierigheid naar deze mogelijkheden te stimuleren.

Door J. Vaarten

\'ZORG DAT JE ERBIJ BENT

DSK SYMPOSIUM: WAARHEEN LEIDT DE WEG? BEROEPSPERSPECTIEVEN

Drs. H. Vaarkamp (veterinair directeur
AUV) signaleerde eveneens een ver-
anderende behoefte aan persoonlijke
vaardigheden. Volgens hem is er meer
behoefte aan processors die informatie
verwerken, dan aan databases die veel
informatie bevatten.
Prof dr. L.M.F. Van Zutphen (proef-
dierkunde) en drs. J. Oosterbaan (voor-
zitter Stichting Jacht- en Wildbeheer
IJsselmeerpolders) deden beiden een
boekje open over bij vele nog weinig
bekende gebieden waarop een veteri-
nair actief kan zijn, proefdierkunde res-
pectievelijk wild- en natuurbeheer.
De laatste spreker, prof dr. F. van
Knapen (veterinaire volksgezondheid)
stelde dat het oude paradigma: \'de die-
renarts is een dokter voor zieke dieren\'
is ingehaald door een nieuw para-
digma: \'de dierenarts is een gezond-
heidswetenschapper\'. Het gaat erom
wat gezond is, gezond te houden. Er is
behoefte aan kwaliteitsmanagers. Er
zijn veel mogelijkheden voor dieren-
artsen die het kunnen en er lol in heb-
ben. De RVV is een toegang tot vele
andere interessante functies.

WAKKER WORDEN
De inleidingen vormden de basis voor
een interessante discussie. De vraag
\'Waarheen leidt de weg?\' werd ver-
vangen door \'Waarheen leiden de we-
gen?\' Het antwoord: Er zijn vele aan-
trekkelijke afslagen, maak een keus
opdat je niet op een dood spoor komt.
Al met al een zeer geslaagd sympo-
sium. Voor de afwezigen: een gemiste
kans. Voor hen gelden de afsluitende
woorden van de laatste inleider, prof
Van Knapen, nog het meest: \'Wakker
worden, en op het puntje van je stoel
zitten. Zorg datje erbij bent.\'

-ocr page 94-

Heeft u wel eens tegen iemand gezegd
\'sorry we hebben vandaag geen plaats,
het schikt ons beter als u over negen
maanden terugkomt\'. Je hoeft geen zes
jaar gestudeerd te hebben om aan te
voelen datje dan een klant kwijt bent.
Helaas is een student diergeneeskunde
niet in de positie om zijn of haar heil
bij een andere faculteit in Nederland te
gaan zoeken. Mag ik u informeren:
studenten diergeneeskunde hebben op
dit moment, na het behalen van hun
Dierenarts-1 examen, een wachttijd va-
riërend tussen de zeven en negen
maanden, voordat men aan de basisco-
schappen kan beginnen.

Nu zijn er ongetwijfeld mensen onder
u die denken: \'Waar zeuren die lui
over, ik heb nog in een commissie ge-
zeten ter verlenging van de wachttij-
den\'. Helaas, het klimaat dat tegen-
woordig voor studenten gecreëerd
wordt, is iets minder aangenaam. De
eeuwige student is al lang overleden en
doet de student langer over zijn studie
dan wettelijk voorgeschreven dan zal
hij zich diep in de financiële schulden
moeten steken. Snel studeren is een
\'must\', zeker als de minister beslist dat
je na het bereiken van 27 lentes voor
geen enkele beurs meer in aanmerking
komt.

Lange wachttijden en een groeiende
onvrede onder studenten waren voor
de commissie wachttijden, opgericht
op initiatief van postdoctoraal studen-
ten, redenen om een paneldebat te or-
ganiseren. Op 21 november 1996,
16.00 uur, was de collegezaal in het
Androclusgebouw tot de nok toe ge-
vuld. Kwamen de studenten niet om
wat duidelijkheid te krijgen over zaken
als temponorm, afstudeersteun en een
27-jarigen maatregel, dan was het wel
om van het faculteitsbestuur te horen
hoe de problemen met de lange wacht-
tijden opgelost gaan worden.

Onder deskundige leiding van Bas
Kolpa, dierenarts te Someren, werden
de vragen richting de panelleden gedi-
rigeerd. Twee uur lang werden leden
van het faculteitsbestuur, vertegen-
woordigers van de vakgroepen en een
jurist van het bureau studenten deca-
nen van de universiteit onder vuur ge-
nomen. De jurist, mr. A.F. van den
Hoeven kreeg als eerste het woord om
de studenten te informeren op het ge-
bied van beurzen en steungelden. Een
student moet per jaar 21 studiepunten
halen om zijn studiebeurs te behouden.
Lukt dit niet door de opgelegde wacht-
tijd, dan is dat overmacht. Kan de stu-
dent vervolgens aantonen dat hij er al-
les aan gedaan heeft om die punten
toch te halen, dan kan hij in aanmer-
king komen voor financiële steun. Het
probleem wordt dus eigenlijk bij de
student gelegd, die moet zijn rechten
aantonen, en dat terwijl de minister
van Onderwijs, Cultuur en Weten-
schappen heeft gezegd dat studenten
niet financieel getroffen mogen wor-
den door de opgelegde wachttijden.
Studenten willen duidelijke garanties
zonder dubbelzinnigheden.

De decaan van de faculteit poogt de
studenten gerust te stellen. Er is geld
voor de getroffenen; garanties over
hoe en wie er aanspraak op dit geld kan
maken kan hij echter niet geven.
Hierover is men nog in overleg met het
College van Bestuur. Dan komt onver-
mijdelijk de vraag waar veel mensen
voor gekomen zijn: \'Waarom heeft de
faculteit niet tijdig structurele maatre-
gelen genomen om het oplopen van de
wachttijd, die logischerwijs te voor-
zien was, te voorkomen? Wat heeft de
faculteit tot nu toe gedaan om de
wachttijden concreet te verkorten en is
hiervoor een budget beschikbaar?\'

De decaan vertelt dat het studeerge-
drag van studenten niet te voorspellen
is, de carrousel heeft in principe struc-
tureel voldoende capaciteit voor niet
meer dan 150 studenten per jaar en in
\'93-\'94 waren er niet eens genoeg stu-
denten om dit vol te krijgen. Met in-
gang van 18 november zijn de co-
schappengroepjes vergroot van drie
naar vier. Op dit moment kunnen er al-
leen maar ad-hoc maatregelen geno-
men worden om deze \'hobbel\' te over-
bruggen. De zaal reageert wat te-
leurgesteld; ik zit nu dus met vier in
een groepje en heb nog steeds negen
maanden wachttijd.

De vakgroepvertegenwoordigers krij-
gen vervolgens het woord om uit te
leggen hoe ze de extra student in het
co-schappengroepje gaan opvangen.
Het blijkt dat er bij meerdere vakgroe-
pen al over dit probleem is na gedacht
en de oplossingen variëren van aan-
koop van meer onderwij sdieren, inzet-
ten van meer personeel tot het effectie-
ver benutten van de patiënten en de
aanwezige veestapel. De directeur van
de faculteit reageert op de antwoorden
van de vakgroepen. Er is geld beschik-
baar, voor onderwijsdieren, om het on-
derwijs in de co-schappen aan te pas-
sen, mits er een goed voorstel wordt
ingeleverd. Uit de zaal komt het voor-
stel om, als er toch geld beschikbaar is
voor dit deel van het onderwijs, eens te
onderzoeken of delen van de co-schap-
pen niet in klinieken/praktijken in het
land te lopen zijn.

i - i i -1 ^ ■^giiitÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊ

VERPLICHTE VAKANTIE VAN NEGEN MAANDEN

Als laatste wordt er nog enige tijd be-
steed aan de in ontwikkeling zijnde
keuzevakken. Vakken waarmee een
wachttijdstudent punten kan halen om
aan de temponorm (21 studiepunten
per jaar) te voldoen. Ook hierover is
door verschillende mensen al nage-
dacht, een cursus praktijkgerichte far-
macologie, diensten draaien in de veu-
lenbrigade en research studies blijken
tot de mogelijkheden te horen.

Het is 18.00 uur, de tijd is om, de stu-
denten veriaten hobbelend de college-
zaal om onder het genot van een biertje
in de DSK-kamer nog even na te pra-
ten over alles wat er gezegd is. De
stemming is heel wisselend: \'We zijn
er niets mee opgeschoten; er wordt
geen enkele garantie gegeven; in ieder
geval is er geld voor meer onderwijs-
dieren\'. Het belangrijkste is dat de col-
legezaal tot in de nok vol zat en dat
moet toch een signaal zijn dat de hui-
dige wachttijden onacceptabel zijn.

Bob van der Heijden,
student diergeneeskunde

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 95-

Het genoom van pestivirussen bestaat
uit een positief RNA, dat codeert voor
vier structurele en acht niet structurele
eiwitten. Pestivirussen zijn nauw ver-
want en kunnen op grond van molecu-
lair biologische en immunologische
technieken geclassificeerd worden in
tenminste vier verschillende groepen:
het klassieke boviene virus diarree vi-
rus type 1 (BVDV-I), boviene virus
diarree virus type 2 (BVDV-II), klas-
sieke varkenspest virus (CSFV) en
Border disease virus (BDV). BVDV-II
is pas enkele jaren gelden in Canada
geïsoleerd uit runderen die waren ge-
storven na een fulminante acute uit-
braak met hoge percentages morbidi-
teit en mortaliteit. Momenteel wordt
BVDV-II in vele delen van de
Verenigde Staten en Canada gevonden.
BVD V-I en BVDV-II tonen een grote
homologie, zodat voor vaccinatiedoel-
einden waarschijnlijk beide types
BVDV kunnen worden toegepast. Vac-
cinatie blijkt evenwel ongeacht het type
BVDV in het vaccin slechts gedeelte-
lijk bescherming te bieden tegen trans-
placentaire foetale BVDV-infecties.
Na vaccinatie met levend virus stelden
Duitse onderzoekers een lokale im-
muunrespons in het neusslijmvlies vast,
in tegenstelling tot na vaccinatie met
geïnactiveerd vaccin. Deze onderzoe-
kers meldden een betere protectie tegen
proefinfecties na vaccinatie met MLV-
vaccins (modified live virus).

Het is zeer opvallend dat in persistent
geïnfecteerde dieren de antigene ei-
genschappen van BVDV gelijk blij-
ven, terwijl RNA-virussen met hoge
frequentie veranderen na transmissie
van dier naar dier, na celpassage en na
transplancentaire infectie van de foe-
tus.

Pestivirussen komen voor als twee
biotypen: niet cytopathogeen virus
(nep) en cytopathogeen virus (cp). Het
cp-virus wordt slechts bij uitzondering
gevonden bij CSFV en BDV, terwijl
het bij beide types BVDV frequent
wordt aangetroffen. De cp-vorm van
BVDV wordt oorzakelijk in verband
gebracht met het ontstaan van MucosaI
Disease (MD). Uit dieren met MD
kunnen beide vormen (zowel cp- als
ncp-BVDV) worden geïsoleerd. De
paartjes nep en cp BVDV zijn antigeen
identiek. Ze verschillen evenwel in een
niet-structureel eiwit. Het eiwit NS2-
3, dat bij ncp-stammen voorkomt, is
bij cp-stammen gesplitst in twee eiwit-
ten N2 en N3. De oorzaak hiervan is
een verandering van het genoom van
de ncp-stammen, dat codeert voor het
NS2-3 (opname van genetisch materi-
aal van de gastheer, of duplicaties in of
deleties van het genoom van het virus
zelf, kan leiden tot verandering van de
eigenschappen van het virus).
Duits onderzoek heeft uitgewezen dat
in de lesies die worden waargenomen
bij MucosaI Disease, veel cellen in ap-
optosis (geprogrammeerde celdood)
gaan. De onderliggende mechanismen
hiervoor zijn nog onduidelijk.

Op 19 en 20 september 1996 vond het \'Third ESW Symposium on Pestivirus
Infections\' plaats in Lelystad. Het symposium, dat georganiseerd was door
Gert Wensvoort, David Paton en Volker Mönnig, trok ongeveer 120 belang-
stellenden, voornamelijk uit Europa en de Verenigde Staten. Gedurende twee
dagen zijn voordrachten en discussies gehouden over de fundamentele aspec-
ten van pestivirussen,
Pathogenese en immuniteit, diagnose en epidemiologie,
en prophylaxe en beheersing van epizoötieën.

THIRD ESW SYMPOSIUM ON PESTIVIRUS INFECTIONS

In Zweden en Denemarken worden
vrijwillig bestrijdingsprogramma\'s uit-
gevoerd die gebaseerd zijn op de detec-
tie en eliminatie van persistent ge-
ïnfecteerde dieren uit de populatie. Op
grond van de concentratie van antili-
chamen, vastgesteld door extinctie-
waarden in tankmelkmonsters, worden
de melkleverende bedrijven ingedeeld
in vier klassen. Bij hoge concentraties
antilichamen wordt verondersteld dat
persistent geïnfecteerde dieren in de
koppel aanwezig zijn en wordt in aan-
vulling op het tankmelkonderzoek in-
dividueel onderzoek met behulp van de
(niet gevalideerde) antigeen ELISA ge-
daan. Beide landen beweerden reeds
ver te zijn gevorderd met hun eradica-
tie-programma\'s en verwachten binnen
enige jaren een BVDV-vrije status te
kunnen claimen.

Van de glycoproteinen waartegen de
gastheer en immuunrespons ontwik-
kelt, is E2 het meest immunogeen. Het
E2 glycoproteine van CSFV is in grote
hoeveelheden geproduceerd op het ID-
DLO. Na vaccinatie met dit E2 glyco-
proteine wordt een beschermende im-
muunrespons tegen klassieke var-
kenspest verkregen. Dit vaccin indu-
ceert uitsluitend antilichamen tegen
E2 en is daarmee tevens een marker-
vaccin. De benodigde serologische test
is in ontwikkeling bij het ID-DLO.

G. Henk Wentink, Holland Genetics
Piet van Rijn. ID-DLO
Christianne Bruschke, ID-DLO

OPRICHTING EUROPEAN SOCIETY OF FELINE MEDICINE

Reeds vele jaren bestaan er binnen de
veterinaire professie een groeiende in-
teresse en enthousiasme voor de ge-
neeskunde van de kat. De European
Society of Feline Medicine (ESFM) is
opgericht door het Feline Advisory
Bureau (FAB) om binnen Europa een
focus te verschaffen voor veterinairen
met een speciale interesse voor de ge-
neeskunde van de kat. De ESFM zal
een actieve rol vervullen in de promotie
van de geneeskunde van de kat door de
verspreiding van informatie en kennis
over nieuwe ontwikkelingen middels
de publicatie van de kwartaal-ESFM-
newsletter \'Feline Focus\'. Daarnaast
zal de ESFM bijeenkomsten van spe-
cialisten organiseren, voornamelijk in
associatie met bestaande veterinaire
congressen in Europa.
De newsletter zal zich in de komende
jaren moeten ontwikkelen tot een \'Jour-
nal of Feline Medicine\'. De ESFM zal
informatie, ideeën en opinies van prac-
tici en wetenschappers samenbrengen
en heeft tot doel practici geïnformeerd
te houden over nieuwe ontwikkelingen
in de epidemiologie, diagnose, profi-
laxe en therapie. De wetenschappelijke
adviseurs binnen de ESFM zijn practici,
chirurgen, dermatologen, pathologen,
toxicologen, etcetera. Een uitgebalan-
ceerd geheel, uit de praktijk en de we-

-ocr page 96-

tenschap.

De eerste president van de ESFM is
Marian Horzinek, hoogleraar virologie
en virusziekten aan de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht en direc-
teur van het Instituut voor Veterinaire
Wetenschappen in Utrecht, die de af-
gelopen 20 jaar onderzoek heeft ge-
daan naar feline virussen. De leden van
het bestuur zijn dr. Andrew Sparks en
dr. Tim Gruyffydd-Jones, beiden ver-
bonden aan de Bristol Veterinary
School, en Karin Holler, een practicus
uit Oostenrijk. Een raad van nationale
vertegenwoordigers verzorgt de input
vanuit geheel Europa.

Het hdmaatschap bedraagt 25 Engelse
ponden en leden ontvangen ieder kwar-
taal zowel het FAB-Joumal als de Feline
Focus Newsletter. Leden ontvangen ook
een substantiële reductie in de registra-
tiekosten van ESFM-/FAB-bijeenkom-
sten. De eerste ESFM-studiedag zal
plaatsvinden tijdens het World Small

Animal Veterinary Congress, dat ge-
houden zal worden in Birmingham,
Engeland in april 1997. (Voor meer de-
tails kunt u contact opnemen met het
ESFM-bureau of gegevens uit de Feline
Focus halen.)

Voor meer informatie en voor aan-
vraag van een aanmeldingsformulier
kunt u contact opnemen met:
Dr. Herman Egberink, Vakgroep In-
fectieziekten en Immunologie, Af-
deling Virologie, Yalelaan 1, 3584 CL
Utrecht. Telefoon: 030 - 2532485/
2532487, fax: 030 -2536723. Email:
H.Egberink@vetmic.dgk.ruu.nl.

Doelstellingen van de \'European Society of Feline Medicine\'

1. Practici en wetenschappers in het feline veld van dienst zijn en
het bevorderen van contacten tussen verschillende groepen
binnen Europa (de samenstelling van het bestuur zal hiervan
een reflectie zijn). Het bevorderen van actieve participatie van
practici en wetenschappers (echter, hoewel de ESFM een vete-
rinaire organisatie is, is het lidmaatschap niet exclusief en ook
open voor niet-veterinairen).

2. Het bevorderen en vergroten van de aandacht voor onderwijs
en post-academisch onderwijs in de geneeskunde van de kat
door het circuleren van informatie en het smeden van banden
met andere complementaire specialistische organisaties in het
veterinaire veld.

3. Het ontwikkelen van een gespecialiseerd tijdschrift met klini-
sche en fundamentele studies.

4. Het ontwikkelen van kwalificaties voor specialisten in de ge-
neeskunde van de kat. Het bevorderen van verbanden met an-
dere humane verenigingen en de uitwisseling van informatie.

5. Het onderhouden van niet-exclusieve contacten met de industrie.

Aanvraag lidmaatschap ESFM

De Nederlandse vertegenwoordigers van de ESFM zijn dr.

Herman F. Egberink en dr. Ton Willemse, beiden verbonden aan

de Faculteit der Diergeneeskunde, respectievelijk bij de Vakgroep

Infectieziekten en Immunologie, afdeling Virologie en de

Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.

25, 26 EN 27 APRIL DERTIGSTE VOORJAARSDAGEN CONGRES

De meest uiteenlopende onderwerpen
zullen behandeld worden, zoals cardio-
logie, endoscopic, dermatologie, neuro-
logie, orthopedie, gynaecologie en
ophthalmologic. In de volgende uitga-
ven van het Tijdschrift zullen wij een
aantal onderwerpen de revue laten pas-
seren.

Wetend dat niet iedereen dezelfde wen-
sen heeft, is het wetenschappelijk pro-
gramma opgebouwd uit vijf tot op be-
paalde dagdelen zelfs zeven, simultane
sessies. Op deze manier kan gekozen
worden uit verschillende niveaus, wel of
geen interactieve lezingen, free commu-
nications, het practicum, seminars, etce-
tera. De congrestaai is Engels. Omdat de
Nederlandse deelnemers bepaalde prak-
tische onderwerpen graag in eigen taal
horen, is per dagdeel een Nederlands ge-
sproken lezing ingedeeld.

VOORJAARSDAGEN

ANNUAL INTERNATIONAL VETERINARY CONGRESS

In het voorjaar van 1997 is het 30 jaar
geleden dat de Groep Geneeskunde
van het Kleine Huisdier voor de eerste
maal een bijeenkomst voor haar leden
en andere belangstellenden organi-
seerde. Sinds 1967 is er veel veranderd:
een zaal in Hotel des Pays Bas werd het
RAI Congrescentrum in Amsterdam,
een middagbijeenkomst werd verlengd
naar drie dagen en nationaal is inmid-
dels intemationaal geworden.
De ontwikkeling van het Voorjaars-
dagen congres gaat door, met als hoog-
tepunt om naar toe te leven het jaar
2000. In dat jaar zal het Voorjaars-
dagen congres gastheer zijn voor het
congres van de World Small Animal
Veterinary Association (WSAVA) en
van de Federation of European Com-
panion Animal Veterinary Associa-
tions (FECAVA).

Ook bijleren over de nieuwste veteri-
naire ontwikkelingen is mogelijk. Alle
congresdeelnemers hebben gratis toe-
gang tot het tentoonstellingsterrein,
waar meer dan 60 bedrijven hun
nieuwtjes laten zien. Het is een voor
Nederland unieke gelegenheid om zo-
veel bedrijven bij elkaar te kunnen be-
zoeken.

Naast het opdoen van nieuwe kennis
heeft de Voorjaarsdagen ook een so-
ciale functie. Op het tentoonstellings-
terrein zijn mogelijkheden genoeg om
gezellig een drankje te drinken met te-
gen het lijf gelopen bekenden.

AI met al zijn er genoeg redenen om
het Voorjaarsdagen congres te bezoe-
ken!

Een keur aan spre-
kers geeft acte de
présence op de
Voorjaarsdagen.

25-27 april 1997,
RAI

Congrescentrum,
Amsterdam

-ocr page 97-

De officiële bekendmaking van de
winnaars van de Waltham Award vindt
plaats tijdens de Voorjaarsdagen in het
Free Communications Programme in
1997 op vrijdag 25 april. De winnaar
van de eerste prijs krijgt hierbij de gele-
genheid een presentatie van zijn/haar
winnende referaat te geven.
Tevens ontvangt hij of zij een cheque
ter waarde van ƒ 1500,-- en een uitno-
diging voor de Waltham Summer
School 1997, die ook deze zomer weer
zal plaatsvinden in Engeland. Tijdens
deze Summer School zullen Waltham
Award winnaars uit Europa, de
Verenigde Staten en Australië hun on-
derzoeksresultaten presenteren.
Tevens zullen er lezingen worden ge-
geven over relevante onderwerpen zo-
als voeding en dieetvoeding van gezel-
schapsdieren, productontwikkeling en
praktij kmanagement. Naast bovenge-
noemd wetenschappelijk gedeelte zal
er ook ruimschoots gelegenheid zijn
voor een aantal culturele en sociale ac-
tiviteiten, en natuurlijk voor een rond-
leiding door het Waltham Centre for
Pet Nutrition en de Pedigree Petfoods
fabriek.

leder jaar worden er naast de eerste
prijs ook een tweede en derde prijs toe-
gekend van respectievelijk ƒ 1000,—
en ƒ500,-.

De Waltham Award 1997 wordt geko-
zen uit de in 1996 gepubliceerde re-
feraten. Geïnteresseerden kunnen hun
referaat
liefst in viet-voud, vóór 7 fe-
bruari 1997
inleveren bij de Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
ter attentie van drs. H.P. Meyer.

Voor meer informatie en het volledige
reglement: Waltham Veterinaire
Service, mevrouw drs. M.H.M. Bos,
Postbus 81, 5460 A B Veghet, telefoon:
0413 - 383333, fax: 0413 - 340229.

OPROEP: WALTHAM AWARD 1997

Ook in 1997 zal tijdens de Voorjaarsdagen de Waltham Award weer worden
overhandigd aan die student diergeneeskunde, die het beste referaat heeft ge-
schreven over de geneeskunde van gezelschapsdieren. De Waltham Award is
een initiatief van de Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren en de
Waltham Veterinaire Service. Komend jaar zal deze prijs voor de veertiende
keer worden toegekend.

NOBELPRIJS GENEESKUNDE 1996 TOEGEKEND AAN
DIERENARTS-IMMUNOLOOG

De Nobelprijs voor \'Fysiologie en
Geneeskunde\' (zoals dit officieel
wordt aangegeven) is in 1996 toege-
kend aan Peter Doherty en Rolf
Zinkemagel. Zij hebben middels on-
derzoek aangetoond dat T-cellen niet
alleen één bepaald antigeen als \'eigen\'
kunnen herkennen, maar ook zeer be-
paalde lichaamseigen componenten
(MHC complex), alvorens ze in actie
komen. We moeten ons voorstellen dat
één receptor op T-cellen het antigeen
(bijvoorbeeld een virus in een li-
chaamseigen cel) herkent in combina-
tie met het lichaamseigen antigeen
(= het MHC molecuul).
Het onderzoek van Doherty en Zin-
kemagel werd bij muizen uitgevoerd
in de jaren 1973-1975 aan de John
Curtis School of Medical Research in
Canberra, Australië. Het onderzoek
heeft tot gevolg gehad dat destijds - na
de betreffende publicaties - alle leer-
boeken over \'immunologie\' moesten
worden herschreven. Hun eerste arti-
kel over \'H2 restrictie\' (H2 is het
MHC complex bij de muis) publiceer-
den zij in 1974 in Nature; in 1975
volgde de thesis van Zinkemagel over
dit onderwerp.

Dr. Zinkemagel is in immunologisch
Nederland geen onbekende: hij is hier
vele malen geweest om een lezing te
houden. Door een Zwitserse \'fellow-
ship\' kwam hij in 1973 bij Doherty te
werken, die aan de Universiteit van
Queensland - Australië - zijn graad in
Veterinary Science had gehaald. Do-
herty heeft als research fellow gewerkt
aan het Moredun Research Institute in
Edinburgh, waar ook meerdere Neder-
landse dierenartsen (onder andere on-
dergetekende) hebben gewerkt.

Het onderzoek over de biologische
functie van het MHC is niet alleen
puur wetenschappelijk van groot be-
lang, doch ook essentieel voor een
goed begrip van de gevoeligheid voor
infectie- en auto-immuunziekten.

J. Goudswaard
medisch immunoloog

VETERINAIRE MEDIATHEEK /W.R SPECKMANN STICHTING

SCHIJNDRACHT BIJ GEITEN

J.W. Hesselink heeft over het onder-
werp van zijn proefschrift, schijn-
dracht bij geiten, een diaserie gemaakt
die speciaal is bedoeld om aan geiten-
houders te vertonen.
Hij laat het klinische en pathologische
beeld zien, geeft inzicht in de hor-
moonhuishouding en de verstoring er-
van, behandelt het voorkomen en de
behandeling en adstrueert de waar-
schijnlijkheid dat hier sprake is van een
aandoening die (mede) erfelijk bepaald
is. M.A.M. Pieterse, Esther Koma-
lijnslijperen G.E.M. Bistervels hebben
aan deze serie bijdragen geleverd.
Overdrukken van enkele artikelen over
deze aandoening worden meegezon-
den. De serie omvat 39 dia\'s en kost
ƒ 68,- (huur) of ƒ 234,- (koop), exclu-
sief BTW, inclusief verzending.

Inlichtingen en bestellingen bij Anja
Broeks, telefoon: 0485 - 335555, liefst
\'s morgens.

-ocr page 98-

EERSTE HULPTRANSPORT DIERENKLINIEK
ISLA MARGARITA GESLAAGD

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 januari 1997 berichtten wij
over de hulpactie die Mark Vos op touw heeft gezet ten bate van een dierenkli-
niek op het eiland Isla Margarita in Venezuela. Inmiddels is op maandag 16
december 1996 het eerste hulptransport met goederen en geld vertrokken
naar het eiland. Aan boord van een B 767 van Martinair werd 750 kilo vracht
vervoerd, bestemd voor de dierenkliniek in het dorpje Pampatar. Na aan-
komst op het vliegveld stond de lokale pers reeds te wachten, alsmede
Francisco Azpurua, die op het eiland vecht voor de rechten van het dier en een
zeer pover dierenkliniekje runt.

De initiatiefnemers van deze actie,
Mark Vos en Peter Vesseur van Q-
Intemational, hadden in een zeer kort
tijdsbestek dit eerste transport gereali-
seerd. Naast de goederen die ze hadden
meegenomen hadden ze tevens geld
voor de aankoop van medicijnen bij
zich.\' Ik ben er een week geweest en heb
in die zeven dagen samen met Francisco
diverse bedrijven bezocht waar medicij-
nen te koop waren. Gelukkig zijn we in
onze opzet geslaagd om de lege kasten
nu aanzienlijk te vullen\', aldus Mark
Vos.

Met dit eerste transport is een begin ge-
maakt om het dierenleed onder de aan-
dacht van de bevolking en instanties te
brengen. Dierenleed komt in Ve-
nezuela in diverse vormen voor, zoals
het doodslaan en -rijden van honden en

katten, het werpen van pups in de bran-
ding, mishandelingen en dergelijke.
Veelal komt het dierenleed voort uit
onwetendheid en het niet bekend zijn
met de mogelijkheden. Venezuela is
een ontwikkelingsland waar de bevol-
king met circa ƒ 200,-- per maand rond-
komt. Dat is niet veel, maar de kosten
zijn er ook laag. Eenvoudige hulp voor
dieren is er echter niet. Het meest een-
voudige voorbeeld om een jonge pup
een ontwormingskuur te geven kent
men daar niet. Het beest wordt dus ziek
en wordt vervolgens gedumpt. Zo gaat
het daar, mede omdat men geen kennis
heeft en geen geld om een huisdier te
verzorgen.

In het povere kliniekje vangen de vrij-
willigers alle verschoppelingen op, be-
handelen ze en zoeken een goed tehuis

voor ze. Werk dat onze steun hard no-
dig heeft. Want met weinig middelen
kun je ter plaatse een hoop doen.
De initiatiefnemers in Nederland be-
ijveren zich om materiaal en geld bij-
een te brengen om het werk van de
vrouwelijke dierenarts te vereenvoudi-
gen. Ook zijn er gesprekken gevoerd
met de lokale overheidsinstanties, om
duidelijk te maken dat ook zij iets kun-
nen doen om het leed te verzachten.
Wetten ter bescherming van dieren
zijn er niet, fondsen waaruit geld vrij-
gemaakt kan worden evenmin, van-
daar dat het werk van Mark Vos en
Peter Vesseur van groot belang is en
dat zij zich hiervoor inzetten.
Via voorlichting aan de bevolking en op
scholen willen de intiatiefnemers dui-
delijk maken hoe men om moet gaan
met een dier en zij bieden alle bezitters
van dieren dan ook gratis hun hulp aan.
Het streven is om in 1997 te zorgen
voor een betere kliniek door middel
van nieuwbouw of verbouw. Het plan
is een operatiekamer en een receptie in
te richten. Daarbij is het natuurlijk be-
langrijk dat er voldoende middelen
zijn om het werk voort te kunnen zet-
ten. Steun is hard nodig. Voor de in-
richting van de operatiekamer worden
de volgende spullen gevraagd:

onderzoeks-Zoperatietafel

hechtmateriaal

scalpels

weegschaal

röntgenapparaat

bloedzakjes (voor aanleg bloedbank)

transfusiemiddelen

hechtnaalden

klemmen/tangen

materiaal om sterilisaties uit te kun-
nen voeren

Initiatiefnemer en coördinator Dieren-
hulp Venezuela: Mark Vos, Richtersweg
14, 7339 AB Ugchelen, telefoon/fax:
055 - 5424512. Financieel steunen kan
ook: stort uw bijdrage op banknummer
37.34.10.700 ten name van DIEREN-
HULP VENEZUELA, het gironummer
van de Rabobank is: 86.87.88, eveneens
onder vermelding van DIERENHULP
VENEZUELA en het banknummer. Als
u meer stort dan f 10,— maakt u ook nog
kans op een week lang gratis vakantie
op Isla Margarita.

-ocr page 99-

\' ^"i"« ■ m

ItlfcrifM ittfifiiiiliiiii ■

PRACTICUS BIJ DE GRATIE VAN HET UDD-REGIEM?

Ingezonden

Met stijgende verbazing heb ik de reac-
ties op de mogelijke zelfwerkzaamheid
van de varkenshouders op hun eigen
bedrijven gelezen. Wat is het toch heer-
lijk dat ons TvD zich tot een echt fami-
lieblad heeft weten te ontwikkelen,
ledereen kan zonder beperking steeds
weer hetzelfde met andere woorden
onder onze aandacht brengen.
Als deelnemer aan de discussies over
onderstaand onderwerp op de eigen
praktijk, de kring, de Afdeling, binnen
de Groep Practici Grote Huisdieren,
het Jaarcongres en alle andere moge-
lijkheden mij als KNMvD-lid gebo-
den, neemt mijn verbazing over de in-
houd van de kritieken groteske vormen
aan.

Zo is men bang dat de overheid geen
enkel steekhoudend argument meer
over heeft om niet alle dierziektevac-
cins UDA te maken, als haar daar maar
luid genoeg om gevraagd wordt. In de
brief van de minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij aan de
KNMvD, gepubliceerd in het TvD,
acht deze het vaccineren door de vee-
houders in het kader van de georgani-
seerde dierziektebestrijding niet op-
portuun. Hij nodigt ons echter wel uit
verkennende gesprekken met het geor-
ganiseerde bedrijfsleven te openen en
hem nader over de bereikte resultaten
te informeren. Vervolgens vreest men
het verlies van \'al die argumenten die
wij jarenlang gehanteerd hebben om
het vaccineren des dierenarts te hou-
den\'. Mijn indruk is dat het hierbij
voornamelijk om eufemismen van het
woord \'porte d\'entree\' gaat.
Indien wettelijke verplichtingen de
enige noodzakelijkheid van ons ver-
blijf op de varkens- en rund veebedrij-
ven moeten verklaren, is de noodzaak
om een andere reden hiervoor in de
plaats te brengen zoniet achterhaald,
dan toch in ieder geval van een spoed-
eisend karakter.

Waar het niveau van kennis en kwaliteit
en de daarmee gepaard gaande meer-
waarde van veterinaire bedrijfsbegelei-
ding niet in staat is het drachtigheidson-
derzoek door derden (KI) en de
zelfwerkzaamheid van varkenshouders
te overstijgen, is enige reflectie op het
eigen functioneren niet ongewenst.
Daar waar differentiatie niet mogelijk
is, is fusie met anderen mogelijk het
antwoord op de problemen, maar niet
het halsstarrig vasthouden aan verwor-
ven rechten. Denkend aan de Kwaliteits
Richtlijn voor Dierenartsenpraktijken
(KRD) nog een reden om fusiegesprek-
ken met uw buurtcollegae te starten.

Wat betreft de hoeveelheid kritiek op
wat onze KNMvD nu weer, zonder ons
practici er in te kennen, in overweging
heeft genomen in de bespreking met
LTO het volgende. Bij CAO-onder-
handelingen tussen werkgevers en
werknemers in het bedrijfsleven is het
niet ongebruikelijk om pas na het be-
reiken van een akkoord terug te gaan
naar de achterban. Deze geeft al of niet
haar fiat aan het bereikte akkoord, met
de mogelijkheid de onderhandelaars
naar huis te sturen en de overeenkomst
te negeren. In plaats van het uiten van
kritiek op minder relevante plaatsen en
momenten lijkt het mij zinniger de
krachten te bundelen en via democrati-
sche wegen uw gram te halen.
De vertegenwoordigers van de KNMvD
zijn meestal practiserende dierenartsen,
net als u en ik, die in de onderhandelin-
gen met derden een optimaal resultaat
uit deze onderhandelingen willen halen.
Het bereikte, nog nader in te vullen ak-
koord, is hier een voorbeeld van.

Bovenstaande of woorden van gelijke
strekking hereiken mij, als lid van de
Groep Practici Grote Huisdieren,
naar aanleiding van het bedoelde rap-
port regelmatig. Ondergetekende voelt
zich niet gerechtigd u deze repliek te
onthouden.

J. Westerbeek

CHEMOTHERAPIE BIJ DIEREN: ETHISCH OF ONETHISCH?

Maandag 2 december 1996 vond er
een opmerkelijke discussie plaats in
het TV programma NOVA. Collega
dr. L.J.E. Rutgers, geïntroduceerd als
dierenarts-ethicus werkzaam bij de
Faculteit der Diergeneeskunde en col-
lega drs. J. Kirpensteijn, als dierenarts-
chirurg werkzaam bij dezelfde Fa-
culteit der Diergeneeskunde, werden
geïnterviewd door Rob Trip. De vraag
werd ter discussie gesteld of chemo-
therapie voor huisdieren te ver ging.
Dierenarts-ethicus Rutgers stelde dat
het in principe te ver ging om deze be-
handelingsmethode toe te passen bij
dieren, aangezien in de meeste geval-
len de kwaliteit van het bestaan niet
beter werd. Ook poot-amputatie zou de
kwaliteit van het dier-zijn verminde-
ren. Dr. Rutgers zou daarentegen in
voorkomende gevallen de eigenaar
willen sturen richting euthanasie. Dit
zou een goed alternatief zijn en het dier
geen onrecht doen, aangezien een dier
geen levensverwachting heeft. Als bo-
vengenoemde behandelingen wel wer-
den overwogen, zou dat kunnen dui-
den op een uitgangspunt, waarbij het
dier wordt vermenselijkt en de behan-
deling meer voor de eigenaar dan voor
het dier wordt uitgevoerd.

Welnu, deze discussie kwam onderge-
tekenden wat vreemd over. Wij behan-
delen honden en katten al meer dan 15
jaar met chemotherapie en hadden nog
niet eerder het voorrecht gehad collega
Rutgers over dit onderwerp te spreken.
Ook heeft collega Rutgers nog nooit
onze patiënten gezien of met de eige-
naren ervan gesproken.
Desondanks meende hij als dierenarts-
ethicus van de Faculteit der Dierge-
neeskunde te moeten verkondigen, dat
chemotherapie bij dieren niet verenig-
baar is met een goede kwaliteit van le-
ven van de patiënt. Dit impliceert dat
een dergelijke behandeling onethisch
is. De suggestie, dat wij de afgelopen
15 jaar de diergeneeskunde op een on-
ethische wijze hebben uitgeoefend,
willen wij in deze brief weerieggen.

* De behandeling van kanker met che-
motherapie wordt alleen voorgesteld
aan een eigenaar van een hond of kat,
indien het dier op geen andere wijze
meer te behandelen is. Hiervan kan
sprake zijn wanneer bij onderzoek
direct blijkt dat de kanker niet gelo-

-ocr page 100-

kaliseerd is, maar een systemische
uitbreiding heeft. Ook is dit het geval
wanneer er een tumor chirurgisch
verwijderd is, en bij histologisch on-
derzoek wordt vastgesteld dat type
en uitbreiding een -chirurgisch on-
handelbaar- lokaal redicief of me-
stastase zeer waarschijnlijk maken.
Uitgangspunt hierbij is dat met deze
chemotherapie verwacht kan wor-
den dat de levensduur substantieel
verlengd kan worden. Dit betekent
voorkomen of uitstellen van spon-
taan overlijden. Tevens moet de the-
rapie ziektesymptomen (al aanwe-
zig, of op korte termijn te ver-
wachten) bestrijden. Resultaat hier-
van moet zijn dat een benadeling van
de kwaliteit van het leven op korte
termijn wordt opgeheven of voorko-
men. Daamaast moet de kwaliteit
van leven niet nadelig beïnvloed
worden door de therapie zelf.
De praktijk leert dat, afhankelijk van
de soort tumor en het chemotherapie
protocol, de bijwerkingen veel min-
der zijn dan bij de mens. Braken en
diarree treden slechts bij ongeveer
30% van de patiënten op, en dan
meestal voor korte duur. Behan-
deling hiervoor door de dierenarts is
slechts in een zeer beperkt aantal
dieren nodig en een herhaling ervan
kan meestal voorkomen worden.
Haaruitval is veel minder extreem
dan bij de mens. Ook beenmerg-de-
pressie is bij de gebruikte doserin-
gen geen groot probleem. Verreweg
het merendeel van onze patiënten
leidt een volstrekt normaal leven,
slechts af en toe onderbroken door
een kort bezoek aan de kliniek voor
een chemokuur. De levensverlen-
ging kan, afhankelijk van de tumor-
type, variëren van enkele maanden
tot enkele jaren.

* Chemotherapie wordt slechts dan
aan de eigenaar voorgesteld, indien
er, naast een juiste indicatie, ook nog
een redelijke kwaliteit van leven bij
de patiënt aanwezig is. Ervaring
heeft geleerd dat die patiënten welke
reeds in een slechte lichamelijke toe-
stand zijn, veelal ook slecht op de
chemotherapie reageren. Geen be-
handeling wordt ingesteld, ook niet
op verzoek van de eigenaar, indien
ofwel geen verlenging of verbete-
ring van het leven te verwachten is,
ofwel het dier reeds in een slechte li-
chamelijke toestand is. Evenals bij
andere \'normale\' therapieën, wordt
ook bij chemotherapie naar het per-
spectief voor het dier zelf bekeken.
De aanname dat wij het dier slechts
voor de eigenaar behandelen is dan
ook onjuist.

* De stelling dat dierenartsen, door
chemotherapie uit te voeren, het dier
doen vermenselijken is vreemd. Niet
wij projecteren de mens in het dier,
maar juist collega Rutgers als hij zegt
dat chemotherapie een dier niet \'aan-
gedaan\' mag worden. Chemothera-
pie heef^ voor de mens een uiterst ne-
gatieve bijklank. Het wordt ge-
associeerd met ziek zijn, braken,
haarverlies, kortom met allerlei le-
venskwaliteit-negatieve aspecten.
Vaak wordt reeds lang van tevoren
opgezien tegen de dag waarop een
nieuwe kuur ontvangen zal worden.
Deze situatie bestaat niet voor de
hond en kat. Indien collega Rutgers
de moeite had genomen om onze po-
likliniek te bezoeken, dan had hij dit
zelf kunnen vaststellen. De dieren ko-
men veelal enthousiast binnen, on-
dergaan het beperkte lichamelijk on-
derzoek routineus, en zijn slechts kort
niet op hun gemak tijdens de intrave-
neuze toediening van het cytostati-
cum. Dit wordt echter mimschoots
weer goed gemaakt door het honden-
brokje dat ze na afloop ontvangen.
Bijna alle eigenaren zullen dit gedrag
kunnen bevestigen. Ook al vanwege
de slechts geringe bijwerkingen er-
vaart het dier de behandeling dus niet
belastender dan welke andere behan-
deling dan ook. Onze negatieve kijk
op chemokuren mag dus niet op het
dier geprojecteerd worden! Bij de
mens is er dan nog de emotionele be-
lasting (de ziekte \'K\'), dat uiteinde-
lijk het noodlot toch vaak toeslaat.
Juist dit aspect geldt voor de mens en
niet voor het dier, dat heeft \'geen zor-
gen om de dag van morgen\'.

* Voor zover men kan nagaan heeft het
dier geen toekomstverwachting. Door
het dier te euthanaseren onthoud je het
dier dus geen toekomst. Indien dit
principe consequent toegepast gaat
worden, zullen de meeste dierenart-
sen niet veel meer te doen hebben.
Gebroken poot, maagtorsie, longont-
steking, dit alles zal leiden tot eutha-
nasie. Geen vakantie-adres voor je
hond? Geen probleem, euthanasie is
gerechtvaardigd, want het dier had
toch geen toekomstverwachting. Het
moge duidelijk zijn dat dit wat ge-
chargeerd is, maar in principe volgens
de stelling. Wij vinden echter, dat we
als dierenarts een taak hebben om
voor het dier op te komen. Dat bete-
kent dat wanneer er een redelijke the-
rapie voorhanden is, voor welke
ziekte ook, deze therapie de eigenaar
moet worden voorgesteld, indien de
winst (op verbetering van kwaliteit
van leven of verlenging van levens-
duur met goede kwaliteit van leven)
ruim opweegt tegen de inspanning
(voor de eigenaar) en tegen het risico
op bijwerkingen (voor het dier).
Natuuriijk moeten ook andere oplos-
singen bespreekbaar zijn. Uiteraard is
het de plicht van de dierenarts om eu-
thanasie voor te stellen als hij geen an-
dere oplossing voor het dier meer ziet.

* In alle gevallen is het de eigenaar die
uiteindelijk beslist (met behoud van
eigen verantwoordelijkheid van de
dierenarts). Indien de eigenaar be-
handeling wenst, zijn de financiële
consequenties, zoals deze ook tij-
dens de NOVA uitzending aange-
stipt worden, diens zaak en niet die
van de dierenarts. De eigenaar zal
voor zich zelf moeten uitmaken of
hij zijn geld besteedt voor het beter
maken van dier, of voor een winter-
sportvakantie in Zwitserland, of
welke andere luxe dan ook.

Volgens ons heeft collega Rutgers in
betreffende NOVA uitzending het pu-
bliek een verkeerde voorstelling van za-
ken gegeven, door in zijn functie als
dierenarts-ethicus van de Faculteit der
Diergeneeskunde de behandeling van
dieren met chemotherapie op onvol-
doende of onjuiste gronden als onet-
hisch te bestempelen. Wij zijn het, ge-
zien bovenstaande, niet met hem eens
dat chemotherapie bij dieren onethisch
is. Wij vonden dat als internist het niet
onze taak was om de pootamputatie in
ons betoog te betrekken, maar wij kun-
nen ons voorstellen dat voor deze thera-
pie een soortgelijk betoog te houden is.

Dr. G.R. Rutteman en
Dr. E. Teske,
heide dierenarts-internist aan de
Faculteit der Diergeneeskunde.

NASCHRIFT

Helaas moet ik vaststellen dat de col-
lega\'s Rutteman en Teske mij niet
goed begrepen hebben. Zij conclude-
ren uit het NOVA-debat dat ik chemo-
therapie bij gezelschapsdieren onet-

-ocr page 101-

hisch vind. Voor alle duidelijkheid, ik
heb niet verkondigd dat chemothera-
pie onethisch, dat wil zeggen moreel
verwerpelijk is.

Ik heb het woord \'onethisch\' niet in de
mond genomen. Ik heb dus ook niet be-
weerd dat de collega\'s Rutteman en
Teske met chemotherapie in de afgelo-
pen 15 jaar de diergeneeskunde op een
onethische wijze hebben uitgeoefend.
Zowel uit bovenstaande brief als uit de
NOVA-uitzending is gebleken dat de
veterinair-oncologen zorgvuldig met
chemotherapie omgaan. Niet elke hond
of kat met kanker komt in aanmerking
voor chemotherapie en er wordt een
zorgvuldige afweging gemaakt tussen
de belangen van de patiënt en de belan-
gen van de eigenaar. Desondanks heb
ik mijn bedenkingen tegen chemothe-
rapie bij gezelschapsdieren.
In de NOVA-uitzending gingen collega
Kirpensteijn en ik in debat over de stel-
ling: chemotherapie bij huisdieren gaat
te ver. Collega Kirpensteijn was van
oordeel dat chemotherapie bij een aan-
tal patiënten een goede keuze is, waar-
bij het welzijn, c.q. de kwaliteit van het
leven van het dier steeds voorop staat.
Ik heb gezegd dat chemotherapie bij ge-
zelschapsdieren
in principe te ver gaat,
omdat
in de meeste gevallen van che-
motherapie de kwaliteit van het dierlijk
bestaan er niet beter op wordt. Met het
gebruik van \'in principe\' en \'in de
meeste gevallen\' heb ik mij bewust
voorzichtig uitgedrukt, omdat het mij
bekend is dat honden met bepaalde tu-
moren goed reageren op chemotherapie
(bijvoorbeeld het maligne lymfoom).
De discussie in het NOVA-debat spitste
zich toe op chemotherapie bij honden
met een osteosarcoom. Vooral voor die
honden is immers de nieuwe chemothe-
rapieruimte in de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren bedoeld.
Bij honden met een osteosarcoom
vindt pootamputatie plaats, gevolgd
door een chemokuur met cisplatine
(een uiterst toxische stoO. Die chemo-
therapie vindt plaats omdat bij 98%
van de honden met een osteosarcoom
sprake is van micrometastasen. Met
chemotherapie wordt de levensduur
gemiddeld met 12 maanden verlengd,
waarbij de kwaliteit van het leven vol-
gens de veterinair-oncologen goed is.
Welnu, het is dit laatste dat ik sterk in
twijfel trek. Ik kan met mijn pathofysio-
logische kennis van kanker niet geloven
dat de kwaliteit van het leven na chemo-
therapie goed is. Niemand kan ontken-
nen dat kanker een ziekte is die de kwa-
liteit van het leven ernstig aantast, zeker
als er tevens uitzaaiingen zijn. Met che-
motherapie worden de reeds aanwezige
of nog te verwachten ziektesymptomen
bestreden. Deze symptomatische thera-
pie kan alleen het voortwoekeren van
kanker vertragen. Daarmee wordt de
kwaliteit van het leven tijdelijk mis-
schien iets beter, maar dat is wat anders
dan goed. Ik kan mij ook niet voorstel-
len dat de kwaliteit van het leven nog zo
goed is als de patiënt in zijn laatste le-
vensfase is. Uiteindelijk zal hij toch aan
kanker overlijden, met al het leed dat
daarmee gepaard gaat.
Uit het betoog van de collega\'s Rut-
teman en Teske wordt mij niet duide-
lijk waarop zij hun stelling baseren, dat
de kwaliteit van leven na chemothera-
pie (en na pootamputatie!) goed is. Het
lijkt erop of zij daarbij afgaan op hun
eigen klinische ervaringen en die van
eigenaren. Ervaringen van eigenaren
zijn bevooroordeeld. We hebben het
hier immers over eigenaren, die moei-
lijk afscheid van hun huisdier kunnen
nemen en daarom gekozen hebben
voor chemotherapie. Zij zijn al blij als
het leven van hun geliefde dier behou-
den blijft, al is het maar voor een jaar.
Ook de ervaringen van de oncologen
overtuigen mij niet. Ik wil best aanne-
men dat de bijwerkingen van chemo-
therapie bij huisdieren minder ernstig
zijn dan bij de mens. Dat is prettig voor
de patiënt, maar dit zegt nog niets over
hoe het dier zich voelt bij het deson-
danks langzaam voortschrijdende kan-
kerproces. Ook het feit dat honden hun
chemokuur zonder veel problemen on-
dergaan is nog geen bewijs dat de kwa-
liteit van het leven goed is.
Een ander belangrijk discussiepunt is
hoe je tegen \'kwaliteit van leven\' aan-
kijkt. De collega\'s Kirpensteijn, Rut-
teman en Teske interpreteren \'kwali-
teit van leven\' in termen van het ac-
tuele welbevinden, dat wil zeggen zo
min mogelijk lijden en zo veel moge-
lijk plezier. Ik versta onder kwaliteit
van het leven iets anders. Mijn uit-
gangspunt is dat een hond hond moet
kunnen blijven. Het gaat daarbij om de
kwaliteit van het hond-zijn van een
hond of het kat-zijn van een kat, met al
z\'n kenmerken en eigenschappen.
Hoewel een hond zich met een geam-
puteerde poot en chemotherapie rede-
lijk kan redden, tasten beide het hond-
zijn zodanig aan, dat ik euthanasie zou
verkiezen boven chemotherapie.
Op euthanasie, c.q. het doden van huis-
dieren lijkt een taboe te rusten. Over het
het doden van nutsdieren doen we niet
zo moeilijk: een hond heeft recht op le-
ven, een varken de plicht om te sterven.
Mensen zijn daarin heel tweeslachtig!
Het doden van een dier is in tegenstel-
ling tot het doden van een mens een ver-
dedigbaar alternatief Mensen hebben
met elkaar afgesproken dat zij elkaar
niet zullen doden, tenzij de patiënt daar
uitdrukkelijk toestemming voor heeft
gegeven. Mensen kunnen zich als rede-
lijk wezen een idee vormen over de toe-
komst en de dood. Aangenomen mag
worden dat dieren dit vermogen niet
hebben. Je doet een dier dus op zich
geen onrecht aan als je het netjes doodt.
Deze opvatting geeft de mens nog geen
vrijbrief om een dier dan maar te doden
wanneer het hem uitkomt. Het doden
van een dier dient altijd gerechtvaar-
digd te worden. Het niet kunnen vinden
van een vakantie-adres voor je hond is
geen goede rechtvaardigingsgrond.
Deze opvatting houdt ook niet in dat
dierenartsen geen werk meer zouden
hebben. Het betekent wel dat dierenart-
sen euthanasie in voorkomende geval-
len als een bespreekbaar alternatief
open moeten houden. In tegenstelling
tot artsen hebben dierenartsen niet de
plicht het leven kost wat kost te behou-
den. Van een hond met een osteosar-
coom, die een pootamputatie en een
chemokuur moet ondergaan, is de kwa-
liteit van het dierlijk bestaan zodanig
aangetast dat euthanasie een redelijk al-
ternatief is. Het dier is dood immers be-
ter af Ook al druist dit in tegen de wens
van de eigenaar om het leven van zijn
hond te behouden.

De boodschap die ik in het NOVA-de-
bat wilde uitdragen is dat euthanasie
van huisdieren in bepaalde situaties
heel goed te verdedigen is. Het debat
heeft heel wat losgemaakt en heeft
mensen aan het denken gezet. Uit de
vele reacties blijkt dat de meeste men-
sen op een of andere manier aanvoelen
dat chemotherapie bij huisdieren te ver
gaat, al konden ze dat niet allemaal on-
der woorden brengen. De oncologen
van de Universiteitskliniek voor Ge-
zelschapsdieren hebben aangegeven
dat ze chemotherapie geen brug te ver
vinden, ik heb daar mijn mening tegen-
over gesteld.

Het is een goede zaak dat deze discussie
onder vakgenoten wordt voortgezet in
het
Tijdschrift voor Diergeneeslcunde.
Ik ben benieuwd naar de mening van
andere dierenartsen.

Dr. LJ.E. Rutgers,

dierenarts-ethicus

-ocr page 102-

UIT DE PRAKTIJK

Recentelijk heb ik een zwaar dikbilkalf
in stuitligging per sectio verlost. Het
kalf werd geboren met een beiderzijdse
contractuur van de buigpezen van de
achterpoten. Manueel waren de achter-
poten redelijk goed in de normale stand
te brengen. Het kalf werd in een ruim
hok met een dikke laag stro gelegd. Het
advies was om een paar maal per dag
de poten goed te strekken en het dier
daarbij goed in de benen te zetten. In
het verleden zijn bij deze veehouder
dergelijke gevallen wel eens ingegipst,
echter vanwege negatieve ervaringen is
dat hier niet geprobeerd.
Na een week bewoog het kalf zich met
name voort op de dorsale zijde van de
kogels, hetgeen beschadigingen gaf
van de huid. Om erger te voorkomen
heb ik het volgende geprobeerd, waar-
bij het idee is geïnspireerd op een be-
handelingsmethode van steltvoet bij
het veulen (snavelijzer). Onder beide
achterpoten is een houten klosje (De-
motec) bevestigd, hierbij zijn de beide
klauwtjes van één achterpoot op één
klosje vastgelijmd. De achterzijde van
de klauwtjes werd ter hoogte van de
achterrand van het klosje geplaatst. Er
werd zoveel lijm gebruikt (Demodec)
dat de klauwtjes tot aan de kroonrand
bedekt werden (zo ontstonden als het
ware twee \'schoentjes\'). Vanaf het
moment dat de klosjes onder de klau-
wen zaten, belastte het kalf de klauw-
tjes normaal. Het dier verrichtte zo-
doende zelf fysiotherapie, zodat de
buigpezen werden opgerekt. Na tien
dagen zijn de klosjes verwijderd en
liep het dier normaal op zijn achterpo-
ten. Wellicht is dit een aardig idee om
aan u mee te geven.

Carla Lindelauff,
dierenarts te Oude Tonge

LEZING VAN VETERINAIR ACUPUNCTURISTE CHERYL SCHWARZ

Op zondagmiddag 9 februari 1997 or-
ganiseert de Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturisten-
vereniging (SNVA) een lezing met
daaraan gekoppeld een workshop, ver-
zorgd door Cheryl Schwarz, veterinair
acupuncturiste uit de Verenigde Sta-
ten. De bijeenkomst wordt gehouden
in Motel Nuland (Van der Valk),
Rijksweg 25 te Nuland (aan de snel-
weg van \'s-Hertogenbosch naar Nij-
megen). Het programma begint om
10.30 uur en de lezing van Cheryl
Schwarz wordt voorafgegaan door de
ledenvergadering van de SNVA. Deze
ledenvergadering vervangt overigens
de geplande vergadering van 3 febru-
ari.

De titel van de lezing is \'Nierpro-
blemen en TCM bij honden en katten\'.
De nieren spelen in de TCM een ver-
strekkende rol bij het individu in ba-
lans en dis-balans van het skelet, respi-
ratie apparaat, urogenitaal apparaat, de
tractus digestivus en het afweersys-
teem. Als de practicus in een vroeg sta-
dium de respectievelijke dis-balans
weet te herkennen en te behandelen,
zijn chronische ontaardingen te voor-
komen. De vijf elementen, de acht
principes en de vertaling van \'westerse
symptomen\' naar TCM komen aan de
orde.

De kosten van deelname aan het pro-
gramma zijn f 67,50, contant of per
cheque ter plaatse te voldoen. Voor
meer informatie kunt u bellen met
Margriet Meijer (070 - 355S370),
Sikke Minnema (0548 - 362839), Lies
Schuitemaker (050 - 4095338) of Ineke
Wisse (070 - 3666828).

WORKSHOP MOLECULAIRE
BIOLOGIE EN RECOMBINANT-
DNA TECHNOLOGIE

Van 16 tot en met 27 juni 1997 wordt in Utrecht een workshop ge-
houden voor onderzoekers die de recombinant-DN A technologie in
hun eigen onderzoek willen gaan toepassen. Er is geen vooraf-
gaande kennis in de moleculaire biologie vereist. De nadruk ligt op
laboratoriumwerk: hier wordt circa zes uur per dag aan besteed.
Verder zijn er elke dag lezingen en werkcolleges waarin de theore-
tische achtergronden en de biotechnologische of medische toepass-
ingen worden besproken.

Inlichtingen: dr. J.A. Lenstra en prof. dr. B.A.M. van der Zeijst,
Faculteit der Diergeneeskunde. Postbus 80.165, 3508 TD Utrecht,
telefoon: 030 - 2534888, fax: 030 - 2540784, email Lenstra@vet-
mic.dgk.ruu.nl.

VOEDEROPNAME-
CONTROLE EN -STURING

Op 9, 10 en 11 april 1997 zal in Leuven (België)
de PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole en -stu-
ring\' worden gehouden. Doel van de cursus is in-
zicht te geven in achtergronden van voederopna-
mecontrole en in de mogelijkheden om in de
praktijk sturing te geven aan en in te spelen op de
werkelijke behoefte van het dier. De cursusleiding
is in handen van prof dr. E. Decuypere (KU Leu-
ven), prof dr. D. van der Heide (LUW) en prof dr.
ir. M.W.A. Verstegen (LUW). De kosten bedra-
gen ƒ 1675,— per persoon. De inschrijftermijn
voor deze cursus sluit op 15 maart 1997.

Nadere inlichtingen en een folder met intekenfor-
mulier kunnen worden verkregen bij: Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wageningen, te-
lefoon: 0317 - 484093/ 484092, fax: 0317 -
426547.

-ocr page 103-

rfyiiÉ

RADIOLOGY OF SMALL ANIMAL FRACTURE MANAGEMENT

Boekbespreking

J.P. Morgan en R.L. Leighton. W.B.
Saunders Co. Philadelphia. 1995, 328
pagina \'s, prijs:/153,35.

Fractuurbehandeling vereist een ge-
combineerde kennis van chirurgische
anatomie en van röntgenanatomie en
röntgentechniek voor het maken en in-
terpreteren van diagnostische röntgen-
foto\'s, en vereist inzicht in de toepas-
singsmogelijkheden van interne en
externe fixatie bij fractuurbehande-
ling. Echter, het belangrijkste is om
kennis van deze zaken te integreren bij
fractuurbehandeling.
De doelstelling van dit boek is dan ook
om diagnostiek en behandeling van
fracturen zodanig te presenteren dat een
practicus of student kan zien op welke
wijze een goede fractuurreductie en sta-
bilisatie kan worden verkregen, met als
gevolg een fractuurgenezing \'zoals het
behoort\'. Ter vergelijking worden ook
mislukkingen behandeld.
Daarbij presenteert het boek de dia-
gnostiek van fracturen en fractuurbe-
handeling als het ware \'live\', dat wil
zeggen de lezer wordt gedwongen ac-
tief aan de fractuurdiagnostiek en be-
handeling deel te nemen.
Het boek bestaat uit twee delen. Het
eerste deel omvat een aantal hoofdstuk-
ken welke tot doel hebben basale ken-
nis en achtergrondinformatie te ver-
schaffen welke noodzakelijk zijn bij de
bestudering van het patiëntenmateriaal
uit het tweede deel van het boek.
Voorafgaand aan deze hoofdstukken is
een zeer uitgebreide en waardevolle
lijst van röntgenologische en orthope-
dische trefwoorden opgesteld.
Na een korte algemene inleiding en
een inleiding in de röntgendiagnostiek
volgt een zeer uitgebreide beschrijving
van alle mogelijke fracturen, waarbij
de uiteindelijk opgebouwde fractuur-
classificatie zo uitgebreid is dat deze,
praktisch gesproken, nauwelijks nog
bruikbaar is.

Het volgende hoofdstuk geeft een
overzicht over de bestaande fixatie- en
stabilisatietechnieken. De hiema vol-
gende hoofdstukken behandelen het
röntgenologische beeld bij normale en
abnormale fractuurgenezing, en het
röntgenologisch beeld bij osteomyeli-
tis.

Deze hoofdstukken zijn uitstekend en
behandelen op duidelijke wijze de kli-
nische en röntgenologische beelden
welke duiden op primaire of secun-
daire fractuurgenezing en geven een
overzicht van de complicaties welke
optreden bij \'delayed\' en \'non-union\'
fractuurgenezing. Hierbij wordt aan-
geduid dat het niet altijd in het belang
van de patiënt is om gedurende een
langdurige en gecompliceerde chirur-
gische behandeling te streven naar per-
fecte anatomische reductie van de
fractuur. De schade, en met name de
vasculaire schade welke hierbij wordt
aangericht, zal uiteindelijk de fractuur-
genezing niet ten goede komen. De in-
vloed van een goede bloedvoorziening
komt uitgebreid terug in het volgende
hoofdstuk over osteomyelitis. Het eer-
ste deel van het boek besluit met een
overzicht van de meet voorkomende
fracturen van het axiale en appendicu-
laire skelet, gevolgd door korte hoofd-
stukken over gewrichtstrauma, patho-
logische fracturen, en de invloed van
begeleid weke delen trauma.
Het tweede deel van het boek bestaat
uit patiëntenmateriaal waarbij in afzon-
deriijke hoofdstukken alle mogelijke
fracturen van scapula, humerus, radius
en ulna, ulna, carpus passeren. Elk
hoofdstuk richt zich op de specifieke
fracturen, en op de specifieke proble-
matiek van fractuurbehandeling van de
verschillende onderdelen van het ske-
let. Elke patiënt (casus) wordt klinisch
ingeleid met signalement, ziektege-
schiedenis en resultaten van klinisch
onderzoek. Hiema volgt de presentatie
en beschrijving van pré- en postopera-
tieve röntgenfoto\'s, en van röntgen-
foto\'s gemaakt gedurende de periode
van fractuurgenezing. Hierbij wordt
kritisch ingegaan op de gekozen me-
thode van fractuurfixatie en stabilisatie
en het verkregen resultaat, waarbij sug-
gesties worden gegeven over andere
mogelijkheden van behandeling. Te-
vens wordt kritisch ingegaan op de oor-
zaken van mislukking. Helaas zijn de
röntgenopnamen soms wat klein afge-
drukt waarbij details moeilijk zijn waar
te nemen. Ook de kwaliteit van de af-
drukken had zeker gewonnen bij toe-
passing van moderne electronisch-di-
gitale afdruktechnieken (kosten!).
De manier van presenteren van het pa-
tiëntenmateriaal nodigt de lezer zeer
nadrukkelijk uit om de rol van pas-
sieve lezer te veriaten, en om een meer
actieve rol te gaan vervullen bij de be-
handeling van de fractuur en de inter-
pretatie van de röntgenfoto\'s.
En, dit is met nadruk de grootste
waarde van dit boek. Het is een waar-
devolle aanvulling op Brinker\'s \'Hand-
book of Small Animal Orthopaedics
and Fracture Treatment\' en zeer ge-
schikt voor practici en studenten met
interesse in diagnostiek en behandeling
van fracturen

P. Wolvekamp

TROPICAL ANIMAL HEALTH

H.S.H. Seifert. (Kluwer Academic Pu-
blishers, Dordrecht/Boston/London:
1996, 2^ bewerkte editie; prijs
ƒ 355,-.
ISBN 0-7923-3821-9, harde kaft, 548
pagina\'s, 73afbeeldingen, 41 tabellen).

Tropical Animal Health is een bewerkte
versie van de Duitse uitgave \'Tropen-
tierhygiene\' uit 1992. In dit boek over
de gezondheidsleer van dieren in de
tropen worden de problemen en risico\'s
voor de gezondheid van grote huisdie-
ren in de tropen systematisch weerge-
geven en gepresenteerd in samenhang
met de huidige productiesystemen. Het
boek is onderverdeeld in drie delen.
Deel 1, dat handelt over de \'veterinaire
gezondheidszorg in de tropen\', is een
bewerking van een in 1983 in de
\'Göttinger Beiträgen zur Land- und
Forstwirtschaft in den Tropen und
Subtropen\' versehenen werk getiteld:
\'Theoretische Grundlagen der tropen-
tierhygiene\'. De afweermechanismen
worden beschreven, evenals de bijzon-
dere relatie die er in de tropen bestaat
tussen gastheer, vector en ziektever-

-ocr page 104-

wekker, een relatie die in de gematigde
zone geen equivalent kent. De resisten-
tie van de inheemse rassen tegenover de
gevoeligheid van de exotische rassen in
de tropische zone staat hierbij op de
voorgrond. Er worden aanwijzingen
gegeven hoe immuun- en chemoprofy-
laxe aangepast moeten worden aan so-
ciaal-economische en ecologische om-
standigheden in ontwikkelingslanden.
De beschrijving van de immunologie
gaat slechts zover als nodig is voor een
goed begrip van de epidemiologie van
de tropische dierziekten en de uitvoe-
ring van preventieve maatregelen. In
aparte hoofdstukken worden de biolo-
gie en de bestrijding van de vectoren
van de tropische ziekten uitgebreid be-
handeld. Een integrale bespreking van
de biologie en de bestrijding van de
vector zou de lezer echter meer duide-
lijk verschaft hebben.

In deel 11 van Tropical Animal Health,
dat handelt over \'dierziekten in de
tropen\', worden etiologie en versprei-
ding, pathogenese, klinische en patho-
logisch-anatomische verschijnselen,
diagnose, therapie en preventie be-
schreven van de ziekten bij de econo-
mische belangrijke huisdieren in de
tropen. Hierbij wordt de nadruk gelegd
op ziekten die een rol spelen in de ex-
tensieve veehouderij van de herkau-
wers. Infectieziekten bij varkens en
pluimvee in intensieve veehouderij-
systemen worden niet behandeld. He-
laas worden ook de endoparasieten
niet behandeld. Ten onrechte voert de
auteur hiervoor aan dat de door deze
parasieten veroorzaakte aandoeningen
niet wezenlijk verschillen van iden-
tieke aandoeningen in de gematigde
zone. Voor de inhoud van deel II werd
het standaardwerk \'Tropische Tier-
seuchen und ihre Bekämpfung\' an
Mitscherlich en Wagener (1970) be-
werkt en zeer verdienstelijk aangevuld
met de aandoeningen veroorzaakt door
pathogenen uit de bodem en vergifti-
gingen door planten. In deze tweede
druk zijn met name deze hoofdstukken
aangevuld met recente informatie.

Voor het bewerken van het hoofdstuk
over \'dierziekten in de tropen\' heeft de
auteur ruimschoots gebruik gemaakt
van het in 1994 verschenen standaard-
werk \'Infectious diseases of livestock,
with special reference to Southern
Africa\' (eds. Coetzer, Thomson and
Tustin). Hoewel daamaast een beperkt
aantal recente publicaties vermeld
wordt in de tweede editie, worden ge-
gevens uit de literatuur niet altijd con-
sequent verwerkt. Zo wordt bijvoor-
beeld bij de beschrijving van de
trypanotolerantie van het West-Af-
rikaanse mndveeras, de N\'Dama, be-
weerd dat de resistentie van dit ras ge-
baseerd is op een verkregen resistentie
tegen lokale trypanosomenstammen,
en dus plaatsgebonden is. Ruim 15 jaar
geleden werd reeds aangetoond dat de
resistentie in belangrijke mate bemst
op andere genetisch bepaalde mecha-
nismen en dus niet plaatsgebonden is.
Dit gegeven vormde de basis voor aan-
zienlijke export van N\'Dama runderen
naar andere delen van Afrika.

In deel III van Tropical Animal Health
(30 pagina\'s) worden de belangrijkste
veeteeltproductiesystemen in de tropen
behandeld: de nomadische veeteelt, de
kleinschalige veehouderij, \'ranching\',
de melkveehouderij en de \'feed-lot\'. Er
wordt aandacht geschonken aan de in-
vloed van ecologische, productie-tech-
nische en sociaal-economische facto-
ren. Op basis van deze beschouwingen
worden strategieën voor de veterinaire
gezondheidszorg binnen de betreffen-
de productiesystemen in de tropen be-
schreven.

Van dit boek, dat als leerboek gepre-
senteerd wordt, kan gezegd worden dat
het een dusdanige hoeveelheid feiten-
materiaal bevat dat het voor de student,
die zich niet op een verblijf in de tropen
voorbereidt, te uitgebreid is. Voor de
dierenarts die daadwerkelijk een werk-
kring in de tropen heeft of gaat vervul-
len, verschaft het boek mimschoots de
noodzakelijke kennis en zal zeker als
naslagwerk zijn diensten bewijzen.
Aan de auteur, de uitgever en het
Technical Centre for Agriculture and
Rural Cooperation (CTA) te Wage-
ningen, moet een compliment gemaakt
worden voor het vervaardigen en pu-
bliceren van deze Engelstalige uitgave
van de in het Duits verschenen eerste
uitgave. Hierdoor is het boek toegan-
kelijk geworden voor de overgrote
meerderheid van potentiële belangstel-
lenden in ontwikkelingslanden.

R. W. Paling

ATLAS DER WEICHTEILOPERATIONEN BEI HUND UND
KATZE

I.M. Gourley und CR. Gregory.
Duitse vertaling: B. Poulsen Nautrup.
Vaktechnische redactie: C. Ro.sen-
hagen. Uitgeverij Schlütersche, 1993,
ISBN 3-87706-400-0.

Deze goed verzorgde atlas geeft een
beeld van een groot aantal voor de
praktijk relevante chimrgische ingre-
pen aan de hand van tekeningen en en-
kele foto\'s in kleur en zwart-wit. De
selectie van ingrepen is gebaseerd op
een enquête onder practiserende die-
renartsen, maar van het resultaat werd
om praktische redenen afgeweken. De
belangrijkste afwijking is de beper-
king tot ingrepen in de zachte weef-
sels. Een tweede atlas met orthopedi-
sche ingrepen wordt voorbereid, maar
is nog niet verschenen.

De ingrepen zijn ingedeeld naar li-
chaamsdeel, waarbij de verschillende
hoofdstukken van craniaal naar cau-
daal door het lichaam lopen (kop en
hals, borstholte, buikholte, geslachts-
organen, extremiteiten). Twee hoofd-
stukken vallen buiten deze indeling:
een inleidend hoofdstuk over wondge-
nezing, dat werd geschreven door John
R. Pascoe, en een hoofdstuk of her-
niorrhafieën, dat hemia\'s behandelt
van het diafragma tot aan het peri-
neum. De voorliefde van Gourley voor
de plastische en reconstructieve chi-
mrgie komt tot uiting in een apart
hoofdstuk over huidtransplantaties en
-plastieken, dat is ingedeeld bij de ex-
tremiteiten, Ook Gregory maakt dui-
delijk waar zijn expertise ligt: aan de
niertransplantatie bij de kat worden
drie pagina\'s gewijd. Hoewel deze in-
greep niet zal zijn voortgekomen uit de
enquête onder practici is het nuttig om
op een zo compacte manier kennis te
maken met de ervaring van de pionier
op dit terrein.

-ocr page 105-

De meeste hoofdstukken beginnen met
een overzicht van de regionale anato-
mie, die ook sterk naar voren komt in
de tekeningen van de ingrepen. Op
sommige plaatsen worden foto\'s ge-
bruikt om afwijkingen te illustreren,
maar hiervan is slechts spaarzaam ge-
bruik gemaakt. Een uitzondering vor-
men de ovariohysterectomie en de cas-
tratie, waarbij de foto;s een pro-
minentere plaats innemen dan de teke-
ningen.

De tekeningen zijn in het algemeen
van goede kwaliteit en geven de essen-
tie van de ingrepen duidelijk weer. Er
hebben twee illustratoren aan het boek
gewerkt, maar de onmiskenbare ver-
schillen in stijl zijn niet storend. De
foto\'s zijn van redelijke kwaliteit,
maar de scherptediepte laat hier en
daar te wensen over. Ook is de afstand

DER IGEL-PATIENT

Maartje Schicht-Tinbergen. Gustav
Fischer Verlag, Jena. Stuttgart, 1995:
III pagina \'s. Uitgegeven in de serie
\'VET special\'.

De Europese egel (Erinaceus europa-
eus)
wordt zo nu en dan aangeboden als
patiënt in de gezelschapsdierenprak-
tijk. Doordat de meeste dierenartsen
slechts weinig egels onder ogen krijgen
is de ervaring en de kennis over deze
dieren vaak gering. De schrijfster heeft
zelf rond de 2000 egels behandeld.
Om egels toch te kunnen helpen is dit
boekje een gemakkelijk naslagwerkje.
Het heeft voor sommigen echter een

tot het object soms nogal groot, waar-
door er weinig details zijn te zien. Dit
wordt echter ruimschoots gecompen-
seerd door de tekeningen, die de ingre-
pen en de relevante anatomische de-
tails duidelijk weergeven.

De begeleidende tekst is kort en be-
schrijft de anatomische en technische
details. Ook worden duidelijke aanwij-
zingen gegeven over de te gebruiken
instrumenten en materialen.

De beschreven procedures geven een
goed beeld van de huidige stand der
techniek. Het is alleen merkwaardig
dat voor de hernia perinealis de voor-
keur wordt gegeven aan de standaard
hemiorrhafie uit de jaren 50 boven de
inmiddels algemeen toegepaste obtu-
rator-transpositie. De tekst is beknopt
maar sluit goed aan bij de illustraties.

nadeel, want het is in het Duits geschre-
ven. Het bestaat uit 14 hoofdstukken.
Het eerste gedeelte handelt over fysio-
logische gegevens, zootechniek en we-
tenswaardigheden. Daarna gaat het
verder met de diagnostische mogelijk-
heden, de onderzoeksmethoden, nar-
cose en chirurgie.

Het tweede gedeelte beschrijft de ziek-
teverwekkers waarbij de parasieten
een belangrijke plaats innemen. Van
de virussen zijn alleen hondsdolheid
en mond- en klauwzeer van betekenis,
(mogelijk zijn egels gevoelig voor kat-
tenziekte!). Daarna komen nog een
paar bladzijden met orgaanziekten.

In sommige gevallen is de beschrij-
ving niet consistent. Bij de anaalzak-
extirpatie wordt in het overzicht van de
regionale anatomie opgemerkt dat
de inwendige en uitwendige anale
sphincter \'weitgehend geschont\' moe-
ten worden, maar vervolgens wordt er
een methode beschreven waarbij de
externe sphincter dwars op de vezel-
richting wordt doorgeknipt. De vert-
aling maakt een verzorgde indruk, op
één kleine uitzondering na: beide au-
teurs worden op de titelpagina aange-
duid als \'Professorin\' maar zijn van
het manlijke geslacht.
Deze details doen echter geen afbreuk
aan de waarde van het boek, dat een
plaats verdient in elke praktijk of kli-
niek waar men zich ten doel stelt de
chirurgie op niveau te beoefenen.

F.J. van Sluijs

Dit boekje is voor de practicus ge-
schreven. De geneesmiddelen die erin
genoemd worden zijn soms in Neder-
land niet (meer) gebruikelijk en enro-
floxacin komt er nog niet in voor. Alle
doseringen zijn zoals de auteur zelf
zegt, nog empirisch.
Dit is een van de weinige diergenees-
kundige werkjes over egels en alleen
daardoor al aan te bevelen aan diege-
nen die er een prikje aan willen wagen.

M. H van der Hage
Bilthoven Dierenkliniek voor
Knaagdieren, Vogels, Reptielen en
Exotische dieren

MANUAL OF SMALL ANIMAL NEUROLOGY

Ed. Simon J. Wheeler. British Small
Animal Veterinary\' Association. ISBN
0905214315.

Dit is één van de uitgaven van de
BSAVA die bedoeld zijn als een over-
zichtelijk naslagwerk voor de practi-
cus.

Bij het doorkijken van het boek valt op
dat de indeling in principe niet ver-
schilt van die van de standaard neuro-
logieboeken. Hiermee wordt in feite
weinig toegevoegd aan wat men in de
klassieke handboeken al kan vinden.

De manuals hebben echter een groter
formaat dan de meeste boeken en zijn
rijk geïllustreerd met tabellen en
foto\'s.

Voorzover het het hoofdstuk neurora-
diologie betreft (dat uitgebreider is dan
in veel handboeken) levert dit een aan-
tal illustratieve voorbeelden van onder
andere CT-scans op, die de practicus
een idee kunnen geven wat met deze
techniek beoogd en bereikt wordt. Ook
verduidelijkend is de tabel uit hoofd-
stuk vier over systemische aandoenin-
gen die zich met neurologische klach-
ten manifesteren. Ten slotte zijn er
aparte hoofdstukken gewijd aan neu-
rologie bij de kat en bij exotische die-
ren, wat een waardevolle aanvulling is
ten opzichte van de bekende boeken.

Al met al beslist geen handboek met
een schokkend nieuwe aanpak, maar
voor degene die een gemakkelijk le-
zend handboek prefereert mogelijk
toch een waardevolle aanvulling van
de praktijkbibliotheek.

L.M. Overduin

-ocr page 106-

Carsten Schmidt/Ute Kurzbein. Schlü-
tersche Verlagsanstalt und Druckerei
Hannover. 1995. ISBN 3-87706-460-
4.

Het boek \'Anleitung zur EKG-Aus-
wertung bei Hund und ICatze\' geeft in
de inleiding aan een bewerking te zijn
van de Duitse vertaling van L.P.
Tilley\'s \'Essentials of Canine and
Feline Electrocardiography\'.
De bewerking is uitgevoerd door twee
practici, Carsten Schmidt en Ute
Kurzbein, hetgeen gezien het resultaat
tot gevolg heeft gehad dat de auteurs
Tilley\'s boek goed hebben bestudeerd.
De auteurs gebruiken de gangbare re-
ferentiewaarden en tekenen hierbij aan
dat deze met enige soepelheid moeten
worden toegepast. De codering voor
de elektrodenposities van de precor-
diale afleidingen wordt volgens de
vereenvoudigde eigentijdse nomencla-
tuur terecht aanbevolen. De zeer ge-
schematiseerde aanpak doet denken
aan een computerprogramma, maar
dan in boekvorm. Met behulp hiervan
wordt verwezen naar plaatsen elders in
het boek waar meer informatie wordt
verwacht, maar de verwachting wordt
niet royaal beloond. De systematische
aanpak blijkt ook uit het in het boek af-
gedrukte formulier om de ECG bevin-
dingen goed vast te leggen.

• « ■ fl«

..»•■it \'is^jté iirj^ u- \'.visf,..^\'.

ANLEITUNG ZUR EKG-AUSWERTUNG BEI HUND UND
KATZE

. " r";\'«\'»..\'»\'-».! - VS

Na dit werk te hebben doorgelezen
vraag ik mij af of dit boek wel in een
sterke behoefte van de drukbezette ge-
zelschapsdierenpracticus die ECG\'s
maakt voorziet, hetgeen een belangrijk
uitgangspunt is geweest voor het
schrijven van dit boek. Het lijkt mij dat
een clinicus meer baat heeft bij het zelf
maken van een goed uittreksel uit
Tilley\'s boek. Hierdoor wordt meer in-
zicht in de electrocardiografie verkre-
gen dan wanneer hij in plaats hiervan
de door dit boek geplaatste pijlen
volgt, om in het ECG doolhof de weg
te vinden.

Dr. A.A. Stokhof

LABORATORY TECHNIQUES IN RABIES

Fourth edition. Edited by F.X. Meslin,
M.M. Kaplan, and H. Koprowski.
World Health Organization, Geneva.
ISBN 92 4 154479 1.

Rabiës of hondsdolheid is nog wijd ver-
spreid over de gehele wereld. Jaarlijks
sterven er nog duizenden mensen cn
dieren aan deze virusziekte. Hoewel het
laatste geval in Nederland onder zoog-
dieren dateert van eind jaren tachtig,
komt er nog steeds een \'rabiës-like\' vi-
rus voor onder vleermuizen in ons land.
De definitieve diagnose wordt in het la-
boratorium gesteld, volgens richtlijnen
die door onder andere de Wereldge-
zondheidsorganisatie (WHO) worden
opgesteld. Het is alweer zo\'n twintig
jaar geleden dat de derde editie van dit
boek verscheen. Door de opkomst van
de moleculaire biologie is er sindsdien
natuurlijk een enorme vooruitgang ge-
boekt in de diagnostiek van rabiës en
onderzoek aan rabiesvaccins. Te den-
ken valt hierbij aan de ontwikkeling van
monoclonale antilichamen, van de po-
lymerase ketting reactie (PCR) en van
diverse expressiesystemen, waarbij bij-
voorbeeld een enkel eiwit van het virus
kan worden geproduceerd.
Dit veelomvattende boek bevat 47
hoofdstukken, geschreven door di-
verse auteurs, die zijn ondergebracht
in zes delen, namelijk 1) Algemene be-
schouwingen, 2) Routine-procedures
in het laboratorium, 3) Speciale dia-
gnostische en onderzoekstechnieken,
4) Vaccinproductiemethoden, 5) Vei-
ligheid van vaccins en testen voor
werkzaamheid en antigeenkwantifica-
tie en 6) Anti-rabiës serum en Immu-
noglobulinen. Daarnaast zijn er nog
vier appendices in opgenomen.
In het boek komt onder andere het vol-
gende aan de orde. De diverse kenmer-
ken van dit RNA-virus, dat tot het ge-
nus Lyssavirus van de Rhabdoviridae
familie behoort, wordt uitgebreid be-
schreven. Het virus wordt vooral via
bijtwonden overgebracht. Om te trach-
ten een infectie te voorkomen is het van
groot belang om de wond onmiddellijk
gedurende enige minuten zachtjes met
zeep en water te wassen en dan te des-
infecteren. Het is aan te bevelen om
antirabiës serum in de wond aan te
brengen. Bij een verdenking kan het
best de schedel van het verdachte dier
of de gehele vleermuis worden opge-
stuurd. De meest gebruikte diagnosti-
sche techniek is nog steeds de immuun-
fluorescentietest op hersenmateriaal
van verdachte dieren. Hiermee kan in
enkele uren de diagnose worden ge-
steld. Het virus dat in ons land bij vleer-
muizen, met name bij de laatvlieger
(Eptesicus serotinus) voorkomt, wordt
met monoclonale antilichamen gety-
peerd als een non-rabiës lyssavirus. Op
het gebied van vaccins is het vermel-
denswaard dat er diverse recombinante
vaccins ontwikkeld zijn die het G-eiwit
van rabiësvirus bevatten. Het is waar-
schijnlijk dat dergelijke vaccins steeds
vaker worden ingezet ter bestrijding
van rabiës.

De redacteuren hebben getracht be-
staande informatie te bundelen en zo
goed mogelijk te updaten. Daarin zijn
ze zeker geslaagd. Het boek mag der-
halve niet ontbreken in laboratoria en
organisaties die verantwoordelijk zijn
voor rabiësdiagnostiek, in organisaties
die vaccins produceren en overheids-
instanties die vaccins beoordelen. De
praktiserend dierenarts zal niet direct
behoefte hebben om dit boek aan te
schaffen, tenzij hij zeer geïnteresseerd
is in deze materie.

Prof. dr. J. T. van Oirschot

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 107-

ymsä

GENEESMIDDELEN

Referaten

Bijwerkingen. Redenen onn wel of
niet bijwerkingen van geneesmid-
delen te melden bij het landelijk
meldingssysteem in Nederland.

M.M. van Riemsdijk, R.M.C. Herings,
M.D. Rawlings en B.H.Ch. Stricker.
Ned. Tijdschr Geneeskd 1995; 11 no-
vember: 39-45.

Redenen om een bijwerking niet te melden.

Reden

Aantal artsen

(%)

* telefoonnummer BBG niet te vinden

50

(19)

* meldingsformulieren niet aanwezig

64

(24)

* adres BBG niet te vinden

42

(16)

* wil geen vertrouwelijke gegevens verstrekken

5

(2)

* vreest door te melden een onwetende indruk te maken

8

(3)

* juridische aansprakelijkheid voor gemelde bijwerking

5

(2)

* te druk om een bijwerking te melden

40

(15)

* moeite met toegeven dat patiënt schade heeft geleden

8

(3)

* wil zelfbijwerking publiceren

6

(2)

♦ meent dat uitsluitend veilige middelen geregistreerd zijn

24

(9)

Het Bureau Bijwerkingen Genees-
middelen ontvangt meldingen van ver-
moedelijke bijwerkingen door genees-
middelen. Het is een bekend ver-
schijnsel dat niet alle bijwerkingen
worden gemeld. (Dit geldt ook voor
diergeneesmiddelen,
ref.)
Door middel van een enquête aan een
aselecte groep van 500 artsen, jonger
dan 65 jaar, werd de bekendheid met
het meldingssysteem bepaald. Tevens
werden vragen gesteld met betrekking
tot de eventuele redenen om bijwer-
kingen niet te melden.
Van de respondent (n = 265) verklaar-
den 87% bekend te zijn met de mel-
dingsprocedure. Dit percentage va-
rieerde van 96% voor artsen die 15 tot
20 jaar praktijk voerden tot 75% voor
recent afgestudeerden of oudere art-
sen.

73% Achtte richtlijnen voor het mel-
den nuttig.

A. Kamphuis
Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen

PAARD

Het klinisch belang van lokale
temperatuurmeting bij paarden.

F. Verschooten en P. Desmet. Vlaams
Diergeneeskundig Tijdschrift 1995;
64: 132-7.

In dit artikel wordt ingegaan op de be-
tekenis van lokale temperatuurmetin-
gen van de huid bij paarden en op de
problemen die zich hierbij kunnen
voordoen. Er werd hierbij gebruik ge-
maakt van een recorder met een elec-
trode die gedurende minimaal 30 se-
conden tussen de haren op de huid

RUND

Einfluß von Zughilfe bei geburtshilf-
lichem Eingreifen auf den Ge-
sundheitszustand des Kalbes in
der pari- und postnatalen Phase.

ff. Zaremba, W. Guterbock und D.
Ahlers. Der Prakt Tierarzt 1995; 76:
870-6.

wordt geplaatst. Elke lokale vasculaire
verandering vertaalt zich in een hypo-
of hyperthermisch emissiepatroon.
Het is noodzakelijk de temperatuur
eveneens te meten van het contralate-
rale overeenkomende lichaamsdeel.
Als voordeel wordt genoemd: het objec-
tief kunnen vaststellen van actieve lo-
kale ontstekingsprocessen, vooral van
de ledematen zoals tendinitiden. Hierbij
werden soms verschillen van 5-10°C ge-
meten. Ook bij fracUiren en bij arthrose
kan dit onderzoek ondersteunende in-
formatie geven. Als nadelen worden ge-
noemd: de kwetsbaarheid van het appa-

Op een groot bedrijf met ongeveer 3000
koeien en vaarzen, gelegen in Cali-
fomië, is nagegaan het percentage kal-
veren dat stierf wanneer bij de partus
verhoogde trekkracht moest worden ge-
bruikt (mechanisch trekapparaat), in
vergelijking met dieren die spontaan, na
sectio caesarea of na matige handtrek-
kracht werden geboren.
In totaal betrof het onderzoek 1157 kal-
veren (geen meerlingen). Van de kalve-
raat, het moeten werken onder gecondi-
tionerende voorwaarden zoals in een
tochtvrije ruimte, een niet vochtig huid-
oppervlak, onrustig gedragspatroon van
het paard en dergelijke.
De techniek moet beschouwd worden
als een hulpmiddel bij klinisch onder-
zoek.

Gewezen wordt op het bestaan van meer
betrouwbare apparatuur die echter nogal
kostbaar is. Hierbij wordt de warmte-
emissie omgezet in een kleurenbeeld
(infraroodthermometer met camera).

Dr. J.P. W.M. Akkermans

ren geboren na \'extraction forcée\' stierf
35,5% de eerste 24 uur na de geboorte;
van de overige kalveren slechts 1,2%.
Eén van de oorzaken was fracturen van
metacarpus of metatarsus. In de postna-
tale periode (2-60 dagen post partum)
werd 92% van de \'extraction forcée\'
kalveren ziek waarvan 27,5% stierf. In
de andere groep bedroegen deze percen-
tages respectievelijk 49% en 3,5%. Op
basis van onderzoek wordt de ver-

-ocr page 108-

hoogde uitval toegeschreven aan het op-
nemen van te weinig colostrum in de
eerste groep. De dieren wilden wel drin-
ken maar konden dit onvoldoende.
Bij een soortgelijk onderzoek uitge-

PAARD

Partusproblemen

O.J. Ginther, and D. Williams. Journal
of Equine Veterinary Science 1996; 16
(4): 159-64.

Door de schrijvers werd het verloop van
de partus nagegaan bij 517 merries
(overwegend Standardbred) op acht
stoeterijen. Van iedere partus werden de
gegevens nauwkeurig door öf het perso-
neel óf de dierenarts genoteerd. De re-
sultaten waren als volgt:
* dystocia trad op bij 58 merries (11 %);
in 41% van deze gevallen betrof het

ZOÖNOSEN

Listeria-infecties bij de mens.

J.A.A. Hoogkamp-Korstanje. Ned
Tijdschr Geneeskd 1996; 140: 644-6.

Er wordt een overzicht gegeven van
listeria-infecties bij de mens in
Nederiand in 1994. Listeria heeft een
bijzondere affiniteit tot het centraal ze-
nuwstelsel (veelal meningitis). Ri-
sicogroepen zijn vooral pasgeborenen,
immuungecompromitteerde patiënten
en zwangeren. Listeria wordt be-
schouwd als derde in de rij van belang-
rijke verwekkers van meningitis op vol-
wassen leeftijd, ook voor niet-immuun-

VARKEN

Clinical evaluation of in-feed zinc
bacitracin for the control of por-
cine intestinal adenomatosis in
growing/fattening pigs.

S.C. Kyriakis, A. Tsinas, S. Lekkas, K.
Sarris, and E. Bourtzi-Hatzopoulou.
Vet Rec 1996; 138: 489-92.

voerd op de verloskundige kliniek van
de Tierärztlichen Hochschule te Han-
nover bij een veel kleiner aantal dieren,
bleek dat bij kalveren geboren na ver-
hoogde trekkracht acidosis werd waar-

een afwijkende ligging van het hoofd
of de extremiteiten en in 22% van de
gevallen lag het veulen afwijkend
(vrijwel steeds een rugligging). In
25% van de gevallen was het veulen
erg zwaar en moest er verhoogde trek-
kracht worden uitgeoefend.;

* 1% van de veulens bleef enige tijd
kruis op kruis zitten;

* in 2% van de gevallen kwam de nage-
boorte al voor het veulen;

* geen enkel veulen lag achterstevoren;

* geen enkele merrie had een torsio-
uteri;

* veterinaire hulp was noodzakelijk bij
3% van de merries;

* 1 % van de veulens werd doodgeboren
en 1,5% stierf binnen 24 uur;

* 3% van de merries veulende staande

gecompromitteerde patiënten. Uit het
onderzoek bleek dat listeria in Neder-
land niet zo zeldzaam is (34 personen in
1994) en zich niet beperkte tot de risi-
cogroepen (70% werd waargenomen bij
ouderen), terwijl sepsis in de helft van
de gevallen optrad en het centraal ze-
nuwstelsel in 30% van de gevallen be-
trokken was. Listeria kan erg lang
overieven onder koude en vochtige
omstandigheden. Ingekuild gras is een
beruchte bron en besmetting, die bij
20-30% van de bedrijven aangetroffen
wordt. Listeria komt, zij het weinig
(<4%), voor in melk van klinisch ge-
zonde koeien. Toch is de belangrijkste
bron van infectie bij de mens rauwe
melk en daarmee geproduceerde kaas.
Besmet vlees (fecescontaminatie) is
een andere bron en pluimveevlees is

Porcine intestinal adenomatosis (PIA)
is een frequent voorkomende aandoe-
ning op de Europese varkensbedrijven
met een klinisch nog al wisselend
beeld uiteenlopend van zo nu en dan
diarree tot ernstige diarree en sterke
vermagering bij een wisselend aantal
dieren. De verschijnselen zijn het ge-
volg van ontstekingsprocessen, hoofd-
zakelijk voorkomend in het slijmvlies
van het ileum dat min of meer sterk
genomen tijdens en kort na de partus
(=7.0 tegen normaal 7.2) hetgeen de
overlevingskans zou beïnvloeden.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

en 97% liggend;

* 13% van de merries bleef langer dan
twee uur aan de nageboorte staan;

* het gemiddeld interval breken cho-
rion-allantoisvlies - geboren worden
van het veulen bedroeg 16 /- 1 mi-
nuut;

♦ merries die voor de eerste keer veu-
lenden hadden niet meer problemen
dan de andere merries;

♦ twee merries stierven binnen 6 uur
post partum ten gevolge van een rup-
tuur.

Dit onderzoek geeft een goed overzicht
van de meest voorkomende partuspro-
blemen. Een afwijkende ligging van de
voorbenen en het hoofd wordt het meest
aangetroffen.

A.deKruif

het beruchtst. Maatregelen om verme-
nigvuldiging en verspreiding op vee-
teeltbedrijven en besmetting van de
voedselketen te voorkómen, bestaan
onder andere uit het vermijden van
contact met aarde en uitwerpselen van
vogels bij het inkuilen; reinigen en
desinfecteren van stallen; mest met
een hoge besmettingsgraad niet over
het land verspreiden en besmetting van
de melk en contactinfectie van de
mens met besmette dieren tegengaan.
Voor mensen wordt om deze reden ge-
adviseerd geen rauwe melk en produc-
ten hiervan te gebruiken evenals rauwe
voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong en ongewassen landbouwpro-
ducten.

P.A.M. Overgaauw

kan hypertofieëren. Het veroorza-
kende micro-organisme draagt thans
de naam van
Ileobacter intracellu-
laris.
Het is een Gram-negatieve spiro-
chaetachtige obligate intracellulaire
bacterie, die met speciale kweekme-
thoden en/of kleuringen kan worden
aangetoond.

In dit artikel wordt een experiment be-
schreven om PIA op een groot var-
kensmestbedrijf onder controle te hou-

-ocr page 109-

den. Er werden vier groepen biggen
gevormd, elk bestaande uit 72 dieren.
Gemedicineerd werd via het voer.
Groep 1 kreeg zink-bacitracine, afhan-
kelijk van de leeftijd van 300-100
ppm; groep 2 eveneens, maar in con-
centraties van 200-50 ppm; groep 3 sa-
linomycine in hoeveelheden van 60-30
ppm; groep 4 diende als controle.
Gekeken werd naar diarree, gemid-
delde dagelijkse groei, gemiddelde
voeropname, voederconversie en
sterfte. Over de gehele mestperiode
gezien kwam in de controlegroep
tweemaal zoveel diarree voor als in de
andere groepen.

Ook de gemiddelde dagelijkse groei,
de voeropname en de voederconversie
waren in de gemedicineerde groepen
beter. Van de controles stierven 9
exemplaren tegenover in totaal 12 van
de overigen. Bij slachten werden de
ilea van 8 dieren per groep onderzocht.

In groep 4 waren 5 varkens bacteriolo-
gisch positief en 6 histologisch; voor
groep 1 waren deze cijfers O en 1; voor
groep 2 2:2 en 2 (zelfde dieren) en voor

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5% BTW).
Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn,
met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995, 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het betreffende bedrag over te maken op postrekening
511606 ten name van de KNMvD, onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang.

groep 3, O en 2. De resultaten worden
statistisch geëvalueerd.

J.P. W.M. Akkermans

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende twee cursussen. Opgave
voor alle genoemde cursussen via tele-
foon (030) 2517374, fax (030) 2516490
of e-mail paod@pobox.ruu.nl. Ons vol-
ledige cursusaanbod kunt u, naast onze
brochure, vinden op internet pagina:
http://www.cc.ruu.nl/paod.

Certificatie landbouwhuisdieren-
praktijk (97/702), donderdag 6 en
vrijdag 7 februari 1997; aanvang 6 fe-
bruari 09.30 uur, sluiting 7 februari
1997 16.30 uur te Bunnik. Cursusprijs
ƒ 1.200,-- (inclusief overnachting).

Doelgroep: Practici in de landbouw-
huisdieren- en gemengde praktijk.

Deze cursus is opgezet vanuit de Pro-
jectgroep certificatie/kwaliteitszorg en
beoogt ten eerste het verduidelijken van
de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsenprak-
tijken. Ten tweede zal de haalbaarheid
van een kwaliteitssysteem in de eigen
praktijk met behulp van de toetscriteria
duidelijk worden gemaakt. Vanuit ver-
schillende invalshoeken zullen de vol-
gende onderwerpen aan bod komen:
- De feiten die een diergeneeskundig
kwaliteitszorgsysteem noodzakelijk
maken.

- Certificeren is een manier van den-
ken.

- Het protocol en de werkinstructie.

- De kwaliteitsrichtlijn vertaald naar
de praktijk.

- Administratie, registratie, documen-
tatie; de registratie van de veteri-
naire activiteiten.

- Praktijkgebouwen en inventaris;
waar loop ik tegen op? Welke oplos-
sing kozen wij?

- Apotheekbeheer, de verwoording in
het Kwaliteitshandboek;

- Nieuwe ontwikkelingen; hoe vast-
leggen?

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk.

- Practische oefening in het maken
van protocollen/werkinstructies.

- Functiebeschrijving en organogram.

- Organisatie diergeneeskundige be-
geleiding.

- De klachtenprocedure.

- Kennis een produkt met verioopda-
tum; hoe onderhouden we die?

- Werkoverleg en interne audit.

- Het kwaliteitshandboek.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte wor-
den geboden tot discussie. De cursus-
leider is drs. J.A. Westerbeek, Vete-
rinair Centrum Someren.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk (97/701), woensdag 19 maart
1997; 09.30 - 22.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 700,-- (inclusief diner).

Doelgroep; Practici uit de gezel-
schapsdierenpraktijk die de certificatie
ter hand willen nemen

Deze cursus is opgezet vanuit de
Projectgroep certificatie/kwaliteitszorg
en beoogt ten eerste het verduidelijken
van de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsen-
praktijken en ten tweede zal de haal-
baarheid van een kwaliteitssysteem in
de eigen praktijk met behulp van de
toetscriteria duidelijk worden gemaakt.
Vanuit verschillende invalshoeken zul-
len de volgende onderwerpen aan bod
komen:

- Kwaliteitszorg noodzaak en eigen
belang.

- Certificeren is een manier van den-
ken, zichtbaar te maken in protocol
en werkinstructie.

- Functioneringsgesprekken en in-
teme audit.

- De klachtenprocedure.

- Kennis, een product met verloopda-
tum, hoe onderhouden we die?

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk.

- Omgang met medicijnen, de verant-
woording in het kwaUteitshandboek.

- De patiëntenadministratie.

- Het schrijven van een protocol/
werkinstructie, oefening in groepen.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte wor-
den geboden tot discussie. De cursus-
leider is drs. H. van Herpen, Veteri-
naire Specialisten Oisterwijk.

-ocr page 110-

TWAALFDE LANDELIJKE DAG VOOR VROUWELIJKE DIERENARTSEN

SEKSESPECIFIEKE COMMUNICATIE
EN STRUCTUUR KNMVD

reeds aan een regio gebonden zijn.
Gelukkig blijkt de aanpak van het
Hoofdbestuur duidelijk succes te heb-
ben; met iedere practicus die onder
nummer wil adverteren wordt telefo-
nisch contact gezocht. Steevast wordt
getracht de adverteerder te doordringen
van de voordelen van het adverteren on-
der naam en toenaam.
\'Zoals reeds aangekondigd staat van-
daag ook de structuur van de KNMvD
op het programma\', aldus de voorzitter.
\'Wij hebben tot onze vreugde vele be-

Utrecht, 9 november 1996- Hotel Mitland stroomt vol met vrouwelijke dieren-
artsen. De Landelijke Dag VDA trekt zoals gewoonlijk ongeveer honderd
deelnemers. De dag dient vandaag twee doelen: enerzijds neemt mevrouw dr.
L. Meeuwesen seksespecifieke aspecten van communicatie onder de loep en
anderzijds besteedt de Commissie VDA ruim aandacht aan één van haar doel-
stellingen; een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in bestuurlijke
organen van de KNMvD. Voor deze gelegenheid heeft de commissie besturen
van Afdelingen en Groepen van de KNMvD uitgenodigd hun doelstellingen en
activiteiten te presenteren in de vorm van een postersessie. Aansluitend aan
de presentatie van de seksespecifieke aspecten van communicatie brengt me-
vrouw A.W. Kooper, één van de drie vrouwelijke Hoofdbestuursleden van de
KNMvD, haar motivatie (en die van haar vrouwelijke collega-bestuurders)
naar voren om zich actief met KNMvD-zaken bezig te houden.

Door Sophie Deleu

Maar traditioneel gezien is natuurlijk
eerst de voorzitter van de Commissie
VDA (Commissie voor Advies voor de
Beroepsuitoefening van de Vrouwelijke
Dierenarts) aan het woord, mevrouw dr.
M.J.L. Kik: \'Van harte welkom op de
twaalfde landelijke bijeenkomst voor
vrouwelijke dierenartsen.\'

COMMISSIE VDA
De Commissie VDA heeft zich het afge-
lopen jaar beziggehouden met de afron-
ding van een overzicht van de gangbare
bereikbaarheidssystemen voor practise-
rende dierenartsen (zie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1996; 121: 1 april).
Daamaast heeft de commissie samen
met het bureau van de KNMvD en de
studenten diergeneeskunde een infor-
matie-avond georganiseerd over de as-
pecten van de beroepsuitoefening die
vooral voor vrouwelijke dierenartsen
van belang zijn, zoals loopbaanplan-
ning, deeltijdwerken, associatie en de
combinatie beroeps- en privéleven.
Nog steeds verheugt zich het adverteren
onder nummer in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde in de belangstelling
van de Commissie VDA. Het zijn im-
mers vooral vrouwelijke dierenartsen
die van deze manier van adverteren na-
deel ondervinden, doordat zij door de
werkzaamheden van hun partner vaak
stuursleden van Afdelingen en Groepen
bereid gevonden hier hun \'onderdeel\'
van de KNMvD te presenteren\'. Voor
de volledigheid is bij dit artikel het or-
ganogram van de vereniging opgeno-
men.

SEKSESPECIFIEKE COMMUNICA-
TIE

Mevrouw dr. L. Meeuwesen is als soci-
aal-psycholoog verbonden aan de vak-
groep Algemene Sociale Wetenschap-
pen van de Universiteit Utrecht en ge-
specialiseerd in communicatie in de (hu-
mane) gezondheidszorg. Het toespreken
van dierenartsen over de seksespeci-
fieke aspecten van communicatie is
voor haar een geheel nieuwe ervaring.
\'Mij verdiepend in uw vakgebied, be-
merkte ik dat de plaats van het dier in de
samenleving aan het veranderen is\', be-
gint de psychologe haar verhaal. \'De
veranderende kijk op dieren stelt gaan-
deweg andere eisen aan uw ftinctione-
ren als dierenarts. Zo worden sociale
vaardigheden steeds belangrijker.\'
Alhoewel humane geneeskunde zich
natuurlijk in een ander universum af-
speelt dan de diergeneeskunde, zijn er
ten aanzien van de communicatie tussen
arts en patiënt enerzijds en arts en eige-
naar anderzijds zekere parallellen te on-
derkennen. Het verhaal van Meeuwesen
spitst zich dan ook al gauw toe op de
communicatie tussen humaan arts en
patiënt en wel in het bijzonder op dc ver-
schillen tussen mannen en vrouwen.
Zo blijkt uit onderzoek dat de consulten
van vrouwelijke artsen langer duren dan
van mannelijke, en wel het langste als
ook de patiënt een vrouw is. De kortste
consulten spelen zich af tussen de man-
nelijke arts en de mannelijke patiënt.
De gesprekken van mannen en de ge-
sprekken van vrouwen (en de combina-
tie man en vrouw) zijn ook anders van
aard: zo bepalen mannen zich vaker tot
de \'technische\' aspecten van een ziekte
(inzake diagnostiek en therapie), terwijl
vrouwen vooral geneigd zijn de gevoe-
lens die daarbij aan de orde zijn, te be-
spreken. Men spreekt wel van respectie-
velijk instrumenteel gedrag en affectief
gedrag. Niet duidelijk wordt, of vrou-
wen te weinig instrumenteel gedrag ver-
tonen, zoals het geven van voldoende
informatie (hetgeen van belang kan zijn
voor een beter begrip van het ziektepro-
ces). In de tabel zijn de belangrijkste
kenmerken van instrumenteel en affec-
tief gedrag opgenomen.
Aan de hand van video-opnames in een
specialistenpraktijk wordt getoond, hoe-
zeer een goedwillend en deskundig arts

-ocr page 111-

(mannelijk) tekort kan schieten wanneer
hij niet goed communiceert met een pa-
tiënt (vrouwelijk). Het valt overigens
wel te leren, want aansluitend wordt de-
zelfde situatie nog eens vertoond, maar
dan met een ander, bevredigender com-
municatiepatroon.

Een opmerkelijk seksespecifiek aspect
is ook de functie van het zogenaamde
\'hmm\' in een gesprek. Waar vrouwen
dit \'hmm\' vooral gebruiken om aan te
geven dat zij meevoelen met de ge-
sprekspartner (maar het niet noodzake-
lijk eens zijn met het gezegde), geven
mannen een bevestigend \'hmm\' als zij
vinden dat de partner een juiste conclu-
sie trekt. Vooral als man en vrouw com-
municeren, wil dit \'hmm\' weieens een
andere dan de bedoelde indruk wekken.
Een vrouw trekt zich in haar communi-
catie weinig aan van hiërarchische ver-
houdingen (zij streeft juist naar gelijk-
waardigheid), terwijl mannen geneigd
zijn deze verhouding door hun manier
van communiceren te bevestigen (bij-
voorbeeld door afstandelijkheid en
overreding). Niet wetenschappelijk be-
wezen, maar wel met zoveel woorden
gezegd, komt een man dus in een arts-
patiënt-gesprek mogelijk arroganter
over dan een vrouw.
\'Verder bespreken vrouwen meer de
problemen, zonder direct naar een op-
lossing ervan op zoek te zijn, terwijl
mannen liever de oplossingen van een
probleem bespreken\', vertelt Meeu-
wesen tenslotte.

In de zaal is men het erover eens dat de
aard van de klacht mede bepaalt of men
liever een vrouwelijke, dan een manne-

Structuur Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

Uit onderzoek is gebleken dat vrouwe-
lijke artsen inderdaad vaker worden ge-
raadpleegd voor endocriene stoomis-
sen, zwangerschap en sociale pro-
blemen, terwijl mannen juist vaker
klachten over het bewegingsapparaat en
de ademhalingsorganen behandelen.
Dus ook de inhoud van de gesprekken
vertoont seksespecifieke kenmerken.
Interessant is natuurlijk de extrapolatie
naar de diergeneeskunde. Inderdaad
wordt de mens/dierrelatie hechter en is
dc vermenselijking van het dier een
trend (waarvan men zich overigens
moet afvragen of dat wenselijk is). Het
is niet ondenkbaar dat de cliënt van te-
genwoordig graag meer bespreekt met
zijn of haar dierenarts, dan de technische
oplossing van het gestelde probleem.
Een cliëntgerichte dierenarts gaat hierop
in. Kennelijk hebben vrouwen op dit ge-
bied een streepje voor.

VROUWELIJKE BESTUURDERS
Eén van de doelstellingen van de Com-
missie VDA is zoals reeds gezegd een
evenredige vertegenwoordiging van
vrouwelijke dierenartsen in besturen
van de KNMvD. Reden waarom me-
vrouw A. Kooper uitgenodigd is om na-
mens de drie vrouwelijke Hoofd-

lijke arts consulteert. Ziekten met emo-
tionele kanten worden, althans door de
aanwezigen, duidelijk liever met een
vrouwelijke arts besproken. Terwijl
men voor een orthopedisch -lees: tech-
nisch- probleem wellicht geneigd is naar
een mannelijk chirurg te stappen.

-ocr page 112-

l>estuursleden haar motivatie om zich
actief op te stellen, te belichten.
Een korte achtergrondschets van de per-
sonen C.L. van Amerongen, E.N.M.
Harwig en A. Kooper zelf brengt aan het
licht dat zij alledrie werkzaam zijn, als-
mede kinderen grootbrengen of groot-
gebracht hebben. Hun partners werken
ook. Met andere woorden: ze hebben
geen van drieën
tijd over, ze maken tijd.
\'Allereerst is het natuurlijk een eer!\'
zegt Kooper. \'Je bent gevleid dat ze je
vragen, ga dan maar eens nee zeggen.\'
Maar Hoofdbestuurslid wordt men niet
vanzelf Vaak gaat daaraan een commis-
sariaat of bestuurslidmaatschap van een
Afdeling of Groep aan vooraf In dit ka-
der leer je als bestuurder het klappen van
de zweep. \'Het is dan ook beslist niet zo
dat de KNMvD bestuurd wordt door de
gevestigde orde, iedereen die belang-
stelling toont, kan zijn stem laten mee-
klinken.\'

Kooper: \'Gaandeweg word je enthou-
siaster. Je raakt ook steeds beter op de
hoogte.\' Vooral dit laatste aspect -\'dicht
bij het vuur zitten\'- blijkt verslavend te
zijn. Wel moet men daarvoor grote hoe-
veelheden papier verwerken: rapporten,
verslagen, artikelen ... elke drie weken
en soms ook tussendoor een dikke A4-
envelop.

\'Maar het inspirerendste van zo\'n be-
stuuriijke functie is wel datje verschrik-
kelijk veel mensen ontmoet\', betoogt ze.
\'Eindelijk weet ik wat netwerken is en ik
vind het leuk, omdat het zinvolle con-
tacten oplevert.\'

Dverzicht van de belangrijkste kenmerken van instrumenteel versus affectief gedrag. Mannelijke art-
sen leggen de nadruk op instrumenteel gedrag, terwijl vrouwen meer dan mannen affectief gedrag
vertonen,
Dr. L. Meeuwesen.

instrumente«! gedrag

affectief gedrag

vragen stellen

\'goede manieren\'

informatie geven

vriendelijkheid

motiveren tot verandering

aandacht en interesse

methodisch werken

- vraagverheldering

- structuur aanbrengen in het consult

empathie (begrip en warmte)

patiëntgerichtheid

betrokkenheid

Een bijkomend voordeel is dat bestuur-
ders gedwongen worden ook andere dan
strict diergeneeskundige onderwerpen
te bestuderen. \'Je raakt heel algemeen
ontwikkeld en bekend met de breedte
van het veterinaire veld\', weet Kooper
toe te voegen aan het rijtje van voorde-
len.

Natuurlijk, het kost veel tijd. Een derge-
lijke bestuursfunctie vraagt dagelijks
aandacht. Maar wat betreff de vrouwen
in
ons Hoofdbestuur is het deze tijd dub-
bel en dwars waard: \'Probeer het maar
een keer; de drempel is niet zo hoog als
je denkt!\'

WANDELGANGEN
De bestudering van de posters in de
wandelgangen slokt het grootste ge-
deelte van de borreltijd op. Een tiental
gremia van de KNMvD heeft gehoor ge-
geven aan de oproep, een aantal zelfs
door de afvaardiging van een mannelijk
besmurslid, hetgeen enige hilariteit
wekt. Meestal zijn de vrouwen namelijk
in de minderheid op bijeenkomsten van
de KNMvD.

Nog eens benadrukken de commissiele-
den dat het nuttig (en aangenaam!) zou
zijn als meer vrouwelijke dierenartsen
niet alleen de Landelijke Dag zouden
bezoeken, maar ook bijvoorbeeld het
Jaarcongres en de Algemene Ver-
gadering van de KNMvD, hetgeen tot
nu toe meer \'mannenaangelegenheden\'
zijn. Jammer, want zeker op de Al-
gemene Vergadering vallen de beslui-
ten, ook over vrouwelijke dierenartsen.

UNIEKE STUDIEREIS NAAR DE BALTISCHE STATEN EN
ST. PETERSBURG

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van I januari 1997 hebben we u al
flink opgewarmd voor de unieke studiereis naar de Baltische Staten, die van
30 mei tot en met 9 juni 1997 wordt georganiseerd door de KNMvD/VVAA.
Tijdens deze reis zal ook het Russische St. Petersburg worden aangedaan,
waar u niet alleen een kennismakingstour te wachten staat, maar ook een be-
zoek aan het magnifieke Zomerpaleis en de Hermitage, een van \'s werelds be-
roemdste musea. De termijn om u voor deze reis op te geven sluit op
15 april
1997.
Om u nog meer in de stemming te brengen, lichten wij het tipje van de
sluier nog iets verder op...

De aankomst op vrijdag 30 mei zal zijn
in Vilnius, de hoofdstad van Litouwen.
Met name de in (kunst)geschiedenis
geïnteresseerde bezoeker zal onder de
indruk zijn van de prachtige eeuwen-
oude gebouwen in het oude stadsdeel.
Hoogtepunten vormen de barokke St.
Peter en Paul kerk, de universiteit, de
indrukwekkende kathedraal en de go-

KONINKI. IJKE NEt)i;RLANOSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERÜENEESKUNDF.

90

-ocr page 113-

tische St. Anna kerk.
Een excursie naar Trakai, de voorma-
lige hoofdstad van Litouwen, brengt u
ondermeer naar een 14^ eeuws kasteel
dat schilderachtig op een eiland gele-
gen is. Ook de excursie naar Kaunas is
zeer de moeite waard. Het oude cen-
trum van deze cosmopolitische stad
telt tal van indrukwekkende eeuwen-
oude gebouwen, waaronder vele ka-
tholieke kerken en kloosters. U krijgt
\'s middags ruimschoots de tijd om op
uw gemak door deze sfeervolle stad
met haar vele cafeetjes en winkeltjes te
slenteren en rond te kijken.
Op maandag 2 juni gaat de reis verder
naar Riga, de hoofdstad van Letland.
Tijdens deze lange rit (circa 300 kilo-
meter) stopt u enkele malen: in Run-
dale en Bausake, waar een prachtig ba-
rok paleis en de ruïnes van een 14^
eeuws kruisvaarders kasteel te bezich-
tigen zijn. \'s Avonds is er gelegenheid
om een orgelconcert in de Dom van
Riga bij te wonen. Tijdens de stadstour
zult u zien dat Riga architectonische
hoogstandjes op iedere straathoek
biedt: gotiek, jugendstil, klassiek sym-
bolisme: tal van stijlen zijn hier terug
te vinden.

Tallinn, de stad die vermaard is om
haar middeleeuwse karakter, komt
vervolgens aan bod. Onderweg krijgt u
een goede indruk van het lieflijke plat-
teland, waar de tijd lijkt te hebben stil-
gestaan. In Tallinn zelf zullen het
Tompea kasteel, de Dom en kathedraal
en de Russisch Orthodoxe kerk van

Alexander Nevsky bezocht worden,
evenals het Pirita Yachting Centre, het
Kadriorg Park en de ruïnes van het St.
Brigit klooster.

Tot slot worden de Baltische Staten
verruild voor het Russische: de stad St.
Petersburg vormt het schitterende de-
cor van het laatste deel van de reis.

U kunt zich tot 15 april 1997 opgeven
bij Desiree Raasing, telefoon: 030 -
2510111. U kunt bij haar ook terecht
voor meer informatie en een uitge-
breide beschrijving van het reispro-
gramma. De kosten van deze 11-
daagse studiereis bedragen f 2490,—
per persoon op basis van een tweeper-
soons kamer. Toeslag voor een een-
persoons kamer is
ƒ 370,—.

KNMVD EN MGVIR SLAAN HANDEN INEEN

LEDEN KNMVD VOORTAAN GOEDKOPER VERZEKERD

Nieuwegein, 16 december 1996- De KNMvD en .Movir slaan de handen ineen:
vandaag tekenen de voorzitter en de secretaris van de KNMvD, A.W. Udo en
T.W. te Giffel en de directeur van Movir, B.J.M.W. Hauer, een overeenkomst.
De overeenkomst heeft tot heuglijk gevolg dat leden van de KNMvD voortaan
10% premiereductie op hun arbeidsongeschiktheidsverzekering(en) van
Movir krijgen. De inspanningen van de KMNvD voor de preventie van ar-
beidsongeschiktheid onder dierenartsen worden vanaf heden beloond in
harde guldens. Voor sommigen betekent deze premiereductie een grote kos-
tenbesparing: de KNMvD-contributie valt erbij in het niet.

Redenen om gesprekken over premiere-
ductie aan te gaan waren er voldoende:
de KNMvD doet heel wat aan preventie
van arbeidsongeschiktheid, zoals be-
middeling bij conflicten en medewer-
king aan de implementatie van de
ARBO-wetgeving en Movir weet zich
bij het afsluiten van een collectieve
overeenkomst verzekerd van een groot
aantal deelnemers, namelijk het gros
van de leden van de KNMvD.
De relatie tussen de Maatschappij tot
onderlinge verzekering tegen de gelde-
lijke gevolgen van arbeidsongeschikt-
heid Movir en de dierenartsen is een
stormachtige: nog maar enkele jaren
geleden zag de vezekeringsmaatschap-
pij zich genoodzaakt de premie voor
dierenartsen te verhogen, hetgeen van-
zelfsprekend niet overal in goede aarde
viel. De reden was nochtans dat dieren-
artsen zwaarder aanspraak maakten op
verzekeringsgelden dan andere vrijebe-
roepsbeoefenaren. Veel tact en door-
slaande argumenten hebben de relatie
tenslotte in rustiger vaarwater gebracht.
Verzekeringstechnisch gezien bedruipt
de beroepsgroep zichzelf thans redelijk.

Dat heden de reeds genoemde samen-
werking aangegaan kan worden, mag
derhalve met recht een heuglijk feit ge-
noemd worden. Blijkbaar gaat het mo-
menteel zo goed met de diergenees-
kunde-poot -of moeten we zeggen
\'-been\'- van Movir dat 10% premiere-
ductie uit kan. De oudere practici weten

-ocr page 114-

ALLL

wel hoeveel geld hiermee gemoeid is;
voor velen is de contributie van de
KNMvD voortaan een peulenschil. De
voorzitter van de KNMvD toont zich
dan ook zeer blij dat hij zijn handteke-
ning mag zetten: \'We kunnen de bespa-
ring voor de leden heel goed gebruiken!\'

Dierenartsen, leden van de KNMvD,
die reeds een arbeidsongeschiktheids-
verzekering bij Movir afsloten, kun-
nen overigens ook vanaf 1997 aan-
spraak maken op de premiereductie.
Het aanbod geldt dus niet alleen voor
nieuwe cliënten.

Voor meer informatie: secretariaat
KNMvD. T.W\'. te Giffel. tel. 030-
2510111. Bestaande cliënten van Movir
hebben bericht gekregen over de pre-
miereductie. Nieuwe cliënten kunnen
hun verzekering zoals voorheen afslui-
ten bij hun tussenpersoon.

STAFMEDEWERKER VETERINAIRE ZAKEN

Na zijn afstuderen werkte Jan Vaarten
korte tijd in de gemengde praktijk. Van
daaruit maakte hij ruim 11 jaar geleden
de overstap naar het farmaceutische
bedrijf Solvay Duphar BV. Hier deed
hij klinisch onderzoek. Aanvankelijk
voor de ontwikkeling van vaccins voor
gezelschapsdieren, later voor de ont-
wikkeling van farmaca. Voorts werkte
hij ondermeer aan de implementatie
van Good Clinical Practice en de re-
gelgeving met betrekking tot het doen
van dierexperimenteel onderzoek. De
laatste jaren richtte de nieuwe stafme-
dewerker zijn aandacht meer en meer
op bestuurlijke zaken. Zo was hij se-
cretaris van de Europese onderne-
mingsraad van de Solvay Groep. Hij
besteedt zijn vrije tijd aan sport, zoals
roeien, tennis en squash. Ook probeert
hij tijd te vinden om te lezen. In de va-
kanties zit hij het liefst in de bergen.

De veterinaire wereld is meer dan ooit
in beweging. Jan Vaarten vindt het
spannend om daar met zijn neus bo-
venop te staan. Het lijkt hem boeiend
om, vanuit onze beroepsgroep, mee te
kunnen werken aan het oppakken van
de mogelijkheden die er liggen.

Per 1 januari 1997 beschikt het bureau van de KNMvD over een stafmede-
werker veterinaire zaken. Het is Jan Vaarten (41). Een korte (her)introductie.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de volgende
collega:

Fónad. Mevr. K.E.; 1996; 3524 RP Utrecht;
Provence 43.

Frik, Prof.Dr. J.F.; 1956; 8191 JD Wapenveld;
Henk Cramerlaan 15.

Glas,J.A.; 1985; 7981 BL Diever; Tusschendaip 5.
Groot, Mevr. C.G.M. de; 1996; 3471 CD Kamerik;
Goudenregenlaan 21.

Harder, Mevr. M.D.C.; 1996; 5551 AD
Valkenswaard; Westerhovenseweg 60.
Ierland, J.P.J. van; 1983; 4836 BJ Breda
Weerdstraat 30.
Kelder, G
.J.; 1996; 5988 GC Helden; Servaasho
22.

Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 6825 LS Arnhem
Schaapdijk 11 A.
Leusink, J.H.; 1996; 3522 AW Utrecht
Amaliastraat 84.

Oskam, Mevr. I.C.; 1996; 3511 PL Utrecht
Oudegracht 320 A.

Willems, P.M.; 1957; 1815 DM Alkmaar
Egmonderstraat 8.

□VERLEDEN:

Op 5 november 1996 Drs. H. Hatzmann te
Roden.

Personalia

JUBILEA:

M.R.J. Heun te Baam, aanwezig, 25 jaar, 4 februari
1997

H.B. van Lom te Ruurlo, afwezig, 25 jaar, 4 febru-
ari 1997

A.M. Visee te Schiedam, afwezig, 25 jaar, 4 febru-
ari 1997

A.J. de Feijter te \'s-Gravenhage, afwezig, 25 jaar, 4
februari 1997

J.S. Kalisvaart te Haaften, afwezig, 35 jaar, 5 fe-
bniari 1997

J.F. de Haas te Winterswijk, afwezig, 40 jaar, 6 fe-
bmari 1997

Mevr. G.M. Hardeman-Kommer te Assen, afwe-
zig, 40 jaar, 6 febmari 1997
Th. Twerda te Putten, afwezig, 25 jaar, 7 februari
1997

P. Werkhotït te IJsselmuiden, afwezig, 40 jaar, 7
febmari 1997

M.H. Pol te Bronneger, afwezig, 30 jaar, 9 februari

UITERS1 b INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-03-1997

10-02-1997

15-03-1997

24-02-1997

01-04-1997

10-03-1997

15-04-1997

29-03-1997

*) Voor 12.00 uur

\'s middags.

1997

S. Begeman te Zuidwolde (D), afwezig, 45 jaar, 12
februari 1997

G. Roorda te Zuidhom (Gr), afwezig, 45 jaar, 12
februari 1997

J.C.M. van Dijck te Broekhuizenvorst, afwezig, 30
jaar, 13 febmari 1997

O.J.J. de Clerck te Breda. alSvezig, 30 jaar, 13 fe-
bmari 1997

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1997

Wijzigingen die na 1 december 1996 zijn
doorgegeven, kimnen helaas niet meer wor-
den opgenomen in het Diergeneeskundig
Jaarboek 1997!

-ocr page 115-

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Februari

16—21 XV Intemational Symposium of the
World Association of Microbiologists,
Immunologists and Specialists in
Infectious Diseases (WAVMI), Cyprus.
Theme: Salmonellosis - brucelliosis as
world health problems for humans and ani-
mals. Information: K. Polydorou V.P.H.
Institute, PO Box 284, Nicosia, Cyprus.
Fax/tcl.:357-2-453I2I.

20—23 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: 303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

21 Symposium Varkensdierenartsen CHV te
Veghel.

25 lams seminar Traumatologic, intensive
care en voeding te Rotterdam, door dr.
H.A.W. Hazewinkel. Locatie: Carlton
President Hotal, Floraweg 25 te Maarssen.
Aanvang 20.15 uur. Aanmelden per tele-
foon 030-247961 1 of fax 030-2414383.

27 lams seminar Traumatologic, intensive
care en voeding te Rotterdam, door dr.
H.A.W. Hazewinkel. Locatie: Motel
Drachten, Zonnedauw 1 te Drachten.
Aanvang: 20.15 uur. Aanmelden per tele-
foon 030-2479611 of fax 030-2414383.

Maart

8—12 64^ Annual Meeting & Spring Mana-
gement Conference van de American
Animal Hospital Assocation. San Diego
(Zuid-Califomië). Informatie bij prof. dr.
J.E. Gajentaan, tel.: 0418-515839, fax:
0418-518157.

18 Symposium verrijkt voedsel: nu nog beter!
in de Reehorst in Ede.

April

1—3 Fifth World Veterinary Dental Congress
at the Intemational Convention Centre,
Birmingham, England.

5—6 Small Animal Oncology Conference:
Diagnosis and Treatment. University of
Zurich, Faculty of Veterinary Medicine.
Dr. Juan Carlos Sardinas, Veterinary
Surgery Clinic, University of Ziirich,
Winterthurerstrassc 260, CH-8057 Ziirich,
Switzeriand, tel.: 41-1-635-84-01, fax:
41-1-635-89-05.

6—8 The fourth intemational symposium on
ectoparasites of pets. University of
Califomia, Riverside, Califomia. Dr. N.C.
Hinkle, Dept. Entomology, UCR,
Riverside. CA 92521, phone (909) 787-
2422 or e-mail NHinkle(gcitrus.ucr.edu.

8— 11 Congress of the German Veterinary
Medical Society: \'Current Research
Results in Veterinary and Comparative
Medicine\'.

17 NVVL-congres \'97: Trends in Vocdings-
wetenschappcn. Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede.

imiL

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Februari

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Afdelingsvergadering Overijssel tc
Helledoom.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 9. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Langbroek.

20 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

27 Excursie Groep Geneeskunde van het
Varken naar Intervet. Onderwerp: bacte-
riële aandoeningen.

Maart

3 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 1. Specia-
lisatie: rund. Tijd: 14.00 uur. Locatie:
Drachten.

13 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 2/3. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Markelo.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 12. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Boxtel.

20 Groep Geneeskunde van het Rund.

25 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken in de Jaarbeurs te Utrecht.

27 Jaarvergadering Groep Homoeopatisch-
werkcndc Dierenartsen, Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, aan-
vang: 19.30 uur.

April

10 Jaarvergadering en lezingen Groep Pluim-
veewetenschappen bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren in Boxtel, van 13.30 tot
16.30 uur.

17 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8. Specia-
lisatie: rund. Tijd: 20.00 uur. Locatie: De
Meem.

Mei

13 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

15 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kendc Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

20 Afdelingsvergadering Overijssel te Hel-
lendoom.

21 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

22 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

27 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

31 Reünie IPC Dier Bameveld.

Juni

4 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\' Meemdijk 59, De Meem.

5 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
center, aanvang: 14.30 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

11 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek.
Dc Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

CURSUSSEN

Februari

18 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Eindhoven, Dorint hotel.

18 PAO-D cursus: 97.902. Financieel prak-
tijkmanagement \'jaarstukken lezen\'.

18—20 PAO-D cursus: 97.201. Infectieziekten
op rundvecbedrijven.

19 IPC Dier-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen Varkenshouderij\'. Locatie: IPC Dier
Bameveld. Voor informatie: de heer J.
Broos, tel.nr. (077) 399 88 88.

19 PAO-D cursus: 97.105. Hartafwijkingen
bij de hond en kat.

20 PAO-D cursus: 97.211. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 27 februari 1997).

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (33) Operatieve behandelingen
van heupdysplasie.

20—22 Cursus \'Presentatie? uw eigen cre-
atie!\'. Plaats: Aparthotel te Delden.

26 PAO-D cursus: 96.218. Uiergezondheid
locatie West (Zegveld).

26—28 PHLO-cursus \'EU-landbouwpolitiek\'
te Wageningen. Inschrijftermijn eindigt op
27 januari 1997.

Maart

4 PAO-D cursus: 97.207/ Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 6 en 7
maart 1997).

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (34) Werkingsmechanismen van
psychofarmaca.

6 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Heerenveen, Postiljon hotel.

11 PAO-D cursus: 97.304. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (3 middagen,
tevens 18 en 25 maart 1997).

12 PAO-D cursus: 97.112. Patiëntendemon-
stratie GD.

13 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (40)
Cytologie als diagnostisch hulpmiddel
voor de praktijkdierenarts.

13—14 PAO-D cursus: 97.601. Apotheek-
beheer II landbouwhuisdieren.

13—14 PHLO-cursus \'Preventieve gezondheids-
zorg in de varkenshouderij\' te Wageningen.

16—20 ESAVS postgraduate intensive course
\'Emergency care at equine competitions\',
Zürich, Zwitserland.

18 PAO-D cursus: 97.502. EHBO paard.

19 PAO-D cursus: 97.701. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (35) Perifere neuromusculaire
aandoeningen.

20 PAO-D cursus: 97.217. Sensoren in dc
melkveehouderij.

22 PAO-D cursus: 97.802. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek GD.

26 PAO-D cursus: 97.101. Behandelings-
methoden van fracturen.

April

1 PAO-D cursus: 97.218. Sensoren in de
melkveehouderij.

3 PAO-D cursus: 97.212. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 10 april 1997).

9—II PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole
en -sturing\' in Leuven (België).

10 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine
huisdieren (36) Kruisbandruptuur bij dc
hond: Diagnose en resultaat van intra-arti-
culaire behandeling.

-ocr page 116-

DIX&CO

Gezocht voor gemengde praktijk een zeer gemotiveerde

DIERENARTS (M/V)

deskundige diagnose!

voor een

Vindt u financieringen en verzel^eringen
ondoorzichtig? Neemt u dan eens kontakt met
Dix & Co op voor een deskundige diagnose die
uitmondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij
praktijkoverdracht, bij associatie en assistentie.

Belt u even voor een afspraak of brochure.

no

DIX&CO

Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht
Telefoon 030-2511520. Fax 030-2541731

met ruime interesse in röntgenologie en echografie bij
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren
(vooral paarden).

Schriftelijke sollicitaties richten aan dierenartspraktijk
Vestjens/Koster/Booij, Rijn en Schiekade 22, 2311 AK
Leiden.

EEN GOED BEGIN IS HET HALVE WERK, dus ter overname
gezocht

GEZELSCHAPSDIEREN-
PRAKTIJK

door gespecialiseerde dierenarts met interesse in de eer-
ste lijn.

Reacties graag richten aan de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht,
onder nummer 1/97.

FINANCIEEL ADVISEURS
VOOR DIERENARTSEN

Gespecialiseerd in:

P raktij kvesti gin gen

Praktijkfinancieringen

Financiële Planning

Arbeidsongeschiktheid

Pensioenen

Verzekeringen

SIBBINGC-\'WATELER C.S.

Jf ADVIESGROEP B V

\'N HELE ZORG MINDER\'

Storkstraat 33
Postbus 418
3900 AK Veenendaal
telefoon: 0318-522121
telefax: 0318-521201

CEDIZO

Echograi
in uw prak^k?
Maak nu kemiis!

De studierichting Medisch Beeldvormende
en Radiotherapeutische Technieken verzorgt
binnenkort een eendaagse cursus Veterinaire
Echografie. In deze cursus kunt u kennismaken
met de praktische mogelijkheden van echografie
in de dierenartsenpraktijk.

Kosten: ƒ495,-

Datum: donderdag 20 maart 1997

Tijd: 9.00-18.00 uur

Locatie: Ds.Th. Fliednerstraat 2, Eindhoven

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
Cedizo, studierichting Medisch Beeldvormende
en Radiotherapeutische Technieken,
telefoon (040) 260 58 52.

opleiden adviseren ontwikkelen

Cedizo maaltt deel uitvan Pontys, waarin zijn opgegaan .

Hogeschool Eindhoven, Hogescholen Katholieke Leergangen. \'rTTn
Hogeschool Venio, Pedagogische Hogeschool Hemelrijken
en Pedagogisch Technische Hogeschool Nederland.

-ocr page 117-

IN ONS STREVEN NAAR HET WELZIJN VAN
HONDEN EN KATTEN LEVEREN WIJ
DE OPLOSSINGEN OP HET GEBIED VAN VOEDING.

Soms wordt u geconfronteerd met vreemde ver-
schijnselen. Comliinaties die t)p het eerste gezicht niets
met elkaar te maken hebben. Maar bij nader onderzoek
valt alles op z\'n plaats en blijken deze unieke combinaties
(zoals vis en aardappelen) de oplossingen te zijn waar iedereen
naar zoekt.

Wetenschappelijk pionierswerk, zoeken naar oplos-
singen, voortdurend streven naar één ding: het welzijn van
honden en katten. Dat is de benadering van The lams
Company. Een benadering die resultaten verwerkt in
verrassende oplossingen.

U vindt de resultaten van jarenlange innovatieve en
voortdurende research in al onze producten: Eukanuha
Veterinary Diets, een assortiment van producten die
perfecte oplossingen bieden voor specifieke aandoeningen
door de samenstelling met wetenschappelijk verantwoorde
ingrediënten:

Fructooligosacchariden (POS) die de conditie van de darm-
flora normaliseren, de aangepaste verhouding tussen omega-6
en omega-3 vetzuren waardmr ontstekingen worden afgeremd
en gedrtx)gdc bietenpulp, een matig fermenteerhare vezelhri>n
die de gezondheid van de darmen bevordert.

Het stellen van de juiste diagnose en het voorschrijven
van de daarbij passende voeding is uw specialisme. Wij
ondersteunen u daarin met Eukanuha Veterinary Diets: diëten
die oplossingen combineren met een hijzonder goede smaak,
zodat de patiënt deze gemakkelijk accepteert en zijn
medewerking verzekerd is, en die alleen hij dierenartsen
verkrijgbaar zijn.

Eukanuha Veterinary Diets zijn ontwikkeld voor
honden en katten met specifieke aandoeningen. Maar er komt
misschien een tijd dat uw patiënt probleemloos kan over-
schakelen op een van onze andere prcxlucten. Met Eukanuha
is dat een natuurlijke overgang.

CIWAMMeA»\'
WTVMUIV Mm •

CUKAMUBA»

vcT«MMrro«Ts •

nmmtutrn
tmum

Är—\'\' ■

CMUIMMA«:

>

r.m.in.i. 1 W« _

t

V

t

ïc—

1 %

8—3

nWAMUI

fUKAMM

iw tmtu fm\'

STsr\'^

f

t

j , <C 7

t

i

(

ft

I

ï

—e

EUKANUBA VETERINARY DIETS

lAMS

COMPAMV

ViH)r informatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B.V, Tel. 0411-677500.
Voor technische informatie omtrent onze producten kunt u zich wenden tot Holland Diervoeders B.V, Importeur Nederland, Tel.: 030-2479611.

-ocr page 118-

• unieke kleurcodering per product

kwalitatief hoogwaardige antibiotica welke pas na strenge kwaliteitscontrole
worden afgeleverd

• uitgebreide registraties waardoor de antibiotica voor de belangrijkste doeldieren
en indicaties zijn geregistreerd

ondersteuning door een deskundig team van dierenartsen
het gamma bevat de sleutelproducten voor uw dagelijks gebruik van antibiotica

Met de bovengenoemde punten kunnen wij u helpen om uw klanten optimaal van
dienst te zijn. Door productontwikkeling blijven wij voor u, ook in de toekomst,
een interessante partner.
Solvay Duphar Animal Health. We Care.

heeft Solvay Duphar een breed
T^^^^ï antibiotica in kleur gebracht

li
S 5

» 33

li
s

IS

I?

_ m

I?
ii

? I

n

= 5

n

m
•O
I-

S

O
O

c >

2 "O
> m
z

c >

S z

O
X

O

c O

m
>

■O

33
m
•O

-ocr page 119-

introduceert

t

een nieuwe naam voor vertrouwde kwaliteit

Het merk A.U.V. is begin 1997 Eurovet geworden.
Eurovet brengt als zelfstandige dochteronder-
neming van A.U.V. dierenartsencoöperatie vanaf
1 januari 1997 de A.U.V.-producten op de markt
onder de merknaam Eurovet.
Vertrouwde en beproefde preparaten die u
al jarenlang gebruikt krijgen een nieuw etiket.
Het bekende paars maakt plaats voor Eurovet-groen.

Deze bundeling van jarenlange ervaring biedt u
een aantal voordelen: een completer productaanbod,
een nóg betere technische ondersteuning en vanzelf-
sprekend een uitstekende service.
De groothandel A.U.V. legt zich voortaan uitsluitend
toe op de distributie van diergeneesmiddelen.
Eurovel-producten zijn uitsluitend via de groothandel
verkrijgbaar.

elke praktijk wordt er beter van

Handelsweg 25 Postbus 179 5530 AD Bladel Tel. 0497 38 86 88 Fax 0497 38 85 00

-ocr page 120-

\'äß

^ DE LANGSTE BESCHERMING H

Panacur® SR Bolus

5 MAANDEN BESCHERMING

DE LANGST WERKENDE BOLUS

MAAGDARM- EN LONGWORMEN

LONGWORMVACCINATIE NIET NOODZAKELIJK

IMMUNITEITSOPBOUW WORDT TOEGELATEN

Hoechst

ONTWORMEN VAN JONGVEE NU NOG EENVOUDIGER

BASlSINF()RMATIE:SanKnstclling:/2^>öw fenhendazolper bolus: Docldier: niet-melkgerend rund Indicatie: Infecties met
volwassen en onvolwassen vonnen van mtuigdarmwonnen en loufiwornien hij runderen met een lichaamsgewicht
tussen de 100 en M>0 kg in het eerste weideseizoen.
Orale toediening middels pillenscfiictcrWachtterniijn: JOO dagen voor
de slacht
Verpakking: 10 x 1 bolus plus pillenschieter RECi NL 8646 VRIJ Voor volledige informatie zie bijsluiten

Horchst Rousscl Vet N V.
Dicmcrhof 1112 XN DIEMEN
Tel: 020 .^98 99 91 Fax: 020 .^98 99 9.^

-ocr page 121-

0

Deze aflevering van het Tijdschrift is er echt één voor de praktijkgerichte dierenarts: veelzijdig en realistisch. De
wetenschappelijke bijdrage, waarvan de auteur tot de vreugde van de Hoofdredactie zelf ook practicus is, handelt
over een gevreesde complicatie bij het rectale onderzoek bij paarden, de rectumlaesie. Praktischer kan haast niet.
In Actua vindt u een verslag van de mastitispanelbijeenkomst over melkwinning en het invriezen van melkmonsters
ten behoeve van de diagnostiek van uierpathogenen. Maar ook voor de gezelschapsdierenpracticus is er wat wils:
een Vraag en Antwoord over kreupel gaan bij jonge honden. Doe er uw voordeel mee in de spreekkamer!
Nieuws is er tevens van niet-wetenschappelijke zijde. Op de Besturendag van de KNMvD heeft men een dag lang
gediscussieerd over \'het dier als vergeten onderwerp\' en \'dierenarts; concurrent of collega?\' Beide onderwerpen
bleken de moeite waard om wat langer bij stil te staan, zowel voor de gezelschapsdieren- als de landbouwhuisdie-
ren-arts. Communicatie, met cliënt en collega, blijkt altijd weer de kern van de zaak. Zoals u kunt lezen, is ook de
Ereraad die mening toegedaan.

Tot slot is er een levendig verslag van een bijeenkomst van de Groep Geneeskunde van het Rund over de toekomst
van de rundveehouderij en de plaats van de dierenarts hierin. Ook in deze sector zijn samenwerking en communi-
catie belangrijke sleutels aan de bos van de dierenarts.

Kortom: een aflevering zoals de Hoofdredactie het graag ziet. Hoe meer discussie, hoe beter. Wat dat betreft is het
stijgend aantal ingezonden brieven en artikelen veelbetekenend. Kritiek op het beleid van de Hoofdredactie is er
ook: sommigen vinden het Tijdschrift teveel een \'clubperiodiek\' worden. Welnu, deze opmerkingen worden zeer ter
harte genomen. De Hoofdredactie doet er momenteel alles aan om wetenschappers te bewegen in het Tijdschrift te
publiceren.

Vergeet overigens niet dat de KNMvD tevens the Veterinary Quarterly uitgeeft. Deze Engelstalige kwartaaluitgave
is begonnen als extraatje van het Tijdschrift, maar staat inmiddels geheel op eigen benen. Abonnees hebben boven-
dien geluk, want meestal blijft het niet bij vier nummers per jaar en verschijnen ook een aantal supplementen, zoals
de proceedings van de Voorjaarsdagen.

De Hoof dredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 122-

HOE TE HANDELEN BIJ EEN RECTUM LAESIE BIJ HET
PAARD IN DE PRAKTIJK

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122: 96-101

J.W.E. Peters^

üitenvoordeprakf

SAMENVATTING

De meest gevreesde complicatie bij het rectale onderzoek
van paarden en ponies is een ruptuur van alle lagen in het
intraperitoneaal gelegen gedeelte van het rectum. Door
het beschrijven van de anatomie wordt getracht een ver-
klaring te vinden waarom de rectumlaesie veelal dorsaal
of dorsolateraal in het rectum gesitueerd is. In dit artikel
wordt ingegaan op een relatief eenvoudige hechttechniek
van de rectumlaesie met behulp van de door Huskamp
gemodificeerde Deschampse naald. Beschreven wordt
een tweetal patiënten die met deze methode zijn behan-
deld onder praktijkomstandigheden. In de discussie
wordt ingegaan op de vraag of het veroorzaken van een
rectumlaesie als een kunstfout moet worden beschouwd.
Tenslotte worden adviezen gegeven om rectumlaesies te
voorkomen.

SUMMARY

How to manage a rectal tear in horses in practice

The most feared complicalion after a rectal examination of horses and po-
nies is to cause a tear of all the layers in the intraperitoneal part of the rec-
tum. The description of the anatomy is an attempt to explain that the rectal
tear is mostly located in the dorsal or dorsolateral part of the rectum. This
article describes a relatively simple suture technique for the rectal tear by
using the needle of Deschamp which is modified by Professor B. Huskamp.
Furthermore there is a description of this method as treatment of two horses
in practice circumstances. The issue whether causing a rectal tear should he
regarded as a case of malpractice is discussed. .Advises as prevention ofrec-
tal tears are given.

INLEIDING

Het rectaal exploreren is een deel van het totale onderzoek
van het paard. De scanner (ultrageluid) wordt veel gebruikt
bij het gynaecologisch onderzoek van een merrie. Nog ner-
gens is beschreven of het gebruik van een probe een ver-
hoogd risico geeft op rectumlaesies. In de kliniek van de vak-
groep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren
van de Rijksuniversiteit te Utrecht worden de laatste jaren
echter steeds meer paarden en ponies aangeboden met een
rectumlaesie, ontstaan tijdens een rectaal onderzoek met be-
hulp van de scanner.

Het risico dat tijdens het rectaal exploreren van een paard of
pony een rectumlaesie ontstaat is gering. Merkt
et al. schat-
ten het risico van één op tienduizend (7). Dit geldt echter
voor het rectaal onderzoeken van de geslachtsorganen. Bij
de diagnostiek van het paard met koliek ligt dit percentage
hoger. Op de Tierklinik Hochmoor is de incidentie ongeveer
vijftien op de tienduizend (5). Huskamp wijt dit hogere per-
centage aan het feit dat bij het paard met koliek dieper geëx-

\' Practicus D.A.C. Oostenvolde. Postbus 93. X430AB Oo!:terHolde.

ploreerd moet worden bij vaak onrustiger patiënten.
Andere mogelijke oorzaken van een rectumlaesie zijn een
wild of onstuimig dekkende hengst en sadistische handelin-
gen.

De ruptuur van alle lagen van het intraperitoneaal gelegen
gedeehe van het rectum leidt zonder behandeling altijd tot de
dood van het paard, daar er een septische peritonitis ontstaat
nadat de faeces de buikholte contamineren.

In artikelen die in de jaren zeventig en tachtig gepubliceerd
zijn, worden verschillende behandelings- en nabehande-
lingsmethoden beschreven. Deze methoden zijn alle erg in-
gewikkeld, invasief en niet geschikt om onder praktijkom-
standigheden uitgevoerd te worden en hadden bovendien een
vaak teleurstellend resultaat (3,9,10,12).
Huskamp maakte voor het eerst in 1993 melding van een re-
latief eenvoudige hechttechniek met een door hem gemodifi-
ceerde Deschampse naald, welke onder praktijkomstandig-
heden bij het staande dier uitvoerbaar is (4).
Na het veroorzaken van een rectumlaesie kunnen er aan-
gaande de aansprakelijkheid vervelende situaties ontstaan.
De paardeneigenaar zal zeker de vraag stellen of u voor de
veroorzaakte schade verzekerd bent. Aan de verzekerings-
maatschappij is het dan te beoordelen of er sprake is van een
kunstfout of niet.

Het doel van dit artikel is om de paardenpracticus op de
hoogte te brengen van een relatief eenvoudige hechttechniek
om een rectumlaesie te sluiten. Om aan te geven dat deze
techniek mogelijk is onder praktijkomstandigheden wordt de
behandeling van twee patiënten uit de eigen praktijk be-
schreven.

ANATOMIE EN PATHOLOGIE

Het rectum heeft een gedeelte dat retroperitoneaal en een ge-
deelte dat intraperitoneaal ligt. De flesvormige verwijding,
de ampulla recti, ligt retroperitoneaal en is omgeven met
bindweefsel met veel vet erin. Het intraperitoneale deel van
het rectum hangt aan het mesorectum vrij in de buikholte. Bij
een volwassen warmbloed paard is het retroperitoneale deel
aan de dorsale zijde ongeveer 30 centimeter lang, maar aan
de ventrale zijde slechts ongeveer 15 centimeter omdat de
excavatio rectogenitalis verder doorloopt naar caudaal. Op
de overgang van retroperitoneaal naar intraperitoneaal wordt
het mesorectum geleidelijk langer en pas verder naar crani-
aal is het rectum minder strak en hoog aan het dak van de
buik gefixeerd, waardoor het lijkt of er een bocht naar ven-
traal in het rectum zit (zie afbeelding 1).
Oberlojer beschrijft dat bij veel paarden in het craniale deel
van het dak van de ampulla recti een gedeelte zit waar de
musculatuur veel dunner is (8). Op deze plaats is de kans op
een rectumscheur dan ook het grootst.
De opbouw van de wand van het intraperitoneale gedeelte
verschilt met die van het retroperitoneale gedeelte. Intra-
peritoneaal groeperen dorsaal en ventraal de longitudinale
spiervezels zich als bundels, de taeniae. De longitudinale

-ocr page 123-

spiervezels zijn in het retroperitoneale gedeelte niet gegroep-
eerd. Vlak naast de dorsale taenia lopen de grote bloedvaten
vanuit het mesorectum door de muscularis heen om de mu-
cosa en submucosa van bloed te voorzien (zie afbeelding 2).

De laesies in het intraperitoneale gedeelte van het rectum
kunnen volgens Huskamp (5) in drie klassen verdeeld wor-
den (zie afbeelding 3):

serosa

muscularis

mucosa

Afbeelding 3. Klasse-indeling rectumlaesie.

Klasse 1: Mucosa en submucosa zijn gescheurd.

De laesie is veelal enkele vierkante centimers
groot.

Klasse 2: Mucosa, submucosa en muscularis zijn gescheurd.

De serosa is nog intact en de buikholte is niet ge-
opend.

Wanneer de verwonding precies dorsomediaan ge-
situeerd is, kunnen de serosabladen van het meso-
rectum naar lateraal wijken omdat er een onder-
druk in de buikholte heerst. Zo is het mogelijk dat
er een grotere wondholte gevormd wordt (zie af-
beelding 3: 2B).
Klasse 3: Mucosa, submucosa, muscularis en serosa zijn ge-
scheurd. De buikholte is open.

De Amerikaanse literatuur geeft een verdeling in vier klas-
sen (1). De extra klasse is die waarbij alleen de muscularis is
gescheurd. Dit wordt echter zelden waargenomen. Voor de
laesies welke in het retroperitoneale gedeelte van het rectum
gelegen zijn, bestaat geen klasse-indeling.
De laesie in het intraperitoneaal gelegen gedeelte van het
rectum bevindt zich veelal ter hoogte van de \'ventrale bocht\'
(waar het mesorectum nog kort is) en wel in de dorsale wand
(binnen de aanhechting van het mesorectum) of in de dorso-
laterale wand (net naast de aanhechting van het mesorectum)
(13).

Wordt de rectumlaesie van de klasse 2 of 3 niet behandeld
dan zal er eigenlijk altijd een septische peritonitis ontstaan.
Bij de klasse 2 laesie is de kans namelijk erg groot dat de
serosa losgescheurd is van het spierweefsel en daardoor geen
bloedvoorziening meer heeft. Er ontstaat dan een praeperfo-
ratieve peritonitis omdat de serosa necrotiseert. Bij de klasse
3 laesie contamineert de faeces direct de buikholte wat resul-
teert in een septische peritonitis.

DIAGNOSTIEK

Wanneer na het beëindigen van de exploratie vers bloed op
de handschoen zit of tijdens het rectale onderzoek plotseling
de spanning wegvalt, dienen de volgende maatregelen direct
getroffen te worden voor nadere diagnostiek van de rectum-
laesie:

- een onrustig paard sederen. Dit kan met romifldine-hydro-
chloride (0.8 ml per 100 kg lich.gew.)" of detomidinehy-
drochloride (0.2 tot 0.4 ml per 100 kg lich.gew.j^»;

- ontspannen van de darm met hyoscine butylbromide (20
tot 40 mg per 100 kg lich.gew.)*^. Hyoscine butylbromide
heeft echter maar een werkingsduur van een half uur;

- eventueel aanwezige mest zo voorzichtig mogelijk uit het
rectum proberen te verwijderen;

- het paard dat blijft persen een epiduraal anaesthesie geven.
Ook de sphincter van de anus zal dan verslappen.

Als er een doorzichtig buisspeculum voorhanden is, dan zou
daarmee een eerste inspectie uitgevoerd kunnen worden.

Manueel met de blote hand met veel glijmiddel of bij voor-
keur glad gemaakt met een dunne laag vaseline, worden de
plaats, de diepte (welke klasse dus) en de lengte van de laesie
bepaald.

- Sedivel^ (REC NL 7232. Boehringer Ingelheim. Alkmaar).
\' Domosedan*- (NL 2973 Pfizer .4nimal Heallh B. V.. Capelle a/d IJssel).
\' Buscopan^ (REG NL 29HI. Boehringer Ingelheim. Alkmaar).

-ocr page 124-

BEHANDELING VAN DE LAESIE MET BEHULP VAN
DE VERLENGDE DESCHAMPSE NAALD VOLGENS
HUSKAMP

De laesie van de klasse 2 en 3 moeten altijd chirurgisch be-
handeld worden en het liefst zo snel mogelijk. Na het stellen
van de diagnose en na overleg met de eigenaar worden
breedspectrum antibiotica en NSAID\'s toegediend en voor-
zien in de tetanusprofylaxe.

Stap voor stap wordt hierna het hechten van een laesie van de
klasse 3 beschreven.

De Deschampse naald is tot ongeveer 45 centimeter verlengd
(zie afbeelding 4)\'\'. De naald kan met het naaldoog naar links
of rechts zijn gericht. Als hechtmateriaal wordt catgut nr EP
6 of EP 8 of polyglycolzuur c.q. polyglactin 910 (Dexon®
c.q. Vicryl®) nr 5 gebruikt. Per hechting is ongeveer 1.5 me-
ter draad nodig. Na het invoeren van de hechtdraad door het
oog van de naald wordt de hechtdraad in tweeën verdeeld.
Wanneer normaal met de rechterhand geëxploreerd wordt,
dan wordt met de Deschampse naald in de rechterhand onder
begeleiding van de linkerhand het rectum ingegaan (zie af-
beelding 5). Met wijsvinger en duim van de linkerhand
wordt de meest dorsaal gelegen wondrand van de laesie ge-
fixeerd. De eerste hechting wordt zover mogelijk craniaal in
de laesie aangebracht. De Deschampse naald wordt op onge-
veer 1 centimeter afstand van de wondrand door de mucosa,
muscularis en de serosa heengestoken. De volgende stap is
het in omgekeerde volgorde doorsteken van de ventrale
wondrand. Het ene uiteinde van de hechtdraad wordt uit het
oog van de Deschampse naald gehaald en daarna wordt de
Deschampse naald naar buiten gebracht zodat ook het andere
uiteinde van de draad los komt te liggen. Beide uiteinden ko-
men nu via de anus naar buiten. Buiten het rectum wordt een
chirurgische knoop gemaakt waarvan de afzonderlijke wor-
pen steeds met de linkerhand in het rectum worden opge-
schoven (zie afbeelding 6). De tweede hechting wordt onge-
veer I centimeter caudaal van de eerste hechting gezet. Let
erop dat de naald niet verder dan 1,5 centimeter van de
wondrand wordt gestoken, anders wordt het lumen van het
rectum te sterk verkleind.

* >

■» ^ ^

De laesie klasse 2 moet ook chirurgisch worden behandeld.

-ocr page 125-

waarbij echter de serosa niet meegehecht wordt. De laesie
klasse 1 en de laesie gelegen in het retroperitoneale deel van
het rectum, worden veelal niet chirurgisch behandeld. Het is
verstandig om zowel na een chirurgische behandeling maar
ook na een conservatieve behandeling, het paard gedurende
tien dagen niet rectaal te exploreren.

De postoperatieve behandeling is de volgende. Het is erg be-
langrijk dat de consistentie van de faeces aan de dunne kant
is. In het voorjaar en in de zomer is dit het makkelijkste te
verwezenlijken door het verstrekken van vers gras. Indien de
patiënt in een kliniek een aanvullende colostomie of coloto-
mie heeft ondergaan, is het beter om het paard middels medi-
camenten te laxeren.

Dit is mogelijk door per neussonde sulfas natricus (400 gram
per dag) of paraffine (2 liter per dag) te geven. Oraal kan men
ook driemaal daags 100 tot 150 gram lijnzaad geven. Con-
troleer een half uur na het verstrekken van het lijnzaad of de
voerbak leeg is. Lijnzaad blootgesteld aan de lucht vormt
blauwzuurgas en dat is erg toxisch.

Eventueel kan men bij erg dikke mest met behulp van een
spoelsonde (zeker 20 centimeter craniaal van de laesie aan-
leggen) de mest proberen te verweken.
Dagelijks wordt de patiënt tweemaal onderzocht, waarbij de
nadruk ligt op het opnemen van de lichaamstemperatuur
naast het vaststellen of er sprake is van een defense muscu-
lair. Ook het afkomen van faeces moet gecontroleerd wor-
den. De toediening van breedspectrum antibiotica en
NSAID\'s wordt zeker gedurende vijf dagen voortgezet.
Indien de practicus deze behandelingsmethode te ingewik-
keld vindt, dan is het mogelijk om de patiënt door te sturen
naar een gespecialiseerde paardenkliniek.

De volgende voorzorgsmaatregelen dienen dan genomen te
worden:

- overleg met de eigenaar van dc patiënt;

- sedeer een onrustig paard met romifinehydrochloride of
detomidinehydrochloride;

- schakel de darmperistaltiek uit met hyoscine butylbro-
mide. Duurt de reis naar de kliniek langer dan een half uur,
breng dan in de vena jugularis een catheter aan. De eige-
naar kan dan tijdens het transport een volgende dosis hyo-
scine butylbromide toedienen;

- verwijder zo voorzichtig mogelijk nog aanwezige faeces
uit het rectum;

- sluit eventueel het rectum craniaal van de laesie af met een
verbandrol;

- dien breedspectrum antibiotica en NSAID\'s toe en voorzie
in de tetanusprofylaxe;

- regel transport en waarschuw de kliniek.

RESULTATEN BIJ TWEE PATIENTEN
Het eigen materiaal bestaat uit een tweetal patiënten. Patiënt
één is een 15-jaar oude pony merrie en patiënt twee is een 6-
jaar oude warmbloed maiden merrie.
Bij beide patiënten is de laesie ontstaan bij het rectaal explo-
reren als onderdeel van een gynaecologisch onderzoek.
Bij patiënt één week de mucosa over de knokkels van de
hand. Bij nader onderzoek, nadat de patiënt hyoscine butyl-
bromide (20 mg per 100 kg lich.gew.) intraveneus was toe-
gediend, werd een laesie klasse 2 links dorsolateraal in het
intraperitoneale deel van het rectum, vastgesteld. De laesie
was ongeveer vier centimeter lang en verliep in de lengte-
richting. De pony werd direct naar de kliniek getranspor-
teerd, waar ze werd gesedeerd met detomidinehydrochloride

(0.3 ml per 100 kg lich.gew.) en in de noodstal gezet. De lae-
sie werd daarna chirurgisch behandeld met in totaal vier
hechtingen met catgut nr EP 6.

Na het sluiten van de laesie werd de pony nabehandeld met
trimethoprim-sulfatroxazole (15 mg/kg, iv)^ en flunixine
meglumine (1 mg/kg, iv)f, gedurende tien dagen. De eerste
drie dagen werden zowel de trimethoprim-sulfatroxazole als
de flunixine meglumine tweemaal daags toegediend, daarna
werd de medicatie nog gedurende zeven dagen eenmaal
daags gegeven. De pony heeft gedurende tien dagen op de
weide naast de kliniek gestaan en dagelijks werd tweemaal
de rectale temperatuur opgenomen en een klinisch onder-
zoek gedaan waarbij speciaal gelet werd op de spanning van
de buikspieren. De pony is volledig hersteld.
Bij patiënt twee bevond zich na het beëindigen van het rectale
onderzoek vers bloed aan de vingers van de handschoen.
Allereerst werd de darm stilgelegd met hyoscine butylbro-
mide (20 mg per 100 kg/lg, iv). Bij nader rectaal onderzoek
werd een laesie klasse 2 links dorsolateraal in de lengterich-
ting gediagnostiseerd. De laesie zat ongeveer 35 centimeter
naar craniaal en bevond zich in het intraperitoneale deel van
het rectum. De merrie werd direct op het dekstation in de
noodstal verder chirurgisch behandeld. De laesie ter grootte
van vier centimeter werd gesloten met vijf hechtingen catgut
nr EP 6. Na het sluiten van de laesie werd het paard behandeld
met trimethoprim-sulfatroxazole (15 mg/kg, iv) en flunixine
meglumine (I mg/kg, iv). Beide medicamenten werden een-
maal daags toegediend. Op het dekstation was het mogelijk
dat het paard het gehele etmaal zonder soortgenoten in de
weide met vers gras stond. Dagelijks werd de rectale tempera-
tuur opgenomen en een klinisch onderzoek verricht. Ook werd
gekeken naar de consistentie van de faeces. In totaal is de mer-
rie zeven dagen behandeld met trimethoprim-sulfatroxazole
en flunixine meglumine. Ze is geheel hersteld naar huis ge-
gaan.

Bij beide patiënten was het niet nodig om een epiduraal ana-
esthesie te geven. Van patiënt één, de pony, is bekend dat ze
op dit moment nog leeft.

DISCUSSIE

Het veroorzaken van een rectumlaesie kan iedere dierenarts
overkomen. Zelfs een geroutineerde dierenarts loopt kans op
het veroorzaken van een laesie (II).

In het materiaal van Huskamp kwam naar voren dat het in de
helft van de gevallen de kleinere paardenrassen betrof (vol-
bloed, draver, arabier), dus paarden met een relatief nauw
rectum (5). In een groot deel van de gevallen was de veroor-
zaker een jonge, ongeoefende collega. Ook de leeftijd van
het paard speelt een rol. Darmlaesies (ook maagrupturen)
komen vaker voor bij het oudere paard omdat de elasticiteit
van de verschillende weefsels achteruitgaat (5). In het be-
stand van de AVMA Professional Liability Trust komt in
verhouding een hoog percentage paarden van het Arabische
ras voor met een rectumlaesie ontstaan na een rectaal onder-
zoek (II, 14).

De locatie waar de meeste van de rectumlasies ontstaan, is
dorsolateraal of dorsaal in de rectumwand gelegen. Is er op
die locatie sprake van een locus minoris resistentiae? Als de
anatomie bekeken wordt dan is de rectumwand net naast de

\' Leotrox^ 24% injectie, Leo Pharmaceuticals Products B. V..H\'eesp.
I Finadyne\'-. NL 1726, Schering-Plough 8. V.. Amstelveen.

-ocr page 126-

dorsale taenia vanwege de \'gaten\' waar de zich vertakkende
bloedvaten vanuit het mesorectum door de muscularis heen-
gaan, vergelijkbaar met papier met een voorgeperforeerde
scheurlijn. Dorsaal wordt de longitudinale spierlaag veel
dunner bij de overgang van de taenia naar de darmwand. Het
dunner worden geldt daar ook voor de circulaire spierlaag.
Een ander punt is dat het rectum ter hoogte van de \'ventrale
bocht\' zich vernauwt. Ook het feit dat het mesorectum naar
voren toe langer wordt, geeft in het achterste deel van het
intraperitoneaal gelegen gedeelte van het rectum een gerin-
gere bewegingsruimte voor de explorateur (2). Juist in het
kader van een gynaecologisch onderzoek zal de hand van de
explorateur zich ter hoogte van de bocht bevinden om uterus
en ovaria te kunnen palperen.

In dit artikel is een relatief eenvoudige hechttechniek be-
schreven welke onder praktijkomstandigheden goed uitvoer-
baar is. Gezien de resultaten van deze behandelingsmethode
is het zeer de moeite waard om de laesie te hechten na het
diagnostiseren ervan. Van groot belang is echter dat de chi-
rurgische behandeling zo snel mogelijk uitgevoerd wordt.
Het snelle handelen verhoogt de kans op een volledige gene-
zing omdat daardoor de kans op het ontstaan van een fatale
septische peritonitis aanzienlijk wordt verkleind.
Het blijkt dat de wondranden van de laesie korte tijd na het
ontstaan al zwellen, waardoor het hechten moeilijker wordt.
Aanvullende operaties zijn dan nodig als de hechtingen niet
naar tevredenheid zijn aangebracht of als er een te lange tijd zit
tussen het ontstaan van de laesie en de behandeling. De tijd om
dc patiënt te transporteren naar bijvoorbeeld de Kliniek voor
Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren van
de Rijksuniversiteit te Utrecht zal in de meeste gevallen zeker
één uur of nog langer duren. Van der Velden voert vanwege
dit feit na het sluiten van de scheur een laparotomie uit om het
colon ascendens te ledigen (colotomie) (13). Het voordeel
hiervan is dat de wond enige tijd vrij blijft van faecescontami-
natie en dat er minder spanning op het darmgedeelte staat. In
het geval van de colotomie is er maar één laparotomie nodig,
dit in tegenstelling met de anus praeter (colostomie) waarvoor
Huskamp veelal kiest (5). In deze gevallen moet later altijd
nog een keer operatief ingegrepen worden.
Met betrekking tot de medicamenteuze behandeling is het
belangrijk om een antibiotica met een zo breed mogelijk
spectrum toe te dienen wegens de veelheid van kiemen
welke de peritonitis kunnen veroorzaken. De keuze van het
antibioticum gaat in verband met de gevolgen van de huidige
diergeneesmiddelenwet meestal middels off-label use omdat
het gaat om een levensbedreigende situatie.
Als behandelingsprotocol wordt op de Kliniek voor
Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren
praeoperatief natriumpenicilline (20.000 lE/kg, iv)g en gen-
tamicine (4.5 mg/kg, ivjl^ gegeven. Postoperatief eenmaal
daags procainepenicilline-G (20.000 lE/kg, im)\' en twee-
maal daags gentamicine (4.5 mg/kg, iv of im). Oraal wordt
metronidazole (25 mg/kg, tweemaal daags) toegediend om
de anaerobe bacteriën te doden (schriftelijke mededeling, dr.
M.A.van der Velden, augustus 1996).

De behandeling van het eigen patiëntenmateriaal behoeft nog
enige toelichting. Bij patiënt één is praeoperatief geen
antibioticum toegediend omdat het de eerste keer was om een
rectumlaesie transrectaal te hechten. Eerst werd het resultaat

s Benzylpemciïlinenalrium*- (A.U.V., Cuijk)
* Gentamicine /0%» M UK. Cuijk)
\' Depocilline^ (Mycofarm Nederland B. V.. de Bilt)

van deze chirurgische behandeling afgewacht, alvorens anti-
biotica toe te dienen. Bij patiënt twee was het pas mogelijk
om na de chirurgische behandeling contact te krijgen met de
eigenaar, zodat niet eerder dan postoperatief gestart werd met
het toedienen van antibiotica. Gezien het feit dat het bij beide
patiënten handelde om een rectumlaesie klasse 2 en er snel
werd gehandeld, rechtvaardigt dat de afwijking in de keuze
van het antibioticum van het protocol van de Kliniek voor
Algemene Heelkunde. Gekozen is voor trimethoprim-sulfa-
troxazole gezien het werkingsspectrum tegen de Gram-nega-
tieve bacteriën. Bij patiënt één is de medicatie de eerste drie
dagen tweemaal daags gegeven omdat de patiënt ook twee-
maal daags klinisch onderzocht werd en daarbij bleek dat de
lichaamstemperatuur steeds te hoog was. Gezien deze te hoge
lichaamstemperatuur en om een endotoxinaemie te voorko-
men is daarom ook langer doorgegaan met de toediening van
flunixine meglumine dan de bijsluiter aangeeft (maximaal
vijf dagen). Met het verstrekken van vers gras lukte het bij
beide patiënten om de faecesconsistentie dun te krijgen.
In de dagelijkse praktijk zijn in hoofdzaak de gynaecologi-
sche patiënt en daamaast de koliekpatiënt de reden dat er een
rectaal onderzoek moet plaatsvinden. Welke verantwoorde-
lijkheid draagt de dierenarts die dit rectale onderzoek uit-
voert? In de eerste plaats dienen voor het uitvoeren van het
rectale onderzoek maatregelen getroffen te worden die de
kans op het veroorzaken van een rectumlaesie minimaliseren.

De volgende punten kunnen daarvoor een goede leidraad zijn:

- onderzoek het paard in een rustige omgeving bij voorkeur
in een opvoelbox of gebruik een spantouw. Bij het paard
met koliek is het plaatsen in een opvoelbox niet altijd ge-
wenst of zelfs niet mogelijk. Bij gebruik van de scanner
moet het paard in een opvoelbox in een te verduisteren
ruimte staan;

- neem alle tijd om het onderzoek zorgvuldig uit te voeren;

- zorg voor bekwame hulp die het paard vasthoudt;

- gebruik eventueel een praam;

- gebruik veel glijmiddel;

- haal zorgvuldig alle mest uit het rectum. Doe dit verder
naar voren dan u gewend bent. Meer naar craniaal wordt de
lengte van het scheil (mesorectum) langer en dit geeft
meer bewegingsruimte om eierstokken en uterus te palpe-
ren (2);

- laat de hand temgkomen bij een peristaltische golf van de
darm of bij een sterke buikpers. Dit temg laten komen is
niet noodzakelijk als de druk, opgebouwd door de buik-
pers, zich op de bovenarm, die zich in de anus bevindt,
concentreert;

- houd de hand stil indien deze volledig vastgepakt wordt
door een contractie van de darm;

- gebruik bij een te groot risico hyoscine butylbromide.
Denk hierbij aan maiden merries welke voor de eerste
maal onderzocht worden of een erg onrustige koliekpa-
tient. Bij het onderzoek van een onrustig koliekpaard met
daarbij weinig hulpkrachten zal de diagnosestelling vaak
niet beïnvloed worden als de patiënt eerst ingespoten is
met hyoscine butylbromide (6). Om het rectaal exploreren
te vereenvoudigen is het ook mogelijk om 60 ml. lidocaine
2% met behulp van een spuit in het rectum te brengen
(schriftelijke mededeling S. Brinsko, Colorado State
University, Equine Repro Group Internet, oktober 1996).

In de tweede plaats is het noodzakelijk dat als er \'iets\' ge-
beurt dat een mogelijke rectumlaesie veroorzaakt dit niet

-ocr page 127-

verzwegen wordt, maar dat er adequate maatregelen worden
genomen. Hieronder wordt verstaan het informeren van de
eigenaar, een gedegen nadere diagnose, het starten van een
medicamenteuze behandeling, het eventueel zelf behandelen
of na verlenen van eerste hulp het doorsturen van het paard.
Mijn mening is dat het rectaal exploreren van een paard altijd
een bepaald risico met zich meebrengt en als er bij een zorg-
vuldig uitgevoerd rectaal onderzoek toch een laesie ontstaat,
kan dit niet zonder meer als een kunstfout betiteld worden.
Het paard is een dier dat ieder inoment ergens van kan
schrikken of zich zomaar kan laten vallen.
Een deskundige van de beroepsaansprakelijkheidsverzeke-
ring kan niet vaststellen of aan alle zorgvuldigheidseisen is
voldaan. In zijn algetneenheid is het in een procedure zeer
moeilijk om onschuld aan te tonen. Reden waarom een ver-
zekering veelal zal overgaan tot een vergoeding van de
schade, zeker wanneer de controle en behandeling achter-
wege zijn gelaten (schriftelijke mededeling, drs. G.A.van
Exel, VVAA-schadeverzekeringen, april 1996).
Wel is het een kunstfout wanneer het rectale onderzoek
beëindigd wordt met vers bloed op de onderzoekshand-
schoen of als de spanning plotseling wegvalt en dan ver-
zuimd wordt een gedegen nacontrole te verrichten.
Met de ervaring van de behandeling van een tweetal dieren
met een door de auteur veroorzaakte rectumlaesie kan de
paardenpracticus geadviseerd worden om altijd te proberen
te hechten en wel zo snel mogelijk. Zou de behandeling niet
naar wens gaan dan is toch alles geprobeerd om het paard te
redden. Het is voor te stellen dat een verzekering daarmee
sneller geneigd is om de schade in het voordeel van de eige-
naar van het paard en dus ook van de behandelde dierenarts,
af te handelen.

DANKBETUIGING

Graag wil ik de collega\'s Herman Jonker, Henk Kalsbeek en Rien van der
Velden hartelijk danken voor de waardevolle aanvullingen en het kritisch le-
zen van het manuscript. Marcel bedankt voor het verzorgen van de illustraties.

LITERATUUR

1. Amold JS, and Meagher DM. Management of rectal tears in the horse.
J Equine Med Surg 1987; 2:64.

2. England GCW. Allen\'s Fertility and Obstetrics in the Horse, 200-204.
Second edition. Blackwell Science LTD (1996).

3. Herthel DJ. Colostomy in the Horse. AAEP 20th Annual Proceedings.
Dec 3-5. Las Vegas. Nevada 1975: 187-91.

4. Huskamp B. Die operative Versorgung von Mastdarmverletzungen.
Tagung über Pferdekrankheiten Equitana 1993.

5. Huskamp B. Die operative Versorgung von Mastdannverletzungen.
Prakt Tierarzt 1994; 11: 943-8.

6. Kalsbeek HC. Het toedienen van hyoscine-N-butylbromide (Buscopan*)
aan (koliekIpaarden. Symposion \'Binnenstebuiten\' 1994.

7. Merkt H. Graser A, Sackmann H, und Günzel AR. Mastdarm-
perforationen beim Pferd. Versuche zur temporären, medikamentösen
Peristaltikhemmung. Prakt Tierarzt 1979; 60: 189-91.

8. Oberlojer HG. Untersuchungen zur Frage des Auftretens von Spon-
tanrupturen des Mastdarms beim Pferd und zur Frage von deren rechtli-
cher Beurteilung. Disseratie Universität Wien (1984).

9. RickMC. Management ofrectal injuries. Vet Clin N Am Equine I989;5:
407.

10. Spensley MS, Meagher DM, and Hughes JP. Instrumentation to facilitate
surgical repair of rectal tears in the horse: A preliminary report.
Proceedings AAEP 1985; 31: 553.

11. Stauffer VD. Equine rectal tears - A malpractice problem.
J Am Vet Med Assoc 1981; 178: 798-9.

12. Taylor TS, Watkins JP, and Schumacher J. Temporary indwelling rectal
liner for use in horses with rectal tears. J Am Vet Med Assoc 1986; 191:
677.

13. Velden M van der. De behandeling van rectumscheuren bij het paard.
Symposion \'Heelkunde in perspectief 1995.

14. White NA. The Equine Acute Abdomen, 399-402. Lea & Febiger, 1990,
Philadelphia London.

VETERINARY REPRODUCTION AND OBSTETRICS

Boekbespreking

G.H. Arthur. D.E. Noake.s. H. Pearson en T.J. Parkinson. W.B.
Saunders. Londen. 7edruk, 1995. ISBN0-7020-17H5-X.

Het betreft hier een vanouds bekend tekstboek bestemd voor
zowel de veterinaire student als de afgestudeerde dierenarts.
De eerste dmk daterend uit 1938, was geschreven door de voor
velen niet onbekende prof F. Benesch uit Wenen en beperkte
zich tot de Obstetric. Sinds 1951 is prof Geoffrey Arthur\'s
naam aan dit boek verbonden. In 1975 werd de scope van het
boek aanzienlijk verbreed tot de totale voortplanting van de
huisdieren. Het boek kende echter nogal wat beperkingen en
was op een aantal onderdelen zowel kwalitatief als kwantita-
tief zwak vergeleken met een aantal andere leerboeken. Hierin
is echter drastisch, zeker ook ten opzichte van de vorige druk,
verandering gekomen. In hun voorwoord vermelden de vier re-
dacteuren terecht dat de hoeveelheid kennis de laatste jaren zo
is toegenomen dat van een dierenarts niet meer kan worden
verwacht dat deze de volle breedte van de dierlijke voortplan-
ting zowel theoretisch als praktisch op hoog niveau beheerst. In
totaal hebben er nu elf auteurs een bijdrage aan het boek gele-
verd. Het dus geheel herziene boek omvat de volgende onder-
delen: De normale oestrische cyclus; normale dracht en ge-
boorte; dystocia en andere afwijkingen gerelateerd aan de par-
tus; operatieve ingrepen; infertiliteit (inclusief bedrijfs-
aspecten); embryotransplantatie; het mannelijk dier; enkele be-
langrijke aspecten van de voortplanting bij de kameel en de
buffel. Voorts is er een appendix aan toegevoegd met daarin de
bij de voortplanting en voortplantingsstoomissen meest ge-
bruikte medicamenten (in Engeland). Dankzij het aantrekken
van meer auteurs hebben vooral de diersoortgerichte hoofd-
stukken (paard, grote- en kleine herkauwers, varken, hond en
kat) betreffende de fertiliteit en fertiliteitsstoomissen veel aan
waarde gewonnen. Natuurlijk moeten we bedenken dat het hier
een leerboek betreft uit de \'Engelse school\'. Gebruikte thera-
pieën en methoden zullen daarom soms anders zijn dan bij ons
gebruikelijk is. Dit is vooral bij de obstetrische ingrepen het ge-
val. Dit doet echter geen aftjreuk aan de kwaliteit van het boek.
Helaas valt er in het boek weinig of niets te vinden over de zo
belangrijke foeto-matemale interactie tijdens de graviditeit en
de geboorte. Hetzelfde valt ook te zeggen over normale en ab-
normale aspecten van het breken van de navelstreng en over de
neonatale zorg. Dit zijn mijns inziens wezenlijke tekortkomin-
gen. Er blijft dus nog wel wat te wensen over voor een vol-
gende druk. Alles overziende kan toch worden geconcludeerd
dat deze druk ten opzichte van voorgaande drukken opvallend
is verbeterd en de aanschaf zeker waard is. Het boek bevat 726
pagina\'s en is rijk geïllustreerd.

G.C. van der Weijden

-ocr page 128-

II M

HALFJAARLIJKSE MASTITIS PANEL MEETING

MELKWINNING EN INVRIEZEN MELKMONSTERS

Berichten en verslagen
«

MELKWINNING EN UIERGE-
ZÜNDHEID

Na een korte introductie vangt ing.
Hans Miltenburg aan met een heldere
uiteenzetting over melkwinning en de
relatie met uiergezondheid.

Om het verband tussen melkwinning
en uiergezondheid te kunnen begrij-
pen, zo stelt Miltenburg, is het noodza-
kelijk om een goede kennis te hebben
van alle betrokken factoren. Hij begint
daarom bij het begin: de melkafgifte
van de koe en de werking van de melk-
machine.

De melk in het uier van de koe is onder
te verdelen in twee delen. De eerste
fractie is de melk die in de melkboezem
zit, de cystememelk. Dit deel omvat
ongeveer 20% van het totale melkvo-
lume en is vrij beschikbaar om uit het
uier gemolken te worden. De tweede
fractie is de alveolaire melk, de melk in
de uierblaasjes. Deze vloeistof zit op-
geborgen in de alveolen en komt onder
invloed van oxytocine vrij.
Let eens op als je ooit bij melken aan-
wezig bent. Miltenburg is duidelijk
een man die vaak in de melkput staat.
\'Je kunt dan regelmatig zien dat eerst
de cystememelk wordt uitgemolken en
dat er dan even blind wordt gemolken.

De halfjaarlijkse \'mastitis panel meetings\' zijn een initiatief van de firma Leo
Pharmaceutical Products BV. Tijdens deze panelsessies debatteren afgezanten van
verschillende veterinaire groeperingen over hun visie op mastitisbestrijding. Elke mee-
ting begint met één of meer inleidingen van een onderdeel van de mastitisproblema-
tiek. Het panel heeft min of meer een vaste samenstelling.

Weesp, 20 november 1996- Melkwinning en Het effect van invriezen op de over-
leving van uierpathogenen
zijn de twee onderwerpen van gesprek tijdens deze
panelavond. Ing. Hans Miltenburg, zoötechnisch deskundige van de
Gezondheidsdienst voor Dieren en dr. Uri V echt, dierenarts en laboratorium-
hoofd van de afdeling Bacteriologie van het ID-DLO, zijn als deskundigen be-
reid gevonden een inleiding te houden over de respectievelijke onderwerpen.
Drs. Chris Charpentier, practicus te Diessen, treedt op als voorzitter.

Door Jan Hülsen

totdat de koe de alveolaire melk goed
laat vrij komen.\' Volgens Miltenburg
is dit het gevolg van een verkeerde
voorbehandeling, want er komt te laat
voldoende oxytocine vrij.
Voor een optimaal melkproces moet er
een constante stroom van melk uit de
uiercysteme in de tepelholte komen. De
melkmachine en de tepel worden dan
gedurende het gehele melkproces op
een gelijke manier belast cn er treedt
geen blind melken op. Miltenburg toont
een grafiek met daarop het melkstroom-
profiel van een vlotmelkende koe. Wat
opvalt is het trapsgewijs afnemen van
de melkstroom. Dit verschijnsel blijkt
veroorzaakt te worden door het feit dat
niet alle uierkwartieren op hetzelfde
moment leeg zijn. Aan het eind van een
melkbeurt worden dus een aantal kwar-
tieren een tijdlang blind gemolken.
Het vrijkomen van melk uit de alveo-
len wordt dus bepaald door de oxyto-
cine-release. \'Rust en regelmaat\', be-
nadrukt Miltenburg, \'zijn essentieel
voor een goede oxytocine-release.\'
Het is algemeen bekend dat nieuw-
melkte vaarzen door stress de melk
niet laten schieten doordat ze geen
oxytocine vrijmaken. Maar het is ook
gebleken dat koeien aan het einde van
een lactatie een hogere oxytocine-
prikkeling nodig hebben om de alveo-
laire melk te laten schieten.
Naast dit verschil in melkbaarheid tus-
sen de verschillende leeftijdsgroepen
op het bedrijf, is er ook een grote sprei-
ding binnen deze categorieen. Milten-
burg toont cijfers van het R.O.C. in
Zegveld, die onder andere laten zien
dat op dit bedrijf de individuele melk-
tijd uiteenloopt van 3,5 tot 16,0 minu-
ten. Tussen deze cijferlijsten valt ook
op dat de maximale melksnelheid va-
rieert van 1,1 tot 7,1 kg/min. en dat het
tussen 0,1 en 7,3 minuten kan duren
voordat een koe op dit maximum zit.
\'De combinatie van melker en melk-
machine zorgen voor een optimale re-
lease van oxytocine en daardoor voor
een zo ideaal mogelijke melkstroom\',
vertelt Miltenburg voort. Een melker
die altijd op dezelfde tijd melkt en al-
tijd alles hetzelfde doet tijdens het
melken, slaagt er het best in om een
goede melkstroom te realiseren. \'En
koeien met zulke melkers geven ook
duidelijk meer melk!\'

Melkmachine en melktechniek

Op weg naar een uiteenzetting naar het
verband tussen melkwinning en uier-
gezondheid legt Miltenburg nog eens
kort en duidelijk de werking van een
melkmachine uit. Ook hier geldt: be-
ginnen bij de bodem.
Aan de hand van getekende doorsne-
den van een tepelbeker tijdens het mel-
ken, toont Miltenburg de interactie tus-
sen de onderdelen van de tepelbeker en
de tepel gedurende het melkproces.
Het vervormen van de tepelvoeringen
onder invloed van vacuümverschillen
en het effect daarvan op de tepel en de
melkstroom, worden begrijpbaar in
beeld gebracht. Anders gezegd: de
massage van de speen door de tepel-
voering tijdens het melken, maar ook
de mishandeling tijdens blindmelken
zijn na deze introductie voor alle aan-
wezigen helder.

Meten is weten

Miltenburg heeft een aantal duidelijke
richtlijnen voor melkveehouders, voor
wat betreft de controle van de melkin-
stallatie. Ten minste één maal per jaar
de apparatuur laten doormeten, door
middel van een onderhoudsabonne-
ment bij de dealer. Na 2.500 melkin-
gen de tepelvoeringen vervangen. En
als er aanleiding toe is een natte melk-
meting laten verrichten.
De natte meting is een meting tijdens het
melken, waarbij machine, koe en mel-
ker beoordeeld worden op het moment

-ocr page 129-

dat zij aan het weri< zijn. Bovendien
hoort bij een natte meting ook altijd een
analyse van andere bedrijfsfactoren, zo-
als hygiëne, huisvesting en het klimaat.
Miltenburg benadrukt dat een natte me-
ting niet op ieder bedrijf nodig is. De
Gezondheidsdienst beschouwt de natte
meting als een aanvullende meting op
het onderhoudsabonnement, die alleen
op indicatie wordt verricht. Bijvoor-
beeld op bedrijven waar de boer proble-
men heeft met de melkafvoer, met het
uitmelken of met lastige koeien. Pas als
aanvullende gegevens nodig lijken te
zijn voor de oplossing van een pro-
bleem, is een natte meting op zijn plaats.
De kwaliteit en de instelling van de
melkapparatuur zijn een grote risico-
factor voor uieraandoeningen. In te-
genstelling tot wat men in het panel
verwacht, is het een grote klus om de
technische kant van melken goed te or-
ganiseren. In Nederland zijn negen
merken melkmachines te koop. leder
merk verkoopt een aantal verschillende
typen melkklauwen. Aan elke melk-
klauw kan een aantal modellen tepelbe-
kers gekoppeld worden én die kunnen
op hun beurt weer gecombineerd wer-
den met diverse soorten tepelvoerin-
gen. \'Dit maakt het werk interessant\',
vertelt Miltenburg eufemistisch.

Uiergezondheid

Theoretisch kan een indeling gemaakt
worden met vier factoren die van be-
lang zijn bij de relatie tussen uierge-
zondheid en melkwinning. Dit zijn:

- de overdracht van pathogenen;

- de penetratie van pathogenen;

- speen-Zslotgatbeschadigingen;

- melkafgifte, i.e. de melkintervallen
en het uitmelken.

Over de overdracht en penetratie van
ziektekiemen is reeds veel bekend,
maar naar speen-Zslotgatbeschadigin-
gen en melkafgifte moet nog veel on-
derzoek gedaan worden, meent Milten-
burg. Onderzoek dat overigens erg
lastig is, omdat het moeilijk is de be-
trokken factoren los van elkaar te be-
studeren. Tijdens het melken zijn im-
mers een groot aantal zaken met elkaar
in interactie, waarbij er bovendien nog
sprake is van niet te standaardiseren
factoren als
de koe en de melker. Op het
P.R. is men bezig met een onderzoeks-
programma uiergezondheid, dat zich
richt op voorgaande onderwerpen.
Dan volgt een sheet met de tekst: Onder
invloed van vacuümvariaties ontstaan
impacts en reverse pressure gradients.
Impacts zijn pathogenenbevattende
melkdruppels, die door een plotselinge
sterke drukverandering tegen de
speenpunt slaan en zelfs in de speen
kunnen dringen. Reverse pressure gra-
dients, omgekeerde drukverschillen,
vormen de naam voor het verschijnsel
dat tijdens het melken een onderdruk
in de speen ontstaat, waardoor melk in
de tepelholte gezogen kan worden.
Beide verschijnselen kunnen tot ge-
volg hebben dat pathogenen vanuit de
melkklauw uiteindelijk in de tepel-
holte van een gezond kwartier terecht-
komen.

De vacuümvariaties die aan de twee
verschijnselen ten grondslag liggen,
kennen een aantal oorzaken. Eén daar-
van is luchtzuigen. Het is dus van be-
lang dat luchtzuigen zoveel mogelijk
wordt voorkómen, zowel tijdens het
melken als bij het aan- en afsluiten van
de melkstellen.

De natte melkmeting heeft onder an-
dere tot doel om vacuümvariaties op te
sporen die tot deze verschijnselen kun-
nen leiden. Het feit dat ook de melker
bij de meting betrokken is, is van groot
belang. In de praktijk blijkt het heel
moeilijk om een slechte melktechniek
te compenseren met hoogwaardige
melkapparatuur. Omgekeerd kunnen
goede melkers soms nog behoorlijk uit
de voeten met een melkmachine die
niet aan de normen voldoet.

Voortschrijdende techniek

\'Het lijkt gemakkelijker om een koe te
maken die bij een bepaalde melkma-
chine past, dan andersom\', weet een
panellid op te merken. Miltenburg is
het hier ten dele mee eens. Met de hui-
dige melkmachines kunnen we het
grootste deel van de koppel goed mel-
ken, vertelt hij, maar bij een aantal
koeien moet de melker corrigeren.
En ook diergericht melken, dat wil
zeggen met een melkmachine die zich
aan de individuele koe weet aan te
passen, heeft zijn beperkingen, meent
Miltenburg. Veel techniek in de melk-
stal kan de storingsgevoeligheid ver-
hogen en de controlemogelijkheden
beperken. Bovendien is alles in de
melkapparatuur op elkaar afgestemd.
Alle componenten zijn in balans. \'Als
één onderdeel verandert, moeten al
die andere daaraan worden aange-
past....\'

Interessante technische ontwikkelin-
gen zijn de vierkwartierenklauw, waar-
bij elk kwartier zijn eigen afvoerslang
heeft, en terugslagklepjes. De vier-
kwartierenklauw heeft een positief ef-
fect op het tegengaan van impacts. De
veehouders zijn er evenwel niet erg ge-
lukkig mee, omdat deze klauwen erg
groot zijn en moeilijk te hanteren. Het
risico van impacts kan sterk worden
verminderd door een terugslagklepje in
de klauw. Met deze eenvoudige aan-
passing werd in veldproeven het aantal
nieuwe infecties gereduceerd met circa
10%. Miltenburg vindt het opmerkelijk
dat er nauwelijks melkklauwen op de
markt gebracht worden met deze terug-
slagklepjes.

\'Doorzichtige melkbekers\', vraagt het
panel, \'is dat niet een mogelijkheid om
de controle op het melkproces rondom
de tepel te verbeteren?\' Deze blijken
duur en breekbaar te zijn. \'Wij gebrui-
ken ze wel\', vertelt Miltenburg, \'om
bijvoorbeeld een haperende melkaf-
voer en speenwassingen voor de mel-
ker zichtbaar te maken.\'
Een andere mogelijkheid ter verbetering
van uiergezondheid ziet Miltenburg in
het driemaal daags melken. \'Driemaal
daags melken betekent drie keer uit-
spoelen van kiemen, drie keer controle,
drie keer preventieve maatregelen
én minder risico op melkuitliggen.\'
\'Maar\', zo nuanceert hij direct deze uit-
spraak, \'een extra melkbeurt kan ook
een extra besmettingskans betekenen als
de melkwinning niet optimaal verloopt.\'
Bovendien is driemaal daags melken
zeer ingrijpend: er spelen veel sociale en
economische aspecten mee. Milten-
burg: \'Vooralsnog zien we het vrijwel
alleen op de hoogproductieve bedrij-
ven.\'

Het P.R. in Lelystad heeft onlangs een
handboek over melkwinning uitge-
bracht, met als titel: Melkwinning.
\'Een aanrader voor iedereen die regel-
matig met de onderwerpen melkwin-
ning en uiergezondheid te maken
heeft\', weet Miltenburg.

INVRIEZEN BIJ MASTITIS-
DIAGNÜSTIEK

Is het beter om melkmonsters in te
vriezen, alvorens bacteriologisch on-
derzoek te doen? Dit is een vraag die
het panel na de pauze graag beant-
woord wil hebben. Dr. Uri Vecht
neemt het woord om verslag te doen
van een kritische speurtocht door het
woud der literatuur.

Melkmonsters worden om twee rede-
nen ingevroren. Allereerst dient diep-
vriezen ter bewaring van een monster.
Steeds meer veehouders nemen van
elk mastitisgeval melkmonsters. Deze
verdwijnen in de diepvries, totdat ze
opgestuurd worden naar een laborato-

-ocr page 130-

rium voor bacteriologisch onderzoek,
b.o. De veehouder krijgt zodoende een
overzicht van de op zijn bedrijf voor-
komende uierpathogenen. Bovendien
biedt deze gewoonte de mogelijkheid
tot latere diagnostiek van melk van
mastitisgevallen die slecht reageren op
een ingestelde behandeling.
De tweede reden om te bevriezen is de
-mogelijke- verkleining van het aan-
tallen negatieve b.o.\'s. Tot 40% van de
melkmonsters die genomen worden bij
klinische mastitis blijven negatief na
bacteriologisch onderzoek.
De literatuur levert, naast de getallen,
ook een aantal verklaringen voor het
grote aantal -vals?- negatieven. Spon-
tane clearance, door de natuurlijke af-
weer is de kiem uit het uier verdwenen,
is een mogelijkheid. Van
S. aureus is
bekend dat deze een cycliciteit kent,
voornamelijk in respons op het celge-
tal. Ook kunnen stafylokokken in-
tracellulair voorkomen, ondermeer in
witte bloedcellen. Andere oorzaken
zijn een zeer laag aantal vrije bacteriën
(kolonievormende eenheden per ml)
zoals dat bij coliformen wordt gezien
en natuurlijk de bijzondere pathoge-
nen. De groep bijzondere pathogenen
zijn die kiemen die niet of nauwelijks
gevonden worden bij routine b.o.
Vecht stelt dat het niet gemakkelijk is
om alle relevante literatuur met elkaar
in verband te brengen. Zowel het type
van dc monsters (mastitismelk/normale
melk) als de aard van de proefopzetten
verschillen sterk. En ook dc effecten op
de diverse mastitispathogenen kunnen
uiteenlopen. Bovendien trekken onder-
zoekers te vaak conclusies die ze niet
zouden mogen trekken op grond van
hun proeven.

Enige uitleg bij de laatste opmerking.
Er zijn twee vragen belangrijk voor dc
mastitisdiagnostiek. Vraag I: Vergroot
invriezen voorafgaande aan kweek de
kans op isolatie? Vraag
2: Wat is het
effect van invriezen en langdurige op-
slag op overleving van mastitisbacte-
riën in een melkmonster? Vecht vindt
dat in de literatuur vaak onterecht on-
derzoeksresultaten worden geëxtrapo-
leerd, van de ene vraagstelling naar de
andere. Zo is er bijvoorbeeld een on-
derzoeker die een conclusie trekt over
overleving van bacteriën in mastitis-
melk, terwijl de proefis uitgevoerd met
gewone melk (Luedecke,
J.Dairy Sc.,
1974).

Effect van invriezen

Bij invriezen is het medium belangrijk.
In waterige media vormen zich name-
lijk ijskristallen die aanleiding geven
tot mechanische beschadigingen van
bacteriën en andere cellen. Dit proces
vindt voornamelijk plaats in het traject
van O tot 20 graden Celsius, dus bij
langzaam invriezen en/of ontdooien.
Ijskristallen kunnen zowel een positief
als een negatief effect hebben op de
isolatiekans van bacteriën na bevrie-
zing. De beschadiging van macrofagen
en leucocyten leidt tot het vrijkomen
van intracellulaire bacteriën. Daarbij
kunnen ijskristallen de clusters en ke-
tens van respectievelijk stafylokokken
en
Streptokokken verbreken, met als
gevolg een stijging van het aantal ko-
lonievormende eenheden in het mon-
ster. Deze beide processen hebben een
positieve uitwerking op de diagnos-
tiek. Een negatief werkend fenomeen
is de beschadiging van de celwand van
bacteriën. Grampositieven met hun
sterke celwand blijken hiervoor min-
der gevoelig dan gramnegatieven.
Eiwitten en vetten beschermen in nor-
male melk de bacteriën tegen ijskristal-
len. In waterige media, zoals kweekme-
dia, zijn bacteriën minder beschermd.
Vecht adviseert hierom om glycerol toe
te voegen (tot 15%) bij invriezen in dit
soort media.

Mastitismelk heeft een andere samen-
stelling dan gewone melk. Mastitismelk
heeft bijvoorbeeld een verhoogd na-
trium- en chloorgehalte, hetgeen de os-
motische waarde verhoogt en dus even-
eens kan leiden tot een beschadiging van
cellen.

Gegevens en discussie

De gegevens uit de literatuur blijken
niet eenduidig en spreken elkaar soms
tegen. Ook de discussie maakt duide-
lijk dat de wetenschappelijke wereld
verdeeld is.

Op de isolatie van een E. coli lijkt in-
vriezen geen positief effect te hebben
en heeft een langdurige bewaring zelfs
een negatief effect. Aan de hand van
bijvoorbeeld Schukken
et al. (J. Dairy
Sc. 1989) geeft het panel het advies om
melkmonsters niet langer dan 16 we-
ken bij -20° C te bewaren. Een langdu-
riger opslag kan een verhoogd aantal
vals negatieve uitslagen van
E. coli- en
A.
/Jvogf/je5-mastitismonsters geven.
Vecht vindt dat op grond van de hui-
dige gegevens het invriezen van klini-
sche mastitismelk bij -20° C tot zes
weken verantwoord is.
De Gezondheidsdienst voor Dieren
heeft, evenals een aantal dierenartsen-
praktijken, de gewoonte om in het ka-
der van het b.o./celgetalpakket melk-
monsters voor b.o. in te (laten) vriezen,
alvorens te kweken. Deze instanties
kweken meer
S. aureus- en S. agalac-
r/\'ae-infecties in monsters die eerst in-
gevroren zijn geweest, dan in monsters
waaruit direct gekweekt wordt.
De basisgedachte achter deze proce-
dure is dat het invriezen cellen kapot
maakt, waardoor stafylokokken vrij-
komen. Het literatuuronderzoek on-
dersteunt deze stelling niet. Drs. Sol
beweert het Gezondheidsdienststand-
punt te kunnen verdedigen met harde
cijfers (toename van 15% positief op
voornoemde kiemen bij klassieke
kweek, tot 30% bij eerst invriezen en
dan klassiek kweken).
Vecht vond één onderzoek (Dinsmore
et al. J. Dairy Sc. 1992) dat isolatiere-
sultaten van klinische mastitismon-
sters vergelijkt na standaard b.o. en na
verrijkingsmethodes. Dit onderzoek
geeft aan dat een ophoping van vier
uur bij 37°C in combinatie met het uit-
enten van een vergroot volume (name-
lijk 0,1 ml melk) een betere isolatie-
kans geeft van vooral coliformen en
\'environmental\'
Streptokokken, met
een geringe kans op contaminatie.

Compromissituatie

In de dagelijkse praktijk werken prac-
ticus en laborant in een compromissi-
tuatie. De practicus wil een diagnose,
hij of zij ziet dus gaarne de naam van
een micro-organisme op het uitslag-
formulier. In het laboratorium blijkt
dat er vaker kiemen gekweekt worden,
als de gevoeligheid van het b.o. ver-
hoogd wordt.

Nu rijst echter onmiddellijk de vraag
of de bacteriën die op deze wijze ge-
kweekt worden, wel van enig patholo-
gisch belang zijn. De zekerheid dat het
gekweekte micro-organisme de masti-
tis op het geweten heeft wordt steeds
kleiner, naarmate het b.o. gevoeliger
wordt.

Samenvattend stelt Vecht dat de kans
op het kweken van een huidbacterie of
andere verontreiniging door verrijking
toeneemt. Naarmate het bacteriolo-
gisch laboratoriumonderzoek gevoeli-
ger is, stelt dit dus hogere eisen aan de
hygiëne bij monstemame. En aan de
hygiëne bij de laboratoriumhandelin-
gen.

In mei 1997 komt het mastitispanel
weer hij elkaar.

-ocr page 131-

à

VOORJAARSDAGEN

» . * ANNUAL INTERNATIONAL VETERINARY CONGRESS

VOORJAARSDAGEN 1997

25, 26 EN 27 APRIL
RAI CONGRES CENTRUM AMSTERDAM

Met de schaatsperiode achter de rug is het nu de tijd om
uit te kijken naar het voorjaar. \'Voorjaarsdagen\' asso-
ciëren we met tulpen en narcissen, zonnig weer, blije
mensen op terrasjes en natuurlijk met ons internationale
congres in Amsterdam. Ingesloten in het Tijdschrift
heeft u al een programma-overzicht ontvangen van deze
driedaagse happening. Wij zullen u alvast een overzicht
geven van een aantal onderwerpen:

Dermatologie

Met behulp van interactieve computer cases kunt u een
systematische aanpak van een dermatologische patiënt
oefenen. Dit is een praktische benadering waar J.
Noxon (USA) de deelnemers betrekt in het vinden van
de juiste diagnose en therapie. Voor meer informatie
over
Dermatophytosen en wel met name de recent veel
beschreven
Malassezia dermatitis kunt u terecht bij de
lezing van D. Carlotti (F).

Cytologie

De deelnemers van het Wet Lab krijgen de mogelijkheid
zich vertrouwd te maken met de cytologie als belangrijk
diagnostisch middel in de praktijk. De gepresenteerde
cases zullen met gebruik van de lichtmicroscoop uitvoe-
rig besproken worden. Om dit practicum overzichtelijk
te houden is het slecht voor 40 mensen toegankelijk.
Snelle inschrijving is hiervoor dus noodzakelijk.

Praktij kmanagement

Hebt u al eens stil gestaan bij uw manier van leidingge-
ven
in de praktijk? Kunt u uw medewerkers wel stimu-
leren tot maximale prestaties? In een Nederlandstalige
lezing, bestaande uit twee dagdelen, krijgt u met behulp
van theorie, praktijkvoorbeelden en video-materiaal in-
zicht in deze voor practici vaak nog onbekende materie.

Chirurgie

In kleine discussiegroepjes worden de deelnemers ge-
confronteerd met chirurgische problemen. De cases
worden vervolgens gezamenlijk besproken en uitge-
werkt door de begeleidende specialisten J. Kirpensteijn,
A. Lubberink en K.L. How. Deze discussies zullen in
het Nederlands gevoerd worden.
Ook in de Nederlandse taal is de lezing van B. Sjollema
over de
perianale chirurgie. Het zwaartepunt ligt vooral
bij de veel in de praktijk voorkomende hernia perine-
alis, perianale fistels, anaalzakproblemen en tumoren.
Hele bruikbare tips zal M. Pavletic u geven tijdens zijn
lezing over
plastische chirurgie. Basale en meer ge-
avanceerde huidtransplantatietechnieken en reconstruc-
tieve chirurgie geven u als practicus duidelijk inzicht in
de bestaande, eventueel door u zelf uit te voeren moge-
lijkheden. Ook zal hij de principes van een goede wond-
behandeling en -genezing met bijbehorend materiaal
doornemen. Welke drains kunt u het beste gebruiken en
met welk materiaal en welke methode kan de wond be-
dekt worden?

Interne geneeskunde

Casuïstieken in het Nederlands gepresenteerd door J.
van Nes en H. Meyer zullen in kleine discussiegroepjes
besproken worden en vervolgens stof voor discussie le-
veren. De onderwerpen zullen vervolgens uitgebreid
besproken worden door de begeleidende internisten.
Geneeskunde speciaal bij katten wordt dit jaar onder de
loep genomen door B. Macy (USA) met de diagnostiek,
prognose en behandeling van
tumoren bij katten. Virale
en bacteriële infecties
van respiratie-apparaat en mond-
holte bij de kat komen aan de orde in de lezingen van C.
Gaskell en R.M. Gaskell (GB).

Hoe ga ik om met de kat die blijft niezen? Wat zijn de
laatste berichten betreffende de bij de kat veel voorko-
mende
Stomatitis en gingivitis. Deze en veel meer vra-
gen zullen beantwoord worden tijdens deze lezing.

Kortom een verscheidenheid aan onderwerpen en ver-
schillende methoden van bespreken, waarbij centraal
staat dat de onderwerpen praktijkgericht aan u voorge-
legd worden.

Zet de datum alvast in de nieuwe agenda:

25,26 en 27 april.

Tot ziens op de Voorjaarsdagen!

-ocr page 132-

Een kleine twee jaar geleden ontstond,
rond datzelfde thema, het initiatief tot
het organiseren van een weekend. In
maart 1996 werd door twee studenten
een \'pilot\' georganiseerd voor 18 deel-
nemers. De reacties waren zeer positief
en de belangstelling voor een vervolg
was groot. Ook de Faculteit der
Diergeneeskunde, die een dergelijke op-
leiding (nog) niet in het curriculum op-
genomen heeft, verleende haar mede-
werking om een nieuw initiatief te rea-
liseren. Door samenwerking van de ini-
tiatiefnemers met de DSK ontstond een
nieuwe opzet van een drietal cursus-
weekenden. Het eerste had onlangs
plaats en werd bijgewoond door een
twintigtal enthousiaste studenten, gro-
tendeels uit de co-schappen.

Op zaterdag vond een intensieve trai-
ning plaats van \'s ochtends 9.00 uur tot
21.00 uur \'s avonds, onderbroken door
een lunch en afgesloten met een diner.
De training werd gegeven door Leo
Oosterom van Oosterom & Van \'t Riet.
Helaas afwezig, wegens ziekte, was een
afvaardiging van de RVV uit Voorburg.
Deze zouden een bijdrage leveren met
praktijkvoorbeelden uit de veterinaire
keuring.

Begonnen werd met een uiteenzetting
over de \'drie kanten aan de profes-
sional\'.

SCHEMA

Door alledrie de punten van de driepoot
te ontwikkelen, zo werd verteld, kan de
dierenarts tot een evenwichtige profes-
sional worden.

Hierna werd ingegaan op het \'betrek-
kingsaspect\' van de communicatie tus-
sen mensen: aandacht voor de betrek-
king versus aandacht voor de inhoud.
Een discussie zou, naast het nastreven
van erkenning en waardering, ook als
middel kunnen dienen tot het nemen van
de leiding in een betrekking. Dit zou een
bron van conflicten kunnen zijn. Met de
in de betrekking ontstane situaties bleek
men op drie manieren te kunnen om-
gaan: aanvaarden, verwerpen of dis-
kwalificeren. Uitgelegd werd dat ver-
werpen betekent dat er
verantwoording
voorde situatie genomen wordt. Terwijl
bij diskwalificeren, dat wil zeggen ont-
kennen of negeren van de situatie, dit
niet gebeurt.

STUDENT EN COMMUNICATIE:

VETERINAIR PRAKTIJKWEEKEND \'97

Een probleemloos verlopende communicatie met collega\'s? Een bevredigende
omgang met lastige cliënten zonder deze te verliezen? Communicatie tijdens
euthanaseren? Goede communicatie in de veterinaire beroepsuitoefening!
Met dit thema begon op zaterdag 11 januari 1997 het eerste veterinaire prak-
tijkweekend van de Diergeneeskundige Studenten Kring, dat plaatsvond in
het Campanile Gril hotel te Amersfoort.

Diskwalificeren zou op de lange duur tot
een slechte communicatie met collega\'s
en cliënten kunnen leiden. Dit onder-
werp werd met een rollenspel geïllus-
treerd. Er werd per twee studenten nage-
speeld hoe twee collega\'s elkaar in de
wandelgangen tegenkomen. Collega A
moe.st vervolgens collega B \'eraan her-
inneren dat deze aankomend weekend
telefoondienst had\'. Dit bleek op zeer
verschillende wijzen overgebracht en
opgevat te kunnen worden en de reacties
van collega B liepen dan ook uiteen van
dankbaar tot uiterst geïrriteerd! Tijdens
het bekijken van de videobeelden werd
ingegaan op de verschillen in de expres-
sie van lichaamstaal.

Door Michiel Kraijer en Mariëtte Roelofsen

Drie kanten aan de professional

\'Het\'-kant

\'Wij\'-kant

de kwaliteit van het medisch-

de kwaliteit van de samenwerking.

professionele handelen en

van het communicatieve handelen.

het organisatorisch handelen

van het groepsproces

r ontwikkeling^

/ \'Ik\'-

kant

/ de kwaliteit van de

/ persoonlijke effectiviteit ^

Het volgende onderwerp was de stijl van
reageren op het gedrag van een ander.
Middels een rollenspel werd duidelijk
hoe dit het meest effectief kon gebeuren:
het gedrag van de ander waarnemen en
beschrijven en vervolgens de eigen erva-
ring en gevoelens hierover aan de ander
meedelen. Dit bleek verrassend veel ef-
fectiever dan het uitgebreid ingaan op de
inhoud van het gedrag, door het gedrag
te normeren of te interpreteren. Het leg-
gen van de nadruk op de
relatie werkte
dus beter dan benadrukken van de inhou-
delijke aspecten.

Hierop volgde een uiteenzetting over
onderhandelingsstijlen. Onderscheiden
werden \'positioneel\' en \'intentioneel\'
onderhandelen. Positioneel onderhan-
delen werd gekenmerkt door het inne-
men van posities, het aanvoeren van ar-
gumenten pro het eigen en contra de
ander(en) zijn (hun) standpunt en het
mondjesmaat doen van concessies aan
de ander. Dit met als doel een zo groot
mogelijk eigen voordeel te behalen. Een
sfeer van wantrouwen en daaruit voort-
vloeiend een afwachtende houding zou
tot slepende procedures kunnen leiden.
Intentioneel onderhandelen kenmerkte
zich door eerst het kennis nemen van de
belangen van de ander, dan gezamenlijk
de strijdigheid van belangen en de daar-
uit voortvloeiende problemen te inven-
tariseren en vervolgens samen naar een
oplossing te zoeken. Beoogd werd een
wederzijds gevoel van verantwoorde-
lijkheid voor het vinden van een oplos-
sing, gelijkheid van belangen.

Er werd door drie studenten in een rol-
lenspel een maatschapsvergadering na-

-ocr page 133-

gespeeld waarin onderhandeld werd
over de belangen van een langdurig ar-
beidsongeschikte collega versus de be-
langen van de twee andere collega\'s. Uit
de bespreking hiervan volgde dat er ook
een mengvorm van de twee onderhande-
lingsstijlen mogelijk was. Als laatste on-
derdeel van deze dag werden er door stu-
denten voorgestelde praktijksituaties
nagespeeld en gezamenlijk geëvalueerd.
Met een voortreffelijke maaltijd werd de
dag afgesloten en onder het genot van
een goed glas werd menig praktijkgeval
met de opgedane kennis opgelost.

Zondag 12 januari werd het programma
verzorgd door Nienke Endenburg en
Jolle Kirpensteijn, beiden verbonden
aan de Universiteitskliniek voor Ge-
zelschapsdieren van de faculteit. On-
derwerp was \'euthanasiebegeleiding in
de praktijk\'. Om 10.00 uur werd begon-
nen met een inleidende discussie over
euthanasie. Hierbij vertelden deelne-
mers over hun eigen ervaringen. Daarna
werd ingegaan op het nut van
euthana-
siebegeleiding.
Gewaarschuwd werd
voor eenzijdige oordeelsvorming over
de wensen van de eigenaar met betrek-
king tot begeleiding. De aanvankelijke
houding van de eigenaar bij de uiteinde-
lijke beslissing tot inslapen, zou met
grote voorzichtigheid geïnterpreteerd
moeten worden.

Nienke Endenburg gaf vervolgens een
overzicht van de verschillende fases in
het verwerkingsproces van het verlies
van een huisdier. Dit bleek een bron van
informatie waarmee het gedrag van de
betrokkenen onderkend en op dit gedrag
geanticipeerd kon worden. In het kader
van de voorbereiding van euthanasie
werden de volgende vragen uitgewerkt:
Wie zijn erbij en waarom? Waar vindt
het plaats? Hoeveel tijd moet ervoor uit-
getrokken worden? Een goede uitleg aan
de eigenaar en het van te voren doorne-
men van de \'logistiek\', zoals rekening,
crematie, etcetera, bleek van essentieel
belang. Vooral ook omdat eigenaars na
de euthanasie weinig informatie zouden
vasthouden dus dit mogelijk later aan
\'gebrekkige informatie door de dieren-
arts\' zouden kunnen gaan wijten.

■ ««

M

i^sSiÉH

De medische details van het euthana-
seren werden behandeld door Jolle
Kirpensteijn. Achtereenvolgens werd
ingegaan op het nut van het voorberei-
den van de patiënt, het wel of niet
plaatsen van een catheter en het kiezen
van de juiste middelen. De manier
waarop vastgesteld kon worden dat de
patiënt dood is en vooral de uitleg hier-
van naar, indien aanwezig, de eigenaar
werd besproken. Aangeraden werd al-
tijd iemand achter de hand te houden
voor het geval zich onverwachte pro-
blemen bij de uitvoering mochten
voordoen. Daarna werd de gang van
zaken met betrekking tot het lichaam
na vaststelling van de doodsoorzaak
beschreven en een aantal mogelijke
vragen van eigenaars benoemd: Wat
gebeurt er met mijn huisdier als ik de
hond/kat hier achterlaat? Wat blijft er
over van mijn dier na crematie? Het
belang van het onderhouden van con-
tact met de eigenaar middels bijvoor-
beeld de telefoon of een kaartje werd
onderstreept. Erg belangrijk was het in
dit geval
consequent te zijn.

Na een bedankwoord richting sprekers
en een korte audiovisuele bijdrage van
twee sponsoren werd het weekend om
14.00 uur met een warme lunch afgeslo-
ten. Het was een bijzonder intensief
weekend geweest. Dit vanwege de grote
hoeveelheid informatie, de korte pauzes
en bijvoorbeeld het feit dat op zaterdag
de late lunch gecombineerd werd met de
voorbereiding van de volgende casus.
Toch was het voor iedereen duidelijk dat
dit, gezien de beperkte tijdsduur van de
cursus, tot een beter resultaat van de trai-
ning zou leiden. De training op zondag,
over euthanasiebegeleiding, werd als
zeer positief ervaren. Voor de meeste
deelnemers was dit een eerste kennis-
making met het onderwerp.
Vermoeid maar voldaan vertrokken de
deelnemers met een hoop stof tot naden-
ken naar huis. De grote belangstelling,
na het weekend, van studenten die er
deze keer niet bij waren, onderstreept dat
in de toekomst een vaste plaats voor dit
initiatiefbinnen de faculteit gewenst is.

Inmiddels hebben alle deelnemers een
certificaat van deelname ontvangen,
mede ondertekend door de KNMvD en
de decaan van de Faculteit der Dier-
geneeskunde.

Onze bijzondere dank gaat uit naar de
volgende bedrijven die dit initiatie/ mo-
gelijk hebben gemaakt: RW. Virbac.
VVAA en Waltham.

DERDE LUSTRUM
VEDIAS

Ter ere van het derde lustrum van de
Vereniging voor Dierenartsassistentes,
hebben de bestuursleden op 12 oktober
1996 in kasteel de Schaffelaer te
Bameveld een wollen shawl met hon-
denkopjes cadeau gekregen, de zoge-
naamde Vedi-DAS. Een kleine delegatie
van Virbac Nederland en de Waltham
Veterinaire Service hebben de bestuurs-
leden de das omgedaan! Op de foto staan
negen van de elf bestuursleden met in to-
taal 72 hondenkopjes; al blijft het bar
hondenweer., zij kunnen ertegen!

Pascale Fuchs, Virbac Nederland en
Carolien Fontijn, Waltham Veterinaire

Service.

-ocr page 134-

POULTRY PRODUCTION GUIDE IN DE MAAK

De internationale pluimveehouderij
krijgt de beschikking over een Engels-
talig handboek:
\'The Poultry Produc-
tion Guide\'
(PPG). Dit losbladige sys-
teem, uitgegeven door Misset Interna-
tional, verschaft de bezitter een simpele
maar zeer overzichtelijke bron van alle
belangrijke informatie over het produ-
ceren van pluimvee en eieren. De PPG
biedt jaarlijks 400 pagina\'s praktische,
up-dated informatie over alle aspecten
van het houden van pluimvee: produc-
tie, ontwikkeling, fokkerij, houden van
ouderdieren, broederij, voeding, ge-
zondheid, pluimveeziekten, huisves-
ting, klimaatcontrole, vleesproductie en
-verwerking, eiproductie en -verwer-
king, marketing, de industrie en ma-
nagement.

Uniek in de PPG is dat de informatie
uit drie verschillende elementen/ni-
veaus bestaat, te weten: onverander-
lijke basisinformatie, toegepaste infor-
matie en snel veranderiijke ofwel naar
tijd en plaats variabele informatie.
Daarmee wordt de lezer in staat ge-
steld om een compleet overzicht te
verkrijgen van de actuele kennis over
het efficiënt houden van pluimvee.

De PPG is ontwikkeld in samenwer-
king met het intemationaal hoog aan-
geschreven IPC Bameveld en wordt
geschreven door een keur van interna-
tionale specialisten. Dit geeft de zeker-
heid dat de PPG een document zal zijn
dat gekenmerkt mag worden als accu-
raat, feitelijk, praktisch en handig.

De PPG valt verder op door zijn be-
knoptheid en toegankelijkheid van de
informatie, als ook door de pracht aan
duidelijke illustraties. Het onderdeel
Gezondheidszorg en Ziektes behandelt
onder andere de volgende onderwer-
pen:

* Anatomie en fysiologie van de kip

* Klinisch onderzoek

* Post-mortem onderzoek

* Laboratorium diagnostiek

* Pathologie

* Oorzaken van ziekten

* Ziektepreventie

* Vaccinatie procedures en immuun-
respons

* Medicijnen en antibiotica

* Bacteriële ziekten

* Mycoplasmosis

* Virale ziekten

* Protozoale infecties

* Mycosale infecties

* Mycotoxicose

* Vergiftigingen

* Nutritionele tekorten

* Exteme en inteme parasieten

* Ratten en muizen

* Omgevings/klimaatsziekten

* Overige ziekten.

Voor meer informatie kunt u terecht hij
Misset International, Postbus 4, 7000
BA Doetinchem. Tel.: 0314-349562.
Fax: 0314-340515.

Een reden om weer eens gezellig bij te
praten op de voor ons \'jaar\' inmiddels
gebmikelijke reünie met inhoud.
Op donderdag
12 juni 1997 verzamelen
wij om
13.30 uur in Restaurant De Vier
Balken te Haarzuilens.
Van daaruit
brengen we - naar keuze - een bezoek
aan de molen \'De Windhond\' te Woer-
den of aan de Meije Tuin te Zegveld.
Daama keren wij terug in De Vier
Balken voor aperitief en buffet. Hoewel
nog een persoonlijke uitnodiging wordt
verstuurd, kan het zijn dat onze adres-
lijst onvolledig is. Welkom met hun
partners zijn alle afstudeerders in 1957,
evenals de snelle wat eerdere of gedegen
wat latere afstudeerders die zich juist
met het jaar 1957 verwant voelen.

Nadere inlichtingen en eventuele op-
gave - bij voorkeur vóór 1 mei 1997- hij
dr. J.L. van Os, Laan van Nieuw
Oosteinde 113, 2274 EC Voorburg, te-
lefoon: 070 - 3868598 of bij dr. J.W.
Zantinga, Anna Paulownalaan 2, 3793
DMBaarn, telefoon: 035 - 5416889.

40 JAAR AFGESTUDEERD:
1957-1997

MEDEDELINGEN RW

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode van 17 december 1996 tot en met
20januari 1997 geen gevallen van besmettelijke dierziekten voor.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De
prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5%
BTW). Onderstaand treft u een over-
zicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met een daarbijbe-
horend kostenoverzicht.

Banden 1995, 1994, 1993, 1992:
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990:

niet meer voorradig.

Banden 1989:

niet meer voorradig.

Banden 1988:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden bestellen door het be-
treffende bedrag over te maken op post-
rekening 511606 ten name van de
KNMvD, onder vermelding van \'Ban-
den\' en de jaargang.

-ocr page 135-

De onderzoekster bestudeerde in haar
onderzoek acht groepen van zes zeu-
gen die gedurende de drachtperiode in
groepen gehuisvest waren. Een week
voor de verwachte werpdatum werden
de zeugen in een groepskraamstal ge-
bracht. Hier kozen de zeugen zelf een
nest uit om te werpen. Terwijl de zeu-
gen in de gelegenheid waren in en uit
de nest te stappen, werden de biggen
tijdens de eerste levensweek door mid-
del van een drempel verhinderd het
nest te verlaten. In deze zogenaamde
nestfase leren de biggen hun moeder te
identificeren en wordt hun vaste plaats
aan het uier (de tepelorde) bepaald. Als
de jongste toom binnen de groep mini-
maal zeven dagen oud was, werden de
zijwanden en de drempels van de nes-
ten verwijderd. Zo kregen ook de big-
gen vrij toegang tot de overige ruimte
waarin dan dus zes zeugen met tomen
verbleven (de zogenaamde fase van
sociale integratie).

Het doel van het onderzoek was om het
zoog- en zuiggedrag te bestuderen tij-
dens de nestfase en de mate waarin dal
verandert tijdens de fase van de sociale
integratie. Bepaald werden ondermeer
veranderingen in de tepelorde, het ago-
nistisch gedrag (vechten) tijdens de
fase van melkejectie, de zoogfrequen-
ties en het voorkomen van vreemdzui-
gen. Uit het onderzoek bleek dat tij-
dens de nestfase bij de meeste zeugen
een stabiele tepelorde ontstond. Bij
grotere tomen biggen duurde het lan-
ger voordat een vaste orde was bepaald
dan bij kleinere tomen. Bij een stabie-
lere tepelorde werd minder gevochten
tijdens de melkafgifte en groeiden de
biggen beter. Tijdens de fase van so-
ciale integratie ging een deel van de
biggen bij andere zeugen drinken, het
zogenaamde vreemdzuigen. Hierdoor
werden de bestaande tepelorden voor
kortere of langere tijd verstoord, het
agonistisch gedrag tijdens de melkaf-
gifte nam daardoor sterk toe, evenals
de beschadigingen aan de biggen ver-
oorzaakt door dit vechten.

Intensieve huisvestingssystemen waarin meerdere laeterende zeugen samen
met hun biggen tijdens de zoogperiode in groepen gehouden worden en
waarin door vreemdzuigen het zooggedrag van de dieren wordt verstoord,
zijn niet geschikt als welzijnsvriendelijk alternatief voor bestaande kraam-
huisvestingssystemen. Dit is de conclusie van het onderzoek dat Barbara van
de Burgwal-Konertz heeft gedaan bij het ID-DLO in Lelystad.

GROEPSHUISVESTING VOOR ZEUGEN MET BIGGEN
EEN WELZIJNSVRIENDELIJK SYSTEEM?

Door vreemdzuigen wordt het rustige
en geordende verloop van het zoog- en
zuiggedrag dus verstoord en kan stress
voor de dieren ontstaan. Hoewel de
proefomstandigheden steeds gelijk wa-
ren vertoonde de mate van vreemdzui-
gen evenals de gevolgen daarvan voor
het welzijn van biggen en de zeugen
een grote variatie binnen en tussen de
groepen. Het onderzochte groepshuis-
vestingssysteem is met name voor de
biggen uit ethologisch oogpunt geen al-
ternatief voor de huidige kraamhuis-
vestingssystemen.

BURNOUT BIJ DIERENARTSEN

In \'Verzuim wegens overspanning\'
(Universiteitpers Maastricht, 1993)
toont K. Schröer aan dat de frequentie
van overspannenheid in iedere beroeps-
groep procentueel gelijkelijk voorkomt.
Ook in de veterinaire beroepsgroep lo-
pen dus \'bumout\' figuren rond.
In het met veel empathie geschreven
artikel "Bumout\' bij dierenartsen, een
\'verdrongen\' probleem?\' (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, deel 121, afle-
vering 20) pleiten de auteurs Schröder
en Engel voor een betere bespreek-
baarheid van dit probleem. Zij verge-
ten echter aan te geven hoe deze be-
spreekbaarheid bevorderd zou kunnen
worden. Misschien kunnen zij in een
vervolgartikel dit duidelijk maken.

V.H. Bovsen

Wij zijn verheugd met de reactie van
collega V.H. Boysen op ons artikel
\' \'Burnout\' bij dierenartsen, een \'ver-
drongen\' probleem?\'
Inmiddels heb-
ben wij diverse telefonische reacties
van collega\'s gekregen, variërend van
vragen naar informatie tot verzoeken
om ondersteuning bij aanwezige of
dreigende problematiek. Dit alles wijst
inderdaad op een \'verdrongen\' pro-
bleem. Collega Boysen nodigt daarom
terecht uit tot het doen van voorstellen
om dit bespreekbaar te maken. Hij
denkt daarbij aan een vervolgartikel.
Uiteraard zijn wij bereid een vervolg-
artikel te schrijven, maar dan meer
over de mogelijkheden van preventie.
Het verschijnsel \'bumout\' als eindsta-
dium van te lang ervaren beroepsstress
komt in vele beroepsgroepen en zeker
ook bij dierenartsen frequent voor. De
vraag is alleen: accepteren we dit als
een onvermijdelijk iets of proberen we
er wat tegen te doen. Het is ons bekend
dat in Nederland onder de medische
beroepen de tandartsen preventieve
stappen hebben ondemomen en dat de
huisartsen actief zijn met preventief
beleid en \'slachtofferopvang\'.
Toch verkeert het onderwerp ook bij
deze groepen nog in de taboesfeer. In
Engeland lijkt men echter iets verder te
zijn met de bespreekbaarheid van dit
onderwerp onder dierenartsen. In The
Veterinary Business Journal van de-
cember 1996 krijgt het onderwerp aan-
dacht middels een artikel van de hand
van Caroline Jevring, getiteld
\'Stre.ss:
The price of caring?\'.
Daarin wordt de
lezer tevens attent gemaakt op een ve-
terinair symposium dat op
2 april 1997
in Birmingham gehouden zal worden
en waarin zij over dit onderwerp zal
spreken.

De meesten van ons zijn opgevoed met
presteren en niet zeuren. Als iets niet
goed gaat, moet je niet bij de pakken
neerzitten maar er nog eens extra te-
genaan: de aanhouder wint; liever in
het zadel sterven dan als slappeling de
geschiedenis ingaan. Deze opstelling
kan ons op korte termijn tot ongekende

-ocr page 136-

prestaties brengen. Maar de voortdu-
rende stress om zo te kunnen functio-
neren zal tevens zorgen voor de uit-
scheiding van zoveel stresshormonen
dat deze vitale organen en uiteindelijk
ook ons zenuwstelsel zullen aantasten.
Niet is fnuikender voor ons functione-
ren op termijn. Willen we niet alleen
vandaag maar ook morgen nog iets be-
tekenen voor onze omgeving, dan kun-
nen we beter leren stress op tijd te on-
derkennen en op een juiste manier te
leren hanteren. Dat getuigt pas van
echt verantwoordelijkheidsgevoel en

Geachte Redactie,

Met belangstelling heb ik de discussie in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
gevolgd met betrekking tot de verande
ringen die op stapel staan inzake de uit
voering van vaccinaties door óf de die
renarts óf de veehouder. Ik wil mij nie
met deze discussie bemoeien omdat ik
aangezien ik nu al negen jaar in België
werkzaam ben, niet meer voldoende van
de Nederlandse situatie op de hoogte
ben. Toch wil ik enige bedenkingen naar
voren brengen.

In België worden vrijwel alle vaccina-
ties bij varkens en veel vaccinaties bij
rundvee door de veehouders uitge-
voerd. Dit is al sinds lang de gewoonte.
Zo worden ook in het kader van de
Aujeszky-bestrijding vrijwel alle vac-
cinaties door de varkenshouder uitge-
voerd. De dierenarts geeft de vaccins
of zelf af, of hij schrijft een voorschrift
durf!

Bespreekbaar maken van deze proble-
matiek is een eerste stap in de goede
richting. Collega Boysen deed een
voorzet met zijn reactie. Meer reacties,
leidend tot een dialoog in dit tijd-
schrift, zijn van harte welkom. Daar-
naast zou onze KNMvD initiatief kun-
nen nemen en het onderwerp op
Jaarcongres of symposia op de agenda
kunnen zetten. Afdelingen en Kringen
zouden er op hun bijeenkomsten aan-
dacht aan kunnen besteden. (Voor de
Afdeling Zuid-Holland heeft collega

waarmee de varkenshouder de vaccins
bij de apotheker kan verkrijgen.
Nu, na twee jaar vaccineren, blijkt er in
de Aujeszky-bestrijding in België
geen enkele vooruitgang te zitten. De
reden is duidelijk: het vaccineren ge-
beurt niet stipt genoeg. Al of niet met
opzet wordt vergeten sommige (groe-
pen) varkens te vaccineren, hetgeen
geleid heeft tot zeer teleurstellende re-
sultaten.

De Belgische overheid, die weet dat de
Aujeszky-bestrijding in Nederland
wel goed verioopt, heeft dan ook een
aantal maatregelen genomen om de
toestand in België te verbeteren. Deze
maatregelen zijn bedoeld om de posi-
tie van de dierenarts te versterken. Zo
moet er in het vervolg gevaccineerd
worden in aanwezigheid van en/of
door de dierenarts. Ook zal de controle
op het vaccineren sterk worden opge-
voerd. Gezien deze ontwikkeling zou

Schröder reeds een voordracht gehou-
den.) Aandacht voor dit onderwerp in
het PAO, zoals de tandheelkunde vol-
gendjaar gaat doen en misschien zelfs
in het laatste studiejaar diergenees-
kunde wordt door de auteurs eveneens
van harte aanbevolen.

Drs. A.C.J. Schräder, praktiserend
dierenarts en wetenschappelijk mede-
werker aan de Rijksuniversiteit Utrecht.

Drs. H. W.B. Engel, dierenarts,
coach-consulent hij resourcement-
hureau Van Ede & Partners in Zeist.

ik de Nederlandse dierenartsen en vee-
houders willen aanraden de gebeurte-
nissen in België in hun beraadslagin-
gen over wie er moet vaccineren te
betrekken.

Afschaffen van vaccineren door de die-
renarts is snel gebeurd, maar het opzet-
ten van een ander, even goed functio-
nerend systeem is niet zo eenvoudig.
Ook in België dacht men dat het sys-
teem sluitend was; er waren immers
stringente voorwaarden. Toch is geble-
ken dat dit in de praktijk niet het geval
was. Zelfs \'stringente voorwaarden\'
kunnen gemakkelijk afglijden in de
richting van minder stringente voor-
waarden.

In de hoop een steentje bijgedragen te
hebben aan de discussie over het al of
niet vaccineren door de dierenarts te-
ken ik met vriendelijke groeten.

Prof. dr. A. de Kruif

NIEUWE CHIRURGISCHE TECHNIEK ALS BEHANDELING VAN DORSALE VERPLAATSING
VAN ZACHTE GEHEMELTE

\'AHERN\' ORAL PALATO-PHARYNGO-PLASTIE

Paarden zijn gemaakt om ten allen tijde
via de neus te ademen. Om anatomische
redenen is de larynx gefixeerd waardoor
een quasi rechte luchtstroom vanaf de
neus tot in de longen ontstaat. Deze ana-
tomische ordening wordt enkel verbro-
ken tijdens de slikbewegingen. Wan-
neer de anatomie echter verbroken
wordt tijdens een inspanning, ontstaat
een belemmering van de luchtstroom
doordat de distale rand van het zachte
gehemelte in de luchtstroom fladdert.
Dit gebeurt nogal eens tijdens maximale
inspanning bij renpaarden, bijvoorbeeld
op het einde van een wedren.
Het onstaansmechanisme van deze
dorsale verplaatsing is niet gekend. Als
oorzaken van dorsale verplaatsing van
het zachte gehemelte worden de vol-
gende redenen aangehaald: elke vorm
van laryngitis, laryngeale hemiplegie,
hypoplasie van de epiglottis. Een te
lang, zacht gehemelte of paralyse van
het zachte gehemelte worden niet lan-
ger als oorzaak voor dorsale verplaat-
sing aangehouden. Wanneer de pri-
maire oorzaak behandeld kan worden,
zal de dorsale verplaatsing eveneens
verdwijnen. Voor deze gevallen, waar
geen duidelijke primaire oorzaak kan
worden aangeduid, zijn verschillende
operatietechnieken beschreven: par-
tiële resectie van het zachte gehemelte
en/of myectomie van de m. stemothy-
roideus, stemohyoideus en omohy-
oideus, epiglottisvergroting.
Door recente studies op hogesnelheids-
loopbanden heeft men echter kunnen
vaststellen dat de dorsale verplaatsing

-ocr page 137-

van het zachte gehemehe steeds wordt
voorafgegaan door een fase waarin het
zachte gehemelte bol komt te staan.
Op basis hiervan is door Ahem een
nieuwe chirurgische techniek ontwik-
keld: de \'Ahem\' oral palato-pharyngo-
plastie.

Chirurgische procedure

De \'Ahem\' palato-pharyngoplastie is
een combinatie van een resectie van een
mucosaplooi ter hoogte van de onder-
zijde van de epiglottis via een laryngo-
tomie en het verwijderen van longitudi-
nale strook mucosa ter hoogte van het
zachte gehemelte via de mond met spe-
ciaal hiervoor ontwikkeld instmmenta-
rium. De wondranden van de aldus ont-
stane wonde in het zachte gehemelte
worden strikt gehecht. De bedoeling
van het verwijderen van deze longitudi-
nale strook mucosa is meer spanning in
het zachte gehemelte te creëren waar-
door het zachte gehemelte minder mak-
kelijk bol kan komen te staan. Aldus
wordt dorsale verplaatsing van het
zacht gehemelte voorkomen.
De resectie van de mucosaplooi onder
de epiglottis is gebaseerd op de moge-
lijke relatie tussen dorsale verplaatsing
en entrapment van de epiglottis.
De chirurgie wordt uitgevoerd onder
algemene anesthesie. De laryngoto-
miewonde wordt opengelaten om per
secumdam te helen.
Op dit ogenblik zijn een 100-tal paar-
den geopereerd op deze wijze. De
voorlopige resultaten zijn veelbelo-
vend en zullen volgend jaar op het
BEVA-congres meegedeeld worden
door prof dr. J.G. Lane.
Met deze korte mededeling willen we de
dierenartsen die met deze aandoening in
aanraking komen, op de hoogte stellen
van het bestaan van deze nieuwe chimr-
gische techniek. Voor verdere informa-
tie kunt u terecht bij Bernard Boussauw,
Dierenkliniek de Bosdreef, Spelonck-
vaart 46,9180 Moerbeke-Waas, België.
Telefoon: 0032-(0)9-3467618.

m « M

irÉiit miiifüliMtiii

iiü

REFERENTIES:

- Freeman DE. Dorsal displacement of the soft
palate (1990). In: Current practice in Equine
Surgery. White
NA and Moore JN. p 230-236.

- Lane JG. Personal communication (1997).

- Mcllwraith CW, and Turner AS. Myectomy
of the sternohyoid, sternothyroid and omohy-
oid muscels (1987). In: Equine surgery ad-
vanced techniques, p 191-193.

- Stick: Instrumentation and Techniques in re-
spiratory surgery (1996). In: The veterinary
clinics of North America, Equine practice:
New surgical techniques and instrumentation,
p 367-370.

LEVENSMIDDELENMICROBIOLOGIE IN BEWEGING

Op 19 maart 1997 organiseert de Eijk-
man Stichting, in verband met haar
12\'/2-jarig bestaan, een symposium
over \'Levensmiddelenmicrobiologie
in beweging\'. Deze stichting heeft als
doelstelling de bevordering van het
derde fase medisch-microbiologisch
onderzoek en onderwijs op het terrein
van borging van de veiligheid van le-
vensmiddelen en drinkwater. Het sym-
posium wordt gehouden in de Roze
zaal van het AZU in Utrecht.
Om 10.00 uur vindt de dagopening
plaats door prof dr. F. van Knapen. De
eerste lezing wordt gehouden door prof
dr D.E. Grobbee en is getiteld: \'Klini-
sche epidemiologie - uitdaging en be-
heersingsdiscipline voor de medische
levensmiddelenmicrobiologie\'.
Vervolgens vertelt prof dr dr. b.c. M.C.
Horzinek over \'Prionen - wetenschap-
pelijke verwondering en klinische be-
zorgdheid in balans\'. Hiema volgt een
betoog van prof dr. J. Fink-Gremmels-
Gehrmann: \'Mycotoxinen en volksge-
zondheid - een bedreiging voor de ge-
zondheid van mens en dier? Een
onderzoeksveld dat aandacht verdient.
Na de lunchpauze komen aan bod:
\'Premature neonaten - een segment van
de sector van de bevolking met ver-
zwakte afweer, wier spijsverteringska-
naal bijzondere aandacht verdient\' (dr.
M. Baartmans, Sophia Kinderzieken-
huis, EU, Rotterdam); \'Microbiële eco-
logie - een solide basis voor de bescher-
ming van de consument tegen door
voedsel overgebrachte infecties en in-
toxicaties van microbiële aetiologie\'
(prof C.B. Stmijk, UWRF en Eijkman
Stichting Utrecht) en \'De rol van de le-
vensmiddelenindustrie in de preventie
van door voedsel veroorzaakte infec-
ties in intoxicaties\' (dr. M. van Schot-
horst, Vevey, Zwitserland). De laatste
lezing, na de theepauze, wordt ver-
zorgd door prof dr. dr. h.c. D.A.A.
Mossel (UWRF en Eijkman stichting
Utrecht) en gaat over \'Borging van de
microbiële veiligheid van voedings-
middelen en maaltijden - wat in een
halve eeuw wel en niet werd bereikt en
waarom: academische overwegingen
op weg naar de 21 ^ eeuw.\'

KLINISCHE AVOND \'DE WAGENRENK\'

Op donderdag 6 maart 1997 organiseert Veterinair Specialistisch Centmm \'De Wagenrenk\'
een klinische avond in Motel West-End te Wolfheze, met onderstaand programma:

20.00-20.30 uur
20.30-21.00 uur
21.00-21.45 uur
21.45-22.00 uur
22.00-22.30 uur:

Ontvangst met koffie

Tumor aan de poot; G.R. Rutteman

Slokdarmafwijkingen; A.A.M.E. Lubberink en J.W. Garretsen
Pauze

Stress bij HD-onderzoek; M.H,Th. Govers
U bent van harte welkom op deze avond!

-ocr page 138-

KREUPEL GAAN VAN JONGE HONDEN

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie drs. S.A.
Goedegebuure (Faculteit der Dier-
geneeskunde) bereid om voor de
lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

In de praktijk wordt het kreupel gaan
van jonge honden ten gevolge van eno-
stosis (groeipijn) vrij vaak gezien. Wat
is er over de etiologie hiervan te zeg-
gen?

ANTWOORD:

De etiologie van enostosis (canine
panosteitis, panostosis, juveniële oste-
omyelitis, eosinofiele panosteitis), een
kreupelheidsaandoening bij jonge
honden van de grotere rassen die ge-
kenmerkt is door diafysaire beenver-
dichtingen in de lange pijpbeenderen
(mono- of poly-ostotisch), is nog
steeds niet duidelijk.

De in de loop van de tijd in de litera-
tuur genoemde oorzaken voor enosto-
sis, te weten genetische en allergische
factoren, virale, bacteriële en parasi-
taire agentia, hyperoestrogenisme en
fysiologische stress, hebben allen ge-
meen dat er voor elk van deze ge-
noemde oorzaken een verre van slui-
tend bewijs aanwezig is.

Aangezien enostosis \'self-Iimiting\' is
en radiologisch goed herkenbaar, zijn
er weinig histopathologische studies
van deze aandoening gedaan. Des-
ondanks is de pathogenese van de ver-
anderingen inmiddels goed in kaart ge-
bracht. De eerste herkenbare ver-
anderingen in het diafysaire beenmerg
is de aanwezigheid van grote lege
ruimtes, gevolgd door de vorming van
jong vaatrijk bindweefsel dat zich uit-
breidt en waarin al vrij snel jong non-
lamellair trabeculair been gevormd
wordt. De eerste veranderingen zijn
vrijwel altijd vlakbij het Foramen nu-
tricium gelokaliseerd. Min of meer te-
gelijkertijd vindt op deze plaatsen ook
een -vaak geringe- periostale been-
nieuwvorming plaats. In het nieuwge-
vormde been is steeds een actieve mo-
dellering aanwezig. Bij het ouder
worden van de veranderingen gaat dit
jonge beenweefsel over in lamellaire
tabeculae. Na enige tijd treedt er re-
sorptie op van het endostaal en perio-
staal nieuwgevormde been, die volle-
dig is binnen gemiddeld drie maanden
na de eerste veranderingen.

Een nauwelijks in de literatuur aange-
haalde, maar zeer interessante uitbrei-
ding aan deze pathogenese werd door

Dammrich gegeven. Hij vond bij hon-
den met enostosis een vernauwd en
meer gekronkeld verlopend voedings-
kanaal in de cortex van die pijpbeende-
ren waar ook beenverdichtingen aan-
wezig waren. De door deze ver-
nauwing ontstane druk op de afvoe-
rende vaten kan tot stuwingsoedeem in
het beenmerg en subperiostale weefsel
leiden en de basis zijn voor de vorming
van jong bindweefsel en nieuw been-
weefsel. Deze hypothese geeft tevens
een goede verklaring voor het feit dat
enostosis vrijwel altijd in de buurt van
de Foramina nutritica gezien wordt.
Ook in overeenstemming hiermee is
het voorkomen van enostosis bij hon-
den met hemofilie A op basis van in-
traossale bloedingen.

De oorzaak van deze afwijkende vorm
van de diafysaire voedingskanalen zou
een bij veel jonge honden van de gro-
tere rassen voorkomende vertraagde
modellering van het skelet zijn. Fac-
toren die hiervoor genoemd worden, al
of niet samenhangend met elkaar, zijn
genetische predispositie, groeisnel-
heid, geslacht (vooral reuen) en over-
maat aan nutriënten (waaronder cal-
cium). Opmerkelijk is dat bij enostosis
meer dan tweederde van de honden met
deze aandoening mannelijk is en dat
enostosis vaak samen voorkomt met
andere aandoeningen (osteochondrosis
dissecans, los Processus anconaeus),
die eveneens gerelateerd zijn aan ver-
traagde modellering van het skelet.

ERFELIJK BELAST; EEN INVENTARISATIE VAN ERFELIJKE
AANDOENINGEN BIJ HONDEN

Als gevolg van een betere bestrijding
van infectieziekten en van een betere
controle op de diervoeding gaan aan-
doeningen die (mede) stoelen op gene-
tische factoren een relatief grotere rol
spelen in de diergeneeskunde.
De Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren (GWW) vraagt onder meer
hiervoor speciale aandacht. Elk ras kan
kenmerken hebben die er (meestal)
niet bewust zijn ingefokt maar die in
ernstige mate een schadelijke invloed
hebben op de algemene gezondheids-
toestand van het dier.

In deze scriptie wordt verslag gedaan
van een literatuuronderzoek (zeer uit-
gebreid) over erfelijke aandoeningen
bij rashonden met als doelstelling een
indruk te geven over de omvang ervan.
In twee bijlagen wordt hierover infor-
matie gegeven. In alfabetische volg-
orde worden de rassen en de daarbij
voorkomende afwijkingen vermeld en
omgekeerd.

Het blijkt dat afwijkingen stoelende op
een genetisch defect bij sommige ras-
sen vaak voorkomen en binnen een ras
binnen bepaalde families (afstamme-
lingen van een reu).

-ocr page 139-

R. W. Compaan. SR 585/96: 30pp.

Schimmelaandoeningen van de lucht-
wegen bij paarden zijn wat de frequentie
van voorkomen betreft niet erg belang-
rijk en zijn vaak geografisch gebonden.
Meestal is er sprake van een opportunis-
tische infectie bij dieren die een vermin-
derde weerstand hebben onder meer als

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende drie cursussen. Opgave
voor alle genoemde cursussen via tele-
foon (030) 2517374, fax (030) 2516490
of e-mail paod(^pobox.ruu.nl. Ons vol-
ledige cursusaanbod kunt u, naast onze
brochure, vinden op internet pagina:
http://www.cc.ruu.nl/paod.

Hartafwijkingen bij de hond en kat

(U.D.) (97/105), woensdag 19 februari
1997, 09.30 - 17.00 uur te Tilburg.
Cursusprijs ƒ 400,— (inclusieflunch).

Er wordt een systematisch overzicht
gegeven van de meest voorkomende
oorzaken en gevolgen van hartafwij-
kingen bij gezelschapsdieren.
Dc resultaten van klinisch onderzoek,
met dc bijbehorende differentiaaldiag-
noses, worden besproken met de moge-
lijkheden en indicaties voor nadere dia-
gnostiek. De uitvoering en/of beoor-
deling van electrocardiografie, röntge-
nologisch onderzoek en echografisch
onderzoek zullen met behulp van dia\'s
en videobeelden geïllustreerd worden.
De diverse therapeutische mogelijkhe-
den worden besproken, inclusief de eer-
ste opvang van spoedpatiënten. De cur-
susleiders zijn: dr. L.M. Overduin,
specialist inteme geneeskunde der ge-
zelschapsdieren en drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Sensoren in de melkveehouderij

(97/211), donderdag 20 en 27 febmari
1997, iedere dag van 09.30 tot 17.00
uur te Cuijk. Cursuskosten ƒ 1.250,—
(exclusief BTW en inclusief lunch en
trainingsmateriaal). Een A.U.V./Inter
Act-training.

De managementtaak van de veehouder
wordt steeds belangrijker en daarom
gevolg van chronisch ziek zijn (leucae-
mie), medicinale behandelingen (corti-
costeroïden) of een antibioticumtherapie
(verstoring fysiologische microflora). In
dit referaat worden infecties besproken
van de neus, de luchtzakken en de lon-
gen. Infecties van de voorste luchtwegen
hebben een ongunstige prognose. Veel
paarden sterven aan de gevolgen doordat

wordt door de veehouders in toene-
mende mate gebmik gemaakt van be-
drijfsbegeleiding. Vroegtijdig onder-
kennen van afwijkingen en door een
gericht advies terugdringen of voorko-
men is de kem van deze begeleiding.
Inzicht in het economisch functioneren
van het bedrijf als geheel, en de plaats
daarin van bedrijfsbegeleiding, is van
essentieel belang. In deze training wordt
de basis gelegd om dit inzicht te vergro-
ten. Bedrijfsanalyse, het kostenbegrip,
het economisch belang van vmchtbaar-
heidsstoomissen, mastitis en kreu-
pelheid en het zelf oefenen met en uit-
voeren van praktische cases/opdrachten
zijn onderwerpen die tijdens deze trai-
ning aan de orde komen. De cursuslei-
ders zijn prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen,
InterAct Agrimanagement, LU Wa-
geningen en drs. R.H.M. Bergevoet,
InterAct Agrimanagement, praktiserend
dierenarts.

Begeleiding melkveebedrijven (97/
207), dinsdag 4, donderdag 6 en vrij-
dag 7 maart 1997, 3 dagen van 09.30
tot 17.00 uur te Cuijk. Cursuskosten
ƒ 1.500,- (exclusief BTW en inclusief
lunch). Een A.U.V/InterAct-training.

De dierenarts is in staat -beter dan an-
dere adviseurs- door zijn/haar pathofy-
siologische kennis, aangevuld met zoö-
technische kennis, veehouders in hun
bedrijfsvoering veterinair-zoötechnisch
te begeleiden. Dit vereist dat de practi-
cus pathofysiologische en zoötechni-
sche inzichten kan vertalen naar de be-
drijfsvoering van de (melk)veehouder.
In de onderhavige training zal veel aan-
dacht aan deze aspecten worden besteed.
Pathofysiologie, zootechniek en be-
drijfsvoering vormen de sleutelwoorden
van de training. Recente ontwikkelingen
op veterinair-zoötechnisch gebied die
van belang zijn voor de begeleiding van
melkveebedrijven zijn in de training op-
genomen. Daamaast wordt zoveel mo-
gelijk getracht de deelnemers \'instru-
bloedvaten door de schimmels worden
aangetast en moeilijk of niet te behande-
len bloedingen ontstaan. Longinfecties
zijn eveneens moeilijk behandelbaar.
Informatie wordt verstrekt over de clas-
sificatie van schimmels (en gisten), over
de behandeling met antibiotica en che-
motherapeutica en over pulmonale my-
cose bij de mens.

SCHIMMELAANDOENINGEN VAN DE LUCHTWEGEN BIJ HET PAARD

menten\' te verschaffen die direct in de
dagelijkse praktijkuitoefening kunnen
worden toegepast. De cursusleiders zijn
prof dr. A. Brand, InterAct Agrimana-
gement, emeritus hoogleraar Bedrijfs-
diergeneeskunde van het Rund, Facul-
teit der Diergeneeskunde.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk
(97/701), woensdag 19 maart
1997; 09.30 - 22.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 700,- (inclusief diner).

Doelgroep: Practici uit de gezelschaps-
dierenpraktijk die de certificatie ter
hand willen nemen

Deze cursus is opgezet vanuit de Pro-
jectgroep certificatie/kwaliteitszorg en
beoogt ten eerste het verduidelijken van
de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsen-
praktijken en ten tweede zal de haal-
baarheid van een kwaliteitssysteem in
de eigen praktijk met behulp van de
toetscriteria duidelijk worden gemaakt.
Vanuit verschillende invalshoeken zul-
len de volgende onderwerpen aan bod
komen:

- Kwaliteitszorg noodzaak en eigen
belang.

- Certificeren is een manier van den-
ken, zichtbaar te maken in protocol
en werkinstructie.

- Functioneringsgesprekken en in-
teme audit.

- De klachtenprocedure.

- Kennis, een product met verloopda-
tum, hoe onderhouden we die?

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk.

- Omgang met medicijnen, de verant-
woording in het kwaliteitshandboek.

- De patiëntenadministratie.

- Het schrijven van een protocol/
werkinstmctie, oefening in groepen.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende mimte wor-
den geboden tot discussie. De cursus-
leider is drs. H. van Herpen, Veteri-
naire Specialisten Oisterwijk

-ocr page 140-

HENK

HATZMANN

nmefnoriain

Op 5 november 1996 overleed op 67-
jarige leeftijd onze vriend en collega
Henk Hatzmann.

Henk werd op 17 september 1929 in
Smilde geboren als tweede zoon van de
veehandelaar Rieks Hatzmann. Zijn
middelbare schooltijd werd door de
Tweede Wereldoorlog onderbroken en
na het behalen van het HBS-diploma
moest hij eerst nog zijn militaire
dienstplicht vervullen. Hierdoor kon
hij pas in 1953 met zijn studie in
Utrecht beginnen. Hij studeerde in
1960 af en associeerde met Berend
Dijk te Roden, een praktijk waar hij al
regelmatig geassisteerd had tijdens de
mond- en klauwzeerperiode. Samen
met zijn oudere collega deed hij de
eerste keizersnede in deze praktijk.

Henk was een \'man van de grote huis-
dieren \' en dat is hij min of meer altijd
gebleven. Toch bouwde hij aan zijn
huis een speciale praktijkruimte voor
de kleine huisdieren. Deze inmiddels
flink uitgegroeide gezelschapsdieren-
praktijk dankt aan dit initiatief zijn be-
staan.

In 1972 deed Berend Dijk zijn praktijk-
deel over aan zijn zoon Eli. Henk en
Eli hebben samen de praktijk met veel
plezier voortgezet, totdat Henks ge-
zondheid hem in 1992 tot een zeer
moeilijke keuze dwong, namelijk stop-
pen met de praktijk.

Henk trouwde in 1961 met Dinie
Witting. Uit dit huwelijk werden twee
zonen geboren, Riekus en Leon. Riekus
had zijn vader graag als dierenarts op-
gevolgd, maar heeft dit ideaal na vijf
keer uitloten moeten opgeven.

Henk was een vriendelijke man en
daardoor geliefd bij velen binnen en
buiten de praktijk. Hij was niet veelei-
send. Als het met Dinie, zijn kinderen
en de hond maar goed ging, dan was
hij tevreden. Zijn grootste hobby was
aanvankelijk de jacht. Daarnaast was
hij een trouwe bezoeker van de plaat-
selijke herensociëteit. Toen Henk in
1985 gestimuleerd door zijn vrouw lid
van de net geopende golfclub werd,
had niemand kunnen verwachten dat
hij ook deze sport met zoveel plezier
zou beoefenen. Tot kort voor zijn dood
was hij een regelmatige bezoeker van
de golfbaan.

In 1986 kwamen de eerste tekenen dat
zijn bloedvaten niet optimaal meer
functioneerden. Henk negeerde deze
seinen, want stoppen met zijn werk
was voor hem een onmogelijke ge-
dachte. Toch werd hij in 1992 gedwon-
gen om, gesteund door Dinie, deze be-
slissing te nemen.

Familie en vrienden hielden er wel re-
kening mee dat er plotseling iets kon
gebeuren. Het waren echter niet zijn
bloedvaten, maar het was een abces in
zijn nekwervels, dat hem velde. En dat
had niemand verwacht! Henk, die al-
tijd zo trots was op zijn weerstand te-
gen infecties die hij als dierenarts had
opgebouwd!

De overweldigende belangstelling na
Henks overlijden, niet alleen van fami-
lie en vrienden, maar ook van veel
boeren uit de praktijk, zijn voor Dinie
en de kinderen een grote steun ge-
weest.

Eli Dijk

-ocr page 141-

BESTURENDAG KNMVD IN AMERSFOORT

HET VERGETEN DIER EN DE EENMANSCOLLEGA

KNMvOf

HET DIER ALS VERGETEN
ONDERWERP

\'De mens bepaalt zijn handelen aan de
hand van normen en waarden\', begint
de nieuwe hoogleraar relatie mens/dier,
prof dr E.N. Noordhuizen-Stassen
haar verhaal. \'De normen en waarden
zijn afhankelijk van tijd, cultuur en per-
soon. Het is goed om je te realiseren dat
\'ethische sfeer\' een betrekkelijk begrip
is dat van inhoud verandert met bijvoor-
beeld de tijd.\'

Eerst ontstonden de mensenrechten.
Het is pas in de tweede helft van de
twintigste eeuw dat mensen überhaupt
als gelijkwaardig beschouwd werden,
iets waar we nu wel zo langzamerhand
aan gewend zijn.

Mensen hebben niet altijd vriendelijke
gedachten gekoesterd over het dier.
Aristoteles vond bijvoorbeeld dat het
ten dienste stond van de mens. Later
concludeerde Thomas van Aquino dat
het dier geen ziel had (wreedheden ten
opzichte van dieren werden daardoor
afgedaan als moreel irrelevant). Deze
zienswijze hield vrij lang stand: in de
Renaissance nog zei Descartes dat het
dier niet alleen geen ziel had, maar ook
geen bewustzijn, geen gevoel en geen
\'magma\'. Een dier kon ook niet com-
municeren...

Amersfoort, 27 november 1996- Zo\'n vijftig dierenartsen, bestuursleden van
de KNMvD, discussiëren een gehele dag over \'het dier als vergeten onder-
werp\' en \'dierenartsen: concurrenten of collega\'s?\' Voor de gelegenheid zijn
ook leden van de Commissie Ethiek en Ereraad uitgenodigd. Het is de tiende
keer dat de Besturendag plaatsvindt en zo langzamerhand is deze dag niet
meer weg te denken uit de besluitvorming. Niet dat er besluiten genomen wor-
den; er worden meningen gepeild, tegenover elkaar gezet en op papier gezet.
Zoals inmiddels gebruikelijk is dr. J.L. van Os discussieleider. Korte inleidin-
gen worden verzorgd door mevrouw prof. dr. E.N. Noordhuizen-Stassen, de
nieuwe hoogleraar relatie mens/dier en mr. R.P.F. van der Mark, secretaris
van de Ereraad.

Sprekende over het vergeten dier blijkt dat dierenartsen ethische vraagstuk-
ken liefst zo technisch mogelijk benaderen. Emotionele aspecten worden als
minder belangrijk terzijde geschoven.

Uit de middagsessie blijkt dat de leden van de KNMvD geen verplichte waar-
neemregeling wensen, maar wel een gezamenlijke verantwoordelijkheid voe-
len voor de continuïteit en de kwaliteit van de diergeneeskundige zorg in
Nederland.

Wreedheden ten opzichte van dieren
waren moreel irrelevant.

Maar in de 1eeuw laat het denken
over dieren een verandering zien. De
wetenschap raakt in een stroomver-
snelling en door overeenkomsten in de
anatomie en gedrag van zoogdieren en
mensen gaat men erkennen dat dieren
kunnen lijden. In de 20^ eeuw bestaat
er inmiddels consensus over dat men
dieren niet onnodig leed moet toebren-
gen. Er ontstaat respect voor dieren; ze
zijn \'beschermwaardig\'.
\'De meningsverschillen ontstaan nu
over de gelijkwaardigheid van mens en
dier en over de noodzakelijke behoef-
ten van een dier\', gaat Noordhuizen-
Stassen verder. \'Bovendien worden er
momenteel gigantisch veel dieren ge-
houden, meer dan ooit in elk geval, en
er wordt dus ook ontzettend veel gele-
den.\'

Er worden heel veel dieren gehouden;
er wordt dus ontzettend veel geleden...

Bij een ethische discussie bestaat er
geen waarheid. Maar we hebben als
volwassen mensen en zeker als dieren-
artsen wel de morele verantwoorde-
lijkheid om na te denken over hoe we
met dieren omgaan. Maken we een
morele afweging, dan dienen we met
een aantal factoren rekening te hou-
den: emotionele gevoelens -\'Onder-
schat deze niet\'- moreel relevante fei-
ten (zoals wetgeving en erecodes) en
bio-ethische principes. Onder bio-ethi-
sche principes wordt verstaan: wel-
doen, geen kwaad doen, rechtvaardig-
heid en respect voor de intrinsieke
waarde. Discussies onder ethici gaan
vaak over de inhoud van de begrippen
intrinsieke waarde, integriteit en wel-
zijn. \'Het is niet de bedoeling daar
vandaag over te praten; iedereen weet
wel zo\'n beetje wat er bedoeld wordt
met intrinsieke waarde\', zegt Noord-
huizen-Stassen alvorens de drie stel-
lingen te poneren:

Door Sophie Deleu

1. De huidige en toekomstige (be)han-
delingen in de geneeskunde bepalen
de mogelijke (be)handelingen in de
diergeneeskunde: Wat kan, mag!

2. Ondersteuning van kritisch hande-
len in de diergeneeskunde heeft be-
hoefde aan meer wet- en regelge-
ving. Het zou goed zijn als er meer
nota\'s zoals \'De dierenarts en erfe-
lijk bepaalde afwijkingen bij gezel-
schapsdieren\' van de Commissie
Ethiek zouden volgen.

3. De melkproductie van HF-koeien
dient gelimiteerd te worden om de
gezondheid, het welzijn en de in-
trinsieke waarde van deze dieren te
waarborgen.

De discussiegroepen rapporteren als
volgt:

I. Wat kan. mag? \'Ja, mits voldoende
kwaliteit van leven kan worden ge-
boden en de methode om die kwali-
teit te bereiken niet meer dan een
acceptabel lijden, c.q. welzijnsaan-
tasting veroorzaakt.\' Belangrijk is
de afweging van het belang van het
dier tegen het belang van de eige-
naar.

Eigen \'hobby\' -\'Je wilt zo graag er-
gens goed in worden\'- mag nooit
het motief zijn voor het laten door-
gaan van een ingreep. Ook niet te-
gen een lagere prijs? Dat zou hypo-
criet zijn!

Men vindt de kosten van een in-
greep overigens niet relevant in de

-ocr page 142-

discussie, want dan kent men er nog
wel een paar: van wat wij aan pet-
food voeren, kan men de honger in
de wereld lenigen. \'Morele bezwa-
ren tegen te hoge kosten werken
niet in deze wereld.\'
Verder vindt men het gevaarlijk om
vooruit te lopen met een techniek.
Soms is het beter om eerst wat re-
sultaten af te wachten, met name in
het belang van het dier.
Tot slot zijn de aanwezigen van me-
ning dat aan een chirurgische in-
greep om een erfelijke afwijking te
corrigeren, een sterilisatie of iets
dergelijks gekoppeld zou moeten
zijn (zie ook stelling 2).

2. Meer wet- en regelgeving om het dier
te beschermen?
\'Helaas wel!\' De
aanwezigen zijn het eens dat dit een
zwaktebod is, maar ze vrezen dat er
dan weinig concreets zal gebeuren.
De groep is wel van mening dat
eventuele wet- en regelgeving in sa-
menspraak met de eigenaren en hun
organisaties tot stand moet komen.
Er moet draagvlak zijn. Anders is
het aan de dierenarts om de politie-
pet op te zetten.

3. Dient de melkproductie gelimiteerd
te worden?
Bijna volmondig: \'Nee.\'
Melk is immers niet de enige en ook
niet de voornaamste indicatie voor
welzijn. In elk geval is die relatie
geenszins wetenschappelijk vast ko-
men te staan.

Een enkeling vindt dat er toch, zo
niet aan de melkproductie, een li-
miet gesteld moet worden aan de in-
tensivering van de melkveehouderij.
Je moet er toch voor waken om fy-
siologische grenzen te overschrij-
den. \'Die hoogpotige scharminkels
zijn toch geen koeien meer.\' Boven-
dien dien je tegemoet te komen aan
de wens van de consument: een aai-
bare koe in de wei, die \'lekker in
haar vel zit\'. Overigens heeft de koe
(en dus de zuivel) op dit moment een
goed imago; iets om zuinig op te
zijn.

Moet het scharrelprincipe niet meer
worden gestimuleerd? Aanvanke-
lijk doet men deze vraag af met:
\'Ach zolang de consument er niet
meer voor wil betalen hebben wij er
geen boodschap aan!\' en \'Als ieder-
een ging scharrelen, hadden we niet
eens voldoende te eten.\' Maar later
zegt men toch: \'We zijn misschien
wat te technisch van aard, we moe-
ten ons wat meer openstellen voor
maatschappelijke, emotionele be-
naderingen...\'

Tot slot wordt algemeen onder-
streept dat de consument beter moet
worden voorgelicht over de vee-
houderij, met name door dierenart-
sen en/of hun organisatie, de
KNMvD. Hoe dat zou moeten -
Welke rol zou de dierenarts hierin
moeten spelen?- blijft in het mid-
den.

DEFINITIES

Integriteit:

de heelheid en gaafheid, het evenwicht
in de soortspecificiteit, het vermogen
zichzelf te kunnen handhaven van in-
dividuele dieren en populaties.

Intrinsieke waarde:
de waarde om als doel op zichzelf be-
handeld te worden. Dat wil zeggen dat
dieren zelfstandig moeten kunnen func-
tioneren en hun natuurlijkheid moeten
kunnen tonen.

Welzijn:

een toestand van fysieke en psychische
harmonie van het dier met zichzelf en
met de omgeving (Lorz, 1973).

Bio-ethische principes:

* Weldoen

* Geen kwaad doen

* Rechtvaardigheid

* Respect voor de intrinsieke waarde

DIERENARTSEN: CONCURREN-
TEN OF COLLEGA\'S
Secretaris van de Ereraad, inr. R.P.F.
van der Mark stelt een vraag van de
Ereraad aan de beroepsgroep aan de
orde: moeten groepspraktijken ver-
plicht een dienstregeling aangaan met
eenmanspraktijken? De Ereraad is her-
haaldelijk geconfronteerd met deze
vraag. Het gaat meestal om de ge-
mengde en de landbouwhuisdieren-
praktijk. In de gezelschapsdierensec-
tor komt de eenmanspraktijk immers
veel vaker voor en functioneren tal van
samenwerkingsvormen tot grote tevre-
denheid van betrokken partijen. De
vorming van groepspraktijken is na-
tuurlijk toe te juichen, maar een derge-
lijke groepspraktijk heeft er vervol-
gens geen belang bij om een
dienstenregeling aan te gaan met een
eenmanscollega, die ook weieens een
avond uit of naar PAO-D wil.
Ter informatie: Nederland kent 716
eenmanspraktijken (alom verbazing)
en er zijn 1900 practici met een eigen
onderneming. Het aantal vier-, vijf- en
zesmanspraktijken is stijgende. Het
aantal grote groepspraktijken (>6) is
op twee handen te tellen.
\'De overheid zegt: u moet concurreren
en prijsafspraken zijn verboden\', aldus
Van der Mark. \'Dierenartsen willen
ook steeds meer concurreren, getuige
de vele zaken van de Ereraad die het
maken van reclame betreffen.\' Lijn-
recht hiertegenover staat het gevoel van
solidariteit en de gezamenlijke verant-
woordelijkheid van de beroepsgroep
voor 24-uurszorg in Nederland.
Bovendien worden de eisen aan de be-
roepsuitoefening groter. Met andere
woorden: ook een eenmanscollega
moet af en toe naar PAO-D in het be-
lang van zijn collega\'s.

Het gaat om solidariteit en een geza-
menlijke verantwoordelijkheid voor de
continuïteit en de kwaliteit van de dier-
geneeskundige zorg.

\'Artsen noemden vroeger in hun code
een \'morele verplichting\' tot deelname
aan een dienstenregeling. Maar onlangs
hebben ze dat veranderd in \'een geza-
inenlijke verantwoordelijkheid voor
continuïteit\', \'streven naar deelname\'
en \'ernaar streven niemand uit te slui-
ten\'. Artsen zijn net als dierenartsen ge-
bonden aan de code\', vertelt Van der
Mark. \'Verder zijn artsen natuurlijk ge-
bonden aan regelingen van ziekenhui-
zen en zorgverzekeraars.\'
Ook voor de dierenarts geldt die ver-
plichting. In de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde spreekt men
van \'adequate vervanging bij ziekte of
afwezigheid\' en in de Code voor de
Dierenarts (art. 19) van \'de nodige orga-
nisatorische inaatregelcn nemen\' en
\'ononderbroken hulpverlening en zorg\'.
\'Als je kiest voor een verplichting\',
waarschuwt Van der Mark \'dan moet
je regelen dat men niet eikaars cliënten
afpikt. Anders krijgen we de meest ge-
weldige conflicten.\' Maar het systeem
heeft nog meer haken en ogen: de
werkwijze kan drastisch verschillen en
de afstand tot de cliënten kan te groot
worden. En wat te doen met niet-leden
van de KNMvD?

Voordelen zijn er ook: zo is het onmo-
gelijk om als solopracticus een onon-
derbroken zorg te garanderen en bestaat
er een gezamenlijke verantwoorde-
lijkheid voor het collectief imago.
Bovendien worden practici op deze ma-
nier gedwongen gesprekken over sa-
menwerking aan te gaan. Er ontstaat als

-ocr page 143-

het ware een vorm van intercollegiale
toetsing.

Van der Mark stelt het volgende:

1. Practici moeten worden verplicht
om een collega die in hun omgeving
alléén praktijk uitoefent in de gele-
genheid te stellen een waameemre-
geling met hen aan te gaan, omdat

a) een practicus niet in staat is om
persoonlijk zorg te dragen voor
een ononderbroken diergenees-
kundige dienstverlening en ver-
zorging en

b) de continuïteit van de veterinaire
zorgverlening behoort tot de ge-
zamenlijke verantwoordelijkheid
van alle practici die ter plaatse
zijn gevestigd.

2. Er is geen reden om practici te ver-
plichten om een collega die zich al-
léén in de omgeving wil vestigen of
heeft gevestigd in de gelegenheid te
stellen een waameemregeling met
hen aan te gaan, omdat

a) iedere practicus zelf de nodige or-
ganisatorische maatregelen moet
nemen om te kunnen voldoen aan
de verplichting te zorgen voor een
ononderbroken diergeneeskun-
dige dienstverlening en verzor-
ging en

b) van practici niet kan worden ver-
langd dat zij worden gedwongen
een waameemregeling aan te
gaan met een collega op wiens
vestiging zij geen invloed uit
kunnen oefenen.

Niemand wil een verplichting tot
waameming, zo blijkt uit de discussie.
Men is wel voor de verplichting van de
practici in de regio om contact op te
nemen met de eenmanscollega over
een waameemregeling. Als deze ge-
sprekken vastlopen, kan de KNMvD
wellicht een bemiddelende rol spelen.
De aanwezigen voelen dus allen wel
degelijk de genoemde gezamenlijke
verantwoordelijkheid.

Niemand wil een verplichting tot
waarneming. Men voelt echter wel de
verantM oordelijliheid om in gesprek te
blijven.

Men stelt overigens vast dat een waar-
neemregeling helemaal niet weder-
zijds hoeft te zijn. Men kan een collega
helpen, maar hoeft niet direct de eigen
patiënten aan deze collega \'bloot te
stellen\'.

Over snel of pas na enige tijd contact
opnemen: de ene collega kijkt eerst de
kat uit de boom -\'Laat hem het eerst
maar eens waarmaken\'- en de ander
valt juist liever met de deur in huis, om
isolatie te voorkómen.
Er wordt op gewezen dat met de zich
vrij vestigende collega (die toch als be-
dreigender wordt ervaren dan de col-
lega die al langer in de regio actief is)
reeds een gesprek heeft plaatsgevon-
den met de Provinciale Begeleidings-
commissie Praktijkuitoefening. Daar
zijn ook de diensten en de waameming
aan de orde geweest. Gaat deze
\'nieuwe\' tegen het advies van de com-
missie in, dan neigt men ertoe stelling 2
in te nemen: \'Eigen schuld, dikke bult.\'
Massaal vinden de aanwezigen dat sa-
menwerking, in welke vorm dan ook,
gestimuleerd moet worden. Dit komt,
mede door intercollegiale toetsing, de
kwaliteit van de beroepsuitoefening en
de afname van veterinaire diensten ten
goede.

Ook collectief moet moeite gedaan
worden voor samenwerking. In de
landbouwhuisdierensector is de echte
eenmanspraktijk in feite een achter-
haald fenomeen. In de gezelschapsdie-
rensector kan een eenmanspraktijk
prima draaien, maar juist daar kan de
24-uurszorg een probleem zijn.

^\'Ünf-\'ii\'iTgi\'lriVirtT\'ir

Samenwerking in welke vorm dan ook
komt de kwaliteit van de beroepsuitoe-
fening ten goede.

Een ander punt is de gezamenlijke ver-
antwoordelijkheid voor een bestaans-
recht voor pas-afgestudeerden, ofte-
wel potentieel vrije vestigers. Neemt
men deze bij voorkeur op in bestaande
samenwerkingsvormen, bijvoorbeeld
groepspraktijken, ondanks een krim-
pende markt? Het altematief is dat pas-
afgestudeerden zich zonder ervaring
op de arbeidsmarkt storten...
De aanwezigen voelen in zijn alge-
meenheid wel een verantwoordelijk-
heid voor pas-afgestudeerden. Op-
name in een groepspraktijk, ook als er
nog net niet voldoende ruimte is, werkt
bovendien vaak dermate omzetverho-
gend dat het toch gerechtvaardigd is.
\'Niet zeuren, gewoon investeren in de
jongelui. Het is altijd de moeite waard.
Dan rijd je maar in een iets minder
dikke Mercedes\', klinkt het blijmoedig
uit de zaal.

De aanwezigen zijn daamaast voor het
pro-actief omgaan met \'witte vlekken\'
in de veterinaire landkaart. Geef (jon-
ge) collegae alle gelegenheid om een
bestaan op te bouwen, waar dat moge-
lijk lijkt. Dit voorkomt vrije vestigin-
gen op plaatsen waar dat ongewenst is.
Omarm je concurrent is dus het motto.
In andere branches lijkt het in elk geval
goed te werken. Niet voor niets vesti-
gen meubelzaken zich naast elkaar op
een boulevard. Hoe intensiever dieren-
artsen samenwerken, hoe sterker ze in
de markt staan.

Met dank aan dr. J.L. van Os.

VAN DE ERERAAD

De vestiging van een nieuwe praktijk
of dependance geeft vaak aanleiding
tot bezorgdheid en irritatie bij de reeds
gevestigde collegae. In veel gevallen
blijkt alles na de eerste schrik toch wel
mee te vallen. Er zijn ook gevallen
waarin de irritatie juist toeneemt, bij-
voorbeeld door de wijze waarop de
nieuwe vestiging bekend wordt ge-
maakt, de keuze van de naam van de
praktijk en/of door een gebrek aan
communicatie met de gevestigde col-
legae. Dit vormt vaak de basis voor
conflicten en het indienen van een
klacht bij de Ereraad. De Ereraad heeft
onlangs een uitspraak gedaan naar
aanleiding van een klacht van een col-
lega die een (éénmans)praktijk heeft
gevestigd en die er bezwaar tegen
heeft dat de collegae niet bereid zijn
een dienstregeling met hem aan te
gaan. Voor een deel hadden de bezwa-
ren van de collegae te maken met de
door de collega bij zijn vestiging ge-
wekte irritaties. De Ereraad heeft ech-
ter in zijn oordeel hier nauwelijks re-
kening mee gehouden.
De uitspraak van de Ereraad, die hier-
onder zal worden weergegeven, is ge-
baseerd op de huidige Code voor de
Dierenarts en de argumenten die de
collegae voor hun weigering hebben
aangevoerd.

-ocr page 144-

Zoals gezegd wilde klager -een één-
manspraktijk- opgenomen worden in
een dienstenregeling met de geves-
tigde collegae in de omgeving. Hij
stelde zich op het standpunt dat hij
wettelijk verplicht is te zorgen voor
een ononderbroken diergeneeskundige
hulpverlening en dat zijn praktijk te
klein is voor een tweede dierenarts.
Omdat hij niet in staat was om per-
soonlijk ononderbroken diergenees-
kundige hulp te verlenen, was hij van
mening dat de collegae verplicht wa-
ren een dienstregeling met hem aan te
gaan.

De collegae hebben naar voren ge-
bracht dat die verplichting er niet is.
Voorts hebben zij een aantal speci-
fieke bezwaren naar voren gebracht,
zoals een gebrek aan vertrouwen door
de wijze waarop klager hen een aantal
jaren had beconcurreerd, twijfels over
de capaciteiten van klager, verschillen
in de aard van de praktijk (diersoorten)
en de uitgestrektheid van het praktijk-
gebied van klager.

Klager heeft eerst via bemiddeling
door een netwerkdierenarts gepro-
beerd het conflict op te lossen en toen
dit niet lukte, heeft hij door een klacht
in te dienen bij de Ereraad een uit-
spraak uitgelokt over de vraag of de
collegae in strijd handelen met de
Statuten, Reglementen of (bindende)
besluiten van de Maatschappij danwel
met de Code voor de Dierenarts of de
belangen van de Maatschappij of haar
leden door te weigeren een dienstrege-
ling met hem aan te gaan.

I JVWiriM

De Ereraad was het met klager eens dat
een dierenarts gehouden is ervoor te
zorgen dat de ononderbroken dierge-
neeskundige dienstverlening en ver-
zorging gewaarborgd zijn. Indien de
dierenarts daar niet voor heeft ge-
zorgd, schiet hij tekort in hetgeen van
hem als beoefenaar van de diergenees-
kunde mag worden verwacht. Artikel
19 van de Code voor de Dierenarts be-
paalt: \'De practicus draagt in het kader
van zijn praktijkuitoefening zorg voor
een ononderbroken diergeneeskundige
dienstvedening en verzorging\'.

De Ereraad is echter van mening dat
hier niet uit volgt dat dierenartsen-prac-
tici in de omgeving verplicht zijn om
met de collega die alleen de praktijk uit-
oefent een dienstregeling aan te gaan.
Zoals ook blijkt uit de toelichting bij ar-
tikel 19 van de Code voor de Dierenarts
wordt van iedere dierenarts-practicus
verwacht dat hij zelf de nodige organi-
satorische maatregelen neemt om te
kunnen voldoen aan de verplichting er
voor te zorgen dat een ononderbroken
diergeneeskundige dienstveriening en
verzorging in zijn praktijk gewaarborgd
zijn.

Ook uit de artikelen 9, waarin is bepaald
dat de dierenarts gehouden is goede
verhoudingen met collegae te bevorde-
ren en 49 van de Code, waarin is be-
paald dat practici gehouden zijn te pro-
beren eventueel gerezen problemen in
goed overleg tot een oplossing te bren-
gen, volgt niet dat practici verplicht zijn
om met een collega die alleen de prak-
tijk uitoefent een dienstregeling aan te
gaan. Van de gevestigde collegae kan
wel worden verwacht dat als hen wordt
gevraagd of zij een dienstregeling wil-
len aangaan met een éénmanspraktijk
zij zich hierover serieus beraden. In dit
geval was de Ereraad van mening dat de
collegae het verzoek serieus genomen
hadden en dat het besluit om niet op het
verzoek in te gaan weloverwogen is ge-
nomen. In dit verband vond de Ereraad
het nog van belang dat de gevestigde
collegae wel bereid waren om bij ziekte
of in noodgevallen te helpen. Daaruit
bleek dat de gevestigde collegae vol-
doende aandacht hadden voor de belan-
gen van klager en de veterinaire zorg in
hun regio.

De conclusie van de Ereraad was der-
halve dat de klacht ongegrond was en
dat de weigering van de gevestigde
collegae om een dienstregeling met de
éénmanspraktijk aan te gaan onder de
gegeven omstandigheden niet in strijd
met de Code voor de Dierenarts of an-
dere regelgeving is.

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD ARBEIDSMARKT
OKTOBER-DECEMBER

De navolgende gegevens hebben be-
trekking op het laatste kwartaal van
1996.

Door Corine van Kalles

AANBOD

In het laatste kwartaal van 1996 zijn 38
diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake
van een lichte afname van het aantal
dierenartsen dat per direct op zoek was
naar fulltime werk (in oktober waren
dit er 154 en in december 148). Van de
148 dierenartsen die in december inge-
schreven stonden, zocht 63% een func-
tie in de gezelschapsdierenpraktijk en
37% in de gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijk.

Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek
is naar parttime werk. Deze groep is in
het laatste kwartaal van 1996 iets ge-
groeid (van 51 dierenartsen in oktober
naar 53 in december). Het grootste
deel is op zoek naar een baan in de ge-
zelschapsdierenpraktijk (87%); 13%
zoekt werk in de gemengde of de land-
bouwhuisdierenpraktijk. Het aantal
vrouwen is in deze groep veel groter
dan het aantal mannen; 91% van de
groep bestaat uit vrouwelijke dieren-
artsen.

Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden oktober
tot en met december vrijwel gelijk ge-
bleven (in oktober waren dit er 75 en in
december 74). Van deze dierenartsen
zocht 59% op termijn een functie in
een gemengde of landbouwhuisdie-
renpraktijk en 41% in een gezel-
schapsdierenpraktijk.

Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat, is in het laatste
kwartaal van 1996 iets toegenomen; in
oktober waren dit er 35 en in december
37. Hieronder bevinden zich 21 man-
nelijke en 16 vrouwelijke dierenartsen.

-ocr page 145-

VRAAG

In het laatste kwartaal van 1996 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 14 aan-
vragen per maand binnengekomen voor
waarnemingen in gezelschapsdieren-
praktijken en zeven aanvragen per
maand voor waarnemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenpraktij-
ken. Wat betreft vaste banen zijn er in de
maanden oktober tot en met december
zeven banen in gezelschapsdierenprak-
tijken aangeboden (waarvan zes part-
time) en zeven banen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijken (waar-
van twee parttime). Daarnaast is er ook
een baan buiten de praktijk aangeboden.
Vijf banen in gezelschapsdierenpraktij-
ken zijn inmiddels ingevuld; vier prak-
tijken hebben gekozen voor een vrou-
welijke dierenarts en één praktijk koos
voor een mannelijke dierenarts. Van de
zeven banen in gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijken zijn er inmiddels
ook vijf ingevuld; twee door mannelijke
dierenartsen en drie door vrouwelijke
dierenartsen. De baan buiten de praktijk
is ingevuld door een vrouwelijke dieren-
arts.

■^■»■ÜM.

k I Él li m

Voor meer informatie of diensten van
de Vacaturebank: Corine van Kalles,
bureau van de KNMvD, tel: 030-
2510111.

BIJEENKOMST GROEP GENEESKUNDE VAN HET RUND

KOSTPRIJSVERLAGING MÜTTG VGGR DE TOEKOMST

GPEN VERSUS GESLOTEN
Mevrouw Vochteloo heeft in 1996 een
stage-opdracht gedaan bij de Friese
Land- en Tuinbouw Organisatie
(FLTO). Zij is door middel van een en-
quête onder veehouders nagegaan:

1. Wat de beschikbare kennis van vee-
houders is over diergezondheid, ge-
sloten bedrijfsvoering en infectie-
risico\'s.

2. Wat de kmmsbehoefte van veehou-
ders is over diergezondheid, geslo-
ten bedrijfsvoering en infectie-
risico\'s.

3. Hoe gesloten of hoe open de melk-
veehouderijbedrijven zijn.

De gegeven antwoorden hebben geleid
tot de volgende aanbevelingen:

A. De kennis van veehouders over een
ziekte (verschijnselen, factoren, oor-
zaak, maatregelen) is vaak onvol-
doende aanwezig. Indien veehou-
ders meer aan preventie moeten
doen, zal deze kennis uitgebreid
moeten worden.

B. Het \'waarom\' van gesloten be-
drijfsvoering moet ook bijgebracht
worden (met name om veehouders
te motiveren).

C. Het nut van bepaalde maatregelen
moet meer aandacht krijgen (vaak

weet men wel dat iets moet, maar
men ziet er de zin niet van in).
D. Bij het streven naar gesloten be-
drijfsvoering moeten ook bezoekers
van het bedrijf betrokken worden.
\'Met name dierenartsen kunnen een be-
langrijke ondersteunende rol spelen bij
het streven naar een gesloten bedrijfs-
voering\', aldus mevrouw Vochteloo.

ECONOMISCHE ONTWIKKELIN-
GEN

Prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen belicht de
economische ontwikkelingen in de
rundveehouderij: \'Het loont de moeite
om met de toekomst bezig te zijn, want
daar kom je de rest van je leven in te-
recht!\'

De centrale vraag is: zal het de Ne-
deriandse rundveehouderij lukken om
zich zonder overheidsteun te handha-
ven? Dijkhuizen denkt van wel als het
gaat om de EU: \'Er is een gunstige be-
drijfsstructuur, een lage kostprijs en de
boer heeft een gunstig inkomen.\'
Maar ten opzichte van de rest van de
wereld steekt Nederland ongunstig af
Onze belangrijkste concurrenten zijn
Nieuw-Zeeland, Australië en de Vere-
nigde Staten. Daar heerst een goed kli-
maat (NZ, A), de bedrijfsstructuur is
vaak buitengewoon gunstig (NZ, A,

Utrecht, 17 december 1996- De Groep Geneeskunde van het Rund stroomt sa-
men voor een bijeenkomst getiteld \'de rundveepracticus in 2010\' met bijdra-
gen van mevrouw J. Vochteloo met een enquête over open en gesloten bedrijfs-
voering,
A. Dijkhuizen over economische ontwikkelingen in de rundvee-
houderij en G. Wentink, die het Bovisie-verhaal uit de doeken doet (zie ook
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1996; 19: 547-50). Tot slot wordt het eerste
exemplaar van het boek Herd Health and Production Management van de
hand van
A. Brand, J.P.T..M. Noordhuizen en Y.H. Schukken uitgereikt aan H.
Jorritsma,
A. Cornelissen en G. Benedictus. De doelgroep is de praktiserende
dierenarts. Hiervan zal ook nog een Boekbespreking verschijnen.

USA) en arbeid kost een schijntje
(USA). En aangezien er hard geknaagd
wordt aan de muur rond de EU, met als
gevolgen meer vrijhandel, meer con-
currentie en een 10 tot 15 cent lagere
melkpijs, is kostprijsverlaging het mot-
to voor de toekomst...
Dijkhuizen deelt de huidige melkvee-
bedrijven in in drie categorieën:

1. Een gemiddeld bedrijf met 55
koeien en een productie van 6900
per koe en een kostprijs van 94 cent
per liter (dit is meer dan de melk-
prijs, het bedrijf draait derhalve ver-
lies).

2. Een bedrijf met 90 koeien, 7200 li-
ter per koe en een kostprijs van 74
cent per liter (hier is sprake van een
natuurlijk voordeel).

3. Een klein bedrijf met een kostprijs
van bijna 123 cent per liter (vaak is
er geen opvolger, de boer eet zijn
bedrijf op).

Grotere bedrijven (maximaal 6000 tot
8000 bedrijven) moeten de concurren-
tie bij kunnen houden door alle facet-
ten van de bedrijfvoering te optimali-
seren: management, productieniveau,
grasland, voer, etcetera.
Een gemiddeld bedrijf zal het moeilijk
krijgen. Een mogelijkheid is groeien,
maar daarvoor moet je kapitaalkrach-
tig zijn. Een andere mogelijkheid is
een nog hogere productie realiseren;
zo\'n 10.000 liter per koe.
Samengevat zijn er drie strategieën
mogelijk:

1. Grootschalig en efficiënt.

2. \'Eruit halen wat erin zit\'.

3. Nevenactiviteiten ontplooien.
Tenslotte noemt Dijkhuizen de super-
heffing \'een zegen voor het heden,
maar een zorg voor de toekomst\', want

-ocr page 146-

het remt de bedrijfsvoering en de pro-
ductieverhoging af (en daarmee de
icostprijsverlaging) en het vergroot de
kloof tussen de EU- en de wereldmarkt.
\'Maar\', zegt hij \'de superheffing schafl
zich vanzelf af als de consument min-
der wil betalen en goedkopere produc-
ten gaat afnemen van het buitenland.\'
Een geruststelling is wel dat Nederland
een gunstige positie bekleedt ten op-
zichte van de andere EU-landen; dus
afschaffing van de superheffing komt
ons niet zo slecht uit.

BOVISIE 2Q1G

Bovisie 2010 is de naam van een werk-
groep die voornamelijk bestaat uit rund-
veepractici, onder bezielend voorzitter-
schap van prof dr. G.H. Wentink. Het
doel van de werkgroep is het handhaven
van continuïteit in de rundveepraktijk.
\'Wij richten ons uiteindelijk op de
cliënt, maar de eerste stap is navelsta-
ren\', licht Wentink toe. \'Wat kunnen
dierenartsen, wat weten ze en waar zijn
ze goed in?\'

Bij de drie categorieën bedrijven van
Dijkhuizen passen verschillende cate-
gorieën veterinaire zorg.
Op een grootschalig en efficiënt be-
drijf telt de gezondheidszorg minder,
maar er is meer aandacht voor de pre-
ventie. Hoe ontstaat de ziekte? De be-
geleiding is er vanzelfsprekend op ge-
richt een slechte situatie te voorkómen.
Het bedrijf met de gemiddelde kostprijs
(dat in de nabije toekomst een ver-
hoogde productie per koe moet realise-
ren) vraagt een uitgekiend management,
met de nadruk op het optimaliseren van
de voeding en het voorkómen van stof-
wisselingsstoomissen. Er is niettemin
veel aandacht voor de individuele koe
als topatleet.

Het bedrijf met de te hoge kostprijs
(zonder gezonde toekomst) vraagt
weinig bedrijfsbegeleiding, maar wel-
licht wat curatieve zorg.

Als sterke punten van de dierenarts
noemt Wentink: een goede klinische
kennis, een goede dienstverlening, on-
afhankelijkheid -\'maar dat kan ook
een nadeel zijn\'- en een goede vertrou-
wensrelatie met de cliënt.
Maar zwakke punten zijn er ook: de die-
renarts scoort op management-denken
een dikke onvoldoende, hij is een indi-
vidualist die niet geneigd is samen een
probleem op te lossen, hij is een slechte
communicator en laat zich teveel beta-
len voor handelingen en geneesmidde-
len in plaats van voor denkwerk.
Wentink: \'Terwijl er grote bedreigingen
zijn, zoals de geschetste economische
ontwikkelingen, de afname van de vee-
stapel, milieumaatregelen, schaalver-
groting -dat vraagt om het verzetten van
de bakens- andere deelaanbieders en het
mogelijke verlies van de apotheek.\'
Waar moet de dierenarts zich derhalve
op richten? De preventieve gezond-
heidszorg, participatie in kwaliteits- en
borgingsprojecten en een breder pak-
ket: voeding, huisvesting, welzijn en
bemesting.

Deze nieuwe aanpak stelt andere eisen
aan het onderwijspakket. De klinische
kennis moet meer dan vroeger de kop-
pel betreffen en minder het individuele
dier. Er moet meer aandacht zijn voor
laboratoriumdiagnostiek en monster-
name, alsmede voeding en huisves-
ting. Epidemiologie wordt steeds be-
langrijker: waar zit de achillespees van
het bedrijf? Maar ook de communica-
tie zal moeten verbeteren.
De reeds afgestudeerde practici zullen
het moeten hebben van PAO-D. Het
blijkt dat dierenartsen weliswaar veel
tijd investeren in PAO-D -de deelname
is uitstekend- maar dat ze weinig in-
vesteren in de kwaliteit van het onder-
wijs. Er wordt immers altijd over ge-
klaagd dat het PAO-D te duur is.
\'Verder moeten we eindelijk eens leren
samenwerken\', aldus Wentink. Een hu-
maan arts wordt in zijn beroepsuitoefe-
ning bijgestaan door tal van anderssoor-
tige hulpverleners, zoals verpleegkundi-
gen, maar de dierenarts heeft misschien
gemiddeld een halve assistent(e) tot zijn
beschikking. Hij doet dus teveel alleen.
Er zijn voldoende deskundigen, maar de
dierenarts praat er niet mee.
\'De volgende stap van Bovisie 2010 is
dat wij gesprekken gaan voeren met
onze afnemers, de boeren\', legt Wen-
tink uit. Hij hoopt dan ook van harte
dat het project officieel door de
KNMvD wordt geadopteerd met het
oog op een brede discussie.

BOEK BRAND

Prof dr. J. Noordhuizen: \'Jammer dat
Arie Brand er niet is om het eerste
boek uit te reiken.\' Prof dr. A. Brand
heeft het leeuwendeel geleverd aan het
boek \'Herd Health and Production
Management in Dairy Practice\' waar-
van de eerste drie exemplaren vandaag
worden uitgereikt.

De doelgroep wordt gevormd door de
practiserende dierenartsen. Het boek
bestaat grotendeels uit praktijkstudies.
Het is dan ook een soort \'handboek
soldaat\'. Er wordt aandacht besteed
aan management, de protocollaire aan-
pak van problemen en risico-analyse,
specifiek toegespitst op de praktijk van
alledag.

Noordhuizen overhandigt de eerste
exemplaren aan H. Jorritsma als voor-
zitter van de Groep Geneeskunde van
het Rund, prof dr. A.W.C.A. Come-
lissen van het Faculteitsbestuur en dr. G.
Benedictus van de Gezondheidsdienst
voor Dieren, locatie Drachten.

De uitgever van het hoek Herd Health
and Production Management in Dairy
Practice is Wageningen-pers. Er ver-
schijnt ook een boekbespreking met bi-
bliografische gegevens in het Tijd-
schrift.

DIERENARTSEN NETWERK

Alle praktiserende dierenartsen kun-
nen een beroep doen op het Dieren-
artsen Netwerk, dat een klankbord is
voor de practici en een preventieve en
eerste hulp functie kan vervullen bij
conflictsituaties in associaties en tus-
sen practici onderling.
Dit Netwerk komt minstens éénmaal
per jaar bijeen om de ervaringen van
dat jaar uit te wisselen. Op 3 december
1996 heeft een dergelijke bijeenkomst
plaatsgevonden. Onderwerpen van ge-
sprek waren een evaluatie van het jaar
1996, de actuele zaken binnen de
KNMvD, zoals de dienstverlening in
een onderneming, de samenwerking
binnen een maatschap en de oudere in
de praktijk. Daamaast werd gesproken
over certificering en de relatie Ereraad
en Netwerkdierenartsen.
In 1996 hebben een 20-tal praktijken
c.q. practici een beroep op dit Netwerk
gedaan. Helaas kon geconcludeerd wor-
den dat communicatiestoomissen in de
meerderheid van de gevallen ten grond-
slag liggen aan de ontstane problemen.
Goed naar elkaar luisteren, problemen

-ocr page 147-

direct bespreken en afspraken tijdig
vastleggen zijn absolute voorwaarden
voor een goede en duurzame werkver-
houding. Het was voor alle aanwezigen
een leerzame en waardevolle dag.
Indien u meer wilt weten over het be-
langrijke werk van dit Netwerkdieren-
artsen, verwijzen wij u naar pagina 31
van het Diergeneeskundig Jaarboek
1996. Ook kunt u contact opnemen met
de secretaris van de KNMvD, T.W. te
Giffel.tel.: 030-2510111.

KNMVD-BESTELSERVICE

Wij leven in een tijd waarin de ontwik-
kelingen elkaar in een razend tempo op
lijken te volgen. Ontwikkelingen die
ook werkzaamheden met zich mee-
brengen, althans op het secretariaat
van de KNMvD. Zo heeft het elektro-
nisch chippen tot gevolg gehad dat er
NDG-formulieren kwamen. In de loop
der jaren is de lijst van wat-er-alle-
maal-bij-de-KNMvD-te-bestellen-valt
steeds langer geworden. Reden om alle
publicaties, uitgaven, publieksfolders.

tijdschriften en dergelijke eens op een
rijtje te zetten.

In het algemeen geldt: bestel schrifte-
lijk of per fax, dan kunnen fouten
voorkomen worden en zijn wij u nog
beter van dienst.

FORMULIEREN

PRIJS

Noodslachtingsformulieren (per tien)

/

7,50

Vaccinatieboekjes en hoesjes (per 100)

gratis

Mengvoederattesten (per blok van 25 stuks)

ƒ

22,00

Keuringsrapporten Paard

per blok van 50 stuks (Nederlandse tekst)

/

48.00

per blok van 25 stuks (Engelse tekst)

ƒ

48,00

Entformulieren paramyxovirus duiven (per blok van 25 stuks)

ƒ

16,00

Declaratiebloks voor werkzaamheden in asiels (voor een heel jaar)

f

36,50

Betalingsvoorwaarden (blok van 100 stuks)

f

11,75

NDG-formulieren (per blok van 10 stuks)

f

58,75

De prijzen zijn inclusief 17.5% BTW.

PLBLIEKSFOLDERS

PRIJS

1.

Geboorteregeling bij de hond (per 50)

f

27,50

2.

Geboorteregeling bij de kat (per 50)

f

27,50

3.

Voeding hond (per 100)

f

75,00

4.

Voeding kat (per 60)

f

65,00

5.

Ongedierte (Ectoparasieten) (per 50)

ƒ

27,50

6.

Wormen (per 50)

ƒ

27.50

7.

Piasproblemen (per 50)

ƒ

27,50

8.

De operatiepatiënt (per 120)

ƒ

45,00

9.

Heupdysplasie (per 50)

/

44,00

10.

Het gebit (per 50)

/

27,50

11.

Epilepsie (per 20)

/

6,50

12.

Vakantiefolder (per 30)

ƒ

17,50

13.

Opvoeding van de hond (per 50)

ƒ

27,50

14.

De cavia (per 20)

ƒ

17,50

15.

Het konijn (per 20)

/

17,50

16.

De woestijnrat (gerbil) (per 20)

/

17,50

17.

De goudhamster (per 20)

/

17,50

18.

Schildpadden (per 15)

/

17,50

19.

Over leven en dood van gezelschapsdieren (per 20)

/

17,50

HET totale pakket (aantal: 845)

ƒ 485,00

INTRODUCTIEPAKKET (aantal: 19)

ƒ

40,00

Korting leden Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren: 15%

0\\ er de totale som (met uitzondering van de verzendkosten) wordt 17,5% BT}^\'berekend.

De verzendkosten bij een bestelling onder de f 50.00 bedragen f 7.50.

TIJDSCHRIFTEN

Tijdschrift voor Diergeneeskunde
jaarabonnement voor
niet-dierenartsen

(Nederland) ƒ 275,(K)

(buitenland) ƒ 295.0()
Prijs los nummer/extra

bewijsnummer ƒ 15.00

Veterinary Quarterly
jaarabonnement leden

KNMvD / 50,00
jaarabonnement niet-leden
en bedrijven (inclusief

verzendkosten en BTW) ƒ 250,00

Veehouder dc Dierenarts
jaarabonnement (Bij meer dan
15 abonnementen worden geen
portokosten berekend.) ƒ 10,00
(exclusief portokosten)

Dierenpraktijken
jaarabonnement I exemplaar
per kwartaal ƒ 15,00

jaarabonnement 50 exemplaren
per kwartaal ƒ 90,00

jaarabonnement 150 exemplaren
per kwartaal ƒ 240,00

jaarabonnement 300 exemplaren
of meer per kwartaal ƒ 420.00

Proceedings Voorjaarsdagen

los te bestellen (exclusief verzend-
kosten, inclusief BTW) ƒ 35,00

Proceedings DANS

los te bestellen (exclusief verzend-
kosten, inclusief BTW) ƒ 15,00

Adviezen van de dierenarts (jubileum-
uitgave Veehouder & Dierenarts)

leden ƒ 15,00

niet-leden ƒ 25,00

Prijzen zijn exclusief 6% BTW.

tenzij anders is vermeld.

PRIJS

-ocr page 148-

OVERIGEN

PRIJS

Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde

1988

/

26,45

1989 1990 niet meer voorradig

1991

/

26,45

1992 tot en met 1996

ƒ

30,00

Jaarboek

ƒ

90,00

doorschoten exemplaar

ƒ

125,00

CD \'Onze Jongens\' van Overstekend Wild

ƒ

11,75

CD \'De Kleine Rhapsodie\'

/

20,00

Studentenreferaten

tot 30 pagina\'s

ƒ

11,75

30 tot 60 pagina\'s

ƒ

17,62

meer dan 60 pagina\'s

ƒ

23,50

De Paardenvriend

ƒ

38,50

KNMvD-vlag

ƒ

125,00

Folder \'De Nederlandse dierenarts\' (per 50 stuks)

ƒ

40,00

Formularia (melkvee, vleesvee, varken, paard, kleine herkauwer)

per stuk voor leden

/

23,50

per stuk voor niet-leden

ƒ

35,25

complete set voor leden

/

41,13

complete set voor niet-leden

/

70,50

(prijzen inclusief administratiekosten)

Tarievenpublicatie

leden

gratis

niet-leden

/

75,00

Publicatieband

/

11,75

Aesculaaptekens (alleen voor leden)

gratis

Prijzen zijn inclusief 6 ofl 7.5% BTW.

TARIEVEN-
PUBLICATIE 1997

De publicatie betreffende de tarieven
voor de consultatieve praktijk voor het
jaar 1997 (de tarievenpublicatie) is in-
middels aan alle praktiserende dieren-
artsen leden van de KNMvD ver-
stuurd. Voor alle duidelijkheid: de
tarievenpublicatie kan als leidraad die-
nen bij het naar gelang tijd en omstan-
digheden vaststellen van de tarieven.
Leden van de KNMvD die de publicatie
niet ontvangen hebben maar wel be-
langstelling hebben voor de tarievenpu-
blicatie, kunnen deze opvragen bij het
secretariaat, telefoon 030 - 2510111.
Niet-leden van de KNMvD kunnen de
publicatie op schriftelijke aanvraag en
tegen betaling van ƒ 75,-- verkrijgen.

Tevens zijn in onderling overleg met de
Nederlandse Vereniging tot Bescher-
ming van Dieren ook voor 1997 tarie-
ven vastgesteld voor werkzaamheden
ten behoeve van asielen. Deze tarieven
zijn opgenomen in een bijlage bij de pu-
blicatie betreffende de taakomschrij-
ving van een dierenarts verbonden aan
een dierenasiel (93-4). Een korte sa-
menvatting van deze tarieven is overi-
gens ook in de bovengenoemde tarie-
venpublicatie opgenomen. De hoofd-
publicatie en de tarievenbijlage voor
asielwerkzaamheden zijn op te vragen
bij het secretariaat van de KNMvD, te-
lefoon 030-2510111.

rtt "iniriü

KNMVD ORGANISEERT WEDEROM
INFORMATIE-AVOND RW

O

Personalia

De Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees (RVV) heeft nog steeds
behoefte aan versterking van het aantal
keuringsdierenartsen binnen deze or-
ganisatie. Het Bureau van de KNMvD
heeft in juli 1995 en februari 1996 in
samenwerking met het bestuur van de
Groep Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg en de directie van de RVV een in-
formatie-avond georganiseerd om die-
renartsen op deze mogelijkheden
attent te maken. Naar aanleiding van
de positieve reacties op deze avonden
is besloten wederom een dergelijke in-
formatie-avond te organiseren op
woensdag 12 maart 1997, aanvang:
19.30 uur. De avond zal worden ge-
houden ten kantore van de KNMvD te
Utrecht. Op deze avond zullen ver-
schillende dierenartsen die bij de RVV
werkzaam zijn, vertellen over hun
werkzaamheden. Van de zijde van de
RVV zal informatie gegeven worden
over onder andere carrièremogelijkhe-
den, scholing, arbeidsvoorwaarden en
salariëring. Verder zal worden inge-
gaan op de vergelijking van inkomens
in de praktijk en in loondienstverband.
Uiteraard is er ruime gelegenheid tot
het stellen van vragen over de moge-
lijkheden voor dierenartsen bij de
RVV.

Wanneer u deze avond wilt bijwonen
wordt u verzocht uw naam door te ge-
ven aan het Bureau van de KNMvD,
tel. 030-2510111, Yvonne Stufano.
Een uitnodiging wordt u dan zo spoe-
dig mogelijk toegestuurd.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de vol-
gende collega:

Beek, M.J. van; 1985; 6662 KA Echt; Rijksweg-
Zuid II.

Beijer-Hoekstra, Mevr. J.; 9203 AT Drachten;
Houtlaan 26.

Corstjens, P.H.J.; 1995; 6461 GE Kerkrade;
Nullanderstraat 104.

Deutz, Mevr. L.S.; 1996; 8312 AR Greil; I.
Tademastraat42.

Grondelle, Mevr. I.A. van; 1996; 3531 HD

Utrecht; Leidsekade 116.

Hagen, Mevr. M.A.E. van; 1996; 3512 EZ

Utrecht; Korte Jufferstraat 58.

Heijnen, M.B.; 1996; 6031 GP Nederwecrt;

Tichelveld 66.

Kartodirdjo, J.F.; 1984; 5684 ZN Best;
Looierstraat 22.

Rozendaal, H.; 1996; 3853 PS Ermelo;
Waterval weg 165.

-ocr page 149-

Spee, J.J.L.M.; 1980; 6546 EK Nijmegen;
Horstacker 14-21.

Veld-Gotink, Mevr. A.C. in \'t; 1981; 2724 AE
Zoetermeer; Slootdreef 169.
Wetzels, H.J,; 1974; 6216 CW Maastricht;
Eenhoomsingel 30.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bloemendal, G.J.; 1996; 2593 CC \'s-
Gravenhage; Laan van Nieuw-Oost Indië 204.
Bus, A.A.; 1996; 9163 JZ Nes (Ameland);
Fostaland 24.

Essink, Mevr. J.E.P.; 1996; 7491 HN Delden;
Eekmolen 4.

Glessen, D. van der; 1996; 3514 CW Utrecht;
Koekoekstraat 30.

Heutinck, Mevr. E.M.F.T.; 1996; 3532 GW
Utrecht; Alberdingk Thijmstraat 1.
Jansen, Mevr. M.; 1996; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 136.

Koopmans, Mevr. A.L; 1996; 3523 AV Utrecht;
Topaaslaan 22 111.

Nijsse, E.R.; 1996; 3572 PK Utrecht; Willem
Barentszstraat 38.

Oliveira, Mevr. R.; 1996; 1092 TV Amsterdam;
Vrolikstraat 224 hs.

Raad, Mevr. M.P.C. de; 1996; 4701 CD
Roosendaal; Vrouwemadestraat 73.
Swanenburg, Mevr. M.; 1996; 3828 CW
Hoogland; Zuivelhof 14.
Tolsma, H.J.D.; 1996; 7101 EH Winterswijk;
Korenstraat 2.

□VERLEDEN:

Op 11 januari 1997 Dr. J.H. Boon te
Veenendaal.

Op 16 januari 1997 Drs. L.L.E. Beuvery te
Capelle a/dlJssel.

Op 21 januari 1997 Drs. C.P. van Oostrom te
Voorschoten.

JUBILEA:

J.G.M.J. Bosch te Rosmalen, afwezig, 25 jaar,
16 februari 1997

Dr. R.G. Dijkstra te Leeuwarden, afwezig, 40
jaar, 17 februari 1997

J.P. de Boer te Leersum, afwezig, 50 jaar, 18 fe-
bruari 1997

J.C.A. van der Maas te Heiloo, afwezig, 50 jaar,
18 februari 1997

K. Claij te Wassenaar, aanwezig, 45 jaar, 23 fe-
bruari 1997

ProfDr. A.S.J.P.A.M. van Miert te De Bilt, af-
wezig, 35 jaar, 28 februari 1997
O.R. Wichers te Zuidwolde (D), afwezig, 45
jaar, 28 februari 1997

Mevr. G.M. Puls-van der Kamp te Boxtel, afwe-
zig, 25 jaar, 3 maart 1997
H.J.M. Tonk te Eindhoven, afwezig, 25 jaar, 3
maart 1997

Y.D. van der Werff te Nunspeet, afwezig, 25
jaar, 3 maart 1997

J. Heida te Beetsterzwaag, afwezig, 45 jaar, 6
maart 1997

Mevr. L.A. von Erijtag Drabbe Künzel-Poot
te Nieuwleusen, afwezig, 35 jaar, 8 maart 1997
J.H. Neuteboom te Sittard, afwezig, 40 jaar, 9
maart 1997

P.C.R. Baars te Enschede, afwezig, 25 jaar, 15
maart 1997

MUTATIES:

Aalten, Mevr. J.M.E. van; 1996; East
Barnet, Herts EN4 8DF (Verenigd Konink-
rijk); 177 Shurland Avenue; tel, 00-44-181-
4412651; p,, medew,

»Beekman, J.; 1964; 7451 CL Holten;
Jeurlinksweg 1; tel, 0548-361662; r,d,

»Berkel, Mevr. L.A. van; 1994; 3732 HA De
Bilt; Utrechtseweg 65; tel. 030-2211360 privé,
033-4950222 prakt.; p., medew. bij J.W.
Dirkx.

Beulink, Mevr. T.A.; 1970; 7397 NV
Nijbroek; Dijkhuizenweg 18; tel. 0571-291166
privé, 055-3666444 bur.; fax 055-3669103;
distr,h. R.V.V. kring Apeldoorn, distr.
Apeldoorn; plv. kringdir.

Beunis, S.; 1990; 3886 PX Garderen; Putter-
weg 82/33; tel. 0577-462840;
wnd,d.

Binkhorst, Mevr. G.J.; 1965; 3731 VB De
Bih; Looydijk 158; tel. 030-2204456;
r.d.; spe-
cialist Inwendige Zieken van het Paard
n.p.

Bloemendal, G.J.; 1996; 2593 CC \'s-Gra-
venhage; Laan van Nieuw-Oost Indië 204; tel.
070-3470160 privé, 379391 1 tst. 2437 bur.; be-
leidsmedew. Dir M.K.G., Min. L.N.V.
(toev,
ais lid).

Blom, T.P.; 1987; 7541 AV Enschede;
Brinkstraat 232;
tel. 053-4312636; wnd.d.

Boezeman, Mevr. M.A.H.; 1996; 5056 PE
Berkel Enschot; Udenhoutseweg 3; tel. 013-
5335210 privé,
5283535 prakt.; p., medew. bij
C.I.M.M. Achten, G.M.J.M. Boink,
E.L.P.C.
Donders, A.H.M. van Doremalen, J.H.M. Maas
en M.G. van der Weele.

Bosman, M.; 1975; 4715 PS Kucphen; De
Brand
28; tel. 0165-341973 privé, 341656
prakt.; p.. Vet. Kliniek \'s-Gravenhorst.

Braamskamp, J.; 1971; 3818 HG Amersfoort;
P.C. Hooftlaan 6; tel, 033-4654397 privé, 0570-
660150 prakt.;
fax 033-4654731; d. G.D., hoofd
Varkensgezondheidszorg G.D., loc. Deventer;E-
mail: J. BRAAMSKAMPfa INTER.NL.NET.

Brink, Mevr. C.J.; 1979; 4339 PS Nieuw en
St. Joosland; Eendrachtsweg 10; tel. 0118-
606007 privé, 611011
prakt.; p., gezelschapsd.

Broshuis, J.T.A.; 1996; 3451 ZX Vleuten;
Prof Titus Brandsmalaan 24; tel. 030-6771455
privé,
0.348-442653 prakt.; p., medew. bij R.L.
Been, H. van der Griendt, C. Sietsma en
G.C.J. Wegman.

Bulten. Mevr. A.; 1996; 2082 GG Santpoort
Zuid; Bloemendaalsestraatweg 8; tel. 023-
5379129;
wnd.d.

Bus, A.A.; 1996; 9163 JZ Nes (Ameland);
Fostaland 24; tel. 0519-543211 privé, 542893
prakt.; p., medew. bij H. Schols
(toev. als lid).

Doom, M.N.A. van; 1994; Slorrington
Pulborough, West-Sussex RH20
4NF (Ve-
renigd Koninkrijk); 2 B Gatley House, Mill
Lane; p., medew. bij Aron Vet. Group.

Dungen, Mevr. E. van den; 1984; 8224 ZD
Lelystad; Zandbank 57; tel. 0320-230084 privé,
230670 prakt.; p., gezelschapsd.

Eggen, A.A.S.; 1980; 6581 HX Malden;
Proefsteen 8;
tel. 024-3583022 privé, 0485-
587625 bur,; fax 0485-587491; d, bij Intervet
International B,V.

Essink, Mevr J.E.P.; 1996; 7491 HN Delden;
Eekmolen 4; wnd.d. (toev.
als lid).

»Faber, O.K.; 1984; 9351 RB Leek; Wet-
houder I. Hutstraat
67; tel. 0594-515684
privé, 512828 bur.; k.d. R.V.V. kring Assen/
Leeuwarden.

Feberwee, Mevr. A.; 1992; 7542 JP Enschede;
Holtwiklanden 76;
tel, 053-4777982 privé, 0570-
660222 bur,; d. G.D. Afd. Pluimveege-
zondheidszorg. loc. Deventer.

Frik, K.C.; 1986; 8081 HV EIburg; Hel-
lenbeekstraat 183; tel, 0525-680106 privé,
0341-423960 bur,;
k.d. R.V.V. kring Apel-
doorn.

Gajentaan, ProfDr. J.E.; 1957; A-1978; 5301

KE Zaltbommel; Torenstraatje 2; tel. 0418-
515839;
fax 0418-518157; em, hlr. U,U.
(F.D.); Secretaris-Generaal F.V.E.; erelid
W.S.A.V.A.; specialist Chimrgie der Gezel-
schapsd. n.p.; em. diplomate American Board
Vet. Practitioners.

»Gelens, H.C.J.; 1985; Guelph, Ontario
NIG 2W1 (Canada); Univ. of Guelph, Vet.
Teaching Hospital; tel. 00-1-519-8244120; fax
00-1-519-7670440; wet. medew. Univ. of
Guelph, Vet. Teaching Hospital, Ontario Vet.
College; E-Mail: HGELENS^OVCNET.
UOGUELPH.CA.

Glessen, D. van der; 1996; 3514 CW Utrecht;
Koekoekstraat 30; tel. 030-2734819; wnd.d.
(toev.
als lid).

Graaf, F. de; 1995; 7152 GK Eibergen;
Hoogkamp 50; tel. 0545-472170 privé, 471390
prakt.; p., mede», bij C.J. Blaauboer, M.l.
van den Dikkenberg en A.W.J. van Wijk.

Groot, J. de; 1990; 3601 XA Maarssen; Tal-
mastraat 20; tel. 0346-563548 privé,
0172-
613798 prakt.; p., medew. bij Mevr. I.O.M.
van Boxel-Peters, L.J. Hofland en T. Sterk.

Hagen, F.H.J. van; 1992; 7064 LM Silvolde;
Bontebmg 92; tel. 0315-681651 privé, 241205
prakt.; fax 0315-241877; p.,
geass. met J,
Bussemaker, J.J. Oostveen, G.J. Tolkamp en
J.H.Wijnia.

Helder, Mevr. J.; 1986; 7626 LL Hertme;
Höftendiek 6 A; tel. 074-2778075;
wnd.d.

Hertog, J.J. den; 1948; 2405 AR Alphen a/d
Rijn; Prins Hendrikstraat 173; tel.
0172-
472817;
r.d.

Heutinck, Mevr. E.M.F.T.; 1996; 3532 GW
Utrecht; Alberdingk Thijmstraat 1; tel. 030-
2934128; wnd.d. (toev.
als lid).

Heuvelman-Kreijkes, Mevr. J.; 1996; 7462
PB Rijssen; Middeldijk 31 A; tel. 0548-540736
privé,
0497-641977 prakt.; p., medew. bij
H.J.M. Borgmans, W.S. Noteboom en
N.H.J.M. Venema.

Hoekstra, J.P.; 1973; 5296 PM Esch; Essche
Baan 4;
tel. 0411-601305 privé, 672456 prakt.;
p., leraar M.A.S.

Huiten, N.M.; 1962; 5171 RH Kaatsheuvel;
Hoekje 2; tel. 0416-335999;
r,d,

IJzer, Mevr J.; 1995; 5018 BP Tilburg; C.
Houbenstraat 57; tel. 01.3-5443212 privé,
4554132 prakt.; p., medew. bij H.U. Dijk,

A.A.M. Evers, J. Kaandorp, C. van Pinxteren en
H.H.J.M. Timmermans.

Jacobs, P.H.M.M.; 1987; 4705 RT
Roosendaal; Leemstraat 23; tel. 0165-559368
privé, 565800 prakt.; p., geass. met A.J.C. Bakx,

B.J.A.M. Boschker, B.A. ten Bmggen Cate,
A.J.M. Meesters, G.A.D.J. de Mol, J.F.J. Segers
en J.M. Verbocht.

Jansen, G.J.H.; 1994; 8081 XD EIburg;
Vrijheidsstraat 17; tel. 0525-680382; p., medew.
bij G.M.A. van Helden en P. Lansaat.

Jansen, Mevr. M.; 1996; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 136; tel. 030-6561568; wnd.d.
(toev.
als lid).

Jong, Mevr. B.P.D. de; 1995; Seria 7082,
Negara Bmnei Darussalam (Bmnei); J.P.M. van
Vliet, ODE/65/Shell;
tel, 00-673-3-333807; fax
00-673-3-37204; p.

Jonkers, W.; 1955; 9036 JN Menaldum;
Nijlan 157; tel, 0518-453417;
rd.

Kempe, G.; 1991; 7701 NB Dedemsvaart;
Rozenheim
2; tel. 0523-617274 privé, 612662
prakt.; p., geass. met
B S. Wichers.

Kloet, Mevr. F. de; 1996; 3523 VN Utrecht;
Oranje Nassaulaan 1 A; tel. 030
-2210132 privé,
0342-421669 prakt,; p., geass. met Mevr. E.G.
Meijs.

Koek, P.A.; 1994; 3981 ZM Bunnik; Vlet-

-ocr page 150-

weide 76; tel. 030-6570069; wnd.d.

Koopmans, Mevr. A.I.; 1996; 3523 AV
Utrecht; Topaaslaan 22 111; tel. 030-2515516; d.
(toev.
als lid).

Krediet, Mevr. T.A.J.; 1983; 3207 VL Spij-
kenisse; M. Kleine Gartmanstraat 50; tel. 0181-
631426 privé,
636359 prakt.; fax 0181-
636359;
p., gezelschapsd.

Lassing, Mevr. N.G.; 1996; 6464 BT Kerk-
rade; Jan Steenstraat 20; tel. 045-5457660 privé,
5452727 prakt.; p., medew. bij Th.J.B.A.
Ramakers.

Lieshout, J.A.H. van; 1965; 5087 BB Dies-
sen; Julianastraat 2; tel. 013-5041445; fax 013-
5043183; r.d.;R.O.N.

Lindelauff, Mevr. C.M.B.; 1995; 3255 AZ
Oude Tonge; West-Achlerweg 6; tel. 0187-
643346 privé, 642241 prakt.; p., medew. bij
P.R.J.M. Schilder.

Louw, G.H.J. van de; 1994; 48599 Gronau
(Duitsland); Iltisstrasse 71; tel. 00-49-2562-
96793; p., gezelschapsd.

Mandigers. P.J.J.; 1992; 3572 RT Utrecht:
Goedestraat 14 C; tel. 030-2734719 privé, 0485-
587600 bur.;
fax 030-2734719; wet. medew.
Intervet Int. B.V.;
diplomate ECVN.

Mirck, M.H.; 1985; 7413 AX Deventer; De
Heuvel 41; tel. 0570-633074 privé,
660600
bur.;
fax 0570-660646; d. G.D., hoofd Lab., loc.
Deventer.

Moek, H.R.; 1976; 7921 BV Zuidwolde (D);
Steenbergen 15; tel. 0528-371789; r.d.

Movig, O.R.X.M.; 1994; 5753 PD Deurne;
Binderen 4; tel. 049.3-314463 privé, 312230
prakt.; p., medew. bij G.J. de Groot, J.H.S.H.M.
van Gulick, J.C.H. van Noort, P.P. Slotboom en
A. van der Steen.

Nieuwenkamp, Mevr. A.E.; 1993; 9301 XA
Roden; Hofwijck 29;
tel. 050-5013445 privé,
5015500 prakt.; p., medew. bij J.P.M. Hopmans.

Nieuwstadt, Dr. R.A. van; 1988; U-1996;
3707 HR Zeist; Krakelingweg 47; tel. 030-
6914159 privé, 2531234 bur.; fax 030-
2531256; Univ. docent U.U.
(F.D., vkgr. Inw.
Ziekten en Voeding der Grote Huisd.); Spe-
cialist Inwendige Ziekten van het Paard.

Nijsse, E.R.; 1996; 3572 PK Utrecht; Willem
Baremszstraat 38; tel. 030-2715652/ 2543239;
d.
(toev. als lid).

»Noorman, E.; 1983; 5682 GB Best;
Lijsterbes 42;
tel. 0499-399319 privé, 374205
prakt.; p., geass. met K.M.L. Böhm. A. van
Dorsser, J.A.J. Giesen en M.G.A. Gloudemans.

Oliveira, Mevr. R.; 1996; 1092 TV Am-
sterdam; Vrolikstraat 224 hs; tel. 020-6934421;
fax 020-6935713; wnd.d.
(toev. als lid).

»Oskam. Mevr. I.C.; 1996; 3511 PL Utrecht;
Oudegracht 320 A; tel. 030-2300185 privé,
2531040 bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

Pijpers. ProfDr. A.; 1983; U-1990; 4158 CA
Deil; Oosteneind 1 B; tel. 0345-576954 privé,
030-2531091/2531248 bur.; fax 030-2521887;
hlr. Pluimveebedrijfsdierg.
U.U.

Poel, Dr. W.H.M. van der: 1988; U-1995;
1051 AL .Amsterdam; De W ittenkade 110 H;
tel. 020-6848096 privé, 030
-2743666 (RIVM),
2531087 (FD); fax 030-2744434 (RIVM),
2531887 (FD); wet. medew. R.I.V.M., afd.
M.G.B., proj.leider Virale Zoönosen; wet. me-
dew. U.U. (F.D. vkgr. Bderijfsdierg. en Voort-
pl.).

Poeschmann, J.W.; 1975; 9406 AG Assen;
Nobellaan
219; tel. 0592-353300 privé, 351075;
P.

Porck, Mevr. F.; 1988; 1817 ML Alkmaar;
Bergerweg 163; tel. 072-5152312; wnd.d.

Posthuma, Mevr. S.F.M.; 1991; 7475 DJ

Markelo; Kuperskamp 12; tel. 0547-363595
privé,
0546-814510 prakt.; p., medew. bij
Mevr. E.M. Bartels-Hubert en Mevr. A.H.F.
van Tilburg.

Pouwer, J.J.; Gem-1986: 4041 XE Resteren;
Nedereindsestraat 33 B;
tel. 0488-482341
privé, 482900 prakt.;
fax 0488-481355; p., ge-
ass. met W.M. Mestebeld,
DN. Tap en P.
Wiemer.

Raad, Mevr. M.P.C. de; 1996; 4701 CD
Roosendaal; Vrouwemadestraat 73; tel. 06-
53913709 privé, 0165-565800 prakt.; p., medew.
bij A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker, B.A. ten
Bruggen Cate, P.H.M.M. Jacobs, A.J.M.
Meesters, G.A.D.J. de Mol, J.F.J. Segers en J.M.
Vert)ocht
(toev. als lid).

Regouin, J.L.M.; 1971 ; naar het buitenland.

Regouin, J.L.M.; 1971; 3930 Achel (België);
Kolleberglaan 25/4; tel. 00-32-11-802414
privé,
(NL) 0492-533808 prakt.; fax 0492-
550898; p., geass. met G. van den Berg, J.H.T.J.
Biermann, H.J.M.H. Duissens en S.H. Ouwer-
kerk.

Riel. E.P.C.M. van; 1971; 5061 DM
Oisterwijk; Pannenschuurlaan 201;
tel. 013-
5215524 privé, 5282078 prakt.; p., geass. met
J.L. van Ekris, W.J.J. Goesten en R.A.J.A.
Steffens.

Riemersma, Dr. D.J.; 1980; U-1986; 47624
Kevelaer-Twisteden (Duitsland); lm Auwelt
45-222; tel. 00-49-2832-952222/ 06-54777027
(auto); fax 00-49-2832-952722;
p.

Rietbergen, Mevr. M.J.T.R.; 1996; 3523 BB
Utrecht; Bamsteenlaan 35 I; tel. 030-2522418
privé, 020-6944766 prakt.; fax 020-6937095;
medew. Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam
B.V.;
p., medew. bij S.J. Kleinjan, tel. 030-
2310986;
fax 030-2328927.

Rijkenhuizen, T.A.A.; 1990; 5681 PM Best;
Nijnselseweg
4; tel. 0499-397793 privé, 010-
4064200
tst. 201 bur.; fax 010-4064299;
Product Manager bij Pfizer .Animal Health
B.V.

•Roelfsema, H.G.S.; 1994; 9541 CR Vlagt-
wedde; Wilmerskamp 45; tel. 0599-312468
privé, 312220 prakt.; p., mede», bij P.J. de
Jong en Mevr. J.H.J.M. de Jong-Rockland.

Roest, H.I.J.; 1996; 5374 JL Schayk;
■Maalstoel 28;
tel. 0486-463636 prakt.; p., me-
dew. bij R.H.M. Bergevoet en W A. Buijsse.

Roosje, Mevr. P.J.; 1985; naar Nederland.

Roosje, Mevr. P.J.; 1985; 3572 TH Utrecht;
Oude Kerkstraat 19; tel. 030-2714747 privé,
2537561 bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Geneesk. van Ciezelschapsd.);
Specialist Derma-
tologie der Gezelschapsd.

Ros, A.; 1985; naar het buitenland.

Ros, A.; 1985; Peshawar (Pakistan); Chi-
nar Road 22 C, Univ. Town; tel. 00-92-521-
453620; project manager VTSC van \'t DCA
(Ned. .Afghanistan Com.), Herat Afghanistan.

»Rozendaal, H.; 1996; 3853 PS Ermelo;
Watervalweg 165; tel. 0341-563886 privé. 024-
6872900
prakt.; p., medew. bij D.B.
Blaauboer, G. Maris en C.D.B. Sijpkens.

Sanders, R.V.C.; 1995; 7905 GL Hooge-
veen; De Reiger 165; tel. 0528-231542 privé,
0523-687777 prakt.; p., medew. bij G.H.H.
Bergs, M.T.J. Hekerman. B.J.H.M. Slaats en
J.F.M. Smeets.

Schans, J.; 1980: 49424 Lutten (Duitsland);
Surmskamp 16 A; tel. 00-49-4441-2839 privé,
2074 prakt.; p., medew. bij H. Gaumann.

Schijf, J.P.M.; 1980; 5504 EB Veldhoven;
Nieuwstraat 54;
tel. 040-2544103 privé,
2532540 prakt.; p., geass. met J. Floor, J.H. ten
Hoopen en C.J. van der Want.

Schreinemachers, J.J.A.; 1962; 6041 HP

Roermond; Willem ll-singel 21; tel. 0475-
319043; r.d.

♦Schrijver, R.S.; 1986; 3722 JG Bilthoven;
Paltzerweg
54; tel. 030-2292981 privé, 0320-
238238 bur.; fax
030-2292981; wet. medew.
ID-DLO, Open Afd. Virologie.

Segeren, P.H.M.; Gem-1994; 5059 AN
Heukelom; Laag Heukelomseweg 11; tel.
013-
5333912
privé, 0161-492556 prakt.; fax 0161-
492558;
p., medew. bij P.J.C. Dirven.

Smak, J.A.; 1995; 1188 KC Amstelveen;
Doctor Willem Dreesweg 107; tel. 020-6409874
privé.
0514-564433 prakt.; fax 0514-566303;
p., medew. bij H. Vrieselaar.

Smeets. J.F.M.; 1986; 5712 GD Someren; Ter
Craene 2; tel. 0493-440043 privé, 496620
prakt.; fax 0493-496705; p., geass. met G.H.H.
Bergs, M.T.J. Hekerman en B.J.H.M. Slaats;
Pluimveepraktijk Zuid-Nederland.

Smits, G.M.; 1955; 1018 DJ Amsterdam;
Plantage Middenlaan 76; tel. 020-6256373; r.d.

♦Smulders, Mevr. A.W.J.P.; 1996; 5683 EE
Best; Kap. J.A. Heerenstraat 22; tel. 0499-
399588
privé, 0413-292929 prakt.; p., medew.
bij P.J..M. van Huiten, A.H.C. Kuijpers,
T.J.J. van der Rijt,
E.W.H.M. van der Velden
en A.H.H.M. Winters.

Swanenburg, Mevr. M.; 1996; 3828 CW
Hoogland; Zuivelhof 14; tel. 033-4804114 pri-
vé, 030-2535358 bur.; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. V,v,D.O.)(toev. als lid).

Swart, R.; 1994; 9288 BH Kootsterlille; Van
Stolbergstraat 12; tel. 0512-331509 privé,
0594-
512828
bur.; k.d. R.V.V. kring Assen.

Sybesma, Mevr. J.C.; 1991; 3563 SC Utrecht\';
Cayennedreef 50; tel. 030-2662613 privé,
0182-
351695
prakt.; p., medew. bij G. van den Berg,
R. de Haas en A.C. de Zeeuw.

Thelissen-Oberg, Mevr. C.A.; 1995; 6215 XP
Maastricht; Apollohof
47; tel. 043-3475665
privé, 0497-518000 prakt.; p., medew. bij
M.A.P.M. Kappen.

Tilburg, F.E. van; 1957; 5751 MR Deurne;
Keizerstraat 1; tel. 0493-313884; rd.

Tolsma. H.J.D.; 1996; 7101 EH Winterswijk;
Korenstraat 2; tel. 0543-523065 privé, 522111
prakt.; p., medew. bij J.A.T. van Kampen en
T.S.M. Tolsma (toev. als lid).

Vaarkamp, H.; 1976; 5512 NB Vessem; Lille
2; tel. 0497-591698 privé.
0485-335555 bur.;
fax
0485-335300; vet. hoofddir. A.U.V.

Vellenga, Dr. L.; 1982; U-1989; 3445 AR
Woerden; Utrechtsestraatweg 4, 4 A; tel. 0348-
420308 privé, 030-2531234 bur.; fax 030-
2531817; Univ. hoofddocem U.U. (F.D., vkgr.
Inw. Ziekten en Voeding der Grote Huisd.); vet.
adv. Productschap Vee, Vlees en Eieren (tel.
070-3409922, fax 070-3409810)(vrije studier-
ichting).

Vink, D.R.; 1988; naar het buitenland.

Vink, D.R.; 1988; 4880 Nysted (Dene-
marken); Kertevej
10 A; tel. 00-45-5387-
1555;
p., medew. bij O. Selmer.

Vink-Wouters, Mevr. G.L.; 1988; naar het
buitenland.

Vink-Wouters, Mevr. G.L.; 1988; 4880
Nysted (Denemarken); Kertevej 10 A; tel. 00-
45-5387-1555;
p.. medew. bij O. Selmer.

Vriens, R.F.L.M.; 1991; 5766 PG Griendts-
veen; Pastoor Hendriksstraat 14; tel. 0493-
529227 privé, 0478-541741 prakt.; fax 0478-
541987; p., geass. met Y. Greydanus, C.J. Pel,
O.J.M. Schreurs, A.J.P.M. van Sundert en
N.J. Zegers.

Vulto. Dr. A.G.; U-1989; 2641 XZ
Pijnacker; Grevelingen
18; tel. 015-3695659
privé, 010-4633202 bur.; wet. medew. Erasmus
Univ. Rotterdam, Instituut Farmacie; plv.

-ocr page 151-

hoofd Apotheek Academisch Ziekenhuis Rot-
terdam.

Weijtens. Dr. M.J.B.M.; 1992; U-1996; 3511
HK Utrecht; Justus van Effenstraat 2; tel. 030-
2340916 privé,
070-3792568 bur.; fax 070-
3477552; senior beleidsmedew. Vet. Ga-
rantiesystemen Min. L.N.V., dir. M.K.G.

Wiefand. G.A.M.; 1964; 5988 NG Helden;
Nachtegaalstraat 6; tel. 077-3072311;
d.

WiethofT, Mevr. E.; 1979; 7006 TC Doe-
tinchem; Alsemveld 13; tel. 0314-343203 privé,
324555
bur.; k.d. R.V.V. kring Doetinchem.

Wietsma, S.; 1984; 9105 AZ Rinsumageest;
Klaarkampsterweg 8; tel. 0519-296825 privé,
292526 prakt.; geass. met R. van den Berg, T.
Bruggeling, K. Dijkstra, P.V.E. Fortuin, F.
Schreiberen M.A. van Wijck.

Wijnker, P.; 1959; 5785 EJ Aarle-Rixtel;
Kannelustweg
13; tel. 0492-381761; r.d.

•Winkel. Th.C.; 1965; 1981 EJ Velsen Zuid;
Min. van Houtenlaan 50; tel. 0255-534941;
r.d.

Zikken, Dr. A.; 1970; A-1978; 7535 CH
Enschede; Rechteriaan 7; tel. 05.3-4353286;
wnd.d.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1997

De gegevens die in deze personalia ver-
meld staan, zijn helaas niet opgenomen in
het Diergeneeskundig Jaarboek 1997!

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Februari

16—21 XV Intemational Symposium of the
World Association of Microbiologists.
Immunologists and Specialists in Infec-
tious Diseases (WAVMI), Cyprus. Theme:
Salmonellosis - brucelliosis as world he-
alth problems for humans and animals. In-
formation: K. Polydorou V.P.H. Institute,
PO Box 284, Nicosia. Cypais. Fax/tel.:
357-2-453121.

20—23 1996-97 Veterinary Acupuncture Ac-
creditation Course, Albuquerque, New
Mexico. For registration contact: Donna
Watkins, Course Administrator, IVAS,
P.O. Box #2074, Nederland, CO 80466,
U.S.A. (Tel. no.: -1-303-258-3767, Fax no.:
303-258-0767).

21 Symposium Varkensdierenartsen CHV te
Veghel.

25 lams seminar Traumatologie, intensive
care en voeding te Rotterdam, door dr.
H.A.W. Hazewinkel. Locatie: Carlton
President Hotal, Floraweg 25 te Maarssen.
Aanvang 20.15 uur. Aanmelden per tele-
foon 030-2479611 of fax 030-2414383.

27 lams seminar Traumatologie, intensive care
en voeding te Rotterdam, door dr. H.A.W.
Hazewinkel. Locatie: Motel Drachten,

UM IHI i

Zonnedauw 1 te Drachten. Aanvang: 20.15
uur. Aanmelden per telefoon 030-2479611
of fax 030-2414383.

Maart

8—12 64® Annual Meeting & Spring Manage-
ment Conference van de American Animal
Hospital Assocation. San Diego (Zuid-
Califomië). Informatie bij prof dr. J.E.
Gajentaan, tel.: 0418-515839, fax: 0418-
518157.

13 Environmental Risk Assessment in the EU
and USA. Intemational Veterinary Forum,
London.

18 Symposium verrijkt voedsel: nu nog beter!
in de Reehorst in Ede.

19 Symposium \'Levensmiddelenmicrobiolo-
gie in beweging\' in de Roze zaal van het
AZU te Utrecht. Aanvang: 9.30 uur.
Organisator: de Eijkman Stichting.

21 Centralised and Mutual Recognition Pro-
cedures for Veterinary Medicines. Euro-
pean Veterinary Fomm, London.

April

1—3 Fifth World Veterinary Dental Congress
at the Intemational Convention Centre,
Birmingham. England.

5—6 Small Animal Oncology Conference:
Diagnosis and Treatment. University of
Zurich, Faculty of Veterinary Medicine. Dr.
Juan Carlos Sardinas, Veterinary Surgery
Clinic, University of Ziirich, Winter-
thurerstrasse 260, CH-8057 Zürich, Switzer-
land, tel.: 41-1-635-84-01, fax: 4I-I-635-
89-05.

6—8 The fourth intemational symposium on
ectoparasites of pets. University of
Califomia, Riverside, California. Dr. N.C.
Hinkle. Dept. Entomology, UCR, River-
side, CA 92521, phone (909) 787-2422 or
e-mail NHinkle(gcitms.ucr.edu.

8— 11 Congress of the German Veterinary Me-
dical Society: \'Current Research Results in
Veterinary and Comparative Medicine\'.

17 NVVL-congres \'97: Trends in Voedings-
wetenschappen. Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede.

25—27 Voorjaarsdagen, RAI - .4msterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congress lan-
guage is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagcn\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Net-
herlands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

Mei

20—22 Intemational symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan, France.

26—29 The Waltham Intemational Symposium
1997, Orlando, Florida, USA. \'Pet nutrition
and health in the 21 st century\'.

31—1 Intemational symposium \'diagnosis in
horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg, Germany.
Please contact: COPP, Birgit Bamickel,
Friedrich-Ebert-Str. 12,61462 Königstein,
Germany. Eon. 0049-6174/931333, Fax.
0049-6174/931343.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997: \'Cli-
nical Neurology in Small Animal Practice\'
in Edegem (Antwerpen) België, Congres-
centmm \'Ter Eist\'. Meer informatie: Dr.
Leen Verhaert, G. Van der Lindenlaan 15,

B-2570 Duffel, België, fax: (32) 15 31 73
90, Email: leenvdent(^glo.be.

Juni

7 8 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. More information:
ABVP Administrator, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, USA,
phone 615-254 3687, fax 615-254 7047.

7—10 European Symposium on Poultry Wel-
fare, Wageningen.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer, van 13.30
tot 16.30 uur.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en Re-
combinant-DNA Technologie, Utrecht. In-
lichtingen: J.A. Lenstra en prof dr. B.A.M.
van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-2534888,
fax: 030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-
temal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutscher, Winterthurerstr.
260, 8057 Zürich, Switzerland. Tel.: 41-1-
6358408, fax: 41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

Juli

6—10 7th EAVPT Intemational Congress, Ma-
drid, Spain.

8—12 Intemational Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof B. Torna, tel: 33-
43967100, fax: 33-43967125.

9— 12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),

universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal
Hygiene; Helsinki. Finland.

18—22 11 th Congress of the Worid Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute f the Hungarian
Academy of Sciences, Hungary-1581
Budapest, P.O. 18, Phone: 36 I 252-2455.
Fax: 36 I 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague, The Netherlands.
12th Intemational symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists.
Congress language is English. For further
details please contact the Royal Netheriands
Veterinary Association, P.O. Box 14031,
NL-3508 SB Utrecht, The Netherlands.
Fax: 31-30-2511787.

September

10—14 The 5th WEVA (World Equine
Veterinary Association) Congress. Padova.
Italy. Deadline for abstracts:
2Sth of
February,
http://www.fmsystem.it/weva97,
email weva97@finsystem.it, CSR Conressi
P.O. Box 1769-1-40100 Bologna, Italy. Ph
39-51-765357, Fax 39-51-765195
crs.congressi(gpt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-inte-
stinal disorders in juveniles\'.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Intemational
Conference Centre.

-ocr page 152-

1998

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinärstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-03-1997

24-02-1997

01-04-1997

10-03-1997

15-04-1997

29-03-1997

01-05-1997

14-04-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

In zijn geheel of in twee gedeelten ter overname aangeboden een

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

in het midden van het land.

Reacties binnen veertien dagen richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 2/97.

Voor onze gezelschapsdierenpraktijk in Spijkenisse (hoofdpraktijk twee dependances) zoeken wij:

VIERDE DIERENARTS (M/V)

voor 20-40 uur per week.

Wij zoeken een collega met (enige) ervaring, die graag in teamverband werkt maar daarnaast ook zelfstandig
spreekuren kan draaien en (eerstelijns) operaties kan verrichten. Salariëring en arbeidsvoorwaarden volgens
KNMvD-richtlijnen. Schriftelijke reacties binnen 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift richten aan: W.E.R,
Schell/G,J. Bosch, Dierenkliniek De Perzikgaard, Perzikgaard 1,3206 AL Spijkenisse.

Gevraagd in een pluimveepraktijk in het oosten van het land

EEN DIERENARTS (M/V)

met belangstelling voor sectie- en laboratoriumwerkzaamheden.

Schriftelijke sollicitaties kunt u richten aan Dierenartsenpraktijk De Achterhoek, Golsweg 5,7261 AG Ruurlo.

Dierenartsenpraktijk \'Oost-Drenthe\' te Klijndijk zoekt op korte termijn:

DIERENARTS M/V

Wij zijn op zoek naar een enthousiaste collega die goed zelfstandig en in teamverband kan werken. De werkzaamheden
zullen voornamelijk liggen in de landbouwhuisdierenpraktijk, met name in de begeleiding van varkens- (30%) en pluim-
veebedrijven (30%), Ervaring en achterwacht strekken tot aanbeveling. Bij gebleken geschiktheid zal associatie op ter-
mijn tot de mogelijkheden behoren. Voor inlichtingen: J. Bakker, tel.: 0591-549005 (08.00-09.00 uur). Sollicitaties binnen
14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan: Dierenkliniek \'Oost-Drenthe\', p.a. Boslaan 4,7875 AR Exioo.

Paardenkliniek \'De Hooge wijst\', Hooge Wijststraat 7, Heesch (N Br.)

Zoekt voor spoedige indiensttreding een

COLLEGA M/V

Gevraagd wordt, naast belangstelling voor de paarden- en gezelschapsdierengeneeskunde, eerste- en tweedelijns
in al haar facetten, speciale interesse met betrekking tot de chirurgie van het paard. Ervaring strekt tot aanbeveling,
doch is niet beslist noodzakelijk, volledige inzet en enthousiasme zijn eerste vereisten ter vervulling van deze vaca-
ture. Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad aan: R. van der Linde, Molendellen 2,
5388 TZ Nistelrode.

-ocr page 153-

Growth by eukanuba,

Een puppy groeit in zijn eerste jaar
evenveel als een kind in veertien jaar.
Tijdens dit beslissende jaar heeft de voeding
een bijzonder grote invloed op zijn
gezondheid als volwassen hond. Daarom
heeft
EUKANUBA* een volledig assortiment
Produkten ontwikkeld, die speciaal zijn
samengesteld om puppies van alle
leeftijden
vanaf het begin de allerbeste voeding te
geven. Vanzelfsprekend bevat
EUKANUBA"
geen kunstmatige kleur- en smaakstoffen en
conserveringsmiddelen.

EUKANUBA* PUPPY is rijk aan licht
verteerbare dierlijke eiwitten zoals verse kip

en eieren - twee van de beste eiwitbronnen
«

- voor een gezonde ontwikkeling van de
spieren en botten. Deze voeding bevat de
juiste hoeveelheid vetten die de puppy alle

extra energie geeft die hij nodig heeft.

Middelgrote, grote en zeer grote rassen
hehhen een langere groeiperiode. Tijdens
deze periode is een gecontroleerde groei
mxidzakelijk voor een goede ontwikkeling
van de botten. Om in deze specifieke
behoefte te voorzien, heeft
EUKANUBA*
twee speciale Junior produkten ontwikkeld.

EUKANUBA* JUNIOR is speciaal
samengesteld voor opgroeiende honden en
bevat aangepaste hoeveelheden licht

verteerbare dierlijke eiwitten en vetten,
evenals precies de juiste hoeveelheden
vitaminen en mineralen.

EUKANUBA* JUNIOR RICH IN LAMB &
RICE
is bereid met vers lamsvlees en rijst om
problemen in het maag-darmkanaal te
voorkomen. Deze uitgelezen eiwitbron en de
juiste balans tussen omega-6 en omega-3
vetzuren van 10:1 tot 5:1 bevorderen een
gezonde huid en vacht.

Wanneer uw cliënten overgaan op
EUKANUBA* zullen zij waarschijnlijk al
binnen een paar weken de resultaten zien,
zoals een dikke, glanzende vacht en sterke,
goed ontwikkelde spieren. Door
EUKANUBA* te adviseren geeft u uw
klanten het vertrouwen dat zij hun puppies
de beste start in hun leven geven.

EUKANUBA.

EVEN BETROKKEN BIJ HET WELZIJN VAN DIEREN ALS U.

EUKANUBA* is uitsluitend verkrijgbaar bij dierenspeciaalzaken, dierenartsen en andere gespecialiseerde verkooppunten.
Vo«r informatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot: Aesculaap B.V., tel.: 0411-677500.
Voor technische informatie omtrent onze produkten, kunt u zich wenden tot: Holland Diervoeders B.V., tel.: 030-2479611.

C-Jrlrli.,

S)

YE.\\ïfi

lAMS

— i.JF. i4..i

COMMIir

Meer dan 50 jaar kwaliteit
in honden- en kattcnvueding

-ocr page 154-

Ml if l^i^y

FLORFENICOL

100 ml
300 mgiml

1

" °" sóó\'ingimï
iHjoctievlMisM

Owrgttmsmiddel
AniilHobcuiTi

IOin(AgM(1 nVtSi
ri ttwgidMnd (nct«(n

DE SYNERGIE VAN 4 GEBUNDELDE KRACHTEN

Een Iste-lijns antibioticum voor adennhalingsaandoeningen bij rundvee is tegelijkertijd :

Doeltreffend ~

Actief tegen de pathogene bacteriën die adennhalingsaandoeningen bij rund-
vee veroorzaken. Dringt snel door tot de infectiehaard en bestrijdt de bacteriën
langdurig. Werkzaann tegen antibioticunn-multiresistente kiennen.
Veilig

Veilig voor het dier, de gebruiker, de consument en het milieu.
Gebruiksvriendelijk

Twee injecties volstaan voor een doeltreffend antibiotisch effect gedurende
4 dagen. Gebruiksklaar. Klein injectievolume. Kan bewaard worden op kamer-
temperatuur.
Rendabel

Beperkt de stress veroorzaakt door de behandeling. Voorkomt een 2de-lijns
behandeling. Vermindert de sterfte en het aantal recidieven, dus ook de eco-
nomische verliezen.

Nuf lor Het 1ste-lijns antibioticum

®

NUFLOR® Farmaceutische vorm: Injectievioetstof. Samenstelling: Per ml 300 mg floHenicol Doeldter: niet-lacterend rundvee. Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolyti-
ca en Pasteurella multocida Dosis en toedieningsweg: Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewHcht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nekspieren) tweemaal toegediend n>et een tussenperiode van 46 uur. met gebruik van
een naald met een diameter van 1.65 mm (16G). Contra-indicaties: Mag met gebruikt vK>rden bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandeiingspenode
voorkorT>en. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig tenjg na stopzettirtg van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen Melk niet toegestaan voor gebruik bij lacterende melkkoeien Houdbaarheid: zie
verpakking. Bewaren bij kamertemperatuur (1S-2S graden Celsius); aangeprikte flacon: 28 dagen, indien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Het produkt binnen de 28 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking; Glazen injectieflacons van 20, 50. 100 en 250 ml voor meen/oudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

Schering-Plough Anima! Health. Postbus 70. 1180 AB Amstelveen. Tel: 020/647.01.98 ©1995 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 155-

Vao de Hoofdredactie

Op het moment dat dit editorial wordt opgesteld, heeft minister Van Aartsen rigoureus de haard van de varkenspest-
epidemie opgeruimd: in een straal van twee kilometer rondom het bedrijf waar het eerst varkenspest werd vastge-
steld zijn alle varkens vernietigd. Op het moment waarop dit editorial wordt gelezen is dit gebied misschien^wel gro-
ter dan hoven geschreven. Een dergelijk doortastend optreden kan mogelijk de economische gevolgen beperken.
Niet alleen varkenshouders zijn de dupe van de epidemie: andere diersoorten mogen evenmin vervoerd worden.

Carnaval is in Noord-Brabant een waar volksfeest. In Odiliapeel en omstreken is het dit jaar anders gevierd dan in
normale omstandigheden en zoals het waarschijnlijk volgend jaar weer zal worden gevierd. Carnaval is het feest
waarop de dagelijkse gang van zaken spottend onder de loep wordt genomen: het is niet voor niets een soort nar-
renpartij. Was minister Van Aartsen voorheen wel eens het mikpunt van spotterijen, het opruimen van alle varkens
in het besmette gebied is geen reden tot het maken van grappen. Het vervoersverhod voor paarden treft ook Anky
van Grunsven, die in Gemert in het gebied van het vervoersverhod woonachtig is en die de eerstkomende weken
geen wedstrijden kan bezoeken. Zij verzucht: \'Ik laat mijn loopbaan niet door varkens verpesten \'.
Boeren uit de bewuste regio reageren verontwaardigd, ontdaan of gelaten. In de grond beseft iedere veehouder, dat
de door de minister afgekondigde maatregel de enige juiste is. Hoe sneller de epidemie zal zijn bestreden, hoe gun-
stiger het is voor het internationaal aanzien van de Nederlandse nutsdierhouderij.

Ons tijdschrift wordt intensief gelezen: dat moge bUjken uit de reacties op het similiaprincipe. In deze aflevering
treft u er drie: in de \'wandelgangen \' is er nog veel meer over gesproken. Het doet de redactie deugd. In ons breed
geörienteerde tijdschrift kunnen alle beoefenaars van de diergeneeskunde een plaats krijgen hun waarnemingen,
onderzoek en praktijkgevallen te vermelden. Deze artikelen worden uiteraard getoetst op bepaalde a.specten, onder
andere in hoeverre de vermelding in de pas loopt met de klassieke opleiding en klassieke opvattingen. De redactie
houdt echter de mogelijkheid open andere dan de klassieke waarden te laten verkondigen.

Minister Van Aartsen heeft er echter verstandig aan gedaan het eliminatie-principe en niet het similia-principe uit
te vaardigen. De door collega Slappendel beschreven \'spoorkaartpilletjes\' zijn misschien kwantitatief voldoende,
kwalitatief zeker niet: hij heeft de bereiding ervan niet tien keer verend in verticale richting geschud.

Prof dr G.H. Wentink

-ocr page 156-

TWEE GEVALLEN VAN CRYPTOCOCCOSE BIJ DE KAT

Tijdschr Diergeneesk 1997:122: 128-32

E.J. Tjalsma

Uitenvoordepratep

SAMENVATTING

Bij twee katten, een Pers en een Europese korthaar,
wordt een gegeneraliseerde Cryptococcen dermatose be-
schreven. Er werd geen achterliggende oorzaak noch
enige betrokkenheid van andere orgaansystemen aange-
toond. Eén kat reageerde onvoldoende op ketokonazol-
therapie. Bij beide patiënten verdwenen de huidlaesies
binnen twee tot drie maanden tijdens behandeling met
itraconazol. De titers van latex-agglutinatietest tegen
Cryptococcen kapsel antigeen bleken lang na klinisch
herstel verhoogd en gaven een indicatie over de prognose.

SUMMARY

Two cases of Cryptococcosis in the cat

In two cats, a Persian and a D.S.H. cat. cutaneous Cryptococcosis is descri-
bed. No signs of involvement of other organsystems nor underlying causes
were established. One cat seemed refractory to ketoconazole-therapy. In
both cats the skin lesions disappeared within 2-3 months itraconazol treat-
ment. Latex agglutination tests against Cryptococci
Capsula antigen were
performed and stayed longtime elevated while clinical lesions were not pre-
sent anymore. The test may give an indication about prognosis.

INLEIDING

Cryptococcose wordt veroorzaakt door Cn\'ptococcus neo-
formans,
een ubiquitair voorkomende exosaprophytaire
gist. In de imperfecte staat behoort de gist tot de familie der
Cryptococcaceae; in de perfecte staat (schimmel) als Filo-
basidiella tot de klasse der Basidiomyceten en de familie der
Filobasidiaceae (3,4,6).

De cellen zijn rond tot ovaal, hebben een dunne wand en zijn
omgeven door een mucine kapsel met variërende dikte. Dit
geheel vormt een heldere \'halo\', zone rond de cel. De celdia-
meter varieert van 2,5 tot 15 jxm (9).
Cr. neoformans wordt regelmatig geïsoleerd in warme kli-
maten en wordt vaak geassocieerd met de aanwezigheid van
vogelfaeces (duiven, papegaaien en dergelijke). De gist kan
overleven in de krop van een duif, wordt zelden pathogeen
voor vogels en kan worden verspreid door vogelfaeces,
waarin zij tenminste twee jaar kan overleven.
Patiënten kunnen geïnfecteerd worden door de gist te aspire-
ren of door direct contact via lesies. Zowel lokale infecties
(bovenste luchtwegen, huid, CZS, oog) als systemische in-
fecties zijn beschreven bij mensen, katten, honden, rundvee
(mastitis), paarden en laboratoriumdieren (2,3,4,6,9,12).
De aandoening wordt regelmatig gediagnostiseerd bij im-
muungedeprimeerde patiënten. Cryptococcosis is onder an-
dere een probleem bij AIDS-patiënten. Bij dieren wordt de
infectie gezien bij patiënten met neoplasmata, FeLV, FIV en
immuunsuppressieve medicatie (6,12). Hoewel overdracht

\' Dierenarts voor gezelschapsdieren. FuU Member ESVD, Dierenkliniek Emmeloord.
Postbus 2N. 8300 AE Emmeloord.

van dier naar dier noch van dier naar mens ooit is aange-
toond, wordt voorzichtigheid wel geadviseerd bij het contact
met patiënten.

Cr. neoformans infecties worden vaker gezien bij katten dan
bij honden - mogelijk spelen vogelfaeces een rol in de etiolo-
gie - en is bij katten de meest gediagnostiseerde systemische
mycose.

In een overzicht van 263 gevallen bij de kat bleek geen ge-
slachtspredispositie, wel een raspredispositie (Abessijnen en
Siamezen) en geen seizoensgebondenheid.
De gemiddelde leeftijd van de gevallen was 5,9 jaar. FeLV
en FIV titers werden slechts in respectievelijk 8 en 12% posi-
tief gevonden. Neusuitvloeiing bleek het meest voorko-
mende symptoom (63%), naast onder andere granulomen
(41%) en neurologische verschijnselen (8%) (7).

De diagnose cryptococcose wordt gesteld op basis van cyto-
logie (Gram, methyleen blauw, Mayer\'s mucicarmine, Oost-
indische inkt, May Grunwald kleuringen of \'diff Quick\'),
histopathologie, schimmelkweek of serologie (latex aggluti-
natietest voor kapsel antigeen).

In de literatuur worden verschillende therapieën genoemd of
combinaties daarvan (1,4,5,10,11,13,14):

- Amphotericine B (0,15 mg/kg om de dag) is nefrotoxisch
en alleen intraveneus toe te dienen.

- Flucytosine (60 mg/kg 3dd) kan oraal gegeven worden,
maar resistentie is beschreven.

- Ketoconazole (10 mg/kg) en fluconazole (2,5 mg/kg),
oraal, worden goed geresorbeerd, maar bijverschijnselen,
zoals braken, anorexie, pruritus en verhoogde activiteit van
leverenzymen zijn beschreven. Alleen in hoge doseringen
kan ketoconazole de bloed-hersenbarrière passeren.

- Itraconazol (10-20 mg/kg) is succesvol gebruikt bij \'nor-
male\' en immuungedeprimeerde patiënten, zowel oraal als
parenteraal.

ZIEKTEGESCHIEDENIS
Patiënt 1

Een driejaar oude gecastreerde Perzische kater (\'Kees\'), vijf
kg, werd aangeboden vanwege nodulae in de schouder-
streek. De kat was kort tevoren behandeld voor miliaire der-
matitis met oraal dexamethason (1 week 1,0 mg per dier per
dag ; 1 week 0,5 mg per dier per dag). De directe omgeving
van de kat thuis was met een interieurspray behandeld
(VetKem Siphotrol®, Janssen-Cilag).
De kat leefde binnen- en buitenshuis op een boerderij, waar
zowel rundvee als mestvarkens aanwezig waren. Op het erf
werden geregeld duiven gezien.

Bij onderzoek werden bij de kat, die overigens geen andere
klachten had maar moeilijk te hanteren was, intracutane no-
dulae gezien in het latero-dorsale gebied van de thorax. De
diameter varieerde van 0,2 tot 0,6 mm en enkele nodulae
hadden een korst (Foto 1). Er was geen sprake van jeuk, maar
de dexamethasontherapie was net beëindigd en er werden
geen symptomen van miliaire dermatitis gevonden. Volgens
de eigenaar waren de nodulae al aanwezig circa twee weken
voor het starten van de dexamethasontherapie.

-ocr page 157-

Foto 3.

Onder sedatie (Domitor\'*, SmithKline Beecham) werden
drie biopten van de nodulae en afdrukpreparaten voor cyto-
logisch onderzoek genomen. Buikpalpatie leverde geen af-
wijkingen op en de lymfknopen waren niet vergroot.

Tabel 1.

Bij cytologisch onderzoek werden Cryptococcen waargeno-
men (Foto 2, May Grunwald kleuring). Histopathologisch
werd een granulomateuze ontsteking met veel Cryptococcen
waargenomen.

I

II

III

IV

a

b c

d

Ht

0,33 - 0,46%

0,28

0,21

0,28

0,35

0,39

0,34

Leuco\'s

5,7-16,3 mg/1

6,1

5,3

6,6

16,5

9,8

7,7

trombo\'s

300-800 10 mg/1

121

288

92

250

11,9

rcticulo\'s

0,1 - 1%

1,1

0,8

<0,1

<0,1

0,1

ureum

5,9-12,6 mmol/1

7,8

7,6

7,6

11,6

15,0

kreatinine

71-180 M.mol/1

101

88,4

107

102

227

galzuren

<8 (xmol/l

<8

<8

<8

<8

ALAT

10-50 iu/1

21,0

30,1

44

TE

56 - 85 g/1

74

72

76

71

gglob.

4 - 11 g/1

17

32

23

14

Crypt. Latex titer

1:32768 1

1:8192

1:2045

1:8192 1:2045

I :8

patiënt 1

patiënt 2

patiënt 1 1 Na twee maanden ketoconazol 12,5 mg/kg/dag

II Na drie weken ketoconazol 25 mg/kg/dag 2 weken itraconazol 25 mg/kg/dag

III Na 2,5 maand itraconazol 12,5 mg/kg/dag

IV Na circa 1 jaar

patent 2 a Bij start therapie

b Na 2 maanden itraconazol 1 dd 12,5 mg/kg/dag 2 maanden itraconazol alt. 12,5 mg/kg/dag

c 4 Maanden intraconazol alt. 12,5 mg/kg/dag na b.

d Vijf maanden itraconazol alt. 2 dg 12,5 mg/kg na c.

-ocr page 158-

tk ^"HFinJMgMPHt- is n

i.

Tabel 2. Gevoeligheid voor C. neoformans.

MIC(M.m/ml)

amphotericine

flucytosine

fluconazole

ketoconazole

itraconazole

miconazole

Als eerste keus medicatie werd ketaconazol (Nizoral®,
Jansseti-Cilag) 12,5 mg/kg/dag voorgeschreveti.
Twee maatiden na de start van de therapie werd de kat voor
controle gezien. Er werd een dramatische verslechtering ge-
constateerd. Op de kop waren veel nodulae en granulomen
(Foto 3) en ook elders op het lichaam waren ulcererende gra-
nulomen aanwezig. Opvallend was dat geen symptoom van
algemeen ziek zijn werd gezien; eetlust en gedrag bleven
normaal.

Uit materiaal van de granulomen werd Cryptococcen neofor-
mans
gekweekt. Bij bloedonderzoek werden negatieve
FeLV en FIV titers gevonden; de FIP titer, hoewel niet van
grote diagnostische waarde, bedroeg < 1:20 (VMDC -
Utrecht).

Verder waren lever- en nierfunctie normaal en bleek een ge-
ringe anaemie, hypergamma-globulinaemie en thrombocy-
topenie aanwezig (Tabel I).

Vanwege een verdenking op resistentie van deze Cr. neofor-
mans
voor alle soorten konazol-derivaten werd de reincul-
tuur gestuurd naar een researchlaboratorium van Janssen-
Cilag in Beerse( België), waar een gevoeligheidstest werd

0.32

3.2

3.2

0,1

0.1

0,4

uitgevoerd (Tabel 2). Er werd geen resistentie aangetoond.
De dosering ketoconazol werd verdubbeld tot 25 mg/kg/dag
gedurende drie weken. Bijverschijnselen traden niet op, ech-
ter ook geen verbetering van de situatie. Om die reden werd
de therapie gewijzigd in itraconazol (Trisporal®, Janssen-
Cilag), 25 mg/kg/dag. De gegranuleerde inhoud van de cap-
sules werd gemengd met het voer en goed geaccepteerd door
de kat.

Na 15 dagen waren enkele nodulae verdwenen en de meeste
granulomen zagen er rustiger uit. Bloed werden afgenomen
voor controle biochemisch en haematologisch onderzoek
(Tabel 1). Röntgenonderzoek van de thorax werd uitgevoerd
vanwege de mogelijkheid van tumormetastasen (vermin-
derde afweer) of de aanwezigheid van gemetastaseerde gra-
nulomen. De thorax bleek niet afwijkend.

Om financiële redenen werd de dosering itraconazol terug-
gebracht tot 12,5 mg/kg/dag.

Zes weken na de start van de itraconazol-therapie waren
bijna alle granulomen aan de kop kleiner geworden en na to-
taal 12 weken itraconazol waren alle nodulae verdwenen, op
één na bij de linker gehoorgang (Foto 4), die chirurgisch is
verwijderd.

Een latex agglutinatietest voor kapselantigeen in serum is

toen uitgevoerd (1: 32768, RIVM te Bilthoven) en bloedpa-

rameters werden gecontroleerd (Tabel I).

De kat bleef klachtenvrij op een onderhoudsdosering van

12,5 mg/kg/dag itraconazol om de dag (Foto 5). Ook de mi-

liaire dermatitis is niet meer teruggezien.

Vanwege een terugval in de vorm van opkomende noduli,

twee maanden na de laatste controle, is de dosering tijdelijk

gedurende één maand verhoogd naar 12,5 mg/kg/dag. Een

half jaar na de eerste latex agglutinatietest is deze herhaald

(1:8192).

Zeven maanden later echter trad een dramatisch recidief op,
waarbij de patiënt ook algemeen ziek werd. De eigenaar
heeft toen besloten de kat te laten euthanaseren. Sectie is niet
verricht.

Patiënt 2

Een tien jaar oude, gecastreerde kater, Europese korthaar,
van vier kg, werd doorgestuurd vanwege ernstige huidlae-
sies. De huiskat, die ook buiten komt, had circa twee maan-
den tevoren een ziektegeschiedenis gehad van koorts en be-
nauwdheid, die met antibiotica (ampicilline) en prednison
oraal (onbekende dosering) met goed resultaat was behan-
deld. Kort daama ontwikkelde de kat een ernstige dermatose
aan vooral de extremiteiten en bij de gehoorgangbasis.

Bij klinisch onderzoek bleek de kat (T 39,7) lusteloos. Het
circulatie-, respiratie- en digestie-apparaat vertoonde geen
afwijkingen.

De dermatose bestond uit multipele ulcererende seceme-
rende huidlaesies aan de rechtervoorpoot (Foto 6), rechter-
hak, hals, rechter oorbasis (Foto 7) en bij planum nasale
(Foto 8).

Vanwege het aspecifieke beeld werden huidbiopten geno-
men. Hieruit bleek een diepe huidmycose ten gevolge van
Cryptococcen.

Nadat de uitslag bekend was, is bloed afgenomen voor hae-
matologisch, biochemisch en virus-onderzoek en de serolo-
gische kapsel antigeen latex agglutinatie test. FeLV en FIV
titers bleken negatief, lever en nierfunctie normaal en de la-
tex test 1 :2045.

-ocr page 159-

Er werd gestart met als therapie: itraconazol (Trisporal®,
Janssen-Cilag) 12,5 mg/kg/dag.

Na twee maanden was de kat klinisch genezen (Foto\'s 9 en
10). De dosering itraconazol werd afgebouwd naar om de
dag 12,5 mg/kg. Vier maanden na de start van de therapie
bleef de kat symptomenvrij en werd de latextest herhaald (1 :
8192).

Gedurende zes maanden is de kat op een onderhoudsdose-
ring itraconazol van om de dag 12,5 mg/kg gebleven. Daarna
is de latextest opnieuw herhaald (1 : 2048).

Vervolgens is de dosering verlaagd naar 12,5 mg/kg om de
twee dagen gedurende vijf maanden. De latextest bleek toen,
ruim 13 maanden na het stellen van de diagnose, 1: 8,
waarna de therapie gestaakt is. Bij deze patiënt was geen
anaemie aanwezig, wel een thrombocytopenie. Ondertussen
bleek de patiënt een subklinische renale uremie ontwikkeld
te hebben; een verband met de medicatie is niet direct te ge-
ven.

De kat heeft tot heden (december \'96) nooit meer recidiven
van de cryptococcose gehad.

ITRACONAZOL

Itraconazol is een breedspectrum antimycoticum, werkzaam
tegen een grote hoeveelheid pathogenen en saprofyten. Het
is een synthetisch antimycoticum dat lokaal, oraal en paren-
teraal toegediend kan worden bij oppervlakkige, diepe en
systemische mycosen. Het remt de biosynthese van ergoste-
rol, het belangrijkste sterol in de celmembraan van gisten en
schimmels. Als gevolg daarvan ontstaan er veranderingen in
de permeabiliteit en in de lipidecomponenten van de mem-
braan.

Itraconazol bereikt de huid op verschillende manieren.:

- excretie via zweetklieren

- excretie via talgklierklieren

- diffusie door de epidermis

- opname door keratinocyten in het stratum basale.

Als itraconazol zich éénmaal in de keratinocyten bevindt,
keert het niet terug naar de systemische circulatie (5).

-ocr page 160-

Hierdoor blijft itraconazol therapeutisch actiefin het Stratum
comeum gedurende circa twee tot vier weken na ingestie,
terwijl het na een week reeds uit het plasma is verdwenen.
Humaan wordt itraconazol (200 mg per dag) gebruikt bij ge-
nitale
Candidose, spruw en dermatomycosen gedurende en-
kele weken, afhankelijk van de aandoening. Pulstherapieën
zijn ook beschreven, waarbij om de week een dubbele dosis
wordt gegeven. Combinatietherapie van itraconazol met flu-
conazol is niet beter dan behandeling met uitsluitend itraco-
nazol (5).

Tenslotte dient opgemerkt te worden dat zowel ketoconazol
als itraconazol niet voor de kat (en de hond) geregistreerd
zijn. Zij dienen als humane middelen per patiënt genoteerd te
worden op een lijst voor vrijstellingsregeling.

DISCUSSIE

In de hiervoorbeschreven gevallen van Cryptococcose is
sprake van een gegeneraliseerde huidvorm van Crypto-
ccocose. Met name bij patiënt 1 is uitvoerig gezocht naar
achterliggende oorzaken van bijvoorbeeld immuundepres-
sie (zoals pos. FeLV of FIV titers) of aanwijzingen van be-
trokkenheid van andere organen (aanwezigheid van tumo-
ren). Deze zijn niet aangetoond afgezien van een geringe
anaemie en thrombopenie, passend bij een chronische in-

fectie.

Bij beide katten waren FeLV en FIV titers negatief Bij kat
I waren geen aanwijzingen voor maligniteiten in de thorax
aanwezig. De korte corticosteroïdbehandeling bij beide
katten zou theoretisch een rol kunnen spelen.
Bij patiënt 2 is om financiële redenen minder intensief ge-
zocht, maar de anamnese geeft een ziektebeeld (respira-
toire aandoening met koorts) aan dat in relatie zou kunnen
staan met de oorsprong van de cryptococceninfectie. De
gegevens hieromtrent zijn te onduidelijk om conclusies te
trekken.

Cryptococcose wordt vaak in relatie gebracht met immuun-
depressie, bij katten vooral door FeLV en FIV infecties. Dit
is niet in overeenstemming met de bevindingen van Ferrer,
die geen verband tussen beide ziet (8).
Een verklaring voor de verslechtering van patiënt I tijdens
de ketoconazol-therapie, zelfs bij verhoogde dosering is
niet te geven. Wellicht was de duur van de therapie te kort.
De behandeling van eenzelfde periode met itraconazol gaf
een duidelijk beter resultaat.

Opmerkelijk is het feit dat de serologische test nog lange
tijd positief bleef bij beide katten, terwijl de patiënten kli-
nisch symptomenvrij waren. Zelfs werd bij patiënt 2 een ti-
terstijging waargenomen nadat de laesies al enige tijd ver-
dwenen waren.

Toch kan de serologische titerontwikkeling wel een indica-
tie geven over therapie en prognose: bij een daling tot nul
kan de therapie gestaakt worden en is de prognose gunstig.

LITERATUUR

1. Cauwcnbergh G. Skin kinetics of azole antifugal drugs. In: Borgers M
et al, eds. \'Current Topics in Medical Mycology", Springer Verlag,
New York, 1992; 4: 88-136.

2. Cook JR Jr, Evinger JV, and Wagner LA. Succesfull combination che-
motherapy for canine Cryptococcal menigoencephalitis. J Am Anim
Ilosp Asocc 1991;27:61-4.

3. Comelisse JL. Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen bij die-
ren Irded. Utrecht: Bunge, 1988: 239.

4. Cutsem J van, Gerven F van, Fransen J, and Janssen PAJ. New Guinea
Pig Model of disseminated Cryptococcosis associated with dermotro-
pism. Model Dermatol 1987; 3: 180-9.

5. Cutsem J van. Oral, topical and parenteral antifungal treatment with
itraconazol in normal and in immunocomprised animals. Mycoses
1989; 32: 14-34.

6. Cutsem J van en Rochette F. Mycosen bij huisdieren. Janssen
Research Foundation 1991: 100-1.

7. Davies Ch, and Troy GC. Deep Mycotic Infections in Cats. J Am Anim
Hosp Assoc 1996; 32:380-91.

8. Ferrer L. European Society of Veterinary Dermatology, Annual
Congress, Barcelona, 1995.

9. Holzworth J. Mycotic diseases. In: Holzworth J. ed. Diseases of the
cat-medicine and surgery. Philadelphia: W.B. Saunders. 1987: 320.

10. Kirk RW. Current Veterinary Therapy, IX, Philadelphia: W.B.
Saunders, 1989:654.

11. Malik R, Wigney DI, Muir DB, Gregory DJ, and Love DN.
Cryptococcosis in cats: clinical and mycological assesment of 29 cases
and evaluation of treatment using orally administered fluconazole. J
Med Vet Mycology 1992; 30: 133-44.

12. Medleau L. Feline Cryptococcosis in Current Veterinary Therapy X,
Philadelphia: W.B. Saunders, 1989: 1109-12.

13. Mikiciuk MG, Fales WH, and Schmidt DA. Succesftill treatment of
Feline Cryptococcosis with Ketoconazole and Flucytosine. J Am
Anim Hosp Assoc, 1990; 26: 199-201.

14. Muller GH, Kirk RW, and Scott DW. Small Animal Dermatology 5th
ed. Philadelphia: W.B. Saunders, 1995: 373-8.

-ocr page 161-

Brieven aan de Redactie

In deze rubriek worden reacties geplaatst op artikelen die
in het Wetenschapsgedeelte zijn gepubliceerd.

Geachte redactie,

In het dorp waar iic opgroeide woonde een vriendelijke, wat
warrige man die jaarlijks een belangrijke ontdekking deed.
Het was elk jaar dezelfde en wel deze: als in het voorjaar de
ooievaars teruggekeerd waren op het (enige) nest in het dorp,
werd altijd kort daarna een baby geboren. Zelfs in de aanslui-
tende nacht! Hij begaf zich dan naar de redactie van ons
dorpsblad en meldde verheugd het bewijs dat baby\'s door de
ooievaar gebracht worden. De redactie, die uit lessen op de
lagere school en uit eigen waameming beter wist, gaf hem
een kop koffie met een koekje, sprak hem bemoedigend toe
en ging over tot de orde van de dag.

Deze herinnering drong zich op bij de lezing van het artikel
\'Hoe het similiaprincipe van de homeopathie uitkomst bood
in een noodsituatie\' over de behandeling van een patiënt. Uit
de veelheid van toegediende therapeutica wordt een mysteri-
euze, \'verend geschudde\' verdunning van een gif speciaal
belicht als 1) bijdragend tot c.q. verantwoordelijk voor de
genezing en 2) een aansporing om het similia-principe in
overweging te nemen. Over koffie, koekje en bemoedigende
woorden heb ik geen informatie, maar ik zie wel dat de
Hoofdredactie dit artikel plaatst. Het commentaar is onge-
veer de zwakste relativering die te bedenken valt.
Deze handelswijze heeft twee bezwaren. Ten eerste leidt hij
rond een theorie die keer op keer onbeantwoorde vragen op-
roept tot een zekere erkenning (\'het heeft zelfs in het
Tijdschrift gestaan!\'). Maar ten tweede, en wellicht is dat
nog erger, ontstaat de vraag: \'als dat als serieuze bijdrage in
dit tijdschrift staat, wat is dan het gehalte van de andere bij-
dragen?\' De titel zal (vertaald) in intemationale databases
verschijnen, het redactionele commentaar niet. Auteurs die
een wetenschappelijke reputatie te veriiezen hebben, zullen
worden afgeschrikt. Lezers met een kritische attitude zullen
zich beraden.

Ik zie in het colofon veel namen van leden van de We-
tenschappelijke Redactie waarvan ik weet dat zij de far-
macologie en farmacotherapie tot hun werkterrein/interesse-
gebied rekenen. Hun reactie op de discussiepagina zal met
interesse tegemoet gezien worden. Maar eigenlijk gaat het
ons allen aan want wij hebben gezamenlijk een Journal of the
Royal Netherlands Veterinary Association.
Wellicht is de vraag naar de werking van de Lecher-Antenne
inmiddels beantwoord in het artikel \'De wankele wichel-
roede\' van Rob van den Berg in de bijlage Wetenschap en
Onderwijs, NRC-Handelsblad 18 januari 1997.

Dr. P.H.A. Poll,
oud-lid Redactie Advies Raad,
Wetenschappelijke Redactie
en Hoofdredactie TvD

Geachte Redactie,

Naar aanleiding van het artikel van R.J. Opmeer \'Hoe het si-
miliaprincipe van de homeopathie uitkomst bood in een
noodsituatie\' verheugt het mij, als lid van de Wetenschap-
pelijke Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
nu eindelijk eens een doorwrocht wetenschappelijk artikel
over homeopathie in ons blad te hebben aangetroffen. Ik kan
de conclusies van de auteur dan ook volledig onderschrijven,
hetgeen ik aan de hand van een eigen casuïstiek wil illustre-
ren:

Ik had een jonge hond onder behandeling die aan een zoge-
naamde \'pure red cell aplasia\' (PRCA) leed. Bij eerste on-
derzoek bedroeg de hematocrietwaarde 0.08; reticulocyten
waren niet te vinden. In de loop van vijf maanden heb ik de
patiënt vier maal een transfusie erythrocyten toegediend.
Toen de hond opnieuw met een emstige anemie begon te
kampen en de kans op herstel steeds kleiner werd geacht,
verzocht de eigenaar mij de mogelijkheden van een been-
mergtransplantatie te onderzoeken.

Hoewel ik hier zeer sceptisch tegenover stond, hield de eige-
naar aan en vond ik TNO in Rijswijk destijds bereid een der-
gelijke transplantatie uit te voeren. De treinreis van hond en
eigenaar naar Rijswijk was echter vergeefs; om technische
redenen zou de behandeling 14 dagen uitgesteld worden.
Enige dagen na deze vergeefse reis verrichtte ik opnieuw
bloedonderzoek bij de patiënt en zie..! Het aantal reticulocy-
ten, dat nooit hoger was geweest dan 0.02% bleek nu 7% te
bedragen. De hond is vervolgens zonder verdere behande-
ling geheel hersteld.

Tot zover deze waargebeurde ziektegeschiedenis. U kunt u
waarschijnlijk wel voorstellen dat ik sedertdien nog menige
hond met PRCA of met een aplastische anemie een retourtje
Rijswijk heb voorgeschreven en inderdaad zijn nog enkele
patiënten genezen. Aangemoedigd door dit succes heb ik
vervolgens zelf een retourkaartje gekocht, dit vermalen en in
10.000 pilletjes verwerkt. Ik geeft deze nu aan al mijn patiën-
ten, ook honden met Babesia-infecties, AIH A, etcetera, etce-
tera, uiteraard in combinatie met een allopatische behande-
ling. Er zijn er flink wat genezen, hoewel ook bij mijn
patiënten soms ergerlijke recidieven voorkwamen. Wel heb
ik gemerkt dat de kans op genezing toeneemt indien het
kaartje, na opgooien volgens de wetenschappelijk verant-
woorde \'toss-methode\' (1), op de bedmkte kant valt, maar
dat die kans ook toeneemt als het op de onbedmkte zijde te-
rechtkomt. Derhalve verwerk ik vóór- en achterzijde van het
kaartje nu gelijkelijk in mijn pilletjes.

Dr. R.J. Slappendel

LITERATUUR

1. W.I.L. le Coeur: Kruis of munt. Ons Casino, jaargang 1, nr. 1, pag. 1,
1894.

-ocr page 162-

Geachte redactie.

Met verbazing en kromme tenen heb ik het artikel gelezen
over de homeopathische behandeling van een ivermectine-
intoxicatie bij een collie, zoals dat geplaatst is in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 januari 1997 in de
rubriek \'wetenschap\'.

Wellicht is het artikel 2\'/2 maand te vroeg geplaatst en had
het een aprilgrap kunnen zijn. Of was het de bedoeling van
de Hoofdredactie (HR) de (veterinaire) homeopathie bela-
chelijk te maken door het plaatsen van dit wetenschappelijk
gezien volstrekt onacceptabele artikel, om zodoende deze al-
ternatieve behandelswijze de definitieve doodsteek te ge-
ven? Gezien het naschrift van de HR vrees ik echter dat het
bloedserieus is bedoeld.

Over de homeopathie wordt nu al 200 jaar gediscussieerd.
Intussen zijn er binnen de (dier)geneeskunde enorme vorde-
ringen gemaakt. Daar heeft de homeopathie, behalve als-
maar weer aangezwengelde discussie, niets aan bijgedragen.
Indien de HR niettemin een discussie over de homeopathie
op gang wil brengen, moet zij dit mijns inziens op een andere
manier doen en niet wetenschappelijk aanvechtbare artike-
len onder de rubriek \'wetenschap\' publiceren. Er zijn name-
lijk dierenartsen die in dit soort artikelen een legitimering
vinden van hun homeopathische kwakzalverij.
De erkenning van de Groep Homoeopatisch-werkende
Dierenartsen binnen de KNMvD is een misser geweest, maar
dit moet niet nog eens erger gemaakt worden door plaatsing
van dit soort artikelen onder de rubriek wetenschap.

J. T. Lumeij

REACTIE AUTEUR

Eigenlijk wil ik kort zijn in mijn commentaar op de reacties
van de collegae dr. J.T. Lumeij, dr. P.H.A. Poll en dr. R.J.
Slappendel naar aanleiding van mijn artikel \'Hoe het similia-
principe van de homeopathie uitkomst bood in een noodsitu-
atie\': de lezer oordele zelf

Toch kan ik het niet nalaten hier een klein persoonlijk woord
aan toe te voegen. Ik wordt vaker geconfronteerd met afwij-
zende reacties vanuit de reguliere geneeskunde op de homeo-
pathie en ik kan hier op zekere hoogte begrip voor hebben.
Immers, openstaan voor een andere geneeswijze vraagt de durf
om de eigen gronddenkbeelden ten aanzien van de genees-
kunde kritisch te bezien en niet iedereen is hiertoe bereid. Het
kan leiden tot een zich bedreigd voelen in eigen positie en
denkwereld en dit verklaart vaak de toon waarop reguliere (die-
ren )artsen hun alternatieve vakgenoten alsmede het homeopa-
thie-onderzoek aanvallen en ridiculiseren. Dit krampachtig
vasthouden aan de eigen vertrouwde visie speelt vaak een gro-
tere rol in de afwijzing van de homeopathie dan de resultaten
van wetenschappelijk onderzoek op dit gebied zelf, iets wat
mijns inziens sterk te betreuren valt. Wanneer de werkelijkheid
blijkbaar te bedreigend is om deze als wetenschapper open te-
gemoet te treden, wat is dan de waarde van de wetenschap?
Wanneer daarbij nog komt dat andere belangen soms zwaar-
der wegen dan de genezing van patiënten - is dat niet het ein-
delijke doel waarnaar wij allen streven? - dan denk ik dat het
hoog tijd wordt om ons mechanisch-materialistisch grond-
denkbeeld eens aan een kritisch onderzoek te onderwerpen.

R.J. Opmeer, dierenarts
\'s-Gra venzande

WELZIJN VAN DUIVEN SLEUTEL TOT SUCCES

J.F. G.M. Wiertz en De Jongh Drunen. ISBN 803303.

Literatuur over duiven en hun ziekten is redelijk voorhanden.
\'Wil je echter iets van duiven weten, dan moetje ze zelf hou-
den\' is een opinie waar wij tijdens de studie achter kwamen.
Dit boek helpt de in deze onwetende toch wel wat verder, al is
het dan geschreven voor de duivenliefhebber. Wiertz wil hen
een andere kijk aanbieden op de ziekteproblematiek die hun
hobby betreft. In eenvoudige taal legt hij uit wat voor de dui-
ven van belang is. De veterinair kan zich hierin vinden. De
voeding, de huisvesting, opfokproblemen en de interpretatie
van symptomen komen uitgebreid aan bod. Goed observeren
is het devies. Door de melker zelf differentiaaldiagnoses te la-
ten stellen, tracht Wiertz hem in de juiste richting te laten den-
ken. Knap is de wijze waarop het probleem \'dikke koppen\'
wordt geanalyseerd. De aanpak van ziekteproblemen is breed
maar eenvoudig van opzet. Enkele allopathische geneesmid-
delen zijn voldoende, hoewel een doeltreffende behandeling
tegen veerluis (bewust?) niet wordt genoemd.
Dat Wiertz homeopaat is, blijkt uit de nauwgezetheid
waarop hij de symptomen beschrijft. De uitleg over deze ge-
neeswijze is summier, zonder enige casuïstiek. Ook zijn aan-
bevolen en zelf samengestelde homeopathische geneesmid-
delreeks zou wat meer uitleg verdienen. Dit maakt het voor
de homeopathische werkende dierenarts wat ondoorzichtig.
De duivenhouder zal het een zorg zijn. Hij wordt tot slot nog
danig in de war gebracht door het aanhalen van de lucht-ioni-
sator, aardstralen en wichelroedes. Zaken waarover Wiertz
beter een apart boek kan schrijven.

In de mening dat de meeste antibiotica het immuunsysteem
onderdrukken, zal niet iedereen zich kunnen vinden, maar
past wel in de bedoeling van de boodschap. Wat meer uitleg
over de \'gewone medicijnen\' zou het boek completer maken.
De aanbeveling van Emtryl, Baytril 10% of een breedspec-
trum antibioticum dient aangepast te worden.
Al met al is dit toch een waardevol boek, dat met veel inspi-
ratie is samengesteld. Warm aanbevolen voor de collega die
de duivenliefhebber beter wil begrijpen en deze nieuwe kijk
op duivenproblematiek zich aan wil meten.

A.G.G.Kok

-ocr page 163-

A review hy E. Camus. N. Barré, D. Martinez & G.
Uilenherg. Editor: Office International des Epizootics; 12,
Rue de Prony-75017 Paris France. ISBN: 92-9044-376-6.
177pages. Price: $50.—.

Deze Engelstalige tweede editie is een bijgewerkte versie
van de Franse uitgave van 1988.

Hartwater of cowdriosis is een rickettsiale ziekte van herkau-
wers en wordt overgebracht door teken van het genus
Amblyomma. Het is één van de vele belemmeringen voor
een verhoging van de dierlijke productie in grote delen van
Afrika.

Het onderzoek aan hartwater stagneerde door verschillende
redenen voor een lange periode: Cowdria ruminantium kon
niet
in vitro gecultiveerd worden; serologische testen of la-
boratorium-proefdieren waren niet beschikbaar; de diagnose
kon pas bij sectie bevestigd worden; en de ziekte betrof
slechts Afrika ten zuiden van de Sahara, waar onderzoeksfa-
ciliteiten en financiële middelen in het algemeen zeer be-
perkt zijn. Bovendien verloopt de ziekte in het lokale vee
vaak symptootnloos en wordt het pas een probleem wanneer
exotische rassen worden geïntroduceerd.
Het onderzoek naar hartwater heef) de laatste jaren echter
een grote vooruitgang geboekt na de ontdekking dat be-
paalde stammen van C. ruminantium pathogeen zijn voor
muizen (1971), het ontdekken van het agens in de westerse
hemisfeer (1980) en het kweken van het agens
in vitro
(1985). Daamaast zijn er serologische testen beschikbaar ge-
komen, die echter nog niet perfect zijn, onder andere wegens
kruisreacties met Ehrlichia species.

itfWffËË

HEARTWATER (COWDRIOSIS)

Al deze gegevens zijn neergelegd in zes hoofdstukken, respec-
tievelijk Algemeen, Aetiologie, Epidemiologie, De ziekte.
Diagnose en Controle. Het boek sluit met conclusies, waarin
ook de vele onopgeloste vragen nog eens op een rij gezet wor-
den, en een uitgebreide literatuurlijst.
Als kleine aanvulling van dit uitstekende boek zou het aan-
beveling verdienen om in een volgende uitgave ook het po-
tentiële verspreidingsgebied van de Amblyommavectoren
(onder andere in Azië) op te nemen. Niet voor niets was er
meer geld voor hartwateronderzoek beschikbaar toen bleek
dat ook het Amerikaanse continent bedreigd werd door deze
ziekte!

In een volgende uitgave zou dan ook een fout (van de prin-
ter?) verbeterd kunnen worden, namelijk \'increase of glu-
cose content of urea\' in \'increase in the semm content of glu-
cose and urea\'.

Al met al een boek dat van harte aanbevolen kan worden aan
wetenschappers die onderzoek doen op het gebied van hart-
water en dierenartsen werkzaam in gebieden waar de ziekte
voorkomt (sub Sahara Afrika en Caribisch gebied) of waar
een invasie dreigt (speciaal het Amerikaanse continent).

Prof. dr. D. Zwart

SOZIALE KOMPETENZ IN TIERARZTPRAXEN

M. Slowak, Fischer Verlag Jena, D-Stuttgart 1996 - ISBN 3-
334-61006-3. 144 pagina\'s.

In het begin van dit nuttige boekje wordt benadrukt dat de so-
ciale competentie van de dierenarts in de toekomst zijn/haar
belangrijkste marketinginstmment zal zijn. Niet de kwaliteit
van de veterinaire dienstverlening; die behoort gewoon al
goed te zijn. Goede kwaliteit diergeneeskunde is het toe-
gangsbewijs tot de praktijkuitvoering.
Een tweede opvallende opmerking is dat de opleiding voor
dierenartsen zich niet of nauwelijks bezig houdt met sociale
competentie in de praktijk. In het algemeen houdt de facul-
teit zich onvoldoende bezig met zaken als marketing en ma-
nagement in de dierenartsenpraktijk, terwijl die van essen-
tieel belang zijn om de noodzakelijke investeringen voor een
Good Veterinary Practice te kunnen financieren.
Het boekje bestaat uit drie hoofdstukken. Het eerste, zeer uit-
gebreide hoofdstuk (2/3 deel van het boekje) is een nogal
technische instructie met betrekking tot communicatie tussen
dierenarts en cliënt. Men moet wel al van tevoren overtuigd
zijn van het belang van sociale competentie in de dierenart-
senpraktijk, wil men bereid zijn zich door het hoofdstuk heen
te worstelen.

Een goede communicatie tussen dierenarts en cliënt ver-
hoogt onder andere de kwaliteit van de anamnese en de eige-
naar begrijpt ook beter de overwegingen van de dierenarts
waardoor minder misverstanden ontstaan en minder klach
ten van de eigenaar over de dierenarts. Daarnaast zal de die
renarts beter de extra behoeften van zijn cliënt onderkennen
zodat de ACT (Average Cliënt Transaction) zal kunnen toe
nemen.

Het tweede hoofdstuk behandelt onderwerpen als: de keuze
van de juiste medewerker, teamvorming en dergelijke.
Zaken die eigenlijk veel meerboekruimte nodig hebben. Een
slecht functionerende back-office heeft onherroepelijk een
zeer negatieve uitstraling naar de klant. Over \'lol in je werk\'
houden gaat het laatste (veel te) kleine hoofdstukje: tijdma-
nagement, omgaan met stress, bum out, en balans tussen
praktijk- en privéleven. En even voor alle duidelijkheid:
\'Bum out\' komt niet alleen bij oudere collegae voor!
De schrijfster vat het simpel samen: \'Ihr gesamtes medizini-
sches Wissen und damit in Zusammenhang stehende
Leistung nutzen nichts, wenn Sie mit den Menschen nicht
umgehen können\'. >

Kortom: Het aloude \'kopen is gunnen\' zal in de toekomst in
de dierenartsenpraktijk meer gelden dan ooit!

..A.H. Westerhuis

-ocr page 164-

PRAKTIJK UITOEFENEN IN GRIEKENLAND

Berichten en verslagen

Cock Lenten is van 1969 tot 1987 prak-
tiserend dierenarts geweest in Culem-
borg. Sinds februari 1987 woont hij in
Griekenland. Vanaf die tijd, tot januari
1991, was hij als veterinair adviseur in
dienst van \'Provinci Hellas\'. In die pe-
riode reisde hij regelmatig naar Ky-
thera om de restauratie van zijn huis te
begeleiden.

Het eiland Kythera ligt tussen de
Peloponnesus en Kreta en een half uur
vliegen vanaf Athene. Qua oppervlakte
en omtrek is Kythera te vergelijken met
de provincie Utrecht. Het permanente
inwonertal is circa 6000. In het zomer-
seizoen - vanaf half mei tot half oktober
- biedt het eiland accomodatie voor
circa 40.000 mensen. Het huidige die-
renbestand bestaat uit 450 stuks rund-
vee, circa 250 stuks fokzeugen, 10.000
schapen en geiten, 2000 konijnen, veel
jachthonden waar relatief veel zorg aan
wordt besteed, veel pluimvee - kippen
en kalkoenen - en 5500 bijenkasten.
Omdat er geen praktiserend dierenarts
op het eiland was, bekleedde Cock
Lenten die functie zodra hij voet aan
land zette. In januari 1991 heeft hij be-
sloten om zich als dierenarts op het ei-
land te vestigen. Naast de consulta-
tieve praktijk heeft hij zich bezigge-
houden met de verbetering van het lo-
kale schaperas, met name wat betreft
de melkopbrengst. Verder heeft hij
zich verdiept in de bijenhouderij en de
manieren waarop met zo weinig moge-
lijk farmaceutische middelen een volk
in stand te houden is.
Per jaar vaccineert hij nu circa 1000
schapen en geiten tegen Pasteurella-
en Clostridium-infecties. In verband
met het Viscerale Leishmaniasis-pro-
bleem bij honden is hij terechtgeko-
men bij het Koninklijk Nederlands
Instituut voor de Tropen, dat in samen-
werking met het RIVM en collega dr.
Slappendel een gevriesdroogd anti-
geen heeft ontwikkeld voor het dia-
gnostiseren van VL op basis van de di-
recte agglutimatiemethode. Deze test
heeft hij in 1996 Griekenland geïntro-
duceerd.

De Nederlandse dierenarts Cock Lenten waagde in 1991 de stap om op het
Griekse eiland Kythera een veterinaire praktijk te beginnen. Inmiddels heeft
hij zich bij de bewoners, die de luxe van een praktiserend dierenarts niet ge-
wend waren, min of meer onmisbaar gemaakt. Reden om zijn collega
Alexander Bogaerts te vragen zijn Griekse praktijk waar te nemen voor een
periode van zes weken. Beide dierenartsen zijn zeer enthousiast over het wer-
ken in deze praktijk en het leven op het eiland, wat totaal anders is dan in
Nederland. Een Verslag..!

Ofschoon er vijf jaar geleden op
Kythera geen praktiserend dierenarts
was, wordt het dierenarts Lenten nu
niet in dank afgenomen als hij voor

-ocr page 165-

langere tijd afwezig is. Mede hierdoor
heeft hij voor de toekomst gezocht
naar een oplossing voor dit probleem
in de vorm van een praktijkruil met een
collega. Dit heeft in de maanden juli en
augustus 1996 voor de eerste keer
plaatsgevonden. Collega Alexander
Bogaerts heeft met zijn gezin de prak-
tijk van Lenten waargenomen en
Lenten heeft hem in Helmond zes we-
ken vervangen. Beiden hebben ze
daarna hun ervaring geëvalueerd en
zijn tot de conclusie gekomen dat het
experiment positiefis uitgevallen.

WAARNEMEN ÜP KYTHERA
Alexander Bogaerts kent Cock Lenten
sinds 1981. In de vakantieperiode nam
hij in dat jaar zijn praktijk in Culem-
borg waar. Vijftien jaar later hebben ze
wederzijds hun praktijken geruild voor
een periode van zes weken. Lenten
heeft zijn gezelschapsdierenpraktijk in
Helmond waargenomen en Bogaerts is
met zijn gezin werkzaam geweest in
Lentens praktijk op Kythera.
Alexander Bogaerts vertelt: \'Het prak-
tijkgebouw, één ruimte waar alles ge-
beurt, ligt in het zuiden van het eiland.
Iedere dag is hier spreekuur van 12.00
tot 13.00 uur. Mensen komen vrijelijk
in- en uitwandelen met hun gezel-
schapsdieren, maar ook om te helpen
met vertalen (Grieks is toch een moei-
lijke taal) of zomaar om een praatje te
maken. Toen we een sectio caesarea
bij een hond moesten verrichten, stond
op een gegeven moment het halve dorp
als toeschouwer om ons heen.
Het fraaie woonhuis ligt in het noorden
van het eiland. De afstand is circa 20
kilometer. Op de heen- en terugreis re-
den we de visites. De landbouwhuis-
dierenpraktijk roept herinneringen op
aan dr. Vlimmen en James Herriot:
sluip-door-kruip-door hokjes op moei-
zaam bereikbare plaatsen, biggetjes ij-
zer enten, veel geduld hebben vóór er
een dier gevangen is en een vers ge-
slachte kip ontvangen als blijk van
dank. Tijdens de siësta bezochten we
meestal een van de prachtige stranden,
die er in alle mogelijke soorten zijn:
zand, kiezel en rots. Mogelijkheden te
over om heerlijk te zwemmen en te
snorkelen.

Het eiland is ruig en rotsachtig met een
schitterende natuur. Uit de klassieke
oudheid zijn er nauwelijks restanten,
maar wel uit de Byzantijnse periode.
Kythera is toeristisch onderontwik-
keld, maar deze onbedorvenheid vormt
juist een van de charmes. Restaurants
waar je voor weinig geld uitstekend
kunt eten, zijn er meer dan voldoende.
De bevolking is erg vriendelijk en be-
hulpzaam. Het dagelijks tempo en ver-
wachtingspatroon is lager dan wij ge-
wend zijn. Vanuit dit andere levens- en
praktijkperspectief heb je, ondanks je
werkzaamheden, toch een vakantiege-
voel en tijd voor bezinning op je eigen
situatie.

Cock Lenten vertelde dat sommige
cliënten wel eens tegen hem zeggen \'U
bent van God gezonden\'. Dit is voor
mij het grote verschil met de Ne-
derlandse situatie. Hier beschouwt me-
nig cliënt zich als \'van God gezonden\'
en wenst ook als zodanig behandeld te
worden.\'

Met dank aan Cock Lenten
en Alexander Bogaerts

Zoals te verwachten vormde BSE op
de beide vergaderingen een belangrijk
gespreksonderwerp; twee Britten de-
den melding van de recente situatie, de
genomen maatregelen en achtergron-
den. BSE lijkt nu geen diergezond-
heidsprobleem meer, maar een poli-
tiek/volksgezondheidsprobleem.
In juni hield de FVE een dag over BSE
met als motto: \'Het vertrouwen terug-
winnen van de consument\'. Schrijver
dezes bezocht deze interessante dag,
maar of het doel bereikt werd is twijfel-
achtig. Illustratief was hoe Zwitserland
is omgegaan met de 250 BSE-gevallen:
effectieve controlemaatregelen op on-
der andere diermeel, diagnose en posi-
tieve of verdachte gevallen vemietigen;

hiermee lijkt de ziekte te zijn bedwon-
gen. Een verslag vati deze dag is in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde ver-
schenen.

In aansluiting op een FVE-stuk over
niet-dierenartsenassistenten, werkend
in praktijken, zal de UEVH een inven-
tarisatie doen van niet-dierenartsen die
betrokken zijn bij de veterinaire volks-
gezondheid en als voedingshygiënist;
met name gaat de belangstelling uit
naar de werkzaamheden vallend onder
een veterinaire Richtlijn.
Met belangstèlling en met grote instem-
ming volgt de UEVH het project
\'Education in Veterinary Public Health,
the European dimension\'; dit is een ini-

VERSLAG VAN DE UEVH OVER 1996

Zoals gebruikelijk hield ook dit jaar de UEVH (een sectie van hygiënisten bin-
nen de FVE) twee vergaderingen; dit jaar in onze vertrouwde Alma Mater,
Utrecht en in Brussel. Onderstaand de belangrijkste punten waarmee de
UEVH zich heeft beziggehouden.

137

TIJDSCHRIKT VOOR DIE RCiENEESKUNDE, DEEL 122, MAART, AFLEVERING 5, 1997

-ocr page 166-

tiatief uit de Vakgroep VVDO, via EC-
CEAMST (een netwerkorganisatie in
de vleessector), gezamenlijk met di-
verse veterinaire faculteiten en organi-
saties die zich met de materie bezighou-
den.

Een belangrijk onderwerp binnen de
FVE vormt diergeneesmiddelen en ad-
ditieven; het UEVH standpunt is dat
deze geen residuen in het product mo-
gen achterlaten en dat voor elk genees-
middel de testmethode bekend moet
zijn. Antibiotica horen niet thuis in vee-
voeder als groeibevorderaar. Om inzicht
te verkrijgen in de toegepaste testmetho-
den op residuen in de diverse landen is
gestart met een inventarisatie hierover.
Het Bestuur is ten nauwste betrokken bij
de meningsvorming binnen de FVE
over de door de Commissie uitgebrachte
Gids om van de 14 veterinaire Richt-
lijnen één geheel te maken. Recht-
streeks is een advies hierover gegaan
naar de Commissie. Belangrijk hierbij is
de plaats van de dierenarts in de nieuwe

Richtlijn, de vraag of het een Richtlijn of
een Verordening van de Raad moet wor-
den en het handhaven van het nu be-
staande keurmerk op de diverse produc-
ten van dierlijke oorsprong.
De UEVH heeft bewust het onderwerp
dierenwelzijn gekozen om over te dis-
cussiëren; door zijn werk in de slacht-
huizen is de keuringsdierenarts hierbij
nauw betrokken; transport, stalling,
bedwelmen en verbloeden.
De FVE heeft de UEVH resolutie over
de benodigde tijd, die nodig is voor het
keuren van mestvarkens (50 seconden
voor de PM-keuring per varken) aan-
genomen en verder geleid naar de
Commissie.

Sinds een aantal jaren werd de \'Alter-
natieve keuring van mestvarkens\', eerst
binnen de UEVH, later binnen de FVE
besproken. Blijkens uitspraken en stuk-
ken vanuit de Commissie is dit een zeer
actueel onderwerp. Het huidige stand-
punt is dat een nieuwe methode van
keuren betere waarborgen kan en moet
geven dan de huidige, middels een sys-
teem van ketenbewaking waarbij dan
een vereenvoudigde keuring aan de
slachtlijn kan plaatsvinden. De FVE
heeft de Commissie aldus geadviseerd.
In 1996 is de inventarisatie over keur-
lonen in de diverse lidstaten voltooid;
conclusies: Nederland heeft in het al-
gemeen de hoogste keurlonen, voor
varkens en runderen zijn de verschil-
len tussen de landen gering en in het al-
gemeen is er (nog) geen uniformiteit
bereikt tussen de lidstaten, maar deze
zullen de handel niet verstoren.
Dit jaar is het Bestuur gestart met het
uitgeven van een eigen
Nieuwsbrief,
naast de Nieuwsbrief van de FVE. Het
is de bedoeling dat deze tussen de half-
jaarlijkse vergaderingen in verschijnt;
twee nummers zijn nu verschenen.
Belangstellenden kunnen deze bij de
secretaris aanvragen.

T. G. van de Vuurst,
algemeen secretaris UEVH.

WETTELIJKE WAARBORGING VEILIGHEID DIERLIJKE EN
ANDERE BIJPRODUCTEN VERBETERD

Het Bestuur van het Productschap voor
Veevoeder heeft een belangrijke stap
genomen om de kwaliteit van bij- en
restproducten in de diervoeding beter
te kunnen beheersen. Het gaat hierbij
om producten die niet onder de de-
structiewet vallen. Tijdens haar verga-
dering van 15 januari 1997 heeft het
Bestuur normen en eisen vastgesteld,
waarmee de kwaliteit en veiligheid van
deze producten voor de veevoeding be-
ter wettelijk worden geregeld.
Het belangrijkste besluit is de eis dat
de producten (deels) van dieriijke her-
komst pas aan veehouderijbedrijven
mogen worden afgeleverd indien deze
producten gedurende minimaal 20 mi-
nuten verhit zijn op ISS^C, bij 3 bar
druk. Deze eis moet dieren bescher-
men tegen besmettelijke ziektekiemen
die in bepaalde producten kunnen zit-
ten. Een voorbeeld hiervan is het var-
kenspestvirus. Via de verplichte ver-
hitting kunnen producten met dierlijke
materialen, zoals bijvoorbeeld keu-
kenafvallen (swill) op een veilige ma-
nier voor met name de varkensvoeding
beschikbaar komen. Het bedrijf dat de
hittebehandeling uitvoert dient hier-
voor een vergunning aan te vragen bij
het Productschap voor Veevoeder.
Niet voor alle dieriijke producten zal
deze verhittingseis verplicht worden.
Voor zuivelproducten zoals wei en
melkpoeder zal geen verhitting wor-
den geëist. Ook voor pluimvee- en vis-
producten kunnen eventueel minder
stringente verhittingseisen worden
toegestaan. De ondernemer die derge-
lijke producten wil gebruiken dient
dan wél eerst richting productschap
aan te tonen dat de toegepaste alterna-
tieve behandeling voldoende veilig is.
Ook is het juridisch instrumentarium
verbeterd om beslag te leggen op par-
tijen van niet-gezonde handelskwali-
teit en om zulke partijen te kunnen ver-
nietigen.

MILJOENENSCHADE BESMETTELIJKE VEEZIEKTEN TE
VERZEKEREN?

Een uitbraak van mond- en klauwzeer
in Nederiand leidt gemiddeld tot 124
miljoen gulden schade. Klassieke var-
kenspest leidt tot 154 miljoen gulden
en pseudo-vogelpest tot 29 miljoen.
Als het tegenzit kunnen deze bedragen
oplopen tot respectievelijk 420,490 en
237 miljoen gulden. Daarbij is dan nog
geen rekening gehouden met de
schade die ontstaat wanneer ook pro-
ducten en dieren van buiten het getrof-
fen gebied te maken krijgen met han-
delsbelemmeringen. Dit blijkt uit een
onderzoek naar risico-kwantificering
en verzekering van veewetziekten, uit-
gevoerd door ir. Miranda Meuwissen
en ir. Suzan Horst bij de vakgroep
Agrarische Bedrijfseconomie van de
Landbouwuniversiteit Wageningen.
De kans op uitbraken, en daarmee ook
de schade, gaat fors omlaag als een

-ocr page 167-

snellere opsporing van het eerste ziek-
tegeval mogelijk zou worden. Dat ge-
beurt ook bij het sneller invoeren van
maatregelen, zowel in Nederland als in
het buitenland. Eén dag tijdwinst bij
mond- en klauwzeer leidt tot een scha-
dereductie van bijna een half miljoen
gulden per uitbraak. Maar ook andere
maatregelen zijn denkbaar. Een water-
dichte controle van terugkerende vee-
wagens op mond- en klauwzeer en
klassieke varkenspest zou tot een jaar-
lijkse schadereductie leiden van ruim
11 miljoen gulden. Omgekeerd rede-
nerend geven deze bedragen een in-
druk van de financiële ruimte die aan-
wezig is voor het realiseren van der-
gelijke maatregelen.
Omdat het voorkomen van schade niet
gemakkelijk zal zijn, werpt de vraag
zich op of dergelijke schade te verzeke-
ren is. Theoretisch is dat het geval. De
risico\'s zijn te kwantificeren en de
schade is te berekenen. De minimale
premies (de zogenaamde \'nulpremies\')
komen, voor het afdekken van de schade
als gevolg van klassieke varkenspest in
de primaire sector, op ruim ƒ 4,30 per
zeugenplaats en op ruim ƒ 2,00 per
vleesvarkensplaats. Dergelijke premies
betekenen weliswaar een lastenverzwa-
ring ten opzichte van het huidige sys-
teem (stamping-out fonds), maar geven
een ruimere dekking van schadeposten
en gaan uit van een lagere bijdrage van
de overheid dan nu het geval is.

BEHEERSING CELGETAL: WIJSHEID GF GELUK

Uit onderzoek van het Praktijkonder-
zoek PR blijkt dat opvolgende tankcel-
getallen sterk variabel zijn. Door deze
grote variatie is het niet mogelijk toe-
komstige tankcelgetallen nauwkeurig
te voorspellen. Een alternatief bemon-
steringsschema wordt voorgesteld,
waarbij veehouders met een laag tank-
celgetal minder frequent bemonsterd
worden dan veehouders met een ver-
hoogd tankcelgetal. Ook is er een grote
variatie in het koecelgetal bij opvol-
gende melkingen. Met name bij dieren
met een gemiddeld verhoogd koecel-
getal is het verloop uitermate onvoor-
spelbaar.

Het koecelgetal is geen goede voor-
speller van klinische mastitis. Klini-
sche mastitis bleek wel een duidelijke
risicofactor te zijn voor het optreden
van hoge koecelgetallen. Bij de beheer-
sing van het tankcelgetal is daarom een
beheersing van het optreden van klini-
sche mastitis (met name bij oudere die-
ren) zeer belangrijk. Omdat klinische
mastitis veelvuldig voorkomt rondom
kalveren, dient het management rond-
om kalven veel aandacht te krijgen.
Het koecelgetal is een parameter die
gerelateerd is aan de uiergezondheid en
wordt daarom in vrijwel alle belang-
rijke melkproducerende landen be-
paald. Hoewel er een positieve relatie
is tussen een verhoogd koecelgetal en
een slechte uiergezondheid blijken er
vele uitzonderingen te zijn op deze al-
gemene maatregel. Ongeveer de helft
van alle variatie in het koecelgetal is
met de tot op heden bekende factoren
niet te verklaren. De belangrijkste be-
kende factor die het koecelgetal beïn-
vloedt is de infectiestatus. Andere fac-
toren die een vrij grote invloed op het
koecelgetal hebben zijn het lactatie-
nummeren -stadium, klinische mastitis
en de melkmachine. Bedrijfsfactoren
zijn belangrijker dan dierfactoren bij
het structureel beheersen van het tank-
celgetal omdat de variatie gevonden bij
de individuele dieren voor een belang-
rijk deel een resultante is van de omge-
vingsfactoren.

Een compleet verslag van dit onderzoek
staat in publicatie 117 \'Beheersing van
het celgetal: wijsheid of geluk\', te be-
stellen door
ƒ 12,50 over te maken op
postbanknummer 2307421 van het
Praktijkonderzoek PR te Lelystad met
vermelding van het publicatienummer.

NU ALLEMAAL AAN DE SLAG MET l&R

Eén dezer dagen ontvangen alle var-
kenshouders de nieuwe brochure I&R
Varkens in Nederiand. In deze bro-
chure wordt uitleg gegeven over het
systeem van Identificatie en Registra-
tie van alle varkens. Afgelopen najaar
kwamen LTO-Nederland, de Neder-
landse Vakbond Varkenshouders en
de I&R-stuurgroep tot overeenstem-
ming over een doelmatig en eenvoudig
systeem. Weliswaar hebben boeren
daarvoor anderhalf jaar moeten knok-
ken, maar het resultaat ligt er nu ook.

De volgende stap moet nu zijn, dat alle
varkenshouders ook met de nieuwe re-
geling gaan werken. Dus niet afwach-
ten tot volgende week of volgende
maand, maar onmiddellijk beginnen.
Iedere nuchtere en economisch den-
kende varkenshouder is er in mijn
ogen van overtuigd dat een goede
l&R-regeling noodzakelijk is voor de
varkensgezondheidszorg. Wel, zo\'n
regeling ligt er nu, dus dan ook meteen
aan de slag.

De situatie met betrekking tot varkens-
pest geeft duidelijk aan dat we het ons
niet kunnen veroorioven nog langer te
wachten of slordig om te gaan met het
melden. We nemen daarmee grote ri-
sico\'s voor de totale sector, voor onze
collega\'s en uiteindelijk ook voor ons-
zelf Het kan niet waar zijn dat we op
technisch en bedrijfseconomisch vlak
al het mogelijke doen om tot de beste
resultaten te komen, om vervolgens op
het vlak van I&R onze bedrijven op het
spel te zetten.

Ik ga er vanuit dat iedere varkenshou-
der zijn best doet.
U, ik, wij allemaal.

Wien van den Brink, voorzitter Vakgroep
Varkenshouderij L TO-Nederland
voorzitter Nederlandse Vakbond
Varkenshouders

KOPIJ ÜP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten,
die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk).

Aan het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

-ocr page 168-

Veterinair tuchtrecht

Uitspraak in de zaak van ... (zaaknum-
mer: 95/0117-EB; 27 juni 1996) de
klachtambtenaar ex artikel 29 van de
Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde 1990, klager tegen ..., be-
klaagde wonende te....

□E PROCEDURE

1. Bij klaagschrift gedateerd 19 okto-
ber 1995, aangevuld bij schrijven
van 23 januari 1996 heeft klager
zich tot het Veterinair Tuchtcollege
gewend.

Beklaagde heeft bij schrijven van
28 november 1995, aangevuld bij
schrijven van 8 maart 1996 gere-
ageerd op de klacht.
Het College heeft de zaak op 20
juni 1996 ter zitting behandeld. Be-
klaagde is daarbij in persoon ver-
schenen en werd ter zitting bijge-
staan door mr. P.A.H. Boender.
Klager werd ter zitting vertegen-
woordigd door drs. H.C.A. Lee-
mans.

DE KLACHT

2. In de schriftelijke klacht, zoals
mondeling nader toegelicht ter zit-
ting, verklaart klager - kort samen-
gevat en zakelijk weergegeven - het
volgende.

Blijkens proces verbaal nr II-
162/94, ambtsedig opgemaakt door
de verbalisanten.........., districtsin-
specteur van de Landelijke
Inspectiedienst Dierenbescherming

en ............, ambtenaar van de

Algemene Inspectiedienst, heeft
beklaagde, ondanks de daartoe ver-
leende toestemming van de eige-
naar, nagelaten het paard van de
heer te doden nadat door hem,
beklaagde, was vastgesteld dat het
betreffende dier ernstig lijdende
was aan een aandoening waarvoor
geen behandelingsperspectief meer
bestond.

Klager betoogt dat door de eigenaar
van het paard weliswaar werd aan-
gegeven dat deze om emotionele
redenen niet in staat was bijstand te
verlenen bij het doden van het
paard, doch dat dit beklaagde niet
ontheft van de op hem als dieren-
arts rustende verantwoordelijkheid
bij de eigenaar aan te dringen op
het organiseren van hulpkrachten
danwel, zo dit niet tot het gewenste
resultaat zou leiden, zelf verdere
initiatieven te nemen teneinde het
paard zo snel mogelijk te doden.
Door klager wordt voorts betoogd
dat dit ook zo is indien beklaagde
de woorden van de eigenaar van het
paard niet als een volledige toe-
stemming tot het doden van het
paard hadden mogen opvatten.
Het bovenstaande voert klager tot
de slotsom dat beklaagde door zich
te lijdzaam op te stellen te kort is
geschoten in de zorg die hij ten op-
zichte van het paard ten aanzien
waarvan zijn hulp was ingeroepen
behoorde te betrachten.

HET VERWEER

3. In zijn verweerschrift, zoals mon-
deling nader toegelicht ter zitting,
verklaart beklaagde - kort samen-
gevat en zakelijk weergegeven - het
volgende.

Beklaagde stelt dat voor het doden
van het dier geen, althans geen vol-
ledige, toestemming van de eige-
naar van het paard bestond. Be-
klaagde voert in dit verband aan dat
de eigenaar van het dier aanvanke-
lijk te kennen gaf het dier nog niet
te willen laten afmaken, aangezien
hij nog de hoop koesterde dat het
dier zou genezen. Nadien heeft de
eigenaar, na beklaagdes advies om
het paard te euthanaseren, gewei-
gerd hierbij aanwezig te zijn en te
assisteren, hetgeen door beklaagde
werd opgevat als het weigeren van
toestemming tot het plegen van eu-
thanasie. Beklaagde stelt op 9 sep-
tember 1994 de eigenaar op zijn
verantwoordelijkheid te hebben ge-
wezen en nadien nog herhaaldelijk
bij hem te hebben gepolst of hij van
mening was veranderd. Beklaagde
stelt dat het zonder hulp doden van
het paard, gelet op de te verwachten
schrikreactie van het paard, niet
mogelijk was en het op eigen initia-
tief inroepen van hulp in de omge-
ving, gelet op de weinig inschikke-
lijke reputatie van de eigenaar en
de omstandigheid dat beklaagde de
praktijk alleen en zonder assistentie
uitoefent, eveneens niet tot de mo-
gelijkheden behoorde. Beklaagde
hoopte door het houden van contact
met de eigenaar van het paard deze
uiteindelijk tot onvoorwaardelijke
instemming te kunnen bewegen,
doch is door het ingrijpen van de
Landelijke Inspectiedienst Dieren-
bescherming door de feiten inge-
haald.

PUBLICATIE BESLISSINGEN VETERINAIR TUCHTCOLLEGE INGEVOLGE ARTIKEL 16,
DERDE LID, VAN DE WET OP DE UITOEFENING VAN DE DIERGENEESKUNDE 1990

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

VASTSTAANDE FEITEN

4. Het College gaat uit van de vol-
gende vaststaande feiten.
Beklaagde heeft vanaf juni 1994

het aan de heer.......toebehorende

paard behandeld in verband met
een wond aan de voorkant van het
spronggewricht van het linkerach-
terbeen bij het paard. Beklaagde
heeft, mede in overleg met de dis-
trictsinspecteur van de Landelijke
Inpectiedienst Dierenbescherming,
besloten het paard te behandelen en
daarbij afgesproken dat, zo deze
behandeling niet het gewenste re-
sultaat zou hebben, door hem bij de
eigenaar zou worden aangedrongen
op euthanasie van het paard. Op 30
juli 1994 heeft beklaagde geconsta-
teerd dat het paard het bewuste
been weer belastte en leek te gene-
zen van de kwaal. Op 22 augustus
heeft beklaagde uit eigen beweging
een bezoek gebracht aan het paard
en geconstateerd dat de toestand
van het dier ernstig was verslech-
terd. Op 9 september 1994 heeft be-
klaagde geconcludeerd dat verdere
behandeling van het paard zinloos
was en de eigenaar geadviseerd
om, gelet op de verslechterde toe-
stand van het paard, het dier te doen
doden. De eigenaar heeft bij die ge-
legenheid aangegeven nog geen be-
slissing terzake te willen nemen.
Op 14 september heeft beklaagde

-ocr page 169-

de eigenaar opnieuw geadviseerd
het paard te doen doden. Deze gaf
bij die gelegenheid aan zich daarte-
gen niet te verzetten, doch niet aan-
wezig te willen zijn bij en ook geen
medewerking te willen verlenen
aan het plegen van euthanasie. Be-
klaagde is daarop onverrichter zake
vertrokken. Op 23 september heeft
beklaagde opnieuw een bezoek ge-
bracht aan de eigenaar teneinde het
paard te euthanaseren, doch is, aan-
gezien geen assistentie aanwezig
was, wederom onverrichter zake
vertrokken. Op 30 september 1994
is op aandringen van de door de
Landelijke Inspectiedienst Dieren-
bescherming ingeschakelde dieren-
arts van de Rijksdienst voor de keu-
ring van Vee en Vlees drs.......

beklaagde wederom verschenen bij
het paard. Beklaagde heeft hierop,
na toestemming te hebben verkre-
gen van de eigenaar en met assis-
tentie van de verbalisanten van de
Landelijke Inspectiedienst Dieren-
bescherming, het paard geëuthana-
seerd.

□VERWEGINGEN

5. In geding is of beklaagde tekort is
geschoten in de zorg die hij in zijn
hoedanigheid van dierenarts be-
hoorde te betrachten ten aanzien
van het paard met betrekking waar-
toe zijn hulp was ingeroepen door
niet zo spoedig mogelijk na de
vaststelling dat het dier ernstig lij-
dend en ongeneeslijk ziek was, eu-
thanasie te plegen.

6. Voor het College is komen vast te
staan dat het aan de heer........toe-
behorende paard, dat onder behan-
deling van beklaagde stond, ernstig
lijdend en niet meer te genezen
was. Beklaagde is in ieder geval
zelf op 9 september 1994 tot dit in-
zicht gekomen en heeft hieraan de
conclusie verbonden dat het paard
diende te worden geëuthanaseerd.
Gelet hierop Iaat het College in het
midden vanaf welk tijdstip be-
klaagde precies tot de conclusie
had behoren te komen dat het paard
diende te worden geëuthanaseerd
en gaat het ervan uit dat dit in ieder
geval vanaf 9 september 1994 het
geval was.

7. Het College is met beklaagde van
oordeel dat de behandelend dieren-
arts in een dergelijk geval de eige-
naar van het paard dient te bewegen
om toestemming te verlenen tot het
plegen van euthanasie. Beklaagde
heeft zich er op beroepen dat in het
onderhavige geval deze toestem-
ming aanvankelijk ontbrak en in
een later stadium onvolledig was.
Hoewel het College beklaagde nog
wel kan volgen in zijn verweer dat
hij de aanvankelijke reactie van de
eigenaar van het paard, waarbij
deze te kennen gaf te willen af-
wachten of de toestand van het
paard wellicht nog zou verbeteren,
niet anders kon interpreteren dan
als het ontbreken van toestemming,
mocht naar het oordeel van het Col-
lege beklaagde de verdere houding
van de eigenaar, welke erop neer-
kwam dat deze toestemming gaf
voor het doden van het dier maar
daar geen medewerking aan wilde
verlenen, niet als zodanig interpre-
teren. Gelet op hetgeen hieromtrent
voor het College is komen vast te
staan, had beklaagde er dan ook in
ieder geval vanaf 14 september
vanuit moeten gaan dat hij van de
eigenaar toestemming voor het do-
den van het dier had verkregen.

8. Het College overweegt ten over-
vloede dat, ook indien er van zou
moeten worden uitgegaan dat be-
klaagde van de eigenaar geen toe-
stemming had verkregen voor het
doden van het dier, het op zijn weg
had gelegen om in het belang van
het dier zelfstandig maatregelen te
nemen die desnoods strijdig zou-
den zijn met de belangen en opvat-
tingen van de eigenaar van het dier.
Zo had beklaagde veel meer druk
op de eigenaar kunnen uitoefenen,
bijvoorbeeld door er op te wijzen
dat door het laten voortduren van
de ernstige toestand van het paard,
straf- en tuchtrechtelijke normen in
het geding zouden komen.

9. Beklaagde heeft zich voorts ver-
weerd door te stellen dat de voor
het doden van het dier noodzake-
lijke assistentie, gelet op de weiger-
achtigheid van de eigenaar hieraan
medewerking te verlenen, ontbrak.
Ook dit verweer gaat niet op. Hoe-
wel het in eerste instantie op de
weg van de eigenaar ligt om de
voor het plegen van euthanasie be-
nodigde assistentie te verschaffen
of hiervoor maatregelen te organi-
seren, kan de dierenarts die gecon-
fronteerd wordt met een in dit op-
zicht in gebreke blijvende eigenaar.

niet lijdelijk blijven. In een derge-
lijk geval ligt het op de weg van de
dierenarts om dan zelf de beno-
digde assistentie te organiseren.

10. Gelet op het bovenstaande komt
het College tot het oordeel dat be-
klaagde zich te passief heeft opge-
steld, zowel in het bewegen van de
eigenaar tot het verlenen van toe-
stemming en medewerking als in
het zelf organiseren van de nodige
maatregelen. Hierdoor heeft hij
gedurende een aanzienlijke pe-
riode een ernstig lijdend dier de
nodige zorg onthouden. Beklaagde
is dan ook te kort geschoten in de
zorg die hij in zijn hoedanigheid
van dierenarts diende te betrachten
ten aanzien van een dier met be-
trekking waartoe zijn hulp was in-
geroepen.

Hoewel er gelet op de ernst van de
overtreding alle aanleiding is een
berisping op te leggen, heeft het
College oog voor de omstandighe-
den waaronder beklaagde ope-
reerde. In dit verband betrekt het
College de persoon van de eige-
naar en de omstandigheid dat be-
klaagde zijn praktijk betrekkelijk
solitair uitoefent in zijn overwe-
gingen.

BESLISSING

11. Het College oordeelt de klacht ge-
grond en geeft beklaagde een
waarschuwing als bedoeld in arti-
kel 16, eerste lid, onder a van de
Wet op de uitoefening van de dier-
geneeskunde 1990 en beveelt dat
deze beslissing, met weglating van
de namen en woonplaatsen van de
daarin genoemde personen zal
worden gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage
door mr. J.P. van Zutphen, drs. H.W.
Bosch, drs. J.C.M. van Dijck, drs. LH.
Harms en drs. A.S. Spruit, in tegen-
woordigheid van mr. P.H.M. van
Beukering, plaatsvervangend secreta-
ris.

Uitgesproken op 17 juli 1996 door mr
J.P. van Zutphen in tegenwoordigheid
van mr. P.H.M. van Beukering,
plaatsvervangend secretaris.

-ocr page 170-

BENOEMING
M.H. BOEVÉ

Op 1 november 1996 is collega Michael
H. Boevé tot gasthoogleraar oogheel-
kunde aan de Tierärztliche Hochschule
van Hannover benoemd. Tot op dat mo-
ment waren klinisch onderwijs, onder-
zoek en patiëntenzorg aan de Faculteit
van Hannover vooral diersoort-bepaald
ingericht. Zo waren (en zijn) er klinie-
ken voor de meest voorkomende dier-
soorten en groepen diersoorten, zoals
onder meer voor kleine huisdieren,
kleine evenhoevigen, runderen en paar-
den. Voor enkele vakgebieden, waaron-
der de oogheelkunde, bleek deze dier-
soortgerichte structuur de laatste jaren
in mindere mate een waarborg voor vol-
doende kwaliteit. Met de benoeming
van een hoogleraar oogheelkunde is in
Hannover nu een stap gezet in de rich-
ting van de inzet van meer orgaan(sys-
teemjgeörienteerde deskundigheid bij
onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg.
De nieuwe leerstoel is met name voor
gezelschapsdieren en paarden inge-
steld, maar is in principe breder dier-
soortoverschrijdend.

Collega Boevé voert zijn nieuwe
werkzaamheden in Hannover en zijn
tot dusverre gebruikelijke activiteiten
als specialist oogheelkunde afwisse-
lend en in deeltijd uit.

VETERINAIRE MEDIATHEEK
W.F. SPECKMANN STICHTING

OUIVENZIEKTEN

Mevrouw A.E. Wagenaar-Schaafsma
heeft met medewerking van J.W.E.
Stam een diaserie samengesteld over
duivenziekten. De serie geeft beelden
van het klinisch onderzoek, huisves-
ting/verzorging, en de meest voorko-
mende duivenziekten. Deze ruim 40
dia\'s tellende serie (nr. B58) is uiter-
mate geschikt om een lezing voor \'dui-
venmelkers\' te illustreren.
De verhuurprijs, exclusief BTW, in-
clusief verzendkosten, is ƒ 74,—; de se-
rie is te koop voor ƒ 257,—.
Inlichtingen en bestellingen bij Anja
Broeks, telefoon: 0485 - 335555, graag
\'s morgens.

HULPTRANSPORT ISLA MARGARITA

Naar aanleiding van de artikelen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde over
het eerste hulptransport dierenkliniek Isla Margarita (Tijdschr Diergeneeskd
1997; 1: 15-6 en 1997; 3: 76) hebben de volgende bedrijven hun medewerking
verleend:

SCA Mölnicke (hygiënepapier)

Uni Instrumenten (catheters en gaas verbanden)

Dopharma B.V. Intemational

Pfizer B.V. (injectienaalden)

Beiersdorf N.V. (bandagemiddelen)

Brown Medical (hechtmaterialen)

Instruvet (1 e transport: scharen, pincetten, stethoscopen, percussiehamer en
een hondenkam; 2e transport werkt men opnieuw mee)
Animed B.V. (medische instmmenten)
Vetin Aacofarma (medische instrumenten)

Vorig jaar is voor de eerste keer een ont-
werpwedstrijd met betrekking tot rouw-
kaartjes voor eigenaren die hun huisdier
verliezen gehouden. Deze wedstrijd
was zowel wat betreft het aantal inzen-
dingen als het aantal verkochte kaartjes
daarna, een groot succes. Vanwege de
grote vraag naar de rouwkaartjes willen
wij dit jaar opnieuw een ontwerpwed-
strijd organiseren. Deze is bedoeld voor
dierenartsassistente(s/n), dierenartsen
en studenten diergeneeskunde, omdat
deze mensen vaak te maken krijgen met
mensen die hun dier verliezen. In tegen-
stelling tot vorig jaar zullen de prijswin-
naars hun prijzen in een bekend dieren-

Initiatiefnemer en coördinator Dierenhulp Venezuela: Mark Vos, Richtersweg
14, 7339 AB Ugchelen, telefoon/fax: 055 - 5424512. Financieel steunen kan
ook: stort uw bijdrage op banknummer 37.34.10.700 ten name van DIEREN-
HULP VENEZUELA, het gironummer van de Rabobank is: 86.87.88, eveneens
onder vermelding van DIERENHULP VENEZUELA en het banknummer.

ONTWERPWEDSTRIJD ROUWKAARTEN

programma op t.v. uitgereikt krijgen.
Welk t.v.-programma dat is, houden we
nog even geheim.

Het reglement zal hetzelfde zijn als vo-
rig jaar en is te verkrijgen bij
Nienke
Endenburg telefoon: 030 - 2531565.
De sluitingsdatum is 1 aprd 1997.
Inzendingen die na die datum arriveren
zullen niet meer meedingen naar de
prijzen. Ook dit jaar zijn we van plan
om van deze ontwerpwedstrijd een
groot succes te maken. We rekenen op
uw inzendingen.

drs. Jolle Kirpensteijn
dr. Nienke Endenburg

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1996
voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5% BTW). Onderstaand tref) u een overzicht aan
van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met een daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995,1994,1993,1992: ƒ 30,~ (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: / 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.

Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: / 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

U kunt de banden schriftelijk bestellen graag met vermelding van \'Banden\' en de jaargang.

-ocr page 171-

fl

I I ii

■i>Êm

WERKGROEP THORAX SAVAB FLANDERS

Congressen en cursussen

De Werkgroep Thorax Savab Flanders
organiseert op
zondag 9 maart 1997
een symposium met als onderwerp
\'Dyspnee: differentiële diagnose en
behandeling\'. Als sprekers treden dr.
Paul Wotton en prof dr. André De
Rick op. Het symposium wordt gehou-
den in het Novotel Gent Centrum in
Gent (België) en duurt van 09.00 uur
tot ongeveer 17.00 uur. Het aantal in-
schrijvingen is beperkt tot 120.
De inschrijvingsprijs bedraagt 3000
Bfr. voor VDV-leden en voor leden
van de KNMvD en 4000 Bfr. voor niet-
leden, te storten op KB rekeningnum-
mer 402-5041511-30 van SAVAB
Flanders, met vermelding SYMPO-
SIUM THORAX. Lunch, koffiepauzes
en syllabus zijn in de prijs inbegrepen.
Eventuele bankkosten zijn voor reke-
ning van de inschrijver.
Parkeermogelijkheid is er vlakbij het
hotel op de Vrijdagmarkt.

Novotel Gent Centrum, Goudenleeuw-
plein 5. 8-9000 Gent. telefoon: 09-
224-2230, fax: 09-224-3295.
Voor verdere informatie kunt u contact
opnemen met: Mare Vangheluwe (03-
652-1086), Guy Gadeyne (056-21-
4403), Peter Vanderkerc \'khove (09-253-
1648), Pierre Simard (052-473306) of
StéphaneAlbers (03-235-9676).

HET BESTUUR VAN DE GROEP GEZONDHEIDS- EN KWALITEITSZORG VAN DE KNMVD NODIGT
BELANGSTELLENDEN UIT VOOR EEN BIJEENKOMST VAN DE GROEP MET ALS THEMA:

KAN DE MODERNISERING VAN DE KEURING
VAN HET VARKEN ANDERS?

De visie vanuit Brussel, het Bedrijfsleven
en de Wetenschap.

Deze bijeenkomst zal worden gehouden op
zaterdag 12 april 1997\'m het Androclusgebouw (Hoofdgebouw)
van de Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht.

In 1993 is door een Internationale Commissie (de Braedstrup Groep) onder leiding van dr. J. Snijders een voorstel gedaan
voor een altematieve keuring van slachtvarkens; binnen de Commissie van de EU circuleren ook voorstellen in die
richting.

Een nieuwe ontwikkeling dient zich aan om via bloedonderzoek dieren te keuren. De bijeenkomst van de Groep GKZ zal
u over de laatste ontwikkelingen inlichten.

Het voorlopige programma voor deze dag is:

10.00 uur
10.30 uur
11.15 uur

12.00 uur
12.30 uur
13.30 uur
14.00 uur

Ontvangst met koffie

Dr. W. Daelman, DGVI EU Commissie: Hoe ver is \'Brussel\' met de modernisering van de Vleeskeuring?
Prof dr. ir. M.J.M. Tielen, Gezondheidsdienst en Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde: 1KB nu en hoe kan
bloedonderzoek dit systeem ondersteunen?

Dr. J.P. Langeveld, ID-DLO: De mogelijkheden van bloedonderzoek aan de slachtlijn.
Lunch

Ir. H. Schouwenburg, PVE: 1KB en bloedonderzoek aan de slachtlijn, belicht vanuit de sector.

Discussie, waarin de positie van de Federation of Veterinarians in Europe (FVE) en de KNMvD belicht zal

worden.

De kosten voor deze dag bedragen ƒ I0,~ voor leden van de Groep GKZ en leden van de Vaktechnische Bond van
Keurmeesters; voor niet-leden is de bijdrage ƒ 15,~.
Dit bedrag verzoek ik u aan de zaal te voldoen.

Opgave voor de dag gaarne telefonisch: 071 - 5895109 (kantoor), 070 - 3280996 (privé) of per fax 071 - 5899184.

T. G. van de Vuurst, secretaris

-ocr page 172-

TOTAL LOS\' DERTIENDE LUSTRUM DSK

De dertiende lustrumcommissie der
DSK organiseert op
25, 26 en 27 sep-
tember 1997
weer een lustrum, met als
thema \'Total los\'. Tijdens dit drie-
daagse festijn zal er niet alleen wat
voor studenten te doen zijn, maar ook
vopr oud-DSK-leden en oud-veterinair

studenten. Naast een receptie voor ge-
nodigden staat een monsterbaanfeest
op de faculteit op het programma,
evenals een symposium, een sportdag,
een reünistendiner, een zangborrel,
een Maliebaandag en een lustrumgala.
Wij hopen dat er in dat programma ge-
noeg activiteiten voor iedereen aanwe-
zig zijn en dat wij velen van u op één of
meerdere van de activiteiten mogen ver-
welkomen. Informatie over eventueel
inschrijven voor activiteiten zal nog vol-
gen. Eén dezer dagen zal bij u in de brie-
venbus een kort briefje met hieraan een
acceptgiro verschijnen. Wij vragen u
om gul te geven voor de vijfenzestigste
vetj aardag van de Diergeneeskundige
Studenten Kring, zodat zowel de stu-
denten als de oud-studenten kunnen
gaan genieten van een groot feest.

Gedurende het komende jaar zullen
nog meer van soortgelijke stukjes in
dit blad verschijnen, dus hou ze in de
gaten.

Jouke van Groningen
H.t. Ab-actis

SEMINAR PLUIMVEE-ONDERZOEK ID-DLO

Op dinsdag 4 maart 1997 organiseert
het ID-DLO een seminar met als titel
\'Pluimvee-onderzoek ID-DLO\'. Tij-
dens dit seminar zal het pluimvee-be-
drijfsleven worden geïnformeerd over
de actuele situatie van het ID-DLO-
onderzoek ten behoeve van deze be-
drijfstak. Tijdens de lezingen zal wor-
den ingegaan op toekomstig, huidig en
recent afgesloten onderzoek. Het se-
minar vindt plaats in het auditorium
van het ID-DLO-, Edelhertweg 15 in

INFECTIEZIEKTEN

Referaten

Suspectetd annual mercury (Mer-
curialis annua) poisoning of lambs
grazing fallow arable land

B. Welchman, J.C. Gibbens, N. Giles,
D.W.T. Piercy, and P.H. Skinner.
1995: 137: 592-3.

OVERIGEN

De orde der dierenartsen en de
veterinaire beroepsorganisaties
in Europa

Lelystad en begint om 13.30 uur.
Dr. A.J. Gielkens (Hoofd afdeling Avi-
aire Virologie) stelt de samenwerking
binnen de pluimveegezondheidszorg in
Nederland aan de orde. Dr. ing. C.W.
Scheele (wetenschappelijk onderzoe-
ker afdeling Voedingsfysiologie Var-
kens en Pluimvee) vertelt over \'Con-
sequenties van een sterk veranderde
voederstrategie op de productie en ge-
zondheid van pluimvee\'. Vervolgens
komt dr. T.A.M. Kruip (Hoofd afdeling

In dit artikel wordt een vergiftiging be-
schreven bij 400 acht maanden oude
schapen veroorzaakt door het eten van
bingelkruid. Bingelkruid is een minder
gewenst kruid, dat vooral kans krijgt te
woekeren op braakliggend land bij-
voorbeeld na de graanoogst.
De giftige stof is een saponine. Vooral
de bloemen en zaden zijn toxisch.
Hoewel schapen het ongaarne eten
wordt het op schrale gronden tegen
\'heug en meug\' gegeten.
Klinisch ziet men anaemie, haematurie
en een bemoeilijkte ademhaling. Bij
sectie worden bloedingen waargeno-
men op de pleura, het peritoneum en

Buil Soc Vét Prat de France, 1995;
T. 79 (5): 235-45.

Wat inzake de orde der dierenartsen
besproken wordt (onder andere ex-
teme betrekkingen, taakverdeling en

Voortplanting) aan bod met een lezing
over \'Invloed broedcondities op embry-
ogenese\'. Dr. ir. H.J. Blokhuis (Hoofd
afdeling Gedrag, Stressfysiologie en
Management) behandelt het welzijns-
rapport legpluimveehouderij en dr. J.A.
Wagenaar (Hoofd laboratorium Bac-
teriële Darmstoomissen en Voedings-
middelenmicrobiologie) treedt als laat-
ste spreker op met als onderwerp \'Mas-
terplan Campylobacter: Een aanzet tot
bestrijding\'.

de slijmvliezen van de darmtractus. De
lever is meestal gezwollen en ziet er
miskleurig uit; de milt is bros en de
nieren zijn gezwollen en zijn bezaaid
met petechiën.

Het sectiebeeld doet min of meer aan
dat van een chronische kopervergifti-
ging denken.

Histopathologisch onderzoek van de
lever geeft aanwijzingen voor het be-
staan van een intoxicatie, zoals een
toename van de \'stercellen\', centrolo-
bulaire necrose en stuwing en neersla-
gen van bloedpigment.

J.P. W.M. Akkermans

machtsverdeling) is specifiek voor de
Franse situatie.

Europees wordt het op bladzijde 242
met de \'vrye
circulatie van dierenart-
sen in Europa\'
als onderwerp (terwijl

-ocr page 173-

men hier de Europese veterinaire be-
roepsorganisaties zou verwachten, ref).
Met twee berei<eningen toont de au-
teur aan, waarom Europa zich bewust
moet worden van het feit dat het aantal
op te leiden dierenartsen beperkt dient
te worden (berekening 2 draagt in
deze Europese bewustwording niet
bij, ref).

VARKEN

Doodsoorzaken bij zeugen op
Deense varkensfokbedrijven.

Arsager til afgang af soer til destruk-
tion. G. Christensen. Dansk Veterinaer
Tidsskrift 1996: 79: 335-40.

De doodsoorzaak van 598 zeugen
werd bepaald in de wintermaanden

VARKEN

Dysent:eriesanierung eines Sauen-
best:andes

J. Schierig und S. Binder. Der Prak-
tische Tierarzt 1996; 77: 414.

Op een groot varkensvermeerderings-
bedrijf brak in ernstige mate dysente-
rie (Doyle) uit als gevolg van aanvoer
van besmette gelten. Een rigoreuze be-

PAARD

Fruchtbarkeit bei Stuten nach ge-
störtenn Puerperium; Aussage-
kraft klinischer, microbiologische
und hormonanalytischer Unter-
suchung.

P.S. Glatzel und J.P. Beiz. Berl und
Münch Tierärztl Wochenschr 1995;
108: 36 7-72.

In dit artikel worden de drachtigheids-
resultaten geëvolueerd van merries met
een normale partus, in vergelijking met
merries met een voorafgaande moei-
lijke bevalling en met merries die pro-

Berekening 1:

- Momenteel 60.000 dierenartsen in
Europa, die ± 30 jaar werken, zodat
er per jaar 2,000 stoppen met wer-
ken.

- Momenteel 40.000 studenten dier-
geneeskunde, die ± vijf jaar stude-
ren, zodat er per jaar 8.000 dierenart-
sen afstuderen.

van 1992/1993. Van 263 dieren waren
anamnestische gegevens bekend:
De volgende sterftepercentages wor-
den opgegeven:
» kreupelheden 22% (129);

* partusproblemen 15% (91);

* maagdarmstoornissen 19% (116);

* aandoeningen urinewegen 14% (86);

* traumata 5% (28);

* andere afwijkingen 13% (75);

* geen doodsoorzaak gevonden 12%
(73).

Ongeveer 5-6% sterft op de bedrijven.

handeling bestaande uit parenterale
toediening van tylosinebase 10 mg per
kg lichaamsgewicht gedurende drie
dagen, aangevuld met het geven door
het voer van 250 mg tylosinefosfaat en
250 mg sulfadimidine per kg voer ge-
durende vier weken en het oraal geven
gedurende zeven dagen van metroni-
dazol (625 mg per kg voer) vermocht
de infectie te elimineren. Biggen kre-
gen na het spenen gedurende een week
via het drinkwater tylosinetartraat (1 g
per 41 water).

De medicinale behandelingen werden

blemen hadden in het puerperium. In
totaal betrof het 55 dieren. Behalve uit
het opnemen van een uitvoerige anam-
nese, betrekking hebbende op de laat-
ste partus, bestond het onderzoek uit:

a. een rectale inspectie van cervix,
uterus, ovaria en ligamenta lata;

b. een vaginoscopisch onderzoek van
vagina, vestibulum en cervix;

c. een bacteriologisch onderzoek van
een uterustampon;

d. het bepalen van progesteron in het
serum met behulp van radio-im-
muno-assay op de derde, zesde en
negende dag na de partus.

De volgende conclusies werden ge-
trokken:

De drachtigheidsresultaten bij dieren

Berekening 2:

- Momenteel hebben zich 1.000
Europese dierenartsen in Frankrijk
gevestigd en slechts enkele Franse
dierenartsen hebben zich buiten
Frankrijk in Europa gevestigd.

A. Strietman

Hoe meer zeugen per bedrijf des te ho-
ger is dit percentage. Vergeleken met
soortgelijke onderzoeken uit het verle-
den is het percentage doden als gevolg
van maagdarmstoornissen toegeno-
men. Maagdilatatie komt veel voor.
Dit wordt toegeschreven aan optimali-
sering van de worpfrequentie gepaard
gaande met veranderingen in de voer-
samenstelling en in de huisvesting.

J.P. W.M. Akkermans

ondersteund door het desinfecteren
van de stallen tweemaal per dag met
1% perazijnzuur.

Opvallend was dat speendiarree en
slingerziekte gedurende de behande-
lingsperiode nauwelijks voorkwam.
(Metronidazol is een imidazolverbin-
ding. Het mag in Nederland niet ge-
bruikt worden bij de medicatie van
dieren. Bij mensen wordt het toegepast
bij protozoaire aandoeningen).

J.P. W.M. Akkermans

met een normale partus en normaal pu-
erperium waren in de maanden febru-
ari, maart en april duidelijk minder dan
in de maanden mei, juni en juli wan-
neer de merries gedekt werden tijdens
de zogenaamde veulenbronst, kort na
de partus.

Bij dieren met een zware bevalling of
met een abnormaal veriopend puerpe-
rium werd de eerste hengstigheid later
waargenomen.

Bacteriële infecties bleken geen rol te
spelen bij de conceptie. Een relatie
hoog progesterongehalte bleek een
voorspellend gegeven te zijn ten aan-
zien van de conceptie.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 174-

DERMATOLOGIE/
MICROBIOLOGIE

m

mm

Isolation of keratinophilic fungi
from the floors of private veteri-
nary clinics in Italy

F. Mancianti, and R. Papini. Vet Res
Comm 1996:20:161-6.

Bij dit onderzoek werden de vloeren
van 50 dierenklinieken bemonsterd ter
controle op keratinofiele schimmels.
Per kliniek werden acht monsters ge-
nomen van de vloeren van de wachtka-
mer, de behandelkamer, de röntgenka-
mer en de opnameruimte aan het einde
van de dag, voor de dagelijkse reini-
ging. Bij slechts 12 klinieken waren
alle platen negatief. In de overige wa-
ren één of meer ruimtes positief Het
meest frequent werd M. canis ge-
kweekt, gevolgd door T. terrestre en
Chrysosporium keratinophilum. Daar-
naast werden ook M. gypseum en T.
mentagrophytes aangetroffen. De be-
handelkamers waren het vaakst be-
smet (bij 23 van de 50 klinieken), ge-
volgd door de wachtkamers (18 van de
50), de opnameruimtes (14 van de 50)
en de röntgenkamer (11 van de 50).
Meestal werd slechts één species ge-
vonden: bij 15 van de 50 werden twee
verschillende species gekweekt.
De auteurs wijzen erop dat de resulta-
ten beïnvloed kunnen zijn door de ge-
zondheidstoestand van de die dag ge-
passeerde dieren, maar waarschijnlijk
meer samenhangen met de effectiviteit
van de schoonmaakprocedures. Im-
mers dermatophyten en hun sporen
zijn in staat op haren en huidschilfers
langdurig vitaal te blijven. Het achter-
blijven van dergelijk materiaal in prak-
tijkruimtes zal de kans op besmetting
sterk bevorderen. De auteurs wijzen
dan ook nog eens op het belang van
een efficiënte reiniging en desinfectie
van praktijkruimtes.

M.A. Wisselinken D.J. Houwers

HYPERADRENOCORTICISME BIJ HET FRET

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie dr. J. TLumeij
(Faculteit der Diergeneeskunde)
bereid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

VRAAG:

Het is heel ongewoon dat een fret in
december loops is. Sowieso is het
slecht voor de gezondheid van een fret
dat ze loops is. Wat kunt u hierover
vertellen en is het mogelijk een fret pe-
riodiek de zogenaamde \'antiloops-
heidprik\' te geven?

ANTWOORD:

U snijdt met deze vraag een zeer inte-
ressant fenomeen aan waarnaar op dit
moment een onderzoek loopt bij de af-
deling Vogels en Bijzondere dieren
van de vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren.

Een fret die \'loops\' is in december is
niet loops maar heeft een bijniertumor!
Bij vrouwelijke fretten wordt de loops-
heid geïnduceerd door het lengen der
dagen. Indien de daglengte langer is
dan 12 uur worden zij loops. Indien er
geen ovulatie wordt geïnduceerd door
een dekking of andere vorm van vagi-
nale stimulatie dan blijven de dieren
loops tot de daglichtlengte korter
wordt dan 12 uur. Loopsheid bij fretten
is gekenmerkt door vulvazwelling en
bilaterale symmetrische kaalheid.
Haren groeien niet continu maar in een
cyclus. Elke cyclus bestaat uit een
groeifase (anageen), een tussenfase
(catageen) en een rustfase (telogeen)
waarin de haar zich scheidt van de
haarpapil en vervolgens uitvalt. Onder
invloed van oestrogenen komen bij het
fret veel haren vroegtijdig in de telo-
gene fase en vallen gelijktijdig uit. Dit
verschijn.sel (telogeen effluvium)
wordt klinisch gekarakteriseerd door
bilaterale symmetrische kaalheid. Pas
nadat de invloed van de geslachtshor-
monen is verdwenen vindt er weer
nieuwe haargroei plaats. Het is niet be-
vorderlijk voor de gezondheid van een
moerfret om haar (bij herhaling) lang-
durig loops te laten zijn, daar dit aan-
leiding kan geven tot baarmoederont-
steking en beenmergdepressie. De
beenmergdepressie wordt veroorzaakt
door een langdurige oestrogene in-
vloed. Teneinde loopsheidsperikelen
bij het fret te voorkomen wordt veel-
vuldig de loopsheid voorkomen mid-
dels castratie of middels een hor-
mooninjectie. Vanwege de onbekende
kans op bijwerkingen wordt het laatste
niet geadviseerd. Nadat eenmaal loops-
heid is opgetreden kan de ovulatie hor-
monaal worden geïnduceerd (100 IU
HCG of |i,g GnRH, eventueel herhalen
na één week en na twee weken).

Veelvuldig wordt bij gecastreerde
vrouwelijke en mannelijke fretten een
bilateraal symmetrische kaalheid ge-
zien die gepaard gaat met respectieve-
lijk vulvazwelling of een toegenomen
libido. Dit beeld waarop de vraagstel-
ler hoogstwaarschijnlijk doelt bij een
loopse fret in december wordt soms
veroorzaakt door een restant ovarium
(bij 9Q) maar meestal door een hor-
moon producerende bijniertumor.
Soms is er ook sprake van polyurie/
Polydipsie (8%) of anemie (8%). De
urine cortisol/creatinine ratio is veelal
verhoogd en er kan een verhoogde
concentratie van plasma androgenen
en plasma oestrogenen worden geme-
ten.

Bij lichamelijk onderzoek kan onge-
veer 1/3 van de gevallen een massa
worden gepalpeerd in de buikholte
terwijl middels ultrasonografie bij een
iets hoger percentage der gevallen
(39%) een vergrote bijnier kan wor-
den gevonden. De hormoon produce-
rende tumor is veelal een adenoom
(64% der gevallen), hyperplasie
(26%) of carcinoom (10%). Meestal
(84%) unilateraal, met een voorkeur
voor links (64/84) boven rechts
(20/84), doch soms bilateraal (16%).
Behandeling kan operatief plaatsvin-
den, waarbij gelet moet worden op de
contralaterale bijnier, eventuele me-
stastasen en gelijktijdig optredende
insulinomen (6% der gevallen). Als
altematief voor inoperabale tumoren
kan gebruik worden gemaakt van op
\'DDD onder nauwlettende supervisie.

-ocr page 175-

De hypothese over het ontstaan van
deze bijniertumoren bij fretten die
voor muizen reeds is aangetoond en
voor fretten momenteel door ons
wordt getoetst luidt als volgt:
Na castratie vindt er geen hypophy-
saire inhibitie meer plaats door ge-
slachtshormonen. Dit resulteert in een
verhoogde productie van stimulerende
hormonen door de hypofyse. De voort-
durende blootstelling aan stimule-
rende hormonen in een hoge concen-
tratie zet ongedifferentieerde cellen in
de bijnierschors aan tot hormoonpro-
ductie en tumorgroei. Nader onder-
zoek zal moeten uitwijzen of het tijd-
stip van castratie van belang is voor de
kans op tumorontwikkeling.

ii«|ggyi

Naschrift/oproep: In verband met het
onderzoek naar hyperadrenocorti-
cisme bij fretten dat momenteel bij ons
in de vakgroep wordt verricht zouden
wij het erg op prijs stellen om dieren
verdacht van deze ziekte ter behande-
ling aangeboden te krijgen. Indien u in
het verleden met een dergelijk dier te
maken heeft gehad of te maken gehad
denkt te hebben, zouden wij dit even-
eens zeer graag vernemen zodat de ge-
gevens in het onderzoek betrokken
kunnen worden.

t-ith-i^Y^

ERFELIJK BEPAALDE GEVOELIGHEID VOOR HET ONTSTAAN VAN
NATUURLIJKE SCRAPIE BIJ DE NEDERLANDSE TEXELAAR

Scrapie is een ziekte gekenmerkt door
neurodegeneratieve veranderingen in
het centrale zenuwstelsel. De oorzaak is
een prion. Er zijn twee vormen bekend
namelijk het prion cellulair=PrP\'^ en het
prion dat scrapie veroorzaakt = PrP^\'^.
Het zijn eiwitten met een bijzondere
structuur. Eerstgenoemd eiwit wordt in
ieder lichaam gemaakt. Dit eiwit gaat
na een normale genese zich hechten op
het celoppervlak van de neuronen.
Onder invloed van binnengedrongen
PRP^\'^ verandert PrP\'^ zich eveneens in
PrP\'*\'^. Dit kan resulteren tot het ontstaan
van fibrillen (scrapie associated fibrils
= SAP) in de hersenen.
Uit buitenlandse onderzoekingen is
gebleken dat er een genetische predis-
positie bestaat, hetgeen zich vooral uit
in een kortere of langere incubatietijd.
Deze verhoogde gevoeligheid stoelt
op autosomale genen gelegen binnen
het PrP gen coderende gebied en wel
op de codons 136, 154 en 171.
Wanneer in de samenstelling van de
eiwitten een enkel aminozuur veran-
dert kan een verhoogde gevoeligheid
ontstaan voor het contagieuze prion. In
Nederland werd dit onderzoek nage-
daan bij de Texelaar. Er had een gene-
tische analyse plaats van het DNA van
34 Texelaars met scrapie afkomstig
van 18 bedrijven en van 91 rasgenoten,
geboren op bedrijven waar in de laatste
vijf jaar deze aandoening niet was
vastgesteld.

Gewerkt werd met restrictie-enzymen,
vermeerdering van DNA-fragmenten
met behulp van de polymerase chain
reaction en met denaturerende gra-
dient gel electroforese (DGGE).
Er werden verschillende allelen ge-
vonden van de condons 136, 154 en
171.

Soms waren deze allelen homozygoot
en soms heterozygoot.
Evenals in het buitenland bleek ook in
ons land dat het al dan niet voorkomen
van scrapie gekoppeld was met de aan-
of afwezigheid van bepaalden allelen.
Bestrijding is derhalve mogelijk, al is
deze thans met de beschreven techniek
kostbaar, arbeidsintensief en op grote
schaal nauwelijks uitvoerbaar.
Gepleit wordt bij het voorkomen van
scrapie op een bedrijf de familieleden
en nakomelingen van het betreffende
dier te verwijderen en voorts om
nieuwe rammen aan te schaffen, zo
mogelijk met een onverdacht PrP"^ in
de neuronen.

PROBIOTÜCA BIJ KALVEREN

S.C.L van Winden, SR 528/96:37pp.

Probiotica zijn preparaten bestaande uit
non- of polycultures van bacteriën die
aan jonge dieren worden gegeven met
als doel een stabiele darmflora te creë-
ren. Pathogene microörganismen zou-
den hierdoor minder kans krijgen om
aan te slaan, onder andere door het
blokkeren van receptorplaatsen, het
veranderen van de zuurgraad en van de
redoxpotentiaal en door de productie
van bactericines. Species die hiervoor
gebruikt worden behoren tot de ge-
slachten Lactobacillus, Streptococcus,
Bacillus, Saccharomyces en andere.
Er zijn de laatste twintig jaar een groot
aantal publicaties verschenen over een
al dan niet gunstige invloed van het
oraal geven van deze probiotocia op de
preventie van diarree, op het verbeteren
van de voederconversie en van de groei.
Probiotica hebben als voordeel boven
antibiotica dat geen resistentie van pa-
thogene microörganismen optreedt, de
normale darmflora niet wordt vernie-
tigd en geen toxiciteitsverschijnselen
worden waargenomen. Schrijver deed
een uitvoerig literahauronderzoek. Hoe-
wel in vele publicaties een goed profy-
lactisch of therapeutisch succes wordt
geclaimd zijn de resultaten maar al te
vaak aanvechtbaar. Zo ontbreken vaak
controlegroepen, zijn de proeven te
klein van opzet, heeft geen statistische
evaluatie plaatsgehad, wordt de leeftijd
van de dieren niet vermeld en heeft
vooral geen onderzoek plaatsgehad
naar de kolonisatie van de bacteriën uit
het probioticum in het darmlumen.
Er zijn derhalve nogal wat onduidelijk-
heden.

Vooraleer een afgewogen oordeel ge-
geven kan worden over de betekenis
van probiotica dienen experimenten te
worden opgezet met een groot aantal
dieren van dezelfde leeftijd (met con-
trolegroepen), waarbij het koloniseren
van de bacteriën uit de preparaten in de
darmen dient te worden nagegaan.

-ocr page 176-

H.J.M. Cornelis, SR\\379\\95: 70pp.

In deze literatuurstudie wordt aan-
dacht geschonken aan het stellen van
de indicatie voor een orale of intrave-
neuze vloeistoftherapie wat betreft het
moment van toedienen, de samenstel-
ling van de vloeistoffen, de druppel-
snelheid van het infuus, het kostenas-
pect en eventuele bijwerkingen op
onder andere nieren en longen.
Het vraagstuk al dan niet melk ver-
strekken bij diarree is eveneens be-
sproken. De mate van dehydratie is
goed in te schatten aan de hand van een
haematocrietbepaling. Voorts kan ge-
let worden op enophthalmie, ver-
hoogde huidturgor, droge slijmvlie-
zen, koude extremiteiten, zwakke pols,
tachycardie, gewichtsverlies, de hoe-
veelheid geproduceerde mest, etcetera.
Bij 9-11% gewichtsverlies kan het kalf
niet meer staan. Bij een vochtverlies
van meer dan 8% en een haematocriet
van 40 wordt intraveneuze rehydratie
aanbevolen. De samenstelling van de
infuusvloeistoffen wordt besproken:
onder meer bicarbonaat (bij acidosis),
natrium en kalium komen aan de orde.
De ernst van de acidosis kan gemeten
worden met een apparaat dat het CO2-
gehalte van het bloed snel kan bepalen
(Total Carbon Dioxide Apparatus;
kosten ƒ 600,--).

Symptomen als droge slijmvliezen,
Oligurie en dorst zijn een kwestie van
watertekort. Tachycardie, natte en kle-
verige slijmvliezen, slechte turgor en
gedragsafwijkingen duiden op een ge-
brek aan electrolyten. Het meest contro-
versiële onderwerp in de rehydratie-
therapie per os is de osmolariteit van de
te gebruiken middelen. Onderzoek naar
maagpassage en osmolariteit zal nodig
zijn. Op grond van experimenten werd
geconcludeerd dat de hoeveelheid toe-
gediend vocht zeer snel weer verioren
gaat. Intraveneuze vloeistoftherapie is
duur, vooral nu de kalverprijzen dalen.
Daarom dient de therapeutische waar-
de van de orale rehydratie onderzocht
te worden. Ook een onderzoek naar het
gebruik van leidingwater als oplos-
middel is wenselijk.

. - Ifelü-

PRAKTISCHE ASPECTEN VAN DE REHYDRATIE BIJ KALVEREN;

HET ONDERZOEK EN DE BEHANDELING VAN EEN
SINUSITIS BIJ HET PAARD

E.M. Broens. SR 542/96: 33pp.

Retrospectief worden resultaten van
operatieve behandelingen van sinusitis
bij 46 paarden geanalyseerd. Een en
ander wordt voorafgegaan door een
uiteenzetting over de anatomie van de
sinussen in de beenderen van het
hoofd. De dieren worden onderver-
deeld in vier groepen, hetgeen berust
op de methode van behandeling.
Gesteld wordt dat röntgenologisch on-
derzoek noodzakelijk is, hetgeen zo
mogelijk aangevuld moet worden met
CT scan (Computer tomografie). De
oorzaak van een sinusitis is meestal
een ontsteking van de tandkas (alveoli-
tis), een infectie van de luchtwegen of
een infractiefractuur. Indien er sprake
is van een alveolitis dient de be-
treffende kies te worden verwijderd.
De alveole moet dan opgevuld worden
met een prop (Bisicoprop).
De prognose van een sinusitis na een
infractiefractuur is als regel gunstig.
Wanneer meerdere holten zijn aange-
tast, zoals de sinus frontalis of de si-
nussen in de neusschelpjes, zijn de re-
sultaten van behandelingen ongunsti-
ger.

Behalve trepanatie en spoelingen die-
nen eventueel na gevoeligheidsbepalin-
gen van geïsoleerde bacteriën, gevon-
den in de purulente inhoud antibiotica,
te worden gebruikt.

Het herstelpercentage liep in de vier
groepen uiteen, maar lag voor alle bo-
ven de 60%.

EEN PAO-CURSUS MET HET HART OP DE JUISTE PLAATS

Op vrijdag 8 en zaterdag 9 november
1996 werd door de stichting PAO
Diergeneeskunde een cursus \'Hart-
aandoeningen bij de hond\' georgani-
seerd in het congrescentrum \'Kaap
Doom\'.

Onder de strakke leiding van dr. A.A.
Stokhof en de gezamenlijke volledige
inzet van drs. A.L.J. Nielen, dr. L.M.
Derkx-Overduin, dr. W.Th.C. Wolve-
kamp, drs. H.S. Kooistra, prof dr. A.
de Rick, drs. C.P.J. Smit, drs. H.
Meyer, Y. Soons. dr. G. Voorhout, drs.
R. van Noort, drs. C.J. Piek en dr.
P.H.A. Poll werd gedurende deze twee
dagen een goed opgezet, zeer praktijk-
gericht programma vertoond.

Het was een serieus opgezette cursus,
waarbij de theorie vanaf de basis weer
werd aangehaald en geheel werd uitge-
spit, met behulp van videobeelden,
dia\'s, röntgenbeelden, etcetera. Anam-
nese, klinisch onderzoek, pathofysiolo-
gie, röntgendiagnostiek, ECG, echo-
grafie, medicatie, noem maar op: alles
is aan de orde gekomen en op een zeer
praktijkgerichte wijze voorgedragen.
Alle sprekers hebben hun steentje bij-
gedragen, in combinatie met de uitste-
kende entourage van het congrescen-
trum, om de cursus tot een geslaagd,
vruchtbaar en gezellig einde te bren-
gen, waarbij de casestudies nogmaals
aantoonden een goede en actieve leer-
participatiemethode te zijn voor onder
andere PAO, maar ook voor andere
doeleinden.

Samen met de toch zeer gemotiveerde
deelnemers moet ik denk ik namens al-
len (deelnemers en cursusleiders) con-
cluderen dat een goed opgezette PAO-
cursus de moeite en het geld waard kan
zijn. Al met al wel een PAO-cursus
waarbij, indien er een herhaling komt,
eenieder de kans moet grijpen om er
aan deel te nemen.

Een cursus voor herhaling vatbaar en
zeker een handvat voor het opzetten
van andere PAO-cursus in deze vorm.

Hans Pijls

-ocr page 177-

In deze rubriek treft u informatie aan be-
treffende zes cursussen. De cursus \'On-
line\' literatuur zoeken in de praktijk en
thuis; toegang tot de veterinaire litera-
tuur (97/920) van donderdag 10 april
1997, is een extra opgenomen cursus.
Opgave voor alle genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@ipobox. ruu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op internet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Begeleiding melkveebedrijven (97/
207), dinsdag 4, donderdag 6 en vrij-
dag 7 maart 1997, drie dagen van 09.30
tot 17.00 uur te Cuijk. Cursuskosten
ƒ 1.762,50 (inclusief BTW en inclusief
lunch). Een AUV/InterAct-training.

De dierenarts is in staat -beter dan an-
dere adviseurs- door zijn/haar pathofy-
siologische kennis, aangevuld met zoö-
technische kennis, veehouders in hun
bedrijfsvoering veterinair-zoötechnisch
te begeleiden. Dit vereist dat de practi-
cus pathofysiologische en zoötechni-
sche inzichten kan vertalen naar de be-
drijfsvoering van de (melk)veehouder.
In de onderhavige training zal veel aan-
dacht aan deze aspecten worden be-
steed. Pathofysiologie, zootechniek en
bedrijfsvoering vormen de sleutelwoor-
den van de training. Recente ontwikke-
lingen op veterinair-zoötechnisch ge-
bied die van belang zijn voor de be-
geleiding van melkveebedrijven zijn in
de n-aining opgenomen. Daamaast
wordt zoveel mogelijk getracht de deel-
nemers \'instrumenten\' te verschaffen
die direct in de dagelijkse praktijkuitoe-
fening kunnen worden toegepast. De
cursusleiders zijn prof dr. A. Brand,
InterAct Agrimanagement, emeritus
hoogleraar bedrijfsdiergeneeskunde van
het Rund, Faculteit der Diergenees-
kunde.

Patiëntendemonstratie gezelschaps-
dieren
(97/112), woensdag 12 maart
1997; 14.00 - 17.00 uur te Utrecht.
Cursusprijs ƒ 95,-. Patiënten passe-
ren, zo mogelijk \'live\', de revue.

EHBO paard (97/502), dinsdag 18
maart 1997; 09.00 - 17.00 uur te
Roosendaal. Cursusprijs ƒ 475,— (in-
clusief lunch).

Doelgroep:

Practici die hippische evenementen
begeleiden.

Aan de orde komen de volgende on-
derwerpen:

- Eerste hulp bij een gebroken been,
het transport klaarmaken voor de
kliniek, het casten van een paard; ba-
sisprincipes en demonstratie.

- Wondbehandeling bij een ongeval;
met name open gewrichten en pees-
scheden.

- Ernstig ongeluk, wel of niet eutha-
nasie, hoe te handelen op een con-
cours hippique.

- Shocktherapie.

De cursusleiders zijn drs. B.J.A.M.
Boschker, prof dr. F. Németh, drs. K..
van Muiswinkel en drs. L.A.J. Smeenk,
allen specialist chirurgie van het paard.

Certiflcatie gezelschapsdierenprak-
tijk
(97/701), woensdag 19 maart 1997;
09.30 - 22.00 uur te Zeist. Cursusprijs
ƒ 700,-(inclusief diner).
Doelgroep: Practici uit de gezel-
schapsdierenpraktijk die de certificatie
ter hand willen nemen .

Deze cursus is opgezet vanuit de
Projectgroep certificatie/kwaliteitszorg
en beoogt ten eerste het verduidelijken
van de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsen-
praktijken en ten tweede zal de haal-
baarheid van een kwaliteitssysteem in
de eigen praktijk met behulp van de
toetscriteria duidelijk worden gemaakt.
Vanuit verschillende invalshoeken zul-
len de volgende onderwerpen aan bod
komen:

- Kwaliteitszorg noodzaak en eigen
belang.

- Certificeren is een manier van den-
ken. zichtbaar te maken in protocol
en werkinstructie.

- Functioneringsgesprekken en in-
terne audit.

- De klachtenprocedure.

- Kennis, een product met verloopda-
tum, hoe onderhouden we die?

- De ARBO-wet toegespitst op de ve-
terinaire praktijk.

- Omgang met medicijnen, de verant-
woording in het kwaliteitshandboek.

- De patiëntenadministratie.

- Het schrijven van een protocol/
werkinstructie, oefening in groepen.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte wor-
den geboden tot discussie. De cursus-
leider is drs. H. van Herpen, Veteri-
naire Specialisten Oisterwijk.

Sensoren in de melkveehouderij

(97/217), donderdag 20 maart 1997;
13.30 - 17.00 uur te Drachten. Cur-
susprijs ƒ 229,13 (inclusief BTW en
inclusief cursusmateriaal).
Deze cursus is door InterAct Agri-
management (Wageningen) ontwik-
keld, in samenwerking met 3A/NEDAP
(Groenio) en de Gezondheidsdienst
voor Dieren.

Technische ontwikkelingen ter onder-
steuning van het management gaan de
laatste tijd zeer snel. In de melkveehou-
derij spelen sensoren een steeds be-
langrijker rol. Melk-, temperatuur-, ge-
leidbaarheids-, activiteits- en restvoer-
metingen leveren een grote hoeveel-
heid aan gegevens op. Deze gegevens
dienen te worden omgezet in bruikbare
informatie zodanig dat daarmee het be-
drijfsmanagement verbeterd kan wor-
den. Tijdens de cursus zal een over-
zicht worden gegeven van de be-
schikbare sensoren, alsmede enkele re-
levante technische achtergronden. Ook
wordt uiteengezet hoe de gegevens uit
sensoren geïnterpreteerd en gebruikt
kunnen worden in het dagelijks ma-
nagement. Tenslotte wordt ingegaan
op de verwachte ontwikkelingen op het
gebied van sensoren en zal een aanzet
worden gegeven tot een economische
kosten-baten analyse. De cursusleiders
is prof dr ir A.A. Dijkhuizen, Inter-
Act Agrimanagement, LU Wage-
ningen. Docenten zijn ir. P.L. Roosen-
schoon, 3A/NEDAP, drs. J. de Veer,
3A/ NEDAP, ir M.A. P.M. van
Asseldonk, LU Wageningen, dr.ir.
R.B.M. Huime, InterAct Agrimana-
gement, LU Wageningen.

\'On-line\' literatuur zoeken in de
praktijk en thuis; toegang tot de ve-
terinaire literatuur
(97/920), donder-
dag 10 april 1997; 9.00 - 17.00 uur te
Utrecht. Cursuskosten ƒ 1.275,- (in-
clusief jaarabonnement PREX en
lunch).

Het omgaan met literatuurdatabase: de
theorie en de praktijk. Verbinding ma-
ken met de PREX-computer (via
Internet en/of modemverbinding);
zoeken van literatuur; \'downloaden\'
en het opslaan van literatuur op de ei-
gen computer. De cursus is als practi-
cum opgezet. De cursusleiders zijn dr.
J.D. Kuiper, PREX en ir. G.B. de
Jonge, Bibliothecaris Faculteit der
Diergeneeskunde.

-ocr page 178-

KNMv

De opzet van een kwaliteitssysteem
wil bij een criticus wel eens de indruk
wekken dat er iets niet helemaal goed
zit. Bij onze Nederlandse melk is dit
absoluut niet de reden van een Keten
Kwaliteit Melk; de technische kwali-
teit van de melk is ronduit goed!
Toch acht de zuivelsector het nodig
om betere ketengaranties te kunnen af-
geven. Een gegarandeerde hoge basis-
kwaliteit die geschikt is voor alle be-
werkingen en die beantwoordt aan de
vraag van de markt, dat is de inzet. En
vragen vanuit de markt die zijn er vo-
lop.

Aandachtspunten

Bij de opzet van de Keten Kwaliteit
Melk is door de marktpartijen een zes-
tal aandachtsvelden aangegeven, mo-
dules genaamd:

1. Diergeneesmiddelen

2. Diergezondheid en-welzijn

3. Voer en water

4. Melkwinning, -bewaring en -inrich-
ting

5. Hygiëne, reiniging en desinfectie

6. Milieu en afvalstoffen.

Elke module wordt momenteel uitge-
werkt door een werkgroep en uitge-
breid op een aantal bedrijven getest.
Bij de modules \'Diergeneesmiddelen\'
en \'Diergezondheid en -welzijn\' zijn
praktiserende dierenartsen betrokken.

Testfase

Op dit moment bevindt de Keten
Kwaliteit Melk zich in de zogenaamde
testfase. Op beperkte schaal worden de
verschillende modules uitgetest op
middelgrote melkveebedrijven. Er
doen 109 bedrijven mee aan de test,
verdeeld over Nederland. Deze bedrij-
ven zijn benaderd door de diverse zui-
velondernemingen; het gaat dus om
een selecte steekproef onder gemid-
deld iets betere bedrijven.
De dierenartsen die bij de uitgeselec-
teerde bedrijven horen, zijn via de
KNMvD van informatie voorzien. Op
31 januari 1997 vond een informatie-
bijeenkomst plaats speciaal voor deze
groep dierenartsen.

De testfase zal dit voorjaar worden af-
gesloten, waarna de zuivelsector een
uitgebreid pakket zal samenstellen
voor de melkveehouders. Met dit pak-
ket zal de eerste stap worden gezet
naar een landelijke introductie van de
Keten Kwaliteit Melk.

Module Diergeneesmiddelen

Mark Verburgh (praktiserend dieren-
arts in Leerdam) is lid van de Werk-
groep Diergeneesmiddelen. Het is vol-
gens Verburgh goed te merken dat het
project vanuit de zuivel wordt opge-
start. Gelukkig kan hij een praktische
invulling geven aan dc module Dier-
geneesmiddelen.

Zijn werkgroep heeft getracht de hui-
dige situatie van het gebruik en de re-
gistratie van diergeneesmiddelen vast
te leggen. Daarbij is een aantal uit-
gangspunten gekozen. Enkele zijn:

- De veehouder blijft verantwoorde-
lijk voor de diergeneesmiddelen op
zijn bedrijf Het maakt niet uit waar
hij zijn middelen vandaan haalt, als
deze maar aan de eisen voldoen.

- Het liefst zou de werkgroep gekozen
hebben voor de definitief geregis-
treerde middelen. Het is op dit mo-
ment helaas niet mogelijk dit als eis
op te nemen, er zijn te veel voorlo-
pig geregistreerde diergeneesmid-
delen die dan buiten de boot vallen.

- Medicijnenregistratie (inclusief ge-
bruik van vrije middelen) op diemi-
veau is noodzakelijk.

De werkgroep heeft ook nog vele vra-
gen waar een antwoord op moet ko-
men, zoals: welke en hoeveel residuen
van diergeneesmiddelen komen daad-
werkelijk in de melk terecht? En als
het dier niet gezond is? Hoe gaan we
om met import van melk uit ander EU-
landen?

Over pakweg een jaar of drie dienen alle melkveebedrijven een kwaliteitser-
kenning te hebben. Dat is het streven van de Nederlandse zuivelsector. De
normen worden vastgesteld. Velen zijn hierbij betrokken: de zuivelonderne-
mingen, melkveehouders, wetenschappers en niet te vergeten de praktise-
rende dierenartsen. Gekozen is voor een gedegen opzet met een wetenschap-
pelijke inslag en wij mogen ervan uitgaan dat de Keten Kwaliteit Melk
binnenkort zijn vruchten afwerpt.

ym

il l IKi I ÜÜ

KWALITITEITSBORGING OP HET MELKVEEBEDRIJF
LANDELIJKE START KETEN KWALITEIT MELK IN ZICHT

Module Diergezondheid en -welzijn

Jan Tiete Siebinga is namens de
KNMvD betrokken bij de module
Diergezondheid en -welzijn. Zijn werk-
groep kampt met het probleem dat het
soms lastig is concrete normen op te
stellen voor bijvoorbeeld \'welzijn\'. Ook
de diagnostiek en daarmee de georgani-
seerde bestrijding van bepaalde dier-
ziekten, zoals paratuberculose en sal-
monellose zijn een probleem. Sommige
ziekten zijn lastig in kaart te brengen. De
ontwikkeling van goede diagnostiek
vergt het nodige onderzoek.
De werkgroep vraagt binnen de mo-
dule Diergezondheid en -welzijn een
aanpak voor bedrijfsgebonden ziekten,
zoals: mastitis, kreupelheden, beenge-
breken, vruchtbaarheidsstoornissen en
stofwisselingsziekten. Dat deze aan-
pak gekoppeld is aan een doelmatige
registratie door de veehouder, staat
buiten discussie. Registratie is dé ma-
nier om controle op deze ziekten uit te
oefenen. De prioriteit wordt in eerste
in.stantie gelegd bij ma.stitis.
De werkgroep vindt dat praktiserende
dierenartsen nu al kunnen beginnen
aandacht te besteden aan het vrij hou-
den/maken van bedrijven van paratu-
berculose en salmonellose. \'Wijs vee-
houders op de risico\'s van aanvoer van
dieren en het belang van een goede be-
drijfshygiëne!\'

Kosten voor de melkveehouder

Een erkenningsregeling gaat niet zon-
der een onafhankelijke beoordeling
van bedrijven. Hiermee zijn kosten ge-
moeid. Verder wordt de investering
voor de betere bedrijven vooralsnog
geschat op \'aandacht\'. Bij het niet vol-
doen aan de eisen zullen er sancties ko-
men waarbij een financiële conse-
quentie niet wordt uitgesloten. Daar
staat tegenover dat als er vragen uit de
markt komen en de sector deze laat lig-
gen, het meer kost.

De voortrekkers van het project zijn
het er allemaal over eens dat het geen
papieren gebeuren mag worden. De
administratie zal zo minimaal moge-
lijk moeten worden gehouden.

-ocr page 179-

Beoordeling van de dierenarts

Deelnemende melkveehouders zullen
straks periodiek worden beoordeeld.
Of een beoordeling ook de dierenart-
sen te beurt zal vallen, moet in de toe-
komst worden bezien. Dit hangt hele-
maal af van de uiteindelijke veterinaire
invulling van de Keten Kwaliteit
Melk. In dit stadium valt daar nog niets
over te zeggen.

Aansluiting op PVV/IKB-runder-
regeling

Het Productschap voor Vee en Vlees
voert al driekwart jaar campagne om
zoveel mogelijk melkveehouders te
contracteren voor de PVV/IK B-run-
derregeling. Straks zullen dezelfde
melkveehouders wederom door de
zuivelsector worden benaderd deel te
nemen aan de Keten Kwaliteit Melk.
Verwacht wordt dat de aansluiting van
beide regelingen op elkaar geen moei-
lijkheden zal opleveren; de PVV/IKB-
runderregeling richt zich met name op
de afwezigheid van verboden groeibe-
vorderaars. Op termijn kunnen melk-
veehouders die aan de eisen voor
Keten Kwaliteit Melk voldoen, daar-
mee tevens aan de eisen voor 1KB-
rund voldoen.

De initatiefnemers zijn enthousiast
over het project Kwaliteitsborging op
het melkveebedrijf, ook de betrokken
praktiserende dierenartsen. Het project
is ook voor de praktiserende dierenarts
een grote uitdaging.

Voor meer informatie over het project
Kwaliteitsborging op het Melkveebe-
drijf kunt u contact opnemen met de
projectleider, ir. A.K. Schaap (tel.:
079 - 3430310) of het bureau van de
KNMvD. mw. G. Rotgers (tel. 030 -
2510111).

DIERENPRAKTIJKEN GAAT TWEEDE JAAR IN

In het komende nummer besteden we
aandacht aan geboortebeperking bij
gezelschapsdieren, onder de zinspreuk
\'Liever geen jongen dit keer\'. De au-
teur beschrijft hoe we ongewenste ge-
zinsuitbreiding met jonge poesjes en
hondjes kunnen voorkómen.
Een ander hoofdartikel gaat over acu-
punctuur. Dierenarts B. de Leeuw be-
handelt een casus: de ondeugende
boxer Laika heeft een ernstige vorm
van HD met aan beide zijden verschijn-
selen van artrose. Acupunctuur lijkt
uitkomst te bieden. Verder een inter-
vieuw met dierenarts J. Robben, hoofd
van de vemieuwde afdeling Intensieve
Zorg van de Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren (UKG).

Natuurlijk besteedt Dierenpraktijken
ook aandacht aan chemotherapie bij
dieren. Aan het woord is dierenarts G.
Rutteman, ook werkzaam bij de UKG.
Hij legt uit dat hij een beetje verbaasd
is over de commotie die chemothera-
pie bij dieren veroorzaakt.
Daamaast vindt u de vaste rubrieken:
\'het specialisme van\' door mevrouw
dr. Venker-van Haagen over het spe-
cialisme KNO, \'bijzondere dieren\'
over de degu door mevrouw M. van der
Hage en \'de bekende Nederlander\', een
interview met Loes van den Bogaard.
Vergeet ook niet \'het verbandtrommel-
tje\' met korte EHBO-verhaaltjes en
\'voor u gelezen\', waarin dit keer een
fdm besproken wordt.

Het is weer bijna zover: een nieuwe uitgave van Dierenpraktijken staat voor
de deur. Het populaire voorlichtingsblad over \'de gezondheid van uw huis-
dier\' gaat zijn tweede jaar in. Inmiddels is het mogelijk om een \'aantal op
maat\' te leveren. Naast een standaardabonnement van 300 exemplaren kunt u
tegen een meerprijs per nummer 1, 50 of 150 exemplaren afnemen. We den-
ken daarmee beter tegemoet te komen aan de wensen van de practicus.

En tot slot de tussendoortjes. Over
Kawan met een kwaadaardige tumor
die overvulling van het hartezakje ver-
oorzaakte, over de stichting Knabbel
en Babbel die tamme en wilde knaag-
dieren opvangt en over hondenpoep;
hoe voorkom ik overlast?
Bent u nog niet geabonneerd op Dieren-
praktijken? Vraag dan een gratis proef-
pakket aan. Dan kunt u kijken hoe het
vak. Voor ƒ 90,- (inclusief verzendkos-
ten, excl.BTW) heeft u al een abonne-
ment van 50 exemplaren (vier keer per
jaar). De Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, initiatiefnemer van het
blad, meent dat Dierenpraktijken een
goede ondersteuning kan vormen van de
communicatie tussen practicus en
cliënt. Het overhandigen van voorlich-
tingsmateriaal, zoals de publieksfolders
en een uitgave van Dierenpraktijken,
draagt bij aan een beter begrip van het
diergeneeskundig handelen bij het pu-
bliek en is dus van belang voor het
imago van de dierenarts.

KNMVD ORGANISEERT WEDEROM INFORMATIE-AVOND RW

De Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees (RVV) heeft nog steeds
behoefte aan versterking van het aantal
keuringsdierenartsen binnen deze or-
ganisatie. Het Bureau van de KNMvD
heeft in juli 1995 en februari 1996 in
samenwerking met het bestuur van de
Groep Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg en de directie van de RVV een in-
formatie-avond georganiseerd om die-
renartsen op deze mogelijkheden
attent te maken. Naar aanleiding van
de positieve reacties op deze avonden
is besloten wederom een dergelijke in-
formatie-avond te organiseren op
woensdag 12 maart 1997, aanvang:
19.30 uur. De avond zal worden ge-
houden ten kantore van de KNMvD te
Utrecht. Op deze avond zullen ver-
schillende dierenartsen die bij de RVV
werkzaam zijn, vertellen over hun
werkzaamheden. Van de zijde van de
RVV zal informatie gegeven worden
over onder andere carrièremogelijkhe-
den, scholing, arbeidsvoorwaarden en
salariëring. Verder zal worden inge-
gaan op de vergelijking van inkomens
in de praktijk en in loondienstverband.
Uiteraard is er ruime gelegenheid tot
het stellen van vragen over de moge-
lijkheden voor dierenartsen bij de
RVV.

Wanneer u deze avond wilt bijwonen,
wordt u verzocht
i4w naam door te ge-
ven aan het Bureau van de KNMvD,
tel. 030-2510111, Yvonne Stufano.
Een uitnodiging wordt u dan zo spoe-
dig mogelijk toegestuurd.

-ocr page 180-

* Effect of cobalt supplementation on
serum vitamin B^2 levels, weight
gain and survival rate in lambs gra-
zing cobalt-deficient pastures;
P.
Vellema, L. Moll, H. W. Barkema en
Y.H. Schukken.

* Estimating the rate of pseudorabies
virus introduction into pig-finishing
herds at regional level;
A. Stegeman,
A.R.W. Eibers. M.C.M. de Jong, B.
Oosterlaak, and A.A. Dijkhuizen.

* The effect of intravenous or subcuta-
neous administration of meglumine
antimonate (Glucantime®) in dogs
with Leishmaniasis. A randomized
clinical trail;
R.J. Slappendel, andE.
Teske.

* Prevalence of intestinal nematodes
of dogs and cats in the Netherlands;
P.A.M. Overgaauw.

* Urinary corticoid/creatinine ratios in
the differentiation between pitui-
tary-dependent hyperadrenocorti-
cism and hyperadrenocorticism due
to adrenocortical tumour in the dog;
S. Galac, H.S. Kooistra, E. Teske,
and A. Rijnberk.

J. Kirpensteijn, R.J. Maarschalker-
weerd, J.P. Koeman, H.S. Kooistra.
and F.J. van Sluijs.

* Long-term success rate of resin-bon-
ded metal crowns on the canine teeth
of working dogs;
A. W. van Foreest,
and F.J.M. Roeters.

* Monoclonal gammopathy in a Dutch
warmblood mare;
S.N.J. Geelen,
W.E. Bernadina, G.C.M. Grinvis,
and H.C Kalsbeek.

* Different seasonal occurrence of
anaplasmosis outbreaks in beef and
dairy cattle in an area of Argentina
free of
Boophilus microplus ticks;
A.A. Guglielmone, A.A. Abdala, O.
Anziani, A.J. Mangold. M.M.
Volpogni, and V.R. Vanzini.

* Progressive neuropathy in two cairn
terrier litter mates;
M.D. Zaal,
T.S.G.A.M. van den Ingh, S.A.
Goedegebuure, and J.J. van Nes.

In het gedeelte \'European Veterinary
Dissertations\' kunt u enkele interes-
sante verhandelingen vinden op het
gebied van de klinische wetenschap
en epidemiologie. Deze rubriek wordt
samengesteld door dr. Th. Elsing-
horst.

MAART-NUMMER VETERINARY QUARTERLY ZEER GEVARIEERD

* Infectious blood diseases of rumi-
nants. A study of diseases caused by
blood cell associated microorga-
nisms in domestic ruminants in Nor-
way;
H. Brun-Han.sen.

* Novel fluorometric methods for eva-
luation of phagocytosis, potency and
postantibiotic effect of antibacterials
in milk;
W. Fang.

* Phenotypic classification, detection
and phylogeny of Serpulina species
in swine; C.
Fellström.

* Untersuchungen zur Haltung von
Straussen in Österreich;
D. Gansin-
ger.

* Dynamics of bovine mastitis. A field
study in low somatic cell counts
herds;
T.J.G.M. Lam.

De Veterinary Quarterly kost f 250.00
per jaar (1997). Behalve de vier regu-
liere uitgaven verschijnen er regelma-
tig e.xtra issues, zoals de Voor-
jaarsdagen-proceedings. Deze zijn bij
de prijs inbegrepen. Leden van de
KNMvD kunnen de Veterinär}\' Quar-
terly extra voordelig krijgen, namelijk
voor f 50,00per jaar.
Voor meer informatie of een proef-
nummer: The Veterinary\' Quarterly,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Of
bel 030 - 2510111 (Sandra Tummers
of Susan Ubbink).

In maart 1997 verschijnt weer een nieuw nummer van de Veterinary
Quarterly, met ook dit keer een diversiteit aan onderwerpen.

PRIJS NDG-FÜRMULIEREN

Naar aanleiding van de vele vragen die ons bereiken over de prijs van
de NDG-formulieren treft u hieronder een toelichting aan.

45,-
5,-
8,75

Prijs per blok
Administratiekosten
BTW 17,5%

Totaal

ƒ 180,-
ƒ 15,-
ƒ 34,12

ƒ 58,75

De administratiekosten worden echter per 3 exemplaren en meer gemaximaliseerd
op ƒ 15,-. Indien u bijvoorbeeld 4 exemplaren bestelt is de rekensom:

Prijs per blok (4 x ƒ 45,-)
administratiekosten
BTW 17,5%

Totaal ƒ 229,12

Gelieve niet de bestelling vooruit te betalen. Bij uw bestelling sluiten wij een acceptgiro in.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collega:

Bogaard, C.A.; 1992; 1862 K.D Bergen (NH);
Oosterweg 30.

Flameling, J.J.; 1974; 4651 TE Steenbergen;
Welbergsedijk 26.

Haan, E. de; 1996; 1431 EG Aalsmeer;
Stationsweg 34.

Hendriks, D.; 1973; 1031 BW Amsterdam;
Wingerdweg 1.

Hoexter, S.; 1972; 1399 GB Muiderberg; Nie.
Maeslaan 9.

Kreupeling, Mevr. C.; 1989; 1827 EP Alkmaar;
Karinthiestraat 16.

Küsters, J.F.M.; 1996; 6214 AG Maastricht;
Hertogsingel 82.

Smit, Mevr. M.; 1997; 3730 AC De Bih; Postbus
114.

Stolp, A.C.; 1987; 3145 XM Maassluis;

Personalia

-ocr page 181-

Spechtstraat 120.

Tiitimermans-van Lienden, Mevr. M.; 1987;
3069 ZP Rotterdam; Toon van Vlietstraat 25.
Wal, Mevr. J.F. van der; 1985; 7322 AB
Apeldoorn; Kanaal Noord 120.
Wormhoudt, R.; 1997; 3068 JG Rotterdam;
Kelloggplaats276.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bos, Mevr. S.J.; 1996; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 132.

Coppitters, F.; Gent-1987; 61370 STE
Gauburge (Frankrijk); Rue d\' Auge.
Dirven, P.J.C.; 1981; 5113 BW Ulicoten;
Haldijk 6.

Ebbinge, H.; 1996; 7981 AP Diever; Dwarsdrift
10.

Gjaltema, Mevr. G.B.; 1996; 9363 AD Marum;
Kruisweg 18.

Heiden, G. van der; 1996; 7002 LL Doetinchem;
Varsseveldseweg 165.

Loonen, Mevr. M.P.M.; 1996; 5087 TJ
Baarschot; Heistraat 7 A.
Maes, Mevr. C.H.; 1996; 3514 BZ Utrecht;
Hopakker 166.

Roest, H.LJ.; 1996; 5374 JK Schaijk; Maalstoel
28.

Ronner, H.J.; 1984; 3417 TR Montfoorl: De
Bleek 1.

Spaans, Mevr. A.H.; 1996; 3512 VR Utrecht;
Van Asch van Wijckskade 25.
Thomassen, Mevr. l.M.J.L.; 1996; 3572 XJ
Utrecht; Admiraal van Gentstraat 69 bis.
Vanbeckevoort, H.; Gent-1986; 2380 Ravels
(België); Peelsestraat 56.
Yokoi, Mevr. M.; 1996; 3037 GK Rotterdam;
Bergsingel 104A.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Agricola, Mevr A.D.; 3582 XL Utrecht;
l.B. Bakkerlaan 107.

Draaijer, Mevr. E.P.; 3581 SV Utrecht; Wolter
Heukelslaan 72.

Drie, A.D. van; 3572 CR Utrecht;
Frederikastraat 7.

Kool, Mevr. C.A.; 3571 XM Utrecht;
Kapteynlaan 69.

Nyst, Mevr. M.E.L.; 3581 XP Utrecht;
Minervaplein 39.

Roelofsen, Mevr. M.; 3511 AZ Utrecht;
üudegracht 148 bis.

Scheirlynck, Y.S.; 8940 Geluwe (België);
Beselarestraat 166.

Stassen, Mevr. Q.E.M.; 3512 KB Utrecht;
Herenstraat 27.

Tiemens, Mevr. C.A.; 3732 VG De Bilt;
Looydijk 86.

Verhoeven, Mevr. M.E.; 3512 PM Utrecht;

Lange Nieuwstraat 78 bis.

Vroeijenstijn, Mevr. S.M.G.; 4221 SP

Hoogblokland; Minkeloos 36.

Wagtmans, Mevr. N.C.R.M.; 3572 VR Utrecht;

Bollenhofsestraat 104.

JUBILEA:

Mevr. G.M. Puls-van der Kamp te Boxtel, afwe-
zig, 25 jaar, 3 maart 1997
H.J.M. Tonk te Eindhoven, afwezig, 25 jaar, 3
maart 1997

Y.D. van der Werff te Nunspeet, afwezig, 25
jaar, 3 maart 1997

J. Heida te Beetsterzwaag, afwezig, 45 jaar, 6
maart 1997

Mevr. L.A. von Frijtag Drabbe Künzel-Poot

te Nieuwleusen, afwezig, 35 jaar, 8 maart 1997
J.H. Neuteboom te Sittard, afwezig, 40 jaar, 9
maart 1997

P.C.R. Baars te Enschede, afwezig, 25 jaar, 15
maart 1997

Joh. Kraai te Bilthoven, afwezig, 60 jaar, 19
maart 1997

K. van der Poel te Brielle, afwezig, 60 jaar, 19
maart 1997

K.D. Vink te Sneek, afwezig, 35 jaar, 21 maart
1997

ProfDr. E.J. Ruitenberg te Bosch en Duin, af-
wezig, 35 jaar, 21 maart 1997
E.P. Oldenkamp te Leidschendam, afwezig, 40
jaar, 23 maart 1997

K.H. Bouwman te Wolvega, afwezig, 50 jaar, 27
maart 1997

PROMOTIE:

Op 13 februari 1997 Mevr. Drs. A. Bouma te
Lelystad.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
10 januari 1997:

Donkers, Mevr. P.L.M.
Eek, Mevr P.G. van
Evers, Mevr. A.C.
Goorden, C.J.
Kwakemaak, C.M.P.
Ooijen, Mevr. C.A.S. van
Smit, Mevr. M.
Steen, Mevr. J.C.M.
Vedder, Mevr. E.J.
Wormhoudt, R.

MUTATIES:

Baljet. J.W.; 1994; 2011 JC Haarlem;
Koudenhorn 20; tel, 023-5512865 privé.
5310880 prakt.; p., medew. bij Dr. J.W. Baljet en
Mevr. Dr. G.W. Baljet-Tiecken.

Barkema, Dr. Ing. R.M.; 1957; 8251 AT
Dronten; De Meridiaan 9; tel. 0321-313933; r,d.;
oud-wet. medew. L.L.; oud docent C.A.H.;
R.O.N.

♦Bartels, C.J.M.; 1988; 4102 JM
Culemborg; Akelei 89; tel. 0345-533.337; wnd.d.

Beer, Mevr. L.C.M. de; 1992; 7121 KZ
Aalten; Haarlseweg 27; tel. 0543-565350; d.

Bos, Mevr. S.J.; 1996; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 132; tel. 030-6572044 privé, 043-
.3470173 prakt.; p., medew. bij W.A.C.H. van
de Kerkhof (toev. als lid).

♦Bouma, Mevr. Dr. A.; 1992; U-1997; 8243
BC Lelystad; Gondel 10-20; tel. 0320-247255
privé, 276611 bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl ), gedetacheerd bij ID-
DLO.

Brandts, Mevr. A.I.H.; 1996; 6151 BL
Sittard; Heijdenpad 6; tel, 046-1514929; wnd.d.

Brouwer, H.A.; 1953; 2132 KK
Hoofddorp; Willem Pijperlaan 51; teL 023-
5652664; r.d.; oud-univ. docent V.U. Amsterdam
(F.d.G.).

Bniin, Dr. G.; 1971; Maastricht-1996;
8381 DA Vledder; Dalkamp 16; tel. 0521-381682
privé, 0320-293211 bur.; wet. medew.
Proefstation voor de Rundveeh., Schapenh. en
Paardenh.

Bulten, Mevr. A.; 1996; 2082 (jG Santpoort-
Zuid; Bloemendaalsestraatweg 8; tel. 023-
5379129 privé, 5310880 prakt,; p., medew. bij
Dr. J.W\'. Baljet en Mevr. Dr. G.W. Baljet-
Tiecken.

Coppitters, F.; Gent-1987; 61370 STE
Gauburge (Frankrijk); Rue d\' Auge; tel. 00-33-
848906 privé, 345969 prakt.; p., medew. bij
Cabinet Vétérinaire (toev, als lid).

Cremetï, G.F.Th.; 1960; 6416 GA Heerlen;
Caumerbeeklaan 42; tel. 045-5412788; vet. adv.
D.A.C. Heerlen.

Dam, H.C.B, van; 1987; 2805 JN Gouda;
Weth. Venteweg 143; tel. 0182-520994; fax
0182-550980; dir. Bio Check C.V.

Dirven, P.J.C.; 1981; 5113 BW Ulicoten;
Haldijk 6; tel. 013-5199630 privé, 0161-492556
prakt.; fax 0161 -492558; p. (toev, als lid).

»Donkers, Mevr. P.L.M.; 1997; 3554 VR
Utrecht; Rochus Meeuwis/straat 43; tel. 030-
2447266; wnd.d.

Ebbinge, H.; 1996; 7981 AP Diever;
Dwarsdrift 10; tel. 0521-591007 privé, 591378
prakt.; p., medew. bij J.A. Glas (toev. als lid).

♦Eek, Mevr. P.G. van; 1997; 6045 AG
Roermond; Kapellerlaan 247; tel. 0475-
3.36442; d.

Egmond, M.J.; 1993; 9951 VD Winsum;
Meander 31; tel. 0595-444545 privé. 441800
prakt,; fax 0595-444548; p„ geass. met K.Tj.
Bolhuis, W\'J.L. Lüsink, M. Nicolav en P. Prins.

Eijck, Mevr. I.A.J.M.; 1996; 5473 DD
Heeswijk-Dinther; Abt Neefsstraat 9; tel. 0413-
296055 privé, 292929 prakt.; p., medew. bij
M.C.M. Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C.
Kuijpers, T.J.J. van der Rijt, E.W.H.M. van
der Velden en A.H.H.M. W inters.

♦Esch, E.J.B. van; 1996; 7156 MC
Beltrum; Mr. Nelissenstraat 14 A; tel. 06-
5436051.3/0544-482295 privé, 481366/482121
prakt.; p., medew. bij H.B. van Lom en J.
Neleman.

♦Evers, Mevr. A.C.; 1997; 3581 PL
Utrecht; Parkstraat 32; tel. 0.30-2317766;
wnd.d.

Flipsen, F.M.J.M.; 1992; 4261 NA Wijk en
Aalburg; Den Oudert 31; tel. 0416-691317 privé,
693694 prakt,; p., geass. met A. Baks en M. de
Jonge.

Franssen. MevT. M.L.; 1995; 4885 LB
Achtmaal; Groenestraat 27; lel. 076-5985567
privé, 5972349 prakt.; p., medew. bij A.J.M.
Antonissen.

Gjaltema, Me\\t. G.B.; 1996; 9363 AD
Marum; Kruisweg 18; tel. 0594-642345; wnd.d.
(toev. als lid).

♦Goorden, CJ.; 1997; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat 31; tel. 030-2714169; d.

Grasdijk, T.; 1993; 8171 XE Vaassen;
Vuurdoornstraat 184; tel, 0578-570109 privé,
574427 prakt,; p., medew. bij R.B.M. Bomers en
R.G.A. Schuurmans.

Groenen, Mevr. H.H.M.; 1996; 3292 LA
Strijensas; Buitendijk 13; tel, 078-6744608
privé, 6741272 prakt.; p., medew. bij A.
Rodenburg.

Heiden, G. van der; 1996; 7002 LL
Doetinchem; Varsseveldseweg 165; tel. 0314-
327189; wnd.d. (toev. als lid).

Hendriks, Mevr. P.F.M.; 1995; 1741 WH
Schagen: Seringenhof 104; tel. 0224-218978;
wnd.d.

Hotsma, L.H.; 1960; 7437 BV Bathmen;
Schipbeeksweg 33; tel. 0570-541970; r,d.

Kappen, M.A.P.M.; 1984; 5521 AZ Eersei;
Dijk 30; teL 0497-518173 privé, 518000 prakt.;
fax 0497-518655; p.

Koopmans, Mevr. A.L; 1996; 1115 CC
Duivendrecht; Clarissenhof 52; tel. 020-
6905238 privé, 4964646 prakt.; p., medew. bij
J.W. de Gooijer, C.J.J. Jonker en G.M.C.
Vernooij.

Kreutzelman, M.H.J.; 1995; 1447 PB
Purmerend; Abbringstraat 24; tel, 0299-649916
privé, 421000 prakt.; fax 0299^13169; p., geass,
met P. Bleeker, W.D. Pereboom en F.H.
Prud\'homme van Reine.

-ocr page 182-

Kroes-Wildeman, Mevr. A.L.; 1991; 8538
XK Bantega; Buitendijksveld 3; tel. 0514-551421
privé, 0561-688555 prakt.;
fax 0561-688483; p.,
medew. bij A.P. Clotscher en S R. van der Laan.

Kusters, Mevr. A.H.A.; 1994; 2011 JC
Haarlem; Koudenhorn 20; teL 023-5512865;
specialist in opl. U.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van
Gezelschapsd.).

*K»akernaak, C.M.P.; 1997; 3571 HP
Utrecht; Rauwenhofnaan 206; tel. 030-
2733967; wnd.d.

Lange, D. de; 1988; 5298 NM Liempde;
Pastoor Dobbelevnstraat 2; tel. 0411-632755
privé,
659500 tst. 468 bur.; fax 0411-659550; d.

G.D. Rundergezondheidszorg, loc. Boxtel.

Leeuwen, Mevr. S.; 1993; 1749 DC

V\\ armenhuizen; Dorusakker 4; tel. 0226-
392048 privé, 072-5093069 prakt.; p., geass.
met Mevr. A.J. dc Jong.

Lindelauff, Mevr. C.M.B.; 1995; 3991 LL
Houten; Houtensewetering
2; tel. 030-6380597
privé,
0187-642241 prakt.; p., medew. bij
P.R.J.M. Schilder.

Loonen, Mevr. M.P.M.; 1996; 5087 TJ
Baarschot; Meistraat 7 A; tel. 013-5043072 privé.
5042402 prakt.; p., medew. bij C.W.M. Augustijn,
J.M. Berger, F.W. Bemdsen, G.C. Charpentier,
O.A. van Dobbenburgh, J.W. Eshuis, M.J.J. van
der Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L. de Vries en

H.J.H. van Wijk (toev. als lid).

Maes, Mevr. C.H.; 1996; 3514 BZ Utrecht;
Hopakker 166; tel. 030-2721597; d. (toev.
als
lid).

Mangnus, B.J.; 1995; 3063 HD Rotterdam;
Watertorenweg 565; tel. 010-2122236 privé,
0180-425253 prakt.; p., mede», bij \\V. van
Erk, Mevr. A.E. van Horssen, P.J.H..M.
Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook cn Mevr. C.P.M.
Valstar.

•Nieuwenhuizen, J.H.; 1951; 1786 AS Den
Helder; Landbouw straat 154; tel. 0223-
642743; r
.d.

*Ooijen. Mevr. C.A.S. van; 1997; 9.331
ES Norg; Waardeel 10; tel. 0592-613187;
wnd.d.

Poel, W.H.M. van der; 1988; 1051 AL
Amsterdam; De Wittenkadc 110 11; tel. 020-
6848096 privé, 030-2743666 (RIVM), 2531087
(FD); fax 030-2744434 (RIVM).
2521887 (FD);
wet. medew. R.I.V.M., Afd. M.G.B., projectlei-
der Virale Zoönosen; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl ).

Potters, Mevr. J.B.M.M.; 1990; 6101 XV
Echt; Maasbrachterweg 61; tel. 0475-410075
privé, 410070
/485151 prakt.; fax 0475-410075;
p., geass. met S. Bonestroo, W.E.H. van Herten.
P.T.M. Lankveld, C.W.A.A.M. Mutsaers en J.J.
Wolswinkel.

Roest, H.I.J.; 1996; 5374 JK Schaijk;
Maalstoel 28; tel. 0486-463636 prakt.; p., medew.
bij R.H.M. Bergevoet en W.A. Buijsse (toev.
als
lid).

Ronner, H.J.; 1984; 3417 TR Montfoort; De
Bleek 1; tel. 0348-474580 privé, 472893 prakt.; p.
(toev. als lid).

Rosmalen, K.A.J. van; 1992; 1992; 7941
HE Meppel; Stationsweg 40; tel. 0522-260952
privé, 254731 prakt.; fax 0522-240662; p.,
geass.
met
J. Bosman, J.F. van Calker, Mevr. H.W.
Janssen, J.L. Krom, W. Meijer en J.B. Timmer.

Rossum, P.C.R. van; 1992; 7021 MJ
Zelhem; Hengeloseweg
48 A; tel. 0314-621257
privé, 621272 prakt.; p., geass. met A.A. Oranje
en S. Tol.

»Rulkens, R.J.; 1978; 4901 KE Oosterhout
(NB); Bouwlingstraat 19;
tel. 0162-460443
privé, 436910 bur.;
fax 0162-430122; dir. R. &
W. Bioresearch, Farmaceutisch Lab.

Serrarens, S.A.T.V.; 1994; 6005 NR
Weert; Ittervoorterweg 24; tel. 0495-551806
privé,
551225 prakt.; fax 0495-551615; p., me-
dew. bij P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H.
Heijmans, H.A.M. Hendriks. A.Th.E. Kooien,
M.I.M. Linthorst, F.G.M. Scheijmans. J.W.H.
Scheres en G.P.M.M. Tacken.

Serrarens-van Kimmenade. Mevr.
C.H.A.H.; 1994;
6005 NR Weert; Itlervoort-
erweg 24; tel. 0495-551806 privé, 551225
prakt.; fax 0495-551615; p., medew. bij
P.N.G.,M. van Beek, M.W.G.H. Heijmans,
H
.A.M. Hendriks, A.Th.E. Kooien, M.I.M.
Linthorst, F.G..M. Scheijmans, J.W .H. Scheres
en G.P.M.M. Tacken.

*Smit, Mevr. M.; 1997; 3730 AC De Bilt;
Postbus 114; tel. 030-2205479; wnd.d.

Smit, A.J. de; 1993; 8251 MB Dronten; De
Patrijs
10; tel. 0321-310397 privé, 0320-2.38698
bur.; wet. medew. ID-DLO, Afd. Zoogdier
Virologie.

Sorgedrager, R.; 1991; .3991 LL Houten;
Houtensewetering 2; tel. 030-6380579; p., me-
dew. bij J.J. van der Louw, J.H.M. Peeters en
H.J.B.du Pon.

Spaans, Mevr. A.H.; 1996; 3512 VR
Utrecht; Van Asch van Wijckskade 25; tel. 030-
2328828 privé, 0342-442740 prakt.; p., medew.
bij B. Hilgersom en F.T.M. Nederveen
(toev. als
lid).

*Steen, Mevr. J.C.M.; 1997; 1216 LJ
Hilversum; Menno Simonszhof 25; tel. 035-
6217418; d.

Swagemakers, J.H.D.M.; Gent-1987;
49596 Gehrde; Kornstrasse 8 A; tel. 00-49-
5433-6566 privé, 5492-2915 prakt.; fax 00-49-
5492-2916; p., paarden, geass. met Dr. H.
(Jöbel en Dr. M. Koene.

Thomassen, Mevr. I.M.J.L.; 1996; 3572 XJ
Utrecht; Admiraal van Gentstraat 69 bis; tel. 030-
2735121; wnd.d.
(toev. als lid).

Tiel, U.M.; 1986; 3844 GC Harderwijk;
Stationslaan 99; tel. 0341 -418090 privé. 415765
prakt.; fax
Ü341-427761; p., geass. met M.J.
Bakker.

Unen, H. van; 1995; 3553 CG Utrecht;
Linnaeusstraat 60 bis; tel. 030-2432841 privé,
0348-472697 prakt.; p., medcw. bij L. Pool.

Vanbeckevoort, H.; Gent-1986; 2380
Ravels (België); Peelsestraat 56; tel. 00-32-14-
650322 privé, 650370 prakt.; p., geass. met G.
Beirinckx en E. Gilles
(toev. als lid).

*Vedder, Mevr. E.J.; 1996; 3722 BH
Bilthoven; Parklaan 80 B; tel. 030-2252491; d.

Vegt, D.J. van der; 1991; 6971 VS
Brummen; Patrijsstraat 52; tel. 0575-476.366
prakt.; p., medew. bij G. van Bokhorst.

Wal, Mevr. M. van der; 1984; 07609 Lluc
■Mayor, Mallorca (Spanje); C/Son Granada 22,
trb. Bella Vista Cala Blava;
d.

Weele, M G. van der; 1988; 5056 JB
Berkel-Enschot; Molenstraat 15;
tel. 013-
5334622 privé, 5283535 prakt.; fax 013-
5219315;
p., medew. bij C.I.M.M. Achten.
G.M.J.M. Boink, F.L.P.C. Donders, A.H.M. van
Doremalen en J.H.M. Maas.

Wensveen, J.P.l. van; 1969; 6213 HE
Maastricht; Pletzersstraat 15; tel. 043-3430668;
r.d.

*Wormhoudt, R.; 1997; .306« JG
Rotterdam; Kelloggplaats 276; tel. 010-
4203625; wnd.d.

Yokoi. Mevr. M.; 1996; 3037 GK
Rotterdam; Bergsingel 104 A; tel. 010-2651660
privé, 0180-425253 prakt.; fax 0180-425363; p.,
medew. bij W. van Erk, Mevr. A.E. van Horssen,
P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en Mevr.
C.P.M. Valstar
(toev. als lid).

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1997

De gegevens die in deze personalia ver-
meld staan, zijn helaas niet opgenomen in
het Diergeneeskundig Jaarboek 1997!

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Maart

4 Seminar Pluimvee-onderzoek ID-DLO.
Auditorium ID-DLO, Edelhertweg 15 te
Lelystad. Aanvang: 13.30 uur.

8—12 64\' Annual Meeting & Spring Manage-
ment Conference van de American Animal
Hospital Assocation. San Diego (Zuid-
Califomië). Informatie bij prof dr. J.E.
Gajentaan. tel.: (M18-515839, fax: 0418-
518157.

9 Symposium van de Werkgroep Thorax Sa-
vab Flanders: \'Dyspnee: differentiële diag-
nose en behandeling\' in het Novotel Gent
Centrum.

13 Environmental Risk Assessment in the EU
and USA. Intemational Veterinary Fomm,
London.

14—17 Meeting of the Association for Equine
Sports Medicine, San Antonio, Texas, USA.
Topic: Muscular Disorders of Horses. For
more information, contact: Executive Direc-
tor. AESM, P.O. Box 4506. Santa Barbara.
CA 93140-4506, Phone: (805 )%5-1028, fax:
(805)965-0722.

18 Symposium verrijkt voedsel: nu nog beter! in
de Reehorst in Ede.

19 Symposium \'Lcvensmiddelenmicrobiologie
in beweging\' in de Roze zaal van het AZU te
Utrecht. Aanvang: 9.30 uur. Organisator: de
Eijkman Stichting.

21 Centralised and Mutual Recognition Pro-
cedures for Veterinary Medicines. European
Veterinary Forum, London.

.April

1—3 Fifth World Veterinary Dental Congress at
the Intemational Convention Centre, Bir-
mingham, England.

5—6 Small Animal Oncology Conference: Diag-
nosis and Treatment. University of Zürich,
Faculty of Veterinary Medicine. Dr. Juan
Carlos Sardinas, Veterinary Surgery Clinic,
University of Zürich, Winterthurerstrasse
260, CH-8057 Zürich, Switzerland, tel.: 41-
1-635-84-01, fax: 41-1-635-89-05.

6—8 The fourth intemational symposium on ec-
toparasites of pets. University of Califomia,
Riverside, Califomia. Dr. N.C. Hinkle, Dept.
Entomology, UCR, Riverside, CA 92521,
phone (909) 787-2422 or e-mail
NHinkle(®citrus.ucr.edu.

8— 11 Congress of the German Veterinary Medi-

cal Society: \'Current Research Results in
Veterinary and Comparative Medicine\'.

9—12 22. Kongreß der DVG in Bad Nauheim.

17 NVVL-congres \'97: Trends in Voedings-

-ocr page 183-

wetenschappen. Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede.

25— 27 Voorjaarsdagen, RAI - .Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congress langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Vooijaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

Mei

20—22 Intemational symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Plouftagan, France.

26—29 The Waltham Intemational Symposium
1997, Orlando, Florida, USA. \'Pet nutrition
and health in the 21 st century\'.

31—1 Intemational symposium \'diagnosis in hor-
ses\' of the German Society of equine medi-
cine in Bad Homburg, Germany. Please con-
tact: COPP, Birgit Bamickel, Friedrich-
Ebert-Str. 12, 61462 Königstein, Gemiany.
Tel. 0049-6174/931333, Fax. 0049-6174/
931343.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997: \'Cli-
nical Neurology in Small Animal Practice\' in
Edegem (Antwerpen) België, Congres-
centrum \'Ter Eist\'. Meer informatie: Dr.
Leen Verhaert, G. Van der Lindenlaan 15, B-
2570 Duffel, België, fax: (32) 15 31 73 90,
Email: leenvdent(^glo.be.

Juni

7—8 Practitioner\'s Symposium, American Board
of Veterinary Practitioners, Westin O\'Hare,
Chicago, IL. More information: ABVP
Administrator, 530 Church Street, Suite 700,
Nashville, TN 37219, USA, phone 615-254
3687, fax 615-254 7047.

7— 10 European Symposium on Poultry Welfare,

Wageningen.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluimvee-
gezondheidszorg bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren te Deventer, van 13.30 tot 16.30
uur.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en Re-
combinant-DNA Technologie, Utrecht. In-
lichtingen: J.A. Lenstra en prof dr. B.A.M.
van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-2534888, fax:
030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stapling
laboratory, respiratory seminars, cxtemal
fixator). For information contact: ECVS,
MonikaGutscher, Wintcrthurerstr. 260,8057
Ziirich, Switzerland. Tel.: 41-1-6358408,
fax:41-1-3130384

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons in
Utrecht.

Juli

6—10 7th EAVPT Intemational Congress, Ma-
drid, Spain.

8—12 Intemational Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof B. Toma, tel: 33-
43967100, fax: 33^3967125.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal

Hygiene; Helsinki, Finland. For more infor-
mation, please contact dr. F. van Eerdenburg,
FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the Hungarian
Academy of Sciences, Hungary-1581 Buda-
pest, P.O. Box 18, Phone: 36 1 252-2455,
Fax: 36 1 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague, The Netherlands.
12th Intemational symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists.
Congress language is English. For fiirther de-
tails please contact the Royal Netherlands
Veterinary Association, P.O. Box 14031,
NL-3508 SB Utrecht, The Netherlands. Fax:
31-30-2511787.

September

10—14 The 5th WEVA (World Equine Vete-
rinary Association) Congress. Padova, Italy.
http://www.finsystem.it/weva97, email
weva97@finsystem.it, CSR Conressi P.O.
Box 1769-MO 100 Bologna, Italy. Ph 39-
51-765357, Fax 39-51-765195 crs.con-
gressi@pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Intemational
Conference Centre.

November

1 of8 Symposium \'Diergeneeskimdeen Voeding\'
van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht,
Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.

1998

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim. tel.: 89-315619-70 or -
80. fax: 89-315619-82.

Juni

2—5 Third Intemational Symposium on Hor-
mone and Veterinary Drag Residue Ana-
lysis, Bmges, Belgium. Deadline for receipt
of abstracts is February 1, 1998. Information:
Prof C. Van Peteghem, Symposium Chair-
man, Faculty of Pharmaceutical Sciences,
University of Ghent, Harelbekestraat 72, B-
9000, Ghent, Belgium. Phone: (32)9/
264.81.34, fax: (32)9/264.81.99, e-mail: car-
los.vanpeteghem@rag.ac.be.

VERGADERINGEN S,
BIJEENKOMSTEN

Maart

3 L^ Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 1. Specialisatie:
rund. Tijd: 14.00 uur. Locatie: Drachten.

12 Informatie-avond RW. Plaats: KNMvD te
Utrecht. Aanvang: 19.30 uur. Opgave bij het
Bureau van de KNMvD: tel.: 030-2510111
(Yvonne Stufano) zie pagina 151.

13 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 2/3. Specialisa-
tie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie: Mar-
kelo.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 12. Specialisatie:

varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie: Boxtel.

20 Groep Geneeskunde van het Rund.

25 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van het
Varken in de Jaarbeurs te Utrecht.

27 Jaarvergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

27 Kringvergadering, Kring Dierenartsen Gel-
derse Vallei. 20.15 uur in praktijkgebouw
van DAP Bameveld.

April

7 AUV-vergadering. Regio Oost. Op dit mo-
ment is de locatie nog niet bekend.

10 AUV-vergadering. Regio West. Op dit mo-
ment is de locatie nog niet bekend.

10 Jaarvergadering en lezingen Groep Pluim-
veewctenschappen bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren in Boxtel, van 13.30 tot 16.30
uur.

12 Bijeenkomst Groep Gezondheids- en Kwa-
liteitszorg, Androclusgebouw Faculteit der
Diergeneeskunde, Utrecht. Zie pagina 143.

17 Leo Pharmaceutical Products B.V. Intervi-
sie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8. Specialisa-
tie: rund. Tijd: 20.00 uur. Locatie: De Meem.

21 AUV-vergadering. Regio Noord. Op dit mo-
ment is de locatie nog niet bekend.

24 AUV-vergadering. Regio Zuid. Op dit mo-
ment is de locatie nog niet bekend.

Mei

13 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

15 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
bcurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

20 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

21 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

22 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

27 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

30- 9 juni Studiereis KNMvD/VVAA naar de
Baltische Staten en St. Petersburg.

31 Reünie IPC Dier Bameveld.

Juni

4 Algemene Ledenvergadering AUV. Locatie:
Nationaal Sportcentrum te Papendal in
Amhem.

4 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\' Meemdijk 59, De Meem.

5 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang: 14.30 uur, locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.

5 Jaarlijkse Kampioenschappen Kleiduiven-
schieten voor Dierenartsen bij Dorhout Mees
te Biddinghuizen. Organisator: Boehringer
Ingelheim.

11 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek, De
Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:

-ocr page 184-

19.30 uur.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

Oktober

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek, De
Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

22 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

23 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14,30 uur, locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.

November

8 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

December

10 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

CURSUSSEN

Maart

4 PAO-D cursus: 97.207/ Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 6 en 7
maart 1997).

6 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (34) Werkingsmechanismen van psy-
chofarmaca.

6 Nascholingsdag Dierenartsassistenten II;
Heerenveen, Postiljon hotel.

11 PAO-D cursus: 97.304. Praktische economie
1 voor het varkensbedrijf (3 middagen, tevens
18 en 25 maart 1997).

12 PAO-D cursus: 97.112. Patiëntendemon-
stratie GD.

13 Puo (Gent) Gezelschapsdieren; Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (40) Cy-
tologie als diagnostisch hulpmiddel voor de
praktijkdierenarts.

13— 14 PHLO-cursus \'Preventieve gezondheids-
zorg in de varkenshouderij\' te Wageningen.

16—20 ESA VS postgraduate intensive course
\'Emergeney care at equine competitions\',
Zürich, Zwitseriand.

18 PAO-D cursus: 97.502. EHBO paard.

19 PAO-D cursus: 97.701. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (35) Perifere neuromusculaire aan-
doeningen.

20 PAO-D cursus: 97.217. Sensoren in de melk-
veehouderij.

22 PAO-D cursus: 97.802. Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek GD.

26 PAO-D cursus: 97.101. Behandelings-
methoden van fracturen.

26—28 PHLO-cursus \'Diergezondheidszorg in
economisch perspectief.

27 PAO-D cursus: 97.220. Fertiliteit rund.

April

1 PAO-D cursus: 97.218. Sensoren in de melk-
veehouderij.

3 PAO-D cursus; 97.212. Praktische economie
1 voor het melkveebedrijf (2 dagen, tevens 10
april 1997).

9—11 PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole en
-sturing\' in Leuven (België).

10 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (36) Kruisbandruptuur bij de hond:
Diagnose en resultaat van intra-articulaire
behandeling.

12 PAO-D cursus: 97.901. Symposium 30 jaar
Dierenkliniek Emmeloord; \'Bewegen is le-
ven: over ziektekunde en traumatologie van
het bewegingsapparaat bij hond, kat en
paard\'.

12—16 Five-day basis introductory course Mi-
crobiology of Foods of Animal Origin. Royal
Veterinary College, Camden Town.

16 PAO-D cursus: 97.219. Sensoren in de melk-
veehouderij.

17 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (41) Kli-
nische gegevens en in vitro criteria voor ge-
bruik van medicijnen bij vogels.

22 PAO-D cursus: 97.305. Praktische economie
1 voor het varkensbedrijf (3 middagen, tevens
1 en 6 mei 1997).

24 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (37) Pijnbestrijding bij orthopedie-
patiënten.

25 PHLO-cursus \'Nieuwe ontwikkelingen in vi-
taminen: fysiologie en gebmik\'.

29 PAO-D cursus: 97.903. Financieel praktijk-
management \'jaarstukken lezen\'.

Mei

5 PAO-D cursus: 97.208. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 7 en 9 mei
1997).

9—10 7. Annual European Equine Arthroscopy
Workshop -basic course- in D 48291 Telgte.
Tel.: 0049-2504-3064, fax: 0049-2504-
77330.

13 PAO-D cursus: 97.118. Inleiding bacteriolo-
gisch onderzoek GD.

13—15 PAO-D cursus: 97.202. Infectieziekten op
rundveetjedrijven.

14—17 1 st Course on Distal Extremities Surgery
and Traumatology, Cremona (Italy). SCI-
VAC, tel.: -39-372-460440, fax: -39-372-
457091.

15 PAO-D cursus: 97.115. Endoscopic voorste
luchtwegen/otoscopisch onderzoek GD.

15 PAO-D cursus: 97.213. Praktische economie
I voor het melkveetiedrijf (2 dagen, tevens 22
mei 1997).

15—16 PAO-D cursus: 97.301. Antibioticumbe-
leid varken.

27 PAO-D cursus: 97.306. Praktische economie
I voor het varkensbedrijf (3 middagen, tevens
3en lOjuni 1997).

28 PAO-D cursus: 97.111. Klinische les GD
\'Nefrologie\' nieuwe behandelingsmetho-
den\'.

30 PAO-D cursus: 97.906. Gezondheidsbe-
waking pelsdieren- en konijnenhouderij.

30 PAO-D cursus: 97.907. Gezondheidsbe-
waking pelsdierhouderij.

30 PAO-D cursus: 97.908. Gezondheidsbe-
waking konijnenhouderij.

Juni

2 PAO-D cursus: 97.209. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 5 en 6 juni
1997).

4 PAO-D cursus: 97.106. Praktische röntgeno-
logie gezelschapsdieren.

5—6 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Soestertierg. Kontakt der

Kontinenten, aanvang 17.00 uur. Workshop
\'voor de dag ermee!\' (over presenteren en
zichtbaar zijn) door Ina Vader.

11 PAO-D cursus: 97.116. Diagnostiek tumoren
gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 97.302. Interpretatie labora-
toriumuitslagen varken.

13 PAO-D cursus: 97.107. Behandeling van
kruisbandletsels.

14 PAO-D cursus: 97.803. Assistentie drachtig-
heidsonderzoek GD.

17 PAO-D cursus: 97.904. Financieel praktijk-
management \'jaarstukken lezen\'.

19 PAO-D cursus: 97.114. En hoe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische pro-
blemen GD.

19 PAO-D cursus: 97.214. Praktische economie
I voor het melkveebedrijf (2 dagen, tevens 26
juni 1997).

19—20 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt der
Kontinenten, aanvang 17.00 uur. Workshop
\'één vrouw in een commissie maakt nog geen
lente\' (over besturen in de diergeneeskunde)
door Ineke Tijmes.

30—5 juli PHLO-cursus \'Animal Health Eco-
nomics - Principles and Applications\' te
Wageningen. Inschrijftermijn eindigt 17
maart 1997.

Juli

1—5 PAO-D cursus: 97.501. Gynaecologie en
neontalogie paard.

September

8 PAO-D cursus: 97.210. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 9 en 12 sep-
tember 1997).

16 PAO-D cursus: 97.307. Praktische economie
I voor het varkensbedrijf (drie middagen, te-
vens 23 en 30 september 1997).

19—20 5. Course in Equine Laparascopy -basic
course- in D 48291 Telgte. Tel.: 0049-2504-
3064, fax: 0049-2504-77330.

Oktober

6—11 PHLO-cursus \'European Agricultural Po-
licy in Transformation\' te Leuven, België.

9 PAO-D cursus: 97.215. Praktische economie
I voor het melkveebedrijf (twee dagen, te-
vens 16 oktober 1997).

28 PAO-D cursus: 97.308. Praktische economie
I voor het varkensbedrijf (drie middagen, te-
vens 4 en 11 novemt)er 1997).

November

20 PAO-D cursus: 97.216. Praktische economie
I voor het melkveebedrijf (twee dagen, te-
vens 27 november 1997).

Aflevering

01-04-1997
15-04-1997
01-05-1997
15-05-1997

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

10-03-1997
29-03-1997
14-04-1997
28-04-1997

Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 185-

ÉBBHSBBSBSil^^
0

Het schrijven van een editorial voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is niet altijd even eenvoudig, zeker wan-
neer je meer eisen stelt dan alleen maar het opsommen van de inhoudsopgave. Het aanbrengen van een actueel tin-
tje in een editorial staat bijvoorbeeld garant voor een veel leesbaarder stuk dan het alleen maar inhaken op een
aantal \'highlights\' uit het Tijdschrift zelf. Maar wanneer de pers, de boerenstand en dus ook de dierenartsen vol
zijn van de varkenspest, dan is het actuele item alweer zo actueel dat het niet echt loont het te gebruiken voor een
editorial. Een andere techniek om bij het schrijven van een goed editorial te gebriaken is het vestigen van de aan-
dacht op een deel van de inhoud dat die aandacht verdient. Bijvoorbeeld de publicatie van een nieuwe diergenees-
kundige techniek, de beschrijving van een net ontdekte ziekte of de rapportage van een gewaagd stukje onderzoek.
Dit soort publicaties komt echter niet in ieder TvD voor, zodat ook daarin niet altijd een inspiratiebron gevonden
kan worden.

Wat in deze aflevering van het Tijdschrift opvalt, is het gehalte aan ingezonden brieven. Hoe de Hoofdredactie hier-
over denkt is echter zeer recent nog in een editorial beschreven. Ook deze aflevering van het Tijdschrift zal mogelijk
weer aanleiding zijn tot het sturen van ingezonden brieven, zeker door de leden die chemotherapie bij dieren wat
ver vinden gaan. Wat moeten die leden dan wel niet denken van de oproep voor de afslankwedstrijd voor volslanke
honden en katten (\'mollig\' is toch een wat te beladen term)?

Gelukkig gaat het hier nog om afslanken door middel van diëten en is er nog geen sprake van liposuctie in de dier-
geneeskunde. Want dat lijkt nou eerder nog dan chemotherapie een ingreep die het nodige stof zou doen opwaaien
en waarover zelfs een commissie Ethiek zich zou kunnen uitspreken. Vooralsnog zullen wij dierenartsen ons echter
eerst moeten beraden over de erfelijk bepaalde afwijkingen. Het is maar een klein onderdeel van de ethische vragen
die je je heden ten dage als dierenarts kunt of moet stellen. Het is daarom erg belangrijk dat de discussie inderdaad
wordt aangezwengeld zodat er binnen de beroepsgroep enige consensus bestaat over het al dan niet uitvoeren van
bepaalde ingrepen.

Van de Hoofdredactie

Over één ding lijkt discussie niet echt nodig. Het stukje uit de Leeuwarder Courant dat een positieve pers geeft van
de \'hyperbereikbaarheid\' van de dierenarts onderstreept gelukkig eens dat de vergelijking met onze \'humane\' con-
fraters beslist niet altijd in ons nadeel hoeft uit te vallen. Het zou misschien een punt kunnen zijn voor een editorial
in het Tijdschrift voor Geneeskunde. En daarmee is eens te meer bewezen dat de inspiratie voor een editorial uit on-
verwachte \'hoeken\' van een tijdschrift kan opborrelen.

De Hoofdredactie

-ocr page 186-

DOORSTRALING VAN VOEDINGSMIDDELEN MET
IONISERENDE STRALEN; EEN OVERZICHT

Tijdschr Diergenee.skd 1997: 122:158-63

A.J. Nooitgedagt\'\'

Overzicteartikelen

SAMENVATTING

Doorstraling van voedsel met ioniserende stralen
(meestal gammastraling afkomstig van cobalt-60) vindt
plaats om een reductie van pathogene en bederfvervvek-
kende micro-organismen te realiseren. Het gebruik van
conserveermiddelen kan hierdoor worden verminderd.
Het bedrijf dat deze behandeling uitvoert moet voldoen
aan de eisen van de Kernenergie-wet.
De methode wordt aanbevolen door de FAO/WHO, de
Codex Alimentarius Commissie en de Gezondheidsraad
en zou wereldwijd moeten worden toegelaten en toege-
past. Thans is dit in 38 landen toegestaan en wordt het in
28 landen ook daadwerkelijk toegepast.
De meeste voedingsmiddelen ondergaan door deze be-
handeling geen organoleptische veranderingen. Het \'op-
lappen\' van microbiologisch afwijkende partijen met
deze techniek is verboden en bovendien niet mogelijk
omdat geen verbetering wordt bereikt van de organolep-
tische eigenschappen.

Nederland kent in het \'Warenwetbesluit Doorstraalde
Waren\' een \'positieve lijst\' van producten die mogen
worden doorstraald, of mogen worden ingevoerd om
voor derden te worden doorstraald. Bovendien mogen
geen andere doorstraalde waren dan de genoemde wor-
den geïmporteerd.

Er is een aantal fysische en chemische parameters ont-
wikkeld om doorstraling van producten aan te tonen.

SUMMARY

Treatment of food w ith ionizing radiation

Irradiation of food in the Netherlands may only be performed by a company
that works according to the (Dutch) law on nuclear energy.
Irradiation is used to reduce the number of pathogenic and spoilage micro-
organisms in food. Thus the use of preservatives can be diminished.
The use of this technique for the decontamination of food is sustained by the
FAO/WHO. Codex Alimentarius Committee and other organi.sations like
the Dutch Public Health Council. It should be accepted world wide and used
in every country.

Irradiation of food is at the moment allowed in 38 countries and practicaly
perjbrmed in 28 countries.

Gumma radiation from the cohalt-60 isotope is the commonly used source
of radiation.

The treatment causes in most foodstuffs no organoleptic changes. On the
other hand, organoleptic deteriorations provoked by micro-organisms rest
unchanged by the treatment. An inferior lot can not be irradiated \' into an
impeccable food.

In the Netherlands it is only allowed to irradiate foodstuffs mentioned in the
(Dutch) Irradiated Food Products Act which is part of the (Dutch) Food and
Commodities Act.

\' Voorheen dierenarts-microbioloog Inspectie Gezondheidsbescherming/Keurings-
dienst van Waren Nijmegen. Correspondentie-adres: A.J. Nooitgedagt. Vallon de St
Clair ISB. 83980 Le Lavandou. Frankrijk Telefoon: (00.33) 4.94.71.73.38.
(Onderstaand artikel is op eigen gezag geschreven, de inhoud geeft daarom niel au-
tomatisch de mening weer van de Inspectie Gezondheidsbescherming/Keurings-
dienst van Haren.)

No other irradiated foodstuffs, than mentioned in the Irradiated Food
Products Act. may be imported in the Netherlands, nor may in this country
other foodstuffs be irradiated for other countries.

During the last ten years, several physical and chemical methods for the de-
tection of irradiation offoodstuffs have been developed.

INLEIDING

Dit artikel tracht een overzicht te geven van de belangrijkste
aspecten met betrekking tot de decontaminatie van voedsel
met ioniserende stralen.

Met name wordt ingegaan op de toepassingsmogelijkheden en
de voor- en nadelen van de methode, verder op de stralingsbron-
nen die gebruikt kunnen worden en enkele wettelijke eisen die
gesteld worden aan installaties en aan de behandeling van voe-
dingsmiddelen. Tevens wordt gewezen op de onmogelijkheid
om hygiënisch en kwalitatief inferieure producten via doorstra-
ling \'op te lappen\' en op het feit dat door de behandeling in het
voedsel geen \'schadelijke bijproducten\' kunnen ontstaan.
Ten slotte worden enkele methoden vermeld waarmee door-
straling van voedingsmiddelen kan worden gedetecteerd.

De wereldbevolking groeit jaarlijks met ongeveer honderd-
miljoen (16,18). De productie-eenheden van voedsel nemen
in massaliteit toe.

Door de moderne transportmogelijkheden vinden handel in
en vervoer van verse voedingsmiddelen plaats over afstan-
den die voorheen ondenkbaar waren. De beweging van per-
sonen tussen landen is eveneens ongekend.
De met die massaliteit en verplaatsingen gepaard gaande
\'versleping\' van ziektekiemen zorgt, ondanks de voortdu-
rend toenemende medische en veterinaire kennis, voor
nieuwe gezondheidsproblemen.

Cholera in Peru, veroorzaakt door \'fmits de mer\' uit be-
smette wateren, is niet langer ver van ons bed, evenmin als
bijvoorbeeld
Shigella enleritidis die via gepelde garnalen uit
het Verre Oosten kan worden geïmporteerd.
De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) beschouwt
ziekten als gevolg van besmet voedsel - in Nederland door-
gaans niet geheel correct samengevat onder de noemer
\'voedselvergiftigingen\', want er vallen ook tal van voedsel-
infecties onder - als één van de meest verbreide gezond-
heidsproblemen van de huidige tijd (10,12).
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
(RIVM) schat op grond van gegevens verkregen via een be-
volkingsonderzoek het aantal maag-darm-aandoeningen bij
de mens in Nederland op zeven miljoen per jaar. Dit veroor-
zaakt naar schatting jaarlijks ruim 12.000 jaar werk- en
schoolverzuim, 2,3 miljoen huisartsenconsulten en 7,2 mil-
joen weken medicijngebruik.
Campylobacter veroorzaakt
een miljoen van deze gevallen van enteritis en
Salmonella
vierhonderdduizend (32).

Volgens de WHO is besmettelijke diarree de oorzaak van 25%
van de sterfgevallen in ontwikkelingslanden; de veroorzaker
wordt in 70% hiervan overgebracht door besmet voedsel (11).
Studies van de Centers of Disease Control toonden aan dat in
Amerika de door voedsel overgebrachte ziekten, veroorzaakt
door pathogene bacteriën als
Salmonella, Campylobacter,

-ocr page 187-

Escherichia coli en Vibrio evenals door Trichinella spiralis,
lintwormen en andere parasieten, naar schatting jaarlijks de
oorzaak zijn van 10.000 doden en tussen de 24 en 81 miljoen
ziektegevallen met diarree (4,11,20). Nauwkeuriger schattin-
gen zijn thans niet mogelijk doordat er een enorme onderrap-
portage is van deze ziekten, zowel in Nederland als in de
USA, terwijl ook verscheidene factoren de (non)isolatie van
pathogenen kunnen beïnvloeden (32).
Het United States Department of Agriculture (USDA) bere-
kende voorts dat de kosten van medische verzorging en het
verlies van arbeidsprestatie, veroorzaakt door bekende pa-
thogenen, jaarlijks 5-6 miljard dollar bedragen (20).
Ten slotte kan nog worden vermeld dat een kwart tot een
derde van de wereld-voedselproductie behalve door \'pests\'
(vraat door ratten, muizen en dergelijke), verloren gaat door
de activiteit van insecten, bacteriën en schimmels en eventu-
eel enzymatisch bederf (10).

HOUDBAARHEID EN VEILIGHEID VAN VOEDSEL
Reeds in het Neolithicum, ruim 10.000 jaar geleden, trachtte
de mens via het drogen, roken en zouten van vis en vlees de
houdbaarheid hiervan te vergroten. Ook was het drogen van
vruchten bekend en het confijten.

Met vallen en opstaan werd voorts de fermentatie dienstbaar
gemaakt aan de conservering van voedsel: wijn en bier en
vele kaas- en worstsoorten zijn daarvan nu nog het bewijs (2).
Maar aan de mislukkingen herinnert ons onder andere de nog
in deze eeuw voorkomende dodelijke \'worstvergiftiging\',
veroorzaakt door
Clostridium botulinum.
Koelen en zeker diepvriezen (-18°C) vergroten de houdbaar-
heid van voedsel, zij het dat in principe alle aanwezige pa-
thogenen en de bederfflora deze behandelingen overleven.
Sterilisatie en pasteurisatie, de toevoeging van conserveer-
middelen en bijvoorbeeld begassing van kruiden met etheen-
oxide (synoniem: ethyleenoxide) dienen een soortgelijk doel.
De eisen ten aanzien van residuen van etheenoxide in voe-
dingsmiddelen zijn - vanwege de giftigheid - in de warenwet
zodanig aangescherpt dat dit in de praktijk neerkomt op een
verbod om etheenoxide voor desinfectie van levensmiddelen
te gebruiken (3). Ook in verschillende andere landen is het
gebruik ervan verboden.

Hoewel de chemische (conserverings)middelen in de toege-
laten dosis niet schadelijk worden geacht voor de gezond-
heid, wil men het gebruik ervan zoveel mogelijk beperken.
Alle tot nu toe bekende conserveringsmethoden hebben zo
hun eigen positieve en negatieve kanten. Dat geldt ook voor
de, hierna te bespreken, doorstraling van voedsel. De ideale
methode is tot op heden nog niet gevonden en zal mogelijk
ook niet worden gevonden.

DOORSTRALING

De methode van conserveren met behulp van ioniserende stra-
len is relatief jong. In 1895 meldde Röntgen de ontdekking van
naar hem genoemde stralen (13) en in 1896 ontdekte Becquerel
de radioactiviteit, met onder andere gammastraling (17).
Gammastraling vormt een sector uit het electromagnetische
spectrum waar aan de \'lange\' zijde radiogolven, magnetron-
golven, het zichtbare- en ultraviolette licht deel van uitma-
ken. Gammastralen komen in dit schema na de röntgenstra-
len terwijl ze worden gevolgd door de kosmische straling
met een nóg kortere golflengte (14,23).
Terwijl de microgolven in de magnetron in staat zijn om mole-
culen in beweging te brengen waardoor warmte ontstaat, blijkt
de nog grotere energie van de gammastraling electronen uit een
atoom los te kunnen maken waardoor ionen worden gevormd.
Hier heeft zij de naam \'ioniserende straling\' aan te danken (19).
Ook kan deze straling in een atoom electronen vanuit een
baan met lagere energie doen overgaan naar een schil met
hogere energie. Gammastraling van onder andere Cobalt-60,
of Cs-137 tast de kern van een atoom niet aan; daarom kan er
tijdens de doorstraling van voedsel geen radioactiviteit wor-
den geïnduceerd (23).

Al spoedig werd ook het bacteriedodend vermogen van deze
straling vastgesteld (2). Hoewel Wüst reeds in 1930 een
Frans patent verwierf voor het conserveren van voedsel met
ioniserende stralen (33), leidde dit nog niet tot practische
toepassingen. Vooral echter na de tweede wereldoorlog -
vanaf de vijftiger jaren - is het onderzoek en de ontwikkeling
op gang gekomen.

De straling kan, afhankelijk van de dosis, dodelijk zijn vooralle
levende wezens. Generaliserend kan worden gesteld dat naar-
mate het organisme kleiner is er meer straling nodig is om het te
doden. Virussen en ook prionen zijn relatief ongevoelig terwijl
hogere diersoorten en ook de mens zeer gevoehg zijn. Aan de
veiligheid van de installaties worden daarom zeer strenge eisen
gesteld. Onder andere is de doorstralingsruimte omgeven door
een laag gewapend beton van 1,8 meter dik (23).
Over de hele wereld bestaan op dit moment circa 180 instal-
laties die geschikt zijn om producten met gammastralen te
behandelen. Het gaat hierbij in veel gevallen om medische
gebruiksvoorwerpen (23).

In 38 landen is voedseldoorstraling toegestaan, terwijl 28 lan-
den dit procédé daadwerkelijk commercieel toepassen (21).
In Nederland is slechts één commercieel bedrijf waar pro-
ducten en voedingsmiddelen - voornamelijk grondstoffen -
(mogen) worden doorstraald.

In de USA bestaat pas sedert begin 1992 een eerste voedsel-
doorstralingsbedrijf op commerciële basis, maar daar timmert
men wel meteen flink aan de weg (15,26). Met veel succes ver-
koopt een aantal supermarkten in de USA behandelde aard-
beien, perssinaasappels, grapefruits, kip en kalkoen. En bij-
voorbeeld een ziekenhuis in Florida is in 1993 begonnen met
bestellingen van doorstraalde kip voor haar personeelsrestau-
rant (26). De grote supermarktketens in de USA durven echter
de verkoop van doorstraalde voedingsmiddelen nog niet goed
aan vanwege onzekerheid over de reacties van de consumenten.
Wel heeft de mogelijkheid om doorstraalde kip(delen) te ver-
kopen de exportmogelijkheden vergroot van Amerika naar
landen waar doorstralen van kip is toegestaan, bijvoorbeeld
Rusland, Engeland, Israël, Frankrijk, Zuid-Afrika, Brazilië,
Chili, Hongarije, Thailand, Syrië, Joegoslavië en natuurlijk
ook Nederland (mits het als zodanig is aangeduid) (26).
Toelating van de verkoop van doorstraald rundvlees in
Amerika is op dit moment in behandeling.
De staat New York heeft echter het verbod van verkoop van
doorstraalde voedingsmiddelen verlengd (26). Het is daarom
een interessante vraag in hoeverre dit verbod gehandhaafd
kan blijven in het licht van het feit dat de aanwezigheid van
E.coli OI57:H7 in vlees en gehakt door de Amerikaanse
Food Safety and Inspection Service (FSIS) wordt be-
schouwd als een vervalsing en in het licht van dreigende wet-
telijke productaansprakelijkheid-claims indien ziektes door
dit niet-behandelde voedsel kunnen worden bewezen. Men
kan namelijk de producent verwijten dat hij niet al het moge-
lijke heeft gedaan om het voedsel veilig te maken (25,27).
Ook is het een interessante vraag of dit verbod overeind kan
blijven als zich in deze staat een supermarkt van elders ves-
tigt, die reeds doorstraald voedsel verkoopt (26).

-ocr page 188-

TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN VAN DOORSTRA-
LING

Bij de doorstraling van voedsel kan men verschillende effec-
ten op het oog hebben (2):

- Het belangrijkste doel is de vernietiging van de aanwezige
pathogene micro-organismen als
Salmonella, Shigella,
Vibrio, Listeria, Escherichia coli 0157:H7.
Hiervoor
wordt tot circa 7 kGy gebruikt. Daarmee wordt ook een
groot deel van de bederfflora uitgeschakeld.

- Kruiden en specerijen kunnen worden vrijgemaakt van
schimmels en bacteriën zodat deze in niet-verhitte vlees-
waren, salades en dergelijke geen bederf kunnen veroorza-
ken. Ze bevatten veel schimmels en vaak ook sporevor-
mers, daarom is hiervoor tot 10 kGy noodzakelijk.

De hieronder genoemde voorbeelden van toepassingen, die
in verschillende delen in de wereld plaatsvinden, zijn in
Nederland niet toegestaan. Deels omdat er andere goede me-
thoden bestaan, invriezen van vlees bijvoorbeeld, deels om-
dat hiermee geen duidelijk volksgezondheidsvoordeel kan
worden behaald.

- In varkensvlees respectievelijk rundvlees kunnen parasie-
ten als
Trichinella spiralis en blaaswormstadia van lint-
wormen worden geïnactiveerd. Dit geldt eveneens voor
Toxoplasmagonclii. Hiervoor is tot 1 kGy afdoende.

- De eieren, de larven en de imago\'s van insecten en andere
organismen die de oogst kunnen aantasten worden met
circa 1 KGy onschadelijk gemaakt.

- Het spruiten van aardappels en uien wordt geremd door
0,15 kGy. Dit maakt het gebruik van chemische middelen
overbodig, maar is in Nederland niet toegestaan. In Japan
bijvoorbeeld wel.

- Het rijpen van mango\'s en papaya\'s wordt geremd door I
kGy.

In Nederland wordt prioriteit gegeven aan bevordering van
de volksgezondheid door het bestrijden van pathogene mi-
cro-organismen en het terugdringen van het gebruik van con-
serveermiddelen.

DE STRALINGSBRON

Ioniserende straling voor de behandeling van voedingsmid-
delen mag volgens het \'Warenwetbesluit Doorstraalde
Waren\' (6) slechts zijn:

- Gammastralen afkomstig van de radionucliden ^"^Co of
\'37Cs.

- Röntgenstralen opgewekt door machinale bronnen van ten
hoogste 5 Mev.

- Electronenbundels opgewekt door apparaten van ten
hoogste 10 Mev.

Röntgenstralen hebben een goed penetratievermogen, maar
het rendement van de apparatuur is laag: slechts 10% van de
toegevoerde energie wordt omgezet in röntgenstraling.
Daarom worden röntgenstralen tot nu toe niet toegepast voor
de behandeling van voedingsmiddelen (23).

Electronenbundels hebben een gering doordringend vermo-
gen. Om die reden kunnen er alleen dunne lagen mee worden
behandeld (23). De dikte van de laag kan echter ruimschoots
worden verdubbeld als de doorstraling van beide zijden
plaatsvindt (25). Bovendien kan de dosis zodanig worden
opgevoerd, dat snelle doorvoer van bijvoorbeeld graan of
droog diervoeder mogelijk is.

Iedere storing veroorzaakt een afsluiten van de voedings-
stroom, waardoor de straling onmiddellijk stopt. Men kan
daarna rustig aan de installatie werken. De machines hebben
relatief veel meer onderhoud nodig dan een \'Cobalt-60 in-
stallatie\'. Dit maakt dus frequenter een onderbreking van de
productie noodzakelijk (25).

Gammastraling met behulp van Cobalt-60 wordt daarom het
meest gebruikt. Het isotoop wordt kunstmatig gemaakt door
Cobalt-59 te bombarderen met neutronen (23). Het element
is gemakkelijk onder controle te houden: het lost namelijk
niet op in water, heeft een hoog smeltpunt: circa 1500\'\'C (31)
en wordt niet gasvormig. Het heeft een relatief korte half-
waarde-tijd van 5,27 jaar waarbij nikkel-60 overblijft. Zelfs
grote bronnen zullen daardoor binnen 115 jaar vervallen tot
een niveau gelijk aan dat van de natuurlijke achtergrondstra-
ling in het milieu (23).

Deze methode heeft echter ook enkele nadelen. De stralings-
bron kan niet worden afgezet; bij reparaties of storingen,
zakt de bron daarom, uit veiligheidsoverwegingen, in een
diep bassin gevuld met water dat de straling absorbeert.
Aangezien de bron dus langzaam vervalt, zonder dat dit is te
beïnvloeden, zal er op gezette tijden herschikking en/of ver-
vanging van de staafjes nodig zijn. Men heeft echter vol-
doende ervaring met het hanteren van Cobalt-60 om dit vei-
lig te kunnen doen.

De hoeveelheid door een bestaande installatie uitgezonden
straling is niet te beïnvloeden. Daarom kan de doorstra-
lingsdosis van een bepaald product alleen worden geregeld
door de verblijftijd in de stralingsbunker. Bij genoemd
Nederlands bedrijf worden pallets met afmetingen van
I00xl20x 195 cm en een inhoud van maximaal 1000 kilo
via een ingenieus transportsysteem gedurende de gewenste
tijd - van alle kanten - doorstraald. Dit proces is goed repro-
duceerbaar. En aan meegestuurde dosimeters kan boven-
dien de hoeveelheid geabsorbeerde energie worden afgele-
zen.

Bij gammastraling komt veel ozon vrij. Via onderdruk in de
doorstralingsruimte wordt voorkomen dat deze naar de om-
ringende ruimtes diffundeert. De ozon wordt verdund met
lucht en vervolgens door intensieve ventilatie verwijderd.
Economisch is het daarom niet haalbaar om de doorstralings-
ruimte te koelen. Hierdoor zal de temperatuur van diepge-
vroren producten enigszins oplopen (25). Volgens de
Warenwet mag deze temperatuur, die -18°C moet bedragen,
gedurende korte tijd tijdens het vervoer -1SX zijn; dit laatste
geldt ook voor de periode van de doorstraling (5).

STRALINGSDOSIS EN ENERGIE

De huidige eenheid van geabsorbeerde straling is de gray
(Gy) en wordt uitgedrukt in joules per kg doorstraald pro-
duct. 1 Gy komt overeen met I joule per kg doorstraalde
waar. Een oudere eenheid, de rad is gelijk aan 0,01 Gy. Om
praktische redenen werkt men met de notatie van 1000 Gy,
de kilo-gray (kGy). Voedsel mag volgens de aanbevelingen
van de FAO/WHO en de Codex Alimentarius Commissie
geen hogere dosis ontvangen dan 10 kGy; in de praktijk is dit
vaak lager. Doorstralen is relatief kostbaar, dit helpt mee om
de dosis te beperken.

10 kGy vertegenwoordigt een geringe hoeveelheid energie:
10.000 joule komt overeen met circa 2.400 caloriën; 10.000
Gy zal dus een temperatuurverhoging geven van circa 2,4°C.
Hierdoor zal het behandelde product geen zichtbare verande-
ringen ondergaan. Een vers product blijft daarom organolep-
tisch \'vers\'.

-ocr page 189-

EFFECTEN ÜP VOEDINGSMIDDELEN
Tot nu toe is niet voor alle voedingsmiddelen een bruikbare
doorstralingsmethode gevonden. Eiwitrijke en vetrijke voe-
dingsmiddelen kunnen bij doorstraling gemakkelijk een
smaak- of geurafwijking krijgen (22). De vorm waarin ze
verkeren is echter van belang. Melkpoeder en casëines kun-
nen zonder problemen worden doorstraald, maar vloeibare
melk- en zuivelproducten krijgen een \'off-flavour\' (2, 22).
Deze producten komen overigens niet op de Nederlandse
lijst voor (Zie tabel I).

Van de vitamines zijn riboflavine, niacine en vitamine D rela-
tief ongevoelig, maar A, B, E en K worden vrij snel vemietigd.
Van foliumzuur is weinig bekend, terwijl over vitamine C in
groenten en fruit enigszins tegenstrijdige gegevens bestaan (2).

DETECTIEMETHODEN

Hoewel doorstraling uiterlijk niet aan het voedsel valt waar
te nemen (2), is dit sedert enige jaren in bepaalde waren wel
aantoonbaar via een aantal niet-stralingspecifieke chemische
parameters die in vetrijke producten bij doorstraling worden
gevormd, zoals de vluchtige koolwaterstoffen tetradeceen,
hexadecadieen en heptadeceen. Stralingsspecifiek zijn de
cyclobutanonen 2-dodecylcyclobutanon (2-DCB) en 2-tetra-
decylcyclobutanon (2-TCB), deze zijn in niet-doorstraalde
vethoudende weefsels nooit aangetoond (24,30).
Ook verschillende fysische methoden zijn toepasbaar.
Electronspinresonantie (ESR) is toepasbaar bij producten
met bot zoals kippenpoten en vis met graten. Thermolu-
miniscentie (TL) wordt op de Inspectie Gezondheidsbe-
scherming/Keuringsdienst van Waren (IGB/KvW) te Nij-
megen gebruikt. Toepassing van TL is thans met name
mogelijk in voedingsmiddelen welke silicaten bevatten, zo-
als gamalen(darmen) en kruiden. Aangeslagen electronen in
de silicaten kunnen, na verhitting, uit een hogere schil onder
het uitzenden van licht terugvallen naar hun oorspronkelijk
energieniveau. Uitgezonden licht geeft aan of een product
doorstraald is (24).

Van recente datum is de Fotonen Stimulerende Lumine-
scentie (FSL), hierbij worden aangeslagen electronen met
behulp van fotonen naar een lager energieniveau terugge-
stuurd. Deze methode lijkt een belangrijke tijdwinst op te
gaan leveren (28).

Het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) heef), in ver-
band met de detectie van doorstraling van waren, een aantal
ontwerp-normen, die in Europees verband zijn opgesteld,
gepubliceerd voor commentaar (I).

\'OPLAPPEN\' VAN PRODUCTEN
Ieder micro-organisme heeft een eigen gevoeligheid voor
gammastraling. Dit wordt - evenals bij de hitte-pasteurisatie
en -sterilisatie - uitgedrukt in de Dig-waarde: die dosis waar-
bij een decimale reductie plaatsvindt van de aanwezige flora,
ongeacht het initiële besmettingsniveau. De dosis derhalve
waarbij 90% van de kiemen wordt gedood.
Afhankelijk van de aanwezige flora en de stralingsdosis zal
eventueel 90%, 99% of zelfs 99,9% van de micro-organis-
men worden gedood (23).

Per product is slechts een maximale dosis toegestaan (6). Het
is dus van belang om uit te gaan van hygiënisch geprodu-
ceerde waren; naarmate het oorspronkelijke aantal micro-or-
ganismen namelijk hoger is zal het overblijvende kiemgetal
ook hoger zijn. En 0,1% van honderdmiljoen is toch nog al-
tijd honderdduizend.

Organoleptische veranderingen worden door de behandeling
niet ongedaan gemaakt. Het \'oplappen\' van slechte partijen is
daardoor niet mogelijk (2,23). Bovendien is dit \'oplappen\' in
het Warenwetbesluit Doorstraalde Waren verboden (6) en eist
de Warenwet (31) dat waren te allen tijde aan de eisen van deze
wet voldoen, dus ook ter doorstraling aangeboden producten.

WETTELIJKE ASPECTEN

Op 1 juli 1992 trad het \'Warenwetbesluit Doorstraalde Waren\'
in werking, uitsluitend bedoeld om de doorstraling van voe-
dingsmiddelen te regelen en, zoals in de nota van toelichting
wordt uitgelegd, ter bescherming van de volksgezondheid (6).
Een overtreding van een van de voorschriften in het Besluit
is een economisch delict volgens de Wet op de Economische
Delicten.

Voedsel mag alleen in de, voor de consument bestemde,
eindverpakking worden doorstraald. Dit om nabesmetting te
voorkomen.

De maximaal toegestane dosis is 10 kGy, met uitzondering
van 75 kGy voor diepgevroren maaltijden voor patiënten die
op medisch voorschrift steriel voedsel moeten gebruiken (6).
De doorstraling dient ter gehele of gedeeltelijke vervanging
van het toevoegen van chemische middelen een duidelijk
volksgezondheidsbelang (6).

Voorheen werd in Nederland gewerkt met een vergunnin-
genstelsel, waarbij voor bepaalde waren - vaak voor een be-
perkte tijd - door de toenmalige Minister van WVC toestem-
ming tot doorstralen werd verieend.

Voor het binnenland zowel als voor de buitenlandse handels-
partners was dit een weinig overzichtelijke situatie.

Tabel 1. Lijst van waren die mogen worden doorstraald en de maximale gemiddelde dosis die hiervoor mag worden toegepast.

gemiddeld geabsorbeerde stralingsdosis

eet- of drinicwaar, c.q. grondstof

gedroogde vruchten
peulvruchten
gedehydrateerde groenten
graanvlokken
kruiden, specerijen
garnalen

vlees van pluimvee
kikkerdelen

verdikkingsmiddel: Arabische gom (E 414)

1 kGy
1 kGy
10 kGy
1 kGy
10 kGy
3 kGy
7 kGy

5 kGy
10 kGy
75 kGy
10 kGy
10 kGy

6 kGy

diepgevroren maaltijden (voor patiënten die op medisch voorschrift steriele voeding nodig hebben)
levensmiddelenadditieven (1)
geur- en smaakstoffen (*)
eiproducten(*)

1  Sinds 31 augustus 1994 is aan Gammaster te Ede ontheffing verleend voor het doorstralen van deze producten (7).

-ocr page 190-

Het huidige Besluit is daarom een duidelijke verbetering.
Het bepaalt onder andere dat behandeling van voedingsmid-
delen met ioniserende stralen alleen mag geschieden in on-
dernemingen waaraan een vergunning volgens de Kern-
energiewet is verleend.

Verder wordt met name voorgeschreven welke stralings-
bronnen er mogen worden gebruikt, welke (eet- en drink-)
waren mogen worden doorstraald en met welke dosis én
welke gegevens het Register moet bevatten waarin per partij,
onder andere de identiteit, de hoeveelheid, de ontvangen do-
sis en dergelijke worden vastgelegd.
Al deze gegevens moeten bovendien tenminste vijfjaar wor-
den bewaard. De Inspectie Gezondheidsbescherming/Keu-
ringsdienst van Waren (IGB/KvW) heeft hier te allen tijde
inzage in.

Voorts is in het kader van de vooriichting aan de consument
in het \'Warenwetbesluit Etikettering van Levensmiddelen\'
(8) bepaald dat doorstraalde waren moeten zijn voorzien van
één van de volgende aanduidingen:

- \'Doorstraald\' of

- \'Door straling behandeld\' of,

- \'Met ioniserende straling behandeld\'.

Artikel 5 lid 1 sub n van de Vleeskeuringswet - gebaseerd op
Richtijn 64/433/EEG van de Raad van de Europese Unie -
verplicht officiële dierenartsen vlees, dat behandeld is met
ioniserende of ultraviolette stralen, ongeschikt te verklaren
voor menselijke consumptie. GMP (Good-Manufacturing-
Practice) en 1KB (Integrale-Keten-Bewaking) moeten voor
een hygiënisch product zorgdragen en een \'nabehandeling\'
overbodig maken.

DE WAREN

Artikel 6 lid 1 van het \'Warenwetbesluit Doorstraalde
Waren\' bevat de \'positieve\' lijst van de waren welke mogen
worden doorstraald (Zie tabel 1). Het doorstralen van andere
(eet)waren is verboden.

Andere doorstraalde waren dan bovengenoemde mogen vol-
gens genoemd Besluit niet worden ingevoerd, noch mogen an-
dere waren ter doorstraling voor derde landen worden inge-
voerd. Dit laatste mede om te voorkomen dat de Nederlandse
export schade zou lijden ten gevolge van de indruk die kan
ontstaan als zouden door dit land waren worden doorstraald en
uitgevoerd die niet aan de eigen eisen voldoen (6).

VEILIGHEID VAN HET PROCÉDÉ
Voor de stralingsdoses die voor voedsel zijn toegelaten is tij-
dens al de onderzoekingen die sedert de vijftiger jaren voort-
durend zijn uitgevoerd nooit geïnduceerde radioactiviteit
aangetoond (2). Tijdens het doorstralen ontstaan in producten
radiolytische stoffen die ook in niet-doorstraalde waren voor-
komen, cyclobutanonen uitgezonderd (22,29,30). Met door-
straalde waren (2,22) en ook met bovengenoemde \'radiolyti-
sche\' stoffen apart zijn zeer veel voederproeven gedaan,
hierbij is nooit toxiciteit of carcinogeniteit aangetoond (2,22).

ACCEPTATIE VAN HET PROCÉDÉ
Hoewel wetenschappelijke kringen, de FAO/WHO (6), de
Gezondheidsraad (6) en de Codex Alimentarius Commissie
(6) de overtuiging uitdragen dat doorstraling van voedsel,
met ten hoogste 10 kGy, uit het oogpunt van volksgezond-
heid volkomen veilig is, bestaan er nog steeds weerstanden
tegen het toelaten van deze behandelingsmethode. Met name
in verschillende consumentenorganisaties. Ondanks alle be-
wijzen voor de veiligheid van het procédé, mits juist toege-
past, blijft men er huiverig voor. Bovendien hanteert men
herhaaldelijk het argument dat, met behulp van deze tech-
niek, slechte partijen kunnen worden \'opgelapt\', omdat aan
de waar niet te zien is dat ze werd doorstraald. Zoals hiervoor
werd aangetoond is dat een ongegronde angst.
Ook tussen landen heerst nog wel verschil van opvatting. Zo
wil bijvoorbeeld Duitsland een volledig verbod, terwijl het
Verenigd Koninkrijk een volledig vrijlaten - onder bepaalde
voorwaarden - bepleit (6).

Vanwege deze meningsverschillen is er tot nu toe nog geen
overeenstemming bereikt over een EG-richtlijn waarin de
onderhavige materie wordt geregeld. Een dergelijke richt-
lijn, eenmaal aangenomen, dient namelijk door de lidstaten
binnen een vastgestelde termijn in de nationale wetgevingen
te zijn opgenomen.

Nederland en andere lidstaten, onder andere Engeland, Bel-
gië en Frankrijk, hebben geanticipeerd op de komende com-
munautaire regelgeving door de wetgeving reeds zo veel mo-
gelijk aan te passen aan de ontwerp-richtlijn, zodat de wet te
zijner tijd niet of nauwelijks hoeft te worden bijgesteld (6).

Met betrekking tot de bereidheid tot acceptatie door het grote
publiek is het nuttig om te wijzen op de verkoopresultaten in
Amerika van doorstraalde producten als aardbeien en kippen-
vlees en de resultaten van de grote aantallen verkooptests in
Argentinië, Bangladesh, Frankrijk, Israël, Italië, Philippijnen,
Polen, Thailand, de Volksrepubliek China en Zuid-Afrika.
Een goede voorlichting en begeleiding is daarbij van belang
(23).

DISCUSSIE

Doorstraling van voedsel met ioniserende stralen is een mo-
derne en goede methode om voedsel microbiologisch veili-
ger te maken zonder de structuur ervan aan te tasten.
Doorstraling heeft daarom voor veel producten grote voor-
delen boven bepaalde andere conserveringsmethoden.
Voorts dient de mogelijkheid om het gebruik van chemische
conservering terug te dringen een duidelijk volksgezond-
heidsbelang.

De FAO/WHO, de Codex Alimentarius Commissie en de
Gezondheidsraad zijn overtuigd van de veiligheid en het nut
van doorstraling en adviseren deze methode met nadruk.
De effecten van deze behandelingsmethode op het voedsel
en de invloed van de gevormde radiolytische stoffen op de
gezondheid van de consument zijn zeer minutieus onder-
zocht, veel grondiger dan bijvoorbeeld hitte-sterilisatie of
het gebruik van nitriet.

Alleen de waren die genoemd zijn in het Warenwetbesluit
Doorstraalde waren mogen in Nederland worden door-
straald. Het enige doel van dit besluit is bescherming van de
volksgezondheid; verlenging van de houdbaarheid alléén is
dus geen doel.

Sommige landen, zoals Duitsland, zijn officieel nog tegen-
stander van het doorstralen van voedsel, maar hierbij spelen
waarschijnlijk politieke argumenten een belangrijkere rol
dan het feit dat men het procédé wantrouwt (6).
De tegenstand onder consumenten(organisaties) - die overi-
gens enigszins lijkt te verminderen - berust waarschijnlijk
voor een deel op een aversie tegen het beladen woord radio-
activiteit, of straling. Deze angst is echter, gezien het vele
onderzoek, ongegrond.

Daamaast staan de eisen in de Warenwet en de controle die

-ocr page 191-

door de IGB/KvW wordt uitgeoefend en zeker ook het feit
dat het \'oplappen\' van producten onmogelijk is, er borg voor
dat minderwaardige producten niet worden doorstraald.
Proeven met name in Amerika hebben bewezen dat het pu-
bliek doorstraalde waren koopt, mits ze zorgvuldig en verge-
zeld van de juiste voorlichting worden aangeboden. Er is
daarom een gerede kans dat ook in Nederiand veel consu-
menten, mits goed voorgelicht, op grond van bepaalde voor-
delen zoals afwezigheid van pathogenen, langere houdbaar-
heid én de afwezigheid van conserveringsmiddelen in
bepaalde gevallen tenslotte de voorkeur zullen geven aan
waren die zijn doorstraald.

Ondanks genoemde voordelen echter volgen de grote super-
marktketens zowel in Nederland als in Amerika blijkbaar de
strategie dat ze deze producten pas zullen gaan aanbieden als
het publiek er om vraagt. Bij deze bedrijven moet bekend
zijn, dat in eerste instantie de vraag wordt gecreëerd door het
aanbod. Daarna is pas de beurt aan de consument.
Het zou jammer zijn als een proces dat zo grondig is getest en
zulke goede effecten heeft op de \'kleintjes\', door een te af-
wachtende houding van betrokkenen geen echte kans zou
krijgen.

Het is ook niet goed te begrijpen dat consumentenorganisa-
ties, in de wetenschap dat bijvoorbeeld jaariijks circa vier-
honderdduizend Nederianders lijden aan een Salmonellose en
circa een miljoen aan een campylobacteriose waarbij pluim-
veevlees een belangrijke besmettingsbron is, niet dringender
vragen om het veiliger maken van deze en andere rauwe pro-
ducten.

Als aanvulling op IKB en GMP - die nooit de afwezigheid
van bepaalde pathogenen kunnen garandéren - zou doorstra-
ling van het geslachte product een interessante optie zijn.

CONCLUSIE

Doorstraling van voedsel is - onder strikte voorwaarden - een
goede en betrouwbare methode om voedsel veiliger te ma-
ken. Het feit dat hierdoor ook de houdbaarheid wordt ver-
groot is een belangrijk bijkomend voordeel. Het gebruik van
chemische conservering kan door deze methode worden be-
perkt. Dit is in het belang van de volksgezondheid.
Het ware te wensen dat consumentenorganisaties en groot-
winkelbedrijven onderhand de voordelen op hun waarde
zouden schatten en het gebruik van de methode zouden gaan
stimuleren.

Daamaast is het wenselijk dat de methode wereldwijd wordt
toegestaan en toegepast, zodat er in het internationale han-
delsverkeer hierover geen onduidelijkheden meer bestaan.

LITERATUUR

1. Anoniem. CEN-normen;

Ontwerp NEN-EN 1784 Foodstuffs. Detection of irradiated food con-
taining fat- Gaschromatographic analysis of hydrocarbons.
Ontwerp NEN-EN 1785 Foodstuffs. Detection of irradiated food con-
taining fat. Gaschromatographic-Mass spectrometric analysis of 2-al-
kylcyclobutanones.

Ontwerp NEN-EN 1786 Foodstuffs. Detection of irradiated food con-
taining bone. Method by ESR Spectroscopy.

Ontwerp NEN-EN 1787 Foodsmffs. Detection of irradiated food con-
taining cellulose. Method by ESR spectroscopy.
Ontwerp NEN-EN 1788 Foodstuffs. Detection of irradiated food from
which silicateminerals can be isolated. Method by thermoluminescens
NNl Delft.

2. Anoniem. Food Irradiation, A technique for preserving and improving
the safety of food. WHO, Geneva 1988.

3. Anoniem. Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen (C-3.2a),

Besluit van 31 januari 1984, Stcrt. 54. Bestrijdingsmiddelenwet. Ko-
ninklijke Vermande Lelystad.

4. Anoniem. USDA Mandatory safe handling statements on labeling of
raw meat and poultry products; interim rule Food safety and inspection
service. US. Dept of Agriculture, Washington, D.C. Fed Reg 1993; 58
(156): 43477-89.

5. Anoniem. Warenwetregeling Diepgevroren Levensmiddelen. Re-
geling van 4 januari 1993, Stcrt 2 Warenwet Deel 2 (wine bundel)
Regeling Levensmiddelen (A-11.8). Koninklijke Vermande Lelystad.

6. Anoniem. Warenwetbesluit Doorstraalde Waren. Besluit van 2 april
1992, Stb. 205 houdende regelen betreffende Doortstraalde Waren.
Warenwet Deel 2 (witte bundel) Regeling Levensmiddelen (A-9).
Koninklijke Vermande Lelystad.

7. Anoniem. Warenwetbesluit Doorstraalde waren (ontheffing). 1994.
Warenwet Deel 2 (witte bundel) Regeling Levensmiddelen (A-9.2)
Koninklijke Vermande B.V. Lelystad.

8. Anoniem. Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen (WEL).
Besluit van 10 december 1991, Stbl 1992 no 14. Warenwet Deel 2
(witte bundel) Regeling Levensmiddelen (A-6). Koninklijke Ver-
mande BV Lelystad.

9. Anoniem. WHO Technical Report Series, No. 705, 1984.

10. Anoniem. Safe food more needed than ever before: Meeting in Geneva
of the intemational Consultative group on Food Irradiation. Press
release WHO/86,9 November 1993.

11. Anoniem. Safety and nutritional adequasy of irradiated food: WHO
publishes a comprehensive study. Press release WHO/78 13 october
1994.

12. Anoniem; The WHO golden rules for safe food preparation.

13. Blok J. Mensen en röntgenstraling. Nederlandse vereniging voor stra-
lingshygiëne-nieuws, 1996; 21: 4-9.

14. Diehl JF; Strahlen Behandlung von Lebensmittel; Konservierung,
Supplement 2, Lebensmittelchemie 1987.

15. Grijspaardt-Vink CRS. Doorstraald pluimveevlees in Amerika ver-
krijgbaar. Voedingsmiddelen Technologie, 13 januari 1994; 1/2:45.

16. Jones C en Kimberley K (ed) 1989; L\' éducation interculmrelle: con-
cept, contexte et programme. Straatsburg; Raad van Europa.

17. Josephson ES, Peterson MS. Preservation of food by ionizing radia-
tion. CRC Press, Inc. Boca Raton Florida USA.

18. Keuzenkamp S. Deskundigen-pannel: demografische gevolgen eman-
cipatiebeleid beperkt. Demos 1996; 12.

19. Keverling Buisman AS en Heijn J. Straling, hoe zit dat nou ?
Energieonderzoek Centrum Nederland, Petten 1992.

20. Lee PR. Erom the assistant secretary for health, US Public Health ser-
vice. JAMA 1994; 272: 261.

21. Molins R. Overview of food irradiation 1995. Joint FAO/IAEA
Division on Nuclear Techniques in Food and Agriculture, Presented
october 1995, Damascus.

22. Neijssen PJG. Levensmiddelendoorstraling (vervolg). Voedingsmid-
delen Technologie, 1988; 14/15: 6-8.

23. Neijssen PJG. Practical applications of gamma irradiation in the food
industry. Food Tech Europe Sept/Oct 1995, 84-8.

24. Nootenboom H. Aantonen van voedseldoorstraling. Ware(n)chemicus
1995;25:83-91.

25. Olson,DG. Irrariation, facts on facilities; Meat Intemational, 1995; 5:
36-7.

26. Pszczola D. Irradiated poultry makes U.S. debut in Midwest and
Florida markets. Food Technology, november 1993: 89-96.

27. Robeck MR. Product liability issues related to food irradiation. Food
Technology febmary 1996: 78-81.

28. Sanderson DCW, Carmichael LA, Ni Riain S, Naylor J, and Spencer
JQ. Luminescence studies to identify irradiated food. Food science and
Technology Today 1994; 8: 93-5.

29. Stevenson MH. Identification of irradiated foods. Food Technology,
may 1994, 141-3.

30. Stevenson MH, Kilpatrick DJ, and McMurray CH. 1994 FAO/IAEA
Collaborative blind trial using 2-dodccylcyclobutanone and 2-terade-
cycyclobutanone to detect irradiated chicken, pork and liquid whole
egg. Gepresenteerd op de ADMlT-conferentie Belfast 22 juni 1994.

31. The Merck Index 9th ed. 1976, ISBN nr. 911910-26-3, p. 311, nr.
2379. Windholz Martha (ed.), Merck en Co., Inc, Rahway, N.J., USA
1976.

32. Wit MAS de, Hoogenboom-Verdegaal AMM, Goossen ESM,
Sprenger MJW en Borgdorf M W. Een bevolkingsonderzoek in vier re-
gio\'s in Nederland naar incidentie en ziektelast van gastro-enteritis en
van
Campvlohacter- en Salmonella-infecUe. RIVM Rapport nr
149101014januari 1996.

33. Wüst O. Preserving foods, French Patent 701, 302, 1930. Chem.
Abstracts, 25,4068, 1931.

-ocr page 192-

Met enige verbazing las ik het artikel van collega Opmeer in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1997; 122: 36-40.
Aanvankelijk heb ik nogmaals de voorzijde van het tijd-
schrift gecontroleerd of ik per ongeluk de Tip Culinair ter
hand had genomen. Toen ik echter ook de term
\'Wetenschap\' boven de pagina zag staan, moesten mij enige
zaken van het hart.

Allereerst moet ik zeggen dat het zeer bemoedigend is dat er
casuïstieken vanuit de praktijk naar voren worden gebracht
en dat het zeer lovenswaardig is van collega Opmeer om in
deze toch kwetsbare positie zijn behandelingsmethoden uit-
een te zetten. Het is zeer makkelijk en goedkoop om dit soort
\'praktijkmededelingen\' wetenschappelijk onderuit te halen.
Ik zal mij hier dan ook niet aan schuldig maken.

Echter als practicus gezelschapsdieren vraag ik mij af of die-
renartsen, afgeleverd door één van de beste universiteiten
van Europa, niets beters weten te doen dan cortico\'s, vita-
mine B-complex en amoxicilline te geven in geval \'toch aan
een vergiftiging wordt gedacht\' en daarna de hond naar huis
te sturen tot deze soporeus de volgende dag terugkomt. Dan
heeft men 24 uur verspeeld en heeft \'een mogelijke vergifti-
ging\' reeds veel meer schade aangericht (of is de patiënt
reeds overleden = probleem opgelost). Indien de genoemde
collega geen hospitaalmogelijkheden heeft, vind ik dat een
patiënt als deze verwezen moet worden!
In het artikel wordt in eerste instantie als onderzoek een rönt-
genfoto gemaakt en verder wordt er geen behandeling of ver-
der onderzoek (misschien een bloedje??) beschreven.
Collega Opmeer begint dan flink te schudden en zie daar; na
enige linksdraaiende antennebewegingen: verbeteringen bij
de hond.

Ik was zeer onder de indruk van de frase: \'Zo ontstaat van
binnenuit (van het onbewust mentale niveau) naar buiten toe
(naar het fysiek waameembare) een stroming die is af te le-
zen aan biochemische en cellulaire activiteit\'.

In mijn veterinaire tekstboeken kon ik het niet vinden. Wat ik
echter wel weet is dat als je een subcutaan infuus geeft aan
een dier, het absoluut geen effect heeft en dat als je de beno-
digde hoeveelheid 15 kg x 50 ml onderhoud dehydratie 5%
verliezen 300 ml/dag (kwijlen) = 1800 ml onder de huid
kwijt kan, je een hele kei bent. Nog afgezien van de gefor-
ceerde diurese die we misschien zouden willen bewerkstelli-
gen bij een geïntoxiceerde patiënt. Metoclopramide heeft
mijns inziens een anti-emetisch effect door centraal het
braakcentrum te onderdrukken en bevordert de maagledi-
ging. Ik ben heel blij dat de patiënt het overleefd heeft, maar
je moetje wel afvragen: \'Ondanks of dankzij de therapie?\'.
Tot slot wordt uit dit quasi-wetenschappelijke verhaal op ba-
sis van één casus de conclusie getrokken: \'Met deze casus is
aangetoond...\' en sluit de collega af met de mededeling dat
zijn behandelingsmethode minder arbeidsintensief is. Tja,
als dat nou het allerbelangrijkste is als we een vergiftigde
hond binnenkrijgen.

Ik hoop dat de Redactie van ons Tijdschrift zich realiseert dat
dit soort
experimentele diergeneeskunde niet meer kan anno
1997 en dat artikeltjes van dit soort kaliber niet thuishoren
onder Wetenschap. Want als dit ons voorland is, dan blijf ik
bij de Tip Culinair.

J.J. Drenthe

GENEZEN \'ONDANKS OF DANKZIJ DE THERAPIE\'

ZOÖNOSEN EN ANDERE ZIEKTEN OP KINDERBOERDERIJEN
EN HUN BETEKENIS VOOR DE VOLKSGEZONDHEID

tyma en andere van dier naar mens lijken niet groot. Wel zijn
er groepen met een iets verhoogd risico zoals kinderen, ou-
deren en personen met een verminderde afweer als gevolg
van ziekte of medicijngebruik.

Sommige aandoeningen bleken boerderij-gebonden. Voorts
waren problemen verband houdende met het voorkomen van
endo- en ectoparasieren vaak het gevolg van niet of niet opti-
maal behandelen.

Geconstateerd werd dat vooral de voeding van vogels en
kleine knaagdieren te wensen overliet. Gepleit wordt voor
een formularium met richtlijnen over voeding, verzorging,
huisvesting, hygiëne, quarantaine, ziektepreventie en con-
trole (Goede Kinderboerderijen Praktijk), mede gezien de
sociale functie van deze \'dierenparken\'.

O

Studentenreferaten

/. Kreijkes en C. Harder, SR 530/96: 32 pp.

De algemene gezondheidstoestand van dieren op vijf kinder-
boerderijen werd beoordeeld op basis van secties, stahissen
van zieke dieren en bezoeken. Gewezen wordt op mogelijke
besmettingsgevaren voor de mens.

Risico\'s van smetstofoverdracht van bijvoorbeeld listeria\'s,
salmonella\'s, pasteurellae, huidschimmels, chlamydia, ec-

-ocr page 193-

BE LANGSTE BESCHERMING

Panacur® SR Bolus

5 MAANDEN BESCHERMING

DE LANGST WERKENDE BOLUS

MAAGDARM- EN LONGWORMEN

LONGWORMVACCINATIE NIET NOODZAKELIJK

IMMUNITEITSOPBOUW WORDT TOEGELATEN

Hoechst

ONTWORMEN VAN JONGVEE NU NOG EENVOUDIGER

BASISINFORMAriE:Samcnstclliiig:/2^i,\'Ww fenheudazolper holus: Docldier: niet-melkgevend rutid Indicatif: Infecties met
vohrtissen en ont\'oluassen fonnen iwi waagdarniworuien en Itmgwonnen hij runderen niet een tichaainsgewicht
tussen de 100 en 300 kg in hel eerste weideseizoen.
Orale toediening middels pillciischietcrWachttcrmijn: 200 dagen voor
de slacht
Vtriiakking:/^; .v / Ixdiis plus pillenschieter RHCi Nl. 8646 VRIJ Voor volledige informatie zie bijsluiter

Hocchst Roussel Vet N V
Diemcrhof 1112 XN I>IEMEN
Tel: 020 .-i\';« 99 91 Fax: 020 398 99 9.^

-ocr page 194-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (20)

JEAN-BAPTISTE HUZARD
(1755-1838)

Veterinair verleden

Nadat Bourgelat als centrale figuur was weggevallen, is Jean-Baptiste Huzard de eerste geweest die deze functie
weer vervuld heeft. Niet direct aansluitend aan Bourgelats dood in 1779, want toen stond hij nog aan het begin van zijn
glansvolle carrière. Maar alle opeenvolgende regeringen vanaf de Eerste Republiek in 1792 tot in de regeerperiode
van koning Louis-Philippe hebben Huzard als dé representant van de nog jonge veterinaire beroepsgroep beschouwd
en van zijn menigvuldige capaciteiten gebruik gemaakt. Maar ook de geleerde wereld oordeelde Huzard met zijn toe-
passingsgerichte kennis een plaats waardig in hun midden. Niet alleen de Académie en de Société (royale) de méde-
cine, de Société (royale) d\'Agriculture, maar ook de Académie des sciences, die in 1795 deel ging uitmaken van het
Institut de France, telde hem vanaf dat jaar onder haar leden. En daarnaast waren er nog de Gezondheidsraad
(Conseil de salubrité), de Société d\'encouragement pour l\'industrie nationale, de Société philanthropique en nog
enige meer die in hem een gewaardeerd en actief lid bezaten.

De grote omwenteling had het mogelijk gemaakt dat een getalenteerd man van nederig komaf tot de aanzienlijken kon
gaan behoren. Maar alleen zij die door toewijding aan zelf gestelde doelen, die samenvielen met het algemeen be-
lang, en onkreukbaarheid in hun doen en laten uitmuntten, konden zich onder de wisselende regimes van die turbulente tijd handhaven.

Huzard, in 1755 te Parijs geboren, stamde uit een familie van hoefsmeden die dit beroep al langer dan een eeuw uitoefende. Na bij de paters Augustijnen
op school te zijn geweest, kwam hij al op 13-jarige leeftijd aan op de zojuist geopende École vétérinaire van Alfort. En na drie jaar was hij afgestudeerd.
Bourgelat had zijn begaafdheden ontdekt en wist hem, na overleg met Huzards vader, voor de school te behouden. Na een voorbereiding van een half
jaar werd hem ondenwijs in verschillende vakken opgedragen. Maar op zijn 19® jaar deed zijn vader een beroep op hem om thuis in de Rue Montmartre
een veterinaire praktijk te starten. Hij heeft daar 18 jaar praktijk gedaan. Echter zonder zich te isoleren, noch van zijn oude school, waarvan men zei dat
hij deze in feite bestuurde in de nadagen van Chabert die hij zeer toegedaan was en die tot zijn dood op 77-jarige leeftijd als directeur in functie bleef,
noch van de leidende kringen op medisch en landbouwkundig gebied.

Al in 1779 trok hij de aandacht door de gouden medaille te winnen in een door koning Lodewijk uitgeschreven concours voor praktiserende veeartsen.
Daarmee begon zijn niet aflatende stroom van publicaties. Met Chabert en Flandrin startte hij in 1782 de
Almanach vétérinaire, een voorloper van het
Recueil vat) Alfort, hij gaf bewerkingen uit van enige boeken van Bourgelat, met Chabert schreef hij over malleus en over de hygiëne van het melkvee,
waarmee het in Parijs droef gesteld was. Hij leverde, behalve aan tijdschriften, uitvoerige bijdragen aan overzichtswerken als de
Encyclopédie méthodi-
que,
de Nouveau dictionnaire d\'histoire naturelle, het Théâtre d\'agriculture en de Nouveau cours complet d\'agriculture. Zijn voorlichtende brochures
over de verzorging van paarden (1793) en over de rasverbetering van het paard (1802) werden in grote oplagen (tot 60.000 exemplaren) verspreid (de
eerstgenoemde is ook in 1794 in het Nederlands uitgekomen).

Zijn aandacht concentreerde zich in 1792 en de volgende jaren vooral op het paard. Frankrijk had paarden nodig voor zijn leger en bij de Revolutie wa-
ren de grote stoeterijen verdwenen. Hij werd aangezocht zich met de remontering te belasten. Dat betekent tevens het afscheid van de particuliere prak-
tijk. Spoedig erna trad hij in overheidsdienst. Hij werd regeringscommissaris voor de landbouw en \'inspecteur général des Écoles vétérinaires\'.
In de eerste functie was hij belast met de bestrijding van epizoötieën en met inspectiereizen naar de remontedepots, maar ook was hij betrokken bij de
import vanuit Spanje van 5000 merino-schapen. Hij had bewerkstelligd dat bij de vrede van Bazel (1795) aan een verdrag met Spanje een geheim artikel
werd toegevoegd dat deze transactie mogelijk maakte. Deze schapen werden te Rambouillet gevoegd bij de kudde afkomstig van Lodewijk XVI.
Jaarlijks rapporteerde Huzard over de bedrijfsresultaten. Tezamen met J.L.M. Daubenton (1729-1799), F.H. Gilbert (1757-1800) en H.A. Tessier(1741-
1837) heeft hij bijzondere verdiensten voor de Franse schapenteelt gehad, waarvan de economische betekenis voor de textielnijverheid groot was.

-ocr page 195-

nwfiü

Hij trad niet alleen als redder van de voormalige koninklijke kudde op, maar ook van het domein waarop zij verbleven.
Toen tijdens de Terreur de koninklijke bezittingen, onder andere Versailles, Trianon, Fontainebleau en Rambouillet,
dreigden te worden vernietigd, was het aan het initiatief van Huzard en zijn collega Gilbert, onderdirecteur van Alforl,
te danken dat zij gespaard bleven en als \'établissements ruraux\' ter beschikking kwamen voor doeleinden ter bevor-
dering van landbouw en veeteelt.

Ook voor de scholen heeft hij zich zeer Ingezet, méér dan ambtelijk van hem gevraagd werd. Zo nam hij in 1814, toen
de studenten van Alforl zich bij de slag om Parijs in de strijd geworpen hadden, de gewonden en berooiden in zijn huis
op en bezorgde hen alles was zij nodig hadden. Voor allen die bij het ondenwijs betrokken waren was hij een gezocht
raadsman, die ook met de afgestudeerden een drukke correspondentie onderhield. Door zijn toedoen werd het door
het gewoel der tijden bedreigde voortbestaan van zowel Lyon als Alfort afgewend.

Tijdens het Keizerrijk vielen ook de scholen van Turijn en Milaan onder zijn competentie. Voor Turijn stelde hij een re-
organisatierapport op. En toen Napoleon in 1813 bepaalde dat er in zijn rijk vier veterinaire scholen zouden zijn, één
van de eerste klasse (Alfort) en drie van de tweede klasse (Turijn, Aken en Zutphen), kreeg Huzard opdracht om de
nodige voorzieningen voor de oprichting van de laatste twee te treffen. Hij heeft toen Nederland bezocht en heeft in-
derdaad met het stadsbestuur van Zutphen enige arrangementen getroffen^. Maar de loop van de geschiedenis zou
spoedig anders beslissen. Ten tijde van de Restauratie gelukte het hem wél een school te stichten, namelijk die te
Toulouse in 1829.

Op het gebied van de volksgezondheid heeft hij de inenting tegen pokken krachtig bevorderd en zijn op zijn instigatie
diverse politionele maatregelen van kracht geworden om de bevolking van Parijs te beschermen tegen ondeugdelijk
voedsel.

Al in 1785 nam Huzard zitting in verschillende rechtscolleges die koopkwesties betreffende paarden behandelen.
Gedurende 40 jaar deed hij op dit gebied een schat aan ervaring op, neergelegd in twaalf foliobanden in handschrift.
Zijn zoon Jean-Baptise fils, die zijn vader in een aantal functies zou opvolgen, baseerde hierop het eerste grote
Franstalige werk over gerechtelijke diergeneeskunde^. Het moet voor Huzard père een voldoening zijn geweest dat
één jaar voor zijn dood in 1837 de wettelijke maatregelen voor de handel in paarden en vee, waarop hij zo lang had
aangedrongen, tot stand kwamen. Hij leeft óók lang genoeg om nog mee te maken dat een andere door hem gepro-
pageerde maatregel werd genomen, namelijk de instelling van leerstoelen bij de drie veeartsenijscholen voor hy-
giëne, toegepast op de landbouw. Het was zijn opvatting dat de diergeneeskunde en de landbouw niet van elkaar geï-
soleerd mochten worden.

•i-.^fhèaâi

Ten slotte is het vermeldenswaardig dat Huzard over een periode van 60 jaar de grootste particuliere bibliotheek heeft
opgebouwd die ooit door een veterinair is samengebracht. Zij omvatte 40.000 banden, maar beperkte zich strikt tot
zijn interessegebieden: natuunwetenschappen, landbouw en veeteelt, jacht en visserij, geneeskunde en diergeneeskunde. Leblanc verklaarde in de in-
leiding tot de driedelige catalogus die hij na Huzards dood samenstelde: \'il ne manque, dans aucune des spécialités que ce savant a cultivées\'3. Men
weet niet waarover men zich meer moet verwonderen bij het doornemen van deze catalogus: over het feit dat het toen nog mogelijk was naast eerste
edities van boeken zoveel kostbaarheden aan middeleeuwse manuscripten, tekeningen en prenten te venwerven óf over de werkkracht van een mens
die dit alles bijeenbracht naast zijn omvangrijke dagelijkse werkzaamheden. Behalve zijn uitgebreide, ook buitenlandse contacten bezat hij één uniek
hulpmiddel waarover verzamelaars slechts zelden beschikken: madame Huzard dreef een uitgeverij annex boekhandel die gespecialiseerd was in de-
zelfde gebieden als waarover verzameld werd! Het zou een afzonderlijke studie vergen om het lot van de bestanddelen van deze bibliotheek, die in 1842
en 1843 geveild werd, na te trekken. Bekend is dat het ministerie fondsen beschikbaar heeft gesteld zodat de bibliotheek van Alfort aankopen heeft kun-
nen doen, hetgeen ongetwijfeld in de geest van Huzard is geweest die deze bibliotheek tijdens zijn leven ook steeds gesteund had.

A.M./E.P.O.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

1 Zie hierover: W.Th.M. Frijhoff. Een weinig bekend hoofdstuk uit de agrarische geschiedenis van Gelderland. De pogingen tot oprichting van een veeartsenijschool Ie Zutphen (1806-1813).

Bijdragen en mededelingen Geire 1979; 70:97-139.
2. De la garantie el des vices rédhit)itoires dans Ie commerce des animaux domestiques. Paris, 1825.

3 P. Leblanc. Catalogue des livres, dessins el estampes de la bibliothèque de leu M. J.-B. Huzard, inspecteur général des Écoles vétérinaires, membre de l\'Institut (Académie des sciences), du
Conseil de salubrité, de l\'Académie royale de médicine, du Conseil supérieur d\'agriculture, de la Société royale et centrale d\'agriculture, des Ordres de Saint-Michel et de la Légion d\'Honneur.
Paris: Imprimérie et Librairie de M"^® V® Bouchard-Huzard, 1842.3 T.

In de inlekJing lot deze catalogus is een Notice biographique sur J.-B. Huzardvan de hand van zijn schoonzoon, L. Bouchard, afgedrukt, alsmede de Élogeàie de \'secrétaire perpétuel\' van de
Académie de médecine, Étienne Pariset, op 11 decemlier 1841 uitsprak. Laatste is ook opgenomen in het
Recueil de médecine vétérinaire 1842; 19:46-80.

Voor de samenstelling van bovenstaande bijdrage is van deze twee bronnen gebruik gemaakt en ook van de drie toespraken die bij het gral werden uitgesproken door respectievelijk J.B.
Silvestre, F.V. Mérat en E. Renault, samen afgedrukt in
Recueil de médecine vétérinaire 1838:15:701 -9. Tevens is de samenvattende biografie geraadpleegd in: L.G. Neumann, Biographies
vétórtna/res 1896:182-6.

-ocr page 196-

R

■i I f«

IM

DOOFHEIDSONDERZOEK BIJ GEZELSCHAPSDIEREN

Berichten en verslagen

Indicatie

De gehoortest wordt uitgevoerd bij
honden en katten die doof of slechtho-
rend zijn en waarbij een geleidings-
doofheid, door afwijkingen in het uit-
wendige oor middels otoscopisch
onderzoek, is uitgesloten. Doofheid kan
verkregen zijn door virale infecties of
ototoxische stoffen of ten gevolge van
erfelijke defecten. Dieren kunnen één-
of beiderzijds doof zijn, hetgeen afhan-
kelijk van de ernst een storing van de
sociale ontwikkeling van het dier kan
veroorzaken.

Bij congenitale doofheid ten gevolge
van een erfelijk defect, zoals dit nogal
eens bij Merie kleur en bij hypopigmen-
tatie wordt gezien, vormen tevens fok-
technische en koopvemietigende facto-
ren de motivatie om gehooronderzoek
te laten verrichten. Merle kleuren doof-
heid wordt gezien bij collies, shelties en
Duitse doggen. Hypopigmentatie en
doofheid wordt gezien bij Bullterriers,
buldoggen, Dalmatiners, Samojeeds,
Engelse setters en Pyreneese berghon-
den en bij Perzen en witte katten van
verschillende rassen.

Techniek

Het BAEP-onderzoek levert een objec-
tieve, reproduceerbare en dus betrouw-
bare indruk van de gehoorflinctie op.
Het onderzoek kan vanaf de leeftijd
van zes weken bij pups en kittens wor-
den uitgevoerd. Om storingen ten ge-
volge van bewegingen van de kop
en/of door spiercontracties te voorko-
men, dient het onderzoek onder zeer
lichte sedatie te worden uitgevoerd.
Een oordopje, waarin een klein luid-
sprekertje is gemonteerd, wordt in de
gehoorgang van één oor ingebracht.
Middels de \'Cadwell 5200 A evoked
potential medical instrument\' worden
1000 kliks met een frequentie van 11
per seconde hoorbaar gemaakt met een
sterkte van 70 decibel (dB). Drie naald-
elektroden worden subcutaan geplaatst
ter hoogte van respectievelijk de rech-
ter en linker caudale oorschelpbasis en
één ter hoogte van de protuberantia oc-
cipitale. De elektrode ipsilateraal van
de zijde waar wordt gestimuleerd dient
als actieve elektrode, de contralaterale
als aard-elektrode en die op de protu-
lerantia als referentie-elektrode.
Als de cilien van de haarcellen van de
orgaan van Corti in beweging komen
door een geluidsgolf, wordt neurale ac-
tiviteit via de nervus cochlearis naar de
nucleus cochlearis geleid en van daar
naar de hersencortex. Deze hersenacti-
viteit is met een versterker zichtbaar te
maken. De gemiddelde hersenactiviteit
van 1000 kliks wordt zichtbaar op het
beeldscherm en op een print van het
BAEP-meetinstrument. Dc meting
wordt voor elk oor in duplo uitgevoerd.
Indien bij 70 dB abnormaal zwakke
BAEPs worden geregistreerd, dan
wordt de intensiteit van de kliks ver-
hoogd tot 90 dB. Hierna wordt de pro-
cedure voor het andere oor herhaald.

Resultaat

De normale BAEP respons bestaat
meestal uit vijf pieken, waarbij de eer-
ste en tweede piek eventueel door een
kleinere piek worden gevolgd. Dit pa-
troon vertoont een zeer grote reprodu-
ceerbaarheid; de grafische weergave
van de duplometingen van de BAEPs
van één zijde zijn vrijwel identiek.
Registraties van tweezijdige doofheid
laten vrijwel vlakke registratielijnen
zien. Registraties van eenzijdige doof-
heid tonen een sterk gedempt patroon
aan één zijde waarin toch enkele pie-
ken zichtbaar zijn en een normaal pa-
troon aan de andere zijde. Dit zou kun-
nen worden verklaard door het feit dat
een deel van de zenuwvezels van de
nervus cochlearis aan de ipsilaterale
zijde blijven en een ander deel de her-
senstam kruisen naar de contralaterale
zijde; bij eenzijdige doofheid regis-
treert het horende oor de kliks die aan
het dove oor worden aangeboden en
geeft neurale activiteit aan de cortex
aan de contralaterale zijde door, die
dan verzwakt gemeten wordt.
Van de Dalmatiners van zes weken en
ouder die door ons werden onderzocht,
vertoonden 12,8 procent afwijkende
BAEPs, waarbij 11 procent eenzijdige
doof en 1,8 procent beiderzijds doof
bleken. Bij 13 onderzochte Bullterriers
bleek respectievelijk 15 procent een-
zijdige doof en 61 procent tweezijdig
doof te zijn. Negen procent van de 32
onderzochte Engelse setters vertoon-
den afwijkende BAEPs, waarbij alle
eenzijdige doof bleken. Bij alle katten
die op verdenking van doofheid naar
ons werden verwezen, kon de diagnose
beiderzijdse doofheid worden beves-
tigd middels BAEP-meting. Het betrof
een aantal Siamezen, één Main Coon
en acht witte Europese korthaarkatten.

Sinds twee jaar worden door N.A. Dijkshoorn en T. van der Wel (beiden
werkzaam op de Diergeneeskundige Kliniek te Zeist) rashonden gescreend op
congenitale doofheid, in samenwerking met de W.K. Hirschfeldstichting. Dit
onderzoek wordt verricht bij Dalmatiners op verzoek van de rasvereniging.
Regelmatig worden er ook honden van andere rassen en ook katten door col-
lega\'s verwezen om de waarschijnlijkheidsdiagnose (aangeboren of verkre-
gen) doofheid te bevestigen. Beschreven worden de indicaties, de techniek en
de resultaten van doofheidsonderzoek middels brainstem auditory evoked
potentials (BAEPs).

Na twee jaar ervaring met het uitvoe-
ren van brainstem auditory evoked po-
tentials bij gezelschapsdieren, kunnen
wij concluderen dat deze niet-inva-
sieve gehoortest een waardevolle bij-
drage kan leveren aan de nadere dia-
gnostiek van gehoorstoomissen en
tevens aan een actief fokbeleid om er-
felijke één- en beiderzijdse doofheid
op te sporen.

Aanbevolen literatuur

♦ Congenitale doofheid bij de hond en
de kat; een erfelijke component? door
Dr. A.J. Venker-van Haagen in: Op-
gefokt, proceedings van de Najaars-
dag 1995, uitgave van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren.

* Auditory brainstem responses in the
normal beagle. A
.J. Venker-van Haa-
gen,
R.J.G. Siemelink, G.F. Smooren-
burg. The Veterinary Quarteriy 1989;
II: 129-137.

OPROEP

Gezien de relatieve hoge kosten die
aanschaf van computergestuurde ap-
paratuur met zich meebrengt, alsmede
het niet al te grote aanbod van patiën-
ten, zal aanschaf van dergelijke appa-
ratuur in de reguliere praktijkvoering
amper mogelijk zijn.
U wordt in de gelegenheid gesteld om,
net als de vakgroep KNO van de Uni-
versiteitkliniek voor Gezelschaps-
dieren, ook van deze equipment ge-

-ocr page 197-

bruik te maken en verdachte patiënten
naar ons door te verwijzen. Daags na
het onderzoek wordt u schriftelijk op
de hoogte gesteld van de resultaten. U
krijgt al of niet een advies voor eventu-
ele behandeling. De resultaten van het
onderzoek kunnen voor rashonden
worden doorgestuurd, voor registratie
bij de W.K. Hirschfeld Stichting.
Van individuen met doofheidsklach-
ten wordt materiaal afgenomen voor
DNA-onderzoek.

M nfi? ^fiiifc

Drs. N.A. Dijkshoorn en drs. T. van
der Wel, heiden werkzaam hij de
Diergeneeskundige Kliniek te Zeist,
Utrechtseweg 50, 3704 HE Zeist.
Telefoon: 030 - 6954264, fax: 030 -
6950004.

Dierenhulp Venezuela bedankt iedereen voor zijn steun.
Mede dankzij u zal er naar verwachting in december 1997 een
gloednieuwe dierenkliniek op Isla Margarita geopend worden.

Onze huisdieren leven in luxe. Maaltijden, verzorging,

speeltjes, hulp bu ziekte, aandacht en alles op tijd!

Duizenden anderen wachten iedere dag op wat er komen
gaat. Laat ze merken dat ze niet alleen staan.

Steun daarom Dierenhulp Venezuela en maak uw
budrage over op rekeningnummer: 37.34.10*700
(Gironummer v.d. bank 86.87.88)

MAAia

EEN KLEINE
EEN GROOT

Dit initiatief wordt mede mogelijk gemaakt door:

Martinair

OPROEP

In Warffum. een mooi terpdorp in het
noorden van de provincie Groningen,
bevindt zich het openluchtmuseum
\'Het Hoogland\'. Het werd opgericht in
1959 met als doel het verzamelen en
tentoonstellen van de bewoningscul-
tuur van de provincie Groningen,
vooral die van het kleigebied.

Een gedeelte van het dorpscentrum
werd tot museumgebied bestemd. Een
aantal panden is reeds in het bezit van
de stichting en in 1996 is het huis ge-
kocht dat door de veearts Lameris rond
de eeuwwisseling werd gebouwd en
waarin hij zijn praktijk heeft uitgeoe-
fend. Het pand wordt momenteel in de
oorspronkelijke staat gebracht en na
gereedkoming ingericht als praktijk-
woning. De Afdeling Groningen/
Drenthe van de KNMvD heeft daarbij
advies en financiële steun toegezegd.
Mogelijk zijn er collegae in het bezit
van instrumenten, boeken of rekenin-
gen uit die tijd. Indien men die aan het
museum wil afstaan, dan gaarne be-
richt aan ondergetekende. Alles zal
met de nodige zorg worden behandeld.

J.S. van der Kamp,
Weg voor de Jagerskampen 17,
9751 EJ Haren (Gron.J,
telefoon: 050-5344192.

-ocr page 198-

t^l I ft

ff> rfa

EXCUSES

DIERENARTS

Poes was ziek, had heibel gemaakt met een van haar buurtjes en daarbij heur ton-
getje gespietst op een scherpe hoektand. Tongetje kon niet meer terug, wat ons als
geschokte eigenaren even de indruk gaf te maken te hebben met poezenopstand.
Was niet het geval, want de dierenarts wipte het bebloede lapje vlees snel en pijn-
loos los, waarna poes weer kon eten en drinken, ja ons zelfs weer kon toelachen.
Dergelijke akkefietjes maken eens te meer duidelijk hoe hyperbereikbaar die-
renartsen zijn. De dienstdoende dierenarts vond het zelfs onnodig bescheiden
dat we hem \'s avonds laat niet gebeld hadden, terwijl wij juist meenden dat het
met poes wel meeviel. Dan stoor je niet graag onnodig. Op zo\'n moment denk
je: had ik maar zo\'n huisarts.

Uit: de Leeuwarder Courant,
16 november 1995.

Tot spijt van de bureauredactie is in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1997; 122(4): 112 een Vraag en Ant-
woord opgenomen, waarvan het ant-
woord is gegeven door collega S.A.
Goedegebuure van de vakgroep Patho-
logie van de Faculteit der Dier-
geneeskunde. De heer Goedegebuure
is alweer enige tijd geleden overieden
(zie voor het In Memoriam Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1996; 121(23):
686) en deze Vraag en Antwoord over
het kreupel gaan van jonge honden had
beter niet meer geplaatst kunnen wor-
den. Onze welgemeende excuses hier-
voor.

Bestuurswisseling

Tijdens de studievergadering van 30 ja-
nuari 1997 heeft mevrouw drs. M(ar-
leen) Hof dierenarts te Almere, drs.
P.C.J. Quartel, dierenarts te Hein-
enoord, opgevolgd als bestuurslid van
de Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen (GHwD). Mevr. M. Hof is
een te consulteren homoeopathisch-
werkende dierenarts en is als zodanig
ook geplaatst op de lijst van te consulte-
ren homoeopathisch-werkende dieren-
artsen, zoals deze jaarlijks door de
GHwD wordt uitgegeven en ook in het
Diergeneeskundig Jaarboek is vermeld.

Wijziging vergaderdatum

De vergadering die gepland stond voor
27 maart 1997 is verplaatst naar
20
maart 1997.
De Jaarvergadering, die op
deze datum zou worden gehouden, zal
plaatsvinden op 15 mei 1997. De ove-
rige vergaderdata voor 1997 zijn 18
september en 27 november 1997.

De studievergaderingen vinden van
19.30 tot 22.30 uur plaats in het Bea-
trixgebouw van het Jaarbeurscongres-
centrum, Jaarbeursplein te Utrecht (te-
lefoon: 030 - 2955911). Leden van de
KNMvD met belangstelling voor de ve-
terinaire homeopathie worden van harte
uitgenodigd om eens een studieverga-
dering bij te wonen. Informatie over de
inhoud van een bepaalde studieverga-
dering is te verkrijgen bij ondergete-
kende op het administratieadres van de
GHwD: Vogelwikkeveld 22, 3448 ER
Woerden (tel./fax: 0348 - 416 843).

Tweedaagse A-cursus \'Inleiding in
de veterinaire homeopathie\'

Op vrijdag 17 en zaterdag 18 april
1997
zal van 09.00 tot circa 17.00 uur
weer een cursus \'Inleiding in de veteri-
naire homeopathie\' plaatsvinden. De
locatie waar de cursus wordt gegeven is
Hotel Midland op de Ariënslaan 1 te
(3573 PT) Utrecht (telefoon: 030 -
2715824). Er kunnen voor deze cursus
30 personen (dierenartsen en studenten
diergeneeskunde) worden ingeschre-
ven.

Zowel leden als niet-leden van de
Groep Homoeopathisch-werkende Die-
renartsen kunnen zich voor deze cursus
van twee dagen aanmelden door over-
making van (voor GHwD-leden/kandi-
daatleden) ƒ 150,--//75,- of(voorniet-
leden/studenten) ƒ 180,-// 90,~ op
postrekeningnummer 40.56.352. of
bankrekeningnummer 51.72.25.700.
ten name van Groep Homoeopathisch-
werkende Dierenartsen te Woerden on-
der vermelding van \'A-cursus 1997\'.
Het definitieve programma voor deze
cursus zal zo spoedig mogelijk na ont-
vangst van het overgeboekte bedrag
toegezonden worden.
De betaling geldt tevens als registratie
en dient
vóór 5 aprU 1997 plaats te vin-
den. In het bedrag is koffie, thee en een
lunchbuffet begrepen. Voor overnach-
ting dient men zeifin Hotel Midland of
elders een regeling treffen.

Gérardo Th.A. Menges

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederiand kwamen in de periode
van 21 januari tot en met 20 februari
1997 de volgende gevallen van be-
smettelijke dierziekten, waarvan aan-
gifte verplicht is, voor:

Klassieke varkenspest

Totaal 18 gevallen in Noord-Brabant.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de
banden voor het Tijdschrift voor Dier-
geneesicunde 1996 voorradig. De prijs be-
draagt ƒ 30,~ (inclusief 17,5% BTW). Onder-
staand treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met een
daarbijbehorend kostenoverzicht.

Banden 1995, 1994, 1993, 1992: ƒ 30,- (in-
clusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5%
BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig.
Banden 1989: niet meer voorradig.

Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5%
BTW).

Wij vragen u vriendelijk de banden
schriftelijk of per fax te bestellen, onder
vermelding van \'Banden\' en de jaargang.

-ocr page 199-

Naar aanleiding van de discussie
\'Chemotherapie bij dieren: ethisch of
onethisch?\' en ingaand op de vraag
van dr. L.J.E. Rutgers naar de mening
van andere dierenartsen, deze reactie.

De term euthanasie wil ik hierbij be-
perken tot het pijnloos laten inslapen
van huisdieren en onder de hoeder van
het huisdier versta ik diegene van het
huisgezin of samenlevingsverband die
de voorkeursrelatie met het huisdier
heeft; deze kan door het huisdier be-
paald zijn en hoeft niet samen te vallen
met de zogenoemde eigenaar.
Het al of niet toepassen van chemothe-
rapie bij huisdieren kan (moet) gezien
worden binnen de snel voortschrij-
dende ontwikkeling van het geheel van
therapeutische ingrepen; het lijkt mij
beter om dit daarom in dat kader te
blijven benaderen. Bij elke therapeuti-
sche ingreep waarbij de kwaliteit van
het leven in het spel is, zullen ook
overwegingen over de voortzetting
van dat leven naar voren komen.
Naast de analyse van het belang van de
hoeder en dat van het huisdier verdient
de relatie tussen die twee extra aan-
dacht; naar mijn mening kwam deze in
de discussie onvoldoende tot zijn
recht. Voor het dier dat wij onder onze
hoede genomen hebben, nemen wij als
mens allerlei beslissingen. Daarbij zul-
len wij ons doorgaans niet laten leiden
door het feit of het dier zich bewust is
van zijn toekomstverwachtingen, in-
clusief dood. Een kenmerk van leven
is dat het streeft naar voortbestaan in
de meest ruime zin. Sterven is inherent
aan leven en maakt uiteindelijk aan dat
streven een eind. Toch wil ik met na-
druk naar voren brengen dat euthana-
sie, ofschoon in bepaalde gevallen ge-
wenst en goed, in feite een vlucht, een
escape is, waarbij het leven voortijdig
wordt afgebroken en niet ten volle vol-
eind wordt.

i M

Het ondersteunen van door ziekte aan-
getaste dieren, waarbij pijn en lijden
bestreden worden en de kwaliteit van
het leven zo goed mogelijk bevorderd
wordt, is sinds mensenheugenis een
positief gebeuren. Een goede relatie
van het huisdier met zijn hoeder kan
hierbij van enorme betekenis zijn. Al is
bijvoorbeeld een hond op drie poten
ooit in zijn integriteit aangetast, dan
nog kan hij op dit moment een nieuwe
integriteit hebben, die de moeite van
het voortbestaan waard is. En wat te
denken van een castraat?
De vraag of een bepaalde therapie
ethisch of onethisch is, vormt op zich
een moreel probleem. Om dit pro-
bleem te kunnen oplossen is een
ethisch redeneerproces van nut, waar-
bij drie nauw met elkaar verbonden
elementen een rol spelen, namelijk:

EUTHANASIE OF THERAPIE?

- intuïtieve morele oordelen

- morele principes

- moreel relevante feiten.

Je zou het ook zo kunnen formuleren:
Welke
intuïtieve morele oordelen kun-
nen de toets van de kritiek van
morele
principes
(weldoen, geen schade be-
rokkenen, respect voor autonomie en
rechtvaardigheid) en
moreel relevante
feiten
doorstaan?

Wat deze moreel relevante feiten betreft
is er, naast deskundigheid, ook zicht no-
dig op de relatie huisdier/hoeder. Daar-
bij komen financiële mogelijkheden,
psychische/emotionele draagkracht en
temporele beperkingen (soms vereist
een therapie meer tijd dan de hoeder ter
beschikking heeft) onder de aandacht.
Uiteindelijk moeten al deze overwegin-
gen getoetst worden aan de concrete si-
tuatie die zich voordoet. De concrete re-
aliteit is nooit restloos te herleiden tot
een x-aantal \'principiële\' overwegin-
gen.

Tot slot mag het duidelijk zijn dat ik de
stelling van Rutgers, dat chemothera-
pie een brug te ver is, niet kan delen.

J.M. Wijsmuller. Rosmalen

Reactie op de ingezonden brief van
collega Westerbeek in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van I februari
1997: \'Practicus bij de gratie van het
UDD-regiem?\'.

Wat de eerste alinea uit deze brief be-
treft moet ik u mededelen dat op de
vergadering van de Afdeling Limburg,
waarin dit onderwerp besproken werd,
meerdere malen is benadrukt - en col-
lega Joma beaamde dit -: \'Laat uw me-
ning horen via ingezonden brieven in
ons Tijdschrift voor Diergenees-
kunde\'. Collega Westerbeek doet toch
zelf, door middel van zijn ingezonden
brief, ook mee aan de vorming van dat
\'familieblad\'? Zijn verbazing over de
inhoud van de kritieken neemt gro-
teske vormen aan. Ook ik heb de kri-
tieken gelezen en er mij niet over ver-
baasd, want zij verwoorden allen
datgene wat op vergaderingen en voor-
al ook daarbuiten door bijna alle colle-
gae als hun mening geuit wordt.
Dat de overheid geen enkel steekhou-
dend argument meer over heeft om
niet alle dierziektevaccins UDA te ma-
ken, probeert collega Westerbeek te
weerieggen. Edoch... in die poging
slaagt hij niet, integendeel, hij beaamt
dit zelfs als hij zegt dat de minister ons
uitnodigt met de varkenshouders ver-
kennende gesprekken te openen.
Immers op dezelfde wijze kan hij ons
uitnodigen deze gesprekken met hou-
ders van andere diersoorten te openen,
als zij daar maar luid genoeg om vra-
gen (decision is making by decibels).
De minister zal zijn besluitvorming la-
ten afhangen van de uitkomsten van
die besprekingen.

Westerbeek: \'Indien wettelijke ver-
plichtingen de enige noodzaak van ons
verblijf op varkensbedrijven moeten
verklaren...\' Onze aanwezigheid op
varkensbedrijven stoelt toch geheel en
al op wet- en regelgeving!

A. De UDD regelgeving.

B. De regelgeving op het gebied van
levering van antibiotica en chemo-
therapeutica, dankzij welke som-
mige mammoetpraktijken zo groot
zijn geworden dat het UDD-regiem
hen eigenlijk een blok aan het been
is geworden.

C. DeGVP-IKB-regelgeving.

Als Westerbeek A, B en C wegdenkt
zal, om met zijn woorden te spreken,
het niveau van kennis en kwaliteit en
de daarmee gepaard gaande meer-
waarde van de veterinaire bedrijfsbe-
geleiding niet voldoende zijn om de
varkenshouder te prikkelen van zijn
diensten, tegen een tarief van visite
plus uurloon, gebruik te maken. Deze
diensten kan de varkenshouder elders
gratis verkrijgen.

-ocr page 200-

Ondergetekende is toch liever practicus
op varkensbedrijven bij de gratie van het
UDD-regiem, dan practicus bij de gratie
van medicamentenomzet of practicus
bij de gratie van de IKB-regelgeving.
Wat de vergelijking met de CAO-on-
derhandelingen in het bedrijfsleven
betreft, kan ik collega Westerbeek bij-
vallen en de onderhandelaars met LTO
onmiddellijk naar huis sturen! Dat is
namelijk de mening van de meerder-
heid van de practici, uitgezonderd mis-
schien enkele collegae uit de zeer grote
praktijken die genoeg hebben aan de
enorme medicijnenomzet en liever
niet vaccineren.

Geen ingezonden brief meer zegit
Westerbeek, maar via democratische
wegen uw gram halen. Naar mijn me-
ning is een ingezonden brief toch zeker
een zijstraat van een democratische
weg.

J. van Bers, Maashree

WAAR STAAT DE DLV?

\'Ik betwijfel of veehouders de investe-
ringen die ze moeten doen voor het
IBR-vrij maken van hun veestapel er
weer uit krijgen. Een IBR-vrije status
levert geld op. Of je de kosten er weer
uit krijgt, moet ik nog zien. Daarom
zou het verstandig zijn eerst een kos-
ten-batenanalyse te maken alvorens
maatregelen te nemen\', zei DLV-be-
drijfsdeskundige Eelke Boonstra dins-
dag in Emmeloord op een bijeenkomst
van de vereniging voor Bedrijfs-
voorlichting Rundveehouderij Flevo-
land (VVB).

Boonstra wees de veehouders erop dat
de Nederlandse grond veel te duur is
voor het zelf opfokken van jongvee.
\'Eigenlijk zou elke Nederlandse melk-
veehouder zijn kalveren in een land als
Polen op moeten laten fokken en
drachtig laten worden. Pas dan zou je
het dier terug moeten halen naar je ei-
gen bedrijf Eigen opfok is niet renda-
bel\', aldus Boonstra.

De Fries, gepokt en gemazeld in de
vooriichting, vindt dat melkveehou-
ders het aanhouden van jongvee dan
ook tot een minimum moeten beper-
ken. \'Want elk kalf datje aanhoudt is
een sluipende kostenpost, die je pas
opmerkt aan het einde van de rit. Op
het einde van je bestaan als boer heb je
zo een half miljoen weggegooid zon-
der datje het in de gaten had.\'

Kosten opfok pink

Boonstra rekende de aanwezige vee-
houders voor wat ze aan geld kwijt zijn
als de pink twee jaar oud is. Voor het
kalf rekent hij ƒ 250,—. Daar komen
ruwvoerkosten (ƒ 970,—), melk en
krachtvoer (ƒ 230,-) en overige kosten
(ƒ 270,-) bij. Met gemiste rente en uit-
val (ƒ 165,-) kom je op een subtotaal
van ƒ 1885,- aan kosten.
Voor de huisvesting rekent Boonstra
ƒ 580,—, waarbij hij uitgaat van een
jongveestal die in twintig jaar wordt
afgeschreven en per dierplaats een
kleine ƒ 3000,- gulden heeft gekost.
Dan komt er nog ƒ 400,- bij voor de
grond, mechanisatie en algemene kos-
ten, waarmee de opfok van een twee
jaar oude pink in totaal ƒ 2860,- kost.
Komt daar nog een gemiddelde stik-
stofboete overheen, dan is de kostprijs
voor de pink ƒ 3460,- geweest. Tel uit
je winst, die er dus niet is.

In \'Het Landbouwblad\' van 8 februari 1997 is een verslag gepubliceerd van
een lezing van de heer Eelke Boonstra. Drs. G.A. Hooijer van de Afdeling
Friesland en dr. J. W. Hesselink van de Afdeling Groningen/Drenthe hebben
naar aanleiding van dit artikel een reactie geschreven. Om de context te verdui-
delijken. publiceren wij zowel het artikel uit \'Het Landbouwblad\' als de reactie
van de beide heren.

\'ONZE GROND IS TE DUUR VOOR AANHOUDEN JONGVEE\'

DLV-ER BETWIJFELT RENDEMENT
IBR-BESTRIJDING

Bedrijfsdeskundige Eelke Boonstra van het team rundveehouderij van DLV-
Noord in Sneek zet vraagtekens bij het economisch rendement van het IBR-
vrij maken van de Nederlandse rundveestapel. De verplichte bestrijding en dc
daarmee gepaard gaande versnelde uitstoot van besmette koeien dwingt vee-
houders om extra jongvee aan te houden. De kosten daarvan zijn hoger dan de
financiële voordelen die een IBR-vrije status oplevert, zo verwacht Boonstra.

Minas lost niks op

Boonstra: \'Kopen op de veiling is aan-
merkelijk goedkoper dan zelf de
koeien opfokken.\' Veel veehouders
zullen door de verplichte IBR-bestrij-
ding juist kiezen voor het aanhouden
van extra jongvee. Die situatie gecom-
bineerd met in de ogen van Boonstra te
zware eisen voor het celgetal en de mi-
neralenheffingen baart hem zorgen.
\'Als je als veehouder uit veterinair
oogpunt gedwongen wordt tot een ge-
sloten bedrijfsvoering en het minera-
lenverhaal daar nog eens overheen
komt, ben je als boer het bokje.\'
De zaal reageerde dat alle drie bedrei-
gingen werkelijkheid worden. Boon-
stra: \'Het is aan jullie om bij de be-
leidsmakers de combinatie van deze
bedreigingen zodanig onder de aan-
dacht te brengen dat het zover niet
komt. Sla met de vuist op tafel. Jullie
kunnen veel meer bereiken dan je
denkt.\' Boonstra voegde eraan toe dat
hij het tragisch vond dat Minas niks
oplost voor het milieu. \'In feite dwingt
het mineralenbeleid tot nog intensie-
ver boeren want over hoe meer liter
melk je heffingen kunt uitsmeren, hoe
aantrekkelijker het wordt.\'

Voerkosten erfelijk

De kostprijs van een liter melk kan op
tal van manieren worden gedrukt, zo
leerden door Boonstra meegebrachte
cijfers van een aantal melkveebedrij-
ven uit Friesland en Groningen met ge-

-ocr page 201-

middeld 12.500 kilogram melk per
hectare. Hij waarschuwde voor het
scherp in de gaten houden van een aan-
tal kleine kosten, die gezamenlijk een
loden last kunnen worden voor de
melkveehouder. Kosten zoals veearts,
melkcontrole, stro en KI.
De cijfers tonen aan dat dit soort kos-
ten omhoog sluipt, vooral omdat er per
bedrijf nog altijd grote verschillen be-
staan in veeartskosten. Er zijn genoeg
veehouders die ƒ 200,-- per koe aan
veeartskosten redelijk vinden, maar ik
ken er genoeg die met ƒ 50,- klaar
zijn. Kijk eens naar watje gewend bent
en vergelijk het met anderen.
Hetzelfde geldt voor de voerkosten.
\'Je ziet vaak dat de zoon het precies zo
doet als zijn vader het altijd heeft ge-
daan. Voerkosten zijn blijkbaar erfe-
lijk, maar niet bij de koe.\' Boonstra
vindt dat de VEM-waarde van essen-
tieel belang is voor het drukken van de
kostprijs. \'De kwaliteit van de kuil be-
paalt voor een groot deel de voerkos-
ten. 1 VEM lager kost een melkvee-
houder met 80 koeien ƒ 200,—. Voor
een veehouder met 40 koeien liggen de
extra kosten op ƒ 100,—.

Mercedes of de trein

Het feit dat de grond steeds duurder
wordt, wordt door boeren met een ei-
gen bedrijf toegejuicht. In z\'n alge-
meenheid holt het de concurrentie-
positie voorde melkveehouderij uit, zo
vindt Boonstra. Ten aanzien van de
mechanisatie adviseerde Boonstra de
boer te kiezen voor óf bijna alles in
loonwerk óf bijna alles zelf doen. Dus
geen loonwerker op het erf als de eigen
ladewagen werkeloos staat toe te zien.
\'Je parkeert je Mercedes ook niet op
het station om vervolgens de trein te
pakken.\'

Dat er ook voor de kleine veehouders
bestaansrecht is, gaf de DLV-bedrijfs-
deskundige aan met de cijfers van \'een
zuinige Friese boer\'. Boonstra: \'Die
veehouder is nog jong, melkt 160.000
kilogram op 18 hectare en belde me op
of ik eens langs wilde komen. Ik vante-
voren maar oefenen hoe ik het advies
om te stoppen niet al te hard zou kun-
nen overbrengen. Blijkt dat die boer al
vijf jaar lang in staat is om jaarlijks
/ 20.000,— voor zijn spaarrekening
vrij te maken. Hij had een beschikbaar
bedrag van meer dan twee kwartjes per
liter.\'

\'Bij zo\'n boer zie je dus geen loonwer-
ker, geen smid en ontzettend veel zelf-
werkzaamheid. Ik heb hem geadvi-
seerd om als de sodemieter quotum bij
te kopen. Kijk, de groten mogen wel
eens wat dom zijn, want de meerkosten
worden nog wel gecompenseerd door
de massa. Voor anderen geldt: hoe
kleiner het bedrijf, hoe slimmer de
boer moet zijn. En dan blijkt dat er best
nog wat mogelijk is.\'

J.F.

Uit: \'Het Landbouwblad\'
van Hfebruari 1997.

\'WAAR STAAT DE DLV?\'

Bedrijfskundige Eelke Boonstra van
het team rundveehouderij DLV-Noord
in Sneek heeft op een bijeenkomst van
de VVB Flevoland, afgaand op het
verslag van redacteur J.F., fors op de
trom geslagen.

Kostenbeheersing op een rundveehou-
derijbedrijf vormt de kem van het be-
toog van Boonstra. Als kapstok voor
vele redeneringen gebruikt hij de (te)
hoge kosten voor jongvee-opfok. Daar
is niets op tegen, als de argumenten
maar deugen. Met name bij de context,
waarin het hele verhaal geplaatst is,
zetten wij, als praktiserend dierenarts,
grote vraagtekens. Hij gaat voorbij aan
ontwikkelingen die sinds een aantal ja-
ren, met name wat betreft de dierge-
zondheid, plaatsvinden.

1. Al twee jaar is de zuivelindustrie
landelijk, via NZO, druk doende met
het project \'Kwaliteitsborging op het
melkveebedrijf, geïnitieerd door
veehouders (!) in het noorden en la-
ter overgenomen door Friesland
Dairy Foods. De noordelijke Afde-
lingen van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben daarbij de
veterinaire invalshoek voor hun re-
kening genomen. De DLV is betrok-
ken bij de uitvoering van de eerste
fase. Boonstra noemt de eisen voor
het celgetal \'te zwaar\'. Ook hij moet
weten dat deze
vanwege de export
zijn aangescherpt. Als de zuivelin-
dustrie, vanwege lagere kwaliteit,
minder producten in het buitenland
kan afzetten, dan heeft de veehouder
de DLV niet nodig om de gevolgen
voor hem/haar uit te rekenen.

2. Boonstra twijfelt eraan of de kosten
van het bereiken van de IBR-vrije
status zichzelf terugverdienen. Hij
stelt dat het verstandig zou zijn een
kosten-batenanalyse te maken alvo-
rens maatregelen te nemen. Deze
analyse is voor de sector als geheel
al gemaakt. Per bedrijf zijn de te
maken kosten verschillend, afhan-
kelijk van de uitgangssituatie van
het bedrijf Het ene bedrijf is im-
mers bijna geheel negatief en het
andere totaal positief Hoeveel ex-
tra jongvee nodig is, zal voor ieder
bedrijf dus ook verschillen. De
DLV ziet over het hoofd dat een
aantal belangrijke melkveehoude-
rijgebieden buiten Nederland veel
verder is met de IBR-bestrijding.
Als geen duidelijk bestrijdingsbe-
leid wordt gevoerd, zal ons land
daar de komende jaren op worden
afgerekend. De IBR-situatie in
Nederland kan door andere landen
misbruikt worden om hun eigen be-
langen veilig te stellen.
3. Het \'uit veterinair oogpunt gedwon-
gen worden tot
gesloten bedrijfs-
voering\'
is de DLV ook een doom
in het oog. Hoe besmettelijk dier-
ziekten kunnen zijn, hoef je var-
kenshouders niet meer uit te leggen,
maar ook veel rundveehouders zijn,
vaak uit ervaring, wijs geworden.
Wij vragen ons af of de ontwikke-
lingen in de diergezondheid aan de
DLV voorbij gegaan zijn. Op 13 juli
1993 is de rapportage van de pro-
jectgroep \'Diergezondheid in Be-
weging\' van het Ministerie van
Landbouw verschenen. Hierin is
beschreven hoe de d iergezond-
heidssituatie in Nederland er over
een aantal jaren uit zou moeten zien
om onze exportpositie te kunnen
handhaven. Knelpunten in de hui-
dige situatie werden aangegeven.
Bovendien werd uiteengezet hoe de
strategie voor de diergezondheids-
zorg zou moeten worden, zowel qua
preventie als qua aanpak van dier-
ziekten. Alles draait in dit rapport
om de eigen verantwoordelijkheid
van de ondernemer.
K\\s\\cobewuste
versus x\\s\\cobeluste veehouders.
Uit het verslag kregen wij de indruk
dat een risicobeluste DLV-er aan
het woord geweest is.
Bovengenoemde drie punten werden
op één hoop gegooid met de problema-
tiek rond het mineralenbeleid. Hele-
maal op dreef gekomen sommeerde hij
de aanwezige veehouders \'met de vuist
op tafel te slaan\', teneinde al deze \'be-
dreigingen\' onder de aandacht te bren-
gen. Van een bedrijfskundige van de
DLV, \'gepokt en gemazeld in de voor-

-ocr page 202-

lichting\', mag geen constructievere bij-
drage verwacht worden in de begelei-
ding van veehouders die te maken krij-
gen met een verandering in denken
omtrent diergezondheid. Kennis van
zaken dient dan wel aanwezig te zijn.
Boonstra gaat nog verder en vervalt in
dezelfde fout, die ook door een aantal
administratiekantoren, als adviseurs
op financieel gebied, wordt gemaakt,
namelijk fixatie op de kosten zonder
rekening te houden met opbrengsten
die gegenereerd kunnen worden door
deze kosten. Hij waarschuwt voor
\'scherp in de gaten houden van een
aantal kleine kosten, die gezamenlijk
een loden last kunnen worden voor de
melkveehouder. Kosten zoals veearts,
melkcontrole, stro en KI\'. Hij bedoelt
dat deze ko,sten te hoog kunnen wor-
den. Wanneer kan men van kosten
spreken? Als de opbrengst lager is dan
de kostprijs. Is dit het geval, dan dient
men deze uitgaven niet te doen. Is de
opbrengst hoger dan de kostprijs, dan
kan gediscussieerd worden over de
vraag of met minder kosten eenzelfde
opbrengst te realiseren is, bijvoor-
beeld:

- Kan zonder informatie van de melk-
controle goed inzicht verkregen
worden in de productie binnen het
bedrijf? Hoe kan verantwoord gese-
lecteerd worden?

- Is veterinaire bedrijfsbegeleiding ren-
dabel? Verdient een droogzettherapie
of een ontworming tijdens de opfok
zich terug? Kan een bedrijf baat heb-
ben bij een goede en geregelde advi-
sering door een dierenarts?

- Betaalt rendementsbegeleiding van
de DLV zichzelf terug?

- Leiden hogere Kl-kosten ( = duur-
dere stieren) tot beter fokmateriaal?

Dit soort vragen dient gesteld te wor-
den!

Enkele maanden geleden stond in het
Landbouwblad een verslag van een pro-
ject van de DLV, waarbij in de Hege
Warren bij Drachten de gezondheidssi-
tuatie op rundveebedrijven werd geïn-
ventariseerd. In hoeverre gesloten be-
drijfsvoering wordt toegepast, zal
ongetwijfeld onderdeel van deze inven-
tarisatie uitgemaakt hebben. Doel was
daarna, indien nodig, tot verbetering te
komen. Het is ons uit dat artikel niet
duidelijk geworden met inschakeling
van welke deskundigen de DLV van
plan was dat te doen, maar dit verslag
geeft op dat punt weinig vertrouwen.
Bovenstaand roept bij ons de volgende
vragen op:

1. Wat is de opvatting van de DLV
over de richting die de diergezond-
heid om Nederiand op moet?

2. Wat is de positie die de DLV, bij de
uitvoering van bepaalde projecten,
voor zichzelf ziet weggelegd?

3. In hoeverre vindt afstemming plaats
van werkzaamheden en opvattingen
tussen bedrijfsdeskundigen van de
DLV?

4. Betekent de term \'bedrijfskundige
DLV\' dat deze persoon op alle ge-
bieden in de rundveehouderij des-
kundig is?

Niemand is alom deskundig en hoeft
dat te zijn. Samen met anderen zijn de
meeste problemen oplosbaar. Op het
gebied van de diergezondheid is de
praktiserend dierenarts de eerstaange-
wezen persoon om de veehouder te ad-
viseren. Om de snelle ontwikkelingen
te kunnen volgen moet een dierenarts
zich terdege inspannen in na- en bij-
scholing. Na kennisneming van het ver-
slag van de lezing komt de vraag op hoe
een en ander bij de DLV geregeld is.
Opvattingen, zoals Boonstra als DLV-
er verwoord heeft, zetten de klok tien
jaar terug en miskennen de intematio-
nale marktpositie van de rundveehou-
derij in Nederland.

Drs. G.A. Hooijer,
Afdeling Friesland
Dr. J. W. Hesselink,
Afdeling Groningen/Drenthe

SAMENVATTING VAN HET VETERINAIR TUCHTRECHT

Veterinair tuctacht

IVIr. drs. A.A.A. Vendrig heeft het door
hem geschreven boek \'Samenvatting
van het Veterinair Tuchtrecht\' op don-
derdag 16 januari 1997 aangeboden
aan de voorzitter van het Veterinair
Tuchtcollege, mr. J.P. van Zutphen.
De overhandiging vond plaats in de
nieuwe locatie van het Veterinair
Tucht- en Beroepscollege aan de
Schenkweg in Den Haag.
Het boek is in eerste instantie geschre-
ven voor de dierenarts, die het kan ge-
bruiken om zijn dienstverlening te op-
timaliseren.

Het boek is verkrijgbaar bij Uitgeverij
Phonendus, Annvoordnummer 6353,
1380 WG Weesp, telefoon: 0294 -
254819, via de AU V of via de boekhan-
del. Het ISBN-nummer is 90-803406-
1-8.

De prijs van het boek bedraagt
f 165,00 inclusief 6% BTW, exclusief
verzendkosten.

-ocr page 203-

GASTRDENTEROLÜGY
- STOMACH AND
COLON FOCUS

Ook dit jaar zal er voorafgaand aan het
WSAVA/BSAVA/FECAVA Congres
weer een Waltham Symposium plaats-
vinden, getiteld
Gastroenterology -
Stomach and Colon Focus.
Een aantal
internationaal bekende sprekers zal
hierbij met name voor de practicus re-
levante aspecten van maag- en colon-
aandoeningen de revue laten passeren.
Het symposium wordt georganiseerd
in samenwerking met de ESCG
(European Society of Comparative
Gastroenterology). Het symposium
wordt op
woensdag 2 april 1997 ge-
houden in Hall 5 van het Intemational
Convention Centre in Birmingham.
Deelname aan het Waltham Sym-
posium is, gezien de grote belangstel-
ling in de afgelopen jaren, uitsluitend
mogelijk na inschrijving. De kosten
bedragen ƒ 30,00 inclusief lunch en
proceedings.

Waltham Veterinaire Service, me-
vrouw drs. M.H.M. Bos, Postbus Hl,
5460 AB Veghel, telefoon: 0413 -
383269, fax: 0413 - 340229.

VETERINARY
HOMOEOPATHY IN
ORGANIC HERDS

In het Research Centre Foulum in
Denemarken wordt op
17 en 18 april
1997
een intemationale workshop ge-
houden met als titel \'Veterinary ho-
moeopathy in organic herds\'. De con-
grestaal is Engels. De kosten zijn 1350
Deense kronen voor leden van de
lAVH of FIV en 1650 Deense kronen
voor alle andere deelnemers.

Opgave bij het Danish Institute of
Animal Science, Att.: Majbritt Ras-
mussen. Research Centre Foulum.
P.O. Box 39, DK-8830 Tjele, Dene-
marken. Telefoon: 45 89 99 19 00,
Fax: 45 89 99 19 19.

I JP

Congressen en cursussen

Wist u dat... dit jaar de \'Voorjaars-
dagen\' voor de dertigste keer worden
georganiseerd.

Wist u dat... dit driedaagse congres dé
gelegenheid is om de nieuwste intema-
tionale ontwikkelingen van de genees-
kunde van gezelschapsdieren te volgen
tegen een ongeëvenaard lage toegangs-
prijs.

Wist u dat... per dagdeel ook een
Nederlandstalige lezing staat ingedeeld
in ons verder Engelstalige programma.
In eigen taal kunt u praktijkmanage-
ment, internistische, gynaecologische
en chirurgische casuïstieken, de laatste
nieuwtjes over prostaatproblemen en
perianale chimrgie volgen.

Wist u dat... ook u in uw praktijk cyto-
logie kunt aanwenden als aanvullend
diagnostisch middel. Tijdens het wet-
lab bestaat dit jaar de mogelijkheid aan
de hand van cases en het gebmik van
de lichtmicroscoop uw kennis op cyto-
logisch gebied uit te breiden.

Wist u dat... optimaal praktijkma-
nagement de sleutel is tot maximale
prestaties. Leiding geven en motiveren
van uw medewerkers zijn zeer belang-
rijke kwaliteiten die het aanscherpen
waard zijn. Het onderwerp wordt in het
Nederlands in twee dagdelen behan-
deld aan de hand van theorie, praktijk-
voorbeelden en videomateriaal.

Wist u dat... degene die geïnteresseerd
zijn in chimrgie dit jaar hun hart kun-
nen ophalen bij de besprekingen van de
chimrgische casuïstieken door Lub-
berink, How en Kirpensteijn, de peria-
nale chimrgie door Sjollema, wondbe-
handeling en plastische chirurgie door
Pavletic en orthopedische chimrgie
door Houlton.

Wist u dat... het DANS-programma
dit jaar is uitgebreid met een seminar
over efficiënt en klantgericht telefone-
ren. Aan de hand van de theorie zal in
kleine groepen de praktijksituatie na-
gebootst worden met behulp van tele-
foonsimulatoren.

Wist u dat... u als GGG-lid in aanmer-
king komt voor aantrekkelijke kortin-
gen op de toegangsprijs en dat u als
GGG-superlid slechts de extra semin-
ars hoeft te betalen!

Wist u dat... het aantal inschrijvingen
voor de seminars en wetlabs voor de op-
timale begeleiding beperkt is gehouden.
Voorkom teleurstelling, dus schrijf snel
in!

PROCEEDINGS DANS
NIET MEER VERKRIJGBAAR

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 febmari 1997 staat op
bladzijde 121 vermeld (KNMvD-bestelservice) dat de Proceedings van
de DANS los te bestellen zijn. Dit is helaas niet meer het geval.

En nu weet u natuurlijk ook dat
u 25 tot en met 27 april 1997
moet vrijhouden voor de

Voorjaarsdagen,
RAI Congres Centrum
te Amsterdam.

VOORJAARSDAGEN 1997

ô. VOORJAARSDAGEN

\' . . • ANNUAL INTERNATIONAL VETERINARY CONGRESS

-ocr page 204-

Het Bestuur van de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van de KNMvD nodigt belangstellenden uit voor een bijeen-
komst van de Groep met als thema:

KAN DE MODERNISERING VAN DE KEURING
VAN HET VARKEN ANDERS?

De visie vanuit Brussel, het Bedrijfsleven
en de Wetenschap.

Deze bijeenkomst zal worden gehouden op
zaterdag !2 april 1997\\n het Androclusgebouw (Hoofdgebouw) van de
Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan I te Utrecht.

In 1993 is door een Internationale Commissie (de Braedstrup Groep) onder leiding van dr. J. Snijders een voorstel gedaan
voor een altematieve keuring van slachtvarkens; binnen de Commissie van de EU circuleren ook voorstellen in die rich-
ting.

Een nieuwe ontwikkeling dient zich aan om via bloedonderzoek dieren te keuren. De bijeenkomst van de Groep GKZ zal
u over de laatste ontwikkelingen inlichten.

Het voorlopige programma voor deze dag is:

10.00 uur
10.30 uur
ll.lSuur

12.00 uur
12.30 uur
13.30 uur
14.00 uur

Ontvangst met koffie

Dr. W. Daelman, DGVI EU Commissie: Hoe ver is \'Brussel\' met de modernisering van de Vleeskeuring?
Prof dr. ir. M.J.M. Tielen, Gezondheidsdienst en Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde: 1KB nu en hoe kan
bloedonderzoek dit systeem ondersteunen?

Dr. J.P. Langeveld, ID-DLO: De mogelijkheden van bloedonderzoek aan de slachtlijn.
Lunch

Ir. H. Schouwenburg, PVE: 1KB en bloedonderzoek aan de slachtlijn, belicht vanuit de sector.

Discussie, waarin de positie van de Federation of Veterinarians in Europe (FVE) en de KNMvD belicht zal

worden.

De kosten voor deze dag bedragen ƒ I0,~ voor leden van de Groep GKZ en leden van de Vaktechnische Bond van
Keurmeesters; voor niet-leden is de bijdrage ƒ 15,~.
Dit bedrag verzoek ik u aan de zaal te voldoen.

Opgave voor de dag gaame telefonisch: 071 - 5895109 (kantoor), 070 - 3280996 (privé) of per fax 071 - 5899184.

T. G. van de Vuurst, secretaris

OPNIEUW AFSLANKWEDSTRIJD VOOR MOLLIGE HONDEN EN KATTEN

In maart 1997 zal voor de tweede keer
de Hill\'s Afslankwedstrijd worden ge-
houden met de bedoeling het groeiende
gewichtsprobleem van de Nederlandse
huisdieren onder controle te krijgen en
te houden. Volgens een onderzoek dat
vorig jaar door Hill\'s Pet Nutrition on-
der Europese dierenartsen werd gehou-
den, was 48% van de honden en 38%
van de katten in Nederland veel te
zwaar voor hun ras. Reden genoeg om
in 1997 nog meer moeite te doen eige-
naren ertoe over te halen hun dierenart-
sen te bezoeken om hun huisdier te la-
ten wegen en, indien nodig, een dieet
voor te laten schrijven.

Dierenartsen die het nut van deze af-
slankwedstrijd inzien, worden op alle
mogelijke manieren door Hill\'s gesti-
muleerd hieraan mee te doen. Zo zorgt
het bedrijf voor gratis promotiemateri-
aal voor in de praktijk. De dierenart-
senpraktijk die de winnaar heeft aan-
gemeld en de dierenartsenpraktijk die
het grootste totale gewichtsverlies van
\'zijn afslankers\' heeft bereikt, winnen
een reis naar het
North American
Veterinary Congres 1988
in Orlando
(VS). Verder wint de dierenartsen-
praktijk met het hoogste aantal in-
schrijvingen een stereotoren.
De jury zal voor dit jaar bestaan uit
Hill\'s Pet Nutrition dierenartsen, een
bekende Nederiandse dierenarts en
een bekende Nederiander. De finale
zal in november 1997 plaatsvinden
(datum en plaats zullen later bekend
worden gemaakt).

-ocr page 205-

Bijna een jaar geleden besloten Ciba
en Sandoz te fuseren tot Novartis.
Door een uitgebreid onderzoek, inge-
steld door de Federal Trade Com-
mission in de Verenigde Staten, kon de
fusie pas medio december 1996 defini-
tief gerealiseerd worden. In de diverse
landen is daama de lokale procedure
voor de fusie gestart. In België werd al
op 1 januari 1997 het samengaan een
feit en in Nederland was dit op 28 janu-
ari het geval. Vanaf nu worden daarom
de activiteiten van Ciba en Sandoz op
het terrein van de diergezondheid in de
Benelux verricht onder de naam
Novartis Agro Benelux B.V., Animal
Health Sector
met als vestiging
Roosendaal.

-fwi V ipp

MEGA-FUSIE TUSSEN CIBA EN SANDOZ

CHEMOTHERAPEUTICA

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie drs. J. van
Turnhout (Apotheek Diergenees-
kunde. Faculteit der Diergenees-
kunde) bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

VRAAG:

Zijn chemotherapeutica geregistreerde
diergeneesmiddelen en kunnen deze
door iedere praktiserende dierenarts
verkregen en toegepast worden?

ANTWOORD:

Er vanuit gaande dat de vraagsteller on-
der chemotherapeutica oncolytica ver-
staat, kan ik zeer kort zijn (chemothera-
peutica kunnen namelijk ook zijn:
chemische bereide stotïen die worden
gebmikt tegen micro-organismen (zo-
als bijvoorbeeld vermeld zijn in Fidin
Rep. Hfdst 05.02».

Ten aanzien van het eerste deel van de
vraag: er zijn geen geregistreerde dier-
geneesmiddelen voorhanden. Men is
voor oncolytica aangewezen op hu-
maan geregistreerde producten. Deze
humane producten zijn niet verkrijg-
baar bij de veterinaire groothandels in
Nederland, enkele uitzonderingen daar-
gelaten. De praktiserende dierenarts zal
dan ook voor een groot deel afhankelijk
zijn van de plaatselijke apotheek.
Bedacht moet worden dat de apotheek
niet verplicht is deze middelen af te le-
veren. Indien de apotheek om wat voor
reden dan ook het toedienen van een on-
colyticum bij een dier onverantwoord
vindt, kan deze er voor kiezen het ge-
neesmiddel niet af te leveren.
Daarbij komt nog eens dat binnen de
diergeneeskunde vaak niet van de ge-
bruikelijke humaan geregistreerde pro-
ducten gebruik kan worden gemaakt,
maar dat de apotheek deze magistraal
moet bereiden. Aangezien het dan vaak
om risicovolle bereidingen gaat (zoge-
naamde niveau 2 bereidingen), zal niet
elke apotheek deze bereidingen kunnen
uitvoeren aangezien daar specifieke ap-
paratuur en ruimtes voor nodig zijn. Het
lijkt mij dan ook zinvol wanneer er over
een therapie met oncolytica wordt ge-
dacht, van te voren de plaatselijke apo-
theek te vragen of het gewenste genees-
middel bij de apotheek te betrekken is.

P.S.: Het gereedmaken en toedienen
van een injecteerbaar oncolyticum door
een dierenarts, evenals het toedienen
van oncolytica door patiënt-eigenaren,
is niet zonder gezondheidsrisico\'s.
Voor deze handelingen zijn strenge
richtlijnen opgesteld, bijvoorbeeld te
vinden in de Richtlijn Cytostatica van
de Integrale Kankercentra (deze
vloeien onder andere voort uit de Arbo-
wet). De meeste oncolytica kunnen
door hun weinig specifieke werkings-
mechanisme uiterst schadelijk zijn voor
de gezondheid van degenen die er mee
werken.

DE BEHANDELING VAN RADIUSFRACTUREN BIJ PAARDEN
EN RUNDEREN: RAADZAAM OF RAMPZALIG?

Een uitvoerige studie, waarin niet alleen
aandacht geschonken wordt aan de tech-
nische aspecten van diverse behande-
lingsmethodieken maar ook aan de
prognose, de mogelijke teleurstellingen,
de duur van de behandeling en de na-
zorg.

177

Een en ander werd nagegaan door mid-
del van literatuuronderzoek en via retro-
spectief onderzoek van de patiënten
aangeboden aan de Kliniek vor
Algemene Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisdieren in de periode 1960-
1995.

Bij de behandeling moet in overweging
genomen worden de aard van de frac-
tuur, de plaats van de fractuur, de leeftijd
van het dier, de kostprijs en het karakter
(geduld) van de eigenaar.
De behandelingsmethoden zoals box-
mst. het gebruik van een hangmat, ex-
teme fixatie (diverse methoden) en in-
teme fixatie (diverse methoden) worden
beschreven.

TlJDSCtlRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 122, MaaRT, AFLEVERING 6, 1997

De prognose is in het algemeen gunsti-
ger bij runderen dan bij paarden en gun-
stiger bij jonge dan bij oudere dieren.
Breuken in de epiphysair lijnen hebben
een betere kans op genezing dan breu-
ken in de diaphyse of breuken waarbij
het gewricht is betrokken.

-ocr page 206-

J.MOUS.SR533/96: 36pp.

In deze scriptie wordt een overzicht ge-
geven van de invloeden van overbe-
mesting op het milieu, op het dier en op
de consequentie die dit heeft voor de
runder-, varkens- en pluimveehouderij.
Problemen verband houdende met eu-
trofiëring, mineralenlekkage naar het
grondwater en verzuring van het milieu
komen aan de orde. Tevens wordt inge-
gaan op de beleidsmaatregelen die de
productie van vooral ammoniak moe-
ten verminderen. Besproken wordt het
\'Nationaal Milieuplan\' waarbij ge-
streefd wordt naar een toestand van
evenwicht in de bemesting en een aan-
zienlijke reductie in de ammoniakuit-
stoot.

Gewezen wordt op de gevolgen die
deze maatregelen hebben voor de boe-
ren in de diverse bedrijfstakken.
Tot slot wordt ingegaan op de effecten

MESTPROBLEMATIEK: OE INVLOEO VAN OVERBEMESTING
OP HET MILIEU, IN HET BIJZONOER DE MINERALENHUIS-
HOUDING EN DE AMMONIAKUITSTOOT MET ZIJN EFFECT
IN OE VEEHOUDERIJ

van een overmaat of een tekort aan mi-
neralen op de algemene gezondheids-
toestand van de dieren (nitraatvergifti-
ging, hypomagnesaemie, melkziekte).
Een en ander heeft financiële conse-
quenties voor de boeren, die dan ook
massaal in verzet zijn gekomen. Hun
medewerking is echter beslist noodza-
kelijk. Dit kan gestimuleerd worden
door het inzicht in de problematiek te
verbeteren en door de administratieve
belasting te verminderen.

RUMINANT PHYSIOLOGY: DIGESTION. METABOLISM.
GROWTH AND REPRODUCTION

Sinds in 1960 het eerste Intemational
Ruminant Physiology Symposium
(ISRP) werd belegd, zijn elke vijf jaar
zonder onderbreking en steeds in andere
landen vervolgsymposia georganiseerd
rond het thema
de fysiologie van de ver-
tering en het metabolisme bij herkau-
wers.
De organisatie berustte telkens bij
een klein aantal onderzoekers die daar-
toe uitgenodigd worden op het voor-
gaande symposium. In 1994 werd het
achtste ISRP georganiseerd in Duitsland
(Willingen, Sauerland). Dat dit sympo-
sium een kleine 600 bezoekers uit 56
landen bijeenbracht, toont aan dat on-
danks de ingrijpende bezuinigingen in
het (dierkundig) onderzoek alom, de be-
langstelling voor de verteringsfysiolo-
gie en stofwisseling van herkauwers
nog groot is. De bezuinigingen in het
onderzoek zijn er mogelijk wel de oor-
zaak van dat op dit achtste ISRP weinig
opvallende resultaten gerapporteerd
werden. Daarmee is niet gezegd dat er
geen voomitgang valt te constateren in
kennis van de vertering en stolwisseling
van herkauwers, ook al is de progressie
minder indrukwekkend.

De proceedings van dit achtste ISRP
bevat 27 overzichtsartikelen (± 20
bladzijden per artikel), verdeeld over
een negental hoofdstukken, (1) Regu-
lering van de vertering, (2) Absorptie
en secretiemechanismen, (3) Regulatie
van de voedsel- en wateropname, (4)
Vorderingen in de pensmicrobiologie,
(5) Herkauwers als methaanprodu-
ceerders, (6) Intermediaire stofwisse-
ling van herkauwers, (7) Regulatie van
reproductie, lactatie en groei, (8) Foe-
tale groei en groei van het jonge dier en
(9) Vergelijkende fysiologie. Aan deze
hoofdstukken gaat vooraf een verhan-
deling over gedomesticeerde herkau-
wers, hun introductie in en betekenis
voor agrarische gemeenschappen in
vroege tijden. Een lezing over verte-
ringsstrategiën van herkauwers met
hun beperkingen en voordelen en korte
samenvattingen van een vijftal work-
shops vormen het sluitstuk. Het boek
is voorzien van een index.

Wat het programma betreft week het
achtste ISRP weinig af van voor-
gaande symposia. De twee a vier bij-
dragen per hoofdstuk zijn overwegend
artikelen waarin de stand van onze
kennis op de betreffende gebieden
meer of minder uitgebreid wordt ge-
presenteerd. Een aanzienlijk deel van
die bijdragen zijn co-producties van
specialisten uit verschillende institu-
ten en landen. De verwachting dat
daardoor een eenzijdige rapportage
van het verrichte onderzoek ondervan-
gen zou worden, is maar ten dele uitge-
komen. Niettemin zijn de bijdragen in-
formatief en is het niveau van de
bijdragen zonder meer goed te noe-
men.

Opmerkelijk is de aandacht voor de
methaanproductie door herkauwers
met een uitgebreid artikel van de hand
van P.J. Cmtzen, over de negatieve ge-
volgen van vrijkomen van methaan
voor de troposfeer en het klimaat.
Ongeveer 30% van alle vrijkomende
methaan wordt volgens indirecte bere-
keningen door de gedomesticeerde
dieren, vooral herkauwers, voortge-
bracht. In andere artikelen worden de
methanogenese in de pens en dikke
darm, ook van niet herkauwers en voe-
dingsfactoren die de methaanproductie
bepalen, besproken.

Het hoofdstuk (3) Regulatie van de
voedsel- en wateropname,
omvat een

-ocr page 207-

viertal bijdragen die gezamenlijk een
goed en vrijwel compleet overzicht ge-
ven van de vele factoren die de voed-
selopname van herkauwers lijken te
beïnvloeden. Ook de discrepantie tus-
sen verschillende theorieën (summier)
en de vele lacunes in kennis blijven
niet onbesproken.

BST en 13-agonisten krijgen aandacht
in hoofdstuk 7,
Regulatie en reproduc-
tie, lactatie en groei.
De invloed van
de voeding op het post partum anoes-
trus interval wordt beknopt besproken
in een bijdrage over de hormonale en
nutritionele sturing van de reproductie.
Een uit veterinair oogpunt interessant
onderwerp als planten- en schimmel-
toxinen wordt beknopt behandeld in
hoofdstuk (4),
Voortgang in de pens-
microhiologie.

Dit boek is vooral als naslagwerk van
nut onder andere voor hen die onder-
wijs verzorgen in de fysiologie en de
voeding van herkauwers.

A. Th. van \'t Klooster

Annette Zeyner, Gustav Fischer Ver-
lag, Jena-Stuttgart, 1995. (Pocketuit-
gave, 175 blz., 15 figuren en 23 tabel-
len). ISBN 3-334-60905-7.

De groeiende overtuiging dat een
juiste voeding bepaalde ziekten en
aandoeningen kan voorkomen en dat
een ziek dier gediend is met een voe-
ding die afgestemd is op de bijzondere
situatie van dat dier, heeft de behoefte
aan kennis van diëtetiek van het paard
sterk doen toenemen. Met het boek
Diätetik beim Pferd, een deel in de se-
rie Vet. special, spelen auteur en uitge-
ver in op die behoefte. Het feit dat het
onderzoek naar de gewenste of effec-
tieve samenstellingen van de voeding
van paarden-patiënten en naar de (op-
timale) wijzen van voederverstrekking
of voedering van zieke paarden nog
zeer beperkt is, heeft de auteur er niet
van weerhouden om de bestaande ken-
nis samen te vatten en waar die kennis
tekort schoot voorstellen tot aanpas-
sing van de voeding van zieke paarden
te doen op basis van wat inmiddels ge-
meengoed is in de behandeling van de
zieke mens en het gezelschapsdier. Het
resultaat is een beknopte, maar ver-
dienstelijke inleiding in de dieetleer
paard.

In de eerste drie hoofdstukken van het
boek (55 bladzijden) bespreekt de au-
teur in het kort de energie- en nutriën-
tenbehoeften van het paard (hoofdstuk
1), de in de paardenvoeding veel ge-
bruikte voedermiddelen (hoofdstuk 2)
en de rantsoenopbouw en wijzen van
voeren in de praktijk (hoofdstuk 3).
Dat de auteur schrijft voor Duits pu-
bliek blijkt onder meer uit het gebruik
van de voederwaarde-eenheid DE
(verteerbare energie). Deze eenheid
laat zich niet eenvoudig omrekenen in
de VEP, de voederwaarde-eenheid die
in ons land wordt gebruikt. Voor eiwit
en overige nutriënten geldt dat be-
zwaar niet; in beide landen zijn nage-
noeg dezelfde eenheden gebruikt. In
hoofdstuk 3 krijgt de zetmeelvertering
bij paarden ruime aandacht.
Hoofdstuk 4 (88 bladzijden) heeft als
onderwerp diëtetiek, dat wil zeggen de
voeding van het zieke dier, inclusief de
ondersteuning van de therapie en de
voeding van paarden in bijzondere
omstandigheden. Achtereenvolgens
worden besproken afwijkingen in de
voeropname en de eetlust, de voeding
bij afwijkingen in het maagdarmka-
naal, zowel dunne als dikke darm,
diarree, kolieken, bij verschillende or-
gaanziekten, ademhalingsstoomissen,
ziekten van de huid, haar en hoef, de
voeding van operatiepatiënten, sonde-
voeding en parentale voeding van
paarden. Het hoofdstuk diëtetiek
wordt afgesloten met een bespreking
van opfok van moederloze veulens en
de voeding van het oude paard.
In het laatste hoofdstuk (5) zijn nor-
maal- en afwijkende waarden van ge-
halten in bloed en urine van mineralen,
spoorelementen en enkele vitamines
opgenomen. De stof is overzichtelijk
ingedeeld, goed geïllustreerd en helder
gepresenteerd. Bij elk hoofdstuk is een
literatuurijst opgenomen en een index
vergemakkelijkt het opzoeken van de
gewenste informatie.
Het boek Diätetik beim Pferd wekt bij
mij de indruk een bewerking te zijn
van een syllabus paardenvoeding voor
studenten in de diergeneeskunde of
voor dierenartsen. Als zodanig lijkt het
mij heel bruikbaar. Specialisten-paard
zullen behoefte hebben aan een meer
uitgebreide en kritische verhandeling
van ziekten en voeding van het paard
dan dit boek biedt.

DIÄTETIK BEIM PFERD

A.Th. van \'tKlooster

PHYSIOTHERAPIE IN DER VETERINÄRMEDIZIN

M W. Bromiley. Enke Verlag Stuttgart
1995. ISBN 3 432 26571 9. 47
Afbeeldingen, 3 tabellen en 79 bladzij-
den. Prijs: f53,50

Dit boekje is geschreven voor dierenart-
sen zodat zij zich op de hoogte kunnen
stellen van de mogelijkheden die fysio-
therapie hen biedt bij hun praktijkuitoe-
fening. De auteur, een intemationaal ge-
respecteerd dierfysiotherapeute, be-
handelt de toepassingsvormen van fy-
siotherapie die geschikt zijn voor dieren
in aparte hoofdstukken. De toepassings-
vormen die in de hoofdstukken 3 tot en
met 11 aan bod komen zijn massage en
passieve bewegingen, thermotherapie,
magneetveldtherapie, spierprikkeling
met laagfrequente stroomvormen, ultra-
geluidtherapie, lasertherapie, interferen-
tie, Elektrovet en lonicate en tot slot be-
wegingstherapie.

Consequent en bondig bespreekt ze
welke de biologische effecten van een
toepassingsvorm zijn en welke technie-
ken mogelijk zijn voor die betreffende
toepassingsvorm. Ze besluit elk hoofd-
stuk met een lijstje van indicaties, con-
tra-indicaties en zo mogelijk doses, be-
handeltijden en -frequenties. In het
laatste hoofdstuk zijn twee handige ta-
bellen opgenomen, één voor hond en
één voor paard, waarin voor elke indica-

-ocr page 208-

tie c.q. diagnose iiet behandelingsdoel,
de meest geschiicte toepassingsvomien
van fysiotherapie en de te beïnvloeden
spieren zijn opgenomen.
De eerste twee hoofdstukken zijn ge-
schreven door Barry Park respectieve-
lijk Patrick Sweeney, waarschijnlijk
dierenartsen. In hoofdstuk 1 worden
indicaties bij grote huisdieren bespro-
ken. Bij elke indicatie geeft de auteur
aan welke vormen van fysiotherapie
daarbij gebruikt kunnen worden. In

RUND

Referaten

Vergeleichende Untersuchungen
zur Mastitis bei Erstkalbinnen und
Kühen im peripartalen Zeitraum.

B. Edler, M. Hoedemaker und B.
Drumm. Der Praktische Tierarzt
1996:
77.\' 419-28.

Op de Kliniek voor Verloskunde en
Gynaecologie te Hannover werd de

RUND

Selenium en post partum proble-
men

J.J. Wichtel, A.L Craigie, K.G. Thomp-
son, and N.B. Williamson. Theriogeno-
logy 1996; 46:491-502.

Volgens sommige onderzoekers zou Se
en/of Vit E gebrek leiden tot een ver-
hoogd percentage retentio secundina-
rum (ret. sec.), een vertraagde uteriene
involutie, meer metritis en meer cys-
teuze ovariële follikels. Schrijvers on-
derzochten daarom de invloed van
Se/Vit E op het functioneren van de ge-
slachtsfractus bij vaarzen. Deze vaar-
zen kregen een rantsoen dat arm was
aan Se/Vit E. Een deel van deze vaarzen
kreeg naast dit rantsoen extra Se en of
Vit E als supplement toegediend. Er
was dus een onbehandelde (deficiënte)
hoofdstuk 2 worden eerst de specifieke
indicaties bij renhonden besproken. In
de tweede helft van het hoofdstuk wor-
den de diverse toepassingsvormen van
fysiotherapie besproken. Deze beide
hoofdstukken voegen naar mijn me-
ning geen meerwaarde toe aan het
boekje. Het boekje wordt besloten met
twee aanhangsels. Het eerste bevat in
het kort algemene richtlijnen voor de
besproken toepassingsvormen voor
dierfysiotherapie, het tweede bestaat

frequentie van voorkomen bepaald
van klinische mastitis bij koeien en
vaarzen met een normale partus en met
peripartale partusproblemen zoals
trage geboorte, foetotomie, lochiome-
tra endometritis en andere. Mastitis
werd vastgesteld bij 43 van de 209
koeien en bij 60 van de 262 vaarzen.
Bij vaarzen waren vaak meerdere
kwartieren aangetast. Men schrijft dit
toe aan selectie in de fokkerij op \'mak-
kelijk melkbaar\'.

Bij deze dieren is het slotgat vaak min-
der goed gesloten. Ook het voorkomen
van uieroedeem bij eerste kalfskoeien
zou een predisponerende invloed heb-
ben op het ontstaan van mastitis. Ook
hebben deze dieren een minder goed
ontwikkeld immuunsysteem. Gesteld

controlegroep en een met Se/Vit E ge-
supplementeerde groep. De resultaten
waren als volgt:

- De serum-concentraties van Se en a-
tocopherol waren bij de dieren van de
controlegroep direct post partum zeer
laag (IO ng/ml en 1,3 ug/ml resp.).

- Ret. sec. kwam bij de controledieren
niet voor. Van de gesupplementeerde
dieren bleef 16% aan de nageboorte
staan.

- Ook endometritis en een vertraagde
involutio uteri kwamen bij de defi-
ciënte dieren niet voor.

- Ook met betrekking tot het op gang
komen van de ovariële activiteit post
partum bestond er geen verschil tus-
sen de deficiënte en gesupplemen-
teerde groepen.

De. schrijvers concluderen dat een ern-
stig Se/Vit E gebrek prepartum geen ge-
volgen heeft voor het functioneren van
het geslachtsapparaat post partum.

A.deKruif

uit een lijst van leveranciers van fysio-
technische apparatuur. Een literatuur-
lijst en een trefwoordenregister zijn
toegevoegd. Kortom: een lezenswaar-
dig boek dat het inzicht van dierenart-
sen over de mogelijkheden van fysio-
therapie kan verruimen en zo de
samenwerking met geregistreerde
dierfysiotherapeuten kan stimuleren.

A.E. Pen-Dogterom

wordt tevens dat tijdens de partus het
afweersysteem in het algemeen als ge-
volg van stress minder goed functio-
neert. Dit heeft niet alleen invloed op
het klinisch manifest worden van uier-
aandoeningen, maar ook op het ont-
staan van retentie secundinarum.
De uieraandoeningen werden meestal
gerebruceerd als chronisch-catarrhaal
en minder als phiegmoneus.
Gekweekt werd vaak een mengflora
bestaande uit Streptokokken, Staphylo-
kokken en E.coli. Gewezen wordt op
het belang van een goede hygiëne en
op controle van het uier zodra zich par-
tusproblemen voordoen.

J.P. W.M. Akkermans

GEZELSCHAPS-
DIEREN

Treatment of urinary inconti-
nence in bitches by endoscopic
injection of glutaraldehyde cross-
linked collagen

S. Arnold, M. Huhler, G. Lott-Stolz,
and P. Riisch. Journal of Small Animal
Practice 1996; 37: 163-8.

Urine-incontinentie zou bij 20% van
gesteriliseerde teven voorkomen. In
dit artikel wordt na analogie van waar-
nemingen bij de mens runder-colla-
geen ingespoten in de blaashals.
Vooropgesteld wordt dat eerst nauw-
keurig onderzoek moet geschieden of
de incontinentie alleen het gevolg is
van een onvoldoend vermogen tot slui-
ting van de blaassphincter (meten te-
gendruk).

-ocr page 209-

De applicatie alsmede de resultaten
van de behandeling worden bespro-
ken. Bij 17 van de 32 honden had men
eventueel na herhaling van de injectie

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende vijf cursussen. De cursus
\'On-line\' literatuur zoeken in de prak-
tijk en thuis; toegang tot de veterinaire
literatuur (97/920) van donderdag 10
april 1997, is een extra opgenomen cur-
sus. Opgave voor alle genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod(gpobox
.ruu.nl. Ons volledige cursusaanbod
kunt u, naast onze brochure, vinden op
internet pagina: http://www.cc.ruu.nl/
paod.

EHBO paard (97/502), dinsdag 18
maart 1997; 09.00 - 17.00 uur te
Roosendaal. Cursusprijs ƒ 475,- (inclu-
sieflunch).

Doelgroep:

Practici die hippische evenementen be-
geleiden.

Aan de orde komen de volgende onder-
werpen:

- Eerste hulp bij een gebroken been, het
transport klaar maken voor de kliniek,
het casten van een paard; basisprinci-
pes en demonstratie.

- Wondbehandeling bij een ongeval
met name open gewrichten en pees-
scheden.

- Emstig ongeluk, wel of niet euthana-
sie, hoe te handelen op een concours
hippique.

- Shocktherapie.

De cursusleiders zijn drs. B.J.A.M.
Boschker, prof dr. F. Németh, drs. K.
van Muiswinkel en drs. L.A.J. Smeenk,
allen specialist chirurgie van het paard.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk
(97/701), woensdag 19 maart 1997;
09.30 - 22.00 uur te Zeist. Cursusprijs
/ 700,--(inclusief diner).

Doelgroep: Practici uit de gezelschaps-
dierenpraktijk die de certificatie ter hand
willen nemen.

Deze cursus is opgezet vanuit de Pro-
jectgroep certificatie/kwaliteitszorg en
en het toedienen van pharmaca succes.
Ontstekingsverschijnselen werden niet
waargenomen.

Ook teflon wordt op deze manier als

beoogt ten eerste het verduidelijken van
de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsen-
praktijken. Ten tweede zal de haalbaar-
heid van een kwaliteitssysteem in de ei-
gen praktijk met behulp van de
toetscriteria duidelijk worden gemaakt.
Vanuit verschillende invalshoeken zul-
len de volgende onderwerpen aan bod
komen:

- Kwaliteitszorg noodzaak en eigen be-
lang.

- Certificeren is een manier van den-
ken, zichtbaar te maken in protocol
en werkinstructie.

- Functioneringsgesprekken en inteme
audit.

- De klachtenprocedure.

- Kennis, een product met verloopda-
tum, hoe onderhouden we die?

- De ARBO-wet toegespitst op de vete-
rinaire praktijk.

- Omgang met medicijnen, de verant-
woording in het kwaliteitshandboek.

- De patiëntenadministratie.

- Het schrijven van een protocol/ werk-
instructie, oefening in groepen.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte worden
geboden tot discussie. De cursusleider is
drs. H. van Herpen, Veterinaire Specia-
listen Oisterwijk.

Behandelingsmogelijkheden van
fracturen
(97/101) woensdag 26 maart
1997; 08.30 - 17.15 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 495," (inclusief lunch).

Na een bespreking van diagnostiek en
eerste opvang van de hond met trauma
van thorax, abdomen, wervelkolom,
schedel en extremiteiten spitst het pro-
gramma zich toe op fracturen. Na een
overzicht van de wijze waarop en om-
standigheden waaronder zich primaire
of secundaire fi-actuurgenezing voltrekt,
worden de indicaties besproken van alle
mogelijke fixatie-methoden, variërend
van spalk tot
Osteosynthese. Gedurende
de middag zullen interactief verschil-
lende praktijkgevallen worden gepre-
senteerd en bediscussieerd. Dit pro-
gramma heeft ten doel de cursist
volgens de huidige inzichten vertrouwd
te maken met de mogelijkheden van
fi-actuurbehandeling binnen de eigen
praktijk en daarbuiten. De cursusleider
injectiestof gebruikt. Een nadeel is
echter dat dit snel wordt afgestoten.

J.P. W.M. Akkermans

is dr. H.A.W. Hazewinkel, specialist
chimrgie der gezelschapsdieren. Vak-
groep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, FdD.

Praktische economie I voor het melk-
veebedrijf
- een A.U.V./InterAct-trai-
ning exclusief voor dierenartsen -
(97/212), 3 en 10 april 1997, twee dagen
van 09.30 tot 17.00 uur te Cuijk.
Cursusprijs ƒ 1.250,— (exclusief BTW
en inclusief Irnich en trainingsmateriaal).

De managementtaak van de veehouder
wordt steeds belangrijker en daarom
wordt door de veehouders in toene-
mende mate gebruik gemaakt van be-
drijfsbegeleiding. Vroegtijdig onderken-
nen van afwijkingen en door een gericht
advies terugdringen of voorkomen is de
kem van deze begeleiding. Inzicht in het
economisch ftinctioneren van het bedrijf
als geheel, en de plaats daarin van be-
drijfsbegeleiding, is van essentieel be-
lang. In deze training wordt de basis ge-
legd om dit inzicht te vergroten.
Bedrijfsanalyse, het kostenbegrip, het
economisch belang van vmchtbaar-
heidsstoomissen, mastitis en kreupel-
heid en het zelf oefenen met en uitvoe-
ren van praktische cases/opdrachten zijn
onderwerpen die tijdens deze training
aan de orde komen. De cursusleiders
zijn prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen, Inter-
Act Agrimanagement, LU Wageningen
en drs. R.H.M. Bergevoet, InterAct
Agrimanagement, praktiserend dieren-
arts.

\'On-line\' literatuur zoeken in de
praktijk en thuis; toegang tot de vete-
rinaire literatuur
(97/920), donderdag
10 april 1997; 9.00 - 17.00 uur te
Utrecht. Cursuskosten ƒ 1.275,— (inclu-
siefjaarabonnement PREX en lunch).

Het omgaan met literatuurdatabase: de
theorie en de praktijk. Verbinding ma-
ken met de PREX-computer (via
Internet en/of modemverbinding); zoe-
ken van literatuur; \'downloaden\' en het
opslaan van literatuur op de eigen com-
puter. De cursus is als practicum opge-
zet. De cursusleiders zijn dr. J.D.
Kuiper, PREX en ir. G.B. de Jonge, Bi-
bliothecaris Faculteit der Diergenees-
kunde.

-ocr page 210-

Uit de vele reacties is ons gebleken dat
een aantal mensen meent dat de werk-
groep i.c. de KNMvD van zins zou zijn
de vaccinaties op varkensbedrijven uit
handen te geven en dat dientengevolge
de dierenarts in de toekomst niet meer
op een groot aantal bedrijven zou ko-
men. In geen geval is dat uit het rapport
op te maken, want het toedienen van
vaccinaties door varkenshouders kan in
het beschreven scenario pas in een
eindfase onder strikte voorwaarden ge-
realiseerd worden. Ondergetekenden
hebben zich namens de KNMvD
vooral gericht op de perspectieven van
de rol van de dierenarts in het kader van
de varkensgezondheidszorg.
De dierenartsen uit de werkgroep zijn
dan ook van mening dat de reacties
soms een ongenuanceerde en onbegre-
pen interpretatie zijn van hetgeen daad-
werkelijk in het rapport \'Zorg voor
Varkensgezondheid\' geschreven staat,
en dat deze opvatting geen recht doet
aan de kansen die wij als beroepsgroep
op dit moment krijgen om kennisadvi-
seur met een toegevoegde waarde van
de veehouder te zijn. Wij zijn er van
overtuigd dat in de huidige verande-
rende markt de dierenarts zijn plaats als
begeleider, op de bedrijven komend in
een vaste frequentie vanwege kennis en
kunde, moet en kan innemen.

Om een en ander te verhelderen willen
wij allereerst nogmaals wijzen op de
doelstelling van de werkgroep zoals
geformuleerd in het rapport: \'Het be-
halen van een zo hoog mogelijk niveau
van de varkensgezondheidszorg voor
de gehele Nederiandse varkensstapel.
Belangrijke instrumenten daarvoor
zijn de volgende:

- bedrijfsbegeleiding en monitoring
van de Nederlandse varkensbedrij-
ven;

- het aanbieden van een totaal pakket
preventieve maatregelen.\'

Tegelijkertijd is in het rapport te lezen

dat varkenshouders van de dierenartsen
verwachten dat zij een groter deel van
hun tijd aan bedrijfsbegeleiding en ad-
visering, via een gestructureerde opzet
en middels duidelijke afspraken, zullen
gaan besteden. De dierenartsen zien
een functie als belangrijkste adviseur
op het gebied van de gezondheidszorg.
Dit is alleen mogelijk als het kennisni-
veau van de dierenarts voldoende hoog
en breed is zodat hij initiërend en coör-
dinerend kan optreden richting advi-
seurs op het gebied van voeding, kli-
maat, huisvesting etcetera.

Uiteindelijk komt de werkgroep tot een
voorstel waarin aangegeven wordt dat
binnen een kwaliteitsscenario (gecerti-
ficeerde bedrijven) het in de toekomst
mogelijk zou kunnen zijn dat vaccins
ten behoeve van bedrijfsgebonden
ziekten op de gecertificeerde bedrijven
door de varkenshouder onder controle
van de dierenarts worden toegediend.
Voor een dergelijk systeem dienen ten
behoeve van controle en sanctionering
duidelijke en goede waarborgen inge-
bouwd te worden, die nog nader en
naar tevredenheid voor alle partijen in-
gevuld moeten worden. De controle
dient door een officieel geaccredi-
teerde instantie te worden verricht.

Inmiddels is duidelijk geworden dat ook
de overheid een waarborg wil voor de
effectiviteit van de vaccinaties. Controle
moet deugdelijk en sluitend zijn. Men
ziet ook dat heel goed geborgd moet zijn
dat dierenartsen bedrijfsbegeleiding uit-
voeren op de betrokken bedrijven en die
bedrijven dan ook frequent moeten blij-
ven bezoeken. De KNMvD wil met de
overheid proberen die waarborgen mid-
dels wetgeving vastgelegd te krijgen.
Tevens is het enige waar met betrekking
tot vaccinaties over gesproken kan wor-
den de bestrijding van bedrijfsgebonden
ziekten. Vaccinaties voor de bestrijding
van ziekten die voor de sector als geheel
van betekenis zijn, blijven in handen
van de dierenarts.

De werkgroep heeft in haar rapport en in
haar vergaderingen nooit gesproken
over de gedachte om vaccins UDA te
maken. De KNMvD en LTO zijn daar
tegen en willen tezamen met de over-
heid tot een \'veriicht\' UDD-systeem ko-
men. Iedere belanghebbende is be-
vreesd voor een situatie waarin vaccins
worden \'afgegeven\'. Overigens heeft de
wetgever in de Diergeneesmiddelenwet
ook onder het lichte kanalisatieregime
beoogd dat de veehouder diergenees-
middelen onder de verantwoordelijk-
heid van de dierenarts mag toedienen,
ook in die situatie is geen sprake van \'af-
geven\' zonder meer, hetgeen ook moge
blijken uit het tuchtrecht. Noodzakelijk
is de waarborg dat onder controle van de
dierenarts, die regelmatig het bedrijf be-
zoekt, diergeneesmiddelen correct wor-
den toegediend en een vaccinatiepro-
gramma juist en effectief uitgevoerd
wordt. Met betrekking tot het laatste
lijkt een \'verlicht\' UDD-systeem de
beste benadering. Met de overheid zal
overiegd moeten worden hoe dit dan
wettelijk en praktisch geregeld kan wor-
den.

ZORG VOOR VARKENSGEZONDHEID

Middels dit schrijven willen de dierenartsen uit de werkgroep Dierenarts-
Varkenshouder 2000 reageren op de reacties en opmerkingen die zij zowel via
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde als daarbuiten de laatste maanden ge-
kregen heeft.

De leden van de KNMvD dienen zich
op een veranderende markt c.q. vee-
houderij te richten en dus na te denken
over hun specifieke toegevoegde
waarde voor de veehouder. Wat maakt
dat de veehouders dierenartsen als be-
drijfsbegeleider willen consulteren?
Daamaast nodigen wij iedereen uit na
te denken aan welke randvoorwaarden
een gecertificeerd bedrijf moet vol-
doen wil dat bedrijf voor beperkte zelf-
werkzaamheid in aanmerking komen.
Tevens dient daarbij een controlesys-
teem opgezet te worden, dat vereist
wordt door de overheid, wat zowel
voor LTO als KNMvD acceptabel is.

Wij menen met het rapport een eerste
aanzet gegeven te hebben over de rela-
tie varkenshouder - dierenarts in de
toekomst. Wij realiseren ons dat er nog
veel overleg met de overheid en LTO
zal volgen, maar het feit dat gezamen-
lijk gedacht wordt over een aanvaard-
baar toekomstmodel voor de varkens-
houder en de dierenarts-begeleider is
van groot belang voor alle partijen.

Namens de dierenartsen uit de Werk-
groep Dierenarts- Varkenshouder 2000.

prof. dr. A. Pijpers
drs. R. Ravmakers.

Het rapport \'Zorg voor Varkens ge-
zondheid \' is op te vragen hij het secreta-
riaat van de KNMvD, telefoon: 030 -
2510111.

-ocr page 211-

VACATURES IN BESTUREN EN COMMISSIES VERBAND
HOUDENDE MET DE 144E ALGEMENE VERGADERING
VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ
VOOR DIERGENEESKUNDE

Hoofdbestuur

J.C. Baars

Mw. A.W. Kooper-Nelemans
Mw. C.L. van Amerongen-Overgaauw
J.J. van Zutven

Regio Midden
Regio Midden

Landelijk representant Gezelschapsdieren
Landelijk representant Volksgezondheid
1997 aftredend en herkiesbaar
1997 aftredend en herkiesbaar
1997 aftredend en herkiesbaar
aftredend en niet herkiesbaar

Overeenkomstig respectievelijk artikel 31 en 32 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kan-
didaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Overeenkomstig artikel 32 van de Statuten wordt de Groep Practici Grote Huisdieren verzocht een kandidaat als Landelijk repre-
sentant Landbouwhuisdieren voor te dragen en de naam tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Algemeen Bestuur

Joh. NijhofT
J.D.F.J. Hartgers
Dr.
A.E. van de Braak
G. Maris

Mw. Dr. V. Baumans

Afdeling Groningen/Drenthe

Afdeling Overijssel

Afdeling Gelderland

Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren

Groep Homoeopathisch-werkende dierenartsen
1997 tussentijds aftredend
1997 aftredend en niet herkiesbaar
1997 aftredend en herkiesbaar
1997 aftredend en niet herkiesbaar
1997 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 33 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen
en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Ereraad

Mr. C.J.H. Scheuerman
Th.G.J.H. Hendrickx
J.J.G.M. Oomen

Regio Midden
Regio Zuid
Regio Zuid

1997 aftredend en niet herkiesbaar
1997 aftredend en niet herkiesbaar
1997 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 38 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht eventuele kandidaten voor
te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen. Voorts zal Regio Noord
verzocht worden in verband met de uitbreiding van het aantal leden van de Ereraad een extra kandidaat voor te dragen.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

J.P.J. Peelen
J.K. de Jong
Mw. Dr. L.M. Overduin

1997 aftredend en herbenoembaar
1997 aftredend en herbenoembaar
1997 aftredend en herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 65 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandi-
daten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

PARAMYXOVIRUSINFECTIE

REGISTRATIE GEBRUIKTE ENTSTOFFEN BEPALEND

Het was voornamelijk varkens wat de klok sloeg, maar de afgelopen tijd heeft
zich ook nogal wat voorgedaan rondom het enten van postduiven tegen para-
myxovirusinfectie. Dat er een wijziging in de regeling kwam, was al bekend,
maar het vaststellen hiervan laat wat op zich wachten in verband met de var-
kenspest. Op het moment dat dit Tijdschrift ter perse ging, was de vaststelling
er nog niet door. Het is echter vrijwel zeker dat de gewijzigde regeling wordt
zoals hieronder beschreven is.

Aan een tentoonstelling of keuring van
sierpluimvee, loopvogels of postdui-
ven of een wedvlucht van postduiven
mogen alleen dieren deelnemen die
vergezeld gaan van een volledig en
juist ingevulde verklaring van enting
tegen pseudo-vogelpest (paramyxo).

-ocr page 212-

Dit vloeit voort uit de Regeling be-
treffende het bijeenbrengen van dieren
van de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren (GWWD).

Postduiven

Postduiven dienen tenminste twee we-
ken voor het begin van de tentoonstel-
ling, keuring of wedvlucht te zijn geënt
tegen pseudo-vogelpest, overeenlcom-
stig de geregistreerde voorschriften van
de gebruikte entstof Entleeftijd, ent-
schema en de dosering worden dus be-
paald door de registratiebeschikking
van de entstof De entstof bepaalt ook
hoeveel tijd voor een evenement de die-
ren geënt moeten zijn. Deze termijn
verschilt van twee weken tot 21 dagen.
De Regeling vereist tenminste twee we-
ken.

Verder dienen alle postduiven van een
houder geënt te worden, ongeacht het
aantal dat aan een evenement deel-
neemt. Ook is het van belang dat voor
de navluchten tevens de duivinnen en
(late) jonge duiven geënt zijn.

Entstoffen

Op dit moment zijn drie entstoffen te-
gen paramyxovirusinfectie bij duiven
(vooriopig) geregistreerd. Deze ent-
stoffen zijn UDD en dienen subcutaan

door de dierenarts te worden toege-
diend. Het gaat om:
* COLOMBOVAC PMV (Solvay

Duphar), REG NL 1905 UDD.
» DELVAX PARAMYXO (Myco-

farm),NL 1350 UDD.
» COLOMBOVAC PMV/POX (Sol-
vay Duphar), REG NL 8648 UDD.

De vereiste verklaringen zijn aange-
past en te bestellen bij het secretariaat
van de KNMvD, liefst schriftelijk of
per fax. Ons faxnummer is: 030 -
2511787. De paramyxobloks bevatten
25 entverklaringen en kosten f 16,00
per stuk inclusief 17,5% B TW.

BIJEENKOMST GROEP GENEESKUNDE VAN HET VARKEN EN UTD

EEN GEZONDE BIG DOEL OF MIDDEL?

Onderzoeker P. van Leeuwen van het
ILOB-TNO te Wageningen geeft een
historisch overzicht van de ontwikke-
ling van het darmkanaal bij de jonge
big. Hij geeft verder aan dat een aantal
verteringsenzymen eerder in het darm-
kanaal verschijnt, als het big vroeg ge-
noeg wordt bijgevoerd (al tijdens de
zoogperiode). En dat de toenemende
productie van deze enzymen in het
jonge big tijdens het spenen minstens
een week stilstaat. Biggen met een lan-
gere darmvloklengte hebben minder
onverteerde stoffen in het darmlumen,
nemen meer droge stof op en groeien
beter. Ook is de beschermende slijm-
laag boven de jonge, korte darmvlok-
ken van minder goede kwaliteit dan
boven lange vlokken. Van Leeuwen
laat de verschillende stadia van rege-
neratie van darmvlokepitheel op dia\'s
zien (naast histologische coupes).

SPEENDIARREE

Collega M. Nabuurs van het ID-DLO
te Lelystad beschrijft op
zijn bekende,
gloedvolle wijze de Pathogenese van
speendiarree. Al in 1953 is men ge-
waarschuwd voor voerveranderingen.
In 1976 beschreef Kenworthy de vlok-
verkorting na het spenen. Nabuurs
vond in zijn eigen onderzoek een dui-
delijke vlokverkorting na spenen.
Deze vlokverkorting is minder sterk
als de biggen voer hebben opgenomen
in de zoogperiode.

De vochtopname door gespeende big-
gen met vlokverkorting is duidelijk
minder, er is zelfs sprake van vochtse-
cretie naar het darmlumen. Door de
onrijpe darmcellen op de regenere-
rende darmvilli wordt onrijpe mucus
gevormd. Hierdoor zien enterotoxi-
sche
Escherichia co//\'-kiemen met spe-
cifieke hechtingsdraden kans te kolo-
niseren op de zich al herstellende
darmvlok. De verstoring van de verte-
ring in de dunne darm leidt tot een
overspoeling van de dikke darm met
vocht en niet-verteerde eiwitten. De
dikke darm resorbeert als gevolg hier-
van te weinig vocht en daarmee ook te
weinig vluchtige vetzuren (energie-
bron).

Reehorst te Ede, 30 januari 1997 - \'Een gezonde big doe! of middel?\' is de titel
van een zeer geslaagde bijeenkomst, georganiseerd door UTD mengvoeder in
samenwerking met de Groep Geneeskunde van het Varken van de KNMvD.
Een kleine 130 deelnemers neemt enthousiast deel aan de uitgebreide discus-
sie, die onder leiding van dagvoorzitter P. Berntsen van UTD toch op tijd
wordt afgesloten.

Door Jelle Bakker

Nabuurs geeft enkele adviezen:

* zorg voor een bijvoeding in de zoog-
periode ter stimulering van de nog
op te bouwen dikkedarmfermenta-
tie;

* geef voer dat deze fermentatie be-
vordert;

* voorkóm overeten na een te krappe
voeropname kort na het spenen.

Hij heeft een gunstig effect gevonden
van het verstrekken van zeugenmelk
na het spenen (tegelijk met droog
voer).

VOEDERREEKS

Als laatste spreker heeft de grieperige
M. Hessing van de ontwikkelingsafde-
ling van UTD het woord. Hij geeft een
keurig overzicht van alle bedreigingen
van het jonge, pasgespeende big, met
als uitgangspunt: het pasgespeende big
heeft nog een onvolwassen verterings-
stelsel en immuunsysteem. De pH van
het melkdrinkende big is nog te hoog,
deze daalt pas na opname van droog-
voer door stimulatie van de zoutzuur-
productie. Door te streven naar hoog-
verteerbare grondstoffen, minimale
antinutritionele factoren en een lage
buffercapaciteit heeft UTD de Delfi-
2000 reeks ontwikkeld. Hierbij zijn
geen antibiotica of voerbespaarders
nodig. Wel moet al tien dagen voor het
spenen gestreefd worden naar voerop-
name . Met twee op elkaar afgestemde
voeders meent UTD een voederreeks
te hebben voor E.coli-gevoelige be-
drijven.

-ocr page 213-

CAMPAGNE KATTENOVERSCHOT 1997

GEEN REDUCTIE NEUTRALISATIETARIEVEN

De Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren organiseert dit jaar
de campagne \'Kattenoverschot 1997\'. Deze campagne richt zich op het katten-
overschot, het neutraliseren van katten en de asielkat. Aan de KNMvD is ge-
vraagd of zij met deze actie mee wil doen, wat vooral op het voorlichtende vlak
zal gebeuren. Het Hoofdbestuur heeft de Dierenbescherming laten weten geen
voorstander te zijn van sterilisatie-Zcastratie-acties met een gereduceerd tarief.

De KNMvD denkt met sterilisatie-
Zcastratie-acties juist een averechts ef-
fect te bereiken. Eigenaren zullen
wachten op zo\'n actie, terwijl de cy-
clus van de poes gewoon doorgaat.
Extra nestjes zijn hiervan het gevolg.
Bovendien worden eigenaren die niets
van neutraliseren weten met zulke ac-
ties niet over de streep getrokken.
Voorlichting is volgens de KNMvD
dan een veel beter instrument.
Verder is zij van mening dat een neu-
tralisatie volgens Goede Veterinaire
Praktijken uitgevoerd moet worden.

Indien een plaatselijke Afdeling van
de Dierenbescherming in het kader
van deze campagne toch een actie wil
organiseren, is het beter bijvoorbeeld
op vertoon van de rekening van de die-
renarts die de sterilisatie/castratie
heeft uitgevoerd, een gedeelte van het
betaalde bedrag terug te geven.

Dit vereist onder andere voldoende tijd
voor goede (na)zorg en één operatieset
per dier. Het Hoofdbestuur en het be-
stuur van de Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren zien dan ook geen
aanleiding hun standpunt ten aanzien
van een gereduceerd tarief voor sterili-
satie dan wel castratie te wijzigen. De
kosten van neutraliseren worden door
de meeste dierenartsen al kunstmatig
laag gehouden. Ook de richtlijn van de
KNMvD ligt hiervoor lager dan de
werkelijke prijs die men voor alle be-
. nodigde middelen, assistentie, tijd en

Over voorlichting gesproken: in de jongste uitgave van het blad Dierpraktijken (maart 1997)
is een artikel gewijd aan castreren. U kunt uw cliënt hiernaar verwijzen.

zorg normaal zou rekenen.
Naast voorlichting naar de Neder-
landse dierenartsen toe, die dan op hun
beurt een voorlichtende rol naar de
cliënt toe kunnen spelen, ziet de
KNMvD ook het belang in van directe
voorlichting richting publiek. Met
name voorlichting rondom het aan-
schaffen van een dier -je schaft een
dier aan met de lusten èn de lasten-
vindt de KNMvD een belangrijk aan-
dachtspunt.

NIET VOORUIT
BETALEN

De administrateur van de KNMvD
verzoekt iedereen om bestellingen
niet meer per vooruitbetaling te
voldoen, in verband met het verder
automatiseren van de administratie.
Men krijgt bij aflevering, c.q. ont-
vangst van de bestelling automa-
tisch een factuur en een acceptgiro.

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-04-1997

29-03-1997

01-05-1997

14-04-1997

15-05-1997

28-04-1997

01-06-1997

12-05-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft zich aangemeld de volgende col-
lega:

Volkers, Mevr. M.N.; 1996; 4352 AC Gapinge;
Dorpsstraat 26.

JUBILEA:

P.C.R. Baars te Enschede, afwezig, 25 jaar, 15
maan 1997

Joh. Kraai te Bilthoven, afwezig, 60 jaar, 19
maart 1997

K. van der Poel te Brielle, afwezig. 60 jaar, 19
maart 1997

K.D. Vink te Sneek, afwezig, 35 jaar, 21 maart
1997

ProfDr. E.J. Ruitenberg te Bosch en Duin, af-
wezig, 35 jaar, 21 maart 1997
E.P. Oldenkamp te Leidschendam, afwezig, 40
jaar, 23 maart 1997

K.H. Bouwman te Wolvega, afwezig, 50 jaar, 27
maart 1997

A.G. de Moor te Houten, afwezig, 45 jaar, 8
april 1997

U.H.P. Hardeman te Assen, afwezig, 40 jaar, 12
april 1997

J. Bakker te Baexem, afwezig, 25 jaar, 14 april
1997

R.J.T. van der Luer te Valkenburg (L), afwezig,
25 jaar, 14 april 1997

Th.M.H. van Woensel te Lommei (België), af-
wezig, 25 jaar, I4april 1997
A.W. Udo te Aalten, afwezig, 30 jaar, 14 april
1997

E. Bakema te Velp (Gld), afwezig, 60 jaar, 14
april 1997

ProfDr. J.E. van Dijk te Hierden, afwezig, 30
jaar, 14 april 1997

J.J.A. Ham te Nieuwerkerk a/d IJssel, aanwezig,
25 jaar. 14 april 1997

Mevr. A.B. Zwartenkot-Klaasesz te Sleen, af-
wezig, 30 jaar, 14 april 1997
W.P. Cnossen te Drachten, aanwezig.
25 jaar, 14
april 1997

F.G. Davelaar te Putten, afwezig, 25 jaar, 14
april 1997

W. de Haan te Lies (Terschelling), afwezig, 30
jaar, 14 april 1997

J.C. van der Sar te Ruurio, afwezig, 30 jaar, 15
april 1997

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
7 februari 1997:

Boer, Mevr. E.M. de
Bos, R.H.C. van den
Boschloo.H.M.
Brink. M.T.J. van den
Hartman, Mevr. M.H.
Horstink, Mevr. M.A.
Koedam, Mevr. A.M.
Luijben, M.L.G.
Ooms, Mevr. B.
Reezigt, B.J.

Vroeijenstijn, Mevr. S.M.G.

MUTATIES:

*Boer, Mevr. E.M. de; 1997; 3513 CT
Utrecht; Kruisweg 14; d.

*Bos, R.H.C. van den; 1997; 3572 TE
Utrecht; Dadelstraat 18; d.

*Boscliloo, H.M.; 1997; 3512 KX
Utrecht; Jeruzalemstraat
4 B; tel. 030-
2302056; wnd.d.

*Brink, M.T.J. van den; 1997; 3562 KG
Utrecht; Roelantdreef 132; tel. 030-2627697; d.

-ocr page 214-

Brink-Knol, Mevr. J.H. van den; 1991;
2215 AH Voorhout; Boekenburglaan 154; tel.
0252-210557; d.

Essink. Mevr. J.E.P.; 1996; 7491 HN Del-
den; Eekmolen 4; tel. 074-3761058; wnd.d.

♦Hartman, Mevr. M.H.; 1997; 3981 HG
Bunnik; Parallelweg 9; w nd.d.

Hoftijzer, J.; 1969; Weybridge. Surrey
KT13 8NF (Verenigd Koninkrijk); 14, Walton
Lane; tel. 00-44-1932-854953 privé, 181-
3366189 bur.; fax 00-44-181-.3360909; Inter-
national Technical Director Eco .Animal
Health.

Holzmüller, S.A.; 1952; 7271 ED Borculo;
Hessenstraat 30; tel. 0545-271957; r.d.; oud-k.d.

*Horstink, Mevr. M.A.; 1997; 3981 ZP
Bunnik; Metweide 160; tel. 030-6562499;
wnd.d.

Houten, Mevr. D.; 1995; 3985 PE Werk-
hoven; \'t Haantje 15; tel. 0343-552121 privé,
0346-561426 prakt.; fax 0.346-570945; p., me-
dew. bij J.T. Hoog.

Jansen, G.J.H.; 1994; 8081 JA Elburg;
Biesenkamp 63; tel. 0525-680382; p., medew.
bij G.M.A. van Helden en P. Lansaat.

*Koedam, Mevr. A.M.; 1997; 3572 KN

liTlftlllfl. „

IfcM im ^

Utrecht; Alexander Numankade 3 C; tel. 030-
2733755; wnd.d.

Kuipers, P.; 1994; 7533 BZ Enschede;
Gronausestraat 169; tel. 053-4326839 privé,
4324292 prakt.; fax 053-4326839; p., geass.
met A.A. Nolte.

*Luijben, M.L.G.; 1997; 3435 CE
Nieuwegein; Specht 5; tel. 030-6051574; wnd.d.

Ooijen, C.J.P.G.; 1980; 3317 TR Dordrecht;
p/a Van den Tempelstraat 14; tel. 078-6172948
privé, 00-4.3-1-2060-28314 bur.; fax 00-43-1-
2060-28222; wet. medew. International Atomic
Energ) Agency.

*Ooms, Mevr. B.; 1997; 3522 TR
Utrecht; Amerhof 36; tel. 030-2803221; wnd.d.

*Reezigt, B.J.; 1997; 3432 CG
•Nieuwegein; Weerterschans 14; tel. 030-
6065310; d.

Rockland, Mevr. Y.E.A.; 1993; 3263 NB
Oud-Beijerland; Klipper 172; tel. 0186-622726;
k.d. R.V.V. kring Rotterdam.

Rops, P.A.J.; 1967; 4817 NA Breda;
Heusdenhoutseweg 89; tel. 076-5714228; r.d.

»Schellekens, F.G.M.; 1996; 3581 EB
Utrecht; Mgr. van de Weteringstraat 35; tel. 030-
2343798 privé, 055-3666362 prakt.; fax 055-
3669951; p., medew. bij J. de Vries.

Schuring, A.E.; 1963; 8421 PN Oldeber-
koop; Wolvegasterweg 20; tel. 0516-451563; r.d.

Simons, P.H.J.; 1994; 5492 HE Sint-
Oedenrode; Nijnselseweg 16 A; tel. 0413-
473479 privé, 077-3073292 prakt.; fax 077-
3077455; p., medew. bij L.C.M. Boonen, J.A.M.
ten Dam, W. Oldenburger, C.J. Uytewaal, J.H.J.
Vestjens, G.A.M. Wicland en R.T.J.A. de
Winnc.

Tjalsma, E.J.; 1984; 8325 BK Vollenhove;
Kerkstraat 12; tel. 0527-241852 privé, 613500
prakt.; fax 0527-614653; p., bij Diergeneeskundig
Centrum Noord Nederland c.v.

»Vedder, Mevr. E.J.; 1996; 9968 AB Pie-
terburen; Hoofdstraat 61; tel. 0595-528606
privé, 528285 bur.; fax 0595-528389;
Adjunct-directeur/dierenarts St.

Zeehondencrèche Pieterburen.

*Veenema, Mevr. J.L; 1981; 1115 AK
Duivendrecht; Rijksstraatweg 8; tel. 020-
4655229 privé, 036-5360845 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. H.L.P. Labes.

*Vroeijenstijn, Mevr. S.M.G.; 1997;
4221 SP Hoogblokland; Minkeloos 36; tel.
0183-582916; d.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Maart

14—17 Meeting of the Association for Equine
Sports Medicine, San Antonio, Texas, USA.
Topic: Muscular Disorders of Horses. For
more information, contact: Executive
Director. AESM, P.O. Box 4506, Santa
Barbara, CA 93140-4506, Phone: (805)965-
1028, fax: (805)965-0722.

18 Symposium verrijkt voedsel: nu nog beter!
in de Reehorst in Ede.

19 Symposium \'Lcvensmiddelenmicrobiolo-
gie in beweging\' in de Roze zaal van het
AZU te Utrecht. Aanvang: 9.30 uur. Orga-
nisator: de Eijkman Stichting.

21 Centralised and Mutual Recognition Pro-
cedures for Veterinary Medicines. Euro-
pean Veterinary Forum, London.

April

1—3 Fifth World Veterinary Dental Congress
at the Intemational Convention Centre,
Birmingham, England.

5—6 Small Animal Oncology Conference:
Diagnosis and Treatment. University of
Ziirich, Faculty of Veterinary Medicine.
Dr. Juan Carlos Sardinas, Veterinary Sur-
gery Clinic, University of Ziirich, Winter-
thurerstrasse 260, CH-8057 Zürich,
Switzeriand, tel.: 41-1-635-84-01, fax:
41-1-635-89-05.

6—8 The fourth intemational symposium on
ectoparasites of pets. University of
Califomia, Riverside, Califomia. Dr. N.C.
Hinkle, Dept. Entomology, UCR, Rive-
rside, CA 92521, phone (909) 787-2422 or
e-mail NHinkle(§citms.ucr.edu.

8— 11 Congress of the German Veterinary Me-
dical Society: \'Current Research Results in
Veterinary and Comparative Medicine\'.

9—12 22. Kongreß der DVG in Bad Nauheim.

17 NVVL-congres \'97: Trends in Voedings-
wetenschappen. Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede.

17—18 Workshop\'Veterinary homoeopathy in
organic herds\' in Foulum, Denemarken. Tel.:
0045-89-991900, fax: 0045-89-991919.

25—27 Voorjaarsdagen, R.AI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congress lan-
guage is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

Mei

20—22 Intemational symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan, France.

26—29 The Waltham Intemational Sym-
posium 1997, Oriando, Florida, USA. \'Pet
nutrition and health in the 21 st century\'.

31 — I Intemational symposium \'diagnosis in
horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg, Germany.
Please contact: COPP, Birgit Bamickel,
Friedrich-Ebert-Str. 12,61462 Königstein,
Germany. Tel. 0049-6174/931333, Fax.
0049-6174/931343.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997: \'Cli-
nical Neurology in Small Animal Practice\'
in Edegem (Antwerpen) België, Congres-
centrum \'Ter Eist\'. Meer informatie: Dr.
Leen Verhaert, G. Van der Lindenlaan 15,
B-2570 Duffel, België, fax: (32) 15 31 73
90, Email: leenvdent(^glo.be.

Juni

7—8 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. More information:

ABVP Administrator, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, USA,
phone 615-254 3687, fax 615-254 7047.

7—10 European Symposium on Poultry Wel-
fare, Wageningen.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer, van 13.30
tot 16.30 uur.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en Re-
combinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J.A. Lenstra en prof dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-
temal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutscher, Winterthurerstr.
260, 8057 Zürich, Switzerland. Tel.: 41-1-
6358408, fax: 41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

Juli

6—10 7th EAVPT Intemational Congress,
Madrid, Spain.

8—12 Intemational Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris. France. Prof 8. Toma, tel: 33-
43967100, fax: 33-43967125,

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
formation, please contact dr. F. van
Eerdenburg, FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 I Ith Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary

-ocr page 215-

Medical Research Institute of the
Hungarian Academy of Sciences, Hun-
gary-1581 Budapest, P.O. Box 18, Phone:
36 1 252-2455, Fax: 36 I 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague, The Netherlands.
12th Intemational symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists.
Congress language is English. For further
details please contact the Royal Nether-
lands Veterinary Association, P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, The Nether-
lands. Fax: 31-30-2511787.

September

10—14 The 5th WEVA (World Equine Vete-
rinary Association) Congress. Padova,
Italy, http://www.fmsystcm.it/weva97, e-
mail weva97@fmsystem.it, CSR Conressi
P.O. Box 1769-1-40100 Bologna, Italy. Ph
39-51-765357, Fax 39-51-765195
crs.congressi@pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Ga.stro-intestinal
disorders in juveniles\'.

25—28 BVA Congress. Edinburgh Intematio-
nal Conference Centre.

Oktober

2—4 Jaarcongres KNMvD te VTissingen.

November

1 of 8 Symposium \'Diergeneeskunde en Voe-
ding\' van de Afdelingen Noord-Holland.
Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland van de
KNMvD.

VERGADERINGEN S.
BIJEENKOMSTEN

Maart

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 12. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Boxtel.

20 Groep Cïeneeskunde van het Rund.

25 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken in de Jaarbeurs te Utrecht.

27 Jaarvergadering Groep Homoeopatisch-
werkende Dierenartsen, Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, aan-
vang: 19.30 uur.

27 Kringvergadering, Kring Dierenartsen
Gelderse Vallei. 20.15 uur in praktijkge-
bouw van DAP Bameveld.

April

7 AUV-vergadering. Regio Oost. Op dit mo-
ment is de locatie nog niet bekend.

10 AUV-vergadering. Regio West. Op dit mo-
ment is de locatie nog niet bekend.

10 Jaarvergadering en lezingen Groep Pluim-
veewetenschappen bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren in Boxtel, van 13.30 tot
16.30 uur.

12 Bijeenkomst Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg, Androclusgebouw Facul-
teit der Diergeneeskunde, Utrecht. Zie pa-
gina 176.

17 Leo Phannaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8. Spe-
cialisatie: mnd. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Dc Meem.

21 AUV-vergadering. Regio Noord. Op dit
moment is de locatie nog niet bekend.

24 AUV-vergadering. Regio Zuid. Op dit mo-
ment is de locatie nog niet bekend.

Mei

13 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

14 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 6. Specia-
lisatie: mnd. Tijd: 18.30 uur. Locatie:
Gorssel.

15 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

20 Afdelingsvcrgadering Overijssel te Hel-
Icndoom.

21 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

22 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

27 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

27 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

28 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 13. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 15.30 uur. Locatie:
Leenden.

30—9 juni Studiereis KNMvD/VVAA naar de
Baltische Staten en St. Petersburg.

31 Reünie IPC Dier Bameveld.

Juni

4 Algemene Ledenvergadering AUV. Loca-
tie: Nationaal Sportcentmm te Papendal in
Amhem.

4 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\' Meemdijk 59, De Meem.

5 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
center, aanvang: 14.30 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

5 Jaarlijkse Kampioenschappen Kleiduiven-
schieten voor Dierenartsen bij Dorhout
Mees te Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim.

11 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

11 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

12 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hel-
Icndoom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

Oktober

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

22 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD

Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.
23 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.30 uur, locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

CURSUSSEN

Maart

16—20 ESAVS postgraduate intensive course
\'Emergency care at equine competitions\',
Zürich, Zwitserland.

18 PAO-D cursus: 97.502. EHBO paard.

19 PAO-D cursus: 97.701. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

20 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (35) Perifere neuromusculaire aan-
doeningen.

20 PAO-D cursus: 97.217. Sensoren in de
melkveehouderij.

22 PAO-D cursus: 97.802. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek GD..

26 PAO-D cursus: 97.101. Behandelingsme-
thoden van fracturen.

26—28 PHLO-cursus \'Diergezondheidszorg in
economisch perspectief.

27 PAO-D cursus: 97.220. Fertiliteit mnd.

April

1 PAO-D cursus: 97.218. Sensoren in de
melkveehouderij.

3 PAO-D cursus: 97.212. Praktische econo-
mie 1 voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 10 april 1997).

9—II PHLO-cursus \'Voederopnamecontrole
en -sturing\' in Leuven (België).

10 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (36) Kmisbandmptuur bij de hond:
Diagnose en resultaat van intra-articulaire
behandeling.

12 PAO-D cursus: 97.901. Symposium 30
jaar Dierenkliniek Emmeloord; \'Bewegen
is leven: over ziektekunde cn traumatolo-
gie van het bewegingsapparaat bij hond,
kat en paard\'.

12—16 Five-day basis introductory course
\'Microbiology of Foods of Animal Origin.
Royal Veterinary College, Camden Town.

16 PAO-D cursus: 97.219. Sensoren in de
melkveehouderij.

17 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Pluimvee,
pelsdieren en koudbloeddieren (41)
Klinische gegevens cn in vitro criteria voor
gebraik van medicijnen bij vogels.

22 PAO-D cursus: 97.305. Praktische econo-
mie 1 voor het varkensbedrijf (3 middagen,
tevens 1 en 6 mei 1997).

24 Puo (Gent) Gezelschapsdieren: Kleine huis-
dieren (37) Pijnbestrijding bij orthopedic-
patiënten.

25 PHLO-cursus \'Nieuwe onwikkclingen in
vitaminen: fysiologie en gebmik\'.

29 PAO-D cursus: 97.903. Financieel prak-
tijkmanagement \'jaarstukken lezen\'.

Mei

5 PAO-D cursus: 97.208. Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 7 en
9 mei 1997).

9—10 7. Annual European Equine Arthroscopy
Workshop -basic course- in D 48291
Telgte. Tel.: 0049-2504-3064, fax: 0049-
2504-77330.

13 PAO-D cursus: 97.118. Inleiding bacterio-
logisch onderzoek GD.

13—15 PAO-D cursus: 97.202. Infectieziekten
op rund veebedrijven.

-ocr page 216-

14—17 1 St Course on Distal Extremities Surgery
and Traumatology, Cremona (Italy). SCl-
VAC, tel.: -39-372-460440, fax: -39-372-
457091.

15 PAO-D cursus: 97.115. Endoscopic voor-
ste luchtwegen/otoscopisch onderzoek GD.

15 PAO-D cursus: 97.213. Praktische econo-
mie 1 voor hel melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 22 mei 1997).

15—16 PAO-D cursus: 97.301. Antibioticum-
beleid varken.

27 PAO-D cursus: 97.306. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 3 en 10 juni 1997).

28 PAO-D cursus: 97.111. Klinische les GD
\'Nefrologie\' nieuwe behandelingsmetho-
den\'.

30 PAO-D cursus: 97.906. Gezondheidsbe-
waking pelsdieren- en konijnenhouderij.

30 PAO-D cursus: 97.907. Gezondheidsbe-
waking pelsdierhouderij.

30 PAO-D cursus: 97.908. Gezondheidsbe-
waking konijnenhouderij.

Juni

2 PAO-D cursus: 97.209. Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 5 en
6 juni 1997).

4 PAO-D cursus: 97.106. Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

5—6 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt
der Kontinenten, aanvang 17.00 uur.
Workshop \'voor de dag ermee!\' (over pre-
senteren en zichtbaar zijn) door Ina Vader.

11 PAO-D cursus: 97.116. Diagnostiek tumo-
ren gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 97.302. Interpretatie labo-
ratoriumuitslagen varken.

13 PAO-D cursus: 97.107. Behandeling van
kruisbandletsels.

14 PAO-D cursus: 97.803. Assistentie drach-
tigheidsonderzoek GD.

17 PAO-D cursus: 97.904. Financieel prak-
tijkmanagement \'jaarstukken lezen\'.

19 PAO-D cursus: 97.114. En hoe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische

problemen GD.

19 PAO-D cursus: 97.214. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 26 juni 1997).

19—20 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt
der Kontinenten, aanvang 17.00 uur.
Workshop \'één vrouw in een commissie
maakt nog geen lente\' (over besturen in de
diergeneeskunde) door Ineke Tijmes.

30—5 juli PHLO-cursus \'Animal Health
Economics - Principles and Applications\'
te Wageningen. Inschrijftermijn eindigt 17
maart 1997.

Juli

1—5 PAO-D cursus: 97.501. Gynaecologie en
neontalogie paard.

September

8 PAO-D cursus: 97.210. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 9 en 12
september 1997).

GEVRAAGD: DIERENARTS (M/V)

voor een gezelschapsdierenpraktijk met enkele varkens (tijdelijk) in Zuid-Nederland. Het gaat om een (voorlopig)
parttime functie.

Eventueel mogelijkheid tot praktijkovername (binnen twee tot drie jaar).

Reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
nummer 6/97.

BESTANDSBETREUUNG

Kein Schlagwort sondern tägliche Praxis. Möchten Sie als Anfangsassistent/Assistentin oder Umsteiger le-
men, Betriebsleiter und Schweine von Ferkelerzeuger- und Matbetrieben fit zu machen? Fachkenntnisse werden
vom Praxisteam vermittelt. Offenheit, Durchsetzungskraft und Teamgeist müssen Sie mitbringen.

Dr. A. Mechow, Hagenberg 74, 49186 Bad Iburg (Kreis Osnabrück), Deutschland. Nähere Informationen: Tel.:
05403/897, Fax: 05403/9387.

JONGE ENTHOUSIASTE DIERENARTS

met ruime ervaring in de eerste- en tweedelijns gezelschapsdierenpraktijk

ZOEKT NIEUWE UITDAGING

in een groepspraktijk voor gezelschapsdieren/ gezelschapsdierenkliniek.

Uw reactie gaarne binnen 14 dagen richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031,3508 SB Utrecht, onder nummer 7/97.

Dierenartsenpraktijk Hardenberg/Gramsbergen zoekt op korte termijn een jonge

COLLEGA M/V

De groepspraktijk (negen dierenartsen) werkt vanuit één centraal gelegen, nieuw praktijkpand. De nieuwe collega
zal voornamelijk werkzaam zijn in de landbouwhuisdierensector.
Voor inlichtingen: Tj. Cuperus, telefoon: 0523 - 266066 (alleen overdag).

Schriftelijke sollicitaties sturen naar de secretaris van de maatschap, I.H. Harms, Zwingel 1,7771 SK Hardenberg.

-ocr page 217-

FORTEKOR®, een geavanceerde ACE-remnner voor honden, opent nieu- algemene informatie over fortekor*;

we mogelijkheden om hartfalen te behandelen. Dankzij de hoge veilig- Samenstelling:

heidsindex is FORTEKOR de juiste keuze in geval van hartfalen, en kan Fortekor 5 bevat per tabiet 5 mg benazepril
bij de eerste klinische symptomen worden voorgeschreven.

Eén dosering van FORTEKOR per dag verbetert de levenskwaliteit
en verlengt het leven van de hond. De hond is levendiger en hoest
minder. FORTEKOR kan aan honden toegediend worden die nier-
patiënt zijn, omdat 50% van FORTEKOR wordt uitgescheiden vla
de gal en 50% via de urine.

hydrochloride, Fortekor 20 bevat per tablet 20 mg
benazepril hydrochloride.
Indikatie:

Voor de dagelijkse behandeling, als symptomatische,
aanvullende therapie bij de behandeling met het
diureticum: furosemide, van hartfalen bij honden
veroorzaakt door mitralisinsufficiëntie of congestieve car-
diomyopathie. De behandeling kan een verbeterde inspan-
ningstolerabiliteit en een verhoogde overleving geven bij
honden met matig tot ernstig hartfalen.
Kontra-indikatie:

Een bekende allergie voor Fortekor.
Bijwerkingen:

Bij de aanvang van de therapie kan een sterke bloeddrukdaling
optreden. In een zeer enkel geval kan vermoeidheid of sufheid
worden waargenomen.
Verpakking:

Beide tabletgroottes: blister strips met 14 tabletten.
Doosje met 1 of 2 strips.

Fortekor 5 mg Reg NL 8613,
Fortekor 20 mg Reg NL 8614.

•Geregistreerd
handelsmerk
van Novartis A.G.,
Bazel. Zwitserland.

FORTEKOR® bestrijdt het hartfalen,

maar spaart de nieren.

Daarnaast heeft FORTEKOR slechts twee tabletgroottes; een
tablet voor kleine honden en een tablet voor grote honden.
Met FORTEKOR is het gebruik van ACE-remmers nog nooit zo
gemakkelijk geweest!

FORTEKOR

NOVARTIS slaat een ACE met FORTEKOR

NOVARTIS

-ocr page 218-

Winter

Lente

Herfst

Zomer

ocnri)! nu PROGRAM\' voor en elk seizoen
wordt voor uw klanten ketzelfde.

Door PROGR-AM* nu toe te dienen, kunt u het leed en de irritatie die vlooienplagen veroorzaken voorkomen. En dat is precies wat uw l<lan-
ten willen. Wam zij weten hoe lastig het is zo\'n plaag te bestrijden: vooral als ze insecticiden gebruiken die vervelende geuren en plakkerige
resten op de dierenvacht achter kunnen laten. Met PROGRAM kunt u honden en katten op een makkelijke én veilige manier tegen vlooien-
plagen beschermen: eenmaal per maand door het voer is genoeg. Geef uw patiënten daar-
om waar ze recht op hebben. Schrijf ze nu PROGR^AM voor, vóórdat er vlooien zijn.

NOVARTIS www.novaTtisah.com PROGRAM stopt vlooien, maar geen vriendschappen.

Novanis .Agro Benelux B.V. .\\nimal Health Sector, Stepvelden 10,4704 RM Roosendaal. Bevat lufenuron. Reg. NL. 8270, 8276,8278, 8279.
® Geregistreerd handelsmerk van Novartis Ltd., Bazel, Zwitserland, (dutch)

-ocr page 219-

Schoonheid is vaak een weerspiegeling van gezondheid.
Toch realiseren vele kattenbezitters zich niet dat katten
echte vleeseters zijn en preferentieel dierlijke eiwitten
benutten. Juist daarom bevat EUKANUBA® meer vers
vlees dan ieder ander kattenvoer.

EUKANUBAf gebaseerd op de laatste wetenschappelijke
inzichten in voeding voor katten, is bereid met verse kip
of vers lamsvlees. Dit levert een maximale hoeveelheid
voedingsstoffen per gram. EUKANUBA® is een licht
verteerbare voeding, die optimale gehaltes van alle
noodzakelijke voedingsstoffen bevat, waaronder
taurine, essentieel voor het behoud van de gezondheid
van de kat op lange termijn. De zorgvuldig

Morf tkan

lAMS

COMMÜtr

Meer dan 50 jaar kwaliteit
in honden- en kattenvi^eding

uitgebalanceerde ingrediënten, zonder kunstmatige
additieven, helpen een zuurgraad in de urine van ongeveer
6,2 te handhaven.

EUKANUBA® is bijzonder smakelijk en blijft vers
in de handige, opnieuw afsluitbare verpakkingen!
EUKANUBA® de meest
hoogwaardige kattenvoeding,
is 100% compleet en
uitgebalanceerd en voldoet
aan alle voedingsbehoeften i
van de kat. Voor iedereen die \'
van katten houdt, moet dit
fantastisch nieuws zijn.

EUKANUBA.

EVEN BETROKKEN Bij HET WELZIJN VAN DIEREN ALS U. „

EUKANUBA* U uitsluitend verkrijgbaar bij dieretupeciaaUaken. dierenartsen cn andere gespecialiseerde vcrk«»»ppunten-

VoOT ir\\fiwmatic timtrent bestellinjjen en leverir^jen kunt u iich wenden tot: Aesculaap B.V. tel.: Ö4U-677500.
VtxK technische infi»cmatie twntrent t»fue pn»dukten, kunt u :ich wenden tot: Holland Diervoeders B.V, tel.: 0)0-2479611.

-ocr page 220-

DUIDELIJK

EN
ZEKER

Door de registratie-eisen van begin af aan serieus te nemen en de problematiek tijdig te onderkennen zijn wij in staat
om nu een breed pakket aan definitief geregistreerde diergeneesmiddelen aan te bieden. Kortom, Hak Pharma geeft de
duidelijkheid en zekerheid waar u en uw klanten behoefte aan hebben.

De kwaliteit en toegevoegde waarde van onze registraties worden breed in de markt onderkend: kortere wachttijden,
betere effectiviteit, verbeterde oplosbaarheid en minder weefselbeschadiging zijn aansprekende voordelen. Tal van onze
producten zijn dan ook opgenomen in lijsten van instanties zoals het IKB en Gezondheidsdienst(en). Producten waarmee u
dus uw klanten optimaal van dienst kan zijn.

Definitief geregistreerde diergeneesmiddelen (status REG NL)

DOXYCYCLINE 50% WSP

REG NL 8753
Doeldier : kip
Wachttijd : 4 dagen

FLUMEQUINE 50% WSP

REG NL 8758
Doeldier(en): kalf en kip
Wachttijd : 4 dagen

(eieren 6 dg.

Proilucln»ni

Reg. ML

Productnaam

Ran. ML

Aceprom inj.

6636

Amoxycilline 15% wsp. 7958

Amoxicilline 150 inj. 8787

Ampicilline Tilhydiaat 5193

Ampi 200 inj.

7222

Biovit oraal

7636

Dexamett>asone 2 inj. 7250

Broomhexine 2% v/sp. 8184

Doxycycline 100 inj. 2484

Colistine 1200 v/sp.

7341

Genli-100 inj.

8431

Colistine 4800 wsp.

7733

Genta 50 inj.

8232

Doxycycline 150 wsp.

8072

Impodex 200 inj.

6593

Doxycycline 50% wsp

8753

Ketamine 100 Inj.

8231

Fiumequine 10% wsp.

7732

Leva 100 inj

8438

Flumequine 50% wsp.

8758

Mullivil inj.

7290

Genta Gel Pig Pump

8860

Oxy L A. inj.

8067

Levamisole oiaal

7935

ore 100 t PvP inj.

8230

Multivit oiaal

7343

Oxytocine inj.

8610

Nattiumsalicylaal

8764

Pen 20-20 inj

7223

Oxytetracycline 40% wsp.

8000

Pen 30 inj.

7209

Oxyteliacycline HCL

8744

Pen LA 15-15 inj

7225

Suttadimidine Natrium wsp. 7342

Plienylbutazone inj.

8858

TMPS-oraal

8606

Pred 25 inj

8136

Trimethoprim

3893

TMP/SMZinj.

8068

Trim-sul 80/420 wsp.

8433

Tyl 200 inj

8671

Calcium magnesium inluus

8861

Vit AD3E.300/100/50 inj.

5214

Levagel injector

7937

Vit E-seleen inj.

7219

Levamisole boll

7940

Xytazine 20 inj.

8052

Levamisol pour-on

7941

Rifathm

8071

Producten mei een voorlopige registratie: Amoxy C inj. (NL 8432), Lidocaine inj. (NL 7239), Levamisole Brok (NL 5009).

_ Leemansstraat 13, P.O. Box 146, 4250 DC Werkendam, The Netherlands

Phone: 31 (0)183-504266, Fax: 31 (0)183-505553, http://www.hakpharma.nl. e-mail: hakpharmaahox.nl

HAK

Hak Pharma Animal Health Products]

PHARMA

-ocr page 221-

HYONATE : HET EERSTE GEREGISTREERDE
HYALURONZUUR VOOR ZOWEL INTRAVENEUS ALS
INTRA-ARTICULAIR GEBRUIK.

Hyonale*: Injectievloeistof met 10 mg/ml nalriumhyaluronaal voor intraveneuze of intra-aniculaire toediening bij paarden.
Verpakking : 2 x 2 ml flacons.

Indicatie.s : Verschillende acute aseplische gewrichlsaandoeningen diwr een intraveneuze of intra-aniculaire loediening. Chronisch-degeneratieve priKessen Ier
hiKigte van dc gewrichten diwr inlra-articulaire loediening.
C\'untra-indicaties : infectieu/c gewrichtsontstekingen.

Bijwerkingen : Er zijn geen locale of systemische neveneffecten gerapporteerd maar zoals bij iedere intra-articulaire of intraveneuze loediening dienen
bijzondere
V(K>rzorgen te worden genomen om een mogelijke opzwelling of infectie te v(H>rkomen (juiste injeclietechniek en steriliteit te waarborgen).
Interacties : geen.

Dosering : 4 ml (of 40 mg natriumhyaluronaat) per dier bij intraveneuze loediening en 2 ml (of 20 mg nalriumhyaluronaal) per gewricht bij intra-aniculaire toe-
diening. Om optimale resultaten te bekomen wordl de behandeling lol driemaal herhaald mei telkens een tussenlijd van I week.
Wachttermijn : O dagen.
Kanali.satieregime : UDD
RK(; M. 8759
Ij^es aandachtig de hijstuiler.

Bayer B.V.

Division Animal Health
Energieweg 1 - 3641 RT Mijdrecht
Tel. 0297-280666

Bayer

®

HYONATE

A great leap forward.

-ocr page 222-

^ DË LANGSTE BESCHERMING i

Panacur® SR Bolus

5 MAANDEN BESCHERMING

DE LANGST WERKENDE BOLUS

MAAGDARM- EN LONGWORMEN

LONGWORMVACCINATIE NIET NOODZAKELIJK

IMMUNITEITSOPBOUW WORDT TOEGELATEN

Hoechst

ONTWORMEN VAN JONGVEE NU NOG EENVOUDIGER

BASISINF()RMATIE:SanicnstclIing:/J^rrtw/t\'nbe/»i/«zo//)e/ fco/M.s-, Doeldicr; uiet-tnelkgei endruntl Indicatie: Infecties met
voheassen en onvolwassen vonnen van wetagdartnwonnen en longwonnen hij runderen met een lichaamsgewicht
tussen de KH) en 300 kg in het eerste weideseizoen.
Orale toediening middels pillcnschictcrWachttcrniijn: 200 dagen voor
de slacht
Verpakking:/O .v 1 holns plus pillenschieter RECi NL 8646 VRIJ Voor volledige informatie zie bijsluiter

Hocchst Rousstl Vet N V.
Ditmcrhof1112 XN DIEMEN
Tel: 020 .^98 99 91 Fax: 020 .^98 99

-ocr page 223-

ei

Een nieuwe lente, een nieuw geluid. Op het moment van schrijven van dit stuk is de lente nog niet aangebroken,
maar bij het verschijnen ervan ligt het begin van de lente alweer ruim een week achter ons. Op een koude januari-
maand met veel vorst en een Elfstedentocht volgde een voor de tijd van het jaar zeer warme maand februari, zodat
thans de krokussen volop in bloei staan en bomen reeds beginnen uit te lopen.

En wat het nieuwe geluid betreft: het geblaat van het schaap Dolly heeft in de media veel aandacht gekregen, veelal
in negatieve zin. In de media wordt de biotechnologie nogal eens verguisd. Consequent worden immers de termen
manipulatie en manipuleren gebezigd als het gaat over verandering of modificatie en veranderen of modificeren
van erfelijke eigenschappen van planten en dieren.

Biotechnologie kent echter veel verschillende facetten. Zo las ik in \'Bionieuws\' van S maart 1997: Totaaloplossing
mest bestrijdt varkenspest. Het betreft de inactivering van het virus door compostering. Mijn gedachten gingen uit
naar collega C. Terpstra, lid van de Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en The Veterinary
Quarterly. Hij is per 1 maart 1997 met de VUT gegaan. Incognito, want hij wordt aangehaald als viroloog C.
Tuinstra, bevestigt Terpstra deze mogelijkheid van inactivatie. In deze aflevering geeft hij een overzicht van de
stand van zaken van de varkenspestexplosie als goede voorlichting.

Vele praktische onderwerpen bevat deze aflevering voor collegae werkzaam in de praktijk en de vleeskeuring.

Veel collegae nemen de moeite te reageren op reeds verschenen artikelen. Het Tijdschrift leefl. Houd dat zo. Dit kan
alleen met uw bijdragen en als nieuwe voorzitter van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde roep ik u op tot het in-
zenden van meer wetenschappelijke artikelen. Dat die kritisch worden bezien is niet erg, dat komt de kwaliteit van
het artikel veelal ten goede.

Het werken voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde vind ik plezierig en ik weet mij daarin gesteund door mijn
mede-Hoofdredactieleden en bovenal door het redactieteam op het bureau van de KNMvD. Belangrijk hierbij zijn
zeker, en dat wil ik hier benadrukken, de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Redactie.

Collegae die het solliciteren niet zo makkelijk afgaat, lees de mededeling over de informatie-avond solliciteren
KNMvD (bladzijde 210).

Heeft u de datum van het Jaarcongres 1997 al in de agenda genoteerd? Doen! Lees voor meer informatie de aan-
kondiging (bladzijde 209).

Wist u overigens dat leden van de KNMvD voor een klein bedrag een abonnement op The Veterinary Quarterly kun-
nen krijgen? Met veel artikelen over klinische en epidemiologische onderwerpen; een echte aanrader

Dr W. Edel, voorzitter Hoofdredactie.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 224-

•iwiMIIW

VITAMINE E ALS MOGELIJK HULPMIDDEL BIJ HET
BEHEERSEN VAN ZIEKTEPROBLEMATIEK OP
VARKENSBEDRIJVEN: EEN VELDPROEF.

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 190-2

F.J. Lamberts\'\'

Jitenvoordepratel

SAMENVATTING

Op twee varkensvermeerderingsbedrijven werden respec-
tievelijk een speendiarreeprobleem en een
Streptococcus
suis
meningitisprobleem bij de gespeende biggen met stra-
tegische medicatie onder controle gehouden. In een poging
om het antibioticumverbruik te reduceren werd het vita-
mine E-gehalte van het voer verhoogd van 20 lE/kg naar
80 lE/kg, wegens de reputatie van vitamine E als weer-
standsverbeteraar. Aangezien op beide bedrijven een op-
merkelijke verbetering optrad is enige maanden later een
kleine veldproef gestart, waarin dit effect op speendiarree
bevestigd werd, met een betrouwbaarheid van 94%. Het
blijkt dus in bepaalde gevallen mogelijk te zijn om door
middel van verhoging van het vitamine E-gehalte van het
voer ziekteproblematiek gunstig te beïnvloeden.

SUMMARY

\\ itamin E as potential agent to control diseases on pig
farms: a field trial

In two sow-herds problems with weaning-diarrhoea and Streptoccus suis
meningitis were successfully controlled by strategic use of antibiotics du-
ring the post-weaning period. In an attempt to reduce the intake of antibio-
tics bytdrm animals, the vitamin E level in the post-weaning diet was incre-
LLsed from 20 IE/kg to 80 IE/kg. because vitamin E is thought to increase
resistance. The effect on both farms was stunning, so a .imall field trial was
started. In this trial the higher level of vitamin E had a statistically signifi-
cant beneficial effect on weaning-diarrhoea. The author concludes that in
some cases an increased level of vitamin E can have a positive effect on dis-
ease management on pig-farms and can lead to reduced use of antibiotics.

INLEIDING

Vitamine E en selenium zijn bio-antioxydantia en hebben
daardoor in het lichaam een stabiliserend effect op onder an-
dere de membranen: Structuren op basis van lipiden worden
beschermd tegen beschadiging door zuurstofradicalen.
In voeders kan vitamine E op dezelfde manier het ranzig
worden van voedervetten verminderen (3,4,9, 12, 15).
Veevoederonderzoeksinstellingen, zoals bijvoorbeeld het
Centraal Veevoederbureau en de National Research Council,
geven richtlijnen voor het toevoegen van vitamine E en sele-
nium aan veevoeders, zodat onze veestapel optimaal kan
functioneren en er geen deficiëntieziekten ontstaan. De
mengvoederfabricanten volgen deze adviezen met meestal
een kleine veiligheidsmarge op, gemiddeld als volgt: zeugen
20-25 lE/kg (advies: 22 lE/kg) biggen 20-40 lE/kg (advies:
II-I6 lE/kg) en vleesvarkens 10-20 lE/kg (advies: 11 lE/kg).

\' practicus Dierenartsenpraktijk Bladel-Hapert, De Uitgang 31 5531 NM Bladel.

In België hanteert men voor de beter bevleesde varkensras-
sen 50-60 lE/kg voer (7,14).

Vitamine E is een relatief duur vitamine. In verband met de
concurrentiepositie zal een mengvoederfabricant dan ook
niet zonder goede reden ver boven de geadviseerde hoeveel-
heden gaan. Verder valt op dat daar waar hoge vitaminege-
haltes als verkoopargument gebruikt worden, het bijna altijd
om de goedkopere vitamines A en D gaat.
Wat betreft oversupplementatie is vitamine E ongevaarlijk.
Selenium daarentegen kan al vanaf 5-7 ppm intoxicatiever-
schijnselen veroorzaken (4,9, 11).

Zeer vermeldenswaard is dat biest voor jonge biggen de
voomaamste bron van vitamine E is: de gehaltes in biest zijn
tien maal hoger dan in de melk (respectievelijk 400 |xg en 40
|xg per gram vet). Uit de biest halen ze dus eigenlijk hun
voorraad voor de kraam- en vroege speenperiode (1, 13).
Recent onderzoek lijkt verder een gunstig effect van hoge vi-
tamine E gehaltes (> 100 lE/kg) op bepaalde parameters van
vleeskwaliteit aan te tonen (6).

Het effect van vitamine E en selenium op ziekteweerstand is
een onderwerp van discussie. Helaas is dit effect in weinig
experimenten ooit bevestigd. Meestal blijven de onder-
zoeksresultaten beperkt tot enig effect op bepaalde immuni-
teitsparameters, zonder dat er verder conclusies getrokken
kunnen worden op klinisch niveau (1,3,5, 16).
De veronderstelde stimulatie van de ziekteweerstand was re-
den om op twee probleembedrijven biggenvoer in te zetten,
waar het vitamine E gehalte verhoogd was van 20 naar 80
lE/kg.

Toen tot veler verbazing de ziekte- en behandelingsfrequen-
tie en uitval daalden, was dat reden om een cohortstudie uit te
voeren. Kon dit effect in een veldproef bevestigd worden?

BEDRIJFSHISTGRIE

Bedrijf A is een deels gesloten bedrijf met 160 fokzeugen, ei-
gen geltenopfok en 370 vleesvarkens. Gedurende de hele
biggenopfokperiode waren er intermitterende problemen
met E.colidiarree. Het hele scala van voerstrategieën en huis-
vestingsfactoren was doorlopen zonder al te veel resultaat.
De problematiek werd beheerst met strategische medicatie,
c.q. metaphylaxis (Colistine oraal, flumequine parenteraal).
Bedrijf B is een vermeerderingsbedrijf met 170 fokzeugen.
Op dit bedrijf ontstonden iedere keer rond de drie weken na
het spenen, als de biggen volop in de groei kwamen, proble-
men met meningitis door
Streptococcus suis. Ook hier werd
de ziekte uiteindelijk onder controle gehouden door te medi-
cineren vlak voor de verschijnselen te verwachten waren
(amoxycilline oraal).

MATERIAAL EN METHODEN

Het vitamine E en selenium gehalte van alle biggenvoeders
van vlak voor het spenen tot aan afleveren toe werd ver-
hoogd. Dit gebeurde met een door de mengvoederfabrikant

-ocr page 225-

bereid mengsel dat 5000 lE/kg vitamine E en 15 ppm sele-
nium bevatte. Dit werd aan bestaande biggenvoeders toege-
voegd, zodat het vitamine E gehalte 80 lE/kg werd.
Het gehalte van 80 lE/kg is vrij willekeurig gekozen, daar de
literatuur niet heel veel informatie verschaft. Ook het kosten-
aspect heeft in de beslissing meegewogen (1,4,7,9, 13).
De veldproef liep van juni tot september 1995. De observa-
tieperiode begon steeds op speenleeftijd op vier weken oud
en eindigde als de biggen negen weken oud waren. Dit omdat
in die leeftijdscategorie de meeste klinische problemen op-
traden en omdat vanaf negen weken vaak de eerste biggen al
werden geleverd.

Binnen een afdeling werden de hokken met behulp van een
dobbelsteen
atrandom verdeeld in proef- en controlehokken.
Op bedrijf A verbleven de biggen in kraamopfokhokken,
zonder dat tomen gemengd werden na het spenen. Tijdens de
kraamperiode werden de tomen uiteraard wel zoveel moge-
lijk gelijk getrokken. Op bedrijf A deden 18 proef- en 18
controlehokken mee.

Op bedrijf B gingen de biggen na het spenen naar een
biggenopfokafdeling. Daar werden de tomen zoveel moge-
lijk bij elkaar gehouden. Toch trad er wel enige vermenging
van tomen op, om de aantallen gelijk te maken. Op bedrijf B
waren er 17 proef- en 16 controlehokken.
Tijdens de observatieperiode werden op speciale hokkaarten
de volgende zaken bijgehouden door de varkenshouder zelf
geboortedatum, speendatum, aantal biggen, bij sterfte datum
en diagnose van de veehouder en bij behandeling datum, soort
behandeling, hoeveelheid medicijn en diagnose van de vee-
houder. De symptomatologie van de ziekteproblematiek was
op beide bedrijven zeer standvastig en helder en bovendien in
het verleden door laboratoriumonderzoek ondersteund.
Daarom kon de beslissing om te behandelen betrouwbaar ge-
beuren op basis van alleen de diagnose van de veehouder.
Tijdens de proef mocht alleen per hok een behandeling
plaatsvinden, niet op afdelingsniveau; amoxycilline paren-
teraal of hoksgewijs oraal bij meningitis, flumequine paren-
teraal of
Colistine oraal bij diarree.

Het is gedurende de proef niet nodig geweest om afdelings-
gewijs metaphylaxis toe te passen.

Na afronding van de proef zijn per bedrijf de resultaten geana-
lyseerd met behulp van een 2x2-tabel waama Relative Risk en
Betrouwbaarheidsintervallen werden berekend (2,10, 17).

RESULTATEN

De resultaten zijn alleen bekeken op hokniveau. Zo was bij-
voorbeeld alleen maar interessant of in een hok al dan niet
behandelingen hadden plaatsgevonden ongeacht het aantal
behandelde dieren per hok: De observatie-eenheid was dus
hok en niet dier.

Proef- en controlegroep werden vergeleken op uitval en be-
handeling tegen
E.coli of Streptococcus.
Op bedrijf B zijn geen verschillen gevonden tussen proef- en
controlegroep: Er deden zich in de proefperiode geen ziekte-
problemen voor; deze resultaten worden dan ook verder bui-
ten beschouwing gelaten.

Op bedrijf A is er op het gebied van de behandelingen wel
een significant verschil aangetoond:

totaal

proef: 80 IE

3
15
18

9
9
18

12
24
36

controle;20 IE

wel behandeld
niet behandeld
totaal

Relative Risk = RR = (3/18)/(9/l 8) = 0,33
Betrouwbaarheidsintervallen 0,11-1,02 bij een betrouwbaar-
heid van 95% en 0,13-0,85 bij een betrouwbaarheid van 90%
(2, 10).

CONCLUSIES EN DISCUSSIE

Het Relatieve Risico is een maat voor een verband tussen een
factor en een ziekte en indien RR<1 dan is die factor protec-
tief Bij een RR van 0,33 is de kans op een behandeling in de
proefgroep dus drie keer zo klein als in de controlegroep. Als
RR=1 bovendien buiten het betrouwbaarheidsinterval ligt, is
de bevinding statistisch significant.

Bij een betrouwbaarheid van 95% halen we die significantie
net niet, bij 90% ruim. Bij berekening blijkt de betrouwbaar-
heid 94,4% te zijn (2, 10, 17).

Door het relatief kleine aantal waarnemingen is bij deze be-
rekening de statistische significantie wat lager dan verwacht.
Toch is het effect zodanig dat het zondermeer de moeite
waard zal zijn deze veldproef eens op zijn herhaalbaarheid te
beoordelen in een grotere opzet.

In de periode tussen februari 1995, toen met de extra vita-
mine E-supplementatie is begonnen, en juni 1995, toen de
proef is gestart, is op beide bedrijven de ziekte-incidentie en
derhalve ook de infectiedruk sterk gedaald. Dit heeft waar-
schijnlijk geleid tot een onderschatting van het positieve ef-
fect van vitamine E en selenium op de beide bedrijfsproble-
men tijdens de proefperiode. Zo was op Bedrijf A de uitval
sinds februari al sterk teruggelopen en bleef tijdens de proef
laag en in beide groepen gelijk. Bedrijf B liet hetzelfde effect
zien bij het medicijnverbruik.

Bedrijf B is naar aanleiding van de onderzoeksresultaten ge-
stopt met het proefvoer. Na enkele maanden is echter, op-
nieuw met succes, het proefvoer weer ingezet omdat de
klachten terugkwamen.

Bedrijf A voert nog steeds extra vitamine E en kent slechts
nog een minimale E.co//-problematiek.
Ook op andere bedrijven met vergelijkbare problemen is het
proefvoer ingezet, de ene keer met bijna maximaal eftect, de
andere keer met nauwelijks effect. Opvallend hierbij is dat op
de bedrijven waar het voer met succes werd ingezet de proble-
men terugkeerden zodra het standaardvoer weer gevoerd werd.
Dat een bepaald effect statistisch significant is, is eigenlijk
slechts één kant van het verhaal: Het statistisch kunnen waar-
nemen van een effect zegt nog niks over de vraag of dat ef-
fect, in dit geval, bedrijfseconomisch van enig belang is.
Afgaande op de ervaringen van beide varkenshouders is het
effect zondermeer positief: Vooral op het gebied van de ar-
beid. Bij ziekteproblemen neemt de extra arbeidsbelasting
een zeer belangrijke plaats in in het \'probleemgevoel. De ex-
tra arbeid is een niet te verwaarlozen kostenpost naast die van
dierenarts/medicijnkosten, kosten van uitval en groeiderving.
Het Proefstation van Rosmalen ontwikkelde het rekenmodel
\'Ziekbig\' om de economische effecten van ziekteproblema-
tiek in te kunnen schatten. De kosten van een chronisch
speendiarreeprobleem werden geschat op / 2,28 per afgele-
verde big en van een acute uitbraak op ƒ 1,21 per afgeleverde
big (8). Gebruik makende van deze algemene schatting valt
te berekenen hoeveel de extra vitamine E-toevoeging mag
kosten als het chronische speendiarreeprobleem tot een
derde wordt teruggebracht (bedrijf A in de proeO omgere-
kend naar de prijs per 100 kg voer:

(2/3 X 2,28 / 30 kg voer per afgel.big) X 100 kg voer = ƒ 5,00
Dit is ver onder de kosten die gerekend worden voor het bij-
mengen.

-ocr page 226-

De vraag of vitamine E nu werkelijlc de ziekteresistentie ver-
betert of dat via de omweg van algemene constitutieverbete-
ring de gevoeligheid voor allerlei stressfactoren afneemt, of
dat vitamine E (met selenium) direct in de Pathogenese van
bepaalde ziektes zijn invloed heeft, kan deze proef niet be-
antwoorden.

Toch is de conclusie dat op klachtenbedrijven waaralle \'nor-
male\' preventiemaatregelen gefaald hebben, het interessant
kan zijn om eens een voer met verhoogd vitamine E (en sele-
nium) te proberen. Het kan immers een hulpmiddel blijken te
zijn om het antibioticumgebruik op varkensbedrijven te ver-
minderen. Dit echter zonder vitamine E het predicaat pa-
nacea te willen geven!

□ANKWOORD

Diverse personen hebben met raad en daad meegeholpen bij het tot stand
komen van dit artikel, waarvan ik de volgende personen zeker wil vermel-
den: prof dr. J.H.M. Verheijden, prof dr. A. Pijpers, prof dr. G.H.
Wentink, drs. A.J. Van Dijk, dr. G. Janssens, drs. R. Pijl.
Verder ook dank aan de familie Van Dingenen en Van der Heijden voor hun
inzet tijdens de veldproef

LITERATUUR

1. Babinszky L et al. Vitamine E in voeders voor zeugen. Dier en Arts
1993;3:95-102.

9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.
17.

Basale epidemiologie. PAO-D cursusmap. Diverse auteurs, 1991.
Bieber-Wlaschny M. Vitamin E in swineproduction, Uitg. Hoffman-
La Roche 1988.

Booth NH, and McDonald LE. Veterinary Pharmacology and
Therapeutics, sixth ed. 1988: 693-5, 670, 715-7, 1040-5, 1134.
Brooks P. Do high fat diets goble up that vital vitamin E Pig Farming
1993; 4:71.

Buckley DJ, and Morrissey PA. Vitamin E and meatquality Animal
Production Highlights, Uitg. Roche 1992.
Dijk A van, Cehave NV Veghel, persoonlijke mededeling.
Ter Elst-Wahle ER. Backus GBC, Peet-Schwering CMC van der.
Proefstation voor de Varkenshouderij te Rosmalen, persoonlijke me-
dedeling.

Leman AD e/ al. Diseases of Swine, sixth ed. 1986: 756.
Noordhuizen JPT.M
et al. Toegepaste epidemiologie voor de dieren-
artsenpraktijk, Diergeneesk. Memorandum 1995; 7.
Oskam J, Putten H van, Vahl H en Vellenga L. Een geval van seleniu-
mintoxicatie bij biggen; de aanhouder wint. Tijdschr Diergeneeskd
1989; 114:322.

Packer L. Vitamin E is nature\'s master antioxidant. Scientific Ame-
rican 1994; 4,5(1): 54-63.
Pig Intemational 1990; 2.

Pijl R. Roche Nederiand BV. Persoonlijke mededeling.

Rice D, Kennedy S. Vitamine E in swineproduction, Uitg. Hoffman-

La Roche 1988.

Tengerdy RP. Effect van vitamine E op immuniteit en ziekteresisten-
tie. Dier en Arts 1987; 6,7: 87.

Wonnacott TH, and Wonnacott RJ. Introductory Statistics third ed.
1977:6I2enhfdst. 7,8,9.

GENEESKUNST VERSUS WETENSCHAP DER GENEZING

Brieven aan de Redactie

Zou een van hen die reageerden op het artikel over homeo-
pathische casuïstiek in staat zijn tot de analyse van het we-
tenschappelijk karakter van hun eigen reacties?
Dat is nogal duidelijk!

In de landelijke bezinning rondom \'kennis voor morgen\' en
in de bezinning op \'spiritualiteit en wetenschap\' blijkt dat
het uitermate moeilijk is om een wetenschappelijke om-
schrijving te geven van wetenschap. Ondanks dat er velen
een diploma van een universitaire opleiding in hun safe heb-
ben liggen, zijn er slechts enkelen die nadachten over de we-
tenschap van de wetenschap.

Wetenschap is een idee, zoals ook kunst, geloof en moraal
geestelijken moeilijk te definiëren werkelijkheid zijn.
Waarin specifieke krachten een wetmatige rol spelen. Op
alle vier terreinen ondersteunt men het bezig zijn met de daar
functionerende krachten met dogmatisch bepaalde structu-
ren. Intuïtieve kennis van de daar geldende structuren en
wetmatigheden spelen daarbij een grote rol.

Karakteristiek voor onze cultuur is dat dit steeds minder
wordt gekend. Men wordt zich dat bewust. Dat in alle vier de
rede een rol speelt, houdt niet in dat die de bepalende kracht
is voor hun specifiek functioneren. Al kan ze nergens gemist
worden.

Echter de methodologieën van de zo uiteenlopende soorten
van wetenschappen hebben ieder voor zich specifiek te ma-
ken met wetmatigheden, die van andere aard zijn dan de re-
delijke wetmatigheid. Dat geldt ook voor de beoefening van
die geneeskunst die op creatieve en kundige wijze gebruik
maakt van de krachten en wetmatigheden die met behulp van
de methodologieën der acupunctuur en der homeopathie zijn
ontdekt. Van geheel ander karakter dan de rationele en de na-
tuurwetenschappelijke wetmatigheden en krachten.

Zij brengen op eigensoortige wijze op de verschillende ni-
veaus van het zijnde, hun specifieke ordening integrerend in.
Laten we de patiënten de ruimte geven om van die andere
mogelijkheden dankbaar gebruik te maken.

H.L.L. van Werven

-ocr page 227-

Overige artikelen

SAMENVATTING

In een proefproject met 15 vervoerders van varkens
werd door de DLV de hygiëne van gereinigde en van ont-
smette veewagens gemeten en werden hygiënenormen
ontwikkeld. Van 20 veewagens werd driemaal de hygiëne
bepaald in de periode van acht maanden. Er werden in
totaal 1.913 monsters genomen. Voor de hygiënebepaling
werd een microbiologische methode (Rodac plaatjes) en
de ATP-bioluminescentie-techniek gebruikt.
In de loop van het proefproject bleek dat de hygiëne fors
verbeterde. Het percentage veewagens met een perfecte
ontsmetting steeg van 21% naar 56%. De mestbevuiling
daalde van 10.786 vuildeeltjes naar 5.274 vuildeeltjes per
veewagen per 20 cm^. Er werd dus in de loop van de tijd
veel beter schoongemaakt en ontsmet.
De verbetering van de hygiëne van veewagens na reini-
ging en na desinfectie werd bereikt door voorlichting en
praktisch advies. Vooral het feit dat de chauffeurs de re-
sultaten van de hygiënemeting te zien kregen, werkte sti-
mulerend; men ging beter schoonmaken. Ook bedrijven
die vonden dat ze zeer goed reinigden en ontsmetten ble-
ken nog aanzienlijke verbeteringen te kunnen behalen.
Meten is weten.

De hygiëne van materialen zoals drijfschotten, laarzen en
uitmestschoppen werd in het proefproject verbeterd
door introductie van kunststof materialen.
De resultaten van de hygiëneproef zijn aanleiding ge-
weest voor het Bedrijfschap voor de Handel in Vee om de
Stichting De
Landbouw Voorlichting DLV opdracht te
geven om bij veewagens hygiënemetingen uit te voeren en
daarbij praktische voorlichting te geven over reinigen en
ontsmetten.

SUMMARY

Evaluation of the hygiene level of cattle-trucks after clea-
ning and after desinfection with two microbiological me-
thods.

J.J.W. Niiskensi

In a field study the hygiene level of trucks for the transport of pigs was meas-
ured. In total, on 56 times the hygiene level of a truck has heen measured with
two different methods, one microbiological method and one hioluminescense
technique. During the field study 1.913 hygiene .samples were taken.
The average hygiene-level after cleaning and disinfection improved. The
improvement was based on education and advisor)\' about hygiene which im-
mediately could be used by the truck-drivers. The fact that the results ofhy-

\' Stichting De Landbouwvoorlichting, Team Ketenprojecten. Postbus H39. 5200 AA
Boxtel, tel: 0411-6S20II2.

giene measuring was shown directly was also a stimulation to the drivers:
they improved their cleaning and disinfection job. The use of detergents by
cleaning trucks is not required, although it contributes lo a better hygiene-
level. The introduction ofpla.stic materials in stead of wood also improved
the overall-hygiene in the transportation of animals.

INLEIDING

De jaren negentig zijn een keerpunt in de varkensgezond-
heidszorg. Er wordt naar garanties gevraagd betreffende het
afwezig zijn van residuen en ziektekiemen. Integrale Keten
Beheersing (1KB) zag het licht, maar ook de Regeling
Bedrijfscontrole Dierziekten (RBD), de Good Manufac-
turing Practices (GMP-code) voor voeders en bijproducten,
de Good Veterinary Practices (G VP-code) voor veterinairen,
het Aujeszky-vrij en het PM certificaat zijn enkele voor-
beelden van het succesvol vastleggen van garanties voor de
gezondheidsstatus.

Veewagens zijn potentiële verslepers van ziektekiemen.
Onvoldoende reinigen en ontsmetten na het lossen van de
varkens bewerkstelligt ziekteversleep. Dat is een risico voor
de vrijwaringsprogramma\'s. Daarom heeft het Bedrijfschap
voor de Handel in Vee, de Saveetra en de DLV een hygiëne
proefproject opgezet. DLV voerde de projectleiding.

EEN HYGIENEPROJECT MET VEEWAGENS
In een proefproject met 15 bedrijven die varkens vervoeren
is door de DLV gekeken of de kwaliteit van reinigen en ont-
smetten van veewagens objectief te meten is en zo ja, wat
dan een norm voor \'goed\' en voor \'onvoldoende\' reinigen en
ontsmetten is. Bij elk deelnemend bedrijf is in een periode
van acht maanden driemaal de hygiëne van de veewagens
gemeten.

De eerste meting vond plaats bij de start van het hygiënepro-
ject en had als doel om vast te leggen wat het niveau van de
hygiëne in de dagelijkse praktijk is. Dat betekent reinigen
met koud water en daama ontsmetten.
Na de eerste meting, maar vóór de tweede meting is inschui-
men van de veewagens geïntroduceerd. Er werd als volgt
schoongemaakt: reinigen met koud water, inschuimen, af-
spoelen en daarna ontsmetten. In deze periode is ook aan-
dacht besteed aan voorlichting over persoonlijk hygiëne:
laarzen, overalls, uitmestschoppen en drijfschotten.
De derde en laatste meting vond plaats nadat de deelne-
mende bedrijven enige ervaring hadden met schuimreini-
ging. Circa de helft van de 15 deelnemende bedrijven maakte
géén gebruik van schuim.

TWEE METHODEN VAN HYGIENE METEN
Het resultaat van het reinigen en het ontsmetten werd geme-
ten met een microbiologische methode (Rodac) en de biolu-
minescentie-techniek (ATP). In elke veewagen is met een
door de DLV ontwikkeld standaardprotocol gewerkt.
De ATP-methode is gebaseerd op een enzymatische reactie

BEOORDELING VAN DE HYGIENE VAN VEEWAGENS
NA REINIGING EN NA DESINFECTIE MET TWEE
MICROBIOLOGISCHE TECHNIEKEN

HYGIENE VAN VEEWAGENS VERBETERT AANZIENLIJK IN PROEFPROJECT

Tijdschr Diergenee.skd 1997: 122: 193-5

-ocr page 228-

met het luciferine/adenosine-triphosfaat (atp) complex
waarbij licht wordt gegenereerd. ATP bevindt zich in bacte-
riën, gisten, schimmels en somatische cellen. Het te bemon-
steren oppervlak wordt geswabt met een steriel en ATP-vrij
wattenstaafje. Het wattenstaaQe wordt direct na het bemon-
steren in een enzym-oplossing gedrenkt. Binnen één minuut
wordt de swab in een ATP-meter gehouden die het aantal
lichtfotonen telt dat wordt gegenereerd tijdens de enzymati-
sche reactie. De eenheid is relative light units (rlu). Het aan-
tal rlu\'s (vuildeeltjes) is een maat voor hoeveel vuil er na het
schoonmaken achterblijft. De Rodac-methode geeft weer
hoeveel bacteriën zich nog in de veewagens bevinden op
enig moment: na het reinigen, na het inschuimen of na het
ontsmetten. De Rodac-methode bestaat uit een voedingsbo-
dem die op het te bemonsteren oppervlak wordt gedrukt. Na
bebroeden wordt het aantal colony forming units (cfu) ge-
teld. Het aantal cfu\'s (bacteriën) is een maat voor hoe goed
werd ontsmet.

BETERE HYGIENE

fiBEESBSBBHÄHM

Gedurende de looptijd van het hygiëneproject was een aan-
zienlijke verbetering van de hygiëne waarneembaar.
In figuur 1 is te zien dat het gemiddeld aantal relative light
units (rlu) van alle veewagens daalde. Bij de start van het
project was de gemiddelde bevuiling van veewagens na het
schoonmaken met koud water 10.786 rlu per 20 cm^. Acht
maanden later was dat gedaald naar 5.274 rlu per 20 cm^. De
veewagens werden in de loop van het proefproject dus steeds
schoner. De daling wijst op structureel beter schoonge-
maakte veewagens.

s

12000

c

10000

a
>

ö

8000

11

6000

g

4000

1

2000

3

1

0

Figuur 1.

Ook het gemiddeld aantal bacteriën per cm^ per veewagen
na het ontsmetten daalde. Bij start was het gemiddeld aantal
bacteriën per veewagen na het ontsmetten 7,7 rlu per 8 cm^.
Aan het einde van het proefproject was dat gedaald tot 3,4
cfu per 8 cm^. Een opmerkelijke verbetering. Waarschijnlijk
is de oorzaak dat er beter wordt schoongemaakt zodat ook
het ontsmetten effectiever is. Een goede reiniging is name-
lijk essentieel voor een goede ontsmetting. Het feit dat de hy-
giëne gemeten werd en het meetresultaat ter plekke zwart-
op-wit aan de chauffeurs kon worden getoond, werkte
duidelijk motiverend om goed te reinigen en ontsmetten.
Niet alleen het gemiddeld aantal bacteriën per veewagen
daalde. In figuur 2 is te zien dat het percentage veewagens
dat een optimale desinfectie behaalde in de projectduur steeg
van 21% naar 56%. Een optimale desinfectie is gedefinieerd
als <0.12 bacterie per cm^ per veewagen. Deze verbetering
komt waarschijnlijk tot stand omdat er voor desinfectie beter
wordt schoongemaakt.

Aandeel perfecte desinfecties
bij start en het einde van het proefproject

80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%

juni 1995

Figuur 2.

Voor het vervoer van ziektevrije biggen en hoogwaardig
fokmateriaal is een optimale desinfectie van belang. Uit fi-
guur 2 wordt duidelijk dat niet alle veewagens een optimale
desinfectie bereiken. Om een optimale desinfectie te halen is
werkdiscipline en een constant hoog niveau van hygiëne no-
dig. Uit het proefproject komt naar voren dat regelmatig de
hygiëne meten de veterinaire risico\'s van niet goed reinigen
en ontsmetten sterk reduceert. Ook bij bedrijven die dachten
dat ze goed reinigden en ontsmetten bleken aanzienlijke ver-
beteringen mogelijk. Dit strookt met ervaringen in de levens-
middelenindustrie, waar regelmatig hygiëne meten leidt tot
minder productbesmettingen en lagere faalkosten. In de var-
kenshouderij kunnen faalkosten van niet goed reinigen en
ontsmetten van veewagens zeer groot zijn.

VOORLICHTING EN BEWUSTWORDING
Onvoldoende persoonlijke hygiëne van de chauffeur, zoals
laarzen, overall, drijfschotten en handen wassen, kan bijdra-
gen aan versleep van ziekten. In het proefproject is daar aan-
dacht aan besteed. Er zijn hygiënepictogrammen ontworpen.
Houten materialen zijn vervangen door sterke en lichte
kunststof materialen, zoals drijfschotten, uitmestschoppen
en opbergbakjes voor de laarzen. De deelnemers vonden dat
de kunststofmaterialen hygiënischer en in de meeste geval-
len praktischer waren.

De resultaten van het hygiëneproject staan gepubliceerd in
de \'Hygiënekrant veetransport\' en is te bestellen bij de SA-
VEETRA of het Bedrijfschap voor de Handel in Vee of de
DLV.

De resultaten van de hygiëneproef zijn aanleiding geweest
voor het Bedrijfschap voor de Handel in Vee om de DLV op-
dracht te geven om bij veewagens hygiënemetingen uit te
voeren en daarbij praktische voorlichting te geven over reini-
gen en ontsmetten en inrichten van spoelplaatsen.

HYGIENEWIJZE VEEWAGENS

Diverse bedrijven hebben DLV gevraagd om de hygiëne van
de veewagens te laten meten. Bedrijven die al gebruik maak-
ten van de \'DLV-Hygiënewijzer Veewagens\' zijn positief
De meting gaat altijd gepaard met praktisch advies over rei-
nigen en ontsmetten, hygiëne, gebruik van laarzen, overalls,
drijfschotten en dergelijk. Ook varkenshouders waarderen
het dat hun handelaar of vervoerder de hygiëne van veewa-
gens regelmatig laat meten.

De ervaring die de DLV met de ATP-methode heeft opge-
daan uit voorstudies en in de hygiëneproef van 1995 tot en
met 1996 leidt tot een beter inzicht in hoe de meetresultaten
moeten worden geïnterpreteerd. Zo kan een veewagen die in

-ocr page 229-

het recente verleden een aantal keren niet optimaal is
schoongemaakt, maar die op het moment van meten er visu-
eel schoon uitziet, boven water gehaald worden. Met de
ATP-methode kan dus niet alleen de hygiëne van het mo-
ment van meten bepaald worden, maar ook de schoonmaak-
discipline uit het recente verleden kan met de ATP-methode
dus beoordeeld worden. Om dit te kunnen is een methodiek
ontwikkeld, waarover op dit moment nog geen nadere mede-
delingen kunnen worden gedaan.

DISCUSSIE

Op basis van de metingen kan een norm opgesteld worden
voor welk hygiëneniveau \'goed\' en welk hygiëneniveau \'on-
voldoende\' is. Welk hygiëneniveau men nastreeft hangt af
van de praktische haalbaarheid en of het zinvol is om op dat
niveau te gaan zitten.

In het proefproject kwam duidelijk naar voren dat het meten
van de hygiëne de chauffeurs stimuleerde om beter schoon te
gaan maken. Men had behoefte aan sturing en men stelde het
ter beschikking stellen van de meetresultaten op prijs. In veel
gevallen probeerde men het de volgende keer beter te doen.
Wetgeving omtrent reinigen en ontsmetten bij veewagens
ligt erg lastig in de praktijk. De DLV-aanpak via voorlich-
ting, praktisch advies en sturen via regelmatige hygiëneme-
tingen hebben goed gewerkt. Veewagens kunnen na reinigen
en ontsmetten het hygiëneniveau van de food-industrie ha-
len, mits de ondememer 100% achter goede hygiëne staat.
Hoewel het gemiddeld ATP-niveau op circa 5.000 vuildeel-
tjes ligt, scoorden in de hygiëneproef enkele betere onderne-
mers constant een niveau van minder dan 1.000 vuildeeltjes.
Dat is vergelijkbaar met de hygiëne in de food-industrie.
Momenteel zijn niet alle wasplaatsen op slachterijen ade-
quaat ingericht om een gemiddeld niveau van lager dan
1.000 vuildeeltjes te halen in de gehele veetransportbranche.
Verder zijn handelaren en vervoerders bang om extra kosten
te maken vooreen beter hygiëneniveau. De kosten van moni-
toring zijn echter verrassend laag, namelijk enkele dubbel-
tjes per transport.

De twee gebruikte meetmethodes hebben allebei hun voor-
en nadelen. De Rodac-methode is bewerkelijk en men is af-
hankelijk van een laboratorium. De uitslag is de volgende
dag bekend. De ATP-methode is praktischer omdat alles in
één koffer past en men is niet afhankelijk van een laborato-

rium. De uitslag van de meting is direct ter plekke bekend.

Men mag de uitslag van de Rodac- en de ATP-methode ech-
ter niet met elkaar correleren, omdat beide methodes ver-
schillende zaken meten.

CONCLUSIES

* Circa 1,5 jaar praktijkonderzoek heeft een snelle en prakti-
sche hygiënemeting voor veewagens opgeleverd, inclusief
een bemonsteringsprotocol en een hygiëne-norm die spe-
cifiek voor veewagens gebruikt kan worden.

* Het resultaat van reinigen en ontsmetten van veewagens is
objectiever dan visuele controle.

* De uitslag van de hygiënemeting is binnen enkele minuten
bekend indien men met de ATP-methode werkt.

* Regelmatig het resultaat van reinigen en ontsmetten meten
en aan de chauffeurs laten zien werkt duidelijk motiverend
en leidt tot aanzienlijke verbetering van de hygiëne.

* Ook bij bedrijven die dachten dat ze goed reinigden en ont-
smetten waren aanzienlijke verbeteringen mogelijk.
Meten is weten.

* Wetgeving omtrent reinigen en ontsmetten bij veewagens
ligt erg lastig in de praktijk. De DLV aanpak via voorlich-
ting, praktisch advies en sturen via regelmatige hygiëne-
metingen hebben geleid tot een voor alle betrokkenen be-
vredigend resultaat.

* De kosten van het meten van hygiëne zijn verrassend laag,
namelijk enkele dubbeltjes per transport.

LITERATUUR

1. Corrégé 1, Le Roux A, Butin M. Camparaison de méthodes rapides de
controle de l\'efficacité du ncttoyage-désinfection. Tcchni-Porc 1995;
18 (4): 33-45.

2. Sell C, Stallard A, Brown ES, and Standley JTE. ATP-Biolumine-
scense techniques for assessing the hygienic condition of milk trans-
port tankers. Int Dairy J 1992; 2: 629-40.

3. Bom JM van den. Staatstoezicht op de volksgezondheid. Beoordeling
hygiëne-onderzock door middel van agarafdrukken, 1971.

4. Nijskens JJW. Hygiëne in het veetransport. IKC-publicatienummer
23, 1994.

5. Poulis JA, Pijper M de. Mossel DA, and Dekkers PPhA. Assessment
of cleaning and disinfection in the food industry with the rapid ATP-
bioluminescence technique combined with the tissue fluid contamina-
tion test and a microbiologic method. Int J Food Micr 1994; 20: 109-
16.

6. Tolah J et al. The use of ATP bioluminescence to monitor surface hy-
giene. The European Food & Drink Review, autumn 1995: 82-8.

KWAKZALVERIJ OF NIET, DAT IS DE VRAAG

Brieven aan de Redactie

De bewering: \'homeopathie is niet wetenschappelijk en
daarom is het kwakzalverij\' roept enkele vragen op. Wat is we-
tenschap? Hoe onderscheid je wetenschap van niet-weten-
schap? Waarom is een (be)handeling persé kwakzalverij als het
geen wetenschap is? Kan een (be)handeling die wetenschappe-
lijk is nooit kwakzalverij zijn? En wanneer iets wetenschappe-
lijk bewezen wordt, houdt het dan ineens op kwakzalverij te
zijn? Zijn er wellicht andere kenmerken dan niet-wetenschap-
pelijk-zijn, waarom een (be)handeling kwakzalverij genoemd
wordt?

Een definitie van kwakzalverij is niet zo eenvoudig te geven en
kan op verschillende manieren worden gedaan. Eén ding is ze-
ker: kwakzalverij staat in verband met al dan niet vemieende
geneeskunde.

Men kan bij het bepalen van wat kwakzalverij genoemd dient
te worden twee verschillende standpunten innemen. Men kan
de nadruk leggen op de wetenschappelijke vereisten, maar men
kan ook benadrukken dat de geneeskunde steeds in ontwikke-
ling is en dat in de concrete geneessituatie allerlei factoren, die

-ocr page 230-

nog niet wetenschappelijlc af te grenzen zijn, mede van invloed
zijn op het geneeskundige handelen.

Het eerste van de twee standpunten vinden we verwoord in de
volgende definitie van kwakzalverij zoals die gegeven werd in
een proefschrift door dr. L.F. Bakker: \'Kwakzalverij is elk zelf-
standig, beroepsmatig handelen c.q. het verlenen van raad of
bijstand, al of niet met het oogmerk verbetering te brengen in
de gezondheidstoestand van levende wezens, dat niet geftin-
deerd is op voldoende kennis - overeenkomstig de voor die tijd
geldende, algemeen aanvaarde normen - van diagnostiek en de
daartoe behorende therapie\'.

Deze definitie wordt nog aangescherpt door prof G.H.
Mellenbergh, hoogleraar in de Methodenleer te Amsterdam:
\'Kwakzalverij is elk beroepsmatig handelen c.q. het verlenen
van raad of bijstand in relatie tot de gezondheidstoestand van
mens of dier, dat niet is geftindeerd op toetsbare en voor die tijd
- logisch dan wel empirisch - houdbare hypothesen en theo-
rieën\'.

De tweede definitie geeft nog duidelijker aan dat kwakzalverij
in verband gebracht wordt met wetenschap en niet-weten-
schap. Kort gezegd wordt hier de stelling verdedigd: als het niet
wetenschappelijk is, is het kwakzalverij. De eerste definitie is
voorzichtiger. Zij wordt mede gekoppeld aan de \'in een be-
paalde tijd geldende normen\'. Hiennee wordt aangegeven, dat
die normen blijkbaar van tijd tot tijd kunnen veranderen.
Kwakzalverij kan in de middeleeuwen dus heel iets anders ge-
weest zijn dan kwakzalverij in de achttiende eeuw, kwakzal-
verij nu of over honderd jaar.

Een bekend voorbeeld brengt ons terug naar deze tijd: het knip-
pen van de amandelen. Nog steeds wordt dit op grote schaal
toegepast, terwijl er op geen enkele manier eenduidig is aange-
toond wat het nut daarvan is. De indicatiestelling voor deze in-
greep verschilt per medische faculteit en van tijd tot tijd komt in
de medische tijdschriften de discussie over deze controversiële
ingreep weer op gang. Wanneer dit spanningsveld tussen theo-
rie en praktijk zich voordoet op het grondgebied van de regu-
liere geneeswijzen, spreekt men van een controverse (= een be-
handelingsmethode, waar men (nog) geen wetenschappelijke
onderbouwing voor paraat heeft, en waar dan voor- en tegen-
standers van ontstaan). Men probeert die op te lossen door te
komen tot consensus.

Echter wanneer dit spanningsveld ontstaat buiten het grondge-
bied van de erkende geneeswijzen, komt er een heel ander soort
gedrag tot stand in wetenschappelijke kringen. Er ontstaat ver-
zet tegen de behandelwijze die ter discussie staat en men pro-
beert niet te komen tot consensus, maar men werkt toe naar een
polarisatie, waarbij allerlei rationele en irrationele argumenten
lijken toegestaan. In het spanningsveld tussen de theorievor-
mende wetenschap en de \'oplossingen-voor-concrete-situaties-
zoekende\' therapie doemt dan ineens de term kwakzalverij op.
Een therapie waarvan het nut niet wetenschappelijk is vastge-
steld noemt men dus controversieel wanneer ze in de geaccep-
teerde geneeskunde wordt toegepast (lees: uitgeprobeerd). Een
therapie waarvan het nut niet wetenschappelijk is vastgesteld
noemt men kwakzalverij, wanneer ze toegepast (uitgepro-
beerd) wordt buiten de standaardgeneeskunde. We zien dus,
dat op deze manier het criterium of iets kwakzalverij is of niet
direct afhankelijk is van waar de grens tussen wetenschap en
niet-wetenschap getrokken wordt.

Wat is er nu aan de hand, wanneer een behandelwijze in de re-
guliere geneeskunde in zwang is en gaandeweg blijkt dat de
methode niet effectief is, of zelfs gevaarlijk, of ze wordt door
nieuwe wetenschappelijke inzichten achterhaald? Bijvoor-
beeld de behandeling van alleriei psychische .stoornissen door
middel van de elektroshock. In deftig potjeslatijn heet dit dat de
methode \'obsoleet\' geworden is en daarmee zijn de boeken ge-
sloten en heeft de wetenschap haar werk gedaan.

Of was het toch niet stiekem kwakzalverij?

Al met al lijkt de grens tussen wel of niet kwakzalverij niet zo
duidelijk te zijn. Dat is echter niet verwonderlijk, want ook de
grens tussen wel of niet wetenschappelijk blijkt niet zo duide-
lijk te zijn.

Wanneer iemand beweert, dat elk geneeskundig handelen dat
zich afspeelt buiten de speelruimte van de eigentijdse erkende
methodologische regels kwakzalverij is, dan beweert hij daar-
mee dat creativiteit alleen mogelijk zou zijn binnen de kaders
van de methodologisch vastgelegde procedures. Hiermee
wordt dus het creatieve wetenschappelijke proces verward met
dc formele wetenschappelijke controle en bewijsprocedure.
Mijn conclusie van dit alles is dan ook: het voorschrijven van
één bepaalde methodologie heeft meer te maken met het willen
uitoefenen van macht, dan met een zuiverheid in de leer...
Mochten er nog lezers zijn die (nóg) eens een homeopathisch
\'wetenschappelijk\' artikel (wat dat dan ook moge zijn?) willen
bestuderen, die verwijs ik gaarne naar de Homeopathische
Bibliotheek in Utrecht. Het is zó dichtbij...

R.E. Boerekamp,
.studente diergeneeskunde.

LITERATUUR

Bakker, L.F., Kwakzalverij en het onbevoegd uitoefenen der genees-
kunst. VanOorcum. Assen. 1969.

Mellenbergh, G.J., Wetenschapsopvattingen en alternatieve geneeswij-
zen. Medisch Contact, 1982,51-52, pag. 1629-1632.
Debats.J.M.. Wat zijn de klachten. Pag. 158-186. Hoineovisie, Alkinaar,
1990.

RECTUMLAESIE BIJ HET PAARD

Geachte redactie,

Met belangstelling heb ik het artikel \'Hoe te handelen bij een
rectumlaesie bij het paard in de praktijk\' van collega J.W.E.
Peters gelezen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1997, deel 122, aflevering 4.

Hierin worden als oorzaak voor rectumlaesies een onstuimig
dekkende hengst, sadistische handelingen en rectaal explo-
reren door de dierenarts genoemd. Hieruit zou abusievelijk
de conclusie getrokken kunnen worden dat bij afwezigheid
van een hengst of sadist de oorzaak van een rectumlaesie al-
tijd bij de dierenarts gezocht zou moeten worden.
Dystocia (dus ook bij gebruik van een zachtaardiger hengst)
is bijvoorbeeld een niet te vergeten oorzaak die echter gezien

-ocr page 231-

de omstandigheden direct als zodanig zal worden herkend.
Recentelijk is een artikel verschenen over deze en misschien
minder, doch reeds langer bekende non-iatrogene oorzaken
(2). Hierin wordt in het bijzonder ingegaan op de spontane
ruptuur van het rectum als gevolg van ischaemische necrose
van de rectumwand die het gevolg is van een thromboembo-
lic van de arteria mesenterica caudalis. Het is niet moeilijk
om zich voor te stellen dat een dier met ischaemie van de rec-
tumwand tevens een verhoogd risico loopt bij rectale explo-
ratie. De diagnose wordt in het artikel post mortem gesteld
en verdient zeker een plaats in de differentieel diagnose van
de rectum ruptuur, vooral indien het dier verdacht kan wor-
den van een coagulopathie of aorto-iliacale thrombose (1).
Bij aorto-iliacale thrombose is er de mogelijkheid om echo-
grafisch in vivo de waarschijnlijkheidsdiagnose voor throm-
boembolische ischaemie van het rectum vast te stellen zon-
der het rectum verder te beschadigen. Bij aorto-iliacale
thrombose wordt namelijk veelal ook thrombose van de arte-
ria femoralis waargenomen (3), hetgeen met behulp van
echografie van deze arterie via de mediale zijde van de dij
kan worden gediagnosticeerd (4). Bij een positieve bevin-
ding kunnen vervolgens prognose en eventuele therapie ade-
quaat worden afgestemd.

Drs. Ebert P.L. Warmerdam

LITERATUUR

I. Azie MAJ. Some observations on equine aortic iliac thrombosis.

Thesis, Juris Druck & Verlag, 1973, Zurich.

Guglick MA, MacAllister CG, Ewing PJ, and Confer AW.
Thrombosis resulting in rectal perforation in a horse. J Am Vet Med
Assoc 1996; 209: 1125-7.

Maxie MG, and Physick-Sheard PW. Aortic-iliac thrombosis in hor-
ses. Vet Pathol 1985; 22: 238-49.

Warmerdam EPL. Veterinary Radiology & Ultrasound {ter perse).

Ik ben zeer verblijd met de ingezonden brief van collega
Warmerdam. Ook uit de vele telefoontjes van de collega\'s
uit het land is gebleken dat er rondom de gevreesde rectum-
laesie een goede en leerzame discussie is gestart. Deze dis-
cussie is verder gevoerd op vrijdag 14 maart 1997 toen de
Groep Geneeskunde van het Paard tijdens de voorjaarsver-
gadering in casus aandacht besteedde aan het veroorzaken
van een rectumlaesie.

Waardevolle informatie dus van collega Warmerdam om de
diagnose ischaemische necrose van de rectumwand als ge-
volg van thromboembolie in een naar aanleiding van de ge-
voerde discussie op 14 maart nog te ontwerpen protocol, in te
passen. In dit protocol \'hoe een paard verantwoord rectaal te
exploreren\', zou kunnen worden opgenomen dat wanneer
een paard komt te overlijden na een rectumlaesie het aan te
bevelen is om sectie te laten verrichten. Het zou zelfs kunnen
zijn dat een verzekeringsmaatschappij een sectierapport ver-
plicht stelt.

Julius W.E. Peters, DAC Oosterwolde

\'WILD-WEST IN NOORD-HOLLAND\' OFTEWEL EEN
CURIEUS GEVAL VAN CYSTITIS BIJ EEN KAT

Uit en voor de praktijk

Op 23 mei 1996 werd in onze praktijk de 2\'/2 jaar oude, gecas-
treerde Europese Korthaar kater \'Rakker\' aangeboden met he-
maturieklachten. Er waren geen aanwijzingen voor een
urethra-obstructie. Als therapie werd een behandeling met am-
oxicilline (20 mg/kg/dag) gedurende tien dagen ingesteld. Op
19 juni meldde de eigenaar zich weer met de kat en vertelde dat
er opnieuw bloed in de urine was waargenomen. De amoxicil-
line-kuur van tien dagen werd herhaald en daamaast een urine-
verzurend dieetvoer (Feline SD\'^) voorgeschreven. De hema-
turie bleef echter persisteren ondanks de therapie en op 12 juli
werd daarom besloten om een röntgenfoto te maken. Hierop
was ter hoogte van de blaas een bukskogeltje te zien (zie af-
beelding 1). Een dorsoventrale opname bevestigde deze lokali-
satie. De patiënt werd direct geopereerd waarbij vreemd ge-
noeg een gave blaas zonder een litteken werd aangetroffen.
Hierin bevond zich toch het corpus alienum (afbeelding 2). De
kat is zonder problemen hersteld en heeft geen redicief meer
gehad. Bij navraag in de buurt door de eigenaar bleek uiteinde-
lijk dat een buurjongen veel op katten schoot met een windbuks
omdat ze de vogels uit de tuin zouden wegjagen.

Drs. J.A.A.M. van Erp,
Wormerveer.

-ocr page 232-

VARKENSPEST: SYMPTOMEN. EPIZOOTIOLOGIE EN
DIAGNOSE

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122:198-200

C. Terpstra\'\'

SAMENVATTING

Er wordt een beschrijving gegeven van het klinische beeld
en de laboratoriumdiagnostiek van klassieke varkenspest
en de wijze waarop de ziekte zich kan verspreiden. Speciale
aandacht wordt besteed aan combinaties van symptomen
waarop de dierenarts bedacht moet zijn bij het controleren
van bedrijven tijdens de huidige varkenspest epizoötie.

SUMMARY

Classical swine fever: clinical signs, epizootiology and diag-
nosis

The clinical signs, laboratory diagnosis and modes of transmission of classical
swine fever are described. Special attention is paid to combinations of signs of
disease which should arise suspicion to the
Veterinär)\' practitioner in the pre-
sent epizootic.

INLEIDING

Begin februari 1997 werd de Nederlandse varkenshouderij op-
geschrikt door een geval van varkenspest te Venhorst (Oost N-
Brabant). In dit gebied was de ziekte sinds 1985 niet meer voor-
gekomen. Rondom de infectiehaard werd een beschermings-
gebied met een straal van circa 10 km ingesteld en werden alle
varkensbedrijven in een straal van I km rond de twee eerste ge-
vallen (Venhorst en Odiliapeel) preventief geruimd. Nadien
zijn nog beschermingsgebieden met een straal van 3 km inge-
steld rond nieuwe ziektegevallen te Best en Rijsbergen, elk met
daaromheen een toezichtsgebied van ongeveer 7 km diep. In de
ingesloten gebieden is onder meer een vervoersverbod voor
varkens van kracht. Het betreft in totaal bijna 2900 varkensbe-
drijven met circa 1,83 miljoen dieren. Inmiddels (10 maart)
zijn 38 uitbraken van varkenspest gediagnosticeerd, terwijl met
ingang van deze datum alle 22.000 varkensbedrijven in ons
land om de twee weken door de praktiserende dierenarts moe-
ten worden gecontroleerd op aanwezigheid van de ziekte.
Gezien het wisselende ziektebeeld lijkt het gewenst om de voor
de praktijk belangrijke aspecten van varkenspest onder de aan-
dacht te brengen.

KLINISCHE VERSCHIJNSELEN

De symptomen van varkenspest zijn uitermate variabel en sterk
afhankelijk van de virulentie van de virusstam. De virusstam,
welke de huidige epizoötie veroorzaakt, is vergeleken bij de
Nederlandse isolaten van na 1977 tamelijk virulent. Virulente
stammen van varkenspest (VP)-virus veroorzaken een acuut of
subacuut veriopend ziektebeeld (Tabel I).

Na een incubatie van twee tot zes dagen, afhankelijk van virus
dosis en route van besmetting, beginnen de symptomen met
koorts gevolgd door verminderde eetlust. Volwassen varkens
zijn sloom, liggen veel en komen met tegenzin overeind, ter-
wijl biggen als gevolg van de koorts dikwijls rillerig zijn en op
een hoop kruipen. Temperaturen tot ongeveer 42°C persisteren
tot één ä twee dagen voor de dood of tot de dieren herstellen.
Leucopenie en thrombocytopenie kunnen al voor het begin van

\' Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO). Afdeling Zoogdiervirologie.
Houlribweg 39. 822! RA Lelystad.

de koortsperiode worden waargenomen en blijven aanwezig
tot de dood of het herstel. Conjunctivitis gevolgd door oog- en
soms neusuitvloeiing kan eveneens in een vroeg stadium van
de ziekte optreden. Het maag-darmkanaal wordt eveneens aan-
getast; gewoonlijk is de mest te hard, soms gevolgd door diar-
ree, vooral bij biggen. Sommige biggen braken een geelkleurig
galhoudend slijm. De symptomen verergeren in de loop van
een week; de varkens worden slap in de achterhand en vertonen
een onzekere enigszins waggelende gang, dikwijls gevolgd
door paresis posterior. In een terminaal stadium kunnen opisto-
tonus, fiets- en andere dwangbewegingen optreden, evenals
huidbloedingen en een blauwe verkleuring van de oren, snuit,
buik en binnenzijde van de poten.

In het begin van een uitbraak, als er nog maar weinig zieke die-
ren zijn, komen lang niet alle symptomen voor. Bovendien is
geen enkel symptoom pathognomonisch voor varkenspest,
hetgeen het stellen van een waarschijnlijkheidsdiagnose be-
moeilijkt. Koorts bij meerdere dieren in hetzelfde hok, vermin-
derde eetlust, sloom en slap, diarree, conjunctivitis en een slin-
gerende gang zijn de meest voorkomende symptomen. Deze
zijn in tabel 1 cursief weergegeven. Bij het controleren van de
bedrijven op varkenspest zal de dierenarts voor een juiste inter-
pretatie van de waargenomen klinische verschijnselen vooral
moeten letten op het gelijktijdig en geclusterd optreden van
twee of meer van deze symptomen.

Tabel 1. Symptomen van acute-en subacute varkenspest.

- Incubatie: 2-6 dagen

- Sloom, .slap1

- Verminderde eetlust

- Ktwrts

- Op een hoop liggen

- Leucopenie

- Thrombocytopenie

- Conjunctivitis

- Oog-/neusuirvloeiing

- Con.stipatie

- Diarree (vooral bij biggen)

- Braken

- Slingerende gang

- Paresis posterior

- Convulsies, coma

- Blauwverkleuring huid

- HuidbkKdingen (zelden)

Sterfte binnen 20-30 dagen

1  Frequente symptomen zijn cursief weergegeven.

De mortaliteit bij een acute vorm van varkenspest (sterfte 10-
20 dagen na besmetting) en subacute varkenspest (sterfte 20-30
dagen na infectie) is hoog. Als varkens langer dan 30 dagen na
besmetting nog aan de ziekte lijden spreekt men van chroni-
sche varkenspest. De dieren blijven achter in groei en kwijnen
weg over een tijdsbestek van één tot drie maanden (zoge-
naamde \'slijters\'). Mild en zwak virulente virusstammen zijn
verantwoordelijk voor chronische, transiënte en subklinische
vormen van varkenspest.

Volwassen varkens zijn minder gevoelig voor varkenspest dan
biggen of gelten en hebben dan ook een grotere kans om de in-
fectie te overieven. Drachtige zeugen die een infectie met VP-
virus overleven, verwerpen als alle of bijna alle vruchten afster-
ven.

-ocr page 233-

Bij een infectie met een mild-of zwak virulente virusstam is de
kans vrij groot dat zich het zogenaamde \'carrier sow syn-
drome\' ontwikkelt (8). Het virus passeert de verschillende la-
gen van de matemale-en foetale placenta en infecteert één of
meer ongeboren biggen. Hier kan het virus zich ongestoord
vermeerderen omdat het onbereikbaar is voor de antistoffen die
in een later stadium door de zeug worden gevormd. Het virus
kan zich intra-uterien verspreiden naar de naastliggende vruch-
ten. Afhankelijk van het stadium van de dracht en de virulentie
van de virusstam kan een
in-utero infectie aanleiding geven tot
sterfte en absorptie of mummificatie van de vruchten, doodge-
boren biggen, neonatale sterfte of de geboorte van zieke of
zwakke biggen, waaronder trilbiggen. Doodgeboren en
zwakke biggen kunnen alopecia, hydrops of subcutaan oedeem
vertonen (zogenaamde \'gelei-biggen\'). Minder frequent, maar
eveneens een gevolg van circulatiestoomissen, kunnen mis-
vormde biggen ter wereld komen met necrose van perifere li-
chaamsdelen (oren, snuit, staart, onderbenen). De meeste big-
gen die intra-uterien zijn besmet en levend ter wereld komen,
sterven binnen één è twee weken na de geboorte. Het is even-
wel ook mogelijk dat de biggen gezond lijken, maar het virus
toch bij zich dragen en verspreiden. Dergelijke biggen groeien
normaal op, vonnen geen antistoffen tegen het virus (immuun-
tolerantie), en vertonen pas op een leeftijd van enkele weken of
maanden ziekteverschijnselen (7). Het spreekt voor zich dat
deze zogenaamde \'late onset disease\' de meest verraderlijke
vorm van varkenspest is die men zich kan indenken.
Gelukkig is het varkenspestvirus dat de huidige epizoötie ver-
oorzaakt tamelijk virulent. Daardoor zal een bedrijfsbesmet-
ting zich in een betrekkelijk vroeg stadium verraden. De kans
op \'carrier sows\' is bij deze epizoötie dan ook niet zo groot.

EPIZOOTIOLÜGIE
Verspreiding binnen het bedrijf

Behalve het klinisch beeld wordt ook de epizoötiologie van
varkenspest in sterke mate bepaald door de virulentie van de vi-
russtam. Een virulent virus vermeerdert zich snel in het varken,
de virustiter in het bloed en organen is hoog en het virus wordt
continu en in grote hoeveelheden uitgescheiden met secreta en
excreta tot het varken sterft, of indien het herstelt, antistoffen
heeft ontwikkeld. Een vimlent virus verspreidt zich daardoor
relatief snel door de koppel. Omdat er veel ziekte en sterfte on-
der de varkens optreedt wordt een besmette koppel in de regel
betrekkelijk vroegtijdig ontdekt. De kans is echter groot dat de
symptomen van het varken dat als eerste is besmet niet als var-
kenspest worden onderkend. Pas als de ziekte zich openbaart
bij meerdere hokgenoten of dieren die anderszins nauw contact
hebben met het eerst geïnfecteerde varken, zal de eigenaar of
diens dierenarts aan varkenspest gaan denken. In de regel is dit
twee weken of meer nadat het virus op het bedrijf is geïntrodu-
ceerd. Als het virus met kleding of schoeisel in de stal is ge-
bracht, dan kunnen er bovendien nog enkele dagen verstrijken
voordat het door een varken wordt opgenomen.
Bij een infectie met een zwak-vimlente stam zullen de virusti-
ters in bloed en organen minder hoog zijn dan bij een virulente
stam en wordt er minder virus uitgescheiden en gedurende een
kortere periode. Een en ander heeft tot gevolg dat een zwak-vi-
rulente stam zich betrekkelijk langzaam verspreidt in de kop-
pel. Mede door de milde symptomatologie wordt de besmet-
ting pas in een laat stadium ontdekt.

Vanwege de geringe pathogeniteit van zwak-virulente stam-
men speelt het \'carrier sow syndrome\' een veel belangrijkere
rol dan in epizoötieën veroorzaakt door virulente virusstam-
men.

Verspreiding tussen bedrijven
Verplaatsing van varkens

Het vervoeren van varkens die in de incubatieperiode verkeren
is een belangrijke oorzaak van het verspreiden van vims tussen
bedrijven. Als een drachtige \'carrier sow\' wordt aangevoerd
dan komt de vimsverspreiding op het ontvangende bedrijf pas
op gang nadat een dergelijke zeug heeft geworpen. De huidige
regelgeving van het Landbouwschap beperkt weliswaar het
aantal fokbedrijven waarvan mestbiggen mogen worden opge-
legd, maar de praktijk van bijladen tijdens het transport biedt
nog veel ruimte voor virusverspreiding. Naast directe diercon-
tacten spelen indirecte contacten via transportmiddelen, mark-
ten en verzamelplaatsen een belangrijke rol bij het verspreiden
van het virus. Het is vrijwel zeker dat de huidige epizoötie het
gevolg is van virusverspreiding door veewagens, welke tijdens
de vorstperiode van de afgelopen winter niet konden worden
ontsmet.

Varkensvlees en vleesproducten

VP-virus is tamelijk resistent, vooral in een eiwitrijk milieu.
Het kan het bereidingsproces van vlees en vleesproducten
overleven. De overlevingsduur wordt met enkele maanden ver-
lengd als het vlees koel wordt bewaard, cn met enkele jaren als
het wordt ingevroren. Varkens die worden gevoerd met be-
smette keuken-of slachtafval len die niet of onvoldoende zijn
verhit kunnen op deze wijze varkenspest oplopen. In
Nederland geldt een algeheel verbod op het vervoederen van
keukenafvallen aan varkens, maar in de omringende landen is
dit niet het geval. De uitbraak van varkenspest begin dit jaar in
de buurt van Paderbom in Duitsland is veroorzaakt door het il-
legaal vervoederen van kliek afkomstig van een nabijgelegen
militaire basis. Het Nederiandse varkenspest isolaat is gene-
tisch vrijwel identiek aan het Paderbom virus.

Dier-mens-dier contacten

Verspreiding van VP-virus door de mens is van grote betekenis
vooral in gebieden met een grote dichtheid van varkens en var-
kensbedrijven. Boeren, castreurs, inseminators en dierenartsen
kunnen het vims overbrengen met instrumenten en injectie-
vloeistoffen. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan chi-
mrgische instmmenten, naalden en spuiten, maar ook aan ther-
mometers, varkensstropjes en dergelijke. Boeren verspreiden
dikwijls het virus op hun bedrijf door zelf zieke varkens te be-
handelen of het routinematig toepassen van profylactische be-
handelingen zoals het toedienen van ijzerpreparaten aan pasge-
boren biggen. Zowel de naald als de inhoud van de
medicijnfles raakt besmet bij het inspuiten van een viraemisch
varken. Ook ziet men nogal eens een uitbraak optreden kort na-
dat op het bedrijf is gevaccineerd. In al deze gevallen gaat het
om varken-mens-varken contacten. Virustransmissie door een
varken-mens-mens-varken contact is vrijwel uitgesloten. Een
besmetting kan ook worden versleept met vuile kleding of
schoeisel, alhoewel de hoeveelheden virus die hiermee worden
overgedragen in het algemeen veel geringer zullen zijn dan bij
overdracht met instrumenten. Ondanks de verplichte aanwe-
zigheid van een toegangssluis met ontsmettingsbak, bedrijfs-
kleding-en schoeisel blijkt dat het niet consequent toepassen
van soortgelijke maatregelen met betrekking tot de toegang
van vreemden tot de stal bij aan-of afvoer van varkens heeft bij-
gedragen aan de vimsverspreiding in deze epizoötie.

Lucht

Rapporten over virustransmissie via de lucht zijn schaars en
veelal meer gebaseerd op vermoedens dan op feiten. Een slui-

-ocr page 234-

tend bewijs dat de infectie via de iuclit ]<an worden overgedra-
gen werd experimenteel verkregen door de lucht uit een isola-
tiestal met besmette varkens rechtstreeks naar een kist met ge-
zonde varkens in een andere isolatiestal te leiden (6). Het is
derhalve denkbaar dat aerogene transmissie kan optreden tus-
sen mechanisch geventileerde bedrijven die naast elkaar zijn
gelegen. Bij een stevige wind zal het risico evenwel verminde-
ren door \'verdunning\' van de virusconcentratie als gevolg van
turbulentie.

Verspreiden van drijfmest

De virusconcentraties die met mest en urine worden uitge-
scheiden zijn gering vergeleken met de concentraties in speek-
sel, bloed en organen van met varkenspest besmette dieren (4).
In de drijfmestkelder van een besmet bedrijf wordt de virus-
concentratie verder vemiinderd door menging met drijfmest
van voor de besmetting, en de excreta van nog niet besmette
varkens. Deze gegevens in aanmerking genomen kan op basis
van de experimentele uitkomsten van Haas et al. (1) worden
berekend dat het virus onder anaërobe condities in de drijf-
mestkelder binnen twee weken moet zijn verdwenen. Onder
aërobe om.standigheden, zoals die optreden na het verspreiden
van drijfmest, wordt het virus snel geïnactiveerd (2). Het ver-
spreiden van sporen virus lijkt daarom zonder risico, temeer
omdat slechts een verwaarloosbaar percentage als aërosol in de
lucht aanwezig blijft en de mest tegenwoordig veelal in de bo-
dem worden geïnjecteerd. Een tussentijdse centrale opslag van
drijfmest (overpompen, mengen met mest van andere bedrij-
ven) gedurende één tot twee weken in de ingesloten gebieden
kan het risico nog verder verkleinen.

Insecten, ongedierte, kleine huisdieren en vogels

Bloedzuigende insecten kunnen met hun steeksnuit varkens-
pestvirus van het ene bedrijf naar het andere overbrengen (3,5).
De bedrijven moeten dan wel dicht bij elkaar liggen en de des-
betreffende vector moet in overvloed aanwezig zijn.
Ratten en muizen worden dikwijls verantwoordelijk gehouden
voor het inslepen van varkenspestvirus op een bedrijf
Herhaald experimenteel onderzoek heeft evenwel uitgewezen
dat een groep van tien laboratorium ratten, welke dagelijks van
een besmette naar een gezonde stal werden verhuisd, de infec-
tie niet kon overdragen, zelfs niet nadat de ratten hadden gege-
ten van aan varkenspest gestorven dieren (6). Kleine huisdieren
en vogels lopen, respectievelijk vliegen evenmin geregeld van
het ene bedrijf naar het andere en dragen derhalve niet bij aan
de verspreiding van het virus.

DIAGNOSTIEK

Het gevarieerde ziektebeeld van varkenspest maakt het onmo-
gelijk om de diagnose met zekerheid te stellen op enkel de kli-
nische- of sectiebevindingen. Aangezien een uitbraak grote
handelspolitieke en economische consequenties heeft moet een
verdenking altijd door laboratorium onderzoek worden beves-
tigd. De laboratoriummethoden berusten op het aantonen van
virusantigeen in orgaan materiaal, isolatie van het virus of het
aantonen van specifieke antilichamen tegen VP-virus (Tabel
2). Voor antigeen detectie worden doorgaans de tonsillen, milt,
nier en ileum gebruikt. Van deze organen worden vriescoupes
gesneden welke met behulp van de directe immunoftuorescen-
tie-test (IFT) worden onderzocht. Omdat infecties met het aan
VP-virus verwante boviene virus-diarree (BVD)-virus en
Border disease (BD)-virus eveneens fluorescentie vertonen
moet een positieve IFT worden bevestigd in een differentië-
rende immunoperoxidase test (IPT). Hiervoor worden monok-
lonale antilichamen gebruikt welke de twee virussen feilloos
kunnen onderscheiden.

Tabel 2. Kenmerken van de diagnostische laboratorium tests voor klassieke varkenspest

Aantonen van antigeen

Virusisolatie

Aantonen van antistoffen

Monster(s)

tonsil, milt, nier. ileum

heparine bloed

bloedsemm

Eerste test

directe IFT

kweek in celcultuur

ELISA

Bevestigingstest

differentiatie VP-en BVD vims

immunoperoxidase test (IPT)

neutralisatie test

Duur

4-6 uur

4 dagen

1-2 dagen 5-8 dagen

Positief (dgn post-infectie)

v.a. 4 tot t, of tot Ab-respons

v.a. 2 tot t, of tot Ab-respons

>21 (dier)>35 (koppel) (dier)>35 (koppel)

De immunofluorescentie-test geeft al na enkel uren een uitslag,
maar is minder gevoelig dan virusisolatie uit heparine bloed.
Virusisolatie is bewerkelijk, de capaciteit van de test is der-
halve beperkt, en het duurt minimaal vier dagen voordat een
uitslag kan worden gegeven. Dieren die een besmetting met
VP-virus overleven ontwikkelen 18 tot 21 dagen na infectie an-
tistoffen. Sera worden in eerste instantie gescreend met behulp
van een ELISA. Met deze test kunnen circa 10.000 monsters
per dag worden onderzocht, mede doordat voor het pipetteer
werk robots kunnen worden ingeschakeld. Omdat de ELISA
kan worden gestoord door antistoffen tegen bepaalde BVD-en
BD virusstammen moeten positieve sera worden bevestigd in
een varkenspest en BVD neutralisatie test. Het onderscheid
tussen een besmetting met VP-en BVD virus berust op het ver-
schil in titerhoogte. Onderzoek naar de aanwezigheid van an-
tistoffen in een besmette koppel kan een indicatie geven om-
trent het tijdstip en de plaats op het bedrijf waar de besmetting
is begonnen. Een serologisch onderzoek met negatief resultaat
op de varkensbedrijven in de ingesloten gebieden is binnen de
EU zelfs een voorwaarde om de vervoers-en exportbeperkin-
gen te mogen opheffen.

LITERATUUR

1. Haas B, Ahl R, Böhm R, and Strauch D. Inactivation of vimses in liquid
manure. Rev sei tech Off int Epiz 1995; 14:435^5.

2. Have P. Survival of swine fever vims in liquid manure. Rep. FAO/CEC
Seminar on AftHcan swine fever and hog cholera, Rome, 22-25 Oct. 1984.

3. Miller LD. Downing DR, and Morgan N O. Transmission of hog cholera
by flies following exposure to infective blood. Proc Ann Meeting US
Livestock San Assoc 1974; 78: 324-30.

4. Ressang AA. Studies on the pathogenesis of hog cholera. 1.
Demonstration of hog cholera virus subsequent to oral exposure. Zbl Vet
Med B 1973; 20:256-71.

5. Stewart WC, Carbrey EA, Jenney EW, Kresse Jl. Snijder ML. and
Wessman SJ. Transmission of hog cholera vims by mosquitoes. Am J
Vet Res 1975;36:611-4.

6. Terpstra C. Epizootiology of swine fever. Vet Quart 1987; 9: 50S-60S.

7. Oirschot JT van, and Terpstra C. A congenital persistent swine fever in-
fection. 1. Clinical and virological observations. Vet Microbiol 1977; 2:
121-32.

8. Wensvoort G. and Terpstra C. Varkenspest: een veranderd ziektebeeld.
Tijdschr Diergeneeskd 1985; 110: 263-9.

-ocr page 235-

■ f • M

NIEUWS OVER DE \'ENALAPRIL STUDIE\' BIJ HONDEN
MET CHRONISCH NIERFALEN

Berichten en verslagen

Zoals u wellicht al bekend is, loopt er
enige tijd aan de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren (UK.G) een on-
derzoek naar de klinische toepasbaar-
heid van de ACE-remmer enalapril\' bij
honden met chronisch nierfalen (CNF).
Nieuw is dat de kosten voor de eigenaar
vanaf nu beperkt kunnen blijven tot
ƒ 150,--.

Experimenteel onderzoek bij de rat en
klinisch onderzoek bij de mens met nier-
insufficiëntie heeft aangetoond dat er af-
name van de progressie van CNF is in de
met enalapril behandelde groepen. Voor
zover bekend is hierover bij de hond nog
geen onderzoek gepubliceerd. Angio-
tensine II (ANG II) speelt, mogelijk via
de inductie van verschillende groeifac-
toren en lokale renale hypertensie, een
belangrijke rol bij het ontstaan van glo-
merulosclerose en tubulointerstitiële
veranderingen. Deze veranderingen zijn
verantwoordelijk voor het zichzelf po-
tentiërende proces dat uiteindelijk leidt
tot CNF. Remmen van de lokale ANG II

\' ACE ^ angiotensine Converting enzyme: Enalfor^

Interx\'et Boxmeer
\' Hill s K/a

productie door enalapril laat bij ratten
met CNF een verminderde progressie
van de glomerulosclerose zien ten op-
zichte van de controlegroep.
Gedurende het huidige onderzoek aan de
UKG wordt aan honden waarbij een ma-
tige verslechtering van de nierflinctie is
aangetoond enalapril gegeven in een
dubbelblinde placebo gecontroleerde
studie. Natuuriijk moeten de honden vol-
doen aan een aantal insluitingscriteria.
Zo mag het plasma kreatinine gehalte
niet hoger zijn dan 100 ixmol boven de
referentiewaarde en mag de GFR niet te
laag zijn. De honden die instromen in de
proef krijgen drie maanden enalfor of
een placebo. Aan het begin en aan het
einde van de periode worden tijdens een
opname van twee dagen de klinische sta-
tus, een aantal plasmaparameters en de
GFR bepaald. Tevens wordt onder echo-
geleide een nierbiopt genomen voor his-
tologisch onderzoek. Dit zijn gebruike-
lijke diagnostische technieken om aard
en emst van de nierinsufficiëntie vast te
stellen en kost de eigenaar
normaliter
ongeveer f 500,-.
Maar in het kader van
dit onderzoek hoeft de eigenaar hiervoor
nu slechts ƒ 150,- te betalen. Het onder-
zoek tijdens de tweede opnamepcriode
drie maanden later is uiteraard ook voor
onze rekening. Tevens wordt gedurende
de drie maanden van het onderzoek gra-
tis nierdieet^ verstrekt. Als blijkt dat en-
alfor inderdaad een gunstig effect heeft
dan krijgt de \'placebogroep\' achteraf
alsnog voor drie maanden gratis medicij-
nen.

Wij hopen met dit onderzoek een
nieuwe impuls te geven voor een ade-
quate behandeling van patiënten met
nierproblemen. Indien u een patiënt
heeft die lijkt te voldoen aan genoemde
criteria is deze van harte welkom op de
polikliniek Nefrologie (elke dinsdag-
ochtend), maar u kunt ook tevoren even
bellen voor overleg. Ook is op aanvraag
schriftelijke informatie voor de eigenaar
beschikbaar. Alvast hartelijk dank voor
uw medewerking.

Drs. Chri.stine Piek (specialist in
opleiding, interne geneeskunde voor
gezelschapsdieren).

Drs. Hein Meyer (specialist interne
geneeskunde voor gezelschapsdieren).

Telefoni.sch spreekuur Nefrologie:
030 - 2537767, elke donderdag
13.30 - 14.30 uur Buiten het
.spreekuur kunt u een boodschap op
het antwoordapparaat achterlaten
of ons bereiken door de receptio-
niste een notitie te laten maken (te-
lefoon balie 030 -25394H). Eén
van ons belt u dan zo spoedig moge-
lijk terug.

EUROPEAN ASSOCIATION OF STATE VETERINARY
OFFICERS (EASVO)

De belangrijkste onderwerpen van be-
spreking waren:

Officiële taken uitgevoerd door
practici

Na lange discussies is in de EASVO
overeenstemming bereikt. Enkele ja-
ren geleden zijn deze discussies be-
gonnen nadat het bestuur van de
UEVP (Union European Veterinary
Practitioners) een voorstel had gedaan
voor een gemeenschappelijk stand-
punt van UEVP en EASVO. In dit
voorstel zou door UEVP en EASVO
voor alle veterinaire handelingen vast-
gelegd moeten worden welke alléén
door de officiële dierenarts en welke
ook door de zelfstandige practicus ver-
richt zouden mogen worden. Dit was
onbegonnen werk.

De meningen in EASVO liepen ver
uiteen. Ook in dit opzicht bleken er in
de EU grote verschillen te bestaan.
- Bijna alle landbouwhuisdierenprac-
tici werken in staatsdienst en zijn
automatisch aangewezen als offi-
cieel dierenarts: Zweden en Grie-
kenland.

De EASVO vergaderde op 14 november 1996 in Brussel. Het was positief om
te kunnen vaststellen dat ondanks het feit dat de meeste afgevaardigden meer
tijd dan gewenst is moeten verdoen aan reorganisatiebesprekingen, er sinds
de vorige bijeenkomst nog zoveel activiteiten zijn ontplooid.

- Bijna alle zelfstandige practici zijn
aangewezen als officieel dierenarts:
Engeland.

- Zelfstandige practici worden niet
aangewezen als officieel dierenarts:
Italië.

- Volambtelijke officiële dierenartsen
zijn bevoegd bepaalde praktische
handelingen te verrichten: Duits-
land.

- In andere landen bestaan tussenvor-
men of combinaties van deze syste-
men.

-ocr page 236-

Het voorstel voor een gemeenschappe-
lijk standpunt van EASVO luidt nu:
\'Dierenartsen kunnen werken als offi-
ciële dierenartsen onder verantwoor-
delijkheid van de bevoegde autoriteit
als ze worden opgeleid en bijge-
schoold, aangewezen en betaald door
de bevoegde autoriteit om deze taken
uit te voeren. Dierenartsen die hier-
voor niet zijn aangewezen kunnen al-
léén voorcertificering verrichten\'.

Dierenartsen, werkzaam in Grens
Inspectie Posten (BlP\'s)

In de EASVO is gediscussieerd over
de mogelijkheid om een werkgroep op
te richten voor dierenartsen, die in
BIP\'s werkzaam zijn. De wens hiertoe
was ontstaan omdat men de behoefte
voelde om in onderling overleg be-
staande problemen op te lossen, die in
het algemeen waren ontstaan door dis-
uniform werken of verschil in interpre-
tatie van regelgeving in de lidstaten.
In de EU-Commissie bestond deze wens
ook en dr. A. Evers heeft het initiatief
genomen om vier instructiebijeenkom-
sten te organiseren; voor BIP\'s in grote
havens, kleine havens, op luchthavens
en aan spoor- en autowegen. Deze bij-
eenkomsten waren zeer succesvol en
zullen in 1997 worden herhaald.
Dr. Evers staat echter, als medewerker
van de EU-Commissie, discussies over
Europese regelgeving niet toe. In een
EASVO-werkgroep zouden deze dis-
cussies gevoerd kunnen worden, waar-
na via het bestuur van de FVE aanbe-
velingen aan de Commissie zouden
kunnen worden gedaan.

De EASVO-afgevaardigden zullen in
hun eigen land onderzoeken of de be-
hoefte aan een werkgroep nog bestaat
en of de nationale organisatie van die-
renartsen hiervoor geld ter beschikking
wil stellen. Het meest praktische lijkt
het dat de EASVO-afgevaardigden
voorafgaand aan de EASVO-vergade-
ringen de problemen bij de collega\'s in
hun land inventariseren, waama deze
in EASVO worden besproken en naar
oplossingen wordt gezocht.
Om de bestaande knelpunten te inven-
tariseren zullen vragenlijsten worden
opgesteld door R. Zilli en J. Minder-
houd.

Hulpkrachten

De FVE maakt een overzicht van de ta-
ken van hulpkrachten in de verschil-
lende veterinaire disciplines in de Euro-
pese landen. Hiertoe is dit onderwerp in
de EASVO besproken. Hulpkrachten
van de officiële dierenarts worden inge-
schakeld bij import- en exportcontroles,
dierziektenbestrijding en controles op
dierenwelzijn. Hun rol in de praktijk of
in de vleeskeuring wordt in andere
groepen behandeld.

Voor de hulpkrachten bij de officiële
taken geldt dat zij behoren te werken
onder de verantwoordelijkheid van de
officiële dierenarts en door de over-
heid moeten worden opgeleid en be-
taald. Evenals tegen dierenartsen,
moeten er tegen hulpkrachten maatre-
gelen genomen kunnen worden als zij
misbmik maken van hun positie.
In enkele landen zijn er op dit moment
problemen met hulpkrachten bij melk-
en viscontroles. De taken en bevoegd-
heden van dierenartsen en hulpkrach-
ten zijn op deze gebieden onduidelijk
omschreven.

In Portugal bestaan specifieke proble-
men omdat niet door de overheid be-
taalde hulpkrachten TB-onderzoek
doen en op andere wijze veterinaire ta-
ken uitvoeren. Het schijnt dat zij niet
kunnen worden bestraft. Volgens de
Portugese collega is dit alles een ge-
volg van slechte verhoudingen tussen
hulpkrachten en dierenartsen, onvolle-
dige wetgeving en niet functionerend
toezicht. In dit laatste opzicht zijn er
uit dit land al vaker sombere geluiden
vernomen.

Diversen

- Opleiding in veterinaire volksge-
zondheid.

Een plan van een aantal veterinaire
faculteiten in Europa om een module
voor veterinaire volksgezondheid te
maken, is besproken.
Het plan wordt zeer positief beoor-
deeld, alleen maakt men zich in
EASVO zorgen over de financiering
ervan.

- EU Raadsvoorstel 96/C203/0I.

Dit voorstel voorziet op het veteri-
naire terrein in vereenvoudiging en
stimulering van de harmonisatie van
de regelgeving, bevordering van sa-
menwerking ten aanzien van derde
landen en verbetering van de organi-
satorische en operationele criteria
voor de veterinaire diensten.

J. Minderhoud

In de humane geneeskunde is onlangs
commotie geweest over het feit dat
veel ziekenhuispatiënten uitgedroogd
en/of ondervoed bleken te zijn. De oor-
zaken zijn onderzoeken waarvoor de
patiënt moet vasten of dorsten, maar
vooral het feit dat voedsel- en waterop-
name vaak moeilijk zijn, vooral na
operaties en bij emstig trauma.
Dat doet zich zeker ook bij honden en
katten voor. Er zijn goede methoden om
voedsel en vocht in het darmkanaal te
brengen, zonder verzet van de patiënt.
Geforceerde toediening geeft vaak em-
stig verzet bij de patiënt en is voor de ei-
genaar/verzorger niet eenvoudig.
De Veterinaire Mediatheek van de
Speckmann Stichting heeft een video
aan kunnen schaffen van PetAg/ Vet.i.
Pharma, waarin de techniek wordt be-
handeld van het aanbrengen van een
sonde via de neus of mond naar oeso-
phagus of maag, percutaan naar pharynx
en verder, of rechtstreeks naar maag of
jejunum, al naar gelang de indicatie.
In een normale, goed geoutilleerde
kleine huisdierenpraktijk zijn deze me-
thodieken zeer goed uitvoerbaar. De
patiënt kan daarna door het personeel
of de eigenaar via de sonde eenvoudig
gevoed worden en de patiënt onder-
vindt geen extra stress. Ook de voe-
dingsmiddelen die kunnen worden toe-
gediend, worden behandeld. Bij de
video bevindt zich ook een hoeveelheid
schriftelijke informatie, waarbij onder-
meer de verkrijgbaarheid van een en
ander in Nederland aan de orde komt.
Er worden veel moeilijker uitvoerbare
operaties in de praktijk uitgevoerd, ter-
wijl deze, vaak levensreddende aan-
brenging van een sonde niet algemeen
wordt toegepast.

Drie vooriichtingsfilms zijn op één band
samengebracht, A103 Sondevoeding
hond en kat, en verkrijgbaar voor ƒ 93,--
verhuur en ƒ251,— verkoop, exclusief
BTW en inclusief verzending. Verkrijg-
baar bij Anja Broeks, WFSS/AUV, tele-
foon: 0485 - 335555 (liefst \'s morgens).

VETERINAIRE MEDIATHEEK W.F. SPECKMANN STICHTING

SONDEVÜEDING HOND EN KAT

-ocr page 237-

In 1992 werd de Gezondheids- en wel-
zijnswet voor dieren door het parle-
ment aangenomen. De wet is een
raamwet die zelf nauwelijks normen
bevat. Bij Algemene Maatregel van
Bestuur (AMvB, veelal Besluiten ge-
noemd) worden de diverse artikelen
van de wet nader ingevuld.
Per I september 1996 zijn de volgende
drie besluiten van kracht geworden:
Ingrepenbesluit, Besluit voortplan-
tingstechnieken en Besluit scheiden
van dieren (zie Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van I september 1996,
pagina 487). Besluiten die zullen vol-
gen gaan over het doden van dieren, de
handel in honden, katten en andere die-
ren zoals exoten, fokken met dieren, te
houden recreatiedieren, het tonen van
dieren en wedstrijden met dieren. Een
deel van deze besluiten zal in 1997 van
kracht worden, de overige in 1998.

Het Ministerie van Landbouw, Na-
tuurbeheer en Visserij heeft de verant-
woordelijkheid dat doelgroepen over de
inhoud en de gevolgen van deze beslui-
ten worden geïnformeerd. Deze taak is
door het ministerie gedelegeerd naar de
Stuurgroep Communicatie Dieren-
welzijn. Als lid van deze stuurgroep ver-
zorgt het IPC DIER Bameveld de com-
municatie naar de gezelschapsdieren-
houderij.

HELPDESK GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSWET VOOR DIEREN

GEZELSCHAPSDIEREN

Naar aanleiding van de inhoud van be-
sluiten, alsmede de artikelen die hierover
worden geschreven, kunnen vragen rij-
zen. Ter beantwoording daarvan is voor
de gezelschapsdierenhouderij een help-
desk bij IPC DIER Bameveld ingericht.

De helpdesk is tijdens werkdagen van
8.30 tot 12.00 uur te bereiken via tele-
foonnummer 0324 - 414881 of via tele-
faxnummer 0324 - 492813. Gelieve te
vragen naar de heer R. Wessels, de
heer H. de Geus of mevrouw M. Pouw
(secretaresse). Voor zover dat mogelijk
is, worden vragen direct beantwoord.
Waar nodig zal eerst overleg met het
Ministerie van LNVplaatsvinden.

Wijziging telefonisch spreekuur algemene
chirurgie met ingang van 1997.

Het dagelijkse spreekuur van 16.30- 17.00 uur vervalt.

Eigenaren van geopereerde patiënten worden zo spoe-
dig mogelijk na de operatie gebeld door de dierenarts
die de ingreep heeft uitgevoerd.

Inlichtingen over opgenomen patiënten worden dage-
lijks verstrekt door de co-assistent die belast is met de
verzorging. De co-assistent belt naar een door de eige-
naar opgegeven nummer op een bij opname of na opera-
tie afgesproken tijd.

Collegiale consulten en adviezen over bij de UKG inge-
schreven patiënten worden verstrekt via persoonlijke
telefonische spreekuren:

Dr. M.E. Peeters

Drs. J. Kirpensteijn

Prof dr. F.J. van Sluijs

woensdag 13.00-13.30 uur
030-2531591

donderdag 13.00-13.30 uur
030-2531696

maandag 13.00-13.30 uur
030-2531698

OVERZICHT

DIERGENEESMIDDELEN

Het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen van het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft
de kerngegevens uit alle registratiebeschikkingen verza-
meld. Het resultaat is een actueel, handzaam en compleet
handboek. Vier keer per jaar is er een nieuwe, geactuali-
seerde uitgave. Alle wijzigingen plus elk definitief geregis-
treerd diergeneesmiddel bij Bureau Registratie Dierge-
neesmiddelen worden in de kwartaaluitgave opgenomen.
Naast de farmaceutische zijn nu ook de immunobiologische
diergeneesmiddelen opgenomen. De uitgave bestaat uit
twee hoofdonderdelen:

* Het middelenoverzicht, waarin gegevens van geregis-
treerde diergeneesmiddelen staan vermeld, gerangschikt
op middelnaam.

* Vier duidelijke indexen op registratienummer, registratie-
houder, werkzame substantie(s) en gemedicineerd voer.

Samengesteld door het Bureau Registratie Diergenees-
middelen. omvang: 388 pagina \'s A4-formaat in boekvorm.
Bij abonnement is de prijs voor de eerste uitgave
ƒ 30,—,
overige uitgaven f 60,—per stuk. Losse verkoopprijs f 75,—.
ISBN-nummer: 90 12 08449 0. Te bestellen bij Sdu Service-
centrum Uitgeverijen, telefoon: 070-3789889.

Dr. med. vet. R.F. Nickel maandag 09.00-09.30 uur
woensdag 16.00-16.30 uur
vrijdag 09.00-09.30 uur
030-2531778

Dringende boodschappen van eigenaren en dierenart-
sen kunnen tussentijds worden doorgegeven via tele-
foonnotities.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie steh het op prijs indien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels ge-
lieve geen harde returns te geven.

-ocr page 238-

\'iiÉhifii\' itiiwtfeA^

RISICOBEWUST(E) BOEREN
OOK IN ZUID-AMERIKA

Onlangs ontmoette ik dr. Paul SutmöUer, een Nederlandse dierenarts die
zich meer dan 30 jaar lang heeft ingezet voor de bestrijding van mond- en
klauwzeer in Latijns Amerika. Hij vertelde mij dat in grote delen van dat con-
tinent mond- en klauwzeer nu definitief is uitgeroeid. Chili en Uruguay zijn
vrij en hebben het enten tegen die ziekte gestopt. Argentinië en grote delen
van Brazilië zijn eveneens vrij, maar daar wordt nog geënt.

Vanuit het verleden ben ik bekend met de veehouderij en met de problemen en
vele teleurstellingen bij de bestrijding van mond- en klauwzeer in dat conti-
nent. Ik heb het nooit voor mogelijk gehouden dat het in de genoemde landen
zou lukken om die ziekte uit te roeien. De belangrijkste redenen daarvoor wa-
ren:

De vaccins waren van dubieuze kwaliteit.
Boeren enten zelf.

De controle is er alleen op de aankoop van de nodige hoeveelheid entstoj\',
niet op het toepassen van de enting.

Dieren op besmette bedrijven worden niet afgeslacht, maar mogen het be-
drijf niet verlaten tot alle zieke dieren zijn genezen.

Hoe komt het dat het nu wel lukt? Wat is er veranderd?

Dé twee succesfactoren zijn volgens SutmöUer:
een kwalitatief goed vaccin;
verantwoordelijkheidsgevoel bij de veehouders.

Verder is er niets veranderd. Boeren enten nog steeds zelf, de controle op de
enting is niet geïntensiveerd en de aanpak van uitbraken niet veranderd.
Het goede vaccin heeft de twijfels over het nut van de enting weggenomen en,
gestimuleerd door voorlichtingscampagnes, zijn de veehouders systematisch
en correct gaan enten.

De moeite heeft geloond: de regelmatige terugkerende schade door MKZ-
uitbraken is er niet meer en globaal zijn runderen uit MKZ-vrije gebieden nu
twee keer zoveel waard als dieren uit niet-vrije gebieden.

Bij dit verhaal nog twee stellingen:

Als duidelijk is dat het uitroeien van een ziekte geld oplevert, dan heeft een
boer nauwelijks andere prikkels nodig om de bestrijding ervan consequent
uit te voeren. Dat geldt voor MKZ in Zuid-Amerika, maar ook onder andere
voor BVD en varkensschurft in Nederland.

Met het geven van goede voorlichting over kosten en baten van dierziekten
bevordert een dierenarts meer het heil van mens en dier dan met het eigen-
handig vaccineren.

F.H. Pluimers

Geachte redactie,

Artiliel 23 vermeldt dat De Maat-
schappij wordt bestuurd door een
Hoofdbestuur en een Algemeen Be-
stuur, beide belast met handhaving van
Statuten en Reglementen.
Artikel 36 van het huishoudelijk regle-
ment schrijft in de vijfde zin voor dat
stemmingen over personen schriftelijk
geschieden met ongetekende briefjes.
De bedoeling van dit laatste is duide-
lijk. leder krijgt de gelegenheid zijn ei-
gen keuze te maken zonder dat zijn
keuze bij anderen bekend is. Zou die
keuze namelijk wel bekend zijn, dan
zou dat voor de betreffende stemmer
directe gevolgen kunnen hebben.
Op de Afdelingsvergadering van 26
februari 1997 heb ik het bovenstaande
aan de orde gesteld. De algemeen
voorzitter was daarbij aanwezig. Even
later moest er gestemd worden voor
een lid in de kascommissie, een per-
soon dus. De voorzitter stelde voor per
acclamatie te stemmen en aldus ge-
schiedde.

Conclusie: het Algemeen Bestuur ziet
niet toe op handhaving van statuten en
reglementen.

Indien de leden het daarmee eens zijn,
dienen de statuten en reglementen aan-
gepast te worden zoals in artikel 56
van de statuten wordt aangegeven: In
de statuten kan geen verandering wor-
den gebracht dan door een besluit van
de Algemene Vergadering.

L. Tholhijsen
Made.

OPEN BRIEF
NEFATO

NEFATO (Vereniging van Neder-
landse Fabrikanten van Voedertoe-
voegingen) heeft met verbazing ken-
nisgenomen van het feit dat de
KNMvD tijdens de laatste Algemene
Vergadering van de FVE (15-16 no-
vember 1996) stelling heeft genomen
vóór een verbod op het gebruik van an-
timicrobiële voerbespaarders. NE-
FATO vraagt zich af of de KNMvD-

-ocr page 239-

achterban voldoende betrokken is ge-
weest bij deze besluitvorming. Hier-
mee kiest de KNMvD, als vereniging
van wetenschappelijk gevormde aca-
demici, positie vóór het verbieden van
wettelijk geregistreerde producten,
waarvan de werkzaamheid en veilig-
heid voor mens, dier en milieu, in uit-
gebreide dossiers is bewezen, en die op
wetenschappelijke basis door de EU-
overheid zijn goedgekeurd.
Het voorstel om deze producten te ver-
bieden is
niet onderbouwd met objec-
tieve gegevens of wetenschappelijke
bewijzen aangaande mogelijke risico\'s
voor de volksgezondheid, maar op ge-
voelsmatige argumenten en op
hypo-
thesen
die door enkelen worden gefor-
muleerd maar ondanks intensief
onderzoek tot nu toe geenszins aange-
toond konden worden.
Is de KNMvD zich bewust dat zij met
een dergelijke stellingname de deur
openzet om op arbitraire wijze, \'uit be-
zorgdheid\' of \'uit voorzorg\', zonder
gefundeerde wetenschappelijke basis,
ook andere producten, zoals dierge-
neesmiddelen, ter discussie te stellen
en te verbieden?

Bovendien wordt door deze stelling-
name van de KNMvD volledig voor-
bijgegaan aan de vele bewezen voor-
delen van het gebruik van voer-
bespaarders, alsook aan de zeer nade-
lig gevolgen voor een eventueel ver-
bod van voerbespaarders voor het mi-
lieu, waardoor ondermeer de stik-
stofemissie met minstens 10% zou
worden verhoogd.

Tenslotte zou een dergelijk verbod on-
getwijfeld de concurrentiepositie van
de Nederlandse veehouderij in het ge-
drang brengen ten opzichte van andere
landen waar voerbespaarders wel toe-
gelaten zijn.

Wij nemen aan dat deze stellingname
tegen het gebruik van antimicrobiële
voerbespaarders door de KNMvD te
voortvarend en zonder voldoende ken-
nis van de feiten is genomen. NE-
FATO is bereid om de KNMvD en
haar leden alle gewenste informatie
over de juiste werking en de eigen-
schappen van voerbespaarders te ver-
strekken, en zal alle eventuele vragen
hierover graag beantwoorden.
Op basis hiervan hopen wij dat de geno-
men stellingname binnen de KNMvD
ter discussie kan worden gesteld en als-
nog kan worden herzien.

NEFATO,
Vereniging van Nederlandse
Fabrikanten van Voedertoevoegingen

Het Bestuur van de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van
de KNMvD nodigt belangstellenden uit voor een
bijeenkomst van de Groep met als thema:

KAN DE MODERNISERING
VAN DE KEURING VAN HET
VARKEN ANDERS?

De visie van Brussel en van de Wetenschap.

Deze bijeenkomst zal gehouden worden op
zaterdag 12 april 1997 in het Androclusgebouw (Hoofdgebouw)
Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 1, te Utrecht.

In 1993 is door een Internationale Commissie (de Braedstrup Groep) onder
leiding van dr. J. Snijders een voorstel gedaan voor een altematieve keuring
van slachtvarkens; binnen de Commissie van de EU circuleren ook voorstel-
len in die richting.

Een nieuwe ontwikkeling dient zich aan om bloedonderzoek in de keuring van
dieren te implementeren.

De bijeenkomst van de Groep GKZ zal u over de laatste ontwikkelingen in-
lichten.

Het programma voor die dag is:
10.00 uur: Ontvangst met koffie.

10.30 uur: Drs. ir. 1. Peutz, DG VI EU Commissie: Hoe veris \'Brussel\' met de

modemisering van de Vleeskeuring?
11.15 uur: Prof dr. ir. M.J.M. Tielen, Gezondheidsdienst en Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde: 1KB nu en hoe kan (bloed jonderzoek op
de boerderij mede gebruikt worden voor het opstellen van een ge-
zondheidsindex?

12.00 uur: Dr. J.P. Langeveld, ID-DLO: De mogelijkheden van bloedonder-
zoek aan de slachtlijn.
12.30 uur: Lunch.

13.30 uur: Naar aanleiding van de inleidingen zal getracht worden een calei-
doscopische blik in de toekomst te werpen; forumdiscussie onder
leiding van prof. dr. E. Gruys waarin de positie van de Federation
of Veterinarians in Europe (FVE), het PVE en de KNMvD belicht
zal worden.

T. G. van de Vuurst, secretaris.

De kosten voor deze dag bedragen ƒ 10,~ voor leden van de Groep GKZ en le-
den van de Vaktechnische Bond van Keurmeesters; voor niet-leden is de bij-
drage ƒ 15,~; dit bedrag verzoek ik u aan de zaal te voldoen.

Opgave voor deze dag gaarne voor
2 april 1997 telefonisch: 071 - 5895109 (ktr.).

070 - 3280996 (privé) of per fax 071 - 5899184.

-ocr page 240-

SDV-SYMPOSIUM \'REPRODUCTION IN THE PIG\'

De Stichting Dierlijice Voortplanting,
waarin vertegenwoordigd de Faculteit
der Diergeneeskunde, de Landbouw-
universiteit Wageningen, het Instituut
voor Dierhouderij en Diergezondheid
en de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde, orga-
niseert op
5 juni 1997 het symposium
\'Reproduction in the Pig: Research
Results and Practical Implications\'.
Het doel van dit symposium is het ver-
talen van de resultaten van fundamen-
teel en strategisch-toegepast voort-
plantingsonderzoek bij het varken naar
de dagelijkse praktijk van de varkens-
fokkerij en -houderij.
Het symposium wordt gehouden in het
Congrescentrum Rolduc te Kerkrade.
Aansluitend aan het programma zal
een receptie plaatsvinden (vanaf 17.00
uur). De inschrijvingskosten bedragen
ƒ 175,- bij aanmelding en betaling tot
en met 15 mei 1997 en ƒ 225,-- bij aan-
melding en betaling na 15 mei.
Onderwerpen die aan bod komen zijn:

- Nutrition and reproduction in the
sow (G.R. Foxcroft uit Canada)

- Insemination in relation to oestrus
and ovulation in sows (D.W.B.
Steverink)

- Embryonic survival in the pig (C.J.
Ashworth, Schotland)

- Reproductive technology in swine:
State of art (D. Rath, Duitsland)

- The ESR-gene and fertility (B.T.T.M.
van Rens)

- Genetic aspects of fetal growth and
litter size (S.P. Ford, Verenigde
Staten)

- Highlights of the Intemational
Conference on Pig Reproduction,
June 1997 (T. van der Lende, Ne-
deriand).

Voor inlichtingen en/of een aanmel-
dingsformulier leunt u terecht bij dr. ir.
N.M. Soede, Vakgroep Veehouderij,
Landbouwuniversiteit Wageningen. Te-
lefoon: 0317 - 483973, fax: 0317 -
485006, e-mad Nicoline.Soede@GenR.
VH. WAU.NL. Nadere informatie kunt u
tevens krijgen bij dr. ir. T. van der Lende
(telefoon: 0317 - 483972, fax: 0317 -
483929).

VOORJAARSBIJEENKOMST VHG

De voorjaarsbijeenkomst van het Vete-
rinair Historisch Genootschap (VHG)
vindt plaats op
donderdag 24 april
1997
in het Universiteitsmuseum aan
dc Lange Nieuwstraat te Utrecht.
Het programma begint om 13.00 uur.
Naast een huishoudelijke vergadering
zal drs. R. Strikwerda een lezing ver-
zorgen over \'Het rundvee in de Neder-
landse Huisman literatuur; volksdier-
geneeskunde in de 18e eeuw\'. Ver-
volgens zal na de theepauze een
medewerker van het Universiteits-
museum een inleiding verzorgen over
de nieuwe huisvesting en de collectie
van het museum met aansluitend een
rondleiding. Om 17.00 uur wordt de
bijeenkomst afgesloten met een bor-
rel.

Niet-leden van het VHG, die deze ge-
legenheid willen aangrijpen om lid te
worden van het Genootschap, zijn van
harte welkom.

i". VOORJAARSDAGEN

• • • • annual international veterinary congress ^

VOORJAARSDAGEN
1997

25-27 APRIL
RAI CONGRES CENTRUM
AMSTERDAM

STUDIEREIS BALTISCHE STATEN
EN ST PETERSBURG

LAATSTE
KANS!

Geef u nü op voor de unieke studiereis naar de
Baltische Staten en St. Petersburg van
30 mei tot en met 9 juni 1997.

De kosten bedragen ƒ 2490,— per persoon (toeslag
eenpersoonskamer ƒ 370,-).
Opgave vóór 15 april 1997 bij Desiree Raasing,
telefoon: 030-2510111.

-ocr page 241-

Na een aantal succesvolle jaren bij
Tesink Veterinaire Produkten B.V.
heeft A.S. Tesink, in goed overleg, be-
sloten om zelfstandig verder te gaan
onder de naam
AST Farma B.V.

In de afgelopen jaren heeft de prakti-
serend dierenarts ervaren dat er grote
gaten zijn ontstaan in het beschikbare
pakket diergeneesmiddelen. Waarde-
volle producten, die men reeds jaren
met succes gebruikte, zijn helaas ver-
dwenen. AST Farma heeft zich ten
doel gesteld deze \'gaten\' op te vullen.
AST Farma levert een productenpak-
ket dat er zijn mag. De samenstelling
van het pakket en de verpakkingsvor-
men zijn in overleg met practici tot
stand gekomen. Veel spécialités voor
kleine huisdieren zijn in het pro-
gramma opgenomen. Maar ook op het
gebied van grote huisdieren levert
AST een aantal interessante spécia-
lités.

NIEUW AST FARMA B.V.

AST Farma heeft een groot aantal eigen
producten. Daamaast verzorgt zij de
distributie van Lohman Animal Health
(voorheen Tad Pharmazeutisches
Werk), Veyx Farma, Dolisos, Duo-
Veterinaria, Le Vet. Veterinaire
Pharmaceutica, Oystershell en Tesink
Veterinaire Produkten. Levering van de
AST producten geschiedt rechtstreeks
of via de AUV en Aesculaap.

AST Farma heeft zich gevestigd in het
Tesinli-pand en heeft ook de telefoon- en
faxnummers van Tesink overgenomen.
Het adres is: Willeskop 206a, 3421 GW
Oudewater, Postbus 110, 3420 DC
Oudewater Telefoon: 0348 - 563434 of
0348 - 563939, fax: 0348 - 563838.

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende twee cursussen. Tevens
treft u het programma aan van het sym-
posium ter gelegenheid van 30 jaar
Dierenkliniek Emmeloord. Opgave
voor de genoemde cursussen en het
symposium via telefoon (030)
2517374, fax (030) 2516490 of e-mail
paod@pobox.ruu.nl. Ons volledige
cursusaanbod kunt u, naast onze bro-
chure, vinden op internet pagina;
http://www.cc.ruu.nl/paod.

\'Bewegen is leven; over ziektekunde
en traumatologie van het bewe-
gingsapparaat bij hond, kat en
paard\' Dierenkliniek emmeloord 30
jaar; Provincie Flevoland 10 Jaar
(97.901), zaterdag 12 april 1997; 09.30
- 17.30 uur te Emmeloord. Cursusprijs
ƒ 75,-- (inclusief lunch).

In het kader van dit symposium zal de
huidige zienswijze omtrent de ziekte-
kunde, traumatologie en behande-
lingsmethodieken van aandoeningen
van het bewegingsapparaat gepresen-
teerd worden, zo mogelijk met een ver-
gelijk tussen hond en kat enerzijds en
het paard anderzijds.

Programma-indeling:

09.30 - 09.55 uur ontvangst

09.55 - 12.40 uur ochtendprogramma

12.40- 14.00 uur lunch

14.00- 16.40 uur middagprogramma

16.40- 17.30 uur borrel

Docenten/sprekers: dr. Gert Breur, West
Lafayette, USA, dr. Piet van Bree, Gent,
België, dr. lan Wright, Newmarket, UK,
dr. Herman Hazewinkel, Utrecht, dr.
Richard Nap, De Bilt, Allard Smeenk,
Someren, prof Freek Meutstege, Bilt-
hoven/Emmeloord, Melinda Schmidt,
Heelsum/Emmeloord, Frerik ter Braa-
ke, Emmeloord, Krijn van Muiswinkel,
Emmeloord.

Praktische economie I voor het melk-
veebedrijf
- een A.U.V./lnterAct-trai-
ning exclusief voor dierenartsen -
(97/212), 3 en IO april 1997, twee dagen
van 09.30 tot 17.00 uur te Cuijk.
Cursusprijs ƒ 1.250,-- (exclusief BTW
en inclusief lunch en trainingsmateriaal).

De managementtaak van de veehouder
wordt steeds belangrijker en daarom
wordt door de veehouders in toene-
mende mate gebruik gemaakt van be-
drijfsbegeleiding. Vroegtijdig onder-
kennen van afwijkingen en door een
gericht advies terugdringen of voorko-
men is de kem van deze begeleiding.
Inzicht in het economisch functione-
ren van het bedrijf als geheel en de
plaats daarin van bedrijfsbegeleiding,
is van essentieel belang. In deze trai-
ning wordt de basis gelegd om dit in-
zicht te vergroten.

Bedrijfsanalyse, het kostenbegrip, het
economisch belang van vruchtbaar-
heidsstoornissen, mastitis en kreupel-
heid en het zelf oefenen met en uitvoe-
ren van praktische cases/opdrachten
zijn onderwerpen die tijdens deze trai-
ning aan de orde komen. De cursuslei-
ders zijn prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen,
InterAct Agrimanagement, LU Wa-
geningen en drs. R.H.M. Bergevoet,
InterAct Agrimanagement, praktise-
rend dierenarts.

Praktische economie I voor het var-
kensbedrijf
- een A.U.V./InterAct-
training exclusief voor dierenartsen -
(97/305), 22 april, 1 en 6 mei 1997,
drie middagen van 14.00 tot 17.30 uur
te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.000,— (exclu-
sief BTW, inclusief trainingsmateri-
aal).

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van A.U.V.-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
A.U.V. uitvoert ten bate van haar leden.

Als bedrijfsbegeleider maakt de practi-
cus deel uit van de kring van adviseurs
die de varkenshouder ondersteunt.
Effectieve advisering over diergezond-
heid en aan diergezondheid gerelateerde
aspecten dient maximaal rekening te
houden met de economische mogelijk-
heden van het betrokken bedrijf
Daarom is de economische analyse een
integraal onderdeel van het advies. De
training is er op gericht inzicht te geven
in de economische achtergronden (kos-
ten, investeringen, economische tech-
nieken, etcetera) van varkensbedrijven.
Een belangrijk onderdeel van de trai-
ning is het - in de vorm van cases - oefe-
nen met voorbeelden uit de dagelijkse
praktijk. De cursusleiders zijn dr. ir.
R.B.M. Huime, InterAct Agrimana-
gement, LU Wageningen en drs.
R.H.M. Bergevoet, InterAct Agrimana-
gement, praktiserend dierenarts. Het
aantal deelnemers is maximaal 10.

-ocr page 242-

Op 24 december 1996 is collega Din-
gems Willem Smallegange op 69-ja-
rige leeftijd overleden.

Dies werd op 19 mei 1927 te Goes ge-
boren. waar hij opgroeide en de HBS
doorliep.

memonam

Dat Dies een bijzonder mens was,
kwam bij de crematieplechtigheid nog
eens duidelijk naar voren. In plaats
van de gebruikelijke muziek klonken er
heldere en vrolijke vogelgeluiden en
was het alsof Dies nog rustig bij zijn
vogeltjes vertoefde.

DINGENUS WILLEM
SMALLEGANGE

Na de oorlog koos Dies de veeartsenij-
kunde als studierichting en behaalde
het diploma in 1952. Al spoedig na zijn
a fstuderen bleek de praktijk om fysieke
redenen te zwaar voor hem en ging hij
de vleeskeuring in. Eerst een aantal ja-
ren in Haarlem en later naar Hil-
versum.

Mede door zijn grote vakkennis en
vooral ook door zijn vriendelijke ma-
nier van optreden, was hij een zeer ge-
waardeerd medewerker en een fijne
collega om mee samen te werken.

Hij trouwde met Lucie Wolthers Benier
en zij kregen drie kinderen. Dies had
een helder verstand en een nuchtere
kijk op het leven en beschikte boven-
dien over een vaste wil en een enorm
doorzettingsvermogen. Deze bijna ide-
ale combinatie van eigenschappen zijn
Dies en zijn gezin, vooral de laatste
voor hen zeer moeilijke jaren, bijzon-
der goed van pas gekomen.

Door zijn grote belangstelling voor al-
les wat dier heet, zag hij kans om naast
zijn gezin en werk ook nog een aantal
functies in het belang der dieren te ver-
vullen. Dat dit ook zijn grote hobby
was geworden, blijkt wel uit het feit dat
wie zijn huis binnenkwam, al direct be-
groet werd door hond en poezen en
vervolgens verrast werd door het vro-
lijke gekwetter van talloze vogels in di-
verse kooien en volières. Voorts schit-
terde er een diversiteit aan tropische
vissen in de meest uiteenlopende kleu-
renpracht in een aantal fraaie aqua-
ria, waar hamsters, woestijnratten, ca-
via \'s, konijnen en muizen vredig onder
lagen te slapen.

Zo hebben we op 30 december 1996 in
Den en Rust te Bilthoven afscheid ge-
nomen van een fijne collega en een
goede vriend, zoals je die maar zelden
tegenkomt. Moge dat Lucie en de kin-
deren een beetje troost geven.

K.PPostma
S. Spaargaren
J. Mus

-ocr page 243-

In oktober 1995 is de nieuwe regelge-
ving voor het vervoer van meer dan
licht zieke of meer dan licht gewonde\'
ofwel \'wrakke\' dieren ingegaan. In het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 september 1995 is daaraan uitge-
breid aandacht besteed.

Nu kunnen we een begin maken met
het evalueren van de gevolgen van het
nieuwe beleid.

».iTiR f Pt m

- Er worden meer dieren door practici
op het bedrijf gekeurd, geschoten en
verbloed, zodat deze dieren niet
meer levend vervoerd hoeven te
worden.

\' Hel Besluit Dierenverx\'oer geeft hien\'oorde volgende
concrete aanwijzingen: algemene ziekteverschijnse-
len. niet kunnen staan, botbreuken die Je beweging
belemmeren, sterk verwaarloosde klauwen, pees-
schede- of gewrichtsontstekingen etcetera. die zich ui-
ten in zwellingen, warmte en pijn als hel been niet of
nauwelijks wordt belast, verlamming van hel beM\'e-
gingsapparaat met bijkomende verschijnselen als lig-
plekken en spieratropie, uitgebreide verwondingen.

- Dierenartsen worden vaker verzocht
dieren te euthanaseren.

- Er worden, vooral \'s avonds en in het
weekend, veel minder wrakke scha-
pen en varkens bij de zorgslachters
(nieuwe naam voor de noodslachters)
aangeboden. De indruk bestaat dat
deze dieren er nog steeds zijn, maar
dat ze op de bedrijven doodgaan.

- De controle op het vervoer van de
wrakke dieren is niet altijd even
goed, zodat er toch gereden wordt
met bijvoorbeeld een koe met een
gebroken poot.

De eerste twee punten zijn gunstige
gevolgen van de nieuwe regels; maar
de derde en vierde zijn een slechte
zaak voor de dieren en dus ook voor de
hele veehouderij.

Om deze situatie te verbeteren is aller-
eerst afgesproken dat de controle op
het vervoer van dieren verbeterd zal
worden. Daamaast zouden de keu-
ringskosten van \'ongevalsdieren\' wel-
licht verlaagd kunnen worden.
Echter de eerste verantwoordelijkheid
zal bij de eigenaar, veehouder, blijven
liggen en daar hebben wij als dierenart-
sen wellicht enige invloed op. Vandaar
deze oproep om met inachtneming van
de navolgende punten het aantal wrakke
dieren en het vervoer ervan te beperken.

MEER AANDACHT WRAKKE DIEREN

- Indien u bij een dier bent waarvan u
weet dat vervoer wettelijk niet is toe-
gestaan bijvoorbeeld omdat het ver-
voer onnodig lijden veroorzaakt,
zorgt u dan met de groene verklaring
voor de levende keuring, schieten en
verbloeden op het bedrijf Het ge-
dode dier kan dan met elk hygië-
nisch vervoermiddel naar het slacht-
huis vervoerd worden, waarna de
RVV op de eerstvolgende werkdag,
dus tegen het laagste tarief, de ver-
dere keuring uitvoert.

- Adviseer bij dieren, die na uw dier-
geneeskundig onderzoek en naar uw
inzicht niet meer beter blijken te
kunnen worden, om ze zo spoedig
mogelijk te laten slachten of te eu-
thanaseren in plaats van wachten en
ze dood te laten gaan.

- In de praktijk moet er rekening mee
worden gehouden dat in twijfelge-
vallen de regels strikt uitgelegd zul-
len worden. In dit kader dient be-
dacht te worden dat de conditie van
de dieren onderweg nog kan ver-
slechteren. Bij twijfel is het beter om
niet te lang te wachten.

Frank de Wit
Werkgroep wrakke dieren

Na 11 jaar is er dan weer een Jaarcongres
op Zeeuwse bodem. Alleen wie aan
Zeeland denkt, denkt meestal niet aan
land maar aan water en hieraan zal het
dan ook niet ontbreken. Gelegen aan de
boulevard te Vlissingen is het Arion ho-
tel een ideale locatie waar de weergoden
van ondergeschikt belang zullen zijn.
Immers, mocht de herfstzon ons in de
steek laten dan is het heeriijk \'uitwaaien\'
aan het strand dat aan het eind van de
boulevard voorzichtig begint, maar al
snel kilometers wandelplezier biedt.
Ook in Vlissingen zelf is genoeg te
zien en te beleven en zult u weinig last
van de wind en de regen ondervinden
binnen de beschutting van de huizen.
Maar bij mooi weer (en Zeeland heeft
immers minder neerslag dan de rest
van Nederland) kunt u heerlijk flaneren
over de boulevard en bij gelegenheid
op een terrasje genieten van het mooie
uitzicht.

Aan de linkerzijde ziet u dan de \'over-
kant\' oftewel Zeeuws Vlaanderen over
het water van de monding van de
Westerschelde en meer naar rechts het
ruime water van de Noordzee. Vaak
liggen er op de rede van Vlissingen
schepen te wachten op een loods die
hen zal begeleiden naar Antwerpen en
u zult dan ook regelmatig het loods-
bootje kunstige manoeuvres zien uit-

JAARCONGRES 1997 IN ZEELAND

PLAATS: VLISSINGEN

DATUM: 2 TOT EN MET 4 OKTOBER 1997

voeren om de loodsen aan en van boord
te brengen en te halen.
Zeeland biedt nog veel meer. Alle faci-
liteiten die nodig zijn om de Sportdag,
de vergaderingen, het feesten en het
parallelprogramma tot een succes te
maken zijn hier volop aanwezig en zul-
len dan ook benut gaan worden. De
congrescommissie Zeeland zal dan ook
haar best doen niet alleen letterlijk het
hoofd boven water te houden binnen de
dijken van ons onder de zeespiegel ge-
legen landje, maar ook het figuurlijke
diergeneeskundige hoofd dat in de laat-
ste jaren van dit millennium aan grote
veranderingen bloot staat helpen boven
water te houden. Vandaar het enigszins
veranderde wapen van Zeeland als
logo voor dit Jaarcongres.

Hoe het congres er precies uit zal zien
zullen we u uitgebreid in de tussenlig-
gende tijd berichten, maar zorgt u er-
voor dat u de bovengenoemde data vast
noteert in uw agenda.

Congrescommissie Zeeland

-ocr page 244-

INFORMATIE AVOND SOLLICITEREN KNMVD

Solliciteren is tegenwoordig bijna een vak apart. Als er na veel geploeter eindelijk een sollicitatiebrief op tafel ligt waar je
redelijk tevreden over bent, dan kun je je vervolgens druk gaan maken over het sollicitatiegesprek. Wat moet ik aan? Hoe
moet ik me presenteren? En meer van dat soort zaken. Om dierenartsen en studenten diergeneeskunde de kans te geven
zich wat beter voor te bereiden op wat er bij het solliciteren allemaal komt kijken, organiseert de KNMvD op
woensdag
23 april 1997
een informatie-avond solliciteren. Tijdens deze avond komen onderwerpen aan bod als: waar vind je rele-
vante vacatures, de sollicitatiebrief, het curriculum vitae en het sollicitatiegesprek.

De avond wordt gehouden bij de KNMvD op Julianalaan 8 te Utrecht, begint om 17.00 uur en zal uiterlijk om 22.00 uur
worden afgesloten. Er is plaats voor maximaal 15 deelnemers. Voor broodjes wordt gezorgd.

Opgave voor de sollicitatiecursus hij Corine van Kalles (Vacaturebank KNMvD), telefoon: 030 - 2510111.

VEEHOUDER & DIERENARTS KRIJGT NIEUWE IMPULS

Longwormvaccin terug van wegge-
weest

Longwormen vormen in het vooijaar
één van de grootste bedreigingen voor
het jongvee. Sinds jaar en dag is bekend
dat vaccineren de veiligste manier is om
het jonge dier tegen longwormziekte te
beschermen. Groot was dan ook de te-
leurstelling toen het vaccin vorig jaar
vanwege BSE niet leverbaar was.
Gelukkig is het vaccin weer volop voor-
radig.

Dierenarts, gynaecologie en paar-
denhouderij

De gynaecologische begeleiding van de
paardenfokkerij heeft zich in nog geen
veertig jaar ontwikkeld tot een volwaar-
dig specialisme: eerst alleen door de
vraag vanuit de paardenfokkerij en
daama in toenemende mate door de ont-
wikkeling van KI. En KI kwam in een
stroomversnelling door het optreden
van CEM. Door de introductie van de
echoscopie is bovendien veel mogelijk
geworden van wat tot voor kort nog on-
denkbaar was.

Nachtmerrie in de Peel; klassieke
varkenspest

De Peel, 25 februari 1997 - Klassieke
varkenspest in een dichtbevolkt gebied
als de Peel; een nachtmerrie wordt wer-
kelijkheid ... Op dit moment zijn er 25
bedrijven besmet. Iedereen houdt de
adem in, want de uitbraak lijkt nog niet
ten einde. De auteur gaat in op de maat-
regelen van het eerste uur en de werk-
zaamheden op het crisiscentrum te
Boekei.

De enting van slachtkuikens tegen
New Castle Disease

De ziekte pseudovogelpest (New Castle
Disease) werd voor het eerst in 1950 in
Nederiand vastgesteld. De ziekte ver-
spreidde zich zeer snel onder kippen
van alle leeftijden, maar ook onder kal-
koenen, fazanten, parelhoenders en
vele andere vogelsoorten. Sinds de ze-
ventigerjaren wordt voor pseudovogel-
pest de Engelse naam New Castle
Disease (NCD) gebruikt, omdat de
naam pest bijzonder slecht overkomt.
Wormbestrijding schaap: houd re-
kening met resistentie
Resistentie van ziekteverwekkers tegen
geneesmiddelen is een bekend feno-
meen. Het komt ook voor bij ontwor-
mingsmiddelen bij het schaap. Om
goed met resistentie om te kunnen gaan,
is inzicht nodig in de ontwikkelingscy-
clus, de preventie en behandeling van
maagdarm wormen. Een goede plan-
ning van beweiding en behandeling zijn
daarbij van groot belang.
Hulp op managementgebied voor-
komt bedrijfsblindheid
Bedrijfsresultaat ajhankelijk van on-
dernemerschap

Aan ondernemen en financieren zijn ri-
sico\'s verbonden. Het is dus voor de on-
dememer en de financier belangrijk om
het toekomstperspectief van het bedrijf
zo goed mogelijk in te schatten. De fi-
nancier doet dit op basis van de finan-
ciële en zo mogelijk de technische re-
sultaten van het bedrijf en de te ver-
wachten ontwikkeling voor de toe-
komst. Het ondememerschap en de
kwaliteit van de productiemiddelen zijn
hierbij cruciaal. De dierenarts kan hel-
pen bij het voorkómen van bedrijfs-
blindheid.

\'De redactie prijst zich gelukkig met het toetreden van een drietal nieuwe re-
dactieleden. Zij zijn jong en hebben dus de toekomst! Dat zal zijn weerslag
hebben op de kwaliteit van Veehouder & Dierenarts! Daar heb ik alle vertrou-
wen in\', schrijft de nieuwe voorzitter R. Back van de redactiecommissie in zijn
editorial. En inderdaad mag het aprilnummer van Veehouder & Dierenarts
weer gezien worden. Een overzicht van de inhoud in willekeurige volgorde.

Paratuberculose; een antwoord op
uw vragen

In Nederiand is ongeveer één op de vijf
melkveebedrijven besmet met paratu-
berculose. Het gaat dan om twee tot drie
procent van alle melkkoeien. De ziekte
brengt grote economische schade toe
aan een bedrijf tussen de ƒ 100,— en
ƒ300,— per jaar per aanwezige melk-
koe. Wat is paratuberculose en wat kunt
u er aan doen?

Natuuriijk zijn ook in het hart van de
apriluitgave de seizoensgebonden be-
drijfsadviezen opgenomen. Dc bedrijfs-
adviezen rund worden nu en in het ver-
volg samengesteld door twee nieuw-
toegetreden redactiecommissieleden, te
weten I.M. Ypma en dr T.J.G.M. Lam.
Als derde nieuweling zal J.G.P.M.
Donkers in het vervolg de penningen
beheren.

Voor meer informatie en het aanvragen
van een proefpakket: mevrouw G.
Rotgers, tel. 030-2510111. Een abon-
nement op het kwartaalblad Veehouder
& Dierenarts kost
ƒ 10,- per jaar. Ook
het boekje \'Adviezen van de Dieren-
arts\' is nog steeds leverbaar a
ƒ 15,—
voor leden van de KNMvD; een leuk ca-
deau voor trouwe klanten, bijvoorbeeld
naar aanleiding van een presentatie of
een open dag.

-ocr page 245-

De Diergeneesmiddelen Advies Com-
missie (DAC) van de KNMvD heeft
het PVE geadviseerd de PVV/IKB-
wachttermijn van de volgende produc-
ten te verkorten:

- Excenel Steriel Poeder, REG NL
8806, registratiehouder: Upjohn Ne-
derland, van 28 naar 5 dagen;

- Geomycineject 10%, REG NL 8488,
registratiehouder: Dopharma Re-
search B.V., van 42 naar 24 dagen;

POSITIEVE LUST PW/IKB-VARKENSBEDRIJVEN

VERKORTING WACHTTERMIJNEN

Oxyject 10%, REG NL 8515, regis-
tratiehouder: Dopharma Research
B.V., van 42 naar 28 dagen;

Amo-Col®, REG NL 7950, registra-
tiehouder: Vetimex Animal Health
B.V. (Eurovet B.V.), van 56 naar 21
dagen;

Amoxycilline 150 inj., REG NL
8787, registratiehouder: Hak Pharma
B.V., van 56 naar 28 dagen;

- Engemycine 10%, REG NL 8291,
registratiehouder: Mycofarm Neder-
land b.v., van 21 naar 14 dagen.

De DAC heeft zijn adviezen tot verkor-
ting van de PVV/lKB-wachttermijnen
gebaseerd op een weefselschadestudie
die is uitgevoerd volgens een vastge-
steld onderzoeksprotocol. Voor meer
informatie kunt u zich wenden tot het
bureau van de KNMvD, Mw. G.
Rotgers, tel. 030-2520111.

JAARVERSLAG 1996 AFDELING UTRECHT

Op 31 december 1996 telde de Af-
deling Utrecht van de KNMvD 79 le-
den (waaronder als erelid A.A. Abra-
hamse), evenveel als het jaar ervoor.
Diverse leden hadden zitting in com-
missies en dergelijke en zij brachten
regelmatig tijdens de Afdelingsver-
gaderingen verslag uit.
Het Oude Tolhuys was ook in 1996 de
vaste locatie voor de Afdelingsver-
gaderingen.

Totaal 33 leden bezochten in de loop
van het jaar één of meerdere vergade-
ringen. Dit jaar waren de collegae
Kooper, Van Paassen en Van Lim-
borgh, samen met enkel bestuursleden,
koploper door geen enkele vergade-
ring te missen. Gemiddeld waren er
per vergadering ongeveer 20 bezoe-
kers. Als lid van de Afdeling, maar ook
namens de KNMvD en altijd met de
nodige actuele informatie waren
Hoofdbestuurslid Antoinette Kooper
en stafmedewerkster publiciteit Sop-
hie Deleu regelmatig aanwezig.

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collega:

Boonen, Mevr. E.A.H.; Gent-1995; 3930 Achel
(België); Beverbeek4.

Ook RVV, VHl, Faculteit en Fidin le-
verden tijdens iedere vergadering actu-
ele informatie. De Gezondheidsdienst
begint door de uitgebreider aanwezige
overlegstructuren een aparte plaats in
te nemen. Regelmatig vindt er overleg
plaats tussen GD en vertegenwoordi-
gers van besturen van Afdelingen;
daamaast heeft de Afdeling vertegen-
woordigers in de verschillende werk-
groepen (rund, pluimvee, varkens).
Van deze bijeenkomsten werd tijdens
de Afdelingsvergaderingen verslag uit-
gebracht.

Na het huishoudelijk deel van de ver-
gadering in febmari was er een lezing
over zoönosen door afdelingslid Edel.
Collega Van der Werf verzorgde tij-
dens de mei-vergadering een voor-
dracht over het tot stand komen en de
samenstelling van het inkomen van
een dierenarts. Voor deze vergadering
ontvingen ook niet-leden practici een
uitnodiging, waarvan vijf collega\'s ge-
bmikt maakten.

Boschloo, H.M.; 1997; 3512 KX Utrecht;
Jeruzalemstraat 4 B.

Brink, M.T.J. van den; 1997; 3562 KG Utrecht;
Roelantdreef 132.

Jonge, B. de; 1978; 1106 AX Amsterdam;
Rossumplein 7.

Loef Mevr. H.A.; 1996; 2665 XK Bleiswijk;
Mesdagstraat 2.

Luijben, M.L.G.; 1997; 3435 CE Nieuwegein;
Specht 5.

Koopman, C.G.M.; 1979; 1628 BC Hoorn;
Reiger 56-57.

Ooijen. Mevr. C.A.S.; 1997; 9331 ES Norg;

Tijdens de vergadering in september
was er geen lezing, maar werd het pro-
gramma gevuld door zaken rondom de
Algemene Vergadering 1996, infor-
matie betreffende Arbowet en risico-
inventarisatie en een discussie naar
aanleiding van het rapport Dierenarts-
Varkenshouder 2000.
De decembervergadering had door een
onderhoudende voordracht van dieren-
tuindierenarts Peter Klaver een ont-
spannen karakter.

In juni organiseerde de Afdeling het
jaarlijkse regio-overleg tussen de
Afdelingsbesturen van de Regio West.
Hier werd de basis gelegd voor het in
november 1997 te houden symposium
ter gelegenheid van de lustmmviering
van de betreffende Afdelingen. De
Afdeling Utrecht, met als oprichtings-
datum 15 mei 1847, viert in 1997 haar
150-jarig bestaan.

Hennie Hadderingh

Waardeel 10.

Riem, Mevr. I.H.M.; 1996; 3581 NW Utrecht;
Mecklenburglaan 14.

Soethout, E.C.; 1995; 3572 GH Utrecht;
Zandhofsestraat 50.

Verdegaal, Mevr. E.J.M.M.; 1996; 3511 KJ
Utrecht; Lijnmarkt 32 l.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Aalst, Mevr. E.G. van; 1996; 3981 WG Bunnik;
Deken Heinenstraat 25.

-ocr page 246-

Cuperus, M.S.; 1996; 3705 ZL Zeist; Warande
138.

Groenen, Mevr. H.H.M.; 1996; 3292 LA
Strijensas; Buitendijk 13.
Kamp, Mevr. M.G.C.; 1996; 1018 NE Amster-
dam; Conradstraat 219.

Nieuwenhuizen, Mevr. A.A.; 1996; 3582 EE

Utrecht; Gansstraat 121.

Riquois, Mevr. E.; 1996; 47500 Sauveterre la

Lémance (Frankrijk); "Le Perie".

Terlouw, Mevr. I.; 1996; 7214 BE Epse;

Kassenberg 7.

Trilk, Mevr. D.E.; 1996; 8261 AX Kampen;
Buitennieuwstraat 84.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Braggen, Mevr. L.W.L. van; 3581 NG Utrecht;
Wilhelminapark 28 A.

Fennis, Mevr. M.C.L.; 3581 VJ Utrecht;
Nicolaasweg 22.

Remmers, P.; 3582 TP Utrecht; Lodewijk

Napoleonplantsoen 3011.

Risp, A. van; 3402 PR IJsselstein; Utrechtseweg

78.

Schie, M.J.J. van; 3583 AD Utrecht; A. van
Ostadelaan 101 bis.

Schout, Mevr. E.T.; 3553 EP Utrecht; Amster-
damsestraatweg 576.

Springer, Mevr. D.; 3436 RX Nieuwegein;
Andreasgaarde 26.

OVERLEDEN;

Op 25 februari 1997 Dr. A.L.A. van Rees te
Utrecht.

JUBILEA;

A.G. de Moor te Houten, afwezig, 45 jaar, 8
april 1997

IJ.H.P. Hardeman te Assen, afwezig, 40 jaar, 12
april 1997

J. Bakker te Baexem, afwezig, 25 jaar, 14 april
1997

R.J.T. van der Luer te Valkenburg (L), afwezig,
25 jaar, 14 april 1997

Th.M.H. van Woensel te Lommei (België), af-
wezig, 25 jaar, 14 april 1997
A.W. Udo te Aalten, afwezig, 30 jaar, 14 april
1997

E. Bakema tc Vclp (Gld), afwezig, 60 jaar, 14
april 1997

ProfDr. J.E. van Dijk te Hierden, afwezig, 30
jaar, 14 april 1997

J.J.A. Ham te Nieuwerkerk a/d IJssel, aanwezig,
25 jaar, 14 april 1997

Mevr. A.B. Zwartenkot-Klaasesz te Sleen, af-
wezig, 30 jaar, 14 april 1997
W.P. Cnossen te Drachten, aanwezig, 25 jaar, 14
april 1997

F.G. Davelaar te Putten, afwezig, 25 jaar, 14
april 1997

W. de Haan te Lies (Terschelling), afwezig, 30
jaar, 14 april 1997

J.C. van der Sar te Ruurlo, afwezig, 30 jaar, 15
april 1997

S.J. Henstra te Tijnje, afwezig, 35 jaar, 17 april
1997

Dr. P. Leeflang te Alphen a/d Rijn, afwezig, 35
jaar, 17 april 1997

A.E. Bmggraaff te Vlissingen, afwezig, 50 jaar,
19 april 1997

A H M. Erken te Amsterdam, afwezig, 30 jaar,
27 april 1997

RECTIFICATIE;

De vermelding van D.A.P. Someren staat helaas
in het Jaarboek 1997 foutief vermeld.

t m

iin

Dc maatschap bestaat uit dc volgende dierenart-
sen: H A. Derkx, J.A.G. Gerards, P.W.C.M. van
Oijen, R.E. Paauwe, R.J.M.L. Raymakers,
Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A.
Steentjes, J.A. Westerbeek, D.L. Willink en
F.Th.C.dc Wit.

MUTATIES;

Aalst, Mevr. E.G. van; 1996; 3981 WG
Bunnik; t)cken Heinenstraat 25; tel. 030-
6561528; wnd.d.
(toev. als lid).

•Bameveld, ProfDr. A.; 1974; U-1983;
3585 LB Utrecht; Koningsweg 161; lel. 030-
2519885 privé, 253L350 bur.; fax 030-2519886;
hlr. U.U. (F.D., vkgr. Algemene Heelkunde cn
Heelkunde der Grote Huisd.; Specialist Chimrgie
van het Paard.

♦Boer, Mevr. E.M. de; 1997; 3513 CT
Utrecht; Kmisweg 14;
tel. 030-2310385; wnd.d.

Blok, A.L.; 1974; 4175 ER Haaften;
Enggraaf 22; tel. 0418-591850 privé, 591302
prakt ;
fax 0418-591669; p.

Bolwerk, J.H.T.M.; 1987; 1083 ED
Amsterdam; Van Nijenrodewcg 60;
tel, 020-
6427218 privé, 0162-515351 bur,; fax 020-
6427218; poultrv consultant, vet. adv. Franklin
Holding.

•Bos, R.H.C. van den; 1997; 1811 DN
.\\lkmaar; Ritsevoort 18 B; tel. 072-5155556; d.

•Brama, P.A.J.; 1994; .3997 MZ \'t Goy;
Groenedijkje 13; tel, 030-6012484 privé,
2531323/2531340 bur.; fax 030-2537970; wet.
medew.
U.U. (F.D., vkgr. Algemene Heelkunde
en Heelkunde der Grote Huisd.).

Brammeien, Mevr. E. van; 1995; 6681 LG
Bemmel; Heuvelsestraat 12; tel. 0481-465265
privé,
050-5515352 prakt.; p., medew. bij K. de
Vries.

Cuperas, M.S.; 1996; 3705 ZL Zeist;
Warande 138; tel. 030-6951253; d.
(toev. als lid),

Gemert-van den Broek, Mevr. M.A.A.C.M.
van; 1994; 3523 GN Utrecht; Turkooislaan 42; tel.
030-2871416 privé,
0318-61.3420 prakt,; p„ me-
dew. bij F^A, Kuiper (part-time).

Gerards. J.A.G.; 1986; 5731 PK Mierlo;
Kasteelweg 22; tel. 0492-664776 privé,
0493-
491770 prakt,; fax 0493-496770;
p., geass. met
H
.A. Derkx, P.W.C.M. van Oijen, R.E.
Paauwe, R.J.M.L. Raymakers, Mevr. M.G.
Schuttert, L
.A.J. Smeenk. A.H.A. Steentjes.
J
.A. Westerbeek, D.L. Willink en F.Th.C. de
Wit.

Gooi, F.J.P.J.E. van; 1973; 69110 .Sainte
Fov les Lvon (Frankrijk); 94, Bid, Baron du
Marais; tel, 00-33-478597241 privé,
472723010
bur.;
fax 00-33-472723112; Dir. Business
Ruminants Europe, Rhone Merieux,
Lyon.

Groenen. Mevr. H.H.M.; 1996; 3292 LA
Süijensas; Buitendijk 13; tel. 078-6744608 privé,
6741272 prakt.; p., medew. bij A. Rodenburg
(toev, als lid).

Havik, E.J.; 1989; 9001 NK Grouw; De
lichtset 23; tel. 0566-622976 privé, 601464
prakt.; fax 0566-601869; p., geass. met L.
Kalsbeek, F.W.L. Schuurmans en M.J. Wiersma.

Hoog, J.T.; 1981; 3603 AV Maarssen;
Raadhuisstraat
27; tel. 0346-561426; fax 0346-
570945;
p., gezelschapsd.

Jong, Mevr. A.J.; 1994; 7156 MC Beltram;
Mr. Nelissenstraat 14; tel. 0544-482295 privé,
072-5093069 prakt,; p„ geass, met Mevr. S. van
Leeuwen.

Kamp, Mevr. M.G.C.; 1996; 1018 NE
Amsterdam; Conradstraat 219; tel. 020-6257839;
wnd.d. (toev,
als lid).

Kranendonk, A.A.; 1985; 3882 RE Putten;
Volenbeker»eg
24; tel. 0341-351235 prakt.; fax
0341-360741; p., geass.
met J. Brons, G.A. van

Eijden en Th. Twerda.

Mandigcrs, P.J.J.; 1992; 3572 RT Utrecht;
Goedestraat 14 C; tel. 030-2734719 privé, 0485-
587661
bur.; fax 0485-587643; Specialist Inteme
Geneeskunde der Gezelschapsdieren; wet. me-
dew. Intervet Intemational B.V.,
afd. VSD; diplo-
mate
ECVN; E-Mail: PAULMANDCa WORLD
ACCESS.NL.

Nieuwenhuizen, Mevr. A.A.; 1996; 3582 EE
Utrecht; Gansstraat 121 ; tel. 030-2520996; wnd.d.
(toev. als lid).

Paassen, P.L. van; 1958; 3998 JH Schalk-
wijk; Provincialeweg42 A; tel. 030-6012520;
r.d.

Poppema, D.J.; 1970; 9752 XH Haren
(Gr); Paterswoldsemeer WZ 1 D; tel. 050-
3092983; r.d.;
vet. adv. bij Metracon B.V.

Riquois, Mevr. E.; 1996; 47500 Sauveterre
la Lémance (Frankrijk); "Le Perie"; tel. 00-33-
553494245; wnd.d. (toev.
als lid).

Roest, H.I.J.; 1996; 5374 JL Schaijk; Maal-
stoel
28; tel, 048fr464032 privé, 0481-652808
prakt,; fax 0481-652824; p., medew. bij J.S.
Kalisvaart, J.G. van Schaik en J.G. Snijders.

Rutgers, Mevr. H.J.; 1984; 9934 JX Delfzijl;
Roerstraat 24;
tel. 0596-618876 privé, 614445
prakt.; p., medew. bij Dr. H.H.W. Dallenga.

•Steen, Mevr. J.C.M.; 1997; 1216 LJ Hil-
versum; Menno Simonszhof25; tel. 035-6217418
privé,
020-6364681 prakt.; p., medew. bij Mevr.
E.F. Christenhuis.

Terlouw, Mevr. I.; 1996; 7214 BE Epse;
Kasscnberg 7; tel. 0575-491198; wnd.d.
(toev. als
lid).

Trilk, Mevr. D.E.; 1996; 8261 AX Kampen;
Buitennieuwstraat 84; tel. 038-3321522/
06-52941966; fax 038-3321522; wnd.d.
(toev. als
lid).

•Zwanenburg, F.P.; 1996; 9981 GM
Uithuizen; De Laan 77; tel. 0595-434426 privé,
0596-566435 prakt.; fax 0596-566437; p., me-
dew. bij P.M. Holstv\'oogd en H J.M. Verhagen.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

April

I—3 Fifth World Veterinary Dental Congress
at the International Convention Centre.
Birmingham, England.

5—6 Small Animal Oncology Conference: Diag-
nosis and Treatment. University of Zürich,
Faculty of Veterinary Medicine. Dr. Juan
Carlos Sardinas, Veterinary Surgery Clinic,
University of Zürich, Winterthurerstrassc
260, CH-8057 Zürich, Switzerland, tel.:
41-1 -635-84-01, fax: 41 -1 -635-89-05.

6—8 The fourth intemational symposium on ec-
toparasites of pets. University of Califor-
nia, Riverside, Califomia. Dr. N.C. Hinkle,
Dept. Entomology, UCR, Riverside, CA
92521, phone (909) 787-2422 or e-mail
NHinkIe@citrus.ucr.edu.

8—11 Congress of the German Veterinary Me-
dical Society: \'Current Research Results in
Veterinary and Comparative Medicine\'.

9—12 22. Kongreß der DVG in Bad Nauheim.

17 NVVL-congres \'97: Trends in Voedings-

-ocr page 247-

wetenschappen. Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede.

17—18 Workshop \'Veterinary homoeopathy in
organic herds\' in Foulum, Denemarken. Tel.:
0045-89-991900, fax: 0045-89-991919.

25—27 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congress lan-
guage is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

.Mei

20—22 International symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan, France.

26—29 The Waltham International Symposium
1997, Orlando, Florida, USA. \'Pet nutri-
tion and health in the 21st century\'.

31—1 International symposium \'diagnosis in
horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg, Germany.
Please contact: COPP, Birgit Bamickel,
Friedrich-Ebert-Str. 12,61462 Königstein.
Germany. Tel. 0049-6174/931333, Fax.
0049-6174/931343.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997: \'Cli-
nical Neurology in Small Animal Practice\'
in Edegem (Antwerpen) België, Congres-
centrum \'Ter Eist\'. Meer informatie: Dr.
Leen Verhaert, G. Van der Lindenlaan 15,

B-2570 Duffel, België, fax: (32) 15 31 73
90, E-mail: leenvdent@glo.be.

Juni

5 SDV-Symposium \'Reproduction in the Pig:
Research Results and Practical Implica-
tions\', Congrescentrum Rolduc, Kerkrade.
Inlichtingen: N.M. Soede, Vakgroep Vee-
houderij, Landbouwuniversiteit Wagenin-
gen. Tel.: 0317-483973, fax: 0317-485006.

7—8 Practitioner\'s Symposium, American Board
of Veterinary Practitioners. Westin O\'Hare,
Chicago, IL. More information: ABVP
Administrator, 530 Church Street, Suite
700, Nashville, TN 37219, USA, phone
615-254 3687, fax 615-254 7047.

7—10 European Symposium on Poultry Wel-
fare, Wageningen.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer, van 13.30
tot 16.30 uur.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J.A. Lenstra en prof dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-
ternal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutscher, Winterthurerstr.

260, 8057 Zürich, Switzeriand. Tel.: 41-1-
6358408, fax: 41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

Jull

6—10 7th EAVPT International Congress,
Madrid, Spain.

8—12 International Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof B. Torna, tel: 33-
43967100, fax: 33-43967125.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-05-1997

14-04-1997

15-05-1997

28-04-1997

01-06-1997

12-05-1997

15-06-1997

26-05-1997

*)Voor 12.00 uur

"s middags.

Gezocht voor Nederlandse collega met Turks diploma

STAGEPLAATS

In een dierenartsenpraktijk

Graag uw schriftelijke reactie sturen naar:

p/a Arbeidsbureau Arnhem-West, t.a.v. dhr. E. Melis, adviseur Arbeidsbemiddeling-Vluchtelingenwerk Emplooi,
Rodenburg 25, 6811 HN Arnhem.

In verband met vertrek collega gevraagd in een een gemengde praktijk per 1 juli 1997:

EEN DIERENARTS (M/V)

met belangstelling voor kleine huisdieren, doch ook goed inzetbaar in de grote huisdieren.
Schriftelijke sollicitaties naar: D.A.P. Wychen-Beuningen, p/a Morgenster 13,6641 HV Beuningen (Gld.)

Gevraagd wegens vertrek collega in goed geoutilleerde gemengde meermanspraktijk in het midden van het land:

DIERENARTS (M/V)

De werkzaamheden zullen met name plaatsvinden binnen de landbouwhuisdierensector (waarvan 80% runderen).
Arbeidsvoorwaarden en salariëring volgens KNMvD-richtlijnen. Associatie op termijn ligt in de lijn der verwachting.
Sollicitaties voorzien van een c.v. gaarne binnen 14 dagen richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder nummer 8/97.

-ocr page 248-

Dierenkliniek \'Brouwhuis\' is een moderne
kliniek voor gezelschapsdieren in Zuid-Oost
Brabant.

De kliniek streeft naar kwaliteit en klantgericht-
heid in een prettige werksfeer.

Daarnaast is er speciale interesse in orthopedie
en de geneeskunde bij fretten.

Wij zoeken een (vierde) dynamische

Biedt zich aan:
21-jarige, gediplomeerde

DIERENARTS-
ASSISTENTE

met ervaring.
Reacties sturen naar:

P. van Kerkvoorde, Leemweg 6, 8389 TL Zandhuizen
(Fr.). Telefoon: 0561 - 431448.

COLLEGA
DIERENARTS (iVI/V)

Ervaring is geen vereiste; een grote mate van
betrokkenheid en inzet voor de praktijk wel.
Wij denken aan een 4/5 of fulltime functie.

Uw sollicitatie gaarne voor 14 april 1997 richten
aan:

G.H. Moorman,
Rivierensingel 730,
5704 NZ Helmond.

D.A.P. Dokkum e.o. vraagt per 1 mei 1997 een

DIERENARTS M/V

voor drie dagen per week.

Hij/zij moet afgestudeerd zijn in de differentiatie gezelschaps-
dieren, over goede contactuele eigenschappen beschikken
en moet in teamverband met zes dierenartsen en vijf perso-
neelsleden kunnen werken. (Moet ook bestand zijn tegen
instromende zeedampen.)

Ervaring strekt tot aanbeveling. Salariëring volgens KNMvD-
normen.

Reflectanten worden verzocht binnen zeven dagen na het
verschijnen van dit Tijdschrift te reageren middels een sollici-
tatiebrief gericht aan: D.A.P. Dokkum e.o., afd. personeels-
cie., Postbus 323,9101 AH Dokkum.

Dierenhospitaal Visdonk (groepspraktijk waarin 11
dierenartsen werkzaam zijn) zoekt op korte termijn
twee extra dierenartsen.

De studie loopt ten einde^
en dan...

EEN DIERENARTS
VOOR GEZELSCHAPS-
DIEREN (M/V).

De voorkeur gaat uit naar een dierenarts die de spe-
cialisatie gezelschapsdieren heeft gedaan of deze
bijna heeft afgerond.

EEN DIERENARTS
VOOR DE LANDBOUW-
HUISDIEREN (M/V).

Bij voorkeur met ervaring.

O

Dan is het goed te weten wat wij voor
u kunnen doen. Als onafhankelijk
bureau dat in het gehele land werk-
zaam is kunnen wij u adviseren bij
assistentie, associatie en het overne-
men van een praktijk.

Wij helpen en adviseren bij uw finan-
ciering, verzekeringen en contracten
met de bijkomende fiscale en juridi-
sche problemen.

Belt u even voor een vrijblijvend en
oriënterend gesprek.

Onze gedachten gaan uit naar collega\'s die uitste-
kende contactuele eigenschappen hebben en die
goed in teamverband kunnen werken.

Salariëring en arbeidsvoorwaarden volgens KNMvD-
richtlijn. Schriftelijke sollicitaties met c.v. binnen
twee weken richten aan dierenarts A. Bakx,
Dierenhospitaal Visdonk, Visdonkseweg 2a, 4707 PE
Roosendaal. Telefoon: 0165 - 565800.

DIX&CO

Mauritsstraat 100
3583 HW Utrecht
Telefoon 030-2511520
Fax 030-2541731

-ocr page 249-

0

Het voor u liggende tijdschrift kunt u met een gerust gemoed openslaan.

Ditmaal wordt ook aan uw wetenschappelijke nooddruft uitgebreid tegemoet gekomen. Pericardiocentese bij een paard met
pericardovervulling is geen alledaagse bezigheid voor dierenartsen, maar blijkt een dankbare uitbreiding van het therapeuti-
sche arsenaal. Voor de alledaagse activiteiten is de derde uitgave van hetformularium voor antimicrobiële, fungicide en anti-
protozoaire therapie, waaraan ook de Faculteit der Diergeneeskunde haar naam heeft verbonden, zeker wel van belang; het
wordt in dit nummer besproken.

In het afscheidscollege van prof. dr. A. Ruiter wordt het belang van levensmiddelenchemie, ook voor veterinairen, nogmaals
aangegeven. Ook fundamenteel-wetenschappelijke problemen, zoals de betekenis van het begrip \'nulconcentraties\' als het
gaat over voedselcontaminanten, komen aan de orde. (Of deze enigszins filosofische benadering ook bruikbaar is voor de ho-
meopathen onder ons is mij overigens niet duidelijk.)

Dat veterinairen het niveau van hun professie hoog willen houden blijkt onder andere uit het project Intercollegiale scholing
dat binnen de Groep Practici Grote Huisdieren al enige jaren loopt. Ook binnen de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren is
men gestart met deze ICS. Wellicht dat binnen niet al te lange tijd ook projecten Intercollegiale Toetsing (zoals die binnen an-
dere professies worden georganiseerd) kunnen starten. Ook naar de \'buitenwereld\' toe geven dergelijke activiteiten aan dat
wij streven naar kwaliteit, kritische zin tonen en bereid zijn tot opening van zaken en dat is goede PR voor ons vak.
Buitenwereld, PR, reclame: Het is duidelijk dat dierenartsen marktgericht moeten denken. Dat blijkt ook het geval te zijn bij
een begrip als IKB. Al zou deze regeling inhoudelijk niets toevoegen aan een reeds goede bedrijfsvoering van veehouder en
dierenarts dan nog blijkt deelname aan IKB noodzakelijk uit het oogpunt van marketing value. Zo keek ik (nog) niet naar 1KB!
De rubriek Brieven aan de Redactie is in de laatste aflevering goed gevuld. Een artikel waarin de homeopathische zienswijze
tot uitdrukking kwam maakte de pennen los; een verschijnsel dat een redactie in het algemeen goed doet. De collegae Poll,
Slappendel, Lumeij en Drenthe namen de moeite hun kritische mening openbaar te maken. Vanuit de (officiële!) Groep
Homoeopathisch-werkende Dierenartsen ln\\amen instemmende geluiden. In dit nummer leest u een (relativerende) ingezon-
den brief van collega Vosmeer over dit onderwerp.

Het is naar de mening van de Redactie wenselijk dat niet-algemeen geaccepteerde ideeën bekend kunnen worden gemaakt, ook
al herkent de Redactie zich niet in de geventileerde opvattingen. Het betreft hier meningen die door een niet onaanzienlijk aan-
tal (medische en) veterinaire collega \'s worden gedeeld. De Redactie trekt wel het boetekleed aan voor wat betreft de plaats
(rubriek Wetenschap) van het artikel \'Een casuïstiek van een ivermectine-into.xicatie bij een collie. Hoe het similiaprincipe
van de homeopathie uitkomst bood in een noodsituatie\' van collega Opmeer (aflevering 2, blz. 56, van deze jaargang).
Ondanks aandringen vanuit de Redactie op verduidelijking van de werking van de Lecher-Antenne is dit niet mogelijk geble-
ken. Reproduceerbaarheid van de methoden is hierdoor op zijn minst problematisch. Overigens is het gebruik van een \'wichel-
roede \'geen onderdeel van de homeopathie!

Naar mijn persoonlijke mening is het mogelijk dat behandelingsmethoden die gebaseerd zijn op verouderde en achterhaalde
opvattingen over ziekte en gezondheid soms toch wel werkzaam zijn. Bij de gedateerde en onjuiste opvatüng hoort vaak ook
een ondersteunende methodologie die wij nu als niet ter zake doende beschouwen (de medicijnman die in trance ronddanst;
schudden van een drankje bij maanlicht tijdens de zonnewende, en dergelijke). Dat dergelijke behandelingswijzen konden ont-
staan en lange tijd bleven (of zijn hlijven) bestaan kan er op wijzen dat in een aantal gevallen toch positieve effecten werden ge-
zien. Soms is het gelukt het werkzame principe uit dergelijke therapieën vanuit de volksgeneeskunde (of verouderde reguliere
geneeskunde) te onderkennen. De hoogleraar in de farmacognosie, prof dr. R.P. Labadie, kan hiervan interessante voorbeel-
den noemen, hoewel hij dit naar mijn weten niet heeft betrokken op therapieën uit de homeopathische hoek. Met onze huidige
kennis kunnen wij spreken over hormonen, antigenen, liganden, epitopen, cytokinen, etcetera, we meten nano- en picogram-
men, we zijn eraan gewend dat uiterst kleine hoeveelheden grote effecten kunnen hebben. Verscheidene keren blijken effecten
hij een lage spiegel heel anders dan bij hoge spiegels. Soms is toediening in hoge hoeveelheden ziekmakend terwijl een zeer be-
perkte toediening het lichaam activeert tot een effectieve af\\\'eer (vaccinatie). Zou Hahnemann in het begin van de I9e eeuw
wellicht iets van deze mechanismen vermoed hebben en dat vervolgens met het hem ter beschikking staande begrippenkader
opgesierd hebben tot een theorie en methodologie die volgens huidige medische inzichten als \'rimham \' overkomt zoals manier
van schudden of sterkere werking hij steeds verdere verdunning (ongeoorloofde extrapolatie)Het zou zinnig zijn de eventuele
pareltjes te ontdekken binnen het homeopathisch bouwwerk dat op. volgens mij onjuiste, theorieën van twee eeuwen geleden
opgetrokken is. Een uitbreiding van het arsenaal aan middelen om een lichaam heel specifiek te prikkelen tot een gewenste ac-
tiviteit zou de reguliere geneeskunde zeker kunnen gebruiken. Of bestudering van de homeopathie hiertoe sneller zou kunnen
leiden dan via uitbreiding van de reguliere aanpak kan worden bereikt is voor mij een grote vraag.

Prof dr. J.E. van Dijk

Van de Hoofdredactie

-ocr page 250-

IDIOPATHISCHE PERICARDOVERVULLING MET
TAMPONADE BIJ EEN FRIESE RUIN

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122:216-9

I.D. Wijnberg\'\', M. Vink-Nooteboom^, enM.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan\'\'

SAMENVATTING

Een zeven jaar oude Friese ruin werd met de klacht vage
koliekverschijnselen doorverwezen naar de Vakgroep
Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren,
Faculteit der Diergeneeskunde, omdat na behandeling
door de practicus onvoldoende verbetering optrad. Bij
uitgebreid lichamelijk onderzoek werden aanwijzingen
voor circulatoire problemen met een rechts decompensa-
tie gevonden. De intensiteit van de hartetonen was aan
beide zijden van de thorax sterk verminderd en het ECG
liet een laag voltage en wisselende amplitude van de QRS
complexen zien. Aanvullend onderzoek wees op een idio-
patische pericardovervulling. Pericardiocentesis werd
uitgevoerd en een aanvullende therapie ingesteld. Na
drie weken werden aan het circulatieapparaat geen af-
wijkingen meer gevonden en kon het paard naar huis.
Bij vage koliekverschijnselen, gepaard gaande met een
hoge polsfrequentie, welke niet verklaard kunnen wor-
den door afwijkingen van het digestie apparaat, moet dif-
ferentieel diagnostisch rekening worden gehouden met
de mogelijkheid van het bestaan van Valse koliek,\' waar-
van een pericardovervulling één van de potentiële oorza-
ken is. Vroegtijdige diagnosestelling en behandeling kun-
nen bijdragen aan een goed resultaat.

SUMMARY

Idiopathic pericardial effusion with tamponade in a
Friesian gelding

.4 7-year-old Friesian gelding was referred to the Department of Large
.4nimal .Medicine and Nutrition of the Faculty of Veterinary Medicine he-
cause of an inadequate response to treatment for vague symptoms of colic.
.4n extensive physical examination showed there to be circulatory problems,
with right-sided decompensation. Heart sounds were muffled on both sides
of the thorax, and ECG showed a low voltage and variable amplitude of the
QRS complex. Further investigations indicated idiopathic pericardial effu-
sion. Pericardiocentisis was performed and supportive therapy started.
Three weeks later the circulatory system no longer showed abnormalities
and the patient was discharged. When a patient presents with vague \'co-
licky \' symptoms that cannot be explained by abnormalities of the digestive
tract, the differential diagnosis should include the possibility of false\' colic,
of which pericardial effusion is one possible cause. Early diagnosis and tre-
atment can contribute to a good result.

\' Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren. Faculteit der
Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Yalelaan 16. 35H4 CM Utrecht, tel.: 030-
2531112. fax: 030-2531256.
^ Vakgroep Veterinaire Radiologie. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit
Utrecht. Yalelaan 10. 35S4 CM Utrecht, tel: 030-2531! 13.. fax: 030-2543369.

INLEIDING

Pericarditis is een ontsteking van de pariëtale en viscerale op-
pervlakken van het pericard. Dit gaat meestal gepaard met pe-
ricardovervulling en symptomen van rechter hartfalen. Daar
de oorzaak van de pericardovervulling bij het paard in veel
gevallen niet wordt gevonden en dus sprake is van idiopati-
sche pericardovervulling is het in die gevallen niet juist te
spreken van pericarditis. Twee soorten pericarditis worden
onderscheiden: \'effusieve pericarditis\' waarbij de grote hoe-
veelheid gevormd vocht de diastolische vulling van het hart
belemmert, of \'constrictieve pericarditis\' waarbij de hierbij
optredende fibrinevorming het functioneren van het hart be-
lemmert. Als eerste wordt onder invloed van de toenemende
druk het rechter atrium gecomprimeerd. Het belemmeren van
de diastolische vulling van met name het rechter hart leidt tot
een verminderde veneuze return, slagvolume en cardiac out-
put, hetgeen kan resulteren in het optreden van decompensa-
tieverschijnselen (2,10,12). Dit symptomencomplex wordt
samengevat onder de term pericardtamponade.
Pericardtamponade is de situatie waarin de haemodynami-
sche gevolgen van de pericardovervulling aanleiding hebben
gegeven tot het activeren van compensatiemechanismen
welke op hun beurt het optreden van hartfalen niet hebben
kunnen voorkomen (10,11). Indien de overvulling of con-
strictie niet wordt opgeheven kan dit leiden tot congestief
hartfalen, hetgeen oedeem- en/of ascitesvorming tot gevolg
kan hebben (12). Tevens kan dit aanleiding geven tot vage
koliekverschijnselen ten gevolge van stuwing in het splanch-
nische vaatbed en leverstuwing. Naast de hoeveelheid vocht
bepaalt tevens de snelheid van het ontstaan van de pericard-
overvulling de emst van de klinische symptomen. Het peri-
card bezit namelijk tot op zekere hoogte het vermogen te
adapteren aan een groter volume vloeistof (9).
Pericardovervulling bij het paard komt voor in samenhang
met een virale of bacteriële infectie, septicaemie, trauma,
neoplasie of met primaire pleurale effusie of
Pleuropneumo-
nie (3,5,10,11). Bij de mens is het aspect van het vocht
meestal
sereus of serosanguineus, eventueel met fibrinevor-
ming of zelfs haemorrhagisch (2,7,11). Achteraf blijken de
bij de mens als idiopatische aangemerkte pericardovervul-
lingen vaak geen idiopatische overvullingen te zijn, maar
zijn de overvullingen nogal eens van virale oorsprong (11).
Haemorrhagisch vocht met weinig fibrinevorming wordt bij
de hond met name geassocieerd met een idiopathische peri-
card overvulling. Het aspect van het pericardiaal vocht in ge-
val van pericardovervulling bij het paard varieert van geel
troebel tot haemorrhagisch (3,5,7,9,10,11,12,13). De aanwe-
zigheid van veel fibrine in het pericard zou kunnen duiden op
een infectieuze etiologie (9,12). Bij het paard wordt in veel
gevallen geen oorzaak van de pericardovervulling aange-
toond en wordt deze derhalve als idiopathisch aangeduid
(3,5,10,11). In de meeste gerapporteerde gevallen van peri-
cardovervulling bij het paard betreft het een idiopatische pe-
ricardovervulling. Het kweken uit de vloeistof levert vaak

-ocr page 251-

geen bacteriële groei op, ook al is er klinisch een sterke ver-
denking op een bacteriële etiologie (12). Echter, vaak is er
reeds een antibacteriële therapie ingesteld voordat de punctie
is uitgevoerd. De veronderstellingen dat bij het paard equine
virus arteritis, equine herpes virus, equine infectieuze anae-
mie en influenza een rol spelen berusten vooralsnog voorna-
melijk op speculaties (II).

Pericardovervulling op basis van neoplasie wordt niet fre-
quent aangetroffen. Het type tumorcellen dat bij het paard zou
kunnen worden gevonden betreft mesothelioom cellen (2,14).
Pericardovervulling op basis van een hartebasis tumor is bij
het paard niet beschreven in tegenstelling tot bij de hond (6).
In het hiema volgende wordt een geval beschreven van idio-
patische pericardovervulling met tamponade bij een uit de
praktijk naar de kliniek doorverwezen patiënt.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een praktiserend dierenarts werd bij een zeven jaar oude
Friese min geroepen onder vermelding dat het dier koliek-
verschijnselen vertoonde. De klacht was dat de min sinds de
ochtend niet meer at en frequent gestrekt stond. Met uitzon-
dering van een hoge polsfrequentie werden bij het klinisch
onderzoek door de practicus geen afwijkingen gevonden.
Omdat na intraveneuze behandeling met metamizolnatrium^
onvoldoende verbetering optrad, werd het paard voor nader
onderzoek en behandeling doorgestuurd naar de Kliniek
voor Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren.

KLINISCH ONDERZOEK

Bij aankomst in de Kliniek bleek de min erg sloom. Het
paard was sterk bezweet, liep erg slap en vertoonde uitingen
van ongemak. Het dier verkeerde in een overmatige voe-
dingstoestand. De ademhaling was pompend en de ademha-
lingsfrequentie was 28 per minuut. De pols was regelmatig,
matig krachtig en cquaal en de polsfrequentie bedroeg 84
slagen per minuut. De lichaamstemperatuur bedroeg 38. TC.
De extremiteiten waren voldoende warm. De slijmvliezen
waren roze, vochtig en vertoonden geen bloedingen of lae-
sies. De Capillaire Refill Time (CRT) was niet veriengd en
de turgor was goed.

Bij het onderzoek van het digestieapparaat werden bij het
rectaal onderzoek wisselend palpabele dunne darmlissen
aangetroffen die zeer contractiel waren. Na toediening van
hyoscine hntylbromide"^ (0.24 mg/kg) waren deze dunne dar-
men niet meer palpabel. Overige afwijkingen aan het diges-
tieapparaat werden niet geconstateerd. De mest had een nor-
male consistentie en passeerde probleemloos. Bij het
onderzoek van het circulatie-apparaat werden een hyperten-
sie van de Venae jugulares, een te hoog oplopende venepols
(tot 2/3 van de hals) en een veel te lage intensiteit van de
hartetonen opgemerkt. Het hart was beiderzijds nauwelijks
hoorbaar, maar rechts was mogelijk iets beter dan links.

LABORATORIUMONDERZOEK

Bij het spoed-bloedonderzoek bleek de haematocrietwaarde
(Ht) 0.33 L.L-\' te zijn (normaalwaarde 0.36-0.42 L.L"\'). Het
leucocytenaantal bedroeg 6.7 G.L"\' (normaalwaarde 7-10
G.L"\'). Bij het routinebloedonderzoek de volgende ochtend
werd een Ht van 0.29 L.L"\' gevonden en het aantal leucocy-
ten bedroeg 5.1 G.L"\', met een verdeling van 79% segment-
kemige granulocyten en 21% lymfocyten. Het totaal eiwit

■> Novalgin* 500 mg/ml. Hoechst HollandN.V.
Buscopan*pro injectie, Boehringer Ingelheim b.v.

was 51 g.L"\' (normaalwaarde 60-75 g.L"\') waarbij het
eiwitspectum geen afwijkingen liet zien.

AANVULLEND ONDERZOEK

A bdominocentesis

Gezien de anamnese en de rectaal waargenomen dunne
darmlissen, tezamen met de klinisch slechte toestand waarin
het paard zich bevond, werd bij binnenkomst direct na het
klinisch onderzoek een buikpunctie uitgevoerd. Dit leverde
helder geel vocht op. Het aspect van de vloeistof was nor-
maal, maar de hoeveelheid was sterk verhoogd.

Electrocardiografisch onderzoek

Hoewel er bij hartauscultatie, voor zover hoorbaar, geen onre-
gelmatigheid van de hartetonen werd vastgesteld, werd gezien
de zeer lage intensiteit van de hartetonen, en tevens omdat er
bij het lichamelijk onderzoek geen duidelijke verklaring voor
de tachycardie werd gevonden, besloten een electrocardio-
gram (ECG) te maken. Het ECG zou een eventueel aanwezige
ventriculaire tachycardie aan het licht brengen.
De ECG registratie geschiedde via de thoraxafleiding. Een
normaal sinusritme werd vastgesteld, echter met een laag
voltage en een regelmatig wisselende amplitude van de QRS
complexen (figuur 1).

Röntgenologisch onderzoek

Op grond van de resultaten van het ECG onderzoek werd een
röntgenologisch onderzoek verricht.
Laterale thoraxopnamen toonden een vergrote hartschaduw.
Er waren geen aanwijzingen voor longoedeem. Zowel de
Vena cava caudalis als de longvasculatuur in het caudo-dor-
sale longveld toonden zich vrij fors van omvang. Conclu-
derend waren er röntgenologische aanwijzingen voor enige
vaatstuwing op basis van een cardiaal probleem.

Echografisch onderzoek

De resultaten van het electrocardiografisch en röntgenolo-
gisch onderzoek waren aanleiding tot het uitvoeren van een
echocardiografisch onderzoek.

Het echografisch onderzoek werd uitgevoerd via de rechter
ribwand met een Ultramark 9 scanner^, voorzien van een 2-3
MHz sector transducer. Er was bij deze patiënt slechts een
klein acoustisch venster in de vierde en vijfde intercostaal-
ruimte rechts aanwezig. De grote hoeveelheid subcutaan vet
tezamen met dit kleine beschikbare venster resulteerde in
een vrij slechte beeldkwaliteit. Een ongeveer 3 cm dikke
zone, bestaande uit matig echorijke pericardiale effusie, was
zichtbaar rond het hart. Tevens trad er een vroeg diastolische
collaps op van het rechter atrium, een aanwijzing vormend
voor harttamponade. Er werden geen aanwijzingen gevon-
den voor pleurale effusie, noch voor de aanwezigheid van fi-
brine en eventuele neoplasieën.

Pericardiocentesis

Daar de sloomheid van de patiënt sedatie niet noodzakelijk
maakte, werd met behulp van een praam een pericardpunctie
uitgevoerd. Dit geschiedde op dag drie na binnenkomst. Dit
werd uitgevoerd in de vijfde intercostaalmimte aan de linker-
kant van de thorax ongeveer 6 cm beneden het boeggewricht.
Een over de naald jugulair catheter^ werd hiervoor gebmikt.
Na chimrgische voorbereiding van de insteekplaats werden

^ Advanced Technolog}\' Laboratories, Ultramark 9.
^ 12G. 2,7x80mm, Intraßon*. Ecouen, Frankrijk.

-ocr page 252-

de huid, subcutis en spierlagen verdoofd met hdocaine 2%.
De punctie werd uitgevoerd onder continue ECG-registratie
echter zonder echo-begeleiding. Het probleem om bij deze
patiënt een goed beeld te verkrijgen en het voortdurend trip-
pelen van de patiënt, maakten dat in dit geval gelijktijdige
echobegeleiding niet bijdroeg aan het veilig uitvoeren van de
punctie. De punctie leverde een halve liter haemorrhagisch
vocht op met een Ht van 0,22 L.L"\'. Het vocht stolde niet,
bevatte 10,1 G.L"\' trombocyten en 0,001 g.L"\' fibrinogeen
(perifeer bloed, op hetzelfde moment afgenomen uit de Vena
jugularis, had een Ht van 0,28 L.L"\', 110 G.L"\' thrombocyten
en een fibrinogeengehalte van 0,02 g.L"\'). Het vocht werd
ingezonden voor bacteriologisch en cytologisch onderzoek.
Tijdens het uitvoeren van de punctie werden af en toe enkele
ventriculaire extrasystolen waargenomen. De frequentie, de
localisatie en de configuratie van de QRS-complexen in rela-
tie tot de zojuist voorafgaande complexen, leidden in dit ge-
val niet tot de noodzaak tot behandelen en/of stoppen van de
procedure. Een geringe verandering van de positie van de ca-
theter was voldoende om de extrasystolen te doen ophouden.

Bacteriologie en cytologie

Uit het punctaat werden via directe uitstrijk geen bacteriën
gekweekt, slechts via ophoping werd een
Clostridium spe-
cies
gekweekt die gevoelig was voor onder andere ampicil-
line, penicilline en metronidazol. Tegen trimethoprim-sulfa
was de bacterie resistent. Cytologisch onderzoek leverde
geen tumorcellen op.

KLINISCH VERLOOP.

Een pericardpunctie werd uitgevoerd op dag drie na binnen-
komst omdat de patiënt geen klinische verbetering liet zien.
Direct na de punctie, die een halve liter vocht opleverde,
daalde de venepols tot een handbreedte boven de borstin-
gang en de hartfrequentie daalde naar 60 slagen per minuut.
Echografisch onderzoek na het uitvoeren van de pericard-
punctie liet een reductie zien van de zone vocht in het peri-
card van 3 tot 1 cm. Twee dagen na de punctie was het totaal
aantal leucocyten gedaald naar 3,4 G.L"\'.

Figuur 1. Thorax afleiding. Papiersnelheid 25 mm/s. De Ijking geeft 1 mv aan

Een therapie met penicilline / streptomycine (in een dosering
van twee maal daags 20.000 lE/kg LG resp 10 mg/kg LG im\'\')
werd ingesteld, welke 15 dagen werd voortgezet. Ondanks
het instellen van deze therapie vertoonde het dier een geringe
temperatuursverhoging (38,6°C). Gedurende zes dagen bleef
de temperatuur wat te hoog (38,4-38,6°C). Na een periode
van vijf dagen had zich oedeem ontwikkeld onder de buik en
in het preputium, terwijl de hartfrequentie 58 slagen per mi-

^ Depomycine^. Mycofarm Ned. t).v.. Depocilline^. Mycofarm Ned. b.i
\' 4U mg labiel Komhivel

nuut was, de intensiteit van de hartetonen was toegenomen,
geen gestuwde Vv. jugulares meer zichtbaar waren en de ve-
nepols nog tot een handbreedte boven de borstingang opliep.
In verband met de uitgebreide oedeemvorming werd furo-
semide** (I mg/kg twee maal daags per os) gedurende twee
dagen toegevoegd aan de behandeling Tien dagen na binnen-
komst at de ruin weer volop en begon beter te lopen. Na drie
weken vertoonde het paard geen afwijkingen meer aan het
circulatieapparaat en vertrok hij naar huis. Uit telefonisch
contact met de eigenaar, negen maanden na ontslag uit de kli-
niek, bleek dat het paard het uitstekend maakte.

DISCUSSIE

De bevindingen aan het paard waren sloomheid, anorexic, ui-
tingen van ongemak, een matig krachtige perifere pols, ge-
stuwde Vv. jugulares, een verhoogde venepols, persisterende
tachycardie, beiderzijds sterk verminderde intensiteit van de
hartetonen, tachypnoea en een pompende ademhaling. Het
ECG liet een normaal sinusritme zien, echter met een laag vol-
tage en wisselende amplitude van de QRS-complexen. Deze
geconstateerde bevindingen, hoewel niet specifiek, vallen on-
der de klassieke symptomen van een pericarditis (3,5,7,8,9,10,
11,12, 13). Hoewel pijnuitingen bij het paard niet frequent
zouden optreden (10), worden deze in de literatuur met regel-
maat vermeld als één van de initiële symptomen (3,9,10).
Röntgenologisch onderzoek gaf eveneens aanwijzingen voor
een cardiologisch probleem en echocardiografie wees op een
pericardovervulling hetgeen door pericardpunctie (halve liter
vocht) gevolgd door een controle echo werd bevestigd. Het
lage voltage van het ECG kan worden veroorzaakt door de iso-
lerende werking van het vocht met name in geval van fibrine-
afzetting doch komt ook voor bij het gezonde paard, chroni-
sche pleuritis of chronische vermagering (7,10,11). De
wisselende amplitude van de QRS-complexen (\'electrical al-
temans\') kan worden verklaard door de zwaaiende beweging
van het hart in de vloeistof (2,10,11,12) en is specifieker voor
een pericardovervulling dan het lage voltage. Decom-
pensatieverschijnselen waren het gevolg van de door de over-
vulling opgetreden tamponade.

De behandeling van pericardovervulling moet in principe ge-
richt zijn op de primaire oorzaak. Drainage van de vloeistof is
een essentieel onderdeel van de behandeling doch is niet zon-
der risico\'s. Het raken van een coronair arterie tijdens de
punctie kan leiden tot een fatale bloeding. Prikkeling van de
ventrikel tijdens de punctie kan aanleiding zijn tot het ontwik-
kelen van ventriculaire extrasystolen, die directe behandeling
behoeven of stoppen van de procedure noodzakelijk maken.
Het uitvoeren van de handeling dient dan ook te geschieden
onder controle van een continu ECG en eventueel echo-bege-
leiding (10,11). Anti-arrhythmica dienen in de juiste hoeveel-
heden klaar te liggen om zo nodig onmiddelijk te kunnen

-ocr page 253-

worden toegediend via een van te voren aangelegde jugulair
catheter. Indien noodzakelijk kan in het pericard een dauer-
catheter worden aangebracht om dagelijkse drainage en/of la-
vage van het pericard mogelijk te maken (3,10,12).
Het toedienen van diuretica kan deel uitmaken van de behan-
deling, indien de met een pericardovervulling gepaard gaande
decompensatie een ingrijpen noodzakelijk maakt (5). Enig ef-
fect op de pericardovervulling zelf lijkt niet aannemelijk (9).
Het gebruik van digitalis preparaten is gecontraïndiceerd bij
dit type hartfalen (1,4,10). In gevallen waar na drainage de pe-
ricardovervulling recidiveerde, of in gevallen waar de dage-
lijkse drainage onvoldoende resultaat had leken corticosteroï-
den met succes te zijn gebruikt bij mensen, honden en paarden
(5,10,11). Het gebruik van corticosteroïden dient te worden
vermeden in gevallen van septische pericarditis. In vrijwel alle
beschreven gevallen maakte een langdurige systemische anti-
bacteriële therapie met breedspectrum antibiotica deel uit van
de behandeling. Het al dan niet kweken van bacteriën bij het
bacteriologisch onderzoek speelde hierbij geen rol. (3,5,6,7,8,
9,10,11,12,13). Breedspectrum antibiotica blijken in dezelfde
of hogere concentraties in de pericardvloeistof voor te komen
als in het bloed (3,10). Lokale toediening van de antibiotica in
het pericard lijkt derhalve niet noodzakelijk doch wordt wel
toegepast in gevallen van septische pericarditis om lokaal snel
hoge concentraties te bereiken (3).

In het geval van constrictieve pericarditis is een pericardre-
sectie in principe een mogelijke therapeutische benadering,
maar dit is tot op heden slechts één keer met succes bij het
rund uitgevoerd (8).

In het hier beschreven geval was het pericard gevuld met hae-
morrhagisch vocht waarin geen tumorcellen werden aangetrof-
fen en bacteriologisch onderzoek na ophoping een
Clostridium
species
opleverde. Het ontbreken van groei van bacteriën bij
directe uit.strijk, de afwezigheid van bruits de glou-glou en het
geringe fibrinogeengehalte in de punctievloeistof wijzen op
een aseptisch proces. De pericardpunctie werd enigzins be-
moeilijkt door het voortdurend trippelen van de patiënt en het is
daarom hoogst waarschijnlijk dat een slechts via ophoping ge-
kweekte
Clostridium sp. het gevolg was van contaminatie tij-
dens de afname van de punctievloeistof
Hoewel bij een sterk haemorrhagische karakter van de vloei-
stof aan trauma en/bf vaatruptuur moet worden gedacht, waren
hier geen aanwijzigen voor aanwezig. In de anamnese was
geen enkel vermoeden van trauma; noch kon uitwendig letsel
worden vastgesteld. In het geval van een acuut haemopericard
zou drainage van de vloeistof hebben kunnen leiden tot het op-
nieuw gaan bloeden (11), hetgeen niet gebeurde. Verder week
het punctaat af van het het perifere bloed voor wat betreft de Ht,
aantal thrombocyten en het fibrinogeengehalte.
Net als bij de mens en de hond, wordt haemorrhagisch vocht in
het pericard ook bij het paard beschreven in het kader van een
idiopathische pericardovervulling (7,11). De uiteindelijke
diagnose luidde derhalve \'idiopatische pericardovervulling
met tamponade\'.

Samenvattend kan worden gesteld, dat in geval van vage ko-
liekverschijnselen gepaard gaande met tachycardie waarvan
de oorzaak onduidelijk is, ook moet worden gedacht aan een
aandoening primair uitgaande van het circulatie-apparaat.
Pericardovervulling is een van de oorzaken van \'valse koliek\'
bij het paard. De prognose van pericardovervulling/pericardi-
tis bij het paard hangt af van de oorzaak. Een idiopatische peri-
cardovervulling heeft een redelijke prognose met pericardio-
centesis en drainage en/of het gebruik van corticosteroïden als
therapie. Aan een pericarditis op basis van een infectieus
agens wordt in het algemeen een slechte prognose toegekend.
Echter, uit meer recente data blijkt dat vroegtijdige diagnos-
tiek en agressieve behandeling ook bij deze categorie tot suc-
cesvolle behandeling kan leiden (7,10,11).

DANKWOORD

De auteurs danken dr. E. Teske, Vakgroep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, voor het uitvoeren van het cytologisch onderzoek van de pericard-
vloeistof en dr. H.C. Kalsbeek, vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der
Grote Huisdieren, voor zijn waardevolle adviezen bij het tot stand komen
van dit artikel.

2.

3.

9.

10.

II.

12.

13.

14.

LITERATUUR

1. Aronson JK in Dukes MNG ed. Meyler\'s side effects of drugs 12th ed,
Amsterdam, Elsevier Science Publishers 1992: 389.
Bemard BB, Lamb J in Robinson NE, Current therapy in equine medi-
cine 3, Philadelphia, WB Saunders Company 1992:402-5.
Bemard WB, Reef VB, Clark ES, Vaala W, and Ehnen SJ. Pericarditis in
horses: Six cases (1982-1986). J Am Vet Assoc 1990; 196 (3): 468-71.
Davis TD, Vanderveen RL, Nienhuis M in Mungall D ed.. Applied cli-
nical pharmacokinetics New York. Raven Press, 1983: 81.
Dill SG, Simoncini DC, Bolton GR, Rendano VT, Cri.ssman JW, King
JM. and Tennant BC. Fibrinous pericarditis in the horse. J Am Vet
Assoc 1982; 180(3): 266-71.

Eraser CM c.s. ed. In Merck veterinary manual. New Yersey, Merck
and Co, 1986:53.

Freestone JF, Thomas WP, Carlson GP, and Brumbaugh GW.
Idiopathic effusive pericarditis with tamponade in the horse. Eq Vet J
1987; 19(1): 38-42.

Nigam JM, and Manohar M. Pericardectomy as treatment for constric-
tive pericarditis in a cow. Vet Rec 1973; 92: 202-3.
Patteson MW. Equine cardiology. Blackwcll Science 1966: 161-4.
Reef VB, Gentile DCi, and Freeman DE. Succesftill treatment of peri-
carditis in a horse. J Am Vet Assoc 1984; 185 (1): 94-8.
Robinson JA. Marr CM, Reef VB, and Sweeney RW. Idiopatic, asep-
tic, fibrinous, non constrictive pericarditis with tamponade in a
Standardbred filly. J Am Vet Assoc 1992; 201 (10): 1593-8.
Vörös K, Felkai C, Szilagyi Z, and Papp A. Two dimensional echocar-
diographically guided pericardiocentesis in a horse with traumatic pe-
ricarditis. J Am Vet Assoc 1991; Vol 198 (11): 1953-6.
Wagner PC. Miller RA, Merrit F, Pickering LA. and Grant BD.
Constrictive Pericarditis in the horse. J Eq Med and Surg 1977 (1):
242-7.

Wallas SS, Jayo MJ, DeBowes RM el al. Mesothelioma in a horse.
Compend. Contin Educ Pract Vet 1987 (9): 210.

-ocr page 254-

Brieven aan de Redactie

Met veel belangstelling heb ik het artikel van collega
Opmeer in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, deel 122,
aflevering 2, over ivermectinevergiftiging gelezen (afgezien
van bepaalde energetische zienswijzen, die me boven m\'n
petje gingen) en met nog meer belangstelling, of laten we het
maar nieuwsgierigheid noemen, de reacties van andere col-
lega\'s hierop. Jammer dat die allemaal zo negatief zijn, al-
hoewel de heer Slappendel mij heeft doen schateren van het
lachen met zijn treinkaartjestherapie.
Overigens, ik vond het een interessant artikel, wetenschap-
pelijk of niet, de hond is opgeknapt en je kunt ook niet hard
maken dat dat niet door de ingestelde therapie komt.
Af en toe een dergelijk \'niet-wetenschappelijk\' artikel werkt
wel verfrissend.

W.H. Vosmeer

Geachte redactie.

Hierbij wil ik reageren op de reacties van collegae dr. P.H.A.
Poll, dr. R.J. Slappendel en dr. J.T. Lumeij op het artikel van
collega R.J. Opmeer. (Artikel van Opmeer in Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 15 januari 1997, reacties van ge-
noemde collegae in nummer van 1 maart 1997.)

Wat mij allereerst opviel uit het artikel van Opmeer was zijn
grote zorg en aandacht voor zijn patiënt. Na de \'reguliere
kast\' geopend te hebben bleef het bergafwaarts gaan met de
hond en nam hij zijn toevlucht tot de homeopathie, waar hij
blijkbaar goed in thuis is en daarnaast maakte hij gebruik van
de Lecher-Antenne, een soort meetinstrument om de effec-
ten van de ingestelde medicatie sneller te kunnen waarnemen
en bij te kunnen sturen.
De hond heeft het gered.

Hoe wij ook strijden over regulier en alternatief, een feit is dat
vele van ons regulier werkende artsen (mijzelf incluis) de
hond op een bepaald moment uit zijn \'lijden\' verlost zouden
hebben, daar waar Opmeer opnieuw de draad oppikte.
\'Chapeau\' Opmeer, ik heb grote waardering voor jouw inzet!
Wanneer een collega eens afwijkt van de traditionele paden
omdat ze hem op dat moment in de steek laten en hij zelf een
medicatie uitdoktert op basis van een homeopathisch prin-
cipe waarmee hij wel succes heeft en dit vervolgens via het
tijdschrift aan andere collegae wil meedelen, is het klein-
geestig en minderwaardig om een dergelijk verslag belache-
lijk te maken. Een en ander riekt naar een ongezonde binding
tussen status en titel.

Dat men voor het \'wetenschappelijk verantwoord zijn\' een
aantal criteria hanteert is op zich een goede zaak en ik kan me
dan ook wel vinden in de beweging dat het verslag van
Opmeer niet thuishoort in de rubriek \'wetenschap\'. Ik geloof
trouwens ook niet dat het de opzet van de auteur geweest is
om een volledig wetenschappelijk verantwoord onderzoek
neer te zetten. Hij doet meer verslag van gebruikte methoden
en medicatiekeuze in een bijzonder geval. Verder laat hij de
conclusies aan de lezer over. Wat mij betreft wordt er een
aparte rubriek geopend voor dergelijke casus.
Om en passant in je kritiek de erkenning van de Groep
Homoeopathisch-werkende Dierenartsen binnen de KNMvD
een misser te noemen, zoals Lumeij dat stelt en deze collegae
kwakzalverij toe te dichten, is kwetsend. Zulke opmerkingen
werken polariserend en zijn derhalve onverstandig. Het wekt
tevens verbazing dat juist uit zijn pen dan nog het statement
rolt dat er in 200 jaar (dier)geneeskunde zulke enorme vorde-
ringen zijn gemaakt.

Vorderingen ten opzichte van wat?
Is het einde van de medische problematiek soms in zicht?
In de renaissance dacht men daar ook zo over. Dankzij de
computertechnologie is de afstand in kennis tussen ons en
onze middeleeuwse voorgangers waarschijnlijk korter dan
de afstand tussen ons en onze opvolgers over 80 jaar! Mij is
helaas de naam ontschoten van de filosoof die stelde dat de
grootste belemmering voor wetenschappelijke vooruitgang
\'tevredenheid\' is.

Het is prima om een kritische opstelling te hebben ten aan-
zien van \'alternatieven\', maar respecteer de mensen die inte-
ger en serieus bezig zijn andere terreinen te doorvorsen. De
stelling \'wat wij niet kunnen meten bestaat niet\' getuigt van
een grenzeloze overschatting van eigen \'meetlat\'. Zou er
voor de geboorte van A. van Leeuwenhoek dan echt geen
bacterie hebben bestaan?

Ik ben geen homeopathisch dierenarts maar wel geïnteres-
seerd in deze geneeswijze en wanneer ikzelf niets meer te
bieden heb en ook Utrecht niet verder helpen kan, raadpleeg
ik nog wel eens een homeopathisch arts met wisselend suc-
ces. Aangezien de critici van Opmeer met een casus kwamen
zal ik ook een patiënt ten tonele voeren. Hopelijk trap ik
daarmee niet tegen de schenen van de ware homeopaten, om-
dat het hier om een complexpreparaat ging, hetgeen eigenlijk
betekent datje nogal oppervlakkig bezig bent.

Boxer, reu, negen jaar.

Klacht: niet meer in staat zijn poot bij het plassen op te tillen,
waardoor de eigenaar gedoemd werd vijf keer daags de bin-
nenkant van achterbenen te wassen. Maar ondanks die was-
beurten stonk het in huis toch volgens de eigenaar.
Rofo: enorme spondylose. Er was al wat geprobeerd met cor-
ticosteroiden en pijnstillers zonder enig resultaat.
Dan maar... spondyvetsem druppels 2dd 20gtt een half uur
voor of na het eten. Na tien dagen klacht volledig verdwe-
nen. Daar stond ik eerlijk gezegd \'paf van, omdat deze hond
een wervelkolom had waarop de afzonderlijke wervels nog
nauwelijks te onderscheiden waren. \'Wat doen we als het
flesje op is, dokter?\' \'Dan wachten we af\'
Na 14 dagen dient het probleem zich in dezelfde mate weer
aan. Weer spondyvetsem meegegeven. Weer na ongeveer
twee weken is de hond klachtenvrij. Het probleem dient zich
echter weer aan en verdwijnt wederom op de spondyvetsem.
De hond heeft jaren op dit homeopathisch product goed ge-
functioneerd. Ik heb hem op 13-jarige leeftijd om andere re-
denen moeten laten inslapen.

W.B. Meijling

-ocr page 255-

Berichten en verslagen

Achttien jaar geleden sprak ik mijn
rede uit ter gelegenheid van de aan-
vaarding van mijn ambt als lector in de
levensmiddelenchemie. Nu wil ik nog
eens stilstaan bij enkele zaken die ik
indertijd in mijn oratie aanroerde en
waaraan ik de titel meegaf: \'Met de
chemie als leidsvrouwe\' (4). Dit naar
aanleiding van een uitspraak van
Herman Boerhaave die als volgt be-
gint: \'Met de chemie als leidsvrouwe
behoeft men aan niets te wanhopen\'.
Het aardige is dat de chemie hier wel-
iswaar als leidsvrouwe ten tonele
wordt gevoerd, maar dienstbaar is aan
een ander doel, namelijk aan de ge-
neeskunst. Aan de hand van de chemie
kan men problemen op dit terrein op-
lossen. Dit geldt ook voor de volksge-
zondheid. In de afgelopen jaren ben ik
er steeds meer van doordrongen ge-
raakt hoe zinvol het is vanuit de chemi-
sche discipline mee te werken aan de
bevordering van de volksgezondheid.
Mijn leeropdracht in eigenlijke zin
was evenwel geformuleerd als \'de le-
vensmiddelenchemie\'. Dus wil ik in de
eerste plaats bij enkele aspecten van
dit vakgebied stilstaan. De volksge-
zondheid zal vanzelf ter sprake komen.
Dit afscheidscollege heb ik de titel
\'Dienstbare chemie\' meegegeven. Daar-
mee volg ik de grote
Emst Cohen, de
grondlegger van de fysische chemie hier
in Utrecht, die zijn discipline een \'die-
nende wetenschap\' noemde. Met deze
uitspraak doelde hij op de vele toepassin-
gen die mogelijk waren dankzij de diep-
gaande bestudering van fysisch-chemi-
sche verschijnselen.

Ook bij Boerhaave is de leidsvrouwe
dienstbaar. Zij stelt zich ten dienste
ons een weg te wijzen, waardoor wij in-
zicht in een aantal verschijnselen krij-
gen. Voedingsmiddelen zijn complexe
dynamische systemen en ook kennis
van de samenstelling van voedings-
middelen is van groot belang. Met deze
inzichten uitgerust kan de levensmid-
delenchemicus zich op zijn beurt
dienstbaar maken.

Voedselvoorziening is een zorg van be-
lang in elke menselijke samenleving.
Daarvoor is het onder meer nodig dat
voedsel houdbaar kan worden ge-
maakt. Het houdbaar maken en ook het
bereiden van voedingsmiddelen heeft
door de tijden heen geleid tot een aantal
producten die voor een groot deel nog
steeds worden genuttigd. De kunst van
het vervaardigen van deze producten
en van andere voedingsmiddelen is een
terrein waarop thans ook de levensmid-
delentechnoloog werkzaam is. Het
werk van deze levensmiddelentechno-
loog kan worden omschreven als \'het
met wetenschappelijke methoden ont-
wikkelen of verbeteren van processen
om levensmiddelen met gewenste
kwaliteitskenmerken te bereiden, en
van methoden om deze kwaliteit te be-
waken\' (8). Een opleiding tot dit be-
roep bestaat aan onze Landbouw-
universiteit. Deze opleiding omvat een
aanzienlijke hoeveelheid levensmidde-
lenchemie, een vakgebied waaraan
vanaf de zestiger jaren door
Pilnik en
sinds 1988 door
Voragen op voortref-
felijke wijze gestalte is en wordt gege-
ven.

Veiligheid en kwaliteit van voe-
dingsmiddelen

Mijn werk had een enigszins andere in-
houd. Niet de vervaardiging van pro-
ducten stond daarbij centraal, maar de
kennis van voedingsmiddelen en van
daaruit ook de mogelijkheden deze
voedingsmiddelen op veiligheid en
kwaliteit te beoordelen. Daarbij is on-
derzoek naar de samenstelling van
groot belang. Tegenwoordig krijgen
vooral stoffen de aandacht die in kleine
hoeveelheden van belang zijn en waar-
van men de gehalten wenst te kennen.
Ontwikkelingen in de analytische che-
mie hebben onderzoek naar deze stof-
fen gaandeweg mogelijk gemaakt.
De levensmiddelenchemicus heeft
zich natuuriijk altijd met de analyse
moeten bezighouden. Vroeger was de
opsporing van vervalsingen van veel
belang, niet alleen vanwege de eerlijk-
heid in de handel maar ook omdat voor
het vervalsen nogal eens schadelijke
stoffen werden gebruikt. Deze vorm
van consumentenbescherming blijft
uiteraard bestaan. Thans echter staan,
bij de zorg voor ons levensmiddelen-
pakket, de contaminanten in het mid-
delpunt.

DIENSTBARE CHEMIE

AFSCHEIDSCOLLEGE VAN PROF. DR. A. RUITER
OP 7 NOVEMBER 1996 (ENIGSZINS BEKORT)

Bijna twintig jaar geleden werd het
nog als een analytisch huzarenstukje
beschouwd verontreinigingen in voe-
dingsmiddelen te bepalen in concen-
traties die men kon vergelijken met de
hoeveelheid ijzer in een hooiberg,
voorzover veroorzaakt door de aanwe-
zigheid van de bekende speld. Zoiets is
nu voor een groot aantal stoffen geen
enkel probleem meer. Indertijd lagen
de moeilijkheden vooral bij de voorbe-
werking van het monster. Of, om even
in de beeldspraak te blijven: bij het op-
ruimen van de hooiberg, om uiteinde-
lijk de speld over te houden. Een geoe-
fend analist kon langs deze weg, en
door hard te werken, misschien twee of
drie vlees- of melkmonsters per dag
analytisch-chemisch onderzoeken op
hun gehalte aan bijvoorbeeld chloor-
amfenicol, waarvan een rest was ach-
tergebleven als gevolg van een veteri-
naire therapie. Het is duidelijk dat
dergelijke methoden niet bruikbaar
waren bij de keuring van vlees of melk
op deze resten.

Gebruik van voorzuiveringskolom-
men

De ontwikkeling van vaste-stofextrac-
tie door middel van voorzuiveringsko-
lommetjes heeft op dit gebied een om-
wenteling teweeggebracht. Doordat
tijdrovende zuiverings- en concentra-
tietechnieken niet meer nodig waren,
konden nu grotere aantallen monsters
per dag worden geanalyseerd. Daar-
mee kwam de mogelijkheid in zicht
bevestigende methoden in de keuring
van voedingsmiddelen van dieriijke
oorsprong te gaan toepassen. Ik wil
hier graag het pionierswerk memore-
ren dat
Nel Haagsma in het begin van
de tachtiger jaren binnen de Vakgroep
Voedingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong heeft verricht. Zij heeft met
haar medewerkers de techniek op res-
ten van diergeneesmiddelen toegepast,
methoden ontwikkeld en op bruikbaar-
heid beproefd, en de resultaten van
haar werk in een aantal uitstekende pu-
blicaties vastgelegd. Deze techniek is
inmiddels gemeengoed geworden. Het
principe ervan is eenvoudig: een ex-
tract van het monster wordt door de
voorzuiveringskolom geleid. Deze ko-

-ocr page 256-

lom houdt de te bepalen stof vast, ter-
wijl vele andere bestanddelen van het
extract er doorheen lopen en aldus
worden verwijderd. De verbinding
wordt vervolgens met een kleine hoe-
veelheid van een andere vloeistof van
de kolom verwijderd en de aldus ver-
kregen oplossing verder geanalyseerd.
Echte \'scheikunde\' dus.
Men kan nog selectiever werken met
een voorzuivering die gebruik maakt
van een immunochemische reactie.
Tegen de stof die men wenst te bepalen,
worden antilichamen bereid. Deze wor-
den langs chemische weg op de voor-
zuiveringskolom gemonteerd. Door de
omstandigheden slim te kiezen, kan
worden bereikt dat vrijwel alleen de
stof die door de immunoreactie wordt
gebonden op de kolom achterblijft. Het
is dan mogelijk uitermate lage concen-
traties te bepalen als het aangeboden
monster groot genoeg is. Om dit te de-
monstreren is ooit in ons laboratorium
0,02 mg chlooramfenicol aan een liter
melk toegevoegd, een hoeveelheid die
enige uren later feilloos werd terugge-
vonden nadat deze door een immuno-
affiniteitskolom uit het melkmonster
was geïsoleerd (9). Daarvoor moest wel
de hele liter melk in behandeling wor-
den genomen. Het was echter ook niet
de bedoeling een praktijkmethode te
ontwerpen om zeer lage gehalten aan
chlooramfenicol in melk te bepalen.

Nultolerantie

Dit voorbeeld brengt ons intussen wel
op een belangrijke vraag: tot welke
diepten moeten wij afdalen als wij
voedingsmiddelen onderzoeken op
verboden stoffen? Chlooramfenicol,
deze zomer nog in het nieuws, is zo\'n
stof Maar misschien kan ik beter de
anabolica ten tonele voeren, in het
spraakgebruik vaak aangeduid als
\'hormonen\'. In dit kader is namelijk
veel over deze vraagstelling gediscus-
sieerd. waarbij regelmatig het begrip
\'nultolerantie\' te berde werd gebracht.
Letteriijk houdt dit in dat de stof in
kwestie slechts in de concentratie
nul
aanwezig mag zijn. Vanuit deze ge-
dachtengang is de afdaling naar ex-
treme gevoeligheden dieper dan diep.
Pas als we in staat zijn de absolute af-
wezigheid van een stof vast te stellen,
is de veiligheid van de consument naar
behoren gegarandeerd.
Nu heb ik mij jaar in jaar uit beijverd
om aan studenten en ook wel aan ande-
ren uit te leggen dat het begrip nulto-
lerantie een onmogelijke zaak is. Ik
heb de indruk dat dit mij de laatste ja-
ren beter lukte dan tien, twaalf jaar ge-
leden; het lijkt erop dat iets zijn tijd
moet krijgen. Dat ik dit nog eenmaal
doe, is omdat ik vermoed dat de be-
hoefte aan een nultolerantie bij som-
migen toch nog volop aanwezig is, ook
al ziet men tegenwoordig beter dan
vroeger in dat een concentratie nul niet
door een meting kan worden vastge-
steld. De nul is immers geen getal dat
een hoeveelheid vertegenwoordigt.
Het is een
cijfer, ooit bedacht om het
rekenen te vergemakkelijken. Een nul
kan daarom eventueel een plaats vin-
den in een re^e/jkundige reeks, maar
nooit in een wee/kundige reeks.
Degenen die zich met de theoretische
aspecten van de natuurwetenschap be-
zighouden, kijken daar niet van op.
Beschouwingen over nulpunten, het
absolute niets, of het begin van de
waameembare werkelijkheid, hebben
gemeen dat zij niet over deze aftelpun-
ten of beginpunten zelf gaan, of zelfs
maar
kunnen gaan. En zo werd onlangs
ergens in alle nuchterheid vastgesteld
(I) dat de befaamde \'Big Bang\'-theo-
rieën over van alles gaan, behalve over
de Big Bang zelf \'Nul\', \'niets\' of\'be-
gin\' is even ongrijpbaar als \'oneindig\'.
Men kan trachten de nul te benaderen
door steeds gevoeliger analysemetho-
den te eisen. Deze maatregelen echter
zijn niet alleen per definitie ontoerei-
kend, maar komen bovendien niet
overeen met wat men werkelijk wil.
Ten aanzien van bijvoorbeeld een syn-
thetisch anabolicum zoals diëthylstil-
boestrol (het beruchte DES) in kalfs-
vlees is immers niet de wezenlijke
vraag of de stof op zeer laag niveau niet
meer aantoonbaar is, maar of die stof
tijdens de productie niet is gebruikt.
Daarom kunnen metingen langs de
productielijn vaak zinnige informatie
verschaffen zonder dat behoefte be-
staat aan steeds gevoeliger methoden.
Ook bij de repressieve controle is een
eis van absolute afwezigheid niet func-
tioneel.
Als de verboden stof is ge-
bruikt - en daarom gaat het dus - vloeit
daaruit voort dat sporen op het mo-
ment van de keuring in het lichaam van
het dier en in uitscheidingsproducten
aanwezig zijn. Via de analytische che-
mie moet dan worden getracht deze
letterlijk \'op te sporen\' en vervolgens
een grens vast te stellen die, indien de
stof tijdens de mestperiode is toege-
diend, op het moment van de keuring
is overschreden. Dit kan de nodige
problemen opleveren maar is in prin-
cipe mogelijk, zeker met de huidige
opsporingstechnieken.

Betrouwbaarheid van de opsporing

De ontwikkelingen zijn steeds verder
voortgeschreden. Methoden waarop
men zes jaar geleden nog trots was
vanwege hun snelheid en gevoelig-
heid, zijn alweer achterhaald door
snellere en gevoeliger methoden. Ook
de
aard van de verbinding in kwestie
kan met veel grotere zekerheid worden
bevestigd. Daarbij komt de vraag meer
dan vroeger naar voren hoe betrouw-
baar een stof kan worden aangetoond.
Ook hier gaat het weer om een relatief
begrip. Er bestaat niet zoiets als \'abso-
lute betrouwbaarheid\'. Men geeft de
betrouwbaarheid vaak weer als de
kans dat, op een bepaald aantal resulta-
ten, niet meer dan één resultaat onjuist
is.

Eenvoudig is het vaststellen van die
betrouwbaarheid overigens niet, want
behalve van de methode hangt de mate
van betrouwbaarheid ook af van de
aard en de hoeveelheid van die stof en
van het materiaal waarin die stof zich
bevindt, een hoedanigheid die meestal
als \'matrix\' wordt aangeduid. Men kan
zich voorstellen dat de betrouwbaar-
heid groter is als de matrix een zuiver
oplosmiddel is en kleiner als het om
een gecompliceerd voedingsmiddel
gaat. Aangezien de meest betrouwbare
methode doorgaans ook de bewerke-
lijkste en de duurste is, gaat men daar-
mee niet alle aangeboden monsters on-
derzoeken, omdat dit de keuring
onmogelijk en onbetaalbaar zou ma-
ken.

Dit probleem is vrij eenvoudig opge-
lost. Door middel van betrekkelijk
goedkope en eenvoudige screenings-
methoden kan uit een groot aantal
monsters een voorselectie worden ge-
maakt. De monsters die een negatieve
respons geven, worden dan verder bui-
ten beschouwing gelaten en de posi-
tieve verder onderzocht. (Die positieve
monsters zouden ook \'verdachte mon-
sters\' kunnen worden genoemd.)

Fout/vals negatieven en fout/vals po-
sitieven

Het zal duidelijk zijn dat men een ge-
voelige screeningsmethode wenst, ten-
einde te voorkomen dat positieve mon-
sters waarin de gehalten naar ver-
houding laag zijn, in deze test geen re-
actie zouden geven. Men heeft dan te
maken met zogenaamd fout negatieven,
veelal genoemd vals negatieven, geval-
len waarin de opsporing faalt. De con-
sequentie van een grote gevoeligheid is
meestal wèl dat het aantal vals positie-
ven toeneemt. Op zich is dat niet het

-ocr page 257-

grootste probleem, omdat alle positieve
monsters nog aan de bevestigende me-
thode moeten worden onderworpen.
Een te groot aantal fout positieven ech-
ter jaagt de keuringskosten op. Om die
reden wordt thans gediscussieerd over
de nog aanvaardbare grootte van de
kans op fout positieven. Daarbij zijn na-
tuurlijk factoren van belang zoals de
prijs van de bevestigende methode en
het aantal juiste positieven in een verza-
meling monsters. Voorzover ik weet
variëren de voorstellen momenteel van
een kans op één foute positieve uitslag
op 5 positieven tot één op 20 positieven.
Als die kans groter is, of als de bevesti-
gende methode kostbaar of gecompli-
ceerd is (twee begrippen die enigszins
tegenover elkaar staan dus), kan wor-
den overwogen de positieve monsters
uit de voorselectie aan een tweede se-
lectie te onderwerpen, waarvoor een
iets scherpere screeningsmethode is
vereist, en dan pas de bevestigende
methode toe te passen (5).
Voor de kans op fout negatieven is een
waarde van kleiner dan 1 op 10.000
voorgesteld. Dit voorstel geldt ook de
bevestigende methode, zowel voor fout
negatieven als fout positieven. Indien
een positieve uitslag om de een of an-
dere reden nader moet worden beves-
tigd, bijvoorbeeld als die uitslag wordt
betwijfeld, zou een referentiemethode
moeten worden gebruikt waarbij de
kans op een fout positief resultaat klei-
ner is dan één op een miljoen (7).
De tijd is dus voorbij dat men een me-
thode kan classificeren als \'uiterst be-
trouwbaar\' of\'kans op foute resultaten
vrijwel uitgesloten\'. Dat was vroeg of
laat ook te verwachten. Verzekerings-
maatschappijen, om een voorbeeld te
noemen, hanteren sinds lang de kans-
berekening om risico\'s vast te stellen
en op basis daarvan ook hun premies.
Natuurlijk speelt hierbij de emst mee
van de gevolgen van een onjuist resul-
taat. Van belang is verder dat een fout
positieve uitslag het belang van de en-
keling schaadt en een fout negatieve
uitslag het belang van de volksgezond-
heid. De kansen op fout positieven of
fout negatieven kunnen overigens wis-
kundig worden benaderd; een methode
daarvoor is vastgelegd (3).
De grootte van de schade hangt, zoals
gezegd, van het probleem af en bepaalt
mede de eisen. De vraag of het niet
herkennen van een gering aantal posi-
tieve monsters aanvaardbaar is, wordt
overigens mede bepaald door het aan-
tal monsters dat uit de partij of produc-
tie wordt getrokken.

Kwalitatieve en kwantitatieve ana-
lyse

Het is een goede zaak - en tegelijk een
uitdaging - dat de behoefte aan be-
trouwbare uitslagen toeneemt en dat,
als gevolg hiervan, de eisen in dit op-
zicht zwaarder worden. Het gevolg is
dat de kwalitatieve analyse steeds
meer in de belangstelling komt te
staan, maar ook dat het kwantitatieve
aspect daarvan niet kan worden veron-
achtzaamd.

Een aardige beschouwing werd in mei
1996, tijdens de derde EuroResidue-
conferentie, gepresenteerd door De
Brabander (2). Naast allerlei nuttige
zaken die hij hierin aanroerde, stelde
hij met nadruk dat een betrouwbaar-
heidscriterium een
intrinsiek kwantita-
tief
karakter heeft. Zo is binnen de
Europese Unie voor de aanwezigheid
van anabole stoffen een actiegrens van
2 mg/kg voorgesteld. De betrouwbaar-
heid van de gebruikte methoden moet
dan op dit niveau worden vastgesteld,
waarbij De Brabander overigens op-
merkte dat deze betrouwbaarheid van
laboratorium tot laboratorium zal ver-
schillen.

Het hanteren van een actiegrens bij on-
derzoek naar het eventuele gebruik
van verboden stoffen is de eigentijdse
benadering van het probleem en staat
tegenover het nultolerantie-concept.
De vraag tot welke analytische diepten
wij moeten afdalen, is hiennee beant-
woord. Van belang is dat verboden
stoffen, indien deze zijn toegepast, op
het moment van de controle als regel in
iets hogere gehalten dan de actiegrens
aanwezig zijn. Die grens wordt als het
goed is vooral daardoor bepaald.
Van belang is dat het
niet gaat om de
vraag of deze hoeveelheden in fysiolo-
gisch opzicht interessant zijn, al heeft
het zin hier te vermelden dat dit
meestal niet het geval is. Toch bestaan
voldoende redenen in die gevallen de
toepassing van de stoffen in kwestie te
verbieden. Een van die redenen is dat
men op deze wijze onoordeelkundig
en onverantwoord gebruik kan terug-
dringen. Een andere reden is de vrees
van de consument voor de aanwezig-
heid van deze stoffen. Daarbij is het
niet in de eerste plaats van belang of de
vrees rationeel is - meestal is ze dat
niet - maar wel om het feit dat
vrees
aanwezig is. Doorgaans heeft het dan
weinig zin, die consument uit te leggen
dat hij van deze lage gehalten niets
heeft te duchten. Angst bestrijdt men
niet met wetenschappelijke argumen-
ten, maar dient op andere wijze te wor-
den weggenomen. Het is daarom naar
mijn mening juist dat de overheid de
toepassing van bijvoorbeeld natuur-
lijke hormonen in de kalvermesterij
verbiedt, ook al zijn deze in de
Verenigde Staten al vele jaren zonder
problemen toegelaten. Intussen speelt
de markt dikwijls op deze gevoelens
in, hetgeen de kwestie nog wat gecom-
pliceerder maakt. Goede voorlichting
met betrekking tot vreemde stoffen in
voedingsmiddelen dient meer en meer
onder de aandacht van de consument te
worden gebracht.

Milieucontaminanten

Ik moet in dit verband nog enige aan-
dacht besteden aan een groep van an-
dere verontreinigingen in voedings-
middelen, en wel de stoffen die door
toedoen van de mens in het milieu zijn
terechtgekomen. Omdat voedingsmid-
delen als een deel van het milieu kun-
nen worden beschouwd, is het niet
vreemd dat deze milieuverontreinigin-
gen ook daarin worden gevonden. De
levensmiddelenchemicus heeft er dus
terdege mee te maken.
Het toezicht op aanwezigheid van mi-
lieucontaminanten verloopt geheel an-
ders dan bij resten van dierbehande-
lingsmiddelen. Screeningstechnieken
hebben geen zin: een milieucontami-
nant kan in alle monsters worden ge-
vonden, zij het in sterk wisselende
concentraties.

Die aanwezigheid is voorlopig onver-
mijdelijk, maar wel ongewenst. De be-
zorgdheid over
die stoffen mag niet
zomaar worden weggenomen, als dat
al mogelijk is, want deze is in een aan-
tal gevallen terecht. Voor het gebruik
van vele milieuverontreinigende stof-
fen gelden natuuriijk verbodsbepalin-
gen, maar het effect hiervan op gehal-
ten in voedsel is indirect en, afgezien
hiervan, sommige milieucontaminan-
ten ontstaan ongewild. Zo is het nooit
iemands bedoeling geweest dioxinen
te produceren. Met het terugdringen
van al deze verontreinigingen worden
overigens wel wat vorderingen ge-
maakt.

Het is hier dat men toch weer geneigd
is nultoleranties te hanteren: probeer
de stof uit het milieu terug te dringen
tot de concentratie O is. Zo werd het
een aantal jaren geleden letterlijk ge-
formuleerd toen een giftige stof per
ongeluk in de Rijn was geloosd, geluk-
kig niet in al te grote hoeveelheden.
Ik wil graag onderstrepen dat de aan-
wezigheid van milieuverontreinigende
stoffen in ons voedsel hoe dan ook on-

-ocr page 258-

gewenst is, maar toch enige relative-
ring aanbrengen.

Het was de microbioloog Beijerinck,
die een eeuw geleden zijn studenten
leerde dat alle bacteriën in principe
overal aanwezig zijn. Iets dergelijks
geldt eveneens voor de moeilijk af-
breekbare verontreinigingen. Ook deze
kan men in principe overal op aarde
vinden waar materiaal aanwezig is dat
deze persistente verbindingen kan be-
vatten. Deze wereldwijde verspreiding
baart de nodige zorg. De
hoeveelheden
zijn echter niet op al deze plaatsen rele-
vant. Dit wil onder meer zeggen dat de
kans dat mensen of dieren daarvan noe-
menswaardige schade ondervinden in
het niet zinkt bij andere risico\'s.
In een aantal gevallen is de bezorgd-
heid, zoals ik al zei, terecht. Toch zal
ook moeten worden uitgelegd dat aan
deze bezorgdheid een grens mag en
moet bestaan. Maatregelen om de ge-
halten aan bepaalde milieucontami-
nanten verder omlaag te brengen zul-
len moeten doorgaan, maar met
verstand, dus op grond van risicoschat-
tingen en met een juiste prioriteitsstel-
ling. Als verstandige leidsvrouwe weet
de chemie dit probleem uit handen te
geven en verwijst naar de toxicologie.
Van daaruit zal moeten worden vast-
gesteld op welke niveaus gehalten
moeten worden bepaald. Overigens is
dit soms verre van eenvoudig, omdat
nogal wat milieucontaminanten be-
staan uit mengsels van een groot aantal
verwante verbindingen en daardoor
analytisch moeilijk toegankelijk zijn.
De analytisch-chemicus zal deze pro-
blemen moeten oplossen en heeft dat
vaak ook al gedaan, maar heeft er een
zware taak aan. Hij zal er ook in de toe-
komst hard aan moeten werken.

Wetenschappelijke opleidingen

Onderzoek naar de samenstelling van
voedingsmiddelen is een echte weten-
schappelijke activiteit (al is de ontwik-
keling en uitvoering van snelle scree-
ningsmethoden misschien meer een
kunst of zelfs een gauwigheid). Deze
opmerking maak ik omdat ik tijdens de
periode dat ik de levensmiddelenche-
mie heb gedoceerd - vooral aan het be-
gin hiervan - nogal eens werd gecon-
fronteerd met de vraag of een vak als
dit aan de universiteit thuishoort.
Zeker in internationaal verband wordt
die vraag steeds minder gehoord, maar
ik wil er toch nog een tweetal opmer-
kingen over maken.
In de eerste plaats kom ik terug op het
voedingsmiddel als dynamisch sys-
teem. Vaak is het nodig veranderingen
in voedingsmiddelen te kunnen verkla-
ren. Dus kan de chemie zich hier
dienstbaar maken.

Van de levensmiddelenchemicus kan
bijvoorbeeld worden verwacht dat hij
duidelijk maakt wat er is gebeurd met
resten van diergeneesmiddelen in een
vleesproduct die na enige tijd niet of
nauwelijks meer worden teruggevon-
den en wat hiervan de eventuele conse-
quenties zijn voor de volksgezond-
heid. Het was overigens een dierenarts
die vele jaren geleden voor het eerst
opmerkte dat hier een probleem kan
liggen (6). Maar het is de chemicus die
ermee aan de gang moet. En dan - het
werd al gezegd - zal uiteindelijk de
toxicoloog zich moeten laten horen als
het om de consequenties voor de
volksgezondheid gaat.
Mijn tweede opmerking betreft op-
nieuw resten van diergeneesmiddelen.
Het vaststellen van de hoeveelheid van
een dierbehandelingsmiddel die als
rest in vlees, vis, melk of nog wat an-
ders is achtergebleven, wordt vaak be-
moeilijkt door de complexiteit en de
reactiviteit van het voedingsmiddel.
Het is aanzienlijk eenvoudiger de ana-
lyse in een zuiver oplosmiddel uit te
voeren. In de wandeling spreekt men
dan wel van een \'academische oplos-
sing\'. Met die term ben ik allerminst
gelukkig, want ik proef daarachter de
misvatting dat de belangstelling van
academia zich beperkt tot de funda-
mentele aspecten en de toepassingen
in de praktijk met al haar complicaties
graag aan anderen overlaat. Alsof die
complicaties ook niet fundamenteel
moeten worden bestudeerd!
Al deze activiteiten vergen een gron-
dige academische opleiding die hoort
te berusten op twee pijlers, in het
Angelsaksisch spraakgebruik aange-
duid met de begrippen \'education\' en
\'training\'. Vanuit deze achtergronden
heb ik getracht het onderwijs aan stu-
denten in de diergeneeskunde te ver-
zorgen en ook aan studenten in de far-
macie, na mijn benoeming aan de
toenmalige subfaculteit Farmacie in
1985. Hierbij heeft de veiligheid van
voedingsmiddelen bij mij op de voor-
grond gestaan en andere kwaliteitsas-
pecten in deze periode minder. Dat
was een kwestie van prioriteit, niet van
uit het oog verliezen van wat men
meestal \'kwaliteit\' noemt. Duidelijk is
dat veiligheid en kwaliteit hand in
hand behoren te gaan.
Binnen de Faculteit der Diergenees-
kunde wordt het begrip \'veterinaire
hygiëne\' terecht veelvuldig gehan-
teerd. Daarom zie ik nu af van een uit-
weiding hierover, maar ik wil er wel
op wijzen dat hierbij twee soorten van
verontreinigingen van belang zijn: de
levende en de levenloze. Collega
Horzinek formuleerde dit twee jaar ge-
leden tijdens een discussie heel fraai
door te spreken over
infectieuze en
niet-infectieuze agentia. Beide zullen
voortdurend hun plaats binnen onze
faculteit moeten vinden.
De levensmiddelenleer of bromatolo-
gie zoals wij het vak ook hier te lande
tegenwoordig vaak aanduiden, heeft
haar plaats binnen de farmaceutische
studie hervonden. Hoe zou het ook an-
ders kunnen. Farmaceuten hebben een
natuurlijke belangstelling voor zowel
de volksgezondheid als de analytische
chemie. Daarom kunnen farmaceuten
dit vak zeer goed beoefenen, zoals
vroeger in Nederland ook het geval
was.

Levensmiddelenchemici zijn nodig

Mijn boodschap zal duidelijk zijn, al
kan deze natuurlijk op nog vele andere
manieren worden toegelicht.
Deze boodschap houdt ook in dat le-
vensmiddelenchemici goed moeten
worden opgeleid. Daarom tot slot nog
enige woorden over de plannen om, in
Europees verband, de levensmiddelen-
chemie als een zelfstandige studie te
gaan onderwijzen. Dit is het logische
gevolg van de EU-richtlijn 93/99/EEC
van 29 oktober 1993. Artikel 2 luidt:
\'De Lid-Staten dragen er zorg voor dat
de bevoegde autoriteiten beschikken of
kunnen beschikken over een toerei-
kend personeelsbestand met passende
kwalificaties en ervaring, in het bijzon-
der op gebieden zoals scheikunde, le-
vensmiddelenchemie, diergeneeskun-
de, geneeskunde, levensmiddelen-
microbiologie, levensmiddelenhygiëne,
levensmiddelentechnologie en recht,
opdat de in artikel 5 van Richtlijn
89/397/EEC bedoelde controles naar
behoren kunnen worden uitgevoerd\'.
(Het hier aangehaalde artikel vermeldt
de taken van de ambtelijke inspectie.)
Van belang is dat binnen de Working
Party on Food Chemistry, een sectie
van de Federation of European Che-
mical Societies (FECS), een groep aan
het werk is geweest en eisen voor een
Europese opleiding tot levensmidde-
lenchemicus heeft geformuleerd. In
september 1996 heeft de sectie, tijdens
haar vergadering in Praag, dit docu-
ment overgenomen. Naast publicatie
in vakbladen zal het binnen een van de

-ocr page 259-

communautaire directoraten van de
EU worden besproiten. Als zo\'n Euro-
pese opleiding inderdaad tot stand
komt, zal ook ons land een curriculum
moeten garanderen dat aan deze speci-
fieke eisen voldoet. (Onnodig uit te
leggen dat een aldus opgeleide meer
mogelijkheden heeft dan alleen de
ambtelijke inspectie.)
De technoloog moet in de eerste plaats
producten
maken. Hij zal zich daarbij
laten leiden door de eisen van veilig-
heid en kwaliteit en van daaruit is hij
bij de inspectie van wezenlijk belang.
Want wie kent het product zoals hij.
Natuurlijk komen we in de opsom-
ming ook veterinairen tegen. Die zijn,
hoe kan het anders, al enige malen ter
sprake gekomen. Ik trap een open deur
in als ik hier nog eens ga vertellen wat
de rol van de veterinair opgeleide is bij
de controle van voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong. Deze is al vele
malen door anderen uitgelegd. Toch
wil ik nog eens onderstrepen dat het de
veterinairen zijn die de gehele produc-
tieketen, van conceptie tot consump-
tie, kunnen overzien. Mede daardoor
zijn zij eveneens onmisbaar, en langs
de keten dan ook op allerlei plaatsen
actief Ze maken daarbij onder meer
gebruik van kennis die door beoefe-
ning van de chemie is verkregen. De
chemie zelf zullen zij met een gerust
hart aan andere deskundigen kunnen
overlaten, wetende dat deze last in elk
geval niet op
hun schouders ligt.

Het is mijn wens dat de beoefening
van de levensmiddelenchemie aan
deze universiteit op bekwame wijze
doorgang zal vinden. De taken binnen
de Faculteit der Diergeneeskunde be-
hoef ik niet opnieuw toe te lichten.
Daamaast ben ik van mening dat alle
studenten in de farmacie ook in de
toekomst iets van de bromatologie
moeten weten, en sommigen wat
meer.

Voorts wens ik dat een Nederlandse
variant van de Europese opleiding tot
bromatoloog tot stand komt. Binnen
de Landbouwuniversiteit is al vele ja-
ren overtuigend aangetoond hoezeer
de chemie van nut is bij de
bereiding
van voedingsmiddelen. In Utrecht zou
de student straks, via onderricht in de
chemie, kunnen worden opgeleid voor
de uitoefening van taken die bewaking
van veiligheid en kwaliteit van voe-
dingsmiddelen inhouden, met alle as-
pecten daaraan verbonden.
Utrecht zal uiteraard geen ingenieurs
opleiden en Wageningen geen in-
specteurs, maar zulke opleidingen
zullen wel een aantal vakken ge-
meenschappelijk hebben. Daarom
blijft een nauwe samenwerking tus-
sen beide instellingen van groot be-
lang. Van boven opgelegde afspraken
bestaan al jaren, maar nieuwe afspra-
ken zouden in de toekomst vooral op
in de onderwijs- en onderzoekprak-
tijk gevoelde noodzaken moeten be-
rusten.

Dank is verschuldigd aan dr. R.W.
Stephany (ARO-RIVM), prof. dr. F.
van Knapen (VVDO, Faculteit der
Diergeneeskunde, UU) en prof. ir. B.
Krol voor nuttige aanwijzingen.

LITERATUUR

1. Bouma H. Er is geen spanning tussen reli-
gie en natuurwetenschap. BlOnieuws, 23
september 1995; 5.

2. Brabander HF de, Pottie G, Courtheyn D,
and Smeets F. To qualify, to quantify or to
qualify and quantify, that\'s the question.
Proc. EuroResidue 111 Conference on resi-
dues of veterinary drugs, N. Haagsma & A.
Ruiter Eds. Veldhoven 1996: 283-7.

3. Ruig WG de, Huf FA, and Jansen AAM.
Statistical model for assessing the quality
and cost of inspection procedures in foren-
sic and environmental analysis. Analyst
1992; 117:425-30.

4. Ruiter A. Met de chemie als leidsvrouwe.
Tijdschr Diergeneeskd 1979; 104: 231-9.

5. Ruiter A. Screening methods in inspection
and control. Proc. Euro Food Chem IV (
Loen, Noorwegen 1987., Vol. 1, pp. 208-
219. Norwegian Food Research Institute,
As 1987

6. Schothorst M van. Antibiotic residues in
slaughter animals. Proefschrift, Utrecht
1969.

7. Stephany RW. Reliability of residue analy-
sis, for what purpose and what price? CRL
dcument 389002 033, oktober 1995.

8. Walstra P en Prins A. Naar onze smaak.
Inaugurele rede. Landbouw Universiteit
Wageningen 1978.

9. Water C van de, Tebbal D, and Haagsma
N. Monoclonal antibody-mediated clean-
up procedure for the high-performance li-
quid chromatographic analysis of chlor-
amphenicol in milk and eggs. J Chro-
matog 1989;478:205-15.

VETERINAIR
GÜLFKAMPIOENSCHAP 1997

Hoewel een aansporing nauwelijks nodig is, willen we alle golfspelende die-
renartsen er aan herinneren dat op maandag 12 mei 1997 het Veterinair
Golflcampioenschap van Nederland wordt gespeeld.

Voor dagprogramma en bijzonderheden wordt verwezen naar het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 15 januari 1997, bladzijde 44.
Opgave door overmaking van ƒ
25,-- op postrekening 934611 van de
Rabobank te Hattem ten gunste van rekeningnummer 32.57.48.160 van het
Veterinair Goifcomité, Eikenlaan 3 te Hattem met vermelding van handicap
(een GVB is minimaal vereist).

Bij opgave s.v.p. de naam vermelden en niet alleen een dierenartsenpraktijk.
Nadere informatie is desgewenst te verkrijgen bij de leden van het organise-
rend comité:

G.Th.F.Kaal, 033-4320813
J. Kuipers, 038-4442716
L.M. Otto. 020-4972567

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1996 voorradig. De
prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW). Onderstaand treft u een over-
zicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met een daarbijbe-
horend kostenoverzicht.

Banden 1995,1994,1993, 1992: ƒ30,-
(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusiefl7,5%
BTW).

Banden 1990: niet meer voorradig
Banden 1989: niet meer voorradig.
Banden 1988: ƒ 26,45 (inclusief 17,5%
BTW).

U kunt de banden schriftelijk bestellen of
per fax onder vermelding van \'Banden\'
en de jaargang.

-ocr page 260-

mmÊÊÊk

ÉH

Gert Hegge, sinds 1976 practicus in
Franeker en omgeving en sinds kort
werkzaam in een gefuseerde praktijk
met vijf man in de associatie, heeft
twee keer deelgenomen aan de ICS.
Vanwege de organisatorische proble-
men die het runnen van een grote prak-
tijk met vijf dependances met zich
meebrengt, is collega Hegge vooral
geïnteresseerd in het management van
andere praktijken. De ervaringen van
andere collega\'s kunnen zeer leerzaam
zijn.

Hegge trekt een vergelijking met het
bedrijfsleven. Zijn broer is manager bij
Unilever. Binnen dat bedrijf verande-
ren topfunctionarissen regelmatig van
locatie of afdeling. Deze verplaatsing
verrijkt de topmanagers door de
enorme groei aan kennis en ervaring,
waarvan vervolgens het bedrijf weer
gebruik kan maken.

Dc dierenarts blijft echter na zijn afstu-
deren vrijwel altijd op een en dezelfde
plek. Dat is niet goed volgens Hegge:
\'Goed kijken in een andere organisatie
betekent dat je kritisch naar je eigen
organisatie kan kijken. Als je nooit er-
gens anders ervaringen hebt kunnen
opdoen, kan je ook die kritische blik
minder gemakkelijk opbrengen.
Daarbij komt dat het organiseren van
een meermanspraktijk een complexe
zaak is; dierenartsen hebben immers
de neiging om als zelfstandige eenhe-
den te functioneren\'.
Het ICS-project houdt in dat de GPGH
twee collega\'s aan elkaar koppelt
waarbij de een gedurende twee dagen
de ander meeneemt in zijn praktijk. De
GPGH maakt de koppels op grond van
de voorkeuren die kunnen worden uit-
gesproken op het aanmeldingsformu-
lier. Daarbij legt de GPGH ook een da-
tum vast waarop de uitwisseling moet
plaatsvinden. De deelnemers zijn in
principe een keer gast maar ook een
keer gastheer. Als hulpmiddel heeft de
GPGH een aandachtspuntenlijst opge-
steld waarmee in die twee dagen ge-
werkt kan worden.

Gert Hegge heeft in die uitwisselingen
veel geleerd: \'Er wordt je een spiegel
voorgehouden, waarmee je thuis weer
aan de slag kan. Je ervaart in de andere
praktijk hoe de communicatielijnen
zijn, hoe het werk wordt verdeeld, hoe
de binnenkomende telefoontjes wor-
den verwerkt, hoe de organisatiestruc-
tuur is.

Ook voor de gastheer kan een ICS veel
opleveren, omdat immers een ervaren
en kritisch persoon door je organisatie
loopt. In deze tijd van certificering en
kwaliteitszorg zijn er in de praktijken
vele vraagstukken om opgelost te wor-
den. Ervaringen opdoen in andere
praktijken kan daarvoor veel opleve-
ren.\'

Deelname aan de ICS is kosteloos als u
lid van de GPGH bent. Waar vindt u
nog zo\'n goedkope nascholingsmoge-

In navolging van de Groep Practici Grote Huisdieren
heeft ook de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
besloten om voor haar leden een uitwisselingspro-
gramma te starten.

Deelnemende leden krijgen de mogelijkheid om ge-
durende twee tot drie dagen mee te kijken in de prak-
tijk van een collega gezelschapsdierenpracticus.

Met behulp van een (voorlopige) lijst van aandachtspimten kan men een zo
compleet mogelijk beeld krijgen van de betreffende praktijk. Openheid, ver-
trouwen en dus collegialiteit zijn een vereiste.

Als tegenprestatie dient iedere deelnemer uiteraard de mogelijkheid te bieden
om gedurende eenzelfde periode een collega \'op te nemen\'.

INTERCOLLEGIALE SCHOLING:
KIJKEN IN ANDERMANS KEUKEN

Gemengd practicus Gert Hegge uit Harlingen is, evenals de meeste andere
deelnemers, zeer positief over het project Intercollegiale scholing (ICS) dat de
Groep Praktici Grote Huisdieren al enkele jaren voor haar leden heeft geor-
ganiseerd. Waar de meeste PAO-cursussen de technische kanten van de dier-
geneeskunde behandelen, komt in deze vorm van nascholing vooral de prak-
tij korganisatie in al haar facetten ter sprake.

lijkheid? Aanmelden kan bij de secre-
taris van de GPGH: Gerard van Eijden,
Schrassertstraat II, 3882 CN Putten.
Een telefoontje (0341-360478) is al
voldoende om het aanmeldingsformu-
lier in huis te krijgen. Als u zich voor 1
juni 1997 opgeeft, kunt u nog inge-
deeld worden in de najaarsatlevering
van de ICS.

G.A. van Eijden
secretaris GPGH

Zowel uit de rol van gastheer als uit de rol van bezoekende partij zijn voorde-
len te halen. Ik verwijs hierbij graag naar het interview met collega Hegge.

Aanmelding (liefst schriftelijk) bij Hans Nieuwendijk, Verl. Schrans 116,
8932 NS Leeuwarden, telefoon: 058 - 2123819 (praktijk),
058 - 2155033 (privé), fax: 058 - 2128367.

-ocr page 261-

üü

XVE INTERNATIONAL SYMPOSIUM OF SALMONELLOSIS
AND BRUCELLOSIS: EEN VERSLAG

SALMONELLA

Vooral 5. enteritidis en de in belang-
rijkheid toenemende
S. typhimurium
DT104 stonden in de belangstelling.
Ten aanzien van S.
enteritidis werden
vooral voordrachten gepresenteerd
over prevalentie, eigenschappen en
maatregelen ter voorkoming van infec-
ties bij productiedieren. Voordrachten
over 5.
typhimurium DT 104 betroffen
met name de sterke toename van dit or-
ganisme bij productiedieren en de ei-
genschappen van dit organisme.

S. enteritidis

S. enteritidis komt nu wereldwijd
voor. Zelfs in sterk geïsoleerde landen
is
S. enteritidis de belangrijkste ver-
oorzaker van humane gevallen van sal-
monellose. Epidemiologisch onder-
zoek heeft uitgewezen dat
S.
enteritidis
via toeristen op het eiland
Trinidad werd geïntroduceerd.
Het meest geïsoleerde serotype blijkt
nog steeds het faagtype 4 te zijn.
Cieneti.sche typering geeft echter aan dat
inmiddels meerdere subtypen voorko-
men.

Opmerkelijk is dat S. enteritidis zo
goed als niet bij in het wild levende vo-
gels voorkomt. Zo bleek uit een in
Israël uitgevoerd onderzoek, waarbij
onder andere monsters van circa 3000
vogels (met inbegrip van trekvogels)
werden onderzocht, dat
S. enteritidis
slechts eenmaal werd aangetroffen.
Overigens bleek dat 17% van de dieren
met
Salmonella waren besmet. S. typ-
himurium
var. Copenhagen, werd het
meest frequent aangetroffen.
De belangrijkste activiteiten om be-
smetting van productiedieren, met
name van pluimvee, te voorkomen zijn
gebaseerd op het gebruik van
Sal-
monella-vri}
voer en Salmonella-vrije
eendagskuikens, het elimineren van
factoren die aan de besmetting bijdra-
gen (zoals slechte behuizing, aanwe-
zigheid van andere dieren) en het stel-
len van eisen aan onder andere
reiniging en desinfectie, leegstand tus-
sen opeenvolgende koppels, enzo-
voort. De factoren die aan de besmet-
ting bijdragen kunnen onder meer door
middel van \'case-control\' studies,
waarbij besmette bedrijven met niet be-
smette bedrijven aan de hand van een
vragenlijst worden vergeleken, worden
geïdentificeerd. Additioneel aan bo-
vengenoemde hygiënische maatrege-
len blijkt het verhogen van de weer-
stand van de dieren een positieve
bijdrage te kunnen leveren. De weer-
stand kan vergroot worden door onder
andere het toedienen van een bescher-
mende darm flora (aan eendagskuikens
of aan dieren die een noodzakelijke be-
handeling met antibiotica hebben on-
dergaan) en door actieve immunisatie.
Onderzoek maakt steeds duidelijker
dat orale toediening van geattenueerde
Salmonella de beste bescherming
biedt. De reden is dat op deze wijze zo-
wel een cellulaire als een humorale af-
weer wordt ontwikkeld, die bovendien
ook in het maagdarmkanaal effectief is.
Als gevolg van immunisatie wordt ver-
ticale overdracht (van ouderdieren op
nakomelingen) verminderd. Ook wordt
de kans dat een besmetting via het voer
en/of milieu aanslaat kleiner. Mater-
nale immuniteit, die via eieren wordt
doorgegeven, blijkt het eendagskuiken
niet te beschermen. Hiervoor is een cel-
gemedieerde immuniteit in het maag-
darmkanaal noodzakelijk.

S. typhimurium DT 104.

Door diverse landen (onder andere
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duits-
land, Oostenrijk en de Verenigde Staten)
worden problemen gemeld die door een
nieuw type 5.
typhimurium worden ver-
oorzaakt. Dit type,
aangeduid als 5. typ-
himurium
DT1()4, blijkt tegen de meest
gebruikte
antibiotica resistent te zijn
(ampiciline. chloramphenicol, strepto-
mycine,
Sulfonamiden en tetracycline).
De genen die voor de resistentie coderen,
blijken chromosomaal geïnserteerd te
zijn. Momenteel worden stammen geï-
soleerd die ook resistent zijn tegen
Ci-
profloxacine en trimethoprim.
In de jaren \'70 werden al multiresistente
S. typhimurium stammen in Frankrijk
waargenomen. Zij veroorzaakten in
vleeskalveren ernstige haemorrhagische
colitis en septicemic. Ook
bij volwassen
runderen worden deze ziekteverschijn-
selen waargenomen. Deze stammen
werden echter niet nader getypeerd. Het
is dan ook niet bekend of deze stammen
identiek zijn aan de stammen die nu pro-
blemen veroorzaken.
In Engeland zijn multiresistente
S. typ-
himurium
DT104 stammen, na 5. ente-
ritidis,
inmiddels de belangrijkste ver-
oorzakers van
Salmonellose bij de
mens. Volgens recente gegevens van
het Nationaal Salmonella Centrum
(drs. W.J. van Leeuwen) is deze multi-
resistente stam in Nederland eveneens
in sterke opkomst.

Aan bovengenoemd symposium, dat van 16 tot 21 februari 1997 te Cyprus
plaatsvond, namen circa 120 personen deel, afkomstig uit 45 landen. Zoals de
titel aangeeft stonden de infecties, die
door Salmonella en Brucella bij mens en
dier worden veroorzaakt, centraal.

Ofschoon het rund de belangrijkste
bron van
S. typhimurium DT104 is,
wordt
S. typhimurium DT104 bij alle
soorten productiedieren aangetroffen.
In Engeland is
S. typhimurium DT104
inmiddels het meest voorkomende
type bij productiedieren. De kiem
wordt inmiddels ook aangetroffen bij
katten, honden, pony\'s en exotische
gezelschapsdieren.

S. typhimurium DT104 blijkt niet al-
leen bij runderen emstige klinische
problemen te veroorzaken. Inmiddels
heeft deze multiresistente kiem ook
klinische problemen bij varkens in de
Verenigde Staten veroorzaakt (pers.
informatie). Ook bij de mens verlopen
de infecties vele malen emstiger. Zo
blijkt uit een in recent Engels onder-
zoek dat de ziekteduur tot 35 dagen
kan oplopen en dat 36% van de patiën-
ten ziekenhuisverpleging nodig heeft.
De mortaliteit bedraagt 3%, tegen 0,1 -
0,3% normaal.

Verder onderzoek wijst erop dat S. typ-
himurium
DT 104, naast resistentie te-
gen antibiotica, ook een verhoogde re-
sistentie bezit tegen zuur (overleving
in gefermenteerde producten). Als ge-
volg kan het organisme eenvoudig de
maag passeren. Dit betekent dat ook de
dosis die infectie kan veroorzaken vrij
laag is.

BRUCELLA

Voor dit onderdeel waren er bijdragen
uit: Iran, Frankrijk, België, Italië, Mal-
ta, Servië, Macedonië Zuid-Afrika,
Rusland en Israël. De volgende hoofd
onderdelen waren hierbij te onder-
scheiden: epidemiologie/voorkomen,
diagnostiek, bacteriologie/taxonomie,
en vaccinatie/immuniteit.

-ocr page 262-

In het hierna volgende zijn alleen die
delen weergegeven die eventueel van
belang zijn, of zouden kunnen worden
voor de Nederlandse situatie.
Bijdragen van goed niveau werden
vooral geleverd door Frankrijk via me-
dewerkers van het \'Institut National de
la Santé et de la Recherche Médical\' uit
Montpellier (J.P. Liautard), het OlE
Reference Laboratory for Brucellosis
CNEVA, Maison-Alfort (B. Garin-
Bastuji) en een groep Belgische onder-
zoekers (J. Godfroid e.a.) afkomstig
van het Veterinair Onderzoeksinstituut
te Brussel en het Immunologisch
Laboratorium FUND te Namen.

Epidemiologie/Voorkomen
In Italië is in 1995 een geval van
besmetting van buffels op Sicilië met
B.mellitemis biovar 1 geconstateerd.
Tot dusverre werd er bij deze buffel-
populatie alleen
8. abortus biovar 1-3/6
en
B. mellitensis biovar 2 aangetroffen.
In Malta, waar brucellose nog ende-
misch is, werd in 1995 een toename van
het aantal humane gevallen tot 225
geconstateerd, tegen normaal tien tot 20
per jaar. Deze toename blijkt veroor-
zaakt te zijn door
8. mellitensis biovar 1
door consumptie van zachte kaas
gemaakt van melk afkomstig van drie
kuddes die niet officieel geregistreerd
waren en dus ook niet gecontroleerd
werden. In een bijdrage uit Israël werd
gemeld dat daar
8. mellitensis ook bij
koeien is aangetroffen. In België komt
8.suis voor bij wilde zwijnen. Dat deze
een bron kunnen zijn voor de gedomes-
ticeerde populatie blijkt uit het feit dat
in het jachtseizoen ook regelmatig
\'hybriden\' worden afgeschoten, het-
geen mogelijk wijst op contactmoge-
lijkheden tussen beide populaties. Bij
gedomesticeerde varkens is overigens
sinds 1962 geen brucellose meer gecon-
stateerd. De Belgische groep meldde
verder dat in België de rundveestapel
\'officieel\'
Brucella-vnj is, maar \'bio-
logisch\' mogelijk niet. Bij schapen was
in België geen
8. mellitensis voorgeko-
men, maar de status
\'Brucella-vny
moet nu volgens Richtlijn 94/953/CEE
aangetoond worden. Dit levert compli-
caties door de uitslagen verkregen met
serologische diagnostiek.

Diagnostiek

Door de Franse onderzoekers (CNEVA)
en de Belgische onderzoekers werd uit-
gebreid ingegaan op problemen bij de
ßn/cf//a-diagnostiek bij runderen. Bij
het gebruik van serologische tests kun-
nen er vals positieve serologische reac-
ties (FPSR) optreden. Dit kan behalve
door vaccinatie ook optreden door be-
smetting met
Y. enterocolitica 0:9 en
door
B. suis biotype 2 (niet humaan-pa-
thogeen) afkomstig van wilde zwijnen.
Ook bij schapen kan
Y. enterocolitica
vals positieve reacties bij de testen voor
B. ovis en 8. mellitensis geven. Y. ente-
rocolitica
0:9 blijkt namelijk identieke
S-LPS epitopen te hebben als
Brucella.
Om FPSR bij runderen te kunnen on-
derkennen is in Zuid-Afrika (Onderste-
poort Instituut) een ELISA ontwikkeld
dat gevaccineerde dieren van geïnfec-
teerde dieren kan onderscheiden.
Een andere techniek, die als aanvul-
lende methode gebruikt zou kunnen
worden ter onderscheid van FNSR\'s,
berust op aantonen van de \'cell media-
ted\' immuniteit door aantonen van
gamma interferon (IFNv) in bloed. Het
lopend onderzoek concentreert zich op
dit gebied, evenals het ontwerpen van
een serologische tests gebaseerd op
gebruik van niet-LPS antigenen.
Voor diagnostiek van humane brucel-
losis in streken waar dit endemisch is
(Macedonië) werd de 2-Mercaphto-
ethanol test met succes toegepast.

Bacteriologie/taxonomie

In een bijdrage uit Israël werd gebruik
van PCR gebaseerd op \'restriction
fragment polymorphism\' beschreven
als hulpmiddel om onder andere de
bron van besmetting van runderen met
8.mellitensis op te sporen.
Een Franse bijdrage (Liautard) be-
schreef het onderzoek naar de rol van
\'stress induced proteins\' bij virulentie
van
B. suis. Van één van deze fracties
(DnaK) lijkt dit bewezen.

Vaccinatie/Immuniteit

Over dit onderwerp was slechts één
bijdrage uit Rusland. In Rusland wordt
sinds 1952 tegen humane brucellose
gevaccineerd met een levend vaccin
van
8. abortus 19-BA. Een nieuw ont-
wikkeld Brucellosis Chemical Vaccin
(BCV) met als antigeen een proteine-
polysacharide structuur van S-Bru-
cella celwanden blijkt dezelfde profy-
lactische werking te hebben (74-76%
tot 1 jaar na vaccinatie) als het levende
vaccin.

S. Notermans (RIVM)
H. van der Zee (IGB-Amsterdam)

\'OUDE-STIJLERSWEEKEND\'

Al eerder is in dit Tijdschrift melding
gemaakt van het weekend voor afge-
studeerden van de jaren \'88,\'89 en \'90.
Deze personen onderscheiden zich van
de later afgestudeerden, doordat ze net
niet in de zogenaamde \'twee-fasen
structuur\' zaten. Hiermee is wellicht
duidelijker aangegeven voor welke
groep dit weekend is bedoeld. Maar ie-
dereen die het schaken en wadlopen in
Ulrum hebben meegemaakt, of het
karten in de Ardennen, of het hypnoti-
seren in Heesch, weet ook waar we
over praten!

Vanwege ieders drukke bezigheden is
het weekend kort en vindt het plaats in
centraal Nederland.
Van zaterdagmid-
dag 24 mei tot zondagmiddag 25 mei
1997 in Vierhouten bij Nunspeet.
Eten,
drinken, veel gezelligheid, een beetje
slapen en een indrukwekkende spor-
tieve ochtend vormen de hoofdmoot.
Natuuriijk had je deze dagen al vrijge-
houden in je agenda. Nu hoef je je al-
leen nog maar voor 1 mei 1997 op te
geven bij een van onderstaande perso-
nen en je kan op maandag 26 mei terug-
zien op een goed besteed en heerlijk
weekend.

Tot ziens in Vierhouten!!!

Ruud Blommaart (036-5378055)
Peter Relyveld (030-2734705)
Gerard van Éijden (0341-360478)

KOPIJ
OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 263-

Met ingang van 15 april 1997 zijn de
registers voor de specialismen Run-
dergezondheid, Kleine Herkauwers-
gezondheid, Varkensgezondheid en
Pluimveegezondheid opengesteld.
Dierenartsen die voor erkenning vol-
gens de defacto-procedure in aanmer-
king willen komen, hebben de gele-
genheid zich hiervoor tot 15 april 1999
aan te melden bij de secretaris van de
Registratiecommissie, dr. Tj. Joma.

Voorwaarden voor registratie

Om voor erkenning volgens de de-
facto-procedure als specialist in de bo-
vengenoemde specialismen in aanmer-
king te komen moet zijn voldaan aan
de volgende voorwaarden:

* applicant dient het dierenarts-exa-
men te hebben afgelegd;

* applicant dient werkzaam te zijn in
het specialisme;

* de kennis van het specialisme dient
actueel te zijn;

* de periode waarin het specialisme
actief is beoefend dient minimaal
vier jaar te zijn;

* het percentage van de nonnale werk-
tijd dat aan het specialisme wordt
besteed, dient meer dan 50% te zijn.

Indien applicant part-time werkt, in
deze 50% van de normale werktijd,
dan dient minimaal 19 uur te worden
besteed aan de uitoefening van het
specialisme;
* applicant dient wetenschappelijke
activiteiten te hebben ontplooid op
het gebied van het specialisme en de
resultaten te hebben gepubliceerd in
een internationaal refereed joumal
in de vorm van minimaal vier artike-
len. Gehouden voordrachten op we-
tenschappelijke congressen, gege-
ven wetenschappelijke cursussen en
andere wijzen van kennisoverdracht
kunnen, wanneer het aantal van vier
artikelen niet geheel wordt gehaald,
een aanvulling zijn.

Aanmeldingen procedure

Uw schrijven, waarin u kenbaar maakt
dat u voor de erkenning volgens de de-
facto-procedure als één van bovenge-
noemde specialismen in aanmerking
wilt komen, dient vergezeld te gaan van
een curriculum vitae waarin u met name
op de bovengenoemde punten ingaat.
Dit schrijven dient u te richten aan: De
secretaris van de Registratiecommissie,
dr Tj. Jorna. Postbus 14031, 3508 SB

OPENSTELLING REGISTERS SPECIALISMEN RUNDER-
GEZONDHEID, KLEINE HERKAUWERSGEZONDHEID,
VARKENSGEZONDHEID EN PLUIMVEEGEZONDHEID

Utrecht.

Uw aanmelding wordt door de secreta-
ris doorgezonden naar de Specialisten
op Uitnodiging (SoU) van het geop-
teerde specialisme, die uw aanmelding
in behandeling nemen. De SoU bepa-
len volgens de profielschets van het
specialisme zelf op welke wijze zij uw
aanmelding beoordelen.
De SoU berichten de Registratiecom-
missie over hun bevindingen en geven
advies om wel of niet over te gaan tot
inschrijven in het Nederlands Ve-
terinair Specialistenregister.
De Registratiecommissie beoordeelt
vervolgens of de procedures goed zijn
doorlopen en stelt de applicant op de
hoogte van de beslissing. Uw aanmel-
ding wordt uiteraard vertrouwelijk be-
handeld.

De profielschets van de genoemde spe-
cialisten zijn verkrijgbaar op het se-
cretariaat van de KNMvD (tel.: 030-
2510111. Mw. L Luinge).
Ook voor vragen over de procedure
van aanmelding en behandeling, voor
doorverwijzing over de specialisme-
inhoudelijke informatie kunt u contact
opnemen met dit .secretariaat.

SAMENWERKING
WAA/MOVIR

VVAA en Movir hebben op 6 maart
1997 een samenwerkingscontract ge-
tekend op het terrein van arbeidsonge-
schiktheidsverzekeringen. De samen-
werking houdt in dat VVAA zich in
het bijzonder zal richten op haar ad-
vies- en begeleidingsfunctie en Movir
zich zal concentreren op haar speci-
fieke verzekeraarsfunctie.
Deze overeenkomst is een belangrijke
stap op weg naar verdere samenwer-
king in de gezondheidszorg. De afge-
lopen tijd hebben beide partijen zich
beraden over hun specifieke rol hierin.
Zij hebben hierbij de conclusie getrok-
ken dat een strategie, gericht op een
bredere samenwerking tussen, door en
voor beroepsbeoefenaren in de ge-
zondheidszorg opgerichte organisa-

□ndertekening van het samenwerkingscontract door drs. J.J.M. Oostenbrink, hoofddirecteur WAA
(links op de foto) en B J.M W, Hauer. directeur Movir.

-ocr page 264-

in««

ties, de continuïteit kan versterken van
de hoogwaardige, specifiek op de ge-
zondheidszorg toegespitste dienstver-
lening, ook op langere termijn.
Als gevolg van de overeenkomst heeft
VVAA het voornemen per I januari
1998 haar portefeuille arbeidsonge-
schiktheidsverzekeringen over te dra-
gen aan Movir, die daarmee haar lei-
dende marktpositie op dit terrein in de
gezondheidszorg aanzienlijk verste-
vigt. Door een betere wisselwerking
met andere producten en diensten en
het elimineren van onnodige concur-
rentie tussen gelijkgeaarde partijen in
de gezondheidszorg, zullen ook de
verzekerden profiteren van een betere
dienstverlening op dit zo specialisti-
sche terrein.

Movir en VVAA zullen zelfstandig en
onder eigen identiteit blijven opereren.

EEN VEEL TOEGEPAST MEDICIJN MET FATALE AFLOOP!

Het betreft hier een Labrador Retriever
van driejaar met een enorme \'hot\' spot
en een zes maanden oude Samoyeed
met een dikke darmontsteking. Beide
ziektebeelden komen vrij frequent voor
in de praktijk en worden op velerlei ma-
nieren behandeld. Eén van de behande-
lingswijzen (conform adviezen Utrecht
e.a.) wordt hieronder besproken.
De Labrador met de enorme \'hot\' spot
op zijn wang werd geschoren, schoon-
gemaakt met een hibiscruboplossing
en daama lokaal behandeld met een
onschuldige zalf en systemisch met
een TMPS-preparaat volgens de voor-
geschreven dosering, gedurende tien
dagen. Twaalf dagen na het starten van
de TMPS-kuur werd de hond in slome,
apathische toestand aangeboden. Kli-
nisch onderzoek toonde gele slijmvlie-
zen aan, met duidelijke klachten van
ook verlengde stollingstijden. Bloed-
afname en symptomatische behande-
ling (infuus, amoxicilline, konakion)
volgden als eerste. Echter binnen de 48
uur vertoonde de hond zeer em.stige
neurologische afwijkingen, convulsies
eindigend in status epilepticus. In
overleg met Utrecht en eigenaar werd
de hond geëuthanaseerd.
De Samoyeed van zes maanden werd
aangeboden met een dikke darmont-
steking en werd behandeld met voe-
dingsadvies en salazosulfapyridine,
eveneens conform doseringen. Deze
hond werd na zeven dagen opnieuw
aangeboden met klachten van emstig
ziek zijn, bijna comateus en ernstige
geelverkleuring. De symptomatische
therapie (onder andere infuus) mocht
niet meer baten en binnen de 24 uur
overleed de hond.

Beide honden werden voor sectie aan-
geboden. Het sectiebeeld van de Labra-
dor Retriever vertoonde uitgebreid ver-
val van de lever, \'fibrosering\', gal-
thrombi, onstekingsinfiltraten, centraal
veel ceroid pigment beladen macrofa-
gen, micro- en macrovacuolisatie van
hepatocyten, zeer actieve kemen, col-
laps van reticuline netwerk, vanuit cen-
traal naar portaal bridging. Vervette,
vervallen hepatocyten, lokaal weinig re-
generatie leverweefsel. Conclusie: sub-
acute fulminante hepatitis, geen aanwij-
zingen voor ombouw/cirrhose.
Het sectiebeeld van de Samoyeed ver-
toonde massief levercelverval en uit-
gebreide hyperemie/bloedingen. Sterk
vacuolair veranderde levercellen. De
portale gebieden vertonen een geringe
galgangwoekering en rondcellige ont-
stekingen. Een fulminante hepatitis
verloopt vrijwel steeds dodelijk. In-
dien het dier de eerste fase overleeft,
zal toch vaak later een chronische le-
verontsteking of cirrhose ontstaan.
Een dergelijke fulminante hepatitis
wordt soms gezien als een idiosyncra-
tische, dat wil zeggen niet te voorspel-
len reactie op medicijnen. Eén van
deze medicijnen is trimethoprum-sulf-
adiazine en salazosulfapyridine.
Verder nemen wij in onze praktijk re-
gelmatig waar dat honden tijdens en
net na een sulfa-kuur klachten vertonen
van
spierpijn, gewrichtspijn, bloedver-
lies via GE en urogenitaaltractus en
dermatologische veranderingen.
Al met al een reden om zeer behoed-
zaam met sulfa\'s om te springen.
Regelmatig hebben wij collega\'s en
derden hierover geïnformeerd c.q. ge-
discussieerd, maar vonden weinig de-
lende meningen. Echter navraag bij
onder andere collega Rothuizen en
Van den Ingh bevestigde dit verhaal.
Inmiddels is een Rottweiler (teefje,
3\'/2 jaar) na drie dagen sulfa-gebruik
(TMPS) overleden als gevolg van
D.l.S. Ondergetekende roept collega\'s
op om zoveel mogelijk informatie te
verstrekken met betrekking tot reacties
naTMPS-gebmik.

Hans Pijls

DERTIG JAAR VOORJAARSDAGEN

25-27 APRIL 1997, RAI CONGRES CENTRUM. AMSTERDAM

Dertig jaar Voorjaarsdagen. Dit ju-
bileum zal niet onopgemerlit aan u
voorbij gaan, er zal zelfs ter gelegen-

heid hiervan een spectaculaire prijs
onder de deelnemers verloot wor-
den. De jaarlijkse happening is in
deze dertig jaar sterk in omvang toe-
genomen. Het uitgebreide pro-
gramma kunt u naslaan in het preli-
minary program. Wat dacht u van
zes simultane lezingen per dagdeel
en van dé vele case-studies, diverse
Nederlandse lezingen, het compu-
tergestuurde onderwijs en het prac-
ticum cytologie.

Om een tipje van de sluier op te lichten
zullen we enkele onderwerpen en spre-
kers alvast naar voren brengen.
Op vrijdag en zondag kunt u uw kennis
van de diagnostiek en therapie bij car-
diologische patiënten ophalen bij dr.
J.
Bonagura (USA). Hij staat garant voor
een praktijkgerichte en levendige ma-

-ocr page 265-

nier van presenteren met bovendien een
interactieve sessie op de zondagmiddag.
De interpretatie van röntgenologische
en echografische beelden bij patiënten
met ziekten van de urinewegen zal tij-
dens de voordracht van dr. C.R. Lamb
(GB) duidelijk worden.
Of kiest u liever voor het seminar van
dr. A. DeLahunta, waar aan de hand
van cases neurologische patiënten met
ruggemergproblemen besproken wor-
den. Het tweede seminar staat zaterdag
op het programma en gaat over onder
andere vestibulaire en cerebellaire
aandoeningen.

Het dagvullende seminar over prak-
tijkmanagement is zeer actueel en bo-
venal belangrijk om met uw collegae
en medewerkers tot een optimaal be-
drijfsresultaat te komen.

Ook orthopedie ontbreekt niet in ons
programma. Een goed begrip van de
anatomie van de carpus en knie vormt
een goede basis voor de behandeling
van post-traumatische aandoeningen,
een reden temeer om dr. J. Houlton te
volgen tijdens zijn lezing.

Gedurende de drie congresdagen kunt
u bovendien goed vertoeven op de
voor Nederland unieke commerciële
tentoonstelling, leder jaar nemen weer
meer bedrijven deel aan deze bovenal
gezellige happening met veel hapjes,
drankjes en bekenden.
Aansluitend aan het wetenschappelijk
programma zal zaterdag vanaf de RAI
een rondvaartboot naar het congres-
feest vertrekken. Tijdens het gezellige
diner-dansant met een spetterende mu-
zikale begeleiding, zullen de winnaars
van de Waltham Resident & Research
Award bekend gemaakt worden.

Er bestaat een mogelijkheid om u in te
schrijven voor één, twee oj drie dagen,
of om samen met uw collegae een prak-
tijkbadge aan te schaffen. Inschrijving
aan de balie is mogelijk, maar reali-
seer u dat er voor de seminars en het
wet-lab een beperking van het aantal
inschrijvingen is. Sinds kort is zelfs in-
schrijving via Internet mogelijk, ons
adres is: http://www.rai.nl/ads/vete-
rina/en/welcome. html.
Nadere inlichtingen kunt u verkrijgen
bij het secretariaat van de Voor-
jaarsdagen, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht. Telefoon: 030 - 25I0111, fax:
030-2511787.

Ô • VOORJAARSDAGEN C^

ANNUAL INTERNATIONAL VETERINARY CONGRESS ^

Aesculaap

Alfasan Diergeneesmiddelen
Animed/Huveco
Apollonia\'s Cards
A.S.T. Farma

AUV Dierenartsencoöperatie

BASS Utrecht

BDÜ

Biomedlc

Boehringer Ingelheim
Boekhandel Breese Kemink
Cook Nederland
Dynamic Veterinary Products
Nederland

Ethicon, Johnson S. Johnson

Medical

Eurovet BV

Floris Veterinaire Producten

U ALS CONGRESDEELNEMER HEEFT

* GRATIS TOEGANG *

tot de commerciële tentoonstelling welke gehouden wordt tijdens het Voorjaarsdagencongres op 25, 26 en 27
april 1997 in het RAI-congrescentrum te Amsterdam. Tijdens deze expositie, waaraan meer dan 50 toonaange-
vende firma\'s hun medewerking verlenen, is het mogelijk om in ongedwongen sfeer nader kennis te maken met uw
leveranciers die u graag informeren over de NIEUWSTE ONTWIKKELINGEN op veterinair gebied. De tentoonstelling
zal op vrijdag, zaterdag en zondag gehouden worden. Gedurende deze dagen zullen onder andere de volgende ex-
posanten aanwezig zijn om u te ontvangeoL

Hill^ Pet Nutritioi
Holland Diei
"^^Hospital
^ Idexx Lal

Instruments Moi
InstruVet
Jan

Kynotrain

LeoPI
JVIenIhini
Micpoint

Mycofarm Nederland
Nemas

Novartis Agro Benelux
Pharmacia en Upjohn Animal
Pfizer Animal Health
Pie Medical Benelux
Rhône Mérieux

lealth

Röntgen Contrôle Nederland
Robouw Medische Techniek
Royal Canin Nederland
Sanofi Santé

Schering Plough Animal Health
Fort Dodge Animal Health Benelux
illers Petfoods NL
lapses IT
Uitgeverij Epona
VAB Zeewolde

Veterinair Laboratorium Nederland

Vetin-Aacofarma

Vétoquinol

Vetstream PLC

Virbac Nederland

VLS

WAA

Waltham Veterinaire Service

-ocr page 266-

Wie komt in aanmerking?

U komt in aanmerking als u onderne-
mer bent op het terrein van dierlijke
productie of dierlijke producten. Ook
organisaties die collectieve belangen
behartigen of activiteiten verrichten in
het belang van de diergezondheid, kun-
nen projectvoorstellen indienen. Dit
geldt ook voor pbo\'s, keuringsinstel-
lingen of samenwerkingsverbanden.
Overheidsinstellingen en onderzoeks-
instellingen kunnen geen subsidie aan-
vragen.

Welke projecten komen in aanmer-
king?

Als u een project wilt starten dat zich
op één of meer van de volgende onder-
werpen richt, kunt u een aanvraag in-
dienen:

* de ontwikkeling van een verzeke-
ring tegen risico\'s in de diergezond-
heidszorg;

* de ontwikkeling cn implementatie
van de gezondheidsplanner;

de ontwikkeling en implementatie
van erkenningen cn certificerings-
systemen;

* de voorlichting en scholing van on-
dernemers op het gebied van dierge-
zondheidszorg;

* vergroting van het inzicht in de ri-
sico\'s die de diergezondheid in ge-
vaar brengen en wat ten goede komt
aan het management op het bedrijf;

* verbetering van de hygiëne van ver-
blijfplaatsen en transportmiddelen
voor dieren;

* terugdringing dan wel uitroeiing van
dierziekten.

Welke kosten zijn subsidiabel?

* Loonkosten.

* Dienstverrichtingen door derden.

* Kosten van afschrijving machines,
materialen en apparatuur, voorzover
deze middelen ten behoeve van het
project worden aangeschaft.

* Kosten van verbruikte materialen en
hulpmiddelen.

* Kosten voor het verstrekken van in-
fomiatie en tiet verzorgen van voor-
liciiting.

In de eerste helft van 1997 is drie miljoen gulden beschikbaar om projecten op
het gebied van diergezondheid te subsidiëren. Het gaat om innovatieve pro-
jecten die leiden tot een betere gezondheid of een betere gezondheidszorg.

* Uitvoeringskosten (reiskosten, etce-
tera).

Hoe hoog is de subsidie?

Het subsidiepercentage varieert van
37,5% tot maximaal 50%. Het exacte
percentage is afhankelijk van de aard
van het project (nieuwe inzichten,
nieuwe ontwikkelingen, nieuwe toe-
passingen) en de duur van het project.

Belangrijke voorwaarden

Belangrijk is dat u nog geen verplich-
tingen bent aangegaan voor het pro-
ject, vóór u een ontvangstbevestiging
van uw aanvraagformulier heeft ge-
kregen. Na ontvangst van de ont-
vangstbevestiging mag u voor eigen
rekening en risico met het project be-
ginnen. Indien uw subsidie-aanvraag
wordt gehonoreerd, kunt u vanaf de
datum van ontvangstbevestiging de
subsidiabele kosten meenemen. Indien
uw subsidie-aanvraag niet wordt geho-
noreerd, zijn alle gemaakte kosten vol-
ledig voor eigen rekening.
Een ander belangrijk aspect is dat het
project niet langer mag duren dan drie
jaar.

Tenslotte, aan projecten die minder
kosten dan 25.000 gulden wordt geen
subsidie verleend; voor dergelijke pro-
jecten kan een ondernemer wel zelf het
volledige risico dragen. Projecten,
waarvoor méér dan één miljoen gulden
aan subsidie wordt gevraagd, vallen
eveneens buiten de boot; dergelijke
projecten slorpen zoveel van het be-

In Nederland kwamen in de periode
van 22 februari tot en met 16 maart
1997 de volgende gevallen van be-

DRIE MILJOEN VOOR DIERGEZONDHEIDSPROJECTEN

schikbare bedrag op, dat er onvol-
doende verschillende vernieuwende
projecten kunnen worden ondersteund.

Tot wanneer kan ik aanvragen?

De aanvraagperiode is reeds begonnen
en loopt door tot en met 30 april 1997.
Op die datum moeten de aanvragen ui-
teriijk binnen zijn.

In de tweede helft van 1997 is er overi-
gens opnieuw een mogelijkheid tot het
indienen van aanvragen voor subsidie
van diergezondheidsprojecten.

Wat moet u doen?

* Een aanvraagformulier opvragen bij
het PMT (PMT-Diergezondheid in
Beweging, Postbus 20.401, 2500
EK Den Haag).

* Het aanvraagformulier invullen en
projectplan opstellen.

* Het aanvraagformulier, samen met
het projectplan en eventueel andere
bijlagen toesturen aan het PMT-
Diergezondheid in Beweging.

Hoe gaat het verder?

Alle ingediende subsidie-aanvragen
worden beoordeeld op hun innovatieve
karakter, het belang en perspectief voor
de sector, het uitstralingseffect en na-
tuuriijk de mate waarin het project bij-
draagt aan het verbeteren van dc dier-
gezondheid(szorg). De kwalitatief
beste projecten worden gehonoreerd,
totdat het beschikbare bedrag is uitge-
zet. Eind juni 1997 hoort u of aan uw
project subsidie is toegekend.

Meer informatie en advies

Als u nog vragen heeft, kunt u altijd
contact opnemen met het PMT-
Diergezondheid in Beweging (tele-
foon: 070-3793596).

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

smettelijke dierziekten, waarvan
aangifte verplicht is, voor:

Klassieke Varkenspest

Totaal 42 gevallen in de provincie
Noord-Brabant.

Totaal 1 geval in de provincie
Gelderland.

-ocr page 267-

mm

HOOGLERAAR OIER EN RECHT

De Stichting Dier en Wetenschap heeft mr. Dirk Boon benoemd tot bijzonder
hoogleraar Dier en recht aan de Faculteit rechtsgeleerheid van de Universiteit
Utrecht. In Nederland en in het buitenland bestaan wel leerstoelen over de
ethiek van de mens-dier relatie, maar die missen de juridische invalshoek.
Dirk Boon houdt zich al jaren bezig met de juridische positie van dieren. Zijn
streven is om binnen enkele jaren een kennis- en studiecentrum voor dier en
recht op te bouwen. Verder zal hij onderwijs geven aan rechtenstudenten en
aan dierenartsen in opleiding.

dier centraal staat. Mr. Ton Mertens,
vice-voorzitter van deze stichting:
\'Het eigenbelang van dieren moet een
betere plaats in ons rechtsstelsel krij-
gen.

Een dier mag niet langer worden ge-
lijkgesteld aan een tafel of stoel. Een
emancipatie van rechtsobject naar -be-
perkt- rechtssubject\'. De stichting
heeft reeds in 1986 de leerstoel

De Stichting Dier en Wetenschap, ge-
steund door de Dierenbescherming en
Proefdiervrij, zet zich in voor weten-
schappelijke studie van de relaties tus-
sen mens en dier in de ruimste zin van
het woord, waarbij het belang van het

Dierproefvraagstukken ingesteld aan
de Rijksuniversiteit Leiden. Dat er nu
voor Utrecht is gekozen, heeft mede te
maken met de aanwezigheid van de
Faculteit der Diergeneeskunde daar.

De centrale vraagstelling is wat uit ju-
ridisch oogpunt toelaatbaar is in de
omgang van mensen met dieren. De
hoogleraar zal zijn aandacht richten op
alle dieren, niet alleen op landbouw-
huisdieren, gezelschapsdieren en
proefdieren, maar ook op dieren in het
veld, vissen en op dieren die schadelijk
worden geacht.

Het ligt ook voor de hand om vergelij-
kende studies naar buitenlands recht
uit te voeren. Het is de bedoeling om
voor het onderziaek één of meerdere
onderzoekers aan te trekken. De gene-
tische modificatie van dieren vormt
overigens een afzonderlijk leerstuk.

PEERDEPIETEN 1997

Op Koninginnedag (30 april 1997) wordt het veertigste PEERDEPIETEN georganiseerd door de Diergeneeskundige
Studenten Kring. Dat dit gegeven garant staat voor een stijlvolle, machtig mooie, gezellige, stralende, bijzondere en spec-
taculaire dag, staat al 39 jaar buiten kijf Toch is er een droevig tintje aan deze dag verbonden. Het Drafcentrum in
Hilversum zal na Peerdepieten het veld moeten ruimen in verband met \'de vooruitgang\' van de gemeente Hilversum. Hoe
het met het grootste veterinaire festijn in de toekomst zal verlopen, is op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen.
Voor continuïteit zal echter zorg gedragen worden.

Mocht u op deze historische dag vanaf 12.30 tot ongeveer 17.00 uur zin hebben de Peerdepieten- en Reünistenkoers op het
Hilversumse Drafcentrum mee te maken, dan kunt u tegen gereduceerd tariefkaarten bestellen bij DSK. Dit kunt u doen
door per kaart ƒ 5,~ over te maken op gironummer 271994 (DSK te Utrecht) vóór 23 april 1997, onder vermelding van
naam en adres. Met vragen kunt u altijd terecht op de DSK-kamer (telefoon: 030 -2515678).
Het DSK-bestuur 96/97 wenst u een hele geslaagde Koninginnedag toe!

GOUDEN-JUBILEUMREÜNIE 1947

De reünie, annex excursie van dieren-
artsen, afgestudeerd in 1947, zal dit
jaar plaatshebben in het
Noorder
Dierenpark
te Emmen, en wel op don-
derdag 29 mei 1997.
Degenen die sedert 1992 aan een of
meer van deze reünies hebben deelge-
nomen, zijn hierover inmiddels aange-
schreven, maar natuurlijk zijn niet al-
leen zij, maar is iedereen voor wie
1997 het jaar van zijn gouden jubileum
als dierenarts is, van harte welkom.
Ook \'tijdgenoten\' die in naastgelegen
jaren afstudeerden nodigen wij bij
deze uit zich in dit bijzondere jaar bij
ons gezelschap aan te sluiten.

Voor nadere inlichtingen, respectieve-
lijk aanmelding (graag vóór 1 mei
1997) kan men terecht bij:
Kees Bouwman, Wolvega
(telefoon: 0561 - 6135327)
Tjibbe Sinnema, Hardenberg
(telefoon: 0523 - 263334)
Rein Strihu\'erda, Meppel
(telefoon: 0522 - 251001)

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 268-

VETERINAIRE
MEDIATHEEK
W.R SPECKMANN
STICHTING

BSO KEIZERSNEDE RUND
Onder deze titel zijn twee series
dia\'s opgenomen in de collectie
van de Veterinaire Mediatheek.
Zij geven een beeld van de keizer-
snede onder praktijkomstandighe-
den. De eerste is kort en geeft
beelden van een keizersnede in de
open lucht, de tweede is wat lan-
ger en laat een keizersnede op stal
zien. Beide series zijn vervaar-
digd door dierenarts Y.D. van der
Werff in Nunspeet.

B61 DEQESTRUSEN DE
DRACHT VAN HET PAARD
IN BEELD

De foto\'s van het onlangs uitgeko-
men boekje \'The equine oestrus
and pregnancy in vision\' zijn nu
ook als diaserie verkrijgbaar Het
was een project van de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren, de
Faculteit der Diergeneeskunde,
Pie Medical Equipment BV en
Hoechst Roussel Vet N.V. De se-
rie toont foto\'s van de organen in
de diverse stadia van de cyclus en
de dracht en de bijbehorende echo-
beelden tot dag 75. Verder zijn er
echobeelden van tweelingdracht,
vroeg-embryonale sterfte, cysten,
pyometra, pneumovagina en hae-
morrhagische follikels. De serie is
voor zelfstudie en voordrachten
voor collegae geschikt, alsmede
voor onderwijsdoeleinden. Met
een goede uitleg kan ook een zeer
geïnteresseerd publiek van paar-
denfokkers bereikt worden. Het
boekje wordt bijgeleverd.

Beide series zijn te bestellen bij
Anja Broeks, Veterinaire Media-
theek. p/a A UK telefoon: 0485 -
335555, liefst \'s morgens. De ver-
huurprijs van B60 Keizersnede
rund is f 59,— en de verkoopprijs
ƒ 185,—: de verhuurprijs van Ból
De oestrus en de dracht van het
paard in beeld is f 65,— en de ver-
koopprijs f 245,—. De prijzen zijn
exclusief BTW en inclusief verzen-
ding.

WONDBEHANDELING BIJ
GEZELSCHAPSDIEREN

een product van Beiersdorf N.V., is een
zeer sterk absorberend verband dat
werd ontwikkeld vanuit een geheel
nieuwe visie op wondgenezing.
De belangrijkste verschillen tussen de
onderzochte Cutinova® Hydro en an-
dere wondverbanden voor veterinaire
toepassing zijn dat het afstervende
weefsel en vuil volledig wordt opge-
nomen, holtes (door weefselverlies)
worden opgevuld en er snel een goed
doorbloed granulatiebed ontstaat. Bo-
vendien hecht het niet aan de wond en
vindt er geen korstvorming plaats. Het
is gemakkelijk in alle gewenste vor-
men te knippen. Het product is ver-
krijgbaar in drie maten; 5x6 cm, 10 x
10 cm en 15 x 20 cm.

Drs. C.W.A. van Helbergen, dierenarts
te Bussum, heeft onderzoek gedaan
naar de effectiviteit van het wondver-
band Cutinova® Hydro bij de behan-
deling van 25 patiënten. Het ging hier-
bij om 20 honden en vijf katten die
allen door aanrijding grote en diepe
huiddefecten hadden opgelopen. Na
overleg met de eigenaar bleek huid-
transplantatie niet gewenst. In vele ge-
vallen waren zulke diepe verwondin-
gen aanwezig dat pezen en soms bot
bloot lagen. Eén patiënt had zelfs een
wond met de afmeting 10 x 20 cm.
Alvorens het wondverband werd aan-
gebracht, is grof straatvuil verwijderd.
Eventueel achtergebleven vuil en de-
bris wordt opgenomen door Cutino-
va® Hydro. Vervolgens is het verband
door middel van een elastisch windsel

Internationaal onderzoek heeft duide-
lijk gemaakt dat wonden sneller en met
minder complicaties genezen, wanneer
in het wondbed een vochtig klimaat kan
worden gehandhaafd. Het zogenaamde
hydro-actieve verband (Cutinova®) is
op dit principe gebaseerd. Ze wordt in
de humane geneeskunde vooral ge-
bruikt bij de behandeling van ulcus cru-
ris, decubims en schaafwonden.
Het wondverband Cutinova® Hydro,

-ocr page 269-

(Gazofix®) gefixeerd. Het op deze
wijze behandelen van de wonden, met
al het aanwezige straatvuil, zand en
steentjes samen met het afstervende
oppervlakkige weefsel, resulteerde na
tien tot 14 dagen in prachtige, goed
doorbloedde, granulerende wonden.
De Cutinova® Hydro werd onder het
elastische fixatiewindsel op zijn plaats
gehouden. In aanvang vond verband-
wisseling plaats na twee dagen, waarbij
de optredende geur in eerste instantie
verontrustend leek, maar geen nadelige
effect bleek te hebben op het gene-
zingsproces. De diepe defecten granu-
leerden volledig vol en er ontstonden
gezonde, goed doorbloedde wonden.
De uiteindelijke epithelisatie kwam tot
stand binnen vier tot acht weken, af-
hankelijk van de grootte van het defect.

In het algemeen bleek verbandwisse-
ling na drie tot vijf dagen nodig te zijn.
De aanvankelijk niet aangename geur
is geenszins een indicatie voor een
slecht verlopende genezing en resul-
teerde in alle gevallen in een zeer posi-
tief verloop van het genezingsproces.
Het ontstane littekenweefsel heeft niet
tot beperking van bewegingsvrijheid
geleid.

VETERINARY ANTIMICROBIAL THERAPY GUIDE 97/98

Uitgave van de Stuurgroep Klinische
Pharmacotherapie en Residue proble-
matiek van de Faculteit der Dier-
geneeskunde en Alfasan Nederland
BV. ISBN90-801587-3-9.

Dit is de derde uitgave van een formula-
rium voor antimicrobiële, fungicide en
antiprotozoaire therapie in zakformaat
voor de praktiserende dierenarts. Naast
de toevoeging van de verschillende niet
antimicrobiële middelen is deze uitgave
uitgebreid met enkele beknopte inlei-
dingen en informatie over de toepassing
van antibiotica bij de chinchilla, struis-
vogel en watervogel. Het geeft informa-
tie over GVP bij de toepassing van anti-
bacteriële middelen, de juiste dose-
ringen en toedieningswijzen om uitein-
delijk de consument van voedingsmid-
delen van dierlijke oorsprong het nood-
zakelijke vertrouwen in de veiligheid
van het voedsel te geven.
Er wordt onder meer een kort overzicht
met aanbevelingen gegeven inzake
wachttijden. De antibiotica wegwijzer
geeft geen specifieke informatie over
de wachttijden in de verschillende lan-
den, maar roept de practicus op de in-
structies van de fabrikant op etiket
en/of bijsluiter in acht te nemen. De re-
cente \'Maximum Residue Limits\' vol-
gens de Europese Unie-richtlijnen voor
verschillende antibiotica zijn in een ta-
bel weergegeven.

Het grootste gedeelte van de wegwij-
zer verschaft informatie over de ziek-
ten van de verschillende orgaansyste-
men met hun verwekkers en mogelijke
antibioticum-keus. De geschikte toe-
dieningswijze, dosis en doseringsin-
terval worden in een aparte tabel weer-
gegeven. In dit gedeelte komt een
groot aantal diersoorten aan bod; ook
veel bijzondere en exotische soorten.
Verder is er een gedeelte waarin de be-
langrijkste (fysisch-chemische) eigen-
schappen en bijwerkingen van de ver-
schillende antimicrobiële middelen
zijn opgenomen, therapeutische moge-
lijkheden voor protozoaire infecties bij
verschillende diersoorten en tot slot
een overzicht van schimmelinfecties
met de bijbehorende toedieningswijze.

-ocr page 270-

Geelen Consultancy, Agrarische Mar-
keting & Marktonderzoek uit Wage-
ningen, voert op dit moment een markt-
onderzoek uit onder 150 dieren-
artsenpraktijken in Nederland onder de
naam \'Vet 150\'. Dit onderzoek heeft in
de eerste plaats als doelstelling het in-
koopgedrag van dierenartsen met be-
trekking tot veterinaire producten te in-
ventariseren. De tweede doelstelling is
te achterhalen welke de sterke en
zwakke punten zijn van een aantal vete-
rinaire bedrijven.

Tijdens het onderzoek komen vragen
aan de orde als:

- Welke aspecten vinden dierenartsen
belangrijk en welke aspecten niet, als
zij moeten kiezen voor een bepaald
veterinair bedrijf? Deze aspecten
hebben vooral betrekking op de pro-
ducten en de dienstverlening van ve-
terinaire bedrijven, waaronder het
prijsbeleid, promotiebeleid, distribu-
tiebeleid, productbeleid en servicebe-
leid.

- Welke marketingactiviteiten die een
veterinair bedrijf kan uitoefenen vin-
den dierenartsen belangrijk en welke
marketingactiviteiten zeker niet?

- Hoe informeren collega\'s elkaar in de
praktijk over nieuwe producten en
ontwikkelingen en wie beslist uitein-
delijk over de inkoop van een nieuw
product?

- Waarom kopen dierenartsenpraktij-
ken relatief weinig of veel in bij de
groothandel?

De 150 dierenartsen worden persoon-
lijk, na afspraak, geïnterviewd door stu-
denten van de Landbouwuniversiteit

MARKTONDERZOEK VET 150\'

Wageningen en studenten van de Fa-
culteit der Diergeneeskunde te Utrecht.
Het interview wordt met behulp van een
computergestuurde vragenlijst afgeno-
men. Met nadruk wordt gesteld dat de
resultaten anoniem worden verwerkt.
Geelen Consultancy wil dit onderzoek.
Vet 150, jaarlijks uitvoeren, zodat ten
eerste de deelnemende veterinaire be-
drijven met de resultaten van het onder-
zoek beter en sneller kunnen inspelen
op de wensen en (informatie)behoeften
van dierenartsen en ten tweede zodat de
veterinaire bedrijven kunnen zien hoe
hun imago zich ontwikkelt in de tijd.
Een ander voordeel is dat de \'enquête-
druk\' voor de dierenartsen wordt be-
perkt, doordat meerdere veterinaire be-
drijven samen jaarlijks één groot
onderzoek uitvoeren.

PROFESSIONELE HANODESINFECTIE VOOR DE DIERENARTS

Net als in ziekenhuizen en huisartsen-
praktijken, is ook in de veterinaire
praktijk handdesinfectie van het
grootste belang om de verspreiding
van ziektekiemen te voorkomen. In de
humane geneeskunde wordt aan dit
soort middelen zeer hoge eisen ge-
steld, die onder andere zijn vastgelegd
in consensus-rapporten. Deze eisen
betreffen niet alleen de effectiviteit
van de gebruikte middelen, maar ook
de \'huidvriendelijkheid\'.
Sterillium van Beiersdorf Medical is
een handdesinfectans op basis van een
(isopropanol-) alcohol. Het middel
heeft een zeer breed spectrum en
doodt zowel lichaamseigen als li-

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende een zestal cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
en het symposium via telefoon (030)
2517374, fax (030) 2516490 of e-mail
paod(gpobox.mu.nl. Ons volledige
cursusaanbod kunt u, naast onze bro-
chure, vinden op intemet pagina:
http://www.cc.mu.nl/ paod.

chaamsvreemde micro-organismen
beter dan de zogenaamde scrubs en
andere reinigingsmiddelen die in de
veterinaire praktijk nog veel worden
gebruikt.

Daamaast waarborgen temgvettende
bestanddelen in Sterillium een soe-
pele, zachte en gladde huid, ook bij
frequent dagelijks gebmik. Ruwe gek-
loofde handen als gevolg van borste-
len met scrubs behoren daarmee tot
het verieden. Bovendien is Sterillium
zeer gemakkelijk in het gebmik en le-
vert het tijdwinst op: er is geen water
nodig, het wrijft snel in en droogt bin-
nen enkele seconden aan de lucht.

Praktische economie 1 voor het var-
kensbedrijf
- een A.U.V./InterAct-
training exclusief voor dierenartsen -
(97/305), 22 april, 1 en 6 mei 1997,
drie middagen van 14.00 tot 17.30 uur
te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.000,- (exclu-
sief BTW, inclusief trainingsmateri-
aal).

Als bedrijfsbegeleider maakt de prac-
ticus deel uit van de kring van advi-
seurs die de varkenshouder onder-
steunt. Effectieve advisering over
diergezondheid en over aan dierge-

N.B. Protocollen voor algemene en
pre-operatieve handhygiëne en infor-
matie over de aantrekkelijke introduc-
tie-actie kunt u opvragen bij uw groot-
handel.

zondheid gerelateerde aspecten dient
maximaal rekening te houden met de
economische mogelijkheden van het
betrokken bedrijf Daarom is de eco-
nomische analyse een integraal onder-
deel van het advies. De training is er op
gericht inzicht te geven in de economi-
sche achtergronden (kosten, investe-
ringen, economische technieken, etce-
tera) van varkensbedrijven. Een
belangrijk onderdeel van de training is
het - in de vorm van cases - oefenen
met voorbeelden uit de dagelijkse
praktijk. De cursusleiders zijn dr. ir.

-ocr page 271-

R.B.M. Huime, InterAct Agrimana-
gement, LU Wageningen en drs.
R.H.M. Bergevoet, InterAct Agri-
management, praktiserend dierenarts.
Het aantal deelnemers is maximaal 10.

Begeleiding melkveebedrijven - een

A.U.V./InterAct-training exclusief voor
dierenartsen - (97.208), 5, 7 en 9 mei
1997; drie dagen van 09.30 tot 17.00 uur
te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.500,-- (exclu-
sief BTW en inclusief lunch).

De dierenarts is in staat - beter dan an-
dere adviseurs - door zijn/haar patho-
fysiologische kennis, aangevuld met
zoötechnische kennis, veehouders in
hun bedrijfsvoering veterinair-zoö-
technisch te begeleiden. Dit vereist dat
de practicus pathofysiologische en
zoötechnische inzichten kan vertalen
naar de bedrijfsvoering van de
(melk)veehouder. In de onderhavige
training zal veel aandacht aan deze as-
pecten worden besteed. Pathofysio-
logie, zoötechniek en bedrijfsvoering
vormen de sleutelwoorden van de trai-
ning. Recente ontwikkelingen op vete-
rinair-zoötechnisch gebied die van be-
lang zijn voor de begeleiding van
melkveebedrijven zijn in de training
opgenomen. Daamaast wordt zoveel
mogelijk getracht de deelnemers \'in-
strumenten\' te verschaffen die direct
in de dagelijkse praktijkuitoefening
kunnen worden toegepast. De cursus-
leider is prof dr. A. Brand, InterAct
Agrimanagement, emeritus hoogleraar
bedrijfsdiergeneeskunde van het rund.
Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht. Het aantal deelnemers is
maximaal 15.

Inleiding bacteriologisch onderzoek
voor gezelschapsdierenpractici
(97.
118), 13 mei 1997; 13.00 - 22.30 uur te
Utrecht. Cursusprijs ƒ 200,— (inclusief
diner).

In vergelijking met het bacteriologisch
onderzoek van melk in de landbouw-
huisdierenpraktijk, zijn de kweekre-
sultaten voor de meeste monsters van
gezelschapsdieren moeilijker te beoor-
delen. Ook de \'vertaling\' van de resul-
taten van de kweek naar de patiënt en
de interpretatie van de gevoeligheids-
bepaling is niet eenduidig. In deze in-
leiding zullen aan de orde komen: de
mogelijkheden en beperkingen van de
uitvoering en interpretatie van het bac-
teriologisch onderzoek in de praktijk;
het uitvoeren en interpreteren van een
gevoeligheidsbepaling; de monster-
name en de mogelijkheden tot het zelf
uitvoeren van schimmelonderzoek.
Aan de hand van een aantal casuïstie-
ken zullen de resultaten van bacterio-
logisch- en mycologisch onderzoek
besproken worden door specialisten.
De voorlopige programma-indeling is
als volgt: aanvang 13.00 uur, ont-
vangst met koffie en broodjes; mid-
dagprogramma waarin bovenge-
noemde onderwerpen aan bod zullen
komen; inleiding tot casuïstieken aan
de hand van bacteriologisch- en/of
mycologisch onderzoek; bespreking
van de casuïstieken in groepjes; diner;
bespreking van de casuïstieken door
specialisten; sluiting 22.30 uur. Het
symposium wordt georganiseerd door
het Veterinair Microbiologisch Diag-
nostisch Centrum (VMDC) van de
Faculteit der Diergeneeskunde, Leo
Pharmaceutical Products BV en de
Stichting PAO-Diergeneeskunde. De
cursusleider is dr. J.A. Wagenaar,
Vakgroep Infectieziekten en Im-
munologie, FdD.

NB

Practici die zich inmiddels recht-
streeks bij Leo Pharmaceutical
Products BV hebben opgegeven, hoe-
ven niet nogmaals te reageren; hun op-
gave is reeds geregistreerd.

Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op rundveebe-
drijven
(97.202) 13 mei 1997, 12.30 -
22.00 uur; 14 en 15 mei 1997, beide
dagen van 09.00 tot 17.00 uur te
Deventer. Cursusprijs ƒ 1085,--(inclu-
sief diner en lunches).

In deze 2,5 dag durende cursus staat de
protocollaire aanpak van infectieziek-
ten op rundveebedrijven centraal. Op
de aanvangsmiddag en -avond zal een
aantal basisprincipes van infectieziek-
ten worden besproken en toegelicht.
Daarbij komen ondermeer aan de orde
de beslissing voor bestrijding of be-
heersing, principes van vaccinatie,
diagnostische principes en dynamiek
van infectieziekten in populaties. Op
de tweede en derde dag zal een aantal,
voor de rundveehouderij in Nederland
actuele, infectieziekten worden behan-
deld. Aan de orde komen: IBR, BVD,
Para-tbc en S. Aureus. Na een inlei-
ding over de infectieziekten zal steeds
een protocol van aanpak en een case-
studie worden behandeld. De cursus-
leiders zijn dr. W.H.M. van der Poel en
dr. G. Benedictus, Gezondheidsdienst
voor dieren; prof dr. E.N. Noord-
huizen-Stassen en dr. Y.H. Schukken,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD.

Cursus Endoscopie voorste luchtwe-
gen en otoscopisch onderzoek gezel-
schapsdieren
(97.115) 15 mei 1997;
13.30 - 17.00 uur te Utrecht. Cursus-
prijs ƒ 195,-.

Tijdens de cursus wordt aan de hand
van voorbeelden uit de kliniek inge-
gaan op de indicaties voor respectieve-
lijk rhinoscopie, bronchoscopie en
otoscopisch onderzoek. De diagnosti-
sche mogelijkheden en beperkingen
van elk van deze technieken krijgen de
aandacht. De keuze van het noodzake-
lijke instrumentarium wordt voorge-
legd, waarbij ook de kosten aan de
orde komen. Ook het vervolgonder-
zoek zal besproken worden. Er zullen
geen levende dieren getoond worden
en er zal geen mogelijkheid zijn tot oe-
fenen. De cursusleider is dr. A.J.
Venker-van Haagen, specialist chirur-
gie der gezelschapsdieren. Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
FdD.

Verantwoord antibioticumgebruik
in de varkenshouderij
(97.301), 15
en 16 mei 1997; aanvang 13.00 uur
sluiting 15.30 uur te Zeist. Cursusprijs
ƒ 945," (inclusief overnachting).

Deze cursus beoogt meer achtergrond-
informatie te geven over c.q. inzicht te
verschaffen in het gebruik van antimi-
crobiële middelen. Hierbij zal concreet
kennis aangeleverd en bediscussieerd
worden om tot een rationele farmaco-
therapie te komen. Onderdelen die aan
de orde komen: GVP - randvoorwaar-
den, (patho)fysiologische invloeden;
Microbiologie: resistentiepatronen,
mechanismen van resistentie; Biofar-
macie, farmacokinetiek, voor- en na-
delen van verschillende toedienings-
wijzen; Casuïstieken: zelf in groepen
rationele keuzes maken en bediscus-
siëren met betrekking tot farmacothe-
rapie; Bespreking (concept)-formula-
rium KNMvD; Beschikbaarheid
diergeneesmiddelen (registratie), bio-
equivalentie; Algemene ondersteu-
nende therapie, interacties; Bijzonder-
heden van veel gebmikte farmaca in de
varkenssector. De cursusleiders zijn
prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert, prof
dr. J.H.M. Verheijden, FdD en drs.
J.J.M. Voermans, practicus te Wehl.

-ocr page 272-

JAN HENDRIK
BOON

-jSEsaatat

Op zaterdag 11 januari 1997 stierf Jan
Boon. Hij was \'s middags nog in de
proefaccommodatie Zodiac van de
Landbouwuniversiteit in Wageningen
geweest om zijn experimenten met gar-
nalen en vissen te controleren. Op weg
naar huis in Veenendaal voelde hij een
stekende pijn in de borst. Thuis bij zijn
vrouw keerde de pijn terug waarna hij
snel overleed.

Jan Hendrik Boon werd in 1944 gebo-
ren. Hij behaalde in 1964 zijn diploma
aan de Hogere Agrarische School te
Ede, in 1969 zijn doctoraalexamen
aan de veterinaire faculteit van de
Rijksuniversiteit Utrecht, in 1979 zijn
doctorsgraad met een proefschrift ge-
titeld \'An investigation into possible
causes of coughing in calves at
pasture\' en in 1981 zijn kandidaats-
examen aan de medische faculteit van
bovengenoemde universiteit. Van
1970 tot 1981 voerde hij als dierenarts
een praktijk in Veenendaal.

Jan Boon was een bevlogen onderzoe-
ker en daarom wilde hij graag aan de
universiteit werken. Hij solliciteerde
naar een functie bij de vakgroep
Veehouderij van de LU in Wageningen
en kreeg als onderwijs-Zonderzoek-
staak de anatomie en de dierziektepre-
ventie van de landbouwhuisdieren. In
1985 werd hij door de vakgroep
Visteelt & Visserij gevraagd om onder-
wijs/onderzoek te doen naar ziektepre-
ventie bij vissen. Zijn reactie was \'daar
weet ik nog niets van en daarom lijkt
mij dat een geweldige uitdaging\'.
In de daaropvolgende jaren maakte hij
zich de pathologie van vissen eigen en
werkte hij aan de zogenaamde \'early
warning systems in fish husbandry\'.
Hij had op het terrein van onderwijs en
onderzoek werkcontacten met de
Faculteit der Diergeneeskunde en
vooral met collega Jaap van Dijk van
de vakgroep Pathologie.

Hij was verder actief in het European
Association for Fish Pathologists, in de
Nederlandse Veterinaire Vereniging
voor Visziekten en de Werkgroep
Dierenartsen in de Aquacultuur. Daar-
naast had hij nauw overleg en samen-
werking met collega\'s in Canada, de
Verenigde Staten, het Verenigd Konin-
krijken Thailand. Hij benutte de exper-
tise van deze mensen en onderwees
deze kennis aan zijn studenten.
Voortdurend waren er buitenlandse
collega \'s die in Wageningen gastcolle-
ges kwamen geven, ondermeer in de
sfeer van schelp- en schaaldierziektes.
Jan had een bijzonder goede neus voor
ontwikkelingen in de \'markt\', of an-
ders gezegd, vragen en noden van de
sector. Samenwerking met de sector
was bij hem tot een tweede natuur ge-
worden. Hij onderhield nauwe contac-
ten met een aantal vis- en mosselkwe-
kers zowel in Nederland als overzee.
De veelvuldige werkbesprekingen die
hij met deze mensen voerde waren niet
alleen richtinggevend voor zijn eigen
onderzoek maar werden door deze
personen zeer op prijs gesteld omdat
Jan zich meestal niet beperkte tot zijn
directe interesses maar waar mogelijk
hen met raad en daad bijstond. Ook de
vakgroep ontving via deze weg veel
waardevolle praktijkinformatie uit de
eerste hand.

In 1991 werd hij door ons gevraagd
om zijn blik ook te richten op de garna-
lenteelt. In de daarop volgende jaren
werd een contract afgesloten met
Intervet/AKZO met als centrale doel-
stelling het ontwikkelen van vaccins
tegen enkele pathogenen bij garnalen.
Zijn onderzoek, uitgevoerd op bedrij-
ven in Zuidoost-Azië en in de proefac-
commodatie van de LU in Wageningen
had prioriteit omdat er grote sterfte
was. In de laatste week van zijn leven
vertelde hij dat hij zeer gelukkig was
met zijn werk, maar dat hij grote
moeite had met de universitaire bu-
reaucratie.

In menselijke contacten had hij zijn
zwakke en sterke punten.
Wanneer plotseling een ziekte uitbrak in
de experimenten van een Wageningse
collega, had Jan al gauw de neiging om
eerst de collega te kapittelen alvorens
naar een oplossing te zoeken. Het
maakte hem niet altijd even geliefd.
Wat ons opviel was zijn betrokkenheid
bij mensen die het in de privésfeer
moeilijk hadden. Hij was bereid om al-
les voor ze te doen. Dit kwam voort uit
een krachtige, christelijke levensover-
tuiging, die hij niet onder stoelen of
banken stak.

Wij zijn zeer verslagen door het plotse-
linge overlijden van Jan. De AIO \'s en
studenten zullen hun leermeester mis-
sen. Wij, collega \'s, zullen proberen zijn
werk voort te zetten.
Wij wensen zijn vrouw Jannie en zijn
kinderen Harro en Jeanine veel sterkte
toe.

Voor de vakgroep Visteelt & Visserij,
LU Wageningen
Prof. dr. C.J.J. Richter, voorzitter.

-ocr page 273-

Hoopte iedereen aanvankelijk dat het
bij een paar gevallen zou blijven, al
snel bleek anders: deze uitbraak is seri-
eus. Het virus is virulent, de populatie
is in zijn geheel at risk en er zijn ver-
schrikkelijk veel contacten tussen be-
drijven, zeker omdat de ziekte is uitge-
broken in hét varkensgebied van
Nederland.

De leiding van de bestrijding van var-
kenspest ligt bij de RVV. Deze dienst
heeft in allerijl een crisiscentrum in-
gericht, van waaruit de activiteiten
gecoördineerd worden. Al snel kreeg
de RVV steun van de Gezondheids-
dienst voor Dieren (GD), die zich
voornamelijk bezighoudt met trace-
ring en die sinds kort belast is met de
organisatie van de slotscreening (om
een gebied weer vrij te kunnen ver-
klaren).

Naar aanleiding van een geval van var-
kenspest, meestal ontdekt door een
practicus, neemt de overheid een reeks
van maatregelen die alle tot doel heb-
ben ten eerste de ziekte te bestrijden en
ten tweede een exportverbod te voor-
kómen. Dit laatste is in dit geval niet
gelukt, omdat de uitbraak veel groter
was dan men in eerste instantie dacht.
Bovendien bleken we naast varkens
ook varkenspest geëxporteerd te heb-
ben. Verder bleken ook na het afkondi-
gen van een vervoersverhod nog veel
transporten plaats te vinden; geen
goede PR voor de Nederlandse var-
kenshouderij.

Utrecht, 9 april 1997 - Op dit inoment zijn 87 bedrijven besmet met varkens-
pest verklaard. De ziekte heeft zich ook boven de rivieren geopenbaard, na-
melijk in Ravenstein. Met de besmetting van enkele Kl-bedrijven is het einde
van de uitbraak nog niet in zicht.

Dierenartsen zetten zich op vele fronten in voor de varkenspestbestrijding.
Onder de koortsachtige leiding van de Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees (RVV) is iedereen gemobiliseerd. Zowel in de toezichtsgebieden als in
de rest van het land heeft men zich tot de tanden gewapend: varkenspest moet
en zal het onderspit delven. De KNMvD is evenzeer betrokken, met name om
het gat in de broodnodige informatievoorziening te dichten.

KNMVD

Op het eerste gezicht heeft de KNMvD
niet zoveel te maken met een uitbraak
van varkenspest. In principe kan de
RVV een uitbraak uitstekend behap-
pen, zeker in samenwerking met de
GD. Bij een grote uitbraak blijkt echter
al snel dat de RVV heel veel dierenart-
sen nodig heeft en dat de KNMvD wel
degelijk nuttig werk kan verrichten.

Vacaturebank

De telefoon bij de Vacaturebank heeft
de eerste dagen dan ook roodgloeiend
gestaan: alle dierenartsen die gevon-
den konden worden moesten naar
Boekei. Ervaring of geen ervaring, dat
deed er niet toe (met alle consequen-
ties overigens voor de kwaliteit van het
geleverde werk). Ook de GD heeft veel
inspanningen verricht om dierenartsen
te mobiliseren. Eén en ander heeft ge-
resulteerd in een grote veterinaire
stroom richting Brabant.
Aanvankelijk bestond er wrijving om-
trent de salariëring. De KNMvD heeft
enkele gesprekken gevoerd met de
RVV, waarin ter sprake kwam dat de
ene dierenarts de andere niet is. Voor
sommige werkzaamheden is er beslist
behoefte aan een ervaren varkensdie-
renarts. Met name in de screenings-
fase, waarin varkenshouders onder
grote spanning staan en waarbij het
strikt naleven van hygiëne- en andere
protocollen essentieel is. Daarvoor is
kennis van de varkenshouderij nood-
zakelijk.

De KNMvD vindt dan ook dat er on-
derscheid gemaakt moet worden in de
beloning van werkzaamheden. De-
finitief erkende GVP-dierenartsen ont-
vangen nu ook een hoger bedrag dan
niet-erkende dierenartsen.
Het blijft overigens moeilijk om erva-
ren dierenartsen richting Boekei te
krijgen. In het begin hebben de meeste
praktijken enkele dierenartsen vrij
kunnen maken, maar aangezien de uit-
braken langer aanhouden en de var-
kenspest ook in de rest van Nederland
extra werk oplevert, is \'de rek eruit\'.

Door Sophie Deleu

BETROKKENHEID KNMVD BIJ VARKENSPEST

INFORMATIEVGÜRZIENING ESSENTIEEL VOOR BESTRIJDING

Klinisch-vrijverklaring

Tegelijkertijd met de eerste uitbraken
bleken praktici in de rest van
Nederland gevraagd te worden om op
alle bedrijven die binnen 24 uur var-
kens leverden, een klinisch onderzoek
te verrichten. De slachterijen wilden
op deze manier voorkómen dat dieren
met varkenspest werden aangeleverd.
Deze klinisch-vrijverklaringen waren
aanvankelijk zo opgesteld dat de prak-
tiserend dierenarts ze niet kon onderte-
kenen. Zo moest de practicus verkla-
ren dat de onderzochte varkens binnen
24 uur geleverd zouden worden. Dit is
echter de verantwoordelijkheid van de
veehouder zelf De KNMvD heeft toen
in overleg met de Centrale Organisatie
Vleessector (COV) gezorgd voor een
goede verklaring.

Eerste toezichtsgebied

Intussen liep de spanning in het eerste
toezichtsgebied hoog op. De uitbraak
bleef niet bij een enkel bedrijf en de
veehouders werden geconfronteerd
met tal van maatregelen, waarvan de
effecten nog eens uitvergroot werden
door massale media-aandacht. Vragen
over varkenspest stelden de veehou-
ders aan hun dierenarts. De dierenart-
sen in het gebied bleken echter net zo
min op de hoogte van het hoe en
waarom van bepaalde maatregelen. De
RVV was uiterst terughoudend in het
geven van informatie aan dierenartsen,
mede om verspreiding van geruchten
te voorkómen. Het is immers niet be-
vorderlijk voor de bestrijding als op
grond van een gerucht in ijltempo vele
dieren verplaatst worden. Het heeft de
KNMvD overigens verbaasd dat de
pers meestal als eerste op de hoogte
was van gevallen van varkenspest.
Een eerste bijeenkomst voor practici,
georganiseerd door de GD, wees uit
dat er in de toezichtsgebieden grote
onvrede bestond over de informatie-

-ocr page 274-

voorziening en de betroickenheid van
de KNMvD bij de bestrijding. Welnu,
de vereniging heeft het zich aangetrok-
ken.

INZET PRACTICI

Een bezoek van de voorzitter van de
KNMvD, A.W. Udo, aan de praktijken
die het eerste met gevallen van var-
kenspest te maken hadden, heeft veel
aan irritatie over de gang van zaken
aan het licht gebracht. Inderdaad heeft
de KNMvD zich in het begin bewust
niet al te zeer bemoeid met de uitvoe-
ring van de bestrijding, met name om
de overheid niet voor de voeten te lo-
pen.

Maar de practici zijn wel degelijk een
groep om rekening mee te houden.
Juist voor de RVV, want die heeft bij
een uitbraak van een dergelijke om-
vang niet de mankracht beschikbaar
voor de uitvoering van alle regelingen.
Wederzijds begrip voor elkaar is een
eerste voorwaarde. Dus de KNMvD
heeft hoe dan ook een rol in de var-
kenspestbestrijding.
Vandaar dat de vereniging zich heeft
ingespannen om de Opkoopregeling
waar mogelijk in goede banen te lei-
den. Met deze regeling kunnen boeren
varkens afvoeren voor vernietiging,
als zij door het vervoersverbod em-
stige welzijnsproblemen ondervinden.
Voorwaarde om mee te kunnen doen is
ten eerste dat het bedrijf niet verdacht
wordt van varkenspe.st en ten tweede
dat een dierenarts een uitgebreid kli-
nisch onderzoek verricht en monsters
neemt voor laboratoriumonderzoek.
De RVV heeft besloten hiervoor de
practici in het beschermingsgebied
rond Boekei in te schakelen (tot nu toe
het enige gebied waarvoor een
Opkoopregeling geldt).
Inmiddels hebben twee bijeenkomsten
plaatsgevonden, waar beide keren zo-
wel de RVV als de Productschappen
voor Vee, Vlees en Eieren (PVE) in de
gelegenheid zijn gesteld om voorlich-
ting te geven over de regeling.
Allereerst zij opgemerkt dat het wer-
kelijk om een grote operatie gaat,
waarbij iedereen moet doen wat hij
moet doen, als goed geoliede tandwiel-
tjes. Het gaat om tonnen en tonnen var-
kensvlees dat vernietigd moet worden.
De Opkoopregeling is daarenboven
voor de veehouders van groot belang:
het is de enige manier om varkens af te
voeren die zo langzamerhand uit de
stallen puilen, met alle onsmakelijke
gevolgen van dien.

INTENSIVERING RBD
Geheel parallel met deze Opkoop-
regeling, die alleen van toepassing is
op het beschermingsgebied rond
Boekei, heeft de overheid besloten ook
in de rest van Nederland de waak-
zaamheid ten aanzien van varkenspest
te verscherpen. Besloten is dan ook tot
een intensivering van de Regeling
Bedrijfscontrole Dierziekten (RBD).
In plaats van één keer in de vier maan-
den met betrekking tot blaasjesziekte
(SVD) en de ziekte van Aujeszky, be-
zoekt de practici eens in de twee we-
ken alle bedrijven die varkens houden.
Op grond van dit bezoek krijgt de var-
kenshouder voor twee weken RBD-
stickers, die hij nodig heeft om varkens
te mogen leveren.

Gelukkig is de KNMvD van meet af
aan door het ministerie betrokken in
deze intensieve RBD, zodat met de in-
stmctie voor de dierenarts te werken
valt en ook het secretariaat een belang-
rijke rol kan spelen in de voorlichting
hieromtrent.

De eerste vraag die opkwam was na-
tuurlijk of deze intensieve RBD niet de
slachterij-verklaring kon vervangen.
Inderdaad scheen het weggegooid geld
om klinisch-vrijverklaringen af te ge-
ven op grond van de klinisch onder-
zoek, dat weer herhaald moest worden
om stickers af te kunnen geven. Na
enig overleg is gelukkig het slachterij-
wezen overstag gegaan: de klinisch-
vrijverklaring is komen te vervallen.

TOEKOMST

Hoe nu verder? De varkenspestexplo-
sie is nog niet ten einde. De KNMvD
blijft zich natuurlijk inspannen om één
en ander zo soepel mogelijk te laten
verlopen. Inmiddels heeft overleg
plaatsgehad met de RVV, de PVE en
de GD. Met name rond de Opkoop-
regeling zijn goede afspraken ge-
maakt: de practici hebben voortaan in-
spraak bij het opstellen van instmcties
en onderzoeksprotocollen. Dit is een
belangrijke verbetering, want tot voor
kort beschouwde de RVV de KNMvD
niet als gesprekspartner bij het invul-
len van bepaalde regelingen.
Het is echter nuttig dat degenen die een
regeling moeten uitvoeren, meeden-
ken over de beste invulling ervan.
Zeker als we zuinig met de beschik-
bare mankracht moeten omgaan.
Belangenbehartiging is in deze in
functie van de bevordering van de
diergeneeskunde, doelstelling num-
mer één van de KNMvD.
Voor de toekomst: de KNMvD zal
blijven vechten voor een plaats in het
beleidsoverleg inzake de bestrijding
van aangifteplichtige ziekten. Niet om
daar met de armen over elkaar te zit-
ten, maar om daadwerkelijke hulp te
bieden. Tenslotte zal iedere dierenarts
beamen dat de bestrijding van ziekten
tot zijn of haar professionele verant-
woordelijkheid behoort. De KNMvD
zal tevens de eerste zijn om te beamen
dat hiervoor een hechte samenwerking
met andere organisaties noodzakelijk
is.

INFORMATIE-AVOND SOLLICITEREN KNMVD

De KNMvD organiseert op woensdag 23 april 1997 een informatie-avond solliciteren. Tijdens deze avond komen onder-
werpen aan bod als: waar vind je relevante vacatures, de sollicitatiebrief, het curriculum vitae en het sollicitatiegesprek.
De avond wordt gehouden bij de KNMvD op Julianalaan 8 te Utrecht, begint om
17.00 uur en zal uiterlijk om 22.00 uur
worden afgesloten. Er is plaats voor maximaal 15 deelnemers. Voor broodjes wordt gezorgd.

Opgave voor de sollicitatiecursus bij Corine van Kalles (Vacaturebank KNMvD), telefoon: 030 -2510111.

-ocr page 275-

ACTIE DIERENBESCHERMING VOLDONGEN FEIT

KATTENOVERSCHOT \'97: MILOU MET HAAR JONGEN

De dierenopvangcentra in Nederland kunnen de katten die hen jaarlijks wor-
den aangeboden nog maar nauwelijks bergen, zo blijkt uit de jaarcijfers over
1996 van de Centrale Asielraad van de Dierenbescherming. Het totaal aantal
binnengekomen katten is de afgelopen vijf jaar met 20% gestegen. Ondanks
tal van maatregelen is het aantal katten dat daardoor in 1996 noodgedwongen
werd geëuthanaseerd veel te hoog, zo vindt de Dierenbescherming; 17 % van
het aantal aangeboden katten.

De Dierenbescherming start daarom een campagne: Kattenoverschot 1997,
onder de zinspreuk \'Dit is Milou met haar jongen\'. De campagne is gebaseerd
op voorlichting, gericht op de noodzaak van het onvruchtbaar laten maken
van katten en op castratie-Zsterilisatie-acties, georganiseerd door de afdelin-
gen van de Dierenbescherming. Deze acties houden in dat eigenaren hun kat
tegen een gereduceerd tarief kunnen laten neutraliseren. De KNMvD heeft
gezegd actief te willen participeren in de voorlichting omtrent geboortebeper-
king bij katten, maar geen voorstander te zijn van gereduceerde tarieven voor
neutralisatie.

Door de manier waarop de Dierenbescherming de boodschap in de pers heeft
gebracht, zijn veel dierenartsen geconfronteerd met een voldongen feit: eige-
naren rekenen op een reductie van ƒ 30,-. Dit is een onjuiste voorstelling van
zaken.

onvruchtbaar maken van zoveel moge-
lijk huis- en zwerfkatten. Asielen leve-

Door Sophie Deleu

De actie Kattenoverschot 1997 van de
Dierenbescherming is gebaseerd op het
ren hun katten geneutraliseerd bij de
nieuwe eigenaar af Veel katteneigena-
ren echter, laten nog steeds kittens ge-
boren worden. Enerzijds vanwege de
aardigheid van een nestje, anderzijds
vanwege de fabel dat het goed voor een
poes zou zijn haar een nestje te laten
krijgen, alvorens haar te laten sterilise-
ren. In ieder geval, zo is de Dieren-
bescherming van mening, leven er in
Nederland zoveel katten in relatief
kleine territoria, dat de kans op verme-
nigvuldiging onnatuurlijk hoog is.
De campagne houdt enerzijds in dat er
castratie- en sterilisatie-acties gehou-
den zullen worden, georganiseerd door
de afdelingen van de Dierenbescher-
ming. Anderzijds zal er extra voorlich-
ting gegeven worden over geboortebe-
perking. Een aantal afdelingen van de
Dierenbescherming legt ƒ 10,- bij als
eigenaren hun kat laten neutraliseren.
De landelijke organisatie van de
Dierenbescherming verdubbelt dit be-
drag. Het was de bedoeling van de
Dierenbescherming dat de dierenarts
ook een tientje reductie zou geven, het-
geen de stand op ƒ 30,- reductie op een
neutralisatie zou brengen. Dit bedrag
is ook genoemd op de persconferentie
die de Dierenbescherming heeft gege-
ven.

STANDPUNT KNMVD
De KNMvD vindt reductie op het ta-
rief voor neutralisatie geen goede op-
lossing voor het probleem \'kattenover-
schot\' en heeft dat ook reeds bij de
voorbereiding van de campagne aan de
Dierenbescherming laten weten.

* De KNMvD adviseert haar leden
reeds om de tarieven voor castratie
en sterilisatie laag te houden, gedu-
rende het hele jaar.

* Eigenaren moeten zich ervan bewust
zijn dat de kosten voor neutralisatie
onlosmakelijk verbonden zijn aan
het houden van een huisdier, net als
de kosten voor voeding en vaccina-
ties. Een \'prijskraker\' draagt niet bij
aan de bewustwording van deze ver-
antwoordelijkheid, in tegendeel: de
eigenaar krijgt de indruk dat hij een
plant voor in de vensterbank heeft
aangeschaft (twee voor de prijs van
één).

* Ervaringen met neutralisatie-acties
in het verleden hebben uitgewezen
dat eigenaren gaan wachten op een

-ocr page 276-

dergelijke actie. Dit is funest voor
het voorkómen van nestjes.
In feite is een neutralisatie-actie naar de
mening van de KNMvD een inciden-
tele oplossing voor een structureel pro-
bleem. Bovendien vindt de KNMvD
dat neutralisatie in essentie een verant-
woordelijkheid is van de eigenaar en
niet van de dierenarts.
Vandaar dat de KNMvD de dierenart-
sen per brief heeft laten weten, niet aan
de actie mee te willen werken in de
vorm van reductie op het tarief voor
neutralisatie. Natuurlijk is wel mede-
werking aan voorlichting aangeboden.

ONDUIDELIJK

Helaas heeft de persconferentie, geor-
ganiseerd door de Dierenbescherming
niet veel duidelijkheid verschaft. Ge-
suggereerd werd dat ƒ 30,- reductie
verleend zou worden. Hierin is ook
ƒ 10,- reductie van de \'welwillende\'
dierenarts opgenomen. Dit is een on-
juiste weergave van de feiten.
Eigenaren die om opheldering vragen,
kunnen het beste worden doorverwezen
naar de plaatselijke afdeling van de
Dierenbescherming. Wellicht komen ze
toch in aanmerking voor ƒ 20,- reductie.
De KNMvD is overigens heel bereid-
willig om aan deze campagne mee te
werken, bijvoorbeeld door vooriich-
ting te geven. Dat de Dierenbescher-
ming iets aan het kattenoverschot wil
doen, is zeer toe te juichen. De Dieren-
bescherming is als organisatie van die-
renliefhebbers bij uitstek geschikt om
diereigenaren van hun verantwoorde-
lijkheid bewust te maken.

Koor meer informatie omtrent de cam-
pagne \'Kattenoverschot 1997\': me-
vrouw P.S. van Egmond of J.L.M.
Vaarten, secretariaat KNMvD, tel.
030-2510111.

IKB-RUND EEN OVERWEGING WAARD

Vol trots meldde een jonge dierenarts op
het bureau van de KNMvD dat zij een
werkplek had gevonden in het buiten-
land. Over enkele dagen zou zij vertrek-
ken. Echter om in het land van haar
keuze aan de slag te kunnen, was een of-
ficieel document nodig waarin werd
verklaard dat zij van onbesproken ge-
drag was. Diezelfde dag nog kwam zij
het officiële document - een keurige
brief op KNMvD-papier, geschreven in
het Engels en met een handtekening van
de algemeen secretaris - afhalen. Toen
zij de brief vluchtig had doorgelezen
vroeg ze enigszins beschroomd of er een
stempel op kon, en zo mogelijk .... twee
stempels. Van een collega had zij verno-
men dat stempels het nogal goed deden
in dat land.

Een dergelijke KNMvD-verklaring met
stempel zonder dat het inhoudelijk ook
maar iets toevoegt; de nuchtere Neder-
lander vindt dat eigenlijk maar onzin en
komt daar eerlijk voor uit. Van dezelfde
orde lijken die formulieren met stempel
bij mndvlees dat daarmee ineens de
naam IKB-vlees krijgt, terwijl er ner-
gens ook maar iets is veranderd. Niet in
de bedrijfsvoering, niet in de voeding of
de medicijnen, niet in de gezondheid.
Het komt erop neer dat er helemaal niets
is toegevoegd, behalve .... wat papieren.
Dat er geen verboden groeihormonen
thuishoren in rundvlees is zo vanzelf-
sprekend, dat daarover niet eens meer
gesproken hoef^ te worden. Om hor-
moonvrij vlees nu speciaal te gaan voor-
zien van een stempel en een verklaring,
lijkt dan ook overbodig. Maar is dat ook
overbodig?

In het voorbeeld van de jonge dierenarts
blijkt dat er waarde wordt gehecht aan
een officiële garantieverklaring van de
KNMvD. Hetzelfde geldt voor 1KB-
mndvlees. Wij moeten ons wellicht
meer realiseren dat onze afnemers,
waaronder de Italianen, de Fransen en
de Duitsers toch wat anders over onze
garanties denken. Zo\'n 52% van het
Nederiandse mndvlees (inclusief kalfs-
vlees) wordt geëxporteerd. De formulie-
ren en het stempel bij het product blijken
in het buitenland ineens waarde te krij-
gen. Er is inhoudelijk niets toegevoegd
maar er is wél de garantie dat het vlees
betreft uit het IKB-traject, of zoals u wilt
uit Nederiand. Zwart op wit is er het be-
wijs dat het vlees gecontroleerd is op af-
wezigheid van verboden groeibevorde-
raars, en dat is iets wat menig land niet
kan zeggen.

Een voorbeeld: kalfsvlees dat geen ver-
boden groeihormonen bevat, krijgt een
zogenaamd SKV-keurmerk. Het SKV-
keurmerk - dat staat voor gegarandeerd
hormoonvrij - geniet een grote bekend-
heid. Zo\'n 90% van de Italiaanse afne-
mers (Italië is de belangrijkste afzet-
markt voor kalfsvlees) is bekend met dit
keurmerk. Een betere marktpositie is het
resultaat.

Nog een voorbeeld: uit Europees consu-
mentenonderzoek in 1994 en 1995 blijkt
dat 90% van de Europese consumenten
zich zorgen maakt over hormonen in
mndvlees. In Nederland lag dit percen-
tage weliswaar lager maar met 84% nog
steeds erg hoog. Met de controles die
sinds 1995 worden uitgevoerd op verbo-
den groeibevorderaars in vlees, kunnen
wij aan de kritische consument het
exacte cijfer laten zien: 99,93% van de
runderbedrijven knoeit
niet met verbo-
den middelen (bron: Jaarverslag KCR
1996).

De PVV/IKB-runderregeling brengt
voor de kritische mndveehouder en die-
renarts geen extra werkzaamheden of
verrichtingen met zich. De opgenomen
eisen zijn zo vanzelfsprekend, dat de
IKB-regeling geen uitdaging is; natuur-
lijk voldoet de veehouder aan de I&R-
regeling en worden er geen verboden
middelen toegediend. En nu de medi-
cijnregistratie ophoudt bij het bewaren
van de dierenartsennota\'s, betekent
IKB-rund eigenlijk weinig méér dan de
gangbare praktijk. Daarbij zijn de jaar-
lijkse kosten zeer gering.
De Productschappen voor Vee en Vlees
investeren in dc afzetmarkt; rundvlees
moet uit het dal. Voor ons goede product
moet veel en intensief reclame worden
gemaakt. De IKB-rund kan dan ook
worden gezien als een reclamecam-
pagne waarbij de speerpunten liggen op
de hormoonvrij-garantie en de identifi-
catie & registratie.

De reclamecampagne kan starten zodra
er voldoende \'gestempeld vlees\' met
formulieren op de markt is.

Uiteindelijk zullen wij moeten afwach-
ten wat het allemaal gaat opleveren.
Daar draait het in feite om. Ondertussen
zal de sector zich er sterk voor moeten
maken de rundvleesproductie op een ho-
ger peil te krijgen. Iets waar dierenartsen
beslist een goede bijdrage aan kimnen le-
veren! Echter voor dit moment geldt dat
- mede gezien de geringe kosten en in-
spanningen voor zowel de rundveehou-
der als de dierenarts - de IKB-rund zeker
een overweging waard is!

G. Rotgers

-ocr page 277-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Eck, Mevr. P.G. van; 1997; 6045 AG Roermond:
Kapellerlaan 247.

Elberink. J.J.M.; 1974; 7665 SH Albergen;
Zandhuisweg 24.

Laar, F.A.B.M. van de; 1996; 5492 BW Sint-
Oedenrode; Boskantseweg 14.
Meer, Mevr. M.A. van; 1996; 3956 NL Leersum;
Bremweg 6.

Mulder, J.J.; 1978; 3137 RG Vlaardingen;
Utrechtlaan 117 B.

Steen, Mevr. J.C.M.; 1997; 1216 LJ Hilversum;
Menno Simonszhof 25.

Vroeijenstijn, Mevr. S.M.G.; 1997; 4221 SP
Hoogblokland; Minkeloos 36.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Assinck, Mevr. A.J.M.; 1996; 3524 CB Utrecht;
(iaasterland 90 A.

Donkers, Mevr. A.; 1996; 3581 TB Utrecht;
Oudwijkerlaan 45.

Esch, E.J.B, van; 1996; 7156 MC Beltmm; Mr.
Nelissenstraat 14 A.

Harst, M.R. van der; 1996; 3521 W Utrecht; Da
Costakade 48.

Leeuw, C.G. de; 1996; 5527 CC Hapert; Neptunus
17.

Lieshout, Mevr. L.C. van; 1996; 3526 EG Utrecht;
Columbuslaan 259.

Meijer, Mevr. F.A.; 1996; 3583 HD Utrecht;
Willem de Zwijgerstraat 72.
Nyks, Mevr. S.K.; 1996; 4101 BJ Culemborg;
Ridderstraat 9.

Ruth, Mevr. K.A. van; 1996; 3981 CM Bunnik;
Groeneweg 78.

Scheer, J.B.R. van der; 1996; 4033 CJ Lienden;
Parallelweg Oost 4.

Schellekens, F.G.M.; 1996; 3581 EB Utrecht;
Mgr. v.d. Weteringstraat 35.
Wijlhuizen. Mevr. A.; 1996; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 168.

Willemse, G.C.H.; 1996; 8244 AL Lelystad;
Schermer 59.

Zwanenburg, P.P.; 1996; 9981 GM Uithuizen; De
Laan 77.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Baren, P.A. van; 4142 CL Leerdam; Joh. van
Oldenbameveltstraat 18.

Berg, Mevr. M. van den; 1191 NG Ouderkerk a/d

Amstel; Hoofdenburg 12.

Bos, Mevr. M.; 9000 Gent (België); Sluizeken

34,4.

Koek, Mevr. M.L.; 2631 HW Nootdorp;
Populierenlaan 6.

Meijer, J.H.; 3551 BE Utrecht; Acaciastraat 31
bis.

Otten, Mevr. J.A.M.; 3571 SK Utrecht; Willem
Schuylenburglaan 58.

Vries, Mevr. C.G. de; 3513 VK Utrecht;
Blokstraat 27.

Zanderink. Mevr. L.F.O.; 7552 GV Hengelo (O);
De Wermerweg 10.

Zuylen, M.A. van; 3514 CJ Utrecht; Adelaarstraat
82 bis.

m wm m m m

-■» .»ijMli ilélÉllliÉl

□VERLEDEN:

Op 5 maart 1997 Drs. J. Hoving te Hardenberg.

JUBILEA:

J.C. van der Sar te Ruurio, afwezig, 30 jaar. 15
april 1997

S.J. Henstra te Tijnje, afwezig, 35 jaar, 17 april
1997

Dr. P. Leeflang te Alphen a/d Rijn, afwezig, 35
jaar, 17 april 1997

A.E. Bruggraaff te Vlissingen, afwezig, 50 jaar,
19 april 1997

A.H.M. Erken te Amsterdam, afwezig, 30 jaar,
27 april 1997

Dr. J.H.M. Richter te Boxmeer, aanwezig, 50
jaar, 3 mei 1997

Mevr. T.l. Bunte-van Hof te Voorthuizen, afwe-
zig, 25jaar,5mei 1997

H.E. Kruit te Winschoten, afwezig, 25 jaar, 5
mei 1997

F.G. van Zijderveld te Lelystad, afwezig, 25 jaar
5 mei 1997

RECTIFICATIE:

In het Tijdschrift van 15 maart 1997 stond ver-
meld dat Mevr. J.H. van den Brink-Knol ver-
huisd zou zijn naar Voorhout, dit is niet correct.
De gegevens blijven ongewijzigd:

Brink-Knol, Mevr. J.H. van den; 1991; 5388
RS Nistelrode; Vlasstraat 7; tel. 0412-611522
privé, 634407 prakt, fax 0412-645809; p„ me-
dew. bij G.P.C.M. Jenniskens en A.J.M. van
Nistelrooij.

MUTATIES:

Ambagtsheer, P.; 1961; 8023 DN Zwolle;
Wipstrikkerallee 160; tel. 038-4534642; r.d.

Assinck, Mevr A.J.M.; 1996; 3524 CB
Utrecht; Gaasterland 90 A; tel. 030-2894190;
wnd.d. (toev. als lid).

Augustijn. C.W.M.; 1976; 5087 TD
Diessen; Moleneind I; tel. 013-5046047 privé,
5042402 prakt.; fax 013-5042302; p., geass. met
J.M. Berger, F.W, Bemdsen, G.C. Chaipentier,
O.A. van Dobbenburgh, J.W. Eshuis, M.J.J. van
der Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L. de Vries en
H.J.H. van Wijk (fax privé: 013-5046311).

Bemtrop, J.B.; 1965; 3862 PH Nijkerk;
Appelsestraat 16; tel. 0342-462065; fax 0342-
462065; r.d.; E-mail: TAOTHAKa TREF.NL.

Bokhove, Mevr. C.A.M.; 1986; 2023 XL
Haarlem; Tetterodestraat 37; tel. 023-5263157
privé, 020-6101542 prakt.; fax 020-6101542; p.,
geass. met J.H.M. Bouman.

*Bouman, J.H.M.; 1990; 1072 EE
Amsterdam; Govert Flinckstraat 107 III; tel. 020-
6762346 privé, 6101542; fax 020-6101542; p.,
geass. met Mevr. C.A.,M. Bokhove.

Brand, J.; 1993; 8077 TE Hulshorst;
Onder de Bos 109 A; tel. 0341-260384 privé,
252353 prakt.; fax 0341-254385; p., medew. bij
AJ. Brouwer, J..M.J. Frijlink, H.A.R. Kok en
Y.D. van der W erff.

Brug. Y.J. van der; 1995; 8395 PH
Steggerda; Steggerdaweg 29; tel. 0561-446172
privé, 431999 prakt.; fax 0561-431224; p., geass.
met E.J. Hamburger, G. Nijhof en P.B. Patemotte.

Bruinier, E.A.; 1995; 6041 PP Roermond;
Belleboom 5; tel. 0475-310100 privé, 501883
piakt.; fax 0475-501182; p., medew. bij F.J.M.
van Deutekom en J.H.M. Marsman.

Cupéry, Mevr. R.M.; 1986; 5291 AA
Gemonde; St. Lambertusweg 81; tel. 074-
2426946 prakt.; p., medew. bij Mevr. G.H.A.
Oud-de Waal.

Donkers, Mevr. A.; 1996; 3581 TB Utrecht;
Oudwijkerlaan 45; tel. 030-2543019; wnd.d.

ÜÜiÉÉÜÉHili

(toev. als lid).

Eijk, P. van der; 1965; 2988 AW
Ridderkerk; Waaldijk 175; tel. 0180-426725; r.d.;
E-mail: PVDElJK(fl TREF.NL.

Elberink. O.; 1995; 7665 TG Albergen;
Watereggeweg 3 A; tel. 0546-827423 privé,
441444 prakt.; p., medew. bij JJ.M. Elberink
en M.A.M. Evers.

EIbertse, Mevr Y.M.M.; 1993; 3203 AP
Spijkenisse; Kastanjestraat 6; tel. 0181-620050
privé, 0164-237621 /248998 prakt.; p., medew. bij
Mevr. C.C. van Aart.

Esch, E.J.B. van; 1996; 7156 MC Beltrum;
Mr. Nelissenstraat 14 A; tel. 06-54360513/0544-
482295 privé, 481366/482121 prakt.; p., medew.
bij H.B. van Lom en J. Neleman (toev. als lid).

Folkers, Dr. C.; 1956; U-1962; 1217 LJ
Hilversum; Burg. van Hellenberg Hubarlaan 5;
tel. 035-6243200; fax 035-6243200; consultant.
Regulatory Affairs. Animal Health Industry;
FOLKERSCfl HACOM.NL.

Giessen, D. van der; 1996; 2715 EJ
Zoetermeer; Dijkwater 184; tel. 079-3513153
privé, 3312769; p.

•Goorden, C.J.M.; 1997; 5473 GA
Heeswijk-Dinther; S(. Servatiusstraat 37; tel.
041.3-293868; d.

Haijtema. W.A.; 1995; 8474 CC
Oldeholtpade; Hoofdweg 127; tel. 0561-688223
privé, 612282 prakt.; fax 0561-614734; p., geass.
met J.A.M. Baerveldt, B. Brummelman, M.H.
Pelleboeren A. Pronk.

Harst, M.R. van der; 1996; 3521 W
Utrecht; Da Costakade 48; tel. 030-2945380 privé.
2531323/2531324 bur.; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. .\\lgemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Hui$dieren)(toev. als lid).

♦Hartog, M.N.J. den; 1963; 4904 LV
Oosterhout (NB); Burg. Gescherstraat 15; tel.
0162^58715 privé, 457406 bur.; fax 0162-
457406; vet. adviseur; mede». St. Srima
Kunstbemiddeling.

Hekerman. T.W.M.; 1991; 4205 RA
Gorinchem; Koningin Julianalaan 1; tel. 0183-
647243 privé, 623734; fax 0183-647243; E-mail:
HEKERMANC« ICNS.NL; p.

Hof, J. van \'t; 1993; 3766 A\\\' Soest; Den
Blieklaan 62; tel. 035-6011261; d. R.V.V. distr.
Utrecht.

Kersten, Mevr. B.E.J.; 1996; 2636 EC
Schipluiden; Oostveenseweg 1 .4; tel. 010-
5920696 prakt.; fax 010-5922499; p., mede»,
bij H.J. van de Kamp, E.C. Scholten, A.
Slikker> eer, A.C. Stolp en H.W. VVagenaar.

Keulen, K.A.S. van; 1970; 3722 WH
Bilthoven; Putterlaan 16; tel. 030-2281991;
wet. medew. U.U. b.u.v. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

Keune, Mevr. N.M.; 1992; zie:
Wuestenenk-Keune, Mevr. N.M.

Klerk, P.E. de; 1991; 3039 XK Rotterdam;
Hogerbeetsstraat 22 B; tel. 010-4679622 privé,
4295588 bur.; fax 010-4298333; k.d. R.V.V.
kring Rotterdam, Distr. Rotterdam Haven.

Koets, A.P.; 1994; 3991 GZ Houten;
Kamillehof 10; tel. 030-6342566 privé, 2534616
bur.; fax 030-2533555; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Infektieziekten en Immunologie, afd.
Immunologie).

»Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 6882 LA
Velp (Gld); IJsselstraat 1; tel. 026-3645131
privé, 3647260 prakt.; fax 026-3645131; p., me-
dew. bij H.A. Luten; E-mail:
EEF2000(aVVORLD.ACCESS.NL.

Kruit, L.K.; 1989; 3833 AP Leusden;
Berkenlaan 3; tel. 033-4321504 privé, 040-
2501876 bur.; fax 040-2519802; Regional
.Manager Northern Europe, lAMS Company.

-ocr page 278-

Kuppcn-van Doom, Mevr. E.A.M.; 1991;
5451 XP Mill; Nachtegaalstraat 20; tel. 0485-
452533;d.

Leendertse, Mevr. I.P.; 1974; Ostbevern
(Duitsland); Überwasser 31; tel. 00-49-2532-1097
privé/prakt.; 171-3525659 prakt.;
fax 00-49-
2532-1097; p., medew. Tierärztliche Klinik
Domäne Karthaus, tel. 00-49-2594-91200;
spe-
cialist Inwendige Ziekten van het Paard.

Leeuw, C.G. de; 1996; 5527 CC Hapert;
Neptunus 17; tel. 0497-383525; p., medew. bij
M.A.P.M. Kappen
(toev. als lid).

Lesuis, R.; 1982; 3086 GC Rotterdam;
Abbenbroekweg 86; tel.
010-4103749 privé,
4292322 bur.;
k.d. R.V.V.

Lieshout, Mevr. L.C. van; 1996; 3526 EG
Utrecht; Columbuslaan 259; tel. 030-2870098;
wnd.d.
(toev. als lid).

Lieven, J.Th.C.; 1986; 7255 MS Hengelo
(GId); Sarinkdijk 17; tel. 0575-467517 privé,
513151 prakt.; p.

Lohuis. Dr. J.A.C.M.; 1985; U-1989; 5831
DS Boxmeer; Carmelietenstraat-West 20; tel.
0485-576759 pnvé,
0485-587293 bur.; fax 0485-
587605; Hoofd Antibiotica R & D.,
Intervet Int.
B.V.

Makoschey, Mevr. Dr. B.; Hannover-1990;
Hannover-1993; 5432 DE
Cuyk; Kalmoes I; tel.
0485-587787 bur.; d. bij Intervet Int.; Virologie R
& D, projectleider Virologie.

Meijer, Mevr. F.A.; 1996; 3583 HD Utrecht;
Willem de Zwijgerstraat 72; tel. 030-2543209; d.
G.D. loc. Drachten, Deventer en Utrecht
(toev. als
lid).

Nes, A. van; 1990; 3905 EN Veenendaal;
Julianastraat 40; tel. 0318-527816 privé,
030-
2531040 bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

Nyks, Mevr. S.K.; 1996; 4101 BJ
Culemborg; Ridderstraat 9; tel. 0345-521351;
wnd.d. (toev.
als lid).

Palgi, 1.; 1970; 2543 AK \'s-Gravenhage; Het
Zicht 61 -63; tel. 0174-270508 privé, 070-3660701
prakt.; fax 070-3660701; p.;
F.-mail:
IPAI,G1(Ä HORLD.ACCESS.NL

Quartel. P.C.J.; 1979; 3083 ED Rotterdam;
Pleinweg 24 A; tel. 010-4818414;
fax 010-
2930960;
p., gezelschapsd.

Rooy, Mevr. S.A.B, van; 1994; 3581 RZ
Utrecht; Badstraat 3; tel. 030-2318816 privé,
0342^27127 bur.; fax 0342^90164; Project
Manager Gezelschapsdieren bij Virbac Nederland
B.V.

Ruth. Mevr. K.A. van; 1996; 3981 CM
Bunnik; Groeneweg 78; tel. 030-6567523 privé,
0413-342423 prakt.; p., medcw. bij C.W.W.M.
Goossens en G. Meijer
(toev. als lid).

Scheer, J.B.R. van der; 1996; 4033 CJ
Lienden; Parallelweg Oost 4; tel. 0488-482721
privé, 482900 prakt.; p., medew. bij W.M.
Mestebeld. J.J. Pouwcr, D.N. Tap en P. Wiemer
(toev. als lid).

Schellekens, F.G.M.; 1996; 3581 EB
Utrecht; Mgr. van de Weteringstraat 35; tel. 030-
2343798 privé, 055-3666362 prakt.; p., medew.
bij J. dc Vries (toev.
als lid).

Schoenmaker, H.C.J.; 1962; 1504 DG
Zaandam; Ds. M.L. Kingweg 229;
tel. 075-
6170929 privé, 6166755 prakt.; p., geass. met F.J.
van de Kamp. A.J. Schut en E.P. Snuif

Spaans, Mevr. A.H.; 1996; 6741 GK
Lunteren; Hoge Valkseweg 49; tel. 0318-
461740 privé,
0342-442740 prakt.; p., medew. bij
B. Hilgersom en F.T.M. Nederveen.

Streek-van der Meer, Mevr. G. van de; 1985;
8512 AA Broek; Bloksleat 6; tel. 0513-417015;
fax0513^17015
;p., E.T.

Tegelaers, W.H.; 1990; 1020 Brussel
(België); J. Sobieskilaan 3; tel. 00-32-2-
4783983; fax 00-32-2-4783982;
p.

♦Wijk, C. van; 1974; 8253 BZ Dronten;
Drielander 6; tel. 0321-314858;
k.d. R.V.V.
kring Apeldoorn.

Wijlhuizen, Mevr. A.; 1996; 3981 ZP
Bunnik; Vletweide 168; tel. 030-6570240; d.
(toev. als lid).

Willemse, G.C.H.; 1996; 8244 AL Lelystad;
Schermer 59; tel. 0320-264445 privé, 282820
prakt.; p., medew. bij A. Binksma, R.J.M. van
Gent en J.R. Jansen
(toev. als lid).

Wolf. P.J. van der; 1987; 5291 AA
Gemonde; St. Lambertusweg 81; tel. 0512-
570700 bur.; d. G.D. Varkensgezondheidszorg,
loc. Drachten.

Wuestenenk-Keune, Mevr. N.M.; 1992;
5854 JG Nieuw Bergen; Marterstraat 8; tel. 0485-
342049; wnd.d.

Zwanenburg, F.P.; 1996; 9981 GM
Uithuizen; De Laan 77; tel. 0595-434426 privé,
0596-566435 prakt.; p., medew. bij P.M.
Holstvoogd en H.J.M. Verhagen
(toe\\. als lid).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

17 NVVL-congres \'97: Trends in Voedings-
wetenschappcn. Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmiddelen-
technologie. De Reehorst in Ede. Aan-
melden en inlichtingen: mevr. J. Tuhu-
mury-Soumokil, tel.: 010-4020813.

17—18 Workshop \'Veterinary homoeopathy in
organic herds\' in Foulum. Denemarken.
Tel.: 0045-89-991900. fax: 0045-89-
991919.

25—27 Voorjaarsdagen, R.\\l - Amsterdam.

Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congress lan-
guage is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031. NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

Mei

20—22 Intemational symposium "Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan, France.

26—29 The Waltham Intemational Symposium
1997, Oriando, Florida, USA. \'Pet nutri-
tion and health in the21stcentury\'.

31—1 Intemational symposium \'diagnosis in
horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg. Germany.
Please contact: COPP, Birgit Bamickel,
Friedrich-Ebert-Str. 12, 61462 Königstein,
Gemiany. Tel. 0049-6174/931333, Fax.
0049-6174/931343.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997:
\'Clinical Neurology in Small Animal
Practice\' in Edegem (Antwerpen) België,
Congrescentrum \'Ter Eist\'. Meer informa-
tie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel. België, fax:
(32) 15 31 73 90, Email: leenvdentCofglo.be.

Juni

5 SDV-Symposium \'Reproduction in the
Pig: Research Results and Practical Impli-
cations\', Congrescentrum Rolduc, Kerk-
rade. Inlichtingen: N.M. Soede, Vakgroep
Veehouderij, Landbouwuniversiteit Wage-
ningen. Tel.: 0317-483973, fax: 0317-
485006.

7—8 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. More information:
ABVP Administrator, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, USA,
phone 615-254 3687, fax 615-254 7047.

7—10 European Symposium on Poultry
Welfare, Wageningen.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer, van 13.30
tot 16.30 uur.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J.A. Lenstra en prof dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-
ternal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutschcr, Winterthurerstr.
260, 8057 Zürich, Switzeriand. Tel.: 41-1-
6358408, fax: 41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

Juli

6—10 7th EAVPT Intemational Congress.
Madrid. Spain.

8—12 Intemational Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof B. Toma. tel: 33-
43967100, fax: 33-43967125.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
formation. plea.se contact dr. F. van
Eerdenburg, FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 1 1th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the
Hungarian Academy of Sciences, Hungary-
1581 Budapest. P.O. Box 18, Phone: 36 I
252-2455, Fax: 36 I 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague. The Netheriands.
12th Intemational symposium of the Worid
Association of Veterinary Food
Hygienists. Congress language is Engli.sh.
For further details please contact the Royal
Netherlands Veterinary Association, P.O.
Box 14031, NL-3508 SB Utrecht. The
Netherlands. Fax: 31 -30-2511787.

September

10—14 The 5th WEVA (World Equine
Veterinary Association) Congress. Padova,
Italy. http://www.fmsystem.it/weva97,
email weva97(ajinsystem.it, CSR Conressi
P.O. Box 1769-1-40100 Bologna, Italy. Ph

-ocr page 279-

39-51-765357, Fax 39-51-765195
crs.congressiCfipt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium "Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Interna-
tional Conference Centre.

Oktober

2—4 Jaarcongres KNMvD te Vlissingen,

November

1 Symposium \'Diergeneeskunde en Voeding\'
van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht,
Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.

29 Maastricht Intemational Congress on
Equine Medicine (MICEM).

1998

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and Pro-
duction In Rural Areas. The Essential Role
Of Women At All Levels. Bangalore,

India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kösters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinärstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

Juni

2—5 Third Intemational Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Deadline for
receipt of abstracts is February 1, 1998.
Information: Prof C. Van Peteghem, Sym-
posium Chairman, Faculty of Phar-
maceutical Sciences, University of Ghent,
Harelbekestraat 72. B-9000, Ghent, Bel-
gium. Phone: (32)9/264.81.34, fax; (32)9/
264.81.99, e-mail: carlos.vanpeteghem@
rug.ac.be.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

.\'Vpril

17 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8. Specia-
lisatie: mnd. Tijd: 20.00 uur. Locatie: De
Meem.

Aflevering

15-05-1997
01-06-1997
15-06-1997
01-07-1997

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

28-04-1997
12-05-1997
26-05-1997
16-06-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Voor onze gemengde tweemanspraktijk in Vries (Noord-Drenthe) zoeken wij

EEN PARTTIME DIERENARTS (M/V)

De werkzaamheden zullen voornamelijk op het terrein van de gezelschapsdieren liggen gedurende ongeveer vier
dagdelen per week. Daarnaast wordt er gedurende circa 12 weken per jaar fulltime werk geboden in de gemengde
praktijk. Voor inlichtingen: 0592 - 541216 (08.00-09.00 uur).

Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift richten aan Dierenartsenpraktijk
Vries, Postbus 18, 9480 AA Vries.

Gezelschapsdierenpraktijk in het westen van het land zoekt een

JONGE, ENTHOUSIASTE COLLEGA M/V

Het betreft een 32-urige werkweek. Salariëring volgens KNMvD-normen.

Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen sturen naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 10/97.

Dierenkliniek De Beuk, een maatschap van vijf dierenartsen met een gemengde praktijk, zoekt op korte termijn een

DIERENARTS (M/V)

met ervaring in de gezelschapsdiergeneeskunde. Wij zoeken een enthousiaste collega met een cliëntgerichte instel-
ling, die goed kan functioneren in teamverband. Wij bieden u een interessante parttime baan van circa 25 uur per
week, met de mogelijkheid tot uitbreiding. Ervaring met röntgenologie, echografie en automatisering strekt tot aan-
beveling. Uw sollicitatiebrief en curriculum vitae kunt u binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan
Dierenkliniek De Beuk, Grindweg 130,8471 EM te Wolvega.

Veterinair Centrum Aadal zoekt:

ERVAREN ALLROUND PRACTICUS M/V

met speciale affiniteit voor gezelschapsdieren, die in staat is in teamverband te kunnen werken, alsmede voldoende
ambitie heeft nieuwe wegen in te slaan. Salariëring volgens normen van de KNMvD, associatie behoort na geble-
ken geschiktheid tot de mogelijkheden. Voor inlichtingen: M. Bossers, telefoon: 0413 - 292929. Gaarne uw schrifte-
lijke sollicitatie binnen 14 dagen sturen naar: Veterinair Centrum Aadal, t.a.v. M. Bossers, Laag Beugt 2b, 5473 KB
Dinther.

-ocr page 280-

DE NIEUWSTE PUP
IN HET NEST:
TROVET SENIOR

Er is nu ook TROVET SENIOR voor hon-
den. Dat maakt ons assortiment dieet-
voeders vollediger dan ooit en uw taak
een stuk gemakkelijker. Want in de
behandeling van oudere honden kunt u nu
de vertrouwde en smakelijke producten van
TROVET inzetten als onderdeel van de the-
rapie. TROVET SENIOR Is een kwalitatief
hoogwaardig dieetvoeder dat door zijn gun-
stige prijs de drempel voor het langdurig vers-
i trekken van verantwoorde dieetvoeders ver-
laagt.

co

O

O.

1

-O

1
D

X3 »

0)

UITSLUITEND
VERKRIJGBAAR
\'VIA UW
DIERENARTS

•i TROVET SENIOR hond, een volledig, smakelijk
dieetvoeder voor oudere honden, is op weten-
schappelijke wijze tot stand gekomen en heeft een
laag calorie- en eiwitgehalte. Het bevat daarente-
gen meer waterbindende voedingsvezels, die de
vertering bevorderen en het vitaminen- en minera-
lengehalte is nauwkeurig afgestemd op de behoefte.
Bovendien: voorkomen is beter dan genezen. Daarom
kunt u feitelijk niet vroeg genoeg met TROVET SENIOR
beginnen.

-ocr page 281-

icept in IBR-bestrijding!
^zondheidsstatus en geen handelsbelemmeringen voor vee en sperma.
Tu aktie ondernemen is noodzakelijk.
Hoechst biedt u de middelen : • gE-negatieve markervaccins

• geïnactiveerd vaccin

• levend markervaccin
Succes dankzij hetgeen is weggelaten

K-chst Rous.scl Vet N.V.
lic nu rllDf I 112 XN DIEMEN
:l: 020 .^98 99 91 Fax: 020 .^98 99 9.1

Hoechst

-ocr page 282-

De enige voeding die de
tanden reinigt terwijl
de hond eet.

De enige voeding die de
tanden reinigt terwijl
de j hond eet.

.A

Ic!^

Er is maar één complete dierenvoeding die speciaal
ontwikkeld is om uitbreiding van tandvleesontsteking en
aanwas van tandplak en tandsteen te verminderen terwijl de
hond eet: Hill\'s* Prescription Diet* Canine t/d*. Sinds de introductie ervan hebben
deze uniek gevormde brokken grote voordelen opgeleverd voor de tandverzorging van j

honden. Nu bieden wij u iets nieuws aan: Canine t/A\' Mini. Omdat kleinere honden
een kleinere mond hebben, en omdat u ernaar vroeg.

Voeding uw aanbeveling
waardig.

Hill\'s Pet Nutrition • Essendonk 3a • 4824 DA BREDA
Hill\'s Pet Products • Woluwedal 58 • 1200 Brussel

-ocr page 283-

0

Het Tijdschrift voor Diergeneeslcunde heeft een brede en gevarieerde doelgroep van lezers. De meerderheid hier-
van bestaat echter uit praktiserende dierenartsen. De Hoofdredactie stelt het daarom ook zeer op prijs wanneer ar-
tikelen kunnen worden geplaatst die voor deze groep collegae zijn geschreven. Het artikel in deze aflevering over
een anesthesiemethode bij tandheelkundige ingrepen bij honden is hiervan een voorbeeld. Bovendien is het voor de
praktijk geschreven door auteurs uit zowel de eerste als de derde lijn. Gelukkig lijkt zich deze tendens te gaan voort-
zetten en kunnen wij u meer van dergelijke publicaties in het vooruitzicht stellen.

De Hoofdredactie meent zelfs dat het geven van een zekere vorm van bijscholing en het informeren over nieuwe ont-
wikkelingen op ons vakgebied vanuit de tweede en derde lijn niet ophoudt bij het afstuderen. Een veelgehoorde re-
actie van de auteurskant op deze stelling is, dat wetenschappers \'gedwongen zijn\' om in hooggewaardeerde
Engelstalige tijdschriften te publiceren. Natuurlijk willen wij niet onze Veterinary Quarterly tekort doen, maar veel
originele artikelen die door Nederlandse veterinaire onderzoekers in Engelstalige tijdschriften worden gepubli-
ceerd kunnen integraal of in aangepaste vorm in het Nederlands in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde verschij-
nen. Collega dr H.C. Walvoort heeft over dit onderwerp onlangs nog een zeer lezenswaardig artikel geschreven in
het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en valide argumenten aangevoerd waarom het zinvol is om in het
Nederlands over wetenschap te spreken en ook jargonvorming in de moedertaal te laten plaatsvinden. Met name is
dit van toepassing wanneer het om veterinair onderzoek gaat van nationaal belang.

Verder kunt u in deze aflevering kennis nemen van de twijj\'elachtige ervaringen van de Veterinaire Inspectie en de
Algemene Inspectie Dienst na een bezoek in een aantal dierenartsenpraktijken. Helaas werden er diverse tekortko-
mingen geconstateerd op het gebied van het diergeneesmiddelengebruik. Vanuit het secretariaat van de KNMvD
wordt commentaar gegeven op dit probleem. De VI en AID adviseren een \'constructieve dialoog met de overheid om
tot een duurzame oplossing te komen\'. Ondanks detgelijk overleg zien practici een groot deel van het pakket dierge-
neesmiddelen verdwijnen zonder dat daarvoor adequate alternatieven in de plaats komen. Toenemend gebruik van
niet-geregistreerde en humane geneesmiddelen is daar\\\'an het gevolg. De ervaring leert dat de overheid niet tot
concessies bereid is maar wel aanstuurt op een onduidelijk \'gedoogbeleid\', waarbij pas hij toetsing achteraf blijkt
of dit strafbaar is of niet. Het wachten is op structurele maatregelen om knelpunten die zijn ontstaan na de invoering
van de Diergeneesmiddelenwet, op te lossen.

Een interessante column over communicatieve vaardigheden van dierenartsen en het omgaan met \'second opinion\'
wordt u aangeboden door de programmaleider van het project \'Diergezondheid in Beweging\'.
Hoe onder andere dergelijke materie in de praktijk wordt gebracht is te lezen in het ervaring.sverslag over de gang
van zaken op varkensbedrijven in de varkenspestgehieden. Het geeft voor de lezers die wat verder van deze materie
af staan een indringend beeld over de omstandigheden waaronder gewerkt moet worden.

Bij de Working Party on Animal Welfare van de FVE (Federations ofVeterinarians of the E. U.) bleek de comnnmica-
tie iets minder goed te verlopen toen de dikbiljbkkerijen aan bod kwam. Waarom het verstandiger was om de behan-
deling van dit onderwerp door onze Europese collegae te verdagen tot een volgende vergadering leest u in het be-
treffende verslag.

Tenslotte kunt u in deze aflevering van uw Tijdschrift nog informatie verkrijgen over het jubileum van de Stichting
Diergeneeskunde in Ontwikkelingssamenwerking (DIO); het komende Jaarcongres in Zeeland; de laatste ontwik-
kelingen in de veterinair-farmaceutische industrie; de dag van het aangespannen paard en de bijdrage van het
Veterinair Historisch Genootschap.

De Hoofdredactie.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 284-

\\m n m

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE (13)

HET GEBRUIK VAN DE COMBINATIE MEDETOMIDINE/
KETAMINE BIJ DE HOND VOOR ANESTHESIE BIJ
TANDHEELKUNDIGE INGREPEN: EEN EVALUATIE
VAN EEN KLINISCHE TOEPASSING

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122:248-5!

R. Sap\'\', L.J. Hellebrekers\'\', A.W. van Foreest^ en F.J. ter Beek^

SAMENVATTING

Bij 60 honden werd een onderzoek uitgevoerd naar de
toepasbaarheid van de combinatie medetomidine en ke-
tamine als anesthesiecombinatie voor gebruik bij tand-
heelkundige ingrepen. De aard van de ingrepen va-
rieerde van een gebitsinspectie met gebitsreiniging of
eenvoudige extractie tot de extractie van één of meerdere
gebitselementen of endodontische behandeling. De tijds-
duur van de behandeling varieerde van 20 tot 70 minu-
ten, met een gemiddelde van 34 ± 15 minuten.
De premedicatie bestond uit medetomidine 1000 m g/m^
lichaamsoppervlakte, intramusculair toegediend. De in-
leiding van de anesthesie werd bewerkstelligd door intra-
veneuze toediening van ketamine in een dosering van 2-3
mg/kg.

Het effect van de premedicatie was bij 79,5% van de pa-
tiënten \'goed\', bij 12% \'matig\' en bij 8,5% \'slecht\'. Zeven
patiënten kregen 50% medetomidine nagedoseerd waarna
het percentage dieren met de kwalificatie \'goed\' steeg tot
91,5%. Bij 12 van de 60 patiënten ontstond er, direct na het
toedienen van ketamine, een convulsie-achtig beeld van
wisselende ernst. Bij vier patiënten waren de tonische
krampen dermate ernstig dat eenmalig midazolam werd
toegediend. De kwaliteit van de anesthesie-onderhoudsfase
werd bij 88% van de patiënten als \'goed\' en bij 12% als
\'matig\' beoordeeld. De recovery verliep bij 74% van de
patiënten \'goed\', bij 11% \'matig\' en bij 15 % \'slecht\'.
De hartfrequentie na premedicatie met medetomidine
was 53±3 slagen per minuut. Na toediening van ketamine
steeg de hartfrequentie tot 86±4 slagen per minuut
(P<0,05) om vervolgens geleidelijk, in een periode van 20
minuten, weer te dalen tot 60±3 slagen per minuut. De
ademfrequentie was gemiddeld 15±1 per minuut en bleef
tijdens de gehele ingreep onveranderd.
•Aan het eind van de ingreep werd het medetomidine ge-
antagoneerd met atipamezole, 2500 m g/m^ lichaamsop-
pervlakte IM. De recoveryperiode werd bij 13% van de
dieren gekenmerkt door tremoren en onrust.

\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Afdeling Anesthesiologie. Faculteit

der Diergeneeskunde. Postbus 80154. 3508 TD Utrecht.
\' Afdeling Tandheelkunde. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.
^ Praktiserend dierenarts te Bussum.

Geconcludeerd wordt dat de combinatie medetomidine/
ketamine voldoende analgesie, hypnose en spierrelaxatie
kan bewerkstelligen voor een grote verscheidenheid aan
tandheelkundige ingrepen.

SUMMARY

Evaluation of the use of medetomidine and ketamine to
induce anaesthesia in dogs undergoing dental surgery.

The use of a combination of medetomidine and ketamine as anaesthetic for
dental .surgery was investigated in 60 dogs. The nature of the interventions
varied from inspection of the teeth with cleaning of the teeth or simple tooth
extraction to extraction of one or more dental elements or endodontic treat-
ment. The operations lasted betH een 20 and 70 minutes, with an average of
34 ± 15 minutes.

Medetomidine. 1000 m g/m- body surface administered intramuscularly,
was used as premedication. Anaesthesia was induced with intravenously ad-
ministered ketamine at a dose of2-3 mg/kg body weight. The effect of preme-
dication was good\' in 79.5% of patients, moderate\' in 12%, and poor\' in
8.5%. .Seven patients were given additional 50% medetomidine, which cau-
sed the proportion of animals with \'good\' premedication to increase to
91.5%. Twelve of the 60 patients showed convulsion-like .symptoms of va-
rying severity directly after the administration of ketamine. In 4 patients the
tonic cramps were considered .severe enough to warrant once-only administ-
ration of midazolam. The quality- of anaesthesia in the maintenance phase
was considered good\' in 88% of the patients and moderate\' in 12%.
Recovery was good\'in 74%of the patients, moderate\' in 11%, and poor\'
in 15%. Heart rate after premedication with medetomidine was 53 ± 3 beats
per minute and increa.sed to 86 ±4 beats per minute (P < 0.05) after admini-
stration of ketamine. It thereafter decreased, over a period of 20 minutes, to
60 ± 3 beats per minute. The respiration rate was 15 ± 1 per minute and re-
mained unchanged throughout the operation. After completion of surgery -,
medetomidine was antagonized with atipamezole (2500
m g/m-) given intra-
mu.scularly. In 13% of the animals the recovery period was characterized by
tremors and restlessne.ss. It can be concluded that the combination medetom-
idine and ketamine provides adequate analgesia, hypnosis, and muscle re-
laxation for various dental surgical interventions to be performed.

INTRODUCTIE

Om tandheelkundige ingrepen bij de hond uit te kunnen voeren
zal vrijwel altijd een algehele anesthesie noodzakelijk zijn.
Doelstelling van deze anesthesie is immobilisatie met vol-
doende pijnstilling en een goede relaxatie van de (kaak)muscu-
latuur. De voorkeur gaat uit naar een vorm van anesthesie waar-
bij de herstelperiode zo kort mogelijk is, aangezien de meeste
tandheelkundige behandelingen poliklinisch geschieden.
Parenterale anesthesie geniet de voorkeur boven inhalatie-
anesthesie en endotracheale intubatie aangezien het gebruik
van een masker of een tube leidt tot obstructie van het werk-
veld. Voor tandheelkundige ingrepen is dus een anesthesie ver-
eist waarbij de patiënt spontaan ademt. Om het risico van een
aspiratiepneumonie minimaal te houden dient de slikreflex zo
min mogelijk te worden onderdrukt en wordt de patiënt in de
Trendelenburghouding (kop van de patiënt als laagste punt) ge-
positioneerd.

-ocr page 285-

Een gebruikelijke vorm van algehele anesthesie door middel
van injectie is neurolept-analgetische premedicatie met bij-
voorbeeld methadon\'^/acepromazine^/atropine intramuscu-
lair (IM) gevolgd door inductie met thiopental^, propofol\'\' of
ketamine^ (2,4,8). Acepromazine in de premedicatie veroor-
zaakt een bloeddrukdaling, in combinatie met een (compen-
satoir) verhoogde hartfrequentie. De recovery periode is
daarbij vaak lang en de patiënten kunnen hun lichaamstem-
peratuur slecht op peil houden.

Een alternatieve vorm van injectie-anesthesie is de combina-
tie van een a2-adrenerge agonist als xylazine^ of medeto-
midine\'^ met ketamine of propofol (3,6,9).
Wanneer een anesthesietechniek gewenst is waarbij het dier
spontaan ademt, lijkt de combinatie medetomidine/ketamine
hiervoor geschikt. Het gebruik van thiopental of propofol zal,
vanwege een meer uitgesproken ademdepressie, eerder dan
ketamine leiden tot een insufficiënte ademhaling. De combi-
natie medetomidine/ketamine heeft het voordeel dat het me-
dctomidine aan het eind van de ingreep met de a-2 antagonist
atipamezole\'\' kan worden geantagoneerd. Hierdoor wordt de
recoveryperiode bekort (10). Door het te verwachten poten-
tiërende effect van medetomidine op andere farmaca (1,11)
kan met een lage dosering ketamine een algehele anesthesie
worden geïnduceerd en onderhouden. Een vlot verloop van
dc herstelperiode zal hierdoor worden bevorderd.

Het doel van dit onderzoek was om vast te stellen of de aan
medetomidine toegeschreven analgetische, sedatieve en
spierrelaxerende eigenschappen (7) in voldoende mate aan-
wezig zijn om, in combinatie met ketamine, tandheelkundige
behandeling mogelijk te maken, zonder de ketamine-afhan-
kelijke bijwerkingen als spierkrampen en/of convulsies.

MATERIAAL EN METHODEN

De te onderzoeken combinatie medetomidine/ketamine werd
toegepast bij 60 honden aangeboden voor tandheelkundige
behandeling. Alle dieren waren > 6 maanden oud, het gewicht
varieerde tussen 3 en 54 kg. Bij pre-anesthetisch onderzoek
werd in deze groep dieren geen enkele afwijking vastgesteld.
De groep windhonden werd uitgesloten van het protocol. Dit
laastste vanwege de door medetomidine veroorzaakte lage
hartfrequentie en dus stroomsnelheid van het bloed in combi-
natie met een fysiologisch hoog hematocriet, waardoor de
weefseloxygenatie mogelijk in het gedrang zou komen.

De tandheelkundige behandelingen varieerden van een ge-
bitsinspectie met gebitsreiniging of eenvoudige extractie tot
de extractie van één of meerdere gebitselementen of endo-
dontische behandeling.

Alle patiënten werden IM gepremediceerd met medetomi-
dine in een dosering van 1000 m g/m^ lichaamsoppervlak.
Na premedicatie werd 15 tot 20 minuten gewacht. Indien er
dan sprake was van een onvoldoende sedatief effect werd
medetomidine (50% uitgangsdosering) nagedoseerd.
Via de vena cephalica antebrachii werd voor de inductie van
de anesthesie ketamine intraveneus (IV) en op effect toege-
diend in een dosering van 2-3 mg/kg. Bij onvoldoende resul-
taat werd deze dosis ketamine herhaald. Tijdens de anesthesie
werd een verandering in hart- en/of ademfrequentie van
>10% (anders dan veroorzaakt door de direct voorafgaand
toegediende ketamine) geïnterpreteerd als indicatief voor on-
voldoende analgesic en/of hypnose. In dit geval werd keta-
mine nagedoseerd in een dosering van 1-2 mg/kg. Alle pa-
tiënten ademden gedurende de gehele anesthesie buitenlucht.
Aan het eind van de behandeling werd het effect van mede-
tomidine geantagoneerd met atipamezole in een dosering
van 2500 m g/m^ lichaamsoppervlak (2,5 x aantal m g mede-
tomidine). Het antagoneren vond niet eerder plaats dan mini-
maal 45 minuten na de (laatste) dosis ketamine.

249

Voorafgaand aan de initiële toediening van ketamine en ver-
der gedurende de gehele anesthesie werden de hart- en de
ademfrequentie elke 5 minuten geregistreerd. De kwaliteit
van de premedicatie, van de anesthesie en van de recovery
werd beoordeeld als aangegeven in tabel 1.
Naast het beoordelen van de kwaliteit van de verschillende
fasen van de anesthesie werden de kaakspierrelaxatie (vol-
doende/onvoldoende) en de speekselproductie (weinig/ma-
tig/ veel) geëvalueerd. Tevens werden bijverschijnselen
welke gedurende enig moinent tijdens de procedure optra-
den, genoteerd.

Tabel 1. Classificatie van premedicatie, anesthesie en recovery.

Kwaliteit premedicatie

Slecht geen effect waarneembaar

Matig de patiënt is, zij het met enige moeite, hanteerbaar

Goed dc patiënt is ru.stig en niet angstig

Kwaliteit anesthesie

Matig pijnprikkel leidt tot beweging, of toename in ademhalings-

ofhartfrequentie
(ioed geen reactie tijdens ingreep

Kwaliteit recover)

Slecht onmst, gepaard gaande met convulsies en/of vocalisatie
Matig geringe onrust
Goed mstige recovery

Tijds(1irift \\ i>()R D11: R (i i: N i: i: s K u N i) I . Diil 122, Januari, Aflivirinc 1, 1997

Statische analyse

De data werden geanalyseerd met een ANOVA-test voor
veranderingen in de tijd. Data zijn weergegeven als gemid-
delde ± SEM, en
P<().()5 werd aangehouden voor een statis-
tische significantie.

RESULTATEN

De beoordeling van de premedicatie, de anesthesie en de re-
covery worden weergegeven in tabel 2. Bij zeven patiënten
(alle patiënten uit de premedicatie groep \'slecht\' en twee uit
de groep \'matig\') werd besloten tot nadoseren van 50% van
de initiële dosering medetomidine IV. Hierna werd bij alle
patiënten een \'matig\' tot \'goed\' effect van de premedicatie
bereikt. Voor één patiënt werd geen beoordeling van preme-
dicatie genoteerd. Bij deze patiënt werden de andere variabe-
len wel geanalyseerd.

-ocr page 286-

De kwaliteit van de anesthesie, welke in duur varieerde van
20 tot 70 minuten, was bij 88% (52/59) van de patiënten
\'goed\' en bij 12% (7/59) \'matig\'. Bij 25% van de patiënten
was eenmalig nadosering van ketamine 1-2 mg/kg
IV nood-
zakelijk. De nadosering vond plaats op 30 ± 9 minuten na de
initiële toediening. In één geval werden geen gegevens geno-
teerd. Bij 20% van de dieren (12/60) traden kort na toedie-
ning van ketamine convulsies op. Bij vier patiënten waren
deze dermate ernstig dat besloten werd tot toediening van 0,5
mg/kg
midazolam\'2 IV. Dit was in alle gevallen effectief en
hoefde niet te worden herhaald.

Na de premedicatie met medetomidine was de hartfrequentie
53±3 slagen per minuut. Toediening van ketamine resul-
teerde in een significante stijging tot 86±4 slagen per minuut.
In circa 20 minuten daalde de hartfrequentie geleidelijk tot
60 ±3 slagen per minuut. Nadoseren van ketamine (bij 25%
van de patiënten) leidde opnieuw tot een stijging tot 66 ±5
slagen per minuut.

De ademfrequentie na premedicatie was 15±1 keer per mi-
nuut, en vertoonde geen verandering gedurende de gehele
anesthesieperiode.

De relaxatie van de kaakmusculatuur was in alle gevallen
voldoende om de tandheelkundige ingreep te verrichten. De
speekselproductie werd bij 68% (41/60) van de patiënten ge-
kwalificeerd als \'weinig\', in 13% (8/60) als \'matig\' en bij
één patiënt als \'veel\'. Bij 17% (10/60) van de patiënten was
de speekselproductie moeilijk te beoordelen vanwege het ge-
bruik van een boor met waterkoeling.

De kwaliteit van de recoveryperiode bij werd 74% (39/53)
van de patiënten omschreven als \'goed\', bij 11% (6/53) als
\'matig\' en bij 15% (8/53) als \'slecht\'. De recoveryperiode
werd bij 13% (7/53) van de dieren vergezeld van tremoren en
onrust. Bij zeven patiënten werd geen oordeel over de reco-
very genoteerd.

DISCUSSIE.

Bij het gebruik van de combinatie medetomidine/ketamine
kan, in vergelijking met xylazine/ketamine, een betere analge-
sic worden verwacht vanwege de grotere specificiteit en poten-
tie van medetomidine (10). Daamaast maakt medetomidine het
mogelijk de doseringen van andere anesthetische farmaca aan-
zienlijk te reduceren. Dit zal leiden tot een vermindering van de
bijwerkingen van de betreffende farmaca. (1,11).

De resultaten van deze evaluatie geven aan dat de combina-
tie medetomidine/ketamine bij het merendeel van de patiën-
ten een goede algehele anesthesie bewerkstelligt. Er is een
goede analgesic, adequate hypnose en voldoende spierre-
laxatie om tandheelkundige ingrepen te kunnen verrichten.
Indien de kwaliteit van de anesthesie te wensen overlaat kan

Dormicum^. midazolam. 5mg/ml. Roche Nederland. Mijdrecht.

Tabel 2. Kwaliteit van premedicatie, anesthesie en recoveryperiode

Premedicatie:

Premedicatie:

Anesthesie:

Recovery:

(n = 59)

na nadosering ( n =59 )

(n = 59)

( n = 53 )

Slecht

8,5% (5/59)

-

15,l%(8/53)

Matig

11,9% (7/59)

8,5% (5/59)

11,9% (7/59)

11,3% (6/53)

Goed

79,7% (47/59)

91,5% (54/59)

88,1% (52/59)

73,6% (39/53)

deze worden verbeterd door nadosering van medetomidine
dan wel ketamine.

De hartfrequentie en de ademfrequentie zijn in dit onderzoek
gebruikt als indicatoren om de analgesic en de hypnose te
toetsen. Uit het stabiele verloop van de adem- en hartfre-
quentie kan worden geconcludeerd dat er sprake was van een
adequaat niveau van analgesic en hypnose tijdens de behan-
deling. De veranderingen in de hartfrequentie tijdens de be-
handeling kunnen worden toegeschreven aan het sympatico-
mimetische effect van ketamine.

De speekselproductie, die in dit onderzoek niet werd geremd
door atropine, was niet van dien aard dat specifieke maatre-
gelen (bijvoorbeeld endotracheale intubatie) noodzakelijk
werden geacht. Er waren tijdens de behandeling, noch na-
dien, aanwijzigen voor het aspireren van vocht uit de mond-
holte.

Door het antagoneren van medetomidine valt de bescher-
ming weg tegen spierkrampen en convulsies, veroorzaakt
door ketamine. De verwachting was dat de plasmaspiegel
van ketamine 45 minuten na de laatste toediening, voldoende
zou zijn gedaald om geen aanleiding meer te geven tot post-
anesthetische complicaties. Desondanks werd de recovery
bij 15% van de patiënten beoordeeld als \'slecht\'. De verkla-
ring hiervoor wordt gezocht in een, door medetomidine ver-
oorzaakte, vertraagde biotransformatie van ketamine (5).
Naast de onrustige recovery werden er geen andere post-
anesthetische complicaties waargenomen.
De uiteindelijke beoordeling van de toepasbaarheid van deze
vorm van anesthesie ten behoeve van tandheelkundige ingre-
pen bij de hond vond plaats aan de hand van de volgende cri-
teria:

- adequate analgesic, hypnose en spierrelaxatie;

- spontane ademhaling zonder noodzaak tot intubatie;

- vlotte ongecompliceerde recovery.

Concluderend kan worden gesteld dat de injectie-anesthesie
met medetomidine/ketamine een goed toepasbare anesthe-
sietechniek is. De anesthesie is voldoende diep en maakt de
uitvoering van verschillende tandheelkundige behandelin-
gen mogelijk. Het risico van aspiratie bij het achterwege la-
ten van endotracheale intubatie is tot een minimum beperkt.
Voorzorgsmaatregelen die getroffen moeten worden omvat-
ten een Trendelenburgpositie van de patiënt en een adequate
verwijdering van vloeistof uit de mondholte.
Het antagoneren van medetomidine zorgt in geval van het ge-
bruik van de combinatie medetomidine/ketamine voor een
vlotte, maar bij een belangrijk deel van de patiënten tevens on-
rustige recoveryperiode. Het achterwege laten van het toedie-
nen van een antagonist verdient ons inziens zeker overweging.

LITERATUUR

1. Aantaa R. Kanto J, Scheinin M, Kallio A, and Scheinin M. Dexmede-
tomidine, an
a-2 adrenoceptor agonist, reduces anesthetic require-

-ocr page 287-

ments for patients undergoing minor gynecologic surgery Anesthe-
siology 1990; 73:230-5.

2. Flecknell PA. Laboratory Animal Anaesthesia, chapter 1987; 7: 103-5.

3. Hcllcbrekers LJ, and Sap R. Medetomidine premedication as a basis
for ketamine or propofol anaesthesia in dogs. Proceedings WSAVA,
Rome, 1992: p. 147.

4. Hall LW, and Clarke KW. Veterinary anaesthesia 9th edition, part 11,
chapter 1991; 15:290-4.

5. Kharasch ED, Herrmann S, and Labroo R. Ketamine as a probe for me-
detomidine stereoisomer inhibition of human liver microsomal drug
metabolism. Anesthesiology 1992; 77: 1208-14.

6. Raiha MP, Raiha JE, and Short CE. A comparison of xylazine, acepro-
mazinc, meperidine and medetomidine as preanesthetics to halothanc

10.

11.

anesthesia in dogs. Acta Vet Scand 1989; 85: 97-102.
Raiha JE, Raiha MP, and Short CE. Medetomidine as a preanesthetic
prior to ketamine-HCL and halothanc anesthesia in laboratory beagles.
Acta Vet Scand 1989; 85: 103-10.

Sap R, and Hellebrekers LJ. Medetomidinc/propofol anaesthesia for
gastroduodenal endoscopy in dogs. J Vet Anaesth 1993; 20: 100-2.
Vainio O. Propofol infusion anaesthesia in dogs premedicated with
medetomidine. J Vet Anaesth 1991; 18:35-7.

Virtanen R. Pharmacological profiles of medetomidine and its antago-
nist atipamezole Acta Vet Scand 1989; 85: 29-37.
Young LE, Brearly JC, Richards DLS, Bartram DH, and Jones RS.
Medetomidine as a prcmedicant in dogs and its reversal by atipame-
zole. J Sm Anim Pract 1990; 31: 554-9.

TROPICAL ANIMAL FEEDING. A MANUAL FOR RESEARCH WORKERS

T.R. Preston, F.A.O. Animal Production and Health Paper 126,
305pagina \'s. F.A.O. Rome, 1995. ISBN 92-5-103758-2.

Dit is de tweede editie van een handleiding, die in 1986 ver-
scheen onder de titel: \'Beter gebruik van gewasresten en bijpro-
ducten in de diervoeding: Onderzoekrichtlijnen\'. Na negen jaar
is deze eerste handleiding volledig herschreven, uitgebreid met
andere veevoeders en wordt ook aandacht besteed aan mono-
gastrische dieren.

De schrijver heeft een jarenlange ervaring in diverse ontwikke-
lingslanden en plaatst de veevoeding dan ook in een duidelijk
sociaal-economisch kader. Dit kader wordt door hem geschetst
in hoofdstuk 1. De basis hiervoor is het duurzame gebruik van
vcmieuwbare, natuurlijke hulpbronnen voor de veeteelt-syste-
men in de tropen. In praktische termen betekent dit dat de duur-
zaamheid gemeten dient te worden aan zijn effecten op de eco-
nomie, de omgeving, het gebruik van fossiele energie, diedijk
welzijn, voedselkwaliteit en voed.sclzekerheid voor de mens.
Nu is het laatste woord beslist nog niet gezegd; onder andere
hoe men deze ongelijke grootheden in één model kan onder-
brengen en hoe men duurzaamheid moet meten. Men kan in
sommige opzichten met Preston van mening verschillen, maar
hij geeft in ieder geval een duidelijke aanzet wat voor conse-
quenties deze stellingname heeft voor de diervoeding in de
(sub-)tropen en welke gebieden prioriteit zouden moeten heb-
ben bij het onderzoek (hoofdshjk 2).

Hij zet zich daarbij sterk af tegen het kopiëren van intensieve
veeteeltstrategieën vanuit de geïndustrialiseerde landen naar
tropische ontwikkelingslanden. Deze resulteren volgens hem in
werkloosheid, een grote vraag naar vreemde valuta, meer ver-
ontreiniging en verpaupering van de kleine boer. Daamaast
worden granen en cassave, louter en alleen verbouwd als vee-
voeder, onder \'niet duurzame\' productie gerangschikt. Daar-
entegen worden voeders afgeleid van suikerriet, oliepalm, voe-
derbomen en struiken, waterplanten en gewasresten van granen
bestemd voor menselijke consumptie, wel als duurzaam be-
schouwd.

In hoofdstuk 3 en 4 werkt hij dit verder uit voor de voeding van
varkens, kippen en niet herkauwende planteneters. Daarbij ko-
men rantsoenen, gebaseerd op granen, niet in aanmerking.
Preston moet echter toegeven dat voeders zonder graanproduc-
ten commercieel niet in de tropen beschikbaar zijn.
In de hoofdstukken 5 en 6 wordt de voeding van herkauwers be-
sproken en de voedselbronnen die hiervoor kunnen dienen.
Voedermiddelen, rijk aan mwvezel en laag in eiwit, zijn in
grote mate in de tropen aanwezig cn vormen het meest ge-
schikte voer voor herkauwers. Het doel moet zijn de dieriijke
productie hiermee in overeenstemming te brengen, waarbij
Preston zich fel afzet tegen de toepassing van de (Westerse)
conventionele voedemormen in de tropen. In een altematieve
benadering zoekt hij het vooral in een juiste pensfermentatie
bijvot)rbeeld door urea-molasse blokken, suikerriet derivaten
en zogenaamde \'by-pass protein\' van bijvoorbeeld vismeel.
Preston zet grote vraagtekens bij de duurzaamheid van de ran-
ches in Midden- en Zuid-Amerika, maar ziet veel meer in een
gecontroleerde begrazing, geïntegreerd met gewasproductie of
bosbouw, zoals die wordt toegepast in Azië en bepaalde delen
van Afrika.

De laatste hoofdstukken zijn meer algemeen-technisch gericht.
Ze behandelen achtereenvolgens het ontwerpen en de techni-
sche analyse van experimenten, biologische cn chemische be-
palingen, dierlijke voederproeven, onderzoek op de bedrijven
zelf, richtlijnen voor de evaluatie van voederbronnen en de pre-
sentatie van onderzoeksresultaten. Bij dit laatste worden ook de
nieuwste ontwikkelingen van e-mail en tele-conferenties be-
sproken.

Een paar kritische noten wil ik nog bij deze handleiding plaat-
sen. Zo wordt bij het hergebmik van dieriijke afvalproducten
nauwelijks ingegaan op de hygiënische aspecten en de gevaren
die hieraan verbonden zijn voor mens en dier. Ook op de grote
variaties in voeraanbod tussen droge en natte tijd, zowel kwali-
tatief als kwantitatief, wordt nauwelijks ingegaan. De samen-
stelling van het voer wisselt echter van maand tot maand en de
boer is constant bezig zijn voederstrategie daarmee in overeen-
stemming te brengen.

Afgezien van deze milde kritiek kan ik deze handleiding in de
eerste plaats van harte aanbevelen voor een ieder die met dier-
voeding in de tropen te maken heeft. Echter ook zij die zweren
bij grote, Westers georiënteerde \'tum-key\' projecten in de
tropen, zullen er veel in vinden wat tot een nadere bezinning
dwingt.

D. Zwart

-ocr page 288-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (21)

JOHANN JACOB RYCHNER
(1803-1878)

Veterinair verleden

Tot aan het begin van de 19e eeuw stond de behandeling van het paard centraal in de diergeneeskunde. Er werd ternau-
wernood aandacht besteed aan het rund. Dit veranderde vooral door toedoen van Rychner, die wij kunnen beschouwen
als de grondlegger van de geneeskunde van het mnd^.

Johann Jacob Lychner werd in 1803 in het Zwitserse stadje Aarau geboren en hier doorliep hij na de lagere school het
gymnasium^. Hij begon zijn studie diergeneeskunde in Bern, vervolgde deze in Stuttgart en München en voltooide in 1824
zijn opleiding in Wenen. Hier won hij ook nog een prijsvraag.

Daarna keerde hij terug naar zijn geboorteplaats in de Jura om zich daar na een examen te vestigen als districtsdierenarls.
Ook was hij verantwoordelijk voor de vleeskeuring.

Na vier jaar dook hij op in het Pruisische vorstendom Neuenburg. Naast zijn ambtsbezigheden hield hij zich ook bezig met
de veterinaire verzorging van de luxueuze runder- en paardenstallen van de vorst.

In 1833 verhuisde hij naar Bern om twee totaal verschillende redenen: aan de ene kant was het vanwege een drang naar
een wetenschappelijke carrière en aan de andere kant door de ondervinding dat hij door een klein postuur en te geringe li-
chaamskracht minder geschikt was voor de diergeneeskundige praktijk. Wellicht had hij door deze laatste eigenschap de
neiging tot overcompensatie: het zich aanmeten van allerlei titels, maar ook om bij enige bedreiging zeer scherp te reageren.

Zijn entree in Bern begon met een tegenslag: Door het overlijden in 1834 van de eerste directeur van de veeartsenijschool, prof. L.K.F. Emmerts, kwam er een
leerstoel vrij. Door toedoen van prof. M. Anker, die niet erg onder de indmk was van een publicatie van Rychner, werd Heinrich Koller de nieuwe hoogleraar.
Het karakter kennende van Rychner kwam dit zeer hard aan. In de herfst van 1834 werd er buiten Bern een nieuwe school geopend en werd Rychner tot pro-
sector benoemd. Hij gaf tevens colleges over biologie, botanie, algemene pathologie en verbandleer. In korte tijd werd hij zeer populair bij zijn studenten van-
wege zijn heldere voordrachten.

In 1835 publiceerde hij zijn werk over de \'Bujatrik, Krankheiten des Rindviehes\' en hierdoor kan hij als de grondlegger van de geneeskunde van het rund wor-
den beschouwd.

\' E. Leclainche. Hisloire de la Médecine vétérinaire. Toulouse, 1936. pg 443.

\' R. Fankhauser ert B. Hóming. "Zum hundersten Todeslag vort Johann Jacob Rychner\'. Schweiz. Arch. Tierheilk 1978:120:323-42.

BOVINE SPONGIFORM ENCEPHALOPATHY (BSE): HET
KLINISCHE BEELD, DE MELDINGSPLICHT EN DE
CONSEQUENTIES VAN EEN POSITIEVE BEVINDING.

L. Van Wuijckhuise\'\', A. Emmerzaal ^ M.M. Lengkeek ^ en G. W. Tiddens ^

Berichten en verslagen

t Gezondheidsdienst \\vor Dieren, afd. Rundergezond-
heidszorg.
^ practicus te Twelto.
^ practicus te Kollum.

Sedert 21 maart 1997 is Nederland niet
langer BSE-vrij.

Op die dag werd het eerste bevestigde
BSE-geval gemeld. Op 7 april volgde
een tweede koe.

SITUATIE IN EUROPA
De situatie in Europa is als volgt:

Zwitserland

Ierland

Portugal

Frankrijk

Duitsland

Denemarken

Nederland

225
8.600
61

25 (Engelse import)
5 (Engelse import)

1 (Engelse import)

2 (geen import)

Groot Brittanie 170.000

-ocr page 289-

In 1839 werd Rychner tot hoogleraar benoemd in de heelkunde. Deze benoeming had hij aan de ene kant te danken aan
zijn verdiensten aan de andere kant aan het feit, dat hij een verzoek om naar Giessen te gaan had afgewezen.
In 1841 en 1851 verschenen nieuwe edities van de \'Bujatrik\'.

In de recensie over de editie van 1841 schreef Wirth in het \'Archiv\', dat dit boek als het beste op zijn gebied beschouwd kan
worden. Het zou echter beter geweest zijn, als de auteur zo eerlijk geweest zou zijn te vermelden dat hij niet alle ziektes
zelf gezien had (behalve runderpest) en dat de basis van het boek op een compilatie berustte.
Vooral ook door het oprichten in 1843 samen met zijn studenten van de \'Verein für bujatrische Klinik\' heeft hij een steen bij-
gedragen tot de erkenning van de geneeskunde van het rund. De leden-studenten van deze vereniging discussieerden \'s
avonds onder leiding van Rychner over de patiënten, die die dag aangeboden waren. Om de kliniek nog aantrekkelijker te
maken voor de boeren, werden de medicijnen gratis verstrekt. De kosten hien/an werden door de studenten uit eigen zak
betaald! Na twee jaar werden deze kosten betaald door de directie van de school. Even later ontstond de ambulatoire run-
derkliniek, zoals die nog heden functioneert en een essentieel deel uitmaakt van de diergeneeskundige faculteit in Bern.
Rychner kenmerkte zich in zijn werk door een vrijwel onuitblusbare ijver en een buitengewone energie. Hij genoot niet al-
leen het vertrouwen van de veehouders maar ook van de overheid, die hem inschakelde bij het bestrijden van epizoötieën.
Ook werd hij lid van de Gezondheidsraad in Bern, van een commissie ter verbetering van het vee en van verschillende ge-
leerde genootschappen. In het leger kreeg hij de rang van majoor, een rang die niet eerder door een veterinair in
Zwitserland was bereikt. Toen Anker zich in 1857 door familieomstandigheden terugtrok als directeur van de school,
volgde Rychner hem op.

Zijn verhouding tot de Zwitserse Maatschappij voor Diergeneeskunde (Gesellschaft Schweizerische Tierärzte) was ambi-
valent. Hoewel hij hiervan tweemaal president is geweest (1843-1844 en 1851-1853), krijgt men de indruk, dat het hem
meer om de eer te doen was dan dat hij deze taak met hart en ziel uitvoerde. Daarbij kwam dat de inteme verhoudingen
aan de school zo moeilijk waren, dat hij hier zijn handen aan vol had.

Aanvankelijk was hij een zeer gewaardeerd medewerker van het \'Archiv für Thierheilkunde\', later werd hem door de re-
dactie kwalijk genomen, dat hij zelden meer een publicatie leverde, terwijl hij toch de man was die het vermogen had veel
waardevolle bijdragen te leveren. Toen hij echter in 1851 hoofdredacteur werd, verschenen er in korte tijd tien publicaties!
Daarna droogde de bron weer op en werd Zangger hoofdredacteur.

Jl^.

Zijn meest vruchtbare periode ligt tussen de jaren 1835 en 1854. Het totaal van door hem geproduceerde pagina\'s ge-
drukte tekst bedraagt circa 7000 en dat nog wel zonder technische hulpmiddelen en een geroutineerde secretaresse.
Na deze periode werd Rychner wat bezadigder en ging hij het wat rustiger aan doen. Was hij altijd prominent aanwezig en
leverde hij een stroom van publicaties, nu zien we dat afnemen. Ook zijn onderwijs werd minder inspirerend. Hij is tot 1869
directeur geweest van de veeartsenijschool in Bern, in welke stad hij in 1878 stierf.

Rychner is een man geweest met grote verdiensten voor de diergeneeskunde. Terwijl het accent van de diergeneeskundige belangstelling in die tijd nog dui-
delijk op het paard lag en men de behandeling van het mnd eigenlijk beneden de waardigheid van een dierenarts vond, heeft hij de moed gehad om onder
grote tegenweri^ing een mnderkliniek van de grond te krijgen. Rychner had geen gemakkelijk karakter, was zeer eerzuchtig en nam het met de originaliteit van
zijn publicaties niet altijd even precies. Toch is het zijn verdienste geweest om het eerste standaardweri^ voor de geneeskunde van het rund het licht te doen
zien. Zijn ambulatoire runderkliniek kan nog steeds als voorbeeld gelden. Rychner heeft baanbrekend weri< verricht en daan/oor moet ook de huidige genera-
tie hem nog dankbaar zijn.

£P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

KLINISCH BEELD IN GRGOT-
BRITTANNIE

Het klinisch beeld in Groot-Brittannië
is uitgebreid onderzocht (Wilesmith
et
al.
1992 Vet Rec 130, 197-201). De
meest waargenomen verschijnselen
zijn angstig gedrag, overgevoeligheid
en ataxie (97% van de bevestigde die-
ren vertoonde minstens één van deze
drie verschijnselen).

KLINISCHE BEELD IN NEDER-
LAND

De Nederlandse koeien met BSE wa-
ren geboren eind 1991 en augustus
1992 uit Nederlandse moeders (moe-
der en moeders moeder), geïnsemi-
neerd met bekende Kl-stieren. Van
beide veehouders was het verhaal, dat
de dieren sedert acht weken langzaam
achteruit gingen. Ze werden angstig
voor routinehandelingen in de stal,
hadden een strakke blik en geen oren-
spel, liepen atactisch en vielen soms
neer. De koe in Kollum vertoonde ook
een slappe achterhand, hypermetrie en
moeilijk, frequent urineren.
In beide gevallen betrof het goede be-
drijven met contentieuze, integere vee-
houders. Alle aan- en afvoer waren goed
gemeld in het l&R-systeem. Het bedrijf
in Wilp was al tien jaar nagenoeg geslo-
ten: twee aanvoeren van zijn broer en
één van de buurman, alle afvoer was
voor de dood of voor de rood/witvlees-
houderij. Het bedrijf in Kollum was een
fokbedrijf met alleen aanvoer van
Nederiandse runderen (in tien jaar 20
dieren). Er werd veel fokmateriaal afge-
voerd (in tien jaar 101 dieren).
Differentiaal diagnostisch moet ge-
dacht worden aan:

- kopziekte,

- loodvergiftiging,

- listeria,

- nerveuze vorm van acetonaemie,

- CCN,

- hondsdolheiden

- abcessen of tumoren in de hersenen.

MELDPLICHT

BSE is een aangifteplichtige ziekte. Een
verdachte koe moet gemeld worden bij
de kring van de Rijksdienst voor de

-ocr page 290-

Keuring van Vee en Vlees (RVV) waar
de veehouder onder valt (de telefoon-
nummers zijn vermeld in het
Diergeneeskundig Jaarboek, bladzijde
85). Als U twijfels hebt, kunt U contact
opnemen met de Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD) voor overleg of een
bezoek. De RVV zal het dier bekijken
en indien BSE in de differentiaal diag-
nostiek voorkomt, wordt het dier onder
condities van de RVV afgevoerd en
wordt de kop door de RVV voor onder-
zoek aangeboden aan het ID-DLO.

ID-DLÜ ONDERZOEK
Op het ID-DLO worden het achterste
deel van de hersenen en de hersenstam
geprepareerd voor histologisch onder-
zoek. Bij het vinden van vacuolen op
de drie typische plaatsen, wordt het
materiaal verder getest met behulp van
twee polyvalente en een monovalent
serum op de aanwezigheid van het
prion. Het prepareren en het onderzoek
nemen ongeveer tien dagen in beslag.

CONSEQUENTIES
De consequenties van een bevestigde
uitslag zijn de volgende:
- Het bedrijf wordt besmet verklaard.
In opdracht van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) worden door de GD (in sa-
menwerking met het NRS) alle I&R-
gegevens (aanwezige dieren, aan- en
afvoer) en de stamboom en nakome-
lingen van het BSE dier in beeld ge-
bracht.

- Het hele bedrijf, inclusief de schapen
en geiten, wordt getaxeerd op ge-
bruikswaarde en samen met de katten
geruimd. Nog op andere bedrijven
aanwezige familieleden van het BSE-
rund worden opgespoord en geruimd.
Daamaast word gekeken (in verband
met de mogelijke besmettingsbron
voer) welke dieren in het jaar rondom
de geboortedatum van het mnd nu el-
ders verblijven. Ook deze dieren wor-
den opgespoord en gemimd. Van alle
geruimde dieren wordt hersenmateri-
aal verzameld voor onderzoek door
het ID-DLO. Er worden voor experi-
mentele doeleinden bloed- en urine-
monsters verzameld op de slacht-
plaats. Met behulp van bloed-
onderzoek wordt de afstamming van
alle dieren gecontroleerd.

- De noodslachtplaats is beide keren
tijdelijk gesloten. Alle aanwezige
materialen (karkassen, slachtafval-
len en bloed) worden afgevoerd. De
geruimde dieren en het slachthuis-
materiaal zijn bij de destructor in
Bergum verkleind en daama ver-
brand bij de AVR in Rijnmond.

OORZAKEN

Mogelijke oorzaken zijn:

- voedermiddelen die besmet dier-
meel bevatten of hiermee verontrei-
nigd zijn;

- verticale overdracht van moeder op
kalf;

- onbekend;

- spontaan ( wordt bij Creutzfeld Jacob
beschreven met een incidentie van I
op de 1.000.000/jaar)

BSE-STATUS NEDERLAND
Nederland heeft niet langer de status
BSE-vrij. In Duitsland en Denemarken
bleef deze status behouden omdat het
daar dieren van Britse herkomst betrof
Voor de Nederiandse bedrijven zal nu
gelden dat men een BSE-vrije status
per bedrijf verleent.

LITERATUUR

1. Wilesmith JW, Hoinville LJ, Ryan JBM,
and Sayers AR. Bovine Spongiform
Enceplialopathy: aspects of the clinical
picture and analyses of possible changes
1986-1990; Vet Rec 1992; 130: 197-201.

2. Schreuder BEC. Bovine spongieuze ence-
falopathie (BSE), een overzicht. Tijdschr
Diergeneeskd 1990 115 (11): 507-17.

3. Schreuder BEC. Scrapie en BSE, de situ-
atie in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd
1995; 120(1): 12-7.

4. Bekkum JG van. Prionzickten bij mens en
dier. Tijdschr Diergeneeskd 1996; 121 (6):
166.

5. Schreuder BEC. Animal spongiform en-
cephalopathies - an update part 1. Scrapie
and lesser known animal spongiform en-
cephalopathies. Vet Quart 1994; 16 (3):
174-81.

6. Schreuder BEC. Animal spongiform en-
cephalopathies - an update part II. Bovine
spongiform encephalopathy (BSE). Vet
Quart 1994; 16(3): 182-92.

7. Deleu S. Ciekke-koeieziekte; een gekke
koeic-ziekte. Tijdschr Diergeneeskunde
1996; 121 (9): 271-3. Verslag lezing groep
runddd 10-4-96.

INFORMATIEVOORZIENING BIJ UITBRAAK BESMETTELIJKE
OIERZIEKTE KAN BETER

De vakgroep Agrarische bedrijfseco-
nomie van de Landbouwuniversiteit
heeft van de Technologiestichting
STW een omvangrijke subsidie gekre-
gen voor onderzoek naar de manier
waarop met behulp van een \'decision
support systeem (DSS)\' de informatie-
voorziening tijdens een uitbraak van
besmettelijke dierziekten verbeterd
zou kunnen worden. Verbetering kan
leiden tot een snellere en beter onder-
bouwde besluitvorming van het bij een
uitbraak ingesteld crisisteam.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in sa-
menwerking met de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht en het ID-
DLO in Lelystad en staat onder leiding
van de Wageningse hoogleraar dr. ir.
A.A. Dijkhuizen. Er zal daarbij nauw
worden samengewerkt met de bij dit
soort uitbraken betrokken instanties
van overheid en bedrijfsleven. Gezien
ook de recente uitbraak van varkens-
pest gaat het hierbij om onderzoek van
nationaal belang, waarvoor eveneens
vanuit de Europese Unie grote belang-
stelling bestaat.

Uitgangspunt voor het onderzoek is
een in Nieuw-Zeeland ontwikkeld pro-
totype van het DSS voor mond- en
klauwzeer, genaamd EpiMAN. De be-
doeling is dit prototype aan te passen
aan de Nederiandse omstandigheden,
zodat het daadwerkelijk inzetbaar
wordt bij een eventuele uitbraak. Het
principe uit dit prototype zal voorts
worden uitgewerkt voor een andere
zeer besmettelijke dierziekte: varkens-
pest. Deze uitwerking voor varkens-
pest vonut het hoofdbestanddeel van
het onderzoek. De database van het
DSS-systeem moet aangepast worden
om gegevens die over de dierziekte-
situatie verzameld (gaan) worden in
Nederland beter te kunnen opslaan en
met behulp van expertsystemen toe-
gankelijk maken voor bijvoorbeeld de
opsporing van risico-bedrijven. Ook
zullen er simulatiemodellen over de
verspreiding van de ziekte en de eco-
nomische gevolgen van een uitbraak
aan toegevoegd worden.

Ingrijpende beslissingen

Bij een uitbraak van een zeer besmette-
lijke dierziekte moeten door de over-

-ocr page 291-

heid krachtens de Nederlandse Wet, die
voldoet aan de richtlijnen van de
Europese Unie, onmiddellijk maatrege-
len worden genomen om verspreiding
te beperken en de ziekte uit te roeien.
Daartoe wordt van overheidswege ten
tijde van een uitbraak een speciaal cri-
sisteam ingesteld, dat veelal onder grote
tijdsdruk en met onvolledige informatie
zeer belangrijke en ingrijpende beslis-
singen moet nemen. Deze beslissingen
hebben niet alleen grote gevolgen voor
de direct getroffen bedrijven, maar gaan
de hele sector aan (inclusief de betrok-
ken toeleverende en verwerkende in-
dustrie). Uitbraken kunnen leiden tot
exportbelemmeringen en dus tot ern-
stige prijsdalingen, zeker in een zo sterk
op de export gericht land als Nederland.
Het is daarom uitermate belangrijk dat
een crisisteam optimaal functioneert.
Het ziet zich bij een uitbraak gecon-
fronteerd met zeer veel en uitermate di-
verse gegevens: gegevens over de vee-
houderijbedrijven, ziektekundige in-
zichten, inschattingen over het verioop
van de uitbraak en de impact op de eco-
nomie. Deze informatie is thans in
Nederland niet eenvoudig op eendui-
dige, laat staan overzichtelijke wijze
beschikbaar voor het crisisteam. Het
ligt in de bedoeling om het te ontwikke-
len systeem tevens te gaan gebruiken
bij trainingen in tijden dat er geen
sprake is van een uitbraak. Het totale
onderzoek zal vier jaar in beslag nemen.

9M

VARKENSHOUDER EN VETERINAIR: EEN PAAR APART

\'Je moet eerst even toestemming vra-
gen aan de boer hoor\', zegt dierenarts
Jan Regouin van Dierenartsenpraktijk
Helmond met nadruk, als ik hem vraag
aanwezig te mogen zijn bij de uitvoe-
ring van het onderzoek. Varkens-
houder Jan Aarts uit Nijnsel blijkt mijn
bezoek geen enkel probleem te vinden.
Het is zaterdagmiddag en prachtig
zonnig weer als de dierenarts en ik ons
in de voorgeschreven overall en laar-
zen hijsen. Er moeten vier afdelingen
van 25-kilo biggen worden afgevoerd,
om ruimte te scheppen voor jonge big-
gen die al veel te lang de kraamstallen
bevolken. Die moeten op hun beurt
weer plaats maken voor zeugen die
moeten biggen.

Maandagmiddag zal de handelaar
voorrijden om het aantal van 200 big-
gen op te halen voor transport naar
Venhorst; de locatie waar sinds enkele
weken alle biggen worden gedood. Op
het programma van de dierenarts staan
18 temperatuurtjes en 18 bloedjes, zo-
als dat in zijn vakjargon heet.

Griepje

De beide \'Jannen\' kennen elkaar al
heel lang. Jan Regouin komt al sinds
jaar en dag op het bedrijf van Jan Aarts
en weet soms beter hoe de vlag er in de
stallen bijhangt dan de varkenshouder
zelf De dierenarts vindt de hele gang
van zaken rond de gezondheidsvoor-
schriften soms wat overdreven, vooral
waar het gaat om het verplichte tempe-
raturen van grote aantallen dieren.
Verhoging op zich is volgens hem
geen maatstaf om varkenspest aan te
tonen. \'Zodra een dier gevreten heeft
loopt de lichaamstemperatuur al op\',
vertelt Regouin. \'Een dier kan bijvoor-
beeld een griepje hebben of een andere
aandoening die niet met varkenspest
van doen heeft. Verhoging kan hoog-
stens aanleiding zijn om een zogeheten
\'virusisolatie-onderzoek\' uit te voe-
ren. Daarmee kan worden aangetoond
of een varken al dan niet lijdt aan het
pestvirus\', legt hij uit.

Op 4 februari 1997 breekt varkenspest uit in Nederland met als gevolg een
vervoersverbod. Overvolle stallen en welzijnsproblemen zijn daarvan de con-
sequentie, weet de Europese Commissie (EC). Daarom opent ze een overna-
meregeling waar varkenshouders met welzijnsproblemen gebruik van kun-
nen maken. Het is aan de dierenartsen om in het varkenspestgebied
overbevolking vast te stellen en per stal het aantal dieren aan te wijzen voor
opkoop. Vervolgens schrijft de dierenarts de verklaring uit die de vrijbrief
vormt voor afvoer. Behalve zo\'n afvoerverklaring vereist de EC een bloedon-
derzoek van 5% van de dieren die op transport gaan. Ook een temperatuurs-
onderzoek hoort tot de Brusselse voorschriften.

Buikje

Het onderzoek begint met de voorge-
schreven gang over het bedrijf Regouin
snelt door de zeugenstallen, de kraam-
stallen, de onderkomens van de gelten
en tot slot door de biggenafdelingen. De
voerbakken blijken keurig leeggegeten.
\'Dat is voor ons dierenartsen eigenlijk
al voldoende signaal dat we met een ge-
zond bedrijf te maken hebben; een ziek
varken vreet niet. Deze dieren hebben
allemaal een opgezet buikje.\'

Door Veroniek Clerx

Trommelvliezen

EU-voorschriften zijn erom na te leven
en ze vormen nu eenmaal de enige weg
naar de opkoopregeling. De noodzake-
lijke formulieren worden dus tevoor-
schijn gehaald, de bloedbuisjes-met-
oranje-kop klaargezet en de \'hoofd-
telefoon\' geïnstalleerd. Dat laatste is
absoluut noodzakelijk, want het gekrijs
van tientallen verontwaardigde biggen,
dat verdragen de trommelvliezen van
de dokter niet.

De thermometer meet achtereenvol-
gens 38.9°C, 39.2, 39.5, 39.2, enzo-
voort. Regouin kijkt niet op van die re-
gelmaat; de temperatuur van gezonde
biggen scoort tussen 39 en 40 graden
Celcius. Het vak van dierenarts blijkt
fysiek nogal zwaar. Om een trappende
big van 30 kilo in bedwang te houden,
daar is spierkracht voor nodig. Wat te
denken van een stal overvol zware
vleesvarkens, waar de arts ook met re-
gelmaat zijn werkzaamheden moet uit-
voeren.

Tijd voor het 5% bloedmonster: per
afdeling ondergaan vijf dieren een
bloedtap. Boer Aarts neemt de dieren
met een lus bij de neus; de enige manier
om ze in bedwang te houden. Ver-
volgens steekt de dierenarts de naald in
het \'uittredend bloedvat\'; de verbin-
ding tussen kop en poten. Zodra
Regouin de big heeft getapt vermeldt
hij het betreffende volgnummer op het
monsterbegeleidingsformulier. Het dier
krijgt een groene wascostip op de kop.
Dat gaat zo 18 keer opnieuw. Het is
voor de boer een hele toer om steeds op-
nieuw een big te lasso-en.

-ocr page 292-

Stress

Het klinische onderzoek geefit de no-
dige stress in de stal. Die kan hoog op-
lopen, zo hoog zelfs dat het een big het
leven kost; bij het verlaten van de stal
blijkt een dier dat zojuist kerngezond
door de stal had gesprongen, gestorven
te zijn aan een hartverbloeding. \'Zon-
de\', constateert Regouin nuchter. \'Zo\'n
beestje is minstens 100 gulden waard.
Ik was de enige in onze praktijk, die dit
nog niet is overkomen.\' Regouin vreest
dat het varkentje in zijn opwinding \'te-
gen de naald is aangesprongen\', met als
gevolg dat het hartzakje is volgebloed,
\'Dat kan het hart niet aan.\'
De verplichtingen zijn afgewerkt.
Boer en veehouder lopen terug naar
het kantoortje, waar de handen worden
gewassen en volgens de voorschriften
van de Integrale Ketenbeheersing
(1KB) de bezoekerslijst wordt inge-
vuld. IKB-varkenshouders als Aarts
registreren iedereen die de stallen
heeft betreden. Mocht er ziekte in de
stal uitbreken, dan kan die lijst worden
gebruikt als traceringsgrond.
Na het uittrekken van de voorgeschre-
ven kledij en het ontsmetten van de
laarzen is het tijd voor het opstellen
van de afvoerverklaring. Als die sa-
men met de temperatuurlijst en het
monsterbegeleidingsformulier op de
fax richting CCV in Son ligt, dan is het
werk wat dierenarts Regouin betreft
gedaan. Mevrouw Aarts schenkt een
kopje koffie in en er wordt nog wat na-
gepraat, voordat de Helmondse veteri-
nair op weg gaat naar het volgende be-
drijf van vandaag. De beide Jannen
nemen hartelijk afscheid. Ze spreken
elkaar wel weer.

Is de Nederlandse varkenshouderij
momenteel volledig in de ban van de
varkenspest, in Taiwan waart mond-
en klauwzeer rond. Duizenden var-
kens zijn het slachtoffer. In een po-
ging de uitbraak in te dammen heeft
het Taiwanese leger 50.000 dieren af-
gemaakt. Verder zijn twee miljoen
doses vaccin geïmporteerd.

Alhoewel mond- en klauwzeer onge-
vaarlijk is voor de mens, kan de mens
wel degelijk drager zijn. Daarom is de
grootste dierentuin van Taiwan geslo-
ten, alsmede vijf nationale parken.

Ondanks de verzekering dat verhit var-
kensvlees de mens niet kan besmetten,
zijn de prijzen van varkensvlees met
80% gekelderd. De situatie is zo drama-
tisch dat de president van Taiwan zijn
partijleden gevraagd heeft om bij offi-
ciële banketten varkensvlees te serve-
ren; een wanhopige poging om het ver-
trouwen van de consument te herstellen.
Een analyse voorspelt dat het een jaar
zal duren voordat de ziekte bestreden
is en misschien wel tien jaar voordat de
sector zich heeft hersteld.

Uit: Time. april 1997.

TAIWAN GETROFFEN DOOR
MOND- EN KLAUWZEER

MOTOR-
TOURTOCHT

De Veterinaire Motorclub orga-
niseert op 5 mei de
Veterinaire
Motortourtocht 1997.
Vertrek:
Utrecht, \'t Neude om 10.00 uur.

Voor meer informatie: Maarten
van Dijk, telefoon: 030 -2721941.

GEMEDICINEERDE VOEDERS MET OF ZONDER A-, D- EN
K-ADDITIEVEN

NIEUW OVERZICHT

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 15 september 1996 was als een soort
van \'service-verlening\' een overzicht
van alle definitief toegelaten dierge-
neesmiddelen voor verwerking in ge-
medicineerd voeder opgenomen. In het
overzicht was aangegeven of deze mid-
delen wel of niet vermengd mogen wor-
den met A, D en K\'s of bepaalde (an-
dere) stoffen. Tevens was weergegeven
of de middelen wel of niet geperst mo-
gen worden. Voor beide toepassingen is
namelijk de registratiebeschikking be-
palend.

Genoemd overzicht was gebaseerd op
de gegevens zoals die op 7 augustus
1996 bekend waren. Het werken met
een peildatum houdt in dat de actuele
stand van zaken hiervan kan afwijken.
Hiema is een nieuw overzicht opgeno-
men met peildatum 1 april 1997.

Bundel

Het overzicht komt uit de bundel \'Dier-
voederwetgeving in Nederland deel 2:
gemedicineerd voeder\'. Dit is een hand-
zame en regelmatig bijgewerkte infor-
matiebron. De bundel wordt uitgegeven
door het Produktschap voor Veevoeder
(WR). Een abonnement kost ƒ 65,-- en
is te bestellen op telefoonnummer 070-
3708341.

Toelichting bij het overzicht

Op verzoek van het VVR wordt door
het Bureau Registratie Diergenees-
middelen (BRD) periodiek een over-
zicht aangereikt van alle registratiebe-
schikkingen van diergeneesmiddelen
bestemd voor verwerking in gemedici-
neerd voeder.

Het BRD verstrekt periodiek de ge-up-
date teksten van registratiebeschikkin-
gen aan het VVR voor berichtgeving
aan betrokkenen. Dit betreft de tekst
van de beschikkingen per een bepaalde
peildatum. De berichtgeving geschiedt
onder andere via de bundel \'Dier-
voederwetgeving deel 2\'.

-ocr page 293-

SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN ALLE DEFINITIEF TOEGELATEN DIERGENEESMIDDELEN VOOR VERWERKING IN GEMEDICINEERD VOERDER VOOR
WAT BETREFT:
-wel/niet persen

-wel/niet toegestaan met A.D.K-tvm (in verband met interacties)

PRODtCT

NUMMER

FIRMA

WEL PERSEN?

■MET A,D,K?

INTAGEN-PREMIX

1232

Roche Nederiand

JA

NEEN\'

FEEDMIX TRIM/SUL 80/420

1808

Aesculaap Groep

NEEN

NEEN\'

FEEDMIXOXY 10%

2004

Dopharma Research

JA

JA

AMPROL MIX 25% PROD.NR. 9585

2051

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

FEEDMIX V4

2158

Dopharma Research

JA

JA

VU ALIN PLUS-33V1I

2295

A.U.V.

NEEN

NEEN-1

TYLAN 20 PREMIX 2%

2489

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

FEEDMIX DOXY-B

2588

Dopharma Research

NEEN

JA

AMPROL PLUS PROD.NR. 9552

2606

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

BIOSOL 70%

2646

Upjohn Nederland

JA

JA

AMPROL Hl-E PROD.NR.9591 X

2773

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

AMPROL PLUS CONCENTRATE 75%

2809

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

AMPROL MIX SUPER PROD.NR.9587

2813

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

LINCOMIX 44 PREMIX

3008

Upjohn Nederland

JA

NEEN-\'

TYLAN 100 PREMIX 10%

3917

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

FEEDMIX ARSEN

4022

Dopharma Research

NEEN

JA

Z45 PREMIX

4262

Laboratoire Veprol SARL

NEEN

NEEN\'

OXOMID50 PREMIX

5004

Virbac Nederiand

NEEN

NEEN\'\'

OXOMID 5 PREMIX

5016

Virbac Nederland

NEEN

NEEN\'«

FEEDMIX V2

5066

Dopharma Research

NEEN

NEEN\'

FEEDMIX VI1

5068

Dopharma Research

NEEN

NEENJ

FEEDMIX VI

5070

Dopharma Research

JA

NEEN-\'

FLUBENOL 7,5%

5261

Janssen-Cilag BV

JA

NEEN\'\'

FLUTELMIUM 7,5%

6010

Janssen-Cilag BV

JA

NEEN\'\'

OTC-400

7254

Franklin Pharmaceuticals

JA/NEEN\'

JA

OXY-400 V4

7277

A.U.V.

JA

JA

IVOMEC PREMIX

7320

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN\'

VUALlN-llOVI

7516

A.U.V.

JA

NEEN\'

VUALIN-44 V2

7517

A.U.V.

JA

NEEN\'

L1NCO-SPECTIN22 V12

7518

A.U.V.

NEEN

NEENJ

APRALANG 100 PREMIX

7568

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

TRIMETHOSULF PREMIX

7589

A.U.V,

JA

JA

LINCO-SPECTIN PREMIX

7766

Pharmacia & Upjohn

NEEN

NEEN-»

NEMAFAX 14

7910

Rhone Merieux

NEEN\'

NEEN\'

LINCO SPECTIN PREMIX

7955

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

LINCOMIX 44 PREMIX

7956

Upjohn Nederland

JA

NEEN\'

LINCOMIX 110

7957

Upjohn Nederland

JA

NEEN\'

LINCO-SPECTIN PREMIX

8007

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

TIAMUTIN 10% PREMIX

8015

A.U.V.

JA

NEEN\'»

TIAMUTIN 2% PREMIX

8016

A.U.V.

JA

NEEN»

LINCO-SPECTIN PREMIX

8037

Pharmacia & Upjohn

NEEN

NEEN\'

IVOMEC PREMIX

8190

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN\'\'

BAYTRIL I.E.R. 2,5%

8481

Bayer

NEEN

JA

FEEDMIX SULFATRIM

8541

Dopharma Re.search

JA

NEEN\'

SURAMOX 5% PREMIX

8543

Virbac Nederland

JA

NEEN\'

NEOSOL 70%

8609

Upjohn Nederland

JA

JA

FEEDMIX TS

8674

Dopharma Research

JA

NEEN«

IVOMEC PREMIX

8731

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN\'\'

1) Niet met A en K

2) Niet met A,D en K; tevens niet met Bentoniet, Ligninesulfaat, Cholinechloride

3) Niet tezamen met Spiramycine en Tylosine

4) Niet met A,D en K

5) Max. pelleteer-temperatuur 50°C

6) Mag tevens niet verwerkt worden in voeders waaraan Cu (koper) is toegevoegd

7) Niet met A en K, met uitzondering van Efrotomycine. Tylosine en Carbadox 1 april 1997

8) Niet tezamen met Monensin en Salinomycine Diervoederwetgeving in Nederland, deel 11;

9) Niet tezamen met Salinomycine gemedicineerd voeder.

-ocr page 294-

DAG VAN HET AANGESPANNEN PAARD

Op het hoofdterrein worden 19 offi-
ciële
concoursruhntktn verreden,
waarbij de vijf verschillende rassen
door hun elegante manier van lopen
voor een mooie show zorgen. Friezen,
Hackney\'s, Tuigpaarden, Welshpony\'s
en Shetlanders strijden onder toeziend
oog van de deskundige jury om de eer-
ste prijs.

Dit programma wordt afgewisseld met
vele ludieke demonstraties en specta-
culaire shows, met onder andere bier-
wagens, antieke landbouwwerktuigen,
een hengstenshow en snelheidsraces.
En heeft u wel eens een paard en wa-
gen zien springen?

De marathon bestaat uit dressuur, een
vaardigheidsproef (ook wel \'kegeltjes
rijden\' genoemd) en een wegtraject.
Aan het einde hiervan volgen vijf ori-
gineel aangeklede hindemissen, die in
een zo snel mogelijke tijd gereden
moeten worden. Ook een waterbak
hoort hierbij, wat altijd voor vermake-
lijke taferelen zorgt omdat sommige
paarden \'watervrees\' hebben. De hin-
demissen liggen allemaal rond het
hoofdterrein, zodat iedereen van dit
spectaculairste onderdeel van de men-
sport kan genieten. Aan het eind van
de dag strijden de tien snelste rijders
van de marathon in de \'Grande Finale\'
om de eerste prijs, in een speciale hin-
dernis in de hoofdring.
Tijdens de
koetsentocht herleven de
tijden van weleer. Een stoet van onge-
veer twintig authentieke rijtuigen ver-
trekt vanaf het faculteitsterrein en
maakt een rondrit door de bosrijke om-
geving van de Uithof De deelnemers
lunchen rond het middaguur op het
Broederplein bij Slot Zeist. De koetsen
zijn dus voor deze gelegenheid in een
zeer toepasselijke entourage te bewon-
deren. Bij terugkomst volgt een pre-
sentatie met prijsuitreiking op het
hoofdterrein, waarbij uitleg gegeven
wordt over de verschillende rijtuigen.
Uiteraard nemen hier alleen authen-
tieke rijtuigen aan deel, dus zonder
luchtbanden.

Op zaterdag 3 mei 1997 staan de terreinen van de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht vanaf 8.30 uur weer open voor liefhebbers van
het aangespannen rijden. Hier vindt voor de achtste maal de \'Dag van het
Aangespannen Paard\' plaats. Dit zeer veelzijdige paardensportevenement
heeft in de afgelopen jaren nationale bekendheid gekregen en kent in
Nederland zijn gelijke niet. Juist omdat op deze dag alle takken van het aan-
gespannen rijden verzameld zijn en zeer veel verschillende rassen getoond
worden, is dit evenement een \'must\' voor paardenliefhebbers.

Vanzelfsprekend ontbreekt bij dit eve-
nement het
strodorp niet, met stands
van diverse bedrijven. U vindt er onder
andere ruitersportzaken, trailers, tuig-
en rijtuigmakers, verschillende stam-
boeken en oude ambachten. In een
aparte demonstratiering presenteren de
stamboeken de verschillende rassen en
worden diverse kleinere shows gege-
ven. De dag wordt afgesloten met het
Interpolis Ras.sendefilé, waarbij de
verkiezing van de \'Aanspanning\' en
het \'Ras van de Dag\' plaatsvindt.

De \'Dag van het Aangespannen Paard\'
duurt tot ongeveer 17.30 uur en is gratis
te bezoeken. Voor meer informatie:
Stichting \'Dag van het Aangespannen
Paard\'. Po.stbus 85314. 3508 AH
Utrecht, telefoon: 030 - 2539423, fax:
030-2535562.

GEZONDE DIEREN, GEZONDE MENSEN

STICHTING DIERGENEESKUNDE IN GNTWIKKELINGSSAMENWERKING BESTAAT TIEN JAAR

Diergeneeskunde in ontwikkelings-
landen

Dieren in ontwikkelingslanden beter
maken terwijl mensen sterven van de
honger; is dat nou geen overbodige
luxe? Nee, zeker niet gezien de rol die
het dier heeft in deze landen. Dit vindt
de Stichting Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamenwerking (DIO)
en zij zet zich hier dan ook flink voor
in. Dieren zijn namelijk van levensbe-
lang voor de mensen daar; melk, boter,
vlees, eieren, etcetera. Voor al deze
voedingsmiddelen zijn mensen afhan-
kelijk van gezonde dieren. Om nog
maar niet te spreken van het gebruik
als werkdier en allerlei sociale facto-
ren (bijvoorbeeld een koe als status-
symbool). Dat een dierenarts daar een
andere rol speelt dan een dierenarts in
Nederland, zal duidelijk zijn.
Binnen de opleiding tot dierenarts be-
staat de mogelijkheid tot het volgen
van een tropencursus, die enige inzicht
geeft in de ontwikkelingsproblema-
tiek. Omdat dit vrij beperkt is, werd
tien jaar geleden de Stichting Dier-
geneeskunde in Ontwikkelingssamen-
werking opgericht door dierenartsen
en diergeneeskunde-studenten. DIO
draait volledig op de inzet van vrijwil-
ligers, tientjesleden, donateurs, spon-
soren, etcetera. De Stichting DIO heeft
als doelstelling geformuleerd: \'Het
bieden van steun en advies op het ge-
bied van diergezondheid en de vee-
houderij aan minder bedeelde bevol-
kingsgroepen, ongeacht herkomst en
politieke overtuiging\'.

Het tienjarige bestaan van de Stichting Diergeneeskunde in Ontwikkelings-
samenwerking (DIO) wordt op donderdag 15 mei 1997 vanaf 17.00 uur in het
DIO-kantoor met een borrel gevierd. Alle geïnteresseerden zijn hierbij wel-
kom. De stichting wil vooral oud-bestuursleden en oud-vrijwilligers oproepen
om langs te komen. Omdat de meeste vrijwilligers studenten zijn (geweest),
bleven ze niet lang en het huidige bestuur weet dus niet wie ze allemaal aan
moet schrijven.

Het DIO-Rural Dairy Project

Op dit moment heeft de Stichting DIO
drie projecten lopen, twee in India en
één in Indonesië. Als concreet voor-
beeld volgt het succesvolle \'DIO rural
dairy project\' in Nilgiris, India. Een
aantal gezinnen heeft van DIO (met
grote financiële steun van de
Rabobank) een koe ontvangen en krij-
gen daarbij de nodige begeleiding en

-ocr page 295-

veterinaire ondersteuning. De melt:
i<omt ten goede aan een grote groep
schoolkinderen. De kalQes die gebo-
ren worden, zijn voor andere gezinnen
en zo hoopt de stichting minimaal 30
gezinnen van twee gezonde koeien te
voorzien. Dierenarts Henk Lommers
heeft met zijn tv-programma \'Alle die-
ren tellen mee\' dit project bezocht en
was zeer enthousiast.

Wat doet DIO nog meer?

Dit is een van de vele manieren om een
project op te zetten en zo mensen te
helpen. Diverse aanvragen komen
vanuit het buitenland naar DIO en na
een grondige selectie, voorbereiding
en het rond krijgen van de financie-
ring, kan het project van start. Er wordt
geprobeerd zoveel mogelijk vanuit de
lokale bevolking te werken, omdat zij
natuurlijk het beste op de hoogte zijn
van de problemen. Daarnaast kennen
zij de cultuur en omgeving als geen an-
der. DIO springt in met haar veteri-
naire kennis, waarbij vooral hygiëne
en het voorkomen van ziekten belang-
rijke aandachtspunten zijn.
Op dit moment is DIO druk bezig met
het opzetten van een paraveterinairen-
training in Kenya. Het is de bedoeling
dat een gespecialiseerde organisatie in
Kenya een aantal inwoners van het
dorp Machakos gaat opleiden in de
praktische beginselen van de dierge-
neeskunde. Dit is een al eerder ge-
bruikt en bewezen concept waar ook in
dit gebied veel vraag naar is. Het blijft
altijd moeilijk de financiering rond te
krijgen, maar DIO vertrouwt erop dat
het ook dit keer gaat lukken.
Daamaast heeft de Stichting DIO een ad-
viesgroep die vragen over dieren beant-
woordt van mensen uit ontwikkelings-
landen. DIO krijgt hierbij veel steun van
deskundigen van de Faculteit der Dier-
geneeskunde en werkt samen met de
Stichting Agromisa uit Wageningen, die
vooral landbouwkundig advies geeft. In
acht andere Europese landen bestaan
soortgelijke organisaties als DIO - bij-
voorbeeld Veterinaires Sans Frontieres
(F), Dierenartsen zonder Grenzen (B) en
Vetermon (S) - waarmee zoveel moge-
lijk wordt samengewerkt. Velen van hen
zijn veel groter dan DIO, wat bewijst dat
er zeker behoefte is aan veterinaire ont-
wikkelingshulp.

Naamsbekendheid en donateurs

Zoals vele andere stichtingen blijft het
bestaan van DIO aftiankelijk van de
donaties en steun van anderen. Om
hierop te kunnen blijven vertrouwen
werkt onze PR-groep hard aan naams-
bekendheid en aan het werven van do-
nateurs. Ook de fondsenwerving is een
belangrijke taak. Daamaast organiseert
DIO symposia en informatie-avonden
die betrekking hebben op de dierge-
zondheid in ontwikkelingslanden.
Donateurs worden uitgenodigd voor
alle activiteiten en ontvangen vier keer
per jaar de \'DIO-dialoog\', waarin ver-
teld wordt hoe de projecten lopen en
wat er allemaal nog meer in en om DIO
gebeurt. Tevens ontvangen zij het
DIO-jaarverslag waarin het hele beleid
verantwoord wordt. Voor studenten en
andere mensen die wat krap bij kas zit-
ten, bestaat de mogelijkheid om tien-
tjeslid te worden. Tientjesleden ont-
vangen dan vier keer per jaar de
DIO-dialoog en blijven zo op de
hoogte van alle activiteiten van DIO.
De Stichting DIO is ook altijd op zoek
naar enthousiaste mensen als verster-
king op ons kantoor in Utrecht. De
voorkeur gaat uit naar een dierenarts
met tropenervaring die in zijn/haar
vrije tijd wil helpen en adviseren.

Voor meer informatie:
Stichting Diergeneeskunde in Ontwik-
kelingssamenwerking, Antwoordnum-
mer 9897, 3500 ZJ Utrecht. Telefoon:
030 -2532032, fax: 030 - 2532050, e-
mail: dio.vsf@pobox.ruu.nl. Bezoek-
adres: Yalelaan 17. 3584 CL Utrecht.

U kunt u donatie overmaken op giro-
nummer 6910, onder vermelding van
tientjeslid (f 10,—) of donateur (mini-
maal f 35,-).

DENTAL AWARD VGGR ONDERZOEK NAAR
TANDFRACTUREN BIJ HONDEN

Dr. Le Brech voerde een epidemiolo-
gisch onderzoek uit bij 142 politiehon-
den. Bij één op de vier honden was ten-
minste één hoektand gebroken.
Analyse van de resultaten, gekoppeld
aan klinische observatie, leverde kennis
op over de verschillende typen breuken,
de omstandigheden waaronder zij wor-
den veroorzaakt en de factoren die het
optreden van fracturen bevorderen.
Fracturen werden hoofdzakelijk ver-
oorzaakt tijdens gevechtsoefeningen en
een enkele keer in de kennel. Twee of
meer fracturen resulteerden in een sig-
nificante afname van het vechtvermo-
gen van de hond.

Tijdens gevechtsoefeningen werd de
maximale trekkracht van zes politie-
honden gemeten. Daarvoor werd ge-
bmik gemaakt van een nieuwe meet-
methode. De maximale trekkracht van
een hond met vier gezonde hoektanden
varieerde van 1000 tot 1120 newton.
De spankracht van hondentanden werd
ook in vitro gemeten. Bij normale
hoektanden trad een breuk op bij een
trekkracht van 1500 tot 1530 newton.
Met protheses herstelde tanden konden
slechts 200 tot 430 newton weerstaan.

De European Dental Award, bestaande
uit een cheque van $ 1.000,-- en een
kristallen prisma, wordt jaariijks toege-
kend voor de meest opvallende bij-
drage aan onderzoek naar behandeling
van tand-, mond- en kaakproblemen bij
honden en katten. De Award wordt ge-
sponsord door Pharmacia & Upjohn.
Het is de vierde keer dat de Dental
Award wordt uitgereikt. Vorig jaar
werd hij gewonnen door de Duitse die-
renarts dr. Frierick Roes, voor zijn werk
over de diagnose en behandeling van
tandhalslaesies bij katten. In 1995 won
de Finse dierenarts dr. Eva Sarkiala-
Kessel de prijs voor haar onderzoek,
waarin ze één van de belangrijkste oor-
zaken van parodontologische aandoe-
ningen bij honden aantoonde. De eerste
keer dat de prijs werd uitgereikt, werd
hij toegekend aan dr. Thomas Eriksen
uit Denemarken voor zijn publicatie
over marginale parodontitis bij honden.

De European Dental Award is dit jaar toegekend aan de Franse dierenarts
Christophe Le Brech, voor zijn onderzoek naar fracturen van de hoektanden
bij politiehonden. De prijs werd uitgereikt op de World Veterinary Dental
Society Conference, die op 2 april 1997 in Birmingham plaatsvond.

-ocr page 296-

COMMUNICEREN

\'Noch in de opleiding van de hoer,
noch in die van de dierenarts krijgt
het ontwikkelen van communicatieve
vaardigheden enige aandacht.\' Die
opmerking kwam van een veehouder
in een vergadering van de vakgroep
melkveehouderij van een regionale
land- en tuinbouworganisatie. In die
vergadering spraken we onder meer
over de Netwerkanalyse Diergezond-
heidszorg die Diergezondheid in
Beweging heeft laten maken. In die
analyse blijkt dat veehouders de die-
renarts zeer belangrijk vinden als
adviseur voor diergezondheidsvra-
gen. De dierenarts wordt gezien als
de autoriteit op dat gebied.

In dat gesprek kwam een aantal erva-
ringen en inzichten van veehouders
hoven tafel die ik de lezers van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde niet
wil onthouden. Een veehouder ver-
telde dat hij met zijn eigen dierenarts
had gesproken over het bestrijden van
de leptospirose-besmetting op zijn be-
drijf Die dierenarts had hem gezegd
dat hij daaraan maar niet moest be-
ginnen. Korte tijd daarna bezocht die
veehouder één van de voorlichtings-
bijeenkomsten voor rundveehouders
van de Gezondheidsdienst. Daar werd
het bestrijden van leptospirose sterk
aanbevolen.

RECTIFICATIE

In het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1 april 1997 zijn
op bladzijde 203 bij het bericht
over de \'Helpdesk Gezondheids-
en welzijnswet voor dieren\' een
verkeerd telefoon- en faxnummer
vermeld.

De goede nummers moeten zijn:

telefoon: 0342-414881
fax:0342-492813

Bij het volgende bezoek van zijn die-
renarts stelde de veehouder het onder-
werp opnieuw aan de orde. Plotseling
bleek de dierenarts volledig het stand-
punt van de Gezondheidsdienst te on-
derschrijven. Zijn autoriteit liep daar-
mee een deuk op! Doorgaans zal een
boer de adviezen die hij van zijn die-
renarts krijgt namelijk opvolgen.
Soms hebben boeren grote tM\'ijfels
over die adviezen, maar omdat er
over en weer niet goed wordt gecom-
municeerd, worden die twijfels niet
uitgesproken. Boeren krijgen daar-
door de behoefte om ook eens de me-
ning van een andere practicus te ho-
ren.

In de praktijk blijkt dat moeilijk! Eén
veehouder in die bijeenkomst dacht
dat hij niet vrij was een dierenarts te
kiezen. Anderen zeiden dat je wel vrij
was om het advies van een andere
practicus in te roepen, maar dat de
consequentie daarvan wel was dat je
zo \'n actie nog jarenlang zou moeten
bezuren.

Ik realiseer me dat deze opmerkingen
uit een bepaalde regio van het land
komen, dat ze ongenuanceerd zijn en
dat in zo \'n sfeer goede ervaringen
met dierenartsen, die er zeker ook
zullen zijn, niet geuit worden. Toch
geeft het te denken. Waren de dieren-
artsen voor deze cliënten nog wel de
autoriteit of waren ze slechts autori-
tair?

In bedoelde gevallen ging het niet om
de curatieve praktijk, maar om een
vorm van bedrijfsbegeleiding. Bij die
twee kanten van ons beroep horen
ook verschillende rollen.

AFSCHEID DIRECTEUR
RW-KRING NIJMEGEN

Per 1 april 1997 is dr. A.Th.M.
Verdijk, directeur van RVV-kring
Nijmegen, vervroegd uit dienst getre-
den. Toon Verdijk (61) heeft sinds 1
juni 1984 gewerkt als kringdirecteur
van de RVV. Daarvoor was hij vanaf
1975 directeur van de Vleeskeurings-
dienst Land van Cuijk.

Toon Verdijk wordt opgevolgd door
drs. J.P.J. Peelen (52). Jan Peelen is
momenteel werkzaam als manager van
het project accreditatie erkenningsver-
lening van de RVV.

Bij de behandeling van een ziek dier
verwacht ook een kritische boer dat
de dierenarts resoluut handelt, maar
bij bedrijfsbegeleiding wil hij een
meedenker. Iemand die in staat is de
verschillende mogelijkheden om zijn
probleem op te lossen aan te dragen
met de voor- en nadelen en de kosten
van die alternatieven. De veehouder
kiest zelf de oplossing die het best
past bijzijn bedrijf
Heeft iedere grote huisdierenpracti-
cus al de kennis en vaardigheid om
op die manier meedenker te zijn? Er
zijn PAO-cursussen speciaal gericht
op zulke bedrijfsbegeleiding!

Waarom doen sommige dierenartsen
zo spastisch over het inroepen van
een \'second opinion \'? Als je met de
veehouder meedenkt, er zelf met hem
niet uitkomt maar wel de goede des-
kundige weet voor te stellen die beide
partijen samen helpt zijn probleem
op te lossen, dan verlies je geenszins
je autoriteit bij die boer, maar ver-
sterkt die juist. Waarom zou een er-
varen buurtcollega dat niet kunnen
doen?

Voor die dialoog en het opbouwen of
versterken van de nodige vertrou-
wensrelatie met de klant, moet de
dierenarts zijn contactuele vaardig-
heden verder ontwikkelen. Omdat
ook niet alle veehouders daarin uit-
blinken, is het nog eens extra belang-
rijk dat de dierenarts zich daarin be-
k-waamt.

F.H. Pluimers

EIJKMAN STICHTING

Op 19 maart 1997 is professor Corry
B. Struijk officieel benoemd tot voor-
zitter van de Eijkman Stichting.

Professor D.A.A. Mossel kreeg op de-
zelfde dag een eredoctoraat uitgereikt
voor zijn 12\'/2-jarig functioneren als
Eijkman professor-emeritus. De lau-
datio vermeldde: Pioneer in Food
Microbiology and Veterinary Public
Health.

-ocr page 297-

Deze werkgroep van de FVE verga-
derde op 13 november 1996 in Ciney
(België).

In deze plaats, bekend om haar fa-
meuze abdijbier, werd in de ochtend
een bezoek gebracht aan een fokker
van Belgische Blauwe runderen en aan
het aldaar gevestigde zoötechnische
instituut, annex Kl-station voor deze
runderen.

Bij deze koeien vindt op het bezochte
veehouderijbedrijf iedere geboorte van
een kalf door middel van de keizer-
snede plaats. Bij de fokkerij van deze
dikbilrunderen in België is dit de ge-
woonte. Het bedrijf telt ongeveer 100
koeien. Gemiddeld wordt per koe vier
maal een keizersnede verricht. Er was
één dier aanwezig dat al zes keer was
geopereerd. Problemen voor koe of
kalf werden volgens de veehouder en
de aanwezige practicus en zoötechni-
cus zelden gezien.

Zowel tijdens het bezoek aan het be-
drijf als tijdens de vergadering later in
het instituut, werd deze vorm van fok-
kerij hartstochtelijk verdedigd door
een aantal Belgische collegae. De le-
den van de werkgroep, behalve de
leren, Fransen en Belgen, hadden kri-
tiek op deze wijze van fokkerij. Door
de Zweedse delegatie werd een resolu-
tie voorgesteld waarin de werkgroep
zich officieel zou uitspreken tegen de
fokkerij van dikbillen, waarbij koeien
niet anders dan met een sectio ceasaria
verlost kunnen worden. De gemoede-
ren raakten toen zodanig verhit dat de
voorzitter het verstandiger achtte de
behandeling van dit onderwerp te ver-
dagen tot de volgende vergadering.

Standing Comité of the Council of
Europe for the Protection of Animals

Namens de FVE worden de vergaderin-
gen van deze commissie door de werk-
groepvoorzitter R. Green bezocht.
Overeenstemming is bereikt over de
concept-aanbevelingen voor het houden
van struisvogels en de herziening van de
documenten over de pelsdierenhouderij
en de eenden- en ganzenhouderij.
Bij de pelsdieren had men niet over
alle punten overeenstemming bereikt.
De discussie over de afmetingen van
de kooien en de wijze van doden van
de dieren is nog niet afgerond. Volgens
een onderzoek van de universiteit van
Bristol leidt het gebruik van CO2 bij
nertsen, maar ook bij eenden, beiden
diersoorten die langdurig onder water
kunnen blijven, tot een onacceptabel
langzame bedwelming. De EU-verte-
genwoordiger wilde over dit punt niet
meer discussiëren omdat deze wijze
van bedwelming reeds in richtlijnen
zou zijn geaccepteerd.
Bij de aanbevelingen voor eenden en
ganzen heeft men voor de productie
van foie gras een compromis bereikt
door deze methode in een appendix op
te nemen, waarin gesteld wordt dat dit
alléén nog wordt getolereerd in die lan-
den of streken waar dit al eeuwenlang
wordt gedaan. Aan de behandeling en
de huisvesting worden eisen gesteld. In
Frankrijk wordt overgegaan van indivi-
duele houderij in kooien tijdens de laat-
ste twee weken van het leven van deze
dieren, waarin de gedwongen voede-
ring plaatsvindt, naar groepshuisves-
ting. Het houden in kooien zal op ter-
mijn worden verboden.
Volgens een EU-richtlijn mogen onge-
wenste eendenkuikens 72 uur zonder
voedsel of drinkwater gehouden wor-
den alvorens ze te doden. Onderzoek
heeft uitgewezen dat deze diertjes de
inhoud van de dooierzak binnen 48 uur
verteren. De periode moet dus worden
teruggebracht naar maximaal 48 uur.

WORKING PARTY ON ANIMAL WELFARE VAN DE FVE

Transport van dieren

De EU-richtlijn is nog steeds niet door
alle lidstaten in hun nationale wetge-
ving opgenomen. De President van de
FVE zal in een schrijven aan DG6 om
actie vragen zodat de implementatie
overal plaatsvindt en de richtlijn wordt
nageleefd.

Door de Duitse afgevaardigde werd een
videofilm vertoond van een runderen-
transport naar Libanon. Na 48 uur in
een veewagen werden de dieren vijf da-
gen per obsoleet schip vervoerd, waar-
bij geen voer en alléén in de laatste twee
dagen drinkwater werd verstrekt. De
vertoonde beelden waren gruwelijk. De
FVE-president zal in een brief aan EU
Landbouwcommissaris Fischler erop
aandringen om het huidige systeem van
subsidie van levende exporten naar
derde landen af te schaffen. Dit leidt tot
grote welzijnsproblemen.

J. Minderhoiid

PERSBERICHT DAP DE HEIKANT

AANGESCHOTEN WILD

Gisteren, 8 april 1997, was bij herha-
ling via de radio-nieuwsdienst een wel
zeer merkwaardig bericht te horen: er
zouden aanwijzingen bestaan dat som-
mige varkenshouders in het begin van
de pestuitbraak hun bedrijf opzettelijk
hadden besmet, en wel omdat ze als
besmet bedrijf financieel beter af zou-
den zijn.

Deze tendentieuze berichtgeving roept
diepe verontwaardiging bij ons op.
Onze dierenartsenpraktijk ligt midden
in het \'rampgebied\' en meer dan de
helft van de getroffen bedrijven be-
hoort tot onze klantenkring. Meer dan
wie ook waren wij vanaf het begin van
de uitbraak betrokken bij de ellende en
de onzekerheid van deze varkenshou-
ders en hun gezinnen. Overigens duurt
deze knagende onzekerheid voort voor
de overige bedrijven in dit gebied en
verderop.

Het is werkelijk pijnlijk te moeten con-
cluderen dat buitenstaanders zo onge-
controleerd deze suggestie de wereld

-ocr page 298-

■Hfl

in i<unnen brengen. Is er dan werkelijk
zoiets als een \'groene\' maffia? On-
verhoopte exponenten hiervan nodig
ik -de aarzeling overwonnen- uit een
dagje met me mee te gaan langs onze al
dan niet besmette bedrijven.

Terecht heeft het ministerie van LNV
in de loop van de dag laten weten, bij
gebrek aan bewijs af te zien van verder
onderzoek in deze kwestie. Maar het
kwaad is al geschied: de suggestie is
immers gewekt.

INSPECTIES VAN DIERENARTSEN-
PRAKTIJKEN DOOR DE VETERINAIRE
INSPECTIE EN DE ALGEMENE
INSPECTIE DIENST

In 1996 heeft de Veterinaire Inspectie en de Algemene Inspectie Dienst gezamen-
lijk inspecties verricht bij 15 dierenartsenpraktijken. De inspecties, die onaange-
kondigd plaatsvonden, hadden als doel na te gaan in hoeverre de apotheekhou-
dende dierenarts zich aan de bepalingen van de Diergeneesmiddelenwet hield.
De inspecties waren door de Veterinaire Inspectie steeds ruim van te voren aan-
gekondigd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Het is gemakkelijk jagen op

aangeschoten wild,
maar deze jagers wens ik het
schaamrood op de kaken.

Volke!.

Dierenarl.iencentrum De Heikant.

A.G. Peters.

Geachte redactie.

Artikel 88 van de Code voor de dieren-
arts luidt:

1. De dierenarts die betrokken is of
wordt bij de gezondheidszorg ten
aanzien van dieren die gehouden
worden door een onderneming die
zich bezighoudt met intensieve vee-
houderij, industriële dierhouderij en
integraties, streeft een goede ver-
zorging, behandeling en huisves-
ting van die dieren na en laat zich
daarbij in de eerste plaats door dier-
geneeskundige normen leiden.

2. Hij onthoudt zich van de aanvaar-
ding van opdrachten tot het verrich-
ten van diergeneeskundige hande-
lingen welke niet in overeen-
stemming met zijn eigen veterinaire
verantwoordelijkheid kunnen wor-
den geacht.

3. Hij wijst de onderneming op mis-
standen, die aan het welzijn van de
dieren afbreuk kunnen doen en doet
al het mogelijke om daarin verbete-
ring te brengen.

Het lijkt me goed de huidige aanpak
van de varkenspestuitbraak te toetsen
aan deze gedragsregel.

L. Thoihuijsen, Made

De resultaten van de inspecties geven
aan dat er in de apotheek van de die-
renartsen wel verbeteringen zijn door-
gevoerd en dat er duidelijk meer be-
wustzijn bij de practicus is ontstaan ten
aanzien van een verantwoord diergc-
neesmiddelengebruik, maar het grote
probleem blijkt nog steeds het in voor-
raad hebben van niet (meer) geregis-
treerde middelen te zijn.

De praktijken die werden geïnspec-
teerd hadden allemaal dergelijke mid-
delen in voorraad. Het betrof in bijna
alle gevallen middelen waarvan de uit-
verkooptenuijn verlopen was. Het be-
trof soms middelen waarvan de uitver-
kooptermijn slechts enkele weken of
maanden was verlopen, maar er wer-
den ook middelen aangetroffen waar-
van de termijn reeds enkele jaren was
verstreken. In enkele gevallen werden
er middelen aangetroffen die helemaal
niet waren geregistreerd. Tevens ble-
ken er middelen aanwezig te zijn die
voorkomen op Bijlage 4 van Ver-
ordening 2377/90. Dergelijke midde-
len mogen uit volksgezondheidsover-
wegingen niet aan te consumeren
dieren worden toegediend.
De bovenstaande tekortkomingen heb-
ben ertoe geleid dat bij acht praktijken
een proces-verbaal is opgemaakt om-
dat de bepalingen van de Diergenees-
middelenwet zijn overtreden. Tevens
zijn er zes schriftelijke waarschuwin-
gen gegeven en is één registratiehou-
der geverbaliseerd.

In alle gevallen werden de niet geregi-
streerde middelen uit de handel geno-
men. Het is duidelijk dat de dierenarts-
apotheek weliswaar verbeterd is, maar
dat er toch nog tekortkomingen aan-
wezig zijn die in de huidige praktijk
niet meer mogen voorkomen. De be-
langrijkste oorzaken voor de geconsta-
teerde tekortkomingen die tijdens de
inspecties door de gecontroleerden
naar voren werden gebracht zijn:

- te ruime inkoop gelet op het gebruik
van het middel (overschrijding uit-
verkooptermijn);

- de middelen werden met korting
aangeboden dus extra ingekocht;

- onvoldoende op de hoogte van
welke middelen er officieel zijn ge-
registreerd;

- onvoldoende geregistreerde midde-
len op de markt;

- het Nederlandse controle-regime is
streng.

Het is duidelijk dat de dierenarts ver-
antwoordelijk is voor hetgeen in zijn
apotheek gebeurt. De hierboven ge-
noemde argumenten zijn dan ook niet
valide want er is veel aandacht ge-
schonken aan de gevolgen die de
Diergeneesmiddelenwet heeft voor de
practicus door zowel de overheid, de
industrie, als de KNMvD. De dieren-
arts zal moeten beseffen dat het heb-
ben van een apotheek ook met zich
meebrengt dat er tijd besteed moet
worden aan die apotheek.
Het argument dat er te weinig goede
middelen op de markt zijn kan mis-
schien voor zeer incidentele gevallen
waar zijn, maar navraag leert dat de
practicus in dergelijke gevallen niet
veel actie onderneemt. De meesten ne-
men niet de moeite om een keer de
Faculteit der Diergeneeskunde te bel-
len. Tevens heeft de practicus genoeg
kanalen om dergelijke problemen aan te
kaarten, maar het gewoon negeren van
de wet is natuurlijk in deze een heilloze
weg. De constructieve dialoog met de
overheid heeft veel meer effect om tot
een duurzame oplossing te komen.

-ocr page 299-

De inspecties zullen ook dit jaar uitge-
voerd worden en er zal bij het constate-
ren van tekortkomingen proces-verbaal
worden opgemaakt. Hopelijk zullen er
minder problemen geconstateerd wor-
den omdat een goed apothekersbeleid
toch geen onmogelijke opgave moet
zijn voor de huidige dierenarts.

NASCHRIFT

DIERENARTSEN GEBRUIKEN
VEROUDERDE MEDICIJNEN

Zo is bovenstaand VHI-bericht door
de landelijke pers geïnterpreteerd. Niet
bepaald een positief beeld.
Des te meer reden om net als de VHI
op de eigen verantwoordelijkheid van
de beroepsgroep te wijzen. Ondanks
de positieve \'veren\' van \'meer bewust-
zijn\' en \'wel verbeterd\', zijn er name-
lijk ook tekortkomingen geconstateerd
die in de huidige praktijk eigenlijk niet
meer voor mogen komen.

De Diergeneesmiddelenwet kent aan de
dierenartsen bepaalde bevoegdheden
toe die door dit tijdschrift en het post
academisch onderwijs van alle kanten
zijn belicht. Mede gelet op het veteri-
naire tuchtrecht dienen deze specifiek
gegeven bevoegdheden waargemaakt
te worden. Apotheekbeleid is dan ook
een aspect van de praktijk dat constante
bemoeienis en aandacht vraagt. Het ac-
tief op peil houden van kennis op dit ter-
rein is daarvoor een voorwaarde.

Overigens heeft de aan de orde ge-
stelde minor species/indications pro-
blematiek de volle aandacht van de
overheid en het bureau van de
KNMvD. Indien dit probleem in de
praktijk zonder collegiaal overleg en
vereiste melding steeds te makkelijk
wordt opgelost, kan dit nadelige gevol-
gen hebben voor de nu ingeslagen weg
op zoek naar structurele en werkbare
oplossingen. Hier dient meer aandacht
aan gegeven te worden.
Een gedegen administratie van off label
use van diergeneesmiddelen voor minor
species en minor indications is naast de
melding aan Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen een vereiste (zie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1997;
122 (2): 43 Vrijstellingsregeling artikel
2 Diergeneesmiddelenwet).
Voorts is naast bijvoorbeeld een goed
inkoopbeleid het volgende van belang:

- zorg ervoor dat u alleen geregis-
treerde diergeneesmiddelen (Reg
NL) in uw apotheek hebt en als die-
renarts toepast;

- let in geval van voorlopig geregis-
treerde diergeneesmiddelen (NL) op
de uiterste verkooptermijn (zie on-
der andere AUV-VPl), na de termijn
mogen de middelen niet worden toe-
gepast of op voorraad zijn;

- benoem grondstoffen (zoals Sulfas
Natricus) voor magistrale bereiding
niet als diergeneesmiddel;

- zorg voor een gedegen administratie
van het gebruik van humane midde-
len;

- en nogmaals zorg voor een goede
administratie van off label use.

Zorg ervoor dat u uw apotheek op orde
heeft; gezien de boetes en de schikkin-
gen loont het ook in dat opzicht.

Ook dit jaar zal een aantal praktijken
geïnspecteerd worden. Het is aan de be-
roepsgroep zelf om er voor te zorgen dat
dan zal blijken dat een goed apotheekbe-
leid vanzelfsprekend is. Dierenartsen
hebben het heft dus zeifin handen!

Bureau KNMvD.
dr. Tj. Jorna en mr. P.S. van Egmond

DE ZIN EN ONZIN OVER...

Het vaktijdschrift Equus organiseert dit
jaar een serie informatiebijeenkomsten
die allemaal beginnen met de titel \'De
zin en onzin over...\'. Per bijeenkomst
wordt een onderwerp belicht. Achter-
eenvolgens komen aan bod: geneeswij-
zen, ondernemen, stallen en fokken.
Deskundige sprekers, werkzaam in
verschillende disciplines, presenteren
hun stelling. Het publiek dient hier di-
rect op te reageren door \'stelling te ne-
men\': is datgene wat de spreker be-
weert \'zinnig\' of\'onzinnig\'?
De eerstvolgende informatiebijeen-
komsten zullen plaatsvinden op:

15 mei 1997

De zin en onzin oyer geneeswijzen
Er lijken steeds meer mogelijkheden te

zijn het paard te genezen. De dieren-
arts verliest zijn monopolie. De paar-
deneigenaar weet zijn weg steeds beter
te vinden naar alternatieve therapieën.
Therapieën die ver verwijderd zijn van
of zelfs volkomen haaks staan op de
ideeën van de traditionele genees-
kunde. Of lijkt dat maar zo? Een on-
derwerp dat zich leent voor een inte-
ressante discussie. Sprekers zijn onder
andere natuurgenezer Willy Sidorak,
acupuncturist drs. Rodine Gemmeke-
Hoogenraad, fysiotherapeut Jarco
Dun, veterinair drs. Gonnie Smeenk en
veterinair homeopaat drs. Gijsbert van
der Marei.

19juni1997

De zin en onzin over ondernemen
Informatiebijeenkomst waarbij de pre-
sentatie van het Handboek voor
Startende Ondernemers in de Paarden-
houderij plaatsvindt. Heeft onderne-
men nog wel zin, of valt er in de paar-
denhouderij geen droog brood te
verdienen? Kunnen topsporters rijk
worden van hun prestatie, of is de
sponsor de grote winnaar? Hoe renda-
bel zijn onze paarden nou echt? Dat zal
u na deze dag duidelijk zijn.

25 september 1997

De zin en onzin over stallen

20 november 1997

De zin en onzin over fokken

Alle bijeenkomsten vinden plaats in
Motel de Biltsche Hoek te De Bilt en
beginnen om 13.00 uur. Na afloop,
naar verwachting om lfl.00 uur, kunt u
de andere deelnemers aanspreken tij-
dens de borrel. Abonnees van Equus
betalen voor deelname
ƒ 75,00 per
per.won, niet-abonnees f 90,00.
Voor meer informatie of opgave kunt u
contact opnemen met Eveline Boot, te-
lefoon: 030 - 6991830 of fax: 030 -
6955836.

-ocr page 300-

Virbac Nederland heeft op de Voor-
jaarsdagen 1997 een revolutionair con-
cept geïntroduceerd voor de bestrijding
van vlooien bij honden: Duowin®, een
product met onder meer een preven-
tieve werking van tien weken.
Duowin® bestaat uit twee werkzame
componenten. Pyriproxifen, een ge-
heel nieuw en zeer werkzaam mole-
cuul, is een zogenaamd Insect Growth
Regulator (IGR). Deze stof maakt zo-
wel vlooien als vlooieneitjes steriel.
Daamaast remt pyriproxifen de ont-
wikkeling van larven tot volwassen
vlooien. Hierdoor ontwikkelen zich op
de hond geen nieuwe vlooien gedu-
rende een periode van tien weken.
Alleen het doden van eitjes en larven is
meestal niet voldoende omdat eventu-
eel reeds aanwezige vlooien nog hin-
der veroorzaken. Daarom is het werk-
zame bestanddeel permethrin toege-
voegd. Permethrin is een synthetisch
pyrethroïde, dat middels contactwer-
king het zenuwstelsel van de vlooien
beïnvloedt. Na toepassing worden di-
rect de aanwezige adulte vlooien ge-
dood. Door een speciale formulering
van permethrin zijn behandelde dieren
gedurende zes weken beschermd tegen
volwassen vlooien. Hierdoor is Duo-
win® ook uitstekend te gebruiken bij
honden met een vlooienallergie. Daar-
naast werkt het middel gedurende vier
weken tegen teken.

Duowin® is met behulp van een hand-
zame sproeiflacon van 250 ml eenvou-
dig op de hond toe te passen. De dose-
ring varieert tussen de 2,5 en 5 ml per
kg lichaamsgewicht. Dit is afhankelijk
van het lichaamsoppervlak en de vacht-
lengte van de hond. Het product is uit-
sluitend verkrijgbaar via de dierenarts.
Middels een uitgebreide promotiecam-
pagne zal Duowin® vanaf mei onder de
aandacht worden gebracht van de
Nederiandse hondenbezitter.

Koor meer informatie kunt u contact
opnemen met Virbac Nederland BV,
telefoon: 0342 - 427127.

NIEUW UITWENDIG ANTI-PARASITICUM MET DUBBELE
WERKZAAMHEID GEDURENDE EEN LANGE PERIODE

NU OOK RABIES STICKERS VOOR INDEXEL® PENNINGEN

Onlangs introduceerde Rhône Mérieux
penningen bij de Indexel® transponders.
Op deze metalen penning kan vanaf nu
behalve de sticker met de tekst \'Elec-
tronic Identification Indcxel\' ook een
sticker met de tekst\' Rabies vaccine \'97\'
geplakt worden. De penning kan na het
inbrengen van een Indexel® transpon-
der en/of vaccinatie met Rabisin, aan de
halsband van de hond of kat worden be-
vestigd. Hierdoor wordt aan de buiten-
kant zichtbaar dat het dier elektronisch
geïdentificeerd is en/of tegen rabies is
gevaccineerd. De rabiessticker is een-
voudig jaariijks te vervangen.

American Home Products (AHP)
heeft haar veterinaire activiteiten in
Nederiand uitgebreid met Ford Dodge
Animal Health Holland en de ver-
kooporganisatie Fort Dodge Animal
Health Benelux. Beide bedrijven zijn
gevestigd in Weesp. Fort Dodge
Animal Health Holland omvat een
wereldwijde productie en tevens wor-
den vanuit deze vestiging de nationale
commerciële organisaties voor
Europa, het Midden-Oosten en Afrika
bestuurd. AHP heeft de veterinaire ac-
tiviteiten, met ongeveer 200 werkne-
mers, overgenomen van de Belgische
Solvay-groep. Voorheen waren de ac-
tiviteiten ondergebracht binnen res-
pectievelijk Solvay Duphar B.V. en

Solvay Duphar Animal Health
Benelux B.V.

Fort Dodge (Overland Park, Kansas,
USA) produceert veterinaire genees-
middelen en vaccins. Fort Dodge is
een divisie van American Home Pro-
ducts Corporation, één van de grootste
producenten van geneesmiddelen ter
wereld. Het bedrijf steunt hiervoor op
een uitgebreide R&D-afdeling. Het
bedrijf ontwikkelt, produceert en ver-
koopt zowel op recept verkrijgbare als
vrij verkrijgbare geneesmiddelen.
Daamaast heeft het ook een leidende
positie op het gebied van vaccins, bio-
technologie, gewasbeschermingsmid-
delen, veterinaire gezondheid en medi-
sche uitrusting.

VETERINAIRE DIVISIE AMERICAN HOME PRODUCTS

FORT DODGE ANIMAL HEALTH IN
WEESP

WITNESS

Onder de naam Witness FeLV en
Witness FIV introduceert Rhône
Mérieux B.V. twee nieuwe praktijk-
tests gebaseerd op het RIM (Rapid
Immuno Migration) principe. De tests
zijn voor het opsporen van respectie-
velijk het antigeen p27 (kattenleukose)
en antilichamen tegen het gp-40 (kat-
ten-AIDS). De door enting met een
FeLV vaccin opgewekte antilichamen
hebben dus geen invloed op de uitslag
van de Witness FeLV.

De Witness-test is zeer eenvoudig
(slechts één handeling) uit te voeren.
Per test is slechts één druppel bloed,
plasma of serum nodig. De test geeft
binnen vijf minuten een zeer betrouw-
baar resultaat (specificiteit = > 99%,
sensitiviteit = > 97,5%).
Het resultaat kan tot enkele maanden
na het uitvoeren nog afgelezen wor-
den.

-ocr page 301-

B. de Leeuw. SR\\371\\94: 22pp.

Vanuit de literatuur wordt ingegaan op
de etiologie en de epidemiologie van
lebmaagdislocaties (LD). Ook wordt
aandacht geschonken aan de preventie.
Een atonie of een hypotonie gaat
vooraf aan de liggingsverandering. Er
hoopt zich gas en voedsel op in de leb-
maag, hetgeen de aanleiding is voor
het ontstaan van de dislocatie. Een ato-
nie zou zich kunnen ontwikkelen door
het geven van veel krachtvoer en door
de methode van het verstrekken van
het krachtvoer (het moet de hele dag
opgenomen kunnen worden) direct na
de partus, alsmede door de geringe
structuur (minder dan 7% ruwe cel-
stof) van het ruwvoer. Plotselinge voe-
derwisselingen werken dit eveneens in
de hand. Tekorten aan vitamines (A en
E), spoorelementen (selenium), mine-
ralen (calcium) en verstoringen in de
hormoonbalans (insuline) zouden pre-
disposities scheppen. In dit verband
wordt ook gedacht (en door de resulta-
ten van onderzoekingen gestaafd) aan
het voorkomen van veel vrije vetzuren
in de pens.

Epidemiologisch gezien komt LD
vaak voor rond de partus bij hoog-pro-
ductieve rassen en binnen deze rassen
bij hoog-productieve dieren, hetgeen
wijst op een genetische predi.spositie.
Ook heeft men verbanden gezien tus-
sen LD en andere stofwisselingsziek-
ten als ketose, fatty liver syndroom,
melkziekte (stil liggen lebmaagmotili-
teit), alsmede met aandoeningen als
metritis, mastitis en andere.
De huisvesting zou van geen invloed
zijn.

DE ETIOLOGIE EN DE EPIDEMIOLOGIE VAN DE
LEBMAAGDISLOCATIE

Bij de preventie moet aandacht ge-
schonken worden aan de voeding tij-
dens de droogstand. Zo kan men ad li-
bitum kuil voeren, gewonnen van een
oud maaistadium. In de laatste weken
voor het afkalven kan krachtvoer wor-
den verstrekt, waarin alle bestanddelen
moeten voorkomen die ook na de par-
tus zullen worden gegeven. De pens-
flora kan zich hierop nu instellen. Er
worden nog andere voederadviezen
gegeven. Gesteld wordt dat LD een
luxeziekte is.

TOCHTIGHEIDSVERSCHIJNSELEN BIJ DRACHTIGE KOEIEN

/. Dijkhuizen. SR 546/96: 29 pp.

Oestrusverschijnselen zoals bespron-
gen worden, zelf springen, flehmen,
onrust en andere blijken bij drachtige
koeien vooral in het begin of in het
midden van de graviditeit vaak voor te
kotnen. Het Nederlands Rundvee

Stamboek neemt aan dat 4% van de
drachtige dieren ten onrechte voor in-
seminatie wordt aangeboden. Ook zijn
er runderen die ten onrechte als niet
drachtig voor de slacht worden afge-
voerd. Oestrusverschijnselen zouden
in grote koppels meer worden waarge-
nomen dan in kleine.

Schrijfster evalueerde een en ander op
twee bedrijven met in totaal 65 drach-
tige runderen. Ze zag bij 3% duide-
lijke oestrusverschijnselen (gebruikte
hierbij een bepaalde waarderings-
schaal). Bij vermeend opbreken is
controle op graviditeit steeds noodza-
kelijk.

MOGELIJKE BETEKENIS VAN SPIRILVORMIGE BACTERIËN BIJ
HET ONTSTAAN VAN LEBMAAGZWEREN BIJ VLEESKALVEREN;

M. P. C. de Raad en J. E. P. E. van Noort.
SR 483/95: 56 pp.

Het referaat bestaat uit twee literatuur-
onderzoeken en wel een studie over kli-
nische aspecten, pathomorfologie, etio-
logie en
Pathogenese van lebmaag-
laesies bij vleeskalveren en een studie
over Helicobacter pylori (H. pylori) en
H. pylori-achtige micro-organismen in
relatie met pathologische processen bij
mens en dier. Ook hebben de schrijvers
een beperkt onderzoek gedaan naar het
voorkomen van dit micro-organisme in
lebmagen van vleeskalveren. Lebmaag-
zweren en -erosies komen bij vleeskal-
veren zeer veel voor. De laesies bevin-
den zich vooral in het pylomsgebied
(antrum). Men heeft percentages gevon-
den van meer dan 50%. De klinische
verschijnselen zijn niet altijd duidelijk
tenzij er sprake is van perforatie. Men
bespeurt pijn, onrust, koliek, tympanie
en bij wat langere duur vermagering.
Ook het zogenaamde \'tongspelen\' is af-
wezig. Rondom ulcera en erosie is de
mucuslaag vaak dun. De pathologische
veranderingen zouden het gevolg zijn
van de inwerking van het maagsap op
het slijmvlies wanneer de slijmlaag ver-
dwenen is. Een en ander wordt beïn-
vloed door de voeding (het geven van
stro, ruwvoer of veel koolhydraten), cir-
culatiestoomissen (lokale ischaemie
door overvoedering), de pH en stressfac-
toren. Ook aan de inwerking van bacte-
riën heeft men gedacht, vooral toen
bleek dat er bij de mens verband bestaat
tussen H. pylori en het voorkomen van
maagulcera. Op de taxonomie, de eigen-
schappen en de detectie van dit micro-
organisme wordt in het tweede deel na-
der ingegaan. Bij de diagnostiek maakt
men gebruikt van moderne methoden
zoals de PCR en monoclonale antilicha-
men. Schrijvers onderzochten vijftien
kalveren waaronder tien met maaglae-
sies op het voorkomen van H. pylori en
verwante kiemen. Slechts bij één dier
werd een \'verwante\' bacterie gedetec-
teerd. Geconcludeerd wordt dat voor
een relatie tussen H. pylorie c.s. en
maaglaesies bij vleeskalveren geen
aanwijzingen werden gevonden.

-ocr page 302-

A. Rozendal. SR 482/95: 55pp.

De scriptie begint met een bespreicing
van de naam \'sectio caesarea\'. De
veelgehoorde opvatting dat deze term
afkomstig zou zijn van Julius Caesar
die met een buiksnede ter wereld zou
zijn gebracht, wordt ter discussie ge-
steld.

Hierna volgt een historisch overzicht
van de ontwikkeling van deze tech-
niek, vooral toegespitst op rund en
schaap.

Deze methode om zowel het moeder-
dier als de vrucht in leven te houden,
werd ontwikkeld nadat men ging be-
schikken over goede antiseptische mo-
gelijkheden en over gemakkelijk toe te
dienen bactericide en bacteriostatische
medicamenten.

Er wordt uitvoerig en tot in detail inge-
gaan op de technische aspecten van
deze operatie bij rund en schaap.
In een slothoofd.stuk worden gegevens
verstrekt over indicatie, toepassing en
resultaat van deze techniek bij ooien
die in de jaren 1992 en 1993 aan de
Kliniek voor Verloskunde van de
Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht werden aangeboden.
Meestal waren het Texelaars of kruis-
ingen met Texelaars.
In totaal werd bij 299 dieren \'sectio\'
verricht.

\'m w m

HISTORISCHE EN KLINISCHE EVALUATIE VAN DE
SECTIO CAESAREA BIJ DE HERKAUWER;

De belangrijkste indicatie bij primipa-
rae was een te groot lam en bij multipa-
rae een slecht ontsloten cervix. Veel
dieren hadden tevens een prolapsus
vaginae.

In tegenstelling met hetgeen in de lite-
ratuur is vermeld werd torsio uteri niet
waargenomen.

Bij dieren met een uterusruptuur werd
de buik ook geopend om de baarmoe-
der te hechten. Verwezen wordt naar
een Nederiandse publicatie van ter
Schure c.s. (Tijdschr Diergeneeskd
1987; 112: 738-9) die stellen dat dit
niet altijd noodzakelijk is en afhanke-
lijk is van de gezondheidstoestand van
de ooi.

HUIDDESINFECTIE VOOR INJECTIE BIJ HET PAARD; OP
WEG NAAR EEN PROTOCOL.

N. van Aken. SR 612/96: 28pp.

Uit de literatuur zijn gevallen bekend
van het voorkomen van abcessen en/of
phiebitiden na intramusculaire of in-
traveneuze injecties.
Incidenteel zijn ook septicaemieën be-
.schreven. In de dagelijkse praktijk
wordt met een tampon gedrenkt met
een desinfectans één- of tweemaal
over de te injecteren plaats gestreken.
Na bestudering van literatuurgegevens
kon de conclusie getrokken worden
dat men het niet eens is over het beste
middel voor huiddesinfectie. Ook is er
discussie over al dan niet scheren van
de injectieplaats en over de tijdspanne
gelegen tussen desinfectie en injectie.
Schrijver onderzocht de bactcriën-redu-
cerende werking van twee in de praktijk
veelvuldig toegepaste desinfectantia na-
melijk 70% alcohol (spititus) en van po-
lyvinylpyrroliden (Betadine®). Hij deed
dit door bacteriën te tellen op afdruk-
voedingsbodems. Geconcludeerd werd
dat beide desinfectantia goed werkzaam
zijn op de geschoren huid. De desinfec-
tie was duidelijk minder op de onge-
schoren huid alhoewel nog acceptabel.
Geadviseerd wordt in de praktijk een
zaktondeuze te gebruiken. De inwer-
kingsduur van het desinfectans had
slechts een beperkte invloed op de kiem-
reductie.

Gepleit wordt voor een standaard in-
jectie-protocol bij paarden.

EQUINE INFLUENZA

C.LL Dujardin. SR 535/96: 26 pp.

In de literatuurstudie wordt ingegaan
op de bouw van dit RNA virus, op het
voorkomen van diverse typen, op de
symptomen van de ziekte, alsmede op
de diagnostiek, de therapie, de epide-
miologie en de vaccinaties. Ook de ef-
fectiviteit van de diverse soorten vac-
cins en de bijwerkingen na vaccinatie
krijgen aandacht. Er wordt opgemerkt
dat het vaccineren programmatisch
moet geschieden en met bepaalde in-
tervallen regelmatig moet worden her-
haald. Een nadeel is het feit dat als ge-
volg van het voorkomen van antigene
veranderingen (drifts) steeds andere
subtypen aan de vaccins moeten wor-
den toegevoegd. De entingen zijn an-
ders minder effectief
De diverse soorten vaccins worden be-
sproken (whole virus-, split-, subunit-
vaccins).

Het eigen onderzoek bestond uit het
controleren van de titer aan antilicha-
men die ontstonden na vaccinatie met
drie geïnactiveerde vaccins die vier-
maal met tussenpozen werden toege-
diend. Het bleek dat zelfs geringe hoe-
veelheden matemale antilichamen een
goede immunologische respons blok-
keerden. Deze antilichamen waren
soms tot meer dan zes maanden na de
geboorte aantoonbaar met behulp van
een haemagglutinatie-inhibitietest.

Geconcludeerd wordt dat voor een
goede immuniteit vier entingen (of
drie na controle afwezigheid mater-
nale antilichamen) met veel interval
van zes weken na de leeftijd van zes
maanden noodzakelijk zijn. Vervol-
gens moet men ieder half jaar her-
enten.

-ocr page 303-

In deze rubriek treft u informatie aan ije-
treffende een vijftal cursussen. Opgave
voor de genoemde cursussen via tele-
foon (030) 2517374, fax (030) 2516490
of e-mail paod@pobox.ruu.nl. Ons vol-
ledige cursusaanbod kunt u, naast onze
brochure, vinden op internet pagina:
http://www.cc.ruu.nl/paod.

Begeleiding melkveebedrijven - een

A.U.V./InterAct-training exclusief voor
dierenartsen - (97.208), 5, 7 en 9 mei
1997; drie dagen van 09.30 tot 17.00 uur
te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.500,-- (exclu-
sief BTW en inclusief lunch).

De dierenarts is in staat - beter dan an-
dere adviseurs - door zijn^aar pathofy-
siologische kennis, aangevuld met zoö-
technische kennis, veehouders in hun
bedrij fsvoering veterinair-zoötechnisch
te begeleiden. Dit vereist dat de practicus
pathofysiologische en zoötechnische in-
zichten kan vertalen naar de bedrijfsvoe-
ring van de (melk)veehouder. In de on-
derhavige training zal veel aandacht aan
deze aspecten worden besteed. Patho-
fysiologie, zootechniek en bedrijfsvoe-
ring vormen de sleutelwoorden van de
training. Recente ontwikkelingen op ve-
terinair-zoötechnisch gebied die van be-
lang zijn voor de begeleiding van melk-
veebedrijven zijn in de training op-
genomen. Daamaast wordt zoveel mo-
gelijk getracht de deelnemers \'instm-
mentcn\' te verschaffen die direct in de
dagelijkse praktijkuitoefening kunnen
worden toegepast. De cursusleider is
prof dr. A. Brand, InterAct Agrima-
nagement. emeritus hoogleraar bedrijfs-
diergeneeskunde van het mnd Faculteit
der Diergeneeskunde te Utrecht. Het
aantal deelnemers is maximaal 15.

Inleiding bacteriologisch onderzoek
voor gezelschapsdierenpractici
(97.
118), 13 mei 1997; 13.00 - 22..30 uur te
Utrecht. Cursusprijs ƒ 200,-- (inclusief
diner).

In vergelijking met het bacteriologisch
onderzoek van melk in de landbouw-
huisdierenpraktijk, zijn de kweekresul-
taten voor de meeste monsters van gezel-
schapsdieren moeilijker te beoordelen.
Ook de \'vertaling\' van de resultaten van
de kweek naar de patiënt en de interpre-
tatie van de gevoeligheidsbepaling is
niet eenduidig. In deze inleiding zullen
aan de orde komen: de mogelijkheden en
beperkingen van de uitvoering en inter-
pretatie van het bacteriologisch onder-
zoek in de praktijk; het uitvoeren en in-
terpreteren van een gevoeligheidsbe-
paling; de monstemame en de mogelijk-
heden tot het zelf uitvoeren van schim-
melonderzoek. Aan de hand van een
aantal casuïstieken zullen de resultaten
van bacteriologisch- en mycologisch on-
derzoek besproken worden door specia-
listen. De vooriopige programma-inde-
ling is als volgt: Aanvang 13.00 uur,
ontvangst met koffie en broodjes; Mid-
dagprogramma waarin bovengenoemde
onderwerpen aan bod zullen komen;
Inleiding tot casuïstieken aan de hand
van bacteriologisch- en/of mycologisch
onderzoek; bespreking van de casuïstie-
ken in groepjes; diner; bespreking van de
casuïstieken door specialisten; sluiting
22.30 uur. Het symposium wordt geor-
ganiseerd door het Veterinair Micro-
biologisch Diagnostisch Centmm
(VMDC) van de Faculteit der Dierge-
neeskunde, Leo Pharmaceutical Pro-
ducts BV en de Stichting PAO-Dier-
geneeskunde. De cursusleider is dr. J.A.
Wagenaar, Vakgroep Infectieziekten en
Immunologie, FdD.

NB

Practici die zich inmiddels rechtstreeks
hij Leo Pharmaceutical Products BV
hehhen opgegeven hoeven niet nog-
maals te reageren; hun opgave is reeds
geregistreerd.

Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op rundveebedrij-
ven
(97.202) 13 mei 1997,12.30-22.00
uur; 14 en 15 mei 1997, beide dagen van
09.00 tot 17.00 uur te Deventer
Cursusprijs ƒ 1085,—(inclusief diner en
lunches).

In deze 2,5 dag durende cursus staat de
protocollaire aanpak van infectieziekten
op mndveebedrijven centraal. Op de
aanvangsmiddag en -avond zal een aan-
tal basisprincipes van infectieziekten
worden besproken en toegelicht.
Daarbij komen ondermeer aan de orde
de beslissing voor bestrijding of beheer-
sing, principes van vaccinatie, diagnos-
tische principes en dynamiek van infec-
tieziekten in populaties. Op de tweede
en derde dag zal een aantal voor de mnd-
veehouderij in Nederiand actuele infec-
tieziekten worden behandeld. Aan de
orde komen: IBR. BVD, Para-tbc en S.
Aureus. Na een inleiding over de infec-
tieziekten zal steeds een protocol van
aanpak en een case-studie worden be-
handeld. De cursusleiders zijn dr.
W.H.M. van der Poel en dr G.
Benedictus, Gezondheidsdienst voor
dieren; prof dr. E.N. Noordhuizen-
Stassen en dr. Y.H. Schukken,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD.

Cursus endoscopie voorste luchtwe-
gen en otoscopisch onderzoek gezel-
schapsdieren
(97.115) 15 mei 1997;
13.30- 17.00 uur te Utrecht. Cursusprijs
ƒ 195,--.

Tijdens de cursus wordt aan de hand van
voorbeelden uit de kliniek ingegaan op
de indicaties voor respectievelijk rhino-
scopie, bronchoscopie en otoscopisch
onderzoek. De diagnostische mogelijk-
heden en beperkingen van elk van deze
technieken krijgen de aandacht. De
keuze van het noodzakelijke instmmen-
tarium wordt voorgelegd, waarbij ook de
kosten aan de orde komen. Ook het ver-
volgonderzoek zal besproken worden.
Er zullen geen levende dieren getoond
worden en er zal geen mogelijkheid zijn
tot oefenen. De cursusleider is dr. A
.J.
Venker-van Haagen, specialist chimrgie
der gezelschapsdieren. Vakgroep Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren, FdD.

Verantwoord antibioticum gebruik in
de varkenshouderij
(97.301), 15 en 16
mei 1997; aanvang 13.00 uur sluiting
15.30 uur te Zeist. Cursusprijs ƒ 945,--
(inclusief overnachting).

Deze cursus beoogt meer achtergrond-
informatie te geven over c,q. inzicht te
verschaffen in het gebmik van antimi-
crobiële middelen. Hierbij zal concreet
kennis aangeleverd en bediscussieerd
worden om tot een rationele farmaco-
therapie te komen. Onderdelen die aan
de orde komen: GVP - randvoorwaar-
den, (patho) fysiologische invloeden;
Microbiologie: resistentiepatronen, me-
chanismen van resistentie; Biofarmacie,
farmacokinetiek, voor- en nadelen van
verschillende toedieningswijzen; Ca-
suïstieken: zelf in groepen rationele
keuzes maken en bediscussiëren met be-
trekking tot farmacotherapie; Bespre-
king (concept)-formularium KNMvD;
Beschikbaarheid diergeneesmiddelen
(registratie), bioequivalentie; Algemene
ondersteunende therapie, interacties;
Bijzonderheden van veelgebmikte far-
maca in de varkenssector. De cursuslei-
ders zijn prof dr. A.S.J.P.A,M. van
Miert, prof dr J.H.M. Verheijden, FdD
en drs.
J.J.M. Voermans. practicus te
Wehl.

-ocr page 304-

CHRISTINO
PIETER VAN
OOSTROM

memoriafn

268

Piet van Oostrom is op 18 februari
1919 geboren in Huizum, een dorp on-
der de rook van Leeuwarden, als oud-
ste in een gezin van vijf kinderen. Zijn
vader was hier onderwijzer aan de
christelijke school. Al spoedig ver-
huisde het gezin naar Nijkerk en van-
daar naar \'s-Hertogenbosch. waar
zijn vader hoqfdondenxijzer werd.
Hier heeft Piet zijn lagere schooltijd
doorgebracht. Toen de familie naar
Den Haag vertrok in verband met de
benoeming van zijn vader tot hoofd
van een pas opgerichte, christelijke
MULO, moest Piet ter versterking van
het aantal leerlingen ook naar die
MULO. Na voltooiing van deze oplei-
ding werd overgestapt naar de HBS,
waarvan hij in 1937 met glans het di-
ploma behaalde. Door zijn enorme in-
teresse in de levende natuur lag de
keuze voor de studie diergeneeskunde
voor de hand. Gezien zijn calvinisti-
sche levensovertuiging was toetreding
tot SSR logisch. Hier voelde hij zich in-
derdaad als een vis in het water. Er
werd een hechte jaarclub gevormd
waarin veel en intensief werd gedis-
cussieerd. De studie verliep vlot tot
aan mei 1943. toen ten gevolge van de
Duitse maatregelen de studie onder-
broken moest worden. Het was voor
Piet ondenkbaar om de loyaliteitsver-
klaring te tekenen en de enige moge-
lijkheid was toen om onder te duiken.
In die jaren kon Piet een schat aan
praktijkervaring opdoen in een tiental
praktijken. Dankzij een aantal \'nar-
row escapes\' is het hem gelukt zonder
kleerscheuren deze periode door te ko-
men.

Na de bevrijding is hij onmiddellijk
naar Utrecht teruggekeerd en kon hij
in 1946 afstuderen. Piet wa^ ondertus-
sen getrouwd met Ans van Konijnen-
burg. die hij al vele jaren kende en die
hem vooral in de moeilijke oorlogsja-
ren tot enorme steun was. Hoewel een
carrière in Indonesië overwogen werd,
besloten zij toch om in Nederland te
blijven en de praktijk in te stappen. De
keuze viel op Voorschoten, waar col-
lega K. Waal zijn praktijk aanbood.
Piet en Ans trokken in zijn huis en hier
hebben zij samen ruim vijftig jaar ge-
woond. Het praktijkgebied was uitge-
strekt: van Katwijk, Rijnsburg. Wa.s.se-
naar, Leidschendam tot Zoeterwoude.
Er werden twee dochters geboren, die
al gauw graag met vader meegingen
om le helpen waar mogelijk was, zoals
het openen en sluiten van weidehek-
ken.

Piet en Ans hebben gedurende 37jaar
volop genoten van de praktijk. Terwijl
Waal alleen aandacht besteedde aan
de grote huisdieren, heeft Piet onmid-
dellijk in 1946 een speciaal spreekuur
ingesteld voor de kleine huisdieren.
Toen de grote huisdierenpraktijk fy-
siek te zwaar ging worden, is dit ge-
deelte in 1976 overgedaan aan collega
C. G. Westgeest in Voorschoten. Sind.s-
dien kon Piet zich volledig concentre-
ren op de kleine huisdieren. Dat hij
door de eigenaren en\'an gewaardeerd
werd. mag blijken uit het feit dat hem
bij zijn 25-jarig jubileum als dieren-
arts een röntgenapparaat werd aange-
boden. De praktijk werd uitgeoefend
tot november 1983, toen Piet een zeer
zware hartoperatie moest ondergaan.
Hij was toen genoodzaakt om te stop-
pen met zijn werk. De praktijk werd
overgedaan aan collega R. Koster in
Voorschoten. Deze beslissing tot stop-
pen viel hem zwaar, daar hij tot zijn
7(f jaar had willen doorgaan.
Piet was in hart en nieren calvinist.
Werken stond voor hem centraal en
vrije tijd was alleen dan geoorloofd,
wanneer je in die tijd tenminste iets
nuttigs kon doen. Het was verbazing-
wekkend te ervaren hoe goed hij als
practicus zijn vakliteratuur bijhield.
Altijd met een potlood in de hand wer-
den de voor hem belangrijke artikelen
van commentaar voorzien. Zijn groot-
ste hobby was het bezoeken van veteri-
naire congressen. Zo zijn Ans en Piet
op zeker tien buitenland.se congres.sen
geweest, van Rusland tot Spanje en
van Italië tot Japan. Dit paste volko-
men in zijn karakter: vrije tijd gecom-
bineerd met congresbezoek en het ver-
garen van kennis. Verder was hij een
trouw bezoeker van de vergaderingen
van de Afdeling Zuid-Holland van de
KNMvD.

K O N I N K l. 1 J K 1 N K 1) I-: R l. A N I) S L MAATSCHAPPIJ VOOR Dl !■: R (i i: N K K S K U N D 1-.

Wie hem van nabij heeft meegemaakt
herinnert zich iemand, die er een groot
plezier in had om je tot een discussie te
verleiden. Vaak poneerde hij een wat
alternatief standpunt en dat gaf dan
aanleiding tot vaak uren durende ge-
dachtenwisselingen. In 1957 is Piet lid
van de Rotaryclub \'Voorschoten-
Leidschendam \' geworden. Hij heeft
hier enorm van genoten, niet alleen
van de vriendschap maar ook van de
veelheid en verscheidenheid aan voor-
drachten. Helaas was het hem niet ge-
gund om het 40-jarig lidmaatschap vol
te maken.

Hoewel Piet zich boven verwachting
van de hartoperatie herstelde, zijn de
laatste jaren niet gemakkelijk geweest,
mede door het in 1987 manifest wor-
den van de ziekte van Parkinson. Toch
genoot hij van zijn literatuur, van filo-
sofhsche boeken en vooral van zijn kin-
deren en opgroeiende kleinkinderen.
Vooral de laatsten verliezen in hem
een zeer bijzondere, altijd geïnteres-
seerde grootx\'ader.

Piet is op 21 januari 1997 toch nog on-
verwacht gestorven. Hij werd ten
grave gedragen vergezeld door een
grote schare mensen, waaronder veel
vrienden, rotarians, collegae, veehou-
ders en leden van zijn jaarclub.

Ans, Herma en Gert. Anja en George
met hun kinderen veel sterkte gewenst
met het verlies van deze markante
man.

Engbert Oldenkamp

-ocr page 305-

Mm.

JAARCONGRES 1997 IN ZEELAND VAN 2-4 OKTOBER

Het \'eiland\' Walcheren bestaat sinds 1
januari 1997 nog slechts uit drie ge-
meentes: Middelburg, Vlissingen en
Veere. Domburg verdween en is ge-
meente Veere geworden. Nu Domburg
er niet meer is als gemeente, hebben
we het congres dan ook naar
Vlissingen verplaatst.
Gemeentes verdwijnen in Zeeland,
maar natuurgebieden komen erbij.
Sommige stukken worden temggege-
ven aan de natuur, zoals de Schelphoek
aan - en vele zandplaten in - de
Oosterschelde, waar geen boot meer
mag ankeren en geen voetstap meer
gezet kan worden. Andere natuurge-
bieden kunnen wel bezocht worden.

zoals in Zeeuws-Vlaanderen het Zwin
dat tussen Knokke en Cadzand ligt en
\'het verdronken land van Saeflinge\'.
Het wordt afgeraden dit op eigen
houtje te doen, want door het water, eb
en vloed, veranderen deze gebieden
voortdurend. Met westenwind en
springtij komen er wel eens wande-
laars in de problemen. Hier zijn geen
toeristentreintjes of gladde betonpa-
den. Oude gympies aan (laarzen lopen
vol water) en de modder in om je even
later te verliezen in een omgeving
waar de mens geen invloed heeft en het
water het heft in handen neemt.
Vlakbij Vlissingen in de Westerschelde
liggen zandplaten waarop zo nu en dan
zeehonden rusten en vele soorten vo-
gels hun maaltje bij elkaar scharrelen.
Een schipper kan je hier naartoe varen
en je laten zien dat ook wij van de zee-
bodem kunnen eten! Kokkels worden
gezocht, licht gekookt met groente en
gegeten. Ook hier geen aanlegsteigers
of gebaande paden.

Tijdens ons Jaarcongres in Vlissingen, 2
tot en met 4 oktober, zal dit alles niet be-
zocht of besproken worden, wel de rela-
tie tussen mens en dier. Maar wat let u
een dagje langer te blijven en zelf te zien
hoe het is als de mens door de natuur-
lijke elementen buitenspel gezet wordt.

De congrescommissie

^^hhsb

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Fónad, Mevr K.E.; 1996; 3524 RP Utrecht;
Provence 43.

Frik. Prof Dr. J.F.; 1956; U-1969; 8191 JD
Wapenveld; Hendrik Cramerlaan 15.
Grotit, G.C.M. de; 3471 CD Kamerik;
Goudenregenlaan 21.

Harder, Mevr. M.D.C.; 1970; 5551 AD
Valkenswaard; Westerhovenseweg 60.
Ierland, J.P.J. van; 1983; 4836 BJ Breda;
Weerdstraat 30.

Kelder, G.J.; 1996; 5988 GC Helden;
Servaashof22.

Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 6882 LA Velp;
IJsselstraat 1.

Leusink, J.H.; 1996; 3522 AW Utrecht;
Amaliastraat 84.

Oskam, Mevr. I.C.; 1996; 3511 PL Utrecht;
Oudegracht 320 A.

Willems, F.M.; 1957; 1815 DM Alkmaar;
Egmonderstraat 8.

□VERLEDEN:

Op 30 maan 1997 Drs. S.W.J. van Dieten te
Eindhoven.

JUBILEA:

Dr. J.H.M. Richter te Boxmeer, aanwezig, 50
jaar, 3 mei 1997

Mevr T.l. Bunte-van Hof te Voorthuizen, afwe-
zig, 25jaar,5mei 1997

H.E. Kruit te Winschoten, afwezig, 25 jaar, 5

mei 1997

F.G. van Zijderveld te Lelystad, afwezig, 25
jaar, 5 mei 1997

N.P. Saathof te Meppel, afwezig, 45 jaar, 16 mei
1997

P.J. Goedhart te Haarlem, afwezig, 30 jaar, 19
mei 1997

H.G. Pelgrum te Almen, afwezig. 30jaar. 19 mei
1997

Dr. Tj. Joma te Drachten, onbekend. 30 jaar, 19
mei 1997

H. Nijland te Voorthuizen, afwezig, 30 jaar, 19
mei 1997

H.J. Nederhorst te Haariem, afwezig, 30 jaar, 20
mei 1997

L.J. Kas te Hilversum, afwezig, 65 jaar, 20 mei
1997

H.J.J.M. Hamers te Zieuwent, afwezig, 35 jaar,
21 mei 1997

J.P.C. Kruijne te \'s-Gravenhage, afwezig, 40
jaar, 22 mei 1997

A.M.E. Duysens te Voerendaal, afwezig, 40
jaar, 22 mei 1997

H.H.A. Mager te Gieten, afwezig, 50 jaar, 23
mei 1997

T. Sinnema te Hardenberg, afwezig, 50 jaar, 23
mei 1997

J.A. Westerbeek te Someren, afwezig, 25 jaar,
31 mei 1997

W.H. Kremer te Venray, afwezig, 45 jaar, 31
mei 1997

Dr. J.H.G. Roerink te Baam. afwezig, 45 jaar, 31
mei 1997

Chr.C. Grunwald te Calvia, Majorca, afwezig,
45 jaar, 31 mei 1997

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
7 maart 1997:

Adamse, M.

Corsmit-van der Vorst, Mevr. M.J.A.C.
Cremers, G.G.

Darweesh, E.G.
Haar, G. ter
Heijer, G.J.L. den
Janssen, Mevr. M.M.H.
Roos, A.

Slikker, Mevr. M.P.
Stassen, Mevr. Q.E.M.
Theunissen, M.G.
Veerdonk, Mevr. C.J.B.G. van de
With. E. de

Wolf, Mevr P.J. van der

MUTATIES:

*Adamse, M.; 1997; .3981 ZP Bunnik;
V letweide 136; tel. 030-6561.S68; wnd.d.

Alten, Mevr. I.E. van; 1990; 2182 GR
Hillegom; Weeresteinstraat 47; tel. 0252-
525433 privé,
0294-480451 bur.; fax 0294-
415471; Business Unit Manager Vet. Med. bij Leo
Pharmaceutical Products B.V.

•Bertels, l.Th.J.A.; 1961; 5361 ET Grave;
Hoofsehestraat 25; fel. 0486-471053; r.d.

Broker, Mevr A.J.M.; 1995; 3524 CX
Utrecht; Zevenwouden 362; tel. 030-2870952;
docent A.O.C. Groenhorst College, Bameveld.

Brummelen, Mevr. E. van; 1995; 6681 LG
Bemmel; Heuvelsestraat 12; tel. 0481-465265
privé,
464760 prakt.; p., medew. bij J.VV.M.
Nas.

Brucken Fock. M.A. von; 1991; 7607 KT
Almelo; Bomsestraat 102;
tel. 0546-455270
privé,
827069 prakt.; fax 0546-455271; p., gezel-
schapsd.

Cnossen, W.P.; 1972; 9213 VG De Wilgen;
Drachtster Heawei 43;
tel. 0512-520266; fax
0512-520266; d.

*Corsmit-van der Vorst, Mevr. M J.A.C.;
1997; .3454 EG De Meern; Van Nijenrodelaan
14; tel. 030-6663624; wnd.d.

*Cremers, G.G.; 1997; 3051 JM
Rotterdam; Schiebroeksesingel 42; tel. 010-

-ocr page 306-

4228152; fax 010-4228152; wnd.d.

"Darwecsh, E.G.; 1997; 3818 DX
Amersfoort; Graaf Janlaan 147; tel. 033-
46.34097; wnd.d.

Elbertse, Mevr. Y.M.M.; 1993; 3203 AP
Spijkenisse; Kastanjestraat 6; tel. 0181-690059
privé, 690055 prakt.; fax 0181-690058; E-mail:
HUNDPJ\\V(a CONCEPTS.NL; p

Erkelens. Mevr. J.E.; 1995; Halnakcr,
C hiehester P018 OLY (V erenigd Koninkrijk);
4 .Middle Barn Cottage; tel. 00-44-1243-
537195; d.

Fónad, Mevr. K.E.; 1996; 3524 RP Utrecht;
Provence 43; tel. 030-2800481; wnd.d. (toev. als
lid).

Frik, Prof. Dr. J.F.; 1956; U-1969; 8191 JD
Wapenveld; Hendrik Cramerlaan 15; tel. 038-
4478289; oud-hlr. R.U. (F.D.); oud-hoofd Med.
Microbiol. Lab. Zwolle, (toev. als lid).

Groot, C.G.M. de; 1996; 3471 CD Kamerik;
Goudenregenlaan 21; tel. 0348^02724; wnd.d.
(toev. als lid).

*Haar, G. ter; 1997; 3706 CW Zeist; l.aan
van Vollenho\\e 703; tel. 030-6950202; wnd.d.

Halsema, T.E. van; 1989; 86934
Ludenhau.sen (Duitsland); Hauptstrasse 14 tel. 00-
49-8194-999037 privé, 8807-1333 prakt.; E-mail:
100424.564fa COMPUSERVE.COM; p , geass.
met Alois Wenninger.

Harder, Mevr. M.D.C.; 1996; 5551 AD
Valkenswaard; Westerhovensewcg 60; tel. 040-
2044788 prakt.; p., medcw. bij J.J.A. van Beek
(toev. als lid).

*Heijer, G.J.L. den; 1997; 6741 JB
Lunteren; N\'ijfsprongweg 70; tel. 0318-461253;
d.

Hovius, M.Ph.J.; 1984; 7241 ES Lochern;
Nieuweweg 47; tel. 0573-257348 privé, 251597
prakt.; fax 0573-257622; p., geass. met R. Back
en S. Dooper(fax privé: 0573-251268).

leriand. J.P.J. van; 1983; 4836 BJ Breda;
Weerdstraat 30; tel. 076-5601719 privé, 5876524
prakt.; p., geass. met O.J.J. de Clerck, H.M.M.
Luijerink, A. Maa.s. J.J.G.M. Oomen cn
M E.W.M. Pcllenaars (toev. als lid).

♦Jansen, Mevr. M.A.M.; 1991; 6433 GX
Hoensbroek; INassaustraat 15; tel. 045-
5225084; wnd.d.

•Janssen, Mevr M.M.H.; 1997; 3524 BZ
Utrecht; Hondsrug 743; tel. 030-2891749;
wnd.d.

Jong, Mevr. A.J. de; 1994; 1749 AD
Warmenhui/.en; Dorpsstraat 199; tel. 072-
5093069 prakt.; p.. geass. met Mevr. S. van
Leeuwen.

Kamps. L.; 1989; 2182 GR Hillegom;
Weeresteinstraat 47; tel. 0252-525433; wnd.d.

Kelder, G.J.; 1996; 5988 (X Helden;
Servaashof 22; tel. 077-3074496 privé, 3073292
prakt.; p., medew. bij L.C.M. Boonen, J.A.M. ten
Dam, W. Oldenburger, Dr. C.J.M. Scheepens, C.J.
Uytewaal, J.H.J. Vestjens en R.T.J.A. de Winne
(toev. als lid).

Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 6882 LA
Velp; IJsselstraat 1; tel. 026-3645131 privé,
3647260 prakt.; fax 026-3645131; E-mail:
EEF2000(a;WORLDACCESS.NL; p., medew.
bij H. Luten (toev. als lid).

Kwant. E.G.; 1995; 7421 AVV Deventer;
Denweg 15; tel. 0570-653557 privé, 653000
prakt.; fax 0570-655851; p.. medew. bij A.
Baas, K.A.M. Herder, H.S. Kooi, H. Lieuwen,
H. Pott en P.J. van der Werf.

Leusink, J.H.; 1996; 3522 AW Utrecht;
Amaliastraat 84; tel. 030-2896066 privé, 058-
2673077 prakt.: p., medew. bij G. de Boer (toev.
als lid).

Liberg, D.B.; 1975; 8872 NE Midlum;

m wi

Harlingerstraatweg 47; tel. 0517-416624 privé,
531274 prakt.; fax 0517-532176; p., geass. met

F.A. Kleinjan.

Meesen, Mevr. M.C.; 1995; 7421 AW
Deventer; Denweg 15; tel. 0570-653557 privé,
035-6934686 prakt.; p., medew. bij C.W.A. van
Helbergen.

Meulen. H.S. van der; 1954; 9989 AE
Warffum; Oosterstraat 56 K; tel. 0595-425192;

rd.

Miert, ProfDr. A.S.J.P.A.M. van; 1962; U-
1970; 3721 JA Bilthoven; Kometenlaan 33; tel.
030-2200375 privé, 2535325 bur.; fax 030-
2535077; E-mail: A.VANMIERT(®VFFT.
DGK.RUU.NL; hlr. U.U. (F.D., vkgr. Veterinaire
Basiswetenschappen).

Montessori, R.A.M.; 1992; 3621 KD
Breukelen; T. Brandsmastraat 22; tel. 0346-
261004 privé, 0348-442653 prakt.; p., geass. met
R.I.. Been, H. van der Griendt, C. Sietsma en

G.C.J. Wegman.

Oskam, Mevr. I.C.; 1996; 3511 PL Utrecht;
Oudegracht 320 A; tel. 030-2300185 privé,
2531040 bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortplanting)(toev. als lid).

Pas, Mevr l.R.J. van de; 1991; 2274 XT
Voorburg; L. Couperusstraat 69; tel. 070-
3000223 privé, 3578310 bur.; 2e specialist
Vlees/Vleesproducten R.V.V. Centraal.

Prins, P.G.M.; 1977; 2157 PB Abbenes;
Hoofdweg 1623; tel. 0252-544822; fax 0252-
544822;d.

Reinders, Mevr. J.M.C.; 1985; 7241 ES
l.oehem; Nieuweweg 47; tel. 0573-257348 privé,
0575-432031 prakt.; fax 057^432061; teamlei-
der ET Holland Genetics.

Rofma, J.E.; 1994; 3206 EN Spijkenisse;
Donk 62; tel. 0181-637046 privé, 632711 prakt.;
p., medew. bij G.J. Bosch en W.E.R. Schell.

*Roos, A.; 1997; 2808 NG (Jouda;
Gouderaksedijk 12; tel. 0182-517453; d.

Ruth. Mevr. K.A. van; 1996; 5482 NM
Eerde; Magheide 8 A; tel. 0413-342423 prakt.;
p.. medew. bij C.W.W.M. Goossens cn G. Meijer.

Sanders, R.V.C.; 1995; 7905 GL
Hoogeveen; De Reiger 165; tel. 0528-231542
privé, 0523-687777 prakt.; p., medew. bij P.M.
Cornelissen en R.W. IJezenga.

Schaik, Mevr. G.D.C. van; 1995; 3981 ZR
Bunnik; Vletweide 194; tel. 030-6567126 privé.
6011238 prakt.; medew. bij J.J. van der Louw,
J.H.M. Peeters en H.J.B. du Pon.

Schellekens, F.G.M.; 1996; 7322 L.M
.\\peldoorn; Kruizemuntstraat 307; tel. 055-
3671437 privé, 3666362 prakt.; fax 055-
3669951 ; p., medew. bij J. de Vries.

♦Slikker, Mevr. M.P.; 1997; 3522 AA
Utrecht; Croesestraat 7 bis; tel. 030-2892909;
wnd.d.

Smits, Mevr. M.A.M.P.; 1993; 5801 SN
Venray; Veltumse Kleffen 280; tel. 0478-584248
privé. 016M92556 prakt.; fax 0161-492558; p.,
medew. bij P.J.C. Dirven.

*Stassen. Mevr Q.E..M.; 1997; 3512 KB
Utrecht; Herenstraat 27; tel 0.30-2318687;
wnd.d.

Takkenberg, R.J.S.; 1975; 2061 HJ Bloe-
mendaal; Noorder Stationsweg 22; tel. 023-
5263139 privé, 5251555 bur.; fax 023-5256195;
p., geass. met Mevr. E.E.M. Takkenberg-van
Douwen.

*Takkenberg-van Douwen, Mevr. E.E.M.;
1975; 2061 HJ Bloemendaal; Noorder Stations-
weg 22; tel. 023-5263139 privé, 5251555 bur.; fax
023-5256195; p., geass. met R.J.S. Takkenberg.

*Theunissen, M.G.; 1997; 5864 BK
Meerio; Den Bogerd 11 ; tel. 0478-691889; d.
Veenink, Mevr. G.J.; 1991; 7701 KC

Dedemsvaart; Buizerdweg39; tel. 052,3-610014
privé, 612662 prakt.; p., medew. bij G. Kempe
en B.S. Wichers.

•Veerdonk, Mevr. C.J.B.G. van de; 1997;
5374 CP Schaijk; Scheisestraat 9; tel. 0486-
461821; d.

»Verdegaal. Mevr. E.J.M.M.; 1996; 3511 KJ
Utrecht; Lijnmarkt 32 1; tel. 030-2312397 privé,
013-5042402 prakt.; p., medew. bij C.W.M.
Augustijn, J..M. Berger, F.W. Berndsen, C.G.
Charpentier, O..A. van Dobbenburgh, J.W.
Eshuis, M.J.J. van der Linden, J.A.M.
Vermeer, A.R.L. de Vries en H.J.H. van Wijk.

Verkleij, Mevr. L.C.T.; 1995; naar
Nederland.

Verkclij, Mevr. L.C.T,; 1995; .3442 BK
Woerden; p/a Tulpstraat 11; tel. 0348-414647;
d.

Vries, T.S. de; 1974; 8121 PR Gist;
Boxbergerweg 9; tel. 0570-593051 privé,
660132 bur.; fax 0570-634104; d. G.D. Pluim-
veegezondheidszorg. loc. Deventer.

Wiggen, K.H. van; 1994; 2.381 GL
Zoeterwoude; Miening 11; tel. 071-5809208
privé, 5416945 prakt.; p., medew. bij t)r. A.W.
Helder en G. Roest.

Willem.s, F.M.; 1957; 1815 DM Alkmaar;
Egmondcrstraat 8; tel. 072-5111780; rd. (toev.
als lid).

*With, E. de; 1997; 3531 XK Utrecht;
Curacaostraat 25; tel. 030-2935896; wnd.d.

*VVolf, Mevr. P.J. van der; 1997; 3981 ZM
Bunnik; Vletweide 48; tel. 030-6571318; wnd.d.

Wouters, J.L.H.A.; 1973; 7531 HL
Enschede; Vaarwerkhorst 41; tel. 05.3-
4.353137; p.

Zee, J. van der; 1985; 9561 ZA Ter Apel;
Generaal Maczeklaan 8; tel. 0599-587180
privé, 587200 prakt.; fax 0599-585139; p., geass.
met J. Bakker, R.K. de Boer, H.J. Haverkate. A R
van Ittersum. A. Klarenbeek. F.W. Oostra en
H.B.A. Scholten (fax privé: 0599-587182).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

Mei

11 Internationales Colloquium fïir Ohraku-
punktur, Münehen.

20—22 Intemational symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan, France.

26—29 The Waltham Intemational Symposium
1997, Oriando, Florida, USA. \'Pet nutri-
tion and health in the 21 st century\'.

30 \'Vaccines and re-emerging diseases\' in
Congrescentrum De Eenhoom te Amers-
foort.

31 — 1 Intemational symposium \'diagnosis in

horses\' of the German Society of equine
medicine in Bad Homburg, Germany.
Please contact: COPP. Birgit Bamickel,
Friedrich-Ebert-Str. 12, 61462 Königstein,
Gemany. Tel. 0049-6174/931333, Fax.
0049-6174/931343.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997:
\'Clinical Neurology in Small Animal
Practice\' in Edegem (Antwerpen) België,
Congrescentmm \'Ter Eist\'. Meer informa-
tie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15 31 73 90, Email: leenvdent@glo.be.

-ocr page 307-

\'s:.*---;.;»!;. y-V -y-\':- - ■ \' .\'li:\'\'

PERSONEELSDAG
2 MEI 1997

Op vrijdag 2 mei 1997 zal het bureau
van de KNMvD de gehele dag geslo-
ten zijn in verband met het jaarlijkse
personeelsuitje.

Te\\ens melden wij dat het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 15 mei
1997 wat later zal verschijnen dan de
genjemde datum, in verband met de
vele vrije dagen in de maand mei.

Aflevering

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Deadline *)

12-05-1997
26-05-1997
16-06-1997
30-06-1997

01-06-1997
15-06-1997
01-07-1997
15-07/01-08-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

INTERNATIONAL CAREER OPPERTUNITY

The lams Company is a privately owned American Company, founded in 1946, and is specialized in the development,
manufacturing and distribution of premium quality pet food. With its strong dedication to quality and international growth,
the company is one of the fastest growing pet food organizations in the world. The European Head Office, located in
Eindhoven, provides technical, sales and marketing support to the European distributor network. The company is
characterized by an international professionally managed and dynamic culture, with high quality standards. In order
to expand this successful, growing European organization, lams Pet Food International, Inc. has now a job opportunity for:

lAMS

COMPANY

Wis

IIÜIGÄTION MANAGER

What does the position entail?

As Technical Communication Manager you will report to the Technical Services Manager - Europe, in the Netherlands. |
Your primary function will be to increase effective communication on science and product features and benefits to
internal and external customers. Your responsibilities will include providing internal training, streamline the dispatch
of technical info, co-operate closely with the Marketing Department, and be the conduit for the information-flow to
Research & Development in the U.S.A. You will be based in Eindhoven.

Qualifications:

Being a Veterinarian, you are a strong communicator, both written and verbal, and an experienced presenter.
You are able to work in a team and are a service-oriented person.You have an eye for detail and a high interest in
technical facts and research. You have more than average experience with computer software programs, while being
highly creative. You have an independent judgement and a good ability to interpret, comprehend and communicate
complicated subjects to diverse audiences. A thorough knowledge of written and spoken English is imperative.
Other language skills are a plus.

lams Pet Food International, Inc. offers:

An attractive position in an international environment. Company introduction and nutritional and product training in
the Netherlands and U.S.A. A job with challenges and responsibilities and a salary corresponding to your qualifications
Benefits such as bonus and pension scheme will be offered.

Please send your application in English within two weeks to
lAMS Pet Food International, Inc., Attn. Mrs. Carla
Westeneng,
Employment Representative, P.O. Rox 57012,5605 AA Eindhoven.

Dierenkliniek Pijls - Geleen zoekt op korte termijn (parttime)

EEN DIERENARTS VOOR GEZELSCHAPSDIEREN

M/V

De voorkeur gaat uit naar een dierenarts die tevens interesse voor paarden heeft. Met goede contactuele eigen-
scnappen. Sollicitaties met c.v.: Postbus 43, 6160 AA Geleen. Tel.: 046-4741733.

-ocr page 308-

id - dio

Als dierenarts met
managementskwaliteiten onderzoek
verrichten naar bacteriële ziekten

In Nederland Is DLO, met ruim 3000
personen, de grootste onderzoek-
organisatie die zich bezighoudt met
het "groene". Dit omvat alle
aspecten van agrarische productie-
ketens, natuur, milieu en landschap.

Het onderzoek wordt gedaan bij
11 instituten en ondersteund door
een centrale dienst. Kernbegrippen
binnen alle disciplines zijn creativi-
teit en innovatie. De wetenschappe-
lijke doelen worden gekoppeld aan
maatschappelijke, economische en
politieke relevantie van het onder-
zoekwerk. Het ministerie van LNV
is de grootste afnemer van de
diensten van DLO, maar ook
andere departementen, de EU,
maatschappelijke groeperingen
en het bedrijfsleven, zowel
nationaal als internationaal,
behoren tot de opdracht-
gevers. DLO is actief op
. weg naar een zelfstan-
. A dige, marktgerichte
\\ organisatie.

\\

Het DLO-Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO) zet zich in voor het
verwerven, benutten en uitdragen van kennis ter bevordering van een duurzame
veehouderij, waarbij in het onderzoek het functioneren van het dier als entiteit,
uitgangspunt is. Welzijn en gezondheid van dieren, veiligheid van producten en
minimale belasting van het milieu worden daarbij geïntegreerd met een efficiënte
productie en een hoge toegevoegde waarde in de productieketen voor vlees, melk
en eieren.

laboratoriumhoofd/
wetenschappelijk
onderzoeker

(v/m)

t.b.v, afdeling Bacteriologie

De afdeling Bacteriologie verricht funderend en toepassings-
gericht onderzoek aan bacteriële ziekten en prionziekten bij
landbouwhuisdieren. Dit onderzoek richt zich met name op de
interactie agens-gastheer en levert instrumenten aan voor wering-,
bestrijdings- en beheersingsinstrumenten van dergelijke aandoe-
ningen. Het onderzoek aan zoonosen vormt een belangrijk onder-
deel. Daarnaast verricht de afdeling diagnostiek met betrekking
tot bacteriële ziekten en ontwikkelt en produceert de afdeling
diagnostica en vaccins.

Functie-informatie: U wordt belast met de leiding van het
laboratorium voor algemene bacteriologie en serologie, dat
bestaat uit een team van 7-8 laboratoriummedewerkers.
Het laboratorium verricht o.a. diagnostisch onderzoek met betrek-
king tot bacteriële ziekten en is belast met de organisatie van
rondzendoefeningen. Daarnaast produceert het laboratorium een
aantal diagnostische producten. Het laboratorium werkt volgens
STERLAB kwaliteitsnormen. U bent tevens projectleider van één of
meer onderzoeksprojecten, waarin ruimte is voor eigen onderzoek.
Functie-eisen: Dierenarts, bij voorkeur een dierenartsbacterio-
loog of dierenartsmicrobioloog, met ervaring op het gebied van
bacteriologie en/of serologie. Goede contactuele eigenschappen
en leidinggevende kwaliteiten.
Standplaats: Lelystad.

Salaris: maximaal f 8.056,- bruto per maand bij een 36-urige
werkweek.

Inlichtingen: bij de heer drs. F.G. van Zijderveld, Hoofd afdeling
Bacteriologie, telefoon 0320-238151 of drs. E.M. Kamp, telefoon
0320-238407.

Sollicitaties: binnen 14 dagen, onder vermelding van vacature-
nummer 7106.380.205.395, richten aan ID-DLO, de heer
J.C. Antonides, P&O-adviseur, Postbus 65, 8200 AB Lelystad.

DLO streeft naar een personeelsbestand dat een afspiegeling vormt van de
maatschappij. Daarom worden groepen die momenteel ondervertegenwoordigd zijn,
zoals gehandicapten, vrouwen en leden van etnische minderheden, uitdrukkelijk
verzocht te solliciteren.

-ocr page 309-

IN ONS STREVEN NAAR HET WELZIJN VAN
HONDEN EN KATTEN LEVEREN WIJ
DE OPLOSSINGEN OP HET GEBIED VAN VOEDING.

Soms wordt u geconfronteerd met vreemde ver-
schijnselen. Combinaties die op het eerste gezicht niets
met elkaar te maken hebben. Maar bij nader onderzoek
valt alles op z\'n plaats en blijken deze unieke combinaties
(zoals vis en aardappelen) de oplossingen te zijn waar iedereen
naar zoekt.

Wetenschappelijk pionierswerk, zoeken naar oplos-
singen, voortdurend streven naar één ding: het welzijn van
honden en katten. Dat is de benadering van The lams
Company. Een benadering die resultaten verwerkt in
verrassende oplossingen.

U vindt de resultaten van jarenlange innovatieve en
voortdurende research in al onze producten: Eukanuba
Veterinary Diets, een assortiment van producten die
perfecte oplossingen bieden voor specifieke aandoeningen
door de samenstelling met wetenschappelijk verantwoorde
ingrediënten:

Fructooligosacchariden (FOS) die de conditie van de dami-
flora normaliseren, de aangepaste verhouding tussen omega-6
en omega-3 vetzuren waardixir ontstekingen worden afgeremd
en gedrixigde bietenpulp, een matig feniienteerbare vezelbron
die de gezondheid van de darmen bevordert.

Het stellen van de juiste diagno.se en het vcxirschrijven
van de daarbij passende voeding is uw specialisme. Wij
ondersteunen u daarin met Eukanuba Veterinary Diets: diëten
die oplossingen combineren met een bijzonder gt>ede smaak,
Z(xlat de patiënt deze gemakkelijk accepteert en zijn
medewerking verzekerd is, en die alleen bij dierenartsen
verkrijgbaar zijn.

Eukanuba Veterinary Diets zijn ontwikkeld votir
htmden en katten inet specifieke aandoeningen. Maar er komt
misschien een tijd dat uw patiënt probleemloos kan over-
schakelen op een van onze andere prcxlucten. Met Eukanuba
is dat een natuurlijke overgang.

hhunui

VtTtWNAaV,

In Nn\'

A. >

IWKAIHI

tl _tl«liiN

WAVt \'

•wk

f

i s-

f

t

ft

EUKANUBA»\'

mtn f

tWUMMAII:

m

i

• «

EUKANUBA.«: VETERINARY DIETS

lAMS

COMPANY

Vixir inft)rmatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden rot Aesculaap B.V., Tel. 0411-677500.
Vtxïr technische informatie omtrent onze producten kunt u zich wenden tot Holland L")iervi>eders B.V, Importeur Nederland, Tel.: 030-2479611.

-ocr page 310-

Sonja Debruyne

(dierenarts)

heeft vandaag
advies gevraagd
over praktijk-
overname, een
financiering voor haar
auto geregeld en hulp
gekregen bij het invullen
van haar aangiftebiljet

En dat deed ze allemaal op één
vertrouwd adres:
Bij de VVAA

t praktijkadvisering t financieringen ▼ contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen t pensioenanalyses

t praktijkautomatisering t congresreizen t sociaal-culturele evenementen

▼ belastingadviezen en accountancy t aangifte en T-biljetten ▼ jaarrekeningen
t loonadministraties ▼ advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

T seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen
T autotechnische aankoop en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing

De ondernemende vereniging

VVAA

Atoomweg 100
3542 AB Utrecht
Tel. 030-247 49 11

-ocr page 311-

^A ALLE VERHALEN OVER VLOOIENPREVENTIE
KOMT VIRBAC NU MET ECHT NIEUWS

DUOWIN VOORKOMT NIET ALLEEN EEN
VLOOIENPLAAG, MAAR BESTRIJDT ZE OOK!

>uowin werkt 2,5 maand preventief: het maakt vlooien en eitjes steriel
|n het remt de ontwikkeling van larven,
\'uowin doodt daarnaast direct de aanwezige vlooien,
luowin werkt uitwendig en is veilig voor mens, dier en omgeving,
én behandeling: dubbele werking, maandenlang,
luowin beschermt honden ook I maand tegen teken. Aanwezige teken worden direct gedo
od. [
^oor de directe werking op de huid en de vacht is Duowin een ideaal middel ^H

por honden met een vlooienallergie.

yirbaQ,

\'m

Meer info via http://www. diereninfo.com

Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Bameveld

g quality by research J.;

Duowin vlooienspray voor honden. Eén behandeling werkt 2,5 maand preventief.

Honden willen nnaar
één ding: Duowin.
Het langst preventief
werkende vlooienmiddel
voor honden.

-ocr page 312-

Hoe goed ook uw
opleiding, soms staat u
machteloos tegenover

een giek.

U staat machteloos tegenover d
grillen van de natuur Zo kan eenj
onverwachte beweging van de giel^.
leiden tot arbeidsongeschiktheid.\'

Movir als gespecialiseerde maat-
schappij biedt u de best mogelijke
bescherming tegen de financiële
gevolgen hiervan. Zelfs de om-
streden clausule \'passende arbeid\'
vindt u niet meer in de polisvoor
waarden van Movir terug.
Concreet betekent dit dat Movir,
ongeacht uw leeftijd, arbeidsonge-
schiktheid uitsluitend nog beoor-
deelt op basis van het verzekerde
beroep.

Voor advies, toegesneden op
uw specifieke situatie, verwijzen
wij graag naar uw vertrouwde
assurantieadviseur

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

• exclusieve zekerheid voor een onderlinge prijs

Postbus 2160,3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: (030) 604 74 20.

-ocr page 313-

0

In een tijd waarin de varkensdierenartsen vooral met de varkenspest geconfronteerd blijven worden en
daarmee met het doden van jonge biggen en waarin de gezelschapsdierenartsen de Voorjaarsdagen heb-
ben gevolgd, zijn de paardendierenartsen alweer bezig met de reproductie van het paard en proberen de
runderdierenartsen de horzel de wacht aan te zeggen.

Het is daarnaast zeker op zijn plaats de dierenartsen bij de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees
en bij de varkens-KI een hart onder de riem te steken: je beroep in deze woelige tijd uitoefenen valt niet
mee!

Op naar het jaar 2000 wordt het tijd dat we er als KNMvD gewoonweg voor alle dierenartsen zijn. Dat be-
tekent dat we geen onderscheid meer hoeven te maken tussen vrouwelijke en mannelijke dierenartsen.
Gelukkig komen in Hoofdbestuur, Afdelings- en Groepsbesturen beide naar rato voor (met uitzondering
van het bestuur van de Groep Practici Grote Huisdieren).

Over al deze zaken kunt in dit Tijdschrift lezen. Als pas-afgestudeerde krijgt men antwoord op zijn inge-
zonden briefen vele anderen laten met brieven weten hoe betrokken te zijn bij het wel en wee van dier en
dierenarts.

We zijn een levendige beroepsgroep, al staan we niet overal vooraan met onze mening. We zijn toch regel-
matig positief in de pers te vinden, al zal niet iedereen dat zien. Laten we ons imago dan ook niet verduis-
teren door bijvoorbeeld te adviseren om katten dood te schieten in het kader van de varkenspestbestrij-
ding. Eén dode kat is er dan al te veel. Pas samen op ons goede imago! Houden zo!

Namens de Hoofdredactie, dr. Tj. dorna.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 314-

RUNDERHORZEL: EEN UPDATE

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 274-6

J. Sol en O.e. Sampimon\'\'

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

De cyclus van de runderhorzel, de mogelijkheden van
aantonen en behandeling en de prevalentie in Europa
worden beschreven. Nederland is, na de invoering van de
runderhorzelwet in 1953, sedert 1980 vrij van runder-
horzel. Een herbesmetting moet voorkomen worden via
een bewaking van importen en van bedrijven in de grens-
streek langs Duitsland en België.

SUMMARY
Warble fly: an update.

The cycle oj the warble ßy. the possibilities for detection and treatment and
the prevalence in Europe are described. In the Netherlands in 1953 a war-
ble fly law was enacted. The eradiction of warble fly in the Netherlands was
completed in the early eigthies. Therefore prevention of a reinfestation is
necessary by control of imported cattle and of farms along the border with
Belgium and Germany.

INLEIDING

Vlak na de Wereldoorlog is de bestrijding van de runder-
horzel in Nederland gestart (6). Toen ruim 80% van de rund-
veebedrijven aan de bestrijding deelnam is in 1953 de run-
derhorzelwet uitgevaardigd. In deze wet is vastgelegd, dat
het verboden is om runderen met zichtbare runderhorzelbul-
ten in het weiland te brengen of aan te voeren op markten,
keuringen enzevoort. Overtreding van deze wet wordt be-
straft met een boete van maximaal ƒ 500,— of maximaal één
jaar gevangenisstraf In het begin van de zestiger jaren was in
Nederland het aantal dieren met horzels kleiner dan 1% (6).
In 1980 is Nederland geheel vrij geworden. Wel zijn nadien
zo nu en dan de bulten van de runderhorzel gezien bij geïm-
porteerd vee en op bedrijven in de grensstreek met Belgie en
Duitsland. Via gerichte maatregelen heeft er geen uitbrei-
ding plaatsgevonden (10). In 1996 werd er een toename van
het aantal melkveebedrijven met runderhorzel, in de grens-
streek met België, geconstateerd (II). Waakzaamheid blijft
dus geboden om een herbesmetting te voorkomen.
De behandelingen tegen runderhorzels zijn de laatste jaren
sterk beperkt. Melkgevend rundvee mag zelfs niet meer be-
handeld worden. Daamaast is de runderhorzelsituatie in
Europa veranderd evenals de detectie en monitoringsmoge-
lijkheden. De cyclus, de mogelijkheden van aantonen en be-
handeling van mnderhorzel en de prevalentie in Europa zul-
len beschreven worden.

DE CYCLUS

De mnderhorzel ziet er uit als een harige bij. Hij maakt een
typisch zoemend geluid (9) waardoor mnderen angstig wor-
den en in paniek door de wei rennen. Voor de paniek is ei-
genlijk geen enkele aanleiding omdat de mnderhorzel zelf

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Amsbergstraat 7. 74IS EZ. Deventer.

een onschadelijk insect is. De horzel kan door de slecht ont-
wikkelde monddelen niet bijten, maar ook niet eten. De mn-
derhorzel leeft daarom ook slechts maximaal 6 dagen. Er zijn
2 soorten: Hypoderma bovis, de grote mnderhorzel en
Hypoderma lineatum, de kleine horzel. Hoewel de naam
doet vermoeden dat er een aanzienlijk verschil is in grootte is
dat nauwelijks het geval. De grote mnderhorzel is ongeveer
1,5 cm groot en de kleine slechts één tot enkele millimeters
kleiner. Beide komen voor in Nederland, maar meestal wordt
alleen de grote mnderhorzel gezien. De cyclus van beide
horzels is vrijwel gelijk (Figuur I). De typische horzelbulten
van de kleine runderhorzel worden meestal wat vroeger (I a
2 maanden) in het seizoen gezien. Ook is de plaats waar ze de
mstperiode hebben gedurende de winterperiode verschil-
lend. De larve van de kleine runderhorzel mst rond de slok-
darm en de larve van de grote runderhorzel rond het rugge-
merg. Horzels leggen hun eieren op de haren van de poten en
de onderbuik. De larve, die uit het ei komt, doorboort de huid
en trekt in een periode van enkele maanden naar de slokdarm
of, in het geval van de grote mnderhorzel, naar het mgge-
merg. Als ze daar aangekomen zijn msten ze enkele maan-
den en in het voorjaar trekt de larve van de grote runderhor-
zel naar de huid van het kmis en de mg en de larve van de
kleine horzel naar de huid van de schoft. Daar aangekomen
boort de larve een gaatje in de huid en deze larve ontwikkelt
zich dan aëroob tot het 2^ en 3^ larvale stadium. De larve van
het 3® larvale stadium wordt 2 cm lang en een halve cm dik.
Als reactie op de larve ontstaan onder de huid de typische
mnderhorzelbulten die meestal 2 a 3 cm groot zijn (Foto I).
De larve wringt zich door het kleine gaatje in de huid naar
buiten en verpopt zich daama in de grond. Deze verpopping

-ocr page 315-

kan alleen plaatsvinden in de grond en niet in mest of stro in
stallen. Om die reden loopt de cyclus van de runderhorzel
letterlijk dood als runderen binnen worden gehouden. Uit de
pop ontwikkelt zich, afhankelijk van de weersomstandighe-
den, in 20 tot 50 dagen de horzel, die vooral actief is bij warm
zomerweer.

VOORKOMEN IN EUROPA

Denemarken was het eerste land in Europa dat al in het begin
van de 20\'-" eeuw met de bestrijding van de runderhorzel be-
gonnen is (7, 13). Denemarken was in 1967 runderhorzel-
vrij en is tot op heden ook vrij gebleven (7). Ook Zweden en
Noorwegen zijn runderhorzelvrij (5). In Nederland is dat
evenzo het geval. In Oost- en West-Duitsland had men rond
1970 de runderhorzel vrijwel uitgeroeid. Nadien is echter in
Duitsland de aandacht voor runderhorzels verslapt en zijn in-
dertijd vrije gebieden opnieuw besmet geraakt (5). In het be-
gin van de negentiger jaren zijn Engeland, Schotland en
leriand, na een intensieve en dure campagne, vrij geworden
(12). Wel venneldt Tarry (12) dat in 1994 bij 42 geïmpor-
teerde dieren (waarvan 15 uit Nederland) serologisch antili-
chamen tegen runderhorzel werden aangetoond. Een terug-
tracering van deze dieren in Nederland leverde echter geen
enkele aanwijzing op runderhorzel op op de bedrijven van
herkomst (11). Alle overige Europese landen, inclusief de
Oost-bloklanden, zijn besmet. Binnen de diverse landen zijn
wel grote verschillen. Zo is in Frankrijk in Normandië, mede
als gevolg van een succesvolle cainpagne, de besmettings-
graad heel laag, terwijl die in andere regio\'s (soms) hoog is
(5).

BEHANDELING

n

In Denemarken is de horzelbestrijding gestart met het hand-
matig verwijderen van de horzels uit de bulten (7, 13). Later
heeft men derrispoeder ofwel rotenon gebruikt. In Nederland
is evenzo met succes derrispoeder gebruikt (6). Op het eind
van de bestrijding is ook de organofosverbinding Tiguvon
(=fenthion) gebruikt. Moinenteel zijn er in Nederland nog
slechts een beperkt aantal middelen die gebruikt mogen wor-
den. Bij melkgevend vee is geen enkel middel toegelaten.
De toegelaten middelen, allen behorend tot de avermectines,
zoals Dectomax®, Enzec® en Ivomec®, zijn alle zeer goed
(± 100%) werkzaam tegen alle larvale stadia. Ook closantel
(Flukiver®) kan gebruikt worden bij de larvale stadia in de
bulten van de huid.

Foto 1. De runderhorzelbulten onder de huid.

\' -A/ \'

In de literatuur wordt melding gemaakt van gebruik van iver-
mectine (Ivomec®), in extreem lage doseringen, bij melkge-
vend rundvee (1). Een dosering van 0,1 cc Ivomec® voor één
melkgevend nind (tot 700 kg) bleek vrijwel 100% effectief
Zeldzame niet succesvolle behandelingen werden toegeschre-
ven aan de problemen om deze extreem lage hoeveelheid iver-
mectine toe te dienen. Na subcutane toediening van 0,1 cc
Ivomec® aan een koe lag de concentratie van ivermectine in
de melk na toedienen maximaal op 0,27 ± 0,16 nanogram per
ml melk (Figuur 2). Volgens experts van de World Health
Organisation mag de maximaal toegelaten hoeveelheid iver-
mectine voor de mens op 1 microgram per kg per dag liggen
(1). Om dat te halen zou een volwassene ongeveer 75 liter
melk per dag moeten drinken van melk die afkomstig was van
een rund, dat, na toediening van 0,1 cc Ivomec®, de maximale
concentratie aan ivermectine bevatte. De toediening van iver-
mectine aan melkvee in deze lage dosering zou dan eigenlijk
ook geen probleem mogen zijn (1). Ook het risico op resisten-
tie bij nematoden en arthropoden, na toepassing van deze zeer
lage dosis ivermectine, wordt gering geacht (2).

t

Figuur 2. Concentratie (gemiddeld ± SD) ivermectine in het plasma (•) en
melk (o) na subcutane toediening van ivermectine [0,1 cc Ivomec®) (1).

Behandeling tegen runderhorzel kan in een gering percen-
tage (± 0,01 %) leiden tot verlamming van de achterkant als
runderen behandeld worden tijdens de rustperiode van de
horzellarven rond het ruggenmerg (3). Bij het afsterven van
de larve kan dan een zwelling ontstaan met als gevolg een le-
sie van het ruggemerg en daardoor een verlamming van de
achterhand. Derhalve wordt in Nederland afgeraden om run-
deren met systemische middelen te behandelen tegen runder-
horzel in de periode december tot half maart.

AANTONEN EN VERVOLGEN

Het aantonen van de runderhorzel is uiteraard duidelijk als de
runderhorzel in de zomermaanden wordt gezien. De gevol-
gen daarvan zijn moeilijk voorspelbaar. Één runderhorzel kan
3 tot 5 km vliegen en in deze straal dus runderen infecteren.
Ook duidelijk is de aanwezigheid van runderhorzelbulten op
markten, slachthuizen enzovoort. Een tracering van de bedrij-
ven van herkomst maakt het dan mogelijk om haarden op te
sporen en maatregelen te nemen. Het opsporen van haarden
met een runderhorzelbesmetting is daamaast mogelijk via het
aantonen van antilichamen in (bulk)melk en bloed (5). In het
bloed (en dus ook in de melk) daalt de titer tot onder de detec-
tiewaarde in 3 tot 5 maanden nadat de runderhorzellarven het

0.01

-ocr page 316-

lichaam verlaten hebben (8). De beste periode om bloed en
melk te onderzoeken ligt in de periode december tot april (5).

DISCUSSIE

Al lang geleden (6) is Nederiand begonnen met een systema-
tische aanpak van de runderhorzel. Dit was alleen mogelijk
door, toen voldoende bedrijven (80%) deelnamen, de bestrij-
ding te verplichten via de runderhorzelwet uit 1953. Een
goede bewaking van runderhorzelvrij status is vervolgens
belangrijk om grote inspanningen uit het verieden niet verlo-
ren te doen gaan. Dit is goed gelukt in Nederland maar helaas
mislukt in onder andere Duitsland, Tjechie en Slowakije (5).
Het vrij blijven is voor Nederiand belangrijk om in de toe-
komst de runderhorzelvrij status snel te kunnen verkrijgen.
De runderhorzelvrij status zouden landen als Engeland,
leriand en Schotland, die begin negentiger jaren vrij gewor-
den zijn, gaame claimen (4). Nederland dient derhalve waak-
zaam te blijven in verband met mogelijke exportbeperkin-
gen. Een herbesmetting zou niet alleen een grote schade
(beschadigde huiden, onrust van vee etcetera) met zich mee
brengen, maar tevens problemen met de behandeling. Een
behandeling kost geld maar is tevens vaak lastig omdat een
behandeling van melkgevende runderen niet is toegestaan.
Ook de publieke opinie bij massale behandelingen van rund-
vee met insecticiden moet niet onderschat worden. Derhalve
is het belangrijk dat in Nederland er naar gestreefd wordt om
herbesmettingen met runderhorzel te voorkomen. Een jaar-
lijks bulkmelkonderzoek van bedrijven in de grensstreek met
België en Duitsland in het voorjaar zou daartoe een goede
methode zijn. Een bulkmelktest moet dan wel voldoende be-
trouwbaar zijn. Daartoe zijn de mogelijkheden aanwezig.
Daarnaast is een controle en eventuele terugtracering van be-
smette dieren op slachthuizen, markten, keuringen etcetera
belangrijk, evenals een controle van importen. Dit systeem
van bewaking wordt onder andere in leriand toegepast (4).

LITERATUUR

1. Alvinerie M, Sutra JF. Ciallcr P, and Toutain PL. Microdose d\'iver-
mectinc chez la vachc laiticre: concentrations plasmatiques et résidus

mi

»■ I ft

dans le lait. Revue de Médicine Vétérinaire 1994; 145: 761-4.

2. Bauer C. Does the use of microdosed Ivermectin to control bovine hy-
podermosis increase the risk for selecting drug resistant nematodes?
In: Pfister K. Charbon JL, Tarry DW. Pithan K. cds. Improvement in
the control methods for warble fly in cattle and goats. Workshop Thun
23-25. sept 1993. European Commission. Brussels 1994: 145-6.

3. Boulard C. Argente G, Million E. Hypodermose bovine 2^ partie: diag-
nostic ct traitcment. Le point Veterinaire 1988; 20: 17-27.

4. Feore M. The control and the elimination of warble fly infestation in
Northem Ireland. In: Tarry DW. Pithan K, Webster K. eds. Improvement
in the control methods for warble fly in farm livestock. Workshop
Guilford, 8-10 sept. 1994. European Commission. Bmssels. 1993: 35-7.

5. Hochkirch A. Epidemiologische Studie zur Verbreitung der
Hypodermose (Hypoderma bovis) bei Rindern in Rheinland-Pfalz.
Thesis. Hannover: Tierärtliche Hochschule Hannover, 1995. 115 pp.

6. Hofman J. The fight against cattle grubs (warble fly, hypodermosis) in
the Netherlands and particularly in the province of Groningen. In:
Boulard B. Thombcrg H. eds. Warble fly control in Europe.
Rotterdam-Boston: Balkema AA, 1984: 99-104.

7. Jespersen JB. Maintenance of a warble-free status (Denmark). In:
Tarry DW. Pithan K, Webster K. eds. Improvement in the control me-
thods for warble fly in livestock. Workshop Guilford, 8-10 sept. 1994.
European Commission. Brussels. 1995: 43-4.

8. Losson BJ, Lonneux JF. Activity of Moxidectin 0.5 % pour-on against
Hypoderma bovis in naturally infested cattle. In: Losson B, Lonneux
JF, Pithan K. eds. Improvement in the control for warble fly in cattle
and goats. Workshop Luik, 16-18 sept. 1992. European Commission.
Brussels. 1993:39-48.

9. Rosenberger G. Dasselbefall (Hypodermose). In: Rosenberger G ed.
Krankheiten des Rindes. Berlin und Hamburg: Verlag Paul Parcy,
1970:975-82.

10. Sol J, Sampimon OC. Eradication of the Warble Fly in the
Netherlands. In: Pfister K, Charbon JL. Tarry DW, Pithan K. eds.
Improvement in the control methods for warble fly in cattle and goats.
Workshop Thun. 23-25 sept. 1993. European Commission. Brassels.
1994:45-6.

I 1. Sol J, Sampimon OC. The hypoderma situation in the Netherlands. In:
Puccini V, Giangaspero A, Pithan K. eds. Improvement in the control
methods for warble fly in cattle and goats. Workshop Parma 5-6 sept.
1996. European Commission. Brussels. 1997: (in press).

12. Tarry DW, Sinclair IJ. The national eradication scheme: keeping the in-
vaders at bay. In: Tarry DW, Pithan K, Webster K. eds. Improvement in
the control methods for warble fly in farm livestock. Workshop
Guilford. 8-10 sept. 1994. European Commission. Brussels. 1993: 39-
44.

13. Weinschenk A. Die Bekämpfung der Dassclflicgenplage. Gewerbc-
druckerei GmbH, Berlin 1933.

MANAGING A VETERINARY PRACTICE

C. Jevring. Uitgever: W.B. Saunders CompanvLtd. London.
ISBN 0-7020-1987-9.

\'Managing a Veterinary Practice\' is een boek met 299 bladzij-
den dat zich opvallend gemakkelijk laat lezen. Bij het begrip
Management denken we al gauw aan zaken als logisch analy-
seren, praktisch inzicht en trefzeker handelen, en dat zijn nu
juist begrippen waarmee dit boek kan worden getypeerd.
De auteur runt zelf een praktijk-management-adviesbureau in
Zweden en toont met dit boek haar mime ervaring en kennis op
dit vakgebied. Kort en schematisch bespreekt ze vele aspecten
van praktijk management, waaronder het leiderschap, het be-
vorderen van de teamgeest, het verbeteren van de communicatie
onderling en naar buiten, de service-verlening, het optimaal be-
nutten van reeds aanwezige kennis en vaardigheden, enzovoort.
Ze maakt duidelijk dat het mnnen van een diergeneeskundige
praktijk in feite \'small business\' in een bepaald marktsegment
is en dat dan ook elementaire markt mechanismen en manage-
ment principes gelden. Met dat uitgangspunt worden in de
tweede helft van het boek zaken als klantgericht denken, klein
verkoop, marketing en dergelijke besproken. Het boek ver-
toont een uitstekende lay out. Door middel van het systema-
tisch en consequent toepassen van een aantal lettertypes, zowel
vet als cursief gezet en variërend in grootte, gecombineerd met
kantlijn variaties en aandachtspunten, laat de tekst zich heel
prettig lezen en wordt het geheugen van de lezer zeer geholpen.
Praktij kmanagement is een kennisgebied met een eigen logica
dat geen algemene bekendheid geniet bij de doorsnee veteri-
nair. Wel hebben praktici er dagelijks mee te maken. Dit boek
is het lezen waard, zowel voor haar die in een groepspraktijk
functioneert, als voor hem die een éénmanspraktijk runt.

J.K. de Jong

-ocr page 317-

Oorspronkeijte artikelen

SAMENVATTING

In de periode 1994 - 1996 zijn 1030 oestri van K.W.P.N.-
merries retrospectief geëvalueerd op het voorkomen van
dubbele ovulaties gediagnostiseerd door middel van rec-
taal onderzoek.

Hierbij werd geen gebruik gemaakt van echografle appa-
ratuur.

Alle follikels met een diameter van meer dan 25 mm wer-
den meegeteld. Het onderzoek werd elke 48 uur her-
haald. In 7,3% van de cycli kon een dubbele follikelont-
wikkeling worden vastgesteld. In een groep van 50
merries waarbij met echografisch onderzoek een twee-
ling was gediagnostiseerd bleek slechts 14 keer (28%) een
dubbele ovulatie bij rectaal onderzoek tijdens de vooraf-
gaande oestrus te zijn waargenomen.
Dit suggereert een incidentie van dubbele ovulaties bij
K.W.P.N.- merries van 7,3 x 1/28 x 100 = 26%. De tekort-
komingen van het rectale follikelonderzoek worden be-
sproken. Voor een correcte diagnose van dubbele ovula-
ties is echograTie beslist noodzakelijk. Tevens wordt het
belang van een goed tweeling preventieprogramma be-
nadrukt.

SUMMARY

The incidence of multiple ovulations in Dutch
Warmblood Mares

In ihe period 1994 - 1996 1030 oesiruses of Dutch Warmblood mares were
evaluated on the incidence of multiple ovulations diagnosed by rectal pal-
pation. Ultrasonography was not used.

AH follicles > 25 mm were noted. The examination was repeated every 4K
hours. The incidence of multiple follicle development was 7.3 %.
In a group of 50 ultrasonographically diagnosed twin-pregnant mares only
14 (28%) had been detected hy rectal palpation as a multiple ovulation. This
suggests an incidence of multiple ovulations in Dutch Warmblood mares of
7.3
X 1/28x100 = 26%.

Restrictions of rectal palpation are discus.sed. Ultrasonography is essential
for the diagnosis of multiple ovulations. The importance of a good twin-pre-
vention programme is emphasized.

INLEIDING

Tweelingdracht bij de merrie ontstaat na een dubbele ovula-
tie. Bij het paard zijn slechts enkele gevallen van monozy-
gote meerlingdracht beschreven (3, 5,6, 11).
De incidentie van dubbele ovulaties varieert sterk (4 - 43%)
en is afhankelijk van het ras, de leeftijd en de fertiliteit van de
merrie (12). Ook bepaalde familielijnen of individuen kun-

\' Veterinair Centrum Someren. Po.stbus 63. 5710 AB Someren. Tel: 0493 - 491770
Fax. 0493 - 496770

^ Universiteit Gent. Faculteit van de Diergeneeskunde. Vakgroep Voortplanting,
Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde. Saliburx\'laan 133. 9H20 Merelbeke,
België.

nen een verhoogde neiging tot dubbele ovulaties vertonen,
waarmee rekening kan worden gehouden bij het drachtig-
heidsonderzoek ter voorkoming van tweelingdracht (2, 9,
13).

De incidentie van tweelingdracht wordt bepaald door het
aantal dubbele ovulaties, het uni- dan wel bi-lateraal zijn van
deze ovulaties en de lengte van het ovulatie-interval (4). De
ovulaties worden synchroon genoemd indien het ovulatie-in-
terval minder dan 24 uur bedraagt. Is dit interval langer dan
is er sprake van een asynchrone ovulatie (4). Indien de mer-
rie wordt geïnsemineerd met sperma met een lange overle-
vingsduur behoort tweelingdracht ook bij een ovulatie-inter-
val van meerdere dagen tot de mogelijkheden.
In het verleden zijn de bevruchtingsresultaten nadelig beïn-
vloed door merries, waarbij tijdens het rectaal onderzoek
meerdere follikels werden geconstateerd, niet te dekken of te
insemineren (2,4).

Pascoe et al. {9) vonden dat 24% van de merries, waarbij bij
het rectaal onderzoek twee follikels groter dan 25 mm wer-
den gevoeld, tussen dag 12 en dag 25 na ovulatie drachtig
waren van een tweeling. Waren deze twee follikels groter
dan 40 mm, dan was 38% van de merries tussen dag 12 en
dag 25 drachtig van een tweeling (9).
Het onderkennen van twee follikels vergroot de kans op het
vroegtijdig diagnostiseren van tweelingdracht waardoor tij-
dig kan worden ingegrepen en er een optimale mogelijkheid
ontstaat een eenlingdracht te realiseren. Het doel van het on-
derzoek was de incidentie van dubbele ovulaties bij
Warmbloed merries vast te stellen alsmede de beste onder-
zoekswijze om tot diagnosestelling te komen te bepalen.

MATERIAAL EN METHODE

Gedurende de dekseizoenen van 1994, 1995 en van 1996
werden in totaal 1030 oestri geëvalueerd van merries die alle
behoorden tot het Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek
in Nederland (K.W.P.N.). Het betrof merries van 2 tot 22
jaar oud die op één hengstenstation stonden. Er werd geen
onderscheid naar reproductiestatus gemaakt, hetgeen bete-
kent dat zowel nooit eerder gedekte merries als guste- en lac-
terende merries in het onderzoek werden opgenomen. De
merries kregen een rantsoen van hooi en enkele kilo\'s paar-
den onderhoudsbrok zonder extra aanvullingen. Alleen in
zeer uitzonderiijke gevallen werd weidegang gegeven.
Nadat de merries bij schouwen hengstig waren bevonden
vond er eenmaal per 48 uur follikelcontrole plaats, totdat een
ovulatie was opgetreden of totdat de merrie niet meer heng-
stig stond. Bij dit rectaal routine onderzoek werd geen ge-
bruik gemaakt van echografie. Onmiddellijk na het gynaeco-
logisch onderzoek werd elke bevinding op een merriekaart
vastgelegd. Alle follikels met een diameter groter dan 25 mm
werden genoteerd.

Indien er sprake was van twee follikels werd het rectaal on-
derzoek herhaald totdat beide ovulaties waren bevestigd of
totdat de merrie niet meer hengstig stond.
Bij een groot aantal van de onderzochte merries werd 17 tot

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 277-9

DE INCIDENTIE VAN DUBBELE OVULATIES BIJ HET
NEDERLANDS WARMBLOEDPAARD

D.L Willink\'\'. LA.J. Smeenki, P.W.C.M. van Oijen\'\' en A. De Kruif^

-ocr page 318-

43 dagen na ovulatie een echografisch drachtigheidsonder-
zoek verricht.

RESULTATEN

In 1994, 1995 en 1996 werden respectievelijk bij 23 van de
364 oestri (6,3%), 25 van de 344 oestri (7,3 %) en bij 27 van
de 322 oestri (8,3 %) twee follikels groter dan 25 mm bij rec-
taal onderzoek vastgesteld. In totaal betrof het 75 oestri (7,3
%) bij 67 verschillende merries. Acht merries hadden twee-
maal een oestrus met twee follikels binnen een seizoen (17,4
%). Dit bevestigt de bevinding dat dubbele ovulaties binnen
bepaalde lijnen of individuen vaker voorkomen (2, 9, 13).
Bij 70 oestri (93%) betrof het een bilaterale follikelontwik-
keling en bij 5 oestri (7%) werden unilateraal twee follikels
herkend. Het percentage oestri waarbij twee follikels groter
dan 25 mm bij rectaal onderzoek werden vastgesteld va-
rieerde van 4,7% in maart tot 8,6% in juni (Figuur 1).
Bij 50 van de 75 oestri met een dubbele follikelontwikkeling
is het rectaal onderzoek vervolgd totdat beide ovulaties wer-
den vastgesteld, in de overige 25 gevallen stonden de merries
niet meer hengstig op het moment dat de eerstvolgende con-
trole had moeten plaatsvinden. In ongeveer 85% van de oe-
stri bedroeg het interval tussen de ovulaties minder dan 48
uur, doch drie maal werd een interval van 4 dagen en zelfs
eenmaal van 5 dagen waargenomen.
Bij het echografisch drachtigheidsonderzoek bleken 50 mer-
ries drachtig te zijn van een tweeling. Bij slechts 14 van deze
merries ( 28%) waren bij het rectaal onderzoek twee follikels
gediagnostiseerd.

Figuur 1. Het percentage oestri waarbij twee follikels groter dan 25 mm
bij rectaal onderzoek werden vastgesteld per maand.

DISCUSSIE

Met rectaal onderzoek konden bij 7,3% van de oestri twee
follikels gediagnostiseerd worden waarvan 93% bilateraal
aanwezig was. Het is echter zeer waarschijnlijk dat er even
vaak unilaterale als bilaterale dubbele ovulaties voorkomen
zoals ook Squires
et al. stellen (12).

Naar alle waarschijnlijkheid onttrekt het merendeel van de
unilaterale dubbele ovulaties zich aan palpatie. Manuele fol-
likelcontrole is niet nauwkeurig genoeg om unilaterale dub-
bele ovulaties te diagnostiseren. Bovendien kunnen dubbele
ovulaties onder praktijkomstandigheden gemakkelijk gemist
worden, omdat de follikelcontrole na de eerste ovulatie
meestal niet meer wordt gecontinueerd, mede doordat de
merrie dikwijls niet meer verder wordt geschouwd. Ook pre-
occupatie ten gevolge van eerdere waarnemingen gedurende
dezelfde oestrus, kan de kans op herkenning van twee folli-
kels nadelig beïnvloeden.

Tenslotte kan ook een te lage frequentie van gynaecologisch
onderzoek een reden zijn voor het missen van dubbele ovula-
ties.

Zowel Ginther (2,3), Pascoe (8,9) als Newcombe (7) namen
bij 11 - 40% van merries die later van een tweeling drachtig
bleken te zijn, bij het rectaal onderzoek tijdens de vooraf-
gaande oestrus, slechts een enkelvoudige ovulatie waar.
Aangezien monozygote tweelingdracht vrijwel niet voor-
komt, worden er dus veel dubbele ovulaties niet als zodanig
herkend (3,4, 8).

Bij de eigen onderzoeksgroep van 50 merries die drachtig
waren van een tweeling bleek in slechts 14 gevallen (28%)
de multiple ovulatie bij rectaal onderzoek te zijn herkend.
Als dit als maat voor het detectieniveau van een dubbele
ovulatie wordt genomen betekent dit dat er bij het
Nederlands Warmbloed paard 7,3 x 1/28 x 100 = 26,0% dub-
bele ovulaties voorkomen.

Dit komt overeen met wat Pycock aan dubbele ovulaties bij
dit type paard verwacht (10). Niet elke rectaal gediagnosti-
seerde follikel groter dan 25 mm. zal daadwerkelijk ovule-
ren. In ons onderzoek werden alleen follikels groter dan 25
mm waarvan op grond van grootte, zachtheid en ontwikke-
ling in de tijd werd verwacht dat ze zouden ovuleren, geno-
teerd.

Samenvattend kan gesteld worden dat rectaal onderzoek een
bijzonder onbetrouwbare methode is om dubbele ovulaties
vast te stellen. Echografisch onderzoek is hiervoor beslist
noodzakelijk. Indien er een dubbele ovulatie word vastge-
steld moet de merrie nauwkeurig worden begeleid teneinde
een tweelingdracht te voorkomen.

De belangrijkste punten van een tweelingpreventie pro-
gramma zijn:

- een zorgvuldig gynaecologisch onderzoek met echografie
gedurende de hengstigheid;

- herkenning van tweelingdracht middels echografisch on-
derzoek op dag 14-15;

- manuele embryo-reductie in een zo vroeg mogelijk sta-
diumd, 13);

- na dag 16 moet er op grond van het fixatietype en de vitali-
teit van de tweeling bepaald worden of er tot manuele em-
bryo reductie zal worden overgegaan;

- bij twijfel moet afgewacht worden en dient het echogra-
fisch onderzoek na enkele dagen herhaald te worden. Pas
als een zekere diagnose gesteld kan worden, moet een be-
slissing over de te volgen handelwijze genomen worden.

DANKBETUIGING

Graag willen de auteur.s Mw. dr M.M. Stoet van Oldniitenhorgh-
Oosterhaan hartelijk bedanken voor haar hulp en adviezen hij het tot stand
komen van dit artikel.

LITERATUUR

1. Ginther OJ. Twinning in mares: a review of recent studies. J Equine
VetSci 1982; 2: 127-35.

2. Ginther OJ. Ultrasonic imaging and reproductive events in the mare.
Equiservices. Madison, Wisconsin, 1986.

3. Ginther OJ. Relationships among number of days between multiple
ovulations, number of embryos and type of embryo fixation in mares. J
Equine VetSci 1987;7:82-8.

4. Ginther OJ, and Bergfelt DR. Embryo reduction before day 11 in ma-
res with twin conceptuses. J Anim Sci 1988; 66: 1727-31.

-ocr page 319-

Jeffcott LB, and Whitwcll KE. Twinning as a cause of fetal and neona-
tal loss in the thoroughbred mare. J Comp Pathol 1973; 83: 91 -106.
Meadows SJ, Binns MM, Newcombe JR, Thompson CJ, and Rossdale
PD. Identical triplets in a thoroughbred mare. Equine Vet J 1995; 27:
394-7.

Newcombe JR. Incidence of multiple ovulation and multiple preg-
nancy in mares. Vet Rec 1995; 137: 121-3.

Pascoe RR. Methods for the treatment of twin pregnancy in the mare.
Equine VetJ 1983; 15:40-2.

Pascoe RR, Pascoe DR. and Wilson MC. Influence of follicular status
on twinning rates in mares. J Reprod Pert 1987; 35: 183-9.
Pycock JF. Minisymposium on clinical reproductive research in hor-
ses. Dec. 11 th. 1996. Dept. of Herd Health and Reproduction. Faculty
of Veterinary Medicine, Utrecht.

10.

11.
12.

13.

a iÄ-^r*

Rooney JR. Autopsy of the horse. Baltimore, Williams & Wilkins, 1970.
Squires EL, McClain MG, Ginther OJ, and McKinnon AO.
Spontaneous multiple ovulation in the mare and its effect on the inci-
dence of twin embryo collections. Theriogenol 1987; 28: 609-13.
Willink DL, en Smeenk LAJ. Manuele embryoreductie van tweeling-
dracht bij de merrie. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116:405-6.

DIE MENSCH-KATZE BEZIEHUNG

Dr. D. Turner is al jaren lang dc autoriteit op het gebied van
kattengedrag en de relatie inens-kat. Hierover schreef en
schrijft hij vele artikelen. Maar door het feit dat de relatie
mens-dier niet echt bij één wetenschappelijke discipline
hoort wordt dit materiaal vaak in vele verschillende tijd-
schriften en vakbladen gepubliceerd. In \'Die Mensch-Katze
Beziehung\', dat in 1995 uitgegeven werd geeft hij een over-
zicht van de inhoud van deze verschillende publicaties.
Turner doet dit in een begrijpelijke taal, waardoor dit boekje
boeiend en interessant is voor dierenartsen, ethologen, dier-
psychologen en geïnteresseerde leken.

De populariteit van de kat neemt nog steeds toe. Het is met
name het aantal toegenomen tweeverdieners die één of
meerdere katten nemen. Onderzoek geeft aan dat hoe
speelzamer, nieuwsgieriger en schoner een kat is, hoe leu-
ker hij wordt gevonden. Het blijkt echter dat mensen
veelal weinig tot niets van kattengedrag afweten. Hierdoor
kunnen vele problemen met katten ontstaan. Deze proble-
men variëren van agressie tot onzindelijkheid en .sproeige-
drag. Op de mogelijke oorzaken van deze problemen gaat
Turner nog een keer in en mogelijke oplossingen worden,
zij het vaak op beperkte wijze, aangegeven. Heel duidelijk
legt Turner nog een keer de nadruk op een goede socialisa-
tieperiode (bij de kat van de tweede tot en met de zevende
levensweek), omdat dit vele kattenproblemen kan voorko-
men. Bovendien neemt het aantal katten en mensen per
vierkante kilometer toe, zodat katten steeds vaker met
meer katten en mensen moeten leven. Katten die beter ge-
socialiseerd zijn, zijn hiertoe beter in staat. Gevechten tus-
sen goede gesocialiseerde katten zijn vrij normaal. Het is
dan niet verstandig de katten te scheiden, ondanks het feit
dat kattengevechten door in de buurt verblijvende mensen
niet als prettig ervaren wordt. Het is beter de katten alle
ruimte te geven om zich eventueel voor de andere kat te
verbergen en de katten gezamenlijk te voeren. Als de hon-
ger groot genoeg is, is het eten veel belangrijker dan een
territoriumgevecht.

Als katten altijd binnen zijn is het verstandig om niet meer
katten te hebben dan het aantal kamers dat continue tot de be-
schikking van de katten staat. Als er toch meer katten gehou-
den worden kan dit enorme stress bij de katten veroorzaken
met als gevolg onder andere sproeigedrag.

Bovendien gaat Turner in op de vaak overdreven angst van
bepaalde wetenschappers voor het anthropomorfiseren van
dieren. Hieronder wordt verstaan het vermenselijken van
dieren, c.q. de toekenning van menselijke eigenschappen aan
dieren. Hiertoe behoort ook het toekennen van een persoon-
lijkheid van dieren. Volgens Turner kan er prima gesproken
worden over de persoonlijkheid van de kat. Dat katten qua
persoonlijkheid verschillen is bovendien ook wetenschappe-
lijk aangetoond. Hierbij spelen erfelijke aspecten maar ook
omgevingsvariabelen een rol. Siamezen bijvoorbeeld initië-
ren vaker contact met de eigenaar dan Perzen en huis-tuin-en
keuken katten. Aan de andere kant is het bijvoorbeeld zo dat
het hoofdzakelijk de kat is die het aantal en de lengte van de
interacties met de mens beïnvloedt. Echter, als de eigenaar
de interactiewensen van de kat vaker zal inwilligen, hoe va-
ker ook de kat de interactiewensen van de mens inwilligt.

Katten die altijd binnen in huis verblijven hebben meer inter-
actie met hun eigenaren, ook relatief gezien, dan katten die
buiten komen. Het lijkt er volgens Turner op alsof katten in
de interactie met mensen de contacten compenseren die ze
niet met soortgenoten kunnen hebben. Volwassenen hebben
in de interactie met de kat trouwens meer succes dan kinde-
ren. Dit omdat volwassenen de katten eerst toespreken en
dan pas aaien. Bij kinderen gaat het meestal andersom of
spreken kinderen helemaal niet met de kat. Kennelijk kan dit
zeer bedreigend voor een kat zijn, waarna de interactie door
de kat wordt afgebroken.

Al met al is dit een plezierig te lezen boekje geworden, waar-
uit iedereen praktische tips met betrekking tot het houden
van katten kan halen, maar waarin ook de nodige achter-
grondinformatie te vinden is.

N. Endenburg

-ocr page 320-

(L.M. Overduin en A.E.J.M. van den Bogaard. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122: 7-9.)

In het artikel \'Lyme borreliose bij de hond\' van Overduin en
Van den Bogaard wordt een twee jaar oude Bemer Sennen-
hond gepresenteerd met koorts, extreme halspijnlijkheid en
licht overvulde gewrichten. Er werd gedacht aan polyartritis en
meningitis en omdat er teken op de hond waren gevonden,
werd de hond verdacht van borreliose en werd de therapie
daarop ingesteld. Na zeven weken was de hond hersteld na een
behandeling met verschillende antibiotica. Het succes van de
behandeling werd vooral toegeschreven aan de intraveneuze
toediening van amoxycilline gedurende de laatste twee weken.
De antilichaamtiter tegen
B. Burgdorferi was sterk positief.
Recidief van de verschijnselen na een halfjaar werd ook met
een langdurig antimicrobiële therapie (i.v. en oraal) op basis
van dezelfde diagnose behandeld. De titer op de moment bleek
(nog) hoog te zijn.

Naar aanleiding van deze casuïstiek hebben wij de behoefte en-
kele kanttekeningen te plaatsen. Ons grootste bezwaar heeft
geen betrekking op de juistheid van de diagnose, maar richt
zich vooral op de wijze van klinisch denken die er aan ten
grondslag ligt. De auteurs geven veel aandacht aan de bevesti-
ging van de hypothese van borreliose en zijn weinig kritisch
over een altematieve mogelijkheid. Ook in de discussie van de
casus worden geconstateerde \'ongerijmdheden\' vooral ver-
klaard met argumenten die de diagnose Borreliose ondersteu-
nen en worden altematieve verklaringen die deze mogelijkheid
ondermijnen niet of onvoldoende belicht.
Als onderbouwing van de diagnose worden drie argumenten
aangedragen:

1. \'Typische verschijnselen\' - Op grond van de extreme hals-
pijnlijkheid, stramme locomotie en koorts is de waarschijn-
lijkheidsdiagnose van meningitis geopperd. Kreupelheid
(polyartritis) met koorts wordt als veel voorkomend ver-
schijnsel van borreliose gemeld. De diagnose polyartritis bij
de beschreven casus is echter niet gebaseerd op cytologisch
onderzoek van synovia, maar de \'licht overvulde\' gewrich-
ten, zonder dat er sprake is van pijnlijke gewrichten: althans
daarover staat niets gemeld. Meningitis komt bij experi-
mentele borreliose niet voor, is bij spontane gevallen van ca-
nine borreliose incidenteel genoemd, maar is nooit duidelijk
aangetoond (Greene, 1995, Kazmierczak, 1993).

De halspijnlijkheid en koorts worden als prominente ver-
schijnselen gepresenteerd. Zeker bij een jonge Bemer
Sennenhond dient de altematieve mogelijkheid van corti-
coidgevoelige (immuungemedieerde) meningitis in over-
weging te worden genomen.

2. \'Contact met teken\' - Vrijwel geheel Nederland dient als en-
demisch gebied te worden beschouwd voor
Ixodes teken.
Infestatie met teken is dan ook algemeen voorkomend en op
zich van zeer geringe betekenis bij de onderbouwing van de
diagnose. Bovendien is gebleken - zoals de auteurs zelf ook
aangeven - dat bij honden die een groter risico hebben om
een borrelia-infectie op te lopen (444 jachthonden) geen
verschijnselen werden geconstateerd die duidden op een kli-
nische manifestatie van de ziekte; zelfs niet bij de 10% van
deze honden die seropositief bleken te zijn (Van den
Bogaard, 1990).

3. \'Hoge titer tegen B. burgdorferi\' - Met name in recentere li-
teratuur wordt ook voor de hond aangegeven dat de resulta-
ten van serologisch onderzoek op borrelia met grote om-
zichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden (Hancock,
1993; Kazmierczak, 1993). Er zijn te veel onduidelijkheden
over de mate waarin seroconversie plaatsvindt op basis van
B. burgdorferi-\'mkcixe,. Over de sensitiviteit en de specifi-
teit van de testen bestaat nog veel onzekerheid. Op grond
van een positieve uitslag van een serologische test kan niet
geconcludeerd worden dat er sprake is van klinische borre-
liose.

Als aanvullend argument voor de diagnose borreliose wordt
gewezen op het goede effect van de intraveneuze behande-
ling met amoxycilline. De waarneming dat herstel optreedt
met een antimicrobiële therapie (na zeven weken) hoeft niet
te betekenen dat er een causaal verband is tussen de therapie
en het herstel. Met name bij de immuungemedieerde ziekten
die differentieel diagnostisch bij deze patiënt in aanmerking
komen, is spontane remissie en een intermitterend beloop
niet ongebruikelijk.
Op grond van de bovengenoemde kanttekeningen zijn wij van
mening dat in het artikel veel meer aandacht gegeven had moe-
ten worden aan de waarnemingen en interpretaties die strijdig
zouden kunnen zijn met de mogelijkheid van borreliose. Het
was volgens ons dan ook correcter geweest om in dc titel te
spreken over een mogelijk geval van borreliose.
Toch blijft de intrigerende vraag bestaan, die ook de auteurs
motiveerde tot het rapporteren van de casus, namelijk
\'Waarom wordt de diagnose Borreliose bij de hond zo weinig
of niet gesteld?\' Het antwoord moet naar onze mening luiden
dat er geen harde criteria zijn die de diagnose toelaten. De klini-
sche verschijnselen en afwijkingen zijn niet specifiek en het re-
sultaat van serologisch onderzoek laat geen duidelijke conclu-
sie toe.

Al met al is dit voor de Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren aanleiding geweest om geen titers (meer) te laten bepa-
len voor borrelia bij de individuele patiënt, omdat de voorspel-
lende waarde van de test over aanwezigheid of afwezigheid
van een klinisch manifeste infectie met borrelia zeer twijfel-
achtig, zo niet onmogelijk is. Iets wat gesteund wordt door de
recente discussie over deze materie in de JAVMA (Hancock,
1993).

Dr. J.J. van Nes, dr. R.J. Slappendel en drs. H.P. Meyer,
Universiteitskliniek voor Gezelschap.sdieren, Utrecht.

LITERATUUR

1. Appel MJG, Allan S, Jacobson RH et al. Experimental Lyme disease in
dog produces arthritis and persistent infection. J Infectious Diseases
1993; 167:651-64.

2. Balhuizen D. Lyme borreliose veroorzaakt geen kreupelheid bij de hond.
Literatuur en patiëntonderzoek. Referaat, Faculteit der Diergeneeskunde,
Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Uffecht, 1993.

3. Bogaard AEJM van den, and Nohlman MK£. Lyme borreliose in domes-
tic animals; the situation in The Netherlands. Tijdschr Diergeneeskd
1990; 56S-58S.

4. Greene GE. Borreliosis. In \'Textbook of veterinary intemal medicine\'.
Ed. SJ Ettinger and EC Feldman. WB Saunders. Philadelphia 1995; 372-
3.

5. Hancock D, Jenkins SR. and Dennis DT. Diagnosing canine borreliosis
(Letter to the editor). JAVMA 1993; 203:610-11.

6. Kazmierczak JJ, and Sorhage EE. Current understanding of Boiretia
burgdorferi
infection with emphasis on its prevention in dogs. JAVMA
1993; 203: 1524-28.

1 Ail

i i Ii

KANTTEKENINGEN BIJ \'LYME BORRELIOSE BIJ DE HOND\'

-ocr page 321-

REACTIE OP DE INGEZONDEN BRIEF \'KANTTEKE-
NINGEN BIJ LYME BORRELIOSE BIJ DE HOND\'
(J.J. VAN NES ET AL)

Wij zijn verheugd dat er op het door ons gepubliceerde artikel
een uitvoerige reactie gekomen is, aangezien dit ons in de gele-
genheid stelt om enkele aspecten uit het artikel nog eens nader
onder de aandacht van de Nederlandse dierenarts te brengen.
De collegae Van Nes, Slappendel en Meyer hebben met name
kritiek op de wijze van klinisch denken die ten grondslag heeft
gelegen aan de diagnose \'Lyme borreliose\'. Zij merken op dat
er in het artikel weinig aandacht wordt besteed aan de moge-
lijke differentiaal diagnostiek. Hierbij stellen zij onder andere
dat voor de klacht \'halspijnlijkheid met koorts\' bij een jonge
Bemer Sennenhond gedacht moet worden aan een immuun-ge-
medieerde corticoidgevoelige meningitis. De auteurs zijn het
hieromtrent volledig met de collegae eens, sterker nog, bij dit
ras is een dergelijke aandoening de meest voorkomende oor-
zaak voor de beschreven klachten. Voor wat betreft de wijze
van klinisch denken is het daarom eerder zo dat men zichzelf
zal moeten dwingen om niet direct tot deze veel voorkomende
waarschijnlijkheidsdiagnose te besluiten, maar de blik wijd
open te houden voor andere, minder vaak voorkomende aan-
doeningen. Ware dit artikel een beschrijving geweest over
\'halspijnlijkheid\' bij de hond, dan was de differentiaal dia-
gnose (en hoe men deze verder \'uitwerkt\') uitvoerig aan de
orde gekomen. Nu is deze slechts zeer beknopt in de casuïstiek
genoemd. In het onderhavige geval werd voor wat betreft de
differentiaal diagnose onder andere gedacht aan een disco-
spondylitis naast de genoemde immuun-gemedieerde mening-
itiden.
Daamaast werd vanwege de tekeninfestatie in de anam-
nese Lyme borreliose als oorzaak overwogen. Röntgendia-
gnostiek in verband met discospondylitis is in het beginsta-
dium van de aandoening over het algemeen niet zinvol aange-
zien de laesies röntgenologisch pas later zichtbaar worden.
Invasievere diagnostiek waaronder zowel een liquorpunctie als
een (inderdaad niet uitgevoerde) gewrichtspunctie werd op dat
moment vooralsnog uitgesteld op verzoek van de eigenaresse,
gezien de toestand van de hond. Hierdoor bleef polyartritis bij
deze hond een waarschijnlijkheidsdiagnose, alhoewel pijnlijk-
heid bij buigen van de gewrichten inderdaad geconstateerd
was, echter overschaduwd door de extreme pijnlijkheid die ie-
dere beweging in het algemeen bij deze hond veroorzaakte. Als
eerste diagnostische stap werd voor bloedonderzoek gekozen.
Toen al vrij snel bleek dat de uitslag van de bepaling van de titer
tegen
B. hurgdorjeri positief was, werd de verdere nadere dia-
gnostiek in eerste instantie voorlopig en na de bevestiging met
de Westem Blot definitief achterwege gelaten.

Alhoewel in het commentaar in eerste instantie anders aange-
geven, wordt door de collegae getwijfeld aan de juistheid van
de diagnose, aangezien zij onder punt 3 aangeven de serologie,
mede op basis van in de literatuur verschenen gegevens, niet
betrouwbaar te achten. Tevens vermelden zij (terecht) dat de
uitslag van een serologische test niet tot de conclusie van klini-
sche borreliose mag leiden. Zoals bij iedere serologische test
komen ook bij het via een ELlSA-methode aantonen van antili-
chamen tegen
B. burgdorferi vals negatieve en vals positieve
uitslagen voor. Vals positieve uitslagen komen onder andere
voor bij patiënten met immuun-gemedieerde aandoeningen
Door middel van de Westem Blot methode kan men vals posi-
tieve uitslagen opsporen, omdat hierbij voornamelijk antilicha-
men tegen ontstekingseiwitten en heat shock proteins worden
gevormd en geen antilichamen tegen eiwitten specifiek voor
B.

hurgdorjeri, zoals fiagelline, OspA etcetera (1). Bij deze hond
waren in de Westem Blot duidelijk vier specifieke banden po-
sitief Dit betekent dat de hond geïnfecteerd was (geweest) met
B. burgdorferi. Wij zijn het volledig met de collegae eens dat
dat niet hoeft te betekenen dat de patiënt op dat moment Lyme
borreliose had. Op serologie alleen mag men geen diagnose
stellen. Omdat isolatie van de verwekker te ongevoelig is en het
aantonen van de verwekker via PCR vooralsnog te veel vals
positieve uitslagen oplevert zijn criteria opgesteld waaraan de
diagnose Lyme borreliose dient te worden getoetst:

1) tekenbeet in de anamnese

2) endemisch gebied

3) verschijnselen die op Lyme borreliose duiden

4) positieve serologie

5) uitsluiting van andere ziekten die op Lyme borreliose kun-
nen lijken (2).

Indien aan vier van de vijf criteria voldaan wordt, dient men
een infectie met
B. burgdorferi als oorzaak te overwegen.
De collegae geven in hun commentaar aan dat het goede effect
van de behandeling als aanvullend argument voor de diagnose
wordt gebmikt. Dit argument is door de auteurs echter
niet ge-
bruikt. Er is juist aangegeven dat de ingestelde behandeling
met antibiotica aanvankelijk geen effect sorteerde, iets wat bij
Lyme borreliose normaliter wel het geval had moeten zijn.
Tevens werd aangegeven dat de patiënt veel langer behandeld
werd dan gebruikelijk is. Het is echter bekend dat Lyme borre-
liose in het late stadium of wanneer het gepaard gaat met neuro-
logische klachten een langere behandeling nodig is. Wat in het
kader van de behandeling wel van belang was is dat er geen ge-
bmik gemaakt is van corticosteroiden, wat de zeer veel voor-
komende corticosteroid gevoelige meningitis van met name
Bemer Sennenhonden in dit geval uitsluit. Blijft overeen spon-
taan herstellende immuun-gemedieerde meningitis die on-
danks de ingestelde therapie genezen zou zijn. Deze zeer spora-
disch voorkomende vorm van meningitis heeft een veel korter
verloop en de paar gevallen die door de eerste auteur gezien
zijn recidiveerden vaker en met veel kortere tussenpozen. Een
beeld dat zo emstig was als de beschreven casus is in de erva-
ring van de eerste auteur nog nooit spontaan genezen. Het feit
dat bij de patiënt recidive optrad die gekoppeld was aan de eer-
ste tekeninfestatie in het vooijaar bij deze hond mag wel als
zeer opvallend genoemd worden.

Al met al kan men concluderen dat aan vier van de vijf criteria
met zekerheid en aan het vijfde met zeer grote waarschijnlijk-
heid voldaan is, zowel in eerste instantie als bij de recidive.

Het heeft ons uitermate verbaasd dat de collegae aangeven bij
patiënten die klinische verschijnselen vertonen die zouden
kunnen passen bij Lyme borreliose, geen serologie uit te voe-
ren. Met andere woorden, het voorkomen van klinische Lyme
borreliose wordt bij voorbaat uitgesloten. Juist in een tweede-
lijns situatie zou men alert moeten zijn op diagnoses die niet ie-
dere dag gesteld worden. Wij hopen dat deze discussie aanlei-
ding zal zijn binnen de Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren om opnieuw open te staan voor de mogelijke aanwezig-
heid van Lyme borreliose bij de naar haar verwezen patiënten.

Lisette M. Overduin
Ton E.J.M. van den Bogaard

REFERENTIES

1 Doyle PK. Borrelia hurgdorjeri infection: clinical diagnostic techniques.
Immunological investigations 1997; 26: 117-28.

2 Case definition for public health surveillance. Medical Microbiology
Weekly Reports 1990; 39: 19-21.

-ocr page 322-

Geachte redactie,

Hiermee wil ik reageren op het artikel
van Sophie Deleu, verschenen in Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde, 1997;
122(8): 239-40.

Met name haar opmerking dat de inzet
van onervaren dierenartsen de nodige
consequenties had voor de kwaliteit
van het geleverde werk stak mij.
Verderop in het artikel weet zij te mel-
den dat strikte naleving van hygiëne-
en andere protocollen essentieel is.
Niemand trekt deze stelling in twijfel.
Sophie gaat er echter vanuit dat deze
hopelijk doeltreffende doch ook vrij
eenvoudige protocollen alleen door er-
varen varkensdierenartsen zijn na te
leven.

Tevens gaat Sophie in op de salarië-
ring en de rol van de KNMvD hierin.
Na overleg met de KNMvD ging de
RVV inderdaad over op een hogere be-
loning van ervaren dierenartsen. Hier
is in mijn ogen niets mis mee.
Echter, er is toen tegelijkertijd afge-
sproken dat niet-varkensdierenartsen
er ƒ 20,-- op achteruit zouden gaan. Ik
weet niet precies wat de rol van de
KNMvD hierin is geweest, maar dit
bericht sloeg in Boekei in als een bom.
Mede als gevolg van de toen ontstane
onrust is deze korting op het salaris
niet doorgevoerd.

Hopende op meer genuanceerde arti-
kelen, teken ik met vriendelijke groet.

E. de With, pas afgestudeerd.

Wij zijn ontzettend blij met de reactie
van een dierenarts die pas afgestu-
deerd is. Het laat nog eens duidelijk
zien waar een tekort aan informatie
naar de jonge dierenarts toe leidt.
Daarom deze reactie.

Natuurlijk heeft ervaring in de varkens-
praktijk consequenties voor het afgele-
verde werk. Wij begrijpen dat het de
pas-afgestudeerde auteur van boven-
staande brief steekt dat Sophie Deleu
dit zo stelt. Maar niemand kan ontken-
nen dat de pas-afgestudeerde dierenarts
(of de dierenarts die al langer is afge-
studeerd. maar die niets met varkens
van doen heeft) minder \'toegevoegde
waarde\' heeft dan een varkensdieren-
arts. De varkenshouder zelf zal de eer-
ste zijn om dat te beamen.
Daarbij gaat het niet zozeer om de na-
leving van de protocollen, maar meer
de kennis van de varkenshouderij en
daarmee het inlevingsvermogen in de
situatie van de varkenshouder, als-
mede de kennis van varkensziekten.
Verder verwachten ook wij dat een
pas-afgestudeerde zich de opgestelde
protocollen snel eigen kan maken,
maar er zijn gevallen bekend van die-
renartsen die zonder pardon de stallen
zijn ingelopen om de varkenshouder te
zoeken, niet gehinderd door kennis op
het gebied van hygiëne. Wat de
KNMvD betreft, is dit onacceptabel,
zeker in een gebied waar de dierenart-
senpraktijken vrijwel allemaal gecerti-
ficeerd zijn op grond van de G VP-code
varkenshouderij. Daarmee wordt in
één klap het imago van \'de dierenarts
die kwaliteit levert\' op het spel gezet.

Het is overigens niet de pas-afgestu-
deerde aan te rekenen dat hij geen er-
varing heeft (waarbij er natuurlijk ook
nog verschil is nissen een afgestu-
deerde met de richting landbouwhuis-
dieren of met de richting gezelschaps-
dieren). De RVV zou als werkgever en
verantwoordelijke moeten vaststellen
aan welke criteria een screeningsdie-
renarts moet voldoen en onervaren
dierenartsen moeten laten ondersteu-
nen door ervaren collegae.
De dierenartsen die werkzaam zijn
voor de RVV in Boekei zijn het visite-
kaartje van de varkenspestbestrijding.
Wij twijfelen eraan of de RVV zich
hiervan aanvankelijk voldoende be-
wust is geweest. Verder willen wij be-
nadrukken dat het screenen en eventu-
eel verdacht verklaren van varkens-
bedrijven een verantwoordelijke taak
is, die niet licht opgevat moet worden.

Wij zijn heel blij dat Sophie Deleu in
haar artikel niet diep op zaken is inge-
gaan, maar de problematiek slechts
heeft aangetipt.

Tenslotte vinden wij het heel logisch
dat een onervaren dierenarts minder
verdient dan een ervaren dierenarts.
Bovendien is er geen sprake geweest
van terugval. De RVV heeft voor de
opkoopregeling het salaris van de
plaatsvervangend inspecteur als maat-
staf voorgesteld. Dit is aan een bij mi-
nisteriële beschikking vastgesteld
maximum gebonden van ƒ 70,- per
uur. De door de leden van de KNMvD
gekozen paritaire tarievencommissie,
die inzake honorering met de overheid
en het landbouwbedrijfsleven onder-
handelt, kon zich hierin niet vinden.
Voor de GVP-erkende dierenartsen
IKB-varkenshouderij is daarop bij de
onderhandelingen met de RVV een
honorering van ƒ 120,— per uur afge-
sproken. Toen de honorering van
ƒ 70,- per uur in Boekei bekend werd
gemaakt, is er een storm van protest
opgetreden, waarbij de KNMvD heeft
geadviseerd op basis van verworven
recht toch ƒ 90,- te vragen. De RVV is
daarop toen ingegaan.
Pas afgestudeerden moeten echter be-
denken dat ze nimmer zoveel kunnen
verdienen. Slechts in een crisissituatie!

Dr. Tj. Jorna,
algemeen secretaris.

•SULFA..., PAS OP SICCA!\'

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 april 1997 meldt collega
Hans Pijls in \'ingezonden\' een aantal
bijwerkingen van trimethoprim-sulfa-
diazine en salazosulfadiazine. Ge-
noemd zijn spierpijn, gewrichtspijn,
bloedverlies via GE- en urogenitaal-
tractus en dermatologische verande-
ringen. Met name bij de Dobermann
worden bijwerkingen frequent gezien,
er lijkt bij dit ras een genetische pre-
dispositie voor sulfadiazine-geïndu-
ceerde type III overgevoeligheidsre-
acties (ontstaan van immuuncom-
plexen) en non-septische polyarthritis

-ocr page 323-

te bestaan. Een bijwerking bij alle ras-
sen, die wellicht minder vaak gezien
wordt maar daarom niet minder be-
langrijk is, is het ontstaan van kerato-
conjunctivitis sicca (KCS) als gevolg
van het toedienen van sulfapreparaten.
De meeste gevallen worden gezien na
langdurige toediening, meerdere we-
ken tot maanden, maar er zijn gevallen
beschreven na slechts kortdurende be-
handeling (zeven dagen). Na staken
van deze therapie kan de KCS van
voorbijgaande aard zijn, maar is dat
lang niet altijd, waarmee de eigenaar
met een levenslange therapie belast
wordt. Ciclosporine is niet altijd
werkzaam in deze gevallen. Vanuit de
oogheelkunde bezien, is er geen taboe
op het gebruik van sulfa\'s, maar zal
het advies moeten zijn om de traan-
productie voorafgaand aan de behan-
deling te bepalen middels een Schir-
mer Tear Test en deze tijdens de
behandeling door een regelmatig (we-
kelijks!) uitgevoerde Schirmer Tear
Test, in de gaten te houden. Bij een da-
ling van de traanproductie zal de be-
handeling met sulfa\'s onmiddellijk
moeten worden gestaakt en een ade-
quate sicca-therapie moeten worden
ingesteld.

Anderszijds zal een hond die al KCS
heeft, nooit behandeld mogen worden
met een sulfapreparaat.

A. Heijn, specialist oogheelkunde,
dipl ECVO, Oisterwijk

Geachte collega\'s.

De particuliere ziektekostenverzeke-
ring van Nuts Verzekeringen, welke
door de KNMvD wordt aangeboden,
biedt geen volledige dekking bij ziek-
tekosten in het buitenland.
Een ongeval kan naast alle andere el-
lende een financiële strop opleveren.
Ik raad u daarom met klem aan om
naast uw particuliere ziektekostenver-
zekering een reisverzekering met ziek-
tekostendekking af te sluiten.

C.E.vanElk

Zie voor het belang van een goede
reisverzekering pagina 295 van dit
tijdschrift.

De redactie

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 17 maart t/m 14 april 1997 de vol-
gende gevallen van besmettelijke dier-
ziekten, waarvan aangifte verplicht is,
voor:

Klassieke varkenspest:

90 gevallen in de provincie Noord-
Brabant.

1 geval in de provincie Gelderland.
1 geval in de provincie Limburg.

Bovine Spongiform Encelopathie:

1 geval in de provincie Gelderland.
1 geval in de provincie Friesland.

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie Dr. H.A.W.
Hazewinkel (Sectie Orthopedie W.K.
Hir.schfeld Stichting) bereid om voor
de lezers een antvt\'oord te formule-
ren.

VRAAG:

Kan een hond, waar in eerste instantie
op 1,5-jarige leeftijd de uitslag HD ,
met botafwijkingen en Norbergwaarde
12, in één jaar zoveel verbeteren dat de-
zelfde hond een jaar later de uitslag TC
zonder botafwijkingen (!!!) en Nor-
bergwaarde 27 behaalt? Of kan dit ver-
schil ontstaan alleen door het wel of niet
toepassen van een sedatie? Verder
vraagt de eigenaar van deze hond wat de
zin van het röntgenen is, als er zulke ver-
schillende uitslagen uitkomen en welke
uitslag zij moeten gebruiken in hun fok-
beleid. Voor alle duidelijkheid, de
tweede serie opnamen werd door een
andere dierenarts gemaakt.

ANTWOORD:

Eerst zal beschreven worden waarop
wordt gelet bij het beoordelen van rönt-
genfoto\'s in het kader van het heupdys-
plasie (HD) onderzoek door het beoor-
delingspanel van de Sectie Orthopedie
van de W.K. Hirschfeld Stichting, daar-
na zal het geval besproken worden
waarover de briefschrijver de vraag
heeft gesteld, en tenslotte zullen de be-
leidsvoornemens van de W.K. Hirsch-
feld Stichting worden besproken die er
toe moeten leiden dat de hier geregis-
treerde discrepanties, indien mogelijk,
kunnen worden voorkomen.

Bij ontvangst van ingezonden röntgen-
foto\'s wordt aandacht besteed aan de
identificatie van de foto\'s en de com-
plete invulling van het aanmeldings-
formulier. Vervolgens wordt, met be-
hulp van transparante mallen, het
centrum van de beide femurkoppen
bepaald, waarna de Norbergwaarde
kan worden gemeten. De foto\'s wor-
den dan in een standaard enveloppe
naar het beoordelingspanel verzonden
onder vermelding van de gemeten
Norbergwaarden. Het beoordelingspa-
nel dat hiervoor door de W.K. Hirsch-
feld Stichting is aangesteld, bestaande
uit drie dierenartsen, beoordelen de
twee opnamerichtingen (positie
I en II)
van de heupen van het ingezonden ma-
teriaal. Hierbij wordt allereerst gelet
op de ligging van de hond (femuren
evenwijdig en gestrekt naar achteren,
bekken recht, trochantor major achter
de femurkop weggedraaid in positie II)
en de kwaliteit van de foto (voldoende
belichting, voldoende contrast om on-
der andere de dorsale rand van het ace-
tabulum door de femurkop heen te
kunnen volgen). Tevens wordt de aan-
sluiting van de heupgewrichten (lopen
de gewrichtsbegrenzingen parallel aan
elkaar, hoeveel ruimte zit er tussen kop
en kom, ligt het middelpunt van de kop
binnen, onder of buiten de begrenzing
van de dorsale rand) beoordeeld en de
aanwezigheid van osteofyten, zicht-
baar rond de kop en/of het acetabulum
op de één of beide opnamerichtingen.
De W.K. Hirschfeld Stichting heeft be-

BEOORDELING RÖNTGENFOTO\'S

-ocr page 324-

paald dat alle opnamen die niet voldoen
aan de kwaliteitseisen die een goede be-
oordeling mogelijk maken, naar de in-
zender geretourneerd worden met ver-
melding van de reden van afkeuren.
Toch wordt er van deze regel soms afge-
weken en wel in die gevallen waarbij op
kwalitatief onvoldoende opnamen te
zien is dat de beoordeling van deze heu-
pen HD of HD
-H- zal opleveren en
waarbij een nieuwe opnamen hieraan
geen verbetering kan brengen. Mocht
hierover twijfel gestaan dan worden de
foto\'s toch met toelichting geretour-
neerd. De uiteindelijke beoordeling
wordt op de standaard enveloppe geno-
teerd en administratief verwerkt.
Desgewenst kunnen eigenaren na een
jaar weer röntgenfoto\'s van de heupge-
wrichten laten maken en deze ter beoor-
deling aan de W.K. Hirschfeld Stichting
inzenden. De ingezonden röntgenfoto\'s
doorlopen dan weer de hierboven ge-
schetste procedure en worden aan het
panel ter beoordeling aangeboden, zon-
der dat het panel bekend wordt gemaakt
dat er een eerdere beoordeling werd uit-
gebracht. Uiteindelijk, binnen de admi-
nistratie van de W.K. Hirschfeld Stich-
ting komen de uitslagen bij elkaar en zal
de laatst uitgebrachte uitslag de eerdere
vervangen.

De röntgenfoto\'s van een 18 maanden
oude Australische Cattle Dog werden in
juni ter beoordeling ingezonden (Figuur
1). De positionering van de hond is rede-
lijk goed; alleen de trochanteren zijn wat
te weinig achter de femurkoppen weg-
gedraaid op de positie 11 opname om
volledig het collum femoris op osteofy-
ten te kunnen controleren. De foto is te
onderbelicht, hetgeen vooral in positie 1
ertoe leidt dat de dorsale rand en de
stmctuur van het collum femoris vrij
slecht zichtbaar zijn. Op deze wat on-
derbelichte opname lijkt het of er een
verdichting van de botstructuur aanwe-
zig in het verloop van de femorkop op
de positie 1-opname. Deze verdichting
staat ook wel bekend als \'Morgan lijn\',
genoemd naar de radioloog die het ver-
band met een osteofytwal en deze lijn
aantoonde. Wat echter wel duidelijk
zichtbaar is, is de losse aansluiting van
beide femurkoppen, waarbij het middel-
punt ver buiten de dorsale rand komt en
de Norbergwaarde van de linkerheup
10" en van de rechter 2,5® is (normaal
voor beide > 15-200). Dit betekent voor
deze hond een uitslag HD op basis van
de slechte aansluiting en de incongmen-
tie die zichtbaar waren op deze foto\'s.
Door de verdenking van de Morganlijn
op positie 1, waarvoor de ligging van de
femurkoppen op positie 11 geen bevesti-
ging kon worden verkregen is voor alle
zekerheid een Tc gegeven, dat zoveel
zegt als \'minimale botwoekering\'. Dit
kon gegeven worden zonder dat de hond
hierdoor in een zwaardere categorie te-
recht kwam (de uitslag HD werd al ge-
geven op de aansluiting) en moest gege-
ven worden omdat er een verdenking
bestond op botwoekeringen. Zou deze
hond een goede aansluiting en congm-
entie van de gewrichtsbegrenzingen
hebben vertoond (en derhalve in aan-
merking genomen voor een goede be-
oordeling op aansluiting), dan waren
deze röntgenfoto\'s met de hierboven ge-
noemde aanmerkingen geretourneerd.
Het beleid van de Sectie Orthopedie is
vooralsnog om extra (stralen-)belasting
van de hond te voorkomen bij die geval-
len waarbij met een nieuwe opname
geen klasse verbetering mag worden
verwacht en wordt afgezien van het te-
mgsturen van de röntgenfoto(\'s). Bij
kwalitatief zeer slechte foto\'s wordt de
dierenarts dan wel bericht ten aanzien
van de techniek.

In juli een jaar later, worden de röntgen-
foto\'s van een
2\'/2 jaar oude Austra-
lische Cattle Dog ter beoordeling aange-
boden (Figuur 2). De ligging van het
bekken in positie 1 en van het bekken en
de Trochanter major ten opzichte van de
femurkop in positie II zijn vervolgens de
voorschriften. Omdat de femoren min-
der werden gestrekt dan tijdens de vo-
rige opname, tekenen ze korter af
Contrast en belichting laten een goede
beoordeling van de dorsale lijn van het
acetabulum en van de stmctuur van de
collum femores toe. Het middelpunt ligt
direct onder de dorsale belijning van het
acetabulum en de gewrichtsbegrenzing
van de linker- en rechterheup is redelijk
parallel, maar bij de rechterheup wat
minder dan links. Op deze goed belichte
en contrastrijke opnamen bestaat noch
op positie 1, noch op het collum van
beide femores op positie II enige aan-
wijzing voor de aanwezigheid van
osteofyten, reden waarom er geen botaf-
wijkingen werden gescoord. Door de re-
delijke parallele aansluiting tussen kop
en kom werd een Tc beoordeling uitge-
bracht. Dus het eindoordeel werd voor

-ocr page 325-

de aansluiting een Tc b (transitional
case, overgangsvorm) beoordeling, zon-
der botwoekeringen en met een totale
Norbergmeting van 27.
Het maken van röntgenfoto\'s is niet
eenvoudig. Het maken van röntgen-
foto\'s volgens nauw omschreven nor-
men leidt er nogal eens toe dat de crite-
ria niet wordt gehaald. Uit de statistiek
die het bureau van de W.K. Hirschfeld
Stichting bijhoudt, blijkt dat gemid-
deld 7.2% van de foto\'s worden gere-
toumeerd in verband met onvoldoende
kwaliteit van de opnamen. Voor alle
betrokkenen (administratie, beoor-
delingspanel, eigenaar en dierenarts) is
het verwerken, beoordelen en retour-
neren en terugontvangen, weer over-
maken en weer insturen van röntgen-
foto\'s van heupen geen plezierig
aspect van de procedure. Indien de
hond (en dus eigenaar) mogelijk on-
recht wordt aangedaan, wordt echter
wei besloten aan de inzender te ver-
zoeken de röntgenfoto\'s te retoume-
ren. Het blijkt dat het retour ontvangen
van kwalitatief onvoldoende röntgen-
foto\'s (dus veelal in geval van rede-
lijke heupen met slechte foto\'s en nog
niet eens van slechte heupen met
slechte foto\'s) vooral voorkomt bij die
praktijken die slechts enkele foto\'s per
jaar insturen.

De aansluiting van de femorkop in het
acetabulum wordt gehandhaafd door het
ligeamentum teres, het gewrichtskapsel
en de bekkenmusculatuur. Een te losse
aansluiting zal vroeg of laat leiden tot
osteoartrose dat zich op de röntgenfoto
laat zien door de gevormde osteofyten
die op jonge leeftijd een grotere beteke-
nis hebben, en zwaarder worden beoor-
deeld, dan een redelijke aansluiting zon-
der osteofyten op oudere leeftijd. Door
een betere bespiering en een steviger ge-
wrichtskapsel, kan een femurkop beter
in het acetabulum worden gehouden dan
mogelijk is bij een jonge, nog gering be-
spierde hond of bij een hond onder alge-
mene anesthesie. Anesthesie bij het ma-
ken van HD foto\'s is noch vereist noch
verboden; toch is uit de ervaring en uit
de intemationale literatuur bekend dat
de aansluiting tussen kop en kom door
spierverslapping zich losser kan tonen.
Omdat al of geen anesthesie niet te con-
troleren valt door het beoordelingspanel
en onder bepaalde omstandigheden fo-
tograferen onder anesthesie niet te voor-
komen is, wordt dit aan de inzichten van
de praktizerende dierenarts overgelaten
of anesthesie wel of niet toegepast moet
worden. Op de nieuwe formulieren die
de dierenarts met de foto\'s zal meezen-
den, zal wel vermeld moeten worden of
anesthesie werd toegepast. Sommige ei-
genaren zijn nogal huiverig voor anes-
thesie en vinden dit voor hun hond te be-
lastend. Anderen zullen het risico voor
hernieuwd maken van een röntgenfoto
belastend vinden en daarom kiezen voor
het röntgenen onder anesthesie en bij
weer andere dierenartsen kunnen er
goede opnamen gemaakt worden zon-
der anesthesie. Het zijn de eigenaar en
de praktizerende dierenarts die de afwe-
gingen en beslissingen hierover maken.
De HD commissie speelt in deze discus-
sie tot op heden geen rol, maar beoor-
deelt op zoveel mogelijk objectieve
gronden de kwaliteit van de heupen.

Figuur 2. Links.

Figuur 2, Rechts.

De W.K. Hirschfeld Stichting zal na-
mens de kynologie, in samenspraak met
de beroepsgroep, binnen afzienbare tijd
komen tot een regeling waarbij lering
getrokken wordt uit de waarnemingen
dat spierverslapping de uitslag kan
beïnvloeden, dat het inzenden van
slechts enkele HD-foto\'s per jaar, het-
geen frequent leidt tot retourneren en
weer maken en beoordelen van de HD-
foto\'s terwijl het veelvuldig vervaardi-
gen van HD foto\'s gepaard blijkt te
gaan met een bekwaamheid die zelden
leidt tot retourneren. Dit reduceert mo-
gelijk ongenoegen bij alle betrokkenen.
Aan hondeneigenaren en andere geïnte-
resseerde leken die een HD-uitslag als
een absoluut criterium willen beschou-
wen, is een genuanceerd verhaal niet al-
tijd te vertellen en wordt dan nog niet
altijd naar waarde geschat. Door het
hanteren van zoveel mogelijk objec-
tieve maten en nauw omschreven klas-
sen en het beoordelen van de röntgen-
foto\'s met een team van drie onaf-
hankelijke deskundigen, probeert de
W.K. Hirschfeld Stichting er alles aan
te doen een uitslag af te geven met een
hoge reproduceerbaarheid. De vraag-
steller heeft gelijk dat er in het belang
van de kynologie maatregelen genomen
moeten worden om het röntgenen ook
zoveel mogelijk te uniformeren. Beide
overwegingen zullen de Sectie Ortho-
pedie dan ook aanzetten voorstellen te
formuleren om hieraan tegemoet te ko-
men.

-ocr page 326-

FRONTLINE®

f^üm

Rhône Mérieux introduceert Front-
line®, een totaal nieuw antiparasitair
middel voor uitwendige toepassing
met als werkzaam bestanddeel fipro-
nil. Fipronil is het eerste molecuul uit
de onlangs door Rhône Poulenc ont-
wikkelde groep van de fenyl-pyrazo-
len.

Frontline (Reg. NL 8783, UDA) is een
effectief en veilig middel in de strijd
tegen vlooien èn teken en kan worden
toegepast op honden en katten van ie-
dere leeftijd. Het middel heeft een spe-
cifieke werkingsplaats: het centrale
zenuwstelsel van ongewervelden. Het
blokkeert de werking van de belang-
rijkste neurotransmitter van de para-
siet: het Gamma Amino Boterzuur
(GABA). Bij ectoparasieten bindt het
fipronilmolecuul zich stevig aan de
GAB A-receptor. Hierdoor wordt de
influx van chloride-ionen geblok-
keerd. Dit leidt tot hyperexcitatie en de
dood van de parasiet. Bij gewervelde
dieren hebben de GAB A-receptoren
een andere structuur. Daardoor kan fi-
pronil zich bij deze dieren nauwelijks
aan de GABA-receptor binden, waar-
door de hoge veiligheid voor zowel de
hond, kat als eigenaar verklaard wordt.
Frontline® werkt dus op een geheel an-
dere manier dan de huidige op de
markt zijnde middelen. Tevens onder-
scheidt Frontline® zich vanwege zijn
lange werkingsduur. Het werkt name-
lijk tot drie maanden tegen vlooien op
de hond en tot zes weken tegen vlooien
op de kat. Tevens werkt het tot vijf we-
ken tegen teken op de hond waaronder
de Ixodus ricinus, de overbrenger van
Lyme Disease.

Omdat fipronil zeer goed oplost in vet,
vermengt het zich na bespuiten en in-
masseren van het dier met het sebum
(huidsmeer) en wordt daarmee over de
huid verdeeld. Fipronil concentreert
zich in de talgklieren en is daar onge-
voelig voor zonlicht, regen, zwemmen
en wassen, zelfs met shampoo. Vanuit
de talgklieren (depot) wordt de hoe-
veelheid fipronil op de huid constant
aangevuld. Frontline® werkt daardoor
langer dan de gangbare behandelingen.
Na toediening doodt het middel de
vlooien binnen vier uur, dus lang voor-
dat ze eitjes produceren. Frontline®
hoeft om te werken niet in het bloed van
de hond of kat te komen, het is namelijk
een contact-ectoparasiticum. Vlooien
hoeven dus niet eerst bloed op te nemen
om te sterven of steriel te worden.
Frontline® is verkrijgbaar als een
pompspray (lOOmI en 250ml). Behal-
ve de dieren te besprayen zijn ze ook te
behandelen door ze in te wrijven met
behulp van een met Frontline® be-
vochtigde washand.
Het product is uitsluitend via de die-
renarts verkrijgbaar.

GREIFVÖGEL KRANKHEITEN. HALTUNG, ZUCHT

M. Heidenreich. Blackwell Wissen-
schaftsVerlag Berlin. Wien. 294 pa-
gina \'s, 334 afbeeldingen, waarvan
295 in kleur, 31 tabellen, 21x28 cm,
gebonden, ISBN 3-8263-3090. Prijs:
DM298.

Uit het voorwoord en de inleiding van
dit boek blijkt duidelijk dat de auteur
bij het schrijven ervan hinkte op twee
gedachten. Enerzijds het schrijven van
een compleet veterinair handboek over
ziekten bij roofvogels gebaseerd op ei-
gen ervaringen en de wetenschappelijk
literatuur, anderzijds een boek schrij-
ven over de veterinaire en zoötechni-
sche aspecten van roofvogels gericht
op een veel groter lezerspubliek (prak-
tiserende dierenartsen, biologen, roof-
vogelhouders, valkeniers, ornitholo-
gen, douane- en andere overheids-
beambten, ambtelijke dierenartsen).
De diergeneeskundige hoofdstukken
zijn vervolgens populair-wetenschap-
pelijk gehouden teneinde ze voor dit
grotere publick toegankelijk te maken.
Het eindresultaat is dat de auteur er in
is geslaagd een omvangrijk en prachtig
geïllustreerd pupulair-wetenschappe-
lijk boek te schrijven over allerlei vete-
rinair gerelateerde aspecten met be-
trekking tot roofvogels.
Hoewel er voor in roofvogels geïnte-
resseerde dierenartsen veel lezens-
waardig in het boek is te vinden, is de
auteur er helaas niet in geslaagd een
wetenschappelijk verantwoord com-
pleet overzicht te maken van de roof-
vogelgeneeskunde. Het had niet mis-
staan als er in het historisch overzicht
in het voorwoord een verwijzing zou
zijn geweest naar de proceedings van
het \'First Intemational Symposium on
Raptor Diseases\' (London, 1980) en
het \'Second Intemational Symposium
on Biomedical Research in Raptors\'
(Minneapolis, 1988). De auteur stelt
dat hij de afgelopen jaren in verre-
gaande mate heeft afgezien van afzon-
derlijke wetenschappelijke publicaties
doch zijn ervaringen op het gebied van
de roofvogelgeneeskunde in het boek
heeft verwerkt. Daar verwijzingen naar
wetenschappelijke literatuur in de tekst
veelal ontbreken is echter niet duidelijk
waar hij zich baseert op wetenschappe-
lijke publicaties van anderen en waar
hij zijn eigen ervaringen beschrijft.
Door deze aanpak is het niet duidelijk
waar de \'...Sichtweise...\' van de auteur
\'...nicht conform geht mit den voher-
rschenden Ausfassungen...\' en zal het
door de auteur in de inleiding gestelde
doel van dit werk nooit bereikt kunnen
worden. \'Die dringend notwendige,
fachlich-kritische Auseinderzetsung
mit allen fragen, die dem Erhalt dieser
fazinierenden Geschöpfe dienen!\'

J. T. Lumeij

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeur een 3,5 inch-dis-
kette (5,25 inch is ook mogelijk)
worden aangeleverd in Word Per-
fect 5.1 (andere versies zijn ook mo-
gelijk). Aan het eind van regels ge-
lieve geen harde returns te geven.

-ocr page 327-

J. Schutte en M. Verkerk; SR
454/95: 31 pp.

In deze literatuurstudie wordt na een
beschrijving van \'fatty liver\' of \'fat
cow syndrome\' een overzicht gegeven
van de werking van het immuunsys-
teem in het algemeen en de verande-
ringen die het gevolg zijn van dit ziek-
tebeeld in het bijzonder.
\'Fatty liver\' komt voor bij overmatig
gevoedde hoog producerende meer-
kalfskoeien de eerste 14 dagen na de
partus. Als gevolg van een verhoogde
vetmobilisatie bij deze dieren is het
aanbod van vetzuren te hoog met als
gevolg stoornissen in het metabolisme.
Het symptomencomplex is weinig spe-
cifiek. Men ziet anorexie, depressie,
spierrillingen, daling van de melkpro-
ductie en soms hersenverschijnselen.
Het ziektebeeld kan kunstmatig wor-
den geïnduceerd door vasten en door
het geven van pharmaca die de RNA
synthese verminderen en de concentra-
tie van triglyceriden en van niet veres-
terde vetzuren (NEFA\'s) verhogen.
Bij sectie ziet men een vergrote mis-
kleurige brosse lever alsmede vetop-
hopingen rond hart en nieren.
De beschrijving van het iminuunsys-
teem omvat zowel de specifieke
(lymphoide organen, cellulaire en hu-
morale afweer) als de a-specifieke
(phagocytose, acute fase eiwitten, hap-
toglobulinen).

DE RELATE TUSSEN FATTY LIVER EN EEN VERMINDERDE
WERKING VAN HET IMMUUNAPPARAAT BIJ RUNDEREN

Bij iedere partus hebben veranderin-
gen plaats in het immuunsysteem zoals
daling immuunlichamen en lymfocy-
tenactiviteit en daling gevolgd door
stijging van de leucocytenwerking.
Bij koeien met \'fatty liver\' treedt minder
snel herstel op. Dit is een gevolg van
veranderingen aan de celmembranen
door de vetzuren waardoor antigen min-
der snel herkend worden. Vetzuren en
galzuren remmen de proteinkinase C ac-
tiviteit hetgeen tot gevolg heeft minder
productie van interleukine 2 en vermin-
dering van de lymfocytenproliferatie.
Voorts kunnen als gevolg van stoornis-
sen in de leverfunctie de Kupferse ster-
cellen hun taak niet optimaal vervullen,
waardoor endotoxinen afkomstig uit de
darmen niet worden weggevangen en in
het lichaam terechtkomen. Ook het
complementsysteem wordt aangetast.

CLOSTRIDIUM PERFRINGENS TYPE A EN C
ENTERTOXAEMIEEN BIJ HET VARKEN

ü. EIberink; SR/433/95: 37 pp.

In een literatuuronderzoek betrekking
hebbende op
Clostridium perfringens
type A en/of C wordt achtereenvol-
gens ingegaan op de eigenschappen
van de bacterie, soorten en eigen-
schappen van gevormde toxines, de
productie van deze toxines, het voor-
komen van de bacteriën bij het varken,
de pathogenese, de pathologie, de
ziekteverschijnselen, de diagnostiek,
de therapie met antibiotica en de pre-
ventie met vaccins.

Over infecties met Clostridium per-
fringens
type A en de betekenis ervan
voor het varken bestaan nog veel on-
duidelijkheden.

Voor beide typen moeten betere dia-
gnostische mogelijkheden worden
ontwikkeld gebaseerd op DNA-testen
of immuno-electroforese. Thans moet
meestal een muis-protectie test wor-
den uitgevoerd hetgeen niet alleen vrij
kostbaar is maar ook talloze proefdie-
ren kost.

De therapie bestaande uit het oraal ver-
strekken van antibiotica faalt meestal;
preventief worden wel successen ge-
boekt.

Voor preventieve doeleinden moeten
betere vaccins worden ontwikkeld.
(Op basis van bacterioscopisch onder-
zoek en het uitsluiten van andere
doodsoorzaken is referent van mening
dat zeker 25-40% van de sterfgevallen
met als diagnose darmontsteking de
eerste 14 dagen na de geboorte veroor-
zaakt wordt door closteridia.)

HYPERLIPEMIE BIJ DE PONY

J. Erkelens. SR 475/95: 30 pp.

Hyperlipemie ontstaat als gevolg van
een stoornis in de vetstofwisseling.
De aandoening is klinisch gekenmerkt
door symptomen als niet of onvol-
doende eten en drinken, apathie en een

\'te goede\' voedingstoestand.
Drachtigheid, te weinig beweging als-
mede aandoeningen van lever en nie-
ren of worminfecties kunne predispo-
sities scheppen.

Bij bloedonderzoek blijkt dat vooral
de \'low density lipoproteins\' al dan

niet in combinatie met cholesterol
en/of triacylglycerolen sterk zijn ver-
hoogd. Het bloedsuikergehalte is
meestal verlaagd.

De therapie richt zich op het verminde-
ren van de vetstofwisseling door het
geven van insuline en glucose Vaak

-ocr page 328-

zijn de resultaten teleurstellend. Aan
de preventie moet dan ook de meeste
aandacht geschonken worden.
In de scriptie wordt een overzicht gege-
ven van de vetstofwisseling waarbij aan
de orde komen de bouw van de lipo-
proteïnen, de werking van enzymen en
de metabole processen. Ook wordt in-
gegaan op de werking van insuline.
Het ziektebeeld van de pony wordt ver-
geleken met soortgelijke ziektebeelden
bij het rund (fatty liver syndrome) en
bij de mens (stoornissen berustende op
een genetische predispositie). Er zijn
echter weinig overeenkomsten.

PERINATALE LAMMERENSTERFTE BIJ OOIEN DIE
DRAGER ZIJN VAN HET BOOROOLA-GEN

R.J.T. de Greef. SR 472/95: 28
pp.

Om de vruchtbaarheid en de vleeskwa-
liteit van de Texelse schapenras te ver-
beteren werd gebruik gemaakt van
kruisingen met het Booroola-Merino
uit Australië.

Het doel was het Fec-Bo gen in te bren-
gen. Dit gen zorgt voor een extra eicel
bij ovulatie. Bij onderzoek op een ID-
DLO proefbedrijf bleek dat de perina-
tale sterfle van lammeren die drager
waren van het Fec-Bo gen 10% hoger
lag dan in andere rassen en kruisingen.

Gepoogd werd inzicht te krijgen in de
factoren die deze verhoogde sterfte
zouden kunnen verklaren. Men heeft
zich echter bij dit onderzoek beperkt
tot de ooi afhankelijke factoren zoals
ras, leeftijd moederdier, draagtijd,
worpgrootte, voeding en energiebe-
nutting.

Om dit laatste te beoordelen werd ge-
keken naar het gehalte aan betahydro-
xyboterzuur, glucose, alpha animo N
en progesteron in het plasma.
Ook bepaalde men het gewicht van de
vruchtvliezen en het aantal en het ge-
wicht van de cotylodonen.

Er werden 350 ooien in onderzoek ge-
nomen die minstens 1 \'/2 jaar oud wor-
den waaronder zowel dragers als niet-
dragers van het Fec-Bo gen.

De gevonden waarden van de diverse
variabelen werden onderling vergele-
ken en bewerkt met behulp van statisti-
sche methoden. Geconcludeerd werd
dat het onderzoek te beperkt van opzet
was zodat geen oordeel kon worden
uitgesproken.

De verhoogde sterfte aan lammeren
met het Fec-Bo gen is momenteel al-
leen nog te verklaren op basis van een
hoger worpgemiddelde.

KOOPKWESTIES BIJ GEZELSCHAPSDIEREN

M.R. van der Harst; SR/414/
95: 51 pp.

Op 1 januari 1992 is een belangrijk
deel van het nieuwe Burgerlijk Wet-
boek (BW) in werking getreden waar-
onder ook boek 7. In dit boek staat
wetsartikelen die van toepassing zijn
op de koop en de op de verkoop van
dieren. Vergeleken met het voor-
gaande BW zijn er twee duidelijke ver-
schillen:

a. er wordt een bijzondere vorm van
een koopovereenkomst ingevoerd,
namelijk de consumentenkoop;

b. de regeling van de verborgen gebre-
ken is komen te vervallen.

Laatstgenoemde regeling was een spe-
cifieke. Deze is nu vervangen door een
meer algemene.

De ontwikkeling van het Nederlandse
BW en de regelgevingen met betrek-
king tot de verborgen gebreken wor-
den besproken. Laatstgenoemde regel-
gevingen gaan terug tot het Romeinse
\'commune ius civile\' daterend uit de
vijfde eeuw voor Christus.

In een apart hoofdstuk (4) wordt inge-
gaan op de inhoud van de afzonder-
lijke boeken van het BW en op de arti-
kelen die van belang zijn bij koop en
verkoop.

Het recht op de levering van een deug-
delijk product is vastgelegd in artikel
17. Dit is het centrale artikel, dat de
oude regeling van verborgen gebreken
vervangt.

Uit de memorie van toelichting blijkt
dat in dit artikel twee belangrijke as-
pecten worden onderscheiden name-
lijk:

a. hetgeen geleverd wordt moet dat-
gene zijn wat is overeengekomen;

b. de afgeleverde zaak moet van de af-
gesproken kwaliteit zijn.

De gevolgen van het niet nakomen van

de verplichtingen door de verkoper
staan vermeld in de artikelen 21 en 23
tot en met 30 onder andere wat betreft
de eisen en de beperkingen aan de ei-
sen die de koper kan stellen. De koper
heeft behalve rechten ook plichten zo-
als: binnen zekere tijd protesteren c.q.
reclameren, onderzoeksplicht, zorg
voor het gekochte en andere.

Tenslotte wordt ingegaan op de ge-
rechtelijke procedures, de diergenees-
kundige verklaring, het maken van een
schriftelijke koopovereenkomst. Ge-
wezen wordt bij een diergeneeskundig
onderzoek gebruik te maken van een
check-list en zo mogelijk van een vi-
deo. Ook identificatie is noodzakelijk.
Ter discussie wordt gesteld of de koop
van gezelschapsdieren een consumen-
tenkoop is.

-ocr page 329-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende een vijftal cursussen. Op-
gave voor de genoemde cursussen via
telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op internet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Praktische röntgenologie gezel-
schapsdieren
(97/106), woensdag 4
juni 1997, 09.00 - 17.00 uur te Wage-
ningen. Cursusprijs ƒ 560,-- (inclusief
materiaal en lunch).

In het eerste dagdeel van de cursus
wordt aandacht besteed aan de prakti-
sche uitvoering van het röntgenolo-
gisch onderzoek van diverse objecten
van kleine huisdieren: voorbereiding,
positionering, opnamerichtingen, be-
lichtingswaarden. De opnametechnie-
ken worden met behulp van patiënten
en de beschikbare apparatuur \'live\' ge-
demonstreerd en geoefend.
In het tweede dagdeel zal het accent
komen te liggen op de interpretatie van
röntgenfoto\'s: bespreking van een
aantal opnamen van patiënten met dis-
cussie over de mogelijkheden voor na-
dere (röntgen-)diagnostiek. De cursus-
leider is drs. J.W. Garretsen, specialist
veterinaire radiologie.

Een aantal deelnemers zal gevraagd
worden -zo mogelijk- een eigen licht-
kast mee te nemen. Verder wordt van
alle deelnemers verwacht dat ze naast
een
loodschort twee tot vijf eigen op-
names meebrengen.

Diagnostiek van tumoren bij gezel-
schapsdieren; aanpak en conse-
quenties
(97/116), woensdag 11 juni
1997, 09.00 - 17.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 395,-- (inclusief lunch).

Een goede diagnostiek van tumoren is
van belang voor de therapiekeuze en
het stellen van de prognose. Met het
beschikbaar komen van nieuwe thera-
pievormen, wordt de noodzaak om de
uitbreiding en het maligne potentieel
van tumoren precies vast te stellen nog
strikter. De casuïstiek van dieren met
verschillende tumoren zal worden be-
sproken om meer inzicht te verschaf-
fen in de systematiek in de diagnosti-
sche benadering. Naast een bespreking
van de klinische stagiëring (TNM:
\'Tumour; (lymph)
Node: Metastasis\')
middels gericht lichamelijk onderzoek
en beeldvormende technieken, zal
ruim aandacht besteed worden aan di-
verse biopteertechnieken. De moge-
lijkheden en beperkingen van cytolo-
gisch/histologisch onderzoek in relatie
tot uitbreiding en biologisch gedrag
van tumoren zullen uitgebreid aan de
orde komen. Dit zal plaatsvinden met
verwijzing naar vormen van therapie
en follow up. De cursusleiders zijn dr.
1. van der Gaag, specialist veterinaire
pathologie; dr. E. Teske en dr. G.R.
Rutteman, specialisten inteme genees-
kunde der gezelschapsdieren.

Interpretatie laboratoriumuitslagen
met betrekking tot varkensziekten

(97/302) donderdag 12 juni 1997,
13.00 - 17.00 uur te Boxtel. Cursus-
prijs ƒ 225,-.

Indien de gebruiker met behulp van de
uitslag zijn vraag kan beantwoorden,
de uitslag binnen de vastgestelde ter-
mijn beschikbaar is en de kostprijs re-
delijk is, dan pas kun je spreken van
een onderzoek dat kwalitatief een goed
niveau heeft.

Vooraf zal het de gebruiker duidelijk
moeten zijn waarvoor hij de bepaling
kan gebruiken en waarvoor niet en wat
de referentiewaarden zijn waaraan de
uitslag kan worden getoetst.
Nader zal worden ingegaan op de di-
verse aspecten die van belang zijn bij
de interpretatie van de uitslagen van
het laboratoriumonderzoek. Aan de
orde zullen komen: Pathologie, Sero-
logie, Virologie, Bacteriologie, Para-
sitologie. De cursusleider is drs.
A.C.A. van Exsel, Hoofd Laborato-
rium GD Boxtel.

Praktische economie I voor het
melkveebedrijf
(97/214), donderdag
19 en donderdag 26 juni 1997, beide
dagen van 09.30 tot 17.00 uur te Cuijk.
Cursusprijs ƒ 1.250,--(exclusief BTW
en inclusief lunch en trainingsmateri-
aal).

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van A.U.V.-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
A.U.V. uitvoert ten bate van haar leden.

De managementtaak van de veehouder
wordt steeds belangrijker en daarom
wordt door de veehouders in toene-
mende mate gebruik gemaakt van be-
drijfsbegeleiding. Vroegtijdig onder-
kennen van afwijkingen en door een
gericht advies terugdringen of voorko-
men is de kem van deze begeleiding.
Inzicht in het economisch functione-
ren van het bedrijf als geheel, en de
plaats daarin van bedrijfsbegeleiding,
is van essentieel belang. In deze trai-
ning wordt de basis gelegd om dit in-
zicht te vergroten.

Bedrijfsanalyse, het kostenbegrip, het
economisch belang van vruchtbaar-
heidsstoornissen, mastitis en kreupel-
heid en het zelf oefenen met en uitvoe-
ren van praktische cases/opdrachten
zijn onderwerpen die tijdens deze trai-
ning aan de orde komen. De cursuslei-
ders zijn prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen,
InterAct Agrimanagement, LU Wa-
geningen en drs. R.H.M. Bergevoet,
InterAct Agrimanagement, praktize-
rend dierenarts.

Gynaecologie en neonatologie paard

(97/501), 2 theoriedagen en I praktijk-
dag in de periode van dinsdag I t/m za-
terdag 5 juli 1997, theorie deel te Zeist,
praktijk te Utrecht. Cursusprijs
ƒ 2500," (inclusief ovemachting).

De laatste jaren hebben zowel de gyna-
ecologie als de neonatologie een dui-
delijke ontwikkeling doorgemaakt.
Nieuwe technieken, waaronder echo-
grafie, zijn een belangrijke rol gaan
spelen.

Deze cursus beoogt een overzicht te
geven van de huidige stand van zaken
bij het drachtig krijgen, het drachtig
houden en het veulenen, alsmede de
opvang van het pasgeboren (zieke)
veulen.

Deze cursus zal waarschijnlijk groten-
deels in het Engels plaatsvinden omdat
onder andere dr. Virginia Reef (USA)
en dr. Jonathan Pycock (UK) als do-
centen zijn aangetrokken. De cursus-
leiders zijn dr. M.M. Sloet van Old-
mitenborgh-Oosterbaan, Vakgroep In-
wendige Ziekten en Voeding der grote
Huisdieren en prof dr. B. van der
Wey den. Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting, FdD.

-ocr page 330-

iDemonam

AREND LEO AMALIA
VAN REES

Op 25 febmari 1997 overleed op 88-
jarige leeftijd Arend Leo Amalia van
Rees. Hij werd op 15 april 1908 te
Sawah-Lunto op Sumatra geboren, als
oudste zoon in een gezin van acht kin-
deren, waarvan de vader commissaris
van politie was.

Van Rees behaalde in Buitenzorg aan
de Nederlands-Indische Veeartsen-
school in 1929 het diploma van
\'Indisch Veearts\'. Daarna ging hij in
1930 naar Nederland om aan de
Universiteit in Utrecht te studeren en
zijn Nederlands veeartsdiploma te ha-
len. Op de boot naar Nederland moest
hij helaas vernemen dat zijn vader tij-
dens de dienstuitvoering was omgeko-
men. Van Rees studeerde af op 25 juni
1935 en ging toen met zijn gezin terug
naar Indië. Hij was intussen getrouwd
met Irene Beke en had inmiddels tH\'ce
kinderen gekregen. In dit huwelijk
werden uiteindelijk zes kinderen gebo-
ren.

Tot de Japanse bezetting is hij werk-
zaam geweest als districtsveearts in
Batavia en daarna in Poerworedjo
(Midden-Java). Tijdens deze bezetting
was hij een aantal jaren in Japanse
concentratiekampen geïnterneerd. Na
de oorlog kwam hij op I augustus 1945
weer in Gouvernementsdienst. Eerst
werkte hij in Batavia en daarna werd
hij hoofd van de Veeartsenijkundige
Ambtskring Pontianak (Borneo). Van
mei 1948 tot juni 1949 is hij met verlof
weer naar Nederland geweest. Na zijn
terugkeer weer in Indië ging hij eerst
naar Palembang (Sumatra) en daarna
naar Nieuw-Guinea.
Zijn werkzaamheden in Indië hebben
een veelzijdig karakter gehad. Deze
bestonden uit de controle van melk en
vlees, keuringen, de behandeling van
kleine en grote huisdieren en de con-
trole op de veeteelt. Vooral tijdens zijn
periode in Nieuw-Guinea was hij een
groot voorvechter voor de positie van
de Indische Nederlanders, hetgeen
hem door de politiek niet altijd in dank
werd afgenomen. In juli 1954 kreeg hij
eervol ontslag en vertrok voorgoed
naar Nederland.

Op 1 januari 1955 werd hij keurings-
dierenarts in de Dienst van het Open-
baar Slachthuis en de Vleeskeuring in
Utrecht en in 1963 werd hij aangewe-
zen als waarnemend hoofd van deze
Keuringsdienst voor Vee en Vlees.
Tevens kreeg hij hier een benoeming als
wetenschappelijk hoofdambtenaar aan
de Rijksuniversiteit om les te geven aan
de co-assistenten diergeneeskunde.
Vele collegae zullen zich zijn wijze les-
sen op het laboratorium ongetwijfeld
nog herinneren. Ook publiceerde hij
toen in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde over de betekenis van de
begrippen septichaemie, pyaemie en
toxinaemie in verband met de keurings-
beslissing.

Naast zijn ambtelijk werk deed hij ook
charitatief werk, onder andere ten be-
hoeve van de wezen van oud-kolonia-
len. Zo was hij hiervoor voorzitter van
de bond van \'Pa van der Steur\'.
Drie jaar voor zijn pensionering over-
leed zijn vrouw. De verwerking hier-
van is voor hem erg moeilijk geweest.

Op 15 april 1973 werd hij 65 jaar en
ging met pensioen. Bij deze gelegen-
heid werd hij onderscheiden met de
benoeming tot \'Ridder in de Orde van
Oranje Nassau\' als dank voor alle
werkzaamheden die hij in Nederlands-
Indië, Nieuw-Guinea en Nederland
had verricht. Hij heeft deze benoeming
zeer gewaardeerd.

Van Rees was een kunstzinnige man,
die vooral veel aan portrettekenen
deed. Hij kreeg daarvoor na zijn pen-
sionering ook nog contact met de kun-
stenaarssociëteit Artibus. Vele kennis-
sen en collegae hebben de resultaten
van zijn tekenkunst thuis aan de muur
hangen.

Dankbaar voor zijn vriendschap zul-
len wij ons collega Van Rees blijven
herinneren als een zeer aimabel en
vriendelijk mens met veel gevoel voor
humor, die voor iedereen, en zeker
voor zijn zes kinderen, altijd klaar-
stond.

Op zaterdag I maart 1997 hebben we
in intieme kring van familie, vrienden
en kennissen tijdens een troostrijke
kerkdienst en crematieplechtigheid af-
scheid genomen van een uniek mens
met een unieke carrière als Indisch
Veearts, academisch opgeleid dieren-
arts in Utrecht. Gouvernementsveearts
op Java, Sumatra, Borneo en Nieuw-
Guinea, Keuringsdierenarts in Utrecht
en docent Vleeskeuring aan de Facul-
teit der Diergeneeskunde.

W. Sybesma
G.M. Vogely

-ocr page 331-

KNMvDU Maatschappijnieuws

Het standpunt inzake het euthanaseren
van jonge biggen werd mede bepaald
door de geldende ideeën omtrent de
wijze waarop het ministerie haar voor-
nemen dacht uit te voeren. Ofschoon het
standpunt dus op enkele onderdelen kan
zijn ingehaald (bijvoorbeeld doordat de
wijze van aanpak inmiddels is bijge-
steld), is het integraal opgenomen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

STANDPUNT KNMVD.

De KNMvD heeft kennis genomen van
dc in het kader van de bestrijding van de
varkenspest gedane voorstellen tot het
doden en destrueren van grote aantallen
jonge biggen.

De KNMvD betreurt dit massale doden
van gezonde, jonge dieren. Zij is echter
van mening dat het verder gaan met op-
fokken van biggen met als eindpunt als-
nog destructie niet zinnig en derhalve
verwerpelijk is.

De KNMvD stelt met nadruk deze rege-
ling te zien als een tijdelijke noodmaat-
regel. Zij wenst deze maatregel niet los
te zien van overige bestrijdingsmaatre-
gelen.

De KNMvD is van mening dat, indien
deze dieren in het kader van de bestrij-
ding van de varkenspest dienen te wor-
den gedood, dit op een verantwoorde
wijze moet gebeuren. Het welzijn van
de dieren mag niet onnodig worden ge-
schaad. De dierenarts is de aangewezen
persoon om het doden uit te voeren.

De KNMvD advi.seert haar leden dus
om, indien zich welzijnsproblemen zul-
len voordoen, medewerking te verlenen
aan het doden van biggen.

De KNMvD vindt het wel essentieel
dat ook de KVP-verdachte bedrijven.

Ongetwijfeld is men via velerlei kanalen geïnformeerd over het voornemen
van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) om grote
aantallen jonge biggen te laten doden in het kader van de uitbraak van klas-
sieke varkenspest (KVP).

Het eerste, informele contact tussen het ministerie en de KNMvD over dit on-
derwerp vond plaats op maandag 14 april 1997. Op die dag werd de KNMvD
verzocht haar medewerking aan dit plan te verlenen.

Het Hoofdbestuur heeft zich gerealiseerd dat een dergelijk plan niet enkel
vragen ter zake de uitvoering, maar eerst en vooral de principiële vraag over
al dan niet meewerken oproept. Daarom heeft het in overleg met de
Afdelingen Noord-Brabant en Limburg, de Groep Geneeskunde van het
Varken en de Groep Practici Grote Huisdieren een standpunt bepaald.
Dit standpunt dient als vertrekpunt voor verder overleg met onder meer het
ministerie van LNV en de Raad voor Dieraangelegenheden.

STANDPUNT HOOFDBESTUUR INZAKE EUTHANASIE JONGE BIGGEN

VARKENSPEST STELT DIERENARTS VOOR
MOEILIJKE VRAAG

BIJEENKOMST VOOR VROUWELIJKE DIERENARTSEN IN UTRECHT

Op zaterdagmiddag 31 mei 1997 is er een bijeenkomst georganiseerd voor vrouwelijke dierenartsen. Spreekster mevrouw
dr. A. Lubberink gaat in op de praktische aanpak van respiratoire aandoeningen bij hond en kat. Na haar verhaal zal er ge-
legenheid zijn voor het stellen van vragen en discussie. Alle vrouwelijke dierenartsen en studentes zijn van harte welkom.

Ontvangst om 14.30 uur, aanvang lezing om 15.00 uur. Locatie: zalencentrum-eetcafé \'Zeezicht\', zaal 7, Nobelstraat 2-4,
Utrecht. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met een van beide contactvrouwen: Eveline Jansen, telefoon 030
- 2896356 of Henriette Relou, telefoon 030 - 2970836.

met name binnen het ingesloten ge-
bied, van de regeling gebruik kunnen
maken. Op deze bedrijven zijn de
overbevolkingsproblemen en daarmee
de welzijnsproblemen het grootst.

De KNMvD is van mening dat de big-
gen het beste op de leeftijd van één tot
vier weken kunnen worden gedood.
Dit veroorzaakt minder problemen bij
de zeug dan het doden op de leeftijd
van nul tot één week.

Over verdere bestrijdingsmaatregelen
is de KNMvD van mening dat, van-
wege het grote aantal infecties in de
brandhaard van de besmetting (Boekei
en omstreken), een verdergaande ver-
laging van het aantal varkens in dit ge-
bied dient te worden nagestreefd. In dit
gebied dient de preventieve ruiming
geïntensiveerd te worden.
De KNMvD is tevens voorstander van
het gebruik maken van marker-vaccins
bij de bestrijding van de varkenspest.
Zij ondersteunt initiatieven tot het op-
zetten van een veldproef met zo\'n vac-
cin (zie ook de brief aan de minister
van LNV aangaande het gebruik van
een markervaccin).

De KNMvD kan zich voorstellen en
heeft begrip voor het feit, dat er dieren-
artsen zijn die niet wensen mee te wer-
ken aan het doden van jonge biggen.

Voor meer informatie over de rol van
de KNMvD in de varkenspestbestrij-
ding: drs. J.L.M. Vaarten, stafmede-
werker Veterinaire Zaken, telefoon:
030-2510111.

-ocr page 332-

Geachte heer Van Aartsen,

Het Hoofdbestuur van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde, gehoord hebben de leden
van de Groep Geneeskunde van het
Varken, verzoekt u dringend het non-
vaccinatiebeleid ten aanzien van klas-
sieke varkenspest in heroverweging te
nemen.

Dit dringende verzoek staat los van ook
door ons gesignaleerde noodzakelijke
veranderingen in de structuur van de
varkenshouderij.

Onvolkomenheden in voomoemde
stmcturen, die mogelijk introductie en
verspreiding van het klassieke varkens-
pestvirus hebben bevorderd, kunnen op
korte termijn niet worden opgelost, zon-
der dat hiervoor een draagvlak binnen
het agrarisch bedrijfsleven bestaat. Het
streven naar \'duurzame\' varkenshoude-
rij staat voorop. De varkensboer als hoe-
der en houder streeft ernaar zijn dieren
in een optimale gezondheids- en wel-
zijnssituatie te produceren. \'Kwaad van
buiten\' (varkenspest) verstoort dit stre-
ven zowel op korte als langere termijn.
Bovendien leiden bij het uitbreken van
klassieke varkenspest ingestelde ver-
voersverboden tot een zeer sterke wel-
zijnsvermindering van varkens. Abso-
luut dieptepunt is hierbij het doden en
vernietigen van gezonde dieren in het
kader van opkoopregelingen, wat zeker
niet als \'duurzame\' en ethisch verant-
woorde oplossing kan worden aange-
merkt.

De bereidheid tot het aanpassen van bo-
vengenoemde structuren is aanwezig en
heeft in de afgelopen jaren reeds geleid
tot onder andere een toename in het aan-
tal gesloten varkensbedrijven, een IKB-
gecertificeerde varkensvleesproductie
die reeds meer dan 70% van de totale
productie omvat, een gecertificeerde ve-
terinaire zorgverlening, het opzetten van
epidemio-surveillance systemen ter con-
trole van SVD en ZvA (weliswaar in
mindere mate) gecertificeerde varkens-
transporten.

292

Randvoorwaarde voor een verdere
structuuraanpassing is echter, dat vanuit
de overheid garanties gegeven kunnen
worden ten aanzien van verdere reductie
van besmettelijke dierziekten.
Sinds het van kracht worden van de
E.U.richtlijn 80/217/EEC uit 1986 wordt
binnen de E.U. ter bestrijding van klas-
sieke varkenspest uitsluitend nog ge-
bmik gemaakt van de stampingout me-
thode. Tot nu toe is gebleken dat met
name in varkensdichte gebieden het
klassieke varkenspestvirus met deze me-
thode bijzonder moeilijk uit te roeien is.
Zeer uitgebreide uitbraken van klas-
sieke varkenspest hebben zich namelijk
de afgelopen 5 jaar nog voorgedaan in
Duitsland, België, Italië en Nederiand.
Meer succes mag worden verwacht van
methodes, die gebaseerd zijn op het ge-
bruik van (marker)-vaccins in regionale
bestrijdingsprogramma\'s zoals in het
verleden is aangetoond voor varkens-
pest bij varkens en meer recent voor de
Ziekte van Aujeszky bij varkens en
NCD bij pluimvee.

De KNMvD dringt momenteel langs verschillende wegen aan op de inzet van
een markervaccin bij de varkenspestbestrijding. De epidemie neemt langza-
merhand dusdanige vormen aan dat stampingout-maatregelen alléén de var-
kenspest slechts ten koste van grote welzijnsproblemen zullen bedwingen.
De gedachte dat het markervaccin reeds in grote hoeveelheden voorradig is en
dat het op dit moment werkeloos op de plank ligt, is bijna onverteerbaar voor
de Nederlandse dierenartsen. Er is begrip voor de overheid, die het vaccin uit
handelspolitiek oogpunt (nog) niet wenst in te zetten, maar in de ogen van de
KNMvD behoort een veldproef met het markervaccin serieus overwogen te
worden. Eén en ander is neergeschreven door de Groep Geneeskunde van het
Varken en overgenomen door het Hoofdbestuur. De brief aan de minister is
integraal opgenomen in deze uitgave van het Tijdschrift.

NOODKREET GROEP GENEESKUNDE VAN HET VARKEN

INZET KVP-MARKERVACCIN GEVRAAGD

K o N 1 N K L I J K H N F, I) E R L A N D S K MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

Een prototype markervaccin tegen klas-
sieke varkenspest wordt binnenkort ter
registratie voorgedragen. Het toepassen
van een dergelijk vaccin, als noodmaat-
regel in geval van een varkenspest-epi-
demie in varkensdichte gebieden, zou
een zeer efficiënte en zinvolle aanvul-
ling kunnen zijn op bestaande bestrij-
dingsprogramma\'s. Wellicht ten over-
vloede verwijzen wij in dezen naar het
rapport Vaccin(atie)beleid; deelrappor-
tage 1 (reeds in uw bezit).

Door het beschikbaar komen van de
daarbij behorende diagnostische serolo-
gische technieken aan controlerende in-
stanties, zowel binnen als buiten de
E.U., kan export van varkens geënt met
markervaccin en van deze varkens af-
komstige producten, zonder risico\'s van
besmetting en verspreiding, in ontvan-
gende landen plaatsvinden.

Wij zouden u dan ook willen verzoeken
deze brief in te brengen in de vergade-
ring van het Permanent Veterinair
Comité en daarbij aan te dringen op/te
pleiten voor een bijstelling van de
E.U.richtlijn in bovengenoemde zin.
Een delegatie van onze beroepsgroep is
te allen tijde bereid tot een mondelinge
toelichting.

Hoogachtend,
Koninklijke Nederlandse Maat.schappij
voor Diergeneeskunde
Dr. Tj. Jorna,algemeen secretaris.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1997
voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,— (inclusief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand trefl u een
overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1994:
niet meer voorradig.
Banden 1993: niet meer voorradig.
Banden 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990,1989,1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang. Met
uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, offax uw bestelling: 030 - 2511787.

-ocr page 333-

Bij het toezicht op de naleving van de
Arbeidsomstandighedenwet hanteert de
Arbeidsinspectie het uitgangspunt dat
werkgevers en werknemers primair ver-
antwoordelijk zijn voor de arbeidsom-
standigheden in de onderneming.
De Arbeidsinspectie kent een project-
matige werkwijze waarbij zij op syste-
matische wijze een branche of bedrijfs-
tak inspecteert. Dit gebeurt aan de hand
van landelijk vastgestelde inspectiepun-
ten en het bijbehorende handhavingsbe-
leid.

In een tijdsbestek van enkele jaren ko-
men, landelijk gezien, alle branches aan
de beurt.

Bedrijven, instellingen en hun overkoe-
pelende organisaties zullen op basis van
dc inspectieresultaten vervolgens zelf
aan de slag gaan om de Arbeidsom-
standigheden te verbeteren als dat nodig
is.

□E WERKWIJZE VAN DE
ARBEIDSINSPECTIE
Om een landelijke uniformiteit te be-
werkstelligen is er één inspectielijst op-
gesteld die door iedere inspecteur ge-
bruikt zal worden. Deze inspectielijst is
overeenkomstig de stand der techniek
en de ontwikkelingen in de branche.
Als er een inspectiebezoek van een in-
specteur van de arbeid plaatsvindt dan
zal deze een rondgang maken door het
bedrijf Bij het constateren van tekortko-
mingen zullen er afspraken worden ge-
maakt met de bedrijfsleiding om deze
tekortkomingen op te heffen.
De afspraken zijn niet vrijblijvend, om-
dat zij wettelijke verplichtingen betref-
fen. De afspraken worden dan ook door
de inspecteur van de Arbeidsinspectie in
een afsprakenbrief vastgelegd.
Als bij de controle blijkt dat niet of on-
voldoende is voldaan aan de afspraken
dan zal de Arbeidsinspectie het bedrijf
door middel van een waarschuwing dit
in een brief waarin de termijnen worden
genoemd bevestigen.
Mocht bij een volgende controle op-
nieuw blijken dat er geen verbeteringen
zijn aangebracht dan kan er proces-ver-
baal worden opgemaakt dat aan de offi-
cier van justitie wordt gezonden.

DE ARBEIDSINSPECTIE LET GP:
Tijdens de inspectie zal in het bijzonder
aandacht worden besteed aan de vol-
gende onderwerpen:

Algemene omgang met gevaarlijke
stoffen

Een register van gevaarlijke stoffen ont-
breekt vaak, evenals de veiligheidsin-
formatiebladen van de gevaarlijke stof-
fen. Leveranciers van grondstoffen zijn
verplicht deze veiligheidsinformatiebla-
den VIB gratis ter beschikking te stellen
van het bedrijf Op basis van deze VIB
kan aan de medewerkers voorlichting en
instmctie worden gegeven met betrek-
king tot de gevaren van de stoffen waar-
mee wordt gewerkt.

Van alle potjes en flesjes moet duidelijk
zijn wat er in zit; door een juiste etikette-
ring kan hieraan voldaan worden.
Indien men een voorraad chemische
stoffen in het bedrijf aanwezig heeft dan
moet de opslag van gevaarlijke stoffen
voldoen aan eisen die op dit gebied wor-
den gesteld en die zijn weergegeven in
publicatie CPR-15-1.
Beperkingen van de gevolgen door cala-
miteiten verdienen in de bedrijven extra
aandacht. Maatregelen zoals brandblus-
middelen, niet te veel opslag van ge-
vaarlijke stoffen op de werkplek en een
op het waterleidingnet aangesloten oog-
douche vallen hieronder.

Goede arbeidsomstandigheden betekenen in vele opzichten winst voor een on-
derneming. Niet alleen omdat ze de reputatie van de branche ten goede ko-
men, maar ook omdat werknemers in dat geval hun werk beter doen.
Bovendien is er een duidelijke relatie met het ziekteverzuim.
Daarom is het van belang om gestructureerd aandacht aan het onderwerp ar-
beidsomstandigheden te besteden.

PROJECTEN

Dit jaar gaat de Arbeidsinspectie door met een landelijk project in dierenart-
senpraktijken. Het project is eerder gestart met inspecties in Noord-Holland.
De inspecties worden voortgezet, nu zijn de andere regio\'s aan de beurt. De
bevindingen uit de inspecties in 1995 in Noord-Holland en de voorgenomen
werkwijze van de Arbeidsinspectie voor 1997 zijn besproken met de vertegen-
woordigers van de Koninklijke Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde en de Vereniging van Dierenartsassistenten.

- door de Arbeidsinspectie -

INSPECTIEPROJECT ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
BIJ DIERENARTSEN

Blootstelling aan Narcosegassen

Blootstelling aan narcosegas via inade-
ming kan plaatsvinden indien er wordt
geopereerd.

Een voor de gezondheid gevaarlijke
concentratie in de lucht kan bij het vrij-
komen van dit gas zeer snel worden be-
reikt. Gezien de resultaten van onder-
zoek naar gezondheidseffecten van
lachgas is besloten om een nieuwe wet-
telijke grenswaarde voor lachgas vast te
stellen, daar de tot voor kort geldende
MAC-waarde toch echt te hoog was.
Deze nieuwe grenswaarde is vastgesteld
op 80 ppm (152 mg/m^), gemiddeld
over een werkdag van 8 uur. Deze
grenswaarde is de uiterste bovengrens,
die niet mag worden overschreden.
Voor Halothaan is de MAC-waarde
vastge.steld op 5 ppm (40 mg/m-^).

De blootstelling aan narcosegassen
moet worden temggedrongen tot onder
de wettelijke grenswaarde of de vastge-
stelde MAC-waarde voor de desbe-
treffende stof

De werkzaamheden zullen zoveel mo-
gelijk door middel van een gesloten sys-
teem moeten worden verricht. Boven-
dien zal er veelal een bronafzuiging
moeten worden aangebracht voor het af-
zuigen van vrijkomende lekgassen. De
vrijkomende dampen moeten zo dicht
mogelijk bij de plaats waar ze vrijkomen
worden afgezogen en bij voorkeur naar
buiten worden afgevoerd.
Bedrijven moeten zelf metingen laten
verrichten naar de blootstelling aan ge-
vaarlijke stoffen. De blootstellingsbe-
oordeling moet, indien de Arbeids-
inspectie daarom vraagt, door de
bedrijven aan de inspecteur kunnen
worden overiegd. Na het nemen van
maatregelen moet ook een effect- me-
ting plaatsvinden om te kunnen beoor-
delen of de getroffen maatregelen het
beoogde effect hebben.

-ocr page 334-

Ventilatie en afzuiging

Om opbouw van schadelijke stoffen in
de werkaiimte te voorkomen, zijn een
bronafzuiging én een ruimtelijke venti-
latie noodzakelijk.

Een bronafzuiging is bij diverse werk-
zaamheden waarbij chemische stoffen
vrijkomen van belang. De afzuiging
dient zoveel mogelijk naar buiten toe
plaats te vinden, eventueel via een filter.

Röntgen

In de praktijken van dierenartsen is in
veel gevallen een röntgentoestel voor
diagnostische doeleinden aanwezig. Uit
onderzoek van de veterinaire inspectie
is gebleken dat wettelijke voorschriften
onvoldoende worden nageleefd.
De blootstelling dient zo laag als moge-
lijk te zijn voor personen die beroeps-
halve aan straling kunnen worden bloot-
gesteld. Aan personen die stralen-
belasting kunnen oplopen, dienen door
de eigenaar van het toestel persoonlijke
controlemiddelen ter beschikking te
worden gesteld. Dus iedereen die rönt-
genfoto\'s maakt of daarbij assisteert,
behoort een eigen badge te hebben.
De badge moet buiten het loodschort
worden gedragen; op de kraag of op de
mouw is een goede plaats. De uitslagen
van de persoonlijke controlemiddelen
dienen aan de betrokkenen ter inzage te
worden gegeven. Uit veiligheidsover-
wegingen is het verder aan te raden het
toestel jaarlijks door de onderhouds-
dienst van een leverancier na te laten kij-
ken. Verder is het van belang dat de
licht- en röntgenbundel goed overeen-
komen.

Ergonomie

Bij het werken aan de behandeltafel
komt het regelmatig voor dat de werk-
zaamheden in een fysiek ongunstige
houding moeten worden uitgevoerd.
De behandeltafels dienen te zijn uitge-
voerd conform ergonomische principes.

JOJL

Dit betekent dat de tafel in hoogte ver-
stelbaar moet zijn. Bovendien zal tevens
een goed instelbare werkstoel moeten
worden gebruikt.

Het gebruik van versleten meubilair,
van stoelen die niet instelbaar zijn en
van de volstrekt verouderde vier-punts
stoelen wordt soms nog gesignaleerd.

Werk- en rusttijden

De Arbeidstijdenwet regelt voor de
werknemers de werk- en rusttijden. De
dagelijkse werktijden dienen geregis-
treerd te worden. Tijdens de inspectie
kan de inspecteur van de Arbeids-
inspectie vragen naar de werktijdrege-
ling en de registratie van de werk- en
rusttijden.

Risico-inventarisatie en -evaluatie
RI
&E

De verbetering van de arbeidsomstan-
digheden moet systematisch worden
aangepakt en een vast onderdeel zijn
van de bedrijfsvoering. Het arbobeleid
in de ondememing staat of valt met het
goed in kaart brengen van de risico\'s.
Iedere werkgever \'van patatzaak tot
Hoogovens\' moet weten welke arbeids-
risico\'s er in het bedrijf bestaan of kun-
nen ontstaan. En vooral hoe deze risi-
co\'s voorkomen moeten worden. Of, als
dat niet mogelijk is, welke maatregelen
er getroffen moeten worden om schade
aan de gezondheid van werknemers zo
mers zo klein mogelijk te houden.
Een hulpmiddel om alle gevaren in de
bedrijven goed in kaart te brengen is de
risico-inventarisatie en -evaluatie. Reeds
vanaf 1 januari 1994 is elke werkgever
verplicht de arbeidsrisico\'s in het bedrijf
te inventariseren en op papier te zetten.
Als de risico\'s zijn geïnventariseerd zal
er ook een plan van aanpak opgesteld
moeten worden waarin wordt aangege-
ven welke problemen hoe worden ver-
holpen door wie en wanneer.
Als er bij inspecties in een bedrijf onge-
zonde of onveilige situaties worden ont-
dekt kan de werkgever zich niet vrijplei-
ten door te zeggen dat hij of zij niet wist
hoe deze situaties verholpen moesten
worden. Daarom doet de werkgever er
verstandig aan zich goed te informeren.
De werkgever kan deze informatie op-
vragen bij deskundigen van de arbo-
dienst of bij de branche-organisaties.
Veelal zal een branche-organisatie een
toegespitst model op dc markt brengen
om de RI&E eenvoudig te kunnen uit-
voeren.

Om er zeker van te zijn dat alle arbeids-
risico\'s in die inventarisatie zijn opge-
nomen én dat het plan van aanpak goed
is, moet een gecertificeerde arbodienst
de risico-inventarisatie controleren en
goedkeuren.

Mevr. ing. H. G. van Marle
Inspecteur A rheidsinspectie
Regio Noordwest.

Naschrift KNMvD

Alle dierenartsen-werkgevers hebben medio april 1997 een informatie-brief
ontvangen omtrent de verplichtingen voor de werkgever op grond van de
Arbeidsomstandighedenwet. Bij deze brief was een bestelformulier bijgesloten
waarmee men de Checklist Arbeidsomstandigeheden Dierenartsenpraktijken
kan bestellen. Met behulp van deze Checklist kan de dierenarts-werkgever de
Risico-inventarisatie in zijn of haar praktijk uitvoeren. Mocht u de informatie-
brief en/of het bestelformulier niet meer in uw bezit hebben, dun kunt u deze op-
vragen bij het secretariaat van de KNMvD. tel. 030-25101II (Yvonne Stufano).

DIERGENEESKUNDE IN BEELD

NIEUW: DIASERIE KNMVD

Sinds kort is exclusief voor leden van de
KNMvD een diaserie beschikbaar over
de diergeneeskundige beroepsuitoefe-
ning. De serie past bij de reeds eerder
verschenen folder \'De Nederlandse
Dierenarts\' en kan gebruikt worden bij
presentaties op scholen, open dagen,
beurzen en dergelijke. De veelzijdig-
heid van de diergeneeskunde komt uit-
gebreid in beeld. Ten behoeve van het
overzicht is de diaserie opgedeeld in een
slede \'Gezelschapsdieren en Paarden\'
en een slede \'Landbouwhuisdieren en
Volksgezondheid\'. De dia\'s gaan ver-
gezeld van een beknopte beschrijving
en worden gratis uitgeleend (met uit-
zondering van de retour-verzendkos-
ten). Voor de bijpassende folder wordt
wel een klein bedrag in rekening ge-
bracht (ƒ40,- voor 50 exemplaren).

Voor meer informatie en reser\\>ering:
mevrouw L.M.G.F. Rommerts-Coops,
tel. 030-25101II.

-ocr page 335-

MUiiriii^

TWEE UITGEBREIDE WORKSHOPS VOOR
VROUWELIJKE DIERENARTSEN

In het najaar van 1996 werden voorde vijfde maal nascholingsbijeenkomsten voorde vrouwelijke dieren-
artsen georganiseerd door het Bureau van de KNMvD. De bijeenkomsten werden gegeven in de vorm van
een workshop met als thema: \'intercollegiale samenwerking\' of anders gezegd: \'communiceren met je
collega\'. De leiding van deze workshop was in de deskundige handen van Ina Vader en Ineke Tijmes van
\'Kontakt der Kontinenten\'. De belangstelling voor de workshop was groot: binnen een mum van tijd wa-
ren de bijeenkomsten volgeboekt.

Op verzoek van veel vrouwelijke dierenartsen hebben Ina Vader en Ineke Tijmes in overleg met het
Bureau van de KNMvD nu een tweetal langere workshops georganiseerd speciaal voor vrouwelijke die-
renartsen:

1. \'Voor de dag ermee! Over presenteren en zichtbaar zijn.\' Voordat vrouwen laten zien wie ze zijn en
wat ze kunnen, hebben zij zich al tien keer bedacht, met gevolg dat het vaak lang duurt voor zij zich la-
ten zien, en dus gezien en gehoord worden. Dat betekent niet dat vrouwen gebrek hebben aan vaardig-
heden en kwaliteiten, alleen dat de lef ontbreekt om er mee voor de dag te komen. Toch jammer van zo-
veel talent. Het doel van de workshop is het vergroten van presentatievaardigheden en het ontwikkelen
van\'lef om jezelf te laten zien. De workshop wordt gegeven door Ina Vader op 5 en 6 juni 1997.

2. \'Eén vrouw in een commissie maakt nog geen lente. Over besturen in de diergeneeskunde.\'

De afgelopen tien jaar neemt het aantal vrouwelijke dierenartsen gestaag toe. Op dit moment is het aan-
tal vrouwelijke studenten diergeneeskunde al groter dan 50%. Dat zal de nodige veranderingen in werk
en aanpak ervan met zich mee kunnen brengen, tenminste als vrouwen zich organiseren en in besturen
van zich doen horen. Nu is het aantal vrouwen dat in commissies of besturen te vinden is nog gering.
Het doel van deze workshop is het versterken van bestuursvaardigheden en het overwinnen van aarze-
lingen om te besturen. De workshop wordt gegeven door Ineke Tijmes op 19 en 20 juni 1997.

Voor beide workshops geldt dat zij op donderdag om 17.00 uur beginnen. De workshops eindigen op vrij-
dag om 17.00 uur. Diner, overnachting, ontbijt en lunch vinden plaats bij het Kontakt der Kontinenten te
Soesterberg. De kosten (inclusief de verblijfskosten) bedragen / 420,-- per workshop.

Aanmelding vindt plaats via het Bureau van de KNMvD, tel. 030-2510111 (Yvonne Stufano). Het aan-
tal deelnemers is maximaal 15 per workshop.

REISVERZEKERING

Nederlanders gaan steeds vaker op
vakantie. Het afgelopen jaar is 65%
van de Nederlandse bevolking in ie-
der geval één keer op vakantie ge-
weest (langer dan vier dagen). Uit
marktonderzoek is tevens gebleken
dat 19% van de Nederlanders zonder
reisverzekering op vakantie gaat. Van

SDD

Stichting Dienstverlening Dierenartsen
de korte buitenlandse reizen is slechts
50% verzekerd. Dit is een slechte ont-
wikkeling, omdat uit andere cijfers
blijkt, dat het aantal Nederlanders dat
in het buitenland in moeilijkheden
raakt steeds groter wordt.

De reisverzekering in haar moderne
vorm is een belangrijke verzekering.
Vooral de rubrieken hulpverlening en
buitengewone kosten voorzien in een
behoefte, aangezien in veel ziekte-
kosten- en/of ziekenfondsverzekerin-
gen de kosten voor het terugbrengen
van een zieke (of stoffelijk overschot)
naar Nederland slechts gedeeltelijk of
in het geheel niet worden vergoed.
Tevens verzekert u zich met een reis-
verzekering van volledige hulpverle-
ning in het buitenland, indien u wordt
getroffen door een ongeval of ziekte
of bijvoorbeeld bij verlies van be-
langrijke papieren zoals uw paspoort,
rijbewijs en dergelijke.
Ook na een natuurramp kunt u reke-
nen op de hulpverlening zoals deze in
uw reisverzekering is vermeld. Een
voorbeeld is het noodweer in de

-ocr page 336-

Alpen het afgelopen jaar, dat gepaard
ging met forse overstromingen. De
kosten van het opsporen en redden
van u of uw gezinsleden door een be-
voegde instantie valt onder de reis-
verzekering.

Bij de polis wordt doorgaans een
kaartje verstrekt waarop het telefoon-
nummer van een alarmcentrale staat
vermeld, die dag en nacht bereikbaar
is. Bij deze centrale worden diverse
talen gesproken, zodat men ook bui-
tenlandse hulpverleners te woord kan
staan.

Mede om genoemde hulpverlening is
het raadzaam voor elke buitenlandse
reis een verzekering af te sluiten. Gaat
u meer dan twee of drie keer per jaar
op vakantie, dan is een doorlopende
reisverzekering het overwegen
waard. Deze is vaak voordeliger en u
hoeft zich niet voor elke reis apart te
verzekeren. Bovendien kunt u de
doorlopende verzekering geheel af-
stemmen op uw specifieke omstan-
digheden.

Heeft u een (gezins)ongevallenverze-
kering afgesloten voor het hele jaar,
dan kan de rubriek \'ongevallen\' op de
reisverzekering worden uitgesloten.
Het meeverzekeren van de rubriek
\'geneeskundige kosten\' is afhankelijk
van de ziektekosten- en of zieken-
fondsverzekering. Zijn de geneeskun-
dige kosten in uw ziektekostenpolis
gemaximeerd tot bijvoorbeeld 200%
van de Nederlandse tarieven, dan kan
het raadzaam zijn om de rubriek \'ge-
neeskundige kosten\' mee te verzeke-
ren.

Voor vragen over een reisverzekering
kunt u contact opnemen met uw ver-
zekeringstussenpersoon.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Cremers, G.G.; 1997; 3051 JM Rotterdam;
Schiebroeksesingel 42.

Jansen, R.F.; 1985; 2133 HL Hoofddorp;
Norholm 20.

Pauw, Mevr. M.E.; 1984; 3881 PG Putten;
Drosteweg 20.

Pennekamp, B.W.; 1975; 9731 MR Groningen;
Dudoklaan 8.

Steenaert, M.H.H.; 1997; 3532 GW Utrecht;
Alb. Thijmstraat 1.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Beek, M.J. van; 1985; 6662 KA Eist (Gld);
Rijksweg-Zuid 11.

Beijer-Hoekstra, Mevr. J.; 1982; 9203 AT
Drachten; Houtlaan 26.

Bogaard, C.A.; 1992; 1862 KD Bergen (NH);
Oosterweg 30.

Corstjens, P.H.J.; 1982; 6461 GE Kerkrade;
Nullanderstraat 104.

Deutz, Mevr. L.S.; 1996; 8312 AR Greil; 1.
Tademastraat 42.

Flameling, J.J.; 1979; 4651 TE Steenbergen;
Welbergsedijk 26.

Grondelle, Mevr. I.A. van; 1996; 3531 HD
Utrecht; Leidsekade 116.
Haan, E. de; 1996; 1431 EG Aalsmeer;
Stationsweg 34.

Hagen, Mevr. M.E.A. van; 1996; 3512 EZ
Utrecht; Korte Jufferstraat 58.
Heijnen, M.B.; 1996; 6031 GP Nederweert;
Tichelveld 66.

Hendriks, D.; 1977; 1031 BW Amsterdam;
Wingerdweg 1.

Hoexter, S.; 1972; 1399 GB Muiderberg; Nie.
Maeslaan 9.

Kartodirdjo, J.F.; 1984; 5684 ZN Best;
Looierstraat 22.

Kreupeling, Mevr. C.; 1989; 1827 EP Alkmaar;
Karinthiestraat 16.

Küsters, J.F.M.; 1996; 6214 AG Maastricht;
Hertogsingel 82.

Rozendaal, H.; 1996; 3853 PS Ermelo;

Personalia

Watervalweg 165.

Smit, Mevr. M.; 1997; 3730 AC De Bilt; Postbus
114.

Spee, J.J.L.M.; 1980; 6546 EK Nijmegen;
Horstacker 14-21.

Stolp, A.C.; 1987; 3145 XM Maassluis;
Spechtstraat 120.

Timmermans-van Lienden, Mevr. M.; 1987;
3069 ZP Rotterdam; Toon van Vlietstraat 25.
Veld-Gotink, Mevr. A.G. in \'t; 1981; 2724 AE
Zoetermeer; Slootdreef 169.
Wal, Mevr. J.F. van der; 1985; 7322 AB
Apeldoorn; Kanaal Noord 120.
Wetzels, H.J.; 1974; 6216 CW Maastricht;
Eenhoomsingel 30.

Wormhoudt, R.; 1997; 3068 JG Rotterdam;
Kelloggplaats 276.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Frieling, R.M.; 3533 GB Utrecht; Mozartlaan
33.

Geraedts, Mevr. K.A.; 3571 WB Utrecht; H.F.
van Riellaan 44.

Jonge, Mevr. J.G. de; 9467 PJ Anloo; Esweg 21.
Reijs, Mevr. A.J.; 3532 EJ Utrecht; J. de
Meesterstraat 3 bis A.

Schutrups, A.H.; 9000 Gent (België); Sint Pieter
Aalststraat 107.

Smolders, A.A.J.; 3552 GS Utrecht; Wal-
nootstraat 11 bis.

Snijder, A.G.; 9000 Gent (België); St. Anna-
straat 2.

□VERLEGEN:

Op 13 april 1997 Mevr. Drs. P.J. Straver te
Lelystad.

JUBILEA:

N.P. Saathof te Meppel, afwezig, 45 jaar, 16 mei
1997

P.J. Goedhart te Haarlem, afwezig, 30 jaar, 19
mei 1997

H.G. Pelgrum te Almen, afwezig, 30 jaar, 19 mei
1997

Dr. Tj. Joma te Drachten, afwezig, 30 jaar, 19
mei 1997

H. Nijland te Voorthuizen, afwezig, 30 jaar, 19
mei 1997

H.J. Nederhorst te Haarlem, afwezig, 30 jaar, 20
mei 1997

L.J. Kas te Hilversum, afwezig, 65 jaar, 20 mei
1997

H.J.J.M. Hamers te Zieuwent, afwezig, 35 jaar,
21 mei 1997

J.P.C. Kruijne te \'s-Gravenhage, afwezig, 40
jaar, 22 mei 1997

A.M.E. Duysens te Voerendaal, afwezig, 40
jaar, 22 mei 1997

H.H.A. Mager te Gieten, afwezig, 50 jaar, 23
mei 1997

T. Sinnema te Hardenberg, afwezig, 50 jaar, 23
mei 1997

J.A. Westerbeek te Someren, afwezig, 25 jaar,
31 mei 1997

W.H. Kremer te Venray, afwezig, 45 jaar, 31
mei 1997

Dr. J.H.G. Roerink te Baam, afwezig, 45 jaar, 31
mei 1997

Chr.C. Grunwald te Calvia, Majorca, afwezig,
45 jaar, 31 mei 1997

F.R. de Boer te Velserbroek, afwezig, 25 jaar, 9
juni 1997

B. Bruins te Zutphen. afwezig, 25 jaar, 9 juni
1997

M.J. Wieland te Hendrik-ldo-Ambacht, afwe-
zig, 25 jaar, 9juni 1997

K. Steijn te Ameide, afwezig, 25 jaar, 9 juni
1997

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
4 april 1997:

Auf dem Brinke, Mevr. S.
Cate, Mevr. J.R. ten
Gaasbeek, Mevr. P.
Lam, J. \'t
Lentelink, E.P.

Oosterhout, Mevr. M.F.M. van
Steenaert, M.H.H.
Straal, Mevr. J.S.A.M.
Vijver, Mevr. C.E. van der
Zuylen, M.A. van

MUTATIES:

Aakster, R. van den; 1996; 7423 AA
Deventer; Kannenburg 111; tel. 0570-654557
privé,
0573-401243 prakt.; p., medew. bij

G.J.R. Groenland, P. van Harten, R. van Oven
en H.G. Pelgrum.

♦Adamse, M.; 1997; 5451 GW Mill;
Parallelweg 18; tel. 0485-455281 privé, 451238
prakt.; p., medew. bij S.A.M. van Cleef, J.L.M.
Ploegmakers, P.A.O.M. Schoone, P.H.J.
Weijens en K.R.D. Vaessen.

*Auf dem Brinke, Mevr. S.; 1997; 3523
ED Utrecht; Smaragdplein 66; tel. 030-
2542627; wnd.d.

Beek, M.J. van; 1985; 6662 KA Eist (Gld);
Rijksweg-Zuid 11; tel. 0481-374045 privé.

-ocr page 337-

372787 prakt.; p.. geass. met Mevr. T.A.J.C. van
Beek-Angelino
(toev. als lid).

Beijer-Hoekstra. Mevr. J.; 1982; 9203 AT
Drachten; Houtlaan 26; tel. 0512-518137; d.
(toev. als lid).

Bogaard. C.A.; 1992; 1862 KD Bergen
(NH); Oosterweg 30; tel. 072-5895529 privé,
5895667 prakt.; p.
(toev. als lid).

Bonde Larscn, Mevr. A.; Kopcnhagcn-
1988; 6581 RV Malden; Dorsing 30;
tel. 024-
3586760 privé,
0485-587600 tst. 665 bur.; d. bij
Intervet Intemational B.V., Vet. Service
Department.

Bongers, J.H.; 1980; 8212 EA Lelvstad; De
Scheren 15; tel. 0320-236695 privé,
23^38 bur.;
wet. medew. ID-DLO. afd. Bacteriologie.

*Cate, Mevr. J.R. ten; 1997; 3582 VT
Utrecht; I.B.Bakkerlaan 65 IV; tel. 030-
2510266; wnd.d.

Corstjens, P.H.J.; 1982; 6461 GE Kerkrade;
Nullanderstraat 104; tel. 045-5462454 privé,
545263
1 prakt.; p., gezelschapsd. (toe\\. als lid).

Dam. Mevr. J.B.; 1995; 7827 DG Emmen;
Appelvink 14;
tel. 0591-634216; d.

Deutz, Mevr. L.S.; 1996; 8312 AR Crcil; I.
Tademastraat 42; tel. 0527-274808; d, (toev.
als
lid).

Dwarkasing, Mevr. V.N.A.; 1996; 3514 BZ
Utrecht; Hopakker 210; tel. 03()-2723(K)4 privé,
2533352/2531040 bur,; wet, medew, U,L\', (F,D.,
vkgr, Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

Ebbens. D.; 1975; 7597 NH Saasveld;
Bomsestraat 63; tel. 074-2664475 privé,
2669966
prakt,; p., geass. met C.A.M. Peeters.

Edel. M.J.; 1996; 3523 ER Utrecht;
Aquamarijnlaan 264; tel, 030-2817097 privé,
010-4383169/4161715 prakt.; fax 010-4383169;
p., medew. bij J.P.J. van den Broek, C. Buesink, R.
Cassenaar, Mevr. A.H.M. Koert, A.W. Kramer,
Mevr. L.M.M. Oorsprong en Mevr. CMI. Smit.

Elving, L.; 1967; 3451 BM Vleuten; Den
Ham.straat 19; tel. 030-6771278 privé, 2532745
bur.;
fax 030-2521887; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en V>K)rtpl.).

Essen, Ci.J. van; 1986; 1985 HE Dnehuis;
Drichuizcrkcrkwcg 168; tel. 0255-520481 privé,
0320-238238 bur,; wet, mede», ID-DLO,

Flameling, J.J.; 1979; 4651 TE Steenbergen;
Welbcrgscdijk 26; tel. 0167-564822 privé,
565945 prakt.; p., geass. met F.J.Ci. Seurcn cn
R.J.C. dcThcije (arts; 1979)(toev,
als lid),

»Gaasbeek, Mevr, P,; 1997; 6181 JN
Elsloo; Kempken 26; tel, 046-4370633; wnd,d,

Cirinwis, Ü.C.M.; 1987; 3584 HD Utrecht;
Albert van Dalsumlaan 223; tel, 030-2512542
privé, 25.34296 bur.; fax 030-2533114; E-mail;
C;.GRINWISrflPOBO.\\.RUU.NL;
wet me-
dew. U.U. {F.D., vkgr. Pathologie).

Groenestein, P.P.M.; 1995; 8565 HJ
Sondcl; Beamkamp 6-8; tel. 0514-603465 privé,
0515-412427 prakt.; p.. gezelschapsd.

Grocnestein-van Veen. Mevr. H.S.: 1991;
8565
HJ Sondcl; Beamkamp 6-8; tel. 0514-
603465 privé, 604111 prakt.; fax 0514-602999; p.,
geass. met J.A. Dijkstra.

Grondelle, Mevr. l.A. van; 1996; 3531 HD
Utrecht; Leidsekade 116; tel. 030-2930709 privé,
036-5330441 prakt.; p., mcdcw. bij J.D. Vricze
(toev, als lid).

Haan, E. de; 1996; 1431 EG Aalsmeer;
Stationsweg 34; tel. 0297-322217 privé, 0342-
414956 prakt.; p., medew. bij J.W. Bakker, W. de
Boer. C. van der Hem, G. Heynen, D.P. Hofstee,
H. Nijland, M. Roseboom en W.A. de Vries
(toev.
als lid).

*Haar, G. ter; 1997; 3706 CW Zeist; Laan
van Vollenhove 703; tel. 030-6950202;
specialist
in opleiding U.U.

Hagen. Mevr. M.E.A. van; 1996; 3512 EZ
Utrecht; Korte Jufferstraat 58; tel. 030-2328275;
wnd.d.
(toev, als lid),

Heijer, G.J.L. den; 1997; 6741 JB Lunteren;
Vijfsprongweg 70; tel. 0318-461253 privé,
033-
2863276 prakt,; fax 033-2867022; p„ medew,
bij F,W,M, Feld,

Heijnen, M.B.; 1996; 6031 GP Nederwecrt;
Tichelveld 66; tel. 0495-624796 privé, 632957
prakt.; p.. medew. bij P.T.C.H. van de Goor,
J.H.A.M. Gubbcls, L.O. Scholma, M. Sinke en
L.M.P. Voncken
(toev, als lid),

Hendriks, D.; 1977; 1031 BW Amsterdam;
Wingerdweg 1; tcl. 020-6320065 privé, 6361635
prakt.; p.
(toev. als lid).

Hoexter, S.; 1972; 1399 GB Muiderberg;
Nie. Maeslaan 9; tel. 0294-263520 privé, 036-
5319009/0294-263520 prakt.; p., gezelschapsd.
(toev, als lid),

•Huisman, Mevr. H.M.; 1981; 1067 PR
Amsterdam; Troelstralaan 40;
tel, 020-4100332
privé,
6112103 prakt.; fax 020-6112103; E-mail:
MIILWAHLCO VVORLDONLINE.NL:
p., ge-
ass. met J.D. Wahl.

Huumc. Mevr. Dr. A.A.H.M. ter; 1981; U-
1993;
3212 EA Lelvstad; De .Scheren 15; tel.
0320-236695 privé,
238238 tst. 8675 bur.; wet.
medew. ID-DLO, afd. Aviaire Virologie.

Jansen. Mevr. M.; 1996; 5451 GW .Mill;
Parallelweg 18; tel. 0485-455281;
wnd.d.

♦Janssen, Mevr. M.M.H.; 1997; 3524 BZ
Utrecht; Hond.srug 743; tel. 030-2891749;
wnd.d.

Ja,spers, A.A.M.; 1990; 1241 NJ
Kortenhocf; Moleneind 48; tel. 035-6565597
privé,
020-6133465 prakt; p.

Jobse, Mevr. A.E.; 1995; 3533 SX Utrecht;
II. van Tussenbroekplantsoen 4 1; tel. 030-
2965246 privé,
0164-237621 prakt,; p„ mede«.
Mevr. C.C. van .Aart.

Kartodirdjo, J.F.; 1984; 5684 ZN Best;
Looierstraat 22; tel. 0499-399695 privé, 013-
4630056 prakt.; p., gezelschapsd.
(toe\\, als lid).

Kreupeling, Mevr. C.; 1989; 1827 EP
Alkmaar; Karinthiëstraat 16; tel. 072-5610849
privé, 5613897 prakt.; p., gezelschapsd., geass.
met P.G.J.M. Weeink
(toev, als lid),

Krcmcr, Dr. W.D.J.; 1986; U-1993; 3731
EN De Bilt; Park Arenherg 13 A;
tel. 030-
2201567 privé, 2531040 bur.;
fax 0.30-2521887;
E-mail: WIMfo BD\\ .D(;K.RUU,NL:
wet me-
dew. U.U. (vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.);
hoofd Buitenpraktijk,

Kuijpers. A.H.C.; 1975; 5473 GB Heeswijk-
Dinther; St. Servatiusstraat 24; tcl,
0413-296045
privé,
292929 prakt,; fax 0413-296038; p., geass.
met M.C.M. Bossers, P.J.M. van Hullen, T.J.J,
van der Rijt, E.W.H M. van der Velden cn
A.H.H.M. Winters,
(fax privé; 0413-296046).

Kuijpers, Mevr. M.M.F.; 1987; 8162 RP
Epe; Papenstraat 12; tcl, 0578-629962 privé,
0412-403218 prakt,; p., medew, bij J,A, van
Oorschot, F.A.W .J. Scholten en M.M. van der
Zander.

Küsters, J.F.M.; 1996; 6214 AG Maastricht;
Hcrtogsingel 82; tel. 043-3250680 privé, 3212119
prakt.; p., medew. bij H.J.M. Küsters
(toev. als
lid).

*Lam, J. het; 1997; 3581 AE Utrecht;
Nachtegaalstraat 67; tel. 030-2319632; d.

*Lcntelink, E.P.; 1997; 3583 HG Utrecht;
Mauritsstraat 19; tel. 030-2541339; d.

Lindelauff. Mevr. C.M.B.; 1995; 3481 LH
Harmeien; Haanwijk 17; tel, 0348-445080
privé, 020-6944766 prakt,; p„ medew, bij
Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam B.V,

Meij. G.J.W. van der; 1957; 7346 AC Hoog
Soeren; Hoog Soeren 31; tel. 055-5191410;
em.
hlr. U.U.

Meidam, M.J.C.; 1988; 9301 XP Roden;
Bleyenbeek 57; tel. 050-5013507 privé,
0594-
612014 prakt.; fax 0594-613762; p., geass. met
J.D. Bokma.

»Mouwen, R.H.; 1996; 3521 BR Utrecht;
Croeselaan 259; lel. 030-2962209 privé,
2886469 prakt.; fax 030-2893080; p., medew.
bij

G. Blokland en Mevr. D.M.G. Blokland-Heijnen.

*OQsterhout, Mevr. M.F.M. van; 1997;
1078 TM .\\msterdam; Holendrechtstraat 9 C;
tel. 020-6769482; wnd.d.

Orthel, Dr. F.W.; 6536 HM Nijmegen;
Weezenhof 29-26; tel. 024-3441212;
E-mail:
FRANS.ORTHEL(fl PLNET; oud-Hel,medcw,
Intervet
(buitengewoon lid).

»Plantema, R.J.; 1974; 7771 EM
Hardenberg; Kometenlaan
26; tel, 0523-265500
privé, 271112 prakt,; fax 0523-272221
; p.

Plate, H.M.; 1977: 8935 PA Leeuwarden;
Kalmoes 1; tel, 058-2802020 privé,
050-
5207209 bur.;
E-mail: HMPLATEfa NOORD,
B.ART.NL;
adj.i.V.G. Groningen, Friesland.
Drenthe en Overijssel.

Ried.stra, W.J.; 1976; 9663 BC Nieuwe
Pekcia; Onstwedderweg
52; tel, 0597-645161;
fax 0597-645162; d.

Roest, H.J.J.; 1996; 5301 XS Zaltbommel;
Hoogaarsstraat
17; tel. 0418-540618 privé,
652808 prakt.; fax 0418-652824; p.. medew. bij
J.S. Kali.svaart, J.G. van Schaik en J.G. Snijders.

Rozendaal. H.; 1996; 3853 PS Ermelo;
Watervalweg 165; tel. 0341-563886 privé, 024-
6872900 prakt.; p., medew. bij D.B. Blaauboer,G.
Maris en C.D.B. Sijpkens
(toev, als lid),

Smit, Mevr. M.; 1997; 3730 AC De Bilt;
Postbus 114; tcl. 030-2205479; wnd.d.
(toev, als
lid),

Sorgedrager,R.; 1991:3481 LH llarmelen;
Haanwijk 17; tel, 0348-445080; p„ mcdcw, bij
R,L, Been, H, van der Griendt, R.A.M.
Montersorri, C. Sietsma en G.C\'.J. W egmaii.

Spee, J.J.L.M.; 1980; 6546 EK Nijmegen;
Horstacker 14-21; tel. 024-3790926 privé,
3886088 prakt.; p., gezelschapsd.
(toev, als lid).

Stolp, A.C.; 1987; 3145 XM Maassluis;
Spcchtstraat 120; tcl. 010-5924620 privé,
5921978 prakt.; p., geass. met H.J. van de Kamp.
E.C. Scholten, A. Slikkerveer en H.W. Wagenaar
(toev. als
lid).

»Steenaert, M.H.H.; 1997; 3532 GW
Utrecht; Alb. Thijmstraat 1; tel. 030-2934128
privé, 0544-371600 prakt.; p., medew. bij C;.T.
ter Heijden, \\\\,VV,A,M, Kruysen. J.B.A.
Loomans, H.W. van Ruitenbeek, W.
Schuurman en ,A.J.V\\ .G. Vos.

*Straal, Mevr. J..S.A.,M.; 1997; 3513 GB
Utrecht; David van Mollemstraat 62; d,

Timmermans. H.H.J.M.; 1970: 5081 NX
Hilvarenbeek;
Hocvense Kanaaldijk 175; tel.
013-5435568 privé, 4554131 prakt.; p.. geass. met

H.U. Dijk, A.A.M. Evers, J. Kaandorp en C. van
Pinxteren.

Timmermans-van Lienden, Mcvt. M.; 1987;
3069 ZP Rotterdam; Toon van Vlietstraat 25; tel.
010-4213176; p., gezelschapsd.
(toev, als lid).

Veen, Mevr. H.S. van: 1991; zie:
Groenestein-van \\ een, .Mevr. H.S.

Vcld-Gotink, Mevr. A.G. in \'t; 1981; 2724
AE Zoetermcer; Slootdrcef 169; tel. 079-3314971
privé, 3314926 prakt.; p., geass. met J. in \'t Veld
(toev, als lid),

Versluys, Mevr. S.D.W.; 1975; Keaau,
Hawaii 96749 (U.S.A.); P.O.Box 450; tel. 00-1-
808-9669992 privé, 9668582 prakt.;
fax 00-1-
808-9666797;
p.

«Vijver, Mevr, C,E, van der; 1997; 7553
EG Hengelo (O); F. Zernickestraat .34; tel, 074-
2420980; wnd.d.

-ocr page 338-

Vries, T.S. de: 1974; 8121 PR Olst;
Boxbergerweg 9; tel. 0570-593051 privé, 660132
bur.;
fax 0570-660175; d. G.D. Pluimvee-
gezondheidszorg, loc. Deventer.

Wahl, J.D.; 1981; 1067 PR Amsterdam;
Troelstralaan 40;
tel. 020-4100332 privé,
6112103 prakt.; fax020-6112103; E-mail: MIIL-
WAHUaWORLDONLINE.NL;
p., gezel-
schapsd., geass. met Mevr. H.M. Huisman.

Wal, Mevr. J.F. van der; 1985; 7322 AB
Apeldoorn; Kanaal Noord 120; tel. 055-3662058
privé, 3665148 prakt.; p., geass. met J.M. Lourens.
G. Porte, J.S. Verseput en M.A.M. Vugs
(toev, als
lid),

Wetzels, H.J.; 1974; 6216 CW Maastricht;
Eenhoomsingel 30; tel. 043-3438011 privé,
3433070 prakt.; p., gezelschapsd.
(toev, als lid),

Wiertz, J.F.G.M.; 1974; 6161 HW Geleen;
Mauritslaan 32; tel. 046-4741391 privé, 4745985
prakt.; fax 046^743837; p., gezelschapsd./vogels.

Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 4133
AE Vianen (ZH); Augustinushof 16; tel. 0347-
320218 privé,
030-2531111 bur,; specialist in
opleiding U,U, (F.D., vkgr. Inwendige Ziekten
en Voeding der Grote Huisdieren).

Wormhoudt, R.; 1997; 3068 JG Rotterdam;
Kelloggplaats 276; tel. 010^203625; d.
(toev. als
lid).

*Zuylen, M.A. van; 1997; 3514 CJ
Utrecht; Adclaarstraat 82 bis; tel. 030-
2732622; wnd.d.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Mei

20—22 Intemational symposium \'Salmonella
and Salmonellosis\'. Zoopole, St. Brieuc -
Ploufragan, France.

26—29 The Waltham Intemational Symposium
1997, Oriando, Florida, USA. \'Pet nutri-
tion and health in the 21 st century\'.

30 \'Vaccines and re-emerging diseases\' in
Congrescentrum De Eenhoorn te
Amersfoort.

31—1 Intemational symposium \'diagnosis in
horses\' of the Gemian Society of equine
medicine in Bad Homburg. Germany.
Please contact: COPP, Birgit Bamickel,
Friedrich-Ebert-Str. 12,61462 Königstein,
Germany. Ttl. 0049-6174/931333, Fax.
0049-6174/931343.

31—2 SAVAB-Flanders Weekend 1997:
\'Clinical Neurology in Small Animal
Practice\' in Edegem (Antwerpen) België,
Congrescentrum \'Ter Eist\'. Meer informa-
tie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15 31 73 90, Email: leenvdent@
glo.be.

Juni

5 SDV-Symposium \'Reproduction in the
Pig: Research Results and Practical
Implications\', Congrescentrum Rolduc,
Kerkrade. Inlichtingen: N.M. Soede,
Vakgroep Veehouderij, Landbouwuniver-
siteit Wageningen. Tel.: 0317-483973, fax:
0317-485006.

7—8 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. More information:
ABVP Administrator, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, USA,
phone 615-254 3687, fax 615-254 7047.

7—10 European Symposium on Poultry Wel-
fare, Wageningen.

12 Lezingen over actuele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer, van 13.30
tot 16.30 uur.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J.A. Lenstra en prof. dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the

European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-
ternal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutscher, Winterthurerstr.
260, 8057 Zürich, Switzerland. Tel.: 41-1-
6358408, fax: 41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

Juli

6—10 7th EAVPT Intemational Congress,
Madrid, Spain.

8—12 Intemational Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof. B. Torna, tel: 33-
43967100, fax: 33-43967125.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
formation, please contact dr. F. van Eer-
denburg, FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 1 Ith Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the Hun-
garian Academy of Sciences, Hungary-
1581 Budapest, P.O. Box 18, Phone: 36 1
252-2455, Fax: 36 1 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food -
Healthy Consumers\', The Hague, The
Netherlands. 12th Intemational sympo-
sium of the World Association of
Veterinary Food Hygienists. Congress
language is English. For further details
please contact the Royal Netherlands
Veterinary Association, P.O. Box 14031,
NL-3508 SB Utrecht, The Netherlands.
Fax: 31-30-2511787.

September

5—7 14th Annual Meeting of the European
Society of Veterinary Dermatology and the
European College of Veterinary
Dermatology, Pisa. Tel.: 0032-521-
293913, fax: 0032-521-294036, E-mail:
ne wteam@mbox. vol .it.

9—13 Conference Association of Avian Veter-
inarians.

10—14 The 5th WEVA (World Equine
Veterinary Association) Congress. Padova,
Italy, http://www.fmsystem.it/weva97, e-
mail weva97(§finsystem.it, CSR Conressi
P.O. Box 1769-1-40100 Bologna, Italy. Ph
39-51-765357, Fax 39-51-765195

crs.congressi@pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.

25—28 BVA Congress, Edinburgh International
Conference Centre.

Oktober

2 4 Jaarcongres KNMvD le Vlissingen,

30—2 Nov. 11th Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

1 Symposium \'Diergeneeskunde en Voeding\'
van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht,
Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.

26—30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

29 Maastricht Intemational Congress on
Equine Medicine (MICEM).

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

Juni

2—5 Third Intemational Symposium on Hoimone
and Veterinary Drug Residue Analysis,
Bmges, Belgium. Deadline for receipt of ab-
stracts is February 1,1998. Information: Prof
C. Van Peteghem, Symposium Chaiiman,
Faculty of Pharmaceutical Sciences, Univer-
sity of Ghent, Harelbekestraat 72, B-9000,
Ghent, Belgium. Phone: (32)9/264.81.34,
fax: (32)9/264.81.99, e-mail: carlos.vanpe-
teghem@rug.ac.be.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Mei

15 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-

-ocr page 339-

kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

15 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over geneeswijzen\'. Motel de
Biltsche Hoek in De Bilt. aanvang: 13.00
uur. Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus),
ƒ 90,- (niet-abonnees). Meer informatie:
Eveline Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

20 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

21 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

22 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

22 Klinische avond. Spoedkliniek Amsterdam
in samenwerking met lams Pet Food Inter-
national Inc. Onderwerpen: 1) dierenartsen:
Geriatrie voor Gezelschapsdieren. 2) die-
renarts-assistenten: Pijnbestrijding. Locatie:
Mercure Hotel te Amsterdam. Voor opgave:
drs. M. Lockhorst (Spoedkliniek te
Amsterdam). Telefoon: 020-6944766, tele-
fax: 020-6937095.

27 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

27 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

28 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 13. Specia-
lisatie: varken. Tijd: 15.30 uur. Locatie:
Leenden.

29 Jubileumreünie (met dames) van dierenart-
sen, afgestudeerd in 1947, in het Noorder
Dierenpark te Emmen.

30—9 juni Studiereis KNMvD/VVAA naar de
Baltische Staten en St. Petersburg.

31 Reünie IPC Dier Bameveld.

31 Regiobijeenkomst VDA Utrecht. Lezing
■Respiratoire aandoeningen bij hond en
kat", spreekster mevr. dr. A. Lubberink.
Aanvang: 15.00 uur café Zeezicht. Voor
nadere informatie zie dit tijdschrift, pagina
291.

Juni

4 Algemene Ledenvergadering AUV. Lo-
catie: Nationaal Sportcentrum te Papendal
in Arnhem.

5 Jaarlijkse Kampioen.schappcn Kleiduiven-
schieten voor Dierenartsen bij Dorhout
Mees te Biddinghuizen. Organisator:
Boehringer Ingelheim.

11 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Locatie: Bilt.sche
Hoek, De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

11 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem". Meemdijk 59, De Meem.

12 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Deventer, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

19 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over ondernemen\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75^,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-6955836.

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentram te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem", Meemdijk 59, De Meem.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Deventer, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

25 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over stallen\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830. fax: 030-
6955836.

Oktober

16 Ledenvergadering Ciroep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

November

8 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

20 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over fokken\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer infonnatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

December

10 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik: aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

16 Afdelingsvcrgadering Overijssel te Hellcn-
doom,

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

CURSUSSEN

Mei

22—23 52. Fachgespräch über Geflügelkrank-
heiten. Tel.: 0(M9-511-953-8778/79, fax:
0049-511-953-8580.

28 PAO-D cursus: 97.111. Klinische les GD
\'Nefrologie\' nieuwe behandelingsmetho-
den\'.

Juni

2 PAO-D cursus: 97.209. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 5 en 6 juni
1997).

4 PAO-D cursus: 97,106. Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

5—6 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt
der Kontinenten, aanvang 17.00 uur.
Workshop \'voor de dag ermee!\' (over pre-
senteren en zichtbaar zijn) door Ina Vader.

11 PAO-D cursus: 97.116. Diagnostiek tumo-
ren gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 97.302. Interpretatie labo-
ratoriumuitslagen varken.

13 PAO-D cursus: 97.107. Behandeling van
kruisbandletsels.

17 PAO-D cursus: 97.904. Financieel prak-
tijkmanagement \'jaarstukken lezen\'.

19 PAO-D cursus: 97.114.Enhoenu verder?
De praktische aanpak van diagnostische
problemen GD.

19 PAO-D cursus: 97.214. Praktische econo-
mie 1 voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 26 juni 1997).

19—20 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt
der Kontinenten, aanvang 17.00 uur.
Workshop \'één vrouw in een commissie
maakt nog geen lente" (over besturen in de
diergeneeskunde) door Ineke Tijmes.

30—5 juli PHLO-cursus \'Animal Health
Economics - Principles and Applications"
te Wageningen. Inschrijftermijn eindigt 17
maart 1997.

Juli

1—5 PAO-D cursus: 97.501. Gynaecologie en
neontalogie paard.

September

8 PAO-D cursus: 97.210. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 9 en 12
september 1997).

16 PAO-D cursus: 97.307. Praktische econo-
mie 1 voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 23 en 30 september 1997).

19—20 5. Course in Equine Laparascopy -basic
course- in D 48291 Telgte. Tel.: 0049-
2504-3064, fax: 0049-2504-77330.

Oktober

6—II PHLO-cursus \'European Agricultural
Policy in Transformation\' te Leuven,
België.

9 PAO-D cursus: 97.215. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 16 oktober 1997).

28 PAO-D cursus: 97. 308. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 4 en 11 november 1997).

November

20 PAO-D cursus: 97.216. Praktische econo-
mie 1 voor het melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 27 november 1997).

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering Deadline *)

15-06-1997 26-05-1997

01-07-1997 16-06-1997

15-07/01-08-1997 30-06-1997

15-08-1997 28-07-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 340-

In verband met vertrek collega op korte termijn gevraagd in gezelschapsdierenpraktijk

EEN DIERENARTS (M/V)

met ervaring.

Wij bieden u een gevarieerde fulltime baan met de mogelijkheid tot associëren.
Voor inlichtingen: P. Baars, telefoon: 053 - 4282332.

Gaarne schriftelijke sollicitatie binnen 14 dagen sturen naar: DAP Enschede, Brinkstraat 234,7541 AV Enschede.
Dierenartsenpraktijk Helmond zoekt op korte termijn een jonge

COLLEGA M/V

De groepspraktijk bestaat uit zes dierenartsen werkzaam vanuit een centraal gelegen nieuw praktijkpand. De

nieuwe collega zal voornamelijk werkzaam zijn in de gezelschapsdieren.

Associatie op termijn mogelijk. Inlichtingen: H.J.M.H. Duijsens, tel.: 0492-533808/0499-421822.

Binnen 14 dagen uw schriftelijke sollicitaties sturen naar DAP helmond, Gerwenseweg 68, 5708 EL Helmond.

Dierenkliniek Wehl zoekt:

ALLROUND PRACTICUS (M/V)

Ter aanvulling van ons team in de zomermaanden met de mogelijkheid tot verlenging.
Zelfstandig kleine huisdierenspreekuren kunnen doen is een must.

Gaarne uw schriftelijke sollicitaties binnen één week naar: Dierenkliniek Wehl, Postbus 40,7030 AA Wehl.
Voor onze praktijk in Noord-Brabant vragen wij

EEN FULLTIME DIERENARTS (M/V)

met ervaring in de gemengde praktijk. Wij zoeken een collega die goed in teamverband wil functioneren.

Uw brief en curriculum vitae, waarin op te nemen uw bijzondere belangstelling, kunt u richten aan de redactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer 11/97.

Mnl. collega, 8 jaar ervaring in de eerstelijns geneeskunde van gezelschapsdieren, heeft - voorlopig tot en met
december 1997 - nog enkele dagdelen per week beschikbaar voor waarnemingen, tijdelijk dienstverband etc.
Diverse mogelijkheden bespreekbaar (ook zaterdag-/weekendwaarneming).

Gebiedsindicatie: straal ongeveer 60 km rondom Rotterdam (voor weekend eventueel ook verder).
Autotelefoon: 06-53214913 (bij Voice-mail gaarne naamAelefoonnummer inspreken.

Dierenartsenpraktijk Ell, een gemengde praktijk in Midden-Limburg waarin 11 dierenartsen werkzaam zijn, zoekt per
1 juni aanstaande een

DIERENARTS M/V

Het merendeel van de werkzaamheden zal liggen op het gebied van de intensieve veehouderij. Belangstelling voor
varkens of pluimvee wordt als een pré beschouwd.

Het salaris zal gebaseerd zijn op de richtlijnen van de KNMvD. Gelieve u sollicitatie binnen tien dagen na verschij-
nen te richten aan Dierenartsenpraktijk Ell, Hoogstraat 7,6011 RX te Ell.

-ocr page 341-

luowin werkt 2,5 maand preventief: het maakt vlooien en eitjes steriel
n het remt de ontwikkeling van larven,
•uowin doodt daamaast direct de aanwezige vlooien,
\'uowin werkt uitwendig en is veilig voor mens, dier en omgeving,
én behandeling: dubbele werking, maandenlang. ^

Honden willen maar
één ding: Duowin.
Het langst preventief
werkende vlooienmiddel
voor honden.

MA ALLE VERHALEN OVER VLOOIENPREVENTIE
KOMT VIRBAC NU MET ECHT NIEUWS

DUOWIN VOORKOMT NIET ALLEEN EEN
VLOOIENPLAAG. MAAR BESTRIJDT ZE OOK!

•uowin beschermt honden ook I maand tegen teken. Aanwezige teken worden direct gedood,
•oor de directe werking op de huid en de vacht is Duowin een ideaal middel
oor honden met een vlooienallergie.

Duowin vlooienspray voor hónden. Eén behandèling werkt 2,5 maand preventief.

Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Bameveld

-ocr page 342-

HYONATE : Het eerste geregistreerde

hyaluronzuur voor zowel intraveneus als
intra-articulair gebruik.

Hyonate*: InjectievloeisUif met 10 mg/ml natriumhyaluronaat voor intraveneuze of intra-articulaire toediening bij paarden.
Verpakking : 2 x 2 ml flacons.

Indicaties : Verschillende acute aseptische gewrichtsaandoeningen dotir een intraveneuze of intra-articulaire toediening. Chronisch-degeneratieve processen ter
hoogte van de gewrichten d(x)r intra-articulaire toediening.
Contra-indicaties : infectieuze gewrichlsontslekingen.

Bijwerkingen : Er zijn geen locale of systemische neveneffecten gerapporteerd maar zoals bij iedere intra-articulaire of intraveneuze toediening dienen
bijzondere voorzorgen Ce worden genomen om een mogelijke opzwelling of infectie te voorkomen (juiste injectietechniek en steriliteit te waarborgen).
Interacties : geen.

Dosering : 4 ml (of 40 mg natriumhyaluronaat) per dier bij intraveneuze toediening en 2 ml (of 20 mg natriumhyaluronaat) per gewricht bij intra-articulaire toe-
diening. Om optimale resultaten te bekomen wordt de behandeling tot driemaal herhaald met telkens een tussentijd van 1 week.
Wachttermijn : O dagen.
Kanalisatieregime : UDD
REG
NI. 87S9
Lees aandachtig de bijsluiter.

Bayer B.V.

Division Animal Health
Energieweg 1 - 3641 RT Mijdrecht
Tel. 0297-280666

Bayer

®

HYONATE

A great leap forward.

-ocr page 343-

ei

Een practicus heeft uiteraard een zekere handigheid in de omgang met gedomesticeerde dieren, maar
voor de benadering van wilde of verwilderde dieren zal hij enige hulpmiddelen nodig hebben. Degene die
de verant\\i\'oordelijkheid voor dierentuindieren draagt zal ongetwijfeld de benodigdheden voor \'verdo-
ving \' voorhanden hebben. Ook zij die de verantwoordelijkheid hebben voor de in een natuurgebied vrij
rondlopende dieren zullen de nodige maatregelen hebben getroffen. Daarbij valt onder andere te denken
aan het maken van goede afspraken met een dierenartsenpraktijk.

Maar soms doet er zich een situatie voor waarbij een te behandelen dier moet worden verdoofd zonder dat
de eigenaar en zijn dierenarts daarop zijn voorbereid. Tot voor enkele jaren werd er in een dergelijk geval
hulp geboden door de politie in welwillende samenwerking met een dierenarts.

Maar tijden veranderen. Sinds de reorganisatie van het politie-apparaat is deze serviceverlening sterk
verminderd en als gevolg daarvan ontbreekt het nogal eens aan een ervaren schutter
Momenteel bestaat er rond dit probleem een overlegstructuur tussen de KNMvD, de politie en de ministe-
ries van landbouw en justitie. Daarbij wordt gedacht om tot een landelijk netwerk te komen van waaruit
de nodige diensten doeltreffend kunnen worden verleend. Het overleg verloopt helaas nogal traag.

Zoals u wel zult weten heeft de KNMvD een enquête gehouden om dierenartsen te vinden die bereid zijn
om aan zo \'n netwerk hun medewerking te verlenen. Een beperkt aantal heeft zich gemeld. Daarnaast heeft
de Stichting PAO Diergeneeskunde vorig jaar een cursus immobilisatie van dieren gegeven.

In dit nummer vindt u het eerste artikel in een reeks van drie, waarin ons de huidige stand van zaken over
dit onderwerp uit de doeken wordt gedaan.

Diverse verdovingsmethodes passeren de revue: van gifpijl en kruisboog tot pneudart en van gifkikkergif
tot modern neurolepticum. Maar hoe dan ook: raak schieten is een eerste vereiste!
Mochten de aspirant-verdovers onder u zich alvast willen gaan bekwamen, dan biedt het Nederlands
Kampioenschap Kleiduivenschieten voor Dierenartsen op 5 juni 1997 te Biddinghuizen daartoe mogelijk
een prettige aangelegenheid.

De Hoofdredactie.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 344-

TELE-IMMOBILISATIE VAN (VER)WILDE(RDE) DIEREN IN
DE NEDERLANDSE DIERGENEESKUNDIGE PRAKTIJK\'\'

ARTIKEL 1: TELE-INJECTIESYSTEMEN

M.J. Hoyer^, L.J. Hellebrekers^ en P.J. Klaver4

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

In een drietal overzichtsartikelen worden de verschil-
lende aspecten van de immobilisatie op afstand van die-
ren onder de Nederlandse omstandigheden besproken.
Het eerste artikel behandelt de verschillende toedie-
ningssystemen, de voor- en nadelen en enkele basisprin-
cipes. In het tweede deel worden de voorhanden zijnde
farmaca uitvoerig besproken en wordt een doseringsta-
bel gegeven voor een aantal diersoorten, waarmee de
Nederlandse practicus te maken kan krijgen. Het derde
deel tenslotte bespreekt veiligheidsaspecten en mogelijke
complicaties bij mens en dier.

SUMMARY

Remote anaesthesia of animals in veterinary practice in
the Netherlands

In a .series qf three review articles different aspects of wild animal immobili-
zation under Dutch conditions will he discus.sed. The first article deals with
the available equipment Jbr remote anaesthesia, their indications for use
and.some basic darting principles. Part two discusses the various anaesthe-
tics used in wild animal immobilization and their clinical farmacological
properties. A table with effective anaesthetic combinations for ten different
species is presented. The third article discus.ses safety measures and com-
plications which can occur when dealing with wild animal anaesthesia.

INLEIDING

De Nederlandse dierenarts wordt in toenemende mate ge-
confronteerd met de vraag om hulp te bieden bij de vangst
van niet-gedomesticeerde dieren, wild geworden, losgebro-
ken of anderszins moeilijk benaderbare beesten. Enkele fei-
ten zijn hiervoor verantwoordelijk:

- De veranderende wetgeving (Diergeneesmiddelenwet, 27
juni 1985) verbiedt niet-dierenartsen met immobiliserende
farmaca (UDD middelen) om te gaan.

- De reorganisaties die zich binnen het Nederlandse politie-
apparaat hebben voltrokken, waardoor enkele taken van de
politie zijn afgestoten.

- Het beleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken om
verdovingswapens weg te halen bij de politiekorpsen;

- Het in toenemende mate inzetten van grote grazers in na-
tuurterreinen (Foto\'s I en 2).

- Het toenemend aantal exotische diersoorten in particuliere
en gemeentelijke parkjes (Foto 3).

\' Delen van de inhoud van deze serie artikelen verschenen eerder in de PAO-D cursus
\'Immobilisatie van wilde en verwilderde dieren \' van dezelfde auteurs.

- Dierenartsenpraktijk lVe.stw\'oud. Dr. Nuyensstraat 67, 1617 KB Westwoud.
Veterinair advieshuro VIA. Westermeeweg 28. 1697 KW Schellinkhout. Auteur aan
wie correspondentie kan worden gericht.

^ Bijzonder hoogleraar Anesthesiologie van proefdieren. Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren en Vakgroep Proefdierkunde. Faculteit der Diergeneeskunde.
Postbus 80154. 3508 TD Utrecht.

Natura Artis Magistra. Plantage Kerklaan 38-40. 1018 CZ Amsterdam.

-ocr page 345-

Gezien het aantal vragen dat per jaar de Nederlandse dieren-
tuinen als ook de Faculteit voor Diergeneeskunde bereikt,
lijken de meeste Nederlandse practici niet op deze behoefte
te zijn voorbereid.

Volgens Koek (11) is er in het Verenigd Koninkrijk bij veel
instanties waar regelmatig met niet-gedomesticeerde dieren
wordt gewerkt een verdovingswapen aanwezig. Toch kiest
men vaak voor een meer stressvolle manuele manier om die-
ren in handen te krijgen. Te weinig dierenartsen zouden de
techniek van het immobiliseren op afstand beheersen.
Het gebruik van de blaaspijp bijvoorbeeld, om gevaarlijke of
nerveuze dieren te sederen, is juist veel humaner en veel
minder riskant dan het gebruik van touwen en palen. Naar de
mening van de auteurs bestaat eenzelfde situatie ook in
Nederland.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de verschil-
lende tele-injectiesystemen, de historische ontwikkeling en
indicaties voor hun gebruik. Er wordt ingegaan op de basale
principes waarmee rekening moet worden gehouden als men
met deze wapens wil werken.

Vangst van dieren met behulp van chemische middelen valt
te verdelen in twee categorieën, te weten:

1. door intramusculaire toediening, middels speciaal daar-
voor ontwikkelde systemen.

2. middels orale toediening, met behulp van gemedicineerd
voedsel. Dit is alleen mogelijk indien de doeldieren het
aangeboden voedsel zullen accepteren. Nadelen van deze
methode zijn dat ze niet discriminerend is ten opzichte
van niet-doeldieren, dat de opname en effect ervan erg on-
zeker is en veel tijd in beslag neemt (14). In dit artikel zal
deze methode verder niet worden besproken.

SYSTEMEN VOOR INTRAMUSCULAIRE TOEDIE-
NING GP AFSTAND

Tele-injectiewapens zijn niet meer weg te denken uit het he-
dendaagse beheer van dicrcntuindieren of vrijlevende wilde
dierpopulaties. Ook bij ecologische en ethologische studies
en bij de vangst van probleemdieren in urbane gebieden,
wordt routinematig gebruik gemaakt van injectiewapens.
Veel van de vooruitgang die de laatste jaren is geboekt op het
terrein van beheer van wilde dierpopulaties is onlosmakelijk
verbonden met de ontwikkeling, verfijning en het gebruik
van tele-injectiesystemen (2).

Door de toenemende vraag naar betrouwbare en flexibele
wapens zijn de laatste jaren nieuwe systemen ontwikkeld en
kan men in tegenstelling tot tien jaar geleden, kiezen uit een
aantal zeer geavanceerde wapens (Foto 4). Eén van de groot-
ste stimuli hiervoor was de ontwikkeling van de meer mo-
derne anesthetica in de laatste 25 jaar, waardoor het steeds
veiliger werd dieren te immobiliseren (II).

Aan de ontwikkeling van de wapens ligt een interessante ge-
schiedenis ten grondslag, die vaak bepaald werd door \'trail
and error\'.

GESCHIEDENIS

Het op afstand verdoven van dieren is niet nieuw. Reeds
lange tijd bestond de behoefte binnen natuurbeheer- en on-
derzoekskringen aan een veilige en eenvoudige methode om
wilde dieren op afstand te immobiliseren. Nog maar enkele
decennia geleden werden wilde dieren vaak met de hand of
met stroppen gevangen of door gebruik te maken van valkui-

len en honden. Deze operaties waren vaak zeer riskant en het
percentage dieren dat de vangst overleefde was meestal be-
droevend klein (15).

Het is bekend, dat bepaalde Indianenstammen in Zuid-
Amerika (Orinoco\'s) reeds eeuwen gebruik maken van een
pijlgif voor het schieten van apen en vogels. Zij gebruiken
hiervoor een stof afkomstig uit een bepaalde wortelbast, die
een curare-achtige werking heeft.

Deze ganglion-blokker heeft een verlammende werking op
het dwarsgestreepte spierstelsel. Ook het San-volk (Bush-
men) in de Kalahari-woestijn van Botswana en Namibië
maakt gebruik van een gif afkomstig van een rups, waarmee
pijlpunten besmeerd worden voor het schieten van een prooi.
In Colombia wordt door bosbewoners voor de jacht een ex-
treem potent pijlgif gebruikt, dat afkomstig is van een
speciale soort gifkikkers (12).

Deze jagers zijn niet geïnteresseerd in farmaca met een grote
veiligheidsmarge, of in pijltjes die zo min mogelijk trauma
veroorzaken. Integendeel, deze wapens worden ingezet voor
het doden van dieren (voor voedsel) en eventuele vijanden.

Het waren Hall en zijn medewerkers in Amerika, die in 1953
voor het eerst gebruik maakte van verdovingspijltjes bij hun
biologische studies van wit-staart herten. Deze pijltjes, die
met een aangepast luchtdrukgeweer werden afgeschoten,
waren aanvankelijk vrij primitieve instrumenten (2,15). In
de naalden werd het immobiliserende agens in pasta-vorm,
soms vermengt met honing (3), aangebracht in groeven. De
stoffen die gebruikt werden waren neuromusculaire- en gan-
glion-blokkers als nicotine-salicylaat, succinylcholine en
gallamine-triethiodide (Flaxedyl®, Parke Davis). Ook
strichnine werd geprobeerd (2,4,5).

De resultaten waren teleurstellend. Het systeem was niet erg
trefzeker, de pijltjes behooriijk traumatiserend en het sterfte-
percentage bij de dieren was erg hoog, daar accurate dose-
ring door de pastavorm praktisch onmogelijk was. De ab-
sorptie na intramusculaire toediening vanuit de pastavorm
was erg traag en onvoorspelbaar. Bovendien was de thera-
peutische index (de verhouding tussen lethale en therapeuti-
sche dosis) van de gebruikte stoffen zeer klein en was er voor
de meeste middelen geen antidoot (tegenmiddel) voorhan-
den. Zeer precieze gewichtschatting was derhalve essentieel.
Pas na de komst aan het einde van de vijftiger jaren, van de
vloeibare immobiliserende farmaca en van het Cap-Chur ge-

-ocr page 346-

weer (Palmer Cap Chur Chemical Equipment Inc., USA)
met de bijbehorende pijltjes werd \'imnaobilisatie op afstand\'
langzamerhand een bruikbare methode.

De eerste Palmer darts die begin 60-er jaren met succes door
Harthoom in Oeganda getest werden (4), waren aluminium
buisjes waarop een naald en staartstuk werden geschroefd.
Het injectie-mechanisme was gebaseerd op een bicarbonaat
en waterreactie, die achter de zuiger gas (CO2) deed ontstaan
na afvuren van het pijltje.

Vanwege het frequent falen en het vroegtijdig afgaan van de
pijlen, alsmede de trage injectiesnelheid (2-10 sec) die werd
verkregen, is er sindsdien veel \'gesleuteld\' aan dit prototype.
Het bicarbonaat/water werd al snel vervangen door een bi-
carbonaat/azijnzuurmengsel, welke pas geactiveerd werd nä
raken van het dier.

Later werd dit systeem weer vervangen door kruitladingen,
die een veel snellere injectie geven (milliseconden) en be-
trouwbaarder zijn. Tot op heden is de met explosief geladen
verdovingspijl verreweg het meest gebruikte instrument, al
zien we recentelijk een herintrede van de wat trager inj lee-
rende systemen, vanwege het relatief grote weefsel trauma
(hematomen, pijn) veroorzaakt door de zeer snelle injecties
met een explosieve lading. Begin jaren \'70 verscheen er in
Duitsland een revolutionair ander type verdovingspijltje op
de markt (Telinject GmbH, Römerberg/Duitsland), gemaakt
van zeer licht plastic materiaal. Dit type is in de loop der ja-
ren verbeterd en wordt heden ten dage met name in de die-
rentuinen veel gebruikt.

Met de ontwikkeling en verfijning van deze tele-immobilisa-
tiesystemen werd het mogelijk om dieren in dierentuinen of
parken op afstand te immobiliseren, medicineren en vaccine-
ren. Naar het schijnt zijn ze in het verleden zelfs ingezet voor
de immobilisatie van onhandelbare personen (2).

Voor uitgebreide historische informatie over de technische
ontwikkeling wordt verwezen naar het overzichtsartikel van
Bush 1992(2).

Er zijn momenteel een aantal verschillende merken op de
markt, elk met hun bijbehorende verdovingspijltjes, waarbij
het grootste verschil bestaat uit de gebruikte materialen (me-
taal/plastic, wegwerp/hergebruik) en het injectiemecha-
nisme (soda-zuur, gecomprimeerde lucht, gas of explosieO
(Foto 5).

Hieronder zullen de verschillende systemen per categorie
worden behandeld met hun gebruiksgebieden en hun voor-
en nadelen.

Bij aanschaf van een verdovingswapen zal men zich eerst
goed moeten afvragen
waarvoor het meestal gebruikt gaat
worden. Is dat steeds voor hetzelfde doel, dan kan men mo-
gelijk volstaan met een vrij eenvoudig en weinig flexibel ap-
paraat. Zijn de omstandigheden sterk uiteenlopend, dan zal
men daarentegen moeten kiezen voor een combinatie van
twee of meerdere systemen, of zal men een zeer geavan-
ceerd, flexibel (en dus duur) wapen moeten aanschaffen.
Geen enkel systeem is geschikt voor een ieders eisen, voor
alle omstandigheden en voor alle diersoorten. De keuze van
het systeem hangt af van de grootte van het dier, de hoeveel-
heid anestheticum dat geïnjiceerd moet worden, de afstand
tot het dier en, het meest belangrijk, de persoonlijke ervaring
van de schutter.

De gebruiker van verdovingswapens moet vaardigheid en
kunde ontwikkelen door begrip van basale principes en wer-
king van de projectiele pijltjes en het toedieningssysteem
(2).

Dierimmobilisatie is een kunst en een wetenschap. De kunst
wordt geleerd door ervaring en veel oefening, de wetenschap
kan worden verkregen middels studie (11).

MATERIAAL VQÜR TELE-INJECTIE
De volgende instrumenten staan ons ter beschikking:

Injectiestok (polesyringe, jahstick)

In feite een injectiespuit met een verlengde zuigersteel.
Geschikt voor het (dagelijks) injiccren/behandelen van die-
ren met kleine volumina.

Ideaal voor niet al te beweeglijke dieren die op zeer korte af-
stand (< 3 m) te benaderen zijn, bijvoorbeeld in een kleine
stal of krat.

Nadeel is de vrij trage snelheid van injectie.
Tegenwoordig ook te verkrijgen met een veenriechanisme,
waardoor snelle injecties van grote volumina mogelijk zijn
(antibiotica, vitaminepreparaten en dergelijke).

Blaaspijp

Blaaspijpen zijn ideaal voor werk op korte afstand, en zijn
met name geschikt voor kleinere diersoorten zoals honden,
katten, apen, walabies, reeën en dergelijke. Afhankelijk van
de blaaskracht van de gebruiker kan een afstand worden be-
streken van ±12-15 meter.

Wanneer aan de blaaspijp een pistoolgreep met slang en
pomp of C02-cilinder wordt gekoppeld, kan men tot ± 30 m
redelijk zuiver schieten, mede afhankelijk van de (zij)wind.
Het grote voordeel van een blaaspijp is de geruisloosheid
waarmee geschoten kan worden en de geringe kans op ver-
wonding van het dier, en is daarom het meest diervriende-
lijke systeem dat bestaat (6). Nadeel is dat alleen kleine volu-
mina en alleen op kleine afstand medicamenten/anesthetica
kunnen worden toegediend. Dieren met een dichte vacht of
een dikke huid zijn problematisch.

Eigenlijk zou elke Nederlandse dierenartsenpraktijk op zijn
minst een blaaspijp in huis moeten hebben.

Blaaspijpen zijn commercieel bij een aantal firma\'s te ver-
krijgen:

Daninject® (CBlow 1,25 en 1,8 m), Dist-Inject® (Mini.ject
2000 en model 45), PneuDart® (Bio-jector), Tel-Inject ®

-ocr page 347-

(Blasrohr 1 en 2 m), Zoolu Arms®.

Eventueel zijn blaaspijpen ook goedkoop zelf te maken van
een stuk pvc pijp van 0,5 inch doorsnede in combinatie met
aan elkaar gelijmde halve injectiespuiten of met commer-
cieel verkrijgbare 5 ml 13 mm diameter pijltjes.

Verdovingspistool en geweer

Aangedreven met behulp van gecomprimeerde lucht, CO2 of
kruit zijn deze instrumenten goed voor accurate schoten tot
afstanden van 30 m (pistool) tot 100 m (geweer). De meeste
kruitgeweren werken met 0.22 kaliber patronen en hebben
een loopdiameter van 0,50 inch, waardoor verschillende
darts in een geweer zijn te gebruiken.
Lucht/gasdruk geweren zijn meestal traploos instelbaar en
maken het mogelijk veel beter de juiste kracht bij een gege-
ven afstand te vinden. De meer krachtige kruitgeweren
schieten inet een veel vlakkere \'kogelbaan\' en zijn daardoor

- ook op grote afstand - heel accuraat.

Verschillende merken zijn commercieel in Nederland ver-
krijgbaar of kunnen rechtstreeks vanuit het buitenland van de
firma\'s worden betrokken (zie appendix).

Kruisboog

Dit wapen is met name in Zuid-Afrika (Van Rooyens cross-
bow) een tijd lang populair geweest voor verdovingsschoten
op grote afstand (15).

De dart werd hierbij op de punt van de pijl gemonteerd. De
trefzekerheid is onovertroffen groot, de inslag bij het dier
echter excessief hard. Ze is lastig in gebruik - zeker vanuit de
auto - en moeilijk en niet altijd even veilig te laden (11). Met
de komst van de meer moderne geweren is de kruisboog in
onbruik geraakt.

Elk systeem heeft zijn sterke en zwakke kanten. Het welslagen
van een immobilisatie hangt meer van de kunde en geoefend-
heid van de toediener af dan van de beperkingen van een ge-
bruikt systeem, hoewel af en toe ook de apparatuur kan falen.

- Luchtdruk en CO2 aangedreven wapens zijn geluidsarm
en maken gebruik van lichtere pijlen, waardoor eventueel
weefseltrauma tot een minimum wordt beperkt (zie later).
Bovendien is de mondingsenergie (de energie die gegene-
reerd wordt bij afschot van het geweer) van deze wapens
veel constanter dan bij kruitwapens, hetgeen de accura-
tesse ten goede komt (6). De dieren blijven vrij rustig, het-
geen in een koppel zeer prettig is. Meestal is de schot-
kracht traploos met behulp van een reduceerventiel in te
stellen. Met name met C02-geweren kunnen bij lagere
temperaturen wat problemen ontstaan.

De pijlen zijn lichter en dus windgevoeliger, zijn kwets-
baarder en daarom minder goed op grote afstand te gebrui-
ken. Bovendien zijn ze vrij kostbaar, hetgeen bij verlies of
beschadiging dit systeem vrij duur maakt. Deze darts zijn
lastig te reinigen en steriliseren (2).

- De met kruit aangedreven pistolen/geweren zijn lawaaie-
riger, de pijlen zwaarder (zie tabel 1), robuuster en minder
storingsgevoelig en geschikt voor de lange afstand en dik-
huidige dieren. De betere en moderne kruitgeweren zijn
los van de gebruikte patronen ook redelijk instelbaar, zo-
dat de inslagkracht goed geregeld kan worden. Uit recente
ballistische studies (6) bleek de mondingsenergie nogal
eens te variëren tussen de verschillende schoten (waar-
schijnlijk door variabel gewicht van de patronen).

lyggÓBSS

Er is een behoorlijk prijsverschil tussen de verschillende ge-
weren en pijltjes. Maar aangezien vangstoperaties over het
algemeen erg kostbaar zijn - zeker wanneer duur materieel
als helikopters worden ingezet, hetgeen buiten Nederland
veelvuldig geschiedt - is het valse zuinigheid om op het wa-
pen te beknibbelen.

Voor de Nederlandse praktijksituatie geldt natuurlijk iets an-
ders.

Wettelijke aspecten

Volgens de Wet Wapens en Munitie (Wet van 5 februari
1986, stb. 41) is voor elk wapen met een mondingsenergie
(de energie die vrijkomt bij afschieten van het wapen) van
meer dan 2,2 Joule een wapenvergunning vereist. Elke die-
renarts die een verdovingswapen zal willen aanschaffen zal
zich derhalve eerst moeten melden bij de lokale, daarvoor
aangewezen, politieambtenaar en er zullen een aantal formu-
lieren moeten worden ingevuld.
Dit geldt niet voor de gewone blaaspijp.

Soorten verdovingspijltjes (ook wel darts genoemd):

De volgende indeling kan worden gemaakt, naar:

1. Activerend mechanisme: kruit, gecomprimeerde lucht/
gas, veerdruk, zuur-bicarbonaat.

2. Gebruikt materiaal: aluminium, plastic.

3. Duurzaamheid: eenmalig of meervoudig gebruik.

I. Het Palmer Cap-Chur type (Palmer CapChur Chemical
Equipment Inc., USA)

Deze bestaat uit een aluminium buisje kaliber 0.50, ver-
krijgbaar in verschillende maten van 1 tot 10 ml, waarop
een voorstuk met naald naar keuze en een staartstuk met
stabilisator wordt geschroefd. In de canule komt een rub-
ber zuiger waarin een kruitlading wordt geplaatst. De dart
wordt gevuld via de naald, die van een grote diameter is
en al dan niet voorzien is van een weerhaak (Figuur 1).
Deze pijlen zijn robuust maar relatief zwaar (Tabel 1)
waardoor ze vrij hard bij het dier inslaan. In principe zijn
deze darts meerdere malen te gebruiken en goed te steri-
liseren.

Tabel 1. Gewlchtsvergelijking van enkele met water gevulde darts.

Gewicht in grammen

2 ml
5,72
9,50

12,70
17,20

3 ml
7,9
11,00
13,95
15,70
19,60

Dart

Telinject

PneuDart

Paxarms

Aeroject

Capchur

Figuur 1. Het Palmer CapChur type verdovingspijltje.

a. Opschroefbare naald met weerhaak.

b. Aluminium cilinder 1 -10 cc.

c. Rubber zuiger waarin: d.

d. Kruitlading. Deze gaat af wanneer object wordt geraakt.
8. Opschroefbaar staartstuk met stabilisatorpluim.

Naar: Jessup D. In: Fowler ME. Zoo and wild animal medicine, 1993.

-ocr page 348-

Ze zijn echter vrij kostbaar, hetgeen bij verloren gaan of
beschadiging het systeem vrij duur maakt. Bovendien
zullen ze na enkele malen gebruikt te zijn vervormen,
waardoor ze onbruikbaar worden.

//. De Pneudart tvpe pijl (PneuDart Inc., Williamsport,
USA)

Een kant en klaar, uit één stuk bestaande aluminium en
plastic dart kaliber 0.50, verkrijgbaar in diverse maten
met naald naar keuze (Figuur
2).
Achter de zuiger zit een kruitlading, geborgd vóór ge-
bruik, die afgaat wanneer de pijl een object raakt.
Tegenwoordig ook leverbaar met een soda/zuur active-
rend mechanisme, dat langzamer en daardoor minder
traumatiserend injiceert. Ook deze darts worden via de
naald gevuld met het anestheticum. Ze zijn licht en erg
betrouwbaar, echter voor eenmalig gebruik. Zeer ge-
schikt voor het verdoven van vrijlevende dieren die niet
op korte afstand kunnen worden benaderd.
Een vergelijkbaar systeem, maar dan geheel van plastic
Speedy®), wordt geleverd door Distinject (Peter Ott
AG, Basel, Zwitserland).

In principe zijn er met de bovenstaande systemen drie
soorten naalden te gebruiken met elk hun indicaties: met
weerhaak, met metalen of gelatine kraag, of glad zonder
enig retentiesysteem, met variabele lengten en diameter
(16).

De met explosief geladen en via de voorkant injicerende
darts (Cap-Chur, PneuDart, Distinject) hebben meestal
een weerhaak of kraag om te voorkomen dat de pijl te-
rugspringt tijdens de uitdrijving van de inhoud. Ze heb-
ben een grote in- en uitwendige diameter.

tiserend voor het dier en zijn geruisloos, hetgeen met
name in een dierentuin of hertenkamp voordelen heeft.
Door de wat tragere en zijdelingse injectie treedt minder
hematoomvorming op, kan een dunnere naald gebruikt
worden en is een weerhaak niet nodig. Deze pijlen zijn
bij goed onderhoud vele malen te gebruiken (> 80 keer,
R. Smith mond. med.) maar vrij lastig te steriliseren.
Bovendien zijn ze vrij kostbaar en worden ze snel gemo-
lesteerd bij schieten van apen, honden en katachtigen.
Zij worden meestal gebruikt in combinatie met een
blaaspijp, alhoewel ook steviger pijltjes voor C02-ge-
weren geleverd worden voor schoten tot op 90 m (6).

I 111

Figuur 3. Het PneuDart type pijltje. Kant en klaar uit één stuk bestaande
plastic aluminium spuit met

a. Naald met weerhaak (gelatine kraag).

b. Compartiment voor anestheticum.

c. Zuiger met kruitlading.

d. Staartstuk.

IV.

Het Paxarms type pijltje (Paxarms company, Timaru,
New Zealand)

Lichte, uit één stuk bestaande darts, voor meermalig ge-
bruik, die via de naald gevuld worden met behulp van
een speciale spuit. In het compartiment achter de zuiger
wordt aanstekergas onder druk gebracht. Zeer betrouw-
bare, lichte, maar dure darts. Moeilijk in Nederland ver-
krijgbaar (Figuur 4).

1—I—r

/\\

Figuur 2. Het Teliniect type pijltje.

a. Losse opzetnaald met zijopening en siliconen manchet.

b. Voorste compartiment met calibrering voor anestheticum.

c. Zuiger.

d. Achterste compartiment, waarin lucht onder druk wordt gebracht.

e. Ventiel.

f. Opzetbare stabilisatiepluim.

III. Telinject type pijltje (Telinject GmbH, BRD)

Dit van licht plastic gemaakte verdovingspijltje, dat lijkt
op twee aan elkaar gelijmde injectiespuiten, werd in de
begin 70-er jaren ontwikkeld door de firma Telinject (2)
(en recentelijk gemodificeerd door Daninject), bestaat
uit twee compartimenten (Figuur 3).
Het voorste compartiment vóór de zuiger dient voor het
anestheticum. Een losse naald met de injectieopening
aan de zijkant, wordt afgesloten met een siliconen man-
chet, die bij het raken van het dier naar achter schuift.
Het achterste compartiment wordt via de achterzijde on-
der druk gebracht met behulp van een injectiespuit met
adapter. Een stabilisator-pluim completeert het geheel.
Deze darts zijn erg licht (Tabel 1) en nauwelijks trauma-

Figuur 4. Het Paxarms type verdovingspijltje. Piastic pijl voor meermalig
gebruik met

a. Qpschroefbare naald met zijwaarts gerichte injectieopening.
Wordt afgesloten middels los manchet,

b. Doorzichtige plastic canule voor anestheticum.

c. Zuiger, waarachter druk wordt opgebouwd met behulp van speciale
spuit via ventiel (d.) in staartstuk met stabilisatievinnen (e).

V. Het Fauncap type (Fauncap Ltd, Nelspruit RSA)

Een lichtgewicht hard plastic 0.50 kaliber dart waarbij
de zuiger onder druk wordt gezet met behulp van een
springveertje. Deze dart wordt ook gevuld door de
naald. Deze wordt afgesloten met een plastic kapje dat
over de naald heen schuift bij raken van het dier.
Deze pijltjes worden uitgerust met een lange plastic sta-
bilisator (Figuur 5).

Een vergelijkbare verdovingspijl (de Aeroject®) alleen
veel kleiner en dikker wordt geproduceerd door
Ballistivet Inc., USA (2).

Deze laatste twee typen zijn niet in Nederland verkrijg-
baar.

-ocr page 349-

c d

Figuur 5, Fauncap type verdovingspijltje.

a. Naald met zijwaarts gerichte opening, afgesloten door plastic kapje.

b. Compartiment voor anestheticum.

c. Zuiger met daarachter veer(d.). Gpschroefbaar plastic staartstuk met
stabilisatorvinnen.

Naast bovengenoeinde types bestaan er nog darts die door
verschillende wildvangst-teams gefabriceerd worden, maar
niet commercieel verkrijgbaar zijn.

Enkele variaties op bovenvermelde darts zijn de huidbiopsie
pijltjes, zoals gebruikt door Karesh (9), de darts die worden
uitgerust met een verfpatroon voor het merken van dieren,
darts uitgerust met transmitters, voor het terugvinden van
pijltjes (in Zweden verplicht, wanneer met opiaten wordt ge-
schoten; R. Smith persoonlijke mededeling) en darts met een
extra lading voorin, die bij het raken van het dieren een
enomie knal geven, voor het verjagen van hinderlijke dieren.

Speciale vermelding verdienen de zogenaamde \'biobullets\'
(Ballistivet Inc., USA). Dit zijn bolletjes met gevriesdroogde
medicijnen waarmee op grote schaal in het wild levende
populatie-dieren veilig en kosteneffectief kunnen worden
behandeld/gevaccineerd (2,8,17).

GRONDREGELS VOOR HET VERDOVEN VAN DIE-
REN OP AFSTAND

Bij het schieten van dieren met een geweer of blaaspijp gel-
den enkele basale principes.

Voor het accuraat immobiliseren op afstand is enig begrip
van ballistische eigenschappen van het verdovingspijltje no-
dig. De snelheid en de baan die de pijl beschrijft, zijn twee
kritische factoren.

De energie van inslag is direct en proportioneel gerelateerd
aan het gewicht van de dart en het kwadraat van de snelheid
(6,8,10,16) volgens de formule:

Kinetische energie (E^m) = Massa/^* v(snelheid)2 (Jole)

Zwaardere pijlen moeten met grote kracht en snelheid wor-
den afgeschoten en geven dus vele malen grotere kans op
weefselschade. Nooit mag er om de trefkans te vergroten op
korte afstand met een krachtig wapen op een dier worden ge-
schoten (16).

Kies dus steeds het kleinst mogelijke volume anestheticum,
de kleinst en lichtst mogelijke dart (7,10,13,16) zeker wan-
neer er dieren moeten worden geschoten met een dunne huid,
zoals damherten.

Om praktische redenen moeten verdovingspijltjes wel tame-
lijk robuust zijn, hetgeen met name belangrijk is als ze meer-
dere malen kunnen moeten worden gebruikt, of wanneer
over grote afstand moet worden geschoten.

Niet alleen het gewicht van de pijl en de snelheid zijn bepa-
lend voor het traumatiserend effect, ook de diameter van het
pijllichaam. Volgens de formule

Energiedichtheid (ED) =
neemt de inslag energie lineair af bij toenemende inslagop-
pervlakte van de dart. Uit recente bevindingen blijkt het min-
ste schade berokkend te worden wanneer de diameter van het
pijltje minimaal 10 mm is (6).

Een conische punt kan ondanks lage trefsnelheid van de pijl
behoorlijk weefselschade aanrichten.
Welk systeem gekozen wordt hangt af van een aantal facto-
ren, zoals afstand waarbinnen het dier benaderd kan worden,
omstandigheden waarin het dier leeft (vrijlevend of levend in
verblijven) c.q. het terrein, grootte en huiddikte van het dier,
gedrag van de diersoort en methode van benaderen (1).

WAAROP DIENT MEN TE RICHTEN
Het doel is een intramusculaire injectie. De meest aangewe-
zen plaatsen zijn de best bespierde delen van het dier zoals
bil- en bovenbeenspieren, schouder en soms de nek (Figuur
6). Probeer altijd het dier van lateraal te raken in een hoek
van 90° om afketsen te voorkomen. Alleen grote dieren kun-
nen eventueel ook van voren in de pectoraalspieren of van
achteren in de bilspieren worden geraakt. Vanuit een hoog-
zit, balkon of helikopter kunnen de mgstrekkers uitstekend
worden gebruikt.

Plaatsen die in elk geval vermeden dienen te worden zijn
hoofd, thorax (dodelijke pneumothorax), flank, buik en bot.

Figuur 6, Plaatsen geschikt voor intramusculaire injectie met projectiele
spuit. Niet getoond zijn de rugstrekkers, die gebruikt kunnen worden bij
een schot van bovenaf.

ER IS GEEN IDEAAL SYSTEEM!

Elk systeem heeft zijn waarde en deze is afhankelijk van de
omstandigheden, de diersoort, het toe te dienen anesthesie-
middel én de ervaring van de toediener! Compromissen zul-
len steeds moeten worden gesloten. De uiteindelijke verant-
woordelijkheid voor de veiligheid en het welslagen van een
vangst-operatie liggen steeds bij de gebruiker (2).

Men dient zich te realiseren dat de hierboven beschreven
wapens fatale verwondingen kunnen veroorzaken bij perso-
nen en dat ze in potentie veel gevaarlijker zijn dan de ge-
bruikte anaesthetica.

Strikte veiligheidsvoorschriften moeten in acht genomen
worden, wanneer deze wapens worden gebruikt. Tele-injec-
tiesystemen zijn niet perfect en ongelukken zullen gebeuren:
naalden raken verstopt door huid of bot waardoor de injectie
faalt, plotselinge windvlagen zullen de meest ervaren .schut-
ter frustreren. Maar, wanneer met zorg een .systeem uitgeko-
zen wordt en hiermee veelvuldig geoefend wordt, is immobi-
lisatie op afstand een veilige en voor het dier weinig
belastende vangst-methode (11).

LITERATUUR

I. Burroughs REJ. Principles of darting antelope and other herbivores:
In: McKenzie AA ed. The capture and care manual. Capture, care.

-ocr page 350-

accomodation and transportation of wild African animals. Wildlife
Decision Support Services CC. Lynnwood Ridge, RSA, 1993: 131 -7.

2. Bush M. Remote drug delivery systems. J Zoo and Wildl Med 1992;
23(2): 159-80.

3. Crockford JA, Hayes FA, Jenkins JH, and Feurt SD. Nicotine-salicy-
late for capturing deer. J Wildl Managem 1957; 21: 213-20.

4. Harthoom AM. The flying syringe. Geoffrey Bles, London, 1970.

5. Harthoom AM. Chemical capture of animals. Bailliere Tindall,
London, 1976.

6. Hector J, and Wiesner H. Recent studies on the balistics of remote in-
jection systems. In: Proceedings of the first scientific meeting.
EAZWV Rostock, Duitsland, 1996: 129-33.

7. Intemational Veterinary Wildlife Services. Chemical Capture of
wild ruminants. Instruction video. Salinas, CA. USA, 1990.

8. Jessup AD. Remote treatment and monitoring of wildlife. In: Fowler
ME ed. Zoo and wild animal medicine, 1993: 499-504.

9. Karesh WB. Smith F, and Frazier-Taylor H. A remote method for ob-
taining skin biopsy samples. Cons Biol 1987; 1 (3): 261-2.

10. Kock MD. Principles of physical and chemical restraint of wild ani-
mals. In: Wildlife capture course, Harare 1990: 1-15.

11. Kock RA. Remote injection systems: Science and art. Vet Rec 1987;
121:76-80.

12. Moffett MW. Poison-dart frogs. Lurid and lethal. National
Geographic 1995; 187 (5): 98-11.

13. Nielsen L, Haigh JC, and Fowler ME. Chemical immobilization of
North American wildlife. Wisconsin Humane Society, Milwaukee,
Wisconsin, USA. 1984.

14. Nielsen L. Definitions, considerations and guidelines for transloca-
tion of wild animals. In: Nielsen L, and Brown RD eds.
Translocation of wild animals. The Wisconsin Humane Society, Inc.
Milwaukee. Wisconsin and Caesar Kleberg Wildlife Research
Institute, Kingsville, Texas, 1988: 12-51.

15. Pienaar U de V. Darting en injection equipment and techniques. In:
Young E ed. The capture and care of wild animals. Human &

Rousseau Cape Town 2nd edition, 1975: 7-13.

16. Rohr F, and McKenzie AA. Remote injection equipment. In:
McKenzie AA ed. The capture and care manual. Capture, care, acco-
modation and transportation of wild African animals. Wildlife
Decision Support Services CC. Lynnwood Ridge, RSA, 1993: 116-
30.

17. Smith S, Thome ET, Anderson-Pistono S, and Kreeger TJ. Efficacy
of brucellosis vaccination of free-ranging elk in the greater
Yellowstone area: the first ten years. In: Proceedings WDA
Conference, Fairbanks, Alaska 1996.

18. Wet wapens en munitie, 5 febmari 1986, Stb. 41.

APPENDIX: MERKEN VERDÜVINGSGEWEREN EN
HUN LEVERANCIERS

- Bergeron® (Dier en Techiek Nederland, Groningen).

- Daninject*, model IM (Dan-Inject Intemational GmbH, Gelsenkirchen,
BRD).

- Daystate\'f (Stone, Staffordshire, VK)».

- Distinject*. model 30, 35, 50 en 60 (Peter Ott HE, Basel, Zwitserland).

- Fauncap* (Van Rooyen Darts Ltd, Nelsprait, RSA)#.

- Palmer CapChur\'\' (Palmer CapChur Chemical Equipment Inc.,
Douglasville, Georgia, USA).

- Paxarms®, model Mark 24 kmitgeweer (Paxarms Ltd, Timaru, New
Zealand)*.

- PneuDart"* verscheidene modellen luchtdmk en kmitwapens (PneuDart
Inc., Williamsport, PA, USA).

- Telinject*, verscheidene modellen luchtdmk/C02-geweren (Telinject
GmbH, Ludwigshaven, BRD).

- Zoolu Arms*, model M5 kmitgeweer (Simmons Dart, Zooloo Arms,
Omaha, Nebraska, ISA)».

Voor de • gemerkte wapens is naar weten van de auteurs geen importeur in

Nederland.

KOMPENDIUM DER ENDOKRINOLOGIE. HUND UND KATZE

Schlütersche Verlagsanstalt und Druckerei GmbH & Co.-
Hannover, 1996. Bewerkt en vertaald in het Duits door F.
Döcke, 212 bladzijden. ISBN3-87706-470-1).

Het \'Kompendium der Endokrinologie, Hund und Katze\' is
een vertaling in het Duits van het oorspronkelijk Engelstalige
boek \'Manual of Small Animal Endocrinology\' zoals dat in
1990 is uitgebracht onder redactie van M. Hutchison bij de
British Small Animal Veterinary Association. Het boek is on-
derverdeeld in 14 hoofdstukken. In de eerste vijf hoofdstukken
wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de hypofyse, de
schildklieren, de bijschildklieren, de bijnieren en de endocriene
pancreas. Van elke endocriene klier worden, voordat wordt
overgegaan op de bespreking van de ziektebeelden, eerst de
anatomie en de fysiologie behandeld. Bij de bespreking van de
ziektebeelden is er naar gestreefd zoveel mogelijk klinisch re-
levante aspecten aan de orde te laten komen. De hoofdstukken
zijn bovendien op een manier geschreven die voor de clinicus
gemakkelijk te verteren is. De tol die hiervoor betaald moet
worden is dat de diepgang niet overal even groot is. In de
hoofdstukken 6, 7 en 8 komen vervolgens de endocrinologi-
sche aspecten van het genitaalapparaat van reu, teef en kat aan
de orde. Zoals wel vaker gezien wordt in boeken waarin de en-
docrinologie centraal staat, komt de voortplantingsendocrino-
logie er bekaaid vanaf De verschillende onderwerpen worden
in vergelijking met de voorgaande hoofdstukken slechts zeer
beknopt besproken en zullen voor de geïnteresseerde lezer in
het algemeen weinig nieuws bevatten. In de hoofdstukken 9 tot
en met 12 worden achtereenvolgens de differentiaal diagnoses
van de problemen polyurie/polydipsie, alopecia, adipositas en
zwakte/collaps besproken. Als sterk punt van deze hoofdstuk-
ken moeten de vele tabellen en algoritmes worden genoemd,
waarin getracht wordt de lezer terzijde te staan in het oplossen
van genoemde problemen. Voor een clinicus, die zich snel pro-
bleemgericht wil laten leiden, is dit deel van het boek dan ook
ongetwijfeld het meest interessant. In hoofdstuk 13 wordt ver-
volgens aandacht besteed aan enkele paraneoplastische syn-
dromen, zoals het Zollinger-Ellison syndroom en hypercalce-
mie. En in hoofdstuk 14 komen tenslotte nog de functietesten,
zoals die binnen de endocrinologie toegepast worden, aan de
orde. Al met al een boek dat uitnodigt tot lezen, niet in de laatste
plaats door de soms fraaie illustraties. Doordat het in feite een
boek uit 1990 betreft is de inhoud echter niet altijd achieel
meer. Op sommige plaatsen is hieraan tegemoet gekomen door
het plaatsen van onderschriften met verwijzingen naar meer re-
cente informatie over het onderwerp. Indien de aanschaf van
een boek op het gebied van de endocrinologie wordt overwo-
gen, zullen in ons land velen waarschijnlijk de voorkeur geven
aan de in 1996 uitgekomen Engelstalige boeken \'Clinical
Endocrinology of Dogs and Cats\' onder redactie van A. Rijn-
berk en \'Canine and Feline Endocrinology and Reproduction\'
onder redactie van E.C. Feldman en R.W. Nelson.

H.S. Kooistra

-ocr page 351-

Wegens een technisch mankement heeft onze drukkerij de verkeerde versie van het artikel, getiteld: \'Veterinaire
Tandheelkunde (13). Het gebruik van de combinatie medetomidine/ketamine bij de hond voor anesthesie bij tandheelkun-
dige ingrepen: een evaluatie van een klinische toepassing\' in het 1 mei-nummer afgedrukt.
Hieronder vindt u de goede versie van dit artikel.

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE (13]

HET GEBRUIK VAN DE COMBINATIE MEDETOMIDINE/
KETAMINE BIJ DE HOND VOOR ANESTHESIE BIJ
TANDHEELKUNDIGE INGREPEN: EEN EVALUATIE
VAN EEN KLINISCHE TOEPASSING

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122: 309-12

R. Sap\'\', L.J. Hellebrekers\'^, A.W. van Foreest^ en F.J. ter Beek^

Oorspronkelijke artikelen

SAMENVATTING

Bij 60 honden werd een onderzoek uitgevoerd naar de
toepasbaarheid van de combinatie medetomidine en ke-
tamine als anesthesiecombinatie voor gebruik bij tand-
heelkundige ingrepen. De aard van de ingrepen va-
rieerde van een gebitsinspectie met gebitsreiniging of
eenvoudige extractie tot de extractie van één of meerdere
gebitselenienten of endodontische behandeling. De tijds-
duur van de behandeling varieerde van 20 tot 70 minu-
ten, met een gemiddelde van 34 ± 15 minuten.
Dc premedicatie bestond uit medetomidine 1000 |JLg/m^
lichaamsoppervlakte, intramusculair toegediend. De in-
leiding van de anesthesie werd bewerkstelligd door intra-
veneuze toediening van ketamine in een dosering van 2-3
mg/kg.

Het effect van de premedicatie was bij 79,5% van de pa-
tiënten \'goed\', bij 12% \'matig\' en bij 8,5"/o \'slecht\'. Zeven
patiënten kregen 50% medetomidine nagedoseerd waarna
het percentage dieren met de kwalificatie \'goed\' steeg tot
91,5%. Bij 12 van de 60 patiënten ontstond er, direct na het
toedienen van ketamine, een convulsie-achtig beeld van
wisselende ernst. Bij vier patiënten waren de tonische
krampen dermate ernstig dat eenmalig midazolam werd
toegediend. De kwaliteit van de anesthesie-onderhoudsfase
werd bij 88% van de patiënten als \'goed\' en bij 12% als
\'matig\' beoordeeld. De recovery verliep bij 74% van de
patiënten \'goed\', bij 11% \'matig\' en bij 15 % \'slecht\'.
De hartfrequentie na premedicatie met medetomidine
was 53±3 slagen per minuut. Na toediening van ketamine

\' Vakgroep Geneeskunde ^ an Gezelschapsdieren, A fdeling .Anesthesiologie, Faculteit

der Diergeneeskunde, Postbus HO 154. 350H TD Utrecht.
- Afdeling Tandheelkunde. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.
^ Praktiserend dierenarts ie Bussum.

Steeg de hartfrequentie tot 86±4 slagen per minuut
{P<0,05) om vervolgens geleidelijk, in een periode van 20
minuten, weer te dalen tot 60±3 slagen per minuut. De
ademfrequentie was gemiddeld 15±1 per minuut en bleef
tijdens de gehele ingreep onveranderd.
Aan het eind van de ingreep werd het medetomidine ge-
antagoneerd met atipamezole, 2500 |xg/m^ lichaamsop-
pervlakte IM. De recoveryperiode werd bij 13% van de
dieren gekenmerkt door tremoren en onrust.
Geconcludeerd wordt dat de combinatie medetomidine/
ketamine voldoende analgesie, hypnose en spierrelaxatie
kan bewerkstelligen voor een grote verscheidenheid aan
tandheelkundige ingrepen.

SUMMARY

Evaluation of the use of medetomidine and ketamine to
induce anaesthesia in dogs undergoing dental surgery.

The use of a combination of medetomidine and ketamine as anaesthetic for
dental surgery- was investigated in 60 dogs. The nature of the interventions
varied from inspection of the teeth with cleaning of the teeth or simple tooth
extraction to extraction of one or more dental elements or endodontic treat-
ment. The operations lasted between 20 and 70 minutes, with an average of
34 ± 15 minutes.

Medetomidine, 1000 p.g/m- body surface administered intramuscularly, was
used as premedication. Anaesthesia was induced with intravenously administe-
red ketamine at a dose of 2-3 mg/kg body weight. The effect of premedication
was \'g<md\' in 79.5% of patients, moderate\' in 12%, and \'poor\' in S.5%. Seven
patients were given additiimal 5(Y\'/n medetomidine, which caused the propor-
tion animals with \'good\' premedication to increase to 91.5%. Twelve of the
60 patients showed comndsion-like .symptoms of varying .severity directly after
the administration of ketamine. In 4 patients the tonic cramps were considered
severe enough to warrant once-only administration of midazolam. The quality
of anaesthesia in the maintenance phase was considered \'good\' in 88% of the
patients and moderate\' in 12%}. Recovery was \'good\' in 74%> of the patients,
moderate\' in 11 %, and \'poor\' in 15%. Heart rate after premedication with me-
detomidine was 53 ± 3 beats per minute and increased to 86 ±4 beats per mi-
nute (P < 0.05) after administration of ketamine. It thereafter decreased, over a
period of 20 minutes, to 60 ± 3 heats per minute. The respiration rate was 15 ±
I per minute and remained unchanged throughout the operation. .After comple-
tion of surgery, medetomidine was antagonized with atipamezole (2500 fig/m-)
given intramuscularly. In 13% of the animals the recovery period was charac-
terized by tremors and restlessne.ss. It can be concluded that the combination
medetomidine and ketamine provides adequate analgesia, hypnosis, and mus-
cle relaxation for various dental .surgical interventions to be performed.

-ocr page 352-

INTRODUCTIE

Om tandheelkundige ingrepen bij de hond uit te kunnen voeren
zal vrijwel altijd een algehele anesthesie noodzakelijk zijn.
Doelstelling van deze anesthesie is immobilisatie met vol-
doende pijnstilling en een goede relaxatie van de (kaak)muscu-
latuur. De voorkeur gaat uit naar een vorm van anesthesie waar-
bij de herstelperiode zo kort mogelijk is, aangezien de meeste
tandheelkundige behandelingen poliklinisch geschieden.
Parenterale anesthesie geniet de voorkeur boven inhalatie-
anesthesie en endotracheale intubatie aangezien het gebruik
van een masker of een tube leidt tot obstructie van het werk-
veld. Voor tandheelkundige ingrepen is dus een anesthesie ver-
eist waarbij de patiënt spontaan ademt. Om het risico van een
aspiratiepneumonie minimaal te houden dient de slikreflex zo
min mogelijk te worden onderdrukt en wordt de patiënt in de
Trendelenburghouding (kop van de patiënt als laagste punt) ge-
positioneerd.

Een gebruikelijke vorm van algehele anesthesie door middel
van injectie is neurolept-analgetische premedicatie met bij-
voorbeeld methadon^\'/acepromazine^/atropine intramuscu-
lair (IM) gevolgd door inductie met thiopental^, propofoP of
ketamine^ (2,4,8). Acepromazine in de premedicatie veroor-
zaakt een bloeddrukdaling, in combinatie met een (compen-
satoir) verhoogde hartfrequentie. De recoveryperiode is
daarbij vaak lang en de patiënten kunnen hun lichaamstem-
peratuur slecht op peil houden.

Een alternatieve vorm van injectie-anesthesie is de combina-
tie van een a2-adrenerge agonist als xylazine*^ of medeto-
midine\'" met ketamine of propofol (3,6,9).
Wanneer een anesthesietechniek gewenst is waarbij het dier
spontaan ademt, lijkt de combinatie medetomidine/ketamine
hiervoor geschikt. Het gebruik van thiopental of propofol zal,
vanwege een meer uitgesproken ademdepressie, eerder dan
ketamine leiden tot een insufficiënte ademhaling. De combi-
natie medetomidine/ketamine heeft het voordeel dat het me-
detomidine aan het eind van de ingreep met de a-2 antagonist
atipamezole\' \' kan worden geantagoneerd. Hierdoor wordt de
recoveryperiode bekort (10). Door het te verwachten poten-
tiërende effect van medetomidine op andere farmaca (1,11)
kan met een lage dosering ketamine een algehele anesthesie
worden geïnduceerd en onderhouden. Een vlot verloop van
de herstelperiode zal hierdoor worden bevorderd.

Het doel van dit onderzoek was om vast te stellen of de aan
medetomidine toegeschreven analgetische, sedatieve en
spierrelaxerende eigenschappen (7) in voldoende mate aan-
wezig zijn om, in combinatie met ketamine, tandheelkundige
behandeling mogelijk te maken, zonder de ketamine-afhan-
kelijke bijwerkingen als spierkrampen en/of convulsies.

MATERIAAL EN METHODEN

De te onderzoeken combinatie medetomidine/ketamine werd
toegepast bij 60 honden aangeboden voor tandheelkundige
behandeling. Alle dieren waren > 6 maanden oud, het gewicht

^ Symoron*, methadon HCl, W mg/ml. Apotheek Diergeneeskunde. Utrecht.
^ Velranquit*. acepromazine HCl. 10 mg/ml. Sanovi Santé, Maassluis. REG NL 1946
UDD.

^ Nesdonaß. thiopental-Na. 50 mg/ml. Rhône Mérieux. Amstelveen. REG NL 4146

UDD.

\' Diprivan^. propofol. 10 mg/ml, Zeneca. Ridderkerk.

» Aescoket*. ketamine HCl. 100 mg/ml. Aesculaap. Boxtel. REG NLI238 UDD.
^ Aesco.xylaztne*. xylazine HCl. 20 mg/ml. Aesculaap. Boxtel. NL6446.

Domitor*. medetomidine HCl. mg/ml. Pfizer Animal Health. Capelle aan de IJssel.
REG NL7823 UDD.

" Anli.sedan*. atipamezole HCl, 5 mg/ml. Pfizer Animal Health. Capelle aan de
IJssei REGNL7744 UDD.

varieerde tussen 3 en 54 kg. Bij pre-anesthetisch onderzoek
werd in deze groep dieren geen enkele afwijking vastgesteld.
De groep windhonden werd uitgesloten van het protocol. Dit
laastste vanwege de door medetomidine veroorzaakte lage
hartfrequentie en dus stroomsnelheid van het bloed in combi-
natie met een fysiologisch hoog hematocriet, waardoor de
weefseloxygenatie mogelijk in het gedrang zou komen.

De tandheelkundige behandelingen varieerden van een ge-
bitsinspectie met gebitsreiniging of eenvoudige extractie tot
de extractie van één of meerdere gebitselementen of endo-
dontische behandeling.

Alle patiënten werden IM gepremediceerd met medetomi-
dine in een dosering van 1000 p-g/m^ lichaamsoppervlak. Na
premedicatie werd 15 tot 20 minuten gewacht. Indien er dan
sprake was van een onvoldoende sedatief effect werd mede-
tomidine (50% uitgangsdosering) nagedoseerd.
Via de vena cephalica antebrachii werd voor de inductie van
de anesthesie ketamine intraveneus (IV) en op effect toege-
diend in een dosering van 2-3 mg/kg. Bij onvoldoende resul-
taat werd deze dosis ketamine herhaald. Tijdens de anesthe-
sie werd een verandering in hart- en/of ademfrequentie van
>10% (anders dan veroorzaakt door de direct voorafgaand
toegediende ketamine) geïnterpreteerd als indicatief voor
onvoldoende analgesie en/of hypnose. In dit geval werd ke-
tamine nagedoseerd in een dosering van 1-2 mg/kg. Alle pa-
tiënten ademden gedurende de gehele anesthesie buiten-
lucht.

Aan het eind van de behandeling werd het effect van mede-
tomidine geantagoneerd met atipamezole in een dosering
van 2500 \\x.glm^ lichaamsoppervlak (2,5 x aantal |xg mede-
tomidine). Het antagoneren vond niet eerder plaats dan mini-
maal 45 minuten na de (laatste) dosis ketamine.

Voorafgaand aan de initiële toediening van ketamine en ver-
der gedurende de gehele anesthesie werden de hart- en de
ademfrequentie elke 5 minuten geregistreerd. De kwaliteit
van de premedicatie, van de anesthesie en van de recovery
werd beoordeeld als aangegeven in tabel 1.
Naast het beoordelen van de kwaliteit van de verschillende
fasen van de anesthesie werden de kaakspierrelaxatie (vol-
doende/onvoldoende) en de speekselproductie (weinig/ma-
tig/ veel) geëvalueerd. Tevens werden bijverschijnselen
welke gedurende enig moment tijdens de procedure optra-
den, genoteerd.

Tabel 1. Classificatie van premedicatie. anesthesie en recovery.

Kwaliteit premedicatie

Slecht geen effect waarneembaar

Matig de patiënt is, zij het met enige moeite, hanteerbaar

Goed de patiënt is rustig en niet angstig

Kwaliteit anesthesie

Matig pijnprikkel leidt tot beweging, of toename in ademhalings-

of hartfrequentie
Goed geen reactie tijdens ingreep

Kwaliteit recovery

Slecht onrust, gepaard gaande met convulsies en/of vocalisatie
Matig geringe onrust
Goed rustige recovery

-ocr page 353-

Statische analyse

De data werden geanalyseerd met een ANOVA-test voor
veranderingen in de tijd. Data zijn weergegeven als gemid-
delde ± SEM, en
P<0,05 werd aangehouden voor een statis-
tische significantie.

RESULTATEN

De beoordeling van de premedicatie, de anesthesie en de re-
covery worden weergegeven in tabel 2. Bij zeven patiënten
(alle patiënten uit de premedicatie groep \'slecht\' en twee uit
de groep \'matig\') werd besloten tot nadoseren van 50% van
de initiële dosering medetomidine IV. Hierna werd bij alle
patiënten een \'matig\' tot \'goed\' effect van de premedicatie
bereikt. Voor één patiënt werd geen beoordeling van preme-
dicatie genoteerd. Bij deze patiënt werden de andere variabe-
len wel geanalyseerd.

De kwaliteit van de anesthesie, welke in duur varieerde van
20 tot 70 minuten, was bij 88% (52/59) van de patiënten
\'goed\' en bij 12% (7/59) \'matig\'. Bij 25% van de patiënten
was eenmalig nadosering van ketamine 1-2 mg/kg IV nood-
zakelijk. De nadosering vond plaats op 30 ± 9 minuten na de
initiële toediening. In één geval werden geen gegevens geno-
teerd. Bij 20% van de dieren (12/60) traden kort na toedie-
ning van ketamine convulsies op. Bij vier patiënten waren
deze dermate ernstig dat besloten werd tot toediening van 0,5
mg/kg
midazolam\'2 iV. Dit was in alle gevallen effectief en
hoefde niet te worden herhaald.

Na de premedicatie met medetomidine was de hartfrequentie
53±3 slagen per minuut. Toediening van ketamine resul-
teerde in een significante stijging tot 86±4 slagen per minuut.
In circa 20 minuten daalde de hartfrequentie geleidelijk tot
60 ±3 slagen per minuut. Nadoseren van ketamine (bij 25%
van de patiënten) leidde opnieuw tot een .stijging tot 66 ±5
slagen per minuut.

De ademfrequentie na premedicatie was 15±1 keer per mi-
nuut, en vertoonde geen verandering gedurende de gehele
anesthesieperiode.

De relaxatie van de kaakmusculatuur was in alle gevallen
voldoende om de tandheelkundige ingreep te verrichten. De
speekselproductie werd bij 68% (41/60) van de patiënten ge-
kwalificeerd als \'weinig\', in 13% (8/60) als \'matig\' en bij
één patiënt als \'veel\'. Bij 17% (10/60) van de patiënten was
de speekselproductie moeilijk te beoordelen vanwege het ge-
bruik van een boor met waterkoeling.

De kwaliteit van de recoveryperiode bij werd 74%) (39/53)
van de patiënten omschreven als \'goed\', bij 11% (6/53) als
\'matig\' en bij 15% (8/53) als \'slecht\'. De recoveryperiode
werd bij 13% (7/53) van de dieren vergezeld van tremoren en
onrust. Bij zeven patiënten werd geen oordeel over de reco-
very genoteerd.

" Dormicum*. midazolam. Smg/ml. Roche Nederland. Mijdrecht.

Tabel Kwaliteit van premedicatie. anesthesie en recoveryperiode

Premedicatie:

Premedicatie:

Anesthesie:

Recovery:

(n = 59)

na nadosering(n =59)

(n = 59)

(n = 53)

Slecht

8,5% (5/59)

-

-

15,1% (8/53)

Matig

11,9% (7/59)

8,5% (5/59)

11,9% (7/59)

11,3% (6/53)

Cioed

79,7% (47/59)

91,5% (54/59)

88,1% (52/59)

73,6% (39/53)

DISCUSSIE.

Bij het gebmik van de combinatie medetomidine/ketamine
kan, in vergelijking met xylazine/ketamine, een betere analge-
sic worden verwacht vanwege de grotere specificiteit en poten-
tie van medetomidine (10). Daamaast maakt medetomidine het
mogelijk de doseringen van andere anesthetische farmaca aan-
zienlijk te reduceren. Dit zal leiden tot een vermindering van de
bijwerkingen van de betreffende farmaca. (1,11).

De resultaten van deze evaluatie geven aan dat de combina-
tie medetomidine/ketamine bij het merendeel van de patiën-
ten een goede algehele anesthesie bewerkstelligt. Er is een
goede analgesic, adequate hypnose en voldoende spierre-
laxatie om tandheelkundige ingrepen te kunnen verrichten.
Indien de kwaliteit van de anesthesie te wensen overiaat kan
deze worden verbeterd door nadosering van medetomidine
dan wel ketamine.

De hartfrequentie en de ademfrequentie zijn in dit onderzoek
gebruikt als indicatoren om de analgesic en de hypnose te
toetsen. Uit het stabiele verioop van de adem- en hartfre-
quentie kan worden geconcludeerd dat er sprake was van een
adequaat niveau van analgesic en hypnose tijdens de behan-
deling. De veranderingen in de hartfrequentie tijdens de be-
handeling kunnen worden toegeschreven aan het sympatico-
mimetische effect van ketamine.

De speekselproductie, die in dit onderzoek niet werd geremd
door atropine, was niet van dien aard dat specifieke maatre-
gelen (bijvoorbeeld endotracheale intubatie) noodzakelijk
werden geacht. Er waren tijdens de behandeling, noch na-
dien, aanwijzigen voor het aspireren van vocht uit de mond-
holte.

Door het antagoneren van medetomidine valt de bescher-
ming weg tegen spierkrampen en convulsies, veroorzaakt
door ketamine. De verwachting was dat de plasmaspiegel
van ketamine 45 minuten na de laatste toediening, voldoende
zou zijn gedaald om geen aanleiding meer te geven tot post-
anesthetische complicaties. Desondanks werd de recovery
bij 15% van de patiënten beoordeeld als \'slecht\'. De verkla-
ring hiervoor wordt gezocht in een, door medetomidine ver-
oorzaakte, vertraagde biotransformatie van ketamine (5).
Naast de onrustige recovery werden er geen andere post-
anesthetische complicaties waargenomen.
De uiteindelijke beoordeling van de toepasbaarheid van deze
vorm van anesthesie ten behoeve van tandheelkundige ingre-
pen bij de hond vond plaats aan de hand van de volgende cri-
teria:

- adequate analgesic, hypnose en spierrelaxatie;

- spontane ademhaling zonder noodzaak tot intubatie;

- vlotte ongecompliceerde recovery.

Concluderend kan worden gesteld dat de injectie-anesthesie
met medetomidine/ketamine een goed toepasbare anesthe-
sietechniek is. De anesthesie is voldoende diep en maakt de

-ocr page 354-

uitvoering van verschillende tandheelkundige behandelin-
gen mogelijk. Het risico van aspiratie bij het achterwege la-
ten van endotracheale intubatie is tot een minimum beperkt.
Voorzorgsmaatregelen die getroffen moeten worden omvat-
ten een Trendelenburgpositie van de patiënt en een adequate
verwijdering van vloeistof uit de mondholte.
Het antagoneren van medetomidine zorgt in geval van het ge-
bruik van de combinatie medetomidine/ketamine voor een
vlotte, maar bij een belangrijk deel van de patiënten tevens on-
rustige recoveryperiode. Het achterwege laten van het toedie-
nen van een antagonist verdient ons inziens zeker overweging.

LITERATUUR

t. Aantaa R, Kanto J, Scheinin M, Kallio A, and Scheinin M. Dexmede-
tomidine, an
a-2 adrenoceptor agonist, reduces anesthetic require-
ments for patients undergoing minor gynecologic surgery Anesthe-
siology 1990; 73:230-5.

2. Flecknell PA. Laboratory Animal Anaesthesia, chapter 1987; 7: 103-5.

3. Hellebrekers LJ, and Sap R. Medetomidine premedication as a basis

10.

iTf.....njaaaBM

for ketamine or propofol anaesthesia in dogs. Proceedings WSAVA.
Rome, 1992: p. 147.

Hall LW, and Clarke KW. Veterinary anaesthesia 9th edition, part 11,
chapter 1991; 15:290-4.

Kharasch ED, Herrmann S, and Labroo R. Ketamine as a probe for me-
detomidine stereoisomer inhibition of human liver microsomal drug
metabolism. Anesthesiology 1992; 77: 1208-14.
Raiha MP. Raiha JE, and Short CE. A comparison of xylazine, acepro-
mazine, meperidine and medetomidine as preanesthetics to halothane
anesthesia in dogs. Acta Vet Scand 1989; 85: 97-102.
Raiha JE, Raiha MP, and Short CE. Medetomidine as a preanesthetic
prior to ketamine-HCL and halothane anesthesia in laboratory beagles.
Acta Vet Scand 1989; 85: 103-10.

Sap R, and Hellebrekers LJ. Medetomidine/propofol anaesthesia for
gastroduodenal endoscopy in dogs. J Vet Anaesth 1993; 20: 100-2.
Vainio O. Propofol infusion anaesthesia in dogs premedicated with
medetomidine. J Vet Anaesth 1991; 18:35-7.

Virtanen R. Pharmacological profiles of medetomidine and its antago-
nist atipamezole Acta Vet Scand 1989; 85: 29-37.
Young LE, Breariy JC, Richards DLS, Bartram DH, and Jones RS.
Medetomidine as a premedicant in dogs and its reversal by atipame-
zole. J Sm Anim Pract 1990; 31: 554-9.

ATEMWEGERKRANKUNGEN BEI HUND UND KATZE

Het bovengenoemde boekje behandelt de ziekten van de
neus, larynx, trachea en bronchiën bij de hond en de kat. Het
eerste hoofdstuk schenkt aandacht aan de meer specifieke
onderzoeksmethoden met betrekking tot de voorste en die-
pere luchtwegen. Het tweede hoofdstuk behandelt de ziekten
van de neusholte en de larynx. Het derde hoofdstuk behan-
delt de ziekten van de trachea en het vierde hoofdstuk de
ziekten van de bronchiën.

In het eerste hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op het kli-
nisch onderzoek, de röntgendiagnostiek, de computertomo-
grafie en endoscopic. Veel aandacht wordt besteed aan labo-
ratoriumdiagnostieken, zoals microbiologie en cytologie
van spoelsels.

In het tweede hoofdstuk wordt eerst een opsomming gege-
ven van infectieziekten die rhinitis kunnen veroorzaken. Dan
volgen de mycotische rhinitis, het corpus alienum en parasi-
taire aandoeningen, rhinitiden veroorzaakt door gebitsaan-
doeningen, stenose van de neusopeningen en tumoren. Het
gedeelte over de ziekten van de neus eindigt met epistaxis en
allergische rhinitis. Elk van de beschreven ziekten wordt
voorzien van een beschrijving van karakteristieke ziektever-
schijnselen en therapie.

Het tweede gedeelte van hoofdstuk 2 behandelt de ziekten
van de larynx. Na infectieziekten, larynxabscessen en oede-
men volgen morfologisch-functionele afwijkingen, waarbij
de aangeboren afwijkingen en afwijkingen bij brachycep-
hale rassen een plaats vinden. Dan volgen larynxparalyse,
ziekten in de omgeving van de larynx en tumoren. Het
hoofdstuk wordt afgesloten met een lijst van medicamenten.
In de lijst zijn bijvoorbeeld opgenomen antibiotica, hoestsi-
ropen,
Prednisolon, Sedativa, ketamine en het diureticum fu-
rosimide.

Het derde hoofdstuk behandelt afwijkingen van de trachea.
Infectieuze ziekten, tracheacollaps, hypoplasie van de tra-
chea, trauma en corpus alienum worden ook weer gevolgd
door een lijstje van medicamenten. Antibiotica,
Prednisolon
en bronchodilatatoren worden hier genoemd.

Het vierde hoofdstuk geeft een opsomming van ziekten van
de bronchiën en enkele longaandoeningen. Ook in dit hoofd-
stuk worden eerst de infectieziekten behandeld. Dan volgen
aspiratiepneumonie en chronische bronchitiden. Corpora
aliena, tumoren, bloedingen en rookvergiftiging sluiten het
hoofdstuk af Hierna volgt weer een lange lijst met voorna-
melijk antibiotica, bronchospasmolitica en antimycotica.
Het boekje besluit met een lijst van geraadpleegde literatuur
en een alfabetisch register.

Het geheel is klassiek van opzet en behandelt vrijwel alle ge-
regeld voorkomende afwijkingen. De aangegeven doelgroe-
pen zijn studenten en dierenartsen in de praktijk. In die zin is
het een goede geheugensteun, als daamaast meer boeken be-
schikbaar zijn. De lijsten medicamenten zijn niet erg doel-
matig, omdat ze onvoldoende verbinding hebben met de in
de tekst behandelde ziekten. De illustraties zijn onvoldoende
van kwaliteit om verhelderend te werken en scheppen zelfs
af en toe verwarring. Dit geldt in het bijzonder voor de endo-
scopische beelden. Jammer, want de tekst is met zorg samen-
gesteld.

A.J. Venker-van Haagen

-ocr page 355-

•• •

DIERENARTSASSISTENTEN VIA LEERLINGSTELSEL
LATEN OPLEIDEN BIEDT VELE VOORDELEN

Berichten en verslagen

Dat het leerlingstelsel voor de dieren-
arts onder andere financieel voordeel
oplevert, begint meer en meer bekend
te worden. Per 1 januari 1996 is het na-
melijk mogelijk voor personeel dat een
opleiding in het leerlingstelsel volgt
een vergoeding van ƒ 4500,- per jaar
(bij een aanstelling van 32 uur) te ver-
krijgen. De vergoeding kunt u ontvan-
gen via een verlaging van de bruto-
loonkosten. Daamaast is een extra
vermindering van de bruto-loonkosten
mogelijk van ƒ 500,- per jaar, indien
het loon lager is dan 115% van het wet-
telijk minimum(jeugd)loon. Via het
Groenhorst College in Bameveld is
hierover meer informatie te verkrijgen.

Leerlingstelsel

Het leerlingstelsel (leerlingwezen) is
een vorm van werkend leren. Werken
en leren zijn met elkaar verbonden
doordat het leren van kennis en vaar-
digheden op het werk en op school el-
kaar aanvullen. Dit vormt samen een
vakopleiding.

Om het leren in de praktijk van het
werk officieel te regelen, sluit het leer-
bedrijf met de leerling - naast een ar-
beidsovereenkomst - ook een leerover-
eenkomst. Hierin worden de rechten
en plichten van beide partijen vastge-
legd. Deze leerovereenkomst wordt
mede ondertekend door de school en
door Lobas (het Landelijk Orgaan van
het leerlingwezen in de agrarische sec-
tor). Deze leerovereenkomst wordt in
de regel voor de duur van de opleiding
gesloten.

Het is het beste de arbeidsovereen-
komst schriftelijk aan te gaan, zodat
alle afspraken duidelijk zijn vastge-
legd. Een leerling moet minimaal 20
uur per week werken bij één of meer-
dere bedrijven, anders doet hij/zij niet
voldoende praktijkervaring op voor
het ervaringscertificaat, dat nodig is
voor het diploma.

Praktische voordelen

Het laten opleiden van uw assistent via
het leerlingstelsel biedt meteen prakti-
sche voordelen. Ten eerste kunt u de
assistent binnen uw praktijk helemaal
naar eigen inzichten opleiden. De vor-
ming van de beroepshouding moet im-
mers nog grotendeels plaatsvinden.
Verder betreft het zeer gemotiveerd
personeel, zeker als aan het eind van
de opleiding een vast contract valt te
verkrijgen. Dergelijk personeel ver-
dient zich na een aanloopperiode vaak
snel temg. Tenslotte kunt u tijdens de
opleiding bezien of de assistent biedt
wat nodig is binnen uw praktijk.

Opleiding

De cursist kan op twee niveaus worden
opgeleid: ZB Dierenzorg (gelijk aan
driejarige MAS) of GB Dierenzorg
(gelijk aan vierjarige MAS). Alleen
diegenen die al een diploma ZB
Dierverzorging in bezit hebben, kun-
nen GB Dierenzorg doen. Beide oplei-
dingen geven dus recht op een MBO-
diploma, naast de \'paraveterinaire
erkenning\'.

Tijdens de opleiding ZB Dierenzorg
komen onderwerpen aan bod als het
hanteren en fixeren van dieren, ziekte-
leer, toedienen medicijnen, voorraad-
beheer medicijnen, hygiëne bij instm-
mentaria en ruimten, assisteren bij
operaties, radiologie, laboratorium-
werkzaamheden, omgaan met klanten
en tenslotte de administratieve verwer-
king via de computer. Op het Groen-
horst College wordt het pakket \'Daisy\'
gebmikt.

Per september 1997 kunnen op het Groenhorst College in Bameveld dieren-
artsassistenten via het leerlingstelsel worden opgeleid. De cursist werkt dan
gedurende minimaal 20 uur per week in een dierenartsenpraktijk en volgt
één dag per week lessen op het Groenhorst College. De opleiding vindt op
twee niveaus plaats. Deze vorm van werkend leren heeft niet alleen prakti-
sche voordelen, maar ook financiële.

De opleiding GB Dierenzorg bevat de-
zelfde onderwerpen als ZB Dieren-
zorg. Naast meer diepgang in deze on-
derwerpen wordt ook aandacht
besteed aan de managementspecifieke
onderwerpen. Via projectvormen leert
de cursist de bedrijfsvoering optimali-
seren. Nog betere beheersing van de
computer en het trainen van communi-
catieve vaardigheden zorgen voor het
beter kunnen functioneren binnen de
praktijk. Overigens dient te worden
opgemerkt dat deze opleiding dus dui-
delijk verder gaat dan de cursus voor
de \'paraveterinaire erkenning\'. De op-
leiding is breder en biedt zowel de cur-
sist als de dierenarts meer mogelijkhe-
den voor de toekomst.

Consulent

Tijdens de opleiding wordt de cursist
een aantal malen bezocht door de con-
sulent van de school. Tijdens de bege-
leidingsgesprekken wordt getracht nog
meer rendement uit de cursist te halen.

DIRECTIE MOVIR VERSTERKT

Aan drs. H.J. Lanting RC, adjunct-directeur bij Movir, is per 23 april
1997 de titel van directeur verleend. Hiermee bestaat de directie van
Movir uit B.J. M. W. Hauer, statutair directeur en drs. H.J. Lanting RC,
directeur.

Heeft u vragen, hel dan naar het
Groenhorst College in Bameveld, te-
lefoon: 0342 - 490585 (M. Tellegen).

-ocr page 356-

« ■ M

^ittiii^iliiiiia^^

WALTHAM AWARD 1997 GAAT NAAR ONDERZOEK
KRUISBANDLAESIES

EVALUATIE VAN DRIE OPERATIEVE METHODEN

Veghel, 25 april 1997 - In tegenstelling tot wat nogal eens in de literatuur
wordt geschreven, lijkt het lichaamsgewicht geen rol te spelen bij klinisch
herstel na de operatie van een kruisbandlaesie. De mate van artrose vóór de
operatie is een betere indicator voor klinisch resultaat. Dit is een belangrijke
conclusie uit een onderzoek naar drie methoden ter behandeling van kruis-
bandlaesies door dierenarts Evelien Kousemaker. Zij won hiermee de
Waltham Award 1997, de jaarlijkse prijs voor de beste afstudeerscriptie over
geneeskunde van gezelschapsdieren.

De jury was unaniem van mening dat
de afstudeerscriptie van drs. Kouse-
maker de eerste prijs verdiende. Het
referaat geeft een duidelijk overzicht
van de relevante literatuur over een
veel voorkomend probleem in de ge-
zelschapsdierenpraktijk. Bovendien
bevat de scriptie een eigen onderzoek,
waarbij grote groepen dieren zijn geë-
valueerd. De jury is van mening dat
de resultaten statistisch goed zijn ver-
werkt en dat de onderzoekster tot dui-
delijke conclusies en aanbevelingen
komt.

Operatiemethoden en voorlichting

Evelien Kousemaker evalueerde de
mate waarin de aandoening voorkomt
bij bepaalde rassen en bekeek de re-
sultaten van operaties bij 201 honden.
Uit retrospectief onderzoek bleek dat
kruisbandlaesies vaak voorkomen bij
teven (58%). Ook lijden relatief veel
rottweilers (teven) en boxers (reuen)
aan de aandoening. In 32% van de ge-
vallen was er sprake van een beider-
zijdse aandoening.

De evaluatie van de operaties omvatte
drie methoden: de Utrechtse modifi-
catie van de \'over de top\' methode,
een laterale imbricatiemethode en de
stabilisatiemethode volgens Flo.
Hoewel met alledrie operaties zeer
goede resultaten werden verkregen,
sprong de\'Flo-methode\' er in posi-
tieve zin uit. Dit is niet verwonderlijk,
gezien de selectiecriteria van deze
methode.

De prijswinnares betrok eveneens de
eigenaren van de dieren bij haar on-
derzoek. Hiervan bleek 84% tevreden
over het resultaat van de operatie.
Behalve het succes van de operatie,
speelt een goede voorlichting voor en
na de ingreep een grote rol. Hoe dui-

delijker een dierenarts de verwachtin-
gen en resultaten van de behandeling
uitlegt, hoe groter de tevredenheid
van de eigenaar.

Syndroom van Horner

De tweede prijs ging naar de duo-
scriptanten drs. Marjan van Hagen en
drs. Kees Kwakemaak. Zij onderzoch-
ten het gebruik van phenylephrine bij
de prognose van het Syndroom van
Homer. Ook keken zij naar het herstel
van patiënten met deze aandoening.

Het syndroom van Horner is een zeld-
zame ziekte bij honden, die relatief
vaak voorkomt bij golden retrievers.
De prognose van het syndroom kan
worden vastgesteld door de hoeveel-
heid van 10% phenylephrine in beide
ogen te druppelen. Wanneer binnen
20 minuten mydriasis ontstaat in het
aangetaste oog, dan is de laesie post-
ganglionair. Hierbij is de prognose
over het algemeen gunstig. In de an-
dere gevallen is de laesie preganglio-
nair en is de prognose gereserveerd.

De jury stelt dat het referaat een gede-
gen literatuurstudie en een goed opge-
zet retrospectief onderzoek bevat. De
conclusie van het onderzoek is duide-
lijk helder en relevant voor dierenarts
en patiënt.

Afwijkingen bij kortharige kittens

Een onderzoek naar aangeboren en
verkregen afwijkingen bij Siamese en
Oosterse korthaarkittens won de
derde prijs. In samenwerking met de
rasverenigingen keken Karianne van
Ruth en Margriet van der Meer naar
de prevalenties van alle afwijkingen
die optreden in de eerste zes levens-
weken van de kittens. Zij constateer-
den een gelijk sterftecijfer, maar twee
keer zoveel aangeboren afwijkingen
als in de literatuur wordt beschreven.
Daarbij vonden zij aanwijzingen dat
erfelijke factoren mogelijk een be-
langrijke rol spelen. Omdat de studie
niet representatief was, geven de
scriptanten aan dat nader onderzoek
gewenst is.

Uit de conclusies blijkt dat niet-aan-
geboren afwijkingen een belangrijke
doodsoorzaak zijn in de eerste zes le-
vensweken van de kittens. Aan-
vullend onderzoek kan meer inzicht
geven in de oorzaken van de afwijkin-
gen, waardoor preventief optreden
mogelijk wordt. Hierbij moet volgens
de onderzoekers ook aandacht wor-
den besteed aan de hygiëne en het ma-
nagement van catteries. De jury ziet
veel stof voor vervolgonderzoek in de
pilotstudie. Verder beoordeelt zij de
studie als zeer relevant voor rasver-
enigingen.

-ocr page 357-

• • n m

De Stichting Registratie Gezelschaps-
dieren Nederland (SRGN) wordt regel-
matig geconfronteerd met aanvragen
voor het Nederlands DierenPaspoort
(NDP) voor door dierenartsen elektro-
nisch geïdentificeerde
honden. De
SRGN is op grond van het Honden- en
Kattenbesluit (HKB) 1981 echter niet
gerechtigd voor deze aldus geïdentifi-
ceerde honden het NDP af te geven. In
de praktijk leidt dit tot vervelende con-
sequenties. Honden die in een dieren-
pension moeten worden opgenomen of
honden die aan bepaalde verrichtingen
gaan deelnemen, moeten voorzien zijn
van het NDP. Dit betekent dat deze
honden alsnog een SRGN-tatoeage

De televisie heeft meerdere malen aan-
dacht besteed aan BSE. Tijdens twee
uitzendingen (respectievelijk 14 en zes
minuten) zijn in 1990 goede beelden
van deze ziekte vertoond en werden
oorzaak, pathologie, epidemiologie, de
maatregelen en de toenmalige schade in
het Verenigd Koninkrijk behandeld,
alsmede de maatregelen in Nederland.
De video kan dienst doen bij een lezing,
waarbij de practicus zelf het verhaal
moet vertellen en in kan gaan op de situ-
atie zoals die zich sindsdien heeft ont-
wikkeld en de vorderingen van de ken-
moeten krijgen om voor het NDP in
aanmerking te komen. Dat dit leidt tot
extra kosten voor de eigenaar van het
dier, moge duidelijk zijn.
Aangezien vanuit het Ministerie van
LNV duidelijk is aangegeven dat een
gedoogbeleid niet wordt geaccepteerd,
kan de SRGN niet anders dan zich
strikt aan het HKB houden. Alle die-
renartsen worden dus verzocht op dit
gebied goede voorlichting aan hun
cliënten te geven, zodat misverstanden
rondom het NDP zoveel mogelijk uit
de wereld worden geholpen. Overigens
mag de SRGN het NDP wel afgeven
voor (door dierenartsen) elektronisch
geïdentificeerde
katten.

nis omtrent deze ziekte. Gemakshalve
worden een drietal artikelen uit het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde uit
1990, 1996 en 1997 meegezonden. Er
worden pogingen ondemomen om een
echte instructiefilm over BSE aan de
collectie toe te voegen.

•A ! 04 BSE op NOS Laat 1990\' kan be-
steld worden hij AUV/WSFF, Anja
Broeks. graag \'s morgens, telefoon:
0485 - 335555. De huur bedraagt \'/ 45,-
en de video is te koop voor f 98,-, alles
inclusief verzending en exclusief BTW.

GEEN PASPOORT VOOR ELEKTRONISCH
GEÏDENTIFICEERDE
HONDEN

VETERINAIRE MEDIATHEEK W.P. SPECKMANN STICHTING

BSE ÜP NOS LAAT 1990

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de
KNMvD zijn de banden voor het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1997 voorradig. De prijs bedraagt
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en
verzendkosten). Onderstaand treft
u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn,
met daarbij behorend kostenover-
zicht.

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of
per fax bestellen onder vermel-
ding van \'Banden\' en de jaargang.
Met uw bestelling krijgt u een
nota met acceptgiro thuisge-
stuurd.

Stuur uw bestelling naar:

KNMvD

Postbus 14031

3508 SB Utrecht

offax uw bestelling:

030-2511787.

ATOPISCHE DERMATITIS BIJ DE KAT

Het al of niet bestaan van atopische
dermatitis bij de kat en de betrouw-
baarheid van huidtesten hierbij zijn
een voortdurend onderwerp voor dis-
cussie. In toenemende mate komen er
aanwijzingen dat de immuunpathoge-
nese van miliaire dermatitis bij de kat
overeenkomt met die van atopische
dermatitis bij de hond en de mens.
Zo zijn er indicaties voor de aanwezig-
heid van IgE, komen antigeenpresen-
terende Langerhans cellen voor in de
kattenhuid, en zijn er zogenaamde Th2
subsets aangetoond. Deze laatste cel-
len spelen een rol bij het stimuleren
van B cellen en de daaropvolgende IgE
productie via het tot expressie komen
van interleukinen (lL-4).
Tenslotte lijkt het er steeds meer op dat
de antigenen (aero-allergenen als huis-
stof mijten, graspollen en dergelijke)
niet via inhalatie worden aangeboden,
maar via direct huidcontact. Indien dit
zo is, heeft dit vergaande consequen-
ties voor de diagnostiek en de therapie.
Binnen de afdeling dermatologie van
de Universiteitskliniek voor Gezel-
schapsdieren (UKG) wordt hier onder-
zoek naar gedaan.

Om deze reden zou het zeer op prijs ge-
steld worden als u katten met een aller-
gische dermatitis (miliaire dermatitis
dan wel een met pruritus gepaard
gaande crusteuze dermatitis aan de
kop), maar waarbij een voedselallergie
is uitgesloten en een goed vlooienbe-
strijdingsprogramma wordt uitgevoerd,
zou willen insturen naar de UKG.

Voor nadere inlichtingen kan contact
worden opgenomen met Petra Roosje
(dermatologie), bij voorkeur op maan-
dag van 12.00 - 13.00 uur, telefoon:
030 - 2537561. Bij voorbaat dank voor
uw medewerking.

-ocr page 358-

De W.K. Hirschfeld Stichting (WKHS)
stelt zich ten doel een bijdrage te leveren
aan de gezondheidszorg van de Neder-
landse rashondenpopulaties. Zij streeft
ernaar dit doel te bereiken door medi-
sche gegevens over de honden van de
onderscheiden rassen te verzamelen en
te verwerken en door rasverenigingen te
adviseren over de bestrijding van de
vastgestelde gezondheidsstoornissen.

Bij het verzamelen van de medische
gegevens vormen de dierenartsen de
schakel tussen de eigenaar en zijn
hond en de WKHS.

In dat kader hebben in 1996 630 dieren-
artsen röntgenfoto\'s voor het heupdys-
plasie (HD) onderzoek geleverd. Bij het
HD-onderzoek wordt de diagnose vast-
gesteld door een WKHS-panel.
Voor het oogonderzoek is gekozen
voor een methode waarbij de diagnose
\'in het veld\' wordt gesteld door zeven
daarvoor speciaal opgeleide en door
WKHS erkende dierenartsen.

Bij het elleboogdysplasie-onderzoek
(ED) wordt evenals bij HD de diag-
nose gesteld door een panel van des-
dundigen, maar omdat bij het HD-on-
derzoek een hoog percentage van de
ingezonden foto\'s niet aan de gestelde
eisen voldeed, werd bij de aanpak van
het ED-onderzoek een andere weg ge-
kozen. Daarbij zijn op basis van de
kwaliteit van voor dat doel door hen
ingezonden elleboogfoto\'s 47 dieren-
artsen uitgenodigd om aan het ED-on-
derzoek deel te nemen.
Op verzoek van de KNMvD zal echter
ook voor nieuwe belangstellende die-
renartsen de mogelijkheid bestaan om
een overeenkomst met de WKHS aan
te gaan.

Omdat niet alleen de aantallen, maar
ook de verscheidenheid van de WKHS
onderzoeken zijn toegenomen, is be-
sloten een
\'WKHS Algemeen Onder-
zoeks Reglement\'
samen te stellen,
waarin alle aspecten geregeld worden
die onafhankelijk zijn van de diagnos-
tische voorschriften voor de specifieke

onderzoeken.

Dat betreft onder andere:

- Algemene bepalingen voor de wijze
waarop de dierenarts de controle op
de identificatie van de te onderzoe-
ken rashond of worp namens de
WKHS uitvoert.

- Algemene bepalingen voor be-
zwaarprocedures en

- Algemene bepalingen over de open-
baarheid van de gegevens.

Daamaast zijn afzonderlijke protocollen
opgesteld voor de
diagnostische proce-
dures
voor de afzonderlijke onderzoe-
ken, waarin is vastgelegd op welke ma-
nier het onderzoek wordt verricht.

Bij deze opzet past een meer gestructu-
reerde samenwerking met dierenartsen
die daaraan wensen deel te nemen.
Voor dat doel zal WKHS met elke die-
renarts die aan één of meer WKHS on-
derzoeken meewerkt een overeen-
komst aangaan, waarin voor beide
partijen de rechten en verplichtingen
zijn vastgelegd. De overeenkomst
wordt aangegaan op persoonlijke titel.
Indien meer collegae in een praktijk
daaraan meewerken zal de overeen-
komst met elke dierenarts afzonderlijk
worden aangegaan. De personalia van
de deelnemende dierenartsen worden
in de WKHS-registratie vastgelegd en
voorzover relevant beschikbaar ge-
steld aan de kynologische pers.

Bij het in behandeling nemen van een
onderzoek zal de eigenaar van de hond
worden verzocht een kopie van de
stamboom en een verklaring waaruit
blijkt dat hij/zij op de hoogte is van de
voorwaarden voor het onderzoek, aan
de dierenarts te overhandigen. Aan de
dierenarts wordt daarbij verzocht door
middel van ondertekening van het inge-
vulde onderzoeksformulier te verklaren
dat de uitvoering van de werkzaamhe-
den volgens voorschrift is uitgevoerd,
dat de identificatie van de hond aan de
hand van het tatouagenummer heeft
plaatsgevonden en dat de eigenaar op
de hoogte is van de aan het onderzoek
verbonden voorwaarden.

Wijzigingen bij het HD-onderzoek

Omdat reeds veel dierenartsen een bij-
drage aan het HD-onderzoek leveren
zal WKHS voor wat het jaar 1997 be-
treft een open registratie voeren. Alle
dierenartsen kunnen tot 1-1-\'98 een
verzoek tot registratie voor het HD on-
derzoek indienen bij het bureau van
WKHS. Na deze datum zal een bewijs
van verworven bekwaamheid (PAO)
worden gevraagd.

BIJSTELLINGEN IN DE WERKWIJZE VAN DE
W.K. HIRSCHFELD STICHTING

Aan dierenartsen die voor l-I-\'98 een
verzoek tot registratie indienen worden
het WKHS Onderzoeks Reglement, het
HD onderzoeksprotocol en een in
tweevoud te ondertekenen overeen-
komst toegezonden. Vanaf dat moment
wordt u geacht slecht de \'nieuwe\' for-
mulieren te gebruiken. Dit betekent dat
dit onderzoek geheel volgens de beide
reglementen dient te veriopen en dat
ook de eigenaar van de hond hierop at-
tent gemaakt moet worden.
Tot l-I-\'98 zal WKHS de oude HD on-
derzoeksrapporten in behandeling ne-
men van dierenartsen die (nog) niet
door WKHS geregistreerd zijn. Deze
zullen worden geregistreerd conform
de nieuwe normen. Indien de eigenaar
te kennen geeft dat het resultaat niet
aan de rasvereniging verstrekt mag
worden, zal de eigenaar gevraagd wor-
den alsnog met de nieuwe nonnen ak-
koord te gaan. Indien de eigenaar hier-
toe niet bereid is, zal WKHS de
beoordeling blokkeren. Wij verzoeken
de dierenartsen die (tot 1-1-\'98) ge-
bruik blijven maken van \'oude\' rappor-
ten, de eigenaren hierop te attenderen.

Wijzigingen bij het ED-onderzoek

Dierenartsen die een verzoek tot regis-
tratie indienen ontvangen het WKHS
Onderzoeks Reglement, het ED-onder-
zoeksprotocol en een in tweevoud te
ondertekenen overeenkomst. Gedu-
rende één jaar kunnen zij foto\'s opstu-
ren. Wanneer blijkt dat 10% niet aan de
gevraagde kwaliteit voldoet, wordt de
overeenkomst voor een jaar opge-
schort. Gedurende dit jaar wordt ver-
wacht dat de dierenarts deelneemt aan
een voor dit doel in te stellen PAO cur-
sus radiologie, waarna WKHS weer
één jaar foto\'s in behandeling neemt.
Mocht na dit jaar blijken dat de ge-
vraagde kwaliteit niet gehaald is, dan
wordt de overeenkomst verbroken.

Informatie: Bureau WKHS, Postbus
75901, 1070 AX Amsterdam.

-ocr page 359-

Zoals u misschien al vernomen heeft,
viert de DSK in september 1997 haar
dertiende lustrum. Onder het thema
\'Total Los\' zijn wij, de lustrumcom-
missie, al druk bezig met de voorberei-
dingen voor dit evenement dat drie da-
gen zal duren.

Wij hopen dat velen van u samen met
ons total los willen gaan tijdens dit fan-
tastische evenement. Om te voorkomen
dat u uw agenda al volplant met allerlei
belangrijke, maar natuurlijk lang niet zo
feestelijke zaken, hebben wij het pro-
gramma hier voor u op een rijtje gezet:

25 september 1997

\'s ochtends: Opening van het der-
tiende Lustrum der DSK
in de Janskerk met aan-
sluitend de Receptie voor
alle genodigden,
\'s avonds:
Monsterhaanfeest op de
monsterbaan van de kli-
niek Heelkunde, alwaar
het lustrumspektakel echt
zal losbarsten.

26 september 1997

\'s ochtends: Symposium van het der-
tiende Lustrum, met als
onderwerp communicatie-
stoornissen en hoe deze te
voorkomen,
\'s middags:
Sportdag georganiseerd
door de Sportcommissie
van DSK.
\'s avonds:
Reunistendiner voor alle
afgestudeerde dierenart-
sen en aansluitend een
zangborrel, verzorgd door
de veterinaire zangvereni-
ging \'Gouden Trachea\'.

27 september 1997

\'s ochtends: Begin van de Maliebaan-
dag,
bekend onder lus-
trumgangers, met korte-
baandraverijen en diverse
demonstraties. Ook deze
keer weer heel gezellig,
met veel dieren, vele acti-
viteiten en veel mensen,
\'s avonds: Het
Lustrumgala om het
lustrum op geheel pas-
sende, veterinaire wijze
af te sluiten.

Voor al deze activiteiten bestaat er al
de mogelijkheid tot inschrijving. Alle
inschrijvingen zijn pas geldig na ont-
vangst van betaling en dit gelieve vóór
15 augustus 1997.

U kunt zich opgeven voor het vol-
gende:

* het Monsterbaanfeest op 25 septem-
ber, kosten ƒ 5,-.

* het Symposium op 26 september,
kosten ƒ5,- per kaartje.

É

13^ LUSTRUM DER DSK: 25-26-27 SEPTEMBER 1997

* het Reunistendiner met als thema \'het
bourgondisch leven\', kosten ƒ 90,-
per paar.

* het Lustrumgala op 27 september,
kosten ƒ 60,- per paar.

* stuur mij gratis het Lustrumboekje
van het dertiende Lustrum van DSK.

Dertiende Lustrumcommissie der
D.S.K
Yalelaan 1
3584 CL Utrecht

Inschrijving voor de betreffende acti-
viteit geschiedt automatisch door stor-
ting van het bedrag op
gironummer
2097293 onder vermelding van het be-
treffende evenement.

Voor alle vragen met betrekking tot de
vele, leuke activiteiten die in septem-
ber plaats zullen vinden, kunt u ons al-
tijd bellen op het telefoonnummer 030
- 2534776.

Tenslotte zouden wij alle mensen die
via de toegestuurde acceptgiro\'s een
bijdrage hebben geleverd aan het
Lustrum hartelijk willen bedanken.
Samen met u hopen wij dat het een
spetterend Lustrum zal worden!

Hopende velen van u in september te
mogen begroeten, teken ik, namens de
dertiende lustrum commissie der
D.S.K., met vriendelijke veterinaire
groet,

A.P. Focker
h.t. Ab-actis

In Nederland kwamen in de periode
van 14 april tot en met 7 mei 1997 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte ver-
plicht is, voor:

Klassieke Varkenspest:

154 gevallen in de provincie Noord-
Brabant.

1 geval in de provincie Gelderland.
1 geval in de provincie Limburg.

Bovine Spongiform Encelopathie:

1 geval in de provincie Gelderland.
1 geval in de provincie Friesland.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 360-

De vakantie komt eraan. Voor de één
betekent dat een luxe hotel en lekker
luieren in de zon. Voor anderen fietsen
of wandelen met de rugzak op in de on-
gerepte natuur. Voor alle hondeneige-
naren die er zonder hond even tussen-
uit willen, verzorgt en begeleidt
Anubis hondenoppascentrale \'de leuk-
ste vakantie voor uw hond\'.
Bij Anubis zijn, verspreid door het
land, vele, zorgvuldig geselecteerde
gastgezinnen aangesloten die met veel
dierenliefde en plezier een hond tijde-
lijk als logé in huis nemen in gezel-
schap van een andere hond. Deze men-
sen besteden veel tijd en aandacht aan
hun gast.

Vooraf vult de eigenaar een uitgebreid
inschrijfformulier in. Aan de hand van
deze gegevens zoekt Anubis een pas-
send gastgezin in de directe omgeving.
De hond gaat vervolgens eerst een dag
en nacht op proef logeren, waarbij de
eigenaar meteen kennis kan maken
met het gastgezin. De verblijfskosten
bij het gastgezin bedragen ƒ 10,- per
dag voor een kleine hond en ƒ 12,50
per dag voor middelgrote en grote hon-
den. Anubis brengt ƒ 65,-- per jaar in
rekening voor bemiddeling en contri-
butie.

ANUBIS HONDENUITLAATSERVICE EN - ÜPPASCENTRALE

Voor meer informatie of eventuele
aanmelding als gastgezin kunt u con-
tact opnemen met Sandra van der
Waart van Anubis hondenoppascen-
trale, telefoon: 070 - 3860174.

LEVENSMIDDELENHYGIËNE

G.Ph.M. Becht en Drs G.J.A. Ridder-
hos. Zevende herziene druk, De Tijd-
stroom, Utrecht, 1996. ISBN: 90 352
17101. Prijs f49.90.

Volgens de WHO zijn voedselinfec-
ties en -vergiftigingen belangrijke be-
dreigers van de (volks)gezondheid. Zo
zou circa 25% van de sterfgevallen in
ontwikkelingslanden door deze groep
van ziekten worden veroorzaakt.
De Nederlandse consument wordt
eveneens zeer frequent ziek ten ge-
volge van zijn voedsel. Het RIVM
(1996) schat in ons land de incidentie
van maag-darmaandoeningen op circa
7 miljoen, waarvan het grootste deel
direct of indirect te wijten is aan be-
smetting via het voedsel. Door \'onwe-
tendheid en onverschilligheid\' gaat de
gemiddelde Nederlander hier vrij laco-
niek aan voorbij. Gevoelsmatig en ge-
stimuleerd door de publiciteit denkt hij
veel meer aan schadelijke toevoegin-
gen, residuen, etcetera als grote risi-
co\'s voor zijn gezondheid.

Het boek is zeer systematisch van op-
zet. In het eerste, eigenlijk veel te
korte, hoofdstuk gaan de auteurs in op
de relatie tussen voeding en gezond-
heid en trachten zij een indruk te geven
van het grote belang van microbiële
verontreiniging van ons voedingsmid-
delenpakket.

De hoofdsmkken 2 tot en met 5, ruim
50% van het totaal aantal pagina\'s!,
gaan helder en duidelijk in op de alge-
mene (levensmiddelen )microbiologie,
besmettingsleer, voedselinfecties en -
vergiftigingen. Welgekozen voorbeel-
den, recent cijfermateriaal, tekeningen
en foto\'s verduidelijken de tekst vooral
in het tweede hoofdstuk. Behalve aan de
vanouds bekende micro-organismen,
wordt ook aandacht besteed aan recente
ontwikkelingen op dit vakgebied. Zo
wordt bijvoorbeeld aandacht besteed
aan recente Cryptosporidiuminfecties,
de nieuwere inzichten in E. coli-infec-
ties en zijn een tweetal pagina\'s gewijd
aan prionziekten (BSE - CJD).
Hoofdstuk 6, 7 en 8 behandelen de hy-
giënebewaking, de microbiologische
controle van, en de invloed van mense-
lijk gedrag op de hygiëne van de spijs-
lijn.

Hoewel de gemiddelde collega niet zó
vaak geconfronteerd zal worden inet
hygiënebewaking van bedrijfskeukens,
zijn de besproken principes zeer goed
toepasbaar op de meeste productielij-
nen bij de productie van voedingsmid-
delen van dierlijke oorsprong.
Naast een uitgebreid trefwoordregister
zijn lijsten met adressen van relevante
instanties, diensten, productschappen,
laboratoria en adviesbureaus opgeno-
men.

Goede Nederlandstalige boeken over
dit onderwerp zijn niet dik gezaaid in
het microbiologisch-hygiënische boe-
kenbos. Momenteel voltrekt zich in het
(overheids)toezicht op de veiligheid
van ons voedsel een totale ommezwaai.
In plaats van het oude vertrouwde,
maar weinig effectieve, retrospectief
toezicht en eindproductcontrole wordt
nu hard gewerkt aan de invoering van
de op Richtlijn 93/43/EEG gebaseerde
\'Richtlijn inzake Levensmiddelen-
hygiëne\' preventief gerichte HACCP-
methode (in goed Nederiands \'Hazard
Analysis and Critical Control Points\').
In de toekomst zal meer de nadruk wor-
den gelegd op controle van het eigen
controlesysteem van levensmiddelen-
bedrijven. Deze geheel herziene en aan
de nieuwe inzichten en Warenwet-
geving aangepaste uitgave is primair
geschreven voor studenten bij HBO-
opleidingen op het gebied van levens-
middelen, voeding en hygiëne, maar
zal ook van waarde zijn voor studenten
Bromatologie, ziekenhuishygiënisten,
verpleeghuisartsen en dierenartsen
werkzaam in de gezondheids- en kwa-
liteitszorg.

Dit boek is, mede door zijn leesbaar-
heid, een waardevolle aanwinst voor
die collegae die werkzaam zijn in het
gebied van de Veterinaire Gezond-
heids en Kwaliteitszorg.
(Het is wel jammer dat de \'Richtlijnen
bij voedselvergiftiging en voedselin-
fecties\' van Hoofdinspectie voor de
Gezondheidszorg, Rijswijk 1990, niet
als bijlage zijn opgenomen. Het boek
zou voor bijvoorbeeld verpleeghuis-
artsen, huisartsen en keuringsdieren-
artsen in waarde zijn gestegen - ref).

H.Mol

-ocr page 361-

RUND

O

Twee gevallen van bingelkruidin-
toxicatie bij runderen.

P. Deprez. B. Sustronck, P. Mijten, B.
Van de Vyvere en E. Muylle. VI
Diergeneeskd t.schrift 1996; 65: 92-6.

Referaten

Na het eten van afgemaaid gras wer-
den op twee rundveebedrijven ziekte-
verschijnselen waargenomen be-
staande uit diarree, constipatie, koliek,
sufheid, daling melkgift, icterus en an-
dere.

Temperatuur, pols en ademhalingsfre-
quentie waren normaal. Het bloed was
dun vloeibaar en het had een bruine
kleur.

In het gras kwam veel bingelkruid
(Mercurialis annua) voor. Verschil-
lende dieren zijn gestorven of werden
in nood geslacht. De behandeling be-
stond uit bloedtransfusie en infuzen
van isotonische zoutoplossingen.
Bingelkruid komt vooral voor als on-
kruid op bouwland, in moestuinen en
op weiden langs de slootkant. De toxi-
sche werking berust op het vrijkomen
van vluchtige oliën die een saponine-
achtige werking hebben (onder andere
mercurualine).

De zaden en de wortels bevatten de
meeste giftige stoffen.

J.P. W.M. Akkermans

VÜEDINGSMIDDELENHYGIËNE

Voedingsnniddelenhygiene, hoofd-
schotel in de diergeneeskunde
van de toekomst

Buil. .soc. Vét Prat. de France, 1995;
T.79 (10): 479-89.

Het artikel omvat drie delen, waarvan
het eerste deel de rol behandelt van de
Académie Vétérinaire de France op
het gebied van de voedingsmiddelen-
hygiëne. Het tweede deel behandelt de
plaats die de voedingsmiddelenhy-
giëne inneemt binnen de activiteiten
van de dierenarts, dit vanaf de 19^
eeuw. Tot slot behandelt het derde deel
de deelgebieden binnen de voedings-
middelenhygiëne waarop in Frankrijk
de dierenartsen werkzaam zijn.

Het deelgebied \'voedingsmiddelenhy-
giëne in het bedrijfsleven\' toont dat de
dierenartsen in het bedrijfsleven mim-
schoots aan het werk zijn en op de vol-
gende terreinen aan het werk kunnen
gaan:

- microbiologie van voedingsmidde-
len;

- de hygiëne van voedingsmiddelen;

- de consultancy met betrekking tot de
voedingsmiddelenhygiëne.

Per deelgebied waarschuwt de auteur
wel voor toenemende concurrentie
vanuit andere disciplines.

A. Strietman

GEZELSCHAPSDIEREN

Feline spongiform encephalopa-
tie.

BSA VA Scientific Committee. Journal
of Small Animal Practice 1996; 37:
198-9.

Spongiforme encephalopathieën zijn
bij diverse diersoorten vastgesteld; on-
der andere bij geiten, schapen, nertsen,
runderen, herten alsmede bij struisvo-
gels en bij de mens.

Bij huiskatten is het eerste geval be-
schreven in 1990. Tot mei 1995 zijn er
67 gerapporteerd in Engeland. Ook is
de aandoening bij deze diersoort een-
maal waargenomen in Noorwegen. In
dit artikel wordt ingegaan op oorzaak,
ziekteverschijnselen en afwijkingen die
kunnen worden waargenomen bij sectie
en bij histologisch onderzoek. Gepleit
wordt om dieren met symptomen ver-
dacht van een encephalopathie door een
deskundige te laten onderzoeken. Ge-
steld wordt voorts dat verticale trans-
missie (moederdier-kitten) tot dusverre
niet is waargenomen. Deze overdracht
van besmetting wordt voorts als on-
waarschijnlijk beschouwd.
(Eind juli 1996 kwam van Engelse
zijde de mededeling dat verticale
transmissie zeer goed mogelijk is via
opname van matemaal bloed bij de
partus, ref).

J.P. W.M. Akker mans

VARKEN

Incidence, location and interrela-
tionships between the sites of
abscesses recorded in pigs at a
bacon factory in Northern
Ireland.

R.J. Huey. Vet Rec 1996; 138: 511-4.

In dit artikel wordt de frequentie van
voorkomen van abcessen bij meer dan
75(X)0 baconvarkens geanalyseerd die in
een aaneengesloten periode op een abat-
toir in Noord-Ierland werden geslacht.
Bij 2.87% van de dieren werden op een
of meerdere plaatsen abcessen vastge-
steld. Seizoensinvloeden werden niet
waargenomen.

Longabcessen stonden meestal op zich-
zelf en werden veroorzaakt door een in-
fectie van
Actinohacillus pleuropneu-
moniae.

Er bleken statistisch significante ver-

-ocr page 362-

banden te bestaan tussen staartver-
wondingen enerzijds en abcessen el-
ders in het lichaam anderzijds.
Meestal werd
Corynehacteriim pyo-
genes
gekweekt.

\'Spuitabcessen\' kwamen voor bij
0.09% van de onderzochte dieren, het
geen als laag moet worden beschouwd
Gediscussieerd wordt over de beteke
nis van het bacteriologisch onderzoek

Gesteld wordt dat de beslissing al dan
niet afkeuren genomen moet worden
op basis van visuele inspectie.

J.P. W.M. Akkermans

ECONOMISCHE OVERWEGINGEN BIJ DE BESLISSING
TOT INSEMINATIE OF VERVANGING VAN MELKKOEIEN
BIJ VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN

R. V. C. Sanders; SR 444/95: 45 pp.

De economische factoren die op be-
drijfsniveau een rol spelen bij de keuze
tussen behandelen of afvoeren van
melkvee, kunnen onderverdeeld wor-
den in drie groepen te weten:

a. Bedrijfseconomische factoren zoals
productie en/of gezondheidsstoor-
nissen.

b. Factoren die van invloed zijn op de
economische levensduur van het
melkvee.

c. Factoren die samenhangen met een
in te stellen behandeling.

Er volgt een analyse van de diverse fac-
toren waarbij punten aan de orde komen
als schade, voor, bij en ten gevolge van
afvoer c.q. voortijdige afvoer, de econo-
mische levensduur op moment vervan-
ging, de diergeneeskundige factoren, die
een rol spelen bij behandeling en andere.
Om de eventuele schade te berekenen
bij vervanging wordt gebruik gemaakt
van de marginale arbeidsopbrengstme-
thode, waarbij gekeken wordt naar het
optimale tijdstip van vervanging en
verrekend wordt het voordeel van aan-
houden boven onmiddellijke vervan-
ging. Een en ander kan geschieden met
formules. Bij de beoordeling spelen
een rol de leeftijd van het dier en de
tussenkalftijd waarbij onder meer lac-
tatiewaarde van de individuele koeien
wordt betrokken.

In verband met de continuïteit van het
melkveebedrijf dient periodiek te wor-
den bezien welke runderen vervangen
moeten worden. Dit is afhankelijk van
het productieniveau, het lactatiesta-
dium, de gezondheidsvooruitzichten,
de leeftijd en de te verwachten tussen-
kalftijd. Op acht bedrijven werden de
economische parameters geboekt. De
gemiddelde tussenkalftijd bedroeg en
het gemiddelde interval partus eerste
inseminatie 77. Slechts één bedrijf lag
onder de norm van respectievelijk <
370 en <70.

Het gemiddelde aantal inseminaties
per drachtig rund was 2.0. Minder dan
1.5 wordt als norm gehanteerd.
De gemiddelde schade als gevolg van
het niet halen van de optimale tussen-
kalftijd liep uiteen van ƒ 43,- tot ƒ 117,-.
Minder dan ƒ 50,- is normaal.
Geconcludeerd wordt dat een betere
evaluatie van kengetallen op deze be-
drijven geleid zou hebben tot een snel-
lere afvoer.

UREAPLASMA. MYCOPLASMA EN ACHOLEPLASMA
INFECTIES IN DE RUNDER GENITAAL-TRACTUS

G.E. Kooijman; SR 440/95: 24pp.

De in de titel genoemde micro-orga-
nismen behoren tot de orde van de my-
coplasmatales. Het zijn prokaryoten
die een celwand missen. Verschillende
speciës heeft men uit de genitaaltrac-
tus van runderen en stieren kunnen iso-
leren.

Over de pathogeniteit van deze bacte-
riën ten aanzien van fertiliteitsstoor-
nissen, ontstekingen en abortus is men
het niet eens. Vast staat echter dat my-
coplasma\'s bij dieren met genoemde
problemen vaker uit de genitiaaltrac-
tus worden geïsoleerd in vergelijking
met dieren zonder klachten.
In Canada en de U.S.A. kent men aan
besmettingen met dit agens meer bete-
kenis toe dan in Europese landen. Een
en ander wordt wel toegeschreven aan
stamverschillen.

Sperma bestemd voor export moet
krachtens regelgevingen van de E.G.
behandeld worden met antibiotica. In
Nederland worden combinaties ge-
bruikt van penicilline, streptomycine,
lincomycine en spectinomycine. In
Amerika voegt men in andere combi-
naties gentamycine toe. Dit antibioti-
cum wordt in Europa niet aanbevolen.
Gezien mogelijke resistentie reser-
veert men dit preparaat voor de mens.
(De opmerking van de schrijver dat in
Nederland naar de betekenis van my-
coplasma\'s met betrekking tot fertili-
teitsstoomissen geen onderzoek is ver-
richt is niet juist. In de periode
1950-1960 heeft wijlen collega J.I.
Terpstra hieraan veel aandacht be-
steed. Zijn conclusie toen was dat aan
de door hem geïsoleerde stammen
geen pathogene betekenis kon worden
toegekend, Ref.).

-ocr page 363-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende een vijftal cursussen. Op-
gave voor de genoemde cursussen via
telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(ä^pobox.ruu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op internet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Praktische röntgenologie gezel-
schapsdieren
(97/106), woensdag 4
juni 1997, 09.00 - 17.00 uur te Wa-
geningen. Cursusprijs ƒ 560,— (inclu-
sief materiaal en lunch).

In het eerste dagdeel van de cursus
wordt aandacht besteed aan de prakti-
sche uitvoering van het röntgenolo-
gisch onderzoek van diverse objecten
van kleine huisdieren: voorbereiding,
positionering, opnamerichtingen, be-
lichtingswaarden. De opnametechnie-
ken worden met behulp van patiënten
en de beschikbare apparatuur \'live\' ge-
demonstreerd en geoefend.
In het tweede dagdeel zal het accent
komen te liggen op de interpretatie van
röntgenfoto\'s: bespreking van een
aantal opnamen van patiënten met dis-
cussie over de mogelijkheden voor na-
dere (röntgen-)diagnostiek. De cursus-
leider is drs. J.W. Garretsen, specialist
veterinaire radiologie.

Een aantal deelnemers zal gevraagd
worden -zo mogelijk- een eigen licht-
kast mee te nemen. Verder wordt van
alle deelnemers verwacht dat ze naast
een
loodschort twee tot vijf eigen op-
names meebrengen.

Diagnostiek van tumoren bij gezel-
schapsdieren; aanpak en conse-
quenties
(97/116), woensdag 11 juni
1997, 09.00 - 17.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ395,— (inclusief lunch).

Een goede diagnostiek van tumoren is
van belang voor de therapiekeuze en
het stellen van de prognose. Met het
beschikbaar komen van nieuwe thera-
pievormen, wordt de noodzaak om de
uitbreiding en het maligne potentieel
van tumoren precies vast te stellen nog
strikter. De casuïstiek van dieren met
verschillende tumoren zal worden be-
sproken om meer inzicht te verschaf-
fen in de systematiek in de diagnosti-
sche benadering. Naast een bespre-
king van de klinische stagiëring
(TNM: \'Tumour; (lymph)
Node; Me-
tastasis\') middels gericht lichamelijk
onderzoek en beeldvormende technie-
ken, zal ruim aandacht besteed wor-
den aan diverse biopteertechnieken.
De mogelijkheden en beperkingen
van cytologisch/histologisch onder-
zoek in relatie tot uitbreiding en biolo-
gisch gedrag van tumoren zullen uit-
gebreid aan de orde komen. Dit zal
plaatsvinden met verwijzing naar vor-
men van therapie en follow up. De
cursusleiders zijn dr. I. van der Gaag,
specialist veterinaire pathologie; dr.
E. Teske en dr. G.R. Rutteman, spe-
cialisten inteme geneeskunde der ge-
zelschapsdieren.

ft I it

Interpretatie laboratoriumuitslagen
met betrekking tot varkensziekten

(97/302) donderdag 12 juni 1997,
13.00 - 17.00 uur te Boxtel. Cursus-
prijs ƒ 225,—.

Indien de gebruiker met behulp van de
uitslag zijn vraag kan beantwoorden,
de uitslag binnen de vastgestelde ter-
mijn beschikbaar is en de kostprijs re-
delijk is, dan pas kun je spreken van
een onderzoek dat kwalitatief een goed
niveau heeft.

Vooraf zal het de gebmiker duidelijk
moeten zijn waarvoor hij de bepaling
kan gebruiken en waarvoor niet en wat
de referentiewaarden zijn waaraan de
uitslag kan worden getoetst.

Nader zal worden ingegaan op de di-
verse aspecten die van belang zijn bij
de interpretatie van de uitslagen van
het laboratoriumonderzoek. Aan de
orde zullen komen: Pathologie,
Serologie, Virologie, Bacteriologie,
Parasitologie. De cursusleider is drs.
A.C.A. van Exsel, Hoofd Labo-
ratorium GD Boxtel.

Praktische economie I voor het
melkveebedrijf
(97/214), donderdag
19 en donderdag 26 juni 1997, beide
dagen van 09.30 tot 17.00 uur te Cuijk.
Cursusprijs ƒ 1.250,- (exclusief BTW
en inclusief lunch en trainingsmateri-
aal).

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van A.U.V.-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
A.U.V. uitvoert ten bate van haar le-
den.

De managementtaak van de veehouder
wordt steeds belangrijker en daarom
wordt door de veehouders in toene-
mende mate gebruik gemaakt van be-
drijfsbegeleiding. Vroegtijdig onder-
kennen van afwijkingen en door een
gericht advies terugdringen of voorko-
men is de kem van deze begeleiding.
Inzicht in het economisch functione-
ren van het bedrijf als geheel, en de
plaats daarin van bedrijfsbegeleiding,
is van essentieel belang. In deze trai-
ning wordt de basis gelegd om dit in-
zicht te vergroten.

Bedrijfsanalyse, het kostenbegrip, het
economisch belang van vruchtbaar-
heidsstoornissen, mastitis en kreupel-
heid en het zelf oefenen met en uitvoe-
ren van praktische cases/opdrachten
zijn onderwerpen die tijdens deze trai-
ning aan de orde komen. De cursuslei-
ders zijn prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen,
InterAct Agrimanagement, LU Wa-
geningen en drs. R.H.M. Bergevoet,
InterAct Agrimanagement, praktise-
rend dierenarts.

Gynaecologie en neonatologie paard

(97/501), twee theoriedagen en één
praktijkdag in de periode van dinsdag
I tot en met zaterdag 5 juli 1997, theo-
rie deel te Zeist, praktijk te Utrecht.
Cursusprijs ƒ 2500,— (inclusief over-
nachting).

De laatste jaren hebben zowel de gy-
naecologie als de neonatologie een
duidelijke ontwikkeling doorgemaakt.
Nieuwe technieken, waaronder echo-
grafie, zijn een belangrijke rol gaan
spelen.

Deze cursus beoogt een overzicht te
geven van de huidige stand van zaken
bij het drachtig krijgen, het drachtig
houden en het veulenen, alsmede de
opvang van het pasgeboren (zieke)
veulen.

Deze cursus zal waarschijnlijk groten-
deels in het Engels plaatsvinden omdat
onder andere dr. Virginia Reef (USA)
en dr. Jonathan Pycock (UK) als do-
centen zijn aangetrokken. De cursus-
leiders zijn dr. M.M. Sloet van Oldrui-
tenborgh-Oosterbaan, Vakgroep In-
wendige Ziekten en Voeding der grote
Huisdieren en prof dr. B. van der
Weyden, Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting, FdD.

-ocr page 364-

INMvQi

Nederland heeft het er moeilijk mee.
Zij zal moeten leven met de frustratie
dat er op dit moment binnen het
Europese beleid geen plaats lijkt te zijn
voor het toepassen van een noodvacci-
natie, bij uitbraak van ziekten die val-
len onder de \'Regeling aanwijzing be-
smettelijke dierziekten\'. Wie denkt dat
de discussie rondom de noodvaccina-
tie pas is gestart vanwege de crisis
rondom de varkenspest, heeft het mis.
Al in augustus 1995, heeft de
Werkgroep Vaccinatiebeleid in haar
rapport \'situatie en beleid ten aanzien
van aangifteplichtige dierziekten\' een
plaats gevraagd voor de noodvaccina-
tie. Het Hoofdbestuur is verzocht dit
vaccinatiebeleid uit te dragen en heeft
het afgelopen jaar op dit vlak niet stil
gezeten. Het vaccinatiebeleid is zowel
nationaal als internationaal op grote
schaal onder de aandacht gebracht van
beleidsmakers. Door de FVE (de
Europese federatie van dierenartsen) is
de visie over de noodvaccinatie over-
genomen. Hoe teleurstellend is het dan
te weten dat, nu anderhalfjaar later de
vraag voor een noodvaccinatie zich
voordoet, de boodschap nog niet is
vertaald in Europees beleid.

De bestrijding van de \'aangewezen be-
smettelijke dierziekten\' blijft een aan-
gelegenheid voor overheden (zie voor
volledig overzicht van ziekten: Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde van 1
juni 1996). Voor alle andere ziekten is
het een taak van de dierenarts en de
veehouder om een juiste weg te zoeken
in de bestrijding van de ziekte. En dat
is niet altijd even eenvoudig. De
Werkgroep Vaccinatiebeleid is ge-
vraagd om het Hoofdbestuur te advise-
ren in deze. Na een intensieve studie
en veel discussie met deskundigen
heeft de Werkgroep Vaccinatiebeleid
op 23 april 1997 haar vaccinatie-ad-
viezen, verwoord in haar tweede deel-
rapport \'risico-opties en beleid ten
aanzien van niet-aangifteplichtige
dierziekten\', aangeboden aan het
Hoofdbestuur van de KNMvD.

, ■•» \'.-■it ■ L ■\' ■<!( \'

WERKGROEP VACCINATIEBELEID ONTWIKKELT VACCINATIE-
BESLISBOOM VOOR PRAKTISERENDE DIERENARTSEN

Vaccinatie is slechts één van de maat-
regelen die genoinen kunnen worden
om een ziekte aan te pakken. De die-
renarts zal de veehouder moeten advi-

-ocr page 365-

seren of vaccinatie de eerste i<eus is, of
dat bijvoorbeeld zoötechnische maat-
regelen of medicatie de voorkeur ver-
dienen. Ook \'niks doen\' en samenle-
ven met de kiem kan de meest aan-
gewezen weg zijn. Soms zal men be-
sluiten om wel met vaccinatie en/of
medicatie te starten. Vervolgens pro-
beert men door het nemen van zoö-
technische maatregelen, vaccinatie in
de toekomst overbodig te maken.
De keuze voor het wél of niet vaccine-
ren is vaak afhankelijk van de bedrijfs-
situatie. Is de ziektekiem aanwezig op
het bedrijf of is de kans op besmetting
groot? Wat is de te verwachten
schade?

Hoe bewust gaan de practicus en de
veehouder te werk bij hun keuze om
wél of juist niet te vaccineren? De
Werkgroep Vaccinatiebeleid heeft om
deze keuze goed te kunnen onderbou-
wen een stappenplan opgezet: de
Vaccinatiebeslisboom. De Werkgroep
hoopt met de vaccinatiebeslisboom
een denkproces aan te reiken dat toe-
pasbaar is op elke individuele situatie.
Belangrijke stap binnen de Vaccinatie-
beslisboom is het bepalen van het ri-
sico dat het bedrijf (danwel het indivi-
duele dier) loopt om besmet te worden.
En belangrijk daarbij is hoe groot de
schade is bij uitbraak van de ziekte. Op
basis van deze gegevens kan ieder be-
drijf of dier ingedeeld worden in een
risicogroep. Omdat alle ziekten ver-
schillend zijn, heeft de Werkgroep
voor meer dan honderd ziekten, bij
landbouwhuisdieren en gezelschaps-
dieren, de in Nederland voorkomende
risicogroepen aangegeven met daarbij
wanneer wél en wanneer niet gevacci-
neerd moet worden. Op basis van een
gedegen advies van zijn/haar dieren-
arts zal de veehouder uiteindelijk een
goede beslissing kunnen maken.

Het rapport van de Werkgroep
Vaccinatiebeleid \'Risico-opties en be-
leid t.a.v. niet-aangifteplichtige dier-
ziekten \' is binnenkort beschikbaar
voor KNMvD-leden. U kunt alvast een
exemplaar reserx\'eren, telefoon 030 -
2510111. Mw. G. Rotgers.

IN DIERENPRAKTIJKEN VOLOP AANDACHT VOOR DE ZOMER

Pijn bij dieren

De laatste jaren bestaat er in toenemende
mate aandacht en zorg voor het voorkó-
men van pijn bij dieren. De auteur gaat in
op het begrip pijn en op de mogelijkhe-
den om pijn te verlichten. Tegenwoordig
hoeven dieren niet langer pijn te lijden
door onvoldoende pijnbestrijding.

Allergie, een probleem waarmee je
moet leren leven

Met de zomer breekt voor een aantal al-
lergische honden en hun eigenaren weer
een moeilijke tijd aan. Over het hoe en
waarom van de aandoening, de diagnos-
tiek en de therapie.

De zomerprik

Inmiddels hebben twee miljoen katten
zich een plekje veroverd in één van de
Nederlandse huishoudens. In mil voor
gezelligheid krijgen de katten eten, ge-
negenheid en gezondheid; een uitste-
kende ruil. Veel katten logeren echter
enkele weken in een kattenpension, als
de baasjes op vakantie zijn. Dan is de
zomerprik, de vaccinatie tegen nies-
ziekte, een aanrader.

Het nieuwe nummer van Dierenpraktijken, het blad van de dierenarts voorde
eigenaar, besteedt veel aandacht aan aandoeningen die vooral in de zomer
vóórkomen: vlooien en allergieën. Verder wordt uitleg gegeven over de \'zo-
merprik\', te weten de niesziekte-enting bij de kat die maar beter gegeven kan
worden, als de kat \'uit logeren\' gaat.

Naar de smaak van de redactiecommissie gaat er dan ook weer een mooi, sei-
zoensgebonden nummer ter perse.

Dierenpraktijken biedt volop mogelijkheden om tekst en uitleg te geven bij het
doen en laten van de dierenarts. Volgens het bestuur van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren is het blad dan ook
het PR-middel van de ge-
zelschapsdierenpraktijk. In dit Tijdschrift vast een voorproefje van de inhoud.

De hond in bed en de kat aan je tenen

Honden en katten gedragen zich anders
dan mensen. Dit kan soms tot proble-
men leiden. Veterinair gedragsdeskun-
dige Bart Knol legt uit hoe honden en
katten denken en geeft een aantal bmik-
bare tips...

De landschildpad als huisdier

Als we het dan toch over de zomer heb-
ben... De rubriek \'Bijzondere dieren\'
handelt over de landschildpad (in het
bijzonder de Moorse en de Griekse) die
zo zijn specifieke eisen stelt aan onder-
dak -tocht kan fataal zijn- en omge-
vingstemperatuur (overdag zo\'n 28 °C).

\'Help, ik kan niet plassen\'

Op de valreep van het vrijdagavond-

-ocr page 366-

spreekuur kwam de eigenaar van
Wampie binnen. Wampie was bekende
hemiapatiënt. Toen ik daar over wilde
beginnen vertelde de eigenaar dat er
toch iets anders aan de hand bleek te
zijn; Wampie probeerde vrijwel voort-
durend te plassen maar er kwamen
steeds maar enkele druppels urine uit
zijn penis.

Het schip der woestijn woont oolv in
Nederland

ledereen kent de kameel. Maar
vreemde verhalen doen nog steeds de
ronde over \'het schip der woestijn\'. De
dieren worden vaak geassocieerd met
verre reizen en met schitterende rijk-
dommen. Dat er ook mensen in
Nederland zijn die kamelen houden,
blijkt als Dierenpraktijken een be-
zoekje brengt aan het Animal Center
\'De Ark\' in Gilze.

Schijnzwangerschap is goed te be-
handelen

Schijnzwangerschap bij teven komt vrij
veel voor. De teef gedraagt zich als
moeder van pups die er niet zijn; ner-
veus, agressief, ze eet minder en produ-
ceert melk. Een vervelende periode voor
hond en baas.

Een trimbehandeling: goed voor de
vacht

Dierenpraktijken besteedt ook aandacht
aan \'aanpalende gebieden\' van de dier-
geneeskunde. In dit nummer een inter-
view met Caroline de Rooij, al tien jaar
eigenaresse van een hondertrimsalon.
\'Een hond kaalscheren? Nee, daar begin
ik niet aan!\'

Vlooien bij hond en kat; een irrite-
rend probleem

Vlooien kunnen veel overlast veroorza-
ken. Omdat 90% van het vlooienleven
zich afspeelt in de omgeving van uw
huisdier in de vorm van eieren, poppen
en larven, is er een grote kans dat u geen
vlooien op uw huisdier ziet. Als u goed
kijkt, ziet u echter wel zwartbruine kor-
reltjes: de vlooienuitwerpselen.

Verder zijn er de vaste rubrieken, zoals
de Case \'Manon en het voordeel van de
twijfel\'. Nieuws van de Industrie,
Kinderen Vragen, een Boekbespreking
en natuurlijk de uitslag van de Foto-
wedstrijd van het vorige nummer. Voor
elk wat wils dus. De redactie wenst ie-
dereen weer veel leesplezier. Wat is
diergeneeskunde toch een mooi vakge-
bied!

Voor meer informatie, proefnummers en
abonnementen: mevrouw S. Ubbink, te-
lefoon 030-2510111.

VEEHOUDER EN DIERENARTS
VOOR EEN GOED WEDERZIJDS BEGRIP

Een blik op de samengevatte inhoud
leert ons dat de veelzijdigheid van het
vak diergeneeskunde telkens weer een
verrassing is. Zo vertelt collega G.
Verhoeven hoe de eendenhouderij in
elkaar zit.

Deze keer ook een bijdrage van een
Belgische collega: een artikel over te-
tanus bij het paard. Veehouder en
Dierenarts streeft naar een nauwere
band met onze zuiderburen, vandaar
dat ook in die contreien naar auteurs
wordt gezocht. De inspanningen heb-
ben deze keer alvast een boeiend arti-
kel opgeleverd.

Blik op de Nederlandse eendenhou-
derij

De eendenhouderij is in Nederland een
relatief kleine bedrijfstak die zich con-
centreert rondom Harderwijk. Prakti-
serend dierenarts Verhoeven heeft zich
verdiept in deze sector. Hij geeft een
overzicht van de meest voorkomende
ziekten bij eenden.

\'Het is tenslotte niet veehouder of dierenarts, maar Veehouder en
Dierenarts.\' Met deze kernachtige uitspraak eindigt het editorial in het ko-
mende nummer van Veehouder en Dierenarts. In zijn voorwoord pleit nieuw
redactielid J.G.P.M. Donkers voor constructieve samenwerking in de var-
kenssector, in plaats van een heen- en weergeschuif met zwarte Pieten. Een
dat is juist wat de redactie met het blad Veehouder en Dierenarts beoogt: de
band tussen veehouder en dierenarts versterken en bijdragen aan een beter
begrip voor elkaar. Dat komt de diergezondheid in Nederland ten goede en
dat gaat ons tenslotte allemaal aan. Een boeiende nieuwe aflevering dus, die in
juli bij vele praktijken in de bus valt.

Gesloten bedrijf noodzaak bij IBR-
bestrijding

Aangekocht vee: groot risico
Entingen en medicijnen alleen zijn niet
genoeg om ziekten te bestrijden.
Dagelijks betreden vele bezoekers het
boerenerf Ook wordt regelmatig vee
aangekocht. Met name dat laatste is
een belangrijke bron van allerhande
besmettingen, waaronder
IBR. Een ge-
sloten bedrijfsvoering is daarom erg
belangrijk.

Tetanusvaccinatie voorkomt veel el-
lende

Paarden zijn, meer dan andere dieren,
gevoelig voor tetanus. Een behande-
ling tegen de ziekte is maar beperkt
mogelijk en de kans op overieven is
gering. Wat is tetanus en hoe voorkomt
men deze gevreesde infectie? Dr. Van
den Broeck geeft antwoord.

Preventie infectieuze bronchitis mo-
gelijk

IB-ringen nog te vaak op eieren
De zogenaamde \'ringen\' op eieren als
gevolg van een doorgemaakte infectie
met infectieuze bronchitis komen nog
te vaak voor. Regelmatig treft men
deze, overigens onschuldige, afwij-
king aan de eischaal aan in de winkel.
De auteur stelt dat de preventie van IB
door middel van enten weliswaar geen
specifieke, maar wel degelijk een
goede algemene weerstand tegen IB
oplevert. Aan kennis op dit gebied ont-
breekt het helaas hier en daar.

Luchtwegaandoeningen bij runde-
ren; een permanente bedreiging

Thermometer altijd bij de hand
Luchtwegaandoeningen vormen een
permanente bedreiging voor het rund-
veebedrijf Een luchtweginfectie komt
namelijk extra hard aan bij rundvee, in
het bijzonder bij vleesvee. Preventieve
maatregelen zijn dus van groot belang.
Verder is het belangrijk om luchtwegin-
fecties snel te onderkennen -met de ther-
mometer in de hand- en te behandelen.

-ocr page 367-

Scrapie opnieuw in de belangstelling

De ziekte scrapie is al meer dan 250
jaar bekend. De hoeveelheid slacht-
offers die de aandoening in de loop van
de eeuwen heeft gemaakt, wisselde
nogal van tijd tot tijd. Daarmee nam in
de tijd ook de belangstelling voor scra-
pie toe of af. Op dit moment staat scra-
pie weer volop in de belangstelling.
Dat komt onder andere omdat de be-
strijdingsmogelijkheden beter lijken
dan ooit tevoren.

fo l, i i i i i É i

Voor meer informatie, abonnementen
(f 10,- per jaar) of een proefpakket
\'Veehouder en Dierenarts\': ing. G.
Rotgers, telefoon 030-2510111.

Er zijn ook exemplaren van het boek
\'Adviezen van de dierenarts\' te bestel-
len (f 15,- voor leden van de KNMvD),
een leuk en nuttig cadeau voor trouwe
cliënten.

VETERINAIRE ONDERWERPEN TEGENWOORDIG HOT NEWS

DE DIERENARTS EN DE PERS

De huidige berichtgeving heeft zo zijn
weerslag op de dierenarts en dus op de
KNMvD. Steeds vaker wordt het se-
cretariaat door de pers benaderd of
vraagt een dierenarts ondersteuning bij
het te woord staan van de pers. De re-
actie van de KNMvD is steeds welwil-
lend. Een dergelijke vraag is immers
een kans om begrip te kweken voor de
diergeneeskundige beroepsgroep. En
het is al vaker gezegd: welzijn van die-
ren is onlosmakelijk verbonden aan de
veterinaire beroepsuitoefening. De
dierenarts kan zich niet meer onttrek-
ken aan zijn maatschappelijke verant-
woordelijkheid op dat gebied.

Tegenwoordig vormen veterinaire onderwerpen een geliefd hoogtepunt van
het journaal. Varkenspest, BSE... De indruk bestaat dat de argeloze burger
meer dan voorheen betrokken raakt bij veterinaire vraagstukken. Problemen
met dierenwelzijn, in de vorm van sensationele berichtgeving over de vernieti-
ging van varkens en koeien, worden steeds dringender geprojecteerd op de
Nederlandse netvliezen.

Maar ook de gezelschapsdiereneigenaar wordt geconfronteerd met schok-
kende beelden. De Dierenbescherming tracht met krasse taal een einde te ma-
ken aan het onmatig voortplantingsgedrag van katten. \'Dit is Milou met haar
jongen\' is het onderschrift bij een foto van een moederpoes en een dichtgebon-
den jutezak. Kortom: dieren zijn \'in\'.

De dierenarts heeft derhalve meer dan vroeger te maken met de pers. Vaak is
dat geen enkel probleem, maar bij calamiteiten kan een ware invasie van
journalisten het de veterinair flink lastig maken. Vele collega\'s worden door
schade en schande wijs. Deze omweg is echter niet altijd nodig. Vandaar een
aantal tips.

PERSMUSKIETEN
De journalist wordt in eerste instantie
vaak als lastig ervaren. Dit is niet te-
recht. Deze mensen doen hun werk en
dat is nieuws vergaren. Begrip hier-
voor is een goed uitgangspunt om jour-
nalisten te woord te staan.
Neemt niet weg dat een troep journa-
listen, niet gehinderd door enige ken-
nis van zaken, als een wolk hinderlijke
muskieten kan overkomen. Tact en be-
scheidenheid zijn dan niet de eerste
woorden die je te binnen schieten.
Toch hebben ook journalisten eerge-
voel. In de eerste plaats werken ze
graag met betrouwbare bronnen (en dat
bent u). Niets is zo funest voor de be-
richtgeving als feitelijke onjuistheden.
Verder is het niet de gewoonte om
emoties \'opgeklopt\' weer te geven. De
Nederlandse pers staat als netjes te
boek. Wat dat betreft hoeven we maar
naar de Engelse en Amerikaanse rod-
delbladen te kijken om te zien dat het
ook veel erger kan.

Een journalist zal daamaast over het
algemeen vriendelijk zijn; hij (of zij)
wil immers nieuws \'lospeuteren\'. En
vliegen vang je nu eenmaal niet met
azijn.

Dat alles altijd \'verdraaid\' in de pers
komt, is maar ten dele waar. Verreweg
de meeste artikelen zijn goed geschre-
ven en geven weer wat er gezegd is. De
journalist heeft er immers geen belang
bij om nieuws verkeerd te presenteren.
Wel is hij vaak op zoek naar markante
uitspraken... En degene die een inter-
view geeft is voortdurend bang om die
te doen. Vandaar dat er vaak misver-
standen ontstaan.

Door Sophie Deleu

ANGST NIET NODIG
Degene die door een journalist bena-
derd wordt, voelt zich aanvankelijk
overvallen. Hij (of zij) zal vaak koorts-
achtig nagaan of hij voldoende kennis
van zaken bezit en de publicatie van
hetgeen gezegd is met angst en beven
tegemoet zien. Angst is echter hele-
maal niet nodig, als men tenminste een
paar regeltjes in acht neemt.

Regel 1: Vraag wat de bedoeling is.
Het geeft ten eerste rust om zelf een
vraag te stellen (en antwoord te krijgen)
en ten tweede levert het veel informatie
op. Wat is de naam van de joumalist
(schrijf op)? Voor welk blad of pro-
gramma schrijft hij? Welke omroep?
Wanneer vindt uitzending of publicatie
plaats? Hoe lang is het programma of
het artikel? Worden ook andere bron-
nen geraadpleegd? Enzovoorts.

Regel 2: Ga na of het uitkomt.
Het kan heel goed zijn dat een jouma-
list op een ongelegen moment komt.
Natuurlijk zal hij het liefst direct van
nieuws voorzien worden, maar vaak
kan hij temggebeld worden. Of het is
handiger om een afspraak te maken
voor een gesprek (onder het genot van
een kopje koffie). Dit geeft de moge-
lijkheid om nog met iemand te over-
leggen over een in te nemen standpunt
(bijvoorbeeld met het secretariaat van
de KNMvD) of om iets op te zoeken.
Bedenk dat zelfs vijf minuten bedenk-

-ocr page 368-

tijd nuttig zijn. Al was het alleen maar
om langzaam tot tien te tellen.
Gebruik de bedenktijd bij voorkeur om
de belangrijkste boodschap vast te
stellen.

Regel 3: Maak afspraken.
Het is raadzaam om vooraf afspraken
te maken over wat er met de informatie
gebeurt. En over inzage. Geeft men
een langdurig interview, dan zal de
joumalist meestal bereid zijn inzage te
geven. Het is dan overigens niet de be-
doeling dat het interview herschreven
wordt, alleen feitelijke onjuistheden
kunnen worden gewijzigd. Bij opna-
mes voor de televisie is het vaak moge-
lijk van te voren even te oefenen of de
vragen vooraf op schrift te krijgen.
Vraag erom.

Regel 3: Kom de journalist tegemoet.
Het is verstandig om in principe posi-
tief tegenover perscontacten te staan.
Zie het als een kans in plaats van een
bedreiging. Een contact verloopt im-
mers prettiger in een ontspannen sfeer.
Een vriendelijk persoon komt ook be-
ter over dan een stugge, afwijzende
bangerik.

Er is meestal veel interessants te ver-
tellen over de diergeneeskundige kant
van de zaak. Het is vrijwel altijd moge-
lijk om informatie te geven, zonder een
standpunt in te nemen. Als een gesprek
eenmaal goed op gang is gekomen, is
het bovendien gemakkelijker om te
zeggen: \'Daarover heb ik niets te ver-
tellen\' of\'dat kan ik niet bevestigen\'.
De joumalist is natuurlijk juist op zoek
naar standpunten en kemachdge uit-
spraken. Daar is niets op tegen, zo lang
hij geen uitspraken in de mond legt van
de geïnterviewde. Dit kan men voorkó-
men door daar waar mogelijk, luid en
duidelijk voor een mening uit te ko-
men. Zeg er bijvoorbeeld bij: \'Maar dat
is mijn persoonlijke visie\'. De jouma-
list is dan over het algemeen snel tevre-
den.

Regel 4: Omzijl valkuilen.
Alhoewel het dus het beste is een open
houding te betrachten, is het nuttig om
een aantal valkuilen te kennen.

* Eén van de belangrijkste is wel de
verleiding om een ander zwart te
maken (hoe terecht soms ook). Dit
werkt namelijk als een boemerang.
De joumalist doet niets liever dan
twee tegengestelde meningen zoveel
mogelijk tegenover elkaar zetten.
Daar kan men dus op rekenen. Bij
voorkeur wordt dan zoveel mogelijk
begrip opgebracht voor een ander
standpunt. Dan is men tamelijk snel
uitgepraat.

* Een valkuil is ook om te veel te wil-
len vertellen in te korte tijd. De afne-
mer van het nieuws weet vaak weinig
van het onderwerp. Hoe eenvoudiger
en eenduidiger de boodschap, hoe
groter dc impact.

* Verder is het gevaarlijk om exacte
getallen te noemen (vooral in ver-
band met geld). Houdt het bij twijfel
bij \'enkele tien- of duizendtallen\',
\'verscheidene\' en \'een paar\'. Dan
kunnen er geen feitelijke onjuisthe-
den naar aanleiding van het inter-
view gepubliceerd worden.
* En tot slot is het aan te raden, over
het algemeen in de ik-vorm te praten
(of wij-vonn als men een groep ver-
tegenwoordigt). Om een voorbeeld
te geven: \'ik vind dat er onverant-
woorde risico\'s worden genomen\',
klinkt minder bedreigend dan \'ze ne-
men onverantwoorde risico\'s\'.

Regel 5: Leer van fouten.
Het is leuk en zinvol om perscontacten
te evalueren. Bewaar knipsels en vi-
deo-opnames. Bespreek ze met vrien-
den en bekenden. De volgende keer zal
het nog beter gaan.

SECRETARIAAT KNMVD
Het secretariaat van de KNMvD heeft
een schat aan ervaring met de pers. Het
is derhalve een nuttige gewoonte om
niet alleen vrienden en bekenden te
bellen, wanneer men \'op de TV\' of \'in
de krant\' komt, maar ook de KNMvD
(bij voorkeur van te voren). Tevens is
er op het secretariaat veel inhoudelijke
deskundigheid. De medewerkers zijn
de leden graag van dienst. Schroom
niet om contact op te nemen.
En als het dan toch tegenvalt: gedeelde
smart is halve smart.

BOEIEND JUNI-NUMMER VETERINARY QUARTERLY

Oorspronkelijke artikelen

* The effect of discontinuation of post-
milking teat disinfection in low so-
matic cell count herds. 1. incidence of
clinical mastitis;
T.J.G.M. Lam, J.H.
van Vliet. Y.H. Schukken. F.J.
Grommers, A. van Velden-Rmscher,
H. W. Barkema, and A. Brand.

* The effect of discontinuation of
postmilking teat disinfection in low
somatic cell count herds. II. dyna-
mics of intramammary infections;
T.J.G.M. Lam. JH. van Vliet, Y.H.

Schukken, F.J. Grommers, A. van
Velden-Russcher, H. W. Barkema,
and A. Brand.

* Characterization of muscarinic re-
ceptors in equine tracheal smooth
muscle
in vitro; R.A. van Nieuw-
stadt, P.A.J. Henricks, R. Hajer,
W.A.M. van der Meer van Roomen,
H.J. Breukink, and F.P. Nijkamp.

* Microphthalmia, brachygnathia supe-
rior, and palatocheiloschisis in a foal
associated with griseoflilvin adminis-
tration to the mare during early preg-
nancy;
J.G. Schutte, and T.S.G.A.M.
van den Ingh.

Het juni-nummer van de Veterinary Quarterly bevat een aantal zeer boei-
ende oorspronkelijke artikelen en overzichtsartikelen. Verder zijn in dit
nummer twee klinische lessen opgenomen en, zoals gebruikelijk, de
\'European Veterinary Dissertations\'.

* An attempt to control lungworm dis-
ease and parasitic gastroenteritis on
commercial dairy farms by the use
of an adaptation of michel\'s dose-
and-move-system;
M. Eysker, F.N.J.
Kooyman. J.J. van Amerongen,
W.D.J Kremer, and T.J.G.M. Lam.

* Intramuscular bioavailability of ke-
toprofen lysine salt in horses;
P.
Anfossi, R. Villa, C. Montesissa, and
S. Carli.

* A case of autochthonous canine
leishmaniasis in the Netherlands;

-ocr page 369-

Overzichtsartikelen

* Acute cohtis in adult horses. A re-
view with emphasis on aetiology
and pathogenesis;
J. Larsen.

* Primary hyperparathyroidism in two
cats;
E. den Hertog. M.M.C. Goos-
sens, J.S. van der Linde-Sipman, and
H.S. Kooistra.

Klinische lessen

* Surgical treatment and complica-
tions of a urethral obstruction in a
cat: a case study;
U Wiegand, and J.
Kirpensteijn.

* Factors influencing complications
during caesarean section on the stan-
ding cow;
D. Hoeben, P. Mijten, and
A. de Kruif.

European Veterinary Dissertations

* A contribution to the epidemiology
and understanding of Tsetse-trans-
mittedtrypanosomiasis;
S.G.A. Leak.

* Reproductive performance and oest-
rus symptoms in primiparous cows;
M. Stern ing.

* Erythromycine-resistant staphylo-
coccus aureus in Denmark;
H. Westh.

* Transmission of pseudorabies vims.
An experimental approach;
A. Bouma.

* Diätetische Prinzipen bei Urolithiasis
und chronischer Niereninsuffizienz
von Hunden und Katzen. Ein Ver-
gleich zwischen wissenschaftlichten
Erkenntnissen und futtermitterlrecht-
lichen Anforderungen;
G. Braun.

* Chronic valvular disease in Cavalier
King Charles Spaniels. Epidemio-
logy, inheritance and pathophysio-
logy;
J. Häggström.

* Caprin artritt-encefalitt virus infeks-
jon hos geit. Forekomst i Norge,
bekjempelse og sammenheng med
melkeproduksjon/melkeparametre;
K. Nord.

M.M. Diaz Espineira, and R.J. Slap-
pendel.

Het bestuur van de Groep Ge-
neeskunde van het Rund heeft op
de jaarvergadering 1996 afscheid
genomen van de bestuursleden
drs. J.J. Snoep, vice-voorzitter,
drs.
L. Elving, penningmeester en drs.
R.C. van Giessen, aandachtsveldhou-
der KI en Zootechniek. Hun plaatsen
werden ingenomen door respectievelijk
dr. P. Franken, dr. T.J.G.M. Lam en me-
vrouw J.H.G. den Daas, zodat het be-
stuur op 31 december 1996 als volgt is
samengesteld:

voorzitter
vice-voorzitter
secretaris
tweede secreta-
ris

penningmees-
ter

mevr. J.H.G. den Daas aandachtsveld-
houder KI en
Zootechniek

Ook in 1996 is er een toename van le-
den te constateren. Verheugend is ook
de toenemende belangstelling van stu-
denten diergeneeskunde voor het stu-
dentenlidmaatschap.

Jubileumjaar

Eén van de hoogtepunten in het jubi-
leumjaar 1996 was het symposium
\'Diergezondheid in beweging. Hoezo?\'
dat ter ere van het 20-jarig bestaan van
de Groep Rund werd georganiseerd. Dit
symposium vond plaats op 21 maart
1996. Sprekers waren prof dr. A.
Brand, A.M. Prins, drs. J.J. de Veer, P.
Miedema, drs. W.S.J.M. Buck, drs. P.
Draaisma, dr. G. Benedictus en de
voorzitter van de Groep Rund drs. H.
Jorritsma.

De reeks wetenschappelijke bijeen-
komsten werden in 1996 overigens ge-
opend op 17 januari, na de jaarlijkse
ledenvergadering, met als onderwerp
\'Vruchtbaarheid Rundvee\'. Sprekers
waren drs. J.H.G. den Daas, ir. W.
Hanekamp en dr. P. Vos.

Overleg

Naast het jaarlijkse overieg met het
Hoofdbestuur van de KNMvD is er con-
tact geweest met de besturen van
de Groep Practici Grote Huis-
dieren en de Groep Genees-
kunde van het Varken. Verder
hebben de bestuursleden van de
Groep Geneeskunde van het Rund re-
gelmatig contact gehad met diverse in-
stanties op het gebied van de mndvee-
houderij in Nederland, zoals het
Ministerie van LNV, de Gezondheids-
dienst voor Dieren en zuivelorganisa-
ties. Ook is er zeer nauw contact ge-
weest met de groep \'Bovisie 2010\', die
de toekomst van met name de rander-
practicus bestudeert.

drs. H. Jorritsma
dr. P. Franken
drs. C.H.L. Klaassen
drs. F.Th.C. de Wit

dr. T.J.G.M. Lam

BSE

Gezien de situatie die ontstaan is ten
aanzien van BSE heeft de Groep, in sa-
menwerking met het ID-DLO, op zeer
korte termijn op 10 april een studiemid-
dag georganiseerd met als titel \'BSE en
aanverwante prionzickten bij dier en
mens\'. Ondanks de korte tijd van voor-
bereiding kon er een zeer goed pro-
gramma geboden worden met als spre-
kers de volgende personen: drs. B.E.C.
Schreuder, dr. M.A. Smits, drs. L.J.M.
van Keulen en drs. H.U.R. Nieuwen-
huis. De uitgebreide verslaglegging,
alsmede ondersteunende literatuur, is
kort na deze bijeenkomst aan de leden
toegezonden, zodat ook degenen die
niet in de gelegenheid waren om de stu-
diebijeenkomst te bezoeken toch up to
date waren omtrent de wetenschappe-
lijke achtergronden van deze ziekte.

World Buiatrics Congress

In juli hebben vier bestuursleden deel-
genomen aan het \'XIX^ World Buia-
trics Congress\' dat in Edinburgh werd
gehouden. Tijdens dit congres is door
de aanwezige bestuursleden contact ge-
zocht met Belgische en Duitse collega
bestuursleden om de mogelijkheid te
bespreken van een gezamenlijk congres
in het jaar 2002. Dit voorstel wordt op
dit moment op landelijk niveau bespro-
ken en de verwachting is dat er vóór
juni 1997 een beslissing genomen kan
worden over het wel of niet doorgaan
van een gezamenlijk congres.
Na de zomervakantie werd de eerste
studiemiddag, op 10 september, ge-

Hieronder vindt u het jaarverslag van de Groep Geneeskunde van het Rund
over het jaar 1996. Zoals u kunt lezen is de Groep ook in 1996 zeer actief ge-
weest en heeft zeer adequaat ingespeeld op de actuele gebeurtenissen zoals de
BSE-kwestie en het Buiatric Congress in Edinburgh.

JAARVERSLAG 1996 GROEP RUND

-ocr page 370-

wijd aan het congres in Edinburgh.
Dit, volgens de traditie, in samenwer-
king met de firma Pfizer. Sprekers wa-
ren drs. ing. D. de Lange, dr. T.J.G.M.
Lam, dr. J. Verhoeff en dr. W
.H.M.
van der Poel.

Salmonella op Rundveebedrijven

Op 7 november werd de problematiek
\'Salmonella op Rundveebedrijven\'
op een voor de leden nieuwe wijze ge-
presenteerd en besproken in de vorm
van een inleiding en discussie in
kleine groepen onder leiding van de
inleider dr. J. Veling en drs. F. van
Zijdeveld, dr. P. Franken, drs. G.
Zimmer en dr. J. Verhoeff. Na deze
discussie was er een presentatie van
de besproken punten door de deelne-
mers. De bedoeling is om met de ge-
gevens van deze bijeenkomst te ko-
men tot een protocollaire aanpak van
dit probleem.

/rmwm m

De laatste bijeenkomst werd gehouden
op 12 december Inleiders waren me-
vrouw J. Vochtelo over \'Open en ge-
sloten bedrijven\', prof dr. LR.A.A.
Dijkhuizen over \'Economische ont-
wikkelingen in de Rundveehouderij\'
en dr. G.H. Wentink over \'Rundvee
Diergeneeskunde tot 2010\'.

De opkomst was net als in andere jaren
zeer goed tot uitstekend te noemen.
Ook dit jaar is de Bovine Practitioner
ter beschikking van de leden gesteld.
De samenvattingen van de diverse bij-
eenkomsten werden aan de leden toe-
gestuurd.

C.H.L. Klaassen, secretaris

Lid worden van de Groep Geneeskunde
van het Rund kan door aanmelding hij
de secretaris drs. C.H.L. Klaassen.
Donsvlinder 22. 2317 KE Leiden (of te-
lefonisch: 071 - 5217076 (privé) of 010
- 4064200 (kantoor)). De contributie
bedraagt f 95.-- per jaar. Voorstuden-
ten. kandidaatlid van de KNMvD, is de
contributie f 50,— per jaar. Bedragen
zijn inclusief toezending van de samen-
vattingen van de wetenschappelijke bij-
eenkomsten en tweemaal per jaar de
\'Bovine Practitioner\'.

Personalia

JAARCONGRES 1997 ZEELAND

Terwijl de toeristen ons mooie Zeeland weer binnenstromen wordt Vlissingen
al klaargemaakt voor de horde veterinairen die begin oktober bezit van dit
stadje zullen gaan nemen. De (kunst)grasmatten van de sportvelden zijn al
drie keer vervangen opdat net als in de Amsterdamse Arena er uiteindelijk een
perfecte mat komt te liggen. De netten worden gevlochten. De sprekers op het
congres sparen hun stemmen en de bandjes poetsen hun instrumenten.
Kortom, het gonst in Zeeland van de bedrijvigheid en het belooft een waar
spektakel te worden.

Toch zal het niet alleen gezelligheid zijn wat de klok slaat, er zal ook serieus
gewerkt worden. De sprekers zijn zonder uitzondering van een zeer hoog kali-
ber en zullen zeker uitnodigen tot pittige discussie. Het thema van het congres
mag nog niet verhuld worden maar een tipje van de sluier kan wèl worden op-
gelicht: Het is een onderwerp waar u allen in de dagelijkse praktijk mee te ma-
ken heeft. Het onderwerp is daamaast grensoverschrijdend en speelt een rol in
diverse maatschappelijke ontwikkelingen. Een congres derhalve met een
boodschap. Zorg dat u er bent!

Congrescommissie Zeeland

□VERLEDEN:

Op 29 april 1997 Drs. M.J.G. Schoenmakers te
Bavel.

JUBILEA:

F.R. de Boer te Velserbroek, afwezig, 25 jaar, 9
juni 1997

B. Bruins te Zutphen, afwezig, 25 jaar, 9 juni
1997

M.J. Wieland te Hendrik-ldo-Ambacht, afwe-
zig, 25 jaar, 9 juni 1997

K. Steijn te Ameide, afwezig, 25 jaar, 9 juni
1997

R. Back te Lochem, aanwezig, 30 jaar, 16 juni
1997

Jhr A.W. van Foreest te Maennedorf
(Zwitserland), onbekend, 30 jaar, 16juni 1997
J. van der Waal te Heemstede, afwezig, 65 jaar,
26juni1997

J.S. Ariëns te Dongen, afwezig, 35 jaar, 27 juni
1997

PROMOTIE:

Op 14 mei 1997 Drs. R.S. Schrijver te Bilthoven.
Op 29 mei 1997 Drs. J.C. Bosch te Diepenveen.
Op 29 mei 1997 Drs. J.J. Hage te Beetsterzwaag.

Cïeslaagd voor het dierenartsen-examen van
mei 1997:

MUTATIES:

Baren, H.A.K. van; 1975; Willemstad,
Curaçao (N.A.); Piscadera Berde, naast landh.
Groot Piscadera;
tel, 00-599-9-8682651 privé,
4614000/4611014 bur,; fax 00-599-9-4611014;
hoofd Vet. Dienst.

Beerens, J.M.; 1989; 1424 CM De
Kwakel; Irislaan 68; tel, 0297-533544 privé,
560627 prakt.; fax 0297-565422; p., geass, met
E.J.M. van Leeuwen en P.J.J. van
Overbruggen.

Beums, S.; 1990; 3886 PX Garderen;

-ocr page 371-

liilftwIiiAililiig-ihi-ffiiiii

Putterweg 82-33; tel. 0577-462840 privé, 0341-
361823 prakt.; p., gezelschapsd.

Bistervels, G.E.M.; 1983; 7721 AR
Dalfsen; Molenstraat 6; tel. 0529-434243 privé,
435363 prakt.
06-54911699 auto; fax 0529-
431399; p., geass. met A.P. Kleinjan, W.D.J.
Laanbroek en R.A. Nederlof (fax privé: 0529-
433301).

Bosch. Dr. J.C.; 1980; U-1997; 7431 GA
Diepenveen; Melchior van Brielstraat 37; tel.
0570-593235 privé, 0573-438100 bur.; vet.
adv./stations-d.a. Zuid-Oost Genetics.

»Bosje, J.T.; 1996; 3572 KE Utrecht;
Blauwkapelseweg 141; tel. 030-2724370; wet.
medew. li.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde van
Gezelschapsd.).

Bout. Mevr. M.W.; 1994; 49310 St. Paul
du Bois (Frankrijk); 10 Rue de la Source; tel.
00-.33-241754618 privé, 241561342 prakt.; p.,
geass.
met J.M. Canal, J. Drouin en B. Paul.

Brussaard, Mevr. H.J.D.; 1993; 08950
Esplugues de Llobregat, Barcelona (Spanje);
Josep Rodoreda 14, 2 ; tel. 00-34-3-4990379
privé,
7995599 prakt.; fax 00-34-3-7984762;
p., medew. bij J.A. Cuatrecasas.

»Cremers, G.G.; 1997; 3051 JM
Rotterdam; Schiebroeksesingel 42; tel. 010-
4228152 privé,
055-3012255 prakt.; fax 010-
4228152;
p., medew. bij J.W. Versteegt,
A.A.G.M. Wijne en .Mevr. W.J. Wijne-
Raeniakers.

Hage. Dr. J.J.; 1979; 11-1997; 9244 HC
Beetsterzwaag; Roekebosk 28; tel. 0512-381975
privé, 570700/570744 prakt.; fax 0512-520013;
d. G.D , loc. Drachten.

♦Schrijver, Dr. R.S.; 1986; U-1997; 3722
JG Bilthoven; Paltzerweg 54; tel. 030-2292981
privé, 0320-238238 bur.; fax 030-2292981 ; wet.
medew. ID-DLO, Open Afd. Virologie.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Juni

5 SDV-Symposium \'Reproduction in the
Pig: Research Results and Practical Im-
plications\', Congrescentrum Rolduc,
Kerkrade. Inlichtingen: N.M. Soede, Vak-
groep Veehouderij, Landbouwuniversiteit
Wageningen. Tel.: 0317-483973, fax:
0317-485006.

7—8 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare. Chicago, IL. More information:
ABVP Administrator, 530 Church Street.
Suite 700, Nashville, TN 37219, USA,
phone 615-254 3687, fax 615-254 7047.

7—10 5\'*\' European Symposium on Poultry
Welfare lAC, Wageningen. Nadere infor-
matie: 0317-490111.

12 Lezingen over acUiele zaken in de pluim-
veegezondheidszorg bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer, van 13.30
tot 16.30 uur.

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J.A. Lenstra en prof dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-
ternal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutscher, Winterthurerstr.
260. 8057 Zürich, Switzerland. Tel.: 41-1-
6358408, fax:41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

Juli

6—10 7th EAVPT Intemational Congress,
Madrid, Spain.

8—12 International Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof B. Toma, tel:
33-
43967100, fax: -H33-43967125.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th Intemational Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
formation, please contact dr. F. van
Eerdenburg, FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 11th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Instimte of the
Hungarian Academy of Sciences, Hungary-
1581 Budapest. P.O. Box 18, Phone: 36 1
252-2455, Fax: 36 1 252-1069.

24—29 Worid Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague. The Netherlands.
12th Intemational symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists.
Congress language is English. For further
details please contact the Royal
Netherlands Veterinary Association. P.O.
Box 14031, NL-3508 SB Utrecht. The
Netheriands. Fax: 31-30-2511787.

September

5—7 14th Annual Meeting of the European
Society of Veterinary Demiatology and the
European College of Veterinary Dermato-
logy. Pisa. Tel.: 0032-521-293913, fax:
0032-521-294036. E-mail: newteam@m
box.vol.it.

9—13 Conference Association of Avian
Veterinarians.

10—14 The 5th WEVA (Worid Equine
Veterinary Association) Congress. Padova,
Italy. http://wTvw.finsystem.it/weva97,
email weva97(gfmsystem.it, CSR Conressi
P.O. Box 1769-1-40100 Bologna, Italy. Ph
39-51-765357, Fax 39-51-765195
crs.congressi(gpt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Interna-
tional Conference Centre.

Oktober

2—4 Jaarcongres KNMvD te Vlissingen.

30—2 Nov. 11th Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

1 Symposium \'Diergeneeskunde en Voeding\'
van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht,

Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of know-
ledge in Poultry Production\'. Jaarbeurs te
Utrecht, voorafgaand aan de VIV. Nadere
informatie: 0342-414881.

26—30 1 Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

29 Maastricht International Congress on
Equine Medicine (MICEM).

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Juni

4 Algemene Ledenvergadering AUV. Lo-
catie: Nationaal Sportcentmm te Papendal
in Arnhem.

5 Jaarlijkse Kampioenschappen Kleiduiven-
schieten voor Dierenartsen bij Dorhout
Mees te Biddinghuizen. Organisator: Boe-
hringer Ingelheim.

5—6 Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Gezamenlijke excursie naar
België voor leden GPW, WPSA, LOS en
VPLC. Nadere informatie: 030-6563283.

11 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

11 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

12 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

12 Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Van 13.30 uur tot 17.00 uur.
Thema: Casuastiek - Entschema\'s voor
pluimvee.

19 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over ondernemen\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,— (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot. tel.: 030-6991830, fax: 030-6955836.

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

11 Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Van 13.30 uur tot 16.30 uur.
Gezondheidsdienst voor Dieren, Deventer.
Thema: Mal Absorption Syndrome - Dr.
MacNulty, leriand.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentram te Utrecht, aan-
vang: 19.30 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur, Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Deventer, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

25 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over stallen\'. Motel de Biltsche Hoek
in De Bilt, aanvang: 13.00 uur. Kosten:
ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,- (niet-
abonnees). Meer informatie: Eveline Boot,
tel.: 030-6991830, fax: 030-6955836.

-ocr page 372-

Oktober

Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Vanaf09.30 uur tot 16.30 uur ge-
zamenlijke studiedag met WPSA, LOS,
VPLC. Thema: \'De toekomstige pluim-
vee-ondememer\'. Locatie: IPC-Dier, loca-
tie Praktijkschool Horst. Ook niet-leden
zijn welkom. S.v.p. vooraf aanmelden.
Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

CURSUSSEN

Juni

2 PAO-D cursus: 97.209. Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 5 en
6juni 1997).

4 PAO-D cursus: 97.106. Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

5—6 Nascholingsbijecnkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt
der Kontinenten, aanvang 17.00 uur.

16

Workshop \'voor de dag ermee!\' (over pre-
senteren en zichtbaar zijn) door Ina Vader.

11 PAO-D cursus: 97.116. Diagnostiek tumo-
ren gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 97.302. Interpretatie labo-
ratoriumuitslagen varken.

13 PAO-D cursus: 97.107. Behandeling van
kruisbandlctsels.

17 PAO-D cursus: 97.904. Financieel prak-
tijkmanagement \'jaarstukken lezen\'.

19 PAO-D cursus: 97.114. En hoe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische
problemen GD.

19 PAO-D cursus: 97.214. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 26 juni 1997).

19—20 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt
der Kontinenten, aanvang 17.00 uur.
Workshop \'één vrouw in een commissie
maakt nog geen lente\' (over besturen in de
diergeneeskunde) door Ineke Tijmes.

30—5 juli PHLO-cursus \'Animal Health
Economics - Principles and Applications\'
tc Wageningen.

Juli

1—5 PAO-D cursus: 97.501. Gynaecologie cn
neontalogie paard.

September

8 PAO-D cursus: 97.210. Begeleiding Melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 9 en 12
september 1997).

Deadline *)

16-06-1997
30-06-1997
28-07-1997
11-08-1997

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

01-07-1997
15-07/01-08-1997
15-08-1997
01-09-1996

*) Voor 12,00 uur \'s middags.

Per direct gevraagd in gemengde praktijk

ENTHOUSIASTE COLLEGA (M/V)

bij voorkeur met ervaring en met differentiatie groot, die zelfstandig kan functioneren en mee kan draaien in avond-
en weekenddiensten in een drukke gezelschapsdierenpraktijk op twee plaatsen, alsook een rundvee- en varken-
spraktijk. Geboden wordt een ahwisselende baan in een grote Brabantse stad. Het betreft een volledige aanstelling
met salariëring volgens KNMvD-normen, Schriftelijke reacties met foto binnen 14 dagen sturen naar: J. van Riel,
Postelse Hoeflaan 45, 5042 KA Tilburg,

Ten aanzien van groeiende markt voor bedrijfsbegeleiding door dierenartsenpraktijken biedt zich aan:

\'ondersteunend\' BEDRIJFSBEGELEIDER

afgestudeerd HAS-er, opleiding rundveehouderij -k biotechnologie, met ervaring.

Geïnteresseerden graag brieven inclusief enige informatie van de praktijk richten aan de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer 12/97,
Reactie inclusief c,v, retour verzekerd.

Dierenartsenpraktijk in het westen des lands zoekt wegens vertrek van één der associés een

ASSISTENT (M/V).

De werkzaamheden bestaan uit 40% varkens(IKB)bedrijfsbegeleiding, 40% rundvee en 10% kleine huisdieren.
Ervaring in (IKB) varkensbegeleiding strekt tot aanbeveling. Bij gebleken geschiktheid is een associatie op korte ter-
mijn mogelijk. Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen sturen naar de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer 13/97,

In tweemans gezelschapsdierenpraktijk, waarin naast de reguliere geneeskunde ook homeopathie wordt toegepast,
wordt in verband met vertrek van collega gevraagd een

DIERENARTS M/V

met enige ervaring voor vier è vijf dagen per week. Associatie behoort tot de mogelijkheden.
Sollicitaties te richten aan R,J, Opmeer, Berkenstraat 11,2691 CS \'s-Gravenzande.

-ocr page 373-

Hoe goed ook uw
opleiding, soms staat u
machteloos tegenover
een tentharing.

U staat machteloos tegenover de
grillen van het lot Zo kan een te
laat opgemerkte tentharing leiden
tot arbeidsongeschiktheid.

Movir als gespecialiseerde maat-
schappij biedt u de best mogelijke
bescherming tegen de financiële
gevolgen hiervan. Zelfs de om-
streden clausule \'passende arbeid\'
vindt u niet meer in de polisvoor-
waarden van Movir terug.
Concreet betekent dit dat Movir,
ongeacht uw leeftijd, arbeidsonge-
schiktheid uitsluitend nog beoor-
deelt op basis van het verzekerde
beroep.

Voor advies, toegesneden op
uw specifieke situatie, verrijzen
wij graag naar uw vertrouwde
assurantieadviseur.

Cf»»

Postbus 2160,3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: (030) 604 74 20.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

-ocr page 374-

ei

Terwijl de varkenspest Zuid-Nederland nog steeds teistert zien veel kranten, tijdschriften en nieuwsbe-
richten alleen nog bepaalde gebeurtenissen in de marge als nieuwsfeit. Ondertussen zijn er op dit ogen-
blik al meer dan 200 varkensbedrijven besmet geraakt met het varkenspestvirus.

Vanuit de overheid (RVV en VHI), de semi-overheid (GvD, de veterinaire praktijken en het buitenland
(Canada, België en Frankrijk) zetten zich al wekenlang tientallen dierenartsen met volle overgave in om
de epidemie een halt toe te roepen.

Ondanks het naderen van de zomer en de steeds zwaardere maatregelen die worden genomen, lijkt het
keerpunt nog niet in zicht. De komende maanden zal van onze beroepsgroep nog veel inzet worden ge-
vraagd.

Juist als onze aandacht volledig wordt opgeëist door die ene ziekte en velen van ons tot in dromen door
varkens(pest) worden achtervolgd, biedt het Tijdschrift u in overzichtelijke en goed leesbare vorm weer
veel veterinair nieuws uit de andere disciplines van ons beroep. De zinnen kunnen zo even worden verzet
en u blijft bij de tijd.

Het gezelschapsdier wordt diagnostisch en therapeutisch onder het mes genomen door Van Zuilen en
Kirpensteijn.

Een gecombineerd vaccin tegen BRSVen BHVl blijkt mogelijk.
Parasieten moeten met intelligente immuuntherapie worden besteden.
De EASVO beraadt zich over de definitie van \'officiële dierenarts\'.
Deze en veel meer wetenswaardigheden kunt u in dit Tijdschrift lezen.

Zoals gezegd: het Tijdschrift houdt u bij de tijd.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 375-

TUMORCHIRURGIE

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 333-7

C. D. van Zuilen en J. Kirpensteijn

Uiten voor de praktijk

SAMENVATTING

Gezelschapsdieren worden steeds ouder. Dit is onder an-
dere het gevolg van verbeteringen in de diergeneeskun-
dige zorg. Patiënten met ziekten die zich veelal pas op la-
tere leeftijd manifesteren, maken daardoor een steeds
groter aandeel uit van het totale aanbod. De belangrijk-
ste doodsoorzaak van gezelschapsdieren ouder dan tien
jaar is tegenwoordig kanker. Het is daarom voor de prac-
ticus in de gezelschapsdierenpraktijk van belang om over
kennis te beschikken op het gebied van de behandeling
van kanker.

Chirurgie is nog altijd de meest succesvolle therapie voor
vele tumorsoorten, waarbij een ruime chirurgische ver-
wijdering na een goede diagnose het beste resultaat geeft.
De aard en de uitgebreidheid van de behandeling is van
vele factoren afhankelijk zoals: het type tumor, de locatie
en eventuele verspreiding van de tumor. Het doel van dit
artikel is om de huidige inzichten van de belangrijkste
principes van de chirurgische oncologie te bespreken.
Onderwerpen zoals \'het biopteren van een. tumor\' en
\'oncologisch chirurgische technieken\' worden bespro-
ken aan de hand van de theorie en praktische voorbeel-
den.

SUMMARY
Tumor chirurgy

Companion animals reach an older age because of advances in veterinary
medicine. Pets with cancer are an important group of patients that are fre-
quently presented to the generalpractioner for diagnosis and treatment. In
order to fulfill these demands it is essential to have basic knowledge about
cancer and its treatment. The surgeon plays an important rote in the treat-
ment of companion animals with oncologic diseases. Surgery is one of the
most success fill treatment options for many tumor types. A radical surgery
after an accurate diagnosis results in the best chance for a total cure. The
goal of this article is to review the important principles of oncologic sur-
gery. Topics .such as biopsy techniques, and oncologic .surgery techniques
will be discussed.

INTRODUCTIE

Gezelschapsdieren worden steeds ouder. Dit is onder andere
het gevolg van verbeteringen in de diergeneeskundige zorg
(4). Patiënten met ziekten die zich veelal pas op latere leef-
tijd manifesteren (zoals tumoren), maken daardoor een
steeds groter aandeel uit van het totale aanbod (9,11). De be-
langrijkste doodsoorzaak van gezelschapsdieren ouder dan
tien jaar is tegenwoordig kanker (9). Het is daarom voor de
practicus in de gezelschapsdierenpraktijk van belang om
over kennis te beschikken op het gebied van de behandeling
van tumoren.

\' Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren (UKG), Faculteit der Diergenees-
kunde. Universiteit Utrecht. Postbus 80154. 3508 TD Utrecht.

Het voornaamste doel van dit artikel is om de huidige inzich-
ten in de belangrijkste principes van de chirurgische oncolo-
gie te bespreken. De theoretische achtergrond wordt hierbij
verduidelijkt aan de hand van enkele voorbeelden uit de
praktijk. Het is geenszins de bedoeling van de auteurs om
een volledig overzicht te geven van alle therapeutische mo-
gelijkheden op het gebied van de hierna genoemde tumor-
ziekten. Voor deze informatie wordt geadviseerd de gerefe-
reerde artikelen en boeken te raadplegen. In dit artikel komt
de theorie aan de orde en daamaast bevat het praktische in-
fomiatie en handige tips.

DE ROL VAN DE CHIRURG BIJ DE BEHANDELING
VAN TUMOREN

Bij de behandeling van tumoren speelt de chirurg een be-
langrijke rol. Het operatief verwijderen van een tumor is de
meest succesvolle therapie gebleken bij vele tumorziekten.
In de gezelschapsdierenpraktijk wordt dan ook vaak gekozen
voor een chirurgische benadering van het tumorprobleem.
Hiervoor is echter een goede basiskennis nodig met betrek-
king tot de indicatie, pathofysiologische achtergronden,
prognose en aanvullende behandelingsmogelijkheden van
de vele soorten tumoren. Hoe uitgebreid de behandeling
moet zijn, is geheel afhankelijk van het tumortype, de locatie
van de tumor, stadium van de tumorgroei en de wensen van
de cliënt zelf Voor sommige cliënten is de kwaliteit van het
leven van de patiënt (dit betekent vaak minimaal ongemak
voor patiënt en eigenaar) het allerbelangrijkst. Dit type cliën-
ten zal meestal afzien van agressieve therapie met een rede-
lijke kans op bijwerkingen en kiezen voor een eenvoudige
palliatieve ingreep of een vroege euthanasie. Daarentegen is
de verlenging van de verwachte levensduur met een redelijke
tot goede kwaliteit van leven, ondanks een grote ingreep (bij-
voorbeeld amputatie van één van de poten), aanvaardbaar
voor andere eigenaren (8). Het is dan ook essentieel de voor-
en nadelen van de behandeling en het doel van de therapie
grondig met de eigenaar te bespreken. Vaak associëren
cliënten kanker met een extreem negatief toekomstperspec-
tief en wordt in de ogen van de eigenaar een doodvonnis uit-
gesproken, wanneer de diagnose tumor(en) is gesteld (8).
Daamaast zijn er veel eigenaren, die direct of indirect in aan-
raking zijn gekomen met tumor(en) in de familie en/of vrien-
denkring. Het is een belangrijke taak van de behandelend
dierenarts om de eigenaar van een objectief medisch advies
te voorzien, waarbij begrip opgebracht moet worden voor de
persoonlijke ervaringen van de cliënt op dit gebied.

VROEGE DIAGNOSE

Een taak van de dierenarts is het vroegtijdig onderkennen
van tumor(en) bij het individuele dier. Het routinematig on-
derzoeken van de oudere patiënt op aanwijzingen voor tu-
mor(en) is hiervoor een waardevol hulpmiddel. Deze jaar-
lijkse \'check-up\' zou bijvoorbeeld uitstekend gecombineerd
kunnen worden met de jaarlijkse vaccinatie. Tumoren ko-
men bij gezelschapsdieren frequent voor in de huid, melk-
klieren, lymfeknopen en de bek (3,4). De eigenaar moet ge-

-ocr page 376-

attendeerd worden op deze voorkeurslocalisaties en dient
goede instructies te krijgen, waar hij/zij op moet letten bij het
inschakelen van de dierenarts. Het routine-onderzoek ver-
sterkt de band tussen cliënt en dierenarts en vergroot de kans
op een vroege diagnose en succesvolle therapie. Daamaast is
de ervaring van de auteurs, dat het merendeel van de eigena-
ren een dergelijke check-up als zeer prettig en noodzakelijk
ervaren.

CHIRURGISCH ONCOLOGISCHE METHODIEKEN

Diagnostiek

Alvorens er een therapeutisch plan kan worden gemaakt,
moet eerst een nauwkeurige diagnose worden gesteld en de
tumor worden getypeerd (20). De uiteindelijke diagnose
wordt vaak verkregen door het nemen van een biopt en het
daaropvolgend cytologisch en/of histologisch onderzoek.
Wanneer het tumortype bekend is en het een kwaadaardige
tumor betreft, is het mogelijk op basis van de uitbreiding tot
.een klinische stagering te komen. Een goede leidraad voor de
klinische stagering is het TNM-systeem (2,14,15). De T staat
voor tumor en beschrijft de omvang en de begrenzing van de
tumor ten opzichte van de omgeving. De N (node) geeft aan
of de regionale lymfeknoop betrokken is. De M beschrijft de
aanwezigheid of afwezigheid van zichtbare metastasen op
afstand. Met behulp van deze stagering is de uitbreiding van
de tumor vast te stellen, hetgeen belangrijk is voor het opstel-
len van een therapeutisch plan.

Tumorweefsel kan verkregen worden door middel van een
dunne-naald-weefsel-biopt, een dikke-naald-weefsel-biopt
(Tru-cut\', Sure-cut naald^), een incisiebiopt of een excisie-
biopt. Het verdient de voorkeur een grote tumor op een las-
tige plaats (bijvoorbeeld de ondervoet) eerst te biopteren en
afhankelijk van de histologische uitslag de tumor wel of niet
te verwijderen. In de onderstaande paragraaf zal dieper op de
voor- en nadelen van de verschillende diagnostische technie-
ken worden ingegaan.

Het biopteren van een tumor

Het nemen van een biopt moet uitermate nauwkeurig worden
voorbereid. Het operatieveld moet steriel worden afgedekt
en de juiste biopsietechniek moet worden gekozen. Dit hangt
af van het type tumor, de grootte en de locatie. Kleinere tu-
moren in de huid kunnen vaak met een excisiebiopt worden
verwijderd, terwijl grotere tumoren juist met een incisiebiopt
moeten worden gediagnosticeerd. Verder is het van belang,
dat een representatief stuk weefsel van voldoende grootte
wordt verkregen en wordt opgestuurd naar de patholoog.
Vooral bij moeilijk te diagnosticeren tumoren (zoals het he-
mangiosarcoom) is het verstandig om meerdere biopten van
voldoende grootte te nemen. De locatie van het te nemen
biopt is ook van belang. De oude incisie van het biopt moet
eenvoudig te verwijderen zijn (c.q. verwijdering van het
steekkanaal of litteken), als tot verdere chirurgische behan-
deling wordt overgegaan (20). Foutief geplaatste biopten
kunnen desastreuze gevolgen hebben (16), wanneer de tu-
mor kwaadaardig blijkt te zijn en het steekkanaal of litteken
niet kan worden weggenomen. Tijdens het nemen van een
biopt moet opgepast worden, dat het nog niet aangetaste
weefsel gecontamineerd wordt met tumorcellen (\'tumor see-
ding\') (16). Van enkele tumoren is bekend, dat contaminatie
mogelijk is (mastcel-tumoren, overgangsepitheel carcino-
men en sarcomen). In principe kan tumorcontaminatie bij elk

\' Tru-cut biopsy needie. Meekers Medical, Utrecht. NL.
^ Surecut biopsy Needie. Meekers Medical. Utrecht, NL.

type kwaadaardige tumor voorkomen. Tumoren bloeden
vaak heviger dan normale weefsels. Dit wordt veroorzaakt
door neovascularisatie, door tumor geïnduceerde groei van
nieuwe bloedvaten. Dit is vaak lastig bij het nemen van een
biopt, omdat de bloeding het overzicht emstig kan belemme-
ren. Het optreden van een hematoom tijdens de biopsie kan
ook leiden tot het bevorderen van eventuele tumorcontami-
natie (16). Goede hemostase is daarom ook essentieel.
Het biopt wordt na verwijdering opgestuurd voor nadere
diagnose. Een nauwkeurige beschrijving van de anamnese,
lichamelijk onderzoek en biopsiemethode is essentieel voor
een juiste pathologische interpretatie. Het histologisch biopt
moet gefixeerd worden in 5-10% formaline en voldoende af-
gesloten worden opgestuurd. Een goede fixatie van het weef-
sel is essentieel en een vuistregel is, dat de hoeveelheid for-
maline lOx de hoeveelheid weefsel moet bedragen (6,18).
Grote stukken weefsel fixeren meestal slecht en moeten zo
worden ingesneden, dat het fixeermiddel goed kan inwerken,
maar dat de opbouw van het weefsel niet verloren gaat.
Verder is het zeer belangrijk, dat de weefsels naar een veteri-
nair patholoog worden opgestuurd om verkeerde diagnoses
(vanwege humaan voorkomende andere tumoren) te voorko-
men.

Dunne-Naald-Aspiratie-Biopt (DNAB)
Het dunne-naald-aspiratie-biopt wordt genomen met behulp
van een 10 ml injectiespuit met een 0.7 of 0.9 mm hypo-
derme injectienaald. De naald op de injectiespuit wordt in
het te biopteren weefsel gestoken en er wordt een negatieve
druk gecreëerd door de zuiger ongeveer 2 cm terug te trek-
ken. Tijdens het aanzuigen van de spuit wordt de naald in het
verdachte weefsel heen en weer bewogen, totdat er wat ma-
teriaal in de spuit wordt waargenomen. Alvorens de injectie-
spuit en injectienaald terug te trekken, is het belangrijk eerst
de negatieve druk op te heffen. Dit voorkomt, dat er tijdens
terugtrekken van de naald tumorcellen in het steekkanaal
worden gezogen en de cellen de spuit inschieten (17).
Daamaast verkleint het de kans op nabloeden en het aanzui-
gen van bloed in de injectienaald. Wanneer de procedure
correct wordt uitgevoerd, bevindt het monster zich in de in-
jectienaald. Dit in tegenstelling tot de situatie na het verwij-
deren van de naald uit het weefsel onder negatieve druk,
waarbij dus de cellen in de injectiespuit gezogen zullen wor-
den. Nadat de injectiespuit met naald uit het weefsel is ver-
wijderd, wordt de naald losgekoppeld en wordt er 1 ml lucht
in de spuit gezogen. De naald wordt vervolgens weer op de
spuit bevestigd en het materiaal op een objectglaasje gespo-
ten. Het materiaal wordt met behulp van een tweede object-
glaasje uitgespreid (zoals bij een bloeduitstrijkje) en ge-
droogd. Hiema kan het worden gekleurd of worden
opgestuurd voor verdere bepaling van de aard van het weef-
sel. Cytologie is een zeer waardevol en eenvoudig diagnos-
tisch hulpmiddel om een relatief snelle diagnose te verkrij-
gen. Het cytologisch beoordelen van dergelijke preparaten is
zeker niet eenvoudig en dient bij voorkeur door een ervaren
veterinair cytoloog te worden uitgevoerd.

Dikke-Naald- Weefsel-Biopt (DNWB)
Met een DNWB wordt een cilindervormig stuk weefsel ver-
kregen door middel van een hiervoor speciaal ontworpen
naald, die in het weefsel wordt aangebracht. De techniek is
relatief eenvoudig, maar enige ervaring is noodzakelijk voor
het verkrijgen van het juiste biopt. Een DNWB is meestal
voldoende om een diagnose te verkrijgen voor de meeste ty-

-ocr page 377-

pen tumoren. Echter, sarcomen en tumoren die een met
vocht gevulde holte bevatten kunnen problemen geven met
de interpretatie. Voor dergelijke tumoren zullen meerdere en
nog grotere biopten nodig zijn voor een juiste diagnose (16).
Door middel van een nummer #11 chirurgisch mes wordt er
een klein sneetje in de huid gemaakt. De biopteur wordt door
dit sneetje in de tumor gebracht en de stilet wordt uitge-
schacht. De stilet wordt nu gefixeerd en de schacht wordt
over de stilet geschoven, zodat een cilindervormig stukje
weefsel in de schacht achterblijft. Het instrument wordt nu
als geheel uit de tumor getrokken, de stilet wordt nu uitge-
schacht en het stukje weefsel wordt verkregen (Figuur 1).

Figuur 1. Schematische weergave van een dikke-naald-weefsel biopt
(This figure was modified from Withrow SJ, MacEwen EG. Smal! Animal
Clinical Oncology. 2nd ed. W.B, Saunders Company 1996:54).

Incisiehiopt

Een klein stukje tumor kan verkregen worden door middel
van een incisiebiopt. Hierbij wordt met behulp van een
scalpel een plakje uit de tumor gesneden en opgestuurd
voor histologisch onderzoek. Incisiebiopten zijn vaak geïn-
diceerd bij grote moeilijk verwijderbare tumoren, waar-
voor een uitgebreide chirurgische ingreep noodzakelijk is.
Bij dit type tumoren is het belangrijk om te weten of hier
sprake is van een kwaadaardige of een goedaardige tumor,
omdat dit belangrijke consequenties heeft voor de verdere
therapie. Verder is het belangrijk om de localisatie van het
incisiebiopt goed te plannen, omdat het litteken in het ge-
heel verwijderd moeten worden, als men besluit over te
gaan tot totale verwijdering van de tumor (Figuur 2)
(16,20).

Excisiebiopt

In het geval van een excisiebiopt wordt de gehele tumor
verwijderd en opgestuurd voor histologisch onderzoek.
Een excisiebiopt is alleen mogelijk als de tumor relatief
klein is en ruim verwijderd kan worden. Excisiebiopten
worden vaak gebruikt voor goedaardige tumoren en mogen
in het geval van een kwaadaardige tumor de aanvullende
therapie niet compliceren. Vaak is de aard van de tumor on-
bekend en moet de incisie (snijrand) 2 tot 3 cm van de peri-
ferie van de tumor gemaakt worden om gehele verwijde-
ring ook in het geval van een kwaadaardige tumor te
bewerkstelligen.

CHIRURGISCHE THERAPIE

ENKELE ALGEMENE PRINCIPES VAN DE TECHNIEK
BIJ TUMORCHIRURGIE

Tumorchirurgie moet leiden tot de volledige genezing van de
patiënt en de beste kans om dit doel te bereiken is om in een
vroeg stadium te opereren en de tumor geheel te verwijderen
(9,10,12,13,20). De kans op metastasen is dan het kleinst, de
anatomie nog redelijk normaal en de kans op iatrogene tu-
morcontaminatie kleiner dan bij eventuele vervolgingrepen
(5). Bij onvolledige verwijdering recidiveert een tumor (zo-
wel goed- als kwaadaardig) vaak snel.
Hematogeen uitzaaiende tumoren metastaseren door middel
van tumoremboli, die losgelaten worden in de bloedvaten.
Bij het verwijderen van dit soort tumoren is het dan ook aan
te raden om de grote aan- en afvoerende arteriële en veneuze
bloedvaten af te binden
vóór resectie van de tumor (9). Dit
verkleint de kans op iatrogene embolisatie van tumordeeltjes
door manipulatie van de tumor tijdens verwijdering.
Er is tot nu toe geen bewijs geleverd, dat biopteren de ver-
spreiding van tumoren veroorzaakt, echter indien mogelijk
moet het insnijden van de tumor tijdens totale verwijdering
worden voorkomen (9). Dit kan namelijk aanleiding geven
tot lokale tumorcontaminatie, hetgeen hergroei als gevolg
heeft.

Ruime snijranden moeten worden aangehouden bij verwij-
dering van kwaadaardige tumoren. Het \'kapsel\' van dit soort
tumoren bestaat namelijk uit samengeperste levensvatbare
tumorcellen en niet uit bindweefsel (9). Verder blijken dit
soort tumoren vaak een vingervormige ingroei van tumorcel-
len in het normale weefsel te hebben (vergelijk het met de
tentakels van een inktvis), waardoor ruime excisie noodza-
kelijk is (Figuur 3). Het uitpeilen (marginaal verwijderen)
van kwaadaardige tumoren (bijvoorbeeld fibrosarcomen)
leidt meestal tot een recidief (1,19). Een goede vuistregel
hierbij is het verwijderen van 2 tot 3 cm normaal uitziend
weefsel rondom de tumor (ook in de diepte!) of minimaal
een extra weefsel laag wegnemen (bijvoorbeeld een spierfa.s-
cie). Het kunnen zien van de tumor tijdens de excisie bete-
kent, dat de tumor te krap verwijderd is.
Met tumoren moet altijd voorzichtig worden omgegaan.
Voorkom teveel manipuleren zoals knijpen (met name bij
mastceltumoren), het plaatsen van tangen en andere instru-
menten, het losscheuren van weefsel van de tumor en het in-

-ocr page 378-

iM 9 m

»«itoiiifti

1« fl

\'MK

tibA

snijden van de tumor (7). Het openbrelcen van een Icwaadaar-
dige tumor tijdens de operatie is niet gewenst vanwege de
eerder genoemde contaminatie. Het wondbed kan na de ver-
wijdering van de tumor worden gespoeld met fysiologische
zoutoplossing ter vermindering van de kans op tumorconta-
minatie (1,7,9). Echter, dit mag nooit een compensatie zijn
voor een te krappe verwijdering.

Drainage van een groot wonddefect is vaak noodzakelijk om
seroomvorming na resectie van een grote tumor te voorko-
men. Goede hemostase (bijvoorbeeld door middel van elec-
trocoagulatie) zal de kans op het ontstaan van een seroom
verkleinen.

Ook het niet kunnen sluiten van een wond mag nooit een re-
den zijn om de tumor te krap te verwijderen (1). Een niet te
sluiten defect is nog altijd minder erg dan een recidief (15).
Daamaast is er een scala van mogelijkheden op het gebied
van de reconstructieve chimrgie om de wond op alternatieve
wijze te sluiten.

Het gebmik van vuile (eventueel met tumor gecontami-
neerde) instrumenten moet voorkomen worden, als er meer-
dere tumoren op verschillende plaatsen aanwezig zijn of als
er meerdere ingrepen worden uitgevoerd (9,16). Wanneer dit
niet wordt gedaan, is er kans op het veroorzaken van iatro-
geen tumorcontaminatie in de andere incisieplaatsen. In het
geval van een patiënt met mammatumoren, waarbij eventu-
eel ook een ovariohysterectomie (OVH) moet worden uitge-
voerd, is het beter om eerst de OVH uit te voeren en dan pas
de tumoren te verwijderen.

De uiteindelijke diagnose wordt door het histologisch onder-
zoek bepaald. De snijranden moeten altijd beoordeeld wor-
den door de patholoog, omdat de chirurg moet weten of de tu-
mor
in toto is verwijderd. Misverstanden worden voorkomen
door dit duidelijk aan te geven op het pathologieformulier. De
voor de chimrg belangrijke snijranden kunnen door middel
van hechtingen of Oost-Indische inkt worden aangegeven
(18). Het bewerken van het preparaat met Oost-Indische inkt
heeft geen nadelige invloed op de kwaliteit en vergemakke-
lijkt evaluatie van het histologisch biopt. Mocht de tumor niet
geheel verwijderd zijn, dan kan een tweede operatie of aan-
vullende therapie overwogen worden. De uitslag van het his-
tologisch onderzoek moet de volgende vragen kunnen beant-
woorden: 1. Is het een tumor? 2. Wat is de aard van de tumor
(kwaadaardig versus goedaardig)? 3. Wat is het tumortype?
4. Wat is de tumorgraad (indien van toepassing)? 5. Zijn de
snijranden vrij van tumorweefsel? Soms komt het histolo-
gisch onderzoek niet overeen met het klinische beeld. In ge-
val van twijfel is het het beste om direct contact op te nemen
met de patholoog. Na overleg zou dan tot herevaluatie of het
herhalen van een biopt besloten kunnen worden. Het niet op-
sturen van een biopt na het verwijderen van een tumor kan als
kunstfout worden gezien. Het van \'de buitenkant\' beoordelen
van de aard van de tumor (goedaardig versus kwaadaardig) is
zeer onbetrouwbaar en moet dan ook vermeden worden.

Goed

Fout

Curatieve chirurgie

Het uiteindelijk doel van elke tumorchimrg is de totale gene-
zing van de patiënt. Totale genezing kan alleen bereikt wor-
den, als de tumor
in toto wordt verwijderd en er geen metas-
tasering is opgetreden. Goedaardige tumoren worden
hierdoor meestal curatief verwijderd.

Palliatieve tumorchirurgie

Palliatieve tumorchimrgie houdt in dat de tumor wordt ver-
wijderd bij een patiënt om de kwaliteit van het leven te ver-
groten, zonder dat de verwachte levensduur wordt verlengd.
Een indicatie voor palliatieve chirurgie zijn zeer pijnlijke of
ge-ulcereerde tumoren bij patiënten met reeds bekende long-
metastasen.

Levensverlengende, niet curatieve chirurgie
Een goed voorbeeld van een levensverlengende, niet cura-
tieve chirurgie is de bloedende milt op basis van een heman-
giosarcoom. Deze tumor is in de meeste gevallen uitgezaaid
ten tijde van de diagnose, maar wordt verwijderd (splenecto-
mie) om acuut bloeden te voorkomen (5).

Cytoreductieve tumorchirurgie

Het incompleet verwijderen van tumoren heet cytoreductie.
Deze behandeling wordt meestal uitgevoerd in combinatie
met aanvullende therapie. Simpel gezegd houdt dit in, dat tu-
morcellen die in het lichaam achterblijven later gedood moe-
ten worden door middel van chemo-, immuno- of radiothera-
pie (bestralen). Zonder aanvullende therapie heeft cytore-
ductie geen enkele zin en vormt dan slechts een belasting
voor de patiënt. Voorbeelden zijn het osteosarcoom (ampu-
tatie in combinatie met chemotherapie) en mastcel-tumoren
(krappe resectie in combinatie met bestralen).

Lymfeknoopverwijdering

Met betrekking tot de regionaire lymfeknopen kunnen zich
de volgende situaties voordoen:

1. De lymfeknoop, al of niet vergroot, ligt zodanig dat deze
in een preparaat met de primaire tumor kan worden ver-
wijderd (block-resectie). Histologisch onderzoek helpt bij
de stagering.

2. De regionale lymfeknoop ligt ver verwijderd van de pri-
maire tumor, In geval van vergroting wordt een dunne-
naald-aspiratie-biopt genomen en aanvullend cytologisch
onderzoek verricht. Indien de lymfeknoop een tumor blijkt
te bevatten, dan wordt deze geëxcideerd. Indien de vergro-
ting van de lymfeknoop op ontsteking bemst, wordt deze
verder intact gelaten. Dit geldt ook voor niet vergrote lym-
feknopen, vanwege de mogelijke bijdrage aan de immuno-
logische afweer (10).

CONCLUSIE

Tumorchimrgie neemt een belangrijke plaats in bij de behan-
deling van kanker. Een radicale chimrgische verwijdering na

-ocr page 379-

een goede diagnose geeft vaak het beste resuhaat. Grote tu-
moren op ontoegankeUjke plaatsen kunnen het beste eerst
gebiopteerd worden.

DANKBETUIGING

De auteurs willen graag mevrouw Y.W.E.A. Pollak bedanken voor de
mooie illustraties.

REFERENTIES

1. Birchard SJ. Definitive surgical treatment for cancer. In: Bonagura JD,
Kirk RW (eds) Kirk\'s Current Veterinary Therapy Xll Small Animal
Practice. WB Saunders Company 1995: 462-7.

2. Ciekot PA. Client counseling for cancer: considerations for making a
professional and skillful presentation of treatment options, risks, and
therapeutic goals. Vet Clin of North Am: Small Anim Pract 1995; 25:
19-31.

3. Dom CR. Epidemiology of canine and feline tumors. Comp Contin
Educ Vet Pract 1976; 12:307-12.

4. Dom CR, and Priesler WA. Epidemiology. In: Theilen GH, Madewell
BR (eds). Veterinary Cancer Medicine. Lea&Febiger 1987: 27-52.

5. Gilson SD, and Stone EA. Management of the surgical oncology pa-
tient. Compend Contin Educ Pract Vet 1990; 12:1047-54.

6. Gilson SD, and Stone EA. Surgically induced tumor seeding in eight
dogs and two cats. J Am Vet Med Assoc 1990; 196: 1811-5.

7. Harvey HJ. Surgery. In: Theilen GH, Madewell BR. (eds) Veterinary
Cancer Medicine. Lea&Febiger, Philadelphia 1987: 121-7.

8. Kitchell BE. Cancer therapy for geriatric dogs and cats. J Am Vet Med
Assoc 1993;29:41-8.

9. Laing EJ. Oncology. In: Boyrab MJ. (ed) Disease mechanisms in small

animal surgery. 2nd edition Lea & Febiger, Philadelphia 1993: 84-90.

10. Levine SH. Surgical therapy. In: Slatter D. (ed) Textbook of small ani-
mal surgery. 2nd edition W.B. Saunders Company, Philadelphia 1993:
2048-52.

11. MacEwen EG. Cancer overview: Epidemiology, etiology, and preven-
tion. In: Withrow SJ, MacEwen EG. (eds) Clinical veterinary onco-
logy. J.B. Lippincott Company, Philadelphia 1989: 3-15.

12. Misdorp W. Kanker bij hond en kat III. Algemene aspecten van thera-
pie. Tijdschr Diergeneeskd 1983; 108(13): 526-31.

13. Misdorp W. The impact of pathology on the study and treatment of
cancer. In: Theilen GH, and Madewell BR. 2nd ed Veterinary Cancer
Medicine 1987:55-71.

14. Owen LN. TNM Classification of tumours in domestic animals, led
WHO, Geneva 1980.

15. Powers BE. The pathology of neoplasia. In: Withrow SJ, MacEwen
EG (eds). Small Animal Clinical Oncology, 2nd edition. WB Saunders
Company, Phildelphia 1996:4-15.

16. Rosenberg SA. Principles of surgical oncology. In: DeVita VT,
Hellman A, Rosenberg SA. (eds) Cancer: Principles & Practice of on-
cology. J.B. Lippencott Co., Philadelphia 1993: 238-47.

17. Teske E. Op verwijzing: Dunne-naald-aspiratie-biopsie. Tijdschr.
Diergeneeskd 1988: 113; 512-4.

18. Withrow SJ. Biopsy principles. In: Withrow SJ, MacEwen EG (eds).
Small Animal Clinical Oncology, 2nd edition. WB Saunders
Company, Phildelphia 1996: 52-7.

19. Withrow SJ. Surgical Oncology. In: Withrow SJ, MacEwen EG (eds).
Small Animal Clinical Oncology, 2nd ed. WB Saunders Company,
Phildelphia 1996: 58-63.

20. Withrow SJ. The three rules of good oncology: biopsy, biopsy, biopsy.
J Am Anim Hosp Assoc 1991; 27: 311 -4.

UMWELT- UND TIERGERECHTE MATSCHWEINEHALTUNG

Boekbespreking

S. Fritzsche. Schrift363. 1995, 147pagina\'s. KTBL-Schriften
Veririeh. Hul.sehrockstr. 2, 48165 Munster-Hiltrupp, Duits-
land ISBN 3-7843-1914-9.

In het eerste gedeelte van het boek worden de resultaten van
een landelijke wedstrijd voor agrarische gebouwen in
1993/1994 op varkensmestbedrijven beschreven. De wed-
strijd werd uitgeschreven door het Duitse ministerie voor
Voeding, Landbouw en Bosbouw. Aan de wedstrijd konden
alle varkensmestbedrijven in Duitsland deelnemen, die hun
hoofdinkomen halen uit de landbouw, drie mesteenheden
dierbezetting per hectare niet overschrijden en een opslagca-
paciteit voor mest hadden voor tenminste zes maanden. Het
bedrijf moest voldoen aan de geldende milieu- en welzijns-
voorschriften. In het totaal deden 37 bedrijven mee aan de
wedstrijd. De bedrijven werden allen bezocht door een
\'Bundesprufungskommission (BPK);. De bedrijven werden
beoordeeld op de oplossingen die zij middels verbouwing
hebben aangebracht met betrekking tot milieubelasting en die-
renwelzijn. Daarbij werden de investeringskosten, arbeidspro-
ductiviteit, bedrijfsresultaten en bedrijfsaanzicht betrokken.
In het boek worden 13 bedrijven met oplossingen met een
voorbeeldwerking beschreven. De grootte van deze bedrijven
varieert van 100 tot 700 mestvarkensplaatsen. De bespreking
van de bedrijven vindt plaats via foto\'s en tekeningen van zo-
wel buitenaanzicht als inrichting van de stallen en via techni-
sche beschrijven van de verbeteringen en veranderingen, die
werden aangebracht. Dit gedeelte van het boek geeft een goed
beeld van de diversiteit van varkensstallen in Duitsland en de
mogelijkheden om in bestaande stallen verbeteringen aan te
brengen.

In het tweede gedeelte van het boek (56 pagina\'s) wordt door
verschillende auteurs (leden van de BPK) in sub-hoofdstuk-
ken op grond van de ervaringen op de 37 bezochte bedrijven
telkens een onderdeel van milieu- en welzijnsvriendelijke
vleesvarkenshouderij behandeld. Achtereenvolgens komen
aan de orde: Ligging en omgevingsbelasting (F. Koch),
Stalbouw en gedrag (J. Martens), Strogebruik bij vleesvarkens
(T. Luppert), Mestopslag en mestafvoer (K. Schade),
Emissies, bemestingsoverschot en bodembelasting (H. van
den Weghe), Diervriendelijke houderij en voeding (M.
Schlichting en S, Braun), Investeringsbehoefte (J. Gartung en
H. Goldenstem) en Bedrijfsvoering en arbeidsinzet (H.
Huffmeier).

In het laatste hoofdstuk (7 pagina\'s) worden tenslotte de aan-
bevelingen voor de praktijk besproken. Hierbij wordt enige
aandacht besteed aan een aantal bedrijven, die via een dwars-
opstellingstal met centrale gang (der Kammstall) verbetering
hebben aangebracht. In deze stallen wordt geen stro gebmikt.
De meeste aandacht besteedt de auteur (F.J. Bochisch) echter
aan de strostallen. De diepstrooiselstal, de Deense stal met stro
en de compoststal krijgen in het kader van het dierenwelzijn
ruime positieve aandacht. Daarmee worden de conclusies wel
wat veel in de traditionele welzijnsvriendelijke richting ge-
stuurd.

Verder worden in het boek echter vrij objectief de verschil-
lende mogelijkheden ter verbetering van welzijn en verminde-
ring van milieubelasting in bestaande stallen besproken.

M.J.M. Tielen

-ocr page 380-

Berichten en verslageo

Belangrijkste punten uit de vergadering
van 17 april 1997 in Wenen.

Stable to table

De FVE-notitie wordt door EASVO ge-
steund. Als dierenartsen zullen wij moe-
ten leren om in nauwe samenwerking
met andere disciplines, binnen en buiten
onze professie, de keten van boerderij
tot consument te bewaken. Een vraag is
waar de verantwoording van de dieren-
arts eindigt.

Het is verheugend dat de FVE-notitie op
dit moment in de EU-commissie wordt
gebruikt als basis voor veranderingen in
de regelgeving.

Veterinaire ontwikkelingen in
Centraal Europa

In het najaar van 1997 organiseert de
FVE een bijeenkomst in Boedapest, met
als onderwerp: \'De rol van de officiële
dierenarts\'. In centraal Europa worden
veterinaire overheidsdiensten ingericht.
Wij kunnen behulpzaam zijn met onze
ervaringen en men kan daar Ieren van de
fouten die wij gemaakt hebben en nog
steeds maken tijdens de vele reorganisa-
ties. EASVO zal aan het programma
meewerken.

Inspectieteams voor veterinaire fa-
culteiten

Het is belangrijk dat deze teams die de
opleidingen beoordelen, uit dierenartsen
van verschillende disciplines samenge-
steld worden. In de nutsdierensector ver-
vagen de grenzen tussen het werk van de
practicus en de dierenarts in overheids-
dienst voor een deel. In de opleiding en
bij het postacademiaal onderwijs moet
aan alle facetten van de diergeneeskunde
voldoende aandacht worden besteed.
Op verzoek van dr. Oroczo, vice-presi-
dent van de FVE, zullen de EASVO-af-
gevaardigden kandidaten voor deze
teams uit de overheidssector benaderen.

Officiële taken voor practici

In de vergadering van EASVO in no-
vember 1996 is getracht een definitie op
te stellen voor het begrip \'officiële die-
renarts\', waarover de Europese practici
(UEVP) en EASVO het eens konden
zijn. In deze definitie wordt onder meer
gezegd dat de dierenarts voor het uitvoe-
ren van officiële taken door de overheid
betaald moet worden. De UEVP wil het
woord \'betaald\' vervangen door \'ge-
controleerd\'.

Dit lijkt de EASVO niet zinvol. De offi-
ciële dierenarts wordt aangewezen door
de overheid. Het is dus vanzelfsprekend
dat deze overheid controleert hoe de of-
ficiële taken worden uitgevoerd. Be-
taling voor dit werk door veehouders of
producenten direct aan de dierenarts
schept een ongewenste afhankelijkheid.
Op dit moment is in die landen, zoals de
UK, waar directe betaling door het be-
drijfsleven de gewoonte was, een nei-
ging tot betalen uit een centraal fonds
waar te nemen. Indirecte betaling is te
verkiezen boven directe betaling.
Tevens past het in het streven naar uni-
formiteit in tarieven voor keuringen in
de EU.

Dierenartsen werkzaam in grensin-
spectieposten (BIP\'s)

De instructiedagen die worden georga-
niseerd door dr. A. Evers namens de
EU-commissie, blijken een succes te
zijn. In het najaar van 1996 zijn vier van
deze bijeenkomsten gehouden voor
grote havens, kleine havens, vliegvel-
den en voor autowegen en spoorwegen.
Op dit moment is weer een serie van vier
dagen aan de gang en in de aanstaande
herfst zullen er weer vier volgen.
EASVO zal geen werkgroep formeren
voor deze dierenartsen. Organisato-
rische en financiële obstakels zijn hier-
voor te groot. De afgevaardigden in
EASVO zullen contacten met deze col-
lega\'s in hun landen leggen en de pro-
blematiek wordt in EASVO besproken
en daar wordt naar oplossingen gezocht.
De terugkoppeling geschiedt weer door
de EASVO-leden.

Op meerdere plaatsen is de communica-
tie tussen de BIP en de centrale overheid
en tussen de BIP en de ontvanger van de
goederen een probleem. In Italië zijn er
moeilijkheden met dierenartsen die in
deeltijd invoercontroles verrichten en
daarvoor slecht betaald worden, waar-
door zijn gevoelig voor omkoping wor-
den.

Het is gebleken dat in het algemeen wei-
nig informatie wordt gegeven door de
overheid over de door de EU-commissie
georganiseerde twee weken durende
bijscholingscursussen. Dr. Broderick
zal informatie verschaffen over data en
onderwerpen zodat de EASVO de colle-
gae kan informeren.

EUROPEAN ASSOCIATION OF STATE
VETERINARY OFFICERS (EASVO)

Richtlijn 96/93 EEC betreffende cer-
tificatie

De mogelijkheid om de officiële dieren-
arts als certificerende instantie te ver-
vangen door iedereen die door de com-
petente overheid is aangewezen, dus
ook niet-dierenartsen, baart zorgen. De
\'12 Principles on Certification\' van de
FVE zouden in hun geheel in deze richt-
lijn opgenomen worden. Het zijn er,
jammer genoeg, maar zeven en een half
geworden.

Bijeenkomst samen met de Europese
Hygiënisten (UEVH)

Twee onderwerpen zijn vanuit verschil-
lende gezichtspunten behandeld en
daama uitvoerig bediscussieerd:
H ACCP en Specialisatie.
HACCP werd ingeleid door dr Bjerre-
gaard (Den), dr Widell (Zweden) en dr
Schröder (D). In de discussie werd dui-
delijk dat hiervoor veel belangstelling
bestaat, ook bij de collega\'s in Zuid-
Europese landen, maar dat de kennis
over deze benadering bij de dierenartsen
onvoldoende is. Er is behoefte aan op-
leiding op dit gebied. Over specialisatie
spraken prof Gajentaan en prof Smul-
ders (Wenen). Het begrip specialisatie
wordt in de EU-landen op zeer veel ver-
schillende manieren uitgelegd. Er is dui-
delijk behoefte aan specialisatie op
Europees niveau. De plannen voor een
Europese specialisatie in de veterinaire
volksgezondheid, die door prof Frans
Smulders werden gepresenteerd, zijn
door EASVO positief ontvangen.

FVE-zaken

Veel tijd is besteed aan de bespreking
van agendapunten voor de FVE-verga-
dering. De beslissing dat een dierenarts
als permanente secretaris-generaal in
dienst genomen zal worden in Bmssel,
is erg belangrijk. De Nederlandse dele-
gatie heeft hiervoor in het verleden vaak
gepleit. Dit is nodig om de FVE in het
officiële Bmsselse circuit meer gezicht
en invloed te geven in het belang van de
dierenarts in Europa. Onvermijdelijk is
dat deze beslissing geld kost en een con-
tributieverhoging voor de FVE tot ge-
volg zal hebben.

J. Minderhoud

-ocr page 381-

De onderlinge arbeidsongeschiktheids-
verzekeraar voor het vrije beroep
Movir uit Nieuwegein kan terugkijken
op een bijzonder goed jaar. 1996 Was
in alle opzichten een succesvol jaar.
Niet alleen werd een record in de groei-
cijfers bereikt (2.152 netto nieuwe ver-
zekerden), ook het resultaat overtrof de
verwachtingen. Met een bedrijfsresul-

Eigen vermogen
120

-mi

RUIM 18% PREMIERESTITUTIE BIJ MOVIR

taat van ƒ 40,7 miljoen (vorig jaar
ƒ 30,5 miljoen) kan, na de (statutair
vastgelegde) toevoeging aan de alge-
mene reserve van 17,5% van de toe-
name van de schadereserve, een be-
drag van ƒ 29,0 miljoen als premie-
restitutie aan de leden worden uitge-
keerd. Het eigen vermogen van de
maatschappij bedraagt per 31 decem-
ber 1996 ƒ 119,1 miljoen, tegenover
een solvabiliteitseis van ƒ 32,5 mil-
joen. Het premie-inkomen van de
maatschappij bedroeg over 1996
ƒ 160,7 miljoen; het aantal verzeker-
den 26.515.

Het jaarverslag moet door de Al-
gemene Ledenvergadering op 18 juni
1997 worden vastgesteld.

Aantal verzekerden
30000

100
80
60
40
20
O

25000
20000
15000
10000
5000

iL

ü

n

1

1992 1993 1994 1995 1996

87 88 89 90 91 92 93 94 95 96

Q Wettelijk vereist eigen vermogen
a Eigen vermogen

TWEE MOGELIJKE VACCINS TEGEN PINKENGRIEP

Dit blijkt uit het promotie-onderzoek
van dr. Remco S. Schrijver, waarop hij
onlangs is gepromoveerd aan de
Universiteit van Utrecht. De titel van
zijn proefschrift luidt \'Immunobio-
logy of bovine respiratory syncytial vi-
rus infections\' (\'Immunobiologie van
pinkengriepvirus-infecties\' ). Remco
Schrijver heeft zijn onderzoek verricht
bij het ID-DLO in Lelystad in samen-
werking met Rhône Mérieux.

Het pinkengriepvirus veroorzaakt
ademhalingsziekten bij jonge runde-
ren. Vooral jonge kalveren kunnen
emstig ziek worden waarbij koorts,
versnelde ademhaling, bemoeilijkte
ademhaling en buikademhaling opval-
len.

LJit het onderzoek van Remco Schrij-
ver zijn de twee mogelijke vaccins te-
gen pinkengriep naar voren gekomen.

Het gecombineerde vaccin tegen pin-
kengriep en koeiengriep kan ook ge-
bruikt worden in BHVl-uitroeings-
programma\'s. Bij dit potentiële vaccin
is namelijk het genetisch materiaal van
het pinkengriepvims opgenomen in
hetBHVI markervaccin. Met een mar-
kervaccin is het mogelijk geïnfec-
teerde dieren te onderscheiden van ge-
vaccineerde dieren.
Het vaccin dat met behulp van een vac-
cinatiepistool in de huid wordt gescho-
ten (DNA-vaccinatie) blijkt een opval-
lend goede immuunrespons te geven in
vergelijking met conventionele toedie-
ning met een naald in de huid of spie-
ren. Succesvolle DNA-vaccinatie in
het rund is hiermee duidelijk aange-
toond.

Verder onderzoek wordt op het ID-
DLO gedaan om de vaccins voor de
praktijk bmikbaar te maken.

Het is mogelijk om een gen van het pinkengriepvirus (BRSV) in te bouwen in
het markervaccin tegen het koeiengriepvirus (BHVI). Dit nieuwe vaccin geeft
kalveren bescherming tegen beide infecties. Tevens blijkt het mogelijk om be-
scherming tegen pinkengriep te krijgen door bij kalveren dat/elfde gen in de
huid te schieten (DNA-vaccinatie) met een speciaal vaccinatiepistool.

Tevens is door Remco Schrijver on-
derzoek gedaan naar de aspecifieke-
en de specifieke afweer van kalveren
tegen pinkengriep. Op basis van zijn
nieuwe bevindingen lijkt het aspeci-
fieke afweersysteem, dat een eerste
barrière vormt tegen een groot aantal
ziektekiemen, een rol te spelen in de
afweerreactie. Echter, dit is blijkbaar
niet genoeg om ziekte in alle gevallen
te voorkomen. De specifieke afweer
(die gericht is tegen een specifieke
ziektekiem) is bestudeerd om meer in-
zicht te krijgen in de karakteristieken
van een immuunrespons die bescher-
ming biedt.

Speciale aandacht is verder besteed
aan de verschillende subgroepen die
voor BRSV worden onderscheiden.
Door een eerst als uitzonderlijk be-
stempelde BRSV-stam nader te bestu-
deren, werd door bepaling van een
DN A-sequentie en een infectieproef in
kalveren aangetoond dat ook deze
stam nauw verwant is aan de andere
BRSV-subgroepen. Al met al bleken
er weinig aanwijzingen te zijn om
meerdere stammen in een BRSV-vac-
cin op te nemen.

-ocr page 382-

MSD AWARD 1997 VOOR LEIDSE PARASITOLOGE

VAN EEN PARASIET KUN JE LEREN\'

problemen daar. Maar al snel werd me
duidelijk dat parasitaire infecties een
toenemend probleem zijn door onder
andere de toename van reizen en mi-
gratie. Daamaast verschaft parasitolo-

Amsterdam, 16 mei 1997 - De jaarlijkse MSD Award voor Parasitologie is dit
jaar toegekend aan dr. Maria Yazdanbakhsh van de Vakgroep Parasitologie
aan de Rijksuniversiteit Leiden. Prof. Albert Cornelissen, voorzitter van de
Nederlandse Vereniging voor Parasitologie, maakte dit bekend tijdens de we-
tenschappelijke voorjaarsbijeenkomst van Nederlandse parasitologen in
Lunteren. Yazdanbakhsh nam de prijs, een officiële oorkonde en een geldbe-
drag, persoonlijk in ontvangst. De MSD Award is bedoeld als stimulans voor
innovatief kwaliteitsonderzoek in de Benelux op het gebied van humane en ve-
terinaire parasitologie.

De jury kende unaniem de MSD Award
toe aan Yazdanbakhsh vanwege haar
onderzoek op het gebied van de immu-
nologie van worminfecties, in het bij-
zonder lymfatische filariasis en schis-
tosomiasis. Prof A. Cornelissen,
hoogleraar Parasitologie te Utrecht en
voorzitter van de jury: \'De beheersing
van tropische infectieziekten wordt met
de huidige bestrijdingsmethodieken
steeds vaker ineffectief door de snelle
evolutie van ziektedragers en hun ka-
rakteristieken. Biochemie, moleculaire
biologie en moleculaire immunologie
hebben de afgelopen decennia geleid
tot een sterke toename van de funda-
mentele kennis op dit gebied. Yazdan-
bakhsh ontwikkelde een aantal nieuwe
concepten. Hierbij staan onderzoek
naar het gedrag van de parasiet in de
gastheer en het effect hiervan op het af-
weersysteem van de gastheer centraal.
Een verfrissende en kritische aanvul-
ling op reeds bestaande methodieken.\'

Erkenning van een denkwijze

Dr. Maria Yazdankbakhsh is actief in
parasitologisch onderzoek in Leiden
sinds 1989. \'Het begon als een fascina-
tie voor de tropen en de gezondheids-
gisch onderzoek meer kennis ten be-
hoeve van \'westers\' immunologisch
onderzoek, zoals bijvoorbeeld naar al-
lergieën en auto-immuniteit.\'
Yazdankbakhsh\' onderzoek is geba-
seerd op een manier van denken: \'Het
is een antwoord op de naïeve dat be-
strijding met antigene moleculen rela-
tief grote beesten als parasieten op de
knieën kan krijgen. De rode draad bin-
nen mijn onderzoek is juist het vermo-
gen van de parasiet om in een chroni-
sche infectie het immuunsysteem van
de gastheer te beïnvloeden. Dit onder-
zoek moet uiteindelijk leiden tot \'intel-
ligente immuuntherapie\'. Een richting
overigens die steeds meer voet aan de
grond begint te krijgen in de intema-
tionale parasitologie. En deze prijs is
een mooi voorbeeld van deze groei-
ende erkenning.\'

Dierenartsen onder de 36 jaar worden
uitgenodigd wetenschappelijke publi-
caties over gezelschapsdieren in te die-
nen om in aanmerking te komen voor
de lams Company Award 1997. Deze
award is in 1995 ingesteld en bekroont
het beste klinische artikel dat gepubli-
ceerd is in een Europees veterinair tijd-
schrift en geschreven is door een
\'jonge\' dierenarts. De winnaar zal be-
kend gemaakt worden tijdens het ES-

VlM-congres in Lyon dat van 11 tot en
met 13 september 1997 plaatsvindt en
krijgt 2500.00 ECU.
Kandidaten moeten drie kopieën en
een originele uitdraai van het artikel
inleveren, maar ook een c.v. van de
eerste auteur. Het artikel moet gepubli-
ceerd zijn tussen 1 juli 1996 en 1 juli
1997 in een \'peer reviewed\' Europees
veterinair tijdschrift. Verder dient het
artikel öf een klinisch georiënteerd ba-
sisonderzoek óf een klinische studie te
beschrijven en ook overzichtsartikelen
op het gebied van de geneeskunde van
gezelschapsdieren zijn welkom. Het
artikel moet worden ingediend in de
taal waarin het gepubliceerd is, met
een volledige samenvatting in het
Engels.

Indienen vóór 15 juli 1997 hij: The
lams Company Award Committee,
Mrs. M.L.T. van der Kraan, lams Pet
Food International Inc., Lucht-
havenweg 67, 5657 EA Eindhoven.

lAMS COMPANY AWARD 1997

-ocr page 383-

GEZOCHT VOOR DE
DIERENKLINIEK TE
ISLA MARGARITA

* Injectiespuiten 3cc

* Kunststof nekkragen diverse ma-
ten (zogenaamde lampenkappen)

* Steriele handschoenen

* Regelaars voor infuus inclusief
infuusnaalden

* Breed omvattend veterinaire in-
strumenten

* Desposable scalpels (of scalpels
die te steriliseren zijn)
Vangstok voor dieren
Clinical tape
Operatiekleding
Standaard voor het ophangen
van infuuszakjes
Drinkflessen met een balletje
Plastic zakjes voor het aanleg-
gen van een bloedbank

* Dierenstetcher

Initiatiefnemer en coördinator
Dierenhidp Venezulea: Mark Vos,
Richtersweg 14. 7339 AB
Ugchelen. tel./fax: 055-5424512.

• « m

De tandheelkunde van gezelschapsdie-
ren zal worden behandeld door drs.
A.W. van Foreest, dierenarts-deskun-
dige Veterinaire Tandheelkunde. Ge-
bitsopbouw, paradontologie en tand-
vleesontstekingen, gebitsreiniging,
thuisverzorging en gebitsafwijkingen
komen allemaal aan de orde.
Wat betreft de echografie door drs.
J.W. Garretsen, dierenarts Specialist
Veterinaire Radiologie (in samenwer-
king met mevrouw R. van Oord) zullen
basisprincipes, maar vooral veel prak-
tische voorbeelden worden getoond.
Het programma zal dus zowel theoreti-
sche als praktische aspecten van deze
sterk in opkomst zijnde vakgebieden
bevatten.

In verband met de beperkte capaciteit
van de zalen wordt belangstellenden
aangeraden zich zo spoedig mogelijk
op te geven bij Vedias, ter attentie van
Greetje Mulder, Jan Lievensstraat 5,
6717 SP Ede, telefax: 0318 - 637093.

VEDIAS NAJAARSDAG

.................... iiiftiirÉiiiiiiÉ\'iiiiii

De kosten (inclusief lunch) van deze
Vedias Najaarsdag zijn voor leden
f 22,50 en voor niet-leden
ƒ 45,00, hij
inschrijving vóór 1 september 1997.

Na 1 september worden beide bedra-
gen verhoogd met f 7,50. Bij over-
schrijvingen zullen aanmeldingen op
basis van binnenkomst van de betalin-
gen worden toegelaten. Inschrijfgeld
kunt u overmaken op rekeningnummer
ING bank 67.18.22.829, ten name van
Vedias te Wageningen, onder vermel-
ding van Vedias Najaarsdag. De
Vedias-leden gaan voor niet-leden.

Op zaterdag 20 september 1997 organiseert Vedias in samenwerking met
lams Pet Food International Inc. de grandioze Vedias Najaarsdag 1997 op de
Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht. Twee voor de dierenartsassisten-
ten belangrijke nieuwe onderwerpen, namelijk tandheelkunde en echografie
(ultrasound), zullen worden besproken en gedemonstreerd door experts hun
vakgebied.

Volgens dr. Cecilia Gorrel, voorzitster
van de EVDS, is de prijs een aanspo-
ring tot onderzoek in dit zich snel ont-
wikkelende gebied van de diergenees-
kunde. De kwaliteit van de ontvangen
inzendingen is tot nu toe uitstekend ge-
weest en de keuze van de winnaar
wordt ieder jaar moeilijker.

De European Dental Award is vijfjaar
geleden in het leven geroepen en wordt
toegekend aan de meest opvallende
bijdrage aan onderzoek naar behande-
ling van tand-, mond- en kaakproble-
men bij honden en katten. De prijs be-
staat uit een cheque van $ 1.000,- en
een kristallen prisma. De prijs zal uit-
gereikt worden op het zevende
Europese congres voor veterinaire
tandheelkunde dat gehouden wordt in
mei 1998 in Ljubljana, Slowenië.

Kandidaten voor de European Dental
Award 1998 worden uitgenodigd hun
bijdragen in te sturen. Dit kan in de
vorm van een artikel, thesis, disserta-
tie of praktijkstudie en dient vóór 15
januari 1998 opgestuurd te worden
naar Dr. Cecilia Gorrel, EVDS
President, ! 7 Burnt House Lane, near
Lymington, Hampshire, S04I 5QN,
United Kingdom.

OPROEP KANDIDATEN DENTAL
AWARD 1998

Zoals u heeft kunnen lezen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 mei
1997 (bladzijde 259) bestaat er op Europees niveau een prijs voor veterinaire
tandheelkunde: de European Dental Award. In 1997 is de prijs uitgereikt aan
de Franse dierenarts Christophe Le Brech voor zijn onderzoek naar fractu-
ren van de hoektanden bij politiehonden. De European Veterinary Dental
Society (EVDS) roept opnieuw kandidaten op om hun bijdragen voor de
European Dental Award 1998 in te sturen.

EREDOCTORAAT
HORZINEK

Prof dr. dr. h.c. M.C. Horzinek
krijgt op 27 juni 1997 een eredocto-
raat uitgereikt van de \'Tierärztliche
Hochschule Hannover\'.

OPROEP

De Dierenkliniek te Isla Margarita
zoekt

(oude) Engelstalige
diergeneeskundige boeken

op het gebied van kleine huisdieren
met betrekking tot behandeling en
herkenning van ziektesymptomen.

Initiatiefnemer en coördinator
Dierenhulp Venezulea: Mark Vos,
Richtersweg 14, 7339AB
Ugchelen, tel./fax: 055-5424512.

-ocr page 384-

De politie heeft bij een inwoner van St.
Willebrord een zwarte Samsonite
koffer, met daarop de initialen LH aan-
getroffen. In deze koffer zaten dozen,
waarin oorspronkelijk diergeneesmid-
delen verpakt geweest zijn. Het gaat
hier om:

- een doos met opschrift S.C.G. 600,
chargenr. 7260, vervaldatum 06 97.

- een doos met opschrift S.C.G. 600,
chargenr. 6561, vervaldatum 04 97.

- een doos met het opschrift, PG 600
(25 X 1 dosis)

De koffer met initialen en de dierge-
neesmiddelen hoeven uiteraard niet
gelijktijdig ontvreemd te zijn. Maar
naar alle waarschijnlijkheid werden ze

•« II m

KOFFER MET DIERGENEESMIDDELEN AANGETROFFEN

wel ontvreemd bij iemand die de dier-
geneeskunde uitoefent.

Degene die hekend is met de diefstal
van deze spullen wordt verzocht con-
tact op te nemen met:
A.M. Renne, politie Rucphen, telefoon:
0165 - 380300, fax: 0165 - 387585.

VARKENSHOUDER EN VETERINAIR: EEN PAAR APART??

Over het verslag van Veroniek Clerx
waarin zij een dagje op stap ging met
Jan Regouin (Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, aflevering 1 mei 1997)
willen wij het een en ander opmerken.
Wij zijn jonge dierenartsen werkzaam
(geweest) in de varkenspestbestrijding.
Bij de volgende punten wilden wij wat
kanttekeningen zetten:

1. Een ziek varken vreet niet.

2. Het verplichte temperaturen van
grote aantallen dieren zou overdre-
ven zijn.

3. Verhoging op zich is volgens Jan
Regouin geen maatstaf om varkens-
pest aan te tonen.

4. Verhoging kan ook door een griepje
of andere aandoening veroorzaakt
worden.

Ad 1: Inderdaad een ziek varken vreet
niet. De controle door de dierenarts op
KVP heeft als doel de pest al in een
vroeg stadium op te sporen. Wanneer
varkens zo ziek zijn dat zij niet meer
vreten dan is het meestal de veehouder
zelf die dit meldt. Tijdens een routine-
controle zul je zelden een dusdanig ern-
stige simatie aantreffen.

Ad 2 en 3: Als jonge dierenartsen die
geen ervaring met varkenspest hadden
(helaas met de nadruk op \'hadden\')
hielden wij ons aan het \'temperatuur-
protocol\'. Ook wij dachten echter dat
varkens met pest zo ziek zouden zijn dat
zij niet zouden eten. Helaas hebben wij
inmiddels ondervonden dat bij diverse
bedrijven het enige symptoom van de

KVP een stijging van de lichaamstem-
peratuur was. Deze dieren waren dus
wel besmet met het virus, maar niet zo
ziek dat zij stopten met eten.
Wanneer bijvoorbeeld bij gespeende
biggen die vrolijk in het rond springen,
aan je knabbelen en goed eten een aan-
tal dieren toch boven de 41°C blijkt te
hebben, dan kun je niet geloven dat dit
nu de ziekte kan zijn die je zoekt. Je
bent inderdaad geneigd deze verhogin-
gen op \'een griepje of andere aandoe-
ning\' te schuiven. Enige tijd later (1-5
weken) worden de dieren pas echt ziek
en blijkt het wel degelijk de varkenspest
te zijn. Inmiddels hebben wij zelfs erva-
ring met het advies: twee dagen medici-
neren en daama weer controle. Helaas
lijkt het erop dat deze vorm van pest tij-
delijk door antibiotica onderdmkt kan
worden. Waarschijnlijk behandel je de
secundaire bacteriële infectie die vaak
met een virale aandoening gepaard
gaat.

Ad 4: Verhoging, bij meerdere dieren
eventueel slechts in één hok, kan ook
door bijvoorbeeld een griepje veroor-
zaakt worden. Gelukkig is dit meestal
het geval. Op dit moment kan en mag je
echter niet het risico nemen om af te
wachten of het inderdaad griep is.
Helaas zien en horen wij vaak vooral er-
varen collegae, ondanks alle protocol-
len, roepen dat het met de emst van de
symptomen wel meevalt.

Nee, het valt niet mee! Deze aandoe-
ning heet niet voor niets varkenspest!
het gaat ons te ver om hier gedetail-
leerde voorbeelden te geven. Laat het
voldoende zijn om te zeggen dat veel
veehouders niet achter het \'verdacht
verklaren\' staat.

Voor een aantal van hen is de klap dan
ook groot wanneer de uitslag van de
secties positief blijken te zijn. Ook wij-
zelf zijn na nu drie maanden door
schade en schande wijs geworden.
Deze vorm van pest heeft vele gezich-
ten van acuut met alle symptomen die
we uit het boekje kennen tot sluipend
met weinig koorts maar slechts iets
atactische dieren.

Wij vragen ons verder af waarom in
deze context het vak van dierenarts fy-
siek zwaar blijkt te zijn. Een trappe-
lende big van 30 kg in bedwang hou-
den? Bij het bloedtappen verricht de
veehouder het zware werk en bij het
temperaturen leg je de lichtere biggen
mstig over de knie. Wil je zwaardere
biggen temperaturen, dan doe je snel
een thermometer met een touwtje in een
big en dan maar het touwtje goed vast-
houden. Een trappelende big tempera-
turen kan veel dieren met verhoging op-
leveren die inderdaad in dat geval niet
aan varkenspest lijden! Als laatste vra-
gen wij ons af of de beschreven \'hoofd-
telefoon\' van het bedrijf zelf was of
elke keer na gebmik geheel ontsmet
werd.......

Wieke Holtrop
Astrid Evers

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

-ocr page 385-

m ■ m

II illi\'llllllltflÉtf ÉilllilMft

INCONTINENTIE NA CASTRATIE OP JONGE LEEFTIJD?

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie mevrouw dr.
A.C. Schaefers-Okkens (Faculteit
der Diergeneeskunde, vakgroep
Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren) bereid om voor de lezers
een ant^\'oord tejbrmuleren.

VRAAG:

Er is veel voor te zeggen om een teef
op jonge leeftijd te castreren. Echter de
kans dat hierdoor incontinentie op la-
tere leeftijd op zal treden is een groot
minpunt.

* Wat is de oorzaak?

* Is er opratietechnisch invloed op uit
te oefenen b.v. voor, op of achter de
cervix afbinden?

* En wat te denken dat het om deze re-
den onder andere in Canada gewoon
is, om teeQes al voor de eerste loops-
heid te castreren?

ANTWOORD:

Ter voorkoming van mammatumoren
is het inderdaad belangrijk een ova-
riëctomie vroeg in het leven van de
teef uit te voeren. Schneider (5) vond
dat een ovariëctomie vóór de eerste
loopsheid mammatumoren voorkwam
in 99,3% van de teven; dit percentage
was 92% als de ovariëctomie werd uit-
gevoerd na de eerste oestrus.
Ovariëctomie na de tweede oestrus gaf
26% kans op de ontwikkeling van
mammatumoren en het profylactische
effect ten aanzien van maligne tumo-
ren was niet meer aanwezig na de
vierde oestrus.

De Pathogenese van de urine inconti-
nentie na ovariëctomie, die gekenmerkt
wordt door dmppelen van urine met
name in de slaap, berust op een insuffi-
ciëntie van het sfmctermechanisme,
wat weer een gevolg is van het wegval-
len van de endogene oestrogeen bron.
Zowel na ovariëctomie als na ovario-
hysterectomie wordt de urine inconti-
nentie dan ook in gelijke mate gezien
(4). Operatietechnisch is dan ook geen
invloed uit te oefenen op de frequentie
van voorkomen van dit type urine in-
continentie. In verband met andere
overwegingen, zoals lengte incisie, kor-
tere operatie/aneasthesieduur, trauma
in de buik, en minder kans op urologi-
sche complicaties is het aan te raden
voor sterilisatiedoeleinden een ovariëc-
tomie uit te voeren in plaats van een
oariohysterectomie (4).
Er is echter wel een verschil in risico in
voorkomen van urine incontinentie bij
verschillende typen honden na ova-
riëctomie. Bij de beslissing al dan niet
ovariëctomie of een andere vorm van
oestruspreventie kan het volgende
overwogen worden: Zwaardere hon-
den (>20kg) hebben een grotere kans
urine incontinent te worden dan lich-
tere. Voorts hebben honden van de
volgende rassen meer kans urine in-
continent te worden: Old English
Sheepdog, Boxer, Dobermann, Riesen
Schnauzer, Rottweiler, Weimaraner,
Bouvier en de Ierse Setter (2,3,4). Holt
(3) toonde een positieve relatie aan
tussen staartamputatie, ovariëctomie
en urine incontinentie ten gevolge van
een insufficiëntie van het urethra
sfincter mechanisme. Wat betreft het
derde aandachtspunt, wordt met \'om
deze reden\' het geringere risico op
mammatumoren bedoeld? Wat betreft
leeftijd (voor of na de eerste loops-
heid) en urine incontinentie: hierop
kan geen definitief antwoord worden
gegeven. Arnold (I) meldt een onder-
zoek in Amerika, waarbij geen ver-
schil in frequentie in urine incontinen-
tie is aangetoond tussen teven die vóór
en na de eerste loopsheid zijn geova-
riëctomeerd. Het is echter een medede-
ling en de gegevens zijn te summier
om hieruit conclusies te kunnen trek-
ken. Er wordt geen mededeling over
het type honden gedaan, zoals het ras,
over de huisvesting en de controle op
urine incontinentie. Er kan dus nog al-
tijd geen definitief antwoord gegeven
worden of het ten aanzien van de ont-
wikkeling van urine incontinentie be-
ter is de ovariëctomie na de eerste oes-
trus uit te voeren.

LITERATUUR:

1. Arnold S. Incontinentia urinae bei der kas-
trierten Hündin. Thesis Glessen, 1994.

2. Arnold S, Arnold P, Hubler M, Casal M,
and Rüsch P. Incontinentia urinae bei der
kastrierten hündin; Häufigkeit und
Rassedisposition. Schw Archiv für
Tierheilk 1989; 131:259-63.

3. Holt PE, Thrusfield MV. Association in
bitches between breed, size neutering and
docking, and acquired urinary inconti-
nence due to incompetence of the urethral
sphincter mechanism. Vet Rec 1993; 133:
177-80.

4. Okkens AC, Kooistra HS and Nickel RP.
Comparison of longterm effects of ovariec-
tomy versus ovariohysterectomy in
bitches. J Reprod Pert Suppl 1997; 51 ac-
cepted.

5. Schneider R. Comparison of age, sex and
incidencc rates in human and canine breast
cancer. Cancer 1970; 26:419-26.

CURSUS GEDRAGSBEGELEIDING BIJ HONDEN

Congressen eo cursussen

Het Van Hall Instituut organiseert
weer enkele cursussen \'Gedragsbe-
geleiding bij honden\'. Hierbij is de
doelstelling: het probleemgedrag van
honden herkennen, interpreteren en
oplossen. De cursus is vooral gericht
op personen die in hun functie of
hobby te maken hebben met probleem-
gedrag bij honden.

De cursus bestaat uit negen dagen
waarin de lichamelijke oorzaken van
probleemgedrag worden besproken,
gedragstheorie, en gedragsherkenning
aan bod komen, leerprincipes theorie
en praktijk, therapiemethoden, domi-
nantiehandelingen, agressie naar kin-
deren, probleemgedrag, onzindelijk-
heid, angst en homeopathie. Verder
worden hulpmiddelen gedemonstreerd

-ocr page 386-

en wordt de cursus afgesloten met een
toets. Indien de toets voldoende is,
krijgt de cursist een certificaat.

In 1997 zijn de data als volgt:
Zaterdag: 6-20 september, 4-11 okto-
ber, 1-15-29 november,
6-13-20 december (9.30-
17.00 uur).

■■ i i«

In 1998 zijn de data als volgt:
Vrijdag: 16-30 januari, 13 februari,
6-20 maart, 3-17 april, 29
mei, 5 juni (9.30-17.00 uur).

Zaterdag: 12-26 september, 10-24
oktober, 7-14-28 november,
12-19december(9.30-17.00
uur).

De kosten bedragen ƒ 945,- (inclusief
lesmateriaal). Kosten voor de lunch
bedragen
ƒ 120,-. Cursuslocatie is
Utrecht of Zwolle.

Meer informatie: Van Hall Instituut,
mevrouw M. Schonenberg, Postbus
1754, 8901 CB Leeuwarden, telefoon:
058 - 2846160, fax: 2846199.

Tijdens de Voorjaarsdagen \'97 hebben
in totaal 452 dierenartsen en dieren-
artsassistentes het Indexel-prijsvraag-
formulier ingevuld.
Op dinsdag 29 april 1997 is de verze-
gelde envelop met daarin het win-
nende nummer uit de kluis van de
Koninklijke Nederiandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde gehaald.
Het winnende nummer is 9851000056
27594. Helaas heeft niemand het win-
nende nummer geraden, maar degene
die er het dichtst bij zat is mevrouw G.
van Leeuwen uit Krimpen aan de Lek.
Zij heeft daarmee de hoofdprijs ge-
wonnen, zijnde een volledig verzorgd
weekend in een Nederlands kasteel ter
waarde van ƒ 750,--.

De andere prijzen zijn gewonnen door:

- K. Visser uit Amsterdam met de
tweede prijs: een dinerbon ter waar-
de van ƒ 250,--;

- D. Hofman uit Spijkenisse met de

INDEXEL
PRIJSVRAAG

derde prijs: een bloemenbon ter
waarde van ƒ 100,--;
- A.M. van der Linden uit Haarlem
met de vierde prijs: een geschenk-
bon ter waarde van ƒ 50,~.

De vijfde tot en met tiende prijs, zijnde
een boekenbon ter waarde van ƒ 25,--
is gewonnen door:

- T. Piket uit Spijkenisse

- R. Mentink uit Amstelveen

- M. van de Tuin uit Rotterdam

- M.Th. Prinsse-Groen uit Alkmaar

- K. van Bruggen uit Rotterdam

- S. van Vliet uit Zaandam

De medewerkers van Rhône Mérieux
feliciteren de prijswinnaars.

TROVET INTRODUCEERT BLIKVOER VOOR DE KAT EN
SENIOR HOND

Naar aanleiding van een duidelijke
vraag uit de markt introduceert Trovet
een volledig nieuwe lijn blikvoer voor
de kat. Tot op heden was Trovet uit-
sluitend bekend als een dieetvoer in
droge vorm. Nu kan de dierenarts ook
blikvoerproducten inzetten als onder-
deel van de therapie.

Trovet introduceert tevens senior
hond, een dieetvoer voor oudere hon-
den. Trovet senior hond is op weten-
schappelijke wijze tot stand gekomen
en heeft een laag calorie- en eiwitge-
halte. Het bevat daarentegen meer wa-
terbindende voedingsvezels, die de
vertering bevorderen en het vitami-
nen- en mineralengehalte is nauwkeu-
rig afgestemd op de behoefte.

Beide producten zijn uitsluitend ver-
krijgbaar via de dierenarts.

-ocr page 387-

Koeien, tochtigheid.....stappentellers?

R. van Ooijen en E. van Neerbos; SR
621/97: 37 pp.

Reclame door de dierenarts. M.
Boumans; SR 622/97: 49 pp.

Podotrichleose: de relatie tussen het
röntgenbeeld en het resultaat van or-
thopaedisch beslag. M. Luyben en A.
van den Noort; SR 623/97: 10 pp.

Immunohistochemical staining for de-
tection of Mycobacteria, a comparison
with the Ziehl-Neelsen staining. P.B.
van den Hurk; SR 624/97: 27 pp.

Parameters voor botformatie en -re-
sorptie, in de circulatie, inclusief on-
derzoek aangaande ICTP bepalingen
bij de hond. D.C. Sijbranda; SR
625/97: 59 pp.

Het voorkomen en de pathologische
betekenis van
Helicobacter Pylori en
Gastrospirillum Hominis in de maag
van de hond en de kat in vergelijking
met de mens. R. Gaasbeek en B.K.
Verdouw; SR 626/97: 37 pp.

Invloed van veetransport op de gezond-
heidsstatus van rundveebedrijven.
E.J.M. Lambregts; SR 627/97: 16 pp.

Effect van autovaccinatie van dra-
gende zeugen op Streptococcus suis
infecties bij biggen. T. van de
Veerdonk; SR 628/97:46 pp.

Ketoprofen een NSAID. Een litera-
tuuronderzoek van 1985 tot 1997.
E.M. de Boer; SR 629/97: 68 pp.

Het verloop van de electrische geleid-
baarheid van de melk bij Escherichia
coli-mastitis. T. Pijs en E. de Weerd.
SR 630/97: 23 pp.

Retrospectieve evaluatie van de kei-
zersnede bij de merrie. M. Koedam;
SR 631/97: 46 pp.

Hypofysetumoren bij de hond. Een li-
teratuuronderzoek. M.T.J. van den
Brink; SR 632/97: 64 pp.

Schurft en schurfteradicatie op var-
kensbedrijven met Ivomec®. N.P.J.
Achten; SR 633/97: 51 pp.

Reliability of calipers to measure the
blubber thickness in
Eumetopias ju-
bata.
R.A.H. Jonker. SR 634/97: 23
pp.

Pharmacy management in the tropics
with special reference to the Kalidep,
Tanzania. M. Kraakman; SR 635/97:
44 pp.

Hormonale regulering van de lipoge-
nese in de herkauwer. R. Heynen; SR
636/97: 24 pp.

De waarde van symptomatologie en
laboratoriumparameters bij de dia-
gnostiek van Feliene Infectieuze
Peritonitis. H. Rozendaal en A. van
Oijen; SR 637/97: 26 pp.

Kiezen tussen leven en dood. Onder-
zoek naar stress door euthanasie van
hond en kat bij dierenartsen.

□VERZICHT STUDENTENREFERATEN

Deel 1: Levert euthanasie van hond en
kat stress op voor de dierenarts? Deel
2: Waarom wordt euthanasie van
hond en kat door de dierenarts als
stressvol ervaren? Y.S. van Ant-
werpen en M.D. Bergman; SR 638/
97: 48 pp.

Rugproblemen bij paarden. J.C.M.
Steen en P.M. Töpfer; SR 639/97: 42
pp.

Neonatal Maladjustment Syndrome.
W.B.F. Swart; SR 640/97:42 pp.

Incidence of pregnancy loss following
manual twin reduction in the mare.
Y.S.Nout; SR 641/97: 21 pp.

Flow-volume en drukcurves als dia-
gnostica voor voorste luchtwegaan-
doeningen bij het paard; utopie of re-
aliteit? H.M. Boschloo; SR 642/97: 26
pp.

De hypothalamo-hypofyse bijnieras
bij honden met hepatoencephalopatie.
B. Ooms en A. Schipper; SR 643/97:
37 pp.

Virus infections of aquatic mammals.
A literature review. E.J. Vedder; SR
644/97: 77 pp.

Het gebruik van Vasolastine® in de
humane en veterinaire geneeskunde.
R. Wormhoudt; SR 645/97: 25 pp.

Infant respiratory distress syndrome
bij neonatale veulens. G.G. Cremers
en N.J. Vos; SR 646/97: 58 pp.

Tyzzer\'s disease bij het paard. C.J.M.
Goorden; SR 647/97: 21 pp.

DAIRY STOCK DEVELOPMENT AND MILK PRODUCTION
WITH SMALLHOLDERS

R. de Jong, ISBN-90-5485-568-1. Uit-
geverij de Jong, Breehoven 19, 6721
SP Bennekom. Prijs
ƒ 40,-.

Dit boekwerk is een commerciële uit-
gave van een dissertatie die in 1996
aan de Landbouw Universiteit te
Wageningen verdedigd werd. In een
elftal hoofdstukken wordt een over-
zicht gegeven van wat er zich op we-
reldniveau in de laatste decennia afge-
speeld heeff op het gebied van de
melkveehouderij, waarbij de nadruk
valt op de kleine boer in de ontwikke-
lingslanden.

Hoofdstuk 1 begint met de mondiale
ontwikkelingen in landgebruik, bevol-
kingsgroei en agrarische ontwikkelin-
gen. Het behandelt dan de ontwikke-
ling van de \'kleine boer\' in het voor-
oorlogse Nederland naar de huidige

-ocr page 388-

L E O Leo Pharmaceutical Products B.V., Postbus 51, 1380 AB Weesp. Telefoon: 0294-480451 / 0294-480458 (verkoop)

-ocr page 389-

LEOdLLINf DE NUNNER11N DE RACE TEGEN NASTITIS.

Hoewel de landelijke mst vaak anders doet vermoeden, staat de melkveehouderij enorm onder druk: terwijl de
kwaliteitseisen strenger zijn geworden, moeten de melkveehouders met minder koeien méér melk leveren. Om
nog uit de kosten te komen, is een gezonde veestapel dus van leveasbelang. Elke veehouder wil eventuele
infecties dan ook zo snel mogelijk opsporen en effectief behandelen. Zo kan de \'opname van vakantiedagen\'
binnen de veestapel tot een minimum worden beperkt. Daarom is er Leocillin. Een smal spectrum antibioti-
cum dat te boek staat als eerste keus voor de behandeling van subklinische en klinische mastitis,
veroorzaakt door
Streptococcen, gevoelige staphylococcen en A.pyogenes. Leocillin is bovendien
weefselvriendelijk en zorgt -dankzij een unieke penetratie in de uier- heel snel voor hoge melkspiegels en
snelle uitscheiding. Kortom, Leocillin rekent snel af met bacteriën die de bedrijfsvoering kunnen verstoren.

-ocr page 390-

melkveebedrijven en vergelijkt deze
met de situatie elders in Europa,
Oceanië, Verenigde Staten en de
(sub)tropische gebieden.
Opjaarbasis steeg tussen 1980 en 1994
de voedselbeschikbaarheid per hoofd
van de bevolking met 0,31% aan ge-
wasproducten en 0,21% aan veehou-
derijproducten. De melkveehouderij in
de geïndustrialiseerde landen kampt
met overproductie door een dalende
effectieve vraag naar melk, terwijl ont-
wikkelingslanden zitten met een onbe-
vredigde vraag en beperkte buiten-
landse valuta voor import van melk.
In Nederiand nam tussen 1930 en
1993/94 de melkproductie per koe toe
van 3250 naar 6970 kg, terwijl het
krachtvoergebruik steeg van 400 tot
2200 kg per koe per jaar. Het kunst-
mestgebruik op grasland bereikte in
1984, net voor de invoering van het
melkquotum, haar hoogtepunt met 315
kg N per ha, waarna het daalde tot 280
kg N per ha in 1993/94. Het aantal ar-
beidsuren per koe is afgenomen van
340 uur in 1940 tot 40 uur in de jaren
negentig. De gemiddelde melkproduc-
tie steeg tot 10.085 kg per ha in 1984
en tot 266.500 kg per bedrijf in
1993/94, terwijl het aantal melkveebe-
drijven daalde van 185.000 tot 40.500
in de periode 1960-1993/94. Het netto
bedrijfsresultaat in de melkveehoude-
rij is negatief, omdat melksaldo en om-
zet en aanwas de totale berekende kos-
ten van pacht, kapitaal en familie-
arbeid niet volledig dekken. De over-
gebleven melkveehouders weten het
hoofd boven water te houden door lage
familie-uitgaven, terwijl afschrijvin-
gen en spaargelden worden gebruikt
voor vervanging en investeringen in
het bedrijf Er bestaan grote verschil-
len in prestatie tussen de verschillende
regio\'s, binnen verschillende bedrijfs-
stijlen per regio, maar de grootste
spreiding wordt veroorzaakt door ver-
schillen in individuele gezinssituaties
en bedrijfsvoering.

In 1992 bedroeg de bijdrage van de zui-
velsector aan het agrarisch bruto natio-
naal product ongeveer 25% in Neder-
land, Duitsland, Frankrijk en Dene-
marken tegen slechts 10% in Nieuw-
Zeeland, Australië en Amerika. Van
deze landen heeft Nederiand de klein-
ste bedrijfsgrootte, maar tevens de
hoogste melkopbrengst per koe, ha en
per mandag.

Nieuw-Zeeland heeft de hoogste vee-
bezetting met 2,3 koe per ha en de
laagste voeruitgaven en vaste kosten
voor land, stallen en groenvoerwin-
ning per liter melk, en de laagste pro-
ducenten melkprijs.
De melkveehouderij kent premies voor
de productie van consumptiemelk zo-
als de wintermelktoeslag in Nederiand,
de stadsmelktoeslag in Oceanië en een
A-melkprijs in de VS, die toeneemt
naarmate de afstand vanaf Wisconsin,
het historische centrum van melkpro-
ductie, groter is.

De melkveehouderij in (subjtropische
gebieden vertoont zeer grote verschil-
len in melkopbrengst per koe, varië-
rend van enkele honderden liters melk
per koe bij de nomaden en inheems vee
tot een jaarproductie van 6.000-9.000
kg per geïmporteerde zwartbonte koe
in geïmporteerde, commerciële melk-
veebedrijven in olieproducerende lan-
den (Saoedi-Arabië, Libië).

Hoofdstuk 2 behandelt de kenmerken
van tropische veehouderij systemen.
De leeftijd bij eerste afkalven is in
warme streken hoger dan de 24 tot 30
maanden in de gematigde streken, bij-
voorbeeld voor melkbuffels (38-47
maanden), lokale buffels (tot 57 maan-
den), Indische melkveerassen (40-58
maanden), lokaal vee (tot 54 maan-
den), kruisingsvee (30-46 maanden)
en exotisch melkvee (27-36 maan-
den). Tussenkalftijden, variërend van
381 tot 638 dagen zijn veel langer dan
de aanbevolen 365 dagen. Dit, teza-
men met de hoge leeftijd bij eerste keer
afkalven, beperkt het jaariijks aantal
geboren kalveren in een kudde.
Kalversterfte in de tropen variërend
van IO tot 45% is veel hoger dan de 7
tot 16% in de gematigde klimaten.
Hoofdoorzaken zijn de hoge ziekte-
druk, de lage voemiveau\'s en de lage
kalverprijzen voor vlees en/of de fok-
kerij.

Lage kalverprijzen zijn bijvoorbeeld
het resultaat van geen of een geringe
consumptie van rundvlees door
Hindoes en Boeddhisten en/of de lage
lokale - en wereldmarktprijzen voor
vlees. Stierkalveren die geschikt zijn
voor de productie van trekossen wor-
den doorgaans beter opgefokt. De
wens van de overheid in veel ontwik-
kelingslanden om de prijs voor vrou-
welijk fokvee laag te houden, zodat
meer mensen met vee op krediet met
melkveehouderij kunnen beginnen,
drukt anderzijds de animo voor een
goede opfok van vrouwelijk jongvee
door kleine boeren, en reduceert de
economische productie van extra fok-
materiaal boven hetgeen nodig is voor
vervanging op grote bedrijven.

In Nederland is de melkproductiepe-
riode intensief en kort, met gemiddeld
drie lactaties en een opruimleeftijd van
5 jaar. In de tropen is de levensduur
veel langer, maar het aantal kalveren
ligt slechts tussen de drie en vijf met
uitzonderingen van zes tot tien kalve-
ren in dorpskuddes in India en Nepal,
waar nauwelijks opgeruimd noch ge-
slacht wordt. Omdat in de tropen onge-
veer drie kalveren nodig zijn om een
klam vaars te produceren ter vervan-
ging van de moederkoe, bestaat er dus
weinig armslag voor selectie binnen
het vrouwelijk jongvee en moeten ge-
netische verbeteringen vooral in de
mannelijke lijn worden gezocht.
Na de succesvolle introductie van exo-
tisch melkvee in de tropen aan het be-
gin van de twintigste eeuw door
Europese boeren, militairen en missio-
narissen, begonnen veel ontwikke-
lingslanden aan het begin van hun on-
afliankelijkheid in de jaren 1940-1960
met de import van melkvee om te vol-
doen aan de snel groeiende vraag naar
melk in de steden. Geïmporteerde die-
ren waren niet aangepast aan de com-
binatie van tropische hitte en hoge
vochtigheidsgraad en bleken zeer ge-
voelig voor dierziekten. Dit resul-
teerde in hoge sterfte, veel gevallen
van abortus met als gevolg een lage
productie van melk en jongvee, vooral
bij de kleine boer.

Op de (semi)staatsbedrijven ging de
introductie en het vergelijken van exo-
tische rassen onder betere voedings-
en gezondheidsomstandigheden ver-
der. In een aantal landen ging men
over tot kruisen met lokaal vee dat
leidde tot een aantal synthetische ras-
sen met min of meer vaste eigenschap-
pen.

Een aantal landen begon in de 60-er ja-
ren met door donoren gesponsorde KI
op bedrijfsniveau. In andere landen,
bijvoorbeeld Ethiopië en Tanzania,
kruiste men lokaal vee (Boran, Small
East African Zebu) op semi-over-
heidsbedrijven met exotisch sperma
en/of stieren voor productie van Fl\'s
voor de kleine boer. Import van melk-
vee werd voortgezet in het Midden-
Oosten en Noord-Afrika, gebmik ma-
kend van \'olie\' geld en privékapitaal
om zelfvoorzienend te worden in
melk. Grote melkveebedrijven werden
opgezet met geïmporteerd vee, huis-
vesting, machines, krachtvoer en zelfs
buitenlands management (met uitzon-
dering van Tunesië, waar lokaal ma-
nagement werd opgeleid).
Grote aantallen exotisch melkvee zijn

-ocr page 391-

ook geïmporteerd in Indonesië, hoofd-
zakelijk voor kleine boeren, onder-
steund door goedkope, langlopende
kredieten. De melkproductie is echter
ver onder de genetische potentie van
de dieren gebleven en de interne gene-
ratie van vee is zeer beperkt.

Hoofdstuk 3 geeft de ervaringen weer
van krediet verlenende instanties en
intemationale organisaties met melk-
veehouderijontwikkeling.
Ontwikkelingsbanken noemen de vol-
gende factoren die bepalend zijn voor
succes in veehouderijontwikkeling;
adequate stimulansen en ondersteu-
nende dienstverlening voor de produ-
cent. het gebruik van aangepaste tech-
nologie en een goede planning en
implementatie-capaciteit van de ver-
antwoordelijke instanties. Falen van
projecten werd toegeschreven aan ver-
keerde economische politiek, bijvoor-
beeld overgewaardeerde ruilvoeten die
geïmporteerde producten en technolo-
gie aantrokken, gecontroleerde prijzen
die de politiek actievere en meer aan-
dringende consument beschermen, en
een zwak semi-overheid management
van melkverwerking en vermarkting.
Veelbelovend zijn de ontwikkeling
van de (semi)urbane melkveehouderij
in West- en Oost-Afrika, kleine boe-
renprojecten met lokale melkverkoop
direct aan de consument, en de zuivel-
projecten in India, die een effectief,
gelaagd coöperatiesysteem hebben
ontwikkeld met een brede reeks van
diensten voor miljoenen boeren, en dat
miljoenen liters melk per dag verza-
melt, verwerkt en vermarkt.
Aangepaste technologie betekent een
goede, onderiinge afstemming van ras,
klimaat en beschikbare voerbronnen,
handmatige operatie om te profiteren
van goedkope gezinsarbeid en mrale
arbeidskrachten. Commerciële melk-
veehouderij slaagt alleen daar, waar de
melk-krachtvoerverhouding hoger ligt
dan 1,5.

Een intemationale workshop in 1992
in Wageningen voor beleidsmakers in
de veehouderij, benadmkte de veelzij-
dige functies van vee en de behoefte
om de lokale productie te stimuleren
om redenen van voedselzekerheid,
werkgelegenheid, inkomensvorming
en een gelijkere verdeling. Dit bete-
kent een beleidsverandering in ont-
wikkelingslanden, weg van de huidige
focus op consumenten, richting kleine
producenten op het platteland met de
nodige aanpassingen in prijzen, han-
del, krediet, landgebmik en gebmiks-
rechten. Op technologische vlak lag de
grootste uitdaging in de ontwikkeling
van lokale voerbronnen en verbeterde
voersystemen in de nomadische, ge-
mengde en intensieve veehouderij en
in ranches.

Bank- en donorfinanciering van groot-
schalige melkveehouderijbedrijven
verminderde sterk in de loop van de
tijd in verband met lage of negatieve
uitkomsten in vergelijking met prijzen
voor (gedumpte) melkproducten en/of
door lage prijsratio\'s tussen melk en
krachtvoer als gevolg van overheids-
politiek om de melkprijs laag te hou-
den met aan de andere kant hoge voer-
prijzen door de stimulering van export.
Kleinschalige melkveehouderij op ba-
sis van goedkope gezins- en mrale ar-
beid met gebruik van lokaal verbeterd
voer voor een kruisingskoe en melk-
verkoop direct aan de consument lij-
ken thans de beste ogen te gooien voor
verbetering van de lokale melkproduc-
tie.

Nederiandse ervaringen met ontwik-
kelingssamenwerking in de melkvee-
houderij in Zuid-Amerika, Afrika
(Kenya, Tanzania) en Azië (Sri Lanka,
India en Indonesië) werden besproken
in de volgende vijf hoofdstukken.
De lessen getrokken uit de Neder-
landse ondersteuning van rundveehou-
derijprojecten over de periode 1974-
1984 werden in 1987 opgetekend door
de Inspectie te Velde en gebmikt voor
formulering van nieuw beleid bij on-
dersteuning van de veehouderij in ont-
wikkelingslanden, dat werd gepubli-
ceerd in 1992. Noch de bijdrage van
Nederlandse vee-exporten noch de
steun aan grootschalige melkveehou-
derijbedrijven in de zeventiger jaren
bleken successen. De aanpassing van
exotisch vee in de warme, vochtige
tropen aan lokale condities van voer en
management was problematisch. Ge-
mechaniseerde grootschalige melk-
veehouderij was ten dode opgeschre-
ven door gebrek aan buitenlandse
valuta voor onderdelen en vervanging
van machines.

Het Pasto project, Colombia, intensi-
veerde haar aandacht in de tweede fase
(1978-1984) op de
horizontale inte-
gratie van melkvee met akkerbouw,
tuinbouw, boomteelt en andere dier-
soorten. De grote variatie in inputcom-
binaties van land, arbeid, verschil-
lende gewassen en diersoorten bij de
kleine boeren vereiste een rijk gesor-
teerd assortiment aan mogelijke verbe-
teringen, terwijl adoptie van de pak-
ketten door de kleine boer sterk afhing
van zijn gezinsomstandigheden en
prijsveranderingen. Verbeteringen in
marktgewassen met lage arbeidsbe-
hoeftes werden vaak snel door grote
bedrijven overgenomen, terwijl de
kleine boer uit de markt werd geprijsd.

Verticale integratie van melkproduc-
tie, -verwerking en vermarkting, ge-
analyseerd in hoofdstuk 6, heeft be-
trekking op steun aan de coöperatieve
zuivelindustrie in Narifio, Colombia
en de voomitzichten op verticale inte-
gratie binnen het model zuivelproject
in Carïar, Ecuador Grote stmikelblok-
ken op macro-niveau waren de impor-
ten van goedkoop (gedumpt) melkpoe-
der door de regering of haar agent en
de prijsregulering ten gunste van de
consument. Op micro-niveau waren
het de geringe liquiditeit en de zwak-
heden in management en organisatie
van beginnende groepen/coöperaties.

In hoofdstuk 7 worden de resultaten
over 1985-1992 vergeleken met die
van de haalbaarheidsstudie van geïnte-
greerde akkerbouw-veeteelt op drie
kleine demonstratie- en trainingbe-
drijljes van het Mid Country Livestock
Development Centre in Sri Lanka. De
gewasopbrengst per m^ was het hoog-
ste op het kleinste bedrijf (0.2 ha!) dat
de hoogste relatieve veebezetting had.
Vergelijking met de haalbaarheidsstu-
die toonde aan dat de arbeidsinzet ho-
ger was dan gepland, en de kapitaal-
vergoeding was zelfs lager dan het
heersende rentepercentage. Een gefa-
seerde investering via eenjarige ge-
wassen, aangevuld met middellange
en lange termijn gewassen en gevolgd
door de introductie van vee lijkt in der-
gelijke gevallen beter en ook meer in
lijn van de aanpak van de kleine boer
om stap voor stap zijn bedrijf te verbe-
teren en grote risico\'s te vermijden.

In hoofdstuk 8 zijn de financiële, tech-
nische en economische resultaten van
de introductie van melkvee op verla-
ten, marginale theegrond (0,2 tot 0,8
ha) in Sri Lanka geanalyseerd. Op 93%
van de projectbedrijven was tijdens de
enquête nog melkvee aanwezig terwijl
77% in de maand van de enquête melk
hadden verkocht. Per gezin werd dage-
lijks 0,6 kg melk gebmikt voor huis-
houdelijke consumptie. De verkoop
van melk bepaalde voor 66% het be-
drij fsinkomen voor projectboeren en
voor 81% van controleboeren, terwijl
de bijdrage aan het gezinsinkomen re-

-ocr page 392-

spectievelijk 32 en 46% bedroeg.
Verbetering van de bodemvruchtbaar-
heid door middel van melkvee werd
als eerste reden opgegeven door 64%
van de boeren.

In hoofdstuk 9 worden er oplossingen
aangegeven voor het tekort aan verbe-
terd vee in melkveehouderijprojecten
met kleine boeren, gebaseerd op de
schrijver zijn ervaringen in Sri Lanka.
Van de verschillende pogingen om
voldoende aanwas te verkrijgen, vol-
deed nog het beste door de boeren zelf
de borstomvang van de kalveren op
gezette tijden te laten meten en deze te
vergelijken met streefmaten op een
groeikaart. Dit werd gecombineerd
met kwartaalbezoeken van voorlich-
ters en het verstrekken van een bonus
na het behalen van de bereikte maten.

In Hoofdstuk 10 is de ontwikkeling
van de zuivelsector over de periode
1980 (gem. van 1979-1981) tot 1993
(gem. van 1992-1994) nader geanaly-
seerd in geselecteerde landen en in
projecten die gesteund werden door
Nederland, WFP, Zwitserland en
FAO/UNDP samen met het bedrijfsle-
ven.

In Europa en Noord-Amerika nam de
melkgift per koe toe en daalde het aan-
tal melkkoeien en melkveehouderijbe-
drijven. In Afrika daalde de beschik-
baarheid van lokale melk per hoofd
van de bevolking, met uitzondering
van Kenia en Tunesië, waar deze toe-
nam door meer melkkoeien, respectie-
velijk een hogere melkgift per koe. In
Azië nam de lokale beschikbaarheid
van melk in veel landen toe door de
import van vee (Thailand, Indonesië,
Zuid-Korea, Saoedi-Arabië), door gro-
tere aantallen lokaal melkvee
(Pakistan, China) en/of door een ver-
hoogde melkgift per koe (Israël, Zuid-
Korea, Indonesië, India). In Latijns-
Amerika steeg de beschikbaarheid
door verhoogde productie per koe
(Argentinië, Ecuador, Costa Rica),
toename in aantal melkkoeien (Co-
lombia, Bolivia, Guyana) of beide
(Chili, Uruguay, Brazilië). De lokale
beschikbaarheid daalde in belangrijke
melk importerende landen (Mexico,
Cuba, Nicaragua, Peru en de
Dominicaanse Republiek).
Door Nederland gesteunde melkvee-
houderij projecten met kleine boeren
in Kenya, Tanzania, Sri Lanka,
Colombia en Ecuador resulteerden in
meer melkveehouders met hogere
melkgiften per koe, een hoog percen-
tage koeien in melk en een lage sterfte
bij volwassen dieren en met name bij
kalveren. Tussenkalftijden waren lang
in alle projecten hetgeen wijst op on-
voldoende voeding in het begin van de
lactatie, gevolgd door het traag op
gang komen van de ovariële activiteit.
Slechte bronstdetectie, problemen bij
het tijdig laten dekken of insemineren
en geen of laat drachtigheidsonder-
zoek als ook de angst van boeren voor
een lage melkproductie na het drachtig
worden, droegen allen bij aan de lange
tussenkalftijden.

Melkveehouderijprojecten ondersteund
door het wereldvoedselprogramma
hadden in somtnige landen (Bolivia,
India, Tanzania) meer tijd nodig dan
aanvankelijk gepland terwijl in landen
met hoge eigen bijdragen van de natio-
nale regeringen (Cuba en China) de
doelstellingen op tijd werden gehaald.
De periodieke bijstelling van de melk-
poeder- en boterolieprijs via de FAO
formule om concurrentie met lokale
melk te vermijden, gebeurde meestal
met vertraging om de financiële situatie
van de ontvangende zuivelindustrie te
ontzien en/of de politiek gevoelig lig-
gende bijstelling van de consumenten-
prijs.

Het stimuleren van de melkveehoude-
rij op het platteland kan in principe op
twee manieren: (1) via het Operation
Flood model (India) met een uitge-
breid netwerk aan ophaalpunten, koel-
centra en rurale melkfabrieken die de
melkfabrieken in de stad bevoorraden
en het melkoverschot in de regentijd
omzetten in melkpoeder om de lage
aanvoer in de droge tijd aan te vullen
en in producten met een hoge toege-
voegde waarde of (II) meer streekge-
bonden kleinschalige verwerking van
melk in producten met toegevoegde
waarde en een langere bewaartijd die
vervoer over grotere afstand toestaan
naar een meer koopkrachtige klanten-
kring (Zwitserse projecten).

FAO heeft via haar regionale trai-
ningsprogramma een groot aantal lo-
kale trainers en technici getraind. De
grootste uitdaging blijft echter de or-
ganisatie van de kwaliteitscontrole van
verse melk, een goedkope verwerking,
verpakking en distributie van melk en
melkproducten.

Onder de structurele aanpassingspro-
gramma\'s van onder andere de
Wereldbank, worden veel regeringen
gedwongen om akkerbouw en vee-
houderijzaken te integreren in training
en voorlichting om zo met minder per-
soneel de gemengde bedrijven te kun-
nen blijven assisteren. Melkveehou-
derijvoorlichting wordt in toenemende
mate overgeheveld naar meer alge-
mene landbouwkundigen met afstan-
delijke assistentie van specialisten
(dierenarts, veeteler) op districts- of
regionaal niveau. Deze verschuivin-
gen behoeven een intensieve training
van plaatselijke voorlichters om de
rurale melkveehouders op maat te kun-
nen adviseren.

In hoofdstuk 11 wordt een analyse ge-
daan van de grote hoeveelheid gege-
vens die de Jong verzameld heeft en
hier zit de sterkte en zwakte van het
boek. Enerzijds is de situatie vaak zo
regio gebonden, dat de analyse c.q. op-
lossingen alleen maar toepasbaar zijn
voor een bepaald gebied. Anderzijds
zoekt de schrijver naar een gemeen-
schappelijke noemer voor de melk-
veehouderij ontwikkeling.
Eén ding is zeker, in ontwikkelingslan-
den stijgt de vraag naar melk nog
steeds door urbanisatie en inkomens-
stijging, samen met meer propaganda
voor melk en een groter assortiment
aan melkproducten. De grote vraag is
hoe hieraan te voldoen.
Voedselhulp en ook zuivelhulp werd
in de vijftiger en zestiger jaren vers-
trekt uit landen met een overschot naar
landen met een tekort met name door
de Verenigde Staten en later ook door
het Wereld Voedsel Programma om de
honger in de wereld terug te dringen.
De zuivelhulp nam sterk af aan het
eind van de tachtiger jaren door af-
name van de overschotten door het in-
stellen van melkproductiequota\'s en
de negatieve effecten van voedselhulp
op de lokale voedselproductie. Bo-
vendien veranderde de inzichten in het
wereld voedselprobleem, namelijk dat
dit primair een energie tekort was en
pas secundair een eiwit tekort.
Hoge investerings- en arbeidsbehoef-
ten in de melkveehouderij en de lage
financiële opbrengsten beperken het
aantal koeien per bedrijf Dit werkt
gunstig uit voor kleine boeren die over
voldoende gezinsarbeid beschikken en
in staat zijn om eenvoudige stallen te
bouwen en een paar koeien aan te
schaffen.

Genderaspecten werden geïntrodu-
ceerd in het ontwikkelingssamenwer-
kingsbeleid en in toenemende mate
geïntegreerd in projecten.
Comparatieve voordelen in de produc-
tie van melk en melkvee hangen sterk

-ocr page 393-

af van de maatschappelijke wensen en
bereidheid tot financiële offers ter on-
dersteuning van de werkende produ-
cent of voor de verzorging van de ge-
nietende consument. Een geldstroom
van de stedelijke \'have\'s\' naar de
\'have-nots\' op het platteland is nood-
zakelijk om de uitstroom van het plat-
teland naar de stad tegen te gaan. De
discussie over subsidies of andere sti-
mulansen is gecompliceerd omdat veel
economen geloven dat liberalisatie
van de agrarische wereld markt, orde
op zaken zal stellen tussen vraag en
aanbod met als uitvloeisel correcte
prijzen, terwijl veel boeren en technici
waarde hechten aan een meer stabiele
dat wil zeggen geregelde, economi-
sche omgeving. Dit laatste houdt in dat
er voor de producent voldoende marge
zit tussen opbrengsten en kosten en dat
noodzakelijk geachte wijzigingen in
de productiewijze worden doorge-
voerd door gerichte stimulering van de
producenten, hetgeen de voedselze-
kerheid, werkgelegenheid, inkomen
en welzijn van zowel consumenten en
producenten ten goede komt.
Een en ander resulteert in grote ver-
schillen in melkprijzen die echter meer
bepaald worden door de economische
omgeving dan door de technische mo-
gelijkheden van klimaat, grond, vege-
tatie,veestapel, ziekten en boeren.
Langdurige donorondersteuning sti-
muleerde technologie-ontwikkeling en
-introductie in het veld, zoals het stal-
voederingspakket, gezondheidspro-
gramma\'s, voer-gewas rotatie en
kleinschalige melkverwerking en de
formatie van boerenorganisaties. In de
meeste projecten is een verdere ver-
sterking van boerenorganisaties nog
steeds nodig om te komen tot een duur-
zame melkveehouderij met kleine pro-
ducenten.

Voor een ieder die geïnteresseerd is in
de melkveehouderij op mondiaal ni-
veau en hoe deze zich kan ontwikke-
len onder invloed van sociale, econo-
mische en technische factoren, bevat
dit boek een schat aan gegevens. De
Jong schets duidelijk hun samenhang,
maar beschouwt de socio-economi-
sche factor uiteindelijk als de motor
voor ontwikkeling. Een recept voor
ontwikkeling geeft hij niet maar wel
laat hij zien welke factoren dit proces
bevorderen c.q. afremmen. Men vindt
in zijn werk praktisch geen dierge-
neeskundige problemen vermeld en
als zodanig zal het vele dierenartsen in
Nederland niet direct aanspreken.
Indien men echter iets verder wil kij-
ken dan de eigen rundveepraktijk dan
kan ik dit boek van harte aanbevelen.
Voor dierenartsen, veetelers en
streekontwikkelaars die in ontwikke-
lingslanden werkzaam zijn op het ge-
bied van de melkveehouderijontwik-
keling is dit boek een \'must\'.

Prof. Jr. D. Zwart

HANDBOOK OF SMALL ANIMAL GASTROENTEROLOGY

ToddR. Tam.s. ISBN0-7216-247H-2.

In dit compacte naslagwerk worden op
overzichtelijke wijze de belangrijkste
afwijkingen van het maagdarmkanaal
behandeld. Het eerste hoofdstuk gaat
uitvoerig in op de diverse symptomen
die in de gastro-enterologie gevonden
kunnen worden en behandelt het be-
langrijke verschil tussen regurgiteren
en braken en tussen dunne en dikke
darm diarree. Keer op keer wordt op
het belang van een goede, uitvoerige,
anamnese gewezen. Diverse schema\'s
en tabellen fungeren als zeer handige
geheugensteuntjes. Het hoofdstuk
over radiologie en echografie behan-
delt uitgebreid de diverse mogelijkhe-
den van contrastonderzoek. Veel van
deze onderzoeken kunnen tegenwoor-
dig beter door endoscopic vervangen
worden. Het deel over echografie be-
vat vele foto\'s ter verduidelijking,
doch of een niet geoefende lezer hier
veel aan heeft valt te bezien. Het
hoofdstuk betreffende endoscopic en
laparoscopic geeft informatie over de
benodigde apparatuur en zeer beperkte
informatie over de diverse technieken.
Het onderstreept het belang van een
geoefende onderzoeker, stapsgewijze
manier van onderzoek en de absolute
noodzaak van het nemen van biopten.
Endoscopie is in vele maagdarmpa-
tiënten het ultieme onderzoek doch het
belang van een goede anamnese en li-
chamelijk onderzoek mag niet verge-
ten worden. Alleen in de handen van
een ervaren endoscopist wordt het
maximum aan infonuatie verkregen.
In de volgende hoofdstukken worden
achtereen volgens de meest voorko-
mende afwijkingen van de slokdarm,
maag, dunne darm, dikke darm, lever
en pancreas behandeld. In het alge-
meen volgens het schema ethiologie,
diagnose en behandeling. Er wordt
weinig aandacht besteed aan pathofy-
siologie. Zoals in de Amerikaanse lite-
ratuur gebruikelijk is, wordt er vaak
erg veel onderzoek verricht (bij vrij-
wel iedere klacht wordt min of meer
standaard uitgebreid bloedonderzoek
verricht). In het hoofdstuk betreffende
de lever worden de meest gebruikte le-
verenzymen besproken en hun rela-
tieve nut. In tegenstelling tot de wat
oudere literatuur wordt gesteld dat
welke bloedparameters dan ook afwij-
kend zijn, in de meeste gevallen de
diagnose pas zeker gesteld kan worden
middels bioptonderzoek. Een fout is
het aanraden van valium bij convulsies
ten gevolge van hepato-encephalopa-
thie.

De auteur beschrijft heel vaak zijn eigen
ervaringen met bepaalde afwijkingen of
therapieën. Zonder dat hier altijd een be-
wezen wetenschappelijke achtergrond
aan ten grondslag ligt. Het maakt het
boek echter wel erg prettig leesbaar
(zonder nu direct een spannend jon-
gens/meisjesboek te worden). Het
hoofdstuk over enterale voeding onder-
streept het belang van een tijdige en ade-
quate manier van dwangvoeding. De
meest gebmikte technieken worden kort
besproken. Tenslotte worden in hoofd-
stuk 12 enkele maagdarmafwijkingen
van konijnen en knaagdieren besproken.
Het handzame formaat, de vele
schema\'s en tabellen en de prettige
schrijfwijze maken dit boek tot een
nuttige aanvulling van de boekenkast
van de practicus en student die wat
meer wil weten over afwijkingen van
het maagdarmkanaal. Voor uitge-
breide pathofysiologische verhande-
lingen moeten andere boeken worden
gebruikt maar voor praktijkgerichte
vragen is dit boek zeer nuttig.

R. van Noort

-ocr page 394-

J. Siebert. A. Behrens. Ferdinand Enke
Verlag Stuttgart 1996. Pocket, 132
bladzijden, 29 zwart-wit foto \'s en 7 ta-
bellen.

Het boek begint met een historisch over-
zicht van de ontwikkeling van cryochi-
rurgie, de theoretische achtergrond van
de invloed van bevriezing op weefsels,
het effect van een cryocyclus (met name
van snel bevriezen en langzaam ont-
dooien), technische gegevens en wer-
king van de apparatuur, controle van de
mate van cryonecrose, voor- en nadelen
van cryochirurgie. Dit deel van het
boekje is uitermate begrijpelijk en prak-
tisch geschreven. Verschillende cryo-
systemen komen uitgebreid aan bod. De
auteurs zien in zijn algemeenheid meer
voor- dan nadelen van cryochirurgie. De
onderbouwing van deze stelling laat
echter zeer te wensen over. Dit blijkt
vooral in het tweede deel van het boekje,
waarin klinische toepassingen van cryo-
therapie bij verschillende diersoorten
worden gegeven. Zoals de auteurs zelf
in het nawoord schrijven ontbreekt het
de meeste Duitse practici aan gedegen
oncologische kennis en zijn er (volgens
de auteurs) in Duitsland onvoldoende
specialistische mogelijkheden voor uit-
gebreide chirurgische ingrepen of che-
motherapeutische behandelingen bij tu-
morziekten. Zij zien in cryotherapie met
name een relatief eenvoudig en goed-
koop altematief voor behandeling. De
auteurs onderscheiden \'henignomen\' en
\'malignomen\', een onderscheid, dat
veelal op klinische indrukken gebaseerd
is. Zo menen de auteurs op grond van
het klinische aspect, dat de meeste tu-
moren in de mondholte bij de hond
goedaardige epulide-achtige tumoren
zijn en deze worden in principe door hen
bevroren. Verlies van gebitselementen
en het optreden van uitgebreide botne-
crose worden slechts zijdelings ge-
noemd. Recente literatuur, waaruit
blijkt, dat zich in de gingiva vaak ma-
ligne mesenchymale mmoren voor-
doen, die kaakresectie noodzakelijk ma-
ken, wordt onbesproken gelaten. De
nadelen van het bevriezen van tumoren
(oncontroleerbaarheid van volledige
celdood in de tumor, onmogelijkheid
om door histologie te controleren of
aangrenzend weefsel vrij is van tumor,
het gevaar van het vrijkomen van bij-
voorbeeld histamine-achtige stoffen uit
een mastocytoom) worden door de au-
teurs als niet opwegend tegen de voor-
delen afgedaan. Vaak wordt aangege-
ven, dat de cryotherapie zonder anes-
thesie kan plaatsvinden, omdat immers
ook sensibele zenuwen worden meebe-
vroren. Men gaat hierbij voorbij aan het
feit, dat in het aan het bevroren gebied
grenzende weefsel ook schade optreedt
en dat het oedeem en de ontstekingsre-
actie hier wel degelijk tot pijnsensatie
zullen leiden. Een scale van niet-tumo-
reuze huid- en slijmvliesaandoeningen
leent zich volgens de auteur ook voor
cryotherapie, waaronder chronische
dermatitis bij de hond, mok bij het paard
en een persisterende urachus bij het veu-
len. In weinig gevallen wordt verwezen
naar vergelijkende studies. Bij de be-
spreking van de behandeling van peria-
nale fistels bij de hond valt op, dat ook
hier volgens de auteurs sedatie of anes-
thesie niet nodig is. Het meevriezen van
de externe anale sfincter kan voorko-
men worden door rectaal met de vinger
de temperatuur te beoordelen. Over het
gebruik van thermokoppels geen woord.
Een beter (door een gastauteur) geschre-
ven hoofdstuk gaat over de behandeling
van glaucoom. Hierin wordt uitgebreid
ingegaan op de etiologie en de verschil-
lende mogelijkheden voor behandeling
van deze aandoening. Ook de beschrij-
ving van de cryotherapie zelf is uitge-
breid en vrij volledig. Het enige wat
mist is het gebruik van een cryoprobe bij
lensextracties. Samengevat dient men
dit boekje zeer kritisch te lezen en ver-
dient de aanschaf van bijvoorbeeld een
goede oncologie boek en een goed der-
matologie boek meer aanbeveling.

im 9 m

KRYGCHIRURGIE IN DER TIERMEDIZIN

M.E. Peeters

VGEDINGSMIDDELENHYGIENE

Referaten

Detectie van verotoxine-produce-
nende E. coli in rauwe vleesproduc-
ten. Detection of verotoxin-produ-
cing Escherichia coli in minced
beef and raw hamburgers: compa-
rison of polymerase chain reaction
(PGR) and immunomagnetic be-
ads.

Arch Lebensmittelhvg 1995; 46: 127-
30.

Rundvee wordt als het voornaamste re-
servoir van verotoxine producerende en-
terohemorragische Escherichia coli
(EHEC) beschouwd (zie ook Tijdschr
Diergeneeskd 1992; 117: 235-7, 1994;
119: 36-7 en 1996; 121: 324-5; ref).
Gemalen rundvlees en hamburger zijn
belangrijke vectoren bij de transmissie
van EHEC naar de mens. Omdat andere
serotypen dan 0157:H7 ook een klinisch
significante rol schijnen te spelen, ont-
wikkelden de auteurs voor de detectie
van verotoxine 1 en 2 genen in rauwe
vleesproducten een PCR (Polymerase
Chain Reaction) rest. Hiermede werden
in Zwitseriand 363 monsters onder-
zocht, waarvan 6.9% positief was.
Verondersteld wordt dat de grootscha-
lige verwerking van rundvlees de ver-
spreiding van contaminaties met EHEC
bevordert. Bij onderzoek van negen
PCR-positieve monsters met een voor E.

coli 0I57:H7 gevoelige 1MB (Immu-
nomagnetic Beads) test werden 2 E. coli
0157:H7 en 2 E, coli 0157 stammen aan-
getoond. De resterende stammen wer-
den geclassificeerd als Citrobacter di-
versus en Hafhia alvei. Met de IMB-test
is E. coli 0157:H7 zeer snel en met een
gevoeligheid van I -6 bacteriën per gram
vlees aan te tonen. Voor de algemene de-
tectie van EHEC bleek een PCR met
voorafgaande cultuur op McConkey
agar een geschikt diagnostisch instm-
ment te zijn.

De auteurs bevelen overheidscontrole
op basis van een limiet voor EHEC, een
monitoring programma bij de kwali-
teitscontrole door producenten en een
beknopte informatie op het etiket aan.

M.P. Smit

-ocr page 395-

Effect of forage supplements on
the incidence of bloat in dairy
cows grazing high clover pastu-
res

C.J.C. Phillips, N.L James, and J.P.
Murrav-Evans. The Vet Rec 1996;
139: 162-5.

Penstympanie wordt vaak waargeno-
men wanneer runderen van schrale
weiden of vanuit de stal worden ge-
bracht naar verse percelen waarin veel
klaver staat.

RUND

Nagegaan werd de invloed van bijvoe-
ding met silage, strobrok, melasse, ex-
tra eiwit (soja) en extra mineralen op
deze abnormaliteit. Tevens werd hier-
bij gekeken naar de verteerbaarheid, de
energetische waarde en de hoeveelheid
stikstof in het toegediende supplement.
Energierijk en eiwitrijk gemakkelijk
verteerbaar voer bleek het ontstaan
van trommelzucht te bevorderen en
wel in de eerste twee weken ema.
Bij dieren die niets extra kregen of die
alleen extra eiwh konden opnemen zag
men duidelijk minder gevallen.

Het geven van silage direct na het mel-
ken had eveneens een gunstige preven-
tieve werking doordat daarna minder
gegraasd werd.

Behandeling van tympanie bestond uit
het gaan wandelen met het dier. Indien
geen verbetering optrad gaf men oraal
pharmaca.

De rantsoenen hadden binnen zekere
grenzen geen invloed op de hoeveel-
heid en op de samenstelling van de
melk.

J.P. W.M. Akkermans

INFECTIEZIEKTEN

Megabacterium infecties van de
kliermaag bij siervogels: litera-
tuuroverzicht en praktijkervarin-
gen in België

P. de Herdt, L. Devriese, E. Haese-
brouck, R. Ducatelle en M. Vanro-
baeys. VI Diergeneeskd Tijdschr 1995;
64: 303-7.

Aan de hand van een uitvoerige litera-
tuurstudie aangevuld met de resultaten
van eigen onderzoek wordt getracht de
pathologische betekenis te evalueren
van zogenaamde \'Megabacteriën
n.sp.\' die kunnen worden waargeno-
men in de kliermagen van papegaai-
achtigen en vinkachtigen.
Over een en ander bestaat nog veel on-
duidelijkheid. Vaak werden \'mega-
bacteriën\' gevonden in uitstrijkjes van
kliermagen van vogels die tevens lij-
dende bleken te zijn aan andere infec-
ties. Ook bij volledig gezonde dieren
kwamen deze micro-organismen voor.
Resultaten van histologisch onderzoek
gaven evenmin uitsluitsel. Het geven
van gevoeligheidsspectra voor anti-
biotica zijn discutabel gezien het feit
dat deze kiem niet of slechts met grote
moeite is te kweken.
Schrijvers zetten vraagtekens bij de
pathologische betekenis van deze bac-
teriën.

J.P. W.M. Akkermans

GRASS SICKNESS; EEN LITERATUURSTUDIE

N.J. Heijligers; SR 439/95: 39pp.

In deze uitvoerige literatuurstudie zijn
gegevens verzameld betrekking heb-
bende op grass sickness bij paarden.
Achtereenvolgens worden besproken
de etiologie, het klinisch beeld, de dif-
ferentieel diagnostiek, de resultaten
van het laboratoriumonderzoek, de
prognose en de therapie.
De ziekte is het meest beschreven in de
Schotse literatuur.

De etiologie is niet duidelijk. Er lijkt
sprake te zijn van een neurotoxine ge-
produceerd door micro-organismen.
De aandoening komt op sommige be-
drijven meer voor dan op andere
vooral bij pas aangekochte dieren. Een
weelderige grasgroei zoals in het voor-
jaar schept predisposities.
Men kent klinisch acute, subacute en
chronische ziektebeelden.
In de acute phase vertonen de dieren
koliek, dysfagie en rhinitis; in de chro-
nische fase valt op vermagering, luste-
loosheid en soms een recidiverende
koliek.

Bij sectie zijn de meest in het oog
springende afwijkingen de degenera-
tieve veranderingen van het slijmvlies
van de slokdarm met onder andere ero-
sies, het overvuld zijn van de dunne
darm met vloeistof en de harde inhoud
van colon en rectum.

Histologisch vindt men chromatolyse-
achtige veranderingen van de neuro-
nen van het autonome zenuwstelsel
van de darmen (vooral van het ileum).
Ook de sympathische en parasympat-
hische ganglia elders in het lichaam
zijn gedegenereerd.

Bij bloedonderzoek treft men ver-
hoogde waarden aan van catecholami-
nes, cortisonverbindingen en histami-
nes. In het buikpunctaat treft men een
hoog s.g. aan alsmede een toename
van het totaal eiwit, een donkergele
kleur en een niet helder aspect.
De prognose is slecht.
De therapie bij acute gevallen is teleur-
stellend; bij chronische gevallen kan
getracht worden de darmmotiliteit te
stimuleren.

-ocr page 396-

G. Meijer: SR 443/95:38pp.

Met behulp van een enquête is nage-
gaan hoe het apotheekbeheer bij in
Nederland praktiserende dierenartsen
is geregeld en hoe het wordt uitge-
voerd. Er werden naar 140 adressen in-
vulformulieren gestuurd waarvan er
73 konden worden verwerkt.

DE APOTHEEK VAN DE DIERENARTS.
MOMENTOPNAME 1994

In de enquête werden algemene vragen
gesteld betrekking hebbende op de aard
van de praktijk, het aantal dierenartsen
werkzaam, de verantwoordelijkheid
voor de apotheek, de begeleiding door
AUV-advies, het gevolgd hebben van
een PAO-cursus apotheek en dergelijke.
Voorts werd informatie gevraagd over
de ontvangst van geneesmiddelen en
bestrijdingsmiddelen en de bewaring,
controle en registratie ervan alsmede
over de afgifte.

Ook moest antwoord gegeven worden
over het aanwezig zijn van en de af-
voer van afvalbakken.
Geconcludeerd kan worden dat er nog
heel veel verbeterd moet worden. De
situatie in groepspraktijken, vooral
wanneer hier vrouwelijke dierenartsen
werkzaam zijn, is over het algemeen
beter evenals in praktijken met AUV-
advies en waar men een PAO-cursus
apotheek heeft gevolgd.

TEPELTOPVEREELTINGEN BIJ HET RUND EXACT
WAARGENOMEN

F. de Graaf; SR/404/95: 42 pp.

In de literatuur werd nagegaan de fre-
quentie van het voorkomen van tepel-
topvereeltingen in relatie met methode
van onderzoek, ernst vereelting, aspect
vereelting, vorm tepels, leeftijd dier,
lactatiestadium, een verhoogd melk-
celgetal, mastitis, het voorkomen van
wratten en verwondingen op de tepel
en andere.

Het blijkt dat de onderzoekers ver-
schillende classificeringssystemen
toepassen. De resultaten lopen hier-
door nogal uiteen.

In het eigen onderzoek, verricht op ze-
ven bedrijven waarbij in totaal 1391 te-
pels werden beoordeeld, werden twee
methoden gehanteerd en wel wat ge-
noemd wordt een globale en een exacte.
De globale beoordeling gebeurde snel
en wel juist voor het melken; de exacte
in alle rust na het melken.
De afwijkingen werden gerubriceerd
in vier categorieën te weten geen ver-
eelting, glad rafelige, ruw rafelige en
grof rafelige vereelting.
Bij de globale beoordeling had 35,8%
van de tepels vereelting en bij de
exacte 27%. Ook de mate van vereel-
ting was bij de exacte beoordeling
minder ernstig.

Uitgaande van de exacte score lijken
een spitse tepeltop, het voorkomen van
wratten, de pariteit en het lactatiesta-
dium predisposities te zijn voor het
verkrijgen van vereeltingen. Ook ziet
men deze meer aan de voorste spenen
hetgeen toegeschreven wordt aan
blindmelken. Ook bij een hoog melk-
celgetal komt de afwijking meer voor
en juist minder bij een positief bacte-
riologisch onderzoek. Dit laatste
schrijft men toe aan het feit dat bij een
hoog melkcelgetal het immuunsys-
teem geactiveerd is.
De resultaten zijn statistisch bewerkt.
(Een goede scriptie, ref)

EVALUATIE VAN DE RISICO\'S VOOR DE ZWANGERSCHAP
VAN DE PRAKTISERENDE DIERENARTS

I. Dam; SR 447/95: 58 pp.

Op basis van een literatuurstudie wor-
den de gezondheidsrisico\'s geanaly-
seerd die gravide vrouwelijke dieren-
artsen en hun ongeboren baby\'s lopen
bij de uitoefening van het beroep van
de aanstaande moeder. Deze risico\'s
worden onderverdeeld in drie groepen
te weten: microbiële infecties, fysische
(traumata, ioniserende straling) en
chemische (farmaca) noxa.
Aan de hand van tabellen en figuren
wordt een en ander toegelicht. Door de
toename van het aantal vrouwelijke
dierenartsen zal de vraag welke ri-
sico\'s er zijn in het beroep steeds vaker
gesteld worden. Microbiële infecties
spelen nauwelijks een rol vermoede-
lijk door het hygiënisch werken in de
praktijk.

Risico\'s verbonden aan het werken
met röntgenstralen kan men verklei-
nen door het treffen van veiligheids-
maatregelen.

Ditzelfde geldt voor het werken met en
het gebruik van farmaca waarbij gelet
moet worden op mogelijke invloeden
van anesthesie-gassen, hormonen, pe-
sticiden en desinfectantie.
Er bestaat wel een verhoogd risico wat
betreft traumata in de buikstreek door
slaan, trappen of drukken van met
name de landbouwhuisdieren.

Bij een goede profylactische houding,
waarbij men weet heeft van de moge-
lijke risico\'s en waarbij men zich hier-
tegen beschermt, loopt de gravide
vrouwelijke dierenarts weinig gevaar.
Geadviseerd wordt in Nederiand een
registratie op te zetten van beroepsge-
bonden ziektegevallen.

-ocr page 397-

M. van Baarle; SR 455/95: 43 pp.

Het doel van het onderzoek was na te
gaan of met behulp van diagnostische
middelen er mogelijkheden zijn om te
differentiëren tussen diverse leveraan-
doeningen in het algemeen en levertu-
moren in het bijzonder.

-■■.Isj

KLINISCHE EN BIOCHEMISCHE PARAMETERS BIJ
LEVERTUMOREN VAN DE HOND

Gegevens van 117 honden werden be-
studeerd waarbij gelet werd op ras,
leeftijd, klinische verschijnselen en de
uitslagen van lichamelijk, bloed-, rönt-
genologisch en echografisch onder-
zoek. Hiermede kan men alleen aan-
wijzingen krijgen dat de patiënt lijdt
aan een leverziekte.

Om een juiste diagnose te stellen is een
biopsie nodig. Deze is echter niet zon-
der gevaren (sterfte tot 3.5%) en moet
daarom zorgvuldig en deskundig wor-
den verricht. Er wordt voorts uitvoerig
ingegaan op oorzaken en verschijnse-
len van glycemie veroorzaakt door tu-
moren zowel bij mens als hond.

FELIENE INFECTIEUZE PERITONITIS: EEN ZIEKTE EN
HAAR DIAGNOSE

C.J. Niemeijer-Veenstra; SR 442/95:
26 pp.

In deze scriptie wordt vooral ingegaan
op problemen die verband houden met
de diagnostiek van feline infectious
peritonitis (FIP). De aandoening wordt
veroorzaakt door een coronavims dat
antigene componenten gemeen heeft,
niet alleen met coronavirussen bij an-
dere diersoorten maar ook met niet FIP
coronavirussen bij de kat, zoals het fe-
line enteric corona virus (FECV).
Er bestaan tussen de FIP stammen grote
verschillen in pathogeen vermogen.
Klinisch kent men twee ziektebeelden
en wel de natte of exsudatieve vorm en
de droge of granulomateuze vorm. Er
zijn voorts veel symptoomloze virus-
dragers. De natte vorm is gekenmerkt
door exsudaatvorming vooral in de
buikholte maar ook in andere li-
chaamsholten kan het voorkomen. Bij
de droge vorm ontstaan granulomen in
verschillende organen zoals ogen, her-
senen, lever, milt, nieren en andere.
De ziektesymptomen zijn weinig spe-
cifiek behalve wanneer de buikom-
vang (pijnloos) sterk toeneemt.
De therapie is symptomatisch maar is
weinig hoopgevend.
Er zijn geen goede vaccins. De be-
staande veroorzaken bij virusdragers
juist ziekteverschijnselen.
De laboratoriumdiagnostiek is lastig,
zo ook het opsporen van virusdragers.
Ingegaan wordt op de resultaten verkre-
gen met moderne onderzoektechnieken
om afweerstoffen aan te tonen zoals de
competitieve ELISA en de anti-idiotype
ELISA en om vims te detecteren met
behulp van de in situ hybridisatie en met
de polymerase chain reaction. De be-
trouwbaarheid van deze methodieken
staat echter ter discussie als gevolg van
interferentie van andere coronavimssen.
Verwacht mag worden dat deze tech-
nieken verbeterd zullen worden.

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

Referaten

E. Coli 0157: H7 In Cheddar kaas.
Survival of Enterohemorrhagic
Escherichia coli 0157: H7 during
the manufacture and curing of
Cheddar cheese.

C.J. Reitsma, and D.R. Henning. J
Food Prot 1996: 59: 460-4.

Enterohemorragische Escherichia coli
0157: H7-infecties bij de mens zijn in
verband gebracht met de consumptie
van zowel onvoldoende verhit mnd-
vlees als rauwe melk (zie ook Tijdschr

Diergeneeskd 1996; 121: 632-6; ref).
De auteurs van dit artikel onderzochten
in hoeverre deze bacterie het productie-
proces en de rijping van Cheddar kaas
kan overleven. Daartoe werd de kaas
vervaardigd van gepasteuriseerde melk
die op twee niveaus (1x10^ kve/ml en 1
kve/ml) werd geënt met E. coli 0157:
H7.

Er werd aangetoond dat E. coli0157: H7
in leven kan blijven en zelfs flink kan
vermeerderen tijdens het productiepro-
ces van de kaas.

Tijdens het rijpen bij 6-8^ en 2.75 tot
3.76% zout in de vochtige fase nam het
aantal bacteriën echter af Na 60 dagen
rijpen werd in kaas bereid uit melk met
het hoge besmettingsniveau een reduc-
tie van 2 log-eenheden waargenomen.

terwijl na 158 dagen nog levende bacte-
riën werden aangetroffen. In kaas bereid
uit melk met het lage besmettingsniveau
werd na 60 dagen een reductie tot 1 of
<1 kve/gram gevonden, terwijl geen le-
vende bacteriën werden aangetroffen in
25 gram op 158 dagen.

De auteurs bevelen nader onderzoek
naar de effecten van een hoger percen-
tage zout in de kaas aan en verlangen
een verplichte rijping gedurende 60 da-
gen bij een minimumtemperatuur van
2°C en een verplichte warmtebehande-
ling (65-66°C) van de gebmikte melk ter
bevordering van de veiligheid van het
product.

M.P. Smit

-ocr page 398-

Maatschappijnieuws

Een kort telefonisch onderzoek naar de
mening van deze en gene dierenarts
over de varkenspestbestrijding, het do-
den van jonge biggen en de rol van de
dierenarts in deze levert een keur van
meningen op. Opvallend vaak wordt
geventileerd dat de dierenarts eigenlijk
te weinig in beeld is, vooral beleidsma-
tig. Dit is geen klacht, maar een consta-
tering. De KNMvD wil hier graag ver-
andering in brengen door duidelijker
voor haar mening uit te komen.

DIEPTEPUNT

De euthanasie van jonge biggen in
zulke grote hoeveelheden, zo vindt ie-
dere dierenarts die je erover aanspreekt,
vormt het absolute emotionele diepte-
punt van het diergeneeskundig hande-
len. Nooit eerder werd de dierenarts
met een dergelijke vraag geconfron-
teerd en medewerking aan deze bestrij-
dingsmaatregel gaat met grote weerzin
gepaard. Dat de KNMvD geheel tegen
de Code voor de Dierenarts met een
voorzichtig \'ja\' heeft geantwoord op de
vraag van de overheid, ontmoet niette-
min begrip onder de dierenartsen. Maar
ze vinden ook dat het laatste woord er
nog niet over gezegd is: \'Dit mag nooit
een structurele zaak worden, daar is het
veel te ingrijpend voor.\'
Want waar ligt de grens? De eerste eu-
thanasieronde (500.000 biggen) is vo-
rige week van start gegaan; een druppel
op een gloeiende plaat. Waarschijnlijk
dient deze maatregel een aantal malen
herhaald te worden. \'Je verlegt steeds je
grenzen,\' zegt een verontruste dieren-
arts. \'Straks wen je er nog aan.\'
De KNMvD had ook liever gezien dat
de biggen op latere leeftijd werden
geëuthanaseerd (tussen twee en vier
weken in plaats van in de eerste levens-
week). \'Niet zozeer vanwege de ge-
noemde vruchtbaarheidsproblemen bij
de zeug -dat zijn uiteindelijk minor pro-
blems- maar vanwege de emoties die
veehouder en dierenarts overspoelen,
als ze zulke kleine biggen moeten af-
maken,\' aldus een varkensdierenarts in
het zuiden des lands. Tenslotte ga je
hiermee totaal voorbij aan de belangen
van het varken zelf, ten behoeve van
destructiecapaciteit.

ALTERNATIEVEN
Zijn alle altematieven wel degelijk on-
derzocht? is ook een vraag die leeft.
Zoals bekend heeft de KNMvD gepleit
voor de inzet van het KVP-markervac-
cin, bijvoorbeeld op de schaal van een
veldproef of in de vorm van ringentin-
gen, om tenminste een begin te maken
met een meer diervriendelijke bestrij-
ding van het vims. De minister heeft
echter te kennen gegeven daar (nog)
geen heil in te zien, vooral omdat men
er in Bmssel niet aan toe is. De kosten
van een totaal exportverbod (ook voor
varkensvlees) komen daarmee hele-
maal op rekening van Nederland.
Bovendien is Nederland op dit moment
niet in de positie om vaccinatie bij de
bestrijding van varkenspest te verdedi-
gen; ons land heeft de vaccinatie bij
buitenlandse uitbraken in het verleden
niet bepaald verdedigd.
Verder is er gedacht aan het laten abor-
teren van de zeugen, voordat de biggen
levensvatbaar zijn. Dit lijkt een aantal
dierenartsen minder schokkend, alhoe-
wel ook abortus desastreuze gevolgen
heeft. De zeugen kunnen hiervan ziek
worden en wat doe je met biggen die
weliswaar geen levenskansen hebben,
maar wel nog leven? Ook abortus lijkt
de meesten dus geen goede oplossing.
En daarmee zijn de altematieven zo\'n
beetje op. Je moet echter \'lucht\' creëren
in het varkenspestgebied, anders kun je
geen vervoersverbod meer handhaven
in verband met welzijnsproblemen.
Euthanasie van de jonge biggen is de
laatste mogelijkheid om een fokverbod
af te wenden. Maar betekent het niet ei-
genlijk uitstel van executie?

Werd de varkenspestbestrijding voor veel dierenartsen welhaast een dage-
lijkse gewoonte waar men niet meer van opkijkt, het plan om grote aantallen
jonge biggen te euthanaseren roept opnieuw sterke emoties op. Het ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gooide er nog een schepje bovenop
door de media te verbieden om er getuige van te zijn. Gelukkig -zo vindt de
KNMvD- heeft de rechter anders besloten: niemand is gebaat bij een wolk van
geheimzinnigheid rond deze kwestie; de dierenartsen durven de confrontatie
met het daglicht best aan. Wel vinden ze het euthanaseren van grote aantallen
gezonde, jonge dieren het absolute emotionele dieptepunt van het diergenees-
kundig handelen.

Zoals reeds in het Tijdschrift vermeld (1997;122(10):291) heeft het
Hoofdbestuur zich op het standpunt gesteld dat dierenartsen bij voorkeur
hun medewerking verlenen aan het euthanaseren van biggen, indien zich wel-
zijnsproblemen zullen voordoen. Verder stelt het Hoofdbestuur een aantal
voorwaarden; zo moet het om een
tijdelijke noodmaatregel gaan. Daarnaast is
er begrip voor dierenartsen die geen medewerking wensen te verlenen.
Wat zijn de grenzen aan de medewerking van de dierenartsen? En wat vinden
ze van het standpunt van het Hoofdbestuur? Wat zijn de consequenties? Een
collage van meningen.

Door Sophie Deleu

EUTHANASIE JONGE BIGGEN ROEPT STERKE
EMOTIES OP

FOKVERBOD

\'Een fokverbod ontneemt alle uitzicht
op betere tijden\', verzucht een nauw
betrokken dierenarts. \'Dan is het echt
afgelopen.\' Dierenartsen in het var-
kenspestgebied gaan er nog steeds van-
uit dat de boeren straks weer verder
kunnen met deze populatie zeugen. Een
fokverbod zou echter betekenen dat de
dieren die niet meer geïnsemineerd
worden, gemimd moeten worden. Het
heeft immers geen zin om een zeug te
voeren die geen biggen mag produce-
ren...

\'Het is wel uiterst vreemd,\' zo zegt een
minder betrokken, maar wel deskun-
dige dierenarts \'dat het fokverbod in
het begin aan de orde was, maar dat het
nu niet meer genoemd wordt...\' Bij een
zuivere dierziekte zou je (volgens de-
zelfde dierenarts) juist snel een fokver-
bod moeten instellen. Het blijven fok-
ken van dieren, met als doel destmctie
is wel de nutteloosheid ten top.
\'Aangezien het hier puur om exportbe-

-ocr page 399-

lang gaat en niet om volksgezond-
heid...\' De bestrijding van een zuivere
dierziekte is in beginsel een verant-
woordelijkheid van de sector. \'Het lijkt
nu wel de omgekeerde wereld: we zien
dat de vertegenwoordigers van de sec-
tor geen initiatieven nemen, maar eisen
stellen!\'

De tegenwerping dat een fokverbod pas
op termijn soelaas biedt, is wel terecht -
je hoopt elke keer opnieuw dat de var-
kenspest tenminste binnen vier maan-
den bedwongen zal zijn- maar het is bij
elk nieuw geval moeilijker om aan de
samenleving uit te leggen dat de fabriek
gewoon doordraait. \'En het is natuur-
lijk helemaal te gek dat de boeren die
niet in het varkenspestgebied zitten, de
zakken zitten te vullen, terwijl op de be-
lastingbetaler de kosten van de maatre-
gelen worden afgewenteld.\' Het wordt
derhalve tijd dat de boeren gezamenlijk
hun verantwoordelijkheid nemen.

VARKENSHOUDERS
\'Ik heb wel begrip voor de individuele
varkenshouder,\' zo zeggen de meeste
dierenartsen. \'Door de huidige wetge-
ving is er geen enkele buffercapaciteit
meer op de bedrijven.\' De varkenshou-
derij is zodanig gestructureerd dat ze
eigenlijk geen calamiteit kan opvan-
gen. \'Welzijn en gezondheid, belangen
van het dier, staan vaak haaks op de be-
langen van het milieu. Zolang de over-
heid het milieu bovenaan zet, zul je
deze situatie houden.\' Het lijkt dus van
groot belang dat de politiek aan de ene
kant meer respect opbrengt voor de in-
dividuele varkenshouder en zijn dieren
en aan de andere kant meer gezamen-
lijke verantwoordelijkheid bij de sector
legt.

De boeren moeten eigenlijk meteen de
deuren kunnen sluiten als ze onraad rui-
ken, maar zo is het momenteel niet ge-
organiseerd. Uit radeloosheid -\'straks
zit ik met overvolle stallen\'- beginnen
ze meteen dieren te verslepen als ze
vermoeden dat er varkenspest heerst.
En als de varkenshouder de verant-
woordelijkheid niet kan of wil nemen
voor zijn product, omdat hij er op dat
moment helemaal alleen voor staat,
wordt de bestrijding van een dierziekte
wel erg lastig.

\'Men moet zich overigens geen illusies
maken. De varkenspest is niet zozeer
verspreid door het verslepen na 4 febru-
ari, maar reeds lang daarvoor. Door de
hele keten worden soms grote gezond-
heidsrisico\'s genomen,\' aldus een we-
tenschapper.

En verder vindt verspreiding van het
varkenspestvirus plaats door onder
meer de bestrijdingsmaatregelen zelf:
talloze personen gaan van bedrijf naar
bedrijf De hoge bezoekfrequentie van
de bedrijven in het varkenspestgebied
is velen een doom in het oog.
De varkenspracticus verwoordt het als
volgt: \'Laat eens wat meer mimte aan
het samenspel tussen veehouder en
praktiserend dierenarts. Ik begrijp dat
dit riskant is, maar bouw dan financiële
prikkels in. Ik durf dat risico best aan.
Een groot voordeel zou zijn dat de be-
strijding mstiger verloopt.\' Zijn indmk
is dat de bedrijven juist meer met mst
gelaten moeten worden. \'Waarmee ik
niet wil zeggen dat de RVV
(Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees) het verkeerd doet, integen-
deel, je hebt achteraf bezien altijd mak-
kelijker praten dan op het moment zelf
Het is alleen ontmoedigend dat de be-
strijding zo tegenvalt.\'

NAUWKEURIGE ANALYSE
Er is dan ook grote behoefte aan een
nauwkeurige analyse van het varkens-
pestprobleem. De dierenarts vindt het
moeilijk op grond van de beschikbare
informatie een oordeel te vellen over de
effectiviteit van de bestrijding. En een
goed oordeel is nodig om actieve parti-
cipatie in de bestrijding door middel
van grootscheepse euthanasie te ver-
antwoorden.

Hield de KNMvD zich in eerste instan-
tie afzijdig van de varkenspestbestrij-
ding, vooral om de overheid niet in de
wielen te rijden, de tijd lijkt rijp om de
stem van de dierenarts te laten horen.

■iüiii

\'Wat is tenslotte de kerntaak van de
KNMvD?\' vraagt een mstend dieren-
arts zich in dit verband af: \'Toch zeker
zorgdragen voor de gezondheid en het
welzijn van dieren! Je mag best een ra-
dicaal principe hanteren, ook al is niet
iedereen het daarmee eens, als je daar-
meeje jezelfkunt blijven.\'
Iedere dierenarts zal beamen dat de
identiteit van de beroepsgroep in het
geding komt als je grote aantallen ge-
zonde dieren gaat euthanaseren.
Overigens is dit ook geen geheel
nieuwe situatie: er worden wel meer
dieren afgemaakt om een productiesys-
teem in stand te houden (neem de een-
dagshaantjes). Dat dierenartsen daar
niet actief bij betrokken zijn, ontslaat ze
niet van de plicht om na te denken, inte-
gendeel.

Wat doet de KNMvD? Allereerst stelt
zij grenzen aan de duur van de nood-
maatregel: na de eerste euthanasie-
ronde wordt opnieuw een standpunt be-
paald. In elk geval is er dan meer
informatie voorhanden over de impact,
ledereen wordt dan ook opgeroepen
zijn of haar mening te geven, bijvoor-
beeld in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Daamaast houdt een haastig, doch
zorgvuldig geformeerde werkgroep
van de KNMvD zich bezig met de wen-
selijke stmctuur van de varkenshoude-
rij. De tijd lijkt rijp om gezondheid en
welzijn zwaarder mee te laten wegen
bij het vormgeven van deze sector.
Gezondheidsrisico\'s, zo blijkt maar
weer, vormen de grootste bedreiging
voor de varkenshouderij. Om op de
lange termijn nog maar te zwijgen van
welzijnsrisico\'s, want wat gebeurt er
als de consument zich massaal van het
varkensvlees afkeert?
De visie van de werkgroep wordt ten
snelste aangeboden aan de minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Geen klaagzang -\'Jullie hebben niet
goed naar ons geluisterd\'- maar een ad-
vies: \'Als je in Nederland varkens ge-
zond en diervriendelijk wilt houden,
dan zou het zo kunnen.\'

GROEP GROOT DAGEN IN OKTOBER 1997

Op dinsdag, woensdag en donderdag
(respectievelijk 28, 29 en 30 oktober
1997) organiseert de Groep Practici
Grote Huisdieren in samenwerking
met het PAO-D de
Groep Groot

Dagen 1997. Dit ter vervanging van de
Zeisterdagen, een begrip in dierge-
neeskundig Nederiand. De dagen zul-
len worden gehouden op het
Nationaal
Sportcentrum Papendal.
Het concept
van de dagen is:
gezamenlijke och-
tendsessies, \'s middags
deelsessies en
\'s avonds weer
gezamenlijke sessies.
Reserveer de data vast binnen uw
praktijk, nadere informatie volgt.

-ocr page 400-

AANBOD

In het eerste kwartaal van 1997 zijn 35
diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake
van een afname van het aantal dieren-
artsen dat per direct op zoek was naar
fulltime werk (in januari waren dit er
148 en in maart 131). Van de 131 die-
renartsen die in maart ingeschreven
stonden, zocht 60% een functie in de
gezelschapsdierenpraktijk en 40% in
de gemengde of landbouwhuisdieren-
praktijk. De meeste van hen zijn overi-
gens sinds februari ingezet bij de be-
strijding van de varkenspest.
Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek
is naar parttime werk. Deze groep is in
het eerste kwartaal van 1997 gegroeid
(van 53 dierenartsen in januari naar 59
in maart). Het grootste deel is op zoek
naar een baan in de gezelschapsdieren-
praktijk (86%); 14% zoekt werk in de
gemengde of de landbouwhuisdieren-
praktijk. Het aantal vrouwen is in deze
groep veel groter dan het aantal man-
nen; 93% van de groep bestaat uit
vrouwelijke dierenartsen.
Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden januari
tot en met maart iets afgenomen (in ja-
nuari waren dit er 78 en in maart 75).
Van deze dierenartsen zocht 60% op
termijn een functie in een gemengde
of landbouwhuisdierenpraktijk en
40% in een gezelschapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat, is in het eer-
ste kwartaal van 1997 iets toege-
nomen; in januari waren dit er 34 en in
maart 36. Hieronder bevinden zich 23
mannelijke en 13 vrouwelijke dieren-
artsen.

De navolgende gegevens hebben betrekking op het eerste kwartaal van 1997.

Door Corine van Kalles

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK
JANUARI-MAART

VRAAG

In het eerste kwartaal van 1997 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 21
aanvragen binnengekomen voor waar-
nemingen in gezelschapsdierenpraktij-
ken en 11 aanvragen per maand voor
waarnemingen in gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijken. Wat be-
treft vaste banen zijn er in de maanden
januari tot en met maart tien banen in
gezelschapsdierenpraktij ken aangebo-
den (waarvan vijf parttime) en 11 ba-
nen in gemengde of landbouwhuisdie-
renpraktijken. Daamaast is er ook een
baan buiten de praktijk aangeboden.
Zes banen in gezelschapsdierenprak-
tijken zijn inmiddels ingevuld; in alle
gevallen door een vrouwelijke dieren-
arts. Van de 11 banen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijken zijn er
inmiddels tien ingevuld; vijf door
vrouwelijke en vijf door mannelijke
dierenartsen. De baan buiten de prak-
tijk is ingevuld door een vrouwelijke
dierenarts.

Voor meer informatie of diensten van
de Vacaturebank: Corine van Kalles,
bureau van de KNMvD, telefoon: 030-
2510111.

STICHTING
PENSIOENFONDS
VOOR DIERENARTSEN

Het bestuur van de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen is
momenteel als volgt samengesteld: drs.
S. Dooper, voorzitter; drs. Th. Bosman,
secretaris/penningmeester; mevrouw
Y.H. Beenen-Louwerse; drs.
H.
Meulenaar; drs. Visee en drs. S.D.
Feitsma. In de komende vergadering
van deelnemers in september aan-
staande, zijn mevrouw Beenen-
Louwerse en de heer Visee aftredend.
Ze zijn niet herkiesbaar, omdat zij de
statutair bepaalde maximumzittings-
termijn van negen jaar hebben bereikt.
In overleg met de betrokken beroeps-
groep stelt het Hoofdbestuur voor de
heer N. Ypenburg (Eindhoven) en de
heer K. Schipper (Hoevelaken) voor te
dragen voor benoeming tot bestuurslid.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de ban-
den die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling: 030 - 2511787.

-ocr page 401-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de vol-
gende collegae:

Corsmit-van der Vorst, Mevr. M.J.A.C.; 1997;
3454 EG De Meem; Van Nijenrodelaan 14.
Hartog, M.N.J. den; 1963; 4904 LV
Oosterhout; Burg. Gescherstraat 15.
Heijer, G.J.L. den; 1997; 6741 JB Lunteren;
Vijfsprongweg 70.

Janssen, Mevr M.M.H.; 1997; 3524 BZ
Utrecht: Hondsrug 743.
Lam. J. het; 1997; 9801 KB Zuidhora;
Thorbeckestraat 67.

Lecluijze, Mevr. M.C.; Gent-1995; 4535 BK

Terneuzen; Dorus Rijkersstraat 2.

Lentelink, E.P.; 1997; 7447 HA Hellendoom;

Cieerhard Boschstraat 6.

Mouwen, R.H.; 1996; 3521 BR Utrecht;

Croeselaan 259.

Roos, A.; 1997; 2808 NG Gouda;
Gouderaksedijk 12.

Smit, Mevr. A.E.; 1991; 2182 GW Hillegom;
Weeresteinstraat 231.

Theunissen, M.G.; 1997; 6471 VP
Eygelshoven; Martinstraat 3.
With, E. de; 1997; 3531 XK Utrecht;
Curacaostraat 25.

Zuyien, M.A. van; 1997; 3514 CJ Utrecht;
Adelaarstraat 82 bis.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Boonen, Mevr. E.A.H.; Gent-1995; 3930
Achel (België); Beverbeek 4.
Boschloo. H.M.; 1997; 3512 KX Utrecht;
Jeruzalemstraat 4 B.

Brink. M.T.J. van den; 1997; 3562 KG Utrecht;
Roelantdreef 132.

Jonge, B. de; 1978; 1106 AX Rotterdam;
Rossumplein 7.

Koopman, C.G.M.; 1979; 1628 BC Hoorn;
Reiger 56-57.

Loef, Mevr. H.A.; 1996; 2665 XK Bleiswijk;
Mesdagstraat 2.

Luijben, M.L.G.; 1997; 3435 CE Nieuwegein;
Specht 5.

Ooijen, Mevr. C.A.S. van; 1997; 9331 ES
Norg; Waardeel 10.

Riem, Mevr. I.H.M.; 1996; 2274 BE Voorburg;
Koningin Wilhelminalaan 547.
Soethout, E.C.; 1995; 3572 GH Utrecht;
Zandhofsestraat 50.

Verdegaal, Mevr. E.J.M.M.; 1996; 3511 KJ
Utrecht; Lijnmarkt32 1.
Volkers, Mevr. M.N.; 1996; 4352 AC Gapinge;
Dorpsstraat 26.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het Hoofdbestuur aangeno-
men:

Ligtenberg, Mevr. E.; 3571 AD Utrecht; Van
Lieflandlaan 64.

Mesu, A.P.; 1931 BA Egmond aan Zee;
Watertorenweg 34.

Segev, K.; 3532 EV Utrecht; Kneppelhout-
straat 11 bis.

Slob, Mevr. C.M.; 3732 CJ De Bilt; Dr.
Schaepmanweg 30.

Soethout-Geertsen, Mevr. K.M.K.; 3981 ZM
Bunnik; Vletweide 56.

Ven, Mevr. M.C.M. van der; 3723 CE
Bilthoven; Van Dijcklaan 3 bis.

OVERLEDEN:

Op 26 april 1997 Drs. D B. Streefkerk te
Heenvliet.

JUBILEA:

R. Back te Lochem, aanwezig, 30 jaar, 16 juni
1997

Jhr. A.W. van Foreest te Maennedorf
(Zwitserland) onbekend, 30 jaar, 16 juni 1997
J. van der Waal te Heemstede, afwezig, 65 jaar
26juni 1997

J.S. Ariëns te Dongen, afwezig, 35 jaar, 27 juni
1997

Mevr. H.J. Roelofsen te Zeist, aanwezig, 25
jaar, 2 juli 1997

A.P. van der Linden te Nijmegen, afwezig, 40
jaar, 3 juli 1997

J. Atsma te Tolbert, afwezig, 30 jaar, 7 juli
1997

E.C. Osinga te Kockengen, afwezig, 30 jaar, 7
juli 1997

J.P.W.M. van der Putten te Benschop, afwezig,
30 jaar, 7 juli 1997

P.A.J. Rops te Breda, afwezig, 30 jaar, 7 juli
1997

J.P.J. van de Vijver te Oostburg, afwezig, 30
jaar, 7 juli 1997

F.H.M. Guldie te N ij kerkerveen, afwezig, 25
jaar, 7juli 1997

J. Minderhoud te Tilburg, aanwezig, 30 jaar, 7
juli 1997

J.H. de Groot te Doesburg, aanwezig, 25 jaar, 7
juli 1997

H. Warringa te Vorden, aanwezig, 25 jaar, 7
juli 1997

Mevr. C. Warringa-Hendriks te Vorden, aan-
wezig, 25 jaar, 7 juli 1997
J. Heyting te Doorwerth, afwezig, 30 jaar, 7 juli
1997

B. Roem te Meppel, afwezig, 45 jaar, 10 juli
1997

Ph. G.M. Kraanen te Oss, afwezig, 45 jaar, 11
juli 1997

S. Brandsma te Zuidlaren, afwezig, 45 jaar, 11
juli 1997

J.P.M.E. van Beek te Deume, afwezig, 45 jaar,
11 juli 1997

H.H.J.C. Maillie te Bronneger, afwezig, 45
jaar, 11 juli 1997

J.J.M. Tuerlings te Vught, afwezig, 40 jaar, 12
juli 1997

R. Strikwerda te Meppel, onbekend, 50 jaar, 12
juli 1997

F E. van Tilburg te Deume, afwezig, 40 jaar, 12
juli 1997

Prof Dr. G.J.W. van der Meij te Hoog Soeren,
afwezig, 40 jaar, 12 juli 1997
Dr. J.L. van Os te Voorburg, afwezig, 40 jaar,
12juli 1997

H. van der Ree te Dordrecht, aanwezig, 40 jaar,
12juli 1997

P.A. Akkermans te Veldhoven, afwezig, 40
jaar, 12 juli 1997

MUTATIES;

Annema, A.; 1959; 9671 CL
Winschoten; Rembrandtlaan 7; tel, 0597-
421217;
r.d.

Boerma, S.; 1980; 8701 GL Bolsward;
De Finnen 5; tel, 0515-572892 privé,
576944
prakt.;
fax 0515-576944; E-mail: EQUI-
TEC@WORLDACCESS.NL;
Specialist In-
wendige Ziekten van het Paard specialist
Diergeneesk. Centrum "De Greidhoeke"
(fax
0515-572892).

Boonen, Mevr. E.A.H.; Gent-1995; 3930
Achel (België); Beverbeek 4; tel. 00-32-11-
445510; fax 00-32-11-445510; wnd.d.
(toev,
als lid)

Boschloo, H.M.; 1997; 3512 KX Utrecht;
Jeruzalemstraat 4 B; tel. 030-2302056 privé,
026-3647260 prakt.; p., medew. bij H.A. Luten
(toev, als lid).

Brandt, Mevr. E.N.D. van den; 1995;
5712 BJ Someren; Kanaaldijk Zuid 33; tel.
0493-470357;
wnd.d.

Brink, M.T.J. van den; 1997; 3562 KG
Utrecht; Roelantdreef 132; tel. 030-2627697;
wnd.d.
(toev. als lid).

Cuperus, M.S.; 1996; 3076 BB
Rotterdam; Aristotelesstraat 15 K; tel. 010-
4198896 privé, 2100011 prakt.; p., medew.
bij P.J. van der Heijden.

Dijkerman, Mevr. N.A.; 1992; 7011 HA
Gaanderen; Frans Roesstraat 1; tel. 0315-
325604 privé,
0314-681655 prakt,; p., me-
dew. bij G
.C.M. Jansen, S,G, Raemakers en
J,J.M, Voermans.

Douw, B.G.; 1992; Macroom, Co. Cork
(Ierland); 16 Oakwood;
tel, 00-353-26-42846
privé,
41091 prakt.; fax 00-353-26-42846; E-
mail: BGDOUW(ä;IOL,IE;
p., geass. met C
Goold;
insp. Southern Fisheries Board.

Eblé, Mevr. P.L.; 1994; 8224 AM
Lelvstad; Damrif 119; tel. 0320-240506
privé,
238680/238833 bur.; E-mail:
P.L.EBLEC«;lD.DLO.NL;
wet. medew. ID-
DLO, Afd. Zoogdier Virologie.

Goot, Mevr. J.A. van der; 1996; 1602 VA
Enkhuizen; Piet Smitstraat 13; tel, 0228-
320246 privé, 312849 prakt,; p., medew, bij
Mevr. A.M. Lub.

Hendriks, Mevr P.F.M.; 1995; 1741 WH
Schagen; Seringenhof 104; tel. 0224-218978
privé,
218997 prakt,; p,, gezelschapsd.

Hessels, Mevr. A.L.D.; 1992; 3511 HJ
Utrecht; J. van Effenstraat 17 his; tel. 030-
2310642;
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

Hoog, Mevr. C.E. van der: 1992; 2992
WN Barendrecht; Jacoba Pompevliet 43;
tel, 0180-614282 privé, 618401 prakt,; fax
0180-614282; p,

•Hoorweg, H.B.; 1978; 2102 KS
Heemstede; Heemsteedse Dreef 190; tel.
023-5471133 privé,
5333363 prakt.; p.

Jager, J.C. de; 1987; 7448 RR Haarie;
Stationsweg 32; tel, 0548-595798 privé,
655065 prakt.; fax 0548-654650; p., geass. met
J.P.M. Kamp, H. ten Kate, R. Renting en T.J.
de Vries.

Jonge, B. de; 1989; 1106 AX Amsterdam;
Rossumplein 7; tel. 020-6967338 prakt.; fax
020-6962863; p., gezelschapsd.
(toev. als lid).

Knijff, P.C.; 1974; 1215 AA Hilversum;
Taludweg 17; tel. 035-6245752 privé, 0294-
477392 bur.; fax 0294-419915;
E-mail:
KNVFFHSUM@GLOBALXS.NL;
hoofd
Arbeidszaken Solvay Duphar B.V.
(fax privé:
035-6245752).

Koopman, C.G.M.; 1979; 1628 BC
Hoorn; Reiger 56-57; tel. 0229-270837 privé,
233390 prakt.; p.
(toev. als lid).

Küsters, J.F.M.; 1996; 6229 AV
Maastricht; De Beente 28; tel. 043-3560071
privé, 3560555 prakt.; fax 043-3560063; p.,
geass. met H.J.M. Küsters.

Lankveld, Mevr. D.P.K.; 1995; 3984 KG
Odijk; Boomgaardweg 1 B; tel. 030-6572597
privé,
2531350 bur.; fax 030-2537970; specia-

-ocr page 402-

list in opleiding U.U. (F.D., vkgr. Alg.
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huidieren).

Leenders. Mevr. C.J.N.; 1989; 4811 WZ
Breda; Waterstraat 1 A; tel. 076-5223057
privé, 5876524 prakt.; p., medew. bij O.J.J,
de Clerck, J.P.J. van Ierland, H.M.M.
Luijerink, A. Maas, J.J.G.M. Oomen en
M.E.W.M. Pellenaars.

Lindelauff, Mevr. C.M.B.; 1995; 3481
LH Harmeien; Haanwijk 17; tel. 0348-445080
privé, 020-6944766 prakt.; p., medew. bij
Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam B.V.

Loef, Mevr. H.A.; 1996; 2665 XK
Bleiswijk; Mesdagstraat 2; tel. 010-5219322
privé, 5218526 prakt.; p., medew. bij M.P.
Hogendoom (toev.
als lid).

Luijben, M.L.G.; 1997; 3435 CE
Nieuwegein; Specht 5; tel. 030-6051574;
d.
(toev. als lid).

Luijerink, H.M.M.; 1993; 4854 KN
Bavel; Pater Verschurenstraat 36;
tel. 0161-
437051 privé,
076-5876524 prakt.; fax 0161-
437052;
p., geass. met O.J.J. de Clerck, J.P.J.
van Ierland, A. Maas, J.J.G.M. Oomen en
M.E.W.M. Pellenaars.

Meekes, R.F.J.M.; 1982; 7132 DG
Lichtenvoorde; Watersnipstraat 12; tel. 0544-
378343 privé,
376769 tst. 4 bur.; fax 0544-
376887;
distr.h. R.V.V., distr. Lichtenvoorde.

Meijer, M.; 1992; 7011 HA Gaanderen;
Frans Roesstraat
1; tel. 0315-325604 privé,
0314-324631 prakt.; fax
0314-365837; p., ge-
ass. met P.N. Beenen, N.S.J. Hoogland, J. de
Jong, H.P.A. van der Meulen, P.J.M. Stroomer
en H.W.F. Swart.

Meijer, Mevr. M.C.; 1995; 3731 CZ De
Bilt; Albert Einsteinweg 91; tel. 030-
2200842 privé,
2531323 bur.; specialist in op-
leiding U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren).

Ooijen. Mevr. C.A.S. van; 1997; 9331 ES
Norg; Paterswoldsemeer 10; tel. 0592-613187;
wnd.d.
(toev. als lid).

Poppema, D.J.; 1970; 9752 XH Haren
(Gr.); Paterswoldsemeer Westzijde 1 D; tel.
050-3092983
/06-53119466; r.d., vet.adv. bij
Metracon B.V.

Riem. Mevr. I.H.M.; 1996; 2274 BE
Voorburg; p/a Koningin Wilhelminalaan
547; tel. 070-3858110;
wnd.d. (toev. als lid).

•Roos, A.; 1997; 2808 NG Gouda;
Gouderaksedijk 12; tel. 0182-517453 privé,
518995 prakt.; p., medew. hij Mevr. Y.M.
Klaare.

Schaeffer, F.; 1984; 6862 BV
Oosterbeek; Pietersbergseweg 14;
tel. 026-
3335553 privé, 3333730 prakt.; p., geass. met
J. Rierink.

Schutte. Mevr. J.; 1995; 7784 CL Ane;
Keizersteeg 2; tel. 0524-562957;
wnd.d.

Soethout, E.C.; 1995; 3572 GH Utrecht;
Zandhofsestraat 50; tel. 030-2734566; wnd.d.
(toev. als lid).

Speybrouck, Mevr. S.G.M.; Gent-1989;
2584 XK \'s-Gravenhage; Willem Beukels-
zoonplein 14; tel. 070-3550202;
wnd.d.

Stal, F. ter; 1996; 5831 TK Boxmeer;
Elderom 311-22; tel. 0485-521594 privé,
0487-501800 prakt.; fax 0487-502187; p.,
medew. bij H.J.M. Schutte.

Stellingwerf, D.; 1978; 1325 PC Almere;
l.ouis Crispijnstraat
9; tel. 036-5354837
privé,
0294-477000 bur.; fax 0294-414256:
Manager Regulatory Affairs Solvay Duphar
B.V.

Stienstra, Mevr. T.J.; 1994; 4102 JM
Culemborg; .\\kelei 89; d.

Swam, H.; 1992; 8231 AK Lelystad;

Karveel 07-75; tel. 0320-221155 privé,
238238 bur.; fax 0320-221155; wet. medew.
ID-DLO, afd.C.C.I.

Tack, Mevr. B.L.; 1987; 7448 RR
Haarle; Stationsweg 32; tel. 0548-595798;
p.,
medew. bij J.G. Kunst, G.J. de Waard en Mevr.
W. de Waard-van der Weij.

»Theunissen, M.G.; 1997; 6471 VP
Eygelshoven; Martinstraat 3; tel. 045-
5721666 prakt.; fax 045-5726947; p., medew.
bij W.J.H.D. Kremer, F.G.H.A. van Os,
H.H.M. Steinbusch, J.M.G. Stokkermans en
R.iVl.M.I. Vrouenraets.

Verdegaal. Mevr. E.J.M.M.; 1996; 3511
KJ Utrecht; Lijnmarkt 32 I; tel. 030-2312397
privé, 013-5042402 prakt.; p., medew. bij
C.W.M. Augustijn, J.M. Berger, F.W.
Bemdsen, G.C. Charpentier, O.A. van
Dobbenburgh, J.W. Eshuis, M.J.J. van der
Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L. de Vries en
H.J.H. van Wijk
(toev. als lid).

Volkers, Mevr. M.N.; 1996; 4352 AC
Gapinge; Dorpsstraat 26; tel. 0118-592133; p.,
paarden & gezelschapsd.
(toev. als lid).

Voûte, Dr. E.J.; 1942; U-1943; 7214 BL
Epse; Klembergerweg 12; tel. 0575-494051;
adv. St. C.L.O.-inst. "De Schothorst".

Vrouenraets, R.M.M.I.; Gent-1989; 6418
JN Heerlen; Schovenhof 6;
tel. 045-5425544
privé,
5721666 prakt.; fax 045-5726947; p.,
geass. met W.J.H.D. Kremer, F.G.H.A. van
Os, H.H.M. Steinbusch en J.M.G.
Stokkermans.

Wolf, P.J. van der; 1987; 5291 AA
Gemonde; St. Lambertusweg 81;
tel. 073-
5530112 privé, 0411-659500 tst. 526 bur.; fax
0411-659550; E-mail: PJVDW@WORL-
DONLINE.NL;
d. G D. Varkensgezondheids-
zorg,
loc. Boxtel.

Ypenburg, J.A.; 1967; 90.35 BP
Dronrijp; Eise Eisingastraat 19; tel. 0517-
232696;
r.d.

Zwanenburg, F.P.; 1996; 9981 GM
Uithuizen; De Laan 77;
tel. 0595-434526 privé,
0596-566435 prakt.; fax 0596-566437; p., me-
dew. bij P M. Holstvoogd en H.J.M. Verhagen.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Juni

16—27 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant-DNA Technologie, Utrecht.
Inlichtingen: J.A. Lenstra en prof. dr.
B.A.M. van der Zeijst, FdD. Tel.: 030-
2534888, fax: 030-2540784.

27—29 Sixth Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgerons
(ECVS) in Versailles, France. Special
Seminars for Large and Small Animal
Practitioners (laparascopic surgery, stap-
ling laboratory, respiratory seminars, ex-
ternal fixator). For information contact:
ECVS, Monika Gutscher, Winterthurerstr.
260, 8057 Zürich, Switzerland. Tel.: 41-1-
6358408, fax: 41-1-3130384.

28—30 5th Annual scientific meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
in Utrecht.

Juli

6-10 7th EAVPT International Congress, Ma-
drid, Spain.

8—12 International Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof B. Toma, tel: -1-33-
43967100, fax: 33-43967125.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th International Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
formation, please contact dr. F. van
Eerdenburg, FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the Hun-
garian Academy of Sciences, Hungary-
1581 Budapest, P.O. Box 18, Phone: -1-36 1
252-2455, Fax: 36 1 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy Food - Healthy
Consumers\', The Hague, The Netherlands.
12th International symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists.
Congress language is English. For further
details please contact the Royal Netherlands
Veterinary A.ssociation, P.O. Box 14031,
NL-3508 SB Utrecht, The Netherlands.
Fax: 31-30-2511787.

September

5—7 14th Annual Meeting of the European
Society of Veterinary Dermatology and the
European College of Veterinary Denna-
tology, Pisa. Tel.: 0032-521-293913, fax:
0032-521-294036, E-mail: newteam(g
mbox.vol.it.

9— 13 Conference Association of Avian Vete-

rinarians.

11 —13 ESVIM-congres in Lyon.

10—14 The 5th WEVA (Worid Equine
Veterinary Association) Congress. Pado-
va, Italy, http://www.finsystem.it/weva97,
email weva97(§finsystem.it, CSR Conres-
si P.O. Box 1769-1-40100 Bologna. Italy.
Ph 39-51-765357, Fax 39-51-765195
crs.congressi(gpt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Internatio-
nal Conference Centre.

Oktober

2—4 Jaarcongres KNMvD te Vlissingen.

30—2 Nov. 11th Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

1 Symposium \'Diergeneeskunde en Voeding\'
van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht,
Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.

4 \'Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congrescen-
trum de Reehorst te Ede.

17—19 WPS A Symposium: \'Transfer of know-
ledge in Poultry Production\'. Jaarbeurs te
Utrecht, voorafgaand aan de VIV. Nadere
informatie: 0342-414881.

26—30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

-ocr page 403-

29 Maastricht Intemational Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255, e-mail: chuit@ipro-
link.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal flealth and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof. Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

Juni

2—5 Third Intemational Symposium on
Hormone and Veterinary Drag Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Deadline for
receipt of abstracts is February 1, 1998.
Information: Prof C. Van Peteghem,
Symposium Chairman, Faculty of Phar-
maceutical Sciences, University of Ghent,
Harelbekestraat 72, B-9000, Ghent,
Belgium. Phone: (32)9/264.81.34, fax:
(32)9/264.81.99, e-mail: carlos.vanpeteg-
hem(airag.ac.be.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Juni

17 Bijeenkomst Werkgroep Vogels, Hoofd-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
eerste etage, afdeling Pathologie Bijzon-
dere Dieren.

19 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over ondernemen\'. Motel de
Biltsche Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00
uur. Kosten: ƒ 75,-- (abonnees Equus),
ƒ 90,— (niet-abonnees). Meer informatie:
Eveline Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

.September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

11 Groep Pluimveewetaenschappen van de
KNMvD. Van 13.30 uur tot 16.30 uur.
Gezondheidsdienst voor Dieren, Deventer.
Thema: Mal Absorption Syndrome - Dr.
MacNulty, Ierland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hel-
lendoom.

16 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 10. Spe-
cialisatie: rand. Locatie: Nieuwstadt.
Aanvang: 20.00 uur.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

iite

.11 iHiii

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentram te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8. Specia-
lisatie: rand. Locatie: De Meem. Aanvang:
20.00 uur.

20 Vedias Najaarsdag, Faculteit der Dier-
geneeskunde. Opgeven bij Vedias, t.n.v.
Greetje Mulder, Jan Lievensstraat 5, 6717
SP Ede, telefax: 0318-637093.

23 Bijeenkomst Werkgroep Vogels, Hoofd-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
eerste etage, afdeling Pathologie Bij-
zondere Dieren.

24 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

24 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomsten.

Nr. groep: 6. Specialisatie: rund. Locatie:
Gorssel. Aanvang: 18.30 uur.
Nr. groep: 4/5. Specialisatie: rand. Locatie:
Markelo. Aanvang: 15.00 uur.
Nr. groep: 9. Specialisatie: varken. Loca-
tie: Langbroek. Aanvang: 20.00 uur.
Nr. groep: 12. Specialisatie: varken. Loca-
tie: Boxtel. Aanvang: 20.00 uur.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie Deven-
ter, Amsbergstraat 7, Deventer.

25 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over stallen\'. Motel de Biltsche Hoek
in De Bih, aanvang: 13.00 uur. Kosten:
ƒ 75,-- (abonnees Equus), ƒ 90,-- (niet-
abonnees). Meer informatie: Eveline Boot,
tel.: 030-6991830, fax: 030-6955836.

Oktober

7 Groep Pluimvccwetenschappen van de
KNMvD. Vanaf09.30 uur tot 16.30 uur ge-
zamenlijke studiedag met WPSA, LOS,
VPLC. Thema: \'De toekomstige pluim-
vee-ondernemer\'. Locatie: IPC-Dier, loca-
tie Praktijkschool Horst. Ook niet-leden
zijn welkom. S.v.p. vooraf aanmelden.

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

November

8 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

20 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over fokken\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,— (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentram te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

December

10 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

CURSUSSEN

Juni

17 PAO-D cursus: 97.904. Financieel prak-
tijkmanagement \'jaarstukken lezen\'.

19 PAO-D cursus: 97.114. En hoe nu verder?
De praktische aanpak van diagnostische
problemen GD.

19 PAO-D cursus: 97.214. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (2 dagen, te-
vens 26 juni 1997).

19—20 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Soesterberg. Kontakt
der Kontinenten, aanvang 17.00 uur.
Workshop \'één vrouw in een commissie
maakt nog geen lente\' (over besturen in de
diergeneeskunde) door Ineke Tijmes.

30—5 juli PHLO-cursus \'Animal Health Eco-
nomics - Principles and Applications\' te
Wageningen.

Juli

I —5 PAO-D cursus: 97.501. Gynaecologie en

neontalogie paard.

September

8 PAO-D cursus: 97.210. Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 9 en
12 september 1997).

16 PAO-D cursus: 97.307. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 23 en 30 september 1997).

19—20 5. Course in Equine Laparascopy -basic
course- in D 48291 Telgte. Tel.: 0049-
2504-3064, fax: 0049-2504-77330.

Oktober

6—11 PHLO-cursus \'European Agricultural
Policy in Transformation\' te Leuven,
België.

9 PAO-D cursus: 97.215. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 16 oktober 1997).

II Cursus \'Gedragsbegeleiding bij Honden\',
Van Hall Instituut, tel.: 058-2846160, fax:
2846199.

28 PAO-D cursus: 97. 308. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 4 en 11 november 1997).

November

20 PAO-D cursus: 97.216. Praktische econo-
mie
I voor het melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 27 november 1997).

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering Deadline *)

15-07/01-08-1997 30-06-1997

15-08-1997 28-07-1997

01-09-1996 11-08-1997

15-09-1997 01-09-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 404-

iL

GEZOCHT:

AMBITIEUZE, ONDERNEMENDE
DIERENARTS (M/V)

om samen met ervaren dierenarts vorm en leiding te geven aan een moderne gezelschapsdierenkliniek, waarbij
kwaliteit, service, rendement, prettige werksfeer en een reële werk/vrije tijdverhouding nagestreefd worden.

Vereist zijn onder meer kunnen werken in teamverband, minimaal twee jaar relevante ervaring in geneeskunde
der gezelschapsdieren, woonbereidheid in de Randstad en een klantgerichte instelling.

Geboden wordt naast het na te streven doel, een moderne, geoutilleerde praktijk met goede toekomstmogelijkhe-
den en mogelijkheid tot verdere differentiatie in het vakgebied. Ook voor \'specialisten\' interessante mogelijkhe-
den.

Gaarne reactie naar redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB, Utrecht, onder nummer
14/97.

TE KOOP AANGEBODEN:

RÖNTGENCASSETTES

met nog goed werkende, zeldzame aardeschermen, wegens overcompleet. Maten 18/24, 24/30,35/35,35/43.
Vanaf / 90,-. Ook nog verrijdbaar Ro-apparaat overcompleet.
Te bevragen: DAP Haagse Beemden, telefoon: 076 - 5417477.

Voor onze 5-mans associatie gemengde praktijk in Tilburg zoeken wij een

DIERENARTS
GEZELSCHAPSDIEREN M/V

met ruime ervaring in de gezelschapsdierenpraktijk, die met een aanstekelijke enthousiasme onze afdeling gezel-
schapsdieren kan coördineren en verder kan uitbouwen. Ruime ervaring in de weke delen chirurgie en orthopedie
strekt tot aanbeveling.

Wij bieden u een kans te werken in een leuk team, uitgerust met de modernste faciliteiten, met ruime mogelijkheid
tot het uitvoeren van tweedelijns handelingen. Het ligt in de bedoeling om op korte termijn te associeren.

Uw sollicitatiebrief en curriculum binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad richten aan D.A.P. Stokhasselt,
t.a.v. A. Evers, Strausslaan 118, 5011 KJ Tilburg. Voor inlichtingen: A. Evers, tel.: 013-5705400.