-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

UITGEGEVEN DOQR

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

ondi;r radactie van

Dr. W. Edel, Voorzitter
Drs. J.PJ. PEELEN, Penningmeester,
Dr. C. TERPSTRA, Prof, Dr, J,E. VAN DIJK,
Prof. Dr, G,H. WENTINK, Mw. Dr. L.M. OVERDUIN,
Drs. J.K. DE JONG. Dr. Tj. JORNA, Drs. P.A.M. OVERGAAUW, Leden.

Burcauredaclic

Mw. Drs.S.A.M.DELEU
Mw. A.M.TUMMERS
Mw. S H. UMANS-UBBINK

HONDERD EN TWEEËNTWINTIGSTE DEEL

G. VAN DIJK B.V. - BREUKELEN - 1997

UTRECHT

-ocr page 2-

■«•IP I» i|ii

irr

\' . ti\'

-ocr page 3-

FORTEKOR® bestrijdt het hartfalen,

maar spaart de nieren.

FORTEKOR®, een geavanceerde ACE-remmer voor honden, opent nieu- algemene informatie ove, fortekor»:

we mogelijkheden om hartfalen te behandelen. Dankzij de hoge veilig- Samenstelling:

heidsindex is FORTEKOR de juiste keuze in geval van hartfalen, en kan Fonekor 5 bevat per tawet 5 mg benazepril
bij de eerste klinische symptomen worden voorgeschreven.

Eén dosering van FORTEKOR per dag verbetert de levenskwaliteit
en verlengt het leven van de hond. De hond is levendiger en hoest
minder. FORTEKOR kan aan honden toegediend worden die nier-
patiënt zijn, omdat 50% van FORTEKOR wordt uitgescheiden via
de gal en 50% via de urine.

hydrochloride, Fortekor 20 bevat per tablet 20 mg
benazepril hydrochloride.
Indikatie:

Voor de dagelijkse behandeling, als symptomatische,
aanvullende therapie
bij de behandeling met het
diuretlcum: furosemide, van hartfalen
bij honden
veroorzaakt door mitralisinsufficiëntie of congestieve car-
diomyopathie. De behandeling kan een verbeterde inspan-
ningstolerabiliteit en een verhoogde overleving geven bij
honden met matig tot ernstig hartfalen.
Kontra-indikatle:
Een bekende allergie voor Fortekor.
Bijwerkingen:

Bij de aanvang van de therapie kan een sterke bloeddrukdaling
optreden. In een zeer enkel geval kan vermoeidheid of sufheid
worden waargenomen.
Verpakking:

Beide tabletgroottes: blister strips met 14 tabletten.
Doosje met 1 of 2 strips.

Fortekor 5 mg Reg NL 8613,
Fortekor 20 mg Reg NL 8614,

\'Geregistreerd
handelsmerk
van Novartis A.G.,
Bazel, Zwitserland.

Daarnaast heeft FORTEKOR slechts twee tabletgroottes; een
tablet voor kleine honden en een tablet voor grote honden.
Met FORTEKOR is het gebruik van ACE-remmers nog nooit zo
gemakkelijk geweest!

(h

Voor meer informatie: Novartis Agro Benelux B.V., Animal Health Sector

Postbus 1048, 4700 BA Roosendaal. Tel. 0165 - 574805, Fax 0165 - 574801

FORTEKOR

NOVARTIS slaat een ACE met FORTEKOR

NOVARTIS

-ocr page 4-

Van de Hoofdredactie

Nederland is in de ban van Europa. Het voorzitterschap van Nederland loopt ten einde en als deze afleve-
ring van het Tijdschrift verschijnt, is bekend of er een \'Verdrag van Amsterdam \'is en wat de inhoud ervan
is.

Hopelijk zal de inhoud zo duidelijk zijn verwoord dat slechts een eenduidige interpretatie mogelijk is. Bij
de regelgeving vanuit Brussel van de Europese Unie is dat lang niet altijd het geval.
Zo blijkt van Richtlijn 83/189 van 1983 door het Securitel-arrest van het Europese hof dat in 368 gevallen
wetten en regels rechtsgeldigheid missen omdat ze niet in Brussel bij de Europese Commissie zijn aange-
meld alvorens ze nationaal vast te stellen. Het betreft de technische voorschriften, de uitvoeringsbesluiten
van wetten. Dierenartsen hebben daar ook mee te maken.

Binnenkort zal bekend zijn of de regelgeving op hun gebied wel op adequate wijze is vastgesteld.

\'We hebben het gewoon niet goed georganiseerd\'. Dat
waren de woorden van minister van Economische Zaken
Hans Wijers in het Tweede Kamer debat over het niet
aanmelden van nieuwe technische voorschriften bij de EU.

Zal minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Jozias van Aartsen met betrekking tot de beteuge-
ling van de varkenspest straks in de Tweede Kamer misschien ook moeten zeggen: \'We hebben het gewoon
niet goed georganiseerd\'?

Piet Blauw, lid van de Tweede Kamer voor de VVD meldt in VVD-Expresse van 6 juni 1996, dat momenteel
circa 1000 mensen zich bezighouden met de bestrijding van de varkenspest. De kosten voor de overheid
bedragen inmiddels f700 miljoen en de schade voor de sector is nog veel hoger

Preventief ruimen van varkensbedrijven rond
de besmettingshaard(en) werd als de oplossing gezien
en is dat naar mijn idee nog, want preventieve
vaccinatie, waar iedereen nu om schreeuwt, levert
nog veel grotere problemen op voor Nederland als
dat zonder EU instemming geschiedt.

Daarom worden gelukkig thans vrieshuizen afgehuurd/gecharterd om gedode varkens op te slaan totdat
verH\'erking in de destructiebedrijven kan plaatsvinden. En ook van destructiecapaciteit in buurlanden
kan nu gebruik gemaakt worden.

Ook deze aflevering bevat weer veel nieuws, en voor elk wat wils, de wetenschap, actuele zaken en vanuit
de Maatschappij.

Namens de Hoofdredactie, dr W. Edel.

-ocr page 5-

NATUURLIJKE VERSUS MANUELE EMBRYOREDUCTIE
VAN TWEELINGDRACHT BIJ DE MERRIE RESULTEREND
IN EEN TWEELING PREVENTIE PROGRAMMA

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 363-8

D.L. Willinki, LA.J. Smeenki, P.W.C.M. van Oyen\'^ en A. de Kruif^

SAMENVATTING

Op grond van literatuurgegevens en eigen onderzoek
wordt ingegaan op de factoren die keuze bepalend zijn
voor de behandeling van tweelingdracht bij de merrie.
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de kans op na-
tuurlijke embryo-reductie en de kans op succes van ma-
nuele embryo-reductie. Het flxatietype blijkt daarbij van
doorslaggevend belang. Indien de diagnose tweeling-
dracht met zekerheid gesteld kan worden voor de 16e
dag na ovulatie is manuele embryo-reductie altijd geïndi-
ceerd. Na dag 16 moet er onderscheid gemaakt worden in
bilaterale en unilaterale tweelingdracht. Bij een unilate-
rale tweelingdracht moet er tevens nagegaan worden of
er contact bestaat tussen de beide vruchtblazen. Manuele
embryo-reductie is altijd en liefst zo vroeg mogelijk geïn-
diceerd behalve als er sprake is van tweelingdracht met
vruchtblaascontact. In dat geval is vóór dag 30 de kans
op natuurlijke embryo-reductie groter dan de kans op
succes van manuele embryo-reductie. Na dag 30 vermin-
dert de kans op natuurlijke embryo-reductie en moet er
worden ingegrepen. De onderzoeksgegevens worden
samengevat in een tweeling preventie programma waar-
mee het nog aanwezig zijn van tweelingdracht na het ont-
staan van de endometriumcups kan worden voorkomen.

SUMMARY

Spontaneous and manual embryo reduction in mares: a
twin prevention programme

Data from the lileralure and own data for ö7 tw in pregnancies were used to
establish the factors essential to the decision on how to treat twins at differ-
ent gestational ages. Spontaneous (natural) reduction was compared with
manual embry o reduction.

.Manual embr\\>o reduction is always indicated when a twin is diagnosed be-
fore day 16 after ovulation. Thereafter, the type of fixation is the main deter-
minant. Manual embryo reduction is always first choice for bilateral and
unilateral non adjacent embryos and must be applied as early as possible.
The chance of natural reduction up to day 30, is higher for unilateral ad-
jacent twins than is the chance of success after manual reduction.
From day 30 onwards manual embry o reduction is preferable. The results
are summarized in a twin prevention programme which describes how twin
pregnancies can be avoided after the development of endometrial cups.

INLEIDING

Door het toenemend gebruik van echografie-apparatuur
wordt de diagnose tweelingdracht bij de merrie steeds vaker

\' Veterinair Centrum Someren. Postbus 63, 5710 .48 Someren. Tel.: 0493-491770.
Fax: 0493-496770.

\' Universiteit Genl. Faculteit Diergeneeskunde, Vakgroep Voortplanting.
Verloskunde en Bedrijfsdier-geneeskunde. Salihurylaan 133, 9H20 Merelbeke.
België.

en vroeger gesteld. Tweelingdracht is de belangrijkste niet
infectieuze oorzaak van verwerpen bij het paard (4,10).
Indien de dracht stand houdt worden meestal dode of dysma-
ture veulens geboren met een hoog percentage peri- en neo-
natale sterfte (4,9,11,15).

Het percentage levend geboren vitale veulens van onbehan-
delde tweelingdrachten varieert van 2-20% (3,9,10,14,20,
22). Het Belgisch Trekpaard heeft een uitzonderlijk hoog
percentage levend geboren veulens van circa 65%, waar-
schijnlijk ten gevolge van een grotere uterus capaciteit
(21,22).

Merries die aborteren van een tweeling hebben een grotere
kans aan de nageboorte te blijven staan en tevens een klei-
nere kans hetzelfde of het volgende seizoen drachtig te wor-
den (11,14,23). Tweelingdracht is dus een ernstige bedrei-
ging voor de functionaliteit van de fokmerrie. De gevolgen
zijn zo ingrijpend dat iedere gelegenheid tweelingdracht te
voorkomen, moet worden aangegrepen.
Het doel van het hier beschreven onderzoek was een analyse
te maken van de tweelingproblematiek teneinde een twee-
ling preventie programma op te stellen, dat de aanwezigheid
van een tweelingdracht bij het begin van de foetale periode
zou kunnen voorkomen.

LITERATUUROVERZICHT

De follikelcontrole

Aangezien tweelingdracht bij de merrie vrijwel altijd dizy-
goot is, is vroegtijdige herkenning van een meervoudige fol-
likelontwikkeling het eerste punt van een tweelingpreventie
programma (10,11,12,19,24). Het rectale onderzoek van de
hengstige merrie dient altijd met een echografisch onderzoek
gecombineerd te worden, omdat anders een dubbele follikel-
ontwikkeling in zeer veel gevallen gemist wordt
(4,13,14,15). Indien de merrie een historie van tweeling-
dracht of van dubbele ovulaties heeft moet tevens het aantal
ovulaties echografisch bevestigd worden door de corpora lu-
tea te tellen. Tweelingdracht komt immers bij bepaalde
bloedlijnen en individuen vaker voor (4,15,24).

De mobiliteitsfase

Van dag 6 tot dag 16 na ovulatie verplaatsen de embryo\'s
zich door de uterus. Deze periode wordt de mobiliteitsfase
genoemd. De mobiliteit is maximaal tussen dag 11 en dag
16. Als bekend is dat een merrie een dubbele ovulatie heeft
gehad moet ze op dag 14 of dag 15 worden onderzocht op het
aanwezig zijn van tweelingdracht. Bij 47% van de echogra-
fisch bevestigde dubbele ovulaties werd door Newcombe
(13) tussen dag 12 en dag 14 na ovulatie een tweelingdracht
vastgesteld. Gedurende de mobiliteitsfase kunnen de vrucht-
blazen nog onafhankelijk van elkaar verplaatst worden. De
positie van de beide vruchtblazen ten opzichte van elkaar
verandert voortdurend en vormt nog geen complicerende
factor. Wel dient uit eerder verricht echografisch onderzoek

-ocr page 6-

bekend te zijn of de merrie endometriumcysten heeft en zo ja
wat hun aantal, grootte en positie is. Cysten itunnen gemak-
kehjk voor vruchtblazen worden aangezien maar ze kunnen
worden onderscheiden van vruchtblazen door hun constante
positie in de uterus en hun gelijkblijvende grootte in de tijd.
Indien vóór dag 16 wordt vastgesteld dat de merrie drachtig
is van een tweeling waarbij de kwaliteit van beide vrucht-
blazen als goed en gelijkwaardig wordt beoordeeld, dient
tot manuele embryo-reductie (m.e.r.) te worden overge-
gaan. Als beide vruchtblazen in grootte verschillen, of één
of beide niet van goede kwaliteit lijken te zijn door een af-
wijkende vruchtblaasvorm of door niet helder vruchtwater,
dan moet het echografisch onderzoek na twee dagen her-
haald worden. Op dat moment kan dan vastgesteld worden
of er tot manuele embryo-reductie moet worden overge-
gaan, of de merrie zelf de tweelingdracht heeft gereduceerd
tot een eenlingdracht, of dat beide vruchten zijn afgestor-
ven.

Het jixatiemoment

De groeiende conceptus, de toename van de intra-uteriene
weerstand door de stijgende uterustonus en de verdikking
van de dorsale uteruswand leiden ertoe dat de vruchtblaas in
97% van de gevallen op dag 16 na ovulatie gefixeerd wordt
(4).

Als twee ovulaties binnen 24 uur hebben plaatsgevonden
worden ze synchroon genoemd. Bij een ovulatie-interval
groter dan 24 uur heten ze asynchroon. Bij synchrone dub-
bele ovulaties zullen de beide vruchtblazen min of meer op
hetzelfde moment gefixeerd raken. Bij asynchrone ovulaties
zit er enige tijd tussen de fixatiemomenten. Dit heeft tot ge-
volg dat na fixatie van de eerste vruchtblaas de tweede nog
slechts vrij kan bewegen tussen een van de uiteinden van de
uterus en de reeds gefixeerde vruchtblaas. Een reeds ge-
fixeerde vruchtblaas kan namelijk niet gepasseerd worden
(3). De mobiele vruchtblaas loopt vast tegen de reeds ge-
fixeerde (2). Op het moment dat de tweede vruchtblaas ge-
fixeerd wordt is het fixatietype van de tweelingdracht be-
paald.

Het fixatietype

In de literatuur wordt onderscheid gemaakt in unilaterale en
bilaterale tweelingdracht afhankelijk van het voorkomen van
de beide vruchtblazen in één of beide uterushoomen.
Unilaterale tweelingdracht komt in 71 % van de gevallen
voor (2, 3, 12). Indien er meer dan drie mm verschil in dia-
meter tussen de vruchtblazen bestaat, zoals dat bij een asyn-
chrone dubbele ovulatie dikwijls het geval is, komt unilate-
rale tweelingdracht zelfs in 83% van de gevallen voor (8).
Volgens Pascoe (16) is 96% van de dubbele ovulaties echter
synchroon. Bij een dubbele synchrone ovulatie is volgens
Ginther (4) de kans op een unilaterale tweelingdracht even
groot als op een bilaterale tweelingdracht.

De oriëntatiefase

Door de dikker wordende dorsale uteruswand en door ute-
ruscontracties roteert de vruchtblaas zodanig dat de embryo-
nale pool, die het zwaarste is, een ventrale positie inneemt.
De oriëntatiefase vindt op dag 17 en 18 plaats (4,8).
Twee unilateraal gefixeerde vruchtblazen met onderling
contact (!) kunnen eikaars oriëntatieproces verstoren het-
geen kan leiden tot de natuurlijke reductie van één van de
vruchtblazen, zoals beschreven is door Ginther in de
Depri vatie-hypothese (7).

■ i^r*

Natuurlijke embryo-reductie (n.e.r.)
De normale vruchtblaas bestaat uit een tweelagige ab-em-
bryonale hemisfeer (dorsaal) en een drielagige embryonale
hemisfeer (ventraal) waarop centraal rond dag 20 voor het
eerst het embryo waarneembaar wordt. Vanaf dag 23 - 24 is
de hartactie van het embryo zichtbaar. Daarna verheft het
embryo zich en wordt de zich ontwikkelende allantois her-
kenbaar. Voor het overleven van een vruchtblaas is goed en-
dometriumcontact met de drielagige embryonale hemisfeer
en vooral later met de allantois essentieel (4,8).
De \'Deprivatie-hypothese\' van Ginther (7) beschrijft het
proces van natuurlijke reductie van een unilaterale tweeling-
dracht met vruchtblaascontact tot een eenlingdracht gedu-
rende de embryonale periode. De Deprivatie-hypothese ver-
klaart het verband tussen de onderlinge positie van de
vruchtblazen en het tijdstip van n.e.r. ten gevolge van het te
geringe contact tussen het endometrium en de embryonale
pool/ allantois van de vruchtblaas. De onthouding (depriva-
tie) van voedingsstoffen leidt tot het afsterven van één van de
vruchtblazen.

N.e.r. speelt gedurende de mobiliteitsfase of op het fixatie-
moment geen rol van betekenis (3,4,15). Het voorkomen en
het tijdstip van n.e.r. wordt vooral bepaald door het fixatie-
type en door het eventuele verschil in grootte van de vrucht-
blazen (3,4,8). Bij bilateraal gefixeerde tweelingdrachten
komt tussen dag 16 en dag 40 slechts in 6% van de gevallen
n.e.r. voor (6). Daardoor is manuele embryo-reductie in deze
gevallen in een zo vroeg mogelijk stadium geïndiceerd.
Bij unilateraal gefixeerde tweelingdrachten komt tussen dag
16 en dag 40 in 74 - 89% van de gevallen n.e.r. voor (3,4,8).
Als de vruchtblaasgrootte gelijk is komt n.e.r. in 73% van de
gevallen voor. Ze bedraagt 100% indien er meer dan 4 mm
verschil in grootte bestaat (4,8). Ook treedt bij verschil in
grootte van de vruchtblazen de n.e.r. vroeger op (rond dag
20) en is ze sneller voltooid (binnen 1 dag) dan wanneer er
geen grootte verschillen bestaan (4). Bij n.e.r. tussen dag 24
en dag 30 kan het enkele dagen tot een week duren voordat
het tweede vruchtje niet meer waarneembaar is (3,8).
Om de kans op nog te verwachten n.e.r. te kunnen inschatten
is het belangrijk exact te weten op welke moment het bij uni-
lateraal gefixeerde tweelingdracht optreedt.
Uit onderzoek van Ginther (3,4,8) blijkt dat indien bij unila-
teraal gefixeerde tweelingdrachten n.e.r. voor dag 40 plaats
vindt, de voltooiing van dit proces in circa 55% van de geval-
len tussen dag 17 en dag 19 optreedt. Tussen dag 20 en dag
29 gebeurt het in ongeveer 27% van de gevallen en in circa
18% vindt de voltooiing van het n.e.r.-proces tussen dag 30
en dag 39 plaats (3,4,8).

Gezien het feit dat circa 60% van het totaal aantal natuurlijke
reducties op dag 21 is voltooid (3,4,6,8) zullen merries die
rond deze tijd pas voor de eerste maal echografisch worden
onderzocht dus niet meer als \'oorspronkelijk drachtig van
een tweeling\' worden herkend. Uiteindelijk zijn nog 17%
van de unilateraal gefixeerde tweelingdrachten bij de start
van de foetale periode (dag 40) in leven (6).
Het hoge percentage n.e.r. bij unilateraal gefixeerde twee-
lingdrachten tussen dag 16 en dag 40 maakt een zeer zorg-
vuldig echografisch onderzoek absoluut noodzakelijk ter be-
paling van de meest gewenste behandeling.

MATERIAAL EN METHODE

Patiënten

Van 1990 tot en met 1996 werd van elke merrie die met be-
hulp van echografie drachtig werd bevonden van een twee-

-ocr page 7-

ling het volgende genoteerd:

* de administratieve gegevens: naam, adres, datum, gecon-
sulteerde dierenarts;

* de merriegegevens: leeftijd, ras, aanwezigheid van een
veulen aan de voet, tweelinghistorie;

* de cyclusgegevens: data en bevindingen van het rectaal
onderzoek, eventueel hormoongebruik;

* de tweelinggegevens: lengte dracht bij diagnose stelling,
fixatietype, positie en vitaliteit van de embryo\'s, manuele
embryo-reductie met eventueel toegepaste medicijnen en
de bijbehorende evaluatie na enkele dagen.

Het dagnummer verwijst naar de lengte van de dracht uit-
gaande van dag O als de dag van ovulatie. Bij de bepaling van
het fixatietype werd niet alleen onderscheid in bilaterale en
unilaterale tweelingdracht gemaakt, maar werd tevens als er
sprake was van een unilaterale tweeling nagegaan of de
beide vruchtblazen op het moment van de diagnose contact
met elkaar maakten. Indien er geen twijfel over de diagnose
tweelingdracht bestond en indien de beide embryo\'s als vi-
taal en gelijkwaardig werden beoordeeld werd in alle geval-
len tot manuele embryo-reductie overgegaan.

Manuele embryo-reductie (m.e.r.)

Tijdens de mobiliteitsfase, dus voor dag 16, vond de m.e.r.
als volgt plaats. De vruchtblazen werden rectaal voorzichtig
masserend manueel gescheiden, of er werd enige tijd ge-
wacht tot de vruchtblazen zelf een gescheiden positie hadden
ingenomen voordat tot reductie werd overgegaan. Indien
noodzakelijk werd de afstand tussen de vruchtblazen ver-
groot door één van de blazen voorzichtig in de richting van
de punt van de uterushoorn te masseren.
Als er reeds fixatie was opgetreden en er geen aanwijzingen
voor een natuurlijke reductie waren, omdat de beide vruchtbla-
zen als gelijkwaardig en vitaal werden beoordeeld, werd een
m.e.r. behandeling uitgevoerd. Hiertoe werd de te reduceren
vruchtblaas tussen duim en wijsvinger of tussen de vlakke vin-
gers en het bekken van de merrie gefixeerd en werd de druk ge-
leidelijk verhoogt totdat het ruptureren van de vruchtblaas als
een duidelijk \'ploppen\' werd waargenomen. Bij unilateraal ge-
fixeerde tweelingen met vruchtblaascontact werd eerder ge-
•stopt, namelijk op het moment dat er \'iets\' gevoeld werd. Dit
gevoel lijkt op het wegtrekken van een papier van onder de
vingers. Echografisch is het resultaat van de embryoreductie
onmiddellijk te controleren, maar voor een definitieve bevesti-
ging van een eventueel geslaagde behandeling, is een heron-
derzoek één of enkele dagen later absoluut noodzakelijk.
Een behandeling werd geslaagd genoemd indien bij heron-
derzoek één vitale vrucht werd waargenomen. Indien de
merrie bij het heronderzoek nog steeds drachtig bleek van
een vitale tweeling werd opnieuw een m.e.r.-behandeling
uitgevoerd. De dan bestaande drachtlengte werd als leeftijd
op het moment van de behandeling genoteerd. Om de behan-
deling beter te kunnen uitvoeren werden onrustige merries
gesedeerd met 4 mg. detomidine\' i.v.. Na enkele minuten
werd de behandeling vervolgd.

Als de endeldarmcontractiliteit te hoog was werd 80 mg. hyos-
cinebutylbromide^ i.v. gegeven. In 1991 werden alle merries
circa 15 minuten voor de reductiebehandeling i.v. behandeld
met 500 mg flumixinemeglumine^. De tweelingbehandelin-
gen werden van 1990 tot 1993 ad random door twee dierenart-

\' Domosedan*- - SmithKline Beecham.
^ Buscopan^ - Boehringer Ingelheim.
Finadyne*- - Schering - Plough.

sen uitgevoerd. Vanaf 1993 werden alle m.e.r.-behandelingen
door uitsluitend één van deze dierenartsen verricht.

Statistiek

De vraagstelling of het ontstaan van een tweelingdracht een
voorkeursmoment binnen het dekseizoen heeft werd met be-
hulp van de Kolmogorov-Smimov Toets vergeleken met
1020 oestri die allemaal op een hengstenstation werden be-
geleid in de jaren 1994- 1996(24).

De hypothese dat merries met een unilaterale tweelingdracht
met vruchtblaascontact de probleemgroep vormen bij behan-
deling door middel van een m.e.r. werd met de Fisher\'s Exact
Toets onderzocht door de behandelingsresultaten te vergelij-
ken met deze van de andere fixatietypen bij tweelingdracht.
De Fisher\'s Exact Toets werd ook gebruikt om de significan-
tie te bepalen van de invloed van de drachtlengte op het per-
centage succesvolle behandelingen. Vervolgens werd met
dezelfde toets de invloed van de drachtlengte op het succes
van de behandeling onderzocht voor de groep merries met
een unilaterale tweelingdracht met vruchtblaascontact.
Om de mogelijke invloed van \'ervaring\' van de dierenarts op
het percentage succesvolle behandelingen te beoordelen
werd ook de Fisher\'s Exact Toets gebruikt. De behande-
lingsresultaten van zowel alle merries, als van de merries in-
gedeeld naar de verschillende drachtlengten of naar fixatie-
typen voor dierenarts A en B werden vergeleken.
Dezelfde toets werd ook gebruikt om de behandelingsresulta-
ten van de gemedicineerde merries onderling te vergelijken
en te vergelijken met die van de niet gemedicineerde dieren.
Als significantieniveau werd p<0.05 aangehouden. Tenslotte
werd met behulp van een logistische regressie gekeken welke
van de factoren fixatietype, drachtlengte, medicatie en erva-
ring van de behandelend dierenarts gezamenlijk van invloed
waren op de kans op een succesvolle behandeling.

RESULTATEN

In totaal werden de gegevens van 67 merries verwerkt. De ovul-
atiedata die per maand werden gerubriceerd laten geen duidelijk
voorkeursmoment voor tweelingdracht binnen het seizoen zien.
Wanneer ze gerelateerd worden aan 1020 oestri die van 1994 tot
en met 1996 op een hengstenstation werden gecontroleerd (24),
dan blijkt de verdeling normaal te zijn (p = 1.000) (Figuur 1).
Bij 50 van de 67 merries had gedurende de laatste hengstig-
heid follikelcontrole plaatsgevonden.
Veertien keer ( 28 % ) was er een dubbele follikelontwikke-

1

30

ï 25

20

« 15

10

m

sept

CU

totale
populatie

r?»!—,

300

1

1

250

S

<0

200

«

150

tf)

(0

jO

100

75

%

50

a

S

O

O

aprti mei jLni juli aug
maand in het dekseizoen

I I tweeling
dracht

Figuur 1. Het totaal aantal laatste ovulaties per maand- en het aantal ovu-
laties dat aanleiding heeft gegeven tot tweelingdracht per maand gerubri-
ceerd laten voor deze laatste geen duidelijk voorkeursmoment binnen het
seizoen zien.

-ocr page 8-

lingen vastgesteld middels rectaal onderzoek, hetgeen omge-
keerd betekent dat in 36 gevallen (72 %) van de uiteindelijk
tot een tweelingdracht aanleiding gevende hengstigheden de
dubbele ovulatie niet was gediagnostiseerd.
Van 40 merries was de leeftijd bekend (Tabel 1).

Tabel 1 Leeftijdsverdeling van behandelde merries.

Leeftijd

Aantal

Percentage

2-6jaar

19

48

16-11 jaar

11

27

11 - lójaar

6

15

>15 jaar

4

10

Van 12 merries (18%) was bekend dat ze een tweelinghisto-
rie hadden of dat ze uit een bloedlijn stamden met verhoogde
kans op tweelingdracht. Twee van deze merries waren twee
maal binnen hetzelfde seizoen drachtig geworden van een
tweeling. Twee andere merries waren in twee verschillende
seizoenen drachtig geworden van een tweeling. Eén merrie
was in drie opeenvolgende jaren drachtig geweest van een
tweeling.

Zestien merries (24%) hadden een veulen aan de voet ten
tijde van de conceptie maar het betrof in geen enkel geval de
veulenhengstigheid. Elf merries (16%) waren van een twee-
ling drachtig geworden nadat de hengstigheid door een pros-
taglandine-injectie was opgewekt. Bij vijf merries (7%) was
de ovulatie opgewekt door middel van een i.v. injectie met
3000 I.E. Choriongonadotroop hormoon\'*.
De drachtlengte varieerde op het moment van aanbieden
voor echografisch onderzoek van 15 tot 44 dagen. Figuur 2
toont het aantal succesvol behandelde tweeling drachten als
deelverzameling van het totaal aantal gerubriceerd naar
drachtlengte op het moment van behandeling.
De drachtlengte blijkt niet van belang voor de kans op een
succesvolle m.e.r.-behandeling (p = 0.9275).

Bij 56 merries was de onderlinge positie van de vruchtbla-
zen nauwkeurig bekend. Negen merries (16%) hadden een
bilaterale tweelingdracht en bij 47 merries (84%) werd een
unilaterale tweelingdracht vastgesteld. Bij 25 van de merries
uit de laatste groep (55%) bestond er contact tussen de
vruchtblazen. Bij 22 merries (45%) was er \'enkele centime-
ters\' afstand (2 tot 5 cm) tussen de beide vruchtblazen op het
moment dat de diagnose gesteld werd. Het feit dat unilateraal
gefixeerde tweelingdracht vaker voorkomt dan bilaterale
tweelingdracht is waarschijnlijk te verklaren door het niet
exact gelijktijdig gefixeerd raken van de vruchtblazen, zelfs
als de ovulaties synchroon plaatsvinden.
De resultaten van de m.e.r. behandeling staan vermeld in ta-
bel 2.

Figuur 2. Aantal succesvolle m.e r.-behandelingen gerubriceerd naar
drachtlengte

< Choruhn* - Inlen el

Figuur 3. Aantal succesvolle m.e.r.-behandelingen gerubriceerd naar
drachtlengte binnen de probleemgroep \'unilaterale tweelingdracht met
vruchtblaascontact.

Tabel 2. Resulaten van m.e.r.-behandelingen bij verschillende fixatietypen.

Fixatietype

Aantal m.e.r.

Geslaagd

Percentage

»Bilateraal

9

8

89

•Unilateraal

- Met Contact 25

8

32

- Zonder Contact 22

21

95

Van de negen bilaterale tweelingdrachten konden er acht
(89 %) succesvol gereduceerd worden. Eén merrie brak op
maar deze was op het moment van behandeling al 44 dagen
drachtig. Bij de 22 unilaterale tweelingen zonder vrucht-
blaascontact lag het succespercentage op 95%. De opgebro-
ken merrie was 22 jaar oud en had reeds meerdere malen
vloeistof- retentie in de uterus vertoond. Bij de groep \'unila-
teraal gefixeerde tweelingdracht MET vruchtblaascontact\'
lag het succespercentage slechts op 32%. Dit percentage
verschilt significant van dat van de beide andere groepen zo-
dat deze groep als probleemgroep kan worden aangemerkt
(p < 0.001). Indien dezelfde indeling naar drachtlengte als in
figuur 2 wordt toegepast, blijkt het succespercentage van de
m.e.r.-behandeling binnen de probleemgroep niet door de
drachtlengte beïnvloed te worden (p = 0.5645) (Figuur 3 ).
Van de 67 m.e.r.-behandelingen werden er 50 door dieren-
arts A en 17 door dierenarts B uitgevoerd. Het succespercen-
tage bedroeg voor dierenarts A 78% en voor dierenarts B
47%. Indien de probleemgroep \'unilateraal gefixeerde twee-
lingdracht met vruchtblaascontact\' apart wordt beschouwd
werden er 14 door dierenarts A en 11 dieren door dierenarts
B behandeld. De succespercentages bedroegen respectieve-
lijk 43 en 18%. Voor iedere drachtlengtecategorie zoals ver-
meldt in de figuren 2 en 3 scoort dierenarts A beter dan die-
renarts B. De verschillen zijn alleen voorde totale groep (p=

-ocr page 9-

0.0294) en de groep \'dag 25 tot dag 30\' significant (p=
0.0200). Als de groepen waarbij de verschillende medica-
menten zijn gebruikt worden vergeleken dan blijkt dat deze
de behandelingsresul-taten niet hebben beinvloed (p =
0.3463). Bij toepassing van een logistische regressie blijkt
dat alleen het fixatietype significant bepalend is voor het
eindresultaat (p< 0.05).

DISCUSSIE

Als de diagnose tweelingdracht wordt gesteld dient zeer
zorgvuldig te worden gelet op de grootte van de vruchtbla-
zen, de helderheid van het vruchtwater, de structuur van de
vruchtvliezen, de hartactie indien reeds waarneembaar en de
positie van de vruchtblazen ten opzichte van elkaar. Pas als
er geen enkele aanwijzing voor natuurlijke embryo-reductie
te vinden is mag tot een m.e.r. worden overgegaan.
Recapitulerend kunnen de volgende kansen berekend wor-
den. De kans op natuurlijke embryo-reductie (P (n.e.r.)) is bij
een unilateraal gefixeerde tweelingdracht tussen dag 16 en
dag 20 groot, namelijk 60%.

P(n.e.r.) tot dag 30 is 80% en tot dag 40 zelfs 83% (6). Na dag
20 blijkt dus nog 40% van de unilateraal gefixeerde tweelin-
gen over te blijven en na dag 40 nog 17% hetgeen inhoudt dat
tussen dag 20 en dag 40 bij 40 -17 = 23% van de oorspronke-
lijke groep nog natuurlijke reductie optreedt. Tussen dag 30
en dag 40 vindt slechts bij 20 -17 = 3% alsnog reductie
plaats. Voor een merrie waarbij op dag 20 de diagnose unila-
teraal gefixeerde tweelingdracht wordt gesteld is de kans op
n.e.r. voor dag 40 P(n.e.r.) = 23 / 40 = 57%. Een unilateraal
gefixeerde tweeling op dag 30 heeft een kans op reductie
voor dag 40 van P(n.e.r.) = 3/20= 15%.
Een bilateraal gefixeerde tweelingdracht heeft volgens
Ginther (3, 6) een kans op n.e.r. van ongeveer 10%.
Tegenover de hierboven genoemde kansen op natuurlijke re-
ductie staan de kansen op succesvolle behandeling middels
manuele embryo-reductie (P(m.e.r.)).
Tabel 3 toont de verschillende fixatietypen met wisselende
drachtlengten en de voorkeursbehandeling op dat moment,
op grond van een vergelijking tussen de kans op natuurlijke
reductie P(n.e.r.) zoals eerder beschreven, versus de kans op
een succesvolle behandeling middels manuele embryo-re-
ductie P(m.e.r.) zoals uit de onderzoeksgroep is voortgeko-
men.

Tabel 3. Voorkeursbehandeling bij wisselende drachtlengten en verschil-
lende fixatietypen op grond van een vergelijking tussen P(n.e.r.) en
P(m.e.r.).

Drachtlengte

Diagnose

P(n.e.r.)

P( m.e.r.)

Behandeling

<D16

Tweeling

0%

tot 100%

M.e.r.

D16-20

A. Bilaterale tweeling

-10%

-89%

M.e.r.

B. Unilaterale tweeling

1. ZONDER CONTACT

D20

57%

-95%

M.e.r.

D30

15%

-85%

M.e.r.

VanafD35

<9%

-32%

Discussie

2. MET CONTACT

D20

57%

-32%

Afwachten

D30

15%

-32%

M.e.r.

Vanaf D 35

<9%

-32%

Discussie

In de literatuur wordt binnen de groep unilateraal gefixeerde
tweelingdracht geen onderscheid gemaakt naar wel of niet
bestaand vruchtblaascontact. Daarom staan bij beide groe-
pen in tabel 3 dezelfde cijfers genoteerd bij de kans op na-
tuurlijke reductie bij een bepaalde drachtlengte,
(respectievelijk 57, 15 en 9%). Het streven moet zijn de foe-
tale periode in te gaan met een eenlingdracht. De kans op na-
tuurlijke reductie na dag 40 is 6% (3,4). Eerder was de kans
op natuurlijke embryo reductie tussen dag 30 en dag 40 op
3% berekend. De kans op natuurlijke embryo-reductie na
dag 35 is dan maximaal 6 3 = 9%. Voor dag 16 speelt na-
tuurlijke embryo reductie geen rol van betekenis (3,4,5,15).
Voor dag 16 is m.e.r. altijd geïndiceerd omdat de kans op
succes de 100 % benadert. Na dag 16 speelt het fixatietype
een doorslaggevende rol bij de besluitvorming omtrent de
gewenste behandeling. Bij een bilaterale tweelingdracht is
m.e.r. altijd geïndiceerd tot ongeveer dag 35. Rond dit mo-
ment vormt de vrijkomende vruchtblaas-inhoud bij de reduc-
tiebehandeling een ernstige bedreiging voor het contact tus-
sen de allantois en het endometrium van de andere vrucht en
daarmee voor de kans op overleving.
Bij een unilateraal gefixeerde tweelingdracht zonder vrucht-
blaascontact heeft m.e.r. op dag 20 ongeveer 95% kans van
slagen. Tien dagen later neemt de kans op succes van deze
behandeling af tot circa 85%. Een riskante situatie ontstaat
tussen dag 30 en dag 35. De dan ontstane situatie leent zich
voor een uitgebreide discussie met de eigenaar van de mer-
rie. Ten eerste is er de bovenbeschreven negatieve invloed
bij m.e.r.-behandeling op de achterblijvende vrucht en te-
vens zal men rekening moeten houden met de zich ontwikke-
lende endometriumcups indien de merrie eventueel opnieuw
geïnsemineerd moet worden. De te kiezen behandeling zal
daarom afhankelijk zijn van hoe ver het dekseizoen gevor-
derd is en of de eigenaar een eventueel laat veulen wil accep-
teren. Indien een m.e.r.-behandeling bij de controle na en-
kele dagen mislukt blijkt te zijn, kan alsnog een
prostaglandine injectie gegeven worden. Natuurlijke em-
bryo-reductie treedt in de foetale periode, na dag 40, nog
slechts op bij 6% van de tweelingen (3,4).
Indien dag 35 reeds gepasseerd is, zijn er nog slechts twee
opties. De eerste bestaat uit een vruchtblaaspunctie in een
daartoe gespecialiseerde kliniek waarbij de kans dat er een
eenlingdracht ontstaat ongeveer 30% bedraagt (1).
Daarnaast is er de mogelijkheid de merrie een progesteron-
suppletie-behandeling te geven. Dit zou de kans op de ge-
boorte van een vitaal licht veulen en een gemummificeerde
vrucht misschien kunnen vergroten (12,17,18).
Bij een unilateraal gefixeerde tweeling met vruchtblaascon-
tact dient tot dag 25 te worden afgewacht, omdat de kans op
natuurlijke reductie tot dag 25 groter is dan het succesper-
centage na m.e.r.-behandeling. Tussen dag 25 en dag 30 ke-
ren de kansen. Op dag 30 verdient de m.e.r.-behandeling de
voorkeur. In een nog latere fase is de situatie vergelijkbaar
met de unilateraal gefixeerde tweeling zonder vruchtblaas-
contact. Zorgvuldig overleg met de eigenaar bepaalt dan de
te volgen strategie. Het succes van een m.e.r.-behandeling
wordt in belangrijke mate bepaald door de ervaring die de
behandelend dierenarts met deze methode heeft. Dit komt
voor iedere drachtlengte en elk fixatietype duidelijk naar vo-
ren. Het lijkt dan ook verstandig dit aspect in de besluitvor-
ming omtrent een eventuele tweelingbehandeling mee te ne-
men. In de door ons onderzochte populatie worden veel
tweelingen gediagnostiseerd bij 2- tot 6-jarige merries. Dit
komt niet overeen met de bevindingen van anderen die von-
den dat er bij 6- tot 11 -jarige merries meer dubbele ovulaties
optraden dan bij 2- tot 6-jarige (11). Het relatief kleine aantal
merries in ons onderzoek kan hierbij een rol spelen.
Tot slot dienen nog een aantal algemene opmerkingen te

-ocr page 10-

worden gemaakt. Bilateraal gefixeerde tweelingdrachten
zijn echografisch goed herkenbaar. Unilateraal gefixeerde
tweelingen met vruchtblaascontact kunnen vooral tussen dag
17 en dag 19 gemakkelijk gemist worden (3,6,12). Mede om
deze reden is het altijd gewenst een tweede echografisch on-
derzoek te doen tussen dag 24 - 26. Op dat moment is de kans
op het missen van de scheidingswand tussen de vruchtblazen
te verwaarlozen en is bovendien de vitaliteit van de individu-
ele embryo\'s goed te beoordelen.

Echografisch onderzoek voor dag 16 heeft naast voordelen
voor de tweelingpreventie ook waarde doordat een nieuwe
oestrus vroegtijdig kan worden voorspeld en/of herkend.
Bovendien kunnen er op dat moment afwijkingen worden
opgespoord, zoals vrij vocht in de uterus wat op vloeistofre-
tentie of op eventuele ontstekingsverschijnselen kan wijzen.
Tenslotte kan vroeg embryonale sterfte worden aangetoond
indien de merrie bij het eerste onderzoek drachtig en bij het
tweede onderzoek gust blijkt te zijn. Als dit herhaaldelijk op-
treedt kan eventueel een progesteron-suppletie-behandeling
worden ingesteld (17,18).

De bedoeling van het boven beschreven tweeling preventie
programma is het geven van duidelijke richtlijnen, waarmee
in iedere situatie een optimale kans op een eenlingdracht kan
worden gerealiseerd.

Samenvattend berust dit programma op de volgende punten:

1. Zorgvuldig gynaecologisch onderzoek gedurende de
hengstigheid met behulp van echografie.

2. Echografisch drachtigheidsonderzoek tussen dag 14 en dag

16 eventueel direct gevolgd door een m.e.r.-behandeling.

3. Indien na dag 16 de diagnose tweelingdracht wordt ge-
steld moet eerst het exacte fixatietype bepaald worden en
dient de vitaliteit/kwaliteit van de beide embryo\'s beoor-
deeld te worden alvorens een eventuele m.e.r.-behande-
ling kan worden uitgevoerd.

4. M.e.r. dient altijd in een zo vroeg mogelijk stadium te
worden uitgevoerd, uitgezonderd wanneer er tussen dag

17 en dag 30 sprake is van een unilaterale tweelingdracht
met vruchtblaascontact. Dan dient er te worden afgewacht
tot dag 30. Op dat moment moet er opnieuw worden be-
oordeeld of er eventueel alsnog een m.e.r. moet worden
uitgevoerd.

5. Het resultaat van de m.e.r. moet altijd na één of enkele da-
gen worden gecontroleerd.

6. Alle merries die voor dag 21 echografisch op drachtigheid
zijn onderzocht moeten opnieuw gecontroleerd worden
tussen dag 24 tot 26.

DANKBETUIGING

Graag willen de auteurs mevrouw dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan, Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren

te Utrecht en de heer dr. P. Westers. Centrum voor Biostatistiek te Utrecht,

hartelijk bedanken voor hun hulp en adviezen bij het tot stand komen van dit

artikel.

LITERATUUR

1. Bracher V, Parlevliet JM, Pieterse MC, Vos PLAM. Wiemer P,
Taverne MAM, and Colenbrander B. Transvaginal ultrasound - guided
twinreduction in the mare. Vet Ree 1993; 133: 478-9.

2. Ginther OJ. Mobility of twin embryonic vesicles in mares. Theriog
1984; 22:83-95.

3. Ginther OJ. Postfixation embryo reduction in unilateral and bilateral
twins in mares. Theriog 1984; 22: 213-23.

4. Ginther OJ. Ultrasonic imaging and reproductive events in the mare.
Equiservices. Madison, Wisconsin, 1986.

5. Ginther OJ. Relationships among number of days between multiple
ovulations, number of embryos and type of embryo fixation in mares. J
Equine Vet Sei 1987;7:82-8.

6. Ginther OJ. Using a twinning tree for designing equine twin-preven-
tion programs. J Equine Vet Sei 1988; 8: 101-7.

7. Ginther OJ. The nature of embryo reduction in mares with twin con-
ceptuses: The deprivation hypothesis. Am J Vet Res 1989; 50: 45-53.

8. Ginther OJ. Twin embryos in mares II: post fixation embryo reduction.
Equine Vet J 1989; 21: 171-4.

9. Ginther OJ, and Griffm PG. Natural outcome and ultrasonic identifica-
tion of equine fetal twins. Theriog 1994; 41: 1193-9.

10. Jeffcott LB, and Whitwell KE. Twinning as a cause of fetal and neona-
tal loss in the thoroughbred mare. J Comp Pathol 1973; 83: 91-106.

11. Mc Kinnon AO, and Voss JL. Equine reproduction. Lea & Febiger, Box
3024,200 Chest Field Parkway Malvern - Pennsylvania 19355 U.S.A.

12. Meadows SJ, Binns MM, Newcombe JR. Thompson CJ, and Rossdale
PD. Identical triplets in a thoroughbred mare. Equine Vet J 1995; 27:
394-7.

13. Newcombe JR. Incidence of multiple ovulation and multiple preg-
nancy in mares. Vet Ree 1995; 137: 121-3.

14. Pascoe RR. Methods for the treatment of twin pregnancy in the mare.
Equine Vet J 1983; 15:40-2.

15. Pascoe RR, Pascoe DR, and Wilson MC. Influcncc of follicular status
on twinning rates in mares. J Reprod Fert 1987; 183-9.

16. Pascoe DR. Pascoe RR. Hughes JP, Stabenfelt GH, and Kindahl H.
Management of twin conceptuses by manual embryonic reduction :
comparison of two techniques and three hormone treatments. Am J
Vet Res 1987; 48: 1594-9.

17. Roberts SJ. Twin pregnancy in a mare: A live foal and mummified fe-
tus. Cornell Vet 1978; 68: 196-8.

18. Roberts SJ. and Grant Myhre. A review of twinning in horses and the
possible therapeutic value of supplemental progesterone to prevent
abortion of equine twin fetuses the latter half of the gestation period.
Cornell Vet 1983;73:257-64.

19. Rooney JR. Autopsy of the horse. Baltimore. Williams & Wilkins,
1970.

20. Torp M. Tidlig drektighetsdiagnostikk hos hoppe ved hjelp av ultra-
lyd. Norsk Veterinser Tidsskrift 1988; 100: 273-80.

21. Vandeplassche MM, Podliachouk L, and Beaud R. Some aspects of
twin gestation in the mare. Can J Comp Med 1970; 34: 218-26.

22. Vandeplassche MM. Special features of rwin gestation in the mare.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 1993; 62: 151-4.

23. Willink DL en Smeenk LAJ. Manuele embryo-reductie van tweeling-
dracht bij de merrie. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116:405-6.

24. Willink DL, Smeenk LAJ, Oijen PWCM van en Kruif A de. De inci-
dentie van meervoudige ovulaties bij het Nederiands Warmbloed-
paard. Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 277-9.

-ocr page 11-

Uitenvoordepratel

SAMENVATTING

Een nieuwe methode voor het percutaan plaatsen van een
slokdarmsonde voor enterale voeding bij katten wordt
beschreven. De techniek wordt gekenmerkt door eenvou-
dige en snelle plaatsing van de sonde. Het gebruik van de
techniek werd toegepast bij acht katten die in verband
met hun primaire aandoening kandidaat waren voor on-
dersteuning met enterale voeding. Plaatsing van de son-
des verliep in alle gevallen zonder complicaties. De son-
des werden goed verdragen. Complicaties na plaatsing
bleven beperkt tot enkele keren braken na het voeden
(n=2) en geringe ontsteking van de insteekopening (n=l).
De sondes konden na 7 tot 16 (mediaan 14) dagen verwij-
derd worden omdat de katten (n=6) weer zelf aten. Twee
katten overleden aan de gevolgen van de primaire aan-
doening. De hier beschreven techniek is door zijn een-
voud, snelheid en minimale complicaties een waardevol
hulpmiddel voor de toepassing van enterale voeding.

SUMMARY

Percutaneous placement of an esophagostoniy tube in
cats: first experience with a new technique

A new technique far percutaneous placement of tube esophagostomyfar en-
teral feeding in cats is described. The technique is characterized by its
symplicity and rapid placement of the feeding tube. Its use is demonstrated
in 8 cats in which nutritional support with enteral feeding was indicated.
Placement of the tube was performed without complications. The feeding
tube was tolerated well. Complications after placement were restricted to
occasional vomiting after feeding (n-2) and minor inflammation of the eso-
phagostoniy incission. Tubes could be removed after 7 to 16 (median 14)
days. Two cats died as a result of the primary disease. This technique is a
useful aid in the application of enteral feeding because of its simplicity and
minimal complications.

INLEIDING

Het belang van een adequate voeding voor zowel gezonde
als zieke gezelschapsdieren wordt steeds meer onderkend.
Voor vele ziekteprocessen zijn speciale diëten ontwikkeld.
De nutriële behoeftes van (ernstig) zieke, niet etende dieren
verschillen sterk van die van gezonde, vastende dieren
(1,4,5,14). Allereerst zal de primaire aandoening er vaak toe
leiden dat de energiebehoefte toeneemt (5). Als dit niet ge-
paard gaat met (een verhoogde) opname van nutriënten, leidt
dit snel tot een negatieve energiebalans met directe gevolgen
voor het herstel van de patiënt. Daarnaast blijkt bij kritieke

\' Specialist Interne Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Dierenarts Specialisten
Amsterdam, Weesperzijde 147, 1091 ET Amsterdam. Correspondentie en verzoeken
voor herdrukken richten aan: Drs R. van Noort, specialist Interne Geneeskunde van
Gezelschap.^dieren, Dierenarts Specialisten Amsterdam, Weesperzijde 147, 1091 ET
Amsterdam.

\' Dierenarts op de Intensieve Zorg Afdeling, Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

patiënten het metabolisme zodanig veranderd te zijn dat voor
de energielevering meer gebruik gemaakt wordt van vet- en
eiwit-oxydatie dan glucose-oxydatie (20). Dit heeft het ge-
volg dat ook lichaamseiwit moet worden afgebroken voor de
levering van energie. Daarnaast kan een toename van de ei-
wit-afbraak optreden om aminozuren te leveren voor de pro-
duklie van acute fase eiwitten, antilichamen en voor gebruik
bij de wondgenezing (6). In tabel 1 zijn enkele gevolgen van
ondervoeding bij ernstig zieke dieren samengevat. Sommige
veranderingen kunnen al binnen 24 uur optreden (9). Dit on-
derstreept de noodzaak om snel te zorgen voor herstel van de
voedselopname. Wanneer de patiënt niet wil of kan eten
dient tot dwangvoeding te worden overgegaan. Er zijn twee
mogelijkheden voor dwangvoeding: parenteraal en enteraal
(3).

Parenterale voeding wordt in de diergeneeskunde weinig
toegepast. Het stelt hoge eisen aan de aseptiek en verzorging,
geeft kans op ernstige complicaties (trombophlebitis) en is
duur (16). Enterale voeding daarentegen is in het algemeen
eenvoudiger, goedkoper maar bovenal natuurlijker (4,8).
Door het aanbieden van voedingsstoffen via het maag-darm-
kanaal behoudt dit zijn integriteit met als gevolg minder kans
op toxinemie en bacteriëmie (\'if the gut works, use it\') (zie
tabel 1) (9,10, II).

Enterale voeding kan bereikt worden door middel van orale
dwangvoeding, naso-oesophageale sonde, pharynxsonde,
oesophagussonde, maagsonde en jejunumsonde (2,4,6,13).
Bij de oesophagostomie kan gebruikt gemaakt worden van
een dikkere sonde dan bij naso-oesophageale sondeplaatsing
en pharynostomie. Bovendien zijn de eventuele complicaties
meestal minder ernstig dan bij gastrostomie of jejunostomie.
In deze studie wordt een percutane oesophagostomie tech-
niek beschreven bij katten die door zijn snelheid en eenvoud
een waardevol hulpmiddel bij de toepassing van enterale
voeding kan zijn.

MATERIAAL EN METHODE

Bij acht katten waarbij enterale dwangvoeding geïndiceerd
was, werd percutaan een oesophagussonde ingebracht. De

Figuur la. Zie voor verdere toelichting \'materiaal en methode\' in de tekst.

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 369-73

PLAATSING VAN EEN ÜESOPHAGUSSONDE BIJ DE KAT:
EERSTE ERVARINGEN MET EEN NIEUWE TECHNIEK

R. van Noort\'\' en J.H. Robben^

-ocr page 12-

KLINISCHE VERSCHIJNSELEN

GEVOLG

Toename van de bacteriële flora maag-darmkanaal.

Verminderde secretie van intestinale globulinen.

Verhoogde kans op bacteriële translocatie en opname van toxinen uit het

- Bacteriemie met als gevolg septische shock en \'multiple organ failure\'.

maag-darmkanaal.

- Vertraagde wondgenezing.

Ileus.

- Verminderde spierkracht, inclusief hartspier.

- Verminderde proliferatie fibroblasten.

- Verminderde kracht en beweging van gladde spieren.

- Afname spiermassa ten gevolge van eiwit-afbraak.

Afname sneldelende weefsels zoals darmmucosa, beenmerg, epitheel van
de respiratietractus.

Weerstandvermindering met als gevolg vergrote kans op infecties.
Anemie.

- Weerstandvermindering met als gevolg vergrote kans op infecties.

- Afname produktie albumine, globulinen, fibrinogeen.

katten werden gesedeerd met medetomidine\' indien nodig
aangevuld met zuurstof en halothaan^. Om de slokdarm ter
hoogte van de linker halsvlakte via palpatie te kunnen identi-

ficeren werd gebruik gemaakt van een instrument dat ontwik-
keld is door één van de auteurs (RvN, patent aangevraagd).
Het instrument maakt het mogelijk dat de sonde direct rich-
ting maag wordt ingebracht en geeft bescherming tegen per-
foratie van de slokdarm tijdens plaatsing. Het instrument be-
staat uit een 30 cm lange metalen buis A waaraan op het
schuine uiteinde een korte (5 cm) dwarsbuis B is bevestigd
(Figuur la). Beide buizen hebben een doorsnede van 10 mm.
Dwarsbuis B is hol, aan beide uiteinden open en heeft aan de
\'voorzijde\' een longitudinale opening. Buis B maakt een
hoek van ongeveer 25 graden met de lengteas van buis A en
steekt iets uit. Daardoor is het proximale uiteinde van buis B
na inbrengen in de slokdarm, bij de patiënt in rechter zij lig-
ging, aan de linker zijde in de hals te voelen (Figuur Ib).
De linker halsvlakte werd voor plaatsing geschoren en ge-
desinfecteerd. Door het scheren en royaal aanbrengen van al-
cohol was de V. jugularis meestal goed te zien en te vermij-
den. Na een kleine huidincisie werd een 11 French metalen
spiijtcanule^ percutaan in de proximale opening van buis B
gestoken (Figuur la en c). Omdat de splijtcanule dikker is
dan de breedte van de longitudinale opening kan de splijtca-
nule buis B niet dorsaal verlaten. Juiste positionering werd

^ Cystofix canule, 12 cm en 10 Ch. Braun. Oss.

-ocr page 13-

gecontroleerd door met de metalen splijtcanule over de bin-
nenzijde van de metalen buis B te krassen. Via de splijtca-
nule werd een 10 French sonde"^ (Figuur la) ingebracht.
Vooraf werd de afstand tussen de insteekopening en de 7e tot
9e rib afgemeten en aangegeven op de sonde om het uiteinde
van de sonde in het laatste derde deel van de slokdarm te
kunnen plaatsen (Figuur ld). Wanneer de sonde was inge-
voerd, werd de splijtcanule teruggetrokken uit buis B en de
patiënt, opengespleten en verwijderd (Figuur Ie).
De sonde kan in tegenstelling tot de splijtcanule wèl de longi-
tudinale opening in buis B passeren. Daardoor was het moge-
lijk dat het instrument voorzichtig werd teruggetrokken waar-
bij de sonde via de longitudinale opening buis B verliet en in
de slokdarm achterbleef. Doordat buis B slechts gering uit-
steekt boven de lengteas van buis A is er geen gevaar dat bij
terugtrekken van het instrument buis B achter de bovenste
slokdarmsphincter of het palatum molle blijft hangen. Zodra
de sonde via de splijtcanule was ingebracht, werd intramus-
culair atipamezolhydrochloride^ toegediend. In de tijd die de
patiënt vervolgens nodig had om wakker te worden werd de
sonde middels een \'butterfly tape\' of \'chinese fmger trap\'
hechting (19) aan de huid gefixeerd. Een licht elastisch ver-
band werd aangebracht om te voorkomen dat de kat de sonde
met krabben verwijderde en ter bescherming van de insteeko-
pening. Omdat het een nieuwe techniek betreft, werd plaat-

/\' A

Figuur 1 f. Zie voor verdere toelichting \'materiaal en methode\' in de tekst.

sing van de sonde bij zes katten endoscopisch gecontroleerd,
doch dat is geen essentieel onderdeel van de methode.
De patiënten werden via de sonde gevoerd met een goed aan-
gemaakte en gemengde poedervoeding^. Twee uur na plaat-
sing werd begonnen met voeden. Op de dag van de plaatsing
werd de helft van de door de fabrikant opgegeven hoeveel-
heid voer gegeven. De volgende dag driekwart en daarna de
volledige hoeveelheid. De totale hoeveelheid voeding werd
over minstens zes porties verdeeld waarbij per keer maximaal
20 ml voedsel werd gegeven. Iedere injectie in de sonde werd
langzaam gegeven om overmatig kwispelen van de sonde-tip
(met daardoor irritatie van de slokdarm) te voorkomen. Na ie-
dere voeding werd de sonde schoongespoeld met water om
verstopping te voorkomen. De katten werden minstens 1 dag
na de plaatsing opgenomen. Daarna werd de verzorging door
de eigenaar thuis uitgevoerd. Wanneer de patiënt zelfstandig
voldoende voeding opnam, werd de sonde verwijderd.
Hiertoe werden de hechtingen verwijderd en de sonde zacht-
jes uit de patiënt getrokken. De wond genas per secundam.

RESULTATEN

Percutane oesophagostomie werd toegepast bij acht katten in
gewicht variërend van 2,1 tot 4,9 kilogram. Een overzicht
van de toepassing van de percutane oesophagostomie tech-
niek wordt gegeven in tabel 2.

Tabel 2. Resultaten percutane oesophagostomie bij 8 katten.

NR

REDEN VAN PLAATSING

TIJD TOT ETEN
(dagen)

TUD TOT VERWIJDEREN SONDE
(dagen)

COMPLICATIES

1

mondholte trauma

7

16

geen

2

kaaktrauma

2

7

geen

3

kaaktrauma

4

10

roodheid insteekopening

4

lipidose

-

-

braken, overleden

5

lipidose

7

12

zelfsonde verwijderd

6

verslikpneumonie

-

-

euthanasie dag 7

7

postoperatief tumorresectie

1

7

geen

8

anorexie

2

7

geen

- Zie voor verdere toelichting \'resultaten\' in de tekst.

* Uhnecatheter hond Rush, \'dispositie\', maat 5. Instruvet, Amerongen.
^ Antisedan, SmithKline Beecham.
\' Wahham Feline Instant Diet, H\'allham, Veghel.

-ocr page 14-

Plaatsing van de sonde ging zonder complicaties gepaard.
Vanaf het moment van inbrengen van het instrument tot en
met het aanleggen van het verband, duurde de gehele proce-
dure nooit langer dan vier minuten. Bij endoscopische con-
trole na plaatsing werden geen laesies rond de insteekplaats
in de slokdarm gezien en de slokdarm sloot nauw om de
sonde. Er werden geen aanwijzingen gevonden voor bescha-
diging van de mucosa van slokdarm, pharynx en mond door
buis B of de splijtcanule.

Geen van de katten vertoonde ernstig braken tijdens de pe-
riode van hospitalisatie. Eén van de katten met leververvet-
ting (nr 4) en de kat met verslikpneumonie (nr 6) braakten
geringe hoeveelheden van de voeding uit, 1 uur na toedie-
nen. Na toediening van domperidon orale vloeistof via de
sonde en nog langzamer ingeven van de sonde-voeding,
stopte het braken. Tijdens verzorging door de eigenaar thuis
werd geen braken waargenomen (n=7), met uitzondering
van kat nr 4 die op de dag van thuiskomst heftig braken
(voornamelijk gal) vertoonde en overleed. Kat nr 3 begon na
3 dagen aan het verband te krabben. Bij wisseling van het
verband werd een geringe zwelling en roodheid van de in-
steekopening gevonden. Na aanbrengen van wat zalf met po-
vidon-jodium op de wond werd een nieuw verband aange-
bracht en bleef krabben verder achterwegen.
De sondes werden pas verwijderd als de kat zelfstandig vol-
doende voedsel opnam. In de periode dat de kat zelfstandig
at en de sonde nog aanwezig was werden geen problemen
met de orale voedselopname waargenomen. De kat met de
verslikpneumonie kwam aan in gewicht en braakte niet meer
maar werd toenemend benauwd. Röntgenfoto\'s toonden een
verslechtering van de reeds bestaande longafwijkingen en er
werd besloten tot euthanasie. Bij pathologisch onderzoek
van de slokdarm werd slechts geringe ontstekingsreactie
rond de insteekopening van de sonde en geen aanwijzingen
voor lekkage gevonden.

Geen van de eigenaren ondervond problemen bij het toedie-
nen van voedsel via de sonde. In alle gevallen sloot de huid-
wond na verwijdering van de sonde binnen een dag en er trad
geen lekkage van voedsel door de insteekopening op.

DISCUSSIE

De mogelijkheden van toediening van enterale voeding bij
de kat zijn in hoofdlijnen: orale dwangvoeding, naso-oeso-
phageale sondevoeding, pharyngostomie, oesophagostomie,
gastrostomie en jejunostomie-sonde (4). Orale dwangvoe-
ding is alleen geschikt voor voeding gedurende zeer beperkte
tijd (I dag) en bij een coöperatieve patiënt (4). Naso-oeso-
phageale sondes hebben als voordeel dat voor plaatsing geen
sedatie nodig is. Nadelen zijn echter dat slechts zeer dunne
sondes gebruikt kunnen worden en dat vaak een kraag nodig
is om verwijdering van de sonde door de patiënt zelf te voor-
komen. Een kraag kan extra stress geven en de spontane
voedselopname belemmeren (4,6). Pharyngostomie-sondes
geven relatief vaak aanleiding tot verslikken, ademhalings-
problemen en belemmering van de epiglottis-bewegingen
(4,12). Voor de plaatsing van maag- en jejunumsondes zijn
goede en relatief eenvoudige technieken ontwikkeld maar zij
moeten worden uitgevoerd onder algehele anesthesie, verei-
sen enige ervaring en kunnen gepaard gaan met ernstige,
soms fatale complicaties (septische peritonitis) (4,5,13). De
technieken die gebruik maken van slokdarmsondes combi-
neren de voordelen van een relatief dikke sonde en weinig of

^ Motilium. Janssen-Cilag.

I iJMiir

geen kans op fatale complicaties.

Bij de meeste beschreven technieken voor percutane plaat-
sing van slokdarmsondes wordt de sonde midcervicaal inge-
bracht (1,2,4,6,7,13,14,15,18). In de hals wordt een incisie
aangebracht over een oraal ingebracht instrument dat vanuit
de cervicale slokdarm naar buiten wordt gedrukt. Door de in-
cisie wordt van buiten een sonde in de cervicale slokdarm
gebracht en richting mondholte gevoerd. De incisie in huid,
subcutis, spieren en slokdarm is daarmee altijd duidelijk gro-
ter dan de sonde. In de mondholte wordt het uiteinde van de
sonde omgedraaid en in de slokdarm richting maag geleid.
Het lijkt logischer om de sonde direct richting maag in te
voeren. Dit is bij chirurgisch opprepareren van de slokdarm
mogelijk, doch dat is een tijdrovende en invasieve methode.
Om de sonde direct richting maag te voeren dient bij percu-
tane plaatsing een instrument in de slokdarm gebracht te
worden wat dienst doet als richtpunt en geleider van de
sonde. Crowe beschrijft een methode waarbij een gebogen
forceps in de slokdarm wordt ingebracht (14). De uiteinden
van de bladen zijn in de hals van de patiënt te palperen. Door
de bladen te openen ontstaat een richtpunt voor een 10-18
gauge naald. De naald wordt richting maag gestoken waarna
een sonde door de naald kan worden ingebracht. Nadeel van
deze methode is dat de naald per ongeluk dwars door de slok-
darm kan worden gestoken (\'perforatie\') en de sonde vervol-
gens in het interstitium wordt geplaatst. Een ander nadeel is
dat slechts sondes van beperkte diameter gebruikt kunnen
worden. Voordeel is dat de incisie in huid, subcutis, spieren
en slokdarm (insteekopening) slechts zo groot als de naald is
en afgerond.

De in deze studie beschreven techniek heeft een aantal voor-
delen in vergelijking tot de bestaande methodes van sonde
plaatsing door middel van percutane oesophagostomie
(Tabel 3).

Tabel 3. Voordelen nieuwe percutane oesophagostx3mie-techniek.
VOORDELEN

- Biedt bescherming tegen slokdarmperforatie

- Minimale trauma bij plaatsing

- Sonde direct richting maag geplaatst

- Snelle en eenvoudige techniek

- Cirotere sonde-diameter

- Geen belemmering zelfstandige voedselopname

Het gebruikte instrument geeft bescherming tegen \'perfora-
tie\' van de slokdarm doordat de splijtcanule na passage van
de slokdarmwand tegen de binnenzijde van dwarsbuis B
stuit. Het steekkanaal is minder dan 1 mm groter dan de dia-
meter van de sonde. Dus is er sprake van minimaal trauma en
minimale kans op lekkage. Het uiteinde van de sonde hoeft
niet in de mondholte te worden omgedraaid en richting maag
te worden geleid waarbij kans op beschadiging van de mu-
cosa of omstrengeling van de endotracheaal tube bestaat. De
sonde kan zeer snel geplaatst worden. Zodra voldoende
anesthesie diepte is bereikt om buis A in de slokdarm in te
brengen, kan de gehele procedure binnen 2 minuten verricht
zijn. Er is dus slechts een zeer kortdurende anesthesie nodig,
hetgeen van belang kan zijn bij ernstig zieke dieren. Er kan
een relatief dikke (10 French = 3,3 mm) sonde gebruikt wor-
den. Dit heeft als voordeel dat, zeker als de zij-openingen
van de gebruikte sonde vergroot worden (met een scalpel) of
de sonde een open uiteinde heeft, ook verdund en gepureerd

-ocr page 15-

blikvoer door de sonde kan worden gegeven. De katten on-
dervonden geen zichtbare problemen van deze dikkere son-
des en waren allen instaat om zelfstandig voedsel op te ne-
men terwijl de sonde nog
in situ was. Slokdarmsondes
kunnen in principe lange tijd
in situ blijven (15,17). In dit on-
derzoek konden de sondes na maximaal 16 dagen verwijderd
worden omdat de patiënt weer zelf at.
Deze methode kan ook bij honden worden toegepast.
Desgewenst met grotere splijtcanules en voedingssondes.

DANKBETUIGING

De auteurs bedanken de heer J. Fama voor het maken van de foto\'s en me-
vrouw M.H.M. Bos (Waltham Veterinaire Service, Veghel) voor het be-
schikbaar stellen van de sondevoeding.

LITERATUURLIJST

1. Abood SK, and Buffington CAT. Enteral feeding of dogs and cats: 51
cases (1989-1991). J Am Vet Med Assoc 1992; 201 (4): 619-21.

2. Abood SK, Mauterer JV, McLoughlin MA, and Buffington CAT.
Nutritional support of hospitalized patients. In: Slatter D: Textbook of
Small Animal Surgery, 2edruk. Philadelphia: Saunders, 1993: 63-83.

3. Armstrong PJ, and Lippert AC. Selected aspects of enteral and paren-
teral nutritional support. Sem Vet Med and Surg (Small Animal) 1988;
3 (3): 216-26.

4. Armstrong PJ, Hand MS, and Frederick GS. Enteral nutrition by tube.
Vet Clin North Am 1990; 20 (1): 237-72.

5. Buffington CA. Nutritional support of critically ill patients, why
bother? Proceedings of the Fourth Int Vet Emergency and Critical
Care Symposium, San Antonio, Texas, 1994: 323-6.

6. Buffington CA. Enteral nutritional support. Proceedings of the Fourth
Int Vet Emergency and Critical Care Symposium. San Antonio, Texas,
1994:327-31.

É UMnr-

7. Burrow CF. Intensive care of the critically ill dog and cat. Part II.
Comp Cont Educ Pract Vet 1982; 4: 1008.

8. Cataldi-Betcher EL, Seltzer MH, Slocum BA, and Jones KW.
Complications occurring during enteral nutrition support: a prospec-
tive study. J Parenter Enter Nutr 1983; 7 (6): 546-52.

9. Crowe DT. Enteral nutrition for the critically ill or injured patients.
Part 1. Comp Cont Educ Pract Vet 1986; 8: 603-12.

10. Crowe DT. Enteral nutrition for the critically ill or injured patients.
Part II. Comp Cont Educ Pract Vet 1986; 8: 719-32.

11. Crowe DT. Enteral nutrition for the critically ill or injured patients.
Part 111. Comp Cont Educ Pract Vet 1986; 8: 826-38.

12. Crowe DT, and Downs DO. Pharyngostomy complications in dogs
and cats and recommended technical modifications. J Am Anim Hosp
Assoc 1986; 22:493-503.

13. Crowe DT. Nutritional support for the hospitalized patiënt: an intro-
duction to tube feeding. Comp Cont Ed Pract Vet 1990; 12 (12): 1711 -
20.

14. Crowe DT. Nutrition in critical patients. Administering the support
therapies. Vet Med 1989; 84: 152-80.

15. DeVitt CM, and Seim HB. Clinical evaluation of tube esophagostomy
in small animals. J Am Anim Hosp Assoc 1997; 33 (I): 55-60.

16. Lippert AC, Fulton RB, and Parr AM. A retrospective study of the use
of total parenteral nutrition in dogs and cats. J Vet Int Med 1993; 7(2):
52-64.

17. Hand MS. Enteral critical care nutrition for dogs and cats. ESVC
Proceedings, 1988:69.

18. Rawlings CA. Percutaneous placement of a midcervical tube esophag-
ostomy: new technique and representative cases. J Am Anim Hosp
Assoc 1993;29:526-30.

19. Smeak DD. The Chinese finger-trap suture technique for fastening tu-
bes and catheters. J Am Anim Hosp Assoc 1990; 26: 215-8.

20. Walton RS, Wingfield WE, Ogilvie GK, Fettman MJ, and Matteson
VL. Energy expenditure in 104 postoperative and traumatically inju-
red dogs with indirect calorimetry. J Vet Emergency and Crit Care
1996; 6(2): 71-9.

FARBATLAS DER HAUTERKRANKUNGEN BEI KLEINEN
HAUSTIEREN, KLINISCHE DIAGNOSTIK

G.T. Wilkinson en R.G. Harvev- Schlütersche, Hannover, 2e
druk, 1996, 304pagina\'s. ISBN3-87706-464-7.

Dit boek is de Duitse bewerking door B. Löblich Beardi van
het Engelse boek \'Colour atlas of small animal dermato-
logy\'. Het behandelt, zoals de subtitel aangeeft, de klinische
diagnostiek van huidaandoeningen bij kleine huisdieren en
er wordt dus niet ingegaan op de therapeutische mogelijkhe-
den. Het boek bevat zeer veel illustratieve kleurenfoto\'s.
Er wordt met name aandacht besteed aan de dermatologische
problemen bij de hond en de kat, maar ook komen enkele bij-
zondere diersoorten, zoals onder andere de cavia (schurft,
schimmel), het konijn (Cheyletiellose), de muis (schurft), de
kanarie (Cnemidocoptes) en de schildpad (voedingsdefi-
ciëntie), aan bod.

Het boek begint met een inleiding over de dermatologische
anamese en klinisch onderzoek, waarna dermatologische le-
sies worden besproken. Vanzelfsprekend wordt uitgebreid
ingegaan op de diagnostische mogelijkheden inclusief endo-
criene testen. Daarna worden de oorzaken per hoofdstuk be-
handeld, zoals parasieten, bacteriën, virussen, protozoën,
schimmels, allergieën, auto-immuunziekten, endocriene
dermatosen, voeding, tumoren, erfelijke en aangeboren
huidafwijkingen. Heel aardig is het feit dat ook hoofdstuk-
ken over chemische, fysische en psychische oorzaken en de
zoönotische huidafwijkingen bij de mens zijn opgenomen.
Heel handig zijn de microscopische opnames die zijn afge-
beeld bij de overeenkomstige macroscopische beelden van
met name de parasitaire- en schimmelinfecties.
In gekleurde kaders worden bij de meeste aandoeningen nog
eens overzichtelijk de karakteristieke bevindingen vermeld,
gevolgd door de differentiële diagnose en adviezen hoe de
diagnose kan worden bevestigd.

De bewerkster geeft op sommige plaatsen in het boek duide-
lijk haar commentaar, zoals bijvoorbeeld bij \'voedingsaller-
gie\' die door de oorspronkelijke auteurs ten onrechte als
\'voedingsintolerantie\' wordt aangegeven.
Het boek is door de vele afbeeldingen en kader erg bruikbaar
voor de praktijk en studenten diergeneeskunde. Als naslag-
werk over de aandoeningen zelf biedt het te weinig informa-
tie. De Duitse versie is een goede optie voor degenen die
deze taal boven het Engels prefereren.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 16-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (22)

PETER HERNQUIST
(1726-1808)

Veterinair verleden

Hij was een laatbloeier deze boerenzoon uit Zuid-Zweden, die, toen hij eenmaal zijn inspiratie gevonden had, een grote
werkkracht wist te ontwikkelen en een veelzijdigheid aan de dag legde. Deze laatste eigenschap komt eigenlijk pas in de
laatste tijd, nu zijn geschritten worden uitgegeven, goed aan het licht.

Pas op 24-jarige leeftijd kon hij zich als student aan de universiteit van Uppsala laten inschrijven. Als huisleraar bij een
adellijke familie was hij verzekerd van een inkomen. Zijn proefschrift over een moraal-filosofisch onderwerp in de geest van
de Duitse Veriichtingsfilosoof Christian Wolff werd in Uppsala afgewezen, zodat hij in Greifswald (In de buurt van Rostock
aan de Oostzee gelegen en dat toen tot het koninkrijk van Zweden behoorde) promoveerde. Hij keerde vervolgens weer
naar Uppsala terug om bij Linnaeus natuunwetenschappen en medicijnen te studeren. Daar vond hij uiteindelijk zijn draai.
En omgekeerd zag Linnaeus veel in zijn inmiddels uitgerijpte en hardwerkende leeriing. Dit blijkt uit het over hem uitge-
sproken oordeel, toen het
Collegium medicum aan Linnaeus vroeg drie kandidaten voor te dragen die geschikt werden ge-
acht om zich in Lyon op de diergeneeskunde toe te gaan leggen. Hij schrijft dan:

\'Magister Hernquist acht ik degene die iiet meest geschild is om te worden uitgekozen. Het is een man, die, wanneer hij
zich eenmaal in een bepaalde wetenschap verdiept heeft, niet opgeeft totdat hij voldoende kennis heeft venvon/en.

Men kan met hem discussiëren over elk wetenschappelijk onderwerp. En men zal dan bemerken dat hij uit het goede hout gesneden is en voor een profes-
soraat geschikt is. Ik moet bekennen dat ik nog nooit iemand heb meegemaakt die op zo\'n manier in de moeilijkste vraagstukken tracht door te dringen. Ik
ben en/an verzekerd dat hij zich ook dit nieuwe terrein van wetenschap eigen kan maken..".

In 1763 werd de reis naar Lyon aanvaard. Behalve Hernquist werden nog twee jongere studenten van Linnaeus, Haqvin Falander en Gustav Lenbom, uitge-
zonden. Het was de bedoeling dat zij drie jaar in Lyon zouden blijven. Om uiteenlopende redenen is hun verblijf korter geweest. Allereerst hadden zij grote be-
zwaren tegen de schoolse manier van lesgeven wat hen in conflict met Bourgelat bracht. Deze gaf zelf geen lessen, maar liet door anderen uit zijn dictaten
voorlezen, hetgeen vervolgens opgeschreven en uit het hoofd geleerd moest worden. Dit was voor de academisch gevormde Zweden onverteerbaar. Zij
trachtten hun kennis daarom vooral buiten de school bij medici als Louis Vitet en bij bezitters van grote natuunwetenschappelijke bibliotheken uit te breiden.
Toen na twee jaar hun toch al krappe beurs door het Zweedse parlement werd ingetrokken, moesten Falander en Lenbom te voet naar Parijs om bij de
Zweedse ambassadeur geld voor de terugreis te lenen, terwijl Hernquist in Lyon als borg werd vastgehouden! Nadat zij hun financiën geregeld hadden, ging
ieder van hen drieën zijns weegs. Hernquist had van de voorzitter van het
Collegium medicum in Stockholm, dr. Abraham Bäck, voor zichzelf verienging van
zijn beurs met één jaar veri<regen om in Parijs verder te studeren. Deze dr. Bäck (1713-1795) zou gedurende 30 jaar zijn steun en toeveriaat blijven (zijn brie-
ven aan hem zijn bewaard gebleven; deze geven een getrouw beeld van H.\'s ervaringen gedurende zijn levensfases^).

Zijn verblijf in Parijs zou ruim drie jaar duren. Dit waren voor hem vruchtbare jaren. Hij nam zijn intrek bij Phillipe-Etienne Lafosse, die - in competitie met
Bourgelat - bij de koninklijke stallen een eigen veterinaire school had gesticht.

Hij deed er veel praktijkervaring op. Als tegenprestatie legde hij er een kruidentuin aan. De botanie had zijn bijzondere voorliefde; met de botanicus Bernard de
Jussieu deed hij onderzoek in de
Jardin de roi. In juni 1767 ontmoette hij J.J. Rousseau met wie hij de bewondering voor Linnaeus en de liefde voor muziek
deelde. Mede om in zijn levensonderhoud te voorzien, werkte hij in verschillende Parijse ziekenhuizen, waardoor hij zijn medische en chirurgische kennis kon
uitbreiden. In diezelfde tijd maakte hij plannen om na terugkomst in zijn land, bij voorkeur in Stockholm, veterinair onderwijs te gaan geven. Het zou echter nog

\'CHIPPEN\' VAN SPORTPAARDEN EEN FEIT

Vanaf 1 januari 1998 dienen alle gere-
gistreerde paardachtigen op basis van
EU-Richtlijn 90/427/EEG intracom-
munautair handelsverkeer en de daar-
uit voortvloeiende Nederlandse regel-
geving identificeerbaar te zijn. Deze
identificatie moet internationaal en
uniform zijn, waarbij elk dier een
uniek nummer heeft dat onuitwisbaar
en onverwisselbaar is. Voorts is uit

Berichten en verslagen

-ocr page 17-

zes jaar duren voor hij elders deze plannen kon verwezenlijken.

In Zweden terug, kreeg hij opdracht om een veeziekte te tjestrijden in de omgeving van Lund. Zijn poging om aan de uni-
versiteit aldaar een aanstelling te krijgen mislukte, en ook zijn aanbod om in St. Petersburg een veterinaire opleiding te be-
ginnen kon geen doorgang vinden.

In 1773 nam hij een post aan als leraar wiskunde en natuunwetenschappen aan het gymnasium van Skara, waar hij vroe-
ger zelf onderwijs genoten had. Het jaar daarop werd zij hulp ingeroepen om een besmettelijke ziekte te bestrijden die was
uitgebroken in enige stoeterijen. Het hierbij behaalde succes opende de ogen van de autoriteiten; zij gingen inzien dat een
opleiding zijn nut kon hebben. Op 8 mei 1775 tekende koning Gustavus III het besluit om het landgoed
Brogérdenbij Skara
ter beschikking van een op te richten veterinaire school te stellen^. Bij de opening heeft Hernquist drie essen op het terrein
geplant en hij heeft ze de namen gegeven: Bourgelat, Lafosse en Abildgaard als de drie pioniers van de veterinaire weten-
schap. Tot op vandaag kan men de machtige bomen bewonderen.

Aan deze school zou Hernquist tot aan zijn dood op 82-jarige leeftijd zijn grote werkkracht geven. Het aantal leerlingen was
gering (15-20). De lessen vi/erden voor een groot deel gezamenlijk met de gymnasiumstudenten gevolgd. Zijn ondenwijs
was - volgens de utilitaristische denkwijze van die tijd - gericht op de bevordering van de welvaart van de plattelandsbevol-
king. Het was zeer veelzijdig. Het omvatte, behalve de typische veeartsenijvakken, tevens toepassingen van de natuur-
wetenschappen en de elementaire menselijke geneeskunde. Tijdens de Zweedse-Deense ooriog van 1788 leidde hij op
tot legerchirurgijn, maar drie jaar later werd hieraan door de plaatselijke bisschop een einde gemaakt. Ook vroedvrouwen
leidde hij op. En tevens voerde Hernquist muziekondenwijs in, zodat de afgestudeerde veeartsen ook als koorieider kon-
den optreden, wat hen, naast bijverdiensten, een zeker sociaal prestige zou verschaffen.

Geslachtsziekten vormden een plaag op het Zweedse platteland. Alhoewel geen medicus van professie, maar wel in het
bezit van vele medische kennis en sociaal zeer bewogen, opende hij in Skara een ziekenhuis voor venerische ziekten, dat
hij gedurende meer dan tien jaar op eigen kosten leidde. Volgens eigen receptuur werd er een drastische tot speekselen
aanzettende kwiktherapie toegepast. Ter vergroting van zijn inkomen dong hij in 1788 naar een aanstelling als bisschop,
maar hiervoor kreeg hij niet voldoende stemmen. Hij was een traditioneel Zweedse Lutheraan, aanhanger van de physico-
theologische zienswijze^ en sterk gekant tegen een materialistisch vooruitgangsgeloof zoals hij dat in Frankrijk had leren
kennen.

De zeldzame veelzijdigheid van Hernquist komt in zijn geschriften tot uiting. Deze zijn voor het merendeel in handschrift
(circa 6000 bladen). Na 1775 kwam hij aan publiceren niet meer toe. Behalve de aantekeningen voor zijn lessen, heeft hij
uitgebreide polemische verhandelingen nagelaten over de Franse Veriichtingsfilosofie en haar Engelse bronnen. Een van
zijn biografen zegt hierover: "As far as is known the entire written output of the 18"\' century in Sweden contains nothing ap-
proaching this work either in nature or scope"®.
Van zijn veterinaire geschriften zijn door de vorige conserator van het Veterinair luluseum in Skara mooi verzorgde uitgaven verschenen, respectievelijk ge-
wijd aan de zootechniek^ en de inwendige ziekten^.

Hemquist overleed op 82-jarige leeftijd zonder nageslacht. Hij huwde op 55-jarige leeftijd en verioor zijn echtgenote een jaar later in het kraambed, waarna zijn
kind spoedig ema overieed.

Zijn schepping in Skara is, is ook na het vertrek van de opleiding naar Stockholm in 1821, bewaard gebleven. Er is sinds 1975 het Zweedse Veterinaire
fvluseum gevestigd. Tevens speelt Skara nog als \'field station\' een rol in de dierenartsenopleiding van de faculteit te Uppsala.

AM

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

LITERATUUR

1. Citaat bij: 0. Heligren. Svenska veterinarmedicin - Frän Skara till Stocktiolm. In: Historieläramas förenings érsskrift 1992/1993: p. 92.

2. Irvar Dyrendahl. Peter Hemqulsts breve till Abratiam Bäck 1763-1792. Stocktiolm 1992.

3. Dit was de tweede poging om een veterinaire sctiool te stictiten. In 1756 lagen de plannen in Zweden al klaar; dus zes jaar voordat de eerste veterinaire school in Lyon zijn deu-
ren opende. De aanleiding hiertoe was dat men een antwoord zocht voor de sinds 1720 op het Zweedse platteland heersende runderpest. Door geWgebrek ging uiteindelijk de
start niet door.

4. Door bestudering van de natuur begrip kweken voor de kracht van de schepper.

5. H. Sandblad. Peter Hernquist, medicinen och upplysninglilosofien. Lychnos, 1971 /1972: p. 69.

6. Peter Hemquist husdjurslära. Ed. by Ivar Dyrendahl. Stockholm 1994.

7. Peter Hemquist sjukdomslära, husdjurenns inre sjukdomar. Ed. by Ivar Hyrendahl. Stockholm 1996.

hoofde van de Gezondsheids- en
Welzijnswet voor Dieren het brand-
merken slechts tot 1 januari 2000 toe-
gestaan. De Nederlandse Hippische
Sportbond (NHS) heeft aangegeven
voor 1 januari 2000 de paarden in
Nederland, welke deelnemen aan de
sport, voorzien te hebben van een er-
kend paspoort en daaraan gekoppeld
een identificatie transponder (\'chip\').

Gezien de boven geschetste ontwikke-
lingen hebben ook enkele stamboeken
aangegeven de relatie paard - stam-
boek te willen vastleggen middels een
erkend paspoort en een identificatie
transponder. Derhalve is onder voor-
zitterschap van de NHS de Werkgroep
Identificatie en Registratie Paard op-
gericht, waarin een aantal stamboeken
en sportorganisaties samenwerken. De
door deze organisatie daartoe aange-
wezen personen hebben aan de
Faculteit een cursus tot Paarden

-ocr page 18-

Paspoort Consulent gevolgd en zijn
volgens de wettelijke regelgeving toe-
gelaten identificatie transponders bij
paarden in te brengen. De NHS hoopt
zo met deze zogenaamde \'inhaalslag\'
voor het jaar 2000 de paarden die in de
sport uitkomen (± 50.000) geïdentifi-
ceerd en geregistreerd te hebben te be-
ginnen in de zomer van 1997. Onder
andere het Fjordenpaarden-stamboek
stopt dit jaar al met brandmerken en
begint ook bij de veulens met het in-
brengen van identificatie transponders,
zodat in het jaar 2000 op de keurings-
leeftijd van drie jaar geen inhaalslag
meer hoeft te worden gemaakt. De
Paarden Paspoort Consulenten werken
uitsluitend onder de vleugels van de
Werkgroep Identificatie en Registratie
Paard en zullen vooralsnog op vrijwil-
lig verzoek van de eigenaar voor de hen
aansturende organisaties identificatie
transponders bij paarden inbrengen.

Uiteraard staat het de eigenaar vrij bin-
nen dit project voor het inbrengen van
de identificatie transponders een die-
renarts te consulteren. Van de dieren-
arts wordt door de Werkgroep aller-
eerst verlangd dat het signalement van
het aangeboden paard wordt gecontro-
leerd of bij het ontbreken van een offi-
cieel document wordt opgemaakt. U
dient zich hierbij terdege te realiseren
dat u een en ander doet voor de defini-
tieve registratie van het paard door de
desbetreffende organisatie. De Werk-
groep benadrukt hierbij dat zowel voor
de Paarden Paspoort Consulent als
voor de dierenarts geldt dat zonder een
voorafgaande accurate registratie van
het signalement het inbrengen van een
identificatie transponder waardeloos
is. Als u een identificatie transponder
heeft ingebracht, dient u een aanmel-
dingsformulier voorzien van de barco-
desticker met het transpondemummer
op te sturen naar het door de eigenaar
gewenste stamboek of de sportorgani-
satie. De organisatie zal na controle
met de eigen signalement-gegevens en
na het voldoen door de eigenaar van de
kosten van het paspoort het aange-
melde paard registreren door het op-
sturen van het paspoort met correspon-
derend transpondemummer naar de
eigenaar.

Op verzoek van de eigenaar kunt u bui-
ten het door de NHS geïnitieerde pro-
ject om met name voor de diefstalpre-
ventie ook nog het paard laten re-
gistreren in de databank van de
Nederlandse Databank Gezelschaps-
dieren via een NDG aanmeldingsfor-
mulier (verkrijgbaar bij KNMvD).

Door de Groep Geneeskunde van het
Paard is in de TarievenCie een tarief-
voorstel gedaan van f 50,= per paard
(inclusief transponder en administra-
tie en exclusief paspoort en visite).
Indien de eigenaar geconfronteerd
wordt met complicaties na het in-
brengen van de identificatie
transponder zowel door u als door
een Paarden Paspoort Consulent zal
hij/zij u consulteren. De eigenaar
neemt tevens contact op met de orga-
nisatie. De Paarden Paspoort
Consulent is via de Werkgroep verze-
kerd voor zijn/haar handelen en de
eventuele gevolgen.

Tenslotte dient vermeld te worden dat
de Werkgroep 1 & R Paard vooralsnog
gekozen heeft om door Paarden Pas-
poort Consulenten de transponders en
afleesapparaten van de firma Virbac
(fabrikant Datamars, merknaam \'Back
Home\') te laten gebruiken. Echter, ook
andere transponders mogen door u in-
gebracht worden mits ISO gecertifi-
ceerd, zoals het merk \'Indexel\' (fabri-
kant Destron) transponders van
leverancier Rhône Mérieux.

Naar verwachting zal pas na de zomer
op grote schaal met het project aange-
vangen worden. Te uwer informatie
zal dan via de Groep Geneeskunde van
het Paard een documentatie map ver-
krijgbaar zijn en een informatie-avond
georganiseerd worden.

Wij hopen u hiermede voorlopig vol-
doende te hebben geïnformeerd.

Het bestuur van de
Groep Geneeskunde van het Paard

P.S.: Het adres van Werkgroep I & R
is: Werkgroep Identificatie en Regi-
stratie Paard, p/a Nederlandse Hip-
pische Sporthond, Postbus 456, 3740
AL Baarn. 035-54^3600, (tel.) // 035-
5411563 (fax).

GD: PRACTICUS SPEELT CRUCIALE ROL IN
BESTRIJDINGSPROGRAMMA\'S

De relatie van de practiserend dierenartsen met bestrijdingsprogramma\'s is
wederkerig. Enerzijds zijn bestrijdingsprogramma\'s voor de practicus van
belang omdat ze in de toekomst een toenemend deel van de werkzaamheden
van de runderdierenarts gaan bepalen. Anderzijds speelt de practiserend die-
renarts voor het succes van bestrijdingsprogramma\'s een cruciale rol. Beide
kanten belicht in een gesprek met Geert Benedictus van de
Gezondheidsdienst voor Dieren en Hylke Jorritsma vanuit de Groep
Geneeskunde van het Rund van de KNMvD.

directeur Herkauwers bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren is daar duide-
lijk over: \'Bestrijdingsprogramma\'s

Door Carolien van der Houwen

Hoe de betekenis van bestrijdingspro-
gramma\'s zich in de toekomst zal ont-
wikkelen? Geert Benedictus, Sector-
zullen steeds belangrijker worden. Ne-
deriand is qua rundergezondheid inter-
nationaal achterop geraakt en we staan
nu voor een grote inhaalactie. De ver-
schillende bestrijdingsprogramma\'s
volgen elkaar in snel tempo op. IBR
wordt volgend jaar verplicht, leptospi-
rose zit in de afrondingsfase en paratbc
en BVD komen er aan.\' Dan schert-
send: \' De Gezondheidsdienst wordt in
de toekomst indirect de grootste werk-
gever van de practicus.\'
Hylke Jorritsma, voorzitter van de
Groep Geneeskunde van het Rund van
de KNMvD, ziet de ziektebestrijding
over de bedrijven heen als een voor-

-ocr page 19-

waarde om aan de kwaliteitseisen te
voldoen.

Benedictus vult hem aan: \'De nood-
zaak van bestrijdingsprogramma\'s
volgt automatisch uit het feit dat
Nederland tweederde deel van de zui-
velproducten in het buitenland afzet en
we hier dure productiefactoren heb-
ben, waardoor we ons moeten richten
op kwaliteitsproductie. Al die bestrij-
dingsprogramma\'s zijn gericht op de
kwaliteit en continuïteit van de melk-
veehouderij.\'

Jorritsma: \'De continuïteit van de
melkveehouderij is het uitgangspunt
en uiteindelijk moeten we bedenken
dat een levensvatbare melkveehoude-
rij de bestaansbasis is voor de runder-
dierenarts.\'

CRUCIALE ROL

Welke rol speelt de practicus in de be-
strijdingsprogramma\'s?
Benedictus, resoluut: \'De dierenarts
speelt een cruciale rol. Het gaat om op
maat gesneden dierziekteprogram-
ma\'s. Toegespitst op de specifieke be-
drijfssituatie, moet de boer geadvi-
seerd worden hoe hij de ziekte kan
aanpakken. Dat is de taak van de prac-
ticus. Hij kent de bedrijfssituatie en
geeft advies op maat. Wij zijn voor het
succes van de programma\'s dan ook
heel afhankelijk van de inzet van de
practici.\'

Benedictus noemt hiervan meteen de
schaduwzijde. \'Die cruciale rol van de
dierenarts is tegelijkertijd de zwakke
plek. Een deel van de dierenartsen re-
aliseert zich onvoldoende hoe belang-

rijk hun rol is. Ik zie het nu bij IBR-be-
strijding met de certificering. In het
zuiden zijn weinig gecertificeerde be-
drijven. Het komt nog teveel voor dat
zonder overleg met de boer de spuit
erin gaat.\'

Sommige practici realiseren zich on-
voldoende hoe belangrijk hun rol is in
de bestrijdingsprogramma \'s. De die-
renarts kent de bedrijfssituatie en geeft
een advies op maat.

Jorritsma wijst erop dat uit de net-
werkanalyse (Diergezondheid in
Beweging), waarin alle actoren in de
diergezondheid en hun relaties in
kaart zijn gebracht, blijkt dat de die-
renarts voor veehouders het belang-
rijkste aanspreekpunt is. Jorritsma ziet
de vertaalslag van de programma\'s
naar het individuele bedrijf als de taak
van de practicus. \'Voorlichting geven,
monsters nemen, gegevens interprete-
ren, adviseren over de mogelijke aan-
pak op basis van de gegevens van de
Gezondheidsdienst, dat hoort er alle-
maal bij. De practicus moet volgens
mij ook verstand hebben van risico-
analyse. Als je advies geeft over de
verschillende manieren van aanpak,
moet je daarbij ook rekening houden
met de risico\'s. De veehouders willen
allemaal snel naar de streep. En om
snel je doel te bereiken, zou je kort
door de bocht kunnen gaan. Maar dan
kan het wel eens mis gaan en over die
risico\'s moet je de boer goed kunnen
voorlichten.\'

Jorritsma zegt nadenkend: \'Misschien
moetje zelfs de afspraken die je met de
veehouder maakt wel op schrift zetten,
als een soort plan van aanpak.\'

KENNIS

Welke eisen stellen bestrijdingspro-
gramma\'s aan de dierenarts?
Jorritsma: \'Hij of zij moet ten eerste
kennis van de procedures hebben. De
bestrijdingsaanpak is, zoals al gezegd,
niet uniform, maar bedrijfsspecifiek.
Dat betekent dat de dierenarts goed
geïnformeerd moet zijn.\'
Benedictus vult hem aan: \'Over IBR
hebben we voorlichtingsavonden voor
dierenartsen georganiseerd, we heb-
ben GD-Herkauwer en GD-Veterinair.
De dierenarts moet zich goed informe-
ren. Jorritsma: \'Geïnformeerd worden,
maar ook geïnformeerd willen wor-
den.\' Benedictus: Precies, je moet niet
alleen kijken naar wat ze nu weer op je
bordje leggen, maar ook zelf opschep-
pen.\'

Niet alleen kijken wat ze nu weer op je
bordje leggen, maar ook zelf opschep-
pen.

PROTOCOLLAIR DENKEN
Jorritsma vervolgt met de eisen aan de
dierenartsen. \'Je moet protocollair
kunnen denken. De protocollen voor
de georganiseerde dierziektebestrij-
ding worden in grote lijnen door de
GD vastgesteld, maar bij de praktische
toepassing in de concrete bedrijfssitu-
atie speelt de kennis en inzet van de
practicus een grote rol. De procedures
moeten voor de praktijk uitvoerbaar
zijn. Dan kun je het bij een boer zo
brengen dat die boer zegt: ik doe mee.\'
Benedictus: \'We hebben daarom ook
behoefte aan een pool van dierenart-
sen, die eventueel betaald worden door
de KNMvD, waaraan wij procedures
kunnen toetsen en die actief betrokken
zijn bij de ontwikkeling van bestrij-
dingsprogramma\'s. Hoe ingewikkel-
der de programma\'s worden, hoe gro-
ter de behoefte daaraan. We klank-
borden nu wel, maar dat gebeurt vaak
met de mensen die toch al gemotiveerd
zijn.\'

VOORLICHTING

Voorlichting is een heel belangrijk on-
derdeel van bestrijdingsprogramma\'s.
Wat betekent dat voor de dierenarts?
Jorritsma: \'De GD heeft vorig jaar 40
bijeenkomsten voor veehouders geor-
ganiseerd. Maar er zijn ook veel prak-
tijken die zelf avonden voor hun vee-
houders hebben georganiseerd.\'

-ocr page 20-

Benedictus: \'De traditionele rol van de
dierenarts is dat hij naast de telefoon
zit en wacht tot er een boer belt.
Bestrijdingsprogramma\'s vragen van
de dierenarts een actieve houding. In
Zuid-Drenthe zit een praktijk, die ik
een voorbeeld vind van hoe een die-
renarts in de toekomst zijn werk moet
doen. Deze man houdt voorlichtings-
bijeenkomsten voor zijn veehouders
en evalueert zijn eigen voodichting.
Hij maakt zijn boeren enthousiast om
aan de bestrijding mee te doen.
Dierenartsen die niet actief zijn, zetten
zichzelf op termijn buitenspel.\'
Benedictus geeft aan dat de bestrij-
dingsprogramma\'s de dierenarts ook
extra handvatten geeft om de relatie
met de veehouders invulling te geven.
\'Een belangrijk aspect van de ver-
plichte programma\'s is dat de dieren-
arts een ingang heeft op die bedrijven.
Vroeger, toen de enting tegen mond-
en klauwzeer nog verplicht was, kwam
je elk jaar minstens één keer op ieder
bedrijf Dat gaat straks met IBR weer
gebeuren. Dat heeft een heel positief
effect.\'

SOCIALE VAARDIGHEDEN
Benedictus benadrukt dat, hoewel de
bestrijdingsprogramma\'s gericht zijn
op het uitroeien van de ziektekiemen,
de preventie van ziekte-insleep op de
bedrijven een onmisbaar instrument
daarbij is. \'Je moet sturen op het ma-
nagement van de boer. Het succes van
de bestrijdingsprogramma\'s staat of
valt met de vraag of wij die gedrags-
veranderingen bij veehouders kunnen
bereiken. Dat vraagt een flinke dosis
sociale vaardigheden van de practici.
Jorritsma erkent dat er begonnen is
met de IBR-bestrijding, terwijl het be-
strijdingsprogramma nog niet officiéél
vastligt. \'Gaandeweg het traject wordt
het bestrijdingsprogramma verder ont-
wikkeld, maar je kunt best beginnen
terwijl je nog niet precies weet hoe het
definitieve bestrijdingsprogramma
eruit ziet. Dat is een noodzakelijk ge-
volg van het feit dat we snel vooruit-
gang moeten boeken. Als we eerst het
hele bestrijdingsprogramma rond
moeten hebben, voordat we met de
voorlichting zouden beginnen, zouden
we jaren achterop raken.\'
Benedictus: \'Daar moetje als dieren-
arts mee leren leven en je moet dat ook
kunnen uitleggen aan je veehouders. Je
kunt daar je eigen verwachtingen in-
leggen over hoe jij denkt dat de toe-
komst van de melkveehouderij eruit
ziet.\'

SPECIALISATIE

Bestrijdingsprogramma\'s vragen van
dierenartsen dat ze zich goed informe-
ren. Benedictus: \'Er zijn meer dan 200
praktijken met minder dan 2.500 run-
deren. Wij vinden 2.500 koeien per
dierenarts een absoluut minimum om
goed op de hoogte te kunnen blijven en
voldoende ervaring op te kunnen doen.
De Gezondheidsdienst is vanuit kwali-
teitsoogpunt voorstander van groeps-
praktijken met een zekere specialisatie
per dierenarts. Daardoor ben je een be-
ter aanspreekpunt voor die boer. Ik
denk dat we toe moeten naar de ge-
kwalificeerde runderdierenarts. Dat
wil zeggen de certificering van de
praktijkuitrusting doortrekken naar
kennis en kunde van de dierenarts. Dat
is nog wel omstreden, maar het gaat
onherroepelijk gebeuren. Het is voor
beide partijen, boer én dierenarts een
goede zaak.\'

Jorritsma vult aan: \'De dierenarts van
de toekomst moet zorgen dat hij een
meerwaarde heeft voor de boer.
Veehouders vragen zich vaak af
waarom ze niet zelf kunnen enten,
maar wij leveren naast een aantal han-
delingen als bloedtappen en enten,
vooral kennis over de bestrijdingsaan-
pak.\'

Benedictus ziet nog een positief punt:
\'Misschien kunnen we de bestrijdings-
programma\'s benutten om veehouders
meer vertrouwd te maken met de uur-
beloning.\'

EENHEID VAN DENKEN
Tegen welke problemen loopt de GD
aan in verband met de samenwerking
met practici?

\'Het is heel belangrijk dat we een een-
heid van denken hebben\', geeft Bene-
dictus aan. \'We moeten een uniforme
boodschap naar buiten brengen en dat
is in de praktijk wel eens moeilijk. Je
hebt met 2.000 kleine zelfstandigen te
maken. Niets is zo frusterend als men-
sen die zeggen, moet dat zo?, nou wij
doen het altijd anders. Als we kijken
naar Aujeszky, waar zitten dan de
grootste brandhaarden? Dat is op de
plekken waar de dierenarts niet over-
tuigd was van het nut van de bestrij-
ding.\' Jorritsma: \'Dat is natuurlijk het
probleem van de Gezondheidsdienst.
Hoe krijgen ze die dierenartsen in het
gelid. Het is met dierenartsen net zo als
met boeren. Er zijn veehouders bij die
hoeven maar twee woorden van mij te
horen en ze doen onmiddellijk mee,
maar er zijn er ook bij wie ik al vijf
keer op het erf ben geweest en die ik
niet kan overtuigen dat ze iets moeten
doen aan ziektebestrijding.\'
Benedictus: \'De dierenarts is de be-
langrijkste schakel in de bestrijdings-
programma\'s. Zijn houding is bepa-
lend. Dat werkt zowel in positieve als
in negatieve richting.\'

-ocr page 21-

De bekendmaking in februari van het
bestaan van \'Dolly\', een kloon van een
volwassen schaap, heeft in de media
opnieuw geleid tot een felle discussie
over de ethische aanvaardbaarheid van
het kloneren van mens en dier. Daarbij
gaat het vooral over mensen en eigen-
lijk nauwelijks over dieren. Toch valt
er vanuit ethisch oogpunt over het klo-
neren van dieren ook het een en ander
te zeggen.

Mogelijke toepassingen

Er is druk gespeculeerd over toepas-
singen van het kloneren van dieren. In
de eerste plaats ten behoeve van het
biomedisch onderzoek. Het kloneren
van transgene dieren die biomedische
eiwitten produceren, of van transgene
dieren in het kader van xenotransplan-
tatie, zou grote voordelen bieden.
Ook in de diergeneeskunde kan de
kloontechniek toegepast worden.
Bijvoorbeeld het kloneren van dieren
die resistent zijn tegen bepaalde ziek-
ten.

Voorts zijn er toepassingsmogelijkhe-
den in de fokkerij van dieren. Zo zijn er
haalbaarheidsstudies gedaan naar de
genetische, foktechnische en economi-
sche effecten van het gebruik van klo-
nen in de commerciële varkens- en
rundveehouderij. Door het kloneren
van varkens, runderen en kippen met
een uitstekende genetische aanleg voor
productiekenmerken kunnen popula-
ties worden gecreëerd met voorspel-
bare, uniforme en gewenste productie-
eigenschappen. Commercieel lijkt dit
een aantrekkelijk perspectief
Tenslotte is geopperd om de kloon-
techniek in de fokkerij van gezel-
schapsdieren toe te passen. Kloneren
zou een oplossing kunnen zijn voor de
problematiek van erfelijke afwijkin-
gen in de rashondenfokkerij. Bij veel
rashonden komen erfelijke afwijkin-
gen voor die hun gezondheid en wel-
zijn schaden. Van een ras zou men de
nog \'gezonde\' dieren kunnen klone-
ren. Zo kan men meerdere kloonlijnen
verkrijgen met ieder een genetisch ver-
schillende opmaak. Door de klonen
van deze stammen onderling te kruisen
kan een \'gezonde\' rashondenpopulatie
ontstaan met voldoende genetische di-
versiteit. In dit verband is ook gedacht
aan een combinatie van gentherapie en
kloneren.

t^\'wif m

Eerst de ethiek, dan de techniek

De bovengenoemde toepassingen in
de dierfokkerij zijn gebaseerd op theo-
retische modellen. Het zal nog wel
enige tijd duren voordat de kloontech-
niek daadwerkelijk in praktijk wordt
gebracht. Er zijn nog te veel onbeant-
woorde vragen over de zin en haal-
baarheid. Maar voordat men verder
gaat met de biologische, biotechnolo-
gische, foktechnische en economische
vragen, dienen eerst de ethische vra-
gen nadrukkelijk aan de orde te wor-
den gesteld. Het gaat hier immers over
dieren, levende wezens, die onze mo-
rele zorg verdienen. Wat houdt deze
morele zorg in en welke consequenties
heeft dit voor het kloneren van dieren?

Eigen w aarde van het dier

In onze samenleving is de erkenning
van de \'eigen waarde\' van het dier een
algemeen aanvaard uitgangspunt voor
moreel verantwoord handelen met die-
ren. Hiennee wordt tot uitdrukking ge-
bracht dat dieren niet louter als dingen
behoren te worden behandeld, maar
dat zij omwille van hun diersoortspeci-
fieke waardigheid respect en bescher-
ming verdienen. De term \'eigen
waarde\' van het dier wordt hoofdzake-
lijk in twee betekenissen gebruikt: (1)
de zorg voor de gezondheid en het wel-
zijn van dieren, en (2) respect voor de
diersoortspecifieke of inherente waar-
digheid.

Een overwegend moreel bezwaar te-
gen het kloneren van mensen is dat
daarmee inbreuk wordt gemaakt op de
inherente waardigheid van de mens.
Begrippen die nauw met de menselijke
waardigheid samenhangen zijn unici-
teit, authenticiteit, identiteit en per-
soonlijkheid. Mensen zijn autonome
individuen, allen met een geheel eigen
levensverhaal en een \'ik\'-bewustzijn,
dat hen in staat stelt richting aan hun
leven te geven.

De inherente waardigheid van het dier
moet anders worden begrepen dan de
menselijke waardigheid. Zo stelt het
\'ik\'-bewustzijn de mens in staat zich
een idee te vormen wat het betekent
een kloon te zijn. Dit gaat voor dieren
niet op, omdat het niet aannemelijk is
dat dieren over een \'ik\'-bewustzijn be-
schikken (een aantal \'hogere\' dier-
soorten mogelijk uitgezonderd, zoals
mensapen).

iiiaiiiiii wilii^^

KLONEREN VAN DIEREN GAAT NIET SAMEN MET
RESPECT VOOR HUN EIGEN WAARDE

Integriteit van het dier

Wat het betekent de inherente waar-
digheid van het dier te respecteren kan
worden geconcretiseerd met het begrip
integriteit van het dier. Daaronder
wordt verstaan de heelheid en gaafheid
van het dier en de evenwichtigheid van
het soortspecifieke wezen, alsmede het
vermogen zich zelfstandig te handha-
ven in een voor de soort geëigend leef-
milieu. Respect voor de integriteit van
het dier houdt in dat mensen zonder
goede reden (1) niet ingrijpen in de
heelheid en gaafheid van het dier, (2)
het soortspecifieke evenwicht niet uit
balans brengen, en (3) het dier niet het
vermogen ontnemen zich zelfstandig
te handhaven. Benadrukt moet worden
dat integriteit niet alleen betrekking
heeft op individuele dieren, maar ook
op dierpopulaties. Ook zal het duide-
lijk zijn dat respect voor de integriteit
verder reikt dan de zorg voor de ge-
zondheid en het welzijn van dieren.

Kloneren

Bij het kloneren van dieren zijn zowel
de gezondheid en het welzijn als de in-
tegriteit in het geding. Een belangrijk
bezwaar tegen kloneren is het risico
van teloorgang van genetische diversi-
teit binnen de populatie. Een dierpopu-
latie is voor zijn voortbestaan zeer ge-
baat bij genetische variatie. Grote
genetische diversiteit draagt er toe bij
dat dieren op de korte of lange termijn
beter bestand zijn tegen uiteenlopende
omstandigheden en ziekteoorzaken.
Genetische versmalling heeft twee be-
langrijke nadelige effecten op dierpo-
pulaties. Ten eerste is een genetisch
smalle populatie zeer kwetsbaar voor
bedreigingen van buitenaf, zoals ver-
anderende omgevingsfactoren en al-
lerlei ziekteverwekkers. Daardoor
kunnen gemakkelijker gezondheids-
stoornissen en welzijnsproblemen op-
treden. Ten tweede kan genetische ver-
smalling leiden tot verlies van
diersoortspecifieke vermogens, die
voor de zelfhandhaving op termijn be-
langrijk zijn. Verlies van deze vermo-
gens is in het licht van respect voor de
integriteit ongewenst.
Het verlies van genetische diversiteit
is geen argument tegen het kloneren op
zich, maar tegen een eenzijdige fokke-
rij. Neem de huidige commerciële vee-
houderij. Daar is door eenzijdige se-

-ocr page 22-

lectie op productiekenmerken al een
flinke genetische versmalling opgetre-
den. Genetische variatie is in de var-
kenshouderij zelfs ongewenst. Wat
men wil is uniformiteit: allemaal
vleesvarkens met dezelfde samenstel-
ling, vorm en kwaliteit van het karkas.
Een genetisch smalle populatie, die
bovendien bestaat uit identieke dieren,
loopt met kloneren grotere risico\'s dan
met de klassieke voortplantingstech-
nieken.

Een ander bezwaar tegen kloneren is
de onnatuurlijkheid ervan. Kenmer-
kend voor de kloontechniek is dat het
voortplantingsproces zich voor het
grootste deel buiten het dier afspeelt.
Het natuurlijke voortplantingsproces
is vervangen door technologische
hoogstandjes. Er is alleen nog maar
een draagmoeder (lees baarmoeder)
nodig, waarin het gekloneerde embryo
kan volgroeien. Deze \'extemalisering\'
van het voortplantingsproces gaat bij
kloneren verder dan bij voortplan-
tingstechnieken als in vitro fertilisatie
of in vitro productie van embryo\'s.
Toenemende \'extemalisering\' van het
voortplantingsproces is niet verenig-
baar met respect voor de integriteit van
het dier.

In de lijn van de \'extemalisering\' van
het voortplantingsproces moet ook de
\'verdinglijking\' van het dier worden
gezien. In een sterk op productie ge-
richte veehouderij dreigt het dier
steeds meer een ding te worden. Om-
dat kloneren deel uitmaakt van het pro-
ductiesysteem, kan kloneren worden
beschouwd als een volgende stap in de
verdinglijking van het dier. Reductie
van dieren tot manipuleerbare produc-
tiemachines valt niet te rijmen met res-
pect voor de integriteit van het dier.

Voorbij gezondheid en welzijn

Uit discussies over de ethische toelaat-
baarheid van handelingen met dieren
blijkt dat veel mensen zich (wensen te)
beperken tot gezondheids- en wel-
zijnsoverwegingen. Met andere woor-
den, zolang kloneren geen onaan-
vaardbare gevolgen heeft voor de ge-
zondheid en het welzijn van de dieren,
is er niets aan de hand. Op zich geen
verkeerde redenering, maar wel te be-
perkt. Erkenning van de eigen waarde
van het dier houdt in dat wij behalve
met de gezondheid en het welzijn ook
rekening houden met de integriteit van
het dier. Doordenking van kloneren in
het licht van het principe van respect
voor de integriteit moet mijns inziens
leiden tot een afwijzing van de meeste
toepassingen. Deze stellingname bete-
kent geenszins een algeheel verbod
van kloneren. Het is wel een pleidooi
om ook de doelstellingen van het klo-
neren kritisch tegen het licht van re-
spect voor de integriteit te houden.

L.J.E. Rutgers

Dr. L.J.E. Rutgers is dierenarts-ethicus en is verbonden
aan de Werkgroep Diergeneeskunde & Samenleving
van de Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht.

Dit artikel is overgenomen uil het meinummer van de
Nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging voor Bio-
ethiek(NVBe).

STICHTING DIERENHULP VENEZUELA GROOT SUCCES

MARK VOS\' ONVERMOEIBARE INZET VOOR DE
DIEREN OP ISLA MARGARITA

Dit is het verhaal van Mark Vos, op-
richter van de Stichting Dierenhulp
Venezuela, waarover u al het een en
ander heeft kunnen lezen in dit tijd-
schrift (zie bladzijden 15, 76 en 142
van deze jaargang). Hij zette al twee-
maal een transport op touw met alle
mogelijke middelen en goederen om
de dieren op Isla Margarita te helpen.
Voor de mensen in Venezuela zijn best
wel dingen geregeld. Dat is ook de ver-
antwoordelijkheid van de overheid.
Maar die dieren hebben helemaal
niets. Daar is niets voor vastgelegd, re-
deneert Mark Vos. \'Mijn motto is: een
mens kan zeggen dat hij pijn in z\'n
voeten heeft, een dier niet.\'

Francisco Azpurua

\'Vanafde eerste dag in het hotel liepen
er drie honden om mijn vrouw en mij
heen, die wij natuurlijk - zoals zoveel

Je hebt een vakantiereis naar het tropische eiland La Isla Margarita geboekt
en vlak voor je vertrek overlijdt je hond, waar je dertien jaar lang lief en leed
mee hebt gedeeld. Vervolgens haal je jezelf over om toch maar dat vliegtuig in
te stappen en eenmaal op het eiland aangekomen wordt je getroffen door een
hoteleigenaar, die - enorm begaan met dieren als hij is - in zijn vrije tijd pro-
beert wat aan het vele dierenleed op Margarita te doen. Dierenmishandeling
moet wettelijk bestraft kunnen worden en ook een goed uitgeruste dierenkli-
niek is hard nodig. En dus besluit je, eenmaal weer in Nederland aangekomen,
je uiterste best te doen om deze man, Francisco Azpurua, te helpen in zijn
strijd tegen het dierenleed.

Door Susan Ubbink

Nederlanders - voerden\', vertelt Mark
Vos. \'Het viel op dat de dieren die in
het hotel liepen, er fantastisch uitzagen
vergeleken bij de dieren die je elders
op het eiland zag. Al het hotelperso-
neel werkte daar ook aan mee; ieder-
een voerde die dieren.\' Mark Vos kon
zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen
en stapte op de hotelbaas af om te vra-
gen wat de reden was dat de dieren in
het hotel zo goed verzorgd werden. Dit
was zijn eerste kennismaking met
Francisco Azpurua en hij werd uitge-
nodigd om het eiland met hem te gaan
bekijken.

Het bleek dat Francisco initiatiefne-
mer was van een soort stichting \'die-
renbescherming\' (de foundation) en
zo\'n drie keer per week (of vaker) op
verschillende plaatsen op het eiland de
zwerfdieren ging voeren. \'De mensen
hier hebben weinig, dus de dieren hoe-
ven al helemaal niet op een maaltijd te
rekenen. Als ik het nou doe, weet ik
tenminste zeker dat ze goed voer krij-
gen en is de bevolking ook tevreden\'.

-ocr page 23-

was de redenatie van Francisco. Maar
behalve het voeren had hij ook een oud
pandje gehuurd om opgevangen ge-
wonde dieren in te huisvesten en te
verzorgen; de dierenkliniek in Pam-
patar. \'Die kliniek leek nergens op\', al-
dus Mark Vos. \'Het wordt gerund door
allemaal vrijwilligers en er zaten op
dat moment ongeveer 50 dieren. De
omstandigheden waaronder de dieren
geholpen moeten worden, zijn soms
erbarmelijk. Er worden dieren met vis-
draad gehecht, omdat er gewoonweg
niets anders voorhanden is.\'

Luchtbrug in een half uur

Eenmaal in Nederland heeft Mark Vos
uren zitten tobben hoe hij nu het beste
hulp kon bieden aan Francisco
Azpurua. Het grootste probleem was
natuurlijk de afstand (Isla Margarita is
negen uur vliegen vanaf Nederland).
Bij toeval kwam hij erachter dat de
touroperator Q-intemational, die rei-
zen naar Isla Margarita organiseert,
vlak bij hem in de buurt zat. \'Ik heb ge-
woon gebeld en ben met een smoes
langs de secretaresse van directeur
Peter Vesseur gekomen. Toen ik hem
aan de lijn kreeg en mijn verhaal deed,
raakte hij meteen enthousiast\', vertelt
Mark Vos. Vesseur belde vervolgens
Martinair en vond de luchtmaatschap-
pij bereid om bij tijd en wijle een gratis
vliegtransport naar Margarita te ver-
zorgen. \'In een half uur hadden we de
luchtbrug\', zegt een trotse Mark Vos.
Gelijk werd een faxbericht naar Fran-
cisco Azpurua gestuurd met de vraag
wat hij aan spullen nodig dacht te heb-
ben. En zo was de Stichting Dieren-
hulp Venezuela geboren. \'De mede-
werking die we gekregen hebben is
gigantisch\', zegt Mark Vos nog steeds
een beetje ongelovig. Ook een heel
aantal dierenartsen hebben gereageerd
op de stukjes die in het Tijdschrift zijn
verschenen, door spullen aan te bieden
voor de dierenkliniek.

Transport

In december 1996 is het eerste trans-
port met 750 kilo aan goederen naar
Isla Margarita gevlogen. \'Francisco
kon zijn ogen niet geloven toen al die
spullen op het vliegveld voor hem ble-
ken te zijn\', vertelt Mark Vos. Inmid-
dels was er ook een bankrekening ge-
opend waar mensen geld op kunnen
storten, want het grootste probleem is
dat er vanuit Nederland geen medicij-
nen ingevoerd mogen worden. Dus
moet er met geld in Venezuela medi-
cijnen worden gekocht. Met het geld

•« I f»

dat is overgebleven is de operatieka-
mer van de kliniek aangepakt. Er zijn
tegels gekomen, een verlaagd plafond
en goede verlichting. De nieuwe ope-
ratiekamer is overigens vernoemd naar
Mark Vos.

Foundation

In de foundation werken op dit mo-
ment twee dierenartsen (op vrijwillige
basis) en vele vrijwilligers. Er wordt
van alles aan gedaan om mensen met
hun dier naar de kliniek te krijgen: gra-
tis vaccinatie-acties inclusief certifi-
caat, sterilisatie-acties en gereduceer-
de tarieven al naar gelang de
draagkracht van de mensen. \'Mensen
die het kunnen betalen krijgen een re-
kening of betalen een bedrag dat ze
kunnen missen. Mensen die het niet
kunnen betalen, worden gratis gehol-
pen. Voor dat geld wordt dan weer
voer gekocht\', vertelt Mark Vos.
Het veranderen van de mentaliteit is
volgens Mark Vos heel belangrijk. \'Ze
moeten zelf de stap maken om naar de
kliniek te komen.\' Met behulp van
voorlichting wordt geprobeerd de
mensen in de goede richting te sturen;
ze duidelijk te maken dat die dierenkli-
niek er voor hen (en hun huisdier) is,
om te helpen. \'Dat beginnen ze nu
steeds meer door te krijgen.\'
De foundation organiseert nog meer:
bijvoorbeeld een adoptieprogramma
voor dieren. In 6\'/2 maand tijd is er al
voor 800 dieren een goed tehuis ge-
zocht. Het gaat daarbij met name om
puppies. De mensen die zo\'n dier in
huis nemen, moeten een formulier te-
kenen zodat ze zich ook daadwerkelijk
verantwoordelijk voelen voor het dier.
Zorgen ze er niet goed voor, dan wordt
het dier teruggenomen en neemt de po-
litie sancties.

Op dit moment wordt ook een sterilisa-
tieproject van de grond getild, waarbij
geprobeerd wordt zoveel mogelijk
teefles naar de kliniek te krijgen om ze
te steriliseren.

Caracas

Sinds kort is de Stichting Dierenhulp
Venezuela ook bezig met een be-
staande dierenkliniek in Caracas.
\'Daar is alles wat beter voor elkaar dan
waar we op Isla Margarita mee bezig
zijn\'. De dierenarts in Caracas heeft
zich bij de foundation aangesloten en
krijgt vanuit Pampatar goederen. \'We
zijn dus een tweede dierenkliniek gaan
supporten\', aldus Mark Vos.

Wet bescherming dieren

Mark Vos en Francisco Azpurua heb-
ben een Venezulaans congreslid zover
gekregen dat hij zich inzet voor een
wet ter bescherming van dieren. De
twee dierenliefhebbers hebben al eer-
der voor elkaar gekregen dat het stie-
renvechten op Isla Margarita verboden
werd. Een belangrijke troefkaart die ze
daarbij gebruiken is het toerisme.
Vanuit Nederland gaan er immers drie
vluchten per week richting Isla
Margarita. Een belangrijke bron van
inkomsten voor heel Venezuela dus.
\'Nederlanders zijn gek op dieren en er-
geren zich dus groen en geel aan de
toestand van de dieren op het eiland.
Dat hebben we hem duidelijk gemaakt.
We hebben hem ook duidelijk ge-
maakt dat zij ook wat moeten doen,
bijvoorbeeld gevechten verbieden en
voorlichting op scholen geven\', vertelt
Mark Vos.

Hij verwacht dat in oktober/november
van dit jaar de wet ter bescherming van
dieren erdoor moet komen. \'Zo probe-
ren we heel langzaam het klimaat van
omgaan met dieren te verbeteren.\'

Ook u kunt de Stichting Dierenhulp
Venezuela helpen door voor minimaal
f25,— donateur te worden.
Voor het donateurschap kunt u contact
opnemen of een kaartje met gegevens
sturen naar initiatiefnemer en coördi-
nator Dierenhulp Venezulea: Mark
Vos. Richtersweg 14. 7339 AB
Ugchelen, tel./fax: 055-5424512.

-ocr page 24-

De vele dieren in het buitenland die
voorzien zijn van een chip, hebben
deze meestal ingebracht gekregen dor-
saal tussen de schouderbladen. De ge-
bruiksresultaten zoals \'geen migratie\',
\'geen onstekingsreacties\' en \'geen af-
stotingsreacties\', zijn gebaseerd op
deze locatie. Met name \'geen migratie\'
is van belang in de keuze van de loca-
tie. In de landen waar electronische
identificatie al jaren wordt gebruikt, •
gaat de sterke voorkeur ook uit naar de
dorsale locatie. Deze opinie wordt ook
gedeeld door diverse mensen uit de in-
dustrie, die deze materialen hebben
ontwikkeld en geproduceerd.

Het materiaal waaruit het omhulsel
van de transponder is samengesteld, is
biocompatibel glas (Bioglas). Dit heeft
als grondstof silicium. Binnen dit om-
hulsel zitten onder andere een stukje
kunststof en een stukje koperdraad.
Bioglas is een materiaal dat sowieso
ingekapseld wordt. De periode van in-
kapseling kan per individu zeer sterk
verschillen en kan variëren van één
dag tot enkele weken. De ruwheid van
het oppervlak heeft weliswaar invloed
op de snelheid waarmee de transpon-
der wordt ingekapseld, maar er zijn
nog vele andere factoren, die dit proces
ook beïnvloeden. Eén ervan is de mate
van beweging ten opzichte van de om-
geving. Is er amper beweging, dan zal
dit proces zich sneller voltrekken dan
wanneer er voortdurend een heen en
weer schuiven van de omliggende
weefsels is. Ook de zwaartekracht
speelt hierbij een rol.
Vanuit de mensengeneeskunde is be-
kend dat het implanteren van materia-
len in subcutaan, losmazig bindweefsel
regelmatig leidt tot verplaatsings-
problemen en het proces van inkapse-
ling wordt hierdoor vertraagd. Het is
van wezenlijk belang een onderscheid
te maken tussen migratie, zijnde een
actief proces van verplaatsing en de
verplaatsing als gevolg van gebrek aan
rust en onder andere de zwaartekracht,
met als resultaat een vertraagde inkap-
seling en een passieve verplaatsing.
De locatie dorsaal tussen de schouder-
bladen heeft alleen maar voordelen ten
opzichte van de linker halsvlakte.
Voor de goede orde de voordelen van
de locatie dorsaal tussen de schouder-
bladen ten opzichte van de linker hals-
vlakte nog even op een rij;

TRANSPONDERS DORSAAL TUSSEN
SCHOUDERBLADEN INBRENGEN

Voor het inbrengen van transponders bij honden en bij katten zijn er twee
plaatsen, die daarvoor in gebruik zijn. Dorsaal tussen de schouderbladen en
de linkerzijde van de halsvlakte. Vooral de laatste locatie is in populariteit
toegenomen, terwijl er diverse argumenten zijn om juist de voorkeur uit te la-
ten gaan naar de eerstgenoemde inbrenglocatie, dorsaal tussen de schouder-
bladen.

Door Ros Nawijn

•Tl i n

Éi irnm

m

- Snellere inkapseling door stilliggen
van omringend weefsel.

- Eenvoudige inbrenglocatiebepaling
en implantatie. (Dorsaal een huid-
plooi optrekken blijft na loslaten nog
steeds dorsaal, in tegenstelling tot de
zijkant, waar de plaats na loslaten
wel eens heel ergens anders kan zit-
ten dan gedacht.)

- Veiliger af te lezen in geval van
agressieve dieren.

- De huid is dorsaal minder gevoelig.
(Denk aan het moederdier die het
jong daar optilt; we zullen in de toe-
komst tenslotte vrijwel alleen nog
maar jonge dieren chippen.)

- Veel geringer risico op trauma van
kwetsbare weefsels, zoals zenuwen
en bloedvaten. (Wederom dat kleine
kitten, waar je aan de linkerzijde van
het nekje, 2 cm ???, met een grote
naald, iets groter dan de naald van de
bloedtransfusiedienst, de chip zou
moeten implanteren.)

Naschrift:

De Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren geeft aan dat er inderdaad geen
bezwaren zijn om een chip dorsaal in
te brengen.

AANPAK \'MINOR SPECIES PROBLEMATIEK\'
DIERGENEESMIDDELEN

Het blijkt regelmatig voor te komen,
met name de laatste tijd nu het aantal
\'voorlopig\' geregistreerde diergenees-
middelen (met veelal een bredere indi-
catie-stelling) afneemt, dat er voor be-
paalde aandoeningen bij bepaalde
diersoorten geen geregistreerde midde-
len beschikbaar zijn. In uitzonderings-
gevallen kan de behandelende dieren-
arts een beroep doen op de Vrijstellings-
regeling artikel 2, en een niet-geregis-
treerd diergeneesmiddel gebruiken.
Echter, enkel in geval van een levensbe-
dreigende situatie bij individuele dieren.
In de diergeneeskunde doen zich even-
wel ook situaties voor die een behande-
ling verdienen maar waarop deze Re-
geling niet van toepassing kan worden
verklaard. Veelal zijn dit minder direct
levensbedreigende omstandigheden bij
méér dan een individueel dier, vaak van
een diersoort die niet in grote aantallen
wordt gehouden. Behandeling is dan in
feite illegaal maar vanwege onder meer
het dierenwelzijnsaspect is het onge-
wenst de dieren
niet te behandelen.

Dit minor-species-probleem is complex
en politiek gevoelig. Enerzijds is er de
gerechtvaardigde wens en noodzaak tot
behandeling van zieke dieren, ander-
zijds is er de verantwoordelijkheid van
onder meer de overheid om enkel \'deug-
delijke\' middelen (dus geregistreerd
voor die diersoort en indicatie) op de
markt toe te staan.

Voor de farmaceutische industrie is het
pakket registratie-eisen voor dergelijke
commercieel minder interessante mid-
delen een belemmering terwijl het verla-
gen van de registratie-eisen enkel op
Europees niveau mogelijk is, wat tijd en
veel overleg kost.

Vanuit de verantwoordelijkheid van de
overheid om (mede) zorg te dragen voor

-ocr page 25-

een adequaat pakket beschikbare dier-
geneesmiddelen is een Plan van Aanpak
voorgesteld, bedoeld om de ervaren
knelpunten op te lossen.

Ten eerste een structurele lijn waarbij
registratie voor de minor species / minor
indications (algemeen gezegd de knel-
punten) het uitgangspunt is. Aangezien
registratie-eisen, óók voor registratie
enkel in Nederland, Europees zijn vast-
gelegd, zullen eventuele aanpassingen
of vereenvoudigingen ook in Europees
verband moeten worden bewerkstelligd.
Ook wordt getracht middelen die in an-
dere landen voor die bedoelde toepas-
singen zijn geregistreerd, of die in
Nederland (recent) voor andere toepas-
singen zijn geregistreerd, ook hier voor
die \'minor\' doeleinden te (laten) regis-
treren.

Ten tweede wordt er gewerkt aan korte
termijnoplossingen,
met name voor die
situaties waar evident behoefte is aan le-
gitiem beschikbare middelen. Voor
deze tijdelijke oplossingen wordt een
ontheffingensysteem voorgesteld en
voorbereid.

Op basis van bewezen noodzaak, en bij
afwezigheid van een geregistreerd dier-
geneesmiddel voor die diersoort en indi-
catie,
kan het toegestaan worden een
middel of stof te (laten) gebruiken onder
bepaalde stringente voorwaarden, met
name wat betreft de veiligheid voor het
dier, de toepasser en de consument van
dierlijke produkten. Een dergelijke ont-
heffing aan dierenartsen (om dat mid-
del/ die stof te gebruiken in afwijking
van artikel 2 van de Diergenees-
middelenwet) zal tijdelijk zijn, zal wor-
den ingetrokken als er een geregistreerd
alternatief beschikbaar komt en zal be-
paalde administratieve verplichtingen
met zich meebrengen. Tevens wordt
vanaf dat moment nauwkeuriger gelet
op gebruik van niet op de lijst voorko-
mende middelen.

Bij het Bureau Bijwerkingen Dierge-
neesmiddelen is een Steunpunt Minor
Species Problematiek ingesteld. Dit
Steunpunt fungeert als algemeen aan-
spreekpunt voor deze materie, zowel ten
behoeve van de registratiehouders als de
diergeneeskundige beroepsgroep. De
eerste categorie kan middelen hebben
die in aanmerking zouden kunnen ko-
men voor een registratie voor \'minor
use\', eventueel met steun van de over-
heid. De tweede categorie is bij uitstek
de groep die de knelpunten ervaart en
kan aangeven.

Na inventarisatie en evaluatie zal ge-
tracht worden middels \'maatwerk\' tot
oplossingen te komen waarbij de priori-
teit op dit moment ligt bij de consump-
tiedieren.

Voor vragen, opmerkingen en informa-
tie wordt u verzocht contact op te nemen
met het Bureau Bijwerkingen Dierge-
neesmiddelen, Drs. A. Kamphuis,
Postbus 10, 6700 AA Wageningen, tel.
0317-475487, fax 0317-423193.

(Bovenstaande is met toestemming overgenomen uit
REü-NL. een uitgave van het Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen. REG-NL heeft een informatief ka-
rakter. Aan de informatie kunnen op geen enkele wijze
rechten worden ontleend).

GEZONDHEIDSPLANNER VEELBELOVEND

De gezondheidsplanner varkens is een
project dat is voortgekomen uit Dier-
gezondheid in Beweging (DIB). DIB is
een gezamenlijk programma van over-
heid en bedrijfsleven om de gezond-
heidsstatus van de Nederlandse vee-
houderij te verbeteren en daarmee de
exportpositie te versterken. Met de ge-
zondheidsplanner moet de varkenshou-
der een instrument krijgen om het ge-
zondheidsmanagement op zijn bedrijf
structureel aan te pakken. In het afgelo-
penjaar is een prototype van de gezond-
heidsplanner ontwikkeld en uitgetest op
zes bedrijven. De gezondheidsplanner
wordt ontwikkeld door een werkgroep
van PV, GD en ATC. Deze werkgroep
wordt aangestuurd door varkenshou-
ders (LTO), dierenartsen, bedrijfsbege-
leiders van DVL en Hendrix\' Voeders,
de Faculteit der Diergeneeskunde en
het Varkensstamboek.

Het prototype van de planner bestaat uit
een werkmap, opgebouwd uit drie de-
len. In deel 1 wordt een overzicht ver-
schaft van de diergezondheidssituatie
op het bedrijf Dit gebeurt onder andere
aan de hand van een analyse van de pro-
ductie- en gezondheidskengetallen,
slachtlijn- en sectiebevindingen, kosten
gezondheidszorg en directe waarne-
mingen in de stal. In deel 2 worden de
algemene risicofactoren geanalyseerd.
Onderwerpen als bedrijfshygiëne, stal-
klimaat, hokuitvoering en behandel- en
voerschema\'s passeren daarin achter-
eenvolgens de revue. Aan de hand van
deel 3 kunnen varkenshouder en bege-
leider op een structurele manier de oor-
zaak van een specifiek gezondheidspro-
bleem analyseren. Ook de mogelijke
maatregelen om het probleem op te los-
sen worden op een rijtje gezet met daar-
bij een indicatie van het verwachten ef-
fect en de bijkomende kosten. Tot dus-
ver is deel 3 uitgewerkt voor luchtweg-
aandoeningen en speendiarree.

Om het verzamelen en verwerken van
de gegevens voor de gezondheidsplan-
ner te vergemakkelijken, kan de com-
puter een belangrijk hulpmiddel wor-
den. Dit is ook als uitdrukkelijke wens
uit de pretest naar voren gekomen. Met
de huidige introductie van een gezond-
heidsmodule voor managementsyste-
men is daarmee een eerste belangrijke
stap gezet. In de gezondheidsmodule
kan de varkenshouder de uitval- en be-
handelgegevens op eenvoudige wijze
vastleggen. Het managementsysteem
kan daarmee gezondheidskengetallen
berekenen en een eerste analyse ma-
ken.

Medio juli is de nieuw vormgegeven
gezondheidsplanner klaar. Dan zal er
eerst nog een grote praktijkproef (60
bedrijven) mee worden uitgevoerd om
te kijken of de positieve verwachtingen
uit de pretest bevestigd kunnen worden
en ervaring op te doen met de nieuwe
vormgeving. In verband met de var-
kenspestcrisis, heeft de projectgroep
zich genoodzaakt gezien om de prak-
tijkproef uit te stellen tot januari 1998.

De pretestfase van de gezondheidsplanner varkens is met een positief vooruitzicht af-
gesloten. De deelnemende varkenshouders en begeleiders hebben zich positief uitge-
laten over het effect van de gezondheidsplanner op zowel de bedrijfsgezondheid als
de bedrijfsresultaten. Een betere samenwerking tussen voorlichter en dierenarts
wordt al een belangrijk bijkomend effect gezien. Vrijwel zonder uitzondering zegt
men na het proefproject met de planner te willen doorgaan. De hanteerbaarheid van
het huidige prototype wordt nog wel als een zwak punt bestempeld. Op dit moment
wordt daarom hard gewerkt om de vormgeving sterk te verbeteren.

-ocr page 26-

Het Beleggingsfonds voor Medici
(BFM) en het Opbouwfonds voor
Medici (OFM) zijn beleggingsfondsen,
speciaal en uitsluitend voor artsen, tan-
dartsen, dierenartsen, apothekers en
hun gezinsleden, alsmede voor ver-
wante beroepsbeoefenaren en verwante
instellingen. De fondsen zijn opgericht
door een groep medici die gezamenlijk
wilde beleggen, onder andere voor het
pensioen. De fondsen worden al jaren
beheerd door de BV Hollandsche
Belegging en Beheer Maatschappij, een
dochter van de ABN AMRO bank NV.
Toezicht wordt uitgeoefend door een
uit de participanten gekozen Raad van
Toezicht, thans bestaande uit:
dr. R. Gaymans, voorzitter en huisarts;

dr. W. Edel, dierenarts;

dr. L.A.M. Roorda, kaakchirurg;

A.G.L.M. Smeets, tandarts;

dr. G.J.J. Westerman, longarts;

M.E. van Zanten, KNO-arts en

A. van Zijl, apotheker.

Het BFM is een zogenaamd gemengd
fonds. Het gewicht van de verschil-
lende belegginscategorieën wisselt al
naar gelang de fmancieel-economi-
sche omstandigheden zich wijzigen.
Het OFM belegt internationaal in aan-
delen. Dit fonds streeft naar het beha-
len van een zo hoog mogelijk resultaat
bij een beheerst risiconiveau.

BELEGGINGSFONDS EN ÜPBÜUWFONDS VOOR MEDICI

1997: 50 JAAR BFM EN OFM

Het gezamenlijk vermogen bedraagt
momenteel ongeveer 125 miljard.

Ter gelegenheid van het tiende lustrum
van de fondsen wordt een gedenkboek
uitgegeven. De jaarverslagen van 1947
tot en met 1957 ontbreken echter, van-
daar een oproep in het Tijdschrift aan
degenen die deze jaarverslagen nog
bezitten. W. Edel zou ze graag een
poosje willen lenen. In de beginjaren
van de fondsen moest een contract van
deelname worden getekend. Ook van
deze zou Edel er graag één lenen.
Met andere woorden: snuffel eens in
uw paperassen en help bij het samen-
stellen van het gedenkboek. Bij voor-
baat hartelijke dank, namens de Raad
van Toezicht.

Voor meer informatie, verslagen en con-
tracten: dr. W. Edel, Vijver laan 20, 3737
RHGroenekan, tel./fax: 0346212049.

OPEN BRIEF AAN VETERINAIR NEDERLAND

Het kan u niet ontgaan zijn dat sedert
het begin van het huidige decennium
een ware hetze tegen honden is ontke-
tend in ons land. Een en ander blijkt te-
rug te voeren op een publicatie van de
Nederlandse Vereniging van Reinig-
ingsdirecteuren begin negentiger ja-
ren, waarop de Vereniging van Neder-
landse Gemeenten dankbaar inhaakte.
Dit wordt door een snel toenemend
aantal gemeenten in ons land gezien
als een vrijbrief voor een ontmoedi-
gingsbeleid ten aanzien van het hon-
denbezit. Daarbij worden onder het
motto
het doel heiligt de middel de
vreemdste argumenten gebruikt en de
raarste maatregelen getroffen.

Het bevreemdt mij ten zeerste dat met
name de gezelschapsdierenpractici on-

Geachte redactie.

Tijdens onze studie kregen wij colleges
bacteriologie en virologie van prof
Jac. Jansen, een temperamentvolle man
der ons en de KNMvD dit gelaten over
zich laten komen. Speelt hierbij de -
historisch reeds zo vaak onjuist geble-
ken - gedachte
het zal zo \'n vaart niet
lopen
wellicht een rol? Nog afgezien
van het feit dat een belangrijk deel van
ons levensonderhoud afhangt van ge-
noemde bedreigde diersoort, wordt
door de anti-honden lobby vaak ge-
schermd met leugenachtige argumen-
tatie en zijn diverse maatregelen juist
gecontraïndiceerd.

Vast staat dat het aantal honden in ons
land de afgelopen vijftien jaar alleen
maar is
afgenomen. Deze trend zet zich -
mede door de hetze - versneld voort.
Daarom kan een toenemend aantal
klachten omtrent overlast uitsluitend te
wijten zijn aan een sterk toegenomen
onverdraagzaamheid bij de mens.
Gemeenten welke reageren met beper-
kende maatregelen belonen daarbij deze
onverdraagzaamheid en schieten in feite
de terugtrekkende vijand in de rug.
Daarbij komt nog, dat een aantal van de

die fantastisch les gaf Behalve weten-
schapper was hij ook een groot liefheb-
ber van literatuur. Zo nu en dan ver-
luchtigde hij zijn colleges met fraai
gedeclameerde Friese gedichten.

klagers juist het slachtoffer is van derge-
lijke maatregelen. Immers door steeds
meer gebieden af te sluiten voor honden,
zullen deze zich gedwongen concentre-
ren op de weinige resterende plekken.
Daar ontstaat dus daadwerkelijk over-
last en zo is de vicieuze cirkel rond.

De moraal van dit verhaal? Indien niet
alert wordt gereageerd op de anti-hon-
den lobby op lokaal- (practici) en natio-
naal niveau (KNMvD) zal dit op termijn
leiden tot een onverdiende ramp. Bij
overlijden van het huisdier zullen steeds
minder mensen er iets voor voelen tot
vervanging over te gaan. Persoonlijke
ervaring toont dit aan: reeds in 1992
kwam de gemeente Leidschendam met
een pakket anti-honden maatregelen
waarvan ik u de trieste details zal bespa-
ren. Een van de officiële argumenten zal
ik u niet onthouden:
omdat er steeds
meer honden komen....(!).

John Frencken

Toen hij ons in 1951 vertelde van var-
kenspest en de grote besmettelijkheid
daarvan besprak, vertelde hij op de
hem eigen beeldende wijze het vol-
gende verhaal.

-ocr page 27-

Eens zwoegde er door Duitsland een
locomotiefje dat vele wagons voort-
sleurde, geladen met aan varkenspest
lijdende varkens. Die werden toen nog
gewoon geslacht. Na één ä twee weken
ontstonden er overal langs de spoorlijn
varkenspesthaarden. Dat transport
moest daar de oorzaak van zijn ge-
weest, want een andere wijze van be-
smetting kon niet worden vastgesteld.
De les was dan ook: ga nooit slepen
met dode, zieke of verdachte varkens
wanneer er verdenking is van varkens-
pest. Snelle vernietiging ter plaatse is
de enig goede weg. Nood breekt wet!
Ook de besmetting via sperma kwam
toen al ter sprake. Al was er nog geen KI,
de zogenaamde padberen zorgden vaak
voor de verspreiding en waren berucht.
Nu weet ik wel dat ieder boven de ze-
stig jaar tegenwoordig z\'n mond moet
houden, omdat dan de dementie al
wordt geacht te hebben toegeslagen.
Maar dit moest me toch even van het
hart.

En ook nog het volgende: ik geloof dat
er maar weinigen van mijn jaar (1950)
bereid zouden zijn om mee te doen aan
het dood maken van een half miljoen
pas geboren biggen en toch zeker niet op
gezag van de zogenaamde \'politiek\'.

Jan de Haas, Winterswijk.

JAARLIJKS CONGRES ESVD

longressenencürsusseo

In Pisa zal the ESVD (European
Society of Veterinary Dermatology)
op donderdag 4, vrijdag 5 en zaterdag
6 september 1997 haar jaarlijkse con-
gres houden.

De ESVD bestaat uit meer dan 550
dierenartsen uit Europa. Al deze die-
renartsen hebben gemeen dat ze geïn-
teresseerd zijn in de Dermatologie.
Niet alleen dierenartsen werkzaam op
universiteiten, maar ook practici zijn
lid. Elk jaar wordt er een bijeenkomst
gehouden met als voertaal Engels. Het
driedaagse programma bestaat uit
twee simultaan programma\'s: een we-
tenschappelijk deel en een continuing
education deel. Er is altijd een tentoon-
stelling bij en ook het sociale element
wordt niet vergeten.

Pisa is in september erg mooi en de
Middellandse Zee is dan nog warm.
Voor ESVD leden geldt een aantrek-
kelijk korting op de toegangsprijs.
Sprekers die in Pisa onder andere zul-
len spreken zijn: Doug DeBoer USA,
Ken Mason Australië, Dominique
Heripret Frankrijk, Lius Ferrer Spanje,
Thierry Olivry USA.

De onderwerpen die aan bod komen
zijn onder andere: Pyoderma, Feline
allergie diseases. Approach of antibio-
tics, Mechanism of cancer, The use of
markers in cutaneous pathology,
Cutenous lymphoma. Paraneoplastic
diseases. Demodicosis, Malassezia in
the dog and cat. Congenital and heri-
ditary comification defects in dogs.
Panniculitis, Collagen degeneration in
dogs and cats.

Inschrijvingen via New Team, Via C.
Ghiretti 2, 43100 PARMA, fax 0039
521 294036. E-mail: newteam(a)m-
box.vol.it.

GROEP GROOT

DAGEN IN
OKTOBER OP
PAPENDAL

Wanneer ook al weer? Dinsdag,
woensdag en donderdag (respec-
tievelijk 28, 29 en 30 oktober
1997).

Waar? Nationaal Sportcentrum
Papendal nabij Arnhem (Wolf-
heze).

Concept: Gezamenlijke ochtend-
en avondsessies, \'s middags soort-
gerichte deelsessies. Niet te verge-
ten de wandelgangdiscussies.

Organisatie: Groep Practici Grote
Huisdieren in samenwerking met
PAO-D en met medewerking van
de Groepen Rund, Varken, Paard
en Pluimvee.

Nadere informatie volgt.

24-29 AUG 1997 WORLD CONGRESS ON FOOD HYGIËNE

HEALTHY ANIMALS - HEALTHY FOOD - HEALTHY CONSUMERS

Van 24 tot en met 29 augustus 1997
wordt in het congresgebouw in Den
Haag het twaalfde internationale sym-
posium van de World Association of
Veterinary Food Hygiënist (WAVFH)
gehouden: het wereldcongres
Healthy
animals - Healthy food -Healthy con-
sumers.

Het congres is bedoeld voor mensen
die zich bezighouden met kwaliteits-
beheersing, voedselveiligheid en de
productie van voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong.

Er zijn \'general sessions\' met bekende
sprekers, twintig symposia over ver-
schillende onderwerpen en posters, ge-
presenteerd door de deelnemers.
Verder worden er technische excursies
georganiseerd naar onderzoeksinstitu-
ten en voedselproducerende firma\'s en
is er een audiovisuele markt en een
kennismarkt. Posters en extended ab-
stracts zijn overigens nog steeds wel-
kom. De congrestaai is Engels.
Er is ook een partnerprogramma.
De sleutelwoorden zijn: chemische en
microbiële veiligheid van voedings-
middelen, longitudinale kwaliteit en
veiligheid in de productieketen, die-
renwelzijn en milieu-aspecten, consu-
mentenbelangen.

Voor meer informatie en opgave: con-
gressecretariaat, KNMvD, postbus
14031, 3508 SB Utrecht, tel. 030-
2510111, fax 030-2511787, E-mail
KNMVD(^POBOX.RUU.NL. De kos-
ten komen neer op ƒ 1050,- en ƒ 150,-
voor partners.

-ocr page 28-

Sinds enkele jaren verkoopt Schippers
Bladel B.V. kadaverkoelingen voor
het gekoeld aanbieden van kadavers
aan destructiebedrijven door veehou-
ders. Per 1 januari 1998 zal het in
Nederland verplicht worden de kada-
vers gekoeld aan te bieden. Zodoende
wordt de kadaverkoeling een onmis-
bare schakel tussen de veehouder en
het destructiebedrijf.
Door gebruikservaringen en vragen uit
de markt zijn de MS kadaverkoelingen
op een aantal punten verbeterd. Door
het aanbrengen van een structuur en
het gebruik van hoogwaardige, twee-
wandige polystyreenplaat als omkas-
ting is een oersterke kadaverkoeling
ontwikkeld, die niet scheurt of barst.
Als isolatiemateriaal is cfk-vrije poly-
urethaanschuim gebruikt.
Het hang- en sluitwerk en andere be-
vestigingsmaterialen zijn vervaardigd
uit r.v.s.

De nieuwe kadaverkoelingen zijn aan
de bovenzijde voorzien van een grote
opklapbare deksel. Door deze deksel
naar boven te klappen wordt de vul-
hoogte aanzienlijk verlaagd en heeft
de veehouder meer overzicht tijdens
het vullen van de destructietonnen.

MS KADAVERKÜELING VOOR EFFICIËNTE KOELING VAN
KADAVERS

Daarnaast is de VAMlL-regeling in
Nederland van toepassing.
De MS kadaverkoelingen zijn te ver-
krijgen als 1,2 of 4 tons model met een
inhoud van respectievelijk 0,75, 1,55
en 3,5m3.

Door het gebruik van kadaverkoeling
heeft de veehouder geen overlast meer
van stank en ongedierte. Daarnaast
verbetert de MS kadaverkoeling het
bedrijfsimago en worden de ophaal-
kosten door het destructiebedrijf ver-
minderd.

Voor meer informatie: Schippers
Bladel BK Bleyenhoek 13b, 5531 BK
Bladel. Telefoon: 0497-382017.

Voor chips-eters flippo\'s, voor ge-
chipte dieren chippo\'s: een ronde
kunststofpenning die met een ringetje
aan de halsband bevestigd kan wor-
den.

Aan de ene zijde van de penning staat
vermeld: Back Home Chippo; ik ben
gechipt. Aan de andere zijde staat:
Chip afgelezen? Bel NDG: 09-
004040456.

Bij elk doosje Back Home transpon-
ders krijgt u 10 Chippo\'s gratis bijge-
leverd. Verder kunt u bij uw bestelling
Back Home transponders gratis gele
stickertjes aanvragen. Op deze sti-
ckertjes staat gedrukt: \'Elektronische
identificatie is nu mogelijk! Informeer
naar de Back Home chip-prik tegen
zoekraken!\' Deze stickertjes kunnen
op de herinnerings-vaccinatiekaartjes
geplakt worden.

Voor meer informatie: Virbac Neder-
land BV, tel. 0342-427127.

BACK HOME CHIPPO

WETTELIJK
MINIMUM
(JEUGD)LOON
PER 1-7-1997

Het wettelijk minimum (jeugd)loon
is per 1 juli 1997 gewijzigd. Wanneer
uw dierenartsassistent(e) het wette-
lijk minimum (jeugd)loon verdient,
dient het salaris te worden aangepast
conform de onderstaande bedragen.

Menarini heeft nu voor de hematologie
de^VrABC in het pakket. Het meet-
principe van dit systeem is gebaseerd
op een impedantie variatie. Deze
wordt veroorzaakt doordat de cellen
door een dunne buis worden gevoerd
waarop een spanningsverschil staat.

Omdat de celgrootte tussen de ver-
schillende diersoorten varieert wordt
voor elk diersoort de doorlaatbaarheid
van de buis automatisch gekalibreerd.
Dit principe wordt ook gebruikt op de
grote laboratoria voor zowel humane
als veterinaire bloedmonsters. De

ANIMAL BLOOD COUNTER

Vet ABC gebruikt 12 jjlI EDTA bloed
en alle stappen gaan automatisch.
De resultaten volgen na ongeveer 80
seconden op de display en op de bijge-
leverde printer.

Daarnaast is het systeem via de RS 232
uitgang aan de meest gebruikte com-
putersystemen te koppelen. Net als de
Spotchem is de
VetXBC zeer gebrui-
kersvriendelijk.

Menarini Diagnostics Benelux N.V.,
De Haak 8. 5555 XK Valkenswaard,
telefoon: 040-2048666. telefax: 040-
2042184.

15 jaar

ƒ

673,10

lójaar

ƒ

774,10

17 jaar

ƒ

886,30

18 jaar

ƒ

1.020,90

19 jaar

ƒ

1.178,--

20jaar

ƒ

1.379,90

21 jaar

ƒ

1.626,80

22 jaar

ƒ

1.907,20

23 jaar en ouder

ƒ

2.243,80

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
worden aangeleverd in Word Perfect
5.1 (andere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

-ocr page 29-

In Nederland kwamen in de periode
van 26 mei tot en met 10 juni 1997 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte verplicht
is, voor:

Klassieke Varkenspest:

265 gevallen in de provincie Noord-
Brabant.

1 geval in de provincie Gelderland.
1 geval in de provincie Limburg.

Bovine Spongiform Encelopathie:

1 geval in de provincie Gelderland.
1 geval in de Provincie Friesland.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In deze rubriek treft u informatie aan be-
treffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.ruu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Momenteel werken wij hard aan onze
najaarsbrochure. Deze ontvangt u na
de zomervakantie, eind augustus. In
deze brochure zult u een zeer divers
cursusprogramma aantreffen. Voor
nu volstaan wij met enkele cursussen
die in september op ons programma
staan.

Wij wensen u een prettige vakantie en
hopen velen van u na de vakantie bij
onze cursussen te mogen begroeten.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdieren
(L.D.)
(97/128), woensdag 24 septem-
ber 1997, 09.30 - 17.30 uur te Wage-
ningen. Cursusprijs ƒ 525,-- (inclusief
lunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als vervan-
ging van röntgenologisch onderzoek
van gezelschapsdieren te zijn. De theo-
retische aspecten van echografie zullen
besproken worden en de praktische uit-
voering van echografisch onderzoek
van abdomen en thorax zal gedemon-
streerd en geoefend worden, zowel met
linear array als sectorscanner van Pie
Medical. Er wordt aandacht besteed
aan: scan-techniek; normaalbeeld van
diverse organen; beelden van een aantal
veelvuldig voorkomende afwijkingen.
De cursusleider is drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Assistentie voorbereiding en nazorg
operatie patiënt
(97/806), zaterdag 27
september 1997, 10.00 - 16.00 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 395,- (in-
clusieflunch).

Controle van de patiënt voor de opera-
tie. Algemene verzorging en controle
van de patiënt na de operatie; bijkomen
uit anesthesie; pijnbestrijding na de
operatie (noodzaak?); infusen; verban-
den of kraag. Bovendien wordt aan-
dacht besteed aan de ernstig zieke, op-
genomen patiënt. Bloedafname tech-
nieken. Een en ander wordt theoretisch
behandeld en gedemonstreerd en waar
mogelijk geoefend. De cursusleider is
dr. A.A.M.E. Lubberink, specialist chi-
rurgie der gezelschapsdieren.

Begeleiding melkveebedrijven te

Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.500,-- (exclusief
BTW en inclusief lunch). Deze cursus
is door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van A.U.V.
Dierenartsencoöperatie in het kader van
het kennistraject dat de A.U.V. uitvoert
ten bate van haar leden.

Cursusnummers data:
97/210, maandag 8, dinsdag 9 en vrij-
dag 12 september 1997
97/230, maandag 8, dinsdag 9 en vrij-
dag 12 december 1997
3 dagen van 09.30 tot 17.00 uur.
De dierenarts is in staat - beter dan an-
dere adviseurs - door zijn/haar pathofy-
siologische kennis, aangevuld met zoö-
technische kennis, veehouders in hun
bedrijfsvoering veterinair-zoötechnisch
te begeleiden. Dit vereist dat de practi-
cus pathofysiologische en zoötechni-
sche inzichten kan vertalen naar de be-
drijfsvoering van de (melk)veehouder.
In de onderhavige training zal veel aan-
dacht aan deze aspecten worden be-
steed. Pathofysiologie, zoötechniek en
bedrijfsvoering vormen de sleutelwoor-
den van de training. Recente ontwikke-
lingen op veterinair-zoötechnisch ge-
bied die van belang zijn voor de be-
geleiding van melkveebedrijven zijn in
de training opgenomen. Daarnaast
wordt zoveel mogelijk getracht de deel-
nemers \'instrumenten\' te verschaffen
die direct in de dagelijkse praktijkuitoe-
fening kunnen worden toegepast. De
cursusleider is prof dr. A. Brand,
InterAct Agrimanagement, emeritus
hoogleraar bedrij fsdiergeneeskunde
van het rund Faculteit der Diergenees-
kunde te Utrecht.

Praktische economie I voor het var-
kensbedrijf
te Cuijk. Cursusprijs
ƒ 1.000,-- (exclusief BTW en inclusief
trainingsmateriaal). Deze cursus is door
InterAct Agrimanagement ontwikkeld
in opdracht van A.U.V.-Dierenartsen-
coöperatie in het kader van het kennis-
traject dat de A.U.V. uitvoert ten bate
van haar leden.

Cursusnummers data:

97/307, dinsdag 16,23 en 30 september

1997

97/308, dinsdag 28 oktober, dinsdag 4
en 11 november 1997
3 middagen van 14.00 tot 17.30 uur.
Als bedrijfsbegeleider maakt de practi-
cus deel uit van de kring van adviseurs
die de varkenshouder ondersteunt. Ef-
fectieve advisering over diergezond-
heid en aan diergezondheid gerela-
teerde aspecten dienen maximaal
rekening te houden met de economi-
sche mogelijkheden van het betrokken
bedrijf Daarom is de economische
analyse een integraal onderdeel van het
advies. De training is er op gericht in-
zicht te geven in de economische ach-
tergronden (kosten, investeringen, eco-
nomische technieken, etcetera.) van
varkensbedrijven. Een belangrijk on-
derdeel van de training is het - in de
vorm van cases - oefenen met voor-
beelden uit de dagelijkse praktijk. De
cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct Agrimanagement, LU
Wageningen en drs. R.H.M. Berge-
voet, InterAct Agrimanagement, prak-
tiserend dierenarts.

-ocr page 30-

In de vroege morgen van 5 maart 1997
kvt\'am een einde aan het leven van
John Hoving. Na een hersenbloeding
was zijn leven in het laatste levensjaar
zeer gehandicapt, terwijl de figuur
John Hoving juist de onverwoestbare
eik leek. Hij was de typische platte-
landsdierenarts en was ook zeer ver-
knocht aan zijn praktijk. Buiten zijn
vakanties, reizen was een hobby, be-
steedde hij al zijn tijd aan de praktijk.
De stille uurtjes gebruikte hij voor het
\'klussen\' en voor dat \'klussen \' kon hij
alles gebruiken, alles had waarde.
Trouw was hij aan onze \'Maat-
schappij\'. Op de Afdelingsvergade-
ringen of de kringbijeenkomsten zou
het opgevallen zijn wanneer hij niet
aanwezig was. Niet dat hij zo vaak het
woord voerde, integendeel, hij was
nogal introvert, maar was bekend als
een zeer betrouwbare collega. Colle-
gialiteit stond hoog in zijn vaandel en
nooit zou je vergeefs om hulp bij hem
aankloppen.

Hij werd op 19 juni 1921 in Zutphen
geboren en bracht daar zijn schooltijd
door. Daarna kwam hij in Utrecht om
diergeneeskunde te studeren. Door het
uitbreken van de oorlog, de sluiting
van de universiteiten en na de oorlog
de lange wachttijden bij de co-assis-
tentschappen kwam het, dat hij pas in
1954 afstudeerde. In 1953 was hij ech-
ter al in Hardenberg, om de wachttij-
den nuttig te besteden en de beide col-
legae aldaar de winter door te helpen.
Het was dus niet vreemd, dat toen wij-
len collega De Nooy naar de V.D. ver-
trok, hem werd aangeboden diens
praktijk voort te zetten. Ook diens
plaats op de landbouwwinterschool
kon hij innemen en hij deed dat met
veel plezier, tot door het afnemen van
het aantal leerlingen, een reorganisa-
tie op de school nodig was.

Inmemoriam

JOHN HOVING

In 1954 is hij getrouwd met Tineke
Keyzer. Het echtpaar heeft altijd en-
thousiast aan de praktijk en de ge-
meenschap gewerkt. Ze kregen drie
kinderen, twee zoons en een dochter en
hadden een gelukkig leven in Harden-
berg.

In 1987 nam John na 33 jaar afscheid
van zijn praktijk met een zeer drukbe-
zochte afscheidsreceptie. Dat deed
hem erg goed.

Bij de crematieplechtigheid kwam de
verbondenheid met de praktijk en de
gemeenschap duidelijk tot uiting. De
woorden die door een vriend en col-
lega werden gesproken en het afscheid
van de zonen van hun vader was in-
drukwekkend.

We hebben een typische praktijkcol-
lega verloren.

De tijd van een mensenleven
wordt niet bepaald door zijn lengte
maar door zijn mooie dagen
en bovenal doorzijn mooie momenten

aldus de rouwadvertentie.

A. Bax
T. Sinnema

Ook het Jjordenpaard, dat in de vijfti-
ger jaren geïntroduceerd was als
goedkoop werkpaard voor de kleine
boeren op de zandgronden, bracht ac-
tiviteit. John werd keurmeester van het
fjordenstamboek en maakte daarvoor
ook vele hengstenkeuringen mee in het
buitenland.

Gedurende twintig jaar heeft hij de
praktijk als eenmanspraktijk gerund
en in 1977 kwam daar een eind aan
door een associatie. Met de andere
praktijk in Hardenberg en die in
Gramsbergen is er nu een groepsprak-
tijk ontstaan van negen collegae.

-ocr page 31-

^mïL

GKZ ORGANISEERT GESLAAGDE BIJEENKOMST OVER DE
MODERNISERING VAN DE KEURING VAN HET VARKEN

I jgggg

Op zaterdag 12 april 1997 kwamen zo\'n zestig dierenartsen naar de Faculteit
Diergeneeskunde. Onder de pakkende titel \'Kan de modernisering van de
keuring van het varken anders? De visie vanuit Brussel en de Wetenschap.\'
kregen drie sprekers de gelegenheid dit onderwerp vanuit hun invalshoek te
benaderen.

Door Marij van Oostrum-Schuurman Hess

Als eerste spreker werd mevrouw drs. ir.
I.L.J.A. Peutz verwelkomd; zij verte-
genwoordigde in dit verband de visie
vanuit \'Brussel\'. Mevr. Peutz is werk-
zaam als 2e specialist Levende dieren en
Produkten bij RVV-Centraal, doch mo-
menteel is zij gedetacheerd bij DG VI
Landbouw EU Commissie. Zij lichtte
voor de aanwezigen het document
\'Simplification of veterinary legisla-
tion\' toe. Hierin wordt de visie van de
EU Landbouw Commissie over de mo-
dernisering van de vleeskeuring aange-
geven. In dit \'Working Document\' wor-
den vergaande veranderingen in de
vleeskeuring voorgesteld, waarbij de
bescherming van de belangen van de
consument voorop staat. De ketenge-
dachte - onder het motto \'from stable to
table\' zal in de vleeskeuring een promi-
nente plaats krijgen. De verantwoorde-
lijkheden van de sector en van de keten
dienen vastgelegd te worden. De over-
heid blijft verantwoordelijk voor een of-
ficieel en adequaat controlesysteem -
waarin het bedrijfsleven overigens wel
een rol wordt toebedeeld - en blijft uiter-
aard eindverantwoordelijk voor de
volksgezondheidsaspecten.
Mevrouw Peutz deelde de aanwezigen
mee dat het proces van HACCP (Hazard
Analysis Critical Control Points) zal
worden voorgeschreven aan de bedrij-
ven. HACCP omvat een zevental stap-
pen: identify hazards, critical control
points, critical limits, monitoring, cor-
rective actions, verification, documen-
tation. De overheid moet dit systeem in-
tern toetsen (\'auditten\'); zowel de
overheid als het bedrijfsleven moeten
leren omgaan met deze procesgang zo-
dat een overgangsfase noodzakelijk zal
zijn. Wat betreft de officiële keuring zal
er dus een verschuiving plaatsvinden
van keuring naar audit; de audit wordt
uitgevoerd door zogenaamde inspectie-
teams, die bestaan uit een dierenarts en
technisch ondersteunend personeel.
Vanuit de zaal werd opgemerkt dat
\'Brussel\' de modernisering van de
vleeskeuring wil bereiken via een pro-
ces van codificatie en simplificatie van
richtlijnen: \'dan wordt het een vijfjaren-
plan!\' verzuchtte één van de aanwezi-
gen. Mevrouw Peutz merkte op dat de
Europese Commissie als gevolg van de
BSE-problematiek meer grip wil krij-
gen op het gehele traject.
Tot slot werd opgemerkt dat veel pro-
blemen al in het dier zelf liggen; daar
kun je met de keuring niets aan doen.

De volgende spreker. Prof Dr.Ir. M.J.M.
Tielen, ging in op de vraag of bloedon-
derzoek op de boerderij gebruikt kan
worden om iets te zeggen over de ge-
zondheid van een koppel en daardoor de
kwaliteit beter meetbaar te maken is. De
gedachte daarachter is dat wanneer er
gegevens voorhanden zijn over het pro-
duktieproces deze van invloed zijn op de
inrichting van de keuring.
Tielen stelde dat je bij de verbetering
van de gezondheidszorg op varkensbe-
drijven kan kiezen voor een beheer-
singstrategie of een vrijwaringstrategie.
Het nastreven van een vrijwaring voor
een bepaalde ziekte gaat gepaard met
een enorme organisatorische en finan-
ciële inspanning. Tielen hield de aanwe-
zigen voor dat men wel één ziektekiem
kan uitroeien, maar dat er tegelijkertijd
nieuwe ziektekiemen geïntroduceerd
kunnen worden. Het kan dan ook soms
beter zijn om te kiezen voor een beheer-
singstrategie.

Aan de hand van de uitkomsten van een
onderzoek naar de mogelijkheden van
bloedonderzoek hield Tielen de aanwe-
zigen voor dat de bloedprofielen infor-
matie geven over de gezondheid en over
de productie en op die manier als hulp-
middel bij de keuring kan worden inge-
zet. Tielen is van mening dat een bloed-
onderzoek alleen te \'mager\' is om iets te
kunnen zeggen over de gezondheid. Een
gezondheidsindex kan ontwikkeld wor-
den vanuit verschillende invalshoeken:
aanvoer, bedrijfsomstandigheden, me-
dicijnen, klinische waarnemingen door
de dierenarts, groei, serologie, slacht-
huisbevindingen, klinisch-chemische
parameters. Tielen deelde mee dat in
Brussel een voorstel voor een project is
ingediend, waarbij nagegaan zal worden
of het mogelijk is zo\'n gezondheidsin-
dex te ontwikkelen en - in aansluiting
daarop - of op basis van die index de
aanvoer gestuurd kan worden. Met an-
dere woorden: is de kwaliteit van dieren
die volgens de gezondheidsindex \'goed\'
zijn ook aantoonbaar beter?

Hierna kwam de technologie van het
bloedonderzoek aan de orde. Dr. J.P.
Langeveld van het ID-DLO vertelde de
aanwezigen over de ontwikkeling van
het Multi analyse apparaat, waarmee het
bloedonderzoek in korte tijd verricht
kan worden. Het apparaat moet aan be-
paalde eisen voldoen: 600 monsters per
uur verwerken, waarbij deze zoveel mo-
gelijk automatisch worden uitgevoerd,
en geschikt om multiple tests mee uit te
voeren. Daarbij is het kostenaspect ui-
termate belangrijk: volgens Langeveld
zouden de kosten per dier niet boven de
ƒ 15,~ mogen uitkomen. De testen wor-
den uitgevoerd met de ELISA-methode.
Simpel gezegd: op een plastic plaatje
zitten 25 gaatjes waarin in ieder gaatje
een test is aangebracht. Op het plaatje
wordt het bloed verzameld en daarna
vinden de tests plaats.
Gevraagd werd of bij de steeds hogere
bandsnelheden (> 500 varkens per uur)
in de keuring zo\'n apparaat nog wel toe-
gepast kan worden. Bovendien zagen de
aanwezigen nog een groot probleem:
ook al zouden de kosten beneden de
ƒ 15,~ blijven, dan nog zou dit veel te
hoog zijn gelet op de totale kosten van
de keuring. Eén van de aanwezigen was
zelfs bijzonder somber over de moge-
lijkheden van het apparaat en was van
mening dat de beslissing over al dan niet
intensief keuren in het bedrijf wordt ge-
nomen; deze onderzoekstest staat daar-
mee op gespannen voet.
Na de lunch vond een forumdiscussie
plaats. Naast de sprekers nam dr. J.M.A.
Snijders deel als vertegenwoordiger van
de PVE, T.G. Van de Vuurst als secreta-
ris van de UEVH (Union Européenne

-ocr page 32-

des Vétérinaires Hygiénistes Animales;
een onderdeel van de FVE) en J.J. van
Zutven als lid van het Hoofdbestuur van
de KNMvD. Prof dr. E. Gruys leidde de
discussie en gaf als eerste het woord aan
Snijders. Snijders was van mening dat
niet ieder dier gecontroleerd behoeft te
worden, maar je moet wel exact weten
waar het dier vandaan komt. Snijders
merkte op dat de PVE een voorstander is
van een modeme keuring met - hoe kan
het anders - lage kosten. Van de bedrij-
ven moet een duidelijke registratie voor-
handen zijn. Wanneer een bedrijf zich
niet houdt aan de verplichtingen be-
treffende het productieproces, zou zo\'n
bedrijf de kwalificatie moeten verliezen.
Binnen de PVE is deze gedachtengang
nog niet volledig geaccepteerd.
Van Zutven merkte op dat het Hoofd-
bestuur zich bezig houdt met de vraag in
hoeverre de practicus als \'inspecteur\'
moet optreden. Deze combinatie van
rollen levert spanningen op.
Mevrouw Peutz ging in op het verwijt
aan Brussel over de traagheid van be-
sluitvorming. Spreekster kaatste de bal
terug en zei dat dit aan de lidstaten zelf te
wijten is: zij vaardigen de vertegen-
woordigers af naar de diverse overleg-
gremia. Men zou zich meer met hoofd-
lijnen moeten bezighouden en minder
met details. Vanuit de zaal werd ervoor
gepleit dat de officiële dierenarts onaf-
hankelijk moet zijn en blijven. De prac-
ticus geeft adviezen aan de veehouder
en voert de bedrijfsbegeleiding uit met
een bepaalde frequentie; dan valt er iets
te zeggen over de gezondheidsstatus
van het bedrijf en speelt de practicus een
wezenlijke rol in het geheel. Vanuit de
zaal werd gerefereerd aan de opvatting
dat de practicus verwordt tot een techni-
sche bedrijfsmedewerker, die in het veld
gepasseerd wordt. De practicus moet
zijn of haar rol niet ontlenen aan wetten
en richtlijnen, maar moet door deskun-
digheid zijn of haar positie behouden.
De KNMvD zou hieraan meer aandacht
moeten besteden.

De PVE zijn van mening dat niet het in-
dividuele dier gekeurd moet worden,
want dat moment valt samen met het
eindproduct. Anderzijds moeten aan de
consument garanties gegeven kunnen
worden. De discussieleider vatte een en
ander als volgt samen: de keuring moet
beter gebeuren dan nu het geval is. Dan
is een attenderingssysteem in de vorm
van bloedonderzoek zeer waardevol.
Deze ontwikkeling moeten we als een
uitdaging zien om te komen tot een opti-
male keuring.

IVIUM

1KB BLANKE EN ROSE VLEESKALVEREN VAN START

Sinds 1 mei 1997 zijn twee PVV-lKB-Kalverregelingen
van start gegaan: voor blanke en rosé vleeskalveren. Binnen
deze regelingen wordt een aantal eisen aan de vleeskalver-
houder gesteld. Een tweetal eisen heeft betrekking op de ve-
terinaire begeleiding van vleeskalverbedrijven:

• Ten eerste mogen de kalveren, om IKB-waardig te
blijven, uitsluitend behandeld worden met antibiotica
die vermeld zijn op de positieve lijst. De kalvereige-
naar heeft een positieve lijst toegestuurd gekregen.
Contractmesters zullen een lijst via de integratie krij-
gen. Dierenartsen ontvangen de lijst na aanmelding bij
de KNMvD. Voor de niet-antibiotica (pijnstillers,
wormmiddelen e.d.) gelden geen beperkingen.

# Ten tweede mag een vleeskalverhouder alleen maar
gebruik maken van de diensten van een dierenarts die

ingeschreven is in het register van GVP-dierenartsen
voor de kalverhouderij. U kunt zich in het (vooriopige)
register bij de KNMvD laten inschrijven bij de
KNMvD (mw. ing. G. Rotgers). Het register zal onder
meer worden gebruikt om betrokken dierenartsen snel
te kunnen voorzien van nieuwe informatie.
Na inschrijving krijgt u een aantal standaardovereenkom-
sten toegezonden, waarvan een getekend exemplaar aan ie-
dere kalvereigenaar verstrekt dient te worden. De instantie
die de kal verhouder controleert kan dan nagaan of de bege-
leidend dierenarts GVP-waardig is. Vooralsnog gelden
geen andere veterinaire eisen.

Voor vragen kunt u contact opnemen met dr L. Vellenga,
veterinair adviseur van de PVE en mw G. Rotgers, bureau
KNMvD.

DUIDELIJKHEID OVER BTW VOOR DIERENARTSEN IN GRENSSTREKEN

Nederlandse dierenartsen uit de grensstre-
ken die werkzaam zijn in België en
Duitsland lopen tegen BTW-problemen
aan. De Belgische fiscus en soms ook de
Duitse fiscus vinden namelijk dat de die-
renarts BTW verschuldigd is in het land
waar het dier wordt behandeld en de
Nederiandse fiscus vindt dat er BTW ver-
schuldigd is daar waar de dierenarts is ge-
vestigd. Dit kan betekenen dat als een die-
renarts uit Nederland in België een dier
behandelt BTW verschuldigd is in
Nederland en België (dubbele heffing).
Omgekeerd kan de dierenarts uit België in
Nederiand diensten verrichten zonder er-
gens BTW verschuldigd te zijn. De dien-
sten van de dierenarts uit Nederland zijn
door de verschillende opvattingen van
Nederland en België duurder als de afne-
mer niet of niet volledig de voorbelasting
kan temgvragen, hetgeen veelal het geval
is bij veehouders.

390

Om deze onduidelijkheid weg te nemen
heeft de KNMvD een proefprocedure ge-
start die heeft geleid tot vragen aan het
Europese Hof van Justitie. Centraal in
deze zaak stond de vraag waar de plaats
voor de heffing van de omzetbelasting
ligt als een dierenarts zijn werkzaamhe-
den verricht. Inmiddels heeft het

K O N I N K L IJ K [•: N K I) F. R L A N D S F, M A A T S C II A P P I J VOOR D I K R (i F N H F S K U N I) E

Europese Hof van Justitie deze vragen be-
antwoord en beslist dat er BTW verschul-
digd is in het land waar de dierenarts
woont of is gevestigd, ook al verricht de
dierenarts de dienst in een naburige Lid-
Staat. In praktijk is het gevolg van deze
uitspraak, dat als een in Nederland geves-
tigde dierenarts dieren behandelt in
België, de in Nederiand gevesrigde die-
renarts Nederiandse BTW aan de
Belgische veehouder in rekening brengt.
Een in België gevestigde dierenarts die
een dier in Nederiand behandeld zal
Belgische BTW in rekening moeten bren-
gen.

-ocr page 33-

Vlissingen, stad aan de Schelde, de
stad van Michiel, die aan het grote wiel
draaide, dit jaar onze congresstad.
Hotel Arion staat pal aan de boulevard,
waar de grote zeeschepen schijnbaar
rakelings langsvaren. Vlissingen
kende naast M.A. de Ruyter nog meer
beroemde Nederlanders. Wie kent er
niet Betje Wolff, vaak in één adem ge-
noemd met Aagje Deken of de dichter
Jacobus Bellamy. Een minderbekende
Nederlander is de Zeeuwse held Frans
Naerebout, de mensenredder. De
Zeeuwen zelf zullen hem nooit verge-
ten, want het tweede couplet van het
Zeeuws volkslied begint met: \'Het
land dat fier zijn zonen prijst\', en ein-
digt: \'dat immer hoog in ere houdt den
onverschrokken Naerebout\'. Het ste-
delijk museum bevat een schat aan ob-
jecten uit voorbije tijden. Zelfs het be-
ruchte \'grote wiel\' zou bewaard zijn.
Vlak naast Vlissingen, als een twee-
lingstad, ligt de provinciale hoofdstad

Middelburg, de stad van honderden
monumenten. Het schitterende stad-
huis is beroemd tot ver over onze
landsgrenzen. Een ander bijzonder
monument is de abdij, een voormalig
kloostercomplex, gesticht rond 1125.
Een markant onderdeel van dit com-
plex is de lange Jan, een toren stam-
mend uit de tweede helft van de veer-
tiende eeuw, de mooie keizerskroon op
de spits dateert van 1712. De Tweede
Wereldoorlog bracht dramatische
schade toe aan de bouwwerken, maar
alles is in oude luister hersteld. In het
partnerprogramma is een rondleiding
opgenomen om u te laten snuiven aan
de rijkdom die de zeevaart en met
name de VOC Zeeland heeft gebracht.

De congrescommissie

JAARCONGRES 1997 IN ZEELAND

In deze tijd worden hoge eisen gesteld aan kwaliteit en efficiency. Ook de KNMvD kan aan deze eisen niet voorbijgaan en
daarom vragen wij uw aandacht voor en uw medewerking aan de hieronder beschreven bestelprocedure.
Uitgangspunt hierbij is, dat wij u zo goed mogelijk van dienst willen zijn.

BESTELPROCEDURE

1. Bestellingen kunnen uitsluitend schriftelijk worden gedaan (post of fax). Faxnummer: 030-2511787.

2. U ontvangt de factuur bij uw bestelling; wij verzoeken u dan ook vriendelijk geen vooruitbetalingen te doen.

3. Gebruikt u s.v.p. daarvoor de bestemde bestelformulieren.

4. Wij hebben gemiddeld vier tot vijf w erkdagen nodig om uw bestelling te verwerken.

5. Bestellingen worden op datum van binnenkomst op het secretariaat van de KNMvD verwerkt.

6. Wij zijn genoodzaakt voor spoedbestellingen f. 25,— behandelingskosten in rekening te brengen. (U krijgt im-
mers voorrang op uw al wachtende collega\'s).

7. Indien mogelijk, bestelt u dan zoveel mogelijk artikelen in één keer.

8. Indien u één bestelling meerdere keren aan ons doet toekomen (bijvoorbeeld per fax en per post) wordt dit beschouwd
als
meerdere bestellingen. Deze goederen kunt u niet retourneren en de factuur kan niet worden gecrediteerd.

9. Indien uw assistent(e) de bestellingen verzorgt, verzoeken wij u vriendelijk hem/haar van de inhoud van dit schrijven
op de hoogte te brengen.

Wij van onze kant zullen uw bestelling(en) met zorg behandelen. Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

APARTE FAXLIJN
TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is
sinds kort te bereiken via een aparte fax-
lijn met het nummer
030 - 2519847.
Tevens wijzen wij u erop dat wij
inmiddels ook over een e-mailadres be-
schikken:
KNlVlVD(fl
POBOX.RUU.nl.
Het telefoonnummer blijft hetzelfde,
namelijk: 030-2510111.

De afgestudeerde dierenarts Petrica uit
Roemenië staat hulpeloos. Hij heeft
met hoge cijfers zijn diergeneeskun-
dige opleiding afgesloten en wil nu en-
thousiast aan het werk in het
Roemeense dorpje Krikau. Er wordt
veel vee gehouden en daarnaast ook
wat huisdieren, dus werk genoeg voor
een dierenarts. Helaas ontbreken hem
de materialen.

Dierenartsen die diergeneeskundige
spullen kunnen missen, worden dan
ook vriendelijk verzocht hun
Roemeense collega te helpen en con-
tact op te nemen met Theo van
Wijngaarden, Karei de Vijfdelaan 38,
6021 VR Budel, telefoon: 0495 -
497013.

OPROEP VOOR DIERENARTS IN
ROEMENIE

-ocr page 34-

Door een ernstig ongelulc is de

promotie
van de heer drs. J.C. Bosch te
Diepenveen
tot nader order uitgesteld.

Personalia

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Auf dem Brinke, Mevr. S.; 1997; 1741 LC
Schagen; Kaagweg 9.

Boer, G. de; Gent-1989; 9061 AB Giekerk; R.
van Nautaweg 39.

Broekman, C.G.P.; 1997; 3515 VX Utrecht;
Gerard Noodtstraat 8 bis.
Frantzen. Mevr. M.W.A.; 1997; 3705 ZJ Zeist;
Warande 116.

Gaasbeek, Mevr. P.; 1997; 6181 JN Elsloo;
Kempken 26.

Gils, J.A.M.; 1997; 5066 EB Moergestel;
Bosstraat 7.

Kleef, M.H.A. van; 1997; 5738 RJ Mariahout;
Veghelsedijk 17.

Oosterhout, Mevr. M.F.M. van; 1997; 1078 TM
Amsterdam; Holendrechtstraat 9.
Smit, Mevr. C.H.; 1976; 3074 BS Rotterdam
Randweg 92.

Swart, W.B.F.; 1996; 2408 CD Alphen a/d Rijn
Italiëstraat 13.

Verdouw, Mevr. B.K.; 1997; 3573 PH Utrecht;
Paul Maleterstraat 16.

Wal, Mevr. H.C.A. van der; 1996; 2408 CD
Alphen a/d Rijn; Italiëstraat 13.
Weerd, Mevr. M.J. van de; 1997; 3514 ER
Utrecht; Duifstraat 16.

OVERLEDEN:

Op 4 juni 1997 Drs. L.J. Kas te Hilversum.

JUBILEA:

Mevr. H.J. Roelofsen te Zeist, aanwezig. 25
jaar, 2 juli 1997

A.P. van der Linden te Nijmegen, afwezig, 40
jaar, 3 juli 1997

J. Atsma te Tolberi, afwezig, 30 jaar, 7 juli 1997

E.C. Osinga te Kockengen, afwezig, 30 jaar, 7
juli 1997

J.P.W.M. van der Putten te Benschop, afwezig,
30 jaar, 7 juli 1997

P.A.J. Rops te Breda, afwezig, 30 jaar, 7 juli
1997

J.P.J. van de Vijver te Oostburg, afwezig, 30
jaar, 7 juli 1997

F.H M. Guldie te Nijkerkerveen, afwezig, 25
jaar, 7 juli 1997

J. Minderhoud te Tilburg, afwezig!. 30 jaar, 7
juli 1997

J.H. de Groot te Doesburg, aanwezig, 25 jaar, 7
juli 1997

H. Warringa te Vörden, aanwezig, 25 jaar, 7 juli
1997

Mevr. C. Warringa-Hendriks te Vörden, aanwe-
zig, 25 jaar, 7 juli 1997

9 wmnmm

J. Heyting te Doorwerth, afwezig, 30 jaar, 7 juli
1997

B. Roem te Meppel, afwezig, 45 jaar, 10 juli
1997

Ph.G.M. Kraanen te Oss, afwezig, 45 jaar, 11
juli 1997

S. Brandsma te Zuidlaren, afwezig, 45 jaar, 11
juli 1997

J.P.M.E. van Beek te Deume, afwezig, 45 jaar,
II juli 1997

H.H.J.C. Mailliete Bronneger, afwezig, 45 jaar,
11 juli 1997

J.J.M. Tuerlings te Vught, afwezig, 40 jaar, 12
juli 1997

R. Strikwerda te Meppel, onbekend, 50 jaar, 12
juli 1997

F E. van Tilburg te Deume, afwezig, 40 jaar, 12
juli 1997

ProfDr. G.J.W. van der Meij te Hoog Soeren,
afwezig, 40 jaar, 12 juli 1997
Dr. J.L. van Os te Voorburg, afwezig, 40 jaar,
12juli 1997

H. van der Ree te Dordrecht, aanwezig, 40 jaar,
12juli 1997

P.A. Akkermans te Veldhoven, afwezig, 40
jaar, 12juli 1997

Promotie:

Op 12 juni 1997 Mevr. Drs. B.P.M. Comelissen
te Lelystad.

(Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
2 mei 1997:

Bouwhuis, G.J.
Broekman, C.G.P.
Fennis, Mevr. M.C.L.
Frantzen, Mevr. M.W.A.
Gils. J.A.M. van
Greef, R.J.T. de
Groningen, J.A. van
Holtrop, Mevr. W.H.
Karsijns, Mevr. M.E.
Kleef, M.H.A. van
Remmers, P.
Schalekamp, Mevr. M.
Teunissen, Mevr. J.M.
Verdouw, Mevr. B K.
Wasmann, R.P.M.
Weerd, Mevr. M.J. van de

MUTATIES:

♦Bouwhuis, G.J.; 1997; 3723 AM
Bilthuven; Fricdhoffkwartier 13; tel. 030-
2280576; d.

»Broekman, C.G.P.; 1997; 3515 VX
Utrecht; Gerard Noodtstraat 8 bis; tel. 030-
2731873.

Comelissen, Mevr. Dr. B.P.M.; 1990; U-
1997; 8212 DE Lelystad; Rozengaard 13-12;
tel. 0320-232718 privé, 2531323 bur.; specialist
Chirargie van het Paard; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisd.).

Coster, H.; 1996; 2133 KH Hoofddorp;
Stoholm 14; tel. 023-5638882 privé, 020-
4974340 prakt.; fax 020-6595946; p., medew.
bij W.T. Mur en Ir. C.J. de Vries.

Croll-van Verschuer, Mevr. C.M.R.;
1991; 7245 PP Laren (GId); tel. 0573-401040
privé, 401243 prakt.; p., medew. bij G.J.R.
Groenland, P. van Harten, R. van Oven en
H.G. Pelgrum.

Daas, H. den; 1975; 6651 CE Dmten;
Parkweg 19; tel. 0487-515797; d.

Dijkhuizen, Mevr. T.J.; 1996; 7783 CB
Gramsbergen; De Hoge Esch 81; tel. 0524-
562505 privé, 0523-266066 prakt.; p., me-
dew. bij A.G.W. Bax, T. Cuperus, I.H.
Harms, J.D.F.J. Hartgers, .\\.K. van Haleren,
J.H. Kollen, H. Meulenaar, W.J. Pouwels en
J. VValgemoed.

*Doorn, A. van; 1950; 2181 AE
Hillegom; Hofzicht 17; tel. 0252-523131; r.d.

Doom, M.N.A. van; 1994; Wiggonholt,
RH20 2EL Pulborough, West-Sussex
(Verenigd Koninkrijk); Old Rectory
Cottage; p., medew. bij Aron Vet. Group.

Feitsma, Mevr. H.; 1987; 5386 BN
Geffen; Johan van der Slootstraat I A; tel. 073-
5325799 privé, 0411-648800 tst. 836 bur.; fax
0411-648806; staf-d. Varkens K.l. Noord-
Brabant B.V.

*Fennis, Mevr. M.C.L.; 1997; 3581 VJ
Utrecht; Nicolaasweg 22; tel. 030-2513079; d.

Foreest, Jhr. A.W.; 1967; 1871 AG
Schoorl; Duinweg 44; tel./fax 072-5092052;
d. uitsluitend tandheelkunde; medew. bij Vet.
Specialisten Centrum "De Wagenrenk" (tel.
0317-419120, fax 0317-420480); wet. medew.
Tierzahnheilkunde Chirurgische Klinik der
Universität Zürich; vet. adv. Ouwehands
Dierenpark.

*Frantzen, Mevr. M.W.A.; 1997; 3705
ZJ Zeist; Warande 116; tel. 030-6951502;
wnd.d.

Frencken, J.; 1973; 2264 VV
Leidschendam; Julius Röntgenlaan 14; tel. 070-
3204533 privé, 3271110 prakt.; fax 070-
3205217; E-mail: PETPORT(fl;EURO-
NET.NL;p.

•Gaasbeek, Mevr. P.; 1997; 6181 JN
Elsloo; Kempken 26; tel. 046-4370633 privé,
4741733 prakt.; p., medew. bij B. Pijls.

*Gils, J.A.M.; 1997; 5066 EB
Moergestel; Bosstraat 7; tel. 013-5131373; d.

Gosselink, J.M.J.; 1995; 7948 AN
Nijeveen; Julianastraat 19; tel. 0522-491195
privé, 254731 prakt.; p., medew. bij J.
Bosman, J.F. van Calker, Mevr. H.W.
Janssen, J.I.. Krom, W. Meijer, K..\'\\.J. van
Rosmalen en J.B. Timmer.

*Greef, R.J.T. de; 1997; 3524 AR
Utrecht; Texel 43; tel. 030-2800879; wnd.d.

Groenland, G.J. van; 1979; 5821 BB
Vierlingsbeek; Spoorstraat 3; tel. 0478-631542
privé, 0411-648800 tst. 877 bur.; fax 0411-
648803;E-mail: DALLANDfa EURONET.
NL; d. bij C.V.Z.-international/Dalland.

♦Groningen, J.A. van; 1997; 3522 CA
Utrecht; Scheldestraat 19 bis; tel. 030-
2800226; wnd.d.

Haarsma, Mevr. J.; 1987; 2201 TT
Noordwijk; Klei 2 A; tel./fax 071-4031926; d.

Haas, J.F. de; 1957; 7103 CC
Winterswijk; Frerikshof 122; tel. 0543-
516011; r.d.

Hattum, J.J.C. van; 1980; 5691 LS Son en
Breugel; Kempenlaan 19; tel. 0499-460643
privé, 024-3559296 bur.; fax 024-3541340; d.
bij Farma Research, Nijmegen.

Helder, Mevr. J.; 1986; 7545 XE
Enschede; Boekweitstraat 29; tel. 053-
4345890/06-54391712; wnd.d.

*Heuff, C.A.; 1989; 8244 AD Lelystad-
Haven; Binnendijk 177; tel. 0320-264170;
wnd.d.

♦Holtrop, Mevr. W.H.; 1091 CE
Amsterdam; Ruyschstraat 76 ill; tel. 020-
6685767; d.

♦Karsijns, Mevr. M.E.; 1997; 3512 KX
Utrecht; Jeruzalemstraat 4 B; tel. 030-
2302056; wnd.d.

♦Kleef, M.H.A. van; 1997; 5738 RJ
Mariahout; Veghelsedijk 17; tel. 0413-

-ocr page 35-

209656 privé. 292929 prakt.; fax 0413-
2960.18; p., mcdew. bij .M.C.M. Bossers,
P.J.M. van Huiten, A.H.C. Kuijpers, F.T.M.
Loomans, T.J.J. van der Rijt en E.W.H.M.
van der Velden.

♦Koedam. Mevr. A.M.; 1997; 5704 DV
Helmond; Waterreelaan 25; tel. 0492-
517531;
wnd.d.

Kooijman, Mevr. G.E.; 1996: 1054 MH
Amsterdam; J.P. Heyestraat 114 IH; tel. 020-
6122195; d.

Koopmans, Mevr. E.M.A.; 1996; 7558 SE
Hengelo (O); Rob de Vriesstraat 113; tel. 074-
2770305 privé.
2426946 prakt.; p., medew. bij
Mevr.
G.H.A. Oud-de Waal.

Kriele. C.P.M.A.; 1970; 6226 WD
Maastricht; Meidoom 126; tel. 043-3621898
privé, 3621970 prakt.;
fa* 043-3621970; p.

Loef. Mevr. H.A.; 1996; 2771 XX
Boskoop; p/a Rijneveld 17; tel. 06-54301464
privé, 046-4512969 prakt.; p., medew. bij
P.H.M.Schmeitz.

Loomans, F.T.M.; 1993; 5473 DE
Heeswijk-Dinther; Abt Neefsstraat 26; tel.
0413-292992 privé, 292929 prakt.;
fax 0413-
296038; p., geass. met
M.C.M. Bossers, P.J.M.
van Huiten, A.H.C. Kuijpers, T.J.J. van der Rijt
en E.W.H.M. van der Velden.

Loop, A.C.H.M. van der; 1988; 5242 CA
Rosmalen; Parkweg 5;
tel. 073-5230976 privé,
6213579/5220009 prakt.; p., geass. met H.J.
Wezelenburg.

Luijben, M.L.G.; 1997; 3435 CE
Nieuwegein; Specht 5; tel. 030-6051574 privé,
0318-456275 prakt.; fax 0318-457461; p., me-
dew. bij J.VV. Bakker, W. de Boer,
C. van der
Hem. G. Heynen, D.P. Hostee, H. Nijland, M.
Koseboom en W.A. de Vries.

Maaskant-de Groot. Mevr. A.C.; 1978;
2243 HB Wassenaar; Koninginneweg 2; tel.
070-5113065 privé, 365954! prakt.;
fax 070-
3630600; p., geass. met A.E.T. van Goor.

Mol. L.F.; 1966; El-Mohandseen, Gi/.a,
Cairo (Egypte); 14, El-Madina El-Menawara
Street, Apt. 6 & 9; tel./fax 00-20-2-3611080
privé, tel/fax 3354291 bur.; E-mail:
MOLfaINTOUCH.COM; tech. adviseur
EC, Min. of Agr., Vet. Privatization Progr.

*Mol-Siegenbeck van Heukelom, Mevr.
O.C.D.; 1966;
El-Mohandseen, Giza, Cairo
(Egypte); 14. El-Madina El-.Menawara
Street, Apt. 6 & 9; tel./fax 00-20-2-3611080;
d.

Oostveen, E.J.J.C. van; 1963; 1749 CT
Warmenhuizen; Westfriesedijk 52;
tel. 072-
5092039;
r.d.

Oskam, J.P.H.; 1977; 6628 AC Altforst;
Kerkstraat 16: tel. 0487-542076 privé;
p., ge-
ass. met L. Oving (tel. 0481-488747 prakt.,
fax 0481-488741); d. bij Dumeco-Breeding
(tel. 0411-614838/614839 bur., fax 0411-
614813).

Oving, L.; 1985; 6584 DH Molenhoek (L);
De Bongerd 8; tel. 024-3584553 privé;
p., ge-
ass. met J.P.H. Oskam (tel. 0481-488747
prakt., fax 0481-488741); d. bij Dumeco-
Breeding (tel. U411-614838/614839 bur., fax
0411-614813).

Pieterse. Mevr. P.G.; 1979; 1507 TD
Zaandam; Symfonie 37; tel. 075-6311990;
wnd.d.

♦Plantema, R.J.; 1974; 7771 EM
Hardenberg; Kometenlaan 26; tel. 0523-265500
privé, 271112 prakt.; fax 0523-272221; p.,
pluimvee.

♦Reezigt, B.J.; 1997; 3432 CG
Nieuwegein; Weerterschans 14; tel. 030-
6065310;
specialist in opleiding U.U. (F.D.,

vkgr. Geneeskunde van Gezelschapsd.).

♦Remmers, P.; 1997; 3582 TP Utrecht;
l.odewijk Napoleonplantsoen 30 11; tel. 030-
2510590; d.

Roessel, F.M.J. van; 1978; 5646 HZ
Eindhoven; Vluttersven 41;
tel. 040-2123240
privé,
2126126 prakt.; fax 040-2124893; p.

*Schalekamp, Mevr. M.; 1997; 2401 PK
Alphen a/d Rijn; Zadelmaker 138; tel. 0172-
445929 privé, 471111 prakt.; fax 0172-
470271; p., medew. bij A.C.M. Kuilboer,
J.V.H. Lans, J.H. Rootert en A. Soede.

Schokker. M.; 1995; 1054 MP
Amsterdam; Brederodestraat 3 11; tel. 020-
6892226; wnd.d.

Smak, J.A.; 1995; 8531 .MS Lemmer;
Kleine Beer 35; tel. 0514-561200 privé,
564433 prakt.; fax 0514-566303; p., medew. bij
H. Vrieselaar.

Smaling, Mevr. A.J.; 1992; 8531 NL
Lemmer; Aldebaran 28;
tel. 0514-566204
privé, 564433 prakt.; fax 0514-566303; p., me-
dew. bij H. Vrieselaar.

•Smit, F.I.; 1990; 5595 CB Leende;
Valkenswaardseweg 38
A; tel. 040-2062290
privé, 2811910 prakt.; fax 040-2061132; E-
mail: Fl.SMlT^TREF.NL; p., medew. bij
J.N.W. ter Woorst.

»Smulders, Mevr. A.W.J.P.; 1996; 5275
BC Den Dungen; Pilotenstraat 52; tel. 073-
5941.335 privé,
0413-292929 prakt.; p., medew.
bij M.C.M. Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C.
Kuijpers, F.T.M. Loomans, T.J.J. van der Rijt
en E.W.H.M. van der Velden.

•Steenaert. M.H.H.; 1997; 7135 JV
Harreveld; Rector Hulshofstraat 5 A; tel.
0544-378569 privé,
371600 prakt.; p., medew.
bij G.T. ter Heijden, W.W.A.M. Kruysen,
J.B.A. Loomans. H.W. van Ruitenbeek, W.
Schuurman en A.J.W.G. Vos.

•Stok, Mevr. M.M. van der; 1987; 3882
LH Putten; Vurenboomweg 6; tel. 0341-
492097 privé,
033-2460305 prakt.; fax 03.3-
2451544;
p., medew bij H Th. HafVamp,
M.A.C. Lugt, E. van Veldhuizen en Mevr. C.M.
Wessel.

♦Tennissen, Mevr. J.M.; 1997; 3571 EG
Utrecht; A. Thaerlaan 52; tel. 030-2710978;
d.

Trilk, Mevr D.E.; 1996; 8261 AX
Kampen; Buitennieuwstraat 84; tel. 038-
3321522 privé.
33.30113 prakt.; fax 0.38-
3330113; E-mail: DAlSYTRH.K^lCOMPU-
SERVE.COM; p.

Tulner. P.R.; 1961: 8512 AB Broek (F); It
NoardS; tel. 051.3-415400;
r.d.

•Veerdonk, Mevr. C.J.B.G. van de; 1997;
5374 RV Schaijk; Luijtenbroek 30; tel. 0486-
463771 privé, 463636 prakt.; fax 0486-
463771; p., medew. bij R.H.M. Bergevoet en
V\\ ..A. Buijsse.

♦Verdouw, Mevr. B.K.; 1997; 3573 PH
Utrecht; Paul Maleterstraat 16; tel. 030-
2723063; wnd.d.

Verweij, A.M.M.; 1992; 3882 LH Putten;
Vurenboomweg 6; tel. 0341-492097 privé,
423960 bur.; fax 0341-426264; E-mail: NOU-
VERDCaWORLDONLlNE.NL;
k.d. R V V.
kring Apeldoorn, distr. Veluwe west/Harder-
wijk.

♦Wasmann, R.P.M.; 1997; 3511 HL
Utrecht; Justus van Effenstraat 22; tel. 020-
2.331946; wnd.d.

*\\Veerd, Mevr. M.J. van de; 1997; 3514
ER Utrecht; Duifstraat 16; tel. 030-2722709;
wnd.d.

Wielders, C.H.B.; 1971; B-3960 Bree
(België);
Houlaan 35; tel. 00-32-89-467586;

wnd.d.

Wijne, A.A.G.M.; 1986; 7371 GG Loenen
(Gld); Hoofdweg
115; tel. 055-5051.333 privé,
3012255 prakt.; p., geass. met P.H.M.
Barendregt, B. Bruins,
J.W. Versteegt en
Mevr. W.J. Wijne-Raemakers.

Wijne-Raemakers, Mevr. W.J.; 1985;
7371 GG Loenen (Gld); Hoofdweg 115;
tel.
055-5051333 privé,
3012255 prakt.; p., geass.
met
P.H.M. Barendregt, B. Bruins, J.W.
Versteegt en A.A.G.M. Wijne.

Wisselink, Dr. M.A.; 1976; U-1989; 3993
SL Houten; Sehepelveld 9; tel. 030-6377230
privé,
2531681 bur.; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd.);
diplomate
Eur. Coll. Vet. Dermatology.

Wuestenenk, J.B.; 1992; 6591 HD
Gennep; Heijenseweg 88; tel. 0485-514749
privé,
343000 prakt.; E-mail: WUESTEN@-
WORLDACCESS.NL;
p., geass. met
C.G.J.M. van Aaken, A.A. Hesen, M.H.J.
Kerstens en Th.A.M. Witjes.

Wuestenenk-Keune, Mevr. N.M.; 1992;
6591 HD Gennep; Heijenseweg 88; tel. 0485-
514749; E-mail: WUE.STEN^WORLDAC-
CESS.NL;
wnd.d.

Ypma, I.M.; 1993: 5845 BD Sint
Anthonis; Molenstraat 16; tel. 0485-385.140
privé,
571406 prakt.; p., geass. met L.J.M. Arts
en F.C.M. van Genugten.

Zadoks, Mevr. R.N.; 1995; 3581 JJ
Utrecht; Oudwijkerveldstraat 99; tel. 030-
2523541 privé,
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl ).

Zech, H.J.; 1970; 3852 LW Ermelo;
Gentenerf 9-16; tel. 0341-433981 privé,
553332 prakt.; p., geass. met J. Togtema en G.
Verhoeven.

Zijpp, A.J. van der; Nairobi (Kenya);
P.O.Box 30772; tel. 00-254-2-861680/861684;
fax 00-254-2-860110; Deputy Director
(>eneral Research International Centre for
Insect Physiology and Ecology.

Zuiderduin," C H.; 1996; 7553 EG
Hengelo (O); F. Zernickestraat 34; tel. 074-
2420980 privé,
2422687 prakt.; p., medew. bij
F.J.M.M. Dankers.

•Zuylen, M A. van; 1997; 3514 CJ
Utrecht; Adelaarstraat 82 bis; tel. 030-2732622
privé,
0165-565800 prakt.; p., medew. bij
A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker, B.A. ten
Bruggen Cate, P.H.M.M. Jacobs, A.J.M.
Meesters, G.A.D.J. de Mol, J.F.J. Segers en
J.M. Verbocht.

loorlopende agenda

Juli

6—10 7th EAVPT International Congress,
Madrid, Spain.

8—12 International Symposium on Veterinary
Epidemiology and Economics (ISVEE),
Paris, France. Prof B. Toma, tel: 33-
43967100, fax: 33-43967125.

9—12 Workshop \'Clinical Pathology\' (ESDV),
universiteit van Nantes.

Augustus

17—21 9th International Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more infor-
mation, please contact dr. F. van
Eerdenburg. FdD. tel.: 030-2532023.

-ocr page 36-

18—22 11th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the
Hungarian Academy of Sciences, Hungary-
1581 Budapest, P.O. Box 18, Phone: 36 1
252-2455, Fax: 36 I 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy food - Healthy
consumers\', The Hague, The Netherlands.
1International symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists
(WAVFH).
Key-words: chemical and mi-
crobiological hygiene of food production
andfood products, longitudinal quality and
safety assurance in food production chains,
animal welfare and environmental hygiene
aspects, consumers\' concern.
Congress
language English. Information: Royal
Netherlands Veterinary Association, P.O.
Box 14031, NL-3508 SB UTRECHT, The
Netherlands. Fax. 31-30-251 17 87, e-
mail: K.NMVD(aiPOBOX.RUU.NL

September

5—7 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert in Pisa
(I) het veertiende jaarlijkse dermatologie
congres. De voertaal is Engels.
Meer informatie is te verkrijgen bij New
Team, Via C. Ghiretti, 2 43100 PARMA te
Italië. Tel 00 39 521 293913. Fax 00 39 521
294036. E-mail: newteam((^mbox.vol.it.

9—13 Conference Association of Avian
Veterinarians.

II—13 ESVIM-congres in Lyon.

10—14 The 5th WEVA (World Equine
Veterinary Association) Congress. Padova,
Italy. hltp://www.fmsystem.it/weva97,
email weva97(^fmsystem.it, CSR Conressi
P.O. Box 1769-1-40100 Bologna, Italy. Ph
39-51-765357, Fax 39-51-765195
crs.congressiC^pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles".

16—19 15th meeting of the European Society of
Veterinary Pathology (ESVP), Sassari -
Alghero, Italy.

25—28 BVA Congress, Edinburgh
International Conference Centre.

Oktober

2-4 Jaarcongres KNMvD te Vlissingen.

30—2 Nov. llth Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

I Symposium \' Diergeneeskunde en Voeding\'
van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht,
Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.

4 \'Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congrescentrum
de Reehorst te Ede.

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of know-
ledge in Poultry Production\'. Jaarbeurs te
Utrecht, voorafgaand aan de VIV. Nadere
informatie: 0342-414881.

26—30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

29 Maastricht International Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

7—II Ninth International Conference of the
International Federation of Science Editors:
\'Science communication for the next mille-
nium\'. Sharm El-Sheikh/Cairo, Egypt.

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041 -22-7762255, e-mail: chuit(iiiipro-
link.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman .cva@ .sprintrpg. spring.com.

.Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof. Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

April

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Cordoba. Spain.
For information and submission of ab-
stracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Gennany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail:
AmoLindnerBonn@T-online.de.

24—26 Voorjaarsdagen, R.AI - .Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further infonnation:
KNMvD/\'Vooijaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the
Netherland,s. Phone 31(0)30-2510111,
Fax 31(0)30-2511787.

Juni

2—5 Third International Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Deadline for
receipt of abstracts is February I, 1998.
Information: Prof. C. Van Peteghem.
Symposium Chairman. Faculty of
Pharmaceutical Sciences, University of
Ghent, Harelbekestraat 72, B-9000, Ghent,
Belgium. Phone: (32)9/264.81.34, fax:
(32)9/264.81.99, e-mail: carios.vanpcteg-
hem@rug.ac.be.

September

3—5 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert haar vijf-
tiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020.

VERGADERINGEN & BIJEEN-
KOMSTEN

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

11 Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Van 13.30 uur tot 16.30 uur.
Gezondheidsdienst voor Dieren. Deventer.
Thema: Mal Absorption Syndrome - Dr.
MacNulty, Ierland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te

Hellendoom.
16 Leo Pharmaceutical Products B.V.
Intervisie-bijeenkomst. Nr. groep: 10.
Specialisatie: rund. Locatie: Nieuwstadt.
Aanvang: 20.00 uur.

16 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

17 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken binnen.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, aan-
vang: 19.30 uur.
18 Leo Pharmaceutical Products B.V.
Intervisie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8.
Specialisatie: rund. Locatie: De Meem.
Aanvang: 20.00 uur.
20 Vedias Najaarsdag, Faculteit der
Diergeneeskunde. Opgeven bij Vedias,
t.n.v. Greetje Mulder, Jan Lievensstraat 5,
6717 SP Ede, telefax: 0318-637093.
23 Bijeenkomst Werkgroep Vogels, Hoofd-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
eerste etage, afdeling Pathologie Bijzon-
dere Dieren.

23 Wergroepvergadering Herkauwerd op de
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Drachten. Aanvang 14.00 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur.
Wegrestaurant \'De Meem\', Meemdijk 59,
De Meem.

24 Leo Pharmaceutical Products B.V.
Intervisie-bijeenkomsten.

Nr. groep: 6. Specialisatie: rund. Locatie:
Gorssel. Aanvang: 18.30 uur.
Nr. groep: 4/5. Specialisatie: rund.
Locatie: Markelo. Aanvang: 15.00 uur.
Nr. groep: 9. Specialisatie: varken.
Locatie: Langbroek. Aanvang: 20.00 uur.
Nr. groep: 12. Specialisatie: varken.
Locatie: Boxtel. Aanvang: 20.00 uur.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in hel Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Deventer, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.
25 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over stallen\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,--
(niet-abonnees). Meer infonnatie: Eveline
Boot. tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

Aflevering

15-08-1997
01-09-1996
15-09-1997
01-10-1997

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

28-07-1997
11-08-1997
01-09-1997
15-09-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 37-

Gemengde praktijk (rundvee/paarden/kleine huisdieren) in het noorden des lands zoekt

ERVAREN VERVANGER

voor de periode: 18 augustus tot en met 9 november (eventueel langer).

Uw reactie richten aan Dierenartsenpraktijk Gaasterland, Herman Gorterstraat 12 A, 8561 BS Balk, tel.: 0514-
604111, fax: 0514-602999.

Dierenartsenpraktijk Halfweg, Badhoevedorp en Amsterdam Nieuw-Sloten zoekt ter uitbreiding van het team een
vierde

ALLROUND DIERENARTS M/V

De nieuwe collega zal worden ingezet in de gemengde praktijk. Ruime ervaring in en belangstelling voor gezel-
schapsdieren en paarden worden als een pré beschouwd. Wij bieden een volledige aanstelling volgens KNMvD-
normen in een werkkring met goede toekomstmogelijkheden. Gaarne uw schriftelijke sollicitatie binnen twee we-
ken richten aan bovengenoemde praktijk, p/a Sloterweg 294,1171 VH Badhoevedorp.

DIERENARTSENPRAKTIJK DRECHTSTREEK te Dordrecht zoekt op korte termijn een

DIERENARTS M/V

Deze praktijk is een groepspraktijk met voornamelijk kleine huisdieren.

Wij zoeken een jonge, enthousiaste collega, met goede contactuele vaardigheden, die breed inzetbaar is en ook in
teamverband kan werken. Ervaring strekt tot aanbeveling.

Sollicitaties binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan: Dierenartsenpraktijk Drechtstreek,
Dubbeldamseweg Noord 10-14, 3311 LX Dordrecht. Voor inlichtingen: 078-6138444.

TER OVERNAME AANGEBODEN

een praktijk voor Gezelschapsdieren in het noorden van het land. Woonruimte aanwezig.

Uw reactie kunt u sturen naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB,

Utrecht, onder nummer 16/97.

Gevraagd op korte termijn in driemans-associatie in gemengde praktijk:

DIERENARTS (M/V)

Taakomschrijving:

- Losse visites landbouwhuisdieren.

- Waarnemen bedrijfsbezoeken rund en varken.

- Massawerk evenredig verdeeld.

- Spreekuur gezelschapsdieren.

- Meedraaien in nacht/weekenddiensten.

Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen richten aan: D.A.P. Bladel-Hapert, ter attentie van F. Lamberts, De
Uitgang 31, 5531 NM Bladel.

-ocr page 38-

"Ik kies voor
het origineel,
Minipil^ de lichte
poezenpil..."

Mmip.f is de originele merknaam van
de eerste anticonceptiepil voor poezen met een
lage dosering.

Hiermee is Minipil een typisch Apharmo-
pnxluct: innovatief en doordacht. Bovendien is
Minipif handig door het kleine formaat en sma-
kelijk diKir toevoeging van tonijnaroma. Zo past
Minipif perfect in uw praktijk.

APHARHO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

SamensteUing: 2 mg megestro/ aceuiac per cablet. Indicatie: preventie van de oestrus (krolsheid) hij poezen.
Verpakking:
doos met 2 blisters èi 10 tabletten. Reg. NL 7325.

Apharmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

FEDERATION OF VETERINARIANS OF EUROPE

The Federation of Veterinarians of Europe (FVE) is the European umbrella organisation of national veterinary as-
sociations and veterinary disciplinary bodies within the EU and EEA countries. Nine Central Eastern European
countries hold Observer Membership.

The FVE is the professional body that represents more than 100,000 European veterinarians at the EU
Commission and at other places of interest to the veterinary profession in Europe.

The FVE has a position available for an

EXECUTIVE DIRECTOR

at the FVE Permanent Office in Brussels, Belgium.

The successful candidate should have an academic degree, preferably in veterinary medicine. He/she should have
good command of English and French, and at least one other EU language. He/she should have several years of
professional experience and good knowledge of international veterinary politics and regulatory affairs. Excellent
communicative skills with EU Institutions as well as with representatives of veterinary associations are para-
mount.

More detailed information can be obtained from the FVE Permanent Office (telephone nr -h 32 2 538 29 63) or from
FVE Board Members (address list available at the FVE Permanent Office).

Applicants should submit their curriculum vitae and letter of application before 31 July 1997.

Correspondence to: FVE Permanent Office, 41 Avenue Fonsny, 1060 Brussels, Belgium. Fax nr. -i- 32 2 537 28 28.
E-mail: FVE.figgis.heather@pophost.eunet.be.

-ocr page 39-

0

De varkenspest haalt nog steeds de dagbladen. Niet langer is het voorpagina-nieuws, maar bijna dage-
lijks kan men lezen dat het zoveelste geval is vastgesteld.

Op de voorpagina \'s wordt echter aandacht gegeven aan een ander aspect: de toekomstige structuur van
de varkenshouderij in de gebieden waar van oudsher een grote varkensdichtheid bestaat.
Het publiek is zich nadrukkelijk bewust geworden van moderne varkenshouderij en uiteraard de conse-
quenties die helgrote aantal dieren per oppervlakte-eenheid heeft in geval van het uitbreken van een be-
smettelijke veeziekte.

Een opmerking over mond- en klauwzeer klonk onmiddellijk door in de landelijke pers. Gelukkig bleek
de laatste ziekte niet een reële bedreiging te zijn. Toch bestond er gedurende een dag enige paniek.
Je mag je dan ook afvragen of de werkelijke ziekte of de berichtgeving over een ziekte de grootste bedrei-
ging vormt.

Vaccineren tegen varkenspest wordt altijd genoemd als mogelijke oplossing van het kwaad dat ons over-
komt. Hier zij vermeld dat vaccineren is toegestaan nadat het vaccinatieprogramma is voorgelegd aan
het Permanent Veterinair Comité. Er zijn echter consequenties verbonden aan het uitvoeren van een vac-
cinatieprogramma: de export van de producten van de gevaccineerde dieren moet worden gestaakt.
Aangezien Nederland volledig op de export van de varkensproducten is aangewezen, is vaccineren niet
een reële optie. Voorkomen van het uitbreken van dergelijke calamiteiten is de sleutel, niet de diagnostiek
in een vroeg stadium en vervolgens immuniseren.

Dierenartsen zijn niet de beroepsgroep die de schijnwerpers opzoekt. In het algemeen reageren we op de
situatie, op iets dat ons overkomt. Het is dan ook verfrissend in deze aflevering een bijdrage te treffen die
de structuur van de varkenshouderij belicht vanuit een nog niet bekend standpunt. Voor het eerst is in de
pers sprake van een dierveiligheidsindex. Deze index gaat uit van de veiligheid en het welzijn van het
dier, in dit geval van het varken. Kortweg: op welk soort bedrijf zou je je als varken het veiligst voelen.
Geef dat aan en rangschik de bedrijven in categorieën met behulp van de dierveiligheidsindex.

Binnen onze beroepsgroep zijn uiteraard vaker dergelijke initiatieven ontplooid. Echter, na het noemen
van de mogelijkheden laten wij dierenartsen vaak de volgende stap over aan anderen. Wanneer dan een
nieuwe richting wordt ingeslagen in de dierhouderij weet eigenlijk niemand van helgrote publiek dat de
eerste initiatieven vanuit de dierenartsengroep waren voortgekomen.

Deze actie van de KNMvD heeft de mogelijkheid in zich om tot een soort van standaard te gaan fungeren

voor de varkenshouderij in de 21^ eeuw. Het dier centraal stellen.

Een dergelijke standaard kan ook voor andere diersoorten worden opgesteld.

Namens de Hoofdredactie, G.H. Wentink.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 40-

ERVARINGEN VAN EEN HERKEURINGSDIERENARTS I

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122: 396-401

M.P. Smif

SAMENVATTING

Herkeuring is gebaseerd op artikel 13 van de
Vleeskeuringswet. In de jurisprudentie is aangegeven
dat herkeuring opnieuw keuren betekent. In dit artikel
worden de ervaringen beschreven die zijn opgedaan met
de herkeuringen van 94 slachtdieren conform de vige-
rende wettelijke voorschriften en werkinstructies. In
45% van deze gevallen bestonden bij de herkeuringsdie-
renarts bedenkingen tegen de genomen keuringsbeslis-
sing of de gebruikte artikelen uit het keuringsregulatief
bij de eerste keuring. Wijzigingen van de eerste keu-
ringsbeslissing vonden plaats bij positieve onderzoeken
op bacteriegroeiremmende stoffen, positieve bacteriolo-
gische onderzoeken, abnormale consistentie en cysticer-
cose.

Geconcludeerd wordt dat alle gebruikelijke onderzoeken
bij de eerste keuring omwille van de uniformiteit conse-
quent conform het Onderzoekingsregulatief behoren te
worden uitgevoerd en dat alle redenen van afkeuring die-
nen te worden vermeld. Bovendien zouden alle herkeu-
ringsdierenartsen moeten worden geïnformeerd over ge-
nomen herkeuringsbeslissingen en bij herkeuringen
aangetroffen omissies.

In een tweede artikel zullen een aantal bijzondere her-
keuringen nader worden besproken.

SUMMARY

Experiences of a veterinary meat inspector I

Re-inspection of animals for slaughter is based on article 13 of the Meat
Inspection Act. under which re-inspection is defined as a new inspection.
This article describes the re-inspection of 94 animals for slaughter accor-
ding to existing regulations and instructions. In 45% of the ca.ses, the veteri-
nary meat in.spector had doubts about the decisions taken in the first inspec-
tion or about the grounds mentioned as reason for the decision to reject or
condemn the animal/carcass. The verdict of the first inspection was chan-
ged when there were positive results for tests for agents that slow bacterial
growth, positive results for tests for bacteria, abnormal consistency, and
cysticercosis. It was concluded thai, in the interests of uniformity all the in-
vestigations stipulated in the Inspection Regulations should be carried out
during the first inspection and that all reasons for condemning an
animal/carcass should be given. In addition, all veterinary meat in.spectors
involved should he told the outcome of the second inspection and of any om-
issions discovered during this inspection.

INLEIDING

Krachtens artikel 13 van de Vleeskeuringswet (5) heeft de
eigenaar van het vlees, dan wel degene die terzake in diens
rechten treedt, het recht, indien hij zich met de keuringsbe-
slissing niet kan verenigen, herkeuring te vorderen op kos-
ten van ongelijk. Herkeuring moet binnen een vastgestelde
termijn worden aangevraagd (artikel 51 Vleeskeurings-
besluit, Vleeskeuringswet) en het herkeuringstarief moet bij

\' Dierenarts. Correspondentie-adres: Verweylaan 22. 9752 GM Haren.

vooruitbetaling worden voldaan. Hierbij fungeert de slacht-
huisexploitant veelal als intermedium tussen de veehouder
en de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV)
(3).

Naar het oordeel van de Afdeling Rechtspraak van de Raad
van State valt niet in te zien dat aan het in artikel 13 van de
Vleeskeuringswet voorkomende begrip \'herkeuring\' een
andere betekenis dient te worden toegekend dan de beteke-
nis die daaraan in het algemeen spraakgebruik toekomt:
\'opnieuw keuren\' (8). Deze uitspraak, gedaan op 8 juni
1982, brengt met zich mede, dat het onderzoek bij herkeu-
ring op gelijke wijze dient plaats te vinden als het onderzoek
bij de keuring in eerste instantie, waarbij met name het be-
paalde in het Onderzoekingsregulatief (Vleeskeuringswet)
in acht dient te worden genomen. Een onderzoek dat niet
meer inhoudt dan een toetsing van de gang van zaken bij de
eerste keuring, kan naar het oordeel van de Raad niet wor-
den beschouwd als zijnde een herkeuring in de zin van arti-
kel 13 van de Vleeskeuringswet. Bij herkeuring kan de keu-
ring vóór het slachten echter niet meer worden overgedaan.

Aan de herkeuringsdierenartsen zijn eisen gesteld inzake
deskundigheid en onafhankelijkheid (8). Zij worden aange-
zocht in overleg met de betreffende regionale veterinaire in-
specteur van de volksgezondheid, die tevens het toezicht op
het verloop van de herkeuring uitoefent. Naast de door de
RVV aangezochte herkeuringsdierenarts kan ook belang-
hebbende, eveneens in overleg met de inspecteur, een her-
keuringsdierenarts aanwijzen, die bereid is de herkeuring te
verrichten (artikel 51 Vleeskeuringsbesluit).

De herkeuringsdierenarts moet kritisch, wetenschappelijk
onderlegd en integer zijn, ervaring hebben op alle relevante
terreinen en volstrekt onafhankelijk zijn jegens de belangen
van de eigenaar van het slachtdier en die van de keurings-
dienst. De herkeuringsdierenarts kan onder andere het on-
derzoek bij eerste keuring geheel of gedeeltelijk herhalen of
aanvullend onderzoek laten verrichten, materialen voor on-
derzoek meenemen, inzage vorderen in relevante bewijs-
stukken en ter zake personen horen.

De herkeuringsdierenarts dient met name na te gaan of het
eerste onderzoek conform het Onderzoekingsregulatief is
uitgevoerd en de keuringsbeslissing conform het
Keuringsregulatief (Vleeskeuringswet) is genomen. In dit
artikel worden de ervaringen beschreven die zijn opgedaan
met de herkeuringen van 94 slachtdieren.

MATERIAAL EN METHODEN

Gedurende de periode I januari 1991 tot 1 augustus 1994
werden herkeuringen verricht op 94 slachtdieren in de pro-
vincies Groningen en Drenthe (36), Friesland (26),
Overijssel (26) en elders (6). leder slachtdier, waarvoor her-
keuring was aangevraagd, werd beschouwd als een afzon-
derlijke eenheid, ook al werden verschillende dieren gelijk-
tijdig ter herkeuring aangeboden. Alle 94 dieren (75

-ocr page 41-

runderen, zes kalveren, 11 varkens en twee paarden) waren
bij eerste keuring afgekeurd.

De herkeuringsonderzoeken werden uitgevoerd conform het
Onderzoekingsregulatief (OR) en de herkeuringsbeslissin-
gen werden genomen conform het Keuringsregulatief (KR).
Per 1 januari 1994 werd de tekst van beide regulatieven aan-
gepast aan de EG-regelgeving (Besluit produktie en handel
vers vlees van 7 december 1993; OR 1994 en KR 1994) (6).
Het vereiste laboratorium-onderzoek werd uitgevoerd in een
laboratorium van een andere RVV-kring dan die behorende
tot de RVV-kring waarin de eerste keuring had plaatsgevon-
den. Onderzoek op hormonen en bèta-agonisten werd ver-
richt door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM).

Indien op verzoek van belanghebbende een tweede herkeu-
ringsdierenarts was aangewezen, werd tevens een deelmon-

Ster onderzocht door het Rijks-kwaliteitsinstituut voor Land-
en Tuinbouwprodukten (RIKILT-DLO). Enkele keren wer-
den materialen onderzocht in laboratoria van de
Gezondheidsdienst voor Dieren en het DLO-Instituut voor
Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO).

Bij de herkeuringen werd gebruik gemaakt van de instructie
\'Herkeuring van geslachte dieren\' (8) van de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees (RVV). Bij de controle op
de juiste categorie-indeling van de ter herkeuring aangebo-
den slachtdieren werd de RVV-instructie \'Selectie slachtdie-
ren bij de keuring vóór het slachten\' (9) gebruikt.
Voor de rapportage werd per slachtdier een standaardformu-
lier gebruikt. Op dit herkeuringsrapport waren de gegevens
van de eerste keuring door de betreffende keuringsdierenarts
ingevuld. Daarnaast werden aangetroffen belangrijke omis-
sies schriftelijk ter kennis gebracht van de onderhavige
RVV-kringdirecteur.

Tabel 1 Resultaten van de herkeuringen van 94 geslachte dieren.

Onderwerp

Dier-

Aan-

Herkeuringsbeslissing

Herkeu-

soort

tal

nng

AFK\'

VGT2

VG3

GGK"

gestaakt

AB-test5

Rund
Kalf
Varken
Paard

23
1
7
1

20
1
6
1

1
1

1

1

AB-test5

Kalf

2

2

-

-

-

(0,5%-regeling)^

Varken

2

2

-

-

-

AB-test5

Rund

4

4

-

-

-

(ingesneden nieren)

Varken

2

2

-

-

-

BO\'\'(codeA)»

Rund

14

11

-

3

-

(codeB)\'

Rund

1

-

1

-

-

(codeM)lo

Rund

12

6

3

3

-

Abcessen milt

Rund

1

1

-

-

-

Cysticercose

Rund

1

-

-

-

-

Sarcosporidiose

Rund

1

1

-

-

-

Abnormale consis-

Rund

7

5

1

1

-

tentie

Abnormale kleur

Rund

1

1

-

-

-

Hydrops

Paard

1

1

-

-

-

Chloortestosteron-

Rund

1

1

-

-

-

acetaat

Clenbuterol

Rund

2

2

-

-

-

Salbutamol

Kalf

3

3

-

-

-

Speciale noodslachting

Rund

3

3

-

-

-

Botulisme

Rund

4

4

-

-

-

Totaal

94

77

7

1

8

1

Verklaring van de afkortingen:

AFK : afgekeurd

VGT 1 verkoop in het klein onder toezicht (vrijbank) (vóór 1994)

VG : voorwaardelijk goedgekeurd (vriezen)

GOK : goedgekeurd

AB-test : onderzoek op bacterieremmende stoffen

0,5%-regeling : screening 0,5% van de slachtdieren

BO : bacteriologisch onderzoek

* CodeA : Actinomyces (voorheen Corynebacterium) pyogenes

\' CodeB : hemolytische streptococcen

\'ö CodeM : aspecifieke bacteriën (> 10 kolonie vormende eenheden)

-ocr page 42-

RESULTATEN

1. Wijziging keuringsbeslissing en wijziging reden van af-
keuring

Van de 94 bij eerste keuring afgekeurde slachtdieren werden
77 dieren (82%) bij herkeuring eveneens afgekeurd en de-
finitief ter destructie bestemd krachtens de Destructiewet
(5). In één geval werd de herkeuring gestaakt wegens ontbre-
ken van het karkas met organen en losse delen.
Voor 16 die-
ren werd bij herkeuring een andere keuringsbeslissing geno-
men; zeven keer verkoop in het klein onder toezicht (VGT),
één keer voorwaardelijk goedgekeurd (vriezen) (VG) en acht
keer goedgekeurd (GGK). Dit betekent, dat in 18% van de
gevallen een andere beslissing dan afkeuren werd genomen.
De resultaten staan vermeld in tabel 1.

Daarnaast moest in 25 gevallen de reden van afkeuring wor-
den gewijzigd of aangevuld bij herkeuring, en wel vanwege
een niet sluitende identificatie (6x), een onjuiste reden van
afkeuring (lx), het gebruik van onjuiste artikelen uit het keu-
ringsregulatief (llx) en een tweede reden van afkeuring
(7x). Een overzicht van deze wijzigingen is in tabel 2 gege-
ven.

Resumerend kan worden geconcludeerd, dat in circa 45%
van de gevallen min of meer ernstige bedenkingen bestonden
tegen de genomen keuringsbeslissing of de gebruikte artike-
len uit het keuringsregulatief bij eerste keuring.

2. Discutabele categorie-indeling

Bij tenminste 20% van de ter herkeuring aangeboden slacht-
dieren bestonden bedenkingen tegen de toegepaste catego-
rie-indeling. Varkens met ontstoken staarten en runderen
met een ontstoken bil of een artritis behoren niet te worden
ingedeeld in categorie 1 (geen afwijkingen) of 2 (geringe lo-
kale afwijkingen), maar in categorie 3 (lokale afwijkingen
met risico van bezoedeling van de slachtlijn). Evenzo is de
indeling van een kreupel en vermagerd rund in categorie 1
onjuist. Een door ammoniakvergiftiging gestorven dier be-
hoorde niet te worden ondergebracht in categorie 5 (onge-
val). Van botulisme verdachte runderen moeten niet worden
geplaatst in categorie 3 maar in categorie 4 (zieke of van
ziekte verdachte dieren).

3. Andere omissies

Voorts werden tijdens de herkeuringen de volgende tekort-
komingen vastgesteld.

a. Het gedeelte van het herkeuringsformulier inzake de eer-
ste keuring was soms onvolledig ingevuld. Vaak werden
niet alle pathologische afwijkingen vermeld. Een endocar-
ditis werd bijvoorbeeld wel genoemd maar zonder mel-
ding te maken van begeleidende septische verschijnselen.

b.Bij controle van de keuring na het slachten bleken de
kauwspieren van een rund slechts aan één zijde te zijn in-
gesneden. Van een paard was het hoofd niet overlangs
middendoor gespleten en de tong niet losgesneden.
Tweemaal bleek het karkas van een rund bij de aanvang
van de herkeuring reeds te zijn \'afgestoken\', waarbij de
vier delen in één geval in een vuile bottenkar werden aan-
getroffen.

Dikwijls waren organen en karkasdelen met pathologische
afwijkingen reeds ter destructie afgevoerd, waardoor een
volledig herkeuringsonderzoek werd belemmerd. In var-
kensslachterijen kwam dit euvel vaak structureel voor. De

Eerste keuring

Afkeuring wegens
1 xBO positief\'
1 xABpositieP
4 X Botulisme

1 X AB positief

Afkeuring wegens
1 X Sarcosporidiose
(art. 5b KR 1994)

X BO positief (code M

(art. 2, lid la KR)

X Abn. consistentie

(art. 19, lid 1 :VGT5en
an. 25 KR : VGT niet
wenselijk, dan VG (ster.)\',
maar VG betekent in de
praktijk : afkeuren;
redenering via omweg)

1 X Abn. geur, kleur, consis-

tentie (art. 4, lid 1 KR:
gestorven slachtdier; geen
pH^ en K/B proef* vermeld)

X Diep ingesneden nieren;

geen uitslag AB-test
(nier niet te onderzoeken
door ontbreken pré-urine:
art. 4. lid la KR 1994)
4 X Diep ingesneden nieren;
geen uitslag AB èn BO
(nier niet te onderzoeken
door ontbreken pré-urine:
art. 4, lid la KR 1994)

AfTceviring wgggns

1 X groen buikvlies (te laat

verwijderen maag/darmen)
1
X AB-test positief
1 X positief BO
1
X positief BO (code A)3
3
X Salbutamol positief
(art. 2, lid 6 KR)

Herkeuring

6 X Identificatie niet sluitend
art. 12, lid 1,KR\'
art. 12, lid l,KR(ABneg.)
art. 4, lid la, KR 19941"

I X Andere reden van afkeuring
abn. consistentie (AB neg.)

11 X Onjuiste artikelen gebruikt
moest zijn:
art. 5, lid 2 KR 1994
moest zijn:
art. 2, lid IbKR

beter is:

art. 6, lid I KR (andere
ernstige algemene afwijkingen
in spier-, vet- en/of bind-
weefsel)

art. 6, lid I KR en
art. 3, lid 1 KR
(abn. geur)

ontbreken diepvries
papierschijQes voor de
AB-test:

art. 4, lid la KR 1994.
Afkeuring wegens:
1
X pos. BO(art. 13,lid 1)
3
X path. anat. afwijkingen
(art. 3, sub h en f; art. 7,
lid 2; art. 11, KR 1994)

géven tot hét instellen van een onderzóek naar bactérie-

Verklaring van de afkortingen:

BO : bacteriologisch onderzoek

AB-test : onderzoek op bacteriegroeiremmende stoffen

BO code A : Actinomyces (voorheen Corynebacterium) pyogenes

BO code M : aspecifieke bacteriën (>10 kolonievormende eenheden

VGT : verkoop in het klein onder toezicht (vrijbank) (vóór 1994)

VG : voorwaardelijk goedgekeurd (sterilisatie)

pH : zuurgraad van het spierweefsel

8 KyB proef : kook- en braadproef

\' KR : keuringsregulatief vóór I januari 1994

\'O KR 1994 : keuringsregulatief na I januari 1994

7 X Tweede reden van afkeuring
èn kookproef positief

èn abn. consistentie
èn abn. consistentie
positief BO (code A M)
èn verboden stof aangetoond
(art. 2a KR)

\'karkasnier\', die kan worden gebruikt bij de controle van
de identificatie, was in 17% van de gevallen afwezig.
Soms waren onvoldoende maatregelen getroffen om te
voorkometi dat karkassen met bijbehorende organen tij-
dens de herkeuringsprocedure door onbevoegden zouden
worden ingesneden, waardoor een correcte herkeuring zou
kunnen worden belemmerd. Eenmaal waren bijvoorbeeld
in een van Cysticercose verdacht karkas door een belang-
hebbende diepe insnijdingen gemaakt.
Meer dan veertig keer was er bij de eerste keuring niet ge-
zocht naar injectieplaatsen, die aanleiding hadden kunnen

Tabel 2 Wijzigingen van de redenen van aficeuring bij herkeuring.

-ocr page 43-

I IJ^I*"

geven tot het instellen van een onderzoek naar bacterie-
groeiremmende stoffen, hormonen of bèta-agonisten. In
ongeveer de helft van de gevallen werd bij de eerste keu-
ring geen melding gemaakt van pH (zuurgraad)-bepalin-
gen en/of kook- en braadproeven. Deze omissie veroor-
zaakte in drie gevallen bij herkeuring een tweede reden
van afkeuring. Inmiddels zijn de pH-bepaling en de kook-
en braadproef niet meer vereist en bestaat de keuringsbe-
slissing VGT niet meer.

In één geval werd inzage van relevante correspondentie
geweigerd.

c. Aanvankelijk werd in de laboratoria soms moeizaam me-
dewerking verkregen bij de afgifte van relevante materia-
len. Tweemaal was de iaboratoriumnier\' (de na onder-
zoek in het laboratorium bewaarde nier) bij een positief
onderzoek op bacteriegroeiremmende stoffen (AB-test)
niet meer beschikbaar voor vergelijking met de \'karkas-
nier\' (de in het karkas achtergebleven nier). Bij een posi-
tief bacteriologisch onderzoek (BO) en een negatieve AB-
test was de \'laboratoriumnier\' vanwege ruimtegebrek
structureel afwezig. Ook de gebruikte voedingsbodems
waren niet steeds meer voor controle beschikbaar.
Op de RVV Kringlaboratoria is inmiddels een kwaliteits-
systeem ingevoerd dat binnenkort zal leiden tot accredita-
tie door de Raad van Accreditatie.

4. Uitslagen van AB-testen

In tabel 3 is een overzicht gegeven van de aantallen herkeu-
ringen vanwege een positieve AB-test (36x) en een positief
BO (27x). Opvallend was het relatief grote aantal herkeurin-
gen wegens een positieve AB-test in de provincie Friesland.
Daarentegen werd in de provincie Overijssel vooral herkeu-
ring aangevraagd wegens afkeuring inzake een positief ver-
lopend BO. In twee gevallen werd de positieve AB-test bij
herkeuring niet herhaald wegens een niet sluitende identifi-
catie respectievelijk omdat het gehele karkas niet meer aan-
wezig was. In 74% van de resterende 34 gevallen met een po-
sitieve AB-test werd bij herkeuring een kleinere remzone
gevonden dan bij de eerste keuring. Soms daalde de concen-
tratie aan bacteriegroeiremmende stoffen aanmerkelijk,
waardoor bij herkeuring in vier gevallen een remzone werd
gevonden, die kleiner was dan de wettelijk aangegeven
grenswaarde van 20 mm. Hierdoor moest de eerste keurings-
bcslissing in drie gevallen worden gewijzigd, terwijl in één
geval bij herkeuring ook een abnormale consistentie werd
aangetroffen waardoor het slachtdier om die reden afgekeurd
bleef Door veehouders en praktiserende dierenartsen wer-
den ten onrechte allerlei toegediende medicamenten als ver-
moedelijke oorzaak van een positieve AB-test genoemd, zo-
als onder andere oxytocine, bloedstollende-, verdovende- en
spierverslappende middelen, maar ook bacteriegroeirem-

Tabel 3 Geografische verspreiding van de herkeuringen inzake posi-
tieve AB-testen en positieve BQ\'s

Provincie

Aantal AB
-testen\'

Aantal BO\'s^

Drenthe/Groningen

12

13

Overijssel

3

13

Friesland

19

1

Overige

2

-

Verklaring van de afkortingen:

\' AB-test : onderzoek op bacteriegroeiremmende stoffen
2 BO : bacteriologisch onderzoek

mende geneesmiddelen, zoals sulfapreparaten bij \'kleipo-
ten\', ampicilline in een castratiewond en Oxytetracycline in
de uterus. Een vaak gevonden oorzaak van een positieve AB-
test betrof de door de veehouder te kort aangehouden wacht-
termijn of een door de fabrikant te kort geadviseerde wacht-
termijn. Deze laatstgenoemde bevindingen bevestigen de
door Plate (7) uit een uitvoeriger onderzoek getrokken con-
clusies.

Tabel 4 Resultaten van de herkeuringen van 27 slachtdieren met een
positief bacteriologisch onderzoek

Code

Eerste keuring

Herkeuring

Kve\'

Aantal

>10\'kve

<10\'kve

Geen bacteriën
geïsoleerd

A2

< 10
> 10

8
6

2
5

3
1

3

B\'

< 10
> 10

1

-

-

1

M\'»

>10

12

6

4

2

Verklaring van de afkortingen:
\' kve : kolonievormende eenheid

2 Code A : Acünomyces (voorheen Corynebacterium) pyogenes

3 Code B : hemolytische Streptococcen

Code M : aspecifieke bacteriën (> IO kolonievormende eenheden)

5. Uitslagen van BO \'s

In tabel 4 is een overzicht gegeven van de resultaten van het
BO van 27 slachtdieren. Conform het KR was het BO bij eer-
ste keuring in 15 gevallen positief wegens groei van één of
meer kolonies van specifieke bacteriën (dit zijn bacteriesoor-
ten die in het OR zijn genoemd) en in 12 gevallen omdat
meer dan negen kolonies van aspecifieke bacteriën op de
bloedplaten werden geteld. Bij herkeuring had het BO in to-
taal tien gevallen (37%) een negatief resultaat, waardoor de
oorspronkelijke keuringsbeslissing moest worden gewij-
zigd.

In de 15 gevallen van specifieke bacteriën in casu
Actinomyces (voorheen Corynebacterium) pyogenes en he-
molytische Streptococcen zouden de onverwachte uitslagen
bij herkeuring kunnen worden verklaard uit de aanwezigheid
van microkolonies in de miltpulpa, die bij de monstemame
niet of juist wel werden meegenomen. Soms werd het pri-
maire ontstekingsproces niet gevonden, mede omdat rele-
vante onderdelen van het karkas reeds waren verwijderd.
In zes van de 12 gevallen van aspecifieke bacteriën verliep
bij herkeuring het BO conform het KR negatief: in vier ge-
vallen werden minder dan fien kolonies geteld en in twee ge-
vallen waren de bloedplaten geheel negatief Nader onder-
zoek wees uit, dat het oppervlak van de milten conform het
OR in het herkeuringslaboratorium intensiever werd ge-
schroeid dan in het laboratorium van de eerste keuring.
Hieruit kan het grote aantal negatieve uitslagen bij herkeu-
ring worden verklaard. De invloed van de wijze van
schroeien op de uitslag van het BO werd door Smit (10)
reeds in 1988 aangegeven. In de overige zes gevallen van
aspecifieke bacteriën op de bloedplaten bij eerste keuring
waren de milten bij herkeuring beschadigd (3x), bezoedeld
(2x) of bedorven (lx). Bij dergelijke milten is het risico van
een positief BO niet uitgesloten, zoals door Smit (10) experi-
menteel werd vastgesteld.

DISCUSSIE

Wijzigingen van de eerste keuringsbeslissing vonden bij de

-ocr page 44-

onderhavige herkeuringen plaats bij positieve AB-testen,
positieve BO\'s, abnormale consistentie en
Cysticercose (ta-
bel 1).

Bij vier van de 34 positieve AB-testen (12%) was de diame-
ter van de remzone bij herkeuring kleiner dan de grens-
waarde van 20 mm. Oechies^ kreeg bij een overeenkomstig
onderzoek soortgelijke resultaten. Met de mogelijkheid van
een negatieve AB-test bij herkeuring moet derhalve rekening
worden gehouden. In dergelijke gevallen werd aan de eige-
naar medegedeeld dat het onderzoek bij herkeuring volgens
de letter van de wet negatief was verlopen, maar dat wel bac-
teriegroeiremmende stoffen in het slachtdier waren aange-
toond. Bij tien van de 27 positieve BO\'s (37%) verliep het
onderzoek bij herkeuring conform het KR negatief (tabel 4).
Oechies^ kreeg bij een overeenkomstig onderzoek soortge-
lijke resultaten. Het grote aantal negatieve uitslagen bij code
M (aspecifieke bacteriën) is alarmerend. Van de andere kant
wordt door beschadiging, bezoedeling of bederf van milten
het risico van een positief BO verhoogd (10). Mede ter be-
scherming van de belangen van de eigenaren van de slacht-
dieren dienen de milten tijdens slachten, bewaren en trans-
port met zorg te worden behandeld. Het schroeien van het
oppervlak van de milten in de laboratoria moet zo uniform
mogelijk geschieden, teneinde het risico van verschillende
uitslagen bij eerste keuring en herkeuring te minimaliseren.
Ook bij specifieke bacteriën is de kans op een negatief BO
bij herkeuring niet uitgesloten (tabel 4). Terwille van de uni-
formiteit werd aanbevolen om het BO bij een reincultuur van
Actinomyces pyogenes slechts positief te verklaren, indien
meer dan negen kolonies op de bloedplaat worden geteld^.
Uit tabel 4 blijkt echter, dat in twee van de acht gevallen met
minder dan 10 kolonies van specifieke bacteriën bij de eerste
keuring, bij herkeuring meer dan tien kolonies op de bloed-
plaat aanwezig waren. Het bedoelde voorstel kan de ge-
wen.ste uniformiteit wellicht verbeteren doch niet volledig
verzekeren.

Bij twee van de zeven wegens een abnormale consistentie af-
gekeurde slachtdieren werd de keuringsbeslissing gewijzigd.
In beide gevallen was bij de eerste keuring geen pH-meting
verricht en de kook- en braadprocf was niet uitgevoerd.
Gelet op de resultaten van het visuele onderzoek en de pH-
metingen kon de abnormale consistentie bij deze beide her-
keuringen niet worden bevestigd. In één van deze twee ge-
vallen waren tevens een afwijkende kleur van het vlees en
een in geringe mate groenkleurig buikvlies vastgesteld. Het
vlees was echter gemarmerd (doorregen met vet) en de iets
groene kleur van het buikvlies bleek te worden veroorzaakt
door kleine mestpartikeltjes.

De beoordeling van de consistentie is subjectief, waardoor
over hetzelfde slachtdier door verschillende keuringsdieren-
artsen verschillende keuringsbeslissingen kunnen worden
genomen. De verschillende meningen vormen een bron van
voortdurende discussie"*.

In het geval van Cysticercose werd een rund bij eerste keu-
ring afgekeurd op grond van talrijke (dode) vinnen op de
voorkeursplaatsen (kop, hart, middenrif), zonder uitgebreid
onderzoek (losmaken en insnijden van spieren van het kar-
kas en bezichtiging van de sneevlakten). Bij herkeuring wer-
den in de karkasspieren geen cysticerci aangetroffen.
Aangezien de uitspraak van beide herkeuringsdierenartsen

^ G. Oechies, RVVKringlaboraforium Olst:persoonlijke mededeling.
^ Drs. G.A. Lam. Veterinaire Hoofdinspectie van de Volksgezondheid Rijswijk: per-
soonlijke mededeling.
* Drs.J. Haverkort, RVV Kring Assen: persoonlijke mededeling.

eensluidend was, werd het slachtdier bij herkeuring - gelet
op artikel 51a, lid 3, Vleeskeuringsbesluit - goedgekeurd on-
der voorwaarde van invriezen (VG); organen en losse delen
bleven afgekeurd. Ook in geval van Cysticercose is meer uni-
formiteit bij de keuring gewenst.

Normering van het aantal cysticerci in verband met de keu-
ringsbeslissing is echter een lastige kwestie. Bij afkeuren is
voorzichtigheid geboden, omdat het euvel is te verhelpen
door het karkas in te vriezen.

De eerste keuring werd niet altijd uitgevoerd conform de -
overigens duidelijke - wettelijke voorschriften en werkin-
structies. Soms moest bij herkeuring worden besloten tot een
niet sluitend zijn van de identificatie van het geslachte dier
(artikel 12, lid 1, KR of artikel 4, lid la, KR 1994), die een
schaderegeling tot gevolg zou kunnen hebben. Ook een uit
juridisch of wetenschappelijk oogpunt onjuist gebruik van
artikelen uit het KR kan aanleiding geven tot schadeclaims.
De eigenaar van het vlees, die zich ook met de herkeurings-
beslissing niet kan verenigen, zou tenslotte in het kader van
de Algemene wet bestuursrecht (4) een bezwaar- of beroeps-
procedure kunnen indienen of instellen. In dit kader is het
correct indien bij ieder herkeuringsrapport een standaardpas-
sage inzake het indienen van een bezwaarschrift wordt ge-
voegd. Bij de onderhavige herkeuringen moest in acht geval-
len worden besloten tot een andere reden of een tweede
reden van afkeuring. Alle redenen van afkeuring moeten op
het herkeuringsrapport worden vermeld, teneinde te voorko-
men dat een slachtdier bij herkeuring om een andere reden
wordt afgekeurd dan bij de eerste keuring is aangegeven.
Daarom zullen alle relevante methoden van onderzoek con-
form het OR moeten worden overwogen. Van de gemaakte
fouten wordt 90% veroorzaakt op de werkplekken en 10% in
de laboratoria .

Verschillende slachtdieren waren bij de keuring vóór het
slachten ingedeeld in een voordeliger categorie dan volgens
de desbetreffende instructie (9) mogelijk was. De categorie-
indeling is gebaseerd op de gezondheidsstatus van het dier
bij de keuring vóór het slachten. Op grond hiervan wordt be-
paald in welke soort van slachterij een slachtdier moet wor-
den geslacht. Sinds 1 januari 1994 mogen gestorven slacht-
dieren niet meer worden geslacht (9). De indeling kon in
enkele gevallen - met name vóór de wetswijzigingen per 1
januari 1994 - ook invloed hebben op de (her)keuringsbeslis-
sing. Zo is ammoniakvergiftiging geen ongeval (categorie
5). Een aldus gestorven rund (categorie 7) kon derhalve niet
onvoorwaardelijk worden goedgekeurd. Overigens zijn de
bevindingen bij de keuring vóór het slachten - zoals gediag-
nostiseerde ziekteverschijnselen - bij herkeuring veelal
moeilijk te verifiëren. Anderzijds kunnen bepaalde ziekte-
verschijnselen soms pas bij de keuring na het slachten wor-
den vastgesteld, waardoor de aanvankelijke categorie-inde-
ling moet worden veranderd. Bijvoorbeeld moest ten
aanzien van een dood aangevoerd rund met een prolapsus
uteri (beschouwd als ongeval) en een fibrineuze pericarditis
(ziek dier) categorie 5 bij herkeuring worden gewijzigd in
categorie 7.

Herkeuren betekent opnieuw keuren (2), waarbij het onder-
zoek bij de herkeuring op gelijke wijze dient plaats te vinden
als het onderzoek bij de keuring na het slachten (8).
Herhaling van de keuring vóór het slachten is uiteraard niet
mogelijk. Herhaling van de keuring na het slachten was ech-

^ N.J.G. Broex, Rikilt-DLO: persoonlijke mededeling.

-ocr page 45-

ter vaak ook niet volledig mogelijk omdat bepaalde organen
en delen reeds ter destructie waren afgevoerd. Deze en an-
dere omissies werden door de herkeuringsdierenarts separaat
van het herkeuringsrapport ter kennis gebracht van de staf
van de desbetreffende RVV-kring ter bevordering van uni-
formiteit bij de keuring. Bovendien is het wenselijk dat her-
keuringsbeslissingen, die kunnen worden opgevat als be-
paalde vormen van \'jurisprudentie\', en andere bevindingen
bij herkeuringen ter kennis worden gebracht van alle herkeu-
ringsdierenartsen. Op deze wijze wordt - naast de bestaande
instructie - extra voldaan aan de reeds door Aukema en Ten
Hom (1) geuite verlangens om de uniformiteit bij de herkeu-
ring en de rechtszekerheid van zowel de eigenaar van het ge-
slachte dier als van de eerste keuringsdierenarts te bevorde-
ren.

Afwijzing van een verzoek van de herkeuringsdierenarts om
relevante materialen (bijvoorbeeld een milt) voor (aanvul-
lend) onderzoek mee te nemen is in strijd met de instructie
\'herkeuring van geslachte dieren\' (8) en belemmert de her-
keuringsdierenarts in de uitvoering van een onafhankelijk
onderzoek. Bovendien is een dergelijke weigering door een
functionaris van de RVV juridisch onjuist, omdat deze dienst
partij is in het aangespannen geding. Pas wanneer de herkeu-
ringsbeslissing is genomen kan de herkeuringsdierenarts
door de bevoegde autoriteit zo nodig ter verantwoording
worden geroepen.

De grote diversiteit van onderwerpen maakte van de herkeu-
ring van geslachte dieren een boeiende aangelegenheid. In
het tweede artikel zullen enkele bijzondere herkeuringen na-
der worden besproken.

«j

LITERATUUR

1. Aukema JJ en Hom Li ten. Herkeuring in verband met de vleeskeuring.
Tijdschr Diergeneeskd 1976; 101 (15): 859-62.

2. Dale JH van. Groot woordenboek der Nederlandse taal. Van Dale
Lexicografie Utrecht, Antweipen. Twaalfde uitgave 1992.

3. Honning L. Keuren en herkeuren. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117
(17): 499-500.

4. Male RM van en Vroemen MMHJ. Algemene wet bestuursrecht.
Tekshiitgave 1993/1994. VUGAUitgeverij B.V., \'sGravenhage 1993.

5. Nederiandse Staatswetten, editie Schuurman en Jordens; 98 I
Vleeskeuringswet en Destructiewet deel 1, 19e dmk en 98 II
Uitvoeringsvoorschriften van de Vleeskeuringswet deel II, 20e druk.
Bewerkt door H. Verburg en R.J.M. Hendriksen. W.E.J. Tjeenk
Willink, Zwolle 1987.

6. Nederlandse Staatswetten, editie Schuurman en Jordens; 98 II Overige
regelgeving Vleeskeuringswet deel II, 21e druk. Bewerkt door J.H.G.
Goebbels en R.J.M. Hendriksen. W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1994.

7. Plate HM. De voorgeschiedenis van 16 slachtdieren waarvoor herkeu-
ring is aangevraagd in verband met een positieve Nederiandse niertest.
Veterinaire Inspectie van de Volksgezondheid Groningen, Friesland,
Drenthe en Overijssel. Rapport 9 december 1994.

8. Roodvlees Instructiebundel RVV. Herkeuring van geslachte dieren
(RB-04); II september 1991.

9. Roodvlees Instructiebundel RVV. Selectie slachtdieren bij de keuring
vóór het slachten (RB-05); 24 november 1993.

10. Smit MP. Bacteriologisch Onderzoek van verse, bewaarde, bescha-
digde en verontreinigde varkensmilten. Tijdschr Diergeneeskd 1988;
113 (7): 364-71.

AN ILLUSTRATED GUIDE TO VETERINARY CARE OF THE HORSE

Colin! Vogel. ISBN: 1-874545-03-0.

Dit 176 pagina\'s tellende boek is door een ervaren Engelse
paardenpracticus geschreven voor eigenaren en trainers,
maar lijkt ook nuttig voor studenten en dierenartsen die niet
dagelijks met paarden werken. In elf hoofdstukken wordt in
begrijpelijke taal een goed overzicht gegeven van de meest
voorkomende aandoeningen van het paard.

In de introductie worden verschillende groepen medicamen-
ten, het begrip \'off label use\' en verschillende diagnostische
technieken besproken. In het hoofdstuk \'first aid\' wordt uit-
gelegd hoe men een \'ziek\' paard kan onderkennen en wat
men wél en vooral wat men niet zelf moet doen. In het derde
hoofdstuk wordt de aankoopkeuring uitgebreid belicht. In de
volgende hoofdstukken komen de verschillende orgaansys-
temen aan bod, waarbij telkens begonnen wordt met de ana-
tomie en vervolgens de belangrijkste aandoeningen kort
worden besproken.

De tekst is voorzien van veel schematische tekeningen en
kleurenfoto\'s, die de geschreven tekst goed aanvullen en
waar nodig verduidelijken. De auteur heeft zich beperkt tot
het gebruik van plaatjes die echt \'to the point\' zijn en zich
niet laten verleiden er een \'rariteiten\' fotoboek van te maken
zoals dat hedentendage helaas regelmatig voorkomt.

Het boek beschrijft de verschillende ziektebeelden op cor-
recte wijze, ook naar de in Nederland heersende opvattingen,
al is er met name op enkele schematische \'beslisbomen\' hier
en daar wel wat kritiek te leveren. Wij vinden bijvoorbeeld
de lichaamstemperatuur geen belangrijke factor om verschil-
lende koliekoorzaken van elkaar te differentiëren.

Samenvattend mag gesteld worden dat dr. Vogel er in is ge-
slaagd op verantwoorde wijze de verschillende aandoenin-
gen zeer kort, maar toch duidelijk te beschrijven. Het boek is
voor de ervaren paardenman en de beginnende dierenarts bij-
zonder lezenswaardig en zal daarnaast vast een veel geraad-
pleegd naslagwerkje worden.

dr. M.M. Sloet van Oldruitenhorgh-Oosterhaan

-ocr page 46-

I i«-%ir

M.P. Smltl

ERVARINGEN VAN EEN HERKEURINGSDIERENARTS II

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 402-7

SAMENVATTING

Een aantal bijzondere herkeuringen wordt beschreven.
Deze gevallen staan successievelijk in verband met on-
derzoeken op bacteriegroeiremmende stoffen (Nieuwe
Nederlandse Niertest), tweevoudige reden van afkeuring,
onderzoek op hormonen en bèta-agonisten, ernstige ab-
cesvorming van de milt, ontbreken van het gehele kar-
kas, speciale noodslachtingen, diep ingesneden nieren en
botulisme. Er wordt gewezen op het belang van een in-
tensieve betrokkenheid van de keuringsdierenartsen bij
de afkeuring van slachtdieren.

SUMMARY

Experiences of a veterinary meat inspector II

A number of unusual or repeat inspections are described. These inspections
took place in relation to investigations for the presence of agents that slow
bacterial growth (New Netherlands Kidney Test), condemnation of the ani-
mal/carcass j\'or more than one reason, investigations to delect the presence
of hormones and fi-antagonists, severe abscesses in the spleen, abscence of
the entire carcass, special emergency slaughter, deep cuts in the kidney, and
botulism. Emphasis is placed on the importance of veterinary meat inspec-
tors being closely involved in the rejection or condemnation of animals for
slaughter.

INLEIDING

In een vorig artikel zijn de algemene ervaringen met de her-
keuringen van 94 slachtdieren in de periode 1 januari 1991
tot 1 augustus 1994 beschreven. Vooral in het laatste deel
van de onderzoeksperiode werden de te beoordelen proble-
men ingewikkelder. Enkele van deze gevallen stonden in
verband met de gewijzigde regelgeving per 1 januari 1994.
In dit artikel wordt een aantal bijzondere herkeuringen nader
besproken. Voor de toegepaste methoden van onderzoek en
de gebruikte afkortingen wordt verwezen naar het vorige ar-
tikel (9).

BIJZONDERE HERKEURINGEN

I. Visueel verschil tussen heide nieren (onderzoek op bacte-
riegroeiremmende stoffen)
Een sluitende identificatie werd in twijfel getrokken, omdat
er een aanzienlijk verschil in grootte en gewicht (>100 gram)
tussen \'karkasnier\' en \'laboratoriumnier\' werd vastgesteld.
Daarom werd ook een onderzoek op bacteriegroeiremmende
stoffen (AB-test door middel van de Nieuwe Nederlandse
Niertest) uitgevoerd op de \'karkasnier\' conform het Onder-
zoekingsregulatief (4). Omdat alle onderzoeken (van de \'la-
boratoriumnier\' bij de eerste keuring, de diepgevroren geïm-
pregneerde papierschijljes bij herkeuring en de \'karkasnier\')
positief verliepen (diameters van de remzones: 21 - 24 mm),
bleef het betreffende varken na herkeuring afgekeurd.
Uitslagen van het onderzoek van de \'karkasnier\' kunnen al-

\' Dierenarts. Correspondentie-adres: Ven\\eylaan 22, 9752 GM Haren.

leen bijdragen tot een sluitende identificatie (6). In dit geval
was de aanwezigheid van de \'karkasnier\' essentieel. Was
deze.afwezig geweest dan had het varken moeten worden af-
gekeurd krachtens artikel 12, lid 1 Keuringsregulatief (KR)
(4), vanwege het ontbreken van een relevant orgaan.

2. Verschillende batches sporensuspensie van Bacillus sub-
tilis
BGA in gebruik (AB-test)

Bij de herkeuring van een varken wegens een positieve AB-
test werd een groot verschil waargenomen tussen de gemeten
remzones bij de eerste keuring (23 - 25 mm) en bij herkeu-
ring (15-18 mm). Vastgesteld werd dat het laboratorium van
de eerste keuring gebruik maakte van een oude sporensus-
pensie
(Bacillus subtilis BGA), terwijl het herkeuringslabo-
ratorium was overgegaan op een nieuwe batch. De nieuwe
batch bleek bij nader onderzoek aanmerkelijk minder gevoe-
lig te zijn voor de sulfa-groep dan de oude batch. Daardoor
verliep het herkeuringsonderzoek waarschijnlijk negatief
Door deze omissie van vermoedelijk organisatorische aard
bij de distributie van de ingrediënten van de voedingsbo-
dems bestond er in dit opzicht geen uniformiteit tussen de la-
boratoria. In dit geval maakte de herkeuringsdierenarts ge-
bruik van zijn bevoegdheid om na te gaan of de laboratoria
een goede laboratoriumpraktijk (GLP) uitoefenen (6).
Inmiddels is op de RVV kringlaboratoria een kwaliteitssys-
teem ingevoerd dat binnenkort zal leiden tot accreditatie
door de Raad van Accreditatie.

3. Twee redenen van afkeuring bij de eerste keuring

Bij de post mortem keuring van een zeug verliepen het BO en
de AB-test beide positief Om verzekeringstechnische rede-
nen werd ten onrechte alleen herkeuring aangevraagd van de
AB-test. In het kader van een volledig onderzoek verzocht de
herkeuringsdierenarts hem - naast de materialen voor de AB-
test - ook de milt voor een BO ter beschikking te stellen. Door
de RVV kringdirecteur werd de afgifte van de milt gewei-
gerd. Bij de herkeuring veriiep de AB-test positief, zodat het
varken om deze reden afgekeurd werd. Was de AB-test bij
herkeuring echter negatief veriopen dan bleef het varken toch
afgekeurd vanwege het positieve BO bij de eerste keuring.
Uit deze herkeuring werden de volgende conclusies getrok-
ken:

a. Conform artikel 13 van de Vleeskeuringswet werd de
keuringsbeslissing aangevochten. Daarbij is de totale mo-
tivatie voor de keuringsbeslissing in het geding. In het on-
derhavige geval is er geen sprake van herkeuring en had er
in feite geen herkeuring moeten plaatsvinden.

b. De herkeuringsdierenarts beslist met inachtneming van
de wettelijke voorschriften welk (laboratorium) onder-
zoek moet plaatsvinden. Alle keuringsgegevens (ook die
van het laboratorium) dienen aan de herkeuringsdieren-
arts ter inzage gegeven te worden.

4. Herkeuring op hormonen

Bij een herkeuring op chloortestosteronacetaat werd door het
Centraal Laboratorium RVV (CLRVV) aanvankelijk gewei-
gerd aan de tweede herkeuringsdierenarts een deelmonster af

-ocr page 47-

te geven voor een parallel-onderzoek bij het RIKILT-DLO,
omdat verondersteld werd dat daarvoor opnieuw moest wor-
den betaald. Bovendien duurde het onderzoek in het RIVM
bijzonder lang, mede omdat de onderzoekmethode niet stan-
daard in dit herkeuringslaboratorium aanwezig was.
Uit deze herkeuring werd het volgende geconcludeerd:

a. De zorg voor de betaling van het herkeuringstarief ligt bij
de directeur van de kring waar de eerste keuring plaats-
vond.

b. Het herkeuringstarief is slechts één keer verschuldigd on-
geacht het feit of de herkeuring door één of twee dieren-
artsen wordt uitgevoerd en of deelmonsters op één of twee
laboratoria worden onderzocht. Er is slechts sprake van
één herkeuring.

c. De validatie van de onderzoekmethoden is de taak van
RIVM en RIKILT-DLO, zonder dat interventie van de
herkeuringsdierenarts(en) gevraagd wordt.

d. Bij een herkeuring volgend op afkeuring wegens het vast-
stellen van stoffen waarvan het gebruik verboden is, is het
belang van de eigenaar niet gediend met het dubbel uit-
voeren van het laboratoriumonderzoek. Immers, indien
de uitslagen van RIVM en RIKILT-DLO verschillen (de
ene negatief en de andere positief) zal één van de herkeu-
ringsdierenartsen ook tot afkeuring moeten besluiten en
wordt de oorspronkelijke afkeuringsbeslissing gehand-
haafd (artikel Sla, lid 2, Vleeskeuringsbesluit). Dit geldt
ook voor andere herkeuringen die door twee herkeurings-
dierenartsen worden verricht.

e. Het stellen van een termijn waarbinnen een onderzoek
van een herkeuringsmonster moet zijn afgerond is - ge-
zien de overbelasting van de betrokken laboratoria en de
complexiteit van het onderzoek - niet mogelijk.

5. Herkeuring op bèta-agonisten

Bij de keuring na het slachten van drie kalveren werd gecon-
stateerd dat de urineblazen geheel leeg en de prostaten totaal
versneden waren. Daarom werden de levers gebruikt voor
chemisch onderzoek op bèta-agonisten. Zowel bij de eerste
keuring als bij herkeuring veriiep dit onderzoek positief op
salbutamol. Tijdens de herkeuring stond ter discussie of de
vervanging van het substraat urine door lever in het onderha-
vige geval wettelijk was toegestaan. Krachtens de
\'Verordening stoffen met sympathico-mimetische werking
1991\' van het Productschap voor Vee en Vlees was de toe-
diening van stoffen van bèta-agonistische aard echter verbo-
den. Aantoning van salbutamol in de levers van de kalveren
betekende, dat een verboden stof was toegediend (artikel
31 a, OR). Langs deze weg zou afkeuren op grond van artikel
2a KR (4) in overweging kunnen worden genomen.
Tenslotte werden de kalveren afgekeurd op grond van de ar-
tikelen 2, lid 6 en 2a KR (4).

Als gevolg van herhaaldelijk overpakken en opnieuw verze-
gelen was iedere lever tenslotte voorzien van zeven verschil-
lende nummers. Hierdoor werd de controle op de juiste iden-
tificatie in belangrijke mate bemoeilijkt. Tevens werd de
herkeuringsdierenarts inzage in relevante correspondentie -
die in verband zou staan met de identificatie - geweigerd.
Hiermede werd in strijd met de geest van de instructie
\'Herkeuring van geslachte dieren\' (6) gehandeld. Voorts
werden de uitslagen van het chemisch herkeuringsonderzoek
onnodig lang opgehouden, omdat het RIVM deze niet con-
form de genoemde instructie rechtstreeks toezond aan de
herkeuringsdierenarts op de door hem aangegeven wijze.

■ itf-^r"

6. Milt niet entbaar wegens ernstige abcesvorming

Bij de post mortem keuring van een stier werden een emstige
abcesvorming van het dikke deel van de gezwollen milt en
bleke gezwollen nieren met petechiën aangetroffen (sepsis-
verschijnselen). Hoewel de milt wel aanwezig was, werd de
stier afgekeurd krachtens artikel 12, lid 1, KR (ontbreken
van één of meer organen of delen). Daarop werd het oordeel
van de herkeuringsdierenarts gevraagd.

Gelet op de pathologische bevindingen moest het kiemvrij
zijn van het vlees in twijfel worden getrokken en diende BO
door middel van kweken plaats te vinden (artikel 31, lid 1,
OR) en wel uit het dikste deel van de milt (artikel 31, lid 6,
OR). Dit deel van de milt was echter volledig geabcedeerd,
zodat een lege artis onderzoek onmogelijk was. In strikte zin
was de toepassing van artikel 12, lid 1, KR discutabel, omdat
de milt wel aanwezig, doch niet entbaar was. Het niet entbaar
en dus niet beschikbaar zijn van de milt zou kunnen worden
uitgelegd als ontbreken van de milt. Met de nodige reserves
kon artikel 12, lid I, KR langs deze omweg worden gebruikt.
In het oude KR (4) was voor het onderhavige geval geen be-
tere voorziening aanwezig, daar artikel 18 KR (VGT bij ver-
schijnselen van sepsis in pathologische zin) niet in aanmer-
king kwam, aangezien daarbij het BO negatief moest zijn.
Het nieuwe KR (5) is te dezen duidelijker, omdat het vlees
van slachtdieren met een septicaemie krachtens artikel 4, lid
1, sub b, KR 1994 wel rechtstreeks kan worden afgekeurd.
Tevens werd door de dierenarts van de eerste keuring aan de
herkeuringsdierenarts de vraag voorgelegd welke functiona-
ris beslist of de milt wel of niet entbaar is. De herkeurings-
dierenarts antwoordde dat alleen de keuringsdierenarts be-
voegd is tot het nemen van een keuringsbeslissing en dat het
hoofd van het laboratorium verantwoordelijk is gesteld voor
het laboratoriumonderzoek. In verband met deze gescheiden
verantwoordelijkheden is overleg vooraf gewenst teneinde
competentieproblemen te voorkomen. Overigens moet niet
te snel worden besloten tot \'niet entbaar\' zijn van de milt, ge-
let op het arbitraire karakter van zo\'n beslissing. Vanwege
het thans ingevoerde kwaliteitssysteem op de kringlaborato-
ria beslist het hoofd kringlaboratorium of een aangeboden
milt geaccepteerd kan worden voor onderzoek.

7. Herkeuring gestaakt

Er werd herkeuring van een rund aangevraagd wegens een
positieve AB-test bij de eerste keuring. Na in ontvangst ne-
men van de formulieren met de betreffende keuringsgege-
vens bleek het karkas met bijbehorende organen en delen
reeds ter destructie te zijn afgevoerd. Alleen de \'laboratori-
umnier\' en de diepgevroren geïmpregneerde papierschijfjes
(laboratorium) waren aanwezig. (ï^ontrole van een sluitende
identificatie was niet mogelijk en de eigenlijke herkeuring
kon niet worden verricht. De herkeuringsbeslissing kon niet
worden gebaseerd op artikel 4, lid I, sub a, KR 1994 (5), om-
dat niet slechts één of meer relevante organen of vleesdelen
ontbraken maar omdat het gehele karkas afwezig was.
Deze gang van zaken was in strijd met de vigerende instruc-
tie \'Herkeuring van geslachte dieren\' (6) die onder andere
vermeldde dat de RVV, waar het slachtdier ter keuring is
aangeboden, er zoveel mogelijk op moet letten dat alle voor
de (her)keuring relevante delen en/of organen aanwezig zijn.
Bovendien werd gebruik gemaakt van een oud model her-
keuringsformulier waarop de gegevens van de ante mortem
keuring niet waren vermeld, terwijl de keuringsuitspraak
was gedateerd op 4 april 1994 (tweede Paasdag, RVV geslo-

-ocr page 48-

ten). Uit deze foutieve vermelding zouden onjuiste conclu-
sies kunnen worden getrokken met betrekking tot de termijn
binnen welke volgens artikel 51, lid 2, Vleeskeuringsbesluit
(4) herkeuring kan worden aangevraagd.

8. Speciale noodslachtingen

In artikel 5, lid 4, van het Besluit van 7 december 1993
(Productie en handel vers vlees) werd het begrip \'speciale
noodslachting\' geïntroduceerd (5). Hierbij wordt de keuring
vóór het doden buiten een slachthuis uitgevoerd door een
praktiserend dierenarts, die is geregistreerd krachtens de
Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (Nota
van toelichting bij genoemd besluit). De dierenarts moet op
een begeleidende verklaring onder andere aangeven of het
dier levend kan worden vervoerd naar een bijzondere slacht-
plaats. Afhankelijk van de aard van het ongeval of de ernst
van de lichamelijke en functionele stoornissen kan de dieren-
arts besluiten het dier ter plaatse na bedwelming door ver-
bloeding te (doen) doden (1).

Aangaande speciale noodslachtingen werden de volgende
herkeuringen verricht.

A. Een praktiserend dierenarts verwees een liggende koe
(verschijnselen van melkziekte) met een verklaring le-
vend naar de bijzondere slachtplaats. Omdat de koe tij-
dens het transport snel slechter werd besloot de chauffeur
het dier zonder bedwelming door verbloeding te doden.
Aldus kwam het rund dood en uitgebloed op de slacht-
plaats aan, alwaar het door de keuringsdierenarts zonder
nader onderzoek werd afgekeurd.

Het dier was niet op last van een dierenarts gedood, zodat
niet was voldaan aan de definitie van speciale noodslach-
ting (artikel 1, lid 1, sub s. Besluit productie en handel
vers vlees). Omdat het dier zonder voorafgaande bedwel-
ming was gedood was er bovendien niet voldaan aan arti-
kel 5, lid 4, van dit besluit. Volgens de letter van de wet
was aflieuring krachtens artikel 3, sub b, KR 1994 (5) der-
halve correct.

B. Tijdens een hevig onweer werden twee runderen door de
bliksem geraakt, waardoor paniek ontstond. Een toege-
snelde dierenarts trof de dieren in agonie aan. In deze pre-
caire situatie werden de runderen zonder officiële be-
dwelming in nood gedood. De dierenarts oordeelde, dat
schieten geen zin meer had omdat de koeien door de
\'stroomstoot\' reeds waren bedwelmd. Bij herkeuring
werd bij één rund een rode streep over de kop aangetrof-
fen. De dieren waren goed uitgebloed, in de koppen be-
vonden zich geen schietgaten, de longen waren reeds ter
destructie afgevoerd.

Er kan begrip voor worden opgebracht dat de praktiserend
dierenarts zich in de beschreven panieksituatie alle wette-
lijke bepalingen terzake niet volledig heeft gerealiseerd.
De herkeuringsdierenarts moest de gang van zaken echter
toetsen aan de wettelijke voorschriften. In dit geval waren
de runderen niet bedwelmd krachtens de artikelen 8 en 9
Vleeskeuringsbesluit. Hemelvuur is geen methode van
bedwelming. Derhalve was er niet voldaan aan de aan
speciale noodslachtingen gestelde voorwaarden krach-
tens artikel 5, lid 4, Besluit productie en handel vers vlees
(de dieren moeten na bedwelming gedood zijn). De run-
deren werden bij uitsluiting als gestorven slachtdieren be-
schouwd en werden daarom bij herkeuring eveneens af-
gekeurd krachtens artikel 3, sub b, KR 1994 (5).

Overigens bestond er een RVV-facsimilebericht waaruit
moest worden geconcludeerd dat aan in nood gedode,
maar niet bedwelmde slachtdieren de keuring niet kon
worden onthouden en dat waar dieren zonder bedwelming
werden geslacht, er sprake was van een overtreding.
Hoewel dit bericht aanleiding gaf tot verwarring werd er
door de beleidsinstanfies geen ruimte geboden voor ver-
bloeding zonder voorafgaande bedwelming, ook niet in
noodsituaties.

Op de beschikbaar gestelde formulieren \'Verklaring van
dierenarts voor speciale noodslachtingen\' moest onder
andere worden aangegeven, of het dier op de boerderij in
nood werd gedood en \'na behandeling\' goed was leegge-
bloed. De onderhavige prakticus ondertekende dus ook
niet expliciet dat de dieren op de juiste wijze waren be-
dwelmd. In een nieuwe versie van dit formulier werden
later de woorden \'na behandeling\' gewijzigd in \'na be-
dwelming\'. In vermoedelijke gevallen van valsheid in ge-
schrifte kan door de Algemene Inspectiedienst (AID) pro-
ces-verbaal worden opgemaakt. Als gevolg van de
genoemde verschrijving in de tekst van het formulier kon
daar echter in dit geval geen sprake van zijn.
Tenslotte werd de vraag gesteld of runderen na bliksemin-
slag altijd onmiddellijk dood zijn. Dergelijke dieren wor-
den veelal pas na enige tijd dood gevonden; hoe lang ze na
de inslag nog geleefd hebben is dan niet bekend.
Geraadpleegde deskundigen sloten de mogelijkheid ech-
ter niet uit, dat de twee runderen door het hemelvuur niet
in één klap dood waren. Een verklaring hiervoor kan zijn,
dat het hart in een toestand van fibrilleren komt, waarna
een collaps ontstaat en het dier in agonie geraakt. In dit
geval waren veehouder en dierenarts snel ter plekke. Bij
de keuring na het slachten werd geconstateerd dat beide
runderen goed waren uitgebloed. Dit wijst op een nog re-
delijke werking van het hart van beide runderen tijdens
het doden in nood.

Of een dier op het moment van bedwelmen reeds dood is
of nog leeft is overigens een kwestie die in dergelijke ge-
vallen steeds weer ter discussie staat. Ten tijde van deze
herkeuring was er echter (nog) geen algemeen aanvaarde,
wetenschappelijk verantwoorde onderzoekmethode ter
zake beschikbaar.

9. Diep ingesneden nieren

Geregeld werden nieren tijdens het slachtproces (bij het zo-
genaamde uitpeilen) tot in het nierbekken ingesneden. De
gangbare opvatting was dat hierdoor betrouwbaar uitvoeren
van de AB-test in het laboratorium onmogelijk wordt. Het
nierbekken wordt beschadigd, waardoor urine die nodig is
voor de AB-test verioren gaat. Hierdoor ontbreekt een deel
van het slachtdier dat onmisbaar is voor het voorgeschreven
onderzoek. Als gevolg van deze zienswijze stelden de kring-
laboratoria geen onderzoek meer in van nieren waarvan het
nierbekken was beschadigd. Tenslotte kregen de keurings-
dierenartsen de opdracht dergelijke slachtdieren af te keuren.
Het was echter niet duidelijk in hoeverre ten aanzien van dit
beleid consensus was verkregen met de betreffende keu-
ringsdierenartsen.

In dit kader werden de volgende herkeuringen verricht.

A. Een slachtbedrijf vroeg herkeuring aan van twee zeugen
die bij de eerste keuring krachtens artikel 4, lid 1, sub a,
KR 1994 (ontbreken van één of meer delen van het karkas
of de ingewanden) waren afgekeurd, omdat de nieren te

-ocr page 49-

diep waren ingesneden, \'waardoor de in het nierbeicken
aanwezige urine ontbrak\'. Bij de herkeuring door twee
herkeuringsdierenartsen bleek, dat de \'karkasnieren\' af-
wezig waren. Deze waren bij beide varkens kennelijk ver-
wijderd tijdens het uithakken van een wervelabces. De
\'laboratoriumnieren\' waren in het laboratorium niet on-
derzocht, waardoor geen diepgevroren geïmpregneerde
papierschijijes voor de herkeuringsdierenarts beschikbaar
waren. Bovendien waren de \'laboratoriumnieren\' - vóór
het verstrijken van de termijn waarbinnen herkeuring kan
worden aangevraagd - overgebracht naar de betreffende
werkplek, om aan het slachtbedrijf te worden getoond.
Hierdoor was de \'koelketen\' onderbroken. Alsnog uitvoe-
ren van de AB-testen op de \'laboratoriumnieren\' was niet
mogelijk, omdat deze niet lege artis waren bewaard en
omdat de maximale tijd van 72 uur tussen slachten en de
aanvang van het onderzoek (artikel 3, lid 5, OR 1994)
reeds was overschreden.

Voorts was het niet uitvoeren van de AB-test conform ar-
tikel 3, lid la, OR 1994 bij nieren met een aangesneden
nierbekken onjuist. Niet alleen omdat er daardoor geen
diepgevroren geïmpregneerde papierschijijes voor een
eventuele herkeuring beschikbaar waren, maar ook om
wetenschappelijke en juridische redenen. Het doel van de
AB-test is om te voorkomen, dat vlees in consumptie
wordt gebracht waarin de maximale residu toleranties
voor een groot aantal antibiotica worden overschreden.
Hiertoe wordt onderzoek van pré-urine gedaan. Pré-urine
is zowel niermerg- als nierbekkenvocht^. Zowel actieve
uitscheiding (tubulaire secretie), passieve filtratie als (ac-
tieve) terugre-sorptie van water bepalen de samenstelling
van pré-urine.

Het is dus een fundamentele, wetenschappelijke onjuist-
heid om pré-urine te beschouwen als een filtratieproduct
(verkregen via een passief proces) van bloed. Urine
(=blaasinhoud) wordt niet bij de AB-test gebruikt. De an-
tibioticum-concentraties in niermerg- en nierbekkenvocht
stemmen in hoge mate met elkaar overeen. Daarom is het
niet bezwaarlijk om bij nieren met een aangesneden nier-
bekken niermergonderzoek te verrichten^. De AB-test
van de diep ingesneden nieren was dus niet geheel onmo-
gelijk.

De twee zeugen werden door de beide herkeuringsdieren-
artsen eveneens afgekeurd krachtens artikel 4, lid 1, sub a
KR 1994. De eerste herkeuringsdierenarts refereerde bij
zijn uitspraak aan de argumentatie bij de eerste keurings-
beslissing (ontbreken van urine). De tweede herkeurings-
dierenarts keurde beide zeugen af op grond van het ont-
breken van diepgevroren geïmpregneerde papierschijQes,
gelet op de boven beschreven wetenschappelijke achter-
gronden. De redenen waarop de keuringsuitspraken van
beide herkeuringsdierenartsen waren gebaseerd verschil-
den derhalve principieel!

De AB-test is er niet voor bedoeld om slachttechnische
problemen (diep insnijden van nieren) af te straffen. Indien
structureel slachtdieren ter keuring worden aangeboden
die niet verkeren in de toestand zoals is beschreven in de
krachtens artikel 18, lid 1, sub d, Vleeskeuringswet vastge-
stelde voorschriften, dient de verbodsbepaling artikel 34,
sub c van de Vleeskeuringswet te worden toegepast^. In

\' Dr. J.F.M. Nouws. RIKILT-DLO: persoonlijke mededeling
^ Drs. B. Bruins Jzn.. Veterinaire inspectie \'Noord\';persoonlijke mededeling.

het vigerende Besluit productie en handel vers vlees (5) is
de toestand waarin het geslachte dier moet verkeren echter
minder exact beschreven dan in het per 1 januari 1994 ver-
vallen artikel 23 van het Vleeskeuringsbesluit (4). Het
laatstgenoemde artikel - waarin duidelijk was voorge-
schreven dat van het geslachte dier geen delen mogen zijn
verwijderd en dat organen en delen niet mogen zijn inge-
sneden - werd node gemist.

B. Een ander slachtbedrijf vroeg herkeuring aan van vier
runderen die bij de eerste keuring krachtens artikel 4, lid
1, sub a, KR 1994 (5) waren afgekeurd, eveneens omdat
de nieren te diep waren ingesneden. Bij de herkeuring
door twee herkeuringsdierenartsen bleek dat de \'laborato-
riumnieren\' in het laboratorium niet waren onderzocht,
waardoor geen diepgevroren geïmpregneerde papier-
schijQes voor de herkeuring beschikbaar waren. Tevens
waren geen BO\'s, pH-bepalingen en kook- en braadproe-
ven uitgevoerd. Alle vier runderen waren gerangschikt
onder categorie 1. Gelet op de pathologische bevindingen
(dikke bil; gonitis; abcessen; hydraemisch, vermagerd
karkas) bestonden twijfels over de juiste categorie-inde-
ling(7).

Voorts waren de bevindingen bij de post mortem keuring
summier geregistreerd (3x endocarditis; lx abcessen). Bij
afkeuringen dienen alle redenen van afkeuring vermeld te
worden (9).

Bij deze herkeuringen was de kern van het probleem in
principe gelijk aan die van de onder punt 9A beschreven
herkeuringen van twee zeugen. Bij de herkeuringen van
de vier runderen was er geen sprake van ontbrekende nie-
ren. Ook in deze gevallen werd aangetekend dat de voor
de AB-test benodigde pré-urine niet als onderdeel van het
karkas of de ingewanden is te beschouwen, en dat elke
nier tot in het nierbekken wordt geopend bij het doorsnij-
den van de ureter teneinde de nier uit het karkas te verwij-
deren. Bovendien mogen de nieren bij de uitvoering van
de keuring volgens het Besluit productie en handel vers
vlees (Hoofdstuk VIII, punt 41 h) worden ingesneden.
Tenslotte zal het bij rundemieren, die uit diverse renculi
bestaan, zelden voorkomen dat in het geheel geen nier-
bekkenvocht meer aanwezig is om de papierschijfjes bij
de AB-test te bevochtigen. Zoals onder punt 9A is aange-
geven kan in noodgevallen worden uitgeweken naar het
gebruik van niermergvocht.

Bij de vergelijking van de \'karkasnieren\' met de bijbeho-
rende \'laboratoriumnieren\' bleek dat in drie gevallen de
\'karkasnier\' minder beschadigd was dan de \'laboratori-
umnier\'. Omdat een optimale monstemame zeer belang-
rijk is, dient bij de eerste keuring steeds de meest gave
nier voor onderzoek te worden aangeboden. Vooral ook
omdat de dierenarts bij herkeuring geheel afhankelijk is
van de geïmpregneerde papierschijfjes die bij de eerste
keuring in diepvries zijn bewaard. Bij de beoordeling van
de geselecteerde nieren door het herkeuringslaboratorium
werd slechts één nier aangemerkt als \'te diep ingesne-
den\'! Bij herkeuring veriiepen de vier AB-testen met een
negatief resultaat. Deze uitslagen hadden echter weinig
waarde, omdat de wettelijk voorgeschreven termijn van
72 uur, waarbinnen het onderzoek moest zijn gestart, ruim
werd overschreden.

Tevens werden de vier milten bij de herkeuringen alsnog
bacteriologisch onderzocht. In één geval was dit BO posi-

-ocr page 50-

tief. Bij de eerste keuring hadden alle te verkrijgen labora-
torium uitslagen - zonodig met een bemerking ten aanzien
van de betrouwbaarheid - moeten worden doorgegeven
aan de keuringsdierenarts, zodat deze afgewogen keu-
ringsbeslissingen had kunnen nemen.
De uitspraken van beide herkeuringsdierenartsen waren
eensluidend. De vier runderen werden tenslotte afgekeurd
ingevolge het KR 1994 (5), respectievelijk op grond van
artikel 13, lid 1 (positief BO); artikelen 11 (endocarditis)
en 3, sub h (multipele abcessen); artikelen 11 (endocardi-
tis) en 3, sub f (cachectisch); artikelen 7, lid 2 (etterige
aandoening) en 3, sub f (cachectisch). De herkeuringsbe-
slissingen verschilden dus principieel van de uitspraken
bij de eerste keuringen.

K). Botulisme

Gedurende een zeer warme periode werden in een bijzondere
slachtplaats in totaal 52 van botulisme verdachte runderen
ter slachting aangeboden. Daarnaast werden gestorven die-
ren afgevoerd naar de destructor. Alle runderen waren af-
komstig van één veebedrijf, waar volgens de anamnese kliek
(afvallen uit een loempia-fabriek) was gevoerd. Hiervan wa-
ren geen resten meer voor onderzoek beschikbaar. Krachtens
de \'Regeling verbod voedsel- en slachtafvallen (varkens)\' is
het verboden dergelijke afvallen (SWILL) voorhanden te
hebben op bedrijven waar (tevens) varkens aanwezig zijn
(Veewet). Een dergelijke regeling bestaat ook ten aanzien
van pluimvee (Vogelziektenwet).

Alle 52 dieren werden afgekeurd krachtens artikel 2 KR
1994 (5). Aangezien de eigenaar zich met de keuringsbeslis-
sing niet kon verenigen werd herkeuring van vier van deze
52 runderen aangevraagd. De ante mortem keuring van één
rund was verricht door de RVV en van drie runderen door
een praktiserend dierenarts (speciale noodslachting).
De verklaringen van de praktiserend dierenarts waren onvol-
ledig ingevuld. Er waren geen levensnummers (oormerken)
vermeld, zodat de dieren waarvoor herkeuring was aange-
vraagd, niet afzonderlijk op deze formulieren waren terug te
vinden. Als waargenomen symptomen werden opgegeven:
acute ataxie, soms in combinatie met slapte en speekselen
(botulisme-verschijnselen in de koppel?). De diagnose van
de practicus was een waarschijnlijkheidsdiagnose, die zou
moeten worden bevestigd door gericht laboratoriumonder-
zoek. Bovendien waren er ook runderen naar de slachtplaats
vervoerd, die bovengenoemde verschijnselen niet vertoon-
den, maar als gevolg van het extreem warme weer wellicht
leden aan hyperthermie. Monstemame door de in consult ge-
roepen dierenarts van de Gezondheidsdienst voor Dieren
werd verricht in het kader van een koppelonderzoek, waarbij
niet alle runderen werden bemonsterd. Slechts één van de
vier ter herkeuring aangeboden dieren was via de
Gezondheidsdienst onderzocht in het ID-DLO te Lelystad.
Op de RVV-afkeuringsbewijzen werden voor alle 52 runde-
ren dezelfde bevindingen bij de keuring vóór het slachten
vermeld (ataxie, slapte, speekselen). Als reden van afkeuring
werd voor alle 52 dieren botulisme opgegeven. Dit was in te-
genspraak met de waarnemingen van de praktiserend dieren-
arts. De door de RVV levend gekeurde runderen werden in-
gedeeld in categorie 3 (lokale afwijkingen). Gelet op de
aangegeven reden van afkeuring hadden die dieren echter
moeten worden gerangschikt in rubriek 4 (zieke of van
ziekte verdachte dieren).

Bij de aanvang van de herkeuring waren enkele karkassen
met bijbehorende milten en nieren nog aanwezig in een koel-
cel van de slachterij. Op instigatie van de herkeuringsdieren-
arts werden deze karkassen gevoegd bij de andere karkassen
in een diepvrieskluis, terwijl de bijbehorende milten en nie-
ren alsnog werden opgezonden naar het RVV kringlaborato-
rium voor onderzoek conform het OR (5). Eén van deze die-
ren behoorde tot de vier runderen waarvoor herkeuring was
aangevraagd. De keuringsbeslissingen waren derhalve reeds
genomen voordat alle uitslagen van de BO\'s en AB-testen
bekend waren. De milten en nieren van de andere dieren wa-
ren reeds ter destructie afgevoerd, daar de uitgevoerde on-
derzoeken (BO\'s en AB-testen) negatief waren verlopen.
Aangezien herkeuring wordt aangevraagd voor het gehele
karkas (inclusief de organen) hadden de betreffende milten
en nieren moeten worden bewaard totdat de herkeuringster-
mijn was verstreken en zolang de herkeuringsprocedure nog
gaande was. Kook- en braadproeven en pH-bepalingen wa-
ren niet uitgevoerd.

De karkassen waren in vierendelen opgeslagen in een diep-
vrieskluis buiten de slachterij. Van ieder karkas waren de
vier bouten voorzien van het bijbehorende oormerknummer.
Daarentegen bevonden de organen (zoals harten, levers, ton-
gen) en delen (uitgebeend kopvlees) zich in kratten in de
diepvriescel van de slachterij. De organen waren per soort bij
elkaar gevoegd en waren niet voorzien van identificatienum-
mers. De organen van de vier dieren waarvoor herkeuring
was aangevraagd konden daarom niet met zekerheid worden
teruggevonden.

De 52 runderen waren bij de eerste keuring afgekeurd krach-
tens artikel 2 KR 1994 (botulisme vastgesteld). Vaststellen
betekent echter meer dan een verdenking uitspreken op
grond van bevindingen bij de keuring vóór het slachten.
Bovendien moet van ieder dier individueel worden vastge-
steld dat sprake is van botulisme. Koppelonderzoek - zoals
gebruikelijk in de veterinaire praktijk - werd bij de vleeskeu-
ring (nog) niet in toepassing gebracht. Er was ten onrechte
van uitgegaan dat koppelonderzoek voldoende bewijskracht
geeft voor het individuele dier en dat reeds op verdenking
van botulisme kan worden afgekeurd. Gelet op de aangege-
ven verschijnselen bij de ante mortem keuring moest daaren-
boven differentieel-diagnostisch rekening worden gehouden
met een aantal neurogene aandoeningen (3). Voorts gaf de
praktiserend dierenarts aan dat ook dieren zonder duidelijke
symptomen ter slachting waren afgevoerd. Desondanks wer-
den alle 52 runderen op het afkeurbewijs geboekt met de
diagnose botulisme.

De door de praktiserend dierenarts gestelde waarschijnlijk-
heidsdiagnose moest worden bevestigd door gericht aanvul-
lend laboratoriumonderzoek met behulp van culturele en
toxicologische onderzoekmethoden. Indien botulisme alleen
door klinisch onderzoek zou kunnen worden vastgesteld,
dan heeft de herkeuringsdierenarts een probleem. Immers,
herkeuren betekent opnieuw keuren, maar de keuring vóór
het slachten kan na de dood van het slachtdier niet worden
herhaald. Een zekere diagnose is alleen te stellen door het
botulinumtoxine specifiek aan te tonen (2,3). Aan de isolatie
van C.
botulinum kan geen doorslaggevende diagnostische
waarde worden toegekend, omdat deze bacterie ubiquitair
voorkomt en ook in gezonde runderen als commensaal kan
worden aangetroffen (3). Voor laboratoriumonderzoek ko-
men verdacht voedsel en patiëntenmateriaal (bloed, pensin-
houd, faeces, lever, nieren, oedemateus longweefsel en in-
houd van maag en dunne darm) in aanmerking (2, 3). Het
verzamelen van onderzoekmateriaal moet zo snel mogelijk

-ocr page 51-

gebeuren. Bij de chronische ziektegevallen verloopt het on-
derzoek op toxine meestal negatief omdat het toxine al uit
het bloed is verdwenen naar de perifere cholinerge synapsen
(3).

Bij de eerste keuring werd bij enkele runderen de aanwezig-
heid van botulinumtoxine type C (serum, pensinhoud) vast-
gesteld en bij enkele runderen werd de bacterie C.
botulinum
type C (lever, darminhoud) aangetoond. Bij enkele andere
runderen uit de koppel verliepen deze onderzoeken negatief
Van de vier ter herkeuring aangeboden runderen waren bij
eerste keuring materialen (lever, long) van slechts één dier in
laboratoriumonderzoek genomen. Van dit rund verliep het
onderzoek op botulinumtoxine negatief Bij cultureel onder-
zoek werd in de lever C.
botulinum type C aangetoond, ter-
wijl het onderzoek van de long negatief veriiep. Bij herkeu-
ring veriiep het onderzoek op toxine andermaal negatief,
terwijl nu C.
botulinum type C bacteriën werden aangetrof-
fen in lever èn long. Dit herkeuringsonderzoek moest even-
eens plaatsvinden in het ID-DLO aangezien het desbe-
treffende laboratorium van het RIVM destijds was
ontmanteld\'*. Alsnog uitvoeren van het onderzoek van mate-
rialen van de andere drie ter herkeuring aangeboden dieren
was niet meer mogelijk, omdat de relevante organen en delen
óf waren vernietigd (bloed, faeces, magen en darmen) öf -
zoals reeds ventield - niet identificeerbaar waren (longen, le-
vers, nieren).

De diagnose botulisme kon derhalve voor de vier ter herkeu-
ring aangeboden runderen niet onomstotelijk worden vastge-
steld. Ook bestond geen zekerheid dat er in deze vier geval-
len geen sprake was van botulisme. Daar de bevindingen van
de ante mortem keuringen niet meer te controleren waren en
omdat aanvullend onderzoek niet meer mogelijk was van-
wege het niet meer beschikbaar zijn van relevante organen
en delen, werden alle vier runderen afgekeurd krachtens arti-
kel 4, lid 1, sub a, KR 1994 (5). De andere 48 afgekeurde run-
deren waarvoor geen herkeuring was aangevraagd, bleven
afgekeurd.

Bij verdenking van botulismus is de typering van het aange-
toonde toxine altijd belangrijk voor een juiste beoordeling
van de situatie (3). De mens is zeer gevoelig voor het botuli-
numtoxine type B, maar botulismus bij runderen door toxine
type C of D vormt geen rechtstreekse bedreiging voor de

Dr.Ir. S.H.W. Nolermans. RIVM: persoonlijke mededeling.

volksgezondheid. Runderen blijken echter per os wel zeer
gevoelig te zijn voor botulinumtoxine type C en D (3). Er is
in dit verband gepleit voor een centrale registratie van alle in
Nederland waargenomen gevallen van botulisme bij slacht-
dieren (8).

CONCLUSIES

Het merendeel van de bij deze herkeuringen geconstateerde
tekortkomingen had kunnen worden voorkomen. De keu-
ringsdierenartsen zullen zich intensief met de afkeuring van
slachtdieren moeten bemoeien en hun keuringsbeslissingen
moeten toetsen aan de vigerende regelgeving. In dit kader is
het van belang, dat herkeuringsuitspraken ter kennis worden
gebracht van alle keuringsdierenartsen.

DANKBETUIGING

De auteur dankt allen die behulpzaam zijn geweest bij de uitvoering van de
herkeuringen; in het bijzonder drs. J. Haverkort voor de vele plezierige
(na)besprekingen en dr. J.F.M. Nouws voor de wetenschappelijke informa-
tie met betrekking tot het onderzoek op bacteriegroeiremmende stoffen.
Veel dank is verschuldigd aan drs. B. Bruins Jzn., drs. H.M. Plate en drs. R.
Venker van de Veterinaire Inspectie regio \'Noord\' voor het frequente over-
leg en aan mevr. F.H. KlundertHut en de heer H. Dekker voor het uittypen
van de teksten. De auteur is collega B. Bruins zeer erkentelijk voor zijn vele
goede adviezen en voor het kritisch doornemen van het manuscript.

LITERATUUR

1. Anonymus. Regeling \'Speciale noodslachtingen\'. Gebrek aan voor-
lichting .schept verwarring. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120 (3): 85-
6.

2. Haagsma J. Botulismus. Hoe stel je met zekerheid de diagnose?
Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116 (9): 477.

3. Haagsma J. Botulismus bij runderen, een overzicht. Tijdschr
Diergeneeskd 1991; 116 (13): 663-9.

4. Nederiandse Staatswetten, editie Schuurman en Jordens; 981
Vleeskeuringswet en Destructiewet deel l, 19e druk en 9811
Uitvoeringsvoorschriften van de Vleeskeuringswet deel 11, 20e druk.
Bewerkt door H. Verburg en R.J.M. Hendriksen. W.E.J. Tjeenk
Willink, Zwolle 1987.

5. Nederlandse Staatswetten, editie Schuurman en Jordens; 9811 Overige
regelgeving Vleeskeuringswet deel II, 21e druk. Bewerkt door J.H.G.
Goebbels en R.J.M. Hendriksen. W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1994.

6. Roodvlees Instructie bundel RVV. Herkeuring van geslachte dieren
(RB-04); 11 september 1991.

7. Roodvlees Instructie bundel RVV. Selectie slachtdieren bij de keuring
vóór het slachten (RB-05); 24 november 1993.

8. Smit MP. Botulisme bij runderen en vleeskeuring. Tijdschr
Diergeneeskd 1991; 116(7): 345-8.

9. Smit MP. Ervaringen van een herkeuringsdierenarts 1. Tijdschr
Diergeneeskd; 1997; 122 (14-15): 396-401.

-ocr page 52-

FOIN STELT NON-VACCINATIEBELEID AAN DE ORDE

LAATSTE REDMIDDEL TEGEN KVP BLIJFT GP DE PLANK

Berichten en verslagen

Achter de tafel zitten prof. dr. ir. A.A.
Dijkhuizen, hoogleraar Agrarische
Bedrijfseconomie (LUW), prof dr.
h.c. M.C. Horzinek, hoogleraar
Virologie (FdD), J.S. Huys, lid van de
Tweede Kamer, dr. Tj. Joma, alge-
meen secretaris KNMvD, J. Kodde,
vice-voorzitter Vakgroep Melk-
veehouderij LTO Nederland, drs.
C.C.J.M. van der Meijs, Chief Veteri-
nary Officer (LNV), ir. J. Mulder, lid
van het Europees Parlement, ir. R.J.
Tazelaar, voorzitter Productschappen
voor Vee en Vlees (PVE) en drs. T.
Wilderbeek, president Intervet
International BV. Aan Sj. Dijkstra,
hoofd PR en Voorlichting van de PVE
en inmiddels bekend van radio en tv,
de eer om de discussie in goede banen
te leiden.

I. Intensieve veehouderij = onge-
zonde dieren

De eerste stelling is algemeen van aard
\'om erin te komen\'. In de zaal zit
Vingerling van de Dierenbe-
scherming: \'Ik ben het niet met deze
stelling eens.\' Kennelijk kan je dat zo
niet zeggen. Horzinek probeert nog
enige nuance aan te brengen: \'In de in-
tensieve veehouderij heb je te maken
met een hoge dierdichtheid, hetgeen
immunosuppressief gedrag met zich
brengt. Bovendien is de overdracht
van ziekteverwekkers gemakkelijker.
Dieren lopen dus wel degelijk grotere
gezondheidsrisico\'s in de intensieve
dan in de extensieve veehouderij.\'
Het panel is verder tamelijk eensge-
zind. De intensieve veehouderij vraagt
natuuriijk meer veterinaire zorg dan
extensieve veehouderij, maar vraagt
ook professionalisme en een grote be-
trokkenheid van de veehouder. Dat
komt de gezondheid zeker ten goede.

\'Onbegrijpelijk! Er ligt een vaccin op de plank en we mogen het niet gebrui-
ken voor de bestrijding van varkenspest.\' Bij velen wil het non-vaccinatiebe-
leid er niet in. De FIDIN (Vereniging van Fabrikanten en Importeurs van
Diergeneesmiddelen in Nederland) waagt er een debat aan: op 16 juni 1997,
gelijktijdig met de Eurotop in Amsterdam, verzamelt veterinair Nederland
zich in perscentrum Nieuwspoort te Den Haag. Aan de hand van stellingen
discussiëren panel en zaal over de haalbaarheid van het non-vaccinatiebeleid
dat Nederland de laatste jaren bepaald geen windeieren heeft gelegd. Nieuwe
markten konden aangeboord worden en als het aan overheid en bedrijfsleven
ligt, dan komt er ook een verbod op enten tegen IBR (infectieuze bovine rhi-
notracheïtis) en de ziekte van Aujeszky.

Maar is het wel haalbare kaart? Ziekten zoals varkenspest en mond- en
klauwzeer worden gemakkelijk geïntroduceerd met een kleine (of grote) on-
achtzaamheid. Kun je het winnen van varkenspest door sneller varkens te
vernietigen dan het virus ze kan infecteren? Staat Nederland paraat? En wat
gebeurt er eigenlijk voor vreselijks als we toch gaan enten? \'Brussel\' vindt het
immers goed...

Door Sophie Deleu

Een belangrijke ontwikkeling is inte-
grale ketenzorg (IKB). \'Je moet niet
alleen naar het primaire bedrijf kij-
ken\', aldus Van der Meijs. De risico\'s
die tijdens transport genomen worden,
zijn hem een doom in het oog.
Welzijn wordt slechts in het voorbij-
gaan aangestipt. Een gemiste kans,
want juist op dat vlak bevinden zich
natuurlijk de knelpunten. Verwarrend
is ook dat de één welzijn betrekt in een
alomvattende term \'gezondheid\' en de
ander gezondheid en welzijn ziet als
twee verschillende begrippen.

11. Vaccineren kost meer dan het op-
brengt

\'Hier kan je natuuriijk geen ja of nee
op antwoorden\', aldus De Veer van de
Gezondheidsdienst voor Dieren in de
zaal. \'We hebben tot nu goed geboerd
met het non-vaccinatiebeleid, maar de
grenzen zijn open, Oost-Europa is er-
bij...\' Het vaccineren zelf bepaalt na-
tuuriijk de kosten niet. Als daardoor
een stuk export wegvalt, gaan de prij-
zen dalen. En dat zijn de werkelijke
kosten. De Veer: \'Je mag niet aan de
handel voorbijgaan. Welzijn gaat sa-
men met economie en we hebben alle-
maal belang bij gezonde dieren.\'
Dijkhuizen geeft een voorbeeld:
mond- en klauwzeer. \'Voor een land
als Nederland kan enten niet uit, tenzij
je om de twee jaar een uitbraak ver-
wacht.\' Uit economisch perspectief

-ocr page 53-

wordt het voor Nederland pas in een
laat stadium aantrekkelijk om te vacci-
neren, andere maatregelen moetje dus
zeer slagvaardig treffen. Hetzelfde
geldt voor varkenspest. \'Nog steeds
heeft het non-vaccinatiebeleid ons
geld opgebracht\', aldus Dijkhuizen.
Wilderbeek wil in de discussie graag
een duidelijk onderscheid tussen een
preventieve vaccinatie en een nood-
vaccinatie en pleit voor meer ruimte
voor het laatste. Van der Meijs geeft
aan datje daar de wet niet voor hoeft te
veranderen: \'Als we een voorstel doen,
dan krijgen we heus wel toestemming,
maar niemand wil het vlees van geënte
varkens! Als we gaan enten zijn we
minstens een halfjaar de markt kwijt.\'
En dat kost natuurlijk wel een paar
centen.

Tazelaar vraagt zich af of Nederland
bijvoorbeeld Frans vlees van geënte
varkens zou willen importeren... (over
twee jaar of zo). \'Als we dat niet willen
dan kunnen we dat beter ook maar niet
aan onze afnemers vragen.\'
Volgens Huys heeft het niet-vaccine-
ren ook positieve dingen gebracht:
\'Een bewustere omgang met risico\'s,
dus ik ben het eens met de stelling dat
vaccineren meer kost dan het ople-
vert.\' Vingerling: \'Het is maar watje
kosten noemt, er zijn twee miljoen die-
ren afgemaakt en het welzijn is ernstig
in de knel... dat heb ik nog niemand
horen noemen.\'

III. De maatschappelijke weerstand
tegen de huidige bestrijdingsmaat-
regelen van de klassieke varkens-
pest noodzaakt tot vaccinatie

Vingerling is het helemaal eens met
deze stelling (mits hier over een nood-
vaccinatie gesproken wordt). Van der
Meijs vindt het prima, maar vraagt
zich af waar Vingerling de gevacci-
neerde varkens heen wil brengen.
Horzinek is ook voor een noodvacci-
natie: \'Wetenschappelijk gezien is
vaccineren de beste methode om een
ziekte uit te roeien, daarmee kun je
heel veel leed voorkómen.\'
Eén van de problemen met een nood-
vaccinatie is dat je een hele regio zult
moeten vaccineren -Van der Meijs: \'je
kunt niet een dubbeltje op een land-
kaart van vele duizendjes vaccine-
ren.\'- en het Permanent Veterinair
Comité zal waarschijnlijk vinden dat
heel Zuid-Nederland een regio is.
Bovendien zal Nederland, indien het
ent, ook vlees moeten accepteren uit
(derde) landen waar geënt wordt. \'Zeg
maar dag status\', aldus Van der Meijs.

a n

Dijkhuizen: \'Noodvaccinatie kan nut-
tig zijn, alleen als allerlaatste redmid-
del. Het wordt nu eigenlijk een beetje
te vroeg aangekaart. Het is jammer dat
het eerste geval zo laat ontdekt is.\'
Waarom waren er op 4 februari al zo-
veel bedrijven besmet? Is men wel
scherp genoeg? De discussie spitst
zich vervolgens toe op de kennis en
kunde van de dierenarts. Jorna: \'Het is
geen kwestie van scherpte, varkens-
pest was al vlakbij (Paderbom) dus ie-
dereen was alert.\' Wel vindt de alge-
meen secretaris dat een practicus
zonder consequenties varkenspest zou
moeten kunnen uitsluiten, indien er
verschijnselen van deze ziekte aanwe-
zig zijn. \'In de huidige situatie worden
veehouder en dierenarts direct bij het
noemen van de term varkenspest met
tal van maatregelen geconfronteerd,
dus men is misschien wat te voorzich-
tig omwille van de gevolgen.\'
Verder moet er in zijn algemeenheid
meer aan detectie een preventie wor-
den gedaan. Je kunt met de huidige
manier van werken gaan zitten wach-
ten op een uitbraak. Vooral bij het
transport worden enorme risico\'s ge-
nomen, meestal zonder dat men er zich
van bewust is. Tazelaar sust een beetje:
\'Een ongeluk zit in een klein hoekje,
het is niet anders.\' Hij vindt overigens
wel dat in de hele keten meer hygiëne-
bewustzijn bijgebracht moet worden.
Jorna vindt toch dat ook hele kleine ge-
bieden gevaccineerd moeten kunnen
worden (om terug te komen tot de stel-
ling): \'Je kunt daarmee een pas op de
plaats maken.\' Dijkhuizen vraagt zich
naar aanleiding hiervan af of de hui-
dige uitbraak eigenlijk uit de hand ge-
lopen is of niet? Huys vindt dat de mi-
nister van LNV, Van Aartsen, het nog
steeds goed doet: \'Hij blaast niet te
hoog van de toren. In een politieke af-
weging ben je sterk geneigd om ja te
zeggen tegen vaccineren, maar de ge-
volgen die je dan over jezelf afroept...
Dus non-vaccinatie is het enige te voe-
ren beleid.\'

IV. Het non-vaccinatiebeleid kan
worden opgeheven nu er een mar-
kervaccin is

Prof Pensaert (viroloog, Universiteit
Gent): \'Ik ben denk ik de enige weten-
schapper in de zaal, maar ik zou u wil-
len aanraden voorzichtig te zijn met de
inzet van het markervaccin, we hebben
er te weinig gegevens over.\' Dat is las-
tig. Horzinek voegt eraan toe dat dit
dus de unieke gelegenheid is om een
proef uit te voeren: \'Nederland kan
zich nu profileren als modem op het
gebied van de vaccinologie en dus de
dierhouderij.\'

Wilderbeek bekent dat Intervet een
flink aantal doses markervaccin (en
testen) klaar heeft liggen om een proef
uit te voeren. \'Let wel, we kunnen de
proef ook ergens anders doen, dus het
komt wel op hoor.\' Intervet heeft het
ministerie verzocht een proef te mogen
doen, maar heeft daar tot nu geen posi-
tief antwoord op mogen ontvangen.
Bij het ID-DLO is overigens ook een
markervaccin in de maak, maar dat is
nog niet geschikt voor een veldproef
Van der Meijs verdedigt het ministe-

-ocr page 54-

rie. \'De industrie moet zijn eigen
boontjes doppen. Wij voelen op dit
moment niets voor een proef, althans
niet als wij voor de kosten opdraaien.\'
En de kosten kunnen erg oplopen als
enten met het markervacein betekent
dat het vlees een kruismerk krijgt
(alsof de varkens geënt zijn met een
klassiek vaccin).

V. Handhaving van het huidige be-
leid remt de ontwikkeling van
nieuwe diergeneesmiddelen

Wilderbeek is het hiermee pertinent
oneens. \'Er zijn meer varkens buiten
Europa dan in Europa.\' Met andere
woorden: mogelijkheden zat als je ver-
der kijkt dan je neus lang is.
Niet zozeer het geld, maar wel de on-
duidelijkheid in de regelgeving maakt
overigens, dat het inderdaad overal
aantrekkelijker is dan in Nederland om
diergeneesmiddelen te ontwikkelen.
De medewerking van de overheid
wordt als minimaal ervaren. Mulder
vindt dat jammer. \'We hebben toch
een Europees onderzoeksprogramma
dat de concurrentiepositie van Euro-
pese landen moet verbeteren.\'
Dijkhuizen versimpelt de problema-
tiek: \'Je moet het diergeneesmiddelen-
gebruik minimaliseren, dus naar ge-
heel andere zaken kijken, bijvoorbeeld
managementfactoren.\' Hij gaat daarbij
voorbij aan het belang van innovatie.
Van Hemelrijck van de Fedesa (de

Europese FIDIN) spreekt liever van
optimaliseren dan van minimaliseren.
Het gevaar van deze discussie is overi-
gens dat het gebruik van diergenees-
middelen op één grote hoop gegooid
wordt, terwijl de discussie over het ge-
bruik van vaccins een andere is dan
over het gebruik van bijvoorbeeld anti-
biotica.

Iedereen zal echter kunnen beamen dat
als we diergeneesmiddelen gebruiken,
we dan het liefst de beste en modernste
gebruiken (zoals markervaccins).

VI. Het vaccinatiebeleid in Europa
is failliet

Bij algemene stemming is niemand het
met deze stelling eens. Wilderbeek
vindt het beleid wel te rigide.
Van der Meijs wijst de aanwezigen
erop dat overheid en bedrijfsleven er
samen voor gekozen hebben ook voor
Aujeszky en IBR een non-vaccinatie-
beleid te gaan voeren. \'Maar voor deze
ziekte is er geen wilde populatie die vi-
rusverspreiding in stand kan houden\',
aldus Horzinek. Hij vindt vooral voor
varkenspest een non-vaccinatiebeleid
uiterst riskant. Verder breekt hij een
lans voor de dierenarts: \'De psycholo-
gie van een dierenarts die kan enten is
een andere dan van een dierenarts die
helemaal niets kan doen als hij een be-
drijf besmet verklaart.\'
Kodde ziet het genuanceerd: \'Het be-
leid is niet failliet, maar ik zou toch
graag zien dat er met grote voortva-
rendheid aan het markervacein wordt
gewerkt, zodat je dat bij een uitbraak
kunt inzetten. Verder staat of valt het
geheel met een goed I&R-systeem.\'
Tazelaar is het met hem eens: \'...Niet
bang zijn om je mening bij te stellen
als onderzoek nieuwe feiten aan het
licht brengt...\' Huys vindt dat het non-
vaccinatiebeleid nog maar net de kin-
derschoenen is ontgroeid, dus door-
gaan!

Dijkhuizen is van mening dat je pas
moet gaan vaccineren als de zaak echt
helemaal uit de hand gelopen is. (Of
als je zeker weet dat de zaak uit de
hand zal lopen...) Joma sluit zich hier
in principe bij aan. Van der Meijs zegt
hierop dat het ministerie niet zo heel
pessimistisch is: \'We hopen echt bin-
nenkort tot een stilstand van de epide-
mie te komen.\'

Vingerling vraagt zich af hoeveel die-
ren daarvoor nog vernietigd moeten
worden en vindt dat alle grenzen reeds
overschreden zijn. Voor de Dieren-
bescherming heeft het non-vaccinatie-
beleid allang afgedaan.
De algemene conclusie van het debat is
dat we vooriopig nog niet gaan vacci-
neren tegen klassieke varkenspest. Het
non-vaccinatiebeleid houdt stand, on-
danks alle wanhoop bij betrokkenen.
Men hoopt van harte dat de epidemie
met consequent en intensief preventief
ruimen tot staan gebracht kan worden.

HET VETERINAIR GENEESMIDDELEN REGISTRATIESYSTEEM
VOOR DE DIERENARTS

Colistine; mag dat op 1KB varkensbe-
drijven gebruikt worden? Welke pijn-
stillers zijn geregistreerd voor de kat?
Welke ketamine is geregistreerd voor
het paard?

Deze vragen uit de dagelijkse praktijk
van de dierenarts illustreren het belang
van een onafhankelijke, betrouwbare
diergeneesmiddelen informatievoor-
ziening. Recent heeft de Veterinaire
Hoofdinspectie, naar aanleiding van
tekortkomingen bij inspecties van die-
renartsenpraktijken, geconstateerd dat
dierenartsenpraktijken onvoldoende
op de hoogte zijn van de registratiesta-
tus van diergeneesmiddelen.

De Apotheek van de Faculteit der
Diergeneeskunde heeft een databank
ontwikkeld; het Veterinair Genees-
middelen Registratiesysteem (VGR).
Het doel is het op eenvoudige wijze toe-
gankelijk maken van openbare informa-
tie over alle definitief geregistreerde
diergeneesmiddelen in Nederiand. De
gegevens die in de databank verwerkt
worden, worden aangeleverd door het
Bureau Registratie Diergeneesmiddelen
en het Productschap voor Vlees en
Eieren. In de Apotheek van de Faculteit
is tevens het Veterinair Geneesmiddelen
Informatiecentrum (VGI) gevestigd.
Hier worden vragen over toepassing van
diergeneesmiddelen, die niet recht-
streeks uit het VGR te halen zijn, door
deskundigen beantwoord. De vragen
kunnen telefonisch of per e-mail gesteld
worden. De databank, met daaraan ge-
koppeld de informatieservice, wordt te-
gen vergoeding beschikbaar gesteld aan
iedereen die daar belang bij heeft.

Gebleken is dat het VGR door de prac-
ticus eenvoudig te gebruiken is. Er kan
onder meer gezocht worden op werk-
zame stofnaam, diergeneesmiddel-
naam, doseervorm, doeldier, repertori-
umhoofdstuk, toegelaten in het kader
van IKB-rund, IKB-varken. Ook kan
gezocht worden naar combinaties van
genoemde zoeksleutels. Zo\'n zoek-
sleutel zou bijvoorbeeld kunnen zijn:
alle antibiotica geregistreerd voor het
varken om toe te dienen door drinkwa-
ter. In het systeem staan verder per ge-
neesmiddel de wachttijden volgens re-
gistratie, de doseringen en de IKB-
wachttijden vermeld.

Voor praktiserende dierenartsen in
Nederland wordt het VGR vanaf 1 mei
1997 door Synapses IT gedistribueerd.
De dierenartsenversie van het VGR is

-ocr page 55-

door alle practici (dus ook degenen die
geen gebruik maken van software van
Synapses) te bestellen. Om het VGR
betaalbaar te houden is gekozen voor
een update met actuele informatie per
kwartaal in plaats van iedere maand.
Een jaarabonnement op het VGR kost
ƒ 400,-. Bovendien kunnen abonnees
dagelijks van 9.00 tot 16.00 uur voor
vragen over diergeneesmiddelen ge-
bruik maken van de helpdesk (per tele-
foon of e-mail) van het Veterinair
Geneesmiddelen Informatiecentrum
bij de Apotheek van de Faculteit der
Diergeneeskunde.

Indien u een abonnement wilt afsluiten
of meer wilt weten over computertech-
nische zaken kunt u contact opnemen
met synapses IT (tel: 030 - 6066411,
E-mail: synapses.it(^tip.nl). Wilt u in-
houdelijke informatie over het VGR,
dan kunt u contact opnemen met het
Veterinair Geneesmiddelen Informa-
tiecentrum, tel: 030 - 253 93 94, e-mail:
ultc(a^dgk.ruu.nl.

J.A.M. Vermeer, Dierenartsenpraktijk

Diessen

C.H.P. Pellicaan, Apotheek Faculteit
^er Diergeneeskunde

FIDIN BENOEMT NIEUW BESTUUR EN DIRECTEUR

De vereniging van Fabrikanten en
Importeurs van diergeneesmiddelen in
Nederland, de FIDIN, heeft drie
nieuwe bestuursleden gekozen voor
drie statutair aftredende leden.

Troyka

Nieuw in het bestuurlijk vlak van de
FIDIN is dat het voorzitterschap wordt
uitgevoerd in een troyka van drie per-
sonen.

Het nieuwe bestuur wordt gevormd

BENOEMING BIJ
WAA

De heer drs. A.C.W. ten Bruggencate
zal per 1 augustus 1997 toetreden tot
de Hoofddirectie van WAA groep bv
te Utrecht.

Hij zal na de pensionering van de di-
recteur Financiën en Administratie, de
heer A. van Lottum, per
I oktober

1997 en van de hoofddirecteur, de heer
drs. J.J.M. Oostenbrink, per 1 april

1998 voorzitter worden van de
Hoofddirectie.

Deze zal verder bestaan uit de huidige
directeuren de heer mr. A.M. Blank en
de heer drs. A.J. Deetman.

De heer Ten Bruggencate is thans part-
ner van Tumpoint, een adviesbureau
gespecialiseerd in fusies en vormen
van samenwerking, en heeft eerder
functies vervuld op het terrein van fi-
door:

Voorzitter: de heer V. Kamer, direc-
teur Pfizer Animal Health B.V. Ne-
derland.

Aftredend voorzitter: de heer Sj.
Sietsma, general manager Mycofarm
Nederland.

Inkomend voorzitter: de heer P.P.
Wilbrink, directeur Vétoquinol B.V.
Secretaris/penningmeester: de heer J.J.
Korevaar, directeur Eurovet B.V.
Lid: de heer Ph. Ruppert, area manager
manager Noord- en Midden-Europa,
Virbac S.A.

Directeur

In verband met een verdere professio-

nancieel en algemeen management,
onder meer bij de Wilma Groep en
Hooge Buys Verzekeringen te
Alkmaar.

WAA groep bv is gespecialiseerd in
de zakelijke dienstverlening aan be-
roepsbeoefenaren in de gezondheids-
zorg, en omvat onder meer een schade-
verzekeringsmaatschappij, een levens-
verzekeringsmaatschappij, een finan-
cieel-economisch adviesbureau, een
accountants- en belastingadvieskan-
toor met tien vestigingen en een reis-
bureau. WAA groep bv is eigendom
van de V.V.A.A. Nederiandse Ver-
eniging van Artsen, heeft een omzet
van ƒ 440 miljoen en 460 medewer-
kers.

WAA groep bv
Postbus 8153
3503 RD Utrecht
tel.: 030-2474911

nalisering van de organisatie is een di-
recteur benoemd. Deze functie wordt
vervuld door mevrouw mr. M.L.C. van
Assen. Zij zal in deze functie sturing
geven en verantwoordelijkheid dragen
voor de uitvoering van het door het
Bestuur geformuleerde beleid van de
FIDIN.

Mevrouw Van Assen is verbonden aan
Bureau Brabers en Partners en al sinds
1990 betrokken bij de FIDIN, aanvan-
kelijk als juridisch adviseur en de laat-
ste jaren als algemeen adviseur. De
huidige algemeen secretaris, de heer
R.A. Norg, zal tot zijn pensionering in
1999 het uitvoerend secretariaat blij-
ven beheren.

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 11 juni tot en met 23 juni 1997 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte ver-
plicht is, voor:

Klassieke Varkenspest:

285 gevallen in de provincie Noord-
Brabant.

2 gevallen in de provincie Gelderiand.
9 gevallen in de provincie Limburg.

Bovine Spongiform Encelopathie:

1 geval in de provincie Gelderiand.
1 geval in de provincie Friesland.

-ocr page 56-

Berichten en verslagen

Sinds enkele jaren vinden er fusiebe-
sprekingen plaats tussen de Inspectie
Gezondheidsbescherming (IGB), voor-
heen de Keuringsdienst van Waren, en
de Veterinaire Inspectie van de
Volksgezondheid (VI). Voor wat be-
treft het Veterinaire Staatstoezicht op
de Volksgezondheid blijken er uit de
stukken van deze besprekingen meer
minnen dan plussen aanwezig.

Alle medewerkers van de VI uiten hun
onvrede hierover in brieven aan de ho-
gere dienstleiding van het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS). In de brieven van juli
1996 en februari 1997 worden de vol-
gende opmerkingen en bezwaren naar
voren gebracht:

* groot cultuurverschil tussen beide
diensten;

* geen draagvlak bij de medewerkers
van de VI;

* geen veterinaire herkenbaarheid;

* geen meerwaarde voor de VI;

* een onafhankelijk onderzoek ge-
wenst;

* consolidatie van de VI.

Tot zover deze summiere uiteenzetting
over een \'fusie\' tussen de IGB en de
VI.

De bewindslieden van het ministerie
van VWS en de politiek zouden van-
zelfsprekend moeten opteren voor een
krachtig Veterinair Staatstoezicht op
de Volksgezondheid (80 medewer-
kers, kosten ƒ 11 miljoen/jaar). Een
onduidelijke (inefficiënte?), veteri-
naire organisatiestructuur geeft pro-
blemen (zie ministerie van Landbouw,
Natuur-beheer en Visserij (LNV)).
Het is derhalve opportuun de functie-
inhoud van de dierenarts werkzaam bij
het Veterinaire Staatstoezicht op de
Volksgezondheid nog eens te releve-
ren.

INLEIDING

- Ten aanzien van de missie \'handha-
ving (toezicht en opsporing), advies

HET VETERINAIRE STAATSTOEZICHT OP DE
VOLKSGEZONDHEID

en onderzoek\' is de dierenarts als au-
toriteit op het gebied van de voe-
dingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong, van de dierproeven en
proefdieren inclusief de goede labo-
ratoriumpraktijk en van de destruc-
tie, gezien zijn opleiding, kennis en
kunde, een specifieke en onmisbare
medewerker van het Staatstoezicht
op de Volksgezondheid.

- De nationale en EU-wetgeving
(Gezondheidswet - Besluit Staats-
toezicht EU-richtlijnen en circa 20
Nederlandse wetten) zijn de instru-
menten ten behoeve van de missie
van de handhaving, waarin de die-
renarts als deskundige acteert.

FUNCTIE-INHOUD TEN BEHOEVE
VAN DE VERSCHILLENDE VELDEN

Dierproeven/Proefdieren
Kennis en onderzoek

* anamnese

* dierenwelzijn, dierenongerief

* dierproef-opstelling

* klinische diagnostiek en anatomie

* oncologie, LD50-experiment, im-
munisatie, diergeneesmiddelen.

Contacten

Laboratoria, wetenschappelijke (on-
derwijs)instellingen.

Diergeneesmiddelen
Kennis en Onderzoek

* anamnese en diagnose

* groeibevorderaars

* residuen

* resistentievorming

* microbiologie.

Contacten

Rijk (VWS, LNV), veterinaire prak-
tijk, veehouderij en farmaceutische in-
dustrie.

Veterinaire milieuhygiëne
Kennis en onderzoek

* invloed milieucontaminanten bij de
dierlijke productie

* milieu-dier-mens (voedingsmiddel)

* anamnese, diagnose, therapie

* bestrijdingsmiddelen, veevoer, in
het algemeen milieukritische stoffen
(slib), metalen, radio-actieve stof-
fen, fluor, nitraat, nitriet, cyanide,
mycotoxinen, aromatische en ge-
chloreerde koolwaterstoffen.

Contacten

Rijk (LNV, ministerie van Volks-
huisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieu (VROM), VWS), provincie,
gemeente, waterschappen, dierenart-
sen, landbouw.

Zoönosen

Kennis en onderzoek

* anamnese, klinische diagnostiek,
diagnose

* veterinaire microbiologie, parasito-
logie en kringlopenwetenschap
(BSE!).

Contacten

Rijk (LNV en VWS), industrie, die-
renartsen, provincie, gemeente, land-
bouworganisaties.

Vleeskeuring
Kennis en onderzoek

* anamnese, klinische diagnostiek,
diagnose

* zoönosen (hygiëne), microbiologie,
parasitologie, residuen

* pathologie en pathologische anato-
mie (infectieziekten).

Contacten

Rijk (LNV en VWS), industrie, die-
renartsen en landbouworganisaties.

Veevoeder

Kennis en onderzoek

* anamnese, klinische diagnostiek,
diagnose

* residu- en kringlopenfenomeen,
zoönosen (microbiologie), kennis
van contaminanten (mycotoxinen,
bestrijdingsmiddelen, in het alge-
meen milieukritische stoffen (slib),
metalen, radio-actieve stoffen, fluor,
nitraat, nitriet, cyanide, aromatische
en gechloreerde koolwaterstoffen)
en diergeneesmiddelen.

Contacten

Rijk (LNV, VWS en VROM), indus-
trie, dierenarts, landbouworganisaties.

Destructie

Kennis en onderzoek

* pathologie, pathologische anatomie.

-ocr page 57-

sectie (obductie), microbiologie

* diagnose

* effectiviteit destructieproces ( BSE ! ).
Contacten

Rijk (LNV, VWS en VROM), indus-
trie, dierenarts.

GLP (goede laboratorium praktijk)
Kennis en onderzoek

* bescherming van mens, dier en mi-
lieu

* veiligheidsonderzoek (toxicologie)
van geneesmiddelen, diergenees-
middelen, bestrijdingsmiddelen,
veevoederadditieven en cosmetica.

Contacten

Rijk (ministerie van LNV, Econo-
mische Zaken, Sociale Zaken en

Werkgelegenheid, VROM).

Laboratoria en hun organisaties (inclu-
sief dierproeven).

Reference- en Onderzoeksinstituut:
het Rijksinstituut voor Volksgezond-
heid en Milieu.

L. Zegers,

oud veterinair hoofdinspecteur
van de Volksgezondheid.

Graag maak ik van de gelegenheid ge-
bruik om te reageren op het verhaal
van dr. H.A.W. Hazewinkel over de
beoordeling van HD-opnames
(Tijdschr Diergeneeskd 1997; afl. 15
mei). Ik kan me de verbazing van de
vragensteller en van de eigenaar van
genoemde hond goed voorstellen.
Echter, de opmerking van de heer
Hazewinkel dat \'aan hondeneigenaren
en andere geïnteresseerde leken die
een HD-uitslag als een absoluut crite-
rium willen beschouwen, een genuan-
ceerd verhaal niet altijd is te vertellen
en dan nog niet altijd naar waarde
wordt geschat\' is een onderschatting
van de intelligentie van de eigenaar en
een overschatting van de huidige be-
oordelingsmethodiek.
We kunnen in genoemd artikel lezen
dat de W.K. Hirschfeld Stichting on-
derkent dat sedatie de aansluiting tus-
sen kop en kom beïnvloedt. Al ge-
ruime tijd zijn hier echter geen
conclusies aan verbonden. Zo be-
schrijft de heer Hazewinkel eerst en-
kele eisen waaraan de röntgenopna-
mes moeten voldoen (onder andere
\'femoren gestrekt naar achteren in po-
sitie 1\') maar geeft hij aan dat deze ei-
sen niet zo consequent gehanteerd
worden: in figuur 2 positie 1 consta-
teert ook de heer Hazewinkel \'dat de
femoren minder gestrekt zijn\'. Toch
worden deze foto\'s zonder probleem
goedgekeurd.

In figuur 2 positie 2 zien we een sterk
\'opgewipt bekken\'. Samen met het in
mindere mate strekken van de achter-
benen in positie I is dit in hoge mate
suggestief voor opnames gemaakt
zonder sedatie.

BEOORDELING HD-
OPNAMES

Het lijkt mij toch buiten discussie dat
het erom gaat om een zo eerlijk moge-
lijke beoordeling van de heupgewrich-
ten te verkrijgen, en
niet om een zo
gunstig mogelijke uitslag voor de eige-
naar. Waarom worden door de
Hirschfeld Stichting röntgenfoto\'s met
minder/onvoldoende gestrekte heupen
nog steeds goedgekeurd? Het is im-
mers bekend dat dit onvoldoende
strekken een gevolg is van het feit dat
honden dit zonder sedatie minder goed
toelaten? En zeker als deze sedatie dan
achterwege wordt gelaten om een be-
tere aansluiting tussen kop en kom c.q.
een \'betere\' HD-uitslag te krijgen?
Het toepassen van anesthesie kan ver-
plicht opgelegd worden, waarbij een
dierenarts hiervoor zijn handtekening
moet zetten. Het risico van de moderne
anaesthetica is mijns inziens zo gering
dat de angst van een individuele eige-
naar voor anesthesie geen belemme-
ring mag zijn in de HD-screeningen;
zeker niet als ik dat afzet tegen het ver-
driet van eigenaars van pups waarbij
(ernstige) HD geconstateerd wordt.
Gelukkig onderkent de heer Haze-
winkel dat het in het belang van de ky-
nologie is dat de uitslagen een zo hoog
mogelijke reproduceerbaarheid heb-
ben; daamaast is het uiteraard ook
prettig als er een betere correlatie
wordt bepaald tussen HD-uitslagen en
klinische heupproblemen, of als de ge-
bruikte methode reeds op jonge leef-
tijd een significante voorspellende
waarde oplevert. Alternatieven voor
de huidige onderzoeksmethoden (zo-
als bijvoorbeeld met behulp van een
\'heupdistractor\') verdienen dan ook
zeker de aandacht.

De inspanningen van de heer Haze-
winkel en de Hirschfeld Stichting om
te komen tot een gezondere (ras)hon-
denpopulatie, verdienen alle lof Hoe
de toewijzing van bepaalde onderzoe-
kingen aan dierenartsen plaatsvindt, is
echter voor menigeen een duister ge-
bied. Veel dierenartsen hebben zich
ernstig gestoord aan de gang van zaken
rond de \'elleboogscreening\', en ook de
toewijzing van bijvoorbeeld het ge-
hooronderzoek aan een bekende prac-
ticus in Zeist, in plaats van aan een in
KNO-zaken gespecialiseerde dieren-
arts, is een onduidelijke en ongrijpbare
zaak. Het verrichten van officieel oog-
onderzoek is niet alleen voorbehouden
aan specialisten oogheelkunde, maar
wie heeft hierover de zeggenschap?
Ook voor het onderzoek op knie-aan-
doeningen is er verwarring. De zin-
snede dat \'in samenspraak met de be-
roepsgroep een nieuwe regeling wordt
ingesteld\' kan mij vooralsnog niet ge-
heel geruststellen. Het lijkt mij dat zo-
wel vanuit de KNMvD als vanuit de
Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren duidelijk en in openheid over
deze materie gesproken moet worden,
aangezien het benodigde aantal onder-
zoeken in de toekomst ongetwijfeld
nog zal worden uitgebreid en iedere
schijn van willekeur bij het toewijzen
van deze onderzoeken dient te worden
vermeden.

J. G. Neuteboom, Heythuysen

Geachte Redactie,

Hartelijk dank voor het toesturen van
de reactie van collega Neuteboom op
mijn antwoord op een vraag die door
één van de lezers van het Tijdschrift
was gesteld. Allereerst zal ik ingaan op
de vraag over de opnamentechniek en
daarna op de belangwekkende opmer-
king van collega Neuteboom over on-
derzoek en onderzoeksmethoden in
het algemeen.

Het panel van de sectie orthopedie van

-ocr page 58-

Leo Pharmaceutical Products B.V., Postbus 51, 1380 AB Weesp. Telefoon: 0294-480451 / 0294-480458 (verkoop)

-ocr page 59-

LEOCILLINf DE NUNNER11N DE RACE TEGEN MASTITIS.

Hciewel de landelijke njst vaak anders doet vermoeden, staat de melkveehouderij enorm onder druk: terwijl de kwaliteitseisen
strenger zijn geworden, moeten de melkveehouders met minder koeien méér melk leveren. Om nog uit de kosten te komen, is
een gezonde veestapel dus van levensbelang. Elke veehouder wil eventuele infecties dan ook zo snel mogelijk opsporen en
effectief behandelen. Zo kan de \'noodzaak van werkonderbreking\' tot een minimum worden beperkt. Daarom is er Leocillin.
Een smal spectrum antibioticum dat te boek staat als eerste keus voor de behandeling van subklinische en klinische mastitis,
veroorzaakt
dcx)r Streptococcen, gevoelige staphylococcen en A.pyogenes. Leocillin is bovendien weefselvriendelijk en zorgt
-dankzij een unieke penetratie in de uier- heel snel voor hoge melkspiegels en snelle uitscheiding. Kortom, Leocillin rekent
snel af met bacteriën die de bedrijfsvoering kunnen verstoren.

-ocr page 60-

de W.K. Hirschfeld Stichting beoor-
deelt de status van de heupgewrichten
op röntgenfoto\'s die qua positie, kwa-
liteit en documentatie aan de voor-
waarden voldoen; het beoordelingspa-
nel zal uitsluitend de aanbieder van de
röntgenopnamen verzoeken nieuwe
opname(n) in te sturen als niet aan die
criteria wordt voldaan. Het zal collega
Neuteboom ook bekend zijn dat op een
röntgenfoto niet altijd duidelijk is of de
femoren maximaal gestrekt zijn (want
minder gestrekte femoren tonen korter
dan gestrekte, maar het vergelijkings-
materiaal wordt niet altijd meegezon-
den). De femoren behoeven echter vol-
gens de richtlijnen ook niet maximaal
gestrekt te worden, maar \'voldoende\'
(zie Jaarboek KNMvD, 1997, blz. 50-
51). Belangrijk bij de positie 2 opna-
men is dat de trochantor major achter
de proximale femur is weggedraaid
zodat de eventuele osteofyten rond de
femurkop waargenomen kunnen wor-
den. Hierbij spelen een goede belich-
ting en een goed contrast een belang-
rijke rol. Het opwippen van het
bekken speelt hiebij een minder be-
langrijke rol; als vuistregel kunt u han-
teren dat os pubis en os sacrum niet te-
gen elkaar of over elkaar geprojecteerd
zijn, met andere woorden dat het bek-
kenkanaal nog zichtbaar moet zijn.
Overigens kan bij een sterk opgewipt
bekken in positie 2 de belichting onbe-
doeld onvoldoende worden! De stel-
ling van collega Neuteboom dat \'on-
voldoende strekken een gevolg is van
het feit dat honden dit zonder sedatie
minder goed toelaten\', zal in sommige
gevallen juist zijn, bijvoorbeeld bij
honden die zich verzetten tegen de
fixatie in rugligging, honden die lum-
bosacrale instabiliteit vertonen en hon-
den met pijnlijke heupgewrichten. De
oorzaak kan echter ook zijn, dat er
minder hard aan de achterbenen wordt
getrokken. Ik heb zelf geen aanwijzin-
gen dat \'sedatie achterwege wordt ge-
laten om een \'betere\' HD-uitslag te
verkrijgen\'; zoals in mijn vorig ant-
woord reeds vermeld, kunnen er di-
verse redenen zijn dat collega\'s HD-
opnamen zonder sedatie of zonder
algehele anesthesie maken.
Overigens wordt in de literatuur niet
vermeld welke
Sedativa niet en welke
Sedativa wel en in welke mate dan, een
losse aansluiting van de heupgewrich-
ten veroorzaken. Wel is dit vermeld
voor de algehele anesthesie waarbij
door verminderde spiertonus, de aan-
sluiting van de femurkop in het aceta-
bulum kan verminderen. Kan vermin-
deren, want dit is beslist niet altijd het
geval; de aansluiting van de femurkop
in het acetabulum wordt namelijk voor
een groot deel bereikt door gewrichts-
kapsel en ligamentum teres. Door de
achterpoot naar achteren te strekken,
torderen kapsel en ligament en wordt
de femur daardoor beter in het aceta-
bulum gehouden dan dit op grond van
het orthopedisch onderzoek (Barden
sign) of heupdystractor volgens Smith
kan worden bepaald. Op de Universi-
teitskliniek worden de resultaten van
het Barden sign in screenend onder-
zoek van een hondenpopulatie voor de
beoordeling van de HD-status meege-
wogen. Met collega Neuteboom ben ik
het dan ook eens dat er door de kynolo-
gie aandacht moet worden besteed aan
het gebruik maken van deze kennis
voor een goede screening van de popu-
latie. Tot voor kort bood de W.K.
Hirschfeld Stichting een platform, de
Fokadvies Commissie, waar de kyno-
logie door de inhoudsdeskundigen van
het belang van dergelijke verworven-
heden op de hoogte werden gebracht
en er plannen gemaakt konden worden
voor eventuele implementatie van
nieuwe of vernieuwde onderzoeks-
technieken. Gedacht werd hierbij aan
het inrichten van één of twee onder-
zoekstations in den lande, waarbij on-
der algehele anesthesie de distractie-
techniek onder gestandaardiseerde
omstandigheden zou worden verricht,
te beginnen met de fokdieren. Deze
zouden dan een \'HD-ster\' beoordeling
verwerven. De kynologie heeft dit
voorstel niet overgenomen in de we-
tenschap dat de huidige HD-beoorde-
ling (doordat kwalitatief goede opna-
men worden beoor- deeld door een
onafhankelijk driemansschap) tot de
beste in Europa behoort en de overige
leden van de Féderation Cynologique
International nog niet toe zijn aan zo\'n
verbeterde onderzoekstechniek.
Éénzijdig veranderen van onderzoeks-
techniek en beoordelingsnorm zou de
uniformiteit en de uitwisselbaarheid
van HD-beoordelingen tussen Neder-
land en de andere aangesloten landen
voor de kynologie ernstig verstoren.
Een verfijndere beoordelingstechniek
zou mogelijk, op korte termijn, een
harder oordeel vellen over de heupsta-
tus van de onderzochte honden. Daar
waar het persoonlijk belang van de in-
dividuele fokker of hondeneigenaar
niet overeenkomt met het rasbelang op
de lange termijn, blijkt dat er kynolo-
gen zijn die geen gebruik wensen te
maken van geavanceerde onderzoeks-
technieken.

Ik onderschrijf dan ook ten volle de
aandacht die collega Neuteboom vraagt
voor meer aandacht voor verfijndere
onderzoekstechnieken. Wij moeten als
dierenartsen de kynologie over nieuwe
aandoeningen en onderzoekstechnie-
ken blijven voorlichten waar dat mo-
gelijk is. Door het ontbreken van een
platform waar inhoudsdeskundigen (in
dit geval dierenartsen) en hondenfok-
kers en -eigenaren met elkaar dit soort
zaken overleggen, zal dit vooral ook
op lokaal en club niveau moeten ge-
schieden. Wellicht dat de overheid, via
de Raad voor Dierenaangelegenheden,
een infrastructuur creëert waar wij als
dierenartsen aangeboren afwijkingen
zullen kunnen/moeten melden zodat
permanent geïnventariseerd kan wor-
den welke afwijkingen er van belang-
zijn om te bestrijden. Inhoudsdeskun-
digen zouden dan kunnen adviseren
welke onderzoekstechniek het meest
effectief is voor de bestrijding van
zo\'n afwijking. Op het ogenblik ligt
echter het initiatief voor onderzoek en
onderzoekswijze bij de onderzoeks-
vragen, te weten de georganiseerde ky-
nologie.

Tenslotte vraagt collega Neuteboom
wie er zeggenschap heeft over deel-
name aan, door Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied, rasverenigingen
of door de W.K. Hirschfeld Stichting,
georganiseerde screeningsprogram-
ma\'s. In al deze gevallen zal de organi-
sator van een screeningsprogramma
(en dat is meestal de kynologie) kun-
nen definiëren waaraan deelnemende
partijen dienen te voldoen. Voor zover
het de uitnodiging aan dierenartsen be-
treft, zal de organisator na consultatie
van deskundigen bijvoorbeeld voor-
waarden stellen die uitgaan boven de
algemene bevoegdheid. Niet dat door
deze voorwaarden er door de organisa-
toren wordt getwijfeld aan deze alge-
mene bevoegdheid van diemartsen,
maar voor een goede organisatie zal er
behoefte bestaan aan een beperkt aan-
tal participerende dierenartsen. In ana-
logie met andere organisaties zoals
asielen, rasverenigingen, verzeke-
ringsmaatschappijen, groepspraktij-
ken, KNMvD, Faculteit, Industrieën,
enzovoorts kan er voor een vacature of
project behoefte zijn aan één of enkele
dierenartsen met een specifieke be-
kwaamheid. Rasverenigingen of de
W.K. Hirschfeld Stichting kunnen te-
vens nog behoefte hebben aan één of
meerdere specifieke voorwaarden zo-

-ocr page 61-

als regionale verdeling, bereidheid be-
paalde apparatuur aan te schaffen en
opleiding te volgen. Zo kan een organi-
sator van een populatie-onderzoek één
of enkele dierenartsen benaderen die
door regelmatige onderlinge communi-
catie een uniforme beoordeling garan-
deren, bijvoorbeeld: de rasverenigin-
gen die 12 dierenartsen, allen specialist
chirurgie der gezelschapsdieren, bena-
deren voor het uniform vaststellen van
eventuele patella luxatie, of een rasver-
eniging die één dierenarts bereid vindt
een apparaat aan te schaffen en een on-
derzoekstechniek te gaan leren in ver-
band met doofheidsonderzoek, of één
of enkele dierenartsen bereid vinden in
de fokadviescommissie te participeren,
of een rasvereniging die een beperkt
aantal dierenartsen laten participeren
die zelf aangetoond hebben een tech-
niek te beheersen (ED-opnamen).
Indien deze initiatieven leiden tot een
georganiseerde, door de kynologie ge-
wenste en door de W.K. Hirschfeld
Stichting ondersteunde screening, dan
zal van de expertise van participanten
dankbaar gebruik worden gemaakt.
Het aantal deelnemende dierenartsen
kan uiteraard worden bijgesteld op
grond van de behoefte. Bij uitbreiding
van het aantal, zullen de kandidaten
ook weer aan de criteria moeten vol-
doen. Zo werden panelleden voor oog-
onderzoek destijds door de W.K.
Hirschfeld Stichting per advertentie
aangezocht en werd door hen voor het
oogspiegelen apparatuur aangeschaft
en een opleiding gevolgd, terwijl nu al-
leen nog panelleden worden geselec-
teerd die de specialisatie oogheel-
kunde hebben afgerond. Collega
Neuteboom meldt dat veel dierenart-
sen zich ernstig hebben gestoord aan
de gang van zaken rond de \'elleboogs-
creening\'. Ik begrijp dat men zich niet
zozeer aan de kwaliteitseisen dan wel
aan de uitvoering van de selectieproce-
dure heeft geërgerd. Volgens de mij
beschikbare informatie is het bureau
van de W.K. Hirschfeld Stichting
thans in een vergevorderd stadium van
afronding van deze procedure en kan
er in januari 1998 gestart worden met
ED onderzoek onder auspiciën van de
Stichting.

Ik hoop met mijn reactie te hebben ver-
duidelijkt bij wie op het ogenblik het
initiatief ligt voor het screenen van (er-
felijke) aandoeningen en de gevolgde
screeningsmethode en het communi-
ceren hierover met betrokkenen, als-
mede voor het selecteren van één die-
renarts of een groepje dierenartsen,
voor welk doel dan ook. Dit laat onver-
let dat wij als dierenartsen die met (er-
felijke) aandoeningen geconfronteerd
worden en mogelijkheden kunnen bie-
den om op een effectieve wijze deze
aandoeningen te bestrijden, hier in alle
openheid over moeten blijven praten
binnen en vooral ook buiten onze ei-
gen verenigingen. Een reactie zoals
van collega Neuteboom is hiertoe een
belangrijke bijdrage.

Hoogachtend,
HA. W. Hazewinkel

GASTRG-INTESTINAL DISGRDERS IN JUVENILES

•A VETERINARY-ZOOTECHNICAL AND BIOMEDICAL APPROACH\'

y Cursussen en congressen

PROGRAMME

SUNDAY 14 SEPTEMBER 1997

18.00-20.00 Arrival and welcome reception at the Mercure
Hotel, Agoraweg 11, Lelystad. Opening regis-
tration desk at
18.00. Transport to hotel accom-
modation by bus after the welcome reception.

MONDAY 15 SEPTEMBER 1997

08.00 Registration desk open at ID-DLO,

Edelhertweg 15, Lelystad.

08.00-08.30 Transport from hotels by bus to ID-DLO.

08.30-09.00 Arrival at ID-DLO and time for coffee and to
mount your posters.

09.30-09.50 Welcome by C.J.G. Wensing, General direc-
tor (ID-DLO).

09.50-10.05 Opening Address Monday. J.H.M. Verheij-
den (NL)
Pathophysiology of the Gl-tract.

417

Session I: SMALL INTESTINAL DISORDERS

Invited speakers.
10.05-10.50 M.J.A. Nabuurs (NL) Keynote lecture. Wea-
ning piglets as a model for studying pathopy-
siology of the gut.

10.50-11.20 Coffee break

11.20-11.50 J. Groot (NL) Electrophysiology and macro
molecular transport.

11.50-12.20 A.S. Pena (NL) Food allergy, coeliac disease
and chronic inflammatory bowel disease in
man.

12.20-12.45 Short communications/posters (4*6=24).

12.45-14.15 Lunch. During lunch there will be a possibility
for a short tour through the ID-DLO building
and to discuss the posters.

Tun SCHRIKT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 122, AFLEVERING 14 EN 15, 1997

Session II: MICROBIAL FERMEN TA TIONAND

FUNCTIONING OF THE LARGE INTESTINE
Invited speakers.

14.15-15.00 W. von Engelhard (D) Keynote lecture. Role
of short-chain fatty acids in the hind gut.

15.00-15.30 G.C.M. Bakker (NL) Fermentable carbohy-
drates in pig feeding.

15.30-16.00 Coffee/Tea

16.00-16.30 H.M.G. van Beer (NL) Weaning piglets,
microbial fermentation, volatile fatty acids

-ocr page 62-

and diarrhoea.
16.30-17.00 F.M. Nagengast (NL)

Nutrition and colon cancer in man.
17.00-17.25 Short communications/posters (4*6=24)
17.30 Departure by bus to
dinner location.

TUESDAY 1B SEPTEMBER 1997

09.00-09.15 J. Mestecky (USA)

Mucosa associated flora and immune response.

Session III: INTERA CTION BETWEEN SMALL

INTESTINE AND MICROORGANISMS
Invited speakers.

09.15-10.00 R.E. Isaacson (USA) Keynote lecture. Villus
atrophy and microbial growth.

10.00-10.30 F.G. van Zijderveld (NL) Adhesion and bac-
terial pathogens in the gut.

10.30-11.00 Coffee break

11.00-11.30 R. Lodinova-Zadnikova (CR) Probiotics
and
E. co//-infection in man.

11.30-12.00 E. Claassen (NL) Probiotics and immunity.

12.00-12.25 Short communications/posters (4*6=24).

12.25-14.00 Lunch. During lunch there will be a possibility
for a short tour through the ID-DLO building
and to discuss the posters.

Session IV: PASSIVE AND A CTIVE PROTECTION OF
AND THROUGH THE GUT
Invited speakers.

14.00-14.45 J. Mesteeky (USA) Keynote lecture. Passive
and active protection against disorders of the
gut.

14.45-15.15 B.deGeus(NL)

Passive immunity.
15.15-15.45 W.J.A.
Boersma (NL) the regulatory role of

maternal immunity.
15.45-16.15
R.H. Meloen Edible vaccins.
16.15-16.40 Short communications/posters (44*6=24).
16.40 End of the symposium/closure.

16.40-18.00 Farewell drink at ID-DLO.

VOOR DEELNEMERS ZIJN REGISTRATIEFORMULIE-
REN TE VERKRIJGEN BIJ SYL VIA BOELENS OF NYNKE
ROUKES ID-DLO. TEL: 0320-238238.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die
langer zijn dan één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk)
worden aangeleverd in Word Perfect 5.1 (andere
versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van re-
gels gelieve geen harde returns te geven.

UNIFORM-DAR \'MEEKIJKEN IN DE PC VAN DE
MELKVEEHOUDER\'

UNIFORM-Agri heeft bij haar ruim
3000 gebruikers van het UNIFORM
Management programma in Nederland
de mogelijkheid ingebouwd om de ge-
gevens van de koeien via een modem
door te sturen naar zijn begeleidende
dierenarts.

De dierenarts kan de gegevens in een
speciaal ontwikkelde versie, afgeleid
van UNIFORM, inlezen. Zodra de ge-
gevens op de PC van de dierenarts zijn
gearriveerd, heeft deze de volgende

mogelijkheden:

- De dierenarts kan direct alle stan-
daardoverzichten (STO) printen,
voor een globale analyse.

- Er kan ter plaatse een EDI-DAP be-
stand gemaakt worden. Deze kan
weer ingelezen worden in het
VAMPP, waarna andere analyse ge-
daan kan worden.

- De derde optie is de nieuwe dieren-
arts controlelijst, zodat al voor het
bezoek van de bedrijfsbegeleiding
inzicht ontstaat van de te onderzoe-
ken koeien.

- De laatste optie is het meekijken met
de bedrijfsvergelijking van de melk-
veehouder. De melkveehouder moet
dat eenmalig aangeven, waarvan de
dierenarts maandelijks op zijn PC de
korte en bondige bedrijfsvergelij-
king van UNIFORM ontvangt, waar
al bijna 900 melkveehouders aan
meedoen.

Met dit UNIFORM-DAP programma
heeft de dierenarts direct inzicht in de
gegevens van de boer. Hij hoeft zelf
niets bij te houden en niet te rommelen
met diskettes. Daarnaast hoeft de vee-
houder de module EDI-DAP (ƒ 500,-
exclusief BTW) niet aan te schaffen,
een prettige boodschap om af te geven.

Voor meer inlichtingen bel UNI-
FORM-Agri BV te Assen. Telefoon:
0592-394959.

-ocr page 63-

Hoechst Roussel Vet introduceert
Novalgin® UDA, een NSAID voor
varkens en runderen met een UDA- ka-
nalisatie.

Novalgin® UDA heeft een breed wer-
kingsspectrum en werkt sterk antipy-
retisch, analgetisch, antiflogistisch en
spasmolytisch. Novalgin® UDA on-
derdrukt zowel de centrale als de peri-
fere prostaglandine synthese (cyclo-
oxygenase) en heeft een remmende
werking
op onder andere histamine.
Novalgin® UDA onderdrukt klinische
ziekteverschijnselen zoals pijn, koorts
en/of ontstekingen (bijvoorbeeld bij
zeugen met het MMA-complex). Door
deze symptomatische behandeling
voelt het dier zich zichtbaar beter en
zal het voldoende voer blijven opne-
men. Novalgin® UDA geeft hierdoor
verbeterde productieresultaten.

NOVALGIN® HEEFT EEN DEFINITIEVE UDA REGISTRATIE

Novalgin® UDA onderdrukt de af-
weer van het dier niet en kan ook wor-
den toegepast bij dragende en zogende
dieren.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Hoechst Roussel Vet, te-
lefoon: 020-3989991.

KETGFEN 10% UDD: EEN NSAID VOOR PAARD EN RUND

Na de succesvolle introductie van
Ketofen voor honden en katten, intro-
duceert Rhône Mérieux nu Ketofen
10% UDD; injectievloeistof voor ge-
bruik bij het paard en rund. Ketofen
10% is voor intraveneuze (paard
rund) en intramusculaire (rund) toe-
diening. Ketofen is door zijn viervou-
dig werkingsmechanisme een uniek
NSAID. Het bezit zowel een krachtige
pijnstillende als een ontstekingsrem-
mende en koortswerende werking.
De injectievloeistof heeft een speciale
affiniteit tot de synoviale vloeistof en
ontstoken weefsels, waardoor het goed

Hieronder treft u een overzicht aan
van cursussen welke wij in onze na-
jaarsbrochure 1997 opnemen. U ont-
vangt de brochure na de zomervakan-
tie, eind augustus. Het overzicht is
niet geheel compleet, aan een aantal
titels werken wij nog.

Van een aantal cursussen treft u een
volledige beschrijving aan. Voor
deze cursussen kunt u zich opgeven
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.ruu.
nl. Ons cursusaanbod kunt u tevens
vinden op internet pagina: http://
www.cc.ruu.nl/paod.

en langdurig werkzaam is in de aange-
taste gebieden. Het heefl in tegenstel-
ling tot corticosteroïden, geen nadelige
invloed op het gewrichtskraakbeen.
Naast een goede werking bij proble-
men aan het locomotie- en respiratie-
apparaat is Ketofen 10% ook zeer ef-
fectief bij koliek. In een proef van
Betley (1991) werd bij 89,5% van
paarden met koliek een zeer duidelijke
verbetering gezien na toediening van
het middel. Naast de goede effectivi-
teit bezit dit NSAID een hoge veilig-
heid, aangezien het een deel van zijn
werking verkrijgt door een remming

GEZELSCHAPSDIEREN:

- Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren (24 september 1997).

- Patiëntendemonstratie gezelschaps-
dieren (1 oktoberl997).

- Certificatie gezelschapsdieren-
praktijk (9 oktober 1997).

- Interpretatiecursus echografie ge-
zelschapsdieren (29 oktober 1997).

- De oudere hond: \'Diagnostiek en
behandeling van internistische,
chirurgische en orthopedische aan-
doeningen bij de oudere hond\' (5
november 1997).

- Huidziekten gezelschapsdieren I:
\'Diagnostiek, allergietesten, biop-
ten\' (7 november 1997)

- In antwoord op uw vragen.... De
meest gestelde vragen in de gezel-
schapsdierenpraktijk met betrek-
king tot de gezondheid van de eige-
naren (12 november 1
991).

van lipo-oxygenase en het geen ente-
rohepatische kringloop kent. Het is een
zogenaamd \'low risk NSAID\'.
Na toediening van Ketofen 10% hoe-
ven slechts korte wachttijden in acht te
worden genomen. De advies wachttijd
voor de slacht is voor zowel het paard
als het rund slechts vier dagen, terwijl
die voor de melk nul dagen is. Ketofen
10% is zowel direct (020-5473742) als
via AUV en Aesculaap te bestellen.

Voor meer informatie: Rhône Mérieux
b.v.. Postbus 338,1180 AH Amstelveen.

- Klinische les gezelschapsdieren
\'Nefrologie: nieuwe behandelings-
methoden\' (18 november 1997).
Dit is een herhaling van de klini-
sche les die dit voorjaar werd ge-
geven.

- \'En hoe nu verder.....?\'. De prakti-
sche aanpak van diagnostische pro-
blemen GD (20 november 1997).

- Huidziekten II: \'De therapieën\' (20
november 1997).

- Case studies interne geneeskunde
gezelschapsdieren (10 december
1997).

- Apotheekbeheer II voor gezel-
schapsdierenpractici (2 blokken
van 2 dagen; 28, 29 januari en 19,
20 maart 1998).

- Diagnostiek en behandeling van di-
verse aandoeningen bij de oudere
kat (29 januari 1998).

- Maag-darmaandoeningen hond en
kat (11 februari 1998).

-ocr page 64-

LANDBOUWHUISDIEREN:

- Begeleiding Melkveebedrijven (8,
9 en 12 september 1997).

- Praktische economie 1 voor het var-
kensbedrijf (drie middagen; 16, 23
en 30 september 1997).

- Praktische economie 1 voor het
melkveebedrijf (9 en 16 oktober
1997).

- Symposium Vakgroep Algemene
Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren (10 oktober 1997).

- Standaardoverzichten als instru-
ment voor bedrijfsbegeleiding (15
oktober, 4 november en 2 decem-
ber 1997).

- Interpretatie laboratoriumuitslagen
met betrekking tot varkensziekten
(16 oktober 1997).

- Standaardoverzichten als instru-
ment voor bedrijfsbegeleiding (21
oktober, 11 november en 9 decem-
ber 1997).

- Praktische economie 1 voor het var-
kensbedrijf (drie middagen: 28 ok-
tober, 4 en 11 november 1997).

- Symposium \'Groep Practici Grote
Huisdieren\' (28, 29 en 30 oktober
1997).

- Fertiliteit rund (13 en 14 november
1997).

- Certificatie landbouwhuisdieren-
praktijk (20 en 21 november 1997).

- Praktische economie 1 voor het
melkveebedrijf (20 en 27 novem-
ber 1997).

- Begeleiding melkveebedrijven (8,
9 en 12 december 1997).

- Veterinaire apotheek II landbouw-
huisdieren (2 blokken; 1, 2, 3 april
en 14, 15 mei 1998).

DIVERSEN:

- Financieel praktijkmanagement
\'Jaarstukken lezen\' (4 september
1997).

- Persoonlijk leiderschap en de
kracht van communicatie (18 en 19
september 1997).

- Financieel praktij kmanagement
\'Jaarstukken lezen\' (2 oktober
1997).

- Financieel praktij kmanagement
\'Jaarstukken lezen\' (6 november
1997).

- Financieel praktijkmanagement
\'Jaarstukken lezen\' (11 december
1997).

ASSISTENTEN:

- Assistentie voorbereiding en na-
zorg operatiepatiënt (27 september
1997).

- Assistentie bij röntgenologisch on-
derzoek van gezelschapsdieren (13
december 1997).

Persoonlijk leiderschap en de
kracht van communicatie
(97.932),
18 en 19 september 1997 te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,- (inclusief twee
boeken, een reader en een overnach-
ting), maximaal 20 deelnemers.

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of
instelling op enigerlei wijze leider.
Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebruikt het
gewicht van zijn persoonlijkheid om
zijn dingen te doen, zijn visie te ont-
wikkelen en zijn doelstellingen te be-
reiken. Zijn hulpmiddel daarbij is de
eigen persoonlijkheid. Een persoon-
lijkheid die zichzelf vormgeeft in de
manier van communiceren. Daarom
in deze persoonlijke, intensieve en
uitdagende training aandacht voor de
volgende gebieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun
eigen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke moge-
lijkheden. Persoonlijke mogelijkhe-
den vergroten en nieuwe bronnen
aanboren als leider geeft de moge-
lijkheid de eigen richting vorm te ge-
ven. Dan kan de leider anderen uitda-
gen om hun bronnen te gebruiken en
te ontwikkelen.

Succes willen hebben
Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider.
Wij denken daarbij niet alleen aan het
succesvol zijn of kunnen \'scoren\',
maar aan het gericht blijven op de ei-
gen visie en het genieten van de suc-
cessen die op weg daarnaar toe wor-
den geboekt. Geniet zonder ook maar
iets in te leveren van de motivatie om
de vervolgens gestelde doelen te be-
reiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een
voortdurend aandachtspunt voor de
leider. Daarbij kijkt de leider verder
dan zijn eigen persoon. Hij schept
voorwaarden om de relaties tussen de
leden onderling en de relaties met de
leider vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maat-
schapsvergaderingen en contacten
met cliënten zijn conflicten ook een
gegeven. Hoe kun je ze voorkomen
en oplossen?

Kortom: een tweedaagse training om
te leren effectief je persoonlijk plan
te trekken in de veranderende wereld.
De docent is drs. W. Veenbaas (in sa-
menwerking met prof dr. A. Pijpers),
drs. Wibe Veenbaas heeft een eigen
trainingsinstituut: Phoenix Oplei-
dingen in Utrecht. Wibe Veenbaas is
binnen diergeneeskundig Nederland
bekend om zijn inspirerende inleidin-
gen die hij gehouden heeft voor di-
verse Groepen van de KNMvD en als
docent bij de cursus Apotheek 11
Landbouwhuisdieren.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren
(U.D.) (97/128), 24 september
1997, 09.30 - 17.30 uur te Wage-
ningen. Cursusprijs ƒ 525,— (inclu-
sief lunch).

Deze cursus beoogt een kennisma-
king met de praktische toepassingen
van echografie in de gezelschapsdie-
renpraktijk als aanvulling op of als
vervanging van röntgenologisch on-
derzoek van gezelschapsdieren te
zijn. De theoretische aspecten van
echografie zullen besproken worden
en de praktische uitvoering van echo-
grafisch onderzoek van abdomen en
thorax zal gedemonstreerd en geoe-
fend worden, zowel met linear array
als sectorscanner van Pie Medical. Er
wordt aandacht besteed aan: scan-
techniek; normaalbeeld van diverse
organen; beelden van een aantal veel-
vuldig voorkomende afwijkingen. De
cursusleider is drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Assistentie voorbereiding en na-
zorg operatie patiënt
(97/806), 27
september 1997, 10.00 - 16.00 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 395,—
(inclusief lunch).

Aan bod komen: controle van de pa-
tiënt voor de operatie. Algemene ver-
zorging en controle van de patiënt na
de operatie; bijkomen uit anesthesie;
pijnbestrijding na de operatie (nood-
zaak?); infiisen; verbanden of kraag.
Bovendien wordt aandacht besteed
aan de ernstig zieke, opgenomen pa-
tiënt en aan bloedafnametechnieken.
Een en ander wordt theoretisch behan-
deld en gedemonstreerd en waar mo-

-ocr page 65-

gelijk geoefend. De cursusleider is dr.
A.A.M.E. Lubberink, specialist chi-
rurgie der gezelschapsdieren.

Certificatie gezelschapsdieren-
praktijk
(97.703) 9 oktober 1997;
09.30 - 22.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 700,- (inclusief diner).

Doelgroep-, Practici uit de gezel-
schapsdierenpraktijk die de certifica-
tie ter hand willen nemen .

Deze cursus is opgezet vanuit de
Projectgroep certificering/kwaliteits-
zorg en beoogt ten eerste het verdui-
delijken van de Kwaliteitsrichtlijn
Dierenartsenpraktijken en ten tweede
zal de haalbaarheid van een kwali-
teitssysteem in de eigen praktijk met
behulp van de toetscriteria duidelijk
worden gemaakt. Vanuit verschil-
lende invalshoeken zullen de vol-
gende onderwerpen aan bod komen:

- Kwaliteitszorg noodzaak en eigen
belang;

- Certificeren is een manier van den
ken, zichtbaar te maken in protocol
en werkinstructie;

- Functioneringsgesprekken en in-
terne audit;

- De klachtenprocedure;
Kennis, een product met verloop
datum, hoe onderhouden we die?;

- De ARBO-wet toegespitst op de
veterinaire praktijk;

- Omgang met medicijnen, de ver-
antwoording in het kwaliteitshand
boek;

- De patiëntenadministratie;

- Het schrijven van een proto-
col/werkinstructie, oefening in
groepen.

Zowel gedurende als aan het einde
van de cursus zal voldoende ruimte
worden geboden tot discussie. De
cursusleider is drs. C.W.A. van
Helbergen, practicus te Bussum.

Symposium Vakgroep algemene
Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisdieren \'Heelkunde in
perspectier,
10 oktober 1997 te
Utrecht.

Deze dag zal een groot aantal spre-
kers u op de hoogte brengen van de
meest recente ontwikkelingen van
het (klinisch) onderzoek dat er op
Heelkunde verricht wordt. De pre-
sentaties worden kort en bondig ge-
houden en beslaan een groot aantal
onderwerpen. Te noemen zijn, onder
andere, de laparoscopic, de mogelijke
rol van neuropeptiden bij sesamoï-
dose, de behandeling van tibiafractu-
ren en het paard met rugproblemen.
Maar ook de thrombophlebitis, de in-
fectieuze arthritis en de intraveneuze
anaesthesie bij het varken komen aan
de beurt en nog vele andere onder-
werpen. Dit alles in een prettige am-
biance met een goed verzorgde lunch
op de tot lunch/expositieruimte om-
getoverde monsterbaan en met een
drankje na afloop.

Certificatie (97.704), 20 en 21 no-
vember 1997; aanvang dag 1 09.30
uur, sluiting dag 2 16.30 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1.200,-(inclusief over-
nachting).

Doelgroep: Practici in de landbouw-
huisdieren- en gemengde praktijk.

Deze cursus is opgezet vanuit de
Projectgroep certificering/kwaliteits-
zorg en beoogt ten eerste het verdui-
delijken van de Kwaliteitsrichtlijn
Dierenartsenpraktijken en ten tweede
zal de haalbaarheid van een kwali-
teitssysteem in de eigen praktijk met
behulp van de toetscriteria duidelijk
worden gemaakt. Vanuit verschil-
lende invalshoeken zullen de vol-
gende onderwerpen aan bod komen:

- De feiten die een diergeneeskundig
kwaliteitszorgsysteem noodzake-
lijk maken;

- Certificeren is een manier van den-
ken;

- Het protocol en de werkinstructie;
De kwaliteitsrichtlijn vertaald naar
de praktijk;

- Administratie, registratie,
documentatie;

- De registratie van de veterinaire
activiteiten;

- Praktijkgebouwen en inventaris;
waar loop ik tegen op? Welke
oplossing kozen wij?;

- Apotheekbeheer, de verwoording
in het Kwaliteitshandboek;

- Nieuwe ontwikkelingen; hoe vast-
leggen?;

- De ARBO-wet toegespitst op de
veterinaire praktijk;

- Praktische oefening in het maken
van protocollen/werkinstructies;

- Functiebeschrijving en
organogram;

- Organisatie diergeneeskundige be-
geleiding;

- De klachtenprocedure;

- Kennis een product met verloopda-
tum; hoe onderhouden we die?;

- Werkoverleg en interne audit;

- Het kwaliteitshandboek.

Zowel gedurende als aan het einde
van de cursus zal voldoende ruimte
worden geboden tot discussie. De
cursusleider is drs. J.A. Westerbeek,
Veterinair Centrum Someren.

Apotheekbeheer H voor gezel-
schapsdierenpractici
(97.603), 28,
29 januari en 19,20 maart 1998 (twee
blokken van twee dagen). Dagpro-
gramma te Utrecht, avondpro-
gramma en overnachting te Zeist.
Cursusprijs ƒ 2550,— (inclusief over-
nachtingen).

In het kader van de cursus krijgt men
in blok I een aantal \'huiswerkop-
drachten\' die in blok
II gezamenlijk
worden besproken.

Doelgroep: Gezelschapsdierenpractici
die reeds deelnamen aan de cursus
Veterinaire Apotheek I (al of niet spe-
ciaal gericht op gezelschapsdieren-
practici) en die actief betrokken zijn
bij het apotheekbeheer binnen de prak-
tijk.

Het doel van de cursus is om verder
(dan de cursus Veterinaire Apotheek
I) in te gaan op aspecten van de apo-
theekvoering vanuit een specifieke
gezelschapsdieren-optiek.

Het diergeneesmiddel: onder andere
hoe te kiezen, onderbouwing werk-
zaamheid, bio-equivalentie en substi-
tutie, het beoordelen van kwaliteit,
onderzoeksgegevens, formulering en
reclame.

De apotheek: onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kosten en
marge, inrichting, personeel en orga-
nisatie, werk en controlenormen, in-
tercollegiale toetsing.

Afleveren van diergeneesmiddelen:
onder andere informatie voor eigena-
ren (bijsluiters), communiceren met
de eigenaar over geneesmiddelen.

Regelgeving: onder andere actualise-
ring kennis over wetgeving (onder
meer humane middelen); knelpunten
als gevolg van registratie en regelge-
ving; hoe daarmee om te gaan. De
cursusleiders zijn prof dr. A. Pijpers,
FdD en dr. L.M. Overduin, Veterinair
Specialisten Oisterwijk.

N.B. Voor deze cursus bestond een
wachtlijst, er zijn derhalve slechts
enkele plaatsen beschikbaar.

-ocr page 66-

Veterinaire apotheek II landbouw-
huisdieren
(97.604); 1,2, 3 april 1998
(2,5 dag) en 14,15 mei 1998 (1,5 dag).
Dagprogramma te Utrecht, avondpro-
gramma en overnachting te Zeist.
Cursusprijs ƒ 2.900,-- (inclusief over-
nachtingen).

Doelgroep-, Dierenartsen die reeds
deelnamen aan Veterinaire Apotheek I
en actief betrokken zijn bij apotheek-
beheer

Het geneesmiddel: onder andere keu-
zecriteria, onderbouwing werkzaam-
heid, bio-equivalentie en substitutie,
het beoordelen van informatie en on-
derzoeksgegevens, formulering en
kwaliteit.

De Apotheek\', onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kostenopbouw,
inrichting, personeel en organisatie,
werk- en controlenormen.

Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplichtin-
gen, patiënten/eigenaren informatie,
communiceren met de eigenaar over
geneesmiddelen.

Regelgeving: actualisering kennis wet-
geving; knelpunten als gevolg van re-
gelgeving; hoe daarmee om te gaan. In
het kader van de cursus krijgt men een
aantal \'huiswerkopdrachten\' (onder
andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die
gezamenlijk worden besproken. De
cursusleiders zijn prof dr. A. Pijpers,
FdD en drs. S.J. Mesu, Project
Veterinaire Apotheek FdD.

■R « «H

N.B. Voor deze cursus bestond een
wachtlijst, er zijn derhalve slechts en-
kele plaatsen beschikbaar.

Begeleiding melkveebedrijven te
Cuijk.
Cursusprijs ƒ 1.500,-(exclusief
BTW en inclusief lunch). Deze cursus
is door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van A.U.V.-
Dierenartsencoöperatie in het kader
van het kennistraject dat de A.U.V. uit-
voert ten bate van haar leden.

Cursusnummers data:
97/210, 8,9 en 12 september 1997
97/230, 8,9 en 12 december 1997
3 dagen van 09.30 tot 17.00 uur

De dierenarts is in staat - beter dan an-
dere adviseurs - door zijn/haar patho-
fysiologische kennis, aangevuld met
zoötechnische kennis, veehouders in
hun bedrijfsvoering veterinair-zoö-
technisch te begeleiden. Dit vereist dat
de practicus pathofysiologische en
zoötechnische inzichten kan vertalen
naar de bedrijfsvoering van de
(melk)veehouder. In de onderhavige
training zal veel aandacht aan deze as-
pecten worden besteed. Pathofy-
siologie, zootechniek en bedrijfsvoe-
ring vormen de sleutelwoorden van de
training. Recente ontwikkelingen op
veterinair-zoötechnisch gebied die van
belang zijn voor de begeleiding van
melkveebedrijven zijn in de training
opgenomen. Daarnaast wordt zoveel
mogelijk getracht de deelnemers \'ins-
trumenten\' te verschaffen die direct in
de dagelijkse praktijkuitoefening kun-
nen worden toegepast. De cursusleider
is prof dr. A. Brand, InterAct Agri-
management, emeritus hoogleraar be-
drijfsdiergeneeskunde van het rund
Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht.

Praktische economie I voor het varkens-
bedrijf te Cuijk.
Cursusprijs
ƒ 1.000," (exclusief BTW en inclusief
trainingsmateriaal). Deze cursus is
door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van A.U.V.-
Dierenartsencoöperatie in het kader
van het kennistraject dat de A.U.V. uit-
voert ten bate van haar leden.

Cursusnummers data:
97/307,16,23 en 30 september 1997
97/308,28 oktober, dinsdag 4 en 11 no-
vember 1997 drie middagen van 14.00
tot 17.30 uur.

Als bedrijfsbegeleider maakt de practi-
cus deel uit van de kring van adviseurs
die de varkenshouder ondersteunt.
Effectieve advisering over diergezond-
heid en aan diergezondheid gerela-
teerde aspecten dient maximaal reke-
ning te houden met de economische
mogelijkheden van het betrokken be-
drijf Daarom is de economische ana-
lyse een integraal onderdeel van het ad-
vies. De training is er op gericht inzicht
te geven in de economische achtergron-
den (kosten, investeringen, economi-
sche technieken, etcetera) van varkens-
bedrijven. Een belangrijk onderdeel
van de training is het - in de vorm van
cases - oefenen met voorbeelden uit de
dagelijkse praktijk. De cursusleiders
zijn dr. ir. R.B.M. Huime, InterAct
Agrimanagement, LU Wageningen en
drs. R.H.M. Bergevoet, InterAct Agri-
management, praktiserend dierenarts.

DIERENARTS VAN BLAAM GEZUIVERD

Grote koppen op het Agrarisch Dagblad. Dierenarts zou onzorgvuldig zijn geweest. Hierdoor zou een geval van klas-
sieke varkenspest lange tijd onopgemerkt zijn gebleven.

Naar nu is komen vast te staan, miste deze ernstige aantijging elke grond. De betrokken dierenarts, F. Donders, heeft
correct gehandeld en is niet nalatig geweest. Met de goed bijgehouden praktijkadministratie kon elke beschuldiging
worden weerlegd.

De KNMvD betreurt het dat deze collega het in deze varkenspestcrisis zo zwaar te verduren kreeg.

-ocr page 67-

nnemorian

JOHANNES CORNELIS
DE GRAAF

Op 3 maart 1996 overleed op 73-ja-
rige leeftijd Johannes Cornelis de
Graaf.

Hans werd op 7 februari 1923 geboren
in Rijswijk. Op driejarige leeftijd ver-
huisde hij naar Amsterdam. Hier
groeide hij op en doorliep de HBS. Na
een jaar scheepsbouwkunde in Delft
daalde de interesse en kreeg zijn al
jong aanwezige voorliefde voor dieren
de overhand. Daarom begon hij in
1945 de studie diergeneeskunde. Deels
in Utrecht en deels in Amsterdam wo-
nend doorliep hij de studie. Hij was
een enthousiast lid van de SSC en
kreeg de bul uitgereikt in 1953.

Na enkele waarnemingen vestigde hij
zich in Groningen aan de Radesingel
8. Hij heeft de diergeneeskunde in zijn
volle omvang uitgeoefend. Eerst alleen
en sinds 1973 in associatie met R.A.
Hoekstra. Op 65-jarige leeftijd disso-
cieerde hij en bleef een kleine huisdie-
renpraktijk uitoefenen tot aan zijn
dood.

Zijn praktijkvoering kenmerkte zich
door visie: rond 1973 ging vrucht-
baarheidsonderzoek bij paarden tot de
mogelijkheden behoren en werden
hem vanuit zijn cliëntenschare vragen
hierover gesteld. In diezelfde periode
dacht hij aan associëren. Hij zocht dus
een associé met specifieke vaardighe-
den in deze richting en vond die in de
persoon van R.A. Hoekstra. Rond 1980
maakte de radiodiagnostiek zijn entrée
en als eerste in Groningen schafte hij
zich een röntgenapparaat aan. Daar-
naast was hij handig en inventief: hij
was een vlotte operateur en kende wei-
nig complicaties. Ook ontwierp hij een
eigen operatie- en röntgentafel alsook
een donkere kamer. Zijn vakkennis
was uitmuntend: in moeilijke gevallen
bleef zijn differentiaal diagnose rela-
tief lang en stelde hij vlot de diagnose.
Zo diagnostiseerde hij een geval van
varkenspest in een zeer vroeg stadium
en traceerde zelf de bron. Hij was se-
cuur: afwezigheid werd altijd correct
geregeld, wanneer doorschakelen
naar de portable telefoon niet toerei-
kend was en toen hij overleden was
bleek het geen enkel probleem om zijn
cliënten aan te schrijven. Daarnaast
was hij een aimabele man met warme
belangstelling voor zijn cliënten, het-
geen zich uitte in een trouwe cliënten-
schare, met name jonge mensen. Het
was ontroerend te merken hoe ontdaan
menigeen was bij kennisname van zijn
overlijden. De conclusie moet dan ook
zijn dat hij zich prima op zijn plaats
voelde in zijn praktijk en dat de combi-
natie tot voordeel is geweest voor de
diergeneeskunde. Hij werd dan ook
zeer gewaardeerd doorzijn collega \'s.

Hij trouwde met Fiet Kingma en zij
kregen één zoon. Ondanks het drukke
bestaan bestond er een hecht gezinsle-
ven, waar assistentes en huishoude-
lijke hulp duidelijk onderdeel van uit-
maakten. Graag bezocht hij sociale
evenementen zowel van zijn werk als
privé. Hij was een trouw lid van vele
tennisclubjes en een verwoed platbo-
demzeiler. Op het lidmaatschap van de
Koninklijke Zeilvereniging Oostergoo
was hij zeer gesteld. De jaren na het
wegvallen van zijn vrouw waren moei-
lijk voor hem. De laatste jaren ging het
weer in stijgende lijn en werden weer
plannen voor de toekomst gesmeed,
óók in de diergeneeskunde.

Volkomen onverwacht is hij overleden.
Hij blijft in mijn gedachten als een
echte vader en een man die tot voor-
beeld kan dienen.

E.J.R. de Graaf

-ocr page 68-

DIERENARTS BEGAAN MET STRUCTUUR VARKENSHOUDERIJ

GEZONDHEID EN WELZIJN BELANGRIJKE BOUWSTENEN

Door de huidige uitbraak van klassieke varkenspest is de discussie over de structuur van de varkenshouderij in
Nederland in een stroomversnelling geraakt. In allerlei gremia wordt over deze structuur gedacht en gesproken.
De dierenarts, met zijn specifieke kennis en ervaring, kan hierin een belangrijke bijdrage leveren. Andersom zal de
structuur van de varkenshouderij van invloed zijn op de positie van de dierenarts. Het spreekt dus voor zich dat de
KNMvD in het overleg participeert. Mede naar aanleiding van een verzoek van de minister van Landbouw
Natuurbeheer en Visserij aan de KNMvD heeft een werkgroep een eerste advies opgesteld. Dit advies is vervolgens
voor commentaar voorgelegd aan een breed samengestelde klankbordgroep. Zij werd gevormd door een 15 -tal
dierenartsen, afkomstig uit zeer diverse hoeken van het veterinaire veld, doch allen betrokken bij de varkensge-
zondheid. Op 23 mei kwamen zij bijeen op het kantoor van de KNMvD te Utrecht. Onder leiding van de voorzitter
van de KNMvD, A.W. Udo, spraken zij over de vanuit veterinair oogpunt gewenste aanpassingen in de structuur
van de Nederlandse varkenshouderij. Het resultaat van deze bespreking is vastgelegd in een nota, die inmiddels
door een delegatie van de KNMvD aan het ministerie van LNV is aangeboden. De nota zal verder worden gebruikt
_als uitgangspunt voor overleg binnen de KNMvD over de toekomstige varkenshouderij en de rol die de

dierenarts daarin behoort te spelen. Onder leiding van de voorzitter van de
Groep Geneeskunde van het Varken is gestart met het nader uitwerken van
de in de nota genoemde Dierveiligheidsindex.

STRUCTUUR VARKENSHOUDERIJ 21 ^ EEUW

INLEIDING

De recente uitbraak van klassieke
varkenspest en alle consequenties
spelen ontegenzeglijk een belang-
rijke rol in de vele discussies over de
structuur van de varkenshouderij die
thans worden gevoerd. Echter, het is
niet reëel deze noodsituatie als enig
uitgangspunt te kiezen. De zuilen die
de structuur van de varkenshouderij
van de 21® eeuw dragen, dienen bre-
der te zijn gefundeerd.
Financieel gezond, maatschappelijk
verantwoord, milieuvriendelijk, ge-
zonde dieren onder welzijnsvriende-
lijke omstandigheden gehouden,
vlees dat voldoet aan de hoogste
kwaliteitsnormen, zijn enkele van de
normen waaraan de toekomstige var-
kenshouderij dient te voldoen.
Daarbij mag niet onopgemerkt blij-
ven dat ook dan, wanneer de ideale
structuur van de varkenshouderij is
bereikt, rekening zal moeten worden
gehouden met uitbraken van ziekten
die vallen onder de regeling aanwij-
zing besmettelijke dierziekten.

TRENDS, SCENARIO\'S EN
RANDVOORWAARDEN
Uit nu ter tafel liggende analyses ko-
men de volgende verwachtingen voor
de toekomst naar voren.
Een maximaal gelijkblijvende of
krimpende omvang van de sector,
toenemende schaalvergroting, blij-
ven bestaan van concentratiegebie-
den, verdere integratie van de pro-
ductiekolom, toenemende interna-
tionalisering, in Nederland meer na-
druk op kennis-intensieve productie,
en een (relatief) klein segment voor
de alternatieve varkenshouderij.
De hierbij aangegeven randvoor-
waarden zijn: marktgerichte benade-
ring, economisch en ecologisch ver-
antwoorde dierhouderij, kwaliteits-
garantie c.q. certificering dierhoude-
rij en volksgezondheid, en hoge eisen
aan varkensgezondheid en -welzijn.
Het landbouwbedrijfsleven streeft
ook nog naar kostenverlaging.

VARKENSGEZONDHEID EN
-WELZIJN

Varkensgezondheid en -welzijn zijn
belangrijke bouwstenen voor de
structuur van de varkenshouderij. In
onderhavige beschouwing willen wij
met name deze aspecten vanuit vete-
rinair technisch oogpunt belichten.
De belangrijkste risicofactoren zul-
len worden aangeduid en tevens zal
een aantal oplossingsrichtingen wor-
den aangegeven.

RISICOFACTOREN
De gezondheidsstatus van het indivi-
duele dier en van de dierstapel wordt
door een aantal factoren bedreigd.
Eén van de belangrijkste risicofacto-
ren is het (indirecte) contact met an-
dere dieren met een lagere gezond-
heidsstatus. Dit contact, dit risico,
komt tot stand door ondermeer: aan-
voer van varkens van andere bedrij-
ven, onvoldoende hygiënebarrières
op en rondom een bedrijf, de nabij-
heid van andere varkensbedrijven, in-
adequate identificatie en registratie
(l&R), onvoldoende EU-bordercon-
trol en nationale grenscontrole etce-
tra. Ook factoren zoals: huisvesting
en verzorging, welzijn, diergenecs-
middelengebruik, systematische dier-
gezondheidszorg en ziektemonitoring
kunnen, bij onjuiste invulling ervan,
een risicofactor voor de gezondheid
van de varkens vormen.

DIERVEILIGHEIDSINDEX
Wij stellen voor al deze factoren on-
der te brengen in een dierveiligheids-
index. Deze index vormt een maat
voor de veiligheid (= waarborg voor
gezondheid en welzijn) van het dier
op het bedrijf. Tevens is zij de basis
onder een systeem van toeslagen en
heffingen en als zodanig een instru-
ment om de gewenste herstructure-
ring in de varkenshouderij te bevor-
deren.

Deze dierveiligheidsindex zou een
integraal onderdeel moeten gaan uit-
maken van een IKB-regeling nieuwe
stijl.

Om met de dierveiligheidsindex als
instrument te kunnen werken dienen

-ocr page 69-

De dierveiligheidsindex (=kwa-

liteitsindex voor het bedrijf)

wordt bepaald volgens eisen die

worden gesteld aan:

1. transport

2. huisvesting en verzorging

3. welzijn (conform Gezond-
heids* en welzijnswet voor die-
ren)

4. omgeving van het bedrijf, var-
kensdichtheid van de regio (ves-
tigingseisen en regionalisatie)

5. systematische diergezondheids-
zorg

6. verantwoord diergeneesmidde-
lengebruik

7. monitoring van aangifteplich-
tige dierziekten (RBD-rege-
ling)

8. hygiëne (omheining bedrijf,
hygiënesluis, quarantainestal,
vuile/schone weg, kadaveraf-
voer)

9. buffercapaciteit bij calamiteiten.

deze punten nader te worden uitge-
werkt.

AANBEVELINGEN VOOR OPTI-
MALISATIE VAN DE STRUC-
TUUR

Aanbevelingen voor optimalisatie
van de structuur van de varkenshou-
derij hebben betrekking op transport,
gegevensuitwisseling en kennisover-
dracht.

Transport

Transport en het hieraan verbonden
directe en indirecte contact tussen
dieren is een van de belangrijkste ri-
sicofactoren. Dit geldt niet alleen
voor het vervoer van dieren zelf maar
ook voor het transport van bijvoor-
beeld sperma, materialen, kadavers
etcetra. Dit transport dient zoveel
mogelijk beperkt, en indien onver-
mijdbaar, volledig navolgbaar te zijn.
Onderstaande maatregelen zullen
hiertoe bijdragen.

Transportrich ting

Vervoer van varkens mag alleen
plaatsvinden in de richting van hoog
naar laag. Dit wil zeggen: op een be-
drijf mogen alleen varkens worden
aangevoerd van een bedrijf met een
gelijke of hogere gezondheidsstatus /
dierveiligheidsindex.
Vrachtwagens mogen pas nadat zij
geheel leeg, gereinigd en ontsmet
zijn weer naar een bedrijf met een ho-
gere status. Er moet worden gestreefd
naar het zoveel mogelijk beperken
van de transportlijnen. \'Eén op één\'-
relaties verdienen de voorkeur.

Transportafstand

Van bedrijf naar bedrijf: zoveel mo-
gelijk beperken. Dit kan door de af-
stand te maximeren (bijvoorbeeld tot
10 km) of door een sterk progressieve
heffing op transport te leggen;
Van bedrijf naar slachterij: meest
dichtbijzijnde slachterij.

Transportbewegingen
Bijladen verboden bij transport big-
gen en vleesvarkens. Gebruik contai-
ners voor kleine koppels wel toege-
staan. Zeugen uitsluitend vervoeren
in compartimenten (niet in één laad-
ruimte).

Transporthygiëne

Route van de transporteur moet
transparant zijn; houten laadbakken
ongewenst.

Welzijn tijdens transport
Volgens Gezondheids- en welzijns-
wet voor dieren.

Ontsmetting van transportwagens
Er dient een hygiëneprotocol nage-
leefd te worden voor de ontsmetting
van transportwagens.

Transport kadavers
De destructor dient kadavers te ver-
voeren in afsluitbare laadbakken; er
dient een hygiëneprotocol nageleefd
te worden voor de grijper.

Borgstellingsfonds
Met behulp van een borgstellings-
fonds kan worden voorkomen dat bij
de dreiging van een uitbraak van een
besmettelijke ziekte dieren massaal
worden verplaatst.

Kansen: het besmettingsrisico wordt
kleiner, het welzijn dieren wordt be-
ter gewaarborgd, de maatschappe-
lijke acceptatie wordt bevorderd.
Bedreigingen: kostenverhoging, re-
actie transportsector.

Grensoverschrijdend transport
Uit zowel veterinair, als welzijnsoog-
punt dient het grensoverschrijdend
transport van levende varkens gemi-
nimaliseerd te worden. Het grens-
overschrijdend transport van levende
varkens dient onder strikte hygiëni-
sche voorwaarden plaats te vinden.
Bordercontrol met bijvoorbeeld maxi-
maal tien grensstations, met een door
de RVV gecertificeerde ontsmettings-
gang.

Waterdichte Identificatie en Regi-
stratie

Gebruik van elektronische transpon-
ders (minder fraudegevoelig).
Correcte uitvoering en controle van
de l&R-regelgeving.

Kansen: volledige transparantie van
het handelsverkeer.
Bedreiging: kosten verhogend.

Elektronische uitwisseling gege-
vens in de keten

Centrale databank.
Bulletinbord monitoringresultaten
(voor snelle informatisering van be-
langhebbenden).

Koppeling dierveiligheidsindex be-
drijfaan UBN.

Dierveiligheidsindex periodiek vast-
stellen (door bijvoorbeeld GD-ic).
Elektronische gegevenskoppeling en
-uitwisseling: EDl-dierenartsenprak-
tijk; EDl-Gezondheidsdienst, ID-
DLO, EDl-slacht, EDl-consument
(webside op internet).
Uniforme registratie slachtbevindin-
gen.

Kansen: transparantie van de sector,
crisismanagement, marketingma-
n agem ent, kwaliteitsman a gem ent.
Bedreiging: initiële kosten, garbage
in garbage out (bestandsvervuiling).

Door de sector georganiseerde ken-
nisoverdracht

Voor het realiseren van de geschetste
streefbeelden is een optimale infor-
matisering en bijscholing van alle be-
trokkenen (van ondernemer tot con-
sument) onontbeerlijk. Kennis en
openheid van zaken dienen kenmer-
ken te worden van de varkenshoude-
rijsector. Voor het vergroten van de
kennis (ook van de consument) is
permanente educatie nodig. De com-
municatie met de consument zal
een duidelijke twee-richtingstructuur
moeten kennen (veel duidelijkheid in
openbare kanalen, electronische me-
dia).

Bulletinbord en sectorale helpdesk
voor alle schakels in de keten.
Horizontale (bijvoorbeeld studieclub
veehouders) en verticale (bijvoor-
beeld veehouder, dierenarts, slachte-
rij) kennisoverdracht.

-ocr page 70-

Bijscholing dierenartsen (PAO-Dier-
geneeskunde).

Bijscholing veehouders (onder meer
door de dierenarts via systematische
diergezondheidszorg op de bedrij-
ven).

SLOTOPMERKINGEN
Het varkenshouderijbedrijf

Bovengenoemde aanbevelingen voor
optimalisatie in de sector behoeven
niet te leiden tot een inkrimping van
de sector. Wel zullen deze aanbeve-
lingen ontegenzeglijk leiden tot een
verbetering vaij de maatschappelijke
acceptatie van de varkenshouderij.
De ondernemer en zijn medewerkers
dienen een goede verzorging van en
toezicht op de dieren te kunnen waar-
borgen. Grote betrokkenheid bij het
bedrijf is vereist. Het dier mag nim-
mer worden verlaagd tot \'grondstof
voor de vleesproductie. De varkens-
houder dient behalve houder ook na-
drukkelijk hoeder van zijn dieren te
(kunnen) zijn. Een optimale zorg
voor de dieren is alleen te garanderen
wanneer er voldoende arbeidspoten-
tieel beschikbaar is. Met het verlagen
van de productiekosten door schaal-
vergroting toe te passen, moet om
deze reden dan ook zeer terughou-
dend worden omgegaan (economisch
gewin mag nooit boven de gezond-
heid en het welzijn van het dier wor-
den gesteld). Uitgaande van de dier-
gezondheid en het welzijn en de
maatschappelijke acceptatie is er een
bovengrens aan het aantal dieren per
arbeidskracht. Echter het bedrijf mag
ook niet te klein zijn, het moet im-
mers over de financiële ruimte be-
schikken om investeringen te kunnen
doorvoeren.

Het ideale bedrijf kent verder een
consequent all in-all out-systeem.
De ideale omvang is per bedrijf-
(sunit):

* Gesloten bedrijf 250 zeugen en
2000 vleesvarkensplaatsen.

* Vermeerderingsbedrijf 400 zeugen

* Mestbedrijf 3500 vleesvarkens-
plaatsen.

Voor een bedrij fsunit met een derge-
lijke omvang dienen twee tot drie
volwaardige arbeidskrachten aanwe-
zig te zijn.

Herintroductie besmettelijke dier-
ziekten

Een uitbraak van een besmettelijke
dierziekte blijft ondanks alle maatre-
gelen nooit 100% uit te sluiten. Bij
meer dan incidentele uitbraken zal er
dan ook ruimte moeten zijn voor
noodvaccinatie. De op dit punt in
Europees verband gemaakte afspra-
ken dienen te worden bijgesteld. De
maatschappelijke weerstand tegen
het huidige \'stamping-out\' beleid is
groot.

Tevens zal er altijd een adequate ve-
terinaire organisatie met een goed,
bijgewerkt en beproefd draaiboek
voor de detectie en bestrijding van
uitbraken voorhanden dienen te zijn.
In dit draaiboek dient een duidelijke

ik heb hier het blok met banden
gebruikt om weer uit tekomen
volgens schema

taak en plaats voor de structurele be-
drij fsdierenarts opgenomen te zijn.
Een maximale benutting van de vete-
rinaire expertise bij de overheid en
extern is een vereiste.

Organisatie en financiering

De organisatie van de verantwoorde-
lijkheden zal van een publiekrechte-
lijke in een privaatrechtelijke kunnen
worden gewijzigd. Hierbij zal de
overheid altijd de haar wettelijk op-
gelegde verantwoordelijkheden moe-
ten blijven waarmaken.

De financiering van het private deel
dient, op basis van de dierveilig-
heidsindex, in de sector te worden ge-
legd, waarbij geen kostenverhoging,
maar een kostenverschuiving zal
plaatsvinden. Een hogere dierveilig-
heidsindex kan leiden tot lagere
slacht- en keuringskosten.

Via deze publicatie willen wij de
nota over dit niet alleen veterinair,
maar ook algemeen-maatschappelijk
belangrijke onderwerp onder de
aandacht brengen van alle leden.
Aanvulling en opmerkingen ziet de
KNMvD met belangstelling tege-
moet.

Zij kunnen worden ingediend bij
.I.L.M. Vaarten, stafmedewerker Ve-
terinaire Zaken. tel. 030-2510111.
fax 030-2511787 en e-mail
KNMVD@POBOX. R UU. NL

EEN BREDER
PERSPECTIEF

BANDEN TVD

Dit jaar is er al veel over en weer ge-
schreven over de (on)zin van de home-
opathie. Tijd dus voor de geïnteresseer-
den om alles eens wat breder te bezien.
1 November bestaat de Groep Homoeo-
patisch-werkende Dierenartsen 20 jaar
en zal dit onder bovenstaand motto ge-
past vieren. Nadere mededelingen vol-
gen nog. Noteert u alvast de datum?

Namens de
lustrumcommissie,
A.G.G. Kok

Banden 1996,1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990,1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,— (inclu-
sief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht
aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij beho-
rend kostenoverzicht.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling: 030 - 2511787.

-ocr page 71-

INLEIDING

Op 2 juni 1997 heeft in het kantoor van
de KNMvD een workshop plaatsge-
vonden over de toekomst van de rund-
veedierenarts. Hierbij waren aanwezig
vertegenwoordigers van het Hoofd-
bestuur, de besturen van de Groep
Practici Grote Huisdieren en de Groep
Geneeskunde van het Rund, Dier-
gezondheid in Beweging, NCI, project
Kwaliteitsborging op het melkveebe-
drijf, Bovisie 2010 en de Melk-
denktank (voorheen \'solipsisme\'). De
aanleiding voor deze workshop was
dat de afgelopen jaren vanuit de be-
roepsgroep vele initiatieven zijn geno-
men om ons te bezinnen over de toe-
komstige positie van de rundvee-
dierenarts in Nederland. De Groep
Bovisie 2010 heeft aan de hand van de
te verwachten ontwikkelingen in de
melkveehouderij de bedreigingen en
de mogelijkheden voor de rundveedie-
renarts geschetst (4).
Een ander initiatief is het rapport
Kwaliteitszorg Melk dat is opgesteld
door een gezamenlijke commissie van
de Afdelingen Groningen/Drenthe en
Friesland van de KNMvD (1).
Aanleiding tot dit rapport was een sig-
naal vanuit de zuivelindustrie dat men
bezig was met het ontwikkelen van een
kwaliteitsborgingssysteem voor de
melkveehouderij waarbij echter een
lacune dreigde te ontstaan voor wat be-
treft de diergeneeskundige inbreng. In
het rapport Kwaliteitszorg Melk staan
de minimale en wenselijke kwaliteits-
eisen omschreven. Mede door het ver-
schijnen van dit rapport zijn nu twee
dierenartsen betrokken bij het project
Kwaliteitsborging op het Melk-
veebedrijf van de NZO en het Land-
bouwschap. Daarnaast zijn twee arti-
kelen verschenen in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde over de toe-
komst van het werk in de rundveeprak-
tijk en over hoe de dierenarts hier op in
kan spelen (2,3).

Het zal duidelijk zijn dat bovenstaande

Werkgroep Erkenning Rundveedierenartsen.
Secretariaat: Julianalaan 8-10, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht.

initiatieven niet geheel vrijblijvend
zijn genomen, maar mede zijn ontstaan
door signalen uit de markt. In de rund-
veesector komen deze geluiden vanuit
de afnemers van onze \'producten\', met
name de LTO, de NZO en de
Gezondheidsdienst voor Dieren. Eén
van de belangrijkste punten van kritiek
is de sterke variatie in het kennisni-
veau van de rundveedierenartsen.
Concreet geformuleerd komt het er op
neer dat steeds vaker hiaten door de
buitenwereld worden gesignaleerd en
het belangrijk is hier als beroepsgroep
op in te spelen. In dit artikel wordt
daarvoor een mogelijke strategie aan-
gegeven.

MARKTBEWEGINGEN IN DE
RUNDVEESECTOR
Gedurende de afgelopen decennia is
het aantal melkveebedrijven in
Nederland sterk afgenomen en het
aantal dieren per bedrijf toegenomen.
Ter illustratie: in 1959 waren er in
Nederland nog 185.045 melkveebe-
drijven met een gemiddeld aantal die-
ren van 8,5. In 1980 waren er nog
67.167 bedrijven met gemiddeld 35,2
dieren, terwijl in 1995 het aantal ver-
der was gedaald tot 37.465 met een ge-
middeld aantal dieren van 45,6. Het is
te verwachten dat deze tendens zich in
de toekomst nog verder voort zal zet-
ten. De veehouders die overblijven
zullen er echter alles aan doen om de
levensvatbaarheid van hun bedrijf te
garanderen. Het kennisniveau van
deze blijvers zal dan ook toenemen; in
bepaalde gevallen kan de veehouder in
kennis soms zelfs de meerdere zijn van
de dierenarts.

De afnemers in de rundveesector zijn
momenteel bezig met verschillende
kwaliteitsprogramma\'s: kwaliteitszorg
vlees (1KB), Keten Kwaliteit Melk
(KKM). De zuivel zal in de toekomst
niet alleen eisen stellen aan de veehou-
der en zijn bedrijf maar ook aan de toe-
leveranciers (veevoeding: GMP; die-
renarts: GVP). In het kader hiervan
zullen dus eisen worden gesteld aan de
rundveedierenarts. Hij/zij zal niet al-
leen moeten werken in een gecertifi-
ceerde praktijk maar zal ook vol-
doende gekwalificeerd moeten zijn en
blijven. De georganiseerde dierziek-
tenbestrijding vraagt dierenartsen die
meer kunnen dan alleen het uitvoeren
van een bepaalde handeling zoals bij-
voorbeeld vroeger bij de mond- en-
klauwzeerbestrijding. De rundveedie-
renarts moet beschikken over
voldoende kennis en sociale vaardig-
heden om bestrijdingsprogramma\'s in
de praktijk succesvol uit te kunnen
voeren. De meest actuele voorbeelden
daarvan zijn IBR, BVD en Paratbc:
hoe screen je een bedrijf; welke vac-
cins zijn er op de markt; welke strate-
gie moet er gevolgd worden; etcetera.
Uiteraard zal ook de klinische kennis
en kunde van de rundveedierenarts van
een goed niveau moeten zijn. Gezien
de ontwikkeling van de kwaliteitsbor-
gingsprogramma\'s zullen de veehou-
ders in de toekomst ook om een garan-
tie vragen voor de kwaliteit van het
klinisch handelen van de dierenarts.

TtmÊ\'

DE RUNDVEEDIERENARTS NA 2000: VERSLAG VAN
EEN WORKSHOP

J.W. Hesselink, T.J.G.M. Lam. J.A. Westerbeek en J.L.M. Vaarten\'\'

BEDREIGINGEN VERSUS KAN-
SEN

Er zijn meerdere spelers op het gebied
van diergezondheid actief zoals bij-
voorbeeld DLV, Veevoeding, Advies-
buro\'s en Holland Genetics.
Ontwikkelingen bij pluimvee en var-
kens kunnen als voorbeeld dienen:
steeds meer werkzaamheden zijn over-
genomen door de integraties, etcetera,
dus door niet-dierenartsen. Deze ten-
dens vindt ook plaats bij het rundvee.
Voorbeelden zijn de gang van zaken
bij de vleeskalveren, maar ook de acti-
viteiten van Holland Genetics op het
gebied van rectaal onderzoek.
Er zijn kansen om het vakgebied uit te
breiden van voornamelijk handelingen
en verkoop van diergeneesmiddelen
naar advisering en begeleiding. Dit
vereist echter wel een aantoonbare toe-
gevoegde waarde van de dierenarts.

TOEKOMST RUNDVEEDIEREN-
ARTS

Gezien de bovenstaande punten zullen
de rundveedierenartsen, als zij in de
sector een actieve rol willen blijven

-ocr page 72-

spelen, er voor moeten zorgen dat:

1.de rundveedierenarts als zodanig
herkenbaar is;

2. de rundveedierenartsen als groep
duidelijk aanspreekbaar zijn;

3.zij een product leveren dat in de
breedte van een goede en constante
kwaliteit is.

Hoewel een groot aantal dierenartsen
regelmatig nascholingen, symposia,
etcetera bijwoont, is toch gebleken dat
een niet onaanzienlijk aantal dit zelden
of nooit doet. Het gevolg hiervan is dat
het kennisniveau binnen de gehele be-
roepsgroep een vrij grote variatie ver-
toont waarbij hiaten door de buitenwe-
reld worden gesignaleerd. Om de
hierboven genoemde doelstellingen te
realiseren moet in de eerste plaats de
groep thuisblijvers van nascholing en
dergelijke tot deelnemer worden om-
gevormd. In de tweede plaats zal een
continue stroom van informatie de
rundveedierenartsen moeten bereiken
om verzekerd te zijn van een perma-
nent aanwezige hoeveelheid up to date
kennis en kunde.

Deze doelstellingen zullen het beste
gerealiseerd kunnen worden met een
certificeringssysteem waarbij kennis
en kunde op het gebied van de rund-
veediergeneeskunde centraal staat.
Een dergelijk systeem kan het beste
vanuit de eigen beroepsgroep worden
gegenereerd; als de markt erom vraagt
zijn we er klaar voor zonder al te veel
betutteling. Dit idee heeft geleid tot het
volgende voorstel voor een erken-
ningsregeling voor rundveedierenart-
sen.

VOORSTEL ERKENNINGSREGE-
LING RUNDVEEDIERENARTSEN
Basiseisen

In de eerste plaats moet worden bena-
drukt dat er een duidelijk onderscheid
moet worden gemaakt tussen een spe-
cialist die geregistreerd is door de
Registratiecommissie van de Raad voor
Specialisatie en een erkende rundvee-
dierenarts. Een erkenning als rundvee-
dierenarts betekent in feite een dieren-
arts met een algemene bevoegdheid
maar met een specifieke kennis op het
gebied van mndvee. Hij/zij is werkzaam
in een praktijk die gecertificeerd is of op
korte termijn zal worden. Met name de
protocollen mndveegezondheidszorg
en apotheek moeten zijn uitgewerkt.
Daamaast is een praktij kom vang van
minimaal 2500 stuks I&R rundvee wen-
selijk om voldoende dagelijkse routine
van de mndveedierenarts te kunnen
waarborgen. Een en ander moet er op
neerkomen dat de rundveedierenarts
tenminste 35% van de werkweek be-
steedt aan de rundveediergeneeskunde.

Nascholing

Erkenning zou plaats kunnen vinden
na een éénmalige cursus waarin actu-
ele kennis wordt gepresenteerd waar-
over iedere moderne rundveedieren-
arts minimaal moet beschikken.
Daamaast moet er permanente educa-
tie plaatsvinden die in grote lijnen be-
staat uit twee delen:

1.Vast verplicht pakket met een up-
date van relevante onderwerpen (be-
strijdingsprogramma\'s, protocollen,
formularium, aangifteplichtige ziek-
ten, etcetera). De noodzaak hiervoor
is groot omdat een uniform kennis-
pakket bij erkende rundveedieren-
artsen de sleutel is voor communica-
tie naar de overheid en de
landbouwsector. Dit vaste pakket
wordt jaarlijks aangepast aan
nieuwe ontwikkelingen.

2. Algemene kennisvermeerdering of
uitdiepen van kennis in een specifiek
onderwerp. Naast cursussen (PAO-
D, PHLO, AOC) kan ook gedacht
worden aan wetenschappelijke ver-
gaderingen, congressen, symposia
en werkgroepen maar ook aan parti-
cipatie in intervisiegroepen.

Als voorbeeld voor een regeling voor
het volgen van geaccrediteerde cursus-
sen kan gekeken worden naar de
Landelijke Huisartsen Vereniging
(LHV). Iedere huisarts dient gedu-
rende vijfjaar 200 trainingsuren te vol-
gen. Dit zijn er gemiddeld 40 per jaar
waarbij er per jaar een overlap mag op-
treden. De LHV houdt een lijst bij van
geaccrediteerde huisartsen. Ten aan-
zien van de erkenning van de rundvee-
dierenarts zou een aantal terzake des-
kundigen alle activiteiten moeten
inventariseren, wegen en in punten
moeten beoordelen. De erkende rund-
veedierenarts moet per jaar een mini-
mum aantal punten behalen om de er-
kenning te behouden.

Deelname

Deelname aan het erkenningspro-
gramma kan in eerste instantie plaats-
vinden op vrijwillige basis. Aflian-
kelijk van de ontwikkelingen bij de
programma\'s van de georganiseerde
dierziektenbestrijding en kwaliteits-
zorg kan vervolgens worden bekeken
wanneer het wenselijk is deelname aan
een puntensysteem een verplichtend
karakter te geven.

Kenniscentrum Diergeneeskunde
(KCD)

Voor een continue overdracht van ken-
nis en informatie naar de erkende
rundveedierenarts is een kenniscen-
trum diergeneeskunde (KCD) essen-
tieel. Het kenniscentrum heeft als ta-
ken de informatievoorziening van
dierenartsen te optimaliseren, de groep
erkende rundveedierenartsen te verte-
genwoordigen en de voor de rundvee-
diergeneeskunde relevante projecten
te initiëren enVof te begeleiden. Het
KCD zou ook de inventarisatie van
educatiemogelijkheden moeten uit-
voeren en het overzicht van de be-
haalde punten moeten beheren.
Daamaast kan het KCD richting geven
aan het te volgen onderwijs. Voordeel
van het oprichten van een dergelijk
kenniscentrum is dat de afhankelijk-
heid van personen wegvalt en conti-
nuïteit gewaarborgd is.

CONCLUSIE

De conclusies van de workshop rund-
veedierenarts na 2000 zijn als volgt sa-
men te vatten:

1. gezien de marktbewegingen in de
rundveesector is het gewenst om te
komen tot een erkenning van rund-
veedierenartsen;

2. bovenstaande kan niet zonder per-
manente educatie. Een apart scho-
lingsplan zal leiden tot meer uni-
forme kennis en een verhoging van
het niveau van de groep als geheel;

3.om het onder 1 en 2 gestelde te be-
reiken is het noodzakelijk een ken-
niscentrum diergeneeskunde (KCD)
op te richten.

Het Hoofdbestuur van de KNMvD
heeft de werkgroep erkenning rund-
veedierenarts geformeerd om deze
conclusies uit te werken tot een defini-
tief voorstel.

LITERATUUR

1. Barkema HW, Broersma KS, Jorritsma H,
Piebes AHG, Siebinga JT en Wijck MA
van. Kwaliteitszorg Melk. KNMvD 1995.

2. Vaarkamp H. Benedictus G, Hesselink JW,
Jorna Tj en Schukken YH. Wat is er gaande
in de dierenartsenpraktijk? Deel 1 of: een
driefasenmodel voor ontwikkeling. Tijd-
schr Diergeneesk 1996; 121:476-8.

3. Vaarkamp H, Benedictus G, Hesselink JW,
Joma Tj en Schukken YH. Wat is er gaande
in de dierenartsenpraktijk? deel 2 of: de
vloek van het veterinair solipsisme.
Tijdschr Diergeneesk 1996; 121:479-80.

4. Wentink GH et al. Rundvee-diergenees-
kunde tot 2010. Tijdschr Diergeneeskd
1996; 121: 547-50.

-ocr page 73-

Fossielen zoeken en... vinden! Dat kan
nog steeds op de Zeeuwse stranden. Met
name bij Cadzand en tussen Domburg
en Oostkapelle spoelen nog regelmatig
fossiele schelpen, haaietanden en been-
deren aan. Het Zeeuws museum bevat
een mooie verzameling, van mammoet
tot schepje uit lang vervlogen tijden. Dit
Zeeuws museum is te bezoeken aan het
eind van de stadswandeling door
Middelburg, één van de keuzemogelijk-
heden in het partnerprogramma. Deze
stadswandeling begint op de markt, ge-
domineerd door het magistrale stadhuis
en eindigt op het abdijplein, gelegen in
het centrum van de stad. Het museum is
een onderdeel van het abdijcomplex,
waarvan de catacomben ook toeganke-
lijk zijn. Aan het eind van de rondlei-
ding kan men dus ter plekke blijven
rondneuzen of gaan winkelen of een ter-
rasje pikken. Kent u Middelburg al of
liggen uw interesses elders, dan is een
bezoek aan de imkerij Poppendamme
aanbevelenswaard. De nijvere bijtjes
spelen daar de hoofdrol. De imker ver-
telt u over het wel en wee van het bijen-
volk, u kunt proeven van de honing-
producten, de tuin staat vol van
bijenvriendelijke planten en u zult ver-
steld staan van wat er allemaal mogelijk
is met was en honing. Deze excursie
wordt nog aangevuld met een korte
rondrit over Walcheren, langs schitte-
rende landweggetjes met de karakteris-
tieke meidoornhagen, de duinen, kerk-
dorpjes en natuurlijk de zee. Wacht niet
te lang met uw inschrijving, want de ca-
paciteit is beperkt tot 40 personen.

De congrescommissie.

PARTNERPROGRAMMA JAARCONGRES ZEELAND

Kaatsen is een enerverende sport met
duizenden beoefenaren. In Friesland,
maar ook ver daarbuiten: in Spanje,
Italië, leriand - overal ter wereld wor-
den er vormen van het kaatsen bedre-
ven. In het kader van het honderdjarig
bestaan van de Koninklijke Neder-
landse Kaatsbond is er recentelijk
door Omroep Fryslan een zesdelige
kaatsspecial op de TV uitgezonden.
Het sportieve genoegen van het kaat-
sen - \'t stoere familielid van het tennis
- is het met de blote hand te lijf gaan
van de bal. Daar speciaal schoeisel
vroeger niet bestond, werd er vooral
op blote voeten of op sokken ge-
speeld. De beste speler van het win-
nende drietal (partuur) werd uitgeroe-
pen tot koning. Vandaar dus \'koning
op sokken\'.

Ook dit jaar wordt er op onze jaar-
lijkse sportdag op 2 oktober 1997 te
Vlissingen gekaatst. Met jullie inzet
kunnen we, naar ik hoop, het hoge
aantal teams van vorig jaar - zes par-
tuur - evenaren.

Th. Twerda

KONING OP SOKKEN

Ook in de provincie Zeeland zullen de
Veterinaire Hockeyers dit jaar alweer
voor de tiende keer hun hockey-hart op
kunnen halen! Limburg heeft het aange-
toond: geen oord is te ver voor een hoc-
keyer. Hij/zij komt altijd omdat hij/zij
vindt dat de Veterinaire Sportdag en in
het bijzonder de Veterinaire Hockey-
dag een absolute must is in het leven van
alledag.

leder jaar lukt het weer: een prachtige
mix van collegae met eventuele partners
en oudere-jaars studenten die dartelen
over de kunstgrasvelden. Nu opgeven
betekent op 2 oktober 1997 hockeyen in
Vlissingen!

HOCKEY IN VLISSINGEN

Bij: R. Back, dr. ten Bokkel, Huininh\\\'eg
30, 7241HVLochern, tel.: 0573-252570
privé / 254027 praktijk. Fax: 0573-
257622.

Jazeker, op 2 oktober 1997 zal er tijdens
de sportdag van de KNMvD geschoten
worden. Echter niet tijdens een georga-
niseerde schietwedstrijd, maar de gol-
fers zullen via een gun-shot-start aan
hun 18 hole\'s stableford-wedstrijd be-
ginnen. Op de baan van de Dom-
burgsche Golfclub, een van de oudste
banen van ons land en tevens met het ka-
rakter van een echte links-baan (open,
ruig, helmgras en duingrond), zijn de
veterinaire golfers en partner van harte
welkom. De baan is mede bijzonder
door een aantal bomkraters die tijdens
het bombardement op Westkapelle in de
Tweede Wereldooriog zijn ontstaan.
Deze kraters onder andere vormen nu de
gras- en zandbunkers die van de speler
de nodige techniek vragen om ze te ver-
mijden of eventueel te overwinnen.
Omdat de Domburgische Golfclub over
slechts negen hole\'s beschikt, zal er dit
jaar sprake zijn van een numerus fixus
(waarschijnlijk 50). Geprobeerd wordt
om dit aantal nog iets op te rekken. De
volgorde van binnenkomst van de
(schriftelijke) aanmeldingen (via het bu-
reau van de KNMvD) zal bepalend zijn.

Om 10.00 uur zullen alle spelers via een
gunshot van start gaan voor hun eerste
negen hole\'s. Een half uur van te voren
startklaar aanwezig zijn is dus noodza-
kelijk. Vanaf 09.00 uur is de koffie, met
Zeeuwse versnapering, gereed. Van
12.30 - 14.00 uur wordt er geluncht en
om 14.00 uur starten we voor de tweede
negen hole\'s. U wordt vriendelijk ver-
zocht bij de opgave uw handicap te ver-
melden. Voor deelname is minimaal een
GVB vereist.

Met vriendelijke groet mede namens de
Sportcommissie,

L.M. Otto, coördinator Golf.

SCHIETEN IN ZEELAND?

-ocr page 74-

Groep Groot dagen: 28,29 en 30 okto-
ber op sportcentrum
Papendal. Geza-
menlijke sessies waarbij als thema\'s:
Concurrenten in beeld, GZD, Nedap,
DLV en KI versus de eerstelijnsprak-
tijk. Sprekers van deze organisaties en
hun visie erover met aansluitend een
forumdiscussie.

De maatschap: het optimale samen-
werkingsverband?

VAN ZEIST NAAR PAPENDAL

Succesformules uit het buitenland
(Frankrijk, VS) en de situatie in Ne-
derland.

Calamiteiten in de dierziektebestrij-
ding.
Casus varkenspest. Wat hebben
we ervan geleerd? De rol van de practi-
cus. Draaiboek MKZ/NCD. Econo-
mische aspecten etcetera.
Deelsessies Rund: subklinische mas-
titis, para TBC en klauwgezondheid.

Interpretatie melkcontrole-uitslag, Sal-
monellose, voeding en bedrij fsbegelei-
ding.

Kleine herkauwers: georganiseerde
dierziektebestrijding schaap. Bedrijfs-
begeleiding geitenhouderij en de aan-
pak van stofwisselingsziekten rond af-
lammertijd.

Verdere info\'s over de deelsessies var-
ken, gezelschapsdieren, pluimvee en
paarden volgen
(inhoud is reeds be-
kend, of uitgave 15 augustus 1997)

Tijdens de Jaarvergadering van de
GHwD van 15 mei 1997 is drs. P.C.
Kroft, dierenarts te Oldenzaal, als se-
cretaris van de Groep Homeopathisch-
werkende Dierenartsen afgetreden.
Collega Kroft heeft gedurende zes jaar
het secretariaat van de GHwD ge-
voerd. Hij is in de vergadering opge-
volgd door mr. drs. G.Th.A. Menges,

dierenarts-jurist te Woerden.
Per 15 mei 1997 is het secretariaat van
de GHwD gevestigd aan het Vogel-
wikkeveld 22 te (3448 ER) Woerden;
telefoon/fax: 0348-416 843.

Wijziging vergaderdatum
De vergadering die gepland stond voor
18 september 1997 is verplaatst naar
25 september 1997. Op deze datum
zal een zogenaamde \'Casuïstieken-
avond\' plaatsvinden. Tijdens deze
avond zal een aantal homoeopathisch-
werkende dierenartsen casuïstieken uit
de praktijk behandelen. Indien u be-
langstelling heeft om deze studie-
avond bij te wonen, die van 19.30 -
22.30 uur plaatsvindt in het
Beatrixgebouw van het Jaarbeurscon-
grescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht
(tel. 030 - 295 59 11), dan kunt zich
hiervoor aanmelden bij ondergete-
kende op het bovengenoemde secreta-
riaatsadres. Leden van de KNMvD
met belangstelling voor de veterinaire
homeopathie worden van harte uitge-
nodigd om ook eens op een andere stu-
dievergadering aanwezig te zijn.
Informatie over de inhoud van een be-
paalde studievergadering is eveneens
te verkrijgen bij ondergetekende.

WIJZIGING SECRETARIAAT GHWD

Gérardo Th.A. Menges

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Augustijn, Mevr. M.; 1997; 3581 EM Utrecht
Mgr. v.d. Weteringstraat 118.
Bouwhuis, G.J.; 1997; 7814 PG Emmen
Holtstraat 72.

Bronneberg. R.G.G.; 1997; 3511 KG Utrecht:
Lijnmarkt 47.

Cate, Mevr. J.R. ten; 1997; 3582 VT Utrecht;
I.B.Bakkerlaan 65 IV.

Egberink, Dr. H.F.; 1983; U-1991; 3431 EH
Nieuwegein; Prof.Dr. Bakkerlaan 57.
Goederen, Mevr. I.G. de; 1997; 3958 GE
Amerongen; J. van Zutphenweg 8.
Holtrop, Mevr. W.H.; 1997; 1091 CE
Amsterdam; Ruyschstraat 76 III.
Kahlmann, F.R.; 1997; 3513 EW Utrecht;
Westerdijk 18bisA.

Pronk, G.A.M.; 1997; 3551 VN Utrecht; Dr.
Schaepmanstraat 6.

Velden, Mevr. K. van de; 1997; 3981 EB
Bunnik; Dorpsstraat 121.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft

Personalia

het Hoofdbestuur aangenomen:

Cremers, G.G.; 1997; 3051 JM Rotterdam;
Schiebroeksesingel 42.

Eek, Mevr. P.G. van; 1997; 6045 AG
Roermond; Kapellerlaan 247.
Elberink. J.J.M.; 1974; 7665 SH Albergen;
Zandhuisweg 24.

Jansen. R.F.; 1985; 2133 HL Hoofddorp;
Norholm 20.

Laar, F.A.B.M. van de; 1996; 5492 BW Sint-
Oedenrode; Boskantseweg 14.
Meer. Mevr. M.A. van; 1996; 3956 NL
Leersum; Bremweg 6.

Mulder, J.J.; 1978; 3137 RG Vlaardingen;
Utrechtlaan 117 B.

Pauw, Mevr. M.E.; 1984; 3881 PG Putten;
Drosteweg 20.

Pennekamp, B.W.; 1975; 9731 MR Groningen;
Dudoklaan 8.

Steen, Mevr. J.C.M.; 1997; 1216 LJ Hilversum;
Menno Simonszhof 25.

Steenaert, M.H.H.; 1997; 3532 GW Utrecht;
Alb. Thijmstraat 1.

Vroeijenstijn, Mevr. S.M.G.; 1997; 4221 SP
Hoogblokland; Minkeloos 36.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bakker, Mevr. F.J.; 3732 GR De Bilt; Kloos-
terlaan 3.

Boekhout, Mevr. P.E.; 9000 Gent (België); Slui-
zeken 34-3.

Bouwhuis, Mevr. J.H. ten; 3705 ZC Zeist; Wa-
rande 43.

Compaan, Mevr. R.W.; 3523 PD Utrecht; Kari-
boestraat 143.

Kolsteren, Mevr. N.J.G.W.; 3572 XV Utrecht;
M.H. Trompstraat 28.

Kraakman, Mevr. M.; 3532 TS Utrecht; Jacob
Geelstraat 2 bis.

Luijkx, R.E.; 3512 CN Utrecht; Ridderschap-
straat 27 bis.

Samson, Mevr. N.P.; 3553 EP Utrecht; Am.ster-
damsestraatweg 576.

Seesing, E.H.A.L.; 9050 Gentbrugge (België);
St. Eligiusstraat 26.

Vulpen, P.H.S. van; 3572 VJ Utrecht; Bollen-
hofsestraat 51.

JUBILEA:

J.W. Kattenwinkel te Ruinen, afwezig, 55 jaar,
12 augustus 1997

C.W. Moons te Reeuwijk, aanwezig ,40 jaar, 27
augustus 1997

A.E.E. Bunte te Voorthuizen, afwezig, 25 jaar,
28 augustus 1997

Koninklijke Onderscheiding:

J. Bakker te Exloo benoemd tot Ridder in de
Orde van Oranje-Nassau.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
6 juni 1997:

Augustijn, Mevr. M.
Beek, Mevr. M.L.G.M. van
Bronneberg, R.G.G.
Gestel, A.M. van

-ocr page 75-

Goederen, Mevr. I.G. de
Haker, P.J.G.
Houben, Mevr. M.A.M.
Hurk, P.B. van den
Kahlmann, F.R.
Lantinga, Mevr. E.
Pronk, G.A.M.
Son, Mevr. S.E.W.F. van
Tiepel, Mevr. C.F.A.
Velden, Mevr. K. van de
Wetering, H.M.J.M. van de

MUTATIES:

Akkerdaas, Mevr. L.C.; 1994; 3524 KM
Utrecht; Tirol 52;
tel. 030-2890954 privé,
2531779 bur.; o.k. medew.
U.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Gezelschapsd.).

♦Augustijn, Mevr. M.; 1997; 3581 EM
Utrecht; Mgr. v.d. Weteringstraat 118; tel.
030-2304741; wnd.d.

Bakker, J.; 1969; 7875 AR Exloo; Boslaan
4; tel. 0591-549005; p., geass. met R.K. de Boer,
H.J. Haverkate, A.R. van Ittersum, A.
Klarenbeek, F.W. Oostra, H.B.A. Scholten en J.
van der Zee;
R.O.N.

*Beek, Mevr. M.L.G.M. van; 1997; 3572
GH Utrecht; Zandhofsestraat 50; tel. 030-
2734566; wnd.d.

Beukers-Schröder, Mevr. L.C.M.; 1970;
5671 CN Nuenen; Loenijs van Lancveltlaan 9; tel.
040-2831766;
fax 040-2843651; plv.i. R.V.V.
kring Weert.

♦Bouwhuis, G.J.; 1997; 7814 PG Emmen;
Holtstraat 72; tel. 0591-640635 privé, 513151
prakt.; fax 0591-512889; p., medew. bij J.
Bakker, R.K. de Boer, H.J. Haverkate, A.R.
van Ittersum, A. Klarenbeek, F.W\'. Oostra,
H.B.A. Scholten en J. van der Zee.

«Bronneberg, R.G.G.; 1997; 3511 KG
Utrecht; Lijnmarkl 47; tel. 030-2322447 privé,
2310668 prakt.; p., medew. bij H.T. Arts.

Cremers, G.G.; 1997; 3051 JM Rotterdam;
Schiebroeksesingel 42; tel. 010-4228152 privé,
055- 3012255 prakt.; fax 010-4228152; p., me-
dew. bij P.H.M. Barendregt, B. Bmins, J.W.
Versteegt, A.A.G.M. Wijne en Mevr. W.J. Wijne-
Raemakers
(toev. als lid).

♦Daas, A.L.B, den; 1983; 3271 AL
Mijnsheereniand; Laan van Moerkerken 88;
tel. 0186-604363; p.

Eek, Mevr. P.G. van; 1997; 6045 AG
Roermond; Kapellerlaan 247; tel. 0475-336442
privé, 329977 prakt.; p., medew. bij R.I.H. Rieter
(toev. als lid).

Elberink, J.J.M.; 1974; 7665 SH Albergen;
Zandhuisweg 24; tel. 0546-441475 privé, 441444
prakt.; p., geass. met M.A.M. Evers
(toev. als lid).

Everts, Dr. H.; 1977; Wageningen-1994;
3763 ZA Soest; Sloothaak 29; tel. 035-6031215
privé,
030-2532013 bur.; wet.medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisd.).

»Gestel, A.M. van; 1997; 5087 TJ
Diessen; Heistraat 7 A; tel. 013-5042402
prakt.; p., medew. bij C.W.M. Augustijn, J.M.
Berger, F.W. Berndsen, G.C. Charpentier,
O.A. van Dobbenburgh, J.W. Eshuis, M.JJ.
van der Linden, J.A.M. Vermeer, A.R.L. de
Vries en H.J.H. van Wijk.

»Goederen, Mevr. I.G. de; 1997; 3958 GE
Amerongen; J. van Zutphenweg 8; tel. 0343-
457183; wnd.d.

Gonzalez Baigorri, Mevr. R.A.; Leon-1993;
3328 MV Dordrecht; Wittenstein 178;
tel. 078-
6176736 privé, 010-4661553 prakt.; p., medew.
bij Mevr. H.M.J. Lateur-Rouwet.

♦Goorden, C.J.M.; 1997; 5473 GA
Heeswijk-Dinther; St. Servatiusstraat 37; tel.

0413-293868 privé, 292929 prakt.; fax 0413-
296038; p., medew. bij M.C.M. Bossers, P.J.M.
van Huiten, A.H.C. Kuijpers, F.T.M.
Loomans, T.J.J. van der Rijt en E.W.H.M. van
der Velden.

Haan, E. de; 1996; 3771 PP Barneveld;
Wencopperweg 42; tel. 0342-423973 privé,
414956
prakt.; p., medew. bij J.W. Bakker, W. de
Boer, C. van der Hem, G. Heynen, D.P. Hofstee,
H. Nijland, M. Roseboom en W A. de Vries.

Haarsma, Mevr. J.; 1983; 2201 TT
Noordwijk
(ZH); Klei 2 A; tel. 071-4031926; d.

»Haker, P.J.G.; 1997; 3581 RV Utrecht;
Sweelinckstraat 4; tel. 030-2364222; wnd.d.

♦Hartman. Mevr. M.H.; 1997; 9919 TJ
Loppersum; Delleweg 7; tel. 06-53640899
privé, 0493-691330 prakt.; p., medew. bij
L.M.P.G. van den Eijnde.

Heiden, G. van der; 1996; 7002 LL
Doetinchem; Varsseveldseweg
165; tel. 0314-
327189
privé, 0543-473340 prakt.; medew. bij
M.G.M. Brinkhoff, F.S.G. Glorie, A.W. Udo,
H.J.W. Waterval en P.C. Witjens.

Holtkamp, J.; 1978; 5481 RA Schijndel;
Van Tuijllaan
7; tel. 073-5477693 privé/bur.; fax
073-5479945; Dir. Pharmediair.

»Houben, Mevr. M.A.M.; 1997; 4834 LV
Breda; Rechterenstraat 56; tel. 076-5613672
privé, 0485-571406 prakt.; p., medew. bij
L.J..M. Arts, F.C.M. van Genügten en I.M.
Ypma.

Huijg, J.C.M.; 1963; 1191 SB Ouderkerk
a/d Amstel; Boomvalk 20;
tel. 020^964416
privé, 4963131 prakt.; fax 020-4964698; p.

»Hurk, P.B. van den; 1997; 3512 PX
Utrecht; ABC-straat 26 bis; d.

Jansen, R.F.; 1985; 2133 HL Hoofddorp;
Norholm
20; tel. 023-5632419 privé, 5637350
prakt.; p. (toev. als lid).

Kaandorp, J.; 1979; 5017 HC Tilburg;
Boerhaavestraat
45; tel. 013-5431250/06-
53864637;
fax 013-5431250; p., freelance; d. sa-
faripark "Beekse Bergen".

»Kahlmann, F.R.; 1997; 3513 EW
Utrecht; Westerdijk 18 bis A; tel. 030-2317333
privé, 0165-565800 prakt.; p., medew. bij
A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker, B.A. ten
Bruggen Cate, P.H.M.M. Jacobs, A.J.M.
Meesters, G.A.D.J. de Mol, J.F.J. Segers en
J.M. Verbocht.

Kelder, G.J.; 1996; 8014 TM Zwolle;
Donker Curtiusware
40; tel. 038^656022 privé,
4546020 prakt.; p., medew. bij S.H.
Goudeketting en H.J. Timmers.

Kiers, J.; 1990; 8502 BN Joure; Reling 2;
tel. 0513-416437 privé, 412711 prakt.; p., geass.
met S.Th.L.J. Hijlkema.

Laar, F.A.B.M. van de; 1996; 5492 BW
Sint-Oedenrode; Boskantseweg
14; tel. 0413-
472318;
p., medew. bij R. van der Linde (toev. als
lid).

»Lantinga, Mevr. E.; 1997; 3732 AM De
Bilt; Abt Ludolfweg 51; tel. 030-2210169;
wnd.d.

Laterveer, Mevr. N.A.; 1995; 7496 AJ
Hengevelde; Bekkampstraat 28; tel. 0547-
333019 privé, 292827 prakt.; p., medew. bij
J.H.M. Put, A.J.H..M. Roelofs, C.B. van der
Sluijs en A. Timmerman.

Leeuw, Dr. P.W. de; 1973; U-1980; 8212
AS Lelystad; Oostrandpark 89;
tel. 0320-
222346
privé, 0570-660222 bur.; fax 0570-
634104;
alg. dir. G.D.

Meer, Mevr. M.A. van; 1996; 3956 NL
Leersum; Bremweg
6; tel. 0343-452731; d. (toev.
als lid).

Milders-Lubbert, Mevr. J.G.; 1995; 8531
DG Lemmer; Tjotter 16; tel. 0514-564674;

wnd.d.

Mulder, J.J.; 1978; 3137 RG Vlaardingen;
Utrechtlaan 117 B; tel. 010-4732247 privé,
4741037 prakt.; p., gezelschapsd.
(toev. als lid).

Pauw, Mevr. M.E.; 1984; 3881 PG Putten;
Drosteweg 20; tel. 034 M91231 ; d.
(toev. als lid).

Pennekamp, B.W.; 1975; 9731 MR
Groningen; Dudoklaan 8; tel. 050-5425518 privé,
5263255 prakt.; p., geass. met Mevr. A.J.
Steenbergen-van der Bilt
(toev. als lid).

Poppema, D.J.; 1970; 9752 XH Haren (Gr);
Paterswoldsemeer Westzijde 1 D; tel. 050-
3092983; vet. adv. MeTraCon B.V.;
wnd.d.

»Pronk, G.A.M.; 1997; 3551 VN Utrecht;
Dr. Schaepmanstraat 6; tel. 030-2447587 privé,
6012546 prakt.; p., medew. bij J.J. van der
Louw, J.H.M. Peeters en H.J.B, du Pon.

♦Remmers, P.; 1997; 8102 PX Raalte; \'t
Reelaer 7; tel. 0572-392900 prakt.; p., medew.
bij F.J. van Egmond, P.H.M. Putker en H.
Verhoeven.

Smit, Mevr. M.; 1997; 5076 NP Haaren;
Kantstraat 1; tel. 0411-623803 privé, 013-
5283535 prakt.; p., medew. bij C.l.M.M.
Achten, G.M.J.M. Boink, F.L.P.C. Donders,
A.H.M. van Doremalen, J.H.M. Maas en M.G.
van der Weele.

»Son, Mevr. S.E.W.F. van; 1997; 3581 PZ
Utrecht; Joke Smitplein 110; tel. 030-2311330;
wnd.d.

Steen, Mevr. J.C.M.; 1997; 1216 LJ
Hilversum; Menno Simonszhof 25; tel. 035-
6217418 privé, 020-6364681 prakt.; p., medew.
bij Mevr. E.F. Christenhuis
(toev. als lid).

Steenaert, M.H.H.; 1997; 7135 JV
Harreveld; Rector Hulshofstraat 5 A; tel. 0544-
378569 privé, 371600 prakt.; p., medew. bij G.T.
ter Heijden, W.W.A.M. Kruysen, J.B.A.
Loomans, H.W. van Ruitenbeek, W. Schuurman
enA.J.W.G. Vos
(toev. als lid).

♦Swart, W.B.F.; 1996; 2408 CD Alphen a/d
Rijn; Italiëstraat 13; tel. 0172-478498 privé,
471111 prakt.; p., medew. bij A.C.M.
Kuilboer, J.V.H. Lans, J.H. Rootert en A.
Soede.

»Tiepel, Mevr. C.F.A.; 1997; 1079 CM
.Amsterdam; Uiterwaardenstraat 183 III; tel.
020-6426191; wnd.d.

Vandaele, W.; Brussel-1966; B-7700
Mouscron (België); 28, Rue du Compas; tel.
00-
32-56-336111
privé, 840598 bur.; fax 00-32-56-
840599; d. bij BVD Consultants.

»Velden, Mevr. K. van de; 1997; 3981 EB
Bunnik; Dorpsstraat 12 1; tel 030-6571266; d.

Vesseur, Dr. P.C.; 1982; Wageningen-
1997;
5345 CW Oss; Barnsteen 8; tel. 0412-
651092 privé, 073-5286555 bur.; fax 073-
5218214;
E-mail: P.C.VESSEUR@PV.
AGRO.NL; hoofd afd. productie & kwaliteit.
Praktijkonderzoek Varkenshouderij.

Vroeijenstijn, Mevr.S.M.G.; 1997; 4221 SP
Hoogblokland; Minkeloos 36; tel. 0183-582916
privé, 582939 prakt.; p., medew. bij Mevr.
N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek, C.G.M. Jonkers
en P.W.L. Verweij
(toev. als lid).

Wasmann, R.P.M.; 1997; 5711 PH
Someren; Slievenstraat 35; tel. 0493-491923
privé, 491770 prakt.; fax 0493-496770; p., me-
dew. bij H.A. Derkx, J.A.G. Gerards,
P.W.C.M. van Oijen, R.E. Paauwe, R.J.M.L.
Raymakers, Mevr. M.G. Schuttert, L.AJ.
Smeenk, A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek,
D.L. W illink en F.Th.C. de Wit.

»Wetering, H.M.J.M. van de; 1997; 3524
AT Utrecht; Texel 191; tel. 030-2893891 privé,
0342-442740 prakt.; p., medew. bij B.
Hilgersom en F.T.M. Nederveen.

-ocr page 76-

Doorlopende agenda

CONGRESSEN EN SYMPOSIA

Augustus

17—21 9th International Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
formation, please contact dr. F. van
Eerdenburg, FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 1 Ith Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the
Hungarian Academy of Sciences, Hun-
gary-1581 Budapest, P.O. Box 18, Phone:
36 1 252-2455, Fax: 36 1 252-1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy food - Healthy
consumers\'. The Hague, the Netherlands.
1International symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists
(WAVFH). Information: Royal Netherlands
Veterinary Association, P.O. Box 14031,
NL-3508 SB UTRECHT, The Netherlands.
Fax. 31-30-251 17 87, e-mail:
KNMVDCoi POBOX.RUU.NL

September

5—7 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert in Pisa
(I) het veertiende jaarlijkse dermatologie
congres. De voertaal is Engels.
Meer informatie is te verkrijgen bij New
Team, Via C. Ghiretti, 2 43100 PARMA te
Italië. Tel 00 39 521 293913. Fax 00 39 521
294036. E-mail: newteam@mbox.vol.it.

9—13 Conference Association of Avian
Veterinarians.

11—13 ESVIM-congres in Lyon.

10—14 The 5th WEVA (World Equine
Veterinary Association) Congress.
Padova, Italy, http://www.fmsystem.it/
weva97, email weva97(gfmsystem.it, CSR
Conressi P.O. Box 1769-1-40100 Bologna,
Italy. Ph 39-51-765357, Fax 39-51-
765195 crs.congressi(gpt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-inte-
stinal disorders in juveniles\'.

16—19 15th meeting of the European Society
of Veterinary Pathology (ESVP), Sassari -
Alghero, Italy.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Interna-
tional Conference Centre.

Oktober

2—4 Jaarcongres KNMvD te Vlissingen.

30—2 Nov. llth Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

I Symposium \'Diergeneeskunde en Voe-
ding\' van de Afdelingen Noord-Holland,
Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland van de
KNMvD.

4 \'Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congres-
centrum de Reehorst te Ede.

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of
knowledge in Poultry Production\'. Jaar-
beurs te Utrecht, voorafgaand aan de VIV.
Nadere informatie: 0342-414881.

26—30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

29 Maastricht International Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

7—11 Ninth International Conference of the
International Federation of Science Editors:
\'Science communication for the next mille-
nium\'. Sharm El-Sheikh/Cairo, Egypt.

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255, e-mail: chuit(g
iprolink.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth
Veterinary Conference on Animal Health
and Production In Rural Areas. The
Essential Role Of Women At All Levels.
Bangalore, India. Tel.: 0091-80-646857,
6635210, 3330509. Fax: 0091-80-
6635210. E-mail: rahman.cva@.sprintrpg.
spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

April

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Cordoba, Spain.
For information and submission of ab-
stracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLindner
Bonn@T-online.de.

24—26 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the
Netherlands. Phone 31(0)30-2510111,
Fax 31(0)30-2511787.

Juni

2—5 Third International Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Deadline for
receipt of abstracts is February 1, 1998.
Information: Prof C. Van Peteghem,
Symposium Chairman, Faculty of Phar-
maceutical Sciences, University of Ghent,
Harelbekestraat 72, B-9000, Ghent,
Belgium. Phone: (32)9/264.81.34, fax:
(32)9/264.81.99, e-mail: carlos.vanpeteg-
hem(^rug.ac.be.

September

3—5 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert haar
vijftiende jaariijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

September

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

11 Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Van 13.30 uur tot 16.30 uur.
Gezondheidsdienst voor Dieren, Deventer.
Thema: Mal Absorption Syndrome - Dr.
MacNulty, Ierland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hel-
lendoom.

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-09-1996

11-08-1997

15-09-1997

01-09-1997

01-10-1997

15-09-1997

15-10-1997

29-09-1997

*) Voor 12.00

uur \'s middags.

OPROEP

Vrijdag 20 juni 1997 werden drie pups uit huis gestolen van één van mijn cliën-
ten. Misschien worden deze pups in uw praktijk aangeboden.

* 1 West Highland White teeQe, ruim drie maanden oud. Tat. nr. EWU 626.

♦ 2 Caim terriërs, ruim zes weken oud (reu en teef), nog niet getatoeëerd. Zeer

donker gestroomd (met witte borstvlek), de reu heeft een wit voorvoetje.

Tel.nr.; A.C.M. Kuilboer:

0172-471111 kliniek.
0172-587794 privé.
0172-539665 (eigenaar pups).

Tel./Fax: G. Krijgsman:

-ocr page 77-

TE KOOP WEGENS OVERCOMPLEET

Pulse-oxymeter VET-OX 4402 (1996). Met tongclip en rectaal-probe. Inclusief beschermhoesjes.
Nieuwwaarde ƒ3.828,-- exclusief btw. Verkoopprijs in overleg.

Dierenartspraktijk Bezuidenhout, tel.: 070-3835205/3177674.

TER OVERNAME AANGEBODEN:

EEN GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Gelegen in Duitsland op 20 autominuten van Venlo. De dierenarts woont momenteel zelf ook in Nederland.
Beginnen als assistent(e) en overname op korte termijn indien gewenst ook mogelijk. Omzet 1996: ƒ 425.000,-
Uw reactie kunt u sturen naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB,
Utrecht, onder nummer 17/97.

FOR SALE

Two person mixed practice (35% Small Animal, 65% Large Animal and Equine) in Lincolnshire. Good scope for ex-
pansion in excellent premises. Dutch vets employed for nine years - excellent Dutch references.
Price 400,000 Guilders for buildings, equipment & drugs. Good support for trail period with good salary package if
desired. Tel.: R. Plenderleith on: 44 (0) 1507 607108 after 7pm.

Dierenkliniek Boskamp in Beek is een gemengde praktijk met een sterk accent op de gezelschapsdieren. De kliniek
streeft naar kwaliteit en klantgerichtheid. Daarnaast is er een speciale interesse in duivengeneeskunde en alterna-
tieve behandelwijzen.

WIJ ZOEKEN EEN

COLLEGA DIERENARTS (M/V)

Ervaring strekt tot aanbeveling, maar is geen vereiste; een grote mate van betrokkenheid en inzet voor de praktijk
wel. Salariëring en arbeidsvoorwaarden volgens KNMvD-richtlIjn. Bij gebleken geschiktheid behoort associatie
tot de mogelijkheden. Schriftelijke sollicitaties met c.v. richten aan Dierenkliniek Boskamp, Julianalaan 34, 6191
AM Beek.

Gevraagd in een driemanspraktijk in het westen van het land

EEN COLLEGA M/V

met specifieke interesse en ervaring in de varkensbedrijfsbegeleiding. De werkzaamheden zullen bestaan uit 50%
varkens, 40% rundvee en 10% gezelschapsdieren. Het is de bedoeling op termijn tot associatie te komen.
Uitsluitend schriftelijke reacties te sturen naar: D.A.P. Nieuwpoort, Nieuwpoortseweg 10, 2965 AW Nieuwpoort.

-ocr page 78-

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, Tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi, fysiothera-
peuten, mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 4 oktober 1997 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Handboek
voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie kursus N.A.A.S., postbus 177, 1200
AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen

Tf^s

Cail-Centre Nederland B.V.

voor Dierenartsen

Call-Centre Nederland is een dynamische onder-
neming, actief op de markt van telefonische dienst-
verlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit
moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk
binnenkomende
gesprekken worden
aangenomen met
uw praktijknaam en
afgehandeld volgens
uw instructies.

Wij zijn graag bereid u
- indien gewenst -
nader te adviseren over
onze mogelijkheden.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V.,
Satumusstraat51a,
7314 KM Apeldoorn.
Telefoon: 055 - 35 77 333
Telefax: 055 - 35 77 999.

"De klasse van

Caf merk
je niet alleen
aan de druppel
baarheid..."

V^aP txigzalf kan bij kamertemperatuur
gemakkelijk uit de tube worden gedruppeld en
verdeelt zich als een filmpje over de oogbol.

De optimale zalfbasis bevat een hoge
dosering chlooramfenicol met vitamine A.

^APIIARIIIO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Samervstelling: 20 mgig chlooramfenicol en 15.000 I.E. Ig vitamine A palmitaat. Indicatie: infecties
van het voorste oogsegment, veroorzaakt door gram-positieve coccen, mycoplasmen, Corynebacterium
en Chlamydia spp. Verpakking: tube a
5 gram. Reg. NL 8470.

Apharmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

-ocr page 79-

Van de Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

Op het moment dat dit Editorial geschreven wordt, verruilt Nederland regenbui voor zonnestraal en om-
gekeerd, heeft Oost-Europa te kampen met de ellende die voor veel Midden-Nederlanders zeer herken-
baar is, hebben de reisbureaumedewerkers het schreeuwend druk met last-minute reizen naar zonnige
oorden, kortom, we zitten midden in een Nederlandse zomer Het grote voordeel van de komkommertijd in
Nederland is dat er meestal voldoende te zeggen valt over het weer: ofwel het regent te veel, ofwel het is zo
uitzonderlijk heet dat iedereen verlangt naar die \'betere zomer van vorig jaar\', enzovoorts. Zoals zo vaak
het geval is, valt alles nog wel mee wanneer je daar goed op gaat letten. De temperatuur is over het alge-
meen zeer aangenaam en de buien zijn heftig maar beperken zich tot gedeeltes van een etmaal. Het zou
mij dan ook verbazen als Nederland de barbecue heeft afgezworen, wat ook niet het geval lijkt te zijn als ik
de geuren die ik opvang vanuit de tuinen van mijn buren tijdens een avondwandeling, als representatief
voor Nederland mag beschouwen. Ik vraag mij dan altijd af hoeveel van deze mensen morgen weer rustig
naar hun werk kunnen gaan. Ziet u het ook om u heen gebeuren? Stokje vlees naast wat groenten op het
bord, sausje ernaast, stokje vlees op de barbecue, stokje vlees zodra het gaar (?!) is weer op het bord en
smullen maar Het is in dit kader opvallend dat er in deze aflevering van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde meerdere artikelen en berichten een infectieus agens als onderwerp hebben. Zeer toe-
passelijk in barbecue-tijd is het bericht over Salmonella typhimurium DT104. Daarnaast bevat dit num-
mer een artikel over ademhalingsproblemen door mogelijk PRCV en PRRSV bij varkens, natuurlijk een
aantal bijdragen die te maken hebben met de varkenspestepidemie, een \'Vraag-en-Antwoord\' over
Neospora abortus bij het rund en ten slotte een heel kort berichtje over de verkrijgbaarheid van het zoö-
nosen-kwartet. Al met al bijna een themanummer over infectieziekten!

Kenmerkend voor een 15-augustus nummer is dat men al lezende het einde van het zomerreces gewaar
wordt. Uit de mededelingen valt op te maken dat we geacht worden binnenkort weer acte-de-présence te
geven op vergaderingen, congressen en post-academisch onderwijs. De DSK viert in het najaar haar der-
tiende lustrum, en het Jaarcongres van de KNMvD nadert met rasse schreden. Het is goed om daarom nog
even te wijzen op de sinds vorig jaar gewijzigde procedure voor de Jaarprijs voor het beste artikel in het
TvD in 1996. Om de uitreiking van deze prijs aantrekkelijker te maken is de Hoofdredactie vorig jaar be-
gonnen met het bekend maken van de drie genomineerde artikelen. Hierdoor is de uitreiking naar onze
mening een stuk spannender geworden.

Geniet van uw laatste restje zomer, het drukke najaar komt er weer aan!

De Hoofdredactie

-ocr page 80-

• •j-iir\'

Tijdschr Diergeneesk; 1997; 122: 434-6

EEN GEVAL VAN ADEMHALINGSPROBLEMEN BIJ VLEESVARKENS:
EEN ROL VOOR PORCINE RESPIRATORY CORONA VIRUS (PRCV)
EN PORCINE REPRODUCTIVE AND RESPIRATORY SYNDROME
VIRUS (PRRSV) IN DE ETIOLOGIE?

R.H.M. Bergevoet^, N. Stockhofe-Zurwieden^, A.P.K.M.I. van Nieuwstadt^,
L.A.M.G. van Leengoed^ en A. Pijpers^

Uitenvoordepraktl

SAMENVATTING

Op een vleesvarkensbedrijf met circa 2000 varkens
werden bij biggen vanaf drie ä vier weken na opleg re-
gelmatig respiratoire problemen geconstateerd. Bij
vier biggen werd in de acute fase van het ziektebeeld sec-
tie verricht. Ze vertoonden het beeld van een virale pneu-
monie en bij aanvullend onderzoek werd bij twee biggen
Porcine Respiratory Corona Virus (PCRV) en bij de ove-
rige twee dieren Porcine Reproductive and Respiratory
Syndrome Virus (PRRSV) geïsoleerd. De mogelijke rol
van deze virussen in de etiologie van de onderhavige pro-
blematiek op dit bedrijf wordt besproken, mede aan de
hand van de uitslagen van een longitudinale serologische
studie.

SUMMARY

Respiratory problems in meat pigs: a role for porcine
respiratory corona virus (PRCV) and porcine repro-
ductive and respiratory syndrome virus (PRRSV) in the
aetiology?

On a pigjdrm with about 2000pigs, respiratory problems regularly develo-
ped in fattening pigs 3 to 4 weeks after the start of the fattening period. A
postmortem examination was carried out on four pigs during the acute
phase of their illness. The animals showed signs of viral pneumonia. In tno
animals porcine respiratory virus (PRCV) was discovered and in the other
tHO animals porcine reproductive and respiratory syndrome virus (PR-
RSV). The possible role of these two viruses in the aetiology of the health
problems on this farm is di.scussed in the context of the results of a longitu-
dinal serological study.

INLEIDING

Respiratoire aandoeningen komen - naast aandoeningen van
de digestie-tractus - veel voor op vleesvarkensbedrijven (1).
In het algemeen worden het virus van de ziekte van
Aujeszky, porciene influenza-virussen,
Actinobacillus pleu-
ropneumoniae en Mycoplasma hyopneumoniae
als primaire
verwekkers van longaandoeningen beschouwd. Een subop-
timaal stalklimaat en voorafgaande infecties vormen echter
belangrijke risicofactoren voor het optreden van klinische
problemen.

Over de rol van infecties met Porcine Reproductive and
Respiratory Syndrome Virus (PRRSV) en Porcine Res-
piratory Corona Virus (PRCV) in de etiologie van bedrijfs-

\' Dierenartsenpraktijk Ravenstein, Schayk.
^ DLO-Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid. Lelystad
^ Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. FdD. Utrecht.

matig voorkomende longaandoeningen is weinig met zeker-
heid bekend (2). Bij biggen, die uitsluitend met PRCV geïn-
fecteerd worden, zijn de klinische symptomen doorgaans
mild of ze ontbreken (5). Wel wordt gesuggereerd, dat in
Europa het aantal gevallen van ademhalingsziekten op vlees-
varkensbedrijven zou zijn toegenomen sinds de introductie
van PRRSV in de varkenspopulatie. Veelal wordt aangeno-
men, dat de onderhavige infecties predisponeren voor infec-
ties met bovengenoemde primaire pathogenen. Zo bleek uit
dierexperimenteel onderzoek bij biggen, die voorafgaande
aan een infectie met porcine influenza virus type H1N1 geïn-
fecteerd werden met PRRSV, in een aantal gevallen sprake
te zijn van een toename in de ernst van de klinische sympto-
men en de longlaesies (2). Epidemiologisch en dierexperi-
menteel onderzoek leiden tot op heden echter niet tot eendui-
dige conclusies over de rol van PRRSV in de etiologie van
respiratoire problemen.

VOORGESCHIEDENIS

Sinds januari 1994 werden op een vleesvarkenbcdrijf met 2000
vleesvarkensplaatsen regelmatig respiratoire problemen bij
vleesvarkens waargenomen. De klinische symptomen open-
baarden zich bij de biggen vanaf drie tot vier weken na opleg
(de dieren waren dan tussen de 90 en 110 dagen oud).
Aanvankelijk weigerden enkele dieren (3-5%) voedsel; bij na-
der onderzoek bleken ze een temperatuur van 41,5"C te verto-
nen. Een dag later hadden deze dieren een versnelde ademha-
ling en enkele dieren hoestten. Er werd echter geen
neusuitvloeiing waargenomen. Inmiddels was de lichaam-
stemperatuur enigszins gedaald. Bovengenoemde sympto-
men verpreidden zich in de loop van twee ä drie weken door
een afdeling. Tijdens de acute fase van de klinische proble-
men trad er geen sterfte op. Een aantal biggen herstelde ech-
ter niet en stierflater. Deze dieren waren over het algemeen
bleek en vermagerd en vertoonden een ernstige dyspnoe. Bij
sectie werd veelal een chronische pneumonie en/of een door-
gebroken maagulcus gevonden. Interventiemaatregelen met
Oxytetracycline - zowel per injectie als per os (400 of 800
ppm) toegediend - gaven onvoldoende resultaat.
Van het totaal aantal opgelegde biggen was de helft afkom-
stig van het eigen vermeerderingsbedrijf; de andere helft
werd aangekocht van één vermeerderaar. Per afdeling wer-
den dieren van één herkomstadres opgelegd. De indruk be-
stond dat biggen afkomstig van het eigen vermeerderingsbe-
drijf ernstiger symptomen vertoonden dan de biggen die
aangekocht waren. De biggen werden tweemaal gevacci-
neerd tegen de ziekte van Aujeszky (respectievelijk één en
vier weken na opleg). Klimaatonderzoek - uitgevoerd in het
najaar van 1994 - leverde geen aanwijzingen voor de aanwe-
zigheid van risicofactoren in het stalklimaat.
Bij gepaard serologisch onderzoek van klinisch zieke dieren

-ocr page 81-

was in een eerder stadium een seroconversie ten opzichte
van het porciene influenza virus type H3N2 waargenomen
bij vier van de zes onderzochte dieren. Ten aanzien van
Actinobacillus pleuropneumoniae (serotype 2 en 9),
Aujeszky-virus en
Mycoplasma hyopneumoniae werd geen
titerstijging gevonden. Op basis van deze uitslag was beslo-
ten te vaccineren tegen influenza direct na opleg en vier we-
ken later. Toen echter bleek dat de biggen reeds ziek werden
voordat ze voor de tweede maal tegen influenza werden ge-
vaccineerd, werd besloten de influenza-vaccinaties te sta-
ken.

VERVOLGONDERZOEK

Biggen met de karakteristieke symptomen van de acute fase
van het ziektebeeld werden voor nader onderzoek aangebo-
den aan het ID-DLO. In totaal zijn vier varkens onderzocht
(twee inzendingen). Het betrof beide keren dieren afkomstig
van het eigen vermeerderingsbedrijf. De biggen waren twee
weken tevoren opgelegd. Ze vertoonden een snelle, opper-
vlakkige ademhaling, aten niet en hadden een temperatuur
van 41.5 Macroscopisch vertoonden de longen van beide
dieren uit de eerste inzending een slechte retractie en een ma-
tige, multifocale, lobulaire pneumonie verspreid over top- en
hoofdkwabben. Bij histologisch onderzoek werd een bron-
cho-interstiële pneumonie aangetroffen met rond bronchioli
en longvaten hoofdzakelijk lymfocytaire celinfiltraten, bron-
chiolitis van enkele bronchioli, vasculitis en een mononucle-
aire exsudatie in de alveolaire lumina. Longcoupes afkom-
stig van één varken vertoonden een positieve immuun-
histochemische reactie na kleuring met antilichamen gericht
tegen PRC V. De celpopulatie van een voor de autopsie geno-
men broncho-alveolaire longspoeling bestond voornamelijk
uit lymfocytair-mononucleaire cellen. Bij virologisch onder-
zoek werd PRCV geïsoleerd. Onderzoek op Aujeszky-virus,
influenza-virussen en PRRS-virus verliep negatief Voorts
werd uit de longen
M. hyorhinis geïsoleerd.
Beide varkens van de tweede inzending vertoonden na sectie
eveneens slecht geretraheerde longen, maar nu waren de ver-
anderingen vooral in de craniale helft van de longen gelokali-
seerd. Deze veranderingen bestonden uit een ernstige catar-
raal-purulente pneumonie en een matige broncho-interstiële
pneumonie. Uit deze longen werd PRRSV geïsoleerd.
Onderzoek naar PRCV verliep negatief Bij één dier werd te-
vens
Pasteurella multocida uit de long geïsoleerd.
Vervolgens werd een longitudinaal serologisch onderzoek
naar het voorkomen van antilichamen ten aanzien van PR-
RSV en PRCV uitgevoerd bij 11 biggen. Gedurende de ob-
servatieperiode werden bij deze dieren echter geen duide-
lijke respiratoire symptomen waargenomen. Sera werden
verzameld direct voor opleg, vier weken later en aan het eind
van de mestperiode. De onderzochte varkens bleken gedu-
rende de mestperiode een infectie met PRRSV te hebben
doorgemaakt (Tabel 1). Ten aanzien van PRCV scoorde bij
de eerste monstemame een hoog percentage dieren positief
Het lijkt aannemelijk dat er sprake was van een matemale
immuniteit, aangezien - na een aanvankelijke daling - slechts
één dier gedurende de mestperiode een titerstijging ver-
toonde.

Tabel 1. Longitudinaal serologisch onderzoek ten aanzien van PRRSV en PRCV. De sera werden verzameld direct voor opleg (28/03). vier weken later
(26/04) en aan het eind van de mestperiode (08/06). De sera werden ten behoeve van PRRSV onderzocht met behulp van de IPMA (6) en ten behoeve
van PRCV met een blocking ELISA (2). Voor PRCV is het percentage blocking bij een serumverdunning 1:8 weergegeven.

Titer IPMA

»/»blocking ELISA

Dier

28/03

26/04

08/06

28/03

26/04

08/06

11

<10

<10

640

82

27

3

13

<10

<10

640

88

41

13

14

<10

<10

640

80

19

25

15

<10

10

640

96

27

14

16

<10

<10

640

92

. 37

27

18

<10

10

640

98

81

42

19

<10

<10

160

75

5

32

20

<10

10

640

70

II

28

21

<10

<10

640

84

14

12

22

40

<10

640

96

74

18

35

-

40

640

2

66

DISCUSSIE

Respiratoire aandoeningen vormen op veel vleesvarkensbe-
drijven een probleem. De diagnostiek is niet eenvoudig om-
dat de symptomen vaak weinig specifiek zijn. Dit geldt zo-
wel met betrekking tot de acute fase van het ziektebeeld als
in het meer chronische stadium, dat veelal gepaard gaat met
groeivertraging en een verhoogd sterftepercentage. Door het
weinig specifieke klinisch beeld van de verschillende respi-
ratoire aandoeningen, wordt de indruk gewekt dat meestal
sprake is van een monofactoriële infectieziekte. Niet zelden
mislukken echter pogingen om één agens aan te wijzen, dat
voor de respiratoire problematiek verantwoordelijk gesteld
kan worden. Vanwege de geringe consistentie in de resulta-
ten van het virologisch en bacteriologisch onderzoek, bestaat
er dan ook nog weinig duidelijkheid in de complexe etiolo-
gie van respiratoire aandoeningen bij vleesvarkens.
De pathogenen die doorgaans uit de respiratietractus van var-
kens worden geïsoleerd, komen endemisch op veel vermeer-
deringsbedrijven voor. Het lijkt aannemelijk, dat frequent
transmissie van deze pathogenen plaatsvindt van vermeerde-
ringsbedrijf naar vlecsvarkensbedrijf De toenemende be-
drijfsgrootte in de modeme varkenshouderij maakt de kans
groot dat een micro-organisme endemisch op een bedrijf aan-
wezig blijft; er zijn immers altijd grote groepen gevoelige en
infectieuze dieren aanwezig. Hoewel op dit bedrijf de respira-
toire problematiek niet uitsluitend aan PRRSV dan wel
PRCV kan worden toegeschreven, waren de bevindingen bij
het aanvullend onderzoek van dien aard, dat de respiratoire
klachten van een aantal individuele dieren hierdoor verklaard
konden worden. Het ontbreken van consistentie in de resulta-
ten van het nader aanvullend onderzoek bij de twee groepen

-ocr page 82-

acute fase representanten met een vrij eenduidig klinisch
beeld, doet evenwel vermoeden dat andere factoren een be-
langrijke rol spelen bij het al dan niet klinisch manifest wor-
den van PRRSV- of PRCV-infecties. Eén van de factoren op
dit bedrijf zou het samenbrengen van biggen kunnen zijn van-
uit twee vermeerderingsbedrijven met mogelijk een verschil-
lende immuunstatus ten opzichte van de verschillende agen-
tia. Het isoleren van PRCV en PRRSV uit acute fase
representanten van dit bedrijf met langdurige respiratoire
problemen en het ontbreken van aanwijzingen voor de be-
trokkenheid van andere agentia bij het ontstaan van de pro-
blematiek, kan een aanwijzing zijn dat deze infecties niet al-
tijd het sub-klinische c.q. milde verloop hebben zoals dat
veelal in de literatuur wordt beschreven (2, 6). Nader onder-
zoek naar de rol van PRCV en PRRSV in de etiologie van
ademhalingsproblemen op vleesvarkensbedrijven lijkt dan
ook zinvol.

ACKNOWLEDGEMENT

Prof. dr. J.H.M. Verheijden danken wij voor zijn kritische adviezen.

LITERATUUR

1. Eibers ARW. The use of slaughterhouse information in monitoring sys-
tems for herd health control in pigs. PhD thesis, Utrecht University, 1991.

2. Reeth K van, Koyen A, and Pensaert M. Clinical effects of dual infec-
tions with Porcine Epidemic Abortion and Respiratory Syndrome
Virus, Porcine Respiratory Coronavirus and Swine Influenza Virus,
Proc 13th Int Pig Vet See Congress, Bangkok 1994: 51.

3. Saif LJ, and Wesley RD. Transmissible gastroenteritis. In: Leman AD,
el al. (ed): Diseases of Swine, 7th ed, Wolfe, 1992: 362-86.

4. Jabrane A, Girard C, and Elazhary Y. Pathogenicity of porcine respira-
tory coronavirus isolated in Quebec. Can Vet J 1994; 35: 86-92.

5. Bourgueil E, Hutet E, Cariolet R, and Vannier P. Experimental infec-
tion of pigs with the porcine respiratory coronavirus (PRCV): measure
of viral excretion. Vet Microbiology 1992; 31: 11-8.

6. Wensvoort G, Terpstra C, el al. Mystery swine disease in the
Netherlands: the isolation of Lelystad vinjs. Vet Quart 1991; 13: 121-
30.

LEHRBUCH DER ANATOMIE DER HAUSTIERE

Band III Kreislaufsystem, Haut und Hautorgane. R.
Nickel, A. Schummer, E. Seiferle. Derde, opnieuw be-
werkte druk. Parey Buchverlag, Berlin 1996. ISBN 3-
8263-3053-6.

Toen aan de reeks drukken van de beroemde, in de negen-
tiende eeuw ontstane, Duitstalige anatomieboeken van
respectievelijk Martin/Schauder en Ellenberger/Baum na
de oorlog een einde kwam, ontstond een acute behoefte
aan een nieuw leerboek. Ondanks de reductie van het ana-
tomie-aandeel in de veterinaire curricula is het onderha-
vige, aanvankelijk bescheiden en provisorisch gedachte
leerboek in de loop van het schrijfproces uitgegroeid tot
een lijvig meerdelig werk: het Lehrbuch der Anatomie der
Haustiere. Handboek zou een betere betiteling zijn ge-
weest. De basisfilosofie van de schrijvers is geweest: ge-
lijke aandacht en detailleringsniveau voor de verschil-
lende huisdieren. De serie bestaat uit vijf delen, voor het
eerst verschenen tussen 1954 en 1976. De boeken zijn in
het Engels vertaald. Inmiddels zijn in beide talen verschei-
dene nieuwe drukken uitgekomen.

De opzet van de boeken is systematisch, dat wil zeggen dat
de verschillende orgaansystemen zoals bewegingsappa-
raat, spijsverteringskanaal en zenuwstelsel afzonderlijk
behandeld worden. Dat brengt de overzichtelijkheid en
compleetheid met zich mee die van een naslagwerk ver-
wacht mag worden. Maar tegelijkertijd is het ontbreken
van een topografische benadering natuurlijk een groot na-
deel voor de practicus. Met inachtneming van deze beper-
king is \'Nickel\' een buitengewoon fraai, gedegen, toon-
aangevend standaardwerk op veterinair-anatomisch ge-
bied. De indeling, de tekst, de illustraties en vooral ook de
uitgebreide litteratuurverwijzingen maken de serie een ui-
terst bruikbaar referentiewerk voor gevorderde studenten,
practici en wetenschappers.

Ter bespreking ligt voor mij het 642 pagina\'s tellende deel
III (Bloedvaatstelsel, Huid en Huidderivaten), geschreven
in de Duitse taal. In tegenstelling tot de Engelse editie is
hier de latijnse nomenclatuur consequent gebruikt, alles
bijgewerkt volgens de laatste regels. Voor dit deel geldt
wat hierboven al gezegd is: zeer warm aanbevolen. Is men
reeds in het bezit van een eerdere druk, dan geldt deze aan-
beveling niet. De nieuwe druk is vrijwel identiek is aan de
eerste. Op de 439 illustraties telde ik er slechs zeven die in
de eerste druk niet voorkomen, het betreft dan enkele sche-
ma\'s van de bloedsomloop. Wel is het (spaarzaam) ge-
bruik van kleur soms een verbetering, met name bij de zeer
goede illustraties van het lymfestelsel. Aan de andere kant
moet me van het hart dat ik de illustraties in de eerste druk
toch vaak wat contrastrijker en fraaier afgedrukt vindt.

De literatuurlijst is geheel bijgewerkt en vormt met zijn
ongeveer 2000 referenties een ideale ontsluiting van
vooral ook de oudere, Duitstalige bronnen. Met name op
het terrein van de histologie en elektronenmicroscopie is
nieuwe literatuur opgenomen, ten opzichte van de eerste
druk is het aantal referenties daardoor fors toegenomen.
Ieder die behoefte heeft aan veel zekerheid op anatomisch
gebied maakt met de aanschaf van dit werk een uitste-
kende, in veel gevallen waarschijnlijk de beste, keuze.

Prof dr. W.A. Weijs.

Hoogleraar Veterinaire Anatomie en Embryologie,
Faculteit der Diergeneeskunde.

-ocr page 83-

üitenvoordepratól

De afgelopen jaren verschenen in de literatuur verschillende
signalen over toename van salmonella-infecties bij de mens,
veroorzaakt door 5.
Typhimurium faagtype DT104.
Sinds 1995 verspreidt deze nieuwe virulente, epidemische
stam zich sterk binnen diverse landen in Europa, met name in
Engeland en Duitsland (1,2) en heeft het diverse epidemieën
en ook klinische complicaties bij patiënten (1,3), maar ook
bij runderen en varkens in de Verenigde Staten veroorzaakt
(Notermans, persoonlijke mededeling). Bovendien is deze
stam met het faagtype DTl 04 (gelijk aan het faagtype 506 in
Nederland) resistent tegen verschillende antibiotica (ampi-
cilline,
chlooramfenicol, streptomycine, Sulfonamiden, tet-
racycline en in toenemende mate trimethoprim en cipro-
floxacin), waarbij in tegenstelling tot andere
S. Typhimurium
faagtypen, waarbij de resistentiegenen op plasmiden liggen,
de resistentiegenen chromosomaal gecodeerd zijn (1).
In Engeland werd dit type voor het eerst geïdentificeerd in
1984 in runderen en kalveren en sinds 1991 is het aantal iso-
laten van dit type bij runderen en kalveren in Engeland,
Wales en Schotland sterk toegenomen. Vanaf 1992 werd het
belangrijkste
S. Typhimurium faagtype en wordt het tevens
geïsoleerd bij kippen, schapen en varkens (4). Momenteel is
dit type in Engeland, na
S. Enteritidis faagtype 4
(Nederlands faagtype 1) de belangrijkste veroorzaker van
Salmonellose bij de mens. Uit een case controle studie van
DTl04 infecties in Engeland en Wales bleek dat een groot
aantal patiënten leden aan een ernstige infectie, waarbij van
de 295 onderzochte patiënten 34 ziekenhuisopnamen nodig
waren en tenminste tien patiënten overleden (mortaliteit 3%
tegen 0,1 -0,3% voor
Salmonellose in het algemeen) (5,6). In
deze studie bleek dat direct contact met zieke landbouwhuis-
dieren (met name kalveren) en consumptie van worstjes en
kip- en varkensvlees de belangrijkste bronnen van infectie
waren.

Op dit moment wordt 20% van alle Salmonella voedselinfec-
ties in Engeland veroorzaakt door
S. Typhimurium DTl04
(2). Bijna 5% van de humane isolaten was in 1995, naast de
hierboven genoemde middelen, tevens resistent tegen fluo-
roquinolonen. In 1996 steeg dit percentage tot 15%.
In Noord Amerika, in de staat Washington en de aangren-
zende gebieden van Canada werden kort geleden epidemieën
beschreven veroorzaakt door
S. Typhimurium DT 104. In
Europa werden problemen beschreven in onder andere
Duitsland en Oostenrijk waarbij gefermenteerd vlees betrok-
ken was.

\' Laboratorium voor Infectieziektendiagnostiek en Screening (US). RIVM. Bilthoven.
^ Microbiologisch Laboratorium voor Gezondheidsbescherming (MGB). RIVM,
Bilthoven.

^ Centrum voor Infectieziekten Epidemiologie (ClE), RIVM, Bilthoven.

In Duitsland werden in 1990-1992 uitsluitend DTl04 isola-
ten van runderen geïsoleerd. In 1993-1996 werden in toene-
mende mate isolaten van patiënten gevonden. In 1996 be-
hoorde 18% van de humane isolaten, 30% van levens-
middelen, 40% van runderen en 12% van varkensisolaten tot
dit type. Ook hier was
S. Typhimurium DTl04, na S.
Enteritidis
faagtype 4, het belangrijkste type (2).

Voorkomen van S. Typhimurium DT104 (506) in Nederland
In Nederland worden door de 15 streeklaboratoria als eerste
Salmonella-\'\\so\\2iitr\\ van patiënten voor nadere typering op-
gestuurd naar het RIVM. Tevens worden isolaten van land-
bouwhuisdieren, bijzondere dieren, diervoeders en levens-
middelen, in het kader van projecten in opdracht van de
Veterinaire Hoofdinspectie en de Hoofdinspectie Ge-
zondheids Bewaking voor typering ontvangen. Van al deze
isolaten wordt een serotypering en van bepaalde serotypen
een faagtypering uitgevoerd. Tevens wordt van een deel van
de stammen het antibiogram bepaald.

Om historische redenen verschillen tot op heden de faagty-
peringssystemen die in Engeland (en verschillende andere
landen binnen Europa) en in Nederland gebruikt worden,
waardoor vergelijking van typen bemoeilijkt wordt. Ge-
lukkig komt daar nu verandering en wordt hard gewerkt om
de Engelse systemen ook in Nederland te introduceren.
Vanaf begin jaren negentig werd een bepaald ORS faagpa-
troon van 5.
Typhimurium (ORS staat voor een patroon dat
niet regelmatig voorkomt en niet als type in het faagtype-
ringssysteem opgenomen is) vaker gevonden en werd dit pa-
troon in 1991 als type 506 aan het systeem toegevoegd. In de
figuren 1-3-4 is het percentage
S. Typhimurium en S.

SALMONELLA TYPHIMURIUM DT104. OOK IN NEDERLAND?*

W.J. van Leeuwen\'\', M.E.O.C. Heck\'\'. S.E. Notermans^ en W. van Pelt^ Tijdschr Diergeneeskd 1997:122:437-8

* Overgenomen uit het Infectieziekten Bulletin I997;8(6): 122-124.

Tabel: Antibiotica-resistentie (percentages) van
S.Typbimurium 506 in Nederland (humaan en niet
humaan).

Jaar

aantal
stammen

Tc

Cm

Km

Ap

Tp

Fu

Flu

1991

56

93

86

2

87

2

0

0

1992

108

94

88

4

93

0

1

0

1993

59

93

91

0

91

8

2

0

1994

27

100

85

0

89

7

0

0

1995

32

87

78

0

78

6

0

0

1996

83

96

90

0

92

4

4

1.2

Tc = tetracycline. Cm=chlooramfenicol.
Km=kanamicine. Ap=ampicilline. Tp=trimethoprim,
Fu=furazolidone, Flu=flumequine.

-ocr page 84-

S.Enuritldil I
r I S.Typhimurium SM

, S.Enuritldll COL
..«.. S.Txphimurium toe.

• IS

ï»
li

tl
>

t

ii

Iflt ItM ltd Ittl lt«I ttt4 ItfS Ift«

Figuur 2. Salmonella Typbirium 506 bij de mens,
1989-1996.

Figuur 1. Sabnojiel/a-isolaten uit de mens. 1989-1996.

S.EnMntldit I
I $.T]rphimunum 504
. S.Entanttdia tot.
S-Typhimurium tM.

iiilLuI

Inf iffo im itf] iffffj it94 itts ItM

Figuur 3. Salmoaella-isolaten uit varken, nmd en pluim-
vee, 1989-1996.

Figuur 4. Salmonella-isolaten uit levensmiddelen,
1989-1996.

Typhimuhum 506 over de periode 1989-1996 weergegeven.
Ter vergelijking is tevens het percentage
S. Enteritidis en S.
Enteritidis
faagtype 1 opgenomen.

Ook in Nederland is met name in 1996 het aantal S.
Typhimurium
type 506-isolaten bij de mens toegenomen
(zie figuur 1) en was, na
S. Enteritidis faagtype 1 (te verge-
lijken met het Engelse type 4) het meest frequent voorko-
mende type bij de mens (6% van het totaal aantal inge-
stuurde isolaten). Over de eerste weken van 1997 is tot op
dit moment geen duidelijke toename van
S. Typhimurium
type 506 isolaten gerapporteerd (Figuur 2). Over de ernst
van de infectie zijn geen gegevens beschikbaar. Uit niet-hu-
maan materiaal werd dit type voornamelijk geïsoleerd bij
varkens, runderen en kalveren. Tevens werd dit type in di-
verse levensmiddelen aangetroffen (Figuur 4). Evenals in
het buitenland is het type 506 ook in Nederland meervoudig
resistent. In de tabel zijn de resistentiepercentages weerge-
geven. Opnieuw blijkt een \'nieuw\' type
Salmonella zich in
diverse landen binnen Europa te verspreiden van met name
runderen, kalveren, en varkens via levensmiddelen naar de
mens. Ook in Nederland lijkt dit het geval. Gelet op de ei-
genschappen van dit \'nieuwe\' type
Salmonella (klinische
verschijnselen bij mens, runderen en varkens en de meer-
voudige resistentie tegen antibiotica) is het leren kennen
van de \'virulentie\' eigenschappen en epidemiologie van
S.
Typhimurium
DT104 dan ook dringend gewenst om toe-
name en daarmee mogelijke ernstige problemen te kunnen

voorkomen.

LITERATUUR

1. Threlfall EJ, Forst JA, Ward LR, and Rowe B. Increasing spectrum of
resistance in multiresistant Salmonella Typhimurium. Lancet 1996;
347: 1053-4.

2. Almut J, Prager R, Strecket W, Rabsch W, Geriche B, Seltmann G,
Helmuth H, and TschNpe H (in press). Wird der Salmonella enterica-
Stamm DT104 des Serovars Typhimurium der neue, fährende
Epidemietyp in Deutschland?

3. Davies A, O\'Neill L, Towers L, Cooke M. An outbreak of S.
Tvphimurium
DT104 food poisoning associated with eating bee. DCR
1996; 6: R159-62.

4. Threlfall EJ, Frost JA, Ward LR, and Rowe B. Epidemic in cattle and
humans of
Salmonella Typhimurium DT104 with chromosomally inte-
grated multiple drug resistance. The Vet Ree 1994; 134: 577.

5. Wall PG, Morgan D, Lamden K, el al. A case-control study of infec-
tion with an epidemic strain of multiresistant
Salmonella Typhimurium
DT204 in England and Wales. Commun Dis Rep 1994; 4 (11): 130-5.

6. Wall PG, Morgan D, Lamden K, et al. Transmission of multi-resistant
strains of
Salmonella Tvphimurium from cattle to man. Vet Ree 1995;
136:591-2.

7. Threlfall EJ, Ridley AM, and Rowe B. Salmonella Typhimurium
DTI04 currently epidemic in bovine animals and humans in England
and Wales. XV Int. Symp. Salmonella/Brucella. Cypruss 16-21
February 1997.

-ocr page 85-

Referaten

M. Prins, LH. Go en R.J. van Dooren-Greehe. Ned Tijdschr
Geneeskd 1996; 140: 2550-2.

In het artikel worden enkele patiënten besproken die zich bij
de huisarts meldden met hardnekkige jeukklachten en rode
bultjes over het hele lichaam, waarbij differentiaaldiagnos-
tisch allereerst werd gedacht aan scabiës. Antihistaminica en
lokale corticosteroïdcrème hadden geen effect en er kon met
onder andere allergietesten geen oorzaak worden aange-
toond. De huid vertoonde intussen steeds meer eczemateuze
lesies en krabeffecten. Pas nadat de patiënten zelf zwarte
\'beestjes\' en \'pluisjes\' meenamen naar de behandelend arts,
die zij hadden gevonden in bed en op de bank in de woonka-
mer, kon de diagnose met behulp van de microscoop worden
gesteld. Het bleken vogelmijten te zijn.
Vogelmijten
(Dernianyssus gallinae) zijn 0.8 tot 1 mm lange
bruingrijze tot roodbruine bloedzuigende mijten die niet op
vogels leven, maar lichtschuw zijn en zich in kieren en naden
van hokken of in vogelnesten bevinden. Alleen \'s nachts ko-
men ze tevoorschijn om zich met bloed van de vogels te voe-
den en zijn daarom erg moeilijk aan te tonen. Wanneer de vo-
gels verdwenen zijn, bijvoorbeeld uitgevlogen of na ruiming
van een volière, dan kunnen de achtergebleven mijten het
huis inkomen om de mens te belagen. Ondanks het opnemen
van mensenbloed zullen ze na verloop van tijd sterven aan-
gezien ze alleen van vogelbloed kunnen leven. Bij de hier-
voor besproken slachtoffers bleken enkele oude vogelnesten
onder het dak en op het balkon de boosdoeners te zijn. Nadat
deze werden verwijderd en de plaatsen nabehandeld met een
insecticide, waren de klachten snel verdwenen.

P.A.M. Overgaauw

EPIZOÜNOSE DOOR VOGELMIJTEN

ATLAS DER ANGEWANDTEN ANATOMIE DER HAUSTIERE

door F.-V. Solomon en H. Gever, uitgave Enke.

Deze 255 pagina\'s tellende atlas bestaat uit 120 kleurenfo-
to\'s gemaakt van preparaten die zoveel mogelijk in hun na-
tuurlijke stand worden getoond. De eerste 46 afbeeldingen
betreffen de kop van paard, rund, schaap, geit, varken, hond
en kat. Borst en buik worden in 48 afbeeldingen in beeld ge-
bracht (paard, rund, geit en hond), waarna nog 26 afbeeldin-
gen voor de ledematen van paard en rund overblijven. De fo-
to\'s zijn gemaakt van preparaten, die elk voor zich
technische hoogstandjes zijn. Zo hebben de auteurs de vaak
zo moeilijk in beeld te brengen zenuwen, lymfeknopen en
speekselklieren perfect zichtbaar gemaakt door deze structu-
ren - in het preparaat - te kleuren.

De atlas is in het Duits geschreven. Dit bemoeilijkt in som-
mige gevallen de toegankelijkheid; zo weet vast niet ieder-
een dat met
Zwerchfells het Diafragma bedoeld wordt. In de
meeste gevallen wordt overigens de terminologie conform
de Nomina Anatomica Veterinaria gebruikt, of op zijn minst
vermeld. Het register (ruim tien pagina\'s, totaal 500 termen)
is voor het overgrote deel op de \'officiële\' terminologie ge-
baseerd.

Het accent van de weergegeven preparaten en aanzichten ligt
op de oppervlakkige structuren, die dankzij de unieke kleu-
ringstechnieken prachtig zichtbaar zijn. De vraag is echter,
in hoeverre deze benadering in alle gevallen recht doet aan
de relevantie daarvan voor de dierenarts. In de labeling van
de foto\'s zijn de auteurs hun doel af en toe voorbij geschoten:
bijna 100 labels in een lengtedoorsnede door het hoofd van
het paard is gewoon (veel) te veel. Bij een aantal preparaten
en labels wordt terloops de klinische relevantie vermeld. Een
voorbeeld is de beschrijving van de mogelijkheid tot bloed-
afname uit de V. jugularis extema bij het varken.
Het is niet eenvoudig om aan te geven voor welke doelgroep
deze atlas (optimaal) geschikt is. Studenten diergeneeskunde
kunnen er veel detail in vinden, in correcte topografische lig-
ging en zeer duidelijk geïllustreerd. De gekozen preparaten
geven echter een tamelijk onevenwichtig beeld van de anato-
mie van de diverse (landbouw-)huisdieren. Zo ontbreken de
ledematen van kat en hond en wordt op diverse plaatsen een
overbodige mate van detail gegeven. Voor de praktiserend
dierenarts vormt het boek een bruikbaar naslagwerk, voor-
opgesteld dat de interesse vooral uitgaat naar de meer alge-
mene aspecten van de anatomie. Slechts van enkele rele-
vante details (een schitterend voorbeeld is de innervatie van
de (rechter!) flank van het rund) wordt een voldoende uitge-
breid overzicht gegeven. Andere klinisch en praktisch be-
langrijke delen (bekken en geslachtsorganen hengst en mer-
rie) ontbreken geheel. Klinisch relevante details gestrooid
door de labeling van de foto\'s, komt noch de leesbaarheid
van de legenda bij de foto\'s, noch het gemak van terugvinden
van deze op zich belangrijke details ten goede.

Samenvattend: een prachtig gekleurde atlas in een handzaam
formaat, dat echter door zijn onevenwichtige keuze van aan-
geboden materiaal net niet optimaal is.

H.C. Schamhardt
Vakgroep Functionele Morfologie

-ocr page 86-

■ «1

im Al» Él

PROMOTIE-ONDERZOEK INTERVAL SPENEN-BRONST
VAN ZEUGEN

Berichten en verslagen

Verschillen in interval spenen-bronst
(ISB) blijken gevolgen voor het afbig-
percentage en de worpgrootte te heb-
ben. Zeugen met een ISB van negen tot
twaalf dagen hadden in het onderzoek
een 0,8 big kleinere worp dan zeugen
met een ISB van vier dagen. Een ver-
dere toename van het ISB ging echter
met een toename van de worpgrootte
gepaard. Zeugen met een interval van
meer dan 18 dagen hadden zelfs een
1,8 big grotere worp dan zeugen met
een interval van vijf dagen. Zeugen
met een ISB van negen tot twaalf da-
gen en eersteworpszeugen met een
ISB van zes dagen vertoonden boven-
dien een significant lager partusper-
centage dan zeugen met een ISB van
vijf dagen.

Een verklaring voor de slechtere resul-
taten bij een geringe toename van het
ISB is dat met de toename van het ISB
het inseminatiemoment ten opzichte
van het ovulatiemoment verschuift.
Zeugen met een iets verlengd ISB lo-
pen hierdoor meer kans te laat te wor-
den geïnsemineerd.

Als oorzaken voor een verlengd ISB
zijn gevonden: gewichtsverlies van
eerste- en tweedeworpszeugen tijdens
de zoogperiode, huisvestingssysteem
van eerste- en tweedeworpszeugen ge-
durende de voorgaande dracht, aantal
biggen bij spenen, ras en seizoen.
Er zijn twee proeven uitgevoerd om te
onderzoeken of deze bevindingen kon-
den leiden tot een praktische methode
ter verbetering van de productiviteit op
varkensbedrijven. Het gedeeltelijk spe-
nen van eerste- en tweedeworpszeugen
een week voor het volledig spenen, om
de zoogprikkel gedurende de laatste
week van de zoogperiode te beïnvloe-
den en het gewichtsverlies gedurende de
zoogperiode te verminderen, had alleen
effect bij tweedeworpszeugen. Het ISB
werd door het gedeeltelijk spenen korter
en het afbigpercentage verbeterde met
zes procent. Bij de eersteworpszeugen
gaf het gedeeltelijk spenen onvoldoende
effect. De voeropname van de eerste-
worpszeugen lijkt de beperkende factor.
Het overslaan van de eerste bronst bij
eersteworpszeugen liet een toename
zien van het afbigpercentage met 15
procent en een toename van de worp-
grootte met 1,2 levend geboren big.
Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een
lange-termijn-effect.

Op dinsdag 17 juni 1997 heeft Peter Vesseur zijn proefschrift \'Oorzaken en
gevolgen van verschillen in interval spenen-bronst van zeugen\' verdedigd.

Exemplaren van dit proefschrift kunnen
worden verkregen door
ƒ 35,- per ver-
slag over te maken op Postbanknummer
51.73.462 ten name van het Proef-
station voor de Varkenshouderij te Ros-
malen, onder vermelding van Proef-
schrift P.C. Vesseur.

LUSTRUM DSK TOTAL LOS\'

Geef u zo snel mogelijk op. De kosten
bedragen voor het Monsterbaanfeest
op 25 september ƒ 5,- per persoon,
voor het Symposium op 26 september

Nog even en dan zal het driedaagse evenement \'Total Los\' ter ere van het der-
tiende lustrum van de Diergeneeskundige Studenten Kring losbreken. Op 25,
26 en 27september 1997\'k het zover! De lustrumcommissie heeft erg zijn best
gedaan er een spetterend feest van te maken met onder meer een
Monsterbaanfeest, een Symposium over communicatiestoornissen, een
Sportdag, een Reünistendiner met aansluitend een zangborrel verzorgd door
de veterinaire zangvereniging \'Gouden Trachea\', een
Maliebaandag met kor-
tebaandraverijen en natuurlijk ook een
Lustrumgala.

ƒ 5,- per kaartje, voor het Reünisten-
diner met als thema \'het bourgondisch
leven\' ƒ 90,- per paar en voor het
Lustrumgala op 27 september ƒ 60,-
per paar. Ook kunt u gratis het
Lustrumboekje van het dertiende
Lustrum der DSK thuisgestuurd krij-
gen.

Inschrijving voor de betreffende activi-
teit geschiedt automatisch door stor-
ting van het bedrag op
gironummer
2097293
onder vermelding van het be-
treffende evenement.

Dertiende Lustrumcommissie der
DSK, Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht, te-
lefoon: 030 - 2534776.

MIDDAGEN VOOR DIERENARTS-ASSISTENTEN

Op 18 en 30 september 1997 wordt op
de Gezondheidsdienst voor Dieren, lo-
catie Drachten, een informatiemiddag
aangeboden voor dierenarts-assistenten
uit het noordelijk werkgebied van de
GD. Na een inleiding over huidige en
toekomstige bestrijdingsprogramma\' s
van de GD volgt een rondleiding door
de laboratoria en de afdeling dierge-
zondheidsadministratie (DGA), waar
verschillende onderwerpen zullen wor-
den gepresenteerd.

De middag begint om 13.30 uur en zal
worden afgesloten om 16.15 uur.

In de tweede helft van augustus zullen
opgaveformulieren naar de praktijken
worden verzonden.

-ocr page 87-

VETERINAIRE

GOLFKAMPIOEN-

SCHAPPEN

Een vroege ochtendstond en verkeers-
opstoppingen op de welbekende plaat-
sen mochten niet verhinderen dat op
12 mei 1997 zich meer dan vijftig die-
renartsen meldden op de golfbaan \'De
Purmer\' om te strijden om de felbe-
geerde bokalen. Dit jaarlijkse festijn is
een sportief hoogtepunt voor alle die-
renartsen die weten dat de fairway
geen weide is en dat het naastgelegen
hoge gras als rough (\'t sukkelveld)
moet worden bestempeld. Onder rede-
lijke weersomstandigheden werd er
gestreden, waarbij de greensome-och-
tendwedstrijd als volgt eindigde:

1. Kaal/Kuipers 25 punten

2. Van Versendaal/Van Goor 25 punten

(hogere Handicap)

3. Simoncelli/Van Loon 25 punten

(hogere Handicap)
23 punten
22 punten

4. Van Pinxteren/Aarts

5. Van der Zee/De Groot

DISCIPLINE CHIRURGIE

Poli \'s:

maandagochtend: urologie

dinsdagochtend: perineum/buik

woensdagochtend: tumoren
donderdagochtend: hoofd/hals/thorax

urologie

perineum/buik

tumoren

urologie

hoofd/hals/thorax

Prof dr. F.J. van Sluijs
J. Kirpensteijn, DVM,
MS

Mw. dr. M.E. Peeters

TWEE NIEUWE COMMISSARISSEN
BIJ MOVIR

Telefonische spreekuurtijden:
maandag 13.00 uur tot 13.30 uur
dinsdag 13.00 uurtot 13.30 uur
woensdag 13.00 uur tot 13.30 uur

woensdag 16.00 uur tot 16.30 uur
donderdag 13.00 uurtot 13.30 uur

Prof dr. F.J. van Sluijs
J. Kirpensteijn, DVM, MS
Mw. dr. M.E. Peeters

Tijdens de middagronde kwam de
echte veterinaire kampioen bovendrij-
ven na de achttien holes stableford
wedstrijd.

1.Jeroen Spaans

2. Ronald Bergsma

3. M. van den Berg

4. L. van de Velde

5.Aarts

6. A. van Goor

7.G. Kaal

8. L. Beukers

9. A. Hesen

10. P. Baars

Tijdens het gezellige diner wisselden
culinaire en geestelijke hoogtepunten
elkaar af Wederom, voor de negende
keer, zijn Alfasan en de veterinaire
golfkampioenschappen onlosmakelijk
met elkaar verbonden en met deze fel-
lowship kunnen wij ons gelukkig prij-
zen. Hiervoor onze hartelijke dank.

Volgend jaar vieren wij ons tweede
lustrum en dit zal plaatsvinden op
woensdag 20 mei 1998 op de golfbaan
\'the surprise\'. U wordt geïnformeerd
door de lustrumcommissie.

Namens het veterinair golfcomité,
J. Kuipers.

33 punten
33 punten
33 punten
33 punten
32 punten
31 punten
31 punten
30 punten
30 punten
30 punten

handicap 11
handicap 17
handicap 22
handicap 25
handicap 13
handicap 9
handicap 15
handicap 5
handicap 12
handicap 14

In de Algemene Ledenvergadering van
18 juni 1997 van de arbeidsongeschikt-
heidsverzekeraar Movir zijn de heren
G. Heynen, dierenarts te Stroe en
P.F.H.F. Mastenbroek, tandarts te
Bloemendaal, benoemd tot lid van de
Raad van Commissarissen.

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 11 juni tot en met 21 juli 1997 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte verplicht
is, voor:

Klassieke varkenspest

In de periode van 11 juni tot en met 23
juni 1997 kwamen 40 gevallen voor
van klassieke varkenspest.

Deze benoemingen vonden plaats in
verband met de opvolging van de heren
C.W.M. Augustijn, dierenarts, respec-
tievelijk S. Hiemstra, tandarts. De
Raad van Commissarissen bestaat
hiermee uit zeven leden, waarvan vijf
leden bij Movir verzekerd zijn.

34 gevallen in de provincie Noord-
Brabant

5 gevallen in de provincie Limburg

1 geval in de provincie Gelderiand

In de periode van 24 juni tot en met 21
juli kwamen 46 gevallen voor van klas-
sieke varkenspest.

39 gevallen in de provincie Noord-
Brabant

5 gevallen in de provincie Limburg

2 gevallen in de provincie Gelder-
land

In totaal komt het aantal uitbraken van
klassieke varkenspest in Nederland per
21 juli 1997 op 342 gevallen!

-ocr page 88-

Geachte Redactie,

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 juh 1997 stond een ingezonden
brief van collega Jan de Haas uit
Winterswijk. Naar aanleiding van de
varkenspestepidemie vertelt hij over de
colleges die prof Jac Jansen over dit on-
derwerp gaf en hij trekt daaruit enkele
conclusies over de huidige varkens-
pestepidemie.

Omstreeks 1935 volgde ik de colleges
van prof De Blieck over de infectie-
ziekten. Toen De Blieck enkele maan-
den in het buitenland verbleef, werd het
onderwijs waargenomen door de mede-
werker Jac Jansen. Ook in onze ogen gaf
hij geweldig goed onderwijs. Zo herin-
ner ik mij nog levendig dat hij op duide-
lijke wijze de symptomen van vlek-
ziekte en varkenspest naast elkaar op het
bord zette. Daar kon je in de praktijk
mee vooruit, zo dachten wij. Maar zo
eenvoudig was het toch niet. De diag-
nose vlekziekte leverde in de praktijk
meestal geen problemen op, maar de
diagnose varkenspest was veel moeilij-
ker te stellen. Varkenspest kan duide-
lijke symptomen veroorzaken, maar het
ziektebeeld kan ook uitermate vaag zijn.
Daar komt bij dat de omstandigheden
van thans niet meer vergelijkbaar zijn
met die van 50 jaar geleden. Toen drie
miljoen varkens, thans 15 miljoen en
veelal in grote eenheden.
Varkenspest is nog steeds moeilijk te
diagnosticeren en er gaan soms vele da-
gen voorbij eer de ziekte definitief is
vastgesteld. Als men een infectieziekte
wil bestrijden, moet er een goed plan
zijn. De uitvoering moet worden ge-
daan, rekening houdend met de emst
van de uitbraak, en aangepast kunnen
worden al naar gelang het verloop van
de uitbraak.

Bij de huidige uitbraak is er wel een be-
strijdingsplan, maar aan de essentie van
dit plan mag niet worden getomd. Het
gehele plan bemst op \'stamping-out\'.
Hele bedrijven worden geruimd, als-
mede de aanpalende bedrijven en con-
tact-bedrijven. Er is geen plaats voor een
alternatief die weg is kennelijk afgesne-
den.

Het begon niet zo slecht, het aantal uit-
braken groeide niet snel en de kans dat
de bestrijding succes zou hebben leek
niet onaannemelijk. Nu zijn we echter
een halfjaar verder en het aantal uitbra-
ken groeit nog dagelijks. Dan dringt de
vraag naar een alternatief zich op. Is het
geen tijd dat men naar het oude en ver-
trouwde middel van de inenting grijpt?
Veel emstige infectieziekten worden
door middel van inentingen goed bestre-
den.

Ik lees vandaag in de krant dat de
Europese Commissie toestemming
heeft gegeven om nog eens 3,4 miljoen
op te kopen en te vernietigen. Men komt
dan op een totaal van 8,2 miljoen vernie-
tigde varkens. En diezelfde Europese
Commissie vindt dat inenten niet mag
en
dat vindt Nederland kennelijk ook,
gezien het feit dat Nederland er tegen
was dat in andere Europese landen zou
worden geënt.

De volgende vraag dringt zich nu aan
ons op: Wie heeft er in de Europese
Commissie namens Nederland voor ge-
pleit dat er in het kader van de bestrij-
ding niet mocht worden geënt? Heeft
onze eigen KNMvD daar een uitspraak
over mogen doen? Zijn de Gezond-
heidsdiensten daarin gekend? Welke
veterinaire instanties in Den Haag staan
achter deze maatregelen? Wat heeft de
Groep Geneeskunde van het Varken ge-
adviseerd en wat heeft men van de zijde
van het ID-DLO geadviseerd?
In de diergeneeskunde kan men niet al te
kinderachtig zijn. Het bestrijden van in-
fectieziekten vergt vaak harde maatre-
gelen. Maar wat er nu gebeurt is niet
meer acceptabel. Ik begrijp wel dat men
niet wil enten omdat de geënte varkens
een titer krijgen, maar dan had men be-
ter met een inentverbod kunnen wach-
ten tot er een bmikbaar marker-vaccin
beschikbaar was.

Hier heb ik mijn brief even onderbroken
om naar het journaal te kijken. Tot mijn
schrik werd daarin medegedeeld dat er
nu een geval van varkenspest was vast-
gesteld in Toldijk in Gelderland,
\'s Avonds hoorde ik collega Tichelman
in een interview over de radio. Het was
weer het bekende verhaal, eerst had de
boer aan zieke varkens zelf medicijnen
toegediend, maar deze behandeling had
geen resultaat opgeleverd. Toen de die-
renartsen eenmaal geroepen waren, heb-
ben zij goed gereageerd en onmiddellijk
hulp bij de Gezondheidsdienst gezocht.
De definitieve diagnose werd toen bin-
nen twee dagen gesteld, maar al met al
was de ziekte al minstens zeven dagen
op het bedrijf zichtbaar aanwezig ge-
weest.

Zo moet een bestrijding in het vervolg
niet meer opgezet worden. Stamping-
out is een goed middel, maar als er on-
voldoende resultaat wordt bereikt, moet
men zo mogelijk klaarstaan met een al-
ternatief Bedenk wel dat politiemaatre-
gelen, ook in het verleden, meestal niet
erg succesvol waren.
Verder is het goed dat men voor de uit-
voering van de bestrijding vooral steunt
op de ervaring van praktiserende dieren-
artsen of van dierenartsen die lang in de
praktijk werkzaam zijn geweest.
Tot slot vraag ik mij het volgende af
Kan ons zoiets ook nog boven het hoofd
hangen bij een mond- en klauwzeer-uit-
braak? Ook de diagnose mond- en
klauwzeer kan door een samenloop van
omstandigheden in eerste instantie ge-
mist worden. Als zoiets in de weidetijd
gebeurt, vindt er een totaal onoverzichte-
lijke smetstofverspreiding plaats. Alleen
snel inenten in een ruim gebied rondom
de haard kan dan mogelijk veel leed
voorkomen. En wat moeten we in zo\'n
geval met de honderden runderen die in
de zogenaamde natuurgebieden lopen en
waarop nauwelijks diergeneeskundig
toezicht is? Is er in zo\'n geval voldoende
entstof beschikbaar voor alle koeien,
schapen en varkens? Ik hoop het maar.

Prof. dr. G. Wagenaar

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de
banden voor het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde 1997 voorradig. De prijs be-
draagt ƒ 30,- (inclusief 17.5% BTW en
verzendkosten). Onderstaand tret\\ u een
overzicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met daarbij behorend
kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994;

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990,1989, 1988;
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax be-
stellen onder vermelding van \'Banden\' en
de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een
nota met acceptgiro thuisgestuurd.
Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus
14031,3508 SB Utrecht, of fax uw bestel-
ling; 030-2511787.

-ocr page 89-

De recente discussie in dit tijdschrift
over Lyme borreliose bij de hond spitst
zich toe op twee onderwerpen die bij
de diagnostiek een rol kunnen spelen:
de klinische verschijnselen en de sero-
logic. Het aantonen van het aetiolo-
gisch agens, in feite het meest belang-
rijke aspect, komt slechts zijdelings ter
sprake. De beschrijving van een casus
door Overduin en Van der Bogaard
(Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122:
280) zijn voor ons aanleiding om met
het onderstaande aan de discussie bij te
dragen.

Bij kritische bestudering van de litera-
tuur blijkt dat er maar weinig weten-
schappelijk bewijs is voor het bestaan
van het ziektebeeld borreliose bij de
hond. Beschrijvingen van het ziekte-
beeld in natuurlijke situaties zijn maar
zelden onderbouwd met het aantonen
van het agens. Slechts in vier gevallen,
beschreven in Noord-Amerika, is het
agens aangetoond: tweemaal een casus
met kreupelheid, eenmaal een casus
met glomerulonephritis, en eenmaal
een casus met myocarditis.

Alle andere beschrijvingen van ver-
meende borreliose, hetzij in Noord-
Amerika, hetzij in Europa, zijn geba-
seerd op associatie met een positieve
Serologie. Er kan discrepantie tussen
de Europese en Noord-Amerikaanse
gevallen zijn, omdat in beide continen-
ten verschillende soorten en stammen
van de
Borrelia burgdorferi sensu lato
groen voorkomen. Daarom stellen wij
voor om bij honden in Europa niet te
spreken van een mogelijk ziektebeeld
\'Lyme borreliose\' maar van een moge-
lijk ziektebeeld \'Borreliose\', immers
de Noord-Amerikaanse stam uit het
stadje Old Lyme komt in Europa niet
voor.

Bij de mens is Lyme borreliose een be-
wezen aandoening met verschillende
verschijningsvormen, waarvan de dia-
gnostiek in sommige gevallen moeilijk
is. Dit hangt onder meer samen met de
beperkingen van de serologie.
Met betrekking tot de hond blijkt uit de
literatuur dat experimentele infecties
via een tekenbeet alleen lukken bij
jonge pups. na een incubatietijd van
ongeveer vijf maanden wordt kreupel-
heid met overvulde gewrichten gezien
en blijkt de
Borrelia in gewrichten en
organen te persisteren. Bij oudere hon-
den worden geen klinische verschijn-
selen gezien en is de spirocheet nader-
hand ook niet aantoonbaar. In beide
gevallen wordt een duidelijke serolo-
gische respons gezien die bij de chro-
nisch geïnfecteerde pups langdurig
persisteert, en die bij de oudere, expe-
rimenteel besmette hond langzaam te-
rugloopt.

Op grond van het bovenstaande zou
men zich kunnen afvragen of het ziek-
tebeeld \'Borreliose bij de hond\' eigen-
lijk wel bestaat. Dat subklinische in-
fecties voor kunnen komen is
algemeen geaccepteerd. In dit verband
hebben ondergetekenden in een cohoU
studie een groep honden van verschil-
lende leeftijden gedurende vier jaar
klinisch en serologisch vervolgd. De
honden werd meerdere malen per jaar
bloed afgenomen zodat mogelijke ef-
fecten gerelateerd aan de seizoenge-
bonden tekeninfestatie opgemerkt
zouden kunnen worden. Alle jonge
honden seroconverteerden in opeen-
volgende tekenseizoenen en bereikten
na drie jaar een plateau van middel-
hoge titers. Bij de oudere honden (8 tot
14 jaar) werd bij meerdere honden een
jarenlang persisterende zeer hoger titer
waargenomen. Deze honden vertoon-
den recidiverende kreupelheden en in-
termitterende koorts en spleno-hepato-
megalie. In huid, synovialis, liquor en
lever-materiaal van een aantal van
deze honden werd met behulp van de
PCR,
Borrelia burgdorferi DNA aan-
getoond (publicatie is in voorberei-
ding). Het is dus mogelijk om bij hon-
den met een zeer hoge, persisterende
Borrelia burgdorferi titer, het agens
aan te tonen.

•t I M

BESTAAT \'BORRELIOSE BIJ DE HOND\' EIGENLIJK WEL?

Deze resultaten vormen een sterke
aanwijzing voor het voorkomen van
een chronische infectie met
Borrelia
burgdorferi
bij Nederlandse honden.
Hiermee is natuurlijk niet bewezen dat
de chronische ziekteverschijnselen die
bij deze honden gezien worden, ver-
oorzaakt zijn door de zeer waarschijn-
lijk persisterende infectie met
Bor-
relia.
Mogelijk dat verder onderzoek
bij honden met een aanhoudend hoge
titer uitsluitsel kan geven over een mo-
gelijk causaal verband.
In onze optiek is serologisch onder-
zoek niet per definitie zinloos; een lage
titer maakt een klinische infectie on-
waarschijnlijk en bij hoge titer moet
met Borreliose rekening worden ge-
houden. Bij de naar het VMDC inge-
stuurde sero is een hoge titer echter
wel een uitzondering. Onze conclusie
is dat \'Borreliose bij de hond\' waar-
schijnlijk wel bestaat, maar in
Nederland weinig voorkomt.

K.E. Hovius, dierenkliniek
Pietershoek, Veldhoven.

D.J. Houwers, VMDC, Faculteit der

Diergeneeskunde, Utrecht.

VARKENSHOUDER EN DIERENARTS: HISTORIE

Het artikel van de beide jonge collegae
Holtrop en Evers trof mij door de
klaarheid van taalgebruik.
Geruime tijd geleden bezochten twee
zeer aimabele collegae mij om uit his-
torisch perspectief eens te vernemen
hoe het nu was om in de oorlogsjaren
en de jaren direct daarna praktijk te
moeten uitoefenen in stukje Randstad
en met name ook in de hongerwinter.
Dat verraste mij, omdat ik altijd begre-
pen had dat deze periode geen inte-
resse had bij de KNMvD. Wel ik hoop
dat zij niet al te zeer geschokt weer
vertrokken zijn.

Nu de varkenspest in last en tal uitge-
groeid is tot een grote epidemie, is het
mogelijk uit historisch oogpunt aardig
om te memoreren hoe het circa 40-50
jaar geleden ging als er varkenspest
gediagnosticeerd werd. Een vergelij-
king is haast niet mogelijk. Alles was
kleinschalig en overzichtelijk. Pest
was er altijd wel ergens en een om-
vangrijke epidemie werd het zelden of
nooit.

-ocr page 90-

De beide collegae beschrijven de
symptomen van de varkenspest nu.
Toen ik mij in 1941 in \'s-Gravenhage
vestigde, had ik er geen vermoeden
van dat ik op korte termijn geconfron-
teerd werd met paarden, koeien, var-
kens, kippen, enzovoort, terwijl mijn
voorganger uitsluitend gezelschaps-
dieren deed. Maar in het land der blin-
den is eenoog koning en op een zeker
ogenblik was er tussen Den Haag en
Hoek van Holland niemand om naar
die dieren om te zien. Terwijl de stad
zelf op dit punt een bijna landelijk ge-
bied was geworden.
Met alle respect en achting voor mijn
hooggeleerde leraren uit de dertiger ja-
ren; de lacunes in kennis bleken groot
te zijn. Van een zigeuner paarden-
koopman leerde ik feilloos kreupelhe-
den beoordelen en van een relatie van
hem, een veekoopman, op welke wijze
varkenspest te onderscheiden was van
vlekziekte.

Wel zei hij: \'Je moet kijken in een kop-
pel of er een bij is die achterblijft of
trager in de bewegingen is. Vertoont
dat dier dan ook nog een enigszins
zwaaiende gang en gaat het vaak lig-
gen en opstaan, dan is het varkens-
pest.\' Nu kan het best zijn dat door de
populatieverdichting nu geen varken
meer een zwaaiende gang kan verto-
nen. En wat de temperatuurverhoging
betreft; ook die was bij pest toen ge-
ring. Was er wel acuut hoge tempera-
tuur en het liep tegen de zomer, dan
was het praktisch altijd vlekziekte.

Geachte redactie,

In de Stem van 17-7-1997 is te lezen
dat de voorzitter NCB verbijsterd is
over plan inkrimping varkensstapel.

Voor mij ligt het verkiezingsmanifest
1994 van een aantal stichtingen:

Anti-vivisectie Stichting
DierenBuitenspel

Nederlandse bond tot bestrijding van
vivisectie

Nederlandse vegetariërsbond
Nederlandse vereniging tot
Bescherming van Dieren
Nederiandse vereniging voor
Vaganisme

Stichting Bont voor dieren
Stichting Kritisch Fauna Beheer
Stichting Lekker Dier

De tuinders in het Westland hadden al-
lemaal wel 20-30 varkens liggen, uit-
sluitend voor de mest. Men schatte het
totaal op circa 6000, natuurlijk een la-
chertje bij heden vergeleken.

Zo ben ik twee keer geconfronteerd
geweest met varkenspest en als ik mij
goed herinner, was dat in de jaren vijf-
tig. En nu zult u mogelijk met verba-
zing de handen voor de ogen slaan
over de primitiviteit. Aangezien de
dierenarts toen nog koning op zijn ter-
rein was, handelde hij naar eigen in-
zicht. Op het zieke dier werd ter plekke
sectie verricht en als de diagnose was
bevestigd, dan ging dat dier naar het
toen nog bestaande slachthuisje in
Naaldwijk en verdween in een ton
voor de destructie. De overige, nog
geen symptomen vertonende varkens
werden normaal naar Naaldwijk afge-
voerd en geslacht. De eigenaar kreeg
een grote zak Halamid voor het ont-
smetten van zijn stal en de veewagen.
Vervolgens werden bij de buren de
varkens geënt. Een spuit serum achter
het ene oor en één spuit krystalviolet-
vaccin achter het andere. En ziehier de
gehele bestrijding. Ik had mijn plicht
gedaan. De kwaal was bedwongen en
de schade voor de tuinder minimaal.
En ieder onzer ging over tot de orde
van de dag.

Was het geluk of was het wijsheid.
Laten we het geluk noemen, want zon-
der geluk vaart niemand wel. En ik zou

Het voorwoord van F.J. Grommers,
bijzonder hoogleraar Relatie Mens-
Dier aan de Faculteit der Dier-
geneeskunde.

Deze organisaties zullen niet verbij-
sterd zijn over de plannen tot inkrim-
ping van de varkensstapel omdat dit
juist hun doel is.

Dat dit doel nu bereikt wordt doordat
het aan varkenshouders verboden is
zich tegen een uitbraak van varkens-
pest door middel van enting te be-
schermen, wekt wel enige nieuwsgie-
righeid op, op welke gronden in
Europees verband tot niet-vaccineren
is besloten en of de argumenten daar-
toe niet door de feiten zijn achterhaald.

L. Tholhuijsen

niet geweten hebben waar ik in die da-
gen ergens meer wijsheid had moeten
verkrijgen.

Uit diezelfde dertiger jaren zijn twee
gedachten bij mij bijgebleven. Virus-
ziektes waren toen nog nieuw.

1. Het virus is reeds lang aanwezig en
breekt pas echt uit als een even-
wicht (welk?) verbroken wordt.

2. Een klein beetje infectie kan geen
kwaad, dat geeft immuniteit. Dat
gold zeker voor bacteriële ziektes.

Theorieën die mogelijk geheel verou-
derd zijn en dus ook historie. Hoewel
ik het onder 1. genoemde principe nog
vaak op internationale congressen heb
horen verkondigen. Stel dat het alsnog
waar zou zijn, wat is dan het effectieve
nut van een vervoersverbod in het be-
smette gebied? Tenzij het gaat naar
verder afgelegen streken. En zeker niet
het zwarte Pieten-spel wat thans ge-
speeld wordt. Maar laat ik niet stoken
in een goed huwelijk (?). En de wijs-
heid van nu overlaten aan diegenen,
die wetenschappelijk en politiek daar-
toe menen geroepen te zijn. En nu
maar hopen dat straks als alles achter
de rug is een goed vaccin tegen var-
kenspest op de planken van uw apo-
theek staat.

Ik hoefde gelukkig niemand wat te
vragen.

Dr. Remko E. de Maar,
\'s-Gravenhage

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een 3,5
inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk).

Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 91-

In het historisch perspectief van het
beleidsplan KNMvD 1997 stelt het
Hoofdbestuur dat de KNMvD is opge-
richt in 1862. De historie in retrospec-
tie geeft mijns inziens een ander beeld.
De tekst, verzameld in de Vee-
artsenijkundige Bijdragen, uitgegeven
door de Maatschappij ter bevordering
der Veeartsenijkunde in Nederland
1860, geeft dit andere beeld en leidt in
het kort tot de volgende conclusies:

1. De Maatschappij ter bevordering
der Veeartsenijkunde werd opge-
richt op 1 september 1846.

2. De Maatschappij ter bevordering
der Veeartsenijkunde in Nederland
kreeg een koninklijke toestemming
op 2 september 1847. Noot: Het
predicaat Koninklijk van 1963 is
door de Grondwet van 1848 niet te
vergelijken met de koninklijke toe-
stemming van 1847.

3. De Provinciale Verenigingen en het
Centrale Veeartsenij kundig Genoot-
schap hebben zich op 27 augustus
1862 aangesloten bij de Maatschappij
ter bevordering der Veeartsenij-
kunde.

De geschiedenis van de Maatschappij ter
bevordering der Veeartsenijkunde 1846
loopt parallel aan de ontwikkeling van
de andere maatschappijen opgericht in
de periode van nationale opleving van
1840-50, waartoe behoren de zuster-
maatschappijen van pharmacie 1842 en
geneeskunde 1849. De oprichting van de
Maatschappij ter bevordering der
Veeartsenijkunde in Nederland is gean-
nonceerd in het Veeartsenijkundig
Magazijn van Numan 1847 en in het
Repertorium van Rienderhoff en
Hekmeijer 1847-48. Wester in zijn

HISTORISCH PERSPECTIEF KNMVD

W .«Wlk^w « f«

Geschiedenis der Veeartsenijkunde van
de Maatschappij ter bevordering der
Veeartsenijkunde 1939 bestempelt de
Maatschappij van 1846 tot een voorioper
van de Maatschappij van 1862. Hij geeft
daarvoor geen argumenten en hij gaat
voorbij aan de algemene historische ont-
wikkeling in Nederland in de 19^ eeuw.
De eerste moeilijke jaren van de
KNMvD mogen niet in het vergeet-
boekje worden geplaatst. De huidige
dierenartsen kunnen er trots op zijn dat
zij reeds in 1846 naast de artsen en
apothekers streden voor een landelijke
erkenning van het beroep, voor een on-
derlinge wetenschappelijke vorming
en voor een fonds ter ondersteuning
van weduwen en wezen.

van

F. W. van der Kreek

Bijlagen met de \'Verzameling der ver-
rigtingen van de Maatschappij ter
Bevordering der Veeartsenijkunde in
Nederland\' zijn op te vragen bij de re-
dactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, Susan Umans-Ubbink,
telefoon: 030-2510111.

V ERZ AMELING

VEEARTSENIJKUNDIGE BIJDRAGEN.

uitgegeven dook dk maa.tscha.ppij

TER DEVOltDERINQ DER

VEE4RTSENIJK11NDE IN NEDERLAND,

ONDER MEDEWERKING VAM

G. J. II K N G K Y E L D, I. J E N N E S ,

i.».f s VN \'ö ui.iK"»-vi-,i;\\i:rM;\'.ii.-.«;uo«>j. TU uTUKOiir,

L. SWART,

VKbARTf. riKIt IC KL. TH UA »KN P R r «;i« r

SYMPOSIUM \'HEELKUNDE IN PERSPECTIEF II\'

In oktober 1995 organiseerde de Vakgroep Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren van de Faculteit der Diergeneeskunde een
symposium onder de naam \'Heelkunde in Perspectief. Dit bleek toen uiter-
mate succesvol en de vakgroep heeft besloten de traditie voort te zetten. Op 10
oktober 1997 zal er dus wederom een wetenschappelijk symposium gehouden
worden, waar middels een groot aantal korte voordrachten onder voorzitter-
schap van prof. dr. A. Barneveld recente ontwikkelingen in het onderzoek en
de kliniek voor het voetlicht zullen komen.

Congressen en cursussen

De dag is speciaal bedoeld voor de
grote huisdierenpractici, waarbij het
zwaartepunt bij het paard zal liggen.

-ocr page 92-

ÉWWFi ■ R

Onderwerpen die ter sprake zullen ko-
men, zijn onder andere: de laparosco-
pie, de behandeling van de tibiafrac-
tuur bij paard en rund, de infectieuze
arthritis, rugproblematiek bij het
paard, de intraveneuze anaesthesie bij
het varken en nog vele onderwerpen
meer.

In het tentoonstellingsgedeelte zal een
groot aantal firma\'s op het gebied van
farmaceutica, instrumenten en gerela-
teerde producten acte de présence ge-
ven.

Op de donderdagavond vóór het sym-
posium en op de avond van het sympo-
sium zal een
workshop hechtmateria-
len en hechttechnieken georganiseerd
worden voor een beperkt aantal deel-
nemers. Het programma begint om
09.00 uur (ontvangst en koffie) en zal
ongeveer om 17.00 uur eindigen,
waarna informeel nog wat nagekaart
kan worden onder het genot van een
drankje.

De kosten bedragen ƒ 200,- (waarvan
ƒ 100,- bestemd is voor de stichting
Hippos, die tot doel heeft het weten-
schappelijk onderzoek ten behoeve
van het paard te stimuleren). Dit be-
drag is inclusief lunch, uitgebreid ab-
stractboek, koffie en borrel na afloop.
Nadere informatie met betrekking tot
de
workshops vindt u in het program-
maboekje van PAOD, dat u in augus-
tus ontvangt. Daarin treft u ook een op-
gaveformulier aan voor zowel de
workshop als het symposium.

Opgave graag vóór 1 oktober 1997 bij
het Post Academisch Onderwijs
(PAO)-Diergeneeskunde, Yalelaan 11,
3584 CL Utrecht. Telefoon: 030 -
2517374, fax: 030 - 2516490, e-mail:
PA OD@POBOX. RUU.NL.

PHLO-CURSUSSEN

Marktgerichtheid in de voedings-
middelen- en agrarische industrie

Deze cursus wordt op 9 e« /O oktober

1997 in Wageningen gegeven.

Er kunnen maximaal 25 personen aan
de cursus deelnemen. De kosten bedra-
gen ƒ 1425,-. De inschrijftermijn ein-
digt op 11 september.

Toegepaste statistiek

In de periode november 1997 - maart

1998 zal deze negendaagse cursus in
Wageningen worden gegeven.

Er kunnen maximaal 25 mensen deel-
nemen en de kosten bedragen ƒ 4000,-
(ƒ 3000,- voor medewerkers van de
Landbouwuniversiteit en het DLO).
De inschrijftermijn eindigt op 3 okto-
ber 1997.

Meer informatie/opgave bij: Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wa-
geningen, telefoon: 0317 - 484093/
484092, fax: 0317-426547.

NEOSPÜRA ABORTUS BIJ HET RUND

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ont\\\'angen vraagstel-
ling, vond de redactie drs. W. Wouda
(veterinair patholoog. Gezondheids-
dienst voor Dieren) bereid om voor
de lezers een antwoord te formule-
ren.

VRAAG:

Hoe vaak wordt de diagnose Neospora
gesteld als oorzaak van verwerpen bij
runderen? Hoe wordt de diagnose ge-
steld en wordt de parasiet ook in alle
gevallen gevonden? Hoe komt de in-
fectie tot stand? Is er op dit moment al
iets te zeggen van een preventie?

ANTWOORD:

Neospora caninum is een aan Toxo-
plasma gondii
verwante protozoaire
parasiet, die in 1984 is ontdekt bij de
hond en enkele jaren later als een
nieuw species is beschreven (Dubey
et
al.,
1988). Bij de hond veroorzaakt een
infectie met
Neospora vooral verlam-
mingsverschijnselen en sterfte bij
pups. Later is gebleken dat
Neospora
ook bij allerlei andere diersoorten
voorkomt en dat neosporose met name
bij het rund van economische beteke-
nis is.

Levensvormen van Neospora
De levenscyclus van Neospora is nog
niet opgehelderd. Tot nu toe zijn alleen
tussengastheren bekend die ongeslach-
telijke stadia van de parasiet kunnen
herbergen: tachyzoieten (snel delend)
en bradyzoieten (langzaam delend).
De tachyzoieten kunnen allerlei cellen
en weefsels infecteren en beschadigen
en kunnen via de placenta worden
overgedragen op de vrucht. De brady-
zoieten bevinden zich in weefselcys-
ten, die alleen in het centrale zenuw-
stelsel voorkomen. Naar analogie van
de kennis over
Toxoplasma veronder-
stelt men de
Neospora zich ook ge-
slachtelijk voortplant in een nog onbe-
kende eindgastheer. Deze eindgast-
heer zou infectueuze oöcysten met de
faeces uitscheiden. De kat, bekend als
eindgastheer van
Toxoplasma gondii,
is volgens vooraanstaande parasitolo-
gen als eindgastheer van
Neospora ca-
ninum
uit te sluiten. Honden kunnen
zich met
Neospora infecteren, moge-
lijk door het eten van geaborteerde kal-
veren, maar er zijn geen aanwijzingen
dat de hond de rol van eindgastheer
speelt door oöcysten uit te scheiden.

Klinische verschijnselen hij het rund
Een infectie met Neospora bij het rund
verloopt veelal subklinisch. De ziekte
manifesteert zich eigenlijk alleen bij
drachtige koeien. Intra-uteriene infec-
tie van de vrucht kan leiden tot abortus,
mummificatie, vroeggeboorte of dood-
geboorte. Een geïnfecteerde vrucht kan
echter ook gezond geboren worden.
Zelden worden verlammingsverschijn-
selen waargenomen bij congenitaal
geïnfecteerde kalveren. Abortus wordt
gezien vanaf de derde tot de achtste
maand, maar vooral halverwege de

-ocr page 93-

dracht. De aborterende koe vertoont
geen algemene ziekteverschijnselen,
zoals koorts, verminderde eetlust of da-
ling van de melkgift.

Geografische verspreiding
De eerste melding van Neospora abor-
tus bij het rund kwam uit de Verenigde
Staten (Thilsted and Dubey, 1989).
Momenteel zijn er publicaties uit alle
werelddelen, waaruit blijkt dat neo-
sporose een belangrijke oorzaak van
abortus bij het rund is. Vooral in
Califomië, Nieuw Zeeland en Aus-
tralië, maar ook in diverse West-
Europese landen met een intensieve
melkveehouderij, met name in Ne-
derland, Engeland en Denemarken,
wordt de infectie als een belangrijk
probleem ervaren.

De eerste gevallen van Neospora abor-
tus in Nederland zijn onderkend in het
begin van de jaren negentig (Wouda
et
al.,
1992). Op de Gezondheidsdienst
voor Dieren in Drachten is gedurende
de laatste vijfjaren bij 16-21% van de
aangeboden verworpen kalveren een
Neospora-\'\\nkcX\\t gediagnosticeerd.
Ook elders in den lande wordt de diag-
nose frequent gesteld. Daarmee is ne-
osporose de belangrijkste oorzaak van
verwerpen bij het rund geworden.

Diagnostiek
Histopathologie

Geaborteerde vruchten vertonen bij his-
topathologisch onderzoek ontsteking
van hersenen, hartspier, lever en andere
organen. Met name de hersenlaesies
zijn karakteristiek (Anderson
et ai,
1991; Wouda et ai, 1992; 1997). Om
de diagnose zeker te stellen kunnen met
behulp van een immuunhistochemische
kleuring de parasieten in de foetale
weefsels worden aangetoond. Dit lukt
in 70-80% van de vruchten de typische
histologische afwijkingen. Op de labo-
ratoria van de Gezondheidsdienst voor
Dieren (locatie Boxtel, Deventer en
Drachten) is histologisch onderzoek
van hersenen, hart en lever opgenomen
in het sectieprotocol van geaborteerde
kalQes. De arbeidsintensieve immuun-
kleuring wordt niet als routine uitge-
voerd. Ook bij vruchten met ernstige
ontbinding of mummificatie zijn vaak
nog wel histologische aanwijzingen
voor een infectie met
Neospora te vin-
den.

Serologie

Er zijn verschillende testen ontwik-
keld voor het aantonen van antistoffen
tegen
Neospora. Een immunofluores-
centie test (IFAT) en enkele ELISA
methoden zijn commercieel beschik-
baar. De Gezondheidsdienst voert mo-
menteel een vergelijkend onderzoek
uit om toepassing van deze methodes
voor de praktijk te toetsen.
Het vinden van /Veo^pora-antistoffen
in het serum van een aborterende koe
is geen bewijs dat de abortus is veroor-
zaakt door neosporose. Wel is een
hoge titer een sterke aanwijzing voor
deze infectie, zeker als andere oorza-
ken voor abortus kunnen worden uit-
gesloten.

Serologisch onderzoek leent zich goed
voor koppeldiagnostiek en epidemio-
logische studies. Bij onderzoek op tien
probleembedrijven varieerde de sero-
prevalentie van 9-44% (gemiddeld
29%), terwijl op acht controlebedrij-
ven (zonder abortusproblemen) een
seroprevalentie van gemiddeld 8%
werd gevonden.

Epidemiologie

Neosporose leidt tot sporadische of
multipele abortusgevallen op rund-
veebedrijven. Soms is er sprake van
grote uitbraken (abortus-stormen)
waarbij 20-30% van de risico-dieren
binnen een tijdsbestek van enkele we-
ken aborteert (Moen
et al., 1996).
Andere bedrijven hebben jarenlang te
kampen met een te hoog abortusper-
centage en te veel terugkomers. Een
infectie met
Neospora kan bij herha-
ling abortus veroorzaken bij hetzelfde
dier.

Koeien kunnen levenslang besmet
blijven met de parasiet en de infectie
via de placenta op de nakomelingen
overdragen. Deze verticale transmissie
is waarschijnlijk de belangrijkste route
voor het in stand houden van de infec-
tie in de koppel (Anderson
et al., 1997;
Paré
et al., 1996). Intra-uterien geïn-
fecteerde kalveren zijn meestal kli-
nisch normaal en vertonen zelfs min-
der neonatale ziekte en sterfte dan niet
besmette kalveren. Het is nog onbe-
kend waarom de infectie de ene keer
leidt tot het afsterven van de vrucht en
de andere keer tot de geboorte van een
congenitaal besmet, ogenschijnlijk ge-
zond kalf

Recente onderzoeken in de V.S. en in
Nederland wijzen erop dat
Neospora-
seropositieve dieren een twee tot drie
keer zo grote kans hebben op abortus
als seronegatieve koppelgenoten.
Er zijn aanwijzingen dat er bij acute
Neospora abortusuitbraken sprake is
van een primaire infectie van de abor-
terende dieren (Thurmond
et al..

1997). De Gezondheidsdienst doet
momenteel onderzoek naar de risico-
factoren die een rol spelen bij derge-
lijke abortus-uitbraken. Voor deze
case control studie is nog behoefte aan
een aantal case-bedrijven. Dit zijn be-
drijven waar binnen een periode van
acht weken minimaal 15% van de risi-
codieren (tussen 100 en 260 dagen
dracht) heeft geaborteerd. Indien u
dergelijke bedrijven kent, wordt u ver-
zocht contact op te nemen met de
Gezondheidsdienst.

Preventie en controle
Er bestaat geen therapie voor neospo-
rose bij het rund. Wel is de parasiet ge-
voelig voor diverse anti-coccidiose-
preparaten. Deze zijn bij de hond in
een vroeg stadium van de infectie ipet
succes toegepast. Bij het rund is nien
echter op het moment dat de ziekte
zich manifesteert te laat voor behande-
ling. Preventieve maatregelen die mo-
menteel worden aanbevolen, zijn
vooral gericht op het onderbreken van
de verticale overdracht (Thurmond en
Hietale, 1995). Geadviseerd wordt be-
smette (seropositieve) koeien geleide-
lijk af te voeren voor de slacht en geen
nakomelingen van deze dieren aan te
houden (grote kans op congenitale be-
smetting). Het spreekt voor zich dat
seropositieve koeien ongeschikt zijn
als receptordier bij ET.
In de V.S. worden ook maatregelen
aanbevolen die gericht zijn tegen \'ho-
rizontale transmissie\' via een nog on-
bekende eindgastheer. Genoemd wor-
den algemene hygiënemaatregelen bij
at"kalven en abortus (vrucht en nage-
boorte opruimen) en het voorkomen
van faecale verontreiniging van het
voer door andere diersoorten (carnivo-
ren, omnivoren, vogels). Zolang de
eindgastheer van
Neospora onbekend
is, is een meer gerichte preventie niet
mogelijk.

REFERENTIES

1. Anderson ML, Blanchard PC, Barr BC et
al. Neospora-\\\\V.e
protozoan infections as a
major cause of abortion in California dairy
cattle. J Am Vet Med Assoc 1991; 198:
241-4.

2. Anderson ML. Reynolds JP. Rowe JD et
al.
Evidence of vertical transmission of
Neospora sp infection in dairy cattle. J Am
Vet Med Assoc 1997; 210: 1169-72.

3. Dubey JP. Hattel AL, Lindsay DS, Topper
MJ. Neonatal
Neospora caninum infection
in dogs: Isolation of the causative agent
and experimental transmission. J Am Vet
Med Assoc 1988; 193: 1259-63.

4. Moen AR, Wouda W, Gee ALW de.
Clinical and serological observations of
bovine
Neospora-aborimn in three Dutch

-ocr page 94-

dairy herds. Proc. XIX World Buiatrics
Congress, Edinburgh, July 8-12, 1996; 1:
198-202.

Paré J, Thurmon MC, and Hietale S.
Congenital
Neospora caninum infection in
dairy cattle and associated calfbood morta-
lity. Can J Vet Res 1996; 60: 133-9.
Thilsted JP, and Dubey JP. Neosporosis-
like abortions in a herd of dairy cattle. J Vet
Diagn Invest 1989; 1:205-9.

Thurmond MC, and Hietala S. Strategies to
control
Neospora infection in cattle.
Bovine Pract 1995;29:60-3.
Thurmond M, Hietale S, and Blanchard
PC. Herd-based diagnosis
of Neospora ca-
n/num-induced endemic and epidemic
abortion in cows and evidence for congeni-
tal and postnatal transmission. J Vet Diagn
Invest 1997;9:44-9.

Wouda W, Ingh TSGAM van, Knapen F

van et al. Neospora abortus bij het rund in
Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:599-602.

10. Wouda W, Moen AR, Visser IJR, and
Kjiapen F van. Bovine fetal neosporos, a
comparison of epizootic abortion cases and
different age classes with regard to lesion
severity and immunohistochemical identi-
fication of organisms in brain, heart and li-
ver. J Vet Diagn Invest 1997; 9: 180-5.

FARMACOKINETIEK EN ENKELE ORALE ANTIBIOTICA
BIJ PAARDEN

D. van der Ploeg, SR\\395\\95: 34pp.

In deze literatuurstudie wordt ingegaan
op de geschiktheid van een aantal anti-
biotica en chemotherapeutica in een
orale toedieningsvorm speciaal bij veu-
lens. Een en ander heeft betrekking op
penicillines, cephalosporines, erythr-
mycine, rifamycine en diverse sulfapre-
paraten.

Gekeken werd naar de snelheid van
resorptie, de biologische beschikbaar-
heid, de maximale plasmaconcentratie,
de halfwaardetijd, de verdeling over de
organen, de invloed van leeftijd, voe-
ding en herhaald toedienen, alsmede
naar de toedieningswijze (sonde,
stroopbolus) en toedieningsvorm (zou-
ten, esters, samen met andere farmaca).
Ook de toxicologische aspecten krij-
gen aandacht.

Bij het geven van combinatieprepara-
ten wordt ontraden een bacteriostatisch
werkend middel te verstrekken teza-
men met een bactericide \'stof. Op-
gemerkt wordt dat bij de farmacothera-
pie rekening moet worden gehouden
met de aard van het ziekteproces bij het
dier, zoals abcesvormingen, leveraan-
doeningen, nierlijden, etcetera.
Bij het bestaan van purulente ontste-
kingen blijken vele antibiotica en che-
motherapeutica in vivo minder effec-
tief te zijn dan op grond van ge-
voeligheidsbepalingen in vitro werd
waargenomen.

EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK NAAR DE VOOR- EN
NADELEN VAN DE OVARIECTOMIE TEN OPZICHTE VAN
DE OVARIO-HYSTERECTOMIE BIJ DE TEEF

M.A. van Meer; SR 526/96: 25pp.

In het eerste deel van de scriptie wordt
verslag gedaan van een literatuurstudie
betrekking hebbende op cysteuze endo-
metritis-hyperplasie (CEH complex),
endometritis, uterustumoren en urine-
incontinentie bij teven waarbij of de
ovaria (OVX) of de ovaria met de baar-
moedr (OVHX) waren weggenomen.

Het blijkt dat vooral progesteron het
CEH complex kan induceren. Bij een
lege artis uitgevoerde OVX werd in
vergelijking met een controlegroep
geen toename van CEH complex vast-
gesteld.

De incidentie van uterustumoren is
laag. Na OVX werd geen toename ge-
zien. In vergelijking met niet-geope-
reerde honden is urine-incontinentie
zowel bij OVX als bij OVHX ver-
hoogd. Tussen de OVX en de OVHX
groepen bestaan geen verschillen. De
abnormaliteit komt meer voor bij die-
ren zwaarder dan 20 kg en dan vooral
bij de Dobermann, de Riesen-
schnauzer, de Setter, de Rottweiler en
de Boxer.

Het eigen onderzoek bestond uit de be-
werking van een enquête. Van honden
waarbij in de periode 1984-1987 of
OVX of OVHX was verricht werden
in 1996 gegevens opgevraagd betrek-
king hebbende op het voorkomen van
vaginale uitvloeiingen, urine-inconti-
nentie, aantrekkelijkheid voor reuen
en ziekteverschijnselen die zouden
kunnen wijzen op een aandoening in
de buikholte.

Van de 264 verstuurde formulieren
werden er 135 ingevuld teruggestuurd.
De frequentie van het voorkomen van
vaginale uitvloeiingen was zeer laag
(6). Een verhoogde aantrekkelijkheid
voor reuen en buikklachten werden
niet vermeld. Wel bleek de frequentie
van voorkomen van urine-incontinen-
tie verhoogd en zoals vermeld in de li-
teratuur kwam dit meer voor bij de
zware rassen.

Geconcludeerd werd dat er geen ver-
schillen bestonden tussen de OVX en
de OVHX teven.

Er bestaat dan ook geen reden om de
baarmoeder bij gezonde teven te ver-
wijderen.

-ocr page 95-

GJ. Bouwhuis, SR\\383\\95: 44pp.

In de voeding van mens en dier spelen
essentiële vetzuren een belangrijke rol.
Aangezien het lichaam niet zelf in
staat is deze vetzuren te maken, moe-
ten deze in voldoende mate met de
voeding worden opgenomen om defi-
ciëntieverschijnselen te voorkomen.
Vooral linolzuur en linoleenzuur zijn
hierbij van belang. Deficiëntiever-
schijnselen uiten zich onder meer in
een slechte groei, huidproblemen en
een gestoorde voortplanting.
In de voormagen van herkauwers wor-
den deze vetzuren door de pensflora
omgezet in oliezuur en stearinezuur.
Deze biohydrogenatie is veelvuldig on-
derwerp van onderzoek geweest. Op
meerdere manieren heeft men gepro-
beerd de hydrogenering van de essen-
tiële vetzuren door de pensflora te redu-
ceren. De meest effectieve manier
behelst het omhullen van de vetzuren
dooreen \'coating\'. Hierbij wordt om de
lipiden een kapsel aangebracht dat de
essentiële vetzuren moet beschermen
tegen enzymen uit de pensvloeistof
De Prostaglandinen, die via arachidon-
zuur uit linolzuur gevormd worden,
spelen een rol bij het uitdrijven van de
vrucht en de vruchtvliezen. Uit recent
onderzoek is gebleken dat de oorzaak
van retentio secundinarum niet gele-
gen is in onvoldoende opname van es-
sentiële vetzuren, maar in een ver-
schuiving in de synthese van de
diverse Prostaglandinen en van andere
arachidonzuurmetabolieten.

fi I ft

ESSENTIELE VETZUREN BIJ HET RUND: VOORZIENING
EN BETEKENIS ROND DE PARTUS

HET KATION-ANION VERSCHIL IN DE VOEDING VAN
DROOGSTAANDE MELKKOEIEN IN RELATIE TOT DE
PREVENTIE VAN MELKZIEKTE

H. Bijvank; SR/403/95: 36pp.

In deze literatuurstudie is gekeken
naar het kation-anion (KAV) in het
rantsoen dat verstrekt wordt in de
droogstand aan melkkoeien in relatie
met de frequentie van het optreden van
melkziekte.

Het kation-anion verschil van een voe-
dermiddel wordt berekend als
meq(Na K HCl\' SO42-) per kg
droge stof Opname van veel kationen
leidt in het bloed tot een metabole al-
kalose en opname van veel anionen tot
een metabole acidosis. Op de fysiolo-
gische processen die hierbij een rol
spelen wordt nader ingegaan.

Een verschuiving in de zuur-base ba-
lans van het lichaam gaat gepaard met
veranderingen in de calciumhuishou-
ding. Normaal scheiden herkauwers
nauwelijks calcium uit met de urine.
Na opname van een anion-rijk voer
neemt de uitscheiding toe. Dit verlies
aan calcium met de urine moet gecom-
penseerd worden of door een hogere
absorptie van calcium uit de darm, of
dooreen verhoogde mobilisatie van dit
element uit het bot.

In een achttal experimenten vermeld in
de literatuur is gekeken naar de directe
invloed van de voeding met een nega-
tieve KAV op de absorptie van cal-
cium uit de darm en de mobilisatie er-
van uit het bot.

Het lijkt erop dat deze verhoogd wordt
alhoewel er geen eenduidigheid is.
Rantsoenen met een KAV van -250
meq/kg ds of lager hadden een duide-
lijk preventief effect; met een KAV
van -150 tot O meq/kg ds hadden geen
invloed.

Ter discussie staat of een anion-rijk
rantsoen gecombineerd moet worden
met een laag of met een hoog calcium-
gehalte.

In Nederland is de toepassing van een
anion-rijke voeding reeds in de prak-
tijk doorgedrongen. Er bestaat echter
behoefte aan een goed veldonderzoek.

ONGEWENST GEDRAG BIJ DE KAT; THEORIE EN PRAKTIJK

K. Rekvelt, SR 569/96: 65 pp.

Ongewenst gedrag bij de kat kan be-
staan uit markeergedrag (met urine),
onzindelijkheid, agressie als gevolg
van angst, prooi vangen, territorium
verdedigen, krabben, op textiel bijten
of zuigen, abnormale likproblemen en
andere.

De oorzaken zijn vaak terug te voeren
tot de omstandigheid dat het dier uit-
sluitend binnengehouden wordt of dat
het zijn leefgebied moet delen met een
soortgenoot.

Onzindelijkheid is vaak het gevolg van
een niet doelmatige of onzindelijke
kattebak; agressie van een uit de hand
gelopen spelletje of van plagen. Er
worden therapeutische mogelijkheden
gegeven zoals het wegnemen van de
prikkel, anders omgaan met het dier,
verwijderen van de indringer (andere
kat), herplaatsing in een ander milieu,
het gebruik van farmaca en andere.
De eigenaar moet voorts geïnstrueerd
worden hoe om te gaan met het dier.
Tot slot worden de resultaten bespro-
ken van het meegeven van het behan-
delingsadvies aan de eigenaars. Succes
lijkt evenredig te zijn met de geïnves-
teerde moeite.

(Een overzichtelijke scriptie ref.)

-ocr page 96-

A. van Aalten. SR 548/96: 52pp.

Schrijfster trekt op basis van litera-
tuuronderzoek de conclusie dat over
de nageboorte-problematiek bij de
merrie nog maar weinig bekend is.
Wel weet men dat na dystocia, sectio
caesarea, foetotomie, abortus en twee-
lingdracht vaak retentio secundinarum
(RS) wordt waargenomen. Verder
komt RS meer voor bij koudbloeden
en Friezen dan bij andere rassen. Ook
merries die een RS hebben gehad zijn
gepredisponeerd. Ingegaan wordt op
de diagnostiek van RS en op mogelijke
complicaties. Behandeling kan be-
staan uit manuele verwijdering en/of
het toedienen van hormoonpreparaten
en antibiotica.

ü I Ii

i ■ I I i II BiiiiiiiMgMiiM^^

RETENTIO SECUNDINARUM BIJ HET PAARD

Het verrichten van intrauterine spoe-
lingen met isotonische zoutoplossin-
gen, liefst meerdere malen herhaald,
geniet de voorkeur.

DIAGNOSTIEK VAN MASTITIS BIJ HET RUND

/. van Schaik; SR/408/95: 63 pp.

Mastitis is het belangrijkste ziektepro-
bleem waarmee de rundveehouderij te
maken heeft. De jaarlijkse schade per
koe wordt in Nederland geschat op
ƒ136,-.

Op basis van sensitiviteit (het percen-
tage bacteriologisch positieve dieren
dat positief werd gevonden) ten op-
zichte van mastitis en specificiteit
(het percentage bacteriologisch nega-
tieve dieren dat negatief was ten aan-
zien van mastitis) werden diverse
methoden van onderzoek geëvalu-
eerd.

Een en ander wordt vooraf gegaan
door een bespreking van de verwek-
kers:
S. agalactiae, S. dysgalactiae, S.
uberis, St. aureus, E. coli
en Act. pyo-
genes.

PHS BIJ ZEUGEN

I.H.J.M. van Eyck; SR 522/96: 49pp

Periparturient-hypogalactia-syndrome
(PHS) is een aandoening bij zeugen die
op vele fok- en vermeerderingsbedrij-
ven aanleiding kan geven tot proble-
men, zoals een verhoogde uitval van
zeugen en biggen, ongelijke koppels,
meer arbeid, hoge dierenarts- en medi-
cijnkosten en andere. Deze aandoening
is onder vele namen in de literatuur be-
kend. Tot voor kort sprak men over het
algemeen van het Mastitis, Metritis,
Agalactia Syndrome (MMA).
De scriptie bestaat uit twee delen, een li-
teratuurstudie en een eigen onderzoek.
De literatuurstudie was gericht op de

Achtereenvolgens passeren de revue
het bepalen van het melkcelgetal, de
elektrische geleidbaarheid van de
melk, het klinische onderzoek van uier
en rund en het bacteriologisch onder-
zoek.

Diverse bacteriologische onderzoeks-
technieken komen aan de orde zoals
klassieke methoden, Uricult, Elisa tes-
ten (Prostaoh®), DNA hybridisatie
(Gene Trak®), DNA fmgerprinting en
andere. Ook wordt aandacht geschon-
ken aan het aantonen van endotoxines
onder andere met behulp van Limulus
lysaat en Elisa. Behalve op sensitiviteit
en specificiteit wordt bij elke methode
ingegaan op het principe van het on-
derzoek, de uitvoering van de bepa-
ling, de betekenis ervan voor de di-
verse verwekkers, de tijdsduur en het
kostenaspect.

etiologie en Pathogenese, waarbij voor-
al gekeken werd naar niet infectieuze
factoren zoals naar de invloed van ras,
pariteit, toomgrootte en voorts naar in-
vloeden van stress, voeding en hormo-
nen. Een en ander wordt met schema\'s
en tabellen toegelicht. Preventie en the-
rapie krijgen summiere aandacht.
Het eigen onderzoek had plaats op vijf
bedrijven waarbij gegevens konden
worden verwerkt van 70 zeugen die in-
gedeeld waren in een proefgroep (PHS),
een controlegroep en een PHS-dubieuze
groep. Beoordeling geschiedde op basis
van klinisch onderzoek en op basis van
bloedonderzoek (calcium, fosfor, mag-
nesium, ureum, glucose) en van urine
(fosfor, magnesium). Bloedaftiame
werd verricht zowel voor, tijdens als na
de partus. Ook is gekeken naar de sa-

De hoogste score ten opzichte van de
sensitiviteit en de specificiteit bereikt
men bij het bacteriologische onder-
zoek. De duur ervan is echter een han-
dicap. DNA fingerprinting haalt even-
eens hoge scores en heeft bovendien
nog als voordeel dat binnen de species
gekeken kan worden naar genetische
verschillen. Deze test moet echter nog
praktijk-rijp worden gemaakt. Kli-
nisch onderzoek geeft snel informatie.
Bij de interpretatie ervan moet men
ook in ogenschouw nemen: de leeftijd
van het dier, het moment in de lactatie,
het aspect van het uierspectrum en de
bedrijfsgeschiedenis.
Ook andere methoden als Elisa-tech-
nieken geven acceptabele resultaten.
De kostprijzen vormen echter nog een
belemmering voor het toepassen er-
van.

menstelling van het voer en naar de
kwantiteit van de voergift. De gegevens
zijn statistisch bewerkt. Op basis van li-
teratuuronderzoek wordt gesteld dat er
nogal wat tegenspraak is met betrekking
tot de etiologie en de pathogenese.
In het algemeen meent men dat stress en
fouten in de samenstelling van het voer
het ontstaan van PHS bevorderen. Een
lage pariteit en een grote toom (lange
partusduur) scheppen en zekere predis-
positie. Uit het eigen onderzoek kwam
dit laatste eveneens naar voren.
Uit de analyse van de bloeduitslagen
bleek dat er geen verschillen waren tus-
sen de diverse groepen per bedrijf Wel
constateerde men bedrijfsverschillen.
Voorts is er een positieve correlatie tus-
sen het magnesiumgehalte in het bloed
en het fosforgehalte in de urine.

-ocr page 97-

M.B. Melchior; SR/413/95: 15 pp.

Equine degeneratieve myelo-encepha-
lopathie is een aandoening vooral
voorkomende in het thoracale deel van
het ruggemerg en meer speciaal in de
witte substantie met als kenmerken
axonale zwelling, astrogliosis en lipo-
fucsine stapeling.

« ■ M

1 .

EQUINE DEGENERATIEVE MYELO-ENCEPHALÜPATHIE
EN VITAMINE E

Klinisch ziet men meestal een progres-
sief verlopende ataxie hoofdzakelijk
waarneembaar aan de beide achterbe-
nen. In het tweede en derde levensjaar
verergert meestal het proces; daarna
blijft het stabiel. De aandoening blijkt
veel voor te komen bij bepaalde rassen
zoals Appaloosas, arabieren, vol-
bloeds en Przewalski\'s en binnen de
rassen bij bepaalde families.
Een genetische predispositie wordt
vermoed al is deze polyfactorieel. Een
vitamine E deficiëntie zou het proces
initiëren. Therapeutisch en profylac-
tisch wordt dit vitamine wel verstrekt.
Men claimt resultaat. Een goede evalu-
atie is echter niet mogelijk gezien het
ontbreken van een controlegroep.

NIEUW:
HAM STER EN
FER RET

De fret is zo langzamerhand een zeer
populair huisdier geworden. Niet in de
laatste plaats omdat dit vrolijke diertje
een kindervriend bij uitstek is. Spe-
cifiek op fretten afgestemd voer is ech-
ter nauwelijks verkrijgbaar. Daarom
heeft Hope Farms het product Fer Ret
ontwikkeld, in samenwerking met di-
verse fokkers.

Het verteringsproces van fretten duurt
vrij kort. Hun behoefte aan eiwitten
en vetten is hoog in vergelijking met
de meeste huisdieren. Hope Farms
Fer Ret houdt daar terdege rekening
mee.

Het is een geëxpandeerd voer en der-
halve licht verteerbaar. Het bevat alle
voedingsstoffen die nodig zijn om fret-
ten actief en gezond te houden, waar-
onder een juiste hoeveelheid vitami-
nen en mineralen.

Naast Fer Ret introduceert Hope
Farms ook Ham Ster, een product voor
muizen, ratten en kleine knaagdieren
zoals hamsters en gerbils.

Meer informatie:
Hope Farms,
telefoon: 0348-413915.

WINNAARS TRGVET NATVOER-ACTIE

Tijdens de Voorjaarsdagen 1997 in het RAI-complex te Amsterdam, maakte
Trovet de winnaars bekend van de negen dinercheques die deel uitmaken van de
introductie-actie van de nieuwe Trovet natvoer-lijn.

De winnaars zijn:

1. Dierenkliniek Hoograven, Utrecht.

2. Dierenartsenpraktijk Op den Diek, Sittard.

3. Dierenartsenpraktijk Molenvliet, Woerden.

4. Dierenartsenpraktijk Christenhuis, Amsterdam.

5. Dierenartsenpraktijk Veenendaal, Veenendaal.

6. Drs. M.A. Nossek, Eindhoven.

7. Dierenartsenpraktijk Bergen Gennep, Bergen.

8. Dierenartsenpraktijk Oosterman, Uithoorn.

9. Mevrouw M. Geerlings, Rutten.

-ocr page 98-

Diarree is bij biggen een veel voorko-
mend gezondheidsprobleem op ver-
meerderingsbedrijven. Elanco introdu-
ceert een nieuw antibioticum voor de
behandeling en preventie van deze aan-
doening: Apralan.

Het middel is samengesteld uit gegra-
nuleerde apramycine, equivalent aan
100 gram apramycine activiteit per kg
premix(10%).

APRALAN G 100 PREMIX 10%

Het antibioticum is bedoeld voor de
behandeling van colibacillosis bij var-
kens, veroorzaakt door voor apramy-
cine-gevoelige stammen van
Esche-
richia coli.

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.ruu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op internet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren
(U.D.) (97/128), woensdag 24 sep-
tember 1997, 09.30-17.30 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 525,- (in-
clusief lunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
te zijn met de praktische toepassingen
van echografie in de gezelschapsdie-
renpraktijk als aanvulling op of als
vervanging van röntgenologisch on-
derzoek van gezelschapsdieren. De
theoretische aspecten van echografie
zullen besproken worden en de prakti-
sche uitvoering van echografisch on-
derzoek van abdomen en thorax zal ge-
demonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scan-techniek;
normaalbeeld van diverse organen;
beelden van een aantal veelvuldig voor-
komende afwijkingen. De cursusleider
is drs. J.W. Garretsen, specialist veteri-
naire radiologie.

Assistentie voorbereiding en nazorg
operatiepatiënt
(97/806), zaterdag 27
september 1997, 10.00-16.00 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 395,- (in-
clusief lunch).

Controle van de patiënt voor de opera-
tie; algemene verzorging en controle
van de patiënt na de operatie; bijko-
men uit anesthesie; pijnbestrijding na
de operatie (noodzaak?); infijsen; ver-
banden of kraag. Bovendien wordt aan-
dacht besteed aan de ernstig zieke, op-
genomen patiënt. Bloedafname-tech-
nieken komen aan bod. Een en ander
wordt theoretisch behandeld en gede-
monstreerd en waar mogelijk geoe-
fend. De cursusleider is dr. A.A.M.E.
Lubberink, specialist chirurgie der ge-
zelschapsdieren.

Persoonlijk leiderschap en de
kracht van communicatie
(97.932),
donderdag 18 en vrijdag 19 september
1997 te Zeist. De cursusprijs is
ƒ 1650,- (inclusief twee boeken, een
reader en overnachting), het aantal
deelnemers maximaal 20.

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider. Een
leider is meer dan een vakman of vak-
vrouw. Een leider gebruikt het gewicht
van zijn persoonlijkheid om zijn din-
gen te doen, zijn visie te ontwikkelen
en zijn doelstellingen te bereiken. Zijn
hulpmiddel daarbij is de eigen per-
soonlijkheid. Een persoonlijkheid die
zichzelf vormgeeft in de manier van
communiceren. Daarom in deze per-
soonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanboren
als leider geeft de mogelijkheid de ei-
gen richting vorm te geven. Dan kan de
leider anderen uitdagen om hun bron-
nen te gebruiken en te ontwikkelen.

Succes willen hebben

Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider. Wij
denken daarbij niet alleen aan het suc-
cesvol zijn of kunnen \'scoren\', maar
aan het gericht blijven op de eigen vi-
sie en het genieten van de successen
die op weg daar naartoe worden ge-
boekt. Geniet zonder ook maar iets in
te leveren van de motivatie om de ver-
volgens gestelde doelen te bereiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom een tweedaagse training om te
leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.
De docent is drs. W. Veenbaas (in sa-
menwerking met prof dr. A. Pijpers);
drs. Wibe Veenbaas heeft een eigen
trainingsinstituut: Phoenix Opleidingen
in Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die hij
gehouden heeft voor diverse Groepen
van de KNMvD en als docent bij de
cursus Apotheek II Landbouw-
huisdieren.

Pluimveecasuïstieken (97.401), dins-
dag 30 september 1997, 09.00-17.00
uur te Arnhem. Cursusprijs ƒ 515,-
(inclusieflunch).

Centraal staat de diagnostiek rond
ziektekundige problemen bij pluim-
vee. Diagnostiek berust meestal op een
samenhang van uit het veld verkregen
gegevens en laboratoriumuitslagen.
Aan de hand van casuïstieken partici-

-ocr page 99-

peert de cursist actief bij het stellen
van diagnoses. Praktische problemen,
interpretatie van laboratoriumuitsla-
gen en andere zaken zullen de revue
passeren. Meerdere ziekten zullen in
deze cursus behandeld worden zoals:
Trilziekte, Infectueuze Bronchitis, et-
cetera. De cursusleiders zijn dr. R.M.
Dwars, prof. dr. A. Pijpers, afdeling
Pluimveebedrij fsdiergeneeskunde.
Vakgroep Bedrij fsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD.

Para-tbc, diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 150,-.

Deze cursus organiseert PAO-Dier-
geneeskunde in samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Cursusnummers, data en locaties:
97/235 dinsdag 30 september 1997;
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Boxtel.

97/236 woensdag 1 oktober 1997;
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Drachten.

97/237 woensdag 22 oktober 1997;
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Deventer.

97/238 donderdag 23 oktober 1997;
ROC te Zegveld.

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.
In aansluiting op de uitgebreide cursus
infectieziekten, ligt in deze cursus het
accent vooral op praktische informatie
omtrent de bedrijfsmatige benadering
van para-tbc-bedrijven. Daarbij wordt
onderscheid gemaakt in twee soorten
bedrijven:

1. Aanpak besmette bedrijven.
Belangrijk hierbij is dat de veehouder
een aantal managementsfactoren zeer
stipt uitvoert. Daarom zal de nodige
aandacht besteed worden aan enkele
essentiële factoren als hygiëne, voe-
ding en huisvesting. Verder zullen de
mogelijkheden en beperkingen van en-
kele diagnostische testen worden be-
sproken om subklinisch en klinisch
geïnfecteerde bedrijven en/of dieren
op te sporen.

2. \'Onverdacht status\' bedrijven.
Bedrijven, die de afgelopen jaren nooit
verschijnselen van paratbc op hun be-
drijf hebben gezien, kunnen opteren
voor de \'onverdacht status\'. Besproken
zal worden hoe zo\'n bedrijf eventueel
deze \'onverdacht status\' kan bereiken.

Onder andere welk aanvullend onder-
zoek (serologisch en/of bacteriologisch
onderzoek) daarvoor nodig is en welk
bewakingsprotocol uitgevoerd moet
worden. De cursusleiders zijn drs.
C.H.J. Kalis, Gezondheidsdienst voor
Dieren Drachten en drs. H.J. van
Weering, Gezondheidsdienst voor
Dieren Deventer. Het aantal deelne-
mers is maximaal 50 (met uitzondering
van de cursus te Boxtel, hier kunnen
maximaal 40 personen deelnemen).

Begeleiding melkveebedrijven te

Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.500,- (exclusief
BTW en inclusief lunch). Deze cursus
is door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van AUV-
Dierenartsencoöperatie in het kader
van het kennistraject dat de AUV uit-
voert ten bate van haar leden.

Cursusnummer data:
97/230, maandag 8, dinsdag 9 en vrij-
dag 12 december 1997; drie dagen van
09.30 tot 17.00 uur.

De dierenarts is in staat - beter dan an-
dere adviseurs - door zijn/haar patho-
fysiologische kennis, aangevuld met
zoötechnische kennis, veehouders in
hun bedrijfsvoering veterinair-zoö-
technisch te begeleiden. Dit vereist dat
de practicus pathofysiologische en
zoötechnische inzichten kan vertalen
naar de bedrijfsvoering van de (melk)-
veehouder. In de onderhavige training
zal veel aandacht aan deze aspecten
worden besteed. Pathofysiologie, zoö-
techniek en bedrijfsvoering vormen de
sleutelwoorden van de training. Re-
cente ontwikkelingen op veterinair-
zoötechnisch gebied die van belang
zijn voor de begeleiding van melkvee-
bedrijven zijn in de training opgeno-
men. Daarnaast wordt zoveel mogelijk
getracht de deelnemers \'instrumenten\'
te verschaffen die direct in de dage-
lijkse praktijkuitoefening kunnen wor-
den toegepast. De cursusleider is prof
dr. A. Brand, InterAct Agrimana-
gement, emeritus hoogleraar bedrij fs-
diergeneeskunde van het rund. Facul-
teit der Diergeneeskunde te Utrecht.

Praktische economie I voor het var-
kensbedrijf
te Cuijk. Cursusprijs
ƒ I.OOO,- (exclusief BTW en inclusief
trainingsmateriaal).
Deze cursus is door InterAct
Agrimanagement ontwikkeld in op-
dracht van AUV-Dierenartsencoöpe-
ratie in het kader van het kennistraject
dat de AUV uitvoert ten bate van haar
leden.

Cursusnummers data:
97/307, dinsdag 16, 23 en 30 septem-
ber 1997

97/308, dinsdag 28 oktober, dinsdag 4
en 11 november 1997; drie middagen
van 14.00 tot 17.30 uur

Als bedrijfsbegeleider maakt de practi-
cus deel uit van de kring van adviseurs
die de varkenshouder ondersteunt.
Effectieve advisering over diergezond-
heid en aan diergezondheid gerela-
teerde aspecten dient maximaal reke-
ning te houden met de economische
mogelijkheden van het betrokken be-
drijf Daarom is de economische ana-
lyse een integraal onderdeel van het ad-
vies. De training is erop gericht inzicht
te geven in de economische achtergron-
den (kosten, investeringen, economi-
sche technieken, etcetera) van varkens-
bedrijven. Een belangrijk onderdeel
van de training is het - in de vorm van
cases - oefenen met voorbeelden uit de
dagelijkse praktijk. De cursusleiders
zijn dr. ir. R.B.M. Huime, InterAct
Agrimanagement, LU Wageningen en
drs. R.H.M. Bergevoet, InterAct
Agrimanagement, praktiserend dieren-
arts.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op
bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van
regels gelieve geen harde returns te geven.

-ocr page 100-

nmemoriam

■tiLm

DR. STEPH VAN
DIETEN

Op 30 maart 1997 overleed op 81-ja-
rige leeftijd, in het hijzijn van zijn
vrouw en kinderen, collega Steph van
Dieten. De laatste jaren zijn voor hem
niet makkelijk geweest aangezien ope-
ratieve ingrepen noodzakelijk hleken.
Tot het laatst toe bleef zijn aandacht
gericht op het welzijn van zijn vrouw,
kinderen en kleinkinderen.

Steph had zijn latere vrouw Louk al op
19-jarige leeftijd leren kennen: zij zijn
53 jaar getrouwd geweest en hebben
vijf kinderen gekregen. Zij vormden
een hecht gezin.

Steph van Dieten werd geboren in
1916in Wamel. Zijn studie heeft hij ten
dele in de moeilijke oorlogsjaren ge-
volgd en hij haalde het diploma die-
renarts in 1943.

Na zijn afstuderen heeft Steph enige
jaren als assistent gewerkt om zich na
de bevrijding in 1945 te vestigen in
Hilvarenbeek. Hij verruilde in 1949
deze praktijk voor de functie van direc-
teur-secretaris van de Coöperatieve
Vereniging voor Rundveeverbetering
\'De Kempen\' in Oerie. Tot 1981 heeft
hij \'De Kempen \'geleid en deze vereni-
ging tot een vooruitstrevende club
voor de rundveeverbetering opge-
stuwd. Het was Steph van Dieten die
het belang inzag van een gecoördi-
neerde registratie van gegevens over
koeien en de verwerking ervan tot ad-
vies met betrekking tot fokprogram-
ma\'s. De geboorteregistratie is een
van de paden die hij volgde. Deze regi-
stratie leverde gegevens op die in 1963
uitmondden in zijn dissertatie. Hij was
daarmee een van de grondleggers van
de moderne registratie ten behoeve
van de veeverbetering.

Daarnaast heeft Steph vele andere
vernieuwingen tot stand gebracht. De
oprichting van een Centraal laborato-
rium voor Melkonderzoek, de oprich-
ting van de centrale opfok van stieren,
de introductie binnen Nederland van
het invriezen van sperma in rietjes, en
vele technieken die wij nu als normaal
accepteren, zijn mede doorzijn inzet in
de Kl-wereld geïntroduceerd. Op
grond van deze innoverende initiatie-
ven werd Steph een veelgevraagd
spreker op binnen- en buitenlandse
congressen.

Binnen de Kl-gemeenschap in Oerle
werd hij altijd aangesproken als \'d \'n
doctor\'. Het was niet zijn eigen wens,
maar een spontaan ontstane aan-
spreektitel. Bij het personeel genoot
Steph veel aanzien. Hij gaf op duide-
lijke en rechtvaardige wijze leiding en
bouwde veel respect op bij alle mede-
werkers. Een natuurlijk gezag maakte
dat hij zijn stem nimmer hoefde te ver-
heffen.

Niet alleen op het Kl-station, maar ook
in het dorp werd de aanspreektitel \'d \'n
doctor\' gebezigd. Het was een uiting
van eerbied en ontzag. Want ook bui-
ten de werkkring was Steph een niet
weg te denken persoon. Hij heeft vele
initiatieven ontplooid om verbetering
van de leefomstandigheden van mede-
burgers te realiseren. Zo is mede door
zijn toedoen de bouw van bejaarden-
woningen, de begeleiding van verstan-
delijk gehandicapten en de oprichting
van de hockeyclub in Veldhoven tot
stand gekomen. Hij ontleende zijn ge-
zag aan zijn grote organisatorische ta-
lent en verdiende daarmee vele onder-
scheidingen, waarvan Officier in de
Orde van Oranje Nassau, Ereburger
van de gemeente Veldhoven en Erelid
van de Afdeling Noord-Brabant
slechts een deel zijn.

De afscheidsplechtigheid was sober,
zijn naaste familieleden hebben ieder
op hun eigen wijze tijdens de bijeen-
komst in het crematorium hun vader en
opa herdacht.

Jan van Lieshout
Henk Wentink

-ocr page 101-

MyBlJBÄMÄfc.-

V I è lil ii Iit

Dit voorjaar heeft het Hoofdbestuur de (toen nog concept) nota \'De dierenarts en erfelijk bepaalde afwijkingen hij gezelschapsdieren:
De invloed op gezondheid, welzijn en integriteit van dieren\'
gemaild naar haar leden. De nota is opgesteld door de Commissie Ethiek
in samenwerking met de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren. De dierenartsen zijn gevraagd te reageren, bijvoorbeeld via
Afdelingsbesturen. Aan deze oproep is goed gevolg gegeven.

Gezien de ingekomen reacties van Afdelings- en Groepsbesturen, dierenartsenpraktijken en individuele collega\'s kunnen we stellen
dat de nota uiterst positief is ontvangen. Naast de vele instemmende reacties is echter ook een aantal kritische kanttekeningen ontvan-
gen, met name bij de uitwerking van de genoemde maatregelen. Zo dient er omzichtig te worden omgegaan met de maatregel om die-
ren met een erfelijke afwijking of dieren die daarom een veterinaire ingreep hebben ondergaan, onvruchtbaar te maken. Een dergelijke
maatregel behoeft uiteraard een brede discussie gevolgd door wettelijke ondersteuning. Ook zal de cliënt grondig moeten worden
voorgelicht door zijn/haar dierenarts over eventuele schadelijke raskenmerken in relatie tot het fokbeleid. Een nauwkeurige registratie
van diagnoses en eventuele ingrepen voortvloeiende uit een dergelijk fokbeleid, behoeft eveneens aandacht.
Dat de nota verstrekkende gevolgen heeft, is eenjuiste constatering.

Het ingekomen commentaar is waar van toepassing in de nota opgenomen en het verheugt het Hoofdbestuur de uiteindelijke tekst
openbaar te maken.

DE DIERENARTS EN ERFELIJK BEPAALDE AFWIJKINGEN BIJ
GEZELSCHAPSDIEREN. DE INVLOED OP GEZONDHEID,
WELZIJN EN INTEGRITEIT VAN DIEREN

Probleemstelling

Bij honden en katten komen in om-
vangrijke mate erfelijk bepaalde afwij-
kingen voor die gezondheid, welzijn
en integriteit van de dieren in meer of
mindere mate aantasten.
Daarnaast treden bij sommige rassen
erfelijke afwijkingen op die voor de
mens gevaarlijk zijn (agressie). Dit is
zowel een gevolg van gericht fokken
op raskenmerken die in bovenge-
noemde zin schadelijk zijn (rasstan-
daarden), als van onzorgvuldig fokken
met individuen van rassen met erfe-
lijke afwijkingen.

De dierenarts wordt regelmatig met
deze afwijkingen geconfronteerd, met
het verzoek om chirurgische of andere
therapeutische ingrepen te verrichten.
Op deze wijze worden deze afwijkin-
gen symptomatisch bestreden en blijft
een adequate preventieve benadering
achterwege.

Positie van de dierenarts

Het is de specifieke verantwoordelijk-
heid en taak van de dierenarts om te
waken over de gezondheid, het welzijn
en de integriteit van dieren. Dit is op
verschillende manieren verwoord in
de Code voor de dierenarts, de Statuten
van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde, de
Wet op de Uitoefening van de Dier-
geneeskunde en de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren. De beroeps-
groep stelt zich ook tot doel (artikel 2c
Statuten) actief mee te werken aan de
totstandkoming en formulering van re-
gels en wetgeving aangaande de be-
vordering van de gezondheid, welzijn
en integriteit van dieren.

Standpunten van organisaties be-
trokken bij gezondheid, welzijn en
integriteit van dieren

* Reeds in 1979 formuleerde de
Federatie van Veterinairen in de EG
(FVE) een aantal besluiten en aanbe-
velingen inzake het welzijn van die-
ren waaronder een aantal over het
onderhavige onderwerp.

* De Raad van Europa lanceerde in
1987 de \'Europese Overeenkomst
tot bescherming van kleine huisdie-
ren\'. Deze werd in november van dat
jaar door Nederland ondertekend.
Ten aanzien van het fokken met deze
dieren wordt in artikel 5 van de over-
eenkomst gesteld dat rekening ge-
houden dient te worden met de ana-
tomische, fysiologische en gedrags-
kenmerken die de gezondheid en het
welzijn van de nakomelingen of het
moederdier in gevaar kunnen bren-
gen.

* In 1988 werd onder verantwoorde-
lijkheid van het ministerie van LNV

het boekje \'Mooi, mooier, mooist\'
uitgebracht dat handelt over schade-
lijke raskenmerken bij honden.
In 1992 verscheen eenzelfde boekje
onder de titel \'Wie mooi moet zijn\'
over katten.

De KNMvD was lid van de daarvoor
ingestelde werkgroep.
In beide uitgaven wordt de aard van
genetisch bepaalde, rasstandaard ge-
bonden afwijkingen duidelijk weer-
gegeven en wordt de verontrusting
uitgesproken over deze problema-
tiek bij het fokken van gezelschaps-
dieren.

De KNMvD gaf commentaar op de
notities van LNV over het fokken
van recreatiedieren in het kader van
de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren. In deze notities gaat het
niet alleen om ongewenste rasken-
merken maar ook om een groot scala
van andere erfelijke afwijkingen. De
KNMvD heeft uitgesproken geen
vertrouwen te hebben in de daarin
beoogde zelfregulering door de ras-
verenigingen en pleit voor regelge-
ving door de overheid. Zij biedt haar
medewerking aan bij de totstandko-
ming van regelgeving, bij inventari-
satie van welzij nsbeperkende erfe-
lijke aandoeningen en bij stimu-
lering van onderzoek.
Inmiddels heeft de Minister van
LNV op aandrang van de Tweede
Kamer toegezegd normstelling via
regelgeving tot stand te brengen.

-ocr page 102-

Standpunt van de Commissie Ethiek

Op basis van bovenstaande constate-
ringen meent de Commissie Ethiek
van de KNMvD dat passende maatre-
gelen getroffen moeten worden om vo-
rengenoemde problematiek aan te pak-
ken. Zij stelt daartoe een aantal
algemene uitgangspunten en een aan-
tal specifieke maatregelen door be-
roepsgroep van dierenartsen in samen-
werking met rasverenigingen voor.

Algemene uitgangspunten

- De eerste verantwoordelijkheid
voor de gezondheid, welzijn en in-
tegriteit ligt bij de eigenaren van
dieren (inclusief fokkers).

- Dieren die genetisch bepaalde
(ras)kenmerken vertonen die scha-
delijk zijn voor gezondheid en wel-
zijn of de integriteit aantasten, moe-
ten van de fokkerij worden uitge-
sloten.

ßjrmwwkm»^^.
iiii Uli r\'

Rassen waarbij terugfokken naar
acceptabele raskenmerken niet
meer mogelijk is, moeten worden
verboden.

Specifieke maatregelen

Betrouwbare identificatie en regi-
stratie van de dieren instellen.
Het opstellen van een lijst met bo-
venbedoelde afwijkingen die met
prioriteit aangepakt dienen te wor-
den.

Registratie van diagnoses aan-
gaande deze afwijkingen en daar-
uit voortvloeiende ingrepen.

Uitsluiten van dieren bij keurin-
gen en tentoonstellingen met een
geregistreerde afwijking.
Volledige onafhankelijkheid be-
werkstelligen bij het verrichten
van het veterinaire toezicht bij
keuringen, tentoonstellingen en
dergelijke.

Voeren van brede discussie op ba-
sis waarvan onvruchtbaar maken
van dieren die een ingreep als ge-
volg van een erfelijk bepaalde af-
wijking hebben ondergaan, moge-
lijk wordt.

Comniissie Ethiek
Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren

NASCHOLINGSBIJEENKOMSTEN VROUWELIJKE DIERENARTSEN

WORKSHOPS \'MARKETING VAN DE DIERENARTSENPRAKTIJK\'

De workshops \'Marketing van de die-
renartsenpraktijk\' worden gegeven
door Irene Fetter-Grotendorst van
Intersumma, Marketing & Salescon-
sultants. Ze heeft een ruime ervaring
op het gebied van marketing en sales,
affiniteit met de veterinaire branche
en, zeer belangrijk, een duidelijke vi-
sie op de dierenartsenpraktijk als on-
derneming.

INTERESSANTE CARRIÈRE
Irene Fetter heef\\ een interessante car-
rière. Van origine is ze diëtiste -\'Ik heb
dus wel enige affiniteit met genees-
kunde\'- en ook als zodanig werkzaam
geweest. \'Ik zat in de verkoop van in-
traveneuze voeding.\' Op die manier
leerde ze het ziekenhuiswereldje heel
goed kennen. De sprong naar de far-
maceutische industrie was gauw ge-
maakt.

Bijna is het weer zo ver: de nascholingsbijeenkomsten voor vrouwelijke die-
renartsen, wegens doorslaand succes opnieuw in de vorm van workshops. De
regionale bijeenkomsten hebben naast een educatieve ook een sociale functie.
Het is een prima gelegenheid om weer eens met vrouwelijke collega\'s te pra-
ten. De workshops zijn met andere woorden niet alleen nuttig, maar ook heel
gezellig.

De workshops staan dit jaar in het teken van \'marketing van de dierenartsen-
praktijk\'. Als onderdeel van goed ondernemerschap is marketing in de veteri-
naire branche nog steeds onderbelicht. Marketing, tot voor kort bezien als een
commerciële activiteit en dus in strijd met de eer en waardigheid van het be-
roep, is niet langer een \'vies\' woord. Het gaat er immers om de eigen cliënten
zo goed mogelijk te leren kennen om ze beter van dienst te kunnen zijn. Dit
komt de diergeneeskundige beroepsuitoefening natuurlijk alleen maar ten
goede. Sterker nog, marketing is een vorm van communicatie en als zodanig
een zinvol aandachtspunt. De meeste klachten over dierenartsen bij het
Veterinair Tuchtcollege betreffen immers communicatie en niet het veteri-
nair handelen.

\'Toen heb ik me op het vakgebied mar-
keting gestort en ben ik Nima A, B en
C gaan volgen. Ik vond marketing al
gauw veel interessanter dan de diëte-
tiek\', aldus een enthousiaste Irene
Fetter. De zaken gingen goed: ze heeft
talloze functies bekleed bij een groot
reclamebureau en later een functie
aanvaard bij Schwarzkopf \'De kap-
persbranche lijkt wel wat op die van de
dierenartsen\', zegt ze. \'Allemaal
kleine bedrijven met een product datje
als cliënt eigenlijk niet goed kunt be-
oordelen. De relatie is gebaseerd op
vertrouwen.\' Irene legt uit wat ze be-
doelt: \'Na een bezoek aan de kapper
beoordeel je natuurlijk je kapsel -zit
het beter dan voor mijn bezoek?- maar
je hebt geen idee of het beter had ge-
kund. Je kunt het vakmanschap van de
kapper moeilijk inschatten.\' De die-
renarts heeft dus wel wat weg van de
kapper...

Tenslotte is Irene als marketing & sa-
lesconsultant voor zichzelf begonnen.
\'Nu geef ik veel cursussen en adviseer
ik op het gebied van marketing en sa-
les.\' Nog steeds heeft ze contact met
de veterinair-farmaceutische industrie,
maar ook met geheel andere branches.
\'Ik wil heel persoonlijk te werk gaan,
dat vind ik ook het leuke aan mijn hui-
dige werk. Ik stop niet bij het uitbren-
gen van een advies \'op papier\', maar
zorg ervoor dat de mensen in de onder-
neming er ook werkelijk zelf mee aan
de slag gaan. Deze aanpak bevalt goed
en daarom krijgen we veel herhalings-
opdrachten.\'

MARKETINGPLAN
Ten aanzien van de workshops heeft
Irene een duidelijke doelstelling: de
deelnemers moeten aan het eind een
eigen marketingplan geschreven heb-
ben. Ze krijgen daartoe een duidelijke
leidraad overhandigd.

-ocr page 103-

\'We gaan eerst commercials op video
beoordelen\', lacht ze. \'Je kunt aan de
hand van die korte filmpjes goed leren
wat positioneren precies betekent, hoe je
jezelf een uitstraling kunt aanmeten. De
één slaagt daar beter in dan de ander.\'
Daarna gaan de dierenartsen zelf aan
de slag. Tijdens de workshops is er alle
gelegenheid om advies op maat te vra-
gen.

Irene zal aandacht besteden aan een
planmatige aanpak en aan samenwer-
king met collega\'s. Een onderdeel van
het plan moet bijvoorbeeld de aanstu-
ring van assistentes zijn. Zo kan kost-
bare tijd bespaard worden, die nu naar
ad hoe acties gaat.

CODE VOOR DE DIERENARTS
Mogen de dierenartsen wel aan marke-
ting doen? Een wijd verspreid misver-
stand is dat de Code voor de Dierenarts

vi^itlMII,

hier verlammende beperkingen aan
stelt. Irene: \'Ik zal ook zeker stilstaan
bij de Code. Het is echter heel goed mo-
gelijk en zelfs wenselijk om binnen de
grenzen van de Code je praktijk te pro-
fileren. Ook je collega\'s zijn daarbij ge-
baat.\' Het gaat om rendementsverho-
ging van de praktijk. Naast nieuwe
cliënten werven, is marketing het op-
voeren van de bezoekfrequentie en het
bestedingsbedrag per cliënt. \'Vandaar
dat ik heel veel mogelijkheden zie in
gezamenlijke marketing\', legt Irene uit.
Ze legt ook uit dat het voor de dieren-
arts niet nodig is om \'hard commer-
cieel\' aan marketing te doen. \'In feite
heb je een goede uitgangspositie: de
vertrouwensrelatie. Wat ik de dieren-
artsen duidelijk probeer te maken tij-
dens de workshops is dat zij de taal van
de cliënt moeten spreken. Je moet als
het ware in de huid van de cliënt krui-
pen.\' En daar is ook conform de Code
helemaal niets mis mee.

ALTIJD SCHOON
Tenslotte is het heel belangrijk om je te
realiseren dat een cliënt, net als bij de
kapper, niet in staat is om je professio-
naliteit te beoordelen. Irene verwoordt
het als volgt: \'Ik heb zelf dieren en ik
vind het heel prettig dat het bij mijn
dierenarts altijd schoon is. Het ruikt er
zo fris. Dan denk ik dat ze ook wel net-
jes zal opereren.\' (Irene heeft toevallig
een vrouwelijke dierenarts.) En dan is
ze zelf nog enigszins medisch onder-
legd. \'Concentreer je op het denkni-
veau van een MAVO-2 scholier, dan
zit je ongeveer goed\', geeft ze aan.
Velen realiseren zich niet dat het gros
van de huisdiereneigenaren geen ho-
gere opleiding genoten heeft en met de
oren staat te klapperen als een dieren-
arts met ze praat. \'Ze nemen het voor
lief en zijn zo snel mogelijk weer weg\',
zegt Irene. En dat is uit het oogpunt van
marketing natuurlijk niet wenselijk.
De workshops beloven dus leuk, inte-
ressant en praktisch te worden. Irene
heeft er in elk geval heel veel zin in:\' Ik
probeer het zo te doen dat de mensen
met een duidelijk handvat naar huis
gaan.\'

WIE. WAT, WAAR?
De workshops zullen op de volgende
data van 13.00 tot ± 17.30 uur plaats-
vinden:

♦ zaterdagmiddag 20 september 1997
ten kantore van de KNMvD te
Utrecht;

♦ dinsdagmiddag 14 oktober 1997 in
Hotel \'Vught\' te Vught;

♦ zaterdagmiddag 18 oktober 1997 in
Hotel Café-Restaurant \'Zwolle\' te
Zwolle.

Vrouwelijke dierenartsen die niet in de
gelegenheid zijn de workshop \'s mid-
dags te volgen, kunnen zich opgeven
voor de bijeenkomst op woensdag-
avond 22 oktober 1997 van 17.30 tot
22.00 uur ten kantore van de KNMvD
te Utrecht.

Binnenkort ontvangen alle vrouwe-
lijke dierenartsen een uitnodiging en
aanmeldingsformulier voor deze bij-
eenkomsten. De kosten, die met opzet
laag worden gehouden, bedragen
ƒ 75,- voor leden van de KNMvD en
ƒ 125,- voor niet-leden. Aanmeldingen
zullen op volgorde van binnenkomst
worden behandeld. Wilt u zich nu al
aanmelden, bel dan naar het bureau
van de KNMvD, Yvonne Stufano, tele-
foon 030-2510111.

-ocr page 104-

Op de vraag waarom hij dan zo opzag
tegen certificatie antwoordt hij: \'Het
kwam allemaal over als een soort exa-
men; eerst hard studeren, dan overho-
ring vervolgens een voldoende of, heel
vervelend, een onvoldoende. Ik had
ook sterk het gevoel dat het moest.\'
Terwijl certificatie natuurlijk eerst en
vooral iets is waar je met plezier aan
moet werken.

VANZELF

De Leeuwarder praktijk bestaat uit
vier dierenartsen en negen assistentes.
De praktijk heeft een regionale ver-
wijsfunctie. \'We zijn geen specialis-
ten, maar we kunnen veel\', zegt
Nieuwendijk. Over specialisatie denkt
hij ongeveer hetzelfde als over certifi-
catie: \'Als ik het had kunnen meepik-
ken, dan graag, maar ik ga er niet op-
nieuw een opleiding van een paar jaar
voor volgen.\'

Certificatie moet volgens hem dus
vanzelf gaan, als je serieus met de
Kwaliteitsrichtlijn aan de slag gaat. De
richtlijn zelf is volgens Nieuwendijk
glashelder en zeker niet te hoog gegre-
pen. \'We pakken het punt voor punt
op, soms ligt het proces weer weken
stil, vanwege vakanties of ziekte. Je
bepaalt zelf het tempo\', aldus de opge-
luchte practicus.

\'Mijn doelstelling is er veranderd\', antwoordt Hans Nieuwendijk op de vraag
of de PAO-cursus Certificatie Cezelschapsdierenpraktijk bijgedragen heeft
aan de certificatie van zijn praktijk? Nieuwendijk is gezelschapsdierenpracti-
cus te Leeuwarden: \'Eerst vond ik dat ik vooral snel moest certificeren... nu
werk ik aan kwaliteit, en dan komt het certificaat vanzelf of helemaal niet.\'
Ook vindt hij de cursus verhelderend: \'Je krijgt er meer inzicht in het ma-
nagement van je praktijk.\' Al met al ziet hij nu veel minder op tegen certifica-
tie dan vóór de cursus.

RISICO-INVENTARISATIE
Een voorbeeld. De praktijk is klaar met
de verplichte risico-inventarisatie in
verband met de ARBO-wetgeving. De
checklist van de KNMvD is daarbij
goed van pas gekomen. \'Ook zoiets\',
vertelt Nieuwendijk. \'Ik dacht dus dat
je al die soort van zaken in één keer af
moest hebben en dan moest presente-
ren aan een Mbodienst. Maar nee, het
is een inventarisatie en je bepaalt zelf
je prioriteiten. Niet alles jboeft è la mi-
nute geregeld te zijn.\' Het woörd zegt
het al:
risico-inventarisatie.
Nieuwendijk wil het zelf graag goed
voor elkaar hebben; \'We hebben net
een nieuw pand betrokken, ik heb die
checklist met vreugde ingevuld.\' Tot
grote hilariteit van de praktijk heeft hij
laatst een brandoefenitig georgani-
seerd. \'Dat werd dus een chaos, maar
je weet wel waar de zwakke plekken
zitten. Je moet bijvoorbeeld vastleg-
gen wie de brandweer belt.\' Nieuw-
endijk lacht: \'Dat vind ik nou leuke
dingen.\'

VEEL PRATEN

Wat zijn voor jou de sterke punten van
de cursus Certificatie? \'Dat er zoveel
over certificatie gepraat werd. Het was
geen eenrichtingsverkeer\', legt Nieu-
wendijk uit. Kennelijk is het voor ie-
dereen een beetje zoeken naar de beste
weg. \'Sterk vond ik ook de bijdrage
van een vrouwelijke practicus die de
hele weg naar certificatie al had afge-
legd.\' Deze practicus heeft er aanvan-
kelijk ook enorm tegenop gezien.
\'Maar met AUV-advies zijn ze er heel
goed uitgekomen.\'

Door Sophie Deleu

PAÜ CERTIFICATIE GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

NIEUWENDIJK: \'CERTIFICAAT KOMT VANZELF WEL...\'

LANDELIJKE DAG VDA

Op 8 november 1997 wordt de Landelijke Dag voor Vrouwelijke Dierenartsen weer georganiseerd.
Dit jaar vindt deze bijeenkomst plaats in De Biltsche Hoek in De Bilt. De aanvang is om 13.30 uur.

Waar Nieuwendijk niet op zit te
wachten is een cursus \'Hoe kom ik er
zo snel mogelijk vanaf.\'\' of\'Hoe vol-
doe ik zo low budget mogelijk aan de
richtlijn?\' Maar deze toon had dan
ook zeker niet de overhand tijdens de
cursus. Nieuwendijk: \'Iedereen be-
paalt voor zich de manier waarop hij
aan de richtlijn wenst te voldoen. Als
jij dat met een extra plankje hier en
een hokje daar wil doen dan is dat
prima. Maar ik bent tamelijk veelei-
send. Wij hebben niet voor niets pas
een nieuw pand betrokken.\' Het was
voor hem een eye opener om te mer-
ken dat zijn collega\'s allemaal een an-
dere benadering kiezen en dat het al-
lemaal goed is.

AANRADER

\'Ik kan de cursus Certificatie Ge-
zelschapsdierenpraktijk goed aanra-
den\', besluit hij. \'Mijn motivatie is ge-
stegen, ik heb frisse ideeën opgedaan
en een hoop misverstanden zijn de we-
reld uit.\' De nachtmerrie \'certificatie is
zoiets als de Grote Inspectie in dienst-
tijd\' is in ieder geval geen werkelijk-
heid geworden. Geen stress... ga op
les.

Voor meer informatie of opgave: stich-
ting PAO-D, mevr. E. Lästerte, tel. 030-
25173 74 of E-mail paod@pohox. ruti. nl.
De volgende cursus Certificatie
Gezelschapsdierenpraktijk vindt plaats
op 9 oktober 1997.

-ocr page 105-

NOMINATIES
JAARPRIJS
BESTE ARTIKEL
1996

Wie-o-wie heeft in 1996 het
beste wetenschappelijl<e ar-
tikel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde geschre-
ven?

Deze vraag zal pas onthuld
worden op het Jaarcongres,
dat dit jaar van 2 tot en met 4
oktober in Vlissingen zal
worden gehouden. Alweer
een goede reden om het
Jaarcongres te bezoeken!

De Hoofdredactie van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde is vereerd de drie geno-
mineerde, beste artikelen van
1996, aan de lezers te mogen
bekendmaken (in alfabetische
volgorde).

* J.T. van Oirschot. Hoe kan de
praktiserend dierenarts het
beste vaccin kiezen?\',
Tijdschr
Diergeneeskd 1996; 121: 582-
5.

* P.A.M. Overgaauw. Immuno-
profylaxe bij de hond en de kat
(deel I. II en III)-,
Tijdschr
Diergeneeskd 1996; 121: 90-
105.

* J.A. Stegeman. Eradicatie van
het Aujeskyvirus is haalbaar
door een regionaal vaccinatie-
programma\',
Tijdschr Dierge-
neeskd 1996; 121:412-8.

De uitreiking van de Jaarprijs
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde voor het jaar 1996 door
de voorzitter van de redactie,
Dr. W. Edel, vindt plaats op
vrijdag 3 oktober 1997, om
II.00 uur.

WEDSTRIJDLOOP

Zeeland heeft weer een primeur!
Voor het eerst in de historie wordt de
Sportdag verrijkt met een der meest
olympische sporten:
een wedstrijdloop over 5 km of 10 km
voor zowel dames als heren.
Het parcours laat u genieten van het
schitterende Zeeuwse landschap. De
route gaat door het bos onder de duinen
richting Westkapelle en temg.
U kunt meedoen als trimloper of u kunt
nu in training gaan om als eerste de fi-
nish te passeren en eeuwige roem te ver-
garen door de beker te winnen.
U bent een explosief type en kiest voor
de 5 km.

U bent meer een flegmatieke doordou-
wer en kiest dus voor de 10 km.
Doe mee aan deze tocht der tochten op 2
oktober 1997 samen met vele coryfeeën.
Er is geen tijdslimiet, de stempelposten
blijven open totdat iedereen gepasseerd
is.

Nadere informatie omtrent startplaats, -
tijd en fini.sh wordt in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde gepubliceerd.
In verband met de organisatie graag te-
voren inschrijven bij
J.A.A.M. van Erp, Zaanweg 24, 1521
DK Wormerveer.

Tel.: 075-6288193, fax: 075-6211622.

VOETBAL

Wie vorig jaar de \'verre\' reis naar het
\'verre\' Limburg gemaakt heeft, zal er
ongetwijfeld niet tegenop zien om dit
jaar naar het \'verre\' Zeeland af te reizen.

Nu ondergetekende met het voetbalcir-
cus heel Nederland heeft afgereisd, zal
zijn taak na dit jaar overgenomen worden
door de jongere garde, te weten: Hans
Caron uit Alphen (Noord-Brabant).
Dit jaar zullen wij samen de organisa-
tie op ons nemen om te proberen alle
voorgaande toernooien te overtreffen.

Mocht u dit jaar mee willen doen, dan
kunt u zich opgeven bij ondergete-
kende of bij uw leider van uw team.
Stel uw organisatie niet teleur en kom
in groten getale naar Vlissingen.

J. Hagendijk
Noorderkade 27
8356 DD BLOKZIJL
telefoon: 0527-291261

Op het secretariaat van de KNMvD zijn

ZOÖNOSEN-KWARTETTEN

verkrijgbaar.

Zeer bruikbaar als gezellig spelletje, maar ook op voorlichtingsbijeenkom-
sten en dergelijke.

De zoönosen-kwartetten graag schriftelijk ofper fax bestellen: KNMvD,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, faxnummer: 030 - 2511787.

BRIDGE

Tijdens de Sportdag van de KNMvD
op donderdag 2 oktober 1997, zal er
weer gelegenheid zijn gezellig te
bridgen. Als locatie is gekozen voor
hotel Arion te Vlissingen. Dit prachtig
gelegen hotel aan de Westerschelde is
onder andere bekend vanwege de
bridge-weekenden die daar regelmatig
worden georganiseerd. De entourage
voor een dag aangenaam bridgen is dan
ook zeer zeker aanwezig. Evenals an-
derejaren kunt u zich ook dit jaar weer
aanmelden bij het secretariaat van de
KNMvD als wedstrijdbridger dan wel
als gezelligheidsbridger. Kom 2 okto-
ber naar Vlissingen voor een dag ge-
zellig bridgen.

A.F.A. Brands

SPORTDAG 1997

-ocr page 106-

LUSTRUM VIER AFDELINGEN VAN DE KNMVD

\'DIERGENEESKUNDE VOERT VERDER\'

Dit jaar bestaan de Afdelingen Utrecht en Zuid-Holland 150 jaar en de
Afdelingen Noord-Holland en Zeeland 110 jaar. De genoemde Afdelingen wil-
len dit niet ongemerkt voorbij laten gaan. Onder het motto \'Diergeneeskunde
voert verder\' wordt op
1 november 1997 in Slot Zeist een symposium gehouden
over voeding in de diergeneeskunde. Aansluitend zullen er op dezelfde locatie
een borrel en een feest zijn.

Er is een voorlopig programma opge-
steld, dat in een ochtend- en een mid-
dagsessie is opgedeeld. Tijdens de
ochtendsessie komen, naast een inlei-
ding over voeding in de diergenees-
kunde, aan de orde: Voeding, allergie,
intolerantie, weerstand: een overzicht;
(1-6 en ii-3 vetzuren in de voeding:
betekenis en gewenste verhoudingen;
Nutriënten en weerstand.
Tijdens de middagsessie zijn er drie
parallelsessies over paard, productie-
dieren en diervoeding en volksgezond-
heid. Bij de sessie
paard komt aan de

orde: Voeding en gerelateerde aandoe-
ningen; Diëtiek van het paard;
Voeding en sport. Bij
productiedieren
komt aan bod: Voeding rond het spe-
nen van biggen; Voeding en fertiliteit
bij het rund en het varken;
Voedingsproblemen bij vleeskalveren;
Voedingsproblemen pluimvee. De
derde sessie,
diervoeding en volksge-
zondheid,
behandelt: Risico\'s voor de
mens van vlees eten; Veiligheid van
pluimveeproducten; Varkensvlees en
salmonella en Residuproblematiek.

In de volgende afleveringen van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zult
u nader geïnformeerd worden over de
definitieve sprekers, over de mogelijk-
heid tot inschrijving en de hieraan ver-
bonden kosten.

VAN ZEIST NAAR PAPENDAL (2)

Groep Groot-dagen: 28,29 en 30 oktober 1997 op sportcentrum Papendal.

Een vervolg op eerdere infonnatie over de gezamenlijke sessies en de deelsessies
rund en kleine herkauwer.

Deelsessie varken

Evaluatie maagdarmkanaal (Salm.. Pia,
Dysenterie, etc.)

Serologie van PRRS-infectie

De rol van de practicus in de varkenshouderij

Tweede dag

Gezondheid beren in relatie met vruchtbaarheid

Schimmeltoxine bij voeding natte producten

Problemen en hun aanpak in de scharrel-
varkenshouderij

Derde dag

Aangifteplichtige ziekten

Zoönosen en de landbouwhuisdierenpraktijk

Deelsessie pluimvee

Antibioticagebruik bij pluimvee

Huidige plan Salmonella- en
Campylobacterbestrijding

In Ovo-injecties

DeelsessiefMtard

Casuïstieken huid, kreupelheid en fertiliteit

Deelsessie gezelschapsdieren

Drie eerstelijns patiënten

Casus 1,2,3

Het programma biedt voor eenieder wat. Informatie over inschrijving volgt.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een 3,5
inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk).

Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

LEDENVERGADERING
AFDELING UTRECHT

Op donderdag 18 september 1997 is er
weer een ledenvergadering van de
Afdeling Utrecht in Het Oude Tol-
huys. Weg naar Rhijnauwen 13-15 in
Utrecht. Het huishoudelijk deel begint
om 20.15 uur. Hierin hoort u onder an-
dere het laatste nieuws over het op 1
november aanstaande te houden sym-
posium en lustrumfeest in Slot Zeist.

Uiteraard komt de Algemene Le-
denvergadering 1997 aan de orde. Alle
KNMvD-leden, ook zij die geen lid
van de Afdeling zijn, worden op deze
avond in de gelegenheid gesteld aan de
stemmingen deel te nemen (ook stem-
men bij volmacht is mogelijk).

Graag vragen wij uw aandacht voor
het tweede deel van de vergadering,
een lezing van dr. D
.J. Houwers, hoofd
van het Veterinair Microbiologisch
Diagnostisch Centrum.

Vanaf 21.30 uur komen twee onder-
werpen aan de orde:

1. Zoönotische aspecten ten aanzien
van honden- en kattenbeten, waar-
over enkele recente, interessante
ontwikkelingen te melden zijn.

2. Antibioticaresistentie bij gangbare
pathogenen van gezelschapsdieren,
met belangrijke aanknopingspunten
voor het verantwoord instellen van
een therapie.

Ook tijdens dit tweede deel van de ver-
gadering zijn niet-leden van de
Afdeling van harte welkom.

Hennie Hadderingh,
secretaris Afdeling Utrecht.

-ocr page 107-

ii1i liiïT

Weliswaar geen echt jubileum, maar
toch wel een reden om even stil te
staan in deze roerige tijden, waarin een
breder perspectief goed past.

De lustrumcommissie nodigt u dan ook
van harte uit om op zaterdag 1 novem-
ber 1997 aanwezig te zijn in het Oude
Tolhuis in Utrecht. Het programma
duurt van 15.00 tot 21.00 uur en bevat
onder meer een optreden van de veteri-
naire zanger Rinus Rasenberg. Verder
wordt het onderwerp \'Praktijkvoering
2000 en homeopathie\' behandeld, is er
daarna een borrel en wordt het geheel
afgesloten met een buffet met muziek.

U kunt deze bijeenkomst bijwonen
door vóór 1 oktober 1997
ƒ 50,- per
persoon over te maken op ABN/
AMRO-nummer 51.72.25.700 oj op
Postbanknummer 40.56.352 ten name
van de GHwD te Woerden.

Namens de lustrumcommissie,
A.G.G.Kok

GRQEP HGMÜEÜPATISCH-WERKENDE DIERENARTSEN 20 JAAR

EEN BREDER PERSPECTIEF

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

15-09-1997
01-10-1997
15-10-1997
01-11-1997

Deadline *)

01-09-1997
15-09-1997
29-09-1997
13-10-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Coonen, E.L.C.; 1997; 3572 XJ Utrecht;
Admiraal van Gentstraat 69 bis.
Eynard, Dr. J.N.; Pennsylvania-1988;
Pennsylvania-1994; Memphis, Tennessee
38103 (U.S.A.); 1187 Natchez pt #51.
Gestel, A.M. van; 1997; 5513 PK Winteire;
Rouwven 6.

Goorden, C.J.M.; 1997; 5473 GA Heeswijk-
Dinther; St. Servatiusstraat 37.
Houben, Mevr. M.A.M.; 1997; 4834 LV Breda;
Rechterenstraat 56.

Sturkenboom. M.S.H.; 1997; 3584 GS Utrecht;
Eduard Verkadelaan 67.

Sueters, G.M.; 1976; 5102 AH Dongen;
Kloostersticht 1.

Wetering, H.M.J.M. van de; 1997; 3524 AT
Utrecht; Texel 191.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Corsmit-van der Vorst, Mevr. M.J.A.C.; 1997
3454 EG De Meem; Van Nijenrodelaan 14.
Hartog, M.N.J. den; 1963; 4904 LV Oosterhout
Burg. Gescherstraat 15.

Heijer, G.J.L. den; 1997; 6741 JB Lunteren
Vijfsprongweg 70.

Janssen, Mevr. M.M.H.; 1997; 3881 PK Putten
Krachtighuizerkem 15 K23.
Lam, J. het; 1997; 9801 KB Zuidhom
Thorbeckestraat 67.

Lecluijze, Mevr. M.C.; Gent-1995; 4535 BK
Temeuzen; Dorus Rijkersstraat 2.
Lentelink, E.P.; 1997; 7447 HA Hellendoom;
Geerhard Boschstraat 6.

Mouwen, R.H.; 1996; 3521 BR Utrecht;

Personalia

Croeselaan 259.

Roos, A.; 1997; 2808 NG Gouda
Gouderaksedijk 12.

Smit, Mevr. A.E.; 1991; 2182 GW Hillegom
Weeresteinstraat 231.
Theunissen, M.G.; 1997; 6471 VP Eygelshoven
Martinstraat 3.
With, E. de; 1997; 3531 XK Utrecht
Curacaostraat 25.

Zuylen, M A. van; 1997; 3514 CJ Utrecht;
Adelaarstraat 82 bis.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Hemmelder, Mevr. M.M.; 3705 ZB Zeist;
Warande 23.

Pot, Mevr. C.J.; 3572 HG Utrecht; Poortstraat
101.

Valkenburgh, Mevr. S.M.; 3572 JP Urecht; C.
Evertsenstraat 9.

JUBILEA:

C.W. Moons te Reeuwijk, aanwezig, 40 jaar, 27
augustus 1997

A.E.E. Bunte te Voorthuizen, afwezig, 25 jaar,
28 augustus 1997

O.M. Verhorst te Herpt (gem. Heusden), afwe-
zig, 30 jaar, 7 september 1997
A. Slikkerveer te Vlaardingen, afwezig, 30 jaar,
7 september 1997

P.J. Werkman te Leusden, afwezig, 25 jaar, 8
september 1997

K.H.J. Lambeek te Hoeven, afwezig, 25 jaar, 8
september 1997

R.J. Terbijhe te Zutphen, afwezig, 25 jaar, 8
september 1997

S. Dooper te Lochern, afwezig, 25 jaar, 8 sep-
tember 1997

Mevr. H. van Gessel-van Scherpenzeel te
Aalden, afwezig, 25 jaar, 8 september 1997

D.P. Hofstee te Barneveld, afwezig, 25 jaar, 8
september 1997

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
4juli 1997:

Achten, N.P.J.

Bos, Mevr. A.M.
Bultena, W.K.T.
Coonen, E.L.C.
Gerritse, Mevr. E.
Hendrikse, Mevr. S.
Knaap, Mevr. J.M.M. van der
Lintelo, G.J. te
Rijsenbrij, M.R.
Sturkenboom, M.S.H.
Weerd, F.J. de

MUTATIES:

♦Achten, N.P.J.; 1997; 3581 JL Utrecht;
Oudwijkerveldstraat 2 bis; tel. 030-2514923;
wnd.d.

Back, Dr. W.; 1987; U-1994; 3981 ZJ
Bunnik; Secr. De Jonglaan 40; tel. 030-6570768
privé, 2531323 bur.;
E-mail: W.BACK(S-
HK.DGK.RUU.NL;
wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Alg. Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisd.); Specialist Chirurgie van het Paard;
Diplomate ECVS.

Bergman, J.G.H.E.; 1990; 3572 VC
Utrecht; Klaverstraat 49; tel. 0485-587631
bur.; fax 0485-577333; wet. medew. bij Intervet
lm.B.V.,afd. VSD.

Boonstoppel, Mevr. M.E.; 1995; 3511 RC
Utrecht; Kroonstraat 28; tel. 030-2312258;
p.,
medew. bij J.J.L. Pijnappel; medew. bij
Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam.

*Bos, Mevr. A.M.; 1997; 6741 JB
Lunteren; Vijfsprongweg 70; tel. 0318-
461253; d.

Braam, A.E.; 1986; 9472 PZ Zuidlaren;
Havezathelaan 112; tel. 050-4094665; fax 050-
4096158;
E-mail: BRAAM@VETWEB-
.ORG;p.

*Bultena, W.K.T.; 1997; 3523 EP
Utrecht; Aquamarijnlaan 220; teh 030-
2882345; wnd.d.

*Coonen, E.L.C.; 1997; 3572 XJ
Utrecht; Admiraal van Gentstraat 69 bis; tel.
030-2735121 privé, 0316-221232 prakt.; p.,
medew. bij P. Strooker en C.J.M. Vissink.

Corsmit-van der Vorst, Mevr. M.J.A.C.;
1997; 3454 EG De Meem; Van Nijenrodelaan
14; tel. 030-6663624 privé, 0485-451593 prakt.;

-ocr page 108-

p., medew. bij J.J. Geene, A.J.A.M. Mouwen,
J.J. Pen. W.F.H.J. Theuws en T.J.M.
Vercammen
(toev. als lid).

♦Duijser, A.F.M.; 1983; 1862 CX Bergen
(NH); Natteweg 2 D;
tel. 072-5894398 privé,
5899588 prakt.; fax 072-5814082; p.

*Faber, O.K.; 1984; 9351 K.M Leek;
Weth. Hamsterlaan 17;
tel. 0594-515684
privé, 512828 bur.; fax 0594-518134; k.d.
R.V.V. kring Assen/Leeuwarden.

Gemert-van den Broek, Mevr.
M.A.A.C.M. van; 1994;
3961 LZ Wijk bij
Duurstede; Waag 24; tel. 0343-574281;
wnd.d.

*Gerritse, Mevr. E.; 1997; 2274 LP
\\ oorburg; Albert Verweystraat 206; tel. 070-
3860781; wnd.d.

Graafmans, R.H.J.M.; 1987; 5825 AC
Overloon; Venrayseweg 22; tel. 0478-642800
privé, 0478-641300
/0485-381711 prakt.; p., ge-
ass. met H.M.J. Bekker, K.K. Kadijk, Mevr.

E.M.M. Romijnders en M.H.J.M. Rutten.
Grauw, Mevr. W.J. de; 1994; 5045
GD

Tilburg; Hoevelakenstraat 88; tel. 013-
5700781;
wnd.d.

Greef, R.J.T. de; 1997; 3524 AR Utrecht;
Texel 43; tel. 030-2800879 privé.
0412-611166
prakt.; p., medew. bij R. van der Linde.

Hartog, M.N.J. den; 1963; 4904 LV
Oosterhout; Burg. Gescherstraat 15; tel. 0162-
458715 privé, 457406 bur.; fax 0162-457406;
vet. adviseur; medew. St. Stim. Art Products
(toev. als lid).

Meijer, G.J.L. den; 1997; 6741 JB
Lunteren; Vijfsprongweg 70; tel. 0318-461253
privé, 033-2863276 prakt.; p., medew. bij

F.W.M.Feld (toev. als lid).

*Hendrikse, Mevr. S.; 1997; 78.33 KC
Nieuw-Amslerdam; Dommerskanaal ZZ
107; d.

Hoekstra-Kraak, Mevr. T.; 1981; 3584 GL
Utrecht; Esther de Boer-van Rijklaan 5; tel. 030-
2540381;
toegevoegd docent U.U. (F.D., vkgr.
Funktinnele Morfologie).

Janssen. Mevr. M.M.H.; 1997; 3881 PK
Putten; Krachtinghuizerkern 15 K23; tel.
0341-361029 privé,
351235 prakt.; p., medew.
bij J. Brons, G.A. van Eijdcn. A.A. Kranendonk
en Th. Twcrda
(toev. als lid).

Kissels, W.P.M.L.; 1985; 3723 PC
Bilthoven; Dirk Boutslaan 5; tel. 030-2288820
privé.
072-5662411 bur.; fax 072-5643213;
dir. Business Unit Veterinair, Boehringer
Ingelheim.

*Knaap, Mevr. J.M.M. van der; 1997;
3581 JE Utrecht; Van Alphenplein 1; tel. 030-
2521088; wnd.d.

Knops, Mevr. J.M.H.; 1985; 8265 ED
Kampen; Winde II; tel. 038-3312000; fax
038-3312000; p., gezelschapsd.

Kooijman, Mevr. G.E.; 1996; 1054 MH
Amsterdam; J.P. Heyestraat 114 lil; tel. 020-
6122195;
wnd.d.

Lam, J. het; 1997; 9801 KB Zuidhom;
Thorbeckestraat 67; tel. 0594-505261 privé.
502005 tst. 24 prakt.; p., medew. bij G.J. Bosma,
F.R. van der Kolk en J.H. Rooda
(toev. als lid).

Lecluijze, Mevr. M.C.; Gent-1995; 4535
BK Temeuzen; Dorus Rijkersstraat 2; tel. 0115-
694009 privé, 619628 prakt.; p., medew. bij
Mevr. A.G.D. Burm en J.P. de Vos
(toev. als
lid).

Lentelink. E.P.; 1997; 7447 HA
Hellendoom; Geerhard Boschstraat 6; tel. 0548-
654842 privé, 655065 prakt.; p., medew. bij J.C.
de Jager, J.P.M. Kamp, H. ten Kate, R. Renting
en T.J. de Vries
(toev. als lid).

Lieshout, Mevr. J.G.T. van; 1995; 1175

I^MIliil-

li m lin

KG Lijnden; Lijnderdijk 207; tel. 023-5551417
privé.
020-4193583 prakt.; p., gezelschapsd.

*Lintelo, G.J. te; 1997; 7482 ZB
Haaksbergen; Paulus Potterstraat 29; tel./fax
053-5741909 privé, 5721500 prakt.; p., me-
dew. bij H.J.G. Baltink, Mevr. H.J. van den
Brande-van der Bom, J.F. van Embden en

F.D. Groot Nibbelink.

Loonen, Mevr. M.P.M.; 1996; 5803 CJ
Venrav; Christoffelkruid 44; tel. 0478-
584327 privé, 581336 prakt.; p., medew. bij
R.J. Eelderink, G.W. Gelling, V.N.A.M.
Geurts, R.C. Goedegebuure, E.M.
Ruymbeek, W.H.M. de Vocht en J.M.L.P.
van Winden.

Mouwen, R H,; 1996; 3521 BR Utrecht;
Croeselaan 259; tel. 030-2962209 privé,
2886469 prakt.; p., medew. bij G. Blokland en
Mevr. D.M.G.L. Blokland-Heijnen
(toev. als
lid).

Ooijen, Mevr. C.A.S. van; 1997; 9337 PE
Westervelde; Kampweg 3; (el. 06-54227161
privé, 0592-541216 prakt.; p., medew. bij

G.P. Hofland en Joh. Nijhoff.

Quant, Mevr. D.M.H.; 1993; 3573 AS
Utrecht; A. Romerostraat 569; tel. 030-
2735141; wnd.d.

Remmen, J.L.A.M.; 1968; 5268 EM
Helvoirt; Dr. Hoek.straat
3; tel. 0411-642181/06-
53472585;
fax 0411-642831; vet. adv. Ned.
Shetl. Pony Stamboek.

*Rijsenbrij, M.R.; 1997; 3531 JZ
Utrecht; Keulsekade 360; tel. 030-2963989;
wnd.d.

Roos, A.; 1997; 2808 NG Gouda;
Gouderaksedijk 12; tel. 0182-517453 privé,
518995 prakt.; p., medew. bij Mevr. Y.M.
Klaare
(toev. als lid).

Slingeriand, Mevr. K.I.; 1989; Sultanale
of Oman (Oman); Petroleum Development
Oman, Dept. XEM/7, P.O.Box 81, Muscat,
Postal .Area 113; d.

Smit. Mevr. A.E.; 1991; 2182 GW
Hillegom; Weeresteinstraat 231; tel. 025-
2519969; wnd.d.
(toev. als lid).

Sprang, Mevr. E.W.M. van; 1993; 7511
MG Enschede; Brinkhuisburg 6; tcL 053-
4301828; d.

*Sturkenboom, M.S.H.; 1997; 3584 GS
Utrecht; Eduard \\ erkadelaan 67; tel. 030-
2523757;d.

Theunissen, M.G.; 1997; 6471 VP
Eygelshoven; Martinstraat 3; tel. 045-5721666
prakt.; p., medew. bij W.J.H.D. Kremer,
F.G.H.A. van Os, H.H.M. Steinbusch. J.M.G.
Stokkermans en R.M.M.I. Vrouenraets
(toev.
als lid).

Veling, J.; 1977; 8446 DZ Heerenveen;
Schouw
7; tel. 0513-610183 privé, 0512-
570700 bur.; fax 0512-520013; Specialist
Veterinaire Diervoeding; d. G.D., loc. Drachten.

Volkers, V.; 1986; 2317 DW Leiden;
Staverse Jolwerf 2; tel. 071-5215374 privé,
070-3578810 bur.; fax 070-3876591; stafme-
dew. Opleiding, Vorming en Presentatie,
Centrale Directie R.V.V.

Vossen, C.M.C.; 1986; 5993 CH
Maasbree; Westeringlaan 54;
tel. 077-4652583
privé,
0493-496620 prakt.; fax 0493-496705;
p., medew. bij G.H.H. Bergs, M.T.J. Hekerman,
B.J.H.M. Slaats en J.F.M. Smeets,
Pluimveepraktijk Zuid-Nederiand.

Vries, H. de; 1995; 5087 ZG Diessen;
Postbus 45;
tel. 013-5169600 privé, 033-
2571403 prakt.; p., medew. bij T.M. Bosman,
R.P.A.M. Brok, G. Hanstede, Mevr. E.C. van
Leeuwen en Mevr. .M.S.H. Thesingh.

*Weerd, F.J. de; 1997; 3522 BB Utrecht;

Rijnlaan 31 bis; tel. 030-2800221; d.

Westermann, Mevr. C.M.; 1996; 3245 CL
Sommelsdijk; Hofstraat 21; tel. 0187-487825
privé,
482966 prakt.; p., medew. bij L.E.
Tjebbes.

Wielders, C.H.B.; 1971; B-3960 Bree
(België); Houborn 36; tel. 00-32-89-467586;
wnd.d.

Wiessenhaan, Mevr. S.N.; 1992; 5076 AA
Haaren; Kerkeind 5; tel. 0411-623497 privé,
070-3792739 bur.; fax 070-3477552; E-mail:
WIESSENHAAN(ä.MKG.AGRO.NL; senior
beleidsmedew. Vet. Garantie Systematiek,
afd. M.K.G., Min. L.N.V.

Wijlhuizen, Mevr. A.; 1996; 3255 AZ
Oude Tonge; West Achterweg 6; tel. 0187-
642470 privé, 642441 prakt.; p., medew. bij
P.R.J.M. Schilder.

With, E. de; 1997; 3531 XK Utrecht;
Curacaostraat 25; tel. 030-2935896; wnd.d.
(toev. als lid).

Zuylen. M.A. van; 1997; 3514 CJ Utrecht;
Adelaarstraat 82 bis; tel. 030-2732622 privé.
0165-565800 prakt.; p., medew. bij A.J.C. Bakx.
B.J.A.M. Boschker, B.A. ten Bruggen Cate,
P.H.M.M. Jacobs, A.J.M. Meesters, G.A.D.J. de
Mol, J.F.J. Segers en J.M. Verbocht
(toev. als lid).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Augustus

17—21 9th International Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
foniiation. please contact dr. F. van
Eerdenburg. FdD, tel,; 030-2532023.

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the
Hungarian Academy of Sciences,
Hungary-1581 Budapest. P.O. Box 18,
Phone: 36 1 252-2455, Fax: 36 1 252-
1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy food - Healthy
consumers". The Hague, The Netherlands.
12^\'^ International symposium of the
Worid Association of Veterinary Food
Hygienists (WAVFH). Congress language
English. Information: KNMvD. P.O. Box
14031, NL-3508 SB UTRECHT, The
Netherlands. Fax. 31-30-251 17 87, e-
mail: KNMVD (gPOBOX.RUU.NL

September

3 Symposium Certificatie Dierenartsen-
praktijken in Figi te Zeist. Aanvang: 14.30
uur.

5—7 De European Society of Veterinary Der-
matology (ESVD) organiseert in Pisa (I)
bet veertiende jaarlijkse dermatologiecon-
gres. De voertaal is Engels. Meer informa-
tie is te verkrijgen bij New Team, Via C.
Ghiretti, 2 43100 PARMA te Italië. Tel 00
39 521 293913. Fax 00 39 521 294036. E-
mail: newteam@mbox.vol.it.

9—13 Conference Association of Avian
Veterinarians.

-ocr page 109-

11 —13 ESVIM-congres in Lyon.

10—14 The 5th WEVA (World Equine Vete-
rinary Association) Congress. Padova,
Italy. http://www.finsystem.it\'weva97, email
weva97CaJfmsystem.it, CSR Conressi P.O.
Box 1769-MO 100 Bologna, Italy. Ph 39-
51-765357, Fax 39-51-765195 crs.con-
gressi@pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intes-
tinal disorders in juveniles\'.

16—19 15th meeting of the European Society
of Veterinary Pathology (ESVP), Sassari -
Alghero, Italy.

25—28 BVA Congress, Edinburgh Inter-
national Conference Centre.

Oktober

2—4 Jaarcongres KNMvD te Vlissingen.

10 Symposium \'Heelkunde in Perspectief 11\',
Vakgroep Algemene Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisdieren. Aanvang:
09.00 uur.

25—26 Conferentie \'Ciekke koeien en pestvar-
kens\'. Internationale School voor Wijs-.
begeerte, Dodeweg 8 in Leusden. Tel.:
033-4650700, fax: 033-4650541. e-mail:
isvw@pi.net.

30—2 Nov. llth Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

1 Symposium \'Diergeneeskunde voert ver-
der\' van de Afdelingen Noord-Holland,
Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland van de
KNMvD. Slot Zeist.

4 "Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congrescentrum
de Reehorst te Ede.

17 19 WPSA Symposium: \'Transfer of
Knowledge in Poultry production\'.
Jaarbeurs te Utrecht, voorafgaand aan de
VIV. Nadere mformatie: 0342-414881.

20 (iecombineerde studiedag van de
Belgische en Nederlandse Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie,
thema \'Biologie en Management van dier-
ziekte-uitbraken\'. Gezondheidsdienst voor
Dieren, Boxtel. Inlichtingen: Armin
Eibers, 0411-659500, E-mail: gdboxtel®
gdvdieren.nl.

26—30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

29 Maastricht International Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

7—11 Ninth International Conference of the
International Federation of Science
Editors: \'Science communication for the
next millenium\'. Sharm El-Sheikh/Cairo,
Egypt.

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255, e-mail: chuit@ipro-
link.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,

India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax; 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or
-80, fax; 89-315619-82.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

September

2 Intervisie-bijeenkomst groep 13 (varken)
om 15.30 uur te Leenden.

8 Intervisie-bijeenkomst groep I (rund) om
14.00 uur te Drachten.

9 Werkvergadering Afdeling Zeeland.

9 Najaarsvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard van 13.30 tot 17.30 uur in de
collegezaal van de vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting, Yale-
laan 7 te Utrecht.

11 Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Van 13.30 uur tot 16.30 uur.
Ciezondheidsdienst voor Dieren, Deventer.
Thema: Mal Absorption Syndrome - Dr.
MacNulty, Ierland.

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

16 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 10. Specia-
lisatie: rund. Locatie: Nieuwstadt. Aan-
vang: 20.00 uur.

16 Intervisie-bijeenkomst groep 12 (varken)
om 20.00 uur te Boxtel.

16 Vergadering Afdeling Cironingen-Drenthe.

17 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken-Binnen.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8. Specia-
lisatie: rund. Locatie: De Meem. Aanvang:
20,00 uur.

18 Informatiemiddag voor dierenarts-assis-
tenten op de Gezondheidsdienst voor
Dieren, locatie Drachten.

18 Intervisie-bijeenkomst groep 4/5 (mnd)
om 15.00 uur in Markelo.

20 Vedias Najaarsdag, Faculteit der Dierge-
neeskunde. Opgeven bij Vedias, t.n.v.
Greetje Mulder, Jan Lievensstraat 5, 6717
SP Ede, telefax: 0318-637093.

23 Bijeenkomst Werkgroep Vogels, Hoofd-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
eerste etage, afdeling Pathologie Bijzon-
dere Dieren.

23 Werkgroepvergadering Herkauwers op de
Gezondheidsdienst voor Dieren te Drachten.
Aanvang 14.00 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

24 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomsten. Nr. groep: 6. Specia-
lisatie: rand. Locatie: Gorssel. Aanvang:
18.30 uur.

Nr. groep: 4/5. Specialisatie: rand. Locatie:
Markelo. Aanvang: 15.00 uur.
Nr. groep: 9. Specialisatie: varken. Loca-
tie: Langbroek. Aanvang: 20.00 uur.
Nr groep: 12. Specialisatie: varken. Loca-
tie: Boxtel. Aanvang: 20.00 uur.

25 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentram te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

25 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over stallen\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

25 Intervisie-bijeenkomst groep 2/3 (varken)
om 20.00 uur in Markelo.

30 Informatiemiddag voor dierenarts-assis-
tenten op de Gezondheidsdienst voor
Dieren, locatie Drachten.

30 Intervisie-bijeenkomst groep 9 (varken)
om 20.00 uur in Langbroek.

Oktober

2 Intervisie-bijeenkomst groep 11 (rand) om
14.30 uur in Eindhoven.

3 Jaarlijkse studienamiddag van de
Vlaamse Buiatrie Vereniging vanaf 14.00
uur in het Auditorium Maximum,
Campus Merelbeke, België. Informatie:
Dr. Wim Hollanders, tel.: 0032-2-
3709402.

7 Cïroep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Vanaf09.30 uur tot 16.30 uur ge-
zamenlijke studiedag met WPSA, LOS,
VPLC. Thema: \'De pluimveehouder als
ondernemer in de 2eeuw\'. Locatie: IPC-
Dier, locatie Praktijkschool Horst. Ook
niet-Ieden zijn welkom. S.v.p. vooraf aan-
melden: tel. 0342-414881.

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Locatie: Biltsche
Hoek, De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

November

I 20-jarig Bestaan Groep Homeopatisch
Werkende Dierenartsen \'Een breder per-
spectief in het Oude Tolhuis te Utrecht,
van 15.00 tot 21.00 uur. Opgeven vóór I
oktober 1997.

8 Landelijke dag voor vrouwelijke dierenart-
sen. Locatie: \'De Biltsche Hoek\' in De
Bilt. Aanvang: 13.30 uur.

20 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over fokken\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

25 Jaarlijkse studiedag van de WRSA. Lo-
catie: Androclusgebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te
Utrecht. Thema: \'Medicijngebraik en voe-
deradditieven bij konijnen\'. Voor nadere
informatie kunt u zich wenden tot: drs. E.
Harwig-Dings, p/a IPC DIER Horst, tel.:
077-3998888.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentmm te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

29 Najaarsdag Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren te Ede. Tevens lustram
50-jarig bestaan.

-ocr page 110-

December

9 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken binnen.

10 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

CURSUSSEN

September

4 PAO-D cursus: 97.925. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarsmkken lezen\'.

8 PAO-D cursus: 97.210. Begeleiding
Melkveebedrijven (drie dagen, tevens 9 en
12 september 1997).

16 PAO-D cursus: 97.307. Praktische econo-
mie 1 voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 23 en 30 september 1997).

17 IPC DIER-cursus: \'Bedrijfsanalyse kreu-
pelheden bij melkvee\'. Locatie: IPC DIER
Oenkerk. Voor informatie/opgave: de heer
J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

18—19 PAO-D cursus: 97.932. Persoonlijk lei-
derschap en de kracht van communicatie.

19—20 5. Course in Equine Laparascopy -basic
course- in D 48291 Telgte. Tel.: 0049-
2504-3064, fax: 0049-2504-77330.

20 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Utrecht, bureau KNMvD,
aanvang 13.00 uur. Workshop \'marketing
van de dierenartsenpraktijk\' door Irene
Fetter-Grotendorst.

24 IPC DIER-cursus: \'Alles rondom de melk-
machine\'. Locatie: IPC DIER Oenkerk.
Voor informatie/opgave: de heer J. Broos,
tel.:(077)399 88 88.

24 PAO-D cursus: 97.128. Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

26 PUO-cursus (België): 10) Pensfysiologie
en pathologie.

27 PAO-D cursus: 97.806. Assistentie voor-
bereiding en nazorg operatiepatiënt.

30 IPC DIER-cursus: \'Bedrijfsanalyse kreu-
pelheden bij melkvee\'. Locatie: IPC DIER
Horst. Voor informatie/opgave: de heer J.
Broos, tel.: (077) 399 88 88.

Oktober

1 PAO-D cursus: 97.136. Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

2 PAO-D cursus: 97.926. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarsmkken lezen\'.

3 Dag van de buiatrie, PUO (België).

3 PUO-cursus (België): 24) Praktische oefe-
ningen in de radiodiagnostiek.

6—II PHLO-cursus \'European Agricultural
Policy in Transformation\' te Leuven,
België.

7 PUO-cursus (België): 5) Infectieuze en
niet-infectieuze aandoeningen die leiden tot
de afkeuring van slachtpluimvee (deel A).

9 PAO-D cursus: 97.215. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 16 oktober 1997).

9 PAO-D cursus: 97.703. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

9—10 PHLO-cursus \'Marktgerichtheid in de
voedingsmiddelen- en agrarische indus-
trie\' te Wageningen. Inschrijftermijn ein-
digt op 11 september.

9—10 PUO-cursus (België): 1) Het geneesmid-
delendepot.

10 PAO-D cursus: 97.929. Symposium Vak-
groep Algemene Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisdieren.

11 Cursus \'Gedragsbegeleiding bij Honden\',
Van Hall Instituut, tel.: 058-2846160. fax:
2846199.

14 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Vught, motel Vught, aan-
vang 13.00 uur. Workshop \'marketing van
de dierenartsenpraktijk\' door Irene Fetter-
Grotendorst.

14 PUO-cursus (België): 11) De tochtigheids-
problematiek.

15 IPC DIER-cursus: \'Alles rondom de melk-
machine\'. Locatie: IPC DIER Horst. Voor
informatie/opgave: de heer J. Broos, tel.:
(077)399 88 88.

15 PAO-D cursus: 97.226. Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding (drie dagen, tevens 4 november en
2 december 1997).

16 PAO-D cursus: 97.312. Interpretatie labo-
ratoriumuitslagen met betrekking tot var-
kensziekten.

16—17 PUO-cursus (België): 31) Workshop:
verbanden en spalken in de praktijk.

17 PUO-cursus (België): 12) Klauwpro-
blemen met nadruk op \'Mortellaro\'.

18 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Zwolle, hotel café-restau-
rant Zwolle, aanvang 13.00 uur. Workshop
\'marketing van de dierenartsenpraktijk\'
door Irene Fetter-Grotendorst.

21 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen pluimveehouderij\'. Locatie; IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

21 PAO-D cursus: 97.227. Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding (3 dagen, tevens 11 november en 9
december 1997).

21 PUO-cursus (België); 6) Infectieuze en

niet-infectieuze aandoeningen die leiden tot
de afkeuring van slachtpluimvee (deel A).

22 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Utrecht, bureau KNMvD.
aanvang 17.30 uur. Workshop \'marketing
van de dierenartsenpraktijk\' door Irene
Fetter-Grotendorst.

24 PUO-cursus (België): Wedstrijdreglement
voor paardendierenartsen.

24 PUO-cursus (België): 21) APP (Actino-
bacillus pleuro-pneumoniae).

28 PAO-D cursus: 97. 308. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 4 en 11 november 1997).

28 PAO-D cursus: 97.930. Symposium
\'Groep Practici Grote Huisdieren\' (drie da-
gen, tevens 29 en 30 oktober 1997).

28 IPC DIER-cursus: \'Klimaat I voor dieren-
artsen pluimveehouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voorinformatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

29 PAO-D cursus: 97.130. Interpretatiecursus
echografie gezelschapsdieren.

30 PUO-cursus (België): 33) Gastro-enterolo-
gie in de praktijk: chronische dunne dami-
diarree.

31 PUO-cursus (België): 13) Paratuberculose.

November

5 PAO-D cursus: 97.129. De oudere hond:
\'diagnostiek en behandeling van intemisti-
sche, chirurgische en orthopedische aan-
doeningen bij de oudere hond\'.

5 PUO-cursus (België): 14) Echografie bij
het rund.

6 PAO-D cursus: 97.927. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

7 PAO-D cursus: 97.125. Huidziekten gezel-
schapsdieren I: \'diagnostiek, allergietes-
ten, biopten\'.

7 PUO-cursus (België); 15) Recente ontwik-
kelingen in de melkveevoeding.

12 PUO-cursus (België): 16) Casuïstiek.

13 PAO-D cursus: Fertiliteit rund (twee da-
gen, tevens 14 november 1997)

13 PUO-cursus (België): 36) Ziekten bij vis-
sen I.

14 PUO-cursus (België): 25) Praktische oefe-
ningen in de echografie.

14—15 PUO-cursus (België): 2) Het genees-
middelendepot.

18 PAO-D cursus: 97.135. Klinische les gezel-
schapsdieren \'Nefrologie: nieuwe behande-
lingsmethoden\'. Dit is een herhaling van de
klinische les die dit vooijaar werd gegeven.

18 IPC DIER-cursus: \' Klimaat 2 voor dieren-
artsen pluimveehouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

18 PUO-cursus (België): 7) Epidemiologie
van Salmonella en Campylobacter bij
slachtkuikens.

In onze kliniek voor gezelschapsdieren kennt plaats vrij voor een derde

DIERENARTS M/V, PARTTIME (3/5)

Ervaring, goede contactuele eigenschappen en een positieve instelling worden op prijs gesteld. Gedurende mini-
maal twee maanden zal de taak fulltime zijn. Weekend- en avonddiensten worden gedeeld met twee andere die-
renartsen. Salariëring volgens nieuwe regeling KNMvD. De praktijk biedt werk aan drie parttime dierenartsen, vier
assistentes en een administratieve kracht.Sollicitaties kunt u binnen 14 dagen na verschijning van dit blad richten
aan: Dierenkliniek Vrieze, Berkelstraat 61,1316 SL Almere.

-ocr page 111-

PRAKTIJKOVERNAME GEVRAAGD

Collega (met ruime ervaring) zoekt praktijk ter overname. Locatie en grootte geen probleem. Alle mogelijkheden
bespreekbaar.

Reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB,
Utrecht, onder nummer 18/97.

Dierenkliniek de Toren is een praktijk voor gezelschapsdieren en vogels. De werkzaamheden worden verricht in
een team van vier dierenartsen en zeven assistentes en liggen zowel op de eerste- als tweedelijns niveau. Voor dit
team zoeken wij:

EEN FULL TIME DIERENARTS (M/V)

met afstudeerrichting gezelschapsdieren, minimaal 1 jaar ervaring en aantoonbare ambities met betrekking tot
verdere (sub)specialisatie.

Hij/zij heeft duidelijk plezier in het werken met mensen, kan vlot en creatief met anderen overleggen.

In verband met diensten achten wij verhuizing naar Drachten noodzakelijk. Drachten grenst direct aan uitgestrekte

bos- en watersportgebieden.

Wij bieden: een kliniek met onder andere eigen ECG, endoscopie, echo, röntgen, orthopedie, en laboratoriumfaci-
liteiten, alsmede een vrolijk team en gemotiveerde clientèle.

Ook zij die nieuwe uitdagingen in hun carrière zoeken worden uitgenodigd te reflecteren. Sollicitaties binnen 14
dagen richten aan Dierenkliniek de Toren, Houtlaan 26,9203 AT Drachten. Telefoon: 0512-518137.

GROENHORST COLLEGE BARNEVELD

Het Groenhorst College is een agrarisch opleidingscentrum met vestigingen in het centrum van Nederland. De lo-
catie Barneveld van het Groenhorst College kent een tweetal middelbare agrarische opleidingen voor leerlingen
van 16 jaar en ouder:

- een opleiding Dierverzorging en veterinaire ondersteuning (ondernemers dierenspeciaalzaken, dierenartsas-
sistenten, beroepen in dierenparken, kinderboerderijen, kennels, etcetera.) Deze opleiding is - op middelbaar
niveau - uniek in Nederland;

- een opleiding Veehouderij.

In verband met uitbreiding van het leerlingenaantal zoeken wij voor het volgend schooljaar

EEN DOCENT - DIERENARTS (M/V)

Voor 0.8 weektaak.

Gezien de samenstelling van het team denken wij aan een jonge collega, met enkele jaren praktijkervaring.
Taak:

1. lessen opleiding Dierverzorging en veterinaire ondersteuning (gezondheidsleer, pathologie, microbiologie, la-
boratoriumtechnieken, anatomie)

2. cursusonderwijs

3. lesstofontwikkeling

Van gegadigden wordt een bewuste keus voor het christelijk onderwijs verwacht.

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met de heer E. Meerman, directeur van de locatie Barneveld (0342 - 45
55 00 (school) of 0342 - 41 28 49 (privé)) dan wel met mevrouw M. Wolhoff, teamleider diveto, op school of privé
(0341 -56 47 37).

Schriftelijke sollicitaties richten aan eerstgenoemde, adres:
Groenhorst College, Postbus 331,3770 AH Barneveld.

-ocr page 112-

Call-Centre Nederland B.V.

voor Dierenartsen

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, medische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 4 oktober 1997 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Handboek
voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., postbus 177, 1200
AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen

ïfWS

Call-Centre Nederland is een dynamische onder-
neming, actief op de markt van telefonische dienst-
verlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit
moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk
binnenkomende
gesprekken worden
aangenomen met
uw praktijknaam en
afgehandeld volgens
uw instructies.

Wij zijn graag bereid u
- indien gewenst -
nader te adviseren over
onze mogelijkheden.

Voor meer Informatie:

Call-Centre Nederland B.V.,
Satumusstraat 51 a,
7314 KM Apeldoorn.
Telefoon: 055 - 35 77 333
Telefax: 055-35 77 999.

Ter overname aangeboden uit apotheek:

FAHRENBERGER LADENKAST

bestaande uit 7 rijen met elk 16 laden (2 hoge) van 75 cm diep en 8 cm hoog. Prijs: / 5500,- (ook in delen te koop; prijs
overeen te komen).

Verder 4 balieblokjes in 2 beige tinten met 2 bijpassende dubbele wachtkamerstoeltjes te koop. Prijs: ƒ 400,-.
Inlichtingen: M. Bottelberghs, telefoon: 033 - 461 34 98.

DAP Veenendaal vraagt op korte termijn een

DIERENARTS (M/V)

die zelfstandig kan werken in de gemengde praktijk. De werkzaamheden zullen alleen grote huisdieren betreffen.
Ervaring is niet noodzakelijk, maar strekt tot aanbeveling. Na een inwerkperiode is het de bedoeling dat ook avond- en
weekenddiensten meegedraaid worden. Jonge dierenartsen die een gevarieerde betrekking zoeken en enthousiast
mee willen werken en denken in onze groepspraktijk, worden verzocht te reflecteren. Inlichtingen: W.Th.G. Vullings, te-
lefoon: 0318-519167. Schriftelijke sollicitaties: DAP Veenendaal, Postbus 895, 3900 AW Veenendaal.

TE KOOP:

RÖNTGENAPPARATUUR

Complete röntgeninstallatie klaar voor gebruik inclusief doka, loodscherm, looddeur en loodgordijnen voor muren.
Goedgekeurd door R.T.D. (Röntgen Technische Dienst). Specificatie op aanvraag. Prijs: ƒ 35.000,-.

Contact: Mevrouw H. Ambrosius D.C., Brugstraat 10, 4701 LE Roosendaal. Telefoon: 0165 - 546222.

-ocr page 113-

"Waarom "zouden
r corticosteroïden
noodzakelijk zijn
bij hot-spot..?

Er is toch
Clindobion..."

(40}

APHARHO

Samenstelling: 10 mgig climlamycine hase (als hel) en 90 mg/g levernaan. Indicatie:
wanJhehanJeling (tKik hut-spot),
tussenteenec^eem. Verpakking: tubed20gram. Reg. NL 7549.

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Apbarmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

DIX&CO

deskundige diagnose!

Vindt u financieringen en verzekeringen
ondoorzichtig? Neemt u dan eens kontakt met
Dix & Co op voor een deskundige diagnose die
uitmondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij
praktijkoverdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of brochure.

voor een

FINANCIEEL ADVISEURS
VOOR DIERENARTSEN

Gespecialiseerd in:

Praktijkvestigingen

Praktijkfinancieringen

Financiële Planning

Arbeidsongeschiktheid

Pensioenen

Verzekeringen

SIBBING^WATELERC.S.

ADVIESGROEP BV

\'N HELE ZORG MINDERE

Storkstraat 33
Postbus 418
3900 AK Veenendaal
telefoon: 0318-522121
telefax: 0318-521201

O

DIX&CO

Maurltsstraat 100, 3583 HW Utrecht
Telefoon 030-2511520. Fax 030-2541731

-ocr page 114-

B ^ Universiteit Utrecht

De Unirersiteit Utrecht is in drieënhalve eeiiw
uitgegroeid lot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
21 onderzoekscholen en 5S opleidingen biedett
studenten en medetrerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
H\'etaischappelijke traditie, moderne tech-
nieken en op de toekomst gerichte pro-
gramma\'s dragen daaraan verder bij.
Met 25.000 studenten, y.000 personeels-
leden en een budget van circ 832 miljoen
gulden vormt de universiteit de spil van het
Keimiscentrum Utrecht, lénuit deze positie
in Middeit-Nederland onderhoudt zij een
gevarieerd contactenpatroon met universitei-
ten en gespecialiseerde onderzoekinstituten
over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling In deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps\' en ouderschapsverlof; er zijn 110 plaatsen voor
kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige
in Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccrediteerd
door de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Assistent
in opleiding (
v/m)

moleculaire biologie, veterinaire
wetenschappen of zootechniek

U gaat werken bij de vakgroep Bedrijfsdier-
geneeskunde en Voortplanting, maar feitelijk
ook participeren in de Leerstoelgroep Experi-
mentele Dierkunde van de LUW en de afdeling
Voortplanting van het ID-DLO te Lelystad.
Uw taken zult u gaan verrichten binnen een
samenwerkingsproject tussen de Graduate
School Animal Health (GSAH) van de Universiteit
Utrecht, het Wageningen Institute of Animal
Sciences (WIAS) van de Landbouwuniversiteit
Wageningen en het DLO Institute for Animal
Science and Health (ID-DLO) te Lelystad.
Het onderzoek is gericht op het krijgen van meer
kennis van de rol die uteriene factoren spelen
tijdens de vroege embryonale ontwikkeling van
varken en rund. Deze kennis kan leiden tot meer
inzicht in de oorzaken van verstoorde ontwik-
keling van embryo\'s tijdens in vitro kweek of
tijdens de in vivo ontwikkeling.
De gastrelatie en de ontwikkeling van het meso-
derm zullen worden bestudeerd, onder andere
door het gebruik van in situ hybridisatie met
mesoderm-specifieke merkers. Voorts zal bij in
vivo en in vitro geproduceerde embryo\'s de aan-
wezigheid van receptoren voor mesoderm indu-
cerende groeifactoren worden geanalyseerd.
Bovendien is de aanwezigheid van deze groei-
factoren in de uterus onderwerp van studie.
Wij vragen een academicus afgestudeerd in
de (moleculaire) biologie, veterinaire weten-
schappen of zootechniek. U heeft ervaring met
moleculair biologische technieken en een aan-
toonbare interesse voor de vergelijkende studie
van ontwikkelingsbiologische technieken.
Tevens heeft u belangstelling voor onderzoek
aan landbouwhuisdieren. In verband met de par-
ticipatie van drie onderzoeksgroepen, op drie
verschillende locaties, is het vermogen tot zelf-
standig werken belangrijk, naast een flinke dosis
flexibiliteit. Ook goede contactuele eigenschap-
pen vormen een voorwaarde.
Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor de periode van vier jaar De omvang van de
functie is 100%. Uw salaris bedraagt in het eerste
jaar ƒ 2 130,- en loopt op tot ƒ 3 803,- bruto per
maand in het vierde jaar.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen contact opnemen met
dr R. van den Hurk, telefoon (030) 25343 29 of
dr H.W.J. stroband, telefoon (0317) 48 2688.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten
aan de afdeling Personeel & Organisatie
van de faculteit der Diergeneeskunde,
t.a.v. de heer A.H. Bloemers, Yalelaan 1,
de Uithof, 3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70728.

Een eerste- en tweedelijns paardenpraktijk in het westen van het land biedt een vacature voor een afgestudeerd

DIERENARTS (M/V).

Wegens groei van de praktijk en de uitbreiding van de tweedelijnsfaciliteiten, zoek ik een volwaardig en gelijkwaardig partner.

Uw taken: - De werkzaamheden omvatten alle facetten van het paard met de nadruk op de sportpaarden.

Gevraagd wordt: - Goede contactuele vaardigheden.

- Ervaring met de geneeskunde van het paard, zoals endoscopie, echografie en röntgenologie.

- De ambitie hebbende om in teamverband de praktijk uit te bouwen.
Geboden wordt: - Salariëring volgens de tarieven van de KNMvD.

- Een prettige werksfeer.

- Na een periode van assistentschap wordt de mogelijkheid geboden tot volledige intreding in de praktijk.

U kunt uw sollicitatie tot 14 dagen na verschijning in het Tijdschrift richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB, Utrecht, onder nummer 19/97.

-ocr page 115-

GROWTH by EUKANUBA.

The lams Company introduceert met trots
Eukanuha Junior Large Breed: de perfect
uitgebalanceerde voeding voor pups van grote
rassen. Eukanuha Junior Large Breed is
speciaal ontwikkeld, om tegemoet te komen
aan alle voedingsbehoeften van grote pups,
vanaf 6 weken oud.

gewichtstoename en normale groei. Een
aangepast eiwit-niveau en een lagere
hoeveelheid calcium ondersteunen een
uitgebalanceerde ontwikkeling van .spieren
en skelet. Een gezonde huid en een volle,
glanzende vacht zijn het resultaat van een
optimale verhouding Omega-6:Omega-3.

En natuurlijk bevat Eukanuba Junior
Large Breed -net als alle Eukanuba prcxlucten-
dierlijke eiwitten en vetten van hoge
kwaliteit, waardoor deze voeding uitstekend
verteerbaar en bijzonder smakelijk is.
Bietenpulp bevordert een gezonde darm en
een compacte ontlasting.

Veel populaire grote en zeer grote
hondenrassen hebben een genetisch bepaalde
aanleg tot skeletziekten als osteochondrosis en
heup dysplasie. Onderzoek heeft aangetoond,
dat de risico\'s van het ontwikkelen van deze
problemen toenemen naarmate pups overvoed
worden en/of te veel calcium krijgen\'-^.

; Door een verlaagd caloriegehalte zorgt
Eukanuba Junior Large Breed voor optimale

DfKir Eukanuba Junior Large Breed te
adviseren, adviseert u de beste weg naar
volwassenheid van een puppy van een groot
ras.

\' Hazewinkel HAW, Goedegehuure SA, Poulos PW
et. al. (1985). Influences of chronic calcium excess
on skeletal development of growing Great Danes.
] Am Anim Hosp Assix 21:377-391
\' Nap RC and Hazewinkel Haw (1994) Growth and
skeletal development in the dog in relation to
nutrition: a review. Vet Quaterly (16); 50-59.

EUKANUBA.

Even betrokken bij het welzijn van dieren als u.

Voor nadere informatie kunt u bellen met: Holland Diervoeders B.V, Tel. 030-2479611.

lU

)

lAMS

Lv-ln

COMMMT

Mm dx » ^ knln. n hrnbi..
mkanKvodu«

-ocr page 116-

Hoe goed ook uw
opleiding, soms staat u
machteloos tegenover
een pianokrukje.

U staat machteloos tegenover de
grillen van het lot. Zo kan het ve*
vangen van een gloeilamp leiden
tot arbeidsongeschiktheid.

Movir als gespecialiseerde maat(
schappij biedt u de best mogelijke
bescherming tegen de financiële
gevolgen hiervan. Zelfs de om-
streden clausule \'passende arbeid\'
vindt u niet meer in de polisvoor^
waarden van Movir terug. \'

Concreet betekent dit dat Movin^

1

ongeacht uw leeftijd, arbeidsongej
schiktheid uitsluitend nog beoori
deelt op basis van het verzekerde]
beroep.

Voor advies, toegesneden op
uw specifieke situatie, verwijzen
wij graag naar uw vertrouwde
assurantieadviseur.

Ca«:

Postbus 2160,3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: (030) 604 74 20.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

-ocr page 117-

HYONATE : Het eerste geregistreerde

hyaluronzuur voor zowel intraveneus als
intra-articulair gebruik.

Hyonate*: Injecüevloeistof met 10 mg/ml natriumhyaluriinaal V(X)r intraveneuze of inira-articulaire toediening bij paarden.
Verpakking : 2 x 2 ml flacons.

Indicaties : Verschillende acute aseptische gewrichtsaandüeningen door een intraveneuze of intra-articulaire toediening. Chronisch-degeneratieve processen ter
hoogte van de gewrichten door intra-articulaire toediening.
(\'ontra-indicalie.s : infectieuze gewrichtsontstekingen.

Bijwerkingen : Er 7.ijn geen locale of systemische neveneffecten gerapporteerd maar zoals bij iedere intra-articulaire of intraveneuze toediening dienen
bijzondere voorzorgen te worden genomen om een mogelijke opzwelling of infectie te voorkomen (juiste injectietechniek en steriliteit te waarborgen).
Interacties : geen.

Dosering : 4 ml (of 40 mg natriumhyaluronaat) per dier bij intraveneuze toediening en 2 ml (of 20 mg natriumhyaluronaat) per gewricht bij intra-articulaire toe-
diening. Om optimale resultaten te bekomen wordt de behandeling tot driemaal herhaald met telkens een tus.sentijd van I week.
Wachttermijn : O dagen.
Kanalisatieregime : UDD
REC NL 8759
Lees aandachtig de bijsluiter.

Bayer B.V.

Division Animal Health
Energieweg I - 3641 RT Mijdrecht
Tel. 0297-280666

Bayer

®

HYONATE

A great leap forward.

-ocr page 118-

EILIG

®

mui

FLORFENICOL

100 ml
300 mg/ml

•n

" ° " Mo\'inf/iiiï
I IntectluilMlstri

OiergenmsmidiM

I Schering-Plough
Animal Heatm

DE SYNERGIE VAN 4 GEBUNDELDE KRACHTEN

Een Iste-lijns antibioticum voor ademhalingsaandoeningen bij rundvee is tegelijkertijd :

Doeltreffend

Actief tegen de pathogene bacteriën die adennhalingsaandoeningen bij rund-
vee veroorzaken. Dringt snel door tot de infectiehaard en bestrijdt de bacteriën
langdurig. Werkzaam tegen antibioticum-multiresistente kiennen.
Veilig

Veilig voor het dier, de gebruiker, de consunnent en het milieu.
Gebruiksvriendelijk

Twee injecties volstaan voor een doeltreffend antibiotisch effect gedurende
4 dagen. Gebruiksklaar. Klein injectievolume. Kan bewaard worden op kamer-
temperatuur.
Rendabel

Beperkt de stress veroorzaakt door de behandeling. Voorkomt een 2de-lijns
behandeling. Vermindert de sterfte en het aantal recidieven, dus ook de eco-
nomische verliezen.

Nuf lor Het 1ste-lijns antibioticum

NUFLOR® Farmaceutische vorm: Injectievloeistof. Samenstelling: Per ml 300 mg florfenicol. Ooeldier: niet-lacterend rundvee. Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolyti-
ca en Pasteurella multocida. Dosis en toedieningsweg; Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nekspieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur, met gebruik van
een naald met een diameter van 1,65 mm (16G). Contra-indicaties: Mag met gebruikt worden bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandelingsperiode
voorkomen. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen. Melk: met toegestaan voor gebaiik bij laaerer>de melkkoeien Houdbaarheid: zie
verp>akking. Bewaren bij kamertemperatuur (1S-2S graden Celsius); aangepnkte flacon: 28 dagen, indien bewaard b«j kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Het produkt binnen de 28 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50, 100 en 250 ml voor meervoudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

Schering-Plough Animal Health, Postbus 70, 1180 AB Amstelveen, Tel: 020/647.01.98 ©1995 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 119-

Qi

Na de uitbraken in Toldijk en Dalfsen is varkenspest wederom volop in het nieuws, niet alleen op de voor-
pagina van de dagbladen, maar eveneens in de nieuwsrubrieken op radio en televisie.
Uiteindelijk is dan toch gebeurd waar eenieder die betrokken is bij de varkenshouderij en de pestbestrij-
ding voor heeft gevreesd; namelijk uitbreiding van de ziekte tot boven de grote rivieren.
Uit serologisch en epidemiologisch onderzoek is gebleken dat op beide locaties de besmetting vier tot zes
weken aanwezig moet zijn geweest alvorens deze werd ontdekt. Door de lange bedrijfsincubatie is het
traceren van contacten lastig en dikwijls onvolledig. Goed traceren van zowel de bron als de verdere ver-
spreiding van het virus is evenwel van cruciale betekenis als de ziekte zonder vaccinatie moet worden be-
streden. Het vergt een gedegen kennis van de klinische, epidemiologische, virologische en immunologi-
sche aspecten van de ziekte, in combinatie met inzicht in de dagelijkse praktijk van de varkenshouderij en
een kritische instelling. De juiste vragen dienen op het juiste moment aan de juiste persoon te worden ge-
steld en de antH\'oorden moeten meteen of naderhand, en bij voorkeur langs een andere weg, op waar-
heidsgehalte worden getoetst. Meer hierover leest u in deze aflevering van het Tijdschrift.

Inmiddels is de varkenspest vastgesteld op 369 bedrijven - het hoogste aantal in één jaar sinds 1973 - en
werden 912 bedrijven preventief geruimd. Naast de op deze bedrijven aanwezige 1.470.299 varkens wer-
den in het kader van de overnameregeling, de opkoop en het doden van jonge biggen nog eens 6.157.755
dieren gedestnieerd. Het totaal aantal vernietigde varkens is daarmee gestegen tot ruim 7,6 miljoen, het-
geen meer is dan in alle Belgische en Duitse epidemieën na 1990 samen. De kosten voor het bestrijden
van varkenspest zijn, na die voor BSE, de hoogste in de Europese Unie voor dierziektebestrijding sinds het
instellen van het non-vaccinatiebeleid.

Uit het verloop van de varkenspestepidemie is tevens duidelijk geworden dat zowel de overheidsinstanties
verantwoordelijk voorde bestrijding van veewetziekten, als de varkenshouders en veetransporteurs de ge-
volgen van het non-vaccinatiebeleid voor Veewetziekten volledig hebben onderschat. Ondanks de erva-
ringen met SVD in het recente verleden laten de maatregelen ter voorkoming van insleep van virus op na-
tionaal - en op bedrijfsniveau nog veel te wensen over Er mag dan ook worden vem\'acht dat in alle
geledingen van de bestrijding van besmettelijke dierziekten en in de verschillende sectoren van de dier-
lijke productiekolom maatregelen zullen worden getroffen om een herhaling van de huidige catastrofe te
voorkomen. Ook voor onze beroepsgroep zullen hygienenormen voor bedrijfsbezoek moeten worden ont-
wikkeld en worden vastgesteld, zoals elders in dit nummer valt te lezen. Deze normen moeten uiteraard
niet alleen worden toegepast in tijden van besmettelijke dierziekten, maar zouden een onderdeel van de
Certificatie Dierenartsenpraktijken kunnen zijn. Voor een blijvend hoger niveau van sanitair bewustzijn is
een nauwgezette controle op het naleven van voorschriften en een regelmatige bijscholing in hygiënisch
verantwoord werken in de bedrijfsveehouderij een \'conditio sine qua non\'.

Namens de hoofdredactie, Dr C. Terpstra.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 120-

RODENTICIDE ANTICOAGULANS-INTOXICATIE BIJ
HONDEN IN NEDERLAND

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122; 466-71

J.H. Robben\'\'. H.C.A. Mout^ en E.A.P. Kuijpers^

SAMENVATTING

Om meer inzicht te krijgen in het voorkomen, de diagnos-
tiek en de behandeling van intoxicaties met rodenticide an-
ticoagulantia bij honden in Nederland is door het
Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) een
enquête gehouden onder dierenartsen. In totaal werden 54
enquêteformulieren ontvangen: 32 zijn afkomstig van die-
renartsen die het NVIC telefonisch consulteerden (groep
I) en 22 betreffen honden die aangeboden werden aan de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren (UKG) te
Utrecht (groep II).

De vermoedelijke toxinen betroffen brodifacoum (n=19),
bromadiolon (n=14), difenacoum (n=8), difethialon (n=6)
en chloorfacinon (n=I). Bij zes patiënten was het vergif on-
bekend.

Bij 31 patiënten was sprake van verhoogde bloedingsnei-
ging en daarvan overleden twee honden bij aanbieden en
twee honden kort na verwijzing naar de UKG. Vooral ver-
giftigingen met brodifacoum (n=16) gingen gepaard met
verhoogde bloedingsneiging. Bij de honden zonder hemor-
ragische diathese had de mogelijke inname van gif, met
één uitzondering, binnen 24 uur voor aanbieden aan de
dierenarts plaatsgevonden.

De ingestelde therapieën waren divers waarbij het opwek-
ken van braken en de toediening van vitamine K het meest
werden toegepast. De keuze van behandeling werd be-
paald door de tijdsduur na inname, de klinische verschijn-
selen, en of er een verdenking was van een intoxicatie.
Naar aanleiding van de resultaten wordt ingegaan op en-
kele aspecten van diagnostiek en behandeling.

SUMMARY

Anticoagulant rodenticide poisoning in dogs in the
Netherlands

The occurence, the diagnosis, and the treatment of anticoagulant rodenti-
cide poisoning in dogs in the Netherlands was evaluated by a survey among
Dutch veterinarians carried out by the National Poisons Control Center
(NPCC). The survey included information on 54 dogs, 32 being treated by
veterinarians who consulted the NPCC and 22 that were admitted to the
Utrecht University Clinic for Companion Animals (UUCCA).
The poisons that were suspected were brodifacoum (n=19), bromadiolone
(n=14), difenacoum (n=8), difethialone (n=6) and chlorophacinone (n=l).

\' Intensieve Zorg Afdeling, Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit
der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.

Correspondentie en verzoeken voor herdrukken richten aan: Drs J.H Rohhen.
Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht. Postbus 80154. 3508 TD Utrecht. Nederland. Telefoon 030-
2539411. Fax 030-2518126.
^ Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, Rijksinstituut voor Volksgezondheid

en Milieu te Billhoven.
^ Vakgroep Klinische Farmacie en Toxicologie van het Academisch Ziekenhuis
Leiden, te Leiden.

In 6 dogs the identity of the poison was unknown.

Of 31 dogs with hemorrhages, 2 died shortly after presentation to practitio-
ners and 2 died shortly after admission to the UUCCA. Signs of bleeding oc-
curred especially in poisoning by brodifacoum (n=16). In all but one of the
dogs without hemorrhages, the intake of poison had taken place within 24
hours before presentation.

The method of treatment varied, with the induction of vomiting and the use
of vitamin K mentioned most. The choice of therapy was determined by the
length oftime after intake of the poison, the clinical signs and whether or not
an anticoagulant toxicosis was suspected at the time of the initial examina-
tion. These findings provide the basis for discussion of several aspects of
diagnosis and treatment.

INLEIDING

Rodenticide anticoagulantia zijn derivaten van hydroxycou-
marine en indaandion. De anticoagulantia worden onderver-
deeld in eerste en tweede generatie derivaten. Van de eerste
generatie is alleen warfarine verkrijgbaar op de Nederlandse
markt van ratten- en muizenbestrijdingsmiddelen. In de ze-
ventiger jaren ontstonden er over de gehele wereld ratten-
populaties die ongevoelig bleken te zijn voor warfarine (12).
Door het optreden van kruisresistentie waren ook andere eer-
ste generatie derivaten onvoldoende werkzaam bij warfa-
rine-resistente rattenpopulaties. Als gevolg van de resisten-
tieproblematiek zijn potentere derivaten ontwikkeld met
extreme toxiciteit die vooral gekenmerkt wordt door een lan-
gere biologische halfwaardetijd (9). Deze tweede generatie
anticoagulantia worden daarom ook wel \'superwarfarines\'
genoemd. Brodifacoum, bromadiolon, difenacoum, difethia-
lon en chloorfacinon zijn de superwarfarines die in Neder-
land te verkrijgen zijn. Rodenticide anticoagulantia worden
in concentraties van 0,005% tot 2,9% verwerkt in haverkor-
rels, lokaas en als vloeistof\'^.

Alle rodenticide anticoagulantia hebben hetzelfde werkings-
mechanisme en zijn competitieve antagonisten van vitamine
K. Hierdoor wordt de omzetting van het vitamine K-2,3-
epoxide in het vitamine K-quinon geremd (Figuur 1, stap c).
Ook de omzetting van het quinon in het hydroquinon wordt
geremd (Figuur 1, stap a), maar omdat hiervoor een altema-
tieve omzettingsroute bestaat heeft dit weinig klinische bete-
kenis (16).

De reservecapaciteit van vitamine K in de lever is beperkt.
Als het inactieve vitamine K niet meer geactiveerd kan wor-
den, ontstaat er snel een gebrek. Als gevolg van het tekort
aan actief vitamine K komt de omzetting, door middel van
carboxylering van de \'precursors\' van de stollingsfactoren
n, VII, IX en X in de functionele vormen, stil te liggen. Het
tekort aan deze stollingsfactoren in het plasma veroorzaakt
een onderbreking van de in- en extrinsieke stollingscascade
met als gevolg een verhoogde bloedingsneiging.
De dierenarts zal vooral te maken krijgen met rodenticide
anticoagulantia in geval van intoxicaties van gezelschaps- en
landbouwhuisdieren. Informatieverzoeken ten behoeve aan
dieren gericht aan het Nationaal Vergiftigingen Infonnatie

^ Een overzicht van de commerciële merken op de Nederlandse markt zijn op aan-
vraag verkrijgbaar bij de auteur.

-ocr page 121-

Functionele
stollingsfactoren
II. VII, IX, X

Natuurliil<
Vitamine K, Kj

Hydroxycoumarine- en
indaandionderivaten

Figuur 1. Schematische weergave van het vitamine K enzym complex en
het werkingsmechanisme van rodenticide anticoagulantia. Zie voor ver-
dere toelichting de tekst.

Centrum (NVIC) van het Rijksinstituut voor Volksgezond-
heid en Milieu (RIVM) hebben in 5-7 % van de gevallen be-
trekking op vermoedelijke rodenticide anticoagulantia-in-
toxicaties, voornamelijk honden (11). Hiermee lijken
anticoagulantia-vergiftigingen één van de belangrijkste in-
toxicaties in Nederland.

Om meer inzicht te krijgen in het vóórkomen, de diagnostiek
en de behandeling van rodenticide anticoagulantia-intoxica-
ties in Nederland, is door het NVIC onder dierenartsen een
enquête gehouden over deze intoxicaties bij honden. Omdat
gebruik gemaakt wordt van een enquête is het niet altijd mo-
gelijk met zekerheid vast te stellen of er sprake is van een
vergiftiging met rodenticide anticoagulantia. Een enquête
biedt echter de mogelijkheid een indruk te krijgen over de
manier waarop Nederlandse dierenartsen omgaan met deze
intoxicaties.

Naar aanleiding van de resultaten worden enkele adviezen
gegeven die een bijdrage kunnen leveren aan een betere dia-
gnostiek en behandeling.

MATERIAAL EN METHODEN

Aan alle dierenartsen die het NVIC in de periode mei 1994
tot en met juni 1995 benaderden in verband met een vermoe-
delijke intoxicatie met rodenticide anticoagulantia bij hon-
den, werd een enquêteformulier gezonden (Groep I). Hierin
werden vragen gesteld over de omstandigheden van exposi-
tie, de ziektegeschiedenis en -verschijnselen, het uitge-
voerde bloedonderzoek en de ingestelde therapie. De ver-
denking van de dierenarts, op grond van de bij hem/haar
bekende gegevens, is als uitgangspunt voor de waarschijn-
lijkheidsdiagnose genomen.

Enquêtegegevens over groep II zijn verkregen via de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren (UKG) van de
Universiteit Utrecht in de periode oktober 1994 tot oktober
1995. Het vermoeden van een rodenticide anticoagulans-in-
toxicatie bij deze groep is gebaseerd op grond van de anam-
nese, het klinisch onderzoek, het stollingsonderzoek en het
resultaat van de vitamine Kj-therapie zoals die zijn verkre-
gen en ingesteld door de dierenarts van de UKG. Bij het stol-
lingsonderzoek werden een protrombinetijd (PT) en geacti-
veerde partiële tromboplastinetijd (APTT) >25 % verlengd
ten opzichte van de controle en een normaal of verhoogd fi-
brinogeen (2,0-5,0 g/L)) beschouwd als suggestief voor een
rodenticide anticoagulans-intoxicatie. De therapie zoals die
is ingesteld op de UKG is elders beschreven (20).

LEVER

Vitamine K,
Ttierapie

Niet functionele
stollingsfactoren
II. VII. IX, X

Vitamine K tiydroqulnon

(acttet)

Efwxide ■ reductase

enzym Vttamlne K - epoxtda

(niet actief)

■ ij-àr-

RESULTATEN

De vergiftiging

Het NVIC ontving 810 informatieverzoeken van dierenart-
sen over intoxicaties bij honden. Hiervan betrof het in 72
gevallen een vermoedelijke vergiftiging met een rodenti-
cide anticoagulans (Groep I). Tweeëndertig dierenartsen
werkten mee aan het onderzoek: 20 dierenartsen hebben een
enquêteformulier ingevuld en bij de overige 12 meldingen
is gebruik gemaakt van de gegevens die de dierenartsen te-
lefonisch hebben gemeld. Aan de UKG werden 22 honden
aangeboden met een vermoedelijke rodenticide anticoagu-
lans-intoxicatie (Groep II). Er is geen overlap tussen beide
groepen.

De inname was voor zover bekend bij alle honden acciden-
teel. In ongeveer 40% van de gevallen was het vermoeden
van de eigenaar dat de hond een rodenticide anticoagulans
had ingenomen reden om de dierenarts te consulteren. Deze
honden hadden geen klinische verschijnselen van een intoxi-
catie.

De hoeveelheid ingenomen gif was in de meeste gevallen
onbekend of betrof een semikwantitatieve indicatie van de
hoeveelheid (\'een schoteltje\'). In enkele gevallen werd door
de eigenaar de suggestie gedaan dat de hond vergiftigd zou
zijn door het eten van (dode) ratten of muizen.
Brodifacoum werd door de eigenaar het meest opgegeven als
het vermoedelijk vergif (Tabel 1).

Klinische verschijnselen

Hemorragische diathese is vastgesteld bij 31 honden (10
honden uit groep I en 21 honden uit groep II). Tabel 2 geeft
een overzicht van de klinische verschijnselen. Bij 30 van
deze 31 honden was de inname langer dan 24 uur voor aan-
bieden aan de dierenarts opgetreden of onbekend (Tabel 1).
Vooral intoxicaties waarbij brodifacoum het vermoedelijk
vergif was gingen gepaard met hemorragische diathese
(Tabel 1).

De overige 23 honden uit groep I en II hadden geen klinische
afwijkingen (n=17) of hadden verschijnselen die niet direct
met de vergiftiging in verband konden worden gebracht

Tabel 1. Vermoedelijk vergif en tijdstip van inname bij 54 honden.

?
ti=2

HD
n=3l

-HD
n=2l

Vermoedelijk vergif

Brodifacoum 16

Bromadiolon 7

Difenacoum O

Difethialon 2

Chloorfacinon 1

Onbekend 5

Tijdstip van inname

<24 uur 1

>24 uur 7

Onbekend 23

2
7
71
4

0

1

20
I

O

TOTAAL
n=54

19
14
8
6
I
6

21

25

HD: patiënten met verschijnselen van hemorragische diathese. -HD: pa-
tienten zender verschijnselen van hemorragische diathese. ?: verschijn-
selen onbekend.

1. Dit betreft onder andere een vermoedelijke intoxicatie van een hond
met zowel difenacoum als difethialon.

-ocr page 122-

(n=4). In twee gevallen uit groep I zijn de klinische ver-
schijnselen niet opgegeven. Bij 20 van deze 23 patiënten had
de vermoedelijke inname binnen 24 uur voor aanbieden
plaatsgevonden.

Twee honden met hemorragische diathese uit groep I zijn kort
na aanbieden aan de dierenarts overleden en twee honden uit
groep II zijn kort na verwijzing naar de UKG overleden.

Tabel 2. Klinische verschijnselen bij 54 honden verdacht van een rodenti-
cide anticoagulans-vergiftiging.

ORGAANSYSTEEM KLINISCHE VERSCHIJNSELEN\'

Circulatie-apparaat

Sloom/zwakte (23), bleke slijmvliezen (16), si-
nustachycardie (11), shock (2), ventriculaire
aritmieën (I)

Dyspnoe (15), longbloedingen (5)^, hemothorax
(4)3, epistaxis (4), hoesten (4)

Respiratie-apparaat

Maag-darmkanaal

Diverse

Bloedingen in/uit bek (9), braken (9), melena
(7), bloedbraken (6). vers bloed in ontlasting (9),
bloed uit anus (I), diarree (I), \'korrels\' in ont-
lasting (2)

Subcutane bloedingen (II), anorexie (7), pijn-
lijk abdomen (5), gestorven (4), hypothermie
(2), hemo-abdomen (2)\', hemamrie (3), bloed-
verlies onafhankelijk van de mictie (2), bloeding
na injectie (3), parese posterior (I), kreupel (I),
hyphaema (1), dysurie (1), tenesmus alvi (I), ic-
terus (1)

Geen verschijnselen (17)
Onbekend (2)

\' Tussen haakjes is het aantal patiënten aangegeven waarbij het verschijn-
sel is waargenomen.
2 Longbloedingen zijn vastgesteld door middel van een röntgenfoto van de
thorax.

\' Definitief vastgesteld door middel van diagnostische punctie.
Laboratoriumonderzoek

Bij vier honden is een stollingsonderzoek uitgevoerd door
middel van de bepaling van de PT. Bij één van deze honden
met bloedingen was de PT verlengd. Bij deze hond was PT
genormaliseerd bij controle op drie en 18 dagen na het instel-
len van een therapie met vitamine Kj. Andere stollingspara-
meters (bijvoorbeeld APTT of fibrinogeen), evenals ander
bloedonderzoek (bijvoorbeeld de hematocriet) zijn niet ver-
meld in de enquête.

Het stollingsonderzoek van groep II bij presentatie op de
UKG toonde aan dat de PT en APTT in 19 van de 22 gevallen
verlengd waren. Bij één patiënt was de PT en APTT niet ver-
lengd. Hiervan was bekend dat de inname zeer recent had
plaatsgevonden (± 5 uur voor presentatie). Ook na enkele da-
gen bleek bij controle de PT niet verlengd te zijn. Twee an-
dere patiënten hadden een verlengde PT maar normale
APTT. De dierenarts had voor verwijzing naar de UKG vita-
mine Kj toegediend. Het fibrinogeen was normaal of ver-
hoogd bij alle 22 honden.

Therapie

De toegepaste therapieën zijn samengevat in tabel 3. Bij het
opwekken van braken is in ongeveer 30% van de gevallen
gebruik gemaakt van apomorfine. Eén keer is zout gebruikt
om braken op te wekken. Verschillende dierenartsen (n=9)
uit groep I vermeldden dat de patiënt haverkorrels in het
braaksel had.

Voor het laxeren zijn zeer verschillende preparaten gebruikt.
Bij de therapie met vitamine K is het in de meeste gevallen
onduidelijk of dit vitamine K] of K3 betrof. In vier gevallen
is met zekerheid gebruik gemaakt van vitamine
k3. In twee
andere gevallen is gebruik gemaakt van vitamine Kpkauw-
dragees. Over de doseringen en therapieduur van de ge-
bruikte vitamine K is onvoldoende vermeld in de enquêtes.
Als onderdeel van de therapie met infuusvloeistoffen (n=5)
heeft één hond een bloedtransfusie gekregen. De overige
honden zijn behandeld met kristallijne infuusvloeistoffen.
De \'overige behandelingen\' waren zeer divers en bestonden
voornamelijk uit corticosteroïden, NSAID\'s (non-steroidal
anti-inflammatory drugs), antibiotica en medicijnen ter be-
handeling van maagdarmstoornissen.

DISCUSSIE

De vergiftiging

Van de intoxicaties bij honden betrof het in ongeveer 9% van
de telefonische informatieverzoeken een vermoedelijke ver-
giftiging met rodenticide anticoagulantia. Op de UKG zijn
vergiftigingen met rodenticide anticoagulantia bij honden
één van de meest voorkomende intoxicaties. Rodenticide an-
ticoagulantia zijn dus een belangrijke bron van vergiftigin-
gen bij de hond.

Warfarine is het enige anticoagulans dat in Nederland op de
markt is en geen enkele keer vermeld wordt in de enquêtes.
Het is mogelijk dat warfarine nog maar weinig gebruikt
wordt vanwege de resistentieproblematiek. Warfarine is bo-
vendien een eerste generatie derivaat dat minder toxisch is
dan de superwarfarines. Voor het optreden van stollings-
stoomissen moet bij de hond veelal sprake zijn van her-
haalde inname van warfarine (formuleringen met een hoge
concentratie uitgezonderd) (1,17).

Op dit moment veroorzaken vooral de potentere tweede ge-
neratie derivaten de meeste rodenticide anticoagulans-in-
toxicaties in Nederland. Brodifacoum werd het meest ge-
noemd als vergif en leidde bovendien in de meeste gevallen
tot verschijnselen van hemorragische problemen (Tabel I).
Dit kan er op wijzen dat dit vergif in vergelijking tot de an-
dere derivaten meer gebruikt wordt en/of een grotere toxici-
teit heeft. Gegevens over de toxiciteit van de tweede genera-
tie derivaten bij honden zijn echter beperkt (6,21).

Klinische verschijnselen

De klinische verschijnselen zoals samengevat in tabel 2 pas-
sen vrijwel allemaal in het beeld van de verhoogde bloe-
dingsneiging. De hier beschreven verschijnselen komen
overeen met eerdere beschrijvingen (6,16,17,21). Als een
patiënt met bloedingen wordt aangeboden, moet rekening
gehouden worden met andere oorzaken van hemorragische
diathese. Hierbij kan gedacht worden aan een trombopathie
of (autoimmune) trombocytopenie, aangeboren stollingsde-
fecten (ziekte van von Willebrand, hemofilie (A en B) en an-
dere factordeficiënties), diffuse intravasale stolling (DIS) en
leverfunctiestoomissen. Voor een uitgebreidere bespreking
wordt verwezen naar veterinaire handboeken en overzichts-
artikelen (13).

-ocr page 123-

Laboratoriumonderzoek

Zoals reeds in de inleiding vermeld ontstaat bij een intoxica-
tie met rodenticide anticoagulantia een tekort aan functio-
nele stollingsfactoren (Figuur 1). Dit tekort treedt op als door
het antagoneren van het vitamine K de verbruikte stollings-
factoren in het plasma niet meer aangevuld worden. Als de
plasmaconcentratie van de stollingsfactoren II, VII, IX of X
onder een kritisch punt komt (± 30 % van de uitgangswaarde
(8)), ontstaat er de kans op het optreden van bloedingen. De
duur van het tijdsinterval tussen de blokkering van het vita-
mine K-complex door de anticoagulantia en het optreden van
stollingsstoomissen is voornamelijk afhankelijk van de half-
waardetijd van de vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren
in het plasma (16). De halfwaardetijden van de stollingsfac-
toren II, VII, IX en X zijn respectievelijk 41, 6,2, 13,9 en
16,5 uur (10). Factor VII, betrokken bij de extrinsieke stol-
lingscascade, heeft de kortste halfwaardetijd. De PT, als
maat van de extrinsieke stolling, zal dus het eerst verlengd
zijn. Al snel volgt, door depletie van de overige vitamine K-
afhankelijke factoren, een verlenging van de APTT als maat
voor de intrinsieke stollingscascade (21). Een verlenging
van de PT en een (matige) verlenging van de APTT in com-
binatie met een normaal fibrinogeen zijn suggestief voor een
anticoagulans-vergiftiging, maar treden pas 24-48 uur na in-
name van het vergif op (6). De PT kan, onafhankelijk van de
mate van verlenging, in 12-24 uur na aanvang van een ade-
quate vitamine Kplherapie genormaliseerd zijn (17).
Bepaling van de PT, APTT en plasma-fibrinogeenconcen-
tratie zijn dus belangrijk voor de voorlopige bevestiging van
een vermoedelijke rodenticide anticoagulans-intoxicatie.
Tevens kan worden vastgesteld of een inname van vergif
aanleiding zal geven tot het optreden van hemorragische dia-
these en een ingestelde therapie met vitamine K tot een nor-
malisatie van de stolling heeft geleid. Voor verdere evaluatie
van de therapie met vitamine K| kan volstaan worden met de
bepaling van de PT.

Ondanks het belang van deze bepalingen is in slechts vier ge-
vallen de PT bepaald. Naast de mogelijkheid dat in eerste in-
stantie niet altijd aan een intoxicatie gedacht werd, houdt dit
waarschijnlijk verband met het feit dat deze bepalingen in de
praktijk moeilijk uitgevoerd kunnen worden. Voor de bepa-
ling van de stollingstijden is plaatjes-arm citraatplasma no-
dig dat is afgenomen voordat of kort (enkele uren) nadat met
de vitamine K,-therapie is gestart (16,17). Als de stolling-
stijden niet direct bepaald kunnen worden, moet het plaatjes-
arm citraatplasma (ook tijdens transport) worden ingevro-
ren. Als het verkrijgen van vers citraat en de bepaling van de
stollingstijden via een veterinair laboratorium op praktische
bezwaren stuit, kan eventueel een regionaal ziekenhuis of
trombosedienst benaderd worden. Indien gebruik gemaakt
wordt van een niet-veterinair laboratorium is het noodzake-
lijk om citraatplasma van een gezonde hond mee te sturen.
Wellicht dat binnenkort een commerciële kit voor de bepa-
ling van de PT beschikbaar komt (15).
In de situatie dat de eigenaar de vermoedelijke inname van
het vergif zelf vastgesteld had, had de inname recent plaats-
gevonden en was er vaak nog geen sprake van hemorragi-
sche diathese (Tabel I). Als het vergif bekend is kan het van
belang zijn om producent, artikelnaam, stofnaam, formule-
ring, concentratie, hoeveelheid die is opgenomen en tijdstip
van inname vast te stellen. Deze informatie is van belang om
te bepalen of de blootstelling vergiftigingsverschijnselen
kan veroorzaken. De informatie, die zowel de dierenarts als
het NVIC over de vergiftigingen kreeg, was echter in de
meeste gevallen onvoldoende om vast te stellen of de inname
tot klinische verschijnselen aanleiding zou kunnen geven.
Dit onderstreept het belang van (herhaald) stollingsonder-
zoek om vast te stellen of de inname ook werkelijk heeft
plaatsgevonden of zal leiden tot klinische verschijnselen.
In het geval de hond wordt aangeboden in verband met de
gevolgen van een verhoogde bloedingsneiging en de eige-
naar geen melding maakt van een vermoeden van inname,
kan de uitslag van een stollingsonderzoek de dierenarts als-
nog op het spoor brengen. Uit de enquêtegegevens van groep
II blijkt namelijk dat bij deze patiënten er ook door de dieren-
arts vaak niet aan een vergiftiging gedacht is. Slechts bij zes
van de 21 honden uit groep II met verschijnselen van hemor-
ragische diathese is een behandeling voor een rodenticide
anticoagulans-intoxicatie met vitamine K begonnen.

Therapie

Omdat bij tweederde van de honden in groep I sprake was
van recente inname is vaak een therapie ingesteld ter voorko-
ming van verdere opname van het vergif en verwijdering uit
het maag-darmkanaal (Tabel 3). Deze therapie mag niet uit-
gevoerd worden als de patiënt al verschijnselen van hemor-
ragische diathese vertoond. Omdat dit algemene, niet speci-
fieke therapieën betreft, wordt volstaan met enkele
opmerkingen. Voor een uitgebreidere bespreking van de
acute behandeling van vergiftigingen wordt verwezen naar
de literatuur (3,4).

Tabel 3. Behandeling van 54 honden verdacht van een rodenticide antico-
agulans -vergiftiging.

THERAPIE

GROEP I

GROEP

n = 32

n = 22

Braken opwekken

16

1

Maagspoelen

1

0

Geactiveerde kool (eenmalig)

4

0

Geactiveerde kool (herhaald)

5

0

Laxeren (eenmalig)

2

0

Laxeren (herhaald)

5

0

Vitamine K (eenmalig)

4

2

Vitamine K (herhaald)

16

5

Infiiusvloeistoffen

3

2

Overige therapieën

3

20

Geen therapie

3

5

Onbekend

4

1

Zie tekst voor verdere toelichting.

Apomorfine (0,03-0,04 mg/kg intraveneus of 0,04-0,08
mg/kg intramusculair of subcutaan) wordt beschouwd als het
meest effectieve braakmiddel (4). De kans op braken wordt
vergroot door de patiënt eerst te laten eten. Het effect van
zout als braakmiddel is zeer onbetrouwbaar en kan, als er
geen braken optreedt, leiden tot hypematriëmie en zoutin-
toxicatie. Een opvallend verschijnsel bij het opwekken van
braken was de aanwezigheid van \'korrels\' in het braaksel.
Ook andere niet-anticoagulerende rodenticiden zijn echter
als \'korrels\' op de markt. De anamnese en een analyse van
het braaksel of ontlasting kan echter een definitieve diagnose
opleveren (5,14).

Als braken geen succes heeft kan er een lavage van de maag
uitgevoerd worden. Na braken en/of lavage wordt, met be-
hulp van een maagsonde, een 30% oplossing in water van na-
triumsulfaat (250-500 mg/kg) en een suspensie van geacti-
veerde koolpoeder (0,5-2 g/kg) in de maag gebracht. Het

-ocr page 124-

gebruik van andere laxantia biedt geen voordelen ten op-
zichte van natriumsulfaat en een aantal laxantia zijn minder
effectief

Als er sprake is van verhoogde bloedingsneiging bij een ver-
denking op een rodenticide anticoagulans-intoxicatie, moet
een therapie met vitamine K ingesteld worden. Bij zes hon-
den uit groep II, waarbij een behandeling met vitamine K
was gestart door de verwijzend dierenarts, was er deson-
danks sprake van een verlenging van de PT en/of APTT bij
presentatie op de UKG. Het is voor de behandeling van de
hemorragische diathese door een rodenticide anticoagulans-
intoxicatie niet alleen van belang dat een therapie met vita-
mine K wordt ingesteld maar ook de keuze van het preparaat
en de dosering zijn belangrijk.

Tabel 4. Therapie bij (een verdenking op) een rodenticide anticoagulans-vergiftiging bij honden.

OMSTANDIGHEDEN

therapie

stolling

< 3 uur na inname van vergif

(NB. nog geen hemorragische diathese!)

1. Braken opwekken met apomorfme (0,03-0,04 mg/kg IV,
0,04-0,08 mg/kg IM, SC), eventueel na een kleine maaltijd

2. Toedienen van suspensie van geactiveerde kool (1 g/kg PO)
en 30% oplossing van natriumsulfaat (250-5(X) mg/kg PO)

3. Eventueel herhalen \'2\' gedurende 1-2 dagen (elke 4-6 uur)\'

I. Controle van PT (APTT en fibrino-
geen) 1 en 3 dagen na vermoedelijke
inname of eerder bij optreden van
bloedingen

< 3 uur na inname van vergif, geen braken
op te wekken en verdacht van inname toxische
dosis (NB. nog geen hemorragische diathese!)

4. Lavage van de maag
Zie 2 en 3

Ziel

> 3 uur en geen hemorragische diathese

Zie 2 (en 3)

Zie I

Hemorragische diathese
Hypovolemie

Bloedingen die ernstige stoornis van
orgaanfuncties veroorzaken
Ernstig (levensbedreigend) bloedverlies

5. Start vitamine KI (2,5-5 mg/kg SC, IV)

6. Onderhoudsdosis vitamine K,: 2,5-5 mg/kg PO gedurende
2-3 weken of dosis verlagen op geleide van de PT

Zie 2

vitamine K|

6. Kristallijne of colloïdale infusievloeistoffen IV

7. Overweeg het gebruik van plasma IV omdat de vitamine K,
niet direct de stolling normaliseert

8. Plasma

9. Vers volbloed of pla-sma met erythrocytenconcentraat

2. Controle van PT, AP I I en fibrinogeen.

3. Voor afbouwen dosis vitamine K|
alleen controle PT

4. Controle PT 2 en 4 dagen na stoppen

Gebruikte afkortingen: IV=intraveneus, IM=intramuscuIair, sc=subcutaan, PT=protrombinetijd, APTT=geactiveerde partiële tromboplastinetijd
\' Rodenticide anticoagulantia kunnen in het lichaam blijven via een entero-hepatische kringloop. Herhaalde toediening van geactiveerde kool onderbreekt deze
kringloop en kan de eliminatie verhogen. Bij herhaald gebruik van natriumsulfaat is er kans op het optreden van hypematriëmie.

Vitamine K3^ is niet effectief in de behandeling van rodenti-
cide anticoagulantia intoxicaties (2,6,7). Vitamine K3 moet
in het lichaam omgezet worden in de natuurlijke vorm waar-
door dit derivaat niet zo snel en effectief is als de natuurlijke
vitamine K-derivaten (1,16). Bij honden met een experimen-
tele warfarine-intoxicatie bleek vitamine K3 geen enkele in-
vloed te hebben op de protrombinetijd bij een dosering van 1
mg/kg gedurende drie dagen (2). Ook klinisch is onwerk-
zaamheid waargenomen (7). De beperkte werkzaamheid en
rapporten over toxiciteit bij paarden en runderen heeft in de
Verenigde Staten er in 1985 toe geleid dat het middel door de
\'FDA Center for Veterinary Medicine\' uit de handel is geno-
men (18). Er moet daarom gebruik gemaakt worden van vita-
mine K] dat in Nederland alleen geregistreerd is voor ge-
bruik bij de mens^. Het gebruik van kauwdragees moet
worden ontraden, zolang bij honden niet bekend is wat het

^ Vitamine K10 mg/ml: injectievloeistof 10 mg/ml (10 ml)(SC. IM. IV (Alfasan Neder-
land BV. Woerden (Reg 2118 07/10/91-07/10/96 UDD».
** Konakion^: vitamine Kj druppelvloeistof 20 mg/ml (2.5 ml)(PO), kauwdragee (10
mg)(PO). injectievloeistof 2 mgml (0.5 ml)(lM). 10 mg/ml (lml)(lMen IV) (Roche
Nederland BV. Mijdrecht).

effect van deze formulering is op de biologische beschik-
baarheid van vitamine K].

In de literatuur worden verschillende protocollen met vita-
mine K] voor de behandeling van rodenticide anticoagulans
intoxicaties bij honden beschreven (6,17). Mede op grond
van het feit dat vitamine K] duur is, wordt op de UKG een
aangepast behandelingsprotocol gehanteerd. Centraal hierbij
staat het afbouwen van de dosering vitamine Kj op geleide
van de stolling (PT). De startdosis vitamine K] is 2,5-5
mg/kg. Vervolgens wordt de dosis van 2,5-5 mg/kg verdeeld
over twee of drie toedieningen per dag. Vaak wordt begon-
nen met een subcutane (gebruik een dunne naald in verband
met de kans op hematomen en daardoor een verminderde ab-
sorptie) of intraveneuze (langzaam in verband met de kans
op anafylactische reacties op de dragerstof!) toediening. Op
het moment dat de toestand van de hond dit toelaat, vindt de
toediening bij voorkeur per os plaats. Als de klinische toe-
stand van de hond is gestabiliseerd en de PT is genormali-
seerd wordt de dosering vitamine K] dagelijks gehalveerd
zolang de PT normaal blijft. Uiteindelijk wordt een mini-
male dosering voor langere tijd (twee tot drie weken) vastge-
steld. Na stoppen van de therapie wordt de stolling na twee
tot vier dagen nogmaals gecontroleerd.
Naast de behandeling met vitamine K, moet ook een symp-
tomatische therapie ingesteld worden ter behandeling van
eventueel opgetreden hypovolemie, shock en anemie ten ge-
volge van bloedverlies. Hierbij staat een therapie met intra-
veneuze toediening van bloedproducten, colloïdale en kris-
tallijne infusievloeistoffen centraal. Hierbij hebben het
plasma of volbloed bij ernstige hypovolemische shock, ane-
mie en longbloedingen de voorkeur boven colloïdale of kris-
tallijne infusievloeistoffen omdat zij niet alleen de hypovole-
mie bestrijden maar ook direct de vitamine K-afhankelijke
stollingsfactoren, trombocyten en/of erythrocyten aanvullen
(1,16,17).

-ocr page 125-

De overige medicaties die zijn ingesteld door de betrokken
dierenartsen, zijn voor de behandeling van een intoxicatie
met rodenticide anticoagulantia niet effectief of gecontraïn-
diceerd. Corticosteroïden veroorzaken onder andere een on-
gewenste versterking van de fybrinolytische activiteit.
NSAID\'s verminderen de binding van rodenticide antico-
agulantia aan albumine en remmen de aggregatie van trom-
bocyten en kunnen daardoor de bloedingsneiging verster-
ken. Verschillende medicamenten zoals
Sulfonamiden,
lokale anesthetica en antihistaminica hebben op verschil-
lende wijzen een nadelig effect op de stolling (1,17). In tabel
4 is een verkort overzicht gegeven van de diagnostiek en the-
rapie in verschillende omstandigheden tijdens een rodenti-
cide anticoagulans-intoxicatie.

Conclusie

Voor een verbetering van de diagnostiek en behandeling van
rodenticide anticoagulantia-intoxicaties is de bepaling van
de PT, APTT en fibrinogeen belangrijk. Een aantal oplossin-
gen voor praktische problemen die optreden bij het verkrij-
gen van deze bepalingen zijn hier gegeven. Bovendien moet
het gebruik van vitamine K3 sterk worden ontraden en een
behandelingsschema met vitamine K| zoals beschreven in
dit overzicht worden toegepast.

DANKBETUIGING

De auteurs danken alle dierenartsen en de informatiemedewerkers van het
NVIC die hehben meegewerkt aan het onderzoek. Mw. drs. I. de Vries is
veel dank verschuldigd voor het kritisch lezen van het manuscript.

LITERATUUR

1. Beasley VR, and Buck WB. Warfarin and other anticoagulant poiso-
nings. In: Kirk RW, ed. Current Veterinary Therapy Vlll-Small
Animal Practice. 8edr. Philadelphia: WB SaundersCo., 1983: 101-6.

2. Clark WT, and Halliwell REW. The treatment with vitamin K prepa-
rations of warfarin poisoning in dogs. Vet Ree 1963; 75 (46): 1210-3.

3. Dorman DC. Emergency treatment of toxicoses. In: Bonagura JD, ed.
Current Veterinary Therapy Xll-Small Animal Practice. I2e dr.
Philadelphia: WB SaundersCo., 1995: 211-7.

4. Drohatz KJ. Clinical approach to toxicities. Vet Clin North Am Small
Anim Pract 1994: 24 (6): 1123-38.

5. DuVall MD, Murphy MJ. Ray, AC, and Rcagor JC. Case studies of
.second-generation anticoagulant rodenticide toxicities in nontarget
species. J Vet Diagn Invest 1989; 1: 66-8.

VARKEN

Referaten

Neonatale arthritis.

/. Strom. Dansk Vet Tidsskrift 1996: 79: 575-7.

Op basis van een enquête wordt geconcludeerd dat ge-
wrichtsontstekingen bij biggen in Denemarken vaak voorko-
men. In bijna 18% van de tomen blijken één of meerdere die-
ren hieraan te hebben geleden en wel meestal op een leeftijd

6. Felice LJ, and Murphy MJ. CVT update: anticoagulant rodenticides.
In: Bonagura JD, ed. Current Veterinary Therapy Xll-Small Animal
Practice. 12edr. Philadelphia: WB Saunders Co., 1995:228-32.

7. Green RA, Roudebush P, and Barton CL. Laboratory evaluation of
coagulopathies due to vitamin K antagonism in the dog: three case re-
ports. J Am Anim Hosp Assoc 1979; 15: 691 -7.

8. Green RA, and Thomas JS. Hemostatic disorders: coagulopathies and
thrombosis. In: Ettinger SJ and Feldman EC, ed. Textbook of
Veterinary Internal Medicine-Diseases of the Dog and Cat. 4e dr.
Philadelphia: WB Saunders Co., 1995: 1946-63.

9. Hadler MR. and Shadbolt RS. Novel 4-hydroxycoumarin anticoagu-
lants active against resistant rats. Nature 1975; 253: 275-77.

10. Hellemans J, Vorlat M, and Verstraete M. Survival time of prothrom-
bin and factors VII, IX and X after complete synthesis of blocking do-
ses of coumarin derivatives. Br J Haematol 1963; 9: 506-12.

11. Hontelez W, and Meulenbelt J. Rapport nr. 348802013: Inventarisatie
van acute intoxicaties bij dieren in de periode van 1 februari 1992 tot
30juni 1992. RIVM, 1993.

12. Jackson WB, Ashton AD, and Delventhal K. Overview of anticoagu-
lant rodenticide usage and resistance. In: Suttie. JW, ed. Current
Advances in Vitamin K Research. Proceedings I7e Steenbock
Symposium 1987, Madison USA. New York: Elsevier Science
Publishing Co., 1988:381-8.

13. Johnstone IB. Clinical and laboratory diagnosis of bleeding disorders.
Vet Clin North Am Small Anim Pract 1988; 18(I):21-33.

14. Kuijpers EAP, Hartigh J den. Savelkoul TJF, and Wolff FA de. A me-
thod for the simultaneous identification and quantitation of five su-
perwarfarin rodenticides in human serum. J Anal Toxicol 1995; 19:
557-62.

15. Monce KA, Atkins CE and Loughman CM. Evaluation of a commer-
cially available prothrombin time assay kit for use in dogs and cats. J
Am Vet Med Assoc 1995; 207(5): 581-4.

16. Mount MP.. Diagnosis and therapy of anticoagulant rodenticide in-
toxications. Vet Clin North Am Small Anim Pract 1988; 18 (I): 115-
30.

17. Mount ME, Woody BJ, and Murphy MJ. The anticoagulant rodentici-
des. In: Kirk RW, ed. Current Veterinary Therapy IX-Small Animal
Practice. 9e dr. Philadelphia: WB Saunders Co., 1986: 156-65.

18. Nangeroni LL. Injectable vitamin Kj (letter). J Am Vet Med Assoc
1986; 189(8): 850.

19. Osweiler GD, Carson TL, Buck WB, and Gelder GA Van.
Anticoagulant rodenticides. In: Osweiler GD, Carson TL, Buck WB
and Gelder GA van, ed. Clinical and Diagnostic Veterinary
Toxicology. 3e dr. Dubuque, lA: Kendall-Hunt 1985: 334-9.

20. Robben Jfl. Kuijpers EAP, and Mout HCA. Plasma superwarfarin le-
vels and vitamin K| treatment in dogs with anticoagulant rodenticide
poisoning. Vet Quart; accepted.

21. Woody BJ, Murphy MJ, Ray AC and Green RA. Coagulopathic ef-
fects and therapy of brodifacoum toxicosis in dogs. J Vet Intern Med
1992; 6(1): 23-8.

van twee è drie weken. Ongeveer 50% sterft of moet als niet
rendabel worden afgevoerd. Er blijkt een verband te bestaan
tussen een minder goede hygiëne bij het knippen van de
tandjes, het couperen van de staartjes en het castreren van de
beertjes.

Op sommige bedrijven kan gesproken worden van een en-
zootic.

In verreweg de meeste gevallen worden de processen veroor-
zaakt door
Streptococcus suis type 2. Ook andere kiemen
worden gekweekt waaronder
Actinomyces pyogenes E. coli,
Aeromonas sp.
en Haemophilus sp.

Geadviseerd wordt aangetaste biggen individueel te behan-
delen met antibiotica op basis van gevoeligheidsbepalingen.
Profylactisch kan naast het verbeteren van de hygiëne peni-
cillibe worden verstrekt in de gevoelige leeftijdsperiode.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 126-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (23)

JOHANNADAM KERSTING
(1727-1784)

Veterinair verleden

In het Duitsland van de 18® eeuw, verdeeld In vorstendonnmen, graafschappen, groothertogdommen en andere
staatkundige eenheden, heeft het eerste veterinaire ondervi/ijs nogal uiteenlopende vormen gehad. Deze worden
door M.F. Brumme systematisch beschreven in de bundel met de voordrachten die op 8 mei 1996 tijdens het in-
ternationale symposium in Utrecht werden gehouden bij gelegenheid van de herdenking 175 jaar
Diergeneeskundig Onderwijs in Nederland^ Een inventarisatie van de verschillende aanzetten tot veterinair on-
derwijs in het Duitse taalgebied in de 18® eeuw resulteerde in een lijst van 24 opleidingsplaatsen, leerstoelen of
scholen.

De school die in 1778 in Hannover onder leiding van Kersting tot stand kwam, stond geheel ten dienst van de op-
leiding van paardenartsen. De keurvorst van Hannover, die als George III ook koning van Engeland was, wilde de
opleiding daar hebben waar de koninklijke stallen en het militaire centrum gevestigd waren, en niet in het nabijge-
legen Göttingen waar de in 1777 jong overleden Erxieben zijn leerstoel en zijn kort tevoren opgerichte instituut
venweesd had moeten achterlaten.

De paardenarts met de grootste faam in die dagen, J.A. Kersting, bevond zich echter niet in het Hannoverse,
maar deze was In Kassei in dienst van de landgraaf van Hessen. Hij was van Hessische origine, in 1727 geboren
in het dorp Liebenau, waar zijn grootvader en vader smeden en paardenartsen waren.
Van de grootvader, Johann Burckhardt, is een omvangrijk paardengeneeskundig manuscript uit 1711 bewaard
gebleven^. Het schijnt dat dit de kleinzoon nog bij zijn onderwijs gediend heeft!

Na slechts vijf jaar dorpsschool werd Johann Adam in de leer gedaan bij een familielid in Kassel die een \'Konditorei\' bezat. Maar het bloed kroop
waar het niet gaan kon; in plaats van taartjes bakken wilde hij het vaderlijk ambacht leren. Na een leertijd in de smidse van het Kasselse hof, bracht
hij nog enige tijd door in de leer bij zijn vader in Liebenau. Van 1743 tot 1748 was hij in dienst bij de Hessische Huzaren en maakte hij enige buiten-
landse campagnes mee.

Vervolgens trad hij in dienst van zijn landheer, Frederik van Hessen. Als \'Kurschmied\' (curerende hoefsmid), verbonden aan de grafelijk rijstal,
maakte hij het begin van de Zevenjarige Oorlog mee, waarin Maria Theresia en haar bondgenoten zich teweer stelden tegen de expansiedrang van
Frederik II van Pruisen. Tijdens een veldslag in Silezië in 1757 raakte hij zwaargewond, waardoor hij het gezichtsvermogen kwijtraakte en niet
meer in staat was te spreken. Na zes weken herstelde zich het spraakvermogen en na twee jaar kon hij ineens, na een hevige neusbloeding, zijn
ogen weer gebruiken, maar het reukvermogen ging toen blijvend verloren. Hij bewees zijn grote geestkracht door tijdens deze periode van tegen-
slag een boek over hoefkunde te dicteren dat in 1760 verscheen^ en dat het eerste leerboek op dit terrein in Duitsland was. Het is niet bekend of hij
hierbij de hulp heeft gehad van zijn echtgenote, Martha Elisabeth Hoffmeister, een weduwe met twee kinderen waarmee hij in 1749 in het huwelijk
was getreden.

Na zijn herstel heeft hij, tot in 1777 de uitnodiging kwam om naar Hannover te komen, in Kassei gewerkt. Naast zijn taken aan het hof bouwde hij
een grote praktijk op. Hij werd vaak geraadpleegd bij uitbraken van besmettelijke ziekten, bijvoorbeeld in 1766 toen in de manege van de Göttinger
Universiteit malleus heerste of in 1776 toen hij te hulp werd geroepen bij de bestrijding van de runderpest in het graafschap Schaumburg.

\' M.F. Brumme. The emergence of veterinary instruclion in the German language area. A preiiminary typological study. In: The origins ol veterinary schools in Europe - a comparative view.
Utrecht: Veterinair Historisch Genootschap, 1997; 25-42.

2 Ditwerdin1935als dissertatie te Beriijn uitgegeven door H. Faustmann onder de titel Die Pferdeheilltunst des Johann BurMardl Kersting.

3 Der sichere und wohlerfahme Hut- und Reitschmied {M60). Er verscheen een tweede en derde dmk onder de titel: Untemcht Pferde zu beschlagen und die an den Füssen der Pferde vorfallende
Gebrechen zu heilen.
Göttingen, 1777, respectievelijk 1794.

\' Een opsomming van dit instrumentarium geeft W. Riec)( in: Veterinärhistorische Mitteilungen 1930; 10:24-5.

5 J.G. Eberhard. Verhandeling over het vertossen óerkoeijen. Amsterdam, 1793 (Verhandelingen van de Maatschappij ter Bevordering van den Landbouv^. Deel 9).

-ocr page 127-

t^^w « m

Naast de praktijk legde hij zich vooral toe op de anatomie van het paard, die hij als grondslag van zijn vak be-
schouwde, en op de verloskunde. In Kassei werkte als leider van een kraamkliniek en vroedvrouwenschool
Georg Wilhelm Stein die twee boeken over de humane verloskunde geschreven had. Deze heeft Kersting ijverig
bestudeerd. Het erin beschreven instrumentarium heeft hij aangepast aan de veterinair te stellen eisen\'\'. En voor
ondera/ijsdoelen construeerde hij een fantoom.

De medicus Johann Günther Eberhard, die zich in Zeist zou vestigen en hier bekend is geworden als auteur van
de eerste Nederlandstalige verhandeling over de verloskunde van het rund^, heeft zijn kennis zowel bij Stein als
bij Kersting opgedaan. In zijn inleiding prijst hij Kerstings buitengewone kennis, zijn toewijding en zijn aangenaam
karakter. Behalve Eberhard hebben verschillende, later bekend geworden paardenartsen bij Kersting hun oplei-
ding ontvangen (onder andere zijn opvolger in Hannover, Konrad Havemann). En ook van hen zijn soortgelijke
lofprijzingen bekend. Kersting hield van doceren en van demonstreren. De landgraaf stimuleerde zijn activiteiten
als privé-leraar, maar hij wilde niet tot inrichting van een officiële school overgaan.

Toen het aanbod vanuit Hannover kwam, werd Kerstings enthousiasme hien^oor alleen door trouw aan zijn heer,
in wiens dienst hij langer dan dertig jaar was geweest, getemperd. Het gevraagde ontslag werd hem geweigerd,
zodat hij zich gedwongen zag heimelijk uit Kassei te vertrekken, waardoor een politieke wrijving tussen Hessen
en Hannover ontstond. Kersting werd in Hannover met open armen ontvangen en op het verzoek vanuit Hessen
om hem terug te zenden, werd dan ook niet ingegaan. Sindsdien mocht Kerstings naam aan het hof in Kassei niet
meer genoemd worden!

In de loop van 1778 werden de nodige regelingen getroffen. In de huisvesting werd voorzien, de salarissen voor
Kersting en voor zijn assistent Havemann, die nog in Alfort verbleef en teruggeroepen werd, werden vastgesteld,
instructies werden opgesteld en op 19 november 1778 werden beide leraren beëdigd. De school ressorteerde on-
der het departement van de hofmaarschalk (dit zou zo blijven tot 1846). Eén van de bepalingen in het K.B. is wel
zeer opmerkelijk: \'gestraft worden zij die leraren of leerlingen van de paardenartsenijschool lastig vallen vanwege
hun werken met kadavers van dieren\'. Dat was kennelijk toen nog taboe-doorbrekend.
Over de eerste periode van vóór 1793 is het niet bekend hoeveel leerlingen de school had. Een bezoeker uit 1779
lelde er toen 21. Wel weten we dat de eigenlijke cursus slechts een jaar duurde, waarna de leerlingen nog een
tweede jaar moesten blijven om zich de stof geheel eigen te maken (in 1846 zou de officiële cursusduur 2Vz jaar
worden). Er werd geen examen afgenomen. Men kreeg wel een getuigschrift en een aanbeveling. Kersting rekru-
teerde zijn leerlingen voornamelijk onder militaire leerling-hoefsmeden. Meer dan lager ondenwijs werd niet ge-
vraagd (dit zou pas in 1862 veranderen).

Reinhard Fröhner, die de ontwikkeling van de Hannoverse school gedetailleerd beschreven heeft®, betreurt dat
Kersting niet hoger heeft ingezet en de kans heeft laten liggen om hoger gekwalificeerde veeartsen te vormen die
in staat zouden zijn geweest het tegen de hordes empiristen op te nemen. Zijn verklaring is dat de autodidact
Kersting weliswaar een kundig practicus was, maar zonder enige wetenschappelijke vorming en zonder notie van
de economische betekenis van het vak. Hij durfde aan zijn leerlingen geen hogere eisen te stellen dan die waar-
aan hijzelf kon voldoen. Bovendien had Kersting weinig organisatorisch talent en wist hij de goede naam die hij
had en zijn relaties in legerkringen niet goed uit te buiten.

De kritiek op Kersting is het spiegelbeeld van Westerse kritiek op Numan, die zijn school in Utrecht te zeer een theoretische basis gegeven zou
hebben^. De spanning tussen theoretische en praktische opleidingseisen is inherent aan elke vakopleiding en is tot op heden in alle discussies
over het veterinaire ondenwijs bemerkbaar.

Het is Kersting niet gegeven geweest in Hannover meer te doen dan de eerste aanzet te geven tot een school die in Duitsland de eerste was in haar
soort. Hij was al 50 jaar toen hij aan deze taak begon. En reeds acht jaar later overleed hij, ten gevolge van sepsis van de beenwond, opgelopen na
een trap van een paard.

Tijdens zijn leven heeft Kersting, die moeite had zich schriftelijk correct uit te drukken, weinig gepubliceerd. Als leraar met een goede voordracht
heeft hij echter indruk gemaakt zodat enige leerlingen zijn
Nachgelassene Manuskripte über die Pferdarzeneiwissenschaft hebben uitgegeven.
Deze vonden veel aftrek en hebben vijf edities gehaald. Vormden deze op het einde van de 18e eeuw actueel instructiemateriaal, nu zijn deze dic-
taten belangrijke historische bronnen die ons in staat stellen toenmalige opvattingen over dierziekten te leren kennen en vormen zij geschikte dis-
sertatie-ondenwerpenS.

A.M./E.P.O.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

6 R. Fröhner. Die Tierärztliche Hochschule in Hannover. Schildernng ihrer Entwicklung. Betträge zur Geschichte der Velerinärmedizin, 3-7,1940-1945: bij het 175-jarig bestaan in 1953 hemitge-
geven als eerste gedeelte van het gedenkboek Die Tierärztliche Hochschule in Hannover 1778-1953. Een sterk verkorte versie vindt men in R. Fröhner.
Kulturgeschichte der Tierheilkurxie. Bd.
2.
Konstanz, 1954. p. 252-262.
\' J. Wester.
Geschiedenis der veeanser\\ijkunde Utrecht, 1939. p. 165-166.

8 E. -H. Lochmann. Untersuchungerj zu Johann Adam Kerstings Pharmakotherapie, insbesondere zur Verwedung pllanzlicher Substanzen bei Erkrankungen der Bauchorgane des Pferdes.
Habilitationsschrift Hannover 169. Bamberg, 1969; S. Sctiöneich. Transkription und Besprechung einer Voriesungsmilschrift "Von den Augen, und Krankheiten der Pferde\'nach Johann Adam
Kersting, geschrieben 1779.
Diss. Hannover, 1993.

-ocr page 128-

Berichten en verslagen

Inleiding

De strategie die gekozen is voor de be-
strijding van de huidige uitbraak van
Klassieke Varkenspest is \'stamping
out\'. Stamping out berust op het prin-
cipe dat, naast alle besmette dieren, ook
dieren die een risico voor de versprei-
ding van de ziekte vormen vemietigd
worden. Hierbij vallen de dieren dan
wel de bedrijven die voor vernietiging
in aanmerking komen in twee groepen
uiteen. Ten eerste de bedrijven in de di-
recte omgeving van de infectiehaard.
Ten tweede de bedrijven die op eniger-
lei wijze contact hebben met een infec-
tiehaard. Het opsporen van deze con-
tactbedrijven, het traceren, is onder-
werp van dit artikel. Achtereenvolgens
zullen worden besproken het doel van
tracering, de gebruikte gegevensbron-
nen en de betrouwbaarheid daarvan, de
tracering en de manier van infectie, de
\'buurtinfectie\', het relatieve en het ab-
solute belang van infectiebronnen en
het nut van tracering.

Doel van Tracering

Tracering van varkenspest dient twee
doelen, te weten:

- het achterhalen van risico-adressen
met het doel deze bedrijven ver-
scherpt te controleren en eventueel te
elimineren;

- in een later stadium, als alle uitslagen
bekend zijn, proberen meer inzicht te
krijgen in het infectiemoment en de
infectieroute.

Gegevensbronnen

Deze zijn:

- Identificatie en Registratie (I&R) be-
standen van het I&R-bureau in
Deventer;

TRACERING VAN VARKENSPEST

- het Bedrijven Informatie Systeem
(BIS) met de N.A.W.- en bedrijfsge-
gevens van de varkenshouders van de
Gezondheidsdienst voor Dieren (GD);

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, afdeling Varkens-
gezondheidszorg.

- interviews met de varkenshouder
door de Algemene Inspectie Dienst
(AID) en de Rijksdienst voor de keu-
ring van Vee en Vlees (RVV);

- gegevens van de Kunstmatige In-
seminatie-organisatie (KI) over de
gebruikte inseminatiedoses en de ge-
gevens van de bezoeken van de inse-
minator en zijn/haar route;

- gegevens over de route van:

• de praktiserende dierenarts;

• de voorlichter (voer, scanner, etce-
tera);

• de handelaar;

• RVV-screenings- en tracerings-
teams;

• veewagens, met name voor het
transport van varkens;

• wagen van de destructor;

• installatiebedrijven;

• mesttransporteurs;

- persoonscontacten van varkenshou-
der, medewerkers en gezinsleden;

- het Geografisch Informatie Systeem
(GIS) van de GD;

- bloeduitslagen en uitslagen van sec-
ties met de daarbij behorende gege-
vens over de dieren en de locatie van
de positief bevonden dieren binnen
het bedrijf

Betrouwbaarheid van de gegevens
Deze is in verschillende categorieën in
te delen:

a) Bestandsgegevens zoals BIS, I&R,
KI en GIS

- In het BIS worden dagelijks mutaties
verwerkt zodat dit betrouwbare adres-
en bedrijfsgegevens oplevert.

- In het l&R-systeem worden dagelijks
de verplaatsingen van de varkens
vastgelegd waarbij vermeld wordt
hoeveel varkens van welk bedrijf
naar welk ander UBN zijn vervoerd
en wanneer dat is gebeurd. Na het be-
gin van de uitbraak is het aantal mel-
dingen sterk toegenomen. De aflever-
bonnen van de varkens worden naast
de gegevens uit I&R gelegd voor
controle. Op deze bonnen staat ook
het kenteken van de wagen waarmee
de varkens vervoerd zijn. De gege-
vens die in het systeem aanwezig
zijn, zijn betrouwbaar.

- De gegevens van de KI zijn afkom-
stig van slechts enkele Kl-stations en
de eigen KI-organisatie. De gegevens
over een bepaald sprongnummer zijn
daardoor betrouwbaar, voor zover
wij dat kunnen overzien.
- Het GIS wordt gevoed met de adres-
gegevens van de GD, postcode en
huisnummer, UBN, en daar worden
door het kadaster de X- en Y-coördi-
naten van het betreffende perceel bij
geleverd zodat dit op een kaart kan
worden weergegeven. Voor de var-
kenspestgebieden is dit systeem voor
meer dan 99% betrouwbaar.

P. van der Wolf, P. Rambags en J. Bakker\'\'

b) Mondeling verkregen informatie

De betrouwbaarheid van de gegevens
die verkregen worden van de varkens-
houder is van een aantal factoren afhan-
kelijk. De sociale vaardigheden en de
techniek van de persoon die het inter-
view afneemt zijn daarbij van groot be-
lang. Daamaast is het aantal contacten
van de meeste varkensbedrijven teleur-
stellend omvangrijk, soms enkele tien-
tallen per week. Het is voor de varkens-
houder niet eenvoudig om zich deze
allemaal gedetailleerd te herinneren tot
zes weken voorafgaand aan het inter-
view, zeker als het interview plaats-
vindt onder de stress van het ruimen van
het bedrijf Het is dan ook zeer belang-
rijk deze informatie te checken aan de
hand van geschreven documenten zoals
agenda\'s, bezoekerslijsten, logboeken,
bedrijfsjoumalen en bijvoorbeeld afle-
verbonnen van varkens.

c) Bezoekrapporten van de R VV en uit-
slagen

De waarde van de bezoekrapporten en
de uitslagen wordt door een aantal za-
ken bepaald. Als de dierenarts, die de
klinische inspectie uitvoert, rapporteert
dat op het bedrijf geen verschijnselen
van varkenspest zijn, dan is de vraag of
hij/zij weet hoe varkenspest er uitziet,
of hij/zij wel goed gekeken heeft en hoe
hij/zij de situatie beoordeelt op het mo-
ment dat er verschijnselen zijn die op
varkenspest zouden kunnen wijzen.
Aan de andere kant, als het bedrijf\'ver-
dacht\' is maar de uitslag negatief, dan is
het de vraag of het juiste materiaal is ge-
nomen voor onderzoek. Bijvoorbeeld
dieren die slijten of duidelijk al langer
ziek zijn kunnen het stadium van virae-
mie reeds gepasseerd zijn en een nega-
tieve IFT of een negatieve viruskweek
opleveren. Serologisch zouden echter
zeer goed antilichamen aantoonbaar
kunnen zijn. De op het oog gezonde
hokgenoot die een temperatuur van bo-
ven de veertig graden blijkt te hebben is
veel geschikter voor virusisolatie of een
IFT.

-ocr page 129-

Daarnaast spelen nog andere factoren
een rol, zoals bijvoorbeeld de regio
waar het bedrijf zich bevindt. Vage ver-
schijnselen doen in Venhorst veel eer-
der aan varkenspest denken dan in
Onderdendam, alhoewel ook daar aan
pest gedacht moet worden.
Ook de anamnese van de varkenshou-
der kan het beeld beïnvloeden. Als hij
zegt wat hoesten te hebben onder de
varkens met de mededeling dat dit goed
reageert op antibiotica dan kan dat het
beeld kleuren waarbij eventuele andere
verschijnselen over het hoofd gezien
worden.

Tot slot is ook de opdracht waarmee
men naar een bedrijf gezonden wordt
van invloed op het beeld dat men zich
vormt. Onwillekeurig kijkt iemand die
weet dat het bedrijf een contact is van
een positief bedrijf kritischer naar de
varkens en het bedrijf.
- De waarde van de monsters, die ver-
zameld worden vlak voor de ruiming
van een bedrijf, wordt mede bepaald
door de keuze van de te bemonsteren
dieren, hun plaats binnen het bedrijf
en het klinisch beeld dat bij de dieren
hoort, de registratie van de monsters,
en de beschrijving van het klinisch
beeld op het totale bedrijf. Juist aan
de hand van deze uitslagen wordt een
inschatting gemaakt waar de infectie
gezeten heeft en hoe deze zich even-
tueel verspreid heeft, wat bij de trace-
ring van de herkomst van de infectie
van groot belang is.

De tracering van contactbedrijven

Direct nadat bekend wordt dat een be-
drijf positief is wordt, voor zover dit
nog niet eerder gedaan was, in het BIS
gekeken wat voor bedrijf het precies is
en of het eventueel nevenvestigingen
heeft. Ook wordt I&R geraadpleegd om
te zien aan wie en van wie varkens gele-
verd of ontvangen zijn. Besmette var-
kens zijn het grootste risico voor de ver-
spreiding van varkenspest. De varkens-
houder wordt zo snel mogelijk geïnter-
viewd, waarbij de AID de vervoersbon-
nen van de varkens in beslag neemt, om
eventuele contacten en transporten die
niet in I&R zitten ook te achterhalen.
Het kenteken dat op de vervoersdocu-
menten staat wordt gebruikt om bij de
transporteur na te gaan wat de route is
geweest van de wagens die betrokken
zijn geweest bij het transport van var-
kens van het bedrijf. De bedrijven die
voordien zijn geladen kunnen als even-
tuele bron gezien worden en de bedrij-
ven die daarna geladen zijn als risico-
adres.

Van de bezoekers wordt gevraagd om
aan te geven wat hun route is geweest
op de dag dat zij het besmette bedrijf
hebben bezocht. Met behulp van het
GIS wordt beoordeeld of de locatie van
het bedrijf aanleiding geeft tot het in-
stellen of vergroten van de bescher-
mings- en toezichtsgebieden door re-
spectievelijk een cirkel van drie en tien
kilometer rond het bedrijf te trekken.
Daarnaast wordt in de directe omgeving
van het bedrijf gekeken welke bedrij-
ven in aanmerking komen om preven-
tief geruimd te worden.

Infectiemoment en infectieweg

De tracering van varkenspest kent be-
perkingen en is vaak een proces van eli-
minatie van mogelijkheden en het in-
schatten van waarschijnlijkheden.
Beperkingen zijn het feit dat alle infec-
ties in Nederland op dit moment door
een en dezelfde stam worden veroor-
zaakt. Typering geeft wel de mogelijk-
heid om vast te stellen dat het om het-
zelfde virus gaat als in Duitsland,
Spanje, België en in Bosnië, maar is on-
geschikt om het verspreidingspatroon
tussen bedrijven te bestuderen. Verder
kan een theorie over een verspreiding
niet in de praktijk getoetst worden,
maar slechts onder zeer streng gecon-
troleerde en daardoor beperkende om-
standigheden. Tot slot kan men niet
naar het bedrijf terug om aanvullende
monsters te nemen omdat ondertussen
alles geruimd en gedesinfecteerd is.
Veel hangt dus af van de juiste instruc-
tie en de zorgvuldigheid waarmee zo\'n
laatste bemonstering wordt uitgevoerd.
Als eerste is het voor de tracering van
belang om bij benadering het moment
van infectie vast te stellen. Er vanuit
gaande dat een infectiecyclus binnen
een individueel dier ongeveer een dag
of vijf duurt voordat het infectieus
wordt voor andere dieren en het daarna
tenminste drie weken duurt voordat er
antilichamen worden gevormd, wordt
een schatting gemaakt van het infectie-
moment. Daarbij dient rekening gehou-
den te worden met de categorie dieren
die ziek waren. Volwassen dieren kun-
nen vrijwel symptoomloos lijden aan
varkenspest of slechts zulke vage ver-
schijnselen laten zien dat deze niet on-
derkend worden. Gespeende biggen en
biggen in het kraamhok laten de infectie
vaak zeer duidelijk zien. Ook de huis-
vesting speelt een rol. Zeugen in boxen
of aan de band kunnen slechts hooguit
twee buurvrouwen rechtstreeks infecte-
ren terwijl in gespeende biggenafdelin-
gen de verspreiding zeer snel kan gaan.

Aan de hand van de plattegrond en de
bloeduitslagen wordt gekeken hoe de
verspreiding over het bedrijf is en of
daar een aanwijzing uit te verkrijgen is
wat de infectiebron kan zijn geweest.

Enige voorbeelden van infectiewegen
uit de praktijk

De aankoop van subklinisch besmette
varkens is de meest directe infectie-
route. Uit de praktijk blijkt dat de ziekte
zich bij biggen van 25 kg tot wel vier
weken na de aankoop nog kan openba-
ren. Helaas is gebleken dat het gedu-
rende twee dagen huisvesten van be-
smette biggen in een aparte afdeling en
daama weer afvoeren al tot een infectie
kan leiden die pas enkele weken later
zichtbaar wordt.

Lege veewagens, ondanks gecontro-
leerde reiniging en ontsmetting, kunnen
de ziekte overbrengen. Er zijn twee mo-
gelijkheden:

Ten eerste: de cabine is verontreinigd,
de chauffeur of bijrijder heeft de infec-
tie bij zich. Als er dan contacten ont-
staan tussen de chauffeur en de dieren
in de stal, worden de dieren het dichtst
bij de laadplaats positief. Dit laatste
komt nogal eens voor.
Ten tweede: tijdens het laden van zware
varkens valt mest en urine uit de wagen
op het erf. Na het vertrek van de vracht-
wagen worden uit een andere overvolle
afdeling varkens verplaatst waarbij de
varkens over het verontreinigde erf lo-
pen. Later treedt ziekte op bij deze in-
tem verplaatste dieren. Laadplaatsen
moeten te reinigen en te ontsmetten zijn
(en dus verhard zijn).
Varkenspest verspreidt zich heel lang-
zaam bij zeugen (en beren) in individu-
ele huisvesting. Je ziet dan alleen snelle
verspreiding of een klinische uitbraak
na een bedrijfsenting (Aujeszky). Een
versleping via een verontreinigde injec-
tievloeistof naar een vleesvarkensstal
binnen een bedrijf is ook gezien. Uit het
verleden zijn voorbeelden van versle-
pen van varkenspest over bedrijven
heen via injectievloeistoffen.
Varkenshouders zullen (al of niet in
overleg met de practicus) bij ziektever-
schijnselen een groepsmedicatie instel-
len. Dan verbetert de situatie vaak ge-
durende enkele dagen. Pas als de kuur
niet het gewenst resultaat heeft, wordt
alarm geslagen en toegegeven aan het
advies van de practicus om onderzoek
te doen naar varkenspest. Moet de prac-
ticus niet eerder doordrukken?
Ondanks het virulente karakter van
deze varkenspestuitbraak komt het
meermalen voor dat uit de serologie

-ocr page 130-

subklinische infecties van meer dan vijf
weken oud te voorschijn komen. Dit be-
treft dan serummonsters van opkoopre-
gelingen of preventief geruimde bedrij-
ven.

Dagelijkse verzorgers van varkens ne-
men de infectie mee naar de varkens
thuis of naar een ander bedrijf. In de
routine is het erg moeilijk om een goede
hygiëne (als het al gebeurt) in de dage-
lijkse praktijk tussen verschillende be-
drijven te handhaven.
Helaas zijn er nog steeds varkensbedrij-
ven die niet beschikken over een kada-
verkap. Deze dient een buurtbesmetting
tegen te gaan. Hierbij hoort een ver-
harde plaats onder kadaverkappen en/of
destructietonnen die te bereiken is voor
de wagen van het destructiebedrijf Er
zijn voorbeelden van besmettingen
vanuit deze plek of via de destructieton.
De routinematige ontsmetting is een
verantwoordelijkheid van de varkens-
houder en niet van het destructiebedrijf

\'Buurtinfectie\'

Naast de mogelijke overbrenging van
het virus van dier op dier of via de route
dier-mens-dier bestaat er nog iets dat
aangegeven wordt met de term \'buurt-
infectie\'. Deze term wordt gebruikt in-
dien tussen bedrijven die dicht bij el-
kaar gelegen zijn geen duidelijke
gemeenschappelijke factor gevonden
kan worden die als oorzaak van over-
dracht van het virus kan worden aange-
wezen.

Onder dit begrip worden meerdere mo-
gelijke routes van overdracht van de in-
fectie geschoven zonder dat aan te ge-
ven is welke dat nu precies is geweest.

- Ongedierte, zoals ratten, muizen,
vliegen en dergelijke, die een goed
heenkomen zoeken op het moment
dat een bedrijf geruimd en ontsmet
wordt.

- Het aan de weg leggen van niet goed
afgedekte kadavers.

- De openbare weg waar iedereen
overheen rijdt: de SRV-man, de voer-
leverancier, de destructor, de var-
kenshouder zelf, de dierenarts, etce-
tera. De openbare weg kan besmet
raken op het moment dat een bedrijf
geruimd wordt door de af- en aanrij-
dende destructie-auto\'s, de elektro-
cuteerwagen, alle personeel (gauw 60
man) en de kraan wagen. Natuurlijk
worden zoveel mogelijk voorzorgs-
maatregelen genomen, maar toch....

- Aërosolen die ontstaan op het mo-
ment van reinigen van elektrocuteer-
wagen, erf en stallen met een hoge-
drukreiniger. Deze kunnen mogelijk
over korte afstanden verwaaien en
dan infecties veroorzaken.

- Aerogene verspreiding via ventila-
tielucht.

Al deze mogelijkheden en eventuele
andere zijn niet te bewijzen of te kwan-
tificeren, feit is echter wel dat veel pest-
uitbraken dicht in de buurt van andere
uitbraken liggen zonder dat andere
transmissies duidelijk zijn.

Het relatieve belang van infectie-
bronnen

Omdat veel traceringen van infectie-
bronnen toch een redenatie op basis van
meest waarschijnlijke is, is het van be-
lang om aan te geven wat de meest
waarschijnlijke infectieroute is en wat
minder waarschijnlijk. Dit is in feite een
risicoschatting op basis van onderzoeks-
resultaten en praktische ervaringen van
eerdere uitbraken die gaandeweg deze
uitbraak kan worden aangepast.

- Over het algemeen wordt er vanuit
gegaan dat dier-dier contacten het ge-
vaarlijkst zijn voor het overdragen
van pest. De aankoop van dieren van
een besmet bedrijf geldt als zeer ge-
vaarlijk. Onder de tweede golf van in-
fecties, plusminus drie weken na het
begin, zaten ongetwijfeld bedrijven
die rond 4 februari de pest in huis
hebben gehaald als gevolg van de
(paniek)transporten. Echter door het
ingestelde vervoersverbod is aan
deze mogelijkheid een einde ge-
maakt.

- Veewagens zijn een andere belang-
rijke bron van infecties. Bij het trans-
port van besmette varkens raakt de
wagen besmet. Het instellen van een
vervoersverbod maakt aan deze in-
fectieroute een einde. Echter de op-
koopregelingen doen na verloop van
tijd dit effect weer teniet. Er zijn ge-
vallen bekend van bedrijven die posi-
tief bevonden werden waar enkele
dagen daarvoor nog varkens, soms
zelfs uit besmette afdelingen, voor de
opkoop waren afgeleverd. De be-
treffende wagens waren daarmee dus
besmet.

- Sperma is ook een bron van infecties
met varkenspest geweest. Het ge-
schatte aantal besmette bedrijven als
gevolg van besmet sperma loopt uit-
een van 10 tot 40 bedrijven. De schat-
tingen lopen uiteen omdat op de be-
treffende bedrijven vaak ook andere
infectiebronnen niet kunnen worden
uitgesloten en het er dan vanaf hangt
hoe waarschijnlijk men bepaalde
bronnen vindt en of men deze wil
meetellen of niet. Toch is dit aantal
slechts hooguit 2,5% van de 1750 ri-
sicobedrijven. In een besmettings-
proef is de overdracht via sperma
aangetoond. Bij de zeugen werd zon-
der kliniek een seroconversie vastge-
steld en virus aangetoond in de foe-
ten.

- De dier-mens-dier contacten worden
ook als belangrijk gezien bij de trace-
ring. Met name de medewerkers van
de RVV en de practicus zijn dan van
belang in verband met het soms grote
aantal bezoeken dat zij afleggen.
Daar komt nog bij dat zij uit de aard
van hun functie juist bedrijven met
gezondheidsproblemen bezoeken,
wat weer extra risico\'s oplevert.

Het absolute belang van infectie-
bronnen

Het absolute belang van infectiebron-
nen kan pas aan het einde van de uit-
braak bepaald worden door de verschil-
lende infectiebronnen te turven. Aan de
hand van deze aantallen kan dan beke-
ken worden in hoeverre de van te voren
ingeschatte relatieve risico\'s in de prak-
tijk ook werkelijk tot uiting komen. Het
verschil wordt veroorzaakt door de
maatregelen die in de praktijk genomen
worden om bepaalde risico\'s te beper-
ken, zoals het instellen van een ver-
voersverbod. Het absolute belang
wordt dan een maat voor het succes van
een maatregel.

Het nut van tracering

Het traceren van risico-adressen is van
groot belang voor het zo spoedig moge-
lijk indammen van een uitbraak.
Het nut van de tracering is niet het krij-
gen van harde uitspraken over risico\'s
of het bewijzen van een bepaalde infec-
tieroute. Gezien de aard van het materi-
aal is dit niet mogelijk. De tracering is
van groot belang als beleidsinstrument
om maatregelen gedurende en na de uit-
braak te onderbouwen. Voorbeelden
hiervan zijn het zo spoedig mogelijk ef-
fectueren van een vervoersverbod bij
een uitbraak, het ten allen tijde beschik-
baar hebben en toepassen van reiniging
en desinfectie van veewagens, een goed
en volledig I&R-systeem, het sluiten
van Kl-stations in gesloten gebieden en
strenge regels ten aanzien van bezoe-
kers van bedrijven. In alle geledingen
van de sector, dierenartsen niet uitge-
zonderd, groeit het besef van het belang
van hygiëne en dat die blijvend zal
moeten worden verbeterd.

Met dank aan Aldo Dekkers, Mark
Ekker, Bas Borst, Willy Loefen.

-ocr page 131-

INLEIDING

Voor de medicamenteuze behandeling
van dieren dienen in principe genees-
middelen te worden gebruikt die voor
de desbetreffende diersoort zijn geregi-
streerd. In Nederland heeft de wetgever
aan de dierenarts een belangrijke rol in
de distributie van diergeneesmiddelen
toegekend.

Bij indicaties waarvoor geen geregis-
treerd diergeneesmiddel bestaat, biedt
de diergeneesmiddelenwet gelegenheid
voor alternatieven. In eerste instantie
kan de dierenarts kiezen voor een dier-
geneesmiddel dat voor een andere dier-
soort is geregistreerd. Indien dit geen
alternatief vormt, gaat de openbare apo-
theek een rol spelen. De dierenarts kan
dan op recept een geneesmiddel, gere-
gistreerd voor gebruik bij de mens,
voorschrijven. Eventueel kunnen in
dergelijke situaties ook magistraal be-
reide middelen door een dierenarts wor-
den voorgeschreven.
In een recent gehouden enquête in het
kader van de post-academische cursus
\'Veterinaire Farmacie voor Apothe-
kers\' bleek dat bij de deelnemende apo-
thekers per jaar gemiddeld zo\'n 20 re-
cepten afkomstig van een dierenarts
worden aangeboden. Veruit de meeste
recepten betreffen voorschriften voor
hond en kat. Momenteel wordt met apo-
thekers die deze cursus gevolgd heb-
ben, gewerkt aan een netwerk van apo-
thekers in Nederland die ervaring
hebben met het bereiden en op recept
van de dierenarts afleveren van dierge-
neesmiddelen.

Apothekers worden ook regelmatig be-
naderd om diergeneesmiddelen af te le-
veren zónder recept van de behande-
lend dierenarts. Een goede com-
municatie tussen de apotheker en de be-
handelend dierenarts is hierbij van be-
lang. Illustratief is de onderstaande
praktijk-casus.

CASUS

In 1996 werd bij een kat (Europese
korthaar, vrouwelijk, 5 jaar oud, 5 kg)
met als indicatie glaucoom van het lin-

ƒ Dierenarts, specialist oogheelkunde. Vakgroep Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der
Diergeneeskunde.
2 Apotheker, Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde.

keroog, een behandeling voorgeschre-
ven bestaande uit 0,125% ecothiopaat
(Phospholine Iodide®) en diclofenam-
ide (Diclofen®). Ecothiopaat is een irre-
versibele cholinesteraseremmer die van
belang wordt geacht in de behandeling
van glaucoom bij de kat. Diclofena-
mide is, evenals het bij de mens ge-
bruikte acetazolamide (Diamox®), een
koolzuuranhydraseremmer. Toepas-
sing hiervan vermindert de actieve ka-
merwaterproductie in het corpus ciliare
van het oog. Na gebruik van beide mid-
delen stabiliseerde de oogdmk van deze
dierpatiënt zich op het gewenste niveau.
Toen de oogdmppels in mei 1997 op-
raakten, bezocht de eigenares van de
patiënt een apotheker met de bedoeling
een nieuw flesje te betrekken. Bij dit be-
zoek vroeg ze of het tevens mogelijk
was Diclofen® tabletten mee te nemen.
Dit werd haar bevestigd. Binnen twee
dagen na dit bezoek vertoonde de kat
ziekteverschijnselen, onder meer be-
staande uit depressie en braken (hemor-
ragisch braaksel).

Bij een therapie met diclofenamide
en/of ecothiopaat worden soms bijwer-
kingen waargenomen. Deze zijn mees-
tal gebaseerd op respectievelijk hypo-
kaliaemie en sterk verlaagde sys-
temische acetylcholinesterase-spiegels.
Bloed braken is ongebruikelijk. Bij na-
vraag bleek uiteindelijk dat aan de eige-
nares diclofenac 50 mg in plaats van de
bedoelde Diclofen® 50 mg was ver-
strekt. Diclofenac behoort tot dezelfde
therapeutische klasse als het voor de kat
geregistreerde tolfenamzuur (tolfe-
dine\'^) te weten de Non-Steroidal Anti-
inflammatory Drugs of NSAID\'s).
Hiermee had zij haar huisdier vervol-
gens behandeld (2dd 1/4 tablet = 25
mg/dag = 5 mg/kg/dag). Na stoppen
van diclofenac-toediening zijn de ziek-
teverschijnselen geleidelijk verdwenen.

BESCHOUWING

Gegevens over de therapeutische dose-
ring en de farmacokinetiek van diclofe-
nac bij de kat ontbreken. Diclofenac is
geregistreerd voor gebruik bij de mens,
de therapeutische dosering bedraagt 75
- 150 mg per dag, hetgeen neerkomt op
I - 2 mg/kg per dag, verdeeld over twee
tot drie doses. Deze dosering kan echter
niet zonder meer naar de kat geëxtrapo-
leerd worden.

■I I R

GLAUCOOM BIJ EEN KAT; DICLOFEN® OF DICLOFENAC?

M.H. Boevé^ enC.H.P. Pellicaan^

Kinetiek van geneesmiddelen vertoont
een grote variatie tussen verschillende
diersoorten. Katten zijn in het algemeen
slecht in staat om geneesmiddelen te
metaboliseren. Met name het vermogen
om stoffen te glucuronideren ontbreekt
bij katten.

Katten zijn gevoelig voor de erosieve
werking van NSAID\'s op de mucosa
van de maag en dunne darm. Bloe-
dingen in het maagdarmkanaal worden
na NSAID-gebmik frequent waargeno-
men. Derhalve worden katten in de ve-
terinaire praktijk in het algemeen
slechts kortdurend met NSAID\'s be-
handeld.

Het bovenstaande in aanmerking ne-
mend mag worden aangenomen dat een
dosering van 5 mg/kg per dag bij de kat
snel zal leiden tot bijwerkingen. Het be-
schreven klinische beeld wijst ook in
deze richting.

Betreffende de wettelijke aspecten: vol-
gens de diergeneesmiddelenwet was de
apotheker niet gerechtigd diclofenac af
te leveren. Er zijn namelijk NSAID\'s
voor gebruik bij de kat geregistreerd.

CONCLUSIE

Dierenartsen hebben van de wetgever
een hoofdrol in de distributie van dier-
geneesmiddelen toebedeeld gekregen.
Apothekers spelen hierbij een onder-
steunende rol. Met name als het pakket
geregistreerde diergeneesmiddelen niet
toereikend is, kan door de dierenarts
een beroep gedaan worden op de spe-
cialité\'s die de openbare apotheek kan
leveren en op de bereidingstechnische
know-how die in de openbare apotheek
aanwezig is.

Uit de casus blijkt dat advisering aan de
balie van de openbare apotheek over
geneesmiddelen bestemd voor dieren
(en het zonder recept afleveren van
deze middelen) alleen mogelijk is in-
dien er voldoende inzicht is in de patho-
fysiologie en farmacokinetiek van ge-
neesmiddelen bij de desbetreffende
diersoort. Indien dit niet het geval is, ra-
den wij verwijzing naar de dierenarts
aan.

NASCHRIFT

Dit artikel wordt tevens gepubliceerd in
het Pharmaceutisch weekblad.

-ocr page 132-

Alle fokkers van nesten geboren in
1994 en begin 1995 zijn benaderd om
aan het onderzoek mee te werken. Van
negentig procent van de nesten uit die
periode is informatie beschikbaar. De
fokkers kregen vragenlijsten over on-
der andere de afstamming van de ge-
bruikte reu en teef, de omstandigheden
tijdens de geboorte en de speenperiode
en ziekten van teef, pups en/of andere
honden van de fokker. Doodgeboren,
gestorven of geëuthanaseerde pups
konden worden aangeboden voor post-
mortaal onderzoek bij de Vakgroep
Pathologie.

In de 414 onderzochte nesten zij n 2629
pups geboren. Van deze pups zijn er
571 (21,7%) gestorven of geëuthana-
seerd in de periode bij de fokker (onge-
veer 7 weken). In de tabel hieronder
worden de belangrijkste doodsoorza-
ken weergegeven, waarbij opgemerkt
moet worden dat van 269 overleden
pups de informatie van de fokker en/of
diens dierenarts afkomstig is en van
302 pups informatie van het postmor-
taal onderzoek is verkregen.

GENETISCH EN EPIDEMIOLOGISCH
ONDERZOEK BIJ DE BOXER

DE STAND VAN ZAKEN

In 1994 is het onderzoeksproject \'het genetisch en epidemiologisch onderzoek
bij de Boxer\' begonnen. In dit project wordt gekeken naar frequentie en risi-
cofactoren van ziekten in een geboortecohort van Boxers die in 1994 zijn ge-
boren in Nederland. Het wordt uitgevoerd als promotie-onderzoek door een
dierenarts in een samenwerkingsverband van de vakgroepen Geneeskunde
van Gezelschapsdieren, Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting en Patho-
logie. Het onderzoek wordt gefinancierd door het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, de Raad van Beheer op Kynologisch gebied en de
Nederlandse Boxer Club.

Doodsoorzaak

Aantal pups

Percentages

Doodgeboren pups\'

117

20,5

Geëuthanaseerd in verband met een witte kleur

102

17,9

Aangeboren afwijkingen^

77

13,5

Ontstekingsbeelden\'

102

17,9

Niet-ontstekingsbeelden\'\'

42

7,3

Onbekende oorzaak\'

131

22,9

Totaal

571

100,0

Pups door fokker opgegeven als doodgeboren of doodgeboren pups waar het postmortaal onderzoek
geen uitsluitsel gaf voor de oorzaak van de sterfte.

61 pups met een eheiloschizis, een palatosehizis of een cheilopalatoschizis.
Aangetoond bij postmortaal onderzoek.

Onder andere: asphyxie van doodgeboren of levend geboren pups, ondervoeding, trauma.
Waarvan 93 pups niet ingezonden zijn en van 38 pups ook het postmortaal onderzoek geen uitsluit-
sel over de doodsoorzaak gaf

h^l I ii

Met de nieuwe eigenaren van de 2058
levende pups is, een paar weken nadat
de pup bij de fokker gehaald was, con-
tact opgenomen. De eigenaren is ge-
vraagd mee te blijven werken aan het
onderzoek. Met de eigenaren wordt elk
halfjaar schriftelijk of telefonisch con-
tact opgenomen en wordt gevraagd
naar ziekten, operaties en of andere
bijzonderheden van hun Boxer en er
zijn vragen over milieu-omstandighe-
den (voeding, loopsheid, loopsheid-
preventie, vaccinaties, huisvesting van
de Boxer etcetera).

Goed epidemiologisch onderzoek is
gebaseerd op betrouwbare diagnoses
van ziekten en doodsoorzaken. Daar-
om is afgesproken gestorven honden
op kosten van het onderzoek bij de
Vakgroep Pathologie postmortaal te
laten onderzoeken. Het is voor het on-
derzoek van groot belang dat er patho-
logisch onderzoek wordt verricht bij
Boxers behorende tot het cohort die
om welke reden dan ook overlijden of
moeten worden geëuthanaseerd. Wij
verzoeken u, als behandelend dieren-
arts, dan ook met de eigenaar de moge-
lijkheid van sectie te bespreken. Indien
gewenst wordt de hond hiervoor opge-
haald.

Als het voor de behandelend dierenarts
niet mogelijk is tot een precieze klini-
sche diagnose bij het levende dier te
komen, bestaat de mogelijkheid de
Boxer door te verwijzen naar de
Universiteitskliniek voor Gezel-
schapsdieren (UKG) in Utrecht. Hier-
bij kan gedacht worden aan een Boxer
waarbij een hartgeruis wordt vastge-
steld, maar waarvoor in de praktijk
geen mogelijkheden bestaan om de on-
derliggende oorzaak (bijvoorbeeld
aortastenose) te achterhalen. Bij ver-
wijzing naar de UKG zal een groot
deel van het eerste consult (ƒ 50,00)
voor rekening komen van het \'gene-
tisch en epidemiologisch onderzoek
bij de Boxer\'. Omdat de data-verzame-
ling van het eerste deel van het onder-
zoek over een half jaar afgerond zal
worden, vragen we u te overwegen om
Boxers die tot het cohort behoren en
moeilijk te diagnosticeren problemen
hebben, te verwijzen naar de UKG.
Verwezen eigenaren kunnen aan de
UKG-specialist meedelen dat hun
Boxer betrokken is bij het \'genetisch
en epidemiologisch onderzoek bij de
Boxer\' en deze herinneren aan de fi-
nanciële regeling. Deze korting wordt
dan bij de afrekening verrekend.

Aan de volgende kenmerken kunt u
nagaan of de Boxer in het onderzoek is
opgenomen: de Boxer is tussen I janu-
ari 1994 en 1 maart 1995 in Nederland
geboren. Tevens hebben de eigenaren
het \'Dagboek van een Boxer\' gekre-
gen om gegevens over de hond te note-
ren. Als eigenaren met hun Boxer naar
de UKG worden verwezen wilt u dan
vragen of ze het \'Dagboek van een
Boxer\' meenemen?

Het eerste deel van het onderzoek zal
tot begin 1998 data over de Boxers
verzamelen. We streven ernaar een
vervolgonderzoek te starten en zo de
honden ook de volgende drie tot vier
jaar te kunnen volgen. Daarmee zal
meer inzicht worden verkregen in de
incidentie en risicofactoren voor aan-
doeningen op latere leeftijd (tumoren,
spondylose, etcetera)

-ocr page 133-

Voor het beantwoorden van vragen
over het onderzoek of om iets over een
Boxer uit het cohort-onderzoek te mel-
den, kunt u contact opnemen met:

Mevrouw drs. A.L.J. Nielen
Faculteit der Diergeneeskunde
Vakgroep Geneeskunde voor Gezel-
schapsdieren

Postbus 80154, 3508 TD Utrecht
Telefoon: 030 - 2539175 Fax: 030 -
2518126.

E-mail: A.Nielen@BD V.DGK.RUU.NL

MINISYMPOSIUM \'ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED
VAN DE VETERINAIRE CARDIOLOGIE EN NEPHROLOGIE\'

Le Bobinnec gaf een introductie over
feline cardiotherapeutica. Zoals be-
kend is de belangrijkste hartaandoe-
ning bij de kat hypertrofische cardio-
myopathie (hetzij idiopathisch van
oorsprong hetzij, bij de oudere kat,
veroorzaakt door hyperthyreoidie).
Ondanks het beschikbaar zijn van een
aantal cardiotherapeutica, zoals Ca-
antagonisten, B-blokkers en ACE-rem-
mers (ACE = angiotensine converting
enzyme), zijn er weinig studies over de
pharmacokinetiek gepubliceerd. De

\' Dierenarts. Internet France SA.
^ Dierenarts-specialist finterne geneeskunde). Intervet
International BV.

meeste behandelingen berusten dan
ook op hetzij empirie hetzij beperkte
studiegegevens en er is dus een grote
behoefte aan goede studies. Veel-
belovend is het onderzoek dat momen-
teel gedaan wordt met ACE-remmers,
zoals enalapril, bij katten. Le Bo-
binnec sprak op het einde de hoop uit
dat er meer onderzoek opgezet zou
gaan worden.

Meyer gaf een overzicht van de behan-
delingsmethoden bij chronisch nierfa-
len zoals dit bij de hond voorkomt. Tot
op heden is er, afgezien van een laag
eiwit dieet en fosfaat-arm dieet, weinig
mogelijk bij patiënten met chronisch
nierfalen. Meyer presenteerde een
fraai overzicht van studies gedaan met
ACE-remmers en chronisch nierfalen,
uitgevoerd bij muizen, ratten, honden
en mensen. Meyer denkt dat ACE-
remmers de progressie van chronisch
nierfalen kunnen remmen. ACE-rem-
mers blokkeren namelijk de conversie
van angiotensine-1 in angiotensine-II.
Waarschijnlijk speelt onder meer
angiotensine
-II een belangrijke rol bij
de proliferatie van fibroblasten. Door
angiotensine
II te remmen remt men
namelijk de glomerulaire, tubulaire en
mesangiale sclerosis.

Op 14 juni 1997 werd in Parijs door Intervet Frankrijk een bijeenkomst voor
een aantal Franse opieleiders op het gebied van de cardiologie en nefrologie
georganiseerd. Sprekers op dit minisymposium waren dr. Gerard Le
Bobinnec, specialist Interne geneeskunde-Cardiologie (werkzaam als specia-
list in de praktijk) en drs. Hein Meyer, specialist Interne geneeskunde (werk-
zaam bij de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht).

Door Nathalie Pham\' en Paul Mandigers^

Ondanks deze indicaties moet er nog
veel onderzoek gedaan worden voordat
harde conclusies getrokken kunnen
worden. Vandaar dat op de Uni-
versiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren een klinisch onderzoek naar de
effectiviteit van enalapril (Enalfor®,
Mycofarm - de Bilt) en chronisch nier-
falen bij de hond loopt (contactperso-
nen drs. H.P. Meyer en/of drs. C. Piek).

VERREGAANDE AUTOMATISERING EN
INRICHTING VAN DE MODERNE
GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK.

ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1997
IN WEERT

MAILING VOLGT

-ocr page 134-

L E O Leo Pharmaceutical Products B.V., Postbus 51, 1380 AB Weesp. Telefoon: 0294-480451 / 0294-480458 (verkoop)

-ocr page 135-

LEOCILLINf DE NUMMER 11N DE RACE TEGEN MASTITIS.

Hcxfwel de landelijke nist vaak anders doet vermoeden, staat de melk\\ eeh< mderij enorm onder druk: terwijl de kwaliteitseisen
strenger zijn geworden, moeten de melkveehouders met minder koeien méér melk leveren. Om nog uit de kosten te komen,
is een gezonde veestapel dus van levensbelang. Elke veehouder wil eventuele infecties dan ook zo snel mogelijk opsporen en
effectief behandelen. Zo kan het \'onbetaald verlof binnen de veestapel tot een minimum worden beperkt. Daarom is er
Leocillin. Een smal spectrum antibioticum dat te boek staat als eerste keus voor de behandeling van subklinische en
klinische ma.stitis, vercxjrzaakt door Streptococcen, gevoelige staphylococcen en A.pyogenes. Leocillin is bovendien weef-
.selvriendelijk en zorgt -dankzij een unieke penetratie in de uier- heel snel voor hoge melkspiegels en snelle uitscheiding.
Kortom, Leocillin rekent snel af met bacteriën die de bedrijfsvoering kunnen verstoren.

-ocr page 136-

In 1947 werd de groep Geneeskunde
van het kleine huisdier opgericht. Het
was opgezet als een wetenschappelijke
vereniging die vier tot zes keer per jaar
bijeenkwam op een zaterdagmiddag.
Er was een spreker, daaropvolgend een
discussie met de aanwezigen, en een
lijst met huishoudelijke mededelingen
die steeds langer werd. Tot slot werd er
gezamenlijk gegeten. De afgelopen
jaar gepensioneerde professor dr. Jan
Gajentaan herinnert zich dit als een
eerste vorm van nascholing. \'Een man
of 30 namen er aan deel. Verder was er
voor dierenartsen niets georganiseerd.
Ja, er waren nog wel tijdschriften en
leesmappen. Het mondelinge over-
brengen begon toen pas op te komen,
met congressen en zo.\' Dr. Peter Poll,
directeur van de PAO Diergenees-
kunde, weet zich ook nog de veteri-
naire week op de faculteit te herinne-
ren. \'Dat waren een soort Zeister-
dapn. Al in I800(!) zegt de Afdeling
Friesland tegen de Maatschappij voor
Diergeneeskunde dat ze bij het Hoofd-
bestuur in Utrecht nascholing moeten
bepleiten. Het antwoord daarop luidde
dat het o.k. was. Het zou gebeuren in
Utrecht, in de zomer. Dus niet in het
noorden. Hierop wordt de Afdeling
Friesland boos en dus wordt er wéér
twee jaar overlegd over de plaats.
Vervolgens gebeurt er niets.\'
Het Post Academisch Onderwijs
Diergeneeskunde heeft een moeilijke
aanlooptijd gekend, zo blijkt uit zijn
woorden. De beroepsgroep keek maar
onwennig aan tegen die cursussen,
waar opeens voor betaald moest wor-
den. Het duurde lang voordat ieder
vond dat scholing leuk kon zijn en
prettiger dan het dagelijks werk. Nu is
de PAO-D een echte organisatie ge-
worden, een bureau waaraan vier me-
dewerkers verbonden zijn. Directeur
Peter Poll: \'We ontvangen op zo\'n 100
cursussen, 2500 cursisten per jaar. Er
zijn momenteel 3300 actieve dieren-
artsen, waarvan er nu dus 2500 op to-
taal vrijwillige basis, alle kosten beta-
lend, naar PAO-D komen. Dat vind ik
best een schouderklopje voor de be-
roepsgroep waard. Het loopt nu als een
trein. Zo\'n 65% van de praktiserende
dierenartsen komt minimaal één keer
per jaar, de andere 35% bereiken we
niet.\' Of dit laatste nu een erg hoog
percentage is, vraagt het gezelschap
zich af?

De buitenwereld in de vorm van een
andere gast aan tafel mag het antwoord
geven. Joost van Niekerk is huisarts in
Bilthoven en weet van zijn beroeps-
groep de laatste nieuwtjes te melden
op dit terrein. \'Sinds dit jaar is voor
huisartsen nascholing verplicht. Dat is
ontstaan vanuit een samenspel tussen
de Landelijke Huisartsen Vereniging,
de overheid en de ziekteverzekeraars.
Die nascholing is aan strakke regels
gebonden. Sponsoren en snoepreisjes
kunnen niet meer. Een blocnote en wat
potloden mogen nog net. Om zijn be-
voegdheid te houden moet de huisarts
minimaal 40 uur aan bijscholing beste-
den per jaar. Ik schat dat 85% van mijn
collega\'s zich ook in het verleden wel
degelijk bijschoolde. Dat is dus iets
meer dan bij de dierenartsen.\'
Joost van Niekerk zit in de werkgroep
Deskundigheidsbevordering en na-
scholing huisartsen, een groep die niet
alleen de populaire onderwerpen na-
streeft. Een cursus is aan hele strikte
normen en voorwaarden gebonden en
moet door deze werkgroep goed be-
vonden zijn. Farmaceuten mogen mee-
doen, maar er mogen dan geen merk-
namen te zien zijn of merken gepro-
moot worden. \'Als wij zeggen dat een
cursus geaccrediteerd is, dan zien we
wel dat de mensen sneller lopen\',
voegt Van Niekerk toe.
\'Dat leek bij ons, dierenartsen, ook zo
te gaan. Driekwart van de mensen die
nooit kwamen die komen nu wel. Er is
nog maar een kleine groep die grom-
mend blijft zitten\', aldus Peter Poll.
\'Op dit moment bieden wij een me-
vrouw of een meneer aan, plus een syl-
labus. Dat is wat de groep overigens
wil. Via tijdschriften blijft maar 10%
van de informatie hangen, dat is be-
kend. Face to face-contact levert veel
meer kennis op. Onze klanten willen
niet met een videoband voor de televi-
sie zitten. Ze willen aan de mevrouw
of meneer iets vragen, of zeggen dat
iets onzin is.\'

Het lams Ronde Tafelgesprek wordt mogelijk gemaakt
door ondersteuning van de firma JAMS Pet Food
International Inc. De deelnemers aan het Ronde Tafel-
gesprek spreken op persoonlijke titel over een onderwerp
dal direct of zijdelings met gezelschapsdieren te maken
heeft.

WIJ GAAN WEER NAAR SCHOOL!

In de maand augustus wordt heel Nederland traditioneel opgeschrikt door af-
fiches die aandacht vragen voor jonge fietsers met hun rugtasjes. Zij wurmen
zich door het grote-mensen-verkeer een weg naar school. Volwassenen opge-
let! Dat hun eigen kennis ongeveer vijfjaar na hun studie voor de helft verou-
derd is, weten deze doorgaans niet. Deelnemers aan het lams \'Ronde Tafel
Gesprek\' in het Utrechts restaurant Wilhelminapark, vragen zich hardop af
of volwassen afgestudeerde dierenartsen, na vijfjaar, al of niet met de rugzak
om, weer verplicht terug naar school gestuurd moeten worden.

-ocr page 137-

\'Dat is toch niet zo vreemd\', meent de
andere \'buitenstaander\' aan tafel. Jan
Leemkuil van de firma Micpoint, die
zich bezighoudt met het automatiseren
van dierenartspraktijken. \'Ik heb het
ook moeten leren, omgaan met deze
beroepsgroep. Er speelt namelijk nog
een ander element mee. Dierenartsen
zijn tenslotte allemaal individualisten,
ze bevechten elkaar soms op leven en
dood. Ze gaan misschien ook naar zo\'n
cursus vanuit een zekere nieuwsgierig-
heid om de vraag te beantwoorden
\'hoe kan een jaargenoot toch zo\'n
goede praktijk draaien?\' In de loop van
de avond ontpopt Leemkuil zich tot
een stellige tafelgenoot, met vastom-
lijnde ideeën.

Peter Poll gaat verder. Hij meent dat
door het huidige nascholingssysteem
heel moeilijk ideële boodschappen
zijn over te brengen. \'De cursisten wil-
len iets horen waarmee ze overmorgen
iets kunnen doen in de praktijk. En die
andere zaken, zo menen ze, moeten in
de jaarvergadering van de KNMvD
maar aan de orde komen.\' Jan
Leemkuil wil daar ook wel iets over
zeggen. \'In het algemeen geven die-
renartsen de voorkeur aan onderwijs in
meerdere sessies. Naar zijn mening is
één keer per jaar voor de meesten echt
te weinig.\' Een probleem daarbij is dat
dierenartsen naast medicus ook onder-

nemers zijn. Als aanbieder van infor-
matie via de computer moet het pakket
deze beide belangen van de dierenarts
optimaal combineren. Het meest be-
langrijk voor de automatiseerder is het
voor de practicus vergaren van infor-
matie en deze in de meest geschikte
vorm aanbieden in de programmatuur.
Daarbij zijn dus ook allerlei economi-
sche overwegingen van belang. Het
accent van het gesprek wordt weer wat
teruggebracht naar het onderwerp, de
bijscholing van de dierenarts.
Jan Gajentaan geeft aan: \'Mensen wil-
len te maken hebben met mensen en
niet met een machine, als het gaat om
scholing. En die op de videoband ge-
toonde infonnatie moet bovendien
perfect zijn, want door de mogelijk-
heid de band steeds weer te bekijken
word je betrapt als er ook maar het
kleinste foutje in zit.\' Leemkuil onder-
streept nogmaals dat de gedigitali-
seerde infonnatie als methodiek niet is
tegen te houden, net als de stoomtrein
destijds.

Bij PAO-D wordt daar anders over ge-
dacht. \'Uitgangspunt is dat bij een vak
als het onze, dat door een universitaire
studie verworven is, de halfwaardetijd
vijf jaar is. En we weten niet eens
wélke kennis dan verouderd is. Een
mens en een syllabus zijn inderdaad
niet de enige vorm van kennisover-
dracht. CDI-programma\'s kunnen ook
geweldige mogelijkheden bieden in de
toekomst, hoewel de introductie in de
VS een catastrofe is geworden. Een
soort betaaltelevisie zou je nog kunnen
introduceren. Binnenkort zijn we op
Internet te zien. De interesse voor dit
soort ontwikkelingen hier in Neder-
land is erg moeilijk in te schatten. Kijk,
bij gebieden in de VS, waar mensen
zes uur moeten rijden om bij de infor-
matie te komen, is dat veel interessan-
ter.\'

Richard Nap wil inmiddels graag we-
ten waarom contactonderwijs nou
werkt. \'Is dat nu omdat mensen weg
zijn uit de dagelijkse beslommerin-
gen? Dat ze niet afgeleid worden?\'
De huisartsen zijn met een kleinscha-
lige opzet van de bijscholing begon-
nen. \'Cleane kennis kun je best per
computer overbrengen. Maar het viel
ons op dat er geen systematiek was,
geen contact ook met collega\'s onder-
ling. Het aantal brieven dat we aan el-
kaar versturen, houden we tegenwoor-
dig zo kort mogelijk.\' Lisette Over-
duin herkent dit ook bij de dierenartsen
en betreurt die ontwikkeling in hoge
mate. \'Ik zie dat namelijk als een gratis

vorm van nascholing. Tweedelijns art-
sen kunnen vaak heel goed de diagnos-
tiek beschrijven, wanneer ze na behan-
deling het dier weer terugsturen.\' Jan
Leemkuil, wiens programmatuur deze
rapportagebrieven produceert, valt
haar bij. Ook hij vindt dit een belang-
rijke vorm van nascholing voor de be-
roepsgroep en een belangrijke service
van de specialist.

Joost van Niekerk: \'Onze werkgroep
Deskundigheidsbevordering Huisart-
sen zorgt ervoor dat structureel een
aantal dingen aan bod komen. Een ge-
differentieerd aanbod dat voorbereid
wordt, leemtes moeten opgespoord
worden en we moeten voorkomen dat
mensen zich alleen nascholen in dat-
gene wat zij allang weten. Onze eerste
nascholingscursus op de computer is
dit jaar overigens geaccrediteerd.
Binnenkort kunnen we ook interactief
vragen beantwoorden. Je stuurt een
floppy op naar je leraar en je krijgt je
score teruggestuurd.\' \'Een aantrekke-
lijk idee\', vindt Lisette in tegenstelling
tot Nap en Gajentaan, die nog zoekend
zijn naar een juist medium voor bij-
scholing: een mens, een map, een zaal,
een floppy, een p.c.?
Peter Poll maakt van de gelegenheid
gebruik om zijn persoonlijke ervarin-
gen met de komst van de computer op
te biechten. \'Mijn vrouw Hannemarie
heeft mij bij de binnenkomst van de

-ocr page 138-

computer gezegd: Luister, ik bemin je
teder, maar we spreken één ding af, ik
raak het ding niet aan! Mijn dochter
van 10 kon er niet van afblijven.\' En
volgens hem denkt een hele generatie
er nog steeds zo over als zijn vrouw.
Joost van Niekerk voegt aan de reeks
van mogelijkheden het laatste nieuw-
tje nog toe, het expertsysteem dat er
aan staat te komen. Tijdens het werk
kan de arts de kennis in dit systeem
voortdurend raadplegen en zo zijn ei-
gen deskundigheid spelenderwijs ver-
groten. Jan Leemkuil wijst erop dat dit
systeem er al is: \'Niet de techniek is
het probleem bij het expertsysteem,
maar de vraag hoeveel geld is er be-
schikbaar om de kennis in deze syste-
men onder te brengen\'.
Peter Poll ziet voor het expertsysteem
maar een kleine bescheiden rol wegge-
legd. \'Mensen komen naar jou toe met
hun dier, ze hebben vertrouwen in je,
ze vinden je aardig en je hebt er een
goed contact mee. Dat kun je niet door
techniek vervangen.\' Jan Gajentaan is
dat met hem eens. \'Als je eens bekijkt
hoeveel gegevens een goed practicus
in zijn geheugen verwerkt en opslaat,
dat is gigantisch. Honderden gegevens
in 15 seconden over één hond, die bij
hem binnenkomt. Van kop tot staart,
van de lippen en het tandvlees tot de
huid, de motoriek, noem maar op. In
één oogopslag registreert hij dat.\'
Bij de huisartsen is de NHG-standaard
het begin van een expertsysteem. Het
is een hulpmiddel waarin je bijvoor-
beeld kunt vinden hoe je moet omgaan
met een verzwikte enkel.
De vraag naar verplichte nascholing
klinkt steeds meer tussen de verhalen.
Wat vinden de deelnemers daarvan?
\'Uit de dierenartsen zelf komt die
vraag niet\', meent Peter Poll, \'het is
een vrije beroepsgroep die zich de wet
niet laat voorschrijven, daarvoor zijn
ze ook dierenarts geworden. Ik ben ui-
terst ambivalent in deze kwestie. Ik zie
wel iets in een vrijwillige evaluatie-
toets. U beantwoordt de volgende 50
vragen. U krijgt de uitslagen thuisge-
stuurd en u mag aan de hand van de
score zelf beslissen over bijscholing.\'
Jan Gajentaan is wel voorstander van
verplichte nascholing. \'Maar ik wil
nog een stapje verder gaan, ik wil dan
ook een verplichte toetsing daama. In
de VS, waar ik een tijd gewerkt heb,
gaat het die kant al op.\' In Nederland
en Europa bestaat ook al een eerste, zij
het eenmalig post-academisch toet-
singssysteem, waarbij specialisten na
een toetsing geregistreerd worden.
Lisette Overduin vindt verplichte na-
scholing helemaal niet slecht. \'Ik vind
alleen wel dat andere vormen van na-
scholing buiten PAO-D en buiten-
landse cursussen ook moeten worden
meegeteld. Net zoals dat bij de huisart-
sen gebeurt. Maar ik zie ook genoeg
mensen om me heen die dat niet willen
en menen dat ze goed draaien zo. Dus
het zal wel een probleem worden om
het af te dwingen.\'

Jan Leemkuil is ook voorstander van
nascholing, maar wil graag rekening
houden met de collega\'s die minder
draagkrachtig zijn of alleen in een
kleine praktijk werken. \'Die kunnen
die dag voor bijscholing vaak niet mis-
sen.\' Joost van Niekerk is uiteraard
voorstander van nascholing en vindt
ook dat het dient als herkenning en er-
kenning door de buitenwereld. \'We
zijn nooit volleerd en we moeten ge-
lijktijdig ook bijblijven. Duidelijk is
vastgelegd wat we daarvoor moeten
doen. Na vijf jaar moeten we ons op-
nieuw aanmelden, iedere keer op-
nieuw opschrijven hoeveel we geprak-
tiseerd hebben en wat we aan
nascholing gedaan hebben. En als dat
onvoldoende is, dan moeten we op-
nieuw huisartsexamen doen.\'
Jan Gajentaan vindt dat voor de die-
renartsen te ver gaan. \'Ik zeg niet me-
teen het examen overdoen, maar een
vorm van een toets is goed. Kijk naar
de definitie van een specialist. Dat is
iemand die theoretisch net zoveel weet
als een vijfdejaars-student, dat is de
top, en die daamaast de ervaring heeft
en de handvaardigheid. In het zesde
jaar is er al sprake van een achteruit-
gang van theoretische kennis. En laten
we niet vergeten, nascholing is niet al-
leen goed voor de kwaliteit van wer-
ken, maar is ook belangrijk om lol in je
werk te houden, om te vernieuwen in
je werk.\'

Nascholing is geen luxe meer, maar
noodzaak geworden. De houding van
de dierenartsen zou moeten ombuigen
van: ik moet, naar ik mag, naar een na-
scholingscursus. De druk van buitenaf,
vanuit de overheid en de technologie
neemt toe. Of nascholing ook verplicht
gesteld gaat worden door de patiënt
zelf, de mondig geworden klant, is nog
maar de vraag. Veel mensen voelen
zich nog vaak snel getroost en gerust-
gesteld door de dierenarts. Richard
Nap: \'Want die dokter wist het, net als
de huisarts en de bovenmeester in het
dorp, en dat stelt gerust. Er was vroe-
ger geen hond die dacht, hij weet het
niet.\' \'Nee, maar die hond die voelde
het wel\', vult het gezelschap aan. Dan
toch maar snel de rugzak van zolder
halen en weer terug naar school. Al is
het maar voor die ene hond.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

Clemens Graafsma
Marian Kremers

-ocr page 139-

In de najaarsbrochure 1997 heeft u
kunnen lezen dat PAO-D in samen-
werking met de GD-herkauwers en de
Faculteit der Diergeneeskunde, afde-
ling Bedrijfsdiergeneeskunde rund,
meerdere cursussen organiseert over
de protocollaire benadering van en-
kele belangrijke infectieziekten bij het
rund. GD, FdD en PAO-D menen dat
er op niet al te lange termijn een erken-
ningsregeling voor rundveedierenart-
sen komt. Binnen zo\'n erkenningsre-
geling zal het werken met protocollen
rundveegezondheidszorg een essen-
tiële rol hebben en als voorwaarde gel-
den. De GD, FdD, en PAO-D menen
dat het van het grootste belang is dat
dierenartsen, die een belangrijk aan-
deel moeten leveren binnen bestrij-
dingsprogramma\'s, volledig en cor-
rect geïnformeerd moeten zijn. Binnen
de tweedaagse cursussen \'Infectie-
ziekten op rund veebedrijven\' worden
de protocollen, achtergronden en de
actuele stand van zaken van beschik-
bare kennis uitgebreid doorgenomen.
De GD-herkauwers heeft daarnaast
het voortouw genomen om dierenart-
sen, die misschien wat minder inten-
sief werkzaam zijn in de rundveehou-
derij, eveneens de mogelijkheid te ge-
ven zich de bedrijfsmatige protocol-
laire benadering voor belangrijke in-
fectieziekten (BVD, paratbc en IBR)
eigen te maken. Op verschillende mid-
dagen op verschillende locaties in het
land wordt u de gelegenheid geboden
aan deze korte cursussen deel te ne-
men. Naast het feit dat in de toekomst
dit soort cursussen wellicht verplicht
worden om deel te kunnen nemen aan
bestrijdingsprogramma\'s, menen wij
dat deelname voor dierenartsen, als
eerste aanspreekpunt voor kennis over
infectieziekten, een mogelijkheid
biedt zich uiteindelijk naar de sector te
profileren met een uniform hoog ken-
nisniveau.

CURSUSSEN INFECTIEZIEKTEN BIJ HET RUND

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclu-
sief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht
aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend
kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1994: niet meer voorradig.

Banden 1993: niet meer voorradig.
Banden 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988: niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met accept-
giro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling: 030 - 2511787.

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(^pobox.ruu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op internet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren
(U.D.) (97/128), woensdag 24 sep-
tember 1997, 09.30 - 17.30 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 525,-- (in-
clusieflunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren te zijn. De
theoretische aspecten van echografie
zullen besproken worden en de prakti-
sche uitvoering van echografisch on-
derzoek van abdomen en thorax zal ge-
demonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scan-techniek; nor-
maalbeeld van diverse organen; beel-
den van een aantal veelvuldig voorko-
mende afwijkingen. De cursusleider is
drs. J.W. Garretsen, specialist veteri-
naire radiologie.

Assistentie voorbereiding en nazorg
operatiepatiënt
(97/806), zaterdag 27
september 1997, 10.00 - 16.00 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 395,-- (in-
clusief lunch).

Controle van de patiënt voor de opera-
tie. Algemene verzorging en controle
van de patiënt na de operatie; bijko-
men uit anesthesie; pijnbestrijding na
de operatie (noodzaak?); infusen; ver-
banden of kraag. Bovendien wordt
aandacht besteed aan de ernstig zieke,
opgenomen patiënt. Bloedafname
technieken. Eén en ander wordt theo-
retisch behandeld en gedemonstreerd
en waar mogelijk geoefend. De cursus-
leider is dr. A.A.M.E. Lubberink, spe-
cialist chirurgie der gezelschapsdie-
ren.

Persoonlijk leiderschap en de
kracht van communicatie
(97.932),
donderdag 18 en vrijdag 19 september
1997 te Zeist. De cursusprijs is
ƒ 1650,— (inclusief twee boeken en
een reader en overnachting), het aantal
deelnemers maximaal 20.

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider.
Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebruikt het ge-
wicht van zijn persoonlijkheid om zijn
dingen te doen, zijn visie te ontwikke-
len en zijn doelstellingen te bereiken.
Zijn hulpmiddel daarbij is de eigen
persoonlijkheid. Een persoonlijkheid

-ocr page 140-

die zichzelf vormgeeft in de manier
van communiceren. Daarom in deze
persoonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden:

Autonomie en richting

Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanboren
als leider geeft de mogelijkheid de ei-
gen richting vorm te geven. Dan kan de
leider anderen uitdagen om hun bron-
nen te gebruiken en te ontwikkelen.

Succes willen hebben

Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider. Wij
denken daarbij niet alleen aan het suc-
cesvol zijn of kunnen \'scoren\', maar
aan het gericht blijven op de eigen vi-
sie en het genieten van de successen
die op weg daamaartoe worden ge-
boekt. Geniet zonder ook maar iets in
te leveren van de motivatie om de ver-
volgens gestelde doelen te bereiken.

De relatie willen onderhouden

De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom een tweedaagse training om te
Ieren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.

De docent is drs. W. Veenbaas (in sa-
menwerking met prof dr. A. Pijpers);
drs. Wibe Veenbaas heeft een eigen
trainingsinstituut: Phoenix Opleidingen
in Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die hij
gehouden heeft voor diverse Groepen
van de KNMvD en als docent bij de
cursus Apotheek II Landbouwhuis-
dieren.

Pluimvee casuïstieken (97.401),
dinsdag 30 september 1997, 09.00 -
17.00 uur te Arnhem. Cursusprijs
ƒ 515," (inclusief lunch).

Centraal staat de diagnostiek rond
ziektekundige problemen bij pluim-
vee. Diagnostiek berust meestal op een
samenhang van uit het veld verkregen
gegevens en laboratoriumuitslagen.
Aan de hand van casuïstieken partici-
peert de cursist actief bij het stellen
van diagnoses. Praktische problemen,
interpretatie van laboratoriumuitsla-
gen en andere zaken zullen de revue
passeren. Meerdere ziekten zullen in
deze cursus behandeld worden zoals:
Trilziekte, Infectueuze Bronchitis, et-
cetera. De cursusleiders zijn dr. R.M.
Dwars, prof dr. A. Pijpers, afdeling
Pluimveebedrij fsdiergeneeskunde.
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD.

Paratbc, diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 150,-.

Deze cursus organiseert PAO-Dier-
geneeskunde in samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Cursusnummers, data en locaties:
97/235 dinsdag 30 september 1997;
Gezondheidsdienst voor
Dieren te Boxtel
97/236 woensdag 1 oktober 1997;
Gezondheidsdienst voor
Dieren te Drachten
97/237 woensdag 22 oktober 1997;
Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer
97/238 donderdag 23 oktober 1997;
ROC te Zegveld

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.
In aansluiting op de uitgebreide cursus
infectieziekten, ligt in deze cursus het
accent vooral op praktische informatie
omtrent de bedrijfsmatige benadering
van paratbc bedrijven. Daarbij wordt
onderscheid gemaakt in twee soorten
bedrijven:

1. Aanpak besmette bedrijven. Be-
langrijk hierbij is dat de veehouder
een aantal managementsfactoren
zeer stipt uitvoert. Daarom zal de
nodige aandacht besteed worden
aan enkele essentiële factoren als
hygiëne, voeding en huisvesting.
Verder zullen de mogelijkheden en
beperkingen van enkele diagnosti-
sche testen worden besproken om
subklinisch en klinisch geïnfec-
teerde bedrijven en/of dieren op te

sporen.

2. \'Onverdacht status\' bedrijven. Be-
drijven, die de afgelopen jaren nooit
verschijnselen van paratbc op hun
bedrijf hebben gezien, kunnen opte-
ren voor de \'onverdacht status\'.
Besproken zal worden hoe zo\'n be-
drijf eventueel deze \'onverdacht
status\' kan bereiken. Onder andere
welk aanvullend onderzoek (serolo-
gisch en/of bacteriologisch onder-
zoek) daarvoor nodig is en welk be-
wakingsprotocol uitgevoerd moet
worden. De cursusleiders zijn drs.
C.H.J. Kalis, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten en drs. H.J.
van Weering, Gezondheidsdienst
voor Dieren Deventer. Het aantal
deelnemers is maximaal 50 (met
uitzondering van de cursus te
Boxtel, hier kunnen maximaal 40
personen deelnemen).

Praktische economie I voor het var-
kensbedrijf te Cuijk.
Cursusprijs
ƒ 1.000,- (exclusief BTW en inclusief
trainingsmateriaal). Deze cursus is
door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van A.U.V.-
Dierenartsencoöperatie in het kader
van het kennistraject dat de A.U.V. uit- ]
voert ten bate van haar leden. |

Cursusnummers data:
97/307, dinsdag 16, 23 en 30 septem-
ber 1997.

97/308, dinsdag 28 oktober, dinsdag 4
en 11 november 1997.
drie middagen van 14.00 tot
17.30 uur.

Als bedrijfsbegeleider maakt de prac-
ticus deel uit van de kring van advi-
seurs die de varkenshouder onder-
steunt. Effectieve advisering over
diergezondheid en aan diergezondheid
gerelateerde aspecten dient maximaal
rekening te houden met de economi-
sche mogelijkheden van het betrokken
bedrijf Daarom is de economische
analyse een integraal onderdeel van
het advies. De training is er op gericht
inzicht te geven in de economische
achtergronden (kosten, investeringen,
economische technieken, etcetera) van
varkensbedrijven. Een belangrijk on-
derdeel van de training is het - in de
vorm van cases - oefenen met voor-
beelden uit de dagelijkse praktijk. De
cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct Agrimanagement,
LU Wageningen en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct Agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

-ocr page 141-

Jan Vaarten, stafmedewerker Veteri-
naire Zaken van de KNMvD, is ervan
overtuigd dat de huidige aanpak de
beste vruchten afwerpt: \'We kunnen
de practici wel blijven bestoken met
regels en maatregelen, maar dan gaan
we te gemakkelijk voorbij aan de er-
varingen in de praktijk.\' Al geeft hij
meteen toe dat de meeste practici in
eerste instantie vragen om een stan-
daardprotocol. \'Terwijl wij de practici
juist willen stimuleren om na te den-
ken over wat ze doen. Een protocol
pleit ze niet vrij van die verantwoorde-
lijkheid.\' Verder is er natuurlijk een
grens -dient ook de RVV zich te reali-
seren- aan hetgeen de KNMvD haar
leden op kan leggen. Als het hygië-
neniveau van de werkzaamheden om-
hoog moet, dan moet dat door de die-
renartsen gedragen worden.

SPELREGELS

Ten behoeve van de structuur van de
bijeenkomsten heeft Vaarten een aan-
tal spelregels opgesteld.
Er wordt alleen over hygiëne en alleen
over dierenartsen gepraat. Het is ver-
leidelijk om er van alles bij te halen en
nog verleidelijker om anderen te be-
tichten van onvoldoende hygiëne-be-
wustzijn. Niet aan toegeven dus.

Na twee ultrakorte inleidingen van de
KNMvD en de RVV zijn de aanwezi-
gen zelf aan het woord. Anderhalf uur
later worden de conclusies verzameld.
Het bedrijfsbezoek is als volgt opge-
deeld:

1. Vertrek van de praktijk

2. Aankomst op het bedrijf

3. Betreden bedrijf

4. Gebruik materialen, medicijnen

5. Verlaten bedrijf

6. Aankomst op de praktijk

Vertrek van de praktijk

Al gauw blijkt dat een bedrijfsbezoek
opdelen wel mogelijk is, maar dat
reeds bij punt één, vertrek van de
praktijk, nagedacht moet worden over
punt vijf, het verlaten van het bedrijf
Wat neem je mee heen en wat neem je
mee terug?

De aanwezigen zijn het eens: \'Je mag
eigenlijk niets meer van het bedrijf
mee terug nemen, dus alles moet afge-
past en afgemeten mee naar binnen.\'
Bloedmonsters en papieren zullen
echter weer mee naar de praktijk moe-
ten.

Bijna niemand hanteert in de praktijk
een schone-vuile-weg principe. Wel
hebben veel practici, zeker degenen
die heel direct met varkenspest te ma-
ken hebben, een duidelijke visie op
het schoonhouden van de auto. \'Wij
hebben nu allemaal een paar laarzen
met gladde zolen om van de auto naar
het bedrijf te lopen.\' Sommigen heb-
ben zelfs continu halamid in oplossing
om die laarzen te ontsmetten zodra ze
van het bedrijf afgaan. Maar dat vin-
den anderen weer wat gevaarlijk: \'Ik
maak nog weieens een schuivertje en
schiet het over de rand. Dat vind ik
toch niet zo fijn.\' Praktisch iedereen
rijdt met ander schoeisel dan waarmee
hij de erven betreedt.
Zeer belangrijk in het verhaal -dit punt
komt telkens terug- is de \'opvoeding\'
van de varkenshouders. Deze moeten
heel goed van te voren aangeven, wat
de dierenarts precies op het bedrijf
moet komen doen. De één is daar han-
diger in dan de ander. \'Van sommige
boeren krijg ik \'s avonds een fax, dan
hoef ik niet eens meer na te denken\',
lacht er één. Maar dat is natuurlijk niet
overal zo, integendeel.
Herbes vraagt de practici hoe vaak zij
de auto van binnen reinigen. Daar
blijkt nogal wat variatie in te zitten
(\'elke dag\' tot \'bij het inruilen\').

Uden, 31 juli 1997- \'De bal is aan u\', aldus Rik Herbes van het hygiëneteam
van de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV). Het hygiëneteam
doet onderzoek naar de hygiëne in de varkenspestbestrijding. Een interessant
onderzoek, met verbluffende resultaten. In elke schakel van de ketting die aan
varkenspestbestrijding doet, zoals transporteurs, voerleveranciers, dieren-
artsen en varkenshouders, is wel iets te verbeteren. Het hygiëneteam stelt bij-
voorbeeld vast dat dierenartsen geen eigen hygiëneniveau handhaven.
De KNMvD heeft de waarschuwing van de RVV -\'Het kan en moet dus beter\'-
opgepakt. Met de gedachte \'weer een protocol is meer van hetzelfde\' heeft de
KNMvD met voortvarendheid een aantal werkvergaderingen belegd in het zui-
den van Nederland. De practici bespreken de hygiëne rond het bedrijfsbezoek.
Als er vijf bijeenkomsten gehouden zijn, wordt een lijst van aanbevelingen op-
gesteld. Tot nu toe verlopen de intervisies zeer constructief. Herbes waarschuwt
de dierenartsen: \'Het is niet geheel vrijblijvend. Als de bijeenkomsten niet het
gewenste resultaat hebben, neemt de RV\\ andere maatregelen.\'
Dit artikel is een kleurige schets van één van de vergaderingen.

Door Sophie Deleu

■ miim.

RW: HYGIENEMAATSTAVEN DIERENARTSEN VARIABEL

BEPERKING RISICO\'S BEDRIJFSBEZOEK DOOR INTERVISIE

Aankomst op het bedrijf

Bij de aankomst op het bedrijf is het
belangrijk om goed te kijken waar je
je auto neerzet. Je kunt niet volstaan
met \'aan de openbare weg\' (hetgeen
iedereen doet), maar je moet ook kij-
ken waar de kadaverstolp normaal
ligt. \'En trouwens ook naar de kwali-
teit van de berm\', merkt iemand op die
na een bedrijfsbezoek niet meer weg-
kwam.

Wat neem je mee? Bloedhuizen, pa-
pieren, afgepaste medicijnen, spuiten,
een stropje... \'Bij mij hebben alle boe-
ren een stropje\', zegt iemand. Dit
geeft even discussie. De conclusie is
datje van boeren in deze tijd wel mag
vragen om te investeren in een stropje.
Men vindt het een goed idee om zono-
dig een eigen stropje mee te nemen
naar het bedrijf, het daar te laten en het
op de rekening te zetten. Dit vergt wel
een goede communicatie vooraf
Een levendige discussie onstaat ook
over het afgepast meenemen van me-
dicijnen. De meesten zouden overge-
bleven vaccin het liefst achterlaten bij
de boer. Dit is echter verboden
(Diergeneesmiddelenwet). In deze tijd
wordt om een soort gedoogbeleid ge-
vraagd. De KNMvD werkt hieraan.
Niettemin zijn er practici die hier geen
enkel probleem mee hebben. Die trek-
ken alvast een spuit vol bij de auto:

-ocr page 142-

\'Als ik er twintig moet enten, trek ik
22 doses op in een revolverspuit. Er
komen er ook 22 op de rekening.\'
Deze practicus geeft er overigens de
voorkeur aan repeteerspuiten van de
praktijk mee te nemen en deze zelf te
reinigen. Hij stopt ze na gebruik in een
plastic zak en houdt \'vuile\' spuiten
apart in de auto.

Betreden van het bedrijf

Met de eigen laarzen betreedt men het
erf Fanatiekelingen vragen overal
(echt waar!) of ze even mogen dou-
chen (en na afloop weer). \'Kleine
moeite, groot plezier. Ik ga fris de auto
weer in\', aldus een practicus die al
veel bedrijven varkenspest heeft zien
krijgen.

Eigen kleren gaan zo lang in een plas-
tic zak van de praktijk. De dierenarts
stapt schoon en bloot tot op zijn on-
derbroek -vrouwen zijn dungezaaid
tijdens de bijeenkomsten- in de be-
drijfsoverall of desgewenst in be-
drijfskleding met overall. Gebruik van
de witte wegwerpoveralls wordt als
nuttig maar zeer onprettig afgedaan.
Deze worden gebruikt als het echt niet
anders kan. Een kapotte overall wordt
in de regio rond Boekei niet meer ge-
accepteerd. Als de boer geen schone,
degelijke overall beschikbaar stelt,
wordt een witte gebruikt en op de re-
kening gezet (a ƒ 12,50).
De meesten trekken, als er geen be-
drijfskleding is, plastic oversokken
aan over de eigen sokken. Er schijnen
plastic kniekousmodellen in de handel
te zijn, die de voorkeur hebben boven
de korte blauwe.

Waar tot voor kort het douchen op de
bedrijven als omslachtig werd erva-
ren, vinden de practici het nu een hele
geruststelling. Ook een schone, wer-
kende hyiënesluis met warm en koud
stromend water en een wasbak met
zeepdispenser wordt zeer op prijs ge-
steld. Als er geen zeep is, zou de prac-
ticus een eigen hygiënepakket moeten
gebruiken en achterlaten (en in reke-
ning brengen), zo vindt men. \'Let ook
eens op de reinheid van de handdoek.\'

Gebruik materialen, medicijnen

De meesten vinden dat de boer alle no-
dige hulpmiddelen zelf in bezit moet
hebben, zoals spuiten. Er zijn er die de
repeteerspuiten (zeker de verlengde
en de socorex) liever meenemen en
reinigen en ontsmetten op de praktijk.
Maar: \'Niets is goed of fout, als je
maar nadenkt bij watje doet.\'
Bij bloedtappen en biggen euthanase-
ren (kortom bij het verbreken van
weefsel en mogelijk contact met
bloed), dient de dierenarts handschoe-
nen te dragen. Excuses als \'die zijn
toch zo kapot\' worden niet meer geac-
cepteerd rond Boekei: \'Trek dan maar
twee paar aan.\' Hetzelfde geldt voor
haarnetjes, c.q. petjes en mondkapjes.
Baarden en snorren moeten ingepakt
zitten. (Haar blijft overigens een zwak
punt in het hygiëneverhaal.)
Scannen van zeugen is momenteel uit
den boze. De practici weigeren ge-
woon. Het is hen daamaast een doom
in het oog dat de Kl-medewerkers er
alweer mee begonnen zijn (maar die
discussie mag hier niet gevoerd wor-
den). \'Een scanner is niet te poetsen,
vergeet het maar.\' Daar tegenover zijn
er practici die de scanner zo goed mo-
gelijk inpakken en ontsmetten en met
alle risico\'s toch doorgaan: \'De boe-
ren vragen erom, zij zijn verantwoor-
delijk. Ik leg ze dat heel goed uit.\'
Niettemin is men het tamelijk eens:
\'Met scannen neem je een groot ri-
sico.\'

Verlaten van het bedrijf

Bij het verlaten van het bedrijf worden
zoals gezegd alle spullen achtergela-
ten. Wegwerpmaterialen dienen ook
echt weggegooid te worden in een af-
valbak (en niet \'weggemoffeld\'). Het
liefst douchen de practici opnieuw en
trekken dan pas weer de eigen kleren
aan (die nog in de plastic zak van de
praktijk zitten). In elk geval worden
de handen goed gewassen. De be-
drijfslaarzen worden verwisseld met
de laarzen met platte zolen.
Aldaar, de plek waar je je durft te ver-
kleden, worden ook de papieren inge-
vuld. De monsters en de papieren wor-
den ter plekke ingepakt voor de
verzending. Een enkele practicus laat
de boer zelfs de monsters verzenden.
Dit gaat velen echter te ver: \'Ik wil er
wel zicht op hebben wat er met die
monsters gebeurt...\' De verpakte mon-
sters en de papieren worden in een
speciale \'vuile doos\' in de auto gede-
poneerd. In de \'vuile doos\' zitten alle
spullen die op de bedrijven zijn ge-
weest. Er gaan alleen dingen in, niets
eruit.

Tot slot worden de laarzen in de auto
gezet (al dan niet ontsmet) en de eigen
schoenen weer aangetrokken.

Aankomst op de praktijk

Na aankomst op de praktijk pak je de
\'vuile doos\' uit. De monsters worden
door de assistente verwerkt (bij som-
migen met handschoenen aan).
Spuiten worden direct in een bak met
natronloog gelegd om later gereinigd
en gesteriliseerd te worden. Herbes
wijst erop dat de assistente ook moet
weten waar ze mee bezig is; een goede
werkinstmctie is heel belangrijk.
De meesten wisselen opnieuw van
schoeisel: \'Op de praktijk heb ik slof-
fen aan.\' Een enkeling heeft ook zelf
een ontsmettingsbak bij de praktijkin-
gang.

Herbes vraagt of bedrijfskleding op de
praktijk gewenst is. De deelnemers
vinden dat je dan ook bedrijfsauto\'s
moet hebben, anders is het zinloos. En
bedrijfsauto\'s is voor velen een bmg
te ver. Je wilt immers ook met je ruime
four-weel-drive op vakantie? Wel ne-
men sommigen naar de bedrijven
waar \'iets broeit\' de auto van de part-
ner mee. Na een bezoek aan een \'ver-
dacht\' bedrijf gaan de meesten die dag
niet meer op pad. De auto wordt dan
aan een grondige schoonmaakbeurt
onderworpen.

GEK MAKEN?

Een enkele aanwezige vraagt zich ver-
twijfeld af of\'we elkaar niet gek zitten
te maken met z\'n allen\'. Men is het
erover eens dat alle hygiënemaatrege-
len praktisch haalbaar moeten blijven.
Al beseft iedereen tegelijk dat elk be-
drijfsbezoek een risico betekent. (In
dat verband is het ook nuttig het aantal
bedrijfsbezoeken waar mogelijk te be-
perken.)

Natuurlijk heeft iedereen bij tijd en
wijle het gevoel dat hij aan het dwei-
len is met de kraan open \'als ons Opa
even komt voeren en zo doorloopt\'.
Maar het is goed dat de RVV erop
wijst dat de practici over het algemeen
geneigd zijn hun hygiënemaatstaven
aan te passen aan die van de boer.
Daarom is het nuttig om bij elkaar te
zitten en te denken: \'Wat vinden wij
nou belangrijk?\'

De voorzitter is vrij rechtlijnig waar
het hygiëne betreft: \'Ik zal nooit meer
zo werken als voor 4 febraari 1997. Ik
heb mijn lesje geleerd.\' En bovendien:
\'Als je iets wilt veranderen, moet je
het nu doen. De boeren zijn zich nog
nooit zo bewust geweest van de risi-
co\'s.\' En met deze positieve opmer-
king sluit hij de vergadering.

Voor meer informatie: drs. J.L.M.
Vaarten, stafmedewerker Veterinaire
Zaken. tel. 030-2510111,fax25ll787
en E-mail knmvd@pobox.ruu.nl.

-ocr page 143-

AANBOD

In het tweede kwartaal van 1997 zijn 42
diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake van
een afname van het aantal dierenartsen
dat per direct op zoek was naar fulltime
werk (in april waren dit er 118 en in juni
110). Van de 110 dierenartsen die in juni
ingeschreven stonden, zocht 67% een
functie in de gezelschapsdierenpraktijk
en 33% in de gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijk. Deze 110 dierenart-
sen zijn in deze periode echter vrijwel
allemaal ingezet in de varkenspestbe-
strijding en waren dus feitelijk niet di-
rect beschikbaar.

Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek is
naar parttime werk. Deze groep is in het
tweede kwartaal van 1997 gegroeid
(van 62 dierenartsen in april naar 67 in
juni). Het grootste deel is op zoek naar
een baan in de gezelschapsdierenprak-
tijk (85%); 15% zoekt werk in de ge-
mengde of de landbouwhuisdierenprak-
tijk. Het aantal vrouwen is in deze groep
veel groter dan het aantal mannen; 91%
van de groep bestaat uit vrouwelijke die-
renartsen. Het aantal dierenartsen dat
een andere baan in de praktijk zoekt en
dus op termijn beschikbaar is vanwege
de opzegtermijn, is in de maanden april
tot en met juni gelijk gebleven, namelijk
73. Van deze dierenartsen zocht 66% op
termijn een functie in een gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijk en 34% in
een gezelschapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoeken
buiten de praktijk. Hiermee wordt be-
doeld werk in het bedrijfsleven, bij de
overheid of bij onderzoeksinstituten.
Het aantal dierenartsen dat hiervoor in-
geschreven staat is in het tweede kwar-
taal iets toegenomen; in april waren dit
er 36 en in juni 38.

VRAAG

In het tweede kwartaal van 1997 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 30 aan-
vragen per maand binnengekomen voor
waamemingen in gezelschapsdieren-
praktijken en 16 aanvragen per maand
voor waamemingen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijken. Deze
aanvragen voor (zomer)waamemingen
waren in te vullen in verband met het
grote aantal waarnemend dierenartsen
dat ingezet is in de varkenspestbestrij-
ding. Wat betreft vaste banen zijn er in
de maanden april tot en met juni negen
banen in gezelschapsdierenpraktijken
aangeboden (waarvan vier parttime) en
19 banen in gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijken (waarvan één part-
time). Vier banen in gezelschapsdieren-
praktijken zijn inmiddels ingevuld; in
alle gevallen door een vrouwelijke die-
renarts. Van de 19 banen in gemengde
of landbouwhuisdierenpraktijken zijn er
inmiddels dertien ingevuld; vier door
vrouwelijke en negen door mannelijke
dierenartsen.

De navolgende gegevens hebben betrekking op het tweede kwartaal van 1997.

Door Corine van Kalles

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK APRIL-JUNI

Voor meer informatie of diensten van de
vacaturebank: Corine van Kalles, Bu-
reau van de KNMvD, tel: 030-25W111.

Soort l»an

■ Apdl

■ Msi
□ Juni

AMBITIEUS PLAN VOOR GEZELSCHAPSDIERENSECTÜR

OPRICHTING STICHTING VACCINATIE GEZELSCHAPSDIEREN

Haarlem, I juli 1997- Vandaag wordt de Stichting Vaccinatie Gezelschapsdieren
opgericht. De bestuursleden, prof.dr.dr. h.c. M.C. Horzinek, P.A.M. Overgaauw
en H.A. Nieuwendijk, hebben een ambitieuze doelstelling na te streven: a) bevor-
dering van kennis van de vaccinologie van gezelschapsdieren, b) het laten ver-
richten van objectief en onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek op het ter-
rein van de vaccinologie van gezelschapsdieren en c) het verhogen van de
vaccinatiebereidheid en trouw bij diereigenaren in die gevallen waarin vaccina-
tie zinvol wordt geacht. De stichting probeert dit doel onder meer te verwezenlij-
ken door actief voorlichting te geven aan dierenartsen en eigenaren.

Door Sophie Deleu

Het idee van de Stichting Vaccinatie
Gezelschapsdieren werd geboren toen
de samenwerking van de vaccinprodu-
cerende industrie met de KNMvD bij
het uitgeven van een nieuw, beter en
controleerbaar vaccinatieboekje een
daverend succes bleek te zijn. Het vac-
cinatieboekje heeft zich in extreem
korte tijd een belangrijke plaats weten
te verwerven in de gezondheidszorg
van de gezelschapsdieren. Het project
loopt nu anderhalfjaar en het secretari-

-ocr page 144-

aat van de KNMvD heeft inmiddels
1.187.000 vaccinatieboekjes geregis-
treerd en verstuurd. Geen ander dier-
identiteitsdocument doet dit het vacci-
natieboekje na.

DIERGENEESKUNDIGE HANDE-
LING

Maar de vaccinproducerende industrie
wil meer: niet alleen een vaccinatie-
boekje, maar ook de vaccinatie als
diergeneeskundige handeling beter po-
sitioneren. Met andere woorden: de
bereidheid onder eigenaren om hun
dier te laten vaccineren vergroten. Het
is immers een feit dat bijvoorbeeld kat-
ten in onvoldoende mate aangeboden
worden aan de dierenarts.
Niet alleen is voor deze vaccinatiebe-
reidheid een goede benadering van het
publiek nodig -de industrie denkt er-
over grootscheeps reclame te maken
voor de dierenarts- ook de dierenarts
zal klaargestoomd moeten zijn om de
horde nieuwe cliënten te ontvangen.
Dat vergt een informatievoorsprong.
Een communicatiebureau heeft een
voorstel uitgewerkt om ten doel van
deze \'vaccinatiebereidheidscampagne\'
een stichting op te richten. Deze stich-
ting moet, net als de Nederlandse
Influenzastichting voor griep, als af-
zender fungeren. Het is immers be-
langrijk dat bij een dergelijk project de
afzender onafhankelijk is en dat de ge-
geven voorlichting omtrent vaccineren
op wetenschappelijk bewezen feiten
berust. Het kan bijvoorbeeld niet zo
zijn dat de cliënt van de dierenarts
wordt opgeroepen zijn dier te laten
vaccineren tegen een ziekte waarvoor
dat niet nodig, of zelfs niet wenselijk
is. Anderzijds; als de wetenschap aan-
toont dat het nuttig is dat alle Neder-
landse katten gevaccineerd worden te-
gen niesziekte, dan moet dat van de
daken geschreeuwd worden.
Met een onafhankelijke stichting kan
bovendien gemakkelijk free
Publicity
verkregen worden. Voor de pers is het
prettig om op een duidelijk punt infor-
matie te krijgen, wanneer bijvoorbeeld
een virusziekte onder gezelschapsdieren
uitbreekt. Tot nu toe was eigenlijk niet
duidelijk tot wie de pers zich in zo\'n ge-
val moest wenden. Het resultaat van dit
vaccuum hebben we kunnen vernemen
in een artikel dat begin dit jaar in de re-
gionale kranten verscheen, waarin de
jaarlijkse vaccinatie werd aangekaart.
Waren de artikelen nog tamelijk genu-
anceerd, de koppen logen er niet om.
Er is kortom grote behoefte aan een
Stichting Vaccinatie Gezelschapsdieren.

WETENSCHAP

Het belang van een stichting moet ech-
ter -zo vindt de werkgroep die zich met
deze materie bezighoudt en die voort-
gekomen is uit de werkgroep Vac-
cinatieboekjes- in een veel breder ka-
der gezien worden. De vaccinologie is
in de diergeneeskunde van essentieel
belang. Voorzitter Horzinek: \'Het vac-
cineren heeft weinig aandacht in de
opleiding en het PAO, terwijl het toch
de meest succesvolle en -laten we dat
maar eerlijk toegeven- meest lucra-
tieve handeling is in de praktijk.\'
Voorwaarde is wel dat de dierenarts
een vaccinatie kan onderbouwen met
wetenschappelijk en onafhankelijk
verworven kennis over het te gebrui-
ken vaccin, het vaccinatieschema, het
dier en zijn omgeving. Dit bevordert
tevens de interactie tussen dierenarts
en eigenaar.

Voorbeelden van vaccinologie-onder-
werpen die op dit moment ter discussie
staan zijn de volgende:

* het optreden van fibrosarcomen na
gebruik van vaccins met aluminium-
hydroxide;

* twijfel over het nut van jaarlijks vac-
cineren (bij eigenaren, maar ook bij
sommige dierenartsen);

* het bewezen nut van vaccineren bij
de preventie van herpesvirus-infec-
ties bij de kat.

Daarnaast is er een schrijnend gebrek
aan onderzoeksgegevens die betrek-
king hebben op de Nederlandse patiën-
tenpopulatie en op de virussen die in
Nederland circuleren. Zo worden som-
mige vaccins op den duur onwerkzaam
door verandering van de betreffende
virussen (neem parvovirussen). Hor-
zinek verwoordt het als volgt: \'Wij
moeten in Nederland op zoek naar a)
patiënten, b) antigenen en c) antilicha-
men.\'

Tot nu toe gaat de practicus bij het
vaccineren vooral af op de informatie
op de bijsluiter van het vaccin, maar
deze is natuurlijk zeer beperkt.
Sommige dierenartsen willen er meer
van weten en vragen zich af waar zij
met hun vragen terecht kunnen. Bij de
vakgroep Infectieziekten en Immuno-
logie van de Faculteit der Dierge-
neeskunde, afdeling Virologie, blijkt
uit het aantal en de aard van de vragen
dat er grote behoefte bestaat aan een
aanspreekpunt op het gebied van vi-
rusziekten en het gebruik van vaccins
in de gezelschapsdierensector. Vooral
over vaccinatieschema\'s leven er veel
vragen.

DOELSTELLING KNMVD
De oprichting van de Stichting
Vaccinatie Gezelschapsdieren past in
de doelstelling van de KNMvD; het
bevorderen van de diergeneeskunde en
het behartigen van de belangen van de
leden. Vaccineren speelt enerzijds een
grote rol in het welzijn en de gezond-
heid van dieren (daarom heeft de
KNMvD ook een vaccin- en vaccina-
tiebeleid) en is anderzijds een belang-
rijk onderdeel van het diergeneeskun-
dig handelen. Het gros van de
patiënten komt immers via de vaccina-
tie in contact met de dierenarts.
In tegenstelling tot de landbouwhuis-
dierensector, waarin de Stichting
Gezondheidsdienst voor Dieren met
alle financiële ondersteuning actief is,
mist de gezelschapsdierensector een
soortgelijke structuur. Indien dus een
samenwerking tussen wetenschap,
praktijk en industrie bewerkstelligd
kan worden, zo vindt de KNMvD, dan
ontstaat een win-winsituatie voor alle
participerende partijen. Het vaccina-
tieboekje is een goed voorbeeld van
een dergelijke samenwerking.
De fondsen voor de Stichting Vac-
cinatie Gezelschapsdieren, waarvan de
oprichting inmiddels heeft plaatsge-
vonden, kunnen op verschillende ma-
nieren verkregen worden. Zo is de ge-
zamenlijke vaccinproducerende indus-
trie alvast bereid een flinke duit in het
zakje te doen. Maar ook de practicus
heeft een duidelijk belang bij de stich-
ting.

Per jaar worden in Nederland zo\'n an-
derhalf miljoen dieren gevaccineerd.
Men kan zelf uitrekenen dat de geza-
menlijke bruto-opbrengst voor de die-
renarts neerkomt op ongeveer 75 mil-
joen gulden. Neemt de vaccinatie-
bereidheid door middel van een goed
onderbouwde campagne met 5% toe,
volgens deskundigen absoluut haal-
bare kaart, dan betekent dit een geza-
menlijke bruto-meeropbrengst van
pakweg vijf miljoen gulden. Een sim-
pel rekensommetje levert op dat een
geringe investering van de practicus in
deze stichting een verantwoorde zaak
is. Voorgesteld wordt dan ook dat de
fondsen voor de stichting verkregen
worden uit een heffing per vaccin. Er
wordt dan gezamenlijk ongeveer een
miljoen gulden geïnvesteerd volgens
een verdeelsleutel op basis van de
winstmarge. Het lijkt logisch dat de in-
dustrie minder betaalt dan de practi-
cus, gezien het feit dat zij veel minder
te winnen heeft bij een grotere vacci-
natiebereidheid.

-ocr page 145-

Deze cijfers laten nog buiten beschou-
wing dat de practicus meer te winnen
heeft dan een grotere vaccinatiebereid-
heid. Het zal ook een grotere profes-
sionele voldoening geven dat de vacci-
natie wordt onderbouwd met onaf-
hankelijk en wetenschappelijk verkre-
gen argumenten. Bovendien is er het
gemak van een bereikbaar aanspreek-
punt op het gebied van de vaccinolo-
gie.

De financiering van de stichting zal in
oktober \'97 op de agenda van de
Algemene Vergadering geplaatst wor-
den. De leden van de KNMvD kunnen
dan hun goedkeuring aan de heffing
verbinden. Het welslagen van veel
plannen met betrekking tot de stichting
is hier natuurlijk in grote mate afhan-
kelijk van. Krijgt de KNMvD de
heffing niet rond, dan zal de stichting
zeker voortbestaan, maar de impact op
de gezelschapsdierensector zal natuur-
lijk veel minder zijn.

\' #»«1 p a» 1«

BESTUUR

Voor de wetenschap (namens de
Graduate School Animal Health) heeft
professor Horzinek zich beschikbaar
gesteld voor het bestuurslidmaatschap
(voorzitter). Namens de industrie is
Overgaauw vertegenwoordigd. Aan het
bestuurslidmaatschap voor de industrie
is tevens het lidmaatschap van de
KNMvD als voorwaarde gesteld. Voor
de praktijk (namens de Groep Ge-
neeskunde Gezelschapsdieren) heeft
Nieuwendijk zitting in het bestuur. Het
secretariaat van de stichting is voorals-
nog gevestigd bij het secretariaat van de
KNMvD.

De kersverse stichting is alvast van
plan een aantal pilotstudies te laten uit-
voeren. Zo moet een onderzoek onder
dierenartsen uitwijzen wat precies de
kennisbehoefte onder dierenartsen is.
Welke vragen zouden zij graag beant-
woord zien? De stichting kan daar ver-
volgens een aantal onderzoeksprojec-
ten op loslaten.

Een tweede studie moet uitwijzen
welke motivaties ten grondslag liggen
aan het dierenartsenbezoek (en dan
met name voor de vaccinatie). Voor
welke argumenten is de diergeigenaar
gevoelig? Wat vindt de eigenaar van
de dierenarts? De gegevens die dit on-
derzoek oplevert zijn straks nuttig bij
het vormgeven van een voorlichtings-
campagne.

De stichting hoopt reeds tijdens de
Algemene Vergadering een aantal on-
derzoeksgegevens te kunnen presente-
ren en zo aannemelijk te maken dat een
heffing op een vaccin een verant-
woorde zaak is.

Voor meer informatie:

mevrouw S.AM. Deleu, telefoon: 030-

2510111. fax 030-2511787, of E-mail

KNMVD@POBOX.RUU.NL

GROEP PAARD \'CHIPT VOORT

De bijeenkomst vindt plaats van 13.30
tot 17.30 uur in de collegezaal van de
vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, Yalelaan 7 te Utrecht
(telefoon: 030 - 2531040, fax: 030 -
2521887).

Na de ontvangst met koffie en thee is
om 13.30 uur de Najaarsvergadering
Groep Geneeskunde van het Paard.
Vervolgens vertelt drs. C.C. van de
Watering om 14.15 uur over \'In-
brengen \'chip\' en administratie I&R\'.
Om 15.15 wordteen \'Opfriscursussig-
nalement Paard\' door drs. L. Elving
gegeven. Daarna, om 16.00 uur, is de
presentatie van de videoband \'De
Keuring van het Paard\'. Tenslotte is er
om 17.00 uur een borrel op de goede
afloop.

De kosten voor deze middag bedragen
ƒ 25,- voor
alle leden van de KNMvD,
inclusief instructie map Identificatie-
transponders en Signalement Paard.
Betaling a contant aan de zaal. De vi-
deoband \'De keuring van het Paard\' is
alleen voor leden van de Groep Paard
gratis en naderhand tegen de porto- en
verzendkosten van ƒ 15,- te verkrijgen
bij de KNMvD; niet-leden van de Groep
Paard kunnen de videoband bestellen bij
onder andere de W.F. Speckmann
Stichting. Deze videoband is mede tot
stand gekomen dankzij financiële steun
van de volgende paardenverzekerings-
maatschappijen: AMEV, Ie Friesche,
Hippo en Interpolis.

Zoals reeds aangekondigd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 juli
1997, volgt hierbij de uitnodiging voor de informatiebijeenkomst over \'het
chippen\' oftewel het inbrengen van identificatietransponders bij paarden op
dinsdag 9 september 1997.

Inschrijving uiterlijk 5 september
1997 via PAO-D, Yalelaan 11. 3584
CL Utrecht, telefoon: 030-2517374,
fax: 030-2516490, email: paod@po-
box.ruu.nl.

NIEUWS VAN HET DISCUSSIEPLATFORM ARBEIDSVOORWAARDEN

NASCHOLINGSKOSTENREGELING EN CHECKLIST
SOLLICITATIEGESPREK

Het Discussieplatform Arbeids-
voorwaarden van de KNMvD heeft
in zijn vergaderingen aandacht be-
steed aan de wenselijkheid dat die-
renartsen-medewerkers die in loon-
dienst in de praktijk werkzaam zijn,
kunnen deelnemen aan nascholing
(PAO-D). Het Discussieplatform is
van mening dat het volgen van na-
scholing door dierenartsen-mede-
werkers mede in het belang is van de
praktijk waarin zij werkzaam zijn.

-ocr page 146-

Het Discussieplatform vindt het der-
halve redelijk dat de kosten van de
nascholing (voor een deel) voor re-
kening van de praktijk komen. Om
deze gedachtengang meer ingang te
doen vinden in de diergeneeskun-
dige praktijk, heeft het Discus-
sieplatform een nascholingskosten-
regeling ontwikkeld, waarin af-
spraken rond het volgen van na-
scholing aan de orde komen. Werk-
gever en medewerker kunnen de af-
spraken - indien gewenst - vast-
leggen in de bijbehorende overeen-
komst. Het Discussieplatform heeft
deze nascholingskostenregeling en -
overeenkomst aangeboden aan het
Hoofdbestuur van de KNMvD.

Het Hoofdbestuur heeft met waarde-
ring kennis genomen van de regeling
en de overeenkomst en beveelt deze
van harte aan de dierenartsen-werkge-
vers en -medewerkers aan.
Ten behoeve van het goed verlopen van
sollicitatiegesprekken heeft het Dis-
cussieplatform een
checklist sollicita-
tiegesprek
ontwikkeld. Deze checklist
is bedoeld als handleiding voor het solli-
citatiegesprek tussen dierenarts-werk-
gever en dierenarts-medewerker. Alle
onderwerpen die bij het aangaan van
een arbeidsovereenkomst van belang
zijn, komen aan de orde, zoals afspraken
over de aard van het te sluiten contract,
de praktijkorganisatie, bijzonderheden
over de vacante functie, het curriculum
vitae van de sollicitant, salaris en ar-
beidsvoorwaarden, verzekeringen en
overige afspraken. De checklist wordt
als bijlage toegevoegd aan het model-
contract I (Arbeidsovereenkomst) van
de KNMvD.

Aanvragen?

De nascholingskostenregeling en -
overeenkomst en de checklist sollicita-
tiegesprek kunnen zonder kosten wor-
den aangevraagd hij het Bureau van
de KNMvD. telefoon: 030-2510111,
Yvonne Stufano. Voor inhoudelijke
vragen kan contact opgenomen wor-
den met mevrouw drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess, stafmede-
werker KNMvD.

urm Mm..I

Éfcli i>n i

VERSLAG INFORMATIE-AVONDEN SOLLICITEREN KNMVD

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 april 1997 werd een aan-
kondiging gedaan voor een informa-
tie-avond op 23 april, waaraan 15
deelnemers mee konden doen. Tot ie-
ders grote verrassing was er zoveel be-
langstelling dat er nog drie extra avon-
den georganiseerd moesten worden in
de maanden april en mei.
Tijdens de informatie-avonden kwa-
men veel aspecten van het solliciteren
aan de orde. Ruime aandacht werd be-
steed aan het opstellen van een curri-
culum vitae en het schrijven van een
sollicitatiebrief De deelnemers had-
den zelf een curriculum vitae en solli-
citatiebrief meegebracht en konden
die met elkaar vergelijken en bespre-
ken aan de hand van de aanwijzingen
die zij gekregen hadden. Ook het solli-
citatiegesprek vormde een belangrijk
onderdeel van de avond. De checklist
sollicitatiegesprekken werd behan-
deld en er werd een video vertoond
met fragmenten uit sollicitatiege-
sprekken. Elk fragment werd met de
deelnemers besproken en dit leverde
leuke discussies op. Tijdens alle avon-
den bleken er veel vragen te zijn over
de reiskostenvergoeding voor het sol-
licitatiegesprek. Wellicht ten over-
vloede merken wij hierbij op dat wan-
neer een werkgever een sollicitant
uitnodigt voor een gesprek, de reis-
kosten van de sollicitant vergoed die-
nen te worden. Onder reiskosten
wordt verstaan: vergoeding van de
kosten voor openbaar vervoer, 2e
klasse, tenzij de plaats waar het solli-
citatiegesprek wordt gehouden niet of
moeilijk per openbaar vervoer bereik-
baar is (of het tijdstip van het sollicita-
tiegesprek zodanig is dat de sollicitant
niet meer met het openbaar vervoer
naar huis kan komen). In dat geval
worden de autokosten à ƒ 0,60 per ki-
lometer vergoed.

Het secretariaat van de KNMvD krijgt regelmatig vragen betreffende sollicite-
ren. Daarom werd er enige tijd geleden besloten een informatie-avond over sol-
liciteren te organiseren. De organisatie hiervan was in handen van Corine van
Kalles, medewerker vacaturebank, en Marij van Oostrum, stafmedewerker.

De informatie-avonden bleken een
succes te zijn en daarom is besloten
deze avonden regelmatig te blijven
organiseren. De volgende avond
staat gepland voor
dinsdag 7 oktober
1997 , vanaf 17.00 uur tot ± 21.00
uur. Voor broodjes wordt gezorgd. U
kunt zich nog opgeven bij Corine van
Kalles, Vacaturebank, telefoon: 030-
2510111.

KNMVD VIERT CERTIFICATIE MET SYMPOSIUM

FEEST: ACHT PRAKTIJKEN GECERTIFICEERD

De KNMvD meent haar leden en verte-
genwoordigers van bevriende organisa-
ties een interessant programma te kun-
nen bieden. Het Symposium Certificatie
Dierenartsenpraktijken markeert een
belangrijke mijlpaal in de geschiedenis
van de KNMvD. Vanzelfsprekend is
ook de pers uitgenodigd en door middel
van een persbericht op de hoogte gesteld
dat de eerste acht praktijken gecertifi-
ceerd zijn.

PROGRAMMA

Dagvoorzitter van het symposium is

Op 3 september 1997 vindt in FIGI te Zeist het Symposium Certificatie
Dierenartsenpraktijken
plaats. Het symposium wordt georganiseerd ter gele-
genheid van de uitreiking van de eerste acht certiflcaten door minister J.J.
van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV).

-ocr page 147-

Frits Spits. Na de opening zal ir. R.J.
Tazelaar, voorzitter van de Pro-
ductschappen voor Vee, Vlees en Eieren
(PVE), de positie van de dierenarts in
kwaliteitsprogramma\'s van het land-
bouwbedrijfsleven belichten. Ver-
volgens zal minister J
.J. van Aartsen van
LNV de feestelijke uitreiking van de
certificaten verrichten. Prof dr. A.
Pijpers (stuurgroep Certificatie) schetst
de toekomst van de dierenartsenprak-
tijk. Tot slot geeft prof dr. J.C. Terlouw,
voormalig commissaris der Koningin
van de provincie Gelderland, zijn visie
op de relatie dierenarts/cliënt in de ge-
zelschapsdierensector.

UITNODIGING

Het Hoofdbestuur van de KNMvD no-
digt iedereen van harte uit het sympo-
sium bij te wonen. Het symposium
vangt aan om 14.30 uur en eindigt om
17.30 uur in een informeel samenzijn.
Deelname kent helaas wel zijn beperkin-
gen, dus men wordt verzocht om zijn of
haar belangstelling vooraf kenbaar te
maken. \'Op goed geluk\' het symposium
bezoeken zou een teleurstelling kunnen
betekenen. Brandweervoorschriften ma-
ken het de organisatie onmogelijk meer
dan 192 mensen toe te laten.

Koor meer informatie en opgave: me-
vrouw ing. G. Rotgers, telefoon: 030-
2510111, fax: 030-2511787 en E-mail
knmvd@pobox. ruu. nl.

KOMEND NUMMER VETERINARY QUARTERLY GEVULD
MET ID-DLO-ARTIKELEN

Oorspronkelijke artikelen

Virologie

* A congenital persistent infection of
bovine virus diarrhoea virus in pigs:
clinical, virological and immunolo-
gical observations; C.
Terpstra, and
G. Wens voort.

Overzichtsartikelen

Prionziekten

* Prion protein and scrapie susceptibi-
lity;
M.A. Smits, A. Bossers, and
B. E. C. Schreuder.

* Control of scrapie eventually possi-
ble?;
B.E.C. Schreuder, L.J.M. van
Keulen, M.A. Smits, J.P.M. Lange-
veld, and J.A. Stegeman.

Epidemiologie

* Aspects of epidemiology of Cam-
pylobacter
in poultry W.F. Jacohs-
Reitsma.

* Dynamics of pseudorabies virus in-
fections in vaccinated pig popula-
tions: a review;
A. Stegeman,
M.C.M. de Jong, A. van Nes, and A.
Bouma.

Immunologie

* Synthetic peptides for diagnostic
use;
R.H. Meloen, J.P.M. Langedijk,
and J.P.M. Langeveld.

Voeding

* Pathological changes in metabolism
of poultry related to increasing pro-
duction levels; C.
W. Scheele.

* Impact of nutrition on reduction of
environmental pollution by pigs: an
overview of recent research;
A.W.

Het derde nummer van de Veterinary Quarterly van 1997 belooft zeer speci-
aal te worden. Het is namelijk helemaal gevuld met artikelen die geprodu-
ceerd zijn door medewerkers van het ID-DLO in Lelystad. Tevens is dit num-
mer ingedeeld naar onderwerp, zodat het nog overzichtelijker wordt. Deze
uitgave verschijnt in september 1997.

Jongbloed, N.P. Lenis, and Z. Mroz.

Reproductie

* Fundamentals and recent develop-
ment in cryopreservation of bull and
boar semen;
H. Woelders.

European Veterinary Dissertations

* Bovine herpesvirus 1 marker vacci-
nes: tools for eradication.

* Blue wing disease of chickens and
viruses involved.

* Atopy in dogs: Analysis of a cellular
assay to detect allergic manifesta-
tions.

* Epidemiology of bovine herpesvirus
1 infections.

* Mastitis in sows. Clinical, bacterio-
logical and cytological examina-
tions in assessing udder health du-
ring early lactation and at weaning.

* Plasma purine accumulation in the
exercising horse with special refe-
rence to exercise induced muscle
protein leakage.

* Studies on diagnosis of pestivirus in-
fections in cattle.

LANDELIJKE VERKIEZING KANDIDATEN HOOFDBESTUUR
EN ERERAAD

De Algemene Vergadering van de
KNMvD nadert (4 oktober 1997).
Zoals gebruikelijk is een aantal le-
den landelijk verkiesbaar voor be-
paalde bestuurlijke functies. Zo
dient één van de Hoofdbestuurs-
leden opgevolgd te worden en wordt
het Hoofdbestuur met één landelijk
representant uitgebreid. Ook voor
de Ereraad dienen drie leden verko-
zen te worden. De Ereraad wordt
met één lid uitgebreid. Eén en ander
is na te lezen in de agenda van de
Algemene Vergadering die vanzelf-
sprekend aan alle leden wordt toege-
zonden.

Het is een goede gewoonte om leden
die landelijk verkozen dienen te
worden voor bestuurlijke functies
binnen de KNMvD met naam en toe-
naam te introduceren in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
De verkiezing vindt plaats tijdens de
Algemene Vergadering of tijdens de
Afdelingsvergadering die daaraan
vooraf gaat.

-ocr page 148-

HOOFDBESTUUR
Voor het Hoofdbestuur zijn verkiesbaar:
J. Borgmeier (landehjic representant
Volksgezondheid) en J. Togtema (lan-
delijk representant van de Groepen).

J. Borgmeier, geboren in 1950 te
Amsterdam, is opgegroeid in Brabant
en nu woonachtig te Noordwijkerhout.
Hij is sinds 1995 \'de Inspecteur\' van
de Rijksdienst voor de Keuring van
Vee en Vlees (RVV). Samen met
twaalf medewerkers voert hij interne
controles uit in de dienst. Hij is tevens
lid van het directieteam.
Hij heeft verscheidene aspecten van de
diergeneeskunde leren kennen: de ge-
mengde praktijk in Duitsland (waar in-
seminatie en vleeskeuring tot het werk
van een practicus behoren) en de ge-
meentelijke vleeskeuringsdienst (als
adjunct-directeur was hij betrokken bij
nieuwbouw van bedrijven, procestech-
nologie en laboratoriumonderzoek). In
1984 werd hij locatiehoofd bij de
\'nieuwe\' RVV (de dienst nam de ge-
meentelijke keuringsactiviteiten over)
en in 1987 kreeg hij de functie van spe-
cialist levend vee en dierlijke produc-
ten bij de directie in Den Haag. In deze
functie hield hij zich onder meer bezig
met de ex- en import van levende die-
ren. Kortom, een loopbaan met paar-
densprongen: \'Ik kon het nieuwsgie-
rigejongetje blijven van weleer.\'
Borgmeier was ook meer dan tien jaar
met plezier bestuurslid van aanvanke-
lijk de Groep Volksgezondheid en la-
ter de Groep Gezondheids- en
Kwaliteitzorg. Hij beschouwt het als
een eer dat hij nu is voorgedragen voor
het Hoofdbestuur. Hij vindt het besluit
om één plaats binnen het bestuur voor
een \'overheidsdierenarts\' te reserve-
ren, verstandig: \'De overheid is een
belangrijke werkgever voor de dieren-
arts (groei naar ongeveer 400) en bo-
vendien wordt vaak vergeten dat prac-
tici ook \'officiële taken\' voor de
overheid uitvoeren. Ik schat in dat de
grote-huisdieren-practici in de (nabije)
toekomst een substantieel deel van hun
werk zullen verrichten in opdracht van
de overheid. De huidige, dramatische
dierziektensituatie zal deze ontwikke-
ling alleen maar versnellen.\'
Hij wijst erop dat het meepraten over
genoemde ontwikkelingen, het mede
bepalen van het veterinair beleid, tot
nu toe niet de sterkste kant was van de
dierenartsen, verenigd in de KNMvD.
Meepraten en een eigen visie ontwik-
kelen is daarom van het grootste be-
lang. Borgmeier: \'De laatste jaren zijn
er positieve veranderingen merkbaar.
Het is mijn ambitie om van \'de dieren-
arts\' meer een trendsetter dan een
trendvolger te maken. Recente ontwik-
kelingen binnen de KNMvD geven mij
het volste vertrouwen dat er voor der-
gelijke ideeën op dit moment een goed
klimaat heerst.\'

\'Ik kan u zeggen dat ik aangenaam ver-
rast was toen de voorzitter van de
Groep Practici Grote Huisdieren
(GPGH) mij vroeg of ik mij kandidaat
wilde stellen\', aldus Togtema over zijn
motivatie om een Hoofdbestuurs-
lidmaatschap te ambiëren. De voor-
dracht wordt ondersteund door de

Groepen Geneeskunde van het Rund,
van het Paard, van het Varken en
Pluimveewetenschappen.
Togtema was van 1986 tot 1993 secre-
taris van de GPGH. Momenteel is hij
afgevaardigd in de UEVP (de \'Euro-
pese GPGH\') en als zodanig lid van
het Algemeen Bestuur van de Groep
en het Nationaal Comité FVE (de
\'Europese KNMvD\').
De boerenzoon Togtema is geboren in
1948 te Groningen. Hij groeide op in
Niekerk-Oldekerk. Na de driejarige
HBS dooriiep hij de HLS om uiteinde-
lijk de studie diergeneeskunde af te ron-
den in 1976. Na een korte periode ge-
zelschapsdierenpraktijk in hartje Am-
sterdam is hij geassocieerd in Ermelo.
Hij houdt zich nu voornamelijk bezig
met de varkensgezondheidszorg, naast
praktijkorganisatie en een aantal aspec-
ten van de begeleiding van de vleeskal-
veren- en pluimveehouderij.
Hobbies heeft hij ook: de Rotary club
Ermelo, dansen en zingen. \'En als er
ijs ligt: schaatsen.\'

Alleen praktijk doen is voor Togtema
onvoldoende. Hij vindt bijvoorbeeld
uitdaging in de fusie die tot stand gaat
komen in zijn regio: \'Zo\'n megaprak-
tijk vraagt heel wat organisatorische
vaardigheden.\' De voornaamste doel-
stelling van de fusie, op hoog niveau
de diergeneeskunde bedrijven in al
zijn facetten, doet hem de toekom.st
met vertrouwen tegemoet zien. \'En ei-
genlijk is dat ook de belangrijkste re-
den om binnen de KNMvD actief te
willen zijn.\'

Natuurlijk zijn er bedreigingen -\'soms
lijkt het erop dat die toenemen\'- maar
die vragen juist om een creatieve aan-
pak, nieuwe oplossingen. Het publiek
en zelfs vele leden weten niet dat vele
initiatieven uit onze KNMvD komen;
anderen gaan dan met de eer strijken.
Daar wil Togtema iets aan veranderen:
\'Wij zijn te bescheiden.\' De belang-
rijkste voorwaarde vindt hij een goede
samenwerking tussen de landbouw- en
de gezelschapsdierenpractici en de
dierenartsen werkzaam in het bedrijfs-
leven, de overheid en instituten. En:
\'Zelfgenoegzaamheid is het pantser
der dwazen\'. Togtema is niet van plan
om achterover te leunen in de be-
stuurszetel.

ERERAAD

Voor de Ereraad zijn verkiesbaar: K.
Schipper en W.E.H. van Herten. De
derde kandidaat is bij het ter perse
gaan van deze aflevering van het
Tijdschrift nog niet bekend.

-ocr page 149-

K. Schipper is in 1940 in Oud Beijer-
land geboren. Hij is afgestudeerd in
1964. Vervolgens heeft hij gedurende
één jaar op de Kliniek voor Ver-
loskunde/Gynaecologie gewerkt. Hij
was in militaire dienst gedetacheerd op
het Rijksinstituut voor Volksge-
zondheid en Milieuhygiëne (RIVM) te
Bilthoven.

Daarna deed hij tot 1977 gemengde
praktijk te Amersfoort om uiteindelijk
uitsluitend gezelschapsdieren te gaan
doen, geassocieerd met P.J. Werkman.
Ook Schipper is geen nieuw gezicht
binnen de KNMvD: hij was onder
meer bestuurslid van de Afdeling

Utrecht, de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren en had zitting in de
Voorjaarsdagencommissie en de
Tarievencommissie. In zijn vrije tijd
houdt hij zich bezig met het fokken en
het mennen van New Forest ponies.
Een functie in de Ereraad trekt hem
bijzonder aan. Hij heeft belangstelling
voor collegiale verhoudingen. Hij
streeft over het algemeen naar consen-
sus en probeert \'uitersten te bewegen
notie te nemen van andere standpun-
ten\'. Hij hoopt op deze manier een
steentje bij te dragen als er een beroep
wordt gedaan op de Ereraad.
De reden waarom hij zich beschikbaar
heeft gesteld is dat hij vindt dat een
vereniging haar leden moet inschake-
len waar dat mogelijk is. En de leden
moeten op hun beurt bereid zijn zich
voor elkaar in te zetten \'wil het geheel
betaalbaar blijven\'. Iedereen zou dus
zijn steentje bij moeten dragen. \'Maar
ik heb er duidelijk plezier in, hoor,\' al-
dus een enthousiaste Schipper.

W.E.H. van Herten, woonachtig in
Maasbracht, is geboren te Hom in 1938.
Hij is practicus grote huisdieren met de
differentiatie paard en varken. Met
name de gynaecologie van het paard
heeft zijn bijzondere belangstelling.
Hij wil graag meedenken over en zoe-
ken naar oplossingen van de proble-
men waarmee onze beroepsgroep ge-
confronteerd wordt.
In de functie van voorzitter van de
Afdeling Limburg en van voorzitter
van de Provinciale Begeleidings-
commissie Praktijkuitoefening was hij
nauw betrokken bij collegiale \'kwes-
ties\'. Het gaf hem steeds een goed ge-
voel te mogen bijdragen aan de oplos-
sing van een conflictsituatie dan wel
een werkzaam compromis te bereiken.
Buiten werktijd interesseert hij zich
voor tuinieren en de golfsport.
Tot slot zou hij willen zeggen: \'Er is
binnen de KNMvD een aantal collegae
dat, als vertegenwoordigers van de
Groepen en Afdelingen, de positie van
de dierenarts binnen het krachtenveld
van consument en bedrijfsleven tracht
te consolideren.\' Zonder anderen te-
kort te willen doen, spreekt Van
Herten zijn waardering uit voor hun in-
zet.

RONDE TAFEL GPGH: ONDERWIJS IN DE DIERGENEESKUNDE

ALGEMENE PRAKTIJK TEER PUNT VOOR PRACTICI

Utrecht, 23 juni 1997 - In een niet
nader te noemen restaurant heeft
zich de crème de la crème op dierge-
neeskundig onderwijsgebied verza-
meld: prof. dr. L.M.G. van Golde
(vice-decaan en binnenkort voorzit-
ter Onderwijsbestuur), dr. W.D.J.
Kremer (voorzitter Onderwijscom-
missie) en dr. F. van Beukelen
(hoofd Onderwijszaken, binnen-
kort directeur Onderwijszaken). Ze
zijn er op uitnodiging van de Groep
Practici Grote Huisdieren van de
KNMvD, bij deze gelegenheid ver-
tegenwoordigd door H. Vaarkamp
en O.A. van Dobbenburgh (nieuwe
voorzitter van de Groep). Een on-
misbare \'vreemde eend in de bijt\' is
prof. dr. G. Blijham, hoogleraar
Interne Geneeskunde (Academisch
Ziekenhuis Utrecht) en bijzonder
begaan met de innovatie in het on-
derwijs in de humane geneeskunde.
Het illustere groepje is bijeen om
het onderwijs in de diergenees-
kunde te bespreken. De Groep
Practici Grote Huisdieren heeft be-
sloten tot dit ronde-tafelgesprek
met de faculteit omwille van de
voorgestelde veranderingen in het
onderwijs. Doel is door middel van
een dialoog de meningen aan deze
en gene zijde duidelijk te maken aan
de leden van de Groep en aan de fa-
culteit. Vaarkamp neemt de voor-
zittershamer met zijn bekende ge-
drevenheid ter hand met de be-
doeling een \'stellingenset\' uit deze
sessies te destilleren.

Door Sophie Deleu

-ocr page 150-

Over het onderwijs in de diergenees-
tcunde is een aantal discussies gaande.
Het is nuttig deze voor vanavond te
scheiden, zodat ieder weet waar hij
over praat.

Ten eerste -zo bepaalt men gezamen-
lijk- gaan de ronde-tafeldebatten van
de GPGH niet over specialisatie in de
reguliere opleiding. Het is inmiddels
duidelijk uitgekristalliseerd dat spe-
cialisatie post-academisch moet
plaatsvinden. In het vervolg van de ge-
sprekken zal alleen over differentiatie
gesproken worden en dan met name
over het moment in de studie waarop
deze differentiatie wordt ingezet.
Daamaast speelt het plan van de facul-
taire strategiecommissie om aparte
studierichtingen met selectie aan de
poort in te stellen. Hiervan is uitge-
breid kond gedaan in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde en op het
Jaarcongres 1996. Het idee van selec-
tie aan de poort is ook de aanleiding
geweest voor de GPGH om de discus-
sie aan te gaan in de vorm van deze
ronde-tafelgesprekken.
Besloten wordt vooral over \'diersoort-
deskundigheid\' te praten (als einddoel
van de opleiding tot practicus) en over
\'startcompetentie\' (niet zijnde een al-
gemene bekwaamheid).
Voorts is het groepje unaniem voor het
behoud van de algemene bevoegdheid
en is men bereid de algemene be-
kwaamheid los te laten.

PROBLEEM

De probleemstelling vanuit het per-
spectief van de GPGH is duidelijk:

1. De affiniteit van de studenten met de
landbouw neemt af Waar vroeger
studenten als vanzelf vertrouwd wa-
ren met landbouwhuisdieren, wordt
nu zelfs na twee jaar studie nog ge-
vraagd of een geit een herkauwer is
(een waargebeurd verhaal van Van
Golde). Er is met andere woorden
een hoog gehalte aan \'kennel- en
manegemeisjes\'.

2. Bepaalde deelvakgebieden van de
diergeneeskunde blijven ondanks
grote inspanningen onbezet. Neem
de sector volksgezondheid en het ve-
terinair onderzoek. Ook in het beleid
is de dierenarts ondervertegenwoor-
digd.

KIEZEN

Vaarkamp zet als goed voorzitter de
meningen op een rijtje: \'Wanneer wil
je differentiëren? In het (met selec-
tie aan de poort), I e, 2^, 3^, of 6^
jaar,je moet kiezen!\'

Van Golde wil de differentiatie reeds
na een gemeenschappelijke prope-
deuse inzetten: \'Mijns inziens moetje
de studenten zo snel mogelijk keuzes
laten maken.\' In zijn visie wordt de
differentiatie weliswaar ver doorge-
voerd, maar blijft er een gemeenschap-
pelijk deel bestaan tot en met het einde
van de studie.

Kremer is het met hem eens, maar wil
een langer durende gemeenschappe-
lijke basis; tot en met het tweedejaar.
In de eerste twee jaar moet de patho-
biologische signatuur tot stand komen.
De fase ema moet scherp op de ar-
beidsmarkt afgestemd zijn.
Alsof het zo bedoeld is, wil Van
Beukelen nog een jaartje later diffe-
rentiëren, namelijk ongeveer na het
derde jaar. Hij stelt wel ongescheiden
bevoegdheden als voorwaarde: \'Als je
over gescheiden bevoegdheden praat,
zou ik de studie weer heel anders inde-
len.\' De term \'rompstudie\' valt. In
deze rompstudie zou een student opge-
leid moeten worden tot algemeen be-
voegd dierenarts, waama een differen-
tiatie opleidt tot bekwame dierenartsen
in tenminste twee richtingen (land-
bouwhuisdieren met volksgezondheid
en gezelschapsdieren met paard).
Alleen de tweede fase van differentia-
tie bevat diersoortgerichte vakken.
Van Beukelen: \'Waarom moetje alles
weten over klimaatbeheersing varkens
als je zeker weet datje gezelschapsdie-
ren gaat doen?\' De eerste fase dient
vooral bewuste, probleemoplossende
studenten op te leveren. Van Beukelen
vindt daarom ook in deze fase keuze-
vakken heel belangrijk.
Blijham is voor een rompstudie van
driejaar, met een diersoortgerichte (of
andersgerichte) tweede fase waar de
invloed van de arbeidsmarkt duidelijk
voelbaar is. Hij komt daar later in het
gesprek op terug.

De practicus in het gezelschap, Van
Dobbenburgh, komt op het eerste ge-
zicht behoudend uit de hoek: \'Ik wil
graag pas na vijfeneenhalf jaar diffe-
rentiëren.\' Hij vindt dat de algemene
bevoegdheid niet mag verwateren tot
een wassen neus en hij vindt verder dat
een afgestudeerd dierenarts in elk ge-
val de algemene praktijk moet kunnen
doen. Met andere woorden: \'Hij of zij
moet in elk geval na een paar weken
mijn dienst kunnen ovememen.\' Als
aan deze voorwaarden voldaan kan
worden in kortere tijd, dan is het hem
ook best. Van Dobbenburgh is overi-
gens sterk voor vergaande differentia-
tie en spreekt van aandachtsvelden en
accenten die de student zich eigen kan
maken door middel van stages en keu-
zevakken. Hij vindt de basisvorming
echter zeer belangrijk.
Vaarkamp onthoudt zich van com-
mentaar, doorspekt het debat slechts
met prikkelende uitspraken.

HUMANE GENEESKUNDE
In de humane geneeskunde-opleiding
kun je spreken van zes jaar rompstudie
en zes jaar specialisatie. \'Naarmate je
meer specialiseert, kan je rompstudie
korter zijn\', geeft Blijham mee. \'We
lopen met de diergeneeskunde zo\'n
twintig jaar achter op de humane ge-
neeskunde\', grapt Vaarkamp. Vroeger
was een afgestudeerd arts bij wijze van
spreken een dag later huisarts. De situ-
atie is vergelijkbaar met die van de
huidige dierenarts. \'Maar onze basis-
arts is in feite al enigszins gedifferen-
tieerd\', aldus Van Dobbenburgh, dui-
dend op de differentiaties \'groot\' en
\'klein\'.

De humane geneeskunde heeft een
\'specialisme\' huisartsengeneeskunde
toegevoegd (hetgeen overigens geen
specialisme in engere zin is, maar waar
inmiddels wel driejaar opleiding voor
staat). \'Enerzijds door de emancipatie
van de huisarts -het vak heeft immers
specifieke kenmerken- en anderzijds
door het temgbrengen van de oplei-
dingsduur door de overheid\', legt
Blijham uit.

Een groot voordeel van de specialis-
men bij de humane geneeskunde bo-
ven de differentiatie binnen de studie
bij de diergeneeskunde, is dat de ar-
beidsmarkt zeer sterk doorwerkt. Zo is
nog niet zo lang geleden het specia-
lisme allergologie opgeheven, wegens
gebrek aan \'werk\'. Er konden te wei-
nig allergologen worden opgeleid.

ROMPSTUDIE

De vraag hoe lang de rompstudie zou
moeten en mogen duren dringt zich op.
Aan Blijham wordt gevraagd wanneer
hij zou willen \'splitsen\' als hij chimr-
gen en huidartsen moet opleiden. Hij
vindt het moeilijk: \'Het probleem is ei-
genlijk dat je maar één diploma uit-
reikt (vóór de splitsing).\'
De oplossing moet waarschijnlijk ge-
zocht worden in het meer geïntegreerd
aanbieden van de stof, minder in de
vorm van feitenkennis. Blijham: \'Als
je iedere kliniek of vakgroep zijn gang
laat gaan, dan krijg je die rompstudie
natuudijk wel vol, iedereen vindt zijn
eigen vakgebied belangrijk.\' De pijn
en de angst bevindt zich in de stap \'dat

-ocr page 151-

leren we ze dus niet meer\'.
Een groot probleem bij de humane ge-
neeskunde is dat de rompstudie alweer
te vol zit en te lang duurt. \'We denken
erover om al tijdens de co-schappen
(bij de geneeskunde in de eerste fase)
te gaan differentiëren. Dan kan het
specialisme ook korter. \'En dan leve-
ren we tenminste vrouwelijke artsen af
die nog kinderen kunnen krijgen, nu
moet dat allemaal in de opleiding.\' Het
probleem wordt steeds ingewikkelder.

QUOTERING

Terug naar de diergeneeskunde. Het
gezelschap wil liever niet selecteren
aan de poort, maar beschouwt een quo-
tering op enig moment verderop in de
studie als onvermijdelijk. Sommige
richtingen raken namelijk niet vol en
andere stromen over. Van Beukelen:
\'Studenten kiezen gewoon iets leuks.
Zo moeten wij nu reeds fors de rem
zetten op het keuzevak Bouw en
Functie Bijzondere Dieren, ledereen
wil weten hoe de skeletjes van de sala-
mander en leguaan eruit zien, terwijl
dit voor de arbeidsmarkt geen enkele
relevantie heeft.\' Ook is er een ware
trend om de keuze-coschappen rund en
varken om te zetten in een stage
\'paard\'. \'Ja\', zegt Van Dobbenburgh.
\'Wij krijgen inderdaad steeds meer
mensen met een paarden-cv, terwijl
wij toch een echte landbouwhuisdie-
renpraktijk hebben.\'
Van Beukelen snijdt een ander pro-
bleem aan: \'Onze arbeidsmarkt is te
klein om sterk te divergeren. Als je bij-
voorbeeld vijf dierenartsen gemiddeld
per jaar voor pluimvee zou moeten op-
leiden, dan kan het best zijn dat daar
vervolgens drie jaar lang geen baan
voor is.\' Dus al te sterke differentiatie
kan zeer ongunstig uitpakken voor de
afgestudeerde. Iets dergelijks kan ook
gebeuren met een richting als beleid.
Het groepje is er dan ook niet voor om
\'beleid\' als aparte richting op te ne-
men. Interesse voor deze richting kan
voldoende blijken uit het opgebouwde
cv. Kremer vindt hierop aansluitend,
dat de opleiding zich momenteel te-
veel op de Yalelaan afspeelt: \'Ik hoop
dat we straks studenten hebben die een
half jaar bestuurskunde in Rotterdam
hebben gestudeerd.\'
Blijham vindt dat de opleidingsdes-
kundigen niet moeten proberen een
maatschappelijk probleem op te los-
sen: \'Wij laten beleid met betrekking
tot de gezondheidszorg over aan ge-
zondheidswetenschappers. Daar heb je
geen artsen voor nodig.\' Maar daar
zijn de heren dierenartsen helemaal
niet voor te vinden: \'Wij willen juist
meer echte dierenartsen in Den Haag!\'

ALGEMEEN BEVOEGD
Er lijkt enige lijn te komen in het ge-
sprek: iedereen kan zich min of meer
vinden in een rompstudie van drie jaar
en een differentiatie van drie jaar.
Blijham gaat ervan uit datje dan ook na
drie jaar algemeen bevoegd bent. De
dierenartsen vinden dit een onvoorstel-
bare gedachte... \'Kan iemand na drie
jaar studie de algemene praktijk in?\'
vraagt Van Dobbenburgh zich verwil-
derd af \'In mijn ogen dus wel\', meent
Van Beukelen. \'Natuurlijk ben je dan
nog niet klaar... maar dat ben je ook niet
als je het onderzoek in gaat.\' Toch slaat
dit concept niet aan bij het gezelschap;
je bent pas na zes jaar bevoegd, klaar uit.
Waar men het ook zonneklaar over
eens is: er moeten na de rompstudie
geen zeven verschillende treinen gaan
rijden. Twee, hoogstens drie afstu-
deerrichtingen is meer dan genoeg.
Men denkt erover volksgezondheid en
landbouwhuisdieren te integreren,
mede vanwege de maatschappelijke
ontwikkeling van integrale ketenbe-
heersing. Paard en gezelschapsdieren
zullen elkaar ook niet echt bijten;
beide zijn disciplines waarin de indivi-
duele patiënt centraal staat, die boven-
dien niet als nutsdier gehouden wordt.
De selectie of quotering van deze twee
richtingen is vers twee. \'De strategie-
commissie wilde aanvankelijk later in
de studie quoteren\', vertelt Van Golde.
\'Maar hoe dan? Daar is bijna geen
goede, realistische manier voor te be-
denken.\' Een levendige gedachtenwis-
seling ontspint zich. Van Dobben-
burgh wil hier graag de arbeidsmarkt
laten werken: \'Gewoon solliciteren,
net als voor een specialisatie.\' (Het is
overigens maar de vraag of de faculteit
het recht heeft zich zo op te stellen;
mag je studenten al tijdens de studie la-
ten solliciteren?) Van Golde vindt cij-
fers toch ook belangrijk. De besten
mogen dan eerst kiezen. Dat is tenmin-
ste een tamelijk objectief criterium.
Maar: \'Dan komen de kennel- en ma-
negemeisjes wel het eerste aan bod!\'

SELECTIE AAN DE POORT
De selectie aan de poort is dus een ne-
gatieve keuze van de strategiecommis-
sie? \'Ja\', beaamt Van Golde. \'Het
liefst liet je iedereen doen wat hij graag
doet. Maar dat kan niet.\'
Van Beukelen komt met het ei van
Columbus: \'We kunnen natuurlijk ook
een combinatie maken; kiezen aan de
poort en deze keuze zwaar mee laten
wegen in de quotering na de rompstu-
die.\' De tafelgenoten knikken. Kiezen
is minder dramatisch dan selecteren; je
kunt er tenminste niet op vastgepind
worden.

Een keuze maken aan de poort vraagt
een goede voorlichting op de middel-
bare school. Is dit haalbaar? Kunnen
achttienjarigen dergelijke keuzes wel-
overwogen maken? Kremer lacht: \'Ik
vind het op mijn leeftijd nog moeilijk.\'
Van Beukelen geeft toe dat het altijd
een punt zal blijven: \'Tegenwoordig
wordt tijdens de voorlichting altijd een
heel reëel verhaal verteld. Maar het
gaat het ene oor in en het andere oor
uit. De Iris-mythe is zeer hardnekkig.\'
De prangende vraag is ook of de facul-
teit de aangewezene is om alle proble-
men op te lossen. Het feit dat de
Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees geen dierenartsen kan krij-
gen... (vertaald als: een onderbezetting
van de sector volksgezondheid), is
vooral een probleem van de dienst zelf
Blijham waarschuwt nogmaals: \'Pro-
beer niet de arbeidsmarkt te beïnvloe-
den met de inrichting van de opleiding.
De samenleving is niet maakbaar.
Richt juist de opleiding op de arbeids-
markt.\' Tenslotte: als je voldoende,
goede dierenartsen opleidt, komen die
vanzelf aan het werk. Dat moet het uit-
gangspunt zijn. Vaarkamp haalt de
stelling van Wagenaar aan: \'Als ze alle
hordes genomen hebben die wij voor
ze opstellen, dan redden ze het ook in
de samenleving.\'

VEELKLEURIGE ROMPSTUDIE
De voorzitter trekt de teugels aan. Het
dessert is achter de kiezen, dus er moet
een samenvatting komen. Een eerste
conclusie is dat er meer gesprekken
gehouden moeten worden. Vaarkamp
zegt onmiddellijk toe.
Grofweg kan men zich vinden in drie
jaar rompstudie met een gequoteerde
differentiatie. Een dierenarts is dan al-
gemeen bevoegd, maar zeker niet alge-
meen bekwaam.

De groep begrijpt beter dan voorheen
hoe men tot een selectie aan de poort
gekomen is: bij gebrek aan een beter
scenario. Van Golde lacht: \'De strate-
giecommissie heeft echt alle alterna-
tieven op een rijtje gezet.\' Vaarkamp
vindt het wel belangrijk dat iedereen
ook weet dat selectie aan de poort een
negatieve keuze is. Want: \'Niemand
aan deze tafel doet wat hij op zijn acht-
tiende dacht te willen gaan doen.\' Dit

-ocr page 152-

gegeven alleen al maakt het gezel-
schap instinctief afkerig van selectie
aan de poort. Wat een verspilling van
kwaliteit! Kremer, in gedachten weer
achttien en zo groen als gras: \'Toen
wou ik nog Paus worden. Maar daar-
voor ben ik uitgeloot.\' Gelukkig maar.
De maakbaarheid van de samenleving
zal moeten worden losgelaten. Mis-
schien moeten we kiezen voor het sys-
teem van de geneeskunde-opleiding: na
de rompstudie mag de meester zijn ge-
zel kiezen.

Te sterke verschotting van de oplei-
ding wordt afgewezen. Vaarkamp:
\'Allemaal naar Gare du Nord, maar op
verschillende perrons.\' Daarvoor heeft
Blijham een oplossing: \'Maak een
combinatie; een algemene bevoegd-
heid en een veelkleurige rompstudie.\'
De term \'veelkleurig\' vat direct stevig
post in de discussie. Van Golde wil
nog steeds de veelkleurigheid stimule-
ren door snel te differentiëren.
\'Probeer verder in de differentiatie de
arbeidsmarkt te laten werken, des-
noods één jaar\', vult Blijham aan. Van
Golde mompelt dat de minister dan on-
middellijk het laatste jaar zal afromen.
Men is ertegen de vergaande verande-
ringen snel door te voeren. Na driejaar
een algemene bevoegdheid is bijvoor-
beeld duidelijk een brug te snel en te
ver voor de dierenartsen.
Suggesties voor vervolggesprekken
zijn er ook. Kremer zou een keer wat
dieper op de inhoud van de opleiding
in willen gaan. Van Beukelen wil een
vervolggesprek aan de volksgezond-
heid wijden.

Een hartelijk dank sluit de bijeenkomst
af. Het gesprek heeft in elk geval reeds
geleid tot een beter wederzijds begrip
tussen de onderwijsmakers en de prac-
tici; pure winst!

DIERENPRAKTIJKEN GAAT ER STEVIG TEGENAAN

De teek als ziekteverwekker

Hierin staat de twee jaar oude Bemer
Sennenhond Basco centraal, die als ge-
volg van de ziekte van Lyme niet meer
wilde eten, sloom was en liep als een
oude vent. Over teken bestaan veel
\'Indianenverhalen\'. De lezer van
Dierenpraktijken wordt een aantal
goede tips aan de hand gedaan hoe op
de juiste manier met teken omgespron-
gen moet worden.

Sommige patiëntjes vergeet je niet

Dit gaat over de aandoenlijke cavia
Miss Brown, die last had van een
blaassteen. Dankzij een operatie is het
beestje van deze kwaal verlost.

Voeding belangrijk voor gezond-
heid

Dit is de titel van een aflevering van
\'Het specialisme van\', waarin dit keer
Anneke Hallebeek aan het woord is
over veterinaire diervoeding. Een zeer
nuttig artikel voor huisdierenbezitters.

Een dier neemt ouderen zoals zij zijn

Els van Es-Diemel heeft in 1992 de
aanzet gegeven voor het Aai-
hondenproject "t Gooi\'. Zij heeft
Sjoukje Hooymaayer bereid gevonden
zich voor dit unieke project in te zet-
ten. In een boeiend interview vertellen
de beide dames over hun beweegrede-
nen.

De zomervakantie zit er alweer op als het septembernummer van
Dierenpraktijken in de wachtkamers van al heel wat dierenartsen ligt. \'Hèt
blad over de gezondheid van uw huisdier\' gaat er weer stevig tegenaan. Zo
wordt de teek als ziekteverwekker aangepakt, is er een interview met Sjoukje
Hooymaayer, die naast bekende Nederlander ook beschermvrouwe van het
Aaihondenproject "t Gooi\' blijkt te zijn, en komen de gevolgen van een tekort
aan schildklierhormoon bij een Cocker Spaniel aan de orde.

Een \'gewoon\' spreekuur
Veel eigenaren van huisdieren zien de
behandeltafel van de dierenarts alleen
als hun eigen huisdier erop ligt. Maar
zittend in de wachtkamer zijn er nog
zoveel andere gevallen te zien waar-
van je je afvraagt wat ze mankeren.
Wat komt er nu voorbij tijdens een \'ge-
woon\' spreekuur? Dierenpraktijken
was hiervoor te gast in de praktijk van
PieterGoedendorp.

Met de kat in therapie?

Om het probleem van een \'sproeiende\'
kat op te lossen, wordt ingegaan op het
gedrag van een kat. Een kat kan zich
niet op zijn gemak voelen door stress
of emotionele verwarring bij bijvoor-
beeld een verhuizing. Ook nu weer tips
hoe het beste hiermee omgegaan kan
worden.

De thermostaat te laag afgesteld

Een Cocker Spaniel die leidt aan een
tekort aan schildklierhormoon. Deze
hond. Rocky genaamd, had duidelijke
klachten zoals een verdikte, schilferige
en kale huid, sloomheid en desinte-
resse voor zijn omgeving. Een tekort
aan schildklierhormoon is echter niet
altijd zo duidelijk te zien. Gelukkig is
het probleem goed op te lossen.

Verder in de rubriek \'Bijzondere
Dieren\' een verhaal over Reptielen
met legnood, in de rubriek \'Voor u ge-
lezen\' een boekbespreking van
\'Hemeltjelief van Nicholas Allen, het
verbandtrommeltje, \'Kinderen vra-
gen\', en een aflevering van Basje
Bastaard.

Voor meer informatie, proefnummers
en abonnementen, mevrouw S. Umans-
Ubbink, telefoon 030-2510111.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde retums te geven.

-ocr page 153-

Personalia

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Eijmaal. Mevr. D.M.; Gent-1997; 3800 Sint
Truiden (België); Lepelstraat 15.
Hendriks, Mevr. S.; 1997; 7833 KC Nieuw-
Amsterdam; Dommerskanaal ZZ 107.
Karsijns, Mevr. M
.E.; 1997; 3512 KX Utrecht;
Jeruzalemstraat 4 B.

Kreft-van den Kieboom, Mevr. N.C.; 1987;
4822 WC Breda; Pietemei Koomansstraat I.
Kross, Mevr.Dr. L; Berlijn-1991; Berlijn-1993;
6511 VK Nijmegen; Lage Markt 15.
Lintelo, G.J. te; 1997; 7482 ZB Haaksbergen;
Paulus Potterstraat 29.

Smit. F.L; 1990; 5595 CB Leende; Valkens-
waardseweg 38 A.

Weerd, F.J. de; 1997; 7776 AG Slagharen;
Herenstraat 13.

Wemer. Mevr. S.J.; Gent-1997; 8423 SC Mak-
kinga; Ceresstraat 1.

Westerlaan, L.J.; Gent-1997; 2411 CW Bode-
graven; Wilhelminastraat 13.

□VERLEDEN:

Op 25 juli 1997 Prof. W.J. Roepke te
Driebergen.

JUBILEA:

O M. Verhorst te Herpt (gem. Heusden), afwe-
zig, 30 jaar, 7 september 1997
A. Slikkerveer te Vlaardingen, afwezig, 30 jaar,
7 september 1997

P.J. Werkman te Leusden, afwezig, 25 jaar, 8
september 1997

K.II.J. Lambeek te Hoeven, afwezig. 25 jaar, 8
september 1997

R.J. Terbijhe te Zutphen. afwezig, 25 jaar, 8
september 1997

S. Dooper te Lochern, afwezig, 25 jaar, 8 sep-
tember 1997

Mevr. H. van Gessel-van Scherpenzeel te
Aalden, afwezig, 25 jaar, 8 september 1997
D.P. Hofstee te Bameveld, afwezig, 25 jaar, 8
september 1997

W. van der Sluis te Damwoude. afwezig, 45

jaar, 16 september 1997

H.C.M. Oerlemans te Nuenen, afwezig, 35

jaar, 17 september 1997

L.J. van Looveren te Bredea, afwezig, 50 jaar,

26 september 1997

A.A. Hesen te Gennep, afwezig, 35 jaar, 26 sep-
tember 1997

J.J.A. Schreinemachers te Roermond, afwezig,
35 jaar, 27 september 1997
Prof Dr. C.J.G. Wensing te Lelystad, aanwe-
zig, 35 jaar, 27 september 1997
F.E. de Groot te Ede, afwezig, 35 jaar, 27 sep-
tember 1997

MUTATIES:

Alten, Mevr. LE. van; 1990; 2182 GR
Hillegom; Weeresteinstraat 47; tel. 0252-
525433 privé. 518020 prakt.; fax 0252-
525433; p., geass. met L. Kamps.

Bakx, J.A.P.M.; 1973; 5052 TP Goirle; De
Dieze 14; tel. 013-5342437 privé; k.d. R.V.V.
kring Breda.

Beekhuis, A.; 1989; 6669 GB Dodewaard;
Gieser Wildeman 3; tel. 0488-412900 privé.

ilH Ull i

451213 prakt.; p., geass. met M.P. Moons en
G.J.B.J. Weikamp.

Berkhout-Jorksveld, Mevr. A.L.; 1995;
4003 CJ Tiel; Culemborgse Grintweg 2; tel.
0344-620478 privé, 612976 prakt.; p., gezel-
sehapsd.

Boereboom, M.A.M.; 1994; 3823 JD
Amersfoort; Krabbenkreek 29; tel. 033-
4553797 privé, 0573-451168 prakt.; fax 0573-
453831; E-mail: MBOER(fl WORLDON-
LINE.NL; p., medew. bij J.W.C.M.M.
Pleumeekers en P.J.M. Wijnen.

Booij, E.J.; 1989; 2253 CZ Voorschoten;
Debussvlaan 16; tel. 071-5610370 privé,
5120241 prakt.; fax 071-5124588; p., geass.
met R. Koster, Mevr. G. Koster-Stoker.
J.H.A.M. Vestjens en Mevr. M. Vestjens-
Raadsveld.

*Bos, Mevr. A.M.; 1997; 6741 JB
Lunteren; Vijfsprongweg 70; tel. 0318-461253
privé, 0527-613500 prakt.; p., medew. bij
Diergeneesk. Centrum Noord Nederland c.v.

Bos, R.G.A.; 1995; 7521 AM Enschede;
Hengeloseslraat 290; tel. 053-4345777; p.

♦Bosje, J.T.; 1996; 1091 HA Amsterdam;
Ie Oosterparkstraat 217; wet. medew. U.U.
(E D., vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd.).

»Bossers-Vrijenhoek. Mevr. M.P.; 1985;
5472 PW Loosbroek; Groeneveldsestraat 6; tel.
0413-229381 privé. 0485-587600 tst. 390
bur.; fax 0485-587490; wel. medew. bij
Intervel international B.V., afd Histopa-
thologie, proefdierpalholoog/loxieologiseh
palholoog.

»Bronneberg, R.G.G.; 1997; 3705 TD
Zeisi; Egelinglaan 36; tel. 030-6960968/06-
53521244 prakt.; fax 030-6960968; p., vogels
en bijz. dieren.

Brooijmans, W.P.J.A.; 1968; B-3621
Rekem/Lanaken (België); Fazantenlaan 6;
lel. 00-32-89-732797; d.

Claij, K.; 1952; 2244 CB Wassenaar;
Wittenbrugerweg 48; tel. 070-5178383; Dir.
Turfsingel B.V. en Beleggersgroep FH-combi-
natie; Dir. Flits H Beleggingsmaatschappij;
d. Draf- en Renbanen Duindigt Alkmaar en
Hilversum.

Couwenberg, Mevr. P.J.M.; 1994; 1056
TB Amsterdam; John Franklinstraat 87 Hl;
lel. 020-6837068 privé, 0297-241146 prakl.;
p., medew. bij Mevr. I. Hillel en R.J.G.
Zwijnenberg.

Dik, Prof.Dr. K.J.; 1967; U-1981; 3741
GT Baarn; Ruslhoeklaan I; lel. 035-5413191
privé, 030-2531251 bur.; Specialist Veterinaire
Radiologie; hlr. U.U. (F.D., vkgr. Radiologie).

Downer, J.W.G.; 1992; Lanark, Scotland
MLll 7QR (Verenigd Koninkrijk);
Braedale Collage, 22A Cleghorn Road; lel.
00-44-1555-666204 privé, 661177 bur.; fax
00-44-1555-663215; praklijkdocenl/prakli-
eus University of Glasgow Vet. Practice.

Dwarkasing, A.J.S.; 1990; Curacao (Ned.
Antillen); Rondeweg 20; tel. 00-599-5-
8688157 privé, 4614000/4617476 bur.; fax 00-
599-9-4655395; medew. VD; p., geass. met
O.B. de Haseth.

Harms, L.; 1963; 3871 KN Hoevelaken;
Hogebrinkerweg 38; lel. 033-2580153 privé,
2982199 bur.; fax 033-2982199; p., geass. met
W.J.M. Tander.

•Hendriks, Mevr. S.; 1997; 7833 KC
Nieuw-Amsterdam; Dommerskanaal ZZ 107;
lel. 0591-552071 privé, 612310 prakt.; p.,
medew. bij R. Peleroff.

Janszen, Dr. B.P.M.; 1985; U-1993; 6814
KZ Arnhem; Van Ruisdaelstraat 76; tel. 026-
4454046 privé, 0317-499464 bur.; fax 0317-
499463; E-mail: G.VANDENBERG(aTNO.-
VOEDING.NL; Hoofd Afd. Diervoeding en
Dierfysiologie, T.N.O. Voeding.

Jedema, E.J.; 1967; 1018 ST Amsterdam;
Plantage Parklaan 20 hs; tel. 020-4205539; d.

Jorksveld. Mevr. A.L.; 1995; zie:
Berkhoul-Jorksveld, Mevr. A.L.

Kaashoek, Mevr. Dr. M.J.; 1989; U-1995;
6041 HJ Roermond; Klooslerwandslraal
293; lel. 0475-338069 privé, 0485-587600
bur.; d. bij Intervet International B.V.

Kok, W.A.; 1969; 7081 AZ Gendringen;
Bringenborg 3; tel. 0315-683689 privé,
681776 prakt.; fax 0315-631741; p., geass. met
H.S. van der Berg en A.J.E. Janssen; plv.i.

Leneman, Mevr. J.M.; 1994; 00100 Rome
(Italië); FAO, Viale delle Terme di
Caracalla; lel. 00-39-6-71317000 privé,
52253636 bur.; fax 00-39-6-52253152; E-
mail: MARJAN.LENEMAN^FAO.ORG;
medew. bij Food and Agriculture
Organization of the United Nations.

Mandigers. P.J.J.; 1992; 5825 JJ
Overloon; Ballussenweg 4; tel. 0478-642558
privé, 0485-587661 bur.; E-mail: PAUL-
MAND(®W0RLDACCESS.NL; specialist
Interne Geneeskunde der Gezelschapsdieren;
wet. medew. Intervet Int. B.V., afd. VSD; di-
plomate ECVN.

Melessen, J.J.; 1949; 1521 PM
Wormerveer; Zaanslroom 30; tel. 075-
6222350; r.d.; oud-dir. slachth. en vleesk.dnst
Amsterdam; R.O.N.

Nijland, H.; 1967; 3781 ML Voorthuizen;
Elzenkamperweg 5; tel. 0342-472635; r.d.

Noordijk, P.J.; 1984; 3813 PA Amersfoort;
A. Blankaartsingel 95; tel. 033-4806265 privé,
4806807 prakt.; fax 033-4802602; p.

•Pronk, G.A.M.; 1997; 3985 PJ
Werkhoven; Kromme Kamp 4; lel. 0343-
551264 privé, 030-6011238 prakt.; p., me-
dew. bij J.J. van der Louw, J.H.M. Peeters en
H.J.B. du Pon.

Schaeffer, Mevr. I.G.F.; 1995; 425! AV
Werkendam; Sluisstraat 20; tel. 0183-
509945 privé, 030-2539411 bur.; E-mail:
ISCHAEFF(aWORLDONLINE.NL; spe-
cialist in opl. U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde
van Gezelschapsd.).

Schutte, E D.; 1988; 8253 BZ Dronlen;
Drielander 12; tel. 0321-315280 privé, 312392
prakt.; fax 0321-312392; p., geass. met F.J.
Lok; E.T.

Schwartz, Mevr. N.C.M. de; 1991; 5246
P.M Rosmalen; Pastoor Hoekx-singel 64; lel.
073-6420416 privé, 0485-587674 bur.; d. bij
Intervet Ned. B.V.

Smits, Mevr. M.A.M.P.; 1993; 5126 PR
Gilze; Alphensebaan 21; lel. 0161-455759
privé, 492556 prakt.; fax 0161-492558; p., me-
dew. bij P.J.C. Dirven.

Theel, G.J.; 1993; 1398 BA Muiden;
Zeestraat 18; lel. 0294-262830 privé; p., me-
dew. bij P. van Doormalen, lel. 020-6206611
prakl.; p., medew. bij Mevr. A. van der Bas
en J.A. Terwee, lel. 0294-419214 prakt.

Thomassen, Mevr. I.M.J.L.; 1996; 5845
CZ Sint Anihonis; Willem Schiksslraal 2;
lel. 0485-385277 privé, 381711 prakl.; p.,
medew. bij H.M.J. Bekkers, R.H.J.M.
Graafmans, K.K. Kadijk, Mevr. E.M.M.
Romijnders en M.H.J.M. Rullen.

Tolsma, H.J.D.; 1996; 7511 JM
Enschede; Nijverheidstraat 17; lel. 053-
4346366 privé, 4324292 prakt.; p., medew.
bij P. Kuipers en A.A. Nolle.

Trijssenaar, Mevr. A.J.; 1994; 3245 TW
Sommelsdijk; Pimpelmees 52; tel. 0187-

-ocr page 154-

482247 privé, 482897 prakt.; p., medew. bij
W.J. Vink.

♦Vermunt, J.J.F.; 1976; Maffra Vic 3860
(Australië); 10 Johnson Street;
cl- Maffra
Vet. Centre; tel. 00-61-3-51471177 prakt.;
fax 00-61-3-51471650; Registered Vet.
Specialist, Cattle .Medicine.

Verstappen, F.A.L.M.; 1996; 3848 BX
Harderwijk; Zuiderzeestraatweg 39; tel. 0341-
433078 privé, 030-2539411
bur.; specialist in
opleiding U.tl. (F.D., vkgr. Geneeskunde van
Gezelschapsd., afd. vogels en bijz. dieren).

Vries, Mevr. J.F. de; 1980; 3994 WK
Houten; Donsvlinderberm 17;
tel. 030-
6341685 privé, 6377267 prakt.; fax 030-
6341685; p., gezelschapsd. (eigen praktijk);
p., medew. bij Mevr. M.L. Klein-Berkeljon.

Vries, P.J. de; 1982; 8181 JJ Heerde;
Vosbergenveg 40; tel. 0578-696206 privé,
697117 prakt.; fax 0578-697333; Specialist
Reproduktie van het Paard;
p., paarden.

CQNGRESSEN & SYMPOSIA

Augustus

17—21 9th International Congress in Animal
Hygiene; Helsinki, Finland. For more in-
formation, please contact dr. F. van
Eerdenburg, FdD, tel.: 030-2532023.

18—22 11 th Congress of the World Veterinary
Poultry Association in Budapest. For more
information, please contact: Veterinary
Medical Research Institute of the
Hungarian Academy of Sciences,
Hungary-1581 Budapest, P.O. Box 18,
Phone:
-1-36 I 252-2455, Fax: -h36 I 252-
1069.

24—29 World Congress on Food Hygiene:
\'Healthy animals - Healthy food - Healthy
consumers\'. The Hague, The Netherlands.
12\'*^ International symposium of the World
Association of Veterinary Food Hygienists
(WAVFH). Congress language English.
Information: KNMvD, P.O. Box 14031,
NL-3508 SB UTRECHT, The
Netherlands. Fax. -(-31-30-251 17 87, e-
mail: KNMVD@POBOX.RUU.NL

September

3 Symposium Certificatie Dierenartsenprak-
tijken in Figi te Zeist. Aanvang: 14.30 uur.

5—7 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert in Pisa
(I) het veertiende jaarlijkse dermatologie-
congres. De voertaal is Engels.
Meer informatie is te verkrijgen bij New
Team, Via C. Ghiretti, 2 43 IOC PARMA te
Italië. Tel 00 39 521 293913. Fax 00 39 521
294036. E-mail: newteam@mbox.vol.it.

9—13 Conference Association of Avian Ve-
terinarians.

11 — 13 ESVIM-congres in Lyon.

10—14 The 5th WEVA (World Equine Ve-
terinary Association) Congress. Padova,
Italy, http://www.finsystem.it/weva97, email
weva97@fmsystem.it, CSR Conressi P.O.
Box 1769-1^100 Bologna, Italy. Ph (-39-
51-765357, Fax -H39-5I-765195 cts.con-
gressi@pt.tizeta.it

15—16 ID-DLO-Symposium \'Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.

16-—19 15th meeting of the European Society
of Veterinary Pathology (ESVP), Sassari -
Alghero, Italy.

25—28 BVA Congress, Edinburgh International
Conference Centre.

Aflevering

01-10-1997
15-10-1997
01-11-1997
15-11-1997

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

15-09-1997
29-09-1997
13-10-1997
27-10-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

"De klasse van

Caf merk
je niet alleen
aan de druppel
baarheid..."

N^af* oogzalf kan bij kamertemperatuur
gemakkelijk uit de tube worden gedruppeld en
verdeelt zich als een filmpje over de oogbol.

De optimale zalfbasis bevat een hoge
dosering chliwramfenicol met vitamine A.

l^ikPHARMO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Samemtelling. 20 mgig chlooramfenicol en 15.000 I.E./g vitamine A palmitaac. Indicatie: infecties
van
Ket uoorste oogsegment, veroorzaakt door gram-positieve coccen, mycophsmen, Corynebacterium
en Chlamydia spp. Verpakking: tube d
5 gram. Reg. NL 8470.

Apbarmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

-ocr page 155-

0

Ook deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde biedt elke dierenarts weer zicht op ontwik-
kelingen binnen ons beroep. Praktiserend of niet, wij willen toch allemaal een deskundige duit in het zakje
doen als een gesprek van leken over groeibevorderende hormonen of ß-agonisten gaat? In dit nummer
zijn alle regels duidelijk op een rij gezet.

Gelukkig gaat ook in deze aflevering de discussie over de bestrijding van de varkenspestuitbraak weer
door. Welke dierenarts is niet door zijn omgeving aangesproken over de dieronwaardige en daardoor
mensonwaardige bestrijdingsmethoden, die niet anders dan door economische redenen kunnen worden
verdedigd? Dierenartsen wordt de zwarte Piet van uitvoerder van het non-vaccinatiebeleid toegespeeld
(inclusief voortgaande massale euthanasatie van biggen), terwijl, veterinair gezien, andere en beproefde
bestrijdingsmethoden beschikbaar zijn. Sterker nog, deze ringentingen zouden door \'Brussel\' naar alle
waarschijnlijkheid worden toegestaan met behoud van de mogelijkheid van export van varkensvlees uit
de rest van Nederland, indien één essentiële garantie kan worden gegeven.

Nederland moet kunnen garanderen dat geen vlees van tegen varkenspest geënte varkens geëxporteerd
wordt. Als deze garantie van individuele tracering en, eventueel, verwijdering uit de voedselketen niet
kan worden gegeven, kan dan wel worden gegarandeerd dat geen dieren (of vlees ervan) uit de gebieden
waar varkenspest heerst vervoerd worden naar elders? En als dat niet kan, hoe lang zal dan de varkens-
pest blijven rondwaren met de huidige bestrijdingsmaatregelen?

Cynici hebben gesteld dat \'Brussel\' door de varkenspestuitbraak fors meebetaalt aan de politiek ge-
wenste 25 procent reductie van de varkensstapel. De gemiddelde Nederlandse burger zou dit streven ook
ondersteunen, onder andere omdat deze afroming tot verbetering van het welzijn van de varkens zou lei-
den. In Veehouder en Dierenarts wordt betoogd dat dierveiligheid het beste wordt gegarandeerd door ge-
zinsbedrijven, terwijl de verwachting bestaat dat het uitgestippelde beleid zal leiden tot zeer grote mam-
moetbedrijven. De hiermee gemakkelijk samengaande verwording van dieren tot dingen,
productie-eenheden, is opnieuw voor veel dierenartsen een belastende ontwikkeling. Advocaat van de
dieren zijn én de opdrachtgever maximaal rendement bezorgen kan voor praktiserende collega \'s dille-
ma \'s opleveren. Begrip en steun is hier gerechtvaardigd, zeker ook van collega \'s in publieke, bestuurlijke
of beleidsmakende functies.

Om positief te eindigen kan het artikel over maligne lymfomen bij hond en kat genoemd worden. Hieruit
blijkt enerzijds opnieuw de grote variatie in klinische beelden van deze tumorziekte en anderzijds de mo-
gelijkheid die chemotherapie bij dierlijke lymfomen biedt, met behoud van een dierwaardig bestaan.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 156-

VIER BIJZONDERE GEVALLEN VAN MALIGNE LYMFOOM
BIJ HOND EN KAT

R. van Noort\'\'

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 502-5

ük en voor de praktijk

SAMENVATTING

Maligne lymfoom is een veel voorkomende tumor bij
hond en kat. Bij de hond is het merendeel van de lymfo-
men multicentrisch. bij de kat vooral mediastinaal en ali-
mentair. Beschreven worden vier gevallen van maligne
lymfoom op ongewone plaatsen. Daarnaast worden in
het kort de mogelijkheden van chemotherapie bespro-
ken.

SUMMARY

Four peculiar cases of malignant lymphoma in the dog
and cat

Malignant Lymphoma is a common tumour disease in dogs and cats. In the
dog lymphoma\'s are predominantly multicentric, while in the cat lym-pho-
ma s are mainly found in the mediastinum and intestinal tract. This article
discribes four ca.ses of lymphoma found in unusual locations.
Chemotherapy is briefly di.scussed.

INLEIDING

Maligne lymfoom is de meest voorkomende hematopoëti-
sche tumor bij hond en kat (14, 22). In de literatuur worden
sterk wisselende jaarlijkse incidenties vermeld, variërend
van 13 tot 33 per 100.000 bij de hond en 160 per 100.000 bij
de kat. Mogelijke verklaringen voor de sterk wisselende in-
cidenties zijn verschillen in samenstelling van de populatie,
van onderzoekstechnieken en bij de kat verschillen in het
voorkomen van het feliene leukemie virus (FeLV). Bij de
hond is een verhoogde incidentie waargenomen bij de
Bouvier, Rottweiler, Boxer, Schotse terriër, Bassethound,
Airedale terriër en Engelse Bulldog.

Maligne lymfoom kan geclassificeerd worden op basis van
cytologische, histologische (15) en immunologische karak-
teristieken of op basis van localisatie (20). De cytologische
en histologische classificatie volgens Rappaport is vooral
gebaseerd op de architectuur van het lymfoom. Omdat bij de
hond de meeste lymfomen niet een duidelijk nodulair pa-
troon vertonen, is de classificatie volgens Rappaport vervan-
gen door de classificatie volgens de Working Formula (3) of
de Kiel classificatie (10). Hierbij wordt op basis van de cyto-
morfologie onderscheid gemaakt in laag-, intermediär of
hooggradig maligne lymfoom. De meeste maligne lymfo-
men bij de hond zijn intermediär of hooggradig. Bij de kat
wordt nog meestal wel gebruik gemaakt van de classificatie
volgens Rappaport, maar Valli
et al. (23) vonden in een grote
serie katten met een classificatie volgens de Working
Formula 10% laaggradig, 35% intermediär en 55% hoog-
gradig maligne lymfoom. Ten opzichte van de hond lijken er

t Dierenarts. Specialist Interne Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Dierenarts
Specialisten Amsterdam. Weesperzijde 147. 1092 ET Amsterdam.

meer laaggradige lymfomen voor te komen. Echter het nut
en de reproduceerbaarheid van de classificatie bij de kat
wordt betwijfeld (II, 13).

Met het beschikbaar komen van monoclonale merkstoffen
bleek het merendeel van de maligne lymfomen bij de hond
immunologisch geclassificeerd te kunnen worden als B-cel
lymfomen (1,7,20). Het percentage T-cel lymfomen varieert
van 10% (I) tot 38% (20). Er zijn geen grote immunologi-
sche studies bekend bij katten met maligne lymfoom, maar
het merendeel van de lymfomen wordt verondersteld van T-
cellen afkomstig te zijn (getransformeerd door FeLV). De
meeste FeLV negatieve lymfomen zijn van B-cel origine
(2,4,8,9).

Bij de onderverdeling op basis van localisatie worden grote
verschillen gevonden in de literatuur. In grote lijnen echter
kan men zeggen dat bij de hond het merendeel van de ma-
ligne lymfomen multicentrisch is (84%), een klein deel het
maagdarmkanaal betreft (6,7%) en minder dan 5% zich in
het mediastinum bevindt (12). Bij de kat is juist de mediasti-
nale vorm het meest voorkomend, gevolgd door de alimen-
taire, multicentrische, leukemische en overige vormen (II).

Aangezien lymfocyten overal in het lichaam voorkomen,
kan maligne lymfoom ook overal in het lichaam worden aan-
getroffen. Beschreven worden vier gevallen van maligne
lymfoom op een ongewone localisatie.

Patiënt l

Een vijfjaar oude Golden Retriever reu werd verwezen met
als klacht dysurie sinds vijf weken. Aanvankelijk trad verbe-
tering op met antibiotica maar de dysurie recidiveerde en
werd ernstiger. Bij onderzoek werd een volle blaas gepal-
peerd. De catheterisatie verliep vlot, zonder pijnreactie of
weerstand. Echografisch onderzoek van de blaas liet een ver-
dikking van de blaaswand ter hoogte van de cervix zien.
Röntgencontrastonderzoek toonde een duidelijke weke de-
len zwelling in de blaashals (Foto 1). Een skleroseringsnaald

-ocr page 157-

voor endoscopic (Fujinon TW IV/6b) werd via de urethra in-
gebracht en onder röntgencontroie ter hoogte van de blaas-
hals gepositioneerd. Op deze wijze iconden (niet invasief) as-
piratiebiopten van de dii<te genomen worden. Cytologisch
onderzoek van de biopten toonde het beeld van maligne
lymfoom aan. Gestart werd met een chemotherapieschema
zoals beschreven doorTeske
et al. (18). Hierbij wordt tijdens
de inductie-fase van 12 weken afwisselend gebruik gemaakt
van asparaginase, vincristine, cyclofosfamide, doxorubicin,
chlorambucil en prednison. Na de inductiefase volgt de on-
derhoudsfase waarbij om de week asparaginase IM wordt
gegeven. De mictie was twee dagen na begin van de therapie
weer ongestoord. Echter na zeven dagen trad recidief van de
dysurie op. Bij onderzoek bleek de penispunt gedeformeerd
te zijn. Een catheter ondervond na 3 cm in de urethra te zijn
ingebracht veel weerstand. Cytologisch onderzoek van
brushbiopten van deze plaats vertoonden ook hier het beeld
van maligne lymfoom. Een hoge urethrostomie werd ver-
richt waama de hond weer normaal kon urineren. Vanaf dat
moment zijn geen mictieproblemen meer opgetreden. Een
controle-röntgencontrastfoto tien weken na start van de the-
rapie liet een normale blaashals zien (Foto 2). Na vijf maan-

den therapie besloot de eigenaar de onderhoudstherapie met
eens per twee weken asparaginase-injectie te beëindigen we-
gens financiële redenen. De hond bleef een normaal mictie-
patroon vertonen. Achttien maanden na start van de therapie
werd de hond opnieuw aangeboden, nu met neurologische
klachten. Er was sprake van pijn in de rug en toenemende pa-
resis posterior. Neurologisch onderzoek van de voorpoten
liet geen afwijkingen zien. De achterpoten vertoonden over-
dreven spinale reflexen, gekruiste strekreflex en spieratrofie.
De waarschijnlijkheidsdiagnose was afwijkingen in het wer-
velkanaal tussen de derde thoracale en derde lumbale wer-
vel, waarbij de mogelijkheid van maligne lymfoom ter
plaatse niet kon worden uitgesloten. De eigenaar zag af van
nader onderzoek en besloot tot euthanasie.

Patiënt 2

Een zeven jaar oude Europese Korthaar (gecastreerde kater)
werd aangeboden wegens toenemende benauwdheid sinds
twee weken. Bij onderzoek werd een inspiratoire stridor ge-
vonden. Röntgenfoto\'s van de thorax lieten geen duidelijke
afwijkingen zien. Hoewel de stridor uit de neus/keel leek te
komen werden bij rhinoscopie en via de mond retrograad
over het verhemelte terugkijkend in de nasofarynx geen af-
wijkingen gevonden. Daarom werd ook tracheoscopie ver-

richt. Hierbij werd bij de borstingang een spekkige, witte
dikte in de wand van de trachea gevonden welke het lumen
voor 80% afsloot (Foto 3 en 4). Aspiratiebiopten via de bron-
choscoop genomen gaven het beeld van maligne lymfoom.
De eigenaar zag af van eventuele chemotherapie en besloot
tot euthanasie.

Patiënt 3

Een zes jaar oude Siamese kat (gecastreerde kater) werd aan-
geboden wegens dyspneu en sereuze neusuitvloeiing.
Diverse antibiotica waren door de verwijzende collega ge-
probeerd zonder duidelijke verbetering te geven. Bij onder-
zoek werd een verminderde luchtpassage door beide neusga-
ten gevonden, hetgeen op slijmvlieszwelling in beide
neusgaten kan duiden of op een probleem in de nasofarynx.
Rhinoscopie liet behalve wat sereus vocht en te rood slijm-
vlies geen duidelijke afwijkingen zien. Door met een flexi-
bele bronchoscoop via de mond over het verhemelte terug te
kijken richting neus, kon de nasofarynx geïnspecteerd wor-
den. Hierbij werd een dikte in de dorsale wand gevonden
welke het linker neusgat vrijwel afsloot (Foto 5 en 6). Brush-
en forcepsbiopten lieten cytologisch het beeld van maligne

-ocr page 158-

lymfoom zien. Een veel gebmikt chemotherapieschema bij
de kat is een combinatie van vincristine intraveneus en
Pred-
nison en endoxan oraal (5). Omdat de eigenaar niet gedu-
rende vier weken eens per week en daama eens per drie we-
ken met de kat kon terugkomen voor intraveneuze injecties,
werd alleen prednison (5 mg per dag oraal) en endoxan (50
mg oraal eens per drie weken) gegeven. Tot het moment van
schrijven vertoonde de kat geen recidief (zeven maanden na
start therapie). Serologisch onderzoek op FeLV en FIV was
negatief.

Patiënt 4

Ook deze patient, een 16 jaar oude Europese Korthaar gecas-
treerde kater, werd aangeboden wegens benauwdheid. De
benauwdheid was drie dagen geleden voor het eerst opge-
merkt en werd snel erger. De kat vertoonde een luide inspira-
toire stridor, welke uit de voorste luchtwegen leek te komen.
Bij inspectie van de keel bleek de stemspleet vrijwel volledig
te worden dichtgedrukt door een massa uitgaande van de lin-
ker plica vocalis. Cytologisch onderzoek van brush- en aspi-
ratiebiopten leverde als diagnose maligne lymfoom op.
Bloedonderzoek was positief voor FeLV en negatief voor
FIV. Aansluitend aan de keelinspectie werden dexame-
thason (2 mg) en vincristine (0,75 mg/m^) intraveneus toege-
diend. De volgende dag was de benauwdheid vrijwel volle-
dig verdwenen. De eigenaar wilde deze oude kat geen
wekelijkse intraveneuze injecties laten ondergaan zodat be-
sloten werd tot orale toediening van prednison (5 mg per
dag) en endoxan (50 mg eens per drie weken). De benauwd-
heid keerde niet meer terug maar vier maanden na start van
de therapie werd de kat zeer apathisch. Bij onderzoek werd
een duidelijke bufthalmus en verhoogde druk in het linker
oog waargenomen. Ooginspectie liet zien dat de iris sterk ge-
zwollen was en de gehele voorste oogkamer opvulde. Er
werd tot euthanasie besloten. Pathologisch anatomisch on-
derzoek van het oog leidde tot de diagnose: maligne lym-
foom van de iris.

Op grond van bovenstaande patiëntbesprekingen kan wor-
den geconcludeerd dat maligne lymfoom soms op onver-
wachte plekken wordt aangetroffen. Bovendien blijkt dat,
ondanks soms zeer ernstige symptomen (Patiënt 4), in een
aantal gevallen met chemotherapie duidelijke verbetering
kan worden bereikt. Bij het vaststellen van de diagnose
speelt cytologie een belangrijke rol. Bij gegeneraliseerde
lymfeknoopvergroting bij de hond is dunne naald aspiratie
bioptie in vrijwel alle gevallen voldoende voor het stellen
van de diagnose; histologisch onderzoek van een verwij-
derde lymfeknoop is zelden noodzakelijk.
Bij de kat is het soms erg moeilijk cytologisch onderscheid te
maken tussen maligne lymfoom en reactieve hyperplasie.
Bij dieren met vrij vocht in de thorax of het abdomen is cyto-
logisch onderzoek van het vocht vaak diagnostisch. Maligne
lymfoom van het maagdarmkanaal kan gediagnosticeerd
worden door cytologisch of histologisch onderzoek van
biopten verkregen via endoscopic of proeflaparotomie.
Wanneer de diagnose maligne lymfoom gesteld is, is het ver-
standig nader onderzoek te doen ten einde de uitgebreidheid
van de tumor (aantasting lever en nieren etcetera) en de alge-
mene conditie van de patiënt te onderzoeken. Hiertoe dient
uitgebreid lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek (hemato-
criet, leucocytentelling en differentiatie, trombocyten, cal-
cium, galzuren, ALAT, AF, kreatinine en bij de kat FeLV,
FIV status) en beenmergpunctie verricht te worden (19).

Wanneer aantasting van inwendige organen wordt vermoed
kunnen röntgenfoto\'s en echografie geïndiceerd zijn. Er zijn
zeer vele chemotherapieprotocollen beschreven in de litera-
tuur, ieder met hun eigen voor- en nadelen qua effectiviteit,
kosten en belasting voor mens en dier. In het algemeen kan
men stellen dat wanneer geen therapie wordt ingesteld de
lymfomen gemiddeld genomen binnen vier tot zes weken tot
de dood of euthanasie leiden (17).

Met prednison als monotherapie wordt de gemiddelde over-
levingstijd nauwelijks verlengd. Bovendien heeft prednison-
therapie het grote nadeel dat dit een multidrugresistentie kan
opwekken. Wanneer dan na enige tijd toch besloten wordt tot
chemotherapie, is de kans op langere overlevingstijd bedui-
dend kleiner geworden. De meeste chemotherapieprotocol-
len maken gebruik van diverse chemotherapeutica.
Chemotherapeutica worden ingedeeld in zes groepen, ieder
met een eigen invloed op de celcyclus. Door chemotherapeu-
tica uit verschillende groepen te combineren, probeert men
de tumor celcyclus op meerdere manieren te onderbreken.
Voorkomen moet worden chemotherapeutica te combineren
met eenzelfde negatieve bijwerking.

Het typische chemotherapieprotocol bestaat uit een inductie,
een onderhouds- en een reddingsfase. In de inductie-fase
wordt met sterk werkende chemotherapeutica en korte inter-
vallen geprobeerd de tumor snel in remissie te laten gaan.
Tijdens de onderhoudsfase worden de intervallen tussen de
medicijnen langer en kunnen soms minder aggressieve me-
dicijnen gebruikt worden. Wanneer de tumor weer terug-
komt probeert men in de reddingsfase weer tot remissie te
komen met behulp van (andere) aggressievere medicatie en
kortere intervallen. De meest beschreven combinatie-proto-
collen bereiken in 80 tot 90% van de gevallen remissie gedu-
rende zes maanden of meer (22). Gemiddelde overlevingstij-
den van 36 tot 69 weken worden vermeld (17,23). Een klein
percentage (10-20%) kan zelfs na driejaar therapie genezen
verklaard worden (18). Crow (6) vond geen correlatie tussen
remissie of overlevingstijd en leeftijd, ras, geslacht en
WHO-stagering.

Wel leek er verband te bestaan tussen WHO-substage b (sys-
temische symptomen), initiële respons op chemotherapie,
gebruikte inductieprotocol, glucocorticoid receptor activiteit
en ervaring van de dierenarts. Vail (22) vond echter een dui-
delijke correlatie tussen WHO-substage b en remissie of
overlevingstijd (kortere overlevingstijd bij systemische
ziekte). Ook leken vrouwelijke dieren een langere overle-
vingstijd te hebben dan mannelijke dieren. Zowel Crow als
Vail vonden een slechtere prognose bij het bestaan van hy-
percalcemie en het gebruik van corticosteroïden vóór het in-
stellen van het inductieprotocol.

De meeste chemotherapeutica kunnen ernstige bijwerkingen
veroorzaken zoals beenmergdepressie, laedering van de mu-
cosa van het maagdarmkanaal, leverschade, nierschade,
neurotoxiciteit en hemorragische cystitis. Enkele farmaca
(zoals vincristine en doxorubicine) kunnen bij perivasculaire
injectie zeer heftige ontsteking en necrose veroorzaken. Het
is de taak van de behandelend dierenarts deze bijwerkingen
zoveel mogelijk te voorkomen, te herkennen en adequaat te
bestrijden. In de handen van een ervaren dierenarts kan ma-
ligne lymfoom met chemotherapie bestreden worden op een
manier waarbij een hoge kwaliteit van leven voor het dier ge-
waarborgd blijft. De kans op genezing is klein maar de kans
op maanden ziektevrij leven is groot.
Derhalve dient bij een dier in goede conditie van een gemoti-
veerde eigenaar chemotherapie zeker overwogen worden.

-ocr page 159-

DANKBETUIGING

De verwijzende collegae worden vriendelijlc bedankt voor het doorsturen

van hun patiënten.

LITERATUUR

1. Appelbaum, FR, Sale GE, Storb R, et al. Phenotyping of canine lym-
phoma with monoclonal antibodies directed at cell surface antigens:
classification, morphology, clinical presentation and response to che-
motherapy. Hematol Oncol 1984; 2: 151-68.

2. Callanan JJ, Jones BA, Irvine J, el al. Histologic classification and im-
munophenotype of lymphosarcomas in cats with naturally and experi-
mentally acquired feline immunodeficiency virus infections. Vet
Pathol 1996;33:264-72.

3. Carter RF, Valli VEO, and Lumsden JH. The cytology, histology and
prevalence of cell types in canine lymphoma classified according to
the National Cancer Institute Working Formulation. Can J Vet Res
1986; 50: 154-64.

4. Cockerell GL, Krakowska S, Hoover EA, el al. Characterisation of fe-
line T- and B-lymphocytes and identification of an experimental indu-
ced T-cell neoplasm in the cat.J Nath Cancer Inst 1976; 57: 907-11.

5. Cotter SM. Treatment of lymphoma and leukemia with cyclophos-
phamide, vincristine, and prednisone; II treatment of cats. J Am Anim
Hosp Assoc 1983; 19: 166-72.

6. Crow SE. Gold standards of cancer therapy 1996. Proceedings 14th An
Vet Med Forum, ACVIM, San Antonio, 1996: 206-8.

7. Greenlee PG, Filippa DA, Quimby FW, et al. Lymphomas in dogs. A
morphologic, immunologic and clinical study. Cancer 1990; 66: 480-
90.

8. Hardy WD jr. Hematopoietic tumors of cats.J Am Anim Hosp Assoc
1981; 17:921-40.

9. Holmberg CA, Mannings JS, and Osbum Bl. Feline malignant lym-
phomas: comparison of morphologic and immunologic characteris-
tics. Am J Vet Res 1976; 37: 1455-60.

10. Lennert K, und Feller AC. Histopathology der Non-Hodgkin-
Lymphome (nach der aktualisierten Kiel-Klassifikation). 2nd edition.
Springer Verslag, Berlin, 1990.

11. Loar AS. The management of feline lymphosarcomas. Vet Clin N Am
Small Anim Pract 1984; 14: 1299-1330.

12. Madewell BR, and Theilen GH. Hematopoietic neoplasms, sarcomas
and related conditions.Part lV:Canine.In Veterinary cancer medicine,
Theilen GH and Madewell BR (eds), 2nd ed. Lea and Febiger,
Philadelphia, 1987:392-407.

13. Mooney SC, Patnaik AK, Hayes AA, et al. Generalised lymphadeno-
phaty resembling lymphoma in cats: six cases (1972-1976). J Am Vet
Med Assoc 1987; 194: 696-9.

14. Moore AS, and Mahony OM. Treatment of feline malignant lym-
phoma. In: Kirk\'s Current Veterinary Therapy XII. WB Saunders Co,
Philadelphia, 1995:498-502.

15. Owen LN. TNM classification of tumors in domestic animals. World
Health Organization, Geneva, 1980: 46-7.

16. Parodi AL, Dargent F, and Crespeau F. Histological classification of
canine malignant lymphomas. J Vet Med 1988; 35:178-92.

17. Roosenthal RC. Short-term fractionated combination chemotherapy
for LSA in the dog. Proceedings 14th An Vet Med Forum, AVCIM,
San Antonio, 1996:203-5.

18. Teske E, Rutteman GR, Heerde P van, el al. Polyethylene glycol-L-as-
paraginase in canine non-Hodgkin\'s lymphoma. Eur J Cancer 1990;
26: 891-5.

19. Teske E. Canine malignant lymphoma: a review and comparison with
human non-Hodgkin\'s lymphoma. Vet Quart 1994; 16:209-19.

20. Teske E, Wisman P, Moore PF, el al. Histological classification and
immunophenotyping of canine non-Hodgkin\'s lymphoma.
Unexpected high frequency of T-cell lymphomas with B-cell morpho-
logy. Exp.Hematol 1994; 22: 1179-87.

21. Vail DM. Recent advances in chemotherapy for lymphomas in dogs
and cats. Comp Cont Ed Pract Vet (Small Anim) 1993; 15: 1031.

22. Vail DM. Treatment and prognosis of canine malignant lymphomas.
In: Kirk\'s Current veterinary therapy XII. WB Saunders Co,
Philadelphia, 1995:494-7.

23. Valli VEO, Norris A, Withrow SJ, el al. Anatomical and histological
classification of feline lymphoma using the National Cancer Institute
Working Formulation. 9th An Conf Vet Cancer Soc 1989.

DER YAK (BOS GRUNNIENS] IN ZENTRALASIEN

.Jürgen Lensch, Peter Schley en Rong-Chang Zhang,
Duncker & Humhlot, Berlin 1996, 288 pagina

In dit boek, geschreven door een aantal deskundigen van ver-
schillende disciplines, wordt alle beschikbare infonnatie
over de Yak die in de literatuur voorhanden is samengevat.
In het eerste hoofdstuk worden de geschiedenis, de zoölogi-
sche classificatie, het verloop van de domestica en het ver-
spreidingsgebied besproken. De meeste Yaks komen voor in
China (12 miljoen) en Mongolië (660.000). Yaks leveren
melk, vlees, leer, haar, wol en mest voor brandstof en be-
smettingsdoeleinden en worden tevens gebruikt als last- en
rijdier.

Het tweede hoofdstuk bevat de anatomische en fysiologische
gegevens voor de Yak waarbij de nadruk ligt op de wijze
waarop de Yak zich aanpast aan de meest uiteenlopende kli-
matologische omstandigheden, sterke verschillen in hoogte
en zeer arme weidegronden. Daarbij spelen hemoglobinege-
halten een aantal erythrocyten een rol bij de adaptatie van de
zuurstofvoorziening en is de huiddikte en dichte beharing
van belang bij zeer lage temperatuur.

Het derde hoofdstuk behandelt de voortplanting en bespreekt
de resultaten van de invoering van modeme iTiethodieken.
De fokkerij verschilt nogal wat per regio zoals uit hoofdstuk
vier blijkt. Hoofdstuk vijf bespreekt de resultaten van kruis-
ingen tussen Yak en Rund.

De volgende hoofdstukken worden gewijd aan de voeding,
waarbij met name op de sterke verschillen in voedselkwali-
teit per regio wordt ingegaan.

Interessant is het hoofdstuk over de economie van de pro-
ducten die de Yak levert. Yakmelk wordt gebruikt voor de
bereiding van diverse soorten yoghurt, boter, kaas en alcoho-
lische dranken. Het Yakvlees bevat minder vet maar meer ei-
wit dan rundvlees en is grofvezelig. De Yak produceert een-
maal per jaar 1-2 kg haar en wol. Daarvan is ongeveer de
helft dekhaar en de rest grove en fïjne wol.
Het hoofdstuk over de ziekten bij de Yak bevat slechts acht
pagina\'s, hetgeen betekent dat er weinig literatuurgegevens
voorhanden zijn. Infectieziekten zoals mond- en klauwziek-
ten, runderpest, hondsdolheid, runderpokken, tuberculose en
brucellose zijn beschreven evenals runderhorzel, teken, le-
verbot en maagdarmwormen.

Het boek bevat een schat aan gegevens over de Yak en vormt
daarmee de basis voor verdere studie in het belang van dit
voor grote gebieden zeer belangrijke landbouwhuisdier.

H.J. Breukink

-ocr page 160-

BESLUIT VERBODEN STOFFEN DIERGENEESMIDDELENWET

GEBRUIK GRÜEIBEVORDERENDE HORMONEN EN
(3-AGONISTEN BEPERKT

Bericta en verslagen

UITGANGSPUNT RICHTLIJN
Uitgangspunt van de richtlijn 96/22/EG
is dat het gebruik van bepaalde dierge-
neesmiddelen om hun groeibevorde-
rende werking in de veehouderij onge-
wenst is en derhalve verboden moet
worden.

De richtlijn kent een totaalverbod op
het toedienen aan dieren van stilbenen
en stoffen met thyreostatische wer-
king. Het gebruik van andere stoffen
met hormonale werking en van B-ago-
nisten is toegestaan, zij het uitsluitend
voor zoötechnische of therapeutische
behandelingen, waarbij de omstandig-
heden waaronder het gebruik is toege-
laten nauwkeurig omschreven zijn.
De nieuwe regelgeving heeft een gro-
ter bereik dan de verordening Verbod
toediening van bepaalde stoffen met
hormonale werking 1987 en de veror-
dening Stoffen met sympathicomime-
tische werking 1991 van het Produkt-
schap voor Vee en Vlees. Genoemde
verordeningen zijn ingetrokken.

BESLUIT VERBODEN STOFFEN
Het Besluit verboden stoffen Dier-
geneesmiddelenwet (stbl. 1997, 302)
geeft uitvoering aan genoemde EG-
richtlijn.

Het Besluit bevat het verbod om nader
aan te wijzen middelen toe te dienen
aan landbouwhuisdieren en aquicul-
tuurdieren. In de Regeling gebruik
hormonen en 13-agonisten wordt ver-
volgens bepaald om welke \'verboden\'
middelen het gaat.

De Europese richtlijn 96/22/EG betreffende het verbod op het gebruik in de vee-
houderij van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen
met thyreostatische werking alsmede van R-agonisten is geïmplementeerd in
het per 11 juli 1997 geldende
Besluit verboden stoffen Diergeneesmiddelenwet.
Op basis van dit Besluit is vervolgens de Regeling gebruik hormonen en fi-ago-
nisten
gepubliceerd. De nieuwe regelgeving beperkt niet alleen het gebruik van
deze stoffen maar heeft ook consequenties voor de kanalisatie van diergenees-
middelen en de administratieve verplichtingen van de dierenarts.

Door Sabien van Egmond

DEFINITIES

Landbouwhuisdieren: als huisdier gehouden runderen, varkens, schapen, geiten, eenhoevigen,
pluimvee en tamme konijnen, alsook wilde dieren van genoemde soorten en wilde herkauwers
voorzover zij op een bedrijf worden gehouden.

Aquicultuurdieren: levende vissen en schaal- en weekdieren die afkomstig zijn van een bedrijf,
met inbegrip van voor een bedrijf bestemde dieren die oorspronkelijk in het wild leefden.

Therapeutische behandeling: individuele toediening aan landbouwhuisdieren van een geregis-
treerd diergeneesmiddel waarvan het gebruik in de regeling is toegestaan ter behandeling van een
door een dierenarts na onderzoek van het dier geconstateerde fertiliteitsstoomis, met inbegrip van
de onderbreking van een ongewenste dracht, en voor wat betreft B-agonisten ter behandeling van
tocolyse bij vrouwelijke runderen tijdens het kalven alsmede ter behandeling van ademhalings-
stoomissen en tocolyse bij voor andere doeleinden dan de vleesproductie gefokte paardachtigen.

Zoötechnische behandeling: individuele toediening aan landbouwhuisdieren van een geregis-
treerd diergeneesmiddel waarvan het gebruik in de regeling is toegestaan om de bronst te syn-
chroniseren, en donor- en receptordieren op een embryotransplantatie voor te bereiden, alsmede
toediening aan een groep aquicultuurdieren met het oog op geslachtsverandering.

Diergeneesmiddelen die niet aan land-
bouwhuisdieren of aquicultuurdieren
mogen worden toegediend zullen niet
geregistreerd worden. Voorzover zij al
geregistreerd zijn, zal de registratie
voor genoemde diersoorten worden
doorgehaald. Voorzover de toediening
van een diergeneesmiddel met hormo-
nale werking of een [3-agonist toege-
staan is, blijft de registratie in stand.
Ook het bereiden, voorhanden of in
voorraad houden en het afleveren van
\'verboden\' middelen is niet toegestaan.
Het Besluit maakt het tevens mogelijk
om bij overtredingen de productiever-
gunning van de diergeneesmiddelenfa-
brikant in te trekken en om de onder-
zoekskosten naar de herkomst van
illegale groeibevorderaars te verhalen
op de veehouder.

REGELING GEBRUIK HORMONEN
EN 13-AGONISTEN
In de Regeling gebruik hormonen en
B-agonisten (stcrt. 130, 1997) wordt
aangewezen welke middelen verboden
zijn (Zie kader
I).

Diergeneesmiddelen:

- met thyreostatische werking;

- met oestrogene, androgene of gesla-
gene werking en

- diefi-agonisten bevatten,

mogen niet aan landbouwhuisdieren
of aquicultuurdieren worden toege-
diend of verwerkt worden in voor deze
dieren bedoeld dier\\\'oeder.

Uit diergeneeskundig oogpunt zijn
echter enkele beperkte toepassingen
nog wel toegestaan (artikel 2 lid 2 en
3). Genoemd worden hij landbouw-
huisdieren:

- behandeling van fertiliteitsstoornis-
sen met inbegrip van ongewenste
dracht;

- behandeling van tocolyse;

- behandeling van ademhalingsstoor-
nissen bij paarden;

- bronstsynchronisatie;

- voorbereiding van donor-receptor-
dieren op embryo-transplantatie.

En voorts de toediening van dierge-
neesmiddelen aan aquicultuurdieren
met het oog op geslachtsverandering.

-ocr page 161-

Kader I.

Om misbruik van de groeibevorde-
rende werking van de middelen te
voorkomen mogen de in de regeling
toegestane middelen slechts worden
toegediend aan landbouwhuisdieren
die niet bestemd zijn voor de mesterij,
met inbegrip van voor de fokkerij af-
geschreven dieren, dan wel voor an-
dere gebruiksdoeleinden.
Benadrukt moet worden dat slechts ge-
registreerde diergeneesmiddelen mo-
gen worden toegepast en/of afgele-
verd.

KANALISATIE

Omdat de richtlijn voorschrijft welke
middelen uitsluitend door een dieren-
arts mogen worden toegediend en
welke middelen onder diens verant-
woordelijkheid mogen worden toege-
diend, is ook de Kanalisatieregeling
diergeneesmiddelen en gemedicineer-
de voeders aangepast.

Van de diergeneesmiddelen die ß-ago-
nisten bevatten, viel tot op heden
slechts clenbuterol onder het kanalisa-
tieregime. Met de wijziging zijn alle ß-
agonisten onder het kanalisatieregime
gebracht. In praktijk is dit slechts een
aanpassing aan de terminologie van de
richtlijn, want in Nederland is tot op
heden clenbuterol de enige geregis-
treerde ß-agonist.

In ieder geval dienen de toegestane
middelen
door een dierenarts te wor-
den toegediend, indien het betreft:

- therapeutische toepassing van dier-
geneesmiddelen die 17-ß-oestradiol,
testosteron en progesteron bevatten;

- diergeneesmiddelen die ß-agonisten
(lees clenbuterol) bevatten en thera-
peutisch als tocoliticum bij runderen
worden gebruikt (dus niet door dier-
verloskundigen);

- zoötechnische toepassing van dier-
geneesmiddelen met een oestrogene,
androgene of gestagene werking.

De overige toegestane middelen mo-
gen in beginsel
door een dierenarts of
onder diens verantwoordelijkheid
(na
diagnose afgeven aan houder) worden
toegediend. Dit betreft:

- diergeneesmiddelen die ß-agonisten

REGELING GEBRUIK HORMONEN EN ß-AGONISTEN

Weergave artikel 2
Artikel 2 lid 1

Diergeneesmiddelen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking en dierge-
neesmiddelen die ß-agonisten bevatten mogen niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren
worden toegediend.

Bepaalde middelen zijn voor omschreven doeleinden en bij bepaalde diersoorten echter wel toe-
gestaan, dit zijn:

Voor landbouwhuisdieren:

a. diergeneesmiddelen die 17-ß-oestradiol, testosteron, progesteron en derivaten daarvan be-
vatten, die bij de hydrolyse na resorptie op de toedieningsplaats gemakkelijk weer de stam-
verbinding opleveren, in het kader van een therapeutische behandeling, toegediend in de
vorm van een injectie of, voor de behandeling van stoornissen aan de eierstokken, door mid-
del van spiraaltjes of vergelijkbare toedieningsvormen (nooit implantaten!);

b. diergeneesmiddelen die allyltrenbolon voor orale toediening of ß-agonisten bevatten, voor
toediening aan paardachtigen of gezelschapsdieren, in het kader van een therapeutische be-
handeling;

c. diergeneesmiddelen die ß-agonisten bevatten voor de toediening aan vrouwelijke runderen
ter behandeling van tocolyse tijdens het kalven, toegediend in de vorm van een injectie;

d. diergeneesmiddelen met oestrogene, androgene of gestagene werking voor de toediening in
het kader van een zoötechnische behandeling.

Artikel 2 lid 3

Voor aquicultuurdieren is er een uitzondering voor diergeneesmiddelen met een androgene
werking voor de toediening aan jonge aquicultuurdieren gedurende de eerste drie maanden in het
kader van een zoötechnische behandeling.

Artikel 2 lid 4

Voor wat betreft landbouwhuisdieren mogen genoemde uitzonderingen echter niet aan ge-
bruiksdieren en aan dieren die bestemd zijn voor de mesterij, met inbegrip van voor de fokkerij
afgeschreven dieren, worden toegediend.

of allyltrenbolon bevatten en thera-
peutisch worden ingezet bij paard-
achtigen;

- androgene hormoonpreparaten voor
zoötechnische behandeling (ge-
slachtsverandering) van jonge vis-
sen.

Gewezen moet worden op het feit dat
een dergelijk middel op andere gron-
den wel een UDD-preparaat kan zijn,
de registratiebeschikking is dan ook
bepalend.

ADMINISTRATIE

Ook de Regeling administratievoor-
schriften ingevolge de Diergenees-
middelenwet is aan de richtlijn aange-
past (Kader II). De vereiste uitgebreide
administratie heeft tot doel de trace-
ring van de verboden stoffen mogelijk
te maken en daarmee de controle op
het illegaal bereiden en afleveren te
vereenvoudigen.

Door de wijziging van artikel 3 van de
Regeling wordt voor onder andere de
bereider van diergeneesmiddelen en
dierenartsen de verplichting opgeno-
men om naast de gegevens die zij
reeds in hun administratie dienen te
vermelden (zie kader II), chronolo-
gisch aantekening te houden van sub-
stanties en diergeneesmiddelen met
thyreostatische, oestrogene, andro-
gene en gestagene werking en ß-ago-
nisten.

Voorts dienen dierenartsen bij toepas-
sen (artikel 4) of afleveren (artikel 5)
van diergeneesmiddelen met oestro-
gene, androgene of gestagene wer-
king en ß-agonisten naast de gege-
vens die zij ingevolge genoemde
artikelen reeds aan de eigenaar van de
dieren moeten melden (zie kader II),
tevens te vermelden aan welke dieren
het middel is toegediend dan wel voor
welke dieren het afgeleverde middel
bestemd is, wat het doel van de be-
handeling is en op welke wijze het
middel is of dient te worden toege-
diend.

Deze gegevens dienen schriftelijk te
worden medegedeeld. Onder het doel
van de behandeling wordt verstaan de
indicatie waarvoor het middel wordt
toegediend. De Regeling gebruik hor-
monen en ß-agonisten geeft precies
aan om welke indicaties het mag/kan
gaan.

Op gelijke wijze wordt ook de log-
boekverplichting van de veehouder
aangepast. Het is voldoende als de
schriftelijke verklaring van de dieren-
arts in het logboek wordt gevoegd.

-ocr page 162-

REGELING ADMINISTRATIEVOORSCHRIFTEN INGEVOLGE DIERGENEESMIDDELENWET

Weergave van de artikelen, wijzigingen zijn in cursief aangegeven.

Artikel 2 - In- gn vgfkOQP adminigtratig

(.....), dierenartsen, (.....) zijn verplicht een administratie te voeren om-
trent:

- de ontvangst;

- de herkomst;

- degene aan wie is afgeleverd;

- de bestemming;

- de toepassing;

- het verlies en de vernietiging;

- de be- of verwerking

van diergeneesmiddelen onderscheidenlijk gemedicineerde voeders,

met dien verstande dat:

(.....)

c. de administratie van dierenartsen en apothekers onverminderd het
bepaalde in de Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergeneesmiddelen-
wet, uitjluitgpd bgtrgkking hpgft t? hghbgn pp:
gekanaliseerde diergeneesmiddelen;
diergeneesmiddelen waarvoor een wachttermijn geldt;
magistraal bereide diergeneesmiddelen;
de bij de bereiding gebruikte grondstoffen.

Artikgl 3 - inrichtinesgisen administratie

1. De in artikel 2 bedoelde administratie van (.....), dierenartsen,

(......), is zodanig ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige

w^ze met betrekking tot elke transactie en elke zelfstandigheid kan
worden afgeleid
:

a. de datum van de transactie;

b. de benaming en, in voorkomend geval, het registratienummer van
het diergeneesmiddel;

c. het partijnummer;

d. de ontvangen of afgeleverde hoeveelheid;

e. naam en adres van de ontvanger of de leverancier;

f in voorkomend geval bij welke dieren de toepassing van het be-
trokken diergeneesmiddel plaatsvond of, ingeval dit middel niet
volledig wordt toegepast, de bestemming van de resterende hoe-
veeheid ervan;
(.....)

g-
2.

De administratie bevat met betrekking tot substanties of dierge-
neesmiddelen met thyreostatische, oestrogene, androgene of
geslagene werking alsmede ß-agonisten eveneens een
chronologi-
sche vermelding van:
de ontvangen hoeveelheden:
de bereide hoeveelheden;

de voor de bereiding van diergeneesmiddelen of substanties ge-
bruikte hoeveelheden;
de afgeleverde hoeveelheden.

3. In de administratie worden de gegevens voor elk diergeneesmiddel
en voor elke grondstof afzonderlijk vermeld.

4. (..)

5. De administratie, de bescheiden die verband houden met de aante-
keningen in de administratie (....) worden gedurende
vijf jaar be-
waard.

Artikel 4 - Toepassen

I. Dierenartsen (....) zijn verplicht onmiddellijk na toepassing van:
gekanaliseerde diergeneesmiddelen;
diergeneesmiddelen waarvoor een wachttermijn geldt;
magistraal bereide diergeneesmiddelen;
aan de houder van dieren op wiens dieren de diergeneesmiddelen zijn
toegepast
schriftelijk mededeling te doen van:
a. de naam van het diergeneesmiddel;

b. het tijdstip van toediening;

c. de gebruikte hoeveelheid;

d. de soort en het aantal dieren waarop die diergeneesmiddelen zijn
toegepast en,

e. in voorkomend geval de in acht te nemen wachttermijn.

2. De in het vorige lid bedoelde mededeling geschiedt door de afgifte
van een schriftelijke verklaring aan de houder van het dier of de
dieren.

3. (.....)

4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder d,
bevat de in het eerste lid bedoelde (schriftelijke) mededeling een
identificatie van het behandelde dier of de kleinst mogelijke een-
heid behandelde dieren indien een diergeneesmiddel als genoemd
in artikel 2, tweede lid, van de Regeling gebruik hormonen en fi-
agonisten is toegediend. De mededeling omvat in dat geval tevens
het doel van de behandeling en de wijze van toediening van hel
diergeneesmiddel.

Artikel 5 - Afleveren of voorschrijven

Bij de aflevering of het voorschrijven van:
gekanaliseerde diergeneesmiddelen;
van diergeneesmiddelen waarvoor een wachttermijn geldt;
van magistraal bereide diergeneesmiddelen;
en het voorschrijven van bepaalde nader omschreven gemedici-
neerde voeders,

(...............) is de dierenarts verplicht degene, die bedrijfsmatig dieren

houdt opgave te doen van:

1. - de naam en de hoeveelheid van het afgeleverde diergeneesmid-

del/voorgeschreven voeder;

- het tijdstip waarop het werd verstrekt/voorgeschreven;

- en in voorkomend geval de wachttermijn.

2. indien een diergeneesmiddel als genoemd in artikel 2, tweede lid
van de Regeling gebruik hormonen en fS-agonislen wordt afgele-
verd of voorgeschreven bevat de in het eerste lid bedoelde verkla-
ring een identificatie van hel te behandelen dier of de kleinst moge-
lijke eenheid te behandelen dieren. In de verklaring wordt tevens
het doel van de behandeling en de wijze van toediening van het
diergeneesmiddel vermeld. De verklaring wordt schriftelijk ver-
sterkt.

Artikel 6 - Lpgbosk

1. In het in artikel 40, tweede lid, van de wet bedoelde logboek wordt
per gebeurtenis in voorkomend geval tenminste bijgehouden:

a. de naam;

b. de naam van het diergeneesmiddel of gemedicineerd voeder;

c. de ontvangen hoeveelheid;

d. de herkomst;

e. de gebruikte of verloren gegane hoeveelheid;

f door wie de toepassing plaatsvond;

g. de identificatie van het dier of de kleinst mogelijke eenheid behan-
delde dieren;

h. het einde van de wachtermijn;

/\'. het doel van de behandeling en de wijze van toediening indien een
diergeneesmiddel als genoemd in artikel 2 tweede lid van de
Regeling gebruik hormonen en JS-agonisten is toegediend.

NB: gekanaliseerde diergeneesmiddelen die door dierenartsen aan hou-
ders van dieren worden afgeleverd dienen op de verpakking of het eti-
ket voorzien te zijn van een aanduiding inhoudende vermelding \'die-
renarts\' alsmede adres en de datum waarop de betrokken aflevering
plaatsvond.

Kader II.

-ocr page 163-

HANDEL

Als sluitstuk is de Regeling verbod
handel met bepaalde stoffen behan-
delde dieren en producten van kracht
geworden. Deze Regeling ziet op de
bepalingen uit de richtlijn die betrek-
king hebben op het voorhanden heb-
ben en verhandelen van dieren en pro-
ducten van dieren waaraan stoffen met
hormonale of thyreostatische werking
dan wel 13-agonisten zijn toegediend.
Het opzetten van een systeem van zelf-
controle door het bedrijfsleven is on-
derdeel van deze Regeling.
Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met het bureau van de
KNMvD, mevrouw mr. P.S. van
Egmond, telefoon: 030-2510111.

MARIO DEN HARTOG KOMT NCI VERSTERKEN

Mario den Hartog heeft zich de afge-
lopen maanden ingewerkt in de pro-
jecten voorde gezelschapsdierenprak-
tijk. Hij is geen onbekende bij de NCl.
In het verleden is Mario al betrokken
geweest bij een aantal projecten. Het
idee van de AMI, de aanvullende me-
dicijninformatie - een klantvriende-
lijke bijsluiter - is van hem afkomstig.
NCl streeft ernaar een aantal AMI\'s
dit najaar bij een tiental praktijken te
testen.

Mario vindt dat het werk van NCl
praktijkgericht en vooral praktijkge-
schikt moet zijn. Alle lopende projec-
ten worden in dit licht geëvalueerd en
zo nodig bijgestuurd. \'We zijn niet
voor de wetenschap bezig\' is een nu al
karakteristieke uitspraak van hem. De
projectgroep \'Algoritmes\' heeft vo-
rige maand kennis met hem en zijn
werkwijze kunnen maken. Het resul-
taat is dat we mogelijk het project in
de huidige vorm afsluiten. De goedge-
keurde algoritmes leidden niet tot de
uniforme diagnosestelling die beoogd
was. De algoritmes zijn aardig om in
moeilijke gevallen een houvast te bie-
den, maar na een paar keer zitten ze
wel in het hoofd. Op papier voldoen ze
niet. De huidige computersystemen
zijn (nog) niet in staat de algoritmes
als meer dan een simpel hulpscherm
in te bouwen. Als registratiemethode
zijn ze te rigide.

Het afgelopen jaar stonden de NCI-projecten voor de gezelschapsdieren in de
koelkast. De uitwerking van de algoritmes, de
AMI (aanvullende medicijnin-
formatie) en de uniformering van de patiëntenkaart stagneerden uitsluitend
ten gevolge van het tekort aan arbeidskracht. Nu, na een jaar stilte, heeft NCl
gelukkig versterking gekregen. En wel in de persoon van .Mario den Hartog,
een practicus met vele jaren ervaring in de gezelschapsdierenpraktijk.

De projectgroep heeft besloten dat het
doel, uniforme diagnosestelling, het
beslist waard is om door te blijven
zoeken naar een wel voor de praktijk
geschikte methode. NCl inventari-
seert wat er in het buitenland aan ma-
teriaal en methodes is. Ook zoeken we
in eigen land naar practici die al op de
een of andere manier met diagnose-
protocollen aan de gang zijn. Aan de
hand daarvan stellen we een plan op
voor een systeem dat praktisch en zin-
vol gegevens als anamnese, onder-
zoek en differentieel diagnose han-
teert.

Kortom, de NCl is heel blij met deze
enthousiaste en stuwende kracht. Juist
omdat Mario den Hartog tientallen ja-
ren in de praktijk heeft gewerkt, weet
hij precies de juiste verhouding te vin-
den tussen enerzijds innovatief, we-
tenschappelijk en betrouwbaar en an-
derzijds bruikbaar en wenselijk voor
de praktijk.

PAG-CURSUS CERTIFICATIE GEMENGDE PRAKTIJK

DIERENARTS BOSCH: \'CURSUS ZIT STERK IN ELKAAR\'

\'Wij zijn er vooral mee bezig om de kwetsbaarheid van onze praktijk te ver-
kleinen\', aldus Hein Bosch over certificatie. De practicus te Staphorst wil dan
ook met nadruk stellen dat je certificeren \'voor jezelf doet en niet omdat de
KNMvD dat nu zo nodig belangrijk vindt. \'Wij zijn al jaren met kwaliteit be-
zig. Ik reed op een nacht na een managementcursus naar huis en ik dacht: als
ik nu tegen een boom rijd, weten ze in mijn praktijk nauwelijks wat er mor-
gen allemaal moet gebeuren. We zijn meteen een praktijkboek gaan aanleg-
gen\', vertelt Bosch. En daarmee had de zesmans-plattelandspraktijk al veel
eerder een kwaliteitshandboek, dan dat de term \'certificatie\' viel, namelijk in
1990. In de praktijk van Bosch wordt ongeveer 10% varken gedaan, 10-15%
gezelschapsdieren en de rest is rundvee. \'Maar dat is aan het veranderen, de
Staphorstse bevolking vergrijst en door de cultuur onder de boeren -
Staphorsters beginnen een bedrijf met één koe, ze maken geen schulden -
loopt het rundvee sterk terug. Ook de bussenmelk, in Staphorst nog heel ge-
woon, wordt binnenkort verboden.\' De praktijk zal naar aanleiding hiervan
de bakens moeten verzetten.

Door Sophie Deleu

De reden waarom Bosch gevraagd is
het een en ander over certificeren te
vertellen, is dat hij beide PAO-D-cur-
sussen over certificatie van de ge-
mengde praktijk gelopen heeft. De eer-
ste cursus - zo is toch wel algemeen
bekend - was een fiasco. Zonder hier al
te diep op in te willen gaan: de cursus
gaf geen antwoord op de vragen die er
leefden onder de practici omtrent certi-
ficatie. \'Het ging vooral over auditten
en collega\'s die niet functioneren,
maar niet over het \'wat? waarom? en
hoe?\' van certificatie\', legt Bosch de
aanvankelijke teleurstelling uit.
\'De tweede cursus - deze heeft inmid-
dels een halfjaar geleden plaatsgevon-
den - was daarentegen een succes\',
zegt Bosch. Hij heeft dan ook direct

-ocr page 164-

een brief geschreven naar de stichting
PAO-D. \'Om te bedanken. De mensen
die de eerste cursus gelopen hadden,
mochten de tweede gratis volgen. Ik
vond dat bijzonder netjes.\'

GLOBAAL RAAMWERK
De cursus zit nu sterk in elkaar. Eerst
het \'waarom\' en daarna het \'hoe\'. Alle
vragen, ook van zogenaamde begin-
ners, worden beantwoord. \'Je kunt na-
tuurlijk niet alles behandelen, maar het
globale raamwerk wordt goed neerge-
zet.\' Verder is de cursus een stuk prak-
tischer van opzet. \'Je wilt immers ge-
woon weten hoe je protocol moet
schrijven\', aldus Bosch.
De inbreng is divers. De cursusleider,
Jaap Westerbeek, is afkomstig van de
projectgroep Certificatie en zelf practi-
cus. Verder zijn betrokken: mensen
van Certiked (zowel van het bureau, als
enkele beoordelaars), stafmedewerkers
van het secretariaat van de KNMvD en
medewerkers van AUV-advies.
leder behandelt een bepaald gedeelte
van de kwaliteitsrichtlijn, vanuit een
eigen perspectief In de cursus voor de
gemengde praktijken is daamaast een
stuk IKB/GVP varken opgenomen.
Westerbeek, vastbesloten er een door-
slaand succes van te maken, houdt een
inleiding en praat de onderdelen aan el-
kaar. Hij stelt continu de inhoud aan de
orde, met de opzet deze nog tijdens de
cursus aan te passen aan de behoefte
van de cursisten. Het is immers even
zoeken naar de juiste \'toon\'.
De evaluatie van de tweede cursus was
dan ook goed: weinig onvoldoendes en
een positief algemeen oordeel. \'Erg
concreet, je kan er meteen mee aan de
slag\', zegt Bosch.

IMPLEMENTATIE
Hoe bevalt het om de opgedane kennis
te implementeren in de dagelijkse prak-
tijk? Bosch moet even nadenken: \'Met
ons praktijkboek waren we natuurlijk
al veel langer bezig... We zijn toen be-
gonnen met de vraag \'wat denk je dat er
in ons bedrijf omgaat?, aan iedereen
voor te leggen. Zo ontstond er als van-
zelf een organogram. Het was wel ver-
helderend.\'

Nu is de dierenartsenpraktijk bezig met
het ARBO-gedeelte, met behulp van
de reuzehandige checklist van de
KNMvD. \'Wij zijn natuurlijk seizoens-
arbeiders\', lacht Bosch. \'Met een rund-
veepraktijk heb je het in de zomer rus-
tig en in het voorjaar erg druk. In de
drukke tijd komt er niet zoveel van cer-
tificatie.\'

RIJSTEBRIJ

Bosch en consorten proberen elke keer
een gedeelte van het praktijkmanage-
ment onder de loep te nemen: \'Onze
manier om de berg rijstebrij kleiner te
maken.\' Bosch pleit ervoor om de kwa-
liteitsrichtlijn op te delen in kleinere
stukken. Geef bijvoorbeeld deelcertifi-
caten af, daar motiveer je de mensen
mee.

Vindt Bosch certificatie nuttig? \'Ja-
zeker, maar dan voor jezelf, zoals ik al
zei. Het lijkt me dan ook goed dat ie-
dereen de vrijheid houdt om op zijn ei-
gen manier aan de kwaliteitsrichtlijn te
voldoen.\' Hij vindt dit ook een posi-
tieve kant van de tweede cursus certifi-
catie ten opzichte van de eerste. \'In de
tweede cursus werd duidelijk dat er
meer wegen naar Rome zijn en dat je
zelf een keuze zult moeten maken.\'
Niet directief, maar creatief dus.

KNELPUNTEN

Eén van de knelpunten in het hele certi-
ficeren is ook de registratie/documenta-
tie. Bosch: \'Bij de IKB/GVP-certificatie
varken ligt dat wat gemakkelijker. Je
houdt per veehouderijbedrijf een dossier
bij op de praktijk. Je hebt dat zelf in de
hand. Zo krijgt bij ons geen varkensboer
meer medicijnen uit de auto geleverd
(tenzij afgesproken, red.).\' De practicus
geeft aan dat het bij de rundveehouderij
een andere situatie is: \'Daar behandel je
dieren individueel en vaak op ad hoe ba-
sis... Moetje dan op de praktijk registre-
ren dat je Neeltje 265 hebt behandeld?
Dat lijkt mij zelfs met elektronische uit-
wisseling van gegevens onhaalbaar en
bovenal onzinnig.\' Bosch pleit ervoor
juist op de rundveebedrijven een dossier
aan te leggen.

En over GVP rundvee: \'Wij gaan
straks GVP-rundveebegeleiding aan-
bieden voor wie dat wenst, tegen een
meerprijs natuurlijk. Anderen kunnen
gewoon op de oude voet verder zaken
met ons doen.\'

BELONING BEDRIJFSBEGELEI-
□ING

Aardig is ook de visie van de praktijk
op de beloning van bedrijfsbegelei-
ding: \'Varkensbedrijven die bij ons in
de begeleiding zitten, betalen een be-
drag per dier. De geneesmiddelen zijn
bij ons goedkoop. Wij zagen namelijk
in het verleden dat wij bedrijven aan
het begeleiden waren, terwijl de boer
de medicijnen elders ging halen. Dat
begeleiden deden wij dan haast gratis
en voor niets.\' In de nieuwe situatie
gingen sommige boeren erop vooruit
- zij betrokken niet veel medicijnen -
en anderen achteruit. De laatste cate-
gorie bestelt in elk geval weer genees-
middelen bij de praktijk. Of dat straks
bij de rundveebegeleiding ook zo ge-
regeld gaat worden, is Bosch nog on-
bekend: \'Vast staat dat het alleen
werkt bij bedrijven die begeleid wor-
den.\'

POSTVERWERKING
Een laatste, niet te onderschatten knel-
punt is de hoeveelheid post die per dag
op de praktijk binnenkomt. Heel veel
informatie komt ook per fax binnen,
op elk moment van de dag. \'Je mist
maar zo een hele regeling\', grapt
Bosch. De logistiek van de informa-
tieverwerking is een groot punt van
aandacht in praktijk Staphorst: \'Je
mag zo langzamerhand wel een bin-
nen-dierenarts in dienst hebben.\' We
zijn het erover eens dat dit toch niet de
bedoeling kan zijn van certificatie.
Het geld wordt immers met veterinair
werk verdiend.

\'Maar die cursus\', besluit Bosch, \'die
kan ik iedereen aanraden.\'

De volgende cursus Certificatie van de
gemengde praktijk wordt gehouden op
20 en 21 november 1997. Voor meer
infonnatie: mevrouw Lasterie, bureau
PAO-D, tel. 030-2517374.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij
voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve geen harde retums te geven.

-ocr page 165-

DINER VOOR DIERENARTSEN

Sprokkel je oude studievrienden bij elkaar en kom gezellig dineren in Bourgondische sferen; op

26 september 1997,18.00 uur in het Hoofdgebouw Diergeneeskunde.

ƒ 90,-- per paar; inschrijving geschiedt automatisch door storting op giro 2097293,
onder vermelding van
Reünistendiner Lustrum DSK.

WETENSCHAPPELIJKE PRIJS VAN CYNOPHILIA

Door de Koninklijke Nederlandse Kennelclub Cynophilia is ter gelegenheid
van haar 100-jarig bestaan een prijs ingesteld die bestaat uit een zilveren pen-
ning plus ƒ 3000,-. Deze kan eens in de twee jaar worden toegekend voor een
wetenschappelijk geschrift, dat ertoe kan bijdragen de stand van de kynologie
of enig onderdeel daarvan in Nederland op een hoger peil te brengen.

dan niet toekennen van de prijs wordt
overgenomen door het bestuur van
Cynophilia. Die wordt hierbij gead-
viseerd door een commissie.

Voor de prijs komen in aanmerking
geschriften, die tot stand zijn geko-
men in de afgelopen twee jaar en
waarvan de omvang overeenkomt
met die van een doctoraal scriptie, in
de Nederlandse taal of geschreven
door een ingezetene van Nederland.
De prijs zal worden uitgereikt op de
jaarvergadering van Cynophilia in
maart 1998. De beslissing over het al

Inzendingen kunnen tot 31 december
1997 worden gestuurd aan het
Secretariaat van de Koninklijke
Nederlandse Kennelcluh Cynophilia,
Dorpsstraat 11, 3941 JJ Doorn.

VERREGAANDE AUTOMATISERING EN INRICHTING VAN DE
MODERNE GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK.

ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1997 IN WEERT.

MAILING VOLGT.

-jy \\ \\

CBK-GEZÜNDHEIDSMÜDULE

EEN NIEUW ONDERDEEL VAN HET
ZEUGENMANAGEMENTSYSTEEM

Eind 1995 is Siva-produkten een samenwerkingsproject gestart met dieren-
artsencoöperatie AUV. Doel van het project was om twee nieuwe hulpmidde-
len te ontwikkelen ter ondersteuning van het diergezondheidsmanagement op
het varkenshouderijbedrijf: Siva-produkten ontwikkelde een gezondheids-
module gekoppeld aan het CBK en AUV liet door Siva-produkten en
Synapses IT, de automatiseringsorganisatie van dierenartsen, een nieuw
Veterinair Analyse- en Begeleidingssysteem voor de Zeugenhouderij (VAB-
Zeug) ontwikkelen.

Doel van de samenwerking was om er
voor te zorgen dat de nieuwe moge-
lijkheden die het managementsysteem
de varkenshouder biedt om dierge-
zondheidsgegevens vast te gaan leg-
gen, inhoudelijk, praktisch en tech-
nisch aansluit bij de analyse- en
monitoringmogelijkheden van het
nieuwe begeleidingsprogramma van
de dierenarts. De resultaten zijn nu
voor de varkenshouders en dierenart-
sen beschikbaar.

Standaardisatie

Opdat de ontwikkelde ideeën ook toe-
pasbaar zouden kunnen zijn voor var-

-ocr page 166-

kenshouders (en/of dierenartsen) met
een ander managementsysteem, is bij
de ontwikkeling van beide computer-
programma\'s nadrukkelijk overleg ge-
weest met het Agrarisch Telematica
Centrum (ATC) en NCl, de takorgani-
satie voor dierenartsen op automatise-
ringsgebied. Dat heeft ertoe geleid dat
de gebruikte coderingen voor bijvoor-
beeld uitval- en behandelregistratie,
rekenregels voor nieuwe kengetallen
als bijvoorbeeld de behandelindex en
de techniek voor elektronische gege-
vensuitwisseling, geüniformeerd en
gestandaardiseerd zijn. Op deze wijze
kunnen ook de gezondheidskengetal-
len in de bedrijfsvergelijking worden
meegenomen.

Nieuwe module beschikbaar

In de eerste helft van 1997 hebben een
zestigtal varkenshouders met hun die-
renartsen de nieuwe Gezondheids-
module van het CBK-programma in de
praktijk getest. Deze testperiode is
eind juni met succes afgerond, zodat
Siva-produkten vanaf dit tijdstip ge-
start is met het groepsgewijs uitleveren
van de Gezondheidsmodule aan alle
CBK-gebnjikers.

Bij de gebruikersinstructie worden
ook dierenartsen betrokken, zodat di-
rect bij de start met dit nieuwe onder-
deel van het managementsysteem een
goede afstemming tussen varkens-
houder en dierenarts plaatsvindt. Via
informatiebijeenkomsten heeft Siva-
produkten ook de begeleiders van
voerindustrie, fokkerij-organisaties
en DLV over de nieuwe analysemo-
gelijkheden van het CBK geïnfor-
meerd.

Elektronische gegevensuitwisseling

Tegelijk met de Gezondheidsmodule
ontvangen de CBK-gebruikers ook
een extra module waarmee zij via dis-
kette of modem gegevens kunnen uit-
wisselen met het VAB-Zeug-systeem
van de dierenarts. Op deze wijze kan
de dierenarts niet alleen een volgend
bedrijfsbezoek goed voorbereiden,
maar ook veranderingen in de gezond-
heidsstatus van het bedrijf tijdig signa-
leren.

IKB

De Gezondheidsmodule sluit goed aan
bij de eisen die onder andere vanuit
kwaliteitsprogramma\'s als IKB aan de
varkenshouder worden gesteld. Met
het nieuwe CBK kan de varkenshou-
der niet alleen het (gezondheids)ma-
nagement op het eigen bedrijf verder
optimaliseren, maar kan hij ook goed
inspelen op de kwaliteitsgaranties die
in toenemende mate met andere scha-
kels in de keten worden afgesproken.
De huidige varkenspestuitbraak onder-
streept, helaas, het belang van dit
nieuwe onderdeel van het CBK-zeu-
genmanagementsysteem.

VETERINAIRE MEDIATHEEK

PRIJSVERHOGING EN ENKELE NIEUWE VIDEO\'S

Video A105 Ziekten van de duif

De film is geproduceerd door Versele-
Laga N.V. (Oropharma). Het is een
professioneel gemaakte band van heel
goede technische kwaliteit die oorza-
ken, klinische beelden, sectiebeelden,
therapie en preventie behandelt van
trichomoniase, coccidiose, wormen,
diverse ademhalingsaandoeningen,
Salmonellose, streptococcose, coliba-
cillose, \'jonge duivendiarree\', pok-
ken, gezwellen, paramyxovirus en vir-
ale leverontsteking. Ook wordt
ingegaan op de voeding en voerderad-
ditieven en de wijzen van toediening
van medicijnen.

De film duurt 57 minuten. In de
Veterinaire Mediatheek bevindt zich

ook een diaserie B58 Duivenziekten.
Men kan dus nu een keuze maken.
De nieuwe video A105 kost ƒ 115,-
(huur) of / 182,-(koop).

Keuring Paard

In de serie Dagboek van een Paard is
deel 6 verschenen:
A106 Veterinaire
Keuring en Aankoop.
De video is ge-
produceerd door International Film
and Video Productions en vervaardigd
onder leiding van drs. K. van Muis-
winkel (Emmeloord) in samenwer-
king met de kliniek Lichtenvoorde, de
Groep Geneeskunde van het Paard en
de Faculteit der Diergeneeskunde.
De heldere en zeer instructieve video
(50 minuten) behandelt achtereenvol-
gens wat de koper zelf kan waarnemen
en gaat vervolgens in detail in op de
veterinaire keuring en de extra onder-
zoeken die de verzekering kan vragen.
Deze video (A106) mag alleen ver-
kocht worden. De kosten bedragen
ƒ 90,-. Bestelt men meerdere delen
van deze serie (A55 Onderhoud en
verzorging, A56 Beenproblemen,
A57 Harnachement, A69 Ziekten en
herkenning, A93 Western rijden), dan
is de meerprijs per deel ƒ 60,-.

De W.F. Speekmaan Stichting blijkt met zijn collectie dia\'s en videobanden in
een behoefte te voorzien. De prijzen worden als \'hoog\' ervaren, dat is ons be-
kend. Toch zijn die lang niet kostendekkend. Dat heeft te maken met ons
kleine taalgebied: de omzet is wel toegenomen maar blijft beperkt en zal dat
ook blijven. De kosten voor het verwerven van nieuwe producten zijn hoog en
worden bij de huidige prijsstelling niet terugverdiend. Dankzij de ALV, die
de verzending verzorgt, gaat het nog zow at, maar de gebruikers zullen de ove-
rige kosten moeten betalen. Het bestuur heeft besloten om de prijzen met
ƒ 25,- te verhogen: dan spelen we net quitte en kunnen we blijven doorgaan
met speuren naar nieuwe video\'s en dia\'s waar belangstelling voor bestaat.
Het goede nieuws vormen de nieuwe aanwinsten in de collectie:

Dekken, dracht en geboorte bij de
hond

Deze Engelstalige video (A107, 23
minuten) is geproduceerd door The
Guide Dogs for the Blind Association
en behandelt wat de eigenaar moet
doen rond de geboorte en wanneer er
veterinaire hulp moet worden ingeroe-
pen. De prijs is ƒ 83,-(huur) en ƒ 167,-
(koop).

Dieren als hulp

Dezelfde organisatie heeft ook deze
video
(A108, 34 minuten) uitgegeven
(dus ook Engelstalig). Er worden
voorbeelden gegeven van dieren die
gehandicapten, zoals rolstoelpatiën-

-ocr page 167-

ten, doven en blinden helpen. Verder
wordt ingegaan op de rol die dieren
kunnen spelen in het leven van men-
sen die grotendeels verstoken zijn van
contacten, zoals geestelijk gehandi-
capten en gevangenen. Bij de laatsten
bleek dat ze als ze vissen of vogels
mochten houden ze hun lethargie
overwonnen. Ook kregen ze een inte-
resse die ze konden delen met andere
gevangen en met een aantal bewakers.
De medicatie werd minder, het aantal
zelfmoorden daalde en zelfs het aantal
recidiven nam af.

Deze video is te huur voor ƒ 94,- en te
koop voor ƒ 178,-.

Alle prijzen zijn exclusief BTW en in-
clusief verzending. Inlichtingen en be-
stellingen bij Anja Broeks, A UV/WFSS,
telefoon: 0485-33 55 55, bij voorkeur
\'s morgens.

HENK LOMMERS IN COMITE VAN AANBEVELING
DIERENHULP VENEZUELA

\'Ik heb het werk van zeer dichtbij mee-
gemaakt en gezien hoe de situatie op
Isla Margarita is. Het initiatief van
Mark Vos om te helpen en de wijze
waarop hij zaken geregeld heeft,
maakte diepe indruk op mij. Na uitvoe-
rige bestudering van de statuten en de
akte van oprichting was het voor mij
niet moeilijk om mijn hulp aan te bie-
den. Met de beperkte middelen die
men heeft wordt verlichting gebracht
aan de duizenden dieren die een
tweede kans verdienen. Voorlichting
over omgang met dieren wordt gege-
ven, waarbij de Venezolaanse regering
inmiddels is ingestapt met regel en
wetgeving over omgang met dieren.
Dit unieke project verdient derhalve
onze steun en medewerking, immers in
ons \'rijke Nederlandse\' bestaan kan
hulp eenvoudig geboden worden\', al-
dus Henk Lommers.

Mocht u het werk met een financiële
bijdrage willen ondersteunen, dan kunt
u dit doen door uw gift te storten op
bankrekeningnummer 3
7.34.10.700
onder vermelding van Dierenhulp Ve-
nezuela (gironummer van de bank is
86.87.88 onder vermelding van bank-
nummer en Dierenhulp Venezuela).
Donateur worden kan eveneens, voor
minimaal f 25,-per jaar. Stuur dan een
briefje met uw adresgegevens naar:
Stichting Dierenhulp Venezuela, Rich-
tersweg 14, 7339 AB Ugchelen. U ont-
vangt dan een acceptgirokaart thuis.

Dierenarts en tv-presentator Henk Lommers heeft zich onlangs bereid ver-
klaard naast Bert Johan van Goor zitting te nemen in het comité van aanbe-
veling van de Stichting Dierenhulp Venezuela. Nadat hij in april 1997 in con-
tact kwam met het werk van deze stichting voor zijn tv-programma \'Alle
dieren tellen mee\', werd hem gevraagd om deze functie op zich te nemen.

Op 8 september is weer een vol-
geladen vliegtuig richting Isla
Margarita vertrokken. De Stich-
ting Dierenhulp Venezuela is de
fabrikanten die aan het welslagen
van dit transport meegeholpen
hebben, zeer dankbaar.

Virbac B.V.

Pfizer B.V.
Uni Instrumenten

Veip
Maxims Medical
Dopharma B.V.

Animed B.V.

Johnson & Johnson

Instruvet

Boekhandel Broese & Keminck

S.W.M. Handel en
Engineering B.V.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 22 juli tot en met 17 augustus 1997
de volgende gevallen van besmette-
waarvan aangifte

Klassieke varkenspest

In de periode van 22 juli tot en met 17
augustus 1997 kwamen 35 gevallen
voor van klassieke varkenspest.
33 gevallen in de provincie Noord-

Brabant.

Twee gevallen in de provincie
Limburg.

In totaal komt het aantal uitbraken van
Klassieke Varkenspest in Nederland
per 17 augustus 1997 op 378 gevallen!

-ocr page 168-

Het medische team van Movir is per 1
juh 1997 uitgebreid met twee medisch
adviseurs, de heren E.A.G. Hooiveld en
dr. J.G. Streefkerk. De heer Hooiveld
was voorheen werkzaam bij Detam te

Diemen, aanvankelijk als verzekerings-
geneeskundige en later als bedrijfsarts.
De heer Streefkerk was voorheen me-
disch adviseur bij Artsen-Onderlinge in
Den Haag, waar hij zich voornamelijk
bezighield met preventie van arbeidson-
geschiktheid, bumout bij artsen, en le-
zingen en workshops hierover. Tevens
leverde hij bijdragen aan beroepsonder-
wijs aan huisartsen in opleiding.

TWEE NIEUWE MEDISCH ADVISEURS BIJ MOVIR

VARKENSPESTBESTRIJDING: ENKELE KANTTEKENINGEN

in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 augustus 1997 stelt
professor Wagenaar in een ingezon-
den brief de bestrijding van de var-
kenspest aan de orde. Terecht schrijft
hij: \'wat er er nu gebeurt is niet meer
acceptabel\'. Gevoelens van veront-
waardiging, machteloosheid en onbe-
grip over hoe het zover heeft kunnen
komen overheersen alom, zowel bin-
nen onze beroepsgroep als daarbui-
ten.

Inmiddels (29 augustus) is het aantal
varkens dat gedestrueerd is of in af-
wachting van destructie in koelhui-
zen ligt opgeslagen gestegen tot 8,5
miljoen. Het verloop van de epidemie
lijkt op een Grieks drama, waarbij de
direct betrokken hoofdrolspelers -
varkenshouders, praktiserende die-
renartsen en georganiseerde dierziek-
tebestrijding - onontkoombaar zijn
meegesleurd naar een uit het oogpunt
van ethiek, dierwelzijn en economie
steeds diepere afgrond.

Er is dan ook veel mis gegaan.
Onvoldoende controle op het ont-
smetten van veewagens en vervoer-
ders die de sanitaire voorschriften
voor het betreden van varkensbedrij-
ven aan de laars lapten - overigens
met medeweten van eigenaren - wa-
ren er de oorzaak van dat al enkele
tientallen bedrijven werden besmet
voordat de ziekte op 4 februari 1997
werd ontdekt. Het massaal verplaat-
sen van varkens op genoemde datum
- het is juridisch blijkbaar nog steeds
niet mogelijk op grond van verden-
king een tijdelijk vervoersverbod in
te stellen - heeft het virus nog verder
verspreid, onder meer naar twee KI-
stations, met alle gevolgen van dien.
Uiteraard was dit in februari nog niet
bekend. Door de lange bedrijfsincu-
batie van varkenspest en het inzetten
van dierziektekundig onvoldoende
geschoolde krachten bij het opsporen
van besmette bedrijven, bleef het
aantal ziektegevallen tot eind maart
beperkt tot minder dan tien per week.
Daarna volgde tot augustus een in-
haalslag met 15 of meer uitbraken per
week. Een gebiedsenting leek het
aangewezen middel om aan bovenge-
schetst drama te ontkomen. Ver-
zoeken daartoe zijn met wisselende
argumenten afgewezen.

In eerste instantie werd de indruk ge-
wekt dat de Europese Commissie vac-
cinatie niet zou toestaan en toen deze
stelling onhoudbaar bleek werden al-
lerlei doemscenario\'s aangevoerd
over de miljarden schade die de
Nederlandse varkenshouderij zou op-
lopen als een enting werd toegepast.
Op grond van Art. 14 Richtlijn 80/217
tot bestrijding van varkenspest kan de
Europese Commissie een enting toe-
staan, mits aan bepaalde voorwaarden
wordt voldaan. De voorwaarden zijn
vrijwel gelijk aan die welke in de ja-
ren tachtig in Nederland golden, be-
halve dat geënte varkens of het vlees
daarvan blijvend zijn uitgesloten van
het intracommunautaire handelsver-
keer.

De voorwaarden voor enting mogen
dan vastliggen, het betreffende land
moet zelf met een voorstel komen
voor de grootte van het gebied.
Gezien de door Brussel te betalen
kosten van de uit de hand gelopen
epidemie is het aannemelijk dat de
Commissie destijds welwillend zou
hebben gestaan tegenover een
Nederlands voorstel tot enting van
het zogenaamde \'kerngebied\'. De be-
wering dat Nederland tegen eerdere
verzoeken is geweest van België en

Duitsland om te mogen enten, berust
op een halve waarheid en is derhalve
onjuist. België heeft nooit een derge-
lijk verzoek ingediend; het Duitse
verzoek van 1994 om varkens in een
straal van 1 kilometer rond besmette
bedrijven in Nedersaksen te mogen
enten, met uitzondering van gespe-
cialiseerde fokbedrijven, is door zo-
wel het Wetenschappelijk Veterinair
Comité als het Permanent Veterinair
Comité afgewezen. De redenen hier-
voor waren dat het voorstel aan vrij-
wel geen enkele EU-voorwaarde vol-
deed en dat de enting, als deze eerder
zou zijn toegepast, aantoonbaar geen
effect op het ziekteverloop zou heb-
ben gehad.

Tenslotte nog de vragen van profes-
sor Wagenaar over het non-vaccina-
tiebeleid en de rol van een marker-
vaccin. Fiet besluit om niet meer
tegen varkenspest te vaccineren is in
de verschillende lidstaten van de EU
niet gelijktijdig genomen. In Neder-
land is vanaf medio 1986 niet meer
geënt en in 1988 werd de Officieel
Varkenspestvrije Status verkregen.
Deze status bood grote voordelen
voor de export van varkens en var-
kensvlees naar andere lidstaten. Het
gebruik van een marker-vaccin bij
een eventuele noodenting is alleen
zinvol als aldus gevaccineerde var-
kens en producten daarvan voor het
handelsverkeer gelijk worden gesteld
aan ongevaccineerde dieren. Ver-
wacht mag worden dat dit aspect in
Brussel aanleiding zal zijn tot een
langdurige politieke discussie. Een
gunstige uitkomst staat zeker niet bij
voorbaat vast, hoe goed het vaccin
ook moge zijn.

dr. C. Terpstra,
lid Wetenschappelijk Veterinair
Comité

-ocr page 169-

Geachte redactie.

Met belangstelling heb ik het artikel
van dr. H.A.W. Hazewinkel gelezen
(Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 mei 1997) over het beoordelen van
HD-foto\'s voor de Hirschfeld stich-
ting, alsmede de reacties daarop in het
TvD van 15 juli.

Uit het artikel van dr. Hazewinkel
blijkt dat talrijke factoren buiten de
hond het uiteindelijke \'rapportcijfer\'
voor HD kunnen beïnvloeden, soms
zelfs in niet onaanzienlijke mate.
Naast technische factoren (type film,
belichting, ontwikkelaar en röntgen-
toestel) spelen ook andere factoren
daarbij vaak een (nog) veel doorslag-
gevender rol. Te denken valt aan onder
andere de leeftijd waarop wordt
geröntgend (oud/jong), wel of geen se-
datie, positionering, en de menselijke
factor: de beoordelaar(s) die soms wel
en later weer geen botafwij kingen ont-
dekken (artikel TvD), maar ook de
nauwkeurigheid waarmee de meetlij-
nen voor de Norbergwaarde worden
ingetekend (eigen ervaring). Allen
hebben zij een niet uit te vlakken in-
vloed op het eindoordeel.

Voor betrouwbare metingen geldt als
axioma dat de uitslag van de meting
onafhankelijk moet zijn van de waar-
nemer en bovendien (met hetzelfde re-
sultaat) later reproduceerbaar moet
zijn. Het artikel van dr. Hazewinkel
maakt duidelijk dat dit axioma voor
nogal wat problemen zorgt bij het
Nederlandse HD-onderzoek. De ver-
klaring hiervoor dat (te) veel Neder-
landse dierenartsen een beroerde op-
nametechniek hebben zal beslist een
kern van waarheid bevatten, maar is
ook zeker niet de enige oorzaak.

Zo is de aanwezigheid van botafwij-
kingen kennelijk niet altijd even objec-
tief vast te stellen. Daarnaast is de
Norbergwaarde (getuige het artikel)
zeker zo afhankelijk van de maker van
de foto, als van de veronderstelde HD-
aanleg van de hond. Met een \'goede\'
röntgentechniek (wel wat verkorte fe-
moren, maar ach...), zo maar 20 graden
Norbergwaarde extra! Bij elke acade-
micus zou dit grote vraagtekens moe-
ten oproepen over de validiteit van de
gebruikte onderzoeksmethode. Als se-
datie invloed heeft op de aansluiting,
moet aansluiting dan geïnterpreteerd
worden als een parameter voor spier-
spanning, of juist als parameter voor
de elasticiteit van gewrichtsbanden
(jong/soepel versus oud/stram) of is
het werkelijk een parameter voor een
(in)congruent gewricht?

Een ander punt is de stralingshygiëne.
Het achterwege laten van sedatie zou
tot een gunstiger beoordeling leiden.
Om die reden worden dierenartsen
door cliënten vaak onder druk gezet
om toch vooral géén sedatie toe te pas-
sen. Zeker bij beweeglijke of angstige
honden zal dit naast onvolledige strek-
king van de femoren en opwippende
bekkens, ook aanleiding geven tot
meer mislukte foto\'s (bewogen of
\'scheef). Dit levert onnodige stralen-
belasting op voor zowel patiënt als die-
renarts (de handschoenen op de foto in
het artikel TvD) als ook voor de assis-
tente(s) (Arbo-wetgeving!).

Het is opmerkelijk dat de Hirschfeld
stichting hier geen standpunt wil inne-
men. Te meer daar eerder in het artikel
blijk wordt gegeven dat men bij de
Hirschfeld stichting wel degelijk oog
voor stralingshygiëne heeft. Nog op-
merkelijker is het dat men ondanks het
contractueel vastgelegde streven naar
uniformiteit en reproduceerbaarheid,
bewust een beïnvloeder (sedatie) van
een belangrijke onderzoekparameter
(aansluiting) buitenspel laat.

Onze Engelse collega\'s stellen zich
overigens op het standpunt dat alle rönt-
genonderzoeken uit stralingshygiëne-
oogpunt onder sedatie dienen plaats te
vinden. Het zou de Hirschfeld stichting
dan ook sieren indien zij eveneens zou
overgaan tot een verplichte sedatie bij
het maken van HD-foto\'s en haar ver-
antwoordelijkheid op dit gebied neemt.
Als laatste zou ik er voor willen pleiten
niet het uiteindelijke doel van de HD-
screening uit het oog te verliezen, na-
melijk honden met een grote kans op
vererving van HD uitsluiten van de fok-
kerij. Zolang de variaties in opeenvol-
gende waarnemingen (Norbergwaarde,
botafwijkingen) bij eenzelfde patiënt
alras de grenzen van de aanvankelijk
toegekende classificatie overschrijden
(zie artikel TvD), zou men voorzichtig
moeten zijn met een te strenge en te ver
doorgevoerde subclassificatie binnen
de groep \'probleemvrije\' heupen. Een
en ander heeft er inmiddels toe geleid
dat de uitslag Tc in de wandeling bij
fokkers als prima heupen geldt. Ter-
wijl Transitional Case letterlijk ver-
taald een \'overgangsgeval\' naar HD is,
(vrij vertaald: zit bijna tegen HD aan!).

Natuurlijk kan men het publiek ook
voor domoren uitmaken die maar niet
willen begrijpen hoe moeilijk en genu-
anceerd het vak HD-ologie is. Maar
het modeme fokkerspubliek is net zo
min achterlijk als de modeme (doch
spreekwoordelijk \'domme\') boer.
Wat dat betreft is het Duitse of
Zwitserse model zo gek nog niet. Bij
hen vindt de uitsplitsing in subklassen
vooral in het HD-positieve bereik
plaats, in plaats van het HD-vrije be-
reik. Natuurlijk, begrippen als HD-frei
en fast-normal klinken ook beter. Maar
ze dekken in het gebruik ook beter de
lading. Daarnaast lijken deze classifi-
caties bij onze oosterburen wat ruimer
toegekend te worden. Zeker, men kan
ook daar vraagtekens bij plaatsen.
Maar het einddoel van het HD-onder-
zoek is het fokken van honden fenoty-
pisch probleemloze heupen en niet het
fokken van de perfecte \'röntgen-heu-
pen\'.

In de reactie op een ingezonden brief
over dit onderwerp in het TvD van 15
juli 1997 wordt ook ingegaan op de
steeds wederkerende discussie wie van
de geachte collegae dierenartsen-prac-
tici aan de diverse screeningsonderzoe-
ken mogen meedoen. (ED, HD, patel-
laluxatie, doofheid, porto-systemische
shunts, etcetera). Nederlandse dieren-
artsen hebben allen alvorens zich in de
praktijk te kunnen begeven, de wette-
lijk daartoe aangestelde autoriteiten
moeten overtuigen dat zij over vol-
doende veterinaire kennis en vaardig-
heden beschikken. Daarnaast zijn die-
renartsen redelijk intelligente mensen
die ook na hun afstuderen middels
PAO zeer wel in staat zijn hun kennis
en vaardigheden (verder) te verbreden.
Indien de huidige screeningen op rasaf-
wijkingen met medewerking van de
Nederiandse practicus dienen plaats te
vinden, dan zal het uitgangspunt moe-
ten zijn dat alle dierenartsen (moreel)
competent zijn, totdat het tegendeel
overtuigend en
per individu is aange-
toond.

Wil men kwaliteitsgaranties? Waarom
dan de weinig subtiele methodes van
gesloten lijsten en \'botte-bijl\' strafme-
thodes als uitsluitingen. Veel eerlijker
is een eenvoudig bonus/malus-sys-
teem. Eerste keer retourzenden kost de
dierenarts 100 gulden, tweede keer
200 gulden, etcetera. De notoire reci-
divisten haken dan vanzelf op econo-
mische gronden af Waren de voor-
gaande tien foto\'s oké?, dan beginnen

-ocr page 170-

we bij een nieuw recidief weer bij 100
gulden. Oneens met de retourzending?
Een second opinion op kosten van on-
gelijk bij twee erkende röntgenoloog-
specialisten is doorslaggevend. Het
schone ligt o zo vaak in de eenvoud.

Indien de kynologie van mening is dat
sommige van deze onderzoeken zo in-
gewikkeld zijn dat het technisch niet
mogelijk is om deze screeningen aan
de Nederlandse practicus over te laten,
schakel dan officieel erkende veteri-
nair-specialisten in. Dat is een duide-
lijk en objectief selectiecriterium. Deze
lijst is openbaar en staat gepubliceerd
in het Jaarboek voor Diergeneeskunde.

Geachte redactie,

In de rubriek \'Van de Hoofdredactie\' in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
schrijft G.H. Wentink dat dierenartsen
niet de beroepsgroep zijn die de schijn-
werpers opzoekt.

Ik kan me twee publicaties herinneren
waarin dierenartsen een mening geven
over het omgaan met dieren.

I let eerste is van 18 oktober 1993 en be-
treft een interview in de Gelderlander
van Mick Salet met de toen nieuwe
voorzitter van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde Aart Willem Udo.

Mick Salet: \'Steeds meer mensen\' in-
clusief beleidmakers op het ministerie
van Landbouw, vinden dat de inten-
sieve veehouderij ter ver doorgeschoten
is. De trefwoorden zijn: mestoverschot,
grondwatervervuiling en dierenleed.
Vindt u het tijd worden om de weg van
de biologische landbouw en veeteelt in
te slaan?

Aart Willem Udo: \'Ik vind dat je dat
gedifferentieerd moet bekijken. De
biggen die vroeger in het stro en de
modder liepen en omkwamen van de
parasieten, hebben nu een hygiënisch
hok, waarin ze behaaglijk kunnen lig-
gen en waarin de diergezondheid ho-
ger is dan in het verleden. Niet alle
modeme ontwikkelingen zijn fout. Ik
ben er niet voor om te zeggen: vroeger
was het beter voor de dieren en daar-

Wil men er ook practici erbij betrek-
ken? Oké, maar maak de selectiecrite-
ria alom bekend en houdt ze eenduidig
en objectief En
iedereen die nu of la-
ter aan de bepaalde criteria voldoet
moet zonder voorbehoud, drempels of
eenzijdige contracten kunnen mee-
doen. Bij deze opzet horen dus geen
pogingen om te komen tot een bij
voorbaat gesloten groep van circa 25
\'premium-uitverkorenen\', zoals het
ideaalbeeld bij het opzetten van het
ECD-onderzoek was. Ook het circule-
ren van dubieuze lijsten van \'gekwali-
ficeerde\' dierenartsen in fokkers- en
rasverenigingskringen zijn in dit kader
verwerpelijke randverschijnselen.

om gaan we temg naar de veehouderij
uit grootvaders tijd. Ik betwijfel of dat
beter zou zijn. Ik denk wel dat we uit-
eindelijk naar een duurzame landbouw
en veehouderij moeten, maar niet om-
dat het welzijn van de dieren in de in-
tensieve veehouderij nu onvoldoende
zou zijn.\'

Mick Salet: \'Professor Grommers, bij-
zonder hoogleraar in de relatie tussen
mens en dier, vindt van wel en toeval-
lig zit hij op een leerstoel die is inge-
steld door de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.\'

Aart Willem Udo: \'Dat wij die leer-
stoel in het leven hebben geroepen, wil
niet zeggen dat we het altijd met onze
professor eens zouden moeten zijn.
Een geleerde schetst een ideaalbeeld.
Een dierenarts werkt in de praktijk.
Het is goed dat we iemand hebben die
zich bezig kan houden met de hogere
ethiek, maar soms loopt hij wel een
beetje ver voor de groep uit. Dat geeft
niet, dat is eigen aan zijn werk.\'

Mick Salet: \'Gebeurt er in de inten-
sieve veehouderij dan niets waarvan u
als dierenarts zegt: Dit zou eigenlijk
met dieren niet mogen gebeuren?\'

Aart Willem Udo: \'Ik kan zo gauw
niet iets bedenken. Want wanneer
wordt de integriteit van een dier nou
precies aangetast.\'

Tot zover enkele citaten uit het artikel
uit de Gelderlander.

I

De huidige praktijk van selectieve
werving via coaptatie of onderlinge
netwerken zal steeds weer (en terecht)
wrevel oproepen bij alle collega\'s die
zich buitengesloten voelen. Hier ligt
denk ik ook een belangrijke taak voor
de KNMvD om deze kwestie basaal in
goede banen te leiden. Veterinair
Nederland is niet gediend met het ont-
staan van talrijke gesloten \'clubjes\' of
ondergronds circulerende lijsten.

Maar tja, wie ben ik om dat allemaal te
bepleiten ?.

Anton Beijer, dierenarts
Drachten.

In het verkiezingsmanifest 1994: Het
dier in de politiek, opgesteld door:
Antivivisectie-stichting
Dieren buitenspel

Nederlandse Bond tot bestrijding van
de Vivisectie

Nederlandse Vereniging tot bescher-
ming van dieren

Nederlandse vereniging voor Vega-
nisme

Stichting bont voor dieren
Stichting kritisch faunabeheer
Stichting Lekker dier
schrijft F.J. Grommers: \'De ontwikke-
lingen in het gebruik van dieren zijn
niet alleen beïnvloed door de techni-
sche mogelijkheden. Door een sterke
fragmentatie gaat het overzicht verio-
ren. Bij de direct betrokkenen bestaat
het risico van gewenning aan gegeven
omstandigheden. Bij de niet direct be-
trokkenen ontstaat vervreemding van
de feitelijke gang van zaken. In een
dergelijke situatie is het van groot be-
lang (weer) op zoek te gaan naar de
grote samenhangen en wakkerheid te
ontwikkelen voor de gemeenschappe-
lijke verantwoordelijkheid.\'

Professor Grommers verwijst naar een
brief aan de Tweede Kamer d.d. 17
mei 1991 aangaande het wetenschaps-
beleid voor de jaren negentig, van de
minister van Onderwijs en Weten-
schappen. Voor de ethische discussie
worden de volgende stappen gegeven:
signalering, articulatie en gezagheb-
bende toedeling van waarden door de
overheid en andere partijen.
G.H. Wentink schrijft: \'in het alge-

-ocr page 171-

meen reageren we op de situatie, op
iets dat ons overi<omt.\'

Het lijkt met goed daar iets eerder mee te
beginnen en de discussie te laten bepalen
door de opvatting die ik aantrof in een
publicatie van vakgroep vergelijkende
Fysiologie, Rijksuniversiteit Utrecht, en
die uitgaat van een machtsvrije dialoog
tussen ethisch en volwassen mensen.

Daarbij behoort de opmerking \'discus-
sie gesloten\' niet al te snel te worden
uitgesproken.

L. Tholhuijsen

COOLTAINER KADAVERKOELING

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 juli/1 augustus 1997 be-
vond zich als middenpagina een ad-
vertentie van de firma Coolworks
betreffende verschillende types kada-
verkoelers.

In juli 1995 heb ik een kadaverkoeler
van de firma Coolworks aangeschaft
zodat het mij goed leek mijn ervarin-
gen te laten weten.

Mijn aanschaf betrof een Cooltainer 11
waarvan de constructie op mijn ver-
zoek was aangepast. De firma
Coolworks heeft namelijk de grote
openingsklep in de lange voorwand
vervangen door een openingsklep in
de korte zijwand. De lange vlakken
zijn dus gewoon gesloten geconstru-
eerd en de Cooltainer II wordt dan ge-
opend door een uitneembare wand
aan de korte kopse zijde van het appa-

Geachte redactie,

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 juli/1 augustus 1997
wordt een verslag gegeven van een de-
bat te Amsterdam, georganiseerd door
de Fidin (Vereniging van Fabrikanten
en Importeurs van Diergeneesmidde-
len in Nederland.

Door dr. Van der Meys, directeur van
de VD werd opgemerkt dat voor een
noodenting de toestemming wel ver-
kregen zou worden maar dat niemand

Door de verkorte weergave van mijn
ingezonden brief d.d. 9 juni 1997 is het
jaar van uitgifte van de Verzameling
van Veeartsenijkundige Bijdragen niet
in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1997 (pagina 445) opgenomen.
Het uitgiftejaar was 1860 en het zal
duidelijk zijn dat dit gegeven in combi-
natie met de overige tekst van het titel-
blad essentieel is voor de kern van mijn
betoog dat de Maatschappij ter bevor-
dering der Veeartsenijkunde in Neder-
raat (aan de kant waar de vulopening -
met deksel - in de bovenwand zit).
Deze constructie heeft een aantal
voordelen:

* de te hanteren klep is minder zwaar;

* de Cooltainer II is makkelijker te
plaatsen in een verloren hoekje:

* in de Cooltainer II kan nu ook heel
eenvoudig een grote maat kruiwa-
gen in plaats van een destructieton
worden gereden.

Zelf gebruik ik liever een grote voer-
kruiwagen (landbouwkruiwagen ge-
kocht bij Weikoop) in plaats van een
destructieton om de kadavers aan de
weg te zetten. Op deze kruiwagen heb
ik een deksel gemonteerd: de kruiwa-
gen geeft met gesloten deksel aan de
weg gezet een vriendelijke aanblik die
geen associaties oproept met kada-
vers. De destructieauto alhier heeft

het vlees van geënte varkens wil eten.
Op de eerste plaats zou de vraag ge-
steld kunnen worden of dit inderdaad
zo is en op de tweede plaats of er ge-
vaar verbonden is aan het eten van
vlees van geënte dieren.
Wat de laatste vraag betreft zou het
antwoord gevonden kunnen worden in
het feit dat in het verleden het vlees
van geënte varkens op ruime schaal
gegeten is, zonder dat zich moeilijkhe-
den, zover mij bekend, hebben voor-
gedaan.

land reeds bestond voor 1862. De
Zuid-Hollandse veeartsen Van Dam en
Hengeveld hebben op 1 september
1846 de Maatschappij ter bevordering
der Veeartsenijkunde in Nederland op-
gericht. Na de fusie in 1862 van deze
Maatschappij met het Nederlands
Veeartsenijkundig Genootschap heeft
de Maatschappij ter bevordering der
Veeartsenijkunde in Nederland zich
aangemeld bij de geftiseerde Vere-
niging als Zuid-Hollandse Afdeling.

geen tonnengrijper: vandaar deze al-
ternatieve oplossing.
Het gebruik van een dergelijke krui-
wagen in de aangepaste Cooltainer II
heeft ook een nadeel: het vulgat in de
bovenwand van de Cooltainer II zit
dan namelijk niet precies boven de
laadbak van de kruiwagen. Voor
kleine kadavers is dat geen bezwaar en
voor grote kadavers kan de kmiwagen
(of destructieton) beter even uit de
Cooltainer worden gereden, dan hoef
je niet zo hoog te tillen.
Rest mij nog te vermelden dat ik ui-
terst tevreden ben over de werking van
de door mij aangeschafte (aangepaste)
Cooltainer II en over de service die de
firma Coolworks mij heeft gegeven.

H. Schols, Nes Ameland.

Steunt de aversie om vlees van geënte
dieren te eten op een angst, waarvoor
in feite geen grond is en betreft die
angst alleen de tegen varkenspest
geënte dieren of geldt dit ook voor an-
dere entingen die overigens wel wor-
den toegepast.

Wat de reden van het non-vaccinatie-
beleid ook moge zijn, het door dr. Van
der Meys naar voren gebrachte, lijkt
me niet sterk.

L. Tholhuijsen

Deze Afdeling viert derhalve dit jaar
zijn 135-jarig en niet zijn 150-jarig be-
staan zoals in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1997 (pagina 468) is
gesteld. Lezers die de bronnen willen
nalopen, kunnen deze bij mij opvra-
gen.

F. W. van der Kreek
2eSchuytstraat 185
2517 TM Den Haag

-ocr page 172-

Naar aanleiding van de ingezonden
brief van collega Zegers met betrek-
king tot de fusie/reorganisatie van de
Veterinaire Inspectie (VI) en Inspectie
Gezondheidsbescherming (IGB), acht
ik het noodzakelijk als Veterinair
Hoofdinspecteur van de Volksgezond-
heid, mede verantwoordelijk voor dit
proces, een reactie te geven.

Het ware beter geweest wanneer de
brief vóór publicatie aan mij was voor-
gelegd zodat de lezers gelijktijdig mijn
reactie hadden kunnen vernemen.

Natuurlijk waardeer ik de blijvende
betrokkenheid van collega Zegers bij
het Veterinaire Staatstoezicht zeer.
Terecht stelt collega Zegers dat de hui-
dige omvang van de Veterinaire
Inspectie (56,3 fte\'s) te gering is ge-
worden om als zelfstandige inspectie
het Veterinaire Toezicht in al zijn
facetten uit te kunnen oefenen.
Voort is het terecht wanneer collega
Zegers stelt dat de veterinaire beroeps-
groep betrokken moet blijven bij het
bewaken van de Veterinaire Volks-
gezondheid. Echter, de oplossing die
Zegers aangeeft (uitbreiding naar 80
fte\'s) is uitstekend maar politiek niet
haalbaar. Immers, de financiële mid-
delen voor een dergelijke uitbreiding
zijn niet voorhanden.

De keuze die gemaakt is, te weten fu-
sie/reorganisatie met de IGB, is in lijn
met het kabinetsbeleid ten aanzien van
de concentratie van inspectiediensten.
Het ministerie van VWS heeft geko-
zen voor twee inspecties: één Inspectie
Gezondheidszorg en één Inspectie
Gezondheidsbescherming waarin de
VI en de IGB zullen opgaan.
Door een verbeterde coördinatie en
toegenomen efficiëntie zal het veteri-
naire takenpakket optimaal worden
behartigd.

Alle taken van de huidige Veterinaire
Inspectie zullen derhalve nadrukkelijk
bij de nieuwe Inspectie Gezond-
heidsbescherming worden neergelegd.
Tijdens het reorganisatieproces is de
veterinaire herkenbaarheid steeds na-
drukkelijk aan de orde gesteld, hetgeen
een positief effect heeft gehad op het
uiteindelijke concept. Natuurlijk zijn
er diverse keren kritische kanttekenin-
gen geplaatst, maar dit is inherent aan
een reorganisatieproces.

HET VETERINAIRE STAATSTOEZICHT OP DE
VOLKSGEZONDHEID

In september 1997 zal de minister van
VWS een voorstel voor de nieuwe
Inspectie voorleggen aan de inspraak-
organen met het verzoek om advies.
Vooruitlopend daarop kan ik u nu
reeds mededelen

* dat de veterinaire herkenbaarheid
goed gewaarborgd zal zijn, een
mening die breed gedragen wordt
door de veterinairen bij de huidige
Veterinaire Inspectie;

* dat op het veterinaire takenpakket
een adequate hoeveelheid mens-
kracht wordt ingezet.

drs. H. Verbürg,
Veterinair Hoofdinspecteur
van de Volksgezondheid.

PAPENDAL, DE GROEP GROOT DAGEN 1997
28, 29 EN 30 OKTOBER 1997

y Congressen en cursussen

Dinsdag 28 oktober start de gezamen-
lijke sessie op het Nationaal Sport-
centrum
Papendal met het thema:
Spelers In het veld van de dierge-
zondheid
onder leiding van prof dr.
A. de Kmif De spelers zijn onder an-
dere GZD, DLV, KI/Holland Genetics,
de automatiseringsindustrie (Nedap),
de Belgen en niet in de laatste plaats de
eerstelijns practi.

Woensdag 29 oktober de gezamenlijke
ochtendsessie onder leiding van drs. H.
Vaarkamp met als thema:
Kansen en
mogelijkheden voor de landbouw-
huisdierenpraktijk.
Innoverende stra-
tegieën en samenwerkingsverbanden in
de landbouwhuisdierenpraktijk in Ne-
derland en daarbuiten zullen aan bod
komen.

Donderdag 30 oktober is de gezamen-
lijke ochtendsessie onder leiding van
drs. Raymakers met als thema:
Cala-
miteiten in de dierziektenbestrijding
(casus varkenspest).
Het wettelijke
kader, de practicus en de pestepide-
mie, dierveiligheidsindex, het vaccina-
tiebeleid, zijn zaken die in deze sessie
belicht zullen worden.

De middagen bestaan uit dierspeci-
fieke programma\'s rund, varken,
pluimvee, gezelschapsdieren, de
kleine herkauwer en het paard.

Onderwerpen bij het rund: mastitiden,
de melkcontrole uitslag \'wat kun je er-
mee\' en voorbereiding bedrijfsbezoek
vullen het dinsdagmiddagprogramma.
Woensdagmiddag wordt het gebeuren
rond het droogzetten met of zonder an-
tibiotica behandeld. Verder komen
klauwgezondheid en bedrijfsbegelei-
ding aan bod.

Donderdagmiddag komt de kleine her-
kauwer
aan bod met onder andere ge-
organiseerde dierziektenbestrijding bij
het schaap, bedrijfsbeleiding geiten-
houderij en de aanpak van stofwisse-
lingsziekten rond de lammertijd.
Onderwerpen bij de middagsessie
var-
ken:
Maag-darmkanaal problematiek
bij het varken, interpretatie serologie
Inf Myc. PRRS en de rol van de prac-
ticus in de varkenshouderij.
Gezondheid beren in relatie met vmcht-
baarheid (doe-het-zelf-Kl), schimmel-
toxine bij voeding met natte producten
en specifieke problemen en hun aanpak

-ocr page 173-

bij de scharrelvarkenhouderij staan ge-
pland voor woensdagmiddag.
Pluimvee komt dinsdagmiddag in de
deelsessie aan bod met de volgende
onderwerpen: Antibioticagebruik bij
pluimvee, huidige plan voor Salmo-
nella- en Campylobacterbestrijding en
In Ovo injecties.

Casuïstiek van de gezelschapsdieren
komt woensdagmiddag aan bod. De
sessie
paard staat gepland op donder-
dagmiddag waarin aandacht voorhuid,
kreupelheid en fertiliteit. Ook donder-
dagmiddag wordt er een sessie
alge-
mene aspecten
gehouden met de vol-
gende onderwerpen: Aangifteplichtige
ziekten en zoönosen en de landbouw-
huisdierenpraktijk. De avonden zijn
weer plenair met op de dinsdagavond
de
Jaarx\'ergadering van de GPGH en
de woensdagavond
De dierenarts en
de politiek
onder leiding van een poli-
tiek zwaargewicht, waama aansluitend
een gepast feestje gevierd zal worden.

gm

Inschrijven kan (en is door velen reeds
gedaan) door gebruik te maken van de
laatste pagina van het cursuspro-
gramma PAO-Diergeneeskunde na-
jaar 1997.

INVLOED VAN VOEDING OP DIERGEZONDHEID WORDT
STEEDS DUIDELIJKER

Maagdarmstoornissen zijn een be-
langrijk probleem bij dier en mens.
Veel van deze stoornissen hebben een
relatie met de voeding. Het ID-DLO
onderzoekt welke processen zich af-
spelen op maagdarmniveau, zodat het
mogelijk wordt bij te sturen of pre-
ventieve maatregelen te nemen via
voeding, vaccins of vermindering van
stress. Het onderzoek is vooral gericht
op onderlinge interacties, zoals tussen
darm en bloedvoorziening, darm en
microflora, darm en immuunsysteem,
darm en long. Omdat het varken qua
stofwisseling en fysiologie erg veel
op de mens lijkt, is het zeer geschikt
om als model te dienen voor gelijk-
soortig onderzoek op humaan terrein.
Eén van de eerste resultaten van de
nieuwe onderzoeksmogelijkheden op
het ID-DLO is dat maagdarmstoornis-
sen bij jonge biggen die optreden na
het spenen niet veroorzaakt worden
door het speenproces, maar door een
kortdurende ondervoeding die daarbij
vaak ontstaat. Een ander aspect dat
belicht wordt is dat de bacterieflora in
de darm een belangrijke rol speelt bij
het ontstaan van een goede immuun-
respons. Verder is het ID-DLO gestart
met onderzoek op het gebied van het
maken van eetbare vaccins.
Gastsprekers zullen tijdens het sympo-
sium belichten wat de invloed is van
stress op het functioneren van de dunne
darm. Het blijkt dat tijdens stress be-
paalde vergiften makkelijker opgeno-
men worden. Verder wordt ook verteld
hoe je door het toedienen van een spe-
cifieke bacteriestam aan zuigelingen
bepaalde gevaarlijke kiemen uit het
maagdarmkanaal kunt weren.
Tijdens dit symposium zullen natio-
nale en intemationale deskundigen op
biomedisch, veterinair en zoötech-
nisch terrein hun nieuwste ervaringen
uitwisselen. Verwacht wordt dat dit
een stimulans zal zijn om dit onder-
zoek verder uit te bouwen.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij
de afdeling Public Relations. Hier kunt
u zich tevens aanmelden als u het sym-
posium wilt bijwonen:
Erna Balk, tele-
foon: 0320-238069. Gerard Teunis, te-
lefoon: 0320-238068. Margriet Ved-
der, telefoon: 0320-238067.

Het DLO-instituut voor dierhouderij en diergezondheid in Lelystad (ID-
DLO) presenteert op 15 en 16 september 1997 de nieuwe onderzoeksmoge-
lijkheden op het gebied van de invloed van voeding op de gezondheid.
Drieëneenhalf jaar geleden is dit instituut ontstaan door fusie van vier ver-
schillende onderzoeksinstituten op veterinair en zoötechnisch terrein. Door
de fusie is het ID-DLO als toonaangevend onderzoeksinstituut in staat om
geïntegreerd onderzoek te doen aan de relatie tussen voeding en gezondheid
in de dierhouderij. Doordat het instituut ook beschikt over onderzoekers die
zich bezighouden met biomedisch onderzoek, zijn de onderzoeksresultaten
tevens een belangrijke schakel naar het onderzoek ten behoeve van de hu-
mane geneeskunde. De eerste resultaten van dit nieuwe geïntegreerde onder-
zoek worden gepresenteerd op een tweedaags symposium met als titel:
\'Gastro-intestinal disorders in juveniles\' (maagdarmstoornissen bij jonge
dieren en mensen).

EUROPEAN SOCIETY OF VETERINARY ORTHOPEDICS
AND TRAUMATOLOGY

Van 17 tot en met 19 april 1998 wordt op de Faculteit Diergeneeskunde te
München het grote en kleine huisdierencongres van de ESVOT (European
Society of Veterinary Orthopedics and Traumatology) gehouden, voorafge-
gaan door practica op 16 april. De volgende onderwerpen komen onder meer
aan de orde: behandeling van orthopedisch trauma en neurologische afwij-
kingen bij veulen en kalf, practicum drievoudige bekkenkanteling en neu-
rochirurgie, seminars over HD, polyarthritis, hoofd- en hals-chirurgie, wer-
velkolomproblematiek en critical care.

De European Society of Veterinary
Orthopedics and Traumatology heeft
onder meer als doelstelling het ver-
spreiden van basale en geavanceerde
kennis op het gebied van de orthopedie
en traumatologie onder dierenartsen
van grote en kleine huisdieren. Na ja-
renlang dit congres in samenhang ge-

-ocr page 174-

houden te hebben met internationale
congressen in Europa, heeft de ES-
VOT drie jaar geleden besloten cur-
sussen en seminars te houden in een
veterinaire kliniek die goed bereikbaar
is vanuit alle hoeken van Europa.
Deskundigen uit Europa en de USA
worden uitgenodigd om wet-labs te or-
ganiseren en lezingen te houden. De
locatie staat borg voor een goede am-
biance, het niveau van de sprekers
voor leerzame practica en lezingen.
Lidmaatschap van de ESVOT, dat
overigens niet verplicht is voor het bij-
wonen van de lezingen, kost DM 150,-
en is inclusief het tijdschrift Veteri-
nary Orthopedics and Traumatology
(VCOT).

Nadere inlichtingen: Prof. Dr. U.
Matis, Veterinärstrasse 13, D-80539
München. Telefoon: 0049 89
21802628, Fax: 0049 89 395341, e-
mail: matis@lrz. uni-muenchen. de.

WEGENS SUCCES GEPROLONGEERD: NASCHOLINGSDAG
DIERENARTSASSISTENTEN III

Uit de evaluatie blijkt dat er duidelijk
in een behoefte wordt voorzien met
dit soort studiedagen. De Nascho-
lingsdag 111 kan gevolgd worden
zonder een eerdere Nascholingsdag
bijgewoond te hebben.

Het ochtendprogramma wordt we-
derom verzorgd door drs. R. van
Noort, specialist Interne Genees-
kunde der Gezelschapsdieren te
Amsterdam. De heer Van Noort zal
twee verschillende thema\'s behande-
len. Als eerste zullen diagnose en
therapie van leveraandoeningen wor-
den behandeld en als tweede thema
wordt praktisch ingegaan op de indi-
catie en toepassingswijze van vloei-
bare, geconcentreerde (dieet)voe-
ding. Voor het middagprogramma is
dr. A. Willemse uitgenodigd, specia-
list Dermatologie der Gezelschaps-
dieren aan de Faculteit der Dier-
geneeskunde te Utrecht, waarbij
allergieën in relatie tot huidproble-
men aan bod komen.

Het \'praktisch halfuurtje\' met speci-
fieke productinformatie wordt zeer
gewaardeerd en de ochtend- en mid-
dagsessie zullen daarom beide weer
hiermee worden afgesloten.

De kosten voor deelname aan de
Nascholingsdag Dierenartsassistenten
11/ bedragen
ƒ 95,- hij in.schrijving tot
vier weken vóór de gewenste cursus-
dag; daarna
ƒ 125,-per deelnemer. Dit
bedrag is inclusief cursusmap, certifi-
caat van deelname en een lunch.

Na het grote succes van de Nascholingsdagen I en 11, zullen VIrbac Nederland
en de Waltham Veterinaire Services in oktober 1997 van start gaan met een
serie nieuwe lezingen. Op de Nascholingsdag 111 zullen weer nieuwe onder-
werpen aan de orde komen.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Virbac Nederland, tele-
foon: 0342-427127.

De data en locaties zijn als volgt:

Woensdag 29 oktober 1997

Postiljon Hotel Dordrecht
Donderdag 20 november 1997

Postiljon Hotel Bunnik
Dinsdag 16 december 1997

Novotel Amsterdam
Woensdag 21 januari 1998

Hotel Nieland Apeldoorn
Donderdag 26 februari 1998

Holiday Inn Eindhoven
Dinsdag 17 maart 1998

Postiljon Hotel Heerenveen

SYMPOSIUM OVER VOEDSELINFECTIES

Het symposium \'Ongenode gasten
aan tafel\'
geeft een overzicht van de
veranderingen in risico\'s; het klinisch
beeld van voedselinfecties en de
knelpunten in de praktijk, zowel in
instelling als consumentenhuishou-
den.

Het symposium is bedoeld voor ieder-
een die beroepsmatig bij voeding en
voedselbereiding betrokken is en zich
op de hoogte wil stellen van de
nieuwe inzichten in en preventie van
voedselinfecties.

De organisatie wordt gerealiseerd
door een samenwerking van de
Nederlandse Vereniging van Dië-
tisten; de Nederlandse Vereniging
voor Microbiologie, sectie Levens-
middelenmicrobiologie; de Neder-
landse Vereniging voor Voedingsleer
en Levensmiddelentechnologie en
het Voedingscentrum/ Stichting
Voeding Nederland.

Op 4 november 1997 wordt in Congrescentrum de Reehorst in Ede het sym-
posium
\'Ongenode gasten aan tafel\' gehouden. Deze titel slaat op voedselin-
fecties. Deze vormen namelijk een volksgezondheidsprobleem. Zij veroorza-
ken naar schatting jaarlijks 2,24 miljoen gevallen van gastro-enteritis.
Voedselinfecties kunnen ook blijvende gezondheidsschade veroorzaken; zo-
als nierschade of overlijden na infectie met E. coli 0157:H7 en sterfte ten ge-
volge van Listeria monocytogenes.

Meer informatie: Voedingscentrum/
Stichting Voeding Nederland, me-
vrouw C. Mostert, telefoon: 070 -
3068883, fax: 070-3547049.

-ocr page 175-

Rhône-Poulenc en MSD hebben op 31
juli 1997 de fusie van hun beide divi-
sies op het gebied van diergenees-
kunde en pluimveegenetica afgerond.
Dit heeft geleid tot de vorming van
Merial, een volledig geïntegreerde,
zelfstandige joint venture die jaarlijks
rond de 1,9 miljard dollar aan inkom-
sten zal genereren. Merial is per 1 au-
gustus operationeel geworden.

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(a,pobox.
ruu.nl. Ons volledige cursusaanbod
kunt u. naast onze brochure, vinden op
internetpagina: http://www.cc.ruu.nl/
paod.

Symposium Vakgroep Heelkunde

(97.929), vrijdag 10 oktober 1997 bij de
Vakgroep Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren te
Utrecht. Prijs: ƒ 200,-(waarvan ƒ 100,-
bestemd is voor de Stichting
Hippos die
zich inzet voor de bevordering van het
wetenschappelijke onderzoek ten be-
hoeve van het paard).

De 1997-editie van \'Heelkunde in
Perspectier,
die mede mogelijk ge-
maakt wordt door onze eerste sponsor
Boehringer Ingelheim, zal plaatsvin-
den op vrijdag 10 oktober 1997. Deze
dag zal een groot aantal sprekers u op
de hoogte brengen van de meest re-
cente ontwikkelingen van het (klini-
sche) onderzoek dat er op de
Heelkunde verricht wordt. De presen-
taties worden kort en bondig gehouden
en beslaan een groot aantal onderwer-
pen. Te noemen zijn, onder andere, de
laparoscopic, de mogelijke rol van
neuropeptiden bij sesamoïdose, de be-

RHONE-POULENC EN
MSO VORMEN MERIAL

Veel practici hebben inmiddels ken-
nis genomen van de nieuwe anti-pa-
rasitaire spray Duowin®. De meeste
praktijken hebben de folderdisplay
met tien levensechte honden in de
wachtkamer geplaatst.
Om de hondeneigenaren goed te in-
formeren omtrent de problemen die
de vlooienbestrijding met zich mee
kan brengen, is er een speciale in-
structievideo gemaakt.

Naast het lezen van de consumenten-
folder is men in de gelegenheid deze
tien minuten durende videoband

handeling van tibiafracturen en het
paard met rugproblemen. Maar ook de
thrombophlebitis, de infectieuze ar-
thritis en de intraveneuze anaesthesie
bij het varken komen aan de beurt en
nog vele onderwerpen meer.

Workshop: Hechttechnieken
Tevens zal op donderdagavond 9 okto-
ber en vrijdagavond 10 oktober een
workshop hechttechnieken georgani-
seerd worden in samenwerking met de
afdeling Ethicon van Johnson &
Johnson Medical B.V. In deze work-
shop komen theoretische aspecten be-
treffende hechttechnieken en hechtma-
terialen ter sprake en wordt er ook
praktisch geoefend met technieken
voor het maken van darmanastomosen
en het hechten van de huid. De kosten
bedragen voor de donderdagavond
ƒ 100,- per persoon (inclusief over-
nachting), voor de vrijdagavond ƒ 50,-
per persoon. Het aantal deelnemers is
beperkt tot 30 personen per workshop.

Cursusnummers en data workshops:
97.940; donderdagavond 9 oktober
1997, ƒ 100,- (inclusief overnachting).
97.941; vrijdagavond 10 oktober
1997, ƒ 50,-.

Opgave: Voor het symposium: vóór 15
september 1997. Voor de workshops:
zo snel mogelijk. Plaatsing geschiedt
op volgorde van aanmelding. Indien
plaatsing niet meer mogelijk is op de
datum van voorkeur wordt contact op-
genomen.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk
(97.703), donderdag 9 oktober
thuis te bekijken. De firma Virbac
verwacht hiermee in een behoefte te
voorzien, omdat het goed uitleggen
van een \'plan-van-aanpak\' veel tijd
kost.

Bovendien is het begrijpen van com-
plexe informatie voor de eigenaar
niet altijd eenvoudig. De videoband
wordt kosteloos bij aankoop van ie-
dere flacon Duowin® geleverd.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Virbac Nederland:
0342-427127.

1997, 09.30 - 22.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 700,- (inclusief diner).

Deze cursus is opgezet vanuit de
Projectgroep certificering/kwaliteits-
zorg en beoogt ten eerste het verduidelij-
ken van de Kwaliteitsrichtlijn Dieren-
artsenpraktijken en ten tweede zal de
haalbaarheid van een kwaliteitssysteem
in de eigen praktijk met behulp van de
toetscriteria duidelijk worden gemaakt.
Vanuit verschillende invalshoeken zul-
len de volgende onderwerpen aan bod
komen: Kwaliteitszorg noodzaak en ei-
gen belang; Certificeren is een manier
van denken, zichtbaar te maken in proto-
col en werkinstructie; Functionerings-
gesprekken en interne audit; De klach-
tenprocedure; Kennis, een product met
verloopdatum, hoe onderhouden we
die?; De ARBO-wet toegespitst op de
veterinaire praktijk; Omgang met medi-
cijnen, de verantwoording in het kwali-
teitshandboek; De patiëntenadministra-
tie; Het schrijven van een protocol/
werkinstructie, oefening in groepen.
Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte worden
geboden tot discussie. De cursusleider is
drs. C.W.A. van Helbergen, practicus te
Bussum.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren (U.D.)
(97/128), woensdag 24 sep-
tember 1997, 09.30 - 17.30 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 525,- (in-
clusief lunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van

CLIËNTENINFÜRMATIE OP VIDEOBAND

-ocr page 176-

echografie in de gezelschapsdieren-
praktijic als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren te zijn. De
theoretische aspecten van echografie
zullen besproken worden en de prakti-
sche uitvoering van echografisch on-
derzoek van abdomen en thorax zal ge-
demonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scan-techniek; nor-
maalbeeld van diverse organen;
beelden van een aantal veelvuldig
voorkomende afwijkingen. De cursus-
leider is drs. J.W. Garretsen, specialist
veterinaire radiologie.

Pluimvee casuïstieken (97.401),
dinsdag 30 september 1997, 09.00 -
17.00 uur te Arnhem. Cursusprijs
ƒ 515,-(inclusief lunch).

Centraal staat de diagnostiek rond
ziektenkundige problemen bij pluim-
vee. Diagnostiek berust meestal op een
samenhang van uit het veld verkregen
gegevens en laboratoriumuitslagen.
Aan de hand van casuïstieken partici-
peert de cursist actief bij het stellen
van diagnoses. Praktische problemen,
interpretatie van laboratoriumuitsla-
gen en andere zaken zullen de revue
passeren. Meerdere ziekten zullen in
deze cursus behandeld worden zoals:
Trilziekte, Infectueuze Bronchitis, et-
cetera. De cursusleiders zijn dr. R.M.
Dwars, prof dr. A. Pijpers, afdeling
Pluimveebedrijfsdiergeneeskunde,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD.

Paratbc, diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 150,-. Deze cursus orga-
niseert PAO-Diergeneeskunde in sa-
menwerking met de Gezondheids-
dienst voor Dieren.

Cursusnummers, data en locaties:
97.235; dinsdag 30 september 1997;

Gezondheidsdienst voor

Dieren te Boxtel.
97.236; woensdag 1 oktober 1997;

Gezondheidsdienst voor

Dieren te Drachten.
97.237; woensdag 22 oktober 1997;

Gezondheidsdienst voor

Dieren te Deventer.
97.238; donderdag 23 oktober 1997;

ROC te Zegveld.
Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.
In aansluiting op de uitgebreide cursus
infectieziekten, ligt in deze cursus het

accent vooral op praktische informatie
omtrent de bedrijfsmatige benadering
van paratbc-bedrijven. Daarbij wordt
onderscheid gemaakt in twee soorten
bedrijven:

1. Aanpak besmette bedrijven. Be-
langrijk hierbij is dat de veehouder
een aantal managementsfactoren
zeer stipt uitvoert. Daarom zal de
nodige aandacht besteed worden
aan enkele essentiële factoren als
hygiëne, voeding en huisvesting.
Verder zullen de mogelijkheden en
beperkingen van enkele diag-
nostische testen worden besproken
om subklinisch en klinisch geïn-
fecteerde bedrijven en/of dieren op
te sporen.

2. \'Onverdacht status\' bedrijven. Be-
drijven, die de afgelopen jaren
nooit verschijnselen van paratbc op
hun bedrijf hebben gezien, kunnen
opteren voor de \'onverdacht sta-
tus\'. Besproken zal worden hoe
zo\'n bedrijf eventueel deze \'onver-
dacht status\' kan bereiken. Onder
andere welk aanvullend onderzoek
(serologisch en/of bacteriologisch
onderzoek) daarvoor nodig is en
welk bewakingsprotocol uitge-
voerd moet worden. De cursuslei-
ders zijn drs. C.H.J. Kalis, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren
Drachten en drs. H.J. van Weering,
Gezondheidsdienst voor Dieren
Deventer. Het aantal deelnemers is
maximaal 50 (met uitzondering van
de cursus te Boxtel, hier kunnen
maximaal 40 personen deelnemen).

Praktische economie I voor het var-
kensbedrijf
(97.308) dinsdag 28 okto-
ber, dinsdag 4 en 11 november 1997
(drie middagen van 14.00 tot 17.30
uur) te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.000,-
(exclusief BTW en inclusief trainings-
materiaal). Deze cursus is door
InterAct Agrimanagement ontwikkeld
in opdracht van AUV-Dierenartsenco-
öperatie in het kader van het kennistra-
ject dat de AUV uitvoert ten bate van
haar leden.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden

voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde

1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand

treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn. met daarbij behorend

kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995:

U kunt de banden schriftelijk of per fax be-

ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

stellen onder vermelding van \'Banden\' en

Banden 1994:

de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een

niet meer voorradig.

nota met acceptgiro thuisgestuurd.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Stuur uw bestelling naar:

Banden 1992:

KNMvD, Postbus 14031,3508 SB Utrecht.

/30,-(inclusiefl7,5%BTW).

of fax uw bestelling: 030 - 2511787.

Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990, 1989, 1988:

niet meer voorradig.

Als bedrijfsbegeleider maakt de prac-
ticus deel uit van de kring van advi-
seurs die de varkenshouder onder-
steunt. Effectieve advisering over
diergezondheid en aan diergezondheid
gerelateerde aspecten dient maximaal
rekening te houden met de economi-
sche mogelijkheden van het betrokken
bedrijf Daarom is de economische
analyse een integraal onderdeel van
het advies. De training is er op gericht
inzicht te geven in de economische
achtergronden (kosten, investeringen,
economische technieken, etcetera) van
varkensbedrijven. Een belangrijk on-
derdeel van de training is het - in de
vorm van cases - oefenen met voor-
beelden uit de dagelijkse praktijk. De
cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct Agrimanagement,
LU Wageningen en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct Agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

Patiëntendemonstratie gezelschaps-
dieren
(97.136) woensdag 1 oktober
1997, 14.00 - 17.00 uur te Utrecht.
Cursusprijs ƒ 95,-.

Patiënten passeren, zo mogelijk, \'live\'
de revue.

-ocr page 177-

THEMA JAARCONGRES 1997:
\'MENS EN DIER: GEZOND EN WEL\'

De regelmatig verschenen stukjes in dit Tijdschrift hebben de leden van de
KNMvD doen warmlopen voor het Jaarcongres 1997, dat gehouden wordt
van 2 tot en met 4 oktober in Vlissingen. Het thema van het Jaarcongres is
\'Mens en dier: gezond en wel\'en rond dit thema is op donderdag 2 oktober een
zeer interessant middagprogramma gebouwd. Hieronder volgt vast een ken-
nismaking met de sprekers. De middag wordt ingeleid door prof. dr. E.N.
Noordhuizen-Stassen.

verzorgt hij onderwijs voor rechten-
studenten. Verder wordt een Kennis-
en Studiecentrum voor Dier en Recht
ontwikkeld, waarin in elk geval een
optimaal documentatiebestand van
wetgeving en relevante literatuur zal
moeten worden samengebracht. Voor
een warme samenwerking met de
Faculteit der Diergeneeskunde zijn
reeds de eerste stappen gezet.

De dierenwereld als functie van eco-
nomische variabelen
Prof. dr. ir. Gerrit van Dijk

Stel je voor dat je wat meer inzicht zou
hebben in welzijn en lijden, genen en
gedrag van dieren. Dan zou je een dyna-
mische
simulatie kunnen maken van de
ontwikkelingen in de economie, de
landbouweconomie, technologie, selec-
tie en manipulatie. Je zou zien hoe de
grote revoluties zoals de industriële re-
volutie, het eind van de klassestrijd, \'de
arbeider\' die \'de consument\' werd, de
boeren die aan de slag gingen om de om-
loopsnelheid van hun geld te verhogen,
de producties per hectare en per dier die
omhoog moesten; hoe dit alles het dier
als een genetische hulpbron en adap-
tieve grondstof beïnvloed heeft en mee
heeft veranderd. Ja, je zou in beeld kun-
nen brengen hoe de aanpassing van de
dierenarts en van de veterinaire en land-
bouwkundige wetenschap aan de eco-
nomische ontwikkeling heeft gewerkt
als multiplier. Hoe zij het allemaal nog
ingrijpender en nog sneller laten lopen.
Je zou zien hoe weinig de opmerking
\'de consument wil dit\' echt waar is. Je
zou de illustratie hebben van de econo-
mische hoofdwet: als iets goed is, is
meer ervan nog beter. En nog veel meer.

Prof. dr. ir. Gerrit van Dijk studeerde
aan de Landbouwuniversiteit te Wage-
ningen Algemene Agrarische Eco-

De rechtspositie van de dieren en de
dierenarts: een mijnenveld?
Prof. mr. Dirk Boon

Niet alleen de dierenarts-practicus,
maar ook de overige beroepsbeoefena-
ren hebben in wezen veel te stellen met
het recht rond het welzijn van dieren.
Als je er tenminste goed over nadenkt
en het recht naar zijn doel uit wilt voe-
ren en vooral: wilt handhaven. Ge-
lukkig (?) loopt het zo\'n vaart niet.
Dirk Boon - 48 jaar - werkt als advo-
caat en procureur in Groningen. Sinds
1 maart 1997 is hij in deeltijd (één dag
per week) bijzonder hoogleraar Dier
en Recht aan de Universiteit Utrecht
(Juridische Faculteit). In die functie

nomie en Veeteelt. Hij heeft een PH.D.
van de Faculty of Science van de
Universiteit van Aberdeen in Schot-
land, waar hij promoveerde op een
proefschrift over verticale prijsvor-
ming, markt- en margegedrag. Naar
aanleiding van dit onderzoek ontving
hij de Albert Heijn Prijs.
Hij werkte geruime tijd als weten-
schappelijk (hoofd )medewerker bij de
Vakgroep Algemene Agrarische Eco-
nomie van de Landbouwuniversiteit
Wageningen. Gedurende die periode
vervulde hij een gastdocentschap in
Aberdeen en was hij enkele malen als
consultant bij werkzaamheden van de
OESO (Parijs) betrokken.
Van 1982 tot 1986 was de heer Van
Dijk secretaris van de Nationale Raad
voor Landbouwkundig Onderzoek, af-
deling Landbouw en Samenwerking.
Vanaf 1986 was Van Dijk universitair
hoofddocent Landbouwpolitiek en te-
vens coördinator van de onderzoeks-
en onderwijsactiviteiten van de Werk-
groep Landbouwpolitiek van de Land-
bouwuniversiteit.

Van Dijk was secretaris van de Com-
missie Perspectieven voor de Land- en
Tuinbouw van het Landbouwschap
(commissie Van der Stee) die in januari
1988 werd ingesteld en in oktober 1989

-ocr page 178-

HtwÊ

rapport uitbracht onder de titel \'Om
Schone Zakelijkheid\'.
Sinds september 1990 is Van Dijk direc-
teur van de Nationale Coöperatieve
Raad voor land- en tuinbouw te Den
Haag. Hij is tevens hoogleraar aan de
Landbouwuniversiteit en gasthoogle-
raar in Griekenland (Ghania). In maart
1997 heeft hij een leerstoel aanvaard bij
Universiteit Nijenrode.
Van Dijk was secretaris van de Stichting
\'Ter Zake\' die het Nationaal Landbouw
Debat 1994-1995 organiseerde.
Hij werkte als consultant voor OECD,
EAAP, PHARE, Wereldbank, TACIS,
de Europese Commissie en de minister
van Landbouw van Polen.
Prof. Van Dijk heeft meer dan 100 we-
tenschappelijke- en vakpublicaties op
zijn naam.

De sociale aspecten van het hebben en
houden van gezelschapsdieren
Dr. Menke Endenburg
Al sinds eeuwen weten mensen intuïtief

dat dieren een positieve invloed kunnen
hebben op onze geestelijke en lichame-
lijke gezondheid. In wetenschappelijke
onderzoeken van de laatste tientallen ja-
ren wordt dit ook bevestigd. Echter de
mechanismen achter deze positieve in-
vloed zijn tot op dit moment nog niet
duidelijk.

Wat vaak vergeten wordt op het mo-
ment dat blijkt dat dieren een positieve
invloed op mensen kunnen uitoefenen,
is het welzijn van dieren. Soms lijkt het
erop dat als dieren goed voor de mensen
blijken te zijn er alles met dieren gedaan
mag worden. Het is echter heel wel mo-
gelijk dat het mechanisme dat gelegen is
achter de positieve invloed van dieren
op mensen juist voortkomt uit een we-
derkerige positieve band tussen mens en
dier.

Dr. Nienke Endenburg studeerde Kli-
nische Pedagogiek aan de Universiteit
Utrecht. Ze studeerde in 1987 af en is
sindsdien werkzaam bij de vakgroep

Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Faculteit der Diergeneeskunde, Uni-
versiteit Utrecht. In 1991 promoveerde
zij op het proefschrift \'Animals as
companions; demographic, motiva-
tional and ethical aspects of compa-
nion animal ownership\'. Op dit mo-
ment werkt zij aan een 8,5 jaar durend
project over de invloed van gezel-
schapsdieren op de ontwikkeling van
kinderen. Verder geeft zij onderwijs
aan de Faculteit der Diergeneeskunde
betreffende sociale vaardigheden. Met
name de omgang tussen dierenarts en
cliënt staat centraal.
Nienke Endenburg is voorzitter van de
Stichting Multidisciplinair onder-
zoeksinstituut naar de relatie tussen
Mensen en Dieren. Dit instituut, dat in
1992 is opgericht en waarin veterinai-
ren, psychologen, pedagogen, biolo-
gen, ethologen, ethici en methodolo-
gen samenwerken, richt zich op het
doen van onderzoek naar en informatie
geven over de Mens-Dier relatie.

DE ELFDE VETERINAIRE SPORTDAG VAN DE KNMVD

We schrijven zaterdag 11 oktober
1986 toen na afloop van een daadwer-
kelijk vernieuwend KNMvD-congres,
georganiseerd door de Afdeling Zee-
land, enkele lieden het niet na konden
laten om, voordat ze weer in verschil-
lende richtingen landinwaarts zouden
trekken, nog even langs het Schouw-
ense strand wat zilte Zeelandse zee-
lucht op te snuiven. Het congres was
om twee redenen vemieuwend ge-
weest. Ten eerste omdat de sluier van
de veterinaire biotechnologie op zowel
wetenschappelijk als ook op didac-
tisch niveau op een allercharmantste
wijze opgelicht werd. En ten tweede
omdat tijdens het partnerprogramma
van dit congres een bezoek gebracht
werd aan de inmiddels volledig vol-
tooide Deltawerken. Een week later
zou zelfs onze Koningin dit immense
en gigantische project in het bijzijn
van vele staatshoofden openen. Het
was een, op alle fronten, innoverend
KNMvD-congres. Hoe kan het dan
ook anders dan dat er bij de bewuste
collegae tijdens hun strandwandeling
genoeg inspiratie voor handen was om
een plan te bedenken teneinde de veel
gehoorde kritiek: \'waar blijven de jon-
gere collegae op ons congres\', de kop
in te drukken. Daar moesten wij wat op
zien te vinden, zeker met het 125-jarig
bestaan van de KNMvD zo vlak voor
de deur. Collega Piet van der Werf op-
perde de mogelijkheid van een sport-
dag. Bij de Maatschappij ter
Bevordering van de Tandheelkunde,
die met hetzelfde probleem kampte,
was dit een succes gebleken. De voor-
zitter van de toenmalige lustrumcom-
missie, Lieuwe van der Zee, gaf ons de
gunst der twijfel, maar wel op zijn ei-
gen beminnelijke doch ietwat kritische
bedachtzame wijze. Cuijk, 8 oktober
1987. De eerste veterinaire Sportdag,
een sprong in het diepe. De met veel
zorg benoemde sportcoördinatoren
van voetbal, tennis, hockey, bridge en
windsurfing deden hun uiterste best
om hun sportcompanen er van te over-
tuigen naar Cuijk te komen en het werd
een succes. Zozeer zelfs dat het
Hoofdbestuur van de KNMvD besloot
deze Sportdag jaarlijks op de donder-
dag voorafgaande aan het Jaarcongres
van de KNMvD te laten plaats-
vinden. Nu 11 jaar later vindt in die-
zelfde provincie Zeeland waar het oor-
spronkelijke plan wortel vond de elfde
veterinaire Sportdag plaats. Of de oor-
spronkelijke plannenmakers hun doel
bereikt hebben, we weten het niet.
Doch voor de elfde maal vragen onder-
getekenden aan vooral de jongere col-
legae op donderdag 2 oktober 1997 in
grote getale naar Vlissingen te komen
om aldaar het sportfestijn mee te vie-
ren. Opgave voor voetbal, hockey,
kaatsen en hardlopen geschieden via
de betreffende sportcoördinatoren; de
overige sporten, te weten tennis,
bridge en golf via het bureau van de
KNMvD ten name van Desiree van
Eunen of Miranda van Harskamp.

P.J. van der Werf
C. Willenhorg

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

-ocr page 179-

De najaarseditie van Veehouder en
Dierenarts rolt binnenkort van de
pers. Een overzicht van de inhoud.

Deense relatie tussen veehouder en die-
renarts: Antihioticumgebruik strak ge-
regeld. Door P. Hogendal.
De Deense varkenshouderij verschilt
wezenlijk van de Nederlandse. Vaak
wordt de Deense situatie als voorbeeld
gebruikt, zeker nu de herstructurering
van de varkenshouderij steeds vastere
vormen aanneemt. Zonder een oordeel
uit te spreken over de Deense structuur -
er kleven voor- en nadelen aan - be-
schrijft P. Hogedal de Deense relatie tus-
sen veehouder en dierenarts. Vooral aan
het gebruik van antibiotica worden in
Denemarken strenge eisen gesteld.

Samen werken aan IBR-be.strijding;
Veehouder gehaat bij actieve voorlich-
ting. Door mevrouw ir. ing. C van der
Houwen.

Het succes van de georganiseerde dier-
ziektebestrijding is afhankelijk van de
inzet van veehouder en dierenarts. Ac-
tieve voorlichting door de dierenarts
blijkt veehouders een voorsprong te ge-
ven bij de bestrijding van IBR. Dieren-
artsenpraktijk \'Het Zuidenveld\' in Sleen
is een voorbeeld van een praktijk die ac-
tief voorlichting geeft.

Herstructurering op basis van diervei-
ligheidsindex; Dierx\'eiligheid beste ge-
waarborgd op gezinsbedrijven. Door
mevrouw drs. S.A.M. Deleu.
De uitbraak van klassieke varkenspest
heeft een verhitte discussie over de
structuur van de varkenshouderij op
gang gebracht. De minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J.
van Aartsen, komt met een rigoreus
voorstel: 25% afromen van alle bedrij-
ven. De Nederlandse dierenartsen ma-
ken zich hierover grote zorgen. Het re-
sultaat is namelijk dat er een paar zeer
grote mammoetbedrijven zullen over-
blijven en dat de gezinsbedrijven het
heel moeilijk zullen krijgen.

De onwikkeling van het Friesch Paarden
Stamboek: Friese paarden wereldwijd
geliefd. Door drs. P.A. Glastra van Loon.
Friese paarden zijn de laatste decennia in
zowel binnen- als buitenland enorm ge-
wild. De Koninklijke Vereniging Het

Friesch Paarden Stamboek geeft leiding
aan de fokkerij van Friese paarden en be-
waakt met strenge selecticriteria de kwa-
liteit van dit ras, waarvan de bakermat in
de provincie Friesland ligt.

Aanpak paratuberculose: kwestie van
lange adem. Doordr. T.J.G.M. Lam.
Paratuberculose is een \'moeilijke\'
ziekte. Ten eerste is op de bedrijven al-
leen het topje van de ijsberg te zien: er
zijn wel vijf tot tien maal zoveel dieren
geïnfecteerd als er ziek zijn. Ten tweede
is de ziekte lastig vast te stellen bij dieren
die geen verschijnselen hebben. Tot slot
leidt bij de bestrijding van paratubercu-
lose alleen een combinatie van strenge
maatregelen tot resultaat. Een kwestie
van een lange adem dus.

Productie diergeneesmiddelen aan
strenge wetten gebonden. Door dr. Adr.
C. Voeten.

Een diergeneesmiddel in de handel
brengen eist een lange voorbereiding.
Veel gegevens van het nieuwe product
moeten boven tafel komen en veel dient
onderzocht te worden. De procedure is
vastgelegd in de Diergeneesmiddelen-
wet.

Eén schurftig schaap ... Door dr. P.
Vellema.

Schurft is nog steeds een gevreesde pa-
rasitaire huidaandoening. En die vrees is
terecht. Ondanks een duidelijke verbete-
ring in de behandelingsmethoden blijft
schurft een aandoening die veel ellende
en kosten veroorzaakt. Meestal komt de
besmetting op het bedrijf door het kopen
van schapen. Het isoleren, controleren
en eventueel behandelen van een aange-
kocht dier is bij de preventie erg belang-
rijk. Eén aangekocht schurftig schaap
kan namelijk uw hele koppel besmetten.

Hehben uw veehouders al een abonne-
ment op Veehouder en Dierenarts? Voor
alle informatie en het afsluiten van
abonnementen kunt u contact opnemen
met mevrouw G. Rotgers (telefoon: 030 -
2510111).

VEEHOUDER EN DIERENARTS

GOK VOOR UW VEEHOUDERS

TENNISSEN IN ZEE...

land? Dat kan inderdaad tijdens de ve-
terinaire Sportdag op 2 oktober 1997.
Om nat worden toch maar uit te sluiten
wordt er binnen gespeeld in het
Racketcentrum te Vlissingen. Er wor-
den in principe alleen dubbels (mix)
gespeeld en wel in twee categorieën: C
en D/E. De deelnemers worden ter
plaatse ingedeeld dus een partner
(meerdere zelfs in de loop van de dag)
krijgt u in elk geval. Al jaren weet een
enthousiaste groep tennisliefhebbers
de weg naar deze gezellige gebeurtenis
te vinden maar er is natuuriijk volop
plaats voor nieuwe deelnemers!
Schroom dus niet en rijd even naar
Vlissingen voor een hele dag tennisple-
zier met collegae en/of hun partners.
Wellicht gaat u met de grote wisselbo-
kaal naar huis, maar u houdt er gega-
randeerd een goed gevoel aan over.

J. Reinders
Coördinator tennis

CASUÏSTIEKENAVOND

Op donderdag 25 september 1997

zal weer een zogenaamde \'Casuïstie-
kenavond\' plaatsvinden. Tijdens deze
avond zullen de homoeopathisch-wer-
kende dierenartsen mevrouw E. van
den Dungen uit Lelystad en mevrouw
M. Hof uit Almere casuïstieken uit de
praktijk behandelen. Indien u belang-
stelling heeft om deze studieavond bij
te wonen, die van 20.00 - 22.30 uur
plaatsvindt in het Beatrixgebouw van
het Jaarbeurscongrescentrum, Jaar-
beursplein te Utrecht (tel. 030 - 295 59
11), dan kunt zich hiervoor aanmelden
bij ondergetekende op het secretari-
aatsadres Vogelwikkeveld 22 te (3448
ER) Woerden (tel/fax: 0348 - 416
843). Leden van de KNMvD met be-
langstelling voor de veterinaire home-
opathie worden van harte uitgenodigd
om ook eens op een andere studiever-
gadering aanwezig te zijn. Informatie
over de inhoud van een bepaalde stu-
dievergadering is eveneens te verkrij-
gen bij ondergetekende.

-ocr page 180-

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR

KOPIJ

.Aflevering

Deadline *)

15-10-1997

29-09-1997

01-11-1997

13-10-1997

15-11-1997

27-10-1997

01-12-1997

10-11-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Berg, Mevr. N.M. van den; Gent-1997; 9442 PL
Elp; Schoonloërweg 6.

Boer, H.J.E. de; Gent-1997; 7875 CA Exloo;
Oude Kampweg 11.

Fennis, Mevr. M.C.L.; 1997; 5363 VA Velp

(NB); B. van Bruggelaan 2.

Gerritse, Mevr. E.; 1997; 2274 LP Voorburg;

Albert Verweystraat 206.

Horstink, Mevr. M.A.; 1997; 6671 LA Zetten;

Weteringsewal 5.

Kalishoek, L.; 1978; 6542 SZ Nijmegen;
Emmalaan 8.

Linden, M. van der; Gent-1997; 5095 EG Hooge
Mierde; Smidsstraat 7.

Snijder, Mevr. A.G.; Gent-1997; 7926 TK
Kerkenveld; Talensstraat 18.

.\\ls lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Auf dem Brinke. Mevr. S.; 1997; 1741 LC
Schagen: Kaagweg 9.

Boer, G. de; Gent-1989; 9061 AB Giekerk; R.
van Nautaweg 39.

Broekman, C.G.P.; 1997; 3515 VX Utrecht;
Gerard Noodtstraat 8 bis.
Frantzen, Mevr. M.W.A.; 1997; 3705 ZJ Zeist;
Warande 116.

Gaasbeek, Mevr. P.; 1997; 6181 JN Elsloo;
Kempken 26.

Gils, J.A.M. van; 1997; 5066 EB Moergestel;
Bosstraat 7.

Kleef, M.H.A. van; 1997; 5738 RJ Mariahout;
Veghelsedijk 17.

Oosterhout, Mevr. M.F.M. van; 1997; 1078 TM
Amsterdam; Holendrechtstraat 9.
Smit. Mevr. C.H.; 1976; 3074 BS Rotterdam;
Randweg 92.

Swart, W.B.F.; 1996; 2408 CD Alphen a/d Rijn;
Italiëstraat 13.

Verdouw, Mevr. B.K.; 1997; 3573 PH Utrecht;
Paul Maleterstraat 16.

Wal, Mevr. H.C.A. van der; 1996; 2408 CD
Alphen a/d Rijn; Italiëstraat 13.
Weerd, Mevr. M.J. van de; 1997; 3514 ER
Utrecht; Duifstraat 16.

i u H

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Albracht, Mevr.
E.M.; 3552 BP Utrecht;
Vlierboomstraat 31.

Brocks, Mevr. B.A.W.; 3572 ZS Utrecht; Buys
Ballotstraat 30.

Heivoort, Mevr. S.D.M. van; 3583 AM Utrecht;
A. van Ostadelaan 112.

Woltman-van Asselt, Mevr. J.; 3523 EE
Utrecht; Smaragdplein 193.

OVERLEDEN:

Dr. A. Herschel te Doetinchem.

JUBILEA:

W. van der Sluis te Damwoude, afwezig, 45 jaar,

16 september 1997

H.C.M. Oerlemans te Nuenen, afwezig, 35 jaar,

17 september 1997

L.J. van Looveren te Breda, afwezig, 50 jaar, 26
september 1997

A.A. Hesen te Gennep, afwezig, 35 jaar, 26 sep-
tember 1997

J.J.A. Schreinemachers te Roermond, afwezig,
35jaar, 27 september 1997
Prof Dr. C.J.G. Wensing te Lelystad, aanwezig,
35jaar, 27 september 1997
P.E. de Groot te Ede, afwezig, 35 jaar, 27 sep-
tember 1997

G. van der Kolk te Rheden, afwezig, 55 jaar, 3
oktober 1997

Mevr. Dr. A.J. Venker-van Haagen te Utrecht,
afwezig, 30 jaar, 7 oktober 1997
Dr. J.J. Koopman te Alkmaar, afwezig, 45 jaar,
7 oktober 1997

H. Ottevanger te Hoorn, afwezig, 45 jaar, 7 ok-
tober 1997

J. Wechgelaarte Vörden, afwezig, 45 jaar, 7 ok-
tober 1997

J.H. Staal te Sleen, afwezig, 45 jaar, 11 oktober
1997

H.J. Schrama te Maurik, aanwezig, 25 jaar, 12
oktober 1997

Mevr. R.H.M. Vissers te Maam, afwezig, 25
jaar, 12 oktober 1997

R.J. Kummel te Bennebroek, afwezig, 55 jaar,
12 oktober 1997

Mevr. Dr. V. Baumans te Zeist, afwezig, 25 jaar,
12 oktober 1997

Dr. P. Franken te Didam, afwezig, 25 jaar, 12
oktober 1997

R. Muller te Laren (NH), afwezig, 40 jaar, 14
oktober 1997

PROMOTIE:

Op 4 september 1997 Drs. P.A.M. Overgaauw te
Bameveld.

MUTATIES:

Ark, H. van; 1982; 8166 AX Emst; Molen-
weg 6; tel. 0578-662043 privé, 612273 prakt.;
p.,
geass. met S.J.C. Klings, P.G. de Lint, A.J.
Plaisier, G.J. Suurd en E.J.C. Thybaut.

Auf dem Brinke. Mevr. S.; 1997; 1741 LC
Schagen; Kaagweg 9; tel. 0224-218997 prakt.;
fax 0224-215233; p., geass. met Mevr. P.F.M.
Hendriks (toev.
als lid).

»Augustijn, Mevr. M.; 1997; 7001 EW
Doetinchem; Raadhuisstraat 14; tel. 0314-
360756 privé, 681655 prakt.; p., meden, bij
G.C.M. Jansen, S.G. Raemakers en J.J.M.
Voermans.

Betcke, Mevr. H.; 1995; 2741 MN Wad-
dinxveen; Alpherwetering8; tel. 0182-618683
privé, 010-4954321 bur.;
fax 010-4298333;
k.d. R.V.V. kring Rotterdam, distr. Rotterdam

Haven.

Bijlsma, J.G.; 1984; 5492 PC Sint-Oeden-
rode; Wielewaal
26; tel./fax 0413-479360; d.

Blokdijk, Mevr. J.C.M.; 1993; 1013 HM
.Amsterdam; Baanbrugsteeg 1 G;
wnd.d.

Boer, G. de; Gent-1989; 9061 AB Giekerk;
R. van Nautaweg 39; tel. 058-2561435 privé.
2673077 prakt.; p.
(toev. als lid).

Broekman, C.G.P.; 1997; 3515 VX Utrecht;
Gerard Noodtstraat 8 bis; tel. 030-2731873 privé,
0111-412180 prakt.; p., medew. bij M.K. Buth,
F.C.M. Schipper en E. Wondergem
(toev. als
lid).

Deugd, J. de; 1993; 2988 BK Ridderkerk;
Rijksstraatweg 98; tel. 0180-421033 privé,
425253 prakt.; p., geass. met W. van Erk, Mevr.
A.E. van Horssen, P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij,
P.J. Rook en Mevr. C.P.M. Valstar.

Driessen, J.J.M.; 1994; 3514 VX Utrecht;
Floris Hecrmalestraat 36; tel/fax 030-2732269
privé, 06-54267353 (auto)/0499-372382 bur.;
p., Vetvice.

Elings, S.J.C.; 1988; 8181 XN Heerde; A.
Lijphartlaan 36; tel. 0578-695673 privé, 691368
prakt.; fax 0578-696743; p.,
geass. met H. van
Ark, P.O. de Lint, A.J. Plaisier, G.J. Suurd en
E.J.C. Thybaut.

Engelen, Mevr. C.J.M. van; 1993; 5091
AW Oost-, West- en Middelbeers; Postel-
straat 16; tel 013-5146035;
p.

Erken, A.H.M.; 1967; 1083 JL Amster-
dam;
Holy 29; tel. 020-4421133 privé, 6221884
prakt.; p., gezelschapsd.; d. Kon. Zoöl. Gen.
Natura Artis Magistra.

Feenstra, Mevr. M.; 1993; 8842 LA Wels-
rijp; Westerein 11; tel. 0517-342496 privé,
058-2884919 prakt.; fax 058-2801234; p.

Frantzen, Mevr. M.W.A.; 1997; 3705 ZJ
Zeist; Warande 116; tel. 030-6951502; wnd.d.
(toev. als lid).

Gaag, Mevr. Dr. 1. van der; 1967; U-1990;
3431 GM Nieuwegein; Gestellaan 31 ; tel. 030-
6031306 privé, 2534298 bur.; Specialist Veteri-
naire Pathologie; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Pathologie); diplomate
ECVP.

Gaasbeek, Mevr. P.; 1997; 6181 JN Elsloo;
Kempken 26; tel. 046-4370633 privé, 4741733
prakt.; p., medew. bi B. Pijls
(toev. als lid).

Gils, J.A.M. van; 1997; 5066 EB Moer-
gestel; Bosstraat 7; tel. 013-5131373;
d. (toev.
als lid).

Hees, B.A. van; 1989; 5151 BX Drunen;
Wilhelmlnastraat 75; tel. 0416-379898 privé,
372730
/665059 prakt.; fax 0416-665081; p., ge-
ass. met A. Baks, F..M.J.M. Klipsen, M. de
Jonge, G.A..M. Leenders en O.M. Verhorst.

Hellebrekers, ProfDr. L.J.; 1980; U-1988;
3951 LA Maarn; .Amersfoortseweg 1 A; tel.
0343-443122 privé,
030-2531781 bur.; fax 030-
2518126; hlr. U.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van
Gezelschapsd. en vkgr. Proefdierkunde
)(fax
privé: 0343-443404).

Heivoort, H.F.J.M. van; 1965; 5062 TR
Oisterwijk; Lage Logtsedijk 2; tel.
013-5131621 ;
r.d.

Herbes, R.G.; 1987; 3892 AV Zeewolde;
Heermoes 2; tel. 036-5224538 privé,
026-
3528275
hur.; fax 026-3528278; E-mail:
0HERBES01@VLNET.NL;
vet. adj. i.V.G. re-
gio Gelderland, Utrecht en Flevoland.

Hermans, P.G.; 1992; 7921 PC Zuidwolde
(D); Hoogeveenseweg 25; tel. 0528-370919
privé, 0523-687368 prakt.; fax 0523-687373;
E-mail: PHERMAN(gWORLDACCESS.NL;
p.,
medew. bij P.M. Comelissen en R.W. Liezen-

ga-

Hoog, J.T.; 1981; 3603 AV Maarssen;
Raadhuisstraat 27; tel. 0346-561426 prakt.; fax

-ocr page 181-

0346-570945; p., gezelschapsd., geass. met
Mevr. D. van Huuten.

Houten, Mevr. D. van; 1995; 3985 PE Werk-
hoven; \'t Haantje 15; tel. 0343-552121 privé,
0346-561426 prakt.; fax 0346-570945; p.,
geass.
met J.T. Hoog.

Janssen, C.A.M.J.; 1995; 6041 NM Roer-
mond; Beemdenlaan 12; lel. 06-54942147;
wnd.d.

Janssen, Prof J.; 1958; B-1390 Grez-
Doiceau (België); Champ de Maubroux 2; lel.
00-32-10-842068; fax 00-32-10-842068; raads-
adviseur DG VI Europese Commissie Brussel;
oud-adj. dir. V.D.

Janssen, Mevr. M.M.H.; 1997; 3881 PM
Pulten; Oude Garderenseweg 31;
tel. 0341-
361029 privé, 351235 prakt.; p., medew. bij J.
Brons, G.A. van Eijden,
G. Esveld, A.A.
Kranendonk en Th. Twerda.

*Joling. R.G.; 1977; 7231 EH Wamsveld;
Bieshorstlaan 71; lel.
0575-529668 privé,
521190 prakt.; fax 0575-529668; p., gezel-
schapsd.

Jonge. Mevr. 1. de; 1982; Curaçao (Ned.
Antillen); Berg Carmelweg
7; lel. 00-599-9-
4654173; E-mail: ESSINK(fl CL RINFO.AN;
p., medew. bij A.J.S. Dwarkasing en O.B. de
Haseth.

Kastelein, A.M.C.; 1994; 5045 GD Til-
burg; Hoevelakenslraat 88; tel. 013-5700781
pri\\é, 4674590 prakt.; p., medew. bij J.J.M.
van Riel.

Kleef, M.H.A. van; 1997; 5738 RJ Maria-
hout; Veghelsedijk 17; tel. 0413-209656 privé,
292929 prakt.; p., medew. bij M.C.M. Bossers,
P.J.M. van Huiten, A.H.C. Kuijpers, F.T.M.
Loomans, T.J.J. van der Rijt en E.W.H.M. van
der Velden
(loev. als lid).

♦Kolen, J.A.M.; 1974; 2071 RR Sanl-
poorl-Noord; Vaickenhoeflaan 31; leL 00-34-
909538353; dir. Projectonwikkelingsmaal-
sehappij Zuid-Spanje.

Kruit. H.E.; 1972; 9671 AJ Winschoten;
Stationsstraat 16; tel. 0597^16581 privé, 414227/
416471 prakt.; fax 0597-415648; p., geass. met
A. Gorter en E.P. van der Wel.

Lint, P.G. de; 1971; 8162 ES Epe; Quick-
bomlaan 13; tel. 0578-614839 privé, 612273
prakt.; p.,
geass. mei H. van .Xrk, S.J.C. Elings,
A.J. Plaisier, G.J. Suurd en E.J.C. Thybaul;
plv.i.

Morselt, Mevr. M.L.; 1995; 42130 Sl Sixte
(Frankrijk); Placet hira; lel.00-.1.3-4772468I8
privé, 477241
141 prakt.; fax (K)-33-47724l 184;
p., medew. bij M. Delacroix, P. Pluvinage en T.
Segreto.

Niemeijer-Veenstra, Mevr. C.J.; 1996;
3816 PJ Amersfoort; Alphons Diepenbrock-
slraal 7 A; tel. 030-4754550;
wnd.d.

Nijhof, G.; 1982; 8398 GL Blesdijke;
Markeweg 67 A; tel. 0561 -441025 privé, 431999
prakt.; fax 0561
-441982; p., geass. met Y.J. van
der Brug, E.J. Hamburger en P.B. Patemotte.

Ooms. H.; 1993; 6651 GH Drulen;
l.eigraaf 116; lel. 0487-519291 privé, 512326
prakt.; fax 0487-513622; p., medew. bij H.A.
Schep (fax privé: 0487-519291).

Oosterhout, Mevr. M.F.M. van; 1997;
1078 TM Amsterdam; Holendrechtstraat 9; tel.
020-6769482; wnd.d.
(loev. als lid).

Oskam. J.P.H.; 1977; 5232 JG \'s-Her-
togenbosch; \\ierde Herven 9; lel. 073-
6442319 privé, p., geass. met L. Oving (lel.
0481-488747 prakt.; fax 0481-488741); d. bij
Dumeco-Breeding (lel. 0411-614838/614839
bur.; fax 0411-614813).

Overgaauw, Dr. P.A.M.; 1985; U-1997;
3772 LJ Bameveld; Molecaten 57; tel. 0342-
421533 privé, 427127 bur.; fax 0342-490164;
technical manager Virbac Benelux; European
correspondent Clinical Studies R&D Virbac
Lab. S.A. Frankrijk.

ML

♦Pasch, Mevr. M.H.W. van der; 1988; 5492
PC Sint-Oedenrode; Wielewaal 26; tel./fax
0413-479360; d.

Passchier, Mevr. E.; 1996; 3524 WK
Utrecht; Jungfrau 68; tel. 030-2803399 privé,
0182-362310 prakl.; p., medew. bij A.Th.J.M.
Leijlen.

Plaisier, A.J.; 1970; 8167 PS Oene;
Hogestraat 2; tel. 0578-641492 privé, 612273
prakt.; p.,
geass. mei H. van Ark, S.J.C. Elings,
P.G. de Lint, G.J. Suurd en E.J.C. Thybaul;
plv.i.

Poel, Dr. W.H.M. van der; 1988; U-1995;
1051 PM .Amsterdam; Walerrijkweg364; lel.
020-4003773 privé,
030-2743666 (RIVM),
2531087 (FD); fax 030-2744434 (RIVM).
2531887 (FD);
E-mail: WIM.VAN.DER.
POELffl RIVM.NL;
Specialist Veterinaire
Microbiologie; wet. medew. R.I.V.M. afd. MGB
projectleider Virale Zoönosen; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.)

Prins, B.; 1980; 9648 DJ Wildervank,
Purperreiger 8;
tel. 0598-612289 privé, 622234
prakt.; p., geass. met Dr. R. Boosman, R.E. van \'t
Hof en R.M.G. Keereweer.

Raymakers, R.J.M.L.; 1982; 5711 BK
Someren; Beukelaar 21; tel. 0493-495054 privé,
491770 prakt.; fax 0493-496770; p., geass. met
H A. Derkx, J.A.G. Gerards, P.W.C.M. van
Oijen, R.E. Paauwe, Mevr. M.G. Schuttert,
L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes, J.A. Wester-
beek, D.L. Willink en F.Th.C. de Wit.

Ronner, H.J.; 1984; 3417 MN MonIfoorI;
Blokland 11 B; tel.
0348-474580 privé, 472893
prakt.; p.

Schom, Mevr. H.H.; 1991; 6651 GH
Druten; Leigraaf 116; lel./fax 0487-519291;

wnd.d.

Smit, Mevr. C.H.; 1976; 3074 BS Rotter-
dam; Randweg 92; tel. 010-4327078 privé,
4190684 prakt.; p., geass. met J.F.J. van den
Broek, C. Buesink, R. Cassenaar, Mevr. A.H.M.
Koen. A.W. Kramer en Mevr. L.M.M. Oor-
sprong (loev.
als lid).

Suurd, G.J.; 1987; 8162 XS Epe; Het
Bijltje 45; tel. 0578-627246 privé, 612273
prakt.; fax 0578-621471; p..
geass. met H. van
Ark, S.J.C. Elings, P.G. de l.int, A.J. Plaisier
en E.J.C.Thvbaut.

Swart, W.B.F.; 1996; 2408 CD Alphen a/d
Rijn; Italiëstraat 13; tel. 0172-478498 privé,
471111 prakt.; p., medew. bij A.C.M. Kuilboer,
J.V.H. Lans, J.H. Rootert en A. Soede
(loev. als
lid).

Thybaut, E.J.C.; 1974; 8194 LT Veessen;
Kerkstraat 21; tel. 0578-631357 privé, 691368
prakt.; fax 0578-696743; p..
geass. mei H. van
Ark, S.J.C. Elings, P.G. de Lint, A.J. Plaisier
en G.J. Suurd.

Verdouw, Mevr. B.K.; 1997; 3573 PH
Utrecht; Paul Maleterstraat 16; tel. 030-
2723063; wnd.d.
(loev. als lid).

Wal, Mevr. H.C.A. van der; 1996; 2408
CD Alphen a/d Rijn; Italiëstraat 13; tel. 0172-
478498; wnd.d. (loev. als lid).

•Weerd, F.J. de; 1997; 7776 AG Slag-
haren; Herenstraat 13; lel. 0523-683925
privé, 681616 prakl.; fax 0523-681659; p.,
medew. bij J.H.E. Janssen.

Weerd, Mevr. M.J. van de; 1997; 3514 ER
Utrecht; Duifstraat 16; tel. 030-2722709; wnd.d.
(loev. als lid).

Werf, K. van der; 1968; 8453 XC Oranje-
woud; Prins Bemhardweg 29; tel. 0513-631024;

r.d.

Wessels, R. J.A.M.; 1987; 3524 VJ
Utrecht; Vogezen 9; tel. 030-2802297 privé,
0342-414881 tst. 248 bur.; fax 0342-492813;
E-
mail: RWEfa IPCDIER.H.ACOM.NL;
me-
dew.
bij IPC Dier Bameveld; uitvoerend secre-
taris Stichting voor Gezelschapsdieren.

Wiggen, K.H.; 1994; 2381 GL Zocter-
woude; tel. 071-5809208 privé. 5802818
prakt.;
p., geass. met Dr.
.A.W. Helder en G. Roest.

With, E. de; 1997; 7161 DM Neede;
Nieuwslraal 21; tel. 0545-294704; wnd.d.

Zwijnenberg, R.J.G.; 1987; 1017 SE
Amsterdam; Weteringschans
141; lel. 020-
4272494
privé, 6221884 prakl.; fax 020-
4272492;
p.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

September

15—16 ID-DLO-Symposium "Gastro-intestinal
disorders in juveniles\'.

16—19 I5th meeting of the European .Society
of Veterinary Pathology (ESVP), Sassari -
Alghero, Italy.

25—28 BVA Congress, Edinburgh International
Conference Centre.

Oktober

2—4 Jaarcongres KlN.MvD Ie Vlissingen.

10 Symposium \'Heelkunde in Perspectief 11\',
Vakgroep Algemene Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisdieren. Aanvang:
09.00 uur.

11 Symposium \'Homeopathie en registratie\'
van 15.00 tot 17.30 uur. Beatrixgebouw
van het Jaarbeurscomplex te Utrecht.
Organisatie: Vereniging tegen de Kwak-
zalverij. Entree: gratis.

25—26 Conferentie \'Gekke koeien en pestvar-
kens\', Intemationale Schooi voor Wijs-
begeerte, Dodeweg 8 in Leusden. Tel.:
033-4650700, fax: 033-4650541, e-mail:
isvw(gpi.net.

30—2 Nov. 11 th Annual Veterinary Dental Fo-
mm, Hyatt Regency. Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

1 Symposium \'Diergeneeskunde voert ver-
der\' van de Afdelingen Noord-Holland.
Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland van de
KNMvD. Slot Zeist.

4 \'Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congrescen-
tmm de Reehorst te Ede.

6—7 53. Fachgespräch über Geflügelkrank-
heiten in Hannover.

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of
Knowledge in Poultry production\'.
Jaarbeurs te Utrecht, voorafgaand aan de
VIV. Nadere informatie: 0342-414881.

20 Gecombineerde studiedag van de Bel-
gische en Nederlandse Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie,
thema \'Biologie en Management van dier-
ziekte-uitbraken\', Gezondheidsdienst voor

-ocr page 182-

Dieren, Boxtel. Inlichtingen: Armin Elbers,
0411-659500, E-mail: gdboxtel@gdvdie-
ren.nl.

26—30 1 Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

29 Maastricht International Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

7—II Ninth International Conference of the
International Federation of Science
Editors: \'Science communication for the
next millenium\'. Sharm El-Sheikh/Cairo,
Egypt.

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041 -22-7762255, e-mail: chuit(aiipro-
link.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Vete-
rinary Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva^.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

•September

16 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

16 Leo Pharmaceutical Products B V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 10. Speciali-
satie: rund. Locatie: Nieuwstadt. Aanvang:
20.00 uur.

16 Intervisie-bijeenkomst groep 12 (varken)
om 20.00 uur te Boxtel.

16 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

17 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken-Binnen.

18 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

18 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomst. Nr. groep: 7/8. Specia-
lisatie: rund. Locatie: De Meem. Aanvang:
20.00 uur.

18 Informatiemiddag voor dierenarts-assisten-
ten op de Gezondheidsdienst voor Dieren,
locatie Drachten.

18 Intervisie-bijeenkomst groep 4/5 (rund)
om 15.00 uur in Markelo.

20 Vedias Najaarsdag, Faculteit der Dierge-
neeskunde. Opgeven bij Vedias, t.n.v.
Greetje Mulder, Jan Lievensstraat 5. 6717
SP Ede, telefax: 0318-637093.

23 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het

t#lilllll..l

iin iHi I

Rund.

23 Bijeenkomst Werkgroep Vogels, Hoofdge-
bouw Faculteit der Diergeneeskunde, eer-
ste etage, afdeling Pathologie Bijzondere
Dieren.

23 Werkgroepvergadering Herkauwers op de
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Drachten. Aanvang 14.00 uur.

24 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD
Utrecht, aanvang 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

24 Leo Pharmaceutical Products B.V. Inter-
visie-bijeenkomsten. Nr. groep: 6. Specia-
lisatie: rund. Locatie: Gorssel. Aanvang:
18.30 uur.

Nr. groep: 4/5. Specialisatie: rund. Locatie:
Markelo. Aanvang: 15.00 uur.
Nr. groep: 9. Specialisatie: varken. Lo-
catie: Langbroek. Aanvang: 20.00 uur.
Nr. groep: 12. Specialisatie: varken. Lo-
catie: Boxtel. Aanvang: 20.00 uur.

25 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

25 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse AcupuncUiristen in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

25 Bijeenkomst Werkgroep practici-GD De-
venter, aanvang 14.00 uur, locatie Deven-
ter, Amsbergstraat 7, Deventer.

25 Informatiebijeenkomst Equus: \'Dc zin en
onzin over stallen\'. Motel de Biltsche Hoek
in De Bilt, aanvang: 13.00 uur. Kosten:
ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,- (niet-abon-
nees). Meer informatie: Eveline Boot, tel.:
0.10-6991830, fax: 030-6955836.

25 Intervisie-bijeenkomst groep 2/3 (varken)
om 20.(X) uur in Markelo.

30 Informatiemiddag voor dierenarts-assisten-
ten op de Gezondheidsdienst voor Dieren,
locatie Drachten.

30 Intervisie-bijeenkomst groep 9 (varken)
om 20.00 uur in Langbroek.

Oktober

2 Intervisie-bijeenkomst groep 11 (rund) om
14.30 uur in Eindhoven.

3 Jaarlijkse studienamiddag van de Vlaamse
Buiatrie Vereniging vanaf 14.00 uur in het
Auditorium Maximum. Campus Merel-
bcke, België. Informatie: Dr. Wim Hollan-
ders, tel.: 0032-2-3709402.

7 (iroep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Vanaf09.30 uur tot 16.30 uur ge-
zamenlijke studiedag met WPSA, LOS,
VPLC. Thema: \'De pluimveehouder als
ondernemer in de2l^eeuw\'. Locatie: IPC-
Dier, locatie Praktijkschool Horst. Ook
niet-leden zijn welkom. S.v.p. vooraf aan-
melden: tel. 0342-414881.

9 Werkvergadering Herkauwers op de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren te Drachten.
Aanvang: 14.00 uur.

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek.
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

November

I 20-jarig Bestaan Groep Homeopatisch
Werkende Dierenartsen \'Een breder per-
spectief in het Oude Tolhuis te Utrecht,
van 15.00 tot 21.00 uur. Opgeven vóór 1
oktober 1997.

8 Landelijke dag voor vrouwelijke dierenart-
sen. Locatie: \'De Biltsche Hoek\' in De
Bilt. Aanvang: 13.30 uur.

20 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over fokken\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

25 Jaarlijkse studiedag van de WRSA. Lo-
catie: Androclusgebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te
Utrecht. Thema: \'Medicijngebruik en voe-
deradditieven bij konijnen\'. Voor nadere
informatie kunt u zich wenden tot: drs. E.
Harwig-Dings, p/a IPC DIER Horst, tel.:
077-3998888.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

29 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren te Ede. Tevens lustrum 50-ja-
rig bestaan.

December

9 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken binnen.

10 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

CURSUSSEN

September

17 IPC DIER-cursus: \'Bedrijfsanalyse kreu-
pelheden bij melkvee\'. Locatie: IPC DIER
Oenkerk. Voor informatie/opgave: de heer
J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

18—19 PAO-D cursus: 97.932. Persoonlijk
leiderschap en de kracht van communica-
tie.

19—20 5. Course in Equine Laparascopy -basic
course- in D 48291 Telgte. Tel.: 0049-
2504-3064, fax: 0049-2504-77330.

20 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Utrecht, bureau KNMvD,
aanvang 13.00 uur. Workshop \'marketing
van de dierenartsenpraktijk\' door Irene
Fetter-Grotendorst.

24 IPC DIER-cursus: \'Alles rondom de melk-
machine\'. Locatie: IPC DIER Oenkerk.
Voor informatie/opgave: de heer J. Broos,
tel.: (077) 399 88 88.

24 PAO-D cursus: 97.128. Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

26 PUO-cursus (België): 10) Pensfysiologie
en pathologie.

27 PAO-D cursus: 97.806. Assistentie voor-
bereiding en nazorg operatiepatiënt.

30 IPC DIER-cursus: \'Bedrijfsanalyse kreu-
pelheden bij melkvee\'. Locatie: IPC DIER
Horst. Voor informatie/opgave: de heer J.
Broos, tel.:(077)399 88 88.

Oktober

1 PAO-D cursus: 97.136. Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

3 Dag van de buiatrie, PUO (België).

3 PUO-cursus (België): 24) Praktische oefe-

-ocr page 183-

ningen in de radiodiagnostiek.

6—11 PHLO-cursus \'European Agricultural
Policy in Transformation\' te Leuven, België.

7 PUO-cursus (België): 5) Infectieuze en
niet-infectieuze aandoeningen die leiden tot
de afkeuring van slachtpluimvee (deel A).

9 PAO-D cursus: 97.215. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 16 oktober 1997).

9 PAO-D cursus: 97.703. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

9 PAO-D cursus; 97.143. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

9—10 PHLO-cursus \'Marktgerichtheid in de

voedingsmiddelen- en agrarische indus-
trie\' te Wageningen. Inschrijftermijn ein-
digt op 11 september. 14
9—10 PUO-cursus (België): 1) Het geneesmid-
delendepot. 14
PAO-D cursus: 97.929. Symposium Vak-
groep Algemene Heelkunde en Heelkunde 15
der Grote Huisdieren.
Cursus \'Gedragsbegeleiding bij Honden\',
Van Hall Instituut, tel.: 058-2846160, fax:
2846199. 15
Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Vught, motel Vught, aan-
vang 13.00 uur. Workshop \'marketing van

10

II

14

de dierenartsenpraktijk\' door Irene Fetter-
Grotendorst.

PUO-cursus (België): 11) De tochtigheids-
problematiek.

PAO-D cursus: 97.926. Financieel ma-
nagement \'Jaarstukken lezen\'.
IPC DIER-cursus: \'Alles rondom de melk-
machine\'. Locatie: IPC DIER Horst. Voor
informatie/opgave: de heer J. Broos, tel.:
(077) 399 88 88.

PAO-D cursus: 97.226. Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding (drie dagen, tevens 4 november en
2 december 1997).

Dierenkliniek Vossegat-Wilhelminapark is een moderne, goed geoutilleerde kliniek voor gezelschapsdieren. De
werkzaamheden, op zowel eerste- als tweedelijnsniveau, worden verricht door een team van vier dierenartsen en
zes assistentes.

Voor dit team zoeken wij:

EEN FULL TIME DIERENARTS (M/V)

met afstudeerrichting gezelschapsdieren en minimaal 2 è 3 jaar ervaring in een gezelschapsdierenpraktijk.

Hij/zij heeft duidelijk plezier in het werken met mens en dier, kan goed samenwerken en vlot en creatief met ande-
ren overleggen.

In verband met diensten achten wij verhuizing naar Utrecht of directe omgeving noodzakelijk.

Wij bieden een goede en gezellige werksfeer en salariëring volgens KNMvD-richtlijnen.
Sollicitaties binnen 14 dagen richten aan drs. J.G. van Spanje, A. van Ostadelaan 44,3583 AK Utrecht.

®

"Arthroluxyl is
de standaard.
Je moet eens
zien hoe zo\'n
dier opknapt en
weer beweegt..."

Samenstelling hepatropine 2-IC^\'g, equisetum 3-K^\'g: caraxacum 6 lO \'g; magnesium
630-10-" g;
calcium ) 75 ■ I O\'\' g; fosfor 170-10* g; ijzer 46 ■ I O-» g; koper 0,16-I0"g: Z\'nk0,l3-IQ-\'g;
mangaan 0,74\' I O\'g; kobalt 0,02-10* g; molybdeen (sporen).
Alicmeta/en ;ijn gerangschifci in een
complexe, snel
assimileerbare kriscalmatrix. Verpakking: doos d 90 tabletien.

"^ernieuwde Arthroluxyf is het
voedingssupplement in tahletvorm voor de
gewrichtsverzorging. De 90 stuks verpakking
bevat nu ook Hepatropine®

Deze stof vangt de schadelijke vrije
radicalen weg die ontstaan bij microtrauma\'s van
bot- en kraakbeen.

igi APHARHO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Apharmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

-ocr page 184-

Gezocht voor een jonge, snel groeiende driennanspraktijk in Ierland (Co. Cork):

ENTHOUSIASTE DIERENARTS (M/V)

Macroom Veterinary Clinic is een Iers-Nederlandse praktijk waar het accent ligt op rundvee en gezelschapsdieren.
De werkzaamheden zullen vooral liggen in de rundveesector. Woonruimte en auto aanwezig. Salaris vanaf 18.000
Ierse pond bruto.

Informatie: Bertil Douw, telefoon/fax: 00353-26-42846 (na 21.00 uur).

Sollicitaties graag binnen 14 dagen richten aan: Macroom Veterinary Clinic, South Square, Macroom - Co. Cork,
Ierland.

Gevraagd wegens uitbreiding van onze gemengde praktijk

EEN VIERDE DIERENARTS M/V

met ervaring in de gezelschapsdierenpraktijk, die tevens zelfstandig kan meedraaien in de avond- en weekenddien-
sten voor zowel grote als kleine huisdieren. De werkzaamheden liggen met name in de goed uitgeruste gezel-
schapsdierenpraktijk met een ruim en veelzijdig patiëntenaanbod. Geboden wordt een afwisselende baan in een
jong, enthousiast team. Goede toekomstmogelijkheden en salariëring volgens KNMvD-normen.
Uitsluitend schriftelijke reacties kunt u binnen 14 dagen sturen naar: Dierenkliniek \'Slotzicht\', Gronausestraat 169,
7533 BZ Enschede.

Dierenartsenpraktijk De Delta vraagt op korte termijn een vierde

DIERENARTS M/V (fulltime)

die zelfstandig kan werken in een paarden- en rundveepraktijk.

Gevraagd wordt veel interesse in en liefst ook ervaring met de geneeskunde van het paard (bijvoorbeeld röntgen-
ologie). Contactuele vaardigheden zijn belangrijk evenals het kunnen werken in teamverband. Salariëring volgens
KNMvD-normen. Sollicitaties kunt u binnen tien dagen na het verschijnen van dit blad richten aan: Dierenkliniek
De Delta, Foppenpolder 1c, 3155 EA Maasland.

Gemengde meermanspraktijk in het noord-oosten van het land zoekt een enthousiaste

DIERENARTS M/V

De voorkeur gaat uit naar een collega die goed functioneert in een klein team en bovendien een cliëntgerichte in-
stelling heeft. De werkzaamheden hebben voor ruim de helft betrekking op gezelschapsdieren en voor het overige
op nutsdieren.

Sollicitaties binnen tien dagen na verschijning van dit blad richten aan: Dierenartsenpraktijk Oost Groningen,
Postbus 293, 9670 AG Winschoten.

Gevraagd:

DIERENARTS M/V

voor gemengde praktijk in het oosten van het land. Werkzaamheden zullen voornamelijk gezelschapsdieren om-
vatten, met bereidheid om tijdens avond- en weekenddiensten ook landbouwhuisdieren te behandelen.
Ervaring strekt tot aanbeveling, goede contactuele eigenschappen zijn
vereisten.
Na gebleken geschiktheid zeer reële kans op associatie.

Gaarne reactie naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB, Utrecht, onder
nummer 21/97.

-ocr page 185-

PLUIMVEE DIERENARTS

Mee/

^^isie

Hoge^f

rendement

DE ONDERNEMING

Cehave nv is in Nederland één van de
grootste ondernemingen gericht op de
agrarische sector. De hoofdactiviteiten
zijn ondergebracht in de branchegroepen
veevoeders, pluimvee en agrarische en
technische goederen.
De overige activiteiten omvatten onder
meer groothandel en retail. Het (ot^e
personeelsbestand omvat circa ZÊ^
medewerkers.

Behorend tot Cehave nv

ALGEMEEN

Kwaliteit leidt tot rendement. Dat geldt
al meer dan 80 jaar voor Cehave-voe-
ders en zeker ook voor de voorlichting
die Cehave haar afnemers geeft. Voor
Cehave pluimvee irrtigratie, Goossens,
Interbroed en Zuiderhoef zoeken wij een
(m/v) pluimvee dierenarts.

DE FUNCTIE

U gaat zich bezighouden met veterinaire
begeleiding op eigen pluimveebedrijven,
preventieve gezondheidsprogramma\'s en
de kwaliteitsborging binnen de productie-
ketens van eieren en vlees. Daarnaast
geeft u algemene veterinaire ondersteu-
ning van de integratie. U doet dit op een
zelfstandige manier waarbij u teamgericht
kunt werken met pluimveespecialisten.

DE EISEN

U heeft een universitaire opleiding en
bent in het bezit van een dierenarts
diploma. U heeft affiniteit met de pluim-
veesector.

HET AANBOD ^^^

Het salaris is if)-overeenstemming met
de zwaarte van de functie. Een interes-
sante tóictie in een snel groeiende
sector binnen het Cehave concern. De
\'\'secundaire arbeidsvoorwaarden zijn zo-
els u die van een moderne onderneming
mag verwachten.

DE INFORMATIE

Inlichtingen over deze functie worden
desgewenst verstrekt door drs.
H.G. Koopman, Interbroed, telefoon tij-
dens kantooruren (0413) 38 21 52,
privé 0492-321851 of ir. P.G. Groot
Koerkamp, telefoon tijdens kantooruren
0413-382389, privé (024) 622 12 23.

De sollicitatie

Uw schriftelijke sollicitatie, onder ver-
melding van PZR4342 (zowel op brief
als envelop), kunt u binnen 14 dagen
richten aan: Cehave Voeders bv.
Postbus 200, 5460 BC Veghel.

Cehave

-ocr page 186-

Gemengde praktijk in het midden van het land zoekt op
korte termijn een

ENTHOUSIASTE
COLLEGA M/V

U zult full-time gaan werken in een team van vijf die-
renartsen. De werkzaamheden zullen zowel landbouw-
huisdieren als gezelschapsdieren betreffen. Ervaring is
niet direct vereist, algemene belangstelling, enthou-
siasme en inzet wel.

Schriftelijke sollicitaties gaarne binnen twee weken
richten aan:
DierenartsenpraktijkZaltbommel e.o..
Nieuwe Tijningen 8, 5301 DA Zaltbommel.

Gevraagd wegens vertrek collega in een gemengde
praktijk in de provincie Groningen:

DIERENARTS (M/V)

met belangstelling voor kleine huisdieren, maar ook
inzetbaar voor grote huisdieren.

Sollicitaties graag binnen 14 dagen aan:

Dierenartsenpraktijk Bedum-Middelstum-Warffum,
Onderdendamsterweg 1,9989 TG Warffum.

Kliniek

Gezelschapsdieren
^ Eersel

De kliniek voor Gezelschapsdieren te Eersel is een mo-
derne kliniek voor honden, katten, kleine knaagdieren en
vogels. Wij behandelen patiënten uit alle windstreken. Er
zijn momenteel vier dierenartsen en zes assistenten werk-
zaam. Extra deskundigheid is aanwezig op het gebied van
chirurgie, gynaecologie, fokkerij-begeleiding, röntgenolo-
gie, endoscopie en echoscopie.

Wij zoeken ter versterking van het team van dierenartsen
een

GEDREVEN EN ENTHOUSIASTE
PERSOONLIJKHEID (M/V).

Ervaring is niet strikt noodzakelijk. Een goede werkhou-
ding en bereidheid tot het deelnemen aan diensten is een
conditio sine qua non.

Geboden wordt een interessante en uitdagende positie in
een goed uitgeruste kliniek, waar een prettige werksfeer
heerst. Salariëring volgens standaardvoorwaarden
KNMvD.

Sollicitaties voorzien van Curriculum Vitae kunnen gericht
worden aan Kliniek voor Gezelschapsdieren, Hint 16B,
5521 AH Eersel. E-mail adres: mkdkkvg@pi.net. Gaarne
binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad.

voor

Call-Centre Nederland B.V.

voor Dierenartsen

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, medische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 4 oktober 1997 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Handboek
voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., postbus 177,1200
AD Hilversum of bellen nnet (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelmgen

Call-Centre Nederland is een dynamische onder-
neming, actief op de markt van telefonische dienst-
verlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit
moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren. |

Alle voor uw praktijk
binnenkomende
gesprekken worden
aangenomen met
uw praktijknaam en
afgehandeld volgens
uw instructies.

Wij zijn graag bereid u
- indien gewenst -
nader te adviseren over
onze mogelijkheden.

Voor meer Informatie:

Call-Centre Nederland B.V.,
Satumusstraat 51a,
7314 KM Apeldoorn.
Telefoon: 055 - 35 77 333
Telefax: 055-35 77 999.

-ocr page 187-

0

In de Lancet werd begin dit jaar een artikel gepubliceerd met de resultaten van een onderzoek naar fouten
die gemaakt werden in een (Amerikaans) opleidingsziekenhuis. Het opvallende was dat iets minder dan
de helft van de ruim duizend gevolgde patiënten het slachtoffer bleek te zijn van een verkeerde inschatting,
onjuiste handelwijze of andere fout. In een vijfde van de gevallen waren de gevolgen ernstig.
De auteurs meenden zelfs nog dat er in deze studie sprake was van onderrapportage omdat alleen overdag
werd geobserveerd en er natuurlijk altijd zaken fout gaan die niet als zodanig worden herkend.

In Mediator, het tijdschrift van de medisch-wetenschappelijke verenigingen in Nederland, werd dit artikel
met nog enkele andere onderzoeken besproken. Een deel van de fouten kan verklaard worden als gevolg
van verkeerde mondelinge en schriftelijke overdracht van gegevens, veelal bij waarnemingen. Er werd ge-
steld dat echte samenwerking organisatie vereist en dat dit soort onderzoeken aantonen dat gestructu-
reerde kwaliteitsborging noodzakelijk is, ook al wordt dit nog vaak als regelgeving en aantasting van de
eigen autonomie ervaren.

De genoemde oorzaken die tot fouten kunnen leiden zijn ook voor onze beroepsgroep herkenbaar Het ver-
slag van het symposium dat werd georganiseerd ter ere van de certificatie van de eerste acht dierenart-
senpraktijken in Nederland verstrekt over dit onderwerp meer belangrijke informatie. Met deze certifice-
ring wordt een stuk duidelijkheid verkregen hoe een veterinaire praktijk en de daar gehanteerde
werkwijzen zijn georganiseerd.

Vanzelfsprekend zal de volgende stap zijn om het werk zelfvan de dierenarts meer te professionaliseren,
zoals één van de sprekers op het symposium stelde. Investering in kennis en het op peil houden ervan was
inderdaad een veelbesproken onderwerp door de diverse sprekers. U kunt in dit interessante verslag ver-
der nog kennis nemen van de noodzaak van de diersoortspecifieke opleiding; het belang voor de dieren-
arts om veel verstand te hebben van volksgezondheidsaspecten en waarom men van de dierenarts ver-
wacht dat deze bevordert dat ieder een vegetariër wordt!

Met de hiervoor veelbepleite nascholing zit u, op vrijwillige basis, in deze aflevering van het Tijdschrift
verder wel goed. In een artikel en een verslag wordt u over een aantal belangrijke aspecten van uierge-
zondheid hij het rund weer bijgepraat, terwijl een aantal voor de landbouwhuisdierenpraktijk van belang
geachte virusziekten de revue passeren in het verslag van het symposium bij het afscheid van dr C.
Terpstra bij het ID-DLO in Lelystad.

Voor de gezelschapsdierenpractici onder u worden er meerdere interessante lustrumcongressen aange-
kondigd met praktijkgerichte programma \'s die de moeite waard zijn. Tijdig opgeven als deelnemer is ech-
ter vereist, wacht daarom niet te lang met het lezen van dit tijdschrift.

De Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 188-

I i^^r-

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 532-40

DE MELKMACHINE NADER BEKEKEN

C.J.A.M. de Koning^J.D.H.M. Miltenburg3, J.H. van Vliet^ en
T.J.G.M. Lam^

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

Machinaal melken heeft in de afgelopen decennia een
stormachtige ontwikkeling gekend. De relatief eenvou-
dige melkinstallatie zoals die aan het eind van de vorige
eeuw werd ontwikkeld, is nu een complexe installatie die
snel en efficiënt de melk uit de uier verwijdert. Het be-
lang van een goed functionerende melkinstallatie staat
onomstotelijk vast, zowel voor wat betreft melkkwaliteit
en uiergezondheid. In dit artikel wordt een overzicht ge-
geven van de werking van de melkinstallatie en in het
bijzonder die onderdelen die in nauw contact met de koe
staan. Centraal hierbij staat de tepelvoering, het enige
directe contact tussen installatie en koe. Beschreven
wordt op welke wijze de tepelvoering functioneert en de
gevolgen daarvan voor het melken. Ingegaan wordt op
de instellingen van de pulsator, de vacuümvariaties die
ontstaan bij het melken en het effect ervan op de bewe-
ging van de tepelvoering. Tevens wordt aandacht be-
steed aan het onderhoud van de melkinstallatie.

SUMMARY

The mechanics of machine milking

Machine milking has changed enormously in the past decades. The simple
milking machine developed al ihe end qflhe nineleenth century has become
a complex appliance which removes milk from the udder in a fast and effi-
cient way. There is no doubt about the importance of a well functioning
milking machine as regards milk quality and udder health. This article re-
views the literature on the basic mechanics of machine milking, with spe-
cial emphasis on the action of the cluster during milking. The movement of
the teat cup liner is particularly important in influencing the efficiency of
milk extraction and udder health. Therefore .special attention is paid to the
operation of the liner, how it works, and how the opening and closing of the
liner affects the milking process. The functioning of the pulsator. the va-
cuum fluctuations occurring during milking, and the effect of these fluctu-
ations on the opening and closing of the liner are discussed. The mainte-
nance of the milking machine is also described.

INLEIDING

De vraag naar machinaal melken ontstond in het midden van
de vorige eeuw door het tekort aan arbeidskrachten in de
landbouw. De eerste pogingen om het arbeidsintensieve
handmelken te vervangen, bestonden uit het inbrengen van
canules in de speen om de melk te laten afvloeien (8, 13).
Bloedingen, speenkneuzingen en onhygiënisch werken ver-
oorzaakten hierbij echter veel problemen. Aan het eind van

\' Praktijkonderzoek Rundvee. Schapen en Paarden (PR). Runderweg 6. 8219 PK.
Lelystad.

^ Correspondentie-adres m.h.t. manuscript: Ing. C. de Koning. Praktijkonderzoek

Rundvee, Schapen en Paarden (PR). Runderw eg 6. 8219 PK Lelystad.
^ Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 4. 5280 AA Boxtel.
Faculteit der Diergeneeskunde. Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplan-
ting. Universiteit Utrecht. Postbus 80151. 3508 TD Utrecht.

de 19® eeuw ontstond het idee om vacuüm (onderdruk) toe te
passen. Het vacuüm werd opgewekt met hand-, voet- of
stoomkracht. Het continue zuigen aan de spenen leverde
echter ook de nodige problemen op. De uitvinding van de
pulsator (drukwisselaar), waarmee een pulserend vacuüm
werd opgewekt, gaf een flinke verbetering. De definitieve
doorbraak van het machinaal melken kwam aan het eind van
de negentiende eeuw met de ontwikkeling van de tepelhou-
der, waarbij een rubberen tepelvoering werd gemonteerd in
een metalen beker. De ruimte tussen voering en beker, ook
wel pulsatieruimte genoemd, werd in verbinding gebracht
met de pulsator. Dit principe is sindsdien niet meer gewij-
zigd. Het duurde echter tot de vijftiger jaren voordat in
Nederland het machinaal melken een grote vlucht nam.
Heden ten dage maken vrijwel alle melkveehouders gebruik
van een melkinstallatie. In de laatste decennia is de melkma-
chine sterk geëvolueerd tot een complexe melkinstallatie
voorzien van vacuüm-, melk- en spoelleidingen, elektroni-
sche pulsatiesystemen, automatische afneemapparatuur,
elektronische koeherkenning, sensoren voor productie- en
gezondheidsbewaking en andere elektronica. Op een be-
perkt aantal bedrijven wordt gewerkt met een automatisch
melksysteem, de melkrobot, waarbij ook het aansluiten van
het melkstel automatisch plaatsvindt. In het literatuurover-
zicht over melkwinning en uiergezondheid wordt regelmatig
verwezen naar de werking van de melkmachine. In dit ach-
tergrondartikel wordt nader ingegaan op het functioneren
van de melkinstallatie.

DE MELKINSTALLATIE

Melkinstallaties kunnen onderverdeeld worden in diverse
typen (Figuur I). De melkmachines van het emmertype wer-
den vooral in de jaren \'50 en \'60 en nu nog in een aantal
grupstalbedrijven toegepast. Hierbij wordt de melk van elke
koe apart opgevangen in een emmer of vat. Emmerinstal-
laties worden op veel bedrijven nog gebruikt voor het mel-
ken van zieke of pas afgekalfde dieren en zijn vaak berucht
om de slechte werking door achterstallig onderhoud.
Melkmachines van het melkleidingtype kunnen zowel in
grupstallen als in doorloopmelkstallen worden toegepast
(hoogliggende, respectievelijk laagliggende melkleiding).
Andere typen zijn de melkmachines met melkmeetglazen en
de melkmachines met gescheiden transport van melk en
lucht. Kenmerkend voor de laatste drie typen is dat de melk
via een melk- of melktransportleiding naar de melkopvang-
eenheid wordt afgevoerd. Deze bestaat uit een luchtafschei-
der met overloopbeveiliger, een melkpomp en een perslei-
ding waarin een filter is opgenomen. Vanuit de
melkopvangeenheid wordt de melk in de melkkoeltank ge-
pompt en vervolgens gekoeld. De melkmachine bestaat uit
een groot aantal onderdelen die ter plaatse worden gemon-
teerd tot een complete melkinstallatie. Een stelsel van va-
cuüm- en melkleidingen draagt zorg voor de afvoer van
lucht en melk. De diverse typen melkinstallaties beschikken
deels over dezelfde onderdelen. De belangrijkste onderdelen
worden hierna kort besproken.

-ocr page 189-

fTphfTA —-

•«utMOO* MlkMatalat

U O\'"

■ laetPOMtor

\'llt«rnoua«r
Helknachlne net nelkneetglazen

r«Qulat*ur rn ^vicuu«Mt«r

•i»
co<*

(S

Figuur 1. De verschillende typen melkinstallaties.
Vacuümpomp

Melkinstallaties werken doorgaans met een onderdruk (=va-
cuüm) van 40 tot 50 kPa. Het vacuüm wordt geleverd door de
vacuümpomp en via een stelsel van leidingen kan men op de
gewenste plaats hierover beschikken. De vacuümregulateur
zorgt ervoor dat het vacuüm op het gewenste niveau wordt
gehouden. Met de vacuümmeter kan men de vacuümhoogte
atlezen. Om te beoordelen of een vacuümpomp voldoende
capaciteit heeft, is het begrip reservecapaciteit ingevoerd
(1,2,14,16). De reservecapaciteit is de hoeveelheid lucht die
ingelaten kan worden bij een installatie in werking, tot het
vacuüm 2 kPa beneden het bedrijfsvacuüm is gedaald. In ta-
bel 1 is de reservecapaciteit voor enkele installaties aangege-
ven. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen zelf-
sluitende en niet zelfsluitende melkklauwen.

Tabel 1. De reservecapaciteit bij verschillende melkinstallaties in 1 /min.

Melkstel

Het melkstel bestaat uit de melkklauw met vier tepelhouders
en de nodige slangen voor de afvoer van lucht en melk. De
pulsator zorgt voor het openen en sluiten van de tepelvoerin-
gen. De combinatie van vacuüm en het openen en sluiten van
de tepelvoeringen draagt zorg voor de melkverwijdering uit
de uier. Via een slang wordt de melk vanuit de melkklauw
met behulp van lucht (luchtinlaat) getransporteerd naar een
melkemmer, melkmeetglas of melkleiding. Hierbij treedt
weerstand op, afhankelijk van de slanglengte en het hoogte-
verschil. Het vacuüm in het melkstel, ook wel melkvacuüm
genoemd, zal dalen ten opzichte van het vacuüm in de melk-
installatie, ook wel bedrijfsvacuüm genoemd. Dit is ook de
reden dat in de verschillende typen installaties verschillende
vacuümhoogten worden gehanteerd (Tabel 2). Bij installa-
ties met een gescheiden transport van melk en lucht wordt de
melk niet met behulp van een luchtinlaat in de klauw afge-
voerd, maar uitsluitend door het drukverschil tussen klauw
en melkleiding. Het melkvacuüm bedraagt circa 40 kPa en
de melk wordt door een hoog transportvacuüm van circa 70
kPa zonder luchtinlaat afgevoerd. De melkklauw is voorzien
van een vlotterconstructie, waardoor melkvacuüm en trans-
portvacuüm worden gescheiden.

Hulpapparatuur

Met name in de grotere melkstallen vergen de diverse hande-
lingen veel tijd en aandacht van de melker. Uit het oogpunt
van arbeidsbesparing en of arbeidsverlichting kunnen aller-
lei technische hulpmiddelen worden toegepast (13,15).
Bekende voorbeelden hiervan zijn de melkstopapparatuuren
de afneemapparatuur. In de grotere melkstallen draagt met
name afneemapparatuur sterk bij aan een capaciteitsverho-
ging van de melkstal. Tevens draagt dergelijke apparatuur
bij aan arbeidsverlichting voor de melker. In de grotere
melkstallen met meer dan twaalf melkstellen biedt het auto-
matisch openen en sluiten van hekken en het automatisch
verstrekken van krachtvoer perspectieven. Elektronische
melkmeters kunnen de melker nauwkeurige informatie over
de productie van de koeien verstrekken. Eventuele afwijkin-
gen in de productie kunnen snel gesignaleerd worden. De
modeme elektronica biedt de melker ook mogelijkheden om
een deel van de voorbehandeling over te nemen. Nadat de
spenen gereinigd zijn en het melkstel is aangesloten, stimu-
leert de speciale pulsator de spenen totdat de melkstroom op
gang komt. Ook kan de pulsatiecurve aangepast worden aan

Melkleidinginstallaties Emmerinstallaties

Met afsluiter in melkklauw Zonder afsluiter in melkklauw Met afsluiter in melkklauw Zonder afsluiter in melkklauw

Aantal melkstellen

210
260
360

130
180
280

2

4
g

12
16
20

260
320
440
520
560
600

460
520
640
720
760
800

Tabel 2. Toegepaste vacuümhoogte bij diverse typen melkinstallaties.

Vacuümhoogte

Type installatie

hoogliggende melkleiding
installatie met melkmeetglazen
laagliggende melkleiding

48-50 kPa
45-47 kPa
40-44 kPa

-ocr page 190-

de melksnelheid van de koe. In een onderzoek naar het effect
van deze apparatuur op de melkafgifte en het melkproces,
bleek de machinemelktijd, hoewel niet significant, korter te
worden (29). Nader onderzoek op dit gebied is echter ge-
wenst om tot een definitief oordeel te komen over dergelijke
apparatuur.

DE PULSATGR

De pulsator, ook wel drukwisselaar genoemd, zorgt voor het
periodieke openen en sluiten van de tepelvoering. Deze be-
weging komt tot stand door de pulsatieruimte van de tepel-
houder (Figuur 2) afwisselend in verbinding te brengen met
vacuüm en met buitenlucht. Om dit proces tot stand te kun-
nen brengen, beschikt de pulsator over drie verbindingen,
namelijk met de buitenlucht, met het vacuüm en met de pul-
satieruimten van de tepelhouders. Het principe van de pulsa-
tor berust op een klep die ten opzichte van de genoemde ver-
bindingen twee standen kan innemen, zodat de verbinding
pulsatieruimte-vacuüm of de verbinding pulsatieruimte-bui-
tenlucht tot stand wordt gebracht. De klep kan door vacuüm
of door een elektromagneet worden aangedreven. In dit laat-
ste geval spreken we van elektromagnetische pulsators. Een
pulsator kan simultaan (alle vier tepelhouders gelijktijdig in
dezelfde fase) of alternatief werken (links en rechts niet ge-
lijktijdig in dezelfde fase). In de praktijk worden veelal alter-
natieve pulsators toegepast. Uitgevoerd onderzoek naar de
verschillen tussen simultane en alternatieve pulsators voor
wat betreft het melken en de uiergezondheid, geeft een lichte
voorkeur te zien voor alternatieve pulsators (15,20).

Ophouw van de pulsatiecurve

In de pulsatiemimte van de tepelhouders heerst beurtelings
vacuüm en atmosferische druk. Het wegzuigen van lucht en
het laten toestromen van lucht vergt enige tijd. Deze perio-
den vormen de overgangsfasen. Het drukverloop in de pulsa-

Figuur 2. Doorsnede van de tepelhouder.

tieruimte kan in een curve (Figuur 3) worden weergegeven.

De pulsatiecyclus bestaat uit vier fasen:

a-fase = de overgangsfase van atmosferische druk

naar vacuüm;
b-fase = de stationaire vacuümfase;
c-fase = de overgangsfase van vacuüm naar atmosferische
dmk;

d-fase = de stationaire atmosferische fase.

50/50 55/45 60/40 65/35 70/30 75/25

Z/R-verhouding

Figuur 4. Instelmogelijkheden van een pulsator [P/min en Z/R - verhou-
ding) volgens ISO - normen.

Klawmaal piisattevacuüm

^--

4kPa

4kPa
\'Atmosferische dmk

1 .n

b

e \'

d

TIK)

Figuur 3. De opbouw van de pulsatiecurve.

Om de pulsatiecurve te analyseren zijn internationale afspra-
ken gemaakt (2,14,16). De duur van een fase kan zowel in ms
als in % van de pulsatiecyclus worden weergegeven. De
zuigslag bestaat uit de a- en b-fase. De rustslag uit de c- en d-
fase. De zuig-rustslagverhouding wordt weergegeven als
(a b):(c-^d).

Instelling pulsatiecurve

Het is moeilijk aan te geven hoe de optimale pulsatiecurve er
uit moet zien. Wel zijn minimumeisen gesteld aan de op-
bouw van de pulsatiecurve (1, 14). Zo moet de b-fase mini-
maal 30% (300 ms) van de pulsatiecyclus bedragen. De d-
fase moet minimaal 15% (150 ms) bedragen. Voor de b-fase
en de d-fase wordt in de praktijk vaak een bovengrens van
500 tot 550 ms, respectievelijk 300 ms gehanteerd (16). De
onkantheid, het verschil in zuigslag tussen de twee uitgangen
van een alternatieve drukwisselaar, mag niet meer dan 5%
bedragen van de cyclustijd van de pulsatiecurve. Ook tussen
de zuigrustslagverhoudingen van de diverse melkstellen mo-
gen de verschillen niet groter zijn dan 5%. Een slecht func-
tionerende drukwisselaar heeft tot gevolg dat de tepelvoe-
ring niet op de juiste wijze opent en sluit. Dit kan \'blauwe\'
spenen (bloedstuwing) en sterke vereelting (\'uitstulpen\')
van de slotgaten veroorzaken. Ook kunnen koeien lastig zijn

-ocr page 191-

tijdens het meltcen. Voor de a- en c-fasen zijn internationaal
geen normen gedefinieerd, maar de lengte van deze beide fa-
sen ligt doorgaans tussen 10 en 20% van de pulsatiecyclus.
De meest gewenste instelling van een pulsator is afhankelijk
van de melkinstallatie, de bedrijfsvacuümhoogte, het type te-
pelvoering en de melkbaarheidseigenschappen van de vee-
stapel. Het aantal pulsaties bedraagt doorgaans 50 tot 60 per
minuut en de opbouw moet voldoen aan de bovenstaande
normen. Dit geeft een groot scala aan instelmogelijkheden,
zoals uit figuur 4 blijkt.

In de praktijk leeft de gedachte dat een verhoging van het
aantal pulsaties resulteert in sneller melken. Uit onderzoek
blijkt echter dat het aantal pulsaties vrijwel geen invloed
heeft op de melksnelheid (23). Voor wat betreft de zuig/rust-
verhouding worden in de praktijk waarden tussen 50:50 en
75:25 toegepast. In tegenstelling tot het aantal pulsaties per
minuut heeft de zuig/rustverhouding wel invloed op de
melksnelheid (13,20,30). Met name de pulsators met een
zuig/rustverhouding van 50:50 staan bekend als langzaam
melkend. Bij een verruiming van de zuig/rustverhouding zal
de b-fase van de pulsatiecurve langer worden ten koste van
de d-fase, doordat de overgangsfasen a en c in absolute tijd
gezien vrijwel gelijk blijven. De laatste jaren wordt vooral
gemolken met een zuig/rustverhouding van 60:40 tot 65:35.

kg namelk j 0,5

0,4

0,3

0,2

Bij installaties met een laagliggende melkleiding worden
vaak ruimere verhoudingen gehanteerd. Uit figuur 5 is af te
leiden dat bij toepassing van een lager bedrijfsvacuüm, zoals
doorgaans het geval is bij laagliggende melkleidingen, een
pulsator met een ruime zuig/rustverhouding moet worden
toegepast om voldoende snel te kunnen melken. Ruimere
zuig/rustverhoudingen geven vooral bij een hoog vacuüm
meer namelk (Figuur 5), de melkinstallatie melkt niet goed
uit. De mate waarin dit voorkomt wordt sterk beïnvloed door
het type tepelvoering.

DE TEPELVOERING

De tepelvoering bestaat uit de stootrand, de schacht en het
korte melkslangetje. Bij het monteren van een tepelvoering
in de beker ontstaat een holte tussen voering en beker, de zo-
genaamde pulsatieruimte (Figuur 2), die via de pulsatieslan-
gen in verbinding staat met de pulsator.

Een tepelvoering is gemaakt van rubber. Eén van de belang-
rijkste eigenschappen van rubber is dat het materiaal elas-
tisch is en na vervorming weer snel in de oorspronkelijke
vorm terugkomt. Deze eigenschap is met name voor tepel-
voeringen van belang, omdat deze 50 a 60 keer per minuut
openen en sluiten. Tegenwoordig zijn verreweg de meeste
tepelvoeringen gemaakt van synthetisch rubber. Dit rubber
gaat in vergelijking met natuurlijk rubber langer mee, ver-
toont minder slijtage, is gemakkelijker te reinigen en is rela-
tief goedkoop. De laatste jaren worden ook voeringen van si-
liconen op de markt gebracht. Hoewel er tot nu toe weinig
ervaring mee is, mag verwacht worden dat de levensduur van
siliconen tepelvoeringen langer is dan die van synthetisch
rubber (7).

Tepelvoeringen kunnen onderscheiden worden in één- en
tweedelige tepelvoeringen. Bij de tweedelige tepelvoeringen
wordt de tepelvoering en het korte melkslangetje met behulp
van een doorzichtig trechtertje als één geheel in de beker ge-
monteerd. Gewoonlijk wordt de tepelvoering met een be-
paalde spanning in de beker gemonteerd. Om een minimale
spankracht te behouden, wordt een tepel voering vaak na en-
kele weken gebruik \'doorgetrokken\'. Een fout die nogal eens
gemaakt wordt bij het wisselen van tepelvoeringen is het
\'gedraaid\' monteren van de tepelvoering, waardoor de tepel-
voering niet goed kan openen en sluiten. Om dit te voorko-
men zijn op de tepelvoering kleine markeringen aange-
bracht.

De belangrijkste eisen die aan tepelvoeringen worden ge-
steld hebben te maken met het melken (6, 13, 15).
Tepelvoeringen moeten voldoende snel melken, moeten
weinig of geen lucht zuigen (linerslip) tijdens het melken en
moeten zo volledig mogelijk uitmelken. Belangrijke aspec-
ten hierbij zijn de diameter van de tepelvoering in relatie tot
de speendiameter en de vorm van de stootrand (kop) van de
tepelvoering. Als de diameter van de speen vrijwel overeen-
komt met die van de tepelvoering, zal tijdens het melken de
speen tegen de tepelvoeringwand liggen. In die situatie zal
het vacuüm in de stootrandruimte erg laag zijn, hetgeen gun-
stig is voor het in stand houden van de bloedcirculatie in de
speen tijdens het melken. Op het moment dat het betreffende
kwartier uit is, worden de afmetingen van de speen echter
kleiner. De speen kan de beweging van de voering niet lan-
ger volgen en het vacuüm in de stootrandruimte zal in korte
tijd sterk oplopen. De tepelvoering kruipt op en de stootrand-
ruimte kan de overgang van tepelholte naar boezem afslui-
ten. Het uitmelken wordt dan sterk bemoeilijkt. Bij wijde te-
pelvoeringen zal dit verschijnsel al veel sneller kunnen
optreden, waardoor de melksnelheid afneemt (13, 20). Het
resultaat is een duidelijk zichtbare zwelling aan de speenba-
sis en in een aantal gevallen kan weefselzwelling ontstaan,
gecombineerd met gezwollen speenpunten met rood en
blauw verkleurde verdikkingen. De speenpunten zijn pijnlijk
en doorgaans gaan deze verschijnselen gepaard met een las-
tig gedrag van de koe. Hoewel nauwere tepelvoeringen soms
wat langzamer melken, zijn deze in het algemeen te prefere-
ren boven tepelvoeringen met een ruime schachtdiameter.

De levensduur van de tepelvoering

De tepelvoering wordt vrijwel altijd onder spanning gemon-
teerd in de tepelhouder. Na verloop van tijd treedt elastici-
teitsverlies op in de voering. Hierdoor zal het openen en slui-
ten van de tepelvoering minder optimaal verlopen, wat
vooral gekenmerkt wordt door wat later openen en iets eer-
der sluiten, soms in combinatie met minder volledig openen.
Bij het vervangen van oude tepelvoeringen is te zien dat de
oude voering soms wel een centimeter langer is geworden. In
de praktijk worden tepelvoeringen in het algemeen tussen de
acht en 12 maanden vervangen. Dat dit in een groot aantal

-ocr page 192-

gevallen niet toereikend is, blijkt uit tabel 3. De levensduur
van tepelvoeringen wordt sterk bepaald door het aantal mel-
kingen. Een tepelvoering met een levensduur van 2500 mel-
kingen kan afhankelijk van het aantal koeien per melkstel
circa vier tot ruim negen maanden gebruikt worden (17). Met
name in de open melkstallen, maar ook in grupstallen, wor-
den relatief veel koeien per melkstel gemolken. De vervan-
gingstermijn van tepelvoeringen moet meer dan tot nu toe
het geval is, afgestemd worden op de gebruiksintensiteit en
dus de te verwachten levensduur. De levensduur van een te-
pelvoering (aantal melkingen) moeten worden aangegeven
door de leverancier.

De beweging van de tepelvoering

Bij het melken met de machine kunnen de spenen niet lang-
durig aan vacuüm worden blootgesteld. Het onafgebroken
zuigen zal de vocht- en bloedcirculatie in het speenweefsel
ernstig belemmeren, wat resulteert in harde en rode speen-
punten (12, 13). Bij de huidige melkmachines wordt het zui-
gen regelmatig onderbroken door de werking van de pulsa-
tor, waardoor de tepelvoering opent en sluit. Een gesloten
tepelvoering oefent een klemdruk uit op de speenpunt, die de
gevolgen van het zuigen tijdens de geopende stand min of
meer opheft. Daarnaast vormt de beweging van de tepelvoe-
ring een prikkel voor de oxytocineproductie en het opgang
houden van de melkafgifte (13). Het proces van openen en
sluiten van de tepelvoering komt tot stand door de optre-
dende drukverschillen tussen de speenruimte en de pulsatie-
ruimte van de tepelhouder. Hoewel de opbouw van de pulsa-
tiecurve primair bepalend is voor de beweging van de
tepelvoering, kunnen de vacuümvariaties die tijdens het mel-
ken in de speenruimte optreden de beweging van de voering
sterk beïnvloeden.

VACUÜMVARIATIES TIJDENS HET MELKEN
Bij goed functionerende melkmachines is het bedrijfsva-
cuüm constant. Dit geldt echter niet voor het melkvacuüm
onder de speen. Door de beweging van de tepelvoering en de
afvoer van de melk ontstaan volumeveranderingen in de
speenruimte onder de speen. De bij het melken optredende
vacuümvariaties kunnen onderverdeeld worden in de zoge-
naamde langzame vacuümvariatie, de cyclische en de onre-
gelmatige vacuümvariaties (13,15,16,20).

De langzame vacuümvariatie

De langzame vacuümvariatie is in feite het drukverlies dat
ontstaat tijdens het transport van melk vanuit de melkklauw
naar de melkleiding of het melkmeetglas. Deze vacuümda-
ling heeft een vrijwel lineair verband met de melksnelheid.
De langzame vacuümvariatie omvat dan ook de gehele melk-
tijd van de koe. Direct na het aansluiten, als de melksnelheid
nog laag is, is deze vacuümvariatie vrij klein. Tijdens de pe-
riode van maximale melksnelheid is deze langzame vacuüm-
variatie het grootst. Aan het eind van het melken, als de
melksnelheid weer afneemt, is de vacuümdaling weer klei-
ner. De grootte van de langzame vacuümvariatie wordt ver-
der beïnvloed door de opvoerhoogte van de melk, de luchtin-
laat in de klauw, de diameter en de lengte van de lange
melkslang en de in de lange melkslang opgenomen huipap-
paratuur, zoals indicatoren en melkproductiemeters. De in-
houd van de melkklauw blijkt vrijwel geen invloed te hebben
op de hoogte van de langzame vacuümvariatie (22). Met be-
hulp van de modeme pulsatietestapparaten zoals die door on-
derhoudsmonteurs worden toegepast, kan de langzame va-
cuümvariatie snel en nauwkeurig worden bepaald (16). De
resultaten kunnen hierbij ook grafisch worden weergegeven.
In figuur 6 is het verloop van de langzame vacuümvariatie
tijdens het melken af te lezen. De langzame vacuümvariatie
heeft voor zover bekend geen nadelige invloed op de uierge-
zondheid, maar beïnvloedt wel de beweging van de tepel-
voering.

Tabel 3. Maximale gebruiksduur tepelvoering in dagen bij verschillende melkstaltypen, uitgaande van een levensduur van de tepelvoering van 25CXII mel-
kingen (inclusief bijbehorende reinigingen).

Type melkstal
Aantal melkstellen

Grupstal
3

Visgraat
8

Open

(tandem)

6

Visgraat
12

Visgraat
16

30 koeien

125

333

250

50 koeien

75

200

150

300

-

80 koeien

-

125

94

187

250

120 koeien

-

-

-

125

167

Cyclische vacuüm variaties

Door het openen en sluiten van de tepelvoering ontstaan tij-
dens de pulsatiecyclus vacuümvariaties. Bij deze periodieke
beweging verandert de inhoud van de speenruimte. Door de
volumeveranderingen ontstaan gelijktijdig met de drukwis-
selingen van de pulsator vacuümvariaties in de speenniimte.
De grootte van deze cyclische vacuümvariaties wordt vooral
bepaald door de melksnelheid, de inhoud van de speen-
ruimte, de diameter van de korte melkslang en de werking
van het drukwisselingsysteem (22). Naarmate de melksnel-
heid toeneemt, zullen de cyclische vacuümvariaties (Figuur
6) ook groter worden. De diameter van de korte melkslang en
de vullingsgraad van de tepelvoering aan het einde van de
zuigslag zijn eveneens belangrijke factoren voor de grootte
van deze vacuümvariaties. Een vlotte \'gestroomlijnde\' af-
voer vanuit de tepelvoering voorkomt grote cyclische va-
cuümschommelingen. Bij een simultaan werkend drukwis-
selingssysteem zijn de cyclische vacuümvariaties beduidend

-ocr page 193-

groter dan bij een alternatief werkend pulsatiesysteem. Wel
zijn er bij een alternatief systeem twee maal zo veel vacuüm-
variaties als bij een simultaan drukwisselingssysteem. Grote
cyclische vacuümvariaties kunnen onder bepaalde omstan-
digheden de kans op transport van bacteriën van het ene
kwartier naar het andere bevorderen (23).
Bij grote cyclische vacuümschommelingen kan ook het ver-
schijnsel speenwassen optreden; de speen wordt omspoeld
door melk, waarbij bacteriën van de speenhuid worden mee-
genomen. Een ruime korte melkslang, een alternatief wer-
kend drukwisselingssysteem, een vlotte melkafvoer en der-
gelijke zijn factoren die de cyclische vacuümvariaties
behoorlijk kunnen reduceren. Bij te diepe uiers kunnen de
korte melkslangetjes vrij snel gedeeltelijk afgeklemd wor-
den, waardoor de cyclische vacuümvariaties groter worden.
Het is goed mogelijk om deze vacuümvariaties te meten met
behulp van de eerdergenoemde pulsatietestapparatuur (16).

Onregelmatige vacuümvariaties

De belangrijkste oorzaak van het optreden van onregelma-
tige en plotselinge vacuümvariaties in een melkinstallatie is
het toelaten en/of aanzuigen van lucht (Figuur 6). Dit kan
vooral optreden bij het onzorgvuldig aansluiten en afnemen
van het melkstel. Daamaast moet machinaal en het onder va-
cuüm afnemen van een melkstel worden voorkomen. Deze
onregelmatige vacuümvariaties worden vaak in verband ge-
bracht met de overdracht van bacteriën van besmette naar ge-
zonde kwartieren en het ontstaan van nieuwe infecties (13,
18). Vooral aan het eind van het melken leveren deze va-
cuümvariaties de nodige risico\'s doordat eventuele pathoge-
nen die in het tepelkanaal terechtgekomen zijn, niet meer uit-
gespoeld worden. Deze plotseling optredende vacuüm-
variaties kunnen in het melkstel een sterke vacuümdaling
veroorzaken. Als dit verschijnsel optreedt op het moment dat
een andere tepelvoering opent, zal de ingelaten lucht met
grote snelheid aangezogen worden. Tijdens experimenten
zijn luchtsnelheden gemeten van 20 m/s. Dit verschijnsel
wordt ook wel aangeduid met de term \'impacts\'. Om impacts
zoveel mogelijk te voorkomen moet aandacht geschonken
worden aan een juiste aanleg en werking van de melkma-
chine, de toepassing van tepelvoeringen die weinig of geen
lucht zuigen, eenjuiste gewichtsverdeling van het melkstel,
het weglaten van machinaal namelken en het vermijden van
onder vacuüm afnemen van het melkstel. Doordat deze va-
cuümvariaties onregelmatig en plotseling optreden, zijn ze
moeilijk te meten. De plaatsing van een schildje tussen tepel-
voeringschacht en korte melkslang kan de speen effectief te-
gen impacts beschermen (10, II).

Een ander mechanisme is het optreden van RPG\'s (Reverse
Pressure Gradients). Bij een plotselinge luchtinlaat is het
mogelijk dat in het tepelkanaal gedurende korte tijd een ho-
ger vacuüm heerst dan onder de tepelpunt. Deze dmkver-
schillen kunnen oplopen tot zeven kPa (9,26). Hierbij is het
mogelijk dat bacteriën vanaf de tepelhuid worden getrans-
porteerd in het tepelkanaal. De maatregelen om dit ver-
schijnsel te voorkomen zijn vrijwel gelijk aan die genoemd
bij impacts.

MELKSTRGÜMTIJD

In de praktijk leeft vaak de gedachte dat de beweging van de
tepelvoering (openen en sluiten) gelijk opgaat met de pulsa-
tiecurve. Op basis van dit idee worden door voorlichters of
onderhoudsmonteurs soms zeer strikte normen gehanteerd
voor de opbouw van de curve, die ver uitgaan boven de eer-
der genoemde ISO-normen (1, 14). Soms worden ook speci-
fieke eisen gesteld aan de lengte van de a- en c-fase van de
curve. De opbouw van de pulsatiecurve zegt echter weinig
over de beweging van de tepelvoering. De beweging van de
tepelvoering is het resultaat van een ingewikkelde interactie
tussen de koe, de vacuümniveau\'s in de pulsatie- en de
speenruimte van de tepelhouder en het materiaal van de te-
pelvoering.

Uit röntgenwaamemingen bleek dat de melkstroom op gang
komt even voor het moment dat de tepelvoering half geo-
pend is en dat de melkstroom stopt kort nadat de lepelvoe-
ring de halfgesloten stand weer heeft bereikt (3, 18). Deze
tijd van half open tot half dicht wordt de melkstroomtijd ge-
noemd. Uit het onderzoek bleek dat het openen en het sluiten
van de tepelvoering plaatsvindt in een fractie van een se-
conde (20-30 ms) en een gevolg is van het dmkverschil tus-
sen de speen- en pulsatiemimte, de elasticiteit van het tepel-
voeringmateriaal en de spanning waarmee de tepelvoering in
de beker is gemonteerd.

Het openen van een tepelvoering vindt plaats op het moment
dat het pulsatievacuüm bijvoorbeeld nog 8 kPa lager is dan
het op dat moment in de speenruimte heersende vacuüm
(Figuur 7). Afhankelijk van de vacuümvariaties in de speen-
ruimte, zal het openen van de tepelvoering meestal ergens
aan het eind van de a-fase of het begin van de b-fase plaats-
vinden. Bij grote vacuümvariaties, zoals die op kunnen tre-
den bij een hoge melksnelheid, zal het vacuüm in de speen-
ruimte lager worden, waardoor het drukverschil van 8 kPa
eerder in de a-fase bereikt wordt en de tepelvoering ook eer-
der opent. Bij het sluiten van de tepelvoering treedt een ver-
gelijkbaar verschijnsel op, alleen met dit verschil dat om de
tepelvoering te sluiten een wat groter drukverschil noodza-
kelijk is van bijvoorbeeld 10 kPa. Het blijkt dat een hogere
melksnelheid gepaard gaat met een langere melkstroomtijd
(5). Dit wordt veroorzaakt doordat de langzame vacuümva-
riatie toeneemt.

Het benodigde drukverschil om een tepelvoering te openen
en te sluiten wordt sterk bepaald door het type tepelvoering,
het materiaal, de wanddikte en de elasticiteit (6,28). Priesett
(25) vond in een onderzoek op 45 bedrijven variaties van 4.8
tot 16.6 kPa in de benodigde drukverschillen om de tepel-
voering te doen sluiten. Hij concludeerde ook dat de opbouw
van pulsatiecurve de beweging van de tepelvoering beïn-
vloedt. Een korte a-fase gaf een snellere opening van de te-
pelvoering te zien. Het sluiten verloopt sneller dan het ope-
nen (20). Neijenhuis (21) vond in een onderzoek aan een
proefopstelling naar het effect van de lengte van overgangs-

-ocr page 194-

fases, dat korte overgangsfases (a- en c- fase van 8, respec-
tievelijk 6%) vergeleken met lange overgangsfases (19%
voor de a-fase, respectievelijk 15% voor de c-fase) een snel-
lere beweging van de tepelvoering veroorzaakten. Hierdoor
wordt de melkstroomtijd enigszins verlengd, maar de druk
op de speenpunt wordt groter. Het is derhalve nog niet duide-
lijk wat de optimale duur van de overgangsfases is.

Het type tepelvoering en de tijdens het melken optredende
vacuümvariaties kunnen de melkstroomtijd sterk beïnvloe-
den. Met name het materiaal van de tepelvoering, de diame-
ter en wanddikte, de elasticiteit en de spanning waarmee de
voering in de tepelbeker wordt gemonteerd, blijken de melk-
stroomtijd te beïnvloeden. Tijdens een normale gebruikspe-
riode zal een tepelvoering circa 2,5 miljoen maal openen en
sluiten. Na verloop van tijd neemt de spankracht af en ont-
staat slijtage. De tepelvoering wordt längeren de spankracht
minder (4). Het drukverschil dat dan nodig is om de tepel-
voering te laten bewegen wordt aanzienlijk kleiner, waar-
door de melkstroomtijd afneemt. Het is zelfs mogelijk dat de
voering minder snel of zelfs niet volledig opent. De melk-
stroomtijd wordt korter en de machinemelktijd zal daardoor
toenemen.

Dat vacuümvariaties een grote invloed hebben op de melk-
stroomtijd blijkt ook uit diverse ervaringen bij de renovatie
van melkstallen. Na een renovatie van de melkinstallatie,
waarbij alle onderdelen die veel weerstand veroorzaken zijn
vervangen, zijn de optredende vacuümvariaties sterk gere-
duceerd. Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat
kleine vacuümvariaties bij een gelijkblijvende instelling van
het pulsatiesysteem, de melkstroomtijd aanzienlijk kunnen
verkorten tot beneden 50%. Het meest sterk doet dit ver-
schijnsel zich voor bij de overgang van een hoogliggende
melkleiding naar een laagliggende melkleiding. Het melken
blijkt in de nieuwe situatie trager te lopen dan in de oude niet
gerenoveerde installatie. Dit probleem kan voorkomen wor-
den door een ruimere zuig/rustverhouding of een verhoogd
pulsatievacuüm toe te passen. De invloed van de onregelma-
tige vacuümvariaties op de melkstroomtijd en de beweging
van de tepelvoering is moeilijk aan te geven. Wel is duidelijk
dat deze onregelmatige vacuümvariaties het normale bewe-
gingspatroon verstoren, wat ongewenst is.

Er zijn geen normen voor de lengte van de melkstroomtijd
gedefinieerd. Op basis van melktechnisch onderzoek naar
efficiënt melken kan aangenomen worden dat de melk-
stroomtijd minimaal 50% van de pulsatiecyclus moet bedra-
gen (13,20,27). Een kortere melkstroomtijd zal resulteren in
langzamer melken en mogelijk een grotere klemdruk op de
speenpunt. Er is geen bovengrens gedefinieerd maar circa
70% van de pulsatiecyclus lijkt het maximum. Reitsma vond
dat de tepelvoering minimaal 0.33 s gesloten moet zijn per
pulsatiecyclus (27). Bij kortere periodes nam het aantal uier-
infecties sterk toe. De laatste jaren is apparatuur ontwikkeld
om de melkstroomtijd te kunnen meten. Op basis van derge-
lijk onderzoek kan meer inzicht verkregen worden in de ef-
fecten van pulsatie-instellingen op het melken.

ONDERHOUD VAN MELKINSTALLATIES
Een goed functionerende melkinstallatie is essentieel om
goed te kunnen melken. In de afgelopen decennia is veel on-
derzoek verricht naar de juiste aanleg van melkinstallaties.
De resultaten van dit onderzoek zijn verwoord in internatio-
nale technische normen, waaraan melkinstallaties moeten
voldoen (1, 2, 14). Een goed aangelegde melkinstallatie zal
na verloop van tijd door vervuiling of slijtage afwijkingen
gaan vertonen. Vaak worden deze afwijkingen niet of te laat
opgemerkt door de melker. Daarom is in Nederland in de ja-
ren zeventig het onderhoudsabonnement voor melkinstalla-
ties geïntroduceerd. Het onderhoudsabonnement wordt door
de leverancier van de melkinstallatie uitgevoerd, waarbij de
diverse onderdelen van de melkinstallatie volgens uniforme
richtlijnen worden doorgemeten en beoordeeld (14,16). In
grote lijnen ziet het onderhoudsabonnement er als volgt uit:

D^^DBS

* Het uitvoeren van een eerste meting om de technische wer-
king van de installatie, zoals die op het bedrijf wordt aan-
getroffen, te kunnen beoordelen.

* Het opsporen en aangeven van tekortkomingen.

* Het schoonmaken, bijstellen, repareren en indien nodig
vervangen van onderdelen.

* Het uitvoeren van een tweede meting om het effect van de
verrichte werkzaamheden vast te kunnen stellen.

De controle- en onderhoudswerkzaamheden worden tussen
de melktijden uitgevoerd aan een \'droge\' installatie, dit in te-
genstelling tot de zogenaamde natte metingen die tijdens het
melken kunnen worden uitgevoerd. De metingen hebben be-
trekking op de vacuümpomp, de regulateur, leklucht en
luchtverbruik van de melkstellen en diverse leidingen en de
pulsators. Tevens wordt de werking van hulpapparatuur ge-
controleerd en de toestand van rubberen verbindingen en
kleppen. De resultaten van de metingen worden vastgelegd
in het Meet- en Adviesrapport voor Melkinstallaties. Klein
onderhoud zoals het tijdig vervangen van tepelvoeringen,
lekke slangetjes, controleren oliepeil en eventueel bijvullen
en het schoonhouden van stofgaasjes zijn taken die de mel-
ker zelf kan uitvoeren.

Doormeten tijdens het melken

Het kan voorkomen dat het meet- en adviesrapport voor
melkinstallaties geen afwijkingen te zien geeft, terwijl het
melken niet optimaal verloopt bijvoorbeeld bij uiergezond-
heidsproblemen of afwijkend gedrag van de koeien. In som-
mige gevallen kan de oorzaak hiervan in de werking van de
melkinstallatie te vinden zijn. Tijdens het melken ontstaan
vacuümvariaties in de installatie. Het is bekend dat vacuüm-
variaties in de melkinstallatie een rol spelen bij de over-
dracht van mastitisbacteriën (10, 12, 13, 19, 20). Deze va-
cuümvariaties kunnen met speciale meetapparatuur worden
gemeten (14, 16). Deze metingen worden aanvullend op het
meet- en adviesrapport uitgevoerd en door de waarden te
vergelijken met referentiewaarden, kan een beoordeling van
de afvoercapaciteit van de melkinstallatie worden gegeven.
Deze metingen worden tijdens het melken uitgevoerd en
worden daarom ook wel natte metingen genoemd. Het is be-
langrijk dat deze metingen bij meerdere dieren worden uitge-
voerd om een goed inzicht te krijgen in de afvoercapaciteit
van de installatie en de werking tijdens het melken.

CONCLUSIE

Bij de melkverwijdering is sprake van een sterke wisselwer-
king tussen de melkmachine en de koe. Met name de bewe-
ging van de tepelvoering bepaalt sterk de efficiëntie van de
melkafgifte. Een tepelvoering kan ook een belangrijke rol
spelen bij het optreden van liner slip, speenpuntvereelting en
afwijkend gedrag van koeien.

De werking van de tepelvoering wordt niet alleen bepaald
door de instelling van de pulsator, maar ook door de vacuüm-

-ocr page 195-

variaties. De langzame en de cyclische vauümvariaties spe-
len tot op bepaalde hoogte een positieve rol bij het openen en
sluiten van de tepelvoering. Excessieve cyclische vacuüm-
variaties en de onregelmatige vacuümvariaties moeten wor-
den voorkomen enerzijds door hun relatie met de overdracht
van bacteriën, anderzijds door de negatieve beïnvloeding
van de werking van de tepelvoering. In de praktijk zijn ech-
ter geen praktische meetmethoden beschikbaar om de bewe-
ging van de tepelvoering tijdens het melken vast te stellen.
Een juiste aanleg van de installatie en een goed onderhoud
kunnen echter veel problemen voorkomen. Om meer inzicht
te krijgen in de werking van de melkinstallatie tijdens het
melken, kunnen natte metingen worden uitgevoerd.

LITERATUUR

1. Anonymus, Milking Machine Installations - Construction and perfor-
mance of milking machines. ISO 5707, International Organisation for
Standardisation, Paris, 1996.

2. Anonymus, Milking Machine Installations - Mechanical tests. ISO
6690. International Organisation for Standardisation, Pans, 1996.

3. Ardran GM. Kemp FH, Clough PA. and Dodd FH. Cineradiographic
observations on machine milking. Journal of Dairy Research 1958; 25:
154-8.

4 Beek-van Maanen MC. Uitrekken van de tepelvoering. Praktijk-
onderzoek 93-5, Proefstation voor de Rundveehouderij, Schapen-
houderij en Paardenhouderij, Lelystad. 1993.

5 Beek-van Maanen MC. Hogere melksnelheid bij langere melkstroom-
tijd. Praktijkonderzoek 94-5, Proefstation voor de Rundveehouderij,
Schapenhouderij en Paardenhouderij, Lelystad, 1994.

6 Butler MC, and Hillerton JE. Methods of Assessing Tcatcup Liner
Performance. Journal of Agricultural Engineering Research 1989; 44;
77-86.

7 Coombs LJ. Rubber and the Milking Machine. In Machine Milking and
Lactation. Insight Books, Berkshire 1992:213-33.

8 Dodd FH, and Hall HS. History and Development, In Machine Milking
and Lactation. Insight Books, Berkshire, 1992: 1-36.

9 Galton DM. Aneshansley DJ, Petterson LCï, Czamiecki CS, and Scott
NR. Pressure gradients across the teat canal during machine milking. In
Proceedings of Milking systems and Milking Management, North East
Agricultural Engineering Service, Pennsylvania, 1988: 114-21.

10 Griffin TK, Williams RL, Grindail RJ, Neave FK, and West-Garth DR.
Use of dellcctor shields to reduce intramammary infection by preven-
ting impacts on the teat ends of cows during machine milking. Journal
of Dairy Research 1983; 50: 397-404.

11 Grindall RJ. Effect of ball-valve milking clusters on udder disease. Vet
Ree 1987; 121:250-2.

12 Hamann J. Response of bovine teats to physical forces applied during
machine milking with regard to new infection rates. Proceedings from

the seminar Machine Milking and Mastitis, Aarhus, Denmark, 1990.

13 Haven M van der, Koning CJAM de, Wemmenhove H en Westerbeek
R. Handboek Melkwinning. Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en
Paarden (PR), 1996, Lelystad.

14 Huismans P, Koning C de. Wemmenhove H, Schuiling E, Bottema J,
Heiremans L en Huizinga G. Technische normen en aanbevelingen "96
voor melkinstallaties. Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en
Paarden (PR), 1996, Lelystad.

15 Koning CJAM de. Melkapparatuur: Aanschaf en onderhoud.
Praktijkreeks Melkveehouderij, Misset, Doetinchem, 1989.

16 Koning CJAM de. Jong WP de, Wemmenhove H en Hooijdonk A van.
Handleiding voor het doormeten van melkinstallaties. Informatie en
Kennis Centrum Veehouderij, publikatie 19, Lelystad, 1991.

17 Koning CJAM de. Openen en sluiten, de beweging van de tepelvoering.
Landbouwmechanisatie, nr9, Wageningen 1993

18 Mein GA, Thiel CC, and Akam DN. Mechanics of the teat and teatcup
liner during milking: information from radiographs. Journal of Dairy
Research 1973; 40: 179-89.

19 Mein GA. Milking machine factors related to mastitis. Proceedings
from the seminar Machine Milking and Mastitis, Aarhus, Denmark,
1990.

20 Mein GA. Action of the Cluster during Milking. In Machine Milking
and Lactation. Insight Books, Berkshire. 1992: 97-140.

21. Neijenhuis F. Druk op de speen bij korte overgangsfases.
Praktijkonderzoek 93-1, Proefstation voor de Rundveehouderij,
Schapenhouderij en Paardenhouderij, Lelystad, 1993.

22 Nordegren SA. Cyclic vacuum fluctuations in milking machines.
Dissertation, Institut fur Tierhaltung und Tierzüchtung der Universität
Hohenheim, 1980.

23 0\'Shea J. In Machine Milking and Mastitis, Bulletin of the
International Dairy Federation, 215. Bruxelles, 1987.

24 0\'Shea J, O\'Callaghan E, Meany WJ. Milking Performance and liner
design and slips. In: Proceedings, Annual Meeting, National Mastitis
Council 1983,22:4-14. Kentucky USA.

25 Priesett W. Über den Funktionszustand von Melkanlagen unter beson-
derer Berücksichtigung der Zitzengummis, Inaugural Dissertation,
Tierärtzliche Hochschule Hannover. 1983.

26 Rasmussen MD, Frimer ES, and Decker EL. Reverse Pressure
Gradients across the teat canal related to machine milking. Journal of
Dairy Science 1994; 77: 984-93.

27. Reitsma SY, el al. Effect of duration of teat cup liner closure per pulsa-
tion cycle on bovine mastitis, Journal of Dairy Science 1981; 64: 2240-
5.

28 Reit.sma SY. and Breckman DK. Measurement and analysis of milking
machine teal cup operation. Canadian Agricultural Engineering. 1985;
27:91-7.

29. Schuiling I IJ. Melkstroomgestuurde pulsatie. Praktijkonderzoek 93-1,
Proefstation voor de Rundveehouderij, Schapenhouderij en
Paardenhouderij, Lelystad, 1993.

30. Schuiling HJ, Nuninga JT en Ipema AH. Invloed in.stelling melkma-
chine bij het melken. Landbouwmechanisatie nr 5, Wageningen, 1990.

HOMÜEOPATHIE: EEN DISCUSSIE WAARD?!

Brieven aan de Redactie

Dat het al of niet erkennen van homoeopathie als een waar-
devolle aanvulling op de reguliere diergeneeskunde tot uit-
gebreide discussies kan leiden, bewijzen de reacties op het
artikel van collega Opmeer in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 januari 1997.
En dat is precies wat de Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen hoopte dat zou gebeuren. De doelstellingen van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde behelzen immers onder-
meer het aanzwengelen van discussie en het overdragen van in-
formatie ten aanzien van veterinaire onderwerpen. Het is een
goede zaak dat het TvD mimte biedt voor een discussie over
controversiële onderwerpen, collega\'s daarover doet nadenken
en er misschien van overtuigd doen raken dat er meerdere mo-
gelijkheden bestaan in het veterinaire behandelingsarsenaal.
Intrigerend in dit kader is het telefoontje dat collega Opmeer
kreeg van een \'niet homoeopathisch werkende\' dierenart-
senpraktijk die bij een veulen met een ernstige Ivomec-in-
toxicatie ten einde raad de behandeling toepaste door
Opmeer in zijn artikel beschreven.

Het veulen knapte zeer snel op tot ieders verbazing........

Zo heeft dit artikel voldaan aan de bovengenoemde doelstel-
lingen van het TvD, namelijk discussie en informatie-over-
dracht. Moge het Tijdschrift voor Diergeneeskunde in de
toekomst deze discussies blijven aangaan!

Namens de Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen, dr. Vera Baumans

-ocr page 196-

O

D.M. Lammers. SR 481/95: 21 pp.

De scriptie begint met een bespreicing van de anatomische
en histologische bouw van anus en perineaalstreek. Voorts
wordt ingegaan op de diverse ontstekingsprocessen die in
dit gebied bij de hond kunnen voorkomen. De meeste aan-
dacht wordt geschonken aan de zogenaamde perianaal fis-
tels. Deze worden gedefinieerd als chronische progressieve
processen uitwendig zichtbaar als enkele of meerdere ulcera
in de huid van het perianaalgebied. De ontstekingsproces-
sen kunnen diep penetreren. Echte fistelvorming is zelden
aanwezig.

De aandoening wordt vooral gezien bij Duitse herders waar-
bij reuen vaker zijn aangetast dan teven of castraten.

Studentenreferaten

Klinisch is de aandoening onder meer gekenmerkt door
pijn, irritatie van het perianaal gebied, tenesmus, dyschesie
en likken van het ontstekingsproces. Differentiaal diagnos-
tisch moet aan anaalzakruptuur of aan neoplasieën worden
gedacht.

Ingegaan wordt op de histopathologic van de diverse stadia
van het proces. De laesies lijken te beginnen als een ontste-
kingsreactie op een prikkel in de zona cutanea rond de anus.
Gewezen wordt op overeenkomsten met hidradenitis
(zweetklierontsteking) suppurativa bij de mens.
Als predisponerende factoren voor het ontstaan worden ge-
noemd immunologische afwijkingen, hypothyreoïdie, een
brede lage staartinplanting, de grootte van anale crypten en
andere.

Tot slot volgt een bespreking van de diverse therapieën zo-
als het geven van antibiotica, staartamputatie, cryochirur-
gie, chemische cauterisatie, elektrochirurgie en totale exci-
sie.

Ook gebruik van zalven met corticosteroïden heeft aanhan-
gers.

PERIANAALFISTELS BIJ DE DUITSE HERDER

PDDDTRDCHLEOSE EN BESLAGMAATREGELEN

/. Borshoom; SR/412/95: 33 pp.

Ieder paard is uniek en zou dienovereenkomstig bekapt en
beslagen moeten worden. Het dier moet daarom vooraf goed
bestudeerd worden waarbij onder meer gelet dient te worden
op de lichaamsbouw, de bewegingen, de hoefvorm, de kwa-
liteit van het hoorn, het gebruiksdoel en de bodemgesteld-
heid waarop moet worden gelopen c.q. arbeid moet worden
verricht.

Bij paarden met podotrochleose is curatief bekappen nood-
zakelijk voor het verkrijgen van balans in de ondervoet om
zo goed mogelijk te kunnen functioneren.
Het te gebruiken beslag moet voldoende ruim zijn en naar de
voet gemaakt worden, waarbij ook aandacht geschonken
moet worden aan het optimaliseren van de bloedcirculatie in
de ondervoet. Ook de belasting op het straalbeen moet ver-
minderd worden.

De goede resultaten die verkregen werden met een opzet in
het hoefijzer, het aanbrengen van wiggen tussen hoomwand
en hoefijzer en het gebruik van het zogenaamde egg-bar ijzer
berusten echter op empirie en worden onvoldoende onder-
bouwd door wetenschappelijk onderzoek.

DIENAREN VAN AESCULAAP EN MARS. DE MILITAIRE
DIERENARTS IN NEDERLANDS ODST-INDIË

B. A. Steltenpool; SR 525/96: 58pp.

Er wordt een overzicht gegeven van de problemen die ver-
band hielden met de oprichting, de organisatie en het laten
functioneren van de militair-veterinaire dienst in het voor-
malige Nederlands Oost-lndië.

Een en ander beslaat de periode 1814-1950.

Voorts wordt ingegaan op het dierenbestand, de ziektekun-
dige problemen die verband hielden met uitbraken van mal-
leus, de controle van osteomalacie vooral bij ingevoerde
Australische paarden en de wetenschappelijke activiteiten
van het corps dierenartsen in het leger.
Duidelijk wordt dat zij hun plaats hebben moeten bevech-
ten.

Lijsten met namen van de veterinairen, alsmede van de ac-
ties waaraan zij deelnamen completeren het geheel. De lite-
ratuuropgaven zijn uitvoerig.

-ocr page 197-

AFSCHEID VAN EEN VEELZIJDIG WETENSCHAPPER

DR. C. TERPSTRA: \'WAT IS DE ZIN VOOR DE PRAKTIJK?\'

Lelystad, 26 februari /997- Vandaag neemt het Instituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid (ID-DLO) afscheid van een veelzijdig wetenschapper, dr. C.
Terpstra (64), tevens lid van de Hoofdredactie van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.
Nog één keer is het ID-DLO even het Centraal Dier-
geneeskundig Instituut (CDI), want de feesteling steekt niet onder stoelen of
banken dat hij de fusie die geleid heeft tot de oprichting van het ID-DLO, met
lede ogen heeft aangezien.

Terpstra wordt met een symposium uitgezwaaid, naar eigen zeggen de per-
fecte manier om afscheid te nemen. Prof. dr. J. van Oirschot is dagvoorzitter.
Aan de orde komen klassieke varkenspest, een zeer actueel onderwerp, mond-
en klauwzeer, Afrikaanse varkenspest, PRRS en dierziektenbestrijding in
Europees verband. Elk onderwerp wordt toegelicht door persoonlijke beken-
den van Terpstra, allen hoog-aangeschreven wetenschappers. De rode draad:
Terpstra is een erudiet onderzoeker en neemt alleen genoegen met de hoogste
kwaliteit. Het afscheid Is overigens maar ten dele een feit. Klassieke varkens-
pest waart sinds 4 februari in volle hevigheid rond in Nederland en Terpstra is
betrokken bij de bestrijding.

Door Sophie Deleu

spreiding. Daamaast is voor de ver-
spreiding van KVP het carrier-sow-
syndrome een risico: de zeugen wor-
den niet ziek na infectie, maar geven
het virus door aan de biggen. De big-
gen kunnen na de geboorte nog weken
in leven blijven en het virus uitschei-
den.

Problemen bij de bestrijding van
varkenspest

1. Klinische verschijnselen weinig speci-
fiek

2. Grote varkensdichtheid in sommige ge-
bieden

3. Voeren van swill

4. Besmette wilde-zwijnenpopulaties

5. Identificatie en registratie niet sluitend

6. Niet-geregistreerde transporten

7. Te weinig epidemiologisch onderzoek

Berichten en verslagen

Wat is de zin voor de pralttijk? Deze
vraag stelt Terpstra keer op keer aan
jonge onderzoekers. En ook uit publi-
caties blijkt zijn praktische instelling.
Zo zeer zelfs dat iedereen, wanneer hij
over een infectieuze ziekte publiceert,
de adem inhoudt: als het al niet zover
is, dan zullen we toch zeker in de na-
bije toekomst met deze ziekte te ma-
ken krijgen. Zo is het althans gegaan
met blaasjesziekte (1975) en Afri-
kaanse varkenspest (1986).

KLASSIEKE VARKENSPEST "
De eerste spreker is prof dr. V. Moen-
nig uit Hannover. Hij spreekt over
klassieke varkenspest (KVP) en wist
bij de voorbereiding van zijn lezing
niet dat het onderwerp vandaag zo ac-
tueel zou zijn.

Pestivirussen zijn moeilijke jongens.
Het kost bijvoorbeeld maanden om een
duidelijke elektronenmicroscopische
opname van het vimsdeeltje te maken.
Een bekend gezegde in virologische
kringen is dan ook: \'Als je iemands
carrière wil mïneren, laat hem aan var-
kenspest werken.\' Maar Terpstra laat
zich niet zo snel uit het veld slaan. Op
dit gebied is hij toonaangevend.

Het voeren van keukenafvallen (in
Nederland sinds de uitbraak van Afri-
kaanse varkenspest verboden) leidde
begin dit jaar tot een uitbraak van KVP
in Paderbom (Duitsland). Het vims dat
in Nederland verantwoordelijk is voor
de huidige epidemie, is vrijwel identiek
aan dit Paderbomvims (gelet op de
volgorde van baseparen op het eerste
deel van het genoom). Vandaar het ver-
moeden dat het vims door transport in
Nederland is geïntroduceerd. Een virus-
isolaat dat vermoedelijk uit China Oos-
tenrijk is binnengedrongen, lijkt ook
zeer op het Nederlandse isolaat.
Deze resultaten laten het belang zien
van moleculair-epidemiologisch on-
derzoek en de invloed van globalise-
ring op de verspreiding van dierziek-
ten.

Het \'Ferkeltourismus\' en het vallen
van het ijzeren gordijn zijn nog steeds
erg gevaarlijk voor de dierziektenver-

r

Klassieke Vart(ensp«st

2

>2

las

11

145
1

83

12S
1

98

0

1

22

il

li

11111 i 11 i

Jur

Voor de diagnostiek van KVP zijn an-
dere pestivirussen een probleem. Deze
kunnen zeugen besmetten en bij de
biggen varkenspestachtige verschijn-
selen veroorzaken. Terpstra en dr. G.
Wensvoort pasten als eerste monoclo-
nale antilichamen toe om onderscheid
te maken tussen bovine vimsdiarree
(BVD) en varkenspest.
De moleculaire biologie heeft zonder
meer een ommezwaai betekend voor
de bestrijding van ziekten. Voor var-
kenspest is bijvoorbeeld de ontwikke-
ling van een markervaccin in een ver-
gevorderd stadium. De eerste generatie
daarvan bestaat uit een subunit vaccin,
waarbij het E2-eiwit door insectencel-
len wordt geproduceerd.
Het klinische beeld van varkenspest is
divers: acuut, subacuut, chronisch en
\'late onset\'. Het beeld wordt met name
bepaald door de vimlentie van het vi-
rus, maar ook door het ras en de leef-
tijd van het dier. Maar ook virulentie is
een relatief begrip en varieert enorm
onder de isolaten.

\'We moeten lering trekken uit de hui-
dige uitbraak,\' aldus Moennig: \'Die-
renartsen meer laten screenen op klini-
sche varkenspest, marker vaccins verder
ontwikkelen, wettelijke maatregelen af-
dwingen en de controle aan de EU-gren-
zen intensiveren.\' En: \'Er zijn steeds
minder wetenschappers met een brede
ervaring in het bestrijden van dierziek-

-ocr page 198-

\'9 9 m

iawiafcife&iai^^ KÜiiYrtAi

ten, zoals de \'graue Eminenz\' Terpstra.
Ook dat is een risico.\'

MOND- EN KLAUWZEER
Prof. dr. J. van Bekkum (Lelystad) heeft
het over mond- en klauwzeer (MKZ):
\'Zo\'n tien jaar geleden hield ik een le-
zing met als titel \'MKZ is niet dood\';
het virus is nu nog steeds niet dood.\'
Een stukje geschiedenis. MKZ wordt
in 1546 voor het eerst beschreven. In
1863 is de eerste aflevering van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde ge-
heel aan deze ziekte gewijd. In de eer-
ste decennia van deze eeuw worden
speciale MKZ-instituten gebouwd in
Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en
Denemarken. Nederland krijgt (pas) in
1939 een dergelijk instituut in het cen-
trum van Amsterdam. De hoogste pri-
oriteit is de ontwikkeling van een vac-
cin.

Mond en klauwzeer

180
160

1(

ISO

»

140

120

95

100
80

_ C7

1

60
40

1 1

1 ï

20
0

0

%

1 ° 1

1 § i 8 i i i i i i S

Frenkel (Nederland) is de eerste die
het virus op grote schaal kan kweken.
Hij ontwikkelt een dood vaccin dat
vanaf 1952 jaarlijks in Nederland
wordt toegepast met een sterke daling
van het aantal gevallen. Het vaccin
wordt ook als noodenting bij varkens
toegepast. Sinds 1967 (het moment
waarop ook Duitsland systemisch gaat
vaccineren) komen geen grote epide-
mieën meer voor.

In 1968 komt Terpstra letterlijk \'out of
Africa\' het instituut versterken. Hij
doet onderzoek naar de MKZ-vaccina-
tie van varkens. Sinds 1972 (als het
CDI naar Lelystad verhuist) is hij te-
vens verantwoordelijk voor het var-
kenspestonderzoek.
Er vinden van 1984 tot 1986 veel inter-
nationale discussies plaats over de toe-
komst van de MKZ-vaccinatie, met
Terpstra als deelnemer. Intussen blijkt
de kweek van MKZ-virus op baby-ham-
stemiercellen (BHK) een goed alterna-
tief voor de Frenkelmethode (kweek in
runderen). Ook verschijnen er interes-
sante methoden voor de diagnostiek en
voor de standaardisatie van de vaccinbe-
reiding.

In 1991 besluit men de vaccinatie te-
gen MKZ te stoppen, omdat ten eerste
het uiteindelijke doel eradicatie van
het virus is, ten tweede kosten/baten-
analyses wijzen in de richting van eco-
nomisch voordeel en ten derde de poli-
tieke wil om te stoppen aanwezig is.
\'Een correcte beslissing\', meent Van
Bekkum. \'Maar er resten nog vele vra-
gen, zoals hoe de maatregelen tegen
insleep van het virus te optimaliseren.\'
Terpstra heeft een groot aandeel in de
voorbereidingen voor een onverhoopte
uitbraak: een draaiboek en een vaccin-
bank op basis van BHK-vaccins. Van-
daag wordt zijn afscheid gevierd.
Gedachten die mogelijk bij hem opko-
men zijn: er is geen reden om het stop-
pen met vaccineren te betreuren, maat-
regelen om de EU te beschermen zijn
deels in werking en een vroege dia-
gnose is essentieel (in eerste instantie
denkt men bij de verschijnselen aan
BVD). De eerste vraag bij een uitbraak
is: \'Moeten we wel of niet vaccineren?\'

AFRIKAANSE VARKENSPEST
\'Het DNA-virus dat Afrikaanse var-
kenspest (AVP) veroorzaakt is enig in
zijn soort\', begint dr. P. Wilkinson
(Pirbright) zijn inleiding. Het AVP-vi-
rus veroorzaakt meestal (niet altijd)
acute ziekte, hoge koorts en bloedin-
gen, die klinisch niet te onderscheiden
is van KVP. Het verspreidt zich via be-
smette varkens en varkensvlees en in
Afrika en Zuid-Europa via teken. Het
wrattenzwijn is in Afrika een berucht
reservoir. In Europa komt AVP alleen
nog op Sardinië voor. Er is geen vaccin
beschikbaar. De bestrijding is derhalve
gebaseerd op ruiming van besmette
bedrijven.

Land

Albanië

Armenië

Oostenrijk

Azerbeidzjan

Bulgarije

Tsjechië

Frankrijk

Federale Republiek Joegoslavië

FYROM (Former Yugoslav Republic of Macedonia)

Duitsland

Griekenland

Italië

Litouwen

Moldavië

Slowakije

Slovenië

Afrikaanse varkenspest

i 1

1 i 1 1 1 1 i
|ur

Pas in 1957 wordt AVP voor het eerst
in Europa (Portugal) geconstateerd. De
ziekte blijkt geïmporteerd uit Afrika. In
1978 wordt het virus op Malta aange-
toond, waama de gehele varkenspopu-
latie op het eiland wordt geslacht; de
eerste keer dat een ziekte leidt tot totale
eliminatie van een populatie. In 1985
komt de ziekte dichterbij: met besmette
worst wordt AVP in België geïntrodu-
ceerd. Het virus verspreidt zich via
contact en via vuile naalden (!). Het vi-
rus blijkt in flesjes antibiotica te kun-
nen overleven. Twaalf bedrijven raken
besmet, 60 bedrijven worden geruimd.
De schade bedraagt vijf miljoen gul-
den.

In 1986 worden we ook in Nederland
opgeschrikt door een uitbraak op twee
bedrijven bij Leidschendam. Het eerste
bedrijf is vijf weken besmet voordat de
diagnose wordt gesteld. Terpstra en
Wensvoort maken dit althans aanne-
melijk door aan te tonen dat IgM-antili-
chamen ontbreken. Verder blijkt dat de
virusstam dezelfde is als in België. Er
worden 6500 varkens geruimd op 15
bedrijven. Kosten: 24 miljoen gulden.
Wilkinson laat tot slot een zeer inge-
wikkelde beslisboom zien; een ont-
werp van Terpstra dat het mogelijk

Tabel: Categorie-A-zlekten die in 1996 bij varkens voorkwamen.

AVP

KVP

SVD

MKZ

-ocr page 199-

m m

werp van Terpstra dat het mogelijk
maakt KVP en AVP op laboratorium-
niveau te onderscheiden.

ABORTUS BLAUW
Abortus blauw is natuurlijk één van de
paradepaardjes van het ID-DLO. Het is
immers dit instituut dat het PRRS-virus
ondekt heeft. De naam van dr. G.
Wensvoort, de volgende spreker, is
sindsdien in ieders geheugen gegrift.
Wensvoort neemt overigens zelf ook af-
scheid van het instiUiut om zijn carrière
voort te zetten als patentdeskundige.
In 1991 waarde een abortusstorm over
Nederland, onder meer gepaard gaande
met blauwe oren bij de zeugen en
vroeggeboorte bij de biggen. Daarnaast
worden ademhalingsproblemen vast-
gesteld. De ziekte kent tegenwoordig,
althans in Nederland, een minder spe-
cifiek beeld.

Er zijn in korte tijd veel vragen over de
\'mystery swine disease\' beantwoord,
maar sommige staan nog open. Van
het virus is bekend dat het behoort tot
de arteriviridae en dat het groeit in
longmacrofagen. De sequentie van het
genoom is achterhaald, alsmede de an-
tigene diversiteit van Europese en
Amerikaanse stammen. Ook de functie
van enkele eiwitten is bekend. Maar
we weten niet waarom het virus maar
in 5% van de longmacrofagen groeit,
die binnen 24 uur dood zijn, en niet in
de andere. \'Er is een duidelijk humo-
rale immuunresponse\', legt Wens-
voort uit. \'Maar we weten nog niets
over de cellulaire immuniteit.\' Een an-
dere vraag is: Waarom blijft het virus
persisteren, is met andere woorden de
immuniteit wel effectief.\'
Verder is de omvang van het probleem
PRRS voor de praktijk onbekend. Zo
zijn de reproductieproblemen reprodu-
ceerbaar, maar de respiratoire niet. De
ziekte is momenteel endemisch in ons
land en bedrijven met een hoge preva-
lentie kennen niet meer problemen dan
bedrijven waar de varkens geen antili-
chamen hebben. \'Misschien vormen de
congenitaal, dan wel perinataal geïn-
fecteerde biggen wel een probleem,\'
zegt Wensvoort nadenkend. Het groot-
ste probleem van PRRS vormen de ex-
portbelemmeringen. In Nederiand en
Duitsland wordt een vaccin gebruikt op
basis van de Amerikaanse stam. Er is
nog veel onderzoek nodig om onze ex-
port veilig te stellen.

EUROPESE DIMENSIE
Een goede vriend en collega van Terp-
stra, dr. J. Westergaard (EU, Brussel),

belicht de \'Europese\' kant van dierziek-
tenbestrijding. \'Dierziektenbestrijding
dient gericht te zijn op reductie van eco-
nomische verliezen en maatregelen die
de incidentie verminderen\', vertelt hij.
\'Daarbij grijp je als het ware in in de vi-
rus-gastheer-omgevings-interacties.\'
Bestrijding en eradicatie zijn zeer ver-
schillend van elkaar, maar voor beide
zijn bij een uitbraak een snelle diagnos-
tiek en snelle sanitaire maatregelen van
belang. \'Europa is gediend bij vrije
handel in dieren en dierproducten,
waarbij landen elkaar vertrouwen\',
gaat Westergaard verder. Daarom heeft
elk land belang bij de opzet van een
goede bestrijdingsorganisatie die alle
aspecten van die bestrijding beheerst.

Westergaard geeft een schets van de
dierziektensituatie in Europa. In 1996 is
AVP alleen nog in Sardinië aanwezig.
De uitroeiing aldaar is echter vooral een
sociaal probleem en dus heel moeilijk.
Zo wordt er op ambtenaren geschoten
die met de bestrijding zijn belast.
KVP is nog steeds een groot probleem
in Europa. De ziekte wordt vooral ver-
spreid door het voeren van swill, infec-
ties in wilde zwijnenpopulaties en
vele, niet-geregistreerde transporten.
Mond- en klauwzeer is momenteel een
klein probleem op de kaart van Europa
en alleen Italië kent nog uitbraken van
SVD. Waar de jaarlijkse vaccinatie te-
gen MKZ 133 miljoen ECU kostte,
hebben de drie uitbraken na de stopzet-
ting van de vaccinatie maar 20 miljoen
ECU gekost.

Terpstra was en is lid van het We-
tenschappelijk Veterinair Comité van
de Europese Unie, waarin hoog-ge-
kwalificeerde wetenschappers zitting
hebben. Dit comité is weer aftiankelijk
van subcomité\'s met ad hoe ingescha-
kelde deskundigen. Daarnaast is het
Europese veterinaire beleid aftianke-
lijk van politieke besluitvorming, die
rustig twee tot drie jaar in beslag kan
nemen.

Dr. C. Terpstra

Dr. C. Terpstra studeerde in 1958 af en werkte vervolgens driejaar in Nieuw-
Guinea als gouvemementsdierenarts en vier jaar in Uganda. Zijn onderzoek
in Uganda resulteerde in een promotie op \'Nairobi sheep disease\'.

Terpstra heeft 29 jaar op het ID-DLO gewerkt. Hij deed er onderzoek naar de
Pathogenese, de epidemiologie, de diagnostiek en de vaccinologie van een
verscheidenheid aan virusziekten, zoals mond- en klauwzeer, zwoeger-
ziekte, varkenspest en Afrikaanse varkenspest. Zijn onderzoeksvragen wer-
den vaak ingegeven door de praktijk. Hij publiceerde veel in (inter)nationale
tijdschriften. Zijn artikelen zijn van hoge kwaliteit en goed leesbaar, ook als
ze in het Engels zijn geschreven. Hij wordt mede daardoor wereldwijd er-
kend als expert op het gebied van (exotische) virusziekten, getuige ook zijn
vele lidmaatschappen van beleidsvormende organen en adviseurstaken.

Jonge onderzoekers die de eerste schreden op het wetenschappelijke pad on-
der zijn motiverende leiding hebben gezet, waarderen hem als een enthou-
siast, consciëntieus en standvastig wetenschapper, die - en dat kenmerkt hem
ten voeten uit - altijd duidelijk is in zijn commentaar.

Maar Terpstra is op meer fronten actief hij reed in 1985 de Elfstedentocht uit
en in 1991 was hij de mede-ontdekker van het virus dat abortus blauw ver-
oorzaakt.

In 1997 heeft hij de Elfstedentocht tot Bolsward gereden en is hij, ondanks
het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, betrokken geweest bij de
bestrijding van de huidige varkenspestepidemie.

De Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde prijst zich ge-
lukkig: van de redactie neemt deze vitale, integere en gedreven persoon
vooralsnog geen afscheid.

Met hartelijke dank aan prof. dr. J. T. van Oirschot.

-ocr page 200-

De behandeling van subklinische mas-
titis tijdens de lactatie vomit het thema
van deze negende mastitispanelbijeen-
komst. Aan de hand van twee presenta-
ties zal het groepsgesprek vormgege-
ven worden. Als eerste spreker brengt
mevrouw drs. A. Verbeek (Leo
Pharmaceutical Products) verslag uit
van een literatuuronderzoek naar de
behandeling van subklinische strepto-
kokkenmastitiden tijdens de lactaties.
Aansluitend licht zij een tip van de
sluier op over de resultaten van een
veldonderzoek naar de effectiviteit
van het antibioticum penethamaat-HI
bij de behandeling van subklinische
streptokokkenmastitiden. Drs. J. Sol
(Gezondheidsdienst voor Dieren)
houdt vervolgens een presentatie over
de behandeling van subklinische
Sta-
Jylococcus
awreM.v-mastitis tijdens de
lactatie. Dr. T.J.G.M. Lam (FdD) zit
de bijeenkomst voor.

SFEERSCHETS

Voorzitter Lam opent de bijeenkomst
met een korte presentatie. Hij heeft de
gegevens van klinische mastitisgeval-
len op een rijtje gezet. \'Het betreft
veldwaarnemingen, die een indruk ge-
ven van de te verwachten resultaten\',
vertelt Lam bij het starten van de over-
headprojector. \'U moet dit zien als een
sfeerschets.\'

Onmiddellijk start de discussie, want
hoe meet je het succes van een masti-
tisbehandeling? Doe je dit aan de hand
van celgetal, op geleide van bacterio-
logisch onderzoek (b.o.), of zijn er nog
andere parameters? En hoe lang na de
behandeling doe je b.o.? En hoe vaak?
In zijn onderzoek definieert Lam een
tweemalig negatief bacteriologisch
onderzoek als een effectieve behande-
ling.

Zoals verwacht, bleek de behandeling
van
Streptokokken veel succesvoller
dan die van stafylokokken. Voor 5.
dysgalactiae was het succespercentage
65% en voor 5.
uheris 57%. Bij 5. au-
reus
bleek de wijze van behandeling
een grote invloed te hebben. Na paren-
teraal en intramammair behandelen
beeld 45% van de kwartieren negatief
op 5.
aureus, terwijl dit bij alleen intra-
mammair behandelen slechts 26%
was.

BEHANDELING SUBKLINISCHE
STREPTÜKÜKKENMASTITIS
\'Er zijn een aantal motieven voor een
veehouder om een subklinische masti-
tis te behandelen\', zo start mevrouw
Verbeek haar inleiding. Verlaging van
het celgetal is de belangrijkste reden
om te besluiten tot therapie, vertelt ze.
Ook de productiedaling ten gevolge
van de subklinische mastitis kan een
motivatie zijn, evenals het infectie-
risico voor andere koeien en de kans
op blijvende schade in het uier.
Verbeek stelt dat nog te weinig vee-

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) W.D.J. Kremer en Y.H. Schulil<en, Valigroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting, Faculteit der Diergeneeskunde
(FdD), T.J.G.M. Lam, Vakgroep Infectieziekten en Immunologie, FdD, me-
vrouw A.B.M. Rijkenhuizen, Vakgroep Heelkunde, FdD, mevrouw A.
Verbeek, Leo Pharmaceutical Products, H. Miltenburg en J. Sol,
Gezondheidsdienst voor Dieren, J.H.J.L. Hülsen, Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, D.J. .Mevius en J.A. Wagenaar, ID-DLO, F.Th.C. de Wit,
A.J.A. Lobsteyn, R.W.M. Ikink, H. Jorritsma, J.G.T. Krijgen, allen praktise-
rend dierenarts.

Door Jan Hülsen

MASTITIS-PANELBIJEENKÜMST 14 MEI 1997

BEHANDELING SUBKLINISCHE MASTITIS TIJDENS LACTATIE

De halfjaarlijkse \'mastitis panel meetings\' zijn een intitiatief van de firma Leo Pharmaceutical
Products BV. Tijdens deze panelsessies debatteren afgezanten van verschillende veterinaire groe-
peringen over hun visie op mastitisbestrijding. Elke meeting begint met een inleiding van een on-
derdeel van de mastitisproblematiek dat centraal staat in de discussie. Het panel heeft min of meer
een vaste samenstelling.

Nog te weinig veehouders
behandelen een subklinische
mastitis met als doel het redu-
ceren van productieverlies.

Maar iedere veehouder zal wel de
nadelen van een behandeling in over-
weging nemen. Ten eerste kost medi-
catie geld. De medicijnen moeten be-
taald worden en er is ook sprake van
productiederving vanwege de wacht-
tijd op de melk. Daarbij bestaat altijd
het risico van residuen in de tankmelk.
De diverse streptokokkenstammen ver-
schillen niet alleen in naam, maar ook
in hun gevoeligheid voor een behande-
ling. Achtereenvolgens passeren ze de
revue.

S. agalactiae is volgens Verbeek een
dankbare kiem. De wetenschappelijke
bibliotheek bevat veel informatie over
deze bacterie, en hij reageert zeer goed
op een behandeling. Het relatieve be-
lang van deze mastitisverwekker is de
laatste jaren afgenomen. Verbeek ver-
klaart dat met de gegevens dat
S. agal-
actiae
een obligate uierpathogeen is en
dat hij in het uier goed gevoelig is voor
antibiotica.

De wetenschap heeft minder informa-
tie verzameld over subklinische
S. cJy.s-
galactiae
mastitiden. Hoewel deze
bacterie
in vitro goed gevoelig is voor
antibiotica, vallen de behandelingsre-
sultaten -
in vivo - nogal eens tegen.
Waarschijnlijk komt dit, doordat de
bacterie intracellulair kan voorkomen
en doordat hij in het stalmilieu kan
overleven.

Voor S. uberis geldt hetzelfde als voor
5.
dysgalactiae, met het verschil dat S.
uberis
nog slechtere behandelingsre-
sultaten kent. Het kapsel dat deze bac-
terie heeft kan hiervoor de reden zijn.
Dit kapsel zou fagocytose door witte
bloedcellen belemmeren en het zou de
penetratie van antibiotica in de bacte-
rie bemoeilijken.

houders een subklinische mastitis be-
handelen met als doel om het produc-
tieverlies te reduceren. Hier ligt vol-
gens haar nog een taak voor de
dierenarts, om hun cliënten te attende-
ren op deze onzichtbare kostenpost.

-ocr page 201-

CLINICAL TRAIL

In samenwerking met de Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting heeft Leo een veldstudie op-
gezet: een onderzoek naar de effectivi-
teit van penethamaat-HI-toediening bij
subklinische mastitiden. veroorzaakt
door
S. dysgalactiae of S. uberis. De
vragen die de onderzoekers zich stel-
den waren: Moet je koeien met zulke
subklinische mastitiden behandelen?
Anders gezegd: Wat moeten veehou-
der en dierenarts met dit soort beesten?
Het doel was om niet alleen het effect
op het celgetal en de bacteriologische
genezing te beschouwen, maar ook het
economische aspect moest geanaly-
seerd worden.

Goed werk heeft tijd nodig, zo blijkt.
De voorbereiding van de proef nam
ongeveer anderhalf jaar in beslag. De
eerste - voorlopige - gegevens van 54
koeien zijn inmiddels bekend, één jaar
nadat het onderzoek van start ging.
Bij de proefopzet moest een groot aan-
tal besluiten genomen worden over
meet- en selectiecriteria. Besloten
werd om alleen koeien in de proef op te
nemen die bij de laatste twee melkcon-
troles een kwartiercelgetal boven
500.000 cellen per ml hadden.
Bovendien moest in de melkmonsters
van deze controles tweemaal een
S.
dysgalactiae,
ofwel tweemaal een S.
uberis
gekweekt zijn. Daamaast werd
als eis gesteld dat de koe nog minimaal
drie maanden op het bedrijf aanwezig
moest zijn.

De proef werd opgezet met een contro-
legroep die niet behandeld wordt en
een groep die behandeld wordt met pe-
nethamaat-HI (Leocillin®)(DagO: 15
mg/kg. Dag 1 Dag 2 : 5 g/koe IM).
Na 10, 20 en 80 dagen werden melk-
monsters genomen, voor b.o. en celge-
talmeting.

Bij de proefopzet werd uitgegaan van
een selfcure van ongeveer 30%. Dat
wil zeggen dat 30% van de geselec-
teerde koeien uit zichzelf zouden ge-
nezen.

Annemiek Verbeek is zeer verheugd
om de eerste resultaten van de veld-
proef te mogen laten zien. Ze bena-
dmkt evenwel dat het voorlopige ge-
gevens zijn. De proef met nog
afgerond worden en de cijfers moeten
nog epidemiologisch en statistisch be-
vestigd worden. Verbeek gunt het pa-
nel een vroege inzage in de gegevens,
op voorwaarde dat er commentaar ge-
leverd wordt. Er volgt nog een publica-
tie van de uiteindelijke resultaten.
De voorlopige cijfers blijken behoorlijk
duidelijk. In de controle-koeien was
vrijwel geen bacteriologische genezing
en de dieren hadden nog steeds (kwar-
tiercelgetal-)waarden boven 300.000
cellen per ml. Binnen de behandelde
groep ligt het succespercentage een
stuk hoger, zowel wat betreft bacterio-
logische genezing, als celgetaldaling.
De panelleden voldoen met graagte
aan het verzoek om kritiek. Waarom
een controlegroep die niet behandeld
wordt? De praktijk is immers veel
meer gediend met vergelijkend onder-
zoek, waarbij een aantal antibiotica
met elkaar vergeleken worden. De
veehouder komt immers met de vraag
hoé hij de koe moet behandelen. Hij
vraagt niet óf hij moet behandelen.
Schukken vertelt dat er twee redenen
zijn geweest om te kiezen voor het niet
behandelen van de controlegroep. De
eerste reden is het feit dat het zeker niet
standaard is om subklinische uierin-
fecties te behandelen. Dit gegeven
rechtvaardigt een blanco controle. Ten
tweede is het verschrikkelijk moeilijk
om statistisch relevante verschillen
aan te tonen tussen verschillende me-
dicijnen. Om bijvoorbeeld 5% verschil
in effectiviteit van twee medicijnen
vast te stellen, zijn er erg veel geïnfec-
teerde kwartieren nodig. En al deze
kwartieren moeten eerst streng gese-
lecteerd worden. Want als je niet met
gestandaardiseerd materiaal werkt,
dan valt er wetenschappelijk niets te
bewijzen.

Een vraag die de onderzoekers zich
vooraf stelden was of het wel nodig is
om koeien met deze subklinische mas-
titiden te behandelen. Velen daarvan
herstellen immers vanzelf Eén van de
doelen van de proef was dus, om te kij-
ken hoeveel mastitiden ook zonder be-
handeling genezen zouden zijn. Het
panel stelt vast dat de selectiecriteria
de spontaan genezende mastitiden er al
uit gezeefd hebben. Het percentage
selfcure blijkt dus tegen te vallen.
De onderzoekers van de Faculteit der
Diergeneeskunde en Leo Pharmaceu-
tical Products BV geven aan dat ze
graag meer van zulke onderzoeken
willen doen. Om deze reden stellen
deze partijen de vraag of het in de toe-
komst mogelijk is om met veehouders
en dierenartsen buiten de Universiteit
onderzoeken op te zetten.
Ja, zou luidt de mening van de practici
in het panel. Mits bijvoorbeeld een sta-
giaire op de dierenartsenpraktijk de
gegevens kan verzamelen. En mits de
veehouder betaald wordt voor zijn me-
dewerking.

SAU-THERAPIE TIJDENS DE
LACTATIE

\'Factors associated with bacteriologi-
cal cure after therapy for subclinical
Staphylococcus aureus mastitis during
lactation\', zo heet het artikel waarvan
ieder panellid een kopie uitgereikt
krijgt. Auteurs: J. Sol, O.C. Sam-
pimon, J.J. Snoep, and Y.H. Schukken.
Tijdens het uitdelen vertelt Sol dat dit
artikel binnenkort wordt gepubliceerd
in het Journal of Dairy Science.
Wederom loopt het panel voor in de
tijd.

\'Boeren besluiten te snel tot verkoop
van een koe met een subklinische
Staphylococcus aureus (SAU)-masti-
tis\', begint Sol zijn spreekbeurt. Aan
de hand van een aantal overwegingen
blijkt het soms verstandiger te zijn om
een therapie in te stellen.

Veehouders besluiten te snel
tot de verkoop van een koe
met een subklinische
taphylo-
coccus aureus-mö5//7/5.

Er zijn verscheidene factoren die het
succes van een lactatietherapie van een
SAU-infectie negatief, danwel positief
beïnvloeden. De leeftijd van de koe, de
duur van de infectie, de hoogte van het
celgetal, het lactatiestadium en het feit
of het een voor- dan wel achterkwar-
tier is. Slechte resultaten zijn vooral te
verwachten bij oudere koeien, die in
het eerste tweederde deel van de lacta-
tie zitten en waarvan een achterkwar-
tier is aangetast.

Na selectie blijkt een succespercen-
tage van 60% haalbaar te zijn, terwijl
een willekeurig ingestelde therapie
een slagingskans heeft van 30%.
Overigens blijkt de behandeling van
een
S. uberis mastitis ook slechts een
genezingspercentage van 60% te ken-
nen.

Het verhaal is duidelijk. Het panel be-
gint daarom vragen te stellen over an-
dere aspecten van de behandeling van
SAU-mastitiden. Bijvoorbeeld over
wat nou eigenlijk de beste therapie is.
Sol stelt dat het lastig is om een advies
te geven met betrekking tot de keuze
van antibiotica. Penicilline heeft een
voorkeur, mits de gekweekte SAU
daar gevoelig voor is. \'Alle penicil-
line-resistente SAU zijn dit, doordat ze
ß-lactamase vormen,\' vertelt hij. Dus
alle SAU-stammen zijn gevoelig voor
de cefalosporinen en penicillinen die
niet door ß-lactamase afgebroken wor-
den.

-ocr page 202-

Ook wist Sol het interessante feit te
melden dat het percentage penicilline-
resistente SAU-stammen niet veran-
derd is sinds 1963. Nog steeds schom-
melt dit rond de 36%. Een voldoende
therapielengte blijkt belangrijk te zijn.
Vandaar dat een droogstandtherapie
ook relatief zo succesvol is. Uit het pa-
nel komt de opmerking, dat een droge
koe een hogere weerstand heeft en dat
dat ook bijdraagt tot een betere gene-
zing.

Het verbaast Sol overigens hoeveel
veehouders een met SAU-besmet
kwartier tijdens de lactatie behandelen
met een droogzetter. Het kwartier
wordt simpelweg drooggezet. \'Eén op
de tien krijgt problemen, de rest gaat
goed.\' Deze problemen blijken veelal
uit klinische mastitis te bestaan.
Overigens blijkt het succespercentage
van droogstandtherapie beïnvloed te
zijn door middel van selectie. Voor de
voet weg behandelen geeft een gene-
zingsresultaat van plusminus 60%, ter-
wijl met selectie 90% succes haalbaar
blijkt. Ook hierbij zijn de leeftijd van
de koe, de hoogte van het celgetal, de
duur van de infectie en het gegeven of
het een voor- danwel achterkwartier
betreft belangrijk. Voorkwartieren ge-
nezen beter.

De volgende vraag die uit de menigte
oprijst, is of je intra-mammair en pa-
renteraal moet behandelen, of dat je
slechts via één van deze twee routes
antibiotica hoeft toe te dienen. Het
doel van een therapie is om in de di-
recte omgeving van de bacterie een
voldoende hoge antibioticumspiegel te
realiseren. Parenterale toediening zou
daarom afdoende moeten zijn. Toch
blijkt er een positief effect uit te gaan
van de gecombineerde therapie.
Sol geeft advies om voldoende lang te
behandelen en om zowel parenteraal
als intra-mammair antibiotica toe te
dienen.

Iedere aanwezige is het eens met de
stelling dat alleen opruimen van
koeien met SAU-mastitiden niets op-
levert. \'Een veehouder kan dit pro-
bleem niet verkopen. Het betreft een
omgevingskiem en een multi-facto-
riële ziekte. De boer moet verder kij-
ken op zijn bedrijf en proberen de in-
fectieketen te doorbreken.\'

DE PERIKELEN VAN EEN PRACTICUS DIE ÜP UITNODIGING
VAN DE OVERHEID WERK AANNEEMT EN IN NAAM VAN
DE OVERHEID DIERGENEESKUNDIG WERK UITVOERT

Al jaren hoor je dezelfde argumenten:
de practicus is arrogant en alleen uit op
geld, de overheid wil niet betalen.
Zowel de overheid, de practicus, als de
Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben hun zaakjes niet op orde. De
overheid beschouwt uitbetaalde ver-
goeding voor arbeid als netto loon. De
practicus beschouwt uitbetaalde ver-
goeding voor arbeid als omzet. De
Maatschappij voor Diergeneeskunde
laat het afweten en blijkt niet bij
machte hier vooraf een bemiddelende
rol in te kunnen spelen, wat uiteinde-
lijk voor iedereen een frustrerende
gang van zaken is.

Argumenten van de overheid: zouden
wij bijvoorbeeld ƒ 160,- per uur betalen
dan zou een dierenarts meer verdienen
dan een directeur van de RVV, hetgeen
ongehoord is. Argument van de dieren-
arts: bij een vergoeding van ƒ 160,- per
uur heb ik een redelijke dagvergoeding
als ondernemer en kan het commer-
cieel interessant zijn om deze zaak aan
te nemen. De Maatschappij voor
Diergeneeskunde spaart de kool en de
geit voor diverse politieke redenen.

leder standpunt heeft zoals altijd zijn ei-
gen achtergrond en lijkt verdedigbaar.
Voor het gemak stel ik dat de dierenarts
als enig doel heeft per jaar een dusda-
nige omzet te creëren dat hij een inko-
men heeft dat maatschappelijk accepta-
bel is. Stel een aanvaardbaar inkomen is
ƒ 200.000,- per jaar voor de belastin-
gen, dat wil zeggen een inkomen per
gewerkt uur van ƒ 106,- bij een werk-
dag van acht uur. Is dit echter een werk-
dag van tien uur dan is het ƒ 85,-. Voor
alle duidelijkheid: een jaar heeft 364
werkbare dagen en 30 vakantiedagen
geeft 234 werkdagen. Dit is inkomen en
geen omzet, afhankelijk van de prak-
tijkomzet neem ik aan dat de kostenper-
centages zullen liggen tussen de 50% en
75%. De dierenarts zal dus per dag res-
pectievelijk moeten omzetten bij een
achturige werkdag ƒ 282,- of ƒ 212,- per
gewerkt uur om zijn inkomen te kunnen
halen en alle uren moeten dan produc-
tief zijn. Gaan we uit van een tienurige
werkdag dan vinden we respectievelijk
ƒ 170,- of / 113,- per gewerkt uur. Laat
het duidelijk zijn dat de praktijkkosten
bij afwezigheid van de dierenarts ge-
woon doorgaan.

De RVV gaat er vanuit dat bij een ver-
goeding van / 120,- per gewerkt uur
een maandsalaris te verdienen is van
/ 14.400,- wat zo\'n beetje overeenkomt
met het salaris van de directeur van de

RVV. Let wel: salaris, niet wat de direc-
teur van de RVV kost -voor het gemak-
huur kantoor en emolumenten zo\'n
/ 15.000,- per maand. Oftewel de om-
zet of de kosten voor de RVV zijn voor
een directeur ƒ 29.400,- per maand.
Zoals zo vaak haalt men salaris en om-
zet door elkaar, uurvergoeding voor een
zelfstandige is geen salaris maar omzet.
Dit begrip blijkt voor ambtenaren erg
moeilijk te zijn. Kortom: een zelfstan-
dige krijgt in het kader van de varkens-
pest geen gouden vergoeding want van
de vergoeding van de RVV moeten zo-
als normaal nog van alle kosten af
Iedereen die er geweest is weet ook dat
het geweldig smerig werk is.
Aan de Maatschappij voor Dierge-
neeskunde de taak om in goed overieg
nu tot voor iedereen acceptabele af-
spraken te komen, zodat iedereen voor-
af weet wat de adviestarieven zijn en zo
en dat we daar niet drie weken later
achterkomen tot frustratie van iedereen
en dat we gewerkt hebben voor een
hondenfooi. Argumenten dat inkom-
sten uit de varkenspestbestrijding een
extraatje zijn, zijn drogredenen en ge-
tuigen niet van enig commercieel noch
boekhoudkundig inzicht.
Natuurlijk hebben wij een maatschap-
pelijke verplichting om in nood bij-
stand te verlenen, echter de tijden van
Florence Nightingale zijn voorbij en

-ocr page 203-

mag de dierenarts verwachten dat hij
redelijic betaald wordt voor zijn in-
spanning.

Ten overvloede een reactie op het
schrijven d.d. 20 maart 1997, kenmerk
0466.97/tjjv. Een maand met 174 uren
arbeid wil zeggen een werkweek van
43,5 uur. Welke ambtenaar maakt deze
zonder overuren uitbetaald te krijgen?
Nogmaals een maand salaris van
ƒ 11.000,- (plus bijvoorbeeld pensioen,

Geachte collega Mol,

Tot mijn spijt heeft ons langdurig tele-
foongesprek van enkele maanden ge-
leden u niet voldoende opheldering ge-
geven.

Ik zal trachten zo exact mogelijk op uw
ingezonden brief te reageren, daarbij
de hoop uitsprekend dat dit schrijven
uw probleem zal oplossen.

- U hebt volledig vrijwillig beslist om
in het varkenspestgebied werk aan te
nemen.

- Er waren inderdaad geen correcte af-
spraken tussen de overheid en de
KNMvD met betrekking tot betalin-
gen aangaande werkzaamheden bij

ziektekosten, arbeidsongeschiktheid,
verzekering en andere emolumenten
brengt dit salaris op een veel hoger
plan) is geen omzet waar deze kosten
en de rest uit betaald dienen te worden.
Aan het einde van het boekjaar bepaalt
de omzet (niet waar die vandaan komt)
minus de kosten de praktijkwinst of zo-
als u wilt het salaris. Wat is het verschil
tussen ƒ 70,- /ƒ 90,- en ƒ 120,- dieren-
artsen? Het werk blijft hetzelfde.

een varkenspestuitbraak.
ƒ 160,- per uur is uw privévergoe-
ding voor gedane werkzaamheden in
de consultatieve praktijk exclusief
medicijn- en praktijkkosten. Dit be-
drag kunt u gemiddeld vijf a zes uur
per dag declareren. De overheid be-
taalt u een vergoeding gedurende de
uren dat u aanwezig bent.
De overheid neemt een behoorlijk ri-
sico als zij uw vergoeding voor ar-
beid als netto loon beschouwt.
Uw getallen laat ik voor uw rekening
maar zijn mijns inziens zeker te be-
kritiseren, zoals: 364 - 30 = 234
(moet 334 zijn) en dan berekeningen
maken.

Kostenpercentage van 75%.
Kosten voor een RVV-directeur van

De conclusie: maak vooraf duidelijke
afspraken en laat deze zwart op wit
zetten, dan wordt je achteraf niet voor
voldongen feiten gesteld met een mon-
delinge afspraak.

Gaarne tot mondelinge uitleg bereid.

Emanuel Mol, Voorhout.
Telefoon: 0252-215231.

ƒ 29.400,- zijn mij niet bekend.
De taak die u de KNMvD toebedeelt
om tot acceptabele afspraken te ko-
men is terecht en gelukkig zijn er
door uw KNMvD ook redelijke af-
spraken gemaakt waarbij ik eerlijk
toegeef dat niet alles de schoon-
heidsprijs verdient.
Er zijn veel collegae-ambtenaren die
een werkweek van 43,5 uur maken
zonder de overuren betaald te krij-
gen.

Uw conclusie is juist.

Ik ben bereid tot mondeling overleg.

Met vriendelijke groet,
P.J. van der Werf,
voorzitter tarievencommissie KNMvD

CANIS FAMILIARIS: EEN BEDREIGDE DIERSOORT IN
NEDERLAND?

In zijn \'open brief aan veterinair Neder-
land\' (Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 122 (13), pagina 384) signaleerde
collega Frencken een toenemende anti-
hond-stemming in ons land. De beschre-
ven teruggang van het aantal honden in
Nederiand is al geruime tijd gaande.
Hoewel het niet zonder meer duidelijk is
welke effecten dit voor de vraag naar ve-
terinaire zorg zal hebben, is deze ont-
wikkeling voor onze beroepsgroep zon-
der twijfel van belang.

De Bond tot Bescherming van Honden
(voorheen \'Anti Trek- en Ketting-
hondenbond\') houdt zich sinds 1912 be-
zig met het wel, en vooral wee, van hon-
den. Ons landelijke inspecteursnetwerk
heeft zich de afgelopen jaren incidenteel
ook met aantallen (geregistreerde) hon-
den in enkele Nederlandse gemeenten
beziggehouden. Op basis hiervan lijkt
de door collega Frencken aangegeven
trend te worden bevestigd.

Bij \'anti-sentimenten\' speelt de door
Frencken genoemde onverdraagzaam-
heid in een overbevolkt land als het
onze stellig (mede) een rol. Zonder de
hoedanigheden \'hond als huisdier\' en
\'roken\' direct vergelijkbaar te willen
stellen is wel gebleken hoe snel uitein-
delijk toch een \'anti-campagne\' (met
betrekking tot roken) binnen de
Nederlandse bevolking effect kan sor-
teren. Hoewel \'dieren\' en \'diergenees-
kunde\' zich al geruime tijd in een grote
mediapopulariteit mogen verheugen,
dienen we ons te realiseren dat in de
meerderheid van de gezinnen geen
hond aanwezig is. Een \'anti-gevoel\'
met betrekking tot de diersoort hond
zou dus tamelijk gemakkelijk om zich
heen kunnen grijpen. Anti-hond-ge-
voelens zijn vooral gebaseerd op door
(de eigenaars van) honden veroor-
zaakte overiast. Belangrijkste factor
hierin is stellig de uitwerpselenproble-
matiek in woonwijken. Daarnaast kun-
nen (eigenaars van) honden een sensa-
tie van overlast induceren door zaken
als het produceren van overmatig ge-
luid (blaffen) en door vermeende fy-
sieke dreiging (niet alleen Pitbulls).

Een terechte vraag is dus: Hoe kunnen
we als dierenarts de tolerantie ten op-
zichte van de bedreigde diersoort
Canis familiaris helpen verbeteren?
De onze praktijk bezoekende cliënten
zullen overwegend
niet tot de \'anti-
groep\' behoren. Zij vormen echter wel
de groep die potentieel, bedoeld of on-

-ocr page 204-

Leo Pharmaceutical Products B.V., Postbus 51, 1380 AB Weesp. Telefoon: 0294-480451 / 0294-480458 (verkoop)

-ocr page 205-

LEOCILLir DE NUNNER11N DE RACE TEGEN MASTITIS.

Hoewel de landelijke njst vaak anders doet veimoeden, staat de melkveehouderij enomi onder dmk: terwijl de kwaliteitseisen strenger zijn
geworden, mcxjten de melkveehouders met minder koeien méér melk leveren. Om nog uit de kosten te komen, Ls een gezonde veestapel du.s
van levensbelang. Elke veehouder wil eventuele infecties dan ook zo .snel mogelijk op,sporen en effectief behandelen. Zo kan het \'ziektever-
zuim\' binnen de veestapel tot een minimum worden beperkt. Daarom Ls er Lecxillin. Een smal .spectmm antibioticum dat te bcx;k staat als
eerste keus voor de behandeling van subklinische en klinische mastitis, veroorzaakt door süeptoccxrcen, gev(*;lige staphylococcen en A.
pyogenes. L«x.illin is bovendien weefselvriendelijk en zoigt -dankzij een unieke penetratie in de uier- heel snel v(x>r hoge melkspiegels en
sneUe uilscheiding. Kortom, Ijeocillin rekent .snel af met t-acteriën die de becJrijfsvoering kunnen verstoren.

-ocr page 206-

bedoeld, de (vermeende) overlast ver-
oorzaakt. Onze taak zal dus liggen bij
het \'wakker houden\' - \'opvoeden\', zo
u wilt - van de dierbezitter. Het ver-
strekken van informatie over het sti-
muleren van gewenst gedrag en het
vermijden van ongewenst gedrag moe-
ten wij dan ook tot onze taak rekenen.
Dit vergt een - wellicht - nu en dan wat
grotere deskundigheid van de dieren-
arts met betrekking tot gedrag van dier
en mens en van het beïnvloeden daar-

Geachte redactie,

U stelde mij in de gelegenheid te re-
ageren op de reactie van professor
Boevé op mijn ingezonden brief in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 juli 1997. Daarvoor mijn dank.
Aangezien professor Boevé in zijn re-
actie blijk geeft mijn bezorgdheid te
delen, zie ik dit als een aanvulling op
van. Het verstrekken van praktische,
schriftelijke informatie (rol KNMvD?)
lijkt daarbij nuttig.

Er liggen ook andere mogelijkheden,
bijvoorbeeld: het verstrekken van eco-
logisch verantwoorde disposable
\'poep-opruim-doosjes\' door dierenart-
sen was bijvoorbeeld in Duitsland 15
jaar geleden al usance. In de Neder-
landse dierenartsenpraktijk gebeurt dit
bij mijn weten nog (te) weinig. De
KNMvD, maar vooral ook ieder van

(en persoonlijke invulling van) het ge-
stelde in de oorspronkelijke open brief
Gezien het ontbreken van richtlijnen
van de KNMvD zal individueel ver-
schillend reageerd worden op het ont-
moedigingsbeleid met betrekking tot
het houden van honden dat overal de
kop opsteekt. Persoonlijk geloof ik
niet dat men zich zonder meer neer
moet leggen bij onoprechte en ondes-
ons dient zich af te vragen hoe de door
collega Frencken gesignaleerde ont-
wikkeling in een \'positieve actie\' om
te zetten, tot heil van mens en hond.

Prof. dr. Michael H. Boevé,
vice-voorzitter van de Bond tot
Bescherming van Honden.

Bureau: Statenlaan 108, 2582 GV
Den Haag.

Telefoon: 070-3556981,
fax: 070-3500202.

kundige maatregelen van een lokale
overheid. Eén ding is zeker: door niet
bijtijds te reageren legt men zich neer
bij een situatie met op termijn diep-
gaande gevolgen op ons vakgebied.
Eenmaal genomen maatregelen zullen
wegens gezichtsverlies zelden meer
worden teruggedraaid!

John Frencken

^GGG SOjaar*)^

Lustrum Najaarsdag^

/:/)/;, 29-.\\ov-/\'J<f~

NAJAARSDAG 1997 GROEP GENEESKUNDE
GEZELSCHAPSDIEREN WORDT \'SPETTEREND\'

Op 29 november 1997 zal in De Reehorst te Ede de jaarlijkse Najaarsdag van
de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren gehouden worden. Dit jaar gaat
het om een hele speciale Najaarsdag, want tegelijkertijd zal de
vijftigste ver-
jaardag van de GGG worden gevierd. Het thema is dan ook
\'SPETTEREND\'.

■ CoyesseoHicyrsussen

Wat is een betere gelegenheid om het
tiende lustrum te vieren dan de traditio-
nele Najaarsdag, vanouds de gelegen-
heid om elkaar te ontmoeten en in een
ééndaags congres een keur van onder-
werpen voorgeschoteld te krijgen?
Dankzij de welwillende sponsoring van
Virbac is de GGG er in geslaagd voor u
een zeer gevarieerd programma samen
te stellen. Dit jaar is ervoor gekozen het
aandachtsgebied van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren in al zijn
facetten te belichten. De nadruk zal, zo-
als gebmikelijk op de Najaarsdag, lig-
gen op de praktijkgerichte onderwer-
pen. Zo zal collega Meyer de vroeg-
diagnostiek van chronische nierinsuffi-
ciëntie behandelen en collega Kirpen-
steijn zijn licht laten schijnen over milt-
tumoren. Maar ook meer specialistische
onderwerpen komen aan bod, zoals de
mogelijkheden van artroscopie bij ge-
zelschapsdieren. En natuudijk is er tijd
om een blik in de toekomst te werpen.
Collega Vaarkamp voorspelt de plaats
van de apotheek in de dierenartsenprak-
tijk in de 21^ eeuw. En vaccineren wij
nog in de volgende eeuw? Professor
Horzinek vertelt het u! Dit alles en veel
meer op een Najaarsdag die een gede-
gen programma zal koppelen aan een
Spetterend veijaardagsfeest met na af-
loop veel eten, drinken en gezelligheid.
In de volgende publicaties van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zul-
len wij u verder informeren over de
exacte programmering, maar.....

Aanmelden voor deze Najaarsdag 1997
kan geschieden door overmaken (vóór
10 november 1997) van f 100,- (voor

GGG-/SAVAB-leden) of f 140,- voor
niet-leden op postgiro 539180, ter at-
tentie van de penningmeester van de
GGG te Leeuwarden, onder vermelding
van de naam van de deelnemende col-
lega. Bij betaling aan de zaal geldt een
toeslag van f 25,-. Toegangsprijs stu-
denten f 50,-.

Noteert u vast:

Najaarsdag van de GGG.
Thema: Spetterend.
Datum: Zaterdag 29 november
1997

Plaats: De Reehorst te Ede
Tijd: 09.00 uur

virbac

diergeneesmiddelen

-ocr page 207-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(^^pobox.ruu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagi na: http: //www .cc .mu.nl/paod.

Certificatie gezelschapsdierenprak-
tijk
(97.703), donderdag 9 oktober
1997 09.30 - 22.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 700,- (inclusief diner).

Deze cursus is opgezet vanuit de
Projectgroep Certificering/kwaliteits-
zorg en beoogt ten eerste het verduide-
lijken van de Kwaliteitsrichtlijn Dieren-
artsenpraktijken en ten tweede zal de
haalbaarheid van een kwaliteitssysteem
in de eigen praktijk met behulp van de
toetscriteria duidelijk worden gemaakt.
Vanuit verschillende invalshoeken zul-
len de volgende onderwerpen aan bod
komen: Kwaliteitszorg noodzaak en ei-
gen belang; Certificeren is een manier
van denken, zichtbaar te maken in pro-
tocol en werkinstructie; Functionerings-
gesprekken en interne audit; De klach-
tenprocedure; Kennis, een product met
verloopdatum, hoe onderhouden we
die?; De ARBO-wet toegespitst op de
veterinaire praktijk; Omgang met medi-
cijnen, de verantwoording in het kwali-
teitshandboek; De patiënten-admini-
stratie; Het schrijven van een protocol/
werkinstructie, oefening in groepen.
Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte wor-
den geboden tot discussie. De cursus-
leider is drs. C.W.A. van Helbergen,
practicus te Bussum.

Paratbc, diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 150,-. Deze cursus orga-
niseert PAO-Diergeneeskunde in sa-
menwerking met de Gezondheids-
dienst voor Dieren.

Cursusnummers, data en locaties:
97.237; woensdag 22 oktober 1997;
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Deventer.

97.238; donderdag 23 oktober 1997;
ROC te Zegveld.

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.
In aansluiting op de uitgebreide cursus

infectieziekten, ligt in deze cursus het
accent vooral op praktische informatie
omtrent de bedrijfsmatige benadering
van paratbc-bedrijven. Daarbij wordt
onderscheid gemaakt in twee soorten
bedrijven:

1 .Aanpak besmette bedrijven.
Belangrijk hierbij is dat de veehou-
der een aantal managementsfactoren
zeer stipt uitvoert. Daarom zal de
nodige aandacht besteed worden aan
enkele essentiële factoren als hy-
giëne, voeding en huisvesting. Ver-
der zullen de mogelijkheden en be-
perkingen van enkele diagnostische
testen worden besproken om subkli-
nisch en klinisch geïnfecteerde be-
drijven en/of dieren op te sporen.
2.
\'Onverdacht status\' bedrijven.
Bedrijven, die de afgelopen jaren
nooit verschijnselen van paratbc op
hun bedrijf hebben gezien, kunnen
opteren voor de \'onverdacht status\'.
Besproken zal worden hoe zo\'n be-
drijf eventueel deze \'onverdacht sta-
tus\' kan bereiken. Onder andere
welk aanvullend onderzoek (serolo-
gisch en/of bacteriologisch onder-
zoek) daarvoor nodig is en welk be-
wakingsprotocol uitgevoerd moet
worden. De cursusleiders zijn drs.
C.H.J. Kalis, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten en drs. H.J.
van Weering, Gezondheidsdienst
voor Dieren Deventer. Het aantal
deelnemers is maximaal 50 (met uit-
zondering van de cursus te Boxtel,
hier kunnen maximaal 40 personen
deelnemen).

Praktische economie I voor het var-
kensbedrijf
(97.308) dinsdag 28 okto-
ber, dinsdag 4 en 11 november 1997
(drie middagen van 14.00 tot 17.30
uur) te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.000,-
(exclusief BTW en inclusief trainings-
materiaal). Deze cursus is door
InterAct Agrimanagement ontwikkeld
in opdracht van AUV-Dierenartsen-
coöperatie in het kader van het kennis-
traject dat de AUV uitvoert ten bate
van haar leden.

Als bedrijfsbegeleider maakt de practi-
cus deel uit van de kring van adviseurs
die de varkenshouder ondersteunt. Bij
effectieve advisering over diergezond-
heid en aan diergezondheid gerela-
teerde aspecten dient maximaal reke-
ning gehouden te worden met de
economische mogelijkheden van het
betrokken bedrijf Daarom is de econo-
mische analyse een integraal onderdeel
van het advies. De training is er op ge-
richt inzicht te geven in de economi-
sche achtergronden (kosten, investe-
ringen, economische technieken, etce-
tera) van varkensbedrijven. Een
belangrijk onderdeel van de training is
het - in de vorm van cases - oefenen
met voorbeelden uit de dagelijkse prak-
tijk. De cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct Agrimanagement, LU
Wageningen en drs. R.H.M. Berge-
voet, InterAct Agrimanagement, prak-
tiserend dierenarts.

Standaarsoverzichten als instrument
voor bedrijfsbegeleiding
(97.227) 21
oktober, 11 november en 9 december
1997, drie dagen. Gezondheidsdienst
Deventer Cursusprijs ƒ2.000,- inclusief
lunches en diner). Met de introductie van
de Gezondheidsplanner wordt dierge-
zondheidsmanagement een bedrijfskun-
dig gebeuren. U kunt op deze ontwikke-
lingen inspelen door maximaal gebmik
te maken van de standaardoverzichten.
Standaardoverzichten stellen u in staat
beter inzicht te krijgen in de diergezond-
heid van een bedrijf

Naast de technische kennis die u nodig
heeft om de Standaardoverzichten te
kunnen lezen en interpreteren is het
van belang dat u deze kennis aan de
veehouder kunt overdragen. Hiervoor
is het nodig uw kennis en vaardighe-
den in het voeren van adviesgesprek-
ken en het geven van voorlichting ver-
der uit te bouwen.

In deze cursus komen beide onderdelen
aan bod! De cursus staat onder leiding
van drs. L.A. van Wuijckhuise, Ge-
zondheidsdienst en P. Titulaer, Agra-
management.

Het immobiliseren van wilde en ver-
wilderde dieren
(97.933) vrijdag 24
oktober 1997 08.30 - 17.00 uur Na-
tuurpark Lelystad. Cursusprijs ƒ 650,-
(inclusieflunch).

In deze cursus zullen de diverse verdo-
vingsmethodes de revue passeren: van
gifpijl en kruisboog tot pneudart en
van gifkikkergif tot modeme neuro-
lepticum. Maar hoe dan ook: raak
schieten is een eerste vereiste! Het
ochtendprogramma is theoretisch, \'s
middag zijn er \'live\' demonstraties en
practica. (Cursusleider drs. M.J. Hoyer,
practicus te Hoogkarspel.

GROEPGROOT DAGEN 1997,
28, 29 EN 30 OKTOBER
ZIE INLEGVEL IN DIT
NUMMER!

-ocr page 208-

r A..

SYMPOSIUM CERTIFICATIE DIERENARTSENPRAKTIJKEN IN ZEIST

EERSTE ACHT GECERTIFICEERDE
PRAKTIJKEN IN ZONNETJE GEZET

Volgens dagvoorzitter Frits Spits, be-
kend van de radioprogramma\'s
\'Tijd
voor twee\'
en \'de Avondspits\', is er
veel vertrouwen in de dierenarts. Hij
noemt het voorbeeld van de mevrouw
die met haar witte poedeltje al voor de
vierde keer deze week in de wachtka-
mer van de dierenarts zit, niet omdat
haar hondje zo ziek is, maar omdat het
beestje zo gesteld is op de dierenarts.

Zeist, 3 september 1997- Het is feest! De eerste acht dierenart-
senpraktijken in Nederland die voldoen aan de Kwaliteits-
richtlijn Dierenartsenpraktijken (KRD) krijgen vandaag
het certificaat uitgereikt waar het allemaal om te doen is.
De \'kwaliteitskeur\' voor dierenartsenpraktijken is een feit;
de certificatie is in volle gang. Reden genoeg om een feestje
tq^ te bouwen met een vrolijke noot, maar ook met een serieus
tintje. \'Want de actualiteit is voor nogal wat dierenartsen min-
der feestelijk. De varkenspest gaat immers niet aan hen voorbij, dwingt hen
tot het uitvoeren van handelingen die in strijd zijn met de ethiek van hun vak\',
aldus dagvoorzitter Frits Spits. Ondertussen stellen ir. Rob Tazelaar en Stan
van der Meijs de nascholing van de dierenartsen ter discussie en besteedt
prof. dr. Anton Pijpers aandacht aan het kwaliteitsdenken en de rol van de
dierenarts in de toekomst. Trouwens over toekomst gesproken: welke rol kan
de KNMvD spelen als we het hebben over grote en kleine ethiek? Prof. dr. Jan
Terlouw doet dit uit de doeken.

Door Susan Umans-Ubbink

\'Bij de dierenarts is het stoerder dan bij
de huisarts\', zegt Spits. \'Hij draagt
vaak laarzen. De dierenarts lijkt ook
resoluter. En het is bijna ontroerend als
je ziet hoe zorgzaam hij met beesten
omgaat.\'

Het vertrouwen is er dus wel, maar
\'ook de dierenarts heeft duidelijkheid
nodig. Vandaar dat vanuit de wereld
van de dierenartsen de wens is geuit
om met voorschriften te komen waar-
aan een praktijk moet voldoen\', vertelt
Spits. \'Die voorschriften zijn er inmid-
dels en de hele ontwikkeling en uit-
werking daarvan is in handen gegeven
van de Stichting Certiked.\' Vandaag

Dierenartsenpraktijk Steenderen, de allereerste gecertificeerde dierenartsenpraktijk.

worden door de stichting voor de eer-
ste keer certificaten uitgereikt aan die-
renartsenpraktijken die voldoen aan de
gestelde voorwaarden.

UITREIKING CERTIFICATEN
Minister Jozias van Aartsen van het
ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij kan helaas niet per-
soonlijk de certificaten aan de acht \'ja-
rige\' praktijken uitreiken. Deze taak
wordt waargenomen door Stan van der
Meijs, directeur veterinaire dienst van
het ministerie. Iedere praktijk wordt
muzikaal begroet door Erik van Kleef
van Certiked en Frits Spits vertelt tus-
sen de bedrijven door wat saillante de-
tails.

De eerste praktijk die het podium be-
treedt is Dierenartsenpraktijk Steende-
ren, waar de vier dierenartsen Eggens,
Den Hertog, Postma en Tichelman en
twee assistentes werken. Steenderen is
de allereerste gecertificeerde dieren-
artsenpraktijk en Spits weet te vertel-
len dat deze praktijk gevestigd is in een
oud bankkantoor in het midden van
Steenderen. \'De dierenartsen hebben
het wel gemakkelijk gehad met de cer-
tificatie aangezien zij een HEAO-stu-
dente het werk hebben laten doen\',
vertelt hij.

De tweede praktijk is gelegen tussen
de twee rivieren de Mark en de Amer
en heet dan ook Dierenartsenpraktijk
Tussen Mark en Amer. Deze praktijk
bestaat uit de zes dierenartsen Raam-
steeboers, Westendorp, Van Schaik,
Van Koesveld, Timmer en Hesseling
en vijf assistentes en is gevestigd in
Hoge Zwaluwe. De bedrijfsbegelei-
ding, met name van pluimveebedrij-

-ocr page 209-

ven is buitengewoon goed georgani-
seerd. \'De kwaliteitsman van de prak-
tijk, Gerard Raamsteeboers, heeft zeer
veel en diep nagedacht over het sys-
teem, zodat hij de beoordelaars goede
suggesties voor verbetering aan de
hand kon doen\', zegt Spits. \'De beoor-
deling kostte veel tijd en moeite en de
beoordelaars moesten zich dodelijk
vermoeid een uurtje terugtrekken.
Toen zij hun werk wilden vervolgen
zaten de dierenartsen en medewerkers
vol energie bijeen, met gitaar en zang.\'
De twee dierenartsen mevrouw Zon-
derland-de Graaf en mevrouw De
Ruijter en de assistente mevrouw
Kramers van Dierenartsenpraktijk
Eerbeek vormen een klein, maar zeer
hecht team. Spits: \'Een praktijk gerund
door drie vrouwen die apetrots zijn op
het door hen opgetuigde kwaliteitssys-
teem. Het enthousiasme om werkin-
structies te schrijven ging zo ver dat
nog net kon worden voorkomen dat de
werking van de eierwekker werd be-
schreven in het instructieboek. Het en-
thousiasme van de drie heeft geresul-
teerd in een ontwikkelplan voor de
toekomst (ieder jaar wordt de praktijk
een stukje verbouwd).\'
Tussen de gecertificeerden zit ook een
eenmanspraktijk, namelijk Dieren-
artsenpraktijk Lieshout van dierenarts
Jansen, die wordt geassisteerd door
mevrouw Linsen. \'Een enorm goed ge-
organiseerde eenmanspraktijk. Een
verademing voor de beoordelaars dat
ook een eenmanspraktijk de zaken
heel goed voor elkaar kan hebben. De
dierenarts doet op de letter wat hij
zichzelf heeft opgelegd (gedocumen-
teerd in het praktijkhandboek). Hij
heeft het zich niet gemakkelijk ge-
maakt\', wordt over deze praktijk ver-
teld. En: \'De beoordelaars misten de
rode paaltjes (als afrastering) op de
zolder van het praktijkpand. Op een
bepaalde plaats mocht niet gelopen
worden in verband met gevaar van
door de vloer zakken.\'
De vijfde praktijk is Dierenkliniek
Goeree Overflakkee in Sommelsdijk,
waar de twee dierenartsen Vink en me-
vrouw Trijssenaar samen met drie as-
sistenten de boel draaiende houden. De
beoordelaars wisten zich van deze
praktijk nog te herinneren dat ze door
het zand moesten waden om bij de
praktijk te kunnen komen. Een verhui-
zing is gepland. \'Een praktijk waar
hard wordt gewerkt en lange dagen
worden gemaakt. Helaas konden dan
ook niet alle dierenartsen en medewer-
kers vandaag hier aanwezig zijn.\'
Dan de Dierenartsenpraktijk Mid-Frys-
lan in Akkmm, waarbij het bijzondere
is dat deze vijf dierenartsen (Hooyer,
mevrouw Kalfsbeek, mevrouw Kouf-
feld. Kramer en Sevinga) zonder assis-
tenten werken. De praktijk is gevestigd
in een oud postkantoor dat super eco-
nomisch wordt benut. Over de inrich-
ting van elke vierkante centimeter
vloeroppervlak is nagedacht.
De zevende praktijk is Dierenartsen-
praktijk Lunteren waar de drie dieren-
artsen Jagtenberg, Wolters en me-
vrouw Schokker en twee assistenten
werken. Wat bij deze praktijk opviel
was dat de vergaderruimte waarover
de praktijk bezit, ingericht is als een
woonkamer met doorgezakte stoelen
en een voorraadje wijn. De praktijk-
oudste, dierenarts Jagtenberg, is zeer
bedreven in het schrijven van docu-
menten. Tijdens de beoordeling tot en-
kele dagen daama, rolde het ene na het

-ocr page 210-

andere document van de pers.
De hekkensluiter is Pluimveepraktijk
Zuid-Nederland te Someren, waar ze-
ven dierenartsen (Slaats, Bergs,
Smeets, Puysseleyr, Tijhuis, Vossen
en Hekerman) en vijf medewerkers
werkzaam zijn. Zij hadden als enige
praktijk in Nederland al een ISO-be-
oordeling doorstaan van het laborato-
rium. \'De dierenartsen hebben toege-
geven dat een KRD-beoordeling toch
meer op een dierenartsenpraktijk ge-
richt is dan een ISO-beoordeling. Nu
nog het STERLAB-certificaat\', aldus
Spits.

IKB

Bij een vergelijkend onderzoek van
het Duitse Euro Handels Institut is de
Nederlandse IKB-regeling als beste
Europees Kwaliteitssysteem in de
vleessector uit de bus gekomen. Ir.
Rob Tazelaar, voorzitter van de Pro-
ductschappen voor Vee, Vlees en
Eieren (PVE), is hier zeer trots op en
vermeldt dat de dierenarts hierin een
belangrijke rol speelt. Hij noemt de sa-
menwerking met de dierenartsen
\'voortreffelijk\' en heeft er bewonde-
ring voor dat de dierenartsen zichzelf
eisen opleggen op het gebied van be-
leid en organisatie van de dierenart-
senpraktijk en de medewerkers.
Eén kritiekpuntje heeft hij echter wel:
het op peil houden van de veterinaire
kennis vindt hij de eigen verantwoor-
delijkheid van de dierenarts. Als voor-
beeld noemt hij de varkenspestuit-
braak die, begrijpelijkerwijs, niet zo
snel werd herkend omdat het alweer
een tijd geleden was dat de ziekte in
Nederland was uitgebroken. Tazelaar
pleit dan ook voor de inbouw van een
jaar praktijkstage voordat jonge veteri-
nairen zelfstandig de IKB-veehoude-
rijen gaan begeleiden. Tevens zou hij
graag zien dat er een verplicht nascho-
lingsprogramma voor dierenartsen
komt, met name op het gebied van \'on-
gewone\' dierziekten als de varkens-
pest, mond- en klauwzeer en BSE en
op het gebied van automatisering.
Tazelaar ziet in de dierenarts - ook in
de toekomst - een goede kwaliteitsad-
viseur voor het veehouderijbedrijf,
maar dat vraagt volgens hem wel om
een bredere inzetbaarheid en een onaf-
hankelijke positie. \'Het moet wel dui-
delijk zijn wie waar de verantwoorde-
lijkheid voor neemt.\'

i

Vijf dierenartsen en géén assistenten bij Dierenartsenpraktijk Mid-Fryslan; zeer bijzonder voor veteri-
nair Nederland.

INKRIMPING NIET NODIG
Natuurlijk komt de varkenspest in de
lezing van de PVE-voorzitter groot-
scheeps aan de orde. De plannen van
minister Van Aartsen om de varkens-
sector met 25 procent te doen inkrim-
pen zullen volgens Tazelaar ook ge-
volgen hebben voor de werkge-
legenheid onder dierenartsen (hij schat
dat daar ongeveer 200 banen zullen
verdwijnen). Tazelaar grapt: \'Pas maar
op dat minister Van Aartsen het hon-
denpoepprobleem niet ontdekt. Straks
wil hij dat 25 procent van de honden
geëuthanaseerd wordt\'.
Tazelaar is het wel met de minister
eens dat herstructurering van de var-
kenssector hard nodig is. En net zoals
bij alle andere economische activitei-
ten is de overheid ook hier gerechtigd
om randvoorwaarden te stellen op het
gebied van volksgezondheid, milieu,
ruimtelijke ordening, diergezondheid

-ocr page 211-

en dierenwelzijn. \'Deze randvoor-
waarden moeten helder zijn, een dui-
delijk tijdpad hebben en er moeten
hele duidelijke afspraken zijn (en ook
uitgevoerd worden) over wat er ge-
beurt als die randvoorwaarden niet ge-
haald worden\', is een duidelijke eis
van Tazelaars kant. Het van te voren
inkrimpen van de sector is volgens
Tazelaar echter niet nodig, omdat die
inkrimping vanzelf voortvloeit uit de
marktwerking; het omhoog of omlaag
gaan van de productie.
Hij is van mening dat de sector zichzelf
moet verbeteren. \'Het zijn er maar en-
kelen die het fout doen. Maar omdat we
nu eenmaal te maken hebben met zeer
besmettelijke zaken, kan slechts één

procent het al verknallen voor de rest.\'
Tazelaar is dan ook heel blij dat - na vijf
jaar - per 1 januari 1998 tuchtrecht
wordt ingesteld, waarbij ook echt boe-
tes zullen worden uitgedeeld. Dit tucht-
recht heeft een zeer groot draagvlak in
de sector en hij is dan ook terecht zeer
trots. \'Hoe moetje iemand uitleggen dat
hij 25 procent moet inkrimpen, terwijl
hij alles in orde heeft?\', vraagt Tazelaar
zich openlijk af. \'Terwijl zijn buurman
het een stuk slechter voor elkaar
heeft...\' De PVE heeft dan ook een al-
ternatief voorstel: een regeling die ge-
baseerd is op het gericht uitkopen van
bedrijven. \'De wat slechtere bedrijven
worden dan als eerste aangepakt. Zo
kijken we of we na verloop van tijd in
de richting van 15 procent inkrimping
kunnen komen. Lukt dat niet binnen
twee jaar, dan kan de minister alsnog
generiek korten\', aldus Tazelaar.

BELANGRIJKE MIJLPAAL
De minister is er dus niet - misschien
komt hij nog - maar de directeur veteri-
naire dienst van het ministerie, Stan
van der Meijs, neemt hem waar. Zijn
rede is dezelfde als die de minister zou
hebben uitgesproken. Van der Meijs
vindt dat het vooral feest is voor de,
naar zijn smaak belangrijkste groep
van de KNMvD, de practici. Hij felici-
teert de KNMvD dan ook met de woor-
den: \'Uw beroepsgroep bereikt een be-
langrijke mijlpaal die al lange tijd
geleden is ingezet\'.
Van der Meijs gaat terug naar de jaren
tachtig, toen het imago van de dieren-
artsen behoorlijk werd aangetast door
een aantal incidenten rondom het on-
zorgvuldig verstrekken van dierge-
neesmiddelen. \'Het was een wild-west
in die tijd\', aldus Van der Meijs en wie
herinnert zich niet de breed door de
media uitgemeten clenbuterol-affaire?
\' Dat was erg voor u en voor de boer. De
consument ging twijfelen over de pro-
ducten vlees en eieren.\' Was de dieren-
arts überhaupt wel de geëigende figuur
om de spil te zijn in de voorziening van
diergeneesmiddelen? Deze vraag werd
van overheidswege op een KNMvD-
Jaarcongres begin jaren negentig aan
de orde gesteld. De bevoegdheden van
het beroep dreigden in het geding te ko-
men en geen diergeneesmiddelen meer
verstrekken zou een forse financiële
aderlating hebben betekend voor me-
nig dierenartsenpraktijk.
De KNMvD nam, in samenwerking
met de Faculteit der Diergeneeskunde
en de Stichting PAO-D, maatregelen
door twee hoogleraren aan te stellen op
het gebied van beheer van diergenees-
middelen en farmacotherapie. PAO-D
begon met cursussen apotheekbeheer,
waaraan inmiddels al bijna alle prakti-
serende dierenartsen hebben deelgeno-
men. Ook het agrarisch bedrijfsleven
spande zich, samen met de KNMvD,
in voor kwalitatieve verbetering van
producten, wat heeft geleid tot de IKB-
regelingen.

Van der Meijs ziet de certificatie van
dierenartsenpraktijken als de derde
kwaliteitsstap van de KNMvD. \'Prak-
tijken met een inzichtelijke en kwalita-
tief goede dienstverlening moeten zich
positief kunnen onderscheiden door
middel van een erkend certificaat\', aldus
de directeur veterinaire dienst. Hij is blij
om te zien dat na een aarzelende start nu
de meeste dierenartsenpraktijken wel
het nut van die kwaliteitsverbetering in-
zien. \'Dit symposium en het uitreiken
van de eerste toegekende kwaliteitscer-
tificaten onderstreept dat het hier nu
gaat om het inzichtelijk maken van een
reeds betrouwbare dienstverlening.\'
Natuurlijk weet Van der Meijs nog wat
kritische punten te noemen. Zo vindt hij
dat er nog te veel diergeneesmiddelen
over de toonbank gaan die eigenlijk al-
leen door dierenartsen mogen worden
toegediend. Verder is hij het ook niet
eens met het feit dat sommige dierenart-
sen nog steeds taken - diergeneeskun-
dige handelingen - overdragen aan me-
dewerkers die daartoe niet bevoegd
zijn. Hij adviseert sowieso gekwalifi-
ceerd hulppersoneel aan te trekken, wat
volgens hem nog te weinig gebeurt. \'De
betrouwbaarheid van de beroepsgroep
en van de individuele dierenarts moet

-ocr page 212-

onder alle omstandigheden een vast-
staand gegeven zijn\', zegt Van der
Meijs die denkt dat het dilemma van
enerzijds de zorg voor de dier- en volks-
gezondheid en anderzijds de belangen
van de individuele veehouder zich
vooral zal gaan voordoen bij het certifi-
ceren van primaire productiebedrijven.
Ook Van der Meijs snijdt het onder-
werp varkenspest nog even aan. Hierin
speelt de dierenarts een actieve rol.
Van der Meijs laat weten dat de minis-
ter zeer veel waardering heeft voor de
gewetensvolle manier waarop de die-
renartsen hun werk doen. Maar hij
vindt het zorgelijk dat de vereiste hy-
giënemaatregelen niet altijd zijn ge-
troffen en dat bij zieke varkens menig-
maal te laat aan klassieke varkenspest
is gedacht. \'Dierenartsen moeten be-
seffen dat de ontwikkelingen in hun
beroepsgroep razendsnel gaan\'. En
ook Van der Meijs pleit dus voor een
\'éducation permanente\'.

KWALITEIT IS VERHOOGD
Het kwaliteitsdenken uit zich volgens
prof dr. Anton Pijpers in \'kritisch te
kijken naar hetgeen we aan het doen
zijn alvorens we verder gaan\'. Pijpers
is lid van de stuurgroep Certificatie
van de KNMvD en tevens hoogleraar
Pluimveebedrijfsdiergeneeskunde aan
de Faculteit der Diergeneeskunde. Hij
heeft veel medewerking verleend aan
de al eerder genoemde PAO-D-cursus-
sen Apotheekbeheer en zegt vele men-
sen die vandaag op het podium staan
daar te hebben gezien.
\'Certificatie van dierenartsenpraktijken
is de eerste, maar wel zéér belangrijke
stap in het leveren van kwaliteit\', zegt
Pijpers. De praktijken die vandaag een
certificaat krijgen uitgereikt laten alle-
maal in hun eigen kwaliteitshandboek
zien hoe hun organisatie van de praktijk
in elkaar steekt en hoe er gewerkt
wordt. Volgens de hoogleraar is dat niet
zonder slag of stoot gegaan. \'We heb-
ben als beroepsgroep heel wat fasen
doorlopen in enkele jaren. De dierenart-
sen-practici zijn immers allemaal eigen
baasjes. Die moetje zover krijgen dat ze
met elkaar willen praten over eikaars
kwaliteit van de praktijk. Nou, dat is
wat.\' De eerste intense discussies in de
bossen van Someren, waar de mensen
elkaar bijna over de tafel trokken omdat
ze dachten dat ze misschien wel buiten
de boot zouden vallen, herinnert Pijpers
zich dan ook levendig.
Uiteindelijk is het dan toch gelukt en
zijn mensen van extern erbij gehaald -
Certiked - die met hele andere en ook
kritische ogen naar zo\'n dierenartsen-
praktijk kijken. De laatste stap was
toetsers/controleurs toe te laten. Dat
dit tot vele frustraties heeft geleid is
volgens Pijpers geen publiek geheim.
Vele praktijken zijn nu bezig om een
certificaat te behalen.
\'We mogen vaststellen dat de kwaliteit
verhoogd is en nog steeds verhoogd
wordt\', aldus Pijpers. \'De organisatie is
verbeterd.\' De voorwaarden voor de
omgeving waarbinnen dierenartsen
praktiseren zijn nu dus vastgelegd, maar
het handelen van de dierenarts is hier-
mee nog niet getoetst. De hoogleraar
ziet in dit laatste dan ook de belangrijk-
ste ontwikkeling voor de toekomst van
de Nederlandse dierenartsenpraktijk. \'In
het denkpatroon waar we gekomen zijn
zal men de eigen kwaliteit van handelen
willen verhogen\', verwacht hij.

TOEKOMST NEDERLANDSE
DIERENARTS

Hoe de toekomst emit ziet hangt af van
wat de samenleving wil. Welke trends
ontstaan er? De volgende vraag is dan:
hoe moet de dierenarts daarop anticipe-
ren en kan die hierop anticiperen? Voor
de veehouderij geldt dat in het verleden
kleinschaligheid hoogtij vierde en dat
de veehouders een volstrekt vertrouwen
in de veearts hadden. Tegenwoordig
zijn het echter ondernemers geworden,
kritische managers die geen betutteling
wensen. Ook de ketens hebben zich
ontwikkeld. Daar vindt certificering
van alle betrokkenen plaats. Pijpers
verwacht dat hier een heffingensys-
teem ingevoerd zal worden, gebaseerd
op de mate van risico\'s die het bedrijf
vormt voor zijn omgeving en de sector

-ocr page 213-

als geheel. Garanties ten behoeve van
de kwaliteit en veiligheid van dierlijk
materiaal zullen dan gewenst zijn. \'In
de gezelschapsdierensector vragen ei-
genaren om intensievere zorg\', zegt
Pijpers. Deze eigenaren zijn ook mon-
diger en kritischer geworden, goed
geïnformeerd door de media.
Pijpers denkt dat het beroep dierenarts
in economisch opzicht niet anders is
dan andere beroepen en dat dierenart-
sen dus ook sterk op de vraag moeten
letten. \'Wij zijn de aanbieders van een
product, dienstverleners. Kijk naar wat
de samenleving en je afnemers willen!
Mensen willen hoogwaardige kennis
over hun dieren, hun bedrijf en de die-
renarts is daarvoor de eerste aangewe-
zene.\' De hoogleraar verwacht dat in
de toekomst reguliere bedrijfsbegelei-
ding verder uitgebouwd zal worden.
\'De monitoringsfunctie van de dieren-
arts voor gezondheid en welzijn - dier-
veiligheid - zal ingebed moeten worden
in structuren. Dierenartsen zullen naar
mijn idee verplichtingen krijgen bij het
certificeren van veehouderijbedrijven.\'
Pijpers verwacht dat de dierenarts ook
veel verstand zal hebben van volksge-
zondheidsaspecten; dus kennis van
zoönosen en residuen. En wat dat laat-
ste betreft zal de dierenarts ook veel
moeten weten van diergeneesmidde-
len. Tenslotte zal de vraag naar inten-
sievere, hoogwaardige zorg met name
in de gezelschapsdieren- en paarden-
sector toenemen.

De volgende stap is dat niet alleen de
praktijk maar ook het werk en de in-
houd van het werk gecertificeerd zul-
len worden. De dierenarts zal verder
professionaliseren en een keuze ma-
ken voor één of enkele diersoorten. De
dierenartsenpraktijk zal kritischer
worden ten aanzien van zijn eigen han-
delen. De werkwijze zal volledig pro-
tocollair zijn, transparant en overzich-
telijk, controleerbaar.
\'We hebben een goede basis. Er is een
goede opleiding\', aldus Pijpers. De
Faculteit der Diergeneeskunde staat op
een hoog niveau en anticipeert ook op
nieuwe ontwikkelingen in de markt. Er
wordt meer aandacht gegeven aan
preventieve zorg, bedrijfsbegeleiding,
volksgezondheidsaspecten, diergenees-
middelen en er is meer differentiatie per
diersoort mogelijk. \'Deze ontwikkeling
van diersoortdifferentiatie ziet men ook
in het veld. De explosief toegenomen
beschikbare kennis maakt dat echte
deskundigheid/kwaliteit nog slechts in
één of enkele diersoorten uitgeoefend
kan worden. Dierenartsen in het veld
hebben dan ook behoefte aan nascho-
ling en benutten het aanbod veelvuldig,
vooral middels post academisch onder-
wijs\', zegt Pijpers die hiermee meteen
antwoordt op de opmerkingen van
Tazelaar en Van der Meijs.
\'Relatief eenvoudige handelingen zul-
len steeds minder deel uitmaken van
het vak. Het werk in de toekomstige
dierenartsenpraktijk zal buitengewoon
boeiend blijven, maar Vlimmen,
James Herriot of Iris zijn achterhaald,
hoe jammer sommigen dat ook zullen
vinden. Dierenartsen zullen meer en
meer in kwaliteit en dus in kennis in-
vesteren en ik zie dat diersoortdiffe-
rentiatie daarbij onafwendbaar en ge-
wenst is. Ik heb het volste vertrouwen
in een goede toekomst van de kwalita-
tief hoogstaande Nederlandse dieren-
artsenpraktijk, die ik geschetst heb\',
eindigt Pijpers zijn betoog.

POLITIEKE TAAK DIERENARTS
In de gezellige sfeer die ontstaan is na
een optreden van de Dutch Dixie Vets
komt de laatste spreker van vanmiddag
binnen: prof dr. Jan Terlouw, voorma-
lig minister, voorman van D\'66, com-
missaris van de koningin van de pro-
vincie Gelderland en jeugdboeken-
schrijver. \'Hij lijkt werkelijk overal
verstand van te hebben\', kondigt Spits
hem aan.

Terlouw stelt de inbreng van dieren-
arts op maatschappelijk en politiek ni-
veau ter discussie. Met onze hoge wel-
vaart die wij te danken hebben aan de
arbeidsverdeling en aan wat de weten-
schap en technologie hebben gepres-
teerd tijdens pakweg de afgelopen 100
jaar, is een enorme hoeveelheid trans-
port gecreëerd. \'De volgende eeuw
wordt de eeuw van de logistiek\', zegt
Terlouw. Hij kaart aan dat de wereld
ook kampt met het probleem van de
overbevolking. Hiervoor zou welvaart
een oplossing kunnen zijn, maar die
oplossing is instabiel. \'Het komt erop
neer dat de politiek de problemen die
een besluit teweeg brengt, ontzaglijk
moeilijk kan overzien.\'
Terlouw is van mening dat de politiek
drie prioriteiten heeft, namelijk veilig-
heid (politie en leger), rechtvaardigheid
(onderwijs, volksgezondheid) en toe-
komst (beschermen). \'De overheid is
vaak onmachtig, niet deskundig ge-
noeg.\' Teriouw vindt dat de weten-
schappelijk onderzoekers een verant-
woordelijkheid hebben om de politiek te
helpen. \'Een enkele, individuele dieren-
arts kan dat niet, maar de KNMvD heeft
hierin absoluut een taak\', is zijn mening.
\'Als dierenarts heb je te maken met
kleine en grote ethiek. Onder kleine
ethiek versta ik het meewerken aan een
rouwdienst voor een overleden hond
of chemotherapie bij dieren. Ik raad u
trouwens aan daar absoluut niet moei-
lijk over te doen. De klant is immers
koning en betaalt ervoor, dus waarom
niet? Bovendien: wie kan zeggen hoe-
veel psychiatrische zorg dat scheelt?
Onder grote ethiek versta ik zaken als
het bevorderen dat we allemaal vege-
tariër worden, de legbatterijen, de kist-
kalveren. Dat is dus heel wat anders.
Eigenlijk is deze problematiek veel te
groot en te moeilijk om te bespreken,
want we maken deel uit van het econo-
mische systeem.\'

■ïilhU,

De ethiek is volgens Terlouw tijd- en
plaatsgebonden. In tijden van oorlog
staat die ethiek stil, dan vervalt de
mens in slechte zaken als doden en
verkrachten. Dan is er immers geen
wet meer die ons in toom houdt. In tij-
den van vrede ontwikkelt de ethiek
zich echter. Zo is hij ervan overtuigd
dat we over 200 jaar allemaal vegeta-
riër zijn. \'De mens heeft een enorme
houvast aan de wet die hem helpt de
ethiek te dragen\', zegt Terlouw.
De voormalig politicus plaatst het in-
dividuele diergeneeskundige ook als
onderdeel van het economische sys-
teem. \'De KNMvD kan wel een klein
stapje doen door tegen de minister te
zeggen \'we trekken een grens\' als het
gaat om het euthanaseren van gezonde
biggen. Een stap om de ethiek ten aan-
zien van het dier omhoog te brengen.\'

-ocr page 214-

ü^TiRf n m

KNMVD REAGEERT OP PLANNEN VAN MINISTER VAN AARTSEN

In mei van dit jaar vroeg de minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, J.J. van Aartsen, verschillende
maatschappelijke groeperingen, waaronder de KNMvD,
hun mening ter zake de toekomstige structuur van de var-
kenshouderij in Nederland. De KNMvD reageerde op dat
verzoek met haar nota \'Structuur Varkenshouderij 21^
eeuw\'l. Varkensgezondheid en -welzijn vormden de uit-
gangspunten van deze nota. Als instrument voor de realisa-
tie van de daarbij gestelde doelen werd de Dierveilig-
heidsindex geïntroduceerd. Een index waarin allerlei
factoren zoals: diergezondheidszorg, dierenwelzijn, huis-
vesting, situering van het bedrijf en kwaliteitsborging wor-
den samengevat. De uitwerking ervan berust op een goede
samenwerking tussen varkenshouders en dierenarts.
De nota werd op 27 mei aangeboden aan het ministerie van
LNV.

Vervolgens heeft de minister zijn mening bepaald. Op 10
juli heeft hij deze, door middel van de nota \'Structuur-
verandering Varkenshouderij\' gericht aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, kenbaar gemaakt.

\' Tijdschr Diergeneeskd ! 197: 122(14-15) 424-6.

Enkele hoofdpunten uit de nota van de minister zijn:
Generieke reductie van de varkensstapel met 25 %. Het aantal
dieren waarvan bij de bepaling van de reductie wordt uitge-
gaan is de gemiddelde bezetting in 1996, of 15 vleesvarkens
per hectare. Varkensrechten kunnen worden verhandeld, ech-
ter verhandeling over de grenzen van de concentratie-gebie-
den is niet toegestaan. Varkenshouders gaan meer bijdragen
aan het Fonds Dierziekten. De hoogte van de bijdrage wordt
mede afhankelijk gesteld van de bedrijfsvoering en de ligging
van het bedrijf Scherpere hygiëne-eisen. Extra eisen voor in-
ternationaal vervoer van varkens. Strengere eisen voor trans-
porteurs. Aanscherping van de welzijnseisen uit het
Varkensbesluit inclusief strikte controle en geen ruimte voor
een gedoogbeleid.

De KNMvD heeft de nota geëvalueerd. Vertrekpunt hier-
voor was de eerdergenoemde KNMvD-nota \'Structuur Var-
kenshouderij 21^ eeuw\'. Ook nu zijn de bevordering van de
varkensgezondheid en -welzijn als voornaamste doelen ge-
kozen. Dit is de achtergrond waartegen onderstaande reac-
tie op de nota van de minister werd geschreven. Ook deze
reactie is inmiddels aan de minister aangeboden.

REACTIE KNMVD OP LNV-NOTA \'STRUCTUUR-
VERANDERING VARKENSHOUDERIJ\'

Inleiding

Mede door de recente uitbraak van klas-
sieke varkenspest is de algemene herbe-
zinning over de structuur van de var-
kenshouderij in Nederland in een
stroomversnelling geraakt. Ook de
KNMvD, sterk betrokken bij de dier-
houderij in Nederiand, heeft zich bera-
den over de toekomstige varkenshoude-
rij. Haar mening, vastgelegd in de nota
\'Stmctuur Varkenshouderij 21^ eeuw\'
heeft zij op 27 mei 1997 aangeboden
aan het ministerie van Landbouw
Natuurbeheer en Visserij (zie bijlage).
Nu de minister van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij zijn visie - middels
de nota \'Structuurverandering varkens-
houderij\' gericht aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal - kenbaar heeft ge-
maakt, wil de KNMvD daarop reage-
ren.

Het spreekt voor zich dat bovenge-
noemde notitie van de KNMvD
\'Structuur Varkenshouderij 21^ eeuw\'
als vertrekpunt voor deze reactie is ge-
kozen. De daarin gehanteerde uit-
gangspunten ten aanzien van dierge-
zondheid en dierwelzijn vonnen ook
nu de basis voor de mening van de
KNMvD.

Scherpere hygiëne-eisen

De KNMvD is met de minister van me-
ning dat de varkenshouderij in
Nederiand een sociaal-economisch be-
langrijke, doch kwetsbare sector is. De
gevolgen van een ziekte-uitbraak zoals
de huidige uitbraak van klassieke var-
kenspest - de enorme inspanningen ter
bestrijding van de uitbraak, de derving
van de (buitenlandse) omzet en de ge-
volgen voor de maatschappelijke beeld-
vorming over de sector - vormen een
zware belasting voor die sector en zijn
toekomst. Calamiteiten als deze dienen
uit sociaal-economische overwegingen
maar zeer zeker ook vanuit het oogpunt
van dierwelzijn te worden voorkomen.
Terecht signaleert de minister dat de
kwetsbaarheid van de varkenshouderij
mede een gevolg is van de structuur
van de sector. Een van de belangrijkste
risicofactoren hierin zijn de veelvul-
dige directe en indirecte contacten tus-
sen de dieren.

Reactie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
op de nota \'Structuurverandering varkenshouderij\' van de minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

De door de minister voorgestelde scher-
pere hygiëne-eisen voor varkensbedrij-
ven, zoals aparte aan- en aflevervoor-
zieningen, beperking van het aantal
afleveradressen bij vermeerderings-
bedrijven, overgang naar één biggen-
herkomstbedrijf per mestbedrijf, ade-
quate reinigings- en ontsmettingsvoor-
zieningen, enzovoort, worden door de
KNMvD nadrukkelijk onderschreven.
Ook is de KNMvD met de minister van
mening dat vervoer van levende dieren,
ondanks strenge voorzorgsmaatrege-
len, een riskante zaak blijft. Voor een
toereikende controle op het vervoer
van dieren is een sluitend en contro-
leerbaar l&R-systeem onontbeerlijk.
Van de thans beschikbare technologie
in de vorm van injecteerbare transpon-
ders, dient gebruik gemaakt te worden.

Welzijn

Naast het hier genoemde besmettingsri-
sico dat is verbonden aan het vervoer

-ocr page 215-

van varkens is er nog een tweede be-
zwaar. Ook vanuit welzijnsoogpunt die-
nen langdurige transporten over lange
afstanden tot een minimum te worden
beperkt. De met het oog op een verbe-
terd welzijn opgestelde regelingen zoals
welzijnseisen in het Varkensbesluit zul-
len daadwerkelijk moeten worden nage-
leefd.

Een vergrote bewegingsvrijheid per dier
dient te worden nagestreefd. Groeps-
huisvesting voor zeugen lijkt goede mo-
gelijkheden te bieden. Teleurstellende
ervaringen ia het verleden tonen echter
aan dat de verwachte positieve effecten
voor het welzijn van de dieren niet van-
zelfsprekend zijn. Om succesvol te zijn
vergt deze wijze van huisvesten extra
aandacht en stelt zij hoge eisen aan het
vakmanschap van de varkenshouder.
Ter voorkoming van een herhaling van
de negatieve ervaringen uit het verleden
is het van wezenlijk belang dat de invoe-
ring van een dergelijke manier van huis-
vesten adequaat wordt begeleid.
Daarbij moet men zich emstig afvra-
gen of het gelijktijdig opleggen van de
voorgestelde generieke korting, de
kans op een succesvolle introductie
niet bij voorbaat minimaliseert.
Een mogelijkheid om de aandacht en de
betrokkenheid van de varkenshouder bij
de individuele dieren te vergroten is
maximering van het aantal dieren per
houder; een maximering die mede af-
hankelijk wordt gesteld van door de var-
kenshouder in te vullen voorwaarden.
Van de houder mag worden verwacht
dat hij tevens hoeder van zijn dieren is.
Het dier mag niet worden verlaagd tot
louter \'grondstof voor vleesproductie.
Schaalvergroting, uitlopend in mam-
moetbedrijven moet worden afgeremd.
De KNMvD wijst erop dat moet wor-
den voorkomen dat verhoging van de
welzijnsnormen in eigen land er toe
leidt dat de consument gaat kiezen
voor goedkoper, elders en onder min-
dere omstandigheden geproduceerd,
varkensvlees. In dat geval zullen ande-
ren de lachende derden zijn. Het ope-
nen en ontwikkelen van de \'welzijns-
vriendelijke markt\' kost tijd. Daarin
moet voorzien kunnen worden.
Zoals eerder door ons aangegeven stre-
ven wij naar de invoering van de hieron-
der beschreven Dierveiligheidsindex.
Diverse welzijnsaspecten worden thans
door ons in de uitwerking van deze
Dierveiligheidsindex meegenomen.

Concentratiegebieden

De door de minister voorgestane ver-
mindering van het aantal bedrijven per
gebied, een verdunning van de concen-
tratiegebieden is naar onze mening
niet noodzakelijk. Verwacht mag wor-
den dat in deze gebieden, schaalver-
groting uiteindelijk zal resulteren in
minder bedrijven. De concentratie van
bedrijven, inclusief de concentratie
van kennis en materialen biedt voorde-
len voor de sector. Wel zullen bedrij-
ven die in eenzelfde regio liggen door
adequate hygiënische barrières van el-
kaar gescheiden moeten zijn.
De KNMvD pleit ervoor in de niet-
concentratiegebieden mogelijkheden
voor de vestiging van top-fokbedrij-
ven - met het meest waardevolle deel
van onze varkensstapel en die voldoen
aan de hoogste hygiënische eisen -
open te houden. Daarbij is het behalve
voor het gebied, ook voor het topbe-
drijf zelf van belang dat de vestiging
van niet-topbcdrijven in deze gebieden
adequaat wordt tegengegaan.

Dierveiligheidsindex

De bovengenoemde noodzaak tot het
construeren van deze hygiënische bar-
rières plus de door de minister geuite
wens om de verantwoordelijkheid
voor de gezondheid en welzijn van zijn
dieren bij de varkenshouder zelf neer
te leggen sluiten aan bij ons voorstel
ter zake de Dierveiligheidsindex. De
mate waarin een bedrijf voldoet aan ei-
sen die worden gesteld aan welzijn en
ziektepreventie vormt de basis voor
een systeem van heffingen c.q. toesla-
gen. Goede bedrijfsvoering wordt be-
loond. slechte bedrijfsvoering beboet.
Alleriei factoren - hygiëne, transport,
huisvesting, verzorging, welzijn, lig-
ging van het bedrijf, structurele moni-
toring, diergeneesmiddelengebruik,
enzovoort, zullen in de Dierveilig-
heidsindex worden opgenomen. Daar,
zoals de minister opmerkt, de slachte-
rijen en vleesverwerkende industrie de
primaire regisseurs van een vraagge-
stuurde varkensketen zijn, lijkt het zin-
vol de hoogte van de heffingen of toe-
slagen te koppelen aan de marktprijs.
Voorkomen moet worden dat de in de
markt werkzame krachten het heffin-
gensysteem onderuit halen.

Vaccinatie

De door de minister gewenste invoering
van vaccinatie met behulp van marker-
vaccins ter bestrijding van dierziekten-
uitbraken (noodvaccinatie) komt over-
een met de reeds eerder door de
KNMvD geformuleerde \'nee, tenzij
...\'-strategie. De KNMvD constateert
met genoegen dat de minister van me-
ning is dat een dergelijk vaccinatie een
onderdeel van het normale instmmenta-
rium van de EU moet zijn.

Omvang varkensstapel

Zoals hiervoor reeds benadrukt zijn de
gezondheid en het welzijn van de die-
ren onze primaire doelen. De forse en
abrupte, generieke inkrimping van de
varkensstapel met 25%, zoals door de
minister voorgesteld, draagt in onze
ogen niet bij tot het oplossen of het
voorkomen van diergezondheids- en
welzijnsproblemen. Integendeel, door
de zware financiële belasting zullen
varkenshouders alles op alles zetten
om het hoofd boven water te houden.
De noodzakelijke investeringen zullen
worden uitgesteld of helemaal niet
worden gedaan.

Voorts zal de geforceerde inkrimping
van de varkensstapel het ontstaan van
mammoetbedrijven bevorderen. De
door ons voorgestane rol van de vee-
houder als niet enkel houder maar te-
vens hoeder van zijn dieren komt hier-
mee in het geding.

Onze voorkeur gaat uit naar een nader
vast te stellen maximaal aantal dieren
per hoeder/verzorger. Juist het tradi-
tionele familiebedrijf sluit aan op deze
rol en dient derhalve extra ruimte te
krijgen. Ook is de KNMvD van me-
ning dat de varkenshouders die op het
punt van goede diergezondheid en
dierwelzijn voorop lopen in de korting
ontzien dienen te worden.
Alles overziend valt te vrezen dat de
voorgestelde abrupte, generieke kor-
ting er weliswaar toe zal leiden dat de
door de minister gestelde milieu-doel-
stellingen zullen worden gerealiseerd,
maar dat de doelen op het gebied van
gezondheid en welzijn niet of minder
snel zullen worden gehaald.

Maatschappelijk draagvlak

Een verminderd risico op het voorko-
men van (besmettelijke) dierziekten en
een verhoogd dierwelzijn, zijn behalve
direct financieel ook indirect maat-
schappelijk van belang voor de toe-
komst van de sector. De varkenshou-
derij staat meer dan ooit in de publieke
belangstelling. De (toekomstige) wijze
van dierhouderij en de daaraan ver-
bonden perceptie in de samenleving
zijn sterk bepalend voor de toekomst
van de sector. Diskwalificatie, op
welke gronden dan ook, door de sa-
menleving impliceert het einde van de
sector. Een open communicatie tussen
sector en samenleving is van levensbe-
lang.

-ocr page 216-

Bijdrage van de dierenarts

De KNMvD is van mening dat de bij-
drage van de dierenarts aan de var-
Icenshouderij in de nota van de minis-
ter onderbelicht is gebleven. Voor een
succesvolle omslag van kwantiteit en
lage kosten / bulk, naar kwaliteit met
hoge toegevoegde waarde is kennis-
overdracht een conditio sine qua non.
Juist op dit punt zullen hoge eisen aan
alle schakels in de keten moeten wor-
den gesteld. Het op peil brengen en
houden van die kennis verdient conti-
nue aandacht. De dierenarts, met zijn
specifieke deskundigheid op het ge-
bied van welzijn en gezondheid van
varkens, bevindt zich als vertrouwens-
persoon van de varkenshouder in een
goede uitgangspositie. Plannen om in
gezamenlijk overleg van varkenshou-
ders en dierenartsen de Dierveilig-
heidsindex in te vullen worden thans
door de KNMvD uitgewerkt.
Naast de voorlichtende rol speelt de
dierenarts ook een belangrijke rol in de
monitoring van de varkensstapel. De
handhaving van de gezondheids- en
welzijnsstatus van een varkensbedrijf
vraagt ononderbroken aandacht. Om
deze reden achten wij het van belang
dat stmcturele veterinaire begeleiding
van varkensbedrijven wordt gewaar-
borgd. Zoals reeds betoogd in de door
KNMvD en LTO-Nederland opge-
stelde nota \'Zorg voor Varkens-
gezondheid\' (zie bijlage), mag het niet
zo zijn dat varkens zonder adequate
veterinaire begeleiding worden gehou-
den.

il l iiii i

HENK VAN DER BIJL NIEUW BIJ DE NCI

In deze rubriek van de NCI wil ik mij
graag aan u voorstellen. Ik ben Henk
van der Bijl, sinds 1 september 1997
werkzaam voor de NCI om samen met
Karin de Haas-Klink en Mario den
Hartog vervolg te geven aan het onder-
steunen van de praktiserende dierenart-
sen in Nederland bij de ontwikkeling
van hun informatie- en communicatie-
technologie (kortweg meestal aange-
duid met de term IT). Waar het gaat om
systeemdefiniëring van bedrijfsadmi-
nistratieve programma\'s, kennisver-
schaffing op geneeskundig of medici-
naal terrein, of het uitwisselen van
gegevens met de faculteit, instanties,
boeren, laboratoria, etcetera (ook de
software-leveranciers!), zijn er van ie-
dere organisatie vertegenwoordigingen
die haar belangen behartigen. Voor de
dierenartsen doet de NCI dat.

Ik heb al gemerkt dat er twee hoofd-
groepen zijn aan te wijzen binnen de
grote club van de dierenartsen: dege-
nen die werkzaam zijn in de gezel-
schapsdierensector en degenen die
werkzaam zijn in de nutsdierensector
(ik ben geneigd ze de twee bloedgroe-
pen onder de collegae te noemen).
Informatietechnisch althans lopen de
werkwijzen nogal uiteen, zo leerde mij
mijn eerste werkweek. Derhalve is het
te verwachten dat de nagestreefde IT\'s
verschillend zullen zijn.
Op mij drukt geen diergeneeskundig
verleden, dus ook geen verleden in één
van beide bloedgroepen. Wel voel ik
binding met beide: Ik verzorg thuis en-
kele harige gezelschapsdieren en daar-
naast kweek ik hobbymatig siervissen,
die ik al sinds jaar en dag mijn vee
noem.

Mijn professie is informaticus. Des-
kundigheid op het gebied van de infor-
matiekunde heb ik opgedaan tijdens
een omscholingscursus 11 jaar gele-
den, vervolgens tijdens een dienstver-
band van zeven jaar bij een gerenom-
meerd software-huis, en tenslotte heb
ik belangrijke ervaring opgedaan in de
vier jaren dat ik bij de Dienst
Landbouwkundig Onderzoek heb ge-
werkt. Als dé leerschool voor mijn
analytisch denkvermogen en andere
aardige vaardigheden waarmee ik mij
dagelijks gelukkig voel, beschouw ik
echter mijn universitaire opleiding bij
de Landbouwuniversiteit en de vier
jaar die ik vervolgens, grotendeels in
de tropen, als landbouwkundige in een
leidinggevende functie heb doorge-
bracht.

Ik denk dat wij als NCI de belangen
van de dierenartsen goed zullen kun-
nen bewaken en dat we, vanuit onze
kennis van, en inzicht in, (nieuwe) ont-
wikkelingen op technologisch gebied,
een visie voor de gewenste toekom-
stige IT-status ten behoeve van de
practici kunnen ontwikkelen, in sa-
menspraak met de KNMvD, waar het
gaat om het inzicht in de veranderings-
processen in de dierenartsenij in het al-
gemeen. Er is onmiskenbaar beweging
in de dierenartsenij, de accenten bij de

bedrijfsvoering, de aandachtsvelden,
beleidswijzigingen van overheids-
wege, keuzes in de werkwijze. Deze
zaken hebben gevolgen voor de typo-
logie van de IT die gewenst zal zijn en
daar moet het IT-beleid op geënt wor-
den. Ik hoop daarin een inspirerende
rol te kunnen spelen. Eén van mijn
goede voornemens is het om regelma-
tig over de activiteiten van de NCI te
publiceren, want infonnatie is afhan-
kelijk van communicatie.

Persoonlijke noot: ik ben 45 jaar oud
en gehuwd met mijn vrouw Ariënne
die 44 is. Ik heb drie kindertjes, de
oudste welp is 22 en studeert in
Utrecht (leeuw, knul), de volgende is
20 en hij (steenbok) woont en studeert
in Wageningen, en nummer drie is 15,
ook steenbok en zij zit op de middel-
bare school.

-ocr page 217-

De ontvangst is om 14.30 uur en om
15.00 uur zal de voorzitter van de
GHwD, dr. Vera Baumans, het pro-
gramma openen. De zingende dieren-
arts Rinus Rasenberg treedt op met
\'Via
Vlimmen temg naar de Homeopathie\'.
Na de pauze houdt Roel van den Berg
van AUV-Advies een verhandeling
over
\'Modern Management, een kwes-
tie van (Be)ge(lij)leid(en)\'.
Vervolgens
brengt Rinus Rasenberg het tweede
deel van zijn optreden. Rond 17.30 uur
is er een borrel en om ± 18.00 uur een
buffet dat muzikaal omlijst wordt door
het salon-ensemble
\'Corsage\'. De fees-
telijkheden eindigen rond 21.00 uur.

juaMi^i-«

tnnniL.^

Zowel leden als niet-leden van de Groep
Homoeopathisch-werkende Dieren-
artsen kunnen zich aanmelden door
overmaking van het hiervoor verschul-
digde bedrag op postrekeningnummer
40.56.352 of bankrekeningnummer
51.72.25.700 ten name van de Groep
Homoeopathisch-werkende Dieren-
artsen te Woerden onder vermelding
van \'Lustrum 1997\'.

\'EEN BREDER PERSPECTIEF

Op zaterdag 1 november 1997 viert de Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen (GHwD) van de KNMvD haar vierde lustrum in \'Het Oude
Tolhuys\' te Utrecht. Rond deze feestelijke gebeurtenis is een interessant pro-
gramma opgesteld, met als titel \'Een breder perspectief.

\'irmiiÉÉiitiii-\'ifcifih\'i\'iiiiiM

Voor kandidaatleden en partners geldt
een prijs van ƒ 50,- per persoon.
GHwD-leden en hun partners zijn per
persoon ƒ 75,- verschuldigd, terwijl
niet-GHwD-leden en hun partners
ƒ 100,- per persoon dienen te betalen.

De betaling geldt tevens als registratie
en dient
vóór 10 oktober 1997 plaats
te vinden. In het bedrag is koffie, thee
en het buffet begrepen.

Gérardo Th.A. Menges

Adres \'Het Oude Tolhuys\': Weg naar
Rhijnauwen 13-15 te (34H4 AD)
Utrecht (tel: 030-251 12 15).

GEACHTE SIGARENLIEFHEBBER,

Eindelijk is het dan weer zover.
Utrecht Exclusief, oftewel de enige si-
garenproeverij die de gezellige Dom-
stad rijk is, staat weer voor de deur, al
zal de opzet anders zijn dan voor-
gaande jaren.

Het Veterinair Sigaren Genootschap
Nicotiana tabacum viert namelijk haar
eerste lustrum, wat uiteraard een ge-
gronde reden is om de zaken iets uitge-
breider aan te pakken. De proeverij zal
namelijk plaatsvinden in het schitte-
rende traditierijke
Academiegebouw,
gesitueerd aan het Domplein. Alle be-
kende sigarenfabrikanten zullen aan-
wezig zijn, om deze heerlijke natuur-
producten aan de man te brengen.
Tevens is er gedacht aan de andere ge-
neugten des levens. Zo zal een gere-
nommeerde koffie- en theeschenkerij
acte de présence geven, evenals een
bekend porthuis.

Deze unieke proeverij zal plaatsvinden
op
13 oktober 1997. De eerste
rookwalmen zullen vanaf
19.30 uur
opstijgen, en er kan naar hartenlust ge-
savoureerd c.q. geproefd worden tot
23.15 uur.

U bent alle van harte welkom (toegang
is gratis) om onder het motto, wat het
lustrumthema
\'Natuurlijk genieten\'
nastreeft, samen te genieten van een
heerlijke sigaar.

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

01-11-1997
15-11-1997
01-12-1997
15-12-1997

Deadline *)

13-10-1997
27-10-1997
10-11-1997
01-12-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de
handen voor het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1997 voorradig. De prijs be-
draagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en ver-
zendkosten).

Onderstaand treft u een overzicht aan van de
banden die eveneens nog voorradig zijn, met
daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995; ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1994:
niet meer voorradig.
Banden 1993: niet meer voorradig.
Banden 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991: / 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden\' en de

jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031 ,-3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling:

030-2511787.

-ocr page 218-

itilliittrf^iÉtftfii

LUSTRA AFDELINGEN UTRECHT, NOORD- EN ZUID-HOLLAND EN ZEELAND

LUSTRUMSYMPOSIUM \'DIERGENEESKUNDE VOERT VERDER\'

Een (nog lang niet) uitgelezen Weten-
schappelijke Commissie heeft een in-
teressant programma in elkaar weten
te zetten (zie ook hieronder), met
boeiende sprekers en praktische le-
zingen over welhaast ieder gebied van
de veterinaire voeding. Het sympo-
sium wordt gehouden op een feeste-
lijke locatie in het hart van het land:

Slot Zeist te Zeist. Voor iedereen
goed bereikbaar dus. Deze feestelijke
dag zal beginnen om 10.00 uur en ein-
digen rond 17.00 uur.

De kosten voor de gehele dag, inclu-
sief koffie en lustrumlunch, bedragen
slechts ƒ 100,- voor leden van de ju-
bilerende Afdelingen en ƒ 125,- voor
overige belangstellenden.

Het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde zal op een later tijdstip nog uit-
gebreid aandacht besteden aan dit
symposium.

In 1997 is het voor de Afdelingen Utrecht, Noord- en Zuid-Holland en Zeeland
(de vroegere regio west) van de KNMvD respectievelijk 150, 110, 150 en 110
jaar geleden dat ze zijn opgericht. Voor de besturen van deze vier Afdelingen
reden genoeg om te besluiten om deze 30ste en 22$te lustra te vieren met een
heus lustrumsymposium. Dit symposium met de titel
\'Diergeneeskunde voert
verder\'
wordt gehouden op zaterdag 1 november 1997 op Slot Zeist.

PROGRAMMA LUSTRUMSYMPOSIUM \'DIERGENEESKUNDE VOERT VERDER\'

OCHTENDSESSIE

1. Inleiding. Diervoeding In de Diergeneeskunde.

Ontwikkeling van \'veevoeding\' naar \'veterinaire voeding" of\'klinische voeding\' van dieren. Onderzoek naar de betekenis van voeding op het optre-
den van ziekten en de preventie van ziekten en het belang van aanpassing van voeding in de behandeling van patiënten (dieetleer).
A. van \'t Klooster.

2. Voeding, allergie, intolerantie, (mucosale) weerstand: een overzicht.

Afwijkende reacties op voercomponenten en ANF\'s, voedseltolerantie, allergie, overgevoeligheid en toxische reacties. Functioneren van de afweer,
hel immuunsysteem en mucosale weerstand (specifiek en niet-specifiek). Relatie met voersamenstelling, probiotica en prebiotica.
J. van Dijk.

3. li-6 en il-3-vctzuren in de voeding: betekenis en gewenste verhoudingen.

11-6 en 11-3 vetzuren: typen en voorkomen in voedermiddelen; stofwisseling en conversie in eicosanoïden (onder andere prostaglandinen, thrombo-
canen); behoeften: verhouding 11-6/11-3 vetzuren in de voeding; (vetzuur)oxydatie, immuunreacties, membraanintegriteit; invloed op de gezondheid
(ontstekingsmediatoren, bloeddruk, huid, auto-immuun reacties, kanker); therapeutische effecten (huid, nierinsufficiëntie).
Uornstra, Maastricht.

4. Nutriënten en weerstand.

Invloed van nutriënten op de immuunrespons. een complexe interactie tussen onder meer drie belangrijke effectormechanismen, antilichaamgeme-
dieerde immuniteit, celgemedieerde immuniteit en fagocytose.
C. Wesl, Wageningen.

MIDDAGSESSIES. PARALLEL

Paard

1 2. Paardenvoeding en aan voeding gerelateerde aandoeningen en ziekten.

Vertering in dunne darm en colon, paardenbrok versus hooi en maagdarmklachten, darmresectie en voeding. Microbiële fermentatie, CH4-pro-
ductie. Snelle veranderingen in rantsoensamenstelling. Voeropname en lichaamsgewicht. F.nergiedichtheid van het rantsoen in relatie tot or-
thopedische afwijkingen, dyschondroplasie. Mineralen, Ca, P, Cu, Zn. Is beperking van eiwitgehalte tot 2 g verteerbaar eiwit per kg van be-
lang? Vitamines: Vit. E, D, cobalamine en andere B-vitamines.
A. van \'t Klooster.

3. Diëtetiek bij het paard.

Diëtetiek ter ondersteuning van therapie: algemene uitgangspunten;specifieke uitgangspunten en diëten met verwachte of bewezen effectiviteit
met betrekking tot maagdarmaandoeningen etcetera; diëten voor kritieke patiënten.
A. Beynen.

4. Voeding en sport.

Typen van inspanning en energiebehoeften; vet:eiwit:koolhydraat-verhouding in rantsoenen en stofwisseling; inspanning en behoefte aan nu-
triënten; het ideale sportrantsoen; waterhuishouding.
S. Geelen.

-ocr page 219-

« t mri\'i

Productiedieren

1. Voeding rond het spenen van biggen.

Veranderingen in en aan de slijmvliezen van de big rond het spenen. Invloed van voersamenstelling daarop. Kolonisatie, rol van bacteriën en vluch-
tige vetzuren, invloed voersamenstelling. Biogene aminen/polyaminen. Hoe speendiarree te voorkomen?
H. Everts.

2. Voeding en fertiliteit bij rund en varken.

Voedingsinvloeden op fertiliteit van dieren, beknopt overzicht. Voemiveau, droogstand melkvee en vruchtbaarheid (cysteuze ovaria, ei-rijping).
Voemiveau, voersamenstelling zeugen en vruchtbaarheid, melkproductie levensduur.
T. Kruip.

3. Voedingsproblemen bij vleeskalveren.

Invloed van voerschema en samenstelling op darmstoomissen; anemie en voeropname; gebruik van niet melk-eiwitten en vetvertering; phytaat en
zinkbenutting.
T. IVensing.

4. Voedingsproblemen pluimvee.

Relaties voeding en stofwisselingsziekten bij pluimvee, in het bijzonder bij vleeskuikens (ascites, pootproblemen, fatty liver disease). E. Decuijpere,
Leuven.

Gezelschapsdieren

1. Eiwit in de voeding van gezelschapsdieren.

Eiwit-aminozuren in de voeding van hond en kat; welke gehaltes zijn gewenst? Zijn eiwitrijke voedingen (on)gunstig? \'Senior\'- versus \'Junior\'-voe-
ders. Eiwit in de voeding van patiënten.
F. Pastoor.

2. Voeding en tumoren bij hond en kat.

Voorkomen van tumoren bij hond en kat; voeding en preventie; diëten voor patiënten. M. van Niel.

3. Voeding en kritieke patiënten.

Nutriëntbehoeften van kritieke patiënten; wijzen en vormen van toediening; ervaringen uit de praktijk. J. Robben.

4. Voedingsproblemen bij bijzondere dieren.

Frequent voorkomende voedingsfouten en hun gevolgen bij bijzondere dieren; herkennen en corrigeren. N. Schoenmaker

Diervoeding/volksgezondheid

1. Risico\'s voor de mens van vlees eten.

Infectieuze agentia in voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong: prionen, virussen, bacteriën en parasieten. F. van Knapen.

2. Veiligheid van pluimveeproducten

De invloed van pluimveevoeders en voederstrategieën op de veiligheid van pluimveeproducten. A. Pijpers.

3. Varkensvlees en Salmonella.

De rol van varkensvoeding op de Salmonella-besmetting van varkensvlees; effecten van voedersystemen (droogvoeder, brijvoeder, gefermenteerde
bijproducten) op de salmonellastatus van varkensvlees.
B. Urlings.

4. Residuproblematiek.

Residuen in voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong; groeibevorderaars en antibiotica die via voeders worden toegediend met betrekking tot vlees
en schelpdieren.
A. Bergwet^ff.

Inschrijving is mogelijk door middel van telefonische of schriftelijke aanmelding bij mevrouw Van Eunen van het secretariaat van de KNMvD, onder
vermelding van de middagsessie waaraan u deel wilt nemen, telefoon: 030 - 251011!, telefax: 030-2511787.

Doordat er slechts een beperkt aantal kaarten he.ichikhaar is zullen de plaatsbewijzen op volgorde van aanmelding worden toegekend. Wacht dus niet te
lang met aanmelden!

I«i

Dit Lustrumsymposium wordt mede mogelijk gemaakt door de welwillende medewerking van:

r Mycofarm mmm

-ocr page 220-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Greef, R.J.T. de; 1997; 3524 AR Utrecht; Texel 43.
Lemmens-de Jong, Mevr. M.; 1981; 6534 VH
Nijmegen; Vossenhof 46.
Paap, R.A.V.M.; 1978; 3844 EC Harderwijk;
Emdenmeen 34.

Reitsma, H.; 1973; 3925 JS Scherpenzeel;
Marktstraat 68.

JUBILEA:

G. van der Kolk te Rheden, afwezig, 55 jaar, 3
oktober 1997

Mevr. Dr. A.J. Venker-van Haagen te Utrecht,
afwezig, 30 jaar, 7 oktober 1997
Dr. J.J. Koopman te Alkmaar, afwezig, 45 jaar,
7 oktober 1997

H. Ottevanger te Hoorn, afwezig, 45 jaar, 7 ok-
tober 1997

J. Wechgelaar te Vörden, afwezig, 45 jaar, 7 ok-
tober 1997

J.H. Staal te Sleen, afwezig, 45 jaar, 11 oktober
1997

H.J. Schrama te Maurik, aanwezig, 25 jaar, 12
oktober 1997

Mevr. R.H.M. Vissers te Maam, afwezig, 25
jaar, 12 oktober 1997

R.J. Kummel te Bennebroek, afwezig, 55 jaar,
12 oktober 1997

Mevr. Dr. V. Baumans te Zeist, afwezig, 25 jaar,
12 oktober 1997

Dr. P. Franken te Didam, afwezig, 25 jaar, 12
oktober 1997

R. Muller te Laren (NH), afwezig, 40 jaar, 14
oktober 1997

C.P. Burger te Aalten, afwezig, 40 jaar, 16 okto-
ber 1997

G.J. ten Pas te Winterswijk, afwezig, 40 jaar, 16
oktober 1997

Dr. P.J. Veen te Doom. afwezig. 40 jaar, 18 ok-
tober 1997

B.M. Bogaerts te Heesch, afwezig, 50 jaar, 20
oktober 1997

K.G. Meijers te Ootmarsum, afwezig, 50 jaar, 20
oktober 1997

W. van Arkel te Emmen, afwezig, 35 jaar, 21 ok-
tober 1997

A.J.W. Bolscher te Tilligte, afwezig, 35 jaar, 21
oktober 1997

L.P.M. van den Brand te Someren, afwezig, 35
jaar, 23 oktober 1997

J.P.G. Vermeer te Deume, afwezig, 35 jaar, 23
oktober 1997

Dr. R.J. Slappendel te Driebergen, afwezig, 35
jaar, 23 oktober 1997

Dr. A.Th.M. Verdijk te Cuijk, afwezig, 35 jaar,
23 oktober 1997

PROMOTIE:

Op 24 september 1997 Drs. J.C. Bosch te
Diepenveen.

Op 25 september 1997 Mevr. Drs. J.M.
Parlevliet te Utrecht.

MUTATIES:

Bosch, Dr. J.C.; 1980; U-1997; 7431 GA
Diepenveen; Melchior van Brielstraat 37; tel.
0570-593235 privé, 0573-438100 bur.; vet.

Personalia

adv./stations-d.a. Zuid-Oost-Genetics.

Boschloo, H.M.; 1997; 7361 GN
Beekbergen; Lierderdrift 5; tel. 055-5061371
privé,
026-3647260 prakt.; p., medew. bij H.A.
Luten.

Bours, P.L.F.; 1986; 29660 Nueva
.Vndalucia, Marbelle (Spanje); C /Manolette 1
B; La Rotunda; tel./fax 00-34-5-2814401;
p.,
geass. met Mevr.
N.C. Kreft-van den Kieboom,
Pointer Vet. Clinic.

Coert, Mevr. M.; 1991; Lanark, I.anark-
shire MLll 7QR (Verenigd Koninkrijk);
Breadale Cottage 22 A, Cleghorn Road; tel.
00-44-1555-666204; p., medew. bij J. Baillie.

Dingemanse, Mevr. J.; 1993; 3209 BD
Hekelingen; Toldijk 34; teL 0181-630256
privé,
010-4526695 prakt.; p., medew. bij G.
Meursing.

Dolfmg. J.; 1995; 7546 DC Enschede;
Boerskottenhoek 73; tel. 053-4775568 privé,
4306010 prakt.;
fax 053-4341667; p., geass. met
.Mevr. H.H.G. Dolfing-Polling.

Dolfing-Polling, Mevr. H.H.G.; 1996; 7546
DC Enschede; Boerskottenhoek 73; tel. 053-
4775568 privé,
4306010 prakt.; fax 053-
4341667; p., geass. met J. Dulfing.

Gielen,C.A.M.; 1995; 5384 XS Heesch; De
Mergkool 4; tel. 0412-456151 privé, 641755
prakt.; fax 0412-647471; p., medew. bij W
.G.
van den Ekker, H.J.M. Kraneburg, J.P.E.M.
Langens, H. Oosterveen en M.H.J.J.
Westerhof.

•Gijtenbeek, E. van; Gent-1988; 1731 SR
Winkel; Populicrcnstraat 21; tel. 0224-
542777; fax

0224-542999; p., paarden.

Gjaltema, Mevr. G.B.; 1996; 9364 PJ Nuis;
Coenderslaan 21; tel. 0594-520078; wnd.d.

♦Horst, D. ter; 1978; 8076 PW Vierhouten;
Niersenseweg 33;
tel. 0577-411034 privé,
411296 prakt.; fax 0577-411381
; p., paarden.

Jong, Mevr. N. de; 1992; 5408 ND Volkel;
Boekelsedijk 16 A; tel. 0413-274433; d

»Karsijns, Mevr. M.E.; 1997; 7361 GN
Beekbergen; Lierderdrift 5; tel. 055-5061371
privé,
053-4305805 prakt.; p., medew. bij P.C.R.
Baars. E.J. Hurkens en H.W. Wessels.

•Kleinjan, A.A.; 1970; RD 2 Napier
(Nieuw-Zecland);
"The Grove" 71 Bovd Road;
tel. 00-64-6-8445070 privé, 8798927 bur.; fax (X)-
64-6-8445070;
E-mail: KLEINJAN<THE-
GROVE(a XTRA.C O.NZ>;
d. bij Min. of Agr.
and Fisheries.

Kortman. E.G.; 1972; B-3930 .\\chel
(België); Cederstraat 10; d.

•Kreft-van den Kieboom. MevT. N.C.;
1987; 29660 Nueva Andalucia, Marbelle
(Spanje); C/Manolette 1 B; La Rotunda;
tel./fax 00-34-5-2814401;
p., geass. met P.L.F.
Bours,
Pointer Vet. Clinic.

♦Lemmens-de Jong, Mevr. M.; 6534 VH
Nijmegen; Vossenhof 46; tel. 024-3558368 privé,
3559351 prakt.;
fax 024-3559351; p.

Meiessen, J.J.; 1949; 1521 PL Wormer-
veer;
Zaanstroom 30; tel. 075-6222350; r.d.; oud-
dir. slachth. en vleesk. dienst Amsterdam; R.O.N.

♦Meurs, Dr. G.K. van; 1955; U-1974; 3573
PL Utrecht; Habib Bourguibastraat
24; tel.
030-2710767; r.d.; oud-medew. R U. (F.D.).

Nek, A. van; 1994; 3526 EJ Utrecht;
Columbuslaan 335; tel. 030-2871761; wnd.d.

Ooijen, C.J.P.G.; 1980; 3317 JD
Dordrecht; S.M. Hugo van Gijnweg 5; teL 078-
6515307;
wet. medew. International Atomic
Energy.

•Ooms, Mevr. B.; 1997; 3522 TR Utrecht;
Amerhof 36; tel. 030-2803221 privé,
070-
3524221
prakt.; p., medew. bij A. Boersma en

W .J.M. van Look.

Parievliet, Mevr. Dr. J.M.; 1986; U-1997;
3572 SJ Utrecht; Bekkerstraat 38; tel. 030-
2733211 privé, 2531040 bur.; fax 030-2521887;
JOYCE@BDV.DGK.RUU.NL; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.);
Specialist Reproduktie van het Paard.

Polling, Mevr. H.H.G.; 1996; zie: Dolfing-
Polling, Mevr. H.H.G.

Rijpstra, Mevr. B.; 1990; 2316 BV Leiden;
Pasteurstraat 22;
tel. 0546-441444 prakt.; p.,
medew. bij J.J.M. Elberink en M.A.M. Evers.

Schaap, C.P.; 1988; 5752 AH Deurne;
Reeksenakker
2; tel. 049.3-351280 privé,
312230 prakt.; fax 0493-315935; p., geass. met
G.J. de Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H. van
Noort, P.P. Slotboom en
A. van der Steen.

Slingerland, Mevr. K.I.; 1989; 113 Muscat
(Sultanate of Oman);
do E.H. Hoogerduyn
Stating, Petroleum Development Oman,
Department XEM/7, P.O.Box 81; d.

Snoek, M.J.; 1989; 3881 ZG Putten;
C annenburgh 3; tel. 0341-355353;
d.

Tesink, Dr. J.; 1947; U-1954; 4461 WZ
Goes; De Horst 239; tel. 0113-220484;
dir
Raadgevend Bureau "Milvetox" (milieuhygiëne
en vet. toxicologie).

w

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

Oktober

2—4 Jaarcongres KN.MvD te \\\'lissingen.

7 Symposium on drug resistance in parasites
and bacteria, ID-DLO te Lelystad.

7 Studiedag \'Ondernemen in de pluimvee-
houderij na 2000". IPC Dier Horst.

10 Symposium \'Heelkunde in Perspectief 11\',
Vakgroep Algemene Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisdieren. Aanvang:
09.00 uur.

11 Symposium \'Homeopathie en registratie\'
van 15.00 tot 17.30 uur, Beatrixgebouw
van het Jaarbeurscomplex te Utrecht.
Organisatie: Vereniging tegen de
Kwakzalverij. Entree: gratis.

25—26 Conferentie \'Gekke koeien en pestvar-
kens\', Intemationale School voor Wijs-
begeerte, Dodeweg 8 in Leusden. Tel.:
033-4650700, fax: 033-4650541, e-mail:
isvw(gpi.net.

30—2 Nov. llth Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

I Symposium \'Diergeneeskunde voert ver-
der\' van de Afdelingen Noord-Holland,
Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland van de
KNMvD. Slot Zeist.

4 \'Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congrescentrum
de Reehorst te Ede.

6—7 53. Fachgespräch über Geflügelkrank-
heiten in Hannover.

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of Know-
ledge in Poultry production\'. Jaarbeurs te

-ocr page 221-

Utrecht, voorafgaand aan de VIV. Nadere
informatie: 0342-414881.

18—21 Internationale Vakbeurs Intensieve
Veehouderij (VIV), Jaarbeurs te Utrecht.

20 Gecombineerde studiedag van de Bel-
gische en Nederlandse Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie,
thema \'Biologie en Management van dier-
ziekte-uitbraken\', Gezondheidsdienst voor
Dieren, Boxtel. Inlichtingen: Armin
Eibers, 0411-659500, E-mail: gdboxtel®
gdvdieren.nl.

26—30 l Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

29 Maastricht Intemational Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

7—11 Ninth Intemational Conference of the
Intemational Federation of Science Editors:
\'Science communication for the next mille-
nium". Sharm El-Sheikh/Cairo, Egypt.

14 16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255, e-mail: chuit(&ipro
link.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore.
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva(g.sprintrpg.spring.com.

Maart

4 -7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof. Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich. Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim. tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

VERGADERINGEN & BIJEENKOMSTEN

Oktober

2 Intervisie-bijeenkomst groep 11 (rund) om
14.30 uur in Eindhoven.

3 Jaarlijkse studienamiddag van de Vlaamse
Buiatrie Vereniging vanaf 14.00 uur in het
Auditorium Maximum, Campus Merel-
beke, België. Informatie: Dr. Wim
Hollanders, tel.: 0032-2-3709402.

7 Groep Pluimveewetenschappen van de
KNMvD. Vanaf09.30 uur tot 16.30 uur ge-
zamenlijke studiedag met WPSA, LOS.
VPLC. Thema: \'De pluimveehouder als
ondememer in de 21 ® eeuw\'. Locatie: IPC-
Dier, locatie Praktijkschool Horst. Ook
niet-leden zijn welkom. S.v.p. vooraf aan-
melden: tel. 0342-414881.

9 Werkvergadering Herkauwers op de
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Drachten. Aanvang: 14.00 uur.

16 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Biltsche Hoek,
De Bilt. Aanvang: 20.00 uur.

27 AUV-regiovergadering Regio Oost,
Gezondheidsdienst Deventer.

30 AUV-regiovergadering Regio West.
Locatie: Hotel Akersloot te Akersloot.

November

I 20-jarig Bestaan Groep Homeopatisch
Werkende Dierenartsen \'Een breder per-
spectief in het Oude Tolhuis te Utrecht,
van 15.00 tot 21.00 uur. Opgeven vóór I
oktober 1997.

3 AUV-regiovergadering Regio Zuid,
Gezondheidsdienst Boxtel.

4 Cardial Pursuit Seminar, Tulip Inn, Hugen
Hellendoom. Novartis Animal Health, dhr.
P. Ghyoot, tel.: 0165-574805 of Postbus
1048,4700 BA Roosendaal.

5 Cardial Pursuit Seminar, Golden Tulip,
Drenthe.

6 Cardial Pursuit Seminar, Novotel. Breda.

8 Landelijke dag voor vrouwelijke dierenart-
sen. Locatie: \'De Biltsche Hoek\' in De
Bilt. Aanvang: 13.30 uur.

10 AUV-regiovergadering Regio Noord.
Gezondheidsdienst Drachten.

10 Cardial Pursuit Seminar. Novotel, Rot-
terdam. Novartis Animal Health, dhr. P.
Ghyoot, tel.: 0165-574805 of Postbus
1048,4700 BA Roosendaal.

12 Cardial Pursuit Seminar, Hotel Mercure,
Nieuwegein.

13 Cardial Pursuit Seminar, Golden Tulip
Greenpark, Leidschendam.

20 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over fokken\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bih, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

20 Cardial Pursuit Seminar, Postiljon Hotel,
Arnhem. Novartis Animal Heahh, dhr. P.
Ghyoot, tel.: 0165-574805 of Postbus
1048,4700 BA Roosendaal.

24 Cardial Pursuit Seminar, Hotel Mercure,
Amsterdam Airport.

25 Jaarlijkse studiedag van de WRSA.
Locatie: Androclusgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan I
te Utrecht. Thema: \'Medicijngebruik en
voederadditieven bij konijnen\'. Voor na-
dere informatie kunt u zich wenden tot: drs.
E. Harwig-Dings, p/a IPC DIER Horst, tel.:
077-3998888.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

29 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren te Ede. Tevens lustrum 50-ja-
rig bestaan.

December

4 Cardial Pursuit Seminar, Motel Stein-
Urmond, Urmond. Novartis Animal
Health, dhr. P. Ghyoot, tel.: 0165-574805
of Postbus 1048,4700 BA Roosendaal.

9 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30
uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

II Afdelingsvergadering Gelderland in de
Waag te Doesburg.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te
Hellendoom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

April

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

Juni

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

September

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

CURSUSSEN

Oktober

3 Dag van de buiatrie, PUO (België).

3 PUO-cursus (België): 24) Praktische oefe-
ningen in de radiodiagnostiek.

6—II PHLO-cursus \'European Agricultural
Policy in Transformation\' te Leuven, België.

7 PUO-cursus (België): 5) Infectieuze en
niet-infectieuze aandoeningen die leiden
tot de afkeuring van slachtpluimvee (deel
A).

9 PAO-D cursus: 97.215. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf(twee dagen,
tevens 16 oktober 1997).

9 PAO-D cursus: 97.703. Certificatie gezel-
schapsdierenpraktijk.

9 PAO-D cursus: 97.143. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

9 10 PHLO-cursus \'Marktgerichtheid in de

voedingsmiddelen- en agrarische indus-
trie\' te Wageningen. Inschrijftermijn ein-
digt op 11 september.

9—10 PUO-cursus (België): I) Het geneesmid-
delcndepot.

10 PAO-D cursus: 97.929. Symposium Vak-
groep Algemene Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisdieren.

11 Cursus \'Gedragsbegeleiding bij Honden\',
Van Hall Instituut, tel.: 058-2846160, fax:
2846199.

14 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Vught. motel Vught, aan-
vang 13.00 uur. Workshop \'marketing van
de dierenartsenpraktijk\' door Irene Fetter-
Grotendorst.

14 PUO-cursus (België); 11) De tochtigheids-
problematiek.

14 PAO-D cursus; 97.926. Financieel ma-
nagement \'Jaarstukken lezen\'.

15 IPC DIER-cursus: \'Alles rondom de melk-
machine\'. Locatie: IPC DIER Horst. Voor
informatie/opgave: de heer J. Broos, tel.:
(077)399 88 88.

15 PAO-D cursus; 97.226. Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding (drie dagen, tevens 4 november en
2 december 1997).

16 PAO-D cursus: 97.312. Interpretatie labo-
ratoriumuitslagen met betrekking tot var-
kensziekten.

16—17 PUO-cursus (België): 31) Workshop;
verbanden en spalken in de praktijk.

17 PUO-cursus (België): 12) Klauwproble-
men met nadruk op \'Mortellaro\'.

18 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen te Zwolle, hotel café-restau-
rant Zwolle, aanvang 13.00 uur. Workshop
\'marketing van de dierenartsenpraktijk\'
door Irene Fetter-Grotendorst.

21 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen pluimveehouderij\'. Locatie; IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave; de

-ocr page 222-

heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

21 PAO-D cursus: 97.227. Standaardover-
zichten als instrument voor bedrijfsbege-
leiding (3 dagen, tevens 11 november en 9
december 1997). 24

21 PUO-cursus (België): 6) Infectieuze en
niet-infectieuze aandoeningen die leiden tot 24
de afkeuring van slachtpluimvee (deel A).

22 Nascholingsbijeenkomst voor vrouwelijke 28

dierenartsen te Utrecht, bureau KNMvD,
aanvang 17.30 uur. Workshop \'marketing
van de dierenadsenpraktijk\' door Irene
Fetter-Grotendorst.

PUO-cursus (België): Wedstrijdreglement
voor paardendierenartsen.
PUO-cursus (België): 21) APP (Actino-
bacillus pleuro-pneumoniae).
PAO-D cursus: 97. 308. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen. tevens 4 en 11 november 1997).
PAO-D cursus; 97.930. Symposium
\'Groep Practici Grote Huisdieren\' (drie da-
gen, tevens 29 en 30 oktober 1997).
IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen pluimveehouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

28

28

"Arthroluxyl is
de standaard.
Je moet eens
zien hoe zo\'n
dier opknapt en
weer beweegt..."

^/ernieuwde Arthroluxyf is het
voedingssupplement in tabletvorm voor de
gewrichtsverzorging. De 90 stuks verpakking
bevat nu ook Hepatropine®

Deze stof vangt de schadelijke vrije
radicalen weg die ontstaan bij microtrauma\'s van
bot- en kraakbeen.

APHARMO

EFFICIENCY IN DIERGENEESKUNDE

Somcmlelling hepanopine 2 lO\'g, equisetum 3- 10\'g; taraxacum 6-lO \'g; magnesium
630-10 "g; calcium 175 10\' g: fosfor 170-10*g; ijzer 46-10*g; koper 0,16-10*g; zink 0,13-10* g;
rTuingaan0,74-IO*g; kobalt 0,02-10* g;
molybcfeen (sporen). Alle meuden zijn gerangschikt in een
complexe, snel assimileerbare kristalmatrix. Verpakkmg: doos a 90 uibletten.

Apharmo BV Pharmaceuticals,
Tel.: 026-3629022, Postbus 5014, 6802 EA Arnhem.

Voor de zich respecterende dierenarts

"SAMENVATTING VAN HET

Phonendus

Uitgevert.
Consultarféy

VETERINAIR TUCHTRECHT "

van Mr. Drs. A.A.A. Vendrig.

Postbus 489

Verkrijgbaar bij erkende boekhandel, AUV, rechtstreeks bij uitgever.

1380 AL Weesp

ISBN 90-803406-1-8

Tel. 0294-254819

TE KOOP AANGEBODEN:

PRAKTIJKINVENTARIS VOOR DE BEHANDELING VAN GEZELSCHAPSDIEREN

Onder andere smalle operatietafel, behandeltafel, röntgenapparaat met toebehoren, Vettest, Clark kooien, etce-
tera.

Voor informatie, telefoon: 035 - 6952148.

-ocr page 223-

Van de Hoofdredactie

Wanneer deze woorden op een mooie zondagmiddag in de herfst worden geschreven, staat het Jaar-
congres 1997 te gebeuren en kan niet geweten zijn wat u zou kunnen weten wanneer u erbij was geweest.

Wel is nu al zeker dat de Aart van Keulenprijs wordt ingesteld. Deze prijs bestaat uit een bedrag van
f 1.000,- voor het beste artikel in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde op het gebied van de volksgezond-
heid. De prijs zal éénmaal per twee jaar uitgereikt worden. Een deskundige jury, bestaande uit prof. dr dr
hc. E.H. Kampelmacher, prof. dr E.J. Ruitenbergen dr W. Edel, zal de artikelen beoordelen.

Ons erelid, A. van Keulen, zal zo bij legaat de veterinaire volksgezondheid blijvend bij u onder de aan-
dacht laten brengen. Wanneer u zijn afscheidsrede uit 1975 nog eens leest, zult u ervaren welk een vooruit-
ziende blik hij had en hoe lang het duurt voor in Nederland zaken tot stand komen. Het kan geen kvi\'aad
dat onze generatie veterinairen op het gebied van de volksgezondheid zich uiten en daarmee hun herken-
baarheid tonen.

Volksgezondheid en uiergezondheid hebben relatie met elkaar Welke invloed de melkwinning op de uier-
gezondheid heeft kunt u via een overzichtelijk artikel tot u nemen.

Dat de homeopaat Opmeer niet altijd in \'troebel \'water vist blijkt in zijn aanpak: \'Ingeslikte en vastgetrok-
ken karperhaak bij een hond\'.

Dit nummer van ons Tijdschrift laat u verder kennis nemen van veel zaken, bijvoorbeeld: Museum
Veeverbetering. Laat niet de dierenarts erin terechtkomen door de inseminator de drachtigheidsdiagnos-
tiek te laten overnemen.

Ondanks het woordenspel rond de euthanasie van de zeer jonge biggen is de minister heel duidelijk ge-
maakt wat de KNMvD in deze wil. Een gezamenlijk standpunt of uitgangspunt om deze regeling te beëin-
digen wordt in goed overleg tot stand gebracht.

Wij hopen u in het komende verenigingsjaar, waarin interne en externe communicatie bijzondere aan-
dacht zullen krijgen, weer volop via het Tijdschrift voor Diergeneeskunde op de hoogte te houden!

Namens de hoofdredactie,
Dr Tj. Jorna

-ocr page 224-

MELKWINNING EN UIERGEZGNDHEID:
EEN LITERATUUROVERZICHT

J.D.H.M. Miltenburgl\'^, C.J.A.M. deKoning^, J.H. van Vliet^ en T.J.G.M. Lam^

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 56H-76

SAMENVATTING

In het artikel wordt een literatuuroverzicht gegeven van
de invloed van de melktechniek en de melkmachine op de
uiergezondheid. De belangrijkste risico\'s vormen de
overdracht en de penetratie van mastitisverwekkers tij-
dens het melken. Overdracht van mastitisverwekkers
kan plaatsvinden via handen, doeken en tepelvoeringen.
Onder invloed van onregelmatige vacuümvariaties kun-
nen mastitisverwekkers doordringen in de uier. Onregel-
matige vacuümvariaties ontstaan bij plotselinge luchtin-
slag in de melkinstallatie. Bij een verkeerde afstelling van
de melkmachine of een verkeerde melktechniek kunnen
speenbeschadigingen ontstaan. Alleen bij ernstige vor-
men van speenbeschadiging is de kans op het ontstaan
van nieuwe infecties groter. Summier onderzoek naar de
effecten van frequenter melken en volledig uitmelken
geeft aan dat de kans op klinische mastitis kleiner wordt
als er frequenter wordt gemolken en er vollediger wordt
uitgemolken. Geconcludeerd wordt dat de melkmachine
de uiergezondheid kan beïnvloeden maar dat die invloed
sterk bepaald wordt door de infectiedruk en de kwaliteit
van de melker.

SUMMARY

Machine milking and udder health

This article reviews the influence of machine milking on udder health. The
main risks are transmission and penetration of pathogens during milking.
Pathogens can be transmitted via the hands, cloths, and liners. Irregular
fluctuations in the vacuum can cause penetration of mastitis pathogens into
or through the teat canal. Such fluctuations are caused by air blasts in the
milking machine. Machine milking can also cause teat lesions, although
only severe lesions give rise to new infections. Preliminary research results
on the influence of the frequency and degree of udder evacuation show that
the clinical .symptoms of mastitis generally decreases as the frequency and
completeness of milking increase. It is concluded that machine milking can
influence udder health but that the influence strongly depends on the e.xpos-
ure to pathogens and ihe quality of the milker.

INLEIDING

Mastitis is al sinds jaar en dag de belangrijkste bedrijfseco-
nomische aandoening op het melkveebedrijf (18). In het
standaard mastitis preventie-programma dat in de jaren \'60
is ontwikkeld door Neave werd de melkwinning al als be-
langrijk onderdeel genoemd (54). Onderzoek in de jaren \'80

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Lokatie Boxtel, Postbus 4, 5280 A.4 Boxtel.
^ Correspondentie-adres met betrekking tot manuscript: Ing. J. Miltenburg,

Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 4, 5280.4A Boxtel.
\' Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en Paarden, Rundernegó, 8219 PK Lelystad.
\' Faculteit der Diergeneeskunde, Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplan-
ting Postbus 80151, 3508 TD Utrecht.

en \'90 laat zien dat zowel de melker als de melkmachine aan
steeds hogere eisen moeten voldoen om bij een toenemende
melkproductie een goede uiergezondheid in stand te houden
(8, 38, 49, 90). Zo is tussen 1985 en 1995 de gemiddelde
melkproductie per koe op de melkcontrolebedrijven in
Nederland met circa 2000 kg gestegen (44).

Tabel 1. Gemiddelde lactatieproductie van gecontroleerde koeien in
Nederland (44).

Jaar

.-\\antal koeien

Leeftijd

Da^en

Kg melk

% vet

% ei» it

1985

I.711.244

4.03

304

555<)

4.16

IW.5

I.205.6.\'i2

4.01

32X

75Ü8

4.46

3.50

Daarnaast worden aan het product melk en de wijze waarop
het wordt geproduceerd steeds hogere eisen gesteld.
Gezien deze ontwikkelingen en de voortgaande veranderin-
gen op het gebied van de melkwinning blijft actuele kennis
op dit gebied van belang. In dit literatuuroverzicht zal de be-
staande kennis met betrekking tot melkwinning en uierge-
zondheid worden samengevat.

VOORBEHANDELING

De voorbehandeling is van belang voor het reinigen van de
uier, de stimulering van de melkafgifte en de controle op
mastitis (34). Aangezien intramammaire infecties nagenoeg
altijd tot stand komen doordat bacteriën via het slotgat de
uier binnendringen, is het belangrijk de infectiedruk rond de
speen en het slotgat te verminderen (38).
Het reinigen met schoon (stromend) water gecombineerd met
nadrogen heeft ten opzichte van niet voorbehandelen én droog
voorbehandelen een duidelijk verlagend effect op het kiemge-
tal van de speenhuid (23,24,72). Als echter geen schoon, stro-
mend water wordt gebruikt, of niet goed wordt nagedroogd,
wordt de kans op infectie-overdracht juist vergroot. Bovendien
komt, ten aanzien van het aantal nieuwe infecties, het positieve
effect van nat ten opzichte van droog voorbehandelen alleen
naar voren in experimenten met een relatief hoge infectiedmk
(25,26,72). Gezien deze feiten en vanwege praktische nadelen
zoals extra benodigde tijd, wordt een natte voorbehandeling in
Nederiand alleen geadviseerd bij visueel vuile uiers (34).
Reiniging kan plaatsvinden met schoon, stromend water
waama de uier en spenen moeten worden gedroogd. Dit na-
drogen is niet alleen van belang uit hygiënisch oogpunt maar
ook uit melktechnisch oogpunt. Bij natte uiers zullen tepelvoe-
ringen vanwege een hoger stootrandvacuum eerder opkruipen,
waardoor koeien slechter worden uitgemolken (24,34). Onder
normale omstandigheden met schone en droge ligplaatsen en
geschoren uiers is een droge voorbehandeling goed toepasbaar
en te verkiezen boven een natte voorbehandeling.
Een nadeel van voorbehandeling is de grotere kans op versprei-
ding van kiemen (30, 38). Het aantal koeien dat met één doek
behandeld wordt, dient sterk beperkt te blijven. Wegwerp-
papier heeft derhalve de voorkeur, waarbij het belangrijk is per
koe voldoende papier te gebruiken. De gebruikelijke uierdoe-

-ocr page 225-

ken dienen na iedere melkbeurt te worden gewassen in de
kookwas. Geïnfecteerde koeien dienen met aparte doeken te
worden voorbehandeid. De meerwaarde van het gebmik van
water met desinfectans komt vooral tot uiting bij hoge concen-
traties en een lange contacttijd. Een voordeel van het gebruik
van water met desinfectans bij de voorbehandeling is dat het
ook kiemgetalverlagend kan werken ten aanzien van andere
vectoren, zoals handen en tepelvoeringen (26). Met name
Staphylococcus aureus kan lang overleven op de huid (van koe
en melker). In die zin verdient het gebmik van wegwerpdoeken
met ontsmettende werking wellicht meer aandacht. Een be-
langrijk onderdeel van de voorbehandeling is het voorstralen.
Onzorgvuldig voorstralen (natte handen en spenen) lijkt bij te
kunnen dragen aan het verspreiden van
S. aureus (30, 81).
Voorstralen is wel gunstig in verband met het \'uitspoelen\' van
tepelkanaalinfecties en infecties in de tepelholte. Uit onderzoek
blijkt dat tijdens het melken mastitisbacteriën kunnen worden
verplaatst van de tepelholte naar de melkboezem (38). Tevens
is gebleken dat als mastitisbacteriën in het tepelkanaal of in de
tepelholte worden gebracht, voorstralen het aantal nieuwe in-
fecties reduceert. In veldobservaties vindt men echter geen po-
sitief effect. Dit verklaart men uit het feit dat \'oude\' tepelka-
naalinfecties mogelijk minder gemakkelijk door middel van
voorstralen verwijderd worden (38).

Voorstralen heeft tevens een belangrijke functie in de dia-
gnostiek van klinische mastitis en de stimulering van de
melkafgifte(34).

SPEENDESINFECTIE VOOR HET MELKEN
Het effect van speendesinfectie vóór het melken op het aan-
tal nieuwe infecties is nog onvoldoende onderzocht om tot
een definitief oordeel over de effectiviteit te komen (45). In
enkele publicaties wordt een gunstig effect op subklinische
mastitis beschreven (25, 69), terwijl in andere geen signifi-
cant verschil is waargenomen (6, 36). Het effect van speen-
desinfectie vóór het melken op klinische mastitiden komt
ook niet duidelijk naar voren (36). Het resultaat van speen-
desinfectie vóór het melken is mede afhankelijk van de
hoogte van de infectiedruk en de wijze waarop de desinfectie
wordt toegepast. Met name de inwerktijd en het \'veeg-ef-
fect\' (van het nadrogen) blijken van belang. In onderzoek
wordt het volgende protocol gehanteerd (66, 70):

- grof vuil van spenen verwijderen;

- voorstralen;

- spenen desinfecteren;

- minimaal 30 seconden in laten werken;

- met papier desinfectans verwijderen.

In de praktijk blijkt vaak, dat dit protocol niet in de melkrou-
tine past en ten koste gaat van de melkcapaciteit. Indien het
protocol maar gedeeltelijk wordt uitgevoerd zal de effectivi-
teit verminderen. Het is bewezen dat meer residuen in de
melk achterblijven als het verwijderen van de desinfectans
achterwege wordt gelaten (26).

HET MELKEN

Bij het melken kunnen mastitisverwekkers via melkstellen
worden overgedragen. Onder invloed van vacuümvariaties
is het zelfs mogelijk dat mastitisverwekkers doordringen in
de uier (8,38,49,90).

Overdracht van mastitisvervi\'ekkers

Via melkresten in de melkklauw en de tepelvoeringen kun-
nen mastitisbacteriën worden overgedragen van koe naar
koe. Uit een experiment bleek dat \'tracer-bacteriën\', aange-
bracht op een tepelvoering, na het melken van zes koeien nog
geïsoleerd konden worden van de tepelvoering (89). Indien
de melkstellen na het melken van een geïnfecteerde koe met
de tepelbekers naar beneden worden weggehangen, kunnen
ook de niet besmette tepelvoeringen vanuit de melkklauw
worden besmet. De overdrachtskans kan aanzienlijk worden
gereduceerd door geïnfecteerde koeien als laatste te melken
(88). Tevens is het mogelijk geïnfecteerde koeien te melken
met aparte melkstellen. Echter, overdracht via andere vecto-
ren zoals handen en uierdoeken, dient dan ook voorkómen te
worden. Indien dit in de praktijk niet uitvoerbaar is, kan ook
gekozen worden voor het ontsmetten van de melkstellen met
heet water. Ook dit heeft uiteraard praktische bezwaren. Bij
alle methodieken dient de identificatie en registratie van de
geïnfecteerde dieren in orde te zijn. Hierbij moet speciaal
worden gelet op de dieren die afkalven en dieren die worden
aangekocht. In tabel 2 zijn de resultaten van verschillende
spoelbehandelingen van melkstellen op het aantal geïso-
leerde
S. aM/-eM.9-kiemen vermeld. Bij vijf seconden spoelen
wordt het beste effect verkregen bij een watertemperatuur
van 85 "C. In de praktijk zal deze temperatuur moeilijk te re-
aliseren zijn. Helaas is het niet geheel duidelijk hoe lang er
minimaal gespoeld moet worden bij iets lagere temperaturen
om hetzelfde effect te verkrijgen. Verder zou het interessant
zijn om meer informatie te hebben over de relatie tussen de
hoogte van het kiemgetal en kans op nieuwe infecties. In alle
gevallen moet het hete water minimaal worden opgezogen
tot in de melkklauw. Melkklauw en tepelvoeringen zijn ook
te ontsmetten door heet water via de aansluiting van de lange
melkslang terug door de klauw te laten stromen. Men dient
zich hierbij wel te realiseren dat oude, versleten tepelvoerin-
gen niet goed te ontsmetten zijn.

-\' • \'rrnfWfw^^^ÊmÊm

Tabel 2. Effect van verschillende spoelbehandelingen van melkstellen op
het aantal geïsoleerde S. aureu&4ciemen (55).

Behandeling
van melkstel

Duur % positief Geïsoleerde S.

na de aurcu.y-kicmen

behandeling per melkstel

100.000-800.000
50-2.(M)0
0-80
O

0-15

5 sec.
3 min.
3 min.
3 min.

5 sec.

100
100
22
O

Spoelen met
koud water
Spoelen met
koud hypochloriet
Spoelen met
water van 66 °C
Spoelen met
water van 74 °C
Spoelen met
water van 85 °C

Het is vanzelfsprekend dat de normale reiniging van de
melkmachine ook in orde moet zijn. Onderzoekers hebben
aangetoond dat de melkmachine bij onvoldoende reiniging
een reservoir kan zijn van
S. OMreM^-kiemen (79). Indien dit
het geval is, zal segregatie van geïnfecteerde dieren minder
effect hebben.

Een aantal leveranciers brengt melkmachines op de markt
met zogenaamde \'back-flush\' systemen waarbij de melkstel-
len tussen de melkbeurten automatisch gespoeld worden.
Met name in de Verenigde Staten en Israël worden deze sys-
temen veelvuldig toegepast. Meestal wordt dan gespoeld
met koud water en desinfectans. Het effect van deze syste-
men op het aantal nieuwe infecties komt niet zo duidelijk
naar voren (38, 55). In een aantal experimenten blijkt het ef-

-ocr page 226-

fect met name beperkt indien tepeldesinfectie na het melken
wordt toegepast (54, 84).

\'Back-flush\' systemen worden in Nederland nauwelijks toe-
gepast. \'Back-flushing\' met desinfectans zónder naspoeling
wordt in Nederland door de zuivelindustrie niet gepropa-
geerd. Op dit moment is er een spoelsysteem op de
Nederlandse markt dat kan worden ingepast in iedere be-
staande melkstal. Met dit systeem worden de melkstellen ge-
durende korte tijd met water en luchtstoten schoongemaakt.
Er zijn echter nog geen resultaten bekend naar het effect van
dit systeem op het aantal nieuwe infecties. Wel is onderzoek
verricht naar het effect op het totale kiemgetal en het aantal
staphylococcen op de tepelvoering. Een aantal onderzoekers
vindt geen significante reductie (82), terwijl anderen dit wel
aantonen (75). Nadeel is dat uitsluitend de korte melkslang
en de tepelvoering worden gereinigd en niet de melkklauw
en de lange melkslang. Bovendien is het reinigingswater niet
heet. Bij het gebruik van dit systeem dient in ieder geval het
reinigingswater van onberispelijke kwaliteit te zijn.
De effecten van geautomatiseerde spoelsystemen op het aan-
tal nieuwe infecties lijken vooralsnog wisselend. Hierbij
moet bedacht worden dat het niet waarschijnlijk is dat de
aanwezigheid van mastitisverwekkers op de speenhuid vol-
ledig wordt voorkómen door het spoelen van tepelvoeringen.
Verder is het zo dat niet alleen overdracht bepalend is voor
het ontstaan van nieuwe infecties. In veel van de genoemde
experimenten is het niet duidelijk of ook andere melkma-
chine-, koe- en bacterie-eigenschappen nog een rol hebben
kunnen spelen. Bewezen is dat de melkmachine een belang-
rijk rol speelt bij de overdracht van contagieuze kiemen zo-
als
Streptococcus agalactiae en S. aureus. In de mastitisbe-
strijding wordt de preventieve aanpak van
S. aureus steeds
belangrijker gezien de dalende celgetalnormen en de slechte
resultaten bij behandeling van bestaande infecties (4, 85).
Bestaande, handmatige maatregelen ter preventie van de
overdracht van bacteriën zijn niet praktisch en niet altijd wa-
terdicht vanwege de beperkte diagnostische mogelijkheden
bij het op tijd opsporen van subklinisch geïnfecteerde dieren.
Dit pleit voor geautomatiseerde spoelsystemen die (preven-
tief) kunnen worden ingezet bij alle dieren. Er dient echter
meer onderzoek plaats te vinden naar de effectiviteit in rela-
tie tot de watertemperatuur, de reinigingsduur, hoeveelheid
desinfectans en het waterverbruik. Daamaast moeten ook de
effecten van het spoelen op de melktechnische eigenschap-
pen van de melkmachine nader onderzocht worden.

Doordringen van mastitisverwekkers in de uier
Tijdens het melken kunnen in het melkstel onregelmatige va-
cuümvariaties ontstaan door plotselinge luchtinslag. Daar-
naast ontstaan zogenaamde cyclische vacuümvariaties door
volumeveranderingen onder de speen bij het openen en slui-
ten van de tepelvoering. Experimenten hebben aangetoond
dat onder invloed van deze cyclische en onregelmatige va-
cuümvariaties bacteriën kunnen worden getransporteerd van
buiten de speen naar tepelkanaal, tepelholte of zelfs melk-
boezem (impacts) (16, 86). In een later stadium heeft men
het bestaan van \'impacts\' ook aangetoond in veldproeven (2,
63). Aan het eind van het melken zijn de risico\'s het grootst
omdat er dan relatief minder uitspoeling van bacteriën
plaatsvindt. Cyclische vacuümvariaties zijn aanzienlijk te
verminderen door een vlotte afvoer van melk vanuit de tepel-
voering (41). In moderne installaties zijn cyclische vacuüm-
variaties danig gereduceerd. Onregelmatige vacuümvaria-
ties vormen het belangrijkste risico voor de uiergezondheid.

èJjL

Figuur 2. Schildje gemonteerd in
tepelvoering.

Onregelmatige vacuümvariaties kunnen tijdens het melken
voorkómen worden door (34,41):

- Aansluiten met afgesloten korte melkslang en het melkstel
niet onder vacuüm afnemen.

- Geen afneemsystemen met stootsgewijze luchtinlaat (\'air-
blasts\') in de melkklauw laten installeren.

- Goede gewichtsverdeling melkstel (slanggeleiders).

- (Lekke) slangen tijdig vervangen.

- Geen tepelvoeringen gebruiken die lucht zuigen (\'liner
slip\').

- Machinaal namelken (geen hand op de melkklauw) en
blindmelken voorkómen.

- Goede melkafvoer.

- Aanleg en constructie installatie volgens ISO-normen
(43).

Ter voorkóming van \'impacts\' zijn tepelbekers ontwikkeld
met schildjes waardoor de melkdruppeltjes niet meer tegen
de speenpunt kunnen slaan (5). Ook heeft men een melk-
klauw met terugslagkleppen ontwikkeld (28). Met deze sim-
pele aanpassingen werd in veldproeven het aantal nieuwe in-
fecties gereduceerd met circa 10%. Opmerkelijk is dat er
nauwelijks melkklauwen op de markt worden gebracht met
schildjes of terugslagkleppen. Wel zijn vierkwartierenklau-
wen op de markt, waarmee \'impacts\' ook nagenoeg kunnen
worden geëlimineerd. Deze worden echter, mede door de
omvang en het gewicht, nauwelijks toegepast.

Naast vacuümvariaties onder de speen, ontstaan tijdens het
melken ook vacuümvariaties in de speen. Indien het vacuüm
in de tepelholte hoger wordt dan het vacuüm buiten de speen,
kan er een luchtbeweging richting tepelholte ontstaan (27,
76). Deze zogenaamde Reverse Pressure Gradients (RPG\'s)
zijn voornamelijk gemeten bij aan- en afsluiten van het
melkstel. Bij \'lege\' spenen is het risico op het ontstaan van
RPG\'s het grootst. Tepelvoeringen met een grotere opening
dan de diameter van de spenen veroorzaakten bij aan- en af-
sluiten van het melkstel minder RPG\'s dan tepelvoeringen
met een te nauwe opening. Er zullen nog meer experimenten
moeten worden uitgevoerd om de relatie tussen RPG\'s en de
kans op nieuwe infecties nader te bestuderen (76).

SPEENDESINFECTIE NA HET MELKEN
De beschermende werking van speendesinfectie na het mel-
ken tegen infecties met contagieuze bacteriën zoals
S. aga-
lactiae
en S. aureus is ontegenzeggelijk aangetoond (7, 37,
61, 64, 65, 68). Transmissie van contagieuze bacteriën vindt

-ocr page 227-

vooral plaats tijdens het melken. Naast het desinfecterende
effect is ook het huidverzorgende effect van de gebruikte
middelen van belang. Speenwondjes, vaak gekoloniseerd met
S. aureus of Streptococcus dysgalactiae, lijken sneller te ge-
nezen bij gebruik van bijvoorbeeld lanoline of glycerine. Bij
schrale spenen kan worden overgestapt op een ontsmettings-
middel met een hogere concentratie huidverzorgend middel.
Hen te hoge concentratie van deze huidverzorgende middelen
kan echter afbreuk doen aan het desinfecterend vermogen van
de dip of spray. Verschillen in effectiviteit tussen dippen of
sprayen zijn niet aangetoond. Indien gewerkt wordt met een
goed desinfectans wordt de kans op het overdragen van infec-
ties met de dipbeker over het algemeen klein geacht (45).
De laatste jaren zijn de zogenaamde \'barrière\' dipmiddelen
in opkomst. Deze dipmiddelen zouden de koeien tussen de
melkingen gedurende een langere tijd beschermen dan de an-
dere dipmiddelen. In onderzoeken waarbij deze dipmiddelen
zijn vergeleken met andere dipmiddelen worden echter met
betrekking tot het aantal nieuwe infecties geen significante
verschillen gevonden. Dit komt waarschijnlijk mede door de
beperkte studieomvang (17,20).

In verband met de werking van de desinfectans en het ver-
hoogde infectierisico van de \'openstaande\' slotgaten is het
raadzaam melkveehouders te adviseren na het melken (vers)
ruwvoer te verstrekken aan het voerhek, de dieren vast te zet-
ten of op een andere manier te voorkómen dat de dieren di-
rect na het melken gaan liggen.

UITMELKEN

Er is slechts summier onderzoek verricht naar het effect van
onvolledig uitmelken op de uiergezondheid. Uit enkele on-
derzoeken blijkt dat bij onvolledig uitmelken nieuwe infec-
ties zich gemakkelijker kunnen handhaven (38). Dit kan tot
uiting komen in meer (sub)klinische mastitis. Bij onvolledig
uitmelken van kwartieren met subklinische mastitis en van
niet geïnfecteerde kwartieren bleek het celgetal van kwartie-
ren met subklinische mastitis enorm toe te nemen terwijl dit
bij niet geïnfecteerde kwartieren rond de 50.000 c/ml bleef
(49). Een namelkhoeveelheid per uier van maximaal 0,5 kg
wordt acceptabel geacht (34, 51). De melkafgifte van de koe
is een proces waarbij de interactie tussen koe, melker en
melkmachine een belangrijke rol speelt.

Melkafgifte en melker

Ongeveer 20% van de melk in de uier is direct beschikbaar
voor melkafgifte, de rest is opgeslagen in de alveolen (12).
Voor het op gang brengen van de melkafgifte vanuit de alveo-
len (\'het laten schieten van de melk\') dienen zenuwen in de
spenen te worden geprikkeld, waardoor het hormoon
Oxyto-
cine wordt afgescheiden door de hypofyse. Bij een voldoende
hoge concentratie zorgt de oxytocine voor het samentrekken
van de korfcellen rond de melkblaasjes. Bij dieren die onvol-
doende worden voorbehandeld komt de melkafgifte vanuit de
alveolen later op gang en is de machine-melktijd langer dan
bij dieren die goed worden voorbehandeld. Bij onvoldoende
voorbehandeling heeft het melkstroomprofiel vaak een bimo-
daal verloop (13). Voor een zo volledig mogelijke verwijde-
ring van de melk uit de melkklier zijn krachtige en gedurende
langere tijd aangewende prikkels noodzakelijk. Bij het ma-
chinaal melken voorziet de massagewerking van de machine
hier grotendeels in (12, 19,34).

De tijdsduur tussen het begin van de prikkeling en de afgifte
van de alveolaire melk (de zogenaamde latente periode) is
groter bij een zwakke prikkel, een geringe melkgift en ver-
storing van de dagelijkse melkroutine (34, 47). Oudmelkse
dieren hebben relatief meer alveolaire melk en een geringere
melkgift. Hierdoor komt de melkafgifte bij oudmelkse die-
ren later op gang dan bij nieuwmelkse dieren. Oudmelkse
dieren zijn dus meer gebaat bij een goede voorbehandeling
(12). Voorwaardelijke reflexen spelen ook een rol bij de uit-
scheiding van oxytocine. Krachtvoergift en het geluid van de
melkmachine zijn hier voorbeelden van. Hoe geconditio-
neerder de omstandigheden tijdens het melken, hoe vlotter
en vollediger de melkafgifte (73). Opgemerkt dient te wor-
den dat los van de genoemde factoren, er een grote spreiding
in melkafgiftepatroon van individuele dieren bestaat. Ge-
netische factoren spelen hierbij een belangrijke rol.
In extreme situaties kan ook adrenaline een rol spelen bij de
melkafgifte. Als gevolg van schrik, angst of pijn kan dit hor-
moon worden afgescheiden in het bloed, waardoor de melk-
afgifte wordt geblokkeerd (11,34).

Het is van belang dat melkstellen worden aangesloten (di-
rect) na of eventueel kort voor het laten schieten van de melk.
Aansluiten te lang voor het laten schieten van de melk kan de
speenconditie negatief beïnvloeden (59). Ook aansluiten ge-
ruime tijd na het laten schieten van de melk zal de volledig-
heid en de snelheid van de melkafgifte negatief beïnvloeden
(34). Sommige fabrikanten hebben melkmachines met een
ingebouwde voorbehandelingsfase op de markt gebracht.
Deze fase, die gewoonlijk 0,5 tot 1 minuut duurt is niet alleen
bedoeld om de melkafgifte op gang te brengen, maar ook om
de volledigheid van de melkafgifte te verbeteren. Vaak
wordt er in deze fase sneller en/of krachtiger gepulseerd.
Soms zijn deze systemen melkstroomgestuurd. Vooralsnog
is het niet aangetoond dat deze systemen te verkiezen zijn
boven een goede voorbehandeling.

Ook bij een juist uitgevoerde melktechniek is de koe niet in
staat alle melk af te geven. Deze zogenaamde restmelk die in
de melkblaasjes achterblijft bedraagt gemiddeld circa 5-10%
van de melk die vóór het melken in de uier aanwezig was. Na
experimentele behandeling met oxytocine komt gemiddeld
ongeveer de helft van deze restmelk vrij (34).
Pas afgekalfde vaarzen hebben soms problemen met de
melkafgifte. Uit Zwitsers onderzoek bleek dat bij vaarzen
met een verstoorde melkafgifte na 1 minuut voorbehande-
ling geen oxytocine maar wel prolactine vrijkwam. Na sti-
mulering van de vagina bleek wel oxytocine vrij te komen
(10). Behandelingen met een lage dosering oxytocine heb-
ben vaak al effect op de melkafgifte. Extra lang en krachtig
voorbchandelen, voorbehandelen met warm wateren kracht-
voerverstrekking vóór het melken hebben vaak ook een posi-
tief effect op de melkafgifte.

-ocr page 228-

Melkafgifte en melkmachine

Slecht functionerende pulsators, een te laag of een te hoog
vacuüm én tepelvoeringen met een kleine kop en een nauwe,
stugge opening, kunnen er de oorzaak van zijn dat koeien
niet goed worden uitgemolken (34, 57). Ook kan een natte
voorbehandeling de oorzaak zijn van uitmelkproblemen.
Vocht op de speen maakt het toetreden van lucht tussen de
stootrand van de tepelvoering en de speen onmogelijk.
Hierdoor ontstaat een hoog vacuüm in de stootrand waardoor
aan de basis van de speen een zwelling zal optreden. Deze
zwelling zal zich naar het inwendige van de speen voortzet-
ten waardoor de melkafvoergang tussen boezem en tepel-
holte wordt vernauwd. Daamaast zal de tepelvoering ook
eerder opkruipen. Dit voelt pijnlijk aan bij de koe en verer-
gert de uitmelkproblemen (34). Voor het \'vierkant\' uitmel-
ken van de uier is het van belang dat het gewicht van de
melkklauw tijdens het melken over vier spenen verdeeld is.
Het gewicht van de lange melkslang mag het uitmelken niet
beïnvloeden. Daarom wordt vaak gebruik gemaakt van een
slanggeleider die het gewicht van de lange melkslang op-
vangt en bovendien de lange melkslang evenwijdig aan de
koe laat lopen, zodat het melkstel recht onder de koe hangt.

SPEENBESCHADIGING

Tijdens het melken worden spenen zwaar belast. Zowel
lengte als diameter van de speen kunnen met meer dan 30%
toenemen (31, 78). Het tepelkanaal vormt de eerste barrière
tegen het binnendringen van bacteriën in de uier. Een goede
conditie van de spenen en het tepelkanaal is daarom van
groot belang voor het in stand houden van de eerstelijns
uierafweer tegen mastitisbacteriën. Er is echter nog weinig
onderzoek verricht naar de relatie tussen speenaandoeningen
veroorzaakt door de melkmachine én de uiergezondheid.
Speenbeoordeling komt de laatste jaren in de belangstelling
als methode om het functioneren van de melkmachine te on-
derzoeken. De belangrijkste aandoeningen die primair wor-
den veroorzaakt door de melkmachine zijn speenpuntvereel-
ting en speenkneuzing.

Speenpunh \'ereelting

Speenpuntvereelting ontstaat door de druk van de lepelvoe-
ring op de speenpunt (48, 50). We onderscheiden de gladde,
lichtgele eeltringen die regelmatig worden waargenomen en
de gerafelde, sterk uitgestulpte eeltranden die minder vaak
worden gesignaleerd. Uit de summiere literatuurgegevens
over de relatie tussen speenpuntvereelting en uierinfecties

komt naar voren dat met name de gerafelde, sterk uitge-
stulpte eeltranden de kans op mastitis vergroten (9, 83).
Speenbeschadigingen vergroten de kans op tepelkanaalin-
fecties en intramammaire infecties met
S. aureus (52).
Tepelkanaalinfecties met
S. aureus zijn predisponerend voor
nieuwe intramammaire infecties (62). Tepeldesinfectie na
het melken van beschadigde spenen vermindert het aantal
nieuwe infecties met
S. aureus (22). In Nederland is oriënte-
rend onderzoek verricht naar het vóórkomen van speenpunt-
vereelting (59, 80). In het kader van dit onderzoek is er ook
een classificatiesysteem ontwikkeld voor de beoordeling van
speenpunten (60). Speenpuntvereelting komt meer voor bij
lange spenen en spenen met een spitse speenpunt. Voor-
spenen vertonen meer vereelting dan achterspenen. Ze zijn
gemiddeld langer dan achterspenen en voorspenen zijn vaak
eerder uitgemolken dan achterspenen. Bij koeien met een
hoge melkproductie wordt meer speenpuntvereelting waar-
genomen dan bij koeien met een lage melkproductie. In de
eerste maanden na afkalven neemt de vereelting van de
speenpunt sterk toe, aan het eind van de lactatieperiode
neemt de vereelting duidelijk af De verklaring hiervoor zou
kunnen zijn dat dieren met hogere melkproducties over het
algemeen langere (machine) melktijden hebben en daardoor
eerder speenpuntvereelting vertonen. Ook in ander onder-
zoek wordt bevestigd dat naarmate de (machine)melktijd
langer wordt, de kans op speenpuntvereelting toeneemt (42).
Naast deze koegebonden factoren lijken ook bedrijfsgebon-
den factoren een rol te kunnen spelen. De verschillen tussen
bedrijven kunnen aanzienlijk zijn. Bij een onderzoek op
veertig bedrijven bleek het percentage rafelige spenen uiteen
te lopen van 8 tot 50%. De oorzaken van deze variatie tussen
bedrijven worden vooral gezocht in de melkmachine en de
melktechniek. Er zijn aanwijzingen dat het type tepelvoe-
ring, de beweging van de tepelvoering en het vacuüm onder
de speen invloed hebben op de mate van speenpuntvereelting
(3, 50, 59, 80). Hier zal nog verder onderzoek naar moeten
worden verricht. Ook de melker is van invloed. Gebleken is
dat bij een slechte voorbehandeling de (machine)melktijd
toeneemt en de kans op speenpuntvereelting ook wordt ver-
groot (59). Ook overmatig blindmelken vergroot de kans op
speenpuntvereelting (8, 29, 74). Kort blindmelken (tot circa
1 minuut) hoeft niet direct een toename in het aantal nieuwe
infecties te veroorzaken (34, 74). Met name blindmelken in
combinatie met onregelmatige vacuümfluctuaties leidt tot
een toename van het aantal nieuwe infecties. (8, 29). Speen-
puntvereelting gaat soms gepaard met puntbloedingen, die
soms zijn waar te nemen aan de speenpunt.
Alleen met behulp van een nauwkeurige analyse tijdens het
melken van zowel koe, melker als melkmachine kunnen pro-
blemen met speenpuntvereelting inzichtelijk gemaakt wor-
den.

Speenkneuzing.

Na afname van het melkstel zien we het liefst zachte, gerim-
pelde spenen. In de praktijk blijken echter vaak harde, rode en
zelfs blauwe spenen voor te komen, veroorzaakt door vocht-
ophoping en bloedstuwing. Duitse onderzoekers trachten dit
verschijnsel te kwantificeren door het meten van de speen-
puntdiameter voor en na het melken met een zogenaamde cu-
timeter (32). In Nederland wordt geëxperimenteerd met het
scannen van speenpunten (58). Bij toename van de speen-
puntdiameter zouden infecties gemakkelijker ontstaan, niet
alleen door het minder snel sluiten van het slotgat, maar ook
door beschadiging van het epitheel, vermindering van de

-ocr page 229-

bloedcirculatie en vochtophoping (oedeem) in de speenwand.
Uit een veldonderzoek is gebleken dat bij een toename van de
speenpuntdiameter met meer dan 5% de kans op nieuwe in-
fecties groter wordt (91). Sommige onderzoekers twijfelen
echter aan de directe relatie tussen toename van de speen-
puntdiameter en de kans op het aantal nieuwe infecties (40).
Zowel de pulsators als de tepelvoeringen blijken een belang-
rijke invloed te hebben op de speenpuntdiameter na het melken
(33). De speenpuntdiameter na het melken blijkt vooral toe te
nemen bij een lange openingstijd en een korte sluitingstijd van
de tepelvoering. Tepelvoeringen met een grote schachtdiame-
ter (\'wijde\' tepelvoeringen) en een klein gat in de kop van de
voering veroorzaken ook sneller een toename van de speen-
puntdiameter. Te korte tepelvoeringen die sluiten op, in plaats
van onder de speen, kunnen ook problemen veroorzaken.
In meerdere experimenten en veldproeven is aangetoond dat
bij te korte rustfases het aantal nieuwe infecties aanzienlijk
kan stijgen. In een veldexperiment werden kwartieren gedu-
rende 18 dagen met en zonder pulsaties gemolken (15). Aan
het eind van de proefperiode was het aantal nieuwe infecties
in de groep zonder pulsaties met bijna 70 % toegenomen, ter-
wijl in de andere groep slechts een toename van 2% werd ge-
vonden. Het gemiddelde celgetal was op het eind van de
proef in de niet-pulsatiegroep zeven keer zo hoog als in de
pulsatiegroep. Hoewel in eerder onderzoek naar voren was
gekomen dat na verwijdering van de keratine uit het tepelka-
naal de kans op het aantal nieuwe infecties toeneemt (14),
bleek in de niet-pulsatiegroep het keratineverlies kleiner dan
in de pulsatiegroep. De vraag is echter in hoeverre keratine-
verlies van belang is, gezien het feit dat keratine vrij snel
wordt aangemaakt, waarvoor pulsatie mogelijk juist een sti-
mulans is (38). Ook in andere experimenten met melken zon-
der pulsaties werd een aanzienlijke toename van het aantal
nieuwe infecties gevonden (8, 38).

^ Bij te lange mstfases (d-tijd) en stugge, wijde tepelvoeringen
worden soms platte spenen waargenomen met zogenaamde
knijpstrepen: verticaal oplopende witte strepen aan weerszij-
den van de speen.

MELKFREQUENTIE

Er is weinig betrouwbaar onderzoek verricht naar de vraag of
vaker melken dan normaal (twee keer daags) een positief ef-
fect heeft op de uiergezondheid. Onderzoek uit het verleden
geeft aan dat het vergroten van melkintervallen de kans op
kolonisatie van het tepelkanaal met mastitisverwekkers doet
toenemen (56) en dat het aantal nieuwe (uier)infecties groter
is in niet gemolken dan in gemolken uiers (53). Een aantal
van deze studies is echter van beperkte waarde aangezien
geen bacteriologisch onderzoek werd verricht, maar een af-
geleide van het celgetal als criterium werd gebruikt, te weten
de Califomische Mastitis Test (CMT). De CMT-test geeft
geen volledig betrouwbare informatie over het aantal nieuwe
infecties. Daarbij komt dat de hoogte van het celgetal wordt
beïnvloed door de lengte van de melkintervallen (21, 77). In
een experimenteel onderzoek waarbij de CMT-test werd ge-
bmikt als criterium werd een gunstig effect genoemd van
drie keer daags melken ten opzichte van twee keer daags
melken (71). Dit verklaarde men uit het feit dat bij frequenter
melken zowel de controle op koeien als het aantal keer dat
preventieve maatregelen tijdens het melken worden uitge-
voerd groter wordt. Een ander veldonderzoek met de CMT-
test liet afhankelijk van de pariteit verschillende resultaten
zien (1). Tot en met pariteit drie hadden de dieren die drie
keer daags werden gemolken een slechtere CMT-score dan

de groep die twee keer daags werd gemolken. Echter, voor
de dieren met een hogere pariteit was het omgekeerde het ge-
val. Ook bij experimentele infecties zijn wisselende resulta-
ten beschreven. In een challenge onderzoek met S.
agalac-
tiae
werd geen verschil gevonden tussen groepen koeien die
twaalf weken twee en drie keer daags werden gemolken (87).
In een ander challenge onderzoek met 5.
agalactiae werd bij
vier keer daags ten opzichte van twee keer daags melken een
significante reductie van het aantal nieuwe klinische masti-
tisgevallen gevonden maar geen significante reductie van het
totaal aantal nieuwe intramammaire infecties (35). De reduc-
tie van klinische mastitis wordt in meerdere onderzoeken be-
vestigd (38). Een kortere incubatietijd tussen melkbeurten
kan de ernst van de infectie verminderen (I). Experimenteel
is aangetoond dat frequenter melken tevens de \'kwaliteit\'
van de neutrofielen in de melk positief beïnvloedt. Enerzijds
doordat direct na het melken een sterk transport van verse
neutrofielen op gang komt van het bloed naar de melk en an-
derzijds doordat de \'oude\' neutrofielen vaker worden weg-
gemolken (67).

Bij de overgang van twee keer daags naar drie keer daags
melken neemt de kans op overdracht met 50% toe (46). Drie
keer daags melken leidt tot een toename van de
(machine)melktijd per dag (39). Zowel de melktechniek als
de melkmachine dienen dus optimaal te zijn bij een overgang
van twee naar drie keer daags melken.

In verband met de ontwikkeling van de melkrobot komt fre-
quenter melken weer meer in de actualiteit te staan. In de
praktijk wordt soms op het eind van het quotumjaar tijdelijk
drie keer daags gemolken. Het is een feit dat melkveehou-
ders die drie keer daags zijn gaan melken onverdeeld positief
zijn over het effect op de uiergezondheid. De positieve prak-
tijkervaringen bij het extra uitmelken van dieren met klini-
sche mastitis (met of zonder antibioticumtherapie) zijn alge-
meen bekend. Gezien de toenemende melkproductie lijkt
meer aandacht voor frequenter melken, zeker uit het oogpunt
van uiergezondheid, interessant.

DISCUSSIE

Tijdens het melken kan overdracht via handen, doeken en te-
pelvoeringen plaatsvinden. Door een goede melkhygiëne
zijn deze risico\'s echter aanzienlijk te verkleinen. Gezien de
beperkte diagnostische mogelijkheden bij het opsporen van
subklinisch geïnfecteerde dieren zijn de maatregelen echter
niet altijd effectief Bovendien zijn ze niet altijd praktisch
uitvoerbaar. In die zin zou meer onderzoek moeten worden

-ocr page 230-

verricht naar spoelsystemen in de melkstal die (preventief)
kunnen worden ingezet bij alle koeien.
Onder experimentele omstandigheden en in veldonderzoek
is bewezen dat onder invloed van onregelmatige vacuümva-
riaties mastitisverwekkers kunnen doordringen in de uier.
Onregelmatige vacuümvariaties ontstaan bij plotselinge
luchtinslag in de melkinstallatie. Met een goede melktech-
niek en een goed functionerende melkmachine kunnen der-
gelijke onregelmatige vacuümvariaties aanzienlijk worden
gereduceerd. Echter, ze zijn niet volledig te voorkómen.
Daarom is het des te opmerkelijker dat de technische aanpas-
singen in de tepelvoering of de melkklauw (schildjes of klep-
jes), die de gevolgen van onregelmatige vacuümvariaties
aanzienlijk kunnen reduceren, nog weinig op de markt wor-
den gebracht.

Het onderzoek naar de effecten van het frequenter melken en
volledig uitmelken op de uiergezondheid is zowel kwalita-
tief als kwantitatief vrij beperkt. In het algemeen komt naar
voren dat de kans op klinische mastitis kleiner wordt als er
frequenter wordt gemolken en als er beter wordt uitgemol-
ken. Gezien de ontwikkelingen in de melkveehouderij met
betrekking tot de melkrobot en de melkproductie lijkt onder-
zoek naar frequenter melken gewenst.
Het onderzoek naar de relatie tussen melkmachine, speenbe-
schadiging en uiergezondheid heeft zich met name de laatste
jaren sterk ontwikkeld. De eerste resultaten geven aan dat er
alleen een positieve relatie is tussen ernstige vormen van
speenbeschadiging en de kans op nieuwe infecties. Speen-
beoordeling komt ook in de belangstelling als methode om
het functioneren van de melkmachine te beoordelen. In zijn
algemeenheid blijkt dat er in de melkwinning sterke behoefte
is aan objectieve meetmethoden om het functioneren van de
melker en de melkmachine in relatie tot de uiergezondheid te
toetsen. Metingen tijdens het melken zowel bij de koe als de
melkmachine kunnen meer inzicht geven (51).
Vaak wordt gevraagd in welke mate mastitis toe is te schrij-
ven aan het functioneren van de melkmachine. Aangezien de
melkmachine vooral een rol speelt als vector, is deze vraag in
zijn algemeenheid moeilijk te beantwoorden. Zo zal op een
bedrijf met een slechte hygiëne en veel onregelmatige va-
cuümvariaties tijdens het melken de melkmachine een be-
langrijke rol spelen bij het ontstaan van uierontsteking. Men
zal echter sneller resultaat boeken als men de hygiëne op dit
bedrijf verbetert. Voorts is de melktechniek van de melker
van grote invloed. Een melker die veel lucht zuigt bij het aan-
en afsluiten van de melkstellen of de melkstellen niet op tijd
afneemt, kan met een goed functionerende melkmachine
veel problemen veroorzaken. De mate waarin de melkma-
chine een rol speelt is dus sterk afhankelijk van de bedrijfs-
omstandigheden en de kwaliteit van de melker. Voor beoor-
deling in de praktijk betekent dit dat uitgegaan dient te
worden van een integrale benadering waarbij de koe, de
melkveehouder en de melkmachine in hun onderlinge sa-
menhang moeten worden geanalyseerd.

LITERATUURLIJST

1. Allen DB, DePeters EJ, and Laben RC. Three times a day milking: ef-
fects on milk production, reproductive efficiency and udder health.
Journal of Dairy Science 1986; 69: 1441-6.

2. Baxter JD. Rogers GW, Spencer SB, and Eberhart RJ. The effect of
milking machine liner slip on new intramammary infections. Journal
of Dairy Science 1992; 75: 1015-8.

3. Beek-van Maanen MC. Beweging tepelvoering bij een verschil tussen
pulsatie- en melkvacuüm. ROC praktijkonderzoek 1991; 4: 6.

4. Belscher AP. Hallberg JW, Nickerson SC, and Owens WE

Staphylococcus aureus mastitis therapy resisted. In: proceedings of
the thirty fifth Annual Meeting of the National Mastitis Council.
Nashville 1996: 116-22.

5. Binde M, Melby HP, Ask A, Lung A. and Vangdal SA. Effect of a
shielded liner on new mastitis infection. Journal of Dairy Re.search
1989; 56:55-9.

6. Blowey RW, and Collis K. Effect of premilking teat disinfection on
mastitis incidence, total bacterial count, cell count and milk yield in
three dairy herds. Vet Rec 1992; 130: 175-8.

7. Boddie RL, and Nickerson SC. Efficacy of 18% iodine teat dip against
Staphylococcus aureus and Streptococcus agalactiae. Journal of Dairy
Science 1989; 72: 1063-6.

8. Bramley AJ, Dodd FH. Mein GA, and Bramley JA. Machine milking
and lactation. Insight Books 1992.

9. Brandsma S, and Maatje K. De melkmachine als risicofactor voor de
uiergezondheid. Bedrijfsontwikkeling 1980; 15 (9): 711-4.

10. Bruckmaier RM, Schams D. and Blum JW. Aetiology of disturbed
milk ejection in parturient primiparous cows. Journal of Dairy
Research 1992;59:479-89.

11. Bruckmaier RM, Schams D, and Blum JW. Milk removal in familiar
and unfamiliar surroundings: concentrations of oxytocin, prolactin.
Cortisol and B-endorphin. Journal of Dairy Research 1993; 60: 449-56.

12. Bruckmaier RM. and Blum JW. Normal and disturbed milk removal in
dairy cows. In: Symposium on Milk Synthesis, Secretion and Removal
in ruminants. University of Berne. Switzerland 1996a: 37-42.

13. Bruckmaier RM, and Blum JW. Simultaneous recording of oxytocin
release, milk ejection and milk flow during milking of dairy cows with
and without pre.stimulation. Journal of Dairy Research 1996b; 63: 201-
9.

14. Capuco AV, Bright SA. Pankey JW, Wood DL. Miller RH, and
Bitman J. Increased susceptibility to intramammary infection follo-
wing removal of teat canal keratin. Journal of Dairy Science 1992; 75:
2126-30.

15. Capuco AV, et al. Influence of pulsationless milking on teat canal ke-
ratin and mastitis. Journal of Dairy Science 1994; 77: 64-74.

16. Cousins CL, Thiel CC, Westgarth DR, and Higgs TM. Further short-
tenm studies of the influence of the milking machine on the rate of new
infections. Journal of Dairy Research 1973; 40: 289-92.

17. Drechsler PA. Wildman EE, and Pankey JW. Evaluation of a chlorous
acid-chlorine dioxide teat dip under experimental and natural condi-
tions. Journal of Dairy Science 1990; 73: 2121-8.

18. Dijkhuizen AA. Houben EHP, Huime ABM, and Brand A. Mastitis bij
melkvee in economisch perspectief Post-Academisch Onderwijs
Uiergezondheid bij het rund 1994: 1-10.

19. Ebendortï W. Wallstabe J, Kreutzer A, and Ziesack J. Effect of auto-
matic udder stimulation and stripping on milk production and udder
health of cows. Milchwis.senschaft 1990; 45: 299-302.

20. Famsworth RJ. Role of teat dips in mastitis control. J Am Vet Med
Assoc 1979; 176: 1116-8.

21. Femando RS. and Spahr SL. Effects of milking interval on selected
milk constituents from normal and infected quarters. Journal of Dairy
Science 1983; 66. 1155-61.

22. Fox LK. Colonization by Staphylococcus aureus on chapped teat skin:
effect on iodine and chlorhexidine postmilking disinfectans. Journal of
Dairy Science 1992; 75: 66-71.

23. Galton DM. et al. Effects of premilking udder preparation on bacterio-
logical population, sediment, and iodine residue in milk. Journal of
Dairy Science 1984; 67: 2580-9.

24. Galton DM, et al. Effects of premilking udder preparation on bacterial
counts in milk and on teats. Journal of Dairy Science 1986; 69: 260-6.

25. Galton DM, et al. Evaluation of udder preparations on intramammary
infections. Journal ofDairy Science 1988a;7l: 1417-21.

26. Galton DM. and Merrill WG. Effectiveness of premilking udder pre-
paration practices on milk quality and udder health. Milking systems
and milking management symposium. Harrisburg, Pennsylvania.
1988b: 127-36.

27. Galton DM, et al. Reverse Pressure Gradients across the teat canal du-
ring machine milking. Proceedings from the seminar Machine Milking
and Mastitis. Aarhus, Denmark, August 1990: 49-58.

28. Griffin TK, Grindal RJ. and Bramley AJ. A multivalved milking ma-
chine cluster to control intramammary infection in dairy cows. Joumal
of Diary Research 1988; 55: 155-9.

29. Grindal RJ. II The role of the milking machine in mastitis, British Vet J
1988: 524-33.

30. Grindal RJ, and Bramley J. Effect udder preparation on transmission
of
Staphylococcus aureus while milking with a multi-valved cluster.
Joumal ofDairy Research 1989; 56: 683-90.

31. Hamann J. Response of bovine teat to physical forces aplied during

-ocr page 231-

machine milking with regard to new infection rate. Proceedings from
the seminar Machine Milking and Mastitis, Aarhus, Denmark, August
1990:27-42.

32. Hamann J, Mein GA, and Nipp B. Recommended method for measu-
ring changes in thickness of the bovine teat with spring-loaded cali-
pers. Journal of Dairy Research 1996a; 63: 309-13.

33. Hamann J. and Mein GA. Teat thickness changes may provide biologi-
cal test for effective pulsation. Journal of Dairy Research 1996b; 63:
179-89.

34. Haven MC van der. Koning CJAM de, Wemmenhove H, and
Westerbeek R. Handboek Melkwinning. Praktijkonderzoek Rundvee,
Schapen en Paarden (PR). Augusms 1996.

35. Hillerton JE, and Winter A. The effects of frequent milking on udder
physiology and health. Proceedings of the Intemational Symposium
on Prospects for Automatic Milking, 1992; 65: 201-12.

36. Hillerton JE, et al. Effect of pre-milking teat dipping on clinical masti-
tis on dairy farms in England. Journal of Dairy Research 1993; 60: 31-
41.

37. Hogan JS, White DG, and Pankey JW. Effects of teat dipping on intra-
mammary infections by staphylococci other than
Staphylococcu.\'i au-
reus.
Joumal of Dairy Science, 1987; 70: 873-9.

38. I.D.E. Machine milking and mastitis. Bulletin of the Intemational
Dairy Federation 125, 1987.

39. Ipema AH, and Benders E. Production, duration of machine-milking
and teat quality of dairy cows milked 2,3 or 4 times daily with variable
intervals. Proceedings of the Intemational Symposium on Prospects
for Automatic Milking, 1992; 65: 244-55.

40. Isaksson A, and Lind O. Teat reactions in cows associated with ma-
chine milking, Joumal of Veterinary Medicine 1992; 39: 282-8.

41. Koning CJAM de. Jong WP de, Hooijdonk A. van en Wemmenhove
H. Handleiding voor het doormeten van melkinstallaties. Publication
no. 19, 1991.

42. Koning CJAM de. Increased milking frequences and teat end condi-
tion. Symposium on Milk Synthesis, Secretion and Removal in rumi-
nants. University of Bcme, Switzerland, 1996a: 116.

43. Koning CJAM de, Bottema J, Heiremans L, Huizinga G, Huijsmans P.
Schuiling E, and Wemmenhove H. Technische normen en aanbevelin-
gen \'96 voor melkinstallaties, 1996b.

44. Koninklijk Nederlands Rundvee Syndicaat. Jaarstatistieken 1996: 23.

45. Lam TJGM, Vliet JH van and Schukken YH. Tepeldesinfectie en mas-
titis bij het rund: een literatuuroverzicht. Tijdschr Diergeneeskd 1995;
120: 392-9.

46 l.ogan TR, Armstrong DV, and Selley RA. Three times a day milking.
West Reg Ext Publ WREP June 4, 1978.

47. Mayer H. Bruckmaier R. and Schams D. Lactational changes in oxyto-
cin release, intramammary pressure and milking characteristics in
dairy cows. Joumal of Dairy Research I99l;58: 159-69.

48. Mein GA. Williams DM, and Thiel CC. Compressive load applied by
the teatcup liner to the bovine teat. 1987: 327-37.

49. Mein GA Milking machine factors related to mastitis. Proceedings
from the seminar Machine Milking and Mastitis. Aarhus, Denmark,
August 1990a: 2-15.

50. Mein GA. Forces applied to the teat: conventional milking.
Proceedings from the seminar Machine Milking and Mastitis. Aarhus,
Denmark, August 1990b: 61-73.

51. Mein GA. and Hamann J. Dynamic tests for teatcup action and for the
cluster. Proceedings of the third IDF Intemational Mastitis Seminar.
Tel Aviv, Israel, May 1995: 24-9.

52. Myllys V, and Honkanen-Buzalski T. Effect of abrasion of teat orifice
epithelium on development of bovine staphylococcal mastitis. Joumal
of Dairy Science 1994; 77: 446-52.

53. Neave FK, Oliver J, Dodd FH, and HiggsTM. Rate of infection of mil-
ked and unmilked udders, Joumal of Dairy Research 1968; 35: 127.

54. Neave FK. Dodd FH. Kingwill RG. and Westgarth DR. Control of
mastitis in the dairy herd by hygiene and management. Joumal of
Dairy Science 1969; 52: 696-707.

55. Neave FK. The control of mastitis by hygiene. Control of Bovine
Ma.stitis. Britisch Cattle Veterinary Assoc, 1971:55-71.

56. Newbould FHS. and Neave FK. The effect of inoculating the bovine
teat duct with small numbers of
Staphylococcus aureus. Joumal of
Dairy Research 1965:32: 171.

57. Newman JA, Grindal RJ, and Butler MC. Influence of liner design on
mouthpiece chamber vacuum during milking. Joumal of Dairy
Research 1991;58:21-7.

58. Neijenhuis F. en Schuiling HJ. Speenconditie belangrijk voor de uier-
gezondheid. ROC praktijkonderzoek 1994; 6: 34-7.

59. Neijenhuis F. Speenpuntvereelting in de praktijk. ROC praktijkonder-
zoek 1995;3: 19-21.

60. Neijenhuis F, and Schuiling HJ. Classification system for teat end cal-
losity. Symposium on Milk Synthesis, Secretion and Removal in
Ruminants, University of Beme, Switzeriand, 1996: 115.

61. Nickerson SC, Watts JL, Boddie RL. and Pankey JW. Evaluation of
5% and 1% iodophor teat dips on commercial dairies. Joumal of Dairy
Science 1986; 69: 1693-8.

62. Nickerson SC, Watts JL, Boddie RL. and Ray CH. Effect of postmil-
king teat antisepsis on teat canal infections in lactating dairy cows.
Joumal of Dairy Science 1990; 73: 373-80.

63. O\'Callaghan E, O\'Shea J, Meaney WJ, and Crowley C. Effect of mil-
king machine vacuum fluctuations and liner slip on bovine mastitis in-
fectivity. Irish Joumal of agricultural Research 1976; 15: 401-17.

64. Oliver SP, King SH, Torre PM, et al. Prevention of bovine mastitis by
a postmilking teat disinfectant containing chlorous acid and chlorine
dioxide in a soluble polymer gel. Joumal of Dairy Science 1989; 72:
3091-7.

65. Oliver SP, King SH, Lewis MJ, Torre PM, Matthews KR, and Dowlen
HH. Efficacy of
Chlorhexidine as a postmilking teat disinfectant for the
prevention of bovine mastitis during lactation, Joumal of Dairy
Science 1990;73:2230-5.

66. Oliver SP, et al. Prevention of bovine mastitis by a premilking teat dis-
infectant containing chlorous acid and chlorine dioxide. Joumal of
Dairy Science 1993; 76: 287-92.

67. Paape MJ, Capuco AV, Lefcourt A, Bürvenich C, and Miller RH.
Physiological response of dairy cows to milking. Proceedings of the
Intemational Symposium on Prospects for Automatic Milking, 1992
65:93-105.

68. Pankey JW, Eberhart RJ, Cuming AL, Daggett RD, Famsworth RJ,
and McDuff CK. Uptake on postmilking teat antisepsis. Joumal of
Dairy Science 1984; 67: 1336-53.

69. Pankey JW, Wildman EE, Drechsler PA. and Hogan JS. Field trial
evaluation of premilking teat disinfection. Joumal of Dairy Science
1987; 70: 867-72.

70. Pankey JW, and Galton DM. Premilking teat sanition. Intemational
Conference on Mastitis. St. Georgen/Längsee, Kärnten, Österreich,
1989:214-21.

71. Pearson RE, Fulton LA, Thompson PD, and Smith J.W. Three times a
day milking during the first half of lactation. Joumal of Dairy Science
1979; 62: 1941-50.

72. Rasmussen MD. Premilking teat preparation. Proceedings from the se-
minar Machine Milking and Mastitis. Aarhus. Denmark, August
1990a: 115-24.

73. Rasmussen MD. Frimer ES, Horvath Z, and Jensen NE. Comparison
of a standardized and variable milking routine. Joumal of Dairy
Science 1990b; 73:3472-80.

74. Rasmussen MD. Influence of switch level of automatic cluster remo-
vers on milking performance and udder health. Joumal of Dairy
Research 1993;60:287-97.

75. Rasmussen MD. The reduction in bacterial counts on liners by Hus-
hing with the Airwash system no.58, 1995a. Intern Rapport, land-
brugs- og Fiskeriministeriet.

76. Rasmussen MD, et al. The movement of bacteria by Reverse Pressure
Gradients across the teat canal. Proceedings of the third IDF
Intemational Mastitis Seminar, Tel Aviv, Israel, May 1995b: 15-8.

77. Reneau JK. Effective use of dairy herd improvement somatic cell
counts in mastitis control. Joumal of Dairy Science 1986; 69: 1708-20.

78. Ronningen O, and Reitan AD. Teat length and penetration into teatcup
during milking in Norwegian Red Cattle. Joumal of Dairy Science
1990; 57: 165-70.

79. Saperstein G, Hinckley LS, and Post JE. Taking the team approach to
solving staphylococcal mastitis infection. Vet. Medicine 1988: 939-
47.

80. Schuiling HJ. and Neijenhuis F. Factors affecting teat end condition.
Symposium on Milk Synthesis, Secretion and Removal in Ruminants.
University of Beme, Switzerland, 1996: 118.

81. Schukken YH, Grommers FJ, Geer D van de. Erb HN. and Brand A.
Risk factors for clinical mastitis in herds with a low bulk milk somatic
cell count 2. Risk factors for
Escherichia coli and Staphylococcus au-
reus.
Joumal ofDairy Science 1991; 74: 826-32.

82. Sheam MFH, Morgan JH, and Hillerton JE. Reduction of bacterial
contamination of teatcup liners by an entrained wash system. Vet Ree
1994; 134:450.

83. Sieber MEL. The relationship of bovine teat and lesions to mastitis and
machine milking. Proc of the Intern Congres on Diseases of Cattle, Tel
Aviv, Israel, 1980: 189-97.

84. Smith TW, Eberhart RJ, Spencer SB, Kesler EM, Hargrove CL, and
Heald CW. Effect of automatic backflushing on numbers of new intra-
mammary infections, bacteria on teat cup liners and milk iodine.

-ocr page 232-

Journal of Dairy Science 1985; 68: 424-32.

85. Sol J, Sampimon OC, Schukken YH en Snoep JJ. Factoren, die van be-
lang zijn voor de genezing van
Staphylococcus aureus bij het droogzet-
ten van koeien met antibiotica: een literatuuroverzicht. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122:62-7.

86. Thiel CC, Cousins CL, Westgarth DR, and Higgs TM. The inHuence
of some physical characteristics of the milking machine on the rate of
new mastitis infections. Journal of Dairy Research 1973; 40: 117-29.

87. Waterman DF. Harmon RJ. Hemken RW, and Langlois BE. Milking
frequency as related to udder health and milk production. Journal of
Dairy Science 1983; 66: 253-8.

88. Wilson DJ. Gonzalez RN, and Sears PM. Segregation or use of sepa-
rate milking units for cows infected with
Staphylococcus aureus: ef-
fects on prevalence of infection and bulk tank somatic cell count.
Journal of Dairy Science 1995; 78,2083-85.

89.

90.

91.

Woolford MW, Williamson JH, and Philips DSM. Aspects of milking
machine design related to intramammary infections. Proc Int Wkp
Mach Milk and Mastitis, Moorepark, 1980: 45.
Woolford MW. Milking machine effects on mastitis progress 1985-
1995. Proceedings of the third IDF Intemational Mastitis Seminar. Tel
Aviv, Israel, May 1995:3-12.

Zecconi A, Bronzo V, Piccinini R, Moroni P, and Ruffo G. Field study
on the relationship between teat thickness changes and intramammary
infections. Journal of Dairy Research 1996; 63: 361-8.

HET RUNDVEE IN DE NEDERLANDSE HUISMANSLITERATUUR
- VOLKSDIERGENEESKUNDE IN DE 18E EEUW -

R. Sthkwerda, Utrecht 1997. Cahier nr. 1 van het Veterinair
Historisch Genootschap. ISBN 90-76090. ISSN J386-4092.

De werkgroep \'Volksdiergeneeskunde\' van het Veterinair
Historisch Genootschap, bestaande uit de collega\'s I.J.R.
Visser, P. Kleinjan, T. van der Laan en R. Strikwerda, bestu-
deerde een aantal Nederlandse geschriften uit de 18^ eeuw
waarin ziekten en aandoeningen van het rund met hun be-
handelwijze werden behandeld. De bedoeling was om het
toenmalig niveau van kennis die de \'huisman\' kreeg aange-
reikt vast te stellen en tevens na te gaan in hoeverre deze
middelen ook in de latere farmacotherapie nog een rol speel-
den.

Deze geraadpleegde zogenaamde Huismanliteratuur dateert
uit de 18^ en het begin van de 19^ eeuw. Ze bestond uit een
achttal boekjes met namen als Heylsame Remedien,
Huismans Wegwijzer, Huismans Handboek, Behoed- en
Geneesmiddelen, Landmans Zakboekje, Landbouwkundig
Schoolboek en Gemaklyk Huisboekje. Deze ziektekundige
informatie was bestemd voor de veehouders die nog niet een
beroep konden doen op aan de faculteit afgestudeerde vee-
artsen aangezien deze nog niet bestond. De intentie was zo-
als bij een van de boekjes werd vermeld: ...den onkundigen
of minvermogenden Landman op een beknopte wyze te on-
derrigten, hoe hy in de meeste voorkomende ongesteldheden
van zyn Vee, hetzelve met geringe kosten zelfs kan genezen,
zonder altyd verpligt te zyn na den Smit of Vee-Arts te
loopen, om voor groot Geld geholpen te worden.

Het Cahier geeft per publicatie een overzicht van de daarin
vermelde ziekten met de aanbevolen behandeling. Daamaast
is er een index op onderwerpen met al de onderwerpen be-
treffende de ziekten en afwijkingen van het rund, welke in al
deze boekjes te vinden zijn. Aanduidingen van de oorzaak,
de symptomen alsmede algemene voorschriften met bijbe-
horend medicatie en vindplaatsen passeren de revue. Voorts
wordt een systematisch overzicht gegeven van de aandoe-
ningen voorzover die volgens de huidige criteria vast te stel-
len zijn. In 1725 werd reeds melding gemaakt van leverbot-
ziekte als een specifieke parasitaire ziekte. Pas in 1798 wordt
melding gemaakt van kalfziekte of melkziekte.

De terminologie van de ziekten was overigens zeer divers.
Tympanie wordt bijvoorbeeld betiteld als blaar, bloedzwel-
ling in de buik, lijfzwelling, pof, puf, zwellend vuur, zwel-
ling van bloed en trommelzucht. De bestrijding ervan is even
divers met middelen zoals hooi, rabarber, bloed, karnemelk,
jenever, bier, tabaksrook, teer, potas en zout om maar enkele
te noemen. De werkgroep deelde de middelen in in plantaar-
dige, organisch-chemische en samengestelde middelen, als-
mede minerale stoffen en middelen van dierlijke oorsprong.
Van de in totaal 294 middelen waren 142 daarvan nog in de
20^ eeuw in gebruik terwijl er toch nog 91 omstreeks 1940
\'officinaal\' waren.

Een en ander wordt tegen het licht gehouden in de algemene
bespreking waarin ondermeer wordt geconcludeerd dat de
geraadpleegde geschriften een representatief beeld geven
van de toenmalige kennis. Voorts blijkt uit de geschriften dat
nooit de magie meer als uitgangspunt wordt genomen. Een
literatuurlijst en samenvattingen in het Engels en Duits com-
pleteren het geheel.

De waarde van dit eerste cahier van de VHG ligt vooral in het
vastleggen van de veterinaire toepassingen bij ziekten van
het rund in de praktijk in de 18^ eeuw. Overigens neemt de
belangstelling voor bijvoorbeeld de geneeskracht van plan-
ten in de huidige tijd sterk toe.

Natuurgeneeswijze is een modem begrip. Dit betekent dat
datgene wat de werkgroep heeft doorvorst, een zekere actu-
ele waarde krijgt. Met deze uitgave van het Veterinair
Historisch Genootschap, die uiterst toegankelijk van opzet
en uitvoering is, legt de werkgroep c.q. de auteur veel eer in.

Het cahier bevat 137 pagina \'s en is te verkrijgen bij de pen-
ningmeester van het Veterinair Historisch Genootschap.
Taludweg 17, 1215 AA Hilversum.

W. Svbesma

-ocr page 233-

INGESLIKTE EN VASTGETROKKEN KARPERHAAK BIJ EEN HOND

IQI^BIQII

Deze zomer werd ik in korte tijd tot
driemaal toe geconfronteerd met een
ingeslikte en vastgetrokken karper-
haak bij een hond. De eerste keer ge-
lukte het mij met grote inspanning de
haak die zich naast de epiglottis be-
vond los te krijgen. In het tweede ge-
val echter constateerde ik dat de haak
zich in de maagwand had vastgezet
en had ik naar mijn idee geen andere
keuze dan om deze operatief te ver-
wijderen. De eigenaar van het dier,
een kenner van de sportvisserij,
stelde mij echter voor om eerst te
trachten de vishaak alsnog zonder
operatief ingrijpen te verwijderen op
een wijze die door sportvissers bij
vissen wordt toegepast. Hierbij wordt
een zogenaamde \'hakensteker\' ge-
bruikt. Met enige inventiviteit ge-
lukte het een variant hierop te beden-
ken die bij honden toepasbaar is en
werd zonder verdere weefselbescha-
diging de vishaak uit de maag verwij-
derd. Mijn derde patiënt bevrijdde ik
in een half uur tijd op gelijke wijze
uit zijn benarde positie.

Informatie, ingewonnen bij collegae,
leerde mij dat in bovenomschreven
gevallen vaak noodgedwongen voor
operatief ingrijpen wordt gekozen.
Derhalve wil ik u deze techniek, die
in de meeste gevallen een operatie
overbodig zal maken, graag meede-
len.

Het gebruikte instrumentarium be-
staat uit:

A. een runderinseminatiepipet, 50 cm
lang, buitendiameter 0,5 cm buig-
zaam en van doorzichtig plastic.

B. een stuk tuinslang, circa 45 cm
lang, binnendiameter 1,5 cm.

C. Supramid hechtdraad (6 Metrie, 3
USP).

Allereerst is het van groot belang dat
het gedeelte van de vislijn dat uit de
bek hangt niet wordt ingeslikt. Ik
geef daarom zo mogelijk telefonisch
reeds instructie aan de eigenaar de
vislijn aan de halsband vast te binden
alvorens naar de praktijk te komen.
Bij aankomst wordt de hond in nar-
cose gebracht en wordt de bek open-
gehouden met een beksperder. De
doorzichtige nylon vislijn die uit de
bek hangt wordt vervolgd tot aan de
metalen wartel. Deze gaat hier over
in een minstens 35 cm lang zwarte
dacron onderlijn (aaslijn), aan het
einde waarvan de vishaak zich be-
vindt. Een circa I meter lange
Supramiddraad wordt bevestigd aan
de wartel. Wanneer de wartel te groot
is om de inseminatiepipet te passeren
kan deze worden afgeknipt, waama
vervolgens de Supramiddraad aan de
aaslijn wordt vastgeknoopt (pas op
voor het wegglijden van de aaslijn!).
Vervolgens wordt de Supramiddraad
door het lumen van de inseminatie-
pipet gevoerd. Terwijl de draad goed
op spanning wordt gehouden, wordt
de inseminatiepipet over de aaslijn
heen de oesophagus ingevoerd, zo
nodig tot in de maag. Wanneer weer-
stand wordt gevoeld is de kromming
van de vishaak bereikt. Met een kort
stootje van de pipet wordt de vishaak
losgetrokken uit de oesophagus of de
maagwand. Hierna is het zaak om het
geheel zonder beschadiging naar bui-
ten te voeren. Hiertoe wordt het stuk
tuinslang over de Supramiddraad en
vervolgens over de pipet heen naar

577

1 IJl) SCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 122, OKTOBER, AFLEVERING 20, 1997

Berichten en verslagen

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van I april 1997 (pagina 203) stond ver-
meld dat bij IPC Dier in Bameveld een
helpdesk is ingericht voor vragen over
de
Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren
op het gebied van de gezel-
schapsdieren. Er is nu ook een helpdesk
voor de landbouwhuisdierensectie.
Deze is ondergebracht bij het Infor-
matie- en KennisCentmm Landbouw.

binnen gevoerd. Belangrijk is dat
hierbij de draad goed op spanning
wordt gehouden, opdat de vishaak te-
gen het uiteinde van de pipet ge-
klemd blijft. Het is nu de bedoeling
het stuk tuinslang
over de pipet met
vishaak heen te voeren. Als dit is ge-
lukt kan het geheel zonder beschadi-
ging naar buiten worden gebracht.
Wanneer het inbrengen van de tuin-
slang stagneert, kan het zijn dat deze
ook op de kromming van de vishaak
blijft hangen. Dit is zeker niet denk-
beeldig aangezien het stuk tuinslang
meestal een lichte kromming zal ver-
tonen. Door het stuk tuinslang iets te-
rug te trekken, 180° om zijn as te
draaien en vervolgens weer verder te
schuiven, lukt het uiteindelijk vaak
wel, tenzij het gaat om een dubbele of
driedubbele vishaak. Dan kan opera-
tief ingrijpen alsnog noodzakelijk
blijken. Na het niet-operatief verwij-
deren van een vishaak wordt voor
alle zekerheid antibiotica toegediend.

R.J. Opmeer
dierenarts te
\'s-Gravenzande

Coördinator: mevrouw W. de Jong
0318-671571

Herkauwers: de heer W. Scherphof

0318-671411

(06 - 53899870)

Pluimvee: Ing. A. van der Weerdhof

0318-671529

(06 - 54380092)

Varkens; Ing. H. Hendriks

0318-671561

(06-53952740)

HELPDESK GWWD LANDBOUWHUISDIEREN

-ocr page 234-

Drs. Toon Wijgergangs weet als be-
heerder van het museum voor dierge-
neeskunde in Utrecht waarover hij het
heeft wanneer hij aandringt op actie.
Hij heeft gehoord van de fusieplannen
van het NRS, HG en de regionale vee-
verbeteringsorganisaties, die over een
jaar voltooid moeten zijn.
\'Dat zijn kritieke momenten\', heeft hij
geleerd, \'bij verhuizingen heerst een
sfeer van: de oude rommel kan weg, we
gaan voor de nieuwe club.\' Vandaar
zijn oproep om naar Noors model een
Kl-museum op te richten. Een plaats
waar historisch materiaal bewaard en
tentoongesteld kan worden. Een team
van oud-Kl-directeuren toonde zich
enthousiast en ook de directie van

Holland Genetics boog zich welwil-
lend over de eerste plannen. Er bleken
echter ook obstakels: de financiering
en de huisvesting, terwijl met nadruk is
vastgesteld dat een eventueel in te rich-
ten museum een brede basis verdient.
De hele geschiedenis van de veeverbe-
tering dient in beeld gebracht te wor-
den.

In goed overleg zijn onlangs initiatie-
ven ontwikkeld die de prima plannen
recht doen en overhaaste beslissingen
niet noodzakelijk maken.
Dr. Jan Jansen, directeur van HG: \'We
zien de noodzaak om historisch interes-
sante zaken uit de af te stoten kantoren
en stations veilig te stellen. Daarvoor
hebben we direct ruimte gereserveerd
in het Kl-station van Beers (Land van
Cuyk) en Piet Jans zal daar optreden als
beheerder voorde in te brengen zaken.\'
Maar over een definitieve plaats voor
het KI- en veeverbeteringsmuseum wil
Jansen zich nog niet vastleggen. De
discussie rond de centrale huisvesting
van NRS-HG na september 1998 moet
nog gevoerd worden.
Wel toont hij zich ingenomen met het
initiatief En ook met de bereidheid van
twee voormalige Kl-directeuren om
zich te belasten met de coördinatie.
Drs. Jan van Lieshout in Diessen (013-
5041445) en dr. Henk Grooten in
Heythuysen (0475-491282) zullen uit
respectievelijk de rundvee- en de var-
kens-KI graag historisch interessant
materiaal of archiefmateriaal aange-
meld krijgen. Ook Reimer Strikwerda
van Veeteelt (026-3861453) maakt
deel uit van de groep die graag met be-
zitters van \'oudheden\' in contact treedt
om nog tijdig de basis te kunnen leggen
voor een verantwoorde documentatie.

MUSEUM VEEVERBETERING

\'HET IS ZMK NU OP TE TREDEN\'

IBR-VRIJE STATUS IS GOED TE HANDHAVEN

Onder leiding van prof dr. ir. A.A.
Dijkhuizen heeft de Landbouw-
universiteit studie verricht naar de ge-
volgen van een besmetting van een be-
drijf als Nederland de IBR-vrije status
heeft. De stuurgroep IBR Bestrijding
Nederland, die een verplichte bestrij-
ding van de ziekte voorbereidt, wilde
weten of een IBR-vrije status goed te
handhaven is.

Volgens het modelonderzoek van de
Landbouwuniversiteit veroorzaakt het
binnenhalen van het virus een schade
van gemiddeld 1.300 gulden als het
eerste besmette bedrijf een vleesstie-
renhouderij is. Als het bedrijf veel die-
ren voor het leven verkoopt is de
schade gemiddeld 300.000 gulden, op-
lopend tot maximaal 1.000.000 gulden
als alles tegenzit.

Het economische voordeel van een
IBR-vrije staUis bedraagt 38 miljoen
gulden per jaar (53 miljoen minder
schade, verminderd met 15 miljoen be-
wakingskosten). Dit voordeel overtreft
ruimschoots de kosten van één of
meerdere uitbraken. De IBR-vrije sta-
tus levert daarom een economisch
voordeel op.

Eenvoudige middelen

Een bedrijf kan besmet raken door bij-
voorbeeld import van de ziekte. Uit het
onderzoek blijkt dat een uitbraak van
IBR snel en met eenvoudige middelen
in de kiem te smoren is. Diercontacten
zijn voor 80 procent verantwoordelijk
voor de verspreiding van ziekte. De
belangrijkst maatregel is daarom dat
het getroffen bedrijf een verbod krijgt
op de afvoer van dieren anders dan
naar de slachterij. Vervolgens zal de
Gezondheidsdienst de bedrijven on-
derzoeken waaraan het getroffen be-
drijf dieren heeft geleverd. Het verbod
op de afvoer van gebruiksvee blijft
gelden totdat het bedrijf geen besmette
dieren meer heeft door natuurlijk ver-
loop of versnelde afvoer.

Deventer, 3 september 1997- De toekomstige IBR-vrije status van Nederland
zal goed te handhaven zijn. Als IBR in Nederland is uitgeroeid, zal herbesmet-
ting van een bedrijf niet leiden tot kostbare uitbraken. De verspreiding van
het virus is met beperkte middelen tegen te gaan, zo blijkt uit een modelonder-
zoek van de Landbouwuniversiteit Wageningen. Een verbod op de verkoop
van gebruiksvee is de meest ingrijpende maatregel voor het getroffen bedrijf.
De opbrengsten van een IBR-vrij Nederland zullen daarom aanzienlijk hoger
uitvallen dan de kosten van het handhaven van de status.

Er kan ook worden geënt op het be-
smette bedrijf Dit heeft geen invloed
op het aantal bedrijven dat besmet raakt
door de uitbraak. Een voorwaarde is
dat contactbedrijven snel en betrouw-
baar kunnen worden opgespoord via
I&R. Enten, en ook het versneld afvoe-
ren van besmette dieren, verkleint wel
de kans dat zich na verloop van tijd een
nieuwe uitbraak voordoet in Nederland
als gevolg van een opleving van het
achtergebleven virus (reactivatie).

KOPIJ ÜP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten,
die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook moge-
lijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

-ocr page 235-

Behalve in de noordelijke kustgebieden
is er in mei en juni in Nederland een
meer dan normale hoeveelheid neerslag
gevallen. Dit resulteert in een toename
van de slakkenpopulatie. In de maan-
den mei en juni is ook de kans dat slak-
ken zijn besmet hierdoor toegenomen.
De werkgroep verwacht op dit mo-
ment leverbotinfecties van enige bete-
kenis in het noorden en oosten van
Nederland.

Over het algemeen wordt geadviseerd
om runderen en schapen niet te behan-
delen tegen leverbotinfecties. Op be-
drijven in bovengenoemde gebieden,
op bedrijven met een verhoogde wa-
terstand en waarin voorafgaande jaren
leverbotziekte is vastgesteld dient men
een behandeling bij schapen te over-
wegen.

KANS OP LEVERBOT GROTER DAN
VORIG JAAR

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht dit jaar vooral in het noorden en
oosten van Nederland iets meer leverbot dan vorig jaar. Een behandeling bij
runderen en schapen is op dit moment nog niet noodzakelijk.

m m

Bij twijfel is het zinvol om bloedon-
derzoek te laten verrichten door de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren. Per dier-
soort zijn voor een goed onderzoek vijf
monsters per leeftijdscategorie nodig.
Begin november zal de werkgroep
Leverbotprognose een definitief ad-
vies uitbrengen.

IR. H.A. GONGGRIJP
BENOEMO TOT
HOOFO IKC-
LANOBOUW

Bij de directie Landbouw van het
ministerie van Landbouw, Nat-
uurbeheer en Visserij is ir. H.A.
Gonggrijp benoemd tot hoofd van
het Informatie- en Kennis Cen-
trum Landbouw (IKC-L) in Ede.

Hij is de opvolger van ir. H. Wie-
ling, die op 1 juli 1997 zijn functie
heeft neergelegd.
De heer Gonggrijp was tot nu toe
plaatsvervangend hoofd bij het
IKC-L.

VETERINAIRE MEDIATHEEK W.F. SPECKMANN STICHTING

Onderstaand treft u een geactualiseerde
lijst aan van alle videobanden (A-num-
mers) en diaseries (B-nummers) die u
kunt bestellen bij de W.F. Speckmann
Stichting/AUV. U kunt voor bestellin-
gen bellen naar telefoonnummer 0485 -
335555. Ook kunt u bij ons de catalogus
krijgen, waarin per product een be-
schrijving met prijsopgave te vinden is.
Een deel van de producten is te huur.

een ander deel te koop en het merendeel
naar keuze. Voor suggesties ten aanzien
van nieuwe series kunt u bellen naar dr.
C.D.W. König, directeur WFSS, tele-
foonnummer 0313 - 473314.

OVERZICHT VAN DE COLLECTIE:

ALGEMEEN

A 28 -

Operatieve behandeling van spastische parese rund

A 36 -

Een dag uit het leven van een dierenarts

A 6

Klauwverzorging van het rund

B54 -

De praktijk van de dierenarts

All -

Lebmaagdislocatie naar links bij het rund

A 79 -

Met de dierentuin-dierenarts op pad

B3I

Lebmaagdislocatie naar links bij het rund met behulp van

A 80 -

Verantwoord Diergeneesmiddelengebruik

\'houtje-touwtje methode\'

B43 -

Verantwoord Diergeneesmiddelengebruik

A 8

Het onthoomen

A 74 -

Straling en veiligheid 1 (assistenten)

A 7

Melkziekte bij het rund

A 76

Straling en veiligheid 11 (dierenarts)

B 3

Voedingsstoornissen en nitraat-/ nitrietvergiftiging bij het

A 88 -

Biotechnologie: Een rondje DNA

rund

A 22 -

Ei-vaccin productie

B38 -

Koperdeficiëntie bij zoogkalveren

A 30 -

Productie van een vaccin

A 24 -

Longwormpreventie bij kalveren

A108 -

Dieren als hulp

A2I

Longwormpreventie bij rundvee

B36 -

Longworm bij het rund

RUND

B 18 -

Ectoparasitaire aandoeningen bij rundvee

B 8

Kalveropfok

B35 -

Ostertagiose bij het rund

B 9

Bedrijfsbegeleiding in de rundveehouderij

AI04 -

BSE op NOS laat 1990

B20 -

Ademhalingsziekten bij rundvee

B 19 -

Embryotransplantatie bij het rund

B57 -

Mastitis rund

A 70

Embryotransplantatie bij het rund

A 32 -

De paravertebrale geleidingsanesthesie

A 26 -

Prolapsus uteri bij het rund

A 27 -

Castratie van mannelijke grote huisdieren

B37 -

Oestrusdetectie bij het rund

A 10 -

Operatieve behandeling navelbreuk landbouwhuisdieren

B23 -

Verloskunde bij het rund, deel 1

B28 -

Klauwaandoeningen van het rund

B24 -

Verloskunde bij het rund. deel 11

B21

Klauwverzorging van het rund

B60 -

Keizersnede rund

A 13 -

Operatieve behandeling van de speenfistel

A102 -

Keizersnede bij het rund

A 14

Operatieve behandeling van de verse speenwond

A 15 -

Bronstdetectie bij het rund, deel 1 11

579

Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Deel

122, Oktober, Aflevering 20, 1997

-ocr page 236-

Es é^^M I lit

■ t tftr - M

A 87 - Ovum Pick Up/In Vitro Productie

B 45 - De cyclus en dracht van het rund in beeld

A 95 - Een kalf per koe per jaar

B51 - Een kalf per koe per jaar

VARKEN

B 1 - Hygiëne in varkensstallen

A 72 - Voorkom ziekte-insleep in het varkensbedrijf

A 64 - Varkens gezond houden

A 54 - Varkensgezondheidszorg

A 65 - Gedrag van varkens op de tocht

A 71 - Welzijnsvriendelijke huisvestigingssystemen

A 89 - Het varken: een dier om rekening mee te houden

A 9 - Operatieve behandeling van de binnenbeer

A 27 - Castratie van mannelijke grote huisdieren

AIO - Operatieve behandeling navelbreuk landbouwhuisdieren

A 12 - Operatieve behandeling van de reponibele hernia scrotalis bij
het varken

B 16 - Injectietechnieken bij varkens

B 6 - Aandoeningen met huidsymptomen en oomecrose bij var-
kens

B 7 - Aandoeningen van het locomotie-apparaat bij varkens

B 27 - Ademhalingsziekten bij het varken

A 23 - Snuffelziekte bij varkens

B 11 - Maagdarmaandoeningen bij het varken

B 2 - Enkele sectiebeelden van varkens

B 12 - Varkenspest

A 68 - Klassieke varkenspest

B 44 - Afrikaanse varkenspest

A 66 - Aujeszky-onderzoek in biest

B 42 - De blaasjesziekte

A 83 - Parvo infectie bij het varken

B 5 - Management rond de partus van het varken

B 25 - De zeug ante- en postpartum

A 1 - Biologie van de voortplanting bij het varken

PAARD

Dagboek van een paard:

A 55 - I. Onderhoud en verzorging exterieur

A 56 - 2. Beenproblemen

A 57 - 3. Hamachement

A 69 - 4. Ziekte en herkenning

A 93 - 5. Westera rijden

A106 - 6. Keuring paard

A 31 - De gangen van het paard

B 30 - Beengebreken bij het paard

A 33 - Stap voor stap: Kreupelheidsonderzoek bij het paard

A 75 - Hoefmechanisme en -doorbloeding

A 86 - Verzorging paarden, ezels en ponies

A 90 - Orthopedisch hoefbeslag paard

A 96 - Hocfverzorging bij ezels

B 22 - Polyarthritis/polyosteomolyelitis bij het veulen

A 2 - Fractuur van de onderkaak in het snijtandgedeelte en de be-
handeling van de traanbuisverstopping

A 27 - Castratie van mannelijke grote huisdieren

A 53 - Diagnose koliek bij het paard

A 67 - Chirurgische behandeling koliek bij het paard

A 60 -

Laryngoscopie bij het paard

A 25

De commerciële konijnenhouderij

A 84

Anesthesie bij het paard deel I

B26

Visziekten

A 85 -

Anesthesie bij het paard deel II

B32

Toxocariasis bij de mens

A 94 -

Echografie pezen paard

B47

Psittacosis bij vogels en mensen

B46 -

Wormen bij paarden

A 92

Bestrijdingsplan papegaaieziekte

A6I -

De geboorte van een veulen

A 58

Behoud van oude Nederlandse veerassen

B6I

De oestrus en de dracht van het paard in beeld

B29

Zeldzame huisdierrassen

A 62

Pelsdierenhouderij

SCHAAP

B34

Normale reptielen

A 63 -

Scrapie bij het schaap

A 82

Onderzoek van reptielen

B 14 -

Onderzoek en verzorging van rammen

8 33

Ziekten van schildpadden

A 3

De geboorte bij het schaap

B55

Wildziekten

Hypothermie bij pasgeboren lammeren
Infectieuze abortus bij het schaap

Castratie van mannelijke grote huisdieren
Melkgeiten

Schijndracht bij de geit

PLUIMVEE

A 35 - Hygiëne, reiniging en desinfectie pluimveestallen

A 97 - Etagestallen legpluimvee

A 98 - Huisvesting legpluimvee

A 29 - Enttechnieken bij pluimvee

B 52 - Pluimveeziekten

B 58 - Duivenziekten

A105 - Ziekten van de duif

BI5 - Kanariepokken

GEZELSCHAPSDIEREN

A 37 - \'n Schat van een kat

A 20 - Ontwikkeling van het gedrag bij de pup

A 50 - Zorg voor de jonge pup

A 40 - Euthanasie in de beleving van de eigenaar

A 38 - Zo\'n dier wil je toch niet kwijt (tatoeage)

A 73 - Voeding hond

A 48 - Klinische voedings-principes bij gezelschapsdieren

A103 - Sondevoeding hond en kat

A 43 - Interpretatie ECG bij hond en kat

A 81 - Verbandleer gezelschapsdieren

AlOl - Neurologisch onderzoek/localisatie spinale aandoeningen
hond

B 53 - De ontwikkeling van de pup in de baarmoeder

A 91 - Echografische beelden drachtige teef

A 39 - De geboorte van de hond

A 78 - Keizersnede bij de hond

A100 - Anesthesie hond

A 99 - Maagtorsie hond anesthesie en shockbehandeling

A 4 - Cystotomie bij de reu

A 16 - Urethrotomie bij de reu

A 77 - Urethra obstructie bij de kater

A 41 - Chirurgie van de knie van de hond

B 41 - Exploratieve laparotomie bij de hond

A 42 - Osteochondritis dissecans bij de hond

A 52 - Ooroperaties bij de hond

B 40 - Toxocariasis bij de hond en de kat

44/47 - Diagnose dermatosen gezelschapsdieren:

A 44 - 1. Anamnese

A 45 - 2. Klinisch onderzoek en diagnostische test

A 46 - 3. Vier eenvoudige gevallen

A 47 - 4. Vier moeilijke gevallen

B39 - De retina van de hond (normaal)

A 51 - Staaroperatie bij de hond

A 5 - Entropion correctie bij de hond

A107 - Dekken, dracht en geboorte bij de hond

DIVERSE DIERSOORTEN

B 10
B13

GEIT
A 27
B56
B59

-ocr page 237-

Geachte redactie,

Op de NOS-teletekst op pagina 106
werd op 30 augustus jl. het volgende
vermeld.

Minister: doden biggen moet doorgaan.
Den Haag: Minister Van Aartsen acht
de
slacht van jonge biggen in gebieden
met varkenspest nog altijd noodzake-
lijk. De maatschappij voor diergenees-
kunde, de KNMvD, had aan de minis-
ter van Landbouw gevraagd het
slachten te beëindigen.
Volgens het ministerie laat de situatie
in de varkensstallen het nog niet toe
het afmaken te stoppen. De stallen zijn
nog altijd overvol. De KNMvD schat
het aantal geslachte biggen inmiddels
op 1,5 miljoen.

Brabantse dierenartsen zijn het afma-
ken van de biggen in het varkenspest-
gebied zat. De situatie in de varkens-
stallen is volgens hen diervriendelijk
genoeg. (Einde citaat)

Wat in dit bericht opvalt is het gebruik
van verschillende woorden voor de-
zelfde handeling.

De minister worden de woorden:
slachten en doden in de mond gelegd.
De KNMvD spreekt eveneens over
slachten.

Terwijl het ministerie en de Brabantse
dierenartsen het woord
afmaken ge-
bruiken.

Volgens van Dale betekenen de woor-
den in dit verband,
doden: van het leven beroven
dood maken
ter dood brengen
afmaken: personen of dieren die reeds
weerloos gewond of ziek
zijn, doden,
slachten: doden met het oog op het
verkrijgen van vlees.

Terwijl het woord doden neutraal aan-
geeft wat er gebeurt zonder de zin
daarvan aan te geven, wordt er bij de
twee andere woorden uitgegaan van
een doelstelling.

In dit verband zou dan de vraag gesteld
kunnen worden of de dieren in het ka-
der van de varkenspestbestrijding ge-
dood worden vanwege het feit dat ze
weerloos gewond of ziek zijn, of dat ze
gedood worden om het vlees van de
dieren te verkrijgen. Moet op beide
vragen met nee worden geantwoord
dan lijkt het doden niet zinvol.
In dat geval is het opvallend dat de
Brabantse dierenartsen die dagelijks
op de bedrijven komen, van mening
zijn dat afmaken van dieren niet nodig
is terwijl de minister toch door wil la-
ten gaan met slachten terwijl het daar-
mee gewonnen vlees vernietigd wordt.
Door wie wordt de minister geadvi-
seerd?

Mogelijk dat het op de juiste wijze on-
der woorden brengen van datgene wat
zich in de varkenshouderij afspeelt bij-
draagt aan het vinden van de juiste op-
lossing.

L. Tholhuijsen

In Nederland kwamen in de pe-
riode van 18 augustus tot en met
14 september 1997 de volgende
gevallen van besmettelijke dier-
ziekten, waarvan aangifte ver-
plicht is, voor:

Pseudo-vogelpest

1 geval in de provincie Gelder-
land.

Klassieke Varkenspest

In de periode van 18 augustus tot
en met 14 september 1997 kwa-
men 26 gevallen voor van klas-
sieke varkenspest:

14 gevallen in de provincie Noord-
Brabant.

9 gevallen in de provincie Lim-
burg.

2 gevallen in de provincie Gel-
derland.

I geval in de provincie Zeeland.

In totaal komt het aantal uitbraken
van Klassieke Varkenspest in
Nederland per 14 september 1997
op 405 gevallen!

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

ISAH KIEST NIEUWE PRESIDENT

y Conpsseoencursüssen

De International Society of Animal
Hygiene (ISAH) is een intemationale
vereniging voor dierenartsen en andere
academici op het gebied van de Animal
Hygiene. Hieronder wordt - in de brede
zin des woords - verstaan het vakgebied
dat zich bezighoudt met de interacties
tussen de fysische en biologische om-
geving van het dier, met het doel de ge-
zondheid en het welzijn van de dieren te
verbeteren. Het doel van de ISAH is om
onderzoek en ontwikkeling op het ge-
bied van Animal Hygiene te stimuleren
middels het bevorderen van publicatie
en uitwisseling van onderzoeksresulta-
ten, het bevorderen van contacten tus-
sen wetenschappers, practici en studen-
ten op het vakgebied en het bevorderen
van seminars, symposia en congressen
op het gebied van Animal Hygiene.
De ISAH organiseert zelf eenmaal per
driejaar een groot \'International Con-
gress on Animal Hygiene\'. Dit jaar
vond dit congres plaats van 17 tot en
met 21 augustus 1997 in Helsinki in
Finland. Bijna 300 deelnemers uit 33
verschillende landen namen aan het
congres deel.

Op de laatste dag van het congres von-
den tijdens de Algemene Vergadering
de verkiezingen voor de volgende pe-
riode van drie jaar plaats. Met alge-
mene stemmen werd besloten om prof.
dr. ir. Martin Tielen te kiezen tot presi-
dent van de ISAH. Hiermee heeft hij
ook opdracht gekregen om het \'Xth
Congress on Animal Hygiene\' in het
jaar 2000 in Nederland te organiseren.
Ten behoeve van de organisatie van dit
congres is reeds een organisatiecomité
ingesteld met de volgende samenstel-
ling:

-ocr page 238-

Prof. dr. ir. M. Tiden, voorzitter

Drs. M. Voets, secretaris

Dr. F. van Eerdenburg, penningmeester

Dr. P. van Gulick

Ing. W. te Giffel

Drs. A. Kersten

Drs. D. Schumer

Het congressecretariaat is belegd bij
de KNMvD.

Inmiddels is besloten om het \'Xth
Congress on Animal Hygiene\' te laten
plaatsvinden van
2 tot en met 6 juli
2000
in het MECC te Maastricht, on-
der de titel
\'Animal Hygiene: the Key
to Healthy Animal Production in an
Optimal Environment\'.

Informatie en de \'first announcement\'
over dit congres kunnen worden aan-
gevraagd bij de KNMvD, Postbus
I403I, 350SSB Utrecht, telefoon: 030
-2510111,fax:030-2511787.
Hopelijk zullen vele onderzoekers,
maar zeker ook veel practici, de kans
aangrijpen om zich op de hoogte te

Stellen van de nieuwste intemationale
ontwikkelingen in het onderzoek op
het gebied van Animal Hygiene in het
jaar 2000.

SYMPOSIUM UIERGEZONDHEID

\'UIERGEZONDHEID OP GOEDGELEIDE BEDRIJVEN: NIEUWE ONTWIKKELINGEN EN VOORUITZICHTEN\'

Drs. H.W. Barkema van de GD zal de
risicofactoren van uiergezondheid
(verslag van een veldstudie) bespreken
en dr. T.J.G.M. Lam (Faculteit der
Diergeneeskunde) bespreekt de \'Ge-
zondheidsplanner melkvee; mastitis\'.
Vervolgens is dr. K.E. Leslie van de

Universiteit van Guelph aan bod met
\'Moderne aanpak van uiergezondheid,
veiligheid en werkzaamheden\' en dr.
J.S. Cullor (Universiteit van Califor-
nië) sluit af met een verhaal over
\'Vaccinatie tegen E. coli-mastitis\'.
Aansluitend is er gelegenheid tot dis-
cussie met de inleiders.
Het symposium is bedoeld voor prakti-
serende dierenartsen en vertegenwoor-
digers van de tweede- en derdelijns
diergeneeskunde.

Aan deelname zijn geen kosten ver-
bonden.

Alle rundveepraktijken zullen in de
komende maand een uitnodiging met
een programma ontvangen. Gebonden
aan de ruimte kunnen wij 130 belang-
stellenden ontvangen.

Op woensdag 3 december 1997 om 13.30 uur zal door de Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD), locatie Drachten, weer het jaarlijkse symposium
Herkauwersgezondheidszorg worden georganiseerd. Dit jaar staat de uierge-
zondheid bij rundvee centraal.

MANAGEMENT HOOGPRODUCTIEVE KOE

Op 18 en 19 december 1997 zal in
Wageningen de PHLO-cursus
\'Vrucht-
baarheid en voorplanting van het
rund: management van de hoogpro-
ductieve koe\'
worden gehouden. De in-
schrijftermijn van deze cursus eindigt
op 27 november 1997. De cursus be-
oogt deelnemers (hernieuwd) inzicht
te geven in de fysiologische processen
en mechanismen die gezamenlijk de
vruchtbaarheid bepalen, de praktische
aspecten van de voortplantingen en zal
vervolgens dieper ingaan op de hoog-
productieve koe. De nadruk zal wor-
den gelegd op endocriene regulatie,
oetrus, fertilisatie, embryonale ont-
wikkeling, metabole aspecten zoals
energiebalans en bedrijfseconomie.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij: Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700EW Wageningen, telefoon:
0317 - 484093, fax: 0317 - 426547.

582

IlJDSCURIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 122, OKTOBER, AFLEVERING 20, 1997

-ocr page 239-

De hoofdsessies (met voorzitters tus-
sen haakjes) van het congres zijn:

1. Pathology en Microbiology (J.E.
Cooper)

2. Environmental Disease and Mor-
tality Factors (R.E. Kenward)

3. Medical Management of Captive
Raptors and Falconry Birds (J.D.
Remple)

4. Medicine and Therapeutics (J.T.
Lumeij)

5. Surgery and Anaesthesia (P.T. Re-
dig)

6. Breeding and Genetics (N. Fox)

7. Rehabilitation and Post-Release
Monitoring and Surviva (D. Cser-
mely)

8. Legal Aspects (M. Cooper)

9. Wet Labs (practica) on Ortho-
paedic techniques and Rehabilita-
tion (P.T. Redig).

Tijdens het (Engelstalige) congres zul-
len samenvattingen worden verstrekt.
De volledige manuscripten zullen na
het congres en na \'peer review\' in een
boek worden gepubliceerd.
Voorstellen voor voordrachten of
practica, met inbegrip van een samen-
vatting van 100 woorden en een indi-
catie van de benodigde tijd dienen
ui-
terlijk 15 november 1997
in het bezit te
zijn van de voorzitter van de Weten-
schappelijke Commissie.
Inzenders zullen worden bericht kort
nadat de Wetenschappelijke Com-
missie heeft besloten over het defini-
tieve programma op I december 1997.
De uiterste datum voor het inleveren
van de volledige manuscripten is 31
maart 1998. Inzenders worden voor 15
mei bericht over belangrijke wijzigin-
gen die moeten worden doorgevoerd
in de manuscripten. De uiterste datum
voor het inleveren van de samenvattin-
gen voor het Abstractboek dat tijdens
het congres zal worden uitgereikt is 15
juni 1998. De gedetailleerde opmer-
kingen met betrekking tot de manu-
scripten zullen een week na het con-
gres aan de auteurs worden verzonden.
De uiterste inleverdatum voor de ge-
corrigeerde manuscripten is 15 sep-
tember 1998. Publicatie van het boek
met de volledige manuscripten is ge-
pland in december 1998.
Het organisatiecomité wordt voorge-
zeten door P.T. Redig van het Roof-
vogelcentrum van de Universiteit van
Minnesota (The Raptor Center, 1920
Fitch Avenue, St. Paul, Minnesota
55108, USA, fax 001 612 624 8740, e-
mail redigOO 1 (^maroon.tc.umn.edu).
Voor verdere informatie over registra-
tie, hotelaccomodatie, het sociale pro-
gramma en excursies kan dr. Gerhard
H. Verdoom worden benaderd (P.O.
Box 72155, Parkview 2122, South
Africa, tel 001 27 11 646 4629/8617,
fax 001 27 11 646 4631, e-mail: nes-
her(^global.co.za). Hij kan ook wor-
den benaderd voor informatie over het
Vijfde Wereldcongres over Roof-
vogels en Uilen. Voor informatie over
het Intemational Ornithological Con-
ference kan contact worden opgeno-
men met BirdLife South Africa in
Durban, dr. Aldo Berutti, e-mail:
aldo(^birdlife.org.za.
Samenvattingen van voorgestelde
voordrachten dienen uiterlijk op 15
november 1997 zowel digitaal (e-mail
of als wordperfect document op 3,5
inch floppy disk) als in \'hardcopy\' in
drievoud in bezit te zijn van de voorzit-
ter van de Wetenschappelijke Com-
missie, dr. J.T. Lumeij , Afdeling
Vogels en Bijzondere Dieren, Vak-
groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren, Yalelaan 8, 3584 CM
Utrecht. Auteurs dienen te vermelden
hun naam, postadres, telefoonnum-
mer, faxnummer en e-mail-nummer.

Het Derde Internationale Congres over Biomedische Aspecten bij Roofvogels
(3rd International Raptor Biomedical Conference) in Midrand (Zuid-Afrika)
volgt op de eerdere congressen over dit onderwerp in London (1980) en St.
Paul, Minnesota (1988). Het congres zal worden gehouden
van 9 toten met 11
augustus 1998
in samenhang met het Vijfde Wereldcongres over Roofvogels
en Uilen (V th World Conference on Birds of Prey and Owls) van 4 tot en met
II augustus 1998 in het ESKOM Training and Exhibition Centrum in
Midrand, Zuid-Afrika en is gepland vlak voor het Internationale Ornitholo-
gische Congres van Birdlife International (16-22 augustus 1998).

OPROEP VOOR BIJDRAGEN

CONGRES OVER BIOMEDISCHE ASPECTEN BIJ ROOFVOGELS

J.(Sjeng) T. Lumeij. DVM. PhD. Dip
EC A MS. Dip ABVP certified in avian
practice. Division of Avian and Exotic
Animal Medicine. Department of Cli-
nical Sciences of Companion Animals.
Utrecht University. Yalelaan 8. 3584
CM Utrecht, The Netherlands. Phone
30-2531800. Fax 30-2518126.

MEDICIJNGEBRUIK EN VOERADDITIEVEN BIJ KONIJNEN

Op 25 november 1997 wordt in het
Androclusgebouw Diergeneeskunde in
Utrecht een
Studiedag Konijnen-
houderij
gehouden, met als thema
\'Medicijngebruik en voeradditieven bij
konijnen\'.
De studiedag begint om
10.00 uur. Drs. A. Kamphuis van het
Bureau Bijwerkingen Diergeneesmid-
delen bespreekt om 10.45 uur de wette-
lijke regels en aansluitend houdt dr. D.

Vandekerchove, dierenarts NIDO in
België, een verhandeling over
\'Coccidiose bij het konijn en behande-
ling in de praktijk\'. Na de lunch vertelt
dhr. J.E.G.M. Kroonen van ABC
Lochem over \'Konijnenvoer, meer dan
alleen grondstoffen. Het belang en ge-
bruik van additieven en mineralen in
konijnenvoer\'. De laatste spreker is
dierenarts drs. H.T. Arts die het pre-
ventief en curatief medicijngebruik aan
de orde stelt. Hierna zal een discussie
over de vier inleidingen plaatsvinden.

De kosten van de studiedag bedragen
f 30,- (voor leden fVRSA f 25.-) voor
de deelname, lunch en syllabus.
Studenten hebben gratis toegang
(lunch f 12.50). Betaling bij aankomst
op de studiedag.

-ocr page 240-

Dringend verzoek in verband met de
organisatie van de lunch en derge-
lijke: aanmelden vóór 16 november
1997 bij: secretaris WRSA, drs. E.

M»,(r»Trij»i

Harwig-Dings, p/a IPC Dier Horst,
Stationsstraat 104, 5963 AB Horst, te-
lefoon: 077 - 3998888.
Bij verhindering uiterlijk 24 uur van te

voren afmelden (faxnummer: 077 -
3983733) in verband met de lunch.
Zonder afmelding wordt de lunch, óók
bij afwezigheid, in rekening gebracht.

NOVARTIS ANIMAL HEALTH ORGANISEERT CARDIAL PURSUIT SEMINARS

HET EERSTE INTERACTIEVE SPEL OVER VETERINAIRE
CARDIOLOGIE

Het domein van de veterinaire cardiologie wordt steeds belangrijker en vele
dierenartsen willen meer weten over de diagnose en over de mogelijke behan-
delingen. Onder de titel
\'CardialPursuit\' organiseert Novartis Animal Health
in november negen bijeenkomsten op verschillende plaatsen in Nederland. De
inhoud en de coördinatie gaat in samenwerking met dr. A.A. Stokhof.
Naargelang de plaats wordt de presentatie verzorgd door mevrouw dr. L.M.
Overduin, dr. R. van Noort of dr. R.J. Gerritsen.

Week 45

Datum

Presentatie door:

Hotel Plaats

Maandag

3-nov

Dinsdag

4-nov

Dr. R.J. Gerritsen

Tulip Inn, Hugen Hellendoom

Woensdag

5-nov

Dr. R.J. Gerritsen

Golden Tulip, Drenthe

Donderdag

6-nov

Mw. Dr. L.M Overduin

Novotel. Breda

Vrijdag

7-nov

Week 46

Datum

Presentatie door:

Hotel Plaats

(\\/l8andag

ID-nov

Dr. R. van Noort

Novotel, Rotterdam - Schiedam

Dinsdag

11-nov

Woensdag

la-nov

Dr. R. van Noort

Hotel Mercure, Utrecht Nieuwegein

Donderdag

13-nov

Dr. R. van Noort

Golden Tulip Greenpark, Leidschendam

Vrijdag

14-nGV

Week 47

Datum

Presentatie door:

Hotel Plaats

Maandag

17-nov

Dinsdag

18-nov

Woensdag

19-nov

Donderdag

20-nGV

Mw. Dr. L.M. Overduin

Postiljon Hotel, Arnhem

Vrijdag

21-nov

Week 48

Datum

Presentatie door:

Hotel Plaats

Maandag

24-nov

Dr. R. van Noort

Hotel Mercure, Amsterdam Airport

Dinsdag

2 5-nov

Woensdag

2B-nov

Donderdag

2 7-nov

Vrijdag

28-nov

Week 49

Datum

Presentatie door:

Hotel Plaats

Maandag

1-dec

Dinsdag

2-dec

Woensdag

3-dec

Donderdag

4-dec

Mw. Dr. L.M. Overduin

Motel Stein-Urmond, Urmond

Vrijdag

5-dec

Een origineel principe: een interactief
spel met reële en representatieve ca-
ses. In totaal zijn er acht honden met
hartfalen te redden. Per case wordt
eerst een diagnose gesteld (stadium
van hartfalen en observatie van rönt-
genfoto\'s en/of ECG\'s) en vervolgens
wordt de behandeling bepaald. Elke
deelnemende dierenarts heeft één
stemkastje ter beschikking waarmee
direct geantwoord kan worden op de
meerkeuzevragen (druk 1, 2, 3, of 4).
Het resultaat van alle deelnemers ver-
schijnt elektronisch (en anoniem) op
het scherm. Het is een prima manier
om uw eigen kennis te testen, om bij
te leren hoe een goede diagnose te
stellen en om voor de juiste behande-
ling te kiezen. Per avond winnen de
vier beste deelnemers een stetho-
scoop.

Om technische redenen wordt het aan-
tal deelnemers per avond beperkt tot
40. Verder behoudt Novartis zich het
recht voor om, indien nodig, maximaal
twee dierenartsen per praktijk toe te la-
ten. Dit alleen als er meer dan 40 in-
schrijvingen zijn. De presentatie duurt
ongeveer anderhalf uur. Na afloop
wordt een hapje en een drankje aange-
boden.

In oktober wordt met een mailing een
inschrijfformulier naar alle dierenart-
sen in Nederland gestuurd. Daarop
kunt u aangeven welke avond en op
welke plaats u een Cardial Pursuit
Seminar wilt bijwonen.

Voor meer informatie en inschrijvingen:

Novartis Animal Health,

de heer P. Ghyoot,

Postbus 1048,

4700 BA Roosendaal,

telefoon: 0165 - 574805.

-ocr page 241-

PROFESSIONELE BEDRIJFSBEGELEIDING

SYNAPSES IT INTRODUCEERT NIEUW ANALYSE- EN BEGELEIDINGS-
PROGRAMMA VOOR DE ZEUGENHOUDERIJ

Het afgelopen jaar is een nieuw hulpmiddel op de markt gekomen voor de be-
drijfsbegeleiding van zeugenbedrijven, het
V.A.B.-zeug. Dit programma is ge-
maakt onder MS-Windows© zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt
van grafische presentatiemogelijkheden. Inmiddels werken meer dan 30 die-
renartsen hiermee in de praktijk.

Met V.A.B.-zeug krijgt u via Mon-
itoring
snel inzicht in actuele proble-
men, ondermeer ten aanzien van dierge-
zondheid (zie kader DGR-module). Via
Resultaten kunt u de diverse kengetallen
over verschillende perioden opvragen.
Verder krijgt u snel inzicht in het effect
van de afwijkingen in kengetallen op het
uiteindelijke bedrijfsresultaat (zie kader
uitvoer V.A.B.-zeug). Vervolgens kunt
u de afzonderlijke kengetallen diep-
gaand analyseren. Daarbij beschikt u
over een
Dossier waarin u bezoekver-
slagen kunt opslaan, maar bijvoorbeeld
ook het bedrijfsbehandelplan kunt op-
vragen.

Kader UGR-module

Het gedetailleerd vastleggen van gegevens op het gebied van aandoeningen, behandelingenen reden van uitval van dieren gebeurde door de varkenshouders
tot nu toe minimaal. Om als dierenarts meerwaarde te bieden op het gebied van bedrijfsbegeleiding is het noodzakelijk dat analyses juist op het terrein \\an de
dierenarts, de diergezondheid, uitgevoerd kunnen worden. Om dit te kunnen doen met het V.A.B.-zeug is het uiteraard noodzakelijk dat de varkenshouder
deze gege\\ ens vastlegt. Hiervoor is op initiatief van de dierenartsencoöperatie (AUV) en Siva-produkten een DGR (DierGezondheidsRegistratie)-module
ontwikkeld.

Inmiddels zijn ruim 250 CBK-gebruikers (DBK is het managementsysteem van Siva-produkten) voorzien van deze DGR-module.De stuurgroep
Diergezondheid in Beweging (DiB) heeft inmiddels geoordeeld dat het ontwikkelen en uitgeven van deze DGR-module prima past binnen de doelstel-
lingen van het programma van DiB en heeft dan ook in die zin de minister van LNV geadviseerd hiervoor subsidie te geven.

Kader Uitvoer VAB-zeug

m

U kunt ondermeer bezoekverslagen op daturr vastleggen

ZXSTSQHHHHHIIHHHHilHBIHIIHil

Utip

y BihmJUpl«! T

V.O.F. ZwIlRligl. VenneerdcTliigtwcg 12.1234 AA

Conditie zeugen In Icftamsl«! matig. Veel hoesl bl) gespeende biggen.
Binnenkort bljeenkomBt met veevoederlevefancler over conditie zeugen.

Hoesl bij gespeende biggen wordl minder. Kleine dlirree golf bij zuigende
biggen. Voerstrslegle aan einde dracht bijgesteld.

Eilitfen

In analyse per kengetal blijkt ondermeer dat met name de 7de worps zeugen veel
uitval voor hel spenen veroorzaken.

Uitvdl lot spenen

Op dit bedrijf zien we in de periode mei/juni 1996 een percentage diarree bij
zuigende biggen van meer dan 30%_

iMJl iHid ^au IB UfeJ

Uitval tot spenen : Per pariteit

SMIK

Uilva^c«nl«ge biggen wy zoogpenode]

1«.
1JB-
10.0-
M-
6.0-
4Ä-
J.0-
Op

ScMm 7
_
14.0

kasilAiijEyg

H PmctrtMK
vMing

J IK

imk

11 i2 >12

Spssnnr

afshiitilalum: 3-08-96
Sluiten

□ o».«

U|sl

Help

PrlBlen

Lijs»

Help

-ocr page 242-

V.A.B.-zeug is geen managementsys-
teem. U leunt hiemiee dus geen service-
verwerking doen. Dit pakket is puur be-
doeld voor de begeleiding van
zeugenbedrijven aan de hand van cijfers
welke de varkenshouder zelf vastgelegd
heeft.

U krijgt van uw varkenshouder, voordat
u op bedrijfsbezoek gaat, een actueel be-
stand uit zijn/haar zeugenmanagement-
systeem aangeleverd. U kunt met be-
hulp van een elektronische postbus
werken, maar ook het uitwisselen via
diskette is mogelijk. Het is voor u niet
van belang welk zeugenmanagement-
systeem uw varkenshouder gebmikt
(zie kader Managementsystemen). U
wilt alleen zijn cijfers gebruiken om in-
zicht te krijgen in de bedrijfsproblemen.

MINI MAX READER

Voor een goede invoering van de
transponder als identificatiemiddel is
het belangrijk dat dieren met inge-
brachte transponders op zoveel moge-
lijk plaatsen af te lezen zijn. Met de
komst van de Back Home MINI MAX
reader is een betaalbaar handig aflees-
apparaat voorhanden, dat de toepas-
sing en verspreiding van elektronische
identificatie van dieren kan bevorde-
ren. De Back Home MINI MAX
reader is het kleinste type afleesappa-
raat dat alle ISO (FDX-B) transpon-
ders kan lezen. De leesafstand van de
MINI MAX reader is tot 12 cm (afhan-
kelijk van het merk en implantatie-
plaats van de transponder). De unieke
identificatiecode van de Back Home
transponders bevat de Nederlandse
landencode \'528\', die de MINI MAX
reader op het scherm vertaalt in
\'NLD\'. Daardoor is altijd direct te zien
dat het dier uit Nederland afkomstig is.
De MINI MAX reader werkt op batte-
rijen en wordt geleverd in een kunst-
stof etui.

Voor nadere informatie kunt u contact
opnemen met Virbac Nederland BV,
telefoonnummer 0342 - 427127.

Kader Managementsystemen

Siva-produkten

Zoals in het kader DGR-module al is ge-
noemd, heeft DBK inmiddels ruim 250
CBK gebruikers voorzien van de gezond-
heidsmodule. Ten aanzien van ZAP en
Kompas-ZEUG is een onderzoek gestart
om te bekijken in hoeverre de huidige
vastgelegde gegevens bruikbare informa-
tie bevatten om uit te gaan wisselen met
het V.A.B.-zeug.

Comvee H. V. Boerderij-Automatisering
Comvee B.V. Boerderij-Automatisering
is momenteel bezig om de DGR-module
in CÜMZOG in te bouwen. De gegevens
van de zeugenhouder kunnen via modem
of diskette ook naar de dierenarts worden
verzonden. Het is de bedoeling om dit in
de COMZOG-update van najaar 1997 te
realiseren. Hiermee wordt het potentiële
gebruik van V.A.B.-zeug met een groot
aantal varkenshouders uitgebreid.

I\'A RM-A utomatisering
FARM-Automatisering werkt momen-
teel aan een nieuwe Windows-versie van
Farm. waarin tevens de gezondheidsmo-
dule wordt ingebouwd. Elke veehouder
krijgt standaard de Edidap module uitge-
reikt. Door deze actie van Farm wordt het
potentiële bereik van V.A.B.-zeug eind
1997/begin 1998 opnieuw met een groot
aantal varkenshouders uitgebreid.

NEDAP NV

Elektronica-fabrikant NEDAP komt in
de nazomer van 1997 met een eenvoudig
en voordelig registratiesysteem voor var-
kenshouders met ondermeer een zeugen-
kalender en de gezondheidsmodule. Aan
een Edi-dap module wordt gewerkt, zo-
dat ook bestanden uit het pakket van
NEDAP ingelezen kunnen worden in
V.A.B.-zeug.

NIEUWE STAARTBESCHERMER
BEVORDERT GENEZINGSPROCES

Dit nieuwe product beschemit de punt
van de staart gedurende de genezing.
Doordat de staartbeschermer met tape
vóór de punt bevestigd kan worden,
kan het einde van de staart in aanra-
king blijven met de buitenlucht en kan
de staart via de sleuven aan de zijkant
behandeld worden. De staartbescher-
mer is gemaakt van sterk plastic en is
zeer licht. De staartbeschermer is ver-
krijgbaar per zes stuks in de maten
small (artikelnummer 38891), medium
(38892) en large (38893).
Voor bestellingen kunt u zich wenden
tot de binnendienst van Instru Vet, tele-
foon: 0343 - 455455.

VETBASE

doseringen met een systemische toedie-
ning zijn opgenomen in Vetbase. Het
programma bevat ook een dosis extra-
polatie routine.

Vetbase is een Windowsprogramma
(Windows 3.11 en Win95). Een de-
monstratieversie is verkrijgbaar op
Internet: http://oslovet.veths.no/data-
basesintro.htm/#vetbase. Op dit mo-
ment is Vetbase uitsluitend beschik-
baar in de Engelstalige versie. Eind
1997 komt de Nederiandse versie be-
schikbaar.

Prip: f 325,-exclusief BTW. Voor be-
stellingen of meer informatie: Hajeka
Informatie & Advies, Graafschap 7,
3524 TL, Utrecht. Fax: 030 - 2894251.

Het computerprogramma Vetbase is een
database met veterinaire doseringen
voor niet-antibiotica, direct opvraagbaar
vanuit de Engelse, Nederlandse, Duitse
en Franse literatuur (artikelen, boeken,
congresverslagen, etcetera). In totaal
zijn meer dan 12000 doseringen opge-
nomen, waarvan 4500 te maken hebben
met pijnbestrijding en anesthesie. Het
programma is vooral interessant voor de
gezelschapsdierenpractici.
Bij iedere dosering wordt vermeld:
naam diersoort; dosering; route, dose-
ringsinterval en duur van de behande-
ling en gerefereerde literatuur. Alleen de

-ocr page 243-

VETERINAIRE VACCIN WEGWIJZER 97/98

Uitgave van de Stuurgroep Klinische
Pharmacotherapie en Residu proble-
matiek van de Faculteit der Dier-
geneeskunde en Alfasan Nederland
B.V. ISBN90-801587-4-7.

Na de reeds eerder verschenen uitga-
ven de Veterinary Antimicrobial
Guide en Parasitic Control Guide is dit
de derde uitgave in de serie handzame
wegwijzers in zakformaat bestemd
voor de veterinaire student en practi-
cus.

De stuurgroep beoogt met deze weg-
wijzer de student en practicus te onder-
steunen bij de rationele keuze van vac-
cins. Om deze reden is gekozen voor
de algemene inleiding van prof dr.
J.T. van Oirschot en is een vragenlijst
toegevoegd om tot een verantwoorde
vaccinkeuze te komen. Uit de voor-
beelden, te weten Vlekziekte vaccin-
keuze en Niesziekte vaccinkeuze, kunt
u concluderen dat gebrek aan informa-
tie over de verschillende vaccins een
probleem is.

Algemene kenmerken van dode en le-
vende vaccins alsmede het effect van
bewaarcondities op de houdbaarheid
van vaccins komen aan de orde. Na
een korte inleiding per diersoort wor-
den alle beschikbare vaccins in Ne-
derland, geselecteerd op diersoort en
indicatie, in een overzichtelijke tabel
met de belangrijkste praktische ken-
merken van het vaccin weergegeven.
De samenstellers van deze vaccin
wegwijzer hebben er naar gestreefd
om een bondig en actueel overzicht te
geven van de beschikbare vaccins in
Nederland en hopen dat met de mede-
werking van de registratiehouders een
volgende editie u nog meer informatie
zal verschaffen met betrekking tot
werkzaamheid en veiligheid van de
verschillende vaccins.

De distributie van de wegwijzers ge-
schiedt door Alfasan Diergeneesmid-
delen B.V., telefoon: 0348 - 416945.
fax:0348-423577.

HISTORIE EN TOEKOMST VAN VERANDERINGSPROCESSEN
IN DE INFORMATIE TECHNOLOGIE (IT)

De plaats van de computer in het leven
van de mens maakt een verandering
door. In de jaren \'70 en \'80 is de compu-
ter voornamelijk aangewend voor de
ondersteuning van bedrijfsprocessen,
van tekstverwerking (vervanging van de
typemachine), bedrij fsinformatiesyste-
men (financiële, personeels- en nog veel
meer pakketten); zo kennen de dieren-
artsen systemen die hun primaire pro-
ces, de behandeling van patiënten, on-
dersteunen.

Door de enorme groei van de privé-
markt - op grote schaal heeft de PC zich
een plaats verworven in de huishoudens
- is ook veel systeemontwikkeling ge-
richt op die markt. Aanvankelijk be-
perkte de programmering zich tot pro-
ducten waarmee de particulier zijn eigen
administratie kon ordenen (NB: het
Franse woord voor computer is
ordina-
teur).

Het grote succes kwam echter pas toen
de communicatie via de PC beschikbaar
kwam. De infrastructuur die via het in-
temet beschikbaar is geworden, ver-
klaart mijn inziens de enorme groei van
het computergebmik in de privé-sfeer.
De mogelijkheden met de computer zijn
langzamerhand schier onuitputtelijk,
niet alleen op het gebied van communi-
catie, maar ook van de \'klassieke\' pro-
grammatuur: het is ongelooflijk te zien
wat er mogelijk is met een modeme
tekstverwerker. Behalve die functionali-
teit echter is het vooral ook de verschij-
ningsvorm die een revolutie heeft on-
dergaan. Een applicatie van een paar
jaar oud verraadt zich onmiddellijk door
zijn ouderwetse weergave op het beeld-
scherm. Vooral de ontwikkeling van
grafische componenten heeft het uiter-
lijk van de programmatuur sterk veran-
derd.

De IT-ontw ikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. Zowel de privé- als de
zakelijke wereld veranderen snel door de invoering van nieuwigheden die
vooral met automatisering te maken hebben. In het dagelijks leven kan ge-
dacht worden aan fenomenen als pinnen, chipknip, draadloze telefoon, tele-
bankieren, Electronic-mail, surfen op het internet, telewerken, etcetera.

Door Henk van der Bijl

Het aantal functionaliteiten dat zijn in-
trede doet is erg groot, vooral gericht op
communicatie en commercieel verkeer.
Daamaast wordt nu ook informatie-uit-
wisseling steeds belangrijker. De aan-
vankelijke discrepantie tussen commu-
nicatie en informatie ontwikkelt zich nu
juist tot een koppeling van die twee.
Onder andere bibliotheken beginnen di-
gitaal diensten aan te bieden.
Daarmee zal dan ook de koppeling met
bedrij fs-informatiesystemen in beeld
komen, voorzover men voor bedrijfs-
voering informatiestromen vanuit de
buitenwereld nodig heeft. Het is te ver-
wachten dat dat in de toekomst steeds
meer het geval zal zijn in vele branches.
Er is geen reden om te veronderstellen
dat dat voor de diergeneeskunde niet zal
opgaan. Een dierenarts heeft geen tijd
om alle wetenschappelijke tijdschriften
door te nemen om bij te blijven op zijn
vakgebied (en dan is het fysieke aspect
van naar de bibliotheek gaan nog buiten
beschouwing gebleven). Hij of zij moet
het nu nog vaak hebben van informatie
die met producten (medicijnen, voe-
dings-, bestrijdingsmiddelen) meegele-
verd wordt. Deze informatie is uiteraard
een commerciële vertaling van de resul-
taten van in eerste instantie zuiver we-
tenschappelijk onderzoek, of tenminste
toegepast onderzoek, in ieder geval
minder afhankelijk van een specifiek
productiebedrijf

-ocr page 244-

Conclusie

Ik verwacht dat ook de dierenarts in de
nabije toekomst een sterk groeiende be-
hoefte heeft om in te pluggen op de digi-
tale snelweg. Dat zal in belangrijke mate
worden aangestuurd door het werk van
de dierenarts zelf, zodat verwacht mag
worden dat er koppelingsmogelijkhe-
den moeten zijn tussen de dagelijks ge-
bruikte bedrijfsprogramma\'s en de digi-
tale communicatie- en informatie-
snelweg. Voor beide is de computer het
medium, het gereedschap. Laten wij als
NCI dan bewaken dat de toekomstige
versies van de bedrijfsprogramma\'s
\'kunnen praten\' met de communicatie-
en informatieprogrammatuur. Standaar-
disatie is het sleutelwoord daarbij; pro-
grammamakers conformeren zich op
grote schaal aan standaards. Voor het
beheer is Windows 95 de voorloper, en
Windows NT de volwassen geworden
standaard, vrijwel alle programmatuur
die heden ten dage wordt gemaakt,
wordt zo ontwikkeld dat ze onder Win-
dows kan draaien.

Tussentijds zullen we wellicht door de
leveranciers van de software nog verrast
worden met uitbreidingen van de be-
drijfsprogrammatuur, die onder Win-
dows wel aangeroepen kunnen worden
(het lijkt alsof het onder Windows
draait) en waar functies aan toegevoegd
worden, zodat je binnen het programma
zelf kunt faxen, betaalopdrachten uit la-
ten gaan, e-mailen en verzin het maar,
maar dat loopt onherroepelijk een keer
vast. En de afhankelijkheid van de leve-
rancier wordt steeds groter. Er zal een
omslag moeten komen: de programma\'s
zullen uiteindelijk moeten passen in de
infrastructuur van het (inter)netwerk.
De architectuur waarbinnen de bedrijfs-
applicaties van de dierenartsen werken
zal een open architectuur moeten zijn
om in de toekomst op een goede manier
met de technische ontwikkelingen mee
te kunnen gaan.

p

Probleemstelling

De bestaande bijsluiters zijn geschre-
ven voor dierenartsen en niet geschikt
voor de eigenaar van het dier. De die-
renarts wil graag informatie aan zijn
cliënt meegeven als aanvulling op de
wettelijk verplichte gegevens op eti-
ket of verpakking. Uit oogpunt van
klantvriendelijkheid gaat het daarbij
vooral om de leesbaarheid en om de
volledigheid van de informatie.

Oplossing

De NCI heeft met drie dierenartsen
een aantal teksten ontwikkeld. Het
product is
\'aanvullende medicijn in-
formatie (AMI)\'
genoemd.
Vervolgens was de vormgeving aan
de orde en het is nu zover dat een 40-
tal teksten bij de tien meest voorge-
schreven medicijnen is afgerond. De
teksten zullen bij de medicijnen ver-
strekt kunnen worden.
Om te voorkomen dat er stapels bloc-
notes op de planken moeten komen,
ligt het voor de hand om de oplossing
in de automatisering te zoeken. Samen
met het etiket zou de gewenste tekst
uitgeprint moeten kunnen worden bij
de balie.

In de praktijk zal moeten blijken of de
AMI een oplossing is voor de knel-
punten rond de bijsluiters.

läitta

Vervolg

Er zal nu eerst overleg gaan plaatsvin-
den met de medicijnindustrie en met
softwareleveranciers. In de bijsluiters
van middelen met dezelfde werkzame
stof, maar van verschillend fabrikaat,
zitten nog wel eens verschillen in de
tekst over bijwerkingen. Overleg zal
misverstanden moeten voorkomen.
Vervolgens kan er een prototype ge-
maakt worden.

Het is de bedoeling dat begin 1998 een
proef gestart wordt met vijf dierenart-
senpraktijken en dat er medio 1998
geëvalueerd zal worden. En dan is
verdere verspreiding uiteraard het
oogmerk.

Er moet ook een procedure worden
ontwikkeld voor het up-to-date hou-
den van de teksten (wijzigingen, toe-
voegingen) en het distribueren ervan.
Bij gebleken succes van de AMI moet
er verder ontwikkeld worden totdat
alle middelen een AMI hebben, ook
de humane die gebruikt worden in de
diergeneeskunde. Er zijn in het land al
talloze practici bezig geweest met
deze problematiek en daar zijn onge-
twijfeld al producten uit voortgeko-
men. Afstemming en inpassing zijn
nodig en gewenst (reacties zijn wel-
kom!
NCI, t.a.v. Mario den Hartog.
postbus I403I, 3508 SB Utrecht).

STAND VAN ZAKEN VAN HET AMI
PROJECT

In 1994 is de NCI gestart met het ontw ikkelen van teksten, die door dierenart-
sen aan cliënten meegegeven kunnen worden om de behandeling van de pa-
tiënt in de thuissituatie te ondersteunen. Iedere verpakking van medicijnen
heeft weliswaar een bijsluiter, maar die is voor de cliënt gewoonlijk onlees-
baar. Dat het een urgent probleem is blijkt wel uit het feit dat het zelfs de tele-
visie gehaald heeft. De afgelopen periode is door de NCI (Karin de Haas en
Mario den Hartog) gewerkt aan een rapportage over de resultaten tot nu toe
en de stappen die nog zijn te gaan. In concept is het rapport klaar en is het ver-
volg voorbereid. In dit artikel leest u hoe het ermee staat.

GGG-NAJAARSDAG 1997:
THEMA \'SPETTEREND\'

Aanmelden voorde Najaarsdag 1997 door ƒ 100,- (voorGGG-ZSAVAB-leden)
of ƒ 140,- voor niet-leden vóór 10 november 1997 over te maken op postgiro
539180, ter attentie van de penningmeester van de GGG te Leeuwarden, onder
vermelding van de naam van de deelnemende collega. Bij betaling aan de zaal
geldt een toeslag van ƒ 25,-. Toegangsprijs studenten ƒ 50,-.

Lustrum Najaa

i:i)i:. 29-\\or-l

-ocr page 245-

ft*

OVERZICHT STUDENTENREFERATEN

Prionziekten. De mogelijke implicaties van BSE
voor de volksgezondheid. E.H. Oskam en B.J.
Reezigt; SR 648/97: 65 pp.

Immunocontraception: a method to control ad-
verse sex-linked behavior in the horse. A survey
of the methods for reversible immunocastration
in stallions and mares. M. Schalekamp; SR
649/97: 48 pp.

Rotavirussen bij mens en rund. Een literatuur-
studie naar zoönotische aspecten. W. Holtrop;
SR 650/97: 26 pp.

Zwerfdieren in de stad. Inventarisatie van de
problematiek van zwerfkatten en verwilderde
duiven in de stad Utrecht. J. ten Cate; SR
651/97: 37 pp.

Ontwikkeling van de ovaria bij de pasgeboren
big in relatie tot intra-uteriene groeivertraging;
H.M.E.A. Dijstelbloem en S.F. Donk; SR
652/97:43 pp.

De schimmel connection. Deel 1: Ncurotoxische
mycotoxinen bij herkauwers. B. van der
Heijden. Deel 2: Lolitrem: Werking en kinetiek.
E. Klaui; SR 653/97: 66 pp.

Schotse hooglanders in de lage landen. M.
Theunissen: SR 654/97: 28 pp.

Endoparasieten bij de Europese Egel (Erinaceus
europaeus). I. van der Wolf; SR 655/97: 31 pp.

Vitamine A- en E-concentraties in het serum van
olifanten, pinguins en przewalskipaarden. Q.
Stassen en B. Verdoold; SR 656/97: 42 pp.

Baylisascaris procyonis: de wasbeerspoelworm
bij dier en mens; J.J.A. Zagers; SR 657/97: 21 pp.

Ventriculaire tachycardie bij het paard. Een lite-
ramurstudie. M.J.A.C. van der Vorst; SR
658/97: 30 pp.

Hoe kan de dierenarts-practicus een keuze ms-
sen de verschillende niesziekte-vaccins maken?
R. van Roemburg; SR 659/97: 42 pp.

Transmissie en immunopathogenese van equine
infectieuze anemie. I.G. de Goederen; SR
660/97: 37 pp.

Kunstmatige inseminatietechnieken bij de teef
C.E. van der Vijver; SR 661/ 97: 26 pp.

Canine parvo virus. Vaccinatie: rol van de mater-
nale immuniteit. E. Lantinga; SR 662/97: 34 pp.

Thorocale afleidingen voor continue ambulante
registratie bij de hond. R.M.W. Rietema en
R.P.M. Wasmann; SR 663/97: 31 pp.

Het effect van transvaginale ovum piek up op
den duur van de oestrische cyclus bij de merrie.
M. Fennis; SR 664/97: 43 pp.

De invloed van ras en nestgrootte op de dracht-
lengte bij de hond. J.M. Teunissen; SR 665/97:
39 pp.

De invloed van therapeutisch hoefbeslag op de
beweging van het paard. M. van Beek en A. Bos;
SR 666/97: 54 pp.

Spierblessures in de greyhound-rensport, voor-
komen en behandeling. J-T. van Groningen; SR
667/97:46 pp.

Retina dysplasie bij de hond. E. Visnjaric; SR
668/97: 32 pp.

Pedigrammen bij vogels. Een oriënterend onder-
zoek. F R. Meijers; SR 669/97: 32 pp.

Analyse van de resultaten van een gedrags- en
gezondheidsenquête in een aselecte steekproef
van de Caim terrier. N. Alkema en Y. Biben; SR
670/97: 39 pp.

Pharyngeale lymfoide hyperplasic bij het paard.
M.F.M. van Oosterhout; SR 671/97: 24 pp.

Klauwamputaties bij het rund. Litera-
tuuroverzicht en retrospectief onderzoek. E.P.
Lentelink; SR 672/97: 26 pp.

Onderzoek naar de mogelijkheid tot bedrijfsana-
ly.se op Surinaamse rundveebedrijven. J.S.A.M.
Straal; SR 673/97: 33 pp.

Anemie van (chronische) onsteking ziektes en
osmotische resistentie. S.A.J.M. van Dongen:
SR 674/97: 39 pp.

Virale en bacteriële respiratoire infecties bij de
rat. M.W.A. Frantzen; SR 675/97: 85 pp.

PLUIMVEE

O

The prevalence of Chlamytdia psit-
taci infections in Belgian com-
mercial turkey poults

D. Vanrompay, P. Butaye, A. van
Nerom, R. Ducatelle, F. Haesehrouck.
Veterinarx\' Microbiology 1997; 54:
85-93.

Omithose bij kalkoenen wordt veroor-
zaakt door Chlamydia psittaci. Uit-
braken worden gekarakteriseerd door
respiratieproblemen, pericarditis en
enteritis. De klinische betekenis van

Referaten

Chlamydia psittaci binnen Europa is
controversieel. De bacterie was pri-
mair pathogeen in een uitbraak in
Nederland (zie Vet Microbiol 1997;
38: 103-13). De auteurs menen dat een
deel van de respiratieproblemen in
België veroorzaakt wordt door Chla-
mydia psittaci.

De auteurs hebben gedurende vier jaar
sera, swabs van conjunctiva en cloaca
en longen verzameld van vleeskalkoe-
nen afkomstig van verschillende be-
drijven uit verschillende leeftijdscate-
gorieën. De sera werden onderzocht op
antilichamen tegen Chlamydia psittaci
en de longen en de swabs op antigeen
door middel van een immunofluore-
scentietest. De meeste sera gaven een
positieve reactie, het ging in de meeste
gevallen om serovar D. In 50% van de
swabs werd antigeen aangetroffen, va-
ker uit de cloaca dan uit de conjunctiva.
75% Van de longen bevatten antigeen,
IFT op longmateriaal geeft een be-
trouwbaarder resultaat dan swabs van
cloaca of conjunctiva. Longonderzoek
is alleen mogelijk bij geslachte dieren,
als alternatief zou volgens de auteurs
een nasale swab kunnen dienen.
Een aantal dieren maakten al op jonge
leeftijd een infectie door, verticale
transmissie is niet uit te sluiten, maar is
zeldzaam.

Deze studie laat zien dat de prevalentie
van Chlamydia psittaci infecties onder
vleeskalkoenen in België hoog is. Er
kan echter geen uitspraak gedaan wor-
den over de klinische relevantie van
deze bacterie in de praktijk.

De Gezondheidsdienst voor Dieren
heeft het afgelopen jaar van enkele kal-
koeninzendingen met luchtwegproble-
men onderzoek gedaan op Chlamydia
psittaci door middel van een IFT. Er
werd geen antigeen aangetoond (ref).

L. van Veen

-ocr page 246-

OCHTENDSESSIE

1. Inleiding. Diervoeding in de
Diergeneeslcunde. (A. van \'t Klooster)

2. Voeding, allergie, intolerantie, (mucosale)
weerstand: een overzicht. (J. van Dijk)

3. £i-6 en Ji-3-vetzuren in de voeding: beteke-
nis en gewenste verhoudingen. (Homstra,
Maastricht)

4. Nutriënten en weerstand. (C.-West,.
Wageningen)

MIDDAGSESSIES, PARALLEL
Paard

1. 2. Paardenvoeding en aan voeding gerela-
teerde aandoeningen en ziekten. (A. van
\'t Klooster)

3. Diëtetiek bij het paard. (A. Beynen)

4. Voeding en sport. (S. Geelen)

Productiedieren

1. Voeding rond het spenen van biggen. (H.
Everts)

2. Voeding en fertiliteit bij rund en varken. (T.

Ondanks de discussie of de Afdeling Zuid-Holland van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde nu 150 of 135 jaar bestaat
(zie Tijdschrift voor Diergeneeskunde nummer 122, 18, pag 517), gaat het
Lustrumsymposium \'Diergeneeskunde voert verder\' op 1 november gewoon
door: een Lustrum is een Lustrum! Voor diegenen onder u die door vakantie,
vergeetachtigheid, drukte of onoplettendheid, niet meer weten hoe de dag
eruit ziet, volgt hier nogmaals kort het programma:

LUSTRUMSYMPOSIUM \'DIERGENEESKUNDE VOERT VERDER\'
OP 1 NOVEMBER 1997 OP SLOT ZEIST

Kruip)

3. Voedingsproblemen bij vleeskalveren. (T.
Wensing)

4. Voedingsproblemen pluimvee. (E.
Decuijpere, Leuven)

Gezelschapsdieren

1. Eiwit in de voeding van gezelschapsdieren.
. (F, Pastoor).

2. Voeding en tumoren bij hond en kat. (M. van
Niel)

3. Voeding en kritieke patiënten. (J. Robben)

4. Voedingsproblemen bij bijzondere dieren.
(N. Schoenmaker)

Diervoeding/volksgezondheid

1. Risico\'s voor de mens van vlees eten. (F. van
Knapen)

2. Veiligheid van pluimveeproducten. (A.
Pijpers)

3. Varkensvlees en Salmonella. (B. Urlings)

4. Residuproblematiek. (A. Bergwerff)

PROGRAMMA LUSTRUMSYMPOSIUM \'DIERGENEESKUNDE VOERT VERDER\'

Deze feestelijke dag zal beginnen om
10.00 uur en eindigen rond 17.00 uur.
De kosten voor de gehele dag, inclusief
kojfie en Lustrumlunch, bedragen
slechts f 100,- voor leden van de jubi-
lerende Afdelingen en
ƒ 125,- voor
overige belangstellenden. Inschrijving
is mogelijk door middel van telefoni-
sche of schriftelijke aanmelding bij
mevrouw Van Eunen van het secretari-
aat van de KNMvD, onder vermelding
van de middagsessie waaraan u deel
wilt nemen. Na aanmelding krijgt u
een acceptgiro toegestuurd.
Er zijn nog enkele kaarten beschik-
baar, dus haast u!

Dit lustrum wordt mede mogelijk ge-
maakt door: _ _

^Mycofann mmm

dierfnartsencoöperatie

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(®pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Beoordeling cytologische preparaten

(97.139), 25 november 1997, 20 janu-
ari en 17 februari 1998, drie dinsdag-
middagen van 14.00 tot 17.00 uur.
Vergadercentmm \'Descartes\', Utrecht/
De Uithof. Cursusprijs ƒ 985,-.

Tijdens deze cursus zal ingegaan wor-
den op de wijze waarop preparaten cy-
tologisch beoordeeld kunnen worden.
Naast een algemeen deel, waarin het
onderscheid wordt behandeld tussen
de verschillende weefseltypen, tussen
benigne en maligne tumoren en tussen
de verschillende ontstekingtypen, zal
er een deel over huidlesies en een deel
over lymfeklieren gaan. Telkens
wordt na een inleiding de cursist de
gelegenheid geboden om met micro-
scopen zelf diverse preparaten te be-
oordelen.

Cursusleider is dr. E. Teske, specialist
inteme geneeskunde. Vakgroep Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren,
FdD.

Veterinaire volksgezondheid: \'Ant-
woorden op uw vragen\'
(97.142),
woensdag 12 november 1997, 13.30 -
17.00 uur, Woudschoten Conferentie-
centmm, Zeist. Cursusprijs ƒ 250,-.

De (vermeende) risico\'s voor de mens,
verbonden aan het houden van dieren
halen regelmatig het nieuws. Voor de
eigenaar van een huisdier is de dieren-
arts een niet te onderschatten informa-
tiebron. De cursus richt zich op de
raakvlakken tussen de diergenees-
kunde en de geneeskunde. Inleiders uit
beide disciplines gaan in op een aantal
actuele onderwerpen en op de in de
praktijk meest gehoorde vragen. Zin
en onzin van verschillende, veel ge-
hoorde opmerkingen en adviezen wor-
den naast elkaar gezet.
Cursusleider: prof. dr. F. van Knapen,
specialist veterinaire volksgezond-
heid, Vakgroep VVDO, FdD. U mag
uw huisarts meebrengen!

Paratbc, diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 150,-. Deze cursus orga-
niseert PAO-Diergeneeskunde in sa-
menwerking met de Gezondheids-
dienst voor Dieren.

Cursusnummers, data en locaties:
97.237; woensdag 22 oktober 1997;

Gezondheidsdienst voor Die-
ren te Deventer.
97.238; donderdag 23 oktober 1997;

ROC te Zegveld.

-ocr page 247-

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.
In aansluiting op de uitgebreide cursus
infectieziekten, ligt in deze cursus het
accent vooral op praktische informatie
omtrent de bedrijfsmatige benadering
van paratbc bedrijven. Daarbij wordt
onderscheid gemaakt in twee soorten
bedrijven:

1. Aanpak besmette bedrijven.
Belangrijk hierbij is dat de veehou-
der een aantal managementsfacto-
ren zeer stipt uitvoert. Daarom zal
de nodige aandacht besteed worden
aan enkele essentiële factoren als
hygiëne, voeding en huisvesting.
Verder zullen de mogelijkheden en
beperkingen van enkele diagnosti-
sche testen worden besproken om
subklinisch en klinisch geïnfec-
teerde bedrijven en/of dieren op te
sporen.

2. \'Onverdacht status\' bedrijven.
Bedrijven, die de afgelopen jaren
nooit verschijnselen van paratbc op
hun bedrijf hebben gezien, kunnen
opteren voor de \'onverdacht status\'.
Besproken zal worden hoe zo\'n be-
drijf eventueel deze \'onverdacht
status\' kan bereiken. Onder andere
welk aanvullend onderzoek (serolo-
gisch en/of bacteriologisch onder-
zoek) daarvoor nodig is en welk be-
wakingsprotocol uitgevoerd moet
worden. De cursusleiders zijn drs.
C.H.J. Kalis, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten en drs. H.J.
van Weering, Gezondheidsdienst
voor Dieren Deventer. Het aantal
deelnemers is maximaal 50 (met
uitzondering van de cursus te
Boxtel, hier kunnen maximaal 40
personen deelnemen).

Praktische economie I voor het var-
kensbedrijf
(97.308) dinsdag 28 okto-
ber, dinsdag 4 en 11 november 1997
(drie middagen van 14.00 tot 17.30
uur) te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.000,-
(exclusief BTW en inclusief trainings-
materiaal). Deze cursus is door Inter-
Act Agrimanagement ontwikkeld in
opdracht van AUV-Dierenartsencoö-
peratie in het kader van het kennistra-
ject dat de AUV uitvoert ten bate van
haar leden.

Als bedrijfsbegeleider maakt de prac-
ticus deel uit van de kring van advi-
seurs die de varkenshouder onder-
steunt. Effectieve advisering over
diergezondheid en aan diergezondheid
gerelateerde aspecten dient maximaal
rekening te houden met de economi-
sche mogelijkheden van het betrokken
bedrijf. Daarom is de economische
analyse een integraal onderdeel van
het advies. De training is er op gericht
inzicht te geven in de economische
achtergronden (kosten, investeringen,
economische technieken, etcetera) van
varkensbedrijven. Een belangrijk on-
derdeel van de training is het - in de
vorm van cases - oefenen met voor-
beelden uit de dagelijkse praktijk. De
cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct Agrimanagement,
LU Wageningen en drs. R.H.M.
Bergevoet. InterAct Agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

Standaardoverzichten als instru-
ment voor bedrijfsbegeleiding
(97.
227) 21 oktober, 11 november en 9 de-
cember 1997, drie dagen. Gezond-
heidsdienst Deventer. Cursusprijs
ƒ 2:000,- inclusief lunches en diner).
Met de introductie van de Gezond-
heidsplanner wordt diergezondheids-
management een bedrijfskundig ge-
beuren.

U kunt op deze ontwikkelingen inspe-
len door maximaal gebruik te maken
van de standaardoverzichten. Stan-
daardoverzichten stellen u in staat be-
ter inzicht te krijgen in de diergezond-
heid van een bedrijf
Naast de technische kennis die u nodig
heeft om de standaardoverzichten te
kunnen lezen en interpreteren is het
van belang dat u deze kennis aan de
veehouder kunt overdragen. Hiervoor
is het nodig uw kennis en vaardighe-
den in het voeren van adviesgesprek-
ken en het geven van voorlichting ver-
der uit te bouwen.

In deze cursus komen beide onderde-
len aan bod! De cursus staat onder lei-
ding van drs. L.A. van Wuijckhuise,
Gezondheidsdienst en P. Titulaer
Agramanagement.

Het immobiliseren van wilde en ver-
wilderde dieren
(97.933) vrijdag 24
oktober 1997 08.30 - 17.00 uur Na-
tuurpark Lelystad. Cursusprijs ƒ 650,-
(inclusief lunch).

In deze cursus zullen de diverse verdo-
vingsmethodes de revue passeren: van
gifpijl en kruisboog tot pneudart en
van gifkikkergif tot modeme neuro-
lepticum. Maar hoe dan ook: raak
schieten is een eerste vereiste! Het
ochtendprogramma is theoretisch en \'s
middag zijn er \'live\' demonstraties en
practica. Cursusleider drs. M.J. Hoyer,
practicus te Hoogkarspel.

GROEP GROOT DAGEN
1997,28, 29 EN 30 OKTOBER
1997, zie opgaveformulier in
TvD van 1 oktober 1997.

Certificatie (97.704) donderdag 20 en
vrijdag 21 november 1997, Woud-
schoten Conferentiecentrum, Zeist.
Cursusprijs ƒ 1200,- inclusief over-
nachting.

Deze, vanuit de Projectgroep Certifi-
cering/Kwaliteitszorg opgezette, cursus
beoogt ten eerste het verduidelijken van
de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsen-
praktijken en ten tweede zal de haal-
baarheid van een kwaliteitssysteem in
de eigen praktijk met behulp van de
toetscriteria duidelijk worden gemaakt.
Vanuit verschillende invalshoeken ko-
men de volgende onderwerpen aan bod:
De feiten die een diergeneeskundig
kwaliteitszorgsysteem noodzakelijk
maken; Certificeren is een manier van
denken; Het protocol en de werkin-
stmctie; De kwaliteitsrichtlijn, vertaald
naar de praktijk; De registratie van de
veterinaire activiteiten; Praktijkge-
bouwen en inventaris, knelpunten en
oplossingen; Apotheekbeheer, de ver-
woording in het Kwaliteitshandboek;
Hoe leggen we nieuwe ontwikkelingen
vast?; De ARBO-wet, toegespitst op de
veterinaire praktijk; Praktisch oefenen
in het maken van protocollen en werk-
instmcties; Functiebeschrijving en or-
ganogram; Organisatie diergeneeskun-
dige begeleiding; De Klachten-
procedure, Hoe onderhouden we onze
kennis?; Werkoverleg en interne audit;
Het Kwaliteitshandboek.
Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus wordt voldoende ruimte ge-
boden tot discussie.
Cursusleider: drs. J.A. Westerbeek,
Veterinair Centrum Someren.

RECTIFICATIE

In de PAO-Diergeneeskunde cursus-
brochure Najaar 1997 i.s een fout ge-
slopen in het adres van drs. H.P.
Meyer, docent hij de cursus \'De ou-
dere kal\', cursusnummer 97/137. Het
juiste adres is:
Vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, Facu-
lteit der Diergeneeskunde, Universi-
teit Utrecht
Onze e.xcuses voor de
joule vermelding.

-ocr page 248-

Zoals reeds vermeld, vindt de
KNMvD het doden van zeer jonge,
gezonde biggen in het kader van de
varkenspestbestrijding in principe in
strijd met de eer en waardigheid van
de diergeneeskundige beroepsuitoe-
fening. Het belangrijkste argument
om toch aan de oproep van het minis-
terie van LNV gehoor te geven, was
de welzijnsaantasting die zou ont-
staan indien dierenartsen niet tot het
massaal euthanaseren van biggen zou
overgaan. De stallen puilden in die
tijd reeds uit en deze situatie zou al-
leen maar verergeren als de nood-
maatregel niet genomen werd.

VETERINAIRE ARGUMENTEN
Maar er zijn meer veterinaire argu-
menten vóór de maatregel. Zo treedt
er immers een verdunning van het
aantal varkens op -er is derhalve min-
der virusverspreiding- en de afvoer
van dode biggen kan veel hygiëni-
scher geschieden dan de afvoer van
levende varkens in het kader van een
opkoopregeling. Verder mag het ge-
hele pakket aan maatregelen natuur-
lijk alleen in samenhang geëvalueerd
worden. Zo heeft het beëindigen van
deze ene regel zeker gevolgen voor
de andere regelingen.
Toch heeft de KNMvD besloten een
halt toe te roepen aan het euthanase-
ren van de jonge biggen, zoals ook
ruimschoots uit de pers te vernemen
viel. \'Dierenartsen zijn het doden
zat\' kopte onder meer de Volkskrant.
En daarmee slaat de krant de spijker
vrij hard op de kop. Het doden van
zoveel zeer jonge, gezonde biggen is
immers dier- en dus mensonterend.
Het mag derhalve nooit een ge-
woonte worden.

Dierenartsen Inregen voor één keer ruime aandacht in de media. Is de be-
roepsgroep meestal moeilijk te bewegen een nieuwswaardig standpunt in te
nemen - dierenarstsen gaan door voor terug- en behoudend - het open einde
aan de regeling doden van zeer jonge biggen was voor de dierenartsen onac-
ceptabel. Bij aanvang was gesteld dat de KNMvD zich na de euthanasie van
een zeker aantal biggen opnieuw zou beraden. Welnu, de betrokken dieren-
artsen hadden er na anderhalf miljoen biggen meer dan genoeg van.
Bovendien was het sterkste argument om het wel te doen, de enorme overbe-
volking van de stallen, niet meer als zodanig van toepassing. V andaar dat de
KNMvD een datum heeft gesteld: op 20 oktober 1997 stoppen de dierenartsen
ermee. Goed overleg met het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) heeft inmiddels geleid tot een oplossing.

KNMVD HEEFT GENOEG VAN OPEN EINDE A/OODMAATREGEL

EUTHANASIE ZEER JONGE BIGGEN STOPT OP 20 OKTOBER

Ondanks het feit dat de praktijken in
het zuiden des lands vrijwel alleen
nog uit varkenspestmaatregelen in-
komsten hebben, heeft de KNMvD
gesteld dat 20 oktober 1997 het doek
valt. Algemeen secretaris dr. Tj.
Jorna verwoordde het in het NOS-
journaal als volgt: \'Wij houden er-
mee op omdat wij er de noodzaak niet
meer van inzien.\'

Dierenartsen willen de samenleving
ook in de toekomst recht in de ogen
kunnen blijven kijken.
Natuurlijk was het niet de bedoeling
de varkenspestbestrijding onnodig te
frustreren door met de euthanasie van
de jonge biggen te stoppen. Iedere
dierenarts zal te allen tijde alles in het
werk stellen om de ziekte zo snel mo-
gelijk onder de knie te krijgen, met zo
min mogelijk welzijnsaantasting.
Maar juist daar zit het venijn: de wel-
zijnsaantasting is naar de mening van
de dierenartsen zodanig dat de jonge-
biggenregeling alleen als een abso-
lute noodrem gezien mag worden.

OM DE TAFEL

Toen de maatregelen inzake de var-
kenspestbestrijding aangescherpt
werden en het ministerie er niet over
leek te denken ook deze regeling op-
nieuw tegen het licht te houden, trok
de KNMvD aan de bel: het kon toch
niet de bedoeling zijn dat de dieren-
artsen tot in lengte van dagen met de
euthanasieën doorgingen. Niemand
kan immers met enige zekerheid zeg-
gen, wanneer de varkenspest tot staan
gebracht zal zijn. Anderzijds was
men van meet af aan bereid met het
ministerie rond te tafel te gaan zitten
om tot een gezamenlijk gedragen op-
lossing te komen.

Door Sophie Deleu

Een gedegen optreden in de pers van
verscheidene bevlogen collegae heeft
in elk geval geresulteerd in herhaald
overleg met het ministerie. Bij aan-
vang van de varkenspestuitbraak wa-
ren de dierenartsen nauwelijks een
partij om de tafel - de KNMvD werd
hoogstens gevraagd om als informa-
tieverspreider op te treden - maar
daar komt nu verandering in.
Ook de grote medewerking van prac-
tici aan de bestrijding, de genuan-
ceerde stellingname inzake het non-
vaccinatiebeleid en de positieve
reactie van de KNMvD op de aan-
scherping van de hygiënemaatrege-
len hebben daartoe bijgedragen.

EINDE AAN DE REGELING
Overleg over de jonge-biggenrege-
ling heeft tot resultaat dat de
KNMvD en het ministerie van LNV
samen met een mededeling naar bui-
ten zijn getreden: op 20 oktober ein-
digt de maatregel als zodanig.
Het is echter in het brede kader van
de varkenspestbestrijding heel goed
mogelijk dat het ministerie de
KNMvD opnieuw zal verzoeken me-
dewerking te verlenen aan een eutha-
nasieregeling van zeer jonge biggen.
Deze regeling zal dan gelden voor
een welomschreven regio voor een
bepaalde tijd. Het is dan aan de
KNMvD om de ethische afweging
opnieuw te maken.

Een groot voordeel van de nieuwe
opzet is dat het einde van de euthana-
sieën niet alleen afhankelijk is van
het einde van de varkenspestepide-
mie, maar van veel meer factoren.
Over deze factoren, die nauw samen-
hangen met de opzet en het welslagen
van de gehele varkenspestbestrij-

-ocr page 249-

ding, denkt de KNMvD graag mee.
Anders gezegd: \'De overheid moet
weten dat je met dierenartsen vele
kanten op kunt, maar niet er over
heen.\'

Voor meer informatie over de activi-
teiten van de KNMvD inzake de be-
strijding van klassieke varkenspest:

J.L.M. Vaarten, stafmedewerker ve-
terinaire zaken, telefoon: 030-
2510111, fax: 030-2511787 of
e-mail: knmvd@pobox.ruu.nl.

DERTIENDE LANDELIJKE BIJEENKOMST VROUWELIJKE DIERENARTSEN

FINANCIËN, MANAGEMENT EN MARKETING

FINANCIËN

Het eerste deel van de middag is ge-
wijd aan de financiële aspecten van
de bedrijfsvoering van een dierenart-
senpraktijk. Dit onderwerp wordt be-
handeld door Mr. Clemens van Riet
(46) in zijn lezing \'Krijgen vrouwen
krediet?\'. Van Riet heeft jarenlange
ervaring op het gebied van financiële
dienstverlening op medisch gebied.
Deze kennis en kunde heeft hij onder
meer opgedaan bij de ABN AMRO
bank, alwaar hij verantwoordelijk
was voor de medische sector van de
afdeling vrije beroepen. Uit die tijd
dateert ook zijn betrokkenheid met
dierenartsen. Ook van huis-uit kent
Van Riet de praktische kanten van het
medisch beroep, daar hij getrouwd is
met een praktiserend huisarts. Mo-
menteel is Van Riet directeur van Pro
Civibus, een verzekeringsadviesbu-
reau voor academici te Amsterdam.
Van Riet zal in zijn lezing ingaan op
een aantal financiële zaken, waarmee

iedere (vrouwelijke) dierenarts te ma-
ken heeft. Eén van de onderwerpen
die daarbij de revue zal passeren be-
treft de aard van de beroepsuitoefe-
ning. De voor- en nadelen van het in
loondienst werken en het zelfstandig
ondernemerschap worden tegen el-
kaar afgewogen en besproken zal
worden wat de financiële consequen-
ties daarvan zijn. De verschillende
praktijkvormen (gezelschapsdieren,
gemengd, landbouwhuisdieren) zul-
len vanuit financieel oogpunt beke-
ken worden.

Uiteraard zal nader worden ingegaan
op de wijze waarop hulp kan worden
ingeroepen om de financiële zaken
van het dierenartsenbestaan goed te
regelen. De invalshoek van de banken
zal daarbij niet vergeten worden. Er
zal antwoord gegeven worden op vra-
gen als \'Op grond van welke criteria
stelt een bank geld beschikbaar?\' en
\'Wat is een vrij besteedbaar inko-
men?\'. Bepaald opzienbarend zullen
de cijfers zijn die Van Riet voorscho-
telt. Cijfers over de manier waarop de
beroepsgroep van dierenartsen in het
algemeen en vrouwelijke dierenart-
sen in het bijzonder, hun zaakjes tot
nu toe hebben geregeld. Tot slot
wordt de stap van zakelijk naar privé
gemaakt. Zo stelt Van Riet dat huwe-
lijkse voorwaarden en een testament
een relatie hebben met de beroepsuit-
oefening. Uw antwoord op de bran-
dende vraag \'Krijgen vrouwen kre-
diet?\' en andere vragen krijgt u 8
november aanstaande!

ALBERT HEIJN EN MARTIN
GAÜS?

Martin Gaus zal in de tweede helft
van de middag de titel van zijn lezing
\'Als dierenarts ben je de vroegere
Albert Heijn op de hoek\' toelichten,
ledereen kent Martin Gaus van zijn
televisie- en radioprogramma\'s als
\'Dierenmanieren\' en \'Natte neuzen\'.
Maar wie is Martin Gaus nu eigen-
lijk?

Op zaterdag 8 november 1997 vindt voor de dertiende keer de jaarlijkse bij-
eenkomst van vrouwelijke dierenartsen plaats. De voorzitter van de
Commissie VDA, mevrouw Ruth N. Zadoks, zal de middag openen. Daarna
wordt in twee lezingen door twee sprekers op de zakelijke kanten van het die-
renartsenvak ingegaan.

Martin Gaus werd in 1944 als zoon
van een vleeshandelaar geboren. Na
de Middelbare Handelsschool is hij
als stagiair in een slagerij begonnen.
Het slagersvak bleek niet zijn roeping
te zijn en hij kwam in het staalbedrijf
terecht, alwaar hij in driejaar tijd van
inkoper tot directeur opklom. Toen
hij in die tijd zijn twee Duitse doggen
tijdens een vakantieperiode niet be-
hoorlijk kon onderbrengen, kwam hij
op het idee om in 1975 het eerste
echte dierenhotel te starten. Binnen
acht jaar tijd was de capaciteit van het
hotel verdubbeld en had hij een pro-
fessionele hondenschool en een huis-
dierencrematorium opgericht. In
1982 verscheen Martin Gaus met
\'Dierenmanieren\' voor het eerst op
televisie en vele programma\'s volg-
den. Inmiddels is er een franchise-or-
ganisatie \'Martin Gaus hondenscho-
len\' (30 in Nederland en acht in
België) en heeft hij vijf dierencrema-
toria en een eigen studio. Gaus is au-
teur van vier bestsellers over honden-
en kattengedrag en uitgever van het
maandblad \'Hondenmanieren\'.
Bekend was dat Martin Gaus lezingen
en gedragscursussen aan gedragsbe-
geleiders en instructeurs van honden
geeft. Maar ook wordt Martin Gaus
regelmatig gevraagd door banken en
grote bedrijven voor zogenaamde
\'peptalks\'. Momenteel is in samen-
werking met het Van Hall instituut
een groot opleidingsinstituut in
Lelystad in oprichting. Er zullen al-
lerhande cursussen op het gebied van
dierenverzorging, dierengedrag en
dergelijke gegeven worden, evenals

-ocr page 250-

ook cursussen over management en
marketing (zelfs voor dierenartsen).
Wat vriend of vijand ook over Martin
Gaus (53) moge zeggen; vast staat dat
hij veel voor dierminnend Nederland
heeft gedaan en nog doet. Als geen
ander heeft hij het houden van en het
omgaan met dieren in de schijnwer-
pers gezet en heeft hij deze activitei-
ten tot een commercieel succes weten
te maken. Om die reden dacht de
Commissie VDA dat Martin Gaus dé
aangewezen persoon zou zijn om
(vrouwelijke) dierenartsen op hun
commerciële kansen te wijzen.
Management, marketing en public re-
lations van een dierenartsenpraktijk
zullen in zijn lezing aan bod komen.
De lezing zal met name gaan over de
vraag waarom de ene dierenartsen-
praktijk meer floreert dan de andere.
Gaus gaat in op vragen als \'Hoe maak
ik van mijn dierenartsenpraktijk een
commercieel succes?\' \'Hoe verkoop
ik mijn praktijk\' - en niet onbelang-
rijk - \'Hoe verkoop ik mijzelf?\'
Martin Gaus zal toelichten waarom
hij denkt datje als dierenarts de vroe-
gere Albert Heijn op de hoek bent.
Onderwerpen als klantenwerving,
klantenbinding en servicegerichtheid
zullen besproken worden, alsook het
belang van contacten met dieren-
asiels, dierenambulances en dierenbe-
schermingsorganisaties en contacten
binnen de praktijk (communicatie
tussen collega\'s onderling en commu-
nicatie met dierenartsassistenten). En
dan is er natuurlijk ook gelegenheid
om uw vragen op Martin Gaus af te
vuren. Gereed voor Gaus? Kom dan 8
november aanstaande!

COMMISSIE VDA
De bijeenkomst wordt, evenals voor-
gaande jaren, georganiseerd door de
Commissie voor Advies voor de
Beroepsuitoefening van de Vrouwe-
lijke Dierenarts (Commissie VDA)
met ondersteuning vanuit het secreta-
riaat van de KNMvD. Met de organi-
satie van de jaarlijkse, landelijke bij-
eenkomst probeert de commissie het
contact tussen vrouwelijke dierenart-
sen onderling en tussen vrouwelijke
dierenartsen en Commissie VDA te
bevorderen.

WIE, WAT WAAR?
De Commissie VDA heet u van harte
welkom in Motel Restaurant \'De
Biltsche Hoek\', De Holle Bilt
I in De
Bilt (telefoonnummer: 030-2205811).
De bijeenkomst duurt van 13.30 tot
17.30 uur en zal afgesloten worden
met een gezellige borrel en lekkere
hapjes.

Alle vrouwelijke dierenartsen en stu-
denten diergeneeskunde, zowel (kan-
didaat-)leden als niet-leden van de
KNMvD, zijn van harte welkom.
De Commissie VDA rekent op uw
komst!

De bijeenkomst wordt financieel
mede mogelijk gemaakt door:
Alfasan Diergeneesmiddelen B. V.
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde
VVAA Nederlandse Vereniging van
Artsen

Virbac Nederland B. V.

Pharmacia & Upjohn

Leo Pharmaceutical Products

ABNAMRO

AUV

BIJEENKOMST VROUWELIJKE DIERENARTSEN
REGIO UTRECHT

Op zondagmiddag 23 november 1997
organiseren de Vrouwelijke Dieren-
artsen (VDA) provincie Utrecht een
excursie naar de Stichting AAP in
Almere. Mevrouw R. Reussien ver-
zorgt een rondleiding in dit opvang-
centrum voor exotische dieren.
Alle vrouwelijke dierenartsen en stu-
dentes zijn van harte welkom. Omdat
maar een beperkt aantal mensen deel
kan nemen aan de rondleiding, dient u
zich vóór 1 november 1997 op te ge-
ven bij een van onderstaande regionale
contactvrouwen.

Het vertrek uit Utrecht is om 13.00 uur
en de middag zal rond 16.30 uur wor-
den afgesloten met een gezamenlijke
borrel. (Adres Stichting Aap: Kemp-
haanweg 16 in Almere.)

Voor nadere informatie kunt u contact
opnemen met een van de contactvrou-
wen:

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde retums te geven.

Eveline Jansen
telefoon: 030- 2896356
Henriëtte Relou
telefoon: 030- 2970836
AnneMarie Smit
telefoon: 030- 6771455

-ocr page 251-

«irm tm m

\' -I. \'««.-Si»

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Duyvestijn. Mevr, M.B.H.M.; 1997; 3582 AG
Utrecht; Tolsteegsingel 29 B.
Houwers-Arink. Mevr. E.M.; 1995; 7122 PC
Aalten; Boterdijk 7.

Ibrahim, A.A.; 1997; 1012 PT Amsterdam;
Kolksteeg I B.

Snelder, R.R.; Gent-1997; 1251 JC Laren (NH);
Mauvezand 19.

JUBILEA:

C.P. Bürgerte Aalten, afwezig,40jaar, 16okto-
ber1997

G.J. ten Pas te Winterswijk, afwezig. 40 jaar, 16
oktober 1997

Dr. P.J. Veen te Doom, afwezig, 40 jaar, 18 ok-
tober 1997

B.M. Bogaerts te Heesch, afwezig. 50 jaar, 20
oktober 1997

K G. Meijers te Ootmarsum. afwezig, 50 jaar. 20
oktober 1997

W. van Arkel te Emmen, afwezig. 35 jaar, 21 ok-
tober 1997

A.J.W. Bolscher te Tilligte, afwezig, 35 jaar, 21
oktober 1997

L.P.M. van den Brand te Someren, afwezig, 35
jaar, 23 oktober 1997

J.P.G. Vermeer te Deume. afwezig, 35 jaar. 23
oktober 1997

Dr. R.J. Slappendel te Driebergen, afwezig, 35
jaar, 23 oktober 1997

Dr. A.Th.M. Verdijk te Cuijk. afwezig, 35 jaar,
23 oktober 1997

S. Bruggeling te Spijkenisse, afwezig, 45 jaar, 3
november 1997

R.G. Detmers te Coevorden. afwezig, 45 jaar, 3
november 1997

J.A. Engel te Jlippolytushoef. afwezig, 45 jaar,
3 november 1997

L.J.J.A. Roppe te Boxmeer, afwezig, 45 jaar, 3
november 1997

Dr. J.F. Westendorp te Heesch, afwezig, 45 jaar,
3novenber 1997

Dr. J.P.W.M. Akkermans te Vlaardingen. afwe-
zig, 45 jaar, 6 november 1997
J.F.A. Heitkamp te Haaksbergen, aanwezig, 30
jaar, 9 november 1997

F.W. van Schie te Eefde. afwezig. 30 jaar, 9
novenber1997

Mevr. D. Scholma-van der Perk te Opeinde, af-
wezig, 55 jaar. 14 november 1997

(Geslaagd voor het dierenartsendiploma van 5
september 1997:

Albracht, Mevr. E.M.
Boerekamp, Mevr. R.E.
Brandsma. H.A.
Cremers, C.J.M.
Dinther, Mevr. R.H.W.J. van
Douwes, R.A.

Duyvestijn, Mevr. M.B.H.M.
Geus, P.C. de
Heeswijk, G.J.M. van
Herten, F.J.W.C. van
Hibma. Mevr. A.
Hof, A.J.

Hooydonk, P.A.J.M. van
Ibrahim, A.A.

Personalia

letswaard. Mevr. A.A.
Jong,J.A.H.M.de
Jonker, R.A.H.
Kingma, H.H.J.
Kraakman. Mevr. M.
Kuijper, Mevr. P.A.M.
Leeuw. Mevr. T.C.M. de
Luiten. Mevr. E.J.
Nab, Mevr. S.M.
Oijen, Mevr. A.H.E.A. van
Polhuis, Mevr. A.J.B.
Reyne. N.

Schellingerhout. Mevr. A.B.
Schipper, Mevr. L.
Toom, Mevr. L.J. van
Visnjaric, E.
Vries. A.D. de

MUTATIES:

•Addink. B.S.; 1991; 7971 CT Havelte;
Raadhuislaan 4; wnd.d.

* Albracht, Mevr. E.M.; 1997; 3552 BP
Utrecht: Mierboomstraat 31; tel. 030-
2421017; wnd.d.

Assinck. Mevr. A.J.M.; 1996; 3262 AA
Oud-Beijerland; Beneden Molendijk 17; tel.
0186-613266 privé, 612066 prakt.; p., me-
dew. bij A. Fennema en Mevr. M.M.
Ravenshorst.

Beus, Mevr. N. de; 1988: 4142 EG
Leerdam; Tiendweg 9 B; tel. 0345-631489
privé, 0183-632774 prakt.; p.. medew. bij
H.A.D. Bax.

»Boerekamp, Mevr. R.E.; 1997; 3525
VE Utrecht; Julianaweg 215; tel. 030-
2889027 privé, 0320-230670 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. E. van den Dungen (part-
time).

Bosch. G. van den; 1971; 3888 NX Uddel;
Kampweg 44; tel. 0577-456228 privé, 0485-
587559 bur.; fax 0485-587643; d, bij
Mycofarm Nederland B,V, en Intervet
International B,V.

*Brandsma, H.A.; 1997; .3621 ME
Breukelen; Nieuw Nijenrode 74; tel. 0346-
291163; E-mail: BRANDSMAfa GAN-
DAI.F.MJENRODE.NL; d.

*rrcmcrs, C.J.M.; 1997; 3524 CL
Utrecht; Zevenwouden 33; tel. 030-2893607;
wnd.d.

Darwcesh. E.G.; 1997; 3818 DX
Amersfoort; Graaf Janlaan 147; tel. 033-
4634097 privé. 010-2100011 prakt.; p.. gezel-
schapsd.

*Dinther, Mevr. R.H.W.J. van; 1997;
3524 HD Utrecht; Eifel 41; tel. 030-2891429;
wnd.d.

Doleweerd-Zijm. Mevr. J.P. van; 1992;
3755 JG Eemnes; Ruiterskamp 22; tel. 035-
5383517 privé. 033-2460305 prakt.; p., me-
dew. bij H.Th. Haflvamp, M.A.C. Lugt, E. van
Veldhuizen en Mevr. C.M. Wessel.

*Douwcs, R.A.; 1997; 3572 TG Utrecht;
Oude Kerkstraat 7; tel. 030-2731792; wnd.d.

Drummen, M.H.; 1996; 9254 EN
Hardegarijp; Gaelekamp 33; wnd.d.

♦Duyvestijn, Mevr. M.B.H.M.; 1997;
3582 AG Utrecht; Tolsteegsingel 29 B; tel.
030-2512641; wnd.d.

Elings. S.J.C.; 1988; 8181 PS Heerde;
Engweg 5; tel. 0578-695673 privé, 691368
prakt.; fax 0578-696743; p., geass. met H. van
Ark, P.G. de Lint. A.J. Plaisier, G.J. Suurd en
E.J.C. Thybaut.

Extra, W.R.H.; 1993; 6443 BA
Brunssum; Vijverlaan II; tel. 045-5256821
privé, 5253715 prakt.; p., medew. bij W.G.J.
Crombach.

•Gestel. A.M. van; 1997; 5087 TJ
Diessen; Heistraat 7 A; tel. 013-5043491
privé, 5042402 prakt.; p., medew. bij C.W.M.
Augustijn, J.M. Berger, F.W. Bemdsen, G.C.
Charpentier, O.A. van Dobbenburgh, J.W.
Eshuis, M.J.J. van der Linden, J.A.M. Vermeer,
A.R.L. de Vries en H.J.H. van Wijk.

*Geus, P.C. de; 1997; 1018 GV
.Amsterdam; Sarphatistraat 214; tel. 020-
6250706; wnd.d.

Harst, M.R. van der; 1997; 3981 GT
Bunnik; Grunoplantsoen 2; tel. 030-6564520
privé, 2531323 bur.; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Algemene Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisd.).

*Heeswijk, G.J.M. van; 1997; 3513 EP
Utrecht; Oudenoord 465; tel. 030-2300831;
wnd.d.

♦Herten, F.J.W.C. van; 1997; 3514 CP
Utrecht; Leeuwerikstraat 5 bis; tel. 030-
2715332; wnd.d.

*Hibma, Mevr. A.; 1997; 3582 KG
Utrecht; Bosboomstraat 2 C; tel. 030-
2511165; wnd.d.

Hillel. Mevr. I.; 1990; 3641 XA Mijdrecht;
Agaat 7; tel. 0297-286312 privé, 241146 prakt.;
p., gezelschapsd.

*Hof, A.J.; 1997; 3572 ZT Utrecht; Buys
Ballotstraat 33 bis; tel. 030-2719803; wnd.d.

Hotland. G.P.; Gent-1986; 9481 BN Vries;
Asserïtraat 18; tel. 0592-543242 privé. 541216
prakt; E-mail: GERHARDHOFLANDfa COM-
PUSERVE.COM ; p., geass. met Joh. Nijhoff.

♦Hooydonk, P.A.J.M. van; 1997; 3514
{ P Utrecht; Leeuwerikstraat 5 bis; tel. 030-
2715332; wnd.d.

♦Ibrahim, A.A.; 1997; 1012 PT
Amsterdam; Kolksteeg 1 B; tel. 020-4201370;
fax 020-6269813; wnd.d.

♦letswaard. Mevr. A.A.; 1997; 3572 ZS
Utrecht; Buys Ballotstraat 29; tel. 030-
2732779; wnd.d.

♦Jong, J.A.H.M. de; 1997; 3981 ZN
Bunnik: Metweide 86; tel. 030-6570299; d.

Jong, Mevr. N. de; 1992; 5408 ND Volkel;
Boekelsedijk 16 A; tel. 0413-274433; wnd.d.

♦Jonker, R.A.II.; 1997; 3901 PD
Veenendaal; Schrijverspark 87 III; tel. 0318-
526240; wnd.d.

Kaasenbrood. Mevr. J.H.; 1993; 1824 HJ
Alkmaar; Lekerwaard 219; tel. 072-5621270
privé. 03.3-4622101 prakt.; p., gezelschapsd.
en paarden.

♦Kingma, H.H.J.; 1997; 7447 PB
Hellendoom; Luttenbergerweg 18; d.

König, Dr. C.D.W.; 1961; U-1985; 6981
BN Doesburg; Veerpoortstraat 10; tel. 0313-
47.3314; d.; dir. W .F. Speckmann Stichting.

♦Kraakman. Mevr. M.; 1997; 3532 TS
Utrecht; Jacob Geelstraat 2 bis; tel. 030-
2948118; wnd.d.

Kraus, J.S.; 1990; 5631 BR Eindhoven;
Orpheuslaan 29; tel. 040-2445592 privé,
2432455 prakt.; p., ge/.elschapsd.

Kroes, Dr. R.; 1964; U-1970; 3721 AP
Bilthoven; Prins Hendriklaan 63; tel. 030-
2292703 privé, 2535373 bur.; fax 030-
2252160; E-mail: RMKROES^a WORLD-
ONLINE.NL; Specialist Proefdierpathologie;
hlr. Biol. Toxicolgie U.U.; dir. Ritox (fax 030-
2535077;

E-mail: R. KROES(a RITOX.DGK.RUU.NL):

R.N.L.

Kuijk, H.A.; 1985; 7131 ZV Lichten-
voorde; Goudenregenstraat 46; tel. 0544-
373785 privé. 00-32-2-5334243 bur.; fax 0544-
378376; d. bij Hoechst Roussel Vet.

♦Kuijper, Mevr. P.A.M.; 1997; 3524 HD

-ocr page 252-

Utrecht; Eifel 53; tel. 030-2891429; wnd.d.

Laterveer, Mevr. N.A.; 7491 LD Delden;
Boterhioem 9; tel. 074-3763540 privé, 0547-
292827 prakt.; p., medew. bij J.H.M. Put,
A.J.H.M. Roelofs, C.B. van der Sluijs en A.
Timmerman.

*Lceuw, Mevr. T.C.M. de; 1997; 353)
TL Utrecht; Billitonkade 91; tel. 030-
2932939; wnd.d.

*Luiten, Mevr. E.J.; 1997; 3512 KB
Utrecht; Herenstraat 25 G; tel. 030-2311539;
wnd.d.

•Maynard. Mevr. I.D.; 1994; Curaçao
(Ned. Antillen); Kaya Bach 10; tel. 00-599-9-
7471079 privé, 4655182 prakt.; p., medew. bij
Dierenkliniek Parera & Sta. Maria.

*Nab, Mevr. S.M.; 1997; 5913 CL
Venio; Karei van Egmondstraat 51; tel. 077-
3518214 privé, 3516231 prakt.; p., medew. bij
P.F.S. Stassen en Mevr. G.H.M. Stassen-
Pouwels.

Nikkeis. Mevr. A.A.; I99I; 7707 PM
Balkbrug; Oud Avereest 9; tel. 0523-657315; d.

Noteboom, W.S.; 1988; 5528 AN
Hoogeloon; Dijckmeesterstraat 11; 0497-
641977 prakt.; p., geass. met H.J.M. Borgmans
enN.H J.M. Venema.....

*Oijen, Mevr. A.H.E.A. van; 1997; 3521
BN Utrecht; Croeselaan 209 bis; tel. 030-
2940567 privé, 0165-536786 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. M.C.B. Kampen.

Ooijen, C.J.P.G.; 1980; 3317 JD
Dordrecht: S M. Hugo van Gijnweg 5; tel. 078-
6515307 privé, 010-4295588 bur.; fax 078-
6515307; k.d. R.V.V. kring Rotterdam.

»Polhuis, Mevr. A.J.B.; 1997; 3871 PP
Hoevelaken; Weidelaan 9; tel. 033-2536925;
wnd.d.

Prins, P.G.M.; 1977; 2191 AN De Zilk;
Zilkerduinweg 74; tel. 0252-529737 privé,
020-6794462 bur.; fax 020-6794462; hoofd
Bureau W.K. Hirschfeld Stichting.

*Reyne. N.; 1997; 3572 RG Utrecht;
Staalstraat 9; tel. 030-2735625; wnd.d.

*SchelIingerhout, Mevr. A.B.; 1997;
3523 EC Utrecht; Smaragdplein 41; tel. 030-
2517338; wnd.d.

♦Schipper, Mevr. L.; 1997; 3582 TT
Utrecht; Lodewijk Napoleonplantsoen 60 II;
tel. 030-2542050; wnd.d.

Stegeman, Dr. J.A.; 1989; U-1995; 3818
HB Amersfoort; Johan van Oldenbarne-
veltlaan 32; tel. 033-4654844 privé, 0320-
238238 bur.; wet, me<iew. ID-DLO, afd,

Pathobiologie en Epidemiologie.

Stol, H.J.; 1946; 2321 JG Leiden;
Plantijnstraat 72; tel. 071-5769125; r.d.

Suichies. H.R.; 1992; 9451 EB Rolde;
W eerbei 9; tel. 0592-242550 privé, 241261
prakt.; p., medew. bij H. Hat/mann en Mevr.
P. Hat/mann-de Koning.

Snoek, M.J.; 1989; 3881 ZG Putten;
Cannenburgh 3; tel. 0341-355353; wnd.d.

*Toorn, Mevr. L.J. van; 1997; 3074 BP
Rotterdam; Randweg 44; tel. 010-4199840; d.

Verburgh, M.J.; 1990; 4142 EG Leerdam;
Tiendweg 9 B; tel. 0345-631489 privé, 612270
prakt.; fax 0345-619936; p., geass. met K J.
Broekhuizen en J.R. van Overbeek.

*Visnjaric, E.; 1997; 1442 SR
Purmerend; Merwedestraat 152; tel. 0299-
438656; wnd.d.

»Vries, A.D. de; 1997; 3731 TD De Bilt;
Burg. van Heemstrakwartier 135; tel. 030-
2201556; d.

»Weekhout, P.J.; 1972; 9244 ET Beet-
sterzwaag; Ulellecht 10; tel./fax 0512-383693; d.

Wentzel, Mevr. Dr. E.; Giessen-1991;
München-1996; 9451 EB Rolde; Weerbel 9;
tel. 0592-242550 privé, 263300 prakt.; p., me-
dew. bij P.M. Punte.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Oktober

21 lAMS Seminar: \'Als het geen voedselaller-
gie is...\' door dr. A.A.M.E. Lubberink.
Locatie: Mercure Hotel te Nieuwegein.
Aanvang: 20.15 uur. Aanmelden per tele-
foon: 030-2479611 of per fax; 030-
2414383.

25—26 Conferentie \'Gekke koeien en pestvar-
kens\'. Internationale School voor
Wijsbegeerte, Dodeweg 8 in Leusden.
Tel.: 033-4650700. fax: 033-4650541, e-
mail: isvw(®pi.net.

30—2 Nov. lith Annual Veterinary Dental
Forum, Hyatt Regency, Denver, Colorado.
Phone: 615-254-3687, fax: 615-254-7047.

November

I Symposium \'Diergeneeskunde voert ver-
der\' van de Afdelingen Noord-Holland,
Utrecht. Zuid-Holland en Zeeland van de
KNMvD. Slot Zeist.

4 \'Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congrescen-
trum de Reehorst te Ede.

4 lAMS Seminar: \'Als het geen voedselaller-
gie is...\' door dr. A.A.M.E. Lubberink.
Locatie: Novotel Rotterdam Brainpark.
Aanvang: 20.15 uur. Aanmelden per tele-
foon: 030-2479611 of per fax: 030-
2414383.

6—7 53. Fachgespräch über Geflügelkrankhei-
ten in Hannover.

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of
Knowledge in Poultry production\'.
Jaarbeurs te Utrecht, voorafgaand aan de
VIV. Nadere informatie: 0342-414881.

18—21 Internationale Vakbeurs Intensieve
Veehouderij (VIV), Jaarbeurs te Utrecht.

20 Gecombineerde studiedag van de
Belgische en Nederlandse Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie,
thema \'Biologie en Management van dier-
ziekte-uitbraken\', Gezondheidsdienst voor
Dieren, Boxtel. Inlichtingen: Armin
Eibers, 0411-659500, E-mail: gdboxtel(g
gdvdieren.nl.

25 Jaarlijks studiedag konijnenhouderij.
Thema: \'Medicijngebruik en voeradditie-
ven bij konijnen\'. Locatie: Androclus-
gebouw Diergeneeskunde Zaal C 101,
Yalelaan 1, De Uithof, Utrecht. Aan-
melden vóór 16 november 1997 bij E.
Harwig-Dings, p/a Stationsstraat 104,
5963 AB Horst, faxnummer: 077-
3983733.

26- -30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

28 8th Intemational symposium: Tropical
Animal Health and Production. Theme:
\'Aquaculture and disease control\'. Regi-
stration before November 15,1997 to Office
for Intemational Cooperation, Faculty of
Veterinary Medicine, P.O. Box 80.163,
3508 TD Utrecht (fax: 31.30.2531815, e-
mail: bic(ii,bicdgk.mu.nl)

29 Maastricht Intemational Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

3 Symposium Uiergezondheid, Gezondheids-
dienst voor Dieren, locatie Drachten. Aan-
vang: 13.30 uur.

7—11 Ninth Intemational Conference of the
Intemational Federation of Science
Editors: \'Science communication for the
next millenium\'. Sharm El-Sheikh/Cairo,
Egypt.

10-12 Intemational Colloquium on the
\'Epidemiology and control of bovine thei-
leriosis\'. Mrs. D. Van Melle. Institute of
Tropical Medicine, Nationalestraat 155,

2000 Antwerp (tel.: 32.3.2476206, fax:
32.3.2161431, e-mail: dvmelle@itg.be).

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255, e-mail: chuit(^ipro
link.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts.
USA.

Februari

22 27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cvaroi.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

April

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress, Intemational Con-
vention Centre, Birmingham, England.

17—19 ESVOT congres: orthopedie paard,
rund, gezelschapsdieren. Faculteit Dier-
geneeskunde, München.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Córdoba, Spain.
For information and submission of ab-
stracts please contact: Science consult, Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn. Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLind-
nerBonn(a)T-online.de.

-ocr page 253-

24—26 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.

Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congres lan-
guage is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the
Netherlands. Phone 31(0)30-2510111,
Fax 31(0)30-2511787.
30—3 mei lAMS Nutrition Symposium, The
Fairmont Hotel, San Francisco, California,
USA.

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

15-11-1997
01-12-1997
15-12-1997
01-01-1998

Deadline *)

27-10-1997
10-11-1997
01-12-1997
15-12-1997

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

VETERINARY ASSISTANT (M/F)

BQP is a division of ABN and hence a member of the Associated British Foods group of companies.

BQP runs a large multi-site pig production operation in the South and East of England. Our pigs are bred outdoors

and reared and finished in a straw-based environment.

As a result of a broadening of veterinary functions within our production system, we are looking for an energetic
young veterinary surgeon with an interest in pig production medicine to support our multi-disciplinary team.
Reporting to our Veterinary Manager, the successful candidate will be responsible for the implementation of our
health and welfare policies.

We offer a genuine career appointment in a dynamic environment together with an attractive remuneration pack-
age including health care and pension schemes and a car. To apply, please write enclosing a full CV to:
Mike Wijnberg B.V. Sc.MBA MRCVS, BQP, 36 Station Road, Framlingham, Woodbridge, Suffolk, IP13 9EE, United
Kingdom.

GEVRAAGD:

DIERENARTS M/V

voor gemengde praktijk ten zuiden van Utrecht. De voorkeur gaat uit naar een zelfstandige, ervaren collega, die
goed functioneert in een klein team.

Gaarne reactie naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
nummer 24/97.

Ik zoek een gemengde praktijk die mij wil hebben als

PARA-VETERINAIR (M)

Ik heb ervaring opgedaan in verschillende gemengde meermanspraktijken door middel van stages en waarne-
mingen. Het liefst had ik werk gehad in de buurt van Venlo.

Voor meer informatie kunt u schrijven naar: Ron van Haeff, Wachtpoststraat 213, 5914 AE Venlo.

Diergeneeskundig Centrum \'Op d\'n Diek\' in Sittard zoekt op korte termijn een

DIERENARTS M/V

Het betreft een gemengde praktijk waarin vijf dierenartsen werkzaam zijn. De enthousiaste collega die reageert,
moet breed inzetbaar zijn en in teamverband kunnen werken. Ervaring strekt tot aanbeveling. Salariëring volgens
normen van de KNMvD. Sollicitaties met C.V. binnen 14 dagen sturen naar: Diergeneeskundig Centrum \'Op d\'n
Diek\', Parklaan 28, 6131 KH Sittard.

-ocr page 254-

TE KOOP:

TWEE ECHO-APPARATEN

Een echograaf, Philips SDR 1500 met sector- en liniaire transducer en bijbehorende trolly, prijs ƒ 5.000,-. Een echo-
graaf, Philips SDR 1550 XP, eveneens met sector en liniaire transducer op originele trolley, prijs ƒ 7.500,- (sector: 3
en 5 Mhz, liniaire: 4 Mhz). Beide in prima staat verkerend en werkend te zien. Inlichtingen: Echografisch Bureau
Baby View, Mevrouw A.C.M. Diepenhorst, telefoon: 013 - 5442217 of 079 - 3317193.

In onze gezelschapsdierenpraktijk komt plaats voor een

DERDE PART-TIME DIERENARTS (M/V)

aanvankelijk voor 40%. Wij zoeken een enthousiaste, flexibele collega die in de richting Gezelschapsdieren is afge-
studeerd en die gemotiveerd is onze groeiende praktijk mede vorm te geven. Associatie behoort tot de mogelijk-
heden. Sollicitaties richten aan Dierenartsenpraktijk Kroes/Blommaart, Cinemadreef 2,1325 EM Almere.

IPG verzorgt de facilitaire dienstverlening voor fokprogramma\'s van Nederlands Varkens-
stamboek, Dumeco Breeding en Dalland. Dit betreft de geautomatiseerde verwerking van
foktechnische gegevens, fokwaardeschatting en Research & Development ter ondersteuning
van deze fokprogramma\'s in binnen- en buitenland.

Door Diergezondheid in Beweging is onlangs het projectvoorstel \'varkensstromen in het per-
spectief van gezondheid en kwaliteit\' goedgekeurd. Dit project betreft een initiatief van IPG
i.s.m. enerzijds Stamboek, Dalland en Dumeco Breeding en anderzijds de onderzoeksinstitu-
ten Landbouwuniversiteit, Faculteit der Diergeneeskunde en Praktijkonderzoek Varkens-
houderij. Voor dit project is de afdeling R.&D. van IPG op zeer korte termijn op zoek naar een
tijdelijk (tot 31-12-1999)

ONDERZOEKER (M/V)

Functie-omschrijving:

De dagelijkse leiding en uitvoering van het project \'varkensstromen\' i.s.m. deskundigen van de diverse bij het pro-
ject betrokken organisaties. Dit project richt zich op het vergelijken en evalueren van methodes van dierverplaat-
singen in de varkensfokkerij-piramide om via introductie van alternatieven de gezondheidsstatus van de
Nederlandse varkensstapel te optimaliseren met het oog op een marktgerichte sector. In het project zullen zowel
hygiëne-maatregelen, structuurvarianten als technologieën om varkens vrij van specifieke infectieziektes te produ-
ceren, worden getoetst en indien relevant worden geïmplementeerd.

Taken:

-dagelijkse leiding van het project \'varkensstromen in het perspectief van gezondheid en kwaliteit\';
-uitvoering van het project i.s.m. deskundigen van fokkerij- en onderzoeksinstellingen;

-het rapporteren van tussentijdse- en eindresultaten aan projectgroep, DiB en extern geïnteresseerde groepen;
-uitvoering van het PV-project \'Piglet Snatching\'.

Uw profiel:

-opleiding Faculteit der Diergeneeskunde of Landbouwuniversiteit Zoötechniek;
-aantoonbare ervaring en interesse met preventieve varkensgezondheidszorg;
-ervaring met systematische benadering van onderzoeksdoelstellingen;
-u beschikt over goede communicatieve vaardigheden en een klantgerichte instelling.

l\'oor de functie geldt:

-salaris afhankelijk van leeftijd, opleiding en ervaring;
-arbeidsvoorwaarden volgens CAO Varkensverbetering;
-standplaats Beuningen / Rosmalen.

Inlichtingen/sollicitatie:

Voor meer informatie over de functie kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met directeur IPG, Dr.lr. J.W.M.
Merks, telefoonnummer: 024-6779999 of \'s avonds 040-2422333. Schriftelijke sollicitaties kunt u, binnen 14 dagen
na verschijnen van dit nummer, richten aan IPG, Postbus 43, 6640 AA Beuningen.

-ocr page 255-

0

Het thema van het Jaarcongres van de KNMvD, \'Mens en Dier: Gezond en Wel \'viel dit jaar bijzonder pas-
send samen met werelddierendag.

Ooit is 4 oktober, de sterfdag van Franciscus van Assisi in het jaar 1226, gekozen als de datum voor we-
relddierendag.

Hij was een bijzonder mens die zich niet alleen inzette voor de medemens maar ook veel respect voor die-
ren toonde. Ter ere van deze opmerkelijke man werd twee jaar na zijn dood in zijn woonplaats Assisi met
de bouw van de basiliek begonnen. De basiliek is wereldberoemd geworden en staat er nog steeds als mo-
nument van een hoogstaande cultuur

Na de recente massadoding van Nederlandse varkens moeten we beschaamd toegeven dat Franciscus zijn
tijd ver vooruit was. Het zonder enige restrictie toepassen van het stamping-out systeem, ondanks het feit
dat ons goede vaccins ter beschikking staan, is barbaars en niet (of juist wel?) van deze tijd.
In het laatste juni-nummer van Natuur en Techniek formuleerde Roeland Dobbelaer het in zijn hoofdre-
dactionele stuk als volgt: \'Men kan zich daarom met recht afvragen of degenen die verantwoordelijk zijn
voor de economische schade en het dierenleed tijdens deze crisis niet strafrechtelijk moeten worden ver-
volgd. Bij kwesties waar de levende natuur een rol speelt, is het verrichten van bepaalde handelingen of
het juist nalaten hiervan, immers te beschouwen als een biomisdrijf\'.

A ls er wordt gesteld dat het non-vaccinatiebeleid tot nu toe profijt heeft opgebracht, dan wordt er geen re-
kening gehouden met de schade die is aangericht aan het welzijn van de dieren, de geestelijke gezondheid
van de vele betrokkenen en het imago van de Nederlandse veehouderij. Men kan stellen dat deze schade
niet in cijfers is uit te drukken, maar een waarde-oordeel is er wel aan te geven.

Begin oktober werd Assisi noodlottig getroffen door een aardbeving waarbij de waardevolle basiliek
zwaar werd beschadigd. De Nederlandse varkenssector is ook zwaar beschadigd, niet door het noodlot
maar als gevolg van zwaar onderschat risico, dat in hoofdzaak politiek werd genomen.
Helaas zullen de sociaal-economische naschokken nog lang gevoeld worden. Gelukkig lijkt de epidemie
nu over haar hoogtepunt heen te zijn. We hebben ons lesje gehad en de tijd is gekomen om de sector wel-
overwogen te herstructureren waarbij het van harte te hopen is, dat de beleidsmakers hun werk nu goed
doen; tot welzijn van mens en dier

Namens de Hoofdredactie,
J.K. de Jong

Van de Hoofdredactie

-ocr page 256-

I i tuiiï I É iriiM

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122: 600-3

ERNSTIGE WATERIGE DIARREE DOOR
VIBRIO CHOLERAE BIJ LAMMEREN

I.J.R. Visser\'\', P. Vellema\\ A. M. Weitenberg^ en E.M. Bik^

UA; en voor de praktijk

SAMENVATTING

Een uitbraak van ernstige waterige diarree bij lammeren
wordt beschreven. Binnen 24 uur na aanvang van de ver-
schijnselen stierven 17 dieren. Tijdens het bacteriolo-
gisch onderzoek van organen en darminhoud van drie
ter sectie aangeboden lammetjes werd
Vibrio cholerae
geïsoleerd. De stammen bleken niet te behoren tot sero-
type Ol of 0139, de veroorzakers van de humane epide-
mische cholera. Geconcludeerd wordt dat de
V. cholerae
non-01/non-0139 de veroorzaker is van de waterige
diarree bij de lammeren. Deze bacterie werd nog niet
eerder beschreven bij lammeren in Nederland.

SUMMARY

Severe watery diarrhoea in lambs caused by Vibrio chole-
rae.

An outbreak of watery diarrhoea in lambs is described. Seventeen lambs
died within 24 hours after the start of the diarrhoea. At necrop.sy
Vibrio cho-
lerae
was i.wlatedjrom the organs and intestines of three lambs. The strains
did not react with OI or 0139 antisera, the strains responsible for cholera
epidemics among humans. It is concluded that the diarrhoea in the lambs
was cau.ied by
V. cholerae non-Ol/non-139. This microorganism had not
been described before in lambs in the Netherlands.

INLEIDING

In de literatuur wordt Vibrio cholerae slechts sporadisch ver-
meld in relatie met ziekte of sterfte bij dieren. Rhodes
et al,
isoleerden in de Verenigde Staten V, cholerae non-O 1 uit
een veulen, een lam en enkele bizons. Al deze dieren hadden
een ernstige waterige diarree (22).

In Roemenië werd bloederige diarree door V. cholerae non-
01 bij biggen gemeld. Hierbij speelden de serotypen 06 en
037 een rol (20). In Argentinië werd een uitbraak gerappor-
teerd bij runderen van melkveebedrijven. De dieren van één
bedrijf ontwikkelden een chronische diarree, terwijl op een
ander bedrijf acute sterfte optrad (8).
In Nederland werd in 1989 uit een gestorven geit met een
waterige diarree
V, cholerae non-O 1 gekweekt in het labora-
torium van de Gezondheidsdienst voor Dieren te Drachten
(28). Daarna werd in incidentele gevallen deze bacterie geï-
soleerd uit onder andere faeces van kalveren en mnderen met
diarree en uit enkele geaborteerde runderfoeten (29).
In dit artikel is de ziektegeschiedenis van lammeren met een
acute waterige diarree beschreven, waarbij
V. cholerae non-
01 /non-O 139 werd geïsoleerd.

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie Drachten, Postbus 361, 9200 AJ Drachten.
\' DAP Noord-Oost Groningen. Rijksweg 79, 9791 AA Ten Boer
\' Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

CASE STUDIE
Bedrijfshistorie

Op een schapenbedrijf met 150 ooien in de provincie
Groningen kregen aan het begin van de aflamperiode in
1997 pasgeboren lammeren een emstige, waterdunne diar-
ree. De ooien waren gehuisvest in een schone, ruim ge-
strooide schuur en kregen hooi en krachtvoer gevoerd. Als
drinkwater werd slootwater uit een naast de schuur gelegen
sloot opgepompt en via enkele grote drinkbakken in de stal
verstrekt.

De diarree ontstond binnen twee dagen na de geboorte en
binnen 24 uur na aanvang stierven de zieke lammetjes.
Nadat acht lammetjes waren gestorven, werd op 4 maart één
dood lam voor nader onderzoek aangeboden bij de
Gezondheidsdienst te Drachten. Dit lam vertoonde bij de
sectie het beeld van enterotoxicose. Het kadaver was uitge-
droogd, het darmconvo-luut was gevuld met een waterige,
licht roodgekleurde inhoud en de darmwand was hyper-
emisch.

Uit lever, long en darminhoud werd op de aëroob bebroede
schapenbloedagar
V. cholerae in een reincultuur geïsoleerd.
Daarnaast werd op de anaroob bebroede schapenbloedagar
veel
Clostridium perfringens gekweekt uit de darminhoud.
Rota-vims werd niet aangetoond in de darminhoud. De geï-
soleerde
V. cholerae-si?im bleek resistent te zijn tegen Colis-
tine, intermediär gevoelig voor amoxy-clavulaanzuur en ge-
voelig voor ampicilline, neomycine, spectinomycine,
trimethoprim-sulfa, flumequine, enrofloxacine en erythro-
mycine.

De schapenhouder werd geadviseerd de aanwezige zieke
lammetjes oraal te behandelen met erythromycine en de
ooien leidingwater in plaats van slootwater te verstrekken.
Voordat de therapie werd ingesteld stierven er nog twee lam-
metjes, die beide op maandag 10 maart ter sectie werden aan-
geboden. Het ene lam vertoonde het pathologisch beeld van
\'het bloed\' door een
Clostridium perfringens enterotoxine-
mie: met bloedinkjes in de thymus, een hydropericard, zeer
gasrijke darmen, nierdegeneratie en -bloedinkjes en de urine
positief op glucose. Uit de darminhoud werden enkele kolo-
nies
V. cholerae en veel C. perfringens gekweekt. In de lever
en de milt werden geen bacteriën aangetoond. Het sectie-
beeld van het tweede lam was overeenkomstig met dat van
het lam van 4 maart. In de pensinhoud, de darminhoud en de
lever werd een vrijwel reincultuur van
V. cholerae gevon-
den. De milt vertoonde geen groei. In de darminhoud van
beide lammetjes werd géén rota-virus,
E. coli K99 of
Campylobacter jejuni aangetoond. Het antibiogram van de
V. cholerae stammen was identiek aan dat van de isolatie op
4 maart.

Op 11 maart werd het bedrijf bezocht. Op dat moment waren
11 van de 36 geboren lammetjes gestorven, waarvan tien
lammeren met het klinisch beeld vergelijkbaar met dat van

-ocr page 257-

de twee lammetjes waaruit de F. cholerae was geïsoleerd.
De schapenhouder had intussen de hele stal leeggehaald en
ontsmet. Hem werd geadviseerd om uiterst hygiënisch te
werken en om de lammeren direct na de geboorte eerst oraal
neomycine (Biosol-M® pig-pump, Upjohn Nederland, Ede)
te geven en vervolgens voldoende biest te verstrekken. Op de
tweede levensdag moest de orale antibioticumtoediening
worden herhaald. Tijdens het bedrijfsbezoek werden enkele
watermonsters genomen uit de sloot waaruit voorheen de
ooien het drinkwater hadden gekregen. Ook werden rectaal
swabs van de aanwezige lammeren en een tweetal melkmon-
sters van een ooi met mastitis genomen. Bij de moederooien
van de gestorven lammeren werden rectaal en oraal swabs
genomen. Klinisch leken alle dieren op dat moment gezond.
Uit géén van de monsters werd
V. cholerae gekweekt. Uit
één van de melkmonsters werd
Pseudomonas aeruginosa
geïsoleerd.

Op het bedrijf stopte aanvankelijk de uitval maar naarmate
de tijd vorderde, verslapte de aandacht van de schapenhou-
der. Het antibioticum werd niet consequent aan de pasgebo-
ren lammeren verstrekt. Op 10 april stierf opnieuw een lam
met waterige diarree. Het sectiebeeld was identiek aan dat
van de twee hiervoor genoemde lammeren met enterotoxi-
cose. In de darminhoud werd wederom veel
V. cholerae aan-
getoond.

Op 18 april werd het bedrijf nogmaals bezocht. In de week
voorafgaande aan het bezoek bleken opnieuw zes lammetjes
te zijn gestorven. Tijdens dit bedrijfsbezoek waren geen
zieke dieren aanwezig. Er werden rectaal en vaginaal swabs
genomen van een twaalftal dieren, een aantal verse faeces-
monsters van de stalvloer, vier watermonsters uit drinkbak-
ken in de stal en twee slootwatermonsters. In één van de wa-
termonsters afkomstig uit een drinkbak in de stal werd
V.
cholerae
geïsoleerd. In géén van de andere monsters werd de
kiem aangetroffen. Aan de schapenhouder werd geadviseerd
het eerder gegeven advies strikt op te volgen. In het verdere
verloop van de aflamperiode traden geen problemen meer
op.

Nadere typering van de geïsoleerde Vibrio cholerae-stom-
men

De V. cholerae-sXammen van de drie gestorven lammetjes
met het typische beeld van enterotoxicose en de stam uit de
waterbak werden naar het Rijksinstituut voor Volksge-
zondheid en Milieu te Bilthoven gestuurd voor een nadere
typering. Hier werd een serotypering op 01 en 0139, de hu-
mane epidemische cholera-serotypen uitgevoerd. Met be-
hulp van een PCR-test werd de aanwezigheid van cholera-
toxinen onderzocht. Vervolgens werd het chromosomaal
DNA van de vier
V. c/io/erae-isolaten onderzocht met be-
hulp van DNA-fmgerprinting met de probe IS
1004. Met
deze methode kunnen verwantschappen tussen verschillende
V. c/io/erae-stammen worden onderzocht (3). Hiertoe werd
het chromosomaal DNA van de isolaten gedigesteerd met
//pall en na electroforese op een membraam geblot en gehy-
bridiseerd met een IS /OW-probe.

De vier V. c/io/erae-isolaten reageerden niet in de serum-ag-
glutinatietest met antiserum tegen serotype OI en 0139. Het
onderzoek op choleratoxinen verliep negatief De vier ge-
teste stammen vertoonden zowel een identiek chromosomaal
digestiepatroon, als een identiek IS 7004-patroon (Figure 1).

Dit bevestigt het vermoeden dat de V. cholerae stam uit de
waterbak dezelfde was als de stammen van de gestorven
lammetjes. Uit het fmgerprinting-profiel blijkt verder dat het
IS
1004-paiToon van de vier isolaten anders is dan dat van de
beide humane
V. c/io/erae-serotypen 01 en0139.

BESCHOUWING
Vibrio cholerae bij de mens

Cholera is een acute darmziekte bij de mens die sedert on-
heuglijke tijd endemisch voorkomt in Azië. Vanaf het begin
van de 19e eeuw werden pandemieën beschreven. In het alge-
meen wordt bij de indeling van deze pandemieën het schema
van Pollitzer gevolgd (18). Volgens dit schema zijn er een zes-
tal pandemieën geweest. De eerste duurde van 1817-1823, de
tweede was van 1829-1851, de derde van 1852-1859, de
vierde van 1863-1879, de vijfde van 1881-1896 en de zesde
van 1899-1923. Komende vanuit Azië verspreidde de cholera
zich behalve over Europa ook naar Noord - en Zuid-Amerika.
John Snow legde tijdens de tweede pandemie in Londen de
relatie tussen cholera en verontreinigd drinkwater. Hij publi-
ceerde deze ontdekking in 1849 (25). Zijn bevindingen wer-
den echter vooralsnog genegeerd.

De oorzaak en de verspreiding van cholera bleef vooriopig
onverklaard en toen een nieuwe epidemie Egypte in 1883 be-
reikte ontstond enige paniek. De regering van Egypte diende
zowel bij de Fransen als bij de Duitsers een verzoek tot hulp
in. Onafhankelijk van elkaar trokken Louis Pasteur en
Robert Koch, elk bijgestaan door enkele medewerkers, naar
Egypte (5).

Het team van Pasteur, met Roux, Thuillier, Straus en
Nocard bereikte als eerste Alexandria. Zij verrichten bij 24
mensen secties, voerden microscopisch onderzoek uit en
deden een aantal dierproeven. In bloeduitstrijkjes vonden
zij kleine vormsels, die zij als de veroorzakers van de cho-

1 2 3 4 5 6 7

8 -
4 -

3 - n__

%

2 - ^

1.5 -

1 -

0.6 -

Figuur 1. DNA-fingerprints van Vibrio cholerae isolatan. Horizontaal laan
nummers: 1 -
V. cholerae0^ biotype klassiek; 2- V. cholerae 0^ bioüype
El Tor; 3 -
V. cholerae 0139; 4 - cho/eraensolaat uit lam van 4 maart: 5
- y. cholerae-\\so\\aat uit lam van 10 maart; 6 - V. c/io/eraensoiaat uit lam
van 10 april; 7 -
V. cholerae-\\so\\aat uit de waterbak. Vertikaal wordt de
grootte van de marker DNA\'s weergegeven in Kb.

-ocr page 258-

lera aanzagen. Later bleek echter dat het hier om trombocy-
ten ging. Hun expeditie bleef daardoor zonder resultaat.
Tragisch was dat Thuillier een besmetting opliep met cho-
lera en stierf (5).

Voor Koch verliep de expeditie succesvol. Het Duitse team
met Koch, Gaffky, Fischer en Treskow twijfelde er niet aan
dat de oorzaak van cholera een infectieus agens was. Zij
hadden een compleet mobiel laboratorium meegebracht.
Kweek-pogingen werden ondernomen en op zoek naar een
geschikt diermodel werden apen, honden, katten, kippen en
muizen ingezet. In de darmwand en in de darminhoud van
alle humane patiënten met het typisch klinische beeld van
cholera toonde het team microscopisch een karakteristieke
kommavormige bacillus aan. Zowel de kweek - als de dier-
proeven bleven evenwel zonder resultaat. Koch liet op dat
moment de vraag open of de kommavormige bacillus de
veroorzaker van cholera was (15). Het is duidelijk dat voor
de eerste maal de choleraverwekker was beschreven. Koch
ontdekte dus in 1883 in Egypte de verwekker van de cho-
lera. De cholera-epidemie in 1883 in Egypte kostte uiteinde-
lijk aan zo\'n 100.000 mensen het leven (5).

Ook Nederland werd in de vorige eeuw door cholera-epide-
mieën getroffen. In totaal stierven ruim 65.000 mensen,
vooral in de grote steden. Cholera was één van de grote be-
dreigingen voor de volksgezondheid. De hygiënisten uit de
vorige eeuw gebruikten dit als een belangrijk argument voor
de aanleg van een goed riolering- en drinkwaterleidingsys-
teem in de grote steden. Tegelijkertijd werden maatregelen
genomen ter optimalisering van de woningbouw en de huis-
vesting in de achterbuurten van de grote steden. De arme be-
volkingsgroepen verkregen hierdoor mogelijkheden voor
een betere hygiënische levenswijze. Daarnaast werd een ef-
fectievere gezondheidszorg door de regering opgezet (9).
Tot het begin van deze eeuw kwam cholera in grote steden
als Rotterdam voor en wel juist bij die mensen, die nog
steeds het water van de Maas als drinkwater gebruikten (10).
Momenteel komt cholera in Nederland slechts zeer inciden-
teel voor en wel door import van reizigers die in een
Aziatisch land zijn geweest (26).

Als veroorzaker van de humane epidemische cholera gold
aanvankelijk
Vibrio cholerae met het serotype 01 (11). De
overige serotypen werden aangeduid als
V. cholerae non-
01. Recentelijk werd ook het serotype 0139 vermeld als
veroorzaker van de epidemische cholera (1,12). Tegen-
woordig spreekt men dan ook bij de niet-epidemische
stammen liever van non-O 1/non-O 139 serotypen. Mensen
die besmet raken met de serotypen 01 en 0139 krijgen
buikpijn en een ernstige waterige diarree, soms met bloed-
bijmenging. Er kan braken optreden. In het algemeen ver-
loopt het ziekteproces zonder koorts, doordat de bacterie
niet invasief is. De patiënten raken spoedig gedehydreerd
hetgeen zonder behandeling snel fataal kan zijn. De faeces
wordt in uitgesproken gevallen wit van kleur en opalesce-
rend, sterk gelijkend op water waarin rijst is gekookt. Men
spreekt dan ook van een \'rijstwater\' diarree (11).
Opmerkelijk is dat van thee drinken een preventieve wer-
king uitgaat tegen cholera (27).

V. cholerae non-O 1/non-O 139-stammen vormen een hete-
rogene groep. Deze vibrio\'s zijn vaak wel invasief, zodat
koorts optreedt en sepsis ontstaat. Voorts zijn onstekingen
van slijmvliezen, huid, ogen en oren beschreven (16).
Recentelijk werden uit Peru de serotypen OIO en 012 ge-
meld, als veroorzakers van ernstige diarree (6).

M ir-dr-

Vibrio cholerae bij dieren en in het milieu
V. cholerae
wordt in de diergeneeskunde zeer zelden ge-
noemd als pathogeen micro-organisme. In de huidige hand-
boeken over veterinaire bacteriologie wordt de bacteriesoort
als zodanig niet vermeld. De Vibrio is verwant met Aero-
monas en Plesiomonas, beide bacteriesoorten met enige pa-
thogene betekenis voor zoogdieren (19).
V. cholerae is een bacterie die vooral in brak water voorkomt.
Watervogels, maar ook vissen of gamalen kunnen dragers of
uitscheiders zijn van zowel
V. c/zo/erae 01-als non-O 1-typen
(2,4, 11,14,17, 21,23). In Nederland werd
V. cholerae non-
01 in het oppervlaktewater van de provincies Friesland en
Groningen aangetroffen (29). Volgens Ewald kunnen patho-
gene bacteriën, die lang weten te overleven in de omgeving
en met name via water worden overgebracht, bijzonder viru-
lent worden (7). Hoewel bij non-O 1-stammen meestal geen
choleratoxine wordt aangetoond, bezitten veel van deze stam-
men wel virulente eigenschappen met onder andere cytotoxi-
sche effecten eh/of een positieve \'ligated gut\' test (2,13,16,,
20,21).

De pathogene betekenis van V. cholerae non-O 1 werd de af-
gelopenjaren in incidentele gevallen aangegeven voor run-
deren, schapen, geiten, paarden en varkens. Vooral jonge
dieren bleken erg gevoelig (8,20,22,28). Daarnaast werden
diverse vogels en vissen, maar ook honden, schapen, geiten,
runderen, kippen en eenden als dragers of uitscheiders ver-
meld (4, 14,16,17,21,24).

In hoeverre de incidentie van V. cholerae in diergeneeskun-
dige zin veroorzaakt wordt door een toename van de hoe-
veelheid kiemen in een waterrijk milieu of een verhoogde
virulentie van de aanwezige stam, blijft onduidelijk.
Gesteld kan worden dat in een aantal gevallen, zoals bij de
hier beschreven lammetjes de bacterie in een vrijwel rein-
cultuur werd gekweekt zonder gebruik te maken van selec-
tieve media. Om op een voedingsbodem binnen een meng-
cultuur
V. cholerae te kunnen herkennen is enige ervaring
van de beoordelaar met de kolonievorm noodzakelijk.
V.
cholerae
groeit gemakkelijk en snel op verschillende voe-
dingsbodems. Doch het meest selectieve medium is TCBS
(thiosulfate-citrate-bile salt-sucrose agar), waarop binnen
18 uur bij 37°C bebroed gele kolonies worden gevormd.
Alle isolaten, die tot nu toe in het laboratorium van de
Gezondheidsdienst te Drachten zijn geïsoleerd, werden ver-
kregen via een schapenbloedagar die één nacht bij 37°C was
bebroed. Deze schapenbloedagar was rechtstreeks met sec-
tiemateriaal beënt. Het betrof darminhoud van kalveren, een
pinkje, lammeren, een schaap en een geit met diarree.
Daarnaast werd uit de organen (long en lever) van enkele
geaborteerde runderfoeten de kiem in reincultuur gekweekt
(28,29). In de zomer van 1996 werd uit een faecesmonster
van een jonge zeehond afkomstig uit de Dollard, met ern-
stige diarree eveneens een
V. cholerae non-O 1/non-O 139
geïsoleerd. Na een antibioticumbehandeling herstelde deze
zeehond.

Op een schapenbloedagar groeit V. cholerae non-O 1 als
grote platte sterk ß haemolytische groengekleurde kolonies.
Morfologisch lijken de
V. c/io/erae-koloniën veel op

-ocr page 259-

Aeromonas ssp. koloniën. Zowel een \'smooth\' als \'rough\'
kolonievorm is mogelijk. De kolonie is sterk oxidase posi-
tief. Aan de hand van biochemisch eigenschappen kan de
stam nader worden gedetermineerd onder andere met behulp
van het APl-systeem (Api-Biomerieux, \'s-Hertogenbosch,
Nederland).

Hoe het micro-organisme op het schapenbedrijf werd geïn-
troduceerd blijft onduidelijk. Grenzend aan de weide-perce-
len van het bedrijf werd in de zomer van 1996 een groot agra-
risch gebied omgezet in natuurgebied. Hierdoor was het
aantal watervogels in de omgeving behoorlijk toegenomen.
Echter reeds enkele jaren geleden werd in het oppervlakte-
water van de provincie Groningen
V. cholerae non-O 1 aan-
getroffen (29).

Dat het oppervlaktewater als drinkwater voor landbouw-
huisdieren, zoals runderen, reeds in het begin van deze eeuw
ter discussie werd gesteld als een mogelijk zoönosegevaar
in verband met de transmissie van cholera via het rund naar
de mens, blijkt uit een advertentie in een krant van 1909.
Hier werd ter gemststelling van de consument gesteld dat
runderen op een bepaalde boerderij géén oppervlaktewater
te drinken kregen maar bronwater tot hun beschikking had-
den (9). De
V. cholerae non-O 1/non-O 139 werd in de scha-
penstal aangetroffen in een waterbak. Deze bak was in eer-
ste instantie gevuld met slootwater, na de isolatie van de
vibrio werd leidingwater gebruikt. De mogelijkheid bestaat
dat er nog slootwater in achter was gebleven, waaruit de
aanwezigheid van de bacterie in de stal kon worden onder-
houden. De lammetjes hebben dit water echter niet recht-
streeks gedronken, zodat de infectie indirect tot stand moet
zijn gekomen.

Het verstrekken van oppervlaktewater als drinkwater aan
dieren in de huidige intensieve veehouderij lijkt onverstan-
dig. In analogie met de noodzaak voor een goed drinkwater-
systeem voor de mens in de vorige eeuw is heden ten dage
voor landbouwhuisdieren eveneens drinkwater van een
goede bacteriologische kwaliteit noodzakelijk. Hiertoe kan
bronwater of leidingwater worden gebruikt. Problemen
door faecaal verontreinigd oppervlaktewater, via dierlijke
mest of een riooloverstort kunnen hierdoor worden voorko-
men.

Door het klinisch beeld van de lammetjes met de typische
waterige diarree, waarbij de
V. cholerae non-O 1/non-O 139
in grote aantallen werd aangetroffen, is het aannemelijk dat
deze diarree veroorzaakt is door deze bacterie. Bij dieren met
een ernstige waterige diarree moet men dus bedacht zijn op
een mogelijke infectie met
V. cholerae non-O 1/non-O 139.

LITERATUUR

1. Albert MJ. Vibrio cholerae 0139 Bengal. J Clin Microbiol 1994; 32:
2345-9.

2. Amaro C, Toranzo AE, Gonzales EA, Blanco J, Pujalte MJ, Aznar R,
and Garay E. Surface and Virulence Properties of Environmental
Vibrio cholerae Non-01 from Albufera Lake (Valencia, Spain). Appl
Environm Microbiol 1990; 56: 1140-7.

3. Bik EM, Gouw RD, and Mooi FR. DNA fmgerprinting of Vibrio cho-
lerae
strains with a novel insertion sequence element: a tool to identify
epidemic strains. J Clin Microbiol 1996; 34: 1453-61.

4. Bisgaard M, Sakazaki R, and Shimada T. Prevalence of Non-Cholera
Vibrios in cavum nasi and pharynx of ducks. Acta Pathol Microbiol
ScandSetB. 1978;86:261-6.

5. Brock Th D. The world traveler: To Egypt and India in search of

ïiMillli^M

Cholera. In: Robert Koch, a life in medicine and bacteriology.
Springer Verlag Heidelberg. 1988; 140-69.

6. Dalsgaard A, Albert MJ, Taylor DN, Shimada T, Meza R,
Serichantalergs O. and Echeverria P. Characterization of
Vibrio chole-
rae
non-01 serogroups obtained from an outbreak of diarrhea in Lima,
Peru. J Clin Microbiol 1995; 33: 2715-22.

7. Ewald PW. The evolution of virulence. Scientific American 1993; 56-
62.

8. Fain Binda JC. Comba E, Pedrana MA, and Ananos N. Enfermedades
asnimales asociades a
Vibrio cholerae no 0-1 (NAG). Veterinaria
Argentina 1993; 10:310-5.

9. Hart PD\'t. Utrecht ende cholera (1832- 1910). Walburg Pers, Stichtse
Historische Reeks. 1990; 7-137 en 303.

10. Hijmans van den Bergh M. De cholera te Rotterdam. Ned Tijdschr
Geneeskd 1909; 53:847-54.

11. Janda M, Powers C, Bryant RG, and Abbott SL. Current perspectives
on the epidemiology and pathogenesis of clinically significant
Vibrio
spp. Clin Microbiol Rev 1988; 1: 245- 67.

12. Jesudason M V, and TJ John. The appearance and spread of Vibrio cho-
lerae
0139 in India. Indian J Med Res 1994; 99: 97-100.

13. Kaper J, Lockman H, Colwell RR. and Joseph SW. Ecology. Serology
and Enterotoxin production of
Vibrio cholerae in Chesapeake Bay.
Appl Environm Microbiol 1979; 37: 91 -103.

14. Kiiyukia C, Nakajima A, Nakai T, Muroga K, Kawakami H, and
Hashimoto H.
Vibrio cholerae non-01 from ayu fish (Plecoglossus al-
tivelis)
in Japan. Appl Environm Microbiol 1992; 58: 3078-82.

15. Koch R. Ueber die Cholerabakterien. Deutsch medizinische
Wochenschrift 1883; 10: 725-8.

16. Morris JG Jr. Non-01 group Vibrio cholerae strains not associated
with epidemic disease.
In: Vibrio cholerae and Cholera, editors 1. K.
Wachsmuth. P. A. Blake and 0. Olsvik. Washington DC; American
Association for Microbiology, 1994: 103-17.

17. Ogg JE, Ryder RA, and Smith HL Jr. Isolation of Vibrio cholerae from
aquatic birds in Colorado and Utah. Appl Environm Microbiol 1989;
55:95-99.

18. Pollitzer R. Cholera. Worid Health Organization monograph no. 43.
WHO, Geneva, 1959: p 11-50.

19. Quinn PJ, Carter ME, Markey BK, and Carter GR. Aeromonas.
Plesiomonas
and Vibrio species. In: Clinical Veterinary
Microbiology. Wolfe, London, England. 1994: 243-8.

20. Rapuntean Gh, Marica D, Pop M, Ruduareanu N, Brudasca Fl, and
Fodor 1. Vibnon\'s incrimination
(V. cholerae non-01) in the aethio-
logy of some enteritis in piglets. Symp. \'Probleme de Pathologie
Animala\', Timisoara, Romania, 1992: 83-4.

21. Reilly PJA. and Twiddy DR. Salmonella and Vibrio cholerae in brac-
kishwater cultured tropical prawns. J Food Microbiol 1992; 16: 293-
301.

22. Rhodes JB, Schweitzer D, and Ogg JE. Isolation of Non-01 Vibrio
cholerae
associated with enteric disease of herbivores in Western
Colorado. J Clin Microbiol 1985; 22: 572-5.

23. Rhodes JB, Smith HL Jr, and Ogg JE. Isolation of Non-01 Vibrio cho-
lerae
serovars from surface waters in Western Colorado. Appl
Environm Microbiol 1986; 51: 1216-9.

24. Sanyal SC, Singh SJ, Tiwari IC, Sen PC, Marwash SM, Hazarika UR,
Singh H. Shimada T, and Sakazi R. Role of household animals in
maintenance of cholera infection in a community. J Infect Dis 1974;
130:575-9.

25. Schoenberg BS, Mann RL. and Kurland LT. Snow on the water of
London. Historical Vignette, Mayo Clin Proc. I974;49: 680-4.

26. Smit AAJ. Kuiper EJ, Schultz MJ, Wieling W, and Speelman P. Twee
Nederlandse reizigers uit Thailand met cholera. Ned Tijdschr
Geneeskd 1994; 138:871-3.

27. Toda M, Okubo S, Ikigai H, Suzuki Y, and Shimamura T. The protec-
tive activity of tea against infection by
Vibrio cholerae 01. J Appl
Bacteriol 1991; 70: 109-12.

28. Visser IJR, Laak EA ter. Dijk NW van, and Wouda W. Toxigenic
Vibrio cholerae non-O: I isolated from a goat in the Netherlands. Vet
Quart 1991; 13: 114-8.

29. Visser IJR. Non-01 - l^/Ario cholerae in oppervlaktewater van
Nederland. Ned Tijdschr Geneeskd 1994; 138:2155-6.

-ocr page 260-

eqbbbqqsbs

EPIDEMIE VAN ALIMENTAIRE POLYNEUROPATHIE BIJ DE KAT

EINDVERSLAG ONDERZOEKSTEAM

J.J. vanNes\\ A.C. Beynen\'\', J.S. van der Linde-Sipman^, T.S.G.A.M. vandenlngh^,

R. Plekkringa^, H. Egberink^, E. den Hertog\'\' en 1/1/. Seinen^ njdschrDiergeneeskd 1997:122:604-7

fe ijHkr*

O

INLEIDING

In juni 1996 hebben practici Gezelschapsdieren (GD) een
rapport ontvangen van het Facultaire Onderzoeksteam
over de (tussen)stand van zaken van het onderzoek om-
trent de uitbraak van poly neuropathie bij katten. Eind
augustus heeft Spillers Petfoods een bericht naar practici
GD gestuurd met de ontknoping. Het coccidiostaticum
salinomycine, afkomstig uit een door derden aangele-
verde vitaminen-premix, werd als oorzaak van de poly-
neuropathie aangewezen.

Het onderzoeksteam is van mening dat alle dierenartsen
in Nederland recht hebben op een afsluitende rapportage
over de epidemie. De motivatie hiervoor is het vrij unieke
karakter van de epidemie die ondanks het overrompe-
lende optreden vrij goed gedocumenteerd kon worden en
waarvan de ontknoping aspecten bevat die in de veteri-
naire praktijk aandacht verdienen.

SUMMARY

Epidemie of alimentary polyneuropathy in cats

In June / 996 companion animal practitioners received a report prepared by
the Faculty Investigative Team on the outbreak of polyneuropathy among
cats, and at the end of August a \'definitive\' bulletin was circulated hy
Spillers Petfoods. The coccidiostatic drug salinomycin. which was present
in the vitamin premix supplied by a third party, was considered the cause of
the neuropathy. The investigative team is of the opinion that all veterinary
practitioners in Ihe Netherlands should receive a conclusive report about
the epidemic becau.w of the unique nature of the epidemic, which despite its
sudden outbreak could he well documented, and because aspects of the af-
fair merit the attention of veterinary practitioners,

KORTE CHRONOLOGIE

Begin april 1996 (week 14) werd duidelijk dat er een onge-
bruikelijk groot aantal katten met verlammingsverschijnse-
len werden aangeboden aan practici. Een multidisciplinair
facultair onderzoeksteam werd in week 15 geformeerd en
kwam op 19 april (week 16) tot de conclusie - op basis van
een telefonische enquête onder eigenaren van katten met ver-
lammingsverschijnselen - dat er een overtuigende relatie be-
stond tussen de verlammingsverschijnselen en twee merken
droogvoer voor katten van Spillers Petfoods. Het bedrijf
heeft toen onmiddellijk besloten alle droogvoeders voor de
kat van de markt te verwijderen en de productie ervan te sta-
ken totdat er duidelijkheid was over de oorzaak.

\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde,

Postbus 80154. 3508 TD Utrecht.
\' Vakgroep Pathologie. Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus 80158, 3508 TD

Utrecht.
> Spillers Petfood B.V.

\' Vakgroep Infectieziekten en Immunologie, Afdeling Virologie, Faculteit der

Diergeneeskunde, Postbus 80165, 3508 TD Utrecht.
\' Research Instituut Toxicologie (RITOX).

Overige artitelen

INCIDENTIE EN VERSPREIDING
In Nederland zijn bij de fabrikant in totaal 823 gevallen van
verlamming bij de kat gemeld (tot 31 mei 1996): 324 via het
door de fabrikant opengestelde 06-nummer, 167 schriftelijk
en 332 door telefonische navraag bij 505 GD-dierenartsen
(Tabel 1). Er is een telefonische enquête gehouden bij 378 ei-
genaren, waarbij over 405 katten met verlammingsver-
schijnselen informatie is verkregen (enquête-groep).

Tabel 1 Aantal gemelde katten verdacht van alimentaire Polyneuropathie.

.Meldingen tot 1 mei 1996

06-telefoon

324

schriftelijk

■167

telefonische benadering dierenartsen:

totaal 697, exclusief dubbele meldingen

332

Totaal

823

Enquête onder 378 eigenaren

405

Meldingen van 1 juni 1996 tot 1 maart 1997*

34

Zwitserland

44

* Van deze meldingen kon in vijf gevallen de alimentaire Polyneuropathie
bevestigd worden.

Vrijwel alle katten kregen de verlammingsverschijnselen in
de periode van 28 maart tot 29 april (Figuur 1). Opvallend is
de abrupte afname in week 17, aansluitend op mededelingen
in de pers omtrent de op 19 april gelegde relatie tussen de
verlammingsverschijnselen en de specifiek genoemde
droogvoeders en het verwijderen van deze droogvoeders van
de markt.

100

80

c

ê

00
^

B

c
ro
ra

1

20

II

3 11 13 15 17 19 21 23 25
9 12 14 16 18 20 22 24
weeknummer

Figuur 1. Aantal katten met verlammingsverschijnselen in de weken van 1
januari tot 31 mei 1996. Alleen die katten zijn weergegeven waarvan de
aanvangsdatum van de verschijnselen bekend was (n-270]

60

40

-ocr page 261-

Figuur 2 laat zien dat er vanuit heel Nederland meldingen
zijn binnengekomen.

Van 1 juni 1996 tot 1 maart 1997 kwamen nog 34 meldingen
binnen van katten met verlammingsverschijnselen. In vijf
gevallen bleken de verschijnselen passend bij Polyneuropa-
thie en kon de alimentaire oorzaak achterhaald worden.
Twee supermarktketens bleken de ingenomen producten,
waarvan Spillers in april had verzocht deze temg te sturen, te
hebben teruggeplaatst in de schappen. Van de 29 andere ge-
vallen bleken de verschijnselen niet typisch te zijn voor
Po-
lyneuropathie en kon geen relatie met gecontamineerd kat-
tenvoer worden gelegd.

Buiten Nederland werden in Zwitserland 44 ziektegevallen
geconstateerd, waarbij eveneens een relatie met het droog-
voer aangetoond kon worden.

Van de verdachte droogvoeders zijn mim 200.000 verpak-
kingseenheden geproduceerd en gedistribueerd in Neder-
land. Hiervan is door de oproep van de fabrikant ongeveer de
helft onaangebroken geretourneerd. Naar schatting is vanuit
ongeveer 100.000 pakken, voer aan katten verstrekt. Uit-
gaande van de aanname dat alle niet geretoumeerde verpak-
kingen in gebmik waren en dat per verpakking één kat ge-
voerd werd, betekent dit dat 0.8% van de aan het voer
blootgestelde katten ziek werd. In Zwitserland zijn 70.000
van de verpakkingen niet teruggekomen, waarmee de inci-
dentie daar lager lijkt (circa 0.07%).

KLINISCHE EN PATHOLOGISCHE KENMERKEN
Spillers heeft in de maanden mei, juni en juli een telefoni-
sche enquête laten houden waarbij van 378 eigenaren infor-
matie verkregen werd over 405 katten met verlammingsver-
schijnselen.

De leeftijd van de dieren varieerde van O tot 22 jaar (Figuur
3). De verhouding poezen en katers was ongeveer 50/50: 190
katers (36 intact) en 206 poezen (48 intact). De rasverdeling
van de 395 katten was als volgt: 186 Europese korthaar, 19
katten van een ander ras en 190 kruising.
Om een indmk te krijgen over de emst/uitgebreidheid van de
ziekteverschijnselen werd de eigenaren een keuze uit vier mo-
gelijkheden voorgelegd: achterpoten gedeeltelijk verlamd
(achter ±), achterpoten volledig verlamd (achter ), vier poten
verlamd (vier poten), vier poten verlamd en benauwd (4 poten
) (Tabel 2). De gemiddelde leeftijd van de katten neemt af
met de toenemende ernst van de verschijnselen (Tabel 2).
Met betrekking tot het verloop van de ziekte werden drie mo-
gelijkheden voorgelegd: geheel genezen (genezen), nog niet
geheel genezen (verbeterd) en overleden/laten inslapen
(Tabel 2). Er is een duidelijke relatie tussen de emst van de
verschijnselen en het overlijden/laten inslapen van de dieren
(Tabel 2).

In de categorie met de ernstigste verschijnselen wijkt de ver-
houding poes/kater enigszins af van de 50/50 verdeling
(Tabel 2).

Tabel 2 De klinische categorieën van de katten met verlammingsverschijn-
selen verdeeld naar aantal, gemiddelde leeftijd, geslacht en het verloop
(n=394). Zie tekst voor toelichting.

achter

±

Verschi

achter

jnselen
4 poten

4 poten

t

aantal katten (%)

134
(34)

81
(20,6)

80
(20,3)

99(25,1)

gemiddelde leeftijd (std)

6,6
(4,5)

5,9
(4,1)

5,6
(4,9)

5,3(4,7)

geslacht cf / 9, (%)

52/48

47/53

51/49

39/61

verloop (%)

genezen
verbeterd

overleden/laten inslapen

34(25)
78(58)
22(16)

12(15)
53(65)
16(20)

2(2,5)
46(58)
32(40)

3(3)
40(40)
56(57)

In de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren zijn zes
katten aangeboden en onderzocht waarbij de klinische diag-
nose Polyneuropathie gesteld werd. Vier van de katten wer-
den binnen 24 uur tetraparalytisch en vertoonden opvallende
dysfonie en dyspneu. De spinale reflexen waren volledig af-
wezig in de achterpoten en sterk verminderd in de voorpoten.
De pijnperceptie was in alle ledematen intact. Er werden
geen verschijnselen of afwijkingen geconstateerd die duid-
den op een cerebrale dysfunctie. De twee andere katten ver-
toonden paresis posterior en geringe spierzwakte in de voor-
poten. De kniepeesreflexen waren zwak maar wel aanwezig.
Deze beide katten vertoonden geen dysfonie en dyspneu.
Het klinisch-chemisch bloedonderzoek bleek, afgezien van
een geringe hypokalemie en leukocytose bij één kat, niet af-
wijkend. Het electromyografisch onderzoek toonde fibrilla-
ties en positieve golven (denervatiepotentialen) in met name
de spieren van de ledematen. Het ECG dat bij twee katten
werd afgenomen, was niet afwijkend.
Twee van de zes katten zijn overleden en werden postmor-
taal onderzocht. Vier katten zijn ontslagen uit de kliniek in
sterk verbeterde toestand.

PATHOLOGIE

Bij de Vakgroep Pathologie zijn in de periode van 1 april tot
19 juni, 24 katten ter sectie aangeboden met de klinische

-ocr page 262-

waarschijnlijkheidsdiagnose van alimentaire Polyneuropa-
thie. Bij drie dieren werd een andere oorzaak gevonden voor
de verlammingsverschijnselen: meningo-encefalitis (FIP),
meningioom en trombose in het caudale deel van de aorta.
Bij de andere katten kon op grond van de histopathologische
afwijkingen de diagnose primaire distale axonopathie met
secundaire demyelinisatie gesteld worden. Bij alle katten
werd tevens een geringe tot ernstige degeneratie van het my-
ocard waargenomen. Deze myocarddegeneratie kan secun-
dair zijn aan de verlamming van de ademhalingsspieren en
daardoor ontstane dyspneu en hypoxie, maar kan ook pri-
mair zijn veroorzaakt door de toxische factor in het voer. In
drie gevallen waren tevens lokaal degeneratieve veranderin-
gen in de skeletspieren aanwezig.

ONDERZOEK NAAR DE OORZAKELIJKE FACTOR
Vanaf 19 april 1996 is gestart met een intensief onderzoek
naar de oorzakelijke factor van de Polyneuropathie.
Uitgangspunt was dat de bewuste partijen voeder in samen-
stelling moesten afwijken van andere partijen. De afwijking
- een toxische component of deficiëntie - zou gebaseerd
moeten zijn op het productieproces of aanwezig moeten zijn
in één of meer grondstoffen. Naast een volledige ontmante-
ling en grondige inspectie en analyse van het productiepro-
ces, heeft het onderzoek zich in eerste instantie gericht op
toxische stoffen die in relatie konden worden gebracht met
Polyneuropathie. Het eindproduct en de grondstoffen zijn
onderzocht op: bacteriële contaminatie, bacteriële toxinen,
mycotoxinen, coccidiostatica, zware metalen, pesticiden, or-
ganofosfaten, strychnine en cyanide bevattende verbindin-
gen, seleen en vitamine BI. Onderzoek naar de aanwezig-
heid van antibiotica is verricht met groeiremmingstesten.

RESULTAAT ONDERZOEK

Alle analyses met uitzondering van het coccidiostaticum sa-
linomycine resulteerden in uitsluiting van de betreffende
mogelijkheid. De concentraties van salinomycine in het
eindproduct varieerden sterk en gaf aanleiding om hier na-
dere aandacht aan te geven. Aanvullende analyses van de
grondstoffen die op de verdachte productiedagen waren ge-
bruikt, brachten aan het licht dat de concentratie van salino-
mycine in een grondstof, die op 5% basis werd ingefomiu-
leerd, 440 ppm (mg/kg) bedroeg. De concentratie in het
eindproduct varieerde van 13 tot 21 ppm. Deze analyses zijn
verricht door TNO-Voeding te Zeist.

SALINOMYCINE. RELEVANTE LITERATUUR
Salinomycine is een polyether antibioticum behorende tot de
ionoforen. Salinomycine en andere ionoforen, zoals nasarin,
lasalocid en monensin, worden veterinair toegepast als coc-
cidiostaticum bij pluimvee en als groeibevorderaar bij her-
kauwers. Ionoforen zijn veilig en effectief bij toepassing bij
de juiste diersoorten in de aanbevolen dosering. Intoxicaties
zijn het gevolg van overdosering, misbruik en interactie met
andere farmaca. Toxiciteitsstudies zijn verricht bij laborato-
riumdieren en landbouwhuisdieren (doeldieren), waaruit
bleek dat de toxische dosis sterk varieert per diersoort en per
ionofoor (7). Accidentele intoxicaties met ionoforen zijn be-
schreven bij pluimvee (2,9,10), paard (1,3,6), schaap (5) en
hond (4,11,12).

In het kader van de alimentaire Polyneuropathie bij de kat is
het van belang om te weten of intoxicaties met salinomycine
of andere ionoforen een Polyneuropathie bij de kat kunnen

14

12 f

6 ■

< 1 2 4 6 8 10 12 14 16 18 21
1 3 5 7 9 11 13 15 17 19

leeftijd (jaren)

Figuur 3. Leefti|dsverdeling van katten met verlammingsverschijnselen
(n=394).

veroorzaken. Intoxicaties bij de kat met salinomycine of een
andere ronofoor zijn voor zover ons bekend niet beschreven.
Dosis-effect studies met salinomycine bij de hond resulteer-
den bij een dosering van circa 3 mg/kg/dag gedurende drie
maanden in neurologische verschijnselen: parese/paralyse
posterior met ataxie. Waamemingen over de spinale reflexen
ontbreken. De bevindingen van het pathologisch onderzoek
staan samengevat als: \'...evidence of peripheral nerve (scia-
tic) injury\' (FOl Summary, Salinomycin NADA D128-686,
1994). Met salinomycine gecontamineerd paardenvoer (61
mg/kg) veroorzaakte bij 24 paarden atonische paralyse van de
achterbenen. Acht paarden overleden en tien moesten worden
afgemaakt. Postmortaal onderzoek is niet verricht (6).
Narasin veroorzaakte bij jonge honden in een chronisch dosis-
effect-onderzoek verschijnselen van speekselen, spierzwakte,
dyspneu, anorexie en gewichtsverlies. Het resultaat van pa-
thologisch onderzoek werd samengevat als: \'degenerative
and/or regenerative changes in cardiac and skeletal muscles
and peripheral nerves\' (8). Lasalocid in een partij blikvoer
voor honden veroorzaakte bij tien honden een acute tetrapa-
reseZ-paralyse met hyporeflexie en hypotonic zonder cere-
brale verschijnselen. Zeven honden vertoonden matige tot
ernstige dyspneu. Alle honden herstelden in een periode va-
riërend van twee tot 50 dagen. De concentratie lasalocid in het
blikvoer bedroeg 166 tot 210 mg/kg en de toxische dosis voor
de hond werd geschat op 10 tot 15 mg/kg lichaamsgewicht
(11). Er werd geen histopathologisch onderzoek uitgevoerd.
Accidentele intoxicatie van legkippen met lasalocid (115-
150 ppm) resulteerde naast afname van de leg, in spier-
zwakte met ataxie. De meest opvallende afwijkingen bij his-
topathologisch onderzoek bestonden uit degeneratieve
veranderingen in de dwarsgestreepte spieren en er werd mel-
ding gemaakt van \'foei of axonal swelling and fragmentation
in the sciatic nerve\' (9).

Op grond van de literatuurgegevens kan geconcludeerd wor-
den dat intoxicaties met ionoforen, waaronder salinomycine,
bij andere dieren dan de kat verlammingsverschijnselen kun-
nen veroorzaken en dat er histopathologische afwijkingen
zijn gemeld die kunnen passen bij Polyneuropathie.

DISCUSSIE

De lage incidentie van ongeveer 1 % kan op meerdere facto-
ren berusten. Zo kan de concentratie van de salinomycine in

c 10
0}

ro 8

"rö
c
ro
0}

-ocr page 263-

het droogvoer te laag zijn geweest om bij de meeste katten
een (klinisch waameembaar) toxisch effect te veroorzaken,
hetgeen wijst op variatie in individuele gevoeligheid. De va-
riatie in hoeveelheid opgenomen droogvoer per kat kan ook
een rol gespeeld hebben. Bovendien is het niet uitgesloten
dat er een synergistisch effect is opgetreden met (onbekende)
factoren in de omgeving. Wellicht was de salinomycine niet
homogeen verdeeld in het droogvoer omdat het bestond uit
een mengsel van brokjes van verschillende samenstelling,
hetgeen selectief eten kan bevorderen.

Is hel zeker dat salinomycine de oorzaak is geweest van de
epidemie?

Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig. Er zijn ver-
schillende feiten en omstandigheden die salinomycine als
oorzaak van de epidemie zeer waarschijnlijk maken:

- salinomycine behoort niet in droogvoer voor katten aan-
wezig te zijn en is de enige kandidaat-factor;

- er is een overtuigende relatie tussen het op de markt ver-
schijnen van het salinomycine bevattende voer en het op-
treden van de Polyneuropathie;

- van diverse ionoforen, inclusief salinomycine, is bij an-
dere dieren bekend dat ze klinische afwijkingen kunnen
veroorzaken die identiek zijn of sterke gelijkenis vertonen
met de verschijnselen van Polyneuropathie van de katten;

- van salinomycine en enkele andere ionoforen zijn inciden-
tele meldingen bekend van intoxicaties bij andere dieren
die onder andere resulteerden in neuropathologische af-
wijkingen die kunnen passen bij de afwijkingen die bij de
katten zijn vastgesteld.

Een sluitend bewijs voor het causale verband is echter op dit
moment niet te leveren.

CONCLUSIE

Het onderzoeksteam komt tot de conclusie dat salinomycine
hoogstwaarschijnlijk de oorzaak is van de epidemie van ali-
mentaire
Polyneuropathie bij katten die zich in het voorjaar
van 1996 in Nederland en Zwitserland heeft voorgedaan.
Een sluitende bewijsvoering kan alleen verkregen worden
met experimenteel onderzoek naar de klinische en pathologi-
sche effecten van salinomycine bij gezonde katten. Het on-
derzoeksteam vindt een dergelijk onderzoek niet opportuun.

LITERATUUR

1. Gerhards H, Fenner A, und Schoon HA. Monensin-Vergiftigung bei
Equiden. Dtsch Tierärzl Wschr 1986; 93: 281 -341.

2. Griffiths GL, Hillier P, and Sutherland RJ. Salinomycin poisoning in
point-of-lay turkeys. Austr Vet J 1989; 10: 326-9.

3. Hanson LJ, Eisenbeis HG, and Givens SV. Toxic effects of lasalocid in
horses. Am J Vet Res 1981; 42: 456-61.

4. Karsai F, Papp L, Sälyi G, Bagó Gy, und Kantas K. Gehäuft auftredende
Narazin-Vergiftigung bei Hunden. Tierärtzl Umschau 1990; 45:316-24.

5. Nation PN, Crowe SP, and Harris WN. Clinical signs and pathology of
accidental monensin poisoning in sheep. Can Vet J 1982; 23: 323-6.

6. Nicpo J, and Czerw P. Salinomycin poisoning in horses. Medycyna
Weterynaryina 1995; 51(11): 659-62.

7. Novilla MN. The veterinary importance of the toxic syndrome induced
by ionophores. Vet Hum Toxicol 1992; 34( 1): 66-70.

8. Novilla MN, Owen NV, and Todd GC. The comparitive toxicology of
narasin in laboratory animals. Vet Human Toxicol 1994; 36 (4): 318-23.

9. Perelman B, Pirak M, and Smith B. Effects of the accidental feeding of
lasalocid sodium to broiler breeder chickens. Vet Rec 1993; 132: 271-3.

10. Potter LM, Blake JP. Blair ME, Bliss BA, and Denbow DM. Sali-
nomycin toxicity in turkeys. Poultry Science 1986; 65: 1955-9.

11. Safran N, Aizenberg I, and Bark H. Paralytic syndrome attributed to
lasalocid residues in a commercial ration fed to dogs. J Am Vet Med
Assoc 1993; 202 (8): 1273-5.

12. Wilson JS. Toxic myopathy in a dog associated with the presence of
monensin in dry food. Can vet J 1980; 21:30-1.

WORLD LIVESTOCK PRODUCTION SYSTEMS. CURRENT
STATUS, ISSUES AND TRENDS.

FAO Animal Production and Health paper 127. Carlos Sere
and Henning Steinfeld in samenwerking met Jan
Groenewold. Food and Agricultural Organization of the
United Nations. Rome, 1996. ISBN 92-5-103812-0.

Dit compacte rapport geeft informatie over systemen voor
het houden van nutsdieren. De studie beoogt (1) nutsdier-
houderijsystemen te omschrijven en te definiëren, (2) kwali-
tatief en kwantitatief ieder nutsdierproductiesysteem te be-
schrijven in termen van voeding, productietechnologie,
geografische verbreiding en ondersteuning voor het mense-
lijke bestaan ter plaatse, en (3) inzicht te verschaffen in het
belang van dierhouderij systemen in de wereld, en daardoor
als bron te dienen voor beleidsmakers ten behoeve van het
nemen van beslissingen aangaande het milieu.
Het boek bevat beschrijvingen van diverse dierhouderij sys-
temen, geeft trends aan van ontwikkelingen in deze syste-
men en sectoren, en eindigt met een drietal pagina\'s conclu-
sies.

Het rapport wordt afgesloten met uitgebreide tabellen be-
treffende getalsmatige informatie over de diverse regio\'s in
de wereld onder meer betreffende de menselijke populatie,
de beschikbare hoeveelheid landbouwgrond, het aantal nuts-
dieren, de belangrijkste producten in megatonnen, en ten-
slotte productiviteitskenmerken. Deze cijfers zijn gebaseerd
op verschillende informatiebronnen en waarschijnlijk niet
volledig vergelijkbaar, maar vormen een rijke bron voor ver-
gelijking omtrent activiteiten en productiekenmerken in de
wereld.

Het rapport is uitgevoerd in A4-formaat en laat zich gemak-
kelijk lezen. Voor personen die zich een beeld willen vormen
van de nutsdierhouderij in de wereld is dit rapport het lezen
waard.

G.H. Wentink

-ocr page 264-

Ambitieuze dierenartsenbezoeker (m/v)

voor Noord-Nederland

Virbac Nederland is een bekend bedrijf
in de veterinair-farmaceutische markt,
met een stevige marktpositie in Neder-
land. Virbac Nederland maakt deel uit
van de internationale Virbac-groep, de
hoofdvestiging is in Carros nabij Nice
(Fr). Er zijn Research en Development
faciliteiten in Frankrijk, de Verenigde
Staten en Australie. Bekende merken
zijn onder andere Allerderm, Defendog,
DUOWIN, Defencat en Vitaminthe voor
gezelschapsdieren en Auriplok, Chrono-
mintic, Laaolyte en Suramox voor land-
bouwhuisdieren. Zeer recent heeft
Virbac de nieuwe merken DUOWIN,
Indorex en Back Home (electronische
identificatie) geïntroduceerd. Naast de
marketing van de Virbac producten is
Virbac Nederland exclusief distributeur
voor de Nederlandse markt van vete-
rinaire diëten Pedigree en Whiskas en
homeopathische en f/totherapeutische
produaen van
\\/SA1. Mede door het
brede pakket van hoogwaardige produc-
ten en veterinaire disposables is Virbac
een belangrijke toeleverancier aan dieren-
artsenpraktijken. Virbac is gevestigd in
Bameveld en er werken ca. 30 mede-
werkerlsters.

DE FUNCTIE

Als gevolg van het bereiken van de pen-
sioengerechtigde leeftijd van onze dieren-
artsenbezoeker in Noord-Nederland
(Friesland, Groningen, Drenthe, Over-
ijssel) ontstaat binnenkort een vacature.
De dierenartsenbezoeker is verant-
woordelijk voor het onderhouden en
intensiveren van contacten met dieren-
artsenpraktijken in Noord-Nederland.
De dierenartsenbezoeker maakt deel
uit van een team van in totaal 5 col-
lega\'s en rapporteert aan de Marketing
& Sales Manager.

DE WERKZAAMHEDEN

De dierenartsenbezoeker is primair
verantwoordelijk voor het bezoeken
van dierenartsenpraktijken in het be-
treffende gebied.

Het doel van deze bezoeken is advise-
ring en service van de door Virbac op
de markt gebrachte producten.
Tevens zal medewerking worden ver-
leend aan bijeenkomsten en andere
evenementen (congressen, vakbeurzen
en dergelijke) en eventueel andere
relaties zoals veevoederfabrikanten en
veehouders worden bezocht. Het ver-
zorgen van voordrachten voor kleine
groepen kan deel uitmaken van de
werkzaamheden.

WIE ZOEKEN WIJ

Wij willen in contact komen met een
jonge, ambitieuze buitendienstmede-
werker, die zich herkent in het vol-
gende profiel:

• opleiding op HBO- of academisch
niveau;

• ervaring in een buitendienstfunctie,
bij voorkeur in (veterinaire) farma;

• affiniteit met veehouderij verkregen
door ervaring en/of opleiding;

• wonende in Noord-Nederland of be-
reid zich daar te vestigen;

• uitstekende communicatieve eigen-
schappen;

• commerciële instelling;

• sterk analytisch vermogen;

• kennis van en ervaring met PC-gebruik;

• leeftijdsindicatie: ca. 25-35 jaar.

WAT WIJ TE BIEDEN HEBBEN

In alle opzichten een functie met een
hoge mate van zelfstandigheid.
Daarnaast een bij het niveau van de
functie passend salaris, een interessante
bonusregeling en een representatieve
auto van de zaak.

UW SOLLICITATIE

Stuur binnen 14 dagen na het verschijnen
van deze vacature uw schriftelijke sol-
licitatie, liefst kort en bondig en voor-
zien van recente pasfoto en CV naar:
Virbac Nederland B.V.,
t.a.v. dhr. A. Vroege RM,
Postbus 313,
3770 AH Bameveld.

-ocr page 265-

De enige complete
voeding die de tanden
reinigt en de adem verfrist
terwijl hondenvoeten

Naast C;anine t/d1 biedt Hill\'s* nu ook een
tandverzorgende brok voor de kat. Hill\'s*
Prescription Diet* Feline t/d* is de enige complete
voeding voor de volwassen kat, ontworpen om
tandverkleuring, tandsteen en plakaanwas tegen te
gaan, zonder gebruik van chemische toevoegingen.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DET.

1  Handelsmerken gebruikt onder liccmie \\-an HiU\'s Pet Nutrition. Inc.

CW HiUs Het NutiHtion, Ine
td9-\'-()0.<(BNL)

-ocr page 266-

i ü

it

iûilûli

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (24)

DELABERE PRITCHEn BLAINE
(1770-1845)

Ài

CANIN

THE I

]

CAUSES, SYMïj
BREEDING, I

Het IS met enige terughoudendheid, dat wij de Engelsman Blaine in de rij van de belangrijke voorgangers voegen.
Zonder twijfel tiad deze man grote kwaliteiten, maar daarnaast bezat hij ook een aantal eigenschappen die weer-
stand hebben opgeroepen bij sommige invloedrijke tijdgenoten, waaronder de directeur van het London Veterinary
College, Edward Coleman.

De uiterst kritische Sir Frederick Smith wijdt in zijn Early history of veterinary literature and its British developrner)ts
een uitgebreide en genuanceerde bespreking aan de figuur van Blaine, waaraan het onderstaande grotendeels ont-
leend is\'.

Blaine, geboren als zoon van een predikant in Londen in het jaar 1770, groeide op bij zijn grootouders van moeders
zijde. Zijn grooWader, die bisschop was in de Anglicaanse kerk, had gehoopt dat hij predikant zou worden, maar zijn
vader voelde meer voor een medische opleiding. Toen hij veertien jaar was, werd hij in de leer gedaan bij een ge-
neesheer in Buckinghamshire, waar hij zeven jaar verbleef. Hierna ging hij naar het Borough Hospital, waar hij aan-
vankelijk werkte onder dr. Haighton die zich speciaal op de zenuwfysiologie toelegde. Deze had zich bekwaamd in
de neurectomie om op deze wijze pijn te bestrijden. Hierbij werd de hond als proefdier gebruikt. Daar Blaine een uit-
stekend tekenaar was, was het logisch dat Haighton hem verzocht om tekeningen te maken van zijn preparaten.
Zodoende verkreeg Blaine een gedegen kennis van de anatomie van de hond. In totaal heeft hij drie jaar in dit hospi-
taal gewerkt.

Daarna werd hij benaderd door de Franse veearts Saint-Bel, de eerste directeur van het Veterinary College in
Londen. Hij werd aangesteld om colleges te geven in fysiologie, algemene pathologie en anatomie. Daarnaast
moest hij de dictaten van Saint-Bel in het Engels vertalen. In deze periode heeft hij zich vol ijver toegelegd op de ana-
tomie van het paard. Toen hij echter op grond van zijn venworven kennis Saint-Bel op enige fouten wees in zijn anato-
mie-dictaat was dit voor de autoritaire directeur onacceptabel. Blaine werd ontslagen. Als hij nog een paar maanden
had kunnen blijven, zou hij wellicht Saint-Bel hebben kunnen opvolgen, daar deze kort na dit incident overleed.

Hoewel Blaine geen veearts was, heeft hij zich na één jaar verblijf aan het Veterinary College wel als zodanig in Lewes (Sussex) gevestigd. Al tim-
merde hij flink aan de weg om klanten te wen/en, zijn vakkennis bleek tekort te schieten en hij moest het afleggen tegen de empirici en hoefsmeden. Hij
besteedde wel veel tijd (en geld) aan allerlei onderzoek op veterinair gebied. Met name zocht hij naar een middel tegen hondenziekte. Tijdens dit jaar in
Lewes heeft hij zich voornamelijk op de behandeling van honden toegelegd. Maar het is duidelijk dat een kleine huisdierenpraktijk in een provinciestad
in die tijd geen lucratieve zaak kon zijn. Daar de uitgaven hoger waren dan de inkomsten was hij wel genoodzaakt om zijn bakens te verzetten.
In 1793 werd hij aangesteld als assistent-geneesheer in het leger. Daar hij hierbij ook verantwoordelijk was voor de gezondheid van de paarden, kon hij
in deze periode een flinke dosis ervaring opdoen op het gebied van de behandeling van paarden. In 1795 verliet hij het leger en probeerde hij in Londen
om er een medische praktijk te vestigen. Daar hij weinig patiënten had, beschikte hij over veel vrije tijd. Deze gebruikte hij om te werken aan een
Anatorriy of the horse, waarvan tussen 1796 en 1799 een aantal afleveringen verschenen.

Toen hij in 1796 een flinke erfenis kreeg, heeft hij de Londense praktijk weer achter zich gelaten en heeft hij een landhuis gekocht in Essex. Daar leidde
hij het leven van een landjonker, de tijd vullend met sport, mooie paarden en honden.

Na enkele jaren bleken de uitgaven de inkomsten te overtreffen, zodat het huis verkocht moest worden. Hij trad weer in dienst van het leger en maakte

\' Smith F. The early history ol veterinary literature and its British development. Vol. 3. London, 1929 (repr. 1976): p. 68-89.
2 Smithcors JF. Blaine\'s history of veterinary medicine to 1800. Joumal of the American Veterinary Medical Association, 1959; 128:178-184.
\' Dunlop RH, and Williams DJ. Veterinary medicine, an illustrated history. St Louis, 1996; 595-597.
* Bartjer-Lomax JW. Delabere Pritchett Blaine; A biographical note. Journal of Small Animal Practice 1961; 2:135-136.

Veterinair verleden

FITTH ]

BY

UKltBICi: OF THB CO

LONQUAK,
SlUPKIN, UASa
HOULSTOl

De eerste monografie over de zia|

-ocr page 267-

im

een veldtocht mee naar het opstandige leriand en in 1799 nam hij als assistent bij de geneeskundige troepen deel
aan de mislukte invasie in Noord-Holland (de poging van de Engelsen, tezamen met erfprins Willem Frederik onder-
nomen, om de macht in de Bataafse Republiek over te nemen).

Toen hij daarna opdracht kreeg om naar West-Indië te vertrekken, hield hij het leger voor gezien.
Blaine trok zich terug naar Northumberland om zich daar te wijden aan jagen, vissen en tekenen, maar toch vooral
om te studeren en te schrijven. Zijn opzet was om naamsbekendheid te venwerven door te publiceren op het vrijwel
onontgonnen terrein van de diergeneeskunde. In de korte tijd tussen 1800 en 1802 wist hij vier titels uit te brengen. In
A concise description of distemper in dogs, with an account of the discovery of an efficacious remedy wide hij be-
kendheid geven aan zijn wondermiddel voor hondenziekte. Volgens zijn zeggen had hij zes jaar aan de ontwikkeling
gewerkt, wat hem veel tijd en geld had gekost. Later heeft hij spijt betuigd dat dit boek ontsierd werd door inferieure
reclame. In 1832 zou hij verklaren dat zijn wondermiddel tegen hondenziekte \'ver van volmaakt was\' en in 1842, dat
het onmogelijk was om een specifiek geneesmiddel te maken tegen deze ziekte.

Eveneens gericht op het grote publiek was Domestic treatise on the diseases of horses and dogs, door Smith ge-
noemd: \'the most disgraceful piece of advertising since the days of Markham\' (p. 82) waarin velerlei geneesmiddelen
werden aanbevolen die bij hem verkrijgbaar waren.

Tijdens zijn verblijf in Northumberland completeerde hij zijn Anatomy of the horse, dat nu in één band uitkwam. Het
vierde boek
(Outlines of the veterinary art}, hoewel nog zeer onvolmaakt in de eerste editie van 1802, zou geleidelijk,
naarmate zijn praktijkervaringen toenamen, tot een goed leerboek uitgroeien, dat acht uitgaven zou bereiken. De
eerste is echter niet meer dan een compilatie (van 1324 bladzijden!) van Blaine\'s lectuur, waarin hij onder andere in
iets meer dan 100 bladzijden een geschiedenis van de diergeneeskunde presenteerde, de eerste in de Engelse
taa|2.

Nadenkend over zijn toekomst, kwam hij tot de conclusie dat hoewel een medische carrière voor de hand zou liggen,
dit minder aanlokkelijk was doordat er al teveel geneesheren waren. Daar hij veronderstelde, dat hij bij het publiek
een zekere bekendheid had verkregen door zijn boeken, besloot hij naar Londen te vertrekken om daar een praktijk
te gaan vestigen. Hoewel hij geen veearts en ook geen hoogleraar was, noemde hij zich \'Professor of Animal
Medicine\' en na 1806 \'Veterinary Surgeon\'3. Zijn praktijk floreerde en groeide zelfs zo dat hij in 1806 naar een groter
onderkomen moest zoeken, dat hij in Oxford Street vond. In 1811 kwam hij in contact met de vijfendertigjarige
William Youatt, die bij hem als leerling-veearts in dienst kwam. Youatt ging daarnaast studeren aan de Londen
Veterinary School. Daar de toenmalige directeur van dit instituut, Edward Coleman, zeer gebeten was op Blaine,
werd Youatt in 1813 zonder diploma van de school venwijderd. De oorzaak van deze slechte verhouding moet wor-
den gezocht in de onterechte titulatuur die Blaine zich toegeëigend had, in zijn kwakzalverijpraktijken, maar vooral in
jaloezie van Coleman, die besefte dat hij in vakkennis de mindere was. In 1813 werd Youatt door Blaine als partner
aangenomen en in de daarop volgende jaren voerden zij samen een zeer succesvolle praktijk die tot één van de
grootste in Londen werd. Blaine en Youatt kunnen als het sterkste veterinaire duo uit die tijd worden beschouwd. Per
jaar behandelden zij ongeveer 3000 honden en een groot aantal paarden. In 1817 trok de wispelturige Blaine, pas 46
jaar oud en in blakende gezondheid, zich terug; de praktijk werd door Youatt voortgezet.
Een aanbod om directeur te worden van de Veeartsenijkundige School in St. Petersburg sloeg hij af.
In 1817 publiceerde hij zijn boek
Canine Pathology, dat hem de eretitel \'father of canine pathology in this country"*
opleverde. Ook al zou Blaine nooit iets anders hebben geschreven, dan zou hij volgens Smith (p. 78) toch al tot de
eminente veterinairen gerekend moeten worden. Het boek beleefde zes edities en is vertaald in het Frans, Duits en
Italiaans. Blaine hechtte grote waarde aan secties. Door honderden gevallen van rabiës op deze wijze te onderzoe-
ken, kreeg hij een goed inzicht in de etiologie van de ziekte. Eén van zijn stellingen was, dat een hond uitsluitend rabiës kan krijgen, indien hij door een
andere besmette hond wordt gebeten. Coleman was nog steeds de mening toegedaan dat de ziekte spontaan kon ontstaan. Dit gold ook voor droes.
Blaine was van oordeel, dat deze ziekte eerder door contact ontstond dan spontaan. Coleman was het hier niet mee eens.
Blaine had ook al een scherp inzicht in de werking van geneesmiddelen. Hij constateerde dat een volwassen man ongestraft een dosis calomel tot zich
kan nemen, die dodelijk is voor twee grote honden. Omgekeerd wist hij ook al, dat een voor een mens dodelijke hoeveelheid opium geen schadelijke in-
vloed op de gezondheid van de hond had. Opmerkelijk is dat dit soort belangrijke bevindingen niet doordrongen in het ondenwijs zoals het in Londen
gegeven werd; louter en alleen omdat men bij het Veterinary College met grote verachting op hem neerkeek. Blaine was een zeer belezen man. Hij
claimde dat hij elk veterinair boek had gelezen, met inbegrip van die van het Europese vasteland. Van zijn bijzondere belangstelling voor de geschiede-
nis getuigt ook zijn omvangrijk werk
\'An encyclopedia of rural sports\' uit 1840 waaraan hij zeven jaar gewerkt heeft. Op latere leeftijd is hij in 1826 ge-
trouwd met een dertig jaar jongere vrouw. Zij hebben daarna op verschillende plaatsen in Engeland gewoond, waarbij hij zijn tijd voornamelijk aan het
redigeren van zijn boeken besteedde.

)LOGY;

DOGS,

■E TREATMENT:

)SS

Ï TREATMENT

(ERÏCTED.

ÉjJER,

Fl

LOKQMAKS;
TAKEE AKD CO.;
BENSHAW J

I ft

Blaine overleed in april 1845 op het eiland Wight, waarvan zijn vrouw afkomstig was. Op één van de panelen van de grafkelder staat geschreven:
\'Distinguished by the improvements he effected in the Veterinary Art\'.

E.P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

-ocr page 268-

U^ en voor de praktijk

Begin april van dit jaar werden wij ge-
consulteerd door een melkveehouder uit
onze praktijk voor een nuchter kalf dat
sinds de geboorte niet in staat was zijn
rechterachterpoot te belasten. Ter
plaatse werd vastgesteld dat er sprake
was van een laterale patella-luxatie. De
patella was in extensie wel manueel te
reponeren, maar luxeerde daarna in de-
zelfde stand van de knie onmiddellijk.
Hoewel ons bekend is dat een dergelijke
aandoening een zeer matige prognose
kent, werd in goed overleg met de vee-
houder besloten een chimrgische cor-
rectie uit te voeren.

Omdat ons bekend was dat veelvuldig
recidieven worden gezien wanneer
slechts het mediale deel van het ge-
wrichtskapsel chimrgisch wordt inge-
kort, werd besloten een extra tractie naar
mediaal te creëren op de hieronder be-
schreven wijze. Het principe is afgeleid
van bij gezelschapsdieren toegepaste
technieken, het idee hiervoor een
Kirschner-pen te gebmiken is van ons-
zelf en ons is niet bekend of hierover li-
teratuurgegevens voorhanden zijn.
Omdat het hier voor ons derhalve een
experimentele ingreep betrof, is voorge-
steld een en ander op \'no-cure-no-pay\'
basis uit te voeren. Besloten werd de
operatie ter plaatse te verrichten.
Het kalf werd gesedeerd met 30 mg xy-
lazine i.v., waama nog 100 mg ketamine
i.v. werd gegeven. Het kalf werd in lin-
ker rug/zij ligging gebracht, waarbij het
rechterkniegewricht enigszins in exten-
sie werd gehouden. Nadat het operatie-
veld geschoren en vervolgens grondig
gereinigd en gedesinfecteerd was, werd
de huid ingesneden met een S-vormige
incisie van proximo-lateraal naar disto-
mediaal. Nadat subcutis was vrij gepre-
pareerd werd het gewricht geopend door
een incisie 1 cm mediaal van de patella
en patella-pees. Aan de mediale zijde
van deze incisie werd een spoelvormig
stuk van het kapsel verwijderd teneinde
enige tractie naar mediaal te creëren bij
het sluiten van het kapsel. Bij inspectie
van het gewricht werd geen erg ondiepe
sulcus vastgesteld en derhalve is deze
niet uitgediept.

Teneinde een fixatiepunt te creëren aan
de mediale zijde van het femur (zoals bij
onder meer de hond de fabellae kunnen
dienen) werd vervolgens een Kirschner-
pen van mediaal naar lateraal, enigzins
naar distocraniaal gericht, in de distale
epifyse van het femur gebracht. Het uit-
stekende gedeelte aan mediale zijde
werd naar plantair gebogen en afge-
knipt. Hierachter werd een dubbele
band Supramid aangebracht, die vervol-
gens door een liggende U-steek werd
bevestigd aan het mediale gewrichts-
kapsel, juist naast de patella. De aldus
ontstane teugel werd, nadat de patella in
anatomische positie was gebracht, op
spanning gebracht en afgeknoopt. Op
dit moment was de patella niet langer te
luxeren en ook bij passief bewegen van
de knie kon geen luxatie worden vastge-
steld. Het kapsel werd everterend geslo-
ten met Maxon 1, liggende U\'s. Sub-
cutis werd dooriopend gesloten met
Catgut 5, de huid met enkelvoudige
knoophechtingen Serafil 4.
Nabehandeling bestond uit de toedie-
ning van antibiotica (Neopen, Myco-
farm, 5 ml i.m. 1 dd.) gedurende vijf da-
gen en een intensieve fysiothera-
peutische begeleiding door de veehou-
der zelf: meerdere malen per dag werd
het kalf in de benen gezet en de knie pas-
siefbewogen.

EEN LATERALE PATELLA-LUXATIE

Gedurende de eerste twee maanden na
operatie werd de poot geleidelijk meer
belast, wel werd regelmatig \'doorzak-
ken\' gezien, hetgeen niet gepaard ging
met een geluxeerde patella. Tevens was
er sprake van spieratrofie van de rechter
broekspieren. Vanaf twee maanden na
operatie werd een duidelijke verbetering
gezien en inmiddels (5 V2 maand na ope-
ratie) is de locomotie volledig normaal
en geen spieratrofie meer zichtbaar. Wel
is er nog sprake van enige achterstand in
de groei.

Tot op heden is noch de pen, noch de ir-
resorbeerbare Supramid-teugel verwij-
derd. Ons is bekend dat laterale patella-
luxatie kan worden gevonden in ge-
vallen van (partiële) femoralis-paralyse,
of dit echter spontaan kan herstellen en
er dus sprake is van een geval van \'her-
stel ondanks therapie\' blijft buiten ons
beoordelingsvermogen. Het is dan ook
niet de bedoeling op basis van dit indivi-
duele succesgeval deze therapie als ei
van Columbus te lanceren, maar wel-
licht kan het voor practici een overwe-
ging zijn als alternatief voor euthanasie.

J. W. Borgers
R.M.FJ. Kemme
dierenartsen te Bergen op Zoom

NEDERLANDSE VARKENSSECTOR KIEST KLANTGERICHT

Den Haag, 9 oktober 1997 - \'De Nederlandse varkenssector wil met beide benen
in de samenleving staan\', zo begint de heer Tazelaar, voorzitter van de
Produktschappen voor Vee, Vlees en Eieren (PVE), zijn verhaal naar aanleiding
van de presentatie van het rapport \'Nederlandse varkenssector kiest klantge-
richt\' in Nieuwspoort te Den Haag. Het rapport van de PVE en de Land- en
Tuinbouworganisatie (LTO) moet een antwoord geven op de levensgrote vragen
die momenteel aan de varkenssector gesteld worden. De heer Van den Brink,
voorzitter van de LTO-varkenshouderij, verwoordt het als volgt: \'Nu is het mo-
ment. Het moet beter, dus niet langer zeuren, doen!\' Uitgangspunten voor de
herstructurering zijn voor de sector de wensen en eisen van de markt en de sa-
menleving. Het rapport bevat derhalve positieve aanknopingspunten voor de
KNMvD, die diergezondheid en -welzijn (dierveiligheid) als uitgangspunten
hanteert.

Door Sophie Deleu

Berichten eo verslagen

w

Het rapport bevat concrete maatrege-
len om de gehele varkenssector op-
nieuw in te richten. De ingrijpende
herinrichting is nodig om in de toe-
komst een sterke intemationale con-
currentiepositie te kunnen behouden.
Uitgangspunten zijn de wensen en de
eisen van de markt en de samenleving.
Het aanpassingsproces zal gepaard

-ocr page 269-

gaan met een aanzienlijke inkrimping
van het aantal dieren en werkgelegen-
heid. De binnenlandse productie zou
op korte termijn reeds met ruim 15%
gereduceerd worden.

Op lange termijn wordt een zekere toe-
name van de werkgelegenheid voor-
zien.

SECTOR ZELF GARANT
De kem van het rapport is de roep om
\'het zelf te mogen regelen\', binnen
door de overheid gestelde voorwaar-
den. De sector staat garant voor de uit-
voering van de maatregelen die zij zelf
voorstelt. De maatregelen wijken af
van de plannen van de overheid - de
minister van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij stelt immers een
opgelegde, generieke korting met
25% voor - maar komen op termijn
wel neer op een inkrimping van het
aantal varkens met ongeveer een-
zelfde percentage. De plannen van de
sector omhelzen maatregelen op het
gebied van milieu, dierenwelzijn,
diergezondheid en ruimtelijke orde-
ning. Een belangrijk instrument voor
de gewenste zelfregulering is het tuch-
trecht, door middel waarvan het
\'slechteriken\' bijzonder moeilijk ge-
maakt kan worden.

Tazelaar doet een oproep aan de over-
heid, c.q. de samenleving; \'Leg ons
maar op de pijnbank.\' Hij stelt verder
voor dat het bedrijfsleven ook regel-
matig, bijvoorbeeld eens in de drie
maanden, in het openbaar verantwoor-
ding aflegt ten aanzien van de voort-
gang van het herstructureringsproces.

Het doel voor de productieketen is dui-
delijk. In de toekomst wordt 75% van
het varkensvlees in Europa verwerkt
door maximaal tien bedrijven, tenmin-
ste één van deze bedrijven moet van
Nederlandse oorsprong zijn. Voor sl-
achterijen en vleesverwerkende bedrij-
ven is dan ook een belangrijke rol weg-
gelegd.

\'GERICHTE KRIMP\'
Van den Brink legt uit dat de sector al
op korte termijn orde op zaken wil stel-
len. Een reductie van de fosfaatuit-
scheiding met in totaal 14 miljoen kg
moet met behulp van \'gerichte krimp\'
(gericht opkopen van 15% van de be-
drijven) gerealiseerd worden. Het ove-
rige fosfaatoverschot wordt door het
hanteren van excretienormen wegge-
werkt. Deze normen worden gehaald
door ontwikkeling en toepassing van
mineralenarm voer en efficiënte syste-
men (het \'voedingsspoor\'). Indivi-
duele afrekening per bedrijf vindt
plaats aan de hand van MINAS. Van
den Brink: \'Haalt men de normen niet;
dan korten op varkensrechten.\'

Over diergezondheid heeft de sector
het volgende te melden: er komen min-
der contacten en minder transporten.
Vaste relaties en gesloten structuren
zijn troef Minimumhygiëne-eisen die-
nen-\'nu echt!\'-voor 1 januari 1998 in-
gevuld en geïmplementeerd te zijn.
Verder komen er strenge eisen aan de
reiniging en ontsmetting van veewa-
gens en strikte algemene afleverings-
voorwaarden.

Welzijn wil men invullen in samen-
spraak met maatschappelijke organisa-
ties. Het Varkensbesluit moet per 1-1-
1999 volledig afgerond zijn. Groeps-
huisvesting wordt gestimuleerd (dus
niet niet op termijn verplicht gesteld).
Voor de promotie van bijvoorbeeld
scharrelvlees zal meer geld en aan-
dacht uitgetrokken worden.

UITGANGSPUNTEN DIERENARTS
De uitgangspunten die de sector han-
teert \'wensen en eisen van de markt en
de samenleving\' zijn niet geheel de-
zelfde als die van de dierenarts: \'ge-
zondheid en welzijn, c.q. dierveilig-
heid, van het dier\'. De KNMvD heeft
immers voorgesteld om bij de her-
structurering van de varkenshouderij
de dierveiligheidsindex te hanteren.

Maar een aantal meningen van de sec-
tor en de KNMvD komen wel degelijk
overeen. Zo vinden beiden dat het aan-
tal contacten en transportbewegingen
tot een minimum beperkt moeten wor-
den. Verder dient een bedrijf \'afge-
schermd\' te worden, in verband met
het risico op de insleep van ziekten.
Belangrijk in dit verband is de opmer-
king dat in 2000 alle varkensbedrijven
een verplicht bedrijfsbegeleidingscon-
tract met een gecertificeerde dierenarts
moeten hebben.

Maar ook dient het risico op de insleep
van ziekten uit het buitenland beperkt
te worden. Tevens hecht zowel de sec-
tor als de KNMvD veel waarde aan een
goed monitoring-systeem. Anders dan
het bedrijfsleven, vindt de KNMvD
het echter onvoldoende om deze moni-
toring te baseren op analyse van bloed-
monsters die pas in de slachterij geno-
men worden.

Het begrip welzijn komt naar de smaak
van de KNMvD nog te weinig voor in
het herstructureringsplan van de sec-
tor. In de dierveiligheidsindex telt wel-
zijn zwaar. Dit aspect welzijn is name-
lijk op termijn van uitdrukkelijk be-
lang voor het voortbestaan van de sec-
tor, zo denken de dierenartsen. Het zou
immers de nekslag betekenen voor de
varkenshouderij, als de consument
zich op zekere dag afkeert van de pro-
ductie van vlees. In feite is dat reeds de
realiteit.

De dierenarts wordt wel met zoveel
woorden genoemd in het rapport,
overigens in één adem met de voor-
lichter. Hij of zij speelt een belang-
rijke rol in het begeleiden en opleiden
van de veehouder ten aanzien van de
aspecten: herkenning besmettelijke
dierziekten, bewustwording ziekteri-
sico\'s en economische gevolgen, risi-
cobeheersing, kwaliteitsoriëntatie en
het streven naar gesloten bedrijven en
structuren.

De ondersteuning van de veehouder
moet nog meer dan in het verleden ge-
richt zijn op preventie en minimalise-
ren van medicijngebruik. Veterinaire
kennis moet meer geïntegreerd zijn in
zoötechnische en economische ken-
nis.

Ook het project Dierveiligheid wordt
genoemd. De sector wil graag nader van
gedachten wisselen met de KNMvD
over de invulling van dit project en de
inbedding in kwaliteitszorgsystemen
van het bedrijfsleven. Er is in elk geval
vast overeenstemming over de optimale
bedrijfsgrootte, die neerkomt op een
flink gezinsbedrijf

POSITIEVE AANKNOPINGS-
PUNTEN

Conclusie mag zijn dat de sector be-
reid is openheid te betrachten, ook
richting dierenartsen. Het rapport be-
vat zeker positieve aanknopingspun-
ten met betrekking tot diergezondheid
en -welzijn.

Het is op zeer korte termijn aan de
KNMvD om aan te tonen dat de die-
renarts een belangrijke toegevoegde
waarde heeft voor de varkenshouderij
en zeker niet te vergeten de vleesver-
werkende industrie.

-ocr page 270-

\'Het heeft even geduurd\', lacht de
voorzitter van de stuurgroep Van
Miert. \'De farmaceutische industrie,
verenigd in de FIDIN, droeg ons pro-
ject aanvankelijk geen warm hart toe.\'
De stuurgroep had de Vaeeinweg-
wijzer al vorig jaar tijdens het 175-ja-
rig bestaan van het Diergeneeskundig
Onderwijs in Nederland (DON) willen
aanbieden. Gelukkig heeft tenslotte
ook de industrie het belang ervan inge-
zien en kon de Vaeeinwegwijzer, met
vaccinatieschema\'s (!), alsnog afge-
rond worden.

KEUZE VACCIN

De wegwijzer ondersteunt de practicus
bij de keuze van een vaccin en geeft
een overzicht van alle verkrijgbare
vaccins in Nederland, geselecteerd op
diersoort en indicatie. Aan de keuze
van een juist vaccin is een apart hoofd-
stuk gewijd. Een tweetal voorbeelden,
namelijk de keuze van een vlekziekte-
vaccin en de keuze van een niesziekte-
vaccin, is uitgewerkt. Het blijkt soms
moeilijk te zijn om een keuze te ma-
ken, aangezien bepaalde gegevens
over werkzaamheid en veiligheid vaak
ontbreken.

De leden van de stuurgroep, dr. H.F.
Egberink, drs. S.J. Mesu, drs.
R.A.J.M. van Meer, prof dr. J.T. van
Oirschot, drs. C.H.P. Pellicaan en drs.
M.M.H. Valks, spreken de hoop uit dat
deze eerste uitgave een aanzet zal zijn
voor een tweede editie, die tevens uit-
gebreide informatie over de werk-
zaamheid en veiligheid van de ver-
schillende vaccins zal geven. \'Wij
staan open voor commentaar\', aldus
Van Miert.

Eigenlijk zou de hoogleraar Vaccin-
ologie, Van Oirschot, de vaeeinweg-
wijzer aanbieden aan de decaan en de
voorzitter van de Maatschappij, maar
deze is helaas verhinderd.

SAMENWERKING
Zowel Udo als De Vries toont zich ver-
heugd met de nieuwe Vaeein-
wegwijzer. Udo denkt dat de practicus
het werkje vaak zal openslaan \'als dat
tenminste net zo gaat als met de
Antibioticumwegwijzer\' en is blij dat
industrie en wetenschap elkaar toch
hebben kunnen vinden in deze: \'We
moeten elkaar niet beconcurreren,
maar juist ondersteunen.\'
En ook de Vries roemt de samenwer-
king tussen de verschillende veteri-
naire \'velden\'. Zelf draagt hij vandaag
een Maatschappij-das en Van Meer
van Alfasan een Faculteitsdas. Dat
geeft bij uitstek aan dat men elkaar
goed verdraagt. Verder zegt hij \'veel
van de kwaliteit van de wegwijzer te
verwachten, gezien de vorige uitga-
ven, de Antibioticumwegwijzer en de
Anthelminticum- en Anti-ectoparasiti-
cum-wegwijzer (parasitic control
guide).\' Deze vinden immers alle gre-
tig aftrek.

Utrecht, 8 oktober 1997 - Vandaag is het zover! Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van
Miert reikt het eerste exemplaar van de Vaeeinwegwijzer uit aan de decaan
van de Faculteit der Diergeneeskunde, prof. dr. H.W. de Vries, en de voorzit-
ter van de KNMvD, drs. A.W. Udo. De uitgave van de Vaeeinwegwijzer, on-
dersteund door de firma Alfasan, betekent een sprong voorwaarts voor de ve-
terinaire praktijk: in het kader van Goede Veterinaire Praktijkvoering is het
immers van belang dat de juist toegediende vaccins op het juiste tijdstip in de
juiste dieren belanden.

Door Sophie Deleu

MET VACCINATIESCHEMA\'S ZEER PRAKTISCH

NIEUW: VACCINWEGWIJZER

NOG EEN WEGWIJZER
Van Miert noemt nog even dat de vol-
gende uitgave van de Vaeeinwegwijzer
in het Engels zal zijn - de wegwijzers
vinden ook in het buitenland hun weg
naar de practici - en dat er al een
nieuwe wegwijzer in de pen zit. Deze
zal handelen over de klinische toxico-
logie. Ook naar een handleiding \'wat te
doen en te laten bij vergiftigingen\' be-
staat naar verwachting veel vraag.

Voor meer informatie en commentaar:
Faculteit der Diergeneeskunde
profdr. A.S.J.P.A.M. van Miert
Postbus 80176
3508 SB Utrecht
of

Alfasan Nederland B ^\'

drs. R.A.J.M. van Meer

Postbus 78

3440AB Woerden

-ocr page 271-

Op 16 april 1997 werd vergaderd in de
Veterinaire Universiteit in Wenen.
Deze universiteit is nu twee jaar oud en
reusachtig groot. In zijn welkomst-
woord vertelde de rector, prof.
Liebester, dat met het aantal van 1500
studenten er spoedig een overschot aan
dierenartsen valt te verwachten. Men
zal dus moeilijk kunnen ontkomen aan
het instellen van een numeris fixus. De
vraag is dan hoe men met een kleiner
aantal studenten en een overheid die de
subsidies aan het afbouwen is, deze
enorme universiteit in financieel op-
zicht in stand kan houden. Men hoopt
op een toevloed van studenten uit
Oost-Europa en men ontwikkelt cur-
sussen waar dierenartsen tot Europees
specialist opgeleid kunnen worden.
Tevens zijn de Oostenrijkse practici
verplicht tot het volgen van na- en bij-
scholing gedurende enkele weken per
jaar en dat gebeurt ook aan deze uni-
versiteit.

In de middag zouden wij de gebouwen
bezichtigen. De rector deelde ons nog
het een en ander mede tot er een ge-
spannen ogende man binnentrad en de
rector iets in het oor fluisterde. De rec-
tor op zijn beurt verbleekte. Toen hij
zijn krachten weer had verzameld,
moest hij ons melden dat bij een var-
ken in de interne kliniek verschijnse-
len van varkenspest waren gesigna-
leerd. Zodoende hebben wij alléén de
bibliotheek bezichtigd. Enkele dagen
later bleek dat het dier geen varkens-
pest had.

Dr. Veiblinger van het instituut voor
Diergezondheid en Dierhouderij bena-
drukte in haar inleiding het belang dat
in Wenen wordt gehecht aan de oplei-
ding in dierenwelzijn. Dit neemt in het
curriculum een belangrijke plaats in.

Enkele onderwerpen die zijn behan-
deld in de werkgroepvergadering:

Fokkerij en dierenwelzijn
In de vorige vergadering heeft dit on-
derwerp voor tumult gezorgd omdat de
discussie zich geheel toespitste op de
fokkerij van dikbillen, waarbij de kal-
veren alléén met de keizersnede gebo-
ren worden. De Belgische delegatie
heeft dit toen vurig verdedigd tot groot
ongenoegen van anderen, de Zweden
voorop.

De Zweedse afgevaardigden hadden
nu een concept \'FVE Policy on

Breeding and Animal Welfare\' gepro-
duceerd. Hierin worden vier principes
genoemd die bij het fokken van dieren
moeten worden gerespecteerd:

1. Letale genen mogen niet erfelijk
overgedragen worden. (Zo ja, dan is
het mijns inziens snel met de fokke-
rij afgelopen).

2. Afwijkingen of defecten mogen niet
erfelijk overgedragen worden.

3. Het fokken mag niet gebruikt wor-
den om in te grijpen in het natuur-
lijke gedrag van de dieren.

4. Het fokken mag geen aanleiding ge-
ven tot geboorte- en voortplantings-
problemen.

Vervolgens worden in dit stuk deze
punten nader toegelicht.

Het was niet mogelijk gebleken om
een voor ieder aanvaardbare lijst met
genetische defecten samen te stellen.
Bij de selectie van dieren op specifieke
karakteristieken spelen zowel weten-
schappelijke als culturele overwegin-
gen een rol.

Er is weer flink gediscussieerd en het
stuk is na enige wijzigingen aanvaard.
Het zal aan de FVE-vergadering in no-
vember aangeboden worden in de
hoop dat dit als FVE-politiek zal wor-
den overgenomen. Voor de volgende
vergadering van de werkgroep zullen
de Zweden een op wetenschappelijke
gronden gebaseerde definitie van \'ge-
netische defecten\' presenteren.

Conventie van de Raad van Europa
voor de Bescherming van Landbouw-
huisdieren

Zodra een bepaald aantal lidstaten deze
Conventie getekend hadden, werd dit
Europese regelgeving. Aanbevelingen
voor het houden van diverse diersoor-
ten worden geproduceerd en regelma-
tig herzien. Deze documenten zijn ook
gebruikt door Oosteuropese landen als
basis voor wetgeving op het gebied van
dierenwelzijn, met het gevolg dat zij
soms vooruitlopen op de wetgeving in
de EU lidstaten.

De volgende aanbevelingen zijn door
de werkgroep besproken:

* Struisvogels.

* Eenden. De foie gras productie is uit
de aanbevelingen gehaald en zal in
een aanhangsel toegevoegd worden.
Het Wetenschappelijk Veterinair
Comité werkt aan een stuk over de
foie gras productie. Als dit gereed is
zal de werkgroep hierover verder
praten.

m • n

Il I HÉ i « i

ANIMAL WELFARE WORKING PARTY VAN DE FVE

* Ganzen.

* Kalkoenen.

* Pelsdieren. Met betrekking tot de
pootklemmen bestaat er een onbe-
vredigende situatie. Alhoewel het
Europese Parlement heeft besloten
tot een invoerverbod van bont van
dieren die in zulke klemmen zijn ge-
vangen en vaak op ellendige wijze
aan hun eind zijn gekomen, is dit
verbod door de EU Commissie niet
ingevoerd omdat men problemen
verwachtte met de Wereld Handels
Organisatie. Er zal nu bij politici ge-
lobbyd moeten worden.

* Gezelschapsdieren. Een interessant
Japans rapport over de behandeling
van deze dieren na de aardbeving in
Kobe is verschenen. Het is opval-
lend dat men er in geslaagd is om zo-
veel eigenaren en dieren weer bij el-
kaar te brengen.

In Scandinavië en op de Griekse ei-
landen ontstaan groter wordende
problemen met \'Summerhouse
cats\', katten die na de vakanties ach-
terblijven en verwilderen.

* Biotechnologie werkgroep. Op ver-
zoek van de Raad van Europa is deze
werkgroep opgericht in de Animal
Welfare Working Party. In deze
groep worden nu discussiestukken
geschreven over \'Novel Foods\',
Xenotransplantatie en Polymerase
Ketting Reacties.

EU-Zaken

De transportrichtlijn moest op 1 janu-
ari 1997 in iedere lidstaat in de natio-
nale wetgeving opgenomen zijn. Om
commerciële redenen hebben meer-
dere landen hier niet aan voldaan.
Voor zover bekend zijn nog nergens in
de EU de voorgeschreven posten om
dieren tijdens lange transporten af te
laden, te voederen, te drinken te geven
en te laten rusten, aanwezig.
In de Richtlijn 97/2 EEG zijn nu voor-
zieningen opgenomen om het ontstaan
van anaemie te voorkomen bij kalve-
ren en deze dieren te voorzien van
ruwvoer.

Nationale Rapporten
Oostenrijk

Het Parlement heeft voor een voorstel
gestemd om het gebruik van genetisch
gemodificeerde organismen te verbie-

-ocr page 272-

den. Ook is de commerciële struisvo-
gelhouderij verboden. Grootwinkelbe-
drijven verkopen alleen nog schar-
releieren. Vanwege de strenge trans-
portregels moeten diertransporten om-
wegen maken om Oostenrijk te mij-
den. Dit geeft welzijnsproblemen.

België

In een gezamenlijke actie van de twee
dierenartsenorganisaties, dierenbescher-
mers, hondenfokkers en handelaars
wordt het probleem van de zwerfhonden
aangepakt. Een werkgroep maakt aanbe-
velingen voor de methoden van anesthe-
sie van gezelschapsdieren en dierentuin-
dieren. Er wordt een positieve lijst
gemaakt van zoogdieren die als huisdier
zijn te houden en een lijst van reptielen is
in de maak. Voor alle honden wordt
identificatie en registratie verplicht.

Denemarken

Een nieuwe wet om het probleem van
de zwerfkatten te controleren is aan-
vaard. Het Deense Parlement zal waar-
schijnlijk voor een motie gaan stem-
men om het slachten zonder bedwel-
ming vooraf te verbieden. Aange-
drongen wordt op harmonisatie in de
EU.

Kroatië

Bij het ontstaan van de nieuwe wet op
het dierenwelzijn hebben de dierenart-
sen nauwelijks een inbreng gehad.

Finland

Vanaf 1 juli 1997 zijn de toegestane
activiteiten van hulpkrachten vastge-
legd.

De Finse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft de minister van
Landbouw verzocht om het inbrengen
van microchips in dieren alleen aan
dierenartsen toe te staan.

Frankrijk

Wetgeving eist permanente identifica-
tie van alle honden. Het inbrengen van
microchips mag alléén door dierenart-
sen gebeuren. Een evaluatie van de in-
vloed van de officiële dierenartsen en
de practici op het dierenwelzijn is
gaande.

Ierland

Het eerste slachthuis voor stmisvogels
is erkend. De toenemende diertrans-
porten vanuit Ierland eisen een goed
functionerend ANIMO-systeem. Dit is
nu niet het geval. Slachten zonder be-
dwelming vooraf is in discussie.

Engeland

Stmisvogels kunnen het beste gedood
worden op de boerderij en dan naar het
slachthuis worden gebracht voor ver-
dere verwerking.

Duitsland

Een nieuwe wet op het welzijn van
slachtdieren is aanvaard. Discussies
met hondenfokkersorganisaties zijn
gaande om het aantal erfelijke afwij-
kingen te reduceren.

Nederland

Rapporten van de Commissie Ethiek
over de welzijnsaspecten bij de fokke-
rij van gezelschapsdieren en nutsdie-
ren zijn verschenen. Het ingrepenbe-
sluit in de GWWD is besproken.

Slovenië

Grote problemen doen zich voor bij il-
legale veetransporten per schip.
Nationale wetgeving wordt in over-
eenstemming met EU-regelgeving ge-
bracht.

Zweden

Demonstraties tegen langdurende die-
rentransporten vinden geregeld plaats.
Wetgeving op het gebied van identifi-
catie en op welzijnsgebied is in de
maak. Het veterinair toezicht bij paar-
denshows geeft problemen.

Luxemburg

Het gebmik van genetisch gemodifi-
ceerde organismen is verboden.

Litouwen

Nationale veterinaire wetgeving wordt
geharmoniseerd met EU-regelgeving,
dierenwelzijn heeft een lage prioriteit.

Noorwegen

Welzijn van gekweekte vis is in discus-
sie, deze zomer wordt gerapporteerd.

Spanje

Dierenmishandeling is strafbaar ge-
worden. (Stierengevechten ook??) In
13 van de 17 departementen bestaat nu
wetgeving op het gebied van dieren-
welzijn.

J. Minderhoud.

MEIJ WINNAAR lAMS COMPANY AWARD 1997

Dr. B.P. Meij van de Kliniek voor Gezelschapsdieren heeft de lams Company
Award 1997 gewonnen met zijn artikel
\'Transphenoida! hypophysectomy in
beagle dogs; evaluation of a microsurgical technique
Dit artikel werd gepubli-
ceerd in Veterinary Surgery, het officiële orgaan van de European College of
Veterinary Surgeons. Dr. .Meij ontving de prijs, een 2.500 ECU cheque en het
bijbehorende certificaat, op 12 september 1997 tijdens het congres van de
European Society of Veterinary Internal Medicine in Lyon uit handen van
professor J.F. Cotard en dr. Chr. lehl (lams Pet Food International - Regional
Technical Manager Southern Europe).

hings\' disease bij de hond. Dr. Meij
heeft inmiddels verschillende prijzen
ontvangen voor zijn publicaties en is
op 30 oktober 1997 gepromoveerd in
Utrecht.

The lams Company heeft in 1995 de

Na ontvangst van de prijs sprak dr.
Meij zijn gehoor van mim 150 dieren-
artsen, vrijwel uitsluitend veterinaire
intemisten, toe en wees op het belang
van de gepubliceerde techniek in het
kader van de behandeling van Cus-

-ocr page 273-

lams Company Award ingesteld.
Auteurs onder de 36 jaar worden uitge-
nodigd artikelen op het gebied van kli-
nische research en basale research met
relevantie voor de praktijk, gepubli-
ceerd in een officieel veterinair weten-
schappelijk tijdschrift, te sturen aan de
onafhankelijke lams Award commisie.
De drie leden van deze commissie,
prof dr. J.P. Cotard (Paris), prof dr.
Quintavalla (Parma) en prof dr. D.

Bennett (Glasgow), hebben meer dan
30 artikelen, gepubliceerd tussen 1 juli
1996 en 1 juli 1997, beoordeeld voor
de lams Award 1997.

Jonge veterinaire auteurs worden van
harte uitgenodigd deel te nemen aan de
competitie voor de lams Company
Award 1998 door middel van het in-
sturen van tussen 1 juli 1997 en 1 juli
1998 in een Europees Tijdschrift voor

Diergeneeskunde gepubliceerde arti-
kelen (in viervoud met een CV van de
eerste auteur) aan de lams Company
Award commissie, mevrouw M. van
der Kraan, Luchthavenweg 67, 5657
EA te Eindhoven. Zowel pro- als retro-
spectieve studies met klinische rele-
vantie voor gezelschapsdieren, over-
zichtsartikelen en goede case reports
komen voor beoordeling in aanmer-
king, evenals artikelen gepubliceerd.

RW JAARVERSLAG OVER 1996 VERSCHENEN

Tegelijkertijd is de trend in de regelge-
ving dat ondernemers zelf verantwoor-
delijk worden voor de kwaliteit van hun
productieproces en hun product. Als on-
dernemers die trend goed oppakken,
dragen RVV en bedrijfsleven gezamen-
lijk zorg voor het beheersen van risico\'s
voor dier- en volksgezondheid en die-
renwelzijn. In de pluimveeslachtsector
is die trend het duidelijkst zichtbaar: ook
in 1996 is het aantal bedrijven gegroeid
dat de keuring aan de slachtband zelf
uitvoert, onder toezicht van de RVV.
In de roodvleesslachtsector is de moge-
lijkheid van het werken met bedrijfs-
keurders niet op korte termijn te ver-
wachten. Wel heeft de groeiende
aandacht voor ketenbewaking tot ge-
volg dat de keuring aan de slachtband
steeds meer het karakter zal krijgen van
een zichtkeuring. Toezicht en controle
op het totale productieproces vormen in
die situatie de belangrijkste taken van de
RVV.

Tegen die achtergrond startte in de zo-
mer van 1996 een discussie tussen de
RVV en georganiseerd bedrijfsleven
over de invoering van de ftinctie van
\'keuringsassistent\'. De keuringsassis-
tent zou kunnen worden ingezet voor de
keuring van één type slachtdier aan de
slachtband in de grote slachterijen.
Momenteel wordt in dat kader een
kleine groep medewerkers uit varkens-
slachterijen opgeleid tot keuringsassis-
tent aan de varkensslachtband.

\\ olksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn. Dat zijn de kernthema\'s
die het werk van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) be-
heersen. In 1996 bleek dat overduidelijk bij de preventieve ruiming van onge-
veer zestigduizend kalveren die waren ingevoerd uit het Verenigd
Koninkrijk. Deze maatregel vloeide voort uit de gedachte dat bij de productie
van levensmiddelen risico\'s voor de dier- en volksgezondheid zoveel mogelijk
moeten worden weggenomen.

Voor wat betreft het dierenwelzijn is er
in 1996 veel aandacht geweest voor de
Europese transportrichtlijn. De invoe-
ring daarvan is nog volop in ontwikke-
ling. De controle op het welzijn van die-
ren die over grote afstanden vervoerd
worden is een lastige zaak. Er zijn nog
geen officieel erkende plaatsen waar
dieren gedurende de reis verzorgd kun-
nen worden (halte-plaatsen) Ook moet
nog nader worden ingevuld aan welke
eisen voertuigen moeten voldoen waar-
mee vee langer dan acht uur wordt ver-
voerd.

COMMUNICATIE, AUTOMATISERING. COMPUTER

^l^imiBii

In mijn eerste maand bij de NCI heb
ik gemerkt dat er nogal wat verwar-
ring bestaat over de bovenstaande
termen. De meeste mensen zien niet
zoveel verschil tussen \'t één en \'t an-
der. Maar zoals reeds vermoed kan
worden, dat is er wel. Sinds de komst
van de computer hangt er een imago
van ingewikkeldheid omheen, zorg-
vuldig in stand gehouden door de
computerdeskundigen. In grote delen
van de wereld is het aanzien van ons
(informatici) nog steeds verbluffend,
misschien zelfs wel te vergelijken
met dat van artsen.

Dat voetstuk is wel leuk, maar in de
praktijk komt het erop neer dat de
hard- en softwareleveranciers nog
heel wat steekjes kunnen laten vallen
voordat ze het zwaar in de portemon-
nee gaan voelen. Met wat bluf en een
wagonlading onbegrijpelijke woor-
den en afkortingen kom je een heel
eind. Zo extreem als hier geschetst
wordt het gelukkig steeds minder in
steeds meer branches, maar toch, ik
maak mij wel zorgen over die kloof
die maar niet verdwijnt. Vroeger had-
den we een generatiekloof, daar lijkt
een digitale voor in de plaats geko-
men.

-ocr page 274-

Communicatie kennen we wel, even
voor de goede orde: wij communiceren
door middel van visite, post, telefoon,
telex, fax, radio, televisie, pinapparaat,
en computer. De klassieke middelen
verliezen steeds meer terrein. De radio
is er nog slechts voor de achtergrond-
herrie. De telefoon krabbelt als mobiel
kreng weer wat terug na jarenlange er-
gemis over onbereikbaarheid van men-
sen op de werkplek. Tijd om bij elkaar
op visite te gaan hebben we steeds min-
der. De televisie is over zijn hoogte-
punt heen en de telex heeft het ook wel
gehad. Tja, de fax; dat kan toch eigen-
lijk ook niet meer, althans die ouder-
wetse. Duurt allemaal zo lang voor een
pagina over is: wel een minuut!
Met de computer kunnen we tegen-
woordig de elektronische snelweg op.
Althans, de lijnen liggen er, we kunnen
inderdaad overal heen. Maar verder is
de inhoud nog schamel in het alge-
meen, veel zogenaamde
websites zijn
er wel, maar er zit meestal nog niks
achter. De KNMvD heeft ook een
website, met een
homepage. Na aan-
roepen van die homepage kom je in-
derdaad nog niet verder. Het is net
zoiets als het kaft van het diergenees-
kundig jaarboek: zonder achterlig-
gende pagina\'s heb je nog geen infor-
matie.

Toch is het te verwachten dat in de ko-
mende tijd de ontwikkeling van de
communicatie via de computer enorm
versneld zal plaatsvinden.

Automatisering kent ook iedereen
wel: computerprogramma\'s om je ad-
ministratie mee te doen, als het goed is
veel sneller en comfortabeler dan
vroeger met kaartenbakken, kasboe-
ken en bewerkelijke rekeningen-
schrijverij. Ook processen kun je auto-
matiseren, denk aan de wekker op het
nachtkastje, toegangscodes op geslo-
ten (beveiligde) deuren, automatisch
brandalarm, licht-, temperatuur- en
vochtcontrole in kassen, de nieuwste
automodellen met allerlei \'computer\'-
foeijes.

Communicatie en automatisering heb-
ben in beginsel niet veel met elkaar te
maken (al kun je communicatie na-
tuurlijk wel automatiseren). Er wordt
zelfs wel met zorg gekeken naar com-
putergekke jeugd die door de beeld-
schermmanie geremd zou worden in
het ontwikkelen van communicatieve
vaardigheden.

De computer is het apparaat waarop je
communicatie en automatisering
draaien.

Omdat de automatisering middels de
computer eerder ontwikkeld werd dan
de communicatie via de computer, zijn
we geneigd te denken dat we ook in die
volgorde moeten denken bij het toepas-
sen van de computer in bijvoorbeeld de
dierenartsenpraktijk. Maar voor ie-
mand die tot nu toe nog helemaal geen
computer heeft, hoeft dat helemaal
niet. De logica daarvan hoop ik met het
voorgaande proza bewezen te hebben.

Conclusie

Alle dierenartsen die nog geen compu-
ter gebruiken in hun praktijk en die
overwegen dat ze het misschien toch
wel willen, raad ik aan om eens enkele
vragen voor zichzelf te beantwoorden:
* overweeg ik het omdat ik vind dat ik
met mijn tijd moet meegaan? (uitste-
kende beweegreden overigens, van-
uit strategisch oogpunt)
of wil ik het omdat ik vastloop met
mijn administratie, financiële admi-
nistratie, voorraadadministratie, pa-
tiënten-, cliëntenbeheer, etcetera?

Indien uw beantwoording respectieve-
lijk ja - nee is, overweeg dan eens om
te beginnen met een PC, waarop u
Windows 95 en een Officepakket (met
tekstverwerker, agenda, en nog veel
meer) laat zetten en een internetabon-
nement te nemen. U kunt dan eens met
de tekstverwerker spelen en met het in-
temetpakket. De tegenwoordige pak-
ketten werken met betekenisvolle
plaatjes, die je al ongeveer vertellen
wat de functie erachter doet en je kunt
ze zomaar aanklikken en alles gaat
vanzelf De drempelvrees is tegen-
woordig veel makkelijker te overwin-
nen dan voorheen, omdat het allemaal
zo\'n stuk \'gebruiksvriendelijker\' in el-
kaar steekt.

NAJAARSDAG 1997 SPETTEREND!

Op zaterdag 29 november 1997 zal in
De Reehorst te Ede de jaarlijkse
Najaarsdag van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren gehouden
worden. Dit jaar gaat het om een spe-
ciale Najaarsdag want tegelijkertijd
zal het
tiende lustrum van de GGG
worden gevierd.

Onder het motto \'Spetterend\' brengen
wij u allereerst een zeer veelzijdig dag-
programma, waarin wij hebben ge-
tracht zoveel mogelijk facetten van het
aandachtsgebied van de GGG te be-

Het programma ziet er als volgt uit:

09.00 uur Inschrijving

09.25 uur Drs. H. van Herpen, Opening.

09.30-10.00 uur Drs. H. Vaarkamp; De plaats van de apotheek in de dierenartsenpraktijk in
de 21e eeuw.

10.00-10.30 uur Prof. dr. dr. H.C.M.C. Horzinek; Wordt er nog geënt in de volgende eeuw?
10.30-11.00 uur Mevr. drs. J.D. Sinke; Atopische dermatitis bij hond en kat.
11.30-12.00 uur Dr. A.A.M.E. Lubberink; De eerste aanpak van thoraxtrauma.
12.00-12.30 uur Drs. l.C.A.M. van Oosterhout; De aanpak van nasale aspergillose.
12.30-14.15 uur Lunch.

14.15-14.45 uur Drs. H.P. Meyer; Vroeg-diagnostiek chronische nierinsufïicientie.
14.45-15.15 uur Prof dr. H.J
.J. van Bree; Arthroscopie: de mogelijkheden bij gezelschaps-
dieren.

16.00-16.30 uur Drs. J. Kirpensteijn; Milttumoren: wel of niet OK?
16.30-17.00 uur Prof dr. J.E. Gajentaan; Het toekomstperspectief van de gezelschapsdie-
renpraktijk.

lichten. De nadruk ligt, zoals gebruike-
lijk op de Najaarsdag, op de praktijkge-
richte onderwerpen, maar ook specia-

listische items komen ruim aan bod!
Aansluitend aan dit dagprogramma
wordt u getrakteerd op een
spetterend

-ocr page 275-

IM

^GGG SOjaar"^

Lustrum Najaarsdag^

Ein:, 29-\\oy.l99-

verjaardagsfeest met een uitgebreide

borrel, een buffet en muziek!

Wij hopen dat u allen dit tiende lus-
trum met ons komt vieren! Exclusieve
sponsoring door Virbac.
De Najaarsdag 1997 zal gehouden
worden op zaterdag 29 november 1997
in het Congrescentrum de Reehorst te
Ede. Indien u zich nog niet heeft aan-
gemeld is dat nog mogelijk op 29 no-
vember in De Reehorst vanaf 08.45
uur. Er geldt dan wel een toeslag van
ƒ 25,- op de congreskosten die normaal
ƒ110,- (voor GGG/SAVAB-leden) of
ƒ 140,- (voor niet-leden), of ƒ 50,-
voor studenten bedragen.

Noteert u: De Najaarsdag.

Datum: Zaterdag 29 november 1997.
Plaats: De Reehorst te Ede.
Tijd: 09.00 uur tot 21.00 uur.

yirbac

diergeneesmiddelen

TIENDE STUDIEDAG VEEG: BIOLOGIE EN MANAGEMENT
VAN DIERZIEKTE-UITBRAKEN

Tijdens de studiedag worden verschil-
lende voordrachten gehouden, allen in
het Engels. De voordrachten zijn gebun-
deld in een Proceedings en voorzien van
een Nederlandse samenvatting. Toe-
gang voor leden is gratis, voor belang-
stellende niet-leden kan de dag worden
bijgewoond voor ƒ 25,- (met verstrek-
king van de Proceedings). Opgave voor
deelname vóór 6 november 1997 ken-
baar maken bij de organisatie. Voor op-
gave van lunch en/of diner (respectieve-
lijk ƒ 9,- en ƒ 40,-), gelieve contact op te
nemen met de organisatie.

De studiedag wordt om 9.50 uur ge-
opend door de VEEC-voorzitter Ynte
Hein Schukken (NL). Om 10.00 uur zal
het symposium worden ingeleid door de
ministers van Landbouw van België en
Nederland. Om 10.15 uur start dan de
eerste lezing, die wordt verzorgd door
Mark Woolhouse (UK), met als titel
\'Epidemiologie van BSE en scrapie\'.
Vervolgens vertelt Hans Laevens (B)
over \'Binnen-bedrijf transmissie en
diagnose van klassieke varkenspest\'.
Hierna vertelt Arjan Stegeman (NL)
over \'Tussen-bedrijf transmissie van
klassieke varkenspest\' en om 11.45 uur
W. Leyk (D) over \'De Duitse visie op
het non-vaccinatiebeleid van de EU en
de relatie varkenshouder-overheid\'. De
laatste lezing voor de lunch wordt ver-
zorgd door Hein Imbrechts (B) en heeft
als titel \'Opsporing van Salmonella bij
pluimvee in België\'.
Na de lunch hervatten Aalt Dijkhuizen
(NL) en Jaques Viaene (B) om 14.00
uur het programma weer met een lezing
over \'Een economisch raamwerk voor
het analyseren van dierziekten en hun
bestrijding\'. Vervolgens vertelt Jan van
Oirschot (NL) over \'Snelle diagnostiek
en snelle vaccins bij uitbraken van dier-
ziekten\' en Kris De Clercq (B) over \'De
detectie van anti lichamen tegen non-
stmcturele eiwitten van het mond-en-
klauwzeer virus voor het differentiëren
van geïnfecteerde en gevaccineerde die-
ren\'. Na de theepauze (van 15.00 tot
15.30 uur) komen A. Laddomada (I) en
J.M. Westergaard (DK) aan bod met een
lezing over \'Non-vaccinatie politiek van
de EU en het potentiële gebmik van
marker vaccins in uitbraken\'. A.
Thiermann (USA) vertelt over \'Rechten
en verplichtingen voor het onderhouden
van een diergezondheidstatus: een
standpunt uit de USA\'. Vervolgens ko-
men Piet Vanthemsche (B) en een verte-
genwoordiger van het Nederlandse mi-
nisterie van LNV aan bod met een
uiteenzetting over \'Hoe ziet de overheid
haar rol binnen de dierziektebestrij-
ding\'. Om 17.00 uur zal een paneldis-
cussie plaatsvinden onder leiding van
VEE-voorzitter Hubert Deluycker(B).
Om 17.30 uur is er een borrel en aanslui-
tend een diner-buffet. Om 19.30 uur zal
Peter de Leeuw (NL) vertellen over de
\'Organisatie-structuur en strategie Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Neder-
land\' en zullen ook nog rondleidingen
door het gebouw locatie Boxtel ver-
zorgd worden. Om 21.00 uur wordt de
studiedag afgesloten.
Voor meer informatie kan men contact
opnemen met de organisatie van de stu-
diedag: Armin R.W. Eibers, telefoon:
0411-659419. fax: 0411-659455 of e-
mail: GDBo.xtel@gdvdieren. nl.

Dit jaar viert de Belgische Vereniging voor Epidemiologie en Economie
(VEE) haar vijfjarig - en de Nederlandse Vereniging voor Epidemiologie en
Economie (VEEG) haar tienjarig bestaan met een gezamenlijke studiedag op
donderdag 20 november 1997 bij de Gezondheidsdienst voor Dieren aan de
\'Vlolenwijkseweg48 te Boxtel. Het thema van de studiedag zal zijn
\'Biologieen
management van dierziekte-uitbraken\'.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op
bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van
regels gelieve geen harde returns te geven.

-ocr page 276-

Tegelijk met het bekendmaken van de
nieuwe naam, nam een \'oud\' gezicht af-
scheid van de organisatie. De heer J.H.
Kers droeg zijn taak van voorzitter over
aan R.C. Jas, na 25 jaar lang betrokken
te zijn geweest bij het lief en leed van de
VKH. Hij feliciteerde de vereniging met
de nieuwe naam, die ten eerste de lading
minstens even goed dekt als de vorige,
maar die ook een stuk beter uit te spre-
ken is. Het symposium mocht rekenen
op een grote belangstelling van overheid
en bedrijfsleven. Rob Fmithof (bekend
van het televisieprogramma Waku
Waku) trad op als extern presentator en
sloot het symposium af met een humo-
ristische presentatie van de eigenaardige
relatie tussen mens en dier. De heer
Blankert, voorzitter VNO-NCW, sprak
over de economische impact van de
voedingsindustrie voor gezelschapsdie-
ren op de Nederlandse markt. VNP-
NCW is de grootste centrale onderne-
mingsorganisatie van Nederland en
behartigt de gemeenschappelijke belan-
gen van ruim 80.000 ondememingen
(industrie, zakelijke dienstveriening.

NIEUWE NAAM VÜQR 25-JARIGE VKH:

NEDERLANDSE VOEDINGSINDUSTRIE
GEZELSCHAPSDIEREN (NVG)

Donderdag 25 september 1997 heeft de Nederlandse Vereniging van fabri-
kanten en importeurs van samengesteld voedsel (VKH) haar 25-jarig bestaan
gevierd met een feestelijk lunchsymposium over de \'maatschappelijke en eco-
nomische aspecten van het houden van huisdieren.\' Tijdens het symposium
werd de nieuwe naam voor de VKH, Nederlandse Voedingsindustrie
Gezelschapsdieren (NVG), bekend gemaakt, met de presentatie van de
nieuwe huistijl van de branche-organisatie.

bouw en detailhandel). Aan voedsel en
andere benodigdheden voor huisdieren
wordt in Nederland zo\'n 1,7 miljard gul-
den per jaar uitgegeven. Aan voedsel al-
leen wordt gezamenlijk ongeveer even-
veel uitgegeven als aan kinderopvang.
Belangrijk voor de stormachtige groei
die de markt voor kant- en klare diervoe-
ding heeft doorgemaakt zijn de toegeno-
men welvaart en de (nog steeds) veran-
derende positie van het dier in onze
samenleving. Mevrouw Endenburg, so-
ciaal wetenschapper en deskundige op
het gebied van de relatie mens-dier, be-
lichtte deze veranderende positie van
het dier; het gezelschapsdier wordt meer
en meer als een gezinslid beschouwd en
behandeld. Daarbij is bewezen dat die-
ren een gunstige invloed uitoefenen op
de gezondheid van hun eigenaar.
Endenburg verricht momenteel onder-
zoek naar de invloed van gezelschaps-
dieren op de sociaal-emotionele en de
cognitieve ontwikkeling van kinderen.
Tweede Kamer-lid Pastoors (VVD)
ging in op de rol van de politiek op het
houden van huisdieren. De VVD is na-
dmkkelijk voorstander van zelfregule-
ring waar het gaat om de invulling van
wetgeving op het gebied van gezond-
heid en welzijn van gezelschapsdieren.

EFFECTS OF NEWCASTLE DISEASE VACCINS AND NEWCASTLE
DISEASE/INFECTIOUS BRONCHITIS COMBINATION VACCINS ON
THE HEAD-ASSOCIATED LYMPHOID TISSUES OF THE CHICKEN

Referaten

R. Montgomery, W. Maslin, and C.
Bovle. Avian Diseases 1997; 41: 399-
406.

Verschillende delen van de kop van een
kip bevatten lymfoid weefsel, zoals de
traanklier (LG), de klier van Harder
(GH), de nasale mucosa en de conjunc-
tiva. Deze weefsels worden gezamen-
lijk het \'head associated lymphoid tis-
sue\' (HALT) genoemd en maken deel
uit van het lokale immuunsysteem. De
auteurs menen dat indien het HALT
wordt onderdrukt het organisme meer
risico op infectie loopt.
In dit onderzoek worden tien Newcastle
Disease (NCD)-vaccins (La Sota, BI,
VG Georgia) en tien NCD/Infectieuze
Bronchitis (IB) (Mass&Conn, Mass&

Ark, Mass)-vaccins getest. In een eerder
onderzoek van dezelfde auteur (Av Dis
1994; 38: 847-56) werden 16 IB-vac-
cins volgens hetzelfde protocol getest.
Twee weken oude SPF-kuikens werden
door middel van de oogdmppelme-
thode in beide ogen geënt met de be-
treffende entstoffen. Zeventien dagen
later kregen de dieren een suspensie
met dode Brucella abortus-bacteriën in
beide ogen toegediend. Dit werd na drie
dagen herhaald. Tien dagen na de eerste
bacterie-toediening werden monsters
verzameld. In traanvocht werd de antili-
chaamtiter tegen B. abortus bepaald, in
semm de antilichaamtiters tegen NCD
en IBV, en weefsels werden door mid-
del van histologisch onderzoek ge-
scoord op de aanwezigheid van plas-
macellen en lymfocyten.
In de experimenten met de NCD-vac-
cins verschilden de titers in traanvocht
van de proefgroepen niet significant
met die van de positieve controlegroep
(niet gevaccineerd, wel B. abortus toe-
gediend gekregen). De titers van de ne-
gatieve controlegroep (niet behandeld)
lagen 4 log titer lager.
In de experimenten met de combinatie-
vaccins gaven drie proefgroepen een
significant lagere NCD-titer in traan-
vocht dan de positieve controle.
In alle experimenten werd een toename
van lymfocyten in verschillende weef-
sels waargenomen. Deze histologische
veranderingen geven echter geen ver-
klaring voor de depressie van de klier
van Harder, maar zijn waarschijnlijk
een reactie op de vaccinatie. De antili-
chamen tegen IBV en NCD in het se-
mm, werden bepaald om de vaccinatie
te controleren.

De tien NCD-vaccins gaven geen GH-
depressie. In het vorige onderzoek ver-
oorzaakten zes van de zestien IB-vac-
cins (3xHolland, 2xArk, IxMass)

-ocr page 277-

GH-depressie. Drie van de tien IB/NCD
vaccins (2xLa Sota/Mass & Conn, 1 x
Bl/Mass & Conn) veroorzaaicten even-
eens depressie van de GH. Omdat maar
één van de vier geteste BI/Mass &
Conn-vaccins depressie gaf terwijl
beide La Sota/Mass & Conn-vaccins dit
deden, wordt geconcludeerd dat La Sota

In deze mbriek treft u infonnatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod^pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.mu.nl/paod.

Beoordeling cytologische preparaten

(97.139), 25 november 1997, 20 janu-
ari en 17 febmari 1998, drie dinsdag-
middagen van 14.00 tot 17.00 uur.
Vergadercentmm \'Descartes\', Utrecht/
De Uithof. Cursusprijs ƒ985,-.

Tijdens deze cursus zal ingegaan wor-
den op de wijze waarop preparaten cy-
tologisch beoordeeld kunnen worden.
Naast een algemeen deel, waarin het
onderscheid wordt behandeld tussen
de verschillende weefseltypen, tussen
benigne en maligne tumoren en tussen
de verschillende ontstekingtypen, zal
er een deel over huidlesies en een deel
over lymfeklieren gaan. Telkens wordt
na een inleiding de cursist de gelegen-
heid geboden om met microscopen
zelf diverse preparaten te beoordelen.

Cursusleider is dr. E. Teske, specialist
inteme geneeskunde, Vakgroep Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren,
FdD.

Veterinaire volksgezondheid: \'Ant-
woorden op uw vragen\'
(97.142),
woensdag 12 november 1997, 13.30 -
17.00 uur, Woudschoten Conferentie-
centmm, Zeist. Cursusprijs ƒ 250,-.

De (vermeende) risico\'s voor de mens
verbonden aan het houden van dieren,
halen regelmatig het nieuws. Voor de
de GH-depressie potentieert.
Verder werd opgemerkt dat er geen re-
latie lijkt te bestaan tussen de hoogte
van de serologische respons en de GH-
respons. De vaccins die La Sota bevat-
ten geven hogere titers tegen NCD. En
de IB/NCD-vaccins geven lagere
NCD-titers dan de NCD-vaccins.

eigenaar van een huisdier is de dieren-
arts een niet te onderschatten informa-
tiebron. De cursus richt zich op de
raakvlakken tussen de diergenees-
kunde en de geneeskunde. Inleiders uit
beide disciplines gaan in op een aantal
actuele onderwerpen en op de in de
praktijk meest gehoorde vragen. Zin
en onzin van verschillende, veelge-
hoorde opmerkingen en adviezen wor-
den naast elkaar gezet.
Cursusleider: Prof dr. F. van Knapen,
specialist veterinaire volksgezond-
heid, Vakgroep VVDO, FdD. U mag
uw huisarts meebrengen!

\'En hoe nu verder.......?\', de prakti-
sche aanpak van diagnostische pro-
blemen GD
(97.131), donderdag 20
november 1997, 13.30 tot 17.00 uur,
\'De Wagenrenk\', Wageningen. Cursus-
prijs ƒ 275,-.

In het eerste deel van deze cursus wor-
den patiënten gedemonstreerd welke
ter nadere diagnostiek van een inter-
nistisch of chirurgisch probleem ver-
wezen werden naar \'De Wagenrenk\'.
Aan de hand van de anamnese en de
beschikbare aanvullende informatie
(gegevens van laboratoriumonder-
zoek, ECG, röntgenonderzoek) zal be-
sproken worden welke aanvullende
diagnostische methoden gebmikt wer-
den om tot een behandelingsplan van
de betreffende patiënt te komen, met
speciale aandacht voor die onder-
zoeksmethoden welke ook in de prak-
tijk toepasbaar zijn.

Tijdens het tweede deel van elke cur-
sus is er gelegenheid een aantal, door
de cursisten meegebrachte problemen
ten aanzien van nadere diagnostiek te
bespreken. De cursusleiders zijn dr.
A.A.M.E. Lubberink, specialist chi-
mrgie der gezelschapsdieren en drs.
J.W. Garretsen, specialist veterinaire
radiologie.

Aangezien het tweede gedeelte van de
cursus qua tijdsbesteding afhankelijk

Tot slot waarschuwen de auteurs dit on-
derzoek niet te lezen als een \'consu-
mentenbondtest\', maar bewust te zijn
van het potentiële gevaar van een aantal
vaccins, omdat ze het organisme kun-
nen beperken in zijn immuunrespons.

L. van Veen

is van het aantal door de cursisten mee-
gebrachte patiënten gegevens/proble-
men. moet rekening gehouden worden
met een later sluitingstijdstip van deze
cursus.

Certificatie (97.704) donderdag 20 en
vrijdag 21 november 1997, Woud-
schoten Conferentiecentmm, Zeist.
Cursusprijs ƒ 1200,- inclusief over-
nachting.

Deze, vanuit de Projectgroep Cer-
tificering/Kwaliteitszorg opgezette,
cursus beoogt ten eerste het verduide-
lijken van de Kwaliteitsrichtlijn Die-
renartsenpraktijken en ten tweede zal
de haalbaarheid van een kwaliteitssys-
teem in de eigen praktijk met behulp
van de toetscriteria duidelijk worden
gemaakt. Vanuit verschillende invals-
hoeken komen de volgende onderwer-
pen aan bod: De feiten die een dier-
geneeskundig kwaliteitszorgsysteem
noodzakelijk maken; Certificeren is
een manier van denken; Het protocol
en de werkinstmctie; De kwaliteits-
richtlijn, vertaald naar de praktijk; De
registratie van de veterinaire activitei-
ten; Praktijkgebouwen en inventaris,
knelpunten en oplossingen; Apo-
theekbeheer, de verwoording in het
Kwaliteitshandboek; Hoe leggen we
nieuwe ontwikkelingen vast?; De
ARBO-wet, toegespitst op de veteri-
naire praktijk; Praktisch oefenen in het
maken van protocollen en werkinstruc-
ties; Functiebeschrijving en organo-
gram; Organisatie diergeneeskundige
begeleiding; De Klachtenprocedure,
Hoe onderhouden we onze kennis?;
Werkoverleg en inteme audit; Het
Kwaliteitshandboek.

Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus wordt voldoende ruimte ge-
boden tot discussie. De cursusleider is
drs. J.A. Westerbeek, Veterinair Cen-
tmm Someren.

-ocr page 278-

Inmemoriam

/ ,

PAULA STRAVER

Op 13 april 1997 overleed Paula
Straver.

Ze was afgestudeerd in 1953. Na
enige omzwervingen in de praktijk
begon ze haar laboratoriumloopbaan
in 1959 hij het toenmalige Staats
Veeartsenij kundig Onderzoekings
Instituut, later de Afdeling Virologie
van het CDI, in Amsterdam. Zij is het
laboratorium en het CDI trouw ge-
bleven tot haar pensionering in 1991.
In Amsterdam was zij de enige vrou-
welijke onderzoeker in een klein
team. De veterinaire virologie was in
opkomst, nieuwe celh^eektechnieken
boden nieuwe mogelijkheden. Het
was pionierswerk aan de laboratori-
umtafel. Dit kleinschalige werk lag
Paula, daarbij was ze handvaardig.
Eén van haar leerlingen heeft eens
gezegd: \'Ze voelt de cellen aan, ze
kan ermee praten\'.

Haar loopbaan heeft zich aan de la-
boratoriumtafel afgespeeld. Ze iso-
leerde een aantal voor ons land
nieuwe virussen van grote huisdieren
en deed onderzoek naar hun ver-
spreiding. Een aantal jonge onder-
zoekers heeft aan haar hand het vak
geleerd. Voor verschillende van hen
was de samenwerking een unieke er-
varing.

Paula was niet ambitieus, ze meed de
schijnwerpers. Ze schuwde het hou-
den van voordrachten en schreef niet
gemakkelijk. Ze floreerde het best in
een uitgebalanceerd onderzoeksteam
waarin ieder zijn eigen rol had en
zijn eigen interesses en expertise in-
bracht. Het liefst zag ze haar resulta-
ten geïntegreerd in publicaties samen
met anderen.

Paula heeft in de loop van de jaren
gepubliceerd of bijgedragen aan pu-
blicaties over een tiental virusziekten
van grote huisdieren. Speciale aan-
dacht kregen daarbij infecties met
respirator}\' syncytial virus, BHVI en
intra-uterine infecties met BVD-
virus.

Bij haar medewerkers was Paula
populair. Haar gelijkmatige humeur
zal daarbij een rol gespeeld hebben.
Zij wist haar medewerkers te motive-
ren en joeg ze niet op. Verschillende
van hen heeft ze zelf de beginselen
van het vak moeten bijbrengen, daar
slaagde ze uitstekend in. Ze had be-
langstelling voor het wel en wee van
haar mensen. Met verschillende van
hen onderhield ze tot aan haar over-
lijden vriendschappelijke contacten.

Ook buiten haar werksfeer was Paula
bescheiden en tolerant. Ze onder-
hield vriendschappelijke relaties met
mensen met zeer uiteenlopende ach-
tergronden. Tegen haar pensionering
had ze opgezien, maar ze slaagde er
uitstekend in haar tijd met haar hob-
by\'s te vullen, haar tuin met de fuch-
sia-kwekerij, haar hond, kamermu-
ziek.

Paula heeft een aantal jaren geleefd
onder de druk van gezondheidspro-
blemen, die ze echter tot op het laatst
goed aankon. Het laatste jaar was
moeilijk. Haar onafhankelijkheid
was haar hoogste goed en ze gedijde
het best in haar eigen, vertrouwde
omgeving met tuin en hond. Die onaf-
hankelijkheid werd bedreigd toen
haar gezondheid achteruit ging.
maar dankzij de actieve hulp van veel
vrienden om haar heen heeft zij tot
enkele weken voor haar overlijden in
haar eigen omgeving kunnen blijven.
Op 18 april hebben wij definitief af-
scheid van haar moeten nemen.
Paula was voor ons een vaste
waarde. Zij wordt gemist.

P. W. de Leeuw
J. T. van Oir.schot
J. G. van Bekkum

-ocr page 279-

Vanaf 1 januari 1998 zullen er veran-
deringen komen op het terrein van de
WAO (Wet op de Arbeidsongeschik-
theidsverzekering). Op deze datum zal
namelijk de Wet PEMBA in werking
treden. PEMBA staat voor: Premie-
differentiatie En Marktwerking Bij
Arbeidsongeschiktheid: zoals de naam
al aangeeft gaat het om de financiering
van de WAO. Voor alle duidelijkheid:
inhoudelijk zal er ten aanzien van de
WAO niets veranderen. Dus de
hoogte, de duur en het recht op een
WAO-uitkering zullen ongewijzigd
blijven. Werknemers zullen niet veel
merken van de veranderingen in de
WAO.

Veranderingen

Per 1 januari aanstaande wordt in de fi-
nanciering van de WAO een differen-
tiatie ingevoerd. Simpel gezegd komt
het erop neer dat werkgevers die veel
werknemers \'uitstoten\' naar de WAO
een hogere premie gaan betalen; daar-
entegen gaan werkgevers van wie wei-
nig werknemers in de WAO terechtko-
men een lagere premie betalen. Met
andere woorden: een hoog WAO-ri-
sico betekent een hoge premie, een
laag WAO-risico leidt tot een lage pre-
mie. Nieuw daarbij is ook dat de
WAO-premie een volledige werkge-
verspremie wordt. De WAO-premie
zal bestaan uit:

- een basispremie die voor elke onder-
neming gelijk is;

- een gedifferentieerde premie, die
voor elke onderneming apart wordt
vastgesteld en die afhankelijk is van
hoeveel werknemers van die onder-
neming in de WAO terechtkomen.

Basispremie

Elke werkgever moet de basispremie
betalen. De basispremie wordt ge-
bruikt om alle WAO-uitkeringen te be-
talen die vóór 1 januari 1998 zijn inge-
gaan. Daamaast worden uit de
basispremie de uitkeringen betaald die
na 1 januari 1998 ontstaan, maaralleen
voorzover deze uitkeringen langer du-
ren dan vijfjaar. De basispremie voor
1998 is vastgesteld op 7,6% van de
(premieplichtige) loonsom.

DE NIEUWE WAD-REGELING: DE WET PEMBA

Gedifferentieerde premie

De gedifferentieerde premie wordt ge-
bruikt om WAO-uitkeringen te betalen
die na 1 januari 1998 ontstaan, maar
daarbij gaat het alleen om de eerste vijf
jaar van uitkering. Afhankelijk van het
risico met betrekking tot arbeidsonge-
schiktheid in de onderneming, wordt
er een korting of opslag gegeven op de
landelijk vastgestelde gemiddelde pre-
mie. Voor het jaar 1998 is deze premie
vastgesteld op 0,30% van de (premie-
plichtige) loonsom.

Ontwikkeling

De basispremie zal de komende jaren
geleidelijk gaan dalen totdat een sta-
biele situatie ontstaat. Immers, vanaf 1
januari 1998 worden de nieuwe uitke-
ringen de eerste vijfjaar betaald uit de
gedifferentieerde premie.
De gedifferentieerde premie zal daar-
entegen de komende jaren gaan stij-
gen, want op 1 januari 1998 beginnen
we met \'nul\' uitkeringen. Na vijfjaar
zal een stabiele situatie worden bereikt
(de uitstroom is dan waarschijnlijk ge-
lijk aan de instroom).

Korting of opslag?

Iedere werkgever zal bericht ontvan-
gen van de bedrijfsvereniging - tegen-
woordig \'uitvoeringsinstelling\' (UVl)
geheten - over de korting of de opslag
op de gedifferentieerde premie. Kleine
ondememingen betalen in 1998 mini-
maal 0,22% en maximaal 0,84%.
Grote ondememingen betalen in 1998
minimaal 0% en maximaal 1,12%. Het
verschil tussen \'klein\' en \'groot\' heeft
te maken met het totale premieloon; is
dat over 1996 hoger dan ƒ 675.000,-
dan spreken we over een grote onder-
neming.

Eigen risico

De werkgever is niet verplicht de ge-
differentieerde premie te betalen: de
werkgever kan ervoor kiezen om een
zogenaamde \'eigen risicodrager\' te
worden. Dat betekent dat de werkge-
ver de kosten van de WAO-uitkerin-
gen van de werknemers zelf gaat beta-
len gedurende de eerste vijf jaar.
Simpel gezegd ontstaat er een \'voorde-
lige\' situatie wanneer geen van de
werknemers arbeidsongeschikt raakt.
Raakt een werknemer echter arbeids-
ongeschikt, dan betaalt de werkgever
zelf de arbeidsongeschiktheidsuitke-
ring gedurende de eerste vijfjaar. De
werkgever kan er vervolgens voor kie-
zen dit risico geheel of gedeeltelijk
particulier te verzekeren.
Als een werkgever besluit eigen risico-
drager te worden, moet een bank of
verzekeraar kunnen garanderen dat de
WAO-verplichtingen jegens de werk-
nemers altijd worden nagekomen. Ook
als de onderneming onverhoopt failliet
zou gaan of zou ophouden te bestaan.

WAO wordt werkgeverspremie

De huidige premie voor de WAO
wordt betaald door werknemers zelf;
de werkgever houdt de premie in op
het bruto salaris. Vanaf 1 januari 1998
gaat dat veranderen: de WAO-premie
(dus zowel de gedifferentieerde pre-
mie als de basispremie) komt in zijn
geheel voor rekening van de werkge-
ver. Als compensatie gaat de werkge-
ver minder overhevelingstoeslag beta-
len. De wijziging heeft dus geen
invloed op de totale loonkosten.

Wel of niet eigen risicodrager wor-
den?

Zoals het er nu naar uitziet is het niet
aantrekkelijk om eigen risicodrager te
worden. De werkgever zal namelijk
het risico van het zelf betalen van ar-
beidsongeschiktheidsuitkeringen par-
ticulier moeten verzekeren. De parti-
culiere verzekeraar is wettelijk
verplicht om de premie te baseren op
de te verwachten kosten in de ko-
mendevijfjaar.

De gedifferentieerde premie die de
uitvoeringsinstelling berekent aan de
werkgever is daarentegen gebaseerd
op de kosten die in het betreffende jaar
betaald zullen moeten worden; feite-
lijk komt dat neer op een omslagstel-
sel. In 1998 is die premie dus laag,
omdat dan slechts de eerste WAO-uit-
keringen uit de opbrengst van de ge-
differentieerde premie betaald hoeven
te worden.

In de loop van de volgende jaren zal de
gedifferentieerde premie van de uit-
voeringsinstelling steeds hoger wor-
den (er moeten steeds meer uitkerin-
gen betaald worden). Pas na een aantal
jaren komt er een moment waarop de
particuliere verzekeraar met een lagere
premie kan komen dan de uitvoerings-
instelling.

Advies aan de dierenarts-werkgever

Gezien het bovenstaande raadt de
KNMvD de dierenarts-werkgever aan

-ocr page 280-

geen eigen risicodrager te worden. De
basispremie en de gedifferentieerde
premie wordt u dan gewoon door de
uitvoeringsinstelling in rekening ge-
bracht. U kunt rustig afwachten tot het
moment aanbreekt waarop de particu-
liere verzekering financieel interessan-
ter is. De KNMvD zal u daarover te
zijner tijd informeren.

Meer informatie?

Door de Overheid worden verschil-
lende brochures over de Wet PEMBA
uitgegeven: \'De nieuwe WAO-finan-
ciering; informatie voor werkgevers\' en
\'De nieuwe WAO-financiering; infor-
matie voor werknemers\'. U kunt deze
brochures bestellen bij het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(per fax 070-3336655) of rechtstreeks
bij het bureau van de KNMvD: tele-
foon: 030-2510111, Yvonne Stufano.

Mocht u nog vragen hebben, dan kunt
u contact opnemen met mevr. drs.
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess,
stafmedewerker KNMvD, telefoon:
030-2510111.

INVENTARISATIE ASSOCIATIEVORMEN

De werkgroep \'inventarisatie associa-
tie- en winstdelingsvormen\' van de
KNMvD is in het leven geroepen door
een groeiende behoefte aan verkorting
van de werkweek binnen dierenartsen
in Nederland. Het bleek dat men geïn-
teresseerd is in wat er zoal mogelijk is
op dit gebied en hoe anderen dit aange-
pakt hebben.

Wij hebben een groep dierenartsen
geïnterviewd die zoals wij dat noemen
een ongelijke associatie heeft, dat wil
zeggen: waarvan de associés niet
evenveel uren werken. Op het moment
van afronden van deze interviews (na-
jaar 1996) waren er, voor zover ons be-
kend, nog niet zoveel ongelijke asso-
ciaties (namelijk 14).
Wij willen in dit kader ook wijzen op
het bestaan van een \'rekenschema\' dat
de KNMvD uitgeeft als suggestie voor
het berekenen van de financiële conse-
quenties van een ongelijke associatie.
Andere vormen van arbeidsduurver-
korting die wij buiten beschouwing
hebben gelaten, zijn:

- alle associés hebben een verkorte
werkweek (bijvoorbeeld vier dagen)

- het geen diensten meer doen van een
of meer van de associés.

Tenslotte zijn we nog een aantal rege-
lingen tegengekomen waarvan we het
van belang vonden, het bestaan te ver-
melden:

- twee samenwerkingsvormen die al-
leen de gebouwen en de assistentes
samen delen;

- een associatie waarin een van de
twee associés meer vakantie heeft
dan de ander;

- iemand die een inkoopprocedure in
stappen heeft afgesproken (te begin-
nen met een kleiner percentage), wat
met relatief meer werk afbetaald
wordt (soort \'huurkoop\').

Het resultaat van deze interviews ligt
bij de KNMvD ter inzage, samen met
enkele voorbeeldcontracten. Wij ho-
pen dat ons werk bijdraagt tot een bre-
dere visie op associeren binnen de die-
renartsenpraktijken.
Wij hebben overigens ook een poging
ondernomen om verschillende winst-
delingsvormen in kaart te brengen,
maar dit bleek in Nederland nog nau-
welijks (op een bevredigende manier)
te bestaan. Er bleken wel heel veel
mensen informatie te willen hebben
over dit onderwerp.

De werkgroep \'inventarisatie associa-
tievormen \' van de KNMvD:
Fiel Ackermans, Liesbeth Auwerda,
Ruud Blommaard en Ineke fVi.\'ise.

DERTIENDE LANDELIJKE BIJEENKOMST VOOR
VROUWELIJKE DIERENARTSEN

Op zaterdag 8 november 1997 zal de dertiende Landelijke Bijeenkomst voor vrouwelijke dierenartsen plaatsvinden in
Motel Restaurant\'De Biltsche Hoek\', De Holle Bilt 1 in De Bih. De bijeenkomst duurt van 13.30 tot 17.30 uur en staat in
het teken van de zakelijke kanten van het dierenartsenberoep. Mr. Clemens M.A. van Riet zal een lezing houden met als ti-
tel \'Krijgen vrouwen krediet?\'. Daama komt Martin Gaus aan het woord; zijn lezing is getiteld: \'Als dierenarts ben je de
vroegere Albert Heijn op de hoek\'. Voor een uitgebreid artikel over het programma verwijzen wij u graag naar het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 oktober 1997, pagina 593 en 594.

De Commissie voor Advies voor de Beroepsuitoefening van de vrouwelijke dierenarts rekent op een grote opkomst. Alle
vrouwelijke dierenartsen hebben inmiddels een uitnodiging voor de bijeenkomst ontvangen.

De bijeenkomst wordt financieel mogelijk gemaakt door:
Alfasan Diergeneesmiddelen B.V.
ABN AMRO
AUV

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Leo Pharmaceutical Products

Pharmacia & Upjohn

\\\'irbac Nederland B.V.

VVAA

-ocr page 281-

tviiriij

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Geus, P.C. de; 1997; 1018 GV Amsterdam;
Sarphatistraat 214.

Hurk. P.B. van den; 1997; 3512 PX Utrecht;
ABC-straat 26 bis.

Moens, M.N.J.; 1986; 2311 KG Leiden;
Plantsoen 23.

Müller. Mevr. Dr. K.E.; Hannover-1984;
Hannover-1995; 3707 HR Zeist; Krakelingweg
47.

Ridderbeks, W.G.M.; 1991; 6336 AR
Hulsberg; Schoolstraat 34.
Riet, T. van \'t; Glessen-1984; D-50769 Keulen;
Cohnenhofstrasse 83.

Son, Mevr. S.E.W.F. van; 1997; 3581 PZ
Utrecht; Joke Smitplein 110.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Berrevoets, Mevr. M.C.; 4907 KH Oosterhout;
Batelaar 112.

Blaauw, Mevr. B.; 3581 KH Utrecht; J.M.
Kemperstraat 6.

Blömer, L.; 1251 LJ Laren; Nieuweweg 22 A2.
Boswinkel, Mevr. M.M.; 3581 SV Utrecht;
Wolter Heukelslaan 72.

Coenen, R.J.F.; 3583 XE Utrecht; Nassaustraat
4A.

Davids, Mevr. F.J.; 3571 AC Utrecht; Van
Lieflandlaan 38.

Eeten, Mevr. A.C. van; 3705 ZD Zeist;
Warande 54.

Favier, R.P.; 3705 ZM Zeist; Warande 169.
Grau. Mevr. M.; 3555 GV Utrecht; Min.
Talmastraat 235.

Hoogland. E.M.; 3583 AK Utrecht; A. van
Ostadelaan 46.

Hout, T.A. van; 6991 CR Rheden; Massen weg
24.

Leeuw, Mevr. T.C.M. de; 3531 TL Utrecht;
Billitonkade91.

Lieshout, Mevr. D.H. van; 3582 XD Utrecht;
l.B.Bakkerlaan I171I.

Maas C.P.H.J.; 3531 BW Utrecht; Damstraat
38.

Meerema. G.W.; 3581 JL Utrecht;
Oudwijkerveldstraat 2 bis.
i Meijden, J.G.M. van der; 5305 CJ Zuilichem;
Morgenstraat 2.

Nijhuis, Mevr. J.; 3704 HC Zeist;
Utrechtseweg 6.
t Ooteman. Mevr. D.; 3511 RR Utrecht;
Bergstraat 1 bis.

Prins. Mevr. M.; 1221 LE Hilversum;
Leeuwerikstraat 8.

Rosenveldt, Mevr. K.W.; 2287 VD Rijswijk;
Clavecimbellaan 105.

Schenkel, J.P.; 7975 AX Uffelte;
Liezenveenweg28.

Schuiringa, Mevr. J.J.; 1333 ZJ Almere;
Leuvenhorststraat 23.

Smeets, Mevr. D.M.P.; 3581 WJ Utrecht;
Wagendwarsstraat 39.

Thissen, Mevr. S.J.P.; 3582 ZR Utrecht;
l.B.Bakkerlaan 215.

Tobias, T.J.; 3572 GM Utrecht; Griftstraat 3

Personalia

bis.

Uchelen, Mevr. A H. van; 3584 HB Utrecht; A.
van Dalsumlaan 95.

Veneklaas Slots, J.H.; 3571 GE Utrecht; Prof
H. de Vrieslaan 13.

Vlugt-Meijer, Mevr. R.H. van der; 3956 TP
Leersum; De Oude Kolk 14.
Wessem, Mevr. C.S.; 3571 AC Utrecht; Van
Lieflandlaan 36.

Withaar, Mevr. A.; 3705 ZM Zeist; Warande
162.

JUBILEA:

S. Bruggeling te Spijkenisse .afwezig, 45 jaar,
3 november 1997

R.G. Detmers te Coevorden, afwezig, 45 jaar,
3 november 1997

J.A. Engel te Hippolytushoef, afwezig, 45 jaar,
3 november 1997

L.J.J.A. Roppe te Boxmeer, afwezig, 45 jaar, 3
november 1997

Dr. J.F. Westendorp te Heesch. afwezig, 45
jaar, 3 novenber 1997

Dr. J.P.W.M. Akkermans te Vlaardingen. af-
wezig, 45 jaar. 6 november 1997
J.F.A. Heitkamp te Haaksbergen, aanwezig. 30
jaar, 9 november 1997

F.W. van Schie te Eefde. afwezig, 30 jaar, 9
novenber1997

Mevr. D. Scholma-van der Perk te Opeinde, af-
wezig. 55 jaar, 14 november 1997
K. Hesseling te Zevenbergen, afwezig, 25 jaar,
17 november 1997

J.H.M. Maas te Vught, aanwezig, 25 jaar, 17
november 1997

E.K. Dolfijn te Marum, afwezig, 25 jaar, 17 no-
vember 1997

J.J. Koot te Zoelen, afwezig, 25 jaar, 17 novem-
ber 1997

M. Sinke te Nederweert. afwezig, 25 jaar, 17
november 1997

R. Kommerij te Dromen, afwezig, 40 jaar, 19
november 1997

Dr. J. Tesink te Goes, afwezig. 50 jaar, 27 no-
vember 1997

A. Rinses te Sint-Maartensdijk, afwezig, 45
jaar, 27 november 1997

MUTATIES:

♦Albracht. Mevr. E.M.; 1997; 3552 BP
Utrecht; Vlierboomstraat 31; tel. 030-2421017;
E-mail: SEREN0@P1.NET; wnd.d.

Bakker, W.Th.; 1993; 2717 HH
Zoetermeer; Schubertrode 13; tel. 079-
3213217 privé, 3312769 prakL; fax 079-
3460215; p., medew. bij A.C.M. van Zetten.

Bas. Mevr. A. van der; 1985; 1381 GS
Weesp; Utrechtseweg 92; tel. 0294-430148
privé, 020-6228567 prakt.; fax 0294-431618;
p., medew. bij W.A. van Dam (fax 020-
4203651 prakt.).

Bekkum, A.E. van; 1978; 4143 LA
Leerdam; Parallelweg 2; tel. 0345-615957; r.d.

Boersma, A.; 1991; 2251 RL
Voorschoten; Dr. M. van de Stoelstraat 48; tel.
071-5610277 privé, 070-3524221 prakt.; fax
070-3500084; p., geass. met W.J.M. van Look.

Boom, R. van den; 1996; 3581 BA
Utrecht; Maliesingel 3; tel. 030-2318370 privé,
2534841 bur.; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren).

Cramer, J.B.; 1995; 1035 HL Amsterdam;
Potvisstraat 82; tel. 020-6310413; d.

Docters van Leeuwen, J.; 1939; 6659 CJ
Wamel; Viaductstraat 94; tel. 0487-501229;
r.d.; Verzets Herd. Kruis.

Fink Gremmels-Gehrmann, Mevr.
ProfDr. J.; 1974; Hannover-1974; 3721 JA
Bilthoven; Kometenlaan 33; tel. 030-2200375
privé, 2535453 bur.; fax 030-2535077; hlr.
U.U. (F.D., vkgr. Vet. Basiswetensch., afd.
Farmacologie, Farmacie en Toxicologie).

Gattuso, C.F.; Turijn-1990; 3223 VA
Hellevoetsluis; Bouvignestraat 63; tel. 0181-
317286 privé, 010-4292322 bur.; fax 010-
4298333; k.d. R.V.V. kring Rotterdam, dist.
Haven.

Gils, J.A.M. van; 1997; 5282 MG Boxtel;
Corpus 63; tel. 0411-684151; d.

Ham. Mevr. L.J. van den; 1986; 4835 JL
Breda; Baronielaan 265; tel. 076-5640268/06-
54758670; wnd.d.

Heiden. G. van de; 1996; 7065 BW
Sinderen; Kasselderstraat II A; tel. 0315-
230081 privé, 0543-473340 prakt.; p., medew.
bij M.G.M. Brinkhoff, F.S. Glorie, A.W. Udo,
H.J.W. Waterval en P.C. Witjens.

Hoeve, P.R. van; 1989; 7101 LE
Winterswijk; Abeelstraat 91; tel. 0543-530945
privé. 512124/512385 prakt.; p., geass. met J.
Broeze, J.A. Huisinga. R.W.M. Ikink, A. ter
Keurs, P.M. van Lith, D J. Ubbels, A.W.A.J.
Vermeulen en F. de Wit; plv.i.

Hooft, Mevr. K.E. van \'t; 1984; 3571 LP
Utrecht; Lamerislaan 456; tel. 030-2760079; d.

•letswaard. Mevr. A.A.; 1997; 2513 TP
\'s-Gravenhage; Oude Boomgaardstraat 51; tel.
070-3638029; wnd.d.

•Jansen, Mevr. A.J.M.; 1986; 3053 NA
Rotterdam; Cipreslaan 25; tel. 010-4223005
prakt.; fax 010-4131763; p., medew. bij K.
Crama, J.H.W.M. Miltenburg, N.G.
Simoncelli, Mevr. C.P.J. Smit, A.S. Spruit en
Dj.P. Teenstra.

»Keller, J.; 1980; 5673 BV Nuenen;
Donkervoon 6; tel. 040-2839299; E-mail:
JONS@WORLDONLlNE.NL; k.d. R.V.V.
kring Weert.

•Korolainen, Mevr. R.V.; 1994; 05450
Nukari (Finland); Hameentie 141; tel. 00-358-
50-5525644 bur.; fax 00-358-9-750068; p.,
paarden.

»Luiten, Mevr. E.J.; 1997; 3512 KB
Utrecht; Herenstraat 25 G; tel. 030-2311539;
E-mail: E.J.LUlTEN(gSTUD.DÜK.RUU.NL;
wnd.d.

Os, D.L. van; 1987; 1703 EJ
Heerhugowaard; Veldspaat II; tel. 072-
5726208 privé, 5744959 prakt.; fax 072-
5726464; p., geass. met Mevr. C.J. van Hoorn.

Peijl, G.J.W. van der; 1995; 4251 AV
Werkendam; Sluisstraat 20; tel. 0183-509945
privé, 0183-301708 prakt.; fax 0183-304445;
p., medew. bij H.A. Imkamp, J.J. Keiler, K.M.
Rienks, J.W.H.M. Strikkers en J.F.G.
Vermond.

Raaijmakers, Mevr. L.D.; 1995; 4841 AS
Prinsenbeek; Haverdijk 64; tel. 076-5419738;
wnd.d.

Ravenshorst. Mevr. M.M.; 1988; 3267 LS
Goudswaard; Oudendijk 26; tel. 0186-612066;
specialist Reproduktie van het Paard; p., geass.
met A. Fennema.

Regouin, J.L.M.; 1971; 3930 Achel
(België); Molendijk 44; tel./fax 00-32-11-
802414 privé, (NL) 0492-533808; fax 0492-
550898; p., geass. met G. van den Berg,
J.H.T.J. Biermann, H.J.M.H. Duisens en S.H.
Ouwerkerk.

Richter, Dr. J.H.M.; 1947; U-1955; 5831
DZ Boxmeer; Althof 33; tel. 0485-571535; r.d.

Rops, P.A.J.; 1967; 4817 NA Breda;
Heusdenhoutseweg 89; tel. 076-5714228; r.d.
Schaub. M.P.; 1973; 4543 CL Zaamslag;

-ocr page 282-

Axelsestraat 108; tel. 0115-431599 privé,
561488 prakt.; fax 0115-564077; p., geass. met
J.J.L.M.Kop; plv.i.

Schellekens, F.G.M.; 1996; 4822 WC
Breda; Pietemei Koomansstraat 1; tel. 076-
5423391 privé, 5417477 prakt.; fax 076-
5416605; p., gezelschapsd.

•Schellingerhout, Mevr. A.B.; 1997;
3523 EC Utrecht; Smaragdplein 41; tel. 030-
2517338; wet. medew. U.U. {F.D., vkgr.
Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren).

•Schipper, Mevr. L.; 1997; 3582 TT
Utrecht; Lodewijk Napoleonplantsoen 60-11;

tel. 030-2542050 privé, 050-5015500 prakt.;
p., medew. bij J.P.M. Hopmans.

Schumer, D.L.; 1980; 4064 CJ Varik;
Weiweg 6; tel. 0344-651930 privé, 070-
3792532 bur.; fax 070-3477552; E-mail:
D.L.SCHUMERCojMKG.AGRO.NL; Hoofd
Afdeling Gezondheid en Welzijn, Min. L.N.V.,
Dir. M.K.G.

Smit, Mevr. A.M.; 1996; 3451 ZX
Vleuten; Prof. T. Brandsmalaan 24; tel. 030-
6771455 privé, 2882290 prakt.; p., medew. bij
A.W.H. van der Mark (deeltijd); wnd.d.

Smits, Mevr. W.W.M.; 1995; 1035 HL
Amsterdam; Potvisstraat 82; tel. 020-6310413;

wnd.d.

Stolp. Dr. R.; 1980; U-1985; 5831 NH
Boxmeer; Roek 19; tel. 0485-520807 privé,
587600 bur.; fax 0485-587660; d. bij Intervet
Inc.; Specialist Inwendige Ziekten der
Gezelschapsdieren n.p.

Tulner, H.R.; 1958; 9831 SL Aduard;
Wierum 28; tel. 050-4031285; p.

Wolschrijn, Mevr. C.F.; I99I; 3434 SW
Nieuwegein; Graaf Ottolaan 6; tel. 030-
6061252;d.

Zuylen, Dr. A.L.; 1963; München-1965;
7536 PE Enschede; Allemansveldweg 180; tel.
053-4318463; fax 053-4346263; r.d.

Doorlopende agenda

November

1 Symposium \'Diergeneeskunde voert verder\'
van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht,
Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.
Slot Zeist.

4 \'Ongenode gasten aan tafel\', symposium
over voedselinfectie in het Congrescentrum
de Reehorst te Ede.

4 lAMS Seminar: \'Als het geen voedselaller-
gie is...\' door dr. A.A.M.E. Lubberink.
Locatie; Novotel Rotterdam Brainpark.
Aanvang: 20.15 uur. Aanmelden per tele-
foon: 030-2479611 of per fax: 030-
2414383.

6—7 53. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten
in Hannover.

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of
Knowledge in Poultry production\'. Jaar-
beurs te Uö-echt, voorafgaand aan de VIV.
Nadere informatie: 0342-414881.

18—21 Intemationale Vakbeurs Intensieve
Veehouderij (VIV), Jaarbeurs te Utrecht.

20 Gecombineerde studiedag van de Belgische
en Nederlandse Vereniging voor Vete-
rinaire Epidemiologie en Economie, thema
\'Biologie en Management van dierziekte-
uitbraken\', Gezondheidsdienst voor Dieren.
Boxtel. Inlichtingen: Armin Elbers, 0411-
659500, E-mail: gdboxtel@gdvdieren.nl.

25 Jaarlijks studiedag konijnenhouderij.
Thema: \'Medicijngebruik en voeradditieven
bij konijnen\'. Locatie: Androclusgebouw
Diergeneeskunde Zaal C 101, Yalelaan 1,
De Uithof, Utrecht. Aanmelden vóór 16 no-
vember 1997 bij E. Harwig-Dings, p/a
Stationsstraat 104, 5963 AB Horst, faxnum-
mer: 077-3983733.

26—30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

28 8th International symposium: Tropical
Animal Health and Production. Theme:
\'Aquaculture and disease control\'.
Registration before November 15, 1997 to
Office for International Cooperation.
Faculty of Veterinary Medicine, P.O. Box
80.163, 3508 TD Utrecht (fax:
31.30.2531815, e-mail: bic(gbicdgk.ruu.
nl)

29 Maastricht International Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

3 Symposium Uiergezondheid, Gezondheids-
dienst voor Dieren, locatie Drachten.
Aanvang: 13.30 uur.

7—11 Ninth International Conference of the
International Federation of Science Editors:
\'Science communication for the next mille-
nium\'. Sharm El-Sheikh/Cairo, Egypt.

10—12 Intemational Colloquium on the
\'Epidemiology and control of bovine theile-
riosis\'. Mrs. D. Van Melle, Institute of
Tropical Medicine, Nationalestraat 155,
2000 Antwerp (tel.: 32.3.2476206, fax:
32.3.2161431, e-mail: dvmelle@itg.be).

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255, e-mail: chuit@ipro-
link.ch.

Januari

18—20 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

November

1 20-jarig Bestaan Groep Homeopatisch
Werkende Dierenartsen \'Een breder perspec-
tief in het Oude Tolhuis te Utrecht, van 15.00
tot 21.00 uur. Opgeven vóór I oktober 1997.

3 AUV-regiovergadering Regio Zuid, Ge-
zondheidsdienst Boxtel.

4 Cardial Pursuit Seminar, Tulip Inn, Hugen
Hellendoom. Novartis Animal Health, dhr.
P. Ghyoot, tel.: 0165-574805 of Postbus
1048,4700 BA Roosendaal.

5 Cardial Pursuit Seminar, Golden Tulip,
Drenthe.

6 Cardial Pursuit Seminar, Novotel, Breda.

8 Landelijke dag voor vrouwelijke dierenart-
sen. Locatie: \'De Biltsche Hoek\' in De Bilt.
Aanvang: 13.30 uur.

10 AUV-regiovergadering Regio Noord. Ge-
zondheidsdienst Drachten.

10 Cardial Pursuit Seminar, Novotel, Rot-
terdam. Novartis Animal Health, dhr. P.
Ghyoot, tel.: 0165-574805 of Postbus 1048,
4700 BA Roosendaal.

12 Cardial Pursuit Seminar, Hotel Mercure,
Nieuwegein.

13 Cardial Pursuit Seminar, Golden Tulip
Greenpark, Leidschendam.

15 Groep Gezondheid en Kwaliteitszorg van de
KNMvD. Van 09.30 tot 15.30 uur dé UL-
TRA-VAK studiedag voor dierenarts en
keurmeester. Thema: \'Micro beest ... macro
gevaar!\' (onder andere parahjberculose,
aviare tuberculose, salmonella, residuen, en
echinococcen en trichinen bij vossen).
Lokatie: RIVM, Antonie van Leeuwenhoek-
laan 9, Bilthoven.

20 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over fokken\'. Motel de Biltsche Hoek
in De Bilt, aanvang: 13.00 uur. Kosten:
ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-(niet-abon-
nees). Meer informatie: Eveline Boot, tel.:
030-6991830, fax: 030-6955836.

20 Cardial Pursuit Seminar, Postiljon Hotel.
Arnhem. Novartis Animal Health, dhr. P.
Ghyoot, tel.: 0165-574805 of Postbus 1048,
4700 BA Roosendaal.

23 Regiobijeenkomst VDA Utrecht, excursie
naar Stichting AAP in Almere. Voor nadere
informatie: zie Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 15 oktober 1997.

24 Cardial Pursuit Seminar, Hotel Mercure,
Amsterdam Airport.

25 Jaarlijkse studiedag van de WRSA. Locatie:
Androclusgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde, Yalelaan I te Utrecht.
Thema: \'Medicijngebruik en voederadditie-
ven bij konijnen\'. Voor nadere informatie
kunt u zich wenden tot: drs. E. Harwig-
Dings, p/a IPC DIER Horst, tel.: 077-
3998888.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen. Beaöixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

29 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren te Ede. Tevens lustrum 50-ja-
rig bestaan.

December

3 Jaarvergadering van de Groep Veterinaire
Specialisten. Lokatie: De Biltsche Hoek te
De Bilt.

Aanvang vergadering: 20.30 uur.

4 Cardial Pursuit Seminar, Motel Stein-
Urmond, Urmond. Novartis Animal Health,
dhr. P. Ghyoot, tel.: 0165-574805 of
Postbus 1048,4700 BA Roosendaal.

9 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken binnen.

10 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupimcturisten in het Wapen van
Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

-ocr page 283-

Een NSAID met endotoxine neutraliserende werking voor rund, varken en paard

• breed therapeutisch spectrum

• zeer potent antiphiogisticum, antipyreticum en analgeticum

• geen immunosuppressie

geen dosis-onafhankelijke bijwerkingen
nagenoeg geen weefsel reactie bij inspuiting

neutralisatie van endotoxinen

BEDOZANE®

Samenstelling: 1 ml bevat: flunixine (als iiunixine meglumine) 50 mg. Farmaceutische vorm: (njedievioeistof (waterige
oplossing). Indicatie: Rund. varken, paard; Ontstekingsremming zonder immunosuppressie: ♦ Bestrijding van koorts,
hypersecretie en tunttieverlies bij (broncho-)pneumonieén, met name in het acute stadium. • Bestrijding van hyperperis-
taltiek, vof h^erlies, elektrolytenverlies en pijn bij enteritidcn. • Bestrijding van koorts, zwelling, pijn e.a. door endotoxi-
nen veroorzaakte verschijnselen bij coli-mastitiden, inclusief MMA van hel varken. • Bestrijding van pijn en ontsteking/
weefsel reactie, bij aandoeningen van hel bewegingsapparaat, met name in het acute lol sutvchroniscnc stadium.

Beperkiiif- van post-operatieve weefselreacties.* Koliek. Toediening: Rund: i.v. of diep i.m. Varken; i.m. Paard: i.v.
Contra-Indicaties: De toediening aan dieren jonger dan 72 uur, Bl}werkingen: Bij i.m. injectie is enige voorbijgaande

weefsel reactie niet uitgesloten. Wachttijd: Minimaal in acht te nemen wachttiid na laatste toediening: Rund; Vlees: 1 dag
Melk; 12 uur (1 melkmaal) Varken: Vlees: 3 dagen Paard: Vlees: 1 dag. Verpakking: Flacon è 50 ml.
Registratiehouder: Vetimex Animal Health B.V. Handelsweg 25 5531 AE BLADEL Diergeneesmiddel UDD NL 9196

Zie voor meer informatie de bijsluiter

-ocr page 284-

Klinische diagnose:
Kaakfractuur

0

Dieetstrate^ie:
Sondevoeding, herstel
electrolytenbalans Nieuw

» Nieuw: Pedigree® & Whiskas
Concentration Instant Diets
Electrolyte Instant Fluid.

► De Pedigree en Whiskas Concentration In
Diëten
bevorderen het herstel door tegemc
komen aan de verhoogde behoefte gedur
metabole stress en door optimalisering va
peri-operatieve voedingstoestand.

• Geconcentreerde, energierijke receptuur.

■ Uitstekend verteerbaar, afgestemd op de
specifieke peri-operatieve behoeften.

• Verrijkt met glutamine, arginine, zink en wa
oplosbare vitaminen.

• Zeer geschikt voor sondevoeding.

• Hoge acceptatie, wat de overgang naar
zelfstandig eten vergemakkelijkt.

• Voor hond en kat een eigen dieet.

■ Handige sachets voor een goede dosering
en makkelijk gebruik.

»• De Pedigree en Whiskas Electrolytenoplossh
een smakelijke glucose-electrolyten drank,
zorgt voor een snel herstel van de electroh
balans en een goede rehydratie.
*■ Deze diëten zijn effectief gebleken in Wall
studies: uw garantie voor een succes*
behandeling.

NUTRITIC
SOLUTlOf

Whisk

VETERINARY Dl

Voor meer informatie: Waltham Veterinaire Service. Postbus 81. 5460 AB Veghel. Telefoon: 0413 - 383333.

Telefax: 0413 - 340229. Voor bestellingen: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Telefoon: 0342 - 427127.

Telefax: 0342 - 490164. De Pedigree en Whiskas diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

WALTHAT

THE WORLD\'S LEADING AUTf
ON PET CARE AND NUTRI\'

-ocr page 285-

0

In het crisiscentrum te Uden wordt nog niet hardop de hoop uitgesproken dat de varkenspestepidemie
voorhij is. Vorige uitspraken in die richting, na een periode zonder uitbraken, werden prompt gevolgd
door nieuwe gevallen, nieuwe ingesloten gebieden en nieuwe, strengere maatregelen.

De frontstrijders tegen de pest mijmeren over de hete zonnige zomer die een steuntje in de rug was hij het
gevecht tegen het virus. De avonden worden nu snel kouder en het virus is nog niet definitief verdwenen.
Bij de tussenscreening wordt nog steeds \'actief\' virus aangetoond. Zal het toch lukken ook deze laatste
haarden tijdig op te sporen en te elimineren?

De volledige stand-still lijkt een effectief wapen te zijn in de strijd tegen de varkenspest. De indruk hestaat
dat alle helanghehbenden daarvan ook steeds meer overtuigd zijn. Anderzijds denken de optimisten reeds
aan verruiming van de verplaatsingsmogelijkheden en het herhevolken van lege bedrijven.
Voorzichtigheid blijft geboden in de Brabantse kraamkamer, al of niet metfokverbod!

In deze editie van het Tijdschrift gaat Akkermans in op overplaatsingsmethodieken die in Amerika worden
toegepast. Het all-in-all-out systeem verdient zeker ook in de Nederlandse regelgeving ten aanzien van de
vervoersbeperkingen nadere aandacht.

In de slagschaduw van de varkenspestbestrijding gaat de herstructurering van de varkenssector een be-
langrijk thema worden. Veterinaire inbreng in de discussie is noodzakelijk. De schaalvergroting in de var-
kensslachterij die voor de deur lijkt te staan moet de veiligheid niet op de achtergrond dringen.

Dat het varken ons voor problemen kan stellen is ons dus voldoende gebleken de laatste maanden. Dat het
varken ook een bron voor menselijk welzijn kan worden beschrijft Sybesma in zijn artikel \'Varkens als
brondier voor de mens\'.

Van de Hoofdredactie

En dat dieren in het algemeen een positieve bijdrage leveren aan het menselijk welzijn werd van vele kan-
ten belicht door de sprekers op het Jaarcongres. Dit alles en nog veel meer leest u in deze boeiende editie
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

De Hoofdredactie

-ocr page 286-

EBHDBB5SB

I

VARKENS ALS BRÜNDIEREN VOOR DE MENS

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 62H-30

W. Sybesma\'\'

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

Een overzicht wordt gegeven over de stand van zaken
met betrekking tot de overplanting van weefsel of orga-
nen van dieren naar patiënten met een gediagnosti-
ceerde insufficientie van deze organen, xenotransplanta-
tie genoemd.

Naast immunologische en infectieuze hinderpalen zijn
ethische bezwaren zowel ten opzichte van de mens als
ten opzichte van het dier aspecten die maken dat voor-
alsnog deze techniek nog niet rijp is voor de
praktijk.Van een verdere voortgang van deze voor een
belangrijk deel veterinaire ontwikkeling kan de dierge-
neeskunde zowel wetenschappelijk praktisch profiteren.

SUMMARY

Pigs as donors for xenotransplants

This article reviews the current status of animal-to-human organ trans-
plantation (xenotransplantation). In addition to immunological problems
and the risk of disease, ethical issues with regard to both donor animals
and humans make this technique not yet practicable. From further progress
of this essentially
Veterinär)\' development veterinary\' medicine and re-
search will benefit.

INLEIDING

Making drugs the milky way geeft volgens Andy Coghlan
(1991) aan wat de biotechnologie vermag sinds het mogelijk
is genetisch materiaal van de ene soort over te brengen naar
de andere (transgenese).

Gedoeld wordt op gevallen als de stier Herman met de po-
tentie nakomelingen voort te brengen waarbij de melk lac-
toferrine bevat, een stof die bij zuigelingen de darmflora
gunstig kan beïnvloeden.

Er zijn schapen transgeen gemaakt die in de melk alpha-1-
trypsine uitscheiden, een product dat werkzaam is tegen em-
fyseem en andere longaandoeningen. In beide gevallen is er
sprake van het inbrengen van een DNA-construct van hu-
mane oorsprong.

Het bericht dat klonen mogelijk is, dat wil zeggen dat uit een
volwassen schaap een identiek exemplaar gemaakt kan wor-
den via het overbrengen van zijn eigen genetisch materiaal
uit een (kunstmatig verjongde) uiercel naar een leegge-
maakte eicel, werd wereldnieuws.

Dit dier, Dolly genaamd, symboliseert goed de mogelijkhe-
den die biotechnologie in zich bergt namelijk, niets is ons te
dol.

Er bestaat een steeds grotere behoefte aan organen van hu-
mane origine voor transplantatie (allotransplantatie).
Ook op dit gebied heeft de biotechnologie een helpende
hand toegestoken waardoor andere wegen bewandeld kun-

\' Lid voor de KNMvD van de Afdeling biotechnologische vraagstukken. Raad voor
Dierenaangelegenheden.

nen worden om dit tekort op te heffen.
Het betreft hier de voortgang die thans gemaakt wordt op het
gebied van de orgaantransplantatie, waarbij men het oog
heeft op het gebruik van organen van dierlijke oorsprong
(xenotransplantatie). Dit is alleen maar mogelijk door de-
zelfde techniek van de transgenese welke in de eerder ge-
noemde gevallen werd ontwikkeld. In dit artikel wordt op de
huidige stand van zaken van de mogelijkheid van xenotrans-
plantatie ingegaan terwijl ook aandacht besteed wordt aan de
daarbij komende veterinaire aspecten.

XENOTRANSPLANTATIE

Zoals gezegd is één van de drijfveren achter de ontwikkeling
op dit gebied de grote behoefte aan weefsel respectievelijk
organen voor patiënten die zonder deze substituten nauwe-
lijks verder kunnen leven. Dit geldt voor harten, hartklep-
pen, nieren, levers, longen maar ook voor cellen welke sub-
functionerende pancreas en hersenen kunnen verbeteren.
In Amerika waren bijvoorbeeld in 1994 7600 organen be-
schikbaar voor 37000 potentiële ontvangers op de wachtlijst.
Van degenen die niet geholpen konden worden stierf 50%
binnen een jaar. Dit tekort loopt verder op door de vergrij-
zing van de bevolking maar ook omdat de verkeersveilig-
heid is toegenomen! Deze problematiek krijgt steeds meer
belangstelling van officiële en officieuze instanties.
Het Institute of Medicine in de Verenigde Staten en de
Nuffield Council on Bioethics in het Verenigd Koninkrijk
publiceerden beide in 1996 respectievelijk een rapport met
als titel \'Xenotransplantation: Science, Ethics and Public
Policy\' en een met als titel \'Animal-to-Human Transplants:
The Ethics of Xenotransplantation\'.

In beide rapporten wordt de steun uitgesproken voor de ver-
dere ontwikkeling van xenotransplantatie.
Als belangrijkste discussiepunten komen daarin naar voren:

- de keuze van het dier, betiteld als brondier;

- het gevaar van infecties zowel voor de patiënt als voor de
huisgenoten;

- de afstotings- en andere immuunreacties;

- de ethische kant voor de mens;

- de ethische kant voor het dier.

NADERE BESCHOUWINGEN VAN DEZE ASPECTEN

Keuze van het dier

Reeds in 1960 werd aan de Universiteit van Pittsburg door
Starzl een serie baviaan-mens niertransplantaties uitgevoerd
die weinig succes hadden. Pas dertig jaar later in 1992 en
1993 waagde men een nieuwe poging met baviaan-mens le-
vertransplantaties.

Deze patiënten stierven na respectievelijk 70 en 26 dagen
vanwege emstige nierbeschadigingen.
In 1963 en 1964 was het Reemtsma van de Universiteit van
Columbia die twee chimpansee-mens niertransplantaties on-
dernam. De eerste patiënt stierf na 63 dagen, de tweede na
negen maanden. Afgezien van deze teleurstellingen wat be-
treft het gebruik van de aap als brondier was de conclusie in
beide rapporten dat de aap zowel vanwege het beperkte aan-

-ocr page 287-

tal en de bescheiden vruchtbaarheid wat het aantal nakome-
lingen betreft als vanwege ethische aspecten niet het ge-
wenste brondier kan zijn. Apen, vooral mensapen, zijn te
nauw verwant aan de mens.

Het varken lijkt veel meer perspectief te bieden omdat de or-
ganen qua grootte beter bij de mens passen, terwijl de vmcht-
baarheid in het algemeen niets te wensen overlaat.

Het gevaar voor infecties

Het gevaar voor infecties geldt vooral ook voor nieuwe ziek-
ten die helemaal niet bij de mens voorkomen. Gewezen
wordt op Aids- en andere retrovirussen die bij apen niet altijd
manifest zijn. Tevens houdt dit risico\'s voor huisgenoten in.
De Food and Drugs Administration (FDA) gaf in \'96 toe-
stemming voor een transplantatie van beenmergcellen bij
een Aidspatiënt afkomstig van een baviaan omdat cellen van
de baviaan resistent zijn tegen het Aidsvirus. De argumenta-
tie was dat deze patiënt weinig kans op overleven maakte en
daardoor geen gevaar voor anderen op zou leveren. Het re-
sultaat wordt niet vermeld. Bij varkens zijn deze risico\'s wat
minder groot, al zijn onbekende niet-pathogene virussen die
na aanpassing aan de mens virulent worden bij deze dier-
soort ook niet uit te sluiten.

De FDA heeft inmiddels toestemming verleend aan Platt van
de Duke universiteit in North Caroline om levers van gene-
tisch gemodificeerde varkens voor
ex vivo perfusie te gebmi-
ken bij patiënten met slecht functionerende levers.

Afstoting en andere immunologische reacties
Een vreemd orgaan wordt onmiddellijk in een kwestie van
minuten afgestoten doordat de endotheliale cellen van de
bloedvaten van het orgaan worden gedestrueerd door com-
plement regulerende eiwitten. Het gevolg is oedeem, hemor-
ragie en trombose. Deze reactie op soortvreemd weefsel leek
lang een onoverkomelijke hinderpaal te zullen blijven.
Door nu de dieren transgeen te maken met een complement
regulerend eiwit afkomstig van de mens, is deze reactie te
beheersen.

Daamaast zijn de meer chronische afstotingsreacties te on-
derdrukken met preparaten als cyclosporine en dergelijke.
White van de firma imutran uit Engeland, welke firma zich
specialiseert in het \'maken\' van transgene varkens, deed
proeven met varkensorganen overgeplant in apen. Het resul-
taat was dat de transgeen gemaakte harten meer dan 60 da-
gen bleven kloppen in tegenstelling tot de controleharten die
het slechts 55 minuten uithielden. \'De tmc om het immuun-
apparaat van een primaat een varkensorgaan te laten accepte-
ren is gelukt\', aldus White die dezelfde of nog betere resulta-
ten verwacht bij de mens aangezien een humaan DNA-
complementconstruct bij die transgene varkens was ge-
bruikt.

Dit essentiële knelpunt om ooit hoop te hebben op het ge-
bruik van dierlijke organen is dankzij de toepassing van de
biotechnologie in de vorm van het transgeen maken van het
brondier grotendeels opgelost.

Ethische aspecten voor de mens

Hoe de toekomstige patiënt er zelf tegenover zal staan is
moeilijk in te schatten. Wildevuur (1997) haalt in een recent
overzichtsartikel een onderzoek aan van de Australische on-
derzoekers Arundell en McKenzie die patiënten ondervroe-
gen over de aanvaardbaarheid van het gebmik van dierlijke
organen.

n

"TïriiTnrrmm

Vijftig procent had voor zichzelf daar geen bezwaar tegen.
In veel gevallen overweegt de wil en wens om verder te le-
ven. Daarbij moet wel in de overweging worden betrokken
in welke mate het persoonlijke leven wordt beïnvloed door
de nieuwe situatie waarin de patiënt na de operatie komt te
verkeren. Belangrijk is de vraag, wat zal de kwaliteit van het
verdere leven zijn? Het oordeel van de omgeving speelt
hierin een belangrijke rol.

Ethische aspecten voor het dier

Is het aanvaardbaar dat dieren, in dit geval varkens, uitslui-
tend worden gehouden om organen te leveren voor de
(zieke) mens? Het dier als middel is een zeer omstreden con-
cept, vooral voor de groeperingen die streven naar meer
rechten voor het dier. Pete Singer, een etholoog uit Australië,
pleit bijvoorbeeld naar analogie van de rechten van de mens
voor de rechten van de mensapen.

Maar ook voor landbouwhuisdieren komen steeds meer
groeperingen op wat hun rechten betreft.
De Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
(Dierenbescherming) pleit in dit jaar verschenen overzichts-
rapport over deze materie met als titel \'Xenotransplantatie.
Dieren gedegradeerd tot leverancier van reserve-organen\'
tegen het gebmik van dieren voor dit doel. De intrinsieke
waarde alsmede de integriteit die aangetast worden maakt
deze aanpak van het orgaantekort bij de mens onacceptabel.
Men pleit voor een moratorium van twee jaar waarin onder
meer een maatschappelijke discussie van de grond moet ko-
men en onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het wel-
zijn van de dieren. Voorts is het belangrijk het infectiegevaar
in kaart te brengen.

ANDERE STUDIES

Naast de eerder vermelde rapporten van Amerikaanse en
Britse zijde kwam een speciaal door de Britse regering inge-
stelde adviesgroep over de ethiek van xenotransplantatie
eveneens met een rapport getiteld \'Animal Tissue into
Humans\' dat in 1996 het licht zag. Dit rapport kwam met
concrete aanbevelingen voor de regering. Een belangrijke
conclusie was dat onder bepaalde omstandigheden xeno-
transplantatie met varkensorganen ethisch verantwoord is.
Daamaast vond men dat veel aandacht besteed dient te wor-
den aan de begeleiding van de patiënten. De brondieren c.q.
varkens moeten verder onder optimale huisvestingsomstan-
digheden worden gehouden. De Britse regering heeft de
meeste aanbevelingen overgenomen
Een nog in te stellen overkoepelend orgaan, het National
Standing Committee, zal dienen toe te zien op de nog eventu-
eel uit te voeren klinische proefnemingen op dit gebied.
Voorlopig is een moratorium ingesteld.

IN NEDERLAND IS MEN ZO VER NOG NIET
De Dierenbescherming heeft het eerder vermelde rapport ge-
publiceerd in het begin van dit jaar. Daarin wordt melding
gemaakt van onderzoekers van de Erasmus Universiteit in
Rotterdam en de Universiteit in Leiden die zich daadwerke-
lijk met op xenotransplantatie gericht onderzoek bezighou-
den. In het eerder aangehaalde artikel van Wildevuur (1997)
wordt eveneens gewag gemaakt van onderzoek aan de
Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Transplantatiedeskundigen daar zijn gematigd optimistisch
over de toekomstige slagingskansen.
Proeven met transgene varkens van Imutran worden in de
naaste toekomst voorzien. Minister Borst heeft in december

-ocr page 288-

1996 de Gezondheidsraad gevraagd om advies uit te brengen
over de diverse aspecten van deze vorm van soortgrens over-
schrijdende transplantatie, met name de ethische, de ziekte-
kundige, de immunologische en de wettelijke. Onder het
voorzitterschap van professor Dunning, hartspecialist van
origine, wordt het advies van de groep eind 1997 verwacht.

ANDERE TE BEWANDELEN WEGEN
Er zijn andere mogelijkheden om het tekort aan organen te-
rug te dringen. Tegenstanders van deze ontwikkeling waar-
onder de Dierenbescherming wijzen erop dat veel van de fa-
lende organen het gevolg zijn slechte levensgewoontes.
Alcohol en tabak bijvoorbeeld zijn debet aan levensbedrei-
gende kwalen. Als de regering de viool van het propageren
van een minder funeste levensstijl bespeelt kan het tekort be-
langrijk teruggedrongen worden. Michael Fox, een bekende
Amerikaanse voorvechter voor de belangen van dieren, stelt
dat tenminste veertig ziekten voorkomen of teruggedrongen
kunnen worden door simpele dieetmaatregelen.
PETA (People for the Ethical Treatment of Animals), een
dierenbeschermingsorganisatie, voert een grote mediacam-
pagne in de VS om propaganda te maken voor meer orgaan-
donaties onder de slogan: \'Some people need you inside of
them\'.

Een wettelijk kader met als uitgangspunt het principe \'ja,
tenzij\' als het gaat om te beschikken over organen zonder dat
toestemming van verwanten vereist is, helpt eveneens.
Het proberen technische oplossingen te vinden voor het te-
kort schieten van het functioneren van een orgaan zoals dat
bijvoorbeeld het geval bij pacemakers is, is ook een weg die
meer ingeslagen zou moeten worden.
Kunstnieren bestaan al, al zijn ze niet erg geschikt als perma-
nent vervangingsorgaan.

Naast het overbrengen van hele organen is het overbrengen
van cellen of celgroeperingen een minder rigoreuze oplos-
sing om orgaandeficiënties op te vangen.
Excelle Inc., een firma in de USA, produceert wat men
noemt een bio-kunstmatige pancreas. Dit houdt in dat in po-
lymeer ingekapselde varkenspancreascelgroepen als kapsel
ter grootte van een postzegel intramusculair in de schouder-
spieren wordt ingebracht. Men beweert dat bij honden inge-
bracht de (pulserende) hormoonwerking soms wel vier
maanden standhoudt.

De voorstanders van xenotransplantatie menen dat dit soort
oplossingen niets meer kunnen zijn dan de bekende druppel
op een gloeiende plaat.

Xenotransplantatie is, mocht het ooit werkelijkheid worden
hetgeen door sommige insiders wordt betwijfeld, zeker big
business. Het eerder genoemde bedrijf Imutran, een dochter
van Sandoz, houdt zich zoals eerder is opgemerkt intensief
bezig met onder meer het transgeen maken van varkens.

ROL VAN DE DIERENARTS

Deze ontwikkeling op medisch gebied heeft veel veterinaire
kanten.

- In het ontwerp voor het klinisch protocol in de VS bevat
regels voor het type van deskundigen dat in het behande-
lingsteam zit. Naast de chirurg moet een internist, een
transplantatie-immunoloog, een klinische microbioloog,
een epidemioloog en een veterinair er deel van uitmaken.

- Gesloten ziektevrije bedrijven met een uitgebreide regis-
tratie van het va
et vient van het bedrijf en de genetische
achtergrond van de dieren, hoort daar eveneens bij. De
vrees voor het overbrengen van ziekten door middel van

»tj

lAil

dit soort orgaantransplantatie maakt dat een geheel ziekte-
vrij dier gegarandeerd moet kunnen worden.
Het houden van deze dieren op een diervriendelijke wijze
waarbij stro niet mag ontbreken vraagt veel veterinair ver-
nuft in de begeleiding.

- In het eerdergenoemde rapport van de Nuffic Council
wordt de vraag opgeworpen in hoeverre het restant van het
brondier in de voedselketen terecht mag komen. Men sluit
dat niet uit.

Dit pathogeenvrij vlees is superieur aan het huidige vlees
dat geproduceerd wordt volgens de IKB-regels.
Hierbij ontbreekt namelijk die garantie van het pathogeen-
vrij zijn. Overigens kan men zich wel de vraag stellen of de
anesthesie die aan de orgaanverwerving vooraf gaat, niet
voor residuen zorgt waardoor bij voorbaat dit vlees on-
deugdelijk wordt voor consumptiedoeleinden.

- De brondieren kunnen als model dienen voor de varkens-
houderij in de toekomst als er voldoende praktisch han-
teerbare spin off van te verwachten is.

- De techniek van het inbrengen van ingekapselde celgroe-
peringen kan wellicht de diergeneeskunde aan een nieuwe
tak van therapie helpen bij kwalen van gezelschapsdieren
met insufficiënt functionerende (endocrinologische) orga-
nen.

Het is uit hoofde van dit soort potentiële veterinaire moge-
lijkheden belangrijk dat de diergeneeskunde als sector deze
wetenschappelijke en klinische ontwikkelingen op de voet
volgt.

EINDCONCLUSIE

Vooralsnog kan de conclusie getrokken worden dat de xeno-
transplantatie als techniek nog een lange weg te gaan heeft
voordat de bestaande tekorten aan organen door deze aanpak
substantieel verminderen.

Ondanks verschillende bezwaren van ziektekundige en ethi-
sche aard lijkt het onvemiijdelijk dat deze techniek eerlang
ingang zal vinden.

LITERATUUR

- Advisory Group on the Ethics of Xenotransplantation. Animal Tissue
into Humans. London 19%; Summary Report; 1-14; ISBN 011 321866 4.

- Coghran A. Making drugs the milky way. New Scientist, oct. 19, 1991.

- Christensen L. Transgenic animals key to human disease control (pi-4)
from Case Reports, Vol. 11, No. 3, 1996.

- Government Response to Report Animal Tissue into Humans. London
1997; 1-23.

- Hamakers I J. Xenotransplantatie. Dieren gedegradeerd tot leveranciers
van reserve-organen. Rapport Nederlandse Vereniging tot Be.scherming
van Dieren 1997; 1-30.

- Nuffield Council on Bioethics. Animal-to-Human Transplants. The
Ethics of Xenotransplantation London 1996; 1-147.

- Wildevuur SE. Xenotransplantatie, het varken op de donorhank; Medisch
Contact 1997; 23:705-7.

Verder via Internet geraadpleegde literatuur:

- Hoke E. Biotech Companies Set To Profit From Animal-Organ
Transplants (p 1-5) from The Scientist 1995; Vol9(20): 10-1.

- Hoke F. Alternative Paths to Xenotransplantation (1-2) from The
Scientist 1995; Vol 9 (20): 11.

- Hoke F. As Cross-Species Transplantations Move Ahead Some
Scientists Call For Caution. Restraint (1-5) from The Scientist 1995; Vol
9(16): I.

- Inpharma report 1996. Pig organ transplants: overcoming hyperacute re-
jection. 1-3.

- Transgenic Animals Key to Human Disease Research from CASE
Reports, 1996; Vol 11 (3): 1-4.

-ocr page 289-

Berichten en verslagen

De delegatie bestond uit vertegen-
woordigers van de National Pork Pro-
ducers Board (NPPC), de vice-voorzit-
ter, mevrouw Donna Reifenschneider
en de adjunct-directeur, mevrouw
Beth Lautner, een medewerker van de
USDA, de heer Larry Miller, een pro-
fessor van de Faculteit Dierge-
neeskunde van de lowa University in
Ames, Jim McKean en een lid van de
National Pork Board, de organisatie
die het geld beheert dat door een
heffing op geslachte dieren wordt ver-
zameld, de heer James Kellogg. In to-
taal drie dierenartsen en twee varkens-
houders.

Pork Quality Assurance Scheme

Maandag was gewijd aan de theorie
van 1KB met een bezoek aan de PVE
en Certiked. De constructie van de
PVE is onbekend in Amerika. De Pork
Board verzamelt het geld via een
heffing op geslachte dieren en geeft
een groot deel van dit geld uit via pro-
jecten ingediend door de NPPC. Eén
van die projecten is al gemime tijd het
Pork Quality Assurance Scheme, een
vrijwillig project dat de kwaliteit van
de varkenshouderij verbetert. Var-
kenshouders gebmiken een aantal
door de NPPC ontwikkelde checklists,
die door hun dierenarts worden gecon-
troleerd, waama de varkenshouder een
bepaald kwaliteitsniveau bereikt. Er is
geen controle op de dierenarts, noch
wordt voor kwaliteitsvarkens extra be-
taald door de slachterijen.
Het verplicht vrijwillige karakter van
de IKB-regeling en het feit dat de ge-
controleerden min of meer vrijwillig
hun controlekosten betalen wekte de
meeste verbazing. De rol van 1KB in
de modernisering van de vleeskeuring
kwam ook nog even aan de orde. De
Amerikaanse regering onderzoekt op
dit moment of een systeem van certifi-
cering een rol kan spelen in het verbe-
teren van productveiligheid en in het
vereenvoudigen van de vleeskeuring.
Enkele van de delegatieleden zijn lid
van de commissie die dit onderzoek
uitvoert.

Eenvoud en doorzichtigheid

Om na alle theorie IKB in actie te zien,
reisde het gezelschap af naar de IKB
koudgrossierderij van dc HOBU te
Voorhout. Meest opvallend voor de de-
legatieleden was de eenvoud en door-
zichtigheid van het door HOBU toege-
paste systeem. De scheiding van IKB-
en standaard-vlees is mogelijk met een-
voudige middelen en een beperkte hoe-
veelheid papierwerk. HOBU gaf de aan-
wezigen volledig inzicht in identificatie
en traceerbaarheid. Met graagte werden
een paar voorbeeldformulieren mee
naar huis genomen. De vragen aan het
management van HOBU hadden vooral
betrekking op de markt voor IKB-vlees
en de motivatie om mee te doen.
Op weg naar de lunch op Kagereiland
wekte het pontje voor fiets en auto veel
verbazing. In de middag kwamen we te
laat aan bij Certiked. ISO-900() en het
spelen met branchevertalingen van
ISO is in Amerika minder bekend dan
in Nederland, laat staan dat er bekend-
heid is met ISO-45000, volgens welke
certificatie-instellingen werken. Een
Engelse versie van de Certiked-criteria
werd voor bestudering thuis meegeno-
men. Gevraagd naar de grootste hob-
bels bij het opzetten van de regeling
bleek dat het ontwikkelen en fijnrege-
len van de criteria veel meer tijd had
gekost dan verwacht. Controle van
dierenartsen door dierenarts-beoorde-
laars na training, vond de delegatie een
vertrouwenwekkend idee met perspec-
tief voor toepassing in eigen land. De
problemen met harmonisatie en stan-
daardisatie van beoordelingen klonken
de delegatie bekend in de oren.
\'s Avonds vergezelde Tjeerd Joma, al-
gemeen secretaris van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde, ons bij het diner. Gezien
de actuele situatie wekt het geen ver-
bazing dat het grootste deel van de
conversatie over varkenspest en de be-
strijding daarvan ging. Gevraagd naar
het grootste probleem bij het opstarten
van de certificatie van dierenartsen-
praktijken, antwoordde de heer Joma
dat het voor dierenartsen niet meeviel
om anderen, buitenstaanders, hoewel
collega\'s, commentaar te laten leveren
op de eigen werkwijze.

AMERIKANEN BESTUDEREN 1KB

Een delegatie afkomstig uit de Amerikaanse varkenssector bezocht op 25 en
26 augustus 1997 ons land om inzicht te verkrijgen in de werking van 1KB.
Hun Europese programma begon in Engeland waar de scharrelvarkenshou-
derij, de \'free range pigs\', werd bezocht. Tevens stelden zij zich daar op de
hoogte van de dierenwelzijnseisen van de Britse supermarktketens.

Door mevrouw F. van Rossem

Relatie slachterij en boer

De dinsdag was vooral gewijd aan de
IKB-praktijk met een bezoek aan ke-
tenbeheerder Sturko, een dierenartsen-
praktijk en GD-IC. Dinsdag werd al
vroeg begonnen met dit bezoek aan
Sturko Lichtenvoorde, waar Nico
Hendriksen, directeur inkoop, met
name inging op de relatie tussen slach-
terij en boer. In Amerika is de relatie
tussen deze partijen, mede door het
ontbreken van onafhankelijke regelin-
gen voor slachting en weging en daar-
mee wantrouwen omtrent uitbetaling,
minder goed dan in Nederland. De ser-
vice die Sturko zijn leveranciers biedt
in cijfermatig inzicht in de resultaten
van (gezondheids) management maak-
te grote indruk. Niet alleen cijfermatig
inzicht wordt verstrekt, leveranciers
zijn ook altijd welkom om hun ge-
slachte koppels te bestuderen.
Uitvoerig werd gediscussieerd over de
motivatie van de 5% varkenshouders
die niet met 1KB meedoen. Een kort
bezoek aan de fabriek, waarbij de
beide varkenshouders, om mogelijke
export van varkenspest naar Amerika,
hoe klein de kans daarop ook is, te
voorkomen, op het kantoor achterble-
ven, sloot het bezoek aan Sturko af.
Wederom was de delegatie onder de
indmk van de eenvoudige en degelijke
toepassing van 1KB in de praktijk.
Een wisseling van 1KB naar standaard
werd bijgewoond. De terminals voor
de keuringsgegevens van de RVV
werden langdurig bekeken en gefoto-
grafeerd. De gelegenheid om vee-
auto\'s te reinigen en te desinfecteren
trok veel aandacht.

De lunch werd genoten bij de
Gezondheidsdienst in Deventer waar
de taak en functie van GD-IC werd
toegelicht. Vooral de elektronische da-
taverwerking en standaardisatie van de
controle door checklists trokken de

-ocr page 290-

aandacht. De thuiswerkende contro-
leur met elektronisch contact met het
kantoor wekte bewondering om de ef-
ficiency.

Postieve lijst wekte bewondering

Het bezoek werd afgesloten in Aalten
waar dierenarts Michel Brinkhoff var-
kenshouder Jan van Schijndel bereid
had gevonden om het gezelschap te
woord te staan. Een bezoek aan zijn
varkenshouderij zat er gezien de var-
kenspest niet in. De administratie van
Jan van Schijndel werd uitgebreid on-
der de loep genomen. Alweer ver-
baasde het de delegatie dat een kwali-
teitslijn zo eenvoudig kan zijn. Het
gebruik van de positieve lijst wekte be-
wondering. Iets dergelijks zag men in
Amerika niet snel gebeuren.
Aan het eind van het bezoek was de
voornaamste conclusie dat een dege-
lijk kwaliteitssysteem niet moeilijk in
elkaar hoeft te zitten en dat optimaal
gebruik van moderne elektronica een
noodzakelijke voorwaarde is voor soe-
pel verloop. Enige scepsis bekroop de
delegatie bij de vraag of \'de gecontro-
leerde betaalt\' in Amerika ook haal-
baar zou zijn. De voordelen voor de
varkenshouder werden geprezen, ter-
wijl men ook voordelen zag voor de
slachterij, hoewel in mindere mate.
Een leerzaam bezoek aan onze IKB
beïnvloedt nu de gedachtenvorming in
de Verenigde Staten.

SEMINAR MULTISITE SYSTEMEN IN DE VARKENSHOUDERIJ

Als de biggen 21 dagen oud zijn en een
gemiddeld gewicht hebben van onge-
veer vijf kilo, vindt overplaatsing
plaats met eigen vervoer naar opfok-
kers. Hier blijven de dieren zeven we-
ken. Hiema worden de biggen gebracht
naar mesterijen. De mestduur is 15 we-
ken. Men moet zich strikt houden aan
de tijden, anders vindt er opstopping
plaats. Het all-in-all-out systeem moet
consequent worden toegepast op stalni-
veau en niet op cel- of afdelingsniveau.
Na ruiming blijven de stallen één week
leeg voor schoonmaken en desinfectie.

Slecht imago

In zijn openingswoord sprak de direc-
teur van PIC Benelux over het doel van
de onderneming en over de huidige or-
ganisatiestructuur. De varkensboer
heeft een slecht imago hetgeen ver-
sterkt wordt door de recente uitbraak
van de klassieke varkenspest. Ze pro-
beren nu zelf hun imago te verbeteren
en moeten hierbij geholpen worden
door het opzetten van goede productie-
systemen, aangepast aan de eisen van
de tijd. Het PIC stimuleert deze ont-
wikkeling door beter fokmateriaal te
selecteren, door gezonde mestbiggen te
leveren en door service te bieden.
In het verleden waren er nogal wat te-
leurstellingen. De biggen waren \'te ge-
zond\'. Contacten met conventionele
varkens en huisvesting in onvoldoende
gereinigde en gedesinfecteerde stallen
gaven ziekte en sterfte door een te hoge
infectiedruk en onvoldoende immuni-
teit. Het proefstation voor de varkens-
houderij heeft thans (na de uitbraak van
de varkenspest) een programma ge-
maakt voor herbevolking, waarin aan-
dacht wordt geschonken aan de finan-
ciering, de organisatiestructuur, het
wettelijke kader, de veterinaire bege-
leiding en andere.

Historie multisite systeem

De heer Christianson ging in op de his-
torie van het multisite systeem. Het
kwam tot ontwikkeling in Minnesota
nadat men nogal wat teleurstellingen
had gehad met het SPF-systeem.
Belangrijke principes zijn een conse-
quent doorgevoerde hygiëne en goede
controle op transport, klinische con-
trole op gezondheid en ziekte onder
meer door laboratoriumonderzoek en
controles aan de slachtlijn. Ook moet
aandacht geschonken worden aan de
ziektepreventie. Verder is belangrijk
dat de deelnemende boeren niet direct
betrokken zijn met het wel en wee van
het vermeerderingsbedrijf De leiding
aldaar kan het beste berusten bij een
dierenarts.

Dit seminar werd georganiseerd door PIC Benelux onder auspiciën van de
Groep Geneeskunde van het Varken op woensdag 1 oktober 1997 te
Rosmalen. Het systeem is afkomstig uit de staat .Minnesota in de USA. De ba-
sis is een integratie of coöperatie van meerdere varkenshouders. Aan de top
staat een vermeerderingsbedrijf dat ook beschouwd kan worden als een sub-
fokbedrijf. Bevruchting geschiedt door middel van KI. Ook past men inciden-
teel embryotransplantatie toe.

Door dr. J.P.W.M. Akkermans

In Europa zijn nu zeven systemen op-
gezet, te weten drie in Engeland, twee
in Duitsland, één in Spanje en één in
Denemarken. Er werd een lijst gepro-
jecteerd met ziekten die men onder
controle kan houden zoals PPRS,
Aujeszky, enzoötische pneumonie,
TGE, intestinal adenomatosis en an-
dere.

Een enkele maal gaat er wel iets mis.
Consequent all-in-all-out is de reme-
die. Voorts moet eerder gestreefd wor-
den naar \'specific disease free\' dan
naar \'specific pathogen free\'.
Collega Scheepens van de groepsprak-
tijk Helden had een studiereis gemaakt
naar Minnesota en hij ging nader in op
de mogelijkheden van het multisite
systeem voor Nederland.
Hij dacht aan een centraal zeugenbe-
drijfvan 1200-2400 zeugen. De zeugen
moeten in boxen gehouden worden.
Temperatuurregeling is noodzakelijk
(koeling en verwarming). Zeer veel
aandacht moet geschonken worden aan
het vervoer zowel naar de opfokkers als
naar de mesters. Het gebmik van kli-
matologisch te reguleren transportau-
to\'s is noodzakelijk. Belangrijk is ook
de kwaliteit van het voer met het oog
op de preventie van
E.coli enterotoxi-
cosis.

Hij zag dezelfde voordelen van het sys-
teem als Christianson en meende dat
gezondheid en welzijn gewaarborgd
kunnen worden. Als nadelen noemde
hij het verlies van zelfstandigheid van
de ondernemers, slachtprijsfluctuaties,
verstopping en opstopping van de var-
kensstroom in het productiesysteem
door teleurstellende groei en ziekte.

Economische aspecten

Als laatste spreker besprak de heer H.
Swinkels van het Proefstation voor de

-ocr page 291-

Varkenshouderij de economische as-
pecten van dit systeem in het bijzonder
en van de hele varkenshouderij in
Nederland in het algemeen. Er zijn
thans nog 21.000 varkenshouders. Dit
zal in de directe toekomst drastisch te-
ruglopen. Verwacht wordt dat er rond
2005 niet meer dan 8.000 tot 10.000
bedrijven met varkens zullen zijn.
Vooral in de mestsector is nog veel
kleinschaligheid (gemengde bedrij-
ven). De meesten zullen verdwijnen.
Hierna gaf hij aan de hand van tabel-
len een analyse van de economische
voor- en nadelen, betrekking heb-
bende op de grootte van de vermeer-
deraars en mesters. Hij vergeleek on-
derling bedrijven met 100,200 en 400
zeugen en bedrijven met 500, 1000 en
2000 mestvarkensplaatsen. De grotere
bedrijven krijgen een betere nett oprijs
voor de biggen. De nettowinst per
zeug is daardoor ook groter. Ditzelfde
kan ook gezegd worden ten aanzien
van de mesterij, doordat men kwan-
tumkortingen kan bedingen voor het
voer en betere leveringscontracten
kan afsluiten.

•• I i«

• .-^.««MHtiyta^Ühi

Grotere bedrijven hebben echter als na-
deel dat de opbrengsten teruglopen
wanneer personeel moet worden aan-
getrokken en voorts dat meer geïnves-
teerd moet worden in de gebouwen. Hij
zag problemen met de financiering, de
ruimtelijke ordening en de Neder-
landse mentaliteit van de boer. Schaal-
vergroting en standaardisatie zijn ech-
ter noodzakelijk.

Voorts werd gesteld dat Nederland op
wereldniveau moeilijk kan concurreren
met landen als de USA. Er is een kost-
prijsnadeel van 0,50 tot 1,00 gulden per
kg. Men zal het moeten zoeken in kwa-
liteit, onder meer door reclame te ma-
ken met een diervriendelijke manier
van varkens houden.

In de discussie werden nog de vol-
gende opmerkingen gemaakt:

a. in Nederland zijn niet veel goede
mesters;

b. de minister moet het kader aangeven
waarbinnen de varkenshouderij kan
opereren;

c. het ontnemen van beslissingsbe-
voegdheid van de boer/ondernemer
is psychologisch een probleem;

d. de huidige stallen (leeg en grondig
gedesinfecteerd) zijn in te bouwen
in het multisite systeem.

Door de steeds strengere eisen van
overheden bij registratie van dierge-
neesmiddelen, neemt het belang van
studies toe. Maar ook de gebruikers
van diergeneesmiddelen vragen meer.
Denk bijvoorbeeld aan irritatie-onder-
zoek op injectieplaatsen bij varkens, in
het kader van 1KB.

Tot nu toe werden de meeste studies
uitgevoerd bij gezonde dieren, bij-
voorbeeld residu-studies. Een steeds
grotere plaats nemen de zogenaamde
klinische studies in: het onderzoeken
van de effectiviteit van een dierge-
neesmiddel bij zieke dieren. Bij de
mens worden dergelijke studies al lang
uitgevoerd. Het doel van zo\'n studie is
te bewijzen dat een (dier)geneesmid-
del effectief is bij de behandeling van
een bepaalde aandoening.

Farma Research B.V. in Nijmegen is
een onafhankelijke contract research
organisatie. Het bedrijf is opgericht in
1984 en is gespecialiseerd in humaan
en veterinair geneesmiddelenonder-
zoek. Opdrachtgevers zijn nationale en
internationale farmaceutische bedrij-
ven. De veterinaire afdeling van Farma
Research verricht verschillende soor-
ten studies, onder andere residu, far-
macokinetiek, algemene tolerantie, lo-
kale tolerantie, effectiviteit. Het
betreft zowel studies bij landbouw-
huisdieren als gezelschapsdieren.

KLINISCHE STUDIES STEEDS VAKER
VEREIST VOOR REGISTRATIE

FARMA RESEARCH B.V. ONDERZOEKT EFFECTIVITEIT
DIERGENEESMIDDELEN

Farma Research B.V. in Nijmegen is bezig met het opzetten van een studie bij
varkens met als indicatie: gastro-intestinale
E. cv^/i-infectie al of niet gecombi-
neerd met een
Streptococcus suis type Il-infectie. Voor dit doel zoekt deze on-
afhankelijke contract research organisatie varkensbedrijven waar deze aan-
doeningen voorkomen.

In Nederland kwamen in de periode van
15 september tot en met 12 oktober 1997
de volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte verplicht
is voor:

Voor het uitvoeren van klinische stu-
dies is de praktiserend dierenarts een
onmisbare schakel. De taak van de
practicus hierbij kan verschillen van
een puur ondersteunende functie tot
het optreden als lokaal onderzoeker.
Het aantal practici dat wordt ingescha-
keld bij een studie kan variëren van
één a twee tot enkele tientallen. De ei-
genaren van de dieren worden volledig
geïnformeerd over de studie en moeten
schriftelijk toestemming geven.

De praktiserend dierenarts zal in toe-
nemende mate te maken kunnen krij-
gen met klinische studies. Heeft u inte-
resse of wilt u algemene informatie,
neemt u dan contact op met Farma
Research B.V., J.J.C. van Hattum of
J.A.L.M. de Kleyne, Snelliusstraat 6,
6533 NV Nijmegen, telefoon: 024-
3559296, fax: 024-3541340.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

Klassieke varkenspest

In de periode van 15 september tot en
met 12 oktober 1997 kwamen 12 geval-
len voor van klassieke varkenspest:

11 gevallen in de provincie Noord-
Brabant en 1 geval in de provincie
Limburg.

In totaal komt het aantal uitbraken van
Klassieke Varkenspest in Nederland per

12 oktober 1997 op 417 gevallen!

-ocr page 292-

Geachte redactie,

Het was boeiend om in het artii^el
Tracering van varkenspest van Van der
Wolf, Rambags en Bakker (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1997, deel 122,
aflevering 17, 474-6) te lezen hoeveel
problemen men ontmoet bij de taak een
einde te maken aan de heersende var-
kenspestepidemie. In samenhang met
de beschrijving van het
Hog Cholera vi-
rus
van Van Oirschot en Terpstra\'
kwam ik tot een conclusie die ik hier wil
toelichten.

Van Oirschot en Terpstra vermelden
onder meer:

Door dit virus besmette varkens kunnen
virus uitscheiden vóór het verschijnen
van ziektesymptomen.
Varkens besmet met een stam van ge-
matigde virulentie kunnen lijden aan
een chronische infectie en het virus
voortdurend dan wel met tussenpozen
uitscheiden tot hun dood.
Congenitale infectie door stammen van
geringe virulentie kan leiden tot het

\' Hog Cholera virm. Oirschot J van. Terpstra C. in
Virus infections of vertebrates. Horzinek M. Series
ed. Vol. 2: Virus infections of porcines. Pensaert MB.
ed Elsevier I9H9: Ch 8: 113-30

ii

fe^l ■ ft

voorkomen van biggen, die het virus
maandenlang voortdurend uitscheiden
zonder symptomen van de ziekte of het
tot stand komen van een immuunres-
pons.

Van der Wolf et al. melden dat volwas-
sen dieren vrijwel symptoomloos kun-
nen lijden aan varkenspest of met
slechts moeilijk te onderkennen ver-
schijnselen. Tevens geven zij aan dat
het, ondanks het virulente karakter van
de huidige uitbraak, meermalen voor-
komt dat de serologie subklinische in-
fecties van meer dan vijf weken oud
aantoont en bovendien dat alle varkens-
transporten een groot risico van ver-
spreiding betekenen.
Mijn conclusie is dat het varkenspestvi-
rus in ruime mate kan worden uitge-
scheiden en dus kan worden verspreid
voordat iemand de ziekte kan waarne-
men. Natuurlijk is dit geen nieuws voor
de mensen die de bestrijding organise-
ren, maar ik vraag mij toch af of de be-
strijding niet aanmerkelijk doeltreffen-
der zou worden indien men meer van
deze gedachte zou uitgaan bij het op-
stellen van een nieuw draaiboek voor de
maatregelen te nemen bij de eerste aan-
wijzing voor het bestaan van een be-
smetting. Gezien de opmerkingen van
Van der Wolf
et al. zou men zich bij-
voorbeeld kunnen afvragen in hoeverre
het op grote schaal opruimen van dieren
en het afvoeren van hun karkassen de
verspreiding meer heeft bevorderd dan
afgeremd. De jongste geschiedenis laat
zien dat reeds het gemcht van een aan-
staand vervoersverbod tot onverant-
woordelijke transporten kan leiden,
maar toch lijkt een strenger draaiboek
zinvol, natuuriijk tenzij er uitzicht komt
op de toepassing van het markervaccin.
Met excuses voor het gemak waarmee
zo\'n opmerking gemaakt kan worden.

liiiiMMiÉiiiiiMitti

Frans Orthel
Nijmegen

Recent genomen maatregelen ter be-
perking van het vervoer van levende
varkens zijn een bevestiging van de
conclusies terzake de transportrisico \'s.
Alle maatregelen ten spijt blijft eradica-
tie van KVP moeilijk zolang (groepjes)
individuen menen dat zij buiten deze
maatregelen vallen. Alleen een geza-
menlijke aanpak kan een effectieve aan-
pak zijn.

Daarbij is het vaccineren met een goed
marker-vaccin een zeer veelbelovend
middel. Een middel waarmee escalatie
kan worden voorkomen. Elke, met
name politieke, mogelijkheid om zo \'n
vaccin dichterbij te krijgen moet wor-
den aangegrepen.

Jan Vaarten,
Stafmedewerker Veterinaire Zaken.

EUROPEES SYMPOSIUM TRANSFER OF KNOWLEDGE
IN POULTRY PRODUCTION\'

Congressen eo cursussen

Werkgroep 11, \'Education and Extension\', van de Europese Federatie van de
World\'s Poultry Science Association (WPSA), organiseert samen met enkele
andere instanties
van 17 tot en met 19 november 1997 een symposium \'Transfer
of Knowledge in Poultry Production\'.
Het symposium vindt plaats in de
Jaarbeurs te Utrecht, deels voorafgaand en deels samenvallend met \'VIV-
Europe\'.

Het symposium is bedoeld voor perso-
nen die zich bezighouden met over-
dracht van kennis en met het dagelijks
management van de pluimveehoude-
rij. In een viertal topics gaan circa 25
deskundigen uit de hele wereld in op
de volgende onderwerpen:
overdracht van kennis in de pluim-
veehouderij;

* technische en economische gege-
vens als basis voor verbetering van
de resultaten;

* gebruik van computerprogramma\'s
als hulpmiddel bij het management;

* kennis als basis voor vooruitgang.

Naast inleidingen vindt er een bezoek

plaats aan enkele standhouders op

\'VIV-Europe\' en aan het IPC Dier te

Barneveld, waar het gebruik van com-
puterprogramma\'s in praktische situ-
aties wordt gedemonstreerd. De voer-
taal is Engels.

De kosten voor het symposium, inclu-
sief lunches, diner, toegang tot de VIV
(tot en met vrijdag 21 november) en
proceedings van het symposium be-
dragen
ƒ 427,50 voor WPSA-leden,
ƒ 475,- voor niet-WPSA-leden en
f 190,- voor studenten. De kosten zijn
exclusief hotel.

Voor opgave of meer informatie kunt u
contact op nemen met Jacqueline van
Roekel-Groeneveld of Madeion de
Kleer, telefoon 0342-414881, fax
0342-492813 (IPC Dier Barneveld,
Postbus 64, 3770 AB Barneveld).

-ocr page 293-

■^If H

m

.. t e ».vs. SM

ZESDE LUSTRUM VETERINAIR DISPUUT UNITAS

In september heeft u reeds de eerste
aankondiging ontvangen met telefoon-
lijst en begin deze maand het
BarBIERturaten lustrumboekje. Dus
zoek deze zaken eens op tussen uw
overige, onbehandelde post en ver-
kneuter uzelf bij de gedachte dat u er
op 13 december op onze oudledendag
(= Algehele Anaesthesie) weer bij zal
zijn.

Natuurlijk kan er reeds op donderdag
tijdens de receptie en groot feest op
Unitas s.r. al lustig op los gepremedi-
ceerd worden. Als u dat bij ons zo
spoedig mogelijk kenbaar maakt zijn
de inductie en recovery ook bespreek-
baar. Dus pak het lustmmboekjes er
even bij en geef u zo spoedig mogelijk
op voor de oudledendag en vergeet uw
schoenmaat niet in te vullen.
Ook willen wij u erop wijzen dat het
nog steeds mogelijk is om een bijdrage
te doneren voor ons zesde lustmm op
rekeningnummer 699459834 ter atten-
tie van M. Bleeker.
Verder willen wij u
adviseren uw brievenbus goed in de
gaten te houden en niet te vergeten:
\'Wie tot tien kan tellen, kan ook oudle-
den vriendjes bellen!\' Tot zaterdag 13
december, tot BarBIERturaten, tot lus-
tmm, we laten de stier weer ouderwets
brullen.

Wij mogen blij zijn dat het nog maar november is. Immers als het reeds de-
cember was geweest had u als oudlid van het VDU het zesde lustrum alweer
achter de kiezen gehad. Echter nu kunnen wij u er nogmaals op attenderen
dat het VDU van
11 tot en met 14 december 1997 het dertig-jarig bestaan
kracht bijzet door vier dagen onder zeil te zijn onder het motto
BarBIERturaten.

Voor verdere informatie kunt u bellen
met Arjan Schuttert (030-2520693)
en/of Anne-Marie Groenveld (030-
2732388).

STUDIEDAG VEEG: BIOLOGIE EN MANAGEMENT
VAN DIERZIEKTE-UITBRAKEN

(^terv^

Op 20 november 1997 organiseren de Nederlandse Vereniging voor Epidemiologie en Economie
( VEEC) en de Belgische Vereniging voor Epidemiologie en Ekonomie (VEE) gezamenlijk een studie-
dag bij de Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel. Het thema van de dag zal zijn
\'Biologie en ma-
nagement van dierziekte-uitbraken. \'

Toegang voor leden is gratis. Niet-leden betalen ƒ 25,- voor deelname.
Hoechst Roussel Vet Opgave en informatie bij A.R.W. Eibers, telefoon: 0411-659419, fax: 0411-659455.

ORALE VLOEISTOFTHERAPIE BIJ KALVEREN MET DIARREE.

B. T. Scheijgrond; SR 523/96: 25 pp.

De doelstelling van deze literatuurstu-
die was informatie te verzamelen over
de samenstelling van vloeistoffen die
bij pasgeboren kalveren lijdende aan
diarree worden toegediend.
Bij diarree ontstaan ongeacht de oor-
zaak de volgende afwijkingen: dehy-
dratie, metabole acidosis, energiete-
kort en verlies van electrolyten. Het
therapeutisch handelen moet zich
hierop richten waarbij steeds keuzes
gemaakt moeten worden als het al dan
niet verstrekken van antibiotica en
melk, het toedienen van electrolyten
per os of per injectionem, de samen-
stelling van de vloeistoffen en andere.
Gesteld wordt dat bij een tijdige inge-
zette orale rehydratie 95% van de pa-
tiënten overleeft.

De toe te dienen vloeistoffen moeten
de tekorten gedurende kortere of lan-
gere tijd aanvullen. Melk mag kalveren
lijdende aan diarree in het algemeen
niet worden onthouden.
Ingegaan wordt op de betekenis van het
verstrekken van natrium, bicarbonaat,
glucose lactaat, gluconaat en andere.
Er is een groot aantal preparaten wisse-
lend van samenstelling in de handel.
Een juiste keuze op basis van klinisch
onderzoek is thans niet goed mogelijk.
Vaak laat men zich leiden door erva-
ring. Verwacht wordt dat in de toe-
komst de keuze van de samenstelling
van de vloeistof op basis van zelf uit te
voeren bepalingen vergemakkelijkt zal
worden.

-ocr page 294-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursus-
sen. Opgave voor de genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod@po-
box.ruu.nl. Ons volledige cursusaan-
bod kunt u, naast onze brochure, vin-
den op intemet pagina: http://www.cc.
ruu.nl/paod.

Beoordeling cytologische preparaten

(97.139), 25 november 1997,20 januari
en 17 februari 1998, drie dinsdagmid-
dagen van 14.00 tot 17.00 uur.
Vergadercentmm \'Descartes\', Utrecht/
De Uithof Cursusprijs ƒ 985,-.

Tijdens deze cursus zal ingegaan wor-
den op de wijze waarop preparaten cy-
tologisch beoordeeld kunnen worden.
Naast een algemeen deel, waarin het
onderscheid wordt behandeld tussen
de verschillende weefseltypen, tussen
benigne en maligne tumoren en tussen
de verschillende ontstekingtypen, zal
er een deel over huidlesies en een deel
over lymfeklieren gaan. Telkens wordt
na een inleiding de cursist de gelegen-
heid geboden om met microscopen
zelf diverse preparaten te beoordelen.
Cursusleider: dr. E. Teske, specialist
inteme geneeskunde, Vakgroep Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren,
FdD.

\'En hoe nu verder.......?\', de prakti-
sche aanpak van diagnostische pro-
blemen GD
(97.131), donderdag 20
november 1997, 13.30 tot 17.00 uur,
\'De Wagenrenk\', Wageningen. Cursus-
prijs ƒ275,-.

De inhoud van de cursus is vooraf niet
bekend, evenmin is deze cursus iden-
tiek aan eerder gegeven cursussen.
In het eerste deel van deze cursus wor-
den patiënten gedemonstreerd welke ter
nadere diagnostiek van een internistisch
of chimrgisch probleem verwezen wer-
den naar \'De Wagenrenk\'. Aan de hand
van de anamnese en de beschikbare aan-
vullende informatie (gegevens van labo-
ratoriumonderzoek, ECG, röntgenon-
derzoek) zal besproken worden welke
aanvullende diagnostische methoden
gebruikt werden om tot een behande-
lingsplan van de betreffende patiënt te
komen, met speciale aandacht voor die
onderzoeksmethoden welke ook in de
praktijk toepasbaar zijn. Tijdens het
tweede deel van elke cursus is er gele-
genheid een aantal, door de cursisten
meegebrachte problemen, ten aanzien
van nadere diagnostiek te bespreken. De
cursusleiders zijn dr. A.A.M.E. Lub-
berink, specialist chimrgie der gezel-
schapsdieren en drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Aangezien het tweede gedeelte van de
cursus qua tijdsbesteding afhankelijk
is van het aantal door de cursisten mee-
gebrachte patiënten gegevens/proble-
men, moet rekening gehouden worden
met een later sluitingstijdstip van deze
cursus.

Certificatie (97.704) donderdag 20 en
vrijdag 21 november 1997, Woud-
schoten Conferentiecentmm, Zeist.
Cursusprijs ƒ 1200,- inclusief over-
nachting.

Deze, vanuit de Projectgroep Certifi-
cering/Kwaliteitszorg opgezette, cursus
beoogt ten eerste het verduidelijken van
de Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsenprak-
tijken en ten tweede zal de haalbaarheid
van een kwaliteitssysteem in de eigen
praktijk met behulp van de toetscriteria
duidelijk worden gemaakt. Vanuit ver-
schillende invalshoeken komen de vol-
gende onderwerpen aan bod: De feiten
die een diergeneeskundig kwaliteits-
zorgsysteem noodzakelijk maken; Cer-
tificeren is een manier van denken; Het
protocol en de werkinstructie; De kwali-
teitsrichtlijn, vertaald naar de praktijk;
De registratie van de veterinaire activi-
teiten; Praktijkgebouwen en inventaris,
knelpunten en oplossingen; Apotheek-
beheer, de verwoording in het Kwa-
liteitshandboek; Hoe leggen we nieuwe
ontwikkelingen vast?; De ARBO-wet,
toegespitst op de veterinaire praktijk;
Praktisch oefenen in het maken van pro-
tocollen en werkinstructies; Functie-
beschrijving en organogram; Organi-
satie diergeneeskundige begeleiding;
De Klachtenprocedure, Hoe onderhou-
den we onze kennis?; Werkoverieg en
inteme audit; Het Kwaliteitshandboek.
Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus wordt voldoende ruimte ge-
boden tot discussie. De cursusleider is
drs.
J.A. Westerbeek, Veterinair Cen-
trum Someren.

IBR (Deze cursus organiseert PAO-
Diergeneeskunde in samenwerking met
de Gezondheidsdienst voor Dieren).
Diverse locaties. Cursusprijs ƒ 150,-.

Cursusnummers, data en locaties:
97/243 dinsdag 27januari 1998;
Gezondheidsdienst voor
Dieren te Drachten
97/244 woensdag 28januari 1998;
Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer
97/245 woensdag 18 februari 1998;
Gezondheidsdienst voor
Dieren te Boxtel
97/246 donderdag 19 februari 1998;
ROC te Zegveld

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.

Bestrijding van IBR staat volop in de
belangstelling. Op grote schaal wordt
gevaccineerd en zijn bedrijven actief
om het IBR-certificaat te behalen.
Deze activiteiten zijn gebaseerd op de
landelijke aanpak van IBR zoals die
wordt voorgestaan. In de cursus wordt
globaal aandacht geschonken aan de
wetenschappelijke inzichten die ten
grondslag liggen aan de aanpak.
Vanuit deze inzichten worden proble-
men die zich in de praktijk voordoen
besproken en geanalyseerd. Het gaat
daarbij om zaken als tegenstrijdige uit-
slagen; onverklaarbare uitbraken, et-
cetera. Met de verworven kennis zal de
practicus in staat zijn de kwaliteit van
dienstverlening aan de veehouder te
verhogen. Hoewel een en ander zal
zijn gebaseerd op ervaring met IBR-
bestrijding, zal het toepassingsgebied
van de cursus verder strekken. De cur-
susleiders zijn dr. P. Franken, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren Deventer
en dr. J.J. Hage, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).

Aan het eind van regels gelieve
geen harde retums te geven.

-ocr page 295-

EGBERT

TOUSSAINT RAVEN

Op de avond van 6 juni 1997 overleed,
thuis in zijn woonplaats Groenekan,
na enkele weken ziekte Egbert
Toussaint Raven aan de gevolgen van
een hevige, invasieve, weefselnieuw-
vorming met uitzaaiingen in de buik-
holte.

Egbert werd geboren op 25 maart
1926 te Dokkum. Door de wisselende
standplaatsen van zijn vader heeft hij
zijn jeugd op diverse plaatsen doorge-
bracht. Hij volgde de HBS te Utrecht,
waar hij in 1943 het B-diploma be-
haalde, maar hij moest de bevrijding
in mei 1945 afwachten voordat hij zich
kon laten inschrijven aan de
Rijksuniversiteit te Utrecht om dierge-
neeskunde te gaan studeren. Dat plan
had hij al vanaf zijn schooljaren ge-
koesterd. In 1951 studeerde hij af en
werd hij assistent bij de kliniek voor
verloskunde onder leiding van de
hoogleraar Van der Kaay. In deze tijd
leerde hij ook zijn toekomstige vrouw
Neel Zandee kennen die werkzaam
was bij de administratie van voor-
noemde kliniek. Zij trouwden in 1953
en in dat jaar vestigde hij zich na een
praktijkovername in Harderwijk.
Egberts voorkeur ging uit naar de
praktijk, liefst de gemengde praktijk,
en na een jaar Harderwijk heeft hij
zich nog een keer, van 1958 tot 1962,
in Zwolle gevestigd. Maar een zekere
rusteloosheid en ook drang naar per-
fectie dreef hem weer andere kanten
op. Zo was hij van 1954 tot 1958 werk-
zaam als wetenschappelijk medewer-
ker van de hoogleraar Numans. In
1962 echter lijkt hij zijn draai toch de-
finitief gevonden te hebben toen er be-
hoefte bleek aan een onderzoeker die
zich wilde wijden aan het onderzoek
van klauwkreupelheden, vooral bij het
ZH\'artbont melkrund. En zo kwam
Egbert tenslotte weer terug als mede-
werker van de vakgroep Heelkunde om
zich tot aan zijn vervroegde uittreding
in 1985 volledig op dit onderwerp,
klauwverzorging bij het rund, te con-
centreren.

tijk gericht werk, heeft hij veel van zijn
inzichten, gebaseerd op eigen onder-
zoek en ervaring, getoetst aan het werk
ook van anderen, weten neer te leggen.
Het is de verwoording van zijn per-
soonlijke zienswijze omtrent het func-
tioneren van de runderklauw en een
getuigenis van zijn niet-aflatend stre-
ven naar zorgvuldigheid en duidelijk-
heid.

Dit werk, dat een zeer persoonlijk
stempel draagt, heeft in de jaren
daarop wereldwijde erkenning gekre-
gen en hij werd een veelgevraagd
spreker bij congressen, met name het
World Buiatrics Congress. Maar het
ging hem bij dit alles toch vooral om
het doen en zo is hij jaren als leraar
actief geweest op het Innovatie- en
Praktijkcentrum Dierlijke Sectoren te
Oenkerk. Ook heeft hij gedurende vele
jaren de klauwverzorging op een aan-
tal rundveebedrijven zelf voor zijn re-
kening genomen, in één geval nog tot
zeer kort voor zijn dood.

Het is niet gemakkelijk Egbert als
mens te karakteriseren. Zijn hele leven
heeft in het teken gestaan van oprecht-
heid, rechtvaardigheid en eerlijkheid.
Hij had een grondige afkeer van eigen-
waan en doen alsof. Zijn neiging tot
perfectionisme speelde hem soms par-
ten en hij was teleurgesteld als hij door
anderen niet begrepen werd. Er ging
een hart\\\'erwarmende openheid van
hem uit en een openhartigheid die hem
knetsbaar maakte. Hij was boven alles
een heel bijzonder en gaaf mens. Hij
was gedurende vele jaren mijn beste
vriend en zijn heengaan is moeilijk te
vatten.

Zijn sterven laat een diepe wond na in
het hart van Neel en de kinderen. Ik
wens hen veel sterkte toe.
Beste Egbert, goede vriend, rust zacht!

Wim Hermans

Het ging hierbij vooral om de klauw-
problematiek in de geïntensiveerde
melkveehouderij en de praktische uit-
voering van de klauwverzorging.
Typerend voor Egbert toetste hij zijn
inzichten door steeds zelf in de praktijk
de klauwverzorging ter hand te nemen.
Daarnaast voelde hij zich geroepen
om zijn kennis en ervaring op anderen,
ook schriftelijk, over te dragen. In zijn
boek voor studenten, dierenartsen en
beroeps-veepedicuren, een op deprak-

-ocr page 296-

KNMVD-SPDRTDAG 1997 TE VLISSINGEN/DOMBURG

ZONNIG ONDANKS SOMBERE VOORSPELLINGEN

Vlissingen, Domburg, 2 oktober 1997-Om 7.00 uur is het zwerk grijs, grijzer,
grijs-st, precies zoals de weerman voorspeld had dat het zou zijn en blijven.
De deelnemers aan de KNMvD-sportdag trekken niettemin in groten getale
naar het Zeeuwse.

Hockey en voetbal spelen zich gebroederlijk naast elkaar af op sportpark
Bonedijke te Vlissingen. Ook voor bridge (Grand Hotel Arion) en tennis
(racketcentrum Vlissingen) zijn locaties te Vlissingen gevonden. Alleen voor
golf moet men naar Domburg. Maar dat is zeker de moeite waard, want de
links - in de duinen heet een golfbaan \'golflinks\' - zijn prachtig gelegen met
een schitterend uitzicht op zee.

En zowaar, de aanvankelijk troosteloze lucht klaart in de loop van de dag op
en de nieuwe sportactiviteit, de hardloopwedstrijd, wordt aan het eind van de
dag door zonlicht overgoten. De start en de finish op de boulevard in
Vlissingen zijn een prachtig gezicht, met name vanwege het bijzonder heldere
licht, tegen de unieke achtergrond van de voorbijvarende zeeschepen.

VOETBAL

Op het sportpark Bonedijke zijn de
weersomstandigheden al gauw ideaal:
droog en tenslotte zonnig. Het jaar-
lijkse voetbaltoumooi verloopt dan ook
in opperbeste stemming. De faciliteiten
zijn uitstekend. De liefdevolle, kordate
zorgen van het kantine-team maken de
lunch tot een overvloedig festijn. (Is
450 broodjes genoeg denkt u?)

Door Sophie Deleu

Twee poules van vier strijden om de
hoogst denkbare eer.
\'Good old\' Gerrit Heynen doet als
doelman van Overijssel tijdens de pe-
nalties de tijden van Eddy PéGé herle-
ven. Overijssel wordt derde en Noord-
Brabant vierde.

Om de eerste plaats strijden de Dier-
geneeskundige Studenten Kring (DSK)
en de Afdeling Zeeland. Maar ook met
de gebroeders Van de Vijver in het
team lukt het de Afdeling niet om de
studenten te verslaan. Het wordt, welis-
waar geflatteerd, 3-0 voor de DSK. De
beker komt daarmee definitief in het
bezit van de studenten en valt te bezich-

tigen in de DSK-kamer op de Yalelaan.
Het mooiste doelpunt is van bankier
De Munck in de wedstrijd Overijssel-
Faculteit der Diergeneeskunde: een
fraaie lob, hoog in de kruising. Frank
van de Vijver is zonneklaar de beste
voetballer van de dag.
Hans Hagendijk neemt na tien jaar af-
scheid als coördinator van de voetbal.
De bal is aan Hans Caron. Hagendijk
hoopt niettemin volgend jaar iedereen
weer gewoon te ontmoeten in Emmen.

BRIDGE

Het bridge is dit jaar in Grand Hotel
Arion, dat ook het toneel zal zijn voor
het Jaarcongres en de Algemene
Vergadering. Bijzonder is dit jaar de be-
zielende spelleiding van Wondergem
sr., die de bridge-coördinator Albert
F.A. Brands op voortreffelijke wijze
ondersteunt. De vader van de voorzitter
van de Afdeling Zeeland organiseert
vaker bridgewedstrijden in Arion en
kent het klappen van de zweep. Bridge
loopt derhalve als een trein, of moeten
we zeggen vaart als een schip? Want
onder het bridgen schuiven voortdu-
rend grote zeeschepen voorbij.
De uitslag is na twee zittingen als volgt:

totaal

1.

dhr. Akkermans en

dhr. Brands

127.55

2.

mw. V.d. Wiel en

dhr. Van Oirschot

125.00

3.

echtpaar Bollen

112.34

4.

echtpaar Schofaerts

111.11

5.

mw. Alberda en

mw. Lunter

110.89

6.

mw. Brands en

mw. Van Zutven

102.22

7.

echtpaar Logtenberg

100.00

8.

echtpaar Van Looveren

97.89

9.

echtpaar De Groot

86.23

10. echtpaar Atsma

81.89

-ocr page 297-

ifcTnrïHi

en op een gedeelde 11^/12^ plaats
(72.45):

echtpaar Crone en echtpaar De Boer.
GOLF

Golven in Domburg is werkelijk iets
bijzonders. De links liggen er vlak te-
gen de zee en men speelt in de duinen.
Er is dan ook geen enkel plekje werke-
lijk vlak te noemen. Aan de andere
kant ligt de weg. Helemaal veilig is het
er niet, want de golfballen houden zich
niet altijd aan de grenzen van het ter-
rein. De intieme golfclub ontvangt de
dierenartsen bijzonder gastvrij.
Het is veel klimmen en dalen voor de
sporters. Apart is het hekje dat toegang
geeft tot een short cut voor spelers bo-
ven de 80 jaar. Anderen moeten de
lange weg maar nemen.
Er wordt met 7/8 handicap-verreke-
ning gespeeld.

De uitslag is:

1. mevrouw Th.J. Driehuis (hcp 27)
33 stableford punten

Het is haar homecourse, maar ze
heeft verdiend gewonnen.

2. A.J. Breeuwsma(hcp 16)
31 stableford punten

3. W.J. Schoorlemmer(hcp30)
31 stableford punten

4. J.G.J. Wulffraat(hcp20)
29 stableford punten

5. mevr. E. Cock-van Oever (hcp 29)
29 stableford punten

6. mevr. H.G. Remmen-Cox (hcp33)
28 stableford punten

Longest drive:
dames:

mevr. H.G. van Pinxteren-Hurkmans
heren:

A.J. Breeuwsma

Neary:

F.E. de Groot

HOCKEY

De velden van de Mixed Hockey Club
Vlissingen liggen er prachtig bij. Er is
één kunstgrasveld en één gewoon veld.
De studenten-voetballers zijn samen
met de -hockeyers met de bus geko-
men, dus de wedstrijden kunnen op
tijd aanvangen.

De sfeer is gezellig en sportief De
lunch is bijzonder goed verzorgd met,
typisch Zeeland, gamalen en vis.
38 Dierenartsen uit de praktijk, de fa-
culteit, de RVV, de industrie en 30
ouderejaars-studenten strijden om de
professor Van der Kaaij-bokaal. Alle
teams spelen vijf wedstrijden. De eer-
ste plaats is voor Gelderland, na straf-
pushes tegen Noord-Brabant.
De erewedstrijd, de Pfizer-Dutch Vet-
erinary All Stars tegen de Raadgevers-
Veterinaire Studenten Touring Team
(VSTT), gaat om de Veterinaire
Toekomst Hockey Bokaal. De All
Stars delven na een spannende strijd
tenslotte het onderspit.
Na de wedstrijden is het tijd voor een
borrel op locatie, alwaar ook de prijzen
uitgereikt worden.

TENNIS

Het racketcentrum Vlissingen ont-
vangt de tennissers. Eenmaal binnen is

-ocr page 298-

men zeer enthousiast (de omgeving is
minder inspirerend: industrieterrein
Vlissingen). Over de gehele lengte van
baan 1 is er een glazen wand, van
waarachter men \'onder het genot van\'
naar de wedstrijden kan kijken. De
sfeer is derhalve zeer opgewekt, de
lunch goed verzorgd.
Men speelt in twee categorieën: DE en
C. De uitslagen zijn als volgt.
In de categorie DE, bij de heren:

1. J.M.J. Engel

2. B.J. Boer

3. G. Theunissen
en bij de dames:

1. mevr. C.C. van Aart

2. mevr. M. Mönch

3. mevr. D.P.K. Lankveld

In de categorie C, bij de heren:

1. P. Essers (nogal logisch, Essers is
tennisleraar!)

2. H.G.M. Sickman

3. J.J.J.M. Settels
en bij de dames:

1. mevr. K.R.J. de Bruijckere

2. mevr. H.G.E. Knijff

3. mevr. J.G.J. Reinders

HARDLOOPWEDSTRIJD
Zoals reeds gezegd is de eerste veteri-
naire hardloopwedstrijd alleen al uit
esthetisch oogpunt een succes. De start
en de finish zijn aan het strand en op de
boulevard gelegen en het is tenslotte
schitterend weer geworden. Het licht
en het wisselende uitzicht maken het
allerminst tot een straf om op de lopers
te wachten.

«« «J

Tien kilometer moeten de sporters af-
leggen. Er hebben zich twee dames en
zeven heren aangemeld. Dit selecte
groepje wordt om 5 uur \'weggescho-
ten\'. Het parcours loopt via de duinen
naar het keerpunt (na 5 km) in Dishoek
en via duinen en strand weer terug. De
finish is bij hotel Arion.

Door een haag van applaudisserende
congresgangers passeert T. van der
Wurff als eerste de finish: 45 minuten.
De eerste dame die de eindstreep haalt
is mevrouw C. Ritsema van Eek (50
minuten). De laatste loper arriveert na
64 minuten.

Van der Wurff ontvangt de professor
A.\'Brand-wisselbeker. Dit geeft al aan
dat men voornemens is, ook volgend
jaar een loop te organiseren.
Coördinator Van Erp hoopt op een
grotere concurrentie, maar ook de re-
creatie-lopers zijn van harte welkom
(eventueel na de bridge).

VETERINAIRE BLAASKAPEL
\'s Avonds zetten de veterinairen de
feestelijkheden voort in Grand Hotel
Arion. Jong en oud vermaakt zich uit-
stekend, onder het genot van een hapje
en een drankje en de vrolijke muziek
van de Veterinaire Blaaskapel.
Collega J.C. van der Sar is, zo vindt
men unaniem, de veterinaire sportman
van het jaar.

Helaas neemt de sportcommissie dit
jaar afscheid van haar voorzitter, P.J.
van der Werf en haar commissielid C.
Willenborg. Ze worden hartelijk dank
gezegd voor tien jaar commissariaat.
Willenborg en Van der Werf hebben
elf sportdagen georganiseerd (de eer-
ste in 1987 in Cuijk). De beide heren
worden gerekend tot de \'echte sfeer-
makers\' der KNMvD en het is voor
K.H.J. Lambeek (voorzitter) en W.G.
de Pagter een grote uitdaging om hun
prestatie te evenaren.

-ocr page 299-

JAARCONGRES 1997 - OFFICIËLE GEDEELTE

OVERHEID TENSLOTTE EENS MET DIEREIMARTSEIM

Vlissingen, 3 oktober 1997 - De bezoekers van het Jaarcongres 1997 in Grand
Hotel Arion hebben het gevoel aangemonsterd te zijn op een groot schip. Zowel
in de foyer als in de zaal kijkt men recht op zee. Grote schepen doen de hoofden
gedurende de gehele dag van links naar rechts draaien. De burgemeester van
Vlissingen, de heer Van der Doef, opent het congres. Hij vraagt de dierenartsen
om na te denken over het houden van gezelschapsdieren in een gemeente. Mag
een (lokale) overheid daar voorwaarden aan stellen?

De voorzitter van de KNMvD, A.W. Udo, gaat in zijn Jaarrede in op de relatie
tussen de eerste- en de tweedelijnspraktijk, de Stichting Vaccinatie
Gezelschapsdieren, de bestrijding van klassieke varkenspest en de verande-
rende positie van de dierenarts in de sector volksgezondheid. Er bestaat grote
opluchting over het feit dat de overheid eindelijk schriftelijk heeft laten weten
het eens te zijn met de visie van de dierenartsen op het doden van zeer jonge
biggen. De regeling als zodanig eindigt op 20 oktober 1997.
Aan 21 kersverse specialisten wordt een eertiflcaat uitgereikt en de Jaarprijs
voor het beste artikel in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (jaargang 1996)
gaat naar P.A.M. Overgaauw.

Er is ook een primeur: De Aart van Keulen-prijs wordt ingesteld. Ter gelegen-
heid hiervan wordt tevens een schilderij van Frenkel onthuld en aangeboden
aan de KNMvD.

il

E. Wondergem, voorzitter van de Afdeling Zee-
land houdt een warm pleidooi voor het gebruik
van moderne communicatiemiddelen.

Door Sophie Deleu

De voorzitter van de Afdeling Zeeland,
E. Wondergem, heet allen hartelijk wel-
kom in Vlissingen. Zijn verhaal is, hoe-
wel kort, een groot pleidooi voor het ge-
bmik van modeme communicatie-
middelen binnen de KNMvD. De
Afdeling Zeeland bestaat ten eerste uit
weinig leden, waardoor een klein aantal
personen vaak belast wordt met de
(re)presentatie van de Afdeling, en is
bijna per definitie ver verwijderd van
alle activiteiten. Het zou Wondergem
derhalve zeer welkom zijn als het ge-
bmik van E-mail, Internet en dergelijke
zeer snel in zwang raakte in de KNMvD.
Het verheugt de Afdeling Zeeland ove-
rigens zeer, vandaag de dierenartsen een
keer in het Zeeuwse te gast te hebben.

□PENING

Het officiële openingswoord is aan de
heer Van der Doef, de burgemeester van
Vlissingen. Hij gaat in op het lot van de
gezelschapsdieren in zijn gemeente.
Vreemd genoeg bestaat er weinig regel-
geving ten aanzien van het houden van
huisdieren. Van der Doef geeft eeriijk
toe dat het onderwerp welzijn van dieren
er vaak bij inschiet op vergaderingen.
Als het al op de agenda staat, dan is de
reactie \'ook dat nog!\'
De burgemeester vraagt zich af of de
KNMvD niet een rol zou kunnen spelen
in het formuleren van een \'zorgbeleid\'
ten aanzien van gezelschapsdieren. Een
soort handboek voor gemeenten, waar-
aan zij steun kunnen ontlenen.
\'Want\', zegt Van der Doef \'wij weten
eigenlijk niet in hoeverre wij voorwaar-
den mogen stellen aan het houden van
huisdieren. Mag je een grote hond hou-
den op een flat? Of is dat dieronwaar-
dig?\' De benodigde kennis om een ge-
nuanceerd standpunt in te nemen is
meestal niet aanwezig bij een gemeente-
raad. Nog even afgezien van de vraag-
stelling of je mensen onder bepaalde
omstandigheden kan en mag verbieden
een huisdier te houden. Van der Doef is
van mening dat maat.schappelijke orga-
nisaties, zoals de KNMvD er één is, een
rol kunnen spelen in het informeren van
de politiek.

Verder heet hij iedereen natuurlijk van
harte welkom, roemt de provincie
Zeeland en Vlissingen in het bijzonder
en merkt op dat de aanwezigen altijd

-ocr page 300-

nog van de langsvarende schepen kun-
nen genieten, wanneer de verhalen van
vandaag aan de droge kant zijn. En
daarmee verklaart hij het congres voor
geopend.

JAARREDE 1997
Mijnheer de voorzitter van de Afdeling
Zeeland, leden van de congrescommis-
sie, geachte genodigden, ereleden, bui-
tengewone leden van de Maatschappij
voor Diergeneeskunde

Dames en heren collegae, geachte toe-
hoorders.

Het afgelopen jaar zullen wij dierenart-
sen ons nog lang herinneren.
Een temgblik op bepaalde gebeurtenis-
sen en haar consequenties voor de toe-
komst lijken op zijn plaats.

Zo was daar het uitbreken van de klas-
sieke varkenspest op 4 febmari 1997 en
de daarop aangekondigde herstmcture-
ring van de varkenshouderij; het vacci-
natiebeleid in Nederland en Europa; de
eerste, en tot nu toe enige, twee gevallen
van BSE bij een Nederlands mnd; de
zich verder ontwikkelende diergenees-
kunde, waarbij het aantal erkende spe-
cialismen toeneemt; de kritische hou-
ding van de consument ten opzichte van
producten van dierlijke oorsprong, in
het bijzonder met betrekking tot de zoö-
nosen en last but not least de officiële
certificatie van de eerste acht praktijken
in Nederland volgens de Kwaliteits-
richtlijn voor Dierenartsenpraktijken.
Dit alles geeft stof tot een urenlange
verhandeling, die ik u zal besparen,
maar geheel onbesproken kan ik het
niet laten.

i il- ,1

>11 im i

Maar alvorens hiertoe over te gaan,
dank ik U mijnheer de voorzitter en le-
den van het bestuur van de Afdeling
Zeeland en voorzitter en leden van de
congrescommissie, namens het Hoofd-
bestuur voor de organisatie van ons
Jaarcongres 1997.

\'Wij krijgen in de praktijk
te maken met niet alleen
gedijferentieerde\\lierenarts^
maar ook met spet^ialisten.\' ^

Het thema van het middagprogramma
van dit congres \'Mens en dier, gezond
en wel\', sluit perfect aan bij de proble-
matiek waar wij ons heden ten dagen
voor gesteld zien.

Dit moge blijken uit het feit dat minis-
ter van Aartsen in de troonrede laat
zeggen dat het hem bij de herstmcture-
ring van de varkenssector gaat om de
diergezondheid, het milieu, en het wel-
zijn van het dier.

Mijnheer de burgemeester van Vlis-
singen, wij zijn zeer verheugd dat u be-
reid was dit congres te openen. Als bur-
gervader van deze oude stad kunt u uw
bestuuriijke capaciteiten in zo\'n veel-
zijdige, historierijke stad ten volle ont-
plooien.

Wij allen kennen Vlissingen als de ge-
boortestad van onze zeeheld Michiel
Adriaanszoon de Ruyter. Weinigen on-
zer zullen geweten hebben dat Vlis-
singen zich als eerste Nederlandse stad
ontdeed van het Spaanse juk in 1572.
Nog steeds speelt de scheepvaart via
veerdiensten, de vissersvloot en de ple-
ziervaart een grote rol in uw stad.

Noemde Karei de Vijfde indertijd
Vlissingen de sleutel tot Nederland,
thans zou Vlissingen, in stoute momen-
ten, door haar strategische ligging aan
de Westerschelde wellicht tot \'de sleu-
tel tot België\' gebombardeerd kunnen
worden.

Mijnheer van der Doef dank voor uw
welgekozen woorden.

Dames en heren,

Het is een goede traditie binnen onze
beroepsvereniging om aan het begin
van ons jaarcongres de collegae te her-
denken die ons in het afgelopen jaar

ontvielen.

Van ons heen gingen de collegae:
Dr. J.H. Boon te Veenendaal;
L.L.E. Beuvery te Capelle aan de
IJssel;

H. Bmnt te Woerden;
J.R.F. Ex te Raalte;
S.D. Goedegebuure te Utrecht;
A.M. van \'t Hoffte Oss;
A.F.M. de Leeuw te Hoogeveen;
R.M.J. Lemmens te Nijmegen;

C.P. van Oostrom te Voorschoten;
Dr. A.L.A. van Rees te Utrecht;

J. Hoving te Hardenberg;

Dr. S.W.J. van Dieten te Eindhoven;

M.J.G. Schoenmakers te Bavel;

D.W. Smallegange te Hilversum;
Mw. P. Straverte Lelystad;
D.B. Streefkerk te Heenvliet;
L.J. Kas te Hilversum;

Prof W J, Roepke te Driebergen;
Dr. A. Herschel te Doetinchem;
A.A. van Munster, Cherry Hill (Ameri-
ka);

A. Wagner te Dirksland;
J. Wille te Koudekerk aan de Rijn;
M. Wolff-Gironce te Wageningen.

Mag ik u verzoeken op te staan om hen
een ogenblik te gedenken. Dank u.

In het achter ons liggende jaar waren
ook redenen tot vreugde.
Een aantal dierenartsen werd konink-
lijk onder.scheiden. Gedecoreerd tot
Ridder in de Orde van Oranje Nassau
werden:

J. Bakker te Exloo,

Me\\rouw J.H.C. Brooymans-Schal-

lenberg te Den Haag,

Dr. H.J.G. Grooten te Heythuysen.

Gedecoreerd tot Lid in de Orde van

Oranje Nassau werd:

De heer W.J. van de Weg te Ooster-

wolde (Gld),

\'Het rapport Vaccinatiebeleid

deel 1 bepleit het
non-vaccinatiebeleid van de
Europese Unie te vervangen
door een beleid dat uitgaat van
het niet vaccineren tenzij...\'

Ik wil de gedecoreerden hartelijk geluk
wensen met de hen toegekende eer-
volle onderscheiding.

Ook heeft een aantal dierenartsen dit
jaar hun wetenschappelijke inspanning
bekroond met het behalen van de doc-

-ocr page 301-

torst i tel.
Dit zijn:

Mevrouw A. Bouma te Lelystad;
R.S. Schrijver te Bilthoven;
J.J. Hage te Beetsterzwaag;
Mevrouw B.P.M. Comelissen te Lely-
stad;

P.C. Vesseur te Oss;
P.A.M. Overgaauw te Barneveld;
J.C. Bosch te Diepenveen;
Mevrouw J.M. Parlevliet te Utrecht.

Gaarne wil ik de genoemde collegae
feliciteren met de behaalde titel en
dankzeggen voor hun bijdrage aan de
bevordering van de diergeneeskunde.

Dames en heren.

De geneeskunde van het dier omvat
een zeer breed terrein.
De wetenschap schrijdt voort en we-
reldwijd worden er op het gebied van
de diergeneeskunde grote vorderingen
gemaakt.

Het is voor de student en voor de prak-
tische beoefenaar van de diergenees-
kunde onmogelijk geworden om zich
op alle terreinen van deze wetenschap
voor 100% op de hoogte te houden van
alle ontwikkelingen.
Uit dien hoofde en vanwege het feit dat
de afnemers van veterinaire kennis en
kunde hierom vragen heeft de differen-
tiatie in de diergeneeskunde zijn in-
trede gedaan.

Ook heeft de dierenarts van oudsher
een belangrijke taak in de bescherming
van de volksgezondheid.
De dierenarts wordt geacht als deskun-
dig vleeshygiënist de productie en
eindcontrole van producten van dier-
lijke oorsprong zodanig te begeleiden
dat de kwaliteit en veiligheid van deze
producten gegarandeerd zijn.

De markt vraagt onderzoekers en ma-
nagers met een veterinaire achtergrond.
Let wel, personen met deze achter-
grond, maar wel mensen met de kennis
in huis om verantwoord een onderzoek
te kunnen verrichten of aan te sturen.
Wij krijgen in de praktijk dus te maken
met niet alleen gedifferentieerde die-
renartsen maar ook met specialisten.
Sinds 1982 heeft de Maatschappij voor
Diergeneeskunde tezamen met de Fa-
culteit der Diergeneeskunde ervoor ge-
zorgd dat de specialisatie is geregu-
leerd via het reglement voor de
erkenning en de registratie van veteri-
naire specialisten.

In dit reglement is voorzien in de instel-
ling van de Raad voor Specialisatie, de

ilii 1 A ■

Registratie Commissie, de Commissie
van Beroep en het Uitvoerend Comité.

Naar de mening van het Hoofdbestuur
is de diergeneeskunde uitstekend ge-
diend met het openstellen van specialis-
men waarvoor een maatschappelijk
draagvlak bestaat en waarvoor kwali-
teits-opleidingsplaatsen bestaan of kun-
nen worden gecreëerd. Zo verdiept ons
vak zich en kunnen wij voldoen aan de
vragen van de kritische consument.

\'De KNMvD heeft in die eerste
maanden bepleit om, in overleg
met Brussel, te komen tot een
beperkt vaccinatie-gebied en
een vaccinatie-proef met een
marker-vaccin.\'

De specialist biedt de mogelijkheid in
geval van gecompliceerde ziektegeval-
len, ingewikkelde bedrijfsproblemen,
veel techniek vragende chirurgie, etce-
tera, etcetera, de eerstelijn practicus bij
te staan in het belang van het dier.

Ik denk dat een ieder deze ontwikke-
ling met grote instemming heeft gade-
geslagen en de samenwerking tussen
eerste lijn en specialist verloopt in de
praktijk ook steeds soepeler.
De specialist heeft meerwaarde op het
gebied van zijn specialisatie voor de
diergeneeskunde.

Dit wil niet zeggen dat het gebied van
zijn specialisme daarmede automatisch
tot zijn exclusieve terrein is verklaard
en dat de eerstelijns dierenarts daar tot
\'persona non grata\' is geworden.
Ook in de humane geneeskunde is, na
het erkennen van het specialisme gyna-
ecologie, de vroedvrouw en de huisarts
gerechtigd een bevalling te doen.

De eerstelijns dierenarts is algemeen
bevoegd en moet zelf bepalen in het be-
lang van het dier en zijn eigenaar, en re-
kening houdend met zijn eigen capaci-
teiten, ervaring en technische moge-
lijkheden, wanneer hij een beroep op
de specialist doet.

In dit verband moet uiteraard ook in het
oog gehouden worden welke afspraken
met het bedrijfsleven en tussen dieren-
artsen onderiing overeengekomen zijn.

Klassieke Varkenspest

Op 4 febmari 1997 werd in Nederland
te Venhorst (Noord-Brabant), op een
varkensbedrijf, officieel Klassieke
Varkenspest gediagnosticeerd.
Om het verloop van deze emstige uit-
braak en haar bestrijding te kunnen
evalueren is het goed, zeer in het kort,
even in herinnering te roepen wat hier-
aan vooraf ging.

In 1986 werd, met goedkeuring van
Nederland, in Brussel het non-vaccina-
tiebeleid voor Mond- en Klauwzeer en
Varkenspest vastgesteld. Hierbij werd
onder andere ook afgesproken dat de
kosten die gepaard gingen met de be-
strijding van een onverhoopte ziekte-
uitbraak, bij een van beide dierziekten,
voor 70% door de Europese Unie zou-
den worden vergoed. Wie bepaalt, be-
taalt.

1993: In België brak varkenspest uit.
Meer dan 800.000 varkens werden ge-
dood ten gevolge van de stamping-out
policy.

Wegens gebrek aan destructiecapaci-
teit werd een deel van deze dieren in
het open veld verbrand.

1993, 1994 en 1995: In Duitsland
breekt op grote schaal varkenspest uit.
Hier worden meer dan een miljoen die-
ren gedood.

Ook de Nederlandse officiële vertegen-
woordiging in Brussel was er in die da-
gen tegen om Duitsland toestemming te
geven te vaccineren tegen varkenspest.
Wel begon er maatschappelijk en vete-
rinair steeds grotere twijfel te ontstaan
over de gevolgde weg. Veel gezonde
dieren werden gedood en het goed te
consumeren vlees werd gedestrueerd.
September 1995, het Hoofdbestuur van
de KNMvD biedt aan de minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) persoonlijk, het rapport Va-
cinatiebeleid deel 1 aan.
Dit rapport, waarin het beleid ten aan-
zien van de aangifteplichtige ziekten
staat verwoord, bepleit het non-vacci-
natiebeleid van de Europese Unie te
vervangen door een beleid dat uitgaat
van het niet vaccineren tenzij... Dit ten-
zij heeft dan betrekking op die uitbraak
waarbij grote veterinaire, economische
of ethische consequenties te verwach-
ten zijn.

Oktober 1996, de Fédération Vétérinaire
Européenne besluit unaniem, dit
Nederlandse rapport te aanvaarden en
verklaart het tot officiële FVE policy.
Dat wil zeggen: in bepaalde omstandig-
heden wel vaccineren en bij voorkeur

-ocr page 302-

met een marker-vaccin. Op randvoor-
waarden waaronder en consequenties
voor export kom ik zo meteen nog terug.
Het rapport wordt door de FVE aange-
boden aan de eurocommissaris Fiscli-
ler, Directoraat-Generaal 3, Directo-
raat-Generaal 6, het Permanent Veteri-
nair Comité en anderen.

Nu zijn we weer bij 4 februari 1997.
Minister van Aartsen stelt vast dat de
bestrijding van deze aangifteplichtige
ziekte door hem in Bmssel en nationaal
verdedigd moet worden. De minister
bepaalt dat zijn eigen dienst, de
Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees, de leiding heeft in het bestrij-
dingsprogramma.

Helaas was het draaiboek bestrijding
varkenspest, als het al helemaal klaar
was, nooit in de praktijk getest. De or-
ganisatie van de bestrijding vertoonde
dan aanvankelijk ook kinderziekten en
de preventieve miming vond in de be-
ginfase in onvoldoende mate en met
vertraging plaats.

\'Tijdelijk is tijdelijk en
nood moet echt nood zijn.\'

Ook werd de eerste tijd geen gebmik
gemaakt van de expertise, op het ter-
rein van georganiseerde dierziektebe-
strijding en haar directe gevolgen voor
de alledaagse diergeneeskundige prak-
tijk, aanwezig bij de Gezondheids-
dienst en de KNMvD als vertegen-
woordiger van de practici.
In een later stadium zijn de Gezond-
heidsdienst en de KNMvD gelukkig
iets meer betrokken bij de organisatie.
Aan vaccineren dacht de minister abso-
luut niet.

De KNMvD heeft in die eerste maan-
den bepleit om, in overleg met Brussel,
te komen tot een beperkt vaccinatie-ge-
bied en een vaccinatie-proef met een
marker-vaccin.

De Nederlandse overheid hield onver-
kort vast aan de stamping-out policy en
verbeterde de praktische uitvoering.
Om het tekort aan destructiecapaciteit
en de daamit voortvloeiende ver-
traagde preventieve ruiming, alsmede
de door het vervoersverbod ontstane
welzijnsproblemen, op te lossen wer-
den de practici verzocht, vanaf 20 mei
1997, de jonge biggen, per injectio-
nem, te euthanaseren.

ik i i ti

De KNMvD heeft haar leden geadvi-
seerd om, als tijdelijke noodmaatregel
voor een beperkt aantal biggen, hieraan
mede te werken.

Maar tijdelijk is tijdelijk en nood moet
echt nood zijn. Den Haag heeft echter
zijn eigen idioom en een goed beval-
lende tijdelijke maatregel verwordt, als
men niet oppast, al snel tot een structu-
reel instrument.

Na intensief overleg, op initiatief van
de KNMvD, hebben het ministerie van
LNV en de KNMvD afgesproken dat:
het doden van zeer jonge biggen uiter-
lijk per 20 oktober 1997 geheel stopt,
tenzij de veterinaire situatie dit voor
een bepaald gebied absoluut niet toe-
laat.

In dat geval wordt, in overieg tussen
KNMvD en het ministerie van land-
bouw, in het betreffende blok(ken),
voor een bepaalde tijd doorgegaan.

,mÈmÊÊÊiÊÊÊÊÊÊÊÊÊIÊÊmÊÊiÊÊÊÊÊÊÊÊm

Voor de toekomst zou het wijs zijn in-
dien de draaiboeken voor de bestrijding
van mond- en klauwzeer, varkenspest
en andere in de toekomst aangifteplich-
tige ziekten, het direct participeren van
de Gezondheidsdienst en de Maatschap-
pij zouden voorschrijven.
Dat dit een positief effect heeft op het
beter verlopen van een bestrijdingspro-
gramma zal blijken als het draaiboek
bestrijding mond- en klauwzeer (dat
wordt herschreven) in de praktijk
wordt getest. Zo\'n testronde wordt
door de KNMvD zeer aanbevolen en
zal aanleiding geven het draaiboek in
bovenbedoelde zin aan te passen.

Als dierenarts bevorderen dat een
van de meest succesvolle
wapens van onze beroepsgroep
\'het vaccineren\' maximaal
ingezet wordt voor de gezondheid
en welzijn van het dier.\'

Ook bij Aujeszky en IBR is de bedoe-
ling om na een intensief bestrijdingspro-
gramma, inclusief een entingscampagne
met een marker-vaccin, te komen tot een
ziekte-vrije status; waarna het enten niet
meer zonder consequenties zal zijn.
Het is nadmkkelijk na te streven, dat
ook hier voor een constmctie gekozen
zal worden waarbij het \'niet enten, ten-
zij...\' -principe geldt, en waarbij dan de
criteria wanneer wel geënt mag wor-
den, duidelijk, op Europees niveau
worden vastgelegd en waarbij tevens
wordt overeengekomen welke conse-
quenties dit dan heeft voor het land of
de regio waar gevaccineerd wordt.

Daar waar in de landbouwhuisdieren-
sector dus veel gediscussieerd wordt
over het wel of niet vaccineren van die-
ren, vindt er in de gezelschapsdierensec-
tor een heel andere ontwikkeling plaats.
Hier hebben wetenschap, practici en
farmaceutische industrie de handen in-
een geslagen en zijn overgegaan tot het
oprichten van de Stichting Vaccinatie
Gezelschapsdieren.

\'Strengere regelgeving heeft tot

gevolg dat Europa van
Nederland eist dat meer dieren-
artsen worden ingezet in de
keten van productcontrole.\'

De doelstellingen van deze stichting
zijn:

1 a: Bevordering van kennis van de
vaccinologie van gezelschaps-
dieren.

b: Het laten verrichten van objectief
en onafhankelijk wetenschappe-
lijk onderzoek,
c: Het werven van fondsen, noodza-
kelijk voor het stichtingswerk en
voor de uitvoering van verder on-
derzoek naar het vaccineren van
gezelschapsdieren,
d: Het verhogen van de vaccinatie-
bereidheid- en trouw bij diereige-
naren in die gevallen waarbij
vaccinatie zinvol wordt geacht.

2: De stichting tracht haar doel onder
meer te verwezenlijken door actief
voorlichting te verstrekken aan die-
renartsen en diereigenaren in de
mimste zin des woords.
Interessant is in dit verband op te
merken dat uit recente cijfers blijkt
dat het aantal entingen bij katten af-
neemt.

De onafhankelijke stichting kan on-
derzoek doen naar de virussen die
circuleren in de Nederlandse pa-
tiëntenpopulatie, gegevens die nu
grotendeels onbekend zijn.
Op grond van deze onderzoeksge-
gevens, kan de Nederlandse practi-
cus dan, op verantwoorde wijze,
een vaccin en een vaccinatie-
schema selecteren, danwel de stich-
ting hieromtrent advies vragen.

-ocr page 303-

Op deze wijze ican de dierenarts be-
vorderen dat een van de meest suc-
cesvolle wapens van onze beroeps-
groep, \'het vaccineren\', maximaal
ingezet wordt voor de gezondheid
en welzijn van het dier.

Geachte toehoorders,
in het begin van deze jaarrede heb ik de
kritische houding van de consument
ten aanzien van producten van dierlijke
oorsprong genoemd.
De politici in Nederland en Europa ver-
talen deze scepsis naar strengere regel-
geving op het gebied van productie en
eindcontrole van deze producten.
Deze strengere regelgeving heeft tot
gevolg dat Europa van Nederland eist
dat meer dierenartsen worden ingezet
in de keten van productcontrole.

De vleeskeuring zelf ondergaat grote
veranderingen door het inzetten, al ge-
start in de pluimveesector, van assisten-
ten, de zogenaamde bedrijfskeurders.

\'Een goed toegeruste sector
Veterinaire Volksgezondheid zal
de hele dierlijke productiekolom
versterken en meehelpen aan
het verstevigen van onze
exportpositie.\'

Dit gevoegd bij het feit dat de Europese
Unie via de gewijzigde richtlijn
64/432, nu richtlijn 97/12 /EEG (van de
Raad) voor runderen en varkens, een
taak neerlegt bij de dierenarts ten aan-
zien van de hele productieketen tot op
het agrarisch bedrijfsniveau.
Deze taak zal in Nederland hoogst-
waarschijnlijk door de practicus moe-
ten worden ingevuld.

De combinatie van deze drie nieuwe
elementen zal aan de dierenarts werk-
zaam in de veterinaire volksgezond-
heid, zeer hoge eisen stellen wat betreft
het coördineren en leidinggeven aan
dit hele proces.

De KNMvD zal zeker een rol moeten
spelen in het integratieproces van ener-
zijds volksgezondheidsinspecteurs en
anderzijds de practici.
Moeilijkheden in dit proces maken de
taakstelling van de dierenarts die werk-
zaam is op dit terrein van de volksge-
zondheid, alleen maar interessanter.
Deze collega zal nu en in de toekomst
meer als manager op moeten treden.
Hij zal zorg moeten dragen voor een
goede communicatie en zal het hele
proces moeten controleren.
Nascholing op deze terreinen zal nood-
zakelijk zijn en door de ministeriële top
moeten worden gestimuleerd.
Een goed toegeruste sector Veterinaire
Volksgezondheid zal de hele dierlijke
productiekolom versterken en meehel-
pen aan het verstevigen van onze ex-
portpositie.

Naar mijn mening zal een steeds be-
langrijker deel van de dierenartsen in
de toekomst, geheel of gedeeltelijk
werkzaam zijn in de sector van de vete-
rinaire volksgezondheid.

Dames en heren,

In het begin van deze jaarrede heb ik u
beloofd mij te zullen beperken; en be-
lofte maakt schuld.

Enkele facetten van de diergenees-
kunde en vooral van de uitoefening van
dit kennisgebied in de praktijk van alle-
dag kwamen aan de orde.
Bij de bestrijding van een aangiftig-
plichtige ziekte staat de KNMvD een
andere bestrijdingspolitiek voor dan
het ministerie dit jaar gevolgd heeft.
Het is onze indruk dat ook het ministe-
rie na afloop van de huidige varkens-
pestepidemie het KNMvD standpunt:
niet vaccineren, tenzij.... met kracht in
Brussel zal bepleiten.
De specialisatie in de diergeneeskunde
is genoemd en geroemd. Hierbij is ge-
tracht enige duidelijkheid te scheppen
wat betreft de positie van de eerste lijn
zowel als van de specialist.

\'Vaccineren is en blijft een van
de machtigste preventieve
w apens in de strijd tegen
besmettelijke dierziekten.\'

Vaccineren is en blijft een van de
machtigste preventieve wapens in de
strijd tegen besmettelijke dierziekten,
het is uit dit gezichtspunt dat in de ge-
zelschapsdierensector het initiatief is
ontstaan om dit wapen verder te ver-
volmaken en beter op Nederlandse om-
standigheden toe te spitsen.
Uit zowel diergeneeskundig als ethisch
oogpunt, verdient vaccinatie in het al-
gemeen sterk de voorkeur boven stam-
ping out waar het gaat om de bestrij-
ding van besmettelijke dierziekten.

Ik heb gezegd.

JAARPRIJS 1996
\'Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
voor en door dierenartsen, heeft reeds
een respectabele leeftijd; ik heb de eer
de Jaarprijs uit te reiken voor 1996, de
121^ jaargang\', vertelt dr. W. Edel,
voorzitter van de Hoofdredactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en
The Veterinary Quarterly. Hij noemt het
loffelijk dat velen een bijdrage leveren
aan het Tijdschrift, maar het aanbod
voor het gedeelte Wetenschap - het
Tijdschrift kent verder de gedeeltes
Actua en KNMvD - zou groter mogen
zijn. In tegenstelling tot The Veterinary
Quarteriy, het Engelstalig wetenschap-
pelijk tijdschrift van de Maatschappij,
heeft het Tijdschrift geen hoge citation
index (het wordt dus niet vaak aange-
haald), waardoor de wetenschap niet
snel geneigd is erin te publiceren. \'Maar
het Tijdschrift mag niet achterblijven,
het is belangrijk dat het veterinaire veld
goed op de hoogte is van hetgeen er in
de wetenschap gebeurt\', aldus Edel.
\'We gaan nu zelfs zover dat we redactio-
nele hulp bieden indien een weten-
schappelijk artikel de moeite waard is,
maar niet helemaal aan de gestelde eisen
voldoet.\' De voorzitter vindt het der-
halve des te belangrijker om de Jaarprijs
voor het beste wetenschapsartikel uit te
reiken. Dit jaar zijn drie artikelen geno-
mineerd. De genomineerde auteurs zijn
nog niet op de hoogte gebracht wie er
gaat winnen, dus de spanning stijgt.
De criteria zijn de volgende:

* het winnende artikel moet goed lees-
baar zijn en goed geschreven;

* het moet van waarde zijn voor de al-
gemene en praktische diergenees-
kunde;

* het moet wetenschappelijk zijn en
praktische informatie bevatten.

\'Er is natuuriijk meer dan één prijzens-
waardige publicatie\', legt Edel uit.
\'Maar we moesten een keuze maken.\'
Genomineerd zijn:

* J. T. van Oirschot. Hoe kan de prakti-
serend dierenarts het beste vaccin kie-
zen? (Tijdschr. Diergeneesk. 1996;
121:582-5)

* P.A.M. Overgaauw. Immunoprophy-
laxe bij de hond en de kat (deel I, II en
111) (Tijdschr. Diergeneesk. 1996;
121:90-105)

* J.A. Stegeman. Eradicatie van het
Aujeszkyvirus is haalbaar door een
regionaal vaccinatieprogramma.
(Tijdschr. Diergeneesk. 1996; 121:
412-8)

\'Toevallig zijn het alledrie overzichtsar-
tikelen over vaccins en vaccinologie, en
passen ze wonderwel bij het thema van

-ocr page 304-

vanmiddag \'mens en dier: gezond en
wel\', vertelt Edel. \'En de witmaar is: dr.
P.A.M. Overgaauw...\' Een verblufte en
overduidelijk verheugde Overgaauw
betreedt het podium en neemt de prijs in
ontvangst. Het is overigens toeval dat
Overgaauw lid is van de Hoofdredactie
van het Tijdschrift. Hij was niet aanwe-
zig, toen de beslissing genomen werd
hem de Jaarprijs toe te kennen.

SPECIALISTEN

\'En hoe zat het met de specialisaties in
de landbouwhuisdierensector?\', begint
Udo naar aanleiding van de instelling
van een aantal nieuwe specialismen.
\'De vraag was of specialiseren in de
landbouwhuisdieren wel wenselijk was.
Of er wel voldtiende draagvlak was.
Meer dan tien jaar heeft deze discussie
geduurd.\' Vooral de Groep Practici
Grote Huisdieren meende dat de alge-
mene bevoegdheid, alsmede de positie
van de vrij gevestigde practicus, door de
instelling van specialismen zou worden
aangetast. Bedenkelijk daarbij was het
praktijkoverschrijdend werken.
Een oriëntatiecommissie bracht uitein-
delijk een positief advies uit: voor spe-
cialisten in de landbouwhuisdieren is
duidelijk plaats bij de Gezondheids-
dienst, bij het ID-DLO en de Faculteit
der Diergeneeskunde, bij de grote
groepspraktijken en als vrij gevestigde.
De facto zijn derhalve benoemd:

* specialist rundveegezondheid-, prof
dr. G.H. Wentink, prof dr. G.C. van
der Weijden, dr. J. Verhoeff en prof
dr. J.P.T.M. Noordhuizen

* specialist kleine-herkauwersgezond-
heid\',
B.E.C. Schreuder en dr. P.
Vellema

yL.

* specialist varkensgezondheid-, dr.
W.H. Hunneman, dr. M.J.A. Nabuurs
en prof dr. J.H.M. Verheijden

* specialist pluimveegezondheid\', dr.
F.G. Davelaar, dr. J.H.H. van Eek en
dr. W.W. Braunius

Een emotioneel moment breekt aan.
Braunius is recentelijk geconfronteerd
met een emstige ziekte, waarvan hij
weliswaar herstellende is, maar die mo-
gelijk verstrekkende gevolgen heeft
voor de uitoefening van zijn beroep. Het
Hoofdbestuur stelt het bijzonder op prijs
dat zijn vrouw en zijn zoon het certifi-
caat, behorende bij de erkenning van
Braunius als specialist, in ontvangst ko-
men nemen. Udo biedt mevrouw
Braunius daamaast een boeket aan dat
de welgemeende wensen voor herstel
moet onderstrepen.

Verder zijn benoemd voor specialismen
die reeds eerder werden ingesteld:

* specialist microbiologie\', Z. Ber-
covich, J.H. Boersema, mevrouw dr.
E. van Duijkeren, mevrouw dr.
M.P.G. Koopmans, dr. D.J. Mevius,
dr. W.H.M. van der Poel, dr. G.
Wensvoort en F.G. van Zijderveld

* specialist reproductie paard\', D.L.
Willink en J.W.E. Peters

* specialist veterinaire pathologie\',
M.P.H.M. Roumen

* specialist interne geneeskunde der
gezelschapsdieren\',
P.J.J. Mandigers
en J.H. Robben

* specialist chirurgie der gezelschaps-
dieren\',
R.J. Maarschalkerweerd

* specialist veterinaire dierx oeding\', dr.
A.M. van Vuuren

Er zijn dit verenigingsjaar 31 specialis-
ten ingeschreven.

GESCHENK TER
ONDERSCHEIDING
Eén van de leukste momenten van het
Jaarcongres is altijd de uitreiking van de
Geschenken ter Onderscheiding. Deze
geschenken, bestaande uit een beeltenis
van St. Eligius van Jits Bakker, worden
uitgereikt aan leden die zich bijzonder
verdienstelijk hebben gemaakt voor de
KNMvD. Dit jaar hebben de geschen-
ken te maken met de buitengewone in-
zet van bepaalde leden voor de bestrij-
ding van varkenspest.

Jan P.J. Peelen

Jan Peelen wordt naar voren geroepen.
Afgestudeerd in 1969, is Peelen direct in
dienst getreden van de Rijksdienst voor
de Keuring van Vee en Vlees (RVV) on-
der de zogenaamde Amerikaanse

-ocr page 305-

Regeling. Hij is een aantal jaren voorzit-
ter geweest van de Afdeling Groningen-
Drenthe (werkplek Emmen) en is thans
penningmeester van de Hoofdredactie
van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. Hij is een tijd bij RVV-centraal
werkzaam geweest als projectmanager
Certicering en lid van de directie, maar
is recent benoemd tot kringdirecteur
Nijmegen. De inzet en de aanpak van
Peelen bij de varkenspestbestrijding is
niet onopgemerkt gebleven, vandaar
deze onderscheiding. Speciaal de bmg-
functie die Peelen vervult tussen RVV
en practici, bijvoorbeeld door middel
van actieve participatie in het Boxtel-
overleg en voorlichtingsbijeenkomsten,
vraagt om erkenning. \'Tegelijk met hem
willen wij bovendien alle RVV-dieren-
artsen. die zich met alle mogelijkheden
en beperkingen inzetten, een hart onder
de riem steken\', zegt Udo.

Rudolf J.M.L. Raymakers

Rudolf Raymakers, \'toevallig\' aanwe-
zig, is afgestudeerd in 1982 en practicus
in het Veterinair Centmm Someren. Hij
legt zich toe op varkensgeneeskunde en
is voorzitter van de Groep Geneeskunde
van het Varken.

Hij heeft deelgenomen aan de werk-
groep dierenarts-varkenshouder 2000
die het spraakmakende rapport \'Zorg
voor Varkensgezondheid\' heeft aange-
boden aan het Hoofdbestuur. De discus-
sie over dit rapport kwam stil te liggen
met de uitbraak van varkenspest.
Raymakers zit als voorzitter van de
Groep het Boxtel-overleg voor (analyse

l i ^ f^, I Ti

rtiMivivi^

varkenspestsituatie, suggesties aan de
overheid, de RVV, de Gezondheids-
dienst en de practici). Verder is hij
nauw betrokken bij het project diervei-
ligheid dat een voorstel inhoudt voor de
herstmcturing van de varkenshouderij
in Nederland. Raymakers heeft reeds
een enorme inspanning geleverd bij het
ontwikkelen van de dierveiligheidsin-
dex, die zijn betrokkenheid bij de var-
kensgeneeskunde meer dan duidelijk
maakt.

Udo: \'Het Hoofdbestuur wil met dit ge-
schenk de erkenning uitspreken voor de
niet-aflatende inzet van niet alleen
Rudolf Raymakers, maar ook de inzet
van vele practici voor de varkenspestbe-
strijding tot waardering brengen.\'

AART VAN KEULEN-PRIJS
\'Alvorens ik op de Aart van Keulen-
prijs inga, wil ik mevrouw Van Keulen
en haar kinderen van harte welkom he-
ten\', begint Udo. \'Verder ben ik ver-
heugd over de aanwezigheid van de heer
IJzerman en de familie Frenkel.\'
Wie was Aart van Keulen? Als student
was hij al opvallend. Hij was bijvoor-
beeld mede-oprichter en de eerste secre-
taris van de Diergeneeskundige Stu-
denten Kring. In de oorlog was hij
practicus en verzetsman. Hij maakte la-
ter deel uit van de zuiveringsraad. In
1954 werd hij benoemd tot veterinair in-
specteur Volksgezondheid. Hij heeft
deze fijnctie 20 jaar uitgeoefend. Hij
heeft onder meer geijverd voor het in-
stellen van een wettelijk diergeneeskun-
dig tuchtrecht. Per 4 febmari 1975 nam
hij afscheid en heeft de KNMvD hem
benoemd tot Erelid.

Prijs beste artikel

Wat opvalt is dat er gedurende de laatste
20 jaar weinig voomitgang wordt ge-
boekt op het gebied van de veterinaire
volksgezondheid. \'Dit spreekt ook uit
de noodkreet van prof. dr. F. van
Knapen die zijn inleiding niet voor niets
\'Veterinaire volksgezondheid; komt er
nog wat van?\' heeft genoemd\', zegt
Udo. De heldere en voomitziende blik
die de KNMvD volgens Van Keulen
heeft op het vakgebied veterinaire
volksgezondheid, heeft hij met een le-
gaat willen ondersteunen.
Hij heeft de KNMvD daarbij verzocht
om een prijs voor het beste artikel in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde op
het terrein van de volksgezondheid uit te
loven. Er zal derhalve eens in de twee
jaar een prijs van ƒ 1000,- uitgereikt
worden (voor het eerst in 1998) door een
jury bestaande uit prof. dr. dr. h.c. E.H.

Kampelmacher, prof. dr. E.J. Ruiten-
berg en dr. W. Edel.

Schilderij Frenkel

Verder heeft Aart van Keulen in zijn le-
gaat de wens opgenomen dat er een
beeltenis van dr. Herman Salomon
Frenkel gemaakt zou worden. Frenkel
leefde van 1891 tot 1968 en werd in
1930 belast met de leiding van een
nieuw op te richten instituut, het Staats
Veeartsenijkundig Onderzoek Instituut
(SVOI). Zijn scherpe verstand, zijn
brede belangstelling en zijn praktische
benadering maakten Frenkel de juiste
man voor deze opdracht.
I lij maakte de in-vitroproductie van een
vimsvaccin mogelijk op industrieel toe-
pasbare schaal; een wereldprimeur die
ook voor de humane geneeskunde van
enorme betekenis is geweest. Het be-
schikbaar komen van een effectief en
betaalbaar vaccin tegen mond- en
klauwzeer betekende een omwenteling
in de diergeneeskunde. Udo: \'Het is de
verdienste van Frenkel geweest dat hij
niet alleen de basis heeft gelegd, maar
ook de praktische toepassing heeft ont-
wikkeld voor de grootschalige productie
van MKZ-vaccin, waardoor de ziekte
uiteindelijk is uitgeroeid in West-
Europa.\'

Dankzij de inzet van dr. C. Terpstra
heeft Johan IJzerman een schilderij van
Frenkel gemaakt. Het schilderij wordt
ter plekke onthuld en zal een opvallende
plaats innemen in de grote vergaderzaal
op het bureau van de KNMvD.

-ocr page 306-

De presentaties lopen op het eerste ge-
zicht nogal uiteen qua onderwerp. Een
rode draad vormt de veranderende po-
sitie van het dier in onze samenleving -
de status van het gezelschapsdier
wordt alsmaar hoger - en de toene-
mende mondigheid van de gemiddelde
Nederlander in combinatie met de
grote afstand tussen dierlijke productie
en consument. Hiermee heeft de die-
renarts, in welke sector hij of zij ook
werkzaam is, mee te leven en zijn be-
roepsuitoefening op af te stemmen.
Verder is het spanningsveld tussen so-
ciaal-emotionele, economische, ethi-
sche en veterinair-technische belangen
duidelijk merkbaar tot in alle uithoe-
ken van het veterinaire veld.

ALGEMENE INLEIDING
\'Onze samenleving kenmerkt zich
steeds meer door individualisering\',
stelt mevrouw prof dr. E.N. Noord-
huizen-Stassen. \'Werkdieren zijn via
de achterdeur de flat binnengekomen
en zijn nu het maatje van het baasje.\'
De hoogleraar relatie mens-dier
schetst ontwikkelingen die ook hun
weerslag hebben op de diergenees-
kunde. Zo zien meisjes paarden tegen-
woordig als grote knuffeldieren -\'Als
de achterdeuren groot genoeg waren
geweest, zaten de paarden nu ook bin-
nen\'* en dit heeft gevolgen voor het
type diergeneeskundige zorg dat gele-
verd moet worden.

De rechtspositie van het dier krijgt
weer meer aandacht. Dit is een logisch
gevolg van het onderschikt raken van
gezondheid en welzijn aan economi-
sche belangen in de veehouderijsecto-
ren. Maar ook de gezelschapsdieren
hebben ondersteuning nodig, bijvoor-
beeld daar waar de fokkerij leidt tot
wel heel extreme raskenmerken. \'De
tijd waarin we leven, onze cultuur en
persoon bepalen hoe wordt gedacht
over het omgaan met dieren\', bena-
dmkt Noordhuizen-Stassen.
De ontwikkelingen in de diverse vee-
houderijsectoren staan los van de con-
sument: \'Als je aan een leek vraagt in
hoeveel dagen een vleeskuiken slacht-
rijp is, krijg je antwoorden tussen de
drie en zes maanden.\' Verder komt het
dier in de discussie over aanpassing
van fokkerij en management niet aan
de orde: \'Men heeft het over produc-
tie-resources of -middelen.\'
Van de dierenarts wordt verwacht dat
hij zijn voelsprieten zo fijn afstelt dat bij
een ontsporing in een zeer vroeg sta-
dium ingesprongen kan worden. Deze
ontsporingen worden veroorzaakt door
handelswijzen van mensen -\'denk aan
transport over grote afstanden en dieren
van verschillende herkomsten in één
wagen\' - en de dierenarts wordt een ver-
lengstuk van de dierhouderijsectoren en
de overheid. Hij verzeilt in het dilemma
welk belang zwaarder weegt, dat van de
veehouder, de consument of het dier.
Ook de consument zelf verandert: \'Hij
is gemakzuchtiger en individualisti-
scher. Hij heeft tevens weer enig in-
zicht in het houden van dieren naar
aanleiding van de uitbraak van bij-
voorbeeld varkenspest. Hij toont ver-
volgens geen begrip voor maatregelen
die voortvloeien uit technocratisch en
economisch gestuurde afspraken.\' De
grootgrutters springen in op deze ont-
wikkelingen en zullen hun assortiment
verruimen desnoods met producten
van over de grens. Noordhuizen-
Stassen: \'Kijk maar eens in het meest
meegenomen receptenblad... groot-
grutters gaan over tot marktsegmenta-
tie; ze bieden een gevarieerd aanbod
van herkenbare producten die op een
speciale manier zijn geproduceerd.\'
Nog niet zo lang geleden was vlees een
luxe-product, met het imago gezond en
lekker. Beide eigenschappen zijn aan
erosie onderhevig. Hele bevolkings-
groepen kunnen getroffen worden door
zoönosen, door onder meer de concen-
tratie van dieren op bedrijven, produc-
tie-eisen aan huisvesting, vleesverwer-
king in slachterijen en detailhandel, het
bewaren en het bereiden van produc-
ten. Noordhuizen-Stassen verwacht dat
in de toekomst niet zozeer de bedrijfs-
gebonden dierziekten onder de politio-
nele en georganiseerd bestrijding zul-
len vallen, maar juist de zoönosen.

Vlissingen, 3 olitoher 1997- Het thema van het Jaarcongres \'mens en dier: ge-
zond en wel\' geeft aan dat de relatie tussen mens en dier bepalend is voor het
belang dat gehecht wordt aan de gezondheid en het welzijn van dier en uitein-
delijk de mens. De invalshoeken van de sprekers lopen op het eerste gezicht
erg uiteen. Aan mevrouw prof. dr. E.N. Noordhuizen-Stassen, hoogleraar re-
latie mens-dier, de eer om in een inleiding het brede veld van welzijn en ge-
zondheid te bestrijken en in een maatschappelijk kader te plaatsen.
Mevrouw dr. N. Endenburg houdt een inleiding over de sociale aspecten van
het hebben en houden van huisdieren. Prof. dr. ir. G. van Dijk zou de dieren-
wereld als functie van economische variabelen belichten, maar moet helaas op
het laatste moment afzeggen vanwege familie-omstandigheden. Wellicht dat
zijn gedachtengoed nog eens in dit Tijdschrift aan de orde komt.
Een korte inleiding van een valkenier (met vogel!) vormt een vrolijke noot.
Prof. mr. D. Boon schetst de rechtspositie van de dieren en de dierenarts en
prof. dr. F. van Knapen houdt een gloeiend betoog over het vakgebied volks-
gezondheid. De forumdiscussie onder leiding van dagvoorzitter dr. J.
Goudswaard vormt de afsluiting van een interessante dag.

Door Sophie Deleu

JAARCONGRES 1997 - THEMAPROGRAMMA

MENS EN DIER: GEZOND EN WEL

-ocr page 307-

zoals Salmonellose: \'Zonodig worden
deze besmettingen via de Warenwet
en/of productaansprakelijkheid gere-
guleerd.\'

Al met al is de band tussen mens en
dier dynamisch. De dierenarts moet
zich telkens afvragen welke belangen
prevaleren, die van de dierhouder, van
de consument, van de overheid of van
het dier. \'Het is van groot belang de
unieke centrale rol van de dierenarts
tussen de verschillende partijen te be-
waken\', besluit de spreekster.

SOCIALE ASPECTEN
HUISDIEREN

Mevrouw dr. N. Endenburg is klinisch
pedagoge en houdt een inleiding met
de ruim op te vatten titel \'De sociale
aspecten van het hebben en houden
van huisdieren\'. Dieren hebben een
positieve invloed op onze geestelijke
en lichamelijke gezondheid: het cho-
lesterol- en triglyceridegehalte van
huisdierenbezitters is lager dan dat van
niet-huisdierbezitters. Endenburg ver-
zekert de aanwezigen dat deze heil-
zame invloed van dieren op onze ge-
zondheid zelfs uitgaat van aquaria; \'En
daarmee heeft men nu wetenschappe-
lijk bewezen wat we eigenlijk allang
wisten.\'

Endenburg geeft een kort historisch
overzicht van de positie van het dier in
de samenleving. Huisdierenbezit gaat
terug naar de prehistorie, via de
Egyptische beschaving naar het chris-
tendom, dat de positie van het dier een

^ ■ i i» <

gevoelige slag heeft toegebracht. Een
goed christen houdt een dier namelijk
alleen maar ten nutte van de mens.
\'Gezelschap\' is hiervan eventueel een
bijproduct.

Endenburg gaat verder in op de posi-
tieve invloed van dieren op de gezond-
heid van hun eigenaar. Vooral type a-
personen die gevoelig zijn voor stress
-\'weet u hoe die te herkennen zijn?
Type a-mannen trekken door, voordat
ze zijn uitgeplast...\'- hebben baat bij
huisdierenbezit. Mensen met een hond
of een kat lopen significant grotere
kans om te overleven na het krijgen
van een hartaanval.
Maar ook mensen met een handicap die
de beschikking krijgen over een hulp-
hond, hebben minder zorg nodig, om-
dat zij zich veel onafhankelijker voelen
en opstellen dan gehandicapten zonder
hond. \'Dit is allemaal wetenschappe-
lijk bewezen, alleen kennen we nog
niet het mechanisme achter deze posi-
tieve invloed\', vertelt Endenburg.
Tegenwoordig beschouwt men het ge-
zelschapsdier als een lid van het gezin.
Endenburg doet een langlopend onder-
zoek naar de invloed van het hebben en
houden van huisdieren op de sociaal-
emotionele en cognitieve ontwikke-
ling van kinderen.

De redactie van het Tijdschrift heeft
mevrouw dr. N. Endenburg gevraagd
\'de sociale aspecten van het hebben en
houden van huisdieren \' tevens neer te
leggen in een wetenschappelijk artikel.

VALKENIER

In het jargon van de valkeniers komt
een speciale mens-dierrelatie tot ui-
ting. Enerzijds tekent dit het diepe res-
pect van de valkenier voor zowel de
vogels als de prooi, c.q. de natuur -
hetzelfde geldt voor alle jagers - en
anderzijds is het taalgebruik zo eufe-
mistisch van aard dat het lijkt alsof de
valkenier de confrontatie met de wer-
kelijkheid uit de weg wil gaan.
In elk geval is de jacht met roofvogels
volledig geritualiseerd en heeft een be-
paalde aantrekkingskracht, zoals ook
stierengevechten of hanengevechten
dat hebben. De aanwezigen blijven dan
ook geen van allen ongevoelig voor de
schoonheid van de meegebrachte valk
en de veterinaire aspecten van de jacht
met roofvogels. Bovendien kan de
spreker, Th. J. Kuiper er heel interes-
sant over vertellen.

De jacht met valken en haviken is heel
oud en elitair. Waar tegenwoordig al-
leen met gefokte vogels gejaagd wordt.

was het vroeger juist de kunst om een
\'wilde\' vogel over te halen om voor de
mens te gaan jagen. De valkenjacht kent
verder tal van attributen, zoals bellen,
een handschoen en een huif Kuiper ver-
telt waarvoor deze voorwerpen dienen.
Zijn presentatie is doorspekt met
dia\'s, vooral over de jacht met valken
op meeuwen, die moet voorkómen dat
de meeuwen in Zeeland al te veel mos-
selen eten (die zijn namelijk voor de
mens bestemd).

Toppunt van de presentatie is natuurlijk
de valk zelf, die door het lage plafond
helaas niet losgelaten kan worden.
Niettemin is de valk een indmkwekkend
dier. Hij pikt met zorgwekkend enthou-
siasme in een stuk vlees dat Kuiper vast
heeft in de zware leren handschoen,
waarmee hij de roofvogel torst.

RECHTSPOSITIE DIER EN
DIERENARTS

Professor mr. D. Boon ziet de rechts-
positie van dieren en dierenarts als een
mijnenveld: \'Ik ben verbaasd dat het u
als dierenarts zonder kleerscheuren
afgaat, als het gaat om het welzijn van
de dieren die u in uw praktijk tegen-
komt.\' De positie van de dierenarts is
die van een deskundige die met de
neus bovenop de patiënt, midden tus-
sen cliënt en samenleving staat. Het
lijkt Boon daarbij vreemd dat de wel-
zijnsproblematiek niet veel groter is
dan die paar gevallen van dierenmis-
handeling waardoor we jaarlijks wor-
den opgeschrikt. Boon noemt vier in-
grediënten van de rechtspositie van
dier en dierenarts.

-ocr page 308-

De dierenbeschermingswetgeving gaat
terug naar 1886: \'het mishandelen van
een dier is strafbaar\'. In de praktijk is
het met deze bepaling slecht afgelopen,
omdat eronder werd verstaan dat er op-
zet in het spel moest zijn, met betrek-
king tot de wreedheid. Daarom ging de
kattenkoopman die zijn katten tegen de
keien sloeg vrijuit: hij was niet opzette-
lijk wreed, zijn opzet was gericht op het
winnen van kattenvellen. Boon legt uit
dat de bepaling in de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren tegenwoor-
dig weliswaar anders gesteld is (artikel
36) maar dat nog steeds alleen maar ge-
vallen tot strafbaarheid leiden, wan-
neer het wreed behandelen, dan wel
emstige verwaarlozing betreft.
Het tweede ingrediënt betreft de grond-
slag waarop dierenmishandeling straf-
baar is. Pas in 1981 is vastgesteld dat
dieren beschermd moeten worden om-
dat zij eigen belangen hebben, omdat
ze een intrinsieke waarde hebben. De
betekenis van het begrip is moeilijk
vast te leggen, maar duidelijk is in elk
geval dat dieren een juridisch recht
hebben om niet mishandeld te worden.
Boon presenteert het derde ingrediënt:
\'De praktiserend dierenarts sluit in zijn
behandelkamer een overeenkomst van
opdracht (Burgerlijk Wetboek). Artikel
14 van de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde geeft een extra kwali-
ficatie aan deze opdracht: een dieren-
arts \'mag niet tekort schieten door enig
handelen of nalaten in de zorg die hij
behoort te betrachten...\'
Tenslotte is het vierde ingrediënt dat ie-
dereen bevoegd is aangifte te doen van
strafbare feiten die bij hem bekend zijn.
Indien het om misdrijven gaat, geldt
een aangifteplicht voor openbare colle-
ges en ambtenaren.

\'Het is dus in mijn ogen de moeite
waard - zeker in het licht van de grote
aantallen dieren die bij ons optreden
betrokken zijn - om vast te stellen waar
juridische plichten beginnen en waar
deze ophouden,\' aldus Boon. \'Ook ben
ik nieuwsgierig naar een afbakening
van de grenzen van de juridische toe-
laatbaarheid waarbinnen de dierenarts
zijn werk mag doen. Dient u als dieren-
arts kritiekloos uw werk te doen, of
wordt er meer van u verwacht?\'

Gezien de geproefde interesse voor
deze materie, verschijnt in een latere
uitgave van het Tijdschrift de letter-
lijke weergave van de voordracht van
prof dr. mr. D. Boon.

KOMT ER NOG WAT VAN?
\'Het vakgebied veterinaire volksge-
zondheid is aan veranderingen onderhe-
vig, maar is tegelijkertijd zo oud als de
diergeneeskunde zelf, vertelt prof dr.
F. van Knapen. De titel \'Veterinaire
Volksgezondheid, komt er nog wat
van?\' is dus maar betrekkelijk van toe-
passing.

\'Vroeger bestreden we tuberculose,
brucellose en trichinellose en nu hou-
den we ons bezig met salmonella,
Cam-
pylobacter, toxoplasma, hormonen, re-
siduen en contaminanten. Nieuwe
aandachtspunten zijn E.coli 0157,
BSE, cyclospora en tal van nieuwe pro-
ducten die op de markt verschijnen.\'
Het is een misvatting dat het vakgebied
louter zou bestaan uit de vleeskeuring.
\'We dienen verstand te hebben van het
gehele productieproces van voedings-
middelen van dieriijke oorsprong, zoö-
nosen - landbouwhuisdieren en gezel-
schapsdieren! - en het milieu, voor-
zover er een relatie bestaat met het hou-
den en consumeren van dieren.\' Een
geweldig boeiend en breed gebied dus,
dat zich vooral beweegt waar mens en
dier elkaar \'raken\'.

\'De ontwikkelingen in de veterinaire
volksgezondheid hebben een gewel-
dige welvaart en gezondheid van
mens en dier met zich gebracht\', gaat
Van Knapen verder (\'breaking the de-
vils circle of poverty\'). \'Het gebruik
van modeme detectiemethoden, com-
putertechnologie en wiskundige mo-
dellen schept nog steeds nieuwe mo-
gelijkheden voor verbetering.\'
Het paradigma \'de dierenarts is een
dokter voor zieke dieren en vanuit die
kennis kan hij beoordelen of dieren
(on)geschikt zijn voor consumptie\'
moet hoognodig vervangen worden
door \'dierenartsen zijn gezondheids-
wetenschappers; wat gezond is moet
gezond blijven\'. \'We zien dat het oude
paradigma leeft bij het publiek en dat
de professie haar uiterste best doet dit
zo te houden\', prikkelt Van Knapen de
aanwezigen. Het bedrijfsleven vindt
dat de dierenarts nauwelijks toege-
voegde waarde heeft voor kwaliteit
van producten: \'Men ziet de dierenarts
als een wettelijk, dus noodzakelijk
kwaad. En dat terwijl er zoveel be-
hoefte is aan kwaliteitsmanagers en
gezondheidsgaranties!\' Er zitten der-
halve reusachtige gaten in de arbeids-
markt voor dierenartsen.
Van Knapen gaat in op de mogelijke
werkplekken voor dierenartsen \'Ve-
terinaire Volksgezondheid\': \'Natuurlijk
de RVV - dit wordt een springplankor-
ganisatie naar een loopbaan bij de over-
heid en het bedrijfsleven - de Inspectie
Volksgezondheid, het beleid Volks-
gezondheid (Den Haag, Brussel), het
bedrijfsleven, de basisgezondheidsdien-
sten (humaan) en onderzoeksinstituten.\'
De hoogleraar verkondigt dit vanuit een
bepaalde filosofie: \'We moeten een
maatschappelijke positie creëren, waar-
in we de verantwoordelijkheid hebben
en krijgen om genoemde doelen te be-
reiken, in combinatie met, heel belang-
rijk, een rotsvast geloof in onze eigen
bekwaamheid.\' Hij besluit dan ook met
de historische woorden: \'Het is niet \'ve-

-ocr page 309-

terinaire volksgezondheid, komt er nog
wat van? maar \'veterinaire volksge-
zondheid, zorg datje erbij hoort!\'

DISCUSSIE

De discussie is kort maar hevig. Aan
Endenburg de vraag van mevrouw A.
Lindenhovius: \'Ik heb altijd honden en
katten gehad, maar toch enkele bypas-
ses nodig gehad. Hoe verklaart u dat?\'
Endenburg moet hier helaas het ant-
woord schuldig blijven, maar vraagt
zich op haar beurt wel af wat er ge-
beurd zou zijn, wanneer Lindenhovius
geen huisdieren gehad zou hebben.
Noordhuizen-Stassen wordt gevraagd
of de consument - ze spreekt zelf liever
van gemiddelde Nederlander - wel in
staat is het ingewikkelde productiepro-
ces van voedingsmiddelen van dieriijke
oorsprong te begrijpen? Of het haar dan
niet beter lijkt om weinig informatie te
geven, zodat er geen \'gemchtencircuit\'
ontstaat rond vlees en dergelijke?
De hoogleraar legt uit dat het niet zo
relevant is of zij dat persoonlijk beter
zou vinden. Het gaat erom dat de ge-
middelde Nederlander om meer infor-
matie vraagt. \'Wil je dus toekomstge-
richt produceren, dan zul je in mijn
ogen wel moeten.\'

l%tlllVIM

Dr. W. Edel is het er niet mee eens: \'De
consument moet beschermd worden.
Als veterinairen hebben we de taak om
voor hun veiligheid zorg te dragen. En
dat moet je niet uit en te na met hen
overleggen, want ze hebben niet de
kennis om de genomen beslissingen te
beoordelen. Als het om veiligheid gaat,
kun je geen compromissen sluiten.\'
Deze aanpak heeft tot voor kort inder-
daad goed gewerkt. Uit de inleiding
van Noordhuizen-Stassen is echter
naar voren gekomen dat de dierenarts -
en met hem de gehele vleesindustrie -
met deze paternalistische filosofie te-
kort schiet. Er is reeds een te grote af-
stand ontstaan tussen producent en
consument; een groot risico voor de af-
zet van het dierlijke product.

VDETJES VAN DE VLOER
Het avondprogramma bestaat uit een
wervelend diner dansant. De band
speelt aanvankelijk rustige muziek,
maar gaat tenslotte collectief uit het
dak, wanneer blijkt dat de aanwezige
dierenartsen ware fuifnummers zijn.
Nooit te beroerd om een deuntje mee
te zingen of de voetjes van de vloer te
tillen. Grand Hotel Arion schudt op
zijn grondvesten. Het is maar goed
dat een dergelijk feest ook weer een
einde kent, anders zijn de gevolgen
desastreus voor de Algemene Ver-
gadering.

ALGEMENE VERGADERING 1997

AFDELING GELDERLAND PROMINENT AANWEZIG

Vlissingen, 4 oktober 1997 - De Algemene Vergadering - hoe kan het treffen-
der? -is dit jaar op Werelddierendag. De dierenartsen verschijnen ietwat ver-
moeid en mild gestemd ter vergadering. Echt \'warme\' punten komen niet ter
tafel. Opvallend is de bijdrage van de Afdeling Gelderland, die haar jonge af-
gevaardigde met tal van lastige vragen op pad heeft gestuurd. Hij brengt het
er goed vanaf, al klinkt hier en daar een lach wanneer hij begint: \'De Afdeling
Gelderland is van mening dat...\'

De Algemene Vergadering neemt afscheid van Hoofdbestuurslid J.J. van
Zutven. In zijn plaats wordt J. Borgmeier gekozen (landelijk representant
volksgezondheid). Verdere uitbreiding vindt plaats met J. Togtema (landelijk
representant landbouwhuisdieren). J.C. Baars en mevrouw A.W. Kooper-
Nelemans worden beiden herkozen. Conform de nieuwe structuur tot welke
vorig jaar is besloten, zou één van tweeën moeten afvallen. Het Hoofdbestuur
kiest er echter voor de leden te vragen beiden te laten aanblijven. Het gaat om
een tijdelijke uitbreiding van het Hoofdbestuur; over driejaar wordt er maar
één bestuurslid uit de Regio Midden gekozen. Ook mevrouw C.L. van
Amerongen-Overgaauw wordt herkozen.

alleen maar om een tijdelijke uitbrei-
ding, een uitzonderlijke situatie die
niet lang zal bestaan.\' Hij vraagt de
ledenvergadering dan ook deze uit-
breiding niet in stemming te brengen.
Theoretisch gezien zou men dit na-
melijk eerst opnieuw in de
Afdelingen moeten bespreken. De
vergadering gaat akkoord; het gaat
tenslotte niet om een formele uitbrei-
ding.

Door Sophie Deleu

Als het Hoofdbestuur uitgebreid
dient te worden, dan dient de
Algemene Vergadering daar een be-
sluit over te nemen! De Afdeling
Gelderland is het dan ook niet eens
met de gang van zaken: er wordt di-
rect gevraagd voor twee personen te
stemmen, zonder dat eerst het besluit
tot uitbreiding is genomen. De alge-
meen secretaris, dr. Tj. Joma, had
deze vraag al verwacht: \'Het gaat hier

NIEUWE NCI

Vragen zijn er onder meer over de
Novad Coöperatie Ideëel (NCI).
Mevrouw Kooper legt uit wat beoogd
is met de nieuwe opzet. De essentie
van dit verhaal is dat de KNMvD als
enige \'geldschieter\' van de NCI graag
meer invloed wil uitoefenen op het be-
leid van de NCI. Verder dienen de er-
varing en de betrokkenheid van de
NCI-leden (coöperatie) niet wegge-
wuifd te worden, vandaar dat de oor-
spronkelijke coöperatie nog steeds
zichtbaar is in de nieuwe organisatie-
stmctuur. De leden van de NCI gaan
wel minder betalen dan in het verle-
den, terwijl de leden van de KNMvD
meer gaan betalen (gedifferentieerd
naar soort praktijk; gezelschapsdieren
of gemengd/landbouwhuisdieren).
Maar als het goed is, staat daar meer
inspraak en dus ook output tegenover.
Iemand merkt op over de stmctuur dat

-ocr page 310-

er beangstigend veel overlegsituaties
gecreëerd zijn. Verder moeten in het
schema de pijlen beide kanten op wij-
zen.

ENTEN

De heer mr. G.Th.A. Menges, ook bij
het Tijdschrift bekend als iemand die
de Nederlandse taal zeer goed beheerst,
merkt naar aanleiding van de algemene
punten op de agenda op dat het woord
enten iets anders betekent dan waar-
schijnlijk bedoeld is: een loot van een
veredelde boom zodanig bevestigen op
een wilde of andere boom dat zij zich
innig met die stam kan verbinden en er
zo een edeler boom of een nieuwe va-
riëteit kan ontstaan. Menges: \'Dan
weet u tenminste waar u mee bezig
bent.\' Hij spreekt derhalve liever van
inenten of vaccineren. Overigens staat
in de nieuwste Van Dale bij enten als
derde betekenis genoemd: entstof bren-
gen in. Dus het mag inmiddels wel,
maar het is niet mooi.

f

1

Mr. G.Th.A. Menges over enten: \'een loot van
een veredelde boom zodanig bevestigen op een
vifilde of andere boom dat zij zich innig met die
stam kan verbinden en er zo een edeler boom
of een nieuw/e variëteit kan ontstaan. Dan weet
u waar u mee bezig bent!\'
Foto\'s: Geert Bisten/els

ONDERZOEK
GESLACHTSAPPARAAT

Men vraagt zich af waar de overtredin-
gen van de afspraak inzake het onder-
zoek van het geslachtsapparaat bij het
vrouwelijke mnd door Kl-medewer-
kers gemeld kan worden. De algemeen
secretaris is daar zeer duidelijk over:
bij hem.

De afspraak houdt in dat Kl-medewer-
kers drachtigheidsonderzoek mogen
doen. Afwijkingen aan het geslachts-
apparaat echter, zo is ook in de Wet op
de Uitoefening van de Diergenees-
kunde geregeld, vallen buiten het ter-
rein van de Kl-medewerker. Dit gebied
is om voor de hand liggende redenen
voorbehouden aan de dierenarts.

ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE
Het Hoofdbestuur wordt gevraagd
toch vooral een vinger aan de pols te
houden waar het gaat om de elektroni-
sche identificatie van gezelschapsdie-
ren. Menges vraagt zich af waarom de
KNMvD niet vertegenwoordigd is in
de stuurgroep elektronische identifica-
tie. Hier is enige onduidelijkheid over.
Het is in elk geval wel de bedoeling dat
de KNMvD hierin participeert; er
wordt ook contributie voor betaald.
Het Hoofdbestuur belooft plechtig hier
meer aandacht aan te zullen besteden.
Menges weet verder te melden dat
BREIN (Bureau Registratie Elek-
tronische Identificatie Nederland) is
opgericht. Bij dit bureau staan alle
chips geregistreerd en men kan er op-
vragen bij welke databank het dier dat
met deze chip gevonden is, is inge-
schreven.

BIO-INDUSTRIE

Voorzitter van de Groep Practici Grote
Huisdieren, O.A. van Dobbenburgh,
denkt dat het nuttig zou zijn als de
KNMvD, met de Commissie Ethiek
voorop, een standpunt inneemt inzake
de bio-industrie. De dierenarts wordt
naar zijn smaak te gemakkelijk in een
ongunstig daglicht gezet. Hij is, met
andere woorden, sterk begaan met het
imago van de dierenarts.
Er ontstaat een discussie. Over het al-
gemeen is men van mening dat het on-
derwerp \'bio-industrie\' opgesplitst
moet worden in behapbare onderdelen.
En zelfs dan zal het moeilijk zijn, een
standpunt in te nemen, vanwege de
breedte van de problemen in de inten-
sieve veehouderij.

A. Mouwen, voorzitter van de Af-
deling Noord-Brabant, laat hierop aan-
sluitend een positief geluid horen: \'Ik
ben zeer optimistisch over ons imago.
Natuurlijk blijft negatieve berichtge-
ving langer hangen dan positieve.
Maar juist het optreden van collega
Van Dobbenburgh in Netwerk heeft
mij zeer positief getroffen.\'

STICHTING VACCINATIE
GEZELSCHAPSDIEREN
Over de Stichting Vaccinatie Ge-
zelschapsdieren ontstaat wat verwar-
ring. Een en ander is niet juist ver-
woord in de agenda van de Algemene

Vergadering. De stichting heeft een
ideële doelstelling, namelijk onder-
zoek, onderwijs en voorlichting over
de vaccinologie van gezelschapsdieren
en de werving van fondsen daarvoor
en mag de vaccinatie tegen bepaalde
ziekten natuurlijk alleen onder het
voetlicht brengen als daartoe een we-
tenschappelijk gefundeerde aanleiding
toe bestaat.

Men is overigens vóór de oprichting
van een dergelijke stichting en ziet
geen bezwaar in een heffing per vaccin
in de praktijk.

KETEN KWALITEIT MELK
Naar de mening van onder meer
Gelderland is het kwaliteitszorgsys-
teem Keten Kwaliteit Melk (KKM)
verworden tot één groot afschuiven
van verantwoordelijkheden. Dit wordt
algemeen onderkend door de vergade-
ring. Van een kwaliteitsdoelstelling is
te weinig sprake.

Ook het Hoofdbestuur had meer ver-
wacht van het onlangs gepresenteerde,
laagdrempelige KKM-programma (tot
1 januari 2000). Veterinair-technisch
stelt het nauwelijks iets voor; de zui-
velorganisatie ziet \'een opgeruimd en
schoon tanklokaal\' als een belangrijke
stap voorwaarts! Inmiddels is binnen
de KNMvD een GVP-code Melk-
veehouderij opgesteld. Hierin is reeds
een deel van het veterinaire traject
voor de toekomst opgenomen. De
KNMvD is vooralsnog niet van zins
hieraan een toetsing van praktijken te
verbinden, a la de GVP/IKB-varkens-
houderij. Daamaast zal de KNMvD
niet nalaten de Nederlandse Zuivel
Organisatie (NZO) van haar ongerust-
heid in deze op de hoogte te brengen.
Hopelijk ziet de organisatie in dat ook
in de mndveehouderij de basis ligt in
een gezonde rundveestapel met een
waarborg voor welzijn.

KLACHTENPROCEDURE
G. Postma van één van de eerste acht
gecertificeerde praktijken vraagt naar
de klachtenprocedure van het secreta-
riaat van de KNMvD. Het is hem en
zijn collegae opgevallen dat een klacht
aan het adres van de KNMvD niet door
iedereen van het secretariaat op de-
zelfde manier wordt afgehandeld. Hij
vraagt ook of het secretariaat zichzelf
eigenlijk niet aan certificatie zou moe-
ten onderwerpen, nu de vereniging
haar leden aan een dergelijk kwali-
teitssysteem blootstelt.
Algemeen secretaris Joma antwoordt
bevestigend: \'Er wordt reeds over ge-

-ocr page 311-

DE ALGEMENE VERGADERING NEEMT AFSCHEID VAN
HÜÜFDBESTUURSLID JAN J. VAN ZUTVEN

Jan van Zutven werd geboren te
Veghel op 4 juni 1932 als oudste
zoon op een gemengd boerenbe-
drijf. Hij is afgestudeerd als die-
renarts in 1961. Reeds tijdens zijn
studie ging zijn aandacht uit naar
de vleeskeuring. Hij ging werken
bij het Pathologisch Instituut.

Na 3,5 jaar werd hij benoemd tot
adjunct-directeur van de vlees-
keuringsdienst-slachthuis te Oss.
In 1976 werd hij directeur vlees-
keuringsdienst-slachthuis.
Op 1 juni 1984 maakte Van
Zutven de overstap naar de RVV;
hij werd kringdirecteur Midden-
Brabant, later Oss. Na enkele wij-
zigingen in de structuur werd
kring Oss samengevoegd met
kring Nijmegen. Van Zutven
maakte in 1992 gebruik van de
VUT-regeling.

Met Jan van Zutven verlaat een
buitengewoon beminnelijk en at-
tent mens het Hoofdbestuur. Hij
is in de periode \'72-\'97 zeer actief
geweest voor de KNMVD:

* onderwijscommissie

* voorzitter commissie evaluatie
dierenartsenopleiding

* examencommissie

* commissie begeleiding en eva-
luatie twee-fasenstructuur

* bestuur Groep Volksgezond-
heid, later voorzitter Groep
Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg

* Hoofdbestuur, representant Ve-
terinaire Volksgezondheid en
penningmeester

Zijn enorme inzet en betrokken-
heid zal node gemist worden.
Het Hoofdbestuur wenst Van
Zutven voor de toekomst het aller-
beste.

sproken en wij zijn ons aan het oriënte-
ren. Een goede klachtenprocedure kan
een eerste aanzet zijn.\'
Postma vraagt naar aanleiding hiervan
of in de agenda van de Algemene
Vergadering een hoofdstuk \'activitei-
ten van het secretariaat\' kan bevatten.
Joma belooft dat hieraan in zekere
mate tegemoet gekomen zal worden.

AFGESTUDEERDEN WEGWIJS
Mevrouw L. Huiskes-Comelisse merkt
op, persoonlijk en als voorzitter van de
Ereraad, dat pas-afgestudeerde dieren-
artsen bedroevend weinig van praktijk-
voering weten en soms ernstig in de
problemen komen als zij zich ergens
vestigen. Ook onervaren waarnemers
kunnen zowel een praktijk als zichzelf
schade toebrengen door gebrek aan
kennis van de normale gang van zaken
in een dierenartsenpraktijk. Vooral op
het gebied van automatisering zijn de
jonge dierenartsen zo groen als gras.
Er wordt geopperd dat de Vacature-
bank wellicht een rol zou kunnen spe-
len in de begeleiding van jonge dieren-
artsen, maar dit wordt later toch weer
van de hand gedaan. J.F.G. Maathuis
(directeur Synapses IT) draagt een op-
lossing aan: de studenten krijgen te-
genwoordig in het eindstadium van de
studie voorlichting over het gebruik
van de computer in de praktijk. Verder
zou er inderdaad meer aandacht moe-
ten zijn voor scholing in ondememer-
schap.

cretariaat van de KNMvD. In dit arti-
kel komt slechts een beperkt aantal
punten aan de orde (en zeker niet alle
vragen van de Afdeling Gelderland}.
Zodra het verslag van de vergadering
goedgekeurd is, wordt daarvan mel-
ding gemaakt in dit Tijdschrift. De no-
tulen zijn dan alvast beschikbaar voor
belangstellenden.

-ocr page 312-

Van de Ereraad

Artikel 43 van het Huishoudelijk Reg-
lement luidt: \'De Ereraad zal in behan-
deling nemen klachten die zijn aange-
bracht door een lid, een Afdeling, een
Groep of het Hoofdbestuur, gericht te-
gen een lid, houdende beschuldiging
van handelen in strijd met de Statuten,
Reglementen of (bindende) besluiten
van de Maatschappij, dan wel met de eer
en de waardigheid van de diergenees-
kundige stand of de belangen van de
Maatschappij of haar leden en zal daar-
over uitspraak doen\'.

PROCEDURE

De complexiteit van de klachten neemt
toe en daardoor neemt ook de tijd toe die
de Ereraad nodig heeft om tot een ver-
antwoorde beslissing te komen.
Na het binnenkomen van de klacht
wordt de volgende procedure in gang
gezet. Eerst wordt bekeken of uit de
klacht duidelijk blijkt waarover deze
gaat en tegen wie de klacht is gericht.
Indien dat niet duidelijk is, wordt de kla-
ger gevraagd de Ereraad nader te infor-
meren. Vervolgens gaat de klacht naar
de beklaagde met het verzoek daarop
schriftelijk te reageren. Als er inhoude-
lijk verweer wordt gevoerd volgt door-
gaans een tweede schriftelijke ronde,
waarin zowel klager als beklaagde de
gelegenheid krijgen om nogmaals over
en weer hun standpunten naar voren te
brengen.

In de meeste gevallen vindt er een hoor-
zitting plaats, dat wil zeggen een bijeen-
komst in het gebouw van de KNMvD
waarbij de partijen, eventueel bijgestaan
door raadslieden, om de tafel zitten met
een delegatie (Kamer bestaande uit vijf
leden) van de Ereraad met ondersteu-
ning van de secretaris.

^ urn

HOORZITTING

De hoorzitting vormt een belangrijk
onderdeel van de procedure. Allereerst
is het van belang om beide partijen te
horen en daardoor een duidelijk beeld
te krijgen van de wijze waarop het con-
flict is ontstaan. Ten tweede probeert
de Ereraad om tijdens de hoorzitting
de communicatie tussen beide partijen
op gang te brengen en/of te verbeteren,
mogelijk wat oude irritaties op te rui-
men en ruimte te maken voor meer on-
derling begrip. Dit kan leiden tot de
oplossing van problemen. Soms wordt
met partijen afgesproken dat een Net-
werkdierenarts wordt ingeschakeld om
te bemiddelen. In zo\'n geval zet de
Ereraad de klacht tijdelijk \'in de
wacht\'. De Ereraad doet dan alleen
nog uitspraak als de bemiddeling niet
slaagt. Na de hoorzitting wordt de zaak
door de hele Ereraad besproken. Soms
moeten er nog specifieke gegevens
door partijen worden aangeleverd of
moet er nog informatie bij derden wor-
den ingewonnen. Als de standpunten
naar de mening van de Ereraad duide-
lijk zijn, wordt door één van de leden
van de Ereraad een concept-uitspraak
gemaakt, die binnen de Ereraad wordt
besproken en afgerond met een defini-
tieve uitspraak. Na juridische toetsing
door de secretaris wordt de uitspraak
aan partijen verzonden.

PROBLEMEN

Enkele voorbeelden van problemen, die
via klachten aan de Ereraad worden
voorgelegd zijn:

- Irritatie naar aanleiding van het \'clai-
men\' van een streek, stad of wijk;

- Irritatie naar aanleiding van provoce-
rende, onjuiste of onfatsoenlijke re-
clame;

- Negatieve en/of onjuiste publiciteit
over collega-dieren-artsen;

- Problemen die zich voordoen bij het
geven van second opinions aan cliën-

JAARVERSLAG ERERAAD 1996

In 1996 heeft de Ereraad in acht zaken, die aan hem zijn voorgelegd, schriftelijk
uitspraak gedaan. Daarnaast zijn in 1996 twee zaken tijdens een hoorzitting van
de Ereraad tot een oplossing gebracht. In deze zaken is de klacht ingetrokken,
waardoor er geen uitspraak gedaan behoefde te worden. Ultimo 1996 waren er
nog acht zaken bij de Ereraad in behandeling. Deze zaken zijn in de eerste helft
van 1997 afgewikkeld. In de acht zaken waarin de Ereraad in 1996 uitspraak
heeft gedaan is tweemaal de klacht ongegrond verklaard en zesmaal gegrond. In
de gegrond verklaarde klachten is driemaal de maatregel van waarschuwing
opgelegd, éénmaal de maatregel van waarschuwing met een geldboete en twee-
maal de maatregel van berisping met geldboete. Het gaat hier steeds om klacht-
zaken van leden en groepen van leden tegen andere leden. De Ereraad geeft geen
mening of advies in het algemeen. De Ereraad geeft uitsluitend een oordeel naar
aanleiding van concrete gevallen.

ten van andere dierenartsen;
- Communicatieve problemen binnen
praktijken, samenwerkingsverbanden
of tussen praktijken in dezelfde regio.

CODE VOOR DE DIERENARTS
De Ereraad toetst de aan hem voorge-
legde klachten aan de Code voor de
Dierenarts, die de weerslag is van de
binnen de Maatschappij levende op-
vattingen en ideeën over de uitoefe-
ning van de praktijk van dierenarts. Op
dit moment is een Codecommissie aan
het werk die onderzoekt of aanpassing
van de Code noodzakelijk is. In die
Codecommissie is de Ereraad met
twee leden vertegenwoordigd.
De Ereraad heeft ook in 1996 overieg
gepleegd met het Hoofdbestuur, de
Provinciale Begeleidingscommissie
Praktijkuitoefening, alsmede de Net-
werkdierenartsen. Aan de besturendag
van de KNMvD op 27 november 1996
heeft de Ereraad via zijn secretaris een
actieve bijdrage geleverd.

ARBITRAGE

In de model-maatschapsovereenkomst
van de KNMvD wordt een geschillen-
regeling geadviseerd waarin staat dat
eventuele geschillen niet zullen wor-
den voorgelegd aan de Burgeriijke
Rechter, maar aan arbiters die door de
Ereraad worden benoemd.
In 1996 heeft de Ereraad éénmaal arbi-
ters benoemd. Voorts is in 1996 een
Arbitragereglement voor dergelijke
KNMvD-arbitrages vastgesteld. Bij
het opstellen van dit reglement is de
Ereraad nauw betrokken geweest.

SAMENSTELUNG ERERAAD
In oktober 1996 heeft de Ereraad af-
scheid genomen van drs. C. Hennis,
die is opgevolgd door drs. J.R. de
Nooij. De Ereraad was toen als volgt
samengesteld:

drs. L. Huiskes-Comelisse, voorzitter,
mr. drs. C.J.H. Scheuerman, vice-
voorzitter,

drs. G.H.J.M. Brinkhuis,
drs. Th.G.J.H. Hendrickx,
drs. H.L.C. Logtenberg,
drs. J.R. de Nooij,
drs. J J.G.M. Oomen,
drs. J. Reinders,

mr. R.P.F. van der Mark, secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad he-
rust hij mevrouw E. Bonnes-Stroomer.
Zij is op maandag en donderdag op het
kantoor van de KNMvD aanwezig en
bereikbaar voor eventuele vragen over
de Ereraad.

-ocr page 313-

Weet u bijvoorbeeld;

- wat er komt kijken bij de financie-
ring van een maatschap?

- hoe u een accountantsrapport moet
lezen?

- hoe u dient te onderhandelen en hoe
u met een conflict moet omgaan?

- wat er zoal komt kijken bij arbeids-
recht en pensioenvoorziening?

- welke verzekeringen u als zelfstan-
dig ondernemer dient af te sluiten en

hoe u dit het beste kunt doen?
- welke rechtsvormen er bestaan bin-
nen een praktijk?

Tijdens de cursus zal, anders dan ge-
bmikelijk, niet alleen een deskundige
aan het woord zijn. Uitgaande van het
principe dat volwassenen van elkaar
leren, zal er veel zelfwerkzaamheid
van de deelnemers gevraagd worden.

Door middel van deze cursus wil de
KNMvD pas afgestudeerde dierenart-
sen de mogelijkheid bieden hun kennis
op het gebied van voornoemde zaken
te verbreden. Omdat het Hoofdbestuur
het belangrijk acht dat deze cursus ge-
houden wordt, zal de KNMvD hieraan
een behoorlijke financiële bijdrage le-
veren, zodat de kosten voor deelname
aan deze inteme cursus slechts ƒ 225,-
per persoon bedragen. Dit bedrag is in-
clusief overnachtingen en maaltijden.
De cursus wordt intern gehouden in
het Aparthotel te Delden. De eerstko-
mende cursus zal plaatsvinden van
woensdag 21 januari 1998 (vanaf
16.00 uur) tot en met vrijdag 23 ja-
nuari 1998 (tot ± 16.00 uur).

Het Bureau van de KNMvD organiseert wederom de cursus \'Van medewer-
ker naar associé\'. Deze driedaagse cursus is speciaal bedoeld voor dierenart-
sen die pas enkele jaren zijn afgestudeerd en meer willen weten over allerlei
zaken betreffende associëren.

CURSUS VAN MEDEWERKER NAAR ASSOCIE\'

Het deelnemersaantal is beperkt tot
achttien personen. Dus mocht u inte-
resse hebben om aan de cursus deel te
nemen of nog vragen hebben, neem dan
zo spoedig mogelijk contact op met het
Bureau van de KNMvD, Yvonne
Stufano, telefoon: 030-2510111.

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK
JULI-SEPTEMBER

De navolgende gegevens hebben betrekking op het derde kwartaal van 1997.

Door Corine van Kalles

AANBOD

In het derde kwartaal van 1997 zijn 42
diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake
van een kleine toename van het aantal

Soort baan

dierenartsen dat per direct op zoek was
naar fulltime werk (in juli waren dit er
108 en in september 112). Van de 112
dierenartsen die in september inge-
schreven stonden, zocht 65% een func-
tie in de gezelschapsdierenpraktijk en
35% in de gemengde of landbouwhuis-
dierenpraktijk. In de periode juli tot en
met september was nog een groot aantal
dierenartsen actief in de varkenspestbe-
strijding.

Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek
is naar parttime werk. Deze groep is in
het derde kwartaal van 1997 iets kleiner
geworden (van 68 dierenartsen in juli
naar 64 in september). Het grootste deel
is op zoek naar een baan in de gezel-
schapsdierenpraktijk (81 %); 19% zoekt
werk in de gemengde of de landbouw-
huisdierenpraktijk. Het aantal vrouwen
is in deze groep veel groter dan het aan-
tal mannen; 91% van de groep bestaat
uit vrouwelijke dierenartsen.
Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de opzeg-
termijn, is in de maanden juli tot en met
september afgenomen tot 71 dierenart-
sen. Van deze dierenartsen zocht 68%
op termijn een fiinctie in een gemengde
of landbouwhuisdierenpraktijk en 32%
in een gezelschapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoeken
buiten de praktijk. Hiermee wordt be-
doeld werk in het bedrijfsleven, bij de

-ocr page 314-

lUim. .f^

overheid of bij onderzoeksinstituten.
Het aantal dierenartsen dat hiervoor in-
geschreven staat is in het derde kwartaal
iets toegenomen; in juli waren dit er 38
en in september 41.

VRAAG

In het derde kwartaal van 1997 zijn er bij
de Vacaturebank gemiddeld 22 aanvra-
gen per maand binnengekomen voor
waarnemingen in gezelschapsdieren-
praktijken en negen aanvragen per
maand voor waarnemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenpraktij-
ken.

Wat betreft vaste banen zijn er in de
maanden juli tot en met september 15
banen in gezelschapsdierenpraktijken
aangeboden (waarvan tien parttime) en
tien banen in gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijken. Daamaast werden
acht banen buiten de praktijk aangebo-
den. Zeven banen in gezelschapsdieren-
praktijken zijn inmiddels ingevuld: in
alle gevallen door een vrouwelijke die-
renarts. Van de tien banen in gemengde
of landbouwhuisdierenpraktijken zijn er
inmiddels vijf ingevuld; drie door vrou-
welijke en twee door mannelijke dieren-
artsen. Daamaast zijn er reeds vier ba-
nen buiten de praktijk ingevuld; drie
door vrouwelijke dierenartsen en één
door een mannelijke dierenarts.

Voor meer informatie of diensten van de
vacaturebank: Corine van Kalles,
Bureau van de KNMvD, telefoon: 030-
2510111.

FASERING VAN SYSTEEMONTWIKKELING EN DE ROL
VAN DE NCl

Net als het bouwen van een huis kent
de software-ontwikkeling een aantal
opeenvolgende stadia: bedenken wat er
allemaal in moet aan functionaliteit:
keuken, huiskamer, open haard, biblio-
theek, studeerkamer, garage voor twee
auto\'s en zes fietsen, douche/ontsmet-
tings-Zverkleedhok enzovoort. Daar
hoort ook bij dat je aangeeft hoeveel
secundair comfort erin moet zitten:
stand aanrechtblok ten opzichte van
lichtinval, garage inpandig, studeerka-
mer op begane grond of verdieping,
isolatiewaarde, materiaalkeuzes. Na de
prijsopgave wordt er afgewogen wat
eventueel kan vervallen of minder luxe
kan. Na de besluitvorming volgt het
definitieve (technische) ontwerp en
tenslotte de bouw en aanvaarding.
Uiteraard kun je ook voor een bestaand
huis of confectie-nieuwbouw kiezen,
maar je zult het altijd toetsen aan je ei-
sen en wensen.

Bij de softwareontwikkeling gaat het
net zo:

Vanuit een knelpuntenanalyse wordt
bedacht dat voor dierenartsen automa-
tisering zeer gewenst zou zijn. De be-
drijfsvoering is tijdrovend, dus relatief
duur, indien je die tijd ook voor je be-
roepsuitoefening zou kunnen aanwen-
den of als je meer waarde hecht aan
vrije tijd. Dat is een goede aanleiding.

Er wordt een informatie-analyse uitge-
voerd, waarbij een procesmodel en een
datamodel worden gemaakt. Het pro-
cesmodel bestaat uit een beschrijving
van alle handelingen die voor de be-
roepsuitoefening worden uitgevoerd,
los en in samenhang met elkaar. Maar
ook in samenhang met de buitenwe-
reld: van buiten komt de cliënt met de
patiënt, komen de medicijnen, de geld-
middelen, etcetera. Het datamodel be-
schrijft alle gegevens die in de proces-
sen worden uitgewisseld en hun
onderlinge verbanden.
Aan de hand van de informatie-analyse
wordt een voorstel gedaan over te auto-
matiseren delen van de bedrijfsvoe-
ring, waarbij doelmatigheid bepalend
is voor je keuze wel of niet. Na de in-
formatieanalyse wordt de beslissing
genomen over \'go\' of \'no go\'.
In de volgende fase wordt een functio-
neel ontwerp gemaakt van de te auto-
matiseren delen. Dat bestaat uit een
nauwkeurige omschrijving van de pro-
cessen zoals die in de computer zouden
moeten plaatsvinden en in welke volg-
orde. Daarbij wordt, naast layout pro-
blematiek, vooral gelet op de interactie
tussen programmatuur en gebruiker
van de programmatuur. Het pro-
gramma vraagt om gegevens, de ge-
bruiker typt die in en het programma
doet er wat mee om uiteindelijk de ge-
bruiker te belonen met informatie (in-
formatie = verwerkte gegevens, de
ontvanger van de informatie kan er wat
mee). Er zijn meerdere gebruikers, al-
leen al de dierenarts zelf in de .spreek-
of behandelkamer, en natuurlijk de as-
sistent(e) bij de receptie. Het functio-
neel ontwerp heeft ook weer een pro-
cesmodel en een datamodel, nu
toegespitst op de voorgestelde auto-
matiseringsoplossing. In het functio-
nele ontwerp is aangegeven wat even-
tueel alternatieven zijn voor de
automatisering en voor ieder alterna-
tief wordt een inschatting van de kos-
ten gemaakt. Logisch, want een mooi-
ere of verdergaande oplossing is
duurder.

De NCI behartigt de belangen van de dierenartsen waar het gaat om de infor-
matietechnologie. Ik heb de afgelopen weken veel dierenartsen bezocht om
voeling te krijgen met het vak en om te inventariseren wat er leeft op automa-
tiseringsgebied in de beroepsgroep. Een belangrijk onbegrip dat ik bij mijn
rondgang tegenkwam is het volgende: Hoe kan het dat er binnen de
.Maatschappij geld wordt uitgegeven voor software-ontwikkeling en dat ie-
dere dierenarts dan ook nog eens aan het eind moet betalen voor de program-
matuur? In dit artikel zal ik dat uitleggen.

Met de voltooiing van het functioneel
ontwerp is het meeste werk gedaan in
het ontwikkeltraject. Voor de NCl
houdt hier de inspanning op. Als je je
met bouwen en vermarkten gaat bezig-
houden, horen het onderhoud en de
overige serviceverlening er ook bij en
daarvoor is de NCl niet toegerust.
Na de fase van het functionele ontwerp
wordt besloten om het ontworpene, al
of niet met wijzigingen, te laten maken
(kant en klare pakketten voor onze
branche zijn gewoonlijk niet te vinden
voor de meeste fiinctionaliteiten). Na
aanvaarding van die opdracht maakt de

-ocr page 315-

softwareleverancier een technisch ont-
werp naar aanleiding van de functionele
wensen. Hierin wordt beschreven waar
de gegevensvelden in de gegevensbank
zullen komen, welke programma-on-
derdelen er moeten komen, wat die pre-
cies moeten doen en wie dat zal moeten
doen (functiescheiding).
En tenslotte wordt er geprogrammeerd,
getest en vermarkt. Voor onderhoud
van de programmatuur betaalt u ook.
De leverancier ontwikkelt met dat geld
nieuwe versies en houdt er een help-
desk mee in stand.

Veel vernieuwingen en wijzigingen in
de programmatuur komen vanuit de
gebruikerswensen, dus van de dieren-
artsen en hun assistenten. Het is zeer
gewenst dat dat proces gecoördineerd
wordt en daarvoor is de NCI weer de
ideale organisatie.

Softwarehuizen kunnen ook knelpunt-
en informatieanalyses uitvoeren, maar
de constructie die de club van dieren-
artsen ooit bedacht heeft met de NCI, is
veel verstandiger, omdat de NCI alleen
maar het belang van de dierenartsen
voor ogen heeft (er is tenslotte ook veel
moois op de wereld datje niet écht no-
dig hebt) en vanuit de eigen organisatie
heb je de beste kijk op je eigen vak. Met
de huidige snelle technologische ont-
wikkelingen en de maatschappelijke
veranderingen is het bovendien een
continu proces, zodat het alleen al
daarom doelmatiger en goedkoper is.

KOMEND NUMMER VETERINARY QUARTERLY ZEER GEVARIEERD

Berichten en verslagen

Original papers

Age-related differences in norfloxacin
pharmacokinetic behaviour following
intravenous and oral administration in
sheep;
F. Gonzalez, C. Rodriguez, J.
Nieto, M.L. De Vicente, M.D. Andres,
and M.I. San Andres.

The intake of polyunsaturated fatty acids
by cats is reflected in their adipose tis-
sue;
M.H.F. van Niel, andA.C. Beynen.

Airborne dust and aeroallergen con-
centrations in different sources of feed
and bedding for horses: S.
Vandenput,
L. Istasse, B. Nicks, and P. Lekeux.

Comparison of air- and bone-conduc-
ted brain stem auditory evoked re-
sponses in yung dogs and dogs with
bilateral ear canal obstruction;
C.F.
Wolschrijn. A.J. Venker-van Haagen,
and W.E. van den Brom.

Limited capacity of neonatal rabbits to
eliminate enrofloxacin and ciprofloxa-
cin;
LJ. Fraile, C. Martinez, J.J.
Aramayona, A.R. Ahadia, M.A. Bre-
gante, and M.A. Garcia.

A survey of anthelmintic resistance in
nematodes of sheep in the Netherlands;
F.H.M. Borgsteede, J.J. Pekelder, D.P.
Dercksen, J Sol, P. Vellema, C.P.H.
Gaasenbeek. and J.N. van der Linden.

Xanthinuria in a family of cavalier
king
Charles spaniels; C D. van Zuilen,
R.F. Nickel, T.H. van Dijk, and D-J
Reijngoud.

Het vierde nummer van the Veterinary Quarterly verschijnt iets eerder dan u
gewend bent; eind november in plaats van december. De Hoofdredactie van
the Veterinary Quarterly heeft namelijk besloten het uitkomen van de num-
mers wat te verschuiven. Het is de bedoeling dat de eerste Veterinary
Quarterly van 1998 in januari verschijnt in plaats van maart. De volgende
nummers verschijnen dan april, juli en oktober.

Het komende nummer is qua diersoorten zeer gevarieerd; zo komen onder
andere gezelschapsdieren, schaap en paard aan bod. Zeer de moeite waard
om eens een proefnummer aan te vragen, als u nog niet geabonneerd bent.

Review papers

The water-holding capacity of fresh
meat;
M.J.A. den Hartog-Meisclike,
R.J.L.M. van Laack, and F.J.M. Smul-
ders.

A case of ehlers-danlos-like syndrome
in a rabbit with a review of the disease
in other species;
J.D. Sinke, J.E. van
Dijk, and T. Willemse.

Clinical papers

Deacetylation as a determinant of
sulphonamide pharma-cokinetics in
pigs;
M. Shimoda, K. Okamoto, G.
Sikazwe, C. Fujii, and D-S Son.

Treatment of isolated tibial fractures
in cats and dogs;
M.D. Zaal, and
H.A.W. Hazewinkel.

Behavioural signs of oestrus during
pregnancy in lactationg diary cows;
T.J. Dijkhuizen, and F.J.C.M. van
Eerdenburg.

Een proefnummer kunt u schriftelijk
opvragen hij The Veterinar\\\' Quarterlv,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, fax:
030-2519847, e-mail: KNMVD@PO-

box.ruu.nl.

O

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de vol-
gende collegae:

Brandsma. H.A.; 1997; 3621 ME Breukelen;
Nijenrode 074. Straatweg 25.
Deinum, J.; 1997; Ballsbridge. Dublin 4 (Ierland):
U.C.D., Fac. of Vet. Med., Shelboume Road.
Groningen, J.A. van; 1997; 3522 CA Utrecht;
Scheldestraat 19 bis.

Hibma. Mevr. A.; 1997; 3902 HD Veenendaal; p/a
Grebbeweg 7.

Hoes, Mevr. N.P.M.; 1997; 3524 AZ Utrecht; Ter-
schelling 248.

Nabuurs, P.; 1997; 3582 EX Utrecht; Alba-
trosstraat 30.

Stins, P.G.; 1995; 6538 XS Nijmegen; Zwanen-
veld 38-14.

Vijver, Mevr. M.R.V. van de; 1997; 4515 ED
IJzendijke; Emmausstraat 8.
Visnjaric, E.; 1997; 1442 SR Purmerend; Mer-
wedestraat 152.

Wilde. A.H. de; 1997; 3581 KH Utrecht; J.M.
Kemperstraat 6.

-ocr page 316-

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Augustijn, Mevr. M.; 1997; 7001 EW Doe-
tinchem; Raadhuisstraat 14.
Bouwhuis, G.J.; 1997; 7814 PG Emmen; Holt-
straat 72.

Bronneberg, R.G.G.; 1997; 3705 TD Zeist;
Egelinglaan 36.

Cate, Mevr. J.R. ten; 1997; 3582 VT Utrecht;
I.B. Bakkerlaan 65 IV.

Coonen, E.L.C.; 1997; 3552 CW Utrecht:
Boerhaavelaan 55.

Egberink, Dr. H.F.; 1983; U-1991; 3431 EH
Nieuwegein; Prof Dr. Bakkerlaan 57.
Eynard, Dr. J.N.; Pennsylvania-1988;
Pennsylvania-1994; Memphis, 38103
Tennessee (U.S.A.); 1187 Natchez Pt # 51.
Gestel, A.M. van; 1997; 5087 TJ Diessen;
Heistraat 7 A.

Goederen, Mevr. I.G. de; 1997; 3958 GE
Amerongen; J. van Zutphenweg 8.
Goorden, C.J.M.; 1997; 5473 GA Heeswijk-
Dinther; St. Servatiusstraat 37.
Holtrop, Mevr. W.H.; 1997; 1091 CE Amster-
dam; Ruyschstraat 76 III.
Houben, Mevr. M.A.M.; 1997; 4834 LV
Breda; Rechterenstraat 56.
Kahlmann, F.R.; 1997; 3513 EW Utrecht;
Westerdijk 18 bis A.

Pronk, G.A.M.; 1997; 3551 VN Utrecht; Dr.
Schaepmanstraat 6.

Srnrkeboom, M.S.H.; 1997; 3584 GS Utrecht;
Eduard Verkadelaan 67.
Sueters, G M.; 1976; 5102 AH Dongen;
Kloostersticht I.

Velden, Mevr. K. van der; 1997; 3981 EB
Bunnik; Dorpsstraat 12 I.
Wetering, H.M.J.M. van de; 1997; 3524 AT
Utrecht; Texel 191.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse .Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Admiraal. Mevr. C.R.; 3705 ZK Zeist;
Warande 130.

Alkema, Mevr. S.N.; 3824 DL Amersfoort;
Poortersdreef29.

Bakel, Mevr. J.E.P.E. van; 3572 HB Utrecht;
Poortstraat 21.

Beekman. Mevr. A.D.B.; 3771 XD Barneveld;
Hackfortlaan 36.

Beertsen, Mevr. J.; 3705 ZL Zeist; Warande
148.

Bekkema, Mevr. M.E.; 3705 ZP Zeist;
Warande 194.

Berghuis, Mevr. J.M.; 9457 TA Deurze;
Deurze 11.

Bleeker, Mevr. M.A.; 3582 VB Utrecht;
l.B.Bakkerlaan 151.

Bleekrode, Mevr. W.G.; 2841 BL Moordrecht;
Uiterwaard 85.

Berg. Mevr. J.B.M. van den; 3705 ZL Zeist;
Warande 145.

Boer, Mevr. A.G. de; 3581 MG Utrecht;
Homeruslaan 12.

Boskamp, Mevr. S.M.; 2716 EJ Zoetermeer;
Berglaan 128.

Bosma, R.G.G.; 3705 HJ Zeist; J. van Olden-
bameveltlaan 88 I.

Bottemanne, E.J.; 3332 SM Zwijndrecht; Pa-
rijseplein 8.

Braam, Mevr. I.A.C.; 3582 XS Utrecht; I.B.
Bakkerlaan 135.

Bracht, P.G.E.; 3531 GS Utrecht; Abel
Tasmanstraat 29 B.

Brattinga, C.R.; 3551 CW Utrecht; Amster-
damsestraatweg 392 bis.

Bresser, Mevr. D.R.; 3981 AP Bunnik; Provin-
cialeweg 22.

Breukers, W.A.; 3572 RV Utrecht; Goede-
straat 44.

Brouwer, Mevr. M.B.; 3522 XA Utrecht;
Beerzestraat 25.

Buijsert, Mevr. A.; 3582 GL Utrecht;
Koningsweg 106.

Buitelaar, Mevr. M.J.; 2401 LX Alphen a/d
Rijn; Ringdijk 1.

Busschers, Mevr. E.; 3562 CK Utrecht; Nec-
kardreef37.

Damme, Mevr. K.N. ten; 7325 WE Apeldoorn;
Wikkeweg 3.

Deen, Mevr. A.B.; 3582 XC Utrecht; I.B.
Bakkerlaan 85.

Deenik, Mevr. J.W.; 3571 EK Utrecht; Prof.
Van Bemmelenlaan 13.
Dekker, C.N.T.; 3705 ZM Zeist; Warande 164.
Derkx, Mevr. A.D.D.C.; 3705 ZM Zeist;
Warande 162.

Dijk, Mevr. A.J. van; 3992 PK Houten; Paar-
denhoeve 48.

Dijkstra, Mevr. M.A.; 3572 PD Utrecht;
Willem Barentszstraat 51.
Dijstelbloem, Mevr. H.M.E.A.; 3515 VB
Utrecht; Nolenslaan 21 I.
Dirven, M.J.M.; 3551 CV Utrecht; Amster-
damsestraatweg 330 bis.
Doesburg, Mevr. F.T.; 2724 VT Zoetermeer;
Violiervaart 2.

Driel, Mevr. D. van; 3522 RM Utrecht; Nieuw-
ravenstraat 8 bis A.

Dronkert, Mevr. K.W.; 3572 JA Utrecht; E.C.
Dondersstraat 15.

Elzinga, Mevr. C.; 3583 SV Utrecht; Albert
Neuhuijsstraat 33.

Emst, Mevr. M.C.; 3522 RM Utrecht; Nieuw-
ravenstraat 8 bis A.

Eulya Kaya, Mevr.; 3722 ZD Bilthoven;
Kramsvogellaan 34.

Gardeniers, D.A.J.; 3703 CV Zeist; Blikken-
burgerlaan 2 A.

Gebben, Ir. A.J.; 3582 GJ Utrecht;
Koningsweg 60.

Geerling, Mevr. J.M.; 7491 AN Delden;
Bellinkweg 12.

Gerritsen, Mevr. I.; 1052 CZ Amsterdam; Nas-
saukade 109 II.

Geurts, C.P.H.; 5251 XL Vlijmen; Nobellaan
22.

Groot, Mevr. N.; 1715 EB Spanbroek; Wuiver
19.

Haan, Mevr. K.C.M. van; 3438 CH Nieuwe-
gein; Fagotlaan 54.

Hajunga, Mevr. A.J.; 3512 TT Utrecht; Breed-
straat 19 bis.

Hammer, Mevr. I.G.; 3581 XK Utrecht;
Eikstraat 37 bis.

Hammidian, A.; 3523 JX Utrecht; Scherpen-
burglaan 15 I.

Heijden, M.G. van der; 6902 BA Zevenaar;
Lammerenhof 22.

Hermans, Mevr. J.T.; 3572 EE Utrecht;
Obrechtstraat 14 bis.

Hoekemeijer, Mevr. P.E.; 3582 ZD Utrecht;
I.B. Bakkerlaan 171.

Hof, Mevr. A.J.; 3551 EJ Utrecht; 2e
Daalsedijk 20.

Hollander, Mevr. R.; 3723 GS Bilthoven; De
Hooghlaan2-B48.

Hoogelander, Mevr. B.; 3342 BA Hendrik-
Ido-Ambacht; Bouquet 50.
Hornstra, Mevr. A.G.; 3524 CR Utrecht;
Zevenwouden 237.

Houwen, Mevr. L. van der; 3581 XR Utrecht;

Hugo de Grootstraat 3 bis.

Huijben. Mevr. J.H.J.; 3581 XR Utrecht; Hugo
de Grootstaat 3 bis.

Huisman, Mevr. M.J.; 3572 XV Utrecht; M.H.
Trompstraat 30.

Jaarsma, Mevr. A.D.C.; 2611 CM Delft; Brab.
Turfmarkt 71 A.

Jansen, Mevr. y.; 3553 CK Utrecht;
Amperestraat 67.

Jasarevic, S.; 3984 CJ Odijk; Ooievaarsbloem
II.

Jong, Mevr. A.G.E. de; 3582 ZJ Utrecht;
l.B.Bakkerlaan 187.

Jongbloets, Mevr. A.M.C.; 5049 BM Tilburg;
Mascagnistraat 14.

Kamp, Mevr. V.A.J. op den; 3514 XM
Utrecht; Van Swindenstraat 1 A.
Kampman, G.; 3523 BB Utrecht; Barnsteen-
laan 33.

Kats, Mevr. A.C.M. van; 3521 BT Utrecht;
Croeselaan 301 bis A.

Kessen, Mevr. K.; 3555 TX Utrecht; K. ter
Laanstraat 9 lil.

Klarenbeek, S.; 3582 GH Utrecht; Konings-
weg 32.

Kleywegt, Mevr. T.T.; 3521 BS Utrecht;
Croeselaan 283 bis A.

Koek, M.T.; 3582 TA Utrecht; Duikerstraat 1.
Landman, M.A.A.M.; 3832 CK Leusen; Van
Hardenbroeklaan 21.

Landsbergen, Mevr. N.; 3584 ZL Utrecht;
Enny Vredelaan 309.

Last, W.J.; 3564 CH Utrecht; Sfinxdreef 2.
Leuven-van Ham, Mevr. P.C. van; 3522 XM
Utrecht; Merwedestraat 10.
Linden, Mevr. I.B. van der; 3523 HR Utrecht;
Ridderlaan 25 II.

Loman, Mevr. R.H.J.; 2225 SX Katwijk (ZH);
Nachtegaallaan 3.

Lub, Mevr. M.; 6711 GE Ede; Zweerslaan 8.
Lubberink, Mevr. M.Y.; 3531 GT Utrecht;
Abel Tasmanstraat 51 bis.
Luipen, Mevr. E.A. van; 3582 VG Utrecht;
l.B.Bakkerlaan 41 II.

Man, Mevr. A. de; 3582 CT Utrecht; Krom-
merijn 58.

Martens, Mevr. M.M.A.J.; 3551 ED Utrecht;
2e Daalsedijk 95 bis.

Maycr, Mevr. B.; 3524 LX Utrecht:
Wagcningseberg 320.

Meer, Mevr. I. van der; 2235 EM Utrecht;
Berkelstraat 139.

Meerema, G.W.; 3581 JL Utrecht; Oudwijker-
veldstraat 2.

Meijer, Mevr. M.; 8381 AE Vlcdder; Vledder-
weg 40.

Melein, Mevr. C.C.M.; 3438 VV Nieuwegein;
Orpheuslaan 22.

Meiman, Mevr. C.A.; 3972 KB Driebergen;
Klein Loolaan 15.

Menkhorst, Mevr. H.A.; 3511 ZM Utrecht;
Twijnstraat 62 bis.

Meppelink, Mevr. C.H.; 3581 XP Utrecht;
Mincrvaplein 39.

Miellct, Mevr. V.E.F.J.; 2025 DZ Haarlem;
Dr. De Liefdestraat 24.
Moll, Mevr. J.; 3705 ZG Zeist; Warande 79.
Mulders, Mevr. N.A.H.; 3583 RN Utrecht;
Vossegatselaan 17 bis.

Nijhoving, Mevr. G.H.; 3582 AV Utrecht;
Oosterkade 23 bis A.

Odijk, Mevr. E.C. van; 3572 GP Utrecht;
Griftstraat 41 bis.

Olsman, Mevr. A.F.S.; 3581 JA Utrecht; Van
Alphenstraat 9.

Olthuis, Mevr. E.C.J.; 3515 XJ Utrecht; M.
van Reedestraat 11 bis.

Onstein, Mevr. W.K.; 6881 ML Velp; Hertog-
straat 9.

Oomen, Mevr. M.H.; 3522 HW Utrecht; Mij-

-ocr page 317-

drechtstraat 8 bis A.

Overwijn, Mevr. D.J.; 3551 BJ Utrecht;
Begoniastraat 25.

Pasch, C.H.F.W. van der; 3581 KV Utrecht;

Burg. Reigerstraat 62 bis.

Pecher, Mevr. F.W.M.; 4921 GA Made;

Heidehof22.

Peterse, Mevr. B.; 3554 AT Utrecht; Van
Hoomekade 149.

Peterson, Mevr. K.; 3573 AT Utrecht; Aarts-
bisschop Romerostraat 621.
Ploeg, Mevr. T M. van der; 3582 ZN Utrecht;
I.B.Bakkerlaan 207.

Pool, Mevr. P.N.J.; 3563 EB Utrecht;
Japuradreef 123.

Ramakers, Mevr. M.C.G.; 3705 ZJ Zeist; Wa-
rande 116.

Reijerkerk. Mevr. E.P.R.; 3732 HX De Bilt;
Universiteitsweg 10.

Reurings, R.J.; 3581 JS Utrecht; Prinsenstraat
42.

Riel, R.H.D. van; 3511 AK Utrecht;
Oudegracht 159 bis.

Riet, Mevr. S.M. van \'t; 3531 XD Utrecht; Ba-
taviastraat 10 B.

Rehorst, Mevr. M.A.; 3581 VE Utrecht; Nico-
laasweg 29.

Rijsman, V.M.C.; 3583 AK Utrecht; Adriaen
van Ostadelaan 46.

Roos, M.C.; 3402 DL IJsselstein; Ruimtevaart-
baan 83.

Sanden, Mevr. M.D.J.M.J. van der; 3582 VG

Utrecht; I.B.Bakkerlaan 41 lil.

Sauter, Mevr. P.; 3732 HJ De Bilt; Dorpsstraat

34.

Sar, Mevr. S.J. van der; 3531 XD Utrecht;
Bataviastraat 10 B.

Schaik, B. van; 3515 AV Utrecht; Anthonius
Matthaeuslaan 110.

Scheerstra, Mevr. M.S.J.; 3732 CA De Bilt;
Troelstraweg 33.

Schermann, Mevr. E.I.V.; 3704 NH Zeist; p/a
Crosestein 20-53.

Schie, Mevr. B.M.t. van; 3531 VN Utrecht;
Makassarstraat 2 bis.

Schreijer, N.A.; 3582 VB Utrecht; I.B.Bakker-
laan 15 III

Schuurman, S.O.; 3552 EA Utrecht; Ondiep 3.
Segboer, Mevr. I.; 3582 VT Utrecht; I.B.
Bakkerlaan 65 IV.

Sittert, Mevr. J. van; 3511 HV Utrecht;

Hartingstraat 18 (souterrain).

Slager, Mevr. H.J.; 2923 BL Krimpen a/d

IJssel; Stad en Landschap 53.

Slot. Mevr. H.P. van \'t; 3891 AP Bunnik; Pro-

vincialeweg 22.

Smit, Mevr. L.; 3402 TG IJsselstein; Zweden-
straat 20.

Souman, R.; 8051 HK Hattem; Rijnstraat 29.
Spann, Mevr. S.M.; 3523 GW Utrecht; Loo-
plantsoen 90.

Stad, A.W.; 3514 AR Utrecht; Bcmuurde
Weerd OZ 42.

Stapelkamp, Mevr. Y.C.; 1027 AE Zunder-
dorp; "t Nopeind 6.

Steenbekkers, P.R.C.; 3524 CK Utrecht;
Boven Zevenwouden 73.
Steinmeijer. R.B.G.; 5212 EH \'s-Hertogen-
bosch; Van Rijckevorsel van Kessellaan 79.
Sterren, D.T.M. van der; 9433 TD Zwiggelte;
Oranjekanaal NZ 12.

Strien, M. van; 3723 KB Bilthoven; Obrecht-
laan 59.

Teeuw, J.W.; 4221 XX Hoogblokland;
Bazeldijk 57.

Thuring, V.J.W.; 3572 HB Utrecht; Poortstraat
21.

Thybaut. Mevr. M.P.R.; 3705 ZK Zeist;

Tkimviyid»

Warande 132.

Timmermans, F.H.; 3581 SG Utrecht; Adri-
aanstraat 34.

Tolboom, Mevr. C.J.; 3705 ZN Zeist; Warande
180.

Tolboom, R.K.; 3551 CV Utrecht; Amster-
damsestraatweg 330 bis.
Toorenman, I.T.W.F.A.; 3372 BG Hardinx-
veld-Giessendam; Rivierdijk 54.
Toom. Mevr. F.E. van der; 3524 AT Utrecht;
Texel 203.

Vaart, Mevr. G. van der; 3524 GH Utrecht;
Simplonbaan 335.

Veek. Mevr. Y.J.M. van der; 3532 HR Utrecht;
Vleutenseweg 240.

Vellema. W.; 8022 RN Zwolle; De Voocht-
straat 35.

Verdijk, C.; 3511 XA Utrecht; Geertebolwerk
1.

Verdoes, B.; 2225 PP Katwijk; Patrijsstraat 15.
Verdoold, Mevr. B.M.; 3512 TR Utrecht; Kal-
verstraat 11.

Visser. Mevr. IL; 3583 HC Utrecht; Willem dc
Zwijgerstraat 8.

Vries, Mevr. A.; 3562 JC Utrecht; Naxosdreef
81.

Vries, E.A. de; 9951 TB Winsum; Maarhuizen
3.

Vrijer, Mevr. S. dc; 3582 XD Utrecht; l.B.
Bakkerlaan 89 IV.

Vulperhorst, Mevr. A.J.; 3581 XK Utrecht;
Eikstraat 37 bis.

Wapenaar, Mevr. W.; 3521 VR Utrecht; Da
Costakade 13.

Wentzel, Mevr. P.C.; 3527 XG Utrecht; Van
Bijnkershoeklaan 255.

Wiersma, Mevr. M.; 3515 AZ Utrecht; A. van
Leeuwenberchstraat 24.
Wildt, Mevr. N.M. de; 1222 CS Hilversum;
Verschurcstraat 134.

Willigen. Mevr. W.M. van; 3524 RP Utrecht;
Provence 45.

Wingerden. Mevr. BR. van; 3525 AM
Utrecht; Duurstedelaan 33.

□VERLEDEN:

Op 17 augustus 1997 Drs. A.A. van Munster te
Cherry Hill (U.S.A.)

Op 12 oktober 1997 Dr. P.J. Bertels te
Zevenaar.

Op 15 oktober 1997 Drs. J.H. Nieuwenhuizen
te Den Helder

JUBILEA:

K. Hesseling te Zevenbergen, afwezig, 25 jaar,
17 november 1997

J.H.M. Maas te Vught, aanwezig, 25 jaar, 17
november 1997

E.K. Dolfijn te Marum, afwezig, 25 jaar, 17
november 1997

J.J. Koot te Zoelen, afwezig, 25 jaar, 17 no-
vember 1997

M. Sinke te Nederweert, afwezig, 25 jaar, 17
november 1997

R. Kommerij te Dronten, afwezig, 40 jaar, 19
november 1997

Dr. J. Tesink te Goes, afwezig, 50 jaar. 27 no-
vember 1997

A. Rinses te Sint-Maartensdijk, afwezig, 45
jaar, 27 november 1997
Mevr. Dr. I. van der Gaag te Nieuwegein, aan-
wezig, 30 jaar, 1 december 1997
U. Dijkstra te IJhorst (O), afwezig, 45 jaar, 4
december 1997

A.E.F. van Pul te Wehl, afwezig, 45 jaar, 5 de-
cember 1997

Mevr. H.A. Timmenga-Hannema te Hattem,
afwezig, 55 jaar, 8 december 1997
H.G.A. Koek te Oldenzaal, afwezig, 30 jaar, 9
december 1997

S. Loman te Santa Maria (U.S.A.), onbekend,
55 jaar, 14 december 1997

G.A. Berghuis te Den Ham, afwezig, 25 jaar,
15 december 1997

M. Bethlehem te Dalen, afwezig, 25 jaar, 15
december 1997

M.M. Blom te Terschuur, afwezig, 25 jaar, 15
december 1997

H.J.J. Boerrigter te Donkerbroek, afwezig, 25
jaar, 15 december 1997

J.W.H. Scheres te Stramproy, afwezig, 25 jaar,
15 december 1997

P.J. Kool te Bennekom, afwezig, 25 jaar, 15
december 1997

J.K. de Jong te Beetsterzwaag, afwezig, 25
jaar, 15 december 1997
H.J. Uilenreef te Delft, afwezig, 25 jaar, 15 de-
cember 1997

D.H. Bronsink te Wapenveld, aanwezig, 25
jaar, 15 december 1997
J.J. Snoep te Heino, aanwezig, 25 jaar, 15 de-
cember 1997

D.B. Blaauboer te Groesbeek, afwezig, 25

jaar, 15 december 1997

J. de Jong te Beek (gem. Bergh). afwezig. 25

jaar, 15 december 1997

T.G. van de Vuurst te \'s-Gravenhage, afwezig,

25 jaar, 15 december 1997

PROMOTIE:

Op 30 oktober 1997 Drs. B.P. Meij te
Bilthoven.

Geslaagd voor het dierenartsen-diploma
van 3 oktober 1997:

Abee,M.J.
Benders, Mevr. N.A.
Boogert, L.A.
Bosch, Mevr. M.L.
Compaan, Mevr. R.W.
Deinum, J.
Hoes. Mevr. N.P.M.
Jelsma, P K.
Jong,J.A.H.M.de
Key, Mevr. D.J.
Kornalijnslijper, Mevr. J.E.
Nabuurs, P.
Pijs, A.M.

Sijbranda, Mevr. D.C.
Voshaar, Mevr. B.S.E.
Wilde, A.H. de

MUTATIES:

*Abee, M.J.; 1997; 5283 BE Boxtel;
Hoogheem 319; tel. 0411-685778; wnd.d.

Augustijn. Mevr. M.; 1997; 7001 EW
Doetinchem; Raadhuisstraat 14; tel. 0314-
360756 privé, 681655 prakt.; p., medew. bij
G.C.M. Jansen. S.G. Raemakers en J.J.M.
Voermans (toev. als lid).

Barczyk, Z.A.; 1992; 1104 PA
Amsterdam; Kolfschotenstraat 10; tel. 020-
6909699 privé,
6950700 prakt.; p., gezel-
schapsd.

♦Benders, Mevr. N.A.; 1997; 3581 XT
Utrecht; Hugo de Grootstraat 18 bis; tel.
030-2316376; wnd.d.

Betten, K.; 1961; 8446 BK Heerenveen;
Dotterhof 26; tel. 0513-626814;
d.

Boerland, Mevr. J.C.; 1996; 3572 WD
Utrecht; De Blieckstraat 259; tel. 030-
2714897 privé.
055-3666362 prakt.; p., me-
dew. bij J. de Vries.

*Boogert. L.A.; 1997; 7101 EH Win-

-ocr page 318-

terswijk; Korenstraat 2; d.

Boom-van Bekhoven, Mevr. H.C.M. van
de; 1986; 3721 BD Bilthoven; Leijenseweg
12; tel. 030-2250033 privé, 2286091 prakt.;
fax 030-2291696; p., gezelschapsd.

*Bosch, Mevr. M.L.; 1997; 3981 ZP
Bunnik; Vletweide 128; tel. 030-6571775;
wnd.d.

Bours, P.L.F.; 1986; 5032 WC Tilburg;
p/a Rissebeek 21; tel. 013-4672466; p., gezel-
schapsd.

Bouwhuis, G.J.; 1997; 7814 PG Emmen;
Holtstraat 72; tel. 0591-640635 privé, 513151
prakt.; p.,medew. bij J. Bakker, R.K. de Boer,
H.J. Haverkate, A.R. van Ittersum, A.
Klarenbeek, F.W. Oostra, H.B.A. van Scholten
en J. van der Zee (toev. als lid).

Bronneberg. R.G.G.; 1997; 3705 TD
Zeist; Egelinglaan 36; tel. 030-6960968/06-
53521244; fax 030-6960968; p., vogels en
bijz. dieren (toev. als lid)

Cate. Mevr. J.R. ten; 1997; 3582 VT
Utrecht; l.B.Bakkerlaan 65 IV; tel. 030-
2510266; wnd.d. (toev. als lid).

♦Compaan, Mevr. R.W.; 1997; 3523 PD
Utrecht; Kariboestraat 143; tel. 030-2523817;
wnd.d.

Coonen. E.L.C.; 1997; 3552 CVV
Utrecht; Boerhaavelaan 55; tel. 030-
2421924 privé, 0316-221231 prakt.; p., me-
dew. bij P. Strooker en C.J.M. Vissink (toev.
als lid).

♦Corten, J.J.F.M.; 1980; 8251 LA
Dromen; De Schalm 28; tel. 0321-382944
privé, 386100 bur.; E-mail: COH(gCAH.NL;
d. bij Christelijke Agrarische Hogeschool
Drenten.

*Corten-van Bergheni, Mevr. A.C.;
1980; 8251 LA Dronten; De Schalm 28; tel.
0321-382944; wnd.d.

*Deinum,J.; 1997; Ballsbridge, Dublin
4 (leriand); UCI), Fac.Vet.Med.,
Shelbourne Koad; E-mail: JDEIMM
faOPEN.NET; House Officer (Intern), wet.
medew. U.C.D. (Fac. \\ et. Med., Dept. Vet.
Surgery).

Dijk, P. van; 1931; 7400 AG Deventer;
Postbus 278; r.d.; oud-h. vl.k.dnst. (Verpleeg-
huis St. .loseph, .\\fd. Somervaert).

Egberink. Dr. H F.; 1983; U-1991; 3431
Ell Nieuwegein; ProfDr. Bakkcriaan 57; tel.
030-6042491 privé, 2532487 bur.; wet. me-
dew. U.U. (F.D., vkgr. Infektieziekten en
Immunologie, afd. Virologie); Specialist Vet.
Microbiologie (toev. als lid).

Erken. A.H.M.; 1967; 1083 JL
Amsterdam; Holy 29; tel. 020-4421133; r.d.

Eynard, Dr. J.N.; Pennsylvania-1988;
Pennsylvania-1994; Memphis, 38103
Tennessee (U.S.A.); 1187 Natchez Pt # 51;
tel. 00-1-901-5274060 privé, 4486671 bur.;
vet. surgeon Univ. of Tennesse, Baylor
College, Lab. Animal Specialist (toev. als
lid).

Gestel, A.M. van; 1997; 5087 TJ Diessen;
Heistraat 7 A; tel. 013-5043491 privé,
5042402 prakt.; p., medew. bij C.W.M.
Augustijn. J.M. Berger, F.W. Bemdsen, G.C.
Charpentier, O.A. van Dobbenburgh, J.W.
Eshuis, M.J.J. van der Linden, J.A.M.
Vermeer. A.R.L. de Vries en H.J.H. van Wijk
(toev. als lid).

Goederen, Mevr. l.G. de; 1997; 3958 GE
Amerongen; J. van Zutphenweg 8; tel. 0343-
457183;wnd.d. (toev. als lid).

Goorden, C.J.M.; 1997; 5473 GA
Heeswijk-Dinther; St. Servatiusstraat 37; tel.
0413-293868 privé, 292929 prakt.; p., medew.

bij M.C.M. Bossers, P.J.M. van Hulten,
A.H.C. Kuijpers, F.T.M. Loomans, T.J.J. van
der Rijt en E.W.H.M. van der Velden (toev. als
lid).

•Groenen, R.M.P.M.; 1994; 2923 CK
Krimpen a/d IJssel; Jacob Jordaensstraat 1; tel.
0180-513125 privé, 522336 prakt.; p., me-
dew. bij R. Verkaik.

Henderikx, F.P.M.; 1981; 5991 AS
Baarlo; Marktstraat 1; tel. 077-4778081 privé,
4778077 prakt.; fax 077-4778078; p., geass.
met M. Franke en L.A. Rijk.

Hermens, E.L.G.; 1993; 4133 BL
Vianen; Franciscushof 210; tel. 0347-
373631 privé, 371260 fax 0347-373530; E-
mail: DlERARTSCa WORLDONLINE.NL;
p.. geass. met Mevr. A.C. van Tilburg-van
Zutphen en A. Zuring.

*Hoes, Mevr. N.P.M.; 1997; 3524 AZ
Utrecht; Terschelling 248; tel. 030-2883881;
wnd.d.

•Hof, A.J.; 1997; 5521 RT Eersel; Oude
Postelseweg 28; tel. 0497-515914 privé,
518000 prakt.; E-mail: HOP(äDDS.NL; p.,
medew. bij .M.A.P.iVI. Kappen.

Holtrop, Mevr. W.H.; 1997; 1091 CE
Amsterdam; Ruyschstraat 76 lil; tel. 020-
6685767; wnd.d. (toev. als lid).

Houben. Mevr. M.A.M.; 1997; 4834 LV
Breda; Rechterenstraat 56; tel. 076-5613672
privé, 0485-571406 prakt.; p., medew. bij
L.J.M. Arts, F.C.M. van Genugten en l.M.
Ypma (toev. als lid).

*Jelsma, P.K.; 1997; 3523 CX Utrecht;
Smaragdhof 5; tel. 030-2581363; wnd.d.

*Jong, J.A.H.M. de; 1997; 3981 ZN
Bunnik; Vletweide 86; tel. 030-6570299; d.

Kahlmann, F.R.; 1997; 3513 EW Utrecht;
Westerdijk 18 bis A; tel. 030-2317333 privé,
0165-565800 prakt.; p., mcdew. bij A.J.C.
Bakx, B.J.A.M. Boschker. B.A. ten Bruggen
Cate, P.H.M.M. Jacobs, A.J.M. Meesters,
G.A.D.J. de Mol, J.F.J. Segers en J.M.
Verbocht (toev. als lid).

*Key, Mevr. D.J.; 1997; 7991 CS
Dwingeloo; Kerkpad 25; tel. 0521-592168;
wnd.d.

*Kornalijnslijper, Mevr. J.E.; 1997;
3513 AR Utrecht; Beverstraat 46; tel. 030-
2318378; wnd.d.

Lam. Dr. T.J.G.M.; 1990; U-1996; 3731
ET De Bilt; Park Arenberg 40 A; tel. 030-
2200781 privé: E-mail:

T.LAM(aBDV.DGK.RUU.NL; p., medew.
bij A.J.G. Lautenschutz en \\V. W\'ieringa
(tel. 0573-451200); medew. bij A.R.J. van
Ingen, H.J. Ormel en H.G. Salomons (tel.
0575-461420); wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.)(tel. 030-
2534987, fax 030-2540784).

•Lammers, J.C.H.; 1980; 5628 VV Eind-
hoven; Groot Bijgaardenlaan 135; d.

Leistra, Mevr. W.H.G.; 1994; 2106 NA
Heemstede; Leidsevaartweg I; tel. 023-
5848027 privé, 030-2537561 bur.; fax 030-
2518126; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Geneeskunde van Gezelschapsd.).

Leusink. J.H.; 1996; 8471 ZV W olvega;
Breuningslaan 59; tel. 0561-615062 privé,
688555 prakt.; fax 0561-688483; p., medew.
bij A.P. Clotscher en S.R. van der Laan.

Linden, B. van der; 1982; 3232 AT
Brielle; Welleweg 29; tel. 0181-479084 privé,
412004 prakt.; fax 0181-479089; p., geass.
met T.R. Hendriks, Mevr. S. Rijnboutt en H.
Westerveld.

Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 3572 BP
Utrecht; Biltstraat 170 A; tel. 030-2724286
privé, 020-6944766 prakt.; fax 020-6937095;
p., chef de clinique bij Spoedkliniek voor
Dieren Amsterdam B.V.

Meij, Dr. B.P.; 1986; U-1997; 3722 GM
Bilthoven; Julianalaan 251; tel. 030-2286723
privé, 2539411 bur.; fax 030-2532861; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van Gezel-
schapsd., afd. Orthopedie); diplomate
E.C.V.S.; Specialist Chirurgie der
Gezelschapsd.

Mol, G.A.D.J. de; Gent-1989; 4724 AZ
Wouw; Boomhoefstraat 37; tel. 0165-304468
privé, 565800/301478 prakt.; fax 0165-
303694; p., geass. met A.J.C. Bakx, B.J.A.M.
Boschker, B.A. ten Bruggen Cate, P.H.M.M.
Jacobs, A.J.M. Meesters, J.F.J. Segers en J.M.
Verbocht.

Mol, L.F.; 1966; El-Mohandseen, Giza
(Egypte); 14 El-Medina El Menawara Str. Ap
6&9; tel. 00-202-3380790 privé, 3354291
bur.; fax 00-202-3354291; E-mail: MOL@lN-
TOUCH.COM; tech. adv. E.C., Min. of Agr..
Vet. Service Programme.

•Mol-Siegenbeek, Mevr. O.C.D.; 1965;
5271 VW Sint-Michielsgestel; p/a Grote
Molenstraat 8; tel. 073-5942465; d.

*Nabuurs, P.; 1997; 3582 EX Utrecht;
.Albatrosstraat 30; tel. 030-2541916 privé,
0481-461627 prakt.; p., medew. bij J.T. van
Berge Henegouwen, G.J. van Riemsdijk en
D.J. van Zoolingen.

Offereins, E.; 1960; 3735 ME Bosch en
Duin; Biltseweg 42; tel. 030-2290581; fax
030-2290520; r.d.

Ormel, H.J.; 1983; 7255 DJ Hengelo
(Gld); Ruurloseweg 26; tel. 0575-464119
privé, 461420 prakt.; fax 0575-464008; E-
mail: VVVV\\V.DIERKl.lN(aTREF.NL; p.,
geass. met A.R.J. van Ingen en H.G.
Salomons.

*Pijs, A.M.; 1997; 3522 BB Utrecht;
Rijnlaan 31 bis; tel. 030-2800221; wnd.d.

Pronk, G.A.M.; 1997; 3985 PJ
Werkhoven; Kromme Kamp 4; tel. 0343-
551264 privé. 030-6011238 prakt.; p., medew.
bij J.J. van der Louw. J.H.M. Peeters en ll.J.B.
du Pon (toev. als lid).

•Rijsenbrij. M.R.; 1997; 3531 JZ
Utrecht; Keulsekade 360; tel. 030-2963989
privé, 0184-601558 prakt.; p., medew. bij
e.G. Breedijk, K. Steijn en A.A.M Vosmer.

Rijpstra. Mevr. B.; 1990; 2316 BV
Leiden; Pasteurstraat 22; tel. 071-5221022;
wnd.d.

Ris. Mevr. E.A.; 1995; 8375 BG
Oldemarkt; Kruisstraat 40; tel. 0561-
451946 privé; p., medew. bij J.
Timmerman; medew. bij R.R. van Rees;
meden , bij Land.

Rockland. Mevr. Y.E.A.; 1993; 2923 CK
Krimpen a/d IJssel; Jacob Jordaensstraat
1; tel. 0180-513125; k.d. R.V.V. kring
Rotterdam.

Rodenburg, A.; 1960; 3291 AS Strijen;
Nieuwestraat 62; tel. 078-6743360; r.d.

Römer. Mevr. D.A.M.; 1992; Mortimer,
Reading RG7 2HD (Verenigd Koninkrijk);
1 Tanhouse Cottage, Pitfield Lane; tel. 00-
44-118-9331126; p.

Schoenmakers, K.; 1993; 3401 LZ
IJsselstein; Wederik 31; tel. 030-6873484
privé, 6874501 prakt.; E-mail: KO-
SCHOENCaKABELFOON.NL; p.. gezel-
schapsd.

Schokker, M.; 1995; 1054 MP
Amsterdam; Brederodestraat 3 11; tel. 020-
6892226; k.d. R.V.V.

*Sijbranda, Mevr. D.C.; 1997; 3581

-ocr page 319-

XX Utrecht; Johan de W itlslraat 5; lel. 030-
23I52«2; wnd.d.

Sneepers, R.M.; 1983; 5258 LT
Berlicum; Christinastraat 43; tel. 073-5034794
privé, 5034242 prakt.; fax 073-5034677; p.,
geass. met G.L. Bronsvoort en J.A. Roelofs;
plv.i.

Sturkeboom, M.S.H.; 1997; 3584 GS
Utrecht; Eduard Verkadelaan 67; tel. 030-
2523757 privé, 0346-241228 prakt.; p., me-
dew. bij R L. Been, H. van der Griendt,
R.A.M. Montessori. C. Sietsma en G.C.J.
Wegman (toev. als lid).

Sueters, G.M.; 1976; 5102 AH Dongen;
Kloostersticht 1; tel. 0162-314659 privé,
376470 prakt.; p., geass. met F.Th.M. Otten en
E. Vettorato (toev. als lid).

Vanbeckevoort. H.J.J.; Gent-1986; B-
2380 Ravels (België); Peelsestraat 56; tel. 00-
32-14-650322 privé, 2-2083211; fax 00-32-
14-651589; E-mail: HEVABEVOCa GLO.
BE; inspecteur dierenarts bij de Vet. Diensten,
Brussel.

Velden. Mevr. K. van der; 1997; 3981 EB
Bunnik; Dorpsstraat 12 I; tel. 030-6571266; d.
(toev. als lid).

Verbeek-van den Noort. Mevr. A.A.;

■ iTitllt ..i^

Wv 1 É It É li I

1993; 1311 LT Almere; Vouri Egorovweg
19; tel. 036-5363051 privé, 0294-480451
bur.; product manager landbouwhuisd. bij Leo
Pharmaceutical Products B.V.

♦Visnjaric, E.; 1997; 1442 SR
Purmerend; Merwedestraat 152; tel. 0299-
438656 privé, 036-5330441 prakt.; p., me-
dew. bij J.D. Vrieze.

*Voshaar, Mevr. B.S.E.; 1997; 3514 CJ
Utrecht; Adelaarstraat 82 bis; tel. 030-
2732622; wnd.d.

Vries, H. de; 1961; 7447 RC
Hellendoom; Ommerweg 137; tel. 0548-
681312; d.

Weerd, M.J. van de; 1997; 8428 H.M
Fochteloo; Noordeinde 26; tel. 0516-588300
privé, 512742 prakt.; p., medew. bij H.J.J.
Boerrigter, S.D. Feitsma, H. Jorritsma,
J.W.E. Peters en P.H.H. van Poecke.

Westrhenen, G.; 1969; naar het buiten-
land.

Westrhenen, G.; 1969; B-8400 Oostende
(België); Ernest Fevsplein 6 app. Q I; tel.
00-32-59-706480; d."

Wetering. H.M.J.M. van de; 1997; 3524
AT Utrecht; Texel 191; tel. 030-2893891
privé, 0342-442740 prakt.; p., medew. bij B.

Hilgersom en F.T.M. Nederveen (toev. als
lid).

*Wilde, A.H. de; 1997; 3581 KH
Utrecht; J.M. Kemperstraat 6; tel. 030-
2516571/06-54602760; wnd.d.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1998

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens in
het Jaarboek 1998 juist vermeld wor-
den, dan verzoekt de Redactie van
het Diergeneeskundig Jaarboek u
vóór 1 december 1997 eventuele
fouten en wijzigingen schriftelijk
door te geven aan het Bureau van de
KNMvD.

Redactie Diergeneeskundig
Jaarboek.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

November

17—19 WPSA Symposium: \'Transfer of
Knowledge in Poultry production\'. Jaar-
beurs te Utrecht, voorafgaand aan de VIV.
Nadere informatie: 0342-414881.

18—21 Intemationale Vakbeurs Intensieve
Veehouderij (VIV), Jaarbeurs te Utrecht.

20 Gecombineerde studiedag van de Bel-
gische en Nederlandse Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie,
thema \'Biologie en Management van dier-
ziekte-uitbraken\', Gezondheidsdienst voor
Dieren. Boxtel. Inlichtingen: Armin Eibers,
0411-659500, E-mail: gdboxtel(äjgdvdie-
ren.nl.

25 Jaarlijks studiedag konijnenhouderij. The-
ma: \'Medicijngebruik en voeradditieven
bij konijnen\'. Locatie: Androclusgebouw
Diergeneeskunde Zaal C 101, Yalelaan 1,
De Uithof, Utrecht. Aanmelden vóór 16
november 1997 bij E. Harwig-Dings, p/a
Stationsstraat 104, 5963 AB Horst, fax-
nummer: 077-3983733.

26—30 I Yugoslav Congress of Small Animal
Practitioners.

28 8th International symposium: Tropical Ani-
mal Health and Production. Theme: \'Aqua-
culture and disease control\'. Registration
before November 15, 1997 to Office for
International Cooperation, Faculty of
Veterinary Medicine, P.O. Box 80.163,
3508 TD Utrecht (fax: 31.30.2531815, e-
mail: bic^bicdgk.ruu.nl)

29 Maastricht International Congress on
Equine Medicine (MICEM).

December

3 Symposium Uicrgezondheid, Gezondheids-
dienst voor Dieren. locatie Drachten. Aan-
vang: 13.30 uur.

7—11 Ninth International Conference of the
International Federation of Science
Editors: \'Science communication for the
next millenium\'. Sharm El-Sheikh/Cairo,

Egypt.

10—12 International Colloquium on the \'Epi-
demiology and control of bovine theilerio-
sis\'. Mrs. D. Van Melle, Institute of
Tropical Medicine, Nationalestraat 155,
2000 Antwerp (tel.: 32.3.2476206. fax:
32.3.2161431, e-mail: dvmelle(^itg.be).

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041 -22-7762255, e-mail: chuit(aiipro-
link.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and Pro-
duction In Rural Areas. The Essential Role
Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva(g.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kösters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich. Veterinärstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

April

2—5 41st British Small Animal Veterinary

Association Congress, International Con-
vention Centre, Birmingham, England.

17—19 ESVOT congres: orthopedic paard,
rund, gezelschapsdieren. Faculteit Dierge-
neeskunde, München.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Cordoba, Spain.
For information and submission of abs-
tracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLindner-
Bonn(aT-online.de.

24—26 Voorjaarsdagen, RAI - .Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagcn\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

30—3 mei lams Nutrition Symposium, The
Fairmont Hotel. San Francisco, California.
USA.

.Mei

14 16 Virology of Carnivores. First Inter-
national Meeting. Drs. Jolanda B. van
Luipen. Virology Unit. Department of
Infection & Immunity, Utrecht University,
de Uithof Androclusgebouw, Yalelaan 1,
3584 CL Utrecht. Phone: 31 30 253 2485,
fax: 31 30 253 6723, e-mail: J.LUI-
PEN(gVETMIC.DGK.RUU.NL.

Juni

2—5 Third International Symposium on Hor-
mone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Deadline for
receipt of abstracts is February 1, 1998.
Information: Prof C. Van Peteghem,
Symposium Chairman, Faculty of Phar-
maceutical Sciences, University of Ghent,
Harelbekestraat 72, B-9000, Ghent, Bel-
gium. Phone: (32)9/264.81.34, fax: (32)9/

-ocr page 320-

264.81.99, e-mail: carlos.vanpeteghem®
rug.ac.be.

Augustus

9—11 Third Intemational Raptor Biomedical
Conference, Midrand, South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126,
E-mail: J.T. Lumeij@ukg.dgk.ruu.nl.

24—28 10* Intemational Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals. Utrecht,
the Netherlands (e-mail: T.Wensing@IZV.
DGK.RUU.NL). R.N.V.A., PO Box I403I,
3508 SB Utrecht.

September

3—5 De European Society of Veterinary Der-
matology (ESVD) organiseert haar vijf-
tiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020.

10—12 Eight Intemational Conference on
Human-Animal Interactions. \'The chan-
ging roles of animals in society\', Prague.
Tel.: 33 I 49 291200, fax: 33 1 48 065565.

14—18 IX Intemational Conference of the
Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

VERGADERINGEN S.
BIJEENKOMSTEN

November

15 Groep Gezondheid en Kwaliteitszorg van
de KNMvD. Van 09.30 tot 15.30 uur dè
ULTRA-VAK studiedag voor dierenarts
en keumieester Thema: \'Micro beest ...
macro gevaar!\' (onder andere paratubercu-
lose, aviare tuberculose, salmonella, resi-
duen, en echinococcen en trichinen bij vos-
sen). Locatie: RIVM, Antonie van
Leeuwenhoeklaan 9, Bilthoven.

20 Informatiebijeenkomst Equus: \'De zin en
onzin over fokken\'. Motel de Biltsche
Hoek in De Bilt, aanvang: 13.00 uur.
Kosten: ƒ 75,- (abonnees Equus), ƒ 90,-
(niet-abonnees). Meer informatie: Eveline
Boot, tel.: 030-6991830, fax: 030-
6955836.

20 Cardial Pursuit Seminar, Postiljon Hotel,
Arnhem. Novartis Animal Health, dhr. P.
Ghyoot, tel.: 0165-574805 of Postbus
1048,4700 BA Roosendaal.

23 Regiobijeenkomst VDA Utrecht, excursie
naar Stichting AAP in Almere. Voor na-
dere informatie: zie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 oktober 1997.

24 Cardial Pursuit Seminar, Hotel Mercure,
Amsterdam Airport.

25 Jaarlijkse studiedag van de WRSA. Lo-
catie: Androclusgebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde, Yalelaan I te
Utrecht. Thema: \'Medicijngebruik en voe-
deradditieven bij konijnen\'. Voor nadere
informatie kunt u zich wenden tot: drs. E.
Harwig-Dings, p/a IPC DIER Horst, tel.:
077-3998888.

27 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang:
19.30 uur.

29 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren te Ede. Tevens lustrum 50-ja-
rig bestaan.

i i t É i i fc i é

December

3 Jaarvergadering van de Groep Veterinaire
Specialisten. Locatie: De Biltsche Hoek te
De Bilt. Aanvang vergadering: 20.30 uur.

4 Cardial Pursuit Seminar, Motel Stein-
Urmond, Urmond. Novartis Animal
Health, dhr. P. Ghyoot, tel.: 0165-574805
of Postbus 1048,4700 BA Roosendaal.

9 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken-Binnen .

10 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland.

11 Afdelingsvergadering Gelderland in de
Waag te Doesburg.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

1998

April

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

Juni

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

September

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

CURSUSSEN

November

18 PAO-D cursus: 97.135. Klinische les ge-
zelschapsdieren \'Nefrologie: nieuwe be-
handelingsmethoden\'. Dit is een herhaling
van de klini.sche les die dit voorjaar werd
gegeven.

18 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen pluimveehouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

18 PUO-cursus (België): 7) Epidemiologie
van Salmonella en Campylobacter bij
slachtkuikens.

20 PAO-D cursus: 97.131. \'En hoe nu ver-
der....?\'. De praktische aanpak van dia-
gnostische problemen GD.

20 PUO-cursus (België): 3) Soorten hechtma-
terialen, hun gebruik en knooptechnieken.

20 PAO-D cursus: 97.216. Praktische econo-
mie I voor het melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 27 november 1997).

20 PAO-D cursus: 97.704. Certificatie land-
bouwhuisdierenpraktijk (twee dagen, te-
vens 21 november 1997).

20 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in het Postiljon Hotel Bunnik.

22 Vergadering paardenpractici PUO (België).

25 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen pluimveehouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

27 PAO-D cursus: 97.145. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

27 PUO-cursus (België): 37) Ziekten bij vis-
sen II.

28 PAO-D cursus: 97.126. Huidziekten II: \'de
therapieën\'.

28 PUO-cursus (België): 26) Praktische oefe-
ningen in rhino- en cystoscopie.

December

2 PUO-cursus (België): 8) Hygiënebe-
heersing in pluimveeslachterijen en -uit-
snijderijen.

4 PUO-cursus (België): 34) Cardiologie in
de praktijk: cardiomyopathie bij hond en
kat.

5 PUO-cursus (België): 19) Fertiliteits-
problemen bij de hengst.

8 PAO-D cursus: 97.230. Begeleiding melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 9 en 12
december 1997).

10 PAO-D cursus: 97.140. Case studies in-
terne geneeskunde gezelschapsdieren.

11 PAO-D cursus: 97.928. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

12 PUO-cursus (België): 17) Economische
aspecten van bedrijfsbegeleiding.

13 PAO-D cursus: 97.805. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek van gezel-
schapsdieren.

14 PUO-cursus (België): 35) Zoönosen over-
gedragen door gezelschapsdieren.

16 PUO-cursus (België): 9) Pluimveekeuring
tot in de 21ste eeuw.

16 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in het Novotel Amsterdam.

18— 19 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het mnd: management van de
hoogproductieve koe\'. Wageningen.

1998

Januari

7 IPC DIER-cursus: \'Klimaat I voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

9 PUO-cursus (België): 27) Praktische oefe-
ningen in maagdarm-endoscopie.

16 PUO-cursus (België): 20) Het klinisch on-
derzoek van de rug en de meest voorko-
mende afwijkingen.

21 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111
in Hotel Nieland Apeldoorn.

22 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Barneveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

22 PAO-D cursus: 97.146. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

28 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

28 PAO-D cursus: 97.603. Apotheekbeheer II
voor gezelschapsdierenpractici (twee blok-
ken van twee dagen; blok I tevens 29 janu-
ari, blok 2; 29 en 30 maart 1998).

29 PAO-D cursus: 97.137. De oudere kat.
Diagnostiek en behandeling van diverse
aandoeningen bij de oudere kat.

Februari

4 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

4 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

-ocr page 321-

4 PAQ-D cursus: 97.401. Pluimveecasuïs-
tieken.

5 PUO-cursus (België): 38) Ziekten bij ko-
nijnen die als hobbydieren gehouden wor-
den.

6 PUO-cursus (België): 22) PRRS (Porcine
Reproductive and Respiratory Syndrome).

6 PUO-cursus (België): 28) Praktische oefe-
ningen in radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie op-
namen.

10 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

10—11 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en
voonplanting van het varken\'. Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel.: 0317-484093/484092.
fax: 0317-426547. Inschrijftermijn eindigt
op 12 januari 1998.

11 PAO-D cursus: 97.138. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

I I PUO-cursus (België): 4) Beginselen van

de Epidemiologie.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 1 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

18 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van
de Epidemiologie.

19 PAO-D cursus: 97.147. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren

26 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 5, 12 en 19 maart 1998).

26 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in het Holiday Inn Eindhoven.

27 PUO-cursus (België): 29) Praktische anes-
thesie-apparatuur.

Maart

4 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 1 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Bameveld. Voor informatie/op-
gave: de heer J. Broos, tel.: 077- 3998888.

5 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari, 12 en 19 maart 1998).

II IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC

i É i 4 I É É É iï lü

DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

12 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari, 5 en 19 maart 1998).

17 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in het Postiljon Hotel Heerenveen.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

19 PAO-D cursus; 97.148. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

19 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari, 5 en 12 maart 1998).

31 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

/ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989,1988:
niet meer voorradig.

Éi

IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

April

I PAO-D cursus: 97.604. Veterinaire
Apotheek II landbouwhuisdieren (twee
blokken; blok 1 tevens 2 en 3 april; blok 2,
14 en 15 mei 1998).

16 ESVOT-cursus: chirurgische practica ge-
zelschapsdieren. Faculteit Diergenees-
kunde, München.

23 PUO-cursus (België): 32) Kennismaking
met de minimaal invasieve chirurgie bij
kleine huisdieren.

30 PUO-cursus (België): 39) Anesthesie bij
vogels en bijzondere diersoorten.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1997 voorradig. De prijs bedraagt / 30,— (inclu-
sief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht
aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij beho-
rend kostenoverzicht.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling: 030 - 2511787.
Ons e-mail adres is:
knmvd(^pobox.mu.nl.

ERVAREN GEMENGD PRACTICUS

met interesse in de geneeskunde van het paard

zoekt nieuwe werkkring, waarin goede collegiale verhoudingen, kwaliteit en uitstraling van de praktijk voorop
staan.

Reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
nummer 26/97.

Dierenkliniek Leerdam is een gemengde praktijk met 60% gezelschapsdieren en 40% landbouwhuisdieren
(runderen en schapen). Wij zoeken een

DIERENARTS (M/V) PARTTIME

voor twee tot vier dagen in de week. Tot de taken behoren: het rijden van losse visites landbouwhuisdieren,
spreekuren en operaties gezelschapsdieren, meedraaien in de nacht-/weekenddiensten. Salariëring volgens
KNMvD-normen. Schriftelijke sollicitaties met c.v. naar Dierenkliniek Leerdam, ter attentie van J.R. van Overbeek,
Parallelweg 3, 4143 LA Leerdam.

-ocr page 322-

Elanco Animal Health is gespecialiseerd In de research, marketing en ver-
koop van hoogwaardige diergeneesmiddelen en veevoeradditieven. Met
een omzet van 1 miljard gulden behoort Elanco wereldwijd tot de 10 groot-
ste bedrijven in de veterinaire sector. Jaarlijks wordt meer dan 100 miljoen
geïnvesteerd in onderzoek naar nieuwe producten en dierziekten. Elanco is
de agrarische divisie van Eli Lilly & Co., een sterk research gericht far-
maceutisch bedrijf met wereldwijd meer dan 30.000 werknemers. De dier-
geneesmiddelendivisie is een snel groeiende business unit. De focus ligt
op antibiotica voor grote huisdieren met varkens en runderen als belang-
rijkste doeldieren. Micotil®,Tylan®, Apralan® en Pulmotil® zijn definitief
geregistreerd in Nederland.

Om aan onze groei verder gestalte te geven zoekt Elanco Benelux een

DIERENARTS/PRODUCT MANAGER (M/V)

De functie:

- identificeren van mogelijkheden in de markt, en het in de praktijk ontwikkelen van nieuwe toepassingen voor
Elanco\'s diergeneesmiddelen;

- adviseren over de toepassing van bestaande en nieuw te introduceren producten;

- geven van groepspresentaties;

- schrijven van nieuwsbrieven en persartikelen;

- ondersteunen van de buitendienst;

- onderhouden van contacten met Universiteit, Gezondheidsdiensten en met uw (internationale) Elanco colle-
ga\'s.

Uw profiel:

- u bent zeer vertrouwd met de moderne varkens- en rundveehouderij;

- u hebt bij voorkeur enkele jaren ervaring in de praktijk;

- u bent zelfstandig, neemt initiatief en bent een echte teamspeler;

- u beschikt over een gedegen kennis van de Engelse taal;

- u beschikt over goede communicatieve vaardigheden op vele niveau\'s; u gaat even gemakkelijk om met on-
derzoekers als met veehouders.

De uitdaging:

Elanco levert een pakket unieke antibiotica, ondersteund met continu onderzoek naar nieuwe toepassingen. Met
uw gedegen kennis van de varkens- en rundveehouderij maakt u de vertaalslag naar de praktijk. U ontwikkelt
toepassingen met commercieel perspectief en bent in staat anderen daarvan te overtuigen.

Elanco biedt u een zelfstandige functie in een snel groeiende business unit met reële doorgroeimogelijkheden. U
werkt in een motiverende, dynamische omgeving in een klein en hecht team. Daarnaast maakt u onderdeel uit
van een internationaal bedrijf. Naast een aantrekkelijk salaris en goede secundaire arbeidsvoorwaarden krijgt u
een permanente opleiding in het bedrijf

Uw reactie:

Als u past in bovenstaand profiel richt dan uw reactie voor 30 november aan Elanco Animal Health, Krijtwal 17-
23,3432 ZT Nieuwegein ter attentie van de heer J. Nijland. U kunt ook telefonisch contact met hem opnemen op
het nummer 030-6025952 of \'s avonds 0346-282592.

ELANCO

ANIMAL HEALTH

Gezocht door gemotiveerde, enthousiaste dierenarts

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Graag uw reactie sturen naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder numnrter 25/97.

-ocr page 323-

een doorbraak te bereiken in de behandeling van FLUTD, moesten
Uze onderzoekers eerst experts worden op het gebied van steenvorming.

Zij vonden aparte oplossingen
voor oxalaat\' en struvietstenen:

Urinestenen zijn een bekende factor in FLUTD. !> vorming van verschillende
^virten urinestenen is afhankelijk van de in de urine aanwezige kristallogene
Hof(fen) en andere omstandigheden en factoren die daartoe aanleiding geven.

IV behandeling moet daarom exact afgestemd zijn op de specifieke soort
tenen. In de laatste tien jaar heeft zich een aanmerkelijke verschuiving
,\'oorgedaan in de samenstelling van urinestenen bij katten. Tenvijl de
ncidentie van struvietstenen met 36% is afgenomen, is die van oxalaatstenen
n dezelfde periode met 38% toegenomen". Tot nu toe waren er echter geen
[peciale diëten voor de behandeling van oxalaatstenen beschikbaar

The lams Company is de eerste fabrikant die twee RUTD diëten biedt die
specifiek gericht zijn op respectievelijk oxalaat- en struvietstenen. Twee
samenstellingen die dierenartsen in staat stellen de twee meest voorkomende
urinestenen te behandelen. Specifieke, uitgebalanceerde en licht verteerbare
diëten die zo samengesteld zijn dat zij niet alleen urinestenen behandelen maar
ook het algehele welzijn van het dier bevorderen.

" Osbome et al. Feline Urolithiasis : Etiology and Pathophysiology. Vet.Clin. North
Am. Vol 26(2); March 96.

Eukanuba«* Veterinary Diets

DE EERSTE IN DE MARKT MET FLUTD DIËTEN
SPECIFIEK VOOR DE BEHANDELING VAN OXALAAT- EN STRUVIETSTENEN.

lAMS

eoMMUlv

Voor informatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B.V., Tel. 0411-677500.
Vcx>r technische informatie omtrent onze producten kunt u zich wenden tot Holland Diervt->eders B.V, Importeur Nederland, Tel.: 030-2479611.

-ocr page 324-

Het rentabiliteitsprincipe bij de keuze en het gebruik van een
antibioticum voor de behandeling van ademhalingsaandoeningen
bij rundvee kan vertaald worden in het beperken, of zelfs het
elimineren, van bedrijfsverliezen.

De hoeksteen van dit principe is het kiezen voor een Iste-lijns
behandeling
die een volledige èn snelle genezing toelaat
met een minimaal aantal recidieven. Hierdoor blijft de schade
beperkt, wat dan weer een optimale valorisatie van het dier
mogelijk maakt.

Doeltreffend

Ml if loy

FLORFENICOL

OMDAT RENTABILITEIT BELANGRIJK IS

Rendabel

100 ml
300 mg/ml

INuHor

Ifloupcnicol.

300 mi/ml
Injectievtoetstsf

I OiefgeneesnwkM
I Antibioticuin

I ftmd 20 m^lcg M {1 iirins
I tMcmaaltoiosdiBndiHtMn
I tussenpeno* nn 48 uur

I Schering-Plough
Animal Health

Nuflor

FLORFENICOL

Het Iste-lijns antibioticum

NUFLOR* Farmaceutische vorm: Injectievloeistof Samenstelling: Per ml 300 mg fk>rfenicol. Doeldier; niet-lacterend rurxivee Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella K«enwlyt>ca
en Pasteurella muKoctda. Dosis en toedieningsweg: Een doüs van 20 mg/kg lichaamsgewncht (1 ml per 15 kg) wordt intramuscvilair (in de nekspieren) tweemaal toegediernd met een tussenperiode van 48 uur, nwt gebruik van
een naald met een diameter van 1,65 nvn {16C). Contra-indicaties: Mag niet gebruikt worden bi] volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandelingspenode
voorkomen. De behandekde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledtg terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: SS dagen Melk: niet toegestaan voor gebruik bij lacterende melkkoeien Houdbaarheid: zie
verpakking Bewaren bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius); aangeprikte flacon: 28 dagen, indien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius) Het produkt binnen de 28 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50. 100 en 250 ml voor meervoudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

Schering-Plough Animal Health, Postbus 70, 1180 AB Amstelveen, Tel: 020/647.01.98 ©1997 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 325-

ei

Op I november 1997 werd in Slot Zeist te Zeist het symposium \'Diergeneeskunde voert verder \'gehouden ter gele-
genheid van de lustra van de Afdelingen Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland van de KNMvD.
Vanaf deze plaats wenst de Hoofdredactie de jubilerende Afdelingen geluk met het bereiken van deze mijlpalen. Het
gehouden symposium mag als geslaagd worden beschouwd en voorzag duidelijk in een behoefte. Het geheel stond
in het teken van de diervoeding en de diergeneeskunde. Aan voedingsfysiologie, voedingsgerelateerde aandoenin-
gen, voedingsproblemen bij nutsdieren en gezelschapsdieren, diëtetiek en diervoeding in relatie tot volksgezond-
heid werd in voordrachten aandacht besteed. Na algemene inleidingen in de ochtend werden \'s middags vier paral-
lelsessies gehouden, te weten Paard, Productiedieren, Gezelschapsdieren en Voeding/Volksgezondheid. Ge-
groepeerd zoals genoemd zullen de voordrachten in afleveringen van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde worden
gepubliceerd.

In de huidige aflevering met twee voortreffelijke aanvullingen op het gebied van de veterinaire tandheelkunde
wordt onder andere ook aandacht gevraagd voor diervoeding. Het blijkt dat niet alleen mensen maar ook honden en
katten lijden aan overwicht en dat deze zwaarlijvigheid, indien matig, aanleiding kan zijn tot humeurigheid, artritis
en hartklachten. Diervoeders zijn thans commercieel verkrijgbaar en niet alleen voor de hond en de kat.

Diergezondheid en bedrijfsbegeleiding gaan hand in hand en op dit gebied liggen voornamelijk de toekomstige ve-
terinaire tools, zoals aangegeven in deze aflevering.

In die begeleiding is goede voeding natuurlijk van essentieel belang en dat niet alleen voor nutsdieren. Het onthou-
den van goede voeding kan de gezondheid of het welzijn van het dier bepalen. In hoeverre dit zelfs strafbaar is, ge-
zien de thans weergegeven inleiding van Dirk Boon, is voer voor juristen.

In de zeer nabije toekomst zal het in de diergeneeskunde niet alleen gaan om het gezond houden van de dieren.
Meer en meer zal daarnaast het accent komen te liggen in het voorkomen dat onder andere zoönotische agentia via
het dier, of zijn producten, de gezondheid van de mens schaden. Producten van dierlijke oorsprong dienen vrij te
zijn van Campylobacter, Salmonella, Escherichia coli OI57/VTEC (verocytotoxine vormende E. coli) en Trichinen
om er maar een paar te noemen. Bestraling van levensmiddelen zou voor een deel de oplossing kunnen zijn, maar
ondenindt weerstand van de consument, ook al geeft de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) te Genève aan
dat bestraalde levensmiddelen lekker en gezond zijn en dat stralingsenergie binnen een bepaalde norm zonder be-
zwaar kan worden toegepast.

Regelmatig ontvangt het TvD ingezonden brieven als discussie op reeds verschenen artikelen of anderszins, als-
mede korte mededelingen ten behoeve van de praktijkuitoefening.

Het artikel van collega Opmeer over homeopathie bracht veel reacties teweeg. De voorzitter van de Groep
Homoeopathisch-werkende Dierenartsen, mevrouw dr. V. Baumans, gaf in het TvD van I oktober jl. een afsluitende
beschouwing en als voorzitter van de Hoofdredactie sluit ik de discussie daarover met te zeggen dat homeopathie in
de humane geneeskunde en diergeneeskunde niet meer is weg te denken.
De Groep vierde op I november 1997zijn vierde lustrum, waarmee mijn gelukwensen.

Korte mededelingen ten behoeve van de praktijkuitoefening juicht de Hoofdredactie van harte toe, want daaraan
bestaat grote behoefte. Dus medewerkers van de vakgroepen van de Faculteit der Diergeneeskunde en met name
van de klinieken en praktiserende eerste- of tweedelijns dierenartsen: het TvD is voor u open. Wees echter zelf wel
zeer kritisch met wat u schrijft en met het hoe wil ik u wel bijstaan.

namens de Hoofdredactie,
Dr W.Edel.

VandeHoofdredartie

-ocr page 326-

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE (14]

PERIAPICALE AANDOENINGEN

Andries W. van Foreest 1

Oorsprontelle artitelen

SAMENVATTING

De bij diverse diersoorten voorkomende periapicale aan-
doeningen kunnen in verschillende categorieën worden
onderverdeeld: periapicale infecties, periapicale granu-
lomen, periapicale abscessen en periapicale cysten.

SUMMARY
Periapical diseases

In this article periapical disease is discussed. A differentiation is made in in-
fections. abscesses, granuloma and cysts.

Foto 1. Fisteling onder het oog bij een hond veroorzaakt door een periapi-
cale ontsteking van de 208 (vierde premolaar in de rechter bovenkaak).

INLEIDING

In iedere dierenartsenpraktijk worden tamelijk frequent pe-
riapicale aandoeningen aangetroffen. Bekend is de hond met
de \'dikte onder het oog\', die meestal veroorzaakt wordt door
een abces aan één van de wortels van de vierde premolaar
(Foto 1 en 2). Bij een gelokaliseerde zwelling of fistel van de
onderkaak kan gedacht worden aan een periapicale reactie
van een gefractureerde hoektand (Foto 3, 4, 5 en 6).
Neusuitvloeiing kan veroorzaakt worden door een sinusitis,
een ontsteking die ook van dentogene of periapicale oor-
sprong kan zijn en die met name nogal eens bij het paard
wordt gezien (Foto 7). De kleinere gezelschapsdieren ten-
slotte, zoals konijnen en knaagdieren, worden nogal eens
aangeboden met abscessen die zich vanuit het periapicale ge-
bied hebben ontwikkeld (Foto 8).

Periapicale aandoeningen kunnen zich manifesteren als een
acute periapicale ontsteking overgaand in een chronische

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122: 666-9

granulerende ontstekingsreactie. De granulomen op hun
beurt leiden tot cystevorming. Een periapicaal granuloom of
een periapicale cyste - ook radiculaire cyste genoemd - kan
zich ontwikkelen tot een periapicaal abces.

Chronische periapicale pathologische processen kunnen
symptoomloos verlopen. Echter, een verstoring van het
evenwicht tussen de natuurlijke weerstand van het dier en de
virulentie van de micro-organismen kan een acute exacerba-
tie (opvlamming) veroorzaken. Een periapicale ontsteking
kan zich over een grote gebied in het kaakbot uitbreiden en
osteomyelitis veroorzaken. De verschillende periapicale
aandoeningen zullen in dit artikel besproken worden.

DE PERIAPICALE ONTSTEKING

Een chronische ontstekingsreactie in het alveolaire bot
rond de wortelpunt van een gebitselement is meestal het ge-
volg van een ontstekingsproces in het wortelkanaal (zie te-
kening). Het in het wortelkanaal gelegen bindweefsel,
waarin behalve bloedvaten ook zenuwen aanwezig zijn,
noemt men de (tand)pulpa. Dit pulpaweefsel heeft slechts
geringe afweermogelijkheden omdat het omgeven wordt
door dentine en de bloedcirculatie makkelijk verstoord kan
worden. Trauma van een gebitselement kan er bijvoorbeeld
toe leiden dat de vaatvoorziening ter plaatse van het fora-
men apicale voor kortere of langere tijd verstoord is, met
een pulpabeschadiging tot gevolg. Pulpabeschadigingen
kunnen leiden tot pulpaontstekingen, waarbij micro-orga-
nismen van buiten af in het pulpaweefsel binnendringen en
aanleiding geven tot pulpanecrose of gangreen. Fracturen,
waarbij de pulpa geëxposeerd is, zijn een directe aanleiding
tot een ontsteking van de pulpa (pulpitis). Cariës, tandhals-
laesies, thermische en chemische irritaties van de pulpa
kunnen eveneens een pulpitis (soms aseptisch) veroorza-
ken. Zonder adequate behandeling necrotiseert de pulpa en
wordt de pulparuimte een opslagplaats voor necrotisch
weefsel. Het gedegenereerde weefsel veroorzaakt via het
apicale foramen een periapicale irritatie. De aanwezige mi-
cro-organismen (meestal normale mondholte micro-flora).

\' Jhr. A. W. van Foreest. dierenarts voor tandheelkunde, verhonden aan het Veterinair
Specialisten Centrum \'de ^\'agenrenk\'. Wageningen. Universitair medewerker
Veterinär Chirurgische Klinik Universität Zürich. Zwitserland. Docent Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Vakgroep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren.

Foto 2. De drie wortels na extractie van een vierde premolaar in de boven-
kaak van een hond met kiesfistel. Met een tandheelkundige sonde wordt
een periapicaal granuloom van één van de wortels aangewezen.

-ocr page 327-

PATHOLOGISCH

FYSIOLOGISCH

Cariés

- - Glazuur defect
Tandplak tandsteen
Parodontale pocket
Gingivitis marginalls

----Subperiostaal abces

Perl-apicale ontsteking

O
O
cc

Muco gingivale lijn
Alveolaire mucosa
Alveolaire bot - \' ^^ \'
Lateraal kanaal \' k

Parodontale ligament
Lamina dura
Wortelcement
Wortelkanaal
Apicale delta

Submukeus abces
Subcutis
Huid

GC
O

toxinen en antigenen veroorzalcen aldaar een ontstekingsre-
actie. In het gebied rondom de wortelpunt zijn er, door een
betere vascularisatie dan in het wortelkanaal, ruimere af-
weermogelijkheden. De ontsteking verloopt langzaam en
gaat over in een chronische granulerende ontstekingreactie.
Voorts is het niet ondenkbaar dat er vanuit een periapicale
ontsteking micro-organismen in de bloedbaan komen en op
andere plaatsen in het lichaam aanleiding geven tot afwij-
kingen (hart, nieren en gewrichten). Dit is een reden om bij
onbegrepen aandoeningen steeds te denken aan een moge-
lijk focus in het dentale gebied. Een recente publicatie gaat
in op de relatie tussen orale en systemische aandoeningen
(Hefferen).

Het ligt voor de hand dat de nauwe relatie van een aantal ge-
bitselementen in de bovenkaak met de neusholte en kaakhol-
ten zich leent tot de ontwikkeling van een chronische neus-
uitvloeiing of kaakholte-ontsteking als het periapicale ont-
stekingsproces zich in die richting uitbreidt.

HET PERIAPICAAL GRANULOÜM
De term periapicaal of odontogeen granuloom wordt gebruikt
bij die situaties waarbij de periapicale omgeving is betrokken.
Het ontstekingsweefsel van een chronische periapicale ont-
steking wordt vervangen door granulatieweefsel. (Dit granu-
latieweefsel bestaat uit epitheelresten van Malassez van de
schede van Hertwig, die een rol spelen bij de vorming van de
wortel, die gaat prolifereren). De continue irritatie veroor-
zaakt een combinatie van proliferatie- en reparatieweefsel
met ontstekingsexsudaat: dit veroorzaakt het periapicale gra-
nuloom. Het periapicaal granuloom verioopt vaak asympto-
matisch. Sommige van de periapicale granulomen kunnen
leiden tot een periapicaal abces of een periapicale cyste.

-ocr page 328-

. OSTEOMYELITIS

(verloop! langzaam,
wordt chronisch)

PERIAPICAAL

ABCES

SUBPERIOSTAAL ABCES

I

SUB-MUCEUS
SUB-CUTAAN

(perforatie
mucosa, huid)

TAND- KIESFISTEL

Foto 6. Het aangetaste element (404) na extractie.

HET PERIAPICALE ABCES

Een peiiapicaal abces (dento-alveolair abces) ontstaat uit een
periapicaal granuloom of cyste omdat een verstoring van het
evenwicht tussen de virulentie van de micro-organismen en de
lichaamsafweer acute exacerbaties veroorzaakt. Nu komt de
periapicale ontsteking meestal wel tot uiting. Het periapicale
bot gaat verloren door een gelokaliseerde osteomyelitis waar-
bij de ontstane holte gevuld wordt met pus. Het ontstekingspro-
ces wordt afgekapseld. Als de chronische irritatie zich voortzet
kan het ontstekingsproces zich door het bot heen uitbreiden en
aanleiding geven tot een chronische periostitis en een subperio-
staal abces. Een periostitis kan gepaard gaan met botnieuwvor-
ming: een in omvang toenemende harde en vaak pijnlijke zwel-
ling. Indien het proces zich verder ontwikkelt, ontstaat er een
submuceus of subcutaan abces, dat op den duur doorbreekt
door de mucosa of de huid. Dit leidt tot fistelvorming: de tand-
ofkiesfistel (schema).

Als de oorzaak is weggenomen zal het abces verdwijnen en
vervangen worden door granulatieweefsel waarin weer nieuw
bot gevormd kan worden.

DE PERIAPICALE CYSTE

Een periapicale cyste is een ontstekingscyste, een met epitheel
beklede holte waarin (half) vloeibaar ontstekingsvocht en ne-
crotische producten. Deze periapicale cyste ontstaat uit een pe-
riapicaal granuloom: aan de wortelpunt van een doorgebroken
gebitselement, waarvan de pulpa is afgestorven. De voortdu-
rende werking van cellen in de cyste veroorzaken een groei van
de cyste gepaard gaande met een dmk op het omgevende bot.
Bij sommige gebitselementen van de hypsodonte dentitie
(paard, herkauwer) is de apicale ontwikkeling en progressieve

Schema: Pulpa/periapicale pathofysiologie. [zie ook figuur 1).

vemauwing van het foramen apicale pas op oudere leeftijd vol-
tooid (paard 12 - 15 jaar). Door sterke dmk van de wortelpun-
ten tijdens de vorming van de apices van dc molaren op de alve-
olewand gepaard gaande met dmkatrofie van het omgevende
botweefsel, kunnen er harde, ineestal niet pijnlijke zwellingen
(periostitis ossificans) ontstaan. De meest voorkomende ver-
dikkingen zijn ter hoogte van de derde en vierde premolaar aan
de onderrand van de onderkaak of aan de bovenkaak rostraal
van het foramen infra-orbitale ter hoogte van de tweede, derde
en vierde premolaar (Foto 9). Een traag verloop van de tand-
wisseling zou een oorzaak kunnen zijn. Omdat de melkkiezen
nog niet gewisseld zijn, empteren de blijvende kiezen erg lang-
zaam. De wortelpunten van de blijvende kiezen ontwikkelen
zich verder in apicale richting, doch er vindt geen uitgroei van
het element in coronale richting plaats. Als de tandwisseling
vervolgens weer normaal verloopt, herstelt zich de coronale
groei van het element en kan de periostale apicale reactie weer
worden geresorbeerd. Vaak blijft er nog een minieme verdik-
king als rest over.

Er kan ook een cysteuze verwijding ontstaan rondom de wor-
telpunten tijdens de ontwikkeling. Indien de zwelling door-
breekt ontstaat er een infectie van het gebied met als gevolg een
fistelvorming. Er is dan eveneens sprake van een tand- of kies-
fistel(Foto 10).

-ocr page 329-

BEHANDELING

Een medicamenteuze behandeling kan bestaan uit pijnbestrij-
ding met analgetica. Acute odontogene ontstekingen kunnen
soms met behulp van een antibioticum worden teruggedron-
gen. Echter, bij aanwezigheid van een abces is een goede drai-
nage van pus via het wortelkanaal, via een incisie of via de al-
veole na extractie van wezenlijk belang. De keuze om
periapicale processen (herhaald) medicamenteus te behande-
len met diverse, korte- of langdurige antibioticumkuren is in
verreweg de meeste gevallen onjuist. De oorzaak wordt im-
mers niet weggenomen. Postoperatief kan een mogelijke zwel-
ling bestreden worden met een antillogisticum.
Een degelijke behandeling van een periapicaal proces kan be-
staan uit een wortelkanaalbehandeling, een apexresectie of ex-
tractie van het betreffende element. De klinische en röntgeno-
logische diagnostiek spelen een belangrijke rol bij het
vaststellen van de prognose en meest geschikte therapie.
Indien het element behouden moet blijven, is een conservatieve
behandeling de keuze. Als er sprake is van een zwelling wordt
gestart met een voldoende lange, hoog gedoseerde antibioti-
cumkuur. Vervolgens wordt de pulpakamer geopend en de
pulpa-inhoud verwijderd. Dit geeft drainage. Als de drainage
op deze manier niet voldoende is, kan een drainage-incisie in
het abces gemaakt worden. Deze handeling wordt gevolgd

door een endodontische behandeling waarbij een optimale rei-
niging en desinfectie van de pulparuimte wordt uitgevoerd.
Vervolgens is het van belang een juiste afsluiting van het fora-
men en het wortelkanaal te verkrijgen.
Indien een endodontische behandeling niet succesvol of niet
mogelijk is, kan een apexresectie en curettage van de periapi-
cale omgeving plaatsvinden. Het doel van een apexresectie is
de periapicale aandoening te elimineren waarbij een gedeelte
van de apex wordt verwijderd met zonodig aanvullend een re-
trograde endodontische behandeling. In een volgend artikel in
de serie veterinaire tandheelkunde zal nader worden ingegaan
op deze laatste behandelingsmogelijkheid (Van Foreest en
Wiemer).

LITERATUUR

1. Boering G en Nijnian JM. Operaties aan mond en kaken. Hoofdstuk 18
in: Mondheelkunde in de algemene praktijk. Stalleu, Alphen aan den
Rijn 1984; 271-312.

2. Dixon PM. flow do periapical infections develop in the horse?
Proceedings Worid Veterinary Dental Ccongress. Birmingham 1997:
130-4.

3. Foreest AW van. Endodontische Möglichkeiten in der Zahnheilkunde.
Weiterbildungsprogramm Pferdekrankheiten der Vet Med Facultäten
der Universitäten Bern und Zürich, Kurs nr 7 23/24 Januar 1997.

4. Foreest AW van en Wiemer P. Apexresectie bij het paard. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122:670-9.

5. Gorrcl C, Penman S, and Emily P. Infective conditions. Chapter 3 in:
Handbook of small animal oral emergencies. Oxford: Pergamon Press,
1993;3:9-16.

6. Hefferen JJ. Relations of oral and systemic health and diseases. In:
Proceedings of a Conference on Companion Animal Oral Health.
University of Kansas, 1996: 35-41.

7. Waal I van der en Kwast WAM van der. Pulpa-afwijkingen, het peria-
picale granuloom en focale infectie. Hoofdstuk 5 in: Pathologie van de
mondholte. Bohn, Scheltema & Holkema, Alphen aan den Rijn/
Brussel. 1981;5:93-106.

Uitgebreide literatuurgegevens worden vermeld bij het artikel: Apexresectie
bij het paard (Tijdschrift voor Diergeneeskunde in de serie Veterinaire
Tandheelkunde (nr. 15).

-ocr page 330-

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE (15)

APEXRESECTIE BIJ HET PAARD

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 670-9

Andries W. van Foreest\'\' en Peter Wiemen ^

SAMENVATTING

Periapicale aandoeningen bij het paard kunnen worden
behandeld door middel van een resectie van de apex. Op
de achtergronden hiervan (indicaties, contra-indicaties,
diagnostiek, behandelingen en complicaties) wordt na-
der ingegaan. De casuïstiek van vier apexresectles met
retrograde endodontische behandeling bij paarden
wordt besproken.

SUMMARY

Apicoectomy in the horse

Periapical disorders in horses can he treated by resection of the apex. The
indications, contraindications, diagnosis, treatment and complications of
the intervention are discussed. Four case reports of horses in which api-
coectomy with retrograde endodontic treatment was performed are revie-
wed.

INLEIDING

Het langs chirurgische weg verwijderen van de apex van een
gebitselement wordt apexresectie genoemd. Het uitvoeren
van een apexresectie is dikwijls de enige mogelijkheid tot
behoud van een tand in geval van een periapicale ontsteking,
indien genezing langs de conventionele endodontische weg
technisch niet uitvoerbaar is of niet is gelukt (28).
Bij de mens, maar ook bij vele diersoorten, wordt in eerste
instantie een wortelkanaalbehandeling via de kroon van de
tand
in de mondholte uitgevoerd: een orthograde endodonti-
sche behandeling (12). Indien de wortelkanaalbehandeling
via de wortelpunt wordt uitgevoerd spreekt men van een re-
trograde endodontische behandeling. Bij dieren met een te
kleine mondspleet en beperkte mondopening zijn de achter-
ste kiezen meestal moeilijk bereikbaar en wordt een retro-
grade wortelkanaalbehandeling via de wortelpunt
huiten de
mondholte uitgevoerd.

Bij de apexresectie wordt via een huidincisie en het verwij-
deren van bot, de wortelpunt en het geïnfecteerde materiaal
rondom de apex geëlimineerd. Vervolgens worden de pulpa
en overige necrotische resten uit het wortelkanaal verwijderd
waarbij eveneens de micro-organismen en irriterende bijpro-
ducten worden weggenomen. Het wortelkanaal wordt door
grondig spoelen met een desinfecterende vloeistof en door
vijlen gereinigd. Tenslotte wordt het wortelkanaal geheel ge-
vuld met vulmateriaal. Het bereiken van een bacteriedichte
wortelkanaalafsluiting is van essentieel belang.
Voordelen van de apexresectie zijn dat het periapicale ont-
stekingsweefsel tijdens de behandeling wordt verwijderd en
de apicale wortelkanaalafsluiting onder direct zicht tot stand
komt. Als nadeel geldt het chirurgisch karakter van de in-
greep en eventuele complicaties.

\' Dierenarts voor tandheelkunde, verbonden aan het Veterinair Specialisten Centrum
de IVagenrenk\'. Keyenbergseweg 18, Wageningen, 0317-419120fax 0317-420480.
Universitair medewerker Chirurgische Klinik Universität Zürich, Zwitserland.
Docent Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren.
\' Dierenarts verbonden aan het Dierenartsencentrum, Hoofdstraat 66, 4041 AE
Kesteren, tel 0488 - 482900

Periapicale aandoeningen worden bij dieren regelmatig aan-
getroffen (11). Bij paarden met een wortelpuntabces is het
verwijderen van de betrokken tand de meest uitgevoerde be-
handeling. Een extractie bij het paard gaat dikwijls gepaard
met postoperatieve complicaties waardoor dikwijls één of
meerdere nabehandelingen onder anesthesie noodzakelijk
kunnen zijn.

Bij het paard kunnen gefractureerde snijtanden en mogelijk
de eerste twee kiezen een wortelkanaalbehandeling vanuit de
mondholte ondergaan (10). De beperkte mondopening met
de smalle mondspleet van het paard maakt een normale wor-
telkanaalbehandeling via de kroon van de achterste kiezen
bijna niet mogelijk. De chirurgische benadering via de huid
en door het kaakbot is eenvoudiger en kan gevolgd worden
door een retrograde endodontische behandeling. Compli-
caties zoals bij een extractietherapie voorkomen, kunnen op
deze wijze worden vermeden (20).

Bij de mens komt apexresectie pas aan de orde als een en-
dodontische behandeling via de kroon niet mogelijk is of
geen succes heeft. Hoewel bij dieren diverse indicaties het
uitvoeren van een apexresectie rechtvaardigen, is deze vorm
van behandeling niet gebruikelijk vooral wegens een gebrek
aan tandheelkundige kennis en het ontbreken van het juiste
instrumentarium en materialen (1,9).

In dit artikel zal worden ingegaan op de indicaties en contra-
indicaties voor een apexresectie, de diagnostiek, de behande-
ling en de complicaties. De casuïstiek van vier apexresecties
met retrograde endodontische behandeling bij paarden wordt
besproken.

INDICATIES EN CONTRA-INDICATIES
Het doel van de apexresectie is eliminatie van een periapi-
cale aandoening van een tand met een avitale pulpa in geval-
len waarin een conservatieve wortelkanaalbehandeling geen
succes heeft of niet uitvoerbaar is (6).
Indicaties voor een apexresectie zijn:

1. Pathologische veranderingen die het wortelkanaal infec-
teren en het apicale gebied infiltreren die niet conventio-
neel te behandelen zijn. Een apexresectie is dan nog de
enige mogelijkheid tot behoud van de tand. Dikwijls is de
situatie dermate emstig dat ook een apexresectie een min-
der goede tot infauste prognose heeft.

Voorbeelden hiervan zijn:

* een necrotisch, carieus cement-infundibulum bij het
paard dat de pulpa bereikt resulterend in een wortel-
puntabces;

* fracturen tot in de pulpaholte kunnen een pulpitis ver-
oorzaken. Als het parodontium bij de fractuur betrok-
ken is, ontstaat er een parodontitis;

* emstige parodontitis en alveolitis kunnen de pulpa in-
fecteren.

2. Eruptieproblemen:

a. Bij paarden is een tand gedurende vele jaren in een

-ocr page 331-

ANAMNESTISCHE INFORMATIE MET BETREKJCING TOT

TANDPROBLEMEN BIJ HET PAARD

Algemene verschijnselen

* conditieverlies (vermageren, verminderd uithoudingsvermogen),
hoofdschudden, niet aan de teugel willen lopen;

* digestiestoomissen: kauwmoeilijkheden (erg langzaam voedsel
opnemen en kauwen; eenzijdig kauwen; \'proppen maken\' = (on-
voldoende) gekauwd voedsel uit de mond laten vallen), plotseling
stoppen met eten of met koud water drinken.

Uitwendige verschijnselen aan het hoofd

* kaakdeformaties, zwellingen of harde verdikkingen, verwondin-
gen, aanwezige fistels;

* stinkende neusuitvloeiing en/of een necrotische geur uit de mond-
holte;

* pijnklachten bij palpatie.

Verschijnselen in de mondholte

* afwijkingen met betrekking tot aantal, vorm, grootte en positie
van de tanden; het afslijtpatroon van de tanden; het eruptiever-
loop;

* afwijkingen aan het individuele gebitselement zoals persisterende
tanden (doppen op de kiezen), tandfracturen, tandsteenontwikke-
ling, caries, open inftindibulum en mobiliteit;

* tandvleesafwijkingen zoals roodheid of zwelling;

* verwondingen, ontstekingen, neoplastische afwijkingen aan de
mucosa, de tong of het palatum.

eruptiestadium. Diverse pathologische veranderingen
kunnen de wortel beschadigen en/of infecteren waar-
onder persisterende tanden, ongelijkmatige groei van
de premolaren, het losraken en het geïnfecteerd raken
van het parodontium tijdens de tandwisseling, abnor-
male druk (door het kauwen) op de tand in ontwikke-
ling en hematogene infecties van het periapicale ge-
bied (19).

b. Het komt regelmatig voor dat - meestal in de onderkaak
- de derde kies (de vierde premolaar) gedurende het na-
tuurlijke verloop van de emptie wordt geïmpacteerd
door de buurelementen (mesiaal de derde premolaar en
distaal de eerste molaar). Deze tand breekt dan niet ver-
der door en wordt verplaatst naar linguaal, palatinaal of
buccaal. Het komt echter vaker voor dat de normale
eruptie zich voortzet, de apex ontwikkelt zich verder in
apicale richting en de tand verplaatst zich (nog) niet in
coronale richting. Er ontstaan zogenaamde emptiecys-
ten aan de apex met als gevolg zwellingen van de kaak.
In het algemeen verdwijnen deze (vaak symmetrische)
zwellingen spontaan als de kronen eenmaal doorbreken
en zijn ze nauwelijks nog waameembaar als het paard
ouder is dan vijf jaar (19). Geïmpacteerde tanden wor-
den vaak pas waargenomen als zich een apicale ostitis
heeft ontwikkeld. De apicale ostitis van de geïmpac-
teerde tand kan echter geïnfecteerd raken en aanleiding
geven tot fistelvorming (4,16).

3. Indien endodontische problemen niet op de conventionele
wijze kunnen worden opgelost (bijvoorbeeld geen toegang
tot het wortelkanaal, veroorzaakt door obliteraties door se-
cundaire dentinevorming; niet passeerbare pulpastenen;
harde, niet verwijderbare kanaalvullingen; afgebroken in-
stmmenten). En indien complicaties bij endodontische be-
handeling ontstaan (bijvoorbeeld persisterende tandfistels
na endodontische behandeling).

Enkele tandheelkundige contra-indicaties om een apexresec-
tie uit te voeren kunnen zijn:

1. Slechte toestand van het gebit of de betrokken tand (bij-
voorbeeld lengtefracturen), emstige parodontale proble-
men (bijvoorbeeld diepe pockets, parodontaal botverlies).

2. Emstige resorptieprocessen van de wortel en/of voortge-
schreden inteme resorptie.

DIAGNOSTIEK

Bij het klinisch onderzoek moet gelet worden op: pijnklach-
ten bij palpatie, zwellingen of harde verdikkingen, aanwe-
zige fistels (eventueel sonderen), stinkende neusuitvloeiing
en een necrotische geur uit de mondholte; malpositie met op-
hoping van voedsel tussen twee tanden; open infundibulum
(voedselresten), mobiliteit en pockets.

Bij het röntgenologisch onderzoek dient het apicale deel van
de tand goed in beeld te worden gebracht; omvang van de ra-
diolucentie moet binnen het kader van de opname vallen.
Kenmerkend is een zwelling ter hoogte van de wortelpunt
(7,19). Op de röntgenfoto steekt de wortelpunt van de oorza-
kelijk tand in het radiolucente gedeelte uit. In het algemeen
kan men stellen dat röntgenologisch de grotere periapicale
radiolucenties verdacht zijn voor een cyste. De röntgenolo-
gische differentiatie tussen de radiculaire cyste en het peria-
picale granuloom bestaat uit een scherpe radiopaque begren-
zing van de cyste ten opzichte van de meer vage begrenzing
van het apicale granuloom.

Eveneens is het belangrijk om te beoordelen of er naast een
endodontaal probleem ook een parodontaal probleem aan-
wezig is. Met name is het van belang om een wortelfractuur
te diagnostiseren. Fracturen van de tand kunnen soms vast-
gesteld worden door uit twee verschillende hoeken röntgen-
opnamen te maken. Tevens dient het aantal wortelkanalen te
worden bepaald.

BEHANDELING

Algemeen

In het algemeen zijn periapicale aandoeningen langzaam
vedopende processen (Figuur 1) (11,26). Dit betekent dat te-
gen de tijd dat de verschijnselen zich duidelijk openbaren het

DIFFERENTIËLE DIAGNOSTIEK DIKTE KAAK

Klinisch moet differentieel diagnostisch bij een zwelling van de kaak
gedacht worden aan een periostale reactie na trauma, callusformatie
na fracturen, een tumor, een eruptiecyste, een periapicale aandoening
ofeenhaematoom.

Bij het beoordelen van röntgenologische opnamen moet differentieel
diagnostisch gedacht worden aan:

• een open kaakfractuur waarbij micro-organismen binnendringen,
die Osteolyse en periostitis veroorzaken. Deze infectie kan gepaard
gaan met periostale botnieuwvorming en/of sequestervorming met
als gevolg fistelvorming. In tegenstelling tot de \'ware\' kiesfistel,
periapicaal veroorzaakt, wordt deze kaakfistel wel aangeduid als
een \'pseudo\' kiesfistel;

* wortelgranuloom;

* radiculaire cyste;

* littekenweefsel/sinusbodem;

• diverse foramina;

* periapicale cementeuze dysplasie;

♦ eerder uitgevoerde tandbehandelingen, extracties of apexresecties;

• neoplasiën.

-ocr page 332-

ziekteproces al in een gevorderd stadium is. Bij een klinisch
onderzoek dient men een tandheelkundig onderzoek niet te
veronachtzamen. Voor het onderzoek van de mondholte
wordt de mond eerst gespoeld. Er wordt gebmik gemaakt
van een mondsperder, een goede lichtbron (endoscoop), een
tandheelkundige (pocket)sonde en spiegels (8). Het is ver-
standig zonodig aanvullende gedetailleerde röntgenologi-
sche opnamen te maken.

Conservatieve behandeling

Indien een tandheelkundig probleem in een vroeg stadium
wordt herkend kan een conservatieve behandeling aangewe-
zen zijn. Een langdurige toediening van antibiotica bij peria-
picale aandoeningen kan in een aantal gevallen leiden tot het
behoud van een tand. De therapie moet worden voortgezet
tot minimaal één week na het verdwijnen van de klinische
verschijnselen. Als er geen directe verbetering optreedt of
het proces is na twee tot drie weken nauwelijks verbeterd,
moeten de diagnostiek en de therapie opnieuw geëvalueerd
worden (16). Naast het toedienen van antibiotica kan het fis-
telkanaal worden gespoeld.

Chirurgische extractietherapie

Een sedatie of kortdurende anesthesie kan soms voldoende zijn
om een loszittende tand te verwijderen, maar meestal is voor
een chimrgische ingreep een algehele anesthesie noodzakelijk.

Het chirurgisch verwijderen van tanden kan geschieden door
extraheren of stempelen, zonodig aangevuld met drainage
van de alveole. Deze handelingen worden elders uitvoerig
beschreven (2,3,14,15,16,22,23,24,25). Orsini beschrijft
eveneens chimrgische maatregelen zoals sinusotomie en
buccotomie (16).

De prognose van een chimrgische tandheelkundige ingreep
is voor mandibulaire kiezen gunstiger dan voor de maxillaire
kiezen en voor de mesiaal gelegen kiezen gunstiger dan voor
de meer naar distaal gelegen kiezen. De slechtste prognose
geldt voor aangetaste kiezen die tegen de maxillaire sinus
zijn gelegen.

Complicaties die na een chimrgische ingreep regelmatig
voorkomen en waarmee bij de prognosevorming rekening
moet worden gehouden, zijn onder meer chronische ontste-
kingen (sinusitis, alveolitis), alveolaire botfracturen, het ver-
wijderen van de verkeerde tand, beschadiging met infectie
van een buurtand, onvolledig verwijderen van de tand of
achterblijven van een botfragment gepaard gaande met se-
quester-vorming, mandibulaire of palatumfracturen, em-
stige bloedingen (speciaal in de sinusstreek), proliferatie van
parodontaal weefsel, cementhyperplasie, het ontstaan van
fistelkanalen (sinusitis met een fistelkanaal tussen de sinus
en de mondholte met voedselophoping in de alveole of si-
nus), problemen met hechtingstechnieken of andere materia-
len (13,17). Indien een kies verwijderd is, zal de antagonist
geheel of gedeeltelijk doorgroeien omdat deze tand onvol-
doende afslijt. Er ontstaat een trapvormig gebit waarbij de
kies boven de buurtanden uitsteekt (exsuperantum dentium).
Ook kan de buurtand in een scheve positie gemanoeuvreerd
worden, gepaard gaande met parodontale aandoeningen.

De chirurgische retrograde endodontische behandeling
Een wortelkanaal- of endodontische behandeling bestaat uit
het verwijderen van het geïnfecteerde weefsel uit de pulpa-
holte en wortelkanaal, en vervolgens het verhinderen van
voortdurende lekkage vanuit het wortelkanaal naar de api-
cale omgeving. Bij apicale aandoeningen wordt een gedeelte
van de apex verwijderd: de apexresectie. De volgorde van de
chirurgische en endodontische handelingen zijn als volgt
(19,27):

alveolair bot

lamina dura

parodontaal
ligament

alveolaire mucosa
gingiva

periapicale
aandoening

wortelkanaal

cement
glazuur
dentine

Figuur 1: Lengtedoorsnede van een Icies van een paard nnet een peri-apicale aandoening.

-ocr page 333-

a. Incisie en apexresectie

Het dier wordt in algehele anesthesie gebracht en de locatie
voor de incisie wordt bepaald. De locatie hangt af van welke
tand is aangetast (meestal derde en vierde premolaar en de
eerste molaar) en wordt mede bepaald aan de hand van uit-
wendige verschijnselen (zwelling, fistel), zonodig aangevuld
met röntgenopnamen. Het operatieveld wordt voorbereid en
met een scalpel wordt een U-vormige huidincisie (eventueel
rondom de fistelopening) loodrecht tot op het bot gemaakt.
Het is van belang een goede bloedvoorziening van het stuk
huid intact te laten om necrose en slechte wondgenezing te
voorkomen. Een grote flap heeft de voorkeur omdat deze dan
door bot gesteund wordt als deze wordt teruggeplaatst.
Met een rasparatorium worden de huid en periost afgescho-
ven en omgeklapt waarna het bot dat de apex bedekt bloot
komt te liggen. Na lokalisatie van de wortelpunt wordt de be-
dekkende botlaag (met een boor of beitel) verwijderd. Er kan
reeds een perforatie (fistelkanaal) aanwezig zijn. De opening
wordt vergroot om een goed werkterrein te creëren.
De apex ligt nu bloot en wordt vervolgens geamputeerd met
een dunne fissuurboor (Figuur 2). De frees dient een ruime
hoek, naar occlusaal/incisaal, te maken met de asrichting van
de tand en dient schuin (30 - 45°) af te lopen. Het apicale re-
sectievlak, biedt dan goed zicht op de kanaallocatie en is
goed benaderbaar. Hierna wordt het resterende omgevende
weefsel verwijderd. De cyste of het granuloom moet in zijn
geheel worden verwijderd met scherpe lepels (Figuur 3). Het
goed uitspoelen van de wond is belangrijk teneinde geen
wortel-ofbotresten achter te laten. Bloedingen dienen ge-
stelpt te worden door druk (gaasjes of watjes eventueel in
adrenaline gedrenkt), of met een electrocauter.

b. De retrograde endodontische behandeling

Een ontstoken maar nog intacte pulpa kan worden verwijderd
met behulp van een mosquito, barbed broaches, een lentulo-
naald of een injectienaald met omgebogen punt. Indien er
sprake is van een necrotische of ontstoken wortelkanaalin-
houd lukt het meestal niet goed om houvast te krijgen en
wordt de inhoud verwijderd door middel van vijlen en spoe-
len. Er moet een zodanige opening van het wortelkanaal zijn
dat het gehele wortelkanaal langs alle wanden goed bereik-
baar is voor de vijlen. Het wortelkanaal wordt met behulp van
(hand)vijlen met schrapende bewegingen langs de wanden
schoongemaakt (Figuur 4). Teneinde dit vijlen te vergemak-
kelijken én zoveel mogelijk desinfecterend te werken, moet
overvloedig met Natriumhypochloriet (NaOCl) gespoeld
worden (een 0.5 %1 oplossing met een pH van 12 in een 10 cc
wegwerpspuit met een dunne naald; dit is desinfecterend en
lost organisch materiaal goed op). Spoelen met waterstofper-
oxyde of een combinatie van waterstofperoxyde en Natrium-
hypochloriet is eveneens een mogelijkheid (16,19,27). De
spoelmiddelen dienen goed te worden afgezogen. Als laatste
spoeling wordt een fysiologische zoutoplossing aangeraden.
Om naderhand een goede adaptatie van het wortelkanaalvul-
materiaal te verkrijgen, moet het kanaal na het reinigen goed
gedroogd worden. Dit kan gebeuren door met dikke steriele
paperpoints of steriele pipecleaners (eventueel met watten
omwikkelde vijlen) de wanden af te strijken.
Het gedroogde wortelkanaal wordt vervolgens gevuld met
een wortelkanaalcement of pasta. Over het algemeen wordt
een betere afsluiting verkregen als een pasta wordt gebruikt
in combinatie met een guttaperchastift (Figuur 5).
Guttapercha is evenals rubber een onoplosbaar polymeer van
isopreen en heeft een goede bio-compatibiliteit en goede ver-
vormbaarheid. Het materiaal is gemakkelijk aan te brengen
en zorgt voor een goede afdichting. Bovendien is het zicht-

-ocr page 334-

baar op röntgenbeelden.

Er zijn diverse wortelkanaalvulmiddelen beschikbaar:

- Een vulmateriaal met calciumhydroxide heeft het voordeel
dat de inductie van de cement- en dentinogenese wordt be-
vorderd. Calciumhydroxide-preparaten zijn weefselvrien-
delijk en hebben een antibacteriële werking. De calcium-
hydroxide-pasta wordt in het wortelkanaal aangebracht
met een lentulospiraal of via een naald indien het product
in een carpule wordt geleverd.

- Vulmaterialen met formolaldehyde als desinfectans en
corticosteroïden als antiflogisticum dienen met terughou-
dendheid gebruikt te worden

- Adhesief vulmateriaal, zoals het glasionomeercement,
wordt na initiële ontsteking door het weefsel goed verdra-
gen. Het glasionomeercement hecht zich direct aan de tand-
weefsels (dentine) waardoor dit cement het periapicale ge-
bied zal kunnen beschermen tegen bacteriën en toxinen uit
het wortelkanaal (een betere randafsluiting) (18).

c. De apicale afsluiting

Het wortelkanaal dient te worden afgesloten met vulmateri-
aal. Bij gebruik van langzaam uithardende wortelkanaalpas-
ta\'s dient er een tussenlaag te worden aangebracht van snel
uithardend materiaal. Met een omgekeerde conische boor
wordt een preparatie in het apicale deel van het tand ge-
maakt. De gehele uitmonding van het wortelkanaal wordt
ruim, voldoende diep en ondersneden geprepareerd. In de
geprepareerde ruimte wordt het vulmateriaal aangebracht
(Figuur 6). Er kan gekozen worden uit amalgaam, composiet
of glasionomeercement.

Er zijn diverse glasionomeerpreparaten: het glasionomeer-
cement als kanaalvulmiddel en een restoratieve glasiono-

i ï é ih

meer als apicale afsluiting. Glasionomeren kunnen lang-
zaam en snel (licht)uithardend zijn en hebben als voordeel
dat de omgeving iets vochtig mag zijn. De afsluitende laag
moet uitgehard zijn voordat de wond wordt gesloten.

-ocr page 335-

d. De wondsluiting

Eventuele botranden worden afgerond en alle gemorste res-
ten dienen zorgvuldig te worden verwijderd door middel van
uitspuiten met fysiologisch water. Als er sprake is van een
periapicale cyste moet er aan gedacht worden dat er geen res-
ten van de cyste achterblijven (recidief). In het gecurreteerde
apicale gebied kunnen antibiotica worden aangebracht (27).
De wond wordt routinematig gesloten met de mogelijkheid
van drainage. Tenslotte worden postoperatieve röntgenopna-
men ter vergelijking met de pre-operatieve opnamen gemaakt.

COMPLICATIES

Min of meer ernstige, in ieder geval storende, bloedingen
kunnen optreden na het beschadigen of doorsnijden van de
arteriën in het bot of weke delen. Deze worden gestopt door
druk (adrenaline-gaasje), klem, onderbinden of electrisch
cauteriseren.

Wondinfectie en het risico van een zenuwbeschadiging is al-
tijd aanwezig.

Het openen van een sinus bij resectie van de wortels van de
kiezen in de bovenkaak kan vrij gemakkelijk plaatsvinden.
Dit risico is groter bij een groot granuloom of cyste.

Mislukkingen kunnen onder andere ontstaan door:

* Een twijfelachtige indicatiestelling (onder andere aanwe-
zigheid van parodontaal verval).

* Het niet altijd even zorgvuldig verwijderen van de apices.
Resecties zijn niet altijd compleet. Soms zijn er meerdere
wortels aangetast.

* Onvoldoende bacteriedicht afsluiten van het wortelkanaal

* Beschadiging van de radices van de buurtanden.

* Onvoldoende uitspoelen van de operatiewond waardoor
botsplinters en vulmaterialen achterblijven.

* Onvoldoende zorg te besteden aan de juiste incisie, een
goede wondsluiting en drainage.

NAZORG

De reeds voor de operatie aangevangen antibioticumkuur
wordt enige weken voortgezet. Na een half jaar dient een
röntgenopname van het apicale gebied te worden gemaakt
ter beoordeling van de botingroei (een verkleining van de pe-
riapicale radiolucentie) en in het ideale geval moet er een pa-
rodontaalspleet zichtbaar zijn.

Er kunnen ook late complicaties optreden zoals het niet ge-
nezen van de wond met fistel vorming of zelfs acute opvlam-
mingen kunnen een enkele keer voorkomen. Oorzaken hier-
van kunnen zijn achtergebleven ontstoken weefsel met
sequestervorming, een insufficiënte - niet bacteriedichte af-
sluiting - kanaalvulling, een radixfractuur, een diepe pocket
die continu was of werd met het defect (endo-paroprobleem)
of een granuloom aan een buurtand.

CASUÏSTIEKEN

Sinds mei 1994 zijn in de kliniek in Kesteren vier apexresecties van
premolaren met een retrograde endodontische behandeling uitge-
voerd bij een paard en twee ponies. Bij alle dieren werd een fistel-
opening aangetroffen (Foto 1).

Voorafgaand aan de operatie werd een klinisch en radiologisch
onderzoek gedaan. Het klinisch oraal onderzoek leverde bij geen
van de patiënten afwijkingen op. Radiologisch onderzoek liet zien
dat bij alle dieren een radiolucente opheldering aanwezig was
rondom de aangetaste kieswortel. In het fistelkanaal werd een me-
talen sonde aangebracht, die op de desbetreffende röntgenfoto de
verbinding tussen de fistelopening en de aangetaste wortel verdui-
delijkte (Foto 2).

Bij twee patiënten werd een antibioticumbehandeling met trime-
thoprim/sulfadiazine^ ingesteld vanaf drie dagen vóór de operatie
en voortgezet tot drie weken na de operatie. Bij een pony werd
metronidazole^ toegediend gedurende dezelfde periode.
De paarden werden gepremediceerd met detomidine 0,0015
mg/kg intraveneus^. De inductie van de anesthesie werd uitge-
voerd met thiopental 2,5 gr^ opgelost in guajacolglycerineether
SOOml^ en op effect toegediend. De algehele anesthesie werd on-

derhouden met halothane^ in een zuurstof-lachgas mengsel. Alle
patiënten werden in zijligging gebracht met de aangetaste zijde
boven. Het operatieveld werd geschoren en gedesinfecteerd. Met
een scalpel werd in de huid een U-vormige snede rondom de fistel-
opening aangebracht en verdiept via de subcutane weefsels tot op
het alveolaire bot. Met een raspatorium werd de huid met periost
losgemaakt. De huid met periost werd als een flap teruggeslagen

\' Trim/sul 80/420^, Aesculaap.

\' Metronidazolen Ph. Cur.^, Cenfarme.

\' Domosedan^, SmithKline Beecham.

< Nesdono/®, Rhône Mérieux.

-ocr page 336-

(Foto 3).

Het fistelkanaal in huid en periost werd verwijderd. Het ontste-
kingsweefsel werd met behulp van een kleine beitel en een curette
verwijderd (Foto 4) totdat de apex duidelijk zichtbaar werd. De
opening in het bot werd conisch vrijgemaakt met een hoek van on-
geveer 30° om voldoende ruimte en overzicht te verkrijgen.
Vervolgens werd getracht de bloedingen te stoppen door middel
van tamponeren en met een electrocauter. Met behulp van een fis-
suurboor in de snelboor van een veterinaire dental unit^ werd de

apex onder een hoek van ongeveer 30 - 45° weggenomen waar-
door de wortelkanalen zichtbaar werden. De restanten necrotisch
weefsel werden weggenomen doormiddel van curettage. De goed
zichtbare pulpa werd met behulp van barbered broaches of een
lentulonaold verwijderd (Foto 6). Hedströmvijlen^ werden ge-
bruikt om de wortelkanalen te reinigen (Foto 5). Als spoelmiddel
daarbij werd gebruik gemaakt van 0,5 % natriumhypochloriet-
oplossing, een enkele maal met toevoeging van een 3% waterstof-
peroxyde oplossing en als eindspoeling fysiologische zoutoplos-
sing.

^ Cu/ofo/®, Aesculaap.

\' Halothane^, Halocarbon laboratories.

\' IM 3\'^, Cenvet.

« Hedström-vijlen^, Vetinox.

\' Endométhasone^, Septodont.

Het kanaal werd gedroogd met gesteriliseerde paperpoints of pi-
pecleaners (Foto 7). Daarna werd het wortelkanaal met behulp
van lentulonaalden gevuld met wortelkanaalcement. In eerste in-
stantie werd Endomethasone®^ ingebracht, waarna het wortelka-
naal verder werd opgevuld met calciumhydroxide pasta^^. Soms
werd gebruik gemaakt van guttaperchopoints^K De endodonti-
sche behandeling werd afgesloten met een tussenlaag van een
sneluithardende calciumhydroxide pasta^^ (Foto 8). Na uithar-

Foto B: Verwijderde gezond pulpa.

ding van deze laag werd met een omgekeerd conische boor het
resterende uiteinde van de apex geprepareerd. Het geprepareerde
gedeelte werd gedroogd en vervolgens afgesloten met een glasio-

-ocr page 337-

de wond gespoeld met fysiologische zoutoplossing. De subcutis
werd gesloten met liggende U-vormige knoophechtingen van syn-
thetisch resorbeerbaar materiaal^

De huid werd gesloten met enkelvoudige knoophechtingen van
synthetisch niet resorbeerbaar gecoat materiaal\'^.
De postoperatieve zorg bestond uit de voortzetting van de antibio-
ticumtherapie en een controle röntgenfoto (Foto 10) na enkele
maanden.

De bovenstaande behandeling werd toegepast op de volgende pa-
tiënten:

1. Een acht jaar oude KWPN-ruin werd aangeboden met een zwel-
ling in de linker onderkaak. Bij röntgenologisch onderzoek bleek
rondom de mesiale wortel van de vierde premolaar een ophelde-
ring aanwezig. Op grond hiervan werd een periapicaal abces het
meest waarschijnlijk geacht en kreeg het paard trimetho-
primsulfadiazlne (30 mg/kg 2x daags oraal)\' toegediend gedu-

"> Reogon* Rapid, Vivadent.
" Guttapercha \'PD\', Produits Der^taires.

Alkalinei^,£spe
" Ketad^-tndo Apiicap^, Photac-Bond Aplical", Espe.
" Vicryl^, Ethicon.

Supramid", Braun.
" Betadine^, Asta hAedica.

rende drie weken. De zwelling van de kaak nam af, maar een
week na het beëindigen van de antibiotlcumkuur ontstond in de
zwelling een fistelopening. Röntgenologisch bleek de situatie niet
veranderd en de fistelopening stond in verbinding met de ophel-
dering rondom de mesiale wortel van de vierde premolaar.
Na de operatie was de wond iets gezwollen, maar de wond ge-
nas
per primam. Bij röntgenologische controle drie maanden
post operatief was de holte die gemaakt was bij de operatie
goed begrensd en opgevuld met radiodense weefsel. Gedurende
14 maanden was het paard klachtenvrij. Na deze tijd kreeg het
paard een geringe zwelling aan de linker onderkaak en ont-
stond een fistelopening op dezelfde plaats als voorheen. De fis-
tel was na enkele weken verdwenen om na enkele maanden
weer opnieuw terug te keren, waarna deze vanzelf weer ver-
dween. Bij klinisch oraal onderzoek waren geen afwijkingen
aanwezig.

2. Een zes jaar oude Shetlandpony werd aangeboden met een fis-
tel in de linker bovenkaak die al enkele maanden bestond.
Gedurende deze periode was de pony vermagerd, verder waren
geen klachten aanwezig.

Bij röntgenologisch onderzoek was een opheldering aanwezig
rondom de wortels van de vierde premolaar en bleek de fistelo-
pening hiermee In verbinding te staan. Na de operatie genas de
wond in eerste instantie
per primam, maar een tiental dagen
na het beëindigen van de antibiotlcumkuur ontstond weer een
fistelopening uitgaande van de gevulde wortels van de vierde
premolaar in de linker bovenkaak. Door elke dag te spoelen met
verdunde oplossing van betadine®\'^ gedurende twee maan-
den werd de hoeveelheid exudaat, die uit de fistel kwam, veel
minder. Het fistelkanaal bleef bestaan. Bij röntgenologische
controle drie maanden post operatief bleek nog steeds een ra-
diolucentie te bestaan boven de vulling in de vierde premolaar,
waarmee het fistelkanaal in verbinding stond. Enkele maanden
later werd de fistel onder algehele anesthesie geopend en het
fistelkanaal verwijderd. Het door glasionomeercement^^ afge-
sloten apicale gedeelte van de wortel toonde geen necrotische
reactie.
Mef een tandheelkundige sonde werd geen opening
naar het wortelkanaal gevonden en verondersteld mocht wor-
den dat de wortelkanaalafsluiting bacteriedicht was. Een kleine
hoeveelheid necrotisch bot werd verwijderd door middel van
curettage. De aard van het weefsel werd histologisch bevestigd.
De wond werd gespoeld met fysiologische zoutoplossing,
waarna een gentamycine kralensnoer^^ in de wond werd ge-
legd. Voor het aanbrengen van het gentamycine kralensnoer
werd een monster genomen voor bacteriologisch onderzoek.
Hierbij werden anaëroben
(Bacteroides) gekweekt. Na 14 da-
gen werd het kralensnoer verwijderd. Drie weken later was op-

-ocr page 338-

nieuw een fistelopening aanwezig. De fistelopening is continu
aanwezig, maar weinig productief.
3. Een drie jaar oude Shetlandpony werd aangeboden met een fis-
telkanaal zowel in de linker als in de rechter bovenkaak. De
pony was volgens de eigenaar wat trager en at langzaam.
Verder waren geen klachten aanwezig. Bij röntgenologisch on-
derzoek bleek dat rond de wortels van de derde premolaar in
beide bovenkaken een opheldering aanwezig was, die elk met
de bijbehorende fistelopening in verbinding stond. Aan deze
patiënt werd metronidazole (6mg/kg, 3 x daagsy als antibioti-
cumtherapie verstrekt.

Na de operatie genas de wond in eerste instantie per primam,
maar 14 dagen na beëindiging van de antibioticumtherapie
ontstond op dezelfde locaties opnieuw een fistel. Een maand
later werden, onder algehele anesthesie, de fistelkanalen open-
gelegd. Hierbij bleek dat bij beide kiezen sprake was van een
mogelijk onvoldoende bacteriedichte wortelkanaalafsluiting.
Aangezien de uitvoering van een resectie op dit moment niet
mogelijk was, werd besloten tot de volgende behandeling. De
fistelkanalen werden verwijderd en na curettage en lavage
werd een gentamycinespons^^ in beide wonden gebracht
waarna deze werden gesloten.

Uit de fistelkanalen werd een monster genomen voor bacterio-
logisch onderzoek, waarbij anaëroben gekweekt werden. Vier
weken na de implantatie van de gentamycinesponzen waren
de fistels weer aanwezig.

CONCLUSIE

De literatuur is uiterst summier met gegevens over onder-
zoek naar, resultaten en prognose van apexresecties van ge-
bitselementen bij paarden. Als men de moeilijkheden van
anatomische en praktische aard in aanmerking neemt, lijkt
deze ingreep, mits men de indicatie nauwkeurig overweegt,
een goed alternatief als een endodontische behandeling via
de kroon niet mogelijk is of niet is gelukt (14,19,24,27).

OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT DE CASUÏSTIEK

Hoewel het patiëntenmateriaal in de casuïstiek zeer gering is en
zelfs een voorzichtige conclusie nauwelijks enige relevantie
heeft, zijn beide auteurs van mening dat er voordelen zijn om bij
kiesfistels bij het paard tot een apexresectie en retrograde en-
dodontische behandeling te besluiten. Deze voordelen zijn on-
der meer:

1. Het in functie blijven van de behandelde aangetaste tand.
Deze tand erupteert normaal verder. De antagonist kan daar-
door normaal blijven afslijten. Nieuwe diastemen tussen
buurtanden blijven achterwege omdat de tand op zijn plaats
blijft.

2. De hospltalisatietijd is kort omdat de alveole niet gespoeld
behoeft te worden tot de holte is dicht gegranuleerd.

3. De complicaties die ontstaan tijdens en na het verwijderen
van een tand, blijven achterwege.

4. Er treedt conditieverbetering op en de complicatie van een
geringe fisteling levert geen nadelige problemen op.

\'•««I

« li ff«

■irp,\'

Het behandelen van hedendaagse tandheelkundige problemen
bij het paard met \'middle-agean methods", zoals Fahrenkrug
deze nog betitelt in 1994 (10), moet met de huidige diergenees-
kundige en tandheelkundige inzichten en mogelijkheden verder
te ontwikkelen zijn. Zo\'n ontwikkeling wordt door de AAEP
(American Association of Equine Practitoners) ondersteund (1).
Moge dit artikel een bijdrage zijn aan de ontwikkeling van tand-
heelkundige ingrepen bij het paard.

" Caramycine^, Schering Plough.
" Caroco/®, Schering Plough.

Immers het behoud van een tand heeft voor het paard ook op
langere termijn voordelen. Het uitvoeren van apexresecties
bij het paard heeft ondanks eerdere teleurstellende resultaten
thans een grotere mate van succes (27). De behandeling van
de besproken patiënten is slechts gedeeltelijk bevredigend te
noemen en behoeft verdere evaluatie. Het uitvoeren van deze
operatie vereist in de eerste plaats een theoretische anatomi-
sche, fysiologische, pathologische, tandheelkundige en rönt-
genologische kennis (3,4,5,15,16,21,22,23,24,25).

DANKBETUIGING

De Firma ESPE stelde belangeloos een aantal tandheelkundig materialen
beschikbaar, voor gebruik bij de beschreven behandelingen.
De tekeningen zijn verzorgd door M. Haab, Chirurgische Klinik Universität
Zurich, Zwitserland.

LITERATUUR

1. Anonymous. Equine dentistry update. J Vet Dent 13(3) 1996; 117.

2. Baker GJ. Dental disease in horses. Vet Ree: In Practice nov 1979: 19-26.

3. Baker GJ. Chapter 13: Oral anatomy of the horse. Chapter 14: Oral
examination and diagnosis: Management of oral diseases Chapter 15:
Oral surgical techniques. In: Veterinary Dentistry, Harvey CE, ed. 1st
edition, Philadelphia: W.B. Saunders. 1985: 203-34.

4. Baker GJ. Functional morphology of equine teeth, or should you look
a gif^ horse in the mouth? Abstracts of presentations Veterinary
Dentisitry \'89, Dec 7-10, 1989: 100.

5. Baker GJ. Equine oral anatomy - morphology, physiology and patho-
logy of mastication. Conference proceedings 10th Annual Veterinary
Dental Fomm, Houston, Oct 31 - nov 3, 1996: 287-92.

6. Boering G en Nijman JM. Operaties aan mond en kaken. Hoofdstuk
18 in: Mondheelkunde in de algemene praktijk. Alphen aan den Rijn:
Stafleu, 1984:271-312.

7. Butler JA, Colles CM, Dyson SJ, Kold SE, and Poules PW. Clinical ra-
diology of the horse. Oxford: Blackwell Scientific Publications, 1993:
328-35.

8. DeBowes RM. Dental inspection and floating. Abstracts of presenta-
tions Veterinary Dentistry \'93, Auburn University, Sept 30 - Oct 3,
1993: 113-5.

9. Fahrenkrug P. Equine: oral and dental instrumentation. Abstracts of
presentationsVeterinaryDentistry\'89, Dec7-10, 1989: 101-2.

10. Fahrenkrug P. \'Equine dentistry: What do we need in the future - an in-
iative for better freatment and new methods\'. Proceedings 111.
European Congress of Veterinary Dentistry. Amsterdam, RAl-
Voorjaarsdagen Congres. April 23, 1994.

11. Foreest AW van. Periapicale aandoeningen. Tijdschr Diergeneeskd
1997; 666-9.

12. Foreest AW van. Endodontische Möglichkeiten in der Zahnheilkunde.
Weiterbildungsprogramm Pferdekrankheiten der Vet Med Facultätcn
der Universitäten Bern und Zürich, Kurs nr 7,23/24 Januar 1997.

13. Haack D, Korbner F, Hertsch B. Zahnkaries und Zahnfrakturen der
Oberkieferbackenzähne beim Pferd. Der Praktische Tierarzt 1987; 5:
59-65.

14. Lane JG. Equine dental surgery. In: A colour atlas of veterinary den-
tistry & oral surgery. Kertesz P , ed. 1st edition, London, Wolfe
Publishing, 1993; 199-214.

15. Mueller PO Eric. Equine dental disorders: Cause, diagnosis, and treat-
ment. The Compendium North American Edition, Continuing educa-
tion article, sept 1991; Vol. 13, No. 9: 1451 -61.

16. Orsini PG. Oral cavity. Chapter 29 in : Equine surgery (ed.Auer)
Philadelphia, WB Saunders Company 1992: 296-305.

17. Prichard MA. Hackett RP, and Erb HN. Longterm outcome of tooth re-
pulsion in horses. Vet Surg 1992; 21 (2): 145-9. Abstract in J Vet Dent
Vol9no2June 1992.

18. Riessen AW van, Reinders CL en Brons R. Glasionomeercement als
retrograde vulling bij apexresecties. Ned Tijdschr Tandheelk 97
(1990) juli pp 301-3.

19. Saidla JE. Equine endodontics root canal therapy in horses Abstracts
of presentations Veterinary Dentistry \'93, Auburn University, Sept 30
-Oct 3, 1993,suppl.

20. Schramme MC, Buston RJ, Robinson JGA, Piatt D, and May SA.
Endodontic therapy for the treatment of tooth root abscessation in the
horse - Early results. Proceedings ECSV - Fourth Annual Scienitfic
Meeting, June 30 - July 2, 1995, Constance, Germany.

21. Stulzer P. Equine diseases: Diagnosis - Therapy - Prophylaxis.
Proceedings 111. European Congress of Veterinary Dentistry,

-ocr page 339-

Amsterdam, RAl-Vooijaarsdagen Congres, April 23, 1994.

22. Thiebaud G. Zahnerkrankungen beim Pferd. Vorlesung Spez.
Chirugie, Vet-Chir. Klinik der Universität Zürich, 1992: 1-30.

23. Velden MA van der. Tandheelkunde bij paarden. Proceedings
Symposium DSK: Tandheelkunde in de Diergeneeskunde, Utrecht,
1992: 19-24.

24. Velden MA van der. Tandheelkunde bij het paard. Symposium Groep
Paardenpractici KNMvD, April 1993: 1-4.

25. Velden MA van der. Basale tandheelkunde paard / Syllabus
Heelkunde der Grote Huisdieren: Gebitsafwijkingen. PAOD-Cursus

li -TiTitfltilr-ilatrl

25 november 1993.

26. Waal 1 van der en Kwast WAM van der. Pulpa-afwijkingen, het peria-
picale granuloom en focale infectie In: Pathologie van de mondholte.
Bohn, Scheltema & Holkema 1981:93-106. Alphen aan den
Rijn/Brussel 1984.

27. Zetner K. Equine apicoectomy. Abstracts of presentations Veterinary
Dentistry \'89, Dec 7-10, 1989; 104-5.

28. Zwart SF en Werf FR v.d. Apexresectie aan molaren. Scriptie nr. 3.
Kliniek voor mondziekten en kaakchirurgie. Universiteit Groningen,
1980: 46.

IMMUNOHISTOCHEMICAL METHOD FOR DETECTING LESIONS IN THE
PROSTATE GLAND OF BULLS TREATED WITH DIETHYLSTILBESTROLDI-
PROPRIONATE.

Referateo

J. Weyman, P. Zwart, J.G. Vos, S. Ramaekers. The Veteri-
nary Record 1996; 139: 515-9.

Het gebruik van oestrogene stoffen bij het vetmesten van
stieren kan worden gedetecteerd bij het slachten door middel
van histologisch onderzoek van de prostaat. Bij ingespoten
dieren ontstaat dan een hyperplasie en metaplasie van de
basaalcellen. Androgene stoffen die of natuurlijk ontstaan
met het ouder worden, of die eveneens worden geïnjecteerd
ter neutralisatie, maken het beoordelen lastiger.
Schrijvers werkten met een immuno-histochemische tech-
niek, gericht op het aantonen van cytokeratine en eiwit dat in
vrijwel alle basaalcellen kan worden aangetoond. Hiervoor
werden monoclonale antilichamen gebruikt bekend onder de
naam van 34betaE12.

In een experiment waarbij 24 stierkalveren werden gebruikt
die op verschillende momenten na injectie van de oestrogene
stoffen werden gedood, bleek dat slechts bij twee dieren
geen uitspraak kon worden gedaan. Bij histologisch onder-
zoek (HE coupes) was de diagnose vijf maal verdacht en vier
maal negatief. Het betrof dan meestal oudere dieren waarbij
de injectie zes tot tien weken van tevoren had plaatsgehad.
De gebruikte techniek met monoclonale antilichamen kan
ook worden uitgevoerd op in formaline gefixeerd materiaal.
In de discussie wordt gesteld dat preparaten van polyclonale
antilichamen gericht tegen cytokeratine minder goed bruik-
baar zijn als gevolg van een sterke achtergrondkleuring.

J.P. W.M. Akkermans

GENETISCHE AFWIJKINGEN BIJ DE HOND (CANIS FAMILIARISJ EN HUN
MOLECULAIR GENETISCHE EN BIOCHEMISCHE KARAKTERISATIE.

LJ. Peel man, A. van Zeveren, F. Coopman en Y. Bouquet. VI
Diergeneeskd Tijdschr 1996; 65:242-52.

Het betreft een literatuurstudie over afwijkingen en ziekten die
veroorzaakt of mede veroorzaakt worden door veranderingen
in de genen. Hierdoor worden of geen of minder of afwijkende
enzymen en eiwitten gevormd waardoor allerlei stoornissen
kunnen ontstaan. De meeste veranderingen worden autoso-
maal vererfd, enkele via de geslachtschromosomen.
Gewezen wordt op het belang van stamboomonderzoek. De
genetische afwijkingen worden door schrijvers besproken aan
de hand van drie mbrieken:

a. Ziekten waarvan de afwijkende moleculaire structuur van
het betreffende gen bekend is. De diagnose is mogelijk door
middel van laboratoriumonderzoek waarbij gebmik ge-
maakt wordt van PCR (polymerase chain reaction) gevolgd
door analyse van het aldus vermeerderde DNA met restric-
tie-enzymen en electroforese in een agarosegel. Dit is onder
meer mogelijk bij Fucosidosis, Haemofilie B, Musculaire
dystrofie, Pynivaatkinase deficiëntie en andere.

b. Ziekten waarvan de lokalisatie op het gen bekend is maar
waarvan nog geen diagnostische test bekend is. Hieronder
vallen Albinisme, Canine leucocytenadhaesie deficiëntie
(CLAD), Factor X, XI en XII deficiëntie (bloedstolling),
von Willebrands disease en andere.

c. Ziekten mede ontstaan door afSvijkingen in de genen maar
welke afwijkingen nog niet gelokaliseerd zijn. Genoemd
worden Aortastenosis, Atriumseptum defecten, Crytor-
chidie, Urinezuur excretie en andere.

Bij de bespreking van de aandoeningen wordt ingegaan op de
klinische verschijnselen, de raspredispositie, de diagnostiek, de
manier van vererving en indien uitvoerbaar ook de behande-
ling. Verwacht mag worden dat voor de aandoeningen onder-
gebracht in groep b binnen niet al te lang tijd ook moleculair
biologische tests aanwezig zullen zijn.

J.P.W.M. Akkermans

-ocr page 340-

MEER DAN 1 MILJOEN VQEDSELINFECTIES PER JAAR

\'FOUTEN\' IN HUISHOUDEN OORZAAK IN HELFT VAN
GEVALLEN

Berichten eo verslagen

Producenten en winkeliers volgen
strikte procedures om veilige produc-
ten aan te bieden aan de consument. In
veel branches worden hiervoor door de
overheid goedgekeurde hygiëne- en
kwaliteitscodes toegepast, zoals de
GVP-code voor de dierenarts. Om het
aantal voedselinfecties terug te drin-
gen heeft de consument echter zelf ook
een grote verantwoordelijkheid. Onge-
veer 50% van de besmettingen vindt
namelijk in huiselijke kring plaats.
Op initiatief van de Inspectie Gezond-
heidsbescherming wordt een hygiëne-
code voor het huishouden ontwikkeld.
Eerst worden de gevaren en risico\'s
geanalyseerd (volgens HACCP-prin-
cipes) en daama worden praktische
aanbevelingen gedaan. De verwach-
ting is dat de consument hiennee zelf
het aantal voedselinfecties drastisch
kan doen afnemen.

Dit is de boodschap van het sympo-
sium \'Ongenode gasten aan tafel\' op 4
november 1997 in de Reehorst te Ede.
De organisatie was in handen van de
Nederlandse Vereniging van Diëtisten
(NVD), de Nederlandse Vereniging
voor Voedingsleer en Levensmid-
delentechnologie (NVVL), de Neder-
landse Vereniging voor Microbiologie
(NVVM) en het Voedingscentmm/
Stichting Voeding Nederland (VC/
SVN). In de zaal waren vooral diëtis-
ten, levensmiddelentechnologen en
huisartsen aanwezig. De laatsten kon-
den zelfs een PAO-aantekening krij-
gen. Van veterinaire zijde was de be-
langstelling gering: slechts een enkele
dierenarts toont interesse in de laatste
schakel in het \'stable to table\'-concept.

VÓÓRKOMEN VOEDSELINFEC-
TIES

Het symposium gaf een degelijk over-
zicht van de mogelijke pathogene or-
ganismen die een voedselinfectie kun-
nen veroorzaken en de verschijnselen
die daarbij kunnen optreden. Interes-
sant was in dat opzicht de bijdrage van
mevrouw drs. M.L. Verhulst, inter-
niste en verbonden aan het Acade-
misch Ziekenhuis Nijmegen. Zij ging
ook nader in op de therapeutische
(on)mogelijkheden. Het blijkt dat een
voedselinfectie zelden meer dan een
ondersteunende behandeling behoeft,
maar dat de complicaties emstig kun-
nen zijn.

Drs. M.A.S. de Wit (epidemioloog) en
dr. M.J.W. Sprenger (Rijksinstituut
voor Volkgezondheid en Milieu,
RIVM) toonden aan dat gastro-enteri-
tis als gevolg van voedselinfecties in
Nederland met jaarlijks 1,2 miljoen
gevallen in de top tien van de ziekte-
oorzaken staat. Slechts ongeveer 10%
van de mensen met gastro-enteritis-
klachten consulteert een huisarts. Bij
ongeveer 40% hiervan wordt nader
diagnostisch onderzoek aangevraagd.
Verder worden incidenten gemeld bij
de Inspecties voor Gezondheids-
bescherming (IGB)/Keuringsdiensten
van Waren (KvW) en Gemeenschap-
pelijke Gezondheidsdiensten (GGD):
in 1996 970 incidenten waar gemid-
deld drie personen bij betrokken waren
en 70 incidenten met gemiddeld tien
personen.

Voedselinfecties veroorzaken jaarlijks bij meer dan één miljoen Neder-
landers maagdarmklachten. Maar voedselinfecties kunnen ook blijvende ge-
zondheidsschade aanrichten: bloedvergiftiging, reumatische aandoeningen,
endocarditis, nierschade en zelfs sterfte. Kortom voedselinfecties vormen een
volksgezondheidsprobleem van de eerste orde.

Ongeveer 50% van de infecties vindt in huiselijke kring plaats. Reden
waarom op initiatief van de Inspectie Gezondheidsbescherming een hygiëne-
code voor de consument wordt ontwikkeld.

Is het grote aantal voedselinfecties een probleem van de dierenarts? Vanuit
een bepaald perspectief gezien w el. Overal in de productieketen van voedings-
middelen van dierlijke oorsprong duikt de dierenarts op als deskundig bewa-
ker van de volksgezondheid. Nu men de laatste schakel, te weten de consu-
ment, bewust gaat maken van hygiëne door middel van een grootse
campagne, dient de dierenarts daar op zijn minst kennis van te nemen.

Door Sophie Deleu

Om het vóórkomen van gastro-enteri-
tis te kunnen verminderen, moet men
de verwekkers kennen. Tot voor kort
kon men slechts in een derde van de
gevallen een verwekker isoleren. In
een momenteel lopend onderzoek bij
\'huisartsenpeilstations\' is het percen-
tage onbekende verwekkers temgge-
bracht naar 48%.

MOGELIJK ONVEILIGE LEVENS-
MIDDELEN

Dr. ir. A.W. van de Giessen (RIVM),
onder meer secretaris van de commis-
sie \'voedselpathogenen\' bij dc Ge-
zondheidsraad, maakt onderscheid
tussen \'veilige levensmiddelen\' (bij-
voorbeeld producten die een deconta-
minatiestap hebben ondergaan) en
\'mogelijk onveilige levensmiddelen\',
waartoe met name de rauwe producten
van dierlijke oorsprong worden gere-
kend.

Of besmetting van een levensmiddel
uiteindelijk leidt tot een voedselinfec-
tie, hangt van de mogelijkheden voor
de pathogenen voor overleving en ver-
menigvuldiging. In veel gevallen zijn
de infecties te wijten aan \'fouten\' bij
de consument, zoals onvoldoende koe-
ling, onvoldoende verhitting en slechte
keukenhygiëne. Maar ook elke intro-
ductie van een nieuwe bereidings-
wijze, eetgewoonte of product vormt
een risico.

Aan de Landbouwuniversiteit Wage-
ningen (LUW) wordt onderzoek ver-
richt naar het vóórkomen ziektever-
wekkers en naar het gedrag van deze

-ocr page 341-

kiemen in gebruiksvoorwerpen (vaat-
doekjes, afwaskwasten) en op opper-
vlakten (aanrecht). Een onderzoek van
R.R. Beumer (universitair docent
LUW) toont aan dat veel consumenten
onhygiënisch te werk gaan in het eigen
huishouden en de verschijnselen van
voedselvergiftiging niet zo erg vinden.

Het is met de huidige productiemetho-
den onmogelijk om grondstoffen en
producten vrij van (pathogene) micro-
organismen af te leveren. De micro-
biële gevaren in de levensmiddelenin-
dustrie zijn echter veelal onderkend en
kunnen beheerst worden. Het is der-
halve van groot belang dat zowel de
professionele voedselbereider, als de
consument voortdurend onderwezen
worden op dit vlak. Liefst op creatieve
wijze. Zo stelde Beumer voor om
\'voedselvergiftigingen\' regelmatig op
te nemen in scripts van soapseries.
Verder moeten grootwinkelbedrijven
voorzichtig zijn met het bedingen van
lange houdbaarheidstermijnen bij de
levensmiddelenindustrie: tegen het
einde van deze termijnen kunnen de
aantallen (pathogene) micro-organis-
men gevaarlijk groot zijn.

HYGIËNECODE VOOR HET HUIS-
HOUDEN

Op initiatief van de Inspectie Ge-
zondheidsbescherming wordt een hy-
giënecode voor de consument ontwik-
keld. Als alles naar wens verloopt
wordt deze code begin 1999 gelan-
ceerd in de Nederlandse huishoudens,
zo vertelde mevrouw ir. F. de Vries-
Pels van het Voedingscentrum. Tot nu
toe zijn de ministeries van Volks-
gezondheid, Welzijn en Sport (VWS);
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV); Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieuhygiëne (VROM)
en de Nederlandse Vereniging van
Zeepfabricanten betrokken bij de fi-
nanciering. De ontwikkeling van de
code omhelst een HACCP-benadering
van het huishouden: een systematische
inventarisatie van de gezondheidsge-
varen, focussen op reële problemen,
een pro-actieve benadering en prakti-
sche maatregelen treffen om de ge-
zondheidsgevaren te beperken. De
huishouding is een samenhangend ge-
heel aan activiteiten, dus voedselvei-
ligheid mag niet geïsoleerd benaderd
worden.

De te verwachten problemen met het
implementeren van de hygiënecode
zijn dat scholing op het gebied van
huishouding nagenoeg ontbreekt in het
Nederlandse onderwijssysteem (sinds
het verdwijnen van de huishoud-
school) en dat de consument moeilijk
verplicht kan worden gesteld de code
na te leven.

Volgens J.T. Jansen van de Inspectie
Gezondheidsbescherming, die de rol
van de overheid schetste, houdt de in-
ternationale gemeenschap zich in toe-
nemende mate intensief bezig met de
veiligheid van eten en drinken. De dis-
cussie spitst zich toe op de methoden
waarmee de omvang van de risico\'s
moeten worden vastgesteld. Men ge-
bruikt daarbij termen als \'risk assess-
ment\' (RA = risicobepaling), \'risk ma-
nagement\' en \'risk communication\'.
Het moeilijkst is de dose-respons rela-
tie: hoeveel bacteriën veroorzaken
ziekte? Welk beschermingsniveau de
overheid nastreeft, is niet aan de we-
tenschap, maar aan de politiek. Deze
moet kwantitatieve streefdoelen, ofte-
wel food safety objectives, vaststellen.
Binnenkort kunnen dan wettelijke nor-
men worden vastgelegd of het vereiste
veiligheidsniveau in de HACCP-bena-
dering kan worden bepaald.

BEHEERSSYSTEEM AZM
Het succes van HACCP hangt af van
de mensen die ermee werken, zo stelde
diëtiste M. Derix van het academisch
ziekenhuis Maastricht (azM). Ze werkt
als contactpersoon Keukendiëtetiek en
heeft het voedselveiligheidsbeheers-
systeem (gecertificeerd door TNO) in
het azM mede opgezet. Derix legde uit
dat de diëtist prima een schakelfunctie
kan vervullen tussen keuken, afdeling
en patiënt.

Bij de invoering van een HACCP zijn
meestal vele disciplines betrokken.
Het succes van het beheerssysteem
wordt bepaald door 1) informatiever-
strekking, 2) meten en controleren en
3) de mate waarin de kwaliteitsge-
dachte in de gehele organisatie leeft. In
een ziekenhuis heeft gelukkig elke
groep wel een eigen kwaliteitssys-
teem. Derix vertelde dat het systeem
voor voedselveiligheid dan ook be-
trekkelijk gemakkelijk geïntroduceerd
kon worden, maar dat de moeilijkhe-
den zaten in het motiveren op langere
termijn. Een certificaat behouden is
kennelijk nog lastiger dan er één beha-
len.

Een belangrijke voorwaarde voor een
goed draaiend systeem is duidelijke af-
spraken over verantwoordelijkheden.
Verder is er in het azM een keuze ge-
maakt voor zo min mogelijk kritische
producten in het assortiment. Met an-
dere woorden: maak het jezelf niet on-
nodig moeilijk.

De grootste bottleneck voor de voed-
selveiligheid in het ziekenhuis wordt
gevormd door de meegebrachte voe-
dingswaren van patiënten zelf De
kwaliteit hiervan is zeer variabel. Het
team van Derix acht zich niet verant-
woordelijk voor de veiligheid van
meegebrachte etenswaren. Incidenten
worden worden echter wel het zieken-
huis aangerekend.

Geadviseerd wordt deze meegebrachte
voedingswaren niet langer dan 24 uur
te bewaren. Het is voor het personeel
van de afdelingen een hele toer om dit
advies op te volgen.

BESTRALING VLEES
Het symposium werd afgesloten met
een forumdiscussie (onder leiding van
Felix Meurders). Natuurlijk kwam we-
derom aan de orde dat het eigenlijk
wenselijk zou zijn ook bij vlees een de-
contaminatiestap in te voeren, bijvoor-
beeld bestraling. Dit geeft helaas tot nu
toe onoverkomenlijke problemen bij
de afzet van producten. De consument
stelt het niet op prijs. Bovendien, zo
stelde de Consumentenbond, ontneemt
bestraling de sector de verantwoorde-
lijkheid voor de veiligheid van het pro-
duct.

Ook de discussie over het bestralen
van vlees voor bepaalde bevolkings-
groepen, de zogenaamde YOPI\'s (the
Young, Old, Pregnant and Immuno-
compromised) komt telkens terug.
Men is er nog niet uit: andersom gere-
deneerd stel je namelijk de \'gezonde
mensen\' bloot aan een groter risico
dan de YOPI\'s. Of zoals iemand in de
zaal het verwoordde: \'Je wilt toch geen
speciale schappen in de supermarkt
voor de seropositieven en Aids-patiën-
ten!\'

Een oplossing zou zijn dat op de labels
van producten ofwel de risico\'s ver-
meld staan - \'Deze kip kan besmet zijn
met salmonella\' - ofwel een duidelijke
instructie gegeven wordt voor de be-
reiding van het product.

-ocr page 342-

BARBIERTURATEN QF-
WEL DE REM-SLAAP
VAN EEN VDU-ÜUDLID

\'Ha. gelukkig het is december,
nog maar 12 nachtjes slapen
voordat ik op de oudledendag van
het Veterinair Dispuut Unitas
echt onder zeil kan gaan, nee,
geen roesje, dit is wel andere
koek. Mijn oudleden vriendjes
zijn gebeld dus ik hoef niet bang
te zijn als enige van mijn jaar op
Unitas s.r. te staan. Ik heb mij
netjes op tijd aangemeld, mijn
diensten zijn geruild, ook voor de
zondag. Ik zal die brave studenten
van tegenwoordig eens laten zien
hoe het in mijn tijd eraan toeging.
Ik hoop dat de lustrumcommissie
een piano heeft geregeld om die
eens even lekker a-tonaal op het
Lucas Bolwerk te laten ketsen.
Zal het S B. nog steeds hang zijn
voor veterinairen\'.\'
Tring, tring.
\'Tering dat is waar, ik heb dienst,
straks maar weer verder dromen
over het VDU-lustrum.\'

Terwijl u de sectio doet, zetten
wij nog even de feiten op een rij-
tje. Immers, als student heb je
daar alle tijd voor.
Donderdag vanaf 19.00 uur; re-
ceptie en Groot feest op Unitas
s.r.. Zaterdag 8.00 uur verzamelen
op Unitas s.r. voor ontbijt en ver-
volgens oudledendag (schoen-
maat opgegeven en betaald?), \'s
Avonds Bourgondische maaltijd
en \'traditionele-derde-donderdag-
van-de-maand-borrel-op-zater-
dag\' borrel. Met mogelijkheid tot
aankoop van artikelen uit het lus-
trumwinkeltje en het aanbieden
van fusten bier. Ons rekening-
nummer is 699459834 ter attentie
van M. Bleeker en voor informa-
tie bellen met Aijan Schuttert
(030-2520693) en/of Anne-Marie
Groenveld (030-2732388). Mis-
schien tot op de receptie, of anders
in ieder geval tot de oudledendag.

\' noot lustrumcommissie: Ja.

De Redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde heeft van mevrouw
Immink onderstaande mededeling ont-
vangen.

De Stichting Buitenlandse Asielen, in
samenwerking met de Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van Die-
ren, vraagt op verzoek van \'Dog Res-
cue Center\' project-coördinator C.M.
van Urk, dierenartsen die wat van de
wereld willen zien.

Bovendien een schat aan ervaring kun-
nen opdoen door massasterilisatie en
vaccinatiecampagnes.
De standplaats is Koh Samui een ei-
land in Thailand. Ook de eilanden

Voeding voor zeugen in relatie to
welzijn is in het Varkensbesluit nie
duidelijk omschreven. Om deze on
duidelijkheid weg te nemen, in samen
werking met het Proefstation Var
kenshouderij, wordt door de werk
groep welzijnsverantwoorde voeding
ontwikkeld. Beoogd doel is een breed
pakket van mogelijke voeders samen

Op 10 en II februari 1998 organiseert
de PHLO een cursus \'Vruchtbaarheid
en voortplanting van het varken\' in
Wageningen. Doel van de cursus is het
overdragen van kennis en het bijbren-
gen van inzicht in recente ontwikkelin-
gen op het terrein van de vruchtbaar-
heid en voortplanting van het varken.
De cursus is in hoofdzaak bedoeld voor

Phan-gan en Phuket worden bezocht
om de zwerfdieren te helpen.

U wordt gratis accommodatie en eten
plus zakgeld geboden en eventueel ver-
goeding van een vliegticket (alleen bij
langer verblijf, minimaal drie maan-
den).

STICHTING BUITENLANDSE ASIELEN

Wilt u meehelpen te voorkomen van
een wrede slachting van deze hulpe-
loze dieren, neem dan contact op met:
Debbie Jaarsma, Floris Heermalenstraat
10, 3514 VW te Utrecht, of met Danny
van Urk, telefoon: 00-66-1-970 8464 of
fax: 00-66-77-422 200 in Koh Samui.

INVULLING RUWVOER-PARAGRAAF
UIT VARKENSBESLUIT

Het Productschap Veevoeder heeft samen met de branche-organisatie FOOM
een werkgroep in het leven geroepen om op zeer korte termijn te komen tot een
voorstel voor de invulling van de ruwvoer-paragraaf uit het Varkensbesluit.

te stellen, van ruwvoer tot aangepast
mengvoeder.

De werkgroep zal het resultaat in ieder
geval voor 1 januari 1998 in de vorm
van een voorlopige lijst van bruikbare
middelen beschikbaar hebben. De
werkwijze is met het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
afgestemd.

VRUCHTBAARHEID EN VOORTPLANTING
VAN HET VARKEN

afgestudeerden (wo- en hbo-niveau)
die werkzaam zijn in onderzoek, on-
derwijs, voorlichting (overheid en be-
drijfsleven) of veterinaire praktijk.
Er kunnen maximaal 30 personen aan
deze cursus deelnemen. De kosten be-
dragen ƒ 1250,-. De cursusleiding is in
handen van dr. ir. B. Kemp (LUW-
WIAS) en dr. ir. T. van der Lende
(LUW-WIAS). De inschrijftermijn
van deze cursus eindigt op
12 januari
1998. Inschrijven bij: Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen,
telefoon: 0317-484093/484092, fax:
0317-426547.

-ocr page 343-

Van 14 tot en met 18 maart 1998 zal in
Chicago de 64^ Annual Meeting &
Spring Management Conference van
de American Animal Hospital Asso-
ciation worden gehouden.
Op 14 en 15 maart vindt de Mana-
gement Conference plaats, waarbij in
diverse parallelsessies facetten van
praktijkmanagement belicht worden.

zoals communicatie, motivatie van
personeel en marketing. Het zeer uit-
gebreide wetenschappelijke program-
ma duurt van 15 tot en met 18 maart.
Dit programma biedt een scala van na-
scholingsmogelijkheden in de vorm
van lezingen, interactieve sessies en
seminars, alsmede een omvangrijke
trade exhibition.

De heer Sluyters van Aesculaap is
gaame bereid nadere inlichtingen te
verschaffen en aan belangstellenden
een programmaboek toe te sturen. De
heer Sluyters is te bereiken op tele-
foonnummer: 0411-675915, of per
fax:0411-686050.

Prof. dr. J.E. Gajentaan

AAHA ANNUAL MEETING IN CHICAGO

MS ANTI-VRIES VOOR ONTSMETTINGSMIDDELEN

In de winterperiode ontstaan door het
koude weer problemen met betrekking
tot het ontsmetten van wagens en ma-
terialen aan de buitenzijde van het be-
drijf In het kader van de, in het alge-
meen, verscherpte hygiënerichtlijnen
en de varkenspestmalaise is het uiter-
aard wenselijk ook onder winterse om-
standigheden geen problemen te heb-
ben met bevroren of inactief geworden
ontsmettingsmiddelen.
Om dit probleem op te lossen levert
Schippers het product MS Anti-vries.
Dit product is een speciaal mengsel
van vriespuntverlagende componen-
ten. MS Anti-vries is zodanig ontwik-
keld dat het de werking van ontsmet-
tingsmiddelen niet aantast. Het pro-
duct moet worden gemengd met de ge-
bmiksconcentratie van het ontsmet-
tingsmiddel. Afhankelijk van de ge-
bmikte concentratie ontstaat er een
vriespuntdaling tot min 25 graden
Celcius.

Meer informatie: Schippers Bladel
BV, telefoon: 0497-382017, fax: 0497-
382096.

HONDEN EN KATTEN IN BENELUX ZWAARGEWICHTEN
VAN EUROPA

Maar liefst 14% van de honden in de
Benelux leidt aan ernstig overgewicht
(dat wil zeggen 25% boven het nor-
male gewicht) en de meerderheid van
hen is minder dan één uur per dag in de
buitenlucht. Mollige katten evenaren
bijna de honden: 13% heeft een ernstig
overgewicht. Ze krijgen regelmatig
extraatjes zoals koekjes, tonijn en
kaas. De meesten worden de hele dag
binnengehouden.

24% Van de honden en 15% van de
katten zijn 10-25% te zwaar. 19% Van
de honden en 34% van de katten zijn
tot 10% te zwaar.

58% Van de katten- en 47% van de
hondeneigenaren zijn vrouw.
Deze opmerkelijke cijfers zijn het re-
sultaat van een enquête over zwaarlij-
vigheid bij huisdieren, uitgevoerd door
Hill\'s Pet Nutrition. Dit jaar waren
1500 honden en katten betrokken bij
het onderzoek.

Britse honden zijn nog altijd de dikste
van Europa: 69% is te zwaar. De
Scan-
dinavische honden en katten hebben
hun gewicht het best onder controle. In
Denemarken is slechts 7% veel te
zwaar en in Zweden 3%. Italiaanse
honden zijn weliswaar niet meer de
slankste van Europa, maar ze weten
goed om te gaan met snoepbuien.
Slechts 7% is veel te zwaar en 60% is
minstens 1 a 2 uur in de buitenlucht.

\'Het lijkt erop dat veel eigenaren hun
huisdier nog steeds te grote porties
voedsel geven en niet de beste kwali-
teitsvoeding\', aldus Erwin Oortman,
general manager van Hill\'s Pet
Nutrition Benelux. \'Bovendienoverla-
den ze hen met verwennerijtjes\'.
Het probleem wordt groter doordat
veel gezelschapsdieren onvoldoende
beweging krijgen. Het is begrijpelijk
dat tijdgebrek hierin een rol speelt,
maar het is heel belangrijk om honden
(en in mindere mate katten) dagelijks
in de buitenlucht te brengen.

De huisdieren in de Benelux zijn door de mand gevallen: als grootste liefheb-
bers van snacks zijn ze hard op weg de zwaargewichten van Europa te worden.
Van de katten is 62% te zwaar en bij de honden kampt 57% met overgewicht.

Zwaarlijvigheid is een groot probleem
omdat het kan leiden tot \'humeurig-
heid\', artritis en hartklachten. De beste
oplossing is gezonde voeding en meer
beweging.

Hill\'s organiseert elk jaar een afslank-
wedstrijd voor honden en katten, het-
geen een extra impuls kan zijn om een
dier op dieet te zetten in samenwerking
met de dierenarts. De finale van de
Hill\'s afslankwedstrijd 1997 heeft op
11 november in Artis plaatsgevonden.

-ocr page 344-

DESINFECTIE
\'KUSSEN\'

AgriProm komt met een lichte en
eenvoudig schoon te maken des-
infectiemat voor bedrijfsingan-
gen, bezoekers en verkeer. De mat
laat zich het best omschrijven met
\'kussen\'. In het omhulsel van ge-
weven kunststof zit een absorbe-
rende schuimlaag van 4 cm. De
kussens zijn in verschillende ma-
ten verkrijgbaar. De extra dikke
uitvoering (8 cm) is ook aan el-
kaar te koppelen en geschikt voor
ontsmetting van autobanden.

Koor inlichtingen: AgriProm BV
Ommen. tel. 0529-455320 en fax
0529-455315.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD
zijn de banden voor het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
1997 voorra-
dig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclu-
sief
17,5% BTW en verzendkosten).
Onderstaand tref^ u een overzicht aan
van de banden die eveneens nog voor-
radig zijn, met daarbij behorend kos-
tenoverzicht.

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989,1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw be-
stelling krijgt u een nota met accept-
giro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling: 030 - 2511787.

m

De Pedigree en Whiskas Concentration
ln.stant Diets
bevorderen het herstel
door tegemoet te komen aan de ver-
hoogde behoeften gedurende metabole
stress en door optimalisering van de
peri-operatieve toestand. De energie-
rijke, lichtverteerbare recepUiur is ver-
rijkt met glumatine, arginine, zink en
wateroplosbare vitaminen voor een
snelle genezing en goede immunologi-
sche ftinctie. De toevoeging van een
pre-bioticum (fructo-oligosachariden)
zorgt voor een gezonde darmflora en
daarmee voor een goede gastro-intesti-
nale functie. Door de uitstekende accep-
tatie wordt de vrijwillige opname bevor-
derd, wat de overgang naar zelfstandig
eten vergemakkelijkt.
De Concentration Instant Diëten zijn
zeer goed oplosbaar als vloeibare voe-

Buscopan compositum wordt ingezet
voor de indicaties koliek, diarree en
spijsverteringsstoomissen bij paard,
rund, varken en hond. De nieuwe pre-
.sentatie is alleen geregistreerd voor in-
tramusculaire toediening (met de kana-
lisatiestatus UDA) en bijvoorbeeld

Cam View brengt draadloze, PTT-goed-
gekeurde videosystemen op de markt. Er
zijn camera\'s kleiner dan een pak koffie
tot geavanceerde systemen voor het over-
bmggen van afstanden tot enkele kilome-
ters. In dierenartsenpraktijken is het soms
nodig geopereerde dieren intensief te ob-
serveren. Hiervoor kan het draadloze vi-
ding en door de homogene stmctuur ook
makkelijk toe te dienen per sonde (vanaf
diameter 2 mm). Omdat de voedingsbe-
hoefte van hond en kat verschilt, is er
voor beide diersoorten een eigen recep-
tuur.

De Pedigree en Whiskas Electrolyte
Instant Fluid
is een smakelijke, effec-
tieve glucose-elektrolytendrank in poe-
dervorm, die zorgt voor een snel herstel
van de elektrolytenbalans en een goede
rehydratie. Door de speciale samenstel-
ling is dit product bijzonder geschikt als
ondersteunende behandeling bij patiën-
ten met bijvoorbeeld acute maag-darm-
klachten (diarree, braken) en in peri-
operatieve situaties. De uitstekende
smaak bevordert bovendien een goede
opname door zowel hond als kat.

BUSCOPAN CDMPDSITUM I.M.
DEFINITIEVE UDA REGISTRATIE

Boehringer Ingelheim introduceert Buscopan compositum i.m. voor rund,
varken en hond. Uiteraard blijft het Buscopan compositum (ook intraveneus)
in een UDD-presentatie leverbaar.

zeer geschikt voor toepassing bij diar-
ree bij kalveren.

Voor meer informatie:
Boehringer Ingelheim Vetmedica,
telefoon: 072-5662411 of fax: 072-
5643213.

DRAADLOZE MINI-CAMERA

deosysteem nuttig zijn. De beperkingen
die de bekabeling normaal gesproken op-
leggen, behoren nu tot het verleden.

Voor uitgebreide informatie over de
CamView videosystemen: J.B.F. Vos,
telefoon: 053-4334602 en fax: 053-
4360760.

PEDIGREE EN WHISKAS INSTANT DIETS

\\ anaf begin november 1997 is het Pedigree en Whiskas dieetassortiment uit-
gebreid met een drietal Instant Diëten. Deze uitgebalanceerde vloeibare voe-
dingen zijn bijzonder geschikt voor nutritionele ondersteuning van patiënten
in kritieke situaties, zoals bijvoorbeeld na ernstig trauma, chirurgische ingre-
pen, langdurige anorexie en aandoeningen in het mond- en keelgebied. De
Instant Diëten worden als poeder geleverd in handige portieverpakking. Ze
zijn eenvoudig op te lossen en zowel te gebruiken als vloeibare voeding als
voor sondevoeding.

-ocr page 345-

Lehrbuch für Tierärzte und Stu-
dierende. druk. ISBN 3-87706-425-
6.

Het eerste gedeelte van de atlas be-
schrijft de topografische anatomie ver-
deeld over 11 hoofdstukken en wordt
gevolgd door een gedeelte waarin de
myologie, de lymfatologie en de kop-
zenuwen in tabelvorm worden gepre-
senteerd. Het derde gedeelte omvat de
algemene anatomie van bot en boton-
wikkeling, gewrichten, spierweefsel,
zenuwweefsel, endocrien systeem,
bloedsomloop, lymfesysteem en se-
reuze vliezen tot op microscopisch-
anatomisch niveau. Het volgende ge-
deelte behandelt röntgen- en echo-
technieken en als laatste wordt een
overzicht gegeven van de klinisch-
functionele anatomie.
In het eerste gedeelte wordt de topo-
grafische anatomie zeer compleet be-
schreven door het lichaam op te delen
in duidelijk aangegeven topografische
gebieden. Elke geschreven bladzijde
wordt geflankeerd door een bladzijde
getekende illustraties van hoge kwali-
teit. Opgemerkt moet worden dat de il-
lustraties voorkomen in twee verschil-
lende stijlen, wat ondanks het in-
kleuren van de originele pentekenin-
gen een enkele keer een onrustig beeld
geeft. Verscheidene hoofdstukken be-
ginnen met een gekaderd gedeelte
welke een prepareerhandleiding bevat
om de geïllustreerde afbeeldingen te
verkrijgen. Voor sommige tekstge-
deelten staan nummers die de lezer at-
tent maken op de klinische opmerkin-
gen beschreven in het laatste gedeelte
van de atlas. Naast de Duitse termino-
logie wordt ook de officiële Latijnse
benaming vermeld, waardoor de tekst
goed te begrijpen is. Vakjargon wordt
uitgelegd in een toegevoegde verkla-
rende woordenlijst.
Het tweede gedeelte geeft in tabel-
vorm een goed overzicht van de myo-
logie waarin origo en insertie, innerva-
tie, functie en bijzonderheden van de
verschillende spieren groepsgewijs
uiteengezet worden. De studeerbaar-
heid van deze tabel is matig omdat in-
zicht in het functioneren van het bewe-
gingsapparaat op deze wijze niet
verkregen wordt. Als opzoeksysteem
werkt het echter zeer goed. De lymfa-
tologie wordt beschreven met de lym-
feknoop als uitgangspunt. Ligging,
drainagegebied, afvoer en bijzonder-
heden worden aangevuld met een ver-
wijzing naar de beschrijving en illus-
tratie in de atlas. De kopzenuwen
worden niet alleen in tabelvorm maar
ook in schema weergegeven.
Voor het derde gedeelte waarin de
meer algemene anatomie wordt be-
schreven geldt eigenlijk hetzelfde als
beschreven voor het eerste gedeelte.
De tekst wordt ondersteund door de-
zelfde fraaie illustraties.

•I ■ ft

iliffitriiriiTriiÉiiftiiMiitf

ATLAS DER ANATOMIE DES HUNDES

Het vierde gedeelte behandelt de
grondslagen van de röntgen- en echo-
diagnostiek. De basisprincipes worden
tot in redelijk detail beschreven. De
tekst wordt begeleid door veel afbeel-
dingen. Dit deel is een aardig stuk dat
met name de diergeneeskunde-student
helpt de stap van de topografische ana-
tomie naar de klinische diagnostiek te
maken.

Het laatste deel behandelt de klinisch-
functionele anatomie. Dit gedeelte
geeft veel achtergrondinformatie over
met name het klinisch belang van de
anatomische structuren. Tekstgedeelte
nummering slaat terug op de pagina\'s
waar de betreffende structuren topo-
grafisch worden beschreven.

Deze nieuwe druk van de \'Atlas der
Anatomie des Hundes\' heeft als subti-
tel \'Lehrbuch für Tierärzte und Stu-
dierende\'. Van de studenten dierge-
neeskunde in Utrecht wordt echter niet
verwacht dat ze de anatomie van de
hond zo uitgebreid bestuderen als dat
deze aangeboden wordt in deze atlas.
Als naslagwerk is de atlas wel zeer
waardevol, ook voor de dierenarts die
de atlas kan gebruiken indien er zich
een anatomisch probleem voordoet
maar ook bij de voorbereiding van de
chirurgie, de röntgen- en de echodia-
gnostiek.

Mevr. drs. E.G. Dingboom en dhr. W.
Kersten, Vakgroep Functionele Mor-
fologie, Afdeling Anatomie, Faculteit
der Diergeneeskunde.

B. Blans, S. Lijmbach. 1996, 84 blad-
zijden. Prijs: f 25,-. ISBN 90 232
31880.

De verhandelingen die in dit boek zijn
samengebracht, zijn bedoeld om de le-
zer een idee te geven van wat Hei-
degger te zeggen heeft over de wereld-
armoede van dieren. Er wordt in-
gegaan op de oorsprong van Hei-
deggers gedachten over dieren en de
belangrijkste implicaties van deze ge-
dachten. Ook wordt er kritisch gewe-
zen op de begrenzingen die aan
Heideggers beschouwingen inherent
verbonden zijn. Wat Heidegger over
dieren te zeggen heeft, blijkt van be-
lang voor iedereen die zich met wijs-
gerige en morele problemen wat be-
treft de omgang van dieren bezig-
houdt.

C. Lenten

HEIDEGGER EN DE WERELD
VAN HET DIER.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een 3,5
inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde re-
turns te geven.

-ocr page 346-

Er wordt een overzicht gegeven van de
problemen die verband hielden met de
oprichting, de organisatie en het laten
functioneren van de militair-veteri-
naire dienst in het voormalige Neder-
lands Oost-lndië.

Een en ander beslaat de periode 1814-
1950.

Voorts wordt ingegaan op het dieren-
bestand, de ziektekundige problemen
die verband hielden met uitbraken van
malleus, de controle van osteomalacie
vooral bij ingevoerde Australische
paarden en de wetenschappelijke acti-
viteiten van het corps dierenartsen in
het leger.

DIENAREN VAN AECSULAAP EN MARS. DE MILITAIRE
DIERENARTS IN NEDERLANDS DOST-INDIË.

Duidelijk wordt dat zij hun plaats heb-
ben moeten bevechten. Lijsten met na-
men van de veterinairen, alsmede van
de acties waaraan zij deelnamen com-
pleteren het geheel. De literatuuropga-
ven zijn uitvoerig.

CHROMOSOMALE AFWIJKINGEN BIJ HET PAARD;

C.S.LM. Beumers, SR\\380\\95: 34pp.

Het blijkt dat bij het paard dezelfde
chromosomale afwijkingen kunnen
voorkomen als bij de mens. Deze af-
wijkingen kunnen zowel structureel
zijn (translocaties, inversies, deleties,
duplicaties) als numeriek. Dit laatste
wordt meestal gezien bij de geslachts-
chromosomen.

Op de technieken van onderzoek wordt
ingegaan. De chromosomenkaart wordt
meestal bestudeerd aan de hand van cel-
lijnen, gemaakt van lymfocyten. Deze
cellijnen worden onderworpen aan be-
paalde kleuringstechnieken, de zoge-
naamde banderingstechnieken, waar-
mee men binnen elke chromosoom
gebieden kan onderscheiden. Men kent
onder meer de Q-bandering (kleuring
met quinacrine), de G-bandering (kleu-
ring met Giemsa), de C-bandering (ver-
wijdering van een deel van het DNA
waarbij alleen het centromeer over-
blijft), etcetera.

Na een bespreking van het normale ka-
ryotype van het paard volgt een over-
zicht van in de literatuur beschreven
afwijkingen, die meestal betrekking
hebben op het X- of Y-chromosoom.
Dit geeft aanleiding tot een abnormale
morfogenese van de geslachtsorganen,
gepaard gaande met een afwijkend
sexueel gedrag, alsmede met infertili-
teitofsubfertiliteit.

Autosomale afwijkingen geven mees-
tal aanleiding tot vroeg-embryonale
sterfte.

Cytogenetisch onderzoek wordt aan-
bevolen bij subfertiele dieren, bij go-
nadale dysgenese, bij afwijkende ont-
wikkeling van het geslachtsapparaat
en bij congenitale afwijkingen.

RECLAME DOOR DE DIERENARTS.

M. Bouman.-!. SR 622/97: 46pp.

De scriptie heeft betrekking op midde-
len die gebruikt kunnen worden om de
werkzaamheden en de dienstverlening
van de individuele dierenarts te promo-
ten. In een algemeen gedeelte wordt
geschreven over de verschillen tussen
de begrippen marketing en reclame en
over hetgeen wel en wat niet is toege-
staan krachtens regelgevingen van de
Ereraad van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en de Stichting Reclame Code.
De uitgangspunten bij marketing zijn
de vier p\'s te weten product, plaats
(=locatie), promotie (naar de cliënt
toe) en prijs.

In een meer specieel gedeelte komen
punten aan de orde als het gebruik van
visitekaartjes, praktijkfolders, nieuws-
brieven, het inrichten van de wacht-
ruimte, checklistkaarten en andere. Dit
wordt interne marketing genoemd.
Exteme marketing betreft uiterlijk van
een naambord en praktijklogo, samen-
werkingsverbanden met anderen (niet
dierenartsen), mailings naar bewoners
in nieuwbouwwijken, adverteren en
dergelijke.

Geconcludeerd wordt dat er nog een
belangrijk \'grijs\' gebied is wat betreft
toelaatbaarheid van een en ander.
Voortdurende toetsing in noodzakelijk.
De Ereraad zou hierover duidelijker
moeten zijn door bijvoorbeeld stel-
lingsnames en uitspraken bij geschillen
te publiceren in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

OPROEP

Maandag 10 november is op mys-
terieuze wijze een dertien jaar
oude Franse Bulldog verdwenen
uit Barendrecht. Het is een wit
teeQe met zwarte vlekken.

Mocht u een dergelijk exemplaar,
van onduidelijke afkomst, in uw
praktijk tegenkomen, wees dan
alstublieft zo vriendelijk contact
op te nemen met de dierenbe-
scherming in Barendrecht, tele-
foon: 0180-622132 of met dieren-
artsenpraktijk Barendrecht, tele-
foon: 0180 - 618401.

-ocr page 347-

m

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursus-
sen. Opgave voor de genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod(^po-
box.mu.nl. Ons volledige cursusaan-
bod kunt u, naast onze brochure, vin-
den op intemet pagina: http://www.cc.
mu.nl/paod.

Al onze reguliere cursussen in decem-
ber zijn vol, slechts voor de extra cursus
BVD is nog plaats. Momenteel werken
wij hard aan onze Voorjaarsbrochure
1998. Naast een aantal herhalingen,
kunt u een reeks zeer interessante
nieuwe cursussen tegemoet zien. De
brochure zal u in de eerste week van ja-
nuari 1998 toegezonden worden.

Tevens treft u hiemaast een brief aan
van dr. P.H.A. Poll, waarvan de inhoud
voor zich spreekt.

Extra cursus bovine virus diarree,

17 december 1997, 13.30 - 17.00 uur.
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Deventer. Cursusprijs ƒ 150,-.

Deze cursus organiseert PAO-Dier-
geneeskunde in samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Het vrijwillige BVD bestrijdings- en
certificeringsprogramma gaat per 1 ja-
nuari 1998 officieel van start.
In deze cursus zal de inhoud van het
programma en alle praktische aspecten
toegelicht worden. Met name wordt
besproken hoe de aanpak op bedrijven
is, om te komen tot de BVD vimsvrije
status en hoe deze status onderhouden
dient te worden. Rekening houdend
met de laboratoriumcapaciteit (in ver-
band met BVD antigeen Elisa\'s) is be-
sloten om maximaal 1.000 tot 1.500
bedrijven deel te laten nemen aan het
programma. Indien er teveel belang-
stelling bestaat krijgen dierenartsen
die deelnemen aan deze cursus voor-
rang bij het inschrijven van bedrijven.
De cursusleider is drs. G.M. Zimmer,
Gezondheidsdienst voor Dieren Box-
tel.

IBR (Deze cursus organiseert PAO-
Diergeneeskunde in samenwerking met
de Gezondheidsdienst voor Dieren).
Diverse locaties. Cursusprijs ƒ 150,-.

Aan de deelnemers PAO-Diergeneeskunde
Utrecht, 1 december 1997

Geachte dames en heren.

Door uw deelname aan PAO-D cursussen hebt u de inspanningen van het
Bureau gewaardeerd, de docenten gestimuleerd en een gezonde financiële
exploitatie mogelijk gemaakt. U hebt daarmee de basis gelegd voor een
succesvolle periode van het PAO-D en de doelstelling van de Stichting, de
\'na- en bijscholing van dierenartsen en dierenarts-assistenten\' helpen ver-
wezenlijken. Ik ben u daar dankbaar voor.

Zoals velen van u weten ben ik in het najaar van 1996 getroffen door een
ernstige vorm van \'bum-out\' die mij het verder werken onmogelijk maakte.
Hoewel het herstel vordert is mijn pensioen-leeftijd zo dichtbij dat een te-
rugkeer in mijn functie niet mogelijk is. Het belang van het Bureau vereist
continuïteit en is ermee gediend dat u daarvan op de hoogte bent.

Het zal u duidelijk zijn dat ik graag op een andere wijze afscheid van u had
genomen en u mondeling mijn dank had betuigd voor uw actieve bijdrage
aan iets waar de diergeneeskunde trots op kan zijn. Een zeer hoge participa-
tiegraad op geheel vrijwillige basis tegen vergoeding van alle kosten (het
PAO-D kent geen andere inkomstenbron dan de cursusgelden) is een com-
pliment aan de beroepsgroep waard. Het niveau van de cursussen wordt
over het algemeen als hoog tot uitstekend beoordeeld. U blijkt dat te waar-
deren.

Ik dank u daarom nogmaals voor uw deelname. Ik beveel het PAO-D zeer
in uw aandacht aan; het bepaalt mede het peil van de beroepsbeoefening!

Het ga u allen goed.

Met vriendelijke groet.

Dr. P.H.A. Poll

directeur PAO-Diergeneeskunde

landelijke aanpak van IBR zoals die
wordt voorgestaan. In de cursus wordt
globaal aandacht geschonken aan de
wetenschappelijke inzichten die ten
grondslag liggen aan de aanpak.
Vanuit deze inzichten worden proble-
men die zich in de praktijk voordoen
besproken en geanalyseerd. Het gaat
daarbij om zaken als tegenstrijdige uit-
slagen; onverklaarbare uitbraken, et-
cetera. Met de verworven kennis zal de
practicus in staat zijn de kwaliteit van
dienstverlening aan de veehouder te
verhogen. Hoewel een en ander zal
zijn gebaseerd op ervaring met IBR-
bestrijding, zal het toepassingsgebied
van de cursus verder strekken. De cur-
susleiders zijn dr. P. Franken, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren Deventer
en dr. J.J. Hage, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten.

28

januari 1998;
voor Dieren te

februari 1998;
Dieren te

18

voor

Cursusnummers, data en locaties:
97/243 dinsdag 27 januari 1998;
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Drachten

97/244 woensdag
Gezondheidsdienst
Deventer

97/245 woensdag
Gezondheidsdienst
Boxtel

97/246 donderdag 19 februari 1998;
ROC te Zegveld

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.

Bestrijding van IBR staat volop in de
belangstelling. Op grote schaal wordt
gevaccineerd en zijn bedrijven actief
om het IBR-certificaat te behalen.
Deze activiteiten zijn gebaseerd op de

-ocr page 348-

lirMwnn.

%

meinoriam

PROF. DR.
W.J. ROEPKE

Op 25 juli 1997 overleed in zijn huis in
Driebergen Walter Roepke, 80 jaar
oud en emeritus hoogleraar Bedrijfs-
pluimveegeneeskunde aan de Rijks
Universiteit Utrecht. Verhonden aan
deze positie was het directeurschap
van de Gezondheidsdienst voor Pluim-
vee te Doorn.

Collega Roepke werd geboren in het
toenmalig Nederlandsch Indië, waar
zijn vader als bioloog werkzaam was
in deplantenziektenbestrijding.
In 1992 kwam het gezin naar
Nederland. Walter volgde de middel-
bare school in Wageningen, waar zijn
vader werkzaam was als hoogleraar
entomologie aan de Landbouw
Hogeschool. Walter Roepke begon in
1935 de studie Diergeneeskunde in
Utrecht, waar hij in 1942 afstudeerde.

In juli 1944 startte collega Roepke for-
meel zijn pluimveecarrière op \'Het
Spelderholt\' te Beekbergen in dienst
van het Fonds Pluimveebelangen. Na
een onderduikperiode van negen
maanden, voorafgaande aan de bevrij-
ding in mei 1945, kon eindelijk defini-
tief worden gestart. De Gezondheids-
dienst voor Pluimvee zelf werd in 1947
in Soesterberg opgericht om tegemoet
te komen aan de roep uit het pluimvee-
bedrijfsleven om deskundige en vooral
specialistische ondersteuning. Na de
oorlog nam immers de omvang van
onze pluimveehouderij, zowel wat be-
treft bedrijfsgrootte als de totale pro-
ductie enorm toe en de traditionele
diergeneeskunde was nog in hoge
mate gericht op rundvee en paarden,
met zijn vooruitziende blik kreeg
vooral de georganiseerde ziektebe-
strijding alle aandacht, met als basis
het pathologisch, microbiologisch en
zoötechnisch onderzoek. Later werd
dit instituut, mede door de grote ge-
luidsoverlast van het militair vliegver-
keer, verplaatst naar Doorn.

En prominent probleem vormden toen-
tertijd de grote verliezen door Salmo-
nella pullorum. Roepke en zijn mede-
werkers van het eerste uur als
bijvoorbeeld drs. H. Smits, reden tien-
tallen kilometers per dag over zandwe-
gen om de pluimveehouders te bezoe-
ken. Systematisch werd Nederland op
deze wijze pullorumvrij gemaakt. Ook
andere infectieziekten, die veel moei-
lijker te bestrijden waren als Infec-
tieuze Bronchitis, de ziekte van Gum-
boro en Reo-virus infecties werden
grondig aangepakt.

Zonder overdrijving kan worden ge-
steld, dat de bloei van de naoorlogse
pluimveehouderij voor een belangrijk
deel aan de taaie vasthoudendheid, ge-
drevenheid en de grote visie van
Walter Roepke te danken is geweest.
Mijlpaal was de opening van de
nieuwe Gezondheidsdienst voor Pluim-
vee in Doorn met zijn hypermoderne
laboratoria en proefaccommodatie,
gedurende tientallen jaren hét Mekka
voor pluimvee-onderzoekers uit de
hele wereld. Verenigingen die zich be-
zighielden met pluimveekennisver-
meerdering voor dierenartsen en boe-
ren konden altijd op hem rekenen als
bestuurslid, raadsman en docent.

Pensionering betekende voor collega
Roepke beslist geen inactief bestaan
achter de Sansevieria\'s. Zijn echtge-
note Mies, zijn beide zonen Hank en
Michel, respectievelijk arts en tan-
darts, met hun gezinnen, en zijn talloze
liefhebberijen konden zich na een bui-
tengewoon werkzaam leven eindelijk
verheugen in zijn liefdevolle en inten.se
aandacht.

Walter bezat een bewonderenswaar-
dige zoölogische, botanische en geolo-
gische kennis, welke in de praktijk
werd gebracht via avontuurlijke na-
tuurreizen, noest tuinieren en frequent
geologi.ich veldwerk. Met name dit
laatste resulteerde in een collectie
waar een gemiddeld geologi.\'ich mu-
seum zich niet voor zou hoeven scha-
men. Jaarlijks maakten Mies en Walter
schitterende reizen naar diverse exoti-
sche bestemmingen, werd gezeild in
Friesland en gekampeerd in Zuid-
Europa. De resterende tijd werd ge-
schilderd en getennist.

Met Walter Roepke is één der laatste
echte pioniers in het vakgebied heen
gegaan; een van die weinige collega \'s,
die kans zagen een nauwelijks ontwik-
kelde loot aan de veterinaire stam tot
volledige wasdom te laten komen. Wij
wensen zijn echtgenote en zoons alle
sterkte toe om het verlies van hun dier-
bare en zo bijzondere Walter te kunnen
verwerken.

Dr. M. Th. Frankenhuis
Dr. J.B. Litjens

-ocr page 349-

Namens de KNMvD sprak drs. R.
Raymakers, voorzitter van de Groep
Geneeskunde van het Varken, tot de
kamerleden.

Zijn betoog luidde als volgt:

In grote lijnen wordt door onze be-
roepsgroep positief gereageerd op de
voorstellen gedaan door de minister
ten aanzien van de herstructurering
van de varkenshouderij. Het is opval-
lend dat vele maatschappelijke groe-
peringen eveneens in grote lijnen de
herstructureringsvoorstellen onder-
steunen. Vooral de verbeteringen die
gewenst worden ten aanzien van ge-
zondheid en welzijn zijn voor onze be-
roepsgroep een steun in de rug. Met de
generieke korting daarentegen hebben
wij moeite. Het lijdt geen twijfel dat de
milieudoelstelling op deze wijze gere-
aliseerd wordt. De daadkracht om een
verbeterd welzijn en gezondheid te re-
aliseren wordt echter sterk vermin-
derd, omdat bedrijven zeker op de
korte en middellange termijn alleen
zullen proberen te overleven en de
door ons noodzakelijk geachte extra
investeringen in de gezondheid en het
welzijn van hun dieren noodgedwon-
gen achtemege zullen laten.
Een analyse van het CPB en LEI/DLO
geeft aan dat bij uitwerkingen van de
voorstellen uit de herstructurerings-
wet in het jaar 2002 rekening gehou-
den moet worden met een halvering
van het gezinsinkomen uit zeugenbe-
drijven en gesloten bedrijven.
Wij vrezen als KNMvD bovendien dat
er door de slechte rentabiliteit van de
gezinsbedrijven een sterke schaalver-
groting zal gaan optreden, uitlopend
in de vorming van mammoetbedrijven.
Op dit soort bedrijven zal het varken
verworden tot louter grondstof en dit is
een ontwikkeling waar wij als be-
roepsgroep voor waarschuwen. Wat
dit betreft zou het ook goed zijn te we-
ten wat de minister precies bedoelt op
pagina 4 van de voorstellen voor de
herstructureringswet, waar hij schrijft
\'... maximering en generieke korting op
het aantal varkens dat per bedrijf ge-
houden worden\'.

In het rapport van LTO-Nederland
\'De Nederlandse varkenshouderij
kiest klantgericht\' vinden wij een
groot aantal elementen waarin wij ons
als beroepsgroep goed kunnen vinden.
Wij kunnen ons niet voorstellen dat de
minister en het LTO niet tot harde af-
spraken kunnen komen om op een voor
beide partijen acceptabele manier een
vermindering van de varkensstapel te
realiseren. Uit gesprekken met de lei-
ding en met leden van de LTO, het
AOB en studieclubs zien wij juist een
grote bereidheid en wil om tot duide-
lijke afspraken voor de toekomst te ko-
men.

Wij zouden er de voorkeur aan geven
wanneer niet alleen bedrijven worden
uitgekocht vanwege hun ligging ten
opzichte van natuurgebieden, maar
ook ten behoeve van het formeren van
beschermingszones (brandgangen),
tussen bedrijven of clusters van bedrij-
ven. Om veterinair-hygiënische rede-
nen is het daarbij van belang om plan-
matig te werk te gaan en de
verhandeling van varkensrechten niet
louter te laten bepalen door de markt
en de individuele varkenshouder. De
genoemde sturing wordt door ons als
een belangrijke noodzaak ervaren.

Ten aanzien van het welzijn van de die-
ren zijn wij er groot voorstander van
dat welzijnseisen, zoals geformuleerd
in het Varkensbesluit, daadwerkelijk
worden uitgevoerd. Een grotere bewe-
gingsvrijheid per dier dient te worden
nagestreefd. Groepshuisvesting lijkt
goede mogelijkheden te bieden, ge-
tuige de rapporten van het
Proefstation voor de Varkenshouderij.
Een goede begeleiding is echter ex-
treem belangrijk, omdat in het verle-
den groepshuisvesting deels is mislukt
en er dientengevolge een grote arg-
waan onder varkenshouders bestaat
ten opzichte van dit huisvestingssys-
teem. Ook pleiten wij voor een maxi-
mering van het aantal te verzorgen
dieren door één volwaardige arbeids-
kracht om een minimaal verzorgings-
niveau te garanderen, zidks afhanke-
lijk van de beschikbare technologie.
Wij vinden dat de varkenshouder be-
halve houder ook nadrukkelijk hoeder
van zijn dieren dient te zijn. Dit om een
optimale betrokkenheid van de var-
kenshouder met zijn dieren te garan-
deren.

Op 30 oktober 1997 organiseerde de Vaste eommissie van de Tweede Kamer
voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een hoorzitting over de structuur
van de Nederlandse varkenshouderij. Tal van maatschappelijke organisaties
werden in de gelegenheid gesteld de leden van de eommissie te informeren
over hun visie op de toekomst van de varkenshouderij.

m

HOORZITTING OVER STRUCTUUR NEDERLANDSE VARKENSHOUDERIJ

KNMVD OVERLEGT MET TWEEDE KAMER

Wij zijn van mening dat de bijdrage
van de dierenarts aan de varkenshou-
derij in de herstructureringsnota wat
onderbelicht is gebleven. Voor een
succesvolle omslag van kwantiteit,
lage kosten en buikproductie naar
kwaliteitsproductie met hoge toege-
voegde waarde, is kennisoverdracht
een conditio sine qua non. De dieren-
arts met zijn specifieke deskundigheid
op het gebied van diergezondheid en
-welzijn bevindt zich als vertrouwens-
persoon in een goede uitgangspositie.
In het eerdergenoemde rapport van
LTO-Nederland wordt gekozen voor
een verplicht bedrijfsbegeleidingscon-
tract met een gecertificeerde dieren-
arts.

Monitoring van besmettelijke dierziek-
ten en bedrijfsbegeleiding zullen van
dit contract een wezenlijk onderdeel
vormen.

De KNMvD heeft ter integratie van
alle elementen met betrekking tot ge-
zondheid en welzijn een dierx\'eilig-
heidsindex (D V-index) ontwikkeld.
Deze index is een maat voor de veilig-
heid van een dier op een bedrijf. De
onderdelen waaruit de DV-index op-
gebouwd is, zijn: verzorging, huisves-
ting, diergezondheidszorg, afstand
tussen bedrijven, kwaliteitsborging,
bedrijfscultuur, milieu, transport, be-
drijfshygiëne en welzijn. Over de in-
houd van het dien\'eiligheidsproject is
al veel gediscussieerd met de primaire
sector, met name de LTO en het AOB.
Er is vanuit deze groeperingen veel
steun in onze benadering van de her-
structurering. De bedoeling van de
DV-index is te komen tot de oprichting

-ocr page 350-

van dierveiligheidscoöperaties dat wil
zeggen dat via clustering van bedrij-
ven binnen bepaalde regio\'s het ge-
zondheids- en welzijnsniveau wordt
verhoogd.

Tenslotte willen wij de varkenshou-
ders die in de afgelopen jaren geïnves-
teerd hebben in de diergezondheid,
-welzijn en milieu alsmede diegenen
die productierechten hebben aange-
kocht en deze nog niet geëffectueerd
hebben, speciaal onder uw aandacht
brengen. Deze varkenshouders verke-
ren in het bijzonder in grote onzeker-
heid over de toekomst van hun bedrijf
De kern van mijn betoog is:
\'De minis-
ter overweegt een generieke korting
omdat er veel varkens zouden zijn.
De KNMvD ziet in de dierveiligheids-
index een doordachte en fatsoenlijke
manier om de varkenshouderij te her-
structureren. \'

lUFmitmmn

im iiii

Intussen gaat de Werkgroep \'Dieren-
arts* Varkenshouder 2000\' voort met
het uitwerken \\\'an de bovengenoemde
Dierveiligheidsindex.
Zoals eerder reeds beschreven (TvD,
1997; 122 (14-15): 424-6) vormt de
Dierveiligheidsindex een maat voor de
veiligheid (=waarborg voor gezond-
heid en welzijn) van het dier op het be-
drijf. Tevens is zij de basis onder een
systeem van toeslagen en heffingen en
als zodanig een instrument om de ge-
wenste herstructurering in de varkens-
houderij te bevorderen.
De verschillende aspecten waaruit de
Dierveiligheidsindex is opgebouwd,
worden op dit moment uitgewerkt en
ingevuld. Het doel is om op 1 januari
de Dierveiligheidsindex gereed te heb-
ben. Vanaf dat moment kunnen dieren-
artsen er samen met hun varkenshou-
ders mee gaan werken. De eerste drie
maanden van het volgend jaar zullen
als pilot-fase worden gebruikt. Na
deze begin-fase zullen de ervaringen
uit de praktijk in de Dierveilig-
heidsindex worden verwerkt. Daama
zal de uiteindelijke versie worden ge-
presenteerd.

Dierenartsen in de varkenspraktijk
kunnen de Dierveiligheidsindex ge-
bruiken om in gezamenlijk overleg
met de varkenshouders de situatie op
de bedrijven te beoordelen en om ver-
volgens vanuit de aanvangspositie te
werken aan verbeteringen.

Dierenartsen met belangstelling voor de
Dierveiligheidsindex worden verzocht
zich hiervoor aan te melden bij het bu-
reau van de KNMvD, J. Vaarten, stafme-
dewerker veterinaire zaken, telefoon:
030-2510111, fax: 030-2511787 en e-
mail: knmvd(gpobox.mu.nl.

DE RECHTSPOSITIE VAN DE DIEREN EN DE DIERENARTS:
EEN MIJNENVELD?

Toen ik in april van dit jaar werd uitge-
nodigd om een inleiding te houden op
uw jaarcongres, herinnerde ik mij dat
ik al eens in uw gezelschap was ge-
weest. In 1982 of 1983 schat ik. Deze
herinnering was weer weggezakt tot ik
in de week voorafgaande aan het con-
gres in mijn archief aantekeningen te-
genkwam die waarschijnlijk betrek-
king hadden op mijn lezing van
destijds. \'Recht bij de beesten af zou
de titel zijn geweest. Ik schrok van
mijn aantekeningen want de bood-
schap - op deze dagen wordt altijd een
boodschap in het verhaal verpakt - van
toen was dezelfde als die ik op 3 okto-
ber naar voren wilde brengen. Ik heb
dan ook overwogen een heel andere
voordracht te houden, want u kunt den-
ken dat ik maar één deuntje kan zin-
gen, of dat wie maar één boodschap
heeft een zendeling is.
Liever houd ik het er op dat ik des-
tijds verbaasd was, en nu nog altijd
verbaasd ben, dat het u als dierenart-

\' Dirk Boon is bijzonder hoogleraar Dier en Recht te
Utrecht en advocaat te Groningen.

sen zonder kleerscheuren afgaat,
voorzover het het welzijn van dieren
betreft die u in uw praktijk tegen-
komt.

Ik bedoel: u staat in het middelpunt
van de welzijnproblematiek; u bent bij
uitstek deskundig; u staat er met de
neus bovenop, ingeklemd tussen veel
wetgeving en een kritische samenle-
ving. In 1982 had ik al uitgerekend dat
per jaar in Nederland meer dan 400
miljoen landbouwhuisdieren dood-
gaan, dat er toen al meer dan 20 mil-
joen gezelschapsdieren waren. Die
aantallen zijn ongetwijfeld toegeno-
men, terwijl er thans circa 1 miljoen
proefdieren worden gebruikt. Bij zulke
grote aantallen is het vreemd dat de
welzijnproblematiek niet veel groter is
dan die paar gevallen van dierenmis-
handeling waardoor wij jaarlijks wor-
den opgeschrikt en dat u daar niet da-
gelijks op een vervelende manier mee
wordt geconfronteerd.
Om dat beeld te verduidelijken wil ik
vier juridische ingrediënten presente-
ren om die aan het eind van mijn relaas
tot een koek te bakken.

Verslag van een inleiding voor het jaarcongres van de KNMvD 1997 dat werd
gehouden op 3 oktober 1997 onder de titel: \'Mens en Dier: gezond en wel\'.

Door Dirk Boon\'

De geschiedenis van de dierenbescher-
mingswetgeving gaat terug naar 1886
toen in het Wetboek van Strafrecht de
bepaling was opgenomen dat \'het mis-
handelen van een dier\' strafbaar was.
Deze enkele bepaling vormt in wezen
de meest complete en tevens de meest
simpele regeling die men zich voor
kan stellen, omdat men alle laakbare
feiten onder het begrip kan scharen. In
de praktijk is het met de bepaling
slecht afgelopen.

Onder \'het mishandelen van een dier\'
werd namelijk verstaan het opzettelijk
wreed behandelen van een dier en
waar het begrip \'opzet\' voorafgaat
heeft het betrekking op alle volgende
begrippen. Volgens de Hoge Raad
diende het opzet daarom tevens gericht
te zijn op het begrip \'wreedheid\' waar-
door situaties ontstonden als de katten-
koopman die twee katten tegen de
keien sloeg en vrijuit ging, omdat zijn
opzet niet gericht was op de wreed-
heid, doch louter op het winnen van
kattenvellen voor het bont. Of de boer
die eenden met een hooivork te lijf
ging en die vrijuit ging, omdat hij
trachtte zijn gewas te beschermen te-
gen de vraatzuchtige vogels. Deze zeer
terughoudende rechtspraak heeft zo-
wel de opsporing als de vervolging van
dierenmishandelingsdelicten ernstig
gefrustreerd: alle lust bij politie en

-ocr page 351-

openbaar ministerie om van dergelijke
feiten een zaak te maken was verdwe-
nen. In 1920 heeft de toenmalige mi-
nister van justitie de Hoge Raad ge-
vraagd om dierenmishandeling te
interpreteren als een afweging tussen
de belangen van de mens enerzijds en
die van het dier anderzijds. Omdat de
Hoge Raad dit verzoek naast zich neer
heeft gelegd is een wetswijziging ge-
volgd die in haar contouren nog altijd
strookt met het huidige artikel 36 van
de Gezondheids- en Welzijnswet voor
dieren.

Daarin is strafbaar gesteld \'het zonder
redelijk doel, of met overschrijding
van hetgeen ter bereiking van zodanig
doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of
letsel te veroorzaken, dan wel de ge-
zondheid of het welzijn van een dier te
benadelen\'.

Alle wetswijzigingen na 1886 ten spijt
moet worden vastgesteld dat in de
rechtspraak alleen maar gevallen tot
strafbaarheid leiden waar het betreft
het wreed behandelen van dieren
(slaan, schoppen, steken), of het em-
stig verwaarlozen van dieren.
Zo was het na 1886, zo is het nu nog
altijd. Dat betekent dat de welzijns-
problematiek van proefdieren, van
landbouwhuisdieren, van dieren in
dierentuinen, circussen en wat dies
meer zij nooit aan het oordeel van de
onafhankelijke rechter is onderwor-
pen.

Een tweede ingrediënt betreft de
grondslag waarop dierenmishandeling
strafbaar is. Gaan wij wederom terag
tot 1886, dan bestond er dus een ver-
plichting om dieren niet te mishande-
len. Omdat tegenover elke plicht een
recht staat, diende de wetgever te for-
muleren wat de inhoud van dat recht
was. Deze heeft dat recht niet gevon-
den in de bescherming van dieren zèlf,
doch in de bescherming van mensen
van wie de zedelijke gevoelens ge-
kwetst konden worden indien zij ken-
nis namen van een daad van dieren-
mishandeling. Van dierenmishande-
ling kon eerst sprake zijn indien derge-
lijke gevoelens waren opgewekt. In
1981 is via de Nota Rijksoverheid en
Dierenbescherming vastgesteld dat
dieren in het vervolg beschermd moe-
ten worden omdat zij eigen belangen
hebben; omdat zij een eigen intrin-
sieke waarde hebben. Sinds die tijd
blijkt weliswaar de betekenis van \'in-
trinsieke waarde\' moeilijk vast te leg-
gen, duidelijk is dat tegenover de
plicht om dieren niet te mishandelen
het recht van dieren bestaat om niet
mishandeld te worden. En dat betreft
een juridisch recht.

BSS^E^H

Ik presenteer een derde ingrediënt.
De praktiserende dierenarts sluit in
zijn behandelkamer een overeenkomst
van opdracht tussen zijn cliënt als op-
drachtgever en hemzelf als opdracht-
nemer. Deze overeenkomst wordt be-
heerst door regels van burgerlijk recht,
opgenomen in het Burgerlijke Wet-
boek. De opdrachtnemer moet zich in-
spannen om de opdracht tot een zo
goed mogelijk einde te brengen, ter-
wijl de opdrachtgever een redelijke be-
loning dient te voldoen.
Artikel 14 van de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde geeft een
extra kwalificatie aan deze overeen-
komst, door te stellen dat de dierenarts
\'niet mag tekortschieten door enig
handelen of nalaten in de zorg die hij in
zijn hoedanigheid behoort te betrach-
ten ten opzichte van een of meer dieren
met betrekking tot welke zijn hulp is
ingeroepen\', enzovoorts. Deze bepa-
ling verwijst naar het van toepassing
zijnde tuchtrecht.

De dierenarts in loondienst of met een
ambtelijke aanstelling die in zijn werk
geconfronteerd wordt met dieren zal
wellicht via zijn arbeidsovereenkomst
of aanstellingsbesluit, doch in elke ge-
val via de Wet op de uitoefening van
de diergeneeskunde geconfronteerd
worden met zorgvuldigheidsnormen
jegens dieren.

Tot slot het vierde ingrediënt. Iedereen
is bevoegd aangifte te doen van straf-
bare feiten die bij hem bekend zijn.
Voor openbare colleges en ambtenaren
bij hun ambtsuitoefening geldt een aan-
gifteplicht, indien het om misdrijven
gaat. Het gaat hierbij om een bevoegd-
heid, respectievelijk een rechtsplicht.
Voor zover het een bevoegdheid betreft
wordt wellicht een beroep gedaan op
een fatsoensnorm: de burgerplicht om
aangifte te doen bij de politie van em-
stige feiten.

Brengen wij bovenstaande ingrediën-
ten bij elkaar dan ontstaat het volgende
beeld:

Stel: \'een eigenaar van een dier wil het
na een gesteld diagnose niet de nood-
zakelijke behandeling laten onder-
gaan, omdat hij deze te duur vindt.\' Uit
de rechtspraak weten wij dat een der-
gelijk geval - althans voorzover be-
kend - nog nooit aan het oordeel van
een onafhankelijke rechter is voorge-
legd.

Toch kan in strafrechtelijk opzicht ge-
oordeeld worden dat zo\'n eigenaar
zonder redelijk doel de gezondheid
van zijn dier benadeelt, het dier de no-
dige verzorging onthoudt, het welzijn
van het dier in gevaar brengt, terwijl
hij met zijn nalaten mogelijk pijn ver-
oorzaakt.

Dat een dergelijk nalaten zonder rede-
lijk doel geschiedt, blijkt reeds hiemit
dat de eigenaar, voordat hij het dier
aanschafte, er rekening mee moest
houden dat hij zijn dier wel eens ge-
neeskundige zorg zou moeten bieden.
Bij een juridische beoordeling dienen
de belangen van de eigenaar aan de ene
zijde rechtstreeks te worden afgewo-
gen tegen die van het dier aan de an-
dere zijde.

De dierenarts als opdrachtnemer heeft
de gekwalificeerde verplichting: hij
heeft een bijzondere zorgplicht jegens
het betrokken dier.

Moet een praktiserend dierenarts nu
aangifte doen? Komt hij dan zijn bur-
gerplicht na? Is hij medeplichtig aan
het nalatigheidsdelict indien hij de
aangifte achterwege laat? Indien de
dierenarts een \'mindere\' behandeling
uitvoert, zulks op verzoek van de eige-
naar, schiet hij dan in zijn taak tekort?
Zo\'n zaak met een huisdier kan met
tientallen voorbeelden worden uitge-
breid, zoals de confrontatie met het
fokken van huisdieren op een wijze die
emstige erfelijke gebreken in het nage-
slacht veroorzaakt of het verzoek aan
de dierenarts om een gezond (huis)dier
te doden omdat men zich van zijn dier
wenst te ontdoen.

De rechter in Nederland oordeelt over
van alles en nog wat en toch blijven
juist dergelijke ergerlijke feiten buiten
zijn blikveld.

Komt dat nu door onbekendheid met
de normen? Doordat aangifte als zin-
loos wordt ervaren? Doordat men het
niet zo erg vindt? Of doordat nog nooit
iemand op het idee is gekomen?
Dierproeven die in overheidsinstellin-
gen, zoals Rijksuniversiteiten, worden
verricht, worden alle uitgevoerd door
ambtenaren, althans onder ambtelijk
toezicht. Elk nalaatbaar handelen of
nalaten dat zich als een mogelijk mis-
bmik laat kwalificeren dient dan tot
aangifte te leiden, zoals dat in de wet is
bepaald. Omdat de eigen belangen van
het dier in het geding zijn. En toch
worden deze zaken afgedaan in het la-
boratorium zelf, door de inspectie of
door de dierexperimentencommissie.

-ocr page 352-

De onafhankelijke rechter komt er niet
aan te pas.

Nu zou ik er een tegenstander van zijn
indien het strafrecht in dergelijke zaken
op grote schaal wordt toegepast. Het
strafrecht dient juist een uiterst correc-
tiemiddel te zijn. Ik wil dan ook zeker
geen oproep doen om te pas en te onpas
aangifte te doen van laakbare feiten.
Het is echter wel de moeite waard - ze-
ker in het licht van de grote aantallen
dieren die bij ons optreden betrokken
zijn - om vast te stellen waar juridische
plichten beginnen en waar deze ophou-
den. Ook ben ik nieuwsgierig naar een
afbakening van de grenzen van de juri-
dische toelaatbaarheid waarbinnen de
dierenarts zijn werk mag doen. Als ik
bijvoorbeeld de huisvestingsnormen
van het Varkensbesluit - dat een alge-
mene maatregel van bestuur is - toets
aan het hierboven meermalen geci-
teerde artikel 36 van de Gezondheids-
wet, waarin de belangenafweging rede-
lijk doel/welzijn dieren is vastgelegd,
dan ben ik ervan overtuigd dat in me-
nige stal de laatstgenoemde wettelijke
bepaling op grote schaal wordt overtre-
den, terwijl nog net binnen de marges
van het Varkensbesluit geopereerd
wordt. Dien je als dierenarts deze status
quo kritiekloos te handhaven of wordt
er meer van u verwacht?

TENDENSEN IN VETERINAIRE TOOLS

DIERENARTS EN DIERGEZOND-
HEID

Hoe komt het toch dat er zoveel andere
deskundigen naast dierenartsen op het
terrein van diergezondheid werken?
Diergezondheid is toch des dierenarts?
Is dit omdat dierenartsen werk hebben
laten liggen? Of is er meer aan de
hand? Naar mijn mening is het laatste
het geval. Meegroeiend met de om-
standigheden verschuiven we grenzen.
Van curatief, via retrospectief naar
preventief Vroeger genazen wij die-
renartsen het enkele zieke dier. Nu be-
schouwen we een ziek dier als een
alarmbel voor de gezondheid van de
koppel. Subklinische symptomen, dat
wil zeggen symptomen die er al zijn
voordat de gezondheid werkelijk ge-
schaad wordt, krijgen de volle aan-
dacht. Het dier krijgt niet eens meer
een kans om ziek te worden. En bin-
nenkort willen we grip krijgen op de
factoren die een dier in de subklinische
fase kunnen brengen. Risicofactoren
zijn; huisvesting, voeding, klimaat,
hygiëne, productieniveau en -proces
en management. Het is niet zo gek dat
deze vergaande deskundigheid niet
meer in één persoon (of beroep) te ver-
enigen is.

De verschuivingen die hierboven ge-
noemd worden, worden (nog) niet
weerspiegeld in het automatiserings-
gereedschap van de dierenarts.

WERKWIJZE EN WENSEN
Van alle dierenartsen is 70% werk-
zaam in de sector landbouwhuisdieren.
Het werk van deze dierenartsen bestaat
voor het grootste deel uit bedrijfsbege-
leiding. Deze dierenartsen werken niet
alleen meer met een scalpel en klauw-
mes, maar tevens met EDI (electroni-
cal data interchange) en IT (informatie
technologie). Deze dierenartsen willen
een tevreden veehouder, willen kwali-
tatief hoogwaardig, maar betaalbaar
werken en ze willen bijblijven.
Hoe bereiken we dit?

Vanzelfsprekend dat automatiserings-
producten voor dierenartsen moeten
aansluiten bij hun werkwijze. Be-
drijfsbegeleiding betekent meer dan
een regelmatig bedrijfsbezoek, al dan
niet inclusief\'rectaal toerisme\'. Het is
ook een planmatig vastleggen van han-
delingen en adviezen. Bijvoorbeeld
door elk kwartaal een overzicht te ge-
ven van sterke en zwakke punten van
het bedrijf Het betekent vooraf huis-
werk maken: kengetallen en trends be-
kijken, diergroepen emit lichten, gege-
vens interpreteren en onderlinge
samenhang analyseren. Goed voorbe-
reid weet de begeleidende dierenarts
wat hij op het bedrijf zal aantreffen.
Op het bedrijf zelf bepaalt hij door in-
spectie van de probleemdieren of het
probleem in de juiste verhouding staat
met het cijfermateriaal of juist niet.
Immers alles is retrospectief Het kij-
ken naar de dieren en het luisteren naar
zowel dier als veehouder is essentieel.
Daama is het tijd voor een evaluatie,
wordt de cirkel (plan, uitvoering, con-
trole) bijgesteld en moeten praktisch
bmikbare adviezen op tafel komen.

Dit artikel beschrijft de rol van informatisering bij de veterinaire bedrijfsbe-
geleiding. Het blijkt dat de werkwijze niet veel verandert, maar dat er vooral
inhoudelijk enorme verschuivingen (gaan) plaatsvinden. De diverse automa-
tiseringsproducten worden niet uitgebreid beschreven, maar geplaatst bin-
nen het kader van de werkwijze van de dierenarts. Drie vragen staan cen-
traal: wat wil een dierenarts, hoe wil hij dit bereiken en welk gereedschap
heeft hij tot zijn beschikking: dat wil zeggen welke informatiseringsproduc-
ten staan dierenartsen ter beschikking bij hun bedrijfsbegeleiding?

Door drs. K.H. de Haas - Klink

Voor de meeste veehouders is dierge-
zondheid een sleutelbegrip voor kwa-
liteit geworden. Ziekte staat gelijk
aan slechte kwaliteit. Zij willen de ge-
zondheid van de producerende vee-
stapel optimaal houden. Deze vee-
houders reiken genoeg gegevens aan.
De dierenarts moet daarmee in staat
zijn een probleem aan te wijzen, ad-
viezen aan te reiken en prognoses te
geven.

Daamaast is er een groep veehouders
die nog nauwelijks gegevens vastlegt.
Deze houden het dierenartsenwerk lie-
ver incidenteel in plaats van structu-
reel. Dit zijn geen kritische managers,
maar bezorgde dierhouders. Deze be-
drijven worden niet regelmatig be-
zocht en van gezondheidsbewaking is

-ocr page 353-

geen sprake. Eigenlijk is dit de groep
die het meest begeleiding nodig heeft!

EDI EN ANDERE TÜOLS
Met deze werkwijze van de dierenarts
in het hoofd wordt naar een aantal
tools gekeken. Voor de wat minder in-
tensief begeleide veehouders zijn er
twee automatiseringsproducten in ge-
bruik.

De eerste, de eenvoudigste, is de mo-
dule statistiek op de factuur.
Het is bedoeld als een opstapje voor de
matig geïnteresseerde veehouder. Er
wordt een kleine, eenvoudige analyse
gedaan op de gescheiden factuur voor
rund en varken. Het medicijngebruik
over het afgelopen jaar/kwartaal/
maand wordt iets inzichtelijker en
biedt mogelijk aanknopingspunten
voor een gesprek. De gespecificeerde
factuur van de dierenarts kan mogelijk
uitgebreid worden met een attribuut
\'reden van toepassing\', wat de waarde
van de analyse zou verbeteren. Het is
de bedoeling dat een dergelijk gesprek
de veehouder voldoende motiveert om
zelf te gaan registreren.

Een andere mogelijkheid om registra-
tie te stimuleren biedt de combinatie
van de vruchtbaarheidsmodule met
Edi-NRS. De vruchtbaarheidsmodule
is bedoeld om eens per drie, zes of 12
maanden een bedrijf \'door te lichten\'.
De gegevens zijn afkomstig van het
NRS en worden eenmalig opgehaald
en ingelezen. De dierenarts krijgt daar-
mee een globale indruk van de vrucht-
baarheidsstatus van het bedrijf en kan
dit samen met de veehouder bespre-
ken. Hopelijk met hetzelfde resultaat
als hierboven, namelijk dat de veehou-
der concludeert dat bewaking van de
bedrijfsgezondheid rendeert.

Veehouders die jaren geleden al inza-
gen dat bewaking van de gezondheid
rendabel is, legden gegevens vast in
VAMPP. Een van de doelen van
VAMPP was en is het verbeteren van
de kuddegezondheid door klinische en
subklinische ziekte te reduceren en
daarmee bij te dragen aan inkomen en
productiviteit. Dit gebeurde vroeger
op de PC bij de dierenarts. VAMPP
was zowel een managementsysteem
als analysesysteem.
Tegenwoordig hebben de meeste van
deze veehouders een eigen manage-
mentsysteem. Met behulp van een
EDl-dap module worden de gegevens
van de veehouder naar het systeem van
de dierenarts getransporteerd. Op deze
manier kan de dierenarts zich voorbe-
reiden op zijn bedrijfsbezoek met ge-
gevens die up-to-date zijn. VAMPP-
rund is de laatste jaren meer en meer
omgebouwd tot een analysesysteem
voor veterinair gebruik. De plannen
voor een totale ommezwaai naar een
sec advies- en begeleidingssysteem
voor dierenartsen zijn in een vergevor-
derd stadium. Voor VAMPP-varken is
het einde al genaderd: het VAB-zeug
is al geïntroduceerd. De retrospectieve
aanpak van VAMPP heeft jarenlang
goede diensten bewezen, maar het is
inmiddels wel bekend dat dit niet de al-
lerbeste methode is om ziekte te voor-
komen.

Meer grip op diergezondheid is nodig:
het potentiële risico van introductie en
spreiding van infectieuze agentia in
een bedrijf is verhoogd door toegeno-
men handel in dieren en producten, de
vrije EG-markt, de variatie in dierge-
zondheid in de EG en de grotere mobi-
liteit van alles en iedereen.
Nationale bestrijdingsprogramma\'s
worden zwaar op de proef gesteld en
de veehouder is (te?) zwaar belast met
de verantwoordelijkheid voor ziekte-
preventie. De sector wil dieren vrij van
bepaalde ziekten en producten vrij van
agentia. Verbetering van diergezond-
heid reduceert het diergeneesmidde-
lenverbruik en de residuproblematiek.

HACCP

Productieprocessen worden niet langer
als totaal onafhankelijk beschouwd
maar worden als een logische keten
opnieuw gedefinieerd. Ook dierenart-
sen zijn een onderdeel van het produc-
tieproces geworden en gezondheid
moet procesmatig benaderd gaan wor-
den. Gezondheid is een typisch kwali-
teitskenmerk geworden.

Als diergezondheid meer preventief
benaderd moet worden, wat impliceert
dat vaccinaties en medicaties geredu-
ceerd moeten worden, moet er meer
energie gestopt worden in identificatie
en kwantificering van de risicofacto-
ren. Alleen op deze manier kan je de
veehouder vertellen welke preventieve
maatregelen voorrang hebben. Dit gaat
veel verder dan huidige systemen aan-
kunnen.

Ter illustratie het volgende eenvou-
dige voorbeeld: er is een methode
waarmee een veehouder op gezette tij-
den de kwaliteit van het beenwerk
peilt. De zogenaamde pootscore kent
de volgende indeling:

1 = normaal

2 = dubieus

3 = kreupel

Veel veterinaire kennis is er niet voor
nodig om te beseffen dat een koe met
de score dubieus een potentiële drie is.
Als de veehouder deze groep dubieuze
dieren een keertje vaker bekapt en
voetbaden geeft, gaan er over de hele
linie de volgende keer wat meer dieren
van score 2 naar score 1 in plaats van 2
naar 3.

Als de dierenarts binnenkort werkelijk
preventieve adviezen wil aanbieden,
betekent dat dus dat meetinstrumenten
moeten worden ontwikkeld die ver
voor het klinische stadium een be-
trouwbare waarde geven. Men wil im-
mers kunnen ingrijpen in het subklini-
sche stadium. De dierenarts moet de
redenen waarom een dier subklinisch
wordt, de risicofactoren, structureren
en valideren. De HACCP-aanpak uit
de voedingsketen, een hybride strate-
gie van kwaliteitscontrole op zowel
productieniveau als productniveau, zal
ook bruikbaar blijken voor dierge-
zondheid.

BIJBLIJVEN

Onderdruk van \'zijn omgeving\' wil de
veehouder meer. Centraal gezag heeft
veehouders en dierenartsen verplicht
bepaalde kwaliteitsrichtlijnen in acht
te nemen. Dit heeft geleid tot aanbie-
den en gebruik maken van diensten
van dierenartsenpraktijken die een
omschreven en gecontroleerd kwali-
teitsbeleid voeren. Certificering van
dierenartspraktijken is een gevolg.

Voor alle tools geldt dat de informatie
die de dierenarts gebruikt voor de be-
drijfsbegeleiding \'up-to-date\' en zo
volledig mogelijk moet zijn. Niet al-
leen recente bedrijfsgegevens van de
veehouder, maar ook informatie over
wat zich in zijn regio afspeelt en gaat
afspelen is van groot belang.

Alle gegenereerde informatie is afhan-
kelijk van het correct registreren door
de veehouder. Een probleem kun je al-
leen signaleren op basis van correcte
kengetallen. Andersom zal de uit-
komst van de analyses weer sturend
kunnen werken op de kwaliteit van de
registratie van de basisgegevens.

Om correct te kunnen registreren is
kennis nodig. Zowel veehouders, die-
renartsen, maar ook andere begelei-
ders blijken een grote behoefte te heb-

-ocr page 354-

ben aan deze specifieke kennis. Het
kunnen omgaan met kengetallen, ge-
richte analyses doen zonder angst \'iets
over het hoofd te zien\' blijkt een vak
apart te zijn.

Een gemiddelde dierenarts heeft in
zijn verzorgingsgebied ongeveer 1000
fokzeugen of 5000 stuks rundvee; be-
drijven worden gemiddeld elke twee a
drie weken bezocht. Met deze aantal-
len moetje wel snel en gericht kunnen
lezen. Vlot inzicht in de kern van het
probleem en selectief verder analy-
seren, moeten ervoor zorgen dat men
niet verdwaalt in de cijfers. Een echt
automatisch monitoringssysteem, dat
zelf de gegevens interpreteert en de
onderlinge samenhang analyseert, is
er niet.

Samen met de veehouder is de dieren-
arts steeds bezig met de vragen: hoe
handhaven we de huidige kwaliteit en
hoe kunnen we een betere kwaliteit be-
reiken?

Een typerend voorbeeld van een pro-
ject, waarin het leren registreren, om-
gaan met kengetallen en protocollen
centraal staat, is de cursus STO
(STandaard kengetallen Overzichten).
Alle rundvee managementsystemen
zijn in staat STO\'s uit te draaien.
Dierenartsen hoeven zich dus niet te
verdiepen in de werking van het pro-
gramma om een overzicht te krijgen.

Op ieder bedrijf met een eigen ma-
nagementsysteem heeft hij een krach-
tig meetinstrument in handen om de
status van de koppelgezondheid te be-
oordelen.

Hij beoordeelt het bedrijf door te ver-
gelijken. Vergelijken met vorige pe-
riodes, met andere bedrijven of met
streefwaarden en normen. Hij heeft in
ieder geval een O (nul)-meting (de hui-
dige kwaliteit).

Hoe belangrijk een O-meting is, mer-
ken we bij de gezondheidsmodule
voor de zeugenhouderij. Gestandaar-
diseerde gezondheidsregistratie is
nieuw voor deze sector. Net als de ken-
getallen die voor de monitoring gede-
finieerd zijn. De eerste veehouders en
dierenartsen die hiermee aan de slag
gingen, hadden geen idee wat normaal
was. Zij zagen een getal, maar wisten
niet wat het betekende. Zij merkten de
volgende periode een enorme fluctu-
atie op, maar konden die niet beoorde-
len. Pas na negen maanden registreren
kwam er lijn in. Toen pas werd een
beetje duidelijk welke factoren welke
invloed hebben. Aangezien op dit mo-
ment ongeveer vijftig veehouders be-
ginnen met gestructureerde gezond-
heidsregistratie, kunnen we pas over
een jaar vertellen hoe goed dit meet-
instrument is.

INTERNET

Tot slot nog een tweetal projecten die
de dierenarts helpen bij te blijven. Het
zijn PREX en Vet on the Net. PREX
is een literatuur opzoek systeem dat
via Intemet te bereiken is. Vet on the
Net is de veterinaire site op Internet.
Studenten zoeken alle relevante on-
derwerpen op Intemet bij elkaar en
rubriceren die. Zo kan een pluimvee-
dierenarts snel een overzicht opvra-
gen van alles wat op het gebied van
pluimvee op het net te vinden is. Dit
geldt ook voor rund, varken, hond/kat
en bijzondere dieren. De uitdaging zit
in het up-to-date houden en in de vali-
datie van het geheel. Practici zullen
de adressen van een rapportcijfer
moeten voorzien, om structuur aan te
brengen in deze weliswaar gerubri-
ceerde, maar toch nog amorfe brei
van adressen.

Ook voor dierenartsen geldt dat alleen
diegene die snel een weg weet te vin-
den in de overvloed aan informatie, in
staat is goed gedocumenteerd werk
volgens een hoge standaard af te leve-
ren, dat voldoet aan de kwaliteitseisen
die de keten stelt.

LITERATUUR

Bij dc auteur is een lijst met referenties beschik-
baar.

IN DIERENPRAKTIJKEN VEEL AANDACHT VOOR
PUPS

We willen een nestje

Veel mensen denken dat het fokken
van een nestje pups als vanzelf gaat.
A.C. Schaefers-Okkens en
H.S.
Kooistra doen in dit artikel uit de doe-
ken wat er allemaal bij komt kijken.
Zij raden de potentiële fokker dan ook
aan om in ieder geval de dierenarts er-
bij te betrekken.

Poekie heeft bultjes, wat nu?

Een verhaal over een poes met melk-
kliertumoren is aanleiding om de ver-
schillende soorten tumoren aan de
orde te stellen.

\'Een Dalmatische hond hoort echt
bij het gezin\'

Drewes van Dijken, voorzitter van de
Nederlandse Club voor Dalmatische

Het decembernummer van Dierenpraktijken puilt uit van de puppyperikelen.
Vreugdeplasjes, oormijten, maar ook het fokken van een nestje pups komt
aan de orde. Dat dit niet zo gemakkelijk gaat als sommige mensen denken,
blijkt uit het artikel \'We willen een nestje\'. Verder wordt de lezer onder meer
praktische EHBO-tips aan de hand gedaan in het artikel \'Eerste hulp bij
acute problemen\'. Als verrassing dit keer een prachtige poster van kittens, om
in de jonge-dierensfeer te blijven.

Honden, vertelt waarom hij zo weg is
van dit gespikkelde ras. Wat is het effect
van de film \'101 Dalmatiërs\' geweest
op de populariteit van deze gezinshond ?

Eerste hulp bij acute problemen

Zo snel mogelijk de dierenarts raadple-
gen bij een gewond huisdier wordt als
eerste in dit artikel gepredikt. Maar on-
dertussen kan het voor de gezelschaps-
diereneigenaar wel handig zijn als hij
weet hoe hij eerste hulp kan toepassen.
Helmy Wulms geeft enkele praktische
tips, waarbij zij nader ingaat op hoe te
handelen bij bloedingen, vergiftigingen,
hittebevangenheid, oogletsels, adem-
nood en toevallen.

Mijn hond, mijn ogen

Bij het Koninklijk Nederlands Ge-
leidehonden Fonds (KNGF) staat het

-ocr page 355-

plezier van mens en hond om samen te
werken bovenaan. Een fascinerend ver-
haal over wat dieren voor mensen kun-
nen betekenen.

De maagkanteling

In een spannend verslag wordt het relaas
verteld van de Doberman Pinscher
Jasper die kampt met een maagkante-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collega:

Oijen. Mevr. A.H.E.A. van; 1997; 3521 BN
Utrecht; Croeselaan 209 bis.

JUBILEA:

Mevr. Dr. I. van der Gaag te Nieuwegein, aanwe-
zig, 30 jaar, I december 1997
U. Dijkstra te IJhorst (O), afwezig, 45 jaar, 4 de-
cember 1997

A.E.F. van Pul te Wehl, afwezig, 45 jaar, 5 de-
cember 1997

Mevr. H.A. Timmenga-Hannema te Hattem, af-
wezig, 55 jaar, 8 december 1997
H.G.A. Koek te Oldenzaal, afwezig, 30 jaar, 9
december 1997

S. Loman te Santa Maria (U.S.A.), onbekend, 55
jaar, 14 december 1997

G.A. Berghuis te Den Ham, afwezig, 25 jaar, 15
december 1997

M. Bethlehem te Dalen, afwezig, 25 jaar, 15 de-
cember 1997

M.M. Blom te Terschuur, afwezig, 25 jaar. 15
december 1997

H.J.J. Boerrigter te Donkerbroek, afwezig. 25
jaar, 15 december 1997

J.W.H. Scheres te Stramproy, afwezig, 25 jaar,
15 december 1997

P.J. Kool te Bennekom, afwezig, 25 jaar, 15 de-
cember 1997

J.K. de Jong te Beetsterzwaag, afwezig, 25 jaar,
15 december 1997

H.J. Uilenreef te Delft, afwezig, 25 jaar, 15 de-
cember 1997

D.H. Bronsink te Wapenveld, aanwezig, 25 jaar,
15 december 1997

J.J. Snoep te Heino, aanwezig, 25 jaar, 15 decem-
ber 1997

D.B. Blaauboer te Groesbeek, afwezig, 25 jaar,
15 december 1997

J. de Jong te Beek (gem. Bergh). afwezig, 25 jaar,
15 december 1997

T.G. van de Vuurst te \'s-Gravenhage, afwezig,
25 jaar, 15 december 1997
T. Cuperus te Gramsbergen. afwezig, 30 jaar, 17
december 1997

R.A.P.H. Corbey te Boxtel, afwezig, 60 jaar, 17
december 1997

ProfDr. G. Wagenaar te Houten, afwezig, 60
jaar, 17 december 1997

Dr. J.H.P. Verweij te Rozendaal (Gld), afwezig,

60 jaar, 17 december 1997

G.C. Doggen te Wouw. afwezig, 45 jaar, 19 de-
ling. Tips over hoe een maagkanteling
voorkomen kan worden zijn voor eige-
naren van grote honden handig om te
weten.

Veterinaire volksgezondheid

Een tamelijk onbekend gebied van de
diergeneeskunde is de veterinaire volks-
gezondheid, het specialisme van profes-

cember 1997

S.A. Holzmüller te Borculo, aanwezig, 45 jaar,
19 december 1997

G. Jongeneel te Middelburg, aanwezig, 45 jaar,
19 december 1997

Dr. E.E. Kemperman te Wouw, afwezig, 45 jaar,
19 december 1997

L.J.Th. Tholhuysen te Made, aanwezig, 45 jaar,
19 december 1997

P.J. Mus te Hoorn, afwezig, 45 jaar, 19 december
1997

G.C.M. Jansen te Wehl. aanwezig. 30 jaar, 20 de-
cember 1997

P. Zandstra te Drachten, afwezig, 40 jaar, 20 de-
cember 1997

C. Ruijgh te Cuijk, afwezig, 40 jaar, 20 december
1997

Dr. J.W. Zantinga te Baam, afwezig, 40 jaar, 20
december 1997

C.I.M.M. Achten te Haaren, afwezig, 30 jaar, 22
december 1997

E.J.M.H. Bisschoff te Kerkrade, onbekend, 30
jaar, 22 december 1997

W. Pons te Wissel, afwezig, 30 jaar, 22 december
1997

J.A. Ypenburg te Dronrijp, afwezig, 30 jaar, 22
december 1997

L. Elving te Vleuten, afwezig, 30 jaar, 22 decem-
ber 1997

G. Wassink te Wierden. afwezig, 25 jaar, 22 de-
cember 1997

E.J. Jedema te Amsterdam, afwezig, 30 jaar, 22
december 1997

J. Drogt te Ruinen, afwezig, 25 jaar, 22 december
1997

R. van der Lende te Oosterstreek, afwezig, 30
jaar, 22 december 1997

PROMOTIE:

Op 27 november 1997 Drs. J.J. de Wit te
Steenderen.

MUTATIES:

♦Adamse, M.; 1997; 5361 HX Grave; Van
Elsstraat
11; teL 0486-475493 privé, 0485-
451238
prakt.; p., medew. bij S.A.M. van
Cleef, J.L.M. Ploegmakers, P.A.O.M.
Schoone, K.R.D. Vaessen en P.H.J. Weijens.

Andel, Mevr. J.M. van; 1992; 2500 EB \'s-
Gravenhage; Postbus
20061, .Min. van
Buitenlandse Zaken, Koeriersdienst Bolivia;
d.

Baks, A.; 1975; 4285 BB Woudrichem;
Kerkstraat 30;
tel. 0183-304139 privé, 0416-
665059/

0183-302500 prakt.; fax 0416-665081; p., ge-
ass. met F.M.J.M. Flipsen, B A. van Hees, M. de
Jonge, G.A.M. Leenders en O. Verhorst.

Been, R.L.; 1991; 3444 BE Woerden;
Geestdorp
35; tel. 0348-419934 privé, 241228
prakt.; p., geass. met H. van der Griendt. R.A.M.
Montessori, C. Sietsma en G.C.J. Wegman.

üemü

sor Frans van Knapen. Een interessant
vakgebied, mede gezien de recente ge-
vallen van varkenspest en BSE.

Voor meer informatie, proefnummers
en abonnementen. Susan Umans, tele-
foon: (030)2510111.

Belonje, L.; 1968; 6602 DH Wijchen;
Kasteellaan 66; tel. 024-6412895; plv.i. R.V.V.

»Boogert. L.A.; 1997; 7101 EH
Winterswijk; Korenstraat 2;
tel. 0543-523065
privé, 522111 prakt.; p., medew. bij J.A.T.
Kampen en P.S.M. Tolsma.

Bork, Mevr. C.E.J. van; 1994; 3056 JX
Rotterdam; Terbregseweg 82; tel. 010-4200076
privé, 2470110 prakt.; p., medew. bij A.M.
Visee.

Brink-Knol. Mevr. J.H. van den; 1991;
5388 RS Nistelrode; Vlasstraat 7;
lel. 0412-
617015
privé, 634407 prakt.; fax 0412-645809;
p., medew. bij G.P.C.M. Jenniskens en A.J.M.
van Nistelrooij.

Bruinessen-Kapsenberg, Mevr. E.G. van;
1977; 4527 BE Aardenburg; Romanlaan 28;
tel.
0117-492174 privé, 454484 prakt.; fax 0117-
492398; p., geass. met G.A.M. Bruijckere en
A.L.J. van Bruinessen;
plv.i.

Brummelen, Mevr. E. van; 1995; 211
Salalah (Sultanate of Oman); p/a Salalah Port
Services, P.O.Box
369; d.

Buitenhuis, Mevr. C.P.; 1993; 7471 KV
Goor; Deldensestraat
117; IcL 0547-276159
privé, 074-3762262 prakt.; p., medew. bij
D.J.W. ter Braak en W.B.M. Geerling.

Don, P.P.; 1983; 9727 CR Groningen;
Sabotagelaan
92; tel. 050-5270371 privé,
5263255 prakt.; p., medew. bij B.W.
Pennekamp en Mevr. A.J. Steenbergen-van der
Bih.

Egberink. P.J.M.; 1995; 9103 RC
Dokkum; Elzenlaan
39; tel. 0519-292737
privé, 292526 prakt.; p., medew. bij T.
Bruggeling, K. Dijkstra, P.V.E. Fortuin, F.
Schreiber, S. Wietsma en M.A. van Wijck.

Egmond, M.J. van; 1993; 9965 PP Leens;
Wilhelminastraat
34; tel. 0595-577096 privé,
441800 prakt.; p., geass. met K.Tj. Bolhuis,
W.J.L. Lusink, M. Nicolay en P. Prins.

Flipsen, F.M.J.M.; 1992; 4261 NA Wijk en
Aalburg; Den Oudert 31 ; tel. 0416-691317 privé,
665059 prakt.; fax 0416-665081; p., geass. met
A. Baks, B.A. van Hees, M. de Jonge, G.A.M.
Leenders en O.M. Verhorst.

Gajentaan, ProfDr. J.E.; 1957; A-1978;
1083
EM Amsterdam; Nijenrodeweg 183; tel.
020-4421870; fax 020-4422570; r.d.; oud-hir.
(F.D.); Specialist Chirurgie der Gezelschaps-
dieren n.p.; em. diplomate American Board Vet.
Practitioners; Secretaris-Generaal F.V.E.; erelid
W.S.A.V.A.; erelid Groep Geneeskunde Gezel-
schapsd.

»Greef, R.J.T.; 1997; 1625 EC Hoorn;
Tjalk
46; tel. 0229-233736 privé, 0224-542777
prakt.; p., medew. bij E. van Gijtenbeek.

Hartog, Mevr. M.; 1995; Naar Nederland.
Hartog. Mevr. M.; 1995; 4301 ZL
Zierikzee; Oesterstraat
57; teL 0111-413308;
wnd.d.

IJzer, Mevr. J.; 1995; 3582 CE Utrecht;

-ocr page 356-

Minkade 25; tel. 030-2518975; specialist in op-
leiding U.U. (K.D., vkgr. Pathologie).

Jansen, Mevr. M.; 1996; 5361 HX Grave;
Van Elsstraat 11; tel. 0486-475493; p., medew.
hij J.W .A. Giesen en J. de Graaf.

Jan.ssen, W.A.G.; 1990: 6413 GC Heerlen;
Ganzewcide 89; lel. 045-5218871; p., gezel-
schapsd.

Jong, Mevr. N. de; 1992; 5408 ND Volkel;
Boekelsedijk 16 A; tel. 0413-274433; wnd.d.

Jonge, M. de; 1968; 4281 LR Ande;
Beatrixstraat 30; tel. 0183-442322 privé, 0416-
665059

0183-441280 prakt.; fax 0416-665081; p., ge-
ass. met A. Baks, F.M.J.M. Flipsen, B.A. van
Hees, G.A.M. Leenders en O.M. Verhörst.

Kingma, H.H.J.; 1997; 7447 PB
Hellendoom; Luttenbergerweg
18; tel. 0548-
656232 privé, 655065 prakt.; fax 0548-654650;
p., medew. bij J.C. de Jager, J.P..V1. Kamp, H.
ten Kate, R. Renting en T.J. de Vries.

Koopman, H.C.; 1986; 5427 RH Boekei;
Hoeve 1; tel. 0492-321851 privé.
0485-587654
bur.; d. bij Intervet Nederland
B.V.

Lambeek. K.H.J.; 1972; 4741 TR Hoeven;
Hermansstraat 2; tel. 0165-503582 privé, 076-
5013645 prakt.;
fax 076-5040278; p., geass. met
J.H.A.M. Bartels, A.A.J. Geerts, J.A. Meijs en
I.C.A.M. van Oosterhout; plv.i.

Leenders. G.A.M.; 1973; 5251 ES Vlijmen;
Wilhelminastraat 34; tel. 073
-5114092 privé,
5130150 tst. 1 prakt.;
fax 0416-665081; p., ge-
ass. met A. Baks, F.M.J.M. Flipsen. B.A. van

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

December

3 Symposium Uiergezondheid, Gezondheids-
dienst voor Dieren, locatie Drachten.
Aanvang: 13.30 uur.

7—11 Ninth International Conference of the
International Federation of Science Editors:
\'Science communication for the next mille-
nium\'. Sharm El-SheiklvCairo, Egypt.

10—12 International Colloquium on the
\'Epidemiology and control of bovine thei-
leriosis\'. Mrs. D. Van Melle, Institute of
Tropical Medicine, Nationalestraat 155,
2000 Antwerp (tel.: 32.3.2476206, fax:
32.3.2161431, e-mail: dvmelle(gitg.be).

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255. e-mail: chuit((^i
prolink.ch.

1998

Januari

18—20 Annual Conference of the International
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential

ErnLiiMi.a

iiH ml i

Hees, M. de Jonge en O.M. Verhorst.

Linden, Mevr. J.C.M. van der; 1977; 1862
JM Bergen: Van Blaaderenweg 29; tel.
072-
5812371;
d.

Meulen-Frank, Mevr. M. van der; 1987;
8251 SJ Dronten; Knooplaan 7; tel. 0321-
310197; fax 0321-380907; free-lance secretaris
project Huisdieren, Jaarbeurs Utrecht.

•Nabuurs, P.; 1997; 3582 EX Utrecht;
Albatrosstraat 30; tel. 030-2541916 privé, 0481-
461627 prakt.;
fax 0481-464839; p., medew. bij
J.T. van Berge Henegouwen. G.J. van Riemsdijk
en D.J. van Zoolingen.

Pieterse, Mevr. P.G.; 1979; 1541 MG
Koog a/d Zaan; Legerland 48;
tel. 075-
6311990; wnd.d.

♦Scheltema, Mevr. B.E.; 1972; 6871 JC
Renkum; Golsteinpad 2-4; tel. 0317-317410
privé,
0314-324555 bur.; k.d. R.V.V. kring
Doetinchem.

»Schrijver, Dr. R.S.; 1986; U-1997; 3722
JG Bilthoven; Paltzerweg 54; tel. 030-2292981
privé,
0320-238610 bur.; fax 0320-238668; E-
mail: R.S.SCHRlJVERfa ID.DLO.NL;
wet.
medew. ID-DLO,
.Algemene Zoogdier Viro-
logie.

Schweren, Mevr. M.J.A.L.; 1988; 5673 NG
Nuenen; Haffmanslaan
20; tel. 040-2832494;
p., medew. bij C.W.A. van Helbergen.

Straten, Mevr. S. van; 1996; 9965 PP
Leens; Wilhelminastraat
34; tel. 0595-577096
privé,
0592-541216 prakt.; p., medew. bij G.P.
Hofland en Joh. Nijhoff.

Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: (M)91-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva(^ .sprintrpg. spring.com.

20^-22 Authorship in Biomedical Publication:
Problems and Proposals. A Council of
Biology Editors Retreat. Berkely,
California, USA.

Maart

4 7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases. Ludwig-Maximilians-University
Munich. Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim. tel.: 89-315619-70 or
-80, fax: 89-315619-82.

April

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress, International Con-
vention Centre. Birmingham, England.

17—19 ESVOT congres: orthopedie paard,
rund, gezelschapsdieren. Faculteit Dierge-
neeskunde. München.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Cordoba, Spain.
For information and submission of abs-
tracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner. Im Eichholz 10, 53127
Bonn. Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: Amo Lindner
Bonn(^T-online.de.

24- 26 Voorjaarsdagen, R.\\l - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031. NL-3508 SB Utrecht, the Nether-

Streumer. J.A.; 1971; 7622 LM Borne;
Oude Deldensestraat 31 ; tel. 074-2670596
privé,
2663252 prakt.; fax 074-2670599; p., gezel-
schapsd.

Verhorst, O.M.; 1967; 5256 NA Herpt
(gem. Heusden); Burg. Buysstraat 24; tel. 0416-
662163 privé, 665059 prakt.; fax 0416-665081;
p., geass. met A. Baks. F.M.J.M. Flipsen, B.A.
van Hees, M. de Jonge en G.A.M. Leenders.

Voute, E.J.; 1942; 7214 BL Epse;
Klembergerweg 12; tel. 0575-494051 ;
r.d.

Vriens, R.F.L.M.; 1991; 5766 PG
Griendtsveen; Pastoor Hendriksstraat 14;
tel.
0493-526000 privé, 0478-544100 prakt.; fax
0478-544101; p., geass. met Y. Grcydanus, C.J.
Pel. O.J.M. Schreurs, A.J.P.M. van Sundert en
N.J. Zegers.

Vries, Mevr. W.F. de; 1990; 1731 WE
Winke; Corsolaan
13; tel. 0224-542704 privé,
542090 prakt.; p.

Wiering, M.J.J.; 1990; 1731 WE Winke;
Corsolaan
13; tel. 0224-542704 privé, 542090
prakt.; p.

Wesdorp, Mevr. J.L.; 1994; 9103 RC
Dokkum; Elzenlaan
39; tel. 0519-292737; d.

Wit, Dr. J.J. de; 1989; U-1997; 7221 BN
Steenderen; Dorpsstraat 27; tel.0575-452357
privé, 0570-660614 bur.; d. G.D., immunoloog,
loc. Deventer.

Zwanenburg, F.; 1995; 3706 EK Zeist;
Laan van Vollenhove 1071;
tel. 030-6957554
privé, 0342-455540 bur.; fax 0342-455590; do-
cent .A.O.C., Groenhorst College, Barneveld.

lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-251 1787.

30- 3 mei lams Nutrition Symposium. The
Fairmont Hotel, San Francisco, California.
USA.

Mei

14—16 Virology of Carnivores. First
Intemational Meeting. Drs. Jolanda B. van
Luipen, Virology Unit, Department of
Infection & Immunity. Utrecht University,
dc Uithof Androclusgebouw, Yalelaan I,
3584 CL Utrecht. Phone: 31 30 253 2485,
fax: 31 30 253 6723, e-mail: J.LUI-
PEN(gVETMIC.DGK.RUU.NL.

II —16 PHLO-seminar: \'New Developments
in Feed Evaluation\' te Wageningen. In-
schrijftermijn eindigt op 10 maart 1998.

Juni

2—5 Third International Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Deadline for
receipt of abstracts is February I, 1998.
Information: Prof C. Van Peteghem.
Symposium Chairman, Faculty of Phar-
maceutical Sciences, University of Ghent,
Harelbekestraat 72, B-9000, Ghent.
Belgium. Phone: (32)9/264.81.34. fax:
(32)9/264.81.99, e-mail: carlos.vanpeteg-
hem@mg.ac.be.

Augustus

9—11 Third Intemational Raptor Biomedical
Conference, Midrand. South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126.
E-mail: J.T. Lumeij@ukg.dgk.mu.nl.

24—28 10"i Intemational Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals. Utrecht.

-ocr page 357-

the Netherlands (e-mail: T.Wensing@IZV.
DGK.RUU.NL). R.N.V.A., PO Box 14031,
3508 SB Utrecht.

September

3—5 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert haar
vijftiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020.

10—12 Eight Intemational Conference on
Human-Animal Interactions. \'The chan-
ging roles of animals in society\', Prague.
Tel.: 33 1 49 291200, fax: 33 1 48 065565.
14—18 IX International Conference of the
Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

December

3 Jaarvergadering van de Groep Veterinaire
Specialisten. Locatie: De Biltsche Hoek te
De Bilt. Aanvang vergadering: 20.30 uur.

4 Cardial Pursuit Seminar, Motel Stein-
Urmond, Urmond. Novartis Animal
Health, dhr. P. Ghyoot, tel.: 0165-574805
of Postbus 1048,4700 BA Roosendaal.

9 Vergadering Afdeling Noord-Holland in
Café de Marken. Marken-Binnen.

9 Themadag: MDM-Mineralenmanagement
in de praktijk. ID-DLO te Lelystad.
Kosten: ƒ 85,-. Informatie -t- opgave bij
Martijn Korver, tel.: 0320-293539.

9 Themadag rosé vleeskalverhouderij.
Congrescentrum Agora te Lelystad.
Informatie, tel.: 0320-293211 (PR, sectie
Voorlichtingszaken).

10 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Acupuncturisten in het Wapen
van Bunnik te Bunnik; aanvang 20.30 uur.

10 Afdelingsvergadering Zuid-Holland. Lezing
door prof dr. G. Wagenaar, getiteld: \'Dier-
ziektenbestrijding verleden en heden\'.

11 Afdelingsvergadering Gelderland in de
Waag te Doesburg.

11 Vergadering Afdeling Utrecht in Het Oude
Tolhuys te Utrecht, aanvang: 20.15 uur.

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hel-
lendoom.

16 Bijeenkomst van de Groep Geneeskunde
van het Rund. Locatie: Collegezaal
Bedrijfsdiergeneeskunde. Aanvang: 13.30
uur. Onderwerp: Antibiotica in de Rund-
veepraktijk (update formularium). Minor
indications. KKM.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

1998

April

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

Juni

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

September

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

CURSUSSEN

December

2 PUO-cursus (België): 8) Hygiënebeheersing
in pluimveeslachterijen en -uitsnijderijen.

4 PUO-cursus (België): 34) Cardiologie in
de praktijk: cardiomyopathie bij hond en
kat.

5 PUO-cursus (België): 19) Fertiliteitspro-
blemen bij de hengst.

8 PAO-D cursus: 97.230. Begeleiding melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 9 en 12
december 1997).

10 PAO-D cursus: 97.140. Case studies in-
terne geneeskunde gezelschapsdieren.

11 PAO-D cursus: 97.928. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

12 PUO-cursus (België): 17) Economische
aspecten van bedrijfsbegeleiding.

13 PAO-D cursus: 97.805. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek van gezel-
schapsdieren.

14 PUO-cursus (België): 35) Zoönosen over-
gedragen door gezelschapsdieren.

16 PUO-cursus (België): 9) Pluimveekeuring
tot in de 21 ste eeuw.

16 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111
in het Novotel Amsterdam.

18—19 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en
voortplanting van het rund: management
van de hoogproductieve koe\'. Wageningen.

1998

Januari

7 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

9 PUO-cursus (België): 27) Praktische oefe-
ningen in maagdarm-endoscopie.

16 PUO-cursus (België): 20) Het klinisch on-
derzoek van de rug en de meest voorko-
mende afwijkingen.

21 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111
in Hotel Nieland Apeldoorn.

22 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Barneveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

22 PAO-D cursus: 97.146. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

28 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

28 PAO-D cursus: 97.603. Apotheekbeheer II
voor gezelschapsdierenpractici (twee blok-
ken van twee dagen; blok 1 tevens 29 janu-
ari, blok 2; 29 en 30 maart 1998).

29 PAO-D cursus: 97.137. De oudere kat.
Diagnostiek en behandeling van diverse
aandoeningen bij de oudere kat.

Februari

4 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Barneveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

4 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

4 PAO-D cursus: 97.401. Pluimveecasuï-
stieken.

5 PUO-cursus (België): 38) Ziekten bij ko-
nijnen die als hobbydieren gehouden wor-
den.

6 PUO-cursus (België): 22) PRKS (Porcine
Reproductive and Respiratory Syndrome).

6 PUO-cursus (België): 28) Praktische oefe-
ningen in radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie opna-
men.

10 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

IO— 11 PHLO-cursus \' Vruchtbaarheid en voort-
planting van het varken\'. Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen, tel.:
0317-484093/484092, fax: 0317-426547.
Inschrijftennijn eindigt op 12januari 1998.

11 PAO-D cursus: 97.138. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

11 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 1 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

18 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

19 PAO-D cursus: 97.147. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren

26 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 5, 12 en 19 maan 1998).

26 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in het Holiday Inn Eindhoven.

27 PUO-cursus (België): 29) Praktische anes-
thesie-apparatuur.

.Maart

4 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 1 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Barneveld. Voor informatie/op-
gave: de heer J. Broos, tel.: 077- 3998888.

5 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari, 12 en 19 maart 1998).

11 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

12 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari, 5 en 19 maart 1998).

17 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111
in het Postiljon Hotel Heerenveen.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

19 PAO-D cursus: 97.148. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

19 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari. 5 en 12 maart 1998).

31 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

April

1 PAO-D cursus: 97.604. Veterinaire
Apotheek II landbouwhuisdieren (twee
blokken; blok I tevens 2 en 3 april; blok 2,
14 en 15 mei 1998).

16 ESVOT-cursus: chirurgische practica ge-
zelschapsdieren. Faculteit Diergeneeskun-
de, München.

23 PUO-cursus (België): 32) Kennismaking
met de minimaal invasieve chirurgie bij
kleine huisdieren.

30 PUO-cursus (België): 39) Anesthesie bij
vogels en bijzondere diersoorten.

Juni

8—13 PHLO-cursus: \'Animal Health
Economics - Principles and Applications\'
te Wageningen. Inschrijftermijn eindigt op
9 maart 1998.

-ocr page 358-

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

OUR CURRENT
DUTCH VET PEGGY IS
GOING TG BOLIVIA

Call her on 00 44 1775 761 352 or 00 44 468 853 270
(mobile) and see why being part of our Meat
Hygiene Practice could help you find your niche
Fulltime or help us design the job around you! With
great variety of work, lots of time to pursue inte-
rests and follow up on projects, good salary, holi-
days and perks, no weekends or \'on call\', - we have
a lot to offer!

R.J. and S.A. Lawrence, Veterinary Surgeons,
Skinnand Manor, Navenby, Lincolnshire LN5 OLW,
United Kingdom.

Aflevering Deadline *)

01-01-1998
15-01-1997
01-02-1998
15-02-1998

15-12-1997
29-12-1997
12-01-1998
26-01-1998

Voor 12.00 uur \'s middags.

Dierenkliniek Ridderkerk zoekt op korte termijn een

FULLTIME DIERENARTS M/V

Ons moderne pand in Ridderkerk is het middelpunt van vijf dependances. U zult werkzaam zijn in de gezelschaps-
dieren. Flexiblitelt en goede contactuele eigenschappen zijn vereist en zelfstandig kunnen werken strekt tot aan-
beveling. Uw schriftelijke sollicitatie en curriculum vitae kunt u binnen tien dagen zenden aan: Dierenkliniek
Ridderkerk, t.a.v. Astrid van Horssen, J. Catsstraat 3, 2985 BE Ridderkerk.

Binnen onze maatschap voor gezelschapsdieren
zoeken wij een

NIEUWE COLLEGA M/V

Enige ervaring strekt tot aanbeveling.
Mogelijkheid tot associëren aanwezig.

Reacties gaarne naar de Dierenartsen C. Buesink
en J.F.J. van de Broek, Dordtsestraatweg 735,
3075 BH, Rotterdam.

>

Twee eenmanspraktijken zoeken op korte termijn
gezamenlijk een

DIERENARTS M/V

met differentiatie gezelschapsdieren voor drie da-
gen per week. Goede contactuele eigenschappen
en een commerciële instelling zijn een vereiste.
Binnen onze moderne eerstelijns praktijken staan
service en kwaliteit voorop.
Uw reacties binnen 14 dagen richten aan:
Dierenkliniek Nederrijn en Rijkerswoerd, p/a
Mooieweg 102,6836 AJ Arnhem.

De fiscus als vriend

Fiscaal gezien is vernnogensvorming een
peperdure zaak. Imnners van elke duizend
gulden inkonnen is al gauw zestig procent
bestemd voor de kas van de fiscus.
U kunt hier iets aan doen door gebruik te
maken van de fiscale aftrek-mogelijkheid
die door de wetgever is geschapen.
Want dan verschuift u inkomen van nu naar
straks waardoor u direct een aantrekkelijk
belastingvoordeel geniet.
U kunt hiervan dit jaar nog profiteren.
Belt u gerust als u meer wilt weten.

<

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

-ocr page 359-

n een doorbraak te bereiken in de behandeling van FLUTD, moesten
ze onderzoekers eerst experts worden op het gebied van steenvorming.

Zij vonden aparte oplossingen
voor oxalaat- en struvietstenen:

Jrinestenen zijn een bekende factor in FLUTD. De vorming van verschillende

Sirten urinestenen is afhankelijk van de in de urine aanwezige kristallogene
if(fen) en andere omstandigheden en factoren die daartoe aanleiding geven.
! behandeling moet daarom exact afgestemd zijn op de specifieke soort
nen. In de laatste tien jaar heeft zich een aanmerkelijke verschuiving
orgedaan in de samenstelling van urinestenen bij katten. Terwijl de
cidentie van struvietstenen met 36% is afgenomen, is die van oxalaatstenen
dezelfde periode met 38% toegenomen". Tot nu toe waren er echter geen
iciale diëten voor de behandeling van oxalaatstenen beschikbaar.

The lams Company is de eerste fabrikant die twee FLUTD diëten biedt die
specifiek gericht zijn op respectievelijk oxalaat- en stmvietstenen. Twee
samenstellingen die dierenartsen in staat stellen de twee meest voorkomende
urinestenen te behandelen. Specifieke, uitgebalanceerde en licht verteerbare
diëten die zo samengesteld zijn dat zij niet alleen urinestenen behandelen maar
ook het algehele welzijn van het dier bevorderen.

" Osbome et al. Feline Urolithiasis : Etiology and Pathophysiology. Vet.Clin. North
Am. Vol 26
(2); March 96.

Eukanuba•• Veterinary Diets

De eerste in de markt met FLUTD diëten

specifiek voor de behandeling van oxalaat- en struvietstenen.

Voor informatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B.V., Tel. 0411-677500.
Voor technische informatie omtrent onze producten kunt u zich wenden tot Holland Diervoeders B.V, Importeur Nederland, Tel.: 030-2479611.

-ocr page 360-

Klinische diagnose:
Kaakfractuur

Nieuw: Pedigree® & Whiskas
Concentration Instant Diets
Electrolyte Instant Fluid.

► De Pedigree en Whiskas Concentration In:
Diëten
bevorderen het herstel door tegemoQ
komen aan de verhoogde behoefte gedure
metabole stress en door optimalisering vai
peri-operatieve voedingstoestand.

■ Geconcentreerde, energierijke receptuur.

• Uitstekend verteerbaar, afgestemd op de
specifieke peri-operatieve behoeften.

■ Verrijkt met glutamine, arginine, zink en wat
oplosbare vitaminen.

• Zeer geschikt voor sondevoeding.

■ Hoge acceptatie, wat de overgang naar
zelfstandig eten vergemakkelijkt.

• Voor hond en kat een eigen dieet.

■ Handige sachets voor een goede dosering
en makkelijk gebruik.

► De Pedigree en Whiskas Electrolytenoplossir.
een smakelijke glucose-electrolyten drank,
zorgt voor een snel herstel van de electroly
balans en een goede rehydratie.

► Deze diëten zijn effectief gebleken in Walt!
studies: uw garantie voor een succesv
behandeling.

NUTRITIO
SOI£TIOh

^^ whisk.

VETERINARY DII

Dieetstrategie:
Sondevoeding, herstel

electrolytenbalans Nieuw

Voor meer Informatie: Waltham Veterinaire Service. Postbus 81. 5460 AB Veghel. Telefoon: 0413 - 383333.

Telefax: 0413 - 340229. Voor bestellingen: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Telefoon: 0342 - 427127,

Telefax: 0342 ■ 490164. De Pedigree en Whiskas diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

m

WALTHAM

THE WORLD\'S LEADING AUTH\'
ON PET CARE AND NUTRIT)

-ocr page 361-

50 Jaar Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren: het gouden jubileum van een gouden groep

De collegae Winsser, Peters en Ojemann hadden vijftig jaar geleden niet kunnen bevroeden dat hun initia-
tief, de Groep Geneeskunde van het Kleine Huisdier in het leven roepen, zulke verstrekkende gevolgen zou
hebben.

Op 25 januari 1947 bezochten 29 nieuwe leden van de groep een bijeenkomst in het Instituut voor
Praeventieve Geneeskunde in Leiden, waar door collega Ojemann een verhandeling werd gehouden over
\'Hormoonbehandeling bij het kleine huisdier\'. De notulen bleken zo interessant dat ze in het december-
nummer van Nederlands-Indische bladen voor diergeneeskunde verschenen.

De GROEP is geboren!

Door de inzet van velen is de Groep, inmiddels tot Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren omgedoopt,
uitgegroeid tot een volwassen instituut, dat wat waar Abraham de mosterd haalt.

De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, de grootste groep binnen de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde verzorgt voor haar (om en nabij de) 850 leden jaarlijks diverse acti-
viteiten.

Het publiceren is niet bij de eerste vergadering gebleven; middels proceedings, nieuwsbrieven en het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde worden leden, maar ook anderen, op de hoogte gebracht of gehouden
van vakinhoudelijke en maatschappelijke ontwikkelingen.

in het verleden georganiseerde symposia zijn uitgegroeid tot de Voorjaarsdagen en de Najaarsdag, waar
we allen jaarlijks getuige van zijn. In 2000 zal het congres
Voorjaarsdagen zelfs van internationale allure
zijn, omdat dit congres dan tezamen wordt gehouden met het Europees- (FECAVA) en Wereldcongres
(WSAVA). De oprichters en hun volgelingen kunnen trots zijn.

Een gouden jubileum behoeft enige feestelijkheid. Het bestuur is van mening geweest dat de wat huiselij-
ker
Najaarsdag een geschikte gelegenheid is om het een en ander te vieren.

Na een wat opgevrolijkte \'normale Najaarsdag\' zal deze overgaan in een festiviteit die gepaard gaat met
sociale, musicale en inwendige verzorging.

Een uitgelezen moment om even stil te staan bij al het werk dat door diverse collegae, maar ook door an-
deren verzet is. Zonder die inzet en de niet geringe hoeveelheid tijd die velen eraan gegeven hebben zou
deze schitterende mijlpaal niet bereikt zijn.

Leve de Groep, hiep hoera op weg naar de 100 jaar!

was getekend, H. van Herpen,
voorzitter Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren.

-ocr page 362-

i ■tf^iT\'

Drs. H. Vaarkamp\'\'

DE APOTHEEK IN DE GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 700-1

Een mens leeft ongeveer 80 jaar. Negen maanden in utero gaan
daaraan vooraf en een pijnlijke, niet ongevaarlijke geboorte
markeert het begin. Vijfentwintig jaar is nodig om van een
Nederlands kind een dierenarts te maken. Om uit te groeien van
een pas afgestudeerde tot een doorkneed vakmens is tien jaar
praktijkwerk normaal. Onze dierenarts is dan bijna 40 jaar oud.
Op dat moment breekt de periode aan waarin deze dierenarts
daadwerkelijk een stempel op het vak kan dmkken. Deze pe-
riode duurt maximaal 15 jaar. Daama volgt de afbouwfase
waarin weinigen nog aandacht besteden aan de uitingen van de
oudere dierenarts. Tenslotte is er hopelijk een laatste levens-
fase, waarin het werk niet langer meetelt en aan het grote uit-
msten vorm gegeven wordt. Per saldo is een dierenarts voor de
diergeneeskundige ontwikkeling slechts 15 van de 80 levensja-
ren belangrijk, oftewel nog geen 20% van de toegemeten tijd.
De rest bestaat uit aanloop, training, afbouw en uitmsten. Zo
bezien is het geen wonder dat een vergadering van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren niet al te veel bezoekers kent.
Deze vergadering is namelijk vooral van belang voor de groep-
leden die iets met hun vak willen - meer dan wat tot dusverre
gebmikelijk was. Voor deze geestdriftige leden wil ik graag
spreken over de apotheek in de praktijk, dat wil zeggen de situ-
atie nu en de voomitzichten.

De samenleving van vandaag is de resultante van talloze
trends, opvattingen en feitelijkheden van het verleden. De
politiek bepaalt door wetgeving de spelregels zoals die gra-
dueel of schoksgewijs duidelijk worden in de maatschappij.
Per definitie loopt de politiek, dus de wetgeving, achter op de
feiten. Dit betekent dat wat vandaag in de ogen van een matig
geïnformeerde burger doodgewoon en van alle tijden lijkt,
morgen opeens anders kan zijn. Matig geïnformeerd zijn wij
allemaal, dmk als we zijn met een nuttig leven. Daar komt bij
dat mogelijke bedreigingen vanuit een betrekkelijk comfor-
tabele positie bij voorkeur gebagatelliseerd worden. Het zal
zo\'n vaart wel niet lopen - dat is een gewaardeerde uitdmk-
king temidden van mensen die het naar hun zin hebben.
Uw apotheek is een onderwerp dat u in het algemeen niet
bijster interesseert. Van oudsher is het nu eenmaal zo dat een
praktiserend dierenarts zelf de medicijnen verstrekt die hij of
zij nodig acht voor genezing. Die medicijnen worden door de
dierenarts zelf ingekocht op een vertrouwd adres, netjes be-
waard tot het moment van behoefte en vervolgens met een
redelijke marge en met goede informatie meegegeven aan de
eigenaar van het te behandelen dier. Wat kan daar nu mis
mee zijn?

Een heleboel kan daar mis mee zijn. Daar wil ik u iets over
vertellen.

\' AUK Beversestraal 23. 5431 SL Cuijk

Ten eerste leven wij als Nederlanders niet meer in
Nederland, maar in Europa. Dat houdt in dat allerlei ge-
woontes die in het oude Nederland bestonden, allerminst
vanzelfsprekend zijn in Europa. We zijn nog niet zo lang
Europeanen, dus de gevolgen moeten nog goeddeels duide-
lijk worden. Gevolgen worden vaak pas voelbaar nadat in
Europa harmonisatie plaatsgevonden heeft. Harmonisatie is
een mooi woord voor het introduceren van een gemeen-
schappelijk, Europees systeem dat een eind maakt aan lokale
gebmiken. Harmonisatie is een zware opgave voor Bmsselse
diplomaten, want iedere lidstaat wil het eigen systeem tot
standaard verheffen. Met 15 lidstaten is dat een onmogelijke
opgave, dus wordt ultieme politiek bedreven om harmonisa-
tie te bewerkstelligen. Het gevolg is wel dat harmonisatie
vaak tot verbijstering in de meeste lidstaten leidt. Opeens
verandert er iets wat niemand verwachtte of nodig vond.
Harmonisatie leidt zo nogal eens tottOnstematie.

Wat in Nederland doodgewoon is, de apotheek van de die-
renarts, is in veel lidstaten hoogst ongewoon. Grote en kleine
collega-lidstaten hebben nogal eens een heel ander systeem.
Om er een paar te noemen: Zweden, Finland, Denemarken,
België, Luxemburg, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland
vinden uw apotheek maar een rare zaak. Daar zijn toch de
apothekers voor.

Weest u gemst: Duitsland, Engeland en Frankrijk begrijpen
u best - en dat zijn geen kleintjes.

Apothekers bestaan in alle lidstaten en zij beschouwen zich-
zelf als de logische distributeurs van geneesmiddelen, soms
ook van diergeneesmiddelen. Iets anders kunnen ze ook niet.
De arts of de dierenarts stelt de diagnose, bepaalt eventueel
een medicamenteuze therapie en schrijft een recept, een
voorschrift; daarop zorgt de apotheker voor de leverantie.
Dat systeem bestaat op veel plaatsen en dat systeem wordt
voorgedragen als Europees systeem. Weg met uw apotheek,
dus.

Waarom zijn wij Nederlanders voor de veterinaire apotheek?
Ten eerste omdat de leverantie van diergeneesmiddelen aan
patiënten een economisch gewin is voor de dierenarts. In een
gezelschapsdierenpraktijk gaat het dan wel niet over gewel-
dige bedragen, maar de winstbijdrage uit de apotheek telt
wel degelijk mee. Afgezien van de winstbijdrage brengt het
apotheekwerk assistentie ook eerder binnen het bereik van
de dierenarts, hetgeen het praktijkniveau absoluut verhoogt.
Ten tweede bevordert de leverantie door de dierenarts de
kennis van de diergeneesmiddelen bij die dierenarts en de
vooriichting aan de gebmikers.

Ten derde is de consument gediend bij het Nederlandse sys-
teem. Het is gemakkelijker, want het bespaart een extra gang
naar de officina apotheek, het werkt kostenbesparend, want
een apotheker heeft ook weer een vergoeding nodig, en het
bevordert de kwaliteit van het gebruik door de adequate
voorlichting. Onderschat u vooral dat laatste argument niet.
Europa is zeer kien op het belang van de consument; die staat
steeds bij de besluitvorming centraal, niet u, niet de apothe-
ker.

-ocr page 363-

Wat is tegen het Nederlandse systeem? Dit: u zou zich kun-
nen verrijken aan uw patiënten door nodeloos medicatie voor
te schrijven; u verdient er immers aan. En dit: u weet geen
bal van fatsoenlijke omgang met medicijnen; dat is een vak
apart waar een speciale zesjarige academische studie voor
bestaat.

Het eerste bezwaar is uitsluitend te ondervangen door goed
te administreren; u bent dan controleerbaar bezig en dat boe-
zemt vertrouwen in. In werkelijkheid zult u hoogstens door
de belastingdienst gecontroleerd worden, denkt u, maar ver-
geet u dat rustig. U zult zich over x jaar vrijwillig zelf laten
controleren, eenvoudig omdat u trots bent op uw praktijk en
niet over één kam geschoren wenst te worden met minder
volk in Europa.

Het tweede bezwaar, uw onkunde van farmacie, is reparabel
als u tenminste gebruikmaakt van het project Veterinaire
Apotheek, oftewel de PAO-apotheek, voor u geregeld door
uw eigen KNMvD en uw eigen AUV. Nog maar de helft van
alle practici heeft daadwerkelijk een PAO-cursus apotheek
gevolgd en voor degenen die zulks al vijfjaar vermeden heb-
ben wordt het tweede bezwaar wel heel echt.

Nog niet zo heel lang geleden beschouwden we de dierenart-
sen als een hechte groep, waarvoor dezelfde rechten en
plichten golden. Door de onmogelijkheid om iedereen in
Europa op niveau te houden is nu een proces van loutering
van binnenuit begonnen. Het koren wenst zichzelf van het
kaf te scheiden, want er is nu eenmaal onmiskenbaar kaf te
ontwaren. Er zijn in Europa platte handelslui als dierenarts
bezig om zichzelf te verrijken en hoe kunnen de goedwillen-
den het publiek (de consument) nog duidelijk maken dat in
hun praktijk wel degelijk kwaliteit geboden wordt? Door
zulks te laten meten en officieel te laten bevestigen.
Zekerstellen, of in het Latijn: certificeren. De PAO-cursus
apotheek is de prelude voor de certificatie. Wie dat betwijfelt
is echt te lang binnen vier muren zonder krant geweest.

Hoe staat het nu met de harmonisatie van de diergeneesmid-
delendistributie? Zover: in Brussel zijn werkgroepen vanuit
de 15 regeringen bezig met het studeren op de situatie en de
mogelijkheden. Dierenartsen, apothekers, winkeliers, han-
delaren: iedere partij heeft een lobby, maar wordt afgerekend
op argumenten. Het harmonisatie-proces zal nog wel jaren
duren, maar u draagt een eigen verantwoordelijkheid als lid
van de gezichtsbepalende groep.

ENTINGEN EN ENTBELEID - EEN TOEKOMSTVISIE

Tijdschr Diergeneeskd 1997:122: 701-3

Prof. dr. dr. h.c. M.C. Horzinek\'\'

INLEIDING

De enting is de meest succesvolle medische en veterinaire
handeling: door vaccinaties werden meer levens gered,
wordt de dieriijke productie efficiënter beschermd dan door
alle andere medische en veterinaire handelingen bij elkaar
genomen. Het is zelfs mogelijk gebleken om ziekten wereld-
wijd uit te roeien (de pokken,
Variola, van de mens) en de po-
gingen om hetzelfde voor poliomyelitis en mazelen te berei-
ken worden optimistisch beoordeeld. Dit optimisme kan
mijns inziens niet voor die virusziekten gelden, waarvoor in
de wilde fauna reservoirs aanwezig zijn (zo komen bijvoor-
beeld distemper- en parvovirussen ook bij marterachtigen
voor). Tegen deze zal er ook in de toekomst geënt moeten
worden.

Vaccins werden al toegepast toen het begrip \'immuunprotec-
tie\' nog niet bestond. Inmiddels heeft de vaccinologie een ei-
gen wetenschappelijke status verworven, als een interdisci-
plinair vakgebied dat zich uit de microbiologie en de
immunologie heeft ontwikkeld. Omdat er met vaccins geld
verdiend wordt - door de dierenarts en bijgevolg door de in-
dustrie - wordt er ook in onderzoek naar vaccins geïnves-
teerd. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen. Tegen de meeste
animale virusziekten kan bescherming worden verkregen en
de enkele overgebleven aandoeningen (katte-AlDS, feline in-
fectieuze peritonitis, Alëutenziekte van de nerts) zullen naar
verwachting op korte termijn kunnen worden voorkomen.

ƒ Vakgroep Infectieziekten en Immunologie. Afdeling Virologie, Faculteit der Dier-
geneeskunde. Universiteit Utrecht, Postbus HO165, 3508 TD Utrecht.

Vaccinaties vormen tevens de economische basis voor de
meeste dierenartsenpraktijken - schattingen lopen uiteen van
20 tot > 40% van het directe en indirecte inkomen dat uit en-
tingen wordt verworven. In schril contrast hiermee staat de
investering in vaccinologisch onderwijs in de diergenees-
kundige opleidingen. Terwijl in Utrecht leerstoelen voor im-
munologie en een leeropdracht voor veterinaire vaccinologie
bestaan, is dit in de buurianden niet het geval. De paradoxale
situatie doet zich voor dat de gemiddelde dierenarts van zijn
meest lucratieve handeling het minst afweet. Met het oog op
de toekomstige ontwikkelingen in de diergeneeskunde is dit
een funeste conclusie.

ZAL ER IN DE KOMENDE EEUW NOG WORDEN GE-
ENT?

Dit is een enigszins retorische vraag - voor de viroloog is er
geen profetisch vermogen nodig om bevestigend te antwoor-
den. Zolang als er cellulaire organismen op deze aardbol be-
staan zullen er geregeld nieuwe virussen verschijnen en deze
infecteren, soms ook ziek maken. Er is dus een blijvende re-
den om nieuwe entstoffen te ontwikkelen - ook omdat er
geen goede alternatieven bestaan; van een universele antivi-
rale chemotherapie mag men niet veel verwachten, ondanks
de recente successen bij AIDS.

Nieuwe virusepidemieën worden telkens weer onderkend
(van parvo-enteritis tot zeehondesterfte tot abortus blauw),
de media attenderen erop, vele mensen worden zelf ziek (bij-
voorbeeld door \'nieuwe\' griepvirussen). Onderzoek toont
aan dat zij het resultaat zijn van veranderingen in het genoom

-ocr page 364-

van meestal reeds bekende virussen, van virale evolutie.
Wat zijn deze \'nieuwe\' vimssen? Als een epidemie wordt
geconstateerd geeft dit aanleiding tot moleculair genetisch
onderzoek waarvan het resultaat tamelijk voorspelbaar is: de
veroorzaker zal een vims zijn dat iets afwijkt van reeds be-
kende virassen. Het epidemische vims is het product van
mutatie gevolgd door selectie - en dat noemen wij evolutie.
De drijvende kracht bij de evolutie van RNA-vimssen (en dit
zijn de meeste pathogenen) zijn over het gehele genoom ver-
spreide veranderingen van enkele nucleotiden, maar ook in-
voegingen van langere stukken, van de cel \'geroofde\' geneti-
sche informatie. Vimssen kunnen tijdens de transcriptie
bijvoorbeeld door het springen van het enzym dat de nucle-
otidevolgorde overschrijft (het transcriptase) naar een an-
dere matrijs vreemde informatie in hun genoom opnemen en
- als deze een selectievoordeel oplevert - ook genetisch door-
geven. De uitwisseling van één enkel aminozuur sorteert
dramatische effecten, en zulks mag
a forteriori van het op-
pikken van gehele motieven (modules) vreemde informatie
worden verwacht; men spreekt bij vimssen van \'modulaire
evolutie\'. Een gemuteerd vims zou zijn oorspronkelijke
gastheer infecteren en ziek kunnen maken, ook al is die tegen
het ongemuteerde \'ouder\' virus immuun; het zou echter ook
een nieuwe gastheer, een andere diersoort kunnen aantasten.
Virale evolutie is dus moleculair te volgen en te analyseren.
Het ligt voor de hand dat de entstofindustrie de epidemiologi-
sche ontwikkelingen bijhoudt en zo spoedig mogelijk met
vaccins tegen nieuw ontdekte virusziekten op de markt komt -
dit draagt bij tot de reputatie en het marktsucces van een be-
drijf Waar de evolutie voorspelbaar is, de mutaties in be-
paalde genen verwacht mogen worden (zoals bij het influen-
zavims), gebeurt dit efficiënt en routinematig: bij menselijke
griepvaccins is een jaariijkse antigene \'update\' noodzakelijk.
Research, ontwikkeling en registratie van een vaccin zijn
voor een bedrijf prijzig en bij kosten-baten overwegingen
worden dikwijls compromissen gesloten - vooral wat de
werkzaamheid betreft (bijvoorbeeld een marginale hoeveel-
heid antigeen in een preparaat). De werkzaamheid wordt
door de nationale registratieautoriteiten op basis van de
(door de industrie) ingediende dossiers bevestigd en een pre-
paraat mag uiteindelijk worden verkocht. Placebo-gecontro-
leerd, onafhankelijk veldonderzoek naar de mate van be-
scherming is zelden gedaan, vergelijkend onderzoek tussen
preparaten noch veel minder vaak. Dierenartsen verlaten
zich op de \'ervaring\', met alle problemen van dien; men
blijft over het algemeen trouw aan zijn merk - wisselingen
kunnen het gevolg zijn van een goede \'sales talk\', van door
collega\'s opgedane \'ervaringen\'. Toch bestaan er ongetwij-
feld verschillen in effectiviteit tussen vaccins; de notoir
slechte reputatie van entstoffen tegen katte-niesziekte is wel-
licht te wijten aan nieuw-geëvolueerde calicivimsstammen
in het veld, waartegen het vaccin minder kruisimmuniteit op-
wekt dan enkele jaren geleden. Onderzoek heeft ook aange-
toond dat bepaalde charges (lots) van een entstof van één
firma een slechtere immuniteit opwekten dan andere.
Bij het slechte renommé van een bepaalde entstof moet met
een socio-psychologisch fenomeen rekening worden gehou-
den - dat van de selectieve waarneming. Over de duizenden
na enting gezonde, door enting beschermde dieren wordt in
veterinaire en fokkerskringen niet gesproken, het enkele (na
enting, ondanks enting) zieke dier krijgt alle aandacht.
Omdat bij de colportage vaak ook de naam van het preparaat
genoemd wordt, ontstaat cumulatief een negatief beeld.
Entgevolgen en -doorbraken zijn echter normaal, ook in sta-
tistische zin, en er bestaat geen vaccin dat 100% bescher-
ming vedeent. Dit was boven met \'ervaring\' bedoeld.

WELKE KOERS STUURT DE VETERINAIRE VACCI-
NOLOGIE?

Zoals de microbiologie (met van Leeuwenhoek, Beijerinck,
Kluyver) is ook de veterinaire vaccinologie in Nederland be-
gonnen. Toen Frenkel in Amsterdam het mond-en-klauw-
zeervirus in overlevende epitheelfragmenten van rundertong
kon vermeerderen was de basis voor een gecontroleerde vi-
ruskweek gelegd, voor de industriële productie van antigeen
in celcultuur. Het CDl, respectievelijk het ID-DLO, heeft ver-
volgens met de herpesvirale marker-entstoffen vaccinologi-
sche geschiedenis geschreven, het chimere pseudorabiës/var-
kenspestvaccin was een moleculairbiologisch hoogstandje,
en de bescherming van honden en nertsen tegen dodelijke
parvovimsinfecties door middel van een kort Oligopeptide
vervulde een lang gekoesterde immunologische droom.
Vaccins worden op de hoofdeigenschappen werkzaamheid
en onschadelijkheid (veiligheid) beoordeeld en op beide ge-
bieden is er voomitgang geboekt. Tientallen strategieën zijn
in ontwikkeling om tot een maximale bescherming met mini-
male bijwerkingen te komen. De diergeneeskunde heeft hier
een voorloperfunctie: in het doeldier kunnen waarnemingen
gedaan en ervaringen verzameld worden, hetgeen vanwege
ethische, juridische en economische redenen in de genees-
kunde niet mogelijk is. Een van de meest belovende ontwik-
kelingen is de enting met DNA dat de informatie voor een
beschermingsrelevant eiwit bevat. Er wordt dus niet het im-
munogene eiwit ingespoten maar de genetische code voor dit
eiwit, dat vervolgens door de gastheercel zelf gemaakt gaat
worden. Hoewel het geïnjecteerde DNA niet vermeerderd
wordt, lijkt de immuunreactie op die na enting met een le-
vend vaccin, met betrekking tot de MHC klasse I antigeen-
presentatie en de opgewekte cellulaire respons.
Bescherming is echter niet alleen een functie van de kwaliteit
van het antigeen, ook de reactie van het immuunsysteem
speelt een rol. Om deze te versterken worden adjuvantia aan
het antigeenpreparaat toegevoegd - mineralen zoals alumi-
nium hydroxide, maar ook oliën, detergentia, plantenglyco-
siden etcetera. Het antigeen dient op de injectieplaats te wor-
den gedeponeerd en een ontstekingsreactie moet voor de
mobilisering van cellen van het immuunsysteem zorgen.
Chronische lokale ontstekingen kunnen echter tot maligne
transformatie leiden, en recente waarnemingen wijzen op het
optreden van fibrosarkomen op de injectieplaats van voorna-
melijk aluminium hydroxide-bevattende geïnactiveerde ent-
stoffen. Het principe \'onschadelijkheid\' waaraan een entstof
dient te voldoen, wordt door de overheid stringent gehanteerd,
strenger dan de werkzaamheid zou je kunnen zeggen. Zij is
ook eenvoudiger aan te tonen. Een incidentie van drie gevallen
van fibrosarcoom op 10.000 tegen leucose of rabiës geënte
katten is alleen acceptabel als de ziekte waartegen de enting
moet beschermen, een hoger risico met zich meebrengt.
Op het ogenblik krijgen de cytokinen als vaccinversterker
veel aandacht - dat zijn boodschappermoleculen van het im-
muunsysteem die de afweerreactie heel gericht besturen. Zij
zullen waarschijnlijk de empirisch ontwikkelde adjuvantia
opvolgen.

VACCINATIE IN DE 21STE EEUW
De dierenarts verlangt een entschema dat eenvoudig, tijdbespa-
rend en commercieel attractief is. De industrie kwam aan deze
wensen tegemoet en ontwikkelde polyvalente preparaten die

-ocr page 365-

zeven of meer componenten bevatten. Een jaarlijkse entroutine
sloop er geleidelijk in en iedereen leek tevreden: de dierenarts,
de eigenaar, de vaccinproducent. Eén bezoek van de cliënt per
jaar, één injectie, één vaccin - makkelijk genoeg. Biologisch is
zoiets bedenkelijk. Van een universeel schema kan niet ver-
wacht worden dat het rekening houdt met de immunologie van
de vleeseter, de eigenschappen van de verschillende infectie-
verwekkers, de veranderende epidemiologische situatie, de
leeftijd en levensomstandigheden (besmettingsrisico) van het
dier. Er wordt geïnjecteerd, niet gericht geïmmuniseerd. Dit is
de boven aangeduide fijneste ontwikkeling.
Er is in principe niets mis met polyvalente vaccins, als de im
muniteitsontwikkeling en -belastbaarheid voor elk componen
bewezen is. Er zijn echter gevallen beschreven waar bijvoor
beeld een distemper/parvo-combinatie bij honden tot honden
ziekte-encefalitis geleid heeft. Incidenteel weliswaar, maa
aanwijsbaar. Er is wél kritiek mogelijk op de jaarlijkse heren
ting met alle in een polyvalent vaccin aanwezige componen
ten - voor sommige aandoeningen is dit te veel, voor anderen
te weinig. Zo is bijvoorbeeld voor de mazelen bekend dat de
immuniteit na infectie (en enting) levenslang aanhoudt en ik
ken geen dierenarts die zich jaarlijks tegen deze kinderziekte
laat herenten. De meeste dierenartsen vaccineren daarentegen
honden jaariijks tegen distemper - als het ware de canine ma-
zelen - waarvoor een beschermingsduur van drie jaar experi-
menteel is aangetoond (en dit alleen omdat er niet later geke-
ken is). Het is dus te verdedigen dat in tijden zonder
epidemisch voorkomen van hondenziekte in een praktijkge-
bied minder vaak tegen distemper geïmmuniseerd wordt.
Aan de andere kant is een jaarlijkse enting tegen het feline
herpesvirus bijvoorbeeld in een kattenasiel zeker te weinig;
het crowding, de daarmee gepaard gaande immuunsuppres-
sie, de infectiedruk, de notoir slechte antigeniteit van herpes-
viruspreparaten (experimenteel werd bescherming voor vier
maanden verkregen) zijn allemaal argumenten voor vakere
parenterale toediening. Dit geldt als leidraad voor geïnacti-
veerde vaccins in het algemeen, echter met uitzonderingen.
Behalve de pediatrische indicatie - de enting van jonge pups
- zou echter ook de geriatrische indicatie onderzocht moeten
worden, als het immuunsysteem verouderd; dit is een onont-
gonnen gebied. Bij de mens heeft bijvoorbeeld de griepen-
ting een geriatrische indicatie.

Deze overwegingen hebben de volgende consequenties:

* De industrie zou met mono- of oligovalente vaccins op de
markt moeten komen - boosterpreparaten die alleen de
noodzakelijke componenten bevatten en waarin overbo-
dige ontbreken.

* De dierenarts zou de epidemiologische situatie in de gaten
moeten houden en zijn boostervaccinaties ervan afhanke-
lijk maken; pups en kittens zouden weer - zoals ooit ge-
bruikelijk - bij de fokker worden geënt en pas na de laatste
enting worden verplaatst.

* De cliënt zou nauwer betrokken moeten worden bij het op-
stellen van een entprogramma; de dierenarts is immers voor
de gezondheid van een huisgenoot verantwoordelijk en dient
daarom over familiaire activiteiten en veranderingen (vakan-
tie, geboorte van een baby, verhuizing, aankoop van een
nieuw huisdier) geïnformeerd te worden om maatregelen te
adviseren en een \'vaccinatie op maat\' te verwezenlijken.

* De disciplines van de veterinaire microbiologie zouden de
nationale epidemiologische situatie moeten surveilleren, het
optreden van nieuwe vimssen, van nieuwe antigene varian-
ten signaleren, zoönotische risico\'s melden, de kwaliteit van
entstoffen onder veldomstandigheden evalueren, en als in-
formateur van dierenarts en vaccinproducent dienen.

Het empirische tijdperk van de vaccinologie is voorbij.
Succesvol enten is niet eenvoudig, het vereist veterinaire
kennis en microbiologisch inzicht. Ik deel de gedachte van
Léon-Paul Fargue (1876-1947): \'II n\'y a pas de simplicité
véritable; il n\'y a que des simplifications.\'

ATOPISCHE DERMATITIS BIJ HOND EN KAT

Drs. J.D. Sinke^
INLEIDING

In het algemeen wordt atopic gezien als een erfelijke overge-
voeligheid waarbij anti lichamen worden gevormd tegen be-
paalde stoffen uit de omgeving. Bij de hond staat vast dat
atopie volgens deze definitie voorkomt en bij deze soort is de
aandoening dan ook uitgebreid beschreven en onderzocht.
Bij de kat komt atopie mogelijk ook voor, echter dit is niet
met zekerheid aangetoond. Om deze reden zal het onder-
staande zich dan ook eerst en vooral op de hond toespitsen en
zal daama apart op atopie bij de kat worden ingegaan.

ATOPIE BIJ DE HOND

Pathogenese

Ondanks een overweldigende hoeveelheid onderzoek, met
name in de humane geneeskunde, blijft de
Pathogenese van

\' Specialist Veterinaire Dermatologie. Amsterdam.

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 703-5

atopie, zowel bij de mens als bij de hond, nog steeds vele
vraagtekens bevatten. Duidelijk is in ieder geval dat bij de
hond zowel een erfelijke aanleg een rol speelt, als een over-
gevoeligheidsreactie waarbij antilichamen (van het type IgE
en IgG) worden gemaakt tegen bepaalde omgevingsallerge-
nen.

Hoewel deze reactie in principe problemen van diverse or-
gaansystemen kan veroorzaken (zoals bij de mens hooi-
koorts en astma) wordt bij de hond nagenoeg alleen atopi-
sche dermatitis (AD) waargenomen.
De overgevoeligheidsreactie wordt van oudsher geclassifi-
ceerd als een type 1 (anafylactische) reactie, hoewel er steeds
meer aanwijzingen komen dat ook een type IV (vertraagde)
reactie een rol zou kunnen spelen. Bij de type I reactie wordt
er bij het eerste allergeencontact, allergeen-specifiek IgE of
IgGd gevormd dat zich hecht aan mestcellen. Hernieuwd
contact met het allergeen leidt tot cross-linking van de antili-

-ocr page 366-

chamen en als gevolg hiervan degranulatie van de mestcel-
len. Hierbij komen diverse mediatoren vrij die pmritus en
ontsteking kunnen veroorzaken.

Verder moet niet uit het oog verloren worden dat AD bij de
hond frequent wordt gecompliceerd door infectie met bacte-
riën en gisten, leidend tot respectievelijk Pyodermie en
Ma/a^sez/a-dermatitis. Hoewel deze aandoeningen niet pri-
mair zijn in de Pathogenese van AD, zijn zij van zeer groot
belang aangezien ze een succesvolle diagnostiek en therapie
emstig in de weg kunnen staan.

Klinische verschijnselen

AD bij de hond vertoont een duidelijk ras- en leeftijdspre-
dispositie. Enkele in Nederland veel voorkomende gepre-
disponeerde rassen zijn: Golden retriever, Labrador retrie-
ver, diverse Terriërsoorten (met name West Highland
White), Duitse herder en Boxer. Ongeveer zeventig procent
van de honden met AD vertoont voor het eerst verschijnselen
op een leeftijd van één tot driejaar.

De symptomen kunnen seizoensgebonden zijn maar dit geldt
slechts voor een minderheid. Dit hangt samen met de veroor-
zakende allergenen die vaker gezocht moeten worden in de
hoek van de mijten dan van de pollen. Klinische verschijnse-
len die duidelijk aan de zomer gerelateerd zijn, wijzen (onder
Nederlandse omstandigheden) dan ook vaker op een vlooi-
enprobleemZ-allergie dan op AD.

De problemen kunnen zich beperken tot de aanwezigheid
van pmritus zonder zichtbare huidveranderingen. In de
meeste gevallen zal echter sprake zijn van huidveranderin-
gen, die afhankelijk van de duur en de intensiteit van de pm-
ritus tot uiting kunnen komen als erytheem (geringgradige
variant) tot veranderingen die passen bij een chronische der-
matitis: hyperkeratose, lichenificatie en hyperpigmentatie.
Complicaties worden gezien in de vorm van een (veelal op-
pervlakkige) staphylococcen
Pyodermie, Seborrhoe, of een
gistinfectie (Ma/ai5<?z/a-dermatitis). Met name bij honden
met een lichte vacht is het bmin verkleuren van de vacht als
gevolg van het vele likken vaak een opvallend verschijnsel.
De lesies vertonen veelal een typische distributie: kop (pe-
rioculair, kin, lippen), poten (tenen, carpus en tarsus, ellebo-
gen en oksels) en liezen. Otitis extema wordt regelmatig
waargenomen, conjunctivitis een enkele keer.

DIAGNOSTIEK

De belangrijkste differentieel diagnoses voor AD bij de hond
zijn scabies, voedselallergie en vlooienallergie. Grondige
vachtinspectie en meerdere huidafkrabsels horen dan ook
standaard tot het onderzoek bij iedere hond die wordt aange-
boden met pmritus. Afhankelijk van de verdeling van de
huidlesies kan ook eventueel een intradermale test met vlooi-
enallergeen aangewezen zijn. Voordat de gedachte aan AD
vaste vormen begint aan te nemen moet voedselallergie de-
finitief uitgesloten worden met behulp van een eliminatie-
dieet. Overigens kunnen zowel vlooienallergie als voedsel-
allergie tegelijkertijd met AD voorkomen, hetgeen in
overweging moet worden genomen als de respons op thera-
pie voor deze aandoeningen slechts gedeeltelijk is. Wanneer
het vermoeden bestaat dat er secundaire verschijnselen be-
staan, met name A/a/asiez/a-dermatitis, kan dit bevestigd
worden door middel van cultureel onderzoek.
De diagnose is gebaseerd op de anamnese, de klinische ver-
schijnselen, het uitsluiten van differentieel diagnoses (zie
boven) en tenslotte op aanvullende diagnostiek zoals de in-
tradermale test en serologisch onderzoek. De criteria van

Willemse (1991) bieden nog altijd het beste houvast voor het
op de juiste wijze stellen van de diagnose. Hierbij moeten zo-
wel uit groep A als groep B drie criteria aanwezig zijn.

Groep A (major criteria)

- pmritus;

- typische distributie: gezicht en tenen;

- lichenificatie buigzijde tarsus en/of strekzijde carpus;

- chronische/chronisch recidiverende dermatitis;

- individuele/familie anamnese voor atopie;

- raspredispositie.

Groep B (minor criteria)

- begin van de symptomen op een leeftijd van < driejaar;

- faciaal erytheem en cheilitis;

- bilaterale folliculaire conjunctivitis;

- oppervlakkige Pyodermie;

- xerosis;

- hyperhydrosis;

- positieve intradermale test;

- verhoogd allergeen-specifiek IgE;

- verhoogd allergeen-specifiek IgGd.

Het kan niet genoeg benadmkt worden hoe belangrijk anam-
nese en klinisch onderzoek hierbij zijn. In feite wordt de
diagnose AD hierop gesteld en dient aanvullend onderzoek
voomamelijk om uit te zoeken waarvoor de hond danwel al-
lergisch is.

Het aanvullend onderzoek kan in principe bestaan uit een in-
tradermale test en/of serologisch onderzoek. Aangezien
beide methoden niet 100% betrouwbaar zijn, levert de com-
binatie van beide het beste uitgangspunt voor gerichte thera-
pie. Echter, alle tot nu toe in de handel zijnde testkits voor
serologisch onderzoek zijn dermate onbetrouwbaar dat het
gebmik hiervan wordt afgeraden. Een goed uitgevoerde in-
tradermale test blijft dus voorlopig het beste alternatief onder
praktij komstand igheden.

Voordat een intradermale test wordt uitgevoerd, moet aan de
volgende voorwaarden worden voldaan:

- de hond moet vrij zijn van de invloed van glucocorticoïden
inclusief topicaal gebmik hiervan, bijvoorbeeld oorzalf
(minimaal drie weken niet verstrekken voorafgaand aan de
test) en antihistaminica (minimaal vrije periode tien da-
gen);

- het te testen huidoppervlak mag geen lesies vertonen;

- Sedativa die op enigerlei wijze de test kunnen beïnvloeden
(bijvoorbeeld morfine derivaten) mogen niet worden toe-
gepast bij honden waarbij de huidtest slechts onder sedatie
kan plaatsvinden. Toegestaan zijn: ketamine, xylazine,
diazepam en medetomidine.

Verder is het van belang om van te voren met de eigenaar te
bespreken wat de mogelijkheden en beperkingen van deze
test zijn en hoe het vervolg zal zijn wat betreft therapie. Als
een eigenaar niet gemotiveerd is voor specifieke therapie
(hyposensibilisatie) is een intradermale test weinig zinvol en
is het wellicht beter de hieraan verbonden kosten te vermij-
den. Ook bij oudere honden en honden met duidelijk sei-
zoensgebonden problemen is een symptomatische therapie
meestal een betere keus.

THERAPIE

Hyposensibilisatie is de therapie van keuze indien de veroor-
zakende allergenen bekend zijn. Deze therapie is betrekke-

-ocr page 367-

lijk succesvol (verbetering bij 75% van de patiënten) en
heeft nauwelijks bijwerkingen. Nadeel is echter de lange tijd
die het kan duren (tot negen maanden) voordat resultaat
zichtbaar wordt. Mede daarom is een goede begeleiding van
de patiënt noodzakelijk. Het is vaak nodig met symptomati-
sche therapie (zie verder) de problemen onder controle te
houden totdat de resultaten van de hyposensibilisatie zicht-
baar worden.

Voor een symptomatische therapie (jeukbestrijding) zijn de
volgende middelen beschikbaar: corticosteroïden, antihista-
minica, essentiële vetzuren en topicale therapie. Cortico-
steroïden hebben de meest voorspelbaar goede werking, ech-
ter ook de meest emstige bijwerkingen. Het gebruik hiervan
dient daarom zoveel mogelijk beperkt te worden en altijd
oraal en om de dag te geschieden, waarbij de laagst moge-
lijke dosering kan worden gezocht.

Het resultaat van antihistaminica (bijvoorbeeld hydroxy-
zine) is sterk wisselend en een nadeel is dat ze duur zijn.
De bijwerkingen zijn echter veel milder dan die van corti-
costeroïden: deze beperken zich tot sufheid bij hoge dose-
ringen. Ze zijn daarom zeker de moeite van het proberen
waard.

Het gebruik van essentiële vetzuren als voedingsupplement
is controversieel: hoewel de werking hiervan
in vitro bewe-
zen is, is de werkzaamheid
in vivo in geval van AD nog
steeds aan discussie onderhevig. Aangezien er tot nu toe
echter ook geen schadelijke nevenwerkingen van gerappor-
teerd zijn kan het gebruik ervan in sommige gevallen aan te
raden zijn, onder het motto: \'baat het niet, dan schaadt het
niet\'.

Hetzelfde kan worden aangehouden voor topicale therapie in
de vorm van een jeukremmende shampoo op basis van ha-
vermeel. Van de werking ervan moet wellicht niet al te veel
verwacht worden, echter alles wat het doet is meegenomen
aangezien de bijwerkingen nihil zijn. Topicale therapie in de
vorm van corticosteroïd-houdende zalven zijn in geval van
AD geen reële optie, aangezien de lesies hiervoor te uitge-
breid zijn.

De keuze tussen deze therapieën moet gebaseerd zijn op de
leeftijd van de hond, het al of niet seizoensgebonden zijn, de
ernst van de situatie en de respons op voorgaande therapieën.
Tenslotte, wanneer er sprake is van secundaire problemen,
zoals Pyodermie en
Malassezia-dermaüüs, moeten deze
apart bestreden worden.

liyffffBËttB^

ATOPIE BIJ DE KAT

Hoewel duidelijk de indruk bestaat dat ook de kat huidproble-
men kan krijgen als gevolg van een ongewenste reactie op
omgevingsallergenen is de
Pathogenese hiervan nog steeds
niet duidelijk. Aanwezigheid van allergeen-specifieke antili-
chamen zoals bij de hond, is bij de kat nog niet onomstotelijk
bewezen, hoewel er wel aanwijzingen in die richting bestaan.
Evenals bij de hond lijkt de aandoening op jonge leeftijd te
beginnen (tussen zes weken en twee maanden) maar een ras-
predispositie is niet bekend. Ook bij de kat is pruritus een be-
langrijk kenmerk, complicerende factor echter hierbij is dat
sommige katten in staat zijn het krabben en likken zodanig
uit te voeren dat de eigenaar dit niet opmerkt. De belangrijk-
ste klinische verschijningsvormen zijn: miliaire dermatitis,
lesies van het eosinofiele granuloomcomplex, alopecia en
niet-lesionale pruritus aan de kop.

Deze cutane reactiepatronen van de kat zijn dus nogal geva-
rieerd en kunnen ook bij andere oorzaken passen, zoals
vlooienallergie, voedselallergie, dermatophytose, cheyle-
tiellose en psychogene alopecia. Voordat aan AD gedacht
wordt, moeten deze dan ook zoveel mogelijk worden uitge-
sloten. Meestal is het wel mogelijk de diagnose uiteindelijk
te beperken tot \'allergische dermatitis\' en dit te laten bevesti-
gen met behulp van histopathologic van huidbiopten. Bij een
negatief eliminatiedieet en afwezigheid van vlooien plus aty-
pische distributie voor vlooienallergie blijft AD over als
waarschijnlijkheidsdiagnose.

Een groot probleem bij de kat is het feit dat de diagnostiek
vanaf hier spaak loopt omdat er nog geen betrouwbare intra-
dermale of serologische test voor de kat beschikbaar is. De
therapie zal dan ook voorlopig nog steeds bestaan uit een
symptomatische behandeling. In principe geldt hiervoor het-
zelfde als bij de hond, met dit verschil dat er met essentiële
vetzuren en antihistaminica bij de kat wat minder ervaring is.
Hierdoor moet er bij de kat voorlopig toch nog vaak op corti-
costeroïden worden terug gevallen.

LITERATUUR

1. Scott DW, Miller WH. and Griffin CE (eds). Small Animal
Dermatology. WB Saunders Company, Philadelphia. 1995: 500-23.

2. Griftin CE, Kwochka KW, and McDonald JM (eds). Current
Veterinary Dermatology, the science and art of therapy. Mosby Year
Book, St. Louis, 1993:99-120.

3. Willemse T. Clinical dermatology of dogs and cats. Bunge, Utrecht
1991:44-8.

DE EERSTE AANPAK VAN THORAXTRAUMA

Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 705-7

Dr. A.A.M.E. Lubberink\'\'

INLEIDING

De oorzaak van thoraxtrauma bij hond en kat is in de meeste
gevallen een aanrijding, maar ook bijtwonden kunnen ern-
stig trauma veroorzaken. In het laatste geval hebben we vaak
te maken met een \'open thorax\'. In het eerste geval is het ont-

Specialist Chirurgie Gezelschapsdieren. Veterinair Specialistisch Centrum \'De
IVagenrenk \' te Wageningen.

breken van een zichtbare verwonding zeer misleidend en kan
de indruk bestaan dat het trauma minder ernstig c.q. levens-
bedreigend is. Het is belangrijk om een snel, doch grondig
onderzoek te doen bij patiënten met een thoraxtrauma. Soms
is het noodzakelijk een behandeling te starten voordat het
onderzoek volledig is uitgevoerd. Tenslotte hebben patiën-
ten met thoraxtrauma vaak ook buikverwondingen, zoals bij-
voorbeeld blaasruptuur of bloedingen.

-ocr page 368-

De voornaamste afwijkingen na trauma zijn:

- long- en myocardcontusie;

- pneumothoraxrib;

- fracturen en flail chest;

- hemothorax;

- hernia diafragmatica;

- (chylothorax).

Voorafgaand aan de anamnese wordt reeds een spoedonder-
zoek (SPAR - Slijmvliezen, Pols, Ademhaling, Reflexen)
uitgevoerd.

ANAMNESE

De patiënten worden aangeboden met de volgende problemen:

- tachypneu;

- dyspneu;

- angstig gedrag;

- shock;

- alleen uitwendige verwondingen (nog geen symptomen
van inwendig trauma!).

Het is belangrijk of de eigenaar gezien heeft wat er is ge-
beurd. Daamaast levert het gedrag van het dier na het trauma
cruciale informatie op.

Men dient altijd te vragen wanneer het ongeluk gebeurd is
(de symptomen van een hernia diafragmatica en van myo-
cardcontusie kunnen vaak veel later optreden).

OBSERVATIE VAN DE PATIËNT

- progressieve dyspneu zoals bij bijvoorbeeld pneumotho-
rax of longcontusie;

- \'haperende\' ademhaling bij ribfracturen;

- flail chest - een deel van de thoraxwand beweegt afzonderlijk;

- verminderde thoraxbewegingen bij hernia diafragmatica
of pendelende bewegingen bij hernia diafragmatica of
hemo-/pneumothorax.

LICHAMELIJK ONDERZOEK

Vooreen uitgebreider onderzoek is er al \'geSPARD\' (Slijm-
vliezen, Pols, Ademhaling, Reflexen).

Palpatie van de ribwand

- ribfracturen

- hematomen

- emfyseem

- (perforerende) verwondingen

Palpatie van de buik
Auscultatie

- thorax:

normale ademgeluiden
versterkte ademgeluiden

afwezigheid van ademgeluiden (bijvoorbeeld bij hernia
diafragmatica of hemo-/pneumothorax

- hart:

intensiteit links - rechts

(bijvoorbeeld dextrocardie bij afwijkende \'inhoud\' links)
regelmaat - arrythmieën door myocardbeschadigingen
(meestal na 24 - 48 uur)

Percussie

minder prettig bij patiënten met verwondingen aan de tho-
raxwand.

Röntgenonderzoek

Het is belangrijk röntgenonderzoek te doen, mits de toestand
van de patiënt dit toelaat. De patiënt wordt gefotografeerd in
de ligging zoals hij wordt aangevoerd.
GEEN ANESTHESIE!

Maar.... een emstige longcontusie is meestal niet direct

zichtbaar (kan één è twee uur duren).

Herhaling van het röntgenonderzoek kan daarom zinvol

zijn.

Behandeling - algemeen

Als eerste start van de behandeling een infuus aanleggen om
de eventuele shock te bestrijden en om een intraveneuze toe-
gangsweg beschikbaar te hebben om medicamenten toe te
kunnen dienen.

Infuusbeleid

Indien er sprake is van emstige shock kan het zinvol zijn een
infuus toe te dienen (i
.V.).

Luchnvegen

Bij een obstmctie van de larynx, pharynx of het craniale deel
van de trachea dient een tracheo(s)tomie uitgevoerd te wor-
den.

Ademhaling

Zorg voor een onbelemmerde adequate ademhaling en dien
zonodig extra O2 toe.

Men kan bijvoorbeeld via de tracheotomieopening of via een
jugulair catheter tussen twee tracheaalringen de zuurstof toe-
dienen.

Stabiliseer de thoraxwand in geval van een flail chest en be-
handel de eventuele wonden en perforaties.
Alle maatregelen zijn gericht op het weer verkrijgen van een
\'stabiele\' ademhaling.

Circulatie

In het geval van emstige hypovolemie dient zo snel mogelijk
een intraveneus infuus gegeven te worden. Bij de hond wordt
een hoeveelheid van ±90 ml/kg en bij de kat ±65 ml/kg aan-
gehouden.

BEHANDELING VAN SPECIFIEKE AANDOENINGEN

Pneumothorax

Eenvoudige pneumothorax: luchtophoping in de pleurale
holte, niet progressief

Rust, afwachten en controleren (klinisch of radiologisch).
Tensiepneumothorax

Bij een tensiepneumothorax is een sprake van een toene-
mende ophoping van lucht in pleurale holte. De patiënt kan
aanvankelijk vrij normaal ademen, maar wordt in een pe-
riode van ongeveer twee uur in toenemende mate benauwd.
Een tensiepneumothorax leidt in principe tot een levensbe-
dreigende situatie. De diagnose wordt gesteld op grond van
progressieve dispneu in combinatie met een stereotiep beeld
op de foto.

De therapie bestaat uit punctie van de thorax. Meestal is
het aanleggen van een thoraxcatheter noodzakelijk om
permanente drainage gedurende enkele dagen mogelijk te
maken.

Hemothorax

Veroorzaakt hypovolemische en eventueel hemorrhagische

-ocr page 369-

shock en verminderde ventilatie.

De behandeling kan bestaan uit het toedienen van een bloed-
transfusie, een intraveneus (vloeistof)infuus is meestal niet
toereikend bij een ernstige bloeding. Een thoracotomie met
als doel het opsporen van de oorzaak van de bloeding en het
operatief corrigeren van deze oorzaak dient te worden over-
wogen. Dit heeft echter vaak een slechte prognose (de toe-
stand van de patiënt laat een operatie niet toe; oorzaak van de
bloeding is niet te vinden).

Flail chest

Wanneer twee of meer ribben gefractureerd zijn, treedt dit
fenomeen op en zien we een paradoxale beweging van een
deel van de thoraxwand.

Dit deel van de thoraxwand moet gestabiliseerd worden.
Bandageer nooit de thorax bij een patiënt met ribfracturen,
dit leidt juist tot dyspneu.

MIH. t C^: iÂUfitUJnl^ tntl Alr^

Open borstwonden

Wond dient gesloten te worden. Verwijder indien nodig een
aantal ribben (tot maximaal vier).

Hernia diafragmatica

In het algemeen is een hernia diafragmatica geen spoedgeval
tenzij de maag in de thorax zit. De operatie wordt meestal pas
uitgevoerd na stabilisatie van de patiënt.

Anti-bacteriële therapie

Preventief ter voorkoming van pneumonie en wondinfectie.
I.V. voor operatie.
Cefalosporines en Gentamycine.

Pijnbestrijding

Pijnbestrijding is belangrijk in alle gevallen van trauma en chi-
rurgie en behoeft dan ook niet verder te worden besproken.

DE DIAGNOSTIEK VAN AANDOENINGEN AAN DE NIEREN

Drs. H.P. Meyer\'\'

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 707-10

INLEIDING

Een veelgestelde vraag is hoe je nu het beste \'de nierfunctie\'
kunt bepalen. Alvorens daar een antwoord op te geven, dient
allereerst iets gezegd te worden over de nierfunctie(s) zelf De
nier heeft niet alleen een belangrijke functie in de uitschei-
ding van vele stoffen (filterfunctie = GFR). De vorming van
actief vitamine D, de vorming van erythropoietine en de regu-
latie van de zuur/base balans door de uitscheiding van ammo-
niak en de productie van bicarbonaat vinden ook plaats in de
nieren. Tevens vindt in de distale tubuli en verzamelbuizen
onder invloed van ADH (= AVP, arginine vasopressine) te-
rugresorbtie van water plaats, hetgeen van belang is voor het
concentrerend vermogen van de nieren. De veelheid van ta-
ken van de nieren geeft aan dat er niet een enkele test of bepa-
ling kan zijn waarmee de \'nierfunctie\' kan worden bepaald.
Bloed- en urineonderzoek helpen meestal bij het vaststellen
of er sprake is van een nieraandoening. Echografisch en his-
tologisch onderzoek van de nier is meestal noodzakelijk om
de aard van het nierprobleem te achterhalen.

BLOEDONDERZOEK
De \'glomerularfiltration rate\' (GFR)
Evaluatie van de glomerulaire functie is een essentieel on-
derdeel van het onderzoek bij een nierpatiënt, omdat de \'glo-
merular filtration rate\' (GFR) direct gerelateerd is aan de
hoeveelheid functionele niermassa. De GFR wordt bepaald
door de kwaliteit van het filtrerend membraan, de hoogte van
de effectieve filtratiedruk, het filtrerend oppervlak en de
hoeveelheid functionele nefronen. Het ureum- en het kreati-
ninegehalte in het plasma zijn belangrijke parameters waar-
mee in de praktijk de GFR (lees: nierfunctie) ingeschat
wordt. Bij nierfalen zullen er minder functionele nefronen

Vakgroep Geneeskunde voor Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht. Postbus 80154. S508 TD Utrecht.

zijn en kan de kwaliteit van het filtrerend membraan aange-
tast zijn. Bij beide leidt dit tot een lagere GFR en dus tot een
verhoging van ureum en kreatinine. Echter ook veranderin-
gen in de filtratiedruk, zoals bij verminderde nierdoorbloe-
ding (dehydratie, shock, hartfalen) of bij een obstructie in de
afvoerende urinewegen, zullen leiden tot een verminderde
GFR. Hierbij zijn er géén laesies in de nier.

De GFR kan worden uitgedrukt als:

GFR= ultrafiltratiedruk x kwaliteit membraan x filtrerend
oppervlak.

Ureum

Ureum wordt in de lever gevormd uit ammoniak, een afval-
product van het aminozuur katabolisme. De productie en ex-
cretie van ureum is niet constant. De ureum-productie en
-excretie neemt toe na een eiwitrijke maaltijd, bij gastro-

PLASMA UREUM CONCENTRATIE

Eiwit dieet

Endogeen eiwit

Urine

-ocr page 370-

intestinale bloedingen en onder omstandigheden waarbij een
verhoogd katabolisme plaatsvindt (vasten, infectie, koorts).
Ook medicijnen als glucocorticoïden, azathioprine en tetra-
cyclines kunnen het ureumgehalte doen stijgen.

Lage ureum-concentraties kunnen worden gevonden bij ei-
witarme diëten, het gebmik van anabole Steroiden, emstige
leverinsufficiëntie en portosystemische shunts.
Het ureumgehalte in het plasma stijgt bij een verminderde
GFR, maar wordt tevens beïnvloed door veel andere factoren.

Kreatinine

Kreatinine is een afvalproduct van de spierstofwisseling. De
dagelijkse productie van kreatinine wordt vooral bepaald door
de spiermassa. Jonge dieren hebben lagere waarden en manne-
lijke en zwaar bespierde dieren hebben hogere waarden.
Kreatinine wordt nauwelijks beïnvloed door het dieet.
Kreatinine wordt niet verder gemetaboliseerd en wordt in de
nieren bijna geheel uitgescheiden door middel van glomem-
laire filtratie. De excretie is relatief constant en daarom is de
kreatinine-concentratie in het plasma een goede maat voor de
GFR. De relatie tussen kreatinine en de GFR is een hyperbool,
dat wil zeggen er verandert weinig met het kreatinine gehalte
als de GFR in geringe mate is verlaagd, maar de helling van de
lijn neemt snel toe bij emstige aantasting van de GFR.
Grote veranderingen in de GFR in het begin van een nier-
ziekte veroorzaken slechts kleine veranderingen in de kreati-
ninewaarde. Een verhoogde kreatininewaarde in een steady-
state (geen dehydratie) zou theoretisch betekenen dat 75%
van de nefronen niet functioneren. De hoogte van het kreati-
nine-gehalte zegt echter niets over de oorzaak (prerenaal,
primair renaal, postrenaal), over het acuut of chronisch zijn
van de aandoening, noch over het reversibel of irreversibel
zijn, noch over de al dan niet progressieve of niet progres-
sieve aard van het nierfalen.

Ureum/kreatinine ratio

Ureum wordt na glomemlair gefiltreerd te zijn, passief gere-
absorbeerd in de tubuli en dit vindt in grotere mate plaats bij
een tragere tubulaire flow, zoals bij hypovolemic of dehydra-
tie het geval is. Dit betekent dat de ureumconcentratie dus ex-
tra snel zal stijgen bij extrarenale oorzaken van uremie en een
onbetrouwbare maat is voor de GFR. Kreatinine wordt niet ge-
resorbeerd en zal niet onevenredig hard gaan stijgen bij extra-
renale uremie. De ratio tussen ureum en kreatinine zegt
daarom iets over de oorzaak van de uremie. Grofweg nemen

PLASMA KREATININE CONCENTRATIE

Urine

Spiermassa (fosfokreatine omgezet)

Darmen

Kreatinine

GFR

Tub. resorbtie excretie
Figuur 2. Factoren die de plasnna icreatinine concentratie bepalen.

Lage flow

(Dehydratie)

(Obstructie)

Ureum tt
Kreat t

U/K i U/K t

Figuur 3. Ureum/I<reatinine ratio in plasma.

we aan dat een u.k. ratio <100 wijst op een renaal probleem en
een u.k. ratio > 150 wordt gevonden bij extrarenale problemen.

IVat te doen hij een gering verhoogd kreatinine-gehalte
Wat zegt nu een gering verhoogd kreatinine-gehalte? Uit het
voorgaande moge duidelijk zijn dat er dan al een fors nier-
probleem aanwezig kan zijn. Onze referentiewaarden zijn
echter natuurlijke gemiddelden van een hele diverse popula-
tie. Een gering verhoogd kreatinine-gehalte kan bij de indivi-
duele patiënt nog passen bij een geheel normale nierfunctie.
In dit soort gevallen zullen we op een betrouwbaardere wijze
de nierfunctie (lees: GFR) moeten meten. Ook in een notoire
nierpatiënt kan het nuttig zijn om op een objectieve manier
de GFR te meten (bijvoorbeeld om een prognose te geven of
om inzicht te geven in de mate van progressie). Twee manie-
ren om de GFR te meten zullen worden besproken. De eerste
kunt u in de praktijk uitvoeren, voor de tweede maken we in
de UKG gebmik van radio-isotopen.

De endogene kreatinine klaring (EKK)
De renale klaring van een stof is gedefinieerd als het plasma-
volume dat elke minuut door de glomemli gefiltreerd had

Relatie tussen GFR

en plasma kreatinine concentratie

Hoge flow
(Uremie)

Ureum t
Kreat t

-ocr page 371-

moeten worden voor die hoeveellieid van die stof, die elite mi-
nuut in de urine verschijnt. Als een stof niet gereabsorbeerd
wordt en ook niet gesecemeerd in de tubuli, dan is de klaring
van die stof gelijk aan de GFR. In een formule uitgedmkt:

GFR = Ux xV/Px

Kreatinine is min of meer zo\'n stof Het meten van de endo-
gene kreatinine klaring is bijvoorbeeld geïndiceerd bij hon-
den en katten die pu/pd hebben en een (vrijwel) normaal
ureum- en kreatinine-gehalte. Om de GFR te berekenen
heeft u de volgende gegevens nodig: de kreatinine-concen-
tratie in de urine, het kreatinine-gehalte in het plasma en de
hoeveelheid geproduceerde urine in 24 uur. Dit vergt veel
nauwkeurigheid van de eigenaar. Aan het begin en aan het
einde van een periode van 24 uur laat u de patiënt bij u ko-
men om de blaas te ledigen.

De bij het eerste bezoek gecatheteriseerde urine wordt weg-
gegooid, de door de eigenaar in de 24-uursperiode opgevan-
gen urine en de aan het einde van die periode door u gecathe-
terisserde hoeveelheid urine worden gemeten.
U noteert de totale hoeveelheid 24-uurs urine en stuurt een
representatief monster op voor het bepalen van het kreatini-
negehalte. Tevens onderzoekt u het plasma-kreatininege-
halte van dezelfde 24 uur. U kunt in de praktijk op deze ma-
nier de GFR berekenen. De normale ekk is 2 tot 5 ml/min/kg.

GFR-METING OP DE UKG

■ lir««\'

Wij meten de GFR door de klaring te berekenen van een toe-
gediende radio-actieve stof (\'^^\'"Tc-DTPA). Voor deze me-
ting nemen wij de honden een dag op. Zij krijgen de stof toe-
gediend, deze heeft overigens een korte halfwaardetijd. Op
gezette tijden wordt bloed afgenomen en door een gamma-
counter het gehalte aan radio-activiteit in het bloed gemeten.
De gegevens worden door de computer gecorrigeerd voor
spontaan verval van de radio-activiteit, en voor andere in-
vloeden, zoals het distributie-volume (dehydratie). De
DTPA-klaring en nog meer de helling van de verkregen
curve zijn een betrouwbare schatting van de GFR. Deze me-
ting kost ongeveer ƒ 75,-. Als u van te voren telefonisch met
ons overlegt, kan een door u verwezen patiënt op dinsdagen

u

«j
>

u

Relatie tussen GFR
en endogene kreatinine klaring

op de nefrologiepoli aangeboden worden waarna op de vol-
gende dag een GFR-meting gedaan kan worden.

URINE-ONDERZOEK

Het soortelijk gewicht (s.g.)

Recent onderzoek in Utrecht heeft aangetoond dat bij ge-
zonde honden zonder verschijnselen van pu/pd het s.g. van
de urine enorm kan variëren gedurende de dag en zelfs een
s.g. van 1.006 gemeten kan worden (Van Vonderen, 1996).
Bij verlies van concentrerend vermogen van de nier treedt
isosthenurie op (s.g. 1.012-1.014). Bij nefrogene diabetes in-
sipidus kan het s.g. nog lager worden (1.004-1.006). Van
Vonderen heeft het gebmik van een zogenaamde dagcurve
geïntroduceerd. Deze kan nu standaard bij het UKG-lab aan-
gevraagd worden.

Overig urine onderzoek

Wil men eiwit in de urine aantonen met een strip, dan moet
men bedenken dat deze alleen een betrouwbare uitslag geeft
in licht zuur milieu (verse urine!). Als u een hond of kat ver-
denkt van (glomerulaire) proteinuric, verdient het de voor-
keur het eiwitgehalte kwantitatief te laten vaststellen en het
te relateren aan het kreatininegehalte in de urine (maat voor
de concentratie van de urine).

In het urine-sediment kunnen microscopisch allerlei structu-
ren vastgesteld worden. Enkele erythrocyten of leucocyten
zijn niet onrustbarend. Overgangsepitheelcellen zijn afkom-
stig uit de blaas, nierepitheelcellen zijn kleiner en kunnen
een aanwijzing zijn voor nierschade. Cilinders ontstaan in de
tubuli van het nefron. Korrel-cylinders bestaan uit nierepi-
theelcellen en worden gezien bij acuut nierfalen. Hyaliene
cylinders kunnen worden gevonden bij proteïnurie, bijvoor-
beeld bij nier amyloïdose. Verder kan men in het sediment
micro-organismen, kristallen, sperma, vetdruppels en amorf
neerslag vinden.

AF/kreatinine ratio in de urine

Als u bij een patiënt nierfalen vaststelt, is het prognostisch en
therapeutisch van zeer groot belang onderscheid te maken
tussen acuut of chronisch nier falen (CNF). In beide gevallen
kan men dramatisch afwijkende bloedwaarden vinden (zie
later), maar bij acuut nierfalen kan dit reversibel zijn. In de
urine kan bij acute tubulaire schade een verhoogde activiteit
van alkalische fosfatase (AF) worden vastgesteld. Dit AF is
afkomstig uit de borstelzoom van de tubulusepitheelcellen
en zal bij acute tubulonefrose in verhoogde mate in de urine
kunnen worden vastgesteld. Wij houden aan dat er bij een
AF/kreatinine ratio >10 x 10^ U/jjimol sprake is van acute tu-
bulaire schade.

DE AFNAME VAN EEN NIERBIOPT

Indicaties

Histologisch onderzoek van een nierbiopt kan zeer nuttige aan-
vullende informatie geven in geval van onder andere renale
proteïnurie en pyelonefiitis. Renale proteïnurie kan veroor-
zaakt worden door verschillende glomemloneftntiden en amy-
loïdose. Renale amyloïdose (meestal van het secundaire type)
heeft een zeer slechte prognose (behandeling van die gevallen
waarbij er een emstige proteïnurie bestaat is eigenlijk af te ra-
den). Glomeruloneftitiden kunnen echter tegenwoordig medi-
camenteus soms goed onder controle worden gehouden.
Differentiatie tussen deze twee oorzaken van renale proteïnurie
is daarom van belang voor een goede inschatting van de prog-
nose. Ook voor het inschatten van de ernst van CNF kan histo-

-ocr page 372-

logisch onderzoek van een nierbiopt zeer nuttig zijn: zo kan er
naast de typische rondcellige interstitiële nefritis die altijd in
het kader van CNF wordt gezien (zie ook ACE-remmers) ook
nog een haardnefritis met polymorfkemigen bestaan, mogelij-
kerwijs op basis van een pyelonefritis. De behandeling hiervan
kan de progressie van het CNF duidelijk beïnvloeden.

Indicaties voor het afnemen van een nierbiopt

- Nefrotisch syndroom;

- Verdenking op tumor;

- Verdenking op pyelonefritis of acuut nierfalen;

- Renale haematurie Bevestiging erfelijke aandoening;

- Verdenking op FIP of FeLV.

Bevinden er zich afwijkende structuren in de nier, dan kunnen
deze onder echobegeleiding gericht worden gebiopteerd.
Een nierbiopt kan ook nuttig zijn voor het uitsluiten van, zij
het zeer subtiele, glomerulaire veranderingen bij renale hae-
maturie. Wij zien regelmatig dieren (voornamelijk honden,
sporadisch ook katten) met haematurie zonder begeleidende
symptomen (zoals dysurie of
Pollakisurie), met als waar-
schijnlijke oorzaak een renaal probleem. Differentieel dia-
gnostisch kan men dan denken aan pyelonefritis, niertumoren
(zowel primair als metastatisch als een haemangiosarcoom),
glomerulosclerose en, de meest voorkomende oorzaak, idio-
pathische renale haematurie. Waarschijnlijk berust deze aan-
doening om een soort varices-achtige verandering van de
mergvenulen grenzend aan het pyelum. Bij uitsluiten van de
overige oorzaken van renale haematurie wordt deze diagnose
per exclusionem gesteld. Er wordt geen behandeling inge-
steld, de aandoening treedt meestal intermitterend op en leidt
zelden of nooit tot anaemie.

Bij de kat zijn verdenking op FIP en lymfoom (dit komt bij de
kat regelmatig diffuus door beide nieren voor) belangrijke in-
dicaties voor het afnemen van een nierbiopt.
Bestaat er een sterke verdenking op een CNF met beiderzijds
kleine nieren zonder duidelijke Proteinurie, dan leert een nier-
biopt ons eigenlijk niet zoveel.

Techniek

Tegenwoordig wordt een nierbiopt altijd onder echobegelei-
ding afgenomen. Bij zeer magere katten zou een biopt ook
\'blind\' kunnen worden afgenomen, maar daar er nogal wat
gevoelige structuren in de buurt lopen (arteria en vena rena-
lis, ureteren, aorta, vena cava caudalis) en je er zeker van wilt
zijn dat er schors in het biopt zit, is ook dan echobegeleiding
aan te raden. De stollingstijden (APTT, PT, fibrinogeen) die-
nen binnen de referentiewaarden te liggen en idealiter dient
de antithrombine (AT) 111 concentratie normaal te zijn. Met
name bij emstige renale
Proteinurie kan dit eiwit verloren
gaan, waardoor er een vergrote kans op thrombose bestaat.
De hond wordt gesedeerd (bijvoorbeeld met medetomidine)
en in rechter-zijligging gebracht. Na scheren, reinigen en
desinfecteren van de huid wordt van caudaal af onder con-
stante echobegeleiding een gemodificeerde TrueCut naald in
de nier aangebracht en wordt het biopt afgenomen.
Verzending vindt plaats in een gebufferde 40% formaline-
oplossing. Cytologisch onderzoek van het preparaat is niet
zinvol, tenzij er zich een ruimte-innemend proces in de nier
bevindt (bijvoorbeeld een tumor). Het is raadzaam om na de
afname van het biopt enkele uren een geforceerde diurese uit
te voeren, dan wel de eerste dagen na de afname de diurese te
bevorderen door wat extra zout over het voer te strooien. Dit
bevordert het \'uitwassen\' van stolsels uit de nier en het pye-
lum. De eigenaar dient te weten dat er enige dagen bloed in
de urine kan komen. Dit verdwijnt (meestal) vanzelf

Contra-indicaties en complicaties

Het complicatierisico van het op de hierboven beschreven
wijze afnemen van een nierbiopt is klein (<1% klinisch waar-
neembare problemen). Indien de stolling afwijkend is (diffuse
intravasale stolling (DIS), door bijvoorbeeld een haemangio-
sarcoom) of er juist kans op thrombose bestaat (bijvoorbeeld
bij
Proteinurie, door ATlIl tekort, of bij polycythaemie) dan
kan het afnemen van een nierbiopt leiden tot verbloeding (in
buik of via urinewegen), c.q. thrombose (in a. renalis, aa. pul-
monales of elders). Deze complicaties onderstrepen de nood-
zaak van stollingscontrole vooraf In de literatuur wordt ook
melding gemaakt van haematomen in het pyelum, waardoor
acuut nierfalen optreedt, maar deze complicatie is gelukkig in
Utrecht (nog) niet opgetreden. Ook hypertensie kan het bloe-
dingsrisico verhogen, maar daar onbloedige bloeddrukmetin-
gen vooralsnog bij de hond en kat niet echt betrouwbaar zijn
kan dit niet goed worden gecontroleerd.
Een enkele keer treedt er infarcering op na het afnemen van
een nierbiopt. Zeker bij herhaalde bioptafnames treedt er
enige fibrosering op van de caudale pool van de linker nier,
maar dit lijkt belangrijker in verband met de interpretatie van
de histologie dan voor de klinische toestand.
Een adequate bioptietechniek, waarbij de verblijfsduur van
de naald minimaal is en het biopt snel en \'schoon\' wordt afge-
nomen is zeer belangrijk bij het voorkómen van complicaties.

DE WAARDE VAN ARTHROSCOPIE BIJ DE DIAGNOSE EN
BEHANDELING VAN OSTEOCHONDROSE BIJ DE HOND

Prof. dr. H.J.J. van Bree en dr. B. van Ryssenl
INLEIDING

Arthroscopic is een weinig invasieve chirurgische ingreep,
waarbij men in het gewricht kijkt met behulp van een rigide

\' Vakgroep voor Medische Beeldvorming. Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit
Gent, België.

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 710-4

(starre) endoscoop (optiek). De arthroscopie heeft een hele
evolutie ondergaan. In het begin van haar ontwikkeling werd
ze vooral aangewend bij de diagnose van gewrichtsproble-
men. Tegenwoordig wordt zij veel gebruikt bij de behande-
ling van gewrichtsafwijkingen. Arthroscopie heeft bij de
mens en bij het paard in de meeste gevallen de arthrotomie

-ocr page 373-

vervangen. Arthroscopie is een duidelijk minder invasieve
ingreep, die in twijfelgevallen toelaat diagnose en behande-
ling te combineren. In de humane orthopedie is deze disci-
pline niet meer weg te denken: de behandeling van bijna alle
gewrichtsaandoeningen (meniscusletsels, bandrupturen,
chondrale fracturen) gebeurt arthroscopisch. Ook bij het
paard kent de arthroscopie belangrijke toepassingen, zoals
diagnose en behandeling van schilferfracturen en osteo-
chondritis dissecans.

Tot voor kort werd arthroscopie bij kleine huisdieren enkel
sporadisch vermeld. De eerste diagnostische arthroscopiën
werden in het kniegewricht uitgevoerd en halfweg de jaren
\'80 verschenen er twee publicaties over schouderarthrosco-
pie. In 1989 verscheen er een artikel over de arthroscopische
behandeling van schouder-OCD bij de hond. De laatste jaren
is er een steeds groeiende belangstelling vanuit de praktijk.
Er bestaan een aantal redenen die de langzame ontwikkeling
van arthroscopie bij de hond kunnen verklaren. Een eerste
reden is ongetwijfeld de technische moeilijkheden die men
ondervindt in de kleine gewrichtsruimte bij de hond. De hui-
dige ontwikkeling van arthroscopen met een kleine diameter
komt hieraan gedeeltelijk tegemoet. Toch blijft arthroscopie
een technisch moeilijke discipline en heeft men een lange
tijd nodig om ze onder de knie te krijgen. Bovendien vergt
arthroscopie een dure uitrusting. Een andere reden is dat de
meesten die met arthroscopie startten, begonnen zijn met
arthroscopie van de knie, dit naar analogie met de mens. Van
alle gewrichten geeft de knie, naar onze ervaring, de meeste
problemen in het stellen van een zinnige diagnose, hoewel de
techniek van uitvoering de meest eenvoudige is. Een laatste
reden voor het traag op gang komen van de arthroscopie bij
de hond is de lage financiële en emotionele waarde van
kleine huisdieren in vergelijking met de mens en het paard,
althans in het verleden.

In 1988 werd op de Faculteit der Diergeneeskunde van de RUG
gestart met arthroscopie van de kleine huisdieren.
Verscheidene gewrichtsaandoeningen van de elleboog, schou-
der, knie en het tarsaalgewricht worden op dit moment arthro-
scopisch gediagnosticeerd en behandeld. Osteochondrose
vormt de voornaamste indicatie.

Arthroscopie heeft als eerste belangrijke voordeel dat ze
weinig traumatiserend is. De ingreep vereist slechts enkele
kleine huidincisies en laat zo geen littekens na. De herstelpe-
riode verloopt zonder complicaties en is beduidend korter in
vergelijking tot het herstel na een arthrotomie. Arthroscopie
heeft als tweede belangrijke voordeel dat zij intra-articulaire
structuren zichtbaar maakt, die op radiografieën niet te zien
zijn. Het gezichtsveld is ruimer en de structuren kunnen van
dichtbij onderzocht worden in hun natuurlijke status (dat is
in waterig milieu). Er is echter oefening nodig om de tech-
niek te beheersen en het arthroscopisch beeld correct te inter-
preteren.

MATERIAAL

De uitrusting voor diagnostische arthroscopie bij kleine
huisdieren houdt de volgende elementen in:

- een arthroscoop: een rigide optiek met een diameter van
maximaal 2,7 mm. Een gezichtshoek van 25 graden laat
een breder gezichtsveld toe, enkel door de arthroscoop te
draaien om haar as;

- een bijbehorende trocarschacht of -huls;

- een lichtbron van minimum 150 W;

- een glasvezelkabel: leidt het licht van de lichtbron naar de
arthroscoop;

IjjSBfifiB

711

- een scherpe trocar en stompe mandrijn die in de trocarhuls
passen;

- een drainagecanule van 2,3 mm (binnendiameter): laat het
inbrengen van fijne instrumenten toe, bijvoorbeeld een ge-
gradueerde sonde en een haakpalpator. Met deze diagnos-
tische instrumenten kan men de verschillende intra-articu-
laire structuren palperen en afmeten.

Chirurgische arthroscopie vereist een uitbreiding van de uit-
rusting met de volgende elementen:

- een drainagecanule/instrumentencanule van 3,7 mm: laat
het inbrengen van dikkere instrumenten toe, bijvoorbeeld
een biopsietang, een grijptang, een motorisch aangedreven
boor;

- chirurgische instrumenten: een reeks snij- en grijptangen
van kleine diameter (ongeveer 2 - 3 mm) worden manueel
bediend;

Een motorisch aangedreven boor en \'edger\' (om structu-
ren met kleine hapjes te verwijderen) kan voor verschei-
dene arthroscopische ingrepen gebruikt worden. Wij ma-
ken meer gebruik van een handfrees die een betere
controle toelaat en de iatrogene schade tot een minimum
beperkt.

Continue gewrichtsdistensie en spoeling gebeurt met NaCl

0.9. of Ringerlaktaat. De vloeistof wordt onder druk gehou-
den met een manuele drukpomp of een snelle intraveneuze
infusor.

Sterilisatie van het materiaal gebeurt met gas, in de autoclaaf
of door onderdompeling in een vloeistof (koude sterilisatie).
De laatste jaren wordt de laatste methode gebruikt waarbij
alcohol 70%.

TECHNIEK

Voor elk gewricht gelden dezelfde basisprincipes:

1. het gewricht wordt gepuncteerd met een naald voor aspi-
ratie van synoviaal vocht en injectie van spoelvocht;

2. het gewricht wordt opgeblazen met spoelvloeistof;

3. de trocarhuls wordt met behulp van de scherpe trocar
door het gewrichtskapsel heengeboord via een kleine
huidincisie.

4. met behulp van de stompe mandrijn wordt de trocarhuls
dieper in het gewricht gebracht en kan deze binnen het
gewricht verplaatst worden;

5. de arthroscoop wordt in de trocarhuls gebracht;

6. de lichtkabel wordt op de arthroscoop aangesloten;

7. de toevoer van spoelvocht wordt op de trocarhuls aange-
sloten;

8. een drainagecanule/instrumentencanule wordt eveneens
via een kleine huidincisie en met behulp van de scherpe
trocar/stompe mandrijn in het gewricht gebracht;

9. via de canule kunnen diagnostische of chirurgische in-
strumenten in het gewricht gebracht worden;

10. na afioop worden de huidincisies met een enkelvoudige
hechting of agrafe gesloten.

ARTHROSCOPISCHE CHIRURGIE
Voor het uitvoeren van arthroscopische chirurgie kunnen in-
strumenten door een drainagecanule, of rechtstreeks, in het ge-
wricht gebracht worden. De arthroscoop en de instrumenten
benaderen het letsel uit een verschillende richting en vormen
twee zijden van een driehoek; deze methode kreeg daarom de
naam \'triangulade\'. Een andere vorm van intra-articulaire chi-

T IJ D S C H R I I T VOOR D I F. R Ci E N E K S K U N 0 E , D H E L 122, D E C\' K M B E R , AFLEVERING 24, 1997

-ocr page 374-

rurgie is die met een operatie-arthroscoop. Hierbij worden de
instrumenten via dezelfde schacht als die voor de arthroscoop
ingebracht. De beperkte bewegingsvrijheid en de grotere af-
metingen van het materiaal maken deze techniek minder ge-
schikt voor gewrichten van kleine huisdieren.
De meeste intra-articulaire ingrepen kunnen met handinstm-
menten uitgevoerd worden. Met een curette of scherp instm-
ment worden fragmenten losgemaakt en met een grijptang
vastgegrepen. Oneffen kraakbeen kan opgefrist worden met
een curette of shaver. Motorisch aangedreven instmmenten
werken snel en krachtig en kunnen bepaalde ingrepen aan-
zienlijk versnellen (bijvoorbeeld opfrissen van kraakbeen-
erosies), maar veroorzaken gemakkelijk iatrogene schade.

COMPLICATIES

Tijdens de ingreep kan het zicht soms belemmerd worden
door hypertrofische synoviale villi, vooral bij chronische ge-
vallen. Beperkte bloedingen in het gewricht veroorzaken
weinig hinder door de continue spoeling. Grotere bloedingen
kunnen tijdelijk het beeld vertroebelen. Door het uitlekken
van spoelvocht uit het gewricht kan het gewrichtskapsel
dichtgedrukt worden. Dit veroorzaakt een verkleining van de
gewrichtsmimte waardoor de beweeglijkheid van arthro-
scoop en instmmenten beperkt worden. Vooral in het schou-
dergewricht kunnen ingrepen hierdoor gehinderd worden.
Ten gevolge van die periarticulaire vochtopstapeling is er in
een groot aantal gevallen een voorbijgaand subcutaan oe-
deem aan het eind van de ingreep. Dit is vooral het geval bij
chimrgische arthroscopiën omwille van de verschillende
punctie-openingen en de langere tijdsduur. Het vocht resor-
beert binnen de 24 uur. Kleine iatrogene kraakbeenletsels
kunnen relatief gemakkelijk optreden, maar geven geen aan-
leiding tot klinische problemen. Infecties en neurologische
beschadigingen zijn complicaties die in de humane genees-
kunde vermeld worden; ze werden door ons bij de hond
nooit waargenomen.

ARTHROSCOPIE VAN HET ELLEBOOGGEWRICHT
(FIGUUR 1)

■■ iTTifrffWB

Het gewricht wordt eerst gepuncteerd tussen olecranon en me-
diale condyl (1). De arthroscoop wordt langs de mediale zijde
in het gewricht gebracht (2). De instmmentale canule wordt
ongeveer 1 - 2 cm craniaal van de arthroscoop ingevoerd (3).
De zichtbare intra-articulaire stmcturen zijn de processus an-
coneus, de trochlear notch van het olecranon, de laterale pro-

Figuur 1.

cessus coronoideus, de boven- en achterzijde van de radius-
kop, de laterale en mediale humemscondyl, de mediale pro-
cessus coronoideus, de mediale collateraalband, het synovi-
aal vlies en het ligamentum annulare.
Voor de diagnose van elleboogletsels kan arthroscopic be-
langrijke informatie leveren. Een frequent voorkomende
aandoening is het losse processus coronoideus (LPC) ge-
combineerd met \'kissing lesions\' ter hoogte van de mediale
condyl; echte OCD van de mediale humemscondyl komt in
veel geringere mate voor. De diagnose van deze aandoenin-
gen in een vroeg stadium vormt een probleem omdat de
kraakbeenletsels zelf en de beginnende secundaire arthrose
radiografisch moeilijk zichtbaar zijn. Ineen later stadium ba-
seert men zich op deze secundaire arthrose zonder dat, in de
meeste gevallen, het primair letsel (LPC) zichtbaar is. De ra-
diografische diagnose wordt dan gewoonlijk gesteld in een
stadium waarin al degeneratie is opgetreden. Via arthrosco-
pic kunnen de letsels in een vroeg stadium, alvorens er ar-
throse bestaat, gedetecteerd worden.
Uit vergelijkende studies tussen radiografische- en CT-be-
vindingen enerzijds en arthroscopische bevindingen ander-
zijds, blijkt dat arthroscopic de nauwkeurigste techniek is
om coronoidletsels aan te tonen. Met een negatieve röntgen-
foto en negatieve CT-bevindingen, kan met arthroscopic in
veel gevallen toch een fragment ter hoogte van de processus
coronoideus worden waargenomen. Dit verbetert de prog-
nose na chimrgische behandeling omdat op dat moment nog
geen arthrose ontstaan is. Verder kan men een exploratieve
arthrotomie in twijfelgevallen vermijden. Elleboogarthro-
scopie blijkt dan ook aangewezen bij elke jonge hond met
klinische elleboogproblemen, zelfs indien radiografisch
geen afwijkingen te zien zijn.

Een arthroscopische verwijdering van de fragmenten kan
aansluitend op de arthroscopische diagnose gebeuren.
Vanwege de beperkte gewrichtsmimte zijn hiervoor kleine,
maar sterke instmmenten nodig. Arthroscopische behande-
ling van elleboogletsels bleek accuraat en minimaal invasief
In geen enkel geval werden er postoperatieve problemen
vastgesteld. Na arthroscopische behandeling van 175 ellebo-
gen (150 honden) voor LPC en/of OCD, werd een follow-up
studie uitgevoerd. De gegevens van 100 honden (120 ge-
wrichten) werden verzameld via een telefonische vragenlijst
en klinisch en radiografisch onderzoek: 69 gewrichten wer-
den door ons opnieuw klinisch onderzocht en bij 62 werd de
progressie van de arthroseletsels radiografisch nagegaan. De
tijd na de operatie varieerde van zes maanden tot driejaar. De
gegevens van ons klinisch onderzoek bleken goed vergelijk-
baar met deze van de vragenlijst. Bij 90% waren de resultaten
zeer goed (volledig kreupelvrij) tot goed (soms nog licht
kreupel). Bij 82% van de gecontroleerde gewrichten was ra-
diografisch de graad van arthrose toegenomen. De conclusie
was dat, hoewel de arthrose in veel gewrichten toeneemt, de
arthroscopische behandeling van elleboogletsels goede klini-
sche resultaten geeft en slechts minimaal invasiefis.

ARTHROSCOPIE VAN HET SCHOUDERGEWRICHT
(FIGUUR 2)

Het gewricht wordt craniaal gepuncteerd (1). De arthroscoop
wordt lateraal in het gewricht ingebracht, onder het acromion
(2). De instmmentale toegangspoort is meer caudaal (3), zo-
dat de instmmenten zich in het caudale gewrichtsdeel bevin-
den. Met een 2,7 mm arthroscoop inspecteert men achtereen-
volgens de pees van de biceps, de humemskop, het distaal
deel van het schouderblad, de caudale gewrichtsuitzakking.

-ocr page 375-

Figuur 2.

de mediale ligamenten (waaronder de pees van de M. subsca-
pularis) en het synoviaal membraan. Via de instrumentale
toegang kan men snel een gerichte biopsie nemen van het ge-
wrichtskapsel en kunnen instmmenten ingebracht worden
voor het losmaken en verwijderen van kraakbeenflappen.
De belangrijkste indicatie voor arthroscopic in het schouder-
gewricht is osteochondritis dissecans (OCD). De diagnose
van deze aandoening gebeurt met gewone- en contra-rönt-
genfoto. Een arthroscopisch onderzoek bevestigt de dia-
gnose en laat toe een schatting te maken van de lokalisatie en
uitbreiding van de letsels. Gewrichtsmuizen - behalve deze
in de bicepspeesschede - kunnen worden opgespoord.
De arthroscopische verwijdering van kraakbeenflappen ge-
beurt op een veel minder traumatiserende manier dan via de
conventionele artrotomie. Na enige oefening kan men de
kraakbeenflap in een sterk verkorte tijd verwijderen en de
randen van het defect nauwkeurig opfrissen.
Een andere indicatie voor schouderarthroscopie is de defini-
tieve diagnose van letsels ter hoogte van de bicepspees (ont-
stekingen, partiële mpturen).

ARTHROSCOPIE VAN HET SPRONGGEWRICHT
(FIGUUR 3 EN 4)

Het spronggewricht kan volledig geïnspecteerd worden via
drie verschillende punctieplaatsen.

Een dorsomediale (2) en dorsolaterale (1) punctieplaats
(Figuur 3), mediaal en lateraal van de strekpees, geven toe-
gang tot het dorsale deel van het gewricht.
Een plantarolaterale punctieplaats (Figuur 4), caudaal van de
laterale malleolus, geeft toegang tot het plantair deel. Zo kan
men een directe inspectie uitvoeren van de mediale en late-
rale rolkam van de trochlea tali en het distale deel van de ti-
bia (cochlea tibiae).

Bij OCD van het spronggewricht is het van belang om de
diagnose zo vroeg mogelijk te stellen zodat de behandeling
niet uitgesteld wordt. De fragmenten/flappen zijn echter dik-
wijls niet radiografisch te onderkennen, vooral in het begin-
stadium. Vooral de diagnose van laterale OCD is moeilijk.
Door het kraakbeen rechtstreeks in beeld te brengen, kan de
arthroscopic in deze gevallen tot een definitieve diagnose
leiden. Voor een nauwkeurige bepaling van de lokalisatie en
grootte van de fragmenten is ook CT-onderzoek nuttig.
Mits de gewrichtsmimte van het spronggewricht beperkt is,
is de arthroscopische behandeling van OCD-letsels enkel
mogelijk indien het fragment klein is en op een gunstige
plaats gelokaliseerd is. In de andere gevallen is, na arthro-
scopisch onderzoek, verwijdering van het fragment via een
mini-arthrotomie mogelijk.

ARTHROSCOPIE VAN HET KNIEGEWRICHT
{FIGUUR 5)

In het kniegewricht zijn twee mogelijk toegangspoorten voor
de arthroscoop, mediaal (2) of lateraal (1) van de rechte pa-
tellaband. Inspectie van de beide femurcondylen, de mediale
en laterale meniscus, de gekruiste banden, de fossa patellaris
en patella kan gebeuren met de arthroscoop ingevoerd langs
één zijde van de rechte patellaband, terwijl langs de andere
zijde instrumenten in het gewricht kunnen gebracht worden.
Bij kniegewrichten met chronische letsels is inspectie van al
deze stmcturen moeilijk en soms zelfs onmogelijk.
Arthroscopic van het kniegewricht wordt vooral toegepast
voor de diagnose van een (partiële) ruptuur van de kruisban-
den, scheuren in de menisci en kraakbeenletsels. Een juiste
beoordeling van de mediale meniscus bleek in veel gevallen
onmogelijk. OCD is een zeldzame bevinding in het kniege-
wricht maar de arthroscopische behandeling van de letsels is
relatief eenvoudig, hoewel men goed moet oppassen de
meniscus niet te beschadigen.

De eindconclusie is dat arthroscopic bij de hond, zoals bij de
mens en het paard, een belangrijke rol kan spelen bij de dia-

Figuur. 5

-ocr page 376-

gnose en behandeling van gewrichtspathologie. Ongetwijfeld
zal in de toekomst, voor wat betreft de behandeling van OCD-
letsels in de schouder en de knie, arthroscopie de arthrotomie
vervangen, wegens haar minimaal invasief karakter met een
vlug functioneel herstel en zonder postoperatieve complica-
ties. In de elleboog en tarsus kunnen OC-letsels niet alleen
nauwkeuriger vastgesteld worden dan met andere technieken,
maar eveneens behandeld worden. Zonder twijfel kan arthro-
scopie eveneens een belangrijke rol spelen in het begrijpen
van de etiopathologie van gewrichtsaandoeningen.

LITERATUUR

1. Ryssen B van, Bree H van, and Simoens P. Arthroscopic of the elbow
joint in the normal dog. Am J Vet Res 1993; 54: 191-8.

2. Ryssen B van, Bree H van, and Vyt Ph. Arthroscopy of the shoulder
joint in the dog.
J Am Anim Hosp Assoc 1993; 29: 101-5.

3. Ryssen B van, Bree H van, and Vyt Ph. Arthroscopy of the canine hock
joint. J Am Anim Hosp Assoc 1993; 29: 107-15.

4. Ryssen B van, Bree H van, and Missinne S. Successful arthroscopic
treatment of shoulder osteochondritis in the dog. J Small Anim Pract
1993;34:521-8.

5. Ryssen B van, and Bree H van. Arthroscopic findings in 100 dogs with
elbow lameness. Vet Rec 1997; 140: 360-2.

DE AANPAK VAN NASALE ASPERGILLOSE

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 7/4-/6

Drs. I.e.A.M. van Oosterhout\'\'

INTRODUCTIE

In onderstaand artikel wordt ingegaan op de symptomen,
diagnose en therapie van nasale aspergillose. Bovendien
worden resultaten besproken van door onze kliniek behan-
delde patiënten uit de periode 1990-1997.

PATHOLOGIE, PATHOGENESE

Infectie van de neusholte en/of sinus frontalis door
Aspergillus Fumigatus veroorzaakt een chronische, meestal
éénzijdige rhinitis. De schimmelgroei en productie van my-
cotoxines veroorzaken een aantasting van het nasale slijm-
vlies en kraakbeen, zodat een atrofische rhinitis ontstaat. De
aandoening wordt vrijwel uitsluitend aangetroffen bij de
hond.

De infectie beperkt zich meestal tot neusholte en voor-
hoofdsholte, maar kan zich in vergevorderde stadia uitbrei-
den tot orbita en hersenen. Long- en systemische aspergil-
lose worden niet aangetroffen bij patiënten met nasale
aspergillose.

De Pathogenese is tot nu toe onbekend. Schimmelgroei kan
weliswaar ontstaan op een in de neusholte aanwezig vreemd
voorwerp (zoals bijvoorbeeld hout/gras), maar bij de meeste
patiënten wordt geen vreemd voorwerp aangetroffen.
Bovendien beperkt de infectie zich in een aantal gevallen tot
de sinus frontalis, waar vreemde voorwerpen moeilijk kun-
nen doordringen.

SYMPTOMEN, SIGNALEMENT

Honden met nasale aspergillose worden meestal aangeboden
met een eenzijdige chronische rhinitis. De neusuitvloeiing is
gemengd haemopurulent, maar ook heftige bloedneuzen ko-
men regelmatig voor. In een aantal gevallen ontstaat depig-
mentatie en atrofie van de neusspiegel. De mandibulaire
lymfeklier is meestal duidelijk vergroot. Veel patiënten zijn
wat slomer, alhoewel de meeste eigenaren dit pas achteraf na
genezing opmerken. Enkele honden vertonen pijnreacties bij
stoten of aanraken van de neus.

Bij behoedzame palpatie van de wand van de sinus frontalis
kan men soms licht bomberen van de aangetaste sinus vast-
stellen, wat een aanwijzing kan zijn voor schimmelgroei in
deze sinus. In meer gevorderde stadia kan de infectie zich

\' Dierenkliniek \'De Dagelhof ie Enen-Leur.

uitbreiden naar beide neusgangen en/of sinussen.
De gemiddelde leeftijd van de patiënten bedraagt 5,5 jaar,
maar met een zeer grote spreiding (vier maanden-12 jaar).
65% Van de honden is mannelijk. Er bestaat een zekere ras-
predispositie, met name retrievers, herders en rottweilers
worden aangeboden. Bij brachycephale rassen komt de aan-
doening hoegenaamd niet voor. Sporadisch wordt de infectie
bij de kat aangetroffen.

DIAGNOSE

Omdat de neusholte zich zonder speciale apparatuur slecht
laat onderzoeken is de diagnose in de praktijk vaak niet een-
voudig te stellen. Bovendien levert microbiologisch onder-
zoek van de neusuitvloeiing zelden schimmelgroei op, door
de overgroei van de massaal aanwezige secundaire bacte-
riën.

Röntgenologisch onderzoek van de neusholte kan in een aan-
tal gevallen zeer suggestieve beelden opleveren; wolkachtige
verdichtingen in een verder meer radiolucente neusgang door
verlies van fijne beenderige structuren. Röntgenonderzoek is
ook belangrijk wanneer de infectie beperkt is tot de sinus
frontalis. Op lateromediale en \'sky-line\' opnamen van de si-
nus frontalis kunnen de wolkachtige verdichtingen zichtbaar
zijn.

De beste methode om de diagnose te stellen is door middel
van rhinoscopisch onderzoek. Rigide optieken zijn het meest
geschikt voor rhinoscopisch onderzoek, omdat ze bij een ge-
ringe diameter toch een goede beeldkwaliteit leveren.
Diverse biopsietangen en goede afzuiging met fijne zuigbui-
zen zijn essentieel voor het rhinoscopisch onderzoek.
Aangezien het aangetaste neusslijmvlies snel bloedt en grote
bloedingen verder onderzoek vaak onmogelijk maken, vindt
rhinoscopie plaats onder algehele narcose en moet er met het
instrumentarium zeer behoedzaam worden gemanoeuvreerd.
In veel gevallen is de schimmelgroei ten gevolge van de ont-
stane atrofie direct zichtbaar in het caudodorsale gedeelte
van de neusgang. Soms is er rond de schimmelkolonies een
grote hoeveelheid necrotisch materiaal aanwezig. Dan kan
onder visuele controle verdacht materiaal worden afgeno-
men voor natief microscopisch en/of mycologisch onder-
zoek. In enkele gevallen, met name waar de infectie zich be-
perkt tot de sinus frontalis, is de diagnose niet steeds met
zekerheid te stellen. Afhankelijk van de klinische problemen

-ocr page 377-

>• • fi

immmSäm

iRGzdWh

lÜtl\'ifcïfiiiiÉi^i

kan het onderzoek na zes tot acht weken worden herhaald, of
kan trepanatie van de sinus frontalis worden overwogen.

THERAPIE

In het verleden zijn diverse antimycotica gebruikt voor de be-
handeling van nasale aspergillose, zowel topicaal als syste-
misch toegediend. Vaak waren de resultaten teleurstellend
met genezingspercentages van ongeveer 50%. Vanaf 1988
werd aan de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren ge-
start met de topicale behandeling met enilconazole. Hierbij
wordt na trepanatie van de sinus frontalis en/of het neusbeen
een siliconen buisje van vier a vijf cm in de trepanatieopening
vastgehecht. Vervolgens wordt via deze buisjes twee maal
daags een enilconazole oplossing gespoeld gedurende 14 da-
gen. De commercieel verkrijgbare enilconazole (Imaverol®)
wordt 1:10 verdund met een warme (50°C) fysiologische
zoutoplossing. Per keer wordt 10 ml van de verdunde oplos-
sing toegediend. De oplossing wordt steeds voor iedere spoe-
ling vers aangemaakt.

De buisjes worden na 14 dagen verwijderd, waarna de trepa-
natieopeningen binnen enkele dagen dichtgranuleren. Wan-
neer er nog klinische symptomen zijn wordt zes tot acht we-
ken na de behandeling een controle rhinoscopie uitgevoerd.
Alternatieve behandelingen bestaan uit het oraal toedienen
van itraconazole (Trisporal®) gedurende 14 tot 30 dagen.
Resultaten van grote groepen patiënten met deze behande-
ling zijn nog niet voorhanden. Enkele onderzoekers rappor-
teren ook goede resultaten met een eenmalige, half uur du-
rende topicale behandeling met enilconazole. Hierbij wordt,
bij de hond in rugligging en de neus 30° omhoog gericht, de
gehele neusholte en sinus frontalis opgevuld met de ver-
dunde enilconazole oplossing. De nasopharynx wordt hierbij
dichtgedrukt zodat de oplossing gedurende 30 minuten met
de gehele neusholte en sinus in contact blijft. Verder onder-
zoek zal moeten uitwijzen of deze behandeling voldoende
effectief is.

COMPLICATIES

Tijdens het spoelen belandt een deel van de vloeistof via de
nasopharynx in de pharynx. Hierdoor kunnen de meeste hon-
den tijdens het spoelen wat kokhalzen. Daarom verdient het
aanbeveling om tijdens het spoelen de neus naar beneden te
richten. Bij regelmatig inslikken van de enilconazole oplos-
sing kunnen milde gastro-intestinale klachten ontstaan.
Rond de buisjes ontstaat vaak wat ontsteking in de (onder)-
huid, die vanzelf verdwijnt na verwijderen van de buisjes.
Een andere complicatie vormen de soms heftige bloedneu-
zen tijdens de behandeling. Ze zijn niet alleen een groot
praktisch probleem voor de eigenaar, maar kunnen tot aan-
zienlijk bloedverlies bij de patiënt leiden. Bij honden die
voorafgaand aan de behandeling dientengevolge emstige
anaemie hebben, is het aan te raden om tijdens de operatieve
behandeling de A. Carotis van de aangetaste zijde te ligeren.
Dit vermindert de bloedingen tijdens de behandeling en het
risico op verbloeden aanzienlijk en heeft geen merkbaar
nadelige gevolgen voor de patiënt.

Therapie en resultaat bij 67 honden en 1 kat met nasale aspergillose

Therapie

Resultaat

Opmerkingen

45 topicaal enilconazole

41 genezen

2 recidief na 1,5 en 2 jaar, genezen na herhaalde therapie, 2 eerder
behandeld met 1/2 uur spoeling*

2 sinus frontalis carcinoom na 1 en 3 jaar

3 onvoldoende verbetering/
recidief binnen 6 weken

2 genezen na herhaalde therapie

1 euthanasie i.v.m. slechte algemene toestand

1 euthanasie tijdens therapie

Op verzoek van eigenaar i.v.m. bloedneus

4 orale therapie met itraconazole

1 hond, 1 kat genezen

kat behandeld gedurende 30 dagen

2 onvoldoende verbetering

2 euthanasie

9 geen anti-mycotische therapie

5 corpus alienum verwijderd

7 euthanasie

4 genezen

In afwachting van behandeling, na verwijdering gedeelte schimmelgroei.
I.v.m. kosten, karakter hond, bloedneuzen.

5 topicaal enilconazole 1/2 uur spoeling

3 genezen

Minimaal 2 maanden klachtenvrij na therapie.

2 recidieven

2 genezen na 14 dagen topicaal enilconazole*

Afhankelijk van het karakter van de hond kan deze zich min
of meer heftig verzetten bij het spoelen. Dit gebeurt met
name na enkele dagen behandeling. De behandeling wordt
dan ook als belastend ervaren, zowel voor hond als eigenaar.
Toch slagen verreweg de meeste eigenaren er in om de be-
handeling zelf thuis uit te voeren.

RESULTATEN

Tussen juli 1990 en augustus 1997 werd in onze kliniek bij
67 honden en één kat de diagnose nasale aspergillose ge-
steld. Vijfenveertig honden werden gedurende 14 dagen met
enilconazole behandeld zoals hierboven beschreven. Hierbij
waren twee honden die eerder een eenmalige spoeling met
enilconazole hadden ondergaan. Bij twee honden werd voor-
afgaand aan de behandeling de A. Carotis eenzijdig geli-
geerd.

Zes weken na behandeling waren 41 honden (91%) vrij van
klinische symptomen. Eén hond werd op verzoek van de ei-
genaar geëuthanaseerd enkele dagen na starten van de behan-
deling in verband met heftige bloedneuzen. Bij drie honden
bleven de klinische symptomen aanwezig, of recidi-
veerden de klachten na enkele weken. Twee van deze drie
honden werden uiteindelijk ook klachtenvrij na herhalen van
de behandeling. De derde hond werd in verband met een
slechte algemene toestand geëuthanaseerd. Tot nu toe kregen
slechts twee honden een recidief na langere tijd (1,5 tot 2
jaar). Beide honden werden opnieuw klachtenvrij na herhalen
van de behandeling. Verder ontstond bij twee honden een car-

-ocr page 378-

cinoom in de sinus frontalis, één en driejaar na behandeling.
Bij negen honden werd geen antimycotische therapie toege-
past. Het betrof hier vijf honden met een vreemd voorwerp in
de neusholte waarop schimmelgroei was ontstaan. Deze wa-
ren alle vijf klachtenvrij na verwijdering van het vreemd
voorwerp zonder verdere therapie. Bij vier van de negen pa-
tiënten verdwenen na het rhinoscopisch onderzoek en deels
verwijderen van schimmelmateriaal voor onderzoek, alle
symptomen voordat de behandeling werd ingesteld.
In zeven gevallen besloot de eigenaar af te zien van therapie,
al deze honden zijn tenslotte geëuthanaseerd. De belangrijk-
ste redenen waren; kostenaspect, karakter van de hond en
emstige bloedneuzen. Vier eigenaren, waaronder de eige-
naar van de kat, wilden beslist geen chimrgische ingreep en
kozen voor orale therapie met itraconazole. Eén hond en de
kat werden klachtenvrij, twee andere honden verbeterden
niet en werden geëuthanaseerd.

Tot nu toe werd bij vijf honden een eenmalige half uur du-
rende spoeling met enilconazole toegepast. Hiervan zijn er
drie klachtenvrij gedurende meer dan twee maanden na the-
rapie, twee recidiveerden en zijn alsnog getrepaneerd en ge-
durende 14 dagen behandeld.

Bij enkele honden ontstonden na genezing bij regeneratie
van het atrofisch neusslijmvlies grote mucoide poliepen, die
aanleiding gaven tot excessief niezen. Deze konden tijdens
rhinoscopie met behulp van biopsietangen worden verwij-
derd.

Van veel genezen patiënten vermelden eigenaren een toege-
nomen gevoeligheid van de neus, wat zich uit in frequenter
niezen en soms sereuze neusuitvloeiing.

CONCLUSIE

Voor de diagnose van nasale aspergillose is rhinoscopie on-
misbaar. Topicale behandeling met enilconazole gedurende
14 dagen, leidt bij een groot aantal (91%) van de patiënten tot
genezing. Altematieve behandelingen, minder belastend
voor patiënt en eigenaar, moeten verder worden onderzocht
op hun effectiviteit.

MILTTUMOREN: OK OF NIET OK?

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 716-18

Drs. J. Kirpensteijn en dr. E. Teske \'\'

INLEIDING

Ondanks alle aandacht in de geneeskunde voor nieuwe therapie
modaliteiten is chimrgie nog steeds de belangrijkste therapie
voor kanker bij mens en dier. Dit geldt voomamelijk zolang de
tumor niet gemetastaseerd en operabel is. Vroege diagnostiek
én snelle chimrgische behandeling leiden tot het hoogste per-
centage genezing. Indien de tumor niet in zijn geheel is te ver-
wijderen of indien de tumor reeds is gemetastaseerd zal naar
een andere behandelingswijze gezocht moeten worden, al dan
niet in combinatie met chimrgie. Echter er zijn situaties te be-
denken waarbij chimrgie noodzakelijk is om het leven van de
patiënt te redden zonder dat men van tevoren weet of de tumor
is uitgezaaid. Het beste voorbeeld hiervan is het hemoabdomen
veroorzaakt door een bloedende milttumor.

HEMOABDOMEN

Anamnese en klinische verschijnselen
Een hond met hemoabdomen veroorzaakt door een milttu-
mor wordt meestal aangeboden met acute klachten zonder
dat trauma in de anamnese wordt vermeld. In enkele geval-
len is de hond al een tijdje niet goed en is de toestand plotse-
ling verslechterd. Bij grondig lichamelijk onderzoek zijn de
volgende bevindingen veelal te op te merken: depressie en
sloomheid, oppervlakkige ademhaling, snelle pols, bleke
slijmvliezen, slechte CRT en opgezette buik met een posi-
tieve undulatie. De sloomheid kan zonder therapie vererge-
ren tot flauwtes en coma. Sommige honden vertonen echter
peracute flauwtes zonder dat er eerdere verschijnselen wa-
ren. Tijdens de anamnese en het onderzoek moeten trauma
en stollingsproblemen natuurlijk als belangrijkste differenti-
aal diagnoses gecontroleerd worden.

\' Vakgroep Geneeskunde voor Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergeneeskunde.

Universiteit Utrecht. Postbus 80154. 350S TD Utrecht

Paracentese

De diagnose bloed in de buik is relatief eenvoudig door mid-
del van paracentese te stellen.

Door middel van een 20 g. naaldje wordt op verschillende
plekken in de buik hemorragisch vocht afgezogen. Maar hoe
kan er vastgesteld worden of dit inderdaad bloed is en of het
bloed uit de buikholte betreft of dat per ongeluk de milt is
aangeprikt? Hier zijn vijf simpele methodes voor.

1. U herhaalt de paracentese op een andere plek en krijgt het-
zelfde bloederige vocht.

2. U laat de hematocriet van het vocht bepalen en vergelijkt
dit met de hematocriet van het bloed: is de hematocriet la-
ger dan 5% dan betreft het niet een acute bloeding. Is het
hoger of gelijk aan de hematocriet van het bloed dan heeft
u te maken met een bloeding of is er een bloedvat/bloed-
rijk orgaan aangeprikt.

3. Stolt het bloed, dan heeft u waarschijnlijk de milt aange-
prikt. Zo niet dan is het bloed al weer wat langer aanwezig
in de buikholte.

4. Zijn er bloedplaatjes aanwezig in het aangeprikte bloede-
rige buikvocht? Zo niet, dan is het bloed minimaal 45 mi-
nuten aanwezig in de buikholte. Dit is de tijd die nodig is
voordat de bloedplaatjes verdwenen zijn.

5. U doet meerdere puncties en vergelijkt de hematocriet-
waarden van de puncties in de tijd. Gaat de hematocriet
van het buikvocht omhoog en verslechtert de hond, dan
heeft u waarschijnlijk te maken met een acute, nog niet
gestopte bloeding.

Soms krijgt u een vals-negatieve buikpunctie bij een hemo-
abdomen. Dit betekent dat het lumen van de naald verstopt
zit met vet of ander visceraal weefsel. Bij een negatieve
punctie moet u de punctie altijd herhalen in een ander gebied

-ocr page 379-

van de buik. Ook kunt u proberen de buik aan te prikken met
alleen een naald (en geen spuitje dus) om aanzuigen van or-
ganen te voorkomen.

RÖNTGENDIAGNOSTIEK EN ECHOGRAFIE
Röntgendiagnostiek van het abdomen wordt emstig bemoei-
lijkt door vocht omdat hierdoor het contrast tussen de buik-
organen afneemt. De echografie biedt hier uitkomst. Vocht
bevordert de diagnostische waarde van de echografie en ver-
gemakkelijkt het onderzoek. De primaire tumor kan hierdoor
goed in beeld worden gebracht en er kan gezocht worden
naar eventuele metastasen in de organen van het abdomen.

BLOEDONDERZOEK

Het nut van bloedonderzoek hangt sterk af van het type en de
conditie van de patiënt. De hematocriet kan een indicatie ge-
ven over de hoeveelheid bloed die verloren is gegaan, maar
dit geldt niet voor de acute bloedende patiënten omdat daar
de hematocriet vaak nog niet veranderd is. Een stollingson-
derzoek heeft nut voor die patiënten waarbij er een duide-
lijke indicatie bestaat dat de stolling abnormaal is. Er zijn
echter weinig praktijken die op korte termijn de resultaten
van het stollingsonderzoek kunnen verkrijgen.

VOORBEREIDING

Voordat de patiënt geanestheseerd wordt, moet de cardiovas-
culaire status beoordeeld worden. Als er sprake is van acuut
bloedverlies met verschijnselen van anemie en/of hypovole-
mie dan behoort deze dysbalans eerst gecorrigeerd te worden.
Hiervoor kunnen afhankelijk van de situatie een Ringer-lac-
taat oplossing (shock dosis: 50-90 ml/kg/uur), colloïdalen
(Haemacell® tot 20 ml/kg/uur) of een bloedtransfusie (hoe-
veelheid afhankelijk van bloedverlies) gebmikt worden. In
alle gevallen moet gewaakt worden voor een overdosis en
deze vloeistoffen moeten afhankelijk van het klinische effect
(hartfrequentie, CRT, verschijnselen van longoedeem en
eventueel centraal veneuze dmk) gedoseerd worden.

ANESTHESIE

Op de UKG wordt het volgende protocol gehanteerd (ook
natuurlijk afhankelijk van de klinische toestand van de pa-
tiënt) voor honden die acuut aan het verbloeden zijn ten ge-
volge van een milttumor: pre-oxygenatie van de patiënt,
eventueel atropine intramusculair als premedicatie (afhanke-
lijk van hartfrequentie), inleiding met sufentanil-midazolam,
intuberen en onderhoud met sufentanil-midazolam, zuurstof
en lachgas (eventueel atropine, intraveneus op effect), en
postoperatieve pijnstilling met buprenorfine. Bij dit anesthe-
sieprotocol is beademing noodzakelijk. Een minder ideale,
maar in de praktijk misschien gemakkelijker uitvoerbare
procedure zou kunnen zijn: pre-oxygenatie, eventueel atro-
pine intramusculair (afhankelijk van hartfrequentie) met
Thalamonal® (fentanyl-droperidol) als premedicatie, induc-
tie met propofol of ketamine, intuberen, onderhoud met lach-
gas en zuurstof en fentanyl. Middelen zoals a2-agonisten
(bijvoorbeeld medetomidine) en phenothiazine derivaten
(bijvoorbeeld acepromazine) moeten vermeden worden in
verband met verergering van de circulatiestoomissen.

EXPLORATIEVE LAPAROTOMIE
Een exploratieve laparotomie is geïndiceerd bij honden die
acuut aan het verbloeden zijn of bij die patiënten waarbij er
een sterk vermoeden daarvan bestaat. De buikholte wordt
benaderd door een routine laparotomie en het vrijstaande
bloed wordt door middel van een zuigbuis verwijderd. Het
gebmik van dit (steriel opgevangen) bloed voor autotransfu-
sie (na filtratie temggeven via de vene) is gecontraïndiceerd
omdat dit tumorverspreiding zou kunnen veroorzaken.
Nadat het bloed is verwijderd moet de oorzaak van de bloe-
ding worden opgezocht. Vaak is het nodig om de acuut bloe-
dende milt te verwijderen voor er een uitgebreide exploratie
van de buik kan worden uitgevoerd. De milt wordt verwij-
derd door middel van een routine splenectomie. De techniek
die staat beschreven in de atlas van Van Sluijs (1) is ideaal.
Soms is een snellere verwijdering noodzakelijk en worden
vijf ä zes grote ligaturen met O polyglactin of polydioxanone
om de aanvoerende en afvoerende vaten gelegd en de milt
verwijderd. De buikholte wordt hiema goed onderzocht op
eventuele metastasen. De voorkeurslokalisaties voor meta-
stasen zijn de lever, het
Omentum, en de lymfeknopen.
Echter, opengebroken goedaardige milt hyperplasieën kun-
nen bijmiltjes veroorzaken die verdacht veel op metastasen
lijken. In principe euthanaseren wij geen patiënten tijdens de
operatie vanwege een milttumor of metastasen, behalve als
meerdere van deze uitzaaiingen actief bloeden.
Macroscopisch is de maligniteit van een vergrote milt, c.q.
milttumor en zelfs van uitzaaiingen onmogelijk met zeker-
heid vast te stellen. Hiervoor is histologisch onderzoek no-
dig. De patiënt wordt daarop vaak het voordeel van de twijfel
gegeven.

POSTOPERATIEVE ZORG

Afhankelijk van de conditie van de patiënt zal postoperatieve
zorg meer of minder intensief zijn. Op de UKG worden deze
patiënten minimaal 24 uur op de intensieve zorg afdeling ver-
volgd, waar ze een onderhoudsdosis vloeistoffen (met een
eventuele correctie voor electrolyt verliezen die nog niet zijn
aangevuld) intraveneus krijgen toegediend. Arrythmieën
worden bij 30% van de honden na splenectomie gevonden
(4). Sommige van deze honden behoeven toediening van
lidocaïne of procaïnamide. Verder zijn stollingsstoomissen
beschreven bij honden met hemangiosarcomen. Een splenec-
tomie is een pijnlijke operatie en een goede analgesie na de
operatie is onontbeerlijk. Parenteraal buprenorfine of oraal
ketoprofen is aan te raden. Antibiotica zijn na een routine
splenectomie niet noodzakelijk.

MILTTUMOREN BIJ DE HOND

Vijftig procent van alle massa\'s in de milt zijn kwaadaardig
en 50% zijn goedaardig. De milthyperplasie en het hematoom
zijn de meest voorkomende goedaardige aandoeningen. Na
verwijdering van deze tumoren is de prognose uitstekend.
Van de kwaadaardige hamoren is het hemangiosarcoom in
50% van de gevallen de boosdoener. De andere 50% bestaan
uit fibrosarcomen, mastcel tumoren, maligne lymfoom, ma-
ligne histiocytose en andere sarcomen. Realiseer u dan ook
dat slechts 30% van alle massa\'s in de milt hemangiosarco-
men zijn (5).

HEMANGIOSARCOMEN BIJ DE HOND
Het hemangiosarcoom is een snel metastaserende tumor uit-
gaande van endotheliale cellen. Het komt bij de hond vaker
voor dan bij andere diersoorten. Reuen en Duitse herders
hebben een hoger risico voor het ontwikkelen van deze tu-
mor. Een voorkeur lokalisatie bestaat er voor de milt, het
rechter atrium, de lever en de subcutane weefsels.
Hoewel chimrgie de belangrijkste pijler van de behandeling
is bij de hond, zijn de overlevingstijden kort. De mediane

-ocr page 380-

overleving na chirurgie voor honden met een hemangiosar-
coom van de milt ligt tussen de twee en drie maanden (2).

DE ROL VAN CHEMOTHERAPIE
In verband met het hoog metastaseringsgedrag van heman-
giosarcomen en de korte overlevingsduur na alleen chirurgie,
zijn er verscheidene adjuvant chemotherapie protocollen geë-
valueerd. In één van deze studies werd een mediane overle-
ving van 180 dagen bereikt met een therapie van doxorubi-
cine en cyclofosfamide (6). Vergelijkbare resultaten
(mediane overleving van 145 dagen) werden bereikt in een
andere studie waarbij naast doxorubicine en cyclofosfamide
ook vincristine was toegevoegd (3).

NIEUW ONDERZOEK IN UTRECHT
Ook immunotherapie speelt een rol bij de behandeling van
hemangiosarcomen. Eén onderzoek vergeleek een protocol
met liposomen (immuun modulator), doxorubicine en cyclo-
fosfamide met alleen doxombicine en cyclofosfamide na
splenectomie. De honden die liposomen kregen overleefden
significant langer (277 dagen) dan honden die alleen chemo-
therapie kregen (143 dagen) (5). Op korte termijn zal er in de

Kliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht een nieuw proto-
col gestart worden, waarbij doxorubicine toegediend gaat
worden in \'stealth\' liposomen (liposomen die extra lang in
het lichaam blijven circuleren). Enerzijds zorgen deze lipo-
somen er voor dat de toxiciteit verminderd wordt en ander-
zijds dat de beschikbaarheid van doxorubicine in de tumor
verhoogd wordt.

LITERATUUR

1. Sluijs FJ. Atlas of small animal surgery. Wetenschappelijke uitgeverij
Bunge, Utrecht 1992:68-71.

2. Brown NO. Hemangiosarcoma. Vet Clin North Am Small Anim Pract
1985; 15:569-75.

3. Hammer AS, Cuoto CG, et al. Efficacy and toxicity of VAC chemo-
therapy (vincristine, doxorubicin, and cyclophosphamide) in dogs
with hemangiosarcoma. J Vet Intern Med 1992; 5: 160-6.

4. Keyes MC, Rush JE et al. Ventricular arrythmias in dogs with splenic
masses, vet Emerg Crit care 1994; 3: 33-8.

5. MacEwen EG. Miscellaneous tumors. In Small Animal Clinical
Oncology, Withrow SJ, MacEwen EG, eds. WB Saunders Company,
Philadelphia 1996: 521-9.

6. Sorenmo KU, Jeglum K.A, and Helfand SC. Chemotherapy of canine
hemangiosarcoma with doxorubicin and cyclophosphamide. J Vet
IntemMed 1993; 7: 370-6.

HET TOEKOMSTPERSPECTIEF VAN DE GEZELSCHAPS-
DIERENPRAKTIJK

(WE ALL WANT TO GO TO HEAVEN, BUT NO ONE WANTS TO DIE!}

Tijdschr Diergeneeskd 1997: 122: 718-19

Prof. dr. J.E. Gajentaan\'\'

INLEIDING

Het schetsen van een toekomstperspectief is een hachelijke
bezigheid, vooral wanneer dit op schrift moet gebeuren.
Velen vóór mij hebben ondervonden dat iedere toekomst-
voorspelling een waagstuk is dat - achteraf - erg gemakkelijk
te beoordelen valt. Behalve valkuilen in de vorm van onze-
kerheden die in de toekomst verborgen liggen, is er de nei-
ging voorspellingen met persoonlijke meningen en vooral
met persoonlijke wensen te verwarren. Met deze uitgangs-
punten in het achterhoofd wagen we het er toch maar op: wie
niet waagt, wie niet wint!

Mijn voorspellingen vallen uiteen in twee groepen:

1. nu al bestaande trends die waarschijnlijk zullen doorzet-
ten en

2. losse gedachten over wat mogelijk verder voor de gezel-
schapsdieren-practicus in het verschiet ligt.

BESTAANDE TRENDS

Achtereenvolgens komen aan de orde: specialisatie, differen-
tiatie, groepspraktijken, deeltijdwerken, certificatie, compu-
terisering en paraveterinairen.

Tegen veler verwachting in hebben in het afgelopen decen-

I Emeritus hoogleraar. Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Postbus 80154. 3508 TD Utrecht.

nium de geregistreerde specialisten zich in Nederland een
stevige plaats verworven. Orthopedie, oogheelkunde en der-
matologie zijn de voortrekkers, maar ook interne genees-
kunde, vogelziekten en radiologie beginnen hun plaats te
vinden. Doordat studenten in hun opleiding er steeds meer
van doordrongen worden dat verwijzen geen bewijs van on-
vermogen is maar een noodzaak en een verplichting tegen-
over cliënt en patiënt, is het te verwachten dat de positie van
de specialist zich verder zal versterken. Vooral de specialis-
tische centra gaan een goede toekomst tegemoet. Voor der-
gelijk samenwerkingsverbanden geldt hetzelfde als hetgeen
over de grotere praktijken gezegd zal worden.
Naast de formele specialisatie ontwikkelen zich praktijken
die zich in meer of mindere mate op specifieke deelgebieden
toeleggen zoals alléén katten, tandheelkunde, kleine gezel-
schapsdieren en misschien \'gedrag\'. Ook het ontstaan van
spoedklinieken voor nacht en weekend reken ik tot deze ca-
tegorie. Deze differentiatie ontstaat enerzijds door de inte-
resse van de betrokken practicus, maar vooral door de vraag
van de hedendaagse consument die heel precies wil weten
wat er met zijn huisdier aan de hand is, én die daarvoor wil
betalen. Die consument gaat niet zo maar naar een gewone
praktijk, hij bezoekt liever een \'boutique\', waar \'diergenees-
kunde op maat\' aangeboden wordt.

Deze ontwikkelingen zullen behalve bij solo-practici vooral
plaatsvinden binnen de grotere praktijken, waar zo\'n diffe-

-ocr page 381-

rentiatie gemakkelijk tot ontwikkeling kan komen. Een ver-
hoging van het niveau van dienstverlening, terwijl de alge-
mene praktijk blijft bestaan. De belangrijkste reden voor het
ontstaan van grotere praktijken is echter niet zozeer deze dif-
ferentiatie, maar de groeiende complexiteit van de praktijk-
voering, zoals de voortdurend toenemende regelgeving op
het gebied van afval en milieu, de eisen betreffende de ar-
beidsvoorwaarden van het personeel, en de wens van veel
practici om niet meer zo lang te werken. Daamaast is er een
toenemende behoefte aan intercollegiaal overleg over \'moei-
lijke\' patiënten.

Het ontstaan van grotere praktijken wordt verder in de hand
gewerkt door de wens van veel dierenartsen (en niet alleen
vrouwen!) het beroep in deeltijd uit te oefenen. Een solo-
praktijk in deeltijd is organisatorisch en financieel een erg
harde dobber. In een grotere praktijk is het echter zeer goed
mogelijk part-time dierenartsen in te zetten. Juist diegenen,
die zich in een kleiner deelgebied als tandheelkunde of ge-
drag verdiept hebben kunnen een grote praktijk veel toege-
voegde waarde bieden. Het succes hangt in hoge mate af van
een goede organisatie.

De vraag van de consument om kwaliteit en een garantie
daarvan heeft geleid tot de certificatie van dierenartspraktij-
ken. Hoewel men zou verwachten dat in de eerste plaats gro-
tere praktijken gecertificeerd zouden worden, bleken bij de
eerste acht gecertificeerde praktijken in Nederland twee een-
manspraktijken te zijn: een landbouwhuisdierenpraktijk en
een praktijk uitsluitend voor gezelschapsdieren. De kwali-
teitsgarantie is een belangrijke stap voorwaarts in de dierge-
neeskunde. Vooral het schrijven van behandelings-protocol-
len is een boeiende ontwikkeling in de praktijkvoering.
In de laatste tien jaar is het merendeel van de gezelschapsdie-
renpraktijken geautomatiseerd. Hoewel ouderwetse kaarten-
bakken nog steeds voorkomen, vermindert hun aantal snel.
Toch lijkt het dat de computer in de gezelschapsdierenprak-
tijk nog onvoldoende benut wordt. Toepassing van \'expert-
systemen\' in diagnostiek en behandeling gebeurt zo goed als
nergens en ook de grote mogelijkheden van de computer op
het gebied van de epidemiologie blijven tot nu toe vrijwel
onbenut. Voorts biedt de computer kansen om als marketing-
instrument ingezet te worden. Daarbij denk ik dan wat verder
dan de reminder voor de jaarlijkse vaccinatie. Reminders
voor allerlei medische controles en tandbehandelingen zijn
goede voorbeelden. Minstens één praktijk in Nederland
stuurt zelfs een reminder voor vlooienbanden!
Aan de dierenartsassistente wordt de laatste jaren veel aan-
dacht besteed. Mede door de wettelijke regeling van de para-
veterinairen heeft zij (en in een enkel geval hij) nu een offi-
ciële status gekregen. Deze statusverhoging is mede het
gevolg van de vele goede activiteiten van Vedias. Sommige
dierenartsen zien die statusverhoging (en het daarbij beho-
rende salaris) met lede ogen aan. Bedenk echter dat een
goede assistente zijn/haar salaris dubbel en dwars terugver-
dient!

Het is te voorzien dat (vooral in grotere praktijken) een
scheiding optreedt tussen de \'technische\' assistente, die la-
boratoriumwerk doet, röntgenfoto\'s maakt en anesthesie
geeft, en de receptioniste die naast het verrichten van admi-
nistratieve werkzaamheden vooral de contacten met de
cliënten onderhoudt, zowel \'live\' aan de balie als via de te-
lefoon. Door het volwassen worden van het beroep van die-
renartsassistente zal de gemiddelde leeftijd in dit beroep
sterk stijgen. Dit is met name in de receptie zeker geen ver-
lies.

DE TOEKOMST

Het is niet te verwachten dat er grote verandering in het jaar-
lijks aantal afstuderende dierenartsen komt, daardoor is het
aanbod op de markt van dierenartsen ongeveer bekend. Veel
minder bekend is echter wat er in de komende jaren in de we-
reld van de landbouwhuisdieren staat te gebeuren. Indien de
ontwikkelingen aldaar zouden leiden tot verlies van arbeids-
plaatsen in die sector van de diergeneeskunde, zal dit direct
druk zetten op de markt voor gezelschapsdierenpractici. Een
stringente scheiding van bevoegdheden om \'groot\' of\'klein\'
te behandelen is in de nabije toekomst (nog?) niet te ver-
wachten. Voorts zullen de ontwikkeling van de Nederlandse
èn de Europese economie en van onze welvaart zeker een be-
langrijke rol spelen.

De praktijkruimte zal aan steeds strengere eisen moeten vol-
doen. Verplichte lift in praktijken met meer dan één verdie-
ping, geen inpandige ruimten, voldoende licht en mimte, venti-
latie en stringente stralenbeveiliging. En wellicht de ver-
plichting tot het hebben van een afzonderlijke operatiekamer
indien meer dan zeer eenvoudige chimrgie bedreven wordt.
Verder is het te voorzien dat er een verbod tot het opnemen van
patiënten komt indien niet voortdurend toezicht aanwezig is.
De steeds sneller veranderende diergeneeskundige kennis zal
vrijwel zeker leiden tot verplichte nascholing, om te beginnen
in het kader van de certificatie, maar op den duur is aan het re-
gelmatig afleggen van een toets van bekwaamheid niet meer
te ontkomen. Verder is het denkbaar dat een verplichte stage-
periode na het afstuderen ingevoerd wordt: dus geen vrije
vestiging binnen bijvoorbeeld één jaar na het afstuderen.
Het succes van de grote tuincentra doet vermoeden dat er - in
navolging van de Verenigde Staten - ook in Nederland plaats
is voor mega-petstores, waar men letterlijk alles op het gebied
van gezelschapsdieren kan kopen en waaraan hoogwaardige
klinieken voor gezelschapsdieren zijn verbonden. Niet alleen
maar vaccineren en castreren van mannelijke en vrouwelijke
dieren, maar een \'fiill-service\' gezelschapsdierenpraktijk.
Of de thans gebruikelijke jaarlijkse enting en het daarbij be-
horende tarief stand zal houden moet van de nodige vraagte-
kens worden voorzien.

De steeds hogere eisen aan praktijkruimten en de voort-
gaande stijging van de prijs van het onroerend goed waarin
deze gevestigd zijn, betekenen een enorme investering,
vooral voor beginnende practici. Er dreigt een situatie te ont-
staan waarin anderen dan dierenartsen praktijkgebouwen
en/of praktijken in eigendom hebben en exploiteren. De die-
renarts huurt, of wordt gehuurd. Tegen dergelijke ontwikke-
lingen kan men zeer verschillend aankijken.
Misschien moeten wij eens kijken naar de ontwikkelingen van
beroepen als tandarts, opticien, of (nog erger?) naar doe-het-
zelf winkels en begrafenisondernemers, zoals de Amerikaanse
zustervereniging deed in \'The 1995 AAHA Report\' (1). De
ketenvorming is in die beroepen zeer duidelijk. Ketens van ge-
zelschapsdierenpraktijken lijken ook in Nederiand niet bij
voorbaat uitgesloten.

In gesprekken met Nederlandse practici komen vele aspec-
ten van het vorenstaande steeds weer naar voren. Men ziet in
dat grote veranderingen onafwendbaar zijn, men wil ze ei-
genlijk ook wel, maar er is krachtige weerstand om te veran-
deren en vooral om iets van de eigen vrijheid op te geven:

We all want to go to heaven, but no one wants to die!

LITERATUUR

1. The 1995 AAHA Report, ISBN 0-941451-52-6.

-ocr page 382-

Brieven aan de Redactie

Hoewel Griffith en medewerkers (1973) reeds 25 jaar gele-
den hebben gepubliceerd over de effecten van verbrandings-
producten van diverse in de keuken gebmikte stoffen op vo-
gels, heeft deze publicatie aan actualiteit niets ingeboet. In
modeme handboeken over de vogelgeneeskunde komt poly-
tetra-fluorethyleen (PTFE)-intoxicatie uitgebreid aan de
orde, doch worden de risico\'s bij blootstelling aan verbran-
dingsproducten van boter en olie meestal niet genoemd.
Ondanks uitgebreide aandacht voor deze problematiek in de
media is het opvallend hoe weinig dierenartsen en vogelbe-
zitters op de hoogte zijn van de risico\'s voor gezelschapsvo-
gels bij blootstelling aan verbrandingsproducten van (PTFE)
en braadvetten. Daarom leek het zinvol het een en ander voor
de practicus nog eens op een rijtje te zetten.

Polytetrafluorethyleen is een polymeer bestaande uit reeksen
tetrafluorethyleenmonomeren. Het wordt onder andere veel-
vuldig gebmikt als anti-aanbaklaag voor pannen, gourmet-
stellen en dergelijke en is wellicht beter bekend onder de
merknaam (onder andere Teflon en Silverstone). Bij verho-
ging van de temperatuur kunnen vanaf ongeveer 205°C pyro-
lyseproducten ontstaan.

In het onderzoek van Griffith el al. (3) werden grasparkieten
en kwartels blootgesteld aan de pyrolyseproducten van
PTFE en aan pyrolyseproducten van boter en maisolie. Bij
verhitting van een met PTFE gecoate pan trad er bij kwartels
vanaf 330\'\'C sterfte op. Bij parkieten was de ALT (approxi-
mal lethal temperature) 280\'\'C.

Aanvullende proeven waarbij 62,5 gram boter in een gietij-
zeren pan werd verhit, brachten aan het licht dat de ALT voor
boter voor zowel kwartels als parkieten 260°C bedroeg. De
ALT voor maisolie leek bij kwartels hoger te liggen dan voor
PTFE. Verder toonden zij aan dat oververhitting en pyrolyse
van plastic handvaten ook tot sterfte bij vogels kan leiden.
Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat vogels ex-
treem gevoelig zijn voor verbrandingsproducten van zowel
PTFE als boter en dat bij het bereiden van voedsel met de
daarbij mogelijke \'complicaties\', er duidelijke risico\'s zijn
voor in de nabijheid verkerende vogels. Indien er niet door
de fabrikant gewezen wordt op de risico\'s voor vogels van
het gebmik van PTFE gecoate keukenutensiliën, is er bij het
optreden van calamiteiten bij vogels mijn inziens sprake van
een productaansprakelijkheid.

In de praktijk is het echter niet altijd eenvoudig om de oor-
zaak van de intoxicatie vast te stellen, zoals in het geval dat
er boter is verhit in een met PTFE gecoate pan.
De zaak ligt natuurlijk anders als er sprake is van het droog-
koken van eierpannetje met een PTFE coating. Het sectie-
beeld van een door PTFE intoxicatie overleden vogel ver-
schilt niet wezenlijk van dat van een vogel overleden als
gevolg van inhalatie van verbrandingsproducten van boter.
In beide gevallen zullen zeer bloedrijke, acuut ontstoken lon-
gen worden gevonden, met necrose van wanden van respira-
toire capillairen en grote hoeveelheden erythrocyten en cel-
debris in deze capillairen en oedeen in subepitheliale ge-
bieden van de parabronchiën.

Bij inhalatie van pyrolyseproducten van PTFE afkomstig
van keukengereedschap kunnen behalve bij de vogels ook bij
de mens soms ook griepachtige symptomen ontstaan (koorts,
rillingen, zere keel, niet productieve hoest, benauwdheid),
die meestal na drie ä vier uur verminderen en vaak na twee
dagen zijn verdwenen (1). Dit syndroom werd als eerste
door Harris (4) beschreven als polymere fume fever. Soms,
met name na industriële blootstelling aan PTFE, kan het be-
loop echter emstiger zijn en mogelijk leiden tot longoedeem
(2) en zelfs longfibrose (5).

LITERATUUR

1. Blandford TB, Seamon PJ, Hughes R. Pattison M, and Wilderspin MP.
A case of polytetrafluorethylene poisoning in coekatiels accompanied
by polymere ftime fever in the owner. The Veterinary Record, 1975; 96:
175-6.

2. Brubaker RE. Pulmonary problems associated with the use of polytetra-
fluoroethylene. Journal of Occupational Medicine, 1977; 19: 693-5.

3. Griffith FD, Stephens SS, and Tayfun FO. Exposure of Japanese quail
and parakeets to the pyrolysis products of fry pans coaled with Teflon
and common cooking oils. American Industrial Hygiene Association
Journal (Detroit) 1973; 34: 176-8.

4. Harris KD. Polymer fume fever. The Lancet 1951;2: 1008-11.

5. Williams N, Atkinson GW, and Patschefsky AS. Polymer-aime fever.
Not so benign. Journal of Occupational Medicine,
1974; 16:519-22.

RISICO\'S VOOR GEZELSCHAPSVOGELS NA BLOOTSTELLING
AAN DE VERBRANDINGSPRODUCTEN VAN MET PTFE
GECOATE PANNEN EN BOTER

J. T. Lumeij\'\'

\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Afdeling Vogels en Bijzondere
Dieren, Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Universiteit Utrecht, Yalelaan
8, 3584 CM Utrecht. Telefoon: 30-2531800, Fax 30-2518126.
E-mail: J. T.Lumeij@ukg.dgk.ruu.nl

-ocr page 383-

GEEN BEWIJS DAT ANTIBIOTICUMRESISTENTIE VAN
DIER GP MENS GVERGAAT

In een speciale uitgave van UPtoDATE
(oktober 1997, nummer 23) werd ik ge-
confronteerd met een aantal onrustba-
rende uitspraken van dr. S. McOrist
van de universiteit van Edinburgh. Zijn
bijdrage aan het World Congres on
Food Hygiene, werd als volgt samen-
gevat: \'Er is geen bewijs dat antibioti-
cumresistentie van dier op mens over-
gaat\'. Ingebed in een betoog over
veterinaire antibiotica en humane ge-
zondheidszorg, tref ik de volgende sta-
tements aan:

* Voordat toepassing van antibiotica
in de dierlijke productie leidt tot pro-
blemen bij de behandeling van de
ziekten bij mensen, moeten bacte-
riën in dieren eerst resistentie ont-
wikkelen en vervolgens overgaan
naar mensen en daar koloniseren.

* Onderzoek over een groot aantal ja-
ren laat zien dat het aantal resistente
stammen in de dierlijke productie
over het algemeen laag en stabiel is.

* Eventueel in de eerste levensfase
van dieren opgedane resistentie kan
slechts een gevaar opleveren voor de
mens als de resistente bacteriën al
die tijd (van ongeveer drie maanden
tot aan de slacht) in het dier overle-
ven.

* Uit onderzoek is gebleken dat bacte-
riën die in de ene diersoort voorko-
men, over het algemeen niet zomaar
koloniseren in een andere diersoort.

De strekking van het betoog is dat er
door \'bepaalde instanties\' ten onrechte
een link gelegd wordt hassen het ge-
bruik van veterinaire antibiotica en be-
handelingsproblemen in de humane
gezondheidszorg, maar dat er in dit op-
zicht geen enkele reden is tot bezorgd-
heid.

Vanuit mijn professionele en persoon-
lijke betrokkenheid bij deze problema-
tiek wil ik reageren op deze uitspraken
waarvoor de term \'wat kort door de
bocht\' op zijn minst een eufemisme
genoemd mag worden. In dit kader en-
kele feiten:

* De resistentie in dierlijke isolaten
neemt hand over hand toe (in 1994
bleek dat reeds 25 % van de
S. typhy-
wwr/wwisolaten uit kalveren resis-
tent was tegen quinolonen; bij
pluimvee bedroeg de resistentie te-
gen flumequine nagenoeg 50% van
de
E. co//-isolaten en met betrekking
tot enrofoxacine 10%).

* De resistentie van humane isolaten
neemt eveneens toe; internationaal
bestaat er ongemstheid over de toe-
name van resistentie tegen antibio-
tica bij diverse, klinisch belangrijke
bacteriën.

De cruciale vraag is of tussen beide
ontwikkelingen een relatie zou kunnen
bestaan. De genoemde presentatie wil
ons doen geloven dat het hier twee
compleet gescheiden grootheden be-
treft en dat het gebruik van antibiotica
in de dierlijke productie en de daaraan
gekoppelde resistentie-problematiek
geen enkele relatie heeft met de pro-
blemen die men in de humane kliniek
ontmoet. In het licht van de beschik-
bare gegevens moet dit mijn inziens
echter worden beschouwd als gevaar-
lijke struisvogelpolitiek. Het is veeleer
zo dat aanwijzingen voor het tegendeel
in zo ruime mate voorhanden zijn dat
een grote mate van voorzichtigheid ge-
boden is.

Ook hier enkele feiten:

* Met betrekking tot vancomycine-re-
sistentie van
Enterococcus faecium
bij humane patiënten, is aannemelijk
gemaakt dat deze geassocieerd is
met het gebmik van avoparcine als
veevoederadditief

* Het faagtype DT 104 van S. typhy-
murium,
na S. enteritidis in Enge-
land de belangrijkste verwekker van
Salmonellose bij de mens, vertoont
in humane isolaten een omvangrijk
resistentiepatroon. In 1995 was dit
faagtype, behalve voor veel andere
antibiotica, in ongeveer 5% van de
isolaten resistent tegen fluoroquino-
lonen; dit percentage steeg in 1996
tot 15%. Bij een uitgebreide case-
control studie bleek dat direct con-
tact met zieke landbouwhuisdieren
en consumptie van gecontamineerde
voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong de belangrijkste bronnen wa-
ren van infecties bij de mens.

* Transmissie van R-plasmiden tussen
dierlijke en humane pathogenen,
waardoor verkregen resistentie wordt
overgedragen op andere bacteriën, is
onder natuurlijke condities (in het
buitenmilieu) overtuigend aange-
toond. Het experimentele buitenmi-
lieu werd gevormd door ondermeer
een handdoek, een vleessnijplank,
water en varkensmest. Behalve het
mogelijke gevaar van een gestage
toename van resistente bacteriën in
het buitenmilieu, vormt de aange-
toonde transmissie van R-plasmiden
een mogelijke bedreiging door het
vormen van een \'resistentie-pool\' in
het milieu.

* Op de WHO-meeting van 17 oktober
1997 in Berlijn zijn 70 deskundigen
tot de conclusie gekomen dat het ex-
cessieve gebmik van antibiotica in
de veehouderij, een toenemend risico
vormt voor de gezondheid van de
mens. Tijdens de meeting werd vast-
gesteld dat er overtuigend bewijsma-
teriaal bestaat dat het gebmik van an-
tibiotica in productiedieren resulteert
in infecties bij de mens met resistente
bacteriën waardoor de behandelings-
mogelijkheden van deze patiënten
ernstig beperkt worden. Met name de
veriaagde gevoeligheid van Salmo-
nella-isolaten voor fluoroquinolonen
is een punt van bijzondere zorg;

* Volgens genoemde deskundigen is
er na de introductie van fluoroquino-
lonen bij pluimvee een dramatische
toename geconstateerd van zowel de
prevalentie van fluoroquinolonen-
resistente
Campylobacter bij pluim-
vee als bij de mens.

* Het toepassen van avoparcine heeft
een toename van vancomycine-re-
sistente enterokokken in de faecale
flora van slachtdieren tot gevolg. In
landen waar avoparcine is toegela-
ten is de prevalentie van vancomy-
cine-resistente enterokokken bij de
gezonde bevolking ook hoger.

In dit kader is door het EU-Weten-
schappelijke Comité voor Dier-
voeding in juli 1997 vastgesteld dat
een mogelijk risico van overdracht
van vancomycine-resistentie van en-
terokokken naar meticilline-resis-
tente
S. aureus (MRSA) in relatie tot
het gebmik van avoparcine als
groeibevorderaar, niet afdoende kan

-ocr page 384-

worden weerlegd. Derhalve is het
gebruik van avoparcine in de vee-
voederindustrie (tijdelijk) verboden.

Op basis van deze gegevens lijkt mij
de uitspraak van dr. S. McOrist op een
World Congres over voedselhygiëne
dan ook niet passend en uiterst discuta-
bel. De dierenartsen vormen de aange-
wezen beroepsgroep om deze zorg-
wekkende ontwikkelingen ernstig op
te vatten en het voortouw te nemen bij
het evalueren en temgdringen van
deze zoönotische dreiging die zowel
een direct (overdracht van bacteriën)
als mogelijk een indirect karakter
(overdracht van R-plasmiden) draagt.
De toelaatbaarheid van het gebruik
van bijvoorbeeld fluoroquinolonen bij
nutsdieren zou in dit kader op zijn
minst ter discussie kunnen worden ge-
steld.

R.A.A. van Oosterom

Literatuurreferenties op aanvraag bij
de inzender verkrijgbaar.

ANTIBIOTICA: GENEESMIDDELEN OF VARKENSVOER?

Inleiding

In het Tijdschr Diergeneeskd 1997;
122: 204-205 doet de NEFATO (Ne-
derlandse Vereniging van Fabrikanten
van Voedertoevoegingen) haar beklag,
dat de KNMvD-afgevaardigde op de
algemene vergadering van de FVE
(Brussel, 15-16 november 1996) ge-
stemd heeft vóór een verbod op het ge-
bruik van antibiotica als groeibevorde-
raar (synoniem; voerbespaarder). De
NEFATO vraagt zich af of de leden
van de KNMvD, zijnde
wetenschappe-
lijk gevormde academici
(cursivering
auteur), het hier mee eens zijn. Men
kan zich dat kennelijk niet voorstellen,
want met een variant op het oude
\'Roma locuta, cosa finita\' zegt men:
\'door Brussel goedgekeurd, absoluut
veilig\'.

Afgezien van vele bestaande voorbeel-
den van door overheden goedgekeurde
producten, die achteraf niet veilig ble-
ken en van de markt gehaald zijn,
bestaat er ook zoiets als voortschrijdend
inzicht. De meeste groeibevorderaars
zijn meer dan tien jaar geleden toegela-
ten op basis van het toenmalige kennis-
niveau. Epidemiologisch en moleculair
genetisch onderzoek heeft de factoren,
die een rol spelen bij het ontstaan en
verspreiding van resistentie tegen anti-
biotica in bacteriële populaties, duide-
lijk gemaakt. Het is niet alleen de selec-
tiedruk uitgeoefend door het gebruik
per antibioticum, maar vooral de totale
hoeveelheid antibiotica waaraan een
populatie wordt blootgesteld, wat van
belang is. Aangezien ongeveer de helft
van de hoeveelheden antibiotica die aan
nutsdieren in Nederland worden toege-
diend groeibevorderaars zijn, is het dus
niet meer dan vanzelfsprekend dat ook
het nut en de noodzaak van het gebmik
van antibiotica als groeibevorderaar,
net zoals het (dier)geneeskundig ge-
bruik, kritisch geëvalueerd wordt.
Toen na de tweede wereldoorlog door
grootschalige productietechnieken pe-
nicilline onbeperkt beschikbaar kwam
en de prijs daalde, was het vrij te koop.
Voor de overheid leek er geen reden
om de verkoop van penicilline aan ban-
den te leggen, want het middel was ook
bij vele malen overdosering niet
toxisch. Toxiciteit was destijds de
voornaamste reden om een middel re-
cept plichtig te maken. Penicilline
werd voor alle mogelijke kwaaltjes
aanbevolen met als onderliggende ge-
dachten \'baat het niet, dan schaadt het
niet\'. In de USA was zelfs tandpasta en
kauwgom met penicilline op de markt.
In feite een situatie zoals die nu voor vi-
tamine-preparaten bestaat.
Ook de voedingsmiddelenindustrie
ontdekte spoedig een interessante toe-
passing voor antibiotica, toen bleek dat
vers gevangen vis gedompeld in een
chloortetracycline-oplossing en/of be-
waard op chloortetracycline bevattend
ijs dubbel zo lang houdbaar bleef
Hetzelfde effect werd gezien bij kip-
pen- en rundvlees, maar in dit geval
was het nog effectiever om de dieren
vlak voor het slachten tetracycline toe
te dienen per os of intraperitoneaal.
Een erg inventief idee om antibiotica
als vleesconserveermiddel toe te die-
nen was om 50 pond chloortetracycline
in de punt van harpoenen, waarmee
walvissen geschoten worden, te stop-
pen. Uit proeven bleek echter de stof,
op deze manier \'toegediend\', zich on-
voldoende door de walvis te versprei-
den (1), zodat er nooit een markt voor
antibiotica als conserveermiddel voor
walvisvlees is ontstaan.

Antibiotica als groeibevorderaar

Zodra men zich bewust werd van de
toenemende resistentieproblemen, wer-
den antibiotica voor gebruik bij de
mens in de meeste landen receptuur-
plichtig. Ook het conserveren van vis en
vlees werd na enige jaren verboden
vanwege de residuen en vervangen
door een goede koelketen. Hiertegen
bestond destijds minder bezwaar, om-
dat antibiotica als conserveermiddel
hun effectiviteit inmiddels verloren
hadden door de introductie van antibio-
tica als groeibevorderaar.
Dr. H. Jukes, op zoek naar een goed-
kope vit-B|2 bron om aan diervoer toe
te voegen, gebruikte hiervoor de resten
van de cultuur van
Streptomyces aureo-
faciens,
die in de fermenters, waarin
chloortetracycline geproduceerd werd,
na extractie van het product overbleven.
De dieren groeiden zeer voorspoedig en
veel beter dan als gevolg van het toege-
voegde vit-Bi2 verwacht mocht wor-
den. De oorzaak was het restant chloor-
tetracycline in de bacteriën. Ook vele
andere antibiotica bleken in lage dose-
ringen een groeibevorderend effect te
hebben en het toevoegen van antibio-
tica aan veevoer werd routine. Na enige
tijd bleek echter, dat deze antibiotica
niet meer werkzaam waren als conser-
veermiddel voor het vlees van behan-
delde dieren. De voedselbederf-veroor-
zakende bacteriën, veelal afkomstig uit
de endogene flora van deze dieren, wa-
ren door de continue blootstelling aan
antibiotica resistent geworden. Dit
wekte grote verbazing, wat Jukes als
volgt formuleerde: \'It took us some
time to adjust to such a concept, accus-
tomed as everyone was to the idea of re-
sistant organisms being pathogenic\'.
Ook bij ondervoede tweeling zuigelin-
gen bleek het toevoegen van lage doses
chloortetracycline aan de dagelijkse
voeding effectief Van de behandelde
helft van de tweelingen overleefde
100% en was de gewichtstoename sig-

-ocr page 385-

nificant hoger dan in de onbehandelde
helft. Bovendien was de sterfte in de on-
behandelde groep 20% (6). Kinder-
artsen realiseerden zich echter dat met
én een verbeterde hygiëne én een ade-
quate voeding, dezelfde of nog betere
resultaten bereikt konden worden en het
concept van antibiotica als groeibevor-
deraar voor de mens heeft nooit ingang
gevonden.

Resistentie

Door de toenemende problemen, ver-
oorzaakt door resistente bacteriën bij
de mens, werd einde jaren zestig het
gebruik van antibiotica bij mens en
dier eens kritisch onder de loep geno-
men. Dit resulteerde in het Verenigd
Koninkrijk in 1969 in het bekende
Swann-rapport. De aanbevelingen uit
het rapport zijn door de meeste nu tot
de EU behorende landen spoedig
daarna overgenomen en in hun wetge-
ving geïmplementeerd.
In het kort kwam het erop neer dat er
een scheiding aangebracht werd tus-
sen antibiotica toegelaten voor (dier)-
geneeskundig gebruik en als groeibe-
vorderaar. Met het oog op kruis-
resistentie mochten er ook geen mid-
delen als groeibevorderaar op de
markt gebracht worden die verwant
waren aan geneesmiddelen. Het ge-
volg was dat de tot dan toe meestge-
bruikte groeibevorderaars tetracycli-
nes en penicilline, vervangen werden
door nieuwe antibiotica, die niet voor
klinisch gebruik geregistreerd waren
en voornamelijk actief waren tegen
Gram-positieve bacteriën zoals avila-
mycine, avoparcine en virginiamy-
cine. Tylosine bleef ondanks een vol-
ledige kruisresistentie met erythro-
mycine en een registratie als dierge-
neesmiddel toegelaten, bacitracine is,
ondanks een registratie als therapeuti-
cum bij de mens, nooit verboden en
toen vancomycine als geneesmiddel
geregistreerd werd, is het gebruik als
groeibevorderaar van avoparcine, ook
een glycopeptide en volledig kruisre-
sistent met vancomycine, niet gestopt.
Inmiddels is aangetoond dat door ge-
bruik van antibiotica niet alleen resis-
tentie wordt verspreid tegen de be-
treffende stof of verwante antimicro-
biële middelen, maar ook tegen anti-
biotica behorende tot heel andere klas-
sen, doordat verschillende resistentie
genen vaak op hetzelfde plasmide lig-
gen en gekoppeld worden overgedra-
gen: co-selectie. Het idee dat aan het
advies in het Swann rapport ten grond-
slag lag, is dus achterhaald.

Ziekenhuisinfecties

Problemen met resistente bacteriën
doen zich bij de mens voornamelijk
voor in ziekenhuizen. Veroorzaakten,
na het beschikbaar komen van methicil-
line-resistente penicillinen en de eerste
generatie cefalosporinen, in de jaren
1970-1990 voornamelijk Gram-nega-
tieve bacteriën resistentieproblemen,
nu worden steeds meer infecties veroor-
zaakt door Gram-positieve kokken, re-
sistent tegen bijna alle beschikbare anti-
biotica gevonden. Voor de behandeling
van multiresistente enterokokken en
methicilline-resistente stafylokokken
(MRS) hebben we momenteel nog
maar een enkele groep antibiotica: de
glycopeptiden, waarvan vancomycine
het meest gebmikte is. Indien een pa-
tiënt een infectie krijgt met een vanco-
mycine-resistente enterokok, is de kans
op overlijden minstens tweemaal zo
groot als bij infectie door een gevoelige
enterokok en bij sommige infecties
zelfs 100%. De angst bestaat dat het
VanA-resistentiegen van de enterokok-
ken overgaat (en bacteriën kunnen in te-
genstelling tot wetenschappers niet ver-
plicht worden om toestemming voor
transgenetische experimenten te vra-
gen!) naar methicilline resistente stafy-
lokokken.
In vitro is aangetoond dat dit
kan en men is hiervoor emstig beducht,
omdat deze infecties dan onbehandel-
baar zijn met de thans klinisch ter be-
schikking staande antibiotica.

Waar komen deze ziekenhuisinfec-
ties vandaan?

Veel resistente bacteriën worden in
ziekenhuizen geïntroduceerd als nor-
male bewoner van een patiënt. Ze be-
horen tot de endogene flora van deze
patiënten. Zodra de weerstand van de
patiënt als gevolg van zijn ziekte, in-
greep en/of medicijnen afneemt, kun-
nen bacteriën van de eigen endogene
flora, waaronder
Enterobacteriaceae,
enterokokken en stafylokokken, infec-
ties veroorzaken. Door een geïnfec-
teerde patiënt kunnen andere patiënten
weer gekoloniseerd en geïnfecteerd
worden met resistente bacteriën met
als gevolg een ziekenhuisepidemie.
Dragerschap van resistente enterokok-
ken en andere resistente darmbacteriën
is dus in ziekenhuizen voor de persoon
in kwestie een groot risico, indien
hij/zij onverhoopt een endogene infec-
tie mocht krijgen, maar deze mensen
vormen ook een gevaar voor hun om-
geving. Alice Lester heeft er daarom
voor gepleit dat bij mensen een lage re-
sistentieprevalentie in de endogene
flora, net zoals een laag cholesterolge-
halte, een goede bloeddruk en een ade-
quaat lichaamsgewicht, als een volks-
gezondheidsdoel moet worden be-
schouwd (3).

In dierpopulaties, waarbij avoparcine
als groeibevorderaar gebruikt is, is de
prevalentie van vancomycine-resis-
tente enterokokken (VRE) in faeces-
monsters hoog: in Nederland bij
pluimvee meer dan 50%, bij varkens
30% en bij vleeskalveren zelfs bijna
100%. Bij 32% van de pluimveehou-
ders konden ook VRE in de ontlasting
aangetoond worden en bij 13% van de
stedelingen uit Noord-Limburg (8,
10). In Denemarken en Duitsland zijn
ongeveer dezelfde resultaten gevon-
den. In koppels dieren die avoparcine
in het voer krijgen, ligt de besmettings-
graad hoger en worden hogere aantal-
len VRE per gram faeces gevonden
dan bij koppels die geen avoparcine
krijgen. Op vlees van aan avoparcine
blootgestelde diersoorten zijn VRE
aangetoond. Bij Nederlandse vegeta-
riërs worden minder VRE-dragers ge-
vonden dan onder vleeseters (4). Bij
pluimvee en pluimveehouders zijn
hetzelfde type VRE gevonden (9).
Aangezien in Nederland buiten het
ziekenhuis geen vancomycine ge-
bruikt wordt en in ziekenhuizen heel
sporadisch, is dit dragerschap van ge-
zonde personen alleen te verklaren
door selectie bij dieren en overdracht
van VRE van dier naar mens via voe-
dingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong. In landen als Zweden en de
USA, waar het gebruik van avoparcine
is verboden, worden noch bij nutsdie-
ren, noch bij gezonde personen uit de
open populatie buiten het ziekenhuis
VRE gevonden. Dat in de USA meer
VRE-infecties in ziekenhuizen optre-
den dan in Nederland, kan verklaard
worden door het extreem hoge gebruik
van derde en vierde generaties cefalo-
sporinen en vancomycine in deze zie-
kenhuizen. Het gebruik ligt in de USA
een factor 10 hoger dan in Nederlandse
ziekenhuizen (2).

In het voormalige Oost-Duitsland is in
de jaren tachtig eenzelfde relatie ge-
vonden voor een antibioticum dat uit-
sluitend als groeibevorderaar in dat
land werd gebruikt: nourseothricin. Na
de introductie van nourseothricin, dat
actief is tegen Gram-negatieve bacte-
riën, werd spoedig resistentie aange-
toond in de faecale
E. coli van blootge-
stelde varkens; een jaar later in de
faeces van varkenshouders, twee jaar
later in faeces van stedelingen en drie

-ocr page 386-

jaar later werden de eerste nourseothri-
cin-resistente
Shigellae uit infecties bij
de mens geïsoleerd. Het resistentiegen
was dus overgegaan naar een patho-
gene bacteriesoort die alleen bij de
mens voorkomt, ondanks het feit dat
het middel alleen bij varkens was ge-
bmikt (5).

Nu is de farmaceutische industrie na-
tuurlijk naarstig opzoek gegaan naar
nieuwe antibiotica om infecties met
VRE en MRS te behandelen. Er is in-
middels een middel voor klinisch on-
derzoek vrijgegeven Synercid® en een
ander middel Ziracin® zit in de pijp-
lijn. Beide middelen zijn echter nauw
verwant aan in de EU als groeibevor-
deraar toegelaten antibiotica. Syner-
cid® behoort net als virginiamycine tot
de pristinamycinen en tussen beide
producten bestaat een volledige kmis-
resistentie. Ziracin® is net als avilamy-
cine een everminomycine.
De resistentieprevalentie van Syner-
cid®-resistente enterokokken is bij
nutsdieren en de bevolking in Ne-
derland nu al (voordat het middel ge-
bmikt is) in dezelfde orde van grootte
als voor VRE (10).

Conclusie

Er is sluitend epidemiologisch bewijs
dat het gebmik van antibiotica voor re-
sistente bacteriën in de endogene flora
van slachtdieren selecteert en dat deze
bacteriën via voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong de mens kunnen
koloniseren. Er dient derhalve ge-
streefd te worden naar een lage resis-
tentieprevalentie in de endogene flora
van slachtdieren. Dit zou een kwali-
teitskenmerk moeten worden (7). Om
dit te bereiken moet het totale gebmik
van antibiotica bij deze dieren vermin-
derd worden. Aangezien groeibevor-
deraars in Nederland minstens de helft
van alle bij dieren gebmikte antibio-
tica uitmaken, zou het verbieden van
antibiotica als groeibevorderaar een
grote stap voorwaarts betekenen, zon-
der dat het welzijn van de dieren ge-
vaar loopt. Deze middelen mogen vol-
gens hun registratiebeschikking niet
als therapeuticum of voor preventie
van bacteriële infecties gebmikt wor-
den. Indien antimicrobiële groeibevor-
deraars nodig zijn om bacteriële infec-
ties bij dieren te voorkomen of te
genezen, dienen zij als diergeneesmid-
del geregistreerd te worden. Volgens
recente berekeningen zouden door een
verbod op het gebmik van antibiotica
als groeibevorderaar de productiekos-
ten van voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong 3-5% stijgen )*. Het is
dus een economisch en een luxe pro-
bleem. Selectie en verspreiding van re-
sistente bacteriën zoals VRE en MRS,
vormen echter een emstig risico voor
de volksgezondheid. Bovendien kan
door de toenemende resistentie ook de
effectiviteit van de voor diergenees-
kundig gebmik beschikbare antibio-
tica onder dmk komen te staan.
Zweden, waar het gebmik van antibio-
tica als groeibevorderaar sedert 1986
verboden is, heeft aangetoond dat ook
zonder deze middelen modeme vee-
houderij mogelijk is. De technische re-
sultaten van de Zweden doen niet on-
der voor die van de Denen. Doordat de
industrie antibiotica als groeibevorde-
raar erg goedkoop aanbiedt (vancomy-
cine kost in Nederland ongeveer 90
gulden per gram en avoparcine minder
dan 30 cent), wordt ook de ontwikke-
ling van alternatieven, zoals optimali-
sering en aanpassing van de samen-
stelling van veevoeders en pro-, pre- of
synbiotica niet gestimuleerd.
Het KNMvD-standpunt is dus juist.
Het ingenomen standpunt legt de
KNMvD en alle leden wel de verplich-
ting op om verder te gaan met hun in-
spanningen (11) om het diergenees-
kundig gebmik van antibiotica te
optimaliseren en de noodzaak om anti-
biotica te gebmiken bij dieren zo veel
mogelijk te minimaliseren.
Indien nu het gebmik van antibiotica
als groeibevorderaar verboden wordt,
zal voor de volgende generatie het idee
om zo belangrijke geneesmiddelen
voor mens en dier als groeibevorderaar
te gebmiken net zo onbegrijpelijk zijn,
als wij dat vinden van het gebmik van
antibiotica om vis te conserveren.

Maastricht, 11 november 1997
A.E.J.M. van den Bogaard,
dierenarts-microbioloog,
DTVM, DipBact.

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden
voor hel Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1997 voor-
radig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW
en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht
aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn,
met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Referenties

1. Anonymous. Antibiotic preservation of
whale carcasses. Chem. Ind. (London)
1958: 167.

2. Bonten MJM, Hayden MK, Nathan C et al.
Epidemiology of colonisation of patients
and environment with vancomycin-resis-
tant enterococci. Lancet. 1996; 348 (9042):
1615-19.

3. Lester SC. del Pilar Pla M, Wang F et al.
The carriage of Escherichia coli resistant to
antimicrobial agents by healthy children in
Boston, in Caracas, Venezuela, and in Qin
Pu, China. New Eng J Med 1990; 323:285-
9.

4. Schouten MA, Voss A, en Hoogkampkors-
tanje JAA. VRE and meat. Lancet. 1997;
349(9060): 1258.

5. Tschape, H. The spread of plasmids as a
function of bacterial adaptability FEMS
Microbiol Lett 1994; 15:23-32.

6. Robinson P. Controlled trial of aureomycin
in premature twins and triplets. Lancet
1952: 152-8.

7. Van den Bogaard AE, and Stobberingh EE.
Is it time to ban all antibiotics as animal
growth-promoting agents? reply and aut-
hors\' reply. The Lancet 1996; 348: 619. p.
1454-56.

8. Van den Bogaard A, London N, Driessen
C, and Stobberingh E. Prevalence of resis-
tant fecal bacteria in turkeys, turkey far-
mers and turkey slaughterers. 36th
ICAAC-conference New Orleans 1996:
563.

9. Van den Bogaard A, Jensen LB, and
Stobberingh E. An identical VRE isolated
from a mrkey and a farmer. New Engl J
Med 1997; 337(21): 1558-9.

10. Van den Bogaard AEJM, Mertens P.
London NH, and Stobberringh EE. High
prevalence of colonization with vancomy-
cin- and pristinamycin-resistant entero-
cocci in healthy humans and pigs in The
Netheriands: is the addition of" antibiotics
to animal feeds to blame? J Antimicrob
Chemother 1997; 40: 454-6.

11. Van den Bogaard AEJM, Breeuwsma AJ,
Julicher CHM, Mostert A, Nieuwenhuijs
JHM
et al. Een veterinair antibioticumbe-
leid, aanbevelingen van een werkgroep.
Tijdschr Diergeneesk 1994; 119 (6): 160-
83.

BANDEN TVD

Viaene J. The Swedish animal production
system. Could It be applied across the EU?
Dept. Agricultural Economics, University
of Gent, Belgium 1997

Banden 1992:

ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Bandenl990, 1989,1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen on-
der vermelding van \'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisge-
stuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus
14031,3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling:
030-2511787.

-ocr page 387-

M # > i ■ ■ M

PRÜF, DR. DR. H.C. MARIAN C. HORZINEK AAN HET WOORD

\'ELKE VERANDERING ... HEEFT
IMMUNOLOGISCHE CONSEQUENTIES\'

Prof. dr. dr. h.c. Marian C. Horzinek is de voorzitter van de recent opgerichte
Stichting Vaccinatie Gezelschapsdieren. \'Waarom hij?\' mag eigenlijk geen
vraag zijn. Als directeur van de Graduate School Animal Health en hoofd van
de Afdeling Virologie van de Vakgroep Infectieziekten en Immunologie van
de Faculteit der Diergeneeskunde is hij vanzelfsprekend de juiste persoon om
een dergelijke stichting voor te zitten. De \'professor met de strik\' heeft ambi-
tieuze en verstrekkende plannen: de uitstraling van de stichting houdt niet op
bij de Nederlandse grens. Als we kijken naar hetgeen hij reeds bereikt heeft in
de viro- en vaccinologie, zal het hem ook zeker lukken om Nederland we-
derom wereldwijd te profileren als koploper in de diergeneeskunde. Wat de
Nederlandse dierenarts betreft: die moet zich eindelijk gaan realiseren dat
het gezelschapsdier een gezinslid is. En elke verandering in het gezin heeft im-
munologische consequenties...

Door Sophie Deleu

Berichten en verslageo

Geboren in Katowice (1936) bij de
Duits-Poolse grens, is Horzinek pas na
grote omzwervingen bij de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht terecht ge-
komen. Zijn lagere en middelbare
school heeft hij in de DDR gevolgd.
Hiema volgde emigratie naar West-
Duitsland. Het stelde hem in staat na het
gymnasium de studie Diergeneeskunde
te volgen in Hannover. Daar deed hij
een \'Promotion\' - \'Dat is veel minder
dan een promotie hier\'- en een
\'Habilitation\' (ietsje meer) op het ge-
bied van de virologie.

Veterinaire virologie

\'In Hannover had ik het geluk dat ik

mee kon werken aan de opbouw van de
eerste leerstoel Veterinaire Virologie\',
vertelt Horzinek enthousiast over het
vakgebied dat hij kennelijk al vroeg in
zijn carrière tot het zijne rekende. Het
is daarom geenszins \'out of character\' -
Horzinek doorspekt zijn taalgebmik
met Engelstalige uitdrukkingen - dat
hij vervolgens een aanstelling kreeg

\'Ik merk dat men in Nederland
graag een gezamenlijke
inspanning levert, ook in
wetenschappelijk opzicht.\'

aan het nationale onderzoeksinstituut
IVIC in Caracas, Venezuela. \'Ik werkte
er aan vimsinfecties die door muggen
werden overgebracht, in het bijzonder
het Venezolaanse Paardenencephalitis
Vims.\'

Een volgende carrièresprong bracht
hem naar het Duitse Tübingen, waar
hij bij het \'Bundesforschungsanstalt
fur Viruskrankheiten der Tiere\' (ver-
gelijkbaar met het Nederlandse ID-
DLO) onderzoek leidde naar rabiës,
varkenspest, mucosal disease en paar-
denarteritis.

Utrecht

In 1971 werd hij professor Horzinek aan
onze faculteit en dat is hij nog steeds.
Waarom heefl hij nooit aan de vele ver-
zoeken gehoor gegeven om ergens an-
ders een leerstoel te aanvaarden? Hor-
zinek; \'Ondanks vele verleidingen...
denk ik toch dat ik tegen de Nederlandse
achtergrond mijn doelstellingen het
beste kan bereiken.\' Hij schetst die zo-
genaamde achtergrond als volgt: \'Ne-
derlanders denken liberaal en zijn soci-
aal intelligent in de omgang met elkaar.
De stijl van leiding geven is hier geba-
seerd op consensus, waarbij positieve
motivatie wordt uitgebuit.\' Horzinek zet
dit vervolgens af tegen de Duitse manier
van samenwerken - \'Die ken ik immers
heel goed\'- die op strikte hiërarchie ge-
stoeld was. \'Ik merk dat men in
Nederland graag een gezamenlijke in-
spanning levert, ook in wetenschappe-
lijk opzicht. Dat spreekt me zeer aan.\'
De oprichting van de Stichting Vac-
cinatie Gezelschapsdieren past natuur-
lijk bij uitstek in deze filosofie, maar
daar komt hij later op temg.

Financiering onderzoek

Niet alle Nederlandse omstandigheden
zijn ideaal voor het bedrijven van we-
tenschap. \'Met financiering van veteri-
nair onderzoek is het ronduit slecht ge-
steld\', verzucht de hoogleraar. \'Ver-
gelijkende pathobiologie wordt als on-
derzoeks-topic gewoon geïgnoreerd.\'
Het steekt hem dat de vergelijking tus-
sen muis en mens meer geld oplevert
dan een onderzoek naar het paard of
het varken, \'terwijl onderzoek naar
deze diersoorten ons veel meer kan le-
ren over de mens dan onderzoek naar

-ocr page 388-

de muis of de rat.\' Want daar is
Horzineic stellig in: \'Wat wij als veteri-
nairen doen, dient uiteindelijk de mens
ten goede te komen. Als je dat niet aan-
nemelijk kunt maken, of je nu in de
praktijk werkt, in de wetenschap of bij
de overheid, heeft de samenleving er
geen geld voor over. Ook gezelschaps-
dieren worden tenslotte voor het ple-
zier van de mens gehouden.\'
Kan hij aangeven
waarom veterinairen,
in het bijzonder veterinaire weten-
schappers, dan slechts zo sporadisch er-
kend worden? \'Wij profileren ons te
weinig, met name internationaal. Ver-
der is er onder veterinairen een gewel-
dig \'incrowd\' bewustzijn.\' Zo staat de
Nederlandse Faculteit der Diergenees-
kunde internationaal weliswaar hoog
aangeschreven onder veterinairen - zo
blijkt uit bibliometrische analyse - maar
neemt daarbuiten nauwelijks iemand
kennis van hetgeen de veterinaire pro-
fessie te bieden heeft.
\'En natuuriijk verdedigt ieder zijn ei-
gen discipline...\', zegt hij tenslotte met
een glimlach. Veterinairen zijn er
meestal niet bij als het geld verdeeld
wordt. \'Maar daar komt met de nieuwe
stichting op het gebied van de vaccino-
logie in elk geval verandering in\', al-
dus de vastberaden hoogleraar.

9mm

Kat en corona

De Afdeling Virologie van de Vak-
groep Infectieziekten en Immunologie
heeft zich van meet af aan gericht op
twee belangrijke onderzoeks-\'clus-
ters\'. Horzinek: \'Dat zijn ten eerste de
coronavirussen en ten tweede de virus-
ziekten bij de kat.\' De coronavimssen
(de veroorzakers van bijvoorbeeld
Transmissible Gastro-Enteritis en Fe-
line Infectieuze Peritonitis) mogen zich
in deze bijzondere aandacht verheugen
vanwege de mondiaal opkomende be-

\'De kat is het gezelschapsdier
van de 21^ eeuw. Gezien
de maatschappelijke
ontwikkelingen zal het
aantal gehouden katten
waarschijnlijk nog veel
verder stijgen.\'

langstelling voor mucosale bescher-
ming (een kruispunt van de vakgebie-
den vaccinologie en immunologie).
Waarom? \'Omdat ook een virus via de
mucosae het lichaam binnendringt. We
zijn geïnteresseerd in die \'first line of
defense\' ten behoeve van de ontwikke-
ling van effectieve vaccins\', legt hij uit.
\'En waarom we de kat gekozen heb-
ben? Omdat de kat het huisdier van de
21 ^ eeuw is en er een grote kennisach-
terstand is\', aldus Horzinek. Inderdaad
is het aantal gehouden katten nog
steeds dramatisch stijgende, hetgeen
gezien de maatschappelijke ontwikke-
lingen, zoals meer tweeverdieners, lo-
gisch is. Een recent door Horzinek op-
gerichte organisatie, de European So-
ciety of Feline Medicine (ESFM), kent
dan ook in korte tijd een recordaantal
leden. Horzinek wil verder niet in de-
tails treden, maar het is algemeen be-
kend dat een substantieel deel van de
inkomsten in de gezelschapsdieren-
praktijk gegenereerd worden, direct en
indirect, door vaccinaties. \'Het is dus
niet verwonderiijk dat wij ons richten
op deze diersoort, mede gezien het feit
dat wij de langlopende afspraak hebben
dat de faculteit zich bezighoudt met de
virologie van gezelschapsdieren en het
ID-DLO met die van productiedieren.\'

Vaccinatie gezelschapsdieren

Dit alles in ogenschouw nemende, is het
eerder verbazingwekkend dat de
Stichting Vaccinatie Gezelschapsdieren
er nog niet was, dan dat ze recent is op-
gericht. \'Wij hebben het over een cen-
traal punt, waar informatie op het gebied
van vimsziekten en vaccins wordt ver-
zameld en weer doorgegeven. Een prac-
ticus kan eigenlijk niet zonder, getuige
ook de vele telefonische vragen aan het
adres van dr. Herman F. Egberink van
onze afdeling\', zegt Horzinek. Egberink
is nu reeds zo\'n anderhalf uur per dag
bezig met advisering van practici en
professioneel dierenhouders.
\'Het doel van de stichting is up-to-date

-ocr page 389-

te zijn, zodat de eerste lijn haar werk
kan doen\', legt Horzinek uit. \'Het wordt
daardoor mogelijk om veel georgani-
seerder en dus effectiever te werk te
gaan. Informatie over nieuwe vimssen,
nieuwe epidemische stammen, maar
ook maatschappelijke ontwikkelingen
zoals nieuwe wettelijke regelingen
wordt daarmee gekanaliseerd. Dit komt
ook de industrie nadrukkelijk ten
goede, zodat die de dierenarts in het
veld beter van dienst kan zijn.\' De
hoogleraar loopt, zoals altijd wanneer
hij erover spreekt, helemaal warm voor
het idee: een beter beschermd, Neder-
lands honden- en kattencollectief
\'We onderscheiden een kwalitatieve
en een kwantitatieve doelstelling,\'
gaat hij verder. \'Kwalitatief gezien
willen we het aandeel aan entdoorbra-
ken, alsmede de negatieve gevolgen
van een inenting reduceren. Kwan-
titatief willen we dat meer honden,
maar vooral meer katten ingeënt wor-
den tegen een aantal veel voorko-
mende ziekten, waartegen we ze uit-
stekend kunnen inenten.\'

Noodzaak stichting

Gaat het nu niet goed dan, dat een vac-
cinatie-stichting nodig is? Horzinek
laat een brede glimlach zien: \'Het gaat
zelfs zo goed dat we schromelijk ver-
wend zijn geraakt... Zonder vaccinaties
konden we geen populatie honden en
katten van een dergelijke omvang hou-
den.\' Maar: noblesse oblige... De die-
renarts is het wel aan zijn stand ver-
plicht om gelijke tred te houden met de
wetenschappelijke en maatschappe-
lijke ontwikkelingen. \'We moeten on-
derkennen dat het 19^-eeuwse, mrale
beroepsbeeld van de veterinair veran-
derd is. De Nederlandse samenleving
urbaniseert met rasse schreden. De ge-
zelschapdierenpraktijk moet mee-pro-
fessionaliseren; een vaccinatie is veel
meer dan een naald door een huid ste-
ken.\' Horzinek wijst onder meer op het
toegenomen aantal hond-tot-hond-con-
tacten in Nederland, met rechtstreekse
gevolgen voor noodzakelijke entbeslis-
singen in de praktijk: \'Hoe meer con-
tacten, hoe meer virusoverdracht.\'
Een vaccinatie is \'diergeneeskundige
zorg op maat\'? Horzinek vindt dit een
juiste beschrijving: \'Ik geloof niet in
entschema\'s. Ze kunnen een leidraad
vormen, maar moeten naar de dage-
lijkse omstandigheden van een patiënt
vertaald worden.\' De stichting zal zich
derhalve ook bezighouden met, zoals
Horzinek het verwoordt, de huis-, tuin-
en keukenenting: \'Als we de standaard
jaarlijkse enting onder de loep nemen,
dan resulteert dat niet in minder inentin-
gen, integendeel mag ik wel zeggen.\'

\'Entschema \'s zijn een
leidraad, maar moeten voor
een goede immunologische
prophylaxe naar de dagelijkse
omstandigheden van
een patiënt vertaald
worden.\'

Kinderziekten

Horzinek wil om meer dan één reden
van de standaardenting één keer per
jaar af: \'Ten eerste is het wetenschap-
pelijk gezien onverantwoord. Som-
mige vaccins roepen een levenslange
immuniteit op, andere moeten om de
vier maanden herhaald worden. Verder
is bekend dat bescherming vooral in de
eerste levensjaren opgebouwd dient te
worden. We hebben het voornamelijk
over zogenaamde kinderziekten.\' Hor-
zinek acht het andersom ook zinvol om
over een \'geriatrisch vaccinatiepro-
gramma\' na te denken.
Daamaast is het een doom in het oog
van de hoogleraar dat dierenartsen
aandringen op de productie van multi-
multi-valente vaccins ten behoeve van
die gewraakte jaarlijkse standaardvac-
cinaties: \'Ik begrijp het niet, juist met
mono- of oligovalente vaccins kun je
de patiënt optimaal van dienst zijn...
De cliënt komt desnoods drie keer per
jaar naar de praktijk als de dierenarts
het nuttig acht. En het nut is in elk ge-
val wetenschappelijk bewezen ten
aanzien van niesziekte bij katten die
veel sociale contacten onderhouden.\'
Eigenlijk dient een dierenarts zich dus
veel meer rekenschap te geven van de
sociale omstandigheden waaronder een
gezelschapsdier leeft? \'Maar natuur-
lijk!\', beaamt Horzinek met kracht:
\'Huisdieren zijn gezinsleden. Elke ver-
andering binnen een gezin, zoals de
geboorte van een kind, het overlijden
van een ander huisdier en een verhui-
zing naar een andere buurt, heeft im-
munologische consequenties. De die-
renarts is de enige die
met verstand van
zaken
een oordeel kan geven over ziek-
tepreventie bij het dier. Daarvoor, en
niet om routinehandelingen te verrich-
ten, heeft de dierenarts een academi-
sche opleiding gevolgd.\'

Als gevolg van een korte hevige pe-
riode van neerslag in begin oktober is er
een lichte leverbotbesmetting op het ge-
was afgezet. De Werkgroep verwacht
op dit moment lichte leverbotinfecties
in Twente en in de veenweide-gebieden
van Noord- en West-Nederland. In deze
gebieden wordt geadviseerd om scha-
pen half november te behandelen tegen
leverbotinfecties. Bij runderen is een
behandeling alleen noodzakelijk wan-
neer na onderzoek een infectie is vast-
gesteld. Op bedrijven met een ver-
hoogde waterstand en waar in voor-
gaande jaren leverbotziekte is vastge-
steld is een behandeling van schapen
en runderen noodzakelijk.
Bij twijfel is het zinvol om bloed-
en/of mestonderzoek te laten verrich-
ten door de Gezondheidsdienst voor
Dieren. Per diersoort (bij voorkeur die-
ren na hun eerste weideseizoen) zijn
voor een goed onderzoek vijf monsters
per leeftijdscategorie nodig.

Werkgroep Leverbotprognose

De Werkgroep Leverbotprognose is een samen-
werkingsverband tussen ID-DLO en GD. De
taak van de werkgroep is het voorspellen van de
kans op leverbotinfectie. Zij beoogt preventieve
maatregelen en wil door het bevorderen van een
strategische behandeling het geneesmiddelenge-
bruik terugdringen.

KANS OP LEVERBOT

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht een lichte leverbotinfectie. Een
behandeling bij schapen kan op dit moment noodzakelijk zijn.

-ocr page 390-

_ \'.\' "Hf\' -IJ

PROF. DR. RIJNBERK KRIJGT EREDOCTORAAT IN TSJECHIË

\'ER IS VEEL MEER ONDER DE DIERGENEESKUNDIGE ZON\'

Professor dr. Ad Rijnberk heeft op 16 oktober 1997 een eredoctoraat gekre-
gen aan de Universiteit voor Veterinaire en Farmaceutische Wetenschappen
in Brno, Tsjechië. Dit eredoctoraat kreeg hij voor zijn bijdragen aan de ont-
wikkeling van de klinische endocrinologie. Verder werd Rijnberk geëerd van-
wege ideeën over het veterinaire onderwijs in de toekomst, die aansluiten bij
die van de Tsjechische faculteit, en voor zijn inzet voor de ontwikkeling van de
veterinaire faculteit in Brno.

Door Susan Umans

middelen te verschaffen die ze nodig
hebben voor de ontwikkeling van het
vak. De aanpassingen aan de universi-
teit van Bmo vragen volgens Rijnberk
waarschijnlijk meer tijd dan aanvanke-
lijk verwacht.

Toch roemde Rijnberk in zijn rede die
hij in Bmo hield de voomitziende blik
van de faculteit. \'Ik realiseer me dat de
Universiteit voor Veterinaire en
Farmaceutische Wetenschappen in
Bmo zijn tijd vooruit is. U had al enige
jaren geleden de visie om een apart pad
te maken voor veterinaire volksge-
zondheid. In zo\'n klimaat moet het niet
moeilijk zijn om ook aparte paden
voor andere gebieden te ontwikkelen.

BAND MET BRNO
In de jaren tachtig maakte de vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
kennis met de veterinaire faculteit van
Bmo door een bezoek van dr. Miroslav
Svoboda. In 1991 bezocht Rijnberk
deze faculteit voor de eerste keer. Tk
heb ze toen van dienst kunnen zijn bij
de in gang gezette heroriëntatie, een
oriëntatie op het Westen\', vertelt
Rijnberk. Zo heeft hij contacten voor
ze gelegd en geholpen bij het creëren
van reismogelijkheden.
Rijnberk is van mening dat de cultuur-
omslag voor de mensen in Tsjechië
niet eenvoudig is geweest. Bovendien
hebben ze grote moeite om zich de

Uw faculteit heeft een grote potentie
voor de toekomst.\'

KLINISCHE ENDOCRINOLOGIE

Het krijgen van dit eredoctoraat van-
wege zijn werk in de klinische endocri-
nologie vindt Rijnberk een eerbewijs,
dat afstraalt op de vakgroep als geheel.
Hij benadmkt dat wat er bereikt is op
het gebied van de endocrinologie,
vooral bereikt is dankzij velen in en bui-
ten de vakgroep. \'Ik heb mogen werken
in een omgeving waar de endocrinolo-
gie tot bloei kon komen\', zegt hij.
De verworvenheden op het gebied van
de klinische endocrinologie zijn sa-
mengebracht in een in 1996 uitgeko-
men boek \'Clinical Endocrinology of
Dogs and Cats\'. Binnen het hele veld
van de klinische endocrinologie is de
pathobiologie van het hypofyse-bij-
nierschorssysteem onderwerp van on-
derzoek geweest. Daarnaast is aan-
dacht besteed aan de regulatie van de
afgifte van groeihormoon. Een belang-
rijke ontdekking is geweest dat de
melkklier niet alleen een exocriene,
maar ook een endocriene klier is.

DE OPLEIDING

Rijnberks ideeën over het toekomstige
veterinaire onderwijs zijn binnen de
Commissie Facultaire Strategie in dis-
cussies met de andere leden gevormd.
Die commissie heeft de startnotitie
\'Diergeneeskunde in 2000: een studie
met aparte studierichtingen\' uitge-
bracht. Volgens Rijnberk spreken deze
ideeën de mensen van de veterinaire
faculteit van Bmo erg aan, omdat zij al
langer een scheiding kennen tussen
klinische diergeneeskunde en veteri-
naire volksgezondheid. Zij hebben
zelfs twee faculteiten; een diergenees-
kundige faculteit en een faculteit voor
veterinaire volksgezondheid en ecolo-
gie, wat mogelijk een stap te ver is.
Rijnberk stelde in zijn lezing: \'Alle ve-
terinaire faculteiten kampen met twee
problemen. Ten eerste moeten ze een
curriculum samenstellen waarin alle
deelgebieden goed tot hun recht ko-
men, zonder de studenten te confronte-
ren met zwaar overladen program-
ma\'s. Ten tweede is er een flinke
bezetting met stafleden nodig om de
vele deelgebieden te kunnen bestrij-
ken. In veel landen zijn de faculteiten
daarvoor te klein.\'

-ocr page 391-

Foto: Onno van der Veen.

Hij is van mening dat de kwaliteit van de
afstuderenden sterk kan verbeteren als
studenten zich kunnen beperken tot een
deelgebied van de diergeneeskunde.
Volgens hem hebben de dierenartsen
lang de pretentie gehad dat ze alles kon-
den, van veterinaire volksgezondheid
tot proefdierkunde. \'Je moet je goed re-
aliseren dat in veel landen de dierge-
neeskundige opleiding begonnen is als
een school voor paardengeneeskunde.
Nu omvat ons beroep de geneeskunde
van een groot aantal diersoorten en vak-
ken als veterinaire volksgezondheid en
proefdierkunde.\' Het curriculum heeft
dus een enorme expansie doorgemaakt.
Met het oog op het nieuwe curriculum
dat in 2001 zijn eerste aanzet zal krijgen,
vindt Rijnberk dat de naam \'Faculteit
der Diergeneeskunde\' zou moeten ver-
anderen in \'Faculteit voor Veterinaire
Wetenschappen\'.

Op veel plaatsen in de wereld worden
de curricula van de veterinaire facul-
teiten aangepast. Belangrijke punten
hierbij zijn: adequate, algemene ken-
nis van de biomedische wetenschap-
pen, basiskennis van het wijde gebied
van diergeneeskunde en meer kennis
en technische vaardigheid in een spe-
cifieker veld van de diergeneeskunde.
Dit houdt in dat alle studenten een
kemcurriculum doorlopen met alle as-
pecten van de veterinaire wetenschap,
gevolgd door een pad met intensievere
training in een afgebakend gebied van

te maken niet erg sterk. \'De dierge-
neeskunde is zo gedifferentieerd. Het
verschil tussen gezelschapsdierenge-
neeskunde en veterinaire volksgezond-
heid is groter dan het verschil tussen
gezelschapsdierengeneeskunde en hu-
mane gezondheidszorg. En studenten
kunnen blijkbaar wel al op jonge leef-
tijd de keuze tussen diergeneeskunde
en humane geneeskunde maken.\'
Veel studenten komen naar de faculteit
met het idee dierendokter te worden.
Het idee om \'Vlimmen\' te worden is
nog altijd zeer populair. \'Er zijn onvol-
doende mensen die geïnteresseerd zijn
in sommige van de andere richtingen.
Dat komt ook omdat er over deze rich-
tingen te weinig bekend is.\' Rijnberk
vindt dat de FdD zich als faculteit te
lang heeft geafficheerd als dé opleiding
om dierendokter te worden. \'Er is veel
meer onder de diergeneeskundige zon.\'
Als aan andere (niet-klinische) richtin-
gen meer aandacht wordt besteed, ver-
wacht Rijnberk dat dit ook de werkge-
legenheid ten goede zal komen. Het
voorstel is dan ook om de numems
fixus te verhogen van 175 naar 225
studenten per jaar. Een voorwaarde is
echter wel dat de verschillende deelge-
bieden beter geprofileerd worden.
Voor wat de ontwikkeling bij de gezel-
schapsdieren betreft, merkt Rijnberk
op dat de groei van de werkgelegen-
heid in dit deelgebied niet of nauwe-
lijks te danken is aan een toename van
het aantal gezelschapsdieren. Dit vak-
gebied heeft zich enorm verdiept voor
wat betreft diagnostiek, preventie en
therapie. Bovendien is er een toene-
mende vraag naar hoogwaardige dier-
geneeskundige hulp voor gezelschaps-
dieren. Het gaat dan ook niet aan om -
zoals in het Beleidsplan van de
KNMvD is gebeurd - een wat sombere
prognose te schetsen alleen op basis
van een uitblijvende toename van het
aantal gezelschapsdieren.

de diergeneeskunde. \'De afgestu-
deerde dierenarts kan dan met meer
vertrouwen in zichzelf en met meer
kwaliteit van handelen aan het werk
gaan\', aldus Rijnberk in zijn lezing.

KEUZES MAKEN
Steeds meer groeit het besef dat vol-
doende kwaliteit alleen kan worden be-
werkstelligd als studenten zich hebben
beperkt tot een deelgebied. In het voor-
stel voor een nieuw Utrechts curricu-
lum moeten de studenten diergenees-
kunde bij aankomst in het eerste jaar al
kiezen tussen diersoortgerichte dierge-
neeskunde, veterinaire volksgezond-
heid, pathobiologisch onderzoek of be-
stuur/beleid/diergezondheid. Rijnberk
vindt het argument dat deze studenten
te jong zouden zijn om dit soort keuzes

WALTHAM AWARD 1998

Ook in 1998 zal tijdens de Voorjaarsdagen de Waltham Award weer worden
overhandigd aan die student Diergeneeskunde, die het beste referaat heeft ge-
schreven over de geneeskunde van gezelschapsdieren. De Waltham Award is
een initiatief van de Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren en de
Waltham Veterinaire Service. Komend jaar zal deze prijs voor de vijftiende
keer worden toegekend.

De officiële bekendmaking van de
winnaars van de Waltham Award
vindt plaats tijdens de Voorjaarsdagen

in het Free Communications Program-
me op vrijdag 24 april 1998. De eerste
prijswinnaar krijgt hierbij de gelegen-
heid een presentatie van zijn/haar win-

-ocr page 392-

heid een presentatie van zijn/haar win-
nende referaat te geven.
Tevens ontvangt hij of zijn een cheque
ter waarde van ƒ 1.500,- en een uitno-
diging voor de Waltham Summer
School 1998, die ook dit jaar weer in
augustus zal plaatsvinden in Engeland.
Tijdens deze Summer School zullen
Waltham Award-winnaars uit Europa,
de VS en Australië hun onderzoeksre-
sultaten presenteren. Tevens zullen er
lezingen worden gegeven over rele-
vante onderwerpen zoals voeding en
dieetvoeding van gezelschapsdieren.

productontwikkeling en praktijkma-
nagement. Naast bovengenoemd we-
tenschappelijk gedeelte zal er ook
ruimschoots gelegenheid zijn voor een
aantal culturele en sociale activiteiten
en natuurlijk voor een rondleiding
door het Waltham Centre for Pet
Nutrition en de Pedigree Petfoods fa-
briek.

Ieder jaar worden er naast de eerste
prijs ook een tweede en derde prijs toe-
gekend van respectievelijk ƒ 1.000,-
en ƒ 500,-.

De Waltham Award 1998 wordt geko-
zen uit de in 1997 gepubliceerde re-
feraten. Geïnteresseerden kunnen hun
referaat,
liefst in drievoud, vóór 6 fe-
bruari 1998,
inleveren bij het Bureau
Onderwijszaken van de Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
(kamer 314), ter attentie van mevrouw
drs. D.C. Wessel.

Voor meer informatie en het volledige
reglement: Waltham Veterinaire Ser-
vice, mevrouw drs. M.H.M. Bos, Post-
bus 81, 5460 AB Veghel, telefoon:
0413-383333, fax: 0413-340229.

STICHTING DIERENHULP VENEZUELA ONTVANGT
UNIEKE STEUN

De firma\'s Van Heek Medicall, SCA
Mölnicke, Dopharma, 3-lVI, Pfizer,
Broese Kemink Boekverkopers en me-
vrouw drs. J.C.P. Bormans hebben allen
meegewerkt om benodigdheden van de
lijst te schrappen. Bovendien heeft
Dopharma onder dierenartsen een actie
gehouden om geld bijeen te brengen
voor de Stichting Dierenhulp Vene-
zuela. Via een mailing werd kenbaar ge
maakt dat dierenartsen een aantal pro
ducten met korting kunnen aankopen
Deze korting wordt door Dopharma ver
hoogd en aan de Stichting afgedragen
Bij de mailing was tevens een dona
teursaanmeldingsformulier van de
Stichting bijgesloten, met het verzoek
deze te dupliceren en in de eigen prak-
tijk onder de aandacht van cliënten te
brengen. \'Wij zijn enorm verheugd met
dit initiatief, immers we kunnen alle
hulp gebmiken om dierenleed uit te ban-
nen. Maar belangrijk is tevens dat we
misschien in staat gesteld worden om
die mobiele kliniek straks aan te kopen
en daarmee direct te gaan werken aan
het sterilisatieproject. Want maar liefst
60.000 kleine huisdieren zwerven dage-
lijks over Isla Margarita.\'

Mocht u het werk van Stichting
Dierenhulp Venezuela eveneens met
een financiële bijdrage willen onder-
steunen, dan kunt u dit doen door uw
gift te storten op Rabobank rekening:
37.43.10.700 ten name van Stichting
Dierenhulp Venezuela.

De Stichting Dierenhulp Venezuela heeft op 8 december 1997 opnieuw een
vlucht uitgevoerd naar Isla Margarita, met diverse hulpgoederen aan boord.
\'Zie het maar als een kerstvlucht\', aldus initiatiefnemer Mark Vos. Met dit
transport zal opnieuw gewerkt worden aan verbetering van de huidige situ-
atie. \'Heel langzaam wordt het steeds iets beter, maar we hebben nog een
lange weg te gaan. Zo is het van belang dat we voldoende flnanciële middelen
bijeen weten te brengen om een dierenambulance aan te kopen. Dan kan er
een dierenarts mobiel werken op het gehele eiland. Met name daar waar het
sterilisaties betreft\', vertelt Mark Vos.

KLAAS VAN AKEN ONTVANGT INTERPOLIS
REFERATENPRIJS 1996

De Interpolis Referatenprijs is een ini-
tiatief van de gelijknamige Tilburgse
verzekeraar. Over een periode van vijf
jaar stelt de maatschappij jaarlijks een
bedrag van ƒ 2000,- beschikbaar voor
het beste referaat dat het paard en/of
zijn gezondheid tot onderwerp heeft.
De jury staat onder voorzitterschap
van drs. J.P.I. van Wensveen, oud-ve-
terinair adviseur van Interpolis.
In 1996 werden 25 referaten over het
paard geschreven. Na beoordeling no-
mineerde de jury de volgende drie in-
zendingen:

- \'Spieraandoeningen bij het paard\'
door Astrid Meijninger en Tosca
Neggers;

- \'Huiddesinfectie voor injectie\' door
Klaas van Aken;

- \'Rugproblemen bij paarden\' door
Anja Töpfer en Michiel Steen.

De jury koos uiteindelijk voor het re-
feraat van Klaas van Aken, omdat \'Het
een zeer duidelijk referaat is over een
vrij actueel onderwerp gezien de di-

Op 1 november 1997 werd voor de eerste keer de Interpolis Referatenprijs
uitgereikt. Dit gebeurde in Slot Zeist tijdens het symposium ter gelegenheid
van de lustra van de Afdelingen Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland
van de KNMvD. Het winnende referaat is getiteld \'Huiddesinfectie voor injec-
tie bij het paard; op weg naar een protocol?\'. Het werd geschreven door Klaas
van Aken.

-ocr page 393-

verse problemen en claims op dit ge-
bied in de laatste jaren.\' Vooral het ei-
gen onderzoek werd door de jury
hooglijk gewaardeerd. Het referaat be-
staat namelijk voor de helft uit een lite-
ratuuroverzicht en bevat daamaast het
verslag van een uitgebreid en degelijk
onderzoek dat door de scribent zelf is
uitgevoerd.

Voorde Interpolis Referatenprijs 1997
staat deelname nog open. Daarvoor
gelden de volgende spelregels:

1. Het referaat moet gaan over het
paard.

2. Het moet wetenschappelijk verant-
woord zijn.

3. Het moet bij voorkeur handelen
over een praktijkgericht onderwerp;
eigen onderzoek wordt extra ge-
waardeerd.

4. De inhoud van het referaat moet
naar het oordeel van de verzekeraar
belangrijk genoeg zijn om onder de
aandacht van de Nederlandse die-
renartsen te worden gebracht.

5. Over de uitslag is geen discussie
mogelijk.

Zij die menen met hun referaat in aan-
merking te komen voor de Interpolis
Referatenprijs 1997 kunnen hun bij-
drage tot uiterlijk
1 februari 1998 op-
sturen naar:

Drs. J.P.I. van Wensveen,
Pletzersstraat 15,
6213 HE Maastricht.

besmettelijke
dierziekten

In Nederland kwamen in de pe-
riode van 12 oktober tot en met 9
november 1997 de volgende geval-
len van besmettelijke dierziekten,
waarvan aangifte verplicht is, voor:

Klassieke Varkenspest:

In de periode van 12 oktober tot
en met 9 november 1997 kwamen
vier gevallen voor van klassieke
varkenspest.

3 gevallen in de provincie Noord-
Brabant.

1 geval in Gelderland.

In totaal komt het aantal uitbraken
van Klassieke Varkenspest in
Nederland per 9 november 1997
op 421 gevallen!

y Conjpesseo en cursussen

De meeste dierenartsenpraktijken be-
schikken over apparatuur ter toedie-
ning en bewaking van anesthesie voor
gezelschapsdieren. Veelal wordt de
monitoring van de patiënt tijdens de
operatie overgelaten aan de assistent.
Doel van deze cursus is het vergroten
van de kennis over anesthesie en het
verkrijgen van meer inzicht in de pa-
tiëntenparameters en de veranderingen
daarin.

De onderwerpen zijn onder andere:

- methoden;

- bewaking patiënt;

- praktijkproblemen.

Cursusdocente: mevrouw drs. N.
Reens, dierenarts.

Cursuslocatie: \'De Wagenrenk\' in
Wageningen.

Cursusdata: zaterdag 17 en 24 januari
1998.

Cursusprijs: ƒ 599,- (inclusief lesmate-
riaal, lunch en koffie).

Cursus Gedragstherapie hond

In deze cursus zal het probleemgedrag
van honden en hoe men daarmee om
moet gaan aan de orde komen. Deze
cursus bestaat uit acht theoriedagen,
gevolgd door een praktijkperiode
waarin de cursist zelfstandig een aan-
tal probleemgevallen moet behande-
len. Van deze therapie moet schrifte-
lijk verslag gedaan worden op de
terugkomdagen.

Cursuslocatie: IPC DIER Bameveld.
Cursusdata: de cursus start op donder-
dag 2 april 1998 en wordt in december
1998 afgesloten.

Cursusprijs: ƒ 1.125,- (inclusief les-
materiaal, examenkosten, lunch en
koffie).

Voor inlichtingen en/of aanmelding:
Cursuscentrum Dierverzorging Bar-
neveld, Postbus 64, 3770 AB Bar-
neveld. Telefoon: 0342-414881, of
fax: 0342-492813.

CURSUS ANESTHESIE

-ocr page 394-

Het houden van vogels is een prachtige
hobby, mits het onderhoud niet wordt
verwaarloosd. Een vogelkooi dient op
zijn minst om de dag schoongemaakt te
worden. Aangezien het zand volledig
ververst moet worden, stellen de meeste
vogelhouders dit karwei uit. Zelfs kwe-
kers vinden het geregeld schonen van de
kooi, het gesleep en gemors met zand
geen prettige bezigheid. Zeker niet tij-
dens tentoonstellingen. Door het uitstel-
len van de schoonmaakbeurt verslech-
tert de luchthygiëne in huis. Weten-
schappelijk is bewezen dat kleine stof-
deeltjes, afkomstig uit de veertjes, stof-
jes en uiteenvallende voedselresten en
uitwerpselen van de vogels, door de
lucht gaan zweven en luchtwegaandoe-
ningen bij mensen veroorzaken maar
ook de ogen en de stembanden van de
vogel irriteren. Het gebmik van stotbin-
dende doekjes is dé oplossing voor al
deze problemen. Onder de naam
Tweeties® zijn zulke doekjes bij de die-
renspeciaalzaak verkrijgbaar.

Tweeties® zijn geschikt voor alle
kooien, kunnen ook gebmikt worden
voor broedkooien en zijn ideaal voor
tentoonstellingskooien.

Voor meer informatie en proefmon-
sters kunt u contact opnemen met:
Hewitex Nederland BV, Luijtenstraat
28, 2941 CE Lekkerkerk, telefoon:
0180-664510.

STOFBINDENDE KOOIDOEKJES

■ m

WHISKAS DROOG DIËTEN OOK IN GROOTVERPAKKING

Vanaf eind november 1997 zullen de
belangrijkste droge dieetvoedingen
van Whiskas o«k in voordelige groot-
verpakkingen van 5 kg leverbaar zijn.
Het Whiskas Feline Low pH Control
dieet (indicatie blaasgmis) is hiermee
zowel in zakken van 2 kg, als 5 kg ver-
krijgbaar, het Low Phosphoms Low

Protein dieet (chronische nierinsuffi-
ciëntie) in doosjes van 400 gram en
zakken van respectievelijk 2 en 5 kg.
Het Whiskas Feline Selected Protein
door dieet (indicatie voedingsallergie/-
intolerantie, maagdarmaandoeningen)
zal binnenkort in een nieuwe, unieke
receptuur verkrijgbaar zijn in zakken
van 1,5 en 5 kg.

De Pedigree Canine en Whiskas Feline
diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij
de dierenarts en kunnen besteld wor-
den bij Virbac Nederland. Van alle
droge dieetvoedingen zijn gratis proef-
zakjes verkrijgbaar, die eveneens bij
Virbac aangevraagd kunnen worden.

VLOOIEN

O

Besmetting van honden door vol-
wassen vlooien onder verschil-
lende omstandigheden

M Franc, and M-Ch Cadiergues. Revue
Méd Vét 1997; 148:23-6.

In het (verrassend Engelstalige) arti-
kel in dit Franse tijdschrift wordt een
onderzoek beschreven waarbij is ge-
keken naar de kans dat parasietenvrije
honden vlooien oplopen door contact
met experimenteel besmette soortge-
noten of omgeving. Direct contact ge-
durende 24 uur tussen twee honden,
waarvan één zonder vlooien en de an-
der met 10-85 vlooien (het experi-
ment werd vijf keer herhaald met ver-
schillende Beagles), resulteerde in
een besmetting van drie tot zes
vlooien. Dit wordt door de auteurs
vergeleken met de situatie in de
wachtkamer van de dierenarts of tij-
dens het uitlaten op straat (24 uur con-
tact is hiervoor echter wel erg lang,
Ref.). Een onbesmette hond die 24
uur in een omgeving waarin vijf hon-
den met elk gemiddeld 22 vlooien een
maand hadden gezeten werd ge-
bracht, had na afloop zes vlooien in
zijn vacht. Hetzelfde resultaat werd
gevonden indien de vijf besmette
honden aanwezig waren. Tenslotte
sprongen vanaf een besmette hond
(met gemiddeld 62 vlooien) in een
schone omgeving binnen twee uur
vijf en na 24 uur 13 vlooien.
Geconcludeerd werd dat er weinig
vlooien worden overgedragen tussen
honden tijdens direct contact, maar
dat het risico op een vlooienbesmet-
ting groter is bij het introduceren van
onbesmette honden in een besmette
omgeving of een besmette hond in
een schone omgeving.

Referaten

P.A.M. Overgaauw

GEZELSCHAPS-
DIEREN

Invloed van ovariectomie tegelijk
met mastectomie op de prognose.

Yamagami et al. J Small Anim Pract
1996; 37: 462-4.

Ongeveer de helft van de melkkliertu-
moren bij de hond blijkt kwaadaardig
te zijn. Ovarie(hystere)ctomie, direct
na de eerste loopsheid uitgevoerd, ver-
kleint het risico van het ontstaan van
deze tumoren. Het is in veel gevallen
gebmikelijk om tijdens een mastecto-
mie gelijktijdig een ovari(hystere)-
ectomie uit te voeren met de gedachte
hiermee het risico van recidief te ver-
kleinen. Of dit daadwerkelijk effect
heeft is door de auteurs onderzocht bij
175 patiënten met histologisch beves-
tigde maligniteit en een goede follow
up. De gemiddelde leeftijd van de die-
ren bedroeg 9,1 jaar (1-18). Opvallend
was dat er geen significant verschil in

-ocr page 395-

2-jaarsoverleving bestond tussen de
dieren waarbij alléén de tumoren waren
verwijderd en de groep met partiële, ip-
silaterale of bilaterale mastectomie. De
overlevingskans van honden die al wa-
ren gecastreerd op het moment van de
ingreep (86.7%) was gelijk aan die van
de dieren die tijdens de mastectomie
alsnog werden gecastreerd (88.2%) en
de intacte dieren die alléén een mastec-
tomie ondergingen (87.9%). Geconclu-
deerd werd dat routinematig uitvoeren
van castratie tegelijk met een mastecto-
mie géén verbetering van de prognose
tot gevolg had, gebaseerd op de 2-jaars
overlevingstijd. Helaas was niet onder-
zocht of een dergelijke castratie nog in-
vloed heeft op de periode waarin een
eventueel recidief ontstaat.

iiilMittHii^^

P.A.M. Overgaauw

•I • «ü

A

daar sta je dan.... over het staande verrichten van
werkzaamheden en klachten over het bewegings-
apparaat bij gezelschapsdierenpractici

De scriptie bestaat uit een wiskundige
analyse aan de hand van statische mo-
dellen op het krachtenspel dat plaats
heeft op de linker boven- en onderarm
tijdens het verrichten van diergenees-
kundige werkzaamheden in een prak-
tijk voor gezelschapsdieren. De resul-
taten worden geïnterpoleerd op de
uitwendige krachten die op alle ge-
wrichten plaats hebben. De verschijn-
selen en de gevolgen van de fysieke
belasting worden besproken waarbij
aandacht geschonken wordt aan de
houding van de persoon, de aard van
de werkzaamheden en de omstandig-
heden waaronder de werkzaamheden
worden verricht. Ingegaan wordt
voorts op methoden om de fysieke be-
lasting te verminderen zoals heen en
weer lopen, het gebruik van sta-steu-
nen, verstelbare werkhoogte, de
grootte van het sta-oppervlak, de be-
reikbaarheid van de benodigde appa-
ratuur, de verhouding werk-rusttijd
en andere. Het is belangrijk korte pau-
zes in te lassen. In het tweede deel
wordt de beantwoording van een en-
quête die onder 52 dierenartsen werd
gehouden besproken. Gezien het ge-
ringe aantal geënquêteerden kunnen
geen definitieve conclusies worden
getrokken. Wel worden een aantal
aanbevelingen gedaan zoals het ver-
mijden van overgewicht en stress,
voldoende grote praktijkruimte, af-
wisselend staan en zitten, goed
schoeisel en een verstelbare werkta-
fel. Een asymmetrische werkhouding
of een getordeerde dienen te worden
vermeden. (Het is een goed gedocu-
menteerde en duidelijk geschreven
scriptie. Het bestuderen ervan wordt
aanbevolen, ref).

hoe kan de dierenarts-practicus een keuze tussen
de verschillende niesziekte-vaccins maken?

R. van Roemburg; SR 659/97: 42pp.

Niesziekte bij katten (misschien is be-
ter te spreken van het niesziektecom-
plex) kan veroorzaakt of mede veroor-
zaakt worden door het Feline Ca-
licivirus (FCV) en/of het Feline
Herpesvirus I (FHV) en/of Chlamydia
psittaci en/of Bordetella bronchisep-
tica. Het doel van het onderzoek was
na te gaan of er voldoende productin-
formatie bestaat wat betreft werk-
zaamheid, onschadelijkheid (bijwer-
kingen), prijs en samenstelling van de
diverse soorten vaccins.

Gegevens hierover werden opge-
vraagd bij een achttal farmaceutische
industrieën.

De informatie over de werkzaamheid
van de diverse vaccins was beslist on-
voldoende. Zo ontbraken gegevens
over de duur van de immuniteit, het re-
sultaat van laboratorium- en van veld-
proeven (challenge experiment).
Het aspect veiligheid werd voldoende
toegelicht en kan de toets der kritiek
doorstaan.

Belangrijk is ook dat medegedeeld
wordt bij de virusvaccins welke stam-
men gebmikt zijn. Vooral bij het FCV
zijn er nogal wat antigene verschillen
zodat doorbraken in de immuniteit
mogelijk zijn. Dit laatste kan echter
ook veroorzaakt worden door het vac-
cineren van dragers hetgeen in catte-
ries en bij dekkaters zeer frequent
voorkomt.

Ook de leeftijd waarop gevaccineerd
wordt is belangrijk. Jonge dieren kun-
nen in het bezit zijn van matemale an-
tilichamen hetgeen een goede immu-
nologische respons kan blokkeren.
De betekenis van Bordetella bronchi-
septica als primaire verwekker van
niesziekte is omstreden.

Schrijver trekt de conclusie dat de ver-
kregen informatie onvoldoende was
om een verantwoorde keuze te maken
uit de diverse vaccins die in Nederland
te verkrijgen zijn.

-ocr page 396-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(^pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op internet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Al onze cursussen in december zijn
vol. Momenteel werken wij hard aan
onze Voorjaarsbrochure 1998. Naast
een aantal herhalingen kunt u een
reeks zeer interessante nieuwe cursus-
sen tegemoet zien. De brochure zal u
in de eerste week van januari 1998 toe-
gezonden worden. De medewerkers
van het Bureau PAO-Diergenees-
kunde wensen u prettige feestdagen.

Graag wijzen wij u op een herhaling
van de cursus
\'Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communica-
tie\'.
Een cursus welke ontvangen is
met zeer goede kritieken, zoals mag
blijken uit een hieronder opgenomen
reactie van drs. L.A. van Wuyckhuise-
Sjouke, deelnemer aan de eerste cur-
sus:

\'Op deze cursus van vijf dagdelen wer-
den we, onder de bezielende leiding
van Wibe Veenbaas, aan de hand van
theorie, metaforen en oefeningen mee-
genomen op een ontdekkingsreis naar
onszelf Het programma werd door de
hele groep enthousiast opgepakt. Het
heeft mij een inzicht gegeven in mijn
sterke en zwakke eigenschappen (en
hoe dat komt), wat ik belangrijk vind.
wat ik de komende jaren wil bereiken
en wat ik moet doen om dat te verwe-
zenlijken. De energie die dat in me
vrijmaakte, heeft me weken fluitend
aan het werk doen gaan.\'

■H ■ IPI

Persoonlijk leiderschap en de kracht
van communicatie
(98/905), maandag
2 en dinsdag 3 febmari 1998, Woud-
schoten Conferentiecentrum te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,— (inclusief twee
boeken, een reader en overnachting).
Maximaal 20 deelnemers.

Inhoud:

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider.
Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebruikt het ge-
wicht van zijn persoonlijkheid om zijn
dingen te doen, zijn visie te ontwikke-
len en zijn doelstellingen te bereiken.
Deze training gaat
niet over wie er de
baas is of gaat worden. Daarom is deze
training voor alle dierenartsen in welk
dienstverband dan ook. Deze training
gaat wel over een persoonlijkheid die
zichzelf vormgeeft in de manier van
communiceren. Daarom in deze per-
soonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanbo-
ren als leider geeft de mogelijkheid de
eigen richting vorm te geven. Dan kan
de leider anderen uitdagen om hun
bronnen te gebruiken en te ontwikke-
len.

6- .. ü.

UNIVERSITEITSKLINIEK VOOR
GEZELSCHAPSDIEREN

De Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
zal op
beide Kerstdagen, 1 en 2 januari 1998 gesloten zijn.
Op deze dagen is de normale avond-, weekend- en nachtregeling
voor de opvang van spoedpatiënten van kracht.

Succes willen hebben
Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider. Wij
denken daarbij niet alleen aan het suc-
cesvol zijn of kunnen \'scoren\', maar
aan het gericht blijven op de eigen vi-
sie en het genieten van de successen
die op weg daamaartoe worden ge-
boekt. Geniet zonder ook maar iets in
te leveren van de motivatie om de ver-
volgens gestelde doelen te bereiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom: een tweedaagse training om
te leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.

Docent:

Drs. W. Veenbaas (in samenwerking
met prof dr. A. Pijpers).
Drs. Wibe Veenbaas heeft een eigen
trainingsinstituut: Phoenix Opleidingen
in Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die hij
gehouden heeft voor diverse Groepen
van de KNMvD en als docent bij de
cursus Apotheek II Landbouwhuis-
dieren.

-ocr page 397-

i^i\'i viifet

BBHPRiWO
H£RSTF€£ST£N
££N OHUKm
1998

stcRimim HHmp*

Het secretariaat is op vrijdag 2 januari 1998 gesloten.

-ocr page 398-

Maatschappijnieuws

ADVERTENTIE EN MAILING LMC

Zeer veel leden van de KNMvD sturen of faxen naar het secretariaat de adver-
tentie en/of mailing van LMC Holland. Daarnaast wordt er heel veel over ge-
beld. De oproep is steeds: KNMvD doe hier wat aan! Graag willen wij aange-
ven wat we vanuit het secretariaat doen en kunnen doen.

Onmiddellijk na het verschijnen van
de advertentie en ook na de mailing
hebben wij contact opgenomen met
de artikel 29-ambtenaar van het mi-
nisterie van LNV om de juiste stappen
te ondernemen en zo mogelijk een
klacht in te dienen bij het Veterinair
Tuchtcollege (VTC). Deze artikel 29-
ambtenaar wil echter eerst de uit-
spraak van het VTC afwachten in een
vergelijkbare zaak die eerder door ons
is aangemeld, alvorens stappen te on-
dernemen in de zaak LMC-Holland.
Inzake de mailing hebben wij een brief
naar de artikel 29-ambtenaar gestuurd
om tot het indienen van een klacht te
komen. De klacht dient volgens ons te
gaan over het onzorgvuldig dierge-
neeskundig handelen. Nagegaan dient
te worden of het verstrekken van
UDA-gekanaliseerde diergeneesmid-
delen volgens de Wet op de Uit-
oefening van de Diergeneeskunde en
de Diergeneesmiddelenwet juist en
zorgvuldig wordt uitgevoerd. Hierbij
gaat het bijvoorbeeld over het leveren
van een pakket diergeneesmiddelen
voor de komende zes maanden, zoals
in de mailing is vermeld. Wij hopen
dat de artikel 29-ambtenaar tot een
klacht kan komen. Omdat de adver-
teerder in beide gevallen geen lid is
van de KNMvD, kan geen klacht wor-
den ingediend bij de Ereraad.
De KNMvD heeft overleg gevoerd
met de diergeneesmiddelenindustrie,
te weten de Fidin, AUV en Aesculaap.
Over het stoppen van de leverantie aan
de adverterende dierenartsen is door
praktiserende dierenartsen met de toe-
leverende industrie overleg gevoerd.
De groothandel heeft de leverantie aan
de adverteerders stopgezet. De Fidin
geeft in een brief, gericht aan de
KNMvD, aan dat het niet zonder meer
mogelijk is de levering van dierge-
neesmiddelen te weigeren. \'Hoewel in
het Nederlands recht het beginsel van
contractsvrijheid uitgangspunt is, laat
de mededingingswetgeving niet toe
dat een dierenarts van levering wordt
uitgesloten op zo\'n manier dat hij niet
meer in staat is zijn praktijk op een
normale wijze uit te oefenen. Gezien
het uiteenlopende productenpakket en
de toegespitste registratievoorschrif-
ten per diersoort en indicatie, zou wel
eens kunnen worden geoordeeld dat
een leveringsweigering door een leve-
rancier het een dierenarts onmogelijk
maakt om op normale wijze zijn prak-
tijk te kunnen uitoefenen\', aldus de
Fidin.

Het moet u duidelijk zijn dat wij op ba-
sis van huidige mededingingsregelin-
gen niets ten aanzien van de prijsstel-
ling kunnen doen. Wij adviseren u uw
prijsniveau te handhaven.

Dr. Tj. Jorna,
algemeen secretari.^.

DE GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK IN HET VOLGENDE
MILLENNIUM

VISIE QP VERANDERINGEN IN DE

GEZELSCHAPSDIERGENEES-

KUNDE

Als je tien dierenartsen gezelschaps-
dieren vraagt wat de ontwikkelingen
zijn, dan stuitje op veel verschillende
visies. Ik heb geprobeerd een samen-
hangend verhaal te maken van mijn er-
varingen op dat gebied. Als belang-
rijke veranderingen zijn mij onder
andere de volgende zaken genoemd:
* een toenemende mondigheid van
huisdiereigenaren; deze leidt tot
meer meningsverschillen ten aan-
zien van aansprakelijkheid en daar-
mee tot hoge kwaliteitseisen aan het
voeren van een praktijk;

* toenemende eisen ten aanzien van de
kennis en kunde van de dierenarts bij
diagnostiek, wat leidt tot hoge inves-
teringen voor analyse-apparatuur en
tot de noodzaak tot verhoogde ken-
nis van onderzoekprotocols; in het
algemeen worden de bedrijfskosten
hoger;

* een verschuiving van huisdierkeuze:
minder honden (vooral de grotere
rassen) meer katten, kleine knaag-
dieren, vogels en reptielen; de nood-
zaak van uitbreiding van kennis van
de dierenarts is hiervan het gevolg,
op het gebied van soorten, diergroe-
pen, medicijnen, voeding, etcetera;

* toename van aantal gezinnen zonder
kinderen (met huisdier) en uitstel
van het ouderschap bij echtparen,
leidend tot:

- afname van het aantal honden en
toename van het aantal katten

- verhoging van de bezorgdheid en

bereidheid tot hogere uitgaven voor
het dier bij de eigenaar;

* toename van het aantal relaties
waarbij beide partners een inkomen
verwerven, wat resulteert in een ver-
schuiving van de openingstijden en
de spreekuren van de praktijken naar
de avonduren;

* toename van het aantal vrouwelijke
studenten diergeneeskunde (75%
van de eerstejaars 1997!); het toene-
mend aandeel vrouwen binnen de
beroepsgroep leidt tot een toename
van de wens van dierenartsen om
parttime te werken;

* het voeren van de apotheek in de die-
renartsenpraktijk staat reeds enige
tijd onder dmk; het is te verwachten
dat de discussie daarover binnen niet
al te lange tijd weer zal oplaaien; de
apotheekdiscussie zal leiden tot een
stringentere regelgeving op het ge-
bied van gebruik, verstrekking, regi-

-ocr page 399-

stratie en bewaring van medicijnen;
* de modeme icwaliteitseisen met be-
treicking tot de diergeneeskunde
hebben reeds geleid tot een kwali-
teitsmeting en waarborging door
middel van certificatie; de behoefte
aan certificatie leidt bij dierenartsen
tot een verhoogde behoefte aan in-
formatie over (de voorwaarden
voor) certificatie.

Meerdere factoren leiden tot schaal-
vergroting van de dierenartsenpraktij-
ken:

- hoge investeringen in apparatuur;

- verhoogde werkdmk door verschui-
ving van spreekuren naar de avond-
uren;

- toename van de wens van dierenart-
sen om parttime te werken.

Er is sprake van differentiatie: steeds
meer verschillende producten moeten
door de dierenartsen worden geleverd.
Er is, deels als gevolg van de differen-
tiatie, sprake van een ontwikkeling
naar specialisatie van de dierenartsen.

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Abee, M.J.; 1997; 5283 BE Boxtel; Hoogheem
319.

Benders, Mevr. N.A.; 1997; 3581 XT Utrecht
Hugo de Grootstraat 18 bis.
Boer, Mevr. E.M.; 1997; 3513 CT Utrecht
Kruisweg 14.
Heeswijk, G.J.M. van; 1997; 3513 EP Utrecht
Oudenoord 465.

Jelsma, P.K.; 1997; 5301 DA Zaltbommel
Nieuwe Tyningen 8.

Leengoed, Dr. L.A.M.G. van; 1977; U-1988
4751 WK Oud Gastel; Oudendijk 73.
Leeuw, Mevr. T.C.M. de; 1997; 3531 TL
Utrecht; Billitonkade 91.
Marike, Mevr. M.R.V.; Gent-1997; B-8600
Nieuwkapelle (België); Boterpotstraat 2.
Mulder, Mevr. A.P.; 1997; 3581 WC Utrecht;
Bloemstraat 21 bis.

Nab, Mevr. S.M.; 1997; 5913 CL Venlo; Karei
van Egmondstraat 51.

Olde Monnikhof, Mevr. M.L.; 1997; 3552 CW

Utrecht; Boerhaavelaan 55.

Stragier, W.; Gent-1975; B-8870 Izegem

(België); Bellevuestraat 35.

Vossen, Mevr. M.F.J.T.; 1997; 3513 EP Utrecht;

Oudenoord 609.

Wagenaar, Mevr R.S.C.; 1983; 2211 DH
Noordwijkerhout; Victoriberg 30.
Warmerdam, E.P.L.; 1993; 3451 EB Vleuten;
Albert Schweitzerlaan 41.
Wasmann, R.P.M.; 1997; 5711 PH Someren;

wwmnmm..

\'\'

NCI-BELEID ALS GEVOLG VAN
DEZE ONTWIKKELINGEN
De geschetste ontwikkelingen leiden
voor de NCI tot beleidspunten op het
gebied van automatisering, informati-
sering en communicatie, waarvan ik er
één nader wil belichten:
De bedrijfsvoering kent in het alge-
meen een verhoging van de bedrijfs-
kosten. Daarmee neemt de behoefte
toe aan managementinformatie, name-
lijk de mogelijkheid om gedifferen-
tieerd het bedrijfsresultaat te analyse-
ren, trends te achterhalen en inves-
teringsbeslissingen te ondersteunen.
Maar ook vergelijkend onderzoek ten
opzichte van collegiale bedrijfsvoerin-
gen is steeds meer gewenst. Er moeten
kenmerken voor \'goede bedrijfsvoe-
ring\' worden vastgesteld. Een ken-
merk is een grootheid die iets zegt over
de bedrijfsgezondheid. De kenmerken
zijn als het ware een maatstaf voor een
gezonde dierenartsenpraktijk. Met be-
hulp van de kenmerken zal de dieren-
arts-2000 zijn of haar bedrijf mnnen.

Slievenstraat35.

Wielen, J.H.A. van der; 1997; 3524 AZ Utrecht;
Terschelling 248.

Woud, J.P.; 1978; 6931 CN Westervoort;
Klapstraat 172.

Zantman, Mevr. C.; Gent-1997; 5707 SL
Helmond; Boerhaavelaan 40.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Berg, Mevr. N.M. van den; Gent-1997; 9442 PL
Elp; Schoonloërweg 6.

Boer, H.J.E.; Gent-1997; 7875 CA Exloo; Oude
Kampweg 11.

Eijmaal, Mevr. P.M.; 1997; B-3800 SintTniiden

(België); Lepelstraat 15.

Fennis. Mevr. M.C.L.; 1997; 5363 VA Velp

(NB); B. van Bruggelaan 2.

Gerritse, Mevr. E.; 1997; 2274 LP Voorburg;

Albert Verweystraat 206.

Hendriks, Mevr. S.; 1997; 7833 KC Nieuw-

Amsterdam; Dommerskanaal ZZ 107.

Horstink, Mevr. M.A.; 1997; 6671 LA Zetten;

Weteringsewal 5.

Kalishoek, L.; 1978; 6542 SZ Nijmegen;
Emmalaan 8.

Karsijns, Mevr. M.E.; 1997; 7361 GN

Beekbergen; Lierderdrift 5.

Kreft-van den Kieboom, Mevr. N.C.; 1987;

29660 Nueva Andalucia, Marbelle (Spanje);

C/Manolette 1 B, la Rotunda.

Kross, Mevr. Dr. L; Berlijn-1991; Beriijn-1993;

6511 VK Nijmegen; Lage Markt 15.

Linden, M. van der; 1997; 5095 EG Hooge

Mierde; Smidsstraat 7.

Lintelo, G.J. te; 1997; 7482 ZB Haaksbergen;
Paulus Potterstraat 29.

Smit, F.L; 1990; 5595 CB Leende;

Valkenswaardseweg 38 A.

Snijder, Mevr. A.G.; Gent-1997; 7926 TK

Om de kenmerken te kwantificeren zal
het noodzakelijk zijn om voor die ken-
merken
kengetallen te ontwikkelen.
Een kengetal is een grootheid die uit
basisgegevens wordt berekend, een
echt getal, datje kunt vergelijken met
een ander getal. Zo kun je streefgetal-
len ontwikkelen om je berekende ken-
getallen aan te toetsen, opdat je maat-
regelen kunt nemen om de streef-
getallen te verwezenlijken.
In de veehouderij zijn kengetallen
reeds in mime mate ontwikkeld. Denk
bijvoorbeeld aan de kenmerken \'tus-
senkalftijd\', \'aantal biggen per zeug
per jaar\', etcetera. De fysiologie en ge-
neeskunde is sterk verweven geraakt
in de bedrijfsvoering van de boer.
Wellicht zal ook in de geneeskunde
van de gezelschapsdieren een verdere
verschuiving van curatief naar preven-
tief in de komende jaren aan de orde
zijn, waarbij kengetallen de dierenarts
leiden in zijn bedrijfsvoering.

Henk van der Bijl

Kerkenveld; Talensstraat 18.

Weerd, F.J. de; 1997; 7776 AG Slagharen;

Herenstraat 13.

Wemer, Mevr. S.J.; Gent-1997; 6681 BM
Bemmel; Dorpsstraat 105.
Westerlaan, L.J.; Gent-1997; 2411 CW
Bodegraven; Wilhelminastraat 13.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bonekamp, Mevr. E.M.; 3434 AG Nieuwegein;
Lijsterbesstraat 114.

Brom, Mevr. A.H.M.; 6691 MD Gendt; Galgen-
daal 18.

Brons, N.J.; 3572 TK Utrecht; Oude Kerkstraat
42 bis.

Brunott, Mevr. A.; 5211 HX \'s-Hertogenbosch;
Verwersstraat 34.

Diepen, Mevr. L.M. van; 1701 GW Heer-
hugowaard; Pastoor Sprengerstraat 14.
Eeten-van der Velden, Mevr. E.B.A.M. van;
5454 HN Sint-Hubert; Ganzenroer 5.
Hennans, A.H.M.; 3521 VR Utrecht; Da Costa-
kade 13 bis A.

Hofkes, Mevr. L.M.; 3743 BG Baam; Laanstraat
26 L

Jansen, Mevr. S.J.; 3523 HD Utrecht; Slotlaan 54
Janssen, H.L.; 3732 HX De Bilt; Universi
teitsweg 10.

Koek, Mevr. E.T.W.; 3781 NN Voorthuizen
Hunnenweg 54.

Kuller, Mevr. W.L; 3521 BS Utrecht
Croeselaan 283.

Moonen, R.A.; 3705 ZK Zeist; Warande 130.
Neerbos, Mevr. E. van; 3523 ED Utrecht; Sma-
ragdplein 71.

Rijn, Mevr. M.E.C. van; 2221 MN Katwijk
(ZH); Castor52.

Shmueli, D.; 3552 EE Utrecht; Ondiep 133 bis.
Siethoff, Mevr. F.E. ten; 3553 CH Utrecht;

-ocr page 400-

Amperestraat 1 bis.

Steffensen, Mevr. M.A.; 3582 ZN Utreciit; I.B.
Bakicerlaan 205.

Top, J.G.B, van den; 3584 ZA Utrecht; Enny
Vredelaan 29.

Veersen, Mevr. J.C.L. van; 3511 NM Utrecht;
Oudegracht 259.

JUBILEA:

T. Cuperus te Gramsbergen, afwezig, 30 jaar, 17
december 1997

R.A.P.H. Corbey te Boxtel, afwezig, 60 jaar, 17
december 1997

ProfDr. G. Wagenaar te Houten, afwezig, 60
jaar, 17 december 1997

Dr. J.H.P. Verweij te Rozendaal (Gld), afwezig,
60 jaar, 17 december 1997
G.C. Doggen te Wouw, afwezig, 45 jaar, 19 de-
cember 1997

S.A. Holzmüller te Borculo, aanwezig, 45 jaar,
19 december 1997

G. Jongeneel te Middelburg, aanwezig, 45 jaar,
19 december 1997

Dr. E.E. Kemperman te Wouw, afwezig, 45 jaar,
19 december 1997

L.J.Th. Tholhuysen te Made, aanwezig, 45 jaar,
19 december 1997

P.J. Mus te Hoom, afwezig, 45 jaar, 19 decem-
ber 1997

G.C.M. Jansen te Wehl, aanwezig, 30 jaar, 20
december 1997

P. Zandstra te Drachten, afwezig, 40 jaar, 20 de-
cember 1997

C. Ruijgh te Cuijk, afwezig, 40 jaar, 20 decem-
ber 1997

Dr. J.W. Zantinga te Baam, afwezig, 40 jaar, 20
december 1997

C.I.M.M. Achten te Haaren, afwezig, 30 jaar, 22
december 1997

E.J.M.H. Bisschoff te Kerkrade, onbekend, 30
jaar, 22 december 1997

W. Pons te Wissel, afwezig, 30 jaar, 22 decem-
ber 1997

J.A. Ypenburg te Dronrijp, afwezig. 30 jaar, 22
december 1997

L. Elving te Vleuten, afwezig, 30 jaar, 22 de-
cember 1997

G. Wassink te Wierden, afwezig, 25 jaar, 22 de-
cember 1997

E.J. Jedema te Amsterdam, afwezig, 30 jaar, 22
december 1997

J. Drogt te Ruinen, afwezig, 25 jaar, 22 decem-
ber 1997

R. van der Lende te Oosterstreek, afwezig, 30
jaar, 22 december 1997

PROMDTIE:

Op 11 december 1997 Drs. M.A. Willemen te
Tienhoven.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
7 november 1997:

Bouwhuis, Mevr. J.H. ten

Hermans, A.H.M.

Mak, Mevr. B.J.A.

Mous, Mevr. J.I.

Mulder, Mevr. A.P.

Olde Monnikhof Mevr. M.L.

Swartberg-van der Kaaden, Mevr. M.E.

Valkenburgh, Mevr. S.M.

Verdoold, Mevr. B.M.

Vossen, Mevr. M.F.J.T.

Wielen, J.H.A. van der

MUTATIES:

Baeten, Mevr. M.M.L.A.; 1996; 5042 CD
Tilburg; Predikherenlaan 211; tel. 013-4686078/
06-52762132; E-mail: BAETENM@SDG.
AHP.COM; sales representative surgical bij
Sherwood-Davis & Geek.

l^lilMil. .1

llwèwwi^irtwiiiéitJiiiii^t

Berg, Mevr. N.M. van den; Gent-1997;
9442 PL Elp; Schoonloërweg 6; tel. 0593-
346278; wnd.d. (toev. als lid).

Berg, R. van den; 1979; 9101 AD Dok-
kum; Rondweg Noord 17; tel. 0519-293814
privé, 0485-335555 bur.; fax 0519-297856;
vet. adv. A.U.V .-Advies (fax 0485-335566).

Best, Mevr. 1. de; 1993; SNll ODB Caine,
Wiltshire (Verenigd Koninkrijk); 15 Curzon
Street; tel./fax 00-44-1249-813850; p.. Equine
Vet. Clinic.

Betten, K.; 1961; 8446 BK Heerenveen;
Dotterhof26; tel. 0513-626814; d.

Beus, Mevr. N. de; 1988; 4247 EV
Kedichem; Tiendweg 9 B; tel. 0345-631489
privé, 0183-632774 prakt.; p., medew. bij
H.A.D. Bax.

Boer, H.J.E.; Gent-1997; 7875 CA Exloo;
Oude Kampweg 11; tel. 0591-549994 privé,
513151 prakt.; p., medew. bij J. Bakker, R.K. de
Boer, H.J. Haverkate, A.R. van Ittersum, A.
Klarenbeek, F.W. Oostra, H.B.A. Scholten en J.
van der Zee (toev. als lid).

Boer, J.W. den; 1983; 8252 GD Dronten;
De Hoefslag 47; tel. 0321-319069 privé, 070-
3578821 bur.; E-mail: HANS.BOER(gCAPI-
TOLONLINE.NL; vet. adv. R.V.V. (vet. adv.
van de inspecteur).

Boer-Waarsenburg, Mevr. M.M. de; 1987;
8521 NH Sint Nicolaasga; De Rylst 2 C; tel.
0513-432484 privé/prakt.; p., gezelschapsd.

«Bouwhuis, Mevr. J.H. ten; 1997; 3705
ZC Zeist; Warande 43; tel. 030-6952211;
wnd.d.

Braak, D.J.W. ter; 1983; 7495 PH Ambt
Delden; Beldsweg 5 A; tel. 0547-292566 privé,

074-3762262 prakt.; p., geass. met W.B.M.
Geerling.

Brooijmans-Schallenberg, Mevr. J.H.C.;
1953; 2562 BS \'s-Gravenhage; Beeklaan 570;
tel. 070-3650457; fax 070-3608954; r.d.;
R.O.N.

Buth, M.K.; 1974; 4328 EE Haamstede;
Hoge Zoom 9; tel. 0111-652735 privé, 412180/
652254 prakt.; fax 0111-651244; p., geass. met
F.C.M. Schipper en E. Wondergem.

Comelisse, C.J.; 1993; East-Lansing, MI
48823 (U.S.A.); 400 Hillside Court, app. 104;
tel. 00-1-1517-3336603 privé, 3539710 bur.;
fax 00-1-1517-3552191; E-mail: CORNE-
LISgCVM.MSU.EDU; Resident Equine
Internal Medicine, Vet. Teaching Hospital,
Dept. of Large Animal Clinical Sciences,
College of Vet. Medicine, .Michigan State
University.

Deinum, J.; 1997; Bullsbridge Dublin 4
(Ierland); Vet. College, Shelboume Road; tel.
00-353-1-6683514 privé, 6687988 prakt.; fax
00-353-1-6672272; E-mail:

JDEINUM(gVETMED.UCD.IE; wet. me-
dew. U.C.D. (Fac. of Vet. Med., Dept. of Vet.
Surgery).

Derksen, A.G.P.; 1985; 3953 LP Maars-
bergen; Buurtsteeg 5; tel. 0343-431985 privé,
414582 prakt.; fax 0343-414914; p.

Dijk, B. van; 1992; 2671 JD Naaldwijk;
Patijnenburg 2 A; tel. 0174-610020 privé,
624401 prakt.; p., medew. bij H.L.R.M.
Crouwers en M.H.C.M. Hoynck van Papen-
drecht.

Dijk, Mevr. L.C.M.L. van; 1996; 5464 RC
Mariaheide; Nieuwe Veldenweg 9; wnd.d.

Duffelen, Mevr. T. van; 1987; 5081 RS
Hilvarenbeek; Hellebaard 5; tel. 013-5053162; d.
Egberink, Dr. H.F.; 1983; U-1991; 3431

mÊmÈÊmmtÊÊim

EH Nieuwegein; ProfDr. Bakkerlaan 57; tel.
030-6042491 privé, 2532485 bur.; fax 030-
2536723; E-mail: H.EGBERINK(ä VETMIC.
DGK.RUU.NL; Specialist Veterinaire
Microbiologie; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Infectieziekten en Immunologie, Afd. Virolo-
gie).

Eijmaal, Mevr. D.M.; 1997; B-3800 Sint
Truiden (België); Lepelstraat 15; tel. 00-32-9-
691197; wnd.d. (toev. als lid).

Embden, J.F. van; 1985; 7482 GR
Haaksbergen; De Nolle 49; tel. 053-5728532
privé, 5721500 prakt.; E-mail: VAN.EMB-
DENgPOPlN.NL; p., geass. met H.J.G.
Baltink, Mevr. H.J. van den Brande-van der
Bom en F.D. Groot Nibbelink.

Essink, Mevr. J.E.P.; 1996; 7462 ZZ
Rijssen; De Stroekeld 51; tel. 0548-516000;
wnd.d.

Fennis, Mevr. M.C.L.; 1997; 5363 VA
Velp (NB); B. van Bruggelaan 2; tel. 0486-
420860 privé, 0485-312800 prakt.; p., medew.
bij J. Breen, D. van der Meij, C. Willenborg en
P.H.E. van Zweeden (toev. als lid).

Gerritse, Mevr. E.; 1997; 2274 LP
Voorburg; Alben Verweystraat 206; tel. 070-
3860781 ; wnd.d. (toev. als lid).

Groenen, Mevr. H.H.M.; 1996; 7156 MC
Beltrum; Mr. Nelissenstraat 14 A; tel. 0544-
482295 privé, 0598-612074 prakt.; p., medew.
bij K.J. Braam.

Haaften, B. van; 1981; 2971 VG Bles-
kensgraaf; Heulenslag 46; tel. 0184-692662/06-
53838793; wnd.d.

Helder, J.J.; 1994; 3903 GV Veenendaal;
Ereprijs 31; teL 0318-515512 privé, 519167
prakt.; p., medew. bij M. Duifhuizen, R.J.H.
Hoebink, P.T. van \'t Veld en W.Th.G.
Vullings.

. Hendriks, Mevr. S.; 1997; 7833 KC
Nieuw-Amsterdam; Dommerskanaal ZZ 107;
tel. 0591-552071 privé, 612310 prakt.; p., me-
dew. bij R. PeterolT(toev. als lid).

Hendriks, Mevr. S.D.; 1991; 3903 GV
Veenendaal; Ereprijs 31; teL 0318-515512
privé, 0485-587600 bur.; fax 0485-577333; d.
hij Intervet International B.V.

«Hermans, A.H.M.; 1997; 3521 VR
Utrecht; Da Costakade 13 bis A; tel. 030-
2942940; wnd.d.

Hoff, J.P. van \'t; 1983; 3513 EX Utrecht;
Oudenoord 400; tel. 030-2435253 privé,
2332320 prakt.; fax 030-2343811; p., gezel-
schapsd.

•Hommes, U.E.; 1959; 8633 KW
Vsbrechtum; De Finne 31; tel 0515-431714;
fax 0515-431575; p.

Horstink, Mevr. M.A.; 1997; 6671 LA
Zetten; WeteringsewaI 5; tel. 0488-454404
privé, 451213 prakt.; p., medew. bij A. Beek-
huis, M.P. Moons en G.J.B.J. Weikamp (toev.
als lid).

•Ibrahim. A.A.; 1997; 7776 CA Slag-
haren; Dr. Willemslaan 34; tel. 0523-683986;
fax 0523-684001; wnd.d.

Janssen, C.A.M.J.; 1995; 6041 NM Roer-
mond; Beemdenlaan 12; tel. 06-54942147 privé,
0475-333317 prakt.; fax 0475-331534; E-
mail: CARLOJANSSEN@WXS.NL; p., ge-
zelschapsd.

•Jelsma, P.K.; 1997; 5301 DA Zaltbom-
mel; Nieuwe Tvningen 8; tel. 0418-513109
privé, 512009 prakt.; fax 0418-540572; E-
mail: P.K.JELSMACaSTUD.DGK.RUU.NL;
p., medew. bij D.J. Breen, H.R.C. Gostelie,
L.L.H. de Krijger en Mevr. H.G. Suermondt.

Kalishoek, L.; 1978; 6542 SZ Nijmegen;
Emmalaan 8; tel. 024-3782715 privé, 3777596

-ocr page 401-

prakt.; fax 024-3730782; E-mail: LtCKfäTE-
LEBYTE.NL; p., gezelschapsd. (toev. als lid).

Karsijns, Mevr. M.E.; 1997; 7361 GN
Beekbergen: Lierderdrift 5; tel. 055-5061371
privé, 053-4305805 prakt.; p., medew. bij P.C.R.
Baars, E.J. Hurkens en H.W. Wessels (toev. als
lid).

Kauffmann, R.J.P.; 1994; 2742 EJ Wad-
dinxveen; Peuleyen 52; tel. 0182-640816
privé, 510958 prakt.; p., medew. bij J.C.H.
van Dorst en J.C. Oldenbandringh.

•Kooij, Mevr. E.G.; 1992; 4117 CM
Erichem; Mierlingsestraat 24; tel. 0344-
571223; wnd.d.

Kreft-van den Kieboom, Mevr. N.C.; 1987;
29660 Nueva Andalucia, Marbelle (Spanje):
CVManolette 1 B, la Rotunda; tel. /fax 00-34-5-
2814401; p., gezelschapsd. (toev. als lid).

Kross, Mevr. Dr. I.; Berlijn-1991; Berlijn-
1993; 6511 VK Nijmegen; Lage Markt 15; tel.
024-3888365 privé, 0485-587600 tst. 151 bur.;
wet. medew. bij Intervet International (toev. als
lid).

•Kmithof B.A.P.; 1991; 1971 ME
IJmuiden; Dennenstraat 18; tel. 0255-
521366; p., medew. bij S.C.H. Veltmeijer; me-
dew. bij Spoedkliniek voor Dieren.

Lemmen, J.A.; 1993; 8471 WL Wolvega;
Erica 35; tel. 0561-617561 privé. 0321-317017
prakt.; fax 0321-312392; p., medew. bij F.J.
Lok en E.D. Schutte.

Linden, M. van der; 1997; 5095 EG Hooge
Mierde; Smidsstraat 7; tel. 013-5091723; wnd.d.
(toev. als lid).

Lindenhovius, G.H.G.; 1953; 9451 KV
Rolde; Stoklegging 1; tel. 0592-241566; r.d.;
oud-dir. slachth.; oud-h. vl.k.dnst; oud-r.k.; dra-
ger verzetsherdenkingskruis.

Lindenhovius-Zijderveld, Mevr. E.; 1955;
9451 KV Rolde; Stoklegging 1; tel. 0592-
241566; d.

Lintelo, G.J. te; 1997; 7482 ZB Haaks-
bergen; Paulus Potterstraat 29; tel. 053-5741909
privé, 5721500 prakt.; p., medew. bij H.J.G.
Baltink, Mevr H.J. van den Brande-van der
Bom, J.F. van Embden en F.D. Groot Nibbelink
(toev. als lid).

*Mak, Mevr. B.J.A.; 1997; 3068 RP Rot-
terdam; Fluitekruid 61; tel 010-4210767;
wnd.d.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

December

14—16 5th Geneva Congress of equine medi-
cine and surgery. Tel.: 0041-22-7765314,
fax: 0041-22-7762255, e-mail: chuit@
iprolink.ch.

1998

Januari

15 Symposium endo- & ectoparasieten bij
varkens. Postiljon Hotel Rosmalen, aan-
vang: 13.30 uur. Dit symposium wordt ge-
organiseerd door Eurovet B.V. in samen-
werking met de Groep Geneeskunde van

*Mous, Mevr. J.I.; 1997; 3514 EN
Utrecht; Duifstraat 1; tel. 030-2731758; d.

Movig, O.R.X.M.; 1994; 5753 AG Deur-
ne; Vlierdenseweg 114; tel. 0493-314463
privé, 312230 prakt.; p., medew. bij G.J. de
Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H. van
Noort, P.P. Slotboom en A. van der Steen.

»Mulder, Mevr. A.P.; 1997; 3581 WC
Utrecht; Bloemstraat 21 bis; tel. 030-
2520885; wnd.d.

Nieuwenhuijsen, H.Th.; 1955; 6916 BC
Tolkamer; Rijnstraat 1-63; tel. 0316-542426
privé, fax 0316-542426; r.d.; O.O.N.

*Olde .Monnikhof, Mevr. M.L.; 1997;
3552 CW Utrecht; Boerhaavelaan 55; tel.
030-2421924; wnd.d.

Piersma, S.; 1954; 8584 VK Hemelum;
Hegewei 34; tel. 0514-581562; r.d.; R.O.N.

Pieterse, Mevr. P.G.; 1979; 1507 TD
Zaandam; Symfonie 37; tel. 075-6311990;
wnd.d.

Rosmalen, Mevr. M.S.H. van; 1992; 6871
WC Renkum; Keyenbergseweg 21; tel. 0317-
350237 privé, 316085 prakt; p., geass. met
Mevr. E.C. Feith.

Saint-Aulaire, Mevr G.A. de; 1986; 3312
XE Dordrecht; Javastraat 27/29; tel. 078-
6144086 privé, 6134111 prakt.; p., medew. bij
J.G. Peter.

Schultheiss, J.; 1988; 4907 PB Oosterhout;
Jan Tooropstraat 20; tel. 0162-425544 privé,
429551 prakt.; p.

Smit, F.I.; 1990; 5595 CB Leende;
Valkenswaardseweg 38 A; tel. 040-2062290/
2061132 privé, 281I9I0 prakt.; E-mail: FI.
SMIT@TREF.NL; p., medew. bij J.N.W. ter
Woorst (toev. als lid).

Snijder, Mevr. A.G.; Gent-1997; 7926 TK
Kerkenveld; Talensstraat 18; tel. 0528-361086;
wnd.d. (toev. als lid).

*Swartberg-van der Kaaden, Mevr.
M.F.; 1997; SW19 7DP Wimbledon, London
(Verenigd Koninkrijk); 79 Arthurroad; tel.
00-44-181-8793520; d.

Toledo, M.N. van; 1992; 6871 WG Ren-
kum; Kevenbergseweg 21; tel. 0317-350237
privé, 0318-416500 prakt.; fax 0318-413879;
p., geass. met P.J. Arends en P.J. Kool.

*Valkenburgh, Mevr. S.M.; 1997; 3572
JP Utrecht; C. Evertsenstraat 9; tel. 030-

het Varken. Nadere informatie: 0497-
388688.

15 Een verbond hjssen Kleio en Apollo.
Vrouwen in de geschiedenis van de bèta-
wetenschappen als bron voor algemene na-
tuurwetenschappen. Agorazaal, Vrije
Universiteit Amsterdam. Deelname kost
ƒ 55,-. Meer informatie: 020^1448218
(di/wo/do: 9.00-16.00 uur), fax: 020-
4448258, e-mail: m.salzmann.medhistory
@med. vu.nl.

18—20 Armual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veteri-
nary Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:

2715903; wnd.d.

Veen, H. van der; 1988; 3911 ZG Rhenen;
Korenbloemstraat 1; tel. 0317-617616 privé,
0488-482900 prakt.; p., medew. bij W.M.
Mestebeld, J.J. Pouwer, D.N. Tap en P.
Wiemer.

Verburgh, M.J.; 1990; 4247 EV
Kedichem; Tiendweg 9 B; tel. 0345-631489
privé, 612270 prakt.; fax 0345-619936; p., ge-
ass. met K.J. Broekhuizen en J.R. Overbeek.

•Verdoold, Mevr. B.M.; 1997; 3512 TR
Utrecht; Kalverstraat 11; teL 030-2311717;
wnd..d

Vink, W.J.; 1980; 3253 TD Ouddorp;
Kelderweg 34; tel. 0187-682763 privé, 482897
prakt.; fax 0187-489495; p., gezelschapsd.

♦Vossen, Mevr. M.F.J.T.; 1997; 5683
AD Best; Hoofdstraat 8 M; tel. 0499-393329
privé, 0499-374205 prakt.; p., medew. bij
K.M.L. Böhm, A. van Dorsser, J.A.J. Giesen,
.M.G.A. Gloudemans en E. Noorman.

Vries, F.P.W, de; 1986; 8112 AJ Nieuw-
Heeten; Ambachtsstraat 24; tel. 0572-321035
privé, 341500 bur.; international marketing
manager Hevea B.V., member of the
Vredestein Group.

Weerd, F.J. de; 1997; 7776 AG Slagharen;
Herenstraat 13; tel. 0523-683925 privé, 681616
prakt.; p., medew. bij J.H.E. Janssen (toev. als
lid).

Werner, Mevr. S.J.; Gem-1997; 6681 BM
Bemmel; Dorpsstraat 105; tel. 0481-450222
privé, 464760 prakt.; p., medew. bij J.W.M.
Nas (toev. als lid).

Westerlaan, L.J.; Gent-1997; 2411 CW
Bodegraven; Wilhelminastraat 13; tel. 0172-
610096 privé, 613798 prakt.; p., medew. bij
Mevr. I.O.M. van Boxel-Peters, L.J. Hofland en
T. Sterk (toev. als lid).

*Wielen, J.H.A. van der; 1997; 5374 JL
Schaijk; Maalstoel 30; tel. 0486-461872 privé,
0486-463636 prakt.; fax 0486-463353; p., me-
dew. bij R.H.M. Bergevoet en W..\\. Buijsse.

Willemen, Dr. M.A.; I99I; U-1997; 3612
AV Tienhoven; Middenweg 14 A: tel. 0346-
556969 privé, 030-2531339 bur.; fax 030-
2537970; E-mail: M.WILLEMENfaDGK.
RUU.NL; Specialist Chirurgie van het Paard;
wet. medew. Algemene Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisdieren.

rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

20—22 Authorship in Biomedical Publication:
Problems and Proposals. A Council of
Biology Editors Retreat. Berkely, Cali-
fornia, USA. Infonmatie: Denise Baran,
tel.: 00-1-847-480-9080, fax: 9282.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kösters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinärstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

December

16 Afdelingsvergadering Overijssel te Hellen-
doom.

-ocr page 402-

16 Bijeenkomst van de Groep Geneeskunde
van het Rund. Locatie: Collegezaal
Bedrijfsdiergeneeskunde. Aanvang: 13.30
uur. Onderwerp: Antibiotica in de
Runveepraktijk (update formularium),
Minor indications. KKM.

17 Vergadering Afdeling Groningen-Drenthe.

1998

Januari

15 Intervisiebijeenkomst groep 2/3 (varken).
Onderwerp: VAMPP Zeug. Locatie: DAP
Lichtenvoorde. Aanvang: 20.00 uur.

22 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende dierenartsen. Beatrix-
gebouw Jaarbeurscongrescentrum te
Utrecht, 19.30-22.30 uur.

Februari

11 Intervisiebijeenkomst groep 6 (rund).
Onderwerp: Bacteriologisch onderzoek op
de praktijk. Locatie: Hotel \'De Roskam\',
Gorssel. Aanvang: 15.30 uur.

12 Excursie Groep Geneeskunde van het
Varken naar Intervet.

17 Intervisiebijeenkomst groep 9 (varken).
Onderwerp: computerprogramma Econo-
mie op een varkensbedrijf Locatie: Her-
vormd Centrum, Langbroek. Aanvang:
20.00 uur.

Maart

19 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

April

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

Mei

14 Studie- en tevens jaarvergadering Groep
Homoeopathisch-werkende dierenartsen.
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentrum
te Utrecht, 19.30-22.30 uur.

Juni

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

September

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

17 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende dierenartsen. Beatrix-
gebouw Jaarbeurscongrescentrum te
Utrecht, 19.30-22.30 uur.

November

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

CURSUSSEN

December

16 PUO-cursus (België): 9) Pluimveekeuring
tot in de 21ste eeuw.

16 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in het Novotel Amsterdam.

18—19 PHLO-cursus \'Vmchtbaarheid en
voortplanting van het mnd: management
van de hoogproductieve koe\'. Wage-
ningen.

1998

Januari

7 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

9 PUO-cursus (België): 27) Praktische oefe-
ningen in maagdarm-endoscopie.

16 PUO-cursus (België): 20) Het klinisch on-
derzoek van de rug en de meest voorko-
mende afwijkingen.

21 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in Hotel Nieland Apeldoorn.

22 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

22 PAO-D cursus: 97.146. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

28 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

28 PAO-D cursus: 97.603. Apotheekbeheer II
voor gezelschapsdierenpractici (twee blok-
ken van twee dagen; blok 1 tevens 29 janu-
ari, blok 2; 29 en 30 maart 1998).

29 PAO-D cursus: 97.137. De oudere kat.
Diagnostiek en behandeling van diverse
aandoeningen bij de oudere kat.

Februari

4 IPC DIER-cursus:\'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

4 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

4 PAO-D cursus: 97.401. Pluimveecasuï-
stieken.

5 PUO-cursus (België): 38) Ziekten bij konij-
nen die als hobbydieren gehouden worden.

6 PUO-cursus (België): 22) PRRS (Porcine
Reproductive and Respiratory Syndrome).

6 PUO-cursus (België): 28) Praktische oefe-
ningen in radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie opna-
men.

10 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

10—11 PHLO-cursus\'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het varken\'. Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen, tel.:
0317^84093/484092, fax: 0317-426547.
Inschrijftermijn eindigt op 12 januari 1998.

11 PAO-D cursus: 97.138. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

11 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 1 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

18 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

19 PAO-D cursus: 97.147. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren

26 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 5,12 en 19 maart 1998).

26 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111
in het Holiday Inn Eindhoven.

27 PUO-cursus (België): 29) Praktische anes-
thesie-apparatuur.

Maart

1—5 ESAVS-cursus \'Emergency Care at
Equine Competitions\' in Zurich. ESAVS-
Office, Am Kirchplatz 2, D-55765
Birkenfeld/Germany, fax: (49) 6782-4314.

4 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten I voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Bameveld. Voor informatie/op-
gave: de heer J. Broos, tel.: 077- 3998888.

Gevraagd in onze gemengde groepspraktijk in Noord-Oost Nederland
een

DIERENARTS M/V

Wij zoeken een collega die zich goed kan voegen in een bestaande struc-
tuur en daarin initiatief toont en blijk geeft van verantwoordelijkheidsge-
voel. De werkzaamheden liggen voor ruim de helft in de gezelschapsdie-
renpraktijk en overigens in de nutsdierenpraktijk.
De praktijk wordt uitgeoefend in en vanuit een modern praktijkgebouw.
De voorkeur gaat uit naar een collega met enige ervaring.

Uw sollicitatie kunt u richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder nummer 27/97.

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering Deadline *)

15-01-1997
01-02-1998
15-02-1998
01-03-1998

29-12-1997
12-01-1998
26-01-1998
16-02-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.