-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

UITGEGEVEN DÜDR

koninklijke nederlandse
maatschappij voor diergeneeskunde

ONDER REDACTIE VAN

Dr. W. Edel, Voorzitter
Drs. J.P.J. PEELEN, Penningmeester,
Dr. C. TERPSTRA, Prof. Dr. J.E. VAN DIJK,
Prof Dr. G.H. WENTINK, Mw. Dr. L.M. OVERDUIN,
Drs. J.K. DE JONG, Dr. Tj. JORNA, Drs. P.A.M. OVERGAAUW, Leden.

Bureauredactie

Mw. Drs. S.A.M. DELEU
Mw. A.M.TUMMERS
Mw. S.H. UMANS-UBBINK

HONDERD EN DRIEËNTWINTIGSTE DEEL

G. VAN DIJK B.V. - BREUKELEN - 1998

JO". liilX UN^ci^SITEIT UTRECHT

m li

2915 326 3

BIBLIOTHEEK
DIERGENEESKUNDE
UTRECHT

-ocr page 2- -ocr page 3-

INDEX VAN NAMEN

Akkentians, J.P.W.M., 44, 80, 225,
299, 333,448,470,540,637, 728
Antonis.A.F.G., 561

Back, W., 713

Bakker, D , 95

Balhuizen, A.D., 59

Barkema,H.W., 112

Baumans. V., 407,738

Beijer, H.A., 259

Belt, A.J.M. van den, 609

Benedictus, G., 180,295

Berg, P.M.A. vande. 638

Bergh, D. van den, 233

Berghege,I.M.J.M., 112

Beukers-Schröder, L.C.M., 60, 119

Beumer, R.R., 628

Bijl. H. van der, 70, 136, 173, 207,

238, 241, 272, 305, 339, 420, 421,

450,554,581

Boersema,J.H.,385,471

Boersma, S.,206,671

Bogaard, A.E.J.M. van den. 85,207

Bogaerts, A.F.J., 59

Bombeek, R., 59

Borst, G.H.A., 112

Bos,R.H.C.van den, 119

Bos, Th. van den, 743

Braake, F. ter, 506,610

Brands, A., 368

Brink, C.J. van den, 166,241

Broos, A.W.P., 512

Brus, D.A.H.,614

Burgers, E., 578

Caron, H., 492
Ca.stryck,F.,535
Claas,E.C.J.,278
Cloo, P.,727, 761
Coppens, P., 312
Comelissen, B.P.M., 375
Corstjens, P., 578

Daas, N. den, 442
Dekker, A., 750

Deleu, S.A.M., 66, 88, 103, 131.
134, 154, 237, 240,268, 301,362,
388. 391, 424, 438, 489, 510, 554,
615,642, 685,719, 725,766
Dercksen, D.P.,561
Dijk, J.E. van, 73,371,657
Dijk, P. van, 638
Dijkhuizen, A.A., 180,283
Dobbelaar, P., 145
Dobbenburgh, O.A. van, 329
Dommelen, G. van, 365
Dorigo-Zetsma, J.W., 87
Douwes, R.A.. 74
Duijkeren, E. van, 502
Dwars, M., 344

Ebben, A.C., 294
Edel, W., 86,245,529
Eede, C. Van den, 54
Egmond. P.S. van, 14, 52, 120

Eist, H.A.M. van, 328
Ensink,J.M.,76l
Erp, J. van, 421

Fabri, T., 344

Feberwee, A., 151,183,672
Foreest, A.W. van, 85, 434, 698,
707

Frankena, K., 349
Frik, J.F., 64

Garretsen, J.W., 592
Gerrits, O., 633
Geudeke,M.J.,410
Giffel, M.C. te, 628
Goebbels, J.H.G., 21
Graafsma, C., 576, 751
Graat, E.A.M., 349
Groot, H.N.M. de, 738
Gruys, E., 24,45,51
Gulden, W.J.1. van der, 305
Gulick,P.J.M.M.van,9l

Haberham, Z.L., 738

Hadderingh, H.K., 257

Haeringen, W.A. van, 316,410

Hage,J.J., 109

Hagendijk, J., 515

Hartman, W., 338

Hegen, G., 647

Heijnen,M.L.A.,87

Hellebrekers, L.J., 214, 221, 464,

738

Hermans, K.H., 102

Hesselink, J.W., 51, 98, 127, 304,

381,506

Hoff, B.P.G., 446, 764

Hommez, J., 535

Hoomick,L.J.P., 112

Hout, N. van den, 316,410

Hove, L.B.H.ten,614

How,K.L.,464

Hoyer,M.J.,2l4,221

Huime, R.B.M., 180

Hülsen, J.H.J.L., 188, 352, 568,

721

lersel, W.H.M. van, 764
Ingh, T.S.G.A.M. van den, 246

Jacobs, J., 64

Jacobs, W., 316,410

Jager, P.M., 561

Janssens, L.A.A.,312,606

Jong, J.C. de, 87, 278

Jong, J.K. de, 179,463

Jonkergouw, S., 488

Joma,Tj., 141,227, 296, 343,431,

452,484,589,737

Jorritsma, H., 372

Kalles, C. van, 172,394, 730
Kant-Weber, M. van de, 578
Keers, W.L., 60, 119,415
Kiefl,G. van de, 387
Kimman, T.G., 750
Klaver, P.S.J., 214,221
Kleijne, O., 239,725

De informatie is in onderwerpen opgesplitst. Naslag van de index geschiedt
hoofdzakelijk langs twee hoofdgangen;

1. de naam van de auteur(s) in een apart auteursregister;

2. de onderwerpen, gebaseerd op trefwoorden afgeleid uit de titels van de
publicaties, zoveel mogelijk per hoofdonderwerp gegroepeerd.

Klunder,T.,349

Knapen, F. van, 561,750

Knol, B.W., 51, 160,230,231

Kok, A.G.G., 198,305

Kolk, J.H. van der, 6, 74, 80, 151,

496

Komijn, R., 95
König, C.D.W., 514
Kooistra, H.S., 435
Koppen, F., 166, 241
Kottelenberg, A., 340
Kremer,W.D.J.,30l
Kremers, M., 576, 751
Kriele, C.P.M.A., 262
Kruif, A. de, 186, 187
Kühne, P.J.G., 764
Kuipers, G., 647
Kuipers, J., 60, 119

Lam,T.G.J.M., 154, 304
Lange, L.L.M. de, 145
Lantinga, E., 435
Lein, A., 535

Linde-Sipman, J.S. van der, 142
Lindenhovius, B.,427
Loon,A.A.W.M. van, 7
Lumeij, J.T., 437

Mandigers, P.J.J., 164

Mathijssen,A.H.H.M,293

Matis,U.,599

Meer, R.A.J.M. van der, 60,119

Meij, B.P., 530,632

Meijer, J.C., 738

Menges, G.Th.A., 201

Mesu,S.J., 120

Meulenaar, H., 98

Meutstege, F.J., 598, 730

Meyer, H.P., 51,594

Miert, A.S.P.J.A.M. van, 120, 151

Miltenburg, J.W.M., 614

Minderhoud, J., 89, 196,578

Miry,C.,535

Moen.s,Y.,312

Mol,E.P.C.J., 199,207,388,484
Mosel, M. van, 565
Mulder, J.M., 91

Nap, R.C., 603
Nawijn, R.W., 728
Nes,J.J.van,435
Noordhuizen, J.P.T.M., 442
Noordhuizen-Stassen, E., 253
Noort, R. van, 473

Oirschot, J.T. van, 750
Oldenkamp, E.P., 13, 153, 293,
413,509,665
Oost, B.A. van, 51
Oosterom, R.A.A. van, 638
Oostrum-Schuurman Hess, M.C.
van, 269,422
Os, J.L. van, 2
Osterhaus, A.D.M.E., 278
Otto, L.M., 396

Overduin. L.M., 1,311,590,627
Overgaauw, P.A.M., 108,401,440,
519, 542,697
Overgoot, G.H.A., 330

Parlevliet, J.M., 184
Peelen, J.P.J., 213,495
Peeters, M.E.,4II
Pellicaan, C.H.P., 120
Peremans, K.,312
Peters, J.W.E., 678
Peters, P., 11
Pijpers, A., 120

Poel. W.H.M. van der, 109
Pol,B.A.E. van der, 142
PolL P.H.A., 648
Postema, H.J., 323
Pulskens, P.J.A.M.,614

Raymakers, R.J.M.L., 410
Reens, N., 464
Reinders, J., 427
Rijnberk, A., 80, 730
Rockland, Y.E.A., 456
Rondhuis, P.R., 166,240
Rotgers, G., 256,335
Rothuizen, J., 246

Sampimon.O.C., 112

Schaik, A.M. van, 142

Schaik, G. van, 180

Schilder, M.B.H., 160,231

Schipper, K., 232

Schneider, M.E.E., 95,750

Schouten, C.J.M.,614

Schrijver, R.S., 658, 750

Schukken, Y.H., 145,304

Senden, L., 192

Simoncelli, N.G., 60, 119

Slappendel, R.J., 120

Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-

baan,M.M.,206,315,5l8

Sluijs, F.J. van, 730,748

Smeenk, G., 482

Smit, M.P., 418

Sol, J., 112

Soolingen, D. van, 95

Sprenger, M.J.W., 87

Stam,J.W.E., 294

Stegeman, J.A., 157

Stelwagen, J., 283

Stins, M.J., 502

Stokhof, A.A., 464

Straatman, Th.J.D., 163

Swinkels,J.M.,372

Sybesma, W., 19,253,407

Terpstra, C, 39,325, 380,670

Tholhuijsen, L.J.Th., 59, 198, 233,

362,416,446

Tobias, T., 227

Toor, A.J. van, 330,420, 542

Twerda, Th.. 426

Udo,A.W.,24,28, 300,335
Ugahary, F., 40
Ultee, A.C., 600

Umans-Ubbink, S.H., 167, 382,
674,680,688

Vaarten, J.L.M., 304, 366
Vaessen, M.A., 349
Vecht, U., 95

Veen, L. van, 183, 264, 332, 344,

418,441,567

Veer, J. de, 372

Veling, J., 263,349

Vendrig, A.A.A., 402

Venker-van Haagen, A.J., 120,448,

637

Verhoeff, J., 304
Verhulst, P.D., 764
Verkaik,R.,205,338
Verstappen, F.A.L.M., 716
Vilsteren, G. van, 638
Vinck,H.,312
Visser, I.J.R., 114
Voenmans, J., 760
VoorhouL G., 111,348
Vries, H.W. de, 300, 730
Vries, Sj.de, 450

-ocr page 4-

Vries, T.J. de, 144
Vriesjr.,T,J.de, 144
Vuurst, T.G. van den, 205, 240,
272,320

Waa, E.G. van der, 22
Wagenaar, G., 199
Wensing, Th., 26
Wentink, G.H., 277,559,671
Werkman, P.J., 232
Wessels, R.J.A.M., 197
Westerbeek, J.A., 304, 550
Wielaart, J., 638
Wiemer, P., 40,432
Wierenga-van Beelen, J.J., 87

Wijnberg, I.D., 351

Wijst, A. van der, 693

Willemen, M.A., 408

Willink, D.L.,543

Wilt, J.G. de, 118

Winkel, B., 87

Wisse, M.J., 200

Wit, J.J. de, 7

Wolters, H.B.M.M., 119

Wuijckhuise-Sjouke, L.A. van, 145

Zagers, J.J.A., 471
Zeeuw, A.C. de, 305
Zwart, P., 24, 515

-ocr page 5-

INDEX VAN ONDERWERPEN

Aanhangwagen, 520

Aankoopkeuring, papegaai, 716

Aanprijzing, diergeneesmiddelen, 191

Acute blindheid, Welsh ponyveulen, 142

Adapted Conjoint Analysis, 180

Additieven, gemedicineerde voeders, 92

Adresvermelding, ongewenste, 227, 361,521

Advertentie, ongewenste, 227, 361, 521

Afweermechanisme, utems, paard, 98

Agressie, Golden retriever, 160, 212,231

Algemene wet gelijke behandeling, 450

Alternatieve behandelwijzen, 81, 198

Alternerend gebruik, anthelmintica, 384

Amoxycycline 15%, bijwerking, 199

Amyloid artropathie, pluimvee, 24

Amyloïdose, 24,45, 50

Amyloïdose, kat, 50

Anthelmintica, alternerend gebmik, 384

Antibiogram en bacteriologisch onderzoek, sneltest, 502

Antibiotica-formularia, 267

Antibioticumtherapie, Salmonella enieritidis, pluimvee, 672
Antimicrobiële groeibevorderaars, veevoer, 766
AO-Vet, 598

Apexresectie, paard, 84,85,206
Arbodienst, 170, 269,491
Artropathie, amyloïd, pluimvee, 24
Ataxie, vleeskuikens, 344

Aujeszky, ziekte van, bloedonderzoek, varken, 316,410
Automatiseringsbijdrage, 206,259, 330
AUV VETERINAIRE MEDIATHEEK

AUV veterinaire mediatheek heeft twee nieuwe producten, 514

B

Bacillus cereus, melk, 628
BACTERIOLOGIE
Bacillus cereus, 628

Bacteriologisch onderzoek en antibiogram, sneltest, 502
Bartonella henselae, 518

co/; 0:157,444
Lawsonia intracellularis, 225, 299
Listeria monocytogenes, 418
Mycobacterium avium,
94
Ornithobacterium rhinotracheale, 264
Pseudomonas aeruginosa, 112
Salmonella dublin,
262, 349
Salmonella enteritidis, 11, 151, 183,672
Sneltest, bacteriologisch onderzoek en antibiogram, 502
Streptococcus suis, 67i
Taylorella equigenitalis, 51
Bacteriologisch onderzoek en antibiogram, sneltest, 502
Bartonella henselae, kat, 518

Baylisascaris procyonis-mfect\\e, wasbeer en mens, 471
Bedrijfsbegeleiding, 70, 372

Bedrijfsbegeleiding, geïntegreerde, melkveebedrijven, 372
Bedrijfseconomische schade, Boviene Virus Diarree-uitbraak, 283
Behandelwijzen, diergeneeskundige, 81, 198
Bekkenkanteling, hond, 312
Beoordeling, hengstensperma, 127
BERICHTEN EN VERSLAGEN

Jaarverslag van het BBD: een beknopte samenvatting, 18

Verslag van een smdiedag over xenotransplantatie: de patiënt zoekt z\'n

eigen gezondheid, 19

Wereldcongres over (pluimvee)vleeskeuring in de volgende eeuw, 20
Geslaagd lustrum op zaterdag 1 november 1997,22
Gemeentelijk hondenbeleid, handleiding ter bestrijding van overlast door
hondenpoep in Nederland, 22
Vijf kadaverkoelers getest, 23

Dierenarts Rasenberg stopt, maar blijft zingen, 23

Wijziging telefoonnummer Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, 23

Celbioloog winnaar Louise van Eeghenprijs, 24

P. Zwartfonds steunt onderzoek naar amylo_d artropathie bij pluimvee, 24
BRD-informatiedag, Wageningen, 7 november 1997: wederzijdse erken-
ning: ervaringen en problemen in diverse landen, 54
In 1998 wederom marktonderzoek \'Vet 150\', 56
Eerste dierenspeciaalzaak en trimsalon erkend, 57
Oproep hulpmaterialen voor dierverzorging in Gambia, 57
Samenwerking op het gebied van dierenbescherming, 58
Vogelgriep, 86

Influenza A(H5N 1): stand van zaken, 86

Stichting dierenhulp Venezuela zoekt materiaal voor 1998,90, 161, 294,
443,638, 761

Zeisterdagen gemuteerd naar Papendal/GPGH-dagen, 91
Professor Tielenfonds voor \'arme\' onderzoekers, 91
Gemedicineerde voeders met of zonder A-, D- en K-additieven, 92
Integrale aanpak diergezondheid dringend noodzakelijk, 118
Praktijkproef: gezondheidsplanner nuttig instmment, 154
Hoogleraar Dierenrecht van veel markten thuis, 155
Groepshuisvesting in de varkenshouderij, 157
Drie onderzoeksprojecten Veterinair Historisch Genootschap, 159
Onvoorspelbare agressie bij Golden retrievers: een erfelijk probleem?,
160,212,230

MOVIR biedt gratis psychische hulpdienst, 160
Themadag \'Reproduction and aging\', 162
Forum \'Militarysport, verantwoorde sport?\', 162
WALTHAM Symposium, 162
Lezing over dolfijnen, 162
Melkcelgetal en mastitis, 188

Code voor de aanprijzing van diergeneesmiddelen verduidelijkt, 191
Tandheelkunde bij het paard: taak van veterinair of verzorger?, 191
Welzijnseisen kalveren conform EG-richtlijn gewijzigd, 192
Besluit doden van dieren, 197
Praktijkproef gezondheidsplanner melkvee, 197
Openingstijden reductiebureau, 198

Een koe is geen hond is geen kat is geen mens, 226 Naschrift KNMvD,
226

Vermist: Weimaraner teef, 227
Waarschuwing colportagewet, 227

Pest en welzijn varkens: arbitraire reductie verandert niets aan industriële
essentie, 230

Goede deelname para-tbc programma, 232
Jaarverslag 1997 van de Afdeling Utrecht. 257
Watse Sybesma ontvangt AMSA-Award, 258
Entingsplicht postduiven, 294
Bloedonderzoek bij mnderen, 295
lAMS Company Award 1998,295
Dag van het aangespannen paard, 295
Diergeneesmiddelencontrole dierenartsenpraktijken, 296
Scrapie-bestrijding van start, 320

Quarantaine afschaffmgsfonds tikt Britse regering op vingers, 321
Hyperadrenocorticisme bij het fret, 321
Vermist: Main Coon, zwart-zilver tabby mackerel, 322
Goed geschoold personeel via het leerlingenwezen, 322
Panel voeding en diëtetiek gezelschapsdieren, 352, 568
Industrie neemt verantwoordelijkheid bij temgzenden diergeneesmidde-
len, 354

Verplichte IBR-bestrijding van start, 355
ID-DLO Europees topinstituut, 355

\'Met dieren meer mens Award 1998\' uitgereikt aan \'Kind en dier in het
ziekenhuis\', 358

CL-test bij schapen en geiten verbeterd, 358

Multimediale campagne \'Met dieren meer mens\' schenkt aandacht aan
relatie mens en huisdier, 359
Prijs alternatieven voor dierproeven 1998, 359
Platform altematieven voor dierproeven, 360

WALTHAM Awards 1998 uitgereikt: nieuwe virusstammen bij caniene

parvovirus geen extra bedreiging voor de hond, 360

GaatuVFR of zelfs IFR?, 361

Aanbieding, 361

Waarschuwing, 361

Landelijk scrapie-bestrijdingsprogramma mogelijk dankzij ID-DLO-on-
derzoek, 383

Misverstand over alternerend gebruik anthelmintica, 384
\'Preventieve behandeling van weinig invloed op weerstand tegen maag-
darmnematoden\', 385
Gewijzigd NCD-entschema kalkoenen, 386

-ocr page 6-

\'Bijzondere Friese tweeling\' in Canada geboren, 386

Verkeerde telefoonnummers, 386

Vermist sinds 15 mei 1998, 386

MOVIR brengt nieuw produkt. 387

Training verhoogt welzijn varkens, 414

Imidocarb en meglumine-antimonaat verkrijgbaar bij apotheek Faculteit
der Diergeneeskunde, 414

MOVIR boekt positief resultaat van 10 miljoen, 415
Interview: Jos Goebbels plaatsvervangend hoofdinspecteur VHI: Neder-
landse dierenarts op hoge post in Nieuw-Zeeland, 438
ID-DLO-seminar: BSE risk assessment, 440
Eradicatie van coccidiose niet realistisch, 441
NVVL-afstudeerprijs, 441

Stressrespons kenmerkt de individuele melkkoe, 441

Mededeling voor de praktiserende leden van de Groep geneeskunde van

het Rund, 442

Arbeidsongeschiktheid medici gevolg van mislukt bezuinigingsbeleid, 442
Oratie mevrouw prof dr. E.N. Noordhuizen-Stassen: over individuen en
soorten, 474

Oratie prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen: tussen malaise en voomitgang, 478
Symposium tandheelkunde bij het paard: dierenarts of verzorger?, 482
Loperamide; een waarschuwing, 483

Voeding hond en kat heeft wetenschappelijke interesse: lAMS Nutrition

Symposium 1998,510

Prijs Stichting Prins Laurent, 511

\'Homeopathy opening up\'; homeopathie onder garanties van kwaliteit en
deskundigheid. 512

10.000ste IBR-vrij certificaat uitgereikt, 512

DIBEVO helpt bij onderbrengen huisdier tijdens vakantiepieken, 513

Kwaliteitsnormcode voor experts en adviseurs, 514

Benoeming MOVIR, 515

Handige brochure minas, 515

Startconferentie dierveiligheid, 515

Commissie BDVZO, 515

Stichting eekhoomopvang, 515

Centraal meidnummer voor kadavers, 541

Prof dr. ir. Aalt A. Dijkhuizen verlaat Landbouwuniversiteit Wageningen,
567

Aangeboden, 567

Veehouders goed op weg met IBR-bestrijding, 570
Beduidend meer leverbot, 610
Voorlichtingsbijeenkomsten rundveehouders, 610
\'Dierenwelzijn in ambtelijk perspectief, 638

Hazewinkel benoemd tot hoogleraar \'skeletontwikkelingsstoomissen bij
gezelschapsdieren\', 639
Zo\'n mijt moetje kwijt, 639

Internationale prijs voor Utrechtse hoogleraar proefdierkunde, 640
Nieuwe borden voor dierziekten, 666
Varkensgezondheidszorg. 666

Dr. Ramsey uit Glasgow winnaar lAMS Company Award 1998,667
VDV-magazinc ook in Nederland verkrijgbaar, 718
Bescherming consument is taak dierenarts, 719
\'Bijzondere kiemen\', 721

Noodkreet Nicaragua: collega zet hulpactie op touw, 724

Jumper neemt proef met dierenarts-producten. 725

Een vervelend bericht?, 725

Leverbot in opmars, 726

Mond- en klauwzeer is geen zoönose, 750

Afscheidscollege J.M.V.M. Mouwen: Quo vadis, academia?, 755

Tentoonstelling \'Het varken in beeld\', 760

Zie ook KNMvD-Maatschappijnieuws, MEDEDELINGEN en RONDE

TAFELGESPREK

Beroepsziekte, 114,518

Besluit doden van dieren, 197

Bestelauto, 520

Bestrijding hondenpoep-overlast, 22
BHVI-markervacein, levend, 109
Bipie VARKEN

Bijwerking, amoxycycline 15%, 199
Bijwerking, loperamide, collie-achtigen, 483
BIJZONDERE DIEREN
Duiven, 294
Eekhoorn, 515
Fret, 321

Gezelschapsvogels, 437
Immobilisatie-anesthetica, 214,221
Knaagdieren, 698, 707
Konijn, 698,707

Papegaai, 716

Tele-immobilisatie, 214, 221
Wasbeer, 471
Biomechanische effecten, hoefbeslag, 408
Blaasjesziekte, bloedonderzoek, varken, 316,410
Blindheid, acute, Welsh ponyveulen, 142
Bloedmonsters, identiteitscontrole, varken, 316,410
Bloedonderzoek, rund, 295
Bloedonderzoek, varken, 316,410
Bloedtappen, varken, 144
BOEKBESPREKING

Anatomie der Haustiere, 565

Animal altematives, welfare and ethics, 253

Antibiotica-formularia, 267

Atlas der Kleintierorthopädie, operatieve Zugänge und Techniken, 632
Atlas und Lehrbuch der Ultraschalldiagnostik bei Hund und Katze, 348
Atlas und Lehrbuch der Ultraschalldiagnostik beim Rind, 609
De levensschets van Geert Reinders, 670
Eurovet Guide 1998-1999,415

Herd health and production management in dairy practice. 97
Kompendium der inneren Krankheiten des Pferdes, 351
Krankheiten des Pferdes, ein Leitfaden fur Studium und Praxis, 518
Manual of canine and feline gastroenterology, 473
Manual of standards for diagnostic tests and vaccines, 380
Onherstelbaar verbeterd, 252
Paardentanden, 713

Pharmakotherapie bei Haus- und Nutztieren. 150

Roughage utilization in warm climates, 670

Self-assessment colour review of equine internal medicine, 315

Self-assessment colour review of equine reproduction and stud medicine,

543

The origins of veterinary schools in Europe - A comparative view, 407
Ultraschall in der Kleintierpraxis; Arbeitsanleitungen und Fehlermög-
lichkeiten bei abdominaler Sonographie, 111

Unsere Katze gesund durch Homöopathie, Heilfibel eines Tierarztes, 407
Veterinaire milieuhygiënewijzer, 258
Veterinary dentistry, priciples and practice, 434
Boerderij,
Bacillus cereus, melk, 628
Borrelia hugüorferi. 673
Boviene herpesvirus 1 (BHVl), 109
Boviene respiratoir syncytiaal virus (BRSV), 658
Boviene Virus Diarree-uitbraak, bedrijfseconomische schade, 283
Boviene Virus Diarree Virus-spreiding, 264
BRIEVEN AAN DE REDACTIE

Apexresectie bij het paard, 84 Naschrift, 85

Identiteitscontrole van bloedmonsters voor de bewaking van het onder-
zoek op Swine Vesicular Disease en ziekte van Aujeszky Naschrift, 410
BSE, risicobeoordeling, 440

Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, jaarverslag. 18
Burmees, periodieke hypokalemische myopathic, 435
BVD-eradicatie, Scandinavië, 645
BVD-overdracht, Kl-stieren, 44

Campylohacler-hesmctting, reductie, pluimvee, 445
Caseous lymphadenitis, eradicatie, geit. 470
Caseous lymphadenitis {CL)-test, schaap en geit, 358
Castratie, paard, 432

Chirurgische behandeling, HNP, hond, 606

Chloortetracycline-spray, trichofytie, rund, 83

Chondroïden, luchtzakken, paard, 151

Chronische nierinsufficiëntie, geriatrische dierpatiënt, 594

Chronische nierinsufficiëntie, hond, 128

Chronische rhinitis, kat, 233

Coccidiose, eradicatie, pluimvee, 441

Code voor de dierenarts, 69, 366

Collectieve ongevallenverzekering, DSK, 88

Collie-achtigen. bijwerking, loperamide, 483

CONGRESSEN/CURSUSSEN

25, 59, 96, 124, 200, 233, 262, 296, 330, 415, 446, 487, 516, 542, 578,
640,667, 726, 762, 764
Contagious equine endometritis, 51
Corpus alienum, varkenstong, 144
Cushing, ziekte van, hond, 530
Cysteuze ovariële follikels, rund, 186

-ocr page 7-

Dermatitis, pustulaire, dierenartsen, 114
Dermatitis, vesiculaire, paard, 470
Desinfectie, tepels, mnd, 637
Detectie,
Salmonella enieritidis, pluimvee, 11
Dierenapotheek, 226, 388,446,489
DIERENARTS
Beroepsziekte, 114,518
Dermatitis, pustulaire, 114
Erkenning, rundveedierenarts, 170, 304, 550
Handelsverkeer, intracommunautair, rol dierenarts, 167, 549
Intracommunautair handelsverkeer, rol dierenarts, 167,549
Kattenkrabziekte,518
Mannelijke dierenarts, 574
Omgang met pers, 650
Pers, omgang met, 650
Publiciteit, 650
Pustulaire dermatitis, 114
Rundveedierenarts, erkenning, 170,304, 550
Salarisaanpassing, 30
Verantwoordelijkheid, 422
Vrouwelijke dierenarts, 450,651
Zoönosen, 728
DIERENARTSASSISTENTEN
Praktijkmanagement, 600
Rechtspositieregeling, 520
Regeling bijzondere toelagen, 31
Salarisaanpassing, 30
Dierenartsenpraktijk, diergeneesmiddelencontrole, 296,443
Dierenartsenpraktijk, informatisering, 553
Dierenbescherming, 58
Dierenrecht, 155,446
Dierenspeciaalzaak, erkenning, 57
Diergeneeskundige behandelwijzen, 81, 198
Diergeneeskunde, numerus fixus, 300
Diergeneeskundig onderwijs, 301
DIERGENEESMIDDELEN

Aanprijzing diergeneesmiddelen, 191
Additieven, gemedicineerde voeders, 92
Amoxycycline 15%, bijwerking, 199
Antimicrobiële groeibevorderaars, veevoer, 766
Bijwerking, amoxycycline 15%, 199
Bijwerking, loperamide, collie-achtigen, 483
Collie-achtigen, bijwerking, loperamide, 483
Diergeneesmiddelencontrole, 296,443
Dicrgcneesmiddelenvoorziening, 50 jaar, 743
Diergeneesmiddelenwet, 402
Gemedicineerde voeders, 92

Glucanthine\'^ (meglumine-antimonaat), verkrijgbaarheid, 414

Imidocarb (Imizol*), verkrijgbaarheid, 414

Imizol* (imidocarb), verkrijgbaarheid, 414

Jaarverslag Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, 18

Loperamide, bijwerking, collie-achtigen, 483

Meglumine-antimonaat (Glucanthine*), verkrijgbaarheid, 414

Oormijtbehandeling, kat, 52

Quadrisol 100" (vedaprofen), 642 , 761

Registratie, 54

Retourzending diergeneesmiddelen, 354
UDD-diergeneesmiddelen, 452, 542
Vedaprofen (Quadrisol 100"), 642, 761

Verkrijgbaarheid, imidocarb (Imizol*\') en meglumine-antimonaat (Glu-
canthine"), 414

Veevoer, antimicrobiële groeibevorderaars, 766
Voeders, gemedicineerd, 92
Diergeneesmiddelencontrole, dierenartsenpraktijken, 296,443
Diergeneesmiddelenvoorziening, 50 jaar, 743
Diergeneesmiddelenwet, 402
Dierproeven, 359,360
Dierveiligheid, 29

Dierveiligheidsindex, varkenshouderij, 391
Dierziekten-borden, 666
Diëtetiek, gezelschapsdieren, 352,568
Dimethylsulfoxide (DMSO)-gebruik, paard, 74
Drachtigheid, hond, 129
Drachtigheid, mnd, 80

E. coli 0:157, voedselveiligheid, 444
Echocardiografie, gezelschapsdierenpraktijk, 592
Echografie, gezelschapsdierenpraktijk, 592
Eekhoomopvang, 515

Electrocardiografie (ECG), registratie en interpretatie, gezelschapsdieren,
590

Elektronische identificatie, gezelschapsdieren, 103

EItenac-gebmik, paard, 80

Enrofloxacine, farmacokinetiek, pluimvee, 418

Entingsplicht, postduiven, 294

Epilepsie, hond, homeopathische therapie, 512

Equiene Virus Arteritis, 644

Eradicatie, BVD, Scandinavië, 645

Eradicatie, caseous lymphadenitis, geit, 470

Eradicatie, coccidiose, pluimvee, 441

Erkenning, dierenspeciaalzaak en trimsalon, 57

Erkenning, rundveedierenarts, 170,304, 550

Ethische aspecten, voortplanting herkauwers, 203

Euro-probleem, 173,450

Euthanasie, big, 738

Evaluatie, varkenspestbestrijding, 134, 198, 545,546
Export, hond en kat, 287
Exportverklaring, mnd, 14

Farmacokinetiek, enrofloxacine, pluimvee, 418
Farynx-perforatie, hond, 411
Fertiliteit, hengst, 184
Finadyne-toediening, IM, paard, 6
Fistels, perianale, hond, 748
Follikels, cysteuze ovariële, rund, 186
Fractuurbehandeling, gezelschapsdieren, 598, 599
Fret, hyperadrenocorticisme, 321

Gas-methode, euthanasie, big, 738

Geïntegreerde bedrijfsbegeleiding, melkveebedrijven, 372

GEIT

Caseous lymphadenitis (CL)-test, 358
Caseous lymphadenitis, eradicatie, 470
Eradicatie, caseous lymphadenitis, 470
Referaten, 470

Risicofactoren, toxoplasmose, 561
Toxoplasma gondii, 561
Toxoplasmose, risicofactoren, 561
Gemedicineerde voeders, 92
Gemeentelijk hondenbeleid, 22

Geriatrische dicrpatiënt, chronische nierinsufficiëntie, 594
Gewijzigd NCD-entschema, kalkoenen, 386
GEZELSCHAPSDIEREN
AO-Vet, 598

Chronische nierinsufficiëntie, geriatrische dierpatiënt, 594

Dierenapotheek, 226, 388,446,489

Dierenartsassistent, praktijkmanagement, 600

Dierenspeciaalzaak, erkenning, 57

Diëtetiek, 352, 568

Echocardiografie, 592

Echografie, 592

Elektrocardiografie (ECG), registratie en interpretatie, 590
Elektronische identificatie, 103
Erkenning, dierenspeciaalzaak en trimsalon, 57
Fractuurbehandeling, 598, 599

Geriatrische dierpatiënt, chronische nierinsufficiëntie, 594
Gezelschapsdierenpraktijk, samenwerkingsverbanden, 167
Gezelschapsvogels, 437
Immobilisatie-anesthetica, 214,221

-ocr page 8-

Interpretatie, ECG, 590
Muziek, wachtkamer, 582
Nederlands Dierenpaspoort, 103
Nierinsufficiëntie, 568

Nierinsufficiëntie, chronische, geriatrische dierpatiënt, 594
Praktijkmanagement, dierenartsassistent, 600
Referaten, 437
Registratie, ECG, 590

Samenwerkingsverbanden, gezelschapsdierenpraktijk, 167
Seniorenvoeding, 568
Sterilisatie/castratie-acties, 165
Tele-immobilisatie, 214,221
Telefoonnummer NDG, 23
Trimsalon, erkenning, 57
Voeding, 352, 510, 568
Voedingsleer, 603
Wachtkamer, muziek, 582
Ziektekostenverzekering, 232
Zie ook BIJZONDERE DIEREN, HOND en KAT
Gezelschapsdierenpraktijk, samenwerkingsverbanden, 167
Gezelschapsvogels, 437
Gezondheidsplanner, melkvee, 154, 197,340
Gezondheidszorg, herkauwers, 478

Glucanthine\'^ (meglumine-antimonaat}, verkrijgbaarheid, 414
Golden retriever, agressie, 160, 212,230
Groeibevorderaars, antimicrobiële, veevoer, 766
Groepshuisvesting, varkenshouderij, 157
Gumboro-vaccinatie, 7

Referaten, 332
Retina-dysplasie, 10
Rottweiler, stembandverlamming. 448
Stembandverlamming, Rottweiler, 448
Transfenoïdale hypofysectomie, 530
Uitvoervoorwaarden, 287
Voeding, nierinsufficiënte hond, 128
Zepp-methode, otitis extema, 637
Ziekte van Cushing, 530
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Hondenbeleid, gemeentelijk, 22
Hondenpoep-overlast, bestrijding, 22
Hoofdletsel, stomp, Welsh ponyveulen, 142
Hormonale activiteit, milieucontaminanten, 2
Hormoonontregelaars, landbouwhuisdieren, 2
Huishouden,
Bacillus cereus, melk, 628
Hyperadrenocorticisme, fret, 321

Hyperadrenocorticisme, hypofyse-afhankelijk, hond. 530
Hyperketonemie, rund, 145

Hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorticisme, hond, 530
Hypofysectomie, transfenoïdale, hond, 530
Hypokalemie, Burmees, 435

H

Handelsverkeer, intracommunautair, rol dierenarts, 167, 549

Hengst zie PAARD

Hepatitis, hond. 246

Herkauwers, gezondheidszorg, 478

Hernia nuclei pulposi (HNP), hond, 606

Heupdysplasie, hond, 312

Hoefbeslag, biomechanische effecten, 408

HOMOEOPATHIE

Epilepsie, hond. homeopathische therapie, 512
HOND

Agressie, Golden retriever, 160,212, 230
Bekkenkanteling. 312
Bestrijding hondenpoep-overlast. 22
Bijwerking, loperamide, collie-achtigen, 483
Chirurgische behandeling, HNP, 606
Chronische nierinsufficiëntie, 128
Collie-achtigen. bijwerking, loperamide, 483
Cushing, ziekte van, 530
Drachtigheid, 129

Epilepsie, homeopathische therapie, 512
Export, 287
Farynx-perforatie, 411
Fistels, perianale, 748
Gemeentelijk hondenbeleid, 22
Golden retriever, agressie, 160.212,230
Hepatitis, 246

Hernia nuclei pulposi (HNP), 606
Heupdysplasie, 312
Hondenbeleid, gemeentelijk, 22
Hondenpoep-overlast, bestrijding, 22
Hyperadrenocorticisme, hypofyse-afhankelijk, 530
Hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorticisme, 530
HypofVsectomie, transfenoïdale, 530
Loperamide, bijwerking, collie-achtigen, 483
Medicamenteuze behandeling HNP, 606
Neospora caninum-infectie, 332
Nestgrootte, 129

Nierinsufficiëntie, chronische, 128

Oesofagus-perforatie, 411

Otitis extema, Zepp-methode, 637

Perforatie, oesofagus/farynx, 411

Perianale fistels, 748

Ras, 129

Reanimatie, 464

IBR, risicofactoren, melkveehouderij, 180
IBR-bestrijding, 355,570

Identificatie, elektronische, gezelschapsdieren, 103
Identificatie,
Ornilhobaclerium rhinolracheale, 264
Identiteitscontrole, bloedmonsters, varken, 316,410
1KB, varkenshouderij, 645
IKB-varken, klankbordgroep, 583
Imidocarb (Imizol"^), verkrijgbaarheid, 414
Imizol* (imidocarb), verkrijgbaarheid, 414
Immobilisatie-anesthetica, 214,221
Immunobiologie, pinkengriep, 658
Infectieuze bronchitis, vaccinatiedosis, kuikens, 332
Influenza A(H5NI), 86,278
INGEZONDEN BRIEVEN

15-de jaarlijk.se congres van ESVD-ECVD, 578
Antibiotica: academici of maffiosi?, 59
Antibiotica-gebruik bij het paard Naschrift, 206
Behandelwijzen, 198
Belangenbehartiging van practici, 198
Beleidsplan NCI, 484
Beleidsplan NCI (2), 541

C\'est la vie, said the old folks: it goes to show you never can tell, 648
Chronische rhinitis bij een kat als gevolg van een gespleten gehemelte, 233
De apotheker als collega -i- Naschrift, 388

De automatiseringsbijdrage, een open financiering? Naschrift, 207
Dierenwelzijn, 305
Dierenapotheek, 446
Dierenrecht, 446

Evaluatie varkenspestbestrijding, 198

Good Veterinary Practice onmogelijk na uitspraak veterinair tuchtcollege.
119

Handelwijze huisdierenverzekeraar, 232

Het risico van niet-preventief ruimen, 322 Naschrift, 324

Hoedt u voor wevers!, 259

Hoe wild is wild?, 262

Inderdaad net een sprookje, 330

Ingezonden brieven Naschrift, 362

Ingezonden brieven (2), 416

Jaarprijs 1997,678

Jaarverslag van de Ereraad. 728

Juridische spitsvondigheden, 362

Juridisch taalgebruik, 233

KNMvD moet aandringen op wettelijke regelingen inzake veehouderij,
305

Melding gevaariijke bijwerking amoxycycline 15% van Aesculaap, 199
Nog eens varkenspesL 199

Oneigenlijk gebmik antibiotica en hormoonpreparaten Naschrift, 328
Preventief ruimen, een noodzakelijk kwaad, 387
Quadrisol 100\'\',761
Ruime interpretatie \'levensgevaar\', 120

-ocr page 9-

Tuchtcollege uit op juridische spitsvondigheden?, 163
UDA- en UDD-diergeneesmiddelen, 542
Van de Hoofdredactie, 58
Van de Hoofdredactie (2), 59
Varkenspest; welzijn, 329
Zie ook BRIEVEN AAN DE REDACTIE
Injectie-methode, euthanasie, big, 738
INTERNET
AUV-website,638
Communicatie, 421

(Jroep Geneeskunde van het Paard, website, 524
Informatisering dierenartspraktijken, 553
Introductiecursus intemet, 653,731
KNMvD-website, 581,651
Website, Groep Geneeskunde van het Paard, 524
Interpretatie, ECG, gezelschapsdieren, 590
Intracommunautair handelsverkeer, rol dierenarts, 167,549
Informatisering, dierenartspraktijken, 553

Jubilea 1998,36

Jurisprudentie, veterinair tuchtrecht, 14, 52, 120,402,484

K

Kadaverkoelers, 23
Kadavers, meidnummer, 541
Kalf zie RUND
Kalkoen zie PLUIMVEE
Kalverenbesluit, 192
KAMPIOENSCHAPPEN
Peerdepieten 1998,227,294
Veterinaire Golfkampioenschap 1998,60,119,415
Veterinaire voetballers gezocht voor Nederland-België, 515
KAT

Amyloïdose, 50
Bartonella henselae. 518

Burmees, periodieke hypokalemische myopathic, 435
Chronische rhinitis, 233
Export, 287

Hypokalemic, Burmees, 435

Myopathic, periodieke hypokalemische, Burmees, 435
Oormijtbehandeling, 52,119, 120
Organisatiestructuur, raskattenvereniging, 633
Palatoschisis, 233

Periodieke hypokalemische myopathic, Burmees, 435
Raskattenvereniging, organisatiestrucUiur, 633
Reanimatie, 464
Uitvoervoorwaarden, 287
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Kattenlcrabziekte, dierenartsen. 518
Ketolac BHB-test, mnd, 145
Kl-stieren, BVD-overdracht, 44
Klankbordgroep, IKB-varken, 583
Knaagdieren, tandheelkundige problemen, 698,707
KNMvD-Afdelingen

Afdeling Zuid-Holland. 205,338,456
Afdeling Utrecht, 257
KNMvD-Besmrendag

Samenwerkingsverbanden gezelschapsdierenpraktijken en rol dierenarts
bij intracommunautair handelsverkeer, 167
KNMvD-Bureau

Personeelsdag bureau KNMvD op 8 mei, 309
Nieuwe secretariaatsmedewerker voor kwaliteitszorg, 395
Nieuwe stafmedewerker KNMvD: Ad Hilhorst, 452
Kerst- en Nieuwjaarswens, 770
KNMvD-Certificering

Eerste Zeeuwse praktijk gecertificeerd: DAC West vraagt aandacht voor
imago dierenarts, 256

DAP Eelde-Hoomsemeer klaar voor de toekomst, 335
Eénmanspraktijk Palgi in Den Haag behaalt KRD-certificaat: \'Je moet al-
tijd streven om bij de upper ten te zitten\', 382

Renée Amen: nieuwe projectleider certificatie; arts met aparte kijk op de
praktijk, 424
KNMvD-Commissies/Discussieplatform
Codecommissie, 69
Commissie Ethiek, 203
Commissie VDA, 66, 131,262,619,651,652
KNMvD-Dierenpraktijken

Vijf voor twaalf voor Dierenpraktijken, 131
Dierenpraktijken: beter Iaat dan nooit, 458
Opmerkelijke huisdieren in Dierenpraktijken, 653
KNMvD-Diergeneeskundig Jaarboek

Diergeneeskundig Jaarboek 1998,70, 105, 138
Rectificatie Diergeneeskundig Jaarboek 1998,273
Diergeneeskundig Jaarboek, vermelding, 369, 398, 429, 460, 494, 556,
586,622,654,694,732, 768

Diergeneeskundig Jaarboek 1999,586,621,655,694, 733,769
KNMvD-Doorlopende Agenda
36, 72, 105, 138, 176, 211, 244, 274, 308, 342, 368, 398, 429, 460, 494,
526,556,586,622,655,694, 734,769
KNMvD-European Association of State Veterinary Officers (EASVO)

Vergadering van 17 november 1997 in Brussel, 89
KNMvD-Ereraad
Jaarverslag van de Ereraad 1997,583

Uitspraken Ereraad inzake omgang met pers en publiciteit, 650
KNMvD-Eederation of Veterinarians of the EC (FVE)
Animal welfare working party of the FVE, 196, 577
KNMvD-Groepen
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, 543,640
Groep Geneeskunde van het Paard, 191,206,482,524,653,667
Groep Geneeskunde van het Rund, 442
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg, 205,240,272,422,638
Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen, 22,200, 584
Groep Practici Grote Huisdieren, 91,300
Groep Veterinaire Specialisten, 234
KNMvD-Hoofdbestuur

Impressies uit het Hoofdbestuur der KNMvD, 65
KNMvD-In Memoriam
Bertels, Dr. P.J., 102
Herschel, Dr. A., 64
Jonkergouw, H. J.M.Th., 488
Kuipers, A.H.C., 365
Staal, J.H.,647

Teunissen, Prof dr. dr. h.c. G.H.B., 729
Vermeulen, A.J.M., 765
Vuren, D.M.N. van, 614
Zeelen.G.A., 166,241
KNMvD-Jaarcongres en Algemene vergadering
Jaarcongres 1998; Congresthema: \'Vaccinatie\'

- Jaarcongres KNMvD 1998,65, 171,205,338,395,453,551

- Overzicht voordrachten sprekers Jaarcongres 1998,453

- Partnerprogramma Jaarcongres 1998,426

- Sportdag 1998,368,396,421,426,427,455,492

- Nominaties Jaarprijs 1997,490,678

- Verslag sportdag, 688

- Verslag Jaarcongres, 680,771

- Jaarrede 1998,674

- Jaarprijs 1997,678

145® Algemene Vergadering 1998:

- Vacatures in besnaren en commissies, 135

- Ingrijpend voorstel op Algemene Vergadering 1998: rechtspositierege-
ling dierenartsassistenten, 520

- Landelijke verkiezingen Algemene Vergadering 1998,522

- Verslag van de 145^ Algemene Vergadering 1998,685

- Afscheid S.D. Feitsma, 688
KNMvD-Jubilea

Jubilea 1998,36
KNMvD-Maatschappijnieuws
Nieuwjaarswens, 28

KNMvD ondertekent convenant met varkenskolom: certificaat op basis
van dierveiligheid, 29

Aanpassing salarissen voor dierenartsen-medewerkers en dierenartsassis-
tenten per I januari 1998,30

Nieuwe adviezen voor dierenartsassistenten: de regeling bijzondere toela-
gen, 31

Cursus \'Van medewerker naar associé\', 33,271,490, 525
Smdiereis Zuid-Afnka, 49, 106, 132,368,455

Buitengewone belangstelling voor landelijke dag VDA: Van Riet & Gaus

-ocr page 10-

over de dierenartsenpraktijk, 66,131

Verslag van de vorderingen van de codecommissie, 69

Elektronische identificatie biedt nieuwe perspectieven: weg van dierenarts

naar paspoort afgesneden, 103

Commotie rond evaluatie bestrijding varkenspest: dierenarts onjuist afge-
schilderd in de pers, 134
Sterilisatie/castratie-acties, 165

Nogmaals: ziekengeldverzekering en Arbodienst, 170,269
Erkenning rundveedierenarts, 170,304,550

Standpunt KNMvD inzake ethische kwesties rond de voortplanting van
herkauwers, 203

Certificering door dierenartsen, 205
Afdeling Zuid-Holland viert 130 -jarig bestaan, 205
Voorzitter Sophia Vereeniging hekelt KNMvD, 237
Bijna helft eigenaren gaat niet meteen naar de dierenarts, 238
KNMvD en Jumper, 239

Op welke wijze kan en moet de dierenarts anno 1998 zijn/haar verantwoor-
delijkheid (veilig) dragen?, 240,272,422
Tweede edities van antibiotica-formularia nu verkrijgbaar, 267
Krimpende markt en toenemende concurrentie van invloed op dierenart-
senpraktijk, 268

Presentatie? Uw eigen creatie!, 271,367
Historisch feit: convenant inzake numerus fixus, 300
Tweede ronde-tafelgesprek GPGH over onderwijs, 301
De rol van de dierenarts op de boerderij van de toekomst, 334
Welkom aan boord van de Thalassa Royal, 338

\'Maatschappij\' verandert met samenleving: nieuwe gedragsregels voor de
dierenarts, 366

Interview met projectleider dierveiligheid Koos Voermans: dierveilig-
heidsindex biedt varkenshouderij perspectief, 391
Onderscheid op grond van geslacht verboden, 450
Controles AID en uitsluiting van erkenning, 452
Wijziging Wettelijke Minimumloon per 1 juli 1998,452
Grandioos 130-jarig bestaan, 456

Standpunt KNMvD inzake vereniging van dierenapothekers: allesbehalve
defensief!, 489

Nogmaals Arbo-wetgeving: werkgever maak werk van toetsing, 491
Gebmik van aanhangwagen en bestelauto, 520
Ongewenste advertentie en adresvermelding, 521

Eendaagse workshop voor vrouwelijke dierenartsen: marketing-communi-

catieplanning voor de dierenartspraktijk, 523

Controle op varkenspest eens in de vier weken, 525

Evaluatie voorkoming, opsporing en verspreiding klassieke varkenspest

1997-1998,545 Reactie KNMvD, 546

Muziek in de wachtkamer, 582

Klankbordgroep IKB-varken, 583

Najaanidag 1998 van de GHwD, 584

Afscheidssymposium Poll zowel nuttig als aangenaam. 615

Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen 1998,619

Vrouwelijke dierenarts: risico of rendement?, 651

Introductiecursus intemet voor leden Groep Paard, 653, 731

Satellietproject diergezondheid, 692

KNMvD-vlag, 733

KNMvD over gebruik antimicrobiële groeibevorderaars: stelselmatig ge-
bmik van antibiotica temgdringen!, 766
Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN en MEDEDELINGEN
KNMvD-NOVAD Coöperatie Ideëel (NCI)
Bedrijfsbegeleiding door dierenartsen, 70
NCI? Wat is dat? Wat doen ze?, 136,238
Millennium en Euro, de weerslag van de automatisering?, 173
DGR-praktijktest van start: opnieuw een pleidooi voor de dierenarts als be-
drijfsgeleider, 241

Oproep beroepsgroep gezelschapsdieren, 242
Bereikbaarheid en de ellende vandien, 272
Een netwerk van begeleidingssoftware: profiteer ervan!, 305
Een computersysteem kiezen, een ingewikkeld proces, 338
Preventie is de essentie, 340

Beleidsplan NCI voor de sector gezelschapsdieren, 420
Intemet voor communicatie, 421
Nog eens over millennium en Euro, 450
Annelies Kroneman versterkt NCI-team. 525
NCI: Nut? Van nut?! Nuttig!!, 552
KNMvD en NCI slaan handen ineen, 553
Millenniumkoorts. 581
Intemet thuishonk voor KNMvD-leden, 581
Website KNMvD, stand van zaken, 651
KNMvD-PAO-Diergeneeskunde

Cursussen, 26, 62, 100, 129, 164, 200, 235, 265, 298, 333, 364, 449, 519,
544, 580,612,646, 764

Interactieve PAO-D-cursus met huisartsen: veterinaire volksgezondheid:

antwoorden op uw vragen, 87

Nieuw cursusaanbod voor paardenpraktici, 390

Symposium \'Achterliggende ontwikkelingen van de diergeneeskunde\',
419,487,541
KNMvD-Personalia

34, 70, 104, 138, 174, 209, 243, 273, 307, 340, 368, 396, 427, 458, 492,
554,584,620,654,693,731,768
KNMvD-Stichtingen

Stichting Dierveiligheid, 393,760
Stichting Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, 23
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 451
KNMvD-Sttidentenverenigingen

DSK, collectieve ongevallen-verzekering, 88
DSK, Peerdepieten 1998,227,294
Veterinair Dispuut Unitas, Oud-ledendag, 571
Veterinaire Studenten Rijvereniging \'De Solleysel\', fomm, 162
Veterinaire Vee Fokkers Club, 2® lustmm, 60
Veterinaire Vee Fokkers Club, lezing, 579
Veterinaire Motor Club, motorrit, 322
KNMvD-Union Europeène des Veterinaires Hygiënists (UEVH)

Verslag van de UEVH over 1997,320
KNMvD-Vacattirebank

Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt oktober-december, 172
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt januari-maart, 394
Overzicht vraag en aanbod arbeidsmarkt juli-september, 730
KNMvD-Vedias

Regeling bijzondere toelagen, 31

Erkende opleidingen paraveterinair dierenartsassistent, 32
Vacaturebank Vedias, 414
KNMvD-Veehouder en Dierenarts

Inhoud wintemummer Veehouder en Dierenarts, 33
Andere mensen, hetzelfde blad, 208
Juninummer Veehouder en Dierenarts is uit, 457

Infectieziekten centrale rol in oktobcmummer Veehouder en Dierenarts,
619

E-mail Veehouder en Dierenarts. 730
KNMvD-Veterinair tuchtrecht

Tuchtcollege: valse exportverklaringen onaanvaardbaar, 14
Tuchtcollege: behandeling kat met oormijt in strijd met de diergeneesmid-
delenwet, 52

Tuchtcollege: onzorgvuldige gezondheidszorg voor varkens, 120
Tuchtcollege: emstige schade voor gezondheidszorg van dieren, 484
Uitspraken van het Veterinair Tuchtcollege, 14,52. 120.484
KNMvD-Veterinary Quarterly

Nederlandse publicatie in Veterinary Quarterly bereikt topcitatiescore. 321
Nieuwe aflevering The Veterinary Quarterly, 456
Oktobernummer Veterinary Quarterly, 620
KNMvD-Voorjaarsdagen (VJD)

Vooijaarsdagen 1998: veelbelovend, 92, 125, 161,265
U als congresganger heeft gratis toegang, 265
KNMvD-Werkgroepen

Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid, 267
Konijn, tandheelkundige problemen, 698, 707

LANDBOUWHUISDIEREN

Additieven, gemedicineerde voeders, 92
Antimcrobiële groeibevorderaars, veevoer, 766
Bedrijfsbegeleiding, 70
Dierenapotheek, 226,388,446,489
Dierveiligheid, 29
Dierziekten-borden, 666
Gemedicineerde voeders, 92
Groeibevorderaars, antimcrobiële, veevoer, 766
Hormoonontregelaars, 2
Immobilisatie-anesthetica, 214,221
Kadavers, meidnummer, 541
Meidnummer, kadavers, 541
Mond- en klauwzeer, geen zoönose, 750
Muziek, wachtkamer, 582
Schoeiselontsmetiing, veehouderij, 11
Tele-immobilisatie, 214,221

-ocr page 11-

Veevoer, antimerobiële groeibevorderaars. 766
Verlossing, 114
Voeders, gemedicineerd, 92
Wachtkamer, muziek, 582

Zie ook PAARD, PLUIMVEE, RUND, SCHAAP en VARKEN
Larva migrans-syndromen,
Baylisascarisprocyonis-infectie, mens, 471
Lawsonia intracellularis, varken, 225,299
Leptospira interrogans serovar hardjo-infectie, rund, 80
Leverbot, schaap, 610,726
Lolitrem B, 673

Loperamide, bijwerking, collie-achtigen, 483
Luchtzakken, chondroïden, paard, 151
Lyme borreliose, 673
Lymfotrope vimssen, kalkoen, 183

M

Mannelijke dierenarts, 574
Marketing, 751

Marktonderzoek, veterinaire bedrijven, 56
Mastitis, rund. 112, 188,418,721
Meconium-obstipatie, veulen, 671
MEDEDELINGEN
Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziekte-
kundig Onderzoek, 24

Nieuw instituut voor dierlijk praktijkonderzoek, 25
Directiewisseling en nieuwe commissaris bij MOVIR. 25
Medicamenteuze behandeling HNP, hond, 606
Meglumine-antimonaat (Glucanthine*), verkrijgbaarheid, 414
Meidnummer, kadavers, 541
Melk,
Bacillus cereus, 628
Melkcelgetal, rund, 188
Melkvee, gezondheidsplanner, 154, 197,340
Melkveebedrijven, geïntegreerde bedrijfsbegeleiding, 372
Melkveebedrijven, risicofactoren.
Salmonella clublin-infecües, 349
Melkveehouderij, IBR, risicofactoren, 180
MENS

Baylisascaris procyonis-mfecUe. 471
Borrelia bugdorferi, 673

Larva migrans-syndromen, Baylisascaris procyonis-infeclie, 471
Longkanker, 437
Lyme borreliose, 673
Mens-dier, relatie, 359,474
Mycobaclerium av/«m-infecties, 94
Referaten, 437
Mens-dier, relatie, 359,474
Milieucontaminanten. hormonale activiteit, 2
Millennium-problematiek. 173,450, 581
Minimumloon, 452

Mond- en klauwzeer, geen zoönose, 750

Muziek, wachtkamer, 582

Mycobaclerium uv/\'um-infecties, mens. 94

Mycotoxinen, ncurotoxische, 673

Myopathie, periodieke hypokalemische, Burmees, 435

N

NCD-entschema, gewijzigd, kalkoenen, 386
Nederiands Dierenpaspoort, 103
Nederiandse Kl-stieren, spermagehalte, 2
Neospora caninum-mfectie, hond, 332
Nestgrootte, hond, 129

Neurologische kenmerken, proximale sesambeen, paard, 375
Neurotoxiche mycotoxinen, 673

Nierinsufficiëntie, chronische, geriatrische dierpatiënt, 594
Nierinsufficiëntie, chronische, hond. 128
Nierinsufficiëntie, gezelschapsdieren, 568
NIEUWS VAN DE INDUSTRIE

26,62, 128, 163,235,296,363,388,417,447,516,611,641,669, 762
Nitriervergiftiging, mnd, 540
Nitropussidetest, rund, 145

Numerus fixus, diergeneeskunde, 300

Obstipatie, meconium, veulen, 671
Oesofagus-perforatie, hond, 411
Omgang met pers, dierenarts, 650
ONCOLOGIE

Longkanker, mens, 437
Onderwijs, diergeneeskundig, 301
Ongevallenverzekering, collectieve, DSK, 88
Ongewenste advertentie en adresvermelding, 227,361, 521
Onzorgvuldige varkensgezondheidszorg, 120
Oormijtbehandeling. kat, 52, 119, 120
Organisatiestructuur, raskattenvereniging. 633
Ornilhobaclerium rhinotracheale, identificatie en serotypering. 264
Otitis externa, Zepp-methode, hond, 637
Ovariële follikels, cysteuze, rund, 186
Ovarium, vergroot, paard, 506,610

PAARD

Acute blindheid, Welsh ponyveulen, 142
Afweermechanisme, uterus, 98
Apexresectie, 84,85,206
Beoordeling, hengstensperma. 127
Biomechanische effecten, hoefbeslag, 408
Blindheid, acute, Welsh ponyveulen, 142
Castratie, 432

Chondroïden, luchtzakken, 151

Contagious equine endometritis, 51

Dermatitis, vesiculaire, 470

Dimethylsulfoxide (DMSO)-gebruik, 74

Eltenac-gebruik, 80

Equiene Virus Arteritis, 644

Fertiliteit, hengst, 184

Finadyne-toediening, IM. 6

Hengstensperma, verdunning, 381

Hoefbeslag, biomechanische effecten, 408

Hoofdletsel, stomp, Welsh ponyveulen, 142

Luchtzakken, chondroïden, 151

Meconium-obstipatie, veulen, 671

Neurologische kenmerken, proximale sesambeen, 375

Obstipatie, meconium, veulen, 671

Ovarium, vergroot, 506

Proximale sesambeen, vasculaire en neurologische kenmerken. 375
Quadrisol 100* (vedaprofen), 642, 761
Referaten, 6, 80, 151,470
Reproduktie, 51,381,506,610

Sesambeen, proximale, vasculaire en neurologische kenmerken, 375

Spermabeoordeling, hengst, 127

Stomp hoofdletsel, Welsh ponyveulen, 142

Tandheelkunde. 482

TayloreUa equigenitalis, 51

Trombose, vena jugularis, 40

Uterus, afweermechanisme, 98

Vaatprothese, 40

Vasculaire kenmerken, proximale sesambeen, 375
Vedaprofen (Quadrisol 100"), 642, 761
Verdunning, hengstensperma, 381
Vergroot ovarium, 506
Vesiculaire dermatitis, 470
Zaadstrengligatie. 432
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Palatoschisis, kat, 233
Papegaai, aankoopkeuring, 716
Paralyse, vleeskuikens, 344
Perforatie, oesofagus/farynx, hond, 411
Perianale fistels, hond, 748

Periodieke hypokalemische myopathie, Burmees, 435
Pers, omgang met, dierenarts, 650
Persisterend uieroedeem, mnd, 496
Pinkengriep, immunobiologie, 658

-ocr page 12-

PLUIMVEE

Amyloid artropathie, 24

Antibioticumtherapie, Salmonella enteritidis, 672
Artropathie, amyloid, 24
Ataxie, vleeskuikens, 344
Campylobacter-besmening, reductie, 445
Coccidiose, eradicatie, 441
Detectie,
Salmonella enteritidis, 11
Enrofloxacine, farmacokinetiek, 418
Eradicatie, coccidiose, 441
Farmacokinetiek, enrofloxacine, 418
Gewijzigd NCD-entschema, kalkoenen, 386
Gumboro-vaccinatie, 7

Identificatie, Ornithohacterium rhinotracheale, 264

Infectieuze bronchitis, vaccinatiedosis, 332

Kalkoen, gewijzigd NCD-entschema, 386

Kalkoen, lymfotrope virussen, 183

Kalkoen, respiratoire virussen, 183

Lymfotrope virussen, kalkoen, 183

NCD-entschema, gewijzigd, kalkoenen, 386

Ornithohacterium rhinotracheale, identificatie en serotypering, 264

Paralyse, vleeskuikens, 344

Pluimvee-vleeskeuring, 20

Reductie Salmonella- en Campvlobacter-hesmetXmg. 445
Referaten, 151, 183,264, 332,418,672
Respiratoire virussen, kalkoen, 183
Salmonella enteritidis, 11, 151, 183,672
Sa/moneWa-besmetting, reductie, 445
Serotypering,
Ornithobacterium rhinotracheale, 264
Trilziekte, verticale transmissie, vleeskuikens, 344
Vaccinatie,
Salmonella enteritidis, 11
Vaccinatiedosis, infectieuze bronchitis, 332
Verticale transmissie, trilziekte, vleeskuikens, 344
Vogelgriep, 86

Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Pluimvee-vleeskeuring, 20
Pony zie PAARD

Porciene proliferatieve enteropathie, tiamulin-therapie, 225,299

Postduiven, entingsplicht, 294

Praktijkmanagement, 268

Praktijkmanagement, dierenartsassistent, 600

Prostaglandinengebruik. tochtigheidsopwekking, 187

Proximale sesambeen, vasculaire en neurologische kenmerken, paard. 375

Pseudomonas aeruginosa, rund, 112

Publiciteit, dierenarts, 650

Pustulaire dermatitis, dierenartsen, 114

Q

Quadrisol 100* (vedaprofen), paard en pony, 642, 761
Quarterly zie KNMvD-Veterinary Quarterly

Ras, hond, 129

Raskattenvereniging, organisatiestructuur, 633
Reanimatie, hond en kat, 464
Rechtspositieregeling, dierenartsassistenten, 520
Rectaal onderzoek.
Salmonella dublin-transmissie, rund, 262
Rectificaties, 158,212, 238, 273,524,610

Reductie Salmonella- en Campylobacter-besmeUmg, pluimvee, 445

Regeling bijzondere toelagen, dierenartsassistenten, 31

Registratie diergeneesmiddelen, 54

Registratie, ECG, gezelschapsdieren, 590

Relatie, mens-dier, 359,474

Reproductie, paard, 51,381,506,610

Respiratoire virussen, kalkoen, 183

Retina-dysplasie, hond, 10

Retourzending diergeneesmiddelen, 354

Risicobeoordeling, BSE, 440

Risicofactoren, IBR, melkveehouderij, 180

Risicofactoren, Salmonella dublin-mfecties, melkveebedrijven, 349
Risicofactoren, toxoplasmose, geit, 561
RONDE TAFELGESPREK

Mannelijke dierenarts sterft uit als soort, 574
De basis van alle marketing: wat blieft u?, 751
Rottweiler, stembandverlamming, 448
RUND

Bacillus cereus, melk, 628

Bedrijfsbegeleiding, geïntegreerde, melkveebedrijven, 372
Bedrijfseconomische schade, Boviene Virus Diarree-uitbraak, 283
BHVl-markervaccin, levend, 109
Bloedonderzoek, 295

Boviene respiratoir syncytiaal virus (BRSV), 658

Boviene herpesvirus 1 (BHVI), 109

Boviene Virus Diarree Virus-spreiding, 264

Boviene Virus Diarree-uitbraak, bedrijfseconomische schade, 283

BSE, risicobeoordeling, 440

BVD-eradicatie, Scandinavië, 645

BVD-overdracht, Kl-stieren, 44

Chloortetracycline-spray, trichofytie, 83

Cysteuze ovariële follikels, 186

Desinfectie, tepels, 637

Drachtigheid, 80

Eradicatie, BVD, Scandinavië, 645
Erkenning, rundveedierenarts, 170, 304, 550
Ethische aspecten, voortplanting herkauwers, 203
Exportverklaring, 14
Follikels, cysteuze ovariële, 186

Geïntegreerde bedrijfsbegeleiding, melkveebedrijven, 372

Gezondheidsplanner, melkvee, 154, 197,340

Gezondheidszorg, 478

Hyperketonemie, 145

IBR, risicofactoren, melkveehouderij, 180

IBR-bestrijding, 355,570

Immunobiologie, pinkengriep, 658

Ketolac BHB-test, 145

Kl-stieren, BVD-overdracht, 44

Leptospira interrogans serovar hardjo-infectie, 80

Mastitis, 112, 188,418,721

Melk, Bacillus cereus, 628

Melkcelgetal, 188

Melkvee, gezondheidsplanner, 154, 197,340

Melkveebedrijven, geïntegreerde bedrijfsbegeleiding, 372

Melkveebedrijven, risicofactoren. Salmonella dublin-ml\'ecües, 349

Melkveehouderij, IBR, risicofactoren, 180

Nederlandse Kl-stieren, spermagehalte, 2

Nitrietvergifliging. 540

Nitropussidetest, 145

Ovariële follikels, cysteuze, 186

Persisterend uieroedeem, 496

Pinkengriep, immunobiologie, 658

Prostaglandinengebruik. tochtigheidsopwekking. 187

Pseudomonas aeruginosa, 112

Rectaal onderzoek. Salmonella (/«W/n-transmissie, 262

Referaten, 44, 80,540,637

Risicobeoordeling, BSE, 440

Risicofactoren, IBR, melkveehouderij, 180

Risicofactoren. Salmonella t/uW/n-infecties, melkveebedrijven, 349
Rundveedierenarts, erkenning, 170, 304,550
Salmonella dublin, 262,349

Salmonella JuWm-infecties, risicofactoren, melkveebedrijven, 349

Salmonella (/i/Wm-transmissie, rectaal onderzoek, 262

Schade, bedrijfseconomische, Boviene Virus Diarree-uitbraak, 283

Schotse hooglanders, 264

Spermagehalte, Nederlandse Kl-stieren, 2

Spreiding, levend BHVl-markervaccin, 109

Tepeldesinfectie, 637

Tepeldoekjes-besmetting, 112

Tochtigheidsopwekking, prostaglandinengebruik, 187

Trichofytie, 83

Uieroedeem, persisterend, 496
Vergiftiging, nitriet, 540
Virusinfecties, 418

Voortplanting herkauwers, ethische aspecten, 203
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Rundveedierenarts, erkenning, 170,304, 550
RVV-Aangifteplichtige Besmettelijke Dierziekten

-ocr page 13-

25,100, 164,262,330,363,445,487, 541,612,667, 763
RVV-Column

De taken van de RVV, 727
RVV-column,761
RVV-Mededelingen

Accreditatie RVV-Kringlaboratoria, 25

Salarisaanpassing, dierenartsen en dierenartsassistenten, 30
.Sa/mone/Zu-besmetting, reductie, pluimvee, 445
Salmonella duhlin, mnd, 262, 349

Salmonella duhiin-\'mfecitts, risicofactoren, melkveebedrijven, 349
Salmonella (/uWi\'n-transmissie, rectaal onderzoek, rund, 262
Salmonella enteritidis, pluimvee, II, 151, 183
Samenwerkingsverbanden, gezelschapsdierenpraktijk, 167
Sarcoptes scabiei var. suis, 639
SCHAAP
Caseous lymphadenitis (CL)-test, 358
Ethische aspecten, voortplanting herkauwers, 203
Leverbot,6IO, 726
Referaten, 447

Scrapie, Suffolk schapen, 447
Scrapiebestrijding, 320,383
Suffolk schapen, scrapie, 447
Voortplanting herkauwers, ethische aspecten, 203
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Schade, bedrijfseconomische, Boviene Vims Diarree-uitbraak, 283
Schoeiselontsmetiing, veehouderij, 11
Schotse hooglanders, 264
Schurflvrij varkensbedrijf, 639
Scrapie, Suffolk schapen, 447
Scrapiebestrijding, schaap, 320, 383
Seniorenvoeding, gezelschapsdieren, 568
Serotypering,
Ornithohacterium rhinotracheale, 264
SerpuUna hyodysenteriae-mfectks, varken, 535

Sesambeen, proximale, vasculaire en neurologische kenmerken, paard, 375

Sneltest, bacteriologisch onderzoek en antibiogram, 502

Spcrmabeoordeling, hengst, 127

Spermagehalte, Nederlandse Kl-stieren, 2

Spreiding, levend BHVl-markervaccin, 109

Stembandverlamming, Rottweiler, 448

Sterilisatie/castratie-acties, gezelschapsdieren, 165

Stier zie RUND

Stomp hoofdletsel, Welsh ponyveulen, 142
Streptococcus iuw-infecties, big, 673
STUDENTENREFERATEN

Boviene Virus Diarree Virus-spreiding zonder \'dragers\', 264
De invloed van Integrale Keten Beheersing (1KB) op het werk van de die-
renarts in de varkenshouderij, 645

De invloed van ras en nestgrootte op de drachtigheid bij de hond, 129
De Scandinavische BVDV-eradicatieprogramma\'s: een evaluatie, 645
De schimmel connection, 673

Effect van autovaccinatie van dragende zeugen op Streptococcus suis-\'m-

fecties bij biggen, 673

Equiene Virus Arteritis, 644

Lyme borreliose, een literatuurstudie, 673

Onderzoek naar de werking van chloortetracycline-spray bij runderen
met trichofytie, 83

Overzicht studentenreferaten, 99,389,644
Retina-dysplasie bij de hond, 10

Salmonella enteritidis bij pluimvee: detectie en vaccinatie, 11
Schotse hooglanders in de lage landen, 264
Virusinfecties en mastitis bij het mnd, 418

Voedsel-geneesmiddeleninteracties: de invloed van voedsel op de biolo-
gische beschikbaarheid van geneesmiddelen, 83
Suffolk schapen, scrapie, 447
Swine Vesiculair Disease, bloedonderzoek, 316,410

Tandheelkunde, paard, 482

Tandheelkunde, veterinaire, 84, 85,206,482,698, 707
Taylorella equigenitalis, 51
Tele-immobilisatie, wilde dieren, 214,221
Telefoonnummer NDG, 23
Tepeldesinfectie, mnd, 637
Tepeldoekjes-besmetting, mnd, 112

Tiamulin-therapie, porciene proliferatieve enteropathie, 225,299
TIJDSCHRIFT voor DIERGENEESKUNDE
Abuis, 241

Afscheid van dr. P.H.A. Poll, 589-609

Banden TvD, 60, 100, 127, 165, 204, 299, 430, 457,477, 544, 579, 624,

666,696, 726, 771

Brieven aan de redactie, 84,410

Ingezonden, 58, 59, 119, 120, 163, 198, 206, 232, 259, 262, 322, 361,

387,416,446,484,541,578,648, 678,728,761

Kopij op diskette, 60, 101, 130, 154, 174, 198, 200, 236, 262, 266, 362,

399,417,443,487,519,548,583,625,669, 734

Nieuw E-mailadres Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 731

Nieuws van de industrie, 26, 62, 128, 163, 235, 262, 296, 362, 388, 417,

447,516,611,641,669,762

Personeelsadvertenties, 649

Rectificaties, 158,212,238,273,524,610

Studentenreferaten, 10, 11,83,99,129,264,389,418,644,673

Uiterste inleverdata voor kopij, 38,91, 138, 177,212,244,309,342,371,

399,430,461,494, 526, 558,656, 734, 771

Van de Hoofdredactie, 1, 39, 73, 108, 141, 179, 213, 245, 277, 311, 343,
371,401,431,463,495, 524, 529, 559,627,657,697,737
Van de KNMvD, 589
Voorwoord, 590

Vraag en antwoord, 11,51,98, 127, 186, 187, 263, 381,411,448, 506,
637,671,716,748
Tochtigheidsopwekking, prostaglandinengebmik, 187
Toxoplasma gondii, geit, 561
Toxoplasmose, risicofactoren, geit, 561
Transfenoïdale hypofysectomie, hond, 530
Trichofytie, rund, 83

Trilziekte, verticale transmissie, vleeskuikens, 344
Trimsalon, erkenning, 57
Trombose, vena jugularis, paard, 40
Tuchtrecht zie KNMvD-Vcterinair tuchtrecht

u

UDD-diergeneesmiddelen, 452,542
Uieroedeem, persisterend, rund, 496
Uitvoervoorwaarden, hond en kat, 287
Uterus, afweermechanisme, paard, 98

V

Vaatprothese, paard, 40

Vaccinatie, Salmonella enteritidis, pluimvee, 11
Vaccinatie,
Streptococcus suis, 673
Vaccinatiedosis, infectieuze bronchitis, kuikens, 332
VARKEN

Aujeszky, ziekte van, bloedonderzoek, 316,410
Blaasjesziekte, bloedonderzoek, 316,410
Bloedmonsters, identiteitscontrole, 316,410
Bloedonderzoek, 316,410
Bloedtappen, 144
Corpus alienum, varkenstong, 144
Dierveiligheidsindex, varkenshouderij, 391
Euthanasie, big, 738

Evaluatie, varkenspestbestrijding, 134, 198,545,546
Gas-methode, euthanasie, big, 738
Groepshuisvesting, 157
Identiteitscontrole, bloedmonsters, 316,410
IKB, varkenshouderij, 645
IKB-varken, klankbordgroep, 583
Injectie-methode, euthanasie, big, 738
Klankbordgroep, IKB-varken, 583
Lawsonia intracellularis, 225,299

-ocr page 14-

Mycobaclerium avium, 94

Onzorgvuldige varkensgezondheidszorg. 120

Porciene proliferatieve enteropathie, tiamulin-therapie, 225.299

Referaten, 225,299

Sarcoples scahiei var. suis, 639

Schurftvrij varkensbedrijf, 639

Serpulina hyodysenteriae-mfecUes. 535

Streptococcus iu/s-infecties, big, 673

Swine Vesiculair Disease, bloedonderzoek, 316,410

Tiamulin-therapie, porciene proliferatieve enteropathie, 225,299

Vaccinatie, Streptococcus suis, 673

Varkensbedrijf, schurftvrij, 639

Varkensdysenterie, 535

Varkensgezondheidszorg, onzorgvuldige, 120

Varkenshouderij, dierveiligheidsindex, 391

Varkenshouderij, 1KB, 645

Varkenspest, 58, 59, 134, 198, 199, 230, 262, 322, 324, 329, 387, 525,
545,546

Varkenspestbestrijding, evaluatie. 134
Varkenstong. corpus alienum, 144
Welzijn, 230,329,414

Ziekte van Aujeszky, bloedonderzoek, 316,410
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Varkensbedrijf, schurftvrij, 639
Varkensdysenterie, 535
Varkensgezondheidszorg, onzorgvuldige, 120
Varkenshouderij, dierveiligheidsindex, 391
Varkenshouderij, groepshuisvesting, 157
Varkenshouderij, 1KB, 645

Varkenspest, 58, 59, 134, 198, 199, 230, 322, 324,329,387,525,545, 546

Varkenspestbestrijding, evaluatie, 134, 198,545,546

Varkenstong. corpus alienum, 144

Vasculaire kenmerken, proximale sesambeen, paard, 375

Vedaprofen (Quadrisol 100"), paard en pony, 642,761

Veevoer, antimicrobiële groeibevorderaars. 766

Verantwoordelijkheid, dierenarts, 422

Verdunning, hengstensperma, 381

Vergiftiging, nitriet, rund, 540

Vergroot ovarium, paard. 506, 610

Verkrijgbaarheid, imidocarb (Imizol*) en meglumine-antimonaat (Glu-
canthine"^), 414

Verlossing, landbouwhuisdieren, 114
Verticale transmissie, trilziekte. vleeskuikens, 344
Vesiculaire dermatitis, paard, 470
Veterinair tuchtrecht zie KNMvD-Veterinair tuchtrecht
VETERINAIR VERLEDEN
Wiliam Dick, 508

Diergeneesmiddelenvoorziening, 50 jaar, 743
Ernst Friedrich Gurlt,4l2
William Moorcroft, 292
Alexander Numan, 152
Onderzoeksprojecten VHG, 159
Geert Reinders, 664
William Youatt, 12
Veterinair tuchtrecht, jurisprudentie, 14, 52, 120,402,484
Veterinaire tandheelkunde, 84, 85,206,482,698, 707
Veterinaire bedrijven, marktonderzoek, 56
Veulen zie PAARD
VHl-Mededelingen

Varkens zijn mogelijk een bron van Mycobacterium av/i/m-infecties bij
de mens, 94

Goebbels benoemd tot directeur vleeskeuring in Nieuw-Zeeland, 258,
438

Nieuwe uitgave veterinaire milieuhygiënewijzer, 258
Controle bij dierenartspraktijken, 443

E. coli 0:157, een potentiele bedreiging van de voedselveiligheid; de hui-
dige stand van zaken. 444

Toezicht in het kader van het plan van aanpak Salmonella en
Campylobacter in de pluimveesector, 445
In plaats van de VHl: de Inspectie W&V, 571
Virus Arteritis, equiene. 644
Virusinfecties, rund, 418
VLEESKALVEREN
Kalverenbesluit, 192
Welzijnseisen, 192
VLEESKEURING

Mycobacterium avium, varken, 94
Pluimvee-vleeskeuring, 20

Varkenstongeninspectie, 144
Voeders, gemedicineerde. 92
Voeding, gezelschapsdieren, 352, 510, 568
Voeding, nicrinsufficiënte hond, 128
Voedingsleer, gezelschapsdieren, 603
VOEDINGSMIDDELENHYGIËNE
Bacillus cereus, melk, 628
Cam/?v/o/)ac7er-besmetting, reductie, pluimvee, 445
E. coli 0:157, voedselveiligheid, 444
Listeria monocytogenes, verpakt lamsvlees, 418
Melk,
Bacillus cereus, 628

Reductie Salmonella- en Campylobacter-hesmeUing, pluimvee, 445
Referaten, 418

Salmonella-besmetting, reductie, pluimvee, 445
Verpakt lamsvlees.
Listeria monocytogenes, 418
Voedselveiligheid,
E. coli 0:157,444
Voedsel-geneesmiddelinteracties, 83
Voedselveiligheid,
E. coli 0:157,444
Vogelgriep, 86

Voortplanting herkauwers, ethische aspecten, 203
VRAAG EN ANTWOORD

Schoeiselontsmetting in de veehouderij, 11
Reproductie paard: contagious equine endometritis (CEM), 51
Afweermechanisme van de uterus bij het paard: functie van cervix en my-
ometrium, 98

Een methode om hengstensperma te beoordelen, 127
Cysteuze ovariële follikels bij runderen, 186
Tochtigheid opwekken met Prostaglandines, 187
Transmissie van
Salmonella dublin via rectaal onderzoek, 263
Salmonella dublin bij rundvee, 263

Reproductie paard: het gebruik van verschillende verdunners voor heng-
stensperma, 381

Een opgelopen perforatie van de farynx of de oesofagus bij een hond, 411
Stembandverlamming bij de Rottweiler-pup, 448
Reproductie paard: een sterk vergroot ovarium, 506,610
De Zepp-methode bij emstige chronische otitis externa, 637
Meconium-obstipatie bij het veulen, 671
Aanschaf en aankoopkeuring papegaai. 716
Perianale fistels, 748
Vrouwelijke dierenarts, 450,651

w

Wachtkamer, muziek. 582

Wasbeer, Baylisascaris /»rocvonK-infectie, 471

Welzijn, dieren, 305

Welzijn, varken, 230,329,414

Welzijnseisen, vleeskalvcren, 192

WETGEVING

Algemene wet gelijke behandeling, 450
Besluit doden van dieren, 197
Diergeneesmiddelenwet, 402
Kalverenbesluit, 192

Wet gelijke behandelingen van mannen en vrouwen bij de arbeid, 450
Wet Goederenvervoer over de weg, 520
Wel op de Uitoefening van de Diergeneeskunde, 402
Wet gelijke behandelingen van mannen en vrouwen bij de arbeid. 450
Wet Cioederenvervoer over de weg, 520
Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde, 402
Wilde dieren, tele-immobilisatie, 214,221

X

Xenotransplantatie. 19

Zaadstrengligatie, paard, 432
Zepp-methode, otitis extema, hond, 637

-ocr page 15-

Ziekengeldverzekering, 170,269

Ziekte van Aujeszky, bloedonderzoek, varken, 316,410

Ziekte van Cushing, hond, 530

Ziektekostenverzekering, gezelschapsdieren, 232

ZOÖNOSEN

Bartonella henselae, 518
Baylisascaris procyonis-\'mkctie,
471
Dermatitis, pustulaire, 114
Influenza A(H5N1), 86,278
Kattenkrabziekte, dierenartsen, 518
Mond- en klauwzeer, geen zoönose, 750
Mycobacterium av/um-infecties, 94
Pustulaire dermatitis, 114
Referaten, 518, 728
Zoönosen, dierenartsen, 728
Zuivelfabriek,
Bacillus cereus, melk, 628

Losse inleggers in 1998

TvD 1 januari 1998 Inlegger Bureau Bijwerkingen Diergeneesmid-
delen

TvD 15 januari 1998 Inlegger Registration Fontn Vooijaarsdagen Con-
gress 1998

TvD 1 maart 1998 Inlegger Registration Form Voorjaarsdagen Con-
gress 1998

TvD 1 april 1998 Inlegger Technical Service Manager, mndvee

Boehringer Ingelheim

TvD 1 oktober 1998 Inlegger Programma Groep Groot Dagen

TvD 15 december 1998 Inlegger Dier & Zorg Dierenverzekering

Samengesteld door
mrdrs Gérardo Th.A. Menges.

Woerden

-ocr page 16- -ocr page 17-

5%

Sinds kort is de unieke combinatie
Doxy-B in drie toedieningsvonnen
leverbaar.

Algemene dosering: 10 mg
doxycycline en 1-2 mg broomhexine
per kg lichaamsgewicht per dag.

DRINKMIX DOXY-B

REG NL 2668 UDA
Bevat per g: doxycycllne-HCI 50 mg -
broomhexine als HCI 10 mg.
DOSERING: 2 kg per 1000 liter
drinkw/ater, gedurende 3-5 dagen.

FEEDMIX DOXY-B

REG NL 2588 UDA
Bevat per g: doxycycllne-HCI 20 mg -
broomhexine als HCl 2 mg.
DOSERING: 5 kg door 1000 kg voer
(attest), gedurende max. 5 dagen.

DOXY-B TOPDRESSING

REG NL 9136 UDA
Bevat per g: doxycycline-HCI 50 mg -
broomhexine als HCl 10 mg
DOSERING: 20 g per 10 kg voer,
gedurende 3-5 dagen.

INDICATIES:

Kalf: Bronchopneumonie veroorzaakt
door Pasteurella multocida en
Pasteurella haemolytica.
Varken: Bronchopneumonie veroorzaakt
door Pasteurella multocida en
Strepto-
coccen; enzoötische pneumonie veroor-
zaakt door Mycoplasma hyopneumoniae;
Pleuropneumonie veroorzaató door
Actinobacillus pleuropneumoniae.

DOXY-B effectief tegen luchtweginfecties

S» Een unieke combinatie van het breedspectrum antibioticum
doxycycline-hyclaat en het expectorans broomhexine
Broomhexine maakt het taai slijm in de luchtwegen los, maar zorgt ook
voor een uitstekende resorptie van doxycycline in de luchtwegen
Sj» Definitief geregistreerd en toegelaten voor medicatie op IKB bedrijven
S Voor iedere toepassing het juiste product

Geadviseerde wachttijd:
Kalveren en varkens 28 dagen.
Wachttijd IKB: 28 dagen.

Zie het etiket voor volledige informatie.

DOPHARmn

VETERINAIRE FARMACA

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer

-ocr page 18-

Specialisten in advisering van Medische en
Para - Medische beroepsbeoefenaren.

Als het gaat om het belang van juist interfereren van
risico\'s van:

arbeidsongeschiktheid
financieringen,
hypotheken en
ongevallen.

Als het gaat om een autoverzekering voor
dierenartsen:

bieden wij een voordelige premie en
gratis een hogere dekking voor
de inventaris/goederen.

LI kunt nu een geheel vrijblijvende "second opinion"
over uw bestaande situatie krijgen, verzorgd en
toegelicht door onze adviseurs, gespecialiseerd
in uw beroepsgroep.

Van Velthuysen Adviesgroep

een garantie voor blijvende service
en advisering!

Voor het maken van een afspraak met één van
onze adviseurs kunt u bellen

(0294) 41 50 03

Postbus 18, 1380 AA Weesp

De Raadgevers adviseren sinds 25 jaar
medici zoals dierenartsen, tandartsen,
medisch specialisten en andere vrije
beroepers. Wij begeleiden onder andere
praktijkoverdrachten en associaties en
Stellen de bijbehorende contracten op.
Daarnaast geven wij advies op het
gebied van financiële planning, verzeke-
ringen, financieringen en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen
rondom het einde van uw studie hebben
onze speciale aandacht. Onze adviseurs
volgen u in de verschillende fasen van
uw loopbaan en bieden begeleiding en
advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
onze adviseurs gespecialiseerd in de dierenartsen-
sector Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers voor de medische beroepen

Dorpstraat 118
Postbus 36
3730 AA De Bilt
Telefoon 030 220 4114
Fax 030 220 2795

• lid van de sect« acKnseurs

academische en medische beroepen

nva

-ocr page 19-

0

Aan mij de eer om het nieuwe jaar in te luiden in dit editorial. En alhoewel een editorial in principe altijd een plek is waarin
enige \'rejlectie\' plaatsvindt, is op deze datum de neiging om terug te kijken en vooruit te turen nog sterker aanwezig. Als één
van de weinige Hoojdredactieleden die de geboorte van het nieuwe, huidige Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft meege-
maakt een uitstekende kans om een balans op te maken.

Enkele discussiepunten die in de aanloop naar het nieuwe Tijdschrift op tafel kramen, spelen dan direct door mijn hoofd. De
kleur van de kaft, een heikel punt natuurlijk. De overgang naar een groter formaat, waarmee aansluiting gezocht werd met het
gros van de wetenschappelijke bladen. Maar met name de discussie over de veranderingen van de inhoud en de indeling daar-
van. Voorop stond dat het een geheel Nederlandstalig blad moest zijn dat naast de Engelstalige Veterinary Quarterly kon staan.
Geen Engelstalige artikelen meer, integraal uit de VQ overgenomen, maar hooguit Nederlandstalige samenvattingen van der-
gelijke artikelen. Indertijd was het streven om in een aflevering van het TvD voor elk wat wils te presenteren. Wat ons daarbij
voor ogen stond was het liefst iets over rund, paard, gezelschapsdier etcetera in iedere aflevering te kunnen presenteren.
Wanneer de verslagen die in Actua verschijnen meegerekend worden, zal dit doel toch regelmatig enigszins benaderd worden.
Voor wat betreft het deel Wetenschap is het op dit moment echter onmogelijk om daaraan te voldoen. De kopijpositie en een
eventuele verbetering daarvan blijven daarom een erg belangrijk punt op de agenda van de Hoofdredactievergaderingen.
Het gedeelte Actua daarentegen is een volwassen onderdeel geworden van ons vakblad. Het is niet meer weg te denken en
voorziet in de informatiebehoefte van practicus en niet-practicus. Het is dit gedeelte, samen met het \'Maatschappij \'-gedeelte
van het Tijdschrift wat aan enkele leden van de Redactie Advies Raad (RAR) indertijd de uitspraak ontlokte dat het toch beter
zou zijn wanneer het Tijdschrift wetenschappelijke aspiraties zou loslaten en zich zou gaan profileren als een \'verenigings-
blad \'. De Hoojdredactie is van mening dat het zinvol blijft om een wetenschappelijk gedeelte op te nemen in het TvD. Wel is be-
sloten om de drempel voor publicatie wat lager te maken, door bijvoorbeeld het \'double-refereed\' systeem los te laten en een
soepeler beoordelingssysteem voor artikelen te hanteren. Inmiddels worden artikelen reeds enige tijd volgens deze afspraken
beoordeeld. Desondanks is de spontane verschuiving van een puur wetenschappelijk blad naar een blad met een belangrijk
\'verenigingsaspect\' voor iedereen duidelijk zichtbaar.

Terugkijkend kunnen we mijns inziens tevreden zijn over de weg die ingeslagen is en kunnen we trots zijn op het huidige
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Wel moet je eerlijk constateren dat de enorme \'citation index-druk\' zijn weerslag heeft ge-
had op het Wetenschap.sgedeelte.

Er is nooit een moment geweest waarop de omschakeling van het \'oude\' naar het \'nieuwe\' TvD als afgesloten is beschouwd.
De Hoofdredactie blijft continu kijken naar veranderingen om zich heen, daarbij gevoed door haar RAR en door kriti.sche in-
dividuele leden. Wat staat de Hoofdredactie voor het komende jaar voor ogen? Het belangrijkste punt dat nu in de volle aan-
dacht staat is een eventuele op.splitsing van de Hoofdredactie in een aparte redactie voor Tijdschrift voor Diergeneeskunde en
voor The Veterinary Quarterly. Hiermee hopen wij meer tijd en aandacht te kunnen schenken aan de afzonderlijke tijdschrif-
ten. Voor het TvD houdt dit in dat meer contact gezocht zal worden met de wetenschappelijke instituten, wat mogelijk weer-
spiegeld zal worden in de samenstelling van een eventuele \'nieuwe\' TvD-Hoofdredactie.

Aan de andere kant blijft er bij het TvD behoefte bestaan aan informatie uit de praktijk. Waar veel practici terugschrikken voor
het schrijven van een artikel met alle meer of minder stringente eisen, zal de Hoofdredactie nu een mogelijkheid scheppen tot
het melden van praktijkinformatie via de reeds ingestelde \'Brieven aan de Redactie\'. Bijdragen voor deze rubriek zullen niet in
\' Vancouver Style\' geschreven hoeven te worden, waardoor het de practicus veel gemakkelijker gemaakt wordt om een interes-
sante casus of een empirisch ontwikkelde therapie te melden. Op uw lijstje van goede voornemens voor 1998 zou een bijdrage
voor deze rubriek dus niet misstaan!

Het komend jaar zal er nog veel moeten gebeuren om één en ander zijn beslag te laten vinden. Vast staat dat het TvD dat nu
voor u ligt in grote lijnen anders is dan het TvD dat volgend jaar bij u in de bus glijdt.

Van de Hoofdredactie

Wij zullen er als Hoofdredactie alles aan doen om in een snel veranderend tijdperk een dynamisch TvD af te leveren. Vast staat
echter ook dat het \'paarse gevoel\' in ieder tijdschrift weer naar voren zal komen.

Namens de Hoofdredactie wens ik u een heel gezond 1998 met veel leesplezier!

Namens de Hoofdredactie,
Dr. L.M. Overduin.

-ocr page 20-

HORMÜONONTREGELAARS EN LANDBOUWHUISDIEREN

J.L. van Os\'\'

* I»

« m

tl\'

Tijdschr Diergeneeskd 1998:123:2-6

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

Een aantal door de mens in het milieu gebrachte conta-
minanten vertoont enige hormonale, meestal oestrogene,
activiteit. Tegenwoordig worden deze contaminanten
vaak hormoonontregelaars genoemd, een term waarmee
overigens ook de van nature in het milieu voorkomende
fyto-oestrogenen worden aangeduid. Bij in het wild le-
vende dieren uit een sterk met contaminanten verontrei-
nigde omgeving zijn afwijkingen waargenomen in de ont-
wikkeling van het voortplantingssysteem. Dit heeft geleid
tot een brede discussie over de vraag of de doorsnee
blootstelling van de mens aan dergelijke contaminanten
kan leiden tot vergelijkbare afwijkingen. Een mogelijke
daling in geïndustrialiseerde landen van de spermacon-
centratie bij de man is één van de onderwerpen in ver-
band gebracht met hormoonontregelaars. Harde aanwij-
zingen daarvoor bestaan niet. Additioneel onderzoek is
nodig om hierover afdoende duidelijkheid te verkrijgen.
Landbouwhuisdieren spelen tot dusver in de discussie een
ondergeschikte rol. In dat licht is in elders gepubliceerd on-
derzoek het spermagehalte van Nederlandse stieren onder-
zocht. Bij 75.238 ejaculaten, afkomstig van 2341 stieren
van het Kl-station NOORDWEST in Giekerk en geprodu-
ceerd in de periode van 1977 tot 1996, werd geen daling
waargenomen. Dit onderzoek vormde de aanleiding om
breder in te gaan op de relatie tussen hormoonontregelaars
en landbouwhuisdieren, de bij die dieren waargenomen ef-
fecten van fyto-oestrogenen en de rol die landbouwhuisdie-
ren bij verder onderzoek zouden kunnen spelen.

SUMMARY

Hormonal disrupters and farm animals

A number of man made environmental contaminants displays a weak hor-
monal. usually oestrogenic, activity. Currently such contaminants are ter-
med hormone disruptors, a terminology that also includes natural com-
pounds with hormonal activity, such as phyto and fungal oestrogens.
Fertility and morphological defects in wildlife are related to high exposure
to man made hormone disruptors. The potential threat of such exposure for
human reproductive health is widely discussed. A possible decline in sperm
counts in men is one of the subjects related to such environmental factors.
There are no firm indications for this threat. Additional research is needed,
however, for a more complete assessment.

Farm animals so far played a minor role in the discussion. Therefore, in a
study published elsewhere, long term trends in sperm counts of Dutch Dairy
Bulls have been evaluated (27). No decline was found in 75,238 ejaculates
collected between 1977 and 1996from 2.314 bulls of the centre for artificial
insemination (Al) NOORDWEST. Results of this study, published else-
where, formed the reason to broader go into Ihe relation between hormone
disruptors and farm animals, observed ejfects ofphyto-oestrogens in such
animal and the role these animals could play in further research.

\' The Global Institute for the study of natural resources. Carnegieplein 2, 2517 KJ
Den Haag. E-mail auteur: jlo@xs4all.nl.

INLEIDING

Diverse door de mens in het milieu gebrachte chemische
stoffen vertonen een zwak hormonale activiteit. Vaak is dit
oestrogene activiteit, maar ook andere hormonale werking
komt voor. De interactie van deze stoffen met het endocriene
systeem van mens en dier is complex. Tegenwoordig worden
dergelijke stoffen daarom vaak samengevat met de term
\'hormoonontregelaars\' (hormonedisruptors, endocrine dis-
ruptors). Overigens worden ook de van nature voorkomende
fyto-oestrogenen \'hormoonontregelaars\' genoemd. Ver-
moed wordt dat de synthetische hormoonontregelaars een
negatief effect kunnen hebben op de voortplanting en de ont-
wikkeling van de mens. Aanwijzingen hiervoor kwamen van
in het wild levende dieren uit een sterk verontreinigde omge-
ving (16). De vraag of dergelijke hormoonontregelaars ook
bij gangbare blootstelling schadelijke effecten veroorzaken
bij de mens heeft veel discussie opgeroepen. Onder-
zoekscommissies zijn samengesteld, talrijke wetenschappe-
lijke rapporten en overzichtsartikelen zijn reeds verschenen,
maar het inzicht voor een eenduidig beeld ontbreekt nog.

Gezien het karakter van de mogelijke effecten is begrijpelijk
dat het onderwerp volop in de publieke belangstelling staat.
Deze belangstelling is vooral op gang gekomen door een
BBC-documentaire uit 1994: \'Assault on the male - A
Horizon Special\'. Hierin wordt de aandacht gevestigd op de
risico\'s van oestrogene milieu-contaminanten voor de virili-
teit van de man. Basis hiervoor vormde een gepubliceerde
meetanalyse van 61 onderzoeken uit de laatste 50 jaar, waar-
uit werd opgemaakt dat het spermagehalte van de man in de
geïndustrialiseerde landen in die periode sterk zou zijn ge-
daald (6). Aan deze bevinding werd de hypothese gekoppeld
dat deze daling veroorzaakt kon zijn door intra-uterine bloot-
stelling aan chemicaliën met oestrogene activiteit (31). Later
werden de gepubliceerde aanwijzingen voor een daling sterk
in twijfel getrokken (12), maar de publieke belangstelling
bleef volop bestaan, ook in kringen van joumalisten en mi-
lieu-activisten. Vooral ook het in 1996 in de VS gepubli-
ceerde boek \'Our stolen future\' (8) heeft daarbij veel stof
doen opwaaien.

Volgens autoriteiten op het gebied van de volksgezondheid
ontbreken harde aanwijzingen voor effecten van hormoon-
ontregelaars op voortplanting en ontwikkeling van de mens
(14,17). Wel is de algemene mening dat nader onderzoek ge-
wenst is, gezien de brede blootstelling aan dergelijke stoffen,
de lacunes in kennis en het gebrek aan gegevens.
Waarnemingen bij landbouwhuisdieren spelen in deze dis-
cussie tot dusver een ondergeschikte rol. Toch mag worden
aangenomen dat juist deze, in de nabijheid van de mens le-
vende, dieren een grote kans lopen aan dezelfde hormoon-
ontregelaars te worden blootgesteld. Hoewel een vergelijk-
bare blootstelling bij mens en dier niet tot vergelijkbare
effecten hoeft te leiden, kan nader onderzoek van landbouw-
huisdieren een bijdrage leveren. Directe aanleiding voor dit
artikel vormde eerder gepubliceerd onderzoek naar lange

-ocr page 21-

termijn trends in liet spermagehalte van Nederlandse stieren,
waarin geen daling werd waargenomen (27). Doel van het
artikel is deze bevindingen in een wat breder kader te plaat-
sen en de aanzet te geven tot vergelijkbaar additioneel onder-
zoek, waarbij ervaringen met landbouwhuisdieren een be-
langrijke rol kunnen spelen.

HORMÜONÜNTREGELAARS NADER INGEDEELD
In het milieu komen twee groepen van hormoonontregelaars
voor:

Natuurlijke hormonen. Dit zijn de fyto-oestrogenen zoals:
coumestrol, voorkomend in klaversoorten, luzerne en erw-
ten,
isqflavonen, voorkomend in vlinderbloemigen en hop,
en
lignanen, voorkomend in fruit, groenten, granen, plant-
aardige oliën en hout. Ook
zearalenone, een metaboliet van
een in voedsel voorkomende schimmel, is een fyto-oestro-
geen.

Synthetische stoffen met hormonale, meestal oestrogene, ac-
tiviteit. Eén groep hiervan vormen de
synthetische hormo-
nen,
zoals diethylstilboestrol (DES) en ethinyloestradiol.
Deze komen in het milieu terecht na medicinaal gebmik.
DES werd daamaast in de USA gebmikt als groeibevorde-
raar. Anabolica worden gebruikt als groeibevorderaar en in
de sport. Een tweede groep wordt gevormd door een heel
scala van
synthetische chemicaliën, waaronder vooral or-
ganochloor-verbindingen, waarvan is aangetoond, dat zij
een geringe oestrogene of soms een andere hormonale activi-
teit bezitten. Hiertoe behoren:

- Bestrijdingsmiddelen, in de eerste plaats DDT en afbraak-
producten daarvan, maar daamaast ook endosulfan,
diëldrin, lindaan en chloortriazines. Ook daar waar het ge-
bruik van dergelijke middelen inmiddels reeds lang is ver-
boden treft men door hun persistentie vaak nog rnilieucon-
taminanten uit het verleden aan.

- Bestanddelen en afbraakproducten van detergentia, vooral
A P E\' s (A Ikylphenolpolyethoxy laten).

- Monomeren en additieven toegepast in de plastic indus-
trie. Voorbeelden zijn Bisfenol A, een hulpmiddel bij de
productie van kunststofflessen en sommige Ftalaten, ge-
bmikt als weekmaker bij de productie van PVC en in de
coating van de verpakking van voedingsmiddelen.

- Een deel van de Polychloor-bifenylen (PCB\'s) vooral ge-
bruikt in transformatoren en condensatoren. Het gebmik
van PCB\'s is in Nederland inmiddels verboden.

- Dioxinen, in extreem lage concentraties voorkomend rond
afvalverbranding en overigens meer bekend om hun toxi-
sche dan hun zwak anti-oestrogene werking.

- Sommige Poly Aromatische Koolwaterstoffen (PAK\'s)
die vrijkomen bij de verbranding van auto-brandstof
Blootstelling hieraan vindt plaats via ingeademde uitlaat-
gassen.

BLOOTSTELLING VAN DE MENS AAN HORMOON-
ONTREGELAARS

Voedsel en drinkwater vormen de voomaamste bron van
blootstelling aan hormoonontregelaars. Hierbij gaat het
vooral om de fyto-oestrogenen, die van nature in plantaardig
voedsel voorkomen, en om residuen van bestrijdingsmidde-
len. Resten van bestrijdingsmiddelen vormen de vaak persis-
tente lipofiele milieucontaminanten, die zich ophopen in de
vetfractie van voedingsmiddelen zoals melk, melkproducten,
vlees en vis, maar ook in het eigen lichaam en in moedermelk.

m

1 m f i-vir

i li li Té Éifil

Andere bronnen van blootstelling specifiek voor de mens
zijn:

- iatrogene blootstelling door behandeling met natuurlijke
of synthetische hormonen;

- gebruik van anabolen in de sport;

- restanten van groeibevorderende stoffen in vlees;

- stoffen die kunnen migreren uit de coating van verpak-
kingsmateriaal, zoals Ftalaten.

Ook het beroep kan een rol spelen, zoals bij verhoogde bloot-
stelling van tuinders aan pesticiden. De woon- en leefomge-
ving kan tot verhoogde blootstelling aan hormoonontrege-
laars leiden bijvoorbeeld bij hand-mond-contact van
kinderen met verontreinigde grond. Deelname aan het ver-
keer kan leiden tot verhoogde blootstelling aan PAK\'s.

Of stoffen effect hebben hangt niet alleen samen met hun
aanwezigheid maar vooral ook met de hoeveelheid waarin ze
aanwezig zijn. De gemiddeld opgenomen concentraties van
de verschillende hormoonontregelaars lopen sterk uiteen. De
hoeveelheid plantaardige oestrogenen die we via ons voedsel
binnen krijgen bedraagt gemiddeld rond de 100 microgram
per dag. De hoeveelheid opgenomen residuen van bestrij-
dingsmiddelen ligt in de orde van 2 picogram of wel
0.000002 microgram per dag. Dat zijn slechts fracties van de
milligrammen (of wel duizenden microgrammen) per dag
toegediend bij een hormoonvervangingstherapie of bij anti-
conceptie. Daamaast spelen verschillen in biologische be-
schikbaarheid en de fysiologische halfwaardetijd een rol.
Recent is gebleken dat de halfwaardetijd van fyto-oestroge-
nen zeker niet korter is dan die van endogene oestrogenen.
Bij residuen van bestrijdingsmiddelen vormt de eerder ge-
noemde cumulatie in de vetfractie van voedingsmiddelen
een aparte factor. Dit proces is nog maar gedeeltelijk onder-
zocht.

EFFECTEN BIJ DE MENS IN VERBAND GEBRACHT
MET HORMOONONTREGELAARS
Talloze effecten op de voortplanting en de ontwikkeling van
mens en dier worden in verband gebracht met blootstelling
aan hormoonontregelaars, hoewel een causaal verband lang
niet altijd is aangetoond. De kans op een effect hangt naast de
mate van blootstelling, de potentie en de persistentie van de
contaminant af van de periode in de ontwikkeling waarin de
blootstelling plaatsvindt. Dit kan al zijn tijdens de embryo-
nale ontwikkeling, maar ook later, op jeugdige en mogelijk
zelfs op volwassen leeftijd.

Als mogelijke effecten van in utero blootstelling van de man
worden genoemd een verminderde
Spermatogenese met
daardoor een achteruitgang van concentratie en kwaliteit van
sperma, cryptorchidie, feminisatie en een verhoogde kans op
testiskanker. Mogelijke effecten bij de vrouw zijn baarmoe-
derhals- of vaginacarcinoom. Daamaast worden genoemd
ontwikkelingsstoornissen in seksueel gedrag en een veran-
derde seksverhouding, dat is de verhouding tussen het aantal
geboren jongetjes en meisjes. Als mogelijke effecten van
blootstelling op latere leeftijd worden afwijkingen genoemd
in het functioneren van het voortplantingssysteem zoals im-
potentie en libidoverlies bij de man, borstkanker en cyclus-
of menopauzale klachten bij de vrouw en een hogere - en
soms ook lagere - incidentie van tumoren gerelateerd aan
een verstoorde hormoonhuishouding.
Waargenomen afwijkingen bemsten doorgaans op extreem

-ocr page 22-

verhoogde blootstelling aan bepaalde stoffen. Zo werden
Japanners en Taiwanezen in 1978 en 1979 blootgesteld aan
grote hoeveelheden PCB\'s via verontreinigde rijstolie. Bij
vrouwen werden tijdelijk meer miskramen waargenomen en
een lager geboortegewicht van de kinderen. De in die periode
geboren jongetjes bleken op latere leeftijd een gemiddeld klei-
nere penis te hebben dan de controlegroep (23). In 1976 ver-
oorzaakte een industrieel ongeluk hoge concentraties dioxine
rond Seveso in Italië. Kort geleden werd in een epidemiolo-
gisch onderzoek in het besmette gebied een verlaagde inciden-
tie van borst- en endometriumkanker waargenomen (4).

Over het effect van fyto-oestrogenen op de mens is nog wei-
nig bekend, hoewel van het principe al eeuwen geleden ge-
bmik werd gemaakt. De vrouwen van een Cherokee-stam in
Noord-Amerika kauwden op de bladen van een kervelsoort
als voorbehoedmiddel. De oude Grieken en Egyptenaren ge-
bmikten al plantenextracten ter bevordering van de vmcht-
baarheid. In een minder ver verleden raakten hoppluksters
ongesteld door het plukken van de bloemen van dit gewas
rijk aan fyto-oestrogenen (37). Verder is in verschillend on-
derzoek aangetoond dat het consumeren van sojamelk sterke
effecten kan hebben op de menstmele cyclus (7). De inciden-
tie van prostaat- en borstkanker in Zuidoost-Azië is lager dan
in Noord-Europa en de USA. Interessant is de hypothese dat
dit verschil moet worden toegeschreven aan het hogere ge-
halte aan fyto-oestrogenen in het Aziatische voedsel (30).
Een recent verschenen scriptie diergeneeskunde over fyto-
oestrogenen geeft een goed overzicht van de literatuur over
deze stoffen en hun effecten (22).

Potentiële effecten van synthetische hormoonontregelaars
kunnen niet los worden gezien van die van de fyto-oestroge-
nen. Een vergelijkende analyse van de driedimensionale
structuur van een aantal organo-chloorverbindingen en twee
fyto-oestrogenen maakt aannemelijk dat fyto-oestrogenen
mogelijk belangrijker zijn als oorzaak voor afwijkingen aan
het endocriene systeem dan PCB\'s of residuen van pestici-
den (35). Een omgekeerde hypothese is dat de mens zich in
de evolutie aan effecten van fyto-oestrogenen zou hebben
aangepast (15). Ook is verondersteld dat effecten van fyto-
oestrogenen zouden worden geneutraliseerd door eveneens
in plantaardig voedsel voorkomende stoffen met anti-oes-
trogene werking (17).

Voor Nederland komt een commissie, ingesteld door de
Gezondheidsraad, tot de conclusie dat er enige gegevens zijn
over blootstelling-effectrelaties van anthropogene milieu-
contaminanten. Bij zuigelingen bleek blootstelling aan
dioxinen en dioxine-achtige PCB\'s via moedermelk van in-
vloed op de neurologische en psychomotorische ontwikke-
ling. Bij fmittelers zou beroepsmatige blootstelling aan pes-
ticiden kunnen leiden tot verlenging van de tijd tot
zwangerschap en een verandering in de seksverhouding.
Nader onderzoek wordt nodig geacht om hierover meer dui-
delijkheid te verkrijgen (14).

BLOOTSTELLING VAN DIEREN AAN HORMOON-
ONTREGELAARS

Voor in het wild levende dieren vormen voedsel en opper-
vlaktewater de enige bronnen van blootstelling aan hor-
moonontregelaars. Veel plantaardige voedselbronnen bevat-
ten fyto-oestrogenen. Bij in het wild levende dieren zal de
variatie in voedselopname de kans op uitzonderlijke bloot-
stelling daaraan verkleinen. Vissen kunnen via afvalwater
van industriële verwerking van hout tot pulp verhoogde con-
centraties lignanen binnen krijgen. Gedomesticeerde dieren
kunnen, door het land waarop ze worden gehouden, tot een-
zijdige opname worden gedwongen van planten met hoge
gehaltes aan fyto-oestrogenen. Zo is al lang bekend dat be-
paalde klaversoorten bij herkauwers fertiliteitsproblemen
kunnen veroorzaken (3).

De blootstelling aan persistente lipofiele milieucontaminan-
ten wordt sterk beïnvloed door ophoping in de vetfractie van
voedingsmiddelen. De periode waarin in dat voedsel van een
dergelijke ophoping sprake kan zijn geweest zal per voe-
dingsmiddel variëren. Verschillen tussen vleeseters en plan-
teneters komen daar nog bij. Bovendien varieert de levens-
duur per diersoort. Door de veel kortere levensduur van de
meeste dieren zal de invloed van cumulatie van persistente
stoffen waarschijnlijk geringer zijn dan bij de mens.
Gegevens over dit alles zijn schaars. Runderen vormen
hierop een zekere uitzondering. Koemelk vormt een van de
belangrijkste bronnen voor humane blootstelling aan belang-
rijke contaminanten. Om die reden worden de gehaltes in
koemelk van belangrijke contaminanten, waaronder een
aantal ter discussie staande hormoonontregelaars, voortdu-
rend onderzocht (20). In melk van Nederlandse runderen
bleken residuen van pesticiden aantoonbaar, nog jaren nadat
het gebruik daarvan was gestaakt. De laatste jaren zijn de ge-
haltes van dergelijke stoffen duidelijk afgenomen of inmid-
dels zelfs nagenoeg verdwenen (19).

Vissen en andere in water levende dieren ondergaan een bij-
zondere vorm van blootstelling, zeker bij ernstige verontrei-
niging van dat water. Gerapporteerde afwijkingen bij vissen
en reptielen in water sterk verontreinigd met synthetische
hormoonontregelaars hebben dan ook een belangrijke rol ge-
speeld bij het op gang komen van de discussie rond hor-
moonontregelaars. Ook waargenomen afwijkingen bij vis-
sen worden toegeschreven aan blootstelling aan oestrogene
stoffen afTcomstig van verontreinigd afvalwater. Interessant
is een recent onderzoek naar alle oestrogene componenten in
slib van een aantal Engelse waterzuiveringsinstallaties. De
oestrogeniciteit van dit slib bleek vrijwel uitsluitend te be-
staan uit natuurlijke hormonen kennelijk afkomstig van het
vrouwelijk deel van de lokale bevolking (9).

EFFECTEN BIJ DIEREN IN VERBAND GEBRACHT
MET HORMOONONTREGELAARS
Een voorbeeld van waargenomen effecten is vooral bekend
doordat het werd gebmikt in de eerder genoemde BBC-do-
cumentaire \'Assault on the male\'. Het betreft afwijkingen in
de ontwikkeling van het voortplantingssysteem van alliga-
tors levend in het emstig met organochloor-verbindingen
verontreinigde Lake Apopka in Florida (16). Bij meeuwen
zijn een te hoge nestgrootte en paring tussen vrouwtjes waar-
genomen (13). Bij mannelijke vissen is productie waargeno-
men van het dooier-eiwit vitellogenine (29). Dit laatste ef-
fect wordt inmiddels gebmikt als model voor verder
onderzoek (33). Ook het effect van fyto-oestrogenen wordt
onderzocht bij proefdieren. Zo is bij mannelijke ratten na
verhoogde blootstelling aan fyto-oestrogenen een vermin-
derde expressie van seksueel gedrag waargenomen (36).

Effecten van fyto-oestrogenen bij landbouwhuisdieren zijn
echter veel sprekender, omdat ze te maken hebben met zoog-

-ocr page 23-

dieren die veel dichter bij de mens staan. Dergelijke effecten
zijn reeds lang geleden beschreven, maar blijven in discussie
rond hormoonontregelaars wat onderbelicht. Al in 1946
werd in Australië een sterk verminderde vruchtbaarheid be-
schreven van schapen die graasden op percelen waarin veel
onderaardse klaver groeide (3). Deze klaversoorten kunnen
tot 50 g/kg droge stof aan fyto-oestrogenen bevatten. Ook bij
runderen (26), schapen (21), varkens (24), kippen en kalkoe-
nen (25) zijn fertiliteitsstoomissen waargenomen, veroor-
zaakt door fyto-oestrogenen.

EIGEN ONDERZOEK NAAR HET SPERMAGEHALTE
BIJ NEDERLANDSE KI-STIEREN
Directe aanleiding voor dit onderzoek vormde de discussie
over twee eerder beschreven vragen. De eerste is of het sper-
magehalte van de man in geïndustrialiseerde landen al dan
niet daalt. Een aantal onderzoekers neemt een dergelijke da-
ling waar, (1,2,18) anderen zien geen daling (5,11,28,34). Het
totale beeld blijft nog onduidelijk, vooral omdat voor humaan
onderzoek bruikbare gegevens, vooral uit een wat verder ver-
leden, nagenoeg ontbreken. De tweede vraag is of een poten-
tiële daling van het spermagehalte al dan niet in verband staat
met blootstelling aan hormoonontregelaars. Ook aspecten
van de modeme samenleving zoals het dragen van te nauwe
kleren of het beroepsmatig te lang achtereen zitten worden als
mogelijke oorzaken van een dergelijke daling genoemd.

Stieren worden reeds tientallen jaren massaal gebruikt voor
Kunstmatige Inseminatie. Bruikbare gegevens over het sper-
magehalte - het aantal spermatozoën per ejaculaat - van deze
dieren zijn dan ook mimschoots en over lange periodes be-
schikbaar. Als bijdrage aan de vraagstelling werd daarom
een onderzoek geïnitieerd door The Global Institute of
Natural Resources, een organisatie die zich bezighoudt met
het generen of toegankelijk maken van wetenschappelijke
informatie rond milieuprobleem. Het onderzoek werd uitge-
voerd in samenwerking met Holland Genetics, de overkoe-
pelende organisatie voor KI in Nederland (27).

Routine productiegegevens van het Kl-station NOORD-
WEST in Giekerk over de periode van 1977 tot 1996 werden
onderzocht. Van in totaal 75.238 ejaculaten, afkomstig van
2.341 stieren werden de spermagehaltes bepaald, uitgedmkt
in aantal spermatozoën per ejaculaat. Binnen dit materiaal
werd allereerst het effect onderzocht van de belangrijkste uit
de literatuur bekende factoren van invloed op het spermage-
halte. Dit bleken vooral de leeftijd bij afname en daamaast
het interval tussen de sperma-afnames, het seizoen van af-
name en het ras. Voorafgaand aan de verdere evaluatie werd
het materiaal voor deze factoren gecorrigeerd. Uiteraard
worden Kl-stieren streng geselecteerd, voornamelijk op de
melkproductie en de exterieure kenmerken van hun doch-
ters. Op verschillende wijzen kon worden aangetoond dat
deze selectie geen invloed had op het spermagehalte.

Verschillende modellen werden gebmikt voor het onderzoek
naar mogelijke trendmatige veranderingen in spermagehalte
over langere periodes. In geen van de benaderingen werd ge-
durende de waamemingsperiode een daling waargenomen.
De gegevens van dit onderzoek werden nog vergeleken met
die van een eerder gepubliceerd onderzoek bij jonge stieren
uit hetzelfde gebied (10). Vanaf 1962 waren de gegevens van
dit eerdere onderzoek volledig in lijn met die van het huidige
onderzoek. Hiermee wordt duidelijk dat over de periode van
1962 tot 1996 geen daling is opgetreden in het spermage-
halte van deze Nederlandse stieren.

9 mw^

DISCUSSIE

Extrapolatie van de hiervoor beschreven gegevens van stie-
ren naar de mens is uiteraard niet zondermeer mogelijk. Op
overeenkomsten en verschillen in blootstelling aan ver-
dachte milieuverontreiniging is al eerder ingegaan. Daar-
naast kunnen er duidelijke verschillen zijn tussen diersoor-
ten, bijvoorbeeld in de placentabarrière of in de interactie
met het endocriene systeem. Een vergelijkbare blootstelling
hoeft dus niet te leiden tot eenzelfde effect. Niettemin is het
een gemststellend gegeven dat bij de Nederlandse Kl-stieren
in de laatste decades het spermagehalte niet is gedaald.
Daamaast heeft dit onderzoek nog eens bevestigd dat bij on-
derzoek naar lange termijn trends in spermagehalte rekening
moet worden gehouden met diverse factoren die dat gehalte
kunnen beïnvloeden. Dergelijke mimschoots in de veteri-
naire literatuur beschreven gegevens kunnen voor humaan
onderzoek van nut zijn. Zo is de opvallende en slechts ge-
deeltelijk te verklaren jaarlijkse fluctuatie in het spermage-
halte van stieren inmiddels ook bij de mens waargenomen
(11).

Het beschreven onderzoek geeft uiteraard slechts informatie
over één regio. Dergelijke informatie kan relatief eenvoudig
worden aangevuld. Kl-organisaties in vele landen beschik-
ken over een schat aan gegevens, bruikbaar voor een soort-
gelijke evaluatie. Inmiddels zijn in een nog te publiceren
Australisch onderzoek spermagegevens van 343 publicaties
uit de periode 1932 tot 1995 (137 van stieren, 76 van beren
en 130 van rammen) statistisch geëvalueerd (32). Ook in
deze evaluatie werd geen trend tot daling waargenomen.

Over de tolerantie van landbouwhuisdieren voor fyto-oestro-
genen is zeker nog meer kennis te vergaren. Dit kan bijdra-
gen aan de relatieve risicobeoordeling van anthropogene
contaminanten. Daamaast zal mondiaal de inventarisatie
worden voortgezet van dieren blootgesteld aan verhoogde
concentraties contaminanten en eventueel daarbij waar-
neembare effecten. Vergelijkend endocrinologisch onder-
zoek bij verschillende diersoorten is nodig voor meer inzicht
in de relatieve receptoraffmiteit van het reproductiesysteem
voor hormoonontregelaars. Meer testmethodes zullen wor-
den ontwikkeld om het effect bij verschillende diersoorten
vast te kunnen stellen. Veel van dit onderzoek bevat dierge-
neeskundige aspecten, niet in het minst wanneer daarbij
landbouwhuisdieren worden betrokken.

LITERATUUR

1. Adamopoulous DA, Pappa A, Nicopoulos J, Deligianni V, and Simoe
M. Seminal volume and total speirn number trens in men attending
subfertility clinics in the Gerater Athens area during the period 1977-
1993. Hum Reprod 1996; II: 1936-41.

2. Auger J, Kunstmann JM. Czyglik F, and Jouannet P. Decline in se-
men quality among fertile men in Paris during the past 20 years. N E J
Med 1995;332:281-5.

3. Bennets HW, Underwood EJ, and Shier F. A specific breeding pro-
blem of sheep on subterranean clover pastures in western Australia.
AustrVetJ 1946;22:2-12.

4. Bertazzi PA, Pesatori AC, Consonni D, Tironi A, Landi MT, and
Zocchetti C. Cancer incidence in a population accidentally exposed to
2,3,7,8-tertachlorobenzo-paradioxin. Epidemiol 1993;4:398-406.

5. Bujan L, Mansat A, Pontonnier E, and Mieusset R. Time series analy-
sis of sperm concentrations in fertile men in Toulouse, France be-
tween 1977 and 1992. Br Med J 1996; 312: 471 -2.

-ocr page 24-

6. Carlsen E, Giwercman A, Keiding N, and Skakkebaek NE. Evidence
for decreasing quality of semen during past 50 years. Br Med J 1992;
305:609-13.

7. Cassidy A, Bingham S, and Setchell K. Biological effects of a diet of
soy protein rich in isoflavones on the menstrual cycle of premenopau-
sal women. Am J ofClin Nutr 1994; 60: 122-8.

8. Colbom T, Peterson Myers J, and Dumanoski D. Our stolen future -
Are we trheatening our fertility, intelligence and survival ? New
York: Duton, 1996

9. Desbrow C, Routledge D, Sheahan M, Waldock N, and Sumpter JP.
The identification and assessment of oestrogenic substances in se-
wage treatment works effuents,R&D publication; project 490, 1997;
U.K. Environmental Agency, Rio House, Bristol, UK.

10. Elgersma A en Hemminga F. K.l.-Waardigheidsonderzoek bij stieren
in Friesland van 1952 tot 1977. Rapport Gezondheidsdienst voor
Dieren, 1977, P.O. Box 361,9200 AJ Drachten.

11. Fisch H, Feldshuh J, Goluboff ET, Stephen J, Broder BS, Olson JH,
and Barad DH. Semen analyses in 1,283 men from the United States
over a 25-year period: no decline in quality. Fertility & Sterility 1996;
65: 1009-14.

12. Fisch H, and Goluboff ET. Geographic variations in sperm counts: a
potential cause of bias in studies of semen quality. Fertility & Sterility
1996; 65: 1044-6.

13. Fry DM, and Toone CK. DDT induced feminization of gull embryo\'s.
Science 1981;213:922-4.

14. Gezondheidsraad: Commissie Hormoonontregelaars en de humane
voortplanting en ontwikkeling. Hormoonontregelaars in de mens.
Rapport Gezondheidsraad 1997/08.

15. Guillette LJ, Grain DA, Rooney AA, and Percival HF. Gonadal steroi-
dogenesis
in vitro from juvenile alligators obtained form contamina-
ted or control lakes. Environ Health, Perspect 1995; 103: 1-5.

16. Guillette LJ, Gross TS, Masson, GR, Matter JM, Percival HJ, and
Woodward AR. Developmental abnormalities of the gonad and ab-
normal sex hormone concentrations in juvenile alligators from conta-
minated and control lakes in Florida. Environ Health Perspec 1994;
103: 680-8.

17. lEH. Environmental oestrogens: Consequences to human health and
wildlife. Institute for Environment and Health 1995; University of
Leicester, Leicester, UK.

18. Irvin S, Cawood E, Richardson D, Macdonald E, and Aitken J.
Evidence of deteriorating semen quality in the United Kingdom: birth
cohort study in 577 men in Scotland over 11 years. Br Med J 1996;
312:467-71.

19. Klaveren JD van. Resultaten van residubewaking in Nederland, KAP-
verslag DLO-Rijksinsitituut voor land- en tuinbouwprodukten (Rl-
KlLT-DLO)Dec 1995:94-101.

20 . Liem AKD, and Cuypers CEJ. Polychlorinated Organic Compounds

Finadyne werd intramusculair toegediend aan zes normale
merries (twee dravers en vier volbloeden) in een dosering
van 1,1 mg/kg LG in de gluteusformatie. De mediane tijd

PAARD

Referaten

FIIMADYNE BIJ HET PAARD INTRAMUSCUUVIR

Disposition of flunixin after intramuscular administration
of flunixin meglumine to horses. Dyke TM, Sams RA,
Cosgrove SB. J Vet Pharmacol Therap. 1997; 20: 330-
332.

in Mothers Milk. Trends and Determinants. RIVM, Bilthoven, the
Netherlands. Annual Scientific Report 1995:76-81.

21. Lindsay DR & Kelly RW. The metabolism of phyto-oestrogens in
sheep. Austr Vet Jour 1970; 46:219-22.

22. Lintelo, J.G te. De invloed van phyto-oestrogenen op de fertiliteit van
mens en dier. Scriptie Diergeneeskunde April 1997.

23. Lione A. Polychlorinated biphenyls and reproduction. Reprod
Toxicol 1988; 2: 83-9.

24. Mirocha CJ, Pathre SV, Schauerhamer B, and Christensen CM.
Namral occurence of fiisarium toxins in feedstuffs. Appl Environ
Microbiol 1976; 32: 553-6.

25. Mirocha CJ, Christensen CM, and Nelson GH. F-2 (zearalenone)
estrogenic mycotoxin from fusarium. In: Kadis S, Ciegler A, & Ajl SJ
eds.. Microbial toxins. New York Academic Press I97I; 7: 107-38.

26. Mirocha CJ, Harrison J, Nichols AA, and McClintock M. Detection
of a fungal estrogen (F-2) in hay associated with infertility in dairy
cattle. Appl Microbiol 1968; 16: 797-8.

27. Os JL van. Vries MJ de. Daas NH den, and Kaal Lansbergen MJ.
Long term trends in sperm counts of dairy bulls. J Androl 1997; in
press.

28. Paulsen CA, Berman GN, and Wang C. Data from men in greater
Seattle area revelas no downward trend in semen quality: further evi-
dence that deterioration of semen quality is not geographically uni-
form. Fertility & Sterility 1996; 65: 1015-20.

29. Purdom CE, Hardiman PA, Bye VJ, Eno NC, Tyler CR, and Sumpter
JP. Estrogenic effects of effluents from sewage treatment works,
Chem Ecol 1994;8:275-85.

30. Saloniemi H, Wahala K, Nykanen Kurki P, Kallela K, and
Saastomoinen 1. Phyto-oestrogen content and estrogenic effect of le-
gume fodder. Proc Soc Exp Biol and Med 1995; 208: 13-7.

31. Sharpe RN, and Skakkebaek NE. Are oestrogens involved in falling
sperm counts and disorders of the male reproductive tract\'.\' Lancet
1993; 343: 1392-5.

32. Setchell BP. Sperm counts in semen of farm animals 1932-1955. Int
Jour androl 1977; in press.

33. Sumpter J, and Jobling S. Vitellogenesis as a biomarker for oestroge-
nic contamination of the aquatic environment. Environ Health Persp
1995; 103: 173-8.

34. Waleghem K van, Clercq N de, Vermeulen L, Schoonjans F, and
Comhaire F. Detonation of sperm quality in young Belgian men du-
ring recent decades. Hum Reprod 1996; 11: 325-9.

35. Waller CL, Oprea TI, Chae K, Park HK, Korach KS, Laws SC, Wiese
TE, Kelce WR, and Gray LJ Jr, Ligand Based Identification of
Environmental Estrogens. Chem Res Toxicol 1996; 9: 1240-8.

36. Whitten PL, Lewis C, Rusell E, and Naftolin F. Potential adverse ef-
fects of phyto-oestrogens. J Nutr 1995; 125: 771S-7S.

37. Wilfort R. Gesundheit durch Heilkräuter. 1979 Linz.

waarop de maximale plasma-concentratie werd bereikt
was 76,6 minuten (spreiding 31,7-97,0). De mediane half-
waarde-tijd bedroeg 189 minuten (spreiding 165-809). De
eliminatie halfwaarde-tijd was vergelijkbaar met die na in-
traveneuze toediening. De plasmaconcentraties van fina-
dyne 24 uur na intramusculaire toediening varieerden van
25 tot 133 ng/ml. In tegenstelling tot na orale of intrave-
neuze toediening kon 24 uur na intramusculaire toediening
flunixine dus nog wel in het plasma worden aangetoond.
Bij de zes onderzochte paarden werden geen pijnreactie\'s
of bijwerkingen gezien na de intramusculaire toediening.
(Finadyne kan na intramusculaire toediening echter tot
zeer emstige spiemecrose
leiden-ref).

J.H. van der Kolk

-ocr page 25-

Voordepraktl

INLEIDING

De ziekte van Gumboro is een acute, zeer besmettelijke vi-
rusziekte bij kippen. De directe ziekteverschijnselen kunnen
afhankelijk van factoren zoals leeftijd, type kip, virusstam,
(hoogte van de) matemale immuniteit en vaccinaties, varië-
ren van subklinisch tot verslechterde voerconversie, diarree
en sterfte. Bij jonge, onbeschermde opfoklegdieren kan de
sterfte zelfs oplopen tot 80%. Naast directe ziekteverschijn-
selen kan het Gumboro-virus immunosuppressie (aantasting
van het immuunsysteem) veroorzaken. Het gevolg van im-
munosuppressie is dat de kippen vatbaarder zijn voor allerlei
andere ziekteverwekkers en minder goed reageren op vacci-
naties zoals de Newcastle Disease (NCD)-vaccinatie. De
preventie van de ziekte van Gumboro is daarom van groot
belang voor onze pluimveesector.

Ongeveer een jaar geleden is er een landelijke Gumboro
werkgroep opgericht vanuit het Gumboro-project van het
ID-DLO en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Deze
werkgroep houdt zich bezig met het bestuderen van de pro-
blematiek rondom de ziekte van Gumboro en werd zodanig
samengesteld dat alle lagen vanuit de pluimveesector verte-
genwoordigd zouden zijn: het veld, de overheid en het labo-
ratorium.

De werkgroep bestaat uit de volgende personen:

- namens de dierenartsenpraktijken: drs. J.W. Eshuis;

- namens de GD: drs J.F. Heijmans, dr. B. Kouwenhoven en
dr. J.J. de Wit;

- namens het ID-DLO: dr. A.A.H.M. ter Huume;

- namens de broederijen: drs. H.C. Koopman;

- namens de vaccinindustrie: dr. A.A.W.M. van Loon;

- voorheen namens de GD, nu namens Embrex Europe: drs
J.C. van den Wijngaard.

In eerste instantie heeft men de mogelijkheden geïnventari-
seerd die aanwezig zijn om tot een (uniform) vaccinatiead-
vies voor de ziekte van Gumboro te komen. Vragen zoals
wanneer, dat wil zeggen op welke leeftijd, moet er gevacci-
neerd worden, hoe bepalen we het beste tijdstip van vaccina-
tie, op welke wijze moet er gevaccineerd worden, met wat
voor soort entstof moet er gevaccineerd worden en wat zijn
de gevolgen van te vroeg vaccineren, werden onderzocht.
Aan de hand van voorbeelden en experimenten die onder
praktijkomstandigheden zijn uitgevoerd, wordt de proble-
matiek rondom het vaccineren tegen de ziekte van Gumboro
uitgelegd.

\' üezondheid.sdienst voor Dieren. Postbus 9, 7400 AA Deventer
\' Intervet Inlernalional BV. Postbus 31. 5/130 AA Boxmeer

BLOEDONDERZOEK

Er zijn drie verschillende testen om antistoffen tegen de
ziekte van Gumboro in kippensemm te meten.
Dit zijn:

1. de Virus Neutralisatie (VN) test

2. de Agar Gel Precipitatie (AGP) test en

3. de Enzyme Linked Immunosorbent Assay (ELISA).

De ELISA en de AGP worden in de praktijk op grote schaal
gebmikt. De VN-test wordt gebmikt als referentietest (gou-
den standaard) waarop de andere testen worden gestandaar-
diseerd (\'geijkt\').

1. De VN-test

De VN-test is de meest gevoelige en betrouwbare test en
meet neutraliserende antistoffen. Deze zijn direct verant-
woordelijk voor de bescherming en schakelen het Gumboro-
vims uit. De VN-test is zeer arbeidsintensief en het duurt vier
tot zes dagen voordat men de uitslag heeft. Daarom is de VN-
test niet geschikt om onder praktijkomstandigheden te ge-
bruiken. De resultaten van de VN-test worden uitgedmkt in
^log van de verdunning van het te onderzoeken semm. Dat
wil zeggen dat als sera 4, 8 of 16 keer verdund kunnen wor-
den om het Gumboro-virus in de test te neutraliseren, de be-
treffende sera een titer van 2 (4=22), 3 (8=23) of 4 (16=2^)
hebben. Deze test wordt wel vaak gebruikt als standaardme-
thode om bijvoorbeeld de resultaten, verkregen met andere
testen, te vergelijken. De VN-test kan dus ook gebruikt wor-
den om het juiste vaccinatietijdstip te bepalen.

2. De AGP-test

De AGP-test is relatief ongevoelig en kan eigenlijk alleen
hoge niveau\'s antistoffen meten. Als de test geen antistoffen
meer aantoont betekent dat niet dat deze afwezig zijn en dat
er gevaccineerd kan worden. Met de resultaten van de AGP-
test als leidraad voor vaccinatie-advisering moet men dan
ook zeer voorzichtig zijn. De werkgroep adviseert om op ba-
sis van de resultaten van de AGP-test géén uitspraak te doen
over het moment van vaccinatie. De AGP-test is wel ge-
schikt, net als de twee andere testen, om te controleren of een
vaccin al dan niet is aangeslagen.

3. De ELISA

Deze commercieel verkrijgbare test is snel en relatief ge-
makkelijk uit te voeren.

De concentratie van de gevonden antistoffen wordt wereld-
wijd uitgedrukt in de bekende titergroepen O (geen antistof-
fen aangetoond), 1,2, 3,4, 5, 6, etcetera ELISA-titergroep O
omvat VN-titers (uitgedrukt als ^log) van O tot en met 9.
Kuikens met een ELISA-titergroep uitslag van O kunnen nog
wel degelijk een zodanig hoge neutraliserende titer hebben
(maximaal 2^) dat ze nog niet te vaccineren zijn, omdat de
commercieel beschikbare vaccins bij een dergelijke titer ge-
neutraliseerd worden. Het vaccinatieadvies bij een titergroep
O is dan ook afliankelijk van de restimmuniteit en van het

Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 7-10

GUMBORO-VACCINATIE

J.J. de Wit^ en A.A. W.M. van Loon^ [namens de Gumboro-werkgroep)

-ocr page 26-

soort vaccin dat men wil gebruiken. De werkgroep adviseert
daarom de huidige uitslagpresentatie, die gebaseerd is op ti-
tergroepen, te vervangen door een presentatie in ^log titers.
In eigen onderzoek naar de relatie tussen VN- en ELISA-ti-
ters werd de afname van de matemale immuniteit bij jonge
vleeskuikens (gehuisvest in een isolator) bestudeerd. De re-
sultaten van deze proef staan weergegeven in figuur 1. Het
blijkt dat bij hoge en bij lage antistofniveau\'s de ELISA-ti-
ters minder betrouwbaar zijn. In het tussengebied (^log titers
van 8 tot 12, of in ELISA-titergroepen uitgedmkt 1,2 en 3) is
de overeenkomst tussen de VN- en ELISA-titers groot en
kunnen de resultaten met elkaar uitgewisseld worden. Voor
de praktijk is dit middengebied het belangrijkst. De werk-
groep vindt daarom dat ondanks de tekortkomingen van de
ELISA in het hoge en lage gebied, de ELISA op dit moment
de beste test voor de praktijk is om te gebmiken voor de be-
paling van het vaccinatietijdstip.

BLOEDONDERZOEK VOOR HET ADVISEREN VAN
DE OPTIMALE VACCINATIELEEFTIJD
Voor het berekenen van een vaccinatietijdstip is voor velen
de meest praktische bemonstering het eendagskuiken.
Wanneer we semm van moederdieren gebruiken voor het ad-
viseren van het vaccinatietijdstip bij de nakomelingen, dan
moet de relatie tussen antistoffen bij de moederdieren en de
kuikens (nakomelingen) bekend zijn. Omdat we nog te wei-
nig weten over de relatie tussen de titers bij de moederdieren
en die bij hun kuikens, adviseert de werkgroep vooralsnog de
berekening van de vaccinatieleeftijd op de titers bij de kui-
kens te baseren.

Een andere optie is onderzoek van matemale antistoffen in
eidooiers. Er hoeft dan geen bloed meer afgenomen te wor-
den maar slechts eieren geraapt. Echter, de huidige testen
zijn voor toepassing van eidooiermateriaal nog niet gestan-
daardiseerd en gevalideerd. Voorts is er nog te weinig be-
kend over het doorgeven van antistoffen van een moederdier
in verschillende eieren. De werkgroep adviseert daarom op
dit moment geen gebruik te maken van eidooiermateriaal
voor het bepalen van de antistoftiter.
In de praktijk wordt de antistofconcentratie in semm van
eendagskuikens met de ELISA bepaald. Soms hebben kop-
pels zodanig hoge titers dat het vaccinatieadvies op basis van
de ELISA-test minder nauwkeurig is (zie figuur 1). Dit komt
omdat de ELISA in het hoge titergebied minder nauwkeurig
meet. Verder dient nog opgemerkt te worden dat de mater-
nale immuniteit vaak gedurende drie a vier dagen constant
blijft (zie figuur 1). Bij het berekenen van de vaccinatieleef-
tijd bij koppels met dergelijk hoge titers moet men hier reke-
ning mee houden.

1 II »ipi^ip-pk»«^*^* R m

Voor deze berekening zijn verschillende formules beschik-
baar. De meeste formules voorspellen het beste vaccinatie-
tijdstip op basis van de gemiddelde antistoftiter van de on-
derzochte sera. Wanneer er een grote variatie is in de titers
van de verschillende kuikens kan de advisering niet nauw-
keurig zijn. Dit ontstaat bijvoorbeeld in de praktijk door
menging van kuikens die afkomstig zijn van verschillende
vermeerderingskoppels met verschillende antistoftiters. Bij
onderzoek van 20 kuikens worden dan bijvoorbeeld in tien
sera nauwelijks antistoffen en in tien sera veel antistoffen
aangetoond. Voor de kuikens die nauwelijks antistoffen heb-
ben is de berekende vaccinatieleeftijd te laat (deze moeten
namelijk direct gevaccineerd worden) terwijl voor de dieren
met veel antistoffen de berekende vaccinatieleeftijd veel te
vroeg is en het vaccin niet aan zal slaan. Er moet dan ook ge-
streefd worden naar koppels kuikens met homogene titers.
De variatie in de hoogte van de titer tussen de verschillende
sera wordt weergegeven als de CV-waarde (variatie coëffi-
ciënt = de standaard deviatie gedeeld door het gemiddelde).
Er moet dus gestreefd worden naar een lage CV-waarde
(<50%). Bij een hoge CV-waarde, kan het, afhankelijk van
de infectiedmk, verstandig zijn om meerdere malen te vacci-
neren om mogelijke problemen te voorkomen.

HOE KAN MEN KOPPELS VERKRIJGEN MET UNI-
FORME ANTISTOFTITERS?

Het is belangrijk om koppels kuikens te hebben met uni-
forme titers. Of deze titers nu uniform laag of uniform hoog
zijn, is voor de vaccinatie niet van belang (zolang men de
hoogte maar weet).

Onderzoek door de GD in 1992 en 1996 laat zien dat het in de
(Nederlandse) praktijk niet mogelijk is om alle nakomelingen
een homogeen laag antistoffen-niveau te geven doordat
Gumboro-besmettingen in Nederland namelijk veel blijken
voor te komen. Uit het onderzoek in 1992 en 1996 blijkt dat
ongeveer 25% respectievelijk 90% van de moederdierkoppels
in de loop van hun leven een veldinfectie doorgemaakt had.
Van deze besmettingen merkt men niets, omdat ze op latere

* EmwIsM-kuikana □rM.WTtuUi« kuAani

-ocr page 27-

Figuur 3. Binnen-l<oppel variatie in ELISA-Gumboro-titers op 7 dagen leef-
tijd bij 44 koppels vleeskuikens. De koppels waren onderverdeeld in 22
koppels nakomelingen van moederdieren die gevaccineerd waren met een
levend en een geïnactiveerd vaccin (emulsie-dieren, ♦) en 22 koppels na-
komelingen van moederdieren die alleen met een levend vaccin zijn gevac-
cineerd (niet-emulsie dieren, □).

Van deze besmettingen merkt men niets, omdat ze op latere
leeftijd geen ziekteverschijnselen meer veroorzaken. Wel
gaan de moederdieren veel antistoffen vormen die ze dan
weer aan de kuikens meegeven. De nakomelingen van deze
koppels zijn later vaccineerbaar dan men verwacht en zijn bij
menging met andere kuikens de reden van een slechte uni-
formiteit van de Gumboro-titers.

In de figuren 2 en 3 staan de ELISA-titers weergegeven van
de nakomelingen van 22 vermeerderingskoppels die met le-
vend vaccin gevaccineerd zijn en vervolgens met geïnacti-
veerd vaccin (de zogenaamde emulsie-kuikens) en van 22
koppels die alleen gevaccineerd zijn met een levend vaccin
(de zogenaamde niet-emulsie kuikens). Het blijkt dat wan-
neer men moederdieren eerst met een levend vaccin vacci-
neert en vervolgens hervaccineert met een geïnactiveerd
vaccin (olie-emulsie vaccin) men hoge en (relatief) uniforme
titers bij de nakomelingen (binnen en tussen koppels) krijgt.
Dit in tegenstelling tot nakomelingen van dieren die alléén
met een levend vaccin zijn gevaccineerd, waarbij de variatie
in antistoftiters binnen en tussen de koppels veel groter is.
Voor een koppel eendagskuikens met uniforme Gumboro-ti-
ters is een nauwkeurig vaccinatieadvies mogelijk, wat de
kans op problemen in het koppel met betrekking tot de ziekte
van Gumboro reduceert.

Tabel 1. AGP, VN-test en ELISA resulaten bij emulsie-kuikens gemeten net vóór en drie weken na de vaccinatie met intermediaire vaccins op 14 dagen
leeftijd. De AGP-test wordt afgelezen als zijnde positief of negatief. De resultaten van de ELISA worden uitgedrukt in titergroepen en van de VN-test als
2|og waardes. De grijsgekleurde vakken geven aan dat de vaccinatie niet of slecfit is aangeslagen en dat de dieren dus niet beschermd zijn tegen mogelijke
veldinfecties.

Leeftijd dieren op moment van bloedafname

14 dagen

35 dagen

Bedrijf

AGP

ELISA

VN

AGP

ELISA

VN

1

8 pos

8x0

-

7 pos

13x0

<6.6 ±1.6

12 neg

8x1

13 neg

5x1

4x2

2x2

2

20 neg

13x0

8.2±I.0

2 pos

19x0

6.1 ±2.0

7x1

18 neg

1x2

3

21 neg

15x0

8.0 ±0.9

19 pos

2x0

9.0±1.1

5x1

1 neg

7x1

1 x2

7x2

3x3

I x4

4

22 neg

10x0

8.6±I.1

15 pos

9x0

8.6±1.5

lOx 1

5 neg

lOx I

2x2

5

2 pos

13x0

8.2± 1.4

17 pos

1 xO

8.2 ±0.8

18 neg

5x1

3 neg

8x1

9x2

2x3

6

3 pos

13x0

20 neg

16x0

<5.2±1.4

17 neg

7x1

4x1

WAT KAN HET GEVOLG ZIJN VAN TE VROEG
VACCINEREN?

Om de gevolgen van vroeg vaccineren te onderzoeken, heeft
de GD op zes technisch goed draaiende bedrijven die de
emulsie-kuikens standaard met een intermediair vaccin op
14 dagen leeftijd vaccineerden, de Gumboro-inenting ge-
volgd middels bloedonderzoek. De zes bedrijven hadden
geen (klinische) Gumboro-historie en hadden in de voor-
gaande rondes bij routinematig postmortaal onderzoek op de
GD geen afwijkingen vertoond die op de aanwezigheid van
het Gumboro-veldvims duidden. Vóór en drie weken na de
zorgvuldig uitgevoerde vaccinatie (2 uur dorsten, 28 liter
water per 1000 kuikens, met magere melk (1 liter per 50 liter
vaccinvloeistof), controle aan de eind van de nippelleiding)
werd bloed afgenomen en onderzocht op de aanwezigheid

-ocr page 28-

van antistoffen tegen Gumboro met de AGP-, ELISA- en de
VN-test. Op drie weken na vaccinatie dienen alle kuikens in
alle testen positief te zijn. In tabel 1 staan de uitslagen van de
verschillende testen weergegeven.

Op het moment van vaccineren (de dieren waren 14 dagen oud)
kon bij de meeste kuikens met behulp van de ELISA geen an-
tistoffen meer aangetoond worden en varieerde de gemiddelde
VN-titer van de koppels tussen de 8.0 en 8.6. Deze titer is te
hoog voor inenting met intermediaire vaccins. Dat blijkt dan
ook omdat 3 van de zes onderzochte koppels nauwelijks een
serologische reactie vertoonden op de vaccinatie (Tabel 1).
Bij drie koppels heeft het grootste deel van de kuikens wel
serologisch gereageerd, ondanks de nog te hoge titers op het
moment van vaccineren. Wat wel opvah is dat de VN-titer
bij de dieren met een serologische respons relatief laag is.
Twee mogelijke verklaringen hiervoor zijn: a. Een subklini-
sche veldinfectie (met een weinig pathogeen vims) tussen de
vaccinatie en moment van bloedtappen, en b. Het vaccin is
bij een laag percentage van de dieren aangeslagen en is ver-
volgens gaan spreiden waardoor er later bij de dieren via
spreiding een serologische respons werd geïnduceerd.
De vaccinatie van deze emulsie-kuikens op twee weken leef-
tijd was voor een aantal koppels duidelijk te vroeg. Deze die-
ren zijn dan ook niet beschermd tegen een mogelijke veldin-
fectie. Op basis van het bloedonderzoek van de 14 dagen
oude kuikens zou het vaccinatieadvies voor deze zes koppels
tussen de 17 en 22 dagen leeftijd bedragen hebben.
Deze praktijkproef bevestigt wat in Zuid-Nederland al een
aantal jaren geleden werd vastgesteld. Wanneer emulsie-kui-
kens met een intermediair vaccin tussen de tien en 14 dagen
werden gevaccineerd, dan deden zich in de tweede helft van
de mestperiode alsnog uitbraken van de ziekte van Gumboro
voor. Op grond van deze praktijkervaring werden emulsie-
kuikens in Zuid-Nederland op ongeveer drie weken leeftijd
gevaccineerd. Mede naar aanleiding van de resultaten van
deze praktijkproef is het standaard vaccinatieadvies voor
emulsie-vleeskuikens drie weken. Bij een hoge infectiedruk
(eerdere besmettingen op het bedrijf of in de buurt van het be-
drijf) is het advies te vaccineren op basis van bloedonderzoek.
De gevolgen van te laat vaccineren worden niet uitgebreid
besproken. Het zal duidelijk zijn dat wanneer er te laat ge-
vaccineerd wordt, het veldvirus geruime tijd de kans heeft
om zijn schadelijke werking (immunosuppressie of sterfte)
uit te oefenen.

h9 9

Aibiii III TUCiti\'

BLOEDONDERZOEK TER CONTROLE OF DE
VACCINATIE IS AANGESLAGEN

Wanneer een vaccinatie goed is aangeslagen, zal het dier in
de loop van enkele weken veel antistoffen aanmaken. Uit
praktijkonderzoek is gebleken dat de (goedkoopste, maar
ook minst gevoelige) AGP-test tussen de twee en drie weken
na vaccinatie positief wordt. Bij vaccinatie op drie weken
leeftijd kan men dan de controle op de vaccinatie op zes we-
ken of later uitvoeren (bijvoorbeeld aan de slachtlijn). Dit
kan men doen met de drie beschreven bloedtesten.

ZIJN ALLE VACCINS HETZELFDE?
Zijn alle vaccins hetzelfde? Nee, er bestaan verschillen.
Wanneer men een ruwe classificatie wil maken kan men in
Nederland spreken van twee groepen vaccins, de interme-
diaire en de sterke vaccins. Eén van de verschillen tussen
deze groepen is dat de sterke vaccins door een hogere mater-
nale immuniteit kunnen breken dan de intermediaire vac-
cins. Daardoor kunnen sterke vaccins eerder (op een jongere
leeftijd) toegepast worden dan intermediaire vaccins. Bij
vleeskuikens is dit verschil zes a zeven dagen, bij opfokleg-
hennen ongeveer 11 a 12 dagen.

Aangeraden wordt om onder normale omstandigheden (geen
virulent Gumboro-virus op of in de nabijheid van het bedrijf)
intermediaire vaccins te gebruiken. De sterke vaccins wor-
den gereserveerd voor bedrijven met een hoge infectiedruk.

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

- Gebmik de AGP-test niet voor het adviseren van het vacci-
natietijdstip.

- Houdt er rekening mee dat recente gegevens aantonen dat
vele VB-koppels subklinische veldinfecties met het Gum-
boro-vims meegemaakt hebben en/of meemaken. Vooral
kuikens van niet met olie-emulsie vaccin gevaccineerde kop-
pels zijn dan (veel) later vaccineerbaar dan men verwacht.

- Emulsie-kuikens zijn (doorgaans) op 14 dagen leeftijd nog
onvoldoende vaccineerbaar bij gebruik van intermediaire
vaccins.

- Gebruik onder normale omstandigheden de intermediaire
vaccins.

- Vaccineer bij een hoge infectiedruk op basis van bloedon-
derzoek met een sterk vaccin.

- Bij mengkoppels is bloedonderzoek aan te bevelen ter be-
paling van de vaccinatiedatum cq data (bij grote spreiding).

RETINA DYSPLASIE BIJ DE HOND

Studentemferaten

E. Visnjaric; SR 668/97:32pp.

Retina dysplasie (RD) kan worden gedefinieerd als een abnor-
male groei en vorming van de retinale weefsels waarbij plooien
en rosetten ontstaan. Er is sprake van een vroeg embryonale
ontwikkelingsstoornis meestal bemstend op een afwijkend
gen. De vererving is enkelvoudig recessief Soms kan de aan-
doening ook ontstaan als gevolg van infectieuze, fysische of
chemische noxen. Bij de RD stoelend op een genetische pre-
dispositie kent men klinisch drie vormen, te weten: een em-
stige, milde en een tussenvorm welke min of meer rasgebon-
den zijn. De emstige vorm wordt waargenomen bij de
Bedlington Terrier, Sealyham Terrier, Labrador Retriever,
Dobermann en andere. De milde vorm komt voor bij de
Schotse Herdershond, de Beagle en de Rottweiler. Een tussen-
vorm is bekend bij de Engelse Springer Spaniël. In het hoofd-
stuk preventie wordt ingegaan op de betekenis van stamboom-
analyse en van proefparingen. Om het bestaan van afwijkende
genen aan te tonen maakt men gebmik van moderne onder-
zoektechnieken zoals karyotypering en polymerase chain re-
action.

-ocr page 29-

BJ. Mangnus en J. CM. Schokker; SR 461/95:38pp.

Salmonella enteritidis is weinig pathogeen voor pluimvee.
Deze bacterie kan echter via pluimveeproducten voedselver-
giftigingen veroorzaken bij mensen. Men ziet vooral ziektever-
schijnselen (darmstoomissen) wanneer de hygiënische om-
standigheden bij bewaren en bereiden minder goed zijn. Ook
personen met een verminderde immunologische afweer (oud,
behandeling met cytostatica) lopen een verhoogd risico om na
besmetting ziekteverschijnselen te gaan vertonen.
Voedselvergiftigingen veroorzaakt door S. enteritidis zijn aan-
zienlijk toegenomen in vergelijking met andere salmonellae en
wel van 3,9% in 1987 naar 49,6 in 1994. Gezien de exportbe-
langen van pluimveeproducten is bestrijding dringend noodza-
kelijk. Aanvankelijk heeft men gedacht S. enteritidis te elimi-
neren via de \'top down\' methode. Dat wil zeggen het vrijma-
ken van de reproductieve koppels. In de beginfase werden deze
gemimd. Tegenwoordig worden de grootouderdieren verwij-
derd en de ouderdieren medicinaal behandeld. De diagnosti-
sche methoden worden besproken en onderling vergeleken op
specificiteit en sensitiviteit. Binnen economische grenzen is de
\'double antibody sandwich blocking Elisa\' op basis van mono-
clonale antilichamen gericht tegen epitopen van het flagelline
van S. enteritidis, zoals deze ontwikkeld is door ID-DLO in
Lelystad, het meest betrouwbaar. Ingegaan wordt op de resul-
taten van vaccinatieproeven met verschillende vaccins (gemiti-
geerd, split, geïnactiveerd). Geen enkel vaccin gaf ten aanzien
van uitscheiding een volledige bescherming.

SALMONELLA ENTERITIDIS BIJ PLUIMVEE: DETECTIE
EN VACCINATIE

SCHOEISELONTSMETTING IN DE VEEHOUDERIJ

O

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie de heer ing. P.
Peters (Gezondheidsdienst voor Dieren) bereid om voor
de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

De ontsmettingsbak voor laarzen bij de entree van een vee-
stalling is een noodzaak danwel een goed gebruik geworden.
De effectiviteit van het daarin toegepaste ontsmettingsmid-
del is natuuriijk van vele factoren afhankelijk. Maar even
groot lijkt het aantal daarvoor in de handel gebrachte produc-
ten waarvoor het gevaar bestaat dat we er wat al te gemakke-
lijk aan voorbij gaan. Kunt u een aantal voor de praktijk nut-
tige tips geven waarop in dezen moet worden gelet?

ANTWOORD:
Keuze middel

Een ontsmettingsmiddel moet op de eerste plaats zijn toege-
laten voor gebmik in ontsmettingsbakken. Deze toelating is
te herkennen aan een 4- of 5-cijferig toelatingsnummer op de
verpakking. Onder \'wettelijk gebmiksvoorschrift\' dient op
de verpakking aangegeven te staan of het middel is toegela-
ten voor het ontsmetten van schoeisel.

Verder zou het middel voor gebmik in de ontsmettingsbak
aan een aantal eisen moeten voldoen:

- niet schadelijk voor de gezondheid;

- een breed werkingsspectrum;

- weinig gevoelig voor vervuiling;

- snelwerkend;

- makkelijk oplosbaar.

Vraag en Antwoord

Een ideaal desinfectiemiddel dat aan al deze eisen voldoet
bestaat echter niet. Elk middel heeft zijn beperkingen en
nadelen. Er is echter wel een voorkeur uit te spreken voor be-
paalde middelen.

Voor standaardgebmik in ontsmettingsbakken in de veehou-
derij gaat de voorkeur uit naar een middel dat bestaat uit:

1. een chloorproduct, of;

2. een combinatie van quaternaire ammoniumverbindingen
en aldehyden.

Van beide groepen zijn er meerdere merken beschikbaar. Op
de verpakking van het middel staat aangegeven wat de werk-
zame stof is.

Effectiviteit ontsmetting

Voor een goede ontsmetting is een dompeltijd van minstens
vijf minuten nodig!

Dit zal in de praktijk bij het dompelen nooit gehaald worden.
Eventueel kunnen laarzen in de auto in een ontsmettende op-
lossing geplaatst worden.

Het wisselen van schoeisel bij de entree van het bedrijf blijft
echter altijd nodig. Het uitsluitend ontsmetten van eigen
laarzen is onvoldoende.

Verder zijn er een aantal voorwaarden waaraan voldaan
moet worden voor een effectieve ontsmetting:

- een twee tot drie maal hogere dosering dan volgens de toe-
lating nodig is om in zeer korte tijd toch enigszins goed te
ontsmetten;

- ontsmetten van vuile laarzen is zinloos:
. een laarzenreiniger is noodzakelijk

. profielloze ontsmettingslaarzen zijn beter reinigbaar;

- ververs de oplossing in de bak minstens twee maal per
week;

- bij duidelijk zichtbare vervuiling de oplossing zelfs direct
verversen;

- een laarzenreiniger met ontsmettingsmogelijkheid zorgt
altijd voor een verse oplossing;

- hoe warmer de oplossing, des te beter de ontsmettende
werking: bak of borstel binnen plaatsen.

-ocr page 30-

m urn^n ■ m

wm^-\'^". -iy»-.\'wgéMeÉi

»uUaiisKmttMfi^ i ii,Mil*iii>iifa"iiiiii Viï iiiii<i1i[i

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (25)

WILLIAM YOUATT (1776-1847)

Veterinair verleden

De namen van Blaine^ en Youatt worden vaak In één adem genoemd en dat is ook niet venNonderlijk, want behalve tijdgenoten en
associés, waren beiden pioniers binnen de zich moeizaam ontwikkelende Engelse diergeneeskunde van het begin van de 19e eeuw.
De kritische Sir Frederick Smith toont voor geen van zijn landgenoten uit deze periode zoveel waardering als voor Youatt, aan wiens
nagedachtenis hij deel 3 van zijn geschiedenis opdroeg. Hij noemt hem in deze opdracht:

\'a gentle, amiable man of great benevolence and humanity, a prodiguous worker, ever faithful to the cause he undertook to serve, a
pioneer of the veterinary art, whose name is written in letters of gold upon the tablets of the profession\' 2.

Youatt werd geboren in 1776 in Exeter, waar zijn vader geneesheer was. Hij werd opgeleid tot voorganger in de Nonconformist
Church, een kert< die afgescheiden was van de Anglicaanse Kerk. In 1810 arriveerde hij in Londen als directeur van een opvoedings-
instituut. Hij was kennelijk niet gelukkig in deze functie, want een jaar later - hij is dan dus al 35 jaar - trad hij als leeriing-veearts in
dienst bij de gerenommeerde Londense dierenarts D.P.Blaine. Youatt meldde zich in 1813 aan als student van het Londense
Veterinary College.

Blaine had hierop bij zijn pupil aangedrongen, omdat hij het altijd nog als een gemis voelde dat hijzelf nooit het diploma had behaald.
Helaas was de verhouding tussen de directeur van de school Edward Coleman en Blaine bijzonder slecht en dit werd nu uitgespeeld
over de rug van Youatt. Coleman deed er alles aan om Youatt van de school te krijgen, wat hem op den duur, kort voor de eindexa-
mens, ook is gelukt. Evenals Blaine moest ook Youatt zich zien te redden zonder diploma.

De samenwerking tussen Blaine en Youatt duurde niet lang, want Blaine trok zich in 1817 uit de praktijk terug. Hoewel de beide man-
nen totaal verschillende karakters hadden, konden ze het uitstekend met elkaar vinden. Youatt was blakend van ijver en enthou-
siasme. Hij ijverde altijd voor het aanzien van het beroep zowel bij het publiek als bij de wetenschappelijke instanties.

Aanvankelijk lag het accent van de praktijk op paarden en honden. Gedurende zijn praktijktijd heeft hij meer gevallen van rabiës ge-
zien en bestudeerd dan wie ook. Hoewel Bardsley al in 1793 had gesteld dat rabiës uitsluitend door besmetting kon ontstaan, was het
Youatt die deze stelling te vuur en te zwaard verdedigde. Noch bij de medische stand noch bij collegae vond hij echter enige bijval.
Ook Coleman ging uit van een spontaan optreden van de ziekte.

In Londen werden ten behoeve van de melkvoorziening 12.000 runderen gehouden, die doorgaans behandeld werden door empiristen; slechts een enkele
keer werd Youatt te hulp geroepen. Doordat hij de statistieken van zijn patiënten gepubliceerd heeft, hebben we een nauwkeurig inzicht in de grootte van zijn
praktijk en de diersoorten die hij behandelde.

Hij had een groot besef van het economische belang van de gezondheid van mndvee, schapen en varkens en hij kon zich er daarom niet bij neerleggen dat
aan het
Veterinary Collegegeen enkele aandacht aan deze diersoorten geschonken werd. Hij stelde zich ten doel om daar verandering in te brengen.
Youatt had geen grote praktijk en dat gaf hem de gelegenheid om de bibliotheek van het Brits Museum te frequenteren en zich te wijden aan lezen en studeren
en aan het onderhouden van een uitgebreide con-espondentie. Men schreef hem over de meest uiteenlopende agrarische en veterinaire problemen. Niet dat
hij een specialist was op agrarisch gebied, maar hij was van oordeel dat een relatie gelegd moest worden tussen de diergeneeskunde en de agrarische belan-
gen.

Toen Youatt in 1828 de mogelijkheid ovenwoog om een veterinair tijdschrift te gaan uitgeven, werd hij venast door het initiatief van William Perdvall (1792-
1854) die in datzelfde jaar
The Veterinarianstarn^. Deze benaderde toen Youatt met de vraag om de redactie te voeren, wal deze gedurende de volgende vijf-
tien jaar met volle inzet zou gaan doen. Het werd een blad van standing dat voor de veterinaire professie in Engeland van grote betekenis is geweestHet
werd de spreekbuis om het gebrekkige en eenzijdige onderwijs van het
Veterinary College aan de kaak te stellen. Maar om hierin verandering te brengen,
bleek een moeizaam proces. Daarom bésloot Youatt, óók in 1828, om in zijn praktijkhuis aan Nassaustreet een school op te richten. Zijn lessen werden bijge-
woond door studenten van het
Veterinary College, door medische studenten en door anderen. Hij gaf colleges in anatomie, fysiologie en pathologie van de be-
langrijkste huisdieren. In 1831 kreeg hij een uitnodiging om colleges te geven aan de Universiteit van Londen. Dit was een geweldige voldoening voor de man,
aan wie het niet vergund was om een diploma van het
Veterinary Collegete venwerven. De senaat van de Universiteit was zo enthousiast over het groeiend
aantal studenten en zijn aanpak, dat zijn tijdelijke aanstelling omgezet werd in een definitieve.

t Vjdschnfl voor Diergeneeskunde 1997; 122:610-611 (Voorgangers nr 24)

2 Smith, F. The early history ol veterinary literature and its British devehpinent. London, 1976:137-158. Hetataat opp. v.

3 DunkjpR.H. andWilliainsD.J. Veterinary medkane, an illustrated history. St Louis, 19%: 598.

-ocr page 31-

mmm
ÉÊÊÊm

^Ift-r

m

m

ÊÊÊm

In 1833 liet zijn gezondheid hem in de steek. Youatt was toen 57 en voelde zich niet meer in staat zijn school te lelden en colleges te ge-
ven, hetgeen het einde van deze opleiding betekende. In 1835 trok hij een partner aan en in 1838 heeft hij zich uit de praktijk terugge-
trokken.

Het behoeft niet te verwonderen dat Youatt ook een vooraanstaande rol gespeeld heeft in de vroege geschiedenis van het Londense
veterinaire verenigingswezen. Reeds gedurende zijn korte verblijf aan het
Veterinary College had hij meegedaan aan de oprichting van
een studentenvereniging. In 1828 werd door de Londense practici een
Veterinary Medical Soc/eiy opgericht, waarvan hij de secretaris
werd. De vereniging kwam eerst in een pub bijeen, later in Youatts school. Er werd gediscussieerd over de ontwikkelingen in de dierge-
neeskunde. We vinden de verslagen hierover terug in de 7?7e
Veterinarian. Helaas werd de Society in 1835 opgeheven door gebrek
aan belangstelling. Mogelijk speelde de ziekte van Youatt hierbij een rol. Een jaar later, in september 1836, werd de
Veterinary Medical
Association
opgericht, waarin zowel studenten als practici van gedachten konden wisselen. Coleman werd beschermheer, Sewell
voorzitter. Morton secretaris en Youatt penningmeester. Dankzij de inspanning van de Youatt vinden we ook van deze bijeenkomsten
uitgebreide verslagen in de
Ttie Veterinarian, waardoor we een uitstekende indruk krijgen van de stand van zaken in die dagen.
Door de
Society for the Diffusion of Useful Kwowledgewerd hij in 1830 benaderd om een serie boeken te schrijven over geschiedenis,
rassen en ziekten van huisdieren. Zo verscheen in 1831 het eerste deel bestaande uit 528 pagina\'s over het paard®. In 1834 ver-
scheen een even omvangrijk weri< over het rund, in 1837 over het schaap, in 1845 over de hond en in 1847 kort na zijn dood een werk
over het varken. Sommige van deze werken bereikten meerdere edities en werden vertaald. Het is onnodig te zeggen, dat Youatt een
groot aanzien venwiert door deze publicaties. Anderzijds waren er ook consen/atieve lieden die hem kwalijk namen dat hij door het po-
pulariseren van de veterinaire kennis, die hij voor een deel ontleend had aan inlichtingen van practici, het debiet voor zijn collegae ver-
kleinde. Een artikel waarin hij hen beschuldigd had ten eigen voordele informatie aan hun clientèle te onthouden, werd door zijn tegen-
strevers (Bracy Claris, Richerd Vines en William Miles) aangegrepen om een campagne tegen hem op touw te zetten die een schaduw
zou werpen over zijn laatste levensjaren.

In de The Veterinarianmden we regelmatig publicaties van zijn hand over de ziekten van dierentuin-dieren. In 1833 was hij namelijk
de officiële dierenarts geworden van de
Zoological Society of London.

Ook heeft Youatt zich ingezet voor de Society for the Prevention of Cruelty to Animals en dat in een periode, waarin de idealen van
deze vereniging zeker nog niet door iedereen werden onderschreven.

Youatt was één van de eerste leden van de in 1838 opgerichte Royal Agricultural Society of England (R.A.S.E.). Na het storten van een
aanzienlijke som gelds werd hij in het bestuur opgenomen. Door zijn invloed kwam er een bepaling in de statuten, waarmee het bestuur
de bevoegdheid kreeg om maatregelen te nemen ter verbetering van de veterinaire opleiding. Een subcommissie van de
Society on-
der
lekJing van Youatt stelde een nieuw curriculum op voor de oplekling tot dierenarts. Hierin werd ook de ziektenleer van rund, schaap
en varken opgenomen. Ondanks verzet van de zijde van de school, waar na het overiijden van Coleman in 1839 zijn opvolger W.
Sewell in de behoudende trant van zijn voorganger voortging, werd in 1842 een leraar aangesteld om het ondenwijs in runderziekten te
verzorgen. De
R.A.S.E. heeft het, ook financieel, mogelijk gemaakt om deze ondenwijshervorming door te voeren; maar het is toch in
de eerste plaats aan de visie en het doorzettingsvermogen van Youatt te danken geweest dat deze werd gerealiseerd en dat een bres werd geslagen in het
elke vernieuwing afwijzende machtsblok van het
College. Ook een ander euvel werd met succes bestreden. Niet langer zouden de leraren uitmaken wie ge-
rechtigd werd tot praktijkuitoefening, maar een examencommissie gekozen door de leidende practici. In 1844 werd het
Royal Charter veri<regen en kreeg de
beroepsgroep in het
Royal College of Vetennary Surgeonsóe uitsluitende bevoegdheid diploma\'s te verienen. In datzelfde jaar trok Youatt de stoute schoenen
aan om het fel begeerde diploma te venwerven. Hij verscheen voor de commissie, maar weigerde een impertinente vraag te beantwoorden. De voorzitter kwam
tussenbeide en overhandigde Youatt het diploma op grond van zijn vele verdiensten.

Zjn grootste compliment kreeg Youatt, toen Sir Erasmus Wilson aan een diner vertekJe, dat hij een vriend uit Noord-Engeland te gast had in Londen en dat hij
deze de stad wou tonen. De vriend zei: \'Ik hoef de stad niet te zien als je mij alleen maar voorstelt aan Youatt\'!

Youatt heeft de laatste jaren veel geleden door jicht. Ondanks dat heeft hij nog zeer veel gepubliceerd en was hij de drijvende kracht achter veel veterinaire acti-
viteiten. In zijn geboorteland is hij nooit onderscheiden; de controverse met Coleman zal hierbij wel de voornaamste rol gespeeld hebben. Door zijn benoeming
tot
Foreign Member of the R. Accademia Nazionale dei /./nee/wist de oudste wetenschappelijke academie van Italië zijn verdiensten wel te waarderen.
Youatt overleed op 9 januari 1847 in zijn werid«mer op de leeftijd van 71 jaar®. Met hem ging de meest invloedrijke dierenarts van Engeland uit de eerste helft
van de negentiende eeuw heen. Een vriendelijke man, die steeds bereid was zijn beste krachten in te zetten om het aanzien van de veterinaire professie te ver-
hogen.

E.P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

< Dil tijdschrift heeft 75 jaargangen volgemaald en is in 1903 verenigd met The joumal ol comparative pathology and therapeutics.
5 Ewer T.K. \'Youatt and Bmnef. Vet.Hisl. 1990:6:120-124.1.K. Brunei was ingenieur; hij schreef A treatise on draught als supplement op Youatts paardenboek,
e Clewkf/tJ. The death of William Youalt. Vet.Hist. 1994:8:39-41.HlerineenkopievanhetoverlijdenscertiticaatwaanjilblijktdalYouatlzelfmooriJpleegdedoainnai^

-ocr page 32-

■P i M

ii^frrrtiiii

ékmhMÉI

TUCHTCOLLEGE: VALSE EXPORTVERKLARINGEN
ONAANVAARDBAAR

©

In een tweemanspraktijk was in ieder geval ten aanzien van één exporteur een
gewoonte ontwikkeld om verklaringen terzake van bloedmonsters van voor
export bestemde runderen in strijd met de voorschriften af te geven. Beide
dierenartsen en de in dienst van de maatschap zijnde dierenarts hebben zich
op de door de klachtambtenaar ingediende klacht individueel moeten verant-
woorden bij het Veterinair Tuchtcollege. Hieronder wordt één van de drie
uitspraken gepubliceerd.

Veterinair tuchtrecht

Geconcludeerd kan worden dat tot de
gezondheidszorg voor dieren ook het
in stand houden van een betrouwbaar
systeem van georganiseerde dierge-
zondheidszorg behoort. Het algemeen
belang vereist dat de diergeneeskunde
naar behoren wordt uitgeoefend en
geen gedragingen plaatsvinden die aan
een goed functioneren van de dierge-
zondheidszorg afbreuk kunnen doen.
Twijfel ten aanzien van de door die-
renartsen in dit kader afgegeven ver-
klaringen kan de betrouwbaarheid van
het systeem van de gezondheidszorg
voor dieren ernstig aantasten.
De verweren van de dierenartsen in
kwestie dat de gewraakte handelingen
onder druk van de cliënt zijn uitge-
voerd, de gezondheidstoestand van
dieren niet is aangetast, er geen finan-
cieel voordeel is behaald en dat de han-
delingen vanuit veterinair oogpunt be-
zien zinloos zijn werden niet gehono-
reerd.

Alle drie de dierenartsen waren ook
reeds strafrechtelijk veroordeeld. De
twee in maatschapsverband samen-
werkende dierenartsen hebben mede
gelet op het gevaar van recidive ieder
afzonderlijk een schorsing opgelegd
gekregen. De pas afgestudeerde die-
renarts in loondienst die werd meege-
trokken in de in deze praktijk be-
staande illegale werkwijze kreeg een
geldboete opgelegd.
De bij het Veterinair Beroepscollege
ingestelde beroepen tegen deze uit-
spraken zijn verworpen.
Gelet op het feit dat de uitspraken dus-
danige overeenkomsten vertonen is
besloten slechts één van de uitspraken
(95/0047) integraal te publiceren.

Bureau KNMvD.
mr. P.S. van Egmond

PUBLICATIE BESLISSING VETERINAIR TUCHTCOLLEGE INGEVOLGE ARTIKEL 16 DERDE LID, VAN DE WET
OP DE UITOEFENING VAN DE DIERGENEESKUNDE 1990

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

Uitspraak in de zaak van ...... de

Klachtambtenaar bedoeld in artikel
29 van de Wet op de uitoefening van
de diergeneeskunde 1990,
klager

......... tegen (...), beklaagde wonende

te(...)

DE PROCEDURE

Bij klaagschrift gedateerd 27 april
1995, aangevuld bij brieven van 5 juli
1995, 9 november 1995 en 7 mei 1996
heef) klager zich tot het Veterinair
Tuchtcollege gewend.
Beklaagde heeft bij schrijven van 12
juni 1995, aangevuld bij brieven van 12
juni 1995 25 april 1996 (twee maal) en
17 mei 1996 gereageerd op de klacht.
Het College heeft de zaak op 30 mei
1996 ter zitting behandeld. Beklaagde
was daarbij in persoon verschenen. De
klachtambtenaar werd vertegenwoor-
digd door drs H.C.A. Leemans.

BESLISSING OP HET VERZOEK
TOT WRAKING

Alvorens tot de behandeling van de
klacht over te gaan, dient het College
te beslissen op het namens beklaagde
door diens raadsman bij schrijven van
25 april 1996 gedane verzoek tot wra-
king van drs. J.C.M. van Dijck, drs. J.
Gutteling, drs. J.G.A. Slaats en drs.
A.S. Spmit.

L Ingevolge artikel 30, eerste lid, van
de Wet op de uitoefening van de dier-
geneeskunde 1990 (de Wet) kunnen
leden van het Veterinair Tuchtcollege
worden gewraakt indien te hunnen
aanzien feiten en omstandigheden be-
staan, waardoor in het algemeen de
rechterlijke onpartijdigheid schade
zou kunnen leiden.

Beklaagde heeft bij schrijven van 25
april 1996 aangegeven dat als zodanig
feit of omstandigheid moet worden
aangemerkt het lidmaatschap van
voornoemde leden van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde (KNMvD). Beklaagde
motiveert zijn verzoek door te verwij-
zen naar niet nader omschreven, doch
naar het oordeel van beklaagde bijzon-
der laatdunkende, door de secretaris
van de KNMvD bij gelegenheid van de
mondelinge behandeling van de straf-
zaak in eerste aanleg waarbij be-
klaagde terzake van dezelfde feiten als
waarop de onderhavige klacht betrek-
king heeft terecht stond, aan het adres
van beklaagde gedane uitlatingen.
Beklaagde stelt dat nu er kennelijk
reeds een oordeel van de KNMvD om-
trent beklaagdes handelen bestaat, dit
een omstandigheid is waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid van de le-

-ocr page 33-

den van het College die tevens lid zijn
van de KNMvD schade lijdt, althans
in het algemeen schade zou kunnen lij-
den.

De Voorzitter van het College over-
weegt met betrekking tot het verzoek
om wraking dat de leden van het
Veterinair Tuchtcollege, waaronder de
bovengenoemde diergeneeskundige
leden van het College op persoonlijke
titel en op grond van hun persoonlijke
deskundigheid worden benoemd in het
College. Het lidmaatschap van de
KNMvD kan dan ook noch als voor-
waarde noch als belemmering voor het
lidmaatschap van het Veterinair
Tuchtcollege worden gezien. Voorts is
gesteld noch gebleken dat tussen voor-
noemde diergeneeskundige leden van
het College en de KNMvD, of functio-
narissen van die vereniging een ver-
houding bestaat die aan een onafhan-
kelijk oordeel van de diergeneeskun-
dige leden in de weg zou kunnen staan.
Derhalve valt niet in te zien hoe laat-
dunkende uitlatingen van de secretaris
van de KNMvD aan het adres van be-
klaagde, welke deze uitlatingen ook
moge zijn, de diergeneeskundige leden
van het College zouden kunnen belem-
meren in hun vermogen te komen tot
een onafhankelijke oordeelsvorming.
Het enkele feit dat voornoemde leden
van het College tevens lid zijn van de
KNMvD is in ieder geval niet een om-
standigheid die twijfel kan doen rijzen
omtrent de rechterlijke onpartijdigheid
van de diergeneeskundige leden van
het College.

Mitsdien wijst de Voorzitter, gelet op
artikel 30, tweede lid, van de Wet, het
verzoek tot wraking af.

DE KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals monde-
ling nader toegelicht ter zitting, ver-
klaart klager - kort samengevat en za-
kelijk weergegeven - het volgende.
Klager stelt dat beklaagde op 11 de-
cember 1993 ten onrechte 30 verkla-
ringen heeft afgegeven, waarin wordt
aangegeven dat 30 export-mnderen
door hem zijn getuberculineerd en dat
door hem van deze dieren bloed is af-
genomen ter controle op Bmcellose en
leucose. In werkelijkheid heeft be-
klaagde evenwel bloed afgenomen van
één, niet voor export bestemd mnd en
dit bloed verstuurd als zijnde bloed
van de 30 wèl voor export bestemde
mnderen. Verder heeft beklaagde, in
strijd met hetgeen door hem daarom-
trent is verklaard, géén tuberculinisa-
ties verricht.

Klager stelt voorts dat beklaagde vaker
bloedmonsters van een ander mnd laat
doorgaan voor een bloedmonster van
een voor export bestemd mnd.
Klager heeft zijn stellingen onder-
bouwd door overlegging van een groot
aantal processen verbaal en een ter-
zake van dezelfde feiten als waarvoor
beklaagde thans tuchtrechtelijk wordt
vervolgd gewezen vonnis van de ar-
rondissementsrechtbank te Almelo.
Klager is van oordeel dat beklaagde
actief en stmctureel aan een laakbare
praktijk heeft meegewerkt waardoor
ernstige schade heeft kunnen ontstaan
voor de (georganiseerde) gezond-
heidszorg voor dieren in Nederland,
het vertrouwen dat daar intemationaal
in bestaat en de daarmee in verband
staande nationale economische belan-
gen.

HET VERWEER

In zijn verweerschrift zoals mondeling
nader toegelicht ter zitting heeft be-
klaagde - kort samengevat en zakelijk
weergegeven - het volgende opge-
merkt.

Beklaagde stelt dat door zijn handelen
de gezondheidszorg voor dieren niet in
gevaar is gekomen. Beklaagde sluit
niet uit dat door zijn handelen moge-
lijk andere normen in het geding zijn
gekomen, waardoor mogelijk natio-
naal-economische belangen zijn ge-
schonden, doch naar zijn oordeel val-
len deze normen niet onder de werking
van het tuchtrecht. Beklaagde stelt
voorts dat de handelingen die van hem
in het kader van export-garantiever-
schaffing, althans voor wat betreft de
IBR-verklaringen, uit veterinair oog-
punt zinloos waren. Naar de mening
van beklaagde verschaft een bloedaf-
name als voorgeschreven geen garan-
ties over de status van het dier op mo-
ment van afname van het bloed en,
gelet op de vele mogelijkheden van be-
smetting in een later stadium, zeker
niet over de status van het dier op het
moment van aankomst in het land van
bestemming. Veeleer dan zijn eigen
handelen is naar zijn oordeel een fa-
lend systeem van georganiseerde ge-
zondheidszorg en garantieverschaf-
fmg debet aan mogelijke schadelijke
gevolgen.

Beklaagde betoogt voorts dat de door
de klachtambtenaar geconstateerde
onregelmatigheden zich slechts bij één
exporteur hebben voorgedaan en mede
zijn veroorzaakt door de door deze ex-
porteur gestelde eisen ten aanzien van
spoedopdrachten. Beklaagde bestrijdt
dat er sprake is van een uit financiële
overwegingen ingegeven vooropgezet
plan om frauduleus te handelen van de
zijde van beklaagde. Beklaagde be-
toogt ook geen of nauwelijks finan-
cieel voordeel te hebben behaald uit de
gewraakte handelwijze.

VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende

vaststaande feiten.

Beklaagde heeft in de periode van 8 tot
en met 12 december 1993 bij de
Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees van het Ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
in gebmik zijnde uitslagen-formulie-
ren voor de export van fok- en ge-
bmiksmnderen (betreffende export
naar Duitsland) valselijk opgemaakt
door op deze formulieren aan te geven
dat de op die formulieren vermelde
mnderen door hem waren getuberculi-
neerd en door hem bij voormelde mn-
deren een monster bloed was afgeno-
men voor onderzoek op bmcellose en
leucose. In werkelijkheid evenwel
heeft beklaagde bij een ander dier dan
ten aanzien waarvan door hem verkla-
ringen zijn afgelegd, bloedmonsters
afgenomen en deze monsters ingezon-
den naar de SGD als waren zij atTcom-
stig van de mnderen ten aanzien waar-
van door hem verklaringen zijn
afgelegd, en heeft geen tuberculinisa-
tie plaatsgevonden.

Omstreeks 22 november 1993 heeft
beklaagde bij de Rijksdienst voor de
Keuring van Vee en Vlees van het
Ministerie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij in gebmik zijnde uit-
slagen-formulieren voor de export van
fok- en gebmiksmnderen (betreffende
export naar Algerije) valselijk opge-
maakt door op deze formulieren aan te
geven dat van de daarop vermelde mn-
deren door hem een monster bloed was
afgenomen voor onderzoek op
IBR/IPV. In werkelijkheid evenwel
heeft beklaagde slechts van een ge-
deelte van de mnderen waaromtrent
formulieren zijn ingevuld, bloed afge-
nomen, dit verdeeld over het beno-
digde aantal flesjes en het doen voor-
komen alsof de bloedmonsters afkom-
stig waren van de mnderen waarom-
trent door hem verklaringen zijn afge-
legd.

Beklaagde oefent de praktijk uit in
maatschapsverband met zijn praktijk-
genoot. In de praktijk van beklaagde
was ten tijde van de gewraakte hande-
lingen een werknemer-dierenarts

-ocr page 34-

werkzaam. Binnen de praktijk was - in
ieder geval ten aanzien van één expor-
teur - een gewoonte ontwikkeld om
verklaringen terzake van bloedmon-
sters van voor export bestemde runde-
ren in strijd met de voorschriften af te
geven.

OVERWEGINGEN
In geding is of beklaagde door opzet-
telijk valse verklaringen omtrent
bloedmonsters van voor export be-
stemde runderen op te maken in zoda-
nige mate te kort is geschoten in het-
geen van hem als beoefenaar van de
diergeneeskunde mag worden ver-
wacht dat daardoor voor de gezond-
heidszorg voor dieren emstige schade
heeft kunnen ontstaan.

Alvorens aan de inhoud van de klacht
toe te komen ziet het College zich ge-
steld voor de vraag of de door de
klachtambtenaar geschetste feiten en
omstandigheden kunnen leiden tot
toepassing van artikel 14 van de Wet.

In dit verband is van belang dat de
door beklaagde afgegeven verklarin-
gen zijn gedaan in het kader van de
georganiseerde diergezondheidszorg
en de garantieverschaffmg ten aan-
zien van gezondheidstoestand van de
Nederlandse veestapel. Door de
klachtambtenaar is in dit verband be-
toogd dat deze diergezondheidszorg
een belangrijke rol speelt, niet alleen
voor de dieren en hun eigenaren, maar
ook uit het oogpunt van nationaal-
economische belangen. Beklaagde
heeft daarentegen betoogd dat van
een engere interpretatie van het be-
grip diergezondheidszorg dient te
worden uitgegaan en met name alge-
mene belangen en nationaal-econo-
mische overwegingen geen rol mogen
spelen in dit verband.

Het College overweegt dienaan-
gaande dat de restrictieve interpreta-
tie die beklaagde geeft aan het begrip
gezondheidszorg voor dieren niet kan
worden aanvaard maar dat moet wor-
den uitgegaan van een ruime interpre-
tatie van het begrip gezondheidszorg
voor dieren. Steun voor deze opvat-
ting vindt het College in de Memorie
van toelichting op de Wet, in het bij-
zonder bladzijde 3, waar wordt gewe-
zen op de belangen die een goede
diergezondheidszorg vervult in het
kader van het welzijn van het dier, de
volksgezondheid, alsmede de econo-
mische belangen van veehouders.

handelaren, vervoersondernemingen
en slachterijen. Op bladzijde 14 van
de Memorie van toelichting wordt
vervolgens aangegeven:
\'De gezondheidszorg voor dieren is
niet alleen voordieren en hun eigena-
ren, maar, zoals vermeld, ook natio-
naal-economisch van grote betekenis.
Met recht kan dan ook worden gesteld
dat het algemeen belang vereist dat
diergeneeskunde naar behoren wordt
uitgeoefend en ook dat geen, met die
uitoefening in verband staande ge-
dragingen plaatsvinden die aan een
goed functioneren van die gezond-
heidszorg voor dieren afbreuk kunnen
doen.\'

Tot slot wijst het College op de
Memorie van Antwoord bij de Wet,
waar op bladzijde 18/19 wordt ge-
steld:

\'Het doel van het hier aan de orde
zijnde tuchtrecht is de bescherming
van het publieke belang bij een be-
hoorlijke uitoefening van de dierge-
neeskunde. (...) Daarbij moet zeker
niet in de eerste plaats worden ge-
dacht aan de belangen van de eigena-
ren van dieren, maar vooral aan de
gezondheid en het welzijn van dieren
en aan nationaal-economische belan-
gen. \'

Op grond hiervan is het College van
oordeel dat het opstellen van verkla-
ringen omtrent de gezondheidstoe-
stand van een dier, in het onderhavige
geval in het kader van de georgani-
seerde gezondheidszorg voor dieren,
moet worden aangemerkt als het uit-
oefenen van de diergeneeskunde als
bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de
Wet.

Vervolgens komt aan de orde de
vraag of beklaagde door zijn handelen
zodanig tekort is geschoten in hetgeen
van hem als beoefenaar van de dierge-
neeskunde mocht worden verwacht
dat daardoor schade voor de gezond-
heidszorg voor dieren heeft kunnen
ontstaan.

Hiertoe zal het College eerst onder-
zoeken of door beklaagdes handelen
schade aan de gezondheidszorg voor
dieren heeft kunnen ontstaan.
Het College overweegt in dit verband
dat in het kader van de georgani-
seerde gezondheidszorg voor dieren
grote waarde moet worden gehecht
aan hetgeen dierenartsen, die daartoe
een bijzondere overeenkomst met de
SGD zijn aangegaan, verklaren om-
trent de gezondheidstoestand van
door hen onderzochte of behandelde
dieren. Twijfel ten aanzien van door
dierenartsen in dat verband afgelegde
verklaringen kan de geloofwaardig-
heid van het gehele systeem van de
georganiseerde gezondheidszorg
voor dieren in diskrediet brengen.
Reeds op grond hiervan moet worden
aangenomen dat door het afleggen
van valse verklaringen omtrent de ge-
zondheidstoestand van dieren em-
stige schade voor de gezondheidszorg
voor dieren kan ontstaan. Anders dan
beklaagde lijkt te betogen is hiervoor
niet nodig dat ook de gezondheidstoe-
stand van dieren daardoor in het ge-
ding is gekomen.

Nu vaststaat dat door beklaagde valse
verklaringen omtrent de gezond-
heidstoestand van dieren zijn afge-
legd, is de conclusie dat door beklaag-
des handelen schade aan de
gezondheidszorg voor dieren heeft
kunnen ontstaan.

Door beklaagde zijn een aantal feiten
en omstandigheden aangevoerd die er
naar zijn oordeel toe leiden dat zijn
handelen niet, althans verminderd
luchtwaardig zou zijn.

Beklaagde heeft betoogd dat de hem
verweten gedragingen zich alleen
hebben voorgedaan ten aanzien van
exportkeuringen ten behoeve van
slechts één bedrijf en de gewraakte
handelwijze er bij dit bedrijf is inge-
slopen doordat van de zijde van dit
bedrijf dmk werd uitgeoefend op be-
klaagde om, ter voorkoming van ver-
tragingen bij de verzorging van ex-
portzendingen, van de geldende
regels af te wijken. Het College over-
weegt dienaangaande dat uit de hem
ter beschikking staande gegevens
weliswaar zou kunnen worden afge-
leid dat het initiatief voor de ge-
wraakte handelwijze van de betrok-
ken cliënt is uitgegaan, doch dat voor
het overige moet worden vastgesteld
dat beklaagde geheel vrijwillig en
zonder enig protest van betekenis is
ingegaan op het verzoek van zijn
klant. Bovendien had beklaagde, ook
al zou er van de zijde van zijn cliënt
dmk op hem zijn uitgeoefend, hieraan
uit hoofde van de bijzondere verant-
woordelijkheid die hij in zijn hoeda-
nigheid van dierenarts heeft, weer-
stand behoren te bieden.

Door beklaagde is voorts betoogd dat
de gezondheidszorg voor dieren in
Nederland niet kan zijn geschaad, nu
de handelingen ten aanzien van welke

-ocr page 35-

hem een verwijt wordt gemaaict, zich
voordeden met betreiclcing tot voor
onmiddellijke export bestemde run-
deren en er bovendien door beklaag-
des handelen geen gevaar voor de ge-
zondheidstoestand van deze dieren
heeft kunnen ontstaan.
Zoals reeds volgt uit hetgeen hierbo-
ven is uiteengezet, gaat dit verweer
uit van een te beperkte uitleg van het
begrip gezondheidszorg voor dieren.
Hieronder moet immers ook worden
verstaan het in stand houden van een
betrouwbaar systeem van georgani-
seerde diergezondheidszorg. Voor
zover beklaagde met dit verweer te-
vens wenst te betogen dat het door
hem begane vergrijp van geringe
ernst is, kan dit, gelet op het belang
dat aan een goede reputatie van de
Nederlandse gezondheidszorg voor
dieren moet worden gehecht, niet
worden aanvaard. Meer in het bijzon-
der wijst het College er op dat de
wetsgeschiedenis niet de conclusie
rechtvaardigt dat een goede reputatie
van de algemene diergezondheids-
zorg in Nederland een in zwaarte aan
de gezondheidstoestand van de
Nederlandse veestapel ondergeschikt
belang is.

Ten aanzien van het verweer van be-
klaagde dat de handelingen die van
hem werden verwacht vanuit veteri-
nair oogpunt bezien zinloos zijn en de
af te leggen verklaringen, gelet op de
mogelijkheden van besmettingen in
een later stadium, van een beperkte
betrouwbaarheid zijn, overweegt het
College als volgt.

Beklaagde diende in het kader van de
IBR-keuringen te verklaren overeen-
komstig hetgeen door hem was onder-
zocht, waargenomen en verricht ten
aanzien van de in die verklaringen ge-
noemde dieren. Aan die verklaringen
kan naar het oordeel van het College
een redelijke mate van betrouwbaar-
heid worden gehecht, doch de be-
trouwbaarheid van dit systeem valt of
staat met het vertrouwen dat kan wor-
den gehecht aan de door de dierenart-
sen in dit kader af te leggen verklarin-
gen.

Door de klachtambtenaar is er terecht
op gewezen dat indien beklaagde van
mening was dat aan het systeem van
IBR-keuringen onvoldoende be-
trouwbaarheid kan worden gehecht,
het op zijn weg had gelegen daarover
bij de verantwoordelijke autoriteiten
melding te doen, of hij zijn activitei-
ten in het kader van deze keuringen
had dienen te staken. Wat hiervan ook
zij, door opzettelijk valse verklarin-
gen af te geven heeft beklaagde zeker
niet bijgedragen aan de betrouwbaar-
heid van het systeem. Dit verweer kan
dan ook niet worden aanvaard.
Hetgeen door beklaagde verder is
aangevoerd ter onderbouwing van
zijn standpunt dat het systeem van de
IBR-keuringen gebreken vertoont,
behoeft dan ook geen verdere bespre-
king.

Beklaagde betoogt voorts dat door
hem geen of nauwelijks financieel
voordeel is behaald met de door hem
gevolgde werkwijze. Het College
overweegt dienaangaande dat het be-
halen van financieel gewin geen voor-
waarde voor de tuchtwaardigheid van
een gedraging is, nog daargelaten dat
er in de lezing van beklaagde dat de
gewraakte handelwijze werd ingege-
ven door de wens vertraging bij ex-
portzendingen te voorkomen, wel de-
gelijk financieel-economische over-
wegingen ten grondslag hebben gele-
gen aan zijn handelen. Ook dit ver-
weer kan derhalve niet slagen.

Uit het voorgaande volgt dat be-
klaagde ernstig te kort is geschoten in
hetgeen van hem als beoefenaar van
de diergeneeskunde mocht worden
verwacht en dat door dit te kort schie-
ten emstige schade voor de gezond-
heidszorg voor dieren heeft kunnen
ontstaan. De klacht zal dan ook ge-
grond worden verklaard.

Ten aanzien van de op te leggen maat-
regel betrekt het College in zijn over-
wegingen dat beklaagde bij onherroe-
pelijk geworden rechterlijke
uitspraak is veroordeeld tot een geld-
boete van ƒ 20.000,-. Gelet op de
ernst van de overtreding kan dit er
evenwel niet toe leiden dat door het
College geen maatregel wordt opge-
legd.

Beklaagde heeft ter zitting, mede naar
aanleiding van de hem door de straf-
rechter opgelegde boete, weliswaar
verklaard lering te hebben getrokken
uit het gebeurde, doch heeft er overi-
gens allerminst blijk van gegeven
overtuigd te zijn van de verwerpelijk-
heid van zijn handelen. Gelet hierop
acht het College het gevaar van reci-
dive allerminst denkbeeldig. Dit
rechtvaardigt naar zijn oordeel de op-
legging van een schorsing voor de pe-
riode van vijf maanden, waarvan vier
maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van twee jaar.
Beklaagde oefent de praktijk uit in
maatschapsverband met zijn bij af-
zonderlijke beslissing van het College
eveneens tot een schorsing te veroor-
delen associé. Gelet op de belangen
van de praktijk en de daarbij aange-
sloten cliënten zal het College bepa-
len dat het onvoorwaardelijk deel van
de aan beklaagde op te leggen maatre-
gel niet gelijktijdig met de aan be-
klaagdes associé op te leggen maatre-
gel ten uitvoer zal worden gelegd.

BESLISSING
Het College:

Verklaart de klacht gegrond;

Schorst beklaagde voor de periode
van vijf maanden, waarvan vier
maanden voorwaardelijk, in de hem
krachtens de Wet op de uitoefening
van de diergeneeskunde 1990 ver-
leende bevoegdheid tot uitoefening
van de diergeneeskunde;

Bepaalt dat aan deze schorsing voor
wat betreft het voorwaardelijk deel
geen uitvoering zal worden gegeven
indien beklaagde gedurende een pe-
riode van twee jaren, te rekenen vanaf
het onherroepelijk worden van deze
beslissing, zich niet schuldig heeft ge-
maakt aan een gedraging, bedoeld in
artikel 14;

Beveelt dat aan het onvoorwaardelijk
deel van deze schorsing geen uitvoe-
ring zal worden gegeven gelijktijdig
met de aan (...) bij afzonderlijke be-
slissing op te leggen onvoorwaarde-
lijke schorsing;

Beveelt dat deze beslissing, met weg-
lating van de namen en woonplaatsen
van de daarin genoemde personen, zal
worden bekendgemaakt in de
Staatscourant en in het Tijdschrift
voor diergeneeskunde.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage door mr.
J.P. van Zutphen. drs. J.C.M. van Dijck, drs J.
Gutteling, drs. J.G.A. Slaats en drs A.S. Spmit.

Uitgesproken op 20 juni 1996 door mr. J.P. van
Zutphen.

Tegen deze uitspraak is beroep inge-
steld bij het Veterinair Beroeps-
college.

Bij uitspraak van 10 juli 1997 heeft
het Veterinair Beroepscollege het be-
roep verworpen.

-ocr page 36-

Berichten en verslagen

Het aantal individuele meldingen van
\'vermoedelijke\' bijwerkingen is onge-
veer gebleven op het niveau van 1995
(rond 70 per jaar), evenals de verdeling
in aantallen tussen de verschillende
meldergroepen. Dat meer dan de helft
rechtstreeks van de behandelende die-
renarts komt is positief te noemen:
deze groep bezet in feite een sleutelpo-
sitie voor wat betreft het opmerken en
aandragen van (vermoedelijke) bij-
werkingen.

Registratiehouders zijn wettelijk ver-
plicht tot rapportage, onder meer ten
tijde van de verlenging van de registra-
tie. Deze rapportage wordt
administra-
tief
vrij goed opgevolgd. Wat betreft
de
inhoud is het opvallend dat in 99%
van deze rapporten wordt aangegeven
dat er géén bijwerkingen aan de desbe-
treffende registratiehouder zijn ge-
meld. Hierbij lijkt de definiëring wat
een meldenswaardige bijwerking is
een belangrijke rol te spelen.
Aan de periodieke rapportages, eerst
om de zes en later om de twaalf maan-
den
gedurende de eerste registratiepe-
riode van vijfjaar, wordt nog te weinig
aandacht gegeven door de registratie-
houders.

De meeste meldingen over de laatste
twee jaar zijn ontvangen over antibio-
tica, gevolgd door ectoparasitica
(vlooienbestrijdingsmiddelen), anthel-
mintica en vaccins. Deze verdeling
wordt in andere landen met een \'bij-
werkingen-bureau\' ook ongeveer ge-
meten. Een aantal gerapporteerde er-
varingen zijn in deze korte samenvat-
ting het vermelden waard.

JAARVERSLAG VAN HET BBD:
EEN BEKNOPTE SAMENVATTING

Het jaar 1996 was het tweede volle jaar van het Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen (BBD). Aan de organisatie van de werkzaamheden en
haar positionering temidden van de \'andere partners in farmacovigilantie\' is
verder gestalte gegeven. Deze \'partners\' zijn de praktiserende dierenartsen,
als toepasser van diergeneesmiddelen, en de farmaceutische industrie als pro-
ducent en leverancier. Samen met de overheid dragen zij de \'farmacovigilan-
tie\' oftewel de bewaking van diergeneesmiddelen in ruime zin.
Duidelijk blijkt dat de promotie van doelstellingen en werkwijze van het BBD
een eerste prioriteit heeft en nog voor langere tijd aandacht zal opeisen. De
participatie en actieve bijdragen van de reeds aangehaalde \'partners\' kan ze-
ker nog groeien\'.

Antibiotica:

- procaïne benzyl penicilline in relatie
met shockverschijnselen bij paard
en varken/big;

- trimethoprim-sulfa bij drachtige te-
ven soms teratogeen?

- doxycycline bij kalveren gerelateerd
aan fataal verlopende myocard de-
generaties;

- mondholte bloedingen bij kat, mo-
gelijk als gevolg van amoxycilline
allergie.

Ectoparasitica:

- zowel pyrethroïden als organische
fosfaten bij hond en kat kunnen neu-
rologische verschijnselen veroorza-
ken;

- anti-vlooienmiddelen zijn co-medi-
caties met mogelijke geneesmiddel-
interacties;

- juiste doseringen van groot belang;

- verzwakte dieren beter gefractio-
neerd te behandelen, geldt bijvoor-
beeld voor amitraz.

Vaccins:

- optreden van ernstige shockreacties
bij verschillende diersoorten op di-
verse entstoffen.

Anaesthetica:

- anaesthetica( combinaties) kunnen
bij hond en kat aanleiding geven tot
myocard aantasting, soms met fatale
afloop;

- lokaal anaesthetica op basis van xy-
locaïne gerelateerd met kalversterfte.

Kijken we naar de diersoorten, betrok-
ken bij de meldingen, dan staat de

hond bovenaan, gevolgd door het
mnd, de kat en het paard. Ook hier is
intemationaal gezien weinig verschil.
Zeer waarschijnlijk is deze verdeling
géén absolute reflectie van de werke-
lijke situatie maar beïnvloed door an-
dere factoren. Genoemd kunnen wor-
den de emotionele betrokkenheid met
het behandelde dier, de dierhouderij-
systemen en de dierenartsenpraktijk-
voering.

Met de voorgaande opmerking wordt
een beperking van het (deels) vrijwil-
lige meldingssysteem aangegeven.
Het vaststellen van cijfermatige fre-
quenties of incidenties, enkel op basis
van spontane meldingen uit de prak-
tijk - rechtstreeks of via de registratie-
houders ontvangen - is niet mogelijk
en kan leiden tot interpretatiefouten.
Zeker over een relatief korte periode
gemeten zijn de meldingen slechts te
zien als, overigens zéér waardevolle,
indicatoren. Wèl lijkt het mogelijk
om binnen vergelijkbare groepen in-
teressante verschillen te ontdekken.

Er kan echter óók gezegd worden dat
niet de
echte werkelijkheid doch
slechts de
perceptie van de werkelijk-
heid van belang is. Zo bekeken is het
gemelde een betere afspiegeling van
wat er als belangrijk wordt ervaren...
in de ogen van de melder.

Het belang van veilige en effectieve
(dier)geneesmiddelen staat voor nie-
mand ter discussie. Met name bij de
registratie van diergeneesmiddelen,
bij het beoordelen van de ingediende
dossiers, wordt hierop toegezien. Ook
is duidelijk te maken dat hoe goed en
uitgebreid een diergeneesmiddel ook
is onderzocht, er zich altijd onbe-
kende effecten kunnen openbaren, al
was het alleen maar op basis van ras-
verschillen bijvoorbeeld.

-ocr page 37-

Eveneens is uit te leggen dat met
name de gebruiker van een dierge-
neesmiddel, benieuwd naar het effect
van zijn therapie, de eerste is die een
ongewenst en/of onverwacht effect
opmerkt. Meer tijd is af en toe nodig
om gebruikers te overtuigen dat het
zinvol is om die ervaringen centraal
te verzamelen om daarmee, uiteinde-
lijk, anderen te behoeden een gelijke
ervaring te moeten meemaken.
Soms is het heel moeilijk om gebrui-
kers tijd en prioriteit te vragen hun
ervaringen te melden... terwijl een ie-
der graag de ervaring van de ander
zou kennen...

De uitdaging waar ieder farmacovigi-
lantie-systeem voor staat is de parti-
cipatie van de partners. Laagdrempe-
ligheid, herkenbaarheid en openheid
zijn factoren van groot belang.
Realisme in de verschillende ver-
wachtingen en pragmatisme in bij-
voorbeeld de opzet van systemen die-
nen onderstreept te worden.

n

Veterinaire farmacovigilantie, het
\'bewaken van de diergeneesmidde-
len\' staat eigenlijk nog in de kinder-
schoenen. Zoals met veel nieuwe ont-
wikkelingen zijn er vóórlopers en
volgers. Voorlopers worden ook wel
trendsetters genoemd: met betrek-
king tot het BBD zullen de voorlo-
pers, de huidige \'participanten\' dus,
de volgers moeten stimuleren om de
trend te volgen...

Op verzoek zal het BBD u graag een
exemplaar van het volledige Jaar-
verslag 1996 toezenden.
Bureau Bijwerkingen Diergenees-
middelen. Postbus 10. 6700 AA, Wa-
geningen. Telefoon: 0317-475487,
fax: 0317-423193.

...het BBD is er voor ü, gebruiker of
producent, en hoopt bij te kunnen
dragen aan veilige, goede en effec-
tieve diergeneesmiddelen...óók voor

u..

Bijgesloten bij dit Tijdschrift vindt u
een formulier voor het melden van
bijwerkingen van diergeneesmidde-
len. Meerdere exemplaren worden u
gaarne toegezonden.

Tevens is een brief bijgevoegd, zie
ook het formulier op de achterzijde,
die u attent maakt op de verplichting
tot het doen van een opgave van dier-
geneesmiddelen, toegepast conform
de Vrijstellingsregeling Artikel 2 van
de Diergeneesmiddelenwet.

Het gebruik van beide formulieren
wordt u van harte aanbevolen!

VERSLAG VAN EEN STUDIEDAG OVER XENOTRANSPLANTATIE

DE PATIËNT ZOEKT Z\'N EIGEN GEZONDHEID

Minister dr. E. Borst-Eilers van
VROM opende de conferentie met een
betoog dat getuigde van haar grote be-
langstelling voor deze toch wel revolu-
tionaire ontwikkeling in de gezond-
heidszorg.

Hebben we te maken met de autono-
mie van de wetenschap?
Wat is het verschil tussen het opeten en
anderszins deel uit laten maken van
ons lichaam?

Maar halen we niet figuurlijk gespro-
ken een paard van Troje naar binnen?
Moet de eigen soort niet de eigen sores
oplossen?

De nieuwe wet op orgaandonatie zal
ongetwijfeld soelaas bieden aan de
huidige grote behoefte aan organen.

Een studiedag over xenotransplantatie vond op 2 december 1997 plaats in
Landgoed de Reehorst te Driebergen over de voors en tegens van dit nieuwe
wenkende perspectief voor patiënten die wachten op implanteerbare nieren
of andere organen. De organisatie was in handen van het Louis Bolk Instituut,
Stichting Consument en Biotechnologie, alsmede de Dierenbescherming.

Door W. Svbesma

NOG NIET TOEPASBAAR
Ook de andere sprekers waren sterk
betrokken bij deze technologie, zij het
ieder vanuit een andere invalshoek.
Enkele statements geven goed aan
waar het veelal om draait.
Dr. Verhoog, bioloog-ethicus van de
Universiteit van Leiden en coördinator
van de dag, vroeg zich af of het natuur-
wetenschappelijke denken momenteel
niet te veel overheerst, waardoor het
menselijk lichaam dreigt te worden be-
schouwd als een machine waar onder-
delen regelmatig van kunnen worden
vervangen. Prof dr. F. Grosveld die
als celbioloog aan de Erasmus
Universiteit direct aan deze ontwikke-
ling meewerkt, stelde dat het overplan-
ten van organen van het varken, want
daar gaat het in feite om, zeker aan-
vaardbaar is maar nog niet toepasbaar
blijkt. Dat houdt in dat er geen enkele
reden is om het onderzoek stop te zet-
ten, iets dat de tegenstanders voor ogen
staat.

Imutran, de organisatie, die al volop
bezig is geschikte varkens te maken
via het modificeren van oppervlakte
eiwitten waardoor organen niet afge-
stoten worden, verwacht in 2001 via
320 vermeerderingsbedrijven zo\'n
300.000 nieren en 110.000 harten te
kunnen leveren. Drs. Haase van
Eurotransplant, de organisatie waarin
de Benelux samenwerkt met Duitsland
en Oostenrijk, kwam tot de conclusie
dat xenotransplantatie zeker verder
moet worden ontwikkeld, ook al zou
dat Eurotransplant overbodig maken.
Momenteel zijn er per jaar in bovenge-
noemd gebied 3000 nieren, 800 harten
en 1000 levers nodig. De lange cumu-
latieve wachtlijsten moeten wegge-
transplanteerd worden.
Prof dr. A. Osterhaus, viroloog van
veterinaire origine aan de Erasmus
universiteit ziet pas licht aan het einde
van deze tunnel als de bestaande retro-
vimssen compleet uitgeschakeld wor-
den bij het donordier. De bottleneck

-ocr page 38-

om het in het Engels te formuleren is
namelijk: \'it is hard to screen for the
unknown\'. Het risico kan momenteel
redelijkerwijs niet in kaart worden ge-
bracht, omdat zoveel zaken onbekend
zijn. Met bacteriën weet men wel raad,
maar de endogene retrovirussen die
voor het dier niet pathogeen zijn maar
voor de ontvanger wellicht wel, zijn
veel moeilijker uit te schakelen. Een
nul risico is echter ook niet reëel.

Drs. M. Linskens, spreker namens de
Dierenbescherming, gaf duidelijk te
kennen dat wat hem betreft deze nieuw
toe te passen techniek beslist onaan-
vaardbaar is. Als pro deo advocaat van
de dieren wenste hij in ieder geval
voorlopig een verbod. Eerst moet er
een maatschappelijke discussie komen
zodat meer mensen zich over dit
nieuwe biotechnologische fenomeen
kunnen uitspreken. Xenotransplantatie
induceert onder meer via het SPP hou-
derijsysteem een nieuwe tak van bio-
technologie die nog slechter is dan de
huidige vorm.

De heer J. Boekhof, voorzitter van de
Nierpatiëntenvereniging bekeek het
uiteraard van de kant van degenen die
het in eerste instantie aangaat. \'De in-
dividuele patiënt zoekt gewoon z\'n ge-
zondheid.\' Hij kwam met de originele
(veronder)stelling: Hoe zou men re-
ageren op het transplanteren van orga-
nen uit \'lijken\' zoals in feite nu de
praktijk is, als men allang gewend was
aan het implanteren van varkensorga-
nen?

GEEN NIEUWE ELEMENTEN
Wachtlijsten, fysiologische haalbaar-
heid, risico\'s en veiligheid, ook voor
de rest van de populatie alsmede zeker
ook de ethische aspecten zowel voor
de mens als het dier zijn de bepalende
elementen. Duidelijk is dat vooral het
ziekterisico zowel voor de patiënt als
de omstanders maakt dat de toepassing
nog ver weg is, in de orde van grootte
van zeker vijf tot tien jaar. De in de
middag bij elkaar komende discussie-
groepen over levensbeschouwingen,
dierenwelzijn, patiëntenbelangen, om-
gaan met risico\'s en oordeelsvorming
kwamen niet met nieuwe elementen.
Levensbeschouwingen verdienen meer
aandacht in het proces van technologie-
ontwikkeling, over wat dierenwelzijn
nu voorstelt is geen consensus te krij-
gen, xenotransplantatie moet eigenlijk
voorkomen worden door maximalisatie
van het huidige donorsysteem, de maat-
schappelijke discussie moet vooral ge-
voerd worden met volledig begrip voor
ieders standpunt zodat het contre coeur
vasthouden aan eigen stellingen voor-
komen wordt, waren de belangrijkste
uitkomsten.

Het forum bestaande uit de sprekers
respectievelijk plaatsvervangers en ge-
confronteerd met elkaar door de dis-
cussiepromotor mr. drs. H. Lommers,
veterinair en televisiepresentator, gaf
de zaal mogelijkheden tot identificatie
met de verschillende standpunten zon-
der dat het tot veel consensus leidde.
Het leverde wel op dat als na een deug-
delijke maatschappelijke en parlemen-
taire procedure er ingestemd werd met
deze transsoorteningreep, de Dieren-
bescherming niet dwars zou blijven
liggen.

Het door Minister Borst verwachte
rapport, uitgebracht door een commis-
sie van de Gezondheidsraad waar alle
hoofdrolspelers van deze dag ook lid
van zijn, wordt spoedig uitgebracht zo-
dat na de conclusies van die commissie
het maatschappelijk debat mede op ba-
sis van die uitkomsten kan beginnen.
De eindconclusies, sommige in vra-
gendervorm gesteld, geformuleerd
door de dagvoorzitter dr. Verhoog,
kwamen neer op de reeds eerder ge-
noemde elementen.

- De levensbeschouwing krijgt te wei-
nig aandacht.

- De techniek is nog niet genoeg ont-
wikkeld.

- Zijn de risico\'s niet te groot om door
te gaan? Experimenten in deze zin
zijn noodzakelijk.

- Is het allemaal wel nodig wanneer de
mens in staat is het probleem binnen
zijn eigen soort op te lossen?

- De juiste afweging van het welzijn
van het dier (nee/tenzij principe van
de G WWD wet) tegenover de belan-
gen van de patiënten is erg belang-
rijk.

- Het algemene standpunt in dezen
mag het individuele beslissingsrecht
niet verhinderen.

Er komt in februari een verslag van
deze dag zodat elke geïnteresseerde
nog eens op z \'n gemak alles in uitge-
breide vorm kan nalezen.

WERELDCONGRES OVER (PLUIMVEE)VLEESKEURING
IN DE VOLGENDE EEUW

Van 8 tot en met 13 juni 1997 heeft de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) en de Directie Milieu, Kwaliteit en Gezondheid van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) in het kader van het Nederlands
voorzitterschap van de Europese Unie het vijfde wereldcongres voor de vlees-
keuring georganiseerd. Het congres stond deze keer helemaal in het teken van de
modernisering van de vleeskeuring en droeg daarom als titel: \'World congress
on Meat and Poultry Inspection in the Next Century\'. Voor het congres waren de
Chief Veterinary Officers (CVO\'s) van de belangrijkste vieesproducerende lan-
den uitgenodigd, zoals de USA, Nieuw-Zeeland, Canada, Australië en de lidsta-
ten van de Europese Unie. De Europese Commissie nam ook deel met vertegen-
woordigers van het Directoraat-Generaal XXIV (Consumentenbeleid en
-bescherming) en het Directoraat-Generaal VI (Landbouw).

Het congres had tot doel de huidige
vleeskeuring eens kritisch onder de
loep te nemen omdat de laatste jaren
steeds meer kritiek komt ten aanzien
van de vleeskeuring. Daarbij gaat het
vooral om het feit dat de huidige keu-
ring onvoldoende consumentenbe-
scherming garandeert. Dit is ook niet
verwonderlijk aangezien de keuring
de laatste vijftig jaar eigenlijk geen
grote wijzigingen heeft ondergaan
terwijl ziekteverwekkers en residuen
die een gevaar vormen voor de volks-

-ocr page 39-

• Iii

had

n

gezondheid zijn toegenomen. Daarbij
valt te denken aan residuen van dier-
geneesmiddelen,
Salmonella, Cam-
pylobacter, Escherichia-coVi
O 157
VTEC (verocytotoxine vormende E-
coli) en niet te vergeten
Boviene
Spongieuze Encephalopathie
(BSE).
Het congres was opgebouwd uit twee
dagen lezingen en twee dagen discus-
sierondes en dit heeft geleid tot en-
kele belangrijke conclusies over de
weg die de keuring de komende jaren
zou moeten volgen. Hieronder volgt
een samenvatting van de conclusies.

1. Het principe

De overheid en niet het bedrijfsleven
moet het beleid voeren ten aanzien
van de bescherming van de consu-
ment, hetgeen resulteert in het vast-
stellen van de
Food Safety Objectives
(FSO\'s).

Dit is het beschermingsniveau dat de
overheid noodzakelijk en haalbaar
acht voor zijn burgers en elke voe-
dingsmiddelenproducent is verant-
woordelijk voor het bereiken van dat
niveau.

De FSO\'s komen tot stand via risico-
analyse die gebaseerd is op weten-
schappelijke modellen, maar uitein-
delijk zal de overheid aangeven welk
risico men nog aanvaardbaar acht
voor de burger. Hierbij spelen andere
factoren dan puur wetenschappelijke
ook een rol. De FSO\'s kunnen een
eindproductnorm zijn, maar kunnen
ook een procesvorm zijn zoals de Fo-
waarde bij conserven. Daarbij hoeft
niet altijd een nul-tolerantie te wor-
den vastgesteld omdat dit afhankelijk
is van het door de overheid gewenst
en realiseerbaar geachte bescher-
mingsniveau.

2. De uitvoering

Het bereiken van de FSO\'s is een pri-
maire taak van het bedrijfsleven
waarbij de overheid wel moet aange-
ven welke systemen kunnen worden
gebmikt om dit doel te bereiken en
wat de overheid verwacht van een
systeem. Daarbij wordt de hele pro-
ductieketen beoordeeld, waarbij ge-
keken wordt in welke fase(s) inter-
ventiestrategieën het meest efficiënt
zijn.

Bij voedingsmiddelen kan daarbij ge-
dacht worden aan Good Manufac-
turering Practice (GMP) codes, Ha-
zard Analysis of Critical Control

Points (HACCP) etcetera. De onder-
nemer kan dan zelf het systeem aan-
passen aan zijn bedrijf omdat hij weet
wat het doel is dat hij met het systeem
moet bereiken.

3. De vleeskeuring
Indien de FSO\'s door de overheid
zijn vastgesteld dan is de vleeskeu-
ring één van de systemen om de ge-
stelde FSO\'s te bereiken. Indien de
vleeskeuring wordt toegepast als sys-
teem om de FSO\'s te bereiken dan zal
er op gelet moeten worden dat het
middel niet contraproductief is. Dat
wil zeggen dat een bepaalde hande-
ling niet in strijd is met het bereiken
van een andere FSO. In de praktijk
vergroot bijvoorbeeld het insnijden
van lymfeklieren misschien de kans
op Salmonella besmetting van het
vlees. Dan zal er een afweging moe-
ten plaatsvinden tussen voordeel van
een dergelijke handeling versus het
nadeel en daarbij kan er ook aan an-
dere methodieken worden gedacht
waardoor het nadeel verdwijnt.

Conclusie

Het vaststellen van de FSO\'s zal geen
eenvoudige zaak zijn, maar het zal
het enige middel zijn om uit de hui-
dige impasse van de vleeskeuring te
komen. Indien namelijk de FSO\'s
zijn vastgesteld dan heeft dat grote
voordelen:

- De politiek heeft keuzes gemaakt
ten aanzien van het beschermings-
niveau van de consument waardoor
het vage begrip \'veilig\' nu einde-
lijk helder worden gedefinieerd.

- HACCP gaat daadwerkelijk een
bijdrage leveren aan de bescher-
ming van de consument omdat het
doel van het HACCP-systeem nu
het bereiken van de FSO\'s is. Op
dit moment is in de meeste gevallen
niet duidelijk wat eigenlijk het doel
is van HACCP omdat een veilig
product een erg vaag begrip is.

- Er komt een duidelijke scheiding
tussen de verantwoordelijkheid
van de overheid; vaststellen van de
FSO\'s en de principes van de toe te
passen systemen om de FSO\'s te
bereiken en het meten of de FSO\'s
worden bereikt versus het bedrijfs-
leven dat moet zorgen dat men de
productie zodanig bewaakt door
het toepassen van een systeem dat
de FSO\'s worden gehaald.

- Dit systeem maakt het vergelijken
van beschermingsniveaus tussen
landen gemakkelijker omdat nu
concrete eisen worden gesteld.
Hierdoor is het toepassen van alter-
natieve bewakingssystemen veel
gemakkelijker omdat er alleen
moet worden nagegaan of met het
alternatieve systeem de FSO\'s
worden bereikt. Hierdoor kan met
het begrip \'equivalence\' daadwer-
kelijk in de praktijk worden ge-
werkt.

- De middelen die ter beschikking
staan kunnen nu gericht worden in-
gezet om de FSO\'s te bereiken
waardoor het uitgeven van veel
geld aan zaken die voor de volksge-
zondheid van geen dan wel van
minder belang zijn verdwijnt. Dat
betekent ook dat het geld daar
wordt ingezet waar voor een be-
paalde FSO het meeste effect zal
zijn te behalen.

- Van een middelwetgeving zal er
worden overgestapt naar een doel-
wetgeving.

- Het werken met FSO\'s sluit aan bij
de manier waarop andere indus-
trieën omgaan met risico\'s.

Het vervolg

De conclusies van deze conferentie
zullen verder worden besproken op
het volgende congres dat plaats zal
vinden in het voorjaar van 1999 in
Australië. Het is de bedoeling om dan
daadwerkelijk uitwerking te geven
aan het begrip FSO\'s door middel
van concrete plannen van aanpak.
Tevens wordt binnen de Europese
Unie op dit moment gewerkt aan een
follow up van de resultaten van dit
congres hetgeen moet leiden tot aan-
bevelingen richting Europese Com-
mmissie.

De proceedings van het congres met
alle lezingen en conclusies zijn bin-
nenkort tegen betaling bij de
Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid (VWS) te verkrij-
gen.

Voorzitter Congres,
drs. J.H.G. Goebbels,
plaatsvervangend
Veterinair hoofdinspecteur van de
Volksgezondheid.

-ocr page 40-

•«ff»

yèiiÊiiaitmé

I

GESLAAGD LUSTRUM ÜP ZATERDAG 1 NOVEMBER 1997

Het lustrum van de Groep Homoeo-
pathisch-werkende dierenartsen vond
plaats op een mooie herfstdag in \'t
Oude Tolhuys. Uit België waren col-
lega Celens en zijn vrouw afgereisd
om het lustmm bij te wonen. Het
Hoofdbestuur van de KNMvD was
vertegenwoordigd in de personen van
Udo, Joma en Te Giffel. Namens de
KVHN was de heer Pleysant aanwe-
zig en de VHAN/SHO had een prach-
tig bloemstuk laten bezorgen. En ver-
der waren er rond de 30 collegae en
partners.

De opening werd verzorgd door onze
voorzitter mevrouw Baumans. Zij
sprak over de positieve houding van
de maatschappij ten opzichte van de
homeopathie en de successen die de
laatste jaren zijn geboekt op het ge-
bied van wetenschappelijk-homeopa-
thisch onderzoek. Ook het keuze-vak
\'alternatieve geneeswijzen\' als onder-
deel van het nieuwe curriculum van de
Faculteit der Diergeneeskunde kwam
ter sprake, maar daar is het laatste
woord nog niet over gezegd.
Vervolgens nam Rinus Rasenberg op
zijn eigen wijze allerlei veterinaire za-
ken op de hak. Zo passeerden dieren-
arts, eigenaar, boer en \'regelkevers\'
de revue. Met name voor de laatsten
moet men op z\'n hoede blijven.
Roel van de Berg sprak na de pauze
over kwaliteit in de dierenartsenprak-
tijk en over alle veranderingen in de
afgelopen 20 jaar. Wil je kwaliteit le-
veren dan moet er een binding c.q.
liefde zijn met/voor het betreffende
onderwerp. Iets wat ons niet vreemd
in de oren klonk als veterinair homeo-
paten.

De wijze woorden van Roel waren
nog niet bezonken of ze werden al-
weer in een ander daglicht gesteld
door het tweede optreden van Rinus.
De borrel die hierop volgde, liep
moeiteloos over in het buffet. Guus
Kok nodigde Bert Rigter en Ardo
Menges, als oudgedienden van de
Groep, uit om het buffet te openen.
Spontaan barstte iedereen toen uit in
een wel gemeend \'Ja dat voelen wij\'.
Wij blijven veterinairen.
Het buffet werd muzikaal omlijst door
een klinkend optreden van het kwartet
\'Corsage\', waarvan ook onze voorzit-
ter deel uitmaakt.

Alles bij elkaar een heel geslaagde
middag en avond, waarop iedereen el-
kaar weer gevonden heeft. Als u er
niet bij was dan heeft u over vijf jaar
een herkansing, want dan bestaan we
25 jaar.

Namens de Lustrumcommissie,
Evelien van de Waa.

GEMEENTELIJK HONDENBELEID, HANDLEIDING TER
BESTRIJDING VAN OVERLAST DOOR HONDENPOEP
IN NEDERLAND

Honden spelen een belangrijke rol in
onze samenleving. In Nederland leven
ongeveer 1.4 miljoen honden. Onge-
veer één op de vier huishoudens heeft
een hond. Eigenaren hebben vaak een
hechte relatie met hun hond en be-
schouwen het dier veelal als een lid
van het gezin.

Honden zorgen voor gezelligheid en
voor veel mensen zijn honden van on-
schatbare waarde. Studies hebben
aangetoond dat het houden van een
hond een positieve invloed kan heb-
ben op de geestelijke en lichamelijke
gezondheid van de mens, dat mensen
met een hond minder vaak naar de
dokter gaan, een lagere bloeddruk en
hartslag hebben, een lager choleste-
rol- en triglyceride-gehalte in hun
bloed hebben, zich gelukkiger, minder
gestrest en minder depressief voelen.

Toch kunnen honden naast deze posi-
tieve aspecten (met name in de stad)
ook overlast veroorzaken. In veel ste-
delijke leefomgevingen is honden-
poep een bron van ergernis voor zowel
honden- als niet-hondenbezitters en
niet te vergeten de lokale autoriteiten
die worden geacht de overlast veroor-
zaakt door honden aan te pakken.
In Nederland wordt op dit moment
overlast door hondenpoep niet lande-
lijk maar per gemeente aangepakt.
Gebleken is dat het ontwikkelen van
een effectief hondenbeleid niet een-
voudig is. Gemeenten moeten reke-
ning houden met allerlei factoren die
van invloed zijn op dit beleid. Tevens
is het niet eenvoudig om informatie te
verkrijgen op dit gebied. In Nederland
is in tegenstelling tot enkele andere
landen op dit moment geen coördina-
tiepunt waar gemeenten terecht kun-
nen met problemen of vragen en hun
ervaringen kunnen overleggen en uit-
wisselen. Om deze reden heeft de
Stichting Multidisciplinair Onder-
zoeksinstituut naar de relatie tussen
mensen en dieren een praktische
handleiding voor gemeenten uitgege-
ven, om hen te helpen met de ontwik-
keling van een honden(poep)beleid.
In het boek worden bevindingen be-
schreven die zowel in Nederland als in
het buitenland zijn opgedaan. Zo wor-
den de bevindingen van een organisa-
tie in Frankrijk besproken, dat zich al
meer dan tien jaar bezighoudt met de
harmonieuze integratie van honden in
de samenleving. Ook komen zowel
positieve als negatieve ervaringen met
het Nederlandse hondenbeleid en han-
dige tips aan de orde.

Het boekje is gratis te verkrijgen bij de
Stichting Multidisciplinair Onderzoeks-
instituut naar de relatie tussen mensen
en dieren.

Voor bestellingen of meer informatie
over het boek, kunt u contact opnemen
per brief (Yalelaan 8, 3584 CM,
Utrecht); fax: 030-2518126 of e-mail:
n.endenburg(^pobox. ruu.nl.

-ocr page 41-

Uit het gebmikswaarde-onderzoek
blijkt dat de kwaliteit over de hele linie
aanzienlijk verbeterd is maar dat de ver-
schillen tussen de geteste koelers nog
aanzienlijk zijn. Van elke koeler zijn de
belangrijkste technische gegevens over-
zichtelijk verzameld en zijn de ge-
bmikseigenschappen onder praktijkom-
standigheden getest. Voor dit onderzoek
zijn de koelers bewust geplaatst op een
zonnige plek in de luwte, waardoor hoge
buitentemperamren werden bereikt. In
de praktijk verdient een koelere plaats
de voorkeur, om het energiegebmik te
beperken. De koelcapaciteit, het koel-
vermogen, het energiegebmik en het ge-
bruiksgemak varieerden per kadaver-
koeler. Echt slechte koelers kwamen in
dit onderzoek niet voor. De verwachting
is dat de ontwikkelingen niet stilstaan,
maar dat de producenten er naar blijven
streven om hun koelers verder te verbe-
teren. Exemplaren van deze proefver-
slagen kunnen worden verkregen door
ƒ 10,- per verslag over te maken op
Postbanknummer 51.73.462 ten name
van het Proefstation voor de Varkens-
houderij te Rosmalen, onder vermelding
van rapportnummer(s) en titel(s):

- P4.25 Euratainer I

- P4.26 VDK Destmctiekoeler

- P4.27 Kadaverkoeler ACH30

- P4.28 Hamco kadaverkoeler

- P4.29 KKB Koelbox

Voor nadere informatie omtrent dit
persbericht kimt u zich wenden tot me-
vrouw A. van der Linden, afdeling
Publicatiezaken van het Praktijkon-
derzoek Varkenshouderij, telefoon:
073-528 65 55.

VIJF KADAVERKOELERS GETEST

Het Praktijkonderzoek Varkenshouderij heeft in 1997 vijf verschillende kada-
verkoelers getest. Het betreft de koelers van Euratainer I van Coolvvorks b.v,
VDK Destruetiekoeler van VDK-agri b.v., Kaderverkoeler ACH30 van
Schreuders Koeleellenbouw b.v., Hamco kadaverkoeler van Van der Harm
Vacuümvorm b.v. en KKB Koelbox van Kuijpers Kunststofbewerking b.v.

• I ü

^i^tM^aÊÊÊÊÊÊÊÊÊmÊÊm

DIERENARTS RINUS RASENBERG STOPT,
MAAR BLIJFT ZINGEN

Rinus Rasenberg stopt per 1 januari als
praktiserend dierenarts in Roermond. 29
Jaar heeft hij koeien verlost, biggen in-
gespoten, honden en katten gecastreerd.
Al zijn tijd en aandacht gaat hij nu wij-
den aan de artistieke kant van zijn per-
soonlijkheid. Dus blijft hij vol enthou-
siasme schrijven, zingen en optreden.
Rinus trekt al jaren met een avondvul-
lend programma het land door. Nu hij
meer tijd heeft wil hij zich met een aan-
gepast programma, toegesneden op de
actualiteit van de dag, persoon of orga-
nisatie presenteren. Hij denkt hierbij aan
bijeenkomsten of congressen be-
treffende nahaur, dier en milieu en - wat
leuk is - jubilea van dierenartsen of boe-
ren. Rinus heeft inmiddels vier verha-
lenbundels en drie cd\'s uitgebracht. En
wie herinnert zich niet de fraaie sticker
met de tekst \'Van boeren moet je hou-
den\'. Deze maand verscheen zijn eerste
kinder-cd \'Gek met beesten\'.
Samen met kinderen uit Roermond
zingt Rinus een cd met leuke (ook leer-
zame) liedjes vol over alleriei dieren.
De opbrengst gaat naar Poster Parents
Plan. Rinus weet waarvoor hij zingt om-
dat zijn dochter al twee jaar als vrijwil-
ligster voor deze organisatie werkt in het
Zuid-Amerikaanse Paraguay.
Eind december is een cd over het feno-
meen de \'Elfstedentocht\' verschenen.
Rinus bezingt in elf liedjes het wel en
wee van de voorbije tochten, over de
winnaars, het klunen en brengt een ode
aan Friesland. Kroes, de voorzitter van
de Friese Elfstedenvereniging zal de cd
met de toepasselijke titel \'Op weg naar
Bartlehiem\' mede presenteren via T.V.
Friesland.

Maar Rinus zal vooral blijven zingen
over de boerenopstand. Ook al stopt hij
als practicus, het predikaat \'boeren-
zoon\' zal niemand hem ooit aftiemen.
De cd\'s zijn in de platenzaken te koop,
onder vermelding: \'Gek met beesten\'
distributie Pink records Drachten.
\'Op naar Bartlehiem\' idem. Prijs ƒ 25,-.
Of via Rasenberg-Kreatief telefoon en
fax: 0475-318416.

WIJZIGING TELEFOONNUMMER NEDERLANDSE DATABANK
GEZELSCHAPSDIEREN

Met ingang van 1 januari 1998 is het
06-nummer, waarmee de Nederlandse
Databank Gezelschapsdieren (NDG)
kon worden benaderd niet meer bruik-
baar. Het nieuwe nummer, waarop de
NDG-databank 24 uur per dag en ze-
ven dagen per week bereikbaar is,
luidt: 09 - 004040456.
De Stichting NDG heeft ten doel de regi-
stratie - door middel van elektronische
identificatie (EI) - van alle gezelschaps-
dieren op een zodanige wijze uit te voe-
ren, dat een eigenaar van een betreffend
dier kan worden temggevonden. Het be-
stuur is samengesteld uit vertegenwoor-
digers van de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied in Nederiand
(RvB), de Stichting Registratie Gezel-
schapsdieren in Nederland (SRGN) en
de Koninklijke Nederiandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde (KNMvD).
Het bestuur is als volgt samengesteld:
J.W. Beeftink (voorzitter, Velp), mr.
drs. G.Th.A. Menges (secretaris,
Woerden), drs. H. van Herpen (penning-
meester, Vught) en drs. P.G.M. Prins
(bestuurslid. De Zilk).

-ocr page 42-

Dr. Wiegant heeft samen met dr. Roel
van Wijk aan de universiteit de afgelo-
pen zeven jaar onderzoek gedaan
waarbij het similia-principe, dat be-
schouwd wordt als de essentie van de
homeopathie, centraal stond. In het on-
derzoek
\'Cultured mammalian cells in
homeopathy, the similia principle in
self recovery\'
wordt aangetoond dat
wanneer lage doses van schadelijke
stoffen toegediend worden, er op cel-
niveau extra herstelmechanismen wor-
den gestimuleerd. Dit is duidelijk
zichtbaar doordat er extra zogenaamde
beschermeiwitten worden aangemaakt
die een belangrijke rol spelen in her-
stel- en beschermprocessen op celni-
veau. Het resultaat van dit onderzoek
kan worden beschouwd als een zeer
belangrijke stap in de wetenschappe-
lijke onderbouwing van de homeopa-
thie.

Dr. Fred Wiegant, celbioloog aan de Universiteit Utrecht, heeft op 21 novem-
ber 1997 voor zijn aandeel in het onderzoek naar de werking van homeopa-
thie op celniveau de Louise van Eeghenprijs gekregen. Het is de tweede keer
dat deze prijs wordt uitgereikt. Doelstelling is het stimuleren van wetenschap-
pelijke beoefening van de homeopathie en/of de natuurgeneeswijze.

CELBIÜLOOG WINNAAR LOUISE VAN EEGHENPRIJS

R ZWART FONDS STEUNT ONDERZOEK NAAR AMYLOlD
ARTHROPATHIE BIJ PLUIMVEE

De Stichting P. Zwart Fonds, gevestigd te Utrecht en opgericht ter bevordering
van onderzoek op het gebied van de ziektekunde van bijzondere dieren en proef-
dieren, heeft financiële hulp verleend aan het promotie-onderzoek naar Amyloid
Arthropathie bij pluimvee van drs. W.J.M. Landman te Deventer. Door deze
steun, die aangewend is voor moleculair onderzoek naar het pathologische eiwit
dat in de gewrichten van vogels voorkomt, is een belangrijke bijdrage geleverd
aan de pathogenetische ontrafeling van de afzetting ervan. Een afronding van
het onderzoek in de vorm van een proefschrift over de gewrichtsziekte bij kui-
kens van bruine-eieren-leggende kippen wordt komend jaar verwacht.

De stichting heeft een beperkt budget,
terwijl de hoofddoelstelling bevorde-
ring van ziektekundig onderzoek in-
houdt. Dit onderzoek dient zich bij
voorkeur te richten op andere dieren
dan hond, kat, paard, rund, schaap en

geit. Met name de spontane ziekten bij
bijzondere dieren en vogels, proefdie-
ren, optimalisatie van proefdierge-
bruik en het behoud van diersoorten
vallen binnen de doelstellingen van de
stichting. Het is mogelijk voor onder-
zoek op dit terrein een beroep te doen
op de stichting. Dit heeft met name re-
sultaat als anderen de stichting ook
steunen. Dit kan plaatsvinden door het
vermaken van een (klein) bedrag als
gift en door donaties, schenkingen,
erfstellingen en legaten aan het P.
Zwart Fonds.

Het Fonds heeft rekeningnummer
69.93.45.448 bij de Crediet en
Effecten Bank, Postbus 85100, 3508
AC Utrecht. Het gironummer van de
bank is 75651.

Namens het Stichtingsbestuur,
de secretaris,
Prof dr. E. Gruys

COMMISSIE BEVORDERING DIERGENEESKUNDIG EN
VERGELIJKEND ZIEKTEKUNDIG ONDERZOEK

De Commissie Bevordering Dierge-
neeskundig en Vergelijkend Ziekte-
kundig Onderzoek (BDVZO) deelt
hierbij mede, dat in totaal ± ƒ 156.000,-
beschikbaar gesteld kan worden ter on-
dersteuning van onderzoek dat dient te
liggen op de gebieden van de

Diergeneeskunde, dan wel van de
Vergelijkende Ziektekunde.

Overeenkomstig de doelstellingen
worden de gelden uitsluitend ter be-
schikking gesteld van het onderzoek
zelf en niet voor publicatie van resulta-
ten, reiskosten of andere bijkomende
kosten.

Zij die hiervoor in aanmerking wensen
te komen, worden uitgenodigd zich
voor
1 maart 1998 schriftelijk aan te
melden bij de secretaris van de Cie.

BDVZO. Hierbij dient opgave te wor-
den gedaan van de vraagstelling, de
aard van het te verrichten onderzoek of
de op de aanvraag betrekking heb-
bende onderdelen en dient tevens een
beknopt werkschema alsmede een be-
groting te worden overgelegd.

Namens de Cie. BDVZO,
de voorzitter, drs. A. W. Udo
de secretaris, prof. dr. P. Zwart
Burg. v.d. Weijerstraat 16
3981 EK Bunnik.

-ocr page 43-

Dr. ir. L.A. (Leo) den Hartog is per 15
november 1997 benoemd tot verander-
manager en beoogd directeur voor het
nieuw te vormen instituut voor dierlijk
praktijkonderzoek. Dit instituut zal ge-
vormd worden door samenvoeging
van de drie instellingen voor praktijk-
onderzoek van respectievelijk mnd-
vee-, schapen- en paardenhouderij,
varkenshouderij en pluimveehouderij.
Het nieuwe instituut zal onderdeel
worden van het Kennis Centmm
Wageningen. Leo den Hartog (42)
heeft zoötechniek gestudeerd aan de

éUÊk

NIEUW INSTITUUT VOOR DIERLIJK PRAKTIJKONDERZOEK

Landbouwuniversiteit te Wageningen.
Na diverse functies aan de
Landbouwuniversiteit was hij vanaf
1989 als directeur werkzaam bij het
proefstation voor de varkenshouderij;
het latere praktijkonderzoek varkens-
houderij.

DIRECTIEWISSELING EN NIEUWE
COMMISSARIS BIJ MOVIR

ACCREDITATIE RW-
KRINGLABORATORIA

Jhr. mr. W.M. de Brauw (49) treedt op
1 januari 1998 als statutair directeur in
dienst van Movir. Hij volgt de heer
B.J.M.W. Hauer op, die per 1 april
1998 op 60-jarige leeftijd gebmik
maakt van de mogelijkheid tot ver-
vroegde pensionering. De heer De
Brauw was van 1991 tot 1997 direc-
teur pensioenzaken van PGGM te
Zeist. Daarvoor was hij in dezelfde
functie werkzaam bij het Shell
Pensioenfonds.

De heer A. van Lottum is benoemd tot
commissaris van Movir. Van 1977 tot
1997 was hij financieel directeur bij
verzekeringsmaatschappij WAA. De
heer Van Lottum volgt prof. mr. drs.
Ophof op, die medio 1998 als commis-
saris aftreedt.

Deze benoemingen hebben plaatsge-
vonden tijdens de buitengewone
Algemene Ledenvergadering van
Movir op 1 december 1997.

De Raad voor Accreditatie (RvA)
heeft op 18 november 1997 het STER-
LAB-certificaat toegekend aan vier
van de vijf kringlaboratoria van de
RVV. De RvA heeft vastgesteld dat de
laboratoria in Assen, Nijmegen, Olst
en Weert volgens één kwaliteitssys-
teem werken.

Accreditatie van de vier kringlaborato-
ria houdt in dat de onderzoeksresulta-
ten die de kringlaboratoria afgeven,
aantoonbaar een honderd procent be-
trouwbaarheidsgehalte hebben.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 10 november tot en met 7 decem-
ber 1997 de volgende gevallen van be-
smettelijke dierziekten, waarvan aan-
gifte verplicht is, voor:

Klassieke Varkenspest

In de periode van 10 november tot en
met 7 december 1997 kwamen drie ge-
vallen voor van klassieke varkenspest.

2 gevallen in de provincie Noord-

Brabant.
1 geval in Limburg.

In totaal komt het aantal uitbraken van
Klassieke Varkenspest in Nederland
per 7 december 1997 op 424 gevallen!

INTERNATIONALE CONFERENTIE OVER
PRODUCTIEZIEKTEN BIJ LANDBOUWHUISDIEREN

Coogressen en cursussen

In 1998 zal de tiende intemationale con-
ferentie over productieziekten bij land-
bouwhuisdieren (lOth ICPR \'98) wor-
den gehouden van 24-28 augustus in
Utrecht. Gastheer is de Faculteit der
Diergeneeskunde; de organisatorische
honneurs zullen worden waargenomen
door de nutsdiermedewerkers van de
vakgroep Inwendige Ziekten en
Voortplanting \'in afbouw\' of van de
Hoofdafdeling Nutsdieren \'in oprich-
ting\'; de tijd zal dat leren. De eerste ne-
gen ICPD\'s werden gekenmerkt door
het feit dat zij in snel toenemende mate
de ontmoetingsplaats werden voor on-
derzoekers van verschillende discipli-
nes, allen geïnteresseerd in een of enkele
aspecten van de productieziekten bij
landbouwhuisdieren. Aanvankelijk be-

-ocr page 44-

trof dat nagenoeg uitsluitend dierenart-
sen die geïnteresseerd waren in de etio-
logie, de pathogenese, de (vroege) dia-
gnostiek, de behandeling en de
preventie van productieziekten. Sinds
het midden van de tachtiger jaren ko-
men er naast dierenartsen ook bioche-
mici, biologen en deskundigen op het
gebied van de infectieziekten, de etholo-
gie en de voeding. Parallel met deze ont-
wikkeling veranderden de aandachts-
velden. Naast de etiologie en de
pathogenese van bekende productie-
ziekten kwam er extra aandacht voor de
preventie van productieziekten en voor
de invloed van welzijn en van de kwali-
teit van het milieu op het ontstaan en het
verloop van productieziekten. In het
kielzog hiervan deden ook disciplines
als epidemiologie en management hun
intrede. De charme van de ICPD\'s is dat
hierdoor de oorspronkelijke inzet- het
vergroten van de kennis over productie-
ziekten bij landbouwhuisdieren opdat
dier en dierhouder beter begeleid kun-
nen worden- niet verloren is gegaan. De
laatste twee ICPD\'s, Zürich 1992 en
Berlijn 1995, hebben duidelijk gemaakt
dat beoefenaren van de genoemde disci-
plines op de ICPD veel van hun gading
vinden. Dit geldt ook voor praktiserende
dierenartsen die zich gespecialiseerd
hebben in de richting van een van de
landbouwhuisdiersoorten. Het contact
in de sfeer van deze tweedelijns dierge-
neeskunde tussen onderzoekers en des-
kundigen uit de dagelijkse praktijk is
een van de aspecten die de ICPD\'s boei-
end maken.

De ICPD\'s zijn leerzaam voor jonge on-
derzoekers van de Faculteit der Dierge-
neeskunde en van de relevante richtin-
gen van de Landbouwuniversiteit te
Wageningen, maar ook voor (dierge-
neeskunde) studenten in de tweede fase
die voor hun referaat, hun afstudeerop-
dracht of in het kader van de individuele
doctoraal studie (excellent tracé) via li-
teratuur en/of eigen onderzoek met de
productieziekten van landbouwhuisdie-
ren in aanraking zijn gekomen.
Het programma telt elf sessies te weten:

* Voeding en gezondheid bij kalveren
en biggen.

* De relatie voeding - reproductie(pro-
blemen) bij het mnd.

De relatie voeding - reproductie( pro-
blemen) bij het varken.

* De intensieve dierhouderij en het wel-
zijn van dieren.

* De intenstieve dierhouderij in relatie
tot het milieu.

*De melkproductie en aandoeningen
van het uier.

* Mineralen en sporenelementen.

* Voeding/omgeving en afweer.

* Bedrijfsmanagement en productie-
ziekten.

* Energie stofwisseling en productie-
ziekten.

* Epidemiologie en productieziekten.
Elke sessie zal worden geopend met een
\'key note lecture\' waarvoor internatio-
naal erkende experts zijn uitgenodigd.
Aansluitend zal een aantal voordrachten
van onderzoekers worden verzorgd.
Naast de mondelinge presentaties zal er
mim gelegenheid worden geboden voor
het presenteren van posters. Het is de
bedoeling dat (in ieder geval) over de
meest belangwekkende posters in ple-
naire zittingen korte mondelinge pre-
sentaties worden verzorgd.

De lO^\'^ ICPD \'98 zal voor velen een
feest der herkenning zijn en kan voor
vele anderen het feest van een aange-
name ontdekking worden.

Noteer het in Uw agenda: 24-28 au-
gustus. ICPD •98\'. Uithof.
Utrecht. Voor meer informatie:
Secretariaat KNMvD tel: 030-
2510111 Fax: 030-2511787.
Internet: http://www.knmvd.nl.

Th. Wensing
voorzitter organiserend comité
10\'\'^ ICPD -98

FUSIE DIX & CO EN FORTUIN
ADVIESGROEP B.V

Fortuin Adviesgroep b.v., mim 75 jaar
en Dix & Co mim 50 jaar oud, zijn oude
bekende categorale adviesbureaus
werkzaam voor de medische stand.
Tussen beide kantoren bestaan al vele
jaren wederzijdse collegiale contacten.
Door het samengaan van beide ondeme-
mingen ontstaat een krachtig, categoraal
intermediair.

Dix & co is vanouds gespecialiseerd in
de dienstverlening aan hoofdzakelijk
dierenartsen. Fortuin is vanouds vooral
werkzaam voor de (vrije) medische be-
roepsbeoefenaren (artsen, tandartsen,
etcetera) en andere academische vrije
beroepen. Zij zullen hun dienstverle-
ning vooral op deze segmenten samen
voortzetten en uitbouwen. Ook finan-
ciële persoonlijke planning voor hun
cliëntenkring zal meer gestalte krijgen.

Met ingang van 1 januari 1998 zijn de ondernemingen Dix & Co en Fortuin
Adviesgroep b.v. gefuseerd. De nieuwe naam luidt:
Dix & Fortuin, gevestigd
aan de Koningslaan 63,3583 GP in Utrecht. Bij de nieuwe organisatie zijn 14
personen werk/aam. De feitelijke leiding bestaat uit de heren A.A.J. Hesp,
A.D. Hooijmeijer, R.E.H. Mulder en mr. R.G. van Berkel.

Het nieuwe adres van de onderneming
wordt: Koningslaan 63, Postbusnum-
mer 14108, 3508 SE Utrecht. Telefoon:
030 - 2515199, fax: 030 - 2540964.

In deze mbriek tref^ u informatie aan be-
treffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(^pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.mu.nl/paod.
Graag wijzen wij u op een herhaling van
de cursus
\'Persoonlijk leiderschap en
de kracht van communicatie\'.
Een
cursus welke ontvangen is met zeer
goede kritieken, zoals mag blijken uit
een hieronder opgenomen reactie van
drs. L.A. van Wuyckhuise-Sjouke, deel-
nemer aan de eerste cursus:
\'Op deze cursus van vijf dagdelen wer-
den we. onder de bezielende leiding van
Wibe Veenbaas, aan de hand van theorie,
metaforen en oefeningen meegenomen
op een ontdekkingsreis naar onszelf. Het
programma werd door de hele groep en-

-ocr page 45-

thousiast opgepakt. Het heeft mij een in-
zicht gegeven in mijn sterke en zwakke ei-
genschappen (en hoe dat komt), wat ik
belangrijk vind, wat ik de komende jaren
wil hereiken en wat ik moet doen om dat
te verwezenlijken. De energie die dat in
me vrijmaakte, heeft me weken fluitend
daar het werk doen gaan.\'

Persoonlijk leiderschap en de kracht
van communicatie
(98/905), maandag
2 en dinsdag 3 februari 1998, Woud-
schoten Conferentiecentrum te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,- (inclusief twee
boeken en een reader en overnachting).
Maximaal 20 deelnemers.

Inhoud:

Vele dierenartsen zijn in hun positie bin-
nen de maatschap, het bedrijf of instel-
ling op enigerlei wijze leider. Een leider
is meer dan een vakman of vakvrouw.
Een leider gebruikt het gewicht van zijn
persoonlijkheid om zijn dingen te doen,
zijn visie te ontwikkelen en zijn doel-
stellingen te bereiken. Deze training
gaat
niet over wie er de baas is of gaat
worden. Daarom is deze training voor
alle dierenartsen in welk dienstverband
dan ook. Deze training gaat wel over een
persoonlijkheid die zichzelf vormgeeft
in de manier van communiceren.
Daarom in deze persoonlijke, intensieve
en uitdagende training aandacht voor de
volgende gebieden.
Autonomie en richting:
Autonomie kan omschreven worden als
de kwaliteit van mensen om hun eigen
leven vorm te geven binnen de grenzen
die de omgeving biedt en de grenzen
van de persoonlijke mogelijkheden.
Persoonlijke mogelijkheden vergroten
en nieuwe bronnen aanboren als leider
geeft de mogelijkheid de eigen richting
vorm te geven. Dan kan de leider ande-
ren uitdagen om hun bronnen te gebrui-
ken en te ontwikkelen.
Succes willen hebben:
Succes willen hebben is een belangrijke
motivatiebron van een leider. Wij den-
ken daarbij niet alleen aan het succesvol
zijn of kunnen \'scoren\', maar aan het
gericht blijven op de eigen visie en het
genieten van de successen die op weg
daarnaar toe worden geboekt. Geniet
zonder ook maar iets in te leveren van de
motivatie om de vervolgens gestelde
doelen te bereiken.
De relatie willen onderhouden:
De relatie tussen mensen is een voortdu-
rend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn ei-
gen persoon. Hij schept voorwaarden
om de relaties tussen de leden onderiing
en de relaties met de leider vorm te ge-
ven. Communicatievaardigheden zijn
een belangrijk hulpmiddel. In maat-
schapsvergaderingen en contacten met
cliënten zijn conflicten ook een gege-
ven. Hoe kun je ze voorkomen en oplos-
sen? Kortom een tweedaagse training
om te leren effectief je persoonlijk plan
te trekken in de veranderende wereld.
Docent:

Drs. W. Veenbaas (in samenwerking
met prof dr. A. Pijpers). Drs. Wibe
Veenbaas heeft een eigen trainingsinsti-
tuut: Phoenix Opleidingen in Utrecht.
Wibe Veenbaas is binnen diergenees-
kundig Nederland bekend om zijn inspi-
rerende inleidingen die hij gehouden
heeft voor diverse Groepen van de
KNMvD en als docent bij de cursus
Apotheek 11 Landbouwhuisdieren.

Begeleiding melkveebedrijven (98/
201), maandag 19, woensdag 21 en vrij-
dag 23 januari 1998; drie dagen van
08.30 tot 17.00 uur te Cuijk. Cursusprijs
ƒ 1.900,- (exclusief B.T.W, inclusief
lunch)*

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van A.U.V.-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
A.U.V. uitvoert ten bate van haar leden.
De dierenarts is in staat - beter dan an-
dere adviseurs - door zijn/haar pathofy-
siologische kennis, aangevuld met zoö-
technische kennis, veehouders in hun
bedrijfsvoering veterinair-zoötechnisch
te begeleiden. Dit vereist dat de practi-
cus pathofysiologische en zoötechni-
sche inzichten kan vertalen naar de be-
drijfsvoering van de (melk)veehouder.
In de onderhavige training zal veel aan-
dacht aan deze aspecten worden be-
steed. Pathofysiologie, zoötechniek en
bedrijfsvoering vormen de sleutelwoor-
den van de training. Recente ontwikke-
lingen op veterinair-zoötechnisch ge-
bied die van belang zijn voor de
begeleiding van melkveebedrijven zijn
in de training opgenomen. Daamaast
wordt zoveel mogelijk getracht de deel-
nemers \'instrumenten\' te verschaffen
die direct in de dagelijkse praktijkuitoe-
fening kunnen worden toegepast. De
cursusleider is prof dr. A. Brand,
InterAct Agrimanagement, emeritus
hoogleraar bedrijfsdiergeneeskunde van
het rund Faculteit der Diergeneeskunde
te Utrecht.

Betaling middels een door de A.U.V. gezonden factuur
met B.T.W. Betaling op deze wijze aangezien PAO-
Diergeneeskunde niet B.T.W.-plichtig is.

Behandeling gedragsproblemen bij
honden,
diverse data en locaties. Cur-
susprijs ƒ 45,-.

In samenwerking met Sanoft Santé B.V.
organiseert PAO-Diergeneeskunde on-
derstaande cursussen:
98/122 dinsdag 3 februari 1998 Ge-
zondheidsdienst Deventer
98/123 dinsdag 10 febmari 1998 Ge-
zondheidsdienst Boxtel
98/124 dinsdag 3 maart 1998 Woud-

schoten Zeist
98/125 donderdag 12 maart 1998,
Congrescentmm Engels, Rot-
terdam

98/126 donderdag 26 maart 1998, Ho-
tel de Prins, Westzaan
98/127 dinsdag 31 maart 1998, Ge-
zondheidsdienst Drachten
Alle avonden van 19.30 uur tot 23.00
uur. In een kort tijdsbestek worden die-
renartsen geïnformeerd over medicatie
van gedragsproblemen en gedragsthera-
pie bij honden.Een groot deel van de ei-
genaren vindt dat zijn dier ergerlijk of
problematisch gedrag vertoont. De
groeiende betrokkenheid bij de behande-
ling van gedragsproblematiek is een
vanzelfsprekende en natuurlijke uitbrei-
ding van uw diergeneeskundig hande-
len. Sprekers zijn dr. J. Dehasse, voorzit-
ter van de Vakgroep Ethologie, België;
oprichter en secretaris van de European
Society of Veterinary Clinical Ethology
en auteur van diverse boeken over het
gedrag van honden en katten; drs. L.
Groenewoud, dierenarts-etholoog van
DAP Ermelo en drs. M.l.J. Hutjes,
Dierenhospitaal Visdonk, Roosendaal.

Pluimvee casuïstieken (97/401), woens-
dag 4 febmari 1997,09.00 - 17.00 uur te
Amhem. Cursusprijs ƒ 515,-- (inclusief
lunch).

Centraal staat de diagnostiek rond ziekte-
kundige problemen bij pluimvee. Diag-
nostiek bemst meestal op een samenhang
van uit het veld verkregen gegevens en
laboratoriumuitslagen. Aan de hand van
casuïstieken participeert de cursist actief
bij het stellen van diagnoses. Praktische
problemen, interpretatie van laborato-
riumuitslagen en andere zaken zullen de
revue passeren. Meerdere ziekten zullen
in deze cursus behandeld worden zoals:
Trilziekte, Infectueuze Bronchitis etce-
tera. Curusleiders zijn dr. R.M. Dwars,
prof dr. A. Pijpers, afdeling Pluimvee-
bedrijfsdiergeneeskunde. Vakgroep Be-
drijfsdiergeneeskunde en Voortplanting,
FdD. Deze cursus werd eerder opgeno-
men in onze brochure \'Najaar 1997\'.
Helaas kon de cursus vorig najaar niet
doorgaan.

-ocr page 46-

Waarde Collegae,

In deze eerste aflevering van ons
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
wens ik, namens het Hoofdbestuur
en het secretariaat van de KNMvD,
u en de uwen van ganser harte een
goed 1998 toe.

Op 12 december 1997 werd het pro-
ject \'Diergezondheid in beweging\'
formeel beëindigd. Dit project werd
aangestuurd door de overheid en
het landbouwbedrijfsleven.
Commissies en werkgroepen heb-
ben grote inspanningen geleverd
om de huidige diergezondheids-
status te analyseren, toekomstge-
richte streefbeelden te formuleren,
wegen aan te geven hoe men ge-
wenste situaties zou kunnen realise-
ren en werktuigen te ontwikkelen
die behulpzaam kunnen zijn hij
deze processen.

Doel van deze omvangrijke opera-
tie was een toonaangevend dierge-
zondheidsniveau in Nederland. De
wegen zijn uitgezet en deelprojec-
ten worden uitgevoerd; ze zijn be-
kend in kleine kring.

Helaas is het project afgesloten
zonder dat eenieder die werkzaam
is in de veehouderijkolom, ver-
trouwd is gemaakt met het ontwik-
kelde gedachtengoed.

Wij dierenartsen zullen in 1998 en
volgende jaren in samenwerking
met anderen trachten een prakti-
sche invulling te geven aan de in de
loop van het project voorgestelde
methoden, om te komen tot een top-
positie van de Nederlandse veesta-
pel voor wat betreft de diergezond-
heid.

Voor de gezelschapsdierensector
hopen wij dat het blad \'Dieren-
praktijken\' ook in 1998 een rol
speelt in de praktijkvoering. De
goede voorlichting die via dit blad
op zo \'n professionele en attractieve
wijze aan uw cliënten wordt gege-
ven. vormt een prima instrument
om een nog hetere hand te smeden
russen u en de eigenaar.
Veel is het afgelopen jaar geïnves-
teerd in de opzet van \'Dieren-
praktijken \'. Dit om het blad te ma-
ken tot een exclusief communi-
catiemiddel van de dierenarts.
Zoals u wellicht ter ore is gekomen,
zien KNMvD en de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren zich ge-
noodzaakt de uitgeefformule te wij-
zigen, mede doordat het blad
onvoldoende wordt ingezet voor het
genoemde doel: versterking van het
imago van de dierenarts. De finan-
ciële basis is te smal om de uitgave
op de huidige wijze voort te zetten.
\'Dierenpraktijken\' blijft derhalve
alleen voortbestaan, indien u dat
wilt en als u het belang ziet van een
kwalitatief goede voorlichting.

De taak van de dierenarts op het
terrein van de veterinaire volksge-
zondheid wordt steeds groter Wij
moeten zorgen dat de dieren gezond
blijven en dat de gezondheid van de
mens niet geschaad wordt, als hij of
zij in contact komt met dieren of
producten van dierlijke oorsprong.
Deze taak wordt steeds belangrij-
ker in een geïndividualiseerde sa-
menleving met enerzijds kritische
en anderzijds wispelturige, gemak-
zuchtige consumenten. Bovendien
hehben wij niet meer alleen met
Nederland van doen, maar met ge-
heel Europa.

Het is om die reden dat de
Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees (RVV) steeds meer dieren-
artsen nodig heeft en dat de
Europese Unie de Richtlijn 97/12
(voorheen 64/432) heeft uitgevaar-
digd. Om aan de voorwaarden van
voornoemde richtlijn te kunnen vol-
doen zullen ook dierenartsen nodig
zijn.

Begin 1998 vindt overleg plaats
tussen het ministerie van

Landbouw, Natuurbeheer en Vis-
serij (LNV) en de KNMvD om te be-
zien op welke wijze de veterinaire
posities correct kunnen worden in-
gevuld.

Klassieke varkenspest heeft voor
veel veterinairen het beeld van
1997 bepaald. Wij hopen in 1998
gespaard te blijven voor dergelijke
rampen. Dit zal mede afhangen van
ons gevoel van discipline en hy-
giëne en vooral van onze capacitei-
ten om dit gevoel op de primaire
sector over te brengen.
Ook de overheid heeft een taak in
deze. Zij zal bijvoorbeeld moeten
zorgen voor gereedzijnde (en in de
praktijk uitgeteste) draaiboeken.
Aangifteplichtige dierziekten bre-
ken immers altijd onverhoopt uit.

De varkenspestepidemie heeft er-
voor gezorgd dat de varkenshoude-
rij in een maalstroom terechtgeko-
men is. Hoe deze varkenshouderij
er in de praktijk uit komt te zien na
de herstructurering is nog ongewis.
Wij zullen er in elk geval alles aan
doen om de dierveiligheidsindex
een prominente plaats te geven in
deze operatie.

Er is kortom hard gewerkt in het af-
gelopen jaar.

De ambtelijke collega, de dieren-
arts in het onderzoek en de practi-
cus in het varkenspestgebied heh-
ben vele uren gemaakt onder uiterst
moeilijke omstandigheden. Fysieke
werkdruk werd gecombineerd met
zware emotionele belasting.

Ook in deze tijden vonden velen van
u toch de tijd én de moed om zich in
te zetten voor zaken van het alge-
meen belang.
Ik dankudaar zeer voor
Laten wij alle ervaringen die wij dit
jaar opgedaan hebben, bundelen en
benutten om het belang van mens
en dier nog beter te kunnen dienen.

A. W. Udo,
voorzitter KNMvD.

-ocr page 47-

Een aantal overwegingen heeft de ge-
noemde organisaties doen besluiten tot
het opstellen van dit convenant:

* De slachterijen in Nederland hebben
belang bij de aanvoer van gegaran-
deerd kwalitatief hoogwaardige var-
kens, aflcomstig uit door de maat-
schappij geaccepteerde houderij sys-
temen.

* De mengvoederindustrie heeft belang
bij de continuïteit van de afzet van
veevoer, door het leveren van gega-
randeerd kwalitatief hoogwaardige

Een historische gebeurtenis heeft plaatsgevonden op 5 december 1997 te \'s
Gravenhage. De Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), het Federatief
Overleg Orgaan Mengvoederindustrie (FOOM), de Land- en Tuinbouw-
organisatie Nederland (LTO) en de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde
hebben een gezamenlijke intentieverklaring ondertekend ten
aanzien van de kolomcertificering varkenshouderij. De intentieverklaring moet
al op 1 januari 1998 hebben geresulteerd in een concreet actieplan. De crux van
dit plan is dat alle schakels van en naar het boerenbedrijf en de rest van de kolom
een vorm van certificering invoeren. Het moet gezien worden als een antwoord
op het plan voor de herstructurering van de varkenshouderij dat minister Van
Aartsen onlangs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Varkenshouders krij-
gen twee jaar de tijd om hun bedrijfsvoering \'certificaatwaardig\' te maken.
Dit certificaat is mede gebaseerd op de zogenaamde dierveiligheidsindex, de
inbreng van de KNMvD in de samenwerking. In de dierveiligheidsindex zijn
alle welzijn- en gezondheidsaspecten verdisconteerd.

Door Sophie Deleu

KNMVD ONDERTEKENT CONVENANT MET VARKENSKOLOM

CERTIFICAAT OP BASIS VAN DIERVEILIGHEID

veevoeders, rekening houdend met de
wensen vanuit de varkenshouderij en
de afzetmarkt (dit laatste met name
door het leveren van milieu- en dier-
vriendelijke veevoeders).
De varkenshouders hebben belang bij
de productie van kwalitatief hoog-
waardige dieren, die kunnen rekenen
op een goede afzetmarkt. De produc-
tie zal moeten plaatsvinden onder
voorwaarden op het gebied van wel-
zijn, milieu en gezondheid, die maat-
schappelijk zijn geaccepteerd.

En in het bijzonder:

* De dierenartsen in de varkensgezond-
heidszorg hebben belang bij het uit-
voeren van gezondheidstaken in de
varkenshouderij op een kwalitatief
hoog kennisniveau. De inzet is om met
verantwoorde middelen en adviezen
de varkenshouderij te begeleiden bij
de productie, onder diergeneeskundig
en maatschappelijk geaccepteerde
omstandigheden.

Dus:

* De gezamenlijke partijen vinden het
in verband met de toekomst noodza-
kelijk om via stabiele relaties en een
systeem van certificering en borging,
garanties te geven aan elkaar en de
maatschappij.

Vandaar dat de partijen zich hebben
verplicht om op korte termijn een geïn-
tegreerd systeem voor de certificering
van de varkenshouderijkolom te ont-
wikkelen en te implementeren. De sa-
menwerkingsovereenkomst is gesloten
op 5 december 1997. Nog vóór 1 janu-
ari 1998 zal een en ander zijn beslag
krijgen in een concreet plan van aan-
pak. Daartoe is een slagvaardig team
geformeerd uit de betreffende organi-
saties.

-ocr page 48-

Het is gebruikelijic dat per 1 januari de
advies-salarissen voor dierenartsen-
medewerkers en dierenartsassistenten
worden aangepast. Het Hoofdbestuur
heeft besloten de salarissen aan te pas-
sen met 2,21%, het indexcijfer van de
salarisontwikkeling in het particulier
bedrijf (periode september 1996-sep-
tember 1997).

SALARISSEN DIERENARTSEN -
■NIEUWE STIJL\'

Sinds 1 januari 1996 adviseert de
KNMvD gebmik te maken van het
nieuwe salariëringssysteem, dat uitgaat
van een basis salarisschaal voor een ge-
middeld 40-urige werkweek. Daarbij
komen dan bedragen voor de weekend-
en avond/nachtdiensten. Nadere infor-
matie over het salariëringssysteem
wordt gegeven in de KNMvD-publica-
tie \'Het in dienst nemen van personeel
(1997)\'. Deze publicatie is verkrijg-
baar op het bureau van de KNMvD.

Basis salaristabel 40 uur per week -
geen avond/nacht- of weekenddien-
sten
(bruto bedragen per maand)

Bedragen gelden voor 1998.

0 dienstjaren

ƒ3.830,-

1

ƒ4.298,-

2

ƒ4.533,-

3

ƒ4.767,-

4

ƒ5.001,-

5

ƒ5.236,-

6

ƒ5.470,-

7

ƒ5.704,-

8

ƒ 5.938,-

9

ƒ6.173,-

10

ƒ6.408,-

De adviezen voor de vergoedingen
voor avond/nachtdienst en weekend-
dienst luiden:

bij vervanging van één dierenarts:
ƒ 42,-- voor de avond/nachtdienst en
ƒ 313,~ voor de weekenddienst;
bij vervanging van
twee of drie die-
renartsen:
respectievelijk ƒ 62,— en
ƒ469,-;

bij vervanging van vier of meer die-
renartsen:
respectievelijk ƒ 84,- en
ƒ626,-.

SALARISSEN DIERENARTSEN -
\'OUDE STIJL\'

De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts in loondienst (arbeidsover-
eenkomst) zijn als volgt:

- ƒ 4.400,- (was ƒ 4.300,-) bruto per
maand voor een pas afgestudeerde
dierenarts (of ƒ 176,— bmto per dag);

- ƒ 4.975,- (was ƒ 4.875,-) brato per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa één jaar rele-
vante ervaring (of ƒ 199,— bruto per
dag);

- ƒ 5.550,- (was ƒ 5.425,-) bruto per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa twee jaar re-
levante ervaring (of ƒ 222,— bruto
per dag);

- ƒ 6.400,- (was ƒ 6.250,-) bmto per
maand voor een dierenarts die lang-
durig als dierenarts-medewerker in
de praktijk werkzaam is (of ƒ 256,—
bmto per dag).

HONORARIA VOOR DIERENART-
SEN - WAARNEMERS MET EEN
ZELFSTANDIGHEIDSVERKLA-
RING

De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts-waarnemer (geen loon-
dienst, maar werkzaam met een zelf-
standigheidsverklaring) zijn als volgt:

- ƒ 5.850,- bruto per maand voor een
pas afgestudeerde dierenarts (of
ƒ 234,— bruto per dag);

- ƒ 6.550,— bmto per maand voor een
dierenarts met circa één jaar relevante
ervaring (of ƒ 262,- bruto per dag);

- ƒ 7.175,- bruto per maand voor een
dierenarts met circa twee jaar rele-
vante ervaring (of ƒ 287,- bruto per
dag).

Voor een zelfstandige waarneming door
een dierenarts met langdurige ervaring
bedraagt het advies ƒ 7.925,- bruto per
maand (of ƒ 317,— bmto per dag).

ADVIESSALARISSEN DIEREN-
ARTSASSISTENTEN
De salarissen voor een gediplomeerd
dierenartsassistent (of met driejaar er-
varing als dierenartsassistent) bedra-
gen:

vmesifumèai»

HI r I é

AANPASSING SALARISSEN VOOR DIERENARTSEN-
MEDEWERKERS EN DIERENARTSASSISTENTEN
PER 1 JANUARI 1998

le dienstjaar

ƒ1.761,-

2e dienstjaar

ƒ2.021,-

3e dienstjaar

ƒ2.281,-

4e dienstjaar

ƒ2.539,-

5e dienstjaar

ƒ2.662,-

6e dienstjaar

ƒ2.784,-

7e dienstjaar

ƒ 2.908,-

8e dienstjaar

ƒ3.033,-

9e dienstjaar

ƒ3.154,-

10e dienstjaar

ƒ3.277,-

1 Ie dienstjaar

ƒ3.404,-

I2e en volgende

dienstjaar

ƒ3.525,-.

Wanneer de dierenartsassistent geen
diploma heeft, wordt gedurende drie
jaar het wettelijk minimumloon gead-
viseerd. Na deze periode van drie jaar
wordt geadviseerd het salaris conform
de bovenstaande tabel vast te stellen.
Het salaris volgens de salaristabel
mag nooit lager zijn dan het wette-
lijk minimum (jeugd)loon.
Zou dat
wel het geval zijn, dan wordt het sala-
ris van het eerstvolgende dienstjaar ge-
adviseerd. Aan de hand van onder-
staande voorbeelden kan dit worden
verduidelijkt.

Dierenartsassistent treedt op 16-ja-
rige leeftijd in dienst en is niet gedi-
plomeerd. Gedurende de drie jaar
waarin ervaring wordt opgedaan, zal
de dierenartsassistent het wettelijk
minimum jeugdloon verdienen.
Wanneer op 19-jarige leeftijd de drie
ervaringsjaren voorbij zijn, wordt het
salaris conform de tabel vastgesteld
op ƒ 1.761,-, zijnde het eerste dienst-
jaar.

Dierenartsassistent treedt op 23-jarige
leeftijd in dienst en is niet gediplo-
meerd. Gedurende driejaar waarin er-
varing wordt opgedaan, zal de dieren-
artsassistent het wettelijk minimum-
loon ad ƒ 2.276,30 verdienen. Wan-
neer de drie ervaringsjaren voorbij
zijn, wordt het salaris conform de tabel

-ocr page 49-

vastgesteld op ƒ 2.539,--, zijnde het
vierde dienstjaar en niet op het bedrag
van het eerste dienstjaar ƒ 1.761,—,
aangezien dit lager is dan het wettelijk
minimumloon voor een werknemer
van 23 jaar en ouder (ƒ 2.276,30). Dit
is namelijk het salaris conform het
eerstvolgende dienstjaar boven het
wettelijk minimumloon voor een
werknemer van 23 jaar en ouder (vol-
ledigheidshalve wordt opgemerkt dat
het salaris conform het derde dienst-
jaar, ƒ 2.281,--, zo goed als samenvalt
met het bedrag van het minimum-
loon).

MINIMUMLOQN

Hiemaast volgen de bedragen van het
wettelijk minimum (jeugd)loon. De
bedragen zijn ten opzichte van 1997
gewijzigd.

In het voorjaar van 1998 zal de
KNMvD-publicatie \'Het in dienst ne-
men van personeel\' verschijnen,
waarin nadere informatie omtrent ar-
beidsovereenkomsten, salariëring en
dergelijke is opgenomen. U kunt ook
contact opnemen met mevrouw drs.
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess,
stafmedewerker, tel 030-2510111.

15 jaar

ƒ 682,90

lójaar

ƒ 785,30

17jaar

ƒ 899,10

18 jaar

ƒ1.035,70

19jaar

ƒ1.195,10

20jaar

ƒ 1.399,90

21 jaar

ƒ 1.650,30

22jaar

ƒ 1.934,90

23 jaar en ouder

ƒ2.276,30.

NIEUWE ADVIEZEN VOOR DIERENARTSASSISTENTEN:
DE REGELING BIJZONDERE TOELAGEN

De KNMvD en Vedias, de Vere-
niging van Dierenartsassistenten,
hebben het afgelopen jaar hard ge-
werkt aan het totstandbrengen van
een
Regeling Bijzondere Toelagen
voor dierenartsassistenten. De Re-
geling bestaat uit een drietal onderde-
len:

artikel 1. Werken op onregelmatige
tijdstippen.

artikel 2. Beschikbaarheidsdiensten.

artikel 3. Overwerk.

Tot nu toe was er op dit gebied geen
advies vanuit de KNMvD en Vedias,
maar waren er wel veel vragen hoe
men in de praktijk overwerk en bij-
voorbeeld het telefonisch beschik-
baar zijn in het weekend moest uitbe-
talen. De
Regeling Bijzondere
Toelagen
biedt hiervoor de helpende
hand. De KNMvD en Vedias hebben
zich akkoord verklaard met de rege-
ling en afgesproken dat deze per 1 ja-
nuari 1998 van kracht wordt.
Onderstaand volgt de inhoud van de
regeling met per onderdeel een toe-
lichting.

Artikel 1. Werken op onregelma-
tige tijdstippen.

la. De dierenartsassistent, die anders
dan bij wijze van overwerk arbeid
moet verrichten op de tijdstippen
genoemd in lid 3, ontvangt een
toelage.

b. De toelage bedraagt per gewerkt
uur een percentage van het voor
de dierenartsassistent geldende
uurloon.

2. Geen toelage wordt ontvangen in-
dien de werkzaamheden korter
dan 30 minuten onmiddellijk aan-
sluitend op de gebruikelijke tijd-
stippen worden verricht.

3. Voor de hoogte van de toelage per
uur: zie onderstaande tabel.

Dit onderdeel regelt de financiële
waardering van de verschillende
tijdstippen waarop de dierenartsas-
sistent werkzaam is. In het overleg
tussen KNMvD en Vedias is over-
eengekomen dat werkzaamheden die
plaatsvinden op maandag tot en met
vrijdag van 8.00 uur \'s ochtends tot
20.00 uur \'s avonds als normaal wor-
den beschouwd in de dierenartsen-
praktijk. Ook het werken op zater-
dagochtend van 8.00 uur tot 13.00
uur wordt als normaal beschouwd.
Voor deze uren is dus het normale
uurloon van toepassing. Buiten deze
tijdstippen zullen toeslagen op het
normale uurloon gegeven dienen te
worden. Een voorbeeld:
De dierenartsenpraktijk neemt een

uren

8.00-13.00

13.00-20.00

20.00-24.00

24.00-8.00

ma. t/m vr.

_

_

20%

40%

zaterdag

-

30%

40%

50%

zon- en feestdagen

100%

100%

100%

100%

De dierenartsenpraktijk neemt een
dierenartsassistente in dienst voor 26
uur per week. De uren worden als
volgt verdeeld: maandag tot en met
vrijdag van 13.00 uur tot 17.00 uur
en maandagavond, woensdagavond
en vrijdagavond van 19.00 uur tot
21.00 uur. Bij toepassing van het bo-
venstaande betekent dat, dat de werk-
tijd van 20.00 tot 21.00 uur op maan-
dagavond, woensdagavond en vrij-
dagavond een toeslag op het normale
uurloon tot gevolg heeft, namelijk
20%.

Artikel 2. Beschikbaarheidsdiensten.

1. Voor elk uur waarin de dierenarts-
assistent zich bij wijze van be-
schikbaarheidsdienst beschikbaar
houdt, ontvangt deze een percen-
tage van het voor de dierenartsas-
sistent geldende uurloon. Uit-
gangspunt hierbij is dat de dieren-
artsassistent via een mobiele tele-
foon, buzzer en dergelijke bereik-
baar is en bij daadwerkelijke op-
roep binnen 30 minuten op de
praktijk aanwezig kan zijn. Wan-
neer de dierenartsassistent echter
aan huis gebonden is en bij de
(vaste) telefoon moet blijven, wor-

-ocr page 50-

(vaste) telefoon moet blijven, wor-
den onderstaande percentages ver-
dubbeld.

ma. t/m vr.

5%

za./zo./feest- dagen

10%

Een voorbeeld:

Met de dierenartsassistente is over-
eengekomen dat zij éénmaal per
maand een beschikbaarheidsdienst
verricht op zaterdag en zondag;
daarbij krijgt zij een mobiele telefoon
mee van de dierenartsenpraktijk en
moet zij - wanneer de dienstdoende
dierenarts haar nodig heeft voor bij-
voorbeeld het assisteren bij een ope-
ratie - binnen een half uur op de
praktijk aanwezig zijn. Voor deze be-
schikbaarheidsdienst in het weekend
ontvangt zij een beloning per uur ter
grootte van 10% van haar uurloon.
Stel dat de dierenartsassistente be-
taald wordt conform het vierde
dienstjaar (f 2.539,—), dan betekent
dat per uur een vergoeding voor de
beschikbaarheidsdienst van
ƒ 1,45.
Per etmaal is dat f 34,80; per week-
end derhalve f 69,60.

leg overeenkomen de vergoeding
van het uurloon en de toeslag op
het uurloon geheel in vrije tijd te
vergoeden.

Een voorbeeld:

We keren nog even terug naar de die-
renartsassistente uit het eerste voor-
beeld; zij heeft een dienstverband
van 26 uur per week. In verband met
drukke werkzaamheden op de prak-
tijk vraagt de werkgever haar om in
plaats van de overeengekomen 26
uur 4 uur extra te werken. Dat bete-
kent dat zij naast het gewone uurloon
over deze 4 uur een toeslag krijgt uit-
betaald ter grootte van 25% van het
uurloon.

Voor de volledigheid wordt tot slot
opgemerkt dat de werkgever zijn of
haar medewerkers naast de normale
arbeidstijd niet onbeperkt overwerk
en beschikbaarheidsdiensten kan op-
dragen. Voor alle werkgevers geldt
dat zij rekening moeten houden met de
richtlijnen van de Arbeidstijdenwet
(en wel de Standaardregeling). In-
formatie over de Arbeidstijdenwet is
te vinden in de Checklist Arbeids-
omstandigheden Dierenartsenpraktij -
ken. Deze is verkrijgbaar op het
Bureau van de KNMvD, tel. 030-
2510111.

Voor de uren waarop deeltijders binnen de als normaal
te beschouwen dagelijkse arbeidstijd langer werken dan
de voor hen contractueel geldende werktijd.

25%

Voor elk overwerkuur boven de normale
arbeidstijd van 40 uur.

50%

Mochten er nog vragen zijn over de
Regeling Bijzondere Toelagen, dan
kunt u contact opnemen met mevr.
drs. M.C. van Oostrum-Schuurman
Hess, stafmedewerker, op het Bureau
van de KNMvD. tel. 030-2510111.

Artikel 3. Overwerken.

1. De werkgever kan de dierenartsas-
sistent verplichten overwerk te
verrichten, als dat in verband met
het belang van de praktijk noodza-
kelijk is naar de mening van de
werkgever, tenzij dit gezien per-
soonlijke omstandigheden van de
dierenartsassistent in redelijkheid
niet kan worden opgedragen.

2. Wordt in opdracht van de werkge-
ver arbeid verricht boven de nor-
male arbeidstijd van 40 uur, dan is
er sprake van overwerk. Wanneer
deeltijders arbeid verrichten bo-
ven de contractueel overeengeko-
men arbeidstijd, dan is er sprake
van overwerk.

3. Niet als overwerk worden be-
schouwd de werkzaamheden die
de dierenartsassistent verricht kor-
ter dan 30 minuten onmiddellijk
aansluitend op zijn of haar nor-
male werktijd.

4. De vergoeding voor overwerk be-
staat uit:

- vergoeding van het uurloon, ge-
lijk aan het aantal overwerkuren;

- een toeslag op het uurloon voor
elk overwerkuur.

5. De werkgever en de dierenartsas-
sistent kunnen in onderling over-

ERKENDE OPLEIDINGEN

PARAVETERINAIR
DIERENARTSASSISTENT

Het bestuur van Vedias is bekend met het feit dat er door het minis-
terie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij officieel erkende op-
leidingen zijn aangewezen, te weten die van het HCl Groenhorst
College te Barneveld en de L.O.1. in Leiderdorp. Derhalve was het
Vedias-bestuur verbaast dat Essay v/h Mooldijk publiceerde dat zij
een opleiding verzorgen tot paraveterinair, met erkenning van bo-
vengenoemd ministerie (LNV).

Na informatie bij het ministerie van l,NV blijkt dat er geen
sprake Is van een erkenning.

Wij vinden het belangrijk dat u hiervan op de hoogte bent.

Het Vedias-bestuur

-ocr page 51-

NOG ENKELE PLAATSEN VRIJ

CURSUS \'VAN MEDEWERKER NAAR ASSOCIÉ\'

Het Bureau van de KNMvD organiseert wederom de cursus \'Van medewerker naar associé\'. Deze driedaagse
cursus is speciaal bedoeld voor dierenartsen, die pas enkele jaren zij n afgestudeerd en meer willen weten over
alleriei zaken betreffende associëren.

Weet u bijvoorbeeld:

- wat er komt kijken bij de financiering van een maatschap?

- hoe u een accountantsrapport moet lezen?

- hoe u dient te onderhandelen en hoe u met een conflict moet omgaan?

- wat er zoal komt kijken bij arbeidsrecht en pensioenvoorziening?

- welke verzekeringen u als zelfstandig ondernemer dient af te sluiten en hoe u dit het beste kunt doen?

- welke rechtsvormen er bestaan binnen een praktijk?

Tijdens de cursus zal, anders dan gebmikelijk, niet alleen een deskundige aan het woord zijn. Uitgaande van het prin-
cipe dat volwassenen van elkaar leren, zal er veel zelfwerkzaamheid van de deelnemers gevraagd worden.

Door middel van deze cursus wil de KNMvD pas afgestudeerde dierenartsen de mogelijkheid bieden hun kennis op
het gebied van voomoemde zaken te verbreden. Omdat het Hoofdbestuur het belangrijk acht dat deze cursus gehou-
den wordt, zal de KNMvD hieraan een behoorlijke financiële bijdrage leveren, zodat de kosten voor deelname aan
deze inteme cursus slechts ƒ 225,-- per persoon bedragen. Dit bedrag is inclusief overnachtingen en maaltijden. De
cursus wordt intern gehouden in het Aparthotel te Delden. De eerstkomende cursus zal plaatsvinden van
woensdag
28 januari 1998 (vanaf 16.00 uur) tot en met vrijdag 30 januari 1998 (tot ± 16.00 uur).

Het deelnemersaantal is beperkt tot achttien personen.

Dus mocht u interesse hebben om aan de cursus deel te nemen of nog vragen hebben, neem dan zo spoedig mogelijk
contact op met hel Bureau van de KNMvD, Yvonne Stufano, tel. 030 - 2510111.

INHOUD WINTERNUMMER VEEHOUDER EN DIERENARTS

De redactiecommissie van Veehouder en Dierenarts neemt afscheid van dr.
Ad C. Voeten. Hij schrijft in zijn \'afscheidseditoriar dat hij een rijk en ver-
wend mens is, omdat hij in zijn bijna veertigjarige loopbaan met plezier heeft
mogen werken aan de opbouw van een moderne en succesvolle pluimveehou-
derij. Voor hem in de plaats zal Jos F. Heijmans de portefeuille pluimvee be-
heren. Voortaan zijn er ook bedrijfsadviezen pluimvee.
Het winternummer van Veehouder en Dierenarts mag weer gezien worden,
met een gevarieerd aanbod aan interessante, seizoensgebonden artikelen, een
serie tekeningen \'nieuwe stijl\' van Henk Vrieselaar en een fotoreportage van
Geert Bistervels over het ontsmetten van transportmiddelen. Een greep uit de
inhoud.

Mortellaro vraagt meer dan alleen
een voetbad;
Mevrouw drs. D. V.
Döpfer

De ziekte van Mortellaro komt steeds
vaker voor. De oorzaak is onbekend.
Afhankelijk van de emst van de ziekte
kunnen dieren individueel worden be-
handeld of dient een koppelbehande-
ling te worden ingesteld. Soms blijkt
de aandoening moeilijk onder controle
te krijgen.

Grote grazers in natuurgebieden;

Drs. U. G. Hosper

De laatste honderd jaar is de ver-
scheidenheid in de Nederlandse na-
tuur sterk teruggelopen. Veel zoge-
naamde \'woeste grond\' werd ont-
gonnen. In de natuurgebieden heeft
men juist extra oog voor biologische
variatie. Grote grazers helpen bij het
terugbrengen van de verscheidenheid
door nu eens hier en dan weer daar te
grazen.

De auteur gaat in op de grote grazers
in de natuurgebieden van It Fryske
Gea en het verschil tussen begrazing
en beweiding.

Salmonella bij varkens; kwestie van
kwaliteit;
Drs. P.J. van der Wolf
Er komt vaak en veel diarree voor in
de varkenshouderij, maar slechts zel-
den is salmonella de oorzaak.
Varkens kunnen echter salmonella-
drager zijn en uiteindelijk het vlees

-ocr page 52-

besmetten. Omdat de mens ook kan
lijden aan een salmonella-infectie is
de besmetting van varkens een kwali-
teitsprobleem. De sector moet er dus
wel aandacht aan besteden. De consu-
ment wil immers alleen een gezond
product.

Verzorging pasgeboren veulen soms
levensreddend;
Dr. M. van Roy en dr.
L. Berthels

Meestal gaat het bij een pasgeboren
veulen erg snel: binnen een uur is het
op de been en binnen twee uur heeft
het de eerste maaltijd genuttigd. Maar
soms loopt het niet naar wens. Het
veulen is slap, drinkt niet goed en raakt
soms zelfs bewusteloos. Alhoewel we
de oorzaak niet altijd kennen, zijn er
wel mogelijkheden voor behandeling.
Heel belangrijk is de dagelijkse ver-
zorging van de veulens en aandacht
voor details.

Ontsmetten transportwagens voor-
komt verspreiding ziekten

Varkensslachterij Murris Meppel han-
teert strenge regels voor het reinigen
en ontsmetten van transportwagens.
Op die manier wordt de verspreiding
van ziekten tegengegaan. Een fotore-
portage van Geert Bistervels.

Vrijwillig BVD-bestrijdingsprogram-
ma Gezondheidsdienst;
Drs. G.M.
Zimmer

Bovine Virus Diarree (BVD) veroor-
zaakt veel schade in de rundveehoude-
rij. Daarom start de Gezondheids-
dienst met de vrijwillige bestrijding
van deze ziekte. Dit programma is erop
gericht de BVD-dragers op te sporen.
In dit artikel wordt uitgelegd waarom.

Brucella melitensis-vrij; de beteke-
nis daarvan;
Dr. P. Vellema
Brucella abortus, de verwekker van
abortus Bang, komt in Nederland niet
meer voor. De Nederlandse veehoude-
rij is zich daar terdege van bewust en
plukt er elke dag de vruchten van. Veel
minder bekend is de afwezigheid van
Brucella melitensis in de schapen- en
geitenhouderij. De auteur gaat in op
het belang van de vrije status en het on-
derhouden daarvan.

Bedrijfsbegeleiding in de vleeskui-
kenhouderij;
Drs. Th.F. Fabri
De wijze waarop een vleeskuikenhou-
der nieuwe informatie opneemt in zijn
bedrijfsvoering is bepalend voor zijn
vakmanschap en dus voor het rende-
ment van zijn bedrijf Het is een gun-
stige ontwikkeling dat steeds meer
pluimveehouders voor informatie-
voorziening en ondersteuning van het
management een partner vinden in hun
dierenarts. Wat mag u verwachten van
bedrijfsbegeleiding?

Heeft u nog geen abonnementen op
Veehouder en Dierenarts voor uw
trouwe cliënten? Neem dan contact op
met mevrouw ing. Geesje Rotgers voor
een gratis proefpakket. Jaarabon-
nementen kosten f 12,50 (vier num-
mers), tel. 030-2510111.

Wie nu abonnementen afsluit ontvangt
gratis evenveel boekjes \'adviezen van
de dierenarts\' als welkomstcadeau.
De boekjes kosten normaal
f 15,-per stuk.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collega:

Adamse, M.; 1997; 5361 HX Grave; Van Els-
straat 11.

Albracht. Mevr. E.M.; 1997; 3552 BP Utrecht;
Vlierboomstraat 31.

Boerekamp, Mevr. R.E.; 1997; 3525 VE Utrecht;
Julianaweg 215.

Boogert, L.A.; 1997; 7101 EH Winterswijk;
Korenstraat 2.

Bosch, Mevr. M.L.; 1997; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 128.

Darweesh, E.G.; 1997; 3818 DX Amersfoort;
Graaf Janlaan 147.

Donkers, P.L.M.; 1997; 3554 VR Utrecht; R.
Meeuwiszstraat 43.

Douwes, R.A.; 1997; 3572 TG Utrecht; Oude
Kerkstraat 7.

Haker, P.J.G.; 1997; 3581 RV Utrecht; Swee-
linckstraat 4.

Hermans, A.H.M.; 1997; 3521 VR Utrecht; Da
Costakade 13bisA.

Herten, F.J.W.C. van; 1997; 3514 CP Utrecht;
Leeuwerikstraat 5 bis.

letswaard. Mevr. A.A.; 1997; 2513 TP \'s-Gra-
venhage; Oude Boomgaardstraat 51.
Jonker, R.A.H.; 1997; 3901 PD Veenendaal;
Schrijverspark 87 111.

Komalijnslijper, Mevr. J.E.; 1997; 3513 AR
Utrecht; Beverstraat 46.

Personalia

Kwakemaak, C.M.P.; 1996; 3571 HP Utrecht;
Rauwenhofflaan 206.

Lantinga. Mevr. E.; 1997; 3732 AM De Bilt; Abt
Ludolfweg 51.

Leemputten, Mevr. W.A.J.P. van; 1997; B-9840
Dc Pintc (België); Spoorweglaan 20.
Luiten. Mevr. E.J.; 1997; 3512 KB Utrecht;
Herenstraat 25 G.

Ooms, Mevr. B.; 1997; 3522 TR Utrecht;
Amerhof 36.

Polhuis, Mevr. A.J.B.; 1997; 3871 PP Hoeve-
laken; Weidelaan 9.

Remmers, P.; 1997; 8102 PX Raalte; \'t Reelaer
7.

Schalekamp, Mevr. M.; 1997; 2401 PK Alphen
a/d Rijn; Zadelmaker 138.
Schipper, Mevr. Ing. L.; 1997; 9301 SJ Roden;
Groene Zoom 2.

Sijbranda, Mevr. D.C.; 1997; 3581 XX Utrecht;
Johan de Wittstraat5.

Tander, W.J.M.; 1983; 3752 HA Bunschoten;
Vivaldiweg 39.

Tiepel, Mevr. C.F.A.; 1997; 1079 CM Amster-
dam; Uiterwaardenstraat 183 111.
Valkenburgh, Mevr. S.M.; 1997; 3572 JP Utrecht;
Evertsenstraat 9.

Veerdonk, Mevr. C.J.B.G.; 1997; 5374 RV
Schaijk; Luijtenbroek 30.
Verdoold, Mevr. B.M.; 1997; 3512 TR Utrecht;
Kalverstraat 11.

Zanderink, Mevr. L.F.O.; Gent-1997; 7552 GV
Hengelo (O); De Wemierweg 10.

□VERLEDEN:

Op 11 november 1997 Drs. G.A. Zeelen te
Lochem.

Op 5 december 1997 Drs. P.Y. van der Veen te
Appelscha.

JUBILEA:

W. van Erk te Hendrik-ldo-Ambacht, afwezig.
25 jaar, 19 januari 1998

Dr. R. Kuiper te Utrecht, afwezig, 25 jaar, 19 ja-
nuari 1998

Dr. P.W. dc Leeuw te Lelystad, afwezig, 25 jaar,
19 januari 1998

E.M. Ruymbeek te Venray, afwezig. 25 jaar, 19
januari 1998

ProfDr. J.H.M. Verheijden te Zeist, afwezig, 25
jaar, 19januari 1998

J.W.A. Klink te Loppersum, afwezig, 25 jaar, 19
januari 1998

S. Reindersma te Raalte. aanwezig, 25 jaar, 19
januari 1998

Mevr. C.H. Kollen te Bilthoven, afwezig. 25
jaar, 19januari 1998

G.F. Meijer te Vederveen, aanwezig, 40 jaar, 31
januari 1998

Geslaagd voor het dierenartsen-examem van
5 september 1997:

Mevr. L.E. van Gaaien

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
4 december 1997;
Aken, N. van

Heivoort, Mevr. S.B.M. van
Jellema, J.A.
Klaver, Mevr. K.E.
Klomp, Mevr. Y.C.J.
Kniif, e.G. de

MUTATIES:

*Aken, N. van; 1997; 3981 ZM Bunnik;
Vletweide 50; tel. 030-6562559; wnd.d.

Beek, A.T.J. van; 1995; 3271 BP Mijns-
heerenland; Nieuwegeer 33; tel. 0186-612066

-ocr page 53-

prakt.; p., medew. bij A. Fennema en Mevr.
M.M. Ravenshorst.

Blokdijk, Mevr. J.C.M.; 1993; 2636 BD
Schipluiden; Vlaardingsekade 62 A; tel. OIS-
.1809600 privé, 010-5920696 prakt.; p., me-
dew. bij H.J. van de Kamp, E.C. Scholten, A.
Slikkerveer, A.C. Stolp en H.W. Wagenaar.

Boer, J.W. de; 1985; 9256 HX Rijperkerk;
Reidikker 13; tel. 0511-431239 privé, 431961
prakt.; fax 0511-431769; E-mail: JWDE-
BOERfaWORLDACCESS.NL; vet. adv.,
J.W. de Boer - Vet. praktijk-adviseur.

Bottger. Mevr. A.; 1990; 4007 WR Tiel;
G.M. van der Zalmstraat 4; tel. 0344-633361
privé, 0320-238687 bur.; wet. medew. ID-
DLO, Aviaire Virologie.

Bruns, A.J.H.; 1992; 6903 CL Zevenaar;
Esdoornstraat 5; tel. 0316-525100 prakt.;
p.,gezelschapsd.

Burg, R. van der; 1969; 8801 BN Franeker;
Meester Flapperlaan 7; tel. 0517-393600 privé,
392100 prakt.; fax 0517-397363; p., geass. met

G.F.S. Hegge, J.C. Hettinga, J.H. Sytema en J.T.
van der Werf.

Cate. J.R. ten; 1997; 9915 PS \'t Zandt;
Oostcrsingel 16; tel. 0596-581799; wnd.d.

Coesant. R. van; 1993; 1901 .MA Bak-
kum; Heereweg 9 A; tel. 0251-679586 privé.
655910 prakt.; p., geass. met E.R. Deckers.

Douw, B.G.; 1992; Macroom, Co. Cork
(Ierland); 25 Oakwood, Cork Street; tel. 00-
353-26-42846 privé, 41091 prakt.; fax 00-353-
26-42959; E-mail: BGDOL\'W^ lOL.IE; p.,
geass. met C. Goold en T. O\'Leary; inspecteur
Soutem Fisheries Board.

Drif\\, J.W.P. van der; 1983; 6224 JA
Maastricht; Schamerweg I; tel. 043-3636701
privé, 3630644 prakt.; p., gezelschapsd.

Dwinger. R.H.; 1976; 1400 Wenen
(Oostenrijk); P.O.Box 200; tel. 00-43-2246-4902
privé, 1-2060 doorkiesnr. 26055 bur.; fax (K)-43-
1-20607; E-mail: R.DW INGERfa IAEA.ORG;
technical officer. Animal Production & Health
Section, Joint FAO/IAEA Division.

Egbcrink, R.H.; 1989; 3511 VG Utrecht;
Zwaansteeg 25; tel. 030-2332015 privé, 2312006
bur.; fax 030-2332015; d. bij Reinvet Pro-
ducts.

Fónad, Mevr. K.E.; 1996; 3524 RP Utrecht;
Provence 43; tel. 030-2800481 privé, 010-
4660045 bur.; docent Essay-opleidingen Rot-
terdam, opleiding d.a.-ass.

Frowijn, Mevr. C.J.; 1986; 7544 DV En-
schede; Zunabrink 204-206; tel. 053-4780520;
p., gezelschapsd., geass. met J.A. Vermeulen.

*Gaalen, L.E. van; 1997; 6012 RK
Haler; Venderstraat 2; tel. 0495-552400 privé,
551225 prakt.; fax 0495-551615; p., medew.
bij P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H. Heijmans,

H.A..M. Hendriks, A.Th.E. Kooien, M.LM.
Linthorst, F.G.M. Scheijmans, J.W.H.
Scheres en G.P.M.M. Tacken.

Griensven, J.M.G. van; 1994; 5224 BT \'s-
Hertogenbosch; Churchilllaan 133; tel. 073-
6220641 privé, 6213579 prakt.; p., geass. met
A.C.H.M. van der Loop en H.J. Wezelen-
burg.

Grinsven, Mevr. H.E.C. van; 1994; 6903
CL Zevenaar; Esdoornstraat 5; tel. 0342-
455540 bur.; docent Gezondheidsleer, Groen-
horst College Barneveld.

Groot. P.H.S. de; 1988; 3117 BC Schie-
dam; Burg. Knappertlaan 104; tel. 010-2469128
privé, 4343084 prakt.; fax 010-2469129; p.,
medew. bij .Mevr. P.J. Kindermans.

Hellemond, Mevr. M.J. van; 1990; 2631
AP Nootdorp; Min. Gerbrandystraat 20; tel.
015-3107630 privé, 070-3870893 prakt.; fax

ïiiAi

070-3873648; p., medew. bij J.C. Roest.

*Helvoort, Mevr. S.B.M. van; 1997;
3583 A.M Utrecht; A. van Ostadelaan 112; tel.
030-2522209; wnd.d.

Hermans, P.A.; 1988; 3381 DL Giessen-
burg; Wetering 29; tel. 0184-651092 privé,
652546 prakt.; fax 0184-651092; p.

»Herten, F.J.W.C. van; 1997; 3514 CP
Utrecht; Leeuwerikstraat 5 bis; tel. 030-2715332
privé. 053-4324292 prakt.; fax 053-4326839;
p., medew. bij A.A. Nolte en P. Kuipers.

Hessels, Mevr. A.L.D.; 1992; 3511 HJ
Utrecht; J. van Effenstraat 17 bis; tel. 030-2310642
privé, 070-3784757 bur.; fax 070-3477552; E-
mail: A.L.D.HESSELS(a MKG.AGRO.NL; se-
nior beleidsmedew. Min. L.N.V., Dir. M.K.G.

Hoebe, H.P.; 1963; 7497 MA Bentelo; O.L.
Vrouwestraat 13; tel. 0547-292483; fax 0547-
292308; E-mail: HOEBE.SCHIPPERfo HET-
NET.NL; r.d.

Hout, F. in \'t Hout; 1964; 9254 DJ Harde-
garijp; Rijksstraatweg 34; tel. 0511-473296; r.d.

Hurk, P.B.vanden; 1997; 3582 JB Utrecht;
Rubenslaan 57; tel. 030-2581865 privé, 010-
4191491 prakt.; p., medew. bij J.F.J. van den
Broek. C. Buesink, R. Cassenaar, Mevr.
.A.H.M. Koert, .\\.W. Kramer, Mevr. L.M.M.
Oorsprong en Mevr. C.H. Smit.

Imkamp. H.A.; 1983; 4151 CJ Werken-
dam; Hoogstraat 51; tel. 0183-505777/505866
privé, 301708 prakt.; p., geass. met J.J. Keiler.
K.M. Rienks, J.W.H.M. Strikkers en J.F.G. Ver-
mond.

Janssen, Mevr. M.M.H.; 1997; 3881 LC
Putten; Husselsesteeg 35; tel. 0341-355509;

wnd.d.

»Jellema, J.A.; 1997; 3581 JC Utrecht;
Oudwijkerveldstraat 2 bis; d.

*Klavcr, Mevr. K.E.; 1997; 3582 JB
Utrecht; Rubenslaan 57; teL 030-2581865
privé, 010-4191491 prakt.; p., medew. bij J.F.J.
van den Broek. C. Buesink. R. Cassenaar,
Mevr. A.H.M. Koert,
AM. Kramer, Mevr.
L.M.M. Oorsprong en Mevr. C.H. Smit.

♦Klomp, Mevr. V.C.J.; 1997; 1508 W B
Zaandam; Leverkruidweg 17; tel. 075-
6355750; d.

Koene. Mevr. M.G.J.; 1993; 8251 TZ
Dronten; Thomsonstraat 268; tel. 0321-380338
privé. 030-2534987 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. infectieziekten en Immunologie).

Kolpa, B.L.A.; 1995; 5712 BJ Someren;
Kanaaldijk-Zuid 33; tel. 0493-470357 privé,
491770 prakt.; fax 0493-496770; E-mail:
VC.SO.MEREN@WXS..NL; p.. geass. met
H.A. Derkx, J.A.G. Gerards, P.W.C.M. van
Oijen, R.E. Paauwe, R.J.M.L. Raymakers,
Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk,
A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek, D.L.
W illink en F.Th.C. de W it.

Komalijnslijper. Mevr. J.E.; 1997; 3513 AR
Utrecht; Beverstraat 46; tel. 030-2318378; E-
mail: J.E.KORNALIJNSLIJPER(<iPLNET;
wnd.d.

*Kruif, e.G. de; 1997; 3931 KK
Woudenberg; Parklaan 28; tel. 033-2862193;
d.

•Laan, Mevr. T.T.J.M.; 1996; 3561 TJ
Utrecht; Maria van Hongarijedreef 46; tel.
030-2616433 privé, 2533622/2531112 bur.; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisd.).

Lammers, D.M.; 1995; 3522 RC Utrecht;
Volkerakstraat 22; tel. 030-2883024; wnd.d.

Lohuizen, A. van; 1969; 1902 GB
Castricum; Dotterbloem 7; tel./fax 0251-655902;
E-mail: LOHUIZEN(a GLOBALXS.NL; d.
♦Mulder, Mevr. A.P.; 1997; 3581 WC

Utrecht; Bloemstraat 21 bis; tel. 030-2520885
privé, 0512-513627 prakt.; fax 0512-525349; p.,
medew. bij H.A. Beijer en M.W..M. Veenis.

Naaijer, Mevr. F.M.; 1995; 5231 GM \'s-
Hertogenbosch; Vijfde Buitenpepers 48; tel.
073-6427354; wnd.d.

Neutel. R.J.; 1990; 8141 NE Heino; Bom-
weg 3; tel. 0572-392014 privé, 0546-575295
prakt.; fax 0546-577849; p.. geass. met J.H.E.
Fieten, J. Spaans, G.J. Stam en H.T.A. Verstap-
pen.

Nij Bijvank. H.A.E.; 1995; 8347 JD Ees-
veen; Eesveenseweg 50 C; tel. 0521-522792
privé, 514848 prakt.; p., medew. bij R.E. Eikel-
boom, G.J. Eringa, B. Gerritsen en J. Kiestra.

Noordhuizen, Dr. J.P.T.M.; 1975; U-1984;
3941 VA Doom; Van Galenlaan 5; tel. 0343-
417061 privé, 030-2531571 bur.; fax 030-
2521887; hlr. Gezondheidszorg Herkauwers
U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

•Oldenburg. Mevr. S.; 1987; 5823 AM
Maashees; Rieterweg 30; tel. 0478-636613
privé; fax 0478-636653; E-mail: BLUEGRAS
(ÏWORLDACCESS.NL; k.d. R.V.V. kring
Weert.

Oomen, J.J.G.M.; 1968; 4851 VK Ulven-
hout; Nieuwe Beekhoek 20; tel. 076-5640376
privé, 5613063 prakt.; fax 076-5600434; p., ge-
ass. met O.J.J. de Clerck. J.P.J. van Ierland,
H.M.M. Luijerink, A. Maas en M.E.W.M. Pelle-
naars.

Pieke, E.J.; 1990; 1183 CT Amstelveen;
Cleopatralaan 5; tel. 020-6472023 privé. 5473933
bur.; fax 020-6402201; Technical Service
•Manager Benelux, Merial B.V.

Punte. P.M.; 1991; 9463 PB Eext; Hoofd-
straat 7; tel. 0592-261118 privé, 263300 prakt.;
fax 0592-263825; p.

Roon, Mevr. C.M. van; 1990; zie: Stevens-
van Roun, .Mevr. C.M.

Rosmalen. K.A.J. van; 1992; 7957 DC De
Wijk; H. Tillemaweg 71; tel. 0522-440900
privé, 238538 prakt.; fax 0522-238540; p., ge-
ass. met J. Bosman, J.F. van Calker, Mevr. H.W.
Janssen, J.L. Krom. W. Meijer en J.B. Timmer-
man.

Ruijs, A.G.J.; 1956; B-3740 Rijkhoven-
Bilzen (België); Alden Biesenstraat 9; tel. 00-
.32-89-413710; plv.i.

Schat, Mevr. B.; 1992; 6704 PB Wage-
ningen; Dorskampweg 14; tel. 0317-427675
privé. 0497-384676 bur.; 0497-383806; E-mail:
SCHATfo BIT.NL; wet. medew. bij Vetimex.

Schoon, H.P.M.; 1986; 6343 RE Klimmen;
Kaardenbekerweg 5; tel. 045-4053524 privé,
5751999 prakt.; p., geass. met W.G.M. Riddcr-
beks.

Schuurmans, B.U.; 1974; 8531 RK Lem-
mer; Tjeukemeerstraat 27; tel. 0514-564874
privé, 561577 prakt.; p., geass. met L. Linde-
boom.

Siegersma, Y.M.; 1975; 9503 AB Stads-
kanaal; Handelskade 40; tel. 0599-651767
privé, 651590 prakt,; fax 0599-651486; p.

Sinke. Mevr. J.D.; 1992; 1035 NP Amster-
dam; Kadoelenweg 236; tel. 020-4930325
privé, 030-2539411 bur.: fax 020-4930329; E-
mail: SJOLLEMAf« WORLDACCESS.NL;
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde
voor Gezelschapsd.)(fax 030-2538126).

Sjollema, B.E.; 1980; 1035 NP Amster-
dam; Kadoelenweg 236; tel. 020-4930325
privé, 6920936 prakt.; fax 020-4930329; E-
mail: SJOLLEMAfa WORLDACCESS.NL;
p., Dierenarts Specialisten Amsterdam (fax 020-
6937095).

Snijders, A.; 1963; 7261 AS Ruurlo; Do-
mineesteeg 16; tel. 0573-451656; r.d.

-ocr page 54-

Sol, R.H.C.; 1993; 3781 NV Voorthuizen;
Zevenbergjesweg 4; tel. 0342-473091 privé,
471316 prakt.; p., medew. bij A.E.E. Bunte,
H.W. Hamster, W. Kamphuis en R. Ykema.

Spek, A.N. van der; 1992; 3151 CX Hoek
van Holland; Johannes Timmerspad
7; tel.
0174-384306 privé, 010-4624000 bur.; fax
010-4624569; k.d. R.V.V. kring Rotterdam,
distr. Rotterdam-West.

Stevens-van Roon, Mevr. C.M.; 1990;
2271 CW Voorburg; Raadhuisstraat 6; tel. 070-
3875492; d.

Theunissen, G.T.J.M.; 1987; 1078 SX Am-
sterdam; Uithoomstraat 4 111; tel. 020-6754015
privé, 5473933 bur.;
fax 020-6402201; Product
Group Manager Benelux, Merial B.V.

Valstar, Mevr. C.P.M.; Gent-1986; 3065
BA Rotterdam; O. van Cralingenpark 29; tel.
010-2020343 privé, 0180-425253 prakt.; fax
0180-425363;
E-mail: DRUPPEL(fl KABEL-
FOON
.NL; p., geass. met J. de Deugd, W. van
Erk, Mevr. A.E. van Horssen, P.J.H M. Meeus,
R. de Rooij en P.J. Rook.

Vermeulen, J.A.; 1985; 7544 DV Enschede;
Zunabrink 204-206; tel.
053-4780520; p., gezel-
schapsd., geass. met Mevr. C.J. Frowijn.

Visser, Mevr. N.A.P.C. de; 1980; 3882 TA
Putten; Hoge Engweg
3-21; tel. 0341-360889
privé, 015-2793966 bur.; Account Manager/
Senior Expert Reg. .\\ffairs. Gist Brocades B.V.;
E-mail: NICANDRA.DE_VlSSER(a GIST-
BROCADES.INKONET.COM.

Vonk, J.P.; 1996; 3561 TJ Utrecht; Maria
van Hongarijedreef 46; tel. 030-2616433
privé, 0487-572747 prakt.; p., medew. bij
.\\.J..M. van Vliet.

Weg, W.J. van de: 1953; 8097 SK Ooster-
wolde (Gld); Winterdijk 12 I; tel. 0525-621817;
r.d.;
R.O.N.

Werf, J.T. van der; 1984; 9035 HR Dronrijp;
Brêgebuonen 4; tel. 0517-231584 privé, 232150
prakt.; p., geass. met R. van der Burg. G.E.S.
Hegge, J.C. Hcttinga en J.H. Sytema.

Wille, G.; 1994; 7121 KZ Aalten; Haartse-
weg 8: tel. 0543-565466 privé, 473340 prakt.;
fax 0543-475745;
p., geass. met M.G.M.
BrinkhofT, F.S.G. Glorie en P.C. W itjens.

Wipkink, Mevr. C.L.; 1993; 7577 EG
Oldcnzaal; Engelwortel 48; lel. 0541-521233
privé, 292537 prakt.;
p., medew. bij A.G.H.M.
Groenevelden K.C.H.M. Meijers.

JUBILEA 1998

25 JAAR (1973)

W. van Erk, Hendrik-Ido-Ambacht, 19 januari,
afwezig

J.W.A. Klink, Loppersum, 19 januari, afwezig
Mevr. C.H. Kollen, Bilthoven, 19 januari, afwe-
zig

Dr. R. Kuiper, Utrecht, 19 januari, afwezig
Dr. P.W. de Leeuw, Lelystad, 19 januari, afwe-
zig

S. Reindersma, Raalte, 19 januari, aanwezig
E.M. Ruymbeek. Venray, 19 januari, afwezig
ProfDr. J.H.M. Verheijden, Zeist, 19 januari,
afwezig

ProfDr. J.T. van Oirschot, Lelystad, 18 febmari,
afwezig

E.P.C.M. Knols, Uden, 3 maart, afwezig
H.A. Hagen. IJsselmuiden, 22 maart, aanwezig
Mevr. Mr. J.E. Bosch-Boesjes, Staphorst, 23
maart, afwezig

Iii M n i I i üill

J.G. Bmggert, Rossum (O), 23 maart, afwezig
P. Dijkstra, Surhuizum, 23 maart, afwezig
J. Frencken, Leidschendam, 23 maart, aanwezig
G. Huijser van Reenen , Midwoud, 23 maart,
aanwezig

G.A.M. van de Rijt, Geldrop, 23 maart, aanwe-
zig

L.H.P.M. Vos, \'s-Hertogenbosch, 23 maart, af-
wezig

Mevr. J.E. Zaaijer-Smit, Delden, 23 maart, af-
wezig

H.J. Buurma, Hoogezand, 27 maart, afwezig
Mevr. L. Huiskes-Comelisse, Yerseke, 13 april,
aanwezig

A. Kamphuis, Bennekom, 13 april, afwezig
R.R. van Rees, Kuinre, 13 april, nog onbekend
J.L.H.A. Wouters, Enschede, 13 apil, afwezig
H.B. Jansen, Oenkerk, 15 april, afwezig

E.A.M. Verschueren, Noordwijk, 25 april, afwe-
zig

J.A. Binnerts, Wesepe, 11 mei, afwezig
J.P.M. Boswerger, Lattrop, 11 mei, aanwezig
G.C. Knibbe, Landsmeer, 11 mei, aanwezig
M.A. van Messel, Groningen, 11 mei, aanwezig
J.H.W.M. Miltenburg, Rotterdam, 11 mei, afwe-
zig

G. van den Brink, Dordrecht, 30 mei, afwezig

A.H. Jansen, Ede, 30 mei, afwezig

Dr. F. van Vugt, Almere, 5 juni, afwezig

A.B. Diepeveen, Bome, 8 juni, aanwezig

B.J. Pieper, Mijdrecht, 20 juni, afwezig
M.P. Schaub, Zaamslag, 27 juni, aanwezig
Mevr. C.L. van Amerongen-Overgaauw, Nijme-
gen, 29 juni, afwezig

G. Beekman, Almelo, 29 juni, afwezig

Dr. P. van Beukelen, Utrecht, 29 juni, afwezig

F.J.P.J.E. van Gooi, Sainte Foy Les Lyon,
(Frankrijk), 29 juni, aanwezig

Th.J. Hendriks, \'s-Gravenhage, 29 juni, afwezig
J.W.M. Miltenburg, Erp, 29juni, afwezig
W.B.J. Oosting. Nieuw-Amstcrdam. 29 juni, af-
wezig

R.W. Paling, Houten, 29 juni, afwezig

C.D.B. Sijpkcns, Malden, 29 juni, afwezig
S. Tichelman. Steenderen, 29 juni. afwezig
W.Th.G. Vullings, Veenendaal, 29 juni, aanwe-
zig

E.K. Welling, Blaricum, 9 juli, aanwezig
W. Wouda, Ureterp, 9 juli, afwezig
Dr. P.J.M. van Wegen, Creil, 28 juli, afwezig
J.F. Mekel, Groningen, 3 september, afwezig
R.G. van Versendaal, Hilversum, 3 september,
afwezig

K.G.M. van de Vijver, Hoofdplaat, 3 september,
afwezig

J. Hoevers, Utrecht, 21 september, aanwezig
J. van \'t Riet, Ede, 21 september, afwezig
Mevr. M. Verweij-Rodrigo, Arkel, 21 septem-
ber, afwezig

J.M.P. den Hartog, Nieuwegein, 28 september,
afwezig

Th.J.D. Straatman, Groningen, 28 september,
aanwezig

J.A.P.M. Bakx, Goirie, 2 november, afwezig
Mevr. J.C.P. Bormans, Sittard, 2 november, af-
wezig

Th.J.A.M. van Gastel, Loon op Zand, 2 novem-
ber, afwezig

P. van Harten, Eefde, 2 november, afwezig
W.D.J. Laanbroek, Dalfsen, 2 november, afwe-
zig

Mevr. E.F. Lambeek-Nap, Hoeven, 2 november,
afwezig

H.J. Stelwagen, Ederveen, 2 november, afwezig
W. de Vries, Harkema, 2 november, afwezig
A.H. Westerhuis, Heelsum, 2 november, afwe-
zig

B.J.A.M. Boschker, Schijf, 3 november, aanwe-
zig

P.N. Beenen, Stokkum, 7 december, afwezig
J.M.J. Frijlink, Nunspeet, 7 december, aanwezig
J.H.S.H.M. van Gulick, Deume, 7 december, af-
wezig

L. Kalsbeek, Roordahuizum, 7 december, afwe-
zig

J.H. Kraak, Baexem, 7 december, aanwezig
J.H. Sytema, Menaldum, 7 december, afwezig
J. Walgemoed, Gramsbergen, 7 december, af-
wezig

H. van Putten, Wommels, 8 december, aanwezig

30 JAAR (1968)

M. de Jonge, Andel, 1 februari, afwezig

G. van Dommelen, Katwijk-Cuijk (NB), 2 fe-
bmari, afwezig

P.R. de Vries, Odoom, 1 maart, afwezig

H.H. Poppinga, Wommels, 15 maart, afwezig
L. Belonje, Wijchen, 8 april, afwezig

J.J.L. Franssen, Mechelen, 8 april, afwezig
C. van der Hem, Harskamp, 26 april, afwezig
N.N. van Neerbos, Rosmalen, 26 april, afwezig
J. Elving, Coevorden, 10 mei, afwezig
J.A.G. Geurts, Blerick, 10 mei, aanwezig
H.P. A M. de Greef, Eindhoven, 10 mei, afwezig
D A M. Franssen, Wemhout, 24 mei, afwezig
P.C. van der Hooft, Klarenbeek, 31 mei, afwezig
K. Weijer, Woerden, 30 juni, afwezig
J.J.G.M. Oomen, Ulvenhout, 5 juli, aanwezig
J. Egtervan Wissekerke, Heemstede, I oktober,
aanwezig

Mr. G.J. Schouten, Alphen a/d Rijn, 1 oktober,
afwezig

Dr. J.H. Westerhuis, Beusichem, I oktober, af-
wezig

T.H. Hofstra, Bennekom, 2 oktober, afwezig
S.D. Blanksma, Hecrhugowaard, 25 oktober,
aanwezig

Dr. J.F.M. Nouws, Wijchen, 25 oktober, afwe-
zig

J.J. Pekelder, Oud-Sabbinge, 25 oktober, afwe-
zig

M.Th. Voets, Sint-Oedenrode, 25 oktober, afwe-
zig

T.J. dc Vries, Luttenberg, 25 oktober, afwezig
W.P.J.A. Brooijmans, Rekem\'Lanaken (België),
22 november, aanwezig

B. Brains Jzn., Zuidhom (Gr), 22 november, af-
wezig

ProfDr. E. Grays, Driebergen, 22 november, af-
wezig

Mevr. M. Klasens, Beugen. 22 november, afwe-
zig

Dr. D. Nitschelm, Meadow Lake, Saskatchewan
SOM (Canada), 22 november, aanwezig
P.D. Verhulst, Sint-Oedenrode, 22 november
nog onbekend

Mevr. E.M. Bijleveld-Huussen, Hoom, 20 de-
cember, afwezig

Mr. H.J. Rouwé, Ferwerd, 20 december, aanwezig
E. van Veldhuizen, Nijkerk, 20 december, afwezig
P.A.M. Verhoeven, Sittard, 20 december, afwezig
ProfDr. H.W. de Vries, Nieuwegein, 20 decem-
ber, afwezig

35 JAAR (1963)

Dr. H.P. Hoebe, Bentelo, 12 febraari, afwezig
J.C.M. Huijg, Ouderkerk a/d Amstel, 12 febra-
ari, aanwezig

Mevr. A.E. Wagenaar-Schaafsma, Amhem, 12
febraari, afwezig

-ocr page 55-

O.J.H. Devos, Goes, 1 maart, afwezig
Dr. A.L. van Zuylen, Enscliede, 1 maart, aanwe-
zig

J. Bootsma, De Blesse (F), 15 maart, afwezig

F.X.M.M. Cremers. Voorschoten, 21 maart, af-
wezig

M.M.F.H. van Kuijic, Someren, 21 maart, afwe-
zig

Th.O.J.H. Hendrickx, Echt, 21 maart, afwezig
J. Abma. Vriezenveen, 21 maart, afwezig
A.J. Derks, Overloon, 23 maart, afwezig
J. van Til, Hoogeveen, 1 april, afwezig
N.P. Kas, Heemstede, 5 april,afwezig
W.E.H. van Herten, Maasbracht, 16 mei, aanwe-
zig

Mevr. T. van Kekem-Pauw, Bruchköbel (Duits-
land), 16 mei, aanwezig

E.J.J.C. van Oostveen. Warmenhuizen, 16 mei,
afwezig

Mevr. M.J. van der Wal-Zoon, De Wijk, 16 mei,
afwezig

G. Porte. Apeldoorn, 8 juli, afwezig
A. Snijders, Ruurlo, 8 juli, afwezig

Mevr. l.C. Verhaar-Loebcr, Emmeloord, 8 juli.
afwezig

H.G.A. Olde Riekerink. Beuningen (O), 27 sep-
tember, afwezig

J.W. Lesschen, Dalfsen, 28 oktober, afwezig
A.J.I. te Maarssen, Groenio, 28 oktober, afwezig
A.E. Schuring, Oldeberkoop, 28 oktober, afwe-
zig

P. de Heer, Dedemsvaart. 27 november, afwezig
Dr. W. Band. Amstelveen, 20 december, afwe-
zig

L. Harms, Hoevelaken, 20 december, aanwezig

40 JAAR (1358)

G.F. Meijer, Veelerveen, 31 januari, aanwezig
E.T.B. Dinkla, Haren (Gr), 6 februari, afwezig
Mevr. I. Ooms-Siebenga. Breskens, 6 februari,
afwezig

P.L. van Paassen, Schalkwijk, 20 februari, aan-
wezig

J.G.J. Wulffraat, Ruinerwold, 8 mei, afwezig
W.J. Pereboom, Bussum, 9 mei, afwezig
G.B. de Voogd, Wassenaar, 9 mei, aanwezig
K. van Horssen, Heerde, 16 mei, aanwezig
J.W. Laveaux, Kessel (L), 7 juli, afwezig
Mevr. D.M. Grootenhuis-Wolting, Waarden, 11
juli, afwezig

W.H.M. van lersel, Sint-Oedenrode. 11 juli, af-

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1998

Januari

15 Symposium endo- & ectoparasieten bij var-
kens. Postiljon Hotel Rosmalen, aanvang:
13.30 uur. Dit symposium wordt georgani-
seerd door Eurovet B.V. in samenwerking
met de Groep Geneeskunde van het
Varken. Nadere informatie: 0497-388688.

15 Een verbond tussen Kleio en Apollo.
Vrouwen in de geschiedenis van de bètawe-
wezig

H.R. Tulner, Aduard, 22 september, afwezig
J. Jacobs, Antwerpen, (België), 11 oktober, af-
wezig

Dr. J.B. Litjens, Heythuysen, 11 oktober, afwe-
zig

J. de Bie, Hollandscheveld, 8 november, afwe-
zig

Dr. J. Dorresteijn, Zaltbommel, 8 november, af-
wezig

B.G. Schoonman, Winterswijk, 8 november, af-
wezig

Mevr. E.G. van Boven-Toebes, \'s-Gravenhage,
12 november, afwezig

Dr.Ing. R.M. Barkema, Dronten, 4 december,
afwezig

H. Lempke, Oegstgeest, 4 december, afwezig
Prof J. Janssen, Grez-Doiceau (België), 8 de-
cember, aanwezig

A. Klimp, Helium, 19 december, afwezig
J.H.M. van de Wouw, Drunen, 19 december, af-
wezig

45 JAAR (1353)

A.M.F. de Bok. Vught, 3 februari, afwezig
J. Kramer, Wolvega, 3 februari, afwezig
Dr. A. Schukken, Heerenveen, 3 febmari, afwezig
Mevr. A.C. Bander, Wassenaar, 20 februari, af-
wezig

G.H.G. Lindenhovius, Assen, 31 maart, afwezig
Dr.h.c. P.H. Bool, Rhoon, 27 april, afwezig
Mevr. J.H.C. Brooymans-Schallenberg,
\'s-Gravenhage, 13 mei, afwezig
L. Zegers, Bloemendaal, 13 mei, afwezig
G. Jensma, Balk, 15 mei. afwezig
Dr. H.A. Brouwer, Hoofddorp, 10 juni, aanwe-
zig

Dr. A. Osinga, Goutum, 30 juni, aanwezig
J. Driessen, Voorburg, 4 juli, afwezig
P. Huchshom, Bameveld, 10 juli, afwezig
A. Langevoort, Enschede, 10 juli, afwezig
K.P. Postma, Aerdenhout. 7 augustus, aanwezig
Prof. Dr. J. Bouw, Wageningen, 13 oktober, af-
wezig

S. van Harten, Ottoland. 13 oktober, afwezig
J. Kruize, Aalten, 13 oktober, afwezig
G.H.A. Overgoor, Velp (Gld), 13 oktober, afwe-
zig

W.J. van de Weg, Ooosterwolde (Gld), 13 okto-
ber, aanwezig

S. Bakker, Leersum, 30 oktober, afwezig
Dr. O.L. Beiboer, Drachten, 30 oktober, afwezig

tenschappen als bron voor algemene natuur-
wetenschappen. Agorazaal. Vrije Universi-
teit Amsterdam. Deelname kost ƒ55,-. Meer
infonnatie: 020-4448218 (di/wo/do: 9.00-
16.00 uur), fax: 020^1448258. e-mail: m.salz
mann.medhistoryCttmed.vu.nl.

18—20 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

Februari

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva(g.sprintrpg.spring.com.

20—22 Authorship in Biomedical Publication:
Problems and Proposals. A Council of

Prof.Dr. G. Bijlenga, La Tour (Hte Savoie),
(Frankrijk), 30 oktober, aanwezig
J. Dersjant, Buren (Gld), 30 oktober, afwezig
F.P.G. Schwering, Bergen (L), 30 oktober, af-
wezig

J.E. Smit, Maria Alm (Oostenrijk), 13 novem-
ber, aanwezig

J.P.H. Vermeij, Leerdam, 23 november, afwezig
B H. Spijker, Apeldoorn, 26 november, afwezig
Prof.Dr. C.C. Oosterlee, Heteren, 5 december,
afwezig

D. van der Zee, Uffelte, 12 december, afwezig

50 JAAR (1948)

H.J. van der Hammen, Steenbergen, 27 februari,
afwezig

C.J. Vermeulen. \'s-Gravenhage, 3 maart, afwezig
J.P. Coppoolse, Voorthuizen, 7 mei, afwezig
S. de Haan. Dalfsen, 26 mei, afwezig
H.A. van den Berg, Goor, 19 juni, afwezig
J.E.G.J. Hartgers. Den Ham. 19 juni, afwezig
W.T. Koopmans, Joure. 19 juni, afwezig

A.H.C. Kuipers, Gemert, 19 juni, afwezig
N.J. Bouwman, Glimmen. 3 juli, afwezig

B.R. de Vries, Zuidwolde (D), 9 juli, afwezig
S.R. Klarenbeek, Zeist, 10 september, afwezig
J.J. den Hertog. Alphen a/d Rijn, 20 oktober, af-
wezig

W. Velema, Damwoude, 23 november, aanwe-
zig

55 JAAR (1343)

H. Sorgdrager, Haren (Gr), 22 februari, afwezig
P.J. Bruins, Oss, 10 april, afwezig

60 JAAR (1938)

C. van Beusekom, Bergen (NH), 8 april, afwezig
C.H. Herweijer, Alkmaar, 7 oktober, afwezig

65 JAAR (1933)

H.A.M. van de Vijver, Temeuzen, 3 oktober, af-
wezig

Biology Editors Retreat. Berkely, Cali-
fomia, USA. Informatie: Denise Baran,
tel.: 00-1-847-480-9080, fax: 9282.

•Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kösters. Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinärstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: -1-89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

April

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress. Intemational Con-
vention Centre, Birmingham. England.

5—9 The 5th Intemational Fair of Agricultural
Technology TECHAGRO, the 5th Inter-
national Forestry Fair SILVA REGINA and
the 4th Intemational Veterinary and Live-

-ocr page 56-

stock Fair ANIMAL VETEX. Brno. Tel.;
00^20-(0)5-4115-2831, fax: 3059, e-mail:
techagro@bw.cz, http://www.bw.cz.

17—19 ESVOT congres: orthopedie paard,
rund, gezelschapsdieren. Faculteit Dierge-
neeskunde, München.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Cordoba, Spain.
For information and submission of ab-
stracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AraoLindner-
Bonn@T-online.de.

24—26 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For fiirther information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone -1-31(0)30-2510111, Fax
-^31(0)30-2511787.

30—3 mei lams Nutrition Symposium, The
Fairmont Hotel, San Francisco, California,
USA.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1998

Januari

15 Intervisiebijeenkomst groep 2/3 (varken).
Onderwerp: VAMPP Zeug. Locatie: DAP
Lichtenvoorde. Aanvang: 20.00 uur.

22 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende dierenartsen. Beatrixge-
bouw Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-22.30 uur.

Februari

11 Intervisiebijeenkomst groep 6 (rund). On-
derwerp: Bacteriologisch onderzoek op de
praktijk. Locatie: Hotel \'De Roskam\',
Gorssel. Aanvang: 15.30 uur.

12 Excursie Groep Geneeskunde van het Var-
ken naar Intervet.

17 Intervisiebijeenkomst groep 9 (varken).
Onderwerp: computerprogramma Econo-
mie op een varkensbedrijf Locatie: Her-
vormd Centrum, Langbroek. Aanvang:
20.00 uur.

Maart

19 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende dierenartsen. Beatrixge-
bouw Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-22.30 uur.

April

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

Mei

6 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

7 Wervergadering runderpractici-GD Deven-
ter, Aanvang: 14.00 uur. Locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.

14 Studie- en tevens jaarvergadering Groep
Homoeopathisch-werkende dierenartsen.
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentmm
te Utrecht, 19.30-22.30 uur.

CURSUSSEN

1998

Januari

7 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

9 PUO-cursus (België): 27) Praktische oefe-
ningen in maagdarm-endoscopie.

16 PUO-cursus (België): 20) Het klinisch on-
derzoek van de rug en de meest voorko-
mende afwijkingen.

19 PAO-D cursus: Begeleiding melkveebe-
drij ven (drie dagen, tevens 21 en 23 januari
1998).

21 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in Hotel Nieland Apeldoorn.

22 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Barneveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

22 PAO-D cursus: 97.146. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

27 PAO-D cursus: 97.243. IBR.

28 PAO-D cursus: 97.244. IBR.

28 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

29 PAO-D cursus: 97.137. De oudere kat.
Diagnostiek en behandeling van diverse
aandoeningen bij de oudere kat.

Februari

2 PAO-D cursus: 98.905. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie.

3 PAO-D cursus: 98.122. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

3. PAO-D cursus: 98.301. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 10 en 17 februari 1998).

4 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Barneveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

4 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

4 PAO-D cursus: 97.401. Pluimveecasuï-
stieken.

5 PAO-D cursus: 98.901. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

5 PUO-cursus (België): 38) Ziekten bij ko-
nijnen die als hobbydieren gehouden wor-
den.

6 PUO-cursus (België): 22) PRRS (Porcine
Reproductive and Respiratory Syndrome).

6 PUO-cursus (België): 28) Praktische oefe-
ningen in radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie opna-
men.

10 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

10 PAO-D cursus: 98.123. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

10—11 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en
voortplanting van het varken\'. Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel.: 0317-484093/484092,
fax: 0317-426547. Inschrijftermijn eindigt
op 12 januari 1998.

11 PAO-D cursus: 97.138. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

11 PAO-D cursus: 98.208. Casuïstiek melk-
veevoeding (Boxtel).

11 PAO-D cursus: 97.310. Huisvesting en
verzorging varkens: Een zoötechnisch-ve-
terinaire analyse van het varkensbedrijf
(twee dagen, tevens 12 februari 1998).

11 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

14 PAO-D cursus: 98.104. Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten I voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

Aflevering

01-02-1998
15-02-1998
01-03-1998
15-03-1998

UITERSTE INLEVERDATA
VÜQR KOPIJ

Deadline *)

12-01-1998
26-01-1998
16-02-1998
02-03-1998

") Voor 12.00 uur \'s middags.

Dierenartsenpraktijk Ysselsteyn, een gemengde praktijk in Noord-Limburg met de nadruk op de intensieve vee-
houderij, zoekt voor langere tijd een

DIERENARTS M/V

De werkzaamheden bestaan uit: bedrijfsbegeleiding, dagelijkse werkzaamheden, avond- en weekenddiensten, na
een inwerkperiode.

Salariëring zal volgens KNMvD-normen plaatsvinden. Reacties en CV binnen veertien dagen sturen naar DAP
Ysselsteyn, Ringweg 25,5813 BP Ysselsteyn. Telefoonnummer: 0478-544100.

-ocr page 57-

0

\'The Vbiquitous Pig\', het alomtegenwoordige varken, heeft de samenstellers van dit salontafelboek, Nissenson en
Jonas, in 1997 eer bewezen. Aan de anekdoten en wetenswaardigheden over varkens kan een nieuw hoofdstuk wor-
den toegevoegd: het varken in de politiek. Wij allen zijn er via pers, radio en televisie getuige van geweest hoe het
wetsvoorstel tot sanering, lees \'inkrimpen\', van de varkensstapel tot een scheuring in de paarse coalitie en een
bijna kabinetscrisis leidde.

Hoe het zover heeft kunnen komen is voor de meesten uit onze beroepsgroep geen vraag. Afspraken binnen de rege-
ringscoalitie om het mestoverschot en daarmee de uitstoot van ammoniak en mineralen terug te dringen, liggen ten
grondslag aan het Tweede Kamer-besluit. De uit de hand gelopen varkenspestepidemie is als alibi gebruikt om de
plannen in deze sector te realiseren getuige de uitspraken van de minister op het hoogtepunt van de epidemie: \'dit
moment moeten wij aangrijpen om maatregelen te trejfen\', en \'om herhaling te voorkomen moet de varkensstapel
worden ingekrompen\'.

Deze rubriek is niet de plaats om aandacht te vragen voor het ejfect van het omstreden besluit op het milieu; het is
bovendien zonneklaar dat, afgezien van de winst die met jbsfaatarm voer kan worden behaald, een 20% reductie
van de varkensstapel een evenredige vermindering van de geproduceerde hoeveelheid mest zal opleveren. Het effect
van de beoogde krimp op de verspreiding van besmettelijke varkensziekten is daarentegen uiterst twijfelachtig.
Ziekten als varkenspest, SVD, Aujeszky en mond- en klauwzeer verspreiden zich even snel onder 12 miljoen als on-
der 15 miljoen varkens, en de kans om ze Nederland binnen te slepen blijft even groot. De catastrofale omvang van
de varkenspestepidemie is dan ook niet een gevolg van het aantal varkens of varkensbedrijven, maar veel meer het
ontbreken van de noodzakelijke voorbereidingen om een uitbraak van een besmettelijke veeziekte het hoofd te bie-
den. In het vorige decennium is het non-vaccinatiebeleid voor Veewetziekten door de politiek omarmd, zonder zich
rekenschap te geven van de consequenties bij een uitbraak. In plaats van het overheidsapparaat, belast met de be-
strijding van besmettelijke dierziekten, te versterken, is het door reorganisaties steeds verder verzwakt. Het ver-
dwijnen van de Veterinaire Dienst, eerst perifeer en daarna centraal, alsook de strikt doorgevoerde scheiding tus-
sen beleid en uitvoering zijn geen gelukkige beslissingen geweest! Een uitbraak van varkenspest, hoorde ik een
inleider op de Groep Groot (PAO-D)-dagen te Papendal zeggen, betekent \'oorlog voor alle betrokkenen: veehou-
ders en praktiserende dierenartsen in het getroffen gebied, en voor medewerkers van Gezondheidsdiensten, RVV,
AID en ID-DLO\'.

Inderdaad het plotsklaps (een uitbraak komt altijd onverwachts) inrichten, bemannen en het opstarten van een cri-
siscentrum en het coördineren van tracering, monstemame, wettelijke maatregelen, informatie- en materialenstro-
men vergt een logistiek vergelijkbaar met een militaire operatie. Het spreekt voor zich dat de op te roepen man-
schappen voortaan in \'vredestijd\' terdege op hun taak moeten worden voorbereid en op elkaar moeten zijn
ingespeeld om een uitbraak het hoofd te kunnen bieden. Dit geldt voor alle echelons, te beginnen met de veehouders
en de eerstelijns diergezondheidszorg, waarbij vooral aandacht zal moeten worden besteed aan het klinisch beeld
van de verschillende Veewetziekten en de risicofactoren voor verspreiding.

Als de eindscreening voor varkenspest geen onverwachte verrassingen oplevert, dan kunnen de thans ingesloten ge-
bieden nog voor 4 februari 1998, een jaar nadat het eerste besmette bedrijf werd ontdekt, worden vrijgegeven. De
ervaringen in Duitsland hebben evenwel geleerd dat na een epidemie nog geruime tijd waakzaamheid en een ver-
hoogde staat van paraatheid geboden zijn.

Namens de Hoofdredactie,
dr C. Terpstra.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 58-

i iiMir^

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 40-4

CHIRURGISCHE BEHANDELING VAN EEN OBLITERERENDE
TROMBOSE VAN DE VENA JUGULARIS VAN EEN PAARD.
GEBRUIK VAN EEN SYNTHETISCHE VAATPROTHESE*

P. Wiemer\'\'\'^ en F. Ugahary^

Uitenvoordeprakf

SAMENVATTING

Een zes jaar oude draver ruin werd aangeboden aan de
kliniek met de klacht dat het paard niet meer in staat was
te presteren en dat bij inspanning en tijdens weidegang
het hoofd aan de linkerzijde opzwol. Bij onderzoek bleek
een oblitererende trombose van de linker vena jugularis
aanwezig te zijn. In deze casuïstiek wordt een chirurgi-
sche benadering beschreven, waarbij een bypass met een
synthetische vaatprothese werd aangelegd.
Na de behandeling presteerde het paard op zijn oude ni-
veau. Elf maanden na de operatie was de vaatprothese
over de gehele lengte getromboseerd.

SUMMARY

Surgical treatment of complete thrombosis of the jugular
vein in a horse with a synthetic vascular graft

A 6-year-old trotter gelding presented with exercise intolerance and swel-
ling of the left side of the head during exercise and grazing. The complaints
were earned by a complete thrombosis of the left jugular vein. In this case
report a surgical approach is described in which a bypass « a.v created with
a synthetic vascular graft. After treatment the horse was capable of racing
at his former level. The patency of the .synthetic graft was 11 months.

INLEIDING

Intraveneuze toediening van medicamenten en vloeistoffen
is een alom toegepaste methode bij mens en dier. Via intra-
veneuze toediening is er direct een effect in weefsels en li-
chaamsvloeistoffen te realiseren en via een intraveneuze ca-
theter kunnen nauwkeurig en langdurig vloeistoffen worden
toegediend. Nadeel van de intraveneuze toediening is dat
deze methode aanleiding kan geven tot complicaties in de
vorm van periflebitis en flebitis gevolgd door trombose van
de desbetreffende vene. Deze ontstaan door: a) mechanische
beschadiging, b) door weefselagressieve injectievloeistof-
fen, c) door infectie en d) door een verstoord stollingseven-
wicht (1,24,5,8).

a) Mechanische beschadiging ontstaat door het meerdere
malen aanprikken van het vat op dezelfde plaats en door
langdurig cathetergebruik, waarbij noncoöperatief gedrag
van het dier ook een rol kan spelen. Noncoöperatief gedrag
van het dier kan ook aanleiding geven tot een primaire peri-
flebitis indien b) weefselagressieve injectievloeistof buiten
het vat terecht komt en aldaar een steriele ontsteking veroor-
zaakt.

Hulpbron vaatprothese: Gore Fiagstaff Arizona.
\' Dierenartsencentrum te Kesteren.

^ Correspondentie en overdrukken: P. Wiemer. Betuwestraarweg 14. 4041 BA
Kesteren.

^ Ziekenhuis Rivierenland te Tiet afdeling heelkunde/vaatchirurgie.

c) Een septische thromboflebitis kan primair ontstaan door
geïnfecteerde instrumenten en/of injectievloeistoffen en
door het niet
lege artis inbrengen van de catheter. Tevens
kan deze secundair ontstaan als gevolg van een ascenderende
infectie vanuit bijvoorbeeld de huid. d) Bij het paard kunnen
shock en chirurgie onder algehele anesthesie leiden tot stol-
lingsactivatie waardoor verbruik plaatsvindt van stollings-
factoren. Aangezien antistollingsfactoren langzamer geresti-
tueerd worden, kan een periode van hypercoagulabiliteit
ontstaan.

Ondanks preventieve maatregelen treden bij het paard
thromboflebitiden op, in de meeste gevallen van de vena ju-
gularis, met nogal ernstige gevolgen. De initiële behandeling
van de septische tromboflebitis bestaat uit de systemische
toediening van antibiotica en NSAID\'s gecombineerd met
de lokale applicatie van antiflogistica (9, 11, 19). Wanneer
de infectie ondanks de therapie langer dan vier weken be-
staat of gaat abcederen of fistelen is een chimrgische excisie
aan te bevelen (11, 14). In een vroeg stadium van de trom-
boflebitis kan de systemische toediening van heparine de uit-
breiding van de trombose tegengaan (9, 19). Een eenzijdige
trombose van de vena jugularis kan het paard langere tijd uit-
schakelen en een beiderzijdse trombose kan het paard voor-
goed onbruikbaar maken voor de sport. Behandeling van
vooral de septische tromboflebitis is langdurig en kostbaar
met een gereserveerde prognose.

In de pathogenese van de trombose spelen drie factoren een
belangrijke rol: endotheelbeschadiging, stasis van blood-
flow en verhoogde stollingsneiging.

Na endotheelbeschadiging komt het bloed in contact met de
extracellulaire matrix met daarin de Von Willebrand-factor.
Deze activeert de hechting van trombocyten aan het endo-
theeldefect en de secretie van adenosinedifosfaat (ADP)
door trombocyten. Het ADP stimuleert de trombocyten tot
verdere aggregatie en vorming van een plug in het endo-
theeldefect.

De plugvorming blijft qua omvang beperkt doordat de naast-
gelegen intacte endotheelcellen ecto-enzymen en prostacy-
cline afgeven. De eerste inactiveren ADP en prostacycline
inhibeert de trombocytenaggregatie. Tijdens de plugvor-
ming treedt tegelijkertijd stolling op zodat bloedeiwitten een
fibrinenetwerk vormen, waardoor de geaggregeerde trombo-
cyten stevig bijeen worden gehouden. Deze stolling is een
cascade van zichzelf versterkende enzymreacties, die via
twee wegen kan ontstaan: extrinsiek en intrinsiek.
Bij de extrinsieke stolling komt weefseltromboplastine - dat
wordt gevormd bij weefselontsteking en necrose - in de cir-
culatie, hetgeen de cascade in werking zet.
Bij de intrinsieke stolling wordt factor Xll geactiveerd door
subendotheliaal gelegen collageen en/of geaggregeerde
trombocyten. Na enkele stappen activeren beide factor X
waarna de stolling eenzelfde pad volgt.
De stolling wordt door het lichaam tegengegaan via drie we-

-ocr page 59-

gen:

a) antitrombine III neutraliseert onder andere trombine en
factor X;

b) eiwit-C, geactiveerd door trombine en intacte endotbeel-
cellen, neutraliseert factor
V en VII en stimuleert de fibri-
nolyse;

c) piasmine, geactiveerd door intacte endotheelcellen,
draagt zorg voor fibrinolyse.

Het gevolg hiervan is dat de trombocytenplugvorming en de
stolling dynamische evenwichten zijn (19, 26, 22). Indien,
door welke oorzaak dan ook, het lichaam niet in staat is het
stollingsproces te begrenzen en een abortief verloop tot stand
te brengen, zal trombosering van het betreffende vat optre-
den. Indien rekanalisatie van de trombus en de collaterale
circulatie onvoldoende capaciteit genereren om vitale func-
ties te herstellen, zal medische interventie noodzakelijk zijn.
In dit artikel wordt een patiënt gepresenteerd met een eenzij-
dige oblitererende trombose van de vena jugularis. De aan-
doening had bij dit paard tot gevolg dat het onvoldoende kon
presteren in de drafsport.

Op basis van de in de humane chirurgie toegepaste technie-
ken en ervaringen werd bij deze patiënt besloten tot het
plaatsen van een vaatprothese om te trachten de circulatie in
de getromboseerde vena jugularis te herstellen. Voor dit ex-
periment is gekozen vanwege de nogal teleurstellende resul-
taten van de conservatieve behandeling, bestaande uit lan-
ger wachten in combinatie met systemische anticoagulantia.
Na overleg met een specialist chirurgie paard bleek dat geen
eenduidige andere therapie bekend was. Aangezien in de
grote huisdierenchirurgie tot dan toe geen melding was ge-
maakt van de behandeling van een trombose met behulp
van een prothese, werd de humane literatuur bestudeerd en
specialistische hulp ingeschakeld van een humane vaatchi-
rurg.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een zes-jarige draver ruin werd aangeboden op de kliniek,
met de klacht dat het hoofd van het paard bij weidegang en
tijdens arbeid aan de linkerzijde ging opzwellen, waardoor
het paard niet in staat was prestaties te leveren.
Vijf maanden eerder ontstonden de problemen na een intra-
veneuze anesthesie ten behoeve van een chirurgische in-
greep.

Bij klinisch onderzoek in rust waren de vena linguofacialis
en de vena maxillaris gering gestuwd en was het hoofd aan
de linkerzijde op dat moment niet gezwollen.
De linker vena jugularis voelde bij palpatie aan als een
harde streng. Doorpalperen lokte geen pijnreactie uit en de
verdikking voelde niet warmer aan dan de omgeving. Bij af-
klemming van de vena jugularis caudaal van de trombus
zwollen de vena linguofacialis en vena maxillaris niet ver-
der op.

Echografisch onderzoek van de regio wees uit dat het lumen
van de vena jugularis over een lengte van ± 30 centimeter ge-
heel verdwenen was. Ten gevolge hiervan trad stuwing op
van de perifere venen en oedeem aan de aangedane zijde van
het hoofd. De slijmvliezen van larynx en neus zwollen ook
op en gaven een vernauwing van de luchtweg waardoor het
paard verminderde prestaties leverde.
Algemeen lichamelijk en laboratoriumonderzoek bracht
geen verdere afwijkingen aan het licht.
Geconcludeerd werd dat er sprake was van een ± 30 centime-
ter lange chronische oblitererende trombose van de vena ju-
gularis ter hoogte van halswervel III tot VI.

giygjyygg

MATERIAAL EN METHODEN

De operatie werd uitgevoerd onder algehele anesthesie met de
patiënt in rechterzijligging. Preoperatiefwerd intraveneus am-
picilline (15 mg/kg, Ampicillinum®; Kombivet) toegediend.
Over het craniale en caudale einde van de trombus werden
huidsnedes gemaakt van ± 10 cm lengte. De vene werd vrij-
geprepareerd ter plaatse van de uiteinden van de trombus.
Met behulp van een tunneler werd langs de getromboseerde
vena jugularis een tunnel gecreëerd, waardoor de prothese
kon worden geleid.

Het paard kreeg intraveneus heparine (250 lU/kg, Heparin®;
Leo) toegediend.

Op de niet aangetaste delen van de vene, aan weerszijden van
de trombus, werd een vaatklem geplaatst en werd de vene
transversaal doorgeknipt. De gewapende polytetrafluoro-
ethylene (PTFE) prothese (Gore-tex®; Gore) met een inteme
diameter van 18 millimeter werd door de tunnel gebracht en
aan beide einden S-vormig geknipt. De venestomp werd in
de lengterichting ± 6 mm ingeknipt om de omtrek van de ve-
nestomp te vergroten, met als doel het ontstaan van een stric-
tuur te voorkomen. De anastomose werd gemaakt met syn-
thetisch niet resorbeerbaar monofilament materiaal (5-0
USP, prolene®; Ethicon) met aan beide draadeinden een

-ocr page 60-

atraumatische niet snijdende naald. De gegeerde anastomose
werd doorlopend everterend gehecht (Zie figuur 1 en 2).
Nadat de craniale anastomose klaar was, werd de prothese
met bloed gevuld. Alvorens de caudale anastomose geheel te
sluiten werd de prothese met bloed doorgespoeld om deze te
ontdoen van lucht en bloedstolsels. Na het sluiten van de
caudale anastomose werden beide anastomosen omwikkeld
met surgicel® (Johnson & Johnson) om de stolling ter
plaatse te bevorderen. De subcutis werd gesloten met knoop-
hechtingen van synthetisch resorbeerbaar materiaal (3-0
USP, Vicryl®; Ethicon). De huid werd gesloten met een
doorlopende liggende U-hechting van gecoat synthetisch,
niet resorbeerbaar materiaal (O USP, Supramid®; Braun).
Na de operatie kreeg het paard een antibioticakuur van zeven
dagen met procaïnepenicilline en kanamycine (tweemaal
daags intramusculair, 20.000 lE/kg respectievelijk 4 mg/kg.
Kanapen®; Alfasan). Als anticoagulans werd subcutaan ge-
durende twee dagen na de operatie heparine (tweemaal
daags, 100 lU/kg, Heparin®; Leo) toegediend. Vervolgens
werd de anticoagulatietherapie voortgezet met fenylbutazon
(4 mg/kg, Pro-dynam®; Leo, tweemaal daags oraal gedu-
rende 1 week). Deze therapie werd nog drie weken voortge-
zet met een lagere dosis (tweemaal daags 2 mg/kg).
Twaalf dagen postoperatief werden de huidhechtingen ver-
wijderd.

RESULTATEN

Bij controle twaalf dagen postoperatief waren beide wonden
per primam genezen. Echografisch onderzoek liet zien dat
het lumen van de prothese over de volle lengte geheel open
was.

Na een maand boxmst werd het paard twee maanden weide-
gang gegeven. Bij echografisch onderzoek drie maanden
postoperatief was het lumen van de prothese 15 millimeter in
diameter. Bij afklemming van de vene jugularis caudaal van
de prothese trad snel dilatatie op van de vena linguofacialis
en vena maxillaris. Tijdens weidegang bleef het hoofd dun.
De training werd hierna hervat en het paard werd geleidelijk
aan in koersconditie gebracht. Het prestatieniveau was het-
zelfde als vóór trombosering van de vena jugularis.
Het paard kreeg elf maanden postoperatief weer een zwel-
ling van de linkerzijde van het hoofd bij arbeid en tijdens
weidegang. Bij onderzoek bleken de vena linguofacialis en
vena maxillaris licht gestuwd. Echografisch onderzoek liet
zien dat het lumen van de prothese geheel was gevuld met
echorijk materiaal. Afklemming van de vena jugularis cau-
daal van de prothese gaf geen sterkere dilatatie te zien van de
vena linguofacialis en vena maxillaris.

DISCUSSIE

In de literatuur zijn geen gegevens bekend over de frequentie
van voorkomen van de trombose van de vena jugularis bij
het paard. Humaan treedt een bacterieel geïnfecteerde trom-
bose op in 4 tot 5% van de patiënten die gedurende langere
tijd een intraveneuze catheter nodig hebben (17).
De trombose van de vena jugularis bij het paard ontstaat
meestal iatrogeen ten gevolge van mechanische, chemische
en bacteriële beschadigingen van de vaatwand.
Preventieve maatregelen zijn van bijzonder belang bij het
voorkomen van de iatrogene thrombophlebitis. Het gebmik
van steriele instmmenten en injectievloeistoffen, het
lege ar-
tis
inbrengen van de catheter, het beperken van het aantal
perforaties van de venewand, het verdunnen van weefsel-
agressieve stoffen, het gebruik maken van flexibele en van
inert materiaal vervaardigde catheters en het aseptisch cathe-
tergebmik zal de kans op het ontstaan van een tromboflebitis
aanzienlijk verkleinen. Ondanks deze maatregelen is het
raadzaam om de patiënt gedurende het gebmik van een
dauer-catheter anticoagulantia in een lage dosering toe te
dienen (1,13,24). Indien langdurig gebmik van een intrave-
neuze catheter noodzakelijk is moet de catheter elke 48-72
uur overgezet worden naar een andere vene, waarbij naast de
vena jugularis bij het paard ook gebmik gemaakt kan worden
van de vena thoracica extema (19,24).
Doorgaans leidt een eenzijdige trombose van de vena jugula-
ris niet tot problemen doordat rekanalisatie van de trombus
optreedt en een collaterale circulatie ontstaat.
Het paard heeft echter in tegenstelling tot de mens en hond
geen vena jugularis interna waar de collaterale circulatie
makkelijk op kan aansluiten.

Bij de beschreven patiënt was geen rekanalisatie opgetreden
en was de lengte van de trombus uitzonderlijk groot. Hier-
door was de capaciteit van de collaterale circulatie te klein.
De trombus was geconsolideerd, zodat van een medicamen-
teuze therapie geen resultaat verwacht kon worden.
Dit paard kwam voor chimrgische behandeling in aanmer-
king, omdat het met het deficiete functioneren van de colla-
terale circulatie onvoldoende presteerde. Aangezien de
trombusuiteinden goed toegankelijk waren voor het uitvoe-
ren van de operatie was de patiënt een goede kandidaat voor
een experimentele bypass-operatie.

Ter verbinding van de twee intacte vaatdelen kan men kiezen
uit homeoplastiek of alloplastiek.

Bij transplantatie van een eigen vene om een afstand van i
30 centimeter te overbmggen bestaat het gevaar dat op de
donorplaats circulatiestoomissen ontstaan. Bij gebruik van
de vena saphena kan dit zonder complicaties verlopen (21).
In de humane literatuur wordt bij kleine vene-reconstmcties
de voorkeur gegeven aan een homeoplastiek (23, 6), grote
venen (vena cava superior en inferior ) worden veelal ver-
vangen door alloplastiek (4, 10, 6). Op basis van deze erva-
ring is gekozen voor alloplastiek.

Bij homeoplastiek zal geen afstotingsreactie optreden en de
endotheelbekleding zal trombose tegengaan, wel bestaat het
gevaar voor een collaps ter plaatse van de anastomose door
de slappe venewand, met als resultaat een strictuur. De plaats
van de anastomose is aan de lumenzijde altijd bedekt met ge-
stold bloed. Dit heeft tot gevolg dat bij een collaps de stolsels
tegen elkaar komen te liggen en een verkleving kan ontstaan.
Bij het vrijprepareren en manipuleren van de te transplante-
ren vene kan het endotheel beschadigd raken, waardoor de
trombocytenaggregatie en stolling gestimuleerd worden
(26). Inmiddels is aangetoond dat met de homeoplastiek een
succesvolle chimrgische behandeling van de getrombo-
seerde vena jugularis mogelijk is (21).
Bij gebmik van een synthetische prothese is het verwijderen
van een vene elders niet nodig, waardoor de operatieduur
kan worden beperkt. Het voordeel van een gewapende pro-
these is dat geen collaps optreedt van het vat bij een lage in-
travasale dmk en dat de prothese niet snel knikt bij buiging.
Nadelen van een synthetische prothese zijn mogelijke afsto-
tingsreacties, infecties en trombogeniciteit. In een kortlo-
pend onderzoek waarbij in zes paarden een draconprothese
in de vena jugularis werd geplaatst, bleven alle protheses pa-
tent (2). De PTFE-prothese geeft bij verschillende diersoor-
ten en de mens geen afstotingsreacties (15,25).
De trombogene eigenschappen van de prothese zijn onder

-ocr page 61-

andere afhankelijk van het materiaal. Tot op dit moment
geeft PTFE de minste aanleiding tot trombosevorming (20).
Het gevaar van de trombosevorming in de prothese is aan-
zienlijk verminderd, wanneer de lumenzijde geheel bekleed
is met endotheel. Hoeveel tijd de endothelisatie van de bin-
nenzijde van de prothese bij het paard in beslag neemt is niet
bekend.

Het endotheel kan op drie manieren de lumenzijde van de
prothese gaan bekleden:

- vanaf de anastomoseplaats kan het endotheel migreren
naar het lumen van de prothese;

- losse endotheelcellen, geoogst van een andere vene, kun-
nen tijdens de operatie in de mazen van de prothese wor-
den gespoeld, waama deze cellen vastkleven en een net-
werk vormen;

- de capillairen vanuit de omliggende weefsels kunnen door
de mazen in de wand van de prothese groeien en endo-
theelcellen leveren voor de endothelisatie van de binnen-
wand van de prothese (26, 15,25).

De migratie vanaf de anastomose vindt slechts over een
korte afstand (1 -2 cm) plaats (25).

De mate van ingroei van capillairen door de prothesewand is
species- en weefselspecifiek, onafhankelijk hiervan blijkt de
tussenknoopafstand van de weefstmctuur van de prothese
een belangrijke rol te spelen. De optimale tussenknoopaf-
stand schijnt ongeveer 60 ixm te bedragen (15,25).
Bij de hond, het varken en de aap kan de binnenwand van de
PTFE-prothese in enkele weken in zijn geheel met endotheel
bedekt worden, waama geen trombose meer optreedt. Bij de
mens verloopt dit proces langzaam en vaak incompleet (16,
12, 15, 25). Bij het paard zijn hierover geen gegevens be-
kend. Het feit dat bij de beschreven patiënt na elf maanden
trombose in de prothese is opgetreden, zou het gevolg kun-
nen zijn van het feit dat bij het paard evenals bij de mens
geen complete endothelisatie optreedt, ook niet na langere
tijd. Na implantatie van een draconprothese in acht jugulair
venen bleek in drie prothesen een partiële endothelisatie te
zijn opgetreden (2).

Ter preventie van de postoperatieve trombose is ook de he-
modynamica in de anastomose van belang. Turbulenties en
lage stroomsnelheden kunnen aanleiding geven tot trombus-
vorming (12, 18). Oneffenheden in de vaatwand en plotse-
linge veranderingen in diameter kunnen de trombusvorming
bevorderen.

Door de prothese S-vormig door te knippen wordt mede
voorkomen dat ter plaatse van de anastomose door de door-
lopende hechting een strictuur ontstaat (3).
Bij de vaatchimrgie en in het bijzonder bij het toepassen van
alloplastiek is de anticoagulatie-therapie van groot belang.
Als initieel anticoagulans is heparine zeer geschikt, omdat
het direct werkt, de dosering niet nauwkeurig per individu
hoeft te worden vastgesteld en de werking snel kan worden
geneutraliseerd met protaminesulfaat (22).
Voor langdurig gebmik als anticoagulans is heparine bij het
paard minder geschikt omdat het alleen
per injectionem kan
worden gegeven.

Naast dit praktische bezwaar heeft heparine ook nog het na-
deel dat dit de stolling remt en niet de trombocytenaggrega-
tie, die aan het ontstaan van een trombus voorafgaat. Na im-
plantatie van een prothese wordt het lumen-oppervlak in
enkele dagen bedekt met fibrine waarop trombocyten aggre-
geren. Op deze geaggregeerde trombocyten zetten zich
bloedstolsels af, die bij voortschrijding van het proces het vat

kunnen oblitereren (22,26).

Heparine en warfarin blokkeren beide de intrinsieke en ex-
trinsieke stolling, maar hebben weinig effect op de plaatjes-
aggregatie (22). Humaan wordt acetylsalycilzuur gebmikt
als plaatjesaggregatie-inhibitor (22). Bij het paard wordt
acetylsalycilzuur slecht opgenomen uit het maagdarmkanaal
en snel via de nier uitgescheiden (7). Fenylbutazon is een cy-
cloöxygenaseremmer met een gunstige farmacokinetiek bij
het paard en is daarom gekozen als trombocytenaggregatie-
inhibitor.

Het verdient de voorkeur de anticoagulatietherapie voort te
zetten zolang de prothese nog niet met endotheel is bekleed
(10). Over de snelheid waarmee dit proces bij het paard ver-
loopt is niets bekend.

Bij sportpaarden is een continue anticoagulatietherapie niet
mogelijk vanwege het gevaar voor het ontstaan van een hem-
artros en hematomen. Daamaast wordt gebmik van cy-
cloöxygenaseremmers als doping aangemerkt.
Bij deze patiënt is een maand na de operatie gestopt met de
anticoagulatietherapie. Twee maanden later was de diameter
van het lumen van de prothese afgenomen van 18 tot 15 mm,
waarschijnlijk door een gelijkmatige wandstandige trombus-
vorming of door het in het lumen ingegroeide fibroangio-
blastenweefsel. In hoeverre dit weefsel bedekt was met en-
dotheel was niet meer te achterhalen. Het meest
waarschijnlijke is dat er onvoldoende endothelisatie had
plaatsgevonden waardoor de trombusvorming en de toe-
name van fibroangioblastenweefsel kon voortschrijden ten
koste van het lumen. Postmortaal histopathologisch onder-
zoek was niet mogelijk.

Over het wel of niet verwijderen van het getromboseerde deel
van de vena jugularis lopen de meningen uiteen. Bij verwij-
dering wordt meer trauma veroorzaakt (grotere wond), waar-
door meer zwelling ontstaat met een collaps van de vene als
gevolg en meer kans op complicaties wat betreft de wondge-
nezing. Het creëren van een tunnel in losmazig bindweefsel
leek bij deze patiënt betere kansen te bieden voor succes.
Bij de keuze van het traject waarlangs de prothese wordt ge-
leid, moet rekening worden gehouden met de bewegingen
die met de betreffende lichaamsdelen worden gemaakt.
Hierdoor kan een knik of torsie in de prothese ontstaan, die
aanleiding kan geven tot trombusvorming. Bij een obstmctie
van de vena jugularis kan in bepaalde gevallen een prothese
die aansluit op de contralaterale zijde de voorkeur verdienen.
Bijvoorbeeld wanneer de obstmctie zich vlak achter de kaak-
omslag bevindt, kan door een aansluiting op de contralate-
rale zijde een knik in de prothese worden voorkomen.
Wanneer het caudale eind van de trombus chimrgisch niet te
bereiken is, kan aansluiting op de contralaterale vena jugula-
ris uitkomst bieden.

Op basis van het in eerste instantie verkregen succes van de
behandeling van een oblitererende trombose van de vena ju-
gularis met behulp van een vaatprothese bij het paard, kan
worden gesteld dat deze methode in de toekomst, na de
noodzakelijke basale research, met meer succes zal kunnen
worden toegepast.

LITERATUUR

1. Bayly WM, and Vale BH. Intravenous catheterization and associated
problems in the horse. Compendium on continuing education of the
practicing veterinarian 1982; 4: 227-35.

2. Cannon JH, Rantanen NW, Grant BD, and Keck MT. Jugular venous
prosthesis on the horse: a preliminary report. Equine veterinary
science 1983; 3: 185-9.

3. Cooley DA, and Wukasch DC. Introduction. In: Techniques in vascu-

-ocr page 62-

lar surgery. Philadelphia: WB Saunders, 1979: 1-12.

4. Dartevelle P, Macchiarini P, and Chapelier A. Technique of superior
vena cava resection and reconstruction. Chest surgery clinics of North
America 1995; 5: 345-58.

5. Dickson LR, Badcoe LM, Burbridge H, and Kannegieter NJ. Jugular
thrombophlebitis resulting from an anaesthetic induction technique in
the horse. Equine veterinary joumal 1990; 22: 177-9.

6. Eduardo C, and Palma MD. Vein grafts for treatment of postphlebitic
syndrome. In: Vascular surgery princeples and techniques. New York:
Mc. Graw-Hill book company, 1976: 857-69.

7. Primmer M, und Lammler G. Nicht-Steroid-Antiphlogistika. In:
Pharmakologie und Toxikologie. Stuttgart: FK Schattauer Verlag,
1977:206-9.

8. Gerhards H. Untersuchungen zur Entstehung der Thrombophlebitis
beim Pferd - der Beitrag der erworbenen Hyperkoagulabilitat. Deut-
sche Tierarztliche Wochenschrift 1987; 94: 173-4.

9. Gerhards H. Die konservative Behandlung der Thrombophlebitis der
Vena jugularis beim Pferd. Tierärztliche Umschau 1987; 42: 234-7.

10. Gloviczky P, Pairolero PC, Toomey BJ, el al. Reconstruction of large
veins for nonmalignant venous occlusive disease. Joumal of vascular
surgery 1992; 16:750-61.

11. Harris EJ. Superficial thrombophlebitis. In: Decision making in vascu-
lar surgery. Toronto: BC Decker Incorporation, 1987: 168-9.

12. Hershey FB, and Caiman CH. Atlas of vascular surgery. Saint Louis:
The CV Mosby company, 1973:30-4.

13. Hipp K.P,Gerhards H, und Deegen E. Hcparinprofylaxe katheterbeding-
ter Venenverandemngen beim Pferd. Pferdeheilkunde 1991; 7: 3-8.

14. Huskamp B. Die chirurgische Behandlung der Thrombophlebitis.
Collegium veterinarium 1984; 15:38-40.

15. Kohler TR, Stratton JR, Kirkman TR, Johansen KH, Zierler BK, and
Clowes AW. Conventional versus high-porosity polytetrafluoroethy-

RUND

Referaten

Insemination of cattle with semen from a
bull transiently infected with pestvirus.

P.D. Kirkland, M.R. McGowan, S.G. Macintosh, and A.
Movie. Vet Rec 1997; 140:124-7.

Uit de literatuur is bekend dat stieren persistent geïnfecteerd
met het BVD-virus de besmetting met sperma overbrengen.
Hierdoor kunnen persistent geïnfecteerde runderen, fertili-
teitsstoomissen en mucosal disease ontstaan.
Schrijvers onderzochten de overdracht van dit virus met
sperma van een stier die als gevolg van besmetting slechts
kortdurend viraemisch was.

In totaal werden 73 runderen geïnsemineerd met sperma
waarin 25-50 TCID 50 BVD virus.

Na 42-61 dagen werden de dieren geslacht.
Baarmoeder, ovaria, vruchten en vruchtvliezen werden on-
derzocht op BVD virus en de sero op antilichamen.

lene grafts: clinical evaluation. Surgery 1992; 112: 901-7.

16. Lindenauer SM. The synthetic vascular prosthesis. In: Vascular sur-
gery. Philadelphia: WB Saunders, 1977: 367-78.

17. Long JM, and Pruitt BA. Suppurative thrombophlebitis. In: Vascular
surgery. Philadelphia: WB Saunders, 1977: 1181-7.

18. Malan E, and Longo T. Principles of qualitative hemodynamics in vas-
cular surgery. In: Vascular surgery princeples and techniques. New
York: Mc. Graw-Hill book company, 1976: 116-22.

19. Moris DD. Thrombophlebitis in horses: the contribution of hemostatic
dysftinction to pathogenesis. Compendium on continuing education
for the practicing veterinarian 1989; 11: 1386-93.

20. Paquet KJ, Lazar A, Koussouris P, Hotzel B, Gad HA, Kuhn R. and
Kalk JF. Mesocaval interposition shunt with small diameter polytetra-
fluoroethylene grafts in sclerotherapie failure. Britisch journal of sur-
gery 1995; 82: 199-203.

21. Rijkenhuizen ABM, and Swieten HA van. Reconstruction of the jugu-
lar vein in horses with thrombophlebitis using saphenous vein graft.
How to do it ? Veterinary surgery 1997; 26: 256.

22. Silver DMD. Anticoagulant therapy. In: Vascular surgery.
Philadelphia: WB Saunders, 1977: 301-7.

23. Smith DE, and Trimble C. Surgical management of obstructive venous
disease of the lower extremity. In: Vascular surgery. Philadelphia:
WB Saunders, 1977: 1247-67.

24. Spurlock SL, and Spurlock GH. Risk factors of catheter-related com-
plications. Compendium on continuing education for the practicing
veterinarian 1990; 12:241-5.

25. Sterpetti A V, Hunter WJ, Schultz RD, and Farina C. Healing of high-
porosity polytetrafluoroelhylene arterial grafts is influenced by the na-
mre of the surrounding tissue. Surgery 1992: 111:677-82.

26. Zilla P, Oppell U von, and Deutsch M. The endothelium: a key to the
future. Joumal of cardiac surgery 1993; 8: 32-60.

Het drachtigheidspercentage was 65% en de grootte van de
vmchten was normaal. Zesmaal werd embryonale sterfte
waargenomen; vijfmaal kon een verband met BVD worden
uitgesloten.

Bij 11 runderen werd virus geïsoleerd en bij drie hiervan zag
men seroconversie.

Er wordt aannemelijk gemaakt bij de dieren zonder semm-
conversie dat het voorkomen van het BVD-virus het gevolg
is van een secundaire besmetting door de seropositieve kop-
pelgenoten.

Geconcludeerd wordt dat er slechts kwantitatieve verschil-
len zijn in de gevolgen van inseminatie met sperma van een
persistent geïnfecteerde stier en die van een niet persistent
besmette soortgenoot. Dit wordt toegeschreven aan de min-
dere virasconcentratie in het sperma van laatstgenoemde.
Tot slot worden adviezen gegeven hoe te handelen bij aan-
koop van stieren op een Kl-station.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 63-

INLEIDING

Door de aandacht, die met prionen-geassocieerde ziekten als
\'bovine spongiform encephalopathy (BSE)\' bij koeien, scra-
pie bij schapen en enkele overeenkomstige, maar sporadisch
bij de mens voorkomende, infectieuze hersenziekten in de
pers krijgen, spreken de verwekkers van deze \'spongiforme
encephalopathieën\', prioneiwitten, tot de verbeelding van
een groter publiek dan voorheen. Men is door de associatie
van BSE met ziekte bij de mens een beetje bang geworden.
De enkeling ziet ineens de betekenis van spontane ziekten bij
dieren als mogelijk gevaar voor andere species, maar ook het
voordeel van het dier met zijn spontane ziekten als een spon-
taan \'proefdier\'-model voor overeenkomstige ziekten bij de
mens.

Prioneiwitten worden, evenals de reeds langer bekende amy-
loïdeiwitten, gekenmerkt doordat hierin een hoog gehalte
aan een bepaalde secundaire moleculaire structuur aanwezig
is, de ß-vouwblad stmctuur (beta pleated sheet, in tegenstel-
ling tot de meer algemene a-helix en random coil). Officieel
worden de prionziekten daarom tot de amyloïdosen gere-
kend (27).

Bij de prionziekten heeft de infectieusiteit van het prioneiwit
met toenemende waarschijnlijkheid te maken met juist de
moleculaire conformatie ervan (34). Bij de reeds langer be-
kende en dikwijls door massale weefselophopingen geken-
merkte amyloïdosen is echter geen overdraagbaarheid be-
kend. In het lichaam aanwezig amyloid kan echter wel als
kristallisatiekem fungeren voor nieuwe afzettingen wanneer
het primaire ziekteproces, bijvoorbeeld reumatoïde artritis,
dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van precursors, ge-
activeerd wordt (20).

Bij andere door amyloïddeposities gekenmerkte hersenaan-
doeningen zoals de ziekte van Alzheimer (AD) en de seniele
dementie van het Alzheimerse type (SDAT) van de mens, is
geen sprake van een prionziekte of van besmettelijkheid.
In dit overzicht wordt ingegaan op wat thans bekend is op het
terrein van amyloïdose, amyloid, amyloïdfibrillen, de relatie
van amyloid met ontsteking en immunologische reactie, vor-
men van amyloid, prionen en amyloïd in de hersenen, amy-
loid bij huisdieren, AA-amyloïdose en familiaire reactieve
amyloïdose.

AMYLOÏDOSE

E. Gruys\'\'

Amyloïdose is de klinische naam voor een groep ziektebeel-
den gekenmerkt door, en tengevolge van, de afzetting van
een amorf materiaal in de weefsels, het amyloïd (12).
Dit amyloïd wordt in extracellulaire afzettingen aangetrof-
fen en de ziekteverschijnselen worden veroorzaakt door ver-

\' Vakgroep Pathologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus 80158, 3508 TD
Utrecht.

lies van orgaan- of celfunctie tengevolge van deze afzettin-
gen, waarbij ook de specifieke plaats in het weefsel waar het
amyloïd is afgezet, van betekenis is.

Amyloïd kan bij uitzondering ook voorkomen zonder dat
symptomen worden waargenomen. Men heeft dan meestal te
maken met milde of subklinische gevallen.

In de pathologische anatomie wordt amyloïd als een afwij-
kend eiwit beschouwd en men spreekt daar van amyloïdose
als benaming van de orgaanafwijking of van de systemische
ziekte ten gevolge van de afzetting van deze stof

Toch is amyloïd niet altijd pathologisch. In de melkklier ko-
men aan het eind van de lactatie concentrisch gelaagde li-
chaampjes voor, de corpora amylacea, die een rol spelen bij
het stoppen van de lactatie door afsluiting van ductuli, en bij
de daaropvolgende involutie van de melkklier (35). Deze
corpora amylacea zijn voor een belangrijk deel verkalkt en
worden onderscheiden in exemplaren met een fibrillaire ma-
trix en een amorfe matrix. Bij de corpora met een fibrillaire
matrix blijkt het te gaan om een vorm van amyloïd (31). De
corpora amylacea zouden voor een deel via fagocytose wor-
den geresorbeerd en voor een ander deel bij een volgende
lactatie met de biest worden uitgescheiden, waarbij ze een
functie als extra kalkbron zouden kunnen hebben (32).

AMYLOÏD

Amyloïd bestaat uit eiwit en zure suikerverbindingen (glyco-
saminoglycanen) (22). Het eiwit wordt gekenmerkt door kris-
kras georiënteerde fibrillen, de amyloïdfibrillen, waartussen
diverse andere eiwitten \'gevangen\' zitten. De amyloïdfibril-
len bezitten een karakteristieke morfologie (strakke niet-ge-
bogen fibrillen van circa 10 nm dik en variabele lengte) en de
samenstellende aminozuren van het eiwit zijn voor een be-
langrijk deel als secundaire moleculaire structuur gevouwen
in een tegen de lengterichting van de fibrillen in gerang-
schikte beta-vouwbladstmctuur (rijk aan cross-beta pleated
sheet en beta-tums) (12). Hierdoor is het eiwit lipofiel, erg
moeilijk biologisch afbreekbaar, en hieraan dankt het zijn af-
finiteit aan de histologische kleurstof Congo rood. In gepola-
riseerd licht is na kleuring hiermee een groene dubbelbreking
waarneembaar, die kenmerkend is voor amyloïd (12).
Het kristallisatieproces van voorlopereiwitten tot amyloïd-
eiwit en de fibrillen is nog niet in detail opgehelderd (28).
Het is onderwerp van onderzoek op diverse plaatsen in de
wereld.

AMYLOÏDFIBRILLEN

Amyloïdfibrillen kunnen worden geïsoleerd met behulp van
biochemische scheidingstechnieken. Bij verschillende klini-
sche ziektebeelden, dikwijls corresponderend met verschil-
len in depositiepatroon van het amyloïd in de weefsels, kun-
nen totaal andere proteïnen in de geïsoleerde fibrillen
worden aangetroffen (27). De meeste hiervan zijn afkomstig
van specifieke voorloper-eiwitten uit de bloedbaan.
Het amyloïdkenmerk van de afzetting wordt dus niet bepaald
door de samenstelling van het eiwit, maar door de structuur

AMYLOÏDOSE, EEN ACTUEEL PROBLEEM

Tijdschr Diergeneeskd 1998:123: 45-9

-ocr page 64-

ervan, de beta-vouwbladstructuur. De plaats waar het amy-
loid wordt afgezet, heeft echter in belangrijke mate met de
aard van de voorloper te maken.

Vroeger sprak men wel van primair en van secundair amy-
loid. Met secundair, of tegenwoordig reactief amyloid ge-
noemd, bedoelt men het amyloïd dat bij patiënten met chro-
nische ontstekingsprocessen kan worden aangetroffen. Het
bevindt zich vooral in lever, milt en nieren, en de patiënten
gaan meestal aan nierfalen te gronde. Met primair amyloïd
gaf men aan dat geen bekende andere ziekte aanwezig was.
Het is in dit geval verstandiger te spreken van idiopathisch
amyloïd, omdat het immers mogelijk is dat een er aan ten
grondslag liggende andere ziekelijke aandoening over het
hoofd is gezien. Sinds de biochemische samenstelling van
het amyloïd achterhaald kan worden geeft men thans de
voorkeur aan een terminologie die daarop gebaseerd is.
Primair of idiopathisch is bovendien meestal toch secundair,
maar aan iets anders dan ontsteking. Van primair en secun-
dair amyloïd wordt dan ook niet meer gesproken. De term re-
actief wordt echter wel gebruikt, omdat het duidt op een pro-
ces.

DE RELATIE TUSSEN AMYLOÏD EN ONTSTEKING
EN IMMUNOLOGISCHE REACTIES
Vanwege het voorkomen van amyloïdose bij patiënten met
ontstekingprocessen heeft men vele decennia gezocht naar
relaties met de immunologie en daartoe onnoemelijk veel, en
achteraf dikwijls onnodige, dierexperimenten verricht. Bij
muizen en hamsters kan amyloïdose met herhaalde injecties
van stoffen zoals caseïne of lipopolysaccharide gemakkelijk
worden opgewekt. Bij ratten lukt dit echter niet (16).
Het onderzoek kreeg rond 1968 een positieve wending toen
in de groep \'primair amyloïd\' van de mens (de B-groep) in
tegenstelling tot het \'secundaire amyloïd\' (de A-groep)
korte-keten-eiwitten van immunoglobulinen werden aange-
troffen (6). Het kenmerkende eiwit uit de A-groep echter,
bleek een nieuw tot dan toe onbekend eiwit te zijn. Men
noemde het: amyloïd proteïne A, of kortweg AA, en het
korte-keten amyloïdeiwit AL (A light chain) (6,7).

Antilichamen gericht tegen het AA bleken te kmisreageren
met eiwit in bloed van de patiënten (8), het semm amyloïd A
(SAA). Dit SAA bleek een acute-fase-eiwit te zijn, uit de
groep van niet-specifiek reagerende bloedeiwitten die van
belang zijn voor het overbmggen van de bij infecties voorko-
mende levensbedreigende eerste fase, voordat specifieke an-
tilichamen gevormd kunnen zijn (2). Aan het SAA worden
daarbij diverse functies toegeschreven, waaronder module-
ring van de leukocytactiviteit en verandering van het choles-
teroltransport.

SAA komt bij diverse species in het bloed onder \'alarm\'-om-
standigheden voor, bij de rat ontbreekt dit eiwit echter. De
rol van het SAA als vooHoper van het amyloïdeiwit, AA, is
in muisexperimenten in Noorwegen en Canada in de tachti-
ger jaren onomstotelijk bewezen (23, 37). Het wordt naar
men tegenwoordig aanneemt als geheel ingebouwd, waama
proteolyse optreedt en het kortere proteïne-AA wordt ge-
vormd (43). We zijn hiermee ten aanzien van het reactieve
amyloïd temg bij de immunologie, maar in een meer geavan-
ceerde vorm dan de wereld van antilichamen, immuuncom-
petente cellen en immuniteit.

Het AL-eiwit komt voor bij mensen en sporadisch bij dieren
(vooral het paard) met bepaalde vormen van lymfoïde malig-
niteit (38). In het bloed kan daarbij soms een monoclonale
gammopathie worden vastgesteld. Dikwijls presenteert het
zich als een idiopathische aandoening. Overigens gaat het bij
patiënten met idiopathische amyloïdose niet zonder meer om
AL-amyloïd. Ook AA-eiwit en andere proteïnen, zoals het
ATTR (A-transthyretin), kunnen voorkomen (27).

VORMEN VAN AMYLOÏD

Sinds de ontdekking van de eerste twee amyloïd-eiwitten,
AA en AL, heeft men bij de mens diverse typen amyloïdose
kunnen onderscheiden, alle met andere samenstellende ei-
witten (27). Familiaire neuropathische en ouderdomsamy-
loïdose hebben te maken met afzetting van al dan niet gemu-
teerd TTR (oude naam voor transthyretin is pre-albumine).
Amyloïdafzettingen bij nierdialyse-patiënten zijn deposities
van beta-2 microglobuline. Patiënten met diabetes mellitus
type-II (ouderdomsdiabetes) hebben een specifiek amyloïd-
eiwit afkomstig uit de beta-cellen van de eilandjes van
Langerhans in de alvleesklier, dat echter verschilt van insu-
line en een insuline-antagonerende werking heeft. Het is ver-
want aan calcitonine en wordt, wegens de hormoonwerking
op de suikerstofwisseling, amyline genoemd. Een synoniem
voor dit amyline is de naam \'islet amyloïd polypeptide\'
(lAPP).

PRIONEN EN AMYLOÏD IN DE HERSENEN
Tot voor kort bleven de wetenschappelijke onderzoeksvor-
deringen beperkt tot het gezichtsveld van internistisch en pa-
thologisch gespecialiseerde medische en veterinaire colle-
gae. Sinds een aantal jaren mag de amyloïdose zich echter in
de aandacht van een massaal publiek verheugen door de be-
schrijving van prionen bij besmettelijke vormen van spongi-
forme hersenaandoeningen die bovendien met een snelle
mentale achteruitgang gepaard gaan. Het woord prion is
door Pmsiner bedacht en staat voor \'proteinaceous infec-
tious agent\' en ook voor de \'protein only hypothese\' wat be-
treft dit infectieuse agens (34). Onlangs heeft Pmsiner voor
dit baanbrekende werk de Nobelprijs ontvangen.
Tevens schenkt men meer dan voorheen aandacht aan het
Abeta-amyloïd in de hersenen van mensen met seniele de-
mentie van het Alzheimerse type (SDAT), dat ook bij oude
honden kan worden gevonden (19).

Prionen zijn als verwekker van besmettelijke degeneratieve
hersenaandoeningen en vroegtijdige sterfte bekend bij ver-
schillende species, onder andere bij de in diverse landen bij
schapen voorkomende hersenziekte, scrapie. Sinds kort
heeft deze groep verwekkers veel aandacht van de pers ge-
had in verband met de recente uitbraak van de gekke koeien-
ziekte (mad cow disease = bovine spongiform encephalopa-
thy: BSE) in Groot-Brittannië, Ierland, de Kanaaleilanden,
Normandië, West-Zwitserland, Duitsland, Oman, Italië,
Portugal, de Falkland-eilanden, Denemarken, twee gevallen
in Nederland en onlangs één in België.
BSE betreft een modem industrialisatieprobleem veroor-
zaakt door recycling van dierlijke eiwitten onder andere af-
komstig van kadavers van gestorven zieke dieren via dier-
meel in de diervoeding. Het besmettelijke agens in dat
diermeel zou door toepassing van een goedkoper procédé
niet goed geïnactiveerd zijn (42). Door toepassing van sani-
taire regels met betrekking tot eiwit in diervoeders kon een
sterke temggang van het aantal BSE-gevallen in Engeland
worden gemeld (5).

BSE lijkt niet zonder gevaar te zijn voor overdracht naar an-

-ocr page 65-

» m ffi^m

>. \' -vimatäk

■Itll

i ift V^

rl\'i iü

dere species, inclusief de mens. De ziekte heeft zich via dier-
lijk voedereiwit in het Verenigd Koninkrijk ook in dieren-
tuindieren en de kat (FSE) gemanifesteerd. Bij de mens heeft
men diverse gevallen van een \'nieuwe variant\' van de ziekte
van Creutzfeldt-Jakob vastgesteld, waarbij overeenkomstige
electroforese-patronen voor het oorzakelijke prion-glyco-
proteïne werden vastgesteld als bij BSE (10). Recent trans-
missie-onderzoek in muizen (9, 21) heeft dit vermoeden be-
vestigd en men spreekt thans van humane BSE (1).
Opmerkelijk is de afzetting van een grote hoeveelheid amy-
loïde plaques bij deze ziekte, die in tegenstelling tot de spo-
radische vorm van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob vooral
ook bij jonge mensen is vastgesteld.

De verwekker, het prioneiwit PrP^c, kan als een bijzonder
amyloïd-eiwit worden omschreven. Het is een afbraakpro-
duct van een celmembraaneiwit en is in tegenstelling tot het
cellulaire moedereiwit rijk aan de beta-vouwbladstructuur.
De infectieusiteit ervan blijkt met toenemende mate van
waarschijnlijkheid te berusten op het vermogen van het prion
om zijn secundaire moleculaire structuur in wat betreft ami-
nozuur-samenstelling geheel overeenkomstige, maar anders
gestructureerde, normale zuster-peptiden van de cellen van
een nieuwe gastheer te induceren (34). Hierbij worden de
normale membraaneiwitten van dit type (PrP\'^) omgezet in
het afwijkende en met de ziekte geassocieerde eiwit (PrP^*^).
Sommige onderzoekers spreken daarom ook wel van een
toxisch effect, maar dan één waarbij de toxische stof zich
zelf ten koste van overeenkomstige gastheermoleculen ver-
meerdert. De vraag is welke wegen binnen het lichaam van
de nieuwe gastheer na orale opname van het agens worden
bewandeld alvorens het weefsel van het centrale zenuwstel-
sel wordt bereikt. Bij proefdieren vindt lang voor het ont-
staan van de hersenpathologie een snelle agensvermeerde-
ring in de lymfoïde organen plaats (zie voor referenties in
referentie 18). De cel-pathologische veranderingen en het
ontstaan van de neuronale spongiforme laesies in de herse-
nen hebben hoogstwaarschijnlijk te maken met uiteindelijk
door geaggregeerd PrP^^ veroorzaakte membraanschade (24,
25).

Besmetting via de voeding is, zeker in Groot-Brittannië, mo-
gelijk gebleken. De hoogste concentratie van het besmette-
lijke materiaal komt bij de aan BSE lijdende koeien voor in
het centrale zenuwstelsel. Het eten van het vlees zou geen
problemen behoeven te geven.

Het Abeta-eiwit bij SDAT, dat ook wel A4-eiwit of beta-pro-
teïne genoemd wordt, is eveneens afkomstig van een neuro-
naal membraanproteïne. Van groot wetenschappelijk belang
in verband met de hoop op toekomstige causale therapie is de
vraag hoe en waarom bij de ziekte van Alzheimer het voorlo-
per-eiwit (beta-amyloïd precursor proteïne [beta-APP])
wordt gesplitst en waarom het aanleiding geeft tot ophoping
van het Abeta-proteïne en amyloïdvorming in de hersenen.
Mogelijk spelen secundaire (erfelijke) factoren, zoals het
type lipoproteïne (Apo-E4) een rol.

AMYLOID BIJ HUISDIEREN

Bij onze huisdieren met amyloïdose gaat het in verreweg de
meeste gevallen om depositie in de inwendige organen en
om AA-amyloïd. Bij het rund met nieramyloïdose, het paard
met leveramyloïdose, de hond met nieramyloïdose en de kat
met lever- of nieramyloïdose is het in 99,9% van de gevallen
van het AA-type. Ook bij vogels, men ziet het vooral bij wa-
tervogels, is het vrijwel altijd AA. Bij de kip (en vooral op
jonge leeftijd bij de bruine-eierleggende industriële variant)
komt echter AA-amyloïdose voor met een voorkeur voor af-
zetting in de gewrichten. Bij deze dieren is de amyloïdose
ook gemakkelijk op te wekken (29).

In beperkte mate kent men bij dieren ook andere typen amy-
loïdose. Bij het paard heeft men soms een knobbelige, tu-
morachtige, AL-amyloïdose in de huid en respiratie-orga-
nen. Bij de kat kent men in de eilandjes van Langerhans
lAPP-amyloïd (41,44). Histologisch wordt de laatste geken-
merkt door een negatieve tryptofaan-kleuring (14). Bij afzet-
ting van dit type amyloïd en door belemmering van de cel-
functie ter plaatse kan als bijkomend probleem suikerziekte
(diabetes mellitus) ontstaan.

Scrapie-hersenen bij het schaap zijn in ongeveer de helft van
de gevallen voorzien van histologisch aantoonbare amyloïd-
afzettingen (18). Deze worden onder andere gekenmerkt
door de aanwezigheid van siaalzuur (18). Met een immuun-
peroxidase-methode kan in het amyloïd en langs de membra-
nen van neuronenophoping van het scrapie-prioneiwitanti-
geen worden zichtbaar gemaakt (40).
De reeds genoemde corpora in de melkklier komen bij alle
species voor. We kennen ze uiteraard met name bij het rund.
Aan identificatie van het amyloïd-eiwit daarin wordt aan-
dacht besteed (TA Niewold 1996, mondelinge mededeling).

AA-amyloïdose hij dieren

Nieramyloïdose bij het rund, hoewel vaak als op zich zelf-
staande aandoening van volwassen koeien gepresenteerd, is
bijna altijd reactief Hetzelfde geldt voor nieramyloïdose bij
de hond, hoewel bij een onderzoek binnen onze gelederen de
helft van een twintigtal dieren wat betreft met de amyloïdose
geassocieerde ontstekingsprocessen idiopathisch leek te zijn
(15).

Leveramyloïdose bij het paard is met name bekend bij dieren
met ontstekingen en bij leveranciers van hyperimmuunse-
rum. Bij de kat komen rasgebonden familiaire vormen van
AA-amyloïdose voor.

In de meeste van dergelijke veterinaire gevallen lijkt een re-
latie met ontsteking en stimulatie van het acute-fase-afweer-
systeem voor de hand te liggen. Wat dan de aanleiding vormt
voor deraillering hiervan en afzetting van het SAA in fibril-
laire vorm is doel van een deel van het onderzoekspro-
gramma van de Vakgroep Pathologie, Faculteit der Dierge-
neeskunde, Universiteit Utrecht.

De vorming van AA-fihrillen uit SAA
In het proefschrift van Niewold (33) werden aanwijzingen
voor vorming van AA-amyloïdfibrillen in de celmembraan
genoemd. Na toediening van een klein-moleculaire fractie
uit amyloïdfibrillen, rijk aan beta-vouwbladstructuur en
non-AA, werd bij proefdieren de amyloïdafzetting versneld.
Deze fractie noemt men \'amyloïd enhancing factor\', of AEF.
Niewold vond bij zijn met AEF/LPS-behandelde hamsters
ultrastructurele celmembraan-verdichtingen lijkend op
dwarsdoorsneden van amyloïdfibrillen. Bij immuno-electro-
nenmicroscopie voor het AA-antigeen vond hij positieve re-
actie in de celmembraan.

Het voorloper-eiwit, SAA, is een apo-lipoproteine, dat in de
acute-fase-reactie onder andere een rol speelt bij de reeds ge-
noemde beïnvloeding van functies van witte bloedcellen en
gericht cholesteroltransport. Vorming en afgifte van SAA
zijn een reactie van de hepatocyt na stimulering door ontste-
kingsmediatoren zoals interleukine-1, tumor necrosis factor

-ocr page 66-

(TNFa) en interleukine-6 (2,3,4). Eén ervan, het TNFa, be-
zit drie units met elk een beta-vouwbladsandwieh. Het is niet
ondenkbaar dat down-regulatieprocessen in de sfeer van
deze zogenaamde cytokines kunnen leiden tot toename van
circulerende peptiden met een hoog gehalte aan beta-vouw-
bladstructuur en wegens de lipofiliteit daarvan opname in
celmembranen. Op deze wijze zou een beta-vouwbladkem
kunnen worden gevormd, waardoor het tevens aanwezige en
mogelijk in de celmembranen opgenomen SAA meer kans
heeft daar een moleculair-stmcturele verandering te onder-
gaan met aangroei tot beta-vouwbladfibrillen als gevolg
(16).

Het wetenschappelijke probleem van de AA amyloïdose is
met deze hypothese verlegd naar de pathofysiologie van cy-
tokines en acute-fase-eiwitten. Dit is een veld van de im-
muunpathologie dat zeer sterk in beweging is.

FAMILIAIRE REACTIEVE AMYLOÏDOSE
Bij de mens kent men diverse vormen van familiaire amyloï-
dose.

Een recessieve familiaire vorm van reactieve amyloïdose
ziet men met name bij patiënten met familiaire Middellandse
Zee-koorts (FMF), een aandoening vooral voorkomend bij
exponenten van semitische volkeren en gekenmerkt door
voorbijgaande aanvallen van buikpijn door peritonitis, ge-
wrichtsontsteking en koorts (30). Speciale amyloïdogene
vormen van het SAA worden bij deze patiënten niet gevon-
den. Het verantwoordelijke gen voor de onstekingsgevoelig-
heid is nagenoeg gelokaliseerd (13,36). De patiënten kunnen
met succes palliatief-preventief met colchicine worden be-
handeld (30).

Op FMF-gelijkende syndromen, waarbij ook dikwijls amy-
loïdose ontstaat, zijn bij enige honderassen beschreven, zo-
als onder andere de Grey Collie en de Shar-Pei (26). Ook bij
de Abessijnse kat is een waarschijnlijk recessieve familiaire
nieramyloïdose bekend, waarbij de dieren op relatief vrij
jonge leeftijd te gronde gaan (11). Bij de Siamese kat kennen
we een soortgelijk familiair, en ook weer waarschijnlijk re-
cessief, probleem door leveramyloïdose (17, 39). Samen-
hangend met deze ziektegevallen worden dierenartsen ge-
confronteerd met vragen over amyloïdose bij Shar-Pei\'s,
Abessijnen, en met name ook Siamezen en Oriëntaalse kat-
ten.

In alle gevallen lijkt aanbod voor nader onderzoek bij de
dienaangaande deskundigen i.e. medewerkers van de
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, de enige
mogelijkheid om (langzaam maar gestaag) verder te kunnen
komen.

Familiaire amyloïdose hij de kat

Bij de kat weten we dat de familiaire vormen syndromen be-
treffen waarop al op jonge leeftijd en zonder duidelijke aan-
leiding AA-amyloïdose optreedt. Bij de Abessijnen gaat het
meestal om fatale nieramyloïdose, waarbij afzetting in het
niermerg prevaleert over glomerulaire amyloïdose. De
Siamese en Oriëntaalse katten met amyloïdose vertonen
doorgaans een apart syndroom. Hoewel het een systemisch
probleem is waarbij ook andere organen zoals de nieren zijn
aangedaan, wordt vooral leveramyloïdose gezien. De dieren
sterven dikwijls plotseling door een mptuur van het lever-
kapsel en daaropvolgende inwendige verbloeding. Ook
darmproblemen tengevolge van amyloïdafzetting kunnen de
boventoon voeren. De patiënten zijn meestal jonge dieren.

Soms betreft het drachtige poezen.

Recent onderzoek met inbegrip van onderzoek naar de ami-
nozuurvolgorde van het AA-eiwit van deze dieren (17, 39)
heeft uitgewezen dat het bij de Siamees een andere variant
van het AA-eiwit betreft dan bij de Abessijn. Het wijkt ook
af van de aminozuurvolgorde van een AA-eiwit beschreven
voor een korthaar. Dit zou kunnen betekenen dat misschien
een grotere neiging tot vorming van de beta-vouwbladstruc-
tuur bij het voorlopereiwit, SAA, van de Siamees en de
Abessijn aanwezig zou kunnen zijn (17, 39). De verschillen
zouden mogelijk ook de orgaanvoorkeur van \'beta-kristalli-
satie\' van het voorlopereiwit, SAA, voor beide rassen kun-
nen verklaren.

Omdat het SAA een normaal acute-fase-eiwit is, dat zonder
dat men het weet als onderdeel van de acute-fase-respons
kan reageren, is het denkbaar dat zich bij dieren met een
meer amyloïdogeen SAA subklinisch geleidelijk amyloïd-
massa\'s ophopen. Dat dit bij de Siamees vooral in de lever
plaatsvindt maakt dat men pas relatief laat merkt dat het zo-
ver is gekomen.

Belangrijk is bij risicodieren te letten op voorkomen van on-
stekingsprocessen zoals in het kader van paradontose/para-
dontitis en infectieuze peritonitis.

Amyloïdose betreft geen gemakkelijke ziektekundige mate-
rie waarbij men op eenvoudige wijze snel wetenschappelijke
vorderingen maakt. Klaarheid kan men alleen verkrijgen
door fundamenteel onderzoek te verrichten.
Bepaling van de aanleg voor een bepaald SAA-patroon of
voor andere predisponerende factoren, en op grond daarvan
het geven van de juiste fokkerij-adviezen behoren tot de toe-
komstperspectieven. Vorderingen kunnen slechts worden
geboekt mits voldoende onderzoek kan worden verricht. Op
termijn is denkbaar dat predictieve tests (zoals een PCR op
een bloed- of weefselmonster) beschikbaar kunnen komen.
De huidige diagnostische mogelijkheden beperken zich
vooralsnog vooral tot histopathologisch onderzoek van biop-
ten en van gehele dieren. Dit is zeker zinvol omdat hierdoor
verdachte dieren als al of niet bewezen positief kunnen wor-
den aangemerkt en daama de familialiteit kan worden uitge-
zocht.

In verband met de mogelijkheid van nierlijden kan monito-
ring van het levende dier met urine-onderzoek zinvol zijn.

LITERATUUR

1. Almond J, and Pattison J. Human BSE. Nature 1997;389:437-8.

2. Alsemgeest SPM en Gruys E. Acute-fase-elwiten als diagnostisch
hulpmiddel in de diergeneeskunde. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115:
939-47.

3. Alsemgeest SPM. Blood concentrations of acute-phase proteins in
catlle as markers for disease. Proefschrift Utrecht 1994, ISBN 90-393-
0573-0.

4. Alsemgeest SPM. Klooster GAE van \'t. Miert ASJPM van, Huls-
kamp-Koch CK, and Gruys E. Primary bovine hepatocytes in the study
of cytokine induced acute-phase protein secretion
in vitro. Vet
Immunol Immunopathol 1996; 53: 179-84.

5. Anonymus. \'Dramatic drop\' in BSE cases. Vet Ree 1997; 141: 158-9.

6. Benditt EP, and Eriksen N. Chemical classes of amyloid substance.
Am J Pathol 1971;65:231-52.

7. Benditt EP, and Eriksen N. Chemical similarity among amyloid sub-
stances associated with long standing inflammation. Lab Invest 1972;
26:615-25.

8. Benditt EP, and Eriksen N. Amyloid protein SAA is associated with
high density lipoprotein from human seram. Proc Natl Acad Sei USA
1977;74:4025-8.

9. Brace ME, Will RG, Ironside JW, McConnell I, Drammond D, Suttie
A, McCardle L, Chree A, Hope J, Birkett C, Cousens S, Eraser H, and
Bostock CJ. Transmissions to mice indicate that \'new variant\' CJD is

-ocr page 67-

caused by the BSE agent. Nature 1997; 389: 498-501

10. Collinge J, Sidle KCL, Meads J, Ironside J, and Hill AF. Molecular
analysis of prion strain variation and the aetiology of \'new variant\'
CJD. Nature 1996; 383: 685-90.

11. DiBartola SP, Benson MD, Dwulett FE, and Comacoff JB. Isolation
and characterization of amyloid protein AA m the Abyssinian cat. Lab
Invest 1985;52:485-9.

12. Glenner GG. Amyloid deposits and amyloidosis. The beta-fibrilloses
(two parts). New Engl J Med 1980; 302: 1283-92; and 1333-43.

13. Gruberg L, Aksentijevich I. Pras E, Kastner DL, and Pras M. Mapping
of the familial Mediterranean fever gene to chromosome 16. Am J
Reproduct Immunol 1992; 28: 241-2.

14. Gmys E, and Timmermans HJF. Diagnosis of secondary amyloid in
bovine renal amyloidosis. Vet Sei Commun 1979; 3: 21-37.

15. Gruys E, Biewenga WJ, and Hoi PR. Canine glomerular amyloidosis.
Amyloidosis EARS, proceedings of the first European amyloidosis re-
search symposium, Bristol and Bath 1981, CR Tribe and PA Bacon,
eds. Wright and sons, Bristol 1983: 167-72. ISBN 0-7236-0781-8.

16. Gruys E, and Snel FWJJ. Animal models for reactive amyloidosis.
Baillière\'sClin Rheumatol 1994; 8: 599-611.

17. Gruys E, Niewold TA, Tooten P, and Linde-Sipman JS van der.
Amyloidosis in Siamese cats. Verhandl Dtsch Ges Pathol 1997; 81: in
press.

18. Gmys E. Pathologische anatomie van nutszoogdieren. Deel X.
Pathologie van het schaap (en de geit). Dieren Arts 1988; 3: 92-100.

19. Gruys E. First workshop and clinic on neuropathology in geriatric
dogs and cats. Wiesbaden, Germany, May 4-5, 1995. Amyloid Int J
Exp Clin Invest 1995;2:280-3.

20. Hazenberg BPC, and van Rijswijk MH. Clinical and therapeutic as-
pects of AA amyloidosis. Baillière\'sClin Rheumatol 1994; 8: 661-90.

21. Hill AF, Desbmslais M, Joiner S, Sidle KCL, Gowland 1, and Collinge
J. The same prion strain causes CJD and BSE. Nature 1997; 389: 448-
50.

22. Husby G, Magnus J, Marhaug, G, Nordvag BY, Stenstad T and Sletten
K. Protein, polysaccharide and ionic interactions in amyloidodis. in:
Amyloid and amyloidosis 1993. R Kisilevsky, MD Benson, B
Frangione, J Gauldie, TJ Mückle and ID Young eds., Parthenon, New
York 1994: 150-5.

23. Husebekk A, Skogen B. Husby G, and Marhaug G. Transformation of
amyloid precursor SAA to protein AA and incorporation in amyloid fi-
brils m
vivo. Scand J Immunol 1985; 21: 283-7.

24. Jeffrey M. Goodsir CM. Bruce M, McBride PA, Scott JR and Halliday
WG. Coorelative light and electron microscopic studies of PrP locali-
sation in 87V scrapie. Brain Res 1994; 656: 329-43.

25. Jeffrey M, Goodsir CM. Bruce E, McBride PA, and Fraser JR. In vivo
toxicity of prion protein in murine scrapie: ultrastructural and immu-
nogold studies. Neuropathol Appl Neurobiol 1997; 23: 93-101.

26. Johnson KH, Sletten K, Hayden DW, O\'Brien TD, Rossow KD, and
Westermark P. AA amyloidosis in Chinese Shar-pei dogs: immuno-
histochemical and amino acid sequence analyses. Amyloid In J Exp
Clin Invest 1995;2:92-9.

27. Kazatchkine MD, Husby G, Araki S, Benditt EP, Benson MD, Cohen
AS, Frangione B. Glenner GG, Natvig JB and Westermark P. WHO-
lUS nomenclature subcommittee. Nomenclature of amyloid and amy-
loidosis. Bull WHO 1993; 71: 105-12.

28. Kisilevsky R, Gruys E, and Shirahama T. Does amyloid enhancing
factor (AEF) exist? Is AEF a single biological entity? Amyloid Int J
Exp Clin Invest. 1995; 2: 128-33.

29. Landman WJM, Peperkamp NHMT. Koch CAM, Tooten PCJ.
Crauwels PAP, and Gmys E. Induction of amyloid arthropathy in chic-
kens. Amyloid Int J Exp Clin Invest 1997; 4: 87-97.

30. Livneh A, Zemer D, Langevitz P, Laor A, Sohar E, and Pras M.
Colchicine treatment of AA amyloidosis of familial Mediteranean
fever: an analysis offactors affecting outcome. Arthr Rheum 1994; 37:
1804-11.

31. Nickerson SC, Sordillo LM, Boddie NT, and Saxton AM. Prevalence
and ultrastmctural characteristics of bovine mammary corpora amy-
lacea during the lactation cycle. J Dairy Sei 1985; 68: 709-17.

32. Nickerson SC. and Sordillo LM. Role of macrophages and multinucle-
ate giant cells in the resorption of corpora amylacea in the involuting
bovine mammary gland. Cell Tissue Res 1985; 240: 397-401.

33. Niewold TA. Pathogenesis of AA-amyloidosis. Proefschrift Utrecht
l990,ISBN:90-90038l4-0

34. Pmsiner SB. Mad cows, cannibals and prions. NWO/Huygenslezing
1996. Nederlandse organisatie voorwetenschappelijk onderzoek. Den
Haag. Van Marken, Dem, 1996: 8-31.

35. Sordillo LM, and Nickerson SC. Growth patterns and histochemical
characterization of bovine mammary corpora amylacea. J Histochem
Cytochem 1986; 34: 593-7.

36. The French FMF consortium. A candidate gene for familial
Mediterranean fever. Nature Gen 1997; 17:25-31.

37. Tape C, Tan R, Nesheim M, and Kisilevsky R. Direct evidence for cir-
culating apoSAA as the precursor of tissue AA amyloid deposits.
Scand J Immunol 1987; 28: 317-24.

38. Andel ACJ van, Gmys E, Kroneman J, Veerkamp J. Amyloid in the
horse: a report of nine cases. Equine Vet J 1988; 20: 277-285.

39. Linde-Sipman JS van der, Niewold TA, Tooten PCJ, Neijs-Backer M
de, and Gruys E. Generalized AA-amyloidosis in Siamese and
Oriental cats. Vet Immunol Immunopathol 1997; 56: 1-10.

40. Keulen LJM van, Schreudcr BEC, Meloen RH, Poelen-van den Berg
M, Mooij-Harkes G, Vromans MEW. and Langeveld JPM.
Immunohistochemical detection and localization of prion protein in
brain tissue of sheep with natural scrapie. Vet Pathol 1995; 32: 299-
308.

41. Westermark P, Wemstedt C, Wilander E, Hayden DW, O\'Brien TD,
and Johnson KH. Amyloid fibrils in human insulinoma and islets of
Langerhans of the diabetic cat are derived from a neuropeptide-likc
protein also present in normal islet cells. Proc Natl Acad Sei USA
1987; 84:3881-5.

42. Wilesmith JW. Bovine spongiform encephalopathy: epidemiological
factors associated with the emergence of an important new animal pa-
thogen in Great Britain. Sem Virol 1994; 5: 179-87.

43. Yakar S, Kaplan B. Livneh A, Martin B, Miura K, Ali-Khan Z,
Shtrasburg S, and Pras M. Direct evidence for SAA deposition in tissues
during murine amyloidogenesis. Scand J Immunol 1994; 40:653-8.

44. Yano BL, Johnson KH, and Hayden DW. Feline insular amyloid: his-
tochemical distinction from secondary amyloid. Vet Pathol 1981; 18:
181-7.

STUDIEREIS ZUID-AFRIKA

In vervolg op de studiereis naar de Baltische Staten in 1997 organiseert de KNMvD in 1998 een spectaculaire

Studiereis naar Zuid-Afrika

Het gaat om een 17-daagse rondreis die zal plaatsvinden van 2 tot en met 18 april 1998.

Afhankelijk van het aantal personen dat meegaat, bedragen de kosten tussen de ƒ 4569,- en de ƒ 3998,- per persoon.
Hiervoor krijgt u een volledig verzorgde reis aangeboden, inclusief twee vluchten, rondreis per touringcar, excursies,
transfers, entreegelden volgens programma, 14 overnachtingen in diverse hotels op basis van logies en ontbijt, 14 uitge-
breide diners en deskundige Nederlandssprekende reisleiding ter plaatse.

Voor meer informatie, het reisprogramma en eventuele opgave kunt u terecht bij de KNMvD (Petra Baars/ Desiree van
Eunen), telefoon: 030 - 25 10111.

-ocr page 68-

m i^vi ■ ft

.^^iitwi^toiiii nn iirtäfc

AMYLOIDOSE BIJ DE KAT: EEN GENETISCH PROBLEEM?

INLEIDING

Amyloïdose is een ziekte die bij diverse
diersoorten en bij de mens wordt ge-
zien. De ziekte kan lokaal of systemisch
voorkomen, maar het laatste is regel.
Amyloïdose is wereldwijd gediagnosti-
ceerd bij een aantal kattenrassen. Tot
nog toe het meest bij de Abessijn, maar
ook bij Siamees, Oosters Korthaar, Pers
en een enkel ander ras. Bij de kat is
amyloïdose vrij zeldzaam. De ziekte
ontstaat nogal eens als reactie op een
primair ziekteproces. Meestal gaat het
daarbij om reactieve amyloïdose (zie
onder). Onduidelijk is meestal of het
primaire proces ontbreekt of zich aan
waarneming onttrekt.
In de wereld van kattenfokkers is on-
langs ongemstheid ontstaan omdat
amyloïdose werd ontdekt bij bekende
fokdieren. Bij de Abessijn is vooral
nieramyloïdose gezien, terwijl aantas-
ting van de lever meer bij de Siamees
werd gevonden. Of het bij deze twee
rassenvarianten dezelfde ziekte betreft
is nog onduidelijk. Ook blijven er tal
van vragen over de erfelijke achter-
grond van amyloïdose. Alvorens een
effectief bestrijdingsprogramma kan
worden opgezet, is daarom nader on-
derzoek nodig. Dat onderzoek wordt
momenteel voorbereid door het
Overlegplatform van de kattenfokkerij
(waarin 14 van de verenigingen zijn
vertegenwoordigd) in samenwerking
met de vakgroepen Pathologie en
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
van de Faculteit der Diergeneeskunde
(Universiteit Utrecht). De laatste tijd
zijn practici al met dit lastig te dia-
gnosticeren ziektebeeld in aanraking
geweest. Daarom geven wij u hierbij
praktische en achtergrondinformatie,
maar vragen tegelijkertijd uw mede-
werking bij de bestrijding van deze
ziekte bij de kat.

PATHOGENESE

Amyloïdose wordt gekenmerkt door
een afwijking in de eiwitstofwisseling,
waardoor pathologisch gekristalli-
seerde varianten van cel- of bloedeiwit
extracellulair worden afgezet. Deze
amyloïdafzettingen bestaan uit amy-
loïdfibrillen die een beta vouwblad-
stmctuur hebben (ß-pleated sheets).
Ze worden gevonden in vele organen,
bijvoorbeeld in lever, nier, milt, maag,
hersenen, bijnieren, schildklier. Er is
een 15-tal eiwitten in verband gebracht
met amyloïdose, maar de meeste aan-
dacht gaat uit naar semmamyloïd A
(SAA). Dit SAA wordt als acute-fase-
eiwit vooral in de lever aangemaakt en
speelt waarschijnlijk een rol bij de re-
actie van het lichaam op weefselbe-
schadiging, maar de werkelijke biolo-
gische functie is niet opgehelderd. Er
wordt bij proefdieren een verhoogde
concentratie SAA in plasma gemeten
voorafgaand aan AA-amyloïdafzettin-
gen in weefsels. Het extracellulair af-
gezette AA-amyloïd is een omzet-
tingsproduct van SAA, maar amyloïd
met mengvormen van AA en SAA
wordt ook gevonden. Zoals boven op-
gemerkt is het bij de kat (maar ook bij
de hond) voorkomende syndroom
nogal eens een reactieve amyloïdose,
met afzetting van AA dat een respons
op een chronische ontsteking zou kun-
nen inhouden. Maar amyloïdose ont-
wikkelt zich slechts bij een gering aan-
tal dieren met chronische ontstekingen
(<10%).

SYMPTOMEN. DIAGNOSE EN
THERAPIE

De verschijnselen van nierfalen zijn
het meest opvallend en voor eigenaren
de voomaamste reden om diergenees-
kundige hulp te zoeken. De sympto-
men openbaren zich bij sporadische
gevallen op latere leeftijd (1-12 jaar).
Bij de Abessijn en Siamees op jongere
leeftijd (2-5 jaar). In het beginstadium
worden vage verschijnselen gezien als
mwe vacht, sloomheid, anorexie, ver-
mageren, gewichtsverlies en spieratro-
fie. Laboratoriumonderzoek levert in
dit stadium een matige proteïnurie op
en een semmalbumine van <30, maar
> 15 g/L. Als de ziekte verergert, wordt
het vermageren duidelijker, maar het
gewicht kan desondanks toenemen
door de ontwikkeling van ascites of
oedeem. Als de nierfunctie verder ver-
slechtert, of als in plaats van het glo-
memlaire deel van de nier vooral het
merg is aangetast, worden naast ge-
noemde verschijnselen ook polydip-
sie, Polyurie en braken waargenomen.

Bij klinisch onderzoek kunnen bleke
slijmvliezen, een slechte turgor en ul-
cera op het tongslijmvlies worden ge-
vonden. In het laboratorium worden
dan vaak een uremie, non-regenera-
tieve anaemie, hyperfosfataemie en
hypoalbuminaemie gevonden. Als bij
patiënten met hypoalbuminaemie, pro-
teïnurie, en eventueel ascites/oedeem
en uremie de diagnose nefrotisch syn-
droom is gesteld, dient de oorzaak
hiervan te worden opgespoord met
lichtmicroscopisch onderzoek van een
echogeleid nierbiopt. Dit kan polikli-
nisch worden gedaan op de polikliniek
Nefrologie van de vakgroep Genees-
kunde van Gezelschapsdieren.

Aantasting van de lever verloopt vaak
symptoomloos, totdat een leverruptuur
is opgetreden (toegenomen buikom-
vang; vrij bloed als resultaat van buik-
punctie).

ONDERZOEKOPZET
Om de ziekte goed te kunnen bestrij-
den, moeten we er meer van weten.
Daarvoor zijn stamboom-, klinische
en sectiegegevens nodig. Het verza-
melen daarvan is reeds geruime tijd
gaande en wordt voortgezet. Als deze
drie groepen gegevens worden ge-
koppeld, kan mogelijk worden vast-
gesteld hoe de ziekte van ouder op na-
komeling wordt overgedragen. Op
grond daarvan kunnen fokadviezen
worden gegeven waarvan op korte
termijn een zeker resultaat mag wor-
den verwacht. Echt goed kan de
ziekte echter pas worden bestreden,
als de moleculair-genetische basis is
opgehelderd door DNA-onderzoek.
Naast wat momenteel gebeurt, zal er-
naar worden gestreefd om dat onder-
zoek goed in de steigers te zetten. De
eerste stap op die weg is het winnen
van DNA uit bloed van lijders, hun
ouders, nestgenoten en (eventuele)
nakomelingen.

We vragen danook uw medewerking
voor het verkrijgen van klinische gege-
vens en bloed van deze dieren, bijvoor-
beeld via het verwijzen van patiënten
(contactpersonen bij de vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
zijn drs. H.P. Meyer en prof. dr. B.A.
van Oost). Uw medewerking is even-
zeer van belang voor het verzamelen

-ocr page 69-

van sectiegegevens (contactpersoon bij
de vakgroep Pathologie is prof. dr. E.
Gruys). De interesse gaat in de eerste
plaats uit naar de leveramyloïdose bij
de Siamees en nieramyloïdose bij de
Abessijn, maar ook zullen we gaarne
gegevens verzamelen van andere ras-
sen waarin meerdere gevallen van fa-
miliaire amyloïdose worden gevonden.
Dierenartsen die ons materiaal voor
klinisch, laboratorium-, of patholo-
gisch onderzoek bezorgen (niet gra-
tis!), maar ook andere belangstellende
collega\'s, zullen wij gaarne op de
hoogte houden van de voortgang van
het onderzoek.

Prof. dr. E. Gruys
Dr. B. W. Knol
Drs. H.P. Meyer
Prof dr. B.A. van Oost

•• ■ n

WaïhiMII

REPRODUCTIE PAARD: CONTAGIOUS EQUINE
ENDOMETRITIS (CEM)

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie de heer
drs. J. W. Hesselink (Dierenkliniek
Marum, Postbus 16, 9363 ZG Ma-
mm) bereid voorde lezers een ant-
woord te formuleren.

VRAAG:

A. Wat is de verweicker?

B. Welke klinische symptomen kun-
nen bij de merrie en bij de hengst
worden waargenomen?

C. Wordt CEM altijd veroorzaakt door
dezelfde bacterie(stam) of kan de
aandoening door verschillende stam-
men van T. equigenitalis worden ver-
oorzaakt?

ANTWOORD:
A. Verwekker

CEM wordt veroorzaakt door Taylorel-
la equigenitalis.
CEM is in 1977 voor
het eerst gediagnosticeerd bij volbloeds
in Engeland en leriand en is sindsdien
in vele andere landen waargenomen
(5,6,13). In Nederland is CEM voor het
eerst waargenomen in 1987 (12). De
bacterie kan bij het dekken worden
overgedragen, maar dit kan ook via
handen, instrumenten, besmet stro en
soms bij de geboorte van een veulen ge-
beuren (2). Aanvankelijk werd de bac-
terie op grond van de nucleotide samen-
stelling van het DNA geclassificeerd in
het genus
Haemophilus als H. equigeni-
talis
(11). Op basis van DNA-DNA hy-
bridisatie werd in 1983 een nieuw ge-
nus
TayloreUa voorgesteld met als
enige soort
T. equigenitalis (\\0). Uit re-
cent onderzoek naar de filogenetische
positie blijkt dat
T. equigenitalis het
meest verwant is aan
Bordetella bron-
chi.septica, Alcaligenes xylosoxidans
en
Alcaligenes faecalis (2).

B. Klinische symptomen

De klinische symptomen die bij de mer-
rie zijn beschreven, zijn vaginale uit-
vloeiing, onvruchtbaarheid en abortus
in een vroeg stadium van de dracht. De
vaginale uitvloeiing ontstaat meestal
enkele dagen na dekking en kan één a
twee weken aanhouden (5,7,8). In het
acute stadium van de ziekte kan zich
een emstige endometritis ontwikkelen
met lokale erosie van het slijmvliesepi-
theel (1,9). Men neemt aan dat de on-
vmchtbaarheid van de merrie het ge-
volg is van deze endometritis.
Nadat het acute stadium van de ziekte
voorbij is kan de merrie, hoewel kli-
nisch gezond, toch drager blijven van
de bacterie (7).

Bij de hengst zijn geen klinische symp-
tomen beschreven maar hij speelt wel
een belangrijke rol in de epidemiologie
van
T. equigenitalis aangezien hij dra-
ger van de bacterie kan zijn.

C. Bacteriestam

De uitbraken van CEM konden niet al-
tijd tot een gemeenschappelijke infec-
tiebron worden temggevoerd. In een
epidemiologische studie, uitgevoerd
door Bleumink-Pluym (2) zijn 32
T.
equigenitalis
stammen, afkomstig van
uitbraken uit verschillende landen, ge-
karakteriseerd op grond van hun geno-
misch restrictiepatroon. De 32 geteste
stammen konden worden ingedeeld in
vijf groepen met eenzelfde bandenpa-
troon. Alle
T. equigenitalis stammen,
geïsoleerd uit het Engels volbloed, be-
hoorden tot één groep. Dit houdt in dat
de verspreiding van de bacterie niet
vanuit dit ras naar niet-volbloed paar-
den is overgebracht. Later zijn door
andere onderzoekers nog meer patro-
nen gevonden bij
T. equigenitalis-
stammen uit Zweden, Noorwegen en
Japan. In het kort komt het erop neer
dat in de paardenpopulatie verschil-
lende
T. equigenitalis voorkomen (3).
Er zijn bovendien aanwijzingen ge-
vonden dat er verschillen in vimlentie
bestaan tussen de verschillende
T.
equigenitalis-s\\ammtx\\
(4). Deze be-
vindingen leidden tot de hypothese dat
vimlente
T. equigenitalis-si&mmcn die
CEM veroorzaken kunnen worden be-
schouwd óf als stammen die via muta-
tie zijn ontstaan uit commensale stam-
men óf toch als aparte pathogene soort
binnen het genus van de
TayloreUa (2).

LITERATUUR

1. Aciand HM, and Kenney RM. Lesions of
contagious equine metritis in mares. Vet
Patliol 1983; 20: 330-4 L

2. Bleumink-Pluym NMC. Thesis Utrecht
University, 1995.

3. Bleumink-Pluym NMC, Laak EA ter, and
Zeijst BAM van der. Epidemiologic study
of Taylorella equigenitalis strains by field
inversion gel electrophoresis of genomic
restriction endonuclease fragments. J
Clinic Micobiol 1990; 28: 2012-6.

4. Bleumink-Pluym NMC, Werdler MEB,
Houwers DJ, Parlevliet JM, Colenbrander
B, and Zeijst BAM van der. Development
and evaluation of a PCR test for detection
of Taylorella equigenitalis. J Clinic
Microbiol 1994;32:893-6.

5. Crowhurst RC. Genital Infections in ma-
res. Vet Rec 1977; 100:476.

6. Hughes KL, Bryden JD, and MacDonald F.
Equine contagious metritis. Aust Vet J
1978; 54: 101.

7. Piatt H, and Taylor CED. Contagious equine
metritis. In: Easmon CSF and Jeljaszewicz
(ed.). Medical Microbiology, Vol 1. London,
Academic Press 1982: 49-96.

8. Rickets SW, Rossdale PD, Wingfield-
Digby NJ, Falk MM, Hopes R, Hunt MDN,

-ocr page 70-

ans Peace CK. Genital infections in mares.

Vet Ree 1977; 101:65.

Rickets SW, Rossdale PD, and Samuel

CA. Endometrial biopsy smdies of mares

with contagious equine metritis. Equine

VetJ 1978; 10: 160-6.

Sugimoto C, Isayama Y, Sakazaki R, and

Kuramochi S. Transfer of Haemophilus

equigenitalis Taylor et al. 1978 to the ge-
nus Taylorella gen. nov. as Taylorella equi-
genitalis comb. nov.. Cuur Microbiol
1983; 9: 155-62.

11. Taylor CED, Rosenthal RO, Brown DEJ,
Lapage SP, Hill LR, and Legros RM. The
causative organism of contagious equine
metritis 1977: proposal for a new species to

be known as Haemophilus equigenitalis.
Equine Vet J 1978; 10: 136-44.

12. Laak EA ter, Eennema G, and Jaartsveld
EHJ. Contagious equine metritis in the
Netherlands. Tijdschr Diergeneeskd 1989;
114:189-210.

13. Timoney PJ. CEM in Ireland. Vet Rec
1978; 103:475-6.

TUCHTCOLLEGE: BEHANDELING KAT MET OORMIJT IN
STRIJD MET DIERGENEESMIDDELENWET

De dierenarts wordt verweten een niet
voor katten geregistreerd en voor kat-
ten ongeschikt middel te hebben ge-
bruikt en te weinig informatie te heb-
ben verstrekt. Het college is onder
meer van mening dat er geen sprake is
van een levensbedreigende situatie zo-
als bedoeld in de Vrijstellingsregeling
artikel 2 Diergeneesmiddelenwet. De
dierenarts in kwestie krijgt een waar-
schuwing.

Bureau KNMvD, mr. P.S. van Egmond

Hieronder wordt uitspraak 96/0062 van het Veterinair Tuehteollege gepubli-
ceerd inzake de diergeneeskundige behandeling van een kat met klachten
over krolsheid en krabben aan het oor. De kat wordt gecastreerd en behan-
deld met een middel tegen oormijt. De kat is uiteindelijk overleden.

Veterinair tuchtrecht

PUBLICATIE BESLISSING VETERINAIR TUCHTCOLLEGE INGEVOLGE ARTIKEL 16 DERDE LID, VAN DE WET
OP DE UITOEFENING VAN DE DIERGENEESKUNDE 1990

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

Uitspraak in de zaak van (...), klager,
wonende te (...) tegen (...), beklaagde,
wonende te (...)

DE PROCEDURE

Bij klaagschrift gedateerd 25 juni 1996,
aangevuld bij schrijven van 1 augustus
1996, bij schrijven van 10 oktober 1996
en bij schrijven van 15 januari 1997,
heeft klager zich tot het Veterinair
Tuchtcollege gewend.
Beklaagde heeft bij schrijven van 2 no-
vember 1996, aangevuld bij schrijven
van 11 maart 1997, gereageerd op de
klacht.

Het College heeft de zaak op 5 juni 1997
ter zitting behandeld. Klager werd daar-
bij vertegenwoordigd door (...).
Beklaagde was in persoon aanwezig.

DE KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals monde-
ling nader toegelicht ter zitting, ver-
klaart klager - kort samengevat en zake-
lijk weergegeven - het volgende.
Klager heeft zich op 9 april 1996 met
zijn kat gewend tot beklaagde in ver-
band met klachten over krolsheid en
krabben aan een oor. Beklaagde heeft de
poes gecastreerd, een enting gegeven,
en een middel tegen oormijt bij honden
toegediend. Beklaagde heeft een tube
van dit middel meegegeven met de in-
stmctie dit dagelijks in het oor toe te die-
nen. De poes is daarop achteruit gegaan,
hetgeen door klager aanvankelijk in ver-
band werd gebracht met de uitgevoerde
castratie. Op 15 april heeft klager zich
wederom gewend tot beklaagde, bij
welke gelegenheid deze heeft geadvi-
seerd te stoppen met het toedienen van
het voorgeschreven diergeneesmiddel.
Voorts heeft beklaagde antibiotica toe-
gediend en zalf en druppels meegege-
ven. De kat is vervolgens, door tussen-
komst van de gemachtigde van klager,
door een opvolgend dierenarts behan-
deld. Deze heeft een behandeling met
corticosteroïden gestart. De kat is even-
wel op 3 mei 1996 overleden.
Klager stelt zich op het standpunt dat de
kat is overieden aan de gevolgen van
een ontsteking in de hersenen welke is
veroorzaakt door een bij de behandeling
van de kat door beklaagde ontstane per-
foratie van het trommelvlies van het oor.

Klager verwijt beklaagde de kat voor
oormijt te hebben behandeld met een
niet voor katten geregistreerd en voor
gebmik bij katten ongeschikt middel.
Voorts verwijt klager beklaagde onvol-
doende informatie over de door hem in-
gestelde behandeling te hebben ver-
strekt.

HET VERWEER

In zijn verweerschrift, zoals mondeling
nader toegelicht ter zitting, verklaart be-
klaagde - kort samengevat en zakelijk
weergegeven - het volgende.
Op 9 april 1996 is de kat van klager aan
beklaagde ter behandeling aangeboden
voor het uitvoeren van een ovariohyste-
rectomie. Beklaagde heeft voorts een
volgens het injectieboekje nog ontbre-
kende enting toegediend en een oor
waar de kat hevig aan krabde behan-
deld. Beklaagde heeft het oor uitgespo-
ten en met een otoscoop gecontroleerd.
Beklaagde heeft daarbij geen trommel-
vliesperforatie waargenomen. Beklaag-
de heeft vervolgens het oor behandeld
met een middel tegen oormijt bij hon-
den. Omstreeks 19.30 uur die dag heeft

-ocr page 71-

klager de kat opgehaald. De kat ver-
toonde daarbij geen tekenen van even-
wichtsstoornissen, maar was wel nog
slaperig ten gevolge van de toegediende
narcose. Beklaagde heeft aan klager een
tube van het toegediende middel mee-
gegeven met de instmctie dit eenmaal
daags in het oor in te smeren.
Beklaagde stelt voorts aan klager een
zogeheten operatiewijzer te hebben
meegegeven, waarin was opgenomen
de waarschuwing dat de indien de kat
niet binnen één a twee dagen weer de
oude was, klager weer contact diende
op te nemen. Eerst op 15 april 1996
evenwel heeft klager zich met de klacht
dat de kat raar deed wederom tot be-
klaagde gewend. Beklaagde stelt dat
door dit langdurig tijdsverloop de beste
kansen op herstel reeds waren verke-
ken. Beklaagde veronderstelt dat waar-
schijnlijk een beschadiging is ontstaan
bij het aanbrengen van de zalf door be-
klaagde dan wel door klager.
Beklaagde heeft de kat behandeld met
onder meer injecties antibiotica en cor-
ticosteroïden. Voorts heeft hij een som-
bere prognose uitgesproken. Op 19
april 1996 heeft beklaagde de kat op-
nieuw gezien. De toestand was op die
datum stabiel, maar het dier hield wel
constant de kop scheef en dreigde bij ie-
dere stap om te vallen. Beklaagde heeft
de behandeling met antibiotica voortge-
zet en heeft klager verzocht na het
weekeinde temg te komen. Beklaagde
heeft nadien evenwel niets meer van
klager vernomen. Beklaagde beaamt
dat de stof lindaan, die voorkomt in het
door hem toegediende middel, toxisch
is, doch is van mening dat, bij gebreke
van een geregistreerd diergeneesmiddel
tegen oormijt bij katten, gebruikmaking
van een voor honden toegelaten middel
in een geval als het onderhavige geoor-
loofd moet worden geacht, zij het uiter-
aard alleen indien het trommelvlies in-
tact is. In het onderhavige geval is
waarschijnlijk gedurende een week de
gel in een geperforeerd oor gespoten,
waardoor de kansen op herstel aanzien-
lijk zijn verminderd. Beklaagde wijst er
voorts op dat de concentratie lindaan in
het door hem toegediende middel zeer
laag is. Beklaagde is van oordeel cor-
rect te hebben gehandeld.

VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende

vaststaande feiten.

Beklaagde heeft op 9 april 1996 op de
aan klager toebehorende kat een ovario-
hysterectomie uitgevoerd, het dier een
boosterenting toegediend en behandeld
tegen oormijt. Beklaagde heeft de oor-
mijt behandeld door achtereenvolgens
het oor uit te spuiten en een voor gebmik
bij honden voorlopig toegelaten middel
tegen oormijt in het oor aan te brengen.
Beklaagde heeft klager een tube van het
middel meegegeven met de instmctie
dit eenmaal daags in het oor aan.te bren-
gen.

Op 15 april 1996 heeft klager zich we-
derom tot beklaagde gewend in verband
met klachten over evenwichtsstoornis-
sen. Beklaagde heeft bij die gelegenheid
geadviseerd te stoppen met het toedie-
nen van het verstrekte diergeneesmiddel
en heeft de kat injecties antibiotica en
corticosteroïden toegediend. Beklaagde
heeft de kat op 19 april 1997 opnieuw
behandeld met antibiotica. Klager heeft
zich daama gewend tot een opvolgend
dierenarts. Op 3 mei 1996 is de kat over-
leden. Op de kat is sectie verricht door
de Faculteit der Diergeneeskunde. De
conclusie van het sectierapport luidt:
\'geperforeerd trommelvlies, exudatieve
middenoorontsteking. Meningitis se-
cundair aan oorprobleem\'.

OVERWEGINGEN
In geding is of beklaagde tekort is ge-
schoten in de zorg die hij in zijn hoeda-
nigheid van dierenarts had behoren te
betrachten ten opzichte van de kat van
klaagster, met betrekking tot welk dier
zijn hulp was ingeroepen, door de wijze
waarop hij een behandeling tegen oor-
mijt heeft ingesteld.

Het College overweegt hieromtrent als
volgt.

Ingevolge artikel 2 van de Diergenees-
middelenwet is het verboden een dier-
geneesmiddel dat niet is geregistreerd,
te bereiden, voorhanden of in voorraad
te hebben, af te leveren of bij dieren toe
te passen. Daaronder moet worden be-
grepen het toepassen van een middel bij
dieren ten aanzien waarvan het middel
niet is geregistreerd. Krachtens de
Vrijstellingsregeling artikel 2 Dierge-
neesmiddelenwet (hiema: de Vrij-
stellingsregeling) wordt van dit verbod
vrijstelling verleend voor het toepassen
door dierenartsen van niet geregis-
treerde diergeneesmiddelen bij indivi-
duele dieren die in levensgevaar ver-
keren, voor zover voor die toepassing
geen geregistreerde diergeneesmidde-
len beschikbaar zijn.
Uit hetgeen partijen over en weer heb-
ben verklaard is voor het College komen
vast te staan dat klager zijn kat aan be-
klaagde ter behandeling heeft aangebo-
den, onder andere met klachten over
krabben aan het linkeroor. Beklaagde
heeft te dien aanzien de waarschijnlijk-
heidsdiagnose oormijt gesteld en een
behandeling ingesteld met een dierge-
neesmiddel dat door het Bureau regis-
tratie diergeneesmiddelen voorlopig is
toegelaten als middel tegen oormijt bij
honden. Hieruit volgt dat het toepassen
van dit middel bij de kat van klager al-
leen geoorloofd is indien zich een situ-
atie als bedoeld in artikel 2 van de
Vrijstellingsregeling voordoet. Naar het
oordeel van het College is dit
in ca.su
niet het geval. Beklaagde kan weliswaar
worden toegegeven dat ten tijde van zijn
behandeling van de kat er geen voor kat-
ten geregistreerd middel tegen oormijt
bestond, doch uit hetgeen partijen over
en weer hebben verklaard, blijkt geens-
zins dat zich ten aanzien van de kat een
zodanige situatie voordeed dat van een
levensbedreigende situatie als bedoeld
in artikel 2 van de Vrijstellingsregeling
kan worden gesproken. Reeds om deze
reden komt beklaagde geen beroep toe
op de in de Vrijstellingsregeling ver-
vatte uitzondering op het in artikel 2 van
de Diergeneesmiddelenwet neergelegde
verbod.

Het College overweegt in dit verband
voorts dat beklaagde, gezien het uitzon-
derlijke karakter van de onderhavige
toepassing en de daaraan verbonden ri-
sico\'s klager voorafgaand aan de toedie-
ning van het middel daaromtrent had be-
horen te informeren.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de
klacht dat beklaagde een daartoe niet ge-
schikt en niet toegelaten diergeneesmid-
del heeft toegediend bij de kat van kla-
ger, gegrond is.

Ten aanzien van de klacht dat beklaagde
een perforatie van het trommelvlies van
het oor heeft veroorzaakt, overweegt het
College dat op grond van de hem ter be-
schikking staande gegevens, niet als
vaststaand kan worden aangenomen dat
de perforatie van het trommelvlies is
veroorzaakt door handelen van be-
klaagde. Dit onderdeel van de klacht
kan derhalve niet slagen.

Voor zover klager wenst te betogen dat
de dood van de kat is veroorzaakt door
enig handelen van beklaagde, over-
weegt het College dat zulks op grond
van de vaststaande feiten niet onomsto-
telijk is komen vast te staan. Het College
wijst er in dit verband op dat, anders dan
klager veronderstelt, uit het sectierap-
port niet blijkt dat de kat is overieden
aan een meningitis. Ook dit onderdeel
van de klacht kan niet slagen.

-ocr page 72-

Ten aanzien van de wijze waarop be-
iciaagde, nadat hem duidelijk was ge-
worden dat een perforatie van het trom-
melvlies was opgetreden, de kat verder
heeft behandeld, overweegt het Col-
lege dat op grond van hetgeen voor
hem is komen vast te staan, niet valt af
te leiden dat beklaagde in dit opzicht te-
kort is geschoten. Beklaagde heeft er in
dit verband terecht op gewezen dat de
kat hem eerst een week nadat waar-
schijnlijk een perforatie van het trom-
melvlies was opgetreden, aan hem ter
behandeling is aangeboden, waardoor
de kansen op herstel aanzienlijk waren
gereduceerd.

Namens klager heeft zijn gemachtigde
een verzoek om schadevergoeding ge-
daan. Het College begrijpt dit verzoek
aldus dat klager het College verzoekt
een voorziening te treffen als bedoeld in
artikel 17, tweede lid, van de Wet op de
uitoefening van de diergeneeskunde
1990 (de Wet). Nu evenwel, zoals
hiema te bespreken, geen maatregel als
bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de
Wet wordt opgelegd, is voor een derge-
lijke voorziening geen plaats. Het ver-
zoek van klaagster behoeft om deze re-
den hier geen verdere bespreking.

1 m

De conclusie is dat de klacht gegrond
moet worden verklaard voor zover deze
inhoudt dat beklaagde bij de kat van kla-
ger een daartoe niet geschikt en niet toe-
gelaten diergeneesmiddel heeft toege-
diend en beklaagde klager onvoldoende
heeft geïnformeerd omtrent de aard van
de door hem voorgestane behandel-
wijze. Voor het overige dient de klacht
ongegrond te worden verklaard.

Ten aanzien van de op te leggen maatre-
gel overweegt het College dat, gelet op
het geheel van feiten en omstandighe-
den een waarschuwing passend moet
worden geoordeeld. Gelet op het belang
dat het College hecht aan kennisname
van deze uitspraak in brede kring, zal
het daarbij tevens bepalen dat deze uit-
spraak zal worden bekendgemaakt in de
Staatscourant en ter bekendmaking zal
worden aangeboden aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, met weglating
van de namen en woonplaatsen van de
daarin genoemde personen.

BESLISSING
Het College:

Verklaart de klacht gegrond, voor zover
deze inhoudt dat beklaagde ten onrechte
een voorlopig voor honden geregis-
treerd middel tegen oormijt bij de kat
van klager heeft toegediend en be-
klaagde daaromtrent onvoldoende in-
formatie heeft verstrekt;

Verklaart de klacht ongegrond voor het
overige;

Geeft beklaagde een waarschuwing als
bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder-
deel a, van de Wet op de uitoefening van
de diergeneeskunde 1990;

Beveelt dat deze beslissing zal worden
bekendgemaakt in de Staatscourant en
ter bekendmaking in het Tijdschrift voor
diergeneeskunde zal worden aangebo-
den, met weglating van de namen en
woonplaatsen van de daarin genoemde
personen.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage door mr. dr.
C.P.C.M. Oomen, voorzitter, en de leden drs.
B.A.M. Austie, drs. J.C.M. van Dijck, drs.
J.A.A.M. van Erp en drs. I.H. Harms, in tegen-
woordigheid van mr. P.H.M. van Beukering, se-
cretaris.

Uitgesproken op 8 juli 19978 juli 1997 door mr.
dr. C.P.C.M. Oomen, voorzitter, in tegenwoor-
digheid van mr. P.H.M. van Beukering, secreta-
ris.

BRD INFORMATIEDAG, WAGENINGEN, 7 NOVEMBER 1997

WEDERZIJDSE ERKENNING: ERVARINGEN EN
PROBLEMEN IN DIVERSE LANDEN

Het principe van de wederzijdse er-
kenning is eenvoudig: een firma regis-
treert het middel eerst in één lidstaat -
de rapporteur. Reference Member
State of RMS. Het middel mag onmid-
dellijk op de markt gebracht worden in
de RMS. Daama wordt aan andere lid-
staten (volgende lidstaten. Concerned
Member States of CMS) verzocht deze
registratie te erkennen. Dit dient te ge-
beuren in een periode van 90 dagen; de
CMS krijgen 60 dagen de tijd om het
dossier en bijbehorend beoordelings-
rapport van de RMS na te kijken. De
daaropvolgende 30 dagen worden ge-
bmikt om eventueel overblijvende
vragen en onduidelijkheden weg te
werken. Dertig dagen later heeft de
aanvrager (theoretisch) alle beschik-
kingen in handen en mag het middel
ook in alle CMS op de markt. De
Summary of Product Characteristics
(SPC) speelt bij deze procedure een
hoofdrol en is gelijk in alle betrokken
lidstaten. De procedure kan gestart
worden door de aanvragende firma -
de vrijwillige procedure, of, vanaf 1 ja-
nuari 1998, ook door de lidstaten (on-
vrijwillige procedure).

Vanaf 1 januari 1998 komt de eenwording van de Europese markt weer een
stapje dichterbij. Vanaf die dag blijven er slechts twee mogelijkheden over
om een diergeneesmiddel in meerdere EU-lidstaten te registreren: de proce-
dure van wederzijdse erkenning, ook wel gedecentraliseerde procedure ge-
noemd, en de centrale procedure. Bij de centrale procedure gebeurt de regis-
tratie via de European Medicines Evaluation Agency (EMEA), waarbij het
Committee for Veterinary Medicinal Products (CVMP) de hoofdrol speelt.
De procedure resulteert in een pan-Europese registratie, maar is beperkt tot
middelen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Vandaar het toenemende
belang in de praktijk van de wederzijdse erkenning.

Door dr. C. Van den Eede\'

Berichten en verslagen

-ocr page 73-

De procedure is niet zo nieuw als het
lijkt; de mogelijkheid voor een vrij-
willige procedure bestaat reeds twee
jaar, en enkele firma\'s hebben er reeds
gebruik van gemaakt. Vandaar dat er
al een eerste verslag kan uitgebracht
worden van ervaringen en problemen
in de verscheidene lidstaten.

Een wandeling door de procedure

Hoe pakje als firma nu zoiets aan? De
eerste en uitermate belangrijke stap is
de keuze van een rapporteur (RMS).
Criteria, zoals de snelheid van de na-
tionale procedure, de kwaliteit, maar
ook redelijkheid van de beoordeling,
en de mogelijkheid tot overleg spelen
hier een cruciale rol. Ook kijk je naar
de \'persoonlijkheid\' van de RMS bin-
nen de EU; tenslotte zal de rapporteur
jouw dossier door de vragen en be-
zwaren van de CMS moeten loodsen.
Er zijn momenteel lidstaten die hier
zeer sterk aan werken door het uitbou-
wen van een degelijke infrastructuur
voor de beoordeling en men kan zelfs
bijna spreken van heuse reclamecam-
pagnes. De reden hiervoor is niet ver
te zoeken: indien de procedure van
wederzijdse erkenning niet werkt, zal
de centrale procedure aan belang win-
nen en zijn de lidstaten hun nationale
activiteiten inclusief invloed en con-
trole zo goed als kwijt. Een aantal lid-
staten wil dit absoluut vermijden en
loopt sterk voorop; een eerste opsplit-
sing van Europa in \'eeuwige RMS\' en
\'eeuwige CMS\' is dan ook niet denk-
beeldig.

Om een procedure zo vlot mogelijk te
laten verlopen dien je als aanvrager
veel aandacht te besteden aan de kwa-
liteit van je dossier, SPC en verpak-
kingsmaterialen, dit in overleg met de
rapporteur. Daarbij mogen de ver-
talingen niet uit het oog verloren wor-
den. Binnen het bedrijf moet een cen-
trale contactpersoon aangesteld wor-
den die tevens zorgt voor de coördina-
tie tijdens de gehele procedure. En dan
kan je starten!

Een eerste struikelblok is de valide-
ring van de aanvraag door de verschil-
lende CMS. Theoretisch zou dit bin-
nen twee weken moeten gebeuren,
maar in de praktijk blijken bepaalde
lidstaten daar soms een maand of meer
voor nodig te hebben...
Daama, tijdens de beoordelingspe-
riode van 60 dagen, is het even mstig,
tot ongeveer dag 58, wanneer de eerste
vragenlijsten beginnen binnen te stro-
men. En dat kan werkelijk de vorm van
een heuse lawine aannemen! Het lijkt
voorlopig helaas meer op een weder-
zijdse ontkenning dan een erkenning...
Het is een hele klus om al die vragen
binnen de zeven dagen te beantwoor-
den, waama ook de rapporteur zeven
dagen krijgt om de antwoorden van
commentaren te voorzien. Alle CMS
krijgen nu nog twee weken de tijd om
te beslissen of ze inderdaad de regis-
tratie van de RMS en de bijbehorende
SPC kunnen erkennen en moeten dat
uiterlijk op dag 90 meedelen. Om-
streeks de 90^ dag van de procedure
wordt een bijeenkomst gehouden van
afgevaardigden van alle lidstaten om
eventuele problemen te bespreken en,
indien mogelijk, naar een oplossing
toe te werken. Deze groep wordt de
Veterinary Mutual Recognition Group
(VMRG) genoemd.
Bij aanvaarding van de registratie zou
de aanvrager (in theorie) 30 dagen na
dag 90 de beschikkingen in zijn bezit
moeten hebben.

Wat als het misgaat?

Veronderstel dat de voorgestelde
wachttermijn van een diergeneesmid-
del vijf dagen bedraagt, maar één lid-
staat wil dit niet accepteren en wil ab-
soluut 21 dagen als wachttermijn voor
de slacht. Als de aanvrager dit aan-
vaardt, zal de wachttermijn 21 dagen
worden in zowel de RMS (die vijf da-
gen had aanvaard) als in alle CMS.
Hoe wordt zoiets opgelost?

Indien één of meerdere knelpunten de
erkenning in de weg staan, kan een ar-
bitrageprocedure worden gestart
waarbij de CVMP en de Europese
Commissie uiteindelijk over de ge-
schilpunten zullen beslissen. Deze
opinie is bindend voor alle lidstaten
binnen de EU. Tot op heden is van
deze mogelijkheid nog geen gebmik
gemaakt. Een arbitrageprocedure
schort de beoordeling in alle lidstaten
op (en dus ook de introductie van het
middel). Gezien het feit dat de arbi-
trage meer dan een jaar in beslag kan
nemen, betekent dit een financiële
strop voor de aanvrager. Ook heerst er
momenteel een gebrek aan vertrou-
wen in het wetenschappelijk oordeel
van de CVMP. En tenslotte is er het
prijskaartje van de arbitrage op zich:
de beoordeling zelf is een duur pro-
ces.

Een tweede mogelijkheid was het in-
trekken van de aanvraag in de be-
treffende lidstaat en eenvoudig een
nieuwe, puur nationale aanvraag in-
dienen. Dit resulteerde dan in twee
verschillende registraties binnen de
EU: een aantal lidstaten met een
wachttijd van vijf dagen en één lid-
staat met 21 dagen. Vanaf 1 januari
1998 bestaat deze mogelijkheid echter
niet meer.

Een derde mogelijkheid bestaat erin
de aanvraag in die bepaalde lidstaat in
te trekken, de procedure af te ronden
met de overblijvende CMS, en daama
een tweede procedure te starten alleen
met die bepaalde lidstaat en desnoods
een arbitrageprocedure. Het voordeel
hiervan is dat het middel ondertussen
reeds op de markt gebracht kan wor-
den in de andere CMS. De uitspraak in
de arbitrageprocedure is echter ook
hier bindend; mocht er iets veranderen
aan de SPC, dan dient dat in alle be-
trokken lidstaten te worden geïmple-
menteerd.

En dan nog een vierde mogelijkheid:
de firma kan besluiten de aanvraag in
te trekken en het middel helemaal niet
meer te registreren in de betrokken
lidstaat. Deze werkwijze zou kunnen
leiden tot een volgende opsplitsing
binnen Europa. Bepaalde lidstaten
hebben nu reeds een reputatie van
\'eeuwige dwarsligger\' opgebouwd;
indien het gaat om kleine markten is
het buiten beschouwing laten van deze
lidstaten een relatief eenvoudige op-
lossing. Dit zou op termijn zichtbare
gevolgen kunnen hebben voor de be-
schikbaarheid van diergeneesmidde-
len in die bepaalde lidstaten.

Voordelen van de wederzijdse er-
kenning

Een goed lopende wederzijdse erken-
ningsprocedure biedt verscheidene
voordelen. Eén daarvan is bijvoor-
beeld de snelheid waarmee een middel
geregistreerd kan worden in een aantal
EU-lidstaten, zeker wanneer men ver-
gelijkt met de huidige nationale ter-
mijnen. Daarbij komt dat indicaties,
doseringen, wachttijden en dergelijke
gelijk zijn in alle deelnemende lidsta-
ten, wat het mogelijk maakt om ver-
pakkingsmaterialen per taalgebied te
gebmiken, in plaats van strikt per lid-
staat. En dat komt dan ook weer de
flexibiliteit in voorraad- en productie-
beheer ten goede. Ook marketing-acti-
viteiten kunnen veel gerichter worden
gepland en uitgevoerd.
Het onderhoud van de registratie

-ocr page 74-

wordt eenvoudiger. Verlengingen ge-
beuren allemaal tegelijk en zijn puur
administratief - wat nationaal niet
steeds het geval is. Wijzigingsaan-
vragen gebeuren ook allemaal tegelijk
en moeten behandeld worden binnen
strikte tijdslimieten, wat in schril con-
trast staat met de gebmikelijke lang-
durige nationale procedures.
De wederzijdse erkenning biedt ook
oplossingen voor nationale spitsvon-
digheden, zoals bijvoorbeeld de be-
roemde \'handschoenen-vermelding\'
in Nederland, de eis om studies uit te
voeren in een bepaalde lidstaat, of de
eis om bepaalde nationale protocols te
volgen.

En tenslotte: de bezwaarschriftenpro-
cedure, zoals wij die hier in Nederland
kennen, wordt zo goed als overbodig
op voorwaarde dat er een arbitrage op
Europees niveau is ingebouwd - en dit
dan vóór registratie, niet erna.

Kinderziekten

Zoals bij alle nieuwigheden loopt er
ook bij deze procedure het nodige
fout. Zowel bij de aanvragers als bij
de overheid heerst er nog onzeker-
heid en gebrek aan ervaring. De ad-
ministratieve molen draait, zowel bij
het begin als aan het einde van de
procedure, nog erg stroef. Sommige
lidstaten lijken op dag 60 een wed-
strijdje \'om het ergst\' te houden, in
plaats van aanvullende vragen te be-
perken tot belangrijke punten. En
soms blijkt uit die vragen absoluut
niet welke informatie de beoordelaar
eigenlijk miste in het dossier, of blij-
ken de oorspronkelijke vragen en de
Engelse vertalingen ervan totaal ver-
schillend te zijn. Ook wordt er einde-
loos gedebatteerd over de verwoor-
ding van bepaalde rubrieken op de
SPC. Belangrijke geschilpunten wor-
den nog te weinig besproken tussen
de lidstaten onderling op de VMRG,
zodat nog teveel procedures nodeloos
slecht aflopen.

Nederland

In Nederland blijken het aanvraag-
formulier en de procedure voor het
indienen van een aanvraag nog voor
erg veel problemen te zorgen bij de
validatie en het starten van de klok.
Er is zo goed als geen overleg met be-
oordelaars mogelijk tijdens de proce-
dure, wat ervoor kan zorgen dat een
procedure al strandt op een misver-
stand. Tevens vindt er door tijdge-
brek geen werkelijke weging van het
advies van een beoordelend instituut
plaats - wat bij een nationale proce-
dure wel het geval is.

Ondanks deze knelpunten is er zowel
bij het bedrijfsleven als bij de natio-
nale overheden, inclusief de Neder-
landse, een grote bereidheid tot sa-
menwerking en dialoog, wat
duidelijk het belang van de weder-
zijdse erkenning nu en in de toekomst
illustreert. Dit is niet alleen zeer posi-
tief; het is ook broodnodig om met
succes de overstap naar deze proce-
dure mogelijk te maken, zonder ne-
gatieve gevolgen voor de beschik-
baarheid van diergeneesmiddelen in
de praktijk.

IN 1998 WEDEROM MARKTONDERZOEK VET 150\'

Een doelstelling van het marktonder-
zoek onder dierenartsen is om te ach-
terhalen wat de sterke en zwakke pun-
ten zijn van de deelnemende veteri-
naire bedrijven. De dierenartsen be-
oordelen deze bedrijven op een aantal
aspecten. Deze aspecten hebben onder
andere betrekking op het prijsbeleid,
promotiebeleid, distributiebeleid, pro-
ductbeleid en servicebeleid. Er wordt
ook gekeken naar het functioneren van
de dierenartsenbezoeker per rayon.
Een andere doelstelling is om een aan-
tal zaken in kaart te brengen die ver-
band houden met beslissingsgedrag
(decision making behaviour) van die-
renartsen.

\'Vet 150\' zal in samenwerking met
een aantal veterinaire bedrijven wor-
den opgezet. Met de resultaten van dit
onderzoek kunnen de bedrijven hun
marketingbeleid toetsen c.q. verder
optimaliseren.

De dierenartsen worden persoonlijk,
na afspraak, geïnterviewd met behulp
van een computergestuurde, interac-
tieve vragenlijst door ervaren intervie-
wers. Het op deze wijze afnemen van
interviews staat garant voor goede en
betrouwbare resultaten.

De veterinaire bedrijven die deelne-
men aan het onderzoek ontvangen
twee rapporten; een algemeen rapport
over het beslissingsgedrag van dieren-
artsen met betrekking tot veterinaire
producten en een specifiek rapport
over hoe het desbetreffende bedrijf
volgens de dierenarts op een aantal as-
pecten \'scoort\' ten opzichte van con-
currerende farmaceutische bedrijven.

In navolging van het met succes uitgevoerde marktonderzoek onder 164 die-
renartsenpraktijken in het voorjaar van 1997, organiseert Geelen
Consultancy, Agrarische Marketing & Marktonderzoek uit Wageningen in
1998 wederom het marktonderzoek voor veterinaire bedrijven onder de
naam
\'Vet 150,1998\'. Hetzelfde onderzoek zal in 1998 ook worden uitgevoerd
in andere Europese landen.

In het \'algemene\' rapport zal verder
nog een aantal meer algemene markt-
gegevens, meningen over en houdin-
gen van dierenartsen ten opzichte van
veterinaire bedrijven en hun producten
worden uiteengezet.

Een van de voordelen van dit markton-
derzoek is dat de kosten laag zijn, om-
dat deze door de deelnemende veteri-
naire bedrijven worden gedeeld, en elk
veterinaire bedrijf toch een specifiek
rapport ontvangt.

Geelen Consultancy wil het markton-
derzoek \'Vet 150\' jaarlijks uitvoeren,
zodat de deelnemende bedrijven met
de resultaten van het onderzoek beter
en sneller kunnen inspelen op de wen-
sen en behoeften van dierenartsen en
zodat de veterinaire bedrijven kunnen
zien hoe hun imago zich ontwikkelt in
de tijd.

Bedrijven die interesse hebben om te
participeren kunnen contact opnemen
met Geelen Consultancy (telefoon:
0317-425958).

-ocr page 75-

De erkenningsregeling van de
Stichting DierBaar schrijft een groot
aantal eisen voor waaraan dierenspeci-
aalzaken. aquariumspeciaalzaken en
trimsalons moeten voldoen. De nadruk
ligt daarbij op het kennis- en erva-
ringsniveau van de ondernemer en zijn
medewerkers, maar ook op de wijze
waarop het bedrijf wordt uitgeoefend.
De erkenningsregeling waarborgt ook
het dierenwelzijn binnen de erkende
ondememingen. Voor elk van die spe-
cifieke groepen bedrijven is een eisen-
pakket samengesteld. Een zwaar ac-
cent is gelegd op de verzorging en de
huisvesting van de in de winkel aan-
wezige huisdieren. Zo zijn regels ge-
steld die minimale huisvestingsmaten
voorschrijven per huisdiersoort, hoe
de gezondheid van die dieren moet
worden gewaarborgd en dat er bij
ziekte veterinaire hulp moet worden
ingeroepen.

Bij de trimsalons moet de ondernemer
aan een aantal vakbekwaamheidseisen
voldoen en schrijft de erkenningsrege-
ling voor dat de vachtbehandeling van
het dier in nauw overleg met de consu-
ment tot stand moet komen. Daamaast
stelt de erkenningsregeling eisen aan
de werkwijze zodat van een optimale
hygiëne van met name de gebruikte
gereedschappen sprake is.

De Stichting DierBaar is een onafhan-
kelijke stichting die zich ten doel stelt
de erkenningsregelingen uit te voeren.
Alle rechtmatig gevestigde ondeme-
mingen die op deze terreinen activitei-
ten ontplooien en aan de eisen vol-
doen, kunnen aan de erkennings-
regeling deelnemen. Inmiddels hebben
25 bedrijven zich aangemeld voor
deze erkenningsregeling.

Nederland heeft zijn eerste erkende dierenspeciaalzaak en trimsalon. Begin
december 1997 zijn deze erkenningen offlcieel uitgereikt aan het
Aquariumhuis Friesland in Leeuwarden en trimsalon De Trouwe Vriend in
het Zeeuwse Arnemuiden. Deze erkenningsregelingen zijn het initiatief van
de Stichting DierBaar.

ERKENNINGSREGELING VÜQR DIERENSPECIAALZAKEN, AQUARIASPECIAALZAKEN EN TRIMSALONS

EERSTE DIERENSPECIAALZAAK EN TRIMSALON ERKEND

De erkenningsregeling is een initiatief
van de branche-organisatie DIBEVO,
die de belangen behartigt voor de
Nederlandse huisdierenbranche. Deze
regeling is in nauwe samenwerking
met de Ministeries van Economische
Zaken en Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij tot stand gekomen. Tevens
heeft de Stichting DierBaar de steun
van de Dierenbescherming en de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde. De
Stichting DierBaar functioneert overi-
gens onafhankelijk van de branche-or-
ganisatie DIBEVO.

OPROEP HULPMATERIALEN VOOR DIERVERZÜRGING IN GAMBIA

De ervaringen van Verreij op het ge-
bied van dierenverzorging zijn schrij-
nend. Slechts enkele dierenbezitters
(doorgaans buitenlanders die tijdelijk
in Gambia zijn) zijn in staat om het
huisdier de verzorging te geven die het
nodig heeft. Voor de vele zwerfdieren
die deskundige hulp behoeven, is elke
vorm van zorg uitgesloten. Opvang is
onmogelijk en de middelen tot verzor-
ging ontbreken. Zwerfdieren lijken
een plaag te worden voor de bevolking
en hun gezondheid. De Gambiaanse
overheid onderkende dit probleem en
besprak het met Fer Verreij. Samen
kwamen zij tot de conclusie dat er han-
delend opgetreden zou moeten wor-
den. Helaas, zoals met zoveel dingen
in Afrika het geval is, de meest ele-
mentaire zaken ontbreken. Om die re-
den probeert Paul van Oostende in
Nederland wat support te vinden voor
dit project.

Zoals ook in ziekenhuizen het geval
is, worden veel hulpmaterialen niet
gebmikt, soms omdat de expiratieda-
tum gepasseerd is, soms omdat andere
methoden en andere inzichten geleid
hebben tot andersoortige behandelin-
gen, soms omdat zaken verouderd
zijn. In een land als Gambia zijn al
deze zaken echter nog buitengewoon
waardevol.

Fer Verreij verzocht Paul van Oosten-
de een en ander onder de aandacht
van de dierenartsen te brengen. Met
name vroeg hij aandacht voor het ont-
breken van materialen voor een ope-
ratiekamer, gereedschappen ten be-
hoeve van sterilisatie en castratie,
narcose-, genees- en euthanasiemid-
delen, hechtdraad, vlinders en dispo-
sals.

Paul van Oostende, auteur van reishandboeken, zwerft nogal eens door West-
Afrika en The Gambia, het kleinste zelfstandige Afrikaanse staatje. Hij ont-
moette daar Fer Verreij, een Nederlander die door de Gambiaanse overheid
belast is met de training van honden ten behoeve van politie- en douanewerk.
Verder assisteert en vervangt hij de (enige) dierenarts in Gambia.

Het mag duidelijk zijn dat alles wat
door u ter vernietiging terzijde wordt
gelegd een welkome bijdrage kan zijn
bij de opzet en instandhouding van een
\'animal-center\', dat door de Gam-
biaanse overheid wordt opgericht. Alle
materialen ten behoeve van dit project
zijn vrij van invoerrechten en er zijn
geen transportkosten.

Alsu Fer Verreij een steuntje in de rug
wil geven, neem dan contact op met
Paul van Oostende, Waterlelie 11,
2957 RE Nieuw-Lekkerland, telefoon/
fax: 0184-683630.

-ocr page 76-

In november 1997 hebben drie die-
renbeschermingsorganisaties een
convenant gesloten: de Bond tot
Bescherming van Honden (Den
Haag), de Sophia-Vereeniging tot
Bescherming van Dieren (Amster-
dam) en de Manders Brada Stichting
(Den Haag). Het convenant beoogt
een samenwerking van de overigens
zelfstandig opererende organisaties
bij het subsidiëren van projecten op

Geachte redactie.

Het redactioneel hoofdartikel uit het
TvD van 1 november 1997 is mij uit
het hart gegrepen. Met Roeland
Dobbelaer, hoofdredacteur van het
tijdschrift Natuur en Techniek en met
de hoofdredactie van het TvD ben ik
ook van mening dat \'men zich met
recht kan afvragen of degenen die ver-
antwoordelijk zijn voor de economi-
sche schade en het (mensen rb) en die-
renleed tijdens deze varkenspestcrisis
niet strafrechtelijk moeten worden
vervolgd. Bij kwesties waar de le-
vende natuur een rol speelt, is het ver-
richten van bepaalde handelingen, of
juist het nalaten hiervan, immers te be-
schouwen als een biomisdrijf\'
Ik ben het echter volstrekt oneens met
de hoofdredactie dat zij daaraan kop-
pelt: \'De Nederlandse varkenssector is
zwaar beschadigd, niet door het nood-
lot maar als gevolg van zwaar onder-
schat risico, dat in hoofdzaak politiek
is genomen.\'

Naar mijn bescheiden mening zijn niet
\'de politici\' verantwoordelijk voor het
non-vaccinatiebeleid binnen de EU,
maar wel de diergeneeskundige exper-
ten, leden van het Wetenschappelijk en
Permanent Veterinair Comité en van
de EU-ad hoe werkgroepen, die via
hun adviezen aan de Europese Com-
missie een meerderheid van de minis-
ters van Landbouw van de verschil-
lende lidstaten van de EU zo ver
hebben gekregen met het principe van
het non-vaccinatiebeleid in te stem-
het gebied van dierenbescherming.
Het kan hier honden en katten be-
treffen, maar ook vogels, bedreigde
diersoorten of exoten.

Projecten waarvoor in dit kader subsidie
wordt aangevraagd, worden ter beoor-
deUng voorgelegd aan de Inspec-
tiedienst Gezelschapsdieren (IDG).
Deze wordt in stand gehouden door de
Sophia-Vereeniging en de Bond tot

men. Deze dierenartsen hebben de po-
litici de redenering en de argumenten
aangereikt om, na het wegvallen van
de Europese binnengrenzen dierge-
neeskundige sanitaire grenzen te creë-
ren. Zij zijn geen opdrachtgevers of
uitvoerders van dit biomisdrijf, maar
wel het brein erachter. Tot welzijn van
mens en dier?

Een beleid van non-vaccinatie levert
de intensieve veehouderij over aan de
maffia: in een gevoelige populatie is
elke insleep van vims catastrofaal. Een
ingevroren met varkenspest besmet
kadaver blijft jaren infectieus. Op elk
ogenblik kan met materiaal van derge-
lijk kadaver een besmetting \'aangesto-
ken\' worden. Voorwaar een zeer ge-
vaarlijk economisch (oorlogs)wapen.
Wij Belgen hebben momenteel een
zeer goede Minister van Landbouw.
Als niet medisch geschoolde is hij ech-
ter niet bij machte het al of niet vacci-
natiebeleid correct in te schatten.
Op de - overigens voortreffelijk maar
in de verkeerde taal georganiseerde -
gezamenlijke studie van de Neder-
landse en Belgische Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologen die op 20
november in Boxtel doorging, is jam-
mer genoeg duidelijk gebleken dat
onze veterinaire economische experts
zich nog van geen kwaad bewust zijn,
laat staan dat zij zichzelf \'biomisdadi-
gers\' vinden. Dé goeroe van de econo-
mische benadering van dierziekten,
professor A. Dijkhuizen, heeft er in
zijn bekende, enthousiaste stijl op-
nieuw het eradicatiebeleid, ditmaal in
verband met IBR, verdedigd. Met
computersimulaties kan je inderdaad
alles bewijzen. Tussen simulatie en
werkelijkheid liggen nu echter honder-
den menselijke en sociale drama\'s, een

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DIERENBESCHERMING

Bescherming van Honden gezamenlijk.
De IDG houdt kantoor in de vestiging
van genoemde Bond, fungeert namens
de drie organisaties als centraal meld-
punt en is belast met de afhandeling van
de subsidie-aanvragen.

Het adres is: Inspectiedienst Gezel-
schapsdieren, Statenlaan 108, 2582 GV
Den Haag. telefoon: 070 - 3556981. fax:
070-3500202.

enorme financiële kater, het imago van
een hele landbouwsector en een gigan-
tische berg van tien miljoen vernie-
tigde varkens.

Wil \'men\' dat resultaat ook in de mnd-
veehouderij? Op de studiedag waren
alle experts, sterke man Piet Vant-
hemsche van het Belgische Ministerie
van Landbouw op kop, het er immers
roerend over eens dat er nog steeds
geen adequaat crisisplan voor mond-
en klauwzeer beschikbaar is. Bij een
laattijdig vastgestelde uitbraak zal
geen enkel crisisplan echter het gebrek
aan voldoende, snelle destmctiecapa-
citeit kunnen oplossen. Ethisch, deon-
tologisch en maatschappelijk kan je
bovendien geen enkel grootschalig
stamping-out plan tegen besmettelijke
dierziekten waartegen een efficiënt
vaccin bestaat nog verkopen. In dit
verband is de huidige discussie over
het al of niet inzetten van een al of niet
degelijk marker-vaccin politieke en
wetenschappelijke spielerei en hoog-
stens goed voor een symptomatische
behandeling.

De onvermijdelijke uitbreiding van de
Europese Unie in Midden- en Oost-
europese richting is een enorme uitda-
ging. Wij staan opnieuw voor zeer
grondige wijzigingen van het Euro-
pese landbouwbeleid. Agenda 2000 is
volop in discussie. Het vertrouwen van
de verwende consument kan enkel her-
steld worden door een Europees land-
bouwmodel voor de 21 e eeuw dat in al
zijn verscheidenheid toch nog op fami-
liale en niet op industriële leest is ge-
schoeid en dat garant staat voor een
grote voedselzekerheid, een onberis-
pelijke voedselkwaliteit, dier- en mi-
lieuvriendelijke productiemethoden.

-ocr page 77-

Kortom, door een duurzame Europese
landbouw die resoluut kiest voor een
continentgebonden voedselproductie.
Een stamping-out beleid ten aanzien
van steeds meer besmettelijke dierziek-
ten past daar absoluut niet in.
Diergeneeskundige experts die hun ge-
loofwaardigheid nog niet verloren heb-
ben, beschikken nu over met (te) veel
schade en schande bekomen bewijzen
dat een preventief vaccinatiebeleid de
enige goede keuze is. Europa moet
klaarstaan om bij de volgende ronde
van de WTO-onderhandelingen, die
starten in de zomer van 1999, van vol-
gend standpunt een breekpunt te ma-
ken: preventieve vaccinaties tegen be-
smettelijke dierziekten die geen
zoönosen zijn mogen geen onoverko-
melijke belemmeringen opleveren
voor het internationaal handelsverkeer.
Tot welzijn van mens en dier!

Raf Bomheek

Welle, België.

Geachte redactie.

Hierbij wil ik reageren op de twee
stukjes \'Van de Hoofdredactie\' van 1
november en 15 november 1997, die ik
met toenemende mate van ergernis heb
gelezen.

Ik kan mij niet herinneren toen de
\'massadoding\' volop in gang was, dat
u hiertegen stelling genomen heeft, in-
tegendeel, in goed overleg met het mi-
nisterie én de Maatschappij is dit alle-
maal georganiseerd.

Nu het goeddeels achter de rug is,
maakt u het hypocriete genoegen om dit
- hierbij geholpen door een heilige - met
terugwerkende kracht te verafschuwen.
In het volgende Tijdschrift stelt u: \'Dat
het varken ons voor problemen kan
stellen is ons dus voldoende gebleken
de laatste maanden.\' Wanneer ziet u in
dat niet het varken het probleem
vornit, maar wij, met ons onverzadig-
bare verlangen naar meer en meer ma-
teriële genoegens?

Als de Hoofdredactie op deze wijze
het karakter van het Tijdschrift en de
idee van haar abonnees denkt te moe-
ten aangeven, dan vraag ik mij of ik
niet van een iets minder Koninklijke
organisatie lid zal worden.

Dorothée Balhuizen

Geachte redactie,

In de Stem van zaterdag 6 september
1997 wordt door coördinator Pluimers
van het varkenspest-crisiscentrum erop
gewezen dat zeugen die immuun zijn
tegen varkenspest de ziekte weer kun-
nen overdragen op de nakomelingen.
Die zeugen zijn dan kennelijk ontsnapt
aan het bloedonderzoek dat op de ver-
dachte bedrijven heeft plaatsgevonden.
Verder heb ik altijd gedacht dat zeugen
die immuun zijn tegen varkenspest,
deze immuniteit ook doorgeven aan hun
biggen waardoor deze ook tegen de
ziekte gewapend waren. Dat was, al-
thans zo dacht ik, de reden dat vroeger
na een uitbraak van varkenspest er een
einde kwam aan de ziekte doordat big-
gen geboren uit dieren die de ziekte had-
den doorstaan, via hun moeder weer-
stand meekregen, hetgeen ook door
bloedonderzoek is vast te stellen.
Wanneer nu via bloedonderzoek bij de
biggen vastgesteld wordt dat ze afweer-
stoffen in hun bloed hebben, zijn dat
juist de dieren die een stootje kunnen
verdragen. Door nu ook die dieren weer
te vernietigen blijft de varkensstapel hy-
pergevoelig voor varkenspest.
Is dat de bedoeling en zijn de gewaar-
schuwde dierenartsen in Limburg en
Brabant het daar mee eens?

L. Tholhuijsen

ANTIBIOTICA:
ACADEMICI OF
MAFFIOSI?

Bij het lezen van het behartigenswaar-
dige artikel: \'Antibiotica: geneesmidde-
len of varkensvoer?\' van mijn bijna-
naamgenoot (nomen est omen) A.E.J.M.
van den Bogaard in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 december
1997, deel 122, aflevering 24, pagina\'s
722-724 struikelde ik over het citaat aan
het einde van de eerste alinea \'Roma lo-
cuta, cosa fmita\'. Cosa moet causa zijn.
Is hier het zetduiveltje in het spel, is er
sprake van een lapsus linguae of zou er
toch een
causaal verband bestaan tussen
het gebmik van antibiotica als groeibe-
vorderaar en de
Cosa Nostra (maffia).

Alexander Bogaerts,
gezelschapsdierenpracticus
te Helmond.

Congressen en cursussen

EERSTE HULP BIJ

PAARDESPORT-

EVENEMENTEN

De European School for Advanced
Veterinary Studies (ESAVS) orga-
niseert van 1 tot en met 5 maart in
Zürich (Zwitersland) een vijfdaagse
cursus over \'Emergency Care at
Equine competitions\'.
De cursus bestaat uit zowel colleges
als uit practica en wordt in het
Engels gegeven. De kosten bedragen
1100,- ECU (=±/2375,-).

Meer informatie is op te vragen bij:
ESAVS Office, Am Kirchplatz 2. D-
55765 Birkenfeld/Germanv. Fax: 0049
-6782-4314.

ONTWIKKELINGS-
WERK IN UITVOERING

De stichting Diergeneeskunde in Ont-
wikkelingssamenwerking (DIO) or-
ganiseert op donderdag 29 januari
1998 een avondsymposium met als ti-
tel: \'Ontwikkelingswerk in uitvoe-
ring\'.

Er zullen verschillende ontwikke-
lingsorganisaties (onder andere UNI-
CEF en VSO) aan het woord komen,
die over hun organisatie en doelstel-
lingen zullen vertellen.
Hierbij zullen veterinaire raakvlak-
ken voorop staan.

Belangstellenden zijn van harte wel-
kom vanaf 19.00 uur in de zaal gezel-
schapsdieren, ingang Münsterlaan
van de Faculteit der Diergeneeskunde
in Utrecht.

De stichting DIO is in 1987 door enkele
studenten diergeneeskunde opgericht,
met het doel veterinaire hulp te bieden
aan de armste bevolkingsgroepen in
ontwikkelingslanden. DIO werkt samen
in het Europese samenwerkingsverband
Vétérinaires sans frontières Europa.

Voor verdere informatie, bel DIO, te-
lefoon: 030 - 25322032.

-ocr page 78-

Op grootse wijze zal het tweede lus-
trum van de veterinaire golfkampioen-
sehappen op woensdag 20 mei 1998
worden gehouden. Plaats van hande-
ling is de golfclub de Efteling in het
Brabantse Kaatsheuvel. Deze uitda-
gende baan, aangelegd tussen de na-
tuurgebieden De Loonse en Drunense
duinen, heeft schitterende waterpar-
tijen en bebossing.

In de ochtend wordt wederom een
greensome stablefordwedstrijd ge-
speeld. Deelname hieraan is niet ver-
plicht.

Vanaf 13.00 uur start de driebal stable-
ford championship. Hieruit zal zich de
echte veterinaire kampioen 1998 se-
lecteren. Op de dag zelf zal de deelne-
mer worden geconfronteerd met een
aantal verrassingen zonder dat het ka-
rakter van de wedstrijd wordt aange-
tast.

Het avondprogramma zal in afwijking
van voorgaande jaren wel wat uitlopen
en om die reden is onze zeer gewaar-
deerde sponsor Alfasan zo vriendelijk
een dertigtal kamers aan te bieden in
hotel Kaatsheuvel.

TWEEDE LUSTRUM VETERINAIRE
GÜLFKAMPIOENSCHAPPEN 1998

Voor een beperkt aantal practici, die
graag eens kennis willen maken met de
golfsport bestaat er vanaf 13.00 uur de
mogelijkheid om onder leiding van een
golfprofessional een clinic te volgen.
Deelnemers aan deze clinic zijn dan ook
voor het resterende deel van de dag onze
gast. Aanmelding kan geschieden door
ƒ 35,- over te maken op bankrekening-
nummer: 32 57 01 407 ten name van J.
Kuipers te Hattem met vermelding van
handicap en homecourse en/of clinic.
Wanneer u gebmik wenst te maken van
de door Alfasan aangeboden hotelac-
commodatie, wordt u verzocht vóór 1
april 1998 dit schril^elijk te melden bij J.
Kuipers, Eikenlaan 3,8051 BD Hattem.

Het belooft wederom een grandioze
dag te worden en vroegtijdige aanmel-
ding lijkt gewenst.

De Lustrumcommissie:
L.C.M. Beukers-Schröder
W.L Keers
N.G. Simoncelli
R.A.J.M. van Meer
J. Kuipers

TWEEDE LUSTRUM VETERINAIRE
VEE FOKKERS CLUB

De vereniging Veterinaire Vee Fokkers Club (VVFC) \'De Uithof is tien jaar
geleden opgericht door studenten van de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht. Het doel was om de diergeneeskunde-studenten de mogelijkheid te
geven zich tijdens hun studie meer te verdiepen in de Nederlandse melkvee-
houderij. Om dit doel te bereiken worden jaarlijkse activiteiten georgani-
seerd. Hieronder vallen excursies naar rundveebedrijven, rundvee-beoorde-
lingsavonden, een buitenlandse excursie en lezingen waarbij de veterinaire
kant van de melkveehouderij nader wordt belicht.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de
KNMvD zijn de banden voor het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1997 voorradig. De prijs bedraagt
ƒ 30,~ (inclusief 17,5% BTW en
verzendkosten). Onderstaand treft
u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn,
met daarbij behorend kostenover-
zicht.

Banden 1996, 1995:
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:
niet meer voorradig.

Banden 1993:
niet meer voorradig.

Banden 1992:
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991:
ƒ26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990,1989,1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of
per fax bestellen onder vermel-
ding van \'Banden\' en de jaargang.
Met uw bestelling krijgt u een
nota met acceptgiro thuisge-
stuurd.

Stuur uw bestelling naar:

KNMvD, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling:
030-2511787.

Het feit dat de vereniging in januari
1998 tien jaar bestaat, willen wij vieren.
Dit wordt gedaan door gedurende drie
dagen (20, 21 en 22 januari 1998) ver-
schillende activiteiten te organiseren.
Het thema waaronder het lustrum ge-
vierd gaat worden is \'BetoveRUND\'.
Op dinsdag 20 januari is er een rondlei-
ding op de Faculteit der Dierge-
neeskunde voor sponsoren en relaties de
VVFC. Aansluitend is er een receptie.
Om 19.30 uur is er een lezing met als ti-
tel \'Bedrijfsbegeleiding; is er nog plaats
voor de dierenarts?\'Op woensdag 21 ja-
nuari wordt er een dagexcursie gehou-
den. Op donderdag 22 januari is er van
10.00 tot 16.00 uur een boerenbraderie
in het Androclusgebouw en \'s avonds
een \'Schuurfeest\' met band.

De lezing en de boerenbraderie zijn
voor iedereen toegankelijk. Voor meer
informatie kunt u zich wenden tot de
lustrumcommissie \'BetoveRUND\' (te-
lefoon 030 - 2534694) en vragen naar
Karin Tolboom of Bert Okker.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

-ocr page 79-

iM^f 9 f»

BIOMEDISCH CONGRES ROOFVOGELZIEKTEN IN ZUID-AFRIKA

Van 9 tot en met 11 augustus 1998 wordt in Midrand, Zuid-Afrika, het derde Internationale Biomedische Congres over
Roofvogelzieliten
gehouden. Dit congres vormt een onderdeel van het vijfde Wereldcongres over Roofvogels en Uilen (4-
11 augustus 1998) en wordt georganiseerd rond dezelfde tijd als het
Internationale Ornithologische Congres (16-22 au-
gustus). Het congres start met een dag met practica over ophthalmologic, orthopaedic en rehabilitatietechnieken bij
roofvogels op zondag 9 augustus. De wetenschappelijke voordrachten zijn gepland op 10 en 11 augustus. Op maandag-
avond is er een
sessie posters andfree communications.

Voorstellen voor deze laatste sessie kunnen nog worden ingediend bij de voorzitter van de Wetenschappelijke Commissie:
J.T. Lumeij, Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren, Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Universiteit Utrecht,
Yalelaan 8,3584 CM Utrecht, e-mail: J.T. Lumeij(gukg.dgk.mu.nl.

VOORLOPIG WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA

Zondag 9 augustus 1998
Practical Sessions (Wel labs)
Ophthalmology of birds of prey and owls
Orthopaedics in raptors
Rehabilitation techniques in raptors?

Maandag lOaugustus 1998

Opening by chairman of Scientific Committee

Pathology and Microbiology 1
Neoplasms of birds of prey

The pathology and diseases of the Mauritius Kestrel
[Falco punclatus)

Detection of Mycoplasma spp. in raptorial birds in (iermany

Chlamydia psittaci in Strigiformes and Falconiformes in
Austria

Pathology and Microbiolog> n

Newcastle disease virus in raptors

Clostridial enteroloxaemia: an emerging disease in
Falconiformes in the United Arab Emirates

Endoparasites of raptors; A review and update

Parasitological findings in captive falcons (Falco spp)
in the United Arab Emirates

Knvlronmenlal Disease and Mortality Factors

The probable reasons for the decline of the Greater
Spotted Eagle
{AquUa clanga) in Russia
Diseases and causes of death in captured and free-
living Bearded Vultures
(Gypaeiu.\', harhanis aureus)
Mortality of nestlings in Bonelli\'s Eagles
{Hieraaetus fasciatusfasciatus) in Algarve. Portugal
- A multi disciplinary approach to the problem

Trichomoniasis in American Kestrels [Falco sparverius)
and two Eastern Screech Owls (O/us asio)

iManagemenl of Craptive Raptors and
Falconry Birds

Veterinary implications during the hunting trip

Medicine and Therapeutics

(Patho)physiology, diagnosis and treatment of renal
function disorders in birds of prey
Reconsideration of abnormal leucocyte and differential
white blood cell counts as aids to diagnosis of different
disease conditions in tree-living birds of prey

Considerations on the production of a \'safe and efficacious\'
falcon herpes virus vaccine
Serological changes in Snowy Owls
{Nyctea
scandiaca) with
Aspergillosis

Maandagavond

Free Communications and Poster
Presentations

Trichomonas spp. and falcon health in the
United Arab Emirates

R. Korbel
P T. Redig
(momenteel geen
verdere informatie
beschikbaar)

J.T. Lumeij

chair: J.E. Cooper
N. Forbes, J.E. Cooper,
and R.J.Higgins

C.J. Dutton, J.E. Coo-
per, and A.F.
Allchurch

M. Lierz, R. Schmidt.
T.Göbel. and M. Runge

U. Pohl

chair: O. Krone
R.J. Manvell,
U. Wemery.

D.J. Alexander

U. Wemery, J. Kinne.
A. Sharma, H. Boeh-
mel. J. Samour.
D. Lacina, and D.M.
Bird

J. Samour

chair: R.E. Kenward
V. Belik

A. Scope, and H. Frey

J.M. Blanco. U. Höfle,
L. Palma, and P. Melo

S.N. Ueblacker

chair: J.D. Remple
J.H. Samour

chair: J.T. Lumeij

J.T. Lumeij

U. Höne, and J.M.
Blanco

J.D. Remple

B. Gollob

chair; J.D. Remple

T.C Bailey, J.H. Sa-
mour, and T.A. Bailey

Reconciling conservation interests with health and medical
issues of the Laggar Falcon
(Falco jugger) in Pakistan

Herpes virus infections in raptors

Raptor diseases in zoological institutions
Assessing rehabilitation success of raptors through
band retums

Dinsdag 11 augustus 1998

Surgery and Anaesthesia

Advances in the treatment of avian pododermatitis

(bumblefoot) using antibiotic-impregnated

polymethylmethacrylate beads

Osteology of the falcon wing

Ophthalmology of birds of prey

Orthopaedic techniques in raptors

Tendon repair arul replacement in the pelvic limb in birds of

prty 1. Anatomical consideration.s

Tendon repair and replacement in the pelvic limb in birds of
prey 11. Surgical aspects

Rehabilitation and post-release monitoring
and survival

Aspects of management within the European
Bearded Vulture
(Gypaetus barhatus aureus)
reintroduction project

Outdoor housing and release conditioning of raptors
Fitness levels as a determining factor in the survival
of rehabilitated raptors released back into the wild
Intra abdominal implantation of a multi sensor
telemetry system in a free-flying Griffon Vulture
(Gyps fulvusfulvus)

Rehabilitation of birds of prey and their survival
after release

Breeding and Genetics

DNA-sex determination and sex-related variation in
morphometric, hematologic and biochemical parameters
in Iberian Imperial Eagle
(Aguila heliaca adalberti) and
Bonelli\'s Eagle
{Hieraaelusfascialus fasciams)

Voor aanvullende informatie met betrekking tot registratie, boteh, sociaal programma,
excursies wordt u verztxht contact op te nemen met de \'Local Arrangements Manager\'
Dr. Gerhard H. Verdoom. P.O. Box 72/55. Parh-iew 2122. South Africa. Tel 27-11-
646-4629/8617. Fax 27-11-646-4631. E-mail: nesher@global.co.za. Hij kan ook infor-
matie verschaffen over het\' Vth World Conference on Birdt of Prey and
Oh fa U kunt ook
de respectievelijke websites raadplegen: http:/M-m<,.uniud.il/DSPA/wilchet/rapmed/rap-
med.htmen hllp://ewt.org.za/raptor/conferenceJ. Voor informatie over hel International
Ornithological Conference\' kunt u contact opnemen met BirdUfe South Africa in Durban.
Dr. Aldo Berutti E-mail: aldoQilhirdlife.org.za. of de website hltp:/Avww.ioc.
org.za/othr_org.html.

Legal and Ethical Aspects
Legal considerations in the collection and
transportation of diagnostic and research specimens from
raptors

Health monitoring of birds of prey - the ethical and legal
arguments for non-invasive or minimally invasive
techniques

Closing remarks by Chairman of Organizing Committee

T.A.Bailey. N.C. Fox,
A. Mukhtar, and
J.H. Samour
R.E. Cough, and
U. Wemery
C. Benram

M. Marten, J. Goggin.
P.T. Redig

chair; P.T. Redig

J.D. Remple and
N.A. Forbes
P. Zucca and J.E.
Cooper
R. Korbel
P.T. Redig

N.H. Harcourt-Brown

N.H. Harcourt-Brown

chair; D. Csermely

H. Frey

S.N. Ueblacker
P. Holz, and R Naisbin

C. Walzer, R. Bogel,
R,E. KarLG. Fluch,
and R. Prinzinger

D. Csermely
chair; N. Fox

U. Höfle. J.M. Blanco,
and M. Wink

chair; M.E. Cooper

M.E. Cooper

J.E. Cooper
P.T. Redig

-ocr page 80-

IIMTERVET WINT PRIJS VOOR MARKERVACCIN

Op de openingsdag van de VIV
Europe 1997 heeft Intervet \'The
Golden VIV Europe 1997 Award\'
gewonnen in de categorie varkens
voor haar product Porcilis® Pesti.
De motivatie van de jury om Intervet
de prijs toe te kennen was dat
Intervet een
Marken/accXn heeft ont-
wikkeld dat, hoewel door de politiek
nog niet toegelaten, in de toekomst
een belangrijke rol zal spelen in de
strijd tegen klassieke varkenspest.

De jury bestond uit een vijftiental jour-
nalisten van Europese vakbladen op
het gebied van de Agricultuur.
Behalve in de categorie varkens waren
ook in de categorieën
pluimvee, pro-
cessing
en milieu een gouden, zilveren
of bronzen prijs te verdienen.

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.mu.nl/paod.

Graag wijzen wij u op een herhaling
van de cursus
\'Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communica-
tie\'.
Een cursus welke ontvangen is met
zeer goede kritieken, zoals mag blijken
uit een hieronder opgenomen reactie
van drs. L.A. van Wuyckhuise-Sjouke,
deelnemer aan de eerste cursus:
\'Op deze cursus van vijf dagdelen
werden we, onder de bezielende lei-
ding van Wibe Veenbaas, aan de hand
van theorie, metaforen en oefeningen
meegenomen op een ontdekkingsreis
naar onszelf. Het programma werd
door de hele groep enthousiast opge-
pakt. Het heeft mij een inzicht gege-
ven in mijn sterke en zwakke eigen-
schappen (en hoe dat komt), wat ik
belangrijk vind, wat ik de komende ja-
ren wil bereiken en wat ik moet doen
om dat te verwezenlijken. De energie
die dat in me vrijmaakte, heeft me we-
ken Puitend daar het werk doen
gaan.\'

Persoonlijk leiderschap en de kracht
van communicatie
(98/905), maandag
2 en dinsdag 3 febmari 1998, Woud-
schoten Conferentiecentmm te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,-- (inclusief twee
boeken en een reader en ovemachting).
Maximaal 20 deelnemers.

Inhoud:

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider.
Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebmikt het ge-
wicht van zijn persoonlijkheid om zijn
dingen te doen, zijn visie te ontwikke-
len en zijn doelstellingen te bereiken.
Deze training gaat
niet over wie er de
baas is of gaat worden. Daarom is deze
training voor alle dierenartsen in welk
dienstverband dan ook. Deze training
gaat wel over een persoonlijkheid die
zichzelf vormgeeft in de manier van
communiceren. Daarom in deze per-
soonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden;

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanboren
als leider geeft de mogelijkheid de ei-
gen richting vorm te geven. Dan kan de
leider anderen uitdagen om hun bron-
nen te gebmiken en te ontwikkelen.

Succes willen hebben
Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider. Wij
denken daarbij niet alleen aan het suc-
cesvol zijn of kunnen \'scoren\', maar
aan het gericht blijven op de eigen vi-
sie en het genieten van de successen
die op weg daarnaar toe worden ge-
boekt. Geniet zonder ook maar iets in
te leveren van de motivatie om de ver-
volgens gestelde doelen te bereiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

-ocr page 81-

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom: een tweedaagse training om
te leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.

Docent

Drs. W. Veenbaas (in samenwerking
met prof dr. A. Pijpers).
Drs. Wibe Veenbaas heeft een eigen
trainingsinstituut: Phoenix Opleidingen
in Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die hij
gehouden heeft voor diverse Groepen
van de KNMvD en als docent bij de
cursus Apotheek 11 Landbouwhuis-
dieren.

Begeleiding melkveebedrijven (98/
201), maandag 19, woensdag 21 en
vrijdag 23 januari 1998; drie dagen
van 08.30 tot 17.00 uur te Cuijk.
Cursusprijs ƒ 1.900,-- (exclusief
B.T.W, inclusief lunch)*

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van A.U.V.-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
A.U.V. uitvoert ten bate van haar le-
den.

De dierenarts is in staat - beter dan
andere adviseurs - door zijn/haar pa-
thofysiologische kennis, aangevuld
met zoötechnische kennis, veehou-
ders in hun bedrijfsvoering veteri-
nair-zoötechnisch te begeleiden. Dit
vereist dat de practicus pathofysiolo-
gische en zoötechnische inzichten
kan vertalen naar de bedrijfsvoering
van de (melk)veehouder. In de onder-
havige training zal veel aandacht aan
deze aspecten worden besteed.
Pathofysiologie, zoötechniek en be-
drijfsvoering vormen de sleutelwoor-
den van de training. Recente ontwik-
kelingen op veterinair-zoötechnisch
gebied die van belang zijn voor de
begeleiding van melkveebedrijven
zijn in de training opgenomen.
Daarnaast wordt zoveel mogelijk ge-
tracht de deelnemers \'instrumenten\'
te verschaffen die direct in de dage-
lijkse praktijkuitoefening kunnen
worden toegepast. De cursusleider is
prof dr. A. Brand, InterAct Agri-
management, emeritus hoogleraar
bedrijfsdiergeneeskunde van het
rund Faculteit der Diergeneeskunde
te Utrecht.

Behandeling gedragsproblemen bij
honden,
diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 45,—.

In samenwerking met Sanofi Santé
B.V. organiseert PAO-Diergenees-
kunde onderstaande cursussen:

98/122 dinsdag 3 februari 1998

Gezondheidsdienst Deventer
98/123 dinsdag 10 februari 1998

Gezondheidsdienst Boxtel
98/124 dinsdag 3 maart 1998 Woud-

schoten Zeist
98/125 donderdag 12 maart 1998,

Congrescentrum Engels, Rot-
terdam

98/126 donderdag 26 maart 1998,
Hotel de Prins, Westzaan
98/127 dinsdag 31 maart 1998,

Gezondheidsdienst Drachten

Alle avonden van 19.30 uur tot 23.00
uur.

In een kort tijdsbestek worden dieren-
artsen geïnformeerd over medicatie
van gedragsproblemen en gedragsthe-
rapie bij honden.Een groot deel van de
eigenaren vindt dat zijn dier ergerlijk
of problematisch gedrag vertoont. De
groeiende betrokkenheid bij de behan-
deling van gedragsproblematiek is een
vanzelfsprekende en natuurlijke uit-
breiding van uw diergeneeskundig
handelen. Sprekers zijn dr. J. Dehasse,
voorzitter van de Vakgroep Ethologie,
België; oprichter en secretaris van de
European Society of Veterinary
Clinical Ethology en auteur van di-
verse boeken over het gedrag van hon-
den en katten; Drs. L. Groenewoud,
dierenarts etholoog van DAP Ermelo
en drs. M.l.J. Hutjes, Dierenhospitaal
Visdonk, Roosendaal.

Pluimvee casuïstieken (97/401),
woensdag 4 februari 1997, 09.00 -
17.00 uur te Amhem. Cursusprijs
ƒ 515," (inclusief lunch).

Centraal staat de diagnostiek rond
ziektekundige problemen bij pluim-
vee. Diagnostiek bemst meestal op een
samenhang van uit het veld verkregen
gegevens en laboratoriumuitslagen.
Aan de hand van casuïstieken partici-
peert de cursist actief bij het stellen
van diagnoses. Praktische problemen,
interpretatie van laboratoriumuitsla-
gen en andere zaken zullen de revue
passeren. Meerdere ziekten zullen in
deze cursus behandeld worden zoals:
Trilziekte, Infectieuze Bronchitis etce-
tera Cumsleiders zijn dr. R.M. Dwars,
prof dr. A. Pijpers, afdeling Pluimvee-
bedrijfsdiergeneeskunde, Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting, FdD. Deze cursus werd eer-
der opgenomen in onze brochure
\'Najaar 1997\'. Helaas kon de cursus
vorig najaar niet doorgaan.

IBR

Deze cursus organiseert PAO-Dier-
geneeskunde in samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Diverse data en locaties:
97/243 dinsdag 27 januari 1998;

Gezondheidsdienst voor Dieren
te Drachten
97/244 woensdag 28 januari 1998;

Gezondheidsdienst voor Dieren
te Deventer
97/245 woensdag 18 febmari 1998;

Gezondheidsdienst voor Dieren
te Boxtel

97/246 donderdag 19 febmari 1998;
ROC te Zegveld

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.

Bestrijding van IBR staat volop in de
belangstelling. Op grote schaal wordt
gevaccineerd en zijn bedrijven actief
om het IBR-certificaat te behalen.
Deze activiteiten zijn gebaseerd op de
landelijke aanpak van IBR zoals die
wordt voorgestaan. In de cursus wordt
globaal aandacht geschonken aan de
wetenschappelijke inzichten die ten
grondslag liggen aan de aanpak.
Vanuit deze inzichten worden proble-
men die zich in de praktijk voordoen
besproken en geanalyseerd. Het gaat
daarbij om zaken als tegenstrijdige uit-
slagen; onverklaarbare uitbraken, et-
cetera. Met de verworven kennis zal de
practicus in staat zijn de kwaliteit van
dienstverlening aan de veehouder te
verhogen. Hoewel een en ander zal
zijn gebaseerd op ervaring met IBR-
bestrijding, zal het toepassingsgebied
van de cursus verder strekken. De cur-
susleiders zijn dr. P. Franken, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren Deventer
en dr. J.J. Hage, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten.

Betaling middels een door de A.U.V. ge-
zonden factuur met B.T.W. Betaling op
deze wijze aangezien PAO-Diergenees-
kunde niet B.T.W.-plichtig is.

-ocr page 82-

DR. ABRAHAM
HERSCHEL

Na een lang en vol leven, nog gezond en
nog volop met hel leven bezig, overleed
rustig en waardig op 5 juli 1997 in zijn
woonplaats Doetinchem onze collega
Abraham Herschel.

Bram Herschel werd als oudste van t\\iee
zoons van de veehandelaar Izak Herschel
op 8 november 1906 in Terhorg (Gld) ge-
horen. Door hel beroep van zijn vader was
zijn keuze voor dierenarts al op jonge leef-
tijd bepaald en na het doorlopen van de
HBS te Winterswijk werd hij in 1924. sa-
men mei nog 44 andere eerstejaars, inge-
schreven aan de Rijks Veeartsenijkundige
Hoogeschool. Hoewel Brams jongere
broer wegens beperkte financiële middelen
van de ouders was voorbestemd voor de
veehandel, wist die toch gedaan te krijgen
om medicijnen te gaan studeren en als or-
thopedisch chirurg zijn bestemming te vin-
den. Op 18-jarige leeftijd in Utrecht,
aan-
gekomen.
heeft Bram, als lid van Absyrtus
naast zijn studie, ook de nodige tijd aan het
studentenleven besteed. Ondanks dat hij
een goed student was, heeft hij het far-
macologie tentamen bij prof. Jakob vijf-
maal moeien afleggen en dit wegens \'we-
derzijdse persoonlijk antipathieën\'. Nadat
hij op 21 april 1931 de dierenartsenbul in
ontvangst had genomen, solliciteerde hij
hij prof. Tausk in Oss naar een plaats als
medewerker bij het veterinair hormonen-
onderzoek. Bram zag van de functie af we-
gens verschil van mening over de arbeids-
voorwaarden.

fl " -! I I I ■ fc

Hoewel hij later als practicus goed zou sla-
gen, heeft Bram hel in zijn beroepsuitoefe-
ning als dierenarts niet gemakkelijk gehad.
Toen hij zich als jong afgestudeerd dieren-
arts in 1931, in de crisistijd, in Doetinchem
vrij vestigde, maakten de buurtcollegae het
hem in de eerste jaren erg lastig. Bram
slaagde er desondanks in zijn praktijk op le
bouwen. De in zijn praktijk veel voorko-
mende fertiliteitsproblematiek hij runde-
ren vormde voor hem aanleiding om bij
prof. Sjollema een proefschrift over Vit. E-
avitaminose te bewerken waarop hij in
1938 in Utrecht promoveerde. Omdat hij
wegens zijn Joodse achtergrond van okto-
ber 1941 tot aan het einde van de oorlog
moest onderduiken, ging zijn praktijk, hui-
ten zijn schuld, verloren. Toen hij in 1945,
geheel berooid, in Doetinchem terug-
keerde, was hij gedwongen zijn praktijk
opnieuw als een vrije vestiging te begin-
nen, omdat zelfs nu de buurtcollegae hun
medewerking weigerden. Daarin op voor-
treffelijke wijze geholpen door zijn vrouw,
Sonja Karla van Gelder, met wie hij op 19
mei 1946 in hel huwelijk trad. slaagde
Bram er in enkele jaren lijds in een bloei-
ende praktijk op te houwen. Enerzijds door
kennis en inzicht, mei name op het gebied
van varkensziekten, en anderzijds door ij-
ver en dienstbaarheid, wist hij het vertrou-
wen en respect van veehouders en burgers
te winnen.

Bram was een kritisch mens. ook voor zich-
zelf en hij stelde hoge eisen aan de kwali-
teit van zijn praktijkvoering en aan de ser-
vice aan zijn cliënten. Verschillende
aankomend dierenartsen die hij hem assi-
steerden. waaronder collega Jacobs, heb-
ben daar\\\'an veel geleerd. Hij hield er\\\'an
om met hen het boeiende vak van de dier-
geneeskunde, zijn romantische, weten-
schappelijke, zakelijk en ethische kanten le
bespreken en gaf hen daarnaast levensles-
sen op velerlei gebied.
Zijn leerlingen hehben daarmee hun voor-
deel kunnen doen en waren hem dankbaar
voor de bijdrage die hij zo aan hun opvoe-
ding en opleiding leverde.

Voor een geest als Bram was de dierge-
neeskundige praktijk van zijn tijd een te be-
perkt gegeven. Al in 1956 werd hij part-
time wetenschappelijk adviseur van het
veterinair farmaceutische bedrijf Vera-
pharm NV te Meppel. Hij maakte studierei-
zen naar Amerika en hij vt-ctj het. die de
kunslslof-injector voor de bestrijding van
mastitis naar Nederland haalde. Nadat
Bram in 1958 zijn praktijk aan collega
Jacobs had overgedragen, vervulde hij tot
1970 de functie van wetenschappelijk advi-
seur bij de veevoederhandel Vitaco te
Doetinchem, een functie waarmee hij al tij-
dens zijn praktijkperiode was begonnen.
Uit deze periode stammen de veelvuldige
contacten met collega Frik, toen Bram
poogde om samen mei de Faculteit der
Diergeneeskunde wetenschappelijk onder-
zoek op te zetten op het gebied van de
vleeskalverenhouderij. Hiermee uw Bram
zijn tijd vooruit, want hoewel er menig
proefopzet werd gemaakt, kwam het onder-
zoek samen met de faculteit niet van de
grond, de lijd was er kennelijk nog niet rijp
voor.

Op hel gebied van de veterinaire gezond-
heidszorg en op dat van de volksgezond-
heid irad Bram wekelijki op als keurmees-
ter op de Doetinchemse veemarkt, als
plaatsvervangend directeur van hel Doe-
tinchemse slachthuis en van 1970 tot zijn
pensioen in 1977. op verzoek van die
dienst, als plaat.svervangend directeur van
de R VV in Doetinchem.

Door het leven van Bram Herschel loopt
als een rode draad zijn wetenschappelijke
belangstelling. Door zijn hele loopbaan
heen is hij naar de wetenschappelijke ach-
tergronden van zijn werk blijven zoeken.
Hoewel hij Hel blijken, dat de grote varia-
tie aan werk hem veel voldoening had ge-
schonken. bracht hij ook wel eens tol uiting
er spijl van le hebben geen geneeskunde le
hebben gestudeerd.

Brams dood laat een grote leegte achter
en wordt door velen als een groot verlies
ervaren. Door zijn niet aflatende belang-
stelling voor mensen en vele zaken van de
samenleving om hem heen, hadden hij en
Sonja een grote schare van familie, vrien-
den en kennissen waarmee hij intensieve
contacten onderhield. Bram was op tal
van terreinen in Doetinchem actief. Zo
stond hij aan de wieg van de Lawn
Tennisclub Doetinchem, waarx\'an hij la-
ter vele jaren voorzitter was. Ook was hij
dertig jaar voorzitter van de Doetin-
chemse kegelclub. Van de sociëteit de
Vriendschap, waarvan hij 65 lid was, be-
kleedde hij ook vele jaren het voorzitter-
schap en ook was hij voorzitter van het co-
mité dat de houw van de schouwburg
Amphion voorbereidde. Daarnaast was
hij voorzitter van de Joodse gemeente, ge-
west Doetinchem. Hij werd in 1975 be-
noemd tot Ridder in de orde van Oranje
Nassau.

Ondanks hel feit dat zijn huwelijk met
Sonja kinderloos bleef vernachten wij niet
dat zijn weduwe eenzaam zal achterblij-
ven. Wat Bram en Sonja samen hebben ge-
zaaid in de vorm van belangstelling voor
en vriendschap met hun medemensen, zal
zij in de toekomst oogsten in de vorm van
blijvende belangstelling voor haar. Wij
wensen Sonja de moed toe om het verlies
van haar dierbare echtgenoot le dragen.

Jan Frik
Joop Jacobs

-ocr page 83-

Aan het eind van het jaar ontstaat wel
eens de neiging terug te blikken op
de gedane zaken van het afgelopen
jaar en vooruit te kijken naar het ko-
mendejaar.

Het Hoofdbestuur heeft zich in de
achter ons liggende periode sterk ge-
maakt om meer actief te gaan bestu-
ren. Daartoe is een beleidsplan opge-
steld, waarin is opgeschreven wat de
KNMvD zoal voor haar leden doet.
Bij nadere beschouwing van dit be-
leidsplan leek het ons wenselijk voor
de beroepsgroep een drietal zaken
verder uit te werken. Een intern com-
municatieplan, een project praktijk-
management en een netwerkanalyse
voor de KNMvD zullen op korte ter-
mijn nader worden uitgewerkt.

Met deze plannen en projecten wordt
beoogd om voor de vereniging en
haar leden een plaats in de samenle-
ving te behouden en mogelijk te ver-
beteren.

De veranderingen in de agrarische
sector voltrekken zich in hoog
tempo. Met name de varkenshouderij
en melkveehouderij dienen zich aan
nieuwe regelgeving en veranderende
omstandigheden aan te passen.

Voor de dierenarts is het van groot
belang tijdig op deze veranderingen
in te spelen, om zijn of haar plaats als
dienstverlener/adviseur te behouden.
De kansen voor de praktiserende die-
renarts in de veehouderij zijn groot,
mits we onze kennis en vaardigheden
op het gewenste niveau weten te
brengen.

Wanneer de dierenartsen in de toe-
komst een rol willen spelen in de
veehouderij zullen ze hun kennis be-
treffende voeding, huisvesting en be-
drijfseconomie moeten verbeteren.
Indien aan de vraag vanuit de pri-
maire sector kan worden voldaan zal
de dierenarts een belangrijke rol ver-
vullen in de toekomstige veehoude-
rij. Overdracht van kennis en advise-
ring in varkens- en melkveehouderij
en deels controlerende taken in
dienst van de overheid zullen tot het
takenpakket van de dierenarts gaan
behoren.

IMPRESSIES VANUIT HET HOOFDBESTUUR DER KNMvD

Gezien de verandering van de taken
van de dierenarts lijkt het van belang
dat honorering op een aangepaste
wijze zal plaatsvinden. Honorering
op basis van een uurtarief komt meer
overeen met de aard van de werk-
zaamheden en de diensten, welke
van onze beroepsgroep wordt ver-
langd.

VLINDERSTAD\' EMMEN IN 1998
\'DIERENARTSENCONGRESSTAD\' EMMEN

IJiMmiw

Emmen, een stad van dorpen in de
zuidoosthoek van Drenthe. Emmen is
met 105.000 inwoners na Groningen
de grootste gemeente in het noorden
van het land. Emmen is het centmm
van een grensoverschrijdende regio
met ± 250.000 inwoners, die in
Emmen komen winkelen, werken, stu-
deren of het theater, de film of andere
culturele activiteiten bezoeken.
Emmen staat bekend om haar Noorder
Dierenpark, haar vele natuurschoon en
haar bijzondere stedenbouwkundige
opzet waardoor Emmen de naam van
\'open, groene stad\' heeft gekregen.
Kenmerkend voor die open, groene
stad zijn haar vele contrasten zoals de
bossen die tot in de modeme woonwij-
ken doordringen en het excentrisch ge-
legen dynamische stadscentmm op
een steenworp afstand van hunebed-
den en oude Saksische boerderijen. Dit
geeft een verrassende mix van stede-
lijke dynamiek en landelijke mst en
ruimte.

De grootste publiekstrekker is het be-
faamde Noorder Dierenpark in het
centrum. Jaarlijks bezoeken zo\'n 1,7
tot 1,8 miljoen mensen het park, dat
grote bekendheid geniet om haar na-
tuurgetrouwe dieronderkomens, haar
weelderig begroeide vlindermin en
haar boeiende exposities over het le-
ven op aarde en de ontstaansgeschie-
denis ervan.

Op een ontdekkingstocht door de om-
geving van Emmen trekt u door een af-
wisselend landschap met bossen, hei-
develden, zandverstuivingen en kleine
dorpjes, waar Saksische boerderijen al
eeuwenlang verscholen gaan onder
hoogopgaande eiken. Grote kans dat u
dan ook langs één van de tien hunebed-
den komt die de gemeente rijk is. Deze
imposante overblijfselen uit een ver
verleden liggen verscholen in de bos-
sen zoals de Emmerdennen, het Val-
therbos en het Noordbargerbos.

Het bestuur van de Afdeling Gronin-
gen/Drenthe heeft gemeend dat het
Jaarcongres in 1998 in Drenthe georga-
niseerd zou moeten worden. In Emmen
is het hotel-, congres- en sportcentmm
\'De Giraf gevestigd, een accommoda-
tie die aan alle binnenactiviteiten on-
derdak kan bieden en waar de buitenac-
tiviteiten in de nabijheid van dit
centmm kunnen plaatsvinden.

Vlinderstad Emmen zal in 1998 op 1,2
en 3 oktober dierenartsencongresstad
Emmen worden.

Noteert u het alvast in uw agenda.

De congrescommissie

-ocr page 84-

Maar eerst is het woord aan mevrouw
drs. Ruth Zadoks, voorzitter van de
Commissie voor Advies voor de
Beroepsuitoefening van de Vrouwe-
lijke Dierenarts (kortweg VDA). Ze
doet verslag van de activiteiten van
de Commissie in het afgelopen jaar
en werpt een blik op de toekomst.
De samenstelling van de Commissie
VDA is als volgt: Liesbeth Auwerda
(practicus gezelschapsdieren), Sonja
Potters (practicus landbouwhuisdie-
ren), Sara Rijnbout (practicus ge-
mengd), Saskia van Rooij (bedrijfsle-
ven), Ilse Tiemessen (specialist),
Myrthe Wessel (student) en Ruth
Zadoks zelf (Faculteit der Dier-
geneeskunde).

Zadoks doet onder meer verslag van
de succesvolle, regionale nascho-
lingsbijeenkomsten voor vrouwelijke
dierenartsen, dit jaar over marketing
van de dierenartsenpraktijk. Verder
noemt zij een aantal ontwikkelingen
die voor de emancipatie -\'Dit woord
betekent onder meer: opheffing van
bestaande beperkingen\'- van de
vrouwelijke dierenarts van belang
zijn. Zo heeft het Discussie Plat-
form Arbeidsvoorwaarden van de
KNMvD een Nascholingskosten-
regeling ontwikkeld, alsmede een
Checklist Sollicitatiegesprek (die
gretig aftrek vindt). En de Werkgroep
Inventarisatie Associatie- en Winst-
delingsvormen heeft een overzicht
gepubliceerd van zogenaamde \'onge-
lijke associaties\'. Zadoks: \'Deze on-
gelijke associaties zijn er nog niet
veel, maar het begin is er.\'

Utrecht, 8 november 1997 - De zaal stroomt meer dan vol. De Landelijke Dag
voor Vrouwelijke Dierenartsen telt zo\'n 140 belangstellenden. Het personeel
van de Biltsche Hoek doet er alles aan om deze buitengewone toeloop te kanali-
seren. De prikkelende titels van de inleidingen, \'Krijgen vrouwen krediet?\' en
\'Als dierenarts ben je de vroegere Albert Heijn op de hoek\', alsmede de repu-
tatie van één van de inleiders. Martin Gaus, doen hun werk.
Aan verzekeringsdeskundige Clemens van Riet de eer om het spits af te bijten;
hij bespreekt vragen zoals \'op grond van welke criteria stelt een bank geld be-
schikbaar en wat mag u van een financieel adviseur verwachten?\' De naam
Martin Gaus van Dierenhotel Lelystad spreekt voor zich. Gaus, eigenaar van
talloze hondenscholen, dierenhotels en -crematoria, heeft vrienden en vijan-
den onder dierenartsen. Beide categorieën zijn vertegenwoordigd in de zaal.

BUITENGEWONE BELANGSTELLING VOOR LANDELIJKE DAG VDA

VAN RIET & GAUS OVER DE DIERENARTSENPRAKTIJK

De Commissie VDA zelf heeft zich
dit jaar met name beziggehouden met
de vraag: Wat zijn onze doelen en ta-
ken?

\'Enerzijds is er een gemeenschappe-
lijk belang\', legt Zadoks uit. \'Zowel
mannelijke als vrouwelijke dierenart-
sen hebben de behoefte om werk en
andere activiteiten, zoals zorgtaken,
te combineren. Hiervoor zijn arbeids-
tijdnormering en een mentaliteitsver-
andering essentieel.\' Zadoks spreekt
derhalve zelf graag van \'arbeidstijd-
normalisering\'.

\'Maar\', gaat ze verder. \'Als nascho-
ling en regionale netwerken geves-
tigd zijn, als arbeidstijdnormalisering
door een brede groep, zoals het dis-
cussieplatform, aangepakt wordt, wat
heeft de Commissie VDA dan nog te
doen?\'

Door Sophie Deleu

Anderzijds wil de commissie een rol
blijven spelen in netwerkonderhoud,
in evenredige vertegenwoordiging
van vrouwen in besturen en als signa-
lerings- en aanspreekpunt. \'Want alle
vooruitgang ten spijt, is er nog steeds
sprake van ongelijkheid tussen man
en vrouw in de beroepsuitoefening\',
betoogt Zadoks. En aansluitend roept
zij iedereen op, haar of zijn reactie te
geven. De commissie is zoekende,
maar: \'Vandaag lossen wij dat pro-
bleem toch niet op. Ik wens u een ple-
zierige en leerzame middag toe.\'

VROUWEN KREDIET?
\'Krijgen vrouwen krediet?\' is de titel
van de voordracht van Clemens van
Riet, verzekeringsdeskundige en di-
recteur van Pro Civibus. \'De titel
suggereert discriminatie...\', begint
hij. \'Een titel vind ik niet zo belang-
rijk als de inhoud maar goed over-
komt. En de inhoud liegt er niet om.\'
Van Riet stipt de onderwerpen bur-
gerlijke staat, financiën (zowel zake-
lijk als privé), risico\'s (zoals ziekte
en arbeidsongeschiktheid) en de fi-

mSuff^^SSmi

De Landelijke Dag voor Vrouwelijke Dierenartsen 1998 trekt zo\'n 140 bezoekers naar De Bilt.

-ocr page 85-

nancieel adviseur aan. Bij het ene
staat hij wat langer stil dan bij het an-
dere.

Burgerlijke staat

\'Waarom sta ik stil bij de burgerlijke
staat?\', vraagt hij de aanwezigen.
\'Tamelijk veel meningsverschillen
monden uit in ofwel gewapende
vrede, ofwel een scheiding en dat
brengt mij op de drie-ringen-theorie.
Er zijn drie ringen: de verlovings-
ring, de huwelijksring en de
verbij sten\'«g.\' Van Riet raadt de aan-
wezigen aan, de laatste van de drie te
vermijden door goed na te denken
over de keuze voor een bepaalde sa-
menlevingsvorm met de bijbeho-
rende documenten zoals huwelijkse
voorwaarden, een samenlevingscon-
tract en een testament. En last but not
least: \'Leg afspraken schriftelijk
vast!\' Het spreekt vanzelf dat dit te-
vens geldt voor een associatie of an-
dere samenwerkingsvorm. \'Neem je
leven in eigen hand\', betoogt Van
Riet, want \'kwaliteit van leven is
voor ieder anders\'.

Krediet

De vraag \'Krijgen vrouwen krediet?\'
kan hij gelukkig met een volmondig
\'Ja, natuurlijk\' beantwoorden.
\'Vroeger was het moeilijker, de tradi-
tionele bankier was huiverig voor
zwangerschap.\' Een belangrijke om-
mezwaai was dan ook de uitkering bij
zwangerschap in de arbeidsonge-
schiktheidsverzekering (met dank
aan het baanbrekende werk van
Movir). Nog steeds is er echter een
kleine ongelijkheid tussen man en
vrouw: het inkomen van de vrouw
wordt niet meegewogen bij het ver-
strekken van krediet aan de man,
maar andersom wel. \'Maar daar moet
u zich niets van aantrekken\', aldus
Van Riet.

Kijkend naar zakelijke cijfers geeft
hij een aantal definities. Het netto-
praktijkinkomen is de bruto-praktijk-
omzet minus de praktijkkosten.
Hiervan moet een aantal persoonlijke
lasten worden voldaan, zoals de pen-
sioenpremie, de arbeidsongeschikt-
heidspremie, de autokosten en andere
persoonlijke verplichtingen. Een
bank zal over het algemeen krediet
verstrekken, indien er in het finan-
ciële plaatje een vrij besteedbaar in-
komen (na aftrek van vaste lasten zo-
wel zakelijk als privé) van ongeveer
ƒ 30.000,- overblijft. Belangrijk is
verder de moraliteit: bestaat het ver-
trouwen dat de kredietnemer haar
verplichtingen nakomt. \'Ook hierin
kan een (bekende) adviseur een be-
langrijke rol spelen\', legt Van Riet
uit.

Er is nog een frappant verschil tussen
man en vrouw: de man is meestal be-
ter verzekerd. Dit wordt mede ver-
oorzaakt door de aanname \'mijn part-
ner werkt ook, dus waarom zou ik mij
totaal of over-verzekeren?\' Maar als
de gezinssituatie verandert, moet je
je natuurlijk wel aanpassen.

Financieel adviseur

De vraag \'wel of geen adviseur?\' is
moeilijk te beantwoorden. Van Riet
benadrukt het belang van de vertrou-
wensrelatie. \'Is die er niet, dan zou ik
omkijken naar een ander.\' Ook be-
langrijk is de mogelijkheid van een
verwijzing naar een deskundige. Van
Riet: \'Bijvoorbeeld ten aanzien van
een verbouwing van een praktijk- dan
wel een privépand. Een goede advi-
seur verkoopt ook niet zomaar een
koopsompolis, maar vertelt waarom.
Soms is het interessanter om te beleg-
gen...\'

De verdiensten van een adviseur zijn
uitgesproken goed te noemen (bij-
voorbeeld bij het afsluiten van een le-
vensverzekering: 2,5% van het ver-
zekerd kapitaal, of bij een
arbeidsongeschiktheidsverzekering:
jaar in jaar uit 16% van de premie). U
mag dus van hem of haar verwachten
dat het advies niet ophoudt na het af-
sluiten van de verzekering.

Van Riet besluit zijn verhaal met een
pleidooi voor financiële planning.
Dit omhelst alle onderwerpen die hij
aan de orde heeft gesteld in een inte-
grale benadering: privé- en praktijk-
financiering, risicobeheer/verzeke-
ringen, vermogensvorming, vermo-
gensoverdracht, (vervroegd) pen-
sioen, alles naar eigen prioriteiten en
wensen. Een belangrijk facet is ook
de fiscale consequenties. \'Uitgangs-
punt is dat u gedurende uw leven
steeds een goed vrij besteedbaar in-
komen hebt. Maar ook de opbouw
van een goede oudedagvoorziening
en de afdekking van risico\'s zijn be-
langrijk.\' Een adviseur kan een rol
spelen in de preventie van de ge-
noemde verbijster/wg. \'Soms wenst u
dat u beter had nagedacht of meer re-
kening had gehouden met een aantal
zaken... Een gezegde dat ik veelvul-
dig aanhaal is
If you fail to plan, you
plan tofail,\'
besluit Van Riet.

UW KLANT, UW SUCCES
\'Een tevreden klant is niet goed ge-
noeg, hij moet enthousiast zijn,\' is de
stelling van Martin Gaus in zijn ver-
haal met de titel \'Als dierenarts ben
je de vroegere Albert Heijn op de
hoek.\' In een wervelende presentatie
tracht hij de aanwezigen te overtui-
gen van zijn visie op de dierenartsen-
praktijk als onderneming, zich bij
voorbaat indekkend voor de weer-
stand die hij daarmee oproept: \'Als u
zich aan mij ergert, denk dan maar
dat de boodschap voor uw buurvrouw
bestemd is.\'

-ocr page 86-

Belangrijk

Wat vindt de cliënt belangrijk?
Enquêtes wijzen uit dat voor iedere
cliënt als zeer belangrijk gelden, op
volgorde: vriendelijk personeel,
snelle bediening, een schone omge-
ving (hieronder verstaat men vaak
veel licht en witte gebouwen ervaart
men als het schoonst), kwalitatief
goede producten en prettige ope-
ningstijden. Gaus: \'Het doet er niet
toe wat u zelf vindt, maar een dieren-
artsenpraktijk moet dus wit zijn...\'
Om werkelijk succes te hebben moet
een dierenarts goed luisteren naar
zijn cliënt en daadwerkelijk reageren
op zijn behoeften. \'Biedt een voor-
beeldige service en zorg voor samen-
werkende teams om de cliënt centraal
te kunnen stellen\', raadt Gaus aan.
Hij vertelt van zijn ervaringen in
Amerika, waar de dierenarts-assi-
stente een uitgesproken belangrijke
managementfunctie heeft, zodat de
dierenarts in alle rust de cliënt van
advies kan dienen.

Essentiële omgangsregels zijn dan
ook: begroet iedere cliënt met een
glimlach -\'denk gewoon: die ga ik
versieren\'- en begroet ook de cliënt
waarmee je nog niet bezig bent met
een vriendelijk knikje; zorg voor
schone, witte kleding; stel alles
schoon en overzichtelijk op; vraag
steevast \'kan ik nog iets voor u
doen?\' en zeg als afscheid altijd iets
persoonlijks, afhankelijk van de
emotie van de cliënt. Vergeet niet
ook bij het afscheid te glimlachen of
zoals Gaus het verwoordt: \'Maak een
onuitwisbare indruk!\'

Herkenbaarheid

\'Weet wat uw cliënten vragen en ge-
draag u daar consequent naar\', be-
toogt Gaus. \'Richt u en uw medewer-
kers volledig op een duidelijk om-
schreven groep cliënten; deel uw
doelstellingen met al uw personeel en
zorg dat u weet wat er in uw bedrijf
speelt door u veelvuldig te bevinden
op die plaatsen waar het echte werk
wordt gedaan!\' Gaus beweert dat een
herkenbare manier om met de cliën-
ten om te gaan net zo goed deel uit-
maakt van het servicepakket van de
dierenarts, als het dienstverlenings-
product zelf (het beter maken van de
hond). \'U heeft natuurlijk niet te kie-
zen als het om een spoedgeval gaat,
maar in alle andere gevallen kiest u
uw cliënten zelf uit\', aldus de succes-
volle ondernemer. Hij benadrukt het
belang van differentiatie: \'Het is van
groot belang dat u zich onderscheidt
van uw collega. Leg u toe op iets spe-
ciaals. Dat kan heel simpel \'overge-
wicht bij poezen\' zijn. Als u zegt \'ik
ben goed in ....\' biedt u een herken-
baar product.\' Gaus zit overigens niet
in over het lot van de collega: \'Die
kan dit ook doen, morgen al.\'
Vervolgens is het belangrijk om dat-
gene waar je goed in bent, in over-
eenstemming te brengen met datgene
waar de cliënten waarde aan hechten.
Gaus: \'Pasje strategie telkens aan en
schep de voorwaarden om de uitvoe-
ring van die strategie mogelijk te ma-
ken. Draag vervolgens je visie overal
luid en duidelijk uit; communiceer!\'

« » ■ » ■

Reorganiseer!

\'Stop met activiteiten waar u niet
goed in bent en die uw cliënten onin-
teressant vinden... stop ook met wat u
goed doet, maar wat uw cliënten niet
interessant vinden (of zoek een
nieuwe doelgroep)... besteed uit of
bekwaam uw organisatie in waar u
niet goed in bent, maar wat uw cliënt
wel echt belangrijk vindt\', gaat Gaus

TIPS VOOR EEN SUCCESVOLLE PRAKTIJK

* een heldere, lichte omgeving

* herkenbare, lichte en schone kleding van medewerkers

* overzichtelijke en schone opstelling van producten

* vriendelijke, begripvolle omgang

* vlotte telefonische bereikbaarheid

* producten altijd op voorraad

* ondersteuning mondelinge instructies met schriftelijke uitleg (zelf geven!)

* geen kleine irritaties (zoals toiletpapier op, geen lepeltjes/suiker bij het kof-
fie-apparaat)

* werk maken van de cliënt (dierenbladen, muziek, video, koffie etcetera)

* een goede sfeer binnen het team (als u aardig bent voor elkaar, dan gelooft
men dat u aardig bent voor het dier)

door. \'Bent u ergens goed in dat van
grote waarde is voor uw cliënt?
Eureka! Doen... haal eruit wat erin
zit!\'

Om het enthousiasme van cliënten te
wekken én te behouden, moetje goed
kijken en luisteren naar wat hen be-
weegt. Huidige trends zijn: individu-
eel maatwerk (bijvoorbeeld bij vacci-
naties), gemak, lage prijzen, direct
contact, privacy, kennis, maatschap-
pelijke verantwoording en zorg voor
het milieu. Of anders gezegd: \'De
klant komt eerst.\'

Gaus geeft een aantal tips om binnen
de organisatie de neuzen één kant op
te krijgen: \'Laat intern zonder over-
leg invullen \'wie is uw cliënt? wat
verkopen we?\' en laat uw cliënt in-
vullen \'waarom koopt u hier?\' Stem
dit op elkaar af en overleg waar uw
organisatie goed in is.\'
Het is tevens essentieel dat goedbe-
doelde projecten die niet passen bin-
nen de doelstelling, geen kans krij-
gen. Sommige doelgroepen lijken
verleidelijk, maar leveren nauwelijks
iets op om de doelstelling te berei-
ken. Kies!

Service

\'Kijk scherp naar de zwijgende
cliënt\', raadt Gaus aan. \'Eigenlijk
verwacht niemand een onberispelijke
service, dus nemen ze genoegen met
minder. Maar het is heel goed moge-
lijk dat men zich toch ergert!\'
Onder service vallen de volgende di-

-ocr page 87-

mensies: betrouwbaarheid (doe wat
je belooft), zekerheid (omtrent de
kennis en de beleefdheid van mede-
werkers), bedrijfsmiddelen (zicht-
bare faciliteiten en uiterlijk voorko-
men van medewerkers), empathie
(betrokkenheid en individuele aan-
dacht) en attentheid (bereidheid om
vlot te helpen).

Voor een goed inzicht in de eigen or-
ganisatie dient men voortdurend vier
zaken goed in de peiling te hebben:
cliënten, medewerkers, processen
(kwaliteit) en bedrijfsresultaten.

Het is raadzaam, een strategie te ont-
wikkelen om naar de cliënt te luiste-
ren. En daarmee worden ook de ver-
loren cliënt en de potentiële cliënt
(van de concurrent) bedoeld. Dit lui-
steren kan op verschillende manie-
ren: formeel, ongevraagd inkomend
en informeel. \'Verras de zwijgende
cliënt eens door aan zijn wensen te
voldoen, voordat hij die heeft geuit.

Maak er een sport van!\'
Een korte discussie en een borrel be-
sluiten de Landelijke Dag 1997.
Opmerkingen aan het adres van
Martin Gaus, zoals \'Ik kan niet op af-
spraak werken, dus ik heb elke dag
een wachtkamer vol mensen...\' wor-
den afgedaan met: \'U moet vooral zo
doorgaan, dan vestigt zich vanzelf
een ander bij u in de buurt die het wel
kan.\' Begrijpelijkerwijs wordt er nog
lang nagekauwd op de denkbeelden
van de laatste spreker.

VERSLAG VAN DE VORDERINGEN VAN DE CODECOMMISSIE

In de eerste vergadering werd besloten
de Code gelijktijdig op twee manieren
te evalueren: meer specifiek, aan de
hand van artikelen gekozen uit een
lijst van prioriteiten, en daarnaast in
meer algemene zin. Uit de prioriteiten
kwamen twee onderwerpen naar vo-
ren die inmiddels in detail werden be-
sproken:

- De vaak tot conflicten leidende pro-
blematiek rond (vrije) vestiging, uit-
breiding van de praktijk met een de-
pendance, een nieuwe activiteit,
enzovoort. Het probleem is een
evenwicht te vinden tussen het recht
op vrije vestiging en realistische re-
gels die kunnen bijdragen aan de
collegiale verhoudingen.

- Publiciteit en reclame is een tweede
onderwerp dat om extra aandacht
vroeg. Dit was begrijpelijk, gezien
de vele zich dynamisch ontwikke-
lende vormen van communicatie
met derden. Ook hier gaat het om
een evenwicht tussen enerzijds het
benutten van de communicatieve
mogelijkheden en anderzijds de cri-
teria waaraan daarbij moet worden
voldaan om niet onnodig de colle-
giale verhoudingen te verstoren of
erger nog het beroep schade te be-
rokkenen.

Tijdens bespreking van de hiervoor
genoemde twee onderwerpen werd
duidelijk dat de Code ook in algemene
zin aanpassing behoeft. Hiervoor wa-
ren verschillende onderling samenhan-
gende redenen:

- Aanpassing van de artikelen rond
vestiging en publiciteit had ook in-
vloed op een aantal aanverwante ar-
tikelen.

- Veel artikelen van de huidige Code
zijn inmiddels duidelijk achterhaald
door nieuwe regelgeving zoals de
Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde en de Kwaliteits-
richtlijn voor Dierenartspraktijken,
waar zo nodig naar verwezen kan
worden.

-\' Door samenvoeging van een aantal
paragrafen en artikelen van de hui-
dige Code kan veel overlapping
worden voorkomen.

Deze overwegingen kwamen tevens
tegemoet aan de unanieme mening van
de Commissie dat de waarde van de
Code toeneemt door sterke beperking
van het huidige aantal - van circa 110-
artikelen. Ter vergelijking; ook de \'ge-
dragsregels\' voor artsen en tandartsen
zijn aanzienlijk compacter.
Na uitgebreide bespreking in het afge-
lopen jaar hebben deze overwegingen
geleid tot een concept voor een nieuwe
Code bestaande uit een kleine 30 arti-
kelen. Inmiddels is deze aanpak in
hoofdlijnen besproken in en heeft het
Algemeen Bestuur van de KNMvD
daarmee ingestemd. Daarbij is tevens
de verdere procedure besproken die
het mogelijk moet maken een nieuwe
versie van de Code in de Algemene
Vergadering van oktober 1998 ter
stemming aan te bieden.

Op 18 december 1996 is de nieuwe Codecommissie met haar werk begon-
nen. Omdat bespreking van de Code voor de Dierenarts in detail in een vol-
tallige vergadering van de Codecommissie weinig effectief leek, werd geko-
zen voor een indeling in drie subgroepen. Onderwerpen besproken in de
voltallige vergadering werden steeds in ieder van die subgroepen in één of
meer besprekingen verder uitgewerkt en vervolgens in de volgende voltal-
lige vergadering besproken. Zo kregen de diverse onderwerpen - en inmid-
dels alle artikelen van de huidige Code - uitvoerig aandacht van alle leden
van de Commissie.

Het concept voor een nieuwe Code
zal echter eerst in januari worden toe-
gestuurd aan de diverse besturen bin-
nen de KNMvD. Bespreking van dit
concept binnen die besturen zal dui-
delijk moeten maken welke aanpas-
singen nog gewenst worden geacht.
Vervolgens kan dit in het Algemeen
Bestuur van febmari besproken wor-
den, waarna een meer definitief con-
cept opgesteld kan worden. Omdat
het de bedoeling is dit meer defini-
tieve concept vervolgens te bespreken
met alle leden die daarvoor bela
stelling hebben, zal tevens doorJ
Algemeen Bestuur de strategie hier-
voor besproken moeten worden. Het
idee van de Codecommissie is om
daarvoor een aantal landelijke verga-
deringen te beleggen. Daar zal moe-
ten blijken of er, al of niet na verdere
aanpassing, voldoende draagvlak
voor de vemieuwde Code voor de
Dierenarts bestaat zodat accordering
door de Algemene Vergadering ver-
wacht mag worden.

lamg-
ir^et

-ocr page 88-

Er is de afgelopen jaren een proces op
gang gebracht waarbij de \'dierenarts-
groot\' meer is dan een ziektebestrij-
der en chirurg bij moeilijke bevallin-
gen. Meer en meer vragen veehouders
om begeleiding van hun bedrijfsvoe-
ring ten aanzien van gezondheid en
vruchtbaarheid. De NCI is onder de
bezielende leiding van Joost de Veer
steeds een voortrekker geweest in de
ontwikkelingen rond de bedrijfsbege-
leiding.

Wat houdt dat in, bedrijfsbegeleiding,
en hoe moet dat?

Omdat de dierenarts deskundig is op
zijn vakgebied, heeft hij voor de vee-
houder waarde als adviseur op die on-
derdelen van zijn bedrijfsvoering, die
met de gezondheid van het vee te ma-
ken hebben (als je flink doorredeneert
omvat dat bijna alles).
Veehouderij heeft zich net als de hele
maatschappij hoog ontwikkeld en
daarmee zijn de marges steeds belang-
rijker geworden. De bedrijfskosten
zijn steeds hoger geworden en de boer
wordt steeds afhankelijker van de eco-
nomische afweging van al zijn hande-
len. Diergeneeskunde is een gewone
kostenpost geworden en daar moeten
baten tegenover staan.

In de informatica is op de ontwikkelin-
gen ingespeeld en er zijn management-
systemen ontwikkeld die de veehouder
helpen zijn bedrijfsproces te beheer-
sen. Uit de managementsystemen is
echter ook informatie te peuteren
waarmee alleen de dierenarts in staat is
om een analyse van de gezondheid te
doen. De link leggen tussen allerlei be-
drijfskengetallen en zijn eigen kennis
van de diergeneeskunde, voedings- en
voortplantingsfysiologie: dat is moei-
lijk, en moet geleerd en geoefend wor-
den.

In november 1997 is in het kader van
het project DGR (DierGezondheids-
Registratie) in Drachten een cursus ge-
start die beoogt om de dierenarts te le-
ren analyses te maken van kengetallen
en vooral om er juiste conclusies uit te
trekken. Belangrijk onderdeel is uiter-
aard: hoe om te gaan met het compu-
terprogramma dat de gegevens ver-
werkt en vervolgens de informatie
verstrekt in de vorm van overzichten.
De cursus staat onder leiding van Joost
de Veer en Ed van Eenigen (Gezond-
heidsdienst, Drachten). De cursisten
volgen vijf dagen, in vijf opeenvol-
gende maanden cursus. Het is de be-
doeling dat ook in andere delen van het
land dergelijke cursussen van start zul-
len gaan in de loop van 1998. De NCI
gaat zich daarvoor inspannen.

Een specifiek computerprogramma
voor het analyseren van vruchtbaar-
heid en voortplanting van mnderen is
ontwikkeld in samenwerking met het
NRS. Martin Beiboer, dierenarts te
Ureterp en software-ontwikkelaar,
heeft hiervoor een programma ge-
naamd InseMan gemaakt. Het sys-
teemhuis Synapses is de vermarkter
van het programma. Inmiddels is de
NRS overgestapt op moderne gereed-
schappen voor haar eigen softwareont-
wikkeling en vanaf medio 1997 kon-
den daardoor de NRS-gegevens niet
meer door InseMan worden ingelezen.
Martin Beiboer heeft in december een
nieuwe versie, onder Windows, opge-
leverd, waarmee dat probleem verhol-
pen is. Tevens zijn de grafische moge-
lijkheden onder Windows benut en de
nieuwe versie ziet er daarmee zeer mo-
dem uit. Op 9 december 1997 is op een
speciale bijeenkomst deze versie ver-
spreid onder de gebmikers van het pro-
gramma. Zij zullen in de komende
maanden in de praktijk de werkbaar-
heid ervan testen. Daamaast hebben
deze eerste InseMan gebmikers zich
verenigd in de \'studieclub Analyse
Fertiliteit Rund\' die beoogt alle
(nieuwe) ontwikkelingen op het ter-
rein van de vmchtbaarheidsanalyse te
doorgronden.

BEDRIJFSBEGELEIDING DOOR DIERENARTSEN

De NCI spant zich in om de kennis die
door de studieclub is en wordt ontwik-
keld, verder onder de dierenartsen te
verspreiden. Daartoe zullen onder-
meer cursussen en gebmikersgroepen
worden geïnitieerd.

Henk van der Bijl

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Achten, N.P.J.; 1997; 5464 RC Veghel; Nieuwe
Veldenweg 9.

Bos, R.H.C. van den; 1997; 1811 DN Alkmaar;
Ritsevoort 18 B.

Bouwhuis, Mevr. J.H. ten; 1997; 3705 ZC Zeist;
Warande 43.

Dinther, Mevr. R.H.W.J. van; 1997; 3524 HD
Utrecht; Eifel41.

^sonalia

Haar, G. ter; 1997; 3706 CW Zeist; Laan van
Vollenhove 703.

Hartman, Mevr. M.H.; 1997; 9919 TJ
Loppersum; Delleweg 7.
Hekhuis, J.; 1970; 2975 BH Ottoland; B 33.
Hof, A.J.; 1997; 5521 RT Eersel; Oude
Postelseweg 28.

Hooydonk, P.A.J.M. van; 1997; 9843 ES

Grijpskerk; De Singel 9.

Koedam, Mevr. A.M.; 1997; 5704 DV

Helmond; Waterreelaan 25.

Kuijper, Mevr. P.A.M.; 1997; 1602 LG

Enkhuizen; Kerkeland 14.

Oostrom, R A A. van; 1976; 3581 JR Utrecht;

Prinsenstraat 27.

Pijs, A.M.; 1997; 7447 XN Hellendoom;
Koetshuisstraat 19.

Slikker, Mevr. M.P.; 1997; 3522 AA Utrecht;
Croesestraat 7 bis.

Swartberg-van der Kaaden, Mevr. M.F.; 1997;

Wimbledon, London SW19 7DP (Verenigd
Koninkrijk); 79 Arthur Road.
Voshaar, Mevr. B.S.E.; 1997; 3514 CJ Utrecht;
Adelaarstraat 82 bis.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Greef, R.J.T. de; 1997; 1625 EC Hoorn (NH);
Tjalk 46.

Lemmens-de Jong, Mevr. M.; 1981; 6534 VH
Nijmegen; Vossenhof 46.
Paap, R.A.V.M.; 1978; 3844 EC Harderwijk;
Emdenmeen 34.

Reitsma, H.; 1973; 3925 JS Scherpenzeel (Gld);
Marktstraat 68.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

-ocr page 89-

Berentsen, Mevr. A.C.; 3532 HC Utrecht;
Vleutenseweg217.

Berk, Mevr. N.M.A. van den; 3532 SK Utrecht;
Madioenstraat 1.

Kloppenberg, Mevr. F.; 3523 BE Utrecht;
Toermalijnlaan 37.

Leuven, Mevr. M. van; 2034 AS Haarlem;
Finlandstraat 105.

Okker, H.; 3551 CV Utrecht; Amsterdamse-
straatweg 330 bis.

Otte, Mevr. L.; 1057 TL Amsterdam; Davis-
straat44 1.

Polman, G.J.; 3731 TK De Bik; B. van Heem-
strakwartier 52.

Rook. Mevr. G.A.; 3521 BP Utrecht;
Croeselaan 233 bis.

Verhoeven, Mevr. J.M.E.; 3515 GW Utrecht;
Schepenmakerssteeg 2.

Weiler, Mevr. E.C.; 3581 XK Utrecht; Eikstraat
37 bis.

Wijnen. Mevr. M.C.P.; 3523 GX Utrecht;
Looplantsoen 138.

Zagers, Mevr. J.J.A.; 3582 VC Utrecht; I.B.
Bakkerlaan 17.

JUBILEA:

W. van Erk te Hcndrlk-Ido-Ambacht. afwezig,
25 jaar, 19januari 1998

Dr. R. Kuiper te Utrecht, afwezig, 25 jaar, 19 ja-
nuari 1998

Dr. P.W. de Leeuw te Lelystad, afwezig, 25
jaar, 19 januari 1998

E.M. Ruymbeek te Venray, afwezig, 25 jaar, 19
januari 1998

ProfDr. J.H.M. Verheijden te Zeist, afwezig,
25 jaar, 19 januari 1998

J.W.A. Klink te Loppersum, afwezig, 25 jaar,
19 januari 1998

S. Reindersma te Raalte, aanwezig, 25 jaar, 19
januari 1998

Mevr. C.H. Kollen te Bilthoven, afwezig, 25
jaar. 19 januari 1998

G.F. Meijer te Vederveen. aanwezig, 40 jaar, 31
januari 1998

M. de Jonge te Andel, afwezig, 30 jaar, 1 febru-
ari 1998

G. van Dommelen te Katwijk-Cuijk (NB), af-
wezig, 30 jaar, 2 februari 1998
A.M.F. de Bok te Vught. afwezig, 45 jaar, 3 fe-
bmari 1998

J. Kramer te Wolvega, afwezig, 45 jaar, 3 fe-
bruari 1998

Dr. A. Schukken te lleerenveen, afwezig, 45
jaar, 3 februari 1998

E.T.B. Dinkla te Haren (Gr), afwezig, 40 jaar, 6
febmari 1998

Mevr. 1. Ooms-Siebenga te Breskens. afwezig,
40 jaar, 6 febraari 1998

Dr. H.P. Hoebe te Bentelo, afwezig, 35 jaar, 12
febraari 1998

J.C.M. Huijg te Ouderkerk a/d Amstel, aanwe-
zig, 35 jaar, 12 febraari 1998
Mevr. A.E. Wagenaar-Schaafsma te Amhem,
afwezig, 35 jaar, 12 febmari 1998

MUTATIES:

»Achten, N.P.J.; 1997; 5464 RC Veghel;
Nieuwe Veldenweg 9; tel. 0413-367365 privé,
292929/364589 prakt.; p., medew. bij M.C.M.
Bossers, P.J.M. van Hulten, A.H.C. Kuijpers,

F.T.M. Loomans, T.J.J. van der Rijt en
E.W.H.M. van der Velden.

Bakker, Mevr. L.M.; 1994; 3524 WD
Utrecht; Olympus 124; wnd.d.

Barkema. H.W.; 1988; 8911 EG
Leeuwarden; Grote Kerkstraat 240; tel. 0512-
570700 bur.; fax 0512-520013; d. G.D., loc.

Drachten.

♦Beek, Mevr. M.L.G.M. van; 1997; 9434
TC Eursinge (gem. Westerbork); De Gooms 10;
tel. 0593-331653; wnd.d.

Bmins, B.; 1972; 7201 AJ Zutphen; Burg.
Dijckmeesterweg 23; tel. 0575-544898 privé,

055-3012255 prakt.; p., geass. met P.H.M.
Barendregt. J.W. Versteegt, A.A.G.M. Wijne
en Mevr. W.J. Wijne-Raemakers.

Braschke, Mevr. C.J.M.; 1991; 3572 DA
Utrecht; Hoefsmederijstraat 7; tel. 030-
2720683 privé, 0320-238220 bur.; fax 0320-
238050; E-mail: C.J.M.BRUSCHKE@lD.DLO
.NL; wet. medew. ID-DLO, Afd. Zoogdier
Virologie; Lab. hoofd Bovine Virologie (fax
privé 030-2723088).

•Coerwinkel, J.J.W.; 1979; 5171 BN
Kaatsheuvel; Sweensstraat 31 A; tel. 0416-
280397 privé, 274357/334000 prakt.; fax 0416-
283046; p., geass. met Th.J.A.M. van Gastel,
A.F. Heijkants. E. van der Kamp. M.F.P.M.
Maas en L.H.T. Zijlmans (fax 0416-340821 ).

Draijff, Mevr. M.E.; 1992; Santiago
(Chili); El Roble 13172, Lo Bamechea; tel. 00-

56-2-2166709; p., medew. bij Clinica Vet.
Integral Issanieve.

♦Dwars, Dr. R.M.; 1979; U-I993; 3524
AA Utrecht; Vlieland 28; tel. 030-2890953; d.
(vrije studierichting).

Ekkel, Dr. Ir. E D.; 8253 BC Dronten;
Albertijn 29; tel. 0320-238206 bur.; wet. me-
dew. ID-DLO.

Gajentaan. ProfDr. J.E.; 1957; A-I978;
1083 EM Amsterdam; Van Nijenrodeweg 187;
tel. 020-4421870; fax 020-4422750; r.d.; oud-
hlr. U.U. (F.D.); Specialist Chirurgie der Ge-
zelschapsdieren n.p.; em. diplomate American
Board of Vet. Practitioners; Secretaris-Generaal
F.V.E.; erelid

W.S.A.V.A.; erelid Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren.

Habraken. A.W.F.M.; 2000 Antwerpen
(België); Ortcliuskaai 2, bus 22; Dir. Abbott
Diagnostics (toev. als buitengewoon lid).

*Gijtenbeek, E. van; Gent-1994; 1566 PH
As.sendelft; Veenpolderdijk 3; tel. 075-6877266
prakt.; fax 075-6877265; p., paarden.

Greef, R.J.T. de; 1997; 1625 EC Hoom
(NH); Tjalk 46; tel. 0229-233736 privé, 075-
6877266 prakt.; p., medew. bij E. van
Gijtenbeek (toev. als lid).

Gulbrandsen. B.; 1983; 2380 Bramunddal
(Noorwegen); Hagaveien 26; tel. 00-47-
62344808 privé, 62574805 prakt.; fax 00-47-
62574802; E-mail: BJORN.GULBRAND-
SENfajNRF.NO; d. bij Norwegian Cattle.

Hesen, A.A.; 1962; 6591 DS Gennep;
Middelweg 8; tel. 0485-540297; fax 0485-
540301; E-mail: A.HESEN(gWXS.NL; r.d.

♦Hoes, Mevr. N.P.M.; 1997; 5374 JL
Schaijk; Maalstoel 30; tel. 0486-461872;
wnd.d.

•Hooydonk, P.A.J.M.; 1997; 9843 ES
Grijpskerk; De Singel 9; tel. 0594-212880
privé, 050-3095305 prakt.; fax 050-3094348;
p., medew. bij T. van Til en O.R.M.W. van der
Velden.

Houben. Mevr. M.A.M.; 1997; 4854 BC
Bavel; Huisakker 9; tel. 0161-433163 privé,
076-5876524 prakt.; fax 0I6I-433163; p., me-
dew. bij O.J.J. de Clerck, J.P.J. van leriand.
H.M.M. Luijerink, A. Maas, J.J.G.M. Oomen
en M.E.W.M. Peilenaars.

Huijbers, P.J.J.J.; 1976; D-47589 Uedem
(Duitsland); Bünnert 21; tel. 00-49-2825-1605;
p., medew. bij Dr. Klaessen.

Hülsen, J.H.J.L.; 1993; 5684 LW Best;
Broekstraat 4 A; tel. 0499-371420 privé.

330620 bur.; fax 0499-330621; d. Vet. Orga-
nisatie- en Adviesbureau Vetvice; wnd.d.

♦Kinderen, H F. der; 1991; Saxmundham,
Suffolk 1PI7 1D4 (Verenigd Koninkrijk); Fro-
mus House, Street Farm Road; d.

Klink, Dr. E.G.M. van; 1983; Wage-
ningen-1994; 2804 WS Gouda; Vlietenburg 26;
tel. 0182-572278 privé, 0318-671428 bur.; fax
0318-624737; E-mail: E.G.M.VAN.KLINK®
IKC.AGRO.NL; senior deskundige Dierge-
zondheid, Welzijn en Ethiek, Informatie en
Kennis Centram Landbouw.

Kuilenburg. Mevr. L.E. van; I99I; 5301
HA Zaltbommel; Marten van Rossemsingel 37;
tel. 0418-512095 privé, 010-2100011 prakt.; p.,
medew. bij P.J. van der Heijden.

Lammers, D.M.; 1995; 3522 RC Utrecht;
Volkerakstraat 22; tel. 030-2883024 privé,
0174-414098 prakt.; p., medew. bij R.J. Op-
meer.

Laurier, Mevr. P.; 1994; 8014 LG Zwolle;
Wolbertsmate 7; tel. 038-4603914; wnd.d.

Lek, J. van der; 1994; 6137 BH Sittard;
Broeksittarderweg 11; tel. 046-4520187 privé.
0492-515977 prakL; fax 0492-592202; E-mail:
JOB-LEK@CUCI.NL; p., medew. bij G.H.
Moorman en Mevr. J. Moorman-Roest.

Lemmens-de Jong, Mevr. M.; 1981; 6534
VII Nijmegen; Vossenhof 46; tel. 024-3558368
privé, 3559351 prakt.; p. (toev. als lid).

Mourits, G.W.Th.; 1986; 5091 CL Mid-
delbeers; Vestdijk 66; tel. 013-5142834 privé,
0294-465880 bur.; fax 0294-432298; vet.
adv./d. bij Fort Dodge Animal Health Benelux
B.V.

Mulder, J.M.; 1992; 1251 RJ Laren (NH);
\'t Paadje 36; tel. 035-5315358 prakt.; fax 035-
5315358; p. (zelfstandig); p., medew. bij
Spoedkliniek voor Dieren Am.sterdam B.V.

Paap, R.A.V.M.; 1978; 3844 EC Harder-
wijk; Emdenmeen 34; tel. 0341-416416; p., ge-
zelschapsd. (toev. als lid).

Rasenberg. M.C.A.; 1968; 6041 NW
Roermond; Walbreukergraaf 21 ; tel./fax 0475-
318416; p.

Reitsma. IL; 1973; 3925 JS Scherpenzeel
(Gld); Marktstraat 68; tel. 033-2773510 privé,
2771221 prakt.; p., geass. met H.O. Ebbens
(toev. als lid).

Smeur, F.G.M.; 1994; 6718 PE Ede (Gld);
Zuiderkade 25; tel. 0318-543939 privé, 0317-
412432 prakt.; E-mail: KORTENOORD(a^ PI.
NL; p., geass. met H.A.M. van Eist. Mevr. E.J.
Kiemeneij, S.W. Schukking en A.W.
Westerhuis.

Verlinden. Mevr. M.C.J.; 1992; 6102 VH
Echt; Slekkerstraat 11; tel. 0475-410377 privé,
046-4521991 bur.; k.d. R.V.V. kring Weert,
lok. Geleen.

Weide, J.P. van der; 1990; 3438 HW
Nieuwegein; H. Gorterhove 24; tel./fax 030-
6036157 privé, 0294-465947 bur.; fax 0294-
432298; wet. medew. bij Fort Dodge Animal
Health Benelux B.V.

JAARBOEK 1998:

Mutaties m.b.t. de personalia die na 5 de-
cember bij het bureau van de Maat-
schappij zijn binnengekomen, kunnen he-
laas niet worden opgenomen in het
Diergeneeskundig Jaarboek!

-ocr page 90-

Doorlopende agenda

CQNGRESSEN/SYMPÜSIA

Januari

15 Symposium endo- & ectoparasieten bij var-
kens. Postiljon Hotel Rosmalen, aanvang:
13.30 uur. Dit symposium wordt georgani-
seerd door Eurovet B.V. in samenwerking
met de Groep Geneeskunde van het
Varken. Nadere informatie: 0497-388688.

15 Een verbond tussen Kleio en Apollo.
Vrouwen in de geschiedenis van de bèta-
wetenschappen als bron voor algemene na-
tuurwetenschappen. Agorazaal, Vrije
Universiteit Amsterdam. Deelname kost ƒ
55,-. Meer informatie: 020-4448218
(di/wo/do: 9.00-16.00 uur), fax: 020-
4448258, e-mail: m.salzmann.medhis-
tory (^med.vu.nl.

18—20 Annual Conference of the Intemational
Embryo Transfer Society. Massachusetts,
USA.

29 Avondsymposium Diergeneeskunde in Ont-
wikkelingssamenwerking: \'Ontwikkelings-
werk in uitvoering\' vanaf 19.00 uur in zaal
gezelschapsdieren, ingang Münsterlaan van
Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht.

Februari

3 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H.P. Meyer. Carlton President
Hotel te Maarssen.

5 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H.P. Meyer. Golden Tulip te
Drachten.

10 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H.P. Meyer. Motel West-End
te Amhem.

12 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H.P. Meyer. Novotel
Brainpark te Rotterdam.

19—21 Intemational Symposium on Turkey
disea.se. Berlin. Anmeldung bis 10.
Februar an Sekretariat des Inst. fur
Geflügelkrankheiten, Prof Dr. H.M.
Hafez, Koserstr. 21, D-14I95 Berlin, tel:
49-30-838 38-61 oder -62, fax: 49-30-
838 58 24.

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential
Role Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

20—22 Authorship in Biomedical Publication:
Problems and Proposals. A Council of
Biology Editors Retreat. Berkely,
California, USA. Informatie: Denise
Baran, tel.: 00-1-847-480-9080, fax: 9282.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

wjfmmm m.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Januari

15 Intervisiebijeenkomst groep 2/3 (varken).
Onderwerp: VAMPP Zeug. Locatie: DAP
Lichtenvoorde. Aanvang: 20.00 uur.

20—22 Tweede lustmm Veterinaire Vee
Fokkers Club.

22 Smdievergadering Groep Homoeopahisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht. 19.30-
22.30 uur.

Februari

11 Intervisiebijeenkomst groep 6 (mnd).
Onderwerp: Bacteriologisch onderzoek op
de praktijk. Locatie: Hotel \'Dc Roskam\',
Gorssel. Aanvang: 15.30 uur.

12 Excursie Groep Geneeskunde van het
Varken naar Intervet.

17 Intervisiebijeenkomst groep 9 (varken).
Onderwerp: computerprogramma Econo-
mie op een varkensbedrijf Locatie: Her-
vormd Centmm, Langbroek. Aanvang:
20.00 uur.

26 Vergadering Afdeling Gelderland.

Maart

19 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

26 Voorjaarsvergadering Groep Paard, tevens
symposium \'Tandheelkunde bij het paard:
taak van veterinair of verzorger?\'. Sport-
centram Papendal, 13.00-21.30 uur.

April

Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

Mei

6 Werkvergadering rxinderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

7 Wervergadering runderpractici-GD Deven-
ter, Aanvang: 14.00 uur. Locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.

14 Studie- en tevens jaarvergadering Groep
Homoeopathisch-werkende dierenartsen.
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentrum
te Utrecht, 19.30-22.30 uur.

19 Vergadering Afdeling Gelderland.

Juni

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

11 Nationaal kampioenschap kleiduifschie-
ten. Organisatie: Boehringer Ingelheim.

September

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

16 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Smdievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beaünxgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

17 Vergadering Afdeling Gelderland.

ir^ÜSibÄäiUiaiiÄiS^^

CURSUSSEN

Januari

7 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

9 PUO-cursus (België): 27) Praktische oefe-
ningen in maagdarm-endoscopie.

16 PUO-cursus (België): 20) Het klinisch on-
derzoek van de mg en de meest voorko-
mende afwijkingen.

19 PAO-D cursus: Begeleiding melkveebe-
drijven (drie dagen, tevens 21 en 23 januari
1998).

21 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in Hotel Nieland Apeldoorn.

22 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 1 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

22 PAO-D cursus: 97.146. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

27 PAO-D cursus: 97.243. IBR.

28 PAO-D cursus: 97.244. IBR.

28 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

29 PAO-D cursus: 97.137. De oudere kat.
Diagnostiek en behandeling van diverse
aandoeningen bij de oudere kat.

Februari

2 PAO-D cursus: 98.905. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie.

3 PAO-D cursus: 98.122. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

3. PAO-D cursus: 98.301. Praktische econo-
mie I voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens lOen 17 februari 1998).

4 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Bameveld. Voor infonmatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

4 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

4 PAO-D cursus: 97.401. Pluimveecasuïs-
tieken.

5 PAO-D cursus: 98.901. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

5 PUO-cursus (België): 38) Ziekten bij konij-
nen die als hobbydieren gehouden worden.

6 PUO-cursus (België): 22) PRRS (Porcine
Reproductive and Respiratory Syndrome).

6 PUO-cursus (België): 28) Praktische oefe-
ningen in radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie opna-
men.

10 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heerj. Broos, tel.: 077-3998888.

10 PAO-D cursus: 98.123. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

10—11 PHLO-cursus \'Vrachtbaarheid en voort-
planting van het varken\'. Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen, tel.:
0317-484093/484092, fax: 0317-426547.
Inschrijftermijn eindigt op 12 januari 1998.

11 PAO-D cursus: 97.138. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

11 PAO-D cursus: 98.208. Casuïstiek melk-
veevoeding (Boxtel).

II PAO-D cursus: 97.310. Huisvesting en
verzorging varkens: Een zoötechnisch-ve-
terinaire analyse van het varkensbedrijf
(twee dagen, tevens 12 febraari 1998).

-ocr page 91-

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-02-1998

26-01-1998

01-03-1998

16-02-1998

15-03-1998

02-03-1998

01-04-1998

16-03-1998

*) Voor 12.00 uur\'s

middags.

DIERGENEESKUNDIG
MEMORANDUM

Per 1 januari 1998 is het Redactie- en administratie-
adres:
Postbus 1002, 2260 BA Leidschendam.

Dix & Fortuin

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een deskundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Specialisten in advisering van Medische en
Para - Medische beroepsbeoefenaren.

Ah het gaat om het belang van juist interfereren van
risico\'s van:

arbeidsongeschiktheid
financieringen,
hypotheken en
ongevallen.

Als het gaat om een autoverzekering voor
dierenartsen:

bieden wij een voordelige premie en
gratis een hogere dekking voor
de inventaris / goederen.

U kunt nu een geheel vrijblijvende "second opinion"
over uw bestaande situatie krijgen, verzorgd en
toegelicht door onze adviseurs, gespecialiseerd
in uw beroepsgroep.

Van Velthuysen Adviesgroep

een garantie voor blijvende service
en advisering!

Voor het maken van een afspraak met één van
onze adviseurs kunt u bellen

(0294) 41 50 03

Postbus 18, 1380 AA Weesp
•••••••

Vm VELTHUYSEN ADVIESGROEP

assurantiën - hypotheken - financieringen . vermogensbeheer

n\\/0 • bd van de sectie »
■ ■ w academische en n

e adviseurs
n medische beroepen

-ocr page 92-

Vanuit een gloednieuw praktijkgebouw zoekt Dierenartsenpraktijk Dedemsvaart (2 assoc.) een enthousiaste

COLLEGA DIERENARTS M/V

waarvan de hoofdtaak behandeling van de gezelschapsdieren zal zijn, waarbij echter ook voor 30% aandacht aan
de grote huisdieren (runderen, varkens, vleeskalveren, paarden enzovoort) moet worden gegeven, met de daarbij
behorende avond- en weekenddiensten. Enige en/aring strekt tot aanbeveling, waarbij het de bedoeling is in de
toekomst te associëren.

Sollicitaties binnen 14 dagen richten aan: G. Kempe, Rozenheim 2,7701 NB Dedemsvaart. Telefoon: 0523-617274.

P

IPG verzorgt de facilitaire dienstverlening voor fokprogramma\'s van Nederlands
Varkensstamboek, Dumeco Breeding en Dalland. Dit betreft de geautomatiseerde verwerking
van foktechnische gegevens, fokwaardeschatting en Research & Development ter ondersteu-
ning van deze fokprogramma\'s in binnen- en buitenland.

Door Diergezondheid in Beweging is onlangs het projectvoorstel \'varkensstromen in het per-
spectief van gezondheid en kwaliteit\' goedgekeurd. Dit project betreft een initiatief van IPG in
samenwerking met enerzijds Stamboek, Dalland en Dumeco Breeding en anderzijds de onder-
zoeksinstituten Landbouwuniversiteit, Faculteit der Diergeneeskunde en Praktijkonderzoek
Varkenshouderij. Voor dit project is de afdeling R.&D. van IPG op zeer korte termijn op zoek
naar een tijdelijke (tot begin 2000) projectleider c.q.

ONDERZOEKER M/V

Functie-omschrijving:

De dagelijkse leiding en uitvoering van het project \'varkensstromen\' in samenwerking met deskundigen van de di-
verse bij het project betrokken organisaties. Dit project richt zich op het vergelijken en evalueren van methodes
van dierverplaatsingen in de varkensfokkerij-piramide
om via introductie van alternatieven de gezondheidsstatus
van de Nederlandse varkensstapel te optimaliseren met het oog op een marktgerichte sector. In het project zullen
zowel hygiëne-maatregelen, structuurvarianten als technologieën om varkens vrij van specifieke infectieziektes te
produceren, worden getoetst en indien relevant worden geïmplementeerd.

Taken:

- dagelijkse leiding van het project\'varkensstromen in het perspectief van gezondheid en kwaliteit\';

- uitvoering van het project in samenwerking met deskundigen van fokkerij- en onderzoeksinstellingen;

- het rapporteren van tussentijdse- en eindresultaten aan projectgroep, DiB en extern geïnteresseerde groepen;

- mede-uitvoering van het PV-project \'Piglet Snatching\' in Rosmalen.

Uw profiel:

- opleiding Faculteit Diergeneeskunde of Landbouwuniversiteit Zootechniek;

- aantoonbare ervaring en interesse met preventieve varkensgezondheidszorg;

- ervaring met systematische benadering van onderzoeksdoelstellingen;

- U beschikt over goede communicatieve vaardigheden en een klantgerichte instelling.

Voor de functie geldt:

- salaris afhankelijk van leeftijd, opleiding en ervaring;

- arbeidsvoorwaarden volgens CAO Varkensverbetering;

- standplaats Beuningen/Rosmalen.

Inlichtingen/sollicitatie:

Voor meer informatie over de functie kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met directeur IPG, Dr. ir.
J.W.M. Merks, telefoonnummer 024 6779999 of \'s avonds 040 2422333. Schriftelijke sollicitaties kunt u, binnen
14 dagen na verschijnen van dit nummer, richten aan IPG, Postbus 43,6640 AA Beuningen.

-ocr page 93-

Dix & Fortuin

lielpt II over de (Iremj)el

W VELTHUYSEN ADVIESGROEP

assurantiën ■ hypotheken ■ financieringen ■ vermogensbeheer

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafhankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met u de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

FINANCIEEL ADVISEURS
VOOR DIERENARTSEN

Gespecialiseerd in:

Praktijkvestigingen

Praktijkfinancieringen

Financiële Planning

Arbeidsongeschiktheid

Pensioenen

Verzekeringen

SIBBING WATELER C.S.

ADVISEURS VOOR (PARA)M£DICI

\'N HELE ZORG MINDER ®

Storkstraat 33
Postbus 915
3900 AX Veenendaal
Telefoon: 0318-544044
Telefax: 0318-543843

Specialisten in advisering van Medische en
Para - Medische beroepsbeoefenaren.

Ah het gaat om het belang van juist interfereren van
risico\'s van:

arbeidsongeschiktheid
financieringen,
hypotheken en
ongevallen.

Als het gaat om een autoverzekering voor
dierenartsen:

bieden wij een voordelige premie en
gratis een hogere dekking voor
de inventaris / goederen.

LI kunt nu een geheel vrijblijvende "second opinion"
over uw bestaande situatie krijgen, verzorgd en
toegelicht door onze adviseurs, gespecialiseerd
in uw beroepsgroep.

Van Velthuysen Adviesgroep

een garantie voor blijvende service
en advisering!

Voor het maken van een afspraak met één van
onze adviseurs kunt u bellen

(0294) 41 50 03

Postbus 18, 1380 AA Weesp

nva

•••••••

M vai de secie acMseurs
acaöerrvsche en medtsche beroepen

-ocr page 94-

Ml if

mui

FLORFENICOL

OMDAT RENTABILITEIT BELANGRIJK IS

Het rentabiliteitsprincipe bij de keuze en het gebruik van eenj
antibioticum voor de behandeling van ademhalingsaandoeningen)
bij rundvee kan vertaald worden in het beperken, of zelfs het
elimineren, van bedrijfsverliezen.

De hoeksteen van dit principe is het kiezen voor een Iste-lijns
behandeling
die een volledige èn snelle genezing toelaat]
met een minimaal aantal recidieven. Hierdoor blijft de schade
beperkt, wat dan weer een optimale valorisatie van het dier
mogelijk maakt. lis^asj^

Doeltreffend

Rendabel

100 ml
300 mg/ml

SOcTm^mi
Iniectieyleetstof

DiergeneesmiMel

Ml if l^y

FLORFENICOL

Het 1ste-lijns antibioticum

NUFLOR* Farmaceutisch« vorm: Injectievloeistof Samenstelling: Per ml 300 mg florfentcol Doeldier: niet-lacterend rundvee. Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolytica
en Pasteurella multocida Dosis en toedienir>gswe9; Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgevncht (1 ml per 15 kg) wordt mtranusculair (tn de nekspieren) tweemaal toegediend n>et een tussenpenode van 46 uur. met gebruik van
een naald met een diameter van 1,65 mm {1W). Contra-indicaties: Mag met gebruikt worden bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedselopname ican gedurende de behandelingspenode
voorkomen. De behandelde dieren knjgen hun eetlust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: SS dagen. Melk. met toegestaan voor gebruik bij lacterende melkkoeien Houdbaarheid: zie
verpakking. Bewaren bij kamertemperatuur (1S-25 graden Celsius); aangeprikte flacon: 26 dagen, mdien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Het pnxkikt binnen de 26 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50, 100 en 250 mi voor meervoudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienumn>er / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

Schering-Plough Animal Health, Postbus 70, 1180 AB Annstelveen, Tel: 020/647.01.98 ©1997 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 95-

0

Curatieve diergeneeskundige hulp is nog altijd een hoofddoel voor veel dierenartsen. Binnen de opleiding
en daarna spitsen de oren zich zodra verteld wordt welke behandeling voor een bepaalde aandoening ge-
adviseerd wordt. Dit gegeven is zo bekend dat menig niet-clinicus zijn voordracht over achtergronden van
een ziekte nog wat opsiert met therapeutische overwegingen om zijn gehoor (versterkt) te boeien.
Dat uitspraken over te adviseren therapieën uitermate moeilijk en niet zonder risico zijn, moge blijken uit
het artikel \'Behandelwijzen \'van collega Rijnberk in deze aflevering. Veel van onze therapieën kunnen de
toets der kritiek niet doorstaan, als men tracht vast te stellen of het succes van een behandeling
post of
propter, na o/\'vanwege de behandeling is. Meestal zal men al blij moeten zijn met een (schijnbaar) ratio-
nele verklaring vanuit de algemeen geldende (maar soms toch heel gebrekkige) kennis van de pathoge-
nese van de ziekte. Naar mijn ervaring wordt nog altijd veel betekenis gehecht aan een beperkt aantal (ei-
gen) positieve casuïstische waarnemingen. Het is daarom te hopen dat het optimisme van collega
Rijnberk bewaarheid wordt en dat het aantal goede placebo-gecontroleerde dubbelblinde klinische stu-
dies zal toenemen.

Intussen is het verbazingwekkend dat dit niet al veel meer is gedaan voor de reguliere diergeneeskunde:
mogelijk verklaart deze stand van zaken mede waarom het feitelijke onderscheid tussen reguliere en alter-
natieve behandelwijzen voor menig dierenarts tamelijk onduidelijk is (afgezien van de zeer duidelijk ver-
schillen in achterliggende filosofie). In deze ajlevering worden de wezenlijke verschillen tussen goede be-
handelwijzen en goed bedoelde pogingen tot behandeling weer eens scherp geëtaleerd. Discussies,
bijvoorbeeld zoals die in dit tijdschrift in 1997 betreffende homeopathische behandelwijzen, kunnen hier-
door zuiver(der) worden.

Deze aflevering heeft, zoals u gewend bent, meer te bieden dan wetenschaps-filosofische overwegingen.
In een overzichtsartikel over DMSO als geneesmiddel worden de zeer vele mogelijkheden van een in
Nederland niet voor paarden geregistreerd middel besproken, met de achterliggende overwegingen
waarom dit panacee wellicht toch de geclaimde werkingen zou hebben. De kritische lezer zal, extra aan-
gemoedigd door de door collega Rijnberk gepropageerde instelling, het toepassingsgebied van dit middel
waarschijnlijk nog tamelijk beperkt achten.

In het hoogwaardige Actua-deel vindt u relevante informatie over de vogelgriep die recent in de media
veel aandacht kreeg. Uit het oogpunt van veterinaire volksgezondheid is de informatie over
Mycobacterium aVwim-injècties van varkens en vogels en de mogelijke rol bij het veroorzaken van hu-
mane infecties wellicht nog urgenter te achten. De overeenkomsten tussen isolaten van varkens en mensen
en de frequentie van voorkomen in mandibulaire en mesenteriale lymfeknopen van varkens zijn van groot
belang voor een adequate vleeskeuring. Het voorkomen in levers (en longen) van varkens en de differen-
tiatie van lesies door spoelwormlarven moet hierbij niet uit het oog worden verloren. Tuberculose en pa-
ratuberculose blijven voor de dierenarts uit het oogpunt van de veterinaire volksgezondheid en de dierge-
neeskundige praktijk zeer relevante infecties!

Namens de Hoofdredactie,
J.E. van Dijk.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 96-

DIMETHYLSULFOXIDE (DMSG) BIJ HET PAARD:
EEN LITERATUUROVERZICHT

Tijdschr Diergeneeskd 199S: 123: 74-80

R.A. Douwes\'^ en J.H. van der Kolk^

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

Door zijn unieke eigenschappen kan dimethylsulfoxide
(DMSO) een waardevolle aanvulling zijn van de veteri-
naire apotheek. In 1970 werd in de Verenigde Staten
DMSO geregistreerd voor het topicale gebruik bij het
paard met als indicatie acute zwelling van het locomotie-
apparaat veroorzaakt door trauma. Inmiddels wordt
DMSO in de veterinaire praktijk voor een groot aantal
aandoeningen gebruikt, zoals bij trauma van het cen-
traal zenuwstelsel, chronische endometritis en bij ische-
mic ten gevolge van een acute liggingsverandering van de
darm. DMSO heeft ondermeer de eigenschap de vorming
van bindweefsel te vertragen, wat een mogelijk gebruik
in de buikchirurgie interessant maakt.
DMSO heeft tevens een anti-inflammatoire werking
waar gebruik van wordt gemaakt in de behandeling van
spiertrauma, tendinitis, hoefbevangenheid en artritis.
DMSO wordt als een stof met een lage systemische toxici-
teit beschouwd, maar het kan wel de werking van andere
farmaca potentiëren. DMSO kan zowel intraveneus, in-
traperitoneaal, intra-articulair, oraal als percutaan wor-
den toegediend. In dit overzichtsartikel worden de meest
recente kennis en gangbare therapieën, die in de litera-
tuur te vinden zijn, vermeld.

Aangezien DMSO in Nederland niet voor het paard geregi-
streerd is, zal het gebruik moeten worden beperkt tot die le-
vensbedreigde gevallen waarin geen alternatief voorhan-
den is.

SUMMARY

The use of dimethyl sulphoxide in the horse: a review

The use of dimethyl sulphoxide in equine medicine is discussed with special
reference lo trauma of the central nervous system, chronic endometritis,
trauma of the locomotor apparatus, and ischaemic bowel pathophysiology.
The ability of dimethyl sulphoxide to reduce connective li.\'!.\':ue formation
might be of interest in abdominal surgery. The anti-inflammatory effect of
dimethyl sulphoxide is used in the treatment of muscle trauma, tendinilis. la-
minitis, and arthritis. Dimethyl .sulphoxide can potentiate the effects of other
drugs. The most common dose is I g/kg body weight intravenously up to a
40%- solution with a maximum duration of treatment of 5 days.
Dimethyl sulphoxide has not been approved for use in horses in the
Netherlands.

INLEIDING

Dimethylsulfoxide (DMSO) werd voor het eerst beschreven
in 1867. Het wordt geproduceerd uit steenkool en petroleum
en is een bijproduct van de papierindustrie. Voor medisch ge-
bruik wordt DMSO op synthetische wijze gemaakt. Een spoor

\' Destijds co-assistent bij de Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote

Huisdieren. Oude Kerkstraat 7. 3572 TG Utrecht.
^ Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren, Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Po.sthus 80152, 3508 TD Utrecht.

DMSO komt van nature voor in zoet en zout water en in regen.
Tevens kunnen sporen worden aangetroffen in voedingsmid-
delen en runderbloed (15). In de jaren 50 begon DMSO van-
wege zijn opmerkelijk huiddoordringend vermogen medische
aandacht te krijgen. In 1970 werd in de Verenigde Staten het
eerste veterinaire DMSO-product geregistreerd voor het topi-
cale gebruik bij het paard met als indicatie acute zwelling ver-
oorzaakt door trauma van het locomotieapparaat.
Inmiddels wordt DMSO wereldwijd in de veterinaire praktijk
voor een groot aantal aandoeningen gebruikt. In Nederiand zal
dit, gezien het ontbreken van de wettelijke registratie, steeds
\'off label use\' betreffen. Omdat slechts enkele toepassingen
goed gedocumenteerd zijn, is de ervaring van de practicus
meestal de belangrijkste factor bij de beslissing tot het gebruik
van DMSO. Bij een aantal vermelde therapieën zal de lezer
dan ook slechts een theoretische onderbouwing vinden.
In dit overzichtsartikel wordt getracht de mogelijke toepas-
singen van DMSO bij het paard zo volledig mogelijk weer te
geven en op die manier een bron van informatie te leveren
voor de practicus, die het gebruik van DMSO overweegt.

FARMACOKINETIEK

Onderzoek van de farmacokinetiek van DMSO bij het paard
wijst uit dat er na intraveneuze toediening een snelle distri-
butiefase plaatsvindt die voltooid is na circa 15 minuten. Het
gedrag van DMSO bij het paard is niet dosisafhankelijk en
verloopt volgens het tweecompartimentenmodel. Uit een
studie bij het paard, waarbij doseringen van 100 mg/kg LG
en 1000 mg/kg LG werden onderzocht na intraveneuze toe-
diening volgde een halfwaardetijd van circa negen uur. De
Vd[ss]-waarde, oftewel het verdelingsvolume in steady
state, bedroeg 0,8 1/kg LG. DMSO wordt bij het paard voor
50% onveranderd uitgescheiden met de urine. De rest wordt
gemetaboliseerd tot dimethylsulfide (DMS) en dimethyl-
sulfon
(DMSO2). Ongeveer 3% van het gevormde DMS
wordt uitgeademd en is verantwoordelijk voor de knoflook-
achtige geur die met DMSO behandelde patiënten versprei-
den. De frequentie van doseren passend bij een halfwaarde-
tijd van negen uur is tweemaal daags (7).

Fysische en chemische eigenschappen
DMSO in pure vorm is een kleurloze tot gele vloeistof met
een vriespunt van -1-18,5^ en een kookpunt van 189\'\'C. Het
soortelijk gewicht bij 25°C bedraagt 1,0958. Het is een bipo-
lair, sterk hydrofiel oplosmiddel. Deze eigenschappen berus-
ten op de aanwezigheid van vrije elektronenparen op de zwa-
vel en zuurstofuiteinden. Chemisch gezien gedraagt DMSO
zich als een acceptor van protonen bij de vorming van water-
stofbruggen. Dit is de basis voor de opvallende affiniteit tus-
sen DMSO en water. Waterstofbrugvorming tussen DMSO
en water is ongeveer 1,3 maal zo sterk als die tussen water-
moleculen onderling. Pure DMSO wordt bij blootstellen aan
de lucht snel verdund tot een concentratie van ongeveer 66%
omdat het water uit de lucht in een exotherme reactie aan het
DMSO wordt gebonden. Het is dan ook noodzakelijk DMSO
luchtdicht te bewaren. Veel eiwitten en steroïden zijn oplos-

-ocr page 97-

baar in DMSO. Veel biologische membranen zijn passabel
voor DMSO, terwijl ze niet veranderd of beschadigd worden
door deze passage (12, 15,27).

BIOFARMACEUTISCHE EIGENSCHAPPEN
De nu bekende eigenschappen van DMSO zijn in te delen in
zes groepen, die deels overlappen vanwege gemeenschappe-
lijke werkingsmechanismen:

/. Absorptie en penetratie

De effectiviteit van huidpenetratie is het grootst wanneer
DMSO in een concentratie van 80-100% wordt toegediend.
In een concentratie van minder dan 67% zijn de DMSO-mo-
leculen reeds volledig met water verzadigd en zal de penetra-
tie aanzienlijk langzamer verlopen. Op deze bevindingen be-
rust de theorie dat DMSO zijn penetrerende werking ontleent
aan een uitwisseling van watermoleculen met biologische
membranen. DMSO penetreert dan ook niet alleen de huid,
maar ook de bloed-hersenbarrière, slijmvliezen, celmembra-
nen, bacteriële membranen en celorganellen, zonder dat deze
stmcturen daar schade van ondervinden (12, 13, 15).

2. Beïnvloeding van transmembrane carriers

Het is bekend dat stoffen die zijn opgelost in DMSO ook in
een grotere mate worden geabsorbeerd (15). Dit kan in som-
mige gevallen een gewenst effect zijn. Deze wijze van toe-
dienen wordt dan ook wel de \'injectie zonder spuit\' ge-
noemd. Er kunnen daarentegen ook ongewenste effecten
optreden. Hier moet ook de toegenomen passage van far-
maca door andere biologische membranen bij worden be-
trokken. Dit kan leiden tot intoxicaties. Een bekend gevaar is
dat anesthetica, in aanwezigheid van DMSO, in sterk ver-
hoogde mate de bloedhersenbarrière passeren. Men dient
daarom terughoudend te zijn bij het combineren van DMSO
met andere farmaca (12).

De toediening van een gecombineerde dosis van 44 mg/kg
LG sulfamethoxazole en trimethoprim (waarvan 17% TMP)
IV juist na 40% DMSO in een dosis van 1 mg/kg LG aan
merries resulteerde echter niet in significante veranderingen
in de gemiddelde semm-sulfamethoxazole-concentratie of
de gemiddelde concentratie van sulfamethoxazole en trime-
thoprim in de liquor cerebrospinalis. Er trad wel een daling
op van de trimethoprim-klaring (18).
Ook toxische verbindingen kunnen door DMSO in hun wer-
king worden versterkt. Zo is gebleken dat de lipopolysacchari-
den van gram-negatieve bacteriën in aanwezigheid van
DMSO een significant hogere koortsreactie kunnen veroorza-
ken, dan wanneer ze zonder DMSO worden toegediend (26).

3. Wegvangen van vrije radicalen

DMSO kan vrije hydroxylradicalen (OH*) wegvangen en
zijn metaboliet DMS vrije zuurstofradicalen (O»). Derge-
lijke zuurstof-gerelateerde vrije radicalen ontstaan bij weef-
selbeschadiging, als metabolieten van het enzym xanthine-
oxidase, of kunnen worden geproduceerd door endotoxine
producerende pathogene bacteriën en polymorfkemige leu-
cocyten. Deze vrije radicalen veroorzaken celschade en dra-
gen bij aan het verloop van een ontstekingsreactie. Via het
wegvangen van vrije radicalen oefent DMSO zijn anti-in-
flammatoire werking uit (12,30).

4. Enzymatische interacties

DMSO kan een stimulerend of remmend effect hebben op en-
zymatische reacties. Hoewel dit mechanisme nog niet geheel
bekend is, lijkt de concentratie waarin DMSO wordt toege-
diend een belangrijke factor te zijn voor de richting waarin de
interactie met het enzym verloopt. De werking verloopt mo-
gelijk via een verandering in de configuratie van het betrok-
ken enzym. Tot nu toe is slechts bekend dat er een remming
van choline-esterase optreedt door DMSO (12, 35). Er wordt
tevens vermeld dat DMSO kan interfereren in een aantal kli-
nisch-chemische bepalingen zoals bloedglucosegehalte.

5. Beïnvloeding van het stollingsproces

DMSO heeft in vivo een remmende invloed op de prosta-
glandine-tromboxane gemedieerde stolling. Waarschijnlijk
verloopt dit proces via het wegvangen van zuurstof gerela-
teerde vrije radicalen, waardoor de afgifte van
Prostaglan-
dine door beschadigd weefsel wordt verminderd. Dit uit zich
in vivo in een vertraagde aggregatie van trombocyten. Naast
deze directe invloed op het stollingsproces, heeft DMSO een
beschermende werking op de endotheelcellen. Deze eigen-
schappen gecombineerd geven DMSO een anti-thromboti-
sche werking en zorgen ervoor dat zelfs onder ischemische
omstandigheden de weefselperfiisie normaal kan blijven.
Wat betreft de handhaving van de perfusie kan nog gezegd
worden dat DMSO een histamine-release bij mastcellen te-
weegbrengt, die een vasodilatatie tot gevolg heeft en zo mo-
gelijk ook een conserverend effect op de perfusie heeft (12,
15, 21). Na toediening van DMSO kan hemolyse optreden
doordat lekkage van kalium uit de erytrocyt ontstaat, hetgeen
een verminderde osmotische resistentie en uiteindelijk lysis
van de cel tot gevolg heeft (2).

6. Anti-bacteriële werking

In vitro proeven hebben aangetoond dat DMSO in een con-
centratie van 5-50% een bacteriostatisch of bactericide effect
heeft op
Mycobacterium tuberculosis, Staphylococcus spp..
Salmonella spp., Proteus spp.,
en Escherichia coli. Ook is
gebleken dat DMSO de gevoeligheid voor antibiotica van
reeds resistent geworden bacteriespecies kan herstellen. Het
toevoegen van DMSO aan het kweekmedium wist
Pseu-
domonas
gevoelig voor Colistine, en E. coli gevoelig voor
penicilline te maken (15). De antibiotica waarvoor het
meeste resensibilsatie optreedt onder invloed van DMSO
zijn streptomycine en chlooramfenicol (37).
In vivo wordt DMSO klinisch als slechts gering antibacte-
rieel beschouwd (12).

INTERACTIE MET PATHOFYSIOLOGISCHE PROCES-
SEN

Anti-inflammatoire werking

Het is bekend dat de anti-inflammatoire werking van DMSO
bemst op het wegvangen van zuurstofgerelateerde vrije radi-
calen, waarvan het hydroxylradicaal (OH*) de meest weefsel-
beschadigende is. Bij deze weefselbeschadiging ontstaan ac-
tieve ontstekingsmediatoren, zoals Prostaglandines. Het
hydroxylradicaal heeft ook een chemotactische werking,
doordat het granulocyten aantrekt en activeert (17, 20). Deze
interactie met de ontstekingsmediatoren zou volgens som-
mige onderzoekers de verklaring zijn voor het feit dat DMSO
de infiltratie van polymorfkemige leucocyten en monocyten
naar een geïnfecteerde pleurale holte kan inhiberen (2).
Proeven hebben aangetoond dat DMSO een significante in-
hibitie van leucocytaire adhesie aan endotheel veroorzaakt.
Het is voor leucocyten noodzakelijk om zich eerst aan het
endotheel te hechten, voordat ze de circulatie kunnen verla-
ten. Op deze manier kan DMSO een verminderde leucocy-

-ocr page 98-

taire influx in het ontsteicingsgebied bewerkstelligen.
Een ander voorgesteld werkingsmechanisme is gebaseerd op
de eigenschap van DMSO om de stabiliserende werking die
glucocorticoïden op de lysosomale membraan hebben te po-
tentiëren. Het is aangetoond dat DMSO de benodigde dosis
Cortison die nodig is om lysosomale stabilisatie te verkrij-
gen, duizendvoudig kan verlagen. Op deze manier zou
DMSO de membraanstabiliserende werking van endogene
corticosteroïden versterken tot een effectief anti-inflamma-
toir niveau (2, 15,20).

Doordat DMSO op een dergelijke manier ingrijpt op de cel-
lulaire afweer, is het af te raden het te gebruiken in het geval
een infectie de oorzaak is van de ontsteking. Dan zijn de po-
lymorfkemige influx en de afgifte van zuurstofgerelateerde
vrije radicalen van groot belang als bactericide factoren (2).

Ischemie

Bij verschillende diersoorten is aangetoond dat DMSO een be-
schermende werking uitoefent op weefsels die aan ischemie
blootgesteld zijn. Om deze beschermende werking te kunnen
uitoefenen, dient DMSO wel aanwezig te zijn op het moment
dat er vrije radicalen worden gevormd door ischemische weef-
sels. Dit houdt meteen een groot nadeel in betreffende thera-
peutisch gebmik van DMSO bij ischemie (12).

Proliferatie van fibroblasten

DMSO grijpt aan op het metabolisme van collageen door, op
een nog niet verklaarde manier, de proliferatie van fibroblas-
ten te onderdrukken (15).
In vivo betekent dit, dat collageen
dat met DMSO in aanraking komt, gedeeltelijk oplost. Een
dergelijke eigenschap zou van belang kunnen zijn bij het te-
gengaan van ongewenste postoperatieve adhesies of na
trauma. Proeven met veulens hebben ook klinisch dit effect
laten zien (36).

Opzettelijk trauma aan de serosa van het terminale ileum bij
ratten, liet zien dat het toedienen van DMSO een significante
verlaging van adhesies tot gevolg had ten opzichte van het
gebmik van
Cortison en van 0,9% NaCl (2,20).

Analgesie

De analgetische werking kan voor een deel verklaard worden
doordat een interactie optreedt met de prikkeloverdracht in
de perifere zenuwen (11, 15). Tijdens een proef waarbij ze-
nuwweefsel
in vitro werd blootgesteld aan een 6%-oplossing
DMSO, bleek dat de geleidingssnelheid van het betreffende
zenuwweefsel met 40% was afgenomen. Dit effect bleek re-
versibel door het zenuwweefsel gedurende één uur in een ge-
bufferde oplossing te spoelen. Naast deze analgetische wer-
king, lijkt het anti-infiammatoire effect van DMSO tevens
een lokale analgesie te kunnen bewerkstelligen. Deze laatste
eigenschap zou mogelijk een waardevolle therapie kunnen
zijn bij osteoartritis (2).

Diurese

DMSO is één van de meest potente diuretica (9). Het belang-
rijkste mechanisme hiervan is waarschijnlijk de snelle renale
excretie van DMSO. De waterbindende eigenschap van
DMSO zorgt ervoor dat het water in de tubulus niet kan wor-
den geresorbeerd, maar wordt uitgescheiden (12).

GEBRUIK VAN DMSQ PER ORGAANSYSTEEM
Centraal zenuwstelsel

De toepassing van DMSO bij trauma van het centraal zenuw-
stelsel berust voornamelijk op de eigenschap van de stof.

acute oedeemvorming te kunnen bestrijden (2). De behande-
ling met DMSO is vaak de meest effectieve en economische
wijze om hersenoedeem te behandelen en de intra-craniale
druk te verlagen bij het paard met acute neurologische aan-
doeningen. Ook zou er klinisch een beschermende werking
ten aanzien van axonen en hun myelineschedes uitgaan van
DMSO. Dit houdt mogelijk verband met het wegvangen van
zuurstofgerelateerde vrije radicalen, zodat zenuwbeschadi-
ging door deze noxen wordt voorkomen (12).
Het gebmik van DMSO kan naast de primaire anti-inflam-
matoire werking bijdragen aan een betere passage van an-
dere farmaca door de bloed-hersenbarriére. Systemische toe-
diening van DMSO kan de doorlaatbaarheid van de
bloed-hersenbarriére voor sommige stoffen verhogen, zon-
der dat de stmcturele morfologie van het endotheel of her-
senparenchym wordt aangetast (13).

Door de anti-infiammatoire werking en de goede penetratie
van de bloed-hersenbarriére wordt DMSO gebruikt voor
acute neurologische aandoeningen na trauma en EHVl in-
fecties. De gebruikte doseringen variëren van 100 mg/kg LG
tot 4000 mg/kg LG in een concentratie oplopend tot 40%. De
meest gebmikte dosering is 1000 mg/kg LG (3). De bere-
kende dosis dient te worden verdund door het op te lossen in
Ringerse vloeistof of 0,9% NaCl totdat de concentratie lager
is dan 40% om het gevaar van hemolyse te verminderen. Het
intraveneuze infiius moet langzaam worden toegediend. Er
wordt geadviseerd tweemaal daags te doseren. Als er verbe-
tering optreedt wordt de dosis gehalveerd en nog één è twee
dagen doorbehandeld. Het is raadzaam niet langer dan vijf
dagen te behandelen (8).

Reproductie-apparaat

Er is gesuggereerd dat DMSO de fertiliteit van oudere mer-
ries zou verbeteren wanneer het tweemaal per week intrave-
neus zou worden toegediend in een dosis van 200 mg/kg LG
DMSO verdund in 1 liter Ringer. De hogere drachtigheids-
percentages na een dergelijke therapie zouden voortkomen
uit een betere perfusie van de uterus en de ovaria. Er zijn ech-
ter geen experimentele studies die dit hebben kunnen beves-
tigen (2).

Mogelijk negatieve effecten van DMSO op het endometrium
zijn onderzocht in het kader van een intra-uteriene therapie.
Er werd aan gezonde merries 160 mg/kg LG DMSO toege-
diend (100 ml 75% DMSO), gevolgd door een dagelijkse be-
handeling met 25 mg/kg LG DMSO (100 ml 25% DMSO),
gedurende zes dagen. Er werd geen bewijs gevonden dat
deze intra-uteriene therapie periglandulaire fibröse kon ver-
oorzaken (16).

In een andere proef werd het effect van een intra-uteriene
DMSO-therapie op merries met een chronische endometritis
onderzocht. Merries waarbij bacteriën uit de uterus werden
geïsoleerd kregen een passende intra-uteriene antibacteriële
behandeling gecombineerd met 40 mg/kg LG DMSO (60 ml
30% DMSO). Bacteriologisch negatieve merries ontvingen
een intra-uteriene behandeling met 40 mg/kg LG (60 ml 30%
DMSO). De behandeling vond dagelijks plaats gedurende
vijf dagen. De bacteriologisch negatieve merries die met
DMSO behandeld waren lieten een significante histologische
verbetering zien van het chronische ontstekingsbeeld. Er
waren minder chronische ontstekingscellen te zien en er was
een afname van periglandulaire fibröse. Er werd een verge-
lijkbaar significant verschil gevonden bij de bacteriologisch
positieve merries. Het aanwezig zijn van DMSO in de intra-
uteriene behandeling gaf ook hier een verbetering te zien.

-ocr page 99-

Een dosering van 40 mg/kg LG (60 ml 30% DMSO) intra-
uterien gedurende vijf dagen lijkt geen schadelijke bijwer-
kingen te hebben en door het positieve klinische resultaat
suggereert dit dan ook een bruikbare therapie bij chronische
endometritiden te zijn (22,23).

Digestie-apparaat
Jejunum

Met het idee dat vrije zuurstofradicalen de oorzaak zijn van
de morfologische en functionele veranderingen die entero-
cyten ondergaan na een periode van ischemic, is door ver-
schillende onderzoekers DMSO gebruikt in ischemic- en re-
perfusie-experimenten. De resultaten van deze experimenten
lopen echter uiteen. Als verklaring voor deze verschillen
wordt aangegeven dat er mogelijk een verschil bestaat tussen
ischemische toestanden, waarbij er volledige stagnatie van
de doorbloeding is opgetreden en die waarbij de perfusie
slechts gedeeltelijk is afgesloten. Er is in verschillende
proefopstellingen geen significant effect van DMSO gevon-
den, wanneer het wordt toegediend na een periode van volle-
dige afsluiting (5).

Een effect van DMSO dat wel gezien werd, was het tegen-
gaan van de verlaagde vasculaire weerstand, welke optreedt
in een ischemisch geworden damideel. Deze weerstandsver-
laging wordt veroorzaakt doordat zuurstofgerelateerde vrije
radicalen het endotheel beschadigen. Dit resulteert in een ver-
hoogde capillaire permeabiliteit. Het effect dat DMSO hierop
heeft, past in de theorie dat vrije radicalen verantwoordelijk
zijn voor deze vasculaire beschadigingen (30,31).
Ondanks deze beschermende werking die DMSO op vascu-
lair niveau heeft, treedt beschadiging van enterocyten na re-
perfusie toch op. Een definitief weefselbeschermend effect
van DMSO na volledige perfusie-afsluiting van een darm-
deel is niet aangetoond (4).

Een mogelijk effect van DMSO op het ischemisch geworden
jejunum is het verminderen van de kans op post-ischemische
adhesies. In een experiment werd bij veulens ischemic van
het ileum geïnduceerd door 70 minuten de perfusie te onder-
breken. De veulens werden in vier groepen ingedeeld. Deze
groepen werden behandeld met respectievelijk:

- flunixine-meglumide (1,1 mg/kg LG IV), natriumpenicil-
line V (22.000 l.E./kg LG IV) en gentamicine (2,2 mg/kg
LGIV)

- heparine (801.E./kg LG SC)

- DMSO(20mg/kg LGIV)

- carboxymethylcellulose (500 ml 3% oplossing IP).

Bij pathologisch onderzoek tien dagen later werden er bij de
met DMSO en met antibiotica behandelde veulens geen ad-
hesies gevonden. In de met carboxymethylcellulose behan-
delde groep hadden drie van de vier veulens adhesies en na
behandeling met heparine waren dit er twee van de vier. Het
lijkt er dan ook op dat het onderdrukken van verschillende
factoren van de op ischemic volgende ontstekingsreactie een
preventieve invloed heeft op de post-ischemische adhesies
en dat de opmiming van vrije hydroxyl-radicalen door
DMSO hiervan slechts een deel is (36).

Colon

In de mucosa van het colon komt het enzym xanthine-oxi-
dase overvloedig voor. Onder ischemische omstandigheden
ontstaat er door een tekort aan zuurstof een ophoping van de
metaboliet hypoxanthine. Wanneer de perfusie zich weer
herstelt, wordt door xanthine-oxidase het geaccumuleerde
hypoxanthine in de aanwezigheid van zuurstof gemetaboli-
seerd tot superoxide-anionen. Volgens de Haber-Weiss reac-
tie worden deze superoxide anionen verder omgezet tot hy-
droxyl-radicalen (29,30).

1 ijmr-

Het effect van DMSO op een experimentele perfusie-afslui-
ting van een deel van het colon is onderzocht. Een weefsel
beschermend effect van DMSO werd daarbij niet gevonden
(19,32).

Meer recente experimenten hebben uitgewezen dat er bij een
kortdurende partiële afsluiting van het colon ascendens (1-3
uur) weliswaar ischemische schade aan de darm optreedt,
maar dat een omvangrijkere beschadiging pas wordt gezien
na reperfusie van het darmdeel. De gevonden afwijkingen
bestonden uit een toename in permeabiliteit van de capillaire
vaten, hetgeen leidde tot oedeem en bloedingen in de darm
(28). Deze bevinding heeft tot nieuwe experimenten met
DMSO geleid, waarin de stof aan paarden werd toegediend
na een 2,5 uur durende periode van ischemic. Er werd geko-
zen voor een partiële afsluiting, waarbij de arteriële flow in
het colon ascendens tot 20% van de normaalwaarde werd te-
mggebracht. Dertig minuten na intraveneuze toediening van
1000 mg/kg LG DMSO werd de perfusie hersteld. Er werd
geen verschil gevonden in prostaglandine- en tromboxane-
concentraties tussen de behandelde en de controlegroep. In
geen van beide groepen werd endotoxine aangetoond. Er
werd microscopisch een significante beschadiging van de
mucosa in beide groepen gevonden, maar er was geen signi-
ficant verschil tussen de groepen onderling. Een opmerke-
lijke trend die werd aangetroffen, was dat in de met DMSO
behandelde groep na drie uur ischemic en drie uur reperfusie
de mucosa emstiger was aangetast dan in de onbehandelde
groep (29).

Klinici die DMSO op theoretische gronden gebmiken bij lig-
gingsveranderingen van de darm hanteren doseringen van
100-1000 mg/kg LG in een 10%-20% oplossing. Deze dient
elke zes tot twaalf uur intraveneus te worden toegediend (14,
29).

Locomotie-apparaat
Gewrichten

Er zijn proeven gedaan met DMSO als intra-articulaire spoe-
ling. Uit een aantal experimenten bij gezonde paarden is
gebleken dat 10 % en 30% DMSO weliswaar een geringe
artritis veroorzaken bij intra-articulair gebruik, maar dat dit
effect niet significant verschilt van een intra-articulaire spoe-
ling met Ringer. Deze afwijkingen waren minder emstig dan
die gezien werden na het gebmik van 0,1% povidon jodium
(1). Een experiment waarin een concentratie van 40% DMSO
werd gebmikt, gaf vergelijkbare bevindingen te zien (39).
Tijdens een
in vitro proef werden aan synovia van verschil-
lende paarden vrije radicalen toegevoegd door gebruik te
maken van enerzijds het hypoxanthine/xanthine-oxidase-
systeem en anderzijds het Fe/EDTA-systeem. In beide syste-
men worden vrije zuurstofradicalen geproduceerd. Ver-
volgens werd aan beide systemen DMSO toegevoegd. Het
was mogelijk de productie van vrije radicalen voor een groot
deel te remmen, al dient te worden opgemerkt dat het con-
centraties betrof die ver boven een eventuele therapeutische
dosis liggen. Ook bleek dat een middel als acetylsalicylzuur
significant betere resultaten opleverde dan DMSO (6).
In een onderzoek naar osteoartrose werd er op chemische
wijze een artritis veroorzaakt bij zes jonge paarden van zes ä
zeven maanden oud. Acht dagen na het induceren werd het
rechter gewricht behandeld met 4 mg/kg LG DMSO (2 ml

-ocr page 100-

DMSO 40%), het linker gewricht met alleen 2 ml Ringerse
vloeistof. Deze behandeling werd herhaald op dag 11 en 14.
De met DMSO behandelde gewrichten hadden synovia met
een significant lagere concentratie leucocyten en een signifi-
cant lager totaal eiwitgehalte. De onbehandelde gewrichten
vertoonden een milde vorm van synovialis-proliferatie, ter-
wijl de weke delen van de met DMSO behandelde gewrich-
ten er normaal uitzagen. Er werd geen verschil gevonden in
hyaluronzuur-concentraties tussen de behandelde en de niet
behandelde groep. Er werden geen degeneratieve afwijkin-
gen gezien in de gewrichten, maar dit houdt mogelijk ver-
band met het feit dat er geen langetermijnevaluatie heeft
plaatsgevonden. Een andere verklaring hiervoor kan zijn dat
in deze proef gebruik werd gemaakt van nog niet volgroeide
paarden. Onvolwassen kraakbeen heeft een grotere mitoti-
sche en matrix-vormende capaciteit en de mate van polyme-
risatie van glycosaminoglycanen bij jonge dieren is groter.
Het was dan ook niet vast te stellen of DMSO een chondro-
protectief effect heeft, zodat er meer onderzoek nodig is
voordat DMSO bij osteoartrose gebruikt kan worden (40).
De bevinding van een verminderde leucocytaire influx sug-
gereert dat DMSO een bruikbare therapie kan zijn bij die
artritiden waar door leucocytaire infiltratie grote hoeveelhe-
den zuurstofgerelateerde vrije radicalen kunnen ontstaan,
zoals bij de septische artritis (39).

Pezen

In de praktijk wordt DMSO gebruikt in het acute stadium
van een tendinitis met de gedachte dat door vrije radicalen
weg te vangen de negatieve gevolgen van een ontsteking
kunnen worden beperkt. Uit een enquête die in de V.S. werd
gehouden onder dierenartsen in de staten Washington en
Oregon bleek dat zij zeer goede tot uitmuntende resultaten
behaalden door acute verstuikingen en tendinitiden topicaal
met DMSO te behandelen. Hier werden meestal ook corti-
costeroïden aan toegevoegd (20).

Er dient wel rekening mee te worden gehouden dat DMSO
de proliferatie van fibroblasten kan remmen, zodat de trek-
sterkte van de pees nadelig kan worden beïnvloed. Aan-
gezien bij peesletsels rust wordt voorgeschreven, zal dit in de
praktijk weinig problemen geven.

Spieren

Wanneer er na trauma sprake is van een intacte huid is
DMSO als topicale therapie te gebruiken om ontstekings-
oedeem te bestrijden en om de grootte van hematomen en
seromen te doen afnemen. Met het idee dat DMSO een posi-
tief effect kan hebben op ischaemische weefsels wordt het
ook wel gebruikt bij paarden met acute tying up (12).
Er is gerapporteerd dat in een aantal gevallen van post-ope-
ratieve myopathie DMSO een positief effect op het herstel
zou hebben. Doordat paarden tijdens en na een operatie lang-
durig op een bepaalde spiergroep liggen kan er door de ver-
hoogde druk en verminderde weefselperfusie ischemic van
het spierweefsel ontstaan. Het wegvangen van vrije radica-
len door DMSO zou bij deze dieren een beschermend effect
hebben op de ischemische spieren. Hoewel in een aantal ge-
vallen verbetering werd gezien van patiënten die al leden aan
myopathie lijkt het zinvoller om DMSO tijdens het begin
van een langdurige operatie toe te dienen om de werking te
optimaliseren (12).

Voor topicaal gebruik wordt een 70%-90% DMSO gel twee
tot drie maal daags aangegeven met een maximale hoeveel-
heid van 100 ml per dag (24,27).

Er kan tevens worden gekozen voor een intraveneuze behan-
deling in een dosering van 2,2 mg/kg LG verdund in grote
volumes Ringerse vloeistof of 0,9% NaCl (10).
De uiteindelijke concentratie DMSO dient bij voorkeur lager
te zijn dan 40% en moet langzaam worden toegediend om het
gevaar van hemolyse te minimaliseren. De behandeling dient
op effect plaats te vinden tot een maximum van vijf dagen (8).

Hoefbevangenheid

DMSO wordt met name in de VS onder praktijksituaties ge-
bruikt bij het behandelen van acute hoefbevangenheid.
Tijdens een epidemiologisch onderzoek aan de Universiteit
van Texas, waaraan ook zeven privéklinieken deelnamen,
bleek dat in 37% van de gevallen waar acute hoefbevangen-
heid was gediagnostiseerd, DMSO onderdeel uitmaakte van
de therapie (34).

In een proef waarin experimenteel hoefbevangenheid werd
geïnduceerd door paarden een koolhydraatrijk rantsoen te
verstrekken werd het effect van een DMSO-behandeling
vergeleken met het toedienen van fenylbutazon. De behan-
deling werd gestart binnen acht uur nadat er klinische ver-
schijnselen waren waargenomen. De DMSO-behandeling
bestond uit een intraveneuze toediening van 60 ml 70%
DMSO (90 mg/kg LG DMSO) opgelost in 500 ml Ringer
en het topicaal aanbrengen van een 90% DMSO gel met 2%
Xylocaine op de kroonrand gedurende tien dagen. De be-
handeling met fenylbutazon bestond uit het intraveneus
toedienen van 4,4 mg/kg LG tweemaal daags op de eerste
dag, gevolgd door 4,4 mg/kg LG éénmaal daags gedurende
vier dagen. Daarna werd de dosis verlaagd tot 2,2 mg/kg
LG tot er klinisch verbetering optrad. De met DMSO be-
handelde paarden vertoonden op dag 7-9 geen klinische
verschijnselen meer van hoefbevangenheid. De met fenyl-
butazon behandelde dieren waren op dag 10-12 weer kli-
nisch normaal. Ondanks beide behandelingen trad er wel
geringe rotatie van het hoefbeen op en werd bij histologisch
onderzoek een hypertrofie van de dermis gevonden.
Hoewel bij dit experiment een verschil werd gevonden tus-
sen DMSO en fenylbutazon als behandeling is het onduide-
lijk of de gevonden verschillen in klinische verbetering een
significante betekenis hebben (33).

De anti-inflammatoire, analgetische, vasodilatoire en anti-
trombotische eigenschappen van DMSO kunnen in theorie
een waardevolle aanvulling zijn op de bestaande therapieën
tegen acute hoefbevangenheid. Er zijn echter op dit moment
te weinig betrouwbare experimentele data bekend om een
dergelijk positief effect te kunnen bevestigen.

Andere toepassingen

DMSO wordt in de praktijk gebruikt voor het behandelen
van chronische pneumonieën en chronische bronchitiden bij
het paard. De volgende protocollen worden genoemd:

Bij chronische pneumonieën:

- intraveneus 60 mg/kg LG DMSO verdund in Ringerse
vloeistof éénmaal daags gedurende drie dagen (21).

Bij chronische bronchitis:

- intraveneus éénmalig 50 mg/kg LG DMSO verdund in
Ringerse vloeistof (21).

Door het kleine aantal paarden dat op deze manier behandeld
is, is een definitief oordeel over de waarde van een dergelijke
therapie moeilijk te geven.

-ocr page 101-

BIJWERKINGEN

DMSO wordt als een stof met een lage systemische toxiciteit
beschouwd. Het grootste risico is waarschijnlijk het combi-
neren van DMSO met andere farmaca. Gelijktijdige behan-
deling met fenothiazine-derivaten kan tot shock leiden. Van
een aantal farmaca is bekend dat ze veilig in combinatie met
DMSO kunnen worden gebruikt, zoals morfine, acetylsali-
cylzuur en insuline, maar van de meeste farmaca is dit onbe-
kend (15). flet is dus goed te bedenken dat elke combinatie
met DMSO in principe een potentieel gevaarlijke is.
Voorzichtigheid is tevens geboden bij het topicaal toedienen
van DMSO. Toxische stoffen, zoals carcinogenen die zich
op de huid bevinden, kunnen op deze manier gemakkelijk in
de circulatie terechtkomen met alle gevolgen van dien. Om
deze reden is het dan ook aan te bevelen altijd handschoenen
te dragen bij het in aanraking komen met DMSO. Een schone
huid van de patiënt is tevens een vereiste (12).
Er zijn verschillende bijwerkingen van DMSO gerappor-
teerd, zowel bij de mens als bij verschillende diersoorten.
Deze zijn onder andere toename in ademfrequentie, hyperos-
molariteit van het bloed, intravasculaire hemolyse, hemoglo-
binurie en nierdegeneratie. Dit laatste kan worden toege-
schreven aan de afbraakproducten van de optredende
intravasale hemolyse, die een tubulonefrose veroorzaken.
Bij de hond zijn na langdurig DMSO-gebruik lensafwijkin-
gen waargenomen (3). Bij het paard werden na een dage-
lijkse toediening van 0,6 mg/kg LG DMSO na 60 dagen
slechts niet significante lensveranderingen geconstateerd
(8).

Na topicale behandeling kan er roodheid van de huid optre-
den, die vanzelf verdwijnt. Bij langdurig gebruik kan er de-
hydratie van de huid optreden, die leidt tot verharding en de-
squamatie (12, 15,24). Ook kan topicale applicatie leiden tot
haaruitval op de behandelde plaats. Daar DMSO tevens een
geringe choline-esterase-remmende werking bezit, dient het
niet gebmikt te worden wanneer tegelijkertijd een therapie
met een choline-esterase-remmend farmacon plaatsvindt.
In een experiment dat werd uitgevoerd om de bijwerkingen
te onderzoeken van een éénmalig intraveneus aan paarden
toegediende DMSO-oplossing in een concentratie van 4000
mg/kg LG bleek dat er duidelijke symptomen optraden: bin-
nen tien minuten na aanvang werden tremoren over het ge-
hele lichaam gezien. Binnen 30 minuten na toediening pro-
duceerden de paarden dunne mest en diarree en waren er
symptomen van koliek te zien. Een verhoogde veneuze ten-
sie uitte zich in toegenomen pulsaties op de Vena jugularis.
Er werd een 40%-oplossing gebmikt wat in een dosering van
4000 mg/kg LG neerkwam op een volume van vijf liter.
Deze oplossing werd met een snelheid van 0,3 1/min toege-
diend. Door de hevigheid van de symptomen werd de toedie-
ning reeds na tien minuten gestaakt, zodat de paarden slechts
een deel van de beoogde 4000 mg/kg LG toegediend kregen.
Alle verschijnselen waren tien minuten na het beëindigen
van de toediening verdwenen, behalve de diarree die na 24
uur genormaliseerd was. Uit bloedonderzoek bleek dat er
een sterke roodverkleuring van het serum was opgetreden,
die na 24 uur weer was verdwenen. Deze verkleuring werd
toegeschreven aan de door DMSO veroorzaakte intravasale
hemolyse, die ook bij andere diersoorten is waargenomen. In
de urine werd een bijpassende verhoogde hemoglobine- en
eiwitconcentratie gevonden. Het mechanisme van deze hae-
molyse berust mogelijk op het optreden van een door DMSO
veroorzaakte lekkage van kalium uit de erytrocyt, hetgeen
een verminderde osmotische resistentie en uiteindelijk lysis

Ijgi^^

van de cel tot gevolg heeft (3).

Geringe hemolyse treedt overigens ook al op bij concentra-
ties onder de 40%. In dat geval is er echter geen aantoonbare
daling van de hematocriet te vinden (12).
Ondanks deze opgetreden hemolyse werden bij de onder-
zochte paarden geen langer durende veranderingen gezien,
zoals anemie en nierveranderingen (3).
Teratogene effecten zijn bij verschillende diersoorten aange-
toond, maar zijn bij het paard niet beschreven. Er is echter
nog veel onduidelijkheid over de rol die DMSO speelt in de
vroeg embryonale ontwikkeling, zodat het gebmik bij fok-
dieren dan ook afgeraden dient te worden (38,41).
Het gebmik van DMSO is gecontraïndiceerd bij dieren met
mastocytomen, omdat daar de histamine-release zo massaal
kan zijn dat de daarop volgende vasodilatatie tot shock kan
leiden. Door deze vasodilatoire eigenschap is het gebmik
van DMSO bij hypovolemische dieren en dieren in shock
zonder dat eerst opvulling van het vaatbed plaatsvindt, ge-
contraïndiceerd (12).

LITERATUUR

1. Adair HS, Goble DO, VanHooser S, Blackford JT, and Rohrbach BW.
Evaluation of use of dimethyl sulfoxide for intra-articular lavage in cli-
nically normal horses. Am J Vet Res 1991; 52: 333-6.

2. Alsup EM. Dimethyl sulfoxide. J Am Vet Med As.soc 1984; 185:
1011-4.

3. Appell LH. Blythe LL, Lassen ED. and Craig AM. Adverse effects of
rapid intravenous DMSO administration in horses. J Fiquine Vet Sei
1992; 12:215-8.

4. Arden WA, Stick JA, Parks AH, Chou CC, and Slocombe RF. Effects
ofischaemia and dimethyl sulfoxide on equine jejunal vascular resis-
tance, oxygen consumption, intraluminal pressure, and potassium loss.
Am J Vet Res 1989; 50: 380-7.

5. Arden WA, Slocombe RF, Stick JA, and Parks AH. Morphologic and
ultrastructural evaluation of elïect of ischemia and dimethyl sulfoxide
onequinejejunum. AmJ Vet Res 1990; 51: 1784-91.

6. Auer DE, Ng JC. Reilly JS. and Seawright AA. Anti-inflammatory
drug.s inhibit degradation of equine synovial fluid induced by free radi-
cals. AustrVetJ 1991;68:403-5.

7. Blythe LL, Craig AM, Christensen JM, Appell LH, and Slizeski ML.
Pharmacokinetic disposition of dimethyl sulfoxide admini.stered intra-
venously to hor.ses. Am J Vet Res 1986; 47: 1739-43.

8. Blythe LL. Craig AM, Appell LH. and Lassen ED. Intravenous use of
dimethyl sulfoxide (DMSO) in horses: Clinical and physiologic ef-
fects. Proceed 32nd Ann Conv AAEP Nashville 1986: 441-6.

9. Booth NH. and McDonald LE. Veterinary Pharmacology and Thera-
peutics. Iowa State University Press, Ames. Sixth edition 1988: 727-
9.

10. Bramlage LR. Medical treatment of tendinitis. Current Therapy in
Equine Medicine. Saunders, Philadelphia 1992: 147.

11. Brander GC, Pugh DM. Bywater RJ, and Jenkins WL. Veterinary
Applied Pharmacology and Therapeutics. Baillière Tindall, London.
Fifth edition 1991: 146&312.

12. Brayton CF. Dimethyl sulfoxide (DMSO): A review. Cornell Vet
1986; 76:61-90.

13. Broadwell RD. Salcman M, and Kaplan RS. Morphologic effect of di-
methyl sulfoxide on the blood-brain barrier. Science 1982; 217: 164-
6.

14. Clark ES. Pharmacological management of colic. Current Therapy in
Equine Medicine. Saunders, Philadelphia 1992: 204-5.

15. David NA. The pharmacology of dimethyl sulfoxide. Ann Rev Pharm
1972; 12:353-74.

16. Frazer FG, Rosol TJ, and Threlfall WR. Effects of serial intrauterine
dimethyl sulfoxide infusions on the incidence of periglandular fibrosis
in category II horse endometria. Theriogenol 1988; 29: 1091-8.

17. Granger DN, Benoit JH, Suzuki M, and Grisham MB. Leukocyte ad-
herence to venular enothelium during ischaemia-reperflision. Am J
Physiol 1989; 257: G683-8.

18. Green SL, Mayhew IG, Brown MP, Gronwall RR, and Montieth G.
Concentrations of trimethoprim and sulfamethoxazole in cerebro-
spinal fluid and serum in mares with and without a dimethyl sulfoxide
pretreatment. Can J Vet Res 1990; 54: 215-22.

19. Henninger DD, Snyder JR. and Pascoe JR. Capillairy permeability

-ocr page 102-

changes associated with ischaemia/reperfusion injury in the equine
ascending colon and the protective effects of dimethyl sulfoxide and
terbutaline. Vet Surg 1991; 20: 338-9.

20. Jacob SJ. Proceedings of the symposium on dimethyl sulfoxide. Vet
Med/Small Anim Clin 1982; 77: 365-76.

21. Koller LD. Clinical application of DMSO by veterinarians in Oregon
& Washington. Vet Med/Small Anim Clin 1976; 71: 591-7.

22. Ley WB, Bowen JM, Sponenberg DP, and Lessard PN. Dimethyl-
sulfoxide intrauterine therapy in the mare: Effects upon endometrial
histological features and biopsy classification. Theriogenol 1989; 32:
263-75.

23. Ley WB, Ochs DL, Metcalf ES, Pyle H, Purswell BJ, and Bowen JM.
Dimethyl sulfoxide intrauterine therapy in the mare: Effect upon ute-
rine-derived neutrophil function. Theriogenol 1990;33: 1177-89.

24. Mcllwraith CW. Diseases of joints, tendons, ligaments and related
structures. In Shastak TS ed Adams\' lameness in Horses. Lea &
Eebinger, Philadelphia. 4th edition 1987: 339-447.

25. McKay RJ. Endotoxaemia. Current Therapy in Equine Medicine.
Saunders, Philadelphia 1992: 225-32.

26. Miert ASJPAM van, and Duin CThM van. Dimethyl sulfoxide, a py-
rogen potentiating agent. J Pharm Pharmac 1976; 28:149-51.

27. Miert ASJPAM van, and Kersjes AW. Dimethyl sulfoxide (DMSO):
farmacologische, toxicologische eigenschappen en klinische toepas-
singsmogelijkheden. Tijdschr Diergeneeskd 1980; 105: 205-7.

28. Moore RM, Bertone AL, Muir WW, Stromberg PC, and Beard WL.
Histopathologic evidence of reperfusion injury in the large colon of
horses after low-flow ischaemia. Am J Vet Res 1994; 55: 1434-43.

29. Moore RM, Bertone AL, Muir WW, Stromberg PC, and Beard WL.
Effects of dimethyl sulfoxide, allopurinol, 21-aminosteroid U-
74389G, and manganese chloride on low-flow ischaemia and reperfu-
sion of the large colon in horses. Am J Vet Res 1995; 56: 671 -87.

30. Parks DA, and Granger DN. Ischaemia induced vascular changes: role
of xanthine oxidase and hydroxyl radicals. Am J Physiol 1983; 245:

RUND

Releraten

Reduced conception rates in dairy cattle associated
with serological evidence of Leptospira interrogans
serovar hardjo infection.

G.S. Dhaliwal, R.D. Murrav, H. Dohson, J. Montgomery,
and W.A. Ellis. Vet Rec 1996; 139: 110-4.

1 iJ-%ir

De resultaten van onderzoekingen verricht in meerdere lan-
den wijzen erop dat infecties van Leptospira interrogans
serovar hardjo kunnen leiden tot abortus, doodgeboorte, het
geboren worden van zwakke kalveren en agalactia bij runde-
ren. Schrijvers gingen na of er een verband bestond tussen
het voorkomen van antilichamen ten opzichte van dit micro-
organisme en een verminderd drachtigheidspercentage.
Bepaling geschiedde met behulp van een micro-agglutinatie-
test en wel bij 673 koeien staande op vijf bedrijven gedu-
rende een periode van driejaar. Hoe hoger de titer, hoe lager
het percentage drachtige dieren (tot 28,5%) en des te meer
dieren moesten worden afgevoerd. Dit was niet alleen zo bij
de jonge runderen, maar ook bij de koeien die meer dan
tweemaal gekalfd hadden. In de discussie wordt uitvoerig op
de resultaten van het onderzoek ingegaan.

J.P. W.M. Akkermans

G285-9.

31. Parks DA, Shah AK. and Granger DN. Oxygen radicals: effects on in-
testinal vascular permeability. Am J Physiol 1984; 257: G167-70.

32. Reeves MJ, Vansteenhouse J, Stashak TS, Yovich JV, and Cockerell
G. Failure to demonstrate reperfusion injury following ischaemia of
the equine large colon using dimethylsulphoxide. Equine Vet J 1990;
22: 126-32.

33. Said AH, Eahmy LS, Hegazy AA, and Mostafa MB. Dimethyl-
sulfoxide (DMSO) in the treatment of acute experimental laminitis in
horses. Assiut Vet Med J 1992; 27: 269-78.

34. Slater MR, Hood DM, and Carter GK. Descriptive epidemiological
smdy of equine laminitis. Equine Vet J 1995; 27: 364-7.

35. Spilker B. Pharmacological studies on dimethyl sulphoxide. Arch Int
Pharmacodyn 1972; 200: 153-67.

36. Sullins KE, White NA, Lundin CS, Gaulin G, and Dabareiner RM.
Treatment of ischemia induced peritoneal adhesions in foals. Vet Surg
1991; 20: 348.

37. Szydlowska T. In vitro and in vivo studies on the role of dimethylsul-
foxide (DMSO) in resensibilization of bacterial strains resistant to an-
tibiotics and chemotherapeutic agents. Zbl Bakt Hyg I Abt Orig 1977;
A239: 270-4.

38. VM/SAC staff. Dimethyl sulfoxide: Cure-all of the 60\'s now approved
as a topical agent for treatment of horses. Vet Med/Small Anim Clin
1970; 65: 1051-6.

39. Welch RD, DeBowes RM, and Liepold HW. Evaluation of the effects
of intra articular injection of dimethylsulfoxide on normal equine arti-
cular tissues. Am J Vet Res 1989; 50: 1180-2.

40. Welch RD, Watkins JP, DeBowes RM, and Leipold HW. Effects of in-
tra-articular administration of dimethylsulfoxide on chemically indu-
ced synovitis in immature horses. Am J Vet Res 1991; 52: 934-9.

41. Wyatt RD, and Howarth B Jr. Effect of Dimethyl Sulfoxide on embry-
onic survival and subsequent chick performance. Poultry Sci 1976; 55:
579-82.

PAARD

EEN FINADYNE-ANALOOG BIJ HET PAARD

Determination of an effective dose of eltenac and its
comparison with that of flunixin meglumine in hor-
ses after experimentally induced carpitis.

Hamm D, Turchi P, Johnson JC, Lockwood PW, Thomp.wn
KC, Katz T. Am J Vet Res 58:298-302, 1997.

Eltenac is een wat recenter NSAID, analoog aan flunixine
meglumine (Finadyne). In een klinische effectiviteitsstudie
werd Eltenac vergeleken met flunixine meglumine bij het
paard. Een door Freud\'s adjuvans geïnduceerde carpitis
werd als model gebruikt. Er werden vijf verschillende intra-
veneuze doseringen getest, te weten het oplosmiddel van
Eltenac, 0,1 mg/kg LG Eltenac, 0,5 mg/kg LG Eltenac, 1,0
mg/kg LG Eltenac en 1,1 mg/kg LG flunixine meglumine.
Iedere dosis werd aan acht paarden toegediend. Systemische
of lokale bijwerkingen werden na de toediening van Eltenac
niet waargenomen.

Eltenac in een dosering van 0,5 mg/kg LG iv bleek even ef-
fectief als 1,1 mg/kg LG flunixine meglumine iv in de verbe-
tering van de vijf geteste parameters: de carpusomtrek, de
buigingshoek, de paslengte, de temperatuur der carpus en de
pijnlijkheid der carpus. Er werd eveneens geen verschil ge-
vonden tussen de beide hoogste Eltenac-doseringen met be-
trekking tot de onderzochte parameters.

J.H. van der Kolk

-ocr page 103-

Overige artikelen

INLEIDING

In de afgelopen eeuw is de diergeneeslcunde een sterke, we-
tenschappelijk gefundeerde discipline geworden. De voor-
uitgang in de biochemie en de biofysica hebben de ontwik-
keling van verfijnde diagnostische methoden mogelijk
gemaakt. Opmerkelijke voomitgang is ook geboekt bij de
preventie en de behandeling van ziekten. Daamaast worden
we ons ervan bewust, dat de kwaliteit van ons werk niet al-
leen kan verbeteren door de introductie van meer technische
verworvenheden maar ook door kritische evaluatie van
diagnostische procedures en behandelwijzen. Hiermee krij-
gen de dagelijkse klinische werkzaamheden meer en meer
een wetenschappelijke basis. Het gereedschap voor deze
\'klinimetrie\' wordt grotendeels aangereikt door de epide-
miologen.

Ondanks deze ontwikkelingen blijven veel klinische benade-
ringen gebaseerd op traditie. Sommige traditionele behandelin-
gen hebben geen wetenschappelijke basis. Al of niet verbor-
gen, maken ze deel uit van wat we reguliere diergeneeskunde
noemen, de diergeneeskunde die op veterinaire faculteiten
wordt gedoceerd. Daamaast is er een groot scala aan zoge-
naamde alternatieve of aanvullende behandelwijzen die wor-
den toegepast door dierenartsen en niet-dierenartsen en die uit
een heel eigen traditie stammen.

Bij de behandeling van onze patiënten streven we naar pre-
ventie en genezing. Soms worden deze doelen niet bereikt en
moeten we ons beperken tot symptomatische behandeling of
een poging tot verlichting. Hiertoe beschikken we over fysi-
sche behandelwijzen (mechanisch, thermisch, radiologisch),
biochemische behandelwijzen (geneesmiddelen, voeding),
biologische behandelwijzen (transfusie, transplantatie) en
ethologische benaderingen (verbetering van de relatie tussen
eigenaar en dier).

Bij de keuze van de behandelwijze dient de clinicus na te
gaan op welke gronden verwacht mag worden dat een be-
paalde behandeling tot het gewenste resultaat leidt. Volgens
Wulff zijn er drie redenen waarom een behandeling succes-
vol kan zijn(l):

* gecontroleerde klinische experimenten hebben aange-
toond dat de behandeling doeltreffend is;

* de behandeling wordt rationeel geacht vanuit een alge-
meen geldende kennis van de pathogenese van de ziekte;

* het is de onbewezen ervaring van de clinicus zelf of van
een andere clinicus dat de behandeling doeltreffend is.

In de diergeneeskunde zijn tot nu toe weinig goede placebo-
gecontroleerde dubbelblinde klinische experimenten uitge-

\' Dit artikel verscheen oorspronkelijk als Leading Article\' in het Australian

Veterinary Journal 1997; 75:260-1, onder de titel \'Modes of Treatment\'.
^ Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Universiteit Utrecht. Faculteit der
Diergenee.ikunde. Postbus 80.154. 3508 TD Utrecht.

I iJ^r-

BEHANDELWIJZEN\'\'

A. Rijnberk^

voerd, maar het aantal hiervan zal toenemen. Gelukkig ge-
ven moderne diagnostische mogelijkheden een goed inzicht
in de pathogenese van vele ziekten en kan daardoor een ra-
tionele therapie worden ingesteld. Bijvoorbeeld de diagnose
primair hypoadrenocorticisme kan worden gesteld met een
grote mate van zekerheid en dit kan worden gevolgd door
substitutie-therapie met corticosteroïden. Antimicrobiële
therapie kan worden gebaseerd op identificatie van eigen-
schappen van het oorzakelijk agens.

KLINISCHE ERVARING

Echter veel van onze behandelingen berusten slechts op kli-
nische ervaring, de onbewezen overtuiging van de clinicus,
dat de behandeling werkt. Ieder consult heeft een begin en
een einde. Het begin wordt meestal bepaald door de cliënt en
het einde doorgaans door de dierenarts. Traditie en gemak
leiden vaak tot de afronding van het consult met een alge-
meen gangbare behandeling. In de diergeneeskunde heerst
de sterke traditie van een verstrekking in één of andere vorm,
terwijl het dier en de eigenaar soms beter af zouden zijn met
advies of uitleg.

Sommige behandelingen die uitsluitend op klinische erva-
ring zijn gebaseerd raken na enige tijd in onbmik. Andere
houden decennia of zelfs eeuwen lang stand. De vraag is der-
halve, hoe obsolete behandelingen als bijvoorbeeld aderla-
ten of het branden bij peesletsels zo lang hebben kunnen be-
staan. In de toekomst kijkend kunnen we ons ook afvragen,
waarom sommige van onze huidige behandelingen uiteinde-
lijk als zinloos terzijde zullen worden geschoven. Er zijn
minstens drie verklaringen mogelijk.

Onvoldoende kennis van het natuurlijk beloop van de ziekte
Door een algemeen geaccepteerde behandeling toe te passen
kan de dierenarts het inzicht in het spontane beloop van de
ziekte verliezen. Het was bijvoorbeeld in het vededen ge-
bruikelijk om idiopathische neuropathie van de N. trigemi-
nus te behandelen met een corticosteroid. Dit werd gevolgd
door een volledig herstel in twee tot drie weken. Intussen is
duidelijk geworden dat de aandoening zonder enige behan-
deling een uitstekende prognose heeft en dat corticosteroï-
den het beloop van de aandoening niet veranderen. Een an-
der voorbeeld is het gebmik van antibiotica bij de
behandeling van kennelhoest (tracheobronchitis). Deze be-
handeling beïnvloedt het beloop van de ziekte alleen gunstig,
als de aandoening wordt gecompliceerd door een broncho-
pneumonie.

Toevallige variabiliteit

De ervaring van de clinicus bemst vaak op een beperkt aantal
gevallen. Als gevolg hiervan bestaat er het risico om door het
toeval misleid te worden. Als, bijvoorbeeld, vier van de vijf
gevallen worden genezen door een bepaalde behandelwijze,
kan niet worden verwacht dat 80% van de toekomstige pa-
tiënten door deze behandelwijze zal worden genezen.
Raadpleging van statistische tabellen voor betrouwbaar-
heidsintervallen leert dat met 95% zekerheid het genezings-
percentage ergens tussen de 28 en 99% zal liggen.

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 81-3

-ocr page 104-

Het vooroordeel van de clinicus

De clinicus hoopt altijd dat de behandeling doeltreffend zal
zijn en wordt daardoor een bevooroordeelde of vooringeno-
men waarnemer. Zoals alle mensen streven clinici naar bij-
dragen aan hun ego. Ze zijn te vergelijken met de supporters
van een voetbalclub die zeggen: \'
Wij hebben gewonnen\' als
de club wint, en:
\'Zij hebben verloren\' als de club verliest.
Clinici hebben de neiging om succes toe te schrijven aan de
voorgeschreven behandeling, onafhankelijk van de vraag of
de verbetering van de patiënt spontaan zou hebben kunnen
optreden.

Gelukkig is er een toenemende belangstelling voor het kritisch
en wetenschappelijk toetsen van op traditie berustende behan-
delingen via gecontroleerde therapeutische experimenten. Als
de resultaten van dergelijk onderzoek de effectiviteit van een
behandeling niet aantonen, moet deze het veld mimen.

ALTERNATIEVE BEHANDELWIJZEN
Bij de alternatieve behandelwijzen zoals homeopathie of
acupunctuur is de situatie anders. In tegenstelling tot de sterk
op natuurwetenschap gefundeerde reguliere geneeskunde,
hebben zij niets bijgedragen tot medische vooruitgang. De
beoefenaren van altematieve geneeskunde zitten verstrikt in
principes die eeuwen geleden zijn vastgelegd. Het principe
of de theorie heeft het karakter van de niet te falsificeren ze-
kerheid van geloof (religie). Ondanks het feit dat literatuur-
studie laat zien dat homeopathie geen wetenschappelijke
grondslag heeft, (2, .3) zijn homeopathische behandelingen
niet verdwenen. Integendeel, zij zijn de afgelopen jaren het
onderwerp van hernieuwde belangstelling, zowel bij het
grote publiek als bij artsen en dierenartsen. Daarbij heeft de
toegenomen commercialisering van de homeopathie mede
bijgedragen tot de schending van de regels, zoals die zijn
vastgelegd door de grondlegger Christian Friedrich Samuel
Hahnemann( 1755-1843).

Het is zinloos om te debatteren over de vraag of homeopathi-
sche behandelingen effect hebben. In de loop der jaren heeft
wetenschappelijk onderzoek de werkzaamheid niet kunnen
aantonen, dit met inbegrip van de laatste wanhopige poging
door Benveniste en medewerkers. (4) Deze onderzoekers
rapporteerden in
Nature dat zij een biologische reactie had-
den gevonden in vloeistoffen, verdund tot voorbij de con-
stante van Avogadro. Kort daama werd dit ontmaskerd als
zijnde niet reproduceerbaar (5,6)^.

De discussie moet zich concentreren op de vraag waarom be-
paalde behandelwijzen standhouden of zelfs aan belangstel-
ling winnen, ondanks het feit dat de doeltreffendheid niet is
aangetoond. Het valt buiten het kader van dit artikel om dit
onderwerp in detail te bespreken maar ik zal een aantal rede-
nen noemen. Wetenschappelijk onderwijs heeft de dieren-
arts een rationele houding ten opzichte van problemen gege-
ven. Dit heeft het mogelijk gemaakt dat de dierenarts
problemen oplost, die vroeger als onoverkomelijk werden
beschouwd. Echter, deze reductionistische en mechanisti-
sche benadering laat misschien wel eens onvoldoende ruimte
over voor de benodigde aandacht voor de emotionele proble-
men waarmee de cliënt wordt geconfronteerd. Daamaast
neigt de dierenarts ertoe, ziekte-georiënteerd te handelen en
weinig aandacht te geven aan kleine deviaties van gezond-
heid. Bovendien zijn veel van onze huidige maatregelen -
hoewel informatief en effectief - duur! Liefdadige attitudes
zijn verdwenen. Zoals vele andere beroepen is de dierge-

\' Zie ook: addendum van de auleur en de vertaler.

neeskunde een bedrijf

Aan de andere kant eisen cliënten steeds meer infonnatie. Ze
willen worden betrokken bij de beslissingen over de
diagnostische aanpak en de therapeutische maatregelen.
Bovendien verwachten ze emotionele betrokkenheid.

Terwijl de bekendheid van het publiek met de vorderingen in
de geneeskunde heeft geleid tot hooggespannen verwachtin-
gen, is het in de dagelijkse praktijk duidelijk dat er nog steeds
talloze aandoeningen zijn waarvoor geen definitieve oplos-
sing is.

In dit spanningsveld kan de kloof tussen wat wordt verwacht
en wat wordt geboden ertoe leiden dat mensen alternatieven
zoeken. Het is een verdienste van de altematieve behandel-
wijzen dat beoefenaren daarvan vaak bereid zijn te luisteren
en aandacht te schenken aan alle mogelijke problemen die
belangrijk zijn voor de cliënt, maar soms voor de dierenarts
en voor wetenschappelijke analyse van minder belang zijn.
Altematieve behandelwijzen floreren niet uitsluitend door
de tekortkomingen van de diergeneeskunde. Ze zijn ook een
voorbeeld van de groeiende en modieuze belangstelling voor
wat zich afspeelt buiten de eigen cultuur. Een andere kracht
van altematieve behandelwijzen is de acceptatie van één ma-
gisch principe dat de weg tot begrip en behandeling van ziek-
ten lijkt te openen. Dit kan het yin en yang-principe van acu-
punctuur zijn, of het similia-principe van de homeopathie. In
de rationele en technocratische samenleving voelen veel
mensen een behoefte aan vereenvoudiging. Het kritiekloze
aanhangen van één allesomvattend principe kan verleidelijk
zijn, maar het kan de diagnose en behandeling van ziekten
vertragen en kan zelfs leiden tot een fatale afloop.
Tot slot kan men zich afvragen of we ons, als reactie op irratio-
nele en emotionele wensen, moeten inlaten met altematieve
behandelwijzen of placebo\'s. Nu er meer begrip is van ziekten
en de verhouding tussen cliënt en dierenarts zich heeft gewij-
zigd, is het niet langer noodzakelijk om de diergeneeskunst te
bedrijven met behulp van deze onwaarachtige middelen.
Diergeneeskunde kan en moet worden bedreven als een we-
tenschap. Als de clinicus de tijd neemt om de problemen van
de patiënt en de cliënt in overweging te nemen en de mogelijk-
heden voor diagnose en behandeling op een oprechte manier
en met aandacht voor de emotionele aspecten de bespreken,
zullen ongefundeerde behandelwijzen niet langer een altema-
tiefzijn.

ADDENDUM VAN DE AUTEUR EN DE VERTALER
In 1993 verscheen het eindrapport van een door het
Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur gesub-
sidieerd literatuuronderzoek naar de effectiviteit van altema-
tieve geneeswijzen (7). In een serie van acht literatuuronder-
zoeken werd nagegaan in welke mate acupunctuur werkzaam
is bij uiteenlopende aandoeningen zoals nekpijn/mgpijn, reu-
matoïde artritis, migraine, aangezichtspijn en astma, alsmede
bij stoppen met roken en verslaving aan alcohol en drugs. Het
eindoordeel luidde dat de claims van aanhangers van acu-
punctuur niet bemsten op uitkomsten van goed uitgevoerde
klinische experimenten. In het nawoord bij deze serie rappor-
tages wordt aan het slot opgemerkt (8): \'Vóór het begin van
dit onderzoek had de eerste auteur een neutraal tot gematigd
positief oordeel over de effectiviteit van acupunctuur.
Daarvan is nu geen sprake meer.\'

In hetzelfde rapport hebben de auteurs de belangrijkste klini-
sche onderzoeken met homeopathische middelen die tot en

-ocr page 105-

met 1990 zijn gepubliceerd op een rij gezet. Zij concludeer-
den dat er positieve aanwijzingen waren voor de werkzaam-
heid van homeopathie. Omdat de meeste onderzoeken echter
een slechte methodologische kwaliteit hadden, was dit on-
voldoende om definitieve conclusies te trekken. Zij advi-
seerden dan ook om de evaluaties van homeopathie voort te
zetten, maar dan wel met goed opgezet onderzoek (9). In een
meer beschouwend artikel merkten de auteurs nog op dat on-
derzoek alleen maar zin heeft, als men ook bereid is conse-
quenties aan de uitkomsten te verbinden (10): \'De homeopa-
tische beroepsgroep én industrie zal bereid moeten zijn er
(bij een negatief resultaat) mee op te houden. Indien deze be-
reidheid er niet is, heeft verder onderzoek ons inziens geen
zin, en zal het contrast regulier versus alternatief voorlopig
nog wel blijven bestaan.\'

Intussen zijn we een aantal jaren verder en zijn er diverse
vergelijkende klinische studies gepubliceerd. Hiervan is in
1996 een overzicht verschenen in het Geneesmiddelen-
bulletin (II), waarbij men zich heeft gericht op dubbel-
blinde, gerandomiseerde en placebo-gecontroleerde onder-
zoeken. Er werden 11 artikelen gevonden die voldeden aan
de genoemde criteria. De uiteindelijke conclusie is dat niets
er op wijst dat homeopathische middelen een groter effect
kunnen bieden dan een placebo-therapie.

LITERATUUR

1. Wulff HR. Rational diagnosis and treatment. An introduction to clini-
cal decision-making. 2nd edn. Blackwell Scientific Publications,
Oxford. 1981.

2. Rijnberk A. Behandelwijzen. Regulier en Alternatief Tijdschr
Diergeneeskd 1984; 109: 25-34.

3. Nickel R und Rijnberk A. Behandlungsmethoden: \'Regulär\' und
\'Alternativ\'. Der Praktische Tierarzt 1991; ( I ): 40-8.

4. Davenas E, Beauvais F, Amara J, et al. Human basophil degranulation
triggered by very dilute antiserum against IgE. Nature 1988; 333; 816-
8.

5. Maddox J, Randi J, and Stuart WW. High-dilution experiments a delu-
sion. Nature 1988; 334: 287.

6. Metzger H, and Dreskin SC. Only the smile is left. Nature 1988; 334:
375.

7. Efîectiviteit van altematieve geneeswijzen. Een literatuuronderzoek.
Onder redactie van J. Kleijnen, G. ter Riet en P. Knipschild.
Maastricht: Rijksuniversiteit Limburg, 1993.

8. Riet G ter, Kleijnen J en Knipschild P. Nawoord en aanbevelingen.
Huisarts en Wetenschap 1989; 32: 308-12 (= blz. 125-129 van ref. 7)

9. Kleijnen J. Knipschild P, and Riet G ter. Clinical trials of homeopathy.
Bri Med J 1991 ; 302: 316-23 (= blz. 209-216 van ref 7).

10. Kleijnen J, Knipschild P en Riet G ter. EfTectiviteit van homeopathie.
De Psycholoog 1992; (apr): 141-7 (= blz. 219-225 van ref 7).

11. Homeopathie: meer dan placebotherapie? Geneesmiddelenbulletin
1996; 30: 26-32. Naar: Aulas J-J. Homeopathie: actualisation 1995 du
dossier d\'évaluation. La Revue Prescrire 1995; 15: 674-84.

Vertaling:

Sylvia C. Laanen
Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren

Postbus 80.154
3508 TD Utrecht.

CHLOÜRTETRACYCLINE SPRAY BIJ RUNDEREN

Studentenreferaten

Onderzoek naar de werking van chloortetracycline spray
bij runderen met trichofytie.

J.K. T. Westland. SR 478/95: 37pp.

Trichofytie is een schimmelinfectie van de huid veroorzaakt
door Trichophyton vermcosum of een Microsporum species.
Het geeft in de modeme veehouderij vaak problemen, vooral
bij jonge dieren. Hoewel de aandoening economisch gezien
van weinig betekenis is, ondervindt men problemen bij de
verkoop. Het is bovendien een zoönose.
Er zijn verschillende behandelingsmethoden bekend zowel
lokaal als systemisch.

In dit verslag worden de resultaten vermeld van een lokale
applicatie van een chloortetracycline spray op aangetaste
plaatsen aan een zijde van het dier terwijl de andere zijde als
controle diende. Er werd tweemaal behandeld met 24 uur
tussenpauze. Beoordeling geschiedde na 1,8 en 24 dagen.
Er trad snel genezing op van de behandelde plaatsen. Reeds
na een dag werd verbetering waargenomen. Wel zag men
herinfecties als gevolg van contact met besmette soortgeno-
ten. Als men tot behandeling wil overgaan moeten ook an-
dere maatregelen worden genomen zoals isolatie van be-
smette dieren, schoonmaken van de omgeving, verwijderen
korsten van de huid en andere.

Gesteld wordt dat de huidaandoening zelflimiterend is; dat
wil zeggen zonder behandeling na enkele maanden ver-
dwijnt.

De CTC spray bestaat uit een 2% chloortetracycline en een
0,5% gentiaanviolet oplossing. De curatieve werking wordt
vooral toegeschreven aan gentiaanviolet.
Tot slot worden voorstellen gedaan voor verder onderzoek.

VOEDSEL-GENEESMIDDELINTERACTIES

Voedsel-geneesmiddelinteracties: de invloed van voedsel
op de biologische beschikbaarheid van geneesmiddelen.

M.P. Slikker en S van Straten; SR 524/96: 34pp.

Er wordt een overzicht gegeven van de interacties die kun-
nen ontstaan bij het tegelijk of kort na elkaar verstrekken van
voedsel en van farmaca per os en wel ten aanzien van de bio-
logische beschikbaarheid van het geneesmiddel. Voor pre-

-ocr page 106-

paraten met een smalle therapeutische breedte, een steile do-
sisrespons, dosisafhankelijke bijeffecten en korte halfwaar-
detijden kan dit belangrijk zijn. Onder biologische beschik-
baarheid wordt verstaan dat gedeelte van het \'medicijn\' dat
na opname per os vanuit de darm in de circulatie komt en
zulks in vergelijking met een intraveneuze toediening.
Factoren als maagvulling, samenstelling van het voedsel,
pH, motiliteit en doorbloeding van het maag- en darmslijm-
vlies, toedieningsvorm van het farmacon (vloeibaar, vast.

grote of kleine tabletten, fysische en chemische aspecten van
het preparaat) spelen hierbij een rol.

Een en ander wordt besproken aan de hand van een litera-
tuurstudie ten aanzien van een aantal antibiotica, anthelmin-
tica, en NSAID\'s, alsmede ten aanzien van ketaconazole,
propranolol, morfine en quinidine. Wat voor de ene diersoort
geldt behoeft niet op te gaan voor een andere. Soms spreken
de onderzoeksresultaten elkaar tegen. Aan de hand van ta-
bellen wordt nadere informatie verstrekt.

Brieven aan de Redactie

Geachte redactie,

Met zeer veel interesse heb ik de afleveringen veterinaire
tandheelkunde nummers 14 en 15 in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 december 1997 gelezen. Het ver-
heugt mij, dat collega Van Foreest ook nu hij in Nederland
geen officiële onderwijsverplichtingen meer heeft, zich toch
in blijft zetten voor de voortdurende (bij)scholing van de
Nederlandse dierenarts op het gebied van de veterinaire
tandheelkunde. In iedere aflevering van dit tijdschrift zou
een dergelijk helder geschreven en duidelijk geïllustreerd ar-
tikel moeten staan. Dit soort klinische lessen vormen de
meest effectieve en verreweg goedkoopste vorm van PAO-
D. Bovendien is een dergelijk artikel voor iedere specialist
een unieke gelegenheid zijn/haar vakgebied of nieuwe ont-
wikkelingen onder de aandacht van de Nederlandse dieren-
arts te brengen.

Sommige tijdschriften bundelen bij gelegenheid artikelen
over een speciaal onderwerp in een aparte extra editie. \'The
compendium collection\'-uitgaven van The Compendium on
Continuing Education for the Practising Veterinarian zijn
daar een voorbeeld van.

Een gebundelde uitgave van alle afleveringen veterinaire
tandheelkunde lijkt mij een leuk idee voor de redactie. We
hebben dan in één keer een Nederlandstalig boek over veteri-
naire tandheelkunde en bovendien blijft de kennis van Van
Foreest zo voor de Nederlandse dierenarts en studenten dier-
geneeskunde behouden.

De reden voor deze brief is echter, dat de keuze en toepassing
van antibiotica in het artikel \'Apexresectie bij het paard\'
door A.W. van Foreest en P. Wiemer in het Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122: 670-8 discutabel is.
Collega Van Foreest stelt terecht dat periapicale ontstekin-
gen primair behandeld dienen te worden via drainage en ver-
wijdering van aangetast pumlent en necrotisch weefsel (6).
Er kunnen echter omstandigheden zijn dat de practicus het
geïndiceerd acht om antibiotica te geven hetzij therapeu-
tisch, hetzij perioperatief

Bij de keuze van antibiotica dient dan rekening gehouden te
worden met de soort bacteriën die waarschijnlijk bij het pro-
ces betrokken zijn. Bij septische processen in en rondom het
gebit, spelen in bijna alle gevallen bacteriën uit de normale
mondfiora van het betrokken dier een rol (1, 8). Deze flora
bestaat uit veel verschillende soorten micro-organismen,
waaronder veel obligaat anaërobe bacteriën (OAB). De in-
fecties zijn dan ook altijd menginfecties met aërobe, veelal
Gram-positieve, bacteriën en OAB. Bovendien bevinden
deze bacteriën zich in een purulente, necrotische en zuurstof-
arme omgeving.

Dit heeft consequenties voor de antibiotische therapie wat
betreft keuze van middel(en) en therapieduur. Op de eerste
plaats moeten de gebmikte antibiotica werkzaam zijn én te-
gen aërobe én tegen OAB, maar bovendien moeten ze goed
doordringen in abcessen en hun werking behouden in een
purulente zuurstofarme omgeving.

De antibiotica: trimethoprim, sulfadiazine en gentamicine
voldoen aan geen van deze criteria. Ze zijn alledrie niet ef-
fectief tegen OAB, penetreren niet goed in abcessen en zijn
niet werkzaam in een purulente of zuurstof arme omgeving
(8). Metronidazole is alleen werkzaam tegen OAB en kan in
menginfecties door aërobe bacteriën worden afgebroken.
Een beproefde combinatie voor dit soort infecties bij mens
(10) en dier, zoals hond en kat (5, 7) is metronidazole met
een macrolide zoals spiramycine of erythromycine. Het al-
ternatief lincomycine of clindamycine is te gevaariijk voor
het paard omdat een grote kans op verstoring van de darm-
flora bestaat met het risico van een fatale
Closlridium-coUtis.
Volgens Sweeny et al. {[2) is echter bij paarden orale toedie-
ning van de combinatie metronidazole met erythromycine
ook gedurende langere tijd veilig. Om effectief te zijn moet
wel voldoende hoog gedoseerd te worden: metronidazole 20
mg/kg 4x daags (11) en erythromycine 15mg/kg 4x daags
(4).

Bij het paard komen weinig of geen Bacteroides spp. in de
mondholte voor (1); wel veel
Prophyromonas spp. (werden
vroeger tot de zogenaamde
Bacteroides melaninogenicus-
groep gerekend), maar deze vormen bij dieren in tegenstel-
ling tot
Bacteroides spp. geen 13-lactamasen, zodat het geven
van een penicilline, zoals pivampicilline per os: 20 mg/kg 2x
daags (2,3) overwogen zou kunnen worden.

Men dient zich wel te realiseren, dat aan het geven van anti-
biotica per os aan herbivoren, zoals het paard altijd, en zeker
als dit drie tot zes weken dient te gebeuren, zoals bij medica-
menteuze behandeling van periapicale ontstekingen en ab-
cessen, een risico op ernstige verstoring van de darmflora
verbonden is. De patiënt dient tijdens de therapie dan ook
goed gecontroleerd te worden.

-ocr page 107-

De risico\'s van een langdurige orale therapie met antibiotica
bij paarden en de geringere kans op resultaat afwegende, zal
waarschijnlijk eerder tot chirurgische interventie doen be-
sluiten. Een eventuele kortdurende perioperatieve antibioti-
sche behandeling kan dan parenteraal gegeven worden met
een voor het paard geregistreerd antibioticum, zoals amoxy-
cilline of ampicilline.

Dit voorkomt mogelijk dat de verantwoordelijke dierenarts
Apeldoorn moet bellen. Bij de voorgestelde orale therapieën
moet echter altijd Wageningen (Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen: dr. A. Kamphuis, dierenarts) geïnfor-
meerd worden aangezien metronidazole, erythromycine en
pivampicilline geen voor het paard geregistreerde dierge-
neesmiddelen zijn.

Ik wens collega Van Foreest een prettig Zwitserleven-gevoel
en veel succes in Zürich en ik hoop dat hij zijn bijdragen aan
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, ondanks zijn onge-
twijfeld drukke werkzaamheden en verplichtingen daar, zal
blijven continueren.

Maastricht, 5 december 1997
A. van den Bogaard,
dierenarts-microbioloog

REFERENTIES

1. Oral associated bacterial infection in horses: studies on the normal
anaerobic flora from the pharyngeal surface and its association with lo-
wer respiratory tract and para-oral infections. Bailey GD, Love DN.
Vet Microbiol 1991; Feb 15; 26: 367-79.

2. Oral Bioavailability and in-vitro Stability of Pivampicillin,
Bacampicillin, Talampicillin, and Ampicillin in Horses. Ensink JM,
Vulto AG, Miert ASJPAM van. Tukker JJ, Winkel MBU, Fluitman
MAHM. Am J Vet Research 1996; 57: 1021-24.

3. Clinical efficacy of Ampicillin, Pivampicillin and Procaine Penicillin-
G in a Soft-Tissue Infection Model in Ponies. Ensink JM. Klein WR,
Bameveld A, Vulto AG, Miert ASJPAM van. J Vet Pharmacol
Therapeut 1996; 19:445-53.

4. Comparison of oral erythromycin formulations in the horse using
pharmacokinetic profiels. Ewing PJ. Burrow G, Macallister C, Clarck
CJ. Vet Pharmacol Therapeut 1994; 17: 17-23.

5. Gingivitis en parodontitis bij de hond zijn \'infectieziekten\' (toepassing
van antibiotica). Foreest AW van. Dieren Arts 1992; 3:107-11.

6. Periapicale aandoeningen. Foreest AW. van. Tijdschr Diergeneeskd
1997; 122:666-9

7. Essai Comparatif stomorgyl (N.D.), spiramycine. metronidzole, dans
Ie traitement des affections oro-pharyngees du chien et du chat. Guelfi
JF, Legeay Y, Pages JP. Pechereau D, Trouillet JL. Revue Med Vet
1990; 141:985-90.

8. Tissues and exudates contain sufficient thymidine for growth of
anaerobic bacteria in the presence of inhibitory levels of trimethoprim-
sulfamethoxazole. Indivcri MC, Hirsh DC Vet Microbiol 1992; 31:
235-42.

9. Bacteroides species from the oral cavity and oral-associated diseases
of cats. Love DN, Johnson JL. Moore LV. Vet Microbiol 1989; 19:
275-81.

10. The Role of adjunctive Rodogyl Therapy in the Treatment of
Advanced Periodontal Disease. A longitudinal clinical and microbio-
logic Study. Quee TC, Chan ECS, Clarck E, Lautar-Lemay C,
Bergeron MJ, Bourgouin J. J Periodontol 1987; 58: 549-601.

11. Pharmacokinetics of metronidazole given to horses by intravenous and
oral routes. Sweeney RW, Sweeney CR, Soma LR, Woodward CB,
Charlton CA. Am J Vet Med Assoc 1986; 47: 1726-9.

12. Clincal use of metronidazole in horses: 200 cases (1984-1989).
Sweeney RW, Sweeney CR, Weiher J. J Am Vet Med Assoc 1991;
198: 1045-8.

De redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde biedt
mij de gelegenheid te reageren op een schrijven aan die re-
dactie van de hand van collega Van den Bogaard. Deze reac-
tie van een dierenarts-microbioloog, een deskundige dus, is
een welkome aanvulling op het artikel.

Een antimicrobiële therapie in de tandheelkunde moet wor-
den gezien als een ondersteuning van lokale tandheelkun-
dige maatregelen. De juiste keuze van het antibioticum is be-
langrijk. De keuze van de gebmikte antibiotica bij de
beschreven apexresectie bij het paard in het TvD (1997; 122:
670-8) zijn volgens Van den Bogaard niet de juiste geweest.
Hoewel er pre-operatief reeds sprake was van een zichtbare
vermindering van het dento-alveolaire gebeuren - vermoede-
lijk een onderdmkking van bepaalde pathogenen voor een
bepaalde tijd - bleek de gebmikte antimicrobiële therapie on-
voldoende. De geraadpleegde literatuur met betrekking tot
apexresecties bij het paard vermeldt geen microbiologisch
onderzoek en een antibioticumadvies.

Hoewel bacteriën uit de normale mondflora meestal bij pro-
cessen in de mondholte de rol van agressor spelen, is een kli-
nisch-microbiologisch onderzoek een uiterst nuttig middel.
Het uitvoeren van een apexresectie bij het paard is zelden ur-
gent. Er is voldoende tijd om pre-operatief een microbiolo-
gisch onderzoek uit te voeren en het geschikte antibioticum
te kiezen. Zoals in het artikel reeds aangegeven, is het stellen
van de
juiste indicatie voor het uitvoeren van een apexresec-
tie bij het paard van essentieel belang voor het succes van de
operatie. Het pre- en postoperatief verstrekken van het
juiste
antibioticum zou de \'succes rate\' wel eens aanzienlijk kun-
nen verhogen.

In het artikel dient aan de zin: \'de reeds voor de operatie aan-
gevangen antibioticumkuur wordt enige weken voortgezet\'
toegevoegd te worden: \'een klinisch-microbiologisch onder-
zoek is van belang om tot een juiste keuze van het - soms
langdurig - toe te dienen antibioticum te komen\'.

Overigens, collega Van den Bogaard, ben ik zeer verheugd met
uw reactie. U bent de eerste die de moeite neemt door middel
van een brief aan het TvD te reageren op een artikel uit de
Veterinaire Tandheelkundige reeks. Een artikel over het ge-
bruik van antibiotica bij de behandeling van orale - inclusief
tandheelkundige - aandoeningen in de reeks Veterinaire Tand-
heelkunde zou een welkome aanvulling zijn. Bijvoorbeeld:
\'Antibiotica in de veterinair tandheelkundige praktijk\' of
\'Gebruik en misbruik van antibiotica bij parodontale aandoe-
ningen\'. Ik denk daarbij aan het onnodig gebruik van antibio-
tica bij parodontale aandoeningen bij de hond. Dit kan voorko-
men worden door een goede professionele gebitsreiniging en
een goede instmctie mondhygiëne. Ook de bekende P4-fistel
bij de hond wordt dikwijls met onjuiste antibiotica aangepakt.

Hartelijk dank voor uw schone woorden. Aan een Neder-
landstalig boek over veterinaire tandheelkunde bij gezel-
schapsdieren wordt momenteel hard gewerkt, hetgeen een
bundeling van alle afleveringen uit de reeks niet uitsluit.
Ter informatie is het misschien goed te vermelden dat mijn
vijfjarig Zwitserleven in de afbouwfase verkeert. Het
\'Zahnstation aan de Uni\' loopt prima en ik heb een uitste-
kende opvolger voor mijn tandheelkundige werkzaamheden
aan de Chimrgische Kleintierklinik van de Universiteit van
Zürich gevonden. Temg in eigen land verricht ik mijn tand-
heelkundige werkzaamheden in het Veterinair Specialisten
Centmm \'De Wagenrenk\'.

Andries van Foreest

-ocr page 108-

---

VOGELGRIEP

Berichten en verslagen

w

Via de krant en tv hebt u kunnen ver-
nemen dat Hong Kong eind december
1997 was begonnen met het vernieti-
gen van al zijn kippen (ruim 1 mil-
joen). Eenden en ganzen, gehouden in
de nabijheid van kippen, worden ook
afgemaakt. Op deze wijze tracht men
in Hong Kong een einde te maken aan
de zogenaamde vogelgriep.
Het betreft het virus influenza
A(H4N1) dat tot op heden (6 januari
1998) bij 14 personen is aangetoond,
waarvan er vier zijn overleden.
Verder zijn er nog zes verdachte ge-
vallen. Bij het gering aantal onder-
zochte honden, katten en ratten kon
het virus niet worden aangetoond.

Een artikel over dit virus trof ik aan
in het decembernummer van het \'In-
fectieziekten Bulletin\' en het leek mij
instnictief dit over te nemen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Het Infectieziekten Bulletin is een
uitgave van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) en het Rijks-
instituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM), in samenwerking
met de GGD\'s, de Nederlandse Vere-
niging voor Medische Microbiologie
(NVMM), de Vereniging voor In-
fectieziekten (Vvl) en de Landelijke
Coördinatiestructuur Infectieziekten
(LCl). Het is ook op Internet http:
//www.isis.rivm.nl/inf-bul/home-bul.
html.

Dr. W. Edel

INFLUENZA A(H5N1): STAND VAN ZAKEN\'^

INLEIDING

Een influenzaviras dat tot voor kort al-
leen bij vogels voorkwam, is sinds mei
bij vier personen in Hong Kong aange-
toond; twee van deze personen zijn
overleden aan complicaties van deze
griep. Het Nationaal Influenza Cen-
trum (NIC; Afdeling Virologie van de
Erasmusuniversiteit en het RIVM)
heeft in augustus aangetoond dat het
een influenzavirus A(H5N1) betreft^.
Omdat H5 een nieuw antigeen is voor
de mens, heeft de mens geen antistof-
fen tegen dit virus. In een dergelijke si-
tuatie is het zeer belangrijk te weten of
het virus zonder tussenkomst van die-
ren van mens op mens overdraagbaar
is. Tot nu toe is er geen enkel geval
waarin de besmetting via mensen liep.

STAND VAN ZAKEN
Het eerste geval van influenza A( H5N1)
werd bekend in augustus 1997. Het be-
trof een jongetje van drie jaar uit Hong
Kong dat op 21 mei was overieden aan
complicaties van longontsteking en mo-

\' Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het
Infectieziekten Bulletin 1997: 8: 275-6.

\' De Jong JC. Claas ECJ. Osterhaus ADME, Wehster
RG. and Lim WL. A pandemie warning? Nature
1997: 389: 554.

^ Reye .syndroom is een zeldzaam voorkomende com-
plicatie van influenza bij zuigelingen en kleuters die
het centrale zenuwstelsel en de lever betreft en in 10-
40% van de gevallen dodelijk verloopt met hersen-
oedeem en vettige degeneratie van de lever. Reye syn-
droom komt meestal voor bij kinderen met influenza
type B en minder vaak bij kinderen met influenza type
A of waterpokken. Er bestaat tevens een sterke epide-
miologische link tussen aspirine-gebruik en het op-
treden van Reve svndroom.

gelijke Reye syndroom^. Het jongetje
heeft het virus waarschijnlijk gekregen
van besmette kippen op een boerderij
waar hij was, kort voordat hij ziek werd.
Er werden toen geen andere gevallen
van H5N1-griep gevonden, ondanks in-
tensieve epidemiologische follow-up
van de lokale bevolking.
Het tweede geval is een jongetje van
twee jaar uit Hong Kong dat in novem-
ber in het ziekenhuis heeft gelegen maar
inmiddels is hersteld. Op 7 december
jongstleden werden twee nieuwe geval-
len van influenza A(H5N1) gemeld. Het
derde geval is een 54-jarige man die op
29 november in het ziekenhuis opgeno-
men is en op 5 december is overleden
aan complicaties ten gevolge van long-
ontsteking. Het vierde geval is een 13-
jarig meisje dat sinds 26 november in
het ziekenhuis ligt.

De infectiebron van de laatste drie ge-
vallen is (nog) onbekend en wordt on-
derzocht. Er is geen direct contact ge-
weest tussen de vier gevallen en er is
geen bewijs dat ze een gemeenschap-
pelijke infectiebron hebben. Tot nu toe
zijn er geen aanwijzingen voor mens-
op-mens overdracht, ondanks intensief
onderzoek van contacten van bekende
gevallen.

Overigens is er wel een uitbraak van in-
fluenza A(H5N1) geweest in kippen in
China (provincie Guangdong) in febru-
ari en maart van afgelopen jaar. Onge-
veer 1,7 miljoen kippen zijn gestorven.
In april 1997 is er een uitbraak geweest
op drie kippen-boerderijen in Hong
Kong waarbij 4500 kippen zijn gestor-
ven. In Hong Kong en het zuiden van
China zijn circa 350 kippen-boerde-
rijen. Dertig procent van het pluimvee
dat in China verkocht wordt voor con-
sumptie wordt levend verhandeld op
drukke markten waar veel contact is
tussen pluimvee en mensen. Mogelijk
is dit een plek waar transmissie kan op-
treden.

NADER ONDERZOEK
Door de WHO-collaborating centra op
het gebied van influenza (Atlanta, Lon-
den, Tokyo en Melbourne) wordt het in-
fluenzavims A(H5N1) intensief onder-
zocht. Het NIC is hier ook bij betrokken.
In Hong Kong is er een speciaal influ-
enza-team aan het werk waaronder ge-
zondheidszorg-autoriteiten uit Hong
Kong en virologen en epidemiologen
van de US Centers for Disease Control
and Prevention (CDC). Belangrijke vra-
gen zijn wat de infectiebron van de be-
kende gevallen was, of het virus van
mens tot mens overgedragen kan wor-
den en hoe het vims overgaat van pluim-
vee op de mens. De surveillance onder
mensen en pluimvee is geïntensiveerd
en uitgebreid. Alle gezondheidszorgor-
ganisaties in Hong Kong zijn geïnfor-
meerd over het nieuwe virus.
De initiële klinische presentatie van
A(H5N 1) griep was bij de vier bekende
gevallen niet anders dan die van ge-
wone griep. Complicaties zoals long-
ontsteking ten gevolge van het virus,
respiratory distress syndroom en nier-
falen traden echter snel op bij drie ge-
vallen. Vandaar dat artsen in Hong

-ocr page 109-

Kong geadviseerd wordt om alert te
zijn op symptomen en complicaties
van influenza en om, zodra influenza
met complicaties klinisch is vastge-
steld, de normale influenza-behande-
ling inclusief amantadine, te beginnen.
Er is momenteel geen reden om vaccin
te gaan maken omdat er geen bewijs is
dat het vims van mens op mens over-
gaat. Uit voorzorg wordt er toch onder-
zocht hoe er eventueel een vaccin ont-
wikkeld zou kunnen worden. De WHO
heeft vaccin-producerende centra geïn-
formeerd.

SITUATIE IN NEDERLAND
De periode van mogelijke influenza-
activiteit in Nederland is net begon-

Nederlands Inslimul mor onderzoek van de
Eerstelijns gezondheidszorg.

nen. Net als in voorgaande jaren is het
NIVELVRIVM-surveillance systeem
in werking. Wekelijks worden zowel
monsters van huisarts- als van zieken-
huispatiënten onderzocht. Tot nu toe is
er nog geen influenzavims geïsoleerd
in Nederland en worden er weinig in-
fluenza-achtige ziektebeelden gemeld
door huisartsen afkomstig uit het hele
land. Ook elders op het noordelijk
halfrond is de influenza-activiteit laag.
Wel worden er in andere landen spora-
disch influenzavimssen geïsoleerd.
Het huidige influenza-vaccin bevat
componenten van drie typen influ-
enza-vims. De enkele tot nu toe geïso-
leerde vimssen komen overeen met de
typen in het vaccin. Ondanks dat de
kans dat het influenza H5Nl-vims in
Nederland geïmporteerd wordt erg
klein is, zijn het NIVEL/RIVM-sur-
veillancesysteem en het NIC extra
alert.

Antisemm tegen het H5Nl-vims en
ook het vims zelf zijn bij het NIC be-
schikbaar. Verder wordt de infonnatie
over het H5Nl-vims elders in de we-
reld en over de diagnostiek nauwlet-
tend gevolgd. Er is geen reden tot pa-
niek omdat er geen aanwijzingen zijn
dat het vims wijd verspreid is (slechts
enkele gevallen in een half jaar tijd in
een klein geografisch gebied), noch dat
het van mens tot mens overgedragen
kan worden.

M.L.A. Heijnen,
J. W. Dorigo-Zetsma,
J.C. de Jong
en M.J. W. Sprenger (RIVM)

INTERACTIEVE PAÜ-D-CURSUS MET HUISARTSEN

\'VETERINAIRE VOLKSGEZONDHEID: ANTWOORDEN OP UW VRAGEN\'

De opzet van de cursus is voor een groot
deel interactief: vooraf worden de vra-
gen van de deelnemers geïnventariseerd.
In de uitgebreide syllabus wordt er alvast
een stevig onderbouwd antwoord gege-
ven op de toch zeer diverse casuïstiek.
Ook de middag houdt een interactief
karakter. De discussie aan de hand van
de feiten is bijzonder levendig.
Persoonlijke ervaring speelt hierin een
grote rol. Eén dierenarts heeft bijvoor-
beeld per ongeluk van die heeriijke
bramen gegeten in dat Duitse bos,
waar al die vossen zitten. Een ander
euthanaseerde een klinisch gezonde
FlV-positieve kat, omdat er jonge kin-
deren waren in het gezin.

YÜPI\'S THUIS?

Het blijkt wel dat de practicus zich in
elk geval goed op de hoogte moet stel-
len van de gezinssituatie waarin het
dier zich bevindt. Zijn er bijvoorbeeld
YOPI\'s (Young, Old, Pregnant of
Immuno suppressed)? Alleen al omdat
in veel jonge gezinnen huisdieren wor-
den opgenomen is dit een belangrijke
groep. En wat te denken van de oude-
ren, die we ook zo graag de band met
hun huisdier willen laten houden. Wat
zijn de risico\'s van het huisdierenbezit
en hoe beperken we deze?
Uiteraard komt ook BSE aan de orde;
het prion-eiwit, de besmettingsweg, de
incubatietijd en de maatregelen die zijn
ingesteld ter voorkoming van uitbrei-
ding van het probleem (en hoe daarmee
wordt omgegaan).

In Nederland bestaat gelukkig geen
BSE-epidemie, volgens spreker pro-
fessor Van Knapen. Bovendien worden
in de Nederlandse cultuur geen mnder-
hersenen of mggenmerg gebmikt in le-
vensmiddelen. Dit in tegenstelling tot
Engeland waar nogal eens hersenweef-
sel als pie-vulling wordt gebmikt.

De titel van de PAO-D-cursus \'veterinaire volksgezondheid: antwoord op uw
vragen\' maakt nieuwsgierig. In de loop van je dierenartsenbestaan kom je de
vragen immers vaak genoeg tegen. \'In onze buurt hebben een paar kinderen
kinkhoest en de honden kennelhoest, steken die elkaar nou aan, dokter?\'
Vorige week nog: bordetella als infectieus agens in beide gevallen, maar is er
besmetting, en hoe? De cursus neemt verder een unieke plaats in bij PAO-D
door het interactieve karakter - de deelnemers bepalen vooraf de inhoud van
de cursus door vragen in te sturen - en het gastheerschap: de deelnemers mo-
gen (gratis) hun huisarts meenemen. Een meegekomen huisarts wil nu wel eens
de feiten weten. De keren dat je met vragen van dierenbezitters wordt gecon-
fronteerd, moet je toch iets zinnigs kunnen antwoorden. En, hoe zouden die
dierenartsen denken over wat de huisarts in zulke gevallen zegt of adviseert?

BESCHERMING MEDEWERKERS
Het tweede deel van de middag wordt
besteed aan overieg over de besmetting
van praktijkmedewerkers met zoöno-
sen. Hoe is dit te voorkómen? Wat zijn
de belangrijkste bronnen van besmet-
ting en welke maatregelen kun je ne-
men? Dit in relatie tot de nieuwe regels
in de Arbowet. De uitkomst van deze
discussie zal de basis vormen van een
soort \'gedachtengoed\'. Deze uitkomst
wordt aan de deelnemers temgge-
stuurd.

Ook deze discussie was voor de huis-
arts een eye-opener, ook al gezien de
uitkomsten van een recent onderzoek
naar de bacteriepopulaties op de pen
vande dokter...

Samenvattend dus een actieve, interes-
sante en informatieve middag, die wel-
licht voor herhaling vatbaar is en dan
zeker niet gemist mag worden door de-
genen die zich bezighouden met de ge-
zondheid van mens en huisdier.

Anneke Wierenga-van Beelen
(dierenarts)
Bertien Winkel
(huisarts)

-ocr page 110-

STUDENTEN NU OOK VERZEKERD BIJ ONGEVALLEN

DSK SLUIT COLLECTIEVE VERZEKERING AF BIJ CSE

Utrecht, 31 oktober 1997 - Vandaag tekenen praeses en fiscus van de
Diergeneeskundige Studenten Kring (DSK) een contract met de Crediet &
Effectenbank (C«&E) voor een collectieve ongevallenverzekering. Voortaan
hebben leden van de DSK recht op een eenmalige uitkering in geval van blij-
vende invaliditeit ten gevolge van een ongeval. Dit stelt de student in staat zijn
of haar leven anders in te richten, bijvoorbeeld een andere studie te gaan
doen. Ook letsel aan de armen of de handen (zonder onderscheid tussen links
of rechts) en de ogen, lichaamsdelen die immers van groot belang zijn voor de
uitoefening van de praktijk, is opgenomen in de verzekering. De DSK breidt
de service aan haar leden in belangrijke mate uit met deze collectieve verzeke-
ring. De C«&E sloot al eerder een dergelijk contract af met studenten tand-
heelkunde in Amsterdam en wil op die manier de band met vrije-beroepsbe-
oefenaren versterken.

Door Sophie Deleu

lectieve ongevallenverzekering is een
eenmalige uitkering bij blijvende inva-

De Crediet & Effectenbank is in 1922
opgericht door vooraanstaande inwo-
ners van de stad Utrecht die niet tevre-
den waren over de dienstverlening van
bestaande banken en vierde in 1997
het 75-jarig bestaan. Thans is de bank
een zelfstandig onderdeel van de ING
Groep. De bank heeft reeds een jaren-
lange relatie met de vrije-beroepsbe-
oefenaren (onder meer dierenartsen).
Het is dus geen wonder dat de DSK
juist met deze bank tot een collectieve
verzekering is gekomen. Al sinds jaar
en dag organiseert de C&E de BIC-
avonden (Basis Informatie Co-assis-
tenten) voor studenten in samenwer-
king met de KNMvD en de VVAA en
tal van andere voorlichtingsbijeen-
komsten, gericht op de diergeneeskun-
dige praktijk.

COLLECTIEVE VERZEKERING
Het doel van de recent afgesloten col-
liditeit ten gevolge van een ongeval,
die het mogelijk maakt de studie een
andere wending te geven, dan wel een
andere studie te doen. Een ongeval is
in verzekeringstermen: een van buiten
af, plotseling inwerkend geweld,
waardoor in een ogenblik lichamelijk
letsel wordt toegebracht. De DSK sluit
de verzekering exclusief af voor haar
leden.

Rekening houdend met de aard van het
toekomstig beroep, valt ook letsel aan
handen en ogen onder de verzekering.
De dekking is overal ter wereld, 24 uur
per dag. Ook onder het skieën en mo-
torrijden (en andere normale sportacti-
viteiten) is de student verzekerd. Ver-
der zijn infecties als gevolg van het
spatten van etter op de slijmvliezen
van ogen, neus en mond meeverze-
kerd.

Naarmate de blijvende invaliditeit
toeneemt, wordt het uitkeringsper-
centage extra verhoogd: zo bedraagt
het progressieve uitkeringspercen-
tage 225% van de verzekerde som
(ƒ 50.000,-) bij 100% blijvende inva-
liditeit; het uitgekeerde bedrag is dan
ƒ 112.500,-. Het recht op de uitkering
ontstaat op het moment dat de mate
van blijvende invaliditeit (voort-
vloeiend uit alle gevolgen van het on-
geval) in zijn geheel kan worden
vastgesteld door een aangewezen
arts.

-ocr page 111-

fff.-ff

EUROPEAN ASSOCIATION OF STATE VETERINARY OFFICERS VAN DE FVE

VERGADERING VAN 17 NOVEMBER 1997 IN BRUSSEL

Het is treurig dat ondanks herhaalde
verzoeken en ontvangen beloften er
uit België zelden iemand aanwezig is.
Terwijl uit allerlei uithoeken van
Europa vertegenwoordigers naar
Brussel reizen voor deze vergadering,
is het schijnbaar niet mogelijk om tus-
sen de in deze stad werkzame Bel-
gische dierenartsen in overheidsdienst
iemand te vinden die zich een dag
voor de EASVO vrij maakt. Aan de
reis- en verblijfkosten kan het niet lig-
gen!

UEVH-EASVO

De vergadering begon samen met de
UEVH (Europese Unie van Dieren-
artsen-Hygiënisten). Als gast was dr.
Willem Daelman aanwezig. Hij is
werkzaam bij de Europese Commissie
en verantwoordelijk voor het project
van de vereenvoudiging van de Richt-
lijnen op veterinair terrein. Dr. Dael-
man sprak de wens uit tot een nauwere
samenwerking met de FVE. Een be-
langrijke mededeling van hem was, dat
in de toekomst de aanduiding \'Of-
ficiële Dierenarts\' in veterinaire richt-
lijnen mogelijk vervangen gaat wor-
den door een andere benaming
waardoor ook niet-dierenartsen de ge-
noemde functies kunnen uitoefenen.
Een reden hiervoor is de invoering van
moderne controlesystemen, zoals
HACCP. Deze kunnen net zo goed (of
beter?) door niet-dierenartsen \'geau-
dit\' worden. Voor een uitgebreider be-
richt over dit agendapunt verwijs ik
naar het verslag van de UEVH-verga-
dering.

STRUCTUREN UITVOERING
OFFICIËLE TAKEN DOOR PRACTICI
In verband met een komende reorga-
nisatie van de veterinaire structuur in
Zweden werd de vergadering bijge-
woond door de secretaris van de
Swedish Veterinary Association, dr.
Aase Tronstad. Zij wilde een indruk
krijgen van de structuur waarin, in
Europese landen, officiële taken door
practici worden uitgevoerd. Een in-
formatieronde leverde op dat ieder
land er een andere structuur op na-
houdt. Het varieert van geen of bijna
geen officieel werk door practici tot
uitvoering van alle denkbare taken,
inclusief certificering. Ook in de be-
taling voor dit werk is een enorme va-
riatie waarneembaar, van betaling
voor officiële taken alléén door de
overheid tot onderhandelingen door
practici met hun veehouders over de
prijs.

Het is verheugend te kunnen vaststellen dat het aantal gedelegeerden iedere
keer groter wordt. In deze vergadering waren vertegenwoordigers aanwezig
van Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Engeland, Ierland,
Letland, Litouwen, Tsjechië, Italië, Griekenland, Spanje, Frankrijk en
Nederland. Uit Oostenrijk was een bericht van verhindering ontvangen.
Tsjechië heeft de status van \'Observer\' aangevraagd en dit is met genoegen
verleend.

Door J. Minderhoud

EASVO huldigt het principe dat offi-
ciële taken alleen door practici kunnen
worden uitgevoerd wanneer zij daar-
voor door de overheid zijn aangewe-
zen en ervoor niet direct door de vee-
houder worden betaald, maar door de
overheid of uit een andere centrale kas.
EASVO zal een model maken hoe een
ideale structuur er volgens haar uit zou
moeten zien.

VISITATIETEAMS VOOR
VETERINAIRE FACULTEITEN
Voor deze teams die de kwaliteit van
de veterinaire opleidingen in Europese
landen beoordelen, heeft de FVE de
mogelijkheid twee leden per team te
leveren. Het werk van deze teams is
van groot belang voor alle disciplines
in de diergeneeskunde, zeker nu prak-
tisch werk en overheidstaken steeds
dichter bij elkaar komen. Naast een
practicus zal ook een niet-practicus
van deze teams deel uit moeten maken.
Door EASVO zijn reeds drie namen
van kandidaten geleverd. Verzocht is
om meer geschikte kandidaten te zoe-
ken.

SPECIALISATIE
VOLKSGEZONDHEID
In de gezamenlijke vergadering
UEVH-EASVO in april 1997 hebben
prof dr. J. Gajentaan en prof dr. F.
Smulders hun ideeën over dit onder-
werk uiteengezet. Een project voor een
Europese specialisatie volksgezond-
heid is toen gepresenteerd. UEVH en
EASVO hebben deze plannen bespro-
ken en er is in beide groepen besloten
deze verder uit te werken. Hiertoe is
een werkgroep gevormd bestaande uit:

- Dr. P.L. Leglise (UEVH, coördina-
tor)

-Prof F. Smulders (Wenen)

- Prof F. van Knapen (Utrecht)

- Dr. R. Zulli (UEVH),

- Dr. J. Broderick (EASVO)

- Drs. J. Minderhoud (EASVO).

In januari 1998 zal in Utrecht de eerste
vergadering plaatsvinden.

CERTIFICERING

Zowel binnen de EU als in Derde
Landen ondervindt men problemen
met onjuiste EU-certificering. Hoewel
de \'12 Principles of the FVE on
Certification\' herhaaldelijk onder de
aandacht van overheden en dierenart-
sen zijn gebracht, blijft men gecon-
fronteerd worden met onjuiste en slor-
dig ingevulde certificaten. Het is een
slechte zaak dat onze collegae, bewust
of onbewust, certificering niet vol-
doende serieus nemen. Wanneer men
om deze reden veterinaire certificering
niet meer kan geloven, kunnen de cer-
tificerende dierenartsen dat werk beter
aan anderen overlaten.

PROF. SCHULLER
De opvolger van collega prof Jan
Janssen bezocht de gecombineerde
EASVO-UEVH vergadering. Hij be-
klaagde zich over de wijze waarop hij
zijn werk moet zien te doen. De werk-
dmk is erg hoog, het aantal medewer-
kers is te klein en er moet voortdurend
heen en weer gevlogen worden tussen
Dublin en Bmssel en dat kost veel tijd.

Besproken onderwerpen:
Welzijn dieren:

Een groot probleem is het vinden
van een compromis over de afme-

-ocr page 112-

tingen van batterijkooien voor
kippen. Er wordt zware pressie
uitgeoefend door dierenwelzijns-
organisaties die over een sterke
lobby beschikken.
Transport:

De kunstmatige ventilatie van
veewagens geeft problemen. Mo-
gelijk dat dit onderwerp om deze
reden wordt verwijderd uit de EC
voorstellen. Prof Schuller is het
eens met het standpunt van de
FVE dat dieren zo dicht mogelijk
bij de plaats van productie ge-
slacht moeten worden en het vlees
over grote afstanden kan worden
getransporteerd.
BSE:

Een enorme nasleep is mogelijk,
niet alleen in verband met rund-
vlees, maar ook met gelatine, foto-
materiaal en humane medicijnen.
Plannen zijn in de maak om niet
alleen de hersenen en het rugge-
merg uit aangewezen slachtdieren

- V\'-i» ■

te verwijderen, maar ook de rug-
gegraatsbeenderen. Als dit wordt
besloten, zal dit grote problemen
in de slachthuizen opleveren.
Dierziekten:

Prof Schuller wijst er nog eens
met nadruk op dat gevallen van
besmettelijke dierziekten zeer ern-
stig genomen moeten worden.
Naar zijn mening zou de varkens-
pest in Nederland niet zo rampza-
lig verlopen zijn, wanneer de
maatregelen na het vaststellen van
de eerste gevallen strenger waren
geweest.

EU-BIJSCHGLINGSCURSUSSEN
Aandacht werd gevraagd voor de mo-
gelijkheden om EU-cursussen voor of-
ficiële dierenartsen te volgen. Deze
cursussen worden georganiseerd en
betaald door de EC. In veel landen
wordt aan deze mogelijkheid weinig
ruchtbaarheid gegeven door de over-
heid. EASVO zal de Europese colle-
gae informeren. In Nederland is infor-
matie hierover uitgereikt aan het
Bestuur van de Groep GKZ van de
KNMvD.

EASVÜ-ZAKEN

Nu Tsjechië de \'Observer\'-status heeft
aangevraagd, zijn de statuten nog eens
bekeken. Zij blijken in een aantal op-
zichten achterhaald te zijn. John Wil-
liams maakt een voorstel voor wijzi-
ging, te bespreken op de volgende
vergadering in mei 1998. Een be-
stuursverkiezing heeft plaatsgevon-
den. Het nieuwe bestuur is als volgt sa-
mengesteld:

Voorzitter: Herbert Lundstrom

(Zweden)
Secretaris: John Broderick

(leriand)
Penningmeester: Catherine Mir

(Frankrijk)
Vice voorzitter: Martin Gamero
(Spanje).

STICHTING DIERENHULP VENEZUELA ZOEKT
MATERIAAL VOOR 1998

Na het geslaagde transport van december 1997 heeft Stichting Dierenhulp
Venezuela in overleg met de beide dierenartsen in de kliniek op Isla
Margarita een inventarisatie gemaakt van de materialen die dringend nodig
zijn voor het eerstkomende transport. Met name nu men, via een renteloze le-
ning bij de Gouverneur, een dierenambulance aangekocht heeft, staat het ste-
rilisatieproject bovenaan de lijst.

\'We starten 1998 met een negatief
saldo van ƒ 20.000,- door de aankoop
van de ambulance. Maar we zijn
enorm blij dat de autoriteiten met ons
meewerken en inzien dat de zwerfdie-
ren hulp behoeven. Door de aankoop

van de ambulance zijn we in staat ter
plaatse hulp te bieden en honden en
katten te steriliseren op locatie. Dat is
het grote doel voor 1998, de situatie
proberen te controleren en in te dam-
men en verdere groei van zwerfdieren
tegen te gaan. Het geld voor de
aflossing hopen we via giften
en donateurs binnen te krijgen,
zodat de twee artsen onbezol-
digd hun werk kunnen blijven
doen\', aldus initiatiefnemer
Mark Vos.

Om sterilisaties mogelijk te
\\ maken is men dan ook drin-
gend op zoek naar diverse ma-
terialen, waarvan enkele hier-
naast staan genoemd.
Er is nog ontzettend veel werk

te doen op Isla Margarita om
dierenleed en ziekten het hoofd
te kunnen bieden. Duizenden

-disposable scalpels
-hechtdraad metric O-1 -2-3
-opzetnaalden G-21 en G-23
-Braunulles G-21 en G-23
-naaldvoerders
-O-P-doek

-steriele handschoenen
-chirurgische scharen

Indien u deze artikelen beschikbaar
wilt stellen, kunt u hiervoor contact
opnemen met Mark Vos, Richtersweg
14, 7339 AB te Ugchelen. Of onder
telefoon/faxnummer: 055 - 5424512.

dieren lopen rond met schurft en parvo.
Ook het ontwormen van kleine huis-
dieren en enten tegen rabiës behoeft de
nodige aandacht. \'Ziekten die wij al-
leen in het verleden bij onze huisdieren
tegenkwamen, zijn aan de orde van de
dag in Venezuela. Vandaar dat wij een-
voudige hulp kunnen bieden met de
kennis en materialen vanuit Neder-
land\', aldus Mark Vos die ontzettend
dankbaar is voor de steun die men ont-
vangt vanuit Nederland.

-ocr page 113-

VERSLAG 28, 29 EN 30 OKTOBER 1997

ZEISTERDAGEN GEMUTEERD NAAR PAPENDAL/GPGH-DAGEN

De locatie Papendal zowel als de ac-
commodatie scoorde voor 80% van de
aanwezigen meer dan voldoende en
voor 20% zeer goed. Geen van de aan-
wezigen vond de organisatie onder de
maat en 50% vond de organisatie zelfs
zeer goed.

De ochtendsessies werden door de
aanwezigen met gemiddeld mim vol-
doende tot goed gewaardeerd qua in-
houd met uitschieters naar boven in de
sessie met het thema \'Spelers in het
veld van de diergezondheid\'. Deze in-
leiding over de Belgische situatie werd
gehouden door prof. dr. A. de Kraif.
Het thema van de woensdagochtend
getiteld \'Kansen en mogelijkheden
voor de landbouwhuisdierenpraktijk\'
scoorde ook erg hoog. Deze inleiding
van drs. H. Vaarkamp was een abso-
lute topper. Op welbekende wijze wist
hij de zaal weer een film voor de ogen
te toveren alsof de zaal met hem in
Ontario was. De donderdagochtend
bracht het thema \'Calamiteiten in de
dierziektebestrijding (casus: varkens-
pest)\', waarbij de spits werd afgebeten
door drs. S. van der Meijs met als on-
derwerp het wettelijk kader. Deze in-
leiding kon op een voldoende rekenen.
Drs. A. Mouwen (practicus) blonk
echter uit met zijn verhaal, waarin hij
het zorgvuldig handelen en het gevoel
van de practicus in deze uitmuntend
verwoordde. De deelsessies bleken
ook van niveau, met als uitschieters de
voordrachten van mevrouw dr. M.M.
Sloet van Oldmitenborgh-Oosterbaan
bij de sessie paard, mevrouw prof dr.
J. Fink Gremmels-Gehrmann met de
voordracht \'Schimmeltoxine bij voe-
ding met natte bijproducten\' (varken),
de voordracht van drs. A. Heijn (oog-
specialist) en de voordracht van prof
dr. F. van Knapen met als titel
\'Zöonosen en de landbouwhuisdieren-
praktijk\'. De inleiding van oud-minis-
ter Braks was een kijk op diergenees-
kundig Nederland waar we met zijn
allen lering uit zullen en moeten trek-
ken. Voor het bestuur was de vergade-
ring op dinsdagavond ook een unicum
gezien het grote aantal deelnemers.
Daar waar de mutatie van Herman
stukliep in de ogen van het publiek,
kan de mutatie van de Zeisterdagen
naar GPGH-dagen op Papendal best in
de ogen van de deelnemers.

Nu de resultaten en beoordelingen van de GPCH-dagen bekend zijn, kunnen
we onze twijfels over de nieuwe opzet terzijde schuiven. Waar de moleculair
geneticus met de transgene stier Herman stukliep, kon de GPGH incasseren.
De opinie van de cursisten over zowel opzet en inhoud kan de kritiek weer-
staan.

Hans Mulder

PROFESSOR TIELENFONDS VOOR \'ARME\' ONDERZOEKERS

Op het laatste congres in augustus 1997
in Helsinki waren academici uit 33 lan-
den uit alle werelddelen aanwezig.
Daarbij viel op dat van de meeste
\'arme\' landen slechts één of twee per-
sonen aanwezig waren. Meestal een
hooggeplaatste academicus. Bij na-
vraag bleek dat er geen geld is om ook
jonge onderzoekers uit deze landen de
kans te geven om deze congressen te
bezoeken. Dierenartsen in Oost-
Europese landen verdienen tussen de
ƒ 125,- en ƒ 250,- per maand. In veel
landen van het Verre Oosten, Afrika en
Zuid-Amerika is dat zeker niet meer.
Via het Prof Tielenfonds wordt ge-
tracht in het jaar 2000 een groot aantal
jonge onderzoekers uit deze zoge-
naamde \'low budget\'-landen de kans te
geven het ISAH-congres te bezoeken.
Vandaar dat een beroep wordt gedaan
op
alle dierenartsen van Nederland om
een kleine of grotere bijdrage te storten
in het Prof Tielenfonds om dit mogelijk
te maken.\' From vets for vets\' krijgt dan
een extra dimensie. Het heeft weinig zin
door veel sponsoren de congreskosten
per deelnemer te verminderen als een
groot deel van de doelgroep geen moge-
lijkheid heeft om het congres te bezoe-
ken.

De gemiddelde kosten voor congres-
deelname worden geschat op ƒ 2000,-.
De jonge onderzoekers zullen zeer
zorgvuldig geselecteerd worden en zij
krijgen vervoerbewijzen, hotelcou-
pons, lunchbonnen, etcetera. Met uw
steun kunnen dat er velen zijn.

Zoals eerder in dit Tijdschrift vermeld (TvD 15 oktober 1997), is professor
Tielen onlangs gekozen tot president van de Internationale Vereniging voor
Dierhygiëne met als hoofdopdracht om het tiende congres in dierhygiëne te
organiseren in Nederland. Het congres biedt onderzoekers en practici, die
geïnteresseerd zijn in de relatie tussen de gezondheid van het dier en zijn om-
geving, bij uitstek de mogelijkheid om internationale kennis en ervaring uit te
wisselen.

Wij verzoeken u uw bijdrage te storten
op: bankrekeningnummer 11 40 00
980, Prof. Tielenfonds, Elsendorp.

Dr. Paul van Gulick,
initiatiefnemer,
tevens lid congrescommissie
ISAH2000

Aflevering

01-03-1998
15-03-1998
01-04-1998
15-04-1998

UITERSTE INLEVERDATA
VDÜR KOPIJ

Deadline *)

16-02-1998
02-03-1998
16-03-1998
30-03-1998

") Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 114-

De Voorjaarsdagen is één van de
grootste internationale congressen in
Europa op het gebied van de gezel-
schapsdieren. De organisatie heeft
het intemationale karakter van dit
congres onderstreept met mondiaal
gerespecteerde sprekers zoals onder
andere Rand (AUS), Withrow
(USA), Twedt (USA) en White (UK)
die respectievelijk pancreasaandoe-
ningen, tumorchirurgie, leverziekten
en KNO behandelen. De voertaal is
Engels, maar per dagdeel zal er zoals
gewoonlijk ook een Nederlandstalige
lezing zijn.

Het wetenschappelijk programma is
opgebouwd uit zes simultane sessies
met stuk voor stuk praktijkgerichte
onderwerpen. Door een gevarieerd
aanbod van sprekers en presentatie-
wijzen is er altijd wel een onderwerp
dat u aanspreekt.

Van 24 tot en met 26 april 1998 vinden alweer voor de 31ste keer de
Voorjaarsdagen plaats in de RAI te Amsterdam. Dit jaar verw acht de organi-
satie meer dan 800 bezoekers uit binnen- en buitenland. Alle deelnemers heb-
ben een gemeenschappelijk doel voor ogen: in drie dagen hun blik verruimen
en de praktische kennis bijspijkeren met de laatste veterinaire ontwikkelin-
gen op het gebied van de gezelschapsdieren. Dat zijn de Voorjaarsdagen ten
voeten uit: op een toegankelijke manier een complete update geven, zodanig
dat de opgedane kennis direct in de eigen praktijk toegepast kan worden.

m ■ fi

i-AiiiiMirilulTm «il ilWfltliÉiiiÉliltiii^

VOORJAARSDAGEN 1998: VEELBELOVEND

De onderwerpen die behandeld zul-
len worden, betreffen de genees-
kunde van gezelschapsdieren in de
breedste zin. In de volgende uitgaven
van het Tijdschrift zullen wij telkens
een facet van het programma diep-
gaander behandelen, zodat u zich een
compleet beeld kunt vormen van de
Voorjaarsdagen 1998.

Geheel nieuw in het programma zijn
de zogenaamde TID-BITS: in een
dagdeel volgen korte dynamische
voordrachten van elk 15 minuten el-
kaar op. Alle sprekers doen hieraan
mee, zodat u in vogelvlucht een to-
taaloverzicht van het congres krijgt
en er dus zeker van bent dat u niets
mist. In de TID-BITS wordt uitslui-
tend de kern van de onderwerpen be-
handeld.

Maar er is veel meer: zoals gewoon-
lijk is de complete industrie op de
beursvloer aanwezig om u de laatste
productontwikkelingen te tonen. Dit
is ook dé plek om bij te praten met
bekenden of ervaringen uit te wisse-
len met vakgenoten.

In het preliminary programme van de
Voorjaarsdagen 1998 is een korte en
krachtige samenvatting van het pro-
gramma weergegeven. Dit kunt u
vrijblijvend opvragen bij het secreta-
riaat van de Voorjaarsdagen.
U kunt zich ook direct inschrijven:
dat kan tegenwoordig zelfs heel snel
en gemakkelijk via ons internet
adres!

SECRETARIAAT
VOORJAARSDAGEN

Postbus 14031,3508 SB Utrecht.
Tel.: (030)- 251 01 11.
Fax: (030)-251 17 87.
E-mail: vjd(gpobox.mu.nl
Intemet site: http://ww.rai.nl/ads/
veterina/en/welcome.html

TOT ZIENS OP DE
VOORJAARSDAGEN!
24 toten met 26 april 1998.

GEMEDICINEERDE VOEDERS MET OF ZONDER
A-, D- EN K-ADDITIEVEN

NIEUW OVERZICHT
In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 september 1996 is als
een soort van \'service-verlening\' een
overzicht van alle definitief toegelaten
diergeneesmiddelen voor verwerking
in gemedicineerd voeder opgenomen.
In het overzicht is aangegeven of deze
middelen wel of niet vermengd mogen
worden met A, D en K\'s of bepaalde
(andere) stoffen. Tevens is weergege-
ven of de middelen wel of niet geperst
mogen worden. Voor beide toepassin-
gen is namelijk de registratiebeschik-
king bepalend.

Genoemd overzicht is gebaseerd op
de gegevens zoals die op 7 augustus
1996 bekend waren. Op de pagina
hiernaast is een nieuw overzicht op-
genomen met als peildatum I april
1997.

Bundel

Het overzicht komt uit de bundel
\'Diervoederwetgeving in Nederland
deel 2: gemedicineerd voeder\'. Dit is
een handzame en regelmatig bijge-
werkte informatiebron. De bundel
wordt uitgegeven door het Produkt-
schap voor Veevoeder (VVR). Een
abonnement kost ƒ 65,-- en is te
bestellen op telefoonnummer 070-
3708341.

Toelichting bij het overzicht

Op verzoek van het VVR wordt door
het Bureau Registratie Diergenees-
middelen (BRD) periodiek een over-
zicht aangereikt van alle registratiebe-
schikkingen van diergeneesmiddelen
bestemd voor verwerking in gemedici-
neerd voeder.

Het BRD verstrekt periodiek de ge-up-
date teksten van registratiebeschikkin-
gen aan het VVR voor berichtgeving
aan betrokkenen. Dit betreft de tekst
van de beschikkingen per een bepaalde
peildatum. Het werken met een peilda-
tum houdt in dat de actuele stand van
zaken hiervan kan afwijken. De be-
richtgeving geschiedt onder andere
via de bundel \'Diervoederwetgeving
deel 2\'.

-ocr page 115-

SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN ALLE DEFINITIEF TOEGELATEN DIERGENEESMIDDELEN VOOR VERWERKING IN GEMEDICINEERD
VOER VOOR WAT BETREFT:

- wel/niet persen

- wel/niet toegestaan met A,D,K-tvm (in verband met interacties)

PRODUCT

NUMMER

FIRMA

WEL PERSEN?

.MET A,D,K?

INTAGEN-PREMIX

1232

Roche Nederland

JA

NEENI

FEEDMIX TRIM/SUL 80/420

1808

Aesculaap Cïroep

NEEN

NEEN\'

FEEDMIX OXY 10%

2004

Dopharma Research

JA

JA

! AMPROL MIX 25% PROD.NR. 9585

2051

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

FEEDMIX V4

2158

Dopharma Research

JA

JA

VUALIN PLUS-33V11

2295

A.U.V.

NEEN

NEEN\'

TYLAN 20 PREMIX 2%

2489

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

FEEDMIX DOXY-B

2588

Dopharma Research

NEEN

JA

BIOSOL 70%

2646

Upjohn Nederland

JA

JA

AMPROL Hl-E PROD.NR.9591 X

2773

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN2

LINCOMIX 44 PREMIX

3008

Upjohn Nederland

JA

NEEN\'

FLUBEN0L5%

3106

Janssen-Cilag B.V.

JA

NEEN"

, FLUBENOL50%

3160

Janssen-Cilag B.V.

JA

NEEN"

TYLAN 100 PREMIX 10%

3917

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

FEEDMIX ARSEN

4022

Dopharma Research

NEEN

JA

Z45 PREMIX

4262

Laboratoire veprol SARL

NEEN

NEENI

OXOMID50 PREMIX

5004

Virbac Nederland

NEEN

NEEN"

OXOMID 5 PREMIX

5016

Virbac Nederland

NEEN

NEEN"

FEEDMIX V2

5066

Dopharma Research

NEEN

NEEN3

FEEDMIX VII

5068

Dopharma Research

NEEN

NEEN\'

FEEDMIX VI

5070

Dopharma Research

JA

NEEN\'

FLUBENOL 7,5%

5261

Janssen-Cilag BV

JA

NEEN"

FLUBENOL 0,6%

5335

Janssen-Cilag BV

JA

NEEN"

FLUTELMIUM 7,5%

6010

Janssen-Cilag BV

JA

NEEN"

FLUTELMIUM 0,6%

6082

Janssen-Cilag BV

JA

NEEN"

OTC-400

7254

Franklin Pharmaceuticals

JA/NEEN5

JA

OXY-400 V4

7277

A.U.V.

JA

JA

IVOMEC PREMIX

7320

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN\'

VUALIN-IIOVI

7516

A.U.V.

JA

NEEN\'

VUALIN-44 V2

7517

A.U.V.

JA

NEEN\'

LINCO-SPECTIN 22V12

7518

A.U.V.

NEEN

NEEN\'

APRALAN G 100 PREMIX

7568

Eli Lilly Ned./Elanco Divisie

JA

JA

TRIMETHOSULF PREMIX

7589

A.U.V.

JA

JA

LINCO-SPECTIN PREMIX

7766

Pharmacia & Upjohn

NEEN

NEEN\'

NEMAFAX 14

7910

Rhone Merieux

NEEN\'

NEEN\'

LINCOSPECTIN PREMIX

7955

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

LINCOMIX 44 PREMIX

7956

Upjohn Nederland

JA

NEEN\'

LINCOMIX 110

7957

Upjohn Nederland

JA

NEEN\'

LINCO-SPECTIN PREMIX

8007

Upjohn Nederland

NEEN

NEEN\'

TIAMUTIN 10% PREMIX

8015

A.U.V.

JA

NEEN"

TIAMUTIN 2% PREMIX

8016

A.U.V.

JA

NEEN\'

LINCO-SPECTIN PREMIX

8037

Pharmacia & Upjohn

NEEN

NEEN\'

IVOMEC PREMIX

8190

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN\'

TUCOPRIM PREMIX

8448

Cheminex Lab. Ltd

JA

JA

BAYTRIL l.E.R. 2.5%

8481

Bayer

NEEN

JA

FEEDMIX SULFATRIM

8541

Dopharma Research

JA

NEENI

SURAMOX 5% PREMIX

8543

Virbac Nederland

JA

NEENI

NEOSOL 70%

8609

Upjohn Nederland

JA

JA

FEEDMIX TS

8674

Dopharma Research

JA

NEEN«

IVOMEC PREMIX

8731

Merck Sharp & Dohme

JA

NEEN\'

1) Niet met A en K

2) Niet met A.D en K; tevens niet met Bentoniet, Ligninesulfaat. Cholincchloride

3) Niet tezamen met Spiramycine en Tylosine

4) NietmetA.DenK

5) Max. pclleteer-temperamur50~>C

6) Mag tevens niet verwerkt worden in voeders waaraan Cu (koper) is toegevoegd

7) Niel met A en K, met uitzondering van Efrolomycine, Tylosine en Carbadox 30 oktober 1997

8) Niet tezamen met Monensin en Salinomycine Diervoederwetgeving in Nederland, deel 11;

9) Niel tezamen met Salinomycine gemedicineerd voeder.

-ocr page 116-

tm 0 »"Pin f tm

würf\'iifiÉiittfi

VARKENS ZIJN MOGELIJK EEN BRON VAN MYCOBACTERIUM
AVIUM-INFECTIES BIJ DE MENS

INLEIDING

Mycobacterium avium en verwante
mycobacteriën staan van oudsher be-
kend als verwekkers van verkazende
tuberculose bij vogels waaronder
pluimvee. Deze \'atypische\' myco-
bacteriën zijn voor zoogdieren voor-
waardelijke pathogenen en kunnen
bij mensen longontsteking en lymfa-
denitis veroorzaken. De aanwezig-
heid van dezelfde bacteriën bij be-
paalde diersoorten en de mens is een
aanwijzing voor overdracht van in-
fectie vanuit het levende dier of het
dierlijke produkt. Humane infectie
met M. avium zou dus een zoönose
kunnen zijn. Bij varkens worden zel-
den of nooit klinische verschijnselen
ten gevolge van een M. avium infec-
tie waargenomen.

Momenteel zijn er 28 verschillende
serotypen binnen het zogenaamde M.
avium complex (MAC) te onder-
scheiden, meestal behorend tot één
van twee species, namelijk M. avium
en M. intracellulare.
(3ok M. paratuberculosis, een ver-
wekker van chronische diarree bij
runderen, is taxonomisch een subspe-
cies van het M. avium complex en be-
hoort daarmee tot het MAC.

ZIEKTE BIJ DE MENS
Meestal is het bestaan van bepaalde
aandoeningen een voorwaarde voor-
dat een infectie met MAC bacteriën
bij de mens kan aanslaan. Vandaar
dat MAC-bacteriën voorwaardelijke
of opportunistische pathogenen ge-
noemd worden. Voorbeelden van
dergelijke aandoeningen zijn chroni-
sche bronchitis, longemfyseem en
immunodeficiëntie. Het laatste is het
geval bij AlDS-patiënten of bij pa-
tiënten die een behandeling met ste-
roïden, cytostatica of bestraling on-
dergaan. Sinds het ontstaan van de
AlDS-epidemie is ook de prevalentie
van MAC-infecties sterk toegeno-
men. In de USA bleek dat 15-24%
van de AlDS-patiënten een infectie
met MAC heeft. Maar ook imuun-
competente mensen, met name be-
jaarden en kinderen, lopen een - wel-
iswaar klein - risico op een MAC-in-
fectie. MAC-bacteriën kunnen in de
luchtwegen van gezonde mensen ko-
loniseren zonder dat dit aanleiding
geeft tot ziekte. Directe overdracht
van mens op mens is echter tot op he-
den nooit aangetoond. MAC-infec-
ties zijn niet aangifteplichtig en
daarom zijn exacte gegevens omtrent
het voorkomen in Nederland bij de
mens niet beschikbaar. Klinische
symptomen van gegeneraliseerde
MAC-infecties bij de mens zijn vaak
niet specifiek en worden pas manifest
in een laat stadium van bijvoorbeeld
AIDS. De definitieve diagnose wordt
gesteld op grond van bacteriologisch
onderzoek door middel van kweek.
Een grote handicap bij het tijdig in-
stellen van een gerichte therapie voor
de mens is de lange duur tussen klini-
sche diagnose en de bevestiging hier-
van middels een bloedkweek, die
twee tot zes weken in beslag neemt.
Tot nu toe is de bron van een MAC-
infectie bij de mens onbekend.

EPIDEMIOLOGIE

MAC-stammen komen zeer algemeen
bij mens en dier (vogels, landbouw-
huisdieren) en in het milieu (grond, op-
pervlaktewater) voor. Stammen van
diverse origine vertonen grote ver-
schillen in genetische samenstelling.
In 1996 werden 213 MAC-stammen
geïsoleerd uit humaan materiaal, 29
stammen uit vogels en 91 stammen uit
varkens bij het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
te Bilthoven voor genotypering aange-
boden.

De Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees (RVV) heeft een preva-
lentiestudie uitgevoerd op vijf slacht-
huizen en trof verkazingen aan in
lymfeklieren bij 0,5% van 158.763
onderzochte slachtvarkens. Gege-
neraliseerde M. avium infecties wer-
den slechts bij vier varkens waarge-
nomen.

Uit onderzoek op het Instituut voor
Dierhouderij en Diergezondheid (ID-
DLO) te Lelystad bleek dat M. avium
frequent (52-78%) geïsoleerd kon
worden uit verkazingen in de sub-
maxillaire en mesenteriale lymfeklie-
ren. Echter, in Zwitserland werd M.
avium aangetroffen in normale lym-
feklieren van varkens, in een fre-
quentie van 6 - 15%, terwijl het vlees
van deze dieren negatief was op M.
avium. Eén en ander geeft aan dat M.
avium frequent kan voorkomen in de
lymfeklieren van overigens gezonde
slachtvarkens. Amerikaanse litera-
tuur geeft aan dat drinkwater besmet
kan zijn met MAC-bacteriën en daar-
mee ook een potentiële bron van in-
fectie voor de mens is.

VLEESKEURING

Insnijden van lymfeklieren in slacht-
huizen is verplicht vanwege de Vlees-
keuringswet. Vanwege de hoge per-
centages M. avium-isolaten uit \'nor-
male\' lymfeklieren van varkens, zijn
Deense en Italiaanse deskundigen van
mening dat het beter is om lymfeklie-
ren niet in te snijden maar om ze te ver-
wijderen. Dit om besmetting van de
karkassen te voorkomen.
Voor de Nederlandse situatie zou dit
wijziging van het huidige Onder-
zoekingsregulatief betekenen. Lym-
feklieren fungeren onder andere als
filters en kunnen dus, behalve myco-
bacteriën, ook andere pathogenen be-
vatten, bijvoorbeeld Salmonella.
Daarom dienen extra voorzorgen ge-
nomen te worden om besmetting van
het karkas met pathogenen te voorko-
men. Zo dienen messen na insnijden
van lymfeklieren steeds zorgvuldig te
worden gedesinfecteerd en verdient

vogels

I ^

Figuur 1.

varkens mensen

-ocr page 117-

routinematige verwijdering van lym-
feklier-paki<etten uit ieder karkas
overweging. Bij de keuring zou dan
toegezien moeten worden op de vol-
ledige verwijdering van lymfeklieren
en tonsilplaten. Verkazingen, die be-
halve in de lymfeklieren ook voorko-
men in nieren, milt of lever, wijzen
op een gegeneraliseerde M. avium-
infectie. Op grond van het Keurings-
regulatief wordt vlees van dergelijke
dieren voor menselijke consumptie
afgekeurd.

DNA-TYPERINGEN
Vanwege deze hoge frequenties van
voorkomen en de grote genetische di-
versiteit van M. avium, heeft het
RIVM te Bilthoven onderzocht of
binnen de MAC-groep genotypische
verschillen bestaan die aan de gast-
heer gerelateerd kunnen worden.
Doel was om reservoirs, die een bron
van infectie voor de bovenvermelde
risicogroepen vormen, aan te wijzen.
Diverse stammen, geïsoleerd uit hu-
mane patiënten, pluimvee en varkens
werden getypeerd.

In de \'Restrictie Fragment Lengte
Polymorphisme\' -RFLP typering
worden DNA-restrictiefragmenten
aangetoond die het insertie-element
\'IS 1245\' bevatten. Onderscheid tus-
sen stammen berust op verschillen in
aantallen en locatie van deze IS 1245
kopieën in het bacteriële genoom.
De DNA-patronen van de 29 MAC-
isolaten van pluimvee en van andere
vogels bleken onderling sterk ver-
want. Dit \'vogeltype\' werd uitslui-
tend gezien bij isolaten uit vogels,
niet bij isolaten uit humane patiënten
en slechts één keer bij een isolaat uit
een varken. De DNA-patronen van
MAC-isolaten van varkens en men-
sen waren duidelijk anders dan die
van vogels. Een aantal isolaten uit
varkens vertoonde een hoge mate van
overeenkomst met dat van mensen
(Figuur 1). Zo bleek dat, uitgaande
van minstens 60% overeenkomst tus-
sen de DNA-patronen, 65% (n=125)
van de humane stammen genotypen
vertoonden die ook bij het varken
voorkwamen en 43% van de genoty-
pen van M. avium isolaten uit var-
kens ook bij de mens gezien werden
(Tabel 1). Zoogdier- en humane
stammen vertoonden in belangrijke
mate een genetische diversiteit.

Ook Zwitsers onderzoek geeft aan
dat isolaten uit vogels onderling ge-
notypisch nauwer verwant zijn dan
die uit zoogdieren.

■ I ft

VOORLOPIGE CONCLUSIES
De bevindingen tot nu toe rechtvaar-
digen de conclusie dat pluimveevlees
geen bron van infectie met M. avium
is voor de mens. Evenmin lijkt con-
tact met levend pluimvee of andere
vogels een risico voor infectie te zijn.
M. avium-infecties bij varkens zijn
mogelijk wel oorzaak van een zoö-
nose. Dit houdt in dat levende var-
kens of varkensproducten wel een
mogelijke bron van infectie voor de
mens vormen. Dit dient nader onder-
zocht te worden, evenals de moge-
lijkheid dat varkens en mensen van-
uit een ander, gemeenschappelijk
reservoir geïnfecteerd worden. Maar
ook in het laatste geval kunnen on-
voldoende verhit varkensvlees en
vleesproducten een risico blijken
voor met name patiënten met een ge-
stoorde afweer tegen infecties.

De verplichte insnijding van sub-
maxillaire lymfeklieren van varkens
bij de vleeskeuring kan het karkas be-
smetten met M. avium. De conse-
quentie hiervan is dat deze handeling
dan eerder een extra risico voor de
consument betekent dan meer garan-
tie op voedselveiligheid geeft. Dit
zou een argument kunnen zijn om het
Vleeskeuringsbesluit te wijzigen.

PLANNING VERVOLGONDER-
ZOEK

Voortzetting van onderzoek naar M.
avium is nodig om snelle moleculair-
diagnostische technieken te ontwik-
kelen. Dergelijke technieken zijn be-
langrijk om tijdig een diagnose te
kunnen stellen, gevolgd door ge-
richte behandeling van patiënten en
om binnen risicogroepen individueel
subklinische infecties te kunnen vast-
stellen.

Tabel 1. Het voorkomen van IS1245 genotypen bij M. avium isolaten uit varkens en mensen.

\'genotype familie\' \'

n

isolaten uit

isolaten

patiënten

uit varkens

601

7

1

6

602

5

2

3

603

5

-

5

604

II

1

10

605

61

49

12

606

20

-

20

607

16

12

4

Totaal

125

65

60

\' Genotype familie op basis van minstens 60% overeenkomst in DNA patronen

Tevens zijn dergelijke technieken
nuttig bij epidemiologisch onder-
zoek. Verder epidemiologisch onder-
zoek is nodig om de werkelijke pre-
valentie van M. avium in slacht-
varkens, varkensproducten en milieu
vast te stellen en zo een schatting te
kunnen maken van het infectierisico
voor de mens.

In voorkomende gevallen van ziekte
bij de mens dient adequaat bronop-
sporing verricht te worden, zowel
naar voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong, als naar de grond en het
drinkwater. Alleen dan kunnen ade-
quate maatregelen getroffen worden.
Brononderzoek is tevens nodig op
bedrijven waar regelmatig slachtvar-
kens vandaan blijken te komen die bij
keuring tuberculeuze laesies verto-
nen.

Bovengenoemde bevindingen en het
feit dat lymfeklieren ook dikwijls an-
dere pathogenen bevatten, geven aan
dat het overweging verdient het hui-
dige Vleeskeuringsbesluit te wijzi-
gen. Nader onderzoek hiernaar is
geïndiceerd.

Dr. U. Vecht, (VHI, Rijswijk)
Dr. D. van Soolingen, (RIVM,
Bilthoven)

Mw. Jrs. M.E.E. Schneider, (AZU,
Utrecht)

Drs. R. Komijn, (RVV, Voorburg)
Dr. D. Bakker, (ID-DLO, Lelystad)

-ocr page 118-

Congressen en cursussen

Data en locaties:

Dinsdag 10 febmari 1998 Holiday Inn te Eindhoven
Dinsdag 3 maart 1998 Hotel Waanders te Staphorst

Woensdag 25 maart 1998 Hotel Van der Valk te Nieuw-Vennep

PRAKTIJKGERICHTE KLINISCHE AVONDEN

ALLERGIEËN EN LEVERAANDÜENINGEN

Virbac Nederland en de Waltham
Veterinaire Service zullen vanaf fe-
bruari weer gezamenlijk een aantal
wetenschappelijke lezingen organi-
seren. Deze avonden zullen traditie-
getrouw worden ingevuld door een
tweetal bekende sprekers: dr. T.
Willemse, specialist Dermatologie
der Gezelschapsdieren aan de Fa-
culteit der Diergeneeskunde te

Utrecht en drs. R. van Noort, spe-
cialist Interne Geneeskunde der Ge-
zelschapsdieren te Amsterdam. De
heer Willemse zal
de nieuwste in-
zichten op het gebied van allergieën
behandelen, de heer van Noort heeft
als onderwerp
de diagnostiek en the-
rapie van diverse leveraandoenin-
gen.

De kosten voor deelname aan de klini-
sche avond bedragen ƒ 45,- inclusief
een handzaam boekje met de samenvat-
ting, koffie en een drankje na afloop. In
febmari en maart zijn drie avonden ge-
pland, die allen om 19.30 uur beginnen.
Voor meer informatie of opgave kunt u
contact opnemen met Virbac Neder-
land, telefoon: 0342 - 427127.

PREVENTIEVE GEZONDHEIDSZORG IN DE VARKENSHOUDERIJ

Op 4 en 5 maart 1998 wordt in Wa-
geningen de PHLO-cursus \'Preven-
tieve gezondheidszorg in de varkens-
houderij\' gehouden. Deze cursus
beoogt deelnemers inzicht te geven in
de stand van zaken en te verwachten
ontwikkelingen van factoren die van
betekenis zijn voor de optimale ge-
zondheidsstatus van varkensbedrijven.

De cursus is in de eerste plaats bedoeld
voor afgestudeerden (wo- of hbo-ni-
veau) die bij de praktische varkensge-
zondheidszorg en bedrijfsbegeleiding
betrokken zijn en verder voor belang-
stellenden werkzaam in voorlichting,
onderwijs, onderzoek of beleid bij
overheid en bedrijfsleven. De kosten
bedragen /1275,-.

De inschrijftermijn van de cursus ein-
digt op 10 februari 1998.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij: Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, telefoon:
0317- 484093, fax: 0317- 426547.

Als gastsprekers heeft de SNVA twee
Oostenrijkse collega\'s uitgenodigd: dr.
Andreas Zohmann (universitair docent
en specialist in acupunctuur en neutraal-
therapie) en dr. Markus Kasper (prakti-
serend dierenarts in Wenen). Zij zullen
de fysiologische en pathofysiologische
basisprincipes en werkingsmechanis-
men bespreken, alsook diagnose, anam-
nese, palpatie en locomotie-onderzoek,
röntgenologisch onderzoek en het op-
sporen van pijnpunten. Verder zullen de
verschillende technieken - lokale, seg-
mentale en neurale - om het pijngebied
te behandelen worden besproken. De
voertaal is Engels; dia\'s en sheets zijn in
het Duits.

Het inschrijfgeld voor dierenartsen is
f 285,- inclusief lunch, kojfie, thee en
syllabus. Voor diergeneeskunde-.stu-
denten f 185,-. Vanwege de beperkte
ndmte is helaas slechts een gelimiteerde
inschrijving mogelijk. Hel is alleen toe-
gankelijk voor dierenartsen en studen-
ten diergeneeskunde. Geïnteresseerden
kunnen contact opnemen met Monique
deNijs, Roelat 72.1906 VHLimmen, te-
lefoon: 072 - 5054048.

SYMPOSIUM OVER NEUTRAALTHERAPIE

Op 7 en 8 februari 1998 wordt door de Samenwerkende Nederlandse Veterinaire
Acupuncturistenvereniging (SNVA) een symposium met als onderwerp \'neu-
traaltherapie\' georganiseerd in Hotel Schiphol te Hoofddorp. Het programma
begint op zaterdag 7 februari om 10.00 uur met de jaarvergadering van de SNVA.

DIERGEZONDHEIDSZORG IN ECONOMISCH PERSPECTIEF

De cursus geeft een overzicht van de
nieuwste ontwikkelingen op het gebied
van de economie van de diergezond-
heidszorg, met name waar het gaat om

De Stichting Post-Hoger Landbouwonderwijs organiseert op 18, 19 en 20
maart 1998 een cursus \'Diergezondheidszorg in economisch perspectieP in
Wageningen. De cursusleiding is in handen van prof. dr. ir. A.A. Dijkhuizen
en dr. ir. A.W. Jalvingh (LUW). De kosten van deze cursus bedragen ƒ 1650,-.

-ocr page 119-

concrete mogelijkheden tot ondersteu-
ning van het besluitvormingsproces ten
aanzien van individuele dieren, van op
preventie gericht management van vee-
houders en andere schakels in de pro-
ductiekolom, en van een economisch
gerichte gezondheidszorg op nationaal
niveau.

De cursus is bedoeld voor praktiserende
dierenartsen, medewerkers van gezond-
heidsdiensten en voorlichtingsinstan-
ties, beleidsmedewerkers van overheid
en sectororganisaties, medewerkers van
banken, accountantskantoren en verze-
keringsmaatschappijen, docenten en on-
derzoekers in de (bedrijfs)diergenees-
kunde, zootechniek, agrarische econo-
mie en verwante gebieden.

De inschrijftermijn van de cursus ein-
digt op 23 februari 1998.

Nadere inlichtingen en een folder met
intekenformulier kunnen worden ver-
kregen bij: Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, telefoon:
0317- 484093, fax: 0317- 426547.

HERD HEALTH AND PRODUCTION MANAGEMENT IN
DAIRY PRACTICE

A. Brand, J.P.T.M. Noordhuizen, and
Y.H. Schukken.

Aan dit ruim 500 pagina\'s tellende
boek, dat eind 1996 verscheen, hebben
niet minder dan 30 auteurs hun mede-
werking verleend. Zij zijn erin ge-
slaagd om vanuit verschillende disci-
plines de mogelijkheden te tonen, die
de practicus heeft om het management
op melkveebedrijven te ondersteunen.
Het is in feite een overzicht van de
enorme hoeveelheid kennis die de af-
gelopenjaren in de vorm van publica-
ties, post-academisch onderwijs, we-
tenschappelijke bijeenkomsten etce-
tera reeds is gepresenteerd.

Hoofdstuk 1 beschrijft het doel van
managementprogramma\'s en de voor-
waarden waaraan zowel de veehouder
als de practicus moet voldoen om suc-
cesvol te kunnen opereren. Aange-
geven wordt welke gegevens nodig
zijn en hoe deze kunnen worden vast-
gelegd en eventueel kunnen worden
bewerkt voor het verkrijgen van zoge-
naamde kengetallen. Het belang en de
onmisbare plaats van het bedrijfsbe-
zoek in managementondersteuning
blijft niet onbesproken. De in manage-
mentprogramma\'s beschikbare gege-
vens kunnen eventueel worden ver-
taald in epidemiologische begrippen
en het gebmik van een management-
programma moet kunnen bijdragen
aan het verbeteren van de economi-
sche resultaten van de onderneming.
De volgende hoofdstukken laten zien
hoe je op een melkveebedrijf met be-
hulp van managementprogramma\'s
respectievelijk de opfok, de droog-
stand, de melkproductie, de voortplan-
ting, de uiergezondheid en de kwaliteit
van klauwen in de gaten houdt. De mo-
gelijke talrijke oorzaken die hierop
van invloed kunnen zijn, worden be-
sproken, van voeding tot ventilatie,
van huisvesting tot tepeldip. Af en toe
wordt aan de hand van een case study
de realiteit nagebootst.

In al deze hoofdstukken wordt verwe-
zen naar de in hoofdstuk 1 gepresen-
teerde systematische aanpak van ma-
nagementondersteuning via een in
wezen simpel protocol. Dat staat cen-
traal in dit boek en bevat voor elk bo-
vengenoemd onderdeel van het melk-
veebedrijf de volgende elementen:

a. welk resultaat wordt beoogd (streef-
waarden);

b. gegevens vastleggen bijvoorbeeld
meten, scoren;

c. informatie evalueren (streefwaarden
gehaald?);

d.ja - follow up;

nee - dan het probleemanalyse-pro-
tocol volgen:

1. anamnese;

2. gegevens nader analyseren, klini-
sche beoordeling en inspectie be-
drijf;

3. evaluatie van de verzamelde in-
formatie;

4. differentieel diagnose;

5. eventueel aanvullend onderzoek;

6. koppeldiagnose, welke moet lei-
den tot aanbevelingen voor veran-
deringen in de managementstrate-
gie;

7. follow-up.

Welk probleem ook op het melkveebe-
drijf wordt gesignaleerd, de kans op
een oorzakelijke oplossing wordt zo
groot mogelijk, indien met behulp van
het probleemanalyse-protocol de
meest waarschijnlijke oorzaken wor-
den aangewezen.

Al lezende wordt duidelijk dat het van
het kennisniveau van de practicus af-
hangt of en in welke mate deze een
meerwaarde heeft in de ondersteuning
van het management op een veehoude-
rijbedrijf In elk hoofdstuk wordt
daarop gehamerd en als voorbeeld
moge dienen de volgende passage in
het hoofdstuk over de klauwgezond-
heid:

\'Since, in most cases, lameness is mul-
tifactorial in nature, adequate atten-
tion has to be paid by the practitioner
to farm conditions, the cow\'s environ-
ment and management strategies.
Con.sequently, the practitioner .should
go around the farm together with the
farmer to collect and discuss the in for-
mation. The inspection will focus
among other on: animal related fac-
tors, housing facilities and equipment,
including level of maintenance and hy-
gienic conditions, storage of bedding
material, immediate cow environment,
management, especially nutrition and
pasturing related factors, feedstuff sto-
rage, and quality of forage. Each of
these areas comprises more detailed,
different environmental and manage-
ment factors or conditions which may
be related to the occurence of la-
meness. Next to the qualitative role of
the given factors, it appears highly re-
levant to have insight into their quanti-
tative contribution to the lameness si-
tuation. \'

Het op een na laatste hoofdstuk geeft
een overzicht van een aantal kenmer-
ken van infectieuze ziekten (BVDV,

-ocr page 120-

BH V-1, BRSV, Leptospirosis, Johne\'s
disease en Salmonellosis) en hoe deze
ziekten te controleren zijn. Waarde-
volle informatie, maar dit hoofdstuk
past niet helemaal in de opzet van de
voorafgaande hoofdstukken, evenals
het laatste over \'Animal health and
dairy production in developing coun-
tries\', aardig voor de geïnteresseerde
lezer.

Wanneer een aantal storende fouten,
onduidelijke afkortingen en verwijzin-
gen worden hersteld, maar vooral wan-
neer een veel uitgebreidere index wordt
geboden, zal dit waardevolle boek ook
als naslagwerk aan betekenis winnen.

Üb

II1PI III

JLIU^

Het boek verschijnt op een moment dat
er volop discussie is over de toekomst
van de diergeneeskunde op rundvee-
bedrijven en het geeft eigenlijk, net zo-
als de resultaten van de discussies op
dat punt, precies aan welke die toe-
komst zou kunnen zijn, namelijk een
meer op het management gerichte
praktijkvoering. De Werkgroep Er-
kenning Rundveedierenartsen, die in-
middels door het Hoofdbestuur is ge-
formeerd, zou de inhoud van dit boek
kunnen gebruiken als toekomstige
meetlat. Voor het gepropageerde Ken-
niscentrum Diergeneeskunde wacht
dan een uitdagende taak, een taak
waarmede de auteurs van het bespro-
ken boek waarschijnlijk van harte zul-
len kunnen instemmen.

H. Meulenaar

AFWEERMECHANISME VAN DE UTERUS BIJ HET PAARD

FUNCTIE VAN DE CERVIX EN HET MYOMETRIUM

Naar aanleiding van onder-
staande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling vond de redactie de
heer drs. J. W. Hesselink (Dieren-
kliniek Marum, Postbus 16, 9363
ZG Marum) bereid voor de lezers
een antwoord te formuleren.

VRAAG:

Een kortdurende, voorbijgaande infec-
tie van het endometrium is een onver-
mijdelijk gevolg van het natuurlijk dek-
ken of kunstmatig insemineren van
merries. Gezonde merries elimineren
de bacteriën snel en verwijderen de ont-
stekingsproducten ook in korte tijd.
Sommige merries zijn hiertoe echter
niet in staat (9). Studies naar de rol van
Immunoglobulinen (3), opsoninen (2,
4), Chemotaxis (14), migratie (8) en
fagocytose van neutrofielen (15) heb-
ben geen duidelijkheid kunnen geven
over deze gevoeligheid voor uterusin-
fecties. Welke rol spelen de cervix en
het myometrium bij het afweermecha-
nisme van de uterus?

ANTWOORD:

Gedurende de afgelopen jaren is de
aandacht in toenemende mate gericht
op de mechanische drainage door de
cervix (9). Evans
et al. (6) toonden aan
dat fysiologische \'clearance\' mecha-
nismen een belangrijke rol spelen bij de
persistentie van uterusinfecties bij de
merrie. Kunstmatig ingebrachte bacte-
riën werden door jonge merries sneller
onschadelijk gemaakt dan door oudere
merries (7). Progesteronbehandeling
bleek tot dan toe ongevoelige merries
gevoelig te maken voor een bacteriële
infectie (7). Met behulp van scintigrafie
toonde LeBlanc (10) aan dat gevoelige
merries meer de neiging hadden om ra-
diocolloid in de uterus vast te houden
dan normale merries gedurende de oes-
trus of 48 uur na de ovulatie. Bovendien
bleken enkele maiden merries het ra-
diocolloid niet te verwijderen; het-
zelfde bleek het geval bij normale mer-
ries tijdens de dioestms. De conclusie
was dan ook dat slechte cervixdilatatie
de \'clearance\' van de uterus kan vertra-
gen. In een andere studie werd bij mer-
ries met intrauterine vloeistof vaak een
abnormale cervix gevonden. Manuele
dilatatie van de cervix in combinatie
met oxytocine en intrauterine behande-
lingen in een vroeg stadium van de oes-
trus bleken de kansen op drachtigheid
bij deze merries te verhogen (1).
Het myometrium speelt ook een be-
langrijke rol bij het \'clearance\' mecha-
nisme van de utems. Troedsson
et al.
(12) brachten kunstmatig een bacteriële
infectie in de utems tot stand bij nor-
male en gevoelige merries. Bij alle
merries was er een duidelijke toename
van de myometrium activiteit maar de
frequentie, de duur en de intensiteit van
deze myometrium-activiteit waren gro-
ter bij gezonde dan bij gevoelige mer-
ries. Prostaglandines afkomstig uit ge-
activeerde polymorfkemigen zijn
waarschijnlijk verantwoordelijk voor
de toename van de myometrium-activi-
teit (12). In een andere studie toonde
dezelfde groep aan dat PGF2(^, PGE2
en oxytocine-activiteit van het myome-
trium induceren (13). Bij onderzoek
met behulp van scintigrafie bleek dat
zowel oxytocine als PGF20 het verwij-
deren van intrauterien radiocolloid ble-
ken te stimuleren (5). In de praktijk
wordt behandeling van probleemmer-
ries na dekking of inseminatie met oxy-
tocine daarom inmiddels routinematig
toegepast (10,11).

LITERATUUR

1. Allen WR. Proceedings of the John P.
Hughes Intemational Workshop on Equine
Endometritis. Equine Vet J 1993; 25: 184-
93.

2. Asbury AC, Gorman NT, and Foster GW.
Uterine defense mechanisms in the marc:
Serum opsonins affecting phagocytosis of
Streptococcus zooepidemicus by equine
neutrophils. Theriogenology 1984; 21: 375-
85.

3. Asbury AC, Halliwell REW, Foster GW,
and Longino SJ. Immunoglobulins in uterine
secretions of mares with differing resistance
to endometritis. Theriogenology 1980; 4:
299-308.

4. Brown AE, Hansen PJ, and Asbury AC.
Opsonization of bacteria by uterine secre-
tions of cyclic mares. Am J Reprod
Immunol 1985; 9: 119-23.

5. Cadario ME, Thatcher MJD, and LeBlanc
MM. Relationship between prostaglandin
and uterine clearance of radiocolloid in the
mare. Biol Reprod Mono 1995; 1: 495-500.

6. Evans MJ, Hamer JM. Gason LM, Graham
CS, Asbury AC, and Irvine CHG. Clearance
of bacteria and non-antigenic markers fol-
lowing intra-uterine inoculation into mai-
den mares: effect of steroid hormone envi-
ronment. Theriogenology 1986; 26: 37-50.

7. Evans MJ, Hamer JM. Gason LM, and
Irvine CHG. Factors affecting uterine

-ocr page 121-

clearance of inoculated materials in mares. J
Reprod Fertil Suppl 1987; 35: 327-34.

8. Katila T. Onset and duration of uterine in-
flammatory response of mares after insemi-
nation with fresh semen. Biol Reprod Mono
1995; 1:515-7.

9. Katila T. Uterine defense mechanisms in
the mare. Anim Reprod Sci 1996; 42: 197-
204.

10. LeBlanc MM, Neuwirth L, Asbury AC,
Tran T, Maugaris D, and Klapstein E.
Scintipraphic measurement of uterine
clearance in normal mares and mares with
recurrent endometritis. Equine Vet J 1994;

tA
dâÈm

26: 109-13.

11. Pycock JF. A new approach to treatment of
endometritis. Equine Vet Educ 1994; 5: 36-
8.

12. Troedsson MHT, Liu IKM, Ing M, Pascoe
J, and Thurmond M. Multiple site electro-
myography recordings of uterine activity
following an intrauterine bacterial chal-
lenge in mares susceptible and resistant to
chronic uterine infection. J Reprod Fertil
1993; 99: 307-13.

13. Troedsson MHT, Liu IKM, Ing M, and
Pascoe J. Smooth muscle electrical activity
in the oviduct and the effect of oxytocin.

prostaglandin F2(|) and Prostaglandin £3 on
the myometrium and the oviduct of the cy-
cling mare. Biol Reprod Mono 1995; I:
475-88.

14. Watson ED, Stokes CR, and Bourne FJ.
Cellular and humoral defence mechanisms
in mares susceptible and resistant to persis-
tent endometritis. Vet Immunol Immuno-
pathol 1987; 16: 107-21.

15. Watson ED, Stokes CR, and Bourne FJ.
Influence of administration of ovarian ste-
roids on the function of neutrophils isolated
from the blood and utems of ovariectomi-
zed mares. J Endocrinol 1987; 112:443-8.

Consequences of sub-clinic mycotoxicosis
on animal production, decontamination of
feed and the role of the veterinarian.
S. Ibrahim; SR 676\\97: 56 pp.

Caecumperforatie bij het paard. S. Rook;
SR 677/97: 23 pp.

Dc Shetlandpony: een klein paardje? Een
objectieve vergelijking van de locomotie
van Shetland pony-veulens en KWPN-
veulens. I.D.E. van Dixhoom en P.M.
Derijks; SR678\\97:42 pp.

Leucocytmigratie in huidlaesies bij
BLAD-kalveren. N.A. Benders en T.J.P.
Spoormakers; SR 679\\97: 34 pp.

Registratie van de foetale hartfrequentie en
beweeglijkheid bij het paard met behulp
van transabdominale ultrasonografie. G.
Emst en J. de Gier; SR 680\\97: 49 pp.

Het onthulden van lammeren en de gevol-
gen hiervan, met betrekking tot de bacte-
riële karkasbesmetting. P.A.J.M. van
Hooydonk; SR 681\\97: 29 pp.

Fibroblasten in collageen en de invloed van
mammatumorcellen van de hond
in vitro.
E.B.A.M. van der Velden en M.Y.
Lubberink; SR 682\\97: 30 pp.

De rol van n-3 en n-6 vetzuren bij ontste-
kingsprocessen in het lichaam van de hond
en de kat. A.B. Schellingerhout; SR
683\\97: 35 pp.

Sanitizing hatching eggs and vaccination
as prevention of salmonella infection. J.
Dijkhuizen; SR 684\\97: 38 pp.

Intraoculaire melanomen bij de kat. C.J.M.
Cremers; SR 685\\97: 46 pp.

Geeft het gebruik van opiaten in het anes-
thesie-protocol een onrustige recovery bij
retrievers? D. Slager; SR 686\\97: 28 pp.

De huidallergietest bij het paard. J. van der
Knaap en L. van Toom; SR 687\\97: 50 pp.

Scapulafracturen bij het paard. Een litera-
tuurstudie en een retrospectief onderzoek.
H.M.J.M. v.d. Wetering; SR 688\\97: 32 pp.

De invloed van chronische stress op het
adaptatievermogen van het varken. K. van
der Velden; SR 689\\97: 19 pp.

Osteochondrose bij canis {canis) spp.
C.F.A. Tiepel; SR 690\\97: 25 pp.

Het effect van transport op haemodynami-
sche parameters en op functionele verande-
ringen in de darm van het big. R. Pronk en
F. Nabuurs; SR691\\97:26 pp.

Oestrusinductie bij de teef. S. Hendriks;
SR 692\\97: 29 pp.

Leverafwijkingen bij papegaai-achtigen.
De verschillende leverziekten histopatho-
logisch belicht. W. Bultena; SR 693\\97: 22
pp.

Dieettherapie diabetes mellitus bij de
hond. E. Gerritse; SR 694\\97: 27 pp.

Equine lower motor neuron disease &
chronische grass sickness één complex ge-
heel?! M. Vofdégel; SR 695\\97: 29 pp.

Hepato-encephalopathie bij het paard: de
nieuwste inzichten in pathogenese en dia-
gnostiek. E. Roelfsema; SR 696\\97: 28 pp.

Wondgenezing. Een retrospectieve studie
naar de verschillen tussen ponies en paarden.
F.J.W.C. van Herten; SR 697\\97: 37 pp.

OVERZICHT STUDENTENREFERATEN

De waarde van het koecelgetal voor het op-
sporen van subklinische mastitis. B. van
der Kolk; SR 698\\97: 89 pp.

Behandelingsmogelijkheden en prognose
van tibiafracturen bij paard en rund. L.
Schipper; SR 699\\97: 66 pp.

De invloed van phyto-oestrogenen op de
fertiliteit van mens en dier. G.J. Lintelo;
SR 700\\97: 44 pp.

Dimethylsulfoxide (DMSO) bij het paard:
een literatuuroverzicht. R.A. Douwes; SR
701\\97: 29 pp.

Begeleiding van melkveebedrijven: voor
alle boeren even vruchtbaar? G.J.M. van
Heeswijk; SR 702\\97: 59 pp.

Ethische evaluatie van ovum pick up bij
het paard. M. Houben; SR 703\\97: 29 pp.

Vroegtijdig spenen van biggen: het effect
op de fertiliteit van de zeug en op het vóór-
komen van mastitis. P. Rutjes en B.
Savelsberg; SR 704\\97: 34 pp.

Sterfte bij boxerpups. Een literatuurover-
zicht, een epidemiologisch en een patholo-
gisch onderzoek. P.A.M. Kuijper en
R.H.W.J. van Dinther; SR 705\\97: 47 pp.

Hypedipemie bij de hond. S.E.W.F. van
Son; SR 706\\97: 35 pp.

Small animal practices in Greece: a survey.
A.J.B. Polhuis; SR707\\97:41 pp.

De invloed van oestrusdetectie op de ms-
senkalftijd. S.M. Uitendaal; SR 708\\97: 72
PP

De evolutie van het canine parvovims.
\'Het ontstaan van nieuwe vimsstammen\'.
E. Luiten; SR 709\\97: 35 pp.

De studentenreferaten zijn schriftelijk of
per fax te bestellen bij Francis Terpstra,
fax:030-2511787.

-ocr page 122-

I in

biüM

Ii

BANDEN TVD

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,— (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

In Nederland kwamen in de periode
van 8 december 1997 tot en met 5 janu-
ari 1998 de volgende gevallen van be-
smettelijke dierziekten, waarvan aan-
gifte verplicht is, voor:

Klassieke Varkenspest:

I geval in de provincie Noord-Bra-
bant.

In totaal komt het aantal uitbraken van
Klassieke Varkenspest in Nederland
per 5 januari 1998 op 425 gevallen!

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,~ (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden I99I:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989,1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar:
KNMvD, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling: 030 -
2511787.

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc. mu.nl/paod.

Behandeling gedragsproblemen bij
honden,
diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ45,-.

In samenwerking met Sanofi Santé
B.V. organiseert PAO-Diergeneeskun-
de onderstaande cursussen:

98/122 dinsdag 3 febmari 1998

Gezondheidsdienst Deventer
98/123 dinsdag 10 febmari 1998

Gezondheidsdienst Boxtel
98/124 dinsdag 3 maart 1998

Woudschoten Zeist
98/125 donderdag 12 maart 1998,
Congrescentrum Engels,
Rotterdam
98/126 donderdag 26 maart 1998,
Hotel de Prins, Westzaan
98/127 dinsdag 31 maart 1998,

Gezondheidsdienst Drachten

Alle avonden van 19.30 uur tot 23.00
uur

In een kort tijdsbestek worden dieren-
artsen geïnformeerd over medicatie
van gedragsproblemen en gedragsthe-
rapie bij honden. Een groot deel van de
eigenaren vindt dat zijn dier ergerlijk
of problematisch gedrag vertoont. De
groeiende betrokkenheid bij de behan-
deling van gedragsproblematiek is een
vanzelfsprekende en natuuriijke uit-
breiding van uw diergeneeskundig
handelen. Sprekers zijn dr. J. Dehasse,
voorzitter van de Vakgroep Ethologie,
België; oprichter en secretaris van de
European Society of Veterinary
Clinical Ethology en auteur van di-
verse boeken over het gedrag van hon-
den en katten; drs. L. Groenewoud,
dierenarts-etholoog van DAP Ermelo
en drs. M.I.J. Hutjes, Dierenhospitaal
Visdonk, Roosendaal.

Praktische Economie 1 voor het var-
kensbedrijf
(98.301); 3, 10 en 17 fe-
bmari 1998, drie middagen van 14.00
tot 17.30 uur te Cuijk. Cursusprijs
ƒ 1.250,- (exclusief BTW, inclusief
trainingsmateriaal; betaling middels
een door de AUV gezonden factuur met
BTW. Betaling op deze wijze aange-
zien PAO-Diergeneeskunde niet BTW-
plichtig is). Een A.U.V./ Inter Act-trai-
ning exclusief voor dierenartsen.

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van AUV-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
AUV uitvoert ten bate van haar le-
den.

Als bedrijfsbegeleider maakt de prac-
ticus deel uit van de kring van advi-
seurs die de varkenshouder onder-
steunt. Effectieve advisering over
diergezondheid en aan diergezondheid
gerelateerde aspecten dient maximaal
rekening te houden met de economi-
sche mogelijkheden van het betrokken
bedrijf. Daarom is de economische
analyse een integraal onderdeel van
het advies. De training is er op gericht
inzicht te geven in de economische
achtergronden (kosten, investeringen,
economische technieken, etcetera) van
varkensbedrijven. Een belangrijk on-
derdeel van de training is het - in de
vorm van cases - oefenen met voor-
beelden uit de dagelijkse praktijk. De
cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct Agrimanagement,
LU Wageningen en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct Agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

Pluimveecasuïstieken (97/401),
woensdag 4 febmari 1998, 09.00 tot
17.00 uur te Arnhem. Cursusprijs
ƒ515,- (inclusief lunch).

-ocr page 123-

Centraal staat de diagnostiek rond ziek-
tekundige problemen bij pluimvee.
Diagnostiek berust meestal op een sa-
menhang van uit het veld verkregen ge-
gevens en laboratoriumuitslagen. Aan
de hand van casuïstieken participeert
de cursist actief bij het stellen van diag-
noses. Praktische problemen, interpre-
tatie van laboratoriumuitslagen en an-
dere zaken zullen de revue passeren.
Meerdere ziekten zullen in deze cursus
behandeld worden zoals: trilziekte, in-
fectueuze bronchitis etcetera. Curus-
leiders zijn dr. R.M. Dwars, prof dr. A.
Pijpers, afdeling Pluimveebedrijfsdier-
geneeskunde, Vakgroep Bedrijfsdier-
geneeskunde en Voortplanting, FdD.
Deze cursus werd eerder opgenomen in
onze brochure \'Najaar 1997\'. Helaas
kon de cursus vorig najaar niet door-
gaan.

Huisvesting en verzorging varkens:
een zoötechnisch-veterinaire ana-
lyse van het varkensbedrijf
(97/310),
woensdag 11 en donderdag 12 februari
1998; aanvang 11 februari 08.30 uur;
sluiting 12 februari 17.00 uur te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1645,- (inclusief over-
nachting).

De PAO-cursus \'Huisvesting en ver-
zorging varkens: een zoötechnisch-ve-
terinaire analyse van het varkensbe-
drijf gaat allereerst in op de in-
fectueuze en zoötechnische oorzaken
van ademhalings- en maagdarmstoor-
nissen. Daama wordt aangegeven
welke eisen aan de zoötechnische om-
geving van het dier moeten worden ge-
steld en welke maatregelen men kan
nemen om deze ziekten te voorkomen
of te bestrijden.

Bijzondere aandacht wordt daarbij
besteed aan hoe men discomfort bij
de dieren kan beoordelen aan ziekte-
verschijnselen, gedrag en prestatie.
Verder wordt ook behandeld hoe men
de omgeving van het dier in de prak-
tijk kan meten en beoordelen. Aan
het eind van de tweedaagse cursus
wordt een geautomatiseerd Zoö-
technisch-Veterinair Expertsysteem
(ZOVEX) aan de cursist gedemon-
streerd aan de hand van praktische
bevindingen op het varkensbedrijf
van de Faculteit. Dit systeem kan
door de dierenarts in zijn praktijk
worden gebruikt om varkensbedrij-
ven door te lichten. Cursusleider is
prof dr. ir. M.J.M. Tielen, Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting, FdD, Utrecht.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren
(U.D.) (98.104), zaterdag 14 fe-
bruari 1998; 09.30 tot 17.30 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 525,- (in-
clusieflunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren te zijn.
De theoretische aspecten van echogra-
fie zullen besproken worden en de
praktische uitvoering van echografisch
onderzoek van abdomen en thorax zal
gedemonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aandacht
besteed aan: scan-techniek; normaal-
beeld van diverse organen; beelden van
een aantal veelvuldig voorkomende af-
wijkingen. Cursusleider is drs. J.W.
Garretsen, specialist veterinaire radio-
logie.

N.B. Indien één van de deelnemers een
eigen hond mee kan brengen, die goed
handelbaar is en zo nodig geschoren
mag worden in het gebied van de linea
alba en axillair voor echografisch on-
derzoek van het abdomen en de thorax,
kan in overleg met de Stichting PAO-
Diergeneeskunde 50% reductie ver-
kregen worden op de cursusprijs.

Graag bij aanmelding vermelden of u
een dergelijke hond mee kunt nemen.

IBR

Deze cursus organiseert PAO-Dierge-
neeskunde in samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren.
Diverse data en locaties:
97/245;woensdag 18 februari 1998;

Gezondheidsdienst voor

Dieren te Boxtel
97/246;donderdag 19 febmari 1998;

ROC te Zegveld

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.

Bestrijding van IBR staat volop in de
belangstelling. Op grote schaal wordt
gevaccineerd en zijn bedrijven actief
om het IBR-certificaat te behalen.
Deze activiteiten zijn gebaseerd op de
landelijke aanpak van IBR zoals die
wordt voorgestaan. In de cursus wordt
globaal aandacht geschonken aan de
wetenschappelijke inzichten die ten
grondslag liggen aan de aanpak.

Vanuit deze inzichten worden proble-
men die zich in de praktijk voordoen
besproken en geanalyseerd. Het gaat
daarbij om zaken als tegenstrijdige uit-
slagen; onverklaarbare uitbraken, et-
cetera. Met de verworven kennis zal de
practicus in staat zijn de kwaliteit van
dienstverlening aan de veehouder te
verhogen. Hoewel een en ander zal
zijn gebaseerd op ervaring met IBR-
bestrijding, zal het toepassingsgebied
van de cursus verder strekken. De cur-
susleiders zijn dr. P. Franken, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren Deventer
en dr. J.J. Hage, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten.

Gynaecologie paard, GVP en certifi-
cering
(98.501), donderdag 19 febru-
ari 1998; aanvang 15.00 - sluiting
21.30 uur te Utrecht. Cursusprijs
ƒ 440,- (inclusief soep en broodjes).

Gedurende deze cursus zullen de vol-
gende onderwerpen aan bod komen:

- Certificering hengstenhouderij en de
rol van de dierenarts daarbij.

- Good Veterinary Practice in de gy-
naecologie: bespreking van proto-
collen en de samenwerkingsover-
eenkomst met de hengstenhouder.

- Embryoresorbtie - abortus; kansen
voor progesteronsuppletie?

- Hoe zinvol is een systemische be-
handeling van endometritis?

- Multiple ovulatie bij de KWPN-
merrie en Tweeling Preventie
Programma.

Cursusleiders zijn dr. H.J. Jonker,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD en drs. D.L. Wil-
link, specialist reproductie Paard, So-
meren.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
retums te geven.

-ocr page 124-

DR. RJ. BERTELS

Zondagmorgen 12 oktober 1997 is
onze collega Piet Bertels te Zevenaar
gestorven. De maandag tevoren was
hij in het ziekenhuis opgenomen voor
een ogenschijnlijk eenvoudige in-
greep. Ten gevolge van een onver-
wachte complicatie is hij overleden.

Piet werd in 1922 in Helmond geboren
in een groot gezin. Aldaar behaalde hij
in 1942 aan het Carolus Borromeus
college zijn HBS-b-diploma.
Hij wilde dierenarts worden. Vanwege
de oorlog kon hij nog niet naar Utrecht.
Hij wist echter al diverse leerboeken te
bemachtigen zodat hij zich een eerste
indruk kon vormen van zijn aanstaande
studie. Toen in 1945 geheel ons land
bevrijd was, ging hij naar Utrecht om
diergeneeskunde te studeren.
Hier raakte hij, tot zijn groot verdriet,
sterk achterop bij zijn jaargenoten
doordat hij bij zijn kandidaatsexamen
diverse malen struikelde op fysiologi-
sche chemie. Niemand wist hoe dat kon
gebeuren. Hij was zó wanhopig, dat hij
wilde stoppen. Door bemoeienissen
van enkele mensen en de hulp van twee
medestudenten kreeg hij weer zoveel
zelfvertrouwen dat hij de chemie-hin-
dernis kon nemen, waarna hij vlot af-
studeerde in 1953.

In inemorian

Nog in hetzelfde jaar kreeg hij de gele-
genheid de praktijk van collega Barij
te Zevenaar over te nemen.
Alvorens zich in Zevenaar te vestigen,
trouwde hij met zijn jeugdvriendin
Mieke Verstappen. Deze heeft hem
twee zonen en drie dochters geschon-
ken.

Met veel animo heeft hij gedurende 20
jaar de praktijk uitgeoej\'end. Als goede
Brabander kon hij bijzonder goed met
de boeren overweg.

In 1973 deed hij zijn praktijk over en
ging verder als keuringsdierenarts,
achtereenvolgens te Zevenaar, Eind-
hoven, Winterswijk en Lichtenvoorde.
Nu kon hij zijn vrije avonden en week-
einden benutten voor zijn studie die
moest leiden tot zijn grote ideaal: pro-
motie. Daarin behandelde hij de ont-
wikkeling van het systeem van forensi-
sche pathologie voor de rundvee-
handel in Nederland. Met de succes-
volle verdediging ervan promoveerde
hij in 1986.

Wie van ons grote-huisdierenpractici
was destijds niet vertrouwd met het
probleem van tegenvallende aanko-
pen? Daarbij werd toen vaak de hulp
van de practicus ingeroepen, welke
bijna altijd aanleiding gaven tot het
ontstaan van zogenaamde koopkwes-
ties.

Na zijn pensionering was hij nog bijna
tien jaar werkzaam bij de kuikenbroe-
derij Ter Heerdt te Bahberich. On-
danks zijn toch al gevorderde leeftijd
heeft hij nog tot een week voor zijn
dood met zeer veel interesse en plezier
de belangen van broederij en afnemers
gediend.

De samenleving om hem heen interes-
seerde hem in hoge mate. Hij was dan
ook maatschappelijk zeer actief. Zo
nam hij het initiatief voor een middel-
bare school te Zevenaar. Samen met
enkele plaatsgenoten stichtte hij in
1970 het Liemers College. Ook was hij
bestuurlijk actief door er nog jaren-
lang voorzitter te zijn, daarnaast was
hij dat ook van de Andreas Scholen-
gemeenschap en tegelijkertijd gaf hij
leiding aan enkele .sportverenigingen.
Toen hij slechts enkele jaren in
Eindhoven keuringsdierenarts was,
vond hij weer voldoende medestanders
om de club \'Past Rotarians\' op te rich-
ten.

Hoewel hij doorzijn maatschappelijke
activiteiten vele mensen om hem heen
kende, gaf hij slechts een enkeling zijn
vriendschap. Hij was een bijzonder
mens, zoon van een leraar die ook
goed kunstschilder was. Van zijn vader
had hij waarschijnlijk zijn gevoel en
liefde voor kunst geërfd.
Hij kon geheel in vervoering raken
door iets moois, muziek, een kunststuk,
ja een onverwacht te voorschijn komen
van een bloem in zijn tuin, kon hem vol
verwondering doen stilstaan.

Hij reisde niet. Hij vond zijn ontspan-
ning in het vertoeven in Zeeland. Daar
had hij al vroeg een buitentje verwor-
ven. Heel gelukkig was hij daar samen
met zijn vrouw. Hij kwam er tot rust,
vooral als zijn kinderen en de enkeling
die hij zijn vriend noemde, kr amen lo-
geren.

Met de niet aflatende hulp van zijn
vrouw en vooral haar begrip voor zijn
soms eigenzinnige momenten, heeft
Piet veel voor zijn gezin en de wereld
om hem heen betekend.
Al deze goede herinneringen mogen
voor zijn vrouw en kinderen een troost
zijn.

Na een zinvolle eucharistieviering
hebben we hem in Oud-Zevenaar be-
graven.

Geheel passend in de persoonlijkheid
van Piet is het goed deze \'In Memo-
riam\' te besluiten met een strofe van
een gedicht van Martinus Nijhoff:

O God, ik wist niet waarheen ik ging
Maar laat mij uit dit land vandaan,
O laat mij zonder herinnering
en zingend het derde land ingaan.

Dr. K.H. Hermans

-ocr page 125-

Maatschappipeuws

Naar aanleiding van de nieuwe \'ge-
doogsituatie\' inzake het elektronisch
identificeren en de afgifte van een pas-
poort heeft de SRGN een brief ge-
schreven naar de beheerders van
asielen. De brief heeft de volgende
strekking.

BELEID

Het ministerie van Landbouw, Na-
tuurbeheer en Visserij (LNV) bereidt
momenteel een Honden- en Katten-
besluit (HKB) voor, gebaseerd op de
Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren. Op het moment dat het nieuwe
HKB in werking treedt, zal het thans
nog steeds van kracht zijnde HKB
1981 (Wet op de Dierenbescherming)
komen te vervallen.
In het huidige HKB is sprake van een
verplichte identificatie door middel
van tatoeage van honden die bedrijfs-
matig worden gehouden en verhan-
deld. Uitsluitend voor de getatoeëerde
honden wordt nu door de Stichting
Registratie Gezelschapsdieren Neder-
land (SRGN) het Nederlands Dieren-
paspoort (NDP) afgegeven. Zonder
NDP kunnen honden en katten niet
worden verhandeld of in een dieren-
pension worden opgenomen. Katten
kunnen onder de huidige regeling op
vrijwillige basis reeds voorzien wor-
den van een tatoeage of een elektroni-
sche identificatie (El) door middel van
een ISO-transponder. Op grond van
het toekomstige HKB zullen waar-
schijnlijk beide identificatiemethoden
(tatoeage en El) bij zowel de hond als
de kat mogen worden toegepast.

SRGN

Gezien de voordelen van EI (welzijns-
vriendelijk, goed afleesbaar en minder
fraudegevoelig), is het gewenst nu
reeds in te spelen op de het toekom-
stige HKB. Daarom staat de minister
van LNV de SRGN toe, een NDP af te
geven aan honden met een geregis-
treerde ISO-transponder. Ook wordt
nu reeds toegestaan dat een hond zon-
der NDP, maar met een geregistreerde
ISO-transponder en een bewijs van in-
enting (lees: vaccinatieboekje), wordt
opgenomen in een pension of wordt af-
gestaan aan een asiel. Dit beleid geldt
uitsluitend voor de nog resterende pe-
riode dat het huidige HKB 1981 nog in
werking is (waarschijnlijk tot eind
1998).

GEVOLGEN VOOR ASIEL
Dit beleid houdt voor de asielbeheer-
ders het volgende in:
- Voor honden en katten geldt dat het

Elektronische identificatie bij gezelschapsdieren is weer in het nieuws: sinds
kort is het de Stichting Registratie Gezelschapsdieren Nederland (SRGN) toe-
gestaan, in afwachting van het nieuwe Honden- en Kattenbesluit, honden met
een geregistreerde elektronische identificatie een Nederlands Dieren
Paspoort te verstrekken (bij katten mocht dit al, omdat de methode van iden-
tificeren voor katten niet als zodanig in het besluit genoemd wordt). De SRGN
koppelt wel de afgifte van een paspoort aan het inbrengen van een transpon-
der door een \'identificeerder\' van de SRGN of de Raad van Beheer op
Kynologisch gebied. Het spreekt vanzelf dat de KNMvD het hier niet mee eens
is en ook actie onderneemt om deze koppeling te doorbreken. Onderzocht
wordt, of de KNMvD een collectieve samenwerkingsovereenkomst voor die-
renartsen met de SRGN kan afsluiten.

Verder is het nu ook toegestaan dieren in pensions en asielen op te nemen met
een geregistreerde ISO-transponder en een geldig inentingsbewijs, waarvoor
het vaccinatieboekje goed kan dienen. Hiermee springt de overheid in op de
ontwikkeling dat de meeste dieren in Nederland een geldig vaccinatieboekje
van de KNMvD hebben, maar slechts weinig dieren een Nederlands Dieren
Paspoort.

Door Sophie Deleu

ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE BIEDT NIEUWE PERSPECTIEVEN

WEG VAN DIERENARTS NAAR PASPOORT AFGESNEDEN

NDP ook afgegeven kan worden in-
dien de hond elektronisch is geïn-
dentificeerd door middel van een
ISO-transponder (voor de katten
verandert er dus in feite niets).

- Honden, voorzien van een geregis-
treerde ISO-transponder en een be-
wijs van inenting (vaccinatie-
boekje), kunnen ook in een pension
worden opgenomen. Ook hierin ver-
andert er niets voor de katten.

- Honden kunnen ook aan een asiel af-
gestaan worden indien de hond is
voorzien van een geregistreerde
ISO-transponder en een inentings-
bewijs (vaccinatieboekje). Wanneer
een hond wordt verkocht, dient deze
wel in het bezit te zijn van een NDP.

INBRENGEN TRANSPONDER
De SRGN is bij beschikking van de
staatssecretaris van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk Werk van 29 de-
cember 1981 (aanwijzing Stichting
Registratie Gezelschapsdieren Neder-
land en vaststelling identificatiemerk)
aangewezen voor de uitvoering van
het huidige HKB 1981. Dit houdt in
dat de handelaren in honden en katten
verplicht zijn deze dieren voor identi-
ficatie bij de SRGN aan te bieden.
Aan de handelaar wordt nu de keuze ge-
laten de hond (of de kat) door de \'identi-
ficeerders\' van de SRGN te laten voor-
zien van een tatoeage of van een
elektronische identificatie door middel
van een ISO-transponder. Tegelijker-
tijd wordt dan bij dit aldus geïdentifi-
ceerde dier door de SRGN het ver-
plichte NDP (prijs El inclusief NDP:
ƒ 45,-) verstrekt. De tarieven voor an-
dere identificatiemethoden veranderen
niet.

Het NDP is dus absoluut gekoppeld
aan een identificatie, aangebracht door
identificeerders van de SRGN of de
Raad van Beheer op Kynologisch
Gebied in Nederland.

STANDPUNT KNMVD
Veel dierenartsen, waaronder asieldie-
renartsen, zijn toch in \'morele nood\' ge-
raakt, nu zij tot de conclusie komen dat
een eigenaar van door hen een gechipte
hond alleen een paspoort kan krijgen,
als de hond opnieuw door een ge-
noemde identificeerder gechipt wordt.
Wat is het standpunt van de KNMvD?

-ocr page 126-

Uit oogpunt van dierenwelzijn is het
volstrekt onaanvaardbaar dat honden
twee keer gechipt worden om com-
merciële redenen. Verder vindt de
KNMvD het meer dan logisch dat
naast anderen ook dierenartsen trans-
ponders mogen inbrengen, gezien de
deskundigheid die zij daartoe bezitten.
Het inbrengen van een transponder
laat zich bovendien goed combineren
met de eerste gezondheidscontrole en
de eerste inentingen van een puppy.
Dit om het algemeen belang, zoveel
mogelijk dieren geïdentificeerd en ge-
registreerd, te dienen.

De inzet van de KNMvD is steeds ge-
weest dat identificeerders van de SRGN
en de Raad van Beheer, zowel als die-
renartsen transponders inbrengen.
Daarom is zij ook een samenwerkings-
verband aangegaan met de organisaties
inzake de registratie van deze geïdentifi-
ceerde dieren, in de vorm van de geza-
menlijke oprichting van de Nederlandse
Databank Gezelschapsdieren.
Aangezien dit standpunt niet veran-
derd is, wil de KNMvD graag een col-
lectieve samenwerkingsovereenkomst
aangaan met de SRGN, zodat ook de
ISO-transponders (met registratie) die
door dierenartsen zijn ingebracht,
recht geven op een NDP. Wel zullen
de dierenartsen dan dezelfde garanties
moeten kunnen bieden als identificeer-
ders van de SRGN of de Raad van
Beheer. Tevens ziet de KNMvD het
vaccinatieboekje als een goed alterna-
tief voor het Nederiands Dieren
Paspoort, gezien het feit dat dit boekje
een veel grotere verspreiding kent.

Voor meer informatie: mevrouw S.A.M.
Deleu, stafmedewerker KNMvD, tel.
030-2510111, fax 030-2511787 of E-
mail knmvd@pobox.ruu.nl.

i ft I I U I t ä

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Adank, A.M.J.; 1957; 3061 BA Rotterdam; K.ra-
lingseplaslaan 60 B.

Aken, N. van; 1997; 3981 ZM Bunnik; Vlet-
weide 50.

Bultena, W.K.T.; 1997; 3525 AP Utrecht; Duur-
stedelaan 111.

Coerwinkel, J.J.W.; 1979; 5171 BN Kaats-
heuvel; Sweensstraat 31 A.
Evers, Mevr. A.C.; 1997; 3581 PL Utrecht;
Parkstraat 32.

Gaaien, Mevr. L.E. van; 1997; 6011 RK Haler;
Venderstraat 2.

Heivoort, Mevr. S.D.M. van; 1997; 5632 AL
Eindhoven; Sagittalaan 28.
Kingma. H.H.J.; 1997; 7447 PB Hellendoom;
Luttenbergerweg 18.

Knaap, Mevr. J.M.M. van der; 1997; 9953 PH
Baflo; Heerestraat 1 G.

Kraakman, Mevr. M.; 1997; 3532 TS Utrecht;
Jacob Geelstraat 2 bis.

Kruif, e.G. de; 1997; 3931 KK Woudenberg;
Parklaan 28.

Mak, Mevr. B.J.A.; 1997; 3068 RP Rotterdam;
Fluitekruidöl.

Schellingerhout, Mevr. A.B.; 1997; 3523 EC
Utrecht; Smaragdplein 41.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Duyvestijn, Mevr. M.B.H.M.; 1997; 3582 AG

Utrecht; Tolsteegsingel 29 B.

Geus, P.C. de; 1997; 1018 GV Amsterdam; Sar-

phatistraat2l4.

Houwers-Arink, Mevr. E.M.; 1995; 7122 PC
Aalten; Boterdijk 7.

Hurk. P.B. van den; 1997; 3582 JB Utrecht;
Rubenslaan 57.

Ibrahim, A.A.; 1997; 7776 CA Slagharen; Dr.
Willemslaan 34.

Moens, M.N.J.; 1986; 2311 KG Leiden; Plant-
soen 23.

Müller, Mevr.Dr. K.E.; Hannover-1984; Han-
nover- 1986; 3707 HR Zeist; Krakelingweg 47.
Ridderbeks, W.G.M.; 1991; 6336 AR Hulsberg;
Schoolstraat 34.

Personalia

Riet, T. van \'t; Giessen-1984; D-50769 Keulen
(Duitsland); Cohnenhofstrasse 83.
Snelder, R.R.; Gent-1997; 1251 JC Laren (NH);
Mauvezand 19.

Son.S.E.W.F. van; 1997; 3581 PZ Utrecht; Joke
Smitplein 110.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Boonstoppel, Mevr E.F.; 3523 BC Utrecht;
Bamsteenlaan 55 I.

Broek, Mevr. M.C. de; 9000 Gent (België);
Aaigemstraat 70.

Bruin, Mevr. C. de; 3582 CT Utrecht; Krom-
merijn 54.

Dekker, Mevr. E.A.M.; 3551 AV Utrecht; Lelie-
straat 38 bis.

Geerts, R.L.; 3553 VE Utrecht; H. Elconius-
straat 28 bis.

Gijsen, E.J.M.; 6097 NL Heel; De Peel 7.
Heer, Mevr. N. de; 3731 GC Dc Bilt; Utrechtse-
weg 417.

Huizinga, Mevr A.; 3731 TD De Bilt; Burg. van
Heemstrakwartier 135.

Lovric, S.; 3082 TL Rotterdam; Frans Bekker-
straat 113 D.

Maltha, Mevr. J.H.J.; 3552 SB Utrecht; Pla-
taanstraat 2 bis.

Meijer, Mevr. N.; 3531 HC Utrecht; Leidsekade
105 bis.

Nijhof, A.M.; 3971 HH Driebergen; Oranjelaan
40.

JUBILEA:

M. de Jonge te Andel, afwezig, 30 jaar, I febm-
ari 1998

Mevr. W. van Ree-Boersma te Vollenhove, aan-
wezig, 30 jaar, 2 februari 1998
G. van Dommelen te Katwijk-Cuijk (NB), afwe-
zig, 30 jaar, 2 februari 1998
A.M.F. de Bok te Vught, afwezig, 45 jaar, 3 fe-
bmari 1998

J. Kramer te Wolvega, afwezig, 45 jaar, 3 febm-
ari 1998

Dr. A. Schukken te Heerenveen, afwezig, 45
jaar, 3 febmari 1998

E.T.B. Dinkla te Haren (Gr), afwezig, 40 jaar, 6
febmari 1998

Mevr. I. Ooms-Siebenga te Breskens, afwezig.

40 jaar, 6 febmari 1998

Dr. H.P. Hoebe te Bentelo, afwezig, 35 jaar, 12
febmari 1998

J.C.M. Huijg te Ouderkerk a/d Amstel, aanwe-
zig, 35 jaar, 12 febmari 1998
Mevr. A.E. Wagenaar-Schaafsma te Arnhem,
afwezig, 35 jaar, 12 febmari 1998
ProfDr. J.T. van Oirschot te Lelystad, afwezig,
25 jaar, 18 febmari 1998
P.L. van Paassen te Schalkwijk, aanwezig, 40
jaar, 20 febmari 1998

Mevr. A.C. Bander te Wassenaar, afwezig, 45
jaar, 20 febmari 1998

H. Sorgdrager te Haren (Gr), afwezig, 55 jaar, 22
febmari 1998

H.J. van der Hammen te Steenbergen, afwezig,
50jaar, 27 febmari 1998

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
9Januaril998:

Asveld,A.

Hemmelder, Mevr. M.M.
Kolk, B. van der
Lussing, Mevr. M.M.
Raming, Mevr. A.C.E.
Smeets, Mevr. S.
Spoormakers, T.J.P.
Stam. Mevr. G.J.
Thate, Mevr. F.M.
Weijer, Mevr. F.S. de

MUTATIES:

Aalten, Mevr. J.M.E. van; 1996; New Bar-
net, Herts EN4 8BQ (Verenigd Konink-
rijk); 18 Brunswick Court, Henryroad;
tel./fax 00-44-181-4412651; p., medew.
*Aken, N. van; 1997; 3981 ZM Bunnik;
Vletweide 50; tel. 030-6562559 privé,
0521-591378 prakt.; p., medew. bij J.A.
Glas.

*Asveld, A.; 1998; 3524 CK Utrecht;
Bovenzevenwouden 12; tel. 030-2895269;
E-mail: D89500J5(aPOP.CC.RUU.NL;
wnd.d.

Back, Dr. W.; 1987; U-1994; 3981 GV
Bunnik; Van Zijldreef 9; tel. 030-
6570768 privé, 2531323 bur.; E-mail: W.
BACK@HK.DGK.RUU.NL; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren); Spe-
cialist Chimrgie van het Paard; diplomate
ECVS.

Barkema, H.W.; 1988; 8911 EG Leeu-

-ocr page 127-

warden; Grote Kerkstraat 240; tel. 058-
2160479 privé, 0512-570700/570742
prakt.; fax 0512-520013; F-mall: H.
BARKEMAfa POBOX.RLU.NL; d. epi-
demioloog G.D., loc. Drachten.
♦Bos-Halfhide, Mevr. O.H.J.M.; 1990;
5233 JS \'s-Hertogenbosch; le Reit 111;
tel. 073-6441437; beleidsmedew. L.N.V,,
dir.,M.K.G.

Dijk, J.J. van; 1996; Chariton Marshall,
Blandford, Dorset DTI 1 9NG (Verenigd
Koninkrijk); 278 Bournemouth Road;
tel. 00-44-1258-455194 privé, 452626
prakt.; fax 00-44-1258-453548; p., medew.
bij Damory Vet. Clinic.
Duyvestijn, Mevr. M.B.H.M.; 1997; 3582
AG Utrecht; Tolsteegsingel 29 B; tel. 030-
2512641; wnd.d. (toev. als lid).
•Gaaien, Mevr. L.E. van; 1997; 6012 RK
Haler; Venderstraat 2; tel. 0495-552400
privé, 551225 prakt.; fax 0495-551615; p.,
medew. bij P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H.
Heijmans, H.A.M. Hendriks, A.Th.E.
Kooien, M.l.M. Linthorst, F.G.M. Scheij-
mans, J.W.H. Scheres, S.A.T.V. Serra-
rens en G.P.M.M. Tacken.
♦Geesink, P.W.; 1981; Las Juntas dc
.\\bangares (Costa Rica); Apartado 72-
5600; tel. 00-506-3916309; fax 00-506-
3824534; d.

Geus, P C. de; 1997; 1018 GV Amsterdam;
Sarphatistraat 214; tel. 020-6250706; wnd.d.
(toev. als lid).

Hage-Noordam, Mevr. A.W.; 1979; 9244
HC Beetsterzwaag; Roekebosk 28; tel.
0512-381975 privé. 0561-612282 prakt.;
fax 0561-614734; E-mail: HAGE.CSfa
NET.HCC.NL; p., medew. bij J.A..M.
Baerveldt, B. Brummelman, W.A. Haij-
tema, M.H. Pelleboeren Pronk.
*Hcmmclder, Mevr. M.M,; 1998; 3705
ZB Zeist; Warande 23; tel. 030-6952464;
d.

Heutinck. Mevr. E.M.F.T.; 1996; 7135 JV
Harreveld; Rector Hulshofslraat 5 A;
tel. 0544-378569 privé, 0543-473340
prakt.; fax 0543-475745; p., medew. bij
M.G.M. Brinkhoff, F.S.G. Glorie. G.
W ille en P.C. Witjens.
Horst, G. van der; 1968; 7231 CH Warns-
veld; Godeboldlaan 12; tel. 0575-
529854; r.d.

Houwers-Arink, Mevr. E.M.; 1995; 7122
PC Aalten; Boterdijk 7; tel. 0543-451848;
wnd.d. (toev. als lid).
Hurk, P.B. van den; 1997; 3582 JB Utrecht;
Rubenslaan 57; tel. 030-2581865 privé,
010-4191491 prakt.; p., medew. bij J.F.J,
van den Broek, C. Buesink, R. Cassenaar,
Mevr. A.H.M. Koert, A.W. Kramer, Mevr.
L.M.M. Oorsprong en Mevr. C.H. Smit
(toev. als lid).

Ibrahim, A.A.; 1997; 7776 CA Slagharen;
Dr. Willemslaan 34; tel. 0523-683986;
wnd.d. (toev. als lid).

Jonker, R.A.H.; 1997; 9781 MK Bedum;
De Populieren 50; tel. 050-3010965
privé, 3014260 prakt.; fax 050-3015519;
p., medew. bij F.P.M. Admiraal, Mevr.
T.H.J. Admiraal-Kok, C.H. van Wees en
D. van der Wel.

Kaasenbrood, Mevr. J.H.; 1993; 3823 BR
Amersfoort; Bastion 59; tel. 033-
4597963 privé, 4612102 prakt.; fax 033-
4625546; p., gezelschapsd. en paarden.
*Kolk, B. van der; 1998; 9434 TC Eur-
singe (gem. Westerbork); De Goorns 10;
tel. 0593-331653 privé, 331253 prakt.;

ÄW IP

MiTni

fax 059.3-332569; p., medew. bij C.J.M.
Manders, M. Mulder en W. Schuur-
mans.

Langen, H.A. van; 1984; 2408 CJ Alphen
a/d Rijn; Spanjesingel 66; tel. 0172-
476799 privé, 070-3578879 bur.; 2e spe-
cialist R.V.V., Afd. Levende Dieren en
Produkten, Centrale Directie.
Lassing, Mevr. N.G.; 1996; 6464 CJ
Kerkrade; Felix Ruttenstraat 15; tel.
045-5670535 privé, 5452727 prakt.; p.,
medew. bij T.J.B.A. Ramakers.
*Lussing, Mevr. M.M.; 1998; 1018 W A
Amsterdam; Jacob Burggraafstraat 6;
tel. 020-6205617/06-52782575; wnd.d.
Meijer, Mevr. F.A.; 1996; 3533 TD
Utrecht; Johan Wagenaarkade 26 bis;
tel. 030-2938641; wnd.d.
Moens, M.N.J.; 1986; 2311 KG Leiden;
Plantsoen 23; tel. 071-5144750 privé,
5125057 prakt.; p. (toev. als lid).
Müller, Mevr. Dr. K.E.; Hannover-1984;
Hannover-1986; 3707 HR Zeist; Krake-
lingweg 47; tel. 030-6914159 privé,
25311 12 bur.; senior docent; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisd.)(toev. als lid).
»Raming, Mevr. A.C.E.; 1998; 3525 CT
Utrecht; Nijeveldsingel 30-3; tel. 030-
2898078; wnd.d.

Ridderbeks, W.G.M.; 1991; 6336 AR
Hulsberg; Schoolstraat 34; tel. 045-
4053752 privé, 4054126/5751999 prakt.;
p., geass. met H.P.M. Schoon (loev. als
lid).

Riel, E.P.C.M.; 1971; 5061 DM Oister-
wijk; Pannenschuurlaan 201; tel. 013-
5215524; d.

Riet, T. van \'t; Glessen-1984; D-50769
Keulen (Duitsland); Cohnenhofstrasse 83;
tel. 00-49-221-9704400 prakt.; p., geass.
met S. Kaldenhoff (loev. als lid).
Ris, Mevr. E.A.; 1995; 8375 BC Oldc-
markt; Kruisstraat 63; tel. 0561-451946
privé; p., medew. bij J. Timmerman; me-
dew. bij R.R. van Rees en medew. bij A.
Land.

Schreiber, F.; 1989; 3552 XK Utrecht;
Hoogstraat 35; teUfax 030-2625676; E-
mail: FRANS.SC HREIBERfa DIVA.NL;
d.

*Smeets, Mevr. S.; 1998; 6077 GP Sint
Odiliënberg; Bunderstraat 26; tel. 0475-
534904 privé, 357900 prakt.; fax 0475-
357901; p., medew. bij F.M.C. Dirven.

Snelder, R.R.; Gent-1997; 1251 JC Laren
(NH); Mauvezand 19; tel. 06-51151940
privé, 035-5317130/5310100/5314087
prakt.; p., geass. met G.J.J. Snelder (toev.
als lid).

Son, S.E. W.F. van; 1997; 3581 PZ Utrecht;
Joke Smitplein 110; tel. 030-2311330;
wnd.d. (toev. als lid).
•Spoormakers, T.J.P.; 1998; 3582 EX
Utrecht; Albatrosstraat 30 bis; tel. 030-
2517407; d.

*Stam, Mevr. G.J.; 1998; 3572 KN
Utrecht; Alexander Numankade 3 C I;
tel. 030-2733755; wnd.d.
Tersmette. B.M.; 1989; Mohill, Co.
Leitrim (Ierland); Vet. Practice, Glebe
Street; tel. 00-353-78-32040 privé, 31043
prakt.; p., medew. bij J. Madden.
*Thate, Mevr. F.M.; 1998; 3581 TT
Utrecht; Doornstraat 6; tel. 030-
2546941; wnd.d.

•Waterval, H.J.W.; 1980; 7121 EM Aal-
ten; Ludgerstraat 60; tel. 0543-477350;

vet.adv.

Weeren, Dr. P.R. van; 1983; U-1989; 4105
AE Culemborg; Gelddijk 32; tel. 0345-
512624 privé, 030-2531350/2531062 bur.;
fax 030-2537970; E-mail: R.VANWEE-
RENfaHK.DGK.RUU.NL; Univ. Hoofd-
docent; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr. Al-
gemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren); Specialist Chimrgie van het
Paard; dipl. ECVS.

*Weijer, Mevr. F.S. de; 1998; 3514 GH
Utrecht; W. van Noortstraat 120; tel.
030-2731314; d.

Wijmenga, W.J.H.; 1996; 9646 AJ Veen-
dam; Brouwersweg 56; tel. 0598-612345
privé, 622234 prakt.; fax 0598-623115;
p., medew. bij Dr. R. Bousman, R.E. van
•t Hoff, R.M.G. Keereweer en B. Prins.
»Willekens, Mevr. C.J.M.; 1995; 6741 JK
Lunteren; Hammerdijk 4; tel. 0654-
980459; wnd.d.

JAARBOEK 1998:

Mutaties m.b.t. de personalia die na 5
december
bij het bureau van de Maat-
schappij zijn binnengekomen, kunnen
helaas nifit worden opgenomen in het
Diergeneeskundig Jaarboek!

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1998

Februari

3 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H .P. Meyer. Carlton President
Hotel te Maarssen.

5 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H.P. Meyer. Golden Tulip te
Drachten.

7—8 Symposium Samenwerkende Nederland-
se Veterinaire Acupuncturistenvereniging
\'Neutraaltherapie\' in Hotel Schiphol te
Hoofddorp. Monique de Nijs, tel.: 072-
5054048.

10 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H.P. Meyer. Motel West-End
te Arnhem.

12 lams Seminar \'Chronische nierinsufficiën-
tie, wat kunnen we meer dan vroeger\'.
Inleider drs. H.P. Meyer. Novotel Brain-
park te Rotterdam.

19—21 Intemational Symposium on Turkey
disease. Berlin. Anmeldung bis 10. Fe-
bmar an Sekretariat des Inst. fut Ge-
flügelkrankheiten. Prof Dr. H.M. Hafez,
Koserstr. 21, D-14195 Berlin, tel: -1-49-30-
838 38-61
Oder-62, fax: 49-30-838 58 24.

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and
Production In Rural Areas. The Essential

-ocr page 128-

Role Of Women At All Levels. Bangalore.
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva((^.sprintrpg.spring.com.

20—22 Authorship in Biomedical Publication:
Problems and Proposals. A Council of
Biology Editors Retreat. Berkely, Cali-
fornia. USA. Informatie: Denise Baran,
tel.: 00-1-847-480-9080, fax: 9282.

•Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich. Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

April

2 NVVL-congres \'98: Trends in levensmidde-
lentechnologie en voedingswetenschappen:
Voedselkeuze en Productontwikkeling. De
Reehorst. Ede. Tel.: 010-4750908.

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress, Intemational Con-
vention Centre, Birmingham, England.

5—9 The 5th Intemational Fair of Agricultural
Technology TECHAGRO, the 5th Inter-
national Forestry Fair SILVA REGINA and
the 4th Intemational Veterinary and Live-
stock Fair ANIMAL VETEX. Bmo. Tel.:
00-420-(0)5-4115-2831, fax: 3059, e-mail;
techagro(aibw.cz, http://www.bw.cz.

17—19 ESVOT congres; orthopedie paard,
mnd, gezelschapsdieren. Faculteit Dierge-
neeskunde, München.

23—26 Conference on Equme Sports Medicine
and Science (CESMAS). Córdoba, Spain.
For information and submission of abs-
tracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn. Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLindner
Bonn@T-online.de.

24- 26 Voorjaarsdagen, RAI - .Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

i fc \' i t i i i i

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1998

Februari

10 Praktijkgerichte klinische avond over al-
lergieën en leveraandoeningen in het
Holiday Inn te Eindhoven, aanvang; 19.30
uur.

11 Intervisiebijeenkomst groep 6 (mnd).
Onderwerp: Bacteriologisch onderzoek op
de praktijk. Locatie: Hotel \'De Roskam\',
Gorssel. Aanvang: 15.30 uur.

12 Excursie Groep Geneeskunde van het
Varken naar Intervet.

17 Intervisiebijeenkomst groep 9 (varken).
Onderwerp: computerprogramma Econo-
mie op een varkensbedrijf Locatie: Her-
vormd Centmm, Langbroek. Aanvang:
20.00 uur.

26 Vergadering Afdeling Gelderland.

28 Voordrachtmiddag Afdeling Limburg/
Noord-Brabant/Zeeland, werkgroep gezel-
schapsdieren te Weert.

Maart

3 Praktijkgerichte klinische avond over al-
lergieën en leveraandoeningen in Hotel
Waanders te Staphorst, aanvang: 19.30
uur.

19 Smdievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

25 Praktijkgerichte klinische avond over al-
lergieën en leveraandoeningen in Hotel
Van der Valk te Nieuw-Vennep, aanvang:
19.30 uur.

26 Voorjaarsvergadering Groep Paard, tevens
symposium \'Tandheelkunde bij het paard:
taak van veterinair of verzorger?\'. Sport-
centmm Papendal, 13.00-21.30 uur.

April

Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

Mei

Werkvergadering mnderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

CURSUSSEN

1998

Februari

2 PAO-D cursus: 98.905. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie.

3 PAO-D cursus; 98.122. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

3 PAO-D cursus: 98.301. Praktische econo-
mie 1 voor het varkensbedrijf (drie midda-
gen, tevens 10 en 17 febmari 1998).

4 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 2 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Barneveld. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: (077) 399 88 88.

4 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

4 PAO-D cursus: 97.401. Pluimveecasuï-
stieken.

5 PAO-D cursus; 98.901. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

5 PUO-cursus (België): 38) Ziekten bij ko-
nijnen die als hobbydieren gehouden wor-
den.

6 PUO-cursus (België): 22) PRRS (Porcine
Reproductive and Respiratory Syndrome).

6 PUO-cursus (België): 28) Praktische oefe-
ningen in radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie opna-
men.

10 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: dc
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

10 PAO-D cursus; 98.123. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

10—11 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en
voortplanting van het varken\'. Bureau
PHLO, Po.stbus 8130, 6700 EW
Wageningen. tel.; 0317-484093/484092,
fax; 0317-426547. Inschrijftermijn eindigt
op 12 januari 1998.

11 PAO-D cursus: 97.138. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

11 PAO-D cursus: 98.208. Casuïstiek melk-
veevoeding (Boxtel).

II PAO-D cursus: 97.310. Huisvesting en
verzorging varkens: Een zoötechnisch-ve-
terinaire analyse van het varkensbedrijf
(twee dagen, tevens 12 febmari 1998).

11 PAO-D cursus: 97.138. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

STUDIEREIS ZUID-AFRIKA IN APRIL

In vervolg op de studiereis naar de Baltische Staten in 1997 organiseert de KNMvD in 1998 een spectaculaire

STUDIEREIS NAAR ZUID-AFRIKA

Het gaat om een 17-daagse rondreis die zal plaatsvinden van 2 tot en met 18 april 1998.

Afhankelijk van het aantal personen dat meegaat, bedragen de kosten tussen de ƒ 4569,- en de ƒ 3998,- per persoon.
Hiervoor krijgt u een volledig verzorgde reis aangeboden, inclusief twee vluchten, rondreis per touringcar, excursies,
transfers, entreegelden volgens programma, 14 overnachtingen in diverse hotels op basis van logies en ontbijt, 14 uitge-
breide diners en deskundige Nederiandssprekende reisleiding ter plaatse.

Voor meer informatie, het reisprogramma en eventuele opgave kunt u terecht bij de KNMvD (Desiree van Eunen/Petra
Baars), telefoon: 030 - 2510111.

-ocr page 129-

CHRONISCHE NIERINSUFFICIËNTIE...
EEN NATUURLIJKE BONDGENOOT BRENGT UITKOMST!!!

l\'anneer er nierinsufficiëntie hij honden wordt geconstateerd, moet alles
D het werk worden gesteld om de restliinctie van de nier te behouden en
symptomen te bestrijden.

Juist deze twee doelstellingen liggen ten grondslag aan de samen-
telling van Eukanuba Veterinary Diets, Renal Phase 1 Formula en
[enal Pha.se 2 Formula. Allereerst wordt een
erdere daling van de giomerulus-filtratiesnelheid
ertraagd dixir het fosforgehake in het voer tot
en therapeutisch gunstig peil te beperken,
evens zorgt een aangepaste Omega-6:Omega-3
;rhouding van 5:1 voor normalisering van de
ipillaire druk in de glomeruli.

Daamaast heeft The lams Company als
erste het innovatieve concept van de "nitrogen
^p" in haar Renal Formula\'s opgenomen.

Deze "stikstof-fuik" komt in het darmstelsel tot stand dcxir toepassing van

een uniek vezelmengsel dat bacteriegroei en fermentatie bevordert.

De captatie van de serumstikstof neemt hierdcxir toe, wat een

aanmerkelijke verhoging van de uitscheiding van stikstof via de faeces tot

gevolg heeft. Hierdcxir kunnen meer zorgvuldig geselecteerde eiwitten

worden aangeKxJen om aan de minimale dagelijkse

behi->efte aan essentiële aminozuren te voldoen.

Tenslotte worden kaliumcitraat en calcium-

carbonaat aan de Renal Formula\'s toegevoegd om

metabole acidose te bestrijden.

Renal Phase 1 Formula en Renal Phase 2

Formula ondersteunen de behandeling van vcxirt-

schrijdende nierinsufficiëntie bij honden op een

revolutionaire, wetenschappelijke manier, waarbij

het algehele welzijn van het dier steeds votiropstaat.
Geïndiceerd bij gevorderde
niermufficienae.

EUKANUBA.«: VETERINARY DIETS

DE WETENSCHAPPELIJKE BENADERING BIJ CHRONISCHE NIERINSUFFICIËNTIE.

Voor informatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B.V, Tel. 0411-677500.
ViKir technisfhp inf.irmjrip imirrpnt
ame nnirliirrpn liint ii rirh u/pn,I>r. 1-lr.ll^r.^ ni»,^,.R \\! T.l . ntri l

•t

lAMS

OOMMMT

-ocr page 130-

0

Een voor dierenartsen toch zo belangrijke publicatie van een beslissing van het Veterinair Tuchtcollege is
door het juridisch taalgebruik helaas moeilijk leesbaar Het is soms de vraag of de boodschap op die ma-
nier wel overkomt. Dergelijke informatie zou naar mijn mening op een andere wijze aan onze beroeps-
groep kenbaar gemaakt moeten worden. De gewaardeerde inleiding van de juriste van het Secretariaat
van de KNMvD kan niet meer zijn dan een korte samenvatting die juist tot verder lezen prikkelt. Ik wens u
daarmee veel succes!
 k

Onlangs stond er in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde een verslag over een nieuwe procedure met be-
trekking tot de registratie van diergeneesmiddelen vanaf I januari 1998; de zogenaamde \'wederzijdse er-
kenning \'. Hoewel registratie in Europees verband nu efficiënter en sneller kan plaatsvinden, leert de er-
varing met Nederland tot nu toe dat er een gebrek is aan overleg met de beoordelaars en dat er vaak hoge
(extra) eisen aan dossiers worden gesteld. Dit kan ertoe leiden dat internationaal werkende veterinair-
farmaceutische bedrijven besluiten om Nederland niet meer te betrekken in de registratieprocedure of een
aanvraag in ons land terug te trekken ingeval er zich problemen voordoen. Dit betekent weer een risico
van een verdere verschraling van het beschikbare diergeneesmiddelenpakket.

De eisen die aan een diergeneesmiddel worden gesteld, worden nog weieens vergeleken met die aan hu-
mane geneesmiddelen. De omzet van één humaan geneesmiddel kan echter die van de totale Nederlandse
diergeneesmiddelenmarkt benaderen! Bovendien moet voor diergeneesmiddelen bestemd voor consump-
tiedieren vaak nog onderzoek gedaan worden naar ecotoxiciteit, spuitplekken en residuen. Het is daarom
niet meer zo verH\'onderlijk dat er steeds minder nieuwe diergeneesmiddelen worden ontwikkeld en dat
producten voor minor species zijn verdwenen. Als er geen geregistreerd alternatief diergeneesmiddel
voorhanden is, mag voor deze groep in bepaalde gevallen uitgeweken worden naar magistrale bereiding
of kan een humaan geneesmiddel worden toegepast met een wettelijke wachttijd van dertig dagen. De
meeste registraties voor paarden in Nederland zijn in het verleden gesneuveld op het ontbreken van (vol-
doende) residu-onderzoek. Een toekenning van een wettelijke wachttijd was hierbij niet mogelijk. Het is
dan curieus te constateren dat het momenteel in enkele Europese landen weer mogelijk is om producten te
registreren voor paarden die \'niet bedoeld zijn voor consumptie\'! Of is dit slechts juridisch taalgebruik?

Namens de Hoofdredactie,
dr P.A.M. Overgaauw

VandeHooWredactie

-ocr page 131-

ONDERZOEK NAAR SPREIDING VAN EEN INTRAMUSCULAIR
TOEGEDIEND LEVEND GE-NEGATIEF BHV1 MARKERVACCIN
OP TWEE RUNDVEEBEDRIJVEN

Tijdschr Diergeneeskd I99H: 123: 109-11

W.H.M. van derPoeP en J.J. Hage^

Oorspronkelijke artikelen

SAMENVATTING

Voor de eradicatie van BHVl in Nederland wordt levend
gE-negatief BHVl markervaccin toegepast. Om te onder-
zoeken of dit vaccin na intramusculaire toediening spreidt
naar ongevaccineerde runderen in een koppel, werd op
twee bedrijven een deel van de aanwezige runderen gevac-
cineerd. Van een rundveebedrijf met 114 BHVl-antili-
chaam negatieve dieren werden 45 dieren, en van een melk-
veebedrijf met 55 melkkoeien werden alle aanwezige
BHVl-positieve, in totaal tien, dieren gevaccineerd. De
vaccinatie werd herhaald na ongeveer een maand. Na de
vaccinatie werd onderzocht of bij de niet-gevaccineerde
dieren een antilichaam response contra BHVl was opge-
treden. Bij een enkel dier van het melkveebedrijf (B) werd
een seroconversie waargenomen. Het betreffende dier re-
ageerde echter positief in zowel een gE-ELISA als een gB-
ELISA waaruit geconcludeerd kon worden dat er sprake
was van een infectie met een veldvirus. Spreiding van le-
vend gE-negatief BHVl markervaccin na intramusculaire
toediening werd bij geen enkel van de onderzochte onge-
vaccineerde dieren (n=154) waargenomen. Intramusculair
gebruik van BHVl gE-negatief markervaccin op twee
rundveebedrijven leidde niet tot spreiding van het vaccin.

SUMMARY

Investigation of the spread of an intramuscularly admi-
nistered live gE-negative BHVl marker vaccine among
cattle on two farms

Cattle are vaccinated with a live gE-negative BHVl-marker vaccine as a
part of a programme to eradicate bovine herpesvirus 1 in the Netherlands.
To investigate whether this vaccine is transmitted to unvaccinated cattle in a
herd after intramuscular administration, cattle from two herds were vacci-
nated: of a herd of 114 BHVl-antibody negative cattle on one farm, 45 ani-
mals were vaccinated, and of a dairy herd of 55 cattle in another farm, all 10
BHVI-positive animals were vaccinated. Vaccination was repeated after
about a month. Antibodies against BHVl were determined in all unvaccina-
ted cattle to detect potential BHVl-antibody responses. Only one unvacci-
nated cow (from the dairy herd) showed BHVl seroconversion. However,
this antihodyrespon.se was detected by a gE-ELISA as well as by a gB-
ELISA. This indicates that the animal was infected by a field virus and not by
the gE-negative vaccine virus. Thus intramuscularly administered live gE-
negative BHVl marker vaccine did not spread to unvaccinated cattle (n =
154) on two farms.

INTRODUCTIE

Het bovine herpesvirus 1 (BHVl) behoort tot de alpbaber-
pesvirinae, een subfamilie van de herpesviridae (9) en ver-

\' Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting, Faculteit Diergeneeskunde,

Yalelaan 73584 CL Utrecht, Tel: 030-2531087, Telefax: 030-2521887
^ Gezondheidsdienst voor Dieren, .Afdeling Herkauwer.sgezondheidszorg, Postbus
361. 9200 AJ Drachten.

O

oorzaakt infectieuze bovine rhinotracheitis (IBR), infecti-
euze pustulaire
Vulvovaginitis (IPV) en infectieuze pustu-
laire balanophostitis (IPB) (7). In het kader van de eradicatie
van BHVl in Nederland is in september 1995 een aanvang
gemaakt met de vaccinatie met een BHVl gE negatief mar-
kervaccin. Met behulp van de BHVl markervaccins die in de
afgelopen vijfjaar ontwikkeld zijn is het niet alleen mogelijk
om de emst van de klinische verschijnselen te verminderen
maar kan ook de virusuitscheiding na infectie gereduceerd
worden (5, 7). In veldonderzoek is gebleken dat markervac-
cins de BHVl circulatie met circa 50% kunnen terugdringen
(1). Bij gebmik van markervaccin kunnen BHV1 veldvirus
geïnfecteerde dieren onderscheiden worden van gevacci-
neerde dieren en geruimd worden tegelijkertijd met een vac-
cinatiecampagne (6).

In de vaccinatiecampagne in Nederland wordt geadviseerd
het vaccin intramusculair toe te passen. Omdat de BHVl
markervaccin vaccinatie in Nederland uiteindelijk tot doel
heeft dat alle runderen BHVl antilichaam negatief worden,
is het in principe ongewenst dat het vaccin spreidt naar onge-
vaccineerde dieren. Na intranasale toediening van conven-
tionele levende BHVl vaccins kunnen hoge vaccintiters in
de neus aangetoond worden en kan gemakkelijk spreiding
van vaccin optreden naar ongevaccineerde koppelgenoten
(11, 13). Waarschijnlijk is de kans op een spreiding na intra-
musculaire toediening van levend gE-negatief BHVl mar-
kervaccin klein, maar het is niet bekend of het onder veldom-
standigheden echt niet optreedt. Het doel van het hier
beschreven experiment was te onderzoeken of levend gE-ne-
gatief vaccin na intramusculaire vaccinatie onder veldom-
standigheden spreidt naar ongevaccineerde mnderen in een
koppel.

MATERIAAL EN METHODEN

Bedrijven

Voor dit onderzoek werden twee volledig gesloten rundvee-
bedrijven geselecteerd. Bedrijf A bestond uit een koppel van
114 vrouwelijke mnderen ouder dan twee jaar. Deze dieren
waren gehuisvest in een ligboxenstal en hadden intensieve
contactmogelijkheden. Tijdens de onderzoeksperiode wer-
den van dit bedrijf geen dieren afgevoerd.
Bedrijf B was een melkveebedrijf met een ligboxenstal, met
gedurende de onderzoeksperiode in totaal circa 110 mnderen
waarvan 55 melkproducerende dieren en 90 dieren ouder dan
een jaar. Tijdens de onderzoeksperiode werd de bedrijfsvoe-
ring op dit bedrijf niet veranderd. Afvoer van koeien en ver-
vanging door eigen opfok vond op de gebruikelijke wijze
plaats.

Op beide bedrijven waren alle aanwezige dieren geïdentifi-
ceerd met een oomummer (I&R).

Serologie

Voor de vaccinatie werden op beide bedrijven de dieren on-
derzocht op de aanwezigheid van BHVl antilichamen. Op

-ocr page 132-

bedrijf A werd bloed van alle dieren onderzocht door middel
van het Deense testsysteem als beschreven door Hage
et al.
(4). Op bedrijf B werden alle dieren ouder dan een jaar (90)
onderzocht met een gB-blocking ELISA als beschreven door
Kramps
et al. (8). Om met maximale gevoeligheid te onder-
zoeken werden sera onverdund getest. Van de dieren jonger
dan een jaar werd een steekproef bloedonderzoek bij vijf die-
ren verricht (gB-blocking ELISA).

Op bedrijf A vond een tweede en een derde bloedonderzoek
plaats bij alle ongevaccineerde dieren op respectievelijk 19
en 41 dagen na de eerste vaccinatie. Tevens werden bij die
gelegenheden twee respectievelijk één gevaccineerde dieren
(controles) bemonsterd. De sera werden onderzocht door
middel van het Deense testsysteem. Op bedrijf B werd de ge-
hele melkveestapel inclusief de gevaccineerde dieren voor
de tweede maal bemonsterd op ruim zes maanden na de eer-
ste vaccinatie, en onderzocht in een onverdunde gB-bloc-
king ELISA.

Vaccinatie

In totaal 45 aselect gekozen dieren van bedrijf A, en alle
BHVl-positieve dieren van bedrijf B, in totaal tien (zie re-
sultaten), werden intramusculair gevaccineerd met levend
BHVl gE-negatief markervacein op basis van stam Difivac
(Bayovac, IBR marker vivum, Bayer, Monheim) (10).
Vaccinatie vond plaats volgens voorschrift van de fabrikant.
Op zowel bedrijf A als B vond een herhalingsvaccinatie
(boostering) plaats op 28 dagen na de eerste vaccinatie.

RESULTATEN

Tijdens de onderzoeksperiode zijn van bedrijf B in totaal ne-
gen van de melkkoeien afgevoerd, verspreid over de periode
van één maand tot zes maanden na vacinatie. Onder deze ne-
gen afgevoerde dieren waren vijf van de tien BHVl-posi-
tieve, gevaccineerde dieren.

Bij aanvang van het onderzoek waren alle dieren van bedrijf
A BHVl-negatief (Deense testsysteem) terwijl van bedrijf
B alleen de tien oudste dieren positief reageerden in de gB-
ELISA. Éénenveertig dagen na vaccinatie werd op bedrijf A
bij geen enkel van de niet-gevaccineerde dieren (69) BH V1 -
antistoffen gevonden. Op bedrijf B werden BHVl-antistof-
fen gevonden bij één enkel ongevaccineerd dier. Naar aan-
leiding van deze bevinding werden alle dieren ouder dan
een jaar (90) vervolgens onderzocht in een gE-ELISA als
beschreven door Kaashoek
et al. (6). Bij het onderzoek met
behulp van de gE-ELlSA werden antistoffen gevonden bij
al de dieren die ook positief reageerden in de gB-ELlSA
(11). Al deze dieren waren blijkbaar geïnfecteerd met veld-
virus. Van de steekproef van vijf dieren jonger dan een jaar
reageerde geen enkel dier positief Alle drie de gevacci-
neerde dieren van bedrijf A, waarvan ter controle serologie
werd verricht, vertoonden een antilichaamresponse na vac-
cinatie.

DISCUSSIE

Het doel van het hier beschreven experiment was te onder-
zoeken of levend gE negatief vaccin na intramusculaire vac-
cinatie onder veldomstandigheden spreidt naar ongevacci-
neerde runderen in een koppel.

In de BHVl eradicatie-campagne in Nederland wordt op dit
moment het levend gE-negatief BHVl markervacein vrij al-
gemeen toegepast. De bevinding dat levend gE negatief vac-
cin onder experimentele omstandigheden beter in staat is ge-
bleken om BHVl transmissie te verminderen dan de
geïnactiveerde vorm van het vaccin (2), ligt hieraan ten
grondslag. Uit ander onderzoek is gebleken dat door vacci-
natie van seropositieve runderen de door dexamethason-be-
handeling geïnitieerde reactivatie van BHVl verminderd
kan worden (3). Vaccinatie van BHVl-positieve dieren
wordt toegepast met het doel de reactivatie van veldvirus uit
deze dieren te reduceren. In ons onderzoek is op het ene be-
drijf vaccinatie van seropositieve dieren uitgevoerd terwijl
op het andere bedrijf de seronegatieve dieren zijn gevacci-
neerd.

Piekexcretie van het gE-negatieve vaccinvirus na intrana-
sale toediening kon worden waargenomen tussen vier en
acht dagen na inoculatie (5). Een eventuele excretie/trans-
missie na intramusculaire toediening zal zeker enkele dagen
langer op zich laten wachten omdat het virus eerst de weg
naar de luchtwegorganen zal moeten afleggen. Theoretisch
zou een eventuele excretie, indien zij optreedt, verwacht
mogen worden één tot twee weken na vaccinatie. Op de be-
drijven in het onderzoek was geen transmissie waarneem-
baar tot het eind van de onderzoeksperiode op respectieve-
lijk 41 dagen en zes maanden na vaccinatie. Op beide
bedrijven was er geen enkel ongevaccineerd dier dat serolo-
gisch reageerde op het gebruikte markervacein, waarmee
aangetoond is dat geen van de ongevaccineerde dieren
(n=154) geïnfecteerd werd met het markervacein. Er was
wel één dier dat in de onderzoeksperiode geïnfecteerd werd
met een BHVl veldvirus. Bij navraag bij de eigenaar bleek
dat dit dier in contact was geweest met een uitgebroken pink
van het buurbedrijf en aansluitend respiratoire verschijnse-
len had vertoond.

Na herhaalde intranasale vaccinatie met levende gE-marker-
vaccin onder experimentele omstandigheden is aangetoond
dat het vaccinvirus gereactiveerd kan worden. Na intranasale
vaccinatie bleek virus-DNA aantoonbaar in de trigeminale
ganglia; dit werd echter niet gevonden na intramusculaire
vaccinatie (Kaashoek
et al., niet gepubliceerde gegevens)
Wanneer uit een dier latent aanwezig levend gE negatief
BHVl markervacein in de praktijk gereactiveerd en uitge-
scheiden kan worden, dan is het mogelijk dat het vaccin in
het veld blijft circuleren, hetgeen als ongewenst beschouwd
kan worden.

Gedurende de onderzoeksperiode is geen transmissie van
vaccinvirus waargenomen. Het blijft echter de vraag of la-
tentie met reactivatie niet op een zeer laaggradig niveau zou
kunnen plaatsvinden; dat is hier niet exphciet onderzocht.
Op de twee onderzochte bedrijven leidde dit in elk geval niet
tot transmissie binnen respectievelijk 41 dagen en zes maan-
den. Transmissie als gevolg van een eventuele laaggradige
reactivatie treedt blijkbaar niet gemakkelijk op. Om met ze-
kerheid aan te tonen dat het in het geheel niet optreedt zullen
veel meer dieren gedurende lange tijd gevolgd moeten wor-
den.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de spreiding
van gE-negatief BHVl markervacein na intramusculaire
toediening op twee praktijkbedrijven niet kon worden waar-
genomen. De bevindingen ondersteunen de aanname dat
spreiding na intramusculaire toediening niet of nauwelijks
optreedt en niet interfereert met de eradicatie van BHVl in
Nederland.

DANKBETUIGING

De auteurs willen de eigenaren van de beide rundveebedrijven. Holland
Genetics (destijds ET-NoordWest) en G. Zomer bedanken voor hun mede-
werking aan dit onderzoek. Aan J.T. van Oirschot zijn wij dank verschul-
digd voor het kritisch lezen van het manuscript.

-ocr page 133-

LITERATUUR

1. Bosch JC, Frankena K, Franken P, Hage JJ, Jong MCM de. Kaashoek
MJ, Maris-Veldhuis MA, Noordhuizen JPTM. Poel WHM van der,
Verhoeff J, Weerdmeester K. Zimmer GM, and Oirschot JT van.
Bovine herpesvirus I marker vaccines reduce the incidence of infec-
tions. Vaccine 1997a; (geaccepteerd voorpublicatie).

2. Bosch JC. Bovine herpes 1 marker vaccines: tools for eradication?
Doctoral Thesis, Utrecht 1997b.

3. Bosch JC, Kaashoek MJ, and Oirschot JT van. Inactivated marker vac-
cines are more efficacious in reducing field bovine herpesvims 1 ex-
cretion after reactivation than a live marker vaccine. 1997c; Vaccine
(geaccepteerd voor publicatie).

4. Hage JJ. Epidemiology of bovine herpesvirus type 1 infections.
Doctoral Thesis, Utrecht 1997.

5. Kaashoek MJ. Moerman A, Madic J. Rijsewijk FAM, Quak J,
Gielkens ALJ, and Oirschot JT van. A conventionally attenuated gly-
coprotein E-negative strain of bovine herpesvirus 1 is an efficacious
and safe vaccine. Vaccine 1994; 12: 439-44.

6. Kaashoek MJ, Moerman A, Madic J, Weerdmeester K, Maris-
Veldhuis M. Rijsewijk FAM, and Oirschot JT van. An inactivated vac-
cine based on a glycoprotein E-negative strain of bovine herpesvims I
induces protective immunity and allows serological differentiation.
Vaccine 1995; 13:342-6.

i ■ fiTi

7. Kahrs RE. Bovine rhinotracheitis: a review and update. J Am Med
Assoc 1977; 171: 1055-64.

8. Kramps JA, Magdalena J, Quak J, Weerdmeester K, Kaashoek MJ,
Maris-Veldhuis MA, Rijsewijk FAM, Keil G, and Oirschot JT van. A
simple, specific and highly sensitive blocking enzyme-linked assay for
detection of antibodies to bovine herpesvims type I. J Clin Microbiol
1995;32:2175-81.

9. Roizman B, Desrosiers RC, Fleckenstein B, Lopez C, Minson AC, and
Studdert MJ. The family herpesviridae: an update. Arch Virol 1992;
123:425-49.

10. Strube W, Auer S, Abar B, Bergle RD, Block W, Heinen E, Kretzdom
D, Rodenbach C, and Schmeer N. Infectious bovine rhinotracheitis
marker vaccines - chemically inactivated and live attenuated - for the
improvement ofBHVI control programs: Evaluation of immunogeni-
city. Proc. XVlll worid Buiatrics Congress, Bologna 1994: 761-4.

11. Poel WHM van der, Kramps JA, Quak J, Brand A, and Oirschot JT
van. Persistence of bovine herpesvims I (BHVl )-specific antibodies
in canle after intranasal vaccination with a live virus vaccine. Vet Rec
1995; 136:347-8.

12. Dmnen Littel- van den Hurk S van, Parker MD, Massie B, Hurk JV van
den, Harland R, Babiuk LA, and Zamb TJ. Vaccine 1993; 11: 25-35.

13. Wiseman A, Msolla PM, Selman IE, Allan EM, Comwell HJC, Pirie
HM,andlmsay WS. Vet Rec 1978; 103:391.

ULTRASCHALL IN DER KLEINTIERPRAXIS

ARBEITSANLEITUNGEN UND FEHLERMÖGLICHKEITEN
BEI ABDDMINALER SONDGRAPHIE

Boekbesprekingen

K. Hittmair. Stuttgart. Ferdinand Enke Verlag. 1997, 123
hh. (61 afbeeldingen, 2 tabellen). ISBN 3 432 29171X.

\'Ultraschall in der Kleintierpraxis\' is een klein, wat sober
ogend boekje, uitgegeven in de reeks \'VET special\'. Dat so-
bere uiterlijk doet echter geen recht aan de inhoud: het is een
vlot geschreven boekje met afbeeldingen van zeer goede
kwaliteit. Het is geschreven door een auteur met een ruime
ervaring in de echografie, die niet de literatuur maar haar ei-
gen ervaring als leidraad genomen heeft bij de beschrijven
van de mogelijkheden en beperkingen van echografie van de
buikholte.

In zes hoofdstukken worden achtereenvolgens de basisprin-
cipes van echografie, artefacten, de keuze van een echogra-
fiesysteem, de voorbereiding van de patiënt, de methode van
onderzoek en de mogelijkheden en beperkingen van het on-
derzoek van de buikorganen behandeld. Het geheel wordt af-
gesloten met een literatuurlijst van 99 relevante artikelen en
een handig zakenregister.

In het, in boeken over echografie onvermijdelijke, hoofdstuk
over de basisprincipes wordt helder uiteengezet hoe geluid
gebruikt kan worden voor het maken van afbeeldingen van
het lichaam, op welke manier de signalen kunnen worden af-
gebeeld, welke typen geluidskoppen er zijn en hoe het zit
met zaken als oplossend vermogen en focussering.
Vervolgens worden de belangrijkste artefacten behandeld en
geïllustreerd aan de hand van klinische beelden.
Zeer informatief is het hoofdstuk over de keus van een ge-
schikt echografie-apparaat, waarin een checklist wordt gege-
ven van alle punten waarop men moet letten bij de aanschaf
van een echografiesysteem.

In een kort hoofdstukje over de voorbereiding van de patiënt
zijn nuttige tips te vinden over de inrichting van de onder-
zoeksmimte en over positionering van de patiënt. In aanslui-
ting hierop wordt uitgelegd hoe het onderzoek wordt uitge-
voerd en hoe de verschillende organen van de buikholte
benaderd worden. Systematisch wordt per orgaan het nor-
maalbeeld beschreven, wordt aangegeven welke de indica-
ties zijn voor echografisch onderzoek, welke afwijkingen
gevonden kunnen worden en wat hiervan de betekenis kan
zijn. Bij de parenchymateuze organen wordt steeds onder-
scheid gemaakt tussen diffuse en lokale afwijkingen, en bij
de holle organen wordt onderscheidt gemaakt tussen afwij-
kingen van de wand en van de inhoud. Dit hoofdstuk wordt
afgesloten met een bespreking van de \'valkuilen\' die men
kan tegenkomen bij echografie van de buikholte.

\'In de beperking toont zich de meester.\' Katharina Hittmair
heeft niet geprobeerd een allesomvattend boek over echogra-
fie te schrijven. Het resultaat is een niet meer dan 123 pagi-
na\'s tellend boekje dat men in één keer uitleest, dat boorde-
vol praktische tips en informatie staat, en dat van harte wordt
aanbevolen aan studenten, dierenartsen die overwegen echo-
grafie in hun diagnostisch arsenaal op te nemen, en dieren-
artsen die zich al met echografie bezighouden.

G. Voorhout

-ocr page 134-

I ij^r-

MASTITIS NA DROOGZETTEN GEASSOCIEERD MET
TEPELDOEKJES. BESMET MET
PSEUDOMONAS
AERUGINOSA

J. Son. H.W. Barkemai, I.M. J.M. Berghegel G.H.A. Borst\'\', L.J.P. Hoornick^ en

O. C. Sampimon njdschr Diergeneeskd 1998:123: 112-3

SAMENVATTING

Op zes Nederlandse bedrijven stierven koeien aan een
ernstige, acute mastitis veroorzaakt door
Pseudomonas
aeruginosa.
Dit gebeurde in aansluiting op droogzetten
met antibiotica. Vooraf waren de slotgaten gereinigd met
tepeldoekjes, die besmet waren met
Pseudomonas aerugi-
nosa.

SUMMARY

Mastitis after drying off associated with teat wipes conta-
minated with
Pseudomonas aeruginosa

On 6 Dutch dairy farms cows died of an acute, very serious mastitis caused
by
Pseudomonas aeruginosa. This happened shortly after drying off with
antibiotics. Before drying off the teat ends were cleaned with teat wipes con-
taminated with
Pseudomonas aeruginosa.

INLEIDING

Pseudomonas aeruginosa is een ubiquitair voorkomende bac-
terie (6). De bacterie kan zich goed vermenigvuldigen tussen 6
en 42 graden Celsius. Groei is zelfs mogelijk in een omgeving
waar maar zeer weinig organisch materiaal aanwezig is (1).
Pseudomonas aeruginosa wordt gedood bij 60-70"C (3).
Pseudomonas aeruginosa kan bij het mnd mastitis en abortus
veroorzaken. Bij mastitis kan het beeld wisselen van subkli-
nisch tot peracuut. De bron, waamit
Pseudomonas aerugi-
nosa
komt, kan variëren. Dat kan besmet water voor reiniging
van de uiers (3, 4) zijn, maar ook besmette uierdoeken (1).
Verschillende malen is een
Pseudomonas aeruginosa-vms,{\\-
tis beschreven na het in de tepel inbrengen van besmet materi-
aal. Daarbij kan de inhoud van een injector of de injector zelf
verontreinigd zijn (6, 7,9).

De hier beschreven Pseudomonas aerMg/«osa-mastitiden
ontstonden in aansluiting op het droogzetten met antibiotica
na reiniging van het slotgat met tepeldoekjes, die besmet wa-
ren met
Pseudomonas aeruginosa.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

In augustus 1996 werden op één bedrijf vier koeien 24 uur na
het droogzetten met antibiotica emstig ziek. De koeien had-
den een verlaagde temperamur, koude extremiteiten, waren
benauwd, hadden een verhoogde pols (120/min.) en ver-
hoogde ademfrequentie. De huid was bezweet en één koe had
blauwe slijmvliezen. Binnen één dag stierven twee koeien,
die beide ter sectie zijn aangeboden op de Gezondheidsdienst

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Arnsbergstraat 7. 7418 EZ Deventer.
^ Praktizerend dierenarts. Hevelde.

voor Dieren te Deventer. Eén van de twee overlevende dieren
verwierp het kalf na enkele dagen. De uier was aanvankelijk
niet gezwollen bij de twee gestorven koeien en bij één van de
twee zelfs nog niet bij de dood.

In dezelfde praktijk deden zich binnen enkele weken op twee
bedrijven soortgelijke gevallen voor. In deze gevallen waren
op ieder bedrijf twee koeien ziek. Op één bedrijf stierven
beide koeien. Daarvan is er één ter sectie aangeboden. Op het
andere bedrijf stierf één koe en de andere koe aborteerde. De
temperatuur varieerde van een ondertemperatuur (37,5\'\'C) tot
39,5 en 41 °C. De uiers waren hevig gezwollen en in één geval
was sprake van een blauw uier.

In dezelfde periode is hetzelfde beeld waargenomen bij drie
koeien op een bedrijf in een andere praktijk. Ook deze drie
koeien zijn gestorven.

In de zomer van 1997 is dit ziektebeeld opnieuw op twee be-
drijven gezien, waarbij respectievelijk twee en drie koeien
zijn gestorven. Hiervan zijn er drie ter sectie aangeboden.
Uit de ingezonden melkmonsters en de ter sectie ingezonden
koeien werd
Pseudomonas aeruginosa geïsoleerd, meestal
uit de uier maar ook uit uierlymfeklieren, hersenen, milt en
nier.

Het sectiebeeld varieerde. De uierontsteking wisselde van
niet emstig tot hevig hemorragisch met veel ontstekingsvocht
en een boterzuurlucht. In een aantal gevallen werd een diffuse
necrose in het uierweefsel gezien, zodat gesproken kan wor-
den van een gangreneuze mastitis.

In vijf van de zes gevallen bleken tepeldoekjes besmet te zijn
met
Pseudomonas aeruginosa. Op het zesde bedrijf waren de
tepeldoekjes net opgebmikt. Deze tepeldoekjes waren alle
van één fabrikant afkomstig en verpakt in een bus met 100
doekjes. Het gebruikte reinigingsmiddel was de quaternaire
ammonium-base cetromonium-bromide (0,25%).
Na de eerste vier gevallen heeft de fabrikant in oktober 1996
besloten om met de levering van de tepeldoekjes te stoppen.
Op het eerst beschreven bedrijf werd
Pseudomonas aerugi-
nosa
ook gevonden in het strooisel van een ligbox.

DISCUSSIE

Besmetting van de doekjes

De gebmikte tepeldoekjes waren verpakt in een bus met 100
doekjes. Op de gebmiksaanwijzing werd aangegeven dat de
bus na opening weer afgesloten moest worden en bewaard
diende te worden op een droge plek buiten de melkstal.
In de hierboven beschreven gevallen is dit niet of onvol-
doende gebeurd. Waarschijnlijk is de vrijwel overal voorko-
mende
Pseudomonas aeruginosa in de bus terechtgekomen.
Deze bacterie kan bij kamertemperatuur zich goed vermenig-
vuldigen. Het aanwezige reinigingsmiddel heeft de groei van
Pseudomonas aeruginosa niet kunnen verhinderen, waar-
door de spenen schoongemaakt werden met besmette tepel-
doekjes.

-ocr page 135-

Klinisch beeld

In dit geval werden de uierontstekingen direct na het inbren-
gen van de injector gezien. Dat is echter lang niet altijd het
geval. In de meeste gevallen wordt pas de (hevige) uieront-
steking gezien rond het afkalven en in de eerste weken ema,
tot zelfs 12 weken na het kalven (7). Dit is wellicht mogelijk
omdat een klein aantal
Pseudomonas aeruginosa-bdiCienèn
geen reactie veroorzaakt in de uier (11). Pseudomonas ae-
ruginosa
slaat vervolgens pas toe bij hormonale veranderin-
gen, aanwezigheid van lactoferrine en/of weerstandsvermin-
dering (7). Uit experimentele besmettingen (11) bleek dat
grote(re) aantallen
Pseudomonas aeruginosa-bdicXsnèn een
hevige afweerreactie van de uier veroorzaken waardoor een
infectie niet aanslaat. Ook bij hoge celgetallen is de afweer
blijkbaar zodanig dat een
Pseudomonas-masiiüs zich niet
ontwikkelt. Een superinfectie met
Pseudomonas aeruginosa
is dan ook moeilijk (11).

De klinische verschijnselen kunnen wisselen maar zijn vaak
ernstig, zoals ook in de hierboven beschreven gevallen. Een
gangreneuze mastitis werd gezien hoewel dat niet vaak be-
schreven wordt bij een
Pseudomonas-masthis (2).
Toch zijn er ook gevallen beschreven waar
Pseudomonas
een belangrijke subklinische mastitis verwekker was met
nauwelijks klinische problemen (5). Dit wordt ook in Neder-
land nog wel eens gezien.

Een duidelijk kenmerk van een subklinisch besmet kwartier
met
Pseudomonas aeruginosa is het sterk verhoogde koecel-
getal. Het verhoogde koecelgetal is derhalve een duidelijk
criterium voor een bacteriologisch kwartiermelkonderzoek
op bedrijven met
Pseudomonas aeruginosa-masüüs (3).
Aan een verontreiniging moet gedacht worden als uit een
melkmonster met een laag celgetal
Pseudomonas aerugi-
nosa
wordt geïsoleerd. Differentieel diagnostisch komt mas-
titis, veroorzaakt door
E.coli, in aanmerking.

Voorkomen in Nederland

In de eerste helft van 1997 werd Pseudomonas aeruginosa
op de Gezondheidsdienst aangetoond in 0.29% van de 11836
bacteriologisch positieve subklinische mastitis-monsters en
in 1.1% van de bacteriologisch positieve klinische mastitis-
monsters.

Behandeling

Een behandeling van een klinische Pseudomonas aerugi-
nosa
mastitis is zelden succesvol (6, 7, 9, 10) hoewel een
succesvolle therapie bij subklinische mastitis wel beschre-
ven wordt (5).

Pseudomonas aeruginosa is meestal multiresistent en was in
de hierboven beschreven gevallen ongevoelig voor ampi-
amoxycilline, amoxy-clavulaanzuur, Cephalosporine en tri-
methoprim-sulfa, maar gevoelig voor kana-neomycine en
colistine. Bij de acute, hevige mastitiden sterft de koe
meestal, ondanks een intensieve therapie. Dat was ook vaak
het geval in de bovenbeschreven gevallen. Als een koe ech-
ter opknapt dan blijft de koe toch nog vaak besmet en kunnen
tot 19 maanden later (7) opflikkeringen plaatsvinden,
meestal in een periode van weerstandvermindering zoals bij-
voorbeeld rond het kalven. Het is derhalve het beste om één-
maal besmette koeien af te voeren (6,7,9). Op deze manier is
ook het risico van horizontale besmetting verminderd.
Horizontale besmetting wordt beschreven (7, 9) maar wordt
gewoonlijk niet als emstig beschouwd. Bovendien is dit
moeilijk te bewijzen omdat ook besmettingen vanuit de om-
geving van de koe kunnen plaatsvinden (besmette boxen).

Aanpak bedrijfsprobleem

De bedrijfsmatige aanpak van de Pseudomonas-masXWXs is
niet altijd eenvoudig. Allereerst is het van belang om de bron
te vinden. In de hierboven beschreven ziektegevallen waren
dat hoogstwaarschijnlijk de tepeldoekjes die gebmikt wer-
den bij het droogzetten met antibiotica.Ook reinigingswater
voor de uiers (3, 4), besmette uierinjectoren (7, 9), besmette
tepeldips-besmette melkmachine-onderdelen en uierdoeken
worden beschreven (1). Ook ligboxen kunnen besmet zijn
(1). Uitgebreid bacteriologisch onderzoek in de omgeving
van de koeien is dan nodig. Onderzoek van het melkfilter is
een onderdeel dat zeker niet vergeten mag worden.
Na het vaststellen van de bron moeten de besmette koeien
opgespoord worden. Uit onderzoek van Nicholls is gebleken
dat een tweemalig koppelonderzoek met een tussentijd van
7-14 dagen voldoende effectief was om de besmette dieren
op te sporen.
Pseudomonas aeruginosa is goed te isoleren.
Pseudomonas aeruginosa wordt echter intermitterend uitge-
scheiden (8) en vaak in kleine hoeveelheden (10, 11). Om
een zo goed mogelijk bacteriologisch resultaat te behalen
wordt daarom aangegeven om het melkmonster eerst 24 uur
te bebroeden alvorens een kweek in te zetten (10).
In de hier beschreven ziektegevallen was de bedrijfsproble-
matiek relatief éénvoudig. De bron was duidelijk en de be-
smette dieren zijn vrijwel allemaal gestorven of afgevoerd
vóórdat ze afkalfden. Het probleem kan nog zijn dat be-
smette dieren niet afgevoerd zijn omdat ze genezen leken te
zijn. Bij deze dieren is de kans op een opflikkering altijd aan-
wezig en blijft het celgetal vaak verhoogd. Derhalve is het
beter om ook de dieren, die hersteld lijken te zijn van een
Pseudomonas aerwg/\'noia-mastitis, op te mimen.

DANKBETUIGING

De auteurs zijn H.H. Poppinga uit de dierenartsenpraktijk Wommels, R.H.J.
Huijbers van Pfizer Animal Health en R.M.J. Rutten en J.A.C.M. Lohuis
van Intervet erkentelijk voor hun medewerking bij dit onderzoek.

LITERATUUR

1. Aarts PAJA. Pseudomonas mastitis bij het rund: een literatuurover-
zicht. Referaat Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting,
Rijks Universiteit Utrecht. 1993; 47.

2. Crossman PJ, and Hutchinson I. Gangrenous Mastitis associated with
Pseudomonas aeruginosa. Vet Rec 1995; 136; 548.

3. Curtis PE. Pseudomonas aeruginosa Contamination of a Warm Water
System Used for Pre-milking Udder Washing. Vet Rec 1969; 84; 476-7.

4. Erskine RJ, Unflat JG, Eberhardt RJ, el al. Pseudomonas mastitis:
Difficulties in detection and elimination from contaminated wash-wa-
ter systems. J Am Vet Med Assoc 1987; 191:811-5.

5. Kirk. JH. and Bartlett PC. Nonclinical Pseudomonas aeruginosa mas-
titis in a dairy herd. JAVMA 1984; 184:671-3.

6. Malmo J, Robinson B, and Morris RS. An outbreak of mastitis due to
Pseudomonas aeruginosa in a dairy herd. Austr Vet J 1972; 48; 137-9.

7. Nicholls TJ, Barton MG, and Anderson BP. An outbreak of mastitis in
a dairy herd due to
Pseudomonas aeruginosa contamination of dry-
cow therapy at manufacture. Vet Rec 1981; 108:93-6.

8. Ollis G. and Schoonderwoerd M. Subclinical mastitis associated with
Pseudomonas aeruginosa and Serratia marcescens. Can Vet J 1989;
30: 525.

9. Osborne AD. An outbreak of Pseudomonas Mastitis in Dairy Cows.
Can Vet J 1981; 22; 215-7.

10. Packer RA. Bovine Mastitis Caused by Pseudomonas aerugino.ia. J
Am Vet Med Assoc 1977; 170: 1166.

11. Schalm OW, Lasmanis J. Carroll EJ. Experimental Pseudomonas ae-
ruginosa
Mastitis in Catlle. Am J Vet Res 1967; 28: 697-707.

-ocr page 136-

Overige artikelen

SAMENVATTING

Doel: Het verkrijgen van inzielit in de prevalentie van
pustulaire dermatitis bij dierenartsen, als een contactin-
fectie na verlossingen van landbouwhuisdieren.
Opzet: Retrospectief.

Plaats: De provincies Groningen, Friesland en Drenthe.
Methode: Via een korte enquête werd aan 310 dierenart-
sen gevraagd of en hoe vaak zij pustulaire dermatitis
hadden gekregen na verlossingen van landbouwhuisdie-
ren en wat het beloop was geweest. Ook werd gevraagd
naar bijzonderheden van de verlossingen (diersoort, toe-
stand van de vrucht, verloop van de partus), bacteriolo-
gisch onderzoek, preventieve maatregelen en therapie.
Resultaten: De respons op de enquête was 24,5%. Bij 62
(81,5%) van de 76 respondenten was één of meerdere
malen pustulaire dermatitis aan de armen ontstaan na
een verlossing van rund of schaap. Soms ging dit gepaard
met klachten als hoofdpijn, koorts, lymfadenitis en alge-
hele malaise.
Listeria monocytogenes (7 maal uit 13 mon-
sters) en
Salmonella dublin (4/13) waren de meest ge-
kweekte bacteriën.

Conclusie: Pustulaire dermatitis komt regelmatig voor
als beroepsaandoening bij dierenartsen na verlossingen
bij landbouwhuisdieren.

SUMMARY

Pustular dermatitis after deliveries of farm animals, an
occupational disease of veterinarians

Objective: To assess the prevalence of contact dermatitis after deliveries in
cattle or sheep among veterinarians.
Design: Retrospective.

Setting: Provinces of Groningen, Friesland, and Drenthe, the Neterlands.
.Methods: By means of a short inquiry 310 veterinarians were asked
whether and how often they had experienced pustular dermatitis after deli-
veries in cattle and sheep and what course the dermatitis had run. They were
also asked about details of the deliveries (type of animal, condition of the
foetus, course of the partus), about microbiological investigation, preven-
tive measurements and therapy.

Results: The response to the questionnaires was 24.5%. One or more episo-
des of pustular dermatitis on an arm after a delivery in cattle or sheep was
noticed by 62 (81.5%) of the 76 respondents. Sometimes il was associated
with secondary symptoms like headache, fever and lymphadenitis.
Listeria
monocytogenes
(7 times out of 13) and Samonella dublin (4/13) were the
agents cultured most often.

I.J.R. Visserl

Conclusion: Contact dermatitis after deliveries in cattle or sheep occurs
frequently as an occupational disease of veterinarians.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde 1996. l juni: 140(22): 1186-90.
I Mw. I.J.R. Visser, dierenarts-patholoog. Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus
361. 9200 AJ Drachten.

INLEIDING

Het voorkomen van pustulaire dermatitis op de armen bij die-
renartsen en veehouders is goed bekend binnen de beroeps-
groep. In de veterinaire literatuur staat het onderwerp wisse-
lend in de belangstelling. Minder vertrouwd met deze aan-
doening zijn huisartsen en medisch microbiologen. Pustulaire
dermatitis ontstaat als contactinfectie in aansluiting op verios-
singen van mnderen of schapen. Meestal betreft het zware ver-
lossingen van reeds gestorven geïnfecteerde kalveren die in
een emfysemateus ontbindingsstadium verkeren. Deze kalve-
ren zijn veelal te groot om de geboorteweg te kunnen passeren.
Ten behoeve van de verlossing wordt een foetotomie verricht.
Daarbij wordt het kalf in de utems met behulp van een draad-
zaag in stukken gezaagd en in gedeelten geëxtraheerd. Het
vergt veel intra-uterien manipuleren om de draadzaag op de
juiste plaatsen rond het kalf aan te brengen. Daamaast gaat de
extractie van de kalverdelen door de nauwe werkruimte met
veel weerstand gepaard. Via de zaag of uitstekende botdelen
kunnen gemakkelijk kleine wondjes aan de opperhuid van de
arm ontstaan, die als een porte d\'entrée kunnen fiingeren voor
de aanwezige kiemen.

Als veroorzakers van pustulaire dermatitis zijn een aantal speci-
fieke zoönosebacteriën bekend, zoals:
Brucella abortus (1,2),
Mycobacterium bovis (3), Listeria monocytogenes (4-6) en
Salmonella (7,8). Ook komen infecties voor veroorzaakt door
Staphylococcus aureus, Streptokokken of Escherichia coli (8).
Welke kiemen de oorzaak vormen is uiteraard afhankelijk van
de aanwezigheid van deze bacteriën binnen de rundveestapel.
Vanwege de georganiseerde dierziektebestrijding, die na de
Tweede Wereldoorlog intensief werd uitgevoerd, is de Neder-
landse rundveestapel nu vrij van bmcellose en tuberculose. In
de zeer uitzonderlijke gevallen dat deze aandoeningen tegen-
woordig onder het mndvee worden vastgesteld, betreft het
meestal importdieren. Dieren die serologisch positief zijn voor
B. abortus worden afgemaakt, evenals dieren met een positieve
huidreactie na intraculinatie met
M. bovis. Deze bacteriën ver-
oorzaken derhalve weinig humane zoönoseproblemen bij
direct contact met mndvee. Anders ligt het voor pustulaire
dermatitis door
Listeria en Salmonella. Deze bacteriesoorten
worden incidenteel aangetroffen bij contactinfecties (6-8).
Hoe frequent pustulaire dermatitis onder dierenartsen voor-
komt, is onduidelijk. Over het algemeen denkt de dierenarts
bij de constatering van pustels niet aan deze huidinfectie.
Meestal wordt geen bacteriologisch onderzoek verricht van
de pustels, zodat een goede kennis over de huidige veroorza-
kers ontbreekt.

Om meer inzicht te verkrijgen in de prevalentie van pustu-
laire dermatitis als contactinfectie, werd een enquête gehou-
den onder de dierenartsen van de provincies Groningen,
Friesland en Drenthe.

METHODEN

In het najaar van 1994 werd een korte vragenlijst naar alle
dierenartsen (n=310) in het werkgebied van de Gezond-

nriuue»*^» Ii w%

PUSTULAIRE DERMATITIS BIJ DIERENARTSEN NA
VERLOSSINGEN VAN LANDBOUWHUISDIEREN; EEN
BEROEPSZIEKTE*

Tijdschr Diergeneeskd 199H: 123: 114-7

-ocr page 137-

heidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland verstuurd. De
vragenlijst was kort gehouden, teneinde invulling ervan te
bevorderen (Tabel 1). Vragen betroffen onder andere de aard
van de partus en het aantal keren dat de dierenarts pustulaire
dennatitis had gehad.

Tabel 1. Vragenlijst inzake pustulaire contactdermatitis bij dierenartsen in
aansluiting op verlossingen van landbouw/huisdieren.

te hebben gekregen. Van de 60 dierenartsen met een contact-
infectie na een mnderverlossing, vermeldden er negen ook
na diverse schapenverlossingen problemen te hebben gehad
(in totaal 34 maal). Daamaast werd éénmaal een geit als bron
van besmetting vermeld en éénmaal een paard. De frequentie
van de klachten wisselde: 48 dierenartsen vermeldden één,
tot vijf maal pustels te hebben gehad, vier, zes tot tien maal,
twee \'geregeld\' en één \'sporadisch\'.
Enkelen meldden als frequenties 20,40 en 50 maal. Eén die-
renarts, die reeds 25 jaar praktijk voerde, vermeldde gemid-
deld twee tot vier maal per jaar deze klacht te hebben. Een
andere dierenarts schreef vrijwel altijd na verlossing van een
dode, \'niet frisse\' vrucht gedurende enige dagen last te heb-
ben. Door negen dierenartsen werd als extra infonnatie ge-
geven, dat de veehouder, die bij de verlossing had geassi-
steerd, eveneens dezelfde verschijnselen had gekregen.
Hoewel de vraag omtrent de status van het te verlossen kalf
niet consequent was ingevuld, werd slechts twee maal ge-
meld dat de infectie was ontstaan in aansluiting op een vlotte
verlossing van een levend kalf. Meestal waren de kalveren
(of lammeren) dood (30 meldingen); het frequentst werd de
aanwezigheid van een emfysemateuze stinkende vmcht ge-
meld (95 maal).

De pustels ontwikkelden zich vanaf twee a vier dagen na de
verlossing als diffuus verspreide erythemateuze plekken van
één tot drie mm diameter, met centraal een opkomend pus-
kopje (Figuur 1). Soms ontwikkelden enkele pusteltjes zich
tot een grootte van 5 mm diameter, waama ze spontaan door-
braken. De pustels waren over het algemeen na drie tot vier
dagen verdwenen, terwijl de oorspronkelijke locaties nog
gedurende twee weken als kleine erythemateuze plekken
zichtbaar bleven.

RESULTATEN

Er reageerden 76 dierenartsen op de enquête (24,5%). Allen
praktiseerden in een \'landbouwhuisdierenpraktijk\', dat wil
zeggen runder-, schapen-, varkens- en (of) paardenpraktijk.
Een groot aantal van hen werkte in een gemengde praktijk,
waar behalve landbouwhuisdieren tevens gezelschapsdie-
ren, zoals honden en katten, behandeld werden.
Van de 76 dierenartsen hadden er 60 (78,9%) weieens een
contactinfectie doorgemaakt in aansluiting op een verlossing
van een mnd (Tabel 2). Er gaven twee dierenartsen (2,6%)
expliciet aan deze infectie na een verlossing van een schaap

Tabel 2. Pustulaire dermatitis van de armen na een verlossing van een
rund of een schaap bij 76 dierenartsen [enquêtegegevens].

Melding

geen dennatitis

Aantal jaren practicus Aantal

dierenartsen

dermatitis na
verlossing van

rund schaap

1-5

10

10

0

6-10

13

12

1

11-15

20

17

3

16-20

6

4

2

21-25

17

12

1

4

26-30

5

2

3

31-35

3

1

1

1

onbekend

2

2

0

Totaal

76

601

2

14

* Van deze 60 dierenartsen meldden negen ook weieens dermatitis na een
schapenverlossing te hebben gehad.

1  Zo ja, was er een diagnose?

Waren er behalve de dermatitis nog andere ziekteverschijnselen met/zonder
koorts?

Hoe lang bleven de pusteltjes aanwezig?

Werden de armen met een desinfecterende zalf ingesmeerd?

* Zo ja, welke zalf.\'

Werd een antibioticumkuur ingesteld?

* Zo ja, welk antibioticum?

Eventuele opmerkingen:

-ocr page 138-

i iirv"

Behalve pustels meldden 22 dierenartsen (29%) ook neven-
verschijnselen; vier dierenartsen hadden vergrote en pijn-
lijke lymfeknopen in de oksels; twee andere kregen een
lymfadenitis met koorts. Verdere verschijnselen waren:
koorts (tweemaal); koorts met hoofdpijn (drie); alléén
hoofdpijn (vier); algehele malaise (zes). Eén dierenarts ver-
meldde ziekenhuisopname in aansluiting op de dermatitis.
Een andere gaf aan meningitis-Zencefalitisverschijnselen te
hebben gehad.

Er was één dierenarts die na een schapenverlossing drie we-
ken ziek was geweest en daarbij een pustulaire dermatitis
had gehad. Dat de respondenten zich niet altijd zorgen maak-
ten over de verschijnselen blijkt uit het antwoord van een
dierenarts die schreef \'altijd koortsig te zijn bij zoiets, maar
daar nooit aandacht aan te besteden\'.

Er raadpleegden 18 dierenartsen hun huisarts. Die schreven
antibiotica gedurende vijf tot tien dagen voor. Een scala van
antibiotica werd gebmikt: ampicilline (acht maal), erytro-
mycine (drie), penicilline (één), trimethoprim-sulfadiazine
(één), een combinatie van ampicilline en tetracycline (één),
doxycycline (één), oxytetracycline (één), amoxicilline (één)
en onbekend (één).

Volgens opgave werd 13 maal bacteriologisch onderzoek
van de pustels verricht, met als uitslagen:
L. monocytogenes
(zeven maal). Salmonella dublin (vier), S. virchow (één) en
Staphylococcus aureus (één).

Negen meldingen betroffen runderverlossingen waarbij uit
het dier S.
dublin was gekweekt, zonder dat bacteriologisch
onderzoek van de pustels was verricht.
Er hadden 14 dierenartsen nog nooit pustels op hun armen
geconstateerd na verlossingen. Wel gaven drie van hen aan
vaak een allergische reactie te krijgen na een verlossing.
Deze allergische reactie uitte zich als urticaria of hevige jeuk
op de armen. Beide beelden waren na ongeveer één uur weer
verdwenen.

BESCHOUWING

Veel dierenartsen ervaren pustulaire dermatitis na verlossin-
gen van landbouwhuisdieren. In Nederland zijn momenteel
ongeveer 2100 dierenartsen werkzaam als praktiserend die-
renarts in de landbouwhuisdierensector; in de (onderzochte)
provincies Groningen, Friesland en Drenthe circa 300). Via
een enquête bleek 81.5% van de respondenten pustulaire
dermatitis één of meerdere keren te hebben meegemaakt.
Het ontstaan van de infectie leek, behalve door de aanwezig-
heid van de pathogene kiemen, in de hand te worden gewerkt
door de zwaarte van de verlossing. Een relatief tijdrovende
verlossing met manuele oprekking van de geboorteweg,
moeilijke reposities en veel manipuleren van het kalf en de
aanwezigheid van een reeds gestorven vmcht kunnen het ri-
sico sterk verhogen. Alvorens een verlossing te verrichten
van een dode vmcht, smeren (veel) dierenartsen hun armen
uitgebreid in met een desinfecterend glijmiddel. Vooral die-
renartsen die langer in de praktijk zitten, gaven aan dit bij
emfysemateuze vmchten altijd met boorzalf te doen. Een na-
deel van boorzalf is dat dit na afloop van de werkzaamheden
lastig van de armen is te verwijderen. Soms worden tevens
lange handschoenen gebraikt. Deze scheuren echter vaak tij-
dens het manipuleren of ze verschuiven, waarna ze vervol-
gens vollopen met vmchtwater. Het dragen van handschoe-
nen wordt derhalve als storend ervaren en niet consequent
gedaan.

Het aantal jaren praktijkuitoefening leek verband te houden
met het aantal gemelde gevallen van pustulaire dermatitis na
een verlossing. Schnurrenberger
et al. constateerden dat de
meerderheid van de dierenartsen de meeste infecties opliep
tijdens de eerste vijf jaar praktijkuitoefening of tijdens de
studie (9). Uit onze enquête kwam dit niet zo duidelijk naar
voren. Wel meldden dierenartsen die langer in de praktijk za-
ten pustulaire dermatitis weieens tijdens de studie of lang ge-
leden te hebben gehad. Binnen grote beroepspraktijken met
vijf tot zes dierenartsen per praktijk bleek een duidelijk indi-
vidueel verschil in gevoeligheid te bestaan (niet bij de resul-
taten beschreven). In hoeverre deze gevoeligheid veroor-
zaakt wordt door een verschil in werkwijze of door een
verminderd weerstandsvermogen van de betreffende per-
soon, is onbekend.

De huid van de armen lijkt vatbaarder te zijn voor de derma-
titis dan de huid van de handen, waarbij de aanwezigheid van
kleine wondjes predisponerend kan werken. Desondanks
zijn er enkele gevallen beschreven van pustulaire dermatitis
door
L. monocytogenes waarbij géén huidlaesies na de ver-
lossing zichtbaar waren (6).

De aanwezigheid van pathogene kiemen in de geboorteweg
is uiteraard bepalend voor het al of niet ontstaan van de in-
fectie. Vóór de Tweede Wereldoorlog kwamen tuberculose
en bmcellose geregeld voor onder het mndvee. In die pe-

Oorzaak

Tabel 3. Oorzaken van abortus bij melkvee en schapen in 1994 in Noord-
Nederland*.

Aantal gevallen (%)

mnderen

schapen

Vimssen

IBR

8

(0,7)

BVD

8

(0.7)

Bacteriën

Salmonella dublin

144

(12,2)

3 (3,4)

A ctinomyces pyogenes

82

(6,9)

2 (2.2)

Bacillus

18

(1,5)

Staphylococcus aureus

11

(0,9)

Listeria monocytogenes

6

(0,5)

1 (1,2)

L. Ivanova

2 (2,2)

Pasteurella haemolytica

4

(0.3)

Yersinia pseudotuberculosis

1

(0,1)

3 (3,4)

Campylobacter fetus

4 (4,6)

overige

27

(4.4)

2 (2,2)

Schimmels en gisten

A.spergillus fumigatus

15

(1.3)

gisten

1

(0,1)

Protozoen

Neospora

204

(17,4)

To.xoplasma

23 (25,8)

Chlamydia

2 (2,2)

Overige oorzaken

congenitale afwijkingen

28

(2,4)

mummificatie

46

(3.9)

7 (7,9)

geen oorzaak

574

(48,7)

40 (44,9)

Totaal

1177

(100)

89 (100)

IBR = infectieuze boviene rinotracheïtis.
BVD = boviene virusdiarree.
Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland, Drachten.

-ocr page 139-

riode zijn contactinfecties na verlossingen door deze beide
kiemen beschreven (1,3). Vooral bij bmcellose werd tevens
regelmatig een allergie voor
B. abortus waargenomen (1).
Eindjaren vijftig nam de frequentie van tuberculose en bm-
cellose binnen de veestapel beduidend af en werden contact-
infecties door
L. monocytogenes gemeld (4), éénmaal zelfs
met een dodelijke afloop voor de veehouder (10). Hoewel
L.
monocytogenes
als ubiquitaire kiem bij mnderen meestal
meningitis veroorzaakt, kan dit pathogeen ook leiden tot
abortus. Dit komt niet zo vaak voor.

Bacteriën die abortus bij het vee veroorzaken, kunnen de
oorzaak van de dermatitis zijn. Als oorzaak van abortus bij
melkvee was in 1994 in het werkgebied van de
Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland
S. du-
blin
met 12,2% veruit de meest voorkomende pathogene
bacterie (Tabel 3). Bij schapen stond
Listeria op de tweede
plaats, samen met S.
dublin en Yersinia pseudotuberculosis
en voorafgegaan door Campylobacter fetus. Infecties met S.
dublin
onder melkvee zijn de afgelopen jaren sterk in aantal
toegenomen (II). De aanwezigheid van deze bacteriën on-
der de koeien kan de oorzaak zij n van veel van de huidige ge-
vallen van pustulaire dermatitis. Eén dierenarts schreef drie
verschillende bacteriën als veroorzaker van de pustels te
hebben gehad bij de contactinfectie na een verlossing van
een mnd, namelijk
L. monocytogenes, S. virchow en S. au-
reus.
Bij de infectie door S. virchow werd uit de betreffende
koe eveneens deze
Salmonella-soort gekweekt (7). Behalve
na de runderverlossingen was na een verlossing van een geit
bij dezelfde dierenarts een pustulaire dermatitis door
L. mo-
nocytogenes
ontstaan.

McLaugchlin et al. vermelden een toenemende incidentie in
Groot-Brittannië van pustulaire dermatitis door
L. monocyto-
genes
bij dierenartsen (6). Als verklaring geven zij aan: ver-
anderingen in de veterinaire praktijkuitoefening, een toege-
nomen oplettendheid van de betrokkenen en een veranderde
alertheid van microbiologen. Veranderingen in de dierge-
neeskundige praktijk zijn onder andere het intensiever bege-
leiden van mnderen wat betreft de fertiliteit en abortusproble-
men. In tegenstelling hiermee wordt het manueel verwijderen
van een achtergebleven nageboorte tegenwoordig niet meer
uitgevoerd. Een geïnfecteerde nageboorte die niet spontaan
loskwam binnen twee dagen werd vroeger \'afgepeld\' en was
derhalve een belangrijke bron van besmetting (1-3). Dat de
infecties door
L. monocytogenes bij dierenartsen in ons on-
derzoek leken te overheersen, kan mede veroorzaakt zijn
doordat vanwege de frequente secundaire klinische ver-
schijnselen relatief vaak nader bacteriologisch onderzoek
werd verricht. Een aantal keren werd het bacteriologisch on-
derzoek bij de Gezondheidsdienst voor Dieren uitgevoerd en
toog de dierenarts met deze kennis naar de huisarts.
Momenteel lijkt in Nederland
S. dublin te leiden tot relatief
veel infecties. Naast
S. dublin kunnen ook andere Salmo-
«e//a-serotypen pustelvorming veroorzaken. Pantekoek et
al.(\\2)
beschreven saint paul en Lund etal.{\\3) vermeld-
den
S. thompson en S. typhimurium met faagtype 204c als
veroorzakers.

Een geïnfecteerde dierenarts kan ook een infectiebron voor
de dieren zijn (13): zo raakten twee gezonde kalveren tijdens
de verlossing besmet door een dierenarts met een infectie
van de arm door
S. typhimurium. Deze kalveren kregen na
vier dagen een emstige diarree door
S. typhimurium met het-
zelfde faagtype. Bovendien bleken enkele pusteltjes gedu-
rende een tijdsperiode van mim drie maanden steeds temg te
komen na het uitvoeren van een zware verlossing. Het ge-
vaar van transmissie van
Salmonella-soorten naar dieren op
andere boerderijen via deze pustels was al eerder beschreven
door Williams (14). Een geïnfecteerde dierenarts kan uiter-
aard ook andere mensen besmetten.

t IkÊTt^M"

Drie respondenten meldden allergische reacties in aanslui-
ting op mnderverlossingen, overeenkomend met de bevin-
dingen van Prahl en Roed-Petersen (15). Hjorth
et al. vonden
tijdens hun studie naar contactallergie onder dierenartsen in
Denemarken, dat allergische reacties voor 37 dierenartsen de
reden waren dat zij hun beroep als practicus niet langer kon-
den uitoefenen (16). Naast dierlijk materiaal veroorzaakten
ook desinfectiemiddelen, antibiotica of andere medicijnen
de allergieën.

CONCLUSIE

Pustulaire dermatitis van de armen als contactinfectie na ver-
lossingen van landbouwhuisdieren komt bij dierenartsen re-
gelmatig voor. Als belangrijkste veroorzakers gelden mo-
menteel
L. monocytogenes en S. dublin. Deze pustulaire
dermatitis kan op zich ook een bron van infectie zijn voor an-
dere dieren en voor de mens.

LITERATUUR

1. fiaxthausen H, und Thomsen A. Brucella - Ausschlag bei Tierärzten.
Archiv J Dermatology und Syphilogy 1931; 163: 477-91.

2. Currier RW. Brucellosis. J Am Vet Med Assoc 1989; 195: 595-7.

3. Thomsen A. Occupational disease in Danish veterinary surgeons.
Meddelelser fra Statens veterinaere Serumlaboratorium, Copenhagen,
Denmark 1937; 170: 728-53.

4. Dijkstra RG. Huidinfectie door Listeria monocytogenes. Tijdschr
Diergeneeskd 1959; 84: 719.

5. Cain DB, and McCann VL. An unusual case of cutaneous listeriosis. J
Clin Microbiol 1986;23:976-7.

6. McLauchlin J. and Low JC. Primary cutaneous listeriosis in adults: an
occupational disease of veterinarians and fanners. Vet Ree 1994; 135:
615-7.

7. Viser IJR en Meijer P. Ben ongebruikelijke contactinfcctie na een ver-
lossing van een rund. Dier en Arts 1990; 5: 284-5.

8. Visser IJR. Cutaneous samonellosis in veterinarians. Vet Ree 1991;
129: 364.

9. Schnurrenberger PR. Walker JF, and Martin RJ. Brucella infection in
Illinoisveterinarians.J Am Vet med Assoc 1975; 167: 1084-8.

10. Mouton RP, and Kampclmacher EH. Listeria infection of the human
skin. Proceedings of the 3rd intemational symposium on listeriosis.
Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 1966:425-
34.

11. Visser IJR, Veen M, Giessen JWB van der, Peterse SJ en Wouda W.
Salmonella dublin op melkveebedrijven in Noord-Nederland. Tijdschr
Diergeneeskd 1993; 118:84-7.

12. Pantekoek JFCH, Rhodes CS, and Saunders JR. Salmonella folliculitis
in veterinarians infected during obstetrical manipulations of a cow.
Can Vet J 1974; 15: 123-5.

13. Lund LJ, Atkinson Wl, and Holt GJ. Transmission of salmonellae to
veterinarians. Vet Ree 1991; 129:415.

14. Williams E. Veterinary surgeons as vectors of Salmonella dublin. Br
Med J 1980; 280:815-8.

15. Prahl P. and Roed-Petersen J. Type I allergy from cows in veterinary
surgeons. Contact Dermatitis 1979; 5: 33-8.

16. Hjorth N. and Roed-Petersen J. Allergic contact dermatitis in veteri-
nary surgeons. Contact Dermatitis 1980; 6: 27-9.

17. Wilkenson DS. Causes of unexpected persistence of an occupational
dermatitis. In: Griffiths WAO, Wilkinson DS, editors. Essentials of in-
dustrial dermatology. Oxford: Blackwell 1985; 111; 24.

-ocr page 140-

ft«»

RAPPORT NATIONALE RAAD VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK

INTEGRALE AANPAK DIERGEZONDHEID DRINGEND
NDODZAKELIJK

Berichten en verslagen
»

Uitdagingen voor de diergezond-
heidszorg

De raad verwacht dat de kansen op be-
smettingen zullen toenemen door de
groeiende mobiliteit van mensen, dieren
en goederen, de toenemende contacten
met besmettingshaarden in Oost-Euro-
pa en de groeiende omvang van de hou-
derij van al dan niet exotische dieren,
bijvoorbeeld in natuurgebieden of bij
hobbyboeren, kinderboerderijen en der-
gelijke. Het huidige verbod op vaccina-
tie tegen een aantal zeer besmettelijke
dierziekten, zoals varkenspest en mond-
en klauwzeer leidt tot grote ziekterisi-
co\'s, vooral voor de intensieve, grcwt-
schalige en sterk gespecialiseerde
Nederlandse veehouderij.
De politieke druk om ook voor andere
ziekten zoals IBR. BVD, Paratuber-
culose en Aujeszky een non-vaccinatie-
beleid te gaan volgen zal waarschijnlijk
verder toenemen, onder andere door
toetreding tot de EU van perifere landen
met een geringe veedichtheid. Ook de
EU-zoönose-richtlijn versterkt de druk
in deze richting. Dit plaatst de Ne-
derlandse veehouderij en de Neder-
landse overheid voor een groot dilem-
ma. Noch het vasthouden aan non-
vaccinatie, noch het opgeven daarvan is
aantrekkelijk. Het zoeken naar nieuwe,
altematieve strategieën vormt tot ver in
het komende decennium een grote uit-
daging voor alle betrokkenen in de dier-
gezondheidszorg. Deze nieuwe strate-
gieën dienen niet alleen veterinair-
technisch adequaat te zijn, maar ook
maatschappelijk en politiek aanvaard-
baar. Voorts moeten spanningsvelden
tussen eisen op het gebied van dierge-
zondheid, welzijn en milieu worden op-
gelost.

Ontwerpen van diergezondheidsstra-
tegieën

De NRLO constateert dat het huidige
veterinaire en zoötechnische onder-
zoek weliswaar veel wetenschappe-
lijke inzichten en kennis heeft opgele-
verd en nog steeds oplevert, maar dat
voor de oplossing van bovengenoem-
de vraagstukken daamaast een meer
integrale benadering op hogere aggre-
gatieniveaus (bedrijf, sector, regio,
land) dringend noodzakelijk is. Kop-
peling van veterinaire en zoötechni-
sche kennis met andere disciplines zo-
als infonnatie- en risico-analyse, orga-
nisatie- en bestuurskunde, economie,
sociologie, ethiek en planologie en
probleemgerichte samenwerkingsver-
banden is daarbij een must.
De NRLO stelt voor om een netwerk (of
virtueel kenniscentmm) op te zetten, be-
staande uit kennisproducten van uiteen-
lopende signatuur en probleemeigena-
ren bij overheid en bedrijfsleven. Doel-
stelling van dit netwerk is niet de fiinda-
mentele kennisgeneratie of technologie-
ontwikkeling, maar de synthese van
kennis in een probleemgerichte aanpak.
Een kleine, onafhankelijke unit zou ge-
durende tenminste vijf jaar op moeten
treden als trekker, makelaar en pro-
gramma-coördinator. Deze unit bestaat
uit enkele ervaren, hooggekwalificeerde
personen, zowel wetenschappers als
niet-wetenschappers, zowel personen
met een bèta- als met een gamma-ach-
tergrond. Hoofdtaak van de unit is het
bij elkaar brengen van nieuwe combina-
ties van deskundigen, het laten genere-
ren van nieuwe ideeën en het laten uit-
voeren van haalbaarheids- en pilotstu-
dies.

Op langere termijn dreigt de diergezondheidssituatie de achilleshiel van de
Nederlandse veehouderij te worden, tenzij een aantal nieuwe wegen worden
ingeslagen. De Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO)
doet hiertoe een viertal voorstellen in zijn rapport \'Naar een gezonde veehou-
derij\', dat op 3 februari 1998 is aangeboden aan Directeur Generaal Ir. J.F. de
Leeuw van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Door dr. ir. J.G. de Wilt, NRLO

Expertise-netwerk epidemiologie

De raad stelt bovendien vast dat de ken-
nis van de pathobiologie en de epide-
miologie van dierziekten een belang-
rijke bottleneck vormt voor de ontwik-
keling van adequate diergezondheids-
strategieën. Om deze reden stelt de
NRLO voor een stmctureel expertise-
netwerk op te zetten, met als hoofdtaak
het systematisch verzamelen en bewer-
ken van gegevens over de verspreiding
van dierziekten (inclusief zoönosen),
mede in relatie tot de kenmerken van de
ziekten, de houderij systemen, de stmc-
tuur van sectoren en andere relevante
factoren. Dit netwerk van instellingen
zoals Gezondheidsdienst. RVV, FdD,
ID-DLO, LU, RIVM en proefstations,
heeft ook een functie als monitorings-
en surveillancesysteem. Gegevens wor-
den verkregen via verschillende kana-
len, zoals managementsystemen op de
veehouderijbedrijven, klinische diagno-
ses en monitoring aan het einde van het
productieproces (slachthuis, eipaksta-
tions, meikcontrole). Daamaast wordt
cohortonderzoek uitgevoerd voor speci-
fieke vraagstellingen. In de aanvang-
fase, gedurende de eerste drie tot vier
jaar, treedt een kleine unit op als trekker
en katalysator. Het centmm is tevens
verantwoordelijk voor de ontwikkeling
van een organisatorische en fysieke in-
frastmctuur voor dataverzameling, -be-
werking en -beheer.

Geïntegreerde veehouderijsystemen

Dilemma\'s tussen gezondheidseisen en
eisen op andere terreinen, zoals milieu,
welzijn, economie en arbeid, kunnen
volgens de raad aanzienlijk worden ver-
minderd, dan wel opgelost, door com-
pleet nieuwe bedrijfssystemen te ont-
wikkelen, met genoemde eisen als
uitgangspunt. Zij stelt voor om hiertoe
task forces in het leven te roepen en
daarin verschillende disciplines van in-
stellingen binnen en buiten de agro-ken-
nisinfrastmctuur bij elkaar te brengen.
Deze task forces maken ontwerpen van
nieuwe bedrijfssystemen op basis van
nieuwe en nog te ontwikkelen technolo-
gieën en managementconcepten en tes-

-ocr page 141-

ten deze via virtual reality, voorbeeld-
ontwerpen en kleinschalige experimen-
ten in de praktijk.

Opleiden van beleidsepidemiologen
en veterinaire kw aliteitsmanagers

Tenslotte signaleert de NRLO dat er
een verschuiving te verwachten is van
de huidige, nog hoofdzakelijk op klini-
sche diagnostiek en therapie geba-
seerde aanpak naar een steeds meer
door risico- en kosten-batenanalyses
gestuurde diergezondheidszorg. Op de
arbeidsmarkt zal daardoor behoefte
ontstaan aan nieuwe typen professio-
nals: beleidsepidemiologen en veteri-
naire kwaliteitsmanagers. Beleidsepi-
demiologen bewegen zich in het circuit
van beleidmakers bij overheid en be-
drijfsleven en spelen een rol bij de ont-
wikkeling en het beheer van beheer-
sings- en vrijwaringsprogramma\'s voor
dierziekten. Veterinaire kwaliteitsma-
nagers hebben vooral een taak in het ad-
viseren van sectoren, ketens en indivi-
duele veehouders bij de keuze voor
bepaalde programma\'s en het begelei-
den van de implementatie ervan. De
raad acht hiertoe een verbreding van de
veterinaire en zoötechnische opleiding
nodig met disciplines zoals informatie-
analyse, economie, kwaliteitskunde,
bedrijfskunde en marktkunde. FdD en
LUW zouden hiertoe gezamenlijk een
curriculum kunnen opzetten.

m r*

firfi\'ii\'

Het verkenningenrapport 98/5 \'Naar
een gezonde veehouderij \' (27pagina \'s)
is op te vragen hij de NRLO, telefoon:
070 - 3785653 of fax: 070 -3786149.
Het rapport is tevens beschikbaar op in-
ternet: http/wwu\'.agro.nl/nrlo/

In de ochtend wordt wederom een green-
some stablefordwedstrijd gespeeld.
Deelname hieraan is niet verplicht. Van-
af 13.00 uur start de driebal stable-
fordchampionship. Het avondprogram-
ma zal in afwijking van voorgaande
jaren wel wat uitlopen en om die reden is
onze zeer gewaardeerde sponsor Alfasan
zo vriendelijk een dertigtal kamers aan te
bieden in hotel Kaatsheuvel. Voor een
beperkt aantal practici, die graag eens
kennis willen maken met de golfsport
bestaat er vanaf 13.00 uur de mogelijk-
heid om onder leiding van een golfjDro-
fessional een clinic te volgen. Deel-
nemers aan deze clinic zijn dan ook voor
het resterende deel van de dag onze gast.
Aanmelding kan geschieden door ƒ 35,-
over te maken op bankrekeningnummer:
32 57 48 160 ten name van Veterinair

Golfcomité te Hattem met vermelding
van handicap en homecourse en/of cli-
nic.

TWEEDE LUSTRUM VETERINAIRE
GOLFKAMPIOENSCHAPPEN 1998

Op grootse wijze zal het tweede lustrum van de veterinaire golfkampioen-
schappen op woensdag 20 mei 1998 worden gehouden. Plaats van handeling is
de golfclub de Efteling in het Brabantse Kaatsheuvel.

Wanneer u gebmik wenst te maken van
de door Alfasan aangeboden hotelac-
commodatie, wordt u verzocht vóór
1
april 1998 dit schriftelijk te melden bij J.
Kuipers, Eikenlaan 3,8051 BD Hattem.
Het belooft wederom een grandioze dag
te worden en vroegtijdige aanmelding
lijkt gewenst.

De Lustrumconimissie:
L.C.M. Beukers-Schröder
W.L. Keers
N.G. Simoncelli
R.A.J.M. van Meer
J. Kuipers

GDOD VETERINARY PRACTICE ONMOGELIJK NA
UITSPRAAK VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

Geachte redactie,

Met grote schrik en ergernis hebben wij
kennis genomen van de uitspraak 96/
0062 van het Veterinair Tuchtcollege.
De betreffende dierenarts werd verwe-
ten een niet-geregistreerd middel te heb-
ben gebruikt bij de behandeling van oor-
mijt bij een kat. Ten tijde van de
behandeling bestond geen geregistreerd
middel tegen oormijt bij katten. Omdat
hier niet sprake was van een direct le-
vensbedreigende situatie werd de klacht
gegrond verklaard. Deze uitspraak is be-
palend voor de jurispmdentie. Op deze
manier wordt de diergeneeskunde gro-
tendeels onmogelijk gemaakt. Wij mo-
gen wel een diagnose stellen maar geen
therapie starten indien er voor de aan-
doening geen geregistreerd diergenees-
middel bestaat. Dit ondanks het feit dat
er sprake is van zowel onnodig lijden als
een medische noodzaak.
In de praktijk moet noodzakelijkerwijs
gebmik gemaakt kunnen worden van
niet voor dieren geregistreerde genees-
middelen, ook al is er dan niet direct le-
vensgevaar voor het te behandelen dier.
Een greep uit de vele indicaties voor
deze middelen:

- haloperidol in de dermatologie;

- chloorthiazide bij diabetes insipidus;

- propanolol in de cardiologie;

- azathioprine in de immunologie;

- olsalazinedinatrium in de gastroente-
rologie;

- phospholine iodide in de oogheel-
kunde;

- etcetera, etcetera.

Wij leven mee met de betreffende die-
renarts. Hoger beroep bij het Veterinair
Beroepscollege lijkt zinvol. De Dierge-
neesmiddelenwet zal op een aantal pun-
ten moeten worden gewijzigd. Het
Veterinair Tuchtcollege zal zich daar-
voor moeten inzetten in het belang van
de diergeneeskunde in het algemeen en
het te behandelen dier in het bijzonder.

H.B.M.M. Wolters
R.H.C. van den Bos
Dierenkliniek Castricum

-ocr page 142-

Wij hebben met interesse de uitspraaic
en de motivering van het Veterinair
Tuchtcollege gelezen (Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1998; 123: 52 - 54)
betreffende het gebmik van een niet-ge-
registreerd diergeneesmiddel bij de be-
handeling van een kat met oormijt. Door
het Tuchtcollege werd een klacht tegen
een dierenarts op twee punten gegrond
verklaard. Allereerst werd de dierenarts
verweten een niet-geregistreerd dierge-
neesmiddel te hebben gebmikt in een si-
tuatie die niet acuut levensbedreigend is.
Het tweede verwijt betrof het feit dat de
patiënteneigenaar niet was ingelicht
over de risico\'s van het gebmik van het
niet-geregistreerde middel. Ons com-
mentaar willen we vooral beperken tot
het eerste aspect.

In artikel twee van de Vrijstellings-
regeling met betrekking tot artikel twee
van de Diergeneesmiddelenwet (\'het is
verboden een diergeneesmiddel dat niet
is geregistreerd, te bereiden, voorhan-
den of in voorraad te hebben, af te leve-
ren of bij dieren toe te dienen....\') staat
dat vrijstelling wordt verieend voor toe-
passing bij individuele dieren die in le-
vensgevaar verkeren, voor zover er geen
geregistreerd diergeneesmiddel be-
schikbaar is. Het begrip \'levensgevaar\'
is een rekbaar begrip. Bij veel aandoe-
ningen die niet acuut levensbedreigend
zijn, maar niet adequaat behandeld wor-
den, bestaat op langere termijn wel de-
gelijk levensgevaar. Een oormij tinfectie
kan leiden tot middenoorontsteking en
uiteindelijk tot de dood door bijvoor-
beeld meningitis. Bij andere aandoenin-
gen, die in eerste instantie niet levensbe-
dreigend lijken (zoals incontinentie), is
het dier vaak niet meer te handhaven als
gezelschapsdier en dreigt euthanasie.
Dezelfde redenatie geldt voor bedrijfs-
matig gehouden dieren.
Wij vinden het van belang hierbij aan te
geven dat het woord \'levensgevaar\' in
de Nederlandse wet een interpretatie is
van de oorspronkelijke (maar nog steeds
geldende) Europese richtlijn 81/851/
EEG; hier spreekt men in de vrijstel-
lingsregeling van \'onaanvaardbaar lij-
den\'. Deze definitie geeft de dierenarts-
practicus de nodige mimte. Een
oormijtinfectie bij de kat die niet behan-
deld wordt, leidt tot onaanvaardbaar lij-
den. Een dergelijke aandoening mag
derhalve volgens deze definitie, voor
zover geen geregistreerd alternatief aan-
wezig is, behandeld worden met een niet
voor de kat geregistreerd middel.

Een ruime interpretatie van het woord
levensgevaar is in de praktijk noodzake-
lijk. Voor veel indicaties (die op eerste
gezicht niet levensbedreigend zijn) is
geen diergeneesmiddel geregistreerd.
Wanneer dierenartsen voor deze indica-
ties geen middelen meer kunnen voor-
schrijven wordt dierenwelzijn in gevaar
gebracht en kan het beroep van dieren-
arts in veel gevallen niet meer goed wor-
den uitgeoefend.

Gezien het bovenstaande vinden we de
uitspraak van het Tuchtcollege over de
vrijstellingsregeling te rechtlijnig en on-
voldoende rekening houdend met de
huidige praktijksituatie. Wel zijn we het
eens met de uitspraak dat de eigenaar op
hoogte moet worden gesteld van het feit
dat er gebmik gemaakt wordt van een
diergeneesmiddel dal niet voor be-
treffende diersoort is geregistreerd. De
dierenarts dient, als besloten wordt tot
het gebmiken van een dergelijk middel
(waarvan geen beoordeling van effecti-
viteit en veiligheid door de overheid
voor betreffende diersoort heeft plaats-
gevonden), op de hoogte te zijn van de
dosering en mogelijke neveneffecten bij
betreffende diersoort en hij dient de risi-
co\'s bij patiënteigenaar ter sprake te
brengen. De dierenarts had dus op de
hoogte moeten zijn van het feit dat de
species kat zeer gevoelig is voor de
(oto)toxische effecten van lindaan en
dat deze stof, indien geïndiceerd, een-
malig in lage doseringen dient te worden
toegepast (uitsluitend bij intact trom-
melvlies), waarbij de overtollige hoe-
veelheid lindaan weer verwijderd
wordt.

RUIME INTERPRETATIE \'LEVENSGEVAAR\'

Tot slot willen wij bij de wetgever be-
pleiten om de Europese definitie (on-
aanvaardbaar lijden) over te nemen en
de Nederiandse definitie (levensgevaar)
te schrappen.

C.H.P. Pellicaan, apotheker.

Apotheek Faculteit der
Diergeneeskimde
S.J. Mesu, apotheker. Project veteri-
naire Apotheek/Apotheek Faculteit der
Diergeneeskunde
Prof. A.S. JP.A.M. van Miert,
Veterinaire Farmacologie, Farmacie
en Toxicologie
Prof A. Pijpers, Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskimde
dr. R. J. Slappendel, Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
dr. A.J. Venker-van Haagen, Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren

TUCHTCOLLEGE: ONZORGVULDIGE GEZONDHEIDSZORG
VOOR VARKENS

Veterinair tuclitpeclit

Hieronder wordt uitspraak 96/0049
van het Veterinair Tuchtcollege ge-
publiceerd. Het betreft een dierenarts
J.G.F. wonende te S. Door het afgeven
van entstoffen, de RBD-regeling niet
juist na te leven en het zonder meer
uitschrijven van een veevoederattest
heeft beklaagde volgens de klacht-
ambtenaar ernstig onzorgv uldig ge-
handeld.

Het verweer van de dierenarts in kwestie
onder meer inhoudende dat de klacht-
ambtenaar niet tijdig de klacht heeft in-
gediend, dat hij al strafrechtelijk veroor-
deeld is voor dezelfde feiten en dat een
en ander diende om de drukke praktijk
draaiende te houden treft geen doel. De
dierenarts wordt een voorwaardelijke
schorsing met een proeftijd van driejaar
opgelegd vanwege onzorgvuldig hande-
len en het feit dat door zijn handelen ern-
stig schade voor de gezondheidszorg
voor dieren heeft kunnen ontstaan.

Bureau KNMvD.
mr. P.S. van Egmond

-ocr page 143-

Uitspraak in de zaak van ........, de

Ambtenaar, bedoeld in artikel 29,
eerste lid, van de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde 1990,

hiema te noemen: de klachtambtenaar,
......tegen
drs J.G.F., beklaagde wo-
nende te S.

DE PROCEDURE

Bij klaagschrift gedateerd 2 mei 1996,
aangevuld bij schrijven van 28 augus-
tus 1996, heeft de klachtambtenaar
zich tot het Veterinair Tuchtcollege
gewend.

Beklaagde heeft bij schrijven van 9 juli
1996, aangevuld bij schrijven van 8 ja-
nuari 1997, gereageerd op de klacht.
Het College heeft de zaak op 13 maart
1997 ter zitting behandeld. Namens de
Klachtambtenaar was daarbij aanwe-
zig drs. H.C.A. Leemans. Beklaagde
was in persoon aanwezig en werd bij-
gestaan door zijn raadsman mr.
C.G.M. van Rossum.

DE KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals monde-
ling nader toegelicht ter zitting, ver-
klaart de klachtambtenaar - kort sa-
mengevat en zakelijk weergegeven -
het volgende.

Blijkens de door de klachtambtenaar
overgelegde processen verbaal num-
mers 1367/94/0333 en 1630/94/021
oefent beklaagde op een onzorgvuldige
wijze de diergeneeskunde uit. Immers:

- Uit voomoemde processen verbaal
blijkt dat beklaagde aan varkenshou-
ders entstoffen heeft afgegeven, op-
dat deze de varkens zelf konden en-
ten, terwijl beklaagde in strijd met
de waarheid op de declaratieformu-
lieren heeft verklaard dat hij de be-
treffende varkens zelfheeft ingeënt.

- Voorts heeft beklaagde blijkens
voomoemde processen verbaal in
strijd met de uitvoeringsvereisten
van de Regeling bedrijfscontrole
dierziekten gehandeld door van min-
der dan het ingevolge die regeling
vereiste aantal dieren bloedmonsters
te nemen. Vervolgens heeft be-
klaagde deze bloedmonsters ver-
deeld over meerdere bloedhuizen tot
het voorgeschreven aantal en, in
strijd met de waarheid, op de daartoe
bestemde formulieren verklaard dat
zijn handelingen overeenkomstig de
voorschriften van de uitvoerings-
richtlijn waren. Deze handelingen
zijn door beklaagde veelvuldig ver-
richt.

PUBLICATIE BESLISSING VETERINAIR TUCHTCOLLEGE INGEVOLGE ARTIKEL 16 DERDE LID, VAN DE WET
OP DE UITOEFENING VAN DE DIERGENEESKUNDE 1990

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

- Uit genoemde processen verbaal
blijkt verder dat beklaagde, zonder
de ziektegeschiedenis van het desbe-
treffende bedrijf en de aard van de
ziekte van de betrokken dieren te
kennen, een veevoederattest heeft
uitgeschreven ter levering en ver-
werking van diergeneesmiddelen in
voeder bestemd voor dieren.
De klachtambtenaar is van mening dat
beklaagde door zijn handelen een on-
aanvaardbaar risico heeft genomen
met betrekking tot de gezondheid van
dieren, met betrekking tot welke zijn
hulp was ingeroepen, en door zijn han-
delwijze schade heeft berokkend aan
de gezondheidszorg voor dieren in het
algemeen.

Ten aanzien van het door beklaagde
opgeworpen verweer dat de klacht-
ambtenaar niet ontvankelijk zou moe-
ten worden verklaard in verband met
het overschrijden van een termijn
waarbinnen het indienen van een
klacht nog redelijk valt te achten,
merkt de klachtambtenaar op dat een
termijn van twee jaren redelijk is te
achten. Voorts wijst de klachtambte-
naar erop dat in het medisch tuchtrecht
ook bij overschrijding van een redelijk
te achten termijn daamit, gelet op de
aard van de daarmee gemoeide belan-
gen, niet de bevoegdheid van het tucht-
college voortvloeit de klager niet ont-
vankelijk te verklaren en het onder-
zoek van de gegrond verklaring van de
klacht achterwege te laten.
De klachtambtenaar is voorts van me-
ning dat een samenloop tussen straf-
rechtelijke en tuchtrechtelijke afdoe-
ning van een en hetzelfde vergrijp
mogelijk is, mede gelet op de aard van
het tuchtproces, waarin de toetsing van
gedragingen die niet in een nauwkeu-
rige delictsomschrijving kunnen wor-
den vervat, aan de orde is.

HET VERWEER

In zijn verweerschrift, zoals monde-
ling nader toegelicht ter zitting, ver-
klaart beklaagde - kort samengevat en
zakelijk weergegeven - het volgende.
Het meest verstrekkende verweer van
beklaagde houdt in dat de klachtamb-
tenaar niet ontvankelijk dient te wor-
den verklaard in zijn klacht, voorzover
deze inhoudt dat beklaagde onregel-
matigheden heeft begaan in het SVD-
onderzoek. Beklaagde voert in dit ver-
band aan dat de klacht zodanig laat is
ingediend dat beklaagde er op is gaan
vertrouwen dat er geen tuchtrechte-
lijke vervolging meer zou worden in-
gesteld. Beklaagde merkt op dat op 24
febmari 1994 door de AID voor het
eerst melding is gedaan dat in de straf-
zaak tegen beklaagde getuigen zijn ge-
hoord en beklaagde zelf is verhoord.
Vervolgens is het betreffende proces-
verbaal op 30 juni 1994 afgesloten. Op
5 oktober 1994 heeft de Officier van
Justitie ingestemd met overhandiging
van het strafdossier aan de klachtamb-
tenaar. Op 2 mei 1996 heeft de klacht-
ambtenaar de klacht ingediend.
Beklaagde concludeert dat de tucht-
rechtelijke vervolging zodanig traag is
ingesteld dat dit tot niet ontvankelijk-
heid van de klachtambtenaar moet lei-
den.

Daamaast wordt door beklaagde be-
toogd dat de niet ontvankelijkheid van
de klachtambtenaar voortvloeit uit de
omstandigheid dat in het onderhavige
geval beklaagde door een en dezelfde
overheid tweemaal, te weten strafrech-
telijk en tuchtrechtelijk, voor een en
hetzelfde feit wordt vervolgd. Hier-
door wordt door de overheid een dub-
bele leedtoevoeging beoogd, hetgeen
zich niet verdraagt met het algemeen
aanvaarde ne bis in idem beginsel.
Subsidiair wordt door beklaagde be-
toogd dat indien het College de klacht-
ambtenaar wel ontvankelijk acht, de
termijnoverschrijding zodanig emstig
is dat dit een omstandigheid is waar het
College bij het opleggen van een maat-
regel rekening mee dient te houden.
Beklaagde wijst er voorts op dat in re-
actie op de door hem begane onregel-
matigheden, de Stichting Gezond-
heidszorg voor dieren de over-
eenkomst met beklaagde heeft beëin-
digd, ten gevolge waarvan beklaagde
is uitgesloten van deelname aan de ge-
organiseerde gezondheidszorg voor
dieren. Deze opzegging en de juridi-

-ocr page 144-

sche procedures die daarop zijn ge-
volgd, hebben beklaagde bijzonder ge-
troffen. Beklaagde acht dit een om-
standigheid die het College dient mee
te wegen in zijn beslissing.
Ten aanzien van de inhoud van de
klacht betoogt beklaagde dat, anders
dan de kiachtambtenaar doet voorko-
men, de door beklaagde begane onre-
gelmatigheden niet het gevolg zijn van
een boos opzet of zucht naar geldelijk
gewin, doch moeten worden gezien als
een, weliswaar onjuiste, poging om
zijn drukke praktijk draaiende te hou-
den onder omstandigheden waarin be-
klaagde geen, althans onvoldoende
mogelijkheden had om zich te verze-
keren van de noodzakelijke dierge-
neeskundige assistentie.
Beklaagde merkt voorts op dat hij in-
middels door dezelfde autoriteiten als
die waartoe de klachtambtenaar be-
hoort, is ingeschakeld om diergenees-
kundige handelingen te verrichten in
het kader van een door de veterinaire
autoriteiten uitgevoerd controlepro-
gramma. Dit geeft naar zijn mening
aan dat er toch tenminste een begin van
twijfel is aan de waarachtigheid van de
klacht.

Ten aanzien van het verwijt dat be-
klaagde ten onrechte een veevoederat-
test heeft uitgeschreven betoogt be-
klaagde dat hij hierdoor weliswaar in
strijd met de voorschriften heeft ge-
handeld, doch dat de inhoud van het at-
test, ook wanneer hij wel volgens de
voorschriften zou hebben gehandeld,
niet anders zou hebben geluid. Dit
brengt beklaagde tot de opvatting dat
hem ten aanzien van dit onderdeel van
de klacht slechts een zeer licht verwijt
kan worden gemaakt hetgeen de op-
legging van geen, althans de allerlicht-
ste maatregel rechtvaardigt.

VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende

vaststaande feiten.

Beklaagde heeft in de periode 1 sep-
tember 1993 tot en met 8 februari 1994
in het kader van de controle op blaas-
jesziekte bij meerdere bedrijven waar
hij in het kader van de Regeling be-
drij fscontrole dierziekten 1993 werk-
zaamheden verrichtte, meerdere malen
bij drie varkens bloed afgenomen voor
controle op blaasjesziekte, dit bloed
verdeeld over twaalf buisjes en ver-
klaard dat het bloed in deze buisjes af-
komstig was van twaalf varkens.
Beklaagde heeft in de periode 1 sep-
tember 1993 tot en met 8 februari 1994
in het kader van de entingen welke
worden verricht ingevolge de Veror-
dening bestrijding ziekte van Aujes-
zky meerdere malen de vereiste entin-
gen bij varkens niet zelf verricht, doch
volstaan met het achterlaten van de be-
nodigde entstof bij de betreffende var-
kenshouders, opdat deze zelf de entin-
gen zouden kunnen verrichten. Be-
klaagde heeft ten aanzien van de be-
treffende varkens evenwel verklarin-
gen afgegeven inhoudende dat hij de
entingen zelfheeft verricht.
Beklaagde heeft op of omstreeks 18
oktober 1994, naar aanleiding van een
daartoe strekkend verzoek van de be-
trokken veevoederfabrikant, een attest
afgegeven voor de aflevering van ge-
medicineerd diervoeder zonder voor-
afgaande diagnose met betrekking tot
de dieren waarvoor het gemedicineerd
voeder bestemd was.

OVERWEGINGEN

Ten aanzien van de ontx\'ankelijkheid
Het College zal eerst bespreken het
verweer van beklaagde dat de klacht-
ambtenaar niet ontvankelijk dient te
worden verklaard in zijn klacht, voor
zover deze betreft het verwijt dat be-
klaagde bloedmonsters verkeerd heeft
genomen en het verwijt dat beklaagde
Aujeszky- entingen niet zelfheeft ver-
richt, doch door veehouders heeft doen
verrichten. Beklaagde voert daartoe
aan dat het tijdstip waarop de klacht is
ingediend zodanig laat is dat inbreuk is
gemaakt op het recht van beklaagde op
een behandeling van zijn zaak binnen
een redelijke termijn. Voorts wordt
door beklaagde een beroep gedaan op
het ne bis in idem beginsel.

Ten aanzien van het verweer dat de
klacht te laat is ingediend, overweegt
het College als volgt.
Het College begrijpt dit verweer aldus
dat beklaagde een beroep wenst te
doen op de in artikel 6, eerste lid, van
het Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de fundamen-
tele vrijheden (EVRM) neergelegde
norm dat bij het vaststellen van zijn
burgerlijke rechten en verplichtingen
of bij het bepalen van de gegrondheid
van een tegen hem ingestelde vervol-
ging eenieder recht heeft op een be-
handeling van zijn zaak binnen een re-
delijke termijn.

Het College stelt vast dat het recht tot
uitoefening van de diergeneeskunde
een burgerlijk recht is in de zin van
voornoemde bepaling. Volgens het
systeem van de Wet op de uitoefening
van de diergeneeskunde 1990 kan een
procedure als de onderhavige in begin-
sel leiden tot een maatregel die een in-
breuk vormt op dit recht. Dit brengt
mee dat de door artikel 6, eerste lid,
EVRM gestelde eis van een behande-
ling binnen een redelijke termijn op
het onderhavige geding van toepassing
is.

De eis van een behandeling binnen een
redelijke termijn strekt er toe te voor-
komen dat - in een geval als het onder-
havige - betrokkene langer dan rede-
lijk is moet leven onder de dreiging
van een tuchtrechtelijke klacht.
Uit de hem ter beschikking staande
stukken is het College gebleken dat be-
klaagde op 8 februari 1994 terzake van
dezelfde feiten als die welke voorwerp
vormen van dit onderdeel van de
klacht voor het eerst in het kader van
de tegen hem ingestelde strafrechte-
lijke vervolging door AlD-ambtenaren
is verhoord. Ingevolge artikel 42,
derde lid, zijn deze ambtenaren ver-
plicht om indien zij in een dergelijk ge-
val kennis bekomen van een tuchtver-
grijp, daarvan onverwijld mededeling
te doen aan de klachtambtenaar.
Hieruit volgt dat vanaf februari 1994
het aan beklaagde bekend had kunnen
zijn dat hem ter zake van de be-
treffende handelingen tevens een
tuchtrechtelijk verwijt zou kunnen
worden gemaakt. Vervolgens heeft het
twee jaren en drie maanden geduurd
voordat de klacht jegens beklaagde
daadwerkelijk is ingediend. Het
College heeft in de hem ter beschik-
king staande stukken geen aanwijzin-
gen kunnen vinden - en heeft die ook
niet van de klachtambtenaar vernomen
- die een aannemelijke verklaring zou-
den kunnen vormen voor deze aan-
zienlijke periode.

Het College is van oordeel dat de pe-
riode welke is gelegen tussen het mo-
ment waarop het beklaagde bekend
had kunnen zijn dat hij tuchtrechtelijk
vervolgd zou kunnen worden en dat
waarop de klachtambtenaar de klacht
heeft ingediend, te weten twee jaren en
drie maanden, dermate lang is dat er
sprake is van een emstige termijnover-
schrijding in de zin van artikel 6, eerste
lid, EVRM.

Ten aanzien van de vraag of de conse-
quentie van deze termijnoverschrij-
ding moet zijn dat de klachtambtenaar
niet ontvankelijk wordt verklaard in
zijn klachtrecht, zoals door beklaagde
wordt betoogd, overweegt het College
als volgt.

-ocr page 145-

Binnen liet stelsel van de georgani-
seerde gezondheidszorg voor dieren
moet grote waarde worden gehecht
aan hetgeen dierenartsen, die daartoe
een bijzondere overeenkomst met de
SGD zijn aangegaan, verklaren om-
trent door hen onderzochte of behan-
delde dieren. Twijfel ten aanzien van
door dierenartsen in dat verband afge-
legde verklaringen kan de geloofwaar-
digheid van het gehele systeem van de
georganiseerde gezondheidszorg voor
dieren in ernstig diskrediet brengen.
Bovendien is, doordat beklaagde zich
er niet van heeft verwittigd dat de die-
ren ten behoeve waarvan door hem
entstof is afgegeven ook daadwerke-
lijk zouden worden ingeënt, ook de ge-
zondheidstoestand van een groot aan-
tal dieren in gevaar kunnen komen.
Het College acht de hierdoor getroffen
belangen zo emstig dat de bedoelde
tennijnoverschrijding niet tot de niet-
ontvankelijkheid van de klachtambte-
naar kan leiden. Wel ziet het College
aanleiding om de bedoelde temiijn-
overschrijding te verdisconteren in de
zwaarte van de op te leggen maatregel.

1. Ten aanzien van het verweer dat de
klachtambtenaar niet ontvankelijk
moet worden verklaard, aangezien je-
gens beklaagde ook reeds een straf-
rechtelijke vervolging voor dezelfde
feiten als die welke tot de onderhavige
klacht hebben geleid is ingesteld, over-
weegt het College dat er geen geschre-
ven of ongeschreven rechtsregel be-
staat inhoudende dat indien een
dierenarts daadwerkelijk strafrechte-
lijk is vervolgd er geen ruimte meer
bestaat voor een tuchtrechtelijke toets
voorzover die betrekking heeft op de-
zelfde handelingen als die welke reeds
het voorwerp van een strafrechtelijke
vervolging hebben uitgemaakt. Met
name de opvatting dat voor tuchtrecht
slechts plaats zou zijn indien er sprake
is van een overtreding die niet in een
nauwkeurige delictomschrijving kan
worden vervat, vindt geen steun in het
recht. Een dergelijke opvatting mis-
kent dat een en dezelfde materiële han-
deling een overtreding kan betekenen
van zowel een strafrechtelijke als een
tuchtrechtelijke norm, welke beide
normen dan ook naast elkaar kunnen
worden getoetst. Wel is het College
van mening dat bij de oplegging van
een maatregel voor een gedraging die
ook reeds strafrechtelijk is afgedaan,
acht geslagen dient te worden op de in
het strafproces opgelegde straf of
maatregel, teneinde een onevenredig
zwaar geheel aan corrigerende reacties
op de gedraging te voorkomen.

Het bovenstaande leidt ertoe dat het
verweer dat de klachtambtenaar niet
ontvankelijk moet worden verklaard,
wordt verworpen.

TEN GRONDE

Ten aanzien van de inhoud van de
klacht zal het College eerst bespreken
de onderdelen die zien op het afgeven
van entstoffen aan veehouders en de
wijze waarop beklaagde uitvoering
heeft gegeven aan de in het kader van de
Regeling bedrijfscontrole dierziekten
door hem verrichte bedrijfscontroles.
Zoals reeds volgt uit het hierboven
overwogene is het College van oordeel
dat door het handelen van beklaagde
de gezondheidszorg voor dieren in het
algemeen en de gezondheidstoestand
van een groot aantal dieren ernstig in
gevaar is kunnen komen.

Door beklaagde wordt weliswaar be-
toogd dat hij tot de gewraakte handel-
wijze is gekomen door de grote drukte
in zijn praktijk, en de moeilijkheden
die beklaagde heeft ondervonden bij
het werven van geschikt personeel,
doch dit kan naar het oordeel van het
College dit gedrag niet rechtvaardigen.
Ook al zouden zich problemen hebben
voorgedaan als door beklaagde ge-
schetst, dan nog had beklaagde niet
mogen besluiten tot de oplossing die
hij heeft gekozen. Ook het argument
van beklaagde dat zijn handelwijze
niet is ingegeven door boos opzet of
een zucht naar geldelijk gewin kan niet
worden aanvaard. Daargelaten dat dit
geen voorwaarde is voor de tuchtwaar-
digheid van het handelen, kan toch niet
worden ontkend dat beklaagde door
zijn handelwijze een aanzienlijk finan-
cieel voordeel heeft genoten ten op-
zichte van zijn collega\'s die wel vol-
gens de regels handelden.

Door beklaagde wordt voorts betoogd
dat hij door dezelfde veterinaire autori-
teiten als die waartoe de klachtambte-
naar behoort, wel wordt ingeschakeld
voor deelname aan andere controlepro-
gramma\'s. Anders dan door beklaagde
wordt betoogd, is de houding van de
veterinaire autoriteiten, welke overwe-
gingen aan die houding ook ten grond-
slag hebben mogen liggen, evenwel
niet een omstandigheid waar het
College bij de beoordeling van de mate
van verwijtbaarheid van beklaagdes
handelen rekening mee dient te hou-
den. Een andere opvatting zou misken-
nen dat in de onderhavige procedure
het gedrag van beklaagde aan de orde
is, en niet de consequenties die de vete-
rinaire autoriteiten daar al dan niet aan
hebben verbonden.

Door beklaagde wordt betoogd dat hij
reeds bijzonder is getroffen door de
opzegging door de SGD van de met
beklaagde gesloten overeenkomst en
de daarop volgende juridische proce-
dures en dat dit een omstandigheid is
die het College dient mee te wegen in
zijn beslissing.

Het College overweegt daaromtrent
dat de beëindiging door de SGD van
de tussen die instantie en beklaagde
bestaande overeenkomst een civiel-
rechtelijke consequentie is die de
SGD kennelijk, mede naar aanleiding
van dezelfde feiten als die waarop de
onderhavige procedure is gebaseerd,
heeft gemeend te moeten trekken. Het
is, gelet op de aard en omvang van het
tuchtproces, niet aan het College zich
daaromtrent een oordeel te vormen.
Anders dan bij samenloop van straf-
en tuchtrechtelijke maatregelen het
geval kan zijn, is er ook geen sprake
van een corrigerende maatregel waar
het College bij het opleggen van een
maatregel rekening mee dient te hou-
den. Dit verweer kan derhalve niet sla-
gen.

Tot slot zal het College bespreken de
klacht dat beklaagde een veevoederat-
test heeft uitgeschreven ter levering en
verwerking van diergeneesmiddelen in
voeder bestemd voor dieren, zonder de
ziektegeschiedenis van het betreffende
bedrijf en de aard en ziekte van de be-
trokken dieren te kennen. Door be-
klaagde wordt in dit verband betoogd
dat dit weliswaar een overtreding is,
doch dat de inhoud van het attest wan-
neer beklaagde wel volgens de voor-
schriften zou hebben gehandeld, niet
anders zou hebben geluid. Dit neemt
evenwel niet weg dat, ook indien ach-
teraf bezien het betreffende attest zou
blijken juist te zijn geweest, beklaagde
op het moment dat hij het attest ver-
strekte zich heeft blootgesteld aan het
niet te verwaarlozen risico ten on-
rechte een attest of een onjuist attest te
hebben verstrekt. Beklaagde kan der-
halve wel degelijk een verwijt worden
gemaakt van deze handelingen.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie
dat beklaagde te kort is geschoten in de
zorg die hij had behoren te betrachten

-ocr page 146-

ten opzichte van dieren met betrekking
tot welke zijn hulp was ingeroepen.
Voorts is door zijn handelen ernstige
schade voor de gezondheidszorg voor
dieren kunnen ontstaan. De klacht zal
derhalve gegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de op te leggen maat-
regel overweegt het College dat de
emst van de door beklaagde gemaakte
fouten de oplegging van een maatregel
als door de klachtambtenaar gevorderd
zeker zou rechtvaardigen. Het College
ziet evenwel in de omstandigheid dat,
in ieder geval ten aanzien van een deel
van de feiten, de klacht niet is inge-
diend binnen een in dat verband rede-
lijk te achten termijn, aanleiding tot
matiging van de op te leggen maatre-
gel.

■ in

BESLISSING
Het College:

Oordeelt de klacht gegrond;

Legt beklaagde een schorsing op tot
uitoefening van de krachtens de Wet
op de uitoefening van de diergenees-
kunde 1990 verleende bevoegdheid tot
uitoefening van de diergeneeskunde
voor de duur van één jaar;

Beveelt dat aan deze maatregel geen
uitvoering zal worden gegeven, tenzij
bij latere beslissing anders mocht wor-
den gelast op grond dat betrokkene
voor het einde van een proeftijd van
driejaren, te rekenen vanaf het onher-
roepelijk worden van deze uitspraak,
zich heeft schuldig gemaakt aan een
gedraging, bedoeld in artikel 14 van de
Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde 1990;

Beveelt dat deze beslissing zal worden
bekendgemaakt in de Staatscourant en
in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, met vermelding van de initialen
van de namen van de daarin genoemde
personen.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage door mr. dr.
C.P.C.M. Oomen, voorzitter, en de leden drs.
J.C.M. van Dijck, drs. J.A.A.M. van Erp. drs J.
Gutteling en drs J.G.A. Slaats, in tegenwoordig-
heid van mr. P.H.M. van Beukering, secretaris.

Uitgesproken op 6 mei 19976 mei 1997 door mr.
dr C.P.C.M. Oomen, voorzitter, in tegenwoor-
digheid van mr. P.H.M. van Beukering, secreta-
ris.

PROCEEDINGS EUROPEES SYMPOSIUM TRANSFER OF
KNOWLEDGE IN POULTRY PRODUCTION\'

lonjressen en cursussen

Het symposium was bedoeld voor
personen die zich bezighouden met
overdracht van kennis en met het da-
gelijks management van de pluimvee-
houderij.

In een viertal topics zijn circa 25 des-
kundigen uit de hele wereld ingegaan
op de volgende onderwerpen:

Werkgroep 11, \'Education and Extension\', van de Europese Federatie van de
World\'s Poultry Science Assocation (WPSA), heeft samen met enkele andere
instanties van 17 tot en met 19 november 1997 een symposium georganiseerd
(\'Transfer of Knowledge in Poultry Production\'). Het symposium vond plaats
in de Jaarbeurs te Utrecht, deels voorafgaand en deels samenvallend met
\'VIV-Europe\'. De proceedings van dit symposium zijn nog te bestellen tot 1
april 1998.

* overdracht van kennis in de pluim-
veehouderij;

* technische en economische gege-
vens als basis voor verbetering van
de resultaten;

* gebruik van computerprogramma\'s;

* kennis als basis voor vooruitgang.

De proceedings liiml u bestellen (vóór
1 april 1998) door contact op te nemen
met: Jacqueline van Roekel-Groene-
veld. telefoon: 0342 - 414881, fax:
0342 - 492813 (IPC Dier Barneveld,
Postbus 64, 3770 AB Barneveld). De
voertaal is Engels.

VOORDRACHTENDAG GEZELSCHAPSDIEREN

Zaterdag 28 februari 1998 te Weert.

-gedragsproblemen gezelschapsdieren
-interne problemen bij de kat

Mailing volgt.

-ocr page 147-

• « ■ m

VOORJAARSDAGEN: VEELBELOVEND!

WAT MAG U VERWACHTEN
In deze editie brengen we enkele on-
derwerpen van het wetenschappelijk
programma van de Voorjaarsdagen
1998 naar voren. Meer dan 35 toppers
op veterinair gebied presenteren een
heel scala aan interessante en praktisch
relevante onderwerpen en geven ant-
woord op vele vragen, waaronder:

ALLES OVER VOGELS.......

Hebt u ook zo\'n moeite met de speci-
fieke klinische aanpak, differentiële
diagnose en aanvullende diagnostiek
van vogelziekten?
Dr. Forbes (UK)
vertelt u alles over de röntgenologie en
de technieken om materiaal voor bij-
voorbeeld cytologie, parasitologisch
of bacteriologisch onderzoek te verza-
melen. Ook komen uitgebreid ver-
schillende onderwerpen aan de orde
die binnen de vogelgeneeskunde vaak
problemen geven, zoals respiratoire
aandoeningen, voeding, anaesthesie
en behandelingsmogelijkheden zoals
weke-delen-chirurgie en orthopedie.

AL STILGESTAAN BIJ HET NUT
VAN
MARKETING?.......

Een goede marketingstrategie is de ba-
sis voor een succesvolle en professio-
nele praktijk. Dit voor dierenartsen
vaak nog onbekende terrein wordt
door de Zweedse dierenarts en marke-
ting-deskundige
C. Jeiri/ij^ tijdens een
interactief seminar duidelijk gemaakt.
Door haar ruime intemationale erva-
ring met de marketing van dierenart-
sen, kan zij u een effectief marketing-
beleid voor uw praktijk schetsen.

WAT IS DE ZIN VAN

AANGEPASTE VOEDING?.....

Welke voedingsadviezen kunt u aan
honden- en katteneigenaren geven?
Welke voeders zijn het meest geschikt
als er sprake is van een oud dier? Wat
is het verschil met voeding voor jonge
dieren? Overgewicht is een groot pro-
bleem bij huisdieren, wat is daar aan te
doen? Patiënten met gastro-intestinale
aandoeningen vragen weer om een
heel andere voeding. Kortom de meest
belangrijke voedingskwesties komen
aan de orde tijdens de lezingen van
J.
Bauer (USA) en A. Beynen (NL).

LARYNXPARALYSE, HOE

WORDT DAT HERKEND?.....

Larynxparalyse is een veel voorkomend
probleem bij de oudere hond. Deze aan-
doening vraagt om een adequate spoed-
opvang en behandeling. Wat is de etio-
logie, hoe stelt u de diagnose en hoe pakt
u de - vaak levensreddende - spoedop-
vang aan? Alle antwoorden inclusief de
chimrgische technieken van tracheosto-
mie en de chimrgische correctie worden
gegeven door
dr. White (UK) en dr.
Venker-van Haagen (NL).

BUIKPATIËNTEN IN DE

PRAKTIJK.....

Dr. Lubberink (NL) en dr. Garretsen
(NL)
bespreken aan de hand van ca-
suïstieken verscheidene buikaandoe-
ningen en besteden veel aandacht aan
zowel de diagnostische technieken als
de therapie en prognose. Kortom, na
het volgen van deze Nederlandstalige
lezing bent u alle buikpatiënten de
baas.

WAT WILT U WETEN OVER
ONCOLOGIE.....?

Met het ouder worden van de honden-
en kattenpopulatie ziet u steeds meer
patiënten met kanker. Dit is uw kans
op een geweldige oncologische up-
date, want dé specialist op het gebied
van de chimrgische oncologie,
dr.
mthrow (USA),
vertelt alle ins &
outs. Wanneer, waarom en hoe neemt
u een biopt? Hoe past u de chimrgie
toe? Welke patiënten komen in aan-
merking voor chemotherapie?

INFUUSBELEID, KATHETERS

EN DRAINS.......

In spoedeisende situaties is vaak inten-
sieve zorg noodzakelijk. Wat zijn de
indicaties? Welk type vloeistof is te
prefereren en waarom? Hoe dient u het
infuus toe en met welke snelheid?
Volgens welke technieken plaatst u de
drains? Alle antwoorden en de nieuw-
ste ontwikkelingen komen aan de orde
in deze lezing van C.
Piek (NL) en J.
Robben (NL).

STOLLINGSSTOORNISSEN;

HOE EN WAT?...
Stollingsproblemen komen regelmatig
voor bij gezelschapsdieren, evenals de
immuungemedieerde aandoeningen.
Welke bloedmonsters neemt u af en
wat zeggen de uitslagen? Hoe zit het
met de verschillende pathofysiologi-
sche mechanismen? En welke behan-
deling stellen we in? Aan de hand van
casuïstieken worden deze vragen dui-
delijk gemaakt door het koppel
Day
(UK) «S Slappendel (NL).

KUNT U DE ONTWIKKELINGEN
IN DE
ANAESTHESIE NOG

VOLGEN?....

Wel na de lezingen van Dr. Brearley
(UK) en Hellebrekers (NL).
De injec-
tie-anesthetica passeren de revue:
wanneer geïndiceerd? Volgens welk
mechanisme werken ze en wat zijn de
bijwerkingen? Hoe zit het nu precies
met de inhalatie-anesthetica? Tevens
zal, aan de hand van casuïstieken, uit-
voerig ingegaan worden op de meest
recente protocollen voor verschillende
typen traumapatiënten.

Dit is een greep uit het programma,
maar als u meer wilt weten kunt u al-
vast het preliminary programme op-
vragen bij het Voorjaarsdagen secreta-
riaat, of surfen op onze site; we hebben
het preliminary programme en de mo-
gelijkheid tot registratie op
Internet:
http://www.rai.nl/ads/veterina/en/
welcome.html.
Snel, overzichtelijk en
gemakkelijk!

TOT ZIENS OP DE
VOORJAARSDAGEN!
24-26 APRIL 1998,
AMSTERDAM

Meer informatie?

Voorjaarsdagen secretariaat
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
tel: 030-251 01 II
fax:030-251 17 87
E-mail: vjd@pobox.mu.nI
Website: http://www.rai.nl/ads/veterina/en/welcome.html

-ocr page 148-

In het ochtendprogramma wordt aan-
dacht geschonken aan de organisatori-
sche kant van de \'Public Health\' bij in-
fectieziekten; de belangrijkste spelers
komen hierbij voor het voetlicht. Het
programma begint om 09.30 uur met
\'De geschiedenis van \'Public Health\',
door prof dr. J. Huisman, waarna drs.
J.K. van Wijngaarden de rol van de
Medische Microbiologie voor de
openbare gezondheidszorg bespreekt.
Na de koffiepauze vertelt dr. G.J.J. van
Doomum over \'De zorg van de GGD
en van de streeklaboratoria?\', be-
spreekt dr. M.J.W. Sprenger de
\'Infectieziektenbestrijding vanuit een
EU-perspectief en vertelt drs. J.E. van
Steenbergen over \'Landelijke Coördi-
natiestructuur Infectieziektenbestrij-
ding\'. De laatste lezing voor de lunch
wordt gehouden door prof dr. J. van
Noordaa met als titel: \'Public Health
revisited\'.

11 «t
b-éihi

Tijdens het middagprogramma wor-
den een aantal voorbeelden uit de
praktijk toegelicht, zoals de risico\'s
voor de bevolking vanuit de drinkwa-
tervoorziening (\'Campylobacter en
drinkwater\' door dr. A.M. Horrevorts
en \'Bewaking van de kwaliteit van ons
drinkwater\' door ir. M. Oversluizen)
en de risico\'s vanuit de veterinaire we-
reld. Hierbij zal drs. A.E.J.M. van den
Bogaard het gezondheidsrisico voor
de mens van antibioticagebruik bij die-
ren bespreken en vertelt dr. R.J.L.
Willems over de overdracht van resis-
tentiegenen van dier naar mens. Rond
16.15 uur zal dan een discussie plaats-
vinden, met aansluitend een borrel.
De organisatie van dit symposium is in
handen van de Nederlandse Vereni-
ging voor Artsen-assistent in opleiding
Medische Microbiologie (NVAMM).
Het symposium is bedoeld voor me-
disch-microbiologen, GGD-artsen, in-
temist-infectiologen, dierenartsen en
allen die voor een van deze specialis-
men in opleiding zijn. Overige belang-
stellenden zijn ook van harte welkom.

SYMPOSIUM PUBLIC HEALTH\' WIENS
ZORG!

Op donderdag 12 maart 1998 wordt in de Koninklijke Nederlandse Academie
voor Wetenschappen te Amsterdam een symposium georganiseerd met als titel
\'Public health\': wiens zorg! Infectieziekten vormen een toenemende bedreiging
voor de volksgezondheid. Wiens zorg is het nu eigenlijk als het gaat om infectie-
ziekten in Nederland? Momenteel staat de taakverdeling tussen de diverse in-
stanties als de GGD\'s, medisch-microbiologische laboratoria, het RIVM en de
Landelijke Coördinatiestructuur voor Infectieziektenbestrijding, ter discussie.

Ii

li

Gaarne vóór 1 maart 1998 aanmelden
door
ƒ 50,-per persoon over te maken
op girorekening 56886 of bankrekening
46.07.21.194 (ABN AMRO) t.n.v
Stichting O.A.M.M., Postbus 747, 5000
AS Tilburg.

Voor nadere informatie kunt u contact
opnemen met mw. A. van Griethuysen.
St. Elisabeth Ziekenhuis, afdeling Me-
dische Microbiologie, Postbus 747,
5000 AS Tilburg, telefoon: 013 -
5391313, sein 6367 of 013 - 5392650
(.\'secretariaat).

Koninklijke Academie voor Weten-
schappen, Kloveniersburgwal 29 te
Amsterdam (uitstekend bereikbaar met
metro/sneltram. uitstappen halte
Nieuwmarkt. uitgang Nieuwmarkt).

In de nutsdierenpraktijk maakt de behan-
deling van paarden een steeds groter deel
van de omzet uit. Als de dierenarts bij
paarden geroepen wordt, is kreupelheid
een van de meest voorkomende proble-
men. Diagnose van kreupelheden begint
bij het onderzoek van de ondervoet,
waarbij de hoef de ondoorzichtige en
weerbarstige doos eromheen, vaak een
onneembare vesting vormt. Zonder een
grondige kennis van de anatomie en fy-
siologie van de hoef en enige vaardig-
heid in het hanteren van gereedschappen
is onderzoek van de hoef en daarmee een
deugdelijke kreupelheidsdiagnostiek
niet mogelijk. Omdat binnen de dieren-
artsenstudie deze onderwerpen maar
summier behandeld worden, hebben de
NHB op initiatief van enkele paarden-
practici en in samenwerking met de FdD
een korte cursus ontwikkeld, die deze
leemte gedeeltelijk opvult.
Gekozen is voor een programma van
twee dagen, waarin practica en voor-
drachten elkaar afwisselen. De eerste
dag worden de lessen verzorgd in
Utrecht door docenten van de FdD en de
tweede dag in Deume door docenten van
de NHB. Een leverancier van hoefsmid-
gereedschap verzorgt in de pauze van de
eerste dag een presentatie van de beno-
digde gereedschappen in verschillende
kwaliteiten. Deze gereedschappen kun-
nen dan ook worden aangeschaft.
Kopers van een complete set krijgen een
handige etui gratis. Op 5 maart 1998 in
Utrecht zal prof dr. W. Hartman de
\'Anatomie van de hoef en het hoefme-
chanisme\' bespreken. Vervolgens be-
spreekt dr. W. Back \'Functionele invloe-
den van hoeven en hoefbeslag op de lo-
coinotie van het paard\' en houdt dr. P.R.
Keg een verhaal over hoefdiagnostiek.
De smederij zal verder twee practica ver-
zorgen waarin het functioneel bekappen
en uitsnijden voor podofoto\'s aan bod
komen. Op 19 maart in Deume be-
spreekt J. van den Broek \'Ergonomisch
handelen bij kreupelheidsonderzoek en
hoefbehandeling\' en behandelt Chr.
Oomen \'Correct hoefbeslag\'. Drs. B.
Horsmans, drs. A. Smeenk en Chr.
Oomen vormen vervolgens een fomm
over de samenwerking van dierenarts en
hoefsmid bij de behandeling van hoef-
ziekten. Ook op deze dag zal de smederij
twee practica verzorgen.
De kosten van de tweedaagse cursus be-
dragen f 550,-. Er wordt een bewijs van
deelname verstrekt. De inschrijving voor
de cursus, sluitingsdatum 20 j\'ebruari
1998, is gelimiteerd tot 12 deelnemers.
Bij overtekening wordt de cursus later in
het jaar herhaald. U kimt een inschrijf-
formulier voor deze cursus telefonisch of
schriftelijk aanvragen bij de Neder-
landse Hippische Beroepsopleidingen,
Postbus 44. 5750 AA Deurne, mevrouw
M. van den Broek, telefoon: 0493 -
313006, fax: 0493 - 321151.

CURSUS HOEFDIAGNOSTIEK EN HOEF-
BEHANDELING IN UTRECHT EN DEURNE

De Nederlandse Hippische Beroepsopleidingen (NHB) organiseren samen
met de Faculteit der Diergeneeskunde (FdD) dit voorjaar voor het eerst een
cursus hoefdiagnostiek en hoefbehandeling. De cursus is bedoeld voor afge-
studeerde dierenartsen, die in de praktijk regelmatig paarden behandelen of
in de groepspraktijk het paard als speciaal aandachtsgebied krijgen.

-ocr page 149-

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie de heer
drs. J. W. Hesselink (Dierenkliniek
Marum. Postbus 16, 9363 ZG
Marum) bereid voor de lezers een
antwoord te formuleren.

VRAAG:

Sperma van goede kwaliteit is een eerste
vereiste om goede bevruchtingsresulta-
ten te kunnen bereiken. De omstandig-
heden waaronder sperma wordt bewaard
zijn van essentieel belang bij de toepas-
sing van kunstmatige inseminatie bij
paarden. Zowel het gekoeld als het inge-
vroren bewaren van sperma heeft een
duidelijk negatief effect op de sperma-
kwaliteit. In het algemeen worden para-
meters zoals aantal spermatozoa, con-
centratie, morfologie en beweeglijkheid
gebruikt als maat voor de kwaliteit na het
bewaren van sperma, maar de voorspel-
lende waarde voor het bevmchtend ver-
mogen is vaak onvoldoende gebleken
(2). Met behulp van welke methode kan
een betere voorspelling van het bevmch-
tend vermogen van hengstensperma
worden gegeven?

ANTWOORD;

De zona pellucida van de zoogdierenoö-
cyt speelt een belangrijke rol bij de inter-
actie tussen sperma en oöcyt gedurende
het begin van het bevmchtingsproces.
Als de spermatozoa niet in staat zijn zich
stevig te binden aan de zona pellucida
worden de daaropvolgende stappen van
zona penetratie, fijsie met de oölemma
en uiteindelijk ei-activatie onmogelijk
(10). Tussen de diverse species bestaat er
een groot verschil in het vermogen van
de oöcyten om sperma te binden, waarbij
men veronderstelt dat specifieke bin-
dingsplaatsen een rol spelen (9).
Resultaten uit de humane geneeskunde
geven aan dat mate van binding tussen
sperma en de zona pellucida onder an-
dere gecorreleerd is met de vitaliteit, de
motiliteit en de morfologie van het
sperma (6,7). Een methode om deze bin-
ding vast te stellen is de zogenaamde
\'hemizona assay\', die inmiddels voor di-
verse diersoorten is ontwikkeld (2, 3, 4,
5). De hemizona assay (HZA) geeft een
goede voorspelling van het bevruchtend
vermogen van hengstenspermatozoa (5).
Kort samengevat komt deze techniek op
het volgende neer: Oöcyten worden ver-
kregen met behulp van transvaginale
ovum pick up bij een merrie of door
punctie van ovaria van geslachte merries
(1). De oöcyten worden gekliefd in twee
gelijke delen, de zogenaamde hemizo-
nae, en bewaard in een speciale zoutop-
lossing. Een hemizona wordt geïncu-
beerd met een spermamonster met een
bekend aantal bewegende spermatozoa.
Na incubatie wordt het sperma-hemi-
zona complex gewassen om de los er-
aanhangende spermatozoa te verwijde-
ren. Na fixatie en kleuring wordt het
aantal spermatozoa geteld dat aan de
buitenzijde van de hemizone is gebon-
den. Na het klieven van de oöcyt ont-
staan er twee fijnctioneel gelijkwaardige
hemizona oppervlaktes die een vergelij-
king tussen twee spermamonsters goed
mogelijk maken. Zo kan de ene hemi-
zona worden geïncubeerd met een sper-
mamonster dat gekoeld is bewaard ter-
wijl de andere helft wordt geïncubeerd
met het ingevroren monster waardoor
een goede vergelijking mogelijk wordt.
In het onderzoek waarbij dit is uitge-
voerd bleek dat het ingevroren sperma
duidelijk minder binding tcwnde met de
hemizona terwijl beide monsters wel
hetzelfde aantal bewegende spermato-
zoa bevatten (8). Hieruit kan de conclu-
sie worden getrokken dat het invriezen
weliswaar leidt tot een verminderde vita-
liteit en motiliteit maar dat spermatozoa
die wel beweeglijk en vitaal zijn toch
minder adequaat fiinctioneren na invrie-
zen.

EEN METHODE OM HENGSTENSPERMA
TE BEOORDELEN

É

••\'OEHyU*

irlTvi

LITERATUUR

1. Bracher V. Parlevliet JM, Fazeli AR. Pieterse
MC, Vos PLAM, Dieleman SJ, Taverne
MAM. and Colenbrander B. Repeated trans-
vaginal ultra-sound guided follicle aspiration in
the mare. Equine Vet J Suppl 1993; 15: 75-8.

2. Fazeli AR. Thesis. Utrecht University, 1996.

3. Fazeli AR, Steenweg W, Bevers MM. Loos
FAM de, and Colenbrander B. The develop-
ment of a hemi-zona assay for porcine sperm.
Proc 12th Int Congr Anim Reprod, The Hague
1992; 1:444-6.

4. Fazeli AR. Steenweg W. Bevers MM. Loos
FAM de. Broek J vd, and Colenbrander B.
Development of a sperm-zona pellucida bin-
ding assay for bull semen. Vet Rec 1993a; 132;
14-6.

5. Fazeli AR. Steenweg W, Bevers MM. Bracher
V. Parlevliet JM, and Colenbrander B. Use of
sperm binding tot homologous hemizona pel-
lucida to predict stallion fertility. Equine Vet J
Suppl 1993b; 15:57-9.

6. Franken DR. Oehninger S. Burkman LJ,
Coddington CC, Kruger TF. Roscnwaks Z,
Acosta AA. and Hodgen GD. The hemizona
a.ssay (HZA): A predictor of human sperm fer-
tilizing potential in in vitro fertilization (IVF)
treatment. J in vitro Fert Embryo Transfer
1989; 6; 44-50.

7. Liu DV, Johnston WIH. Clarke GN, Baker
HWG, and Lopata A. A sperm-zona pellucida
binding test and in vitro fertilization. Fert Steril
1989; 52:281-7.

8. Parlevliet JM. Fazeli AR. Steenweg W. Bevers
MM, and Colenbrander B. The effect of sto-
rage methods on the sperm zona binding in the
horse. Sixth Intemational Symposium on
Equine Reproduction. Caxambu 1994.

9. Wassarman PM. Regulation of mammalian
fertilization by zona pellucida glycoproteins. J
Reprod Fen Suppl 1990; 42: 79-87.

10. Yanagimachi R. Lopata A. Odom CB,
Bronson RA. Mahi CA. and Nicolson GL.
Retention of biologic characteristics of zona
pellucida in highly concentrated salt solution:
The u.se of .salt-stored eggs for assessing the fer-
tilizing capacity of spermatozoa. Fert Ster
1979;31:562-74.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand
treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend
kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995; ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1994: niet meer voorradig.
Banden 1993: niet meer voorradig.
Banden 1992; ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991; ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988: niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden" en de jaargang.
Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD. Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling;
030-2511787.

-ocr page 150-

Lange tijd is verondersteld dat eiwitten
een belangrijke rol spelen in de ontwik-
keling en de progressie van chronische
nierinsufficiëntie. Daarom is beperking
van het eiwitgehalte jarenlang de hoek-
steen van de nutritionele behandeling
van chronische nierinsufficiëntie ge-
weest. Dit geldt ook voor de voeding
voor oudere honden. Diverse studies
hebben echter nooit kunnen aantonen
dat eiwitrestrictie een nierbeschemiend
effect had bij honden met of zonder nier-
insufficiëntie. Sterker nog, een onaan-
gepaste eiwitbeperking kan zelfs
schadelijk zijn en leiden tot verzwak-
king van het immuunafweer, anemie ten
gevolge van een verlaagde hemoglobi-
neproductie, hypoproteinemie en cata-
bolisme van het eigen spierweefsel.
Volgens de meest recente wetenschap-
pelijke inzichten kan een matige eiwit-
restrictie geschikt zijn om azotemie te
controleren en de aan uremie gerela-
teerde klinische symptomen zo gering
mogelijk te houden. Eiwitten van hoge
kwaliteit zijn hierbij noodzakelijk om te
voorzien in de behoefte aan alle essen-
tiële aminozuren en als dusdanig ervoor
te zorgen dat alle normale lichaams-
functies behouden blijven.
In tegenstelling tot eiwit speelt fosfor
wel een rol in de progressie van nierin-
sufficiëntie bij honden. Onderzoek
toonde aan dat de glomemlaire filtratie-
capaciteit (GFR) langer behouden bleef
en het overlevingspercentage steeg bij
honden met chronische nierinsufflciën-
tie op een laag fosfordieet. Bij nierinsuf-
flciëntie is er vaak een verstoring van de
waterhuishouding en doet zich hyper-
fosfatemie voor. Bovendien zijn be-
schadigde nieren minder goed in staat
1,25-Dihydroxycholecalciferol te pro-
duceren - de actieve vorm van vitamine
D die de fosfor- en calciumbalans regu-
leert. In het vergevorderd stadium van
nierinsufTiciëntie is dan ook een verla-
ging van het fosforgehalte in de voeding
noodzakelijk om de verdere achtemit-
gang van de glomerulaire filtratiefunctie
te vertragen en botdemineralisatie en
neerslag van mineralen in de zachte
weefsels zoals de nieren tegen te gaan.
Uit recente baanbrekende studies is ge-
bleken dat een voeding met fermenteer-
bare vezelbronnen een gunstig effect
kan hebben op honden met chronische
nierinsufficiëntie. Vezels (zoals fmc-
tooligosacchariden (FOS) en bieten-
pulp) kunnen de manier beïnvloeden
waarop honden de afbraakproducten
van eiwitten uitscheiden. Deze fermen-
teerbare vezels hebben een tweeledig ef-
fect. De fermentatie leidt tot productie
van korte-keten vetzuren. Dit resulteert
in een verhoogde bloedtoevoer naar de
darmen en leidt tot een verhoogde os-
motische diffusie van stikstof naar het
darmlumen. Verder stimuleert fermen-
tatie de proliferatie van darmbacteriën,
waardoor een grotere hoeveelheid stik-
stof in de bacteriecellen wordt opgeno-
men. Beide effecten leiden tot een ver-
hoogde stikstofexcretie via de faeces en
verminderen de stikstofexcretie via de
nieren. Dit proces dat Nitrogen Trap
Fibre System^^\'^ wordt genoemd, is ont-
wikkeld en gepatenteerd door The lams
Company.

Hoewel er geen volledig inzicht bestaat
in de factoren die de progressie van
chronische nierinsufficiëntie beïnvloe-
den, wordt aangenomen dat een toename
van de glomerulaire capillaire dmk (glo-
memlaire hypertensie) een rol speelt in
de verdere ontwikkeling van nierinsuffi-
ciëntie. Recente studies hebben aange-
toond dat een verhouding ttissen omega-
6 en omega-3 vetzuren in de voeding van
5:1, de concentratie van prostaglandine
E2 en thromboxane B2 (beide ontste-
kingbevorderende stoffen) in de urine
kan veriagen bij honden met chronische
nierinsufficiëntie. Verder verlagen de
genoemde vetzuren in deze verhouding
de glomemlaire hypertensie. Beide ef-
fecten kunnen de verdere progressie van
nierinsufficiëntie vertragen.
Chronische nierinsufficiëntie gaat ge-
paard met het optreden van metabole
acidose. Kaliumcitraat en calciumcar-
bonaat in de voeding bufferen de ver-
hoogde zuurgraad (alkaliniserend ef-
fect) in bloed en urine.

The lams Company investeert voortdu-
rend in wetenschappelijk onderzoek op
het gebied van voeding voor honden en
katten. De onlangs geïntroduceerde
producten voor chronische nierinsuffi-
ciëntie.
Renal Phase I Formula en
Renal Phase 2 Formula, zijn het resul-
taat van dit innovatieve wetenschappe-
lijk onderzoek. Deze beide producten
maken behandeling van chronische
nierinsufficiëntie mogelijk terwijl zij te-
gelijkertijd het welzijn van de hond on-
dersteunen.

The lams Company

Chronische nierinsufflciëntie is een progressieve en irreversibele aandoening.
Wanneer nierinsufTiciëntie gediagnosticeerd wordt, moet de behandeling erop
gericht zijn de resterende nierfunctie van de honden te behouden en de sympto-
men te verlichten. Hoewel voeding chronische nierinsufTiciëntie niet kan \'gene-
zen\', is het wel een zeer belangrijke ondersteunende factor in de behandeling en
draagt het bij tot het algemeen welzijn van het dier.

iiTTiOT^Émtf^igawMMiiifffifii^

VOEDING VAN GROTER BELANG BIJ DE BEHANDELING
VAN CHRONISCHE NIERINSUFFICIËNTIE BIJ HONDEN

-ocr page 151-

■■ I m

mm

m

ébÊÊ

.Ml

MINISYMPOSIUM TER GELEGENHEID VAN HET
AFSCHEID VAN WOUT ZANDBERGEN

Voor dit bijzondere minisymposium
is een drietal sprekers uitgenodigd met
uiteenlopende onderwerpen: dr.
F.H.M. Borgsteede (ID-DLO) houdt
een voordracht over
wormbestrijding
en immuniteitsopbouw bij jongvee.
Ir.
B.T. Bosman (Terminix Protekta) zal
vlooienbestrijding gericht op de om-
geving
behandelen. Martin Gaus zal
het symposium afsluiten met een pre-
sentatie over
mensen, honden en ge-
drag.

Het afscheid vindt plaats op donder-
dagavond 5 maart 1998 in Schouw-
burg Ogterop te Meppel, de woon-
plaats van de heer Zandbergen van
waaruit hij reeds 35 jaar lang op pad
ging om dierenartsenpraktijken te be-
zoeken. De ontvangst is van 19.00 uur
tot 20.00 uur, waama de lezingen zul-
len beginnen.

Ter gelegenheid van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van ad-
junct-directeur en dierenartsenbezoeker in Noord- en Oost-Nederland de
heer Zandbergen, leek het Virbac Nederland passend om een minisy mposium
te organiseren.

Deze avond kan worden bijgewoond
door dierenartsen én assistenten uit
het rayon en het voormalige rayon van
de heer Zandbergen. Wij vragen u
vriendelijk, in verband met het aantal
beschikbare plaatsen, vooraf telefo-
nisch te reserveren bij Virbac Neder-
land, Karin van der Pijl, telefoon:
0342 - 427108.

DE INVLOED VAN RAS EN NESTGROOTTE OP DE
DRACHTIGHEID BIJ DE HOND

.LM. Teunissen: SR 665/97: 39pp.

Het eerste deel van de scriptie bestaat
uit een verslag van een literatuuron-
derzoek over de oestrus bij de hond
waarbij punten aan de orde komen als
rijping van de oöcyten, symptomen
van loopsheid, het juiste tijdstip van
dekken bepaald aan de hand van
bloedonderzoek op het gehalte aan
luteotroop hormoon en het gehalte
aan progesteron. Voorts wordt inge-

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursus-
sen. Opgave voor de genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod(§po-
box.ruu.nl. Ons volledige cursusaan-
bod kunt u, naast onze brochure, vin-
gaan op factoren die mogelijk van in-
vloed zijn op de duur van de gravidi-
teit zoals ras, worpgrootte, primipaar
of multipaar en andere.
In het tweede deel is het patiëntenma-
teriaal van de vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren van de pe-
riode januari 1988 -juni 1994 geana-
lyseerd. Hierbij werd speciaal gelet
op ras, nestgrootte en graviditeits-
duur bij die teven die op basis van
een dekadvies, stoelende op een pro-
gesteronbepaling, eenmaal waren ge-
dekt.

Bij de evaluatie werden alleen die
rassen betrokken die met meer dan
tien dieren vertegenwoordigd waren.
Dit waren de grote rassen Dober-

den op intemet pagina: http://www.cc.
mu.nl/paod.

Behandeling gedragsproblemen bij
honden,
diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 45,-.

In samenwerking met Sanofï Santé
B.V. organiseert PAO-Diergenees-
kunde onderstaande cursussen:

98/124 dinsdag 3 maart 1998, Woud-
schoten Zeist
98/125 donderdag 12 maart 1998,

mann. Labrador Retriever, Duitse
Herder, Berner Sennenhond en Gol-
den Retriever en het kleine ras West
Highland White Terriër. Het vol-
gende werd vastgesteld. De gemid-
delde graviditeitsduur van alle rassen
tezamen bedroeg 61,4 dagen met een
spreiding van acht etmalen. Binnen
een ras was de spreiding minder.
Nesten met één pup werden langer
gedragen. De vijf grote rassen wier-
pen gemiddeld meer pups dan het
kleine ras. Het juiste moment van
dekken kan beter bepaald worden aan
de hand van het progesterongehahe
in het bloed (meer dan 6 ng\\ml) dan
op basis van histologisch onderzoek
van het slijmvlies van de vagina.

Congrescentmm Engels,
Rotterdam
98/126 donderdag 26 maart 1998,
Hotel de Prins, Westzaan
98/127 dinsdag 31 maart 1998, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren
te Drachten

Alle avonden duren van 19.30 uur tot
23.00 uur.

In een kort tijdsbestek worden dieren-
artsen geïnformeerd over medicatie
van gedragsproblemen en gedragsthe-

-ocr page 152-

rapie bij honden. Een groot deel van de
eigenaren vindt dat zijn dier ergerlijk
of problematisch gedrag vertoont. De
groeiende betrokkenheid bij de behan-
deling van gedragsproblematiek is een
vanzelfsprekende en natuurlijke uit-
breiding van uw diergeneeskundig
handelen. Sprekers zijn dr. J. Dehasse,
voorzitter van de Vakgroep Ethologie,
België; oprichter en secretaris van de
European Society of Veterinary Cli-
nical Ethology en auteur van diverse
boeken over het gedrag van honden en
katten; drs. L. Groenewoud, dierenarts
etholoog van DAP Ermelo en drs.
M.I.J. Hutjes, Dierenhospitaal Vis-
donk, Roosendaal.

IBR, Cursusprijs ƒ 150,-.
Deze cursus organiseert PAO-Dier-
geneeskunde in samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Diverse data en locaties:
97/245 woensdag 18 februari 1998;

Gezondheidsdienst voor

Dieren te Boxtel
97/246 donderdag 19 februari 1998;

ROC te Zegveld

Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.

Bestrijding van IBR staat volop in de
belangstelling. Op grote schaal wordt
gevaccineerd en zijn bedrijven actief
om het IBR-certificaat te behalen.
Deze activiteiten zijn gebaseerd op de
landelijke aanpak van IBR zoals die
wordt voorgestaan. In de cursus wordt
globaal aandacht geschonken aan de
wetenschappelijke inzichten die ten
grondslag liggen aan de aanpak.
Vanuit deze inzichten worden proble-
men die zich in de praktijk voordoen
besproken en geanalyseerd. Het gaat
daarbij om zaken als tegenstrijdige uit-
slagen, onverklaarbare uitbraken, etce-
tera. Met de verworven kennis zal de
practicus in staat zijn de kwaliteit van
dienstverlening aan de veehouder te
verhogen. Hoewel een en ander zal
zijn gebaseerd op ervaring met IBR-
bestrijding, zal het toepassingsgebied
van de cursus verder strekken. De cur-
susleiders zijn dr. P. Franken, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren Deventer
en dr. J.J. Hage, Gezondheidsdienst
voor Dieren Drachten

Casuïstiek melkveevoeding. Cursus-
prijs ƒ 150," (een cursus van een mid-
dag van 13.30 tot 17.00 uur, diverse
data en locaties).

Deze cursus organiseert PAO-Dier-
geneeskunde in samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Data en locaties:

98/209 dinsdag 24 februari 1998

Gezondheidsdienst voor Die-
ren te Deventer
98/210 donderdag 26 februari 1998

R.O.C. te Zegveld
98/211 dinsdag 10 maart 1998 Ge-
zondheidsdienst voor Dieren
te Drachten

Tijdens deze cursus zullen enkele inte-
ressante en actuele bedrijfsproblemen
worden geanalyseerd en besproken met
betrekking tot productie en voedings-
stoornissen op melkveebedrijven. Dit
zal gebeuren in de vorm van een
groepsdiscussie. Tevens kunnen be-
drijfsproblemen worden besproken die
door de deelnemers worden ingebracht.

Met name interpretatie van melkpro-
ductie en melksamenstelling in relatie
tot rantsoensamenstelling zal een be-
langrijk deel van de cursus vormen. De
cursusleiders zijn drs. ing. D. de
Lange, drs. L. van Wuijckhuise, drs. J.
Snoep en drs. J. Veling, allen Gezond-
heidsdienst voor Dieren.

Gynaecologie paard, G.V.P. en cer-
tificering
(98.501), donderdag 19 fe-
bruari 1998; aanvang 15.00 - sluiting
21.30 uur te Utrecht. Cursusprijs
ƒ440,- (inclusief soep en broodjes).

Gedurende deze cursus zullen de vol-
gende onderwerpen aan bod komen;

- Certificering hengstenhouderij en de
rol van de dierenarts daarbij.

- Good Veterinary Practice in de gy-
naecologie: bespreking van proto-
collen en de samenwerkingsover-
eenkomst met de hengstenhouder.

- Embryoresorbtie - abortus; kansen
voor progesteronsuppletie?

- Hoe zinvol is een systemische be-
handeling van endometritis?

- Multiple ovulatie bij de KWPN-
merrie en Tweeling Preventie Pro-
gramma.

Cursusleiders zijn dr. H.J. Jonker,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD en drs. D.L.
Willink, specialist reproductie Paard,
Someren.

Praktische Economie I voor het
melkveebedrijf
- een AUV/Inter Act-
training exclusief voor dierenartsen - te

Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.525,- (exclusief
BTW, inclusief lunch en trainingsmate-
riaal). Betaling middels een door de
AUV gezonden factuur met BTW
Betaling op deze wijze aangezien PAO-
Diergeneeskunde niet BTW-plichtig is.

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van AUV-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
AUV uitvoert ten bate van haar leden.

Cursusnummers en data:
98/206 dinsdag 3 en donderdag 12

maart 1998
98/207 dinsdag 31 maart en dinsdag
7 april 1998

De cursusduur is twee dagen van 09.30
tot 17.00 uur.

De managementtaak van de veehouder
wordt steeds belangrijker en daarom
wordt door de veehouders in toene-
mende mate gebruik gemaakt van be-
drijfsbegeleiding. Vroegtijdig onder-
kennen van afwijkingen en door een
gericht advies terugdringen of voorko-
men is de kem van deze begeleiding.
Inzicht in het economisch functione-
ren van het bedrijf als geheel en de
plaats daarin van bedrijfsbegeleiding,
is van essentieel belang. In deze trai-
ning wordt de basis gelegd om dit in-
zicht te vergroten.

Bedrijfsanalyse, het kostenbegrip, het
economisch belang van vruchtbaar-
heidsstoornissen, mastitis en kreupel-
heid en het zelf oefenen met en uitvoe-
ren van praktische cases/opdrachten
zijn onderwerpen die tijdens deze trai-
ning aan de orde komen.

De cursusleiders zijn prof dr. ir. A.A.
Dijkhuizen, InterAct Agrimanage-
ment, LU Wageningen en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct Agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
retums te geven.

-ocr page 153-

i ^H^BHiliBniOHi

De Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren (GGG) ziet in het blad Dieren-
praktijken een belangrijk middel in de
communicatie tussen dierenarts en
cliënt. De inhoud en de vormgeving
zijn er telkens weer op gericht, de eige-
naar op een aantrekkelijke manier voor
te lichten over het doen en laten van de
dierenarts. Dit kweekt meer begrip bij
eigenaren over hetgeen er met de die-
ren gebeurt in de gezelschapdieren-
praktijk en kan dus in grote mate de
diergeneeskundige dienstverlening
ondersteunen. Daamaast draagt het
blad bij aan de verdere verbetering van
het imago van de dierenarts. Is dit no-
dig? vraag men zich misschien af... De
GGG denkt van wel, gezien het stij-
gend aantal andere aanbieders van ve-
terinaire producten via andere kanalen
dan de dierenartsenpraktijk en de vaak
professionele ondersteuning van de
communicatie daarover.

TWEE JAAR

In de afgelopen twee jaar is Dieren-
praktijken, mede door de op- en aan-
merkingen van abonnementhouders,
steeds leesbaarder en aantrekkelijker
geworden. De oplage is gegroeid tot
60.000. Het oorspronkelijke uitgangs-
punt, dat de kosten met name door ad-
vertentie-opbrengsten gedekt zouden
worden, bleek ook op termijn niet
haalbaar. Eén van de redenen hiervoor
is dat de redactie een volstrekte onaf-
hankelijkheid wil bewaren ten op-
zichte van de inhoud van het blad. Het
is niet de bedoeling een sponsored ma-
gazine, of anders gezegd een \'reclame-
blaadje\', uit te brengen.

Het is vijf voor tw aalf voor het kwartaalblad Dierenpraktijken. Het voorlich-
tingsblad voor eigenaren van gezelschapsdieren heeft in twee jaar welisw aar
een hoge oplage weten te bereiken (60.000), maar kost toch teveel ten opzichte
van de opbrengst. Gevolg is dat de KNMvD, die het blad uitgeeft in samen-
werking met de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG), een groot be-
drag moet bijdragen uit algemene middelen. Reden voor de smalle financiële
basis is onder meer dat de opbrengst uit advertenties ver achterblijft bij de
verwachtingen.

KNMvD en GGG zien zich daarom genoodzaakt de abonnementhouders voor
de keuze te stellen: stoppen met de uitgave of de prijs voor een abonnement
verhogen tot een bedrag dat de kosten dekt. Een enquête onder de leden van
de GGG wijst uit dat de dierenartsen over het algemeen tevreden zijn over de
inhoud en de vormgeving. Een flink aantal zou het zeker als een gemis erva-
ren, indien het blad zou verdwijnen. Daarom probeert de KNMvD met een ge-
wijzigde uitgeefformule een zogenaamde \'doorstart\' voor Dierenpraktijken
te bewerkstelligen.

Door Sophie Deleu

VIJF VOOR TWAALF VOOR DIERENPRAKTIJKEN

Het gevolg is echter dat Dierenprak-
tijken alleen kan blijven bestaan, in-
dien er voldoende abonnementhouders
zijn die een reëler bedrag overhebben
voor een abonnement. Dit houdt in dat
één abonnement ƒ 5,-(exclusief BTW)
gaat kosten bij een afname in een veel-
voud van 50. Dat betekent dat men
voor ƒ 1000,- (exclusief BTW), vier
keer per jaar 200 Dierenpraktijken ge-
leverd krijgt. De totale minimale op-
lage is in dat geval zo\'n 40.000.
De uitgeefformule wordt ook iets gewij-
zigd. Tegen een meerprijs van
ƒ 250,- (exclusief BTW) biedt de
KNMvD de abonnementhouders de mo-
gelijkheid het blad te laten personalise-
ren: Er komt dan een omslag omheen,
waarop specifieke praktijkgegevens, zo-
als spreekuurtijden, diensten en bijvoor-
beeld een foto van het praktijkpand, zijn
opgenomen. Wel moet men dan min-
stens honderd abonnementen nemen.

UNIEKE KANS

KNMvD en GGG vinden de uitgave
van Dierenpraktijken een unieke kans
om over een \'eigen\' communicatieka-
naal te beschikken en doen derhalve
een beroep op hun leden om deze kans
niet voorbij te laten gaan. Als de uit-
gave van Dierenpraktijken nu om fi-
nanciële redenen moet stoppen, is het
zeer onwaarschijnlijk dat in de nabije
toekomst wederom een dergelijk ini-
tiatief wordt genomen. Dit terwijl de
concurrentie van bijvoorbeeld de die-
renspeciaalzaak steeds groter wordt.

Voor een proefpakket Dierenprak-
tijken, abonnementen of vrijblijvende
informatie: mevrouw S.H. Umans, tel.
Ó30-2510in, fax 030-2511787 of
E-mail knmvd@pobox.ruu.nl.

LANDELIJKE DAG VROUWELIJKE DIERENARTSEN

In het Tijdschrift van 15 januari 1998 is bij het verslag van de Landelijke Dag voor vrouwelijke dierenartsen abusieve-
lijk de volgende vermelding niet opgenomen. De dertiende Landelijke Bijeenkomst voor vrouwelijke dierenartsen die
plaatsvond op zaterdag 8 november 1997, werd financieel mogelijk gemaakt door:

Leo Pharmaceutical Products
Pharmacia & Upjohn
Virbac Nederland B.V.
VVAA

Alfasan Diergeneesmiddelen B.V.

ABN AMRO

AUV

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

-ocr page 154-

MMWÉi

tfÉUii

mmm

ÜÉÜttiil

17-DAAGSE STUI

Na aankomst in Johannesburg in
de ochtend van de tweede dag zal
Pretoria, de statige regerings-
hoofdstad van het land, worden be-
zocht. Tijdens een korte rondrit
komen de belangrijkste beziens-
waardigheden aan bod, zoals
Church Square, het Paul Kruger
Statue, het Kruger House Mu-
seum, het Voortrekker Monument
en tal van andere mooie en histori-
sche gebouwen. De volgende dag
is gereserveerd voor een af te leg-
gen vakbezoek, die nog nader be-
paald zal worden.

Tijdens de vierde dag zal een
prachtige natuurtocht worden ge-
maakt, boordevol onvergetelijke
vergezichten met onder meer de
indrukwekkende Blyde River
Canyon, de Pinnacle Rock, Bour-
kes Luck Potholes en God\'s
Window. Ook zal het historische
mijnstadje Pilgrim\'s Rest worden
bezocht.

\'s Werelds beroemdste natuurpark Kruger National Park, een be-
zoek aan een
Zuludorp, prachtige lagunes aan de Indische
Oceaan, historische gebouwen in
Pretoria en \'s werelds grootste
wijnbedrijf. Dit alles komt aan bod tijdens een unieke studiereis
naar Zuid-Afrika, door sommigen het mooiste land ter wereld ge-
noemd. Wat deze studiereis voor dierenartsen uniek maakt, zijn
enkele vakbezoeken die, afhankelijk van de samenstelling van de
groep, nog zullen worden samengesteld. Deze 17-daagse studie-
reis wordt georganiseerd door de KNMvD, in samenwerking met
KRAS Stervakanties. De vertrekdatum is 2 april 1998. De reis is
in principe alléén voor leden van de KNMvD.

De studiereis naar Zuid-Afrika bestaat uit een 17-daagse rondreis en vindt plaats van 2 tot en met 18 april 1998. De
prijs bedraagt, afhankelijk van het aantal personen dat meegaat, tussen de
ƒ 4569,- en ƒ 4098,- per persoon.
Opgave graag zo snel mogelijk in verband met de te verwachten belangstelling en een maximum aantal deelnemers.
Voor opgave of informatie: Desiree van Eunen/Petra Baars, telefoon: 030 - 2510111.

Dag 5 en 6 worden doorgebracht in
Kruger National Park. Dit be-
roemde park met een oppervlakte
van 2 miljoen hectare herbergt een
grote verscheidenheid aan Afri-
kaanse diersoorten. Met een beetje
geluk krijgt u \'the big five\' (leeuw,
luipaard, neushoorn, buffel en oli-
fant) te zien.

De reis gaat verder door het onaf-
hankelijke koninkrijk Swaziland.
In het plaatsje Vrijheid zal op de
achtste dag een bezoek worden ge-
bracht aan het varkensbedrijf van
dr. Thomas Volker. Hierna wordt
een bezoek gebracht aan een
Zuludorp, waar u nader kennis kunt
maken met de levenswijze van dit
trotse volk, bijvoorbeeld door mid-
del van haar prachtige dansen.

Op de tiende dag wordt een bezoek
gebracht aan Durban, dat gelegen
is aan de Indische Oceaan. Hier
wacht u een nadere kennismaking
met bijvoorbeeld North en South

-ocr page 155-

Beach, het prachtige centrum en de
beleende \'Indian market\'. De vol-
gende dag wordt de groep per
vliegtuig naar Port Elizabeth ge-
bracht, waarvandaan een machtig
mooie route zal worden gereden
naar Krysna. Dit plaatsje is gele-
gen aan een lagune en is tevens het
hart van een fameuze tuinenroute.
De route loopt langs onder meer
Tsitsikamma Forest en de bekende
Storms River Bridge. Op de der-
tiende dag zal Oudtshoom worden
bezocht, eens de (struis)veren-
hoofdstad van de wereld. Onder-
weg zullen de bekende dmipsteen-
formaties van Cango Caves
worden bezocht, een cheetah- en
krokodilfarm en een struisvogel-
farm.

De veertiende dag bestaat uit een
kort bezoek aan het typische wijn-
stadje Stellenbosch, dat tevens de
op één na oudste stad van Zuid-
Afrika is. De reis gaat verder naar
het vlakbijgelegen Kaapstad, waar
een uitgebreide stadsrondrit u
voert langs onder meer het South
African Museum, het Victoria en
Alfred Waterfront. Kasteel de
Goede Hoop, de Kaap Maleise
wijk, de Government Avenue en
het Groentemarktplein. Bij mooi
weer gaat u natuurlijk naar de top
van de beroemde Tafelberg, om te
genieten van een spectaculair uit-
zicht. Tot slot zal een bezoek wor-
den gebracht aan het indrukwek-
kende Kaapse Schiereiland met de
beroemde rots \'Kaap de Goede
Hoop\'. Dit vormt het einde van de

REIS ZUID-AFRIKA

reis.

Inbegrepen zijn:

* vlucht Amsterdam - Brussel -Johannesburg
V. V. per lijndienst van Sabena

* vlucht Kaapstad- Johannesburg

* vlucht Durban - Port Elizabeth

* rondreis per comfortabele airconditioned touringcar

* excursies, transfers en entreegelden volgens programma

* 14 overnachtingen in diverse hotels

* goedverzorgde tweepersoonskamers voorzien van douche
en toilet

* hotelverzorging op basis van logies en ontbijt

* 14 uitgebreide diners en 1 lunch in Dumazulu op dag 9

* deskundige Nederlandssprekende reisleiding ter plaatse

* koffergeld voor 1 koffer per persoon

* luchthaven- en toeristenbelasting, veiligheidstoeslag en
PSC-tax Schiphol

Niet inbegrepen zijn:

* niet genoemde maaltijden

* vertrekbelasting op de luchthaven
van Johannesburg

* reisbagage, ongevallen- en annule-
rings verzekering

* overige entreegelden, fooien en
persoonlijke uitgaven

* bijdrage Stichting Garantiefonds
Reisgelden

-ocr page 156-

COMMOTIE ROND EVALUATIE BESTRIJDING VARKENSPEST

DIERENARTS ONJUIST AFGESCHILDERD IN PERS

Natuurlijk valt er veel te zeggen over
de effectiviteit van de bestrijding van
de klassieke varkenspest en de rol van
de practicus daarin. Deze manier van
presenteren roept echter een dermate
grote weerstand op bij de KNMvD dat
zij het nodig vindt krachtig ontken-
nend te reageren op de aantijgingen.

De KNMvD reageert krachtig
ontkennend op de aantijgingen
in de pers

FAX NAAR PRAKTIJKEN

Bij het zien van deze kop boven een ar-
tikel in De Boerderij over het bewuste
onderzoeksrapport van Deloitte &
Touche heeft het secretariaat van de
KNMvD onmiddellijk na kennisname
van de inhoud van het artikel, een fax
doen uitgaan naar alle dierenartsen-
praktijken in Nederland.
De strekking was als volgt: de
KNMvD neemt nadrukkelijk afstand
van de gedane uitspraken van de mi-
nister van LNV naar aanleiding van
het evaluatierapport en spreekt inte-
gendeel haar oprechte waardering uit
voor de grote gezamenlijke inzet waar-
mee de Nederlandse practici de bestrij-
ding van klassieke varkenspest dienen.
Met de auteur van het artikel in De
Boerderij is afgesproken dat er in een
latere uitgave van het blad een inter-
view wordt gepubliceerd met prof dr.
J.H.M. Verheijden (vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting,
Faculteit der Diergeneeskunde) en
A.J. A.M. Mouwen, de practicus die be-
trokken is geweest bij het eerste geval
dat in Nederland gediagnosticeerd is.
Verder is direct in de eerstvolgende uit-
gave van De Boerderij een stuk van de
hand van Verheijden geplaatst in de ru-
briek Opinie. De kop \'Arts onschuldig
aan pest\' laat niets aan duidelijkheid te
wensen over. In dit stuk geeft Ver-
heijden aan dat bij grotere alertheid op
klassieke varkenspest, de praktiserend
dierenarts de diagnose misschien en-
kele dagen eerder had kunnen stellen,
maar zeker geen weken eerder, hetgeen
eigenlijk wenselijk zou zijn.
Voor een effectieve monitoring van het
vóórkomen van klassieke varkenspest
moet derhalve een ander systeem ont-
worpen worden, waarbij de nadruk
minder komt te liggen op de diagnos-
tiek op grond van symptomen, maar
meer op modeme, aanvullende dia-
gnostiek. Tevens stelt Verheijden dat
de dierenartsen gedaan hebben wat zij
moeten doen en dat in het evaluatierap-
port onjuiste conclusies zijn getrokken.

De evaluatie van de bestrijding van klassieke varkenspest roept bij de betrok-
ken dierenartsen welhaast nóg sterkere emoties op dan de uitbraak zelf. Een
door onderzoeksbureau Deloitte & Touche uitgevoerde evaluatie van de be-
strijding in de eerste weken na de bewuste uitbraak bevatte in eerste instantie
een onjuiste weergave van de feiten. Daarmee schiep het evaluatierapport het
beeld van een oppervlakkige practicus die dagen tot weken verschijnselen van
varkenspest heeft laten passeren, alvorens de Rijksdienst voor de Keuring
van Vee en Vlees (RVV) te waarschuwen. Minister van Aartsen van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), tevens medeplichtig aan het
prematuur openbaarmaken van dit onderzoeksrapport, sprak er zelfs
schande van in de pers. Daardoor kopte vakblad De Boerderij eind december
\'97 met \'Minister legt schuld pest bij dierenartsen\'. Het is niet onbegrijpelijk
dat de gemoederen hoog opliepen...

Prqfesssor Verheijden in vakblad
De Boerderij:

Klinische verschijnselen alleen bie-
den onvoldoende houvast en ook
het gangbare aanvullende onder-
zoek op het laboratorium of in de
sectiezaal biedt onvoldoende ga-
rantie op een vroegtijdige diagnose.
Daarom zal in de komende periode
nadmkkelijk moeten worden nage-
gaan welke aanvullingen op het
diagnostisch protocol zinvol zijn.

Door Sophie Deleu

Deze boodschap is ook overgebracht
aan de minister van LNV die het ver-
volgens ook zo heeft verwoord naar de
pers.

WEERGAVE FEITEN
Tevens hebben betrokken dierenart-
sen, alsmede het secretariaat van de
KNMvD, zich gebogen over de juiste
weergave van de feiten in de eerste da-
gen voorafgaand aan en na de uitbraak
van klassieke varkenspest. Het rapport
van Deloitte & Touche was immers
onvolledig, tendentieus en op som-
mige punten gewoon fout.
De KNMvD vindt het in principe een
goede zaak dat de bestrijdingsmaatre-
gelen geëvalueerd worden. Het is van
het grootste belang dat onvolkomen-
heden, ook in het optreden van practici
en dierenartsen in dienst van overheid
en bedrijfsleven, boven tafel komen,
zodat men een volgende keer slagvaar-
diger te werk kan gaan. Wel vindt de
KNMvD dat de bestrijding bij deze
evaluatie geïntegreerd benaderd dien
te worden. Door de keuze voor een on
derzoeksbureau waar geen veterinaire
expertise voorhanden is, bestaat he
gevaar dat de diergeneeskundige as
pecten onderbelicht raken, of zelfs ver
keerd weergegeven worden. En inder
daad was dit het geval.

Publicaties waarin de dierenarts
wordt verweten dat hij schuldig is
aan de enoraie omvang van de
varkenspestuitbraak, geven on-
juiste conclusies weer en richten
grote schade aan.

Gelukkig heeft de auteur van het rap-
port de weergave inmiddels aangepast
aan de werkelijkheid, aan de hand van
de vele kanttekeningen van veterinaire
zijde. Tevens heeft de KNMvD inten-
sief overleg gevoerd met de secretaris-
generaal en de directeur financiën van
het ministerie van LNV. Dit heeft er in
elk geval toe geleid dat de Vaste
Kamercommissie van Landbouw goed
geïnformeerd was toen het evaluatie-
rapport in de politiek besproken werd.
Het blijft niettemin zeer zuur te moe-
ten vaststellen dat het kwaad reeds is
geschied. Publicaties waarin de die-
renarts wordt verweten dat hij schuldig

-ocr page 157-

is aan de enorme omvang van de var-
Icenspestuitbraalc, ricbiten onlierstel-
bare schade aan.

WEDERZIJDS VERTROUWEN

Vertrouwen over en weer tussen over-
heid en practici is een groot goed en
van essentieel belang voor de preven-
tie en in onverhoopte gevallen de be-
strijding van besmettelijke dierziek-
ten. Keer op keer wordt dit van beide
zijden beaamd.

Niettemin constateert de KNMvD dat
de rol van de practicus bij de bestrij-
ding van besmettelijke dierziekten
klein wordt geacht door de overheid". In
sommige van de draaiboeken komt de
KNMvD niet eens voor, zo ook in dat
van de bestrijding van klassieke var-
kenspest. In de ogen van de overheid is
de rol van de practicus kennelijk finaal
uitgespeeld op het moment dat hij of zij
de RVV op de hoogte stelt van een ge-
val van een besmettelijke dierziekte.
De KNMvD is het hier vanzelfspre-
kend niet mee eens. Zo vindt zij het om
te beginnen zeer van belang dat de
practicus wordt ondersteund bij het
stellen van de diagnose (zijn \'monito-
ringfunctie\') en vervolgens op de
hoogte gehouden wordt van de ont-
wikkelingen en wordt ingezet bij de
communicatie met de cliënten, de vee-
houders. En ook daama zijn er tal van
zaken, waarbij de practicus - in het be-
lang van de bestrijding - betrokken
wenst te worden. Vandaar dat de
KNMvD telkenmale aandringt op haar
aanwezigheid bij het basisoverleg dat
onmiddellijk wordt ingesteld bij een
uitbraak. Ook bij deze uitbraak van
klassieke varkenspest, nu een jaar ge-
leden, heeft de KNMvD aangeboden
haar expertise in te brengen in het ba-
sisoverleg, overigens zonder resultaat.
De gevolgen van beschadigende be-
richtgeving zoals beschreven, alsmede
het negeren van bepaalde veterinaire
aspecten in de evaluatie, zijn nog eens
een extra aanslag op het vertrouwen.

EIGEN VISIE

De lering die hieruit getrokken kan wor-
den is dat het van groot belang is dat de
KNMvD zelf een duidelijke visie ont-
wikkelt op de rol die haar leden wensen
te spelen in de bestrijding van besmette-
lijke dierziekten. Tevens is het belang-
rijk dat haar inbreng bij de evaluatie van
de bestrijding van de huidige uitbraak
van klassieke varkenspest groot is.
Daartoe wordt onder meer een groep
betrokken practici bijeen geroepen.
Deze groep moet op korte termijn een
rapportage uitbrengen van de rol die de
practicus heeft gespeeld kort vóór, maar
ook na de vaststelling van de uitbraak.
Deze rapportage wordt in elk geval aan-
geboden aan het ministerie van LNV.
Op grond hiervan wordt tevens een
KNMvD-draaiboek \'uitbraak besmet-
telijke dierziekte\' samengesteld. Dit
schept op zijn minst duidelijkheid om-
trent hetgeen de overheid van de prac-
ticus en de KNMvD mag verwachten.
Het is daarbij vanzelfsprekend nood-
zakelijk het KNMvD-draaiboek af te
stemmen op de taken die andere orga-
nisaties, zoals de RVV en de Gezond-
heidsdienst voor Dieren, op zich ne-
men. Ongetwijfeld komt men dan
gezamenlijk tot de conclusie dat de
KNMvD een zetel dient te hebben in
het basisoverieg.

VACATURES IN BESTUREN EN COMMISSIES

VERBAND HOUDENDE MET DE 145E ALGEMENE VERGADERING VAN DE
KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

1998 aftredend en niet herkiesbaar

Hoofdbestuur

S.D. Feitsma

Regio Noord

Overeenkomstig artikel 31 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen van de Regio verzocht een kandidaat voor te dra-
gen en de naam van deze kandidaat tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Afdeling Noord-Brabant
Groep Geneeskunde van het Rund
Groep Geneeskunde van het Paard
Groep Pluimveewetenschappen
1998 aftredend en niet herkiesbaar
1998 aftredend en niet herkiesbaar
1998 aftredend en herkiesbaar
1998 aftredend en herkiesbaar

Algemeen Bestuur

K.H.J. Lambeek
H. Jorritsma
Dr. W. Back
Dr. W.W. Braunius

Overeenkomstig artikel 33 van de Statuten wordt de betrokken Afdeling en worden de betrokken Groepen verzocht eventuele
kandidaten voor te dragen en hun namen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Ereraad

H.L.C. Logtenberg
Mw. G.H.J.M. Brinkhuis
Mw. L. Huiskes-Comelisse

Regio Midden
Regio Midden
Regio Zuid

1998 aftredend en herkiesbaar
1998 aftredend en herkiesbaar
1998 aftredend en niet herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 38 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht eventuele kandidaten
voor te dragen en hun namen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

1998 aftredend en niet herbenoembaar

Financiële commissie

L.A. van Dijk

Regio Midden

-ocr page 158-

■l\'i liirl

1998 aftredend en herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 62 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht een kandidaat voor te
dragen en de naam van deze kandidaat tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Prof dr. J.E. van Dijk

1998 aftredend en herkiesbaar
1998 aftredend en herkiesbaar
1998 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 65 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele
kandidaten voor te dragen en hun namen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Paritaire Tarievencommissie Georganiseerde Dierziektenbestrijding

G. Heijnen
L.E. Tjebbes
P.J. v.d. Werf

1998 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 71 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele
kandidaten voor te dragen en hun namen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mee te delen.

Paritaire Tarievencommissie Georganiseerde Pluimveeziektenbestrijding
J.H. Kraak

Overeenkomstig artikel 71 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht eventuele
kandidaten voor te dragen en hun namen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mee te delen.

Afdeling Groningen/Drenthe
Afdeling Gelderland
Afdeling Utrecht
Afdeling Zuid-Holland
Afdeling Noord-Holland

Tarievencommissie

G.J. Bosma
G. Heijnen
K. Schipper
R.H. Ruppert
W.D. Pereboom

1998 aftredend en niet herbenoembaar
1998 aftredend en niet herbenoembaar
1998 aftredend en niet herbenoembaar
1998 aftredend en niet herbenoembaar
1998 aftredend en herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 72 van het Huishoudelijk Reglement worden de betreffende Afdelingen verzocht eventuele kandida-
ten voor te dragen en hun namen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

NCl? WAT IS DAT? WAT DOEN

{^^■BBI

Gezien de vele reacties die ik de afgelopen maanden heb gekregen, vooral na-
dat veterinair Nederland een factuur voor de
informatiseringshijdrage had
ontvangen, lijkt het verstandig om op deze plek eens wat over de NCI te ver-
tellen. De NCl is een club, of liever een coöperatie, van voornamelijk praktise-
rende dierenartsen. De coöperatie beijvert zich sinds haar oprichting, al meer
dan tien jaar geleden, om de belangen van de dierenartsen te behartigen.

Door Henk van der Bijl

Vorig jaar heb ik mijn lot verbonden
aan deze coöperatie, omdat ik onder de
indruk was van de visie van haar be-
stuur en de uitstraling daarvan die
sprak uit het jaarverslag 1996 en on-
dernemingsplan 1997. Dat lang niet
alle dierenartsen zo\'n verstandige vi-
sie hebben op de manier waarop een
mens met een veranderende maat-
schappij moet omgaan, wist ik toen
nog niet. Zo langzamerhand is mij dui-
delijk geworden dat een heel selecte
groep zich echt voorbereidt op een an-
dere toekomst, dat wil zeggen een toe-
komst waarin de accenten van de be-
roepsuitoefening sterk verschuiven.
Een sterk toenemende professionaliteit
van het beroep zal verlangd worden
door de cliënten van de dierenarts, of
dat nou de veehouder is of de burger
met zijn knuffeldier. Want veehouders
sturen steeds meer op hun kosten-ba-
ten-verhouding en de burger wordt
snel mondiger en ziet veel \'informa-
tieve\' televisieprogramma\'s waarin in
hoog tempo veel verteld wordt over
zijn huisdieren, naar achteraf vaak
blijkt: multi-interpretabel. Wat krom
blijft hangen bij de kijker mag de die-
renarts proberen recht te breien.

ORGANISATIEVORM

De NCl heeft in de afgelopen jaren ge-
werkt als een vereniging, met een be-
stuur en een begroting. De vereniging
deed aan informatiseringsprojecten en
had voor de uitvoering van die projec-
ten twee vaste krachten in dienst die
leiding gaven aan dierenarts-NCl-le-
den die participeerden in de diverse
projecten. De AUV droeg een flink
steentje bij aan het budget. Dat is ge-
stopt per oktober 1997. De leden van
de KNMvD hebben vorig jaar beslist

-ocr page 159-

dat het werk van de NCI moet door-
gaan en dat de KNMvD nu voor subsi-
diëring zal zorgdragen.
Tegelijk is besloten dat de organisatie-
vorm van de NCI wijzigt. De NCI als
coöperatie van dierenartsen blijft be-
staan om het beleid voor de informati-
sering van de Nederlandse dierenart-
sen uit te zetten. Daamaast is een
stichting opgericht om het beleid uit te
voeren. Afgevaardigden van NCI-be-
stuur en KNMvD-bestuur vormen sa-
men met een extem aangetrokken in-
formatica-autoriteit het stichtings-
bestuur. De stichting geeft leiding aan
een werkmaatschappij die zich met de
dagelijkse projectuitvoering bezig-
houdt. Karin de Haas, Mario den
Hartog en ik zijn in dienst van deze
werkmaatschappij.

Eind vorig jaar hebben de KNMvD-le-
den een factuur ontvangen om de auto-
matiseringsbijdrage te voldoen. Dat is
voor de uitvoering van de projecten
door de werkmaatschappij. De NCI
heeft zijn eigen begroting met inkom-
sten uit haar eigen ledencontributie.
Het is mij de afgelopen tijd gebleken
dat de leden van de KNMvD niet alle-
maal even goed op de hoogte zijn van
wat zij zelf besluiten. Ik ben heel veel
gebeld met vragen (en statements) over
de NCI. Dat had zelfs nog wel eens een
contraproductief effect, omdat ik ben
ingehuurd voor de gemeenschappelijke
informatisering van de dierenartsen en
niet voor de individuele.

ONDERNEMINGSPLAN 1998
Het ondernemingsplan voor 1998 heb-
ben wij half januari afgerond. In dat
plan wordt beschreven welke projec-
ten in uitvoering zijn respectievelijk
nog opgestart moeten worden, de hui-
dige status van ieder project en het be-
oogde resultaat in het komende jaar.
Het is een heel ambitieus verhaal ge-
worden, waarin wij bij elkaar 32 pro-
jecten behandelen. Gelukkig is de NCI
niet van elk van die projecten de trek-
ker, want dat zou onze capaciteit te bo-
ven gaan. We werken met prioriteiten,
een must in deze tijd.
De projecten hebben we onderverdeeld
naar de sectoren waarin de dierenartsen
werkzaam zijn: landbouwhuisdieren en
gezelschapsdieren. Daamaast hebben
we de mbriek \'algemeen\'. Hieronder is
samengevat waar de accenten liggen
voor 1998.

Landbouwhuisdieren

* De projecten gaan door op dezelfde
voet. Hier wordt vooral aandacht ge-
geven aan het ontwikkelen van de
kennis van (veehouderij-) bedrijfs-
kennis van de dierenarts.

i É 11 i i è i i

* In samenwerking met ATC (Agra-
risch Telematica Centmm) en ande-
ren wordt een plan gemaakt voor de
ontwikkeling en implementatie van
CHESS, TACT en LERAN ten be-
hoeve van de varkenshouderij
(TACT melkvee is al in ontwikke-
ling). Er is veel discussie over de sa-
menstelling van de projectdeelne-
ming. Argumenten zijn \'concur-
rentie\' van andere begeleidende or-
ganisaties (DLV, voederindustrie en
anderen).

Het standpunt van NCI is dat:

- Ontwikkelingen met \'kapers op de
kust\' toch niet tegen te houden
zijn.

- Eenvonnigheid van begeleiding
de veehouderij ten goede komt.

- De specifieke kennis/inbreng van
de dierenarts toch onvervangbaar
is.

Partners in samenwerking zijn ATC,
landbouworganisaties, proefstations, de
Faculteit, Nederlands Rundvee Syn-
dicaat, Gezondheidsdienst voor Dieren,
ministerie van LNV, de industrie.

Financiering van projecten gebeurt
gewoonlijk middels subsidiëring van
overheidswege. Een uitzondering is
sedert oktober 1997 het project
TACT Rundvee: opdrachtgevers tot
de bouw van het programma zijn NRS
en NCI (verhouding 50-50) en na op-
levering zijn deze organisaties geza-
menlijk eigenaar van het programma.
Gelden uit verkoop zullen dan ook
aan NRS en NCI ten goede komen.
De leveringsvoorwaarden (prijs, ser-
viceniveau, licentieverstrekking,
maar ook randvoorwaarden als ver-
eist kennis- en opleidingsniveau, ge-
bruikswijze en dergelijke) moeten
worden opgesteld.

Gezelschapsdieren

* Veel aandacht richt zich op de be-
drijfsvoering van de praktiserende
dierenartsen: hoe kun je beoordelen
welke de zwakke en sterke punten
zijn, en hoe een strategie voor om-
buigingen ontwikkelen.

* Een ander speerpunt is de geautoma-
tiseerde ondersteuning in de dieren-
artsenpraktijk: uitwisseling van ken-
nis-deelsystemen, voorlichting over
functionaliteit, kwaliteit, kosten,
randvoorwaarden van veterinaire
computerpakketten.

Partners in samenwerking zijn (naast
de dierenartsen zelf - KNMvD, GGG -)
de Faculteit, AUV, de farmaceutische
industrie, de diervoederindustrie, de
dierenbescherming en het ministerie
van LNV. Voor een aantal projecten
wordt samenwerking gezocht met het
hoger beroepsonderwijs, sector Infor-
matica, omdat de betreffende projecten
in de Definitiefase (begin-) bevinden.
Deze projecten ondergaan eerst een tra-
ject van informatieanalyse, voor de uit-
voering waarvan stagestudenten zullen
worden aangetrokken.

Algemene projecten

Het grote speerpunt voor 1998 is het
ontwikkelen van een \'intemet-omge-
ving\' voor de Nederlandse dierenarts.
De komende jaren zal steeds meer
communicatie en infonnatie-uitwisse-
ling langs deze elektronische snelweg
plaatsvinden. Het creëren van een
deugdelijke infrastructuur is de grote
klus van 1998. Ontwerp van alle func-
tionaliteiten op de \'site\', het onder-
houd en de actualisering van de infor-
matie, en aanpassing van de taak-
vervulling (bij de KNMvD bijvoor-
beeld). Voor de dierenartsen die ge-
bruik gaan maken van de site, zullen
voorlichting en scholing georgani-
seerd worden.

Partners in samenwerking zijn er vele,
universiteiten (UvU, LUW) industrie,
alle organisaties waarmee dierenartsen
informatie-uitwisseling hebben. Veel-
al hebben of krijgen die organisaties
ook hun eigen internetomgeving uitge-
werkt. Wat er al is, hoeft niet opnieuw
bedacht en gemaakt te worden. Na het
bedenken van de benodigde functies
voor de KNMvD-site zal daarom een
inventarisatie gemaakt worden van
wat er al is en waamaar verwezen (met
\'buttons\') kan worden, ofwel wat zal
worden overgenomen.

Organisaties en personen die al iets
hebben:

- Intervet

- Faculteit der Diergeneeskunde

- Universiteitsbibliotheken (Utrecht,
Wageningen)

- Dierenarts Elsinghorst, De Bilt

- Diverse dierenartsenpraktijken heb-
ben reeds een home-page.

Geïnteresseerden (ook niet-NCI-le-
den, al verwachten we dan wel een
aanmelding natuurlijk!) kunnen het
ondernemingsplan opvragen: NCI,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht.

-ocr page 160-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Hemmelder, Mevr. M.M.; 1998; 3705 ZB Zeist;
Warande 23.

Kieft, O.; 1980; 6922 JG Duiven; Engelstraat 5.
Klaver, Mevr. K.E.; 1997; 3071 AZ Rotterdam;
Louis Pregerkade 316.

Lubsen, R.W.; 1973; 1715 GK Spanbroek;
Spanbroekcrweg 95.

Mous, Mevr. J.I.; 1997; 8102 PX Raalte; \'t Ree-
laer 7.

Reezigt, B.J.; 1997; 46531 Nosebro (Zweden);
Nordhemsgatan 35.

Schep, J.; 1979; 3262 JH Oud-Beijerland; Oost
Voorstraat 90-92.

Spoormakers, T.J.P.; 1998; 3582 EX Utrecht;
Albatrosstraat 30 bis.

Straal, Mevr. J.S.A.M.; 1997; 3514 AW Utrecht;
Gmttershof 17.

Wolf, Mevr. P.J. van der; 1997; 3981 ZM Bun-
nik; Vletweide 48.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Brandsma, H.A.; 1997; 3621 ME Breukelen;
Nijenrode 074, Straatweg 25.
Deinum, J.; 1997; Ballsbridge. Dublin 4 (Ier-
land); Vet. College, Shelboume Road.
Groningen, J.A. van; 1997; 3522 CA Utrecht;
Scheldestraat 19 bis.

Hibma. Mevr. A.; 1997; 3902 HD Veenendaal;
p/a Grebbeweg 7.

Hoe.s, Mevr. N.P.M.; 1997; 5374 JL Schaijk;
Maalstocl 30.

Nabuurs. P.; 1997; 3582 EX Utrecht; Albatros-
straat 30.

Stins, P.G.; 1995; 6538 XS Nijmegen; Zwanen-
vcld38-14.

Vijver, Mevr. M.R.V. van de; 1997; 4515 ED
IJzendijke; Emmastraat 8.
Visnjaric, E.; 1997; 1442 SR Purmerend; Mer-
wedestraat 152.

Wilde, A.H. de; 1997; 7206 BX Zutphen; p/a
Wcerdsslag 149.

.41s kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Ahne, Mevr. I.M.T.; 3532 EB Utrecht; Querido-
straat 17.

Binnekade. Mevr. N.; 3551 SE Utrecht; Kool-
straat 24.

Blaauw, F.J.; 3512 PD Utrecht; Lange Nieuw-
straat 53 bis.

Brand, Mevr. J.M.A. van den; 3512 GE Utrecht;
Ganzenmarkt 28 A.

Geurts, M.A.J.; 3572 GN Utrecht; Griftstraat 29.
Meertens, Mevr. S.C.; 3583 EN Utrecht; Prins
Hendriklaan 38.

Neefs, Mevr. 1.; 4836 BE Breda; Heistraat 6.
Sweys, R.P.; 2353 PP Leiderdorp; Dragontuin 39.

□VERLEDEN:

Op 16 januari 1998 Drs. A.H.C. Kuipers te
Gemert.

JUBILEA:

ProfDr. J.T. van Oirschot te Lelystad, afwezig.

Personalia

ii t nil i i

25 jaar, 18 februari 1998

P.L. van Paassen te Schalkwijk, aanwezig, 40

jaar, 20 februari 1998

Mevr. A.C. Bander te Wassenaar, afwezig, 45
jaar, 20 febmari 1998

H. Sorgdragerte Haren (Gr), afwezig, 55 jaar, 22
februari 1998

H.J. van der Hammen te Steenbergen, afwezig,
50 jaar, 27 februari 1998
P.R. de Vries te Odoom, afwezig, 30 jaar, 1
maart 1998

O.J.H. Devos te Goes, afwezig, 35 jaar, 1 maart
1998

Dr. A.L. van Zuylen te Enschede, aanwezig, 35
jaar, 1 maart 1998

F.P.C.M. Knols te Uden, afwezig, 25 jaar, 3
maart 1998

C.J. Vermeulen te \'s-Gravenhage, afwezig, 50
jaar, 3 maart 1998

PROMOTIE:

Op 12 februari 1998 Drs. F.A.R. van den Broek
te Odijk.

MUTATIES:

Brandsma, H.A.; 1997; 3621 ME
Breukelen; Nijenrode 074, Straatweg 25; tel.
0346-291163; E-mail: BRANDSMA(gGAM-
DALF.NIJENRODE.NL; d. (toev. als lid).

•Broek. Dr. F.A.R. van den; 1989; U-
1998; 3984 CC Odijk; Koekoeksbloem 62; tel.
0317-484206 bur.; fax 0317-484762; proefdier-
deskundige L.U. Wageningen, C.K.P.

Deinum, J.; 1997; Bullsbridge, Dublin 4
(leriand); Vet. College, Shelboume Road; E-
mail: JDE1NUM(®VETMED.UCD.1E; wet.
medew. U.C.D. (Fac. of Vet. Med., Dept. Vet.
Surgery)(toev. als lid).

Groningen, J.A. van; 1997; 3522 CA
Utrecht; Scheldestraat 19 bis; tel. 030-2800226;
wnd.d. (toev. als lid).

Hibma, Mevr. A.; 1997; 3902 HD Veenen-
daal; p/a Grebbeweg 7; tel. 0318-528758; d. in
Australië (toev. als lid).

Hoes, Mevr. N.P.M.; 1997; 5374 JL Schaijk;
Maalstoel 30; tel. 0486-461872; wnd.d. (toev. als
lid).

Nabuurs, P.; 1997; 3582 EX Utrecht;
Albatrosstraat 30; tel. 030-2541916 privé, 0481 -
461627 prakt.; p., medew. bij J.T. van Berge
Henegouwen, G.J. van Riemsdijk en D.J. van
Zoolingen (toev. als lid).

Stins, P.G.; 1995; 6538 XS Nijmegen;
Zwanenveld 38-14; tel. 024-3447752 privé,
3972900 prakt.; p., medew. bij D B. Blaauboer,

G. Maris en C.D.B. Sijpkens (toev. als lid).

Vijver, Mevr. M.R.V. van de; Gent-1997;
4515 ED IJzendijke; Emmastraat 8; tel. 0117-
302227 privé, 301388 prakt.; p., medew. bij
F.H.M. van de Vijver, M.J.M. van de Vijver en
K.G.M. van de Vijver (toev. als lid).

Visnjaric, E.; 1997; 1442 SR Purmerend;
Merwedestraat 152; tel. 0299-438656 privé,
036-5330441 prakt.; p., medew. bij J.D. Vrieze
(loev. als lid).

Wilde, A.H. de; 1997; 7206 BX Zutphen;
p/a Weerdslag 149; tel. 0575-522999; wnd.d.
(toev. als lid).

JAARBOEK 1998:

Mutaties m.b.t. de personalia die na 5
december
bij het bureau van de .Maat-
schappij zijn binnengekomen, kunnen
helaas
niet worden opgenomen in het
Diergeneeskundig Jaarboek!

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

02-03-1998
16-03-1998
30-03-1998
10-04-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

1998

Februari

19-21 Intemational Symposium on Turkey
disease. Beriin. Anmeldung bis 10. Febmar
an Sekretariat des Inst. fiir Geflügel-
krankheiten. Prof Dr. H.M. Hafez,
Koserstr. 21, D-I4I95 Berlin, tel: 49-30-
838 38-61
Oder -62, fax: 49-30-838 58 24.

20—22 Authorship in Biomedical Publication:
Problems and Proposals. A Council of Bio-
logy Editors Retreat. Berkely, California,
USA. Informatie: Denise Baran, tel.: 00-1-
847-480-9080, fax: 9282.

22—27 Second Pan Commonwealth Veterinary
Conference on Animal Health and Pro-
duction In Rural Areas. The Essential Role
Of Women At All Levels. Bangalore,
India. Tel.: 0091-80-646857, 6635210,
3330509. Fax: 0091-80-6635210. E-mail:
rahman.cva@.sprintrpg.spring.com.

Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.
Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: 89-315619-70 or -
80, fax: 89-315619-82.

5 Minisymposium ter gelegenheid van het
afscheid van Wout Zandbergen, georgani-
seerd door Virbac Nederland. Schouwburg
Ogterop te Meppel.

12 Symposium \'Public health\': wiens zorg!
Koninklijke Nederlandse Academie voor
Wetenschappen te Amsterdam. Inschrijven
vóór 1 maart 1998, kosten: ƒ 50,-.

April

2 NVVL-congres \'98: Trends in levensmidde-
lentechnologie en voedingswetenschappen:
Voedselkeuze en Productontwikkeling. De
Reehorst, Ede. Tel.: 010-4750908.

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress, Intemational Con-
vention Centre, Birmingham, England.

5—9 The 5th Intemational Fair of Agricultural
Technology TECHAGRO, the 5th Intema-
tional Forestry Fair SILVA REGINA and
the 4th Intemational Veterinary and
Livestock Fair ANIMAL VETHX. Bmo.
Tel.: 00-420-(0)5-4115-2831, fax: 3059, e-
mail: techagro(a,bw.cz, http://www.bw.cz.

17— 19 ESVOT congres: orthopedie paard, mnd,

Aflevering

15-03-1998
01-04-1998
15-04-1998
01-05-1998

-ocr page 161-

gezelschapsdieren. Faculteit Diergenees-
kunde, München.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Córdoba, Spain.
For information and submission of ab-
stracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Genmany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLindner
Bonn@T-online.de.

24- 26 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual International
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone -1-31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

30—3 mei lams Nutrition Symposium, The Fair-
mont Hotel. San Francisco, California, USA.

Mei

9-11 SAVAB-Flanders Weekend 1998: \'Small
Animal Orthopaedies\'. Congrescentmm
\'Ter Eist\' te Edegcm (Antwerpen). België.
Informatie: Dr. Leen Vcrhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel. België, fax:
(32) 15 31 73 90, E-mail: leenvdent((tglo.be.

14- -16 Virology of Carnivores. First Intema-

tional Meeting. Drs. Jolanda B. van Luipen,
Virology Unit, Department of Infection &
Immunity, Utrecht University, de Uithof,
Androclusgebouw, Yalelaan I, 3584 CL
Utrecht. Phone: 31 30 253 2485. fax: 31
30 253 6723, e-mail: J.LUIPEN@VET-

mic.dgk.ruu.nl.

II —16 PHLO-seminar: \'New Developments
in Feed Evaluation\' te Wageningen. In-
schrijftermijn eindigt op 10 maart 1998.

15-16 Veterinary Dentistry, 7th EVDS (Euro-
pean Veterinary Dental Society) Annual
Scientific Meeting. Ljubljana, Slovenia.
For information: Marion Verbeek, tele-
foon: 023-5277666.

Juni

2—5 Third International Symposium on Hor-
mone and Veterinary Drag Residue Ana-
lysis, Brages, Belgium. Deadline for re-
ceipt of abstracts is February 1, 1998.
Information: Prof C. Van Pctcghem, Sym-
posium Chairman, Faculty of Pharma-
ceutical Sciences, University of Ghent.
Harelbckestraat 72, B-9000, Ghent, Bel-
gium. Phone: (32)9/264.81.34, fax: (32)9/
264.81.99, e-mail: carlos.vanpcteghem(®,
rug.ac.be.

13—14 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare. Chicago, IL. Scientific program
features Avian, Bovine, Canine, Equine
and Feline medicine tracks. For more in-
formation contact ABVP Administrator,
530 Church Street, Suite 700, Nashville,
TN 37219; phone 615/254-3687, fax:
615/254-7047.

26—28 Pörtschach, Austria. Seventh Annual
Scientific Meeting of the European Col-
lege of Veterinary Surgeons. Preseminars
in German and English, June 25th.
For information contact: ECVS, Monika
Gutscher. Winterthurerstr. 260, 8057 ZÜ-
rich, Suisse. Tel.: 41-1-6358408, Fax: 41-
1-3130384.

Augustus

4—9 World Equine Airways Symposium. Uni-
versity of Guelph, Guelph, Ontario, http://
www.vet.comell.edu/weas. E-mail: weas(g
uoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800 ext 4090,
fax: (519)767-2855.

VERGADERINGEN S.
BIJEENKOMSTEN

1998

Februari

17 Intervisiebijeenkomst groep 9 (varken).
Onderwerp: computerprogramma Econo-
mie op een varkensbedrijf Locatie: Her-
vormd Centrum. Langbroek. Aanvang:
20.00 uur.

26 Vergadering Afdeling Gelderiand.

26 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

28 Voordrachtmiddag Afdeling Limburg/
Noord-Brabant/Zeeland, werkgroep gezel-
schapsdieren te Weert.

Maart

3 Praktijkgerichte klinische avond over al-
lergieën en leveraandoeningen in Hotel
Waanders te Staphorst, aanvang: 19.30
uur.

19 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentmm te Utrecht. 19.30-
22.30 uur.

16 Jaar\\ ergadcring Afdeling Noord-Brabant
om 20.15 uur in paviljoen Molenwijk,
Molenwijk 2 te Boxtel.

20—22 Voorjaarsweekend Zuid-Limburg Me-
dische Wielerkring. Trainingsrit racefiets
en ATB. V. Buur, tel: 0223-635800.

25 Praktijkgerichte klinische avond over aller-
gieën en leveraandoeningen in Hotel Van der
Valk te Nieuw-Vennep, aanvang: 19.30 uur.

26 Voorjaarsvergadering Groep Paard, tevens
symposium \'Tandheelkunde bij hel paard:
taak van veterinair of verzorger?\'. Sport-
centram Papendal, 13.00-21.30 uur.

31 Praktijkproef\'Ciezondheidsplanner Melk-
vee\' om 13.00 uur in de Schakel te Nijkerk.

April

5 ATB-tocht rond Amersfoort (algemene le-
denvergadering) Medische Wielerkring.
K. Haverkamp, tel: 033-4616204.

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

25 Meditour (Jansen) Medische Wielerkring.
K. Haverkamp, tel: 033-4616204.

Mei

6 Werkvergadering mnderpractici-( iD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'Dc
Meem\'. Meemdijk 59, De Meem.

7 Werkvergadering mnderpractici-GD Deven-
ter, Aanvang: I4.(M) uur. Locatie Deventer,
Amsbergstraat 7, Deventer.

9 HalQaarlijkse vergadering Groep Vete-
rinaire Specialisten.

9 Toertocht Medische Wielerkring Neder-
land (artsen zonder grenzen). J. Stoffels,
tel: 0524-513068.

9—II Small Animal Orthopaedics. Sprekers:
Dr. R. Boudrieua (Tufts University, USA),
Dr. H. Denny (UK), Dr. D. Hulse (Texas
University, USA). Congrestaai: Engels
(geen simultaanvertaling). Locatie: Ede-
gem (Antwerpen), Belgium, Congres-
centrum \'Ter Eist\'. Voor informatie: Dr. L.
Vcrhaert, G. van der Lindenlaan 15, B-
2570 Duffel, Belgium. Fax: (32) 15 31 73
90, E-mail: leenvdent@glo.be.

12 Lustramdag Absyrtus Senior Afdeling
Noord-Brabant.

13 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

14 Studie- en tevens jaarvergadering Groep
Homoeopathisch-werkende dierenartsen.

Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentmm
te Utrecht, 19.30-22.30 uur.

19 Vergadering Afdeling Gelderiand.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

21 \'Amstel Gold\' voor de Medische Wieler-
kring Nederiand. A. Kortenbach, tel: 045-
5258285.

31—7 juni Maastricht-Lourdes, Medische
Wielerkring. K. Brain, tel: 023-5386022.

Juni

11 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

11 Nationaal kampioenschap kleiduifschie-
ten. Organisatie: Boehringer Ingelheim.

Juli

5 NK-weg Medische Wielerkring. C. Holtz-
hauer, tel: 0591-632684.

September

8 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

16 Werkvergadering runderpractici-GD U-
trecht. Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant
\'De Meem\'. Meemdijk 59, De Meem.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in
Zelhem, aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende dierenartsen. Beatrixge-
bouw Jaarbeurscongrescentram te Utrecht.
19.30-22.30 uur.

17 Vergadering Afdeling Gelderland.

Oktober

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de
Heerenkoers) in Tiel. Medische Wieler-
kring. H. In den Bosch, tel: 0344-612973.

November

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in
Zelhem, aanvang 20.00 uur.

December

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Vergadering Afdeling Gelderland.

CURSUSSEN

1998

Februari

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten I voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/ opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

18 PUO-cursus (België): 4) Beginselen van de
Epidemiologie.

18 PAO-D cursus: 97.245. IBR.

19 PAO-D cursus: 98.501. Gynaecologie paard,
G.V.P. en certificering.

19 PAO-D cursus: 97.246. IBR.

19 PAO-D cursus: 97.147. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren

21 PAO-D cursus: 98.110. Emergency en
trauma; nieuwe technieken.

24 PAO-D cursus: 98.209. Casuïstiek melk-
veevoeding (Deventer).

-ocr page 162-

26 PAO-D cursus: 98.210. Casuïstiek inelkveevoeding (Zeg-
veld).

26 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie (ook op 5, 12 en 19
maart 1998).

26 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111 in het Holiday Inn
Eindhoven.

27 PUO-cursus (België): 29) Praktische anesthesie-apparatuur.

Maart

1—5 ESAVS-cursus \'Emergency Care at Equine Competitions\'
in Zürich. ESAVS-OfTice, Am Kirchplatz 2, D-55765 Birken-
feld/Gemiany, fax: (49)6782-4314.

3 PAO-D cursus: 98.124. Behandeling van gedragsproblemen bij
honden.

3 PAO-D cursus: 98.206. Praktische economie 1 voor het var-
kensbedrijf (twee dagen, tevens 12maart 1998).

4 PAO-D cursus: 98.105. Interpretatie-cursus echografie gezel-
schapsdieren.

4 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 1 voor dierenartsen varkens-
houderij\'. Locatie; IPC DIER Barneveld. Voor informatie/op-
gave; de heer J. Broos, tel.: 077- 3998888.

4—5 PHLO-cursus: \'Preventieve gezondheidszorg in de varkens-
houderij\' te Wageningen.

5 Tweed^gse cursus hoefdiagnostiek en hoefbehandeling in
Utrecht en Deume, tevens 19 maart. Kosten: ƒ 550,-.
Inschrijven vóór 20 febmari 1998.

5 PAO-D cursus: 98.902. Financieel management \'Jaarstukken
lezen\'.

5 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie (ook op 26 febmari, 12
en 19 maart 1998).

10 PAO-D cursus: 98.107. Patiëntendemonstratie gezelschapsdie-
ren.

10 PAO-D cursus: 98.211. Casuïstiek melkveevoeding (Drachten).

11 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dierenartsen varkenshoude-
rij\'. Locatie; IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave: de heer
J. Broos, tel.; 077-3998888.

12 PAO-D cursus; 98.125. Behandeling van gedragsproblemen bij
honden.

12 PUO-cursus (België); 30) Dermatologie (ook op 26 febmari, 5
en 19 maart 1998).

13 PAO-D cursus; 98.106. Behandeling van kraisbandletsels.

17 PAO-D cursus: 98.101. De ouderen hond; diagnostiek en be-
handeling van intemistische, chirurgische en orthopedische
aandoeningen.

17 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111 in het Postiljon Hotel
Heerenveen.

18 IPC DIER-cursus; \'Bijproducten 2 voor dierenartsen varkens-
houderij\'. Locatie: IPC DIER Horst. Voor informatie/ opgave:
de heer J. Broos, te!.: 077-3998888.

18—20 PHLO-cursus \'Diergezondheidszorg in economisch per-
spectief te Wageningen.

19 Tweedaagse cursus hoefdiagnostiek en hoefbehandeling in
Utrecht en Deume. Kosten: ƒ 550,-. Inschrijven vóór 20 febmari
1998.

19 PAO-D cursus: 97.148. Behandeling diarree bij gezelschapsdie-
ren.

19 PAO-D cursus: 98.302. Praktische toepassing van ZOVEX, een
zoötechnisch-veterinair expertsysteem voor de vleesveehoude-
rij (twee dagen, tevens 23 april 1998).

19 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie (ook op 26 febmari, 5
en 12 maart 1998).

20 PAO-D cursus; 98.121. Behandeling van kmisbandlet.sels.

25 PAO-D cursus: 98.803. Gebitsreiniging en slijptechnieken ins-
tmmentarium.

26 PAO-D cursus; 98.126. Behandeling van gedragsproblemen bij
honden.

31 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor dierenartsen varkens-
houderij\'. Locatie: IPC DIER Horst. Voor informatie/ opgave:
de heer J. Broos, tel.; 077-3998888.

31 PAO-D cursus: 98.127. Behandeling gedragsproblemen bij
honden.

31 PAO-D cursus: 98.207. Praktische economie 1 voor het var-
kensbedrijf (twee dagen, tevens 7 april 1998).

1

9
16
21

23

.\\pril

PAO-D cursus: 97.604. Veterinaire Apotheek II landbouw-
huisdieren (twee blokken; blok 1 tevens 2 en 3 april; blok 2,
Men 15 mei 1998).

PAO-D cursus: 98.111. Small animal clinical immunology.
PAO-D cursus: 98.903. Financieel praktijkmanagement
\'Jaarstukken lezen\'.

ESVOT-cursus: chimrgische practica gezelschapsdieren.
Faculteit Diergeneeskunde, München.
PAO-D cursus; 98.202. Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op mndveebedrijven deel II (drie dagen,
tevens 22 en 23 april 1998).

PUO-cursus (België): 32) Kennismaking met de minimaal in-
vasieve chimrgie bij kleine huisdieren.
PUO-cursus (België): 39) Anesthesie bij vogels en bijzondere
diersoorten.

VELmUYSENADVIESGROEP

* V ^^^^^ ASSURANTIËN - HYPOTHEKEN - FINANCIERINGEN - VERMOGENSBEHEER

Specialisten in advisering van Medische en
Para - Medische beroepsbeoefenaren.

Als het gaat om het belang van juist interfereren van
risico\'s van:

arbeidsongeschiktheid
financieringen,
hypotheken en
ongevallen.

Als het gaat om een autoverzekering voor
dierenartsen:

bieden wij een voordelige premie en
gratis een hogere dekking voor
de inventaris/ goederen.

U kunt nu een geheel vrijblijvende "second opinion"
over uw bestaande situatie krijgen, verzorgd en
toegelicht door onze adviseurs, gespecialiseerd
in uw beroepsgroep.

Van Velthuysen Adviesgroep

een garantie voor blijvende service
en advisering!

Voor het maken van een afspraak met één van
onze adviseurs kunt u bellen

(0294) 41 50 03

Postbus 18, 1380 AA Weesp

wwwwwww

nva:..^

van de sect« advtset^s
academische en medische beroepen

-ocr page 163-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete unifersiteit ran
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiëtiteerde instelling ran wetenschappelijk
ondertrijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
21 onderzoekscholen en 58 opleidingen bieden
studenten ai medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich rerder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
IVetenschnppelijke traditie, moderne tech-
nieken en op de toekomst gerichte pro-
gramma\'s dragen daaraan verder hij. Met
2^.000 studenten, 7.000 personeelsleden en
een budget ran circa 832 miljoen gulden
vormt de universiteit de spil van het KennLc-
cetitmm Utrecht. Uitiuit deze positie in
Midden-Nederland onderhoudt zij een geva-
rieerd contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoekinstituten over de
gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schap«- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccrediteerd
bij de American & Canadian Veterinary Medical
Associations.

De vakgroep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren omvat een opleidingsinstituut, research-
instituut en academisch dierenziekenhuis.
140 Medewerkers waarvan ruim 50 dierenart-
sen, zorgen voor het onderwijs aan 60 co-assis-
tenten, het onderzoek en de patiëntenzorg.
Jaarlijks vinden ca. 15.000 poliklinische consulten
plaats en worden ca. 3700 operaties verricht.
De beschikbare faciliteiten worden internatio-
naal hoog gewaardeerd.

De vakgroep heeft jaarlijks plaats voor vier rou-
lanten. Dat zijn dierenartsen die de Ie fase van
de opleiding tot specialist volgen.
Bij de vakgroep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren is per 1 juni 1998 plaats voor

4 roulanten (v/m)

Uw taken bestaan uit het in toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg en in
bescheiden mate aan het onderwijs en het
onderzoek.

Wij vragen dierenartsen die zijn afgestudeerd
in de differentiatierichting Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. De voorkeur gaat uit naar
dierenartsen die enige ervaring hebben in het
geven van onderwijs en/of enige tijd in de prak-
tijk werkzaam zijn geweest.
Wij bieden een aanstelling voor 15 maanden
waarin scholing in den brede plaatsvindt op het
vakgebied van de Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren. Vervolgens kan worden gesolliciteerd
naar een 2e fase, waarin specialistische kennis
wordt verworven op het gebied van één van de
erkende speciahsmen binnen de geneeskunde
van gezelschapsdieren (anesthesiologie, chirur-
gie, dermatologie, interne geneeskunde, oog-
heelkunde en vogelgeneeskunde).
De opleiding is verweven met de patiëntenzorg
en met de onderwijstaken van de vakgroep.
U ontvangt een salaris dat in hoogte overeen-
komt met het salaris van een aio (ƒ2151,- bruto
per maand gedurende de Ie fase).
Selectie van de kandidaten vindt plaats door
een commissie aan de hand van gebleken studie-
resultaten, curriculum vitae en motivatie.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen contact opnemen met
mevrouw drs. M. Willemse, telefoon (030)
253 1693.

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan
dr F C. Stades, voorzitter van de selectiecommis-
sie, vakgroep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, Postbus 80154, 3508 TD Utrecht.
Vacaturenummer 70802.

DIERENARTS

met tien jaar kleine huisdierenervaring

zoekt voor ongeveer drie dagen een passende werkkring. Speciale interesse: acupunctuur.

Reacties graag richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 1/98.

-ocr page 164-

IS jarenlang

Oefenen vereist.

Die motivatie treft u ook bij Movir aan als het gaat
om het verzekeren van de financiële gevolgen van
arbeidsongeschiktheid. Als onderlinge verzekerings-
maatschappij zonder winstoogmerk kennen wij de
risicoprofielen van onze verzekerden als geen ander.
Daar zijn onze producten dan ook perfect op af-
gestemd. Met onze verzekeringsvoorwaarden en
onze aantrekkelijke premie verbeteren wij keer op
keer de daarvoor geldende records.
Movir is daarom een vanzelfsprekende keuze in
relatie tot het gespecialiseerde beroep dat u uitoefent.

Vraag dat ook maar eens aan uw assurantieadviseur.
Deze stemt alles met genoegen perfect op u af.

c

yvtoviR

Excellent in z\'n Speciali.inie.

Arbeldsonseschlkthelds verzekeringen

-ocr page 165-

De eerste wetenschappelijk ontwikkelde dieetvoeding
ter ondersteuning van leveraandoeningen bij de hond

Levcraandoeningen bij de iioncl liunnen leiden
:ot eiwitondervoeding, wat gewichtsverlies, verlies van
picrmassa en hypoalbuminaemie tot gevolg kan hebben.
Het nieuwe Pedigree* Hepatic Support Dieet is de eerste
dieetvoeding, die speciaal ontwikkeld is om in de
loedingsbehoeften van deze honden te voorzien.

Het matig beperkte eiwitgehalte en de hoge
:iwitkwaliteit in het Hepatic Support Dieet helpen om
dc katabole veranderingen zoveel mogelijk tegen te gaan
eonder encephalopathie te induceren. Het gebruik van
complexe koolhydraten en vetten als energiebron
voorkomt dat aminozuren gebruikt worden voor
incrgieproductie en vermindert de met glucose-intolerantie
;epaard gaande problemen.

Daarnaast bevat het Hepatic Support Dieet een
optimaal gehalte aan oplosbare vezels, waardoor de productie
en absorptie van ammoniak in de dikke darm verminderd
worden. Het verhoogde zinkgehalte verbetert de
detoxificatie van ammoniak en het beperkte kopergehalte
beschermt de lever tegen de schadelijke gevolgen van koper-
stapeling. Ter compensatie van de deficiënties en verliezen
die kunnen optreden bij honden met een leveraandoening, is
(K)k het gehalte aan B vitaminen in dit dieet verhoogd.

Het Pedigree\' Hepatic Support Dieet is niet alleen een
volledig uitgebalanceerde voeding, het is ook zeer smakelijk,
licht verteerbaar en energierijk. Dit maakt het dieet tot een
onmisbaar onderdeel van de succesvolle behandeling van
leveraandoeningen bij de hond.

NUTRITION
SOLUTIONS

VETERINARY DIETS

HEPATIC SUPPORT

r meer informatie:

Itham Veterinaire Service, Postbus 81, 5460 AB Veghel. Telefoon: 0413 - 383333. Telefax: 0413 • 340229.
r bestellingen:

i\'QC Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Telefoon: 0342 ■ 427127. Telefax: 0342 -490164.
Pedigree\' en Whiskas\' diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

-ocr page 166-

VANAF NU IS HET AFGELOPEN MET VLOOIEN EN TEKEN!

Het nieuwe ectoparasiticum
Frontline is het eerste van
een geheel nieuwe
generatie. Het molecuul
fipronil, uit de familie van
de fenylpyrazolen, heeft een revolutionaire, zeer specifieke
werking op de door GABA gereguleerde chloorkanalen
van de parasiet.

Werkingsduur:

honden:

vlooien - tot 3 maanden
teken - tot 5 weken

Frontline werkt uiterst snel en is langdurig effectief teg(
vlooien en teken. Frontline is door zijn specifieke werkir
uitermate veilig voor hond, kat èn mens.

katten:

vlooien - tot 6 wekenl

FRONTIINE

HET NIEUWE WAPEN TEGEN VLOOIEN ÈN TEKEN

► een nieuw molecuul

► voor honden (ook puppy\'s) èn katten (ook kittens!)

► tegen vlooien (hond, kat) èn teken (hond)

► langdurig effectief

► leverbaar in een 100 ml en 250 ml flacon

► zeer veilig

Frontline® spray voor uitwendig gebruik (2,5 mg fipronii/mi, Reg. nl 8783)
U.D.A. wordt uitsluitend via de dierenarts geleverd.

Zie voor volledige productinformatie het bijsluiterboekje op de Frontline flacons.
MerialB.V. Postbus 338 1180 AH Amstelveen

-ocr page 167-

0

In dit nummer van het Tijdschrift valt onder de veelheid van artikelen en berichten de korte titel
\'Erkenning rundveedierenarts \'nauwelijks op. Toch heeft deze titel een enorme lading voor de toekomst.
Voor het ingaan van de eeuw heeft het woord kwaliteit een bijzondere betekenis gekregen. We heb-
ben als dierenartsen te maken gekregen met de GVP-IKB codes in de varkenshouderij, de rundveehoude-
rij en de pluimveehouderij. Daarnaast is de start gemaakt met Keten Kwaliteit Melk. Ongeveer 1400 die-
renartsen uit 400 dierenartsenpraktijken staan in het register Het is nog een voorlopige erkenning zonder
toetsing. Alleen voor de erkenning als GVP-IKB varkenshouderij-dierenarts is er een toetsing. Rond de
80% van de dierenartsen voldoen dit jaar in één keer aan de criteria, een zeer bemoedigend resultaat. Na
de aanvullende beoordeling is het percentage erkenning nagenoeg 100%. In dit kader valt de certificatie
van de dierenartsenpraktijken tegen. Dierenartsen zullen daar, ondanks de drukke werkzaamheden en de
benodigde inspanning harder aan moeten trekken. Het kan niet zo zijn dat het bedrijfsleven en de cliënten
straks gaan bepalen dat een erkende dierenarts vanuit een gecertificeerde praktijk dient te werken. Het
Hoofdbestuur heeft als doelstelling twee jaar geleden gesteld: In vijfjaar dient 70% van de DAP\'s te zijn
gecertificeerd. Practici pak die handschoen op.

Daarnaast zijn de ondersteunende laboratoria van de Gezondheidsdienst en de RVV gecertificeerd.
Echter deze certificatie en erkenningen hebben te maken met inrichting en logistiek. Het zegt niets over
het kennisniveau van de dierenarts.

De erkenning rundveedierenarts heeft te maken met een ondersteuning van dit kennisniveau.
De vraag doet zich voor of dit nodig is. Vanuit de veehouders en dierhouders komt regelmatig de klacht
naar voren dat de kennis van de dierenarts voorde huidige (vee)houderij te kort schiet. Dit geldt mogelijk
niet voor de specifieke diergeneeskundige kennis, maar zeker voor de totale kennis die venx\'acht wordt
van de dierenarts van de moderne veehouderij. Daarbij denken wij aan zootechniek, voeding, economie,
specifieke vaardigheden etcetera.

Een pilot onder dierenartsen in het PGR-project van de Gezondheidsdienst laat dit duidelijk zien.

In de toekomst zal de erkenning ook voor andere dierdisciplines als varkens, pluimvee, paard en mogelijk
ook gezelschapsdieren aan de orde komen. Ook de Faculteit der Diergeneeskunde zal daarop inspelen in
het nieuwe curriculum in de tweede fase van de studie. Een opleiding tot \'vakbekwaam in één of twee dier-
disciplines \'ligt in de nabije toekomst. Daarnaast kan men zich bekwamen in volksgezondheid, onderzoek
en management. Een integratie van de eerste en de laatstgenoemde is wenselijk. Selectie aan de poort is
nog volop in discussie; een grote differentiatie is echter onafwendbaar, ook in de klinische diergenees-
kunde. Practici, speel hierop in: ga voor erkenning!

Namens de Hoofdredactie,
Dr. Tj. Jorna.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 168-

iTkiVm]

Tijdschr Diergeneeskd I99H: 123: 142-3

ACUTE BLINDHEID TEN GEVOLGE VAN TRAUMA BIJ
EEN WELSH PONYVEULEN

A.M. van Schaik^ B.A.E. van der Pol^ en J.S. van der Linde-Sipman^

Uit en voor de praktijk

SAMENVATTING

Een gezond, tien dagen oud Welsh A pony hengstveulen
bleek een dag na vervoer naar een hengstenhouderij to-
taal blind te zijn. Beide ogen waren uiterlijk normaal.
Het dier was tijdens het vervoer over circa 40 km bijzon-
der onrustig geweest.

Na twee dagen intraveneuze toediening van corticoste-
roïden was geen enkele verbetering waarneembaar en
werd het veulen op verzoek van de eigenaar geëuthana-
seerd. De ogen werden verwijderd voor histologisch on-
derzoek. Beide Nervi optici vertoonden Wallerse degene-
ratie, die optreedt na beschadiging van perifere zenuwen.
Tijdens het vervoer in de trailer was het veulen niet vast-
gezet en was er waarschijnlijk een stomp letsel opgetre-
den. Deze casus illustreert het belang van goede voorzor-
gen bij het vervoer van jonge paarden.

SUMMARY

Acute blindness due to trauma in a Welsh pony colt

A healthy. lO-day-old Welsh A pony colt was totally blind 1 day after arrival
at a studjarm. Both eyes appeared normal on external inspection. The young
animal had been very distressed during the 4()-km journey to the studjarm.
Intravenous corticosteroids were administered for 2 days, but did not re.sull
in any obserx\'able improvement. The animal was euthanized at the owner\'s
request. Both eyes with the optic nen\'es were removed for histological exa-
mination. Both optic nerves showed Wallerian degeneration, a well-known
respon.se of peripheral nerves to trauma. The foal, which was not tethered
during transportation, probably sustained a blunt trauma in the trailer. This
case highlights the importance of taking adequate measures to prevent
young animals from sustaining blunt trauma during transport.

INLEIDING

Eén- en dubbelzijdige blindheid bij paarden na een stomp
trauma capitis is door verschillende auteurs beschreven
(1,2,3,4,5,6). De verschijnselen treden peracuut op bij een
verder gezond dier. Klinisch is in het vroege stadium meestal
alleen een lichtstijve, wijde pupil te zien. Therapeutisch zijn
er weinig mogelijkheden. Sommige auteurs zagen verbete-
ring optreden na toediening van hoge doseringen corticoste-
roïden (5), maar de prognose is in de meeste gevallen toch
slecht. Zeker in geval van dubbelzijdig letsel is het een nogal
dramatische gebeurtenis met vaak een fatale afloop.

CASUÏSTIEK

Een negen dagen oud Welsh A pony hengstveulen was met

de merrie vervoerd naar een hengstenhouderij.

Het veulen was probleemloos geboren en had een goede start

\' Dierenarts. Dierenartspraktijk \'Peize\'. Kerkstraat II. 9321 HA Peize.
^ Oogarts. Oogheelkundig Medi.sch Centrum, Sylviuslaan II. 9728 NS Groningen.
^ Veterinair patholoog. Vakgroep Pathologie. Faculteit der Diergeneeskunde.
Postbus 80158. 3508 TD Utrecht.

gehad. Het vervoer, over circa 40 km, vond plaats in een dub-
bele trailer, waarin de merrie vaststond met het veulen los bij
haar. Tijdens de rit was het veulen dermate geagiteerd ge-
raakt, dat er onderweg voor inspectie gestopt werd, nadat een
klap gehoord was in de trailer. Het jonge dier werd liggend
aangetroffen, maar in een goede conditie. De dag na aan-
komst was het de hengstenhouder opgevallen, dat het veulen
zich uiterst onzeker gedroeg en overal tegen aanliep. Hierop
werd veterinaire hulp ingeroepen. Het circa 25 kg zware veu-
len was gezond en goed ontwikkeld, maar leek zijn omge-
ving niet visueel waar te nemen. Hij probeerde dicht bij de
merrie te blijven, maar verloor snel dit contact, wat gepaard
ging met nerveus en onzeker gedrag. Evidente neurologische
afwijkingen waren er niet.

Bij inspectie werd een vrij breed hoofd gezien met een rela-
tieve en symmetrische lichte protmsie van de bulbi, passend
bij de leeftijd van het veulen. Beide ogen waren uiterlijk nor-
maal, er waren geen comeale afwijkingen, geen roodheid en
de intraoculaire drukken leken palpatoir normaal. Evidente
verwondingen werden niet gezien. De huid van hoofd, romp
en benen was intact en er waren geen subcutane bloedingen.
De pupillae waren matig wijd en toonden op licht geen reac-
tie. Met de oogspiegel werd beiderzijds een min of meer nor-
male fundus gezien met een normaal vaatbeeld, een normale
pigmentatie en papillen, die mogelijk aan de bleke kant wa-
ren. Besloten werd het dier te behandelen met prednison in^
traveneus, 25 mg. dd. Na twee etmalen was er geen enkele
verbetering in de toestand en gaf de eigenaar de wens te ken-
nen het veulen te euthanaseren. De derde dag na het vervoer
werd het dier geëuthanaseerd en werden de bulbi met de pe-
rifere Nervi optici verwijderd voor histologisch onderzoek.

PATHOLOGISCH ONDERZOEK

Macroscopisch werden aan beide bulbi, zowel extern als in-
tern, geen afwijkingen gezien. Bij microscopisch onderzoek
werd in beide ogen degeneratie van de axonen in de papil en

-ocr page 169-

de Nervus opticus gezien. In de Nervi optici werd bovendien
verlies van axonen gezien met secundaire demyelinisatie
met macrofagen in de digestiekamers. Andere ontstekingsre-
acties werden niet aangetroffen. De histologische diagnose
was Wallerse degeneratie van de beide Nervi optici (Figuur
I).

Aan de overige oogstmcturen werden microscopisch geen
afwijkingen waargenomen.

DISCUSSIE

Blindheid na een schedelletsel bij paarden is niet zeldzaam
en komt waarschijnlijk meer voor dan wordt aangenomen
(1,3,5). In het geval van totale blindheid zal de diagnose niet
gemist worden. Éénzijdige of incomplete traumatische neu-
ropathie zonder afwijkingen aan het voorste oogsegment en
de periorbita wordt mogelijk vaak niet opgemerkt (5). Platt
et al. (4) vonden in zeker drie van de 18 gevallen van Nervus
opticus atrofie een schedeltrauma als oorzaak. Het klinische
beeld is karakteristiek. Zeer snel, meestal binnen een dag na
een stomp schedelletsel lijkt het getroffen dier blind of één-
zijdig visueel gestoord. In de eerste fase is alleen de pupil aan
de getroffen zijde halfwijd en lichtstijf en worden in de fun-
dus geen afwijkingen gezien. Vervolgens wordt in de loop
van enkele weken de Nervus opticus atrofisch, wat in de fun-
dus te zien is als een witte, vaatanne papil. In de maanden
daama kunnen retrograde veranderingen in de retina optre-
den met vorming van grove pigmentaties in de perifere fun-
dus.

In het merendeel van de gevallen van dubbelzijdige blind-
heid worden de getroffen dieren geëuthanaseerd, wanneer
herstel uitblijft. In de literatuur wordt algemeen geadviseerd
deze dieren zo snel mogelijk te behandelen met hoge doses
corticosteroïden, ook als er alleen maar verdenking bestaat
op een schedeltrauma. De kans op therapeutisch succes is
echter uiterst klein (3,5,6). Reppa
et al. (6) adviseren te be-
handelen met dexamethason, 0.5 - 1.0 mg/kg intraveneus
tweemaal per dag. Reactie op de therapie kan verwacht wor-
den binnen 72 uur. Is er na een week geen verbetering merk-
baar, dan is de prognose infaust (5).

Bij het veulen werd na twee etmalen behandeling geen en-
kele reactie waargenomen en werd het dier op verzoek van
de eigenaar geëuthanaseerd.

Martin et al. (3) en Reppa et al. (6) zagen macroscopisch bij
paarden, die na langere tijd geëuthanaseerd waren verdun-
ning en verkleuring van de Nervus opticus. Microscopisch
was er bij het veulen sprake van een Wallerse degeneratie in
de Nervus opticus beiderzijds. Wallerse degeneratie is een
karakteristieke reactie, die optreedt bij axonale laesies in pe-
rifere zenuwen. De typische verschijnselen treden in eerste
instantie met name op aan de distale zijde van de zenuwlae-
sie, waar gedegeneerd myeline en axonweefsel opgeruimd
worden door macrofagen en Schwannse cellen. In dit (acute)
geval wijst dit erop dat de laesie waarschijnlijk gelokaliseerd
moet zijn ter hoogte van de Canalis opticus of verder naar
centraal, bijvoorbeeld in het Chiasma opticum. Via een aan-
tal stappen kan axonale regeneratie optreden, gepaard gaand
met remyelinisatie. Soms kan dit leiden tot een weer functio-
neren van de zenuw. De Nervus opticus heeft, als directe uit-
stulping van de hersenen, niet de opbouw van een echte pe-
rifere zenuw en mist een Schwannse schede. Het regenera-
tieve vermogen van de Nervus opticus is geringer dan van de
echte perifere zenuwen. Na een laesie treedt dan ook zelden
functioneel herstel op (6). Het uiteindelijke resultaat is
meestal een atrofie van de Nervus opticus met degeneratieve
veranderingen in de retina.

De Wallerse degeneratie in de oogzenuwen van de door ons
geënucleëerde bulbi wees op een perifeer axonaal letsel in de
Nervi optici. Het veulen was verder goed gezond en kwam
uit een foklijn, waarin anamnestisch geen visusproblemen
voorkwamen. Over de
Pathogenese bestaan verschillende
theorieën. Lavach (2) noemt als mogelijkheid een bloeding
in het Chiasma opticum met een fractuur van het Os sphenoï-
deum en een duraal hematoom. Martin
et al. (3) nemen aan,
dat het veelal een acceleratietrauma betreft met overstrek-
king en laceratie van de Nervi optici (het coup, contre-coup
effect). De Nervus opticus is bij paarden vast verankerd in de
Canalis opticus. Bij een zware slag tegen het caput zal de
schedelinhoud eerst even achterblijven en zich daama ook in
de richting van het geweld verplaatsen. De hersenen worden
daarmee even krachtig tegen de schedelwand geperst, die te-
genover de plaats van het inwerkende geweld ligt. Hierbij
kunnen stmcturen, die niet veel meegeven, overstrekt wor-
den en beschadigd raken. Of er predisponerende factoren
zijn, die de kans op een neuropathie van de Nervus opticus na
een stomp schedelletsel doen toenemen, is niet duidelijk.
Theoretisch is het denkbaar dat de anatomie van de orbita zo-
danig is, dat zwelling snel tot compressie leidt of dat snel
overstrekking van de Nervus opticus kan optreden.

Deze patiënt had een waarschijnlijk voor het ras normale,
lichte protrusie van beide bulbi, passend bij nog niet vol-
groeide en nog relatief ondiepe orbitae. Zover na te gaan is
dit het jongste paard, dat in de literatuur beschreven wordt
met acute traumatische blindheid.

CONCLUSIE

Deze casus illustreert de kwetsbaarheid van jonge paarden
bij stompe schedelletsels. In dit geval was er duidelijk sprake
van perifeer oogzenuwletsel, waarschijnlijk veroorzaakt
door overstrekking met axonale laceratie. Stomp trauma
moet zoveel mogelijk worden vermeden. Met name moeten
er bij het vaak voorkomende vervoer van jonge veulens
voorzieningen getroffen worden om een dergelijk drama-
tisch letsel te voorkomen.

LITERATUUR

1. Davidson MG. Equine ophthalmology. In; Veterinary ophthalmology.
Ed: Geiatt KN. sec. ed. Lea & Febiger, 1991: 603.

2. Lavach JD. Large animal ophthalmology. Mosby, 1990: 219.

3. Martin CL, Kaswan R, and Chapman W. Four cases of traumatic optic
nerve blindness in the horse. Equine Vet J 1986; 18:133-7.

4. Piatt H, Bamett KC, Barry DR, and Bell AWW. Degenerative lesions
of the optic nerve in equidae. Equine Vet J SuppI 1983; 2: 91-7.

5. Rebhun WC. Traumatic optic neuropathy: How to prevent permanent
blindness. Vet Med 1986; 81: 350-3.

6. Reppa GP, Hodgson DR, McClintock SA, and Hartley WJ. Trauma-
induced blindness in two horses. Aust Vet J 1995; 72; 7,270-2.

-ocr page 170-

INLEIDING

Aan de productie van vlees en vleeswaren worden hoge
kwaliteitseisen gesteld. Kwaliteitsbewaking en de daar-
mee gepaard gaande productveiligheid vormen voor vlees-
verwerkers een belangrijk onderdeel van het productiepro-
ces.

Bij Compaxo, met een modeme varkensslachterij met een
capaciteit van ongeveer 30.000 slachtingen per week in
Zevenaar en een vleeswarenfabriek in Gouda, vinden op
ieder moment van dit proces uiterst intensieve controles
plaats. Van het lossen van de varkens bij de slachterij tot
en met het kleinste worstje dat de vleeswarenfabriek ver-
laat. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geavanceerde ap-
paratuur zoals metaaldetectors, hoewel de menselijke
waarneming natuurlijk evenzeer een belangrijke rol speelt.
In toenemende mate worden in de tongen van geslachte
varkens, metalen draadstukjes getraceerd, die reeds voor
het slachten aanwezig lijken te zijn (Foto 1).

PROBLEEM

De \'vreemde voorwerpen\' zullen ongetwijfeld ongerief
veroorzaken bij de dieren. Daarnaast brengt het detecteren
van metaal oponthoud tijdens het productieproces met zich
mee. Uiteraard dient een veilig eindproduct gewaarborgd
te zijn.

ONDERZOEK

De herkomst van de tongen is bij verwerking niet meer te-
rug te koppelen naar de leverancier. Gezien de spreiding
van het voorkomen van aangetaste tongen in vergelijking
met het aanleverpatroon van slachtvarkens, is het zeer aan-
nemelijk dat de herkomst van de tongen van diverse var-
kensbedrijven zal zijn.

In de tongen bleken één a twee centimeter lange, dunne,
ronde, veerkrachtige stalen draadjes aanwezig te zijn.
Deze deels gecorrodeerde stukjes waren zowel onder de

\' Praktiserend dierenarts te Hellendoom.
\' Hoofd IKB Compaxo Vlees Zevenaar B.V.

mucosa, als in de musculatuur van de tong aanwezig (Foto
2).

Bij nauwkeurige bestudering bleken de draadstukjes van
gelijke dikte en structuur te zijn als de draadjes in de staal-
kabel van de strop, die bij het fixeren van varkens tijdens
het bloedtappen gebruikt wordt (Foto 3).

HYPOTHESE

Sinds de uitbraak van varkenspest in februari 1997 is de
intensiteit van het bloedtappen sterk toegenomen. In corre-
latie hiermee zal de slijtage van de strop gelijke tred hou-
den en mogelijk een verklaring zijn van de toename van
metaaldelen in tongen.

CONCLUSIE

Gezien de onmiskenbare gelijkenis tussen de draadjes van
een gerafelde strop en de gevonden draadjes in de tong, is
het uit oogpunt van diervriendelijkheid en volksgezond-
heid van groot belang om bij het bloedtappen intacte staal-
kabels te gebruiken.

Mogelijk is het gebruik van \'monofile\' vangstroppen te
overwegen.

Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 144

EEN GOEDE STROP VOOR DE VARKENSSECTOR

T.J. de Vries\'^ en T.J. de Vriesjr.^

-ocr page 171-

SAMENVATTING

Ten einde op liet melkveebedrijf inzicht te kunnen ver-
werven in de incidentie van hyperketonemie zijn be-
trouwbare melktesten een hulpmiddel. Daarnaast is het
van belang te weten in hoeverre proefmelkuitslagen in-
formatie over hyperketonemie kunnen verschaffen.
Daartoe werden op 12 geselecteerde bedrijven in oktober
1995 114 koeien die maximaal 70 dagen in lactatie waren,
bemonsterd. De bemonstering bestond uit een reguliere
proefmelking waarbij twee extra melkmonsters geno-
men werden om twee melktesten te evalueren. De melk-
testen zijn de \'Nitroprussidetest\' en de \'Ketolac BHB\'-
test. Aansluitend op de proefmelking werden bloed-
monsters genomen om B-hydroxyboterzuur in het serum
te bepalen. De prevalentie van hyperketotische koeien
bleek tussen de melkveebedrijven te variëren van één tot
negen per tien lacterende koeien. De sensitiviteit van
Nitroprussidetest was hoger dan de Ketolac BHB-test bij
grenswaardes van serum-B-HBZ groter dan 1,5 mmol/l.
In vergelijking met de Nitroprussidetest geeft de Ketolac
BHB-test bij eenzelfde kans op een terecht positieve uit-
slag, een kleinere kans op een vals positieve uitslag. Het
serum-B-HBZ-gehalte bleek gerelateerd te zijn aan de in-
dividuele melkproductie/dag en het individuele vetge-
haltevan een koe.

SUMMARY

Reliable tests to detect ketone bodies in milk are needed to
monitor the incidence of hyperketonaemie in dairy herds

In addition, it is relevant to know to what extent milk production data can
provide information about hyperketonaemia. In 12 selected herds, milk
samples were collected from 114 cows that had been lactating for maxi-
mally 70 days. During regular milk testing, two additional milk samples
were taken to assess the \'Nitroprusside test\' and the \'Ketolac BHB\' test.
After collection of milk samples, blood samples were taken to measure se-
rum
]i-hydroxybutyric acid. The prevalence of hyperketonaemia appeared
to vary between herds from 1 to 9 per 10 lactating cows. The sensitivity of
the Nitroprusside test was higher than the sensitivity of the Ketolac BHB test
at threshold values offt-HBA >1.5 mmol/l. The Ketolac BHB test in compa-
rison to the Nitroprusside test appeared to provide a smaller chance of
false-positive test results at a given level of sensitivity. The serum fi-hydro-
xybutyric acid concentration was correlated with milk yield/day and the
milk fat concentration ofan individual cow.

> Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting, Faculteit der Diergenees-
kunde, Postbus 80151, 3508 TD Utrecht.

^ Destijds Landbouwkundige afdeling van CAVO LATUCO, Protonweg 8, Postbus
40262, 3504 AB Utrecht, thans Landbouwkundige afdeling van Brokking De Heus
Veevoederfabrieken, Postbus 233. 3770 AE Bameveld.

J Gezondheidsdienst voor Dieren. Afdeling Rundergezondheid.szorg. Locatie Deven-
ter, Postbus 9, 7400 AA Deventer.

INLEIDING

In de eerste weken van de lactatie is de energiebalans, maar
ook de eiwitbalans van melkkoeien negatief. Duur en emst
van het energietekort zijn afhankelijk van het energetisch
voemiveau (15), de conditie bij kalven (21) en de erfelijke
aanleg van de koeien voor melkproductie (25). De energie-
balans correleert negatief met het gehalte aan de bloedketon-
lichamen ß-HBZ en aceto-acetaat, NEFA\'s in het bloed en
het aandeel C18:0 en C18;l in het melkvetzuurpatroon en
positief met glucose (8, 16, 18). Ketose of acetonemie is ge-
definieerd als een stofwisselingsstoomis, waarbij een ver-
hoogd gehalte aan ketonlicbamen in lichaamsweefsels en
-vloeistoffen (bloed, urine en melk) voorkomt (22). Keton-
licbamen zijn ß-hydroxyboterzuur (ß-HBZ), aceto-acetaat
en aceton. Bij toenemende mate van ketose neemt de verhou-
ding bloed acetoacetaat/ß-HBZ toe (1). Klinische sympto-
men zouden optreden indien het bloed-aceto-acetaatgehalte
hoger is dan 0,5 mmol/l, maar er is een ruime marge in de
concentratie aan ketonlicbamen waarbij wel of geen sympto-
men van ketose optreden (1,23).

De prevalentie van hyperketonemie bij koeien gedurende de
eerste twee maanden van de lactatie zou van 7 tot 32% uit-
eenlopen (3). Bedrijfsfactoren, ras, pariteit en seizoen beïn-
vloeden de prevalentie. Actuele Nederlandse gegevens zijn
evenwel niet bekend. Klinische ketose gaat gepaard met een
daling van de melkproductie (6), terwijl voor subklinische
ketose een samenhang met zowel een hogere (14) als een la-
gere melkproductie (7, 23) gevonden werd. Tevens weer-
spiegelt de energiebalans zich in de verhouding tussen het
vet- en eiwitgehalte in de melk (10). Klinische ketose ver-
groot de kans op mastitis en cysteuze ovaria (7, 12, 20, 24).
Hyperketonemie kan met verminderde fertiliteit gepaard
gaan (2,4).

In het kader van bedrijfsbegeleiding kan het aantrekkelijk
zijn om over routinematig bepaalde waardes aan ketonlicba-
men te beschikken. Bloedwaardes van ß-HBZ, aceto-acetaat
en glucose worden beïnvloed door het interval voeropname -
monstemame (18). Het verzamelen van een voldoende aan-
tal urinemonsters vergt tijd, brengt risico\'s van infectie met
onder andere
L. hardjo met zich mede en is voor de koe irri-
tant en pijnlijk. In tegenstelling tot bloed is melk een medium
dat dagelijks bemonsterd kan worden en waarvan de mon-
stemame gemakkelijk uitvoerbaar is. Kwantitieve bepaling
van aceto-acetaat in melk is mogelijk middels enkele labora-
toriummethodes waaronder \'flow-injection analysis\' en mi-
cro-diffusiemethodes (5). Dit vereist echter vervoer van het
melkmonster naar de locatie waar de benodigde apparatuur
beschikbaar is. Voor een toepassing op het bedrijf zijn kwali-
tatieve testen aantrekkelijk. De \'natriumnitropmsside\' test
(NP-test) reageert vooral met aceto-acetaat en is minder ge-
voelig voor aceton (5). Sinds kort is een de semi-kwantita-

DETECTIE VAN HYPERKETDNEMIE MET BEHULP VAN
BEOORDELING VAN DE MELKPRODUCTIE EN TWEE
MELKTESTEN

P. Dobbelaar\'\', L.L.M. deLange^, L.A. van Wuijckhuise^ en Y.H. Schukken\'\' Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: i45-50

-ocr page 172-

tieve test beschikbaar in de vorm van een teststrip om op ba-
sis van een geleidelijke kleuromslag ketonlichamen aan te
tonen (8). Volgens opgave van de fabrikant bemst het prin-
cipe van deze test op de omzetting van ß-HBZ (13).

Doelstelling van deze veldstudie was de vaststelling van de
sensitiviteit en specificiteit van de Nitropmssidetest en de
Ketolac BHB-test bij melkgevende koeien alsmede het bere-
kenen van de toegevoegde waarde van dergelijke testuitsla-
gen naast de proefmelkuitslagen van individuele koeien.

MATERIAAL EN METHODEN

Melkveebedrijven en koeien

In het westen van Nederland werden twaalf melkveebedrij-
ven geselecteerd. Bij voorkeur dienden zij een historie met
ketose te hebben. Op deze bedrijven mochten geen propy-
leenglycol bevattende voeders verstrekt worden. Een be-
hoorlijke bedrijfsomvang was vereist om voldoende koeien
in een vroeg lactatiestadium beschikbaar te hebben.
Maximaal tien koeien tussen 5-70 dagen in lactatie werden
bemonsterd. Koeien van vleesrassen of kruisingen daarvan
werden uitgesloten.

Bemonstering

Het onderzoek werd in oktober 1995 uitgevoerd, waarbij de
koeien overdag de beschikking hadden over weidegang. De
melkmonsters benodigd voor beide melktesten werden tij-
dens de ochtendmelking van een reguliere melkcontrole van
het NRS genomen. Melkmonsters voor beide melktesten
werden in een koelkast op het melkveebedrijf bewaard.
Bloedmonsters werden in aansluiting op de ochtendproef-
melking uit de staartvene afgenomen.

Melkproductiegegevens

De melkproductie van de bemonsterde koeien op de dag van
proefmelking en het bedrijfsgemiddelde van de 305-dagen-
melkproductie werden overgenomen van de officiële melk-
controle-uitslag van de proefmelking waarbij ook de andere
bepalingen verricht zijn.

Biochemisch onderzoek

Serum-ß-hydroxyboterzuur (ß-HBZ) werd enzymatisch
door middel van de Randox test kit bepaald door de
Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie Deventer. Het vet-
en eiwitgehalte in het melkmonster dat genomen werd ten
behoeve van de officiële melkcontrole werd bepaald met in-
frarood-spectrometrie (17).

De NP-test is binnen enkele uren na de ochtendmelking op
het bedrijf uitgevoerd. Bij geen verkleuring van het witte
poeder is de waardering O gegeven, een lichte verkleuring
kreeg de waarde 1, en een duidelijke paarse verkleuring een
waarde van 2.

De Ketolac BHB-test werd volgens voorschrift van de fabri-
kant uitgevoerd nadat het daartoe bestemd melkmonster nog
dezelfde ochtend naar de Faculteit der Diergeneeskunde
werd gebracht. Deze test werd steeds door dezelfde persoon
uitgevoerd. De fabrikant kent aan een bepaalde verkleuring
een bepaalde mate van ketonemie toe.
Van één bedrijf zijn geen melkmonsters waarmee de Ketolac
BHB-test uitgevoerd kon worden, ontvangen.

Het bestand bevatte uiteindelijk de gegevens van 114 koeien
van 12 bedrijven.

Statistische methoden

Om de beide testmethoden te beoordelen zijn de specificiteit
en de sensitiviteit uitgerekend ten opzichte van semm-13-
BHZ als de \'gouden standaard\'. De sensitiviteit van een test
geeft aan welk percentage van de koeien met een ziekte door
de test terecht als ziek geclassificeerd wordt (terecht posi-
tief). De sensitiviteit zegt dus iets over de \'gevoeligheid\' van
de test voor zover het gaat om het herkennen van gevallen
van de betreffende ziekte. De specificiteit van een test geeft
aan welk percentage van een groep koeien zonder de op te
sporen ziekte terecht als niet-ziek geclassificeerd wordt (te-
recht negatief). Van beide testen is de \'Response Operating
Characteristic\' (ROC) curve getekend. Op de x-as staat 1 mi-
nus de specifiteit van de test en op de y-as staat de sensitivi-
teit van de test, berekend bij oplopende grenswaardes. De
waarde op de x-as geeft aan in welke mate de test vals-posi-
tieve uitslagen aangeeft. De ROC-curve is bepaald voor
beide testen waarbij de afkapwaarde van de \'gouden stan-
daard\' varieerde van 0.7 mmol/liter tot 1.7 mmol/liter. Op
elk van de afkappunten werd met behulp van de McNemar
test bepaald of de twee testen significant van elkaar verschil-
den.

Verschillen tussen twee gemiddeldes werden getoetst door
middel van een ongepaarde T-toets. Een multipel regressie-
model bestaande uit melkproductiekenmerken van individu-
ele koeien al dan niet aangevuld met de uitslag van een van
de beide melkketotesten werd gehanteerd. Hierbij werd een
\'backward methode\' gevolgd, waarbij in het eindmodel alle
variabelen significant moeten zijn. Aldus kan worden nage-
gaan welke combinaties van factoren de grootste variantie
(adjusted R^) van serum 13-BHZ kon verklaren. Bovendien is
het mogelijk vast te stellen in welke mate uitslagen van deze
testen een toegevoegde waarde hebben, indien melkproduc-
tiekenmerken van individuele koeien bekend zijn. De vol-
gende melkproductiekenmerken werden opgenomen: de
werkelijk gemeten melkhoeveelheid/dag, de voorspelde
melkhoeveelheid/dag, het verschil tussen de gemeten en de
voorspelde melkhoeveelheid/dag, het vetgehalte, eiwitge-
halte, de verhouding en het verschil tussen het vetgehalte en
het eiwitgehalte. De voorspelde melkhoeveelheid (kg/dag)
werd van het proefmelkuitslagformulier van het NRS over-
genomen. Pariteit, vet- en eiwitgehalte en de testuitslagen
werden zowel in hun oorspronkelijke, continue waarde als in
hun gedichtomiseerde waarde (onder en boven een voor die
variabele reële grenswaarde) in de modellen geëvalueerd.
Continue melkproductiekenmerken werden alle hetzij als li-
neair, hetzij als kwadratische termen in een regressiemodel
opgenomen. Het lactatiestadium werd zowel als lineaire of
als kwadratische term in het regressiemodel met lineaire
melkproductiekenmerken opgenomen. Uitslagen van één
van beide melktesten werden als onafhankelijke variabele in
de regressieanalyse opgenomen, tenzij de vraagstelling was
in hoeverre alleen melkproductieparameters serum-B-HBZ
kunnen voorspellen. Omdat individuele koeien op één be-
drijf aanwezig zijn, werd de factor \'bedrijf als een serie
dummy-variabelen in het model opgenomen. Het toegepaste
statistisch model is als volgt:

ß-HBZj=

a=
bno=

testuitslag=

a Sbnoj testuitslagj -i- melkkenmerk -i- e,

waarin

constante,

effect van bedrijf (i= 1,2,.... 11 )

effect van de uitslag van een van NP-test

-ocr page 173-

(j=0,l,2) of Ketolac BHB-test (j=0,50,100,
200),

melkkenmerk= één of meerdere melkkenmerken van indivi-
duele koeien
e= residuele random term.

De analyse werd verricht met het pakket Statistix, procedure
Linear Regression.

RESULTATEN

Algemeen

Gegevens van 114 koeien van 12 bedrijven werden verza-
meld. Van elk bedrijf is de 305-dagen-melkproductie, het
aantal bemonsterde koeien en het aantal koeien met een se-
rum-B-MBZ ^ 0,95 c.q. > 1,20 mmol/1 in tabel 1 vermeld.
De melkkoeien waren gemiddeld 41 dagen in lactatie ge-
weest, met een spreiding van 22 dagen. Het aandeel vaarzen
bedroeg 25%. De gemiddelde melkproductie van de onder-
zochte koeien varieerde per bedrijf van 25,2 tot 37,0 kg per
koe per dag. Gemiddeld week de werkelijke productie wei-
nig af van de voorspelde productie, maar de verschillen tus-
sen bedrijven zijn vrij groot: -3,9 kg tot 2,6 kg melk. De ge-
middelde vet- en eiwitgehaltes waren respectievelijk 4,17%
en 3,20%.

Een concentratie van B-HBZ < 0,95 mmol/1 wordt als nor-
maalwaarde beschouwd (11). Op een totaal van 114 koeien
waren 36 (=32%) koeien hyperketonemisch. Indien 1,2
mmol/1 als grenswaarde wordt gehanteerd (19), dan bedraagt
het percentage hyperketonemische koeien 25%. De propor-
tie hyperketonemische koeien varieert sterk tussen deze be-
drijven (zie tabel 1). Het aantal bedrijven is echter te klein en
de bedrijven zijn niet aselect gekozen om enige relaties te
kunnen leggen tussen bedrijfskenmerken en de proportie hy-
perketonemische koeien van elk melkveebedrijf

Relatie tussen serum fi-HBZen melkproductiekenmerken
In tabel 2 staan de gemiddeldes en de standaard-afwijking
van serum-l3-HBZ en melkproductiekenmerken van alle
koeien ingedeeld naar de uitslag van de NP-test.
Een vergelijking tussen koeien met een negatieve NP-test ten
opzichte van een geringe verkleuring (NP-test = 1) wijst uit
dat het serum-13-HBZ-concentratie en melkvetgehalte signi-
ficant hoger zijn bij de hyperketotische koeien. De verschil-
len tussen de andere melkproductiekenmerken zijn niet sig-
nificant. De gemiddelde werkelijke melkproductie is het
laagst bij de zes koeien met een NP-testuitslag = 2. Van deze
groep blijft de werkelijke melkproductie duidelijk achter bij
de voorspelde melkproductie, hetgeen niet het geval is
koeien met een NP-testuitslag van O of 1. Het eiwitgehalte is
enigszins hoger naarmate de testuitslag hoger is. De gemid-
delde vet/eiwitverhouding en het gemiddelde verschil tussen
het vet-en eiwitgehalte worden groter naarmate de NP-test-
uitslag groter wordt. Verschillen tussen de gemiddeldes van
koeien met NP-testuitslag 1 c.q. 2 zijn niet getoetst, omdat
slechts zes koeien een NP-testuitslag = 2 hebben. De melk-
productiekenmerken van deze zes koeien vertonen een grote
spreiding.

f\'riinfrrir"iiii

Tabel 1. Melkproductie in 305 dagen, aantal bemonsterde koeien en aantal koeien met verhoogde waardes aan B-HBZ in het bloed per bedrijf.

Bedrijf

305-dagen melkproductie (kg)

Aantal bemonsterde koeien

Aantal koeien met ß-HBZ
0,95 mmol/1 1,20 mmol/1

1

8437

5

1

1

2

6481

10

3

1

3

8096

10

4

3

4

9251

10

1

1

5

6510

10

6

6

6

7381

10

3

2

7

8306

10

2

2

8

7403

10

1

0

9

7902

10

2

0

10

8534

10

2

2

11

7771

9

5

2

12

7867

10

9

9

Tabel 2. Gemiddeldes en de standaard-afwijking van serum-B-HBZ en
melkproductiekenmerken van alle koeien ingedeeld naar de uitslag van de
Nitroprussidetest

Uitslag Nitropmssidetest

Parameter

0

1

2

Aantal koeien

85

23

6

semm-6-HBZ (mmol/1)

0.79

1.2

2.55)

(0.31)

(0.67)

(0.59

voorspelde melkproductie

(kg/dag)

30.7

33.2

30.7

(6.0)

(4.6)

(6.1)

werkelijke melkproductie

(kg/dag)

31.1

33.2

28.8

(6.9)

(5.6)

(10.3)

werkelijke- voorspelde

melkproductie

0.48

0.07

-1.8

(3.6)

(3.7)

(8.3)

vetgehalte (%)

4.05

4.29

5.29

(0,52)

(0.42

(1.4)

eiwitgehalte (%)

3.19

3.23

3.26

(0.35)

(0.29)

(0.49)

vet/eiwitgehalte

1.28

1.33

1.62

(0.17)

(0.15)

(0.27)

vet-eiwitgehalte

0.87

1.06

2.04

(0.54)

(0.44)

(1.07)

Een overzicht van enkele eindmodellen bestaande uit facto-
ren die alle een significante bijdrage aan het model leveren,
is in tabel 3 weergegeven. Indien alleen melkproductieken-
merken als voorspellende variabelen gehanteerd worden,
blijken verschillende combinaties van melkproductieken-

-ocr page 174-

adjusted R2 (%)

bedrijfseffect 0.021 * werkelijke melkhoeveelheid  43.6

0.44 * vetgehalte

bedrijfseffect 0.033 * voorspelde melkhoeveelheid  46.4

0.42 * vetgehalte

bedrijfseffect 0.016 • werkelijke melkhoeveelheid  63.0

0,22 * vetgehalte 0.59 • nitroprusside-test

bedrijfseffect 0.008 • werkelijke melkhoeveelheid  73.1

Regressiemodel

0.12 * vetgehalte 0.008 * Ketolac BHB-test

merken als eindmodel met een vergelijkbare R^ mogelijk
Het regressiemodel met de werkelijke melkproductie en he
melkvetgehalte verklaarde 43,6% van de variantie. Ver
vanging van de werkelijke melkproductie door de voor
spelde melkproductie verhoogde de verklaarde variantie to
46,4%. Testuitslagen waren hierbij niet in het model opgeno
men. De uitslag van de Ketolac BHB-test als enige verkla
rende variabele verklaarde 72,5% van de variantie tegen de
NP-test 58,6%. Het opnemen van meikproductiekenmerken
naast de uitslag van de Ketolac BHB-test verhoogt de ver-
klaarde variantie (R^) in geringe mate, waarbij de effecten
van de meikproductiekenmerken niet significant zijn. Bij de
NP-test neemt de R2 toe van 58,6% naar 63,0% indien de

Tabel 4. Sensitiviteit en specificiteit van de Nitroprussidetest bij 114
waarnemingen.

Grenswaarde B-HBZ

Nitroprusside-test

Sensitiviteit (%)

Specificiteit (%)

0.7

32.0

91.0

0.8

38.6

87.7

0.9

40.9

84.3

1.0

50.0

85.8

1.1

54.8

85.5

1.2

48.4

84.1

1.3

66.6

83.8

1.4

73.7

84.2

1.5

76.5

83.5

1.6

87.6

83.8

1.7

94.1

82.4

Tabel 5. Sensitiviteit en specificiteit van de Ketolac BHB-tesf bij 104

waarnemingen.

Grenswaarde B-HBZ

Ketolac BHB-test

Sensitiviteit (%)

Specificiteit {%)

0.7

28.2

96.6

0.8

33.3

95

0.9

39.5

94.1

1.0

48.6

94.9

1.1

54.8

95

1.2

61.5

94.1

1.3

71.4

93.2

1.4

73.7

92

1.5

82.4

92.2

1.6

80.0

89.9

1.7

75.0

86.6

\' Grenswaarde 75 of groter

werkelijke melkhoeveelheid en het vetgehalte in het model
zijn opgenomen. Dichotomisatie van verklarende variabelen
resulteerde in een afname van de R^. Lactatiestadium en pa-
riteit zijn in deze regressieanalyse niet opgenomen, omdat
deze factoren daarin niet significant bleken te zijn.

Evaluatie van de natriumnitroprussidetest en de Ketolac
BHB-test

Voor het beoordelen van een test zijn de specificiteit en de
sensitiviteit gangbare maatstaven. Bij de berekening van
deze kenmerken van de natriumnitropmssidetest is de test-
uitslag O beschouwd als een negatieve testuitslag en de waar-
des 1 en 2 worden beschouwd als positieve uitslagen. De uit-
slagen van de Ketolac BHB-test van 50 en lager zijn
beschouwd als negatief en de uitslagen groter dan 50 als po-
sitief De resultaten van de NP-test staan in tabel 4 respectie-
velijk de Ketolac BHB-test in tabel 5. De sensitiviteit van de
Ketolac BHB-test bij grenswaardes vanaf 1.2 mmol/1 t/m
1.5 mmol/1 is hoger dan van de NP-test. De sensitiviteit van
NP-test is hoger bij grenswaardes groter dan 1,5 mmol/1. De
specificiteit van de Ketolac BHB-test is hoger dan van de
NP-test. Op basis van deze resultaten zijn de \'Response ope-
rating characteristic\' curves van de twee testen getekend
(Figuur 1). Op geen van de punten in de figuur was er een
statistisch significant verschil tussen de twee testen
(McNemar, P > .25). De Ketolac BHB-test geeft numeriek
bij eenzelfde kans op een terecht positieve uitslag, een klei-
nere kans op een vals positieve uitslag. Door de soms geringe
verkleuring van het reagent bleek de interpretatie van de NP-
test in een aantal gevallen onduidelijk te zijn.

0,8
0.6
0.4
0,2

0,05

sensitiviteit
1 r

Melkketotest
^ Nitroprusside-test
• Ketolac-test

0.25 0.3

0.1 0,15 0,2
1-specificiteit

Figuur 1. De Response operating characteristic curves van de
Nitroprussidetest en de Ketolac BHB-test. Oe verschillende puntten op
een lijn geven de verschillende grenswaardes van het serum-B-hydroxybo-
terzuurgehalte weer. Het eerste punt van de lijn links onderaan, behoort
bij de grenswaarde 0,7 mmol/1 en de laatste punt rechts bovenaan be-
hoort bij 1,7 mmol.l.

DISCUSSIE

De prevalentie van hyperketotische koeien blijkt op deze
melkveebedrijven te variëren van 1 tot 9 per 10 lacterende
koeien. Dohoo en Martin (7) vonden een variatie van 0% tot
26,5% hyperketotische koeien als percentage van de melkge-
vende koeien van een bedrijf Dit geeft aan dat herkenning
van een hoge proportie hyperketotische koeien door de bege-
leidend dierenarts of mndveevoorlichter van belang is. In fi-
guur 2 wordt aangegeven in welke mate het hanteren van deze
testen leidt tot een over- c.q. onderschatting van de werkelijke
prevalentie van hyperketonemie. Als gevolg van vals-posi-
tieve uitslagen bij een lage werkelijke prevalentie resulteert

-ocr page 175-

Figuur 2. Evaluatie van de Ketxjlac BHB-t:est om de werkelijke prevalentie
van hyperketotische koeien op melkveebedrijven te schatten [grens-
waarde van B-hydroxyboterzuur van 1.2 mmol/l).

het gebioiik van de test in een overschatting. Bij een werke-
lijke prevalende van 1 ä 2 op de 10 koeien benadert de test de
realiteit het beste. De lijn behorend bij de Ketolac BHB-test is
gebaseerd op de specifiteit en sensitiviteit behorend bij de
grenswaarde van 1,2 mmol ß-HBZ/mmol.
De gevonden sensitiviteit en specificiteit van de Nitro-
prussidetest zijn beide lager dan de bevindingen van Nielen
(19). Deze vonden bij een grenswaarde van 1,2 mmol serum
ß-HBZ een sensitiviteit van 73% en een specificiteit van
98%.

De regressievergelijking om de variatie in ß-HBZ in het se-
mm te bestuderen aan de hand van melkproductiekenmerken
geeft aan dat de werkelijke melkproductie (kg/dag) en het
vetgehalte beide positief geassocieerd zijn met serum ß-
HBZ. Dit betekent dat in dit materiaal het eiwitgehalte en de
vet/eiwitverhouding en het verschil tussen het vet- en eiwit-
gehalte blijkbaar niet significant zijn om het serum ß-HBZ te
voorspellen, indien de voornoemde melkproductiekenmer-
ken bekend zijn. Deze bevinding stemt niet overeen met de
resultaten van Grieve (10) en van Gravert (9). Een plausibele
verklaring anders dan de numerieke beperktheid kan hier-
voor niet gegeven worden.

Een hogere melkproductie gaat in onze data gepaard met een
hogere concentratie aan dit ketonlichaam, een bevinding die
overeenstemt met Kauppinnen (14), Gravert (9), maar haaks
staat op de resultaten van veldstudies van Dohoo en Martin
(7) en Simensen (23). Andersson (2) vond een geringe posi-
tieve correlatie tussen de hoogste acetonconcentratie en de
hoogste melkproductie, maar een negatieve correlatie tussen
de melkhoeveelheid en de acetonconcentratie van dezelfde
dag. Lean
et ai (16) vonden echter een positieve correlatie
tussen melkhoeveelheid en ß-HBZ indien beide op dezelfde
dag betrekking hadden en een negatieve correlatie tussen ß-
HBZ met de melkhoeveeheid die zes dagen later gemeten
was dan de meting van ß-HBZ. Dit wijst erop dat de melk-
productie afneemt als gevolg van verhoogde gehaltes aan ke-
tonlicbamen. Hoewel het in Nederland gangbaar is om de se-
rum-ß-HBZ-concentratie als parameter van hyperketonemie
en energietekort te hanteren, zijn aan het gebmik daarvan
een aantal nadelen bekend (18). Een beperking van veel ob-
servationele onderzoeken is dat getracht wordt een, wellicht
tijdelijke, afname van de melkproductie op basis van een en-
kele proefmelking te meten. Aan dit bezwaar kan tegemoet
gekomen worden door voldoende frequent de dagelijkse
melkproductie te meten, waarbij de werkelijk gemeten melk-
hoeveelheid vergeleken kan worden met een voorspelde
melkhoeveelheid. Het verloop van de conditiescore gedu-
rende de eerste drie maanden van de lactatie zou tevens vast-
gelegd moeten worden.

CONCLUSIES

Op basis van twee melkproductiekenmerken, namelijk de
werkelijke of de voorspelde melkproductie en het melkvet-
gehalte kan de serum ß-HBZ-concentratie beoordeeld wor-
den. In tegenstelling tot sommige publikaties, lijkt een lagere
melkproductie dan verwacht geen goede indicator van een
lichte hyperketonamie te zijn. Op basis een van beide melk-
testen kan echter beter dan op grond van de melkproductie-
kenmerken alleen beoordeeld worden in welke mate zich bij
een melkgevende koe hyperketonemie voordoet. Beide tes-
ten zijn goed bmikbaar om in de praktijk op een snelle, een-
voudige en betrouwbare wijze ketose via de melk aan te to-
nen. De sensitiviteit van de Ketolac BHB-test bij
grenswaardes vanaf 1.2 mmol/l t/m 1.5 mmol/l is hoger dan
van de NP-test. De sensitiviteit van NP-test is hoger bij
grenswaardes groter dan 1,5 mmol/l. De Ketolac BHB-test
geeft bij eenzelfde kans op een terecht positieve uitslag, een
kleinere kans op een vals positieve uitslag.

DANKBETUIGING

De onderzoekers spreken hun dank uit voor verleende medewerking van de
betrokken veehouders en hun dierenartsen werkzaam in vier praktijken, de
buitendienstmedewerkers van CAVO LATUCO en het biochemisch labora-
torium van de Gezondheidsdienst voor Dieren, Locatie Deventer.

LITERATUUR

1. Andersson L. Concentrations of blood and milk ketone bodies, blood
isopropanol and plasma glucose in dairy cows in relation to the degree
of hyperketonaemia and clinical signs. ZIb Vet Med A 1984; 31: 683-
93.

2. Andersson L, and Emanuelson U. An epidemiological study of hyper-
ketonaemia in Swedish dairy cows: determinants and the relation to
fertility. Prev Vet Med 1985; 3: 449-62.

3. Andersson L. Subclinical ketosis in dairy cows. Metabolic diseases of
mminant livestock. Vet. Clinics of North america: Food Animal prac-
tice 1988:233-51.

4. Berglund B, and Larsson K. Milk ketone bodies and reproductive per-
formance in post partum dairy cows. Proc 5th Int Conf Prod Dis,
Uppsala, Sweden, 1983: 153-7.

5. Brass ML. Ketogenesis and ketosis. In: Clinical biochemistry of do-
mestic animals Ed. JJ Kaneko, Fourth edition. Academic Press, San
Diego 1989.

6. Deluyker HA, Shumway RH, Wecker WE, Azari AS, and Weaver LD.
Modelling daily milk yield in Holstein cows using time series analysis.
J Dairy Sci 1990 73:539-48.

7. Dohoo IR, and Martin SW. Disease, production and culling in
Holstein-Friesian cows III, Disease and production as determinants of
disease. Prev Vet Med 1984; 2: 671-90.

8. Erfle JD, Fisher LJ, and Sauer FD. Interrelationships between blood
metabolites and an evaluation of their use as criteria of energy status of
cows in early lactation. Can J Anim Sci 1974; 54: 293-303;

9. Gravert HO, Langner, R, Diekmann, Pabst K, and Schulte-Coeme H.
Ketokörper in Milch als Indikatoren für die Energiebilanz der
Milchkühe. Züchtungskunde 1986; 58: 309-18.

10. Grieve DG, Korver S, Rijpkema YS, and Hof G. Relationship between
milk composition and some nutritional parameters in early lactation.
Livestock Prod Sci 1986; 14: 239-54.

11. Grohn Y. Propionate loading test for liver function in spontaneously
ketotic dairy cows. Res Vet Sci 1985; 39: 24-8.

12. Grohn Y, Erb HN, Mcculloch CE, and Saloniemi HS. Epidemiology
of mammary gland disorders in multiparous Finnish Ayrshire cows.
Prev Vet Med 1990;8:241-52.

13. Ketolac BHB teststrips, productinformatie van Hoechst 1995.

14. Kauppinen K. Correlation of whole blood concentrations of acetoace-

-ocr page 176-

late, ß-hydroxybutyrate, glucose and milk yield in dairy cows as sm-
died under field conditions. Acta Vet Scand 1983; 24: 349-61.

15. Korver S. Feed intake and production in dairy breeds dependent on the
ration. PhD-thesis, Wageningen 1982.

16. Lean U, Farver TB. Troutt HF, Bmss ML, Galland JC, Baldwin RL,
Holmberg CA, and Leaver LD. Time series cross-correlation analysis
of postparturient relationships among serum metabolites and yield va-
riables in Holstein cows. J Dairy Sei 1992 75: 1891-1900.

17. Luinge HJ, Hop E, and Lutz ETG. Determination of the fat, protein
and lactose content of milk using Fourier transform infrared spectro-
metry. Analytica Chimica Acta 1993; 284: 419-33.

18. Miettinen H, and Huhtanen P. The concentrations of blood metabolites
and the relations between blood parameters, fatty acid composition of
milk and estimated ME-balance in dairy cows given grass silage
dJ li-
bitum
with five different carbohydrate supplements. Acta Agric. Scan
1989;39:319-30.

19. Nielen M, Aarts MGA, Jonkers AGM, Wensing T, and Schukken YH.
Evaluation of two cowside tests for the detection of subclinical ketosis
in dairy cows. Can Vet J 1994; 35: 229-32.

i ij-^r^

20. Oltenacu PA, Frick A, and Lindhe B. Epidemiological study of clinical
mastitis in primiparous swedish friesian cattle. Proc 7th Int Conf Prod
Dis. Ithaca, New York. 1989: 101-4.

21. Pedron O, Cheli F, Senatore E, Baroli D, and Rizzi R. Effect of body
condition score at calving on performance, some blood parameters,
and milk fatty acid composition in dairy cows. J Dairy Sci 1993 76:
2528-35.

22. Schultz LH. Ketosis. The Ruminant Animal, digestive physiology and
nutrition. Ed. Church DC. 1988.

23. Simensen E, Halse K, Gillund P. and Lutnasa B. Ketosis treatment and
milk yield in dairy cows related to milk acetoacetate levels. Acta Vet
Scan 1990 31:443-40.

24. Syvajarvi J, Saloniemi H, and Grohn Y. An epidemiological and gene-
tic smdy on registrated diseases in Finnish Ayrshire cattle. Acta Vet
Scand 1986; 27:223-34.

25. Veerkamp RF, Simm G, and Oldhamm JD. Effects of interaction be-
tween genotype and feeding system on milk production, feed intake ef-
ficiency and body tissue mobilization in dairy cows. Livestock Prod
Sci 1994 39:229-41.

PHARMAKOTHERAPIE BEI HAUS- UND NUTZTIEREN

Auflage, W. Löscher, F.R. Ungemach, R. Kroker. Uitg. Paul
Parey Verlag Berlin, 1997, 485 bladzijden, ISBN 3-8263-
3147-8; DM98,-.

Onlangs is de derde editie verschenen van dit in 1991 voor het
eerst uitgegeven boek (zie ook boekbesprekingen in Tijdschr
Diergeneeskd 1992; 177: 324 en 1994; 179: 589). De titel van
de nieuwe editie is ingekort, mogelijk als gevolg van het feit
dat de \'Gmndlagen der Pharmacotherapie\' (eerdere edities)
eigenlijk niet ter sprake komen; het is voornamelijk een com-
pilatie van monografieën over werkzame stoffen in genees-
middelformuleringen. De tekst in het algemene gedeelte
(bladzijde 17 tot en met 30) is vrijwel niet gewijzigd en gaat
niet in op wezenlijke verschillen tussen patiënten en hun ge-
zonde soortgenoten, contra-indicaties, eventueel optredende
neveneffecten (zoals dysbacteriose bij planteneters na toedie-
ning van antibiotica) en zaken als geneesmiddelen-interacties
anders dan verdringing aan plasma-eiwitten (doorgaans niet
relevant). Ook acUiele ontwikkelingen in het veld, zoals far-
macovigilantie, komen niet aan bod. Wel is de tekst over EU-
richtlijnen en verordeningen duidelijk aangepast (bladzijde
31-32), waarbij verwezen wordt naar de geactualiseerde bij-
lagen (6 tot en met 8) handelend over onder meer in de EU
vastgestelde MRL-waarden voor voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong (bladzijden 454-468).
In het speciële farmacologie-farmacotherapiegedeelte zijn
een aantal hoofdstukken aangepast. Nieuw opgenomen far-
maca zijn de prolactine secretieremmer metergoline (blad-
zijde 63), verder de
a2-adrenerge agonisten detomidine en
romifidine (bladzijde 104), ACE-remmers zoals captopril,
enalapril, benazepril, quinapril en ramipril, maagzuursecre-
tieremmers zoals lansoprazol en pantoprazol (bladzijde
190), en sulfasalazine (bladzijde 205). De gegeven informa-
tie is echter niet altijd volledig zoals bij de a2-adrenerge an-
tagonist atipamezol (Antisedan®), die alleen genoemd wordt
bij medetomidine (bladzijde 103) en
niet bij xylazine, de-
tomidine, romifidine en amitraz (bladzijde 286). In de sectie
over antibiotica wordt niets vermeld ten aanzien van het
post-antibiotische effect (PAE) en eventueel optredende
dysbacteriose als gevolg van de toepassing van deze midde-
len; ook (kruis)resistentie gegevens ontbreken soms zoals bij
fiorfenicol (bladzijde 231) en tilmicosine (bladzijde 234).
De fluorchinolonen (bladzijden 245) worden opgehangen
aan enrofioxacine (Baytril®) zonder de vermelding van stof-
fen zoals flumequine, danofloxacine, difloxacine, norfloxa-
cine en marbofloxacine. In het kader van \'off label use\'
wordt wel aandacht besteed aan ACE-remmers (zie eerder)
maar niet aan pivampicilline, bacampicilline en ß-lactamase
resistente penicillinen zoals nafcelline, oxa-, dicloxa-, en
flucloxacilline. Bij de
Sulfonamiden (bladzijde 238) wordt
alleen ingegaan op de acetylering van deze stoffen en niet op
de omzetting middels hydroxylering;
Sulfamethoxazol en
sulfatroxazol worden bovendien genegeerd. Soms is de in-
formatie dubieus of zelfs onjuist zoals bij apomorflne, waar
in plaats van dopamine-antagonisten zoals domperidon, na-
loxon als antidoot wordt aanbevolen (bladzijde 192).
Fenytoine (bladzijde 116) is volgens de auteurs niet geschikt
als anti-epilepticum bij de hond, maar wel als anti-arrhytmi-
cum (bladzijde 138). De optredende tolerantie na herhaalde
toediening (als gevolg van \'dmg-enzyme-induction\') wordt
echter niet vermeld. De
orale verstrekking van ceftiofur
(bladzijde 223) doet wat vreemd aan evenals de aanbevelin-
gen bij tetracyclinen (middelen van eerste keus bij bmcel-
lose) en tiamuline (bladzijde 238): altijd middel van derde
keus! (in feite middel van eerste keus bij Dysenterie Doyle).
Dit soort vermeldingen illustreren dat de auteurs weinig ver-
trouwd zijn met de praktische veterinaire farmacologie-far-
macotherapie. De secties over anthelmintica, anti-extopara-
sitica en antiprotozoica zijn eveneens geactualiseerd en zijn
duidelijk beter dan die over antibiotica en antiseptica (de
laatste bestaat slechts uit vier pagina\'s!; bladzijde 207-210).
Nieuw opgenomen zijn hier onder meer abamectine, dora-
mectine en oxidectine (bladzijde 265-266), closantel (blad-

-ocr page 177-

zijde 275), fipronil, metiiopreen, pyriproxifen en lufenuron
(bladzijde 287-288), als ook paramomycine, halofyginon,
narasine en madarumycine (bladzijde 369-376).
Het hoofdstuk, gewijd aan \'Lokale therapie\' (huid, melkklier
en oog) is zonder meer teleurstellend, omdat de auteurs vrij-
wel geen aandacht besteden aan melkklier en oog. Tenslotte,
ook in het uitvoerige gedeelte handelend over het maag-
darmkanaal, wordt geen informatie verstrekt over het voor-
magensysteem bij herkauwers.

Resumerend; de derde editie van dit boek met 13 afbeeldin-
gen, 67 tabellen en acht bijlagen, voorzien van een overzich-
telijke inhoudsopgave en goed trefwoordenregister geeft
korte karakteristieke overzichten van werkzame stoffen in
(dier)geneesmiddelen. Voor studenten en praktiserende die-
renartsen kan het een nuttig naslagwerk zijn, al blijft er nog
steeds het één en ander te verbeteren.

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert

PLUIMVEE

O

Niet alleen Salmonella enteritidis is in staat om in
het reproductieorgaan van de kip te koloniseren
en contaminatie van eieren te veroorzaken

(Invasion of chicken reproductive tissue and forming eggs is
not unique to Salmonella enteritidis) L.H. Keller, D.M.
Schifferli, C.E. Benson, S. Aslam, and R.E. Eckroade. Avian
Diseases 1997: 42: 535-9.

Omdat Salmonella enteritidis (S.e.) het salmonellatype is dat
primair gerelateerd wordt aan de contaminatie van consump-
tie-eieren, wordt door velen verondersteld dat S.e. een gro-
tere potentie zou hebben om in het reproductie-orgaan en an-
dere organen van de kip te koloniseren dan andere salmo-
nella serotypen. In dit artikel wordt een experiment beschre-
ven waarin is gekeken naar de mate waarin Salmonella typ-
himurium (S.t.) en Salmonella enteritidis (S.e.) kunnen kolo-
niseren in het legapparaat en de andere organen van de kip.
Tevens is gekeken naar de mate van contaminatie van eieren
in ontwikkeling in het legapparaat en eieren na ovopositie.
In het experiment werden witte leghennen oraal geïnfecteerd
met drie verschillende isolaten van S.e. (faagtype 8, faagtype
2 en type RNDC) en S.t. (St A, St B en St C).
Gedurende het experiment werden na ovopositie de eieren
verzameld en werd gekeken naar de contaminatie van de ei-
eren met S.e. en S.t. Op één tot vier dagen P.1 werden hennen
geëuthanaseerd en werd gekeken naar de mate van de conta-
minatie van de eieren met S.e. en S.t. van de in het oviduct
aanwezige eieren. Tevens werd gekeken naar de mate van ko-
lonisatie van S.e. en S.t. in het ovarium en oviduct en andere
organen (mengmonster van hart, lever, milt en galblaas).
De verschillende isolaten van S.e. en S.t. werden soms in de
eieren gevonden die in het oviduct aanwezig waren. Echter na
ovopositie werden uit de eieren alleen de drie S.e. stammen
geïsoleerd, elk uit één ei (125 eieren negatief na S.e. infectie).
Uit alle organen inclusief het legapparaat werden de ver-
schillende stammen van S.e. en S.t. geïsoleerd. St A was sig-
nificant meer invasief dan S.e. faagtype 2 en S.e. type
RNDC. Ondanks dit verschil in invasiviteit van deze isolaten
was geen verschil gevonden in de contaminatie van de eieren
aanwezig in het oviduct. De onderzoekers concluderen dat
de kolonisatiegraad van de diverse organen met serotypen
van zowel S.e. als S.t. niet de mate van contaminatie van ei-
eren met S.e. of S.t. in het oviduct en na ovopositie bepaalde.
Ook was er geen verschil in de potentie van S.e. en S.t. om in
het reproductie-orgaan van de kip te koloniseren en in de
contaminatie van eieren met S.e. en S.t. aanwezig in het ovi-
duct. In tegenstelling tot S.e. werd S.t. niet gevonden in ei-
eren na ovopositie. Dit onverklaarde verschil komt overeen
met veld-ervaringen. Er is een verschil in voorkomen van
voedselinfecties door S.e. en S.t. ten gevolge van consumptie
van eiproducten. Mogelijke virulentiefactoren die hieraan
gerelateerd kunnen zijn moeten verder onderzocht worden.
Verder onderzoek naar de capaciteit van de S.e. en S.t. om te
overleven in het milieu van het ei is interessant.

Referaten

A. Feherwee

PAARD

Chondroiden in de luchtzakken bij het paard

Nonsurgical treatment ofchondroids of the guttural pouch in a
horse. Adkins AR, YovichJV, Colboume CM. Australian VetJ
75:332-333,1997.

Een twee jaar oude volbloed merrie werd aangeboden met
als klacht dat zij sinds negen maanden intermitterende
mucopurulente uitvloeiing had uit het linker neusgat. De
mandibulaire en retrofaryngeale Inn. bleken niet vergroot.
De linker luchtzak bleek bij endoscopisch onderzoek veel
mucopurulent exsudaat te bevatten, waaruit S. equi werd
geïsoleerd. Via de neus werd in de linker luchtzak een (lOF)
catheter geplaatst. Via deze catheter werd de luchtzak een-
maal daags gespoeld met 300 ml steriele 0,9% NaCl-oplos-
sing. Daamaast werd gedurende vijf dagen procaine-peni-
cilline verstrekt. Na tien dagen bleken bij endoscopisch
onderzoek 25 chondroiden waameembaar in de linker lucht-
zak. Endoscopische controle van de linker luchtzak na
gedurende 24 dagen Idd met 0,9% NaCl-oplossing te
hebben gespoeld bleken de chondroiden allen te zijn
verdwenen. Follow-up na vijftien maanden resulteerde in
\'schone\' luchtzakken.

J.H. van der Kolk

-ocr page 178-

m

■AÉ

« M

IkibAiMiiiiitti

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (26)

ALEXANDER NUMAN (1780-1852)

Veterinair verleden

Het is met een gevoel van trots dat wij nu een plaats mogen inruimen in de rij van internationaal \'Beroemde voorgangers\' voor onze
landgenoot prof. dr. A. Numan.

Alexander Numan werd op 8 december 1780 gelxjren in Baflo, in de Groningse Ommelanden als zoon van een fiervormd predikant.
Helaas stierf zijn vader op veertigjarige leeftijd, toen Alexander nog maar zeven jaar oud was. Zijn moeder fiertrouwde met H.
Wichers, geneesheer in het naburige K/liddelstum en Alexander kwam in huis bij zijn oom Arnoldus Numan, die toen predikant was in
Ezinghe. Van hem leerde hij de beginselen van de klassieke talen. Na diens vertrek naar Noord-Holland kwam Alexander weer thuis
wonen. Vooral door contact met de zeer belezen, scherpzinnige plaatselijke predikant B.W. Hoffman, die ook zitting had in de
Nationale Vergadering, werd zijn belangstelling voor de wetenschap en voor maatschappelijke vraagstukken gewekt. Bij hem leerde
hij onder andere de moderne talen. Hij verbleef ook geregeld bij een broer van zijn stiefvader, die arts was in Winschoten, waardoor
zijn belangstelling voor het medisch beroep versterkt werd.

De leergierige en begaafde Alexander had door het privé-ondenwijs bij de twee genoemde predikanten en de twee geneesheren ken-
nelijk zulk een degelijke vooropleiding gehad dat hij niet alleen toegelaten werd tot de medische studie, maar deze ook in recordtijd
kon beëindigen.

Op 25 september 1801 werd hij aan de Hogeschool in Groningen als medisch student ingeschreven en reeds op 18 augustus 1804
kon hij zijn proefschrift verdedigen, dat getiteld was
De cartmnatum olficinalium propagandi methodo, natura etusu. Tijdens zijn stu-
die maakten zijn ijver en plichtsbetrachting indruk op zijn hoogleraren. Met twee van hen, Petais Driessen en E.J. Thomassen a
Thuessink zou hij in blijvende vriendschap vertwnden blijven.

Numan vestigde zich als arts in het naburige Hoogezand. Dit gaf hem de kans om te werken in een bloeiende veenkolonie met daar-
naast de mogelijkheid om contacten te blijven onderhouden met het wetenschappelijke en culturele leven in de stad Groningen.
Numan bouwde een uitstekende naam op en zijn praktijk breidde zich uit over een groot deel van de provincie.
In 1806 huwde hij met Catharina Dorothea Star Lichtenvoort (1770-1833). Uit dit huwelijk zijn een zoon en een dochter geboren.
Tijdens zijn dagelijkse omgang met de boeren werd hij getroffen door de slechte gezondheid van tiet vee en door het gebrek aan ken-
nis om daar iets aan te doen. Dit was voor hem aanleiding om het in Duitsland populaire boek van J.N.RohIwes
Allgemeines
Vieharzneibuch
in het Nederlands te vertalen. Het verscheen in 1812 onder de titel: Handboek der algemeene veeartsenykunde.
Hiermee werd onbedoeld de basis gelegd voor zijn carrière op het gebied van de diergeneeskunde. Op speciaal verzoek van het hoofdbestuur van de
Maatschappij tot Nut van het Algemeen publiceerde Numan in 1819 een boek met de titel
Handboek der genees- en verloskunde van het vee, dat uiWoeriger
was en aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Hiervan zouden de komende halve eeuw veel herdrukken het licht zien.
In 1814 werd hij gevraagd om lid te worden van de provinciale \'Commissie voor Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt\' en in 1815 van de Commissie van
Landbouw in Groningen.

Hoewel er in 1820 reeds verschillende veeartsen praktiseerden, die in Alfort hun opleiding hadden genoten, viel bij de benoeming van een hoogleraar in de
praktische veeartsenijkunde aan de veeartsenijschool in Utrecht de keus op de medicus dr. Alexander Numan. Waarschijnlijk heeft de eerzucht om de grond
legger te kunnen worden van de veeartsenijkunde in Nederland de doorslag gegeven om zijn uitstekende praktijk in Hoogezand te venwisselen met de aange-
boden functie in Utrecht.

Het onderwijs aan \'s Rijksveeartsenijschool was op 10 december 1821 gestart en Numan begon op 26 september 1822 met zijn onderwijs. Zijn redevoering,
voorbereid ter gelegenheid van de aanvang van zijn ondenwijs getiteld: \'Over de Veeartsenij-kunde, en de inrigting van derzelver ondenwijs, overeenkomstig
het belang der Maatschappij\' is nog steeds zeer lezenswaardig.

Zijn start in Utrecht was niet gemakkelijk. Hij werd geacht ondenwijs te geven in de kliniek, de leefregeikunde, de ziektekunde, de verloskunde, de gerechtelijke
veeartsenijkunde, de veterinaire politie en het hoefbeslag. De directeur dr. Th.G. van Lidt de Jeude en dr. J. Vosmaer verzorgden de propaedeutische vakken.
Dit betekende voor Numan 14 uur per week doceren van de theoretische vakken en de verantwoordelijkheid voor de kliniek. Daarbij moeten we bedenken, dat
er geen Nederiandse dictaten beschikbaar waren en dat Numan moest zorgen dat er studiemateriaal voor de studenten kwam. Men mocht niet van de toenma-
lige studenten venwachten, dat zij in staat waren om buitenlandse boeken voor hun studie te gebruiken, daar het toelatingsniveau tot de studie uiterst laag was.
De meeste \'élèves\' waren boerenjongens met slechts een lagere schoolopleiding, die na enige jaren op het land of in een ambacht gewerkt te hebben, zich in
Utrecht aanmeldden.

De praktische vakken, verloskunde, heelkunde en hoefbeslag, waren in handen van \'den veearts der school\'; aanvankelijk van 1822 tot 1827 was dat de
Belgische veearts L. Cambier, en vewlgens van 1827 tot 1839 J.A.W.Hart, die in 1826 als één van de eersten in Utrecht was afgestudeerd en daarna van
1839 tot 1851 B.J.C.Rijnders.

Numans veterinaire ambities werden zwaar op de proef gesteld, toen hij in 1825 door de universiteit van Groningen benaderd werd om de leerstoel landhuis-
houdkunde van de overleden prof. J.A. Uilkens te bezetten. Het siert hem, dat hij voor deze eer heeft bedankt. In zijn Hoogezandse periode zou hij niet lang ge-

-ocr page 179-

twijfeld hebben!

De taak van Numan werd aanmerkelijk verzwaard, toen hij het directoraat van Van Lidt de Jeude op 4 oktot)er 1826 overnam en bielast
werd met het bestuur van de School.

Numan was aan de ene kant een wetenschapper, die de diergeneeskundige wetenschap gestalte wilde geven en de praktische dier-
geneeskunde in den lande aanzien wilde verschaffen, en aan de andere kant was hij ook een vaderlijke figuur voor zijn studenten en de
afgestudeerden. Dit laatste blijkt heel duidelijk uit de correspondentie, die hij onderhield met de practici. Iedere practicus was vanaf
1829 verplicht om tweemaal per jaar een verslag uit te brengen over de veterinair belangrijke zaken uit die periode. Uit deze correspon-
dentie die grotendeels bewaard is gebleven kunnen we een goede indruk krijgen over de gang van zaken in de toenmalige praktijken.
Een belangrijk initiatief van Numan was de uitgave van het eerste diergeneeskundig tijdschrift in Nederland, het
Veeartsenijkundig
Magazijn.
In de periode 1827 tot 1849 redigeerde hij zeven banden (de laatste, onder een iets gewijzigde titel, tezamen met zijn opvol-
ger P.H.J. Wellenbergh). Ondanks het feit dat de lezerspopulatie nog uiterst klein was en het redactiewerk hem veel tijd moet hebben
gekost, achtte hij de uitgave noodzakelijk \'om mijne voormalige leerlingen eenigermate met den voortgang en de hoogte der weten-
schap bekend te houden\'. Deze zagen grote gedeelten van hun verslagen, vaak voorzien van uitgebreide annotaties, in gedrukte vorm
terug. Op deze manier probeerde Numan de over het gehele land verspreide en door de slechte verbindingen onderling geïsoleerde
veeartsen een middel aan de hand te doen om zich met kennis te wapenen in hun harde bestaan. Naast artikelen van eigen hand gaf
hij samenvattingen van de relevante artikelen uit de buitenlandse, vooral Franse, veterinaire literatuur.
Numan had ook een grote belangstelling voor de landbouw en veeteelt. Het was zijn opvatting dat de veeteelt een integraal onderdeel
van de veterinaire opleiding behoorde te zijn. Hij werd door de regering over allerlei landbouwkundige vraagstukken om advies ge-
vraagd, bijvoorbeeld over grondbemesting, plantenziekten, ontginningsvraagstukken en de verbouw van landbouwgewassen als ta-
bak, radijs en hennep. Met sommige van deze gewassen deed hijzelf ook proeven. In het bijzonder heeft hij zich beziggehouden met
de verbetering van de inlandse huisdierrassen, vooral van schapen. Hij voerde kruisingsproeven uit van Leicester- en
Southdownschapen met inlandse dieren ter verbetering van de wolopbrengst. Daartoe werd het terrein van de school aan de andere
zijde van de Grift met zeven hectare uitgebreid en in 1837 kreeg hij de beschikking over 42 hectare heidegrond tussen Zeist en
Soesterberg. De kosten van de schapenexperimenten bedroegen, volgens Zwijnenberg, gemiddeld ƒ 700,- per jaar. Thorbecke kwali-
ficeerde dit later als nutteloze geldverspilling.

Ook was hij betrokken bij de oprichting van de rijksstoeterij in Borculo in 1834. Numan was direct na aankomst in Utrecht benoemd tot
secretaris van de provinciale \'Commissie voor den Landbouw\', wat een aanzienlijke hoeveelheid correspondentie met zich bracht.
De glorietijd van de School leek in de jaren veertig voorbij, fieldden zich in 1844 nog acht studenten aan, daarna zette zich een daling
in; in 1845: zeven, in 1846: zes, in 1847: vijf, in 1848: geen, in 1849: één, in 1850: geen en in 1851: twee. Dit werd deels veroorzaakt
door de Belgische afscheiding, waardoor zich geen studenten meer meldden uit de Zuidelijke Nederianden, deels ook door de slechte
omstandigheden waaronder gepraktiseerd moest worden, optioksend tegen een wijd verbreid empirisme. Een ander gegeven was,
dat het \'Fonds voor den Landbouw\', waaruit de school bekostigd werd, uitgeput raakte ten gevolge van de vergoedingen die betaató
moesten worden door het voortduren van de longziekte. Dit leidde ertoe dat Thorbecke zich daadwerkelijk met de instelling ging be-
moeien. Deze kon voor rekening van het Rijk blijven voortbestaan, zij het in sterk afgeslankte vorm.
Toen Numan aan de minister veriof vroeg in augustus 1850 om vakantie te nemen om zijn familie in Groningen te gaan bezoeken,
sloeg Thorbecke toe en ontsloeg zonder medeweten van Numan per 1 november 1850 drie medewerkers en per 1 januari 1851 de hoogleraar van Lidt de
Jeude. Thorbecke weigerde zelfs om Numan te ontvangen. Er bleef Numan weinig anders over dan om zelf ontslag te nemen; dit werd hem per 1 maart 1851
een/ol verleend. Teleurgesteld en diep gegriefd is Numan van de Biltstraat vertrokken. Hij overleed op 1 september 1852 ten huize van zijn dochter Johanna,
wonend aan de Oude Gracht en gehuwd met de lector in de sterrenkunde, Adolf Stephan Rueb.

Met Numan is de grondlegger van de Nederlandse diergeneeskunde heengegaan. Een buitengewoon scherpzinnig mens, gekenmerkt door een grote ijver,
die, volgens Wellenbergh, \'hoewel mede geneesheer, de eenige was, die werkelijk de veeartsenijkunde in haren geheelen omvang kende\' en zo in staat was
leiding te geven aan de eerste generaties van veeartsen. Hij ijverde voor hun maatschappelijke belangen en streed er in breder verband voor dat aan zijn we-
tenschap de plaats gegeven werd die haar zijns inziens toekwam. Dit laatste trachtte hij langs twee wegen te bereiken. Allereerst door eigen wetenschappelijk
onderzoek en de publicatie van de uitkomsten (zijn uitgebreide over uiteenlopende vakgebieden gespreide bibliografie is te vinden bij Vrolik en Ihie) en verder
door actieve deelname aan het wetenschappelijk genootschapsleven. Vrolik vermeldt niet minder dan 17 van zulke lidmaatschappen, waan/an zeven honorair.
In 1834 werd Numan benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederiandse Leeuw en in 1851 tot Kommandeur der Eikenkroon.
In de levensberichten die over hem verschenen werd hij geprezen vanwege zijn bescheidenheid en de humane benadering van zijn medemensen. Numan
was een groot man. Jammer, dat de huidige generatie veterinairen zich dit onvoldoende heeft gerealiseerd bij de naamgeving van het Hoofdgebouw van de ve-
terinaire Faculteit.

E.P.0.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

Geraadpleegde literatuur

- D.B. Hart. Nutrmt). thevelerir^arianarxlcotr^iaiatveanatort^istofUtrecM:aforgoUer)observerm EdinburghMedicalJoumalN.S.. 1912:8:197-228

- J.E.W. Ihle. Een eeuw veeartsenijkundig onderwijs. 1821-1921 Utrecht 1921:136-138.

■ P.C. MolhuysenenP.J. Blok. NieuwNederiandsCh Biografisch Woordenboek. Leiden. 1911:1388.

- C.Offringa. Van Gikleslein naar Uithof Deel tutrecht, 1971:56-59

■ C. Slar Numan. Schets van hel leven en karakter van Alexander Nurr^an. Handelingen der jaarlijkse algemeens Vergadering vandel\\^alschappijvanNedertandscheLetterkundete Leiden, 1853:1-16.

■ W. Vrolik. Levensberigt van Alexander Numan. Verslagen en Meededelingen van de Kon. Academie van Wetenschappen, 1853:1:93-112.

- J. Wester Geschiedenis der Veeartsenijkunde. Utrecht. 1939:152-168.

■ H.A. Zwijnenberg Alexander Numan: in hel bijzonder zijn invhed op de Nederiandsche schapenfokkerij eene kritisch-historische studie Proefschrift. Utrecht, 1925

-ocr page 180-

GROTE BEHOEFTE AAN STRUCTURELE AANPAK BEDRIJFSBEGELEIDING

PRAKTIJKPROEF: GEZONDHEIDSPLANNER
NUTTIG INSTRUMENT

Het werk van de dierenarts verschuift meer en meer van koe-niveau naar be-
drijfs-niveau en van curatief naar preventief. In de melkveehouderij is deze
verschuiving begonnen met fertiliteitsbegeleiding, die langzamerhand is uit-
gebouwd met regelmatige advisering over dierziekten en productie. De uit-
breiding van het begeleidingspakket wordt door iedereen op zijn of haar ma-
nier aangepakt. Er bestaat een duidelijke behoefte aan een structurele aanpak
van bedrijfsbegeleiding van melkveebedrijven. De systematiek van de ge-
zondheidsplanner kent zo\'n aanpak. Op het gebied van uiergezondheid is een
dergelijke gezondheidsplanner ontwikkeld. Deskundigen afkomstig uit ver-
schillende disciplines (melkveehouders, praktiserende dierenartsen, de
Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO), de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD), de Dienst Landbouw Voorlichting (DLV), het Proefstation
Rundveehouderij (PR) en het Agrarisch Telematica Centrum (ATC), hebben
hiertoe hun kennis gebundeld. De grote praktijkproef waarin de gezondheids-
planner is getest, wordt op 31 maart 1998 afgesloten met een themamiddag.

relevante gegevens is het gemakkelij-
ker een probleem te identificeren.
Kengetallen vormen de basis voor de
analyse en de oplossing van proble-
men. Veehouders gaan naar de me-
ning van de begeleiders met behulp
van de gezondheidsplanner bewuster
om met het management van uierge-
zondheid op hun bedrijf
De praktijkproef wordt met een the-
mamiddag afgesloten op 31 maart
1998. Dan worden resultaten en erva-
ringen gepresenteerd.

Berichten en verslagen

De gezondheidsplanner uiergezond-
heid is ontwikkeld in het kader van
het programma Diergezondheid in
Beweging (DIB), een gezamenlijk
programma van overheid en land-
bouwbedrijfsleven. Het doel was de
ontwikkeling van een praktisch han-
teerbaar managementinstrument
rondom uiergezondheid, op basis van
reeds bestaande kennis.

KENGETALLEN EN PREVENTIE-
KAART

Binnen de systematiek van de ge-
zondheidsplanner dienen regelmatig
primaire kengetallen beoordeeld te
worden door deze met streefwaarden
van het bedrijf te vergelijken. De ge-
zondheidsstatus van het bedrijf wordt
op deze manier nauwkeurig gevolgd
en afwijkingen worden in een vroeg
stadium opgespoord. Als de resulta-
ten onvoldoende zijn, wordt de situ-
atie geanalyseerd op basis van zowel
primaire als secundaire kengetallen.
Een belangrijk onderdeel van de sys-
tematiek is het doorspreken van de
zogenaamde \'preventiekaart\'. Op re-
gelmatige momenten nemen veehou-
der en dierenarts de kritische punten
in het bedrijfsproces onder de loep,
ook zonder dat er sprake is van afwij-
kende kengetallen of klachten. We
willen immers problemen voorkó-
men!

Twee keer per jaar, in de zomer en in
de winter, wordt een lijst met ma-
nagementfactoren in relatie tot uier-
gezondheid besproken. Worden de
spenen gedesinfecteerd? Staan de
koeien vast na het melken? Hoe is de
ventilatie in de stal? Wanneer is de
melkmachine voor het laatst doorge-
meten?

BEGELEIDING CRUCIAAL
In aansluiting op een pilottest op 25
bedrijven is de gezondheidsplanner
uitgebreid getest met 250 melkvee-
houders, ingedeeld in 23 studiegroe-
pen. De resultaten wijzen erop dat
een goede begeleiding cruciaal is bij
het gebruik van de gezondheidsplan-
ner. De uitleg van kengetallen en ana-
lyseschema\'s, alsmede de stimulans
om de behandeling van ziektegeval-
len en andere activiteiten goed te ad-
ministreren, zijn essentieel. De bege-
leider heeft ten aanzien van dit laatste
aspect een duidelijke stok-achter-de-
deur-functie.

De begeleiders die participeerden in
de praktijkproef, geven aan dat de ge-
zondheidsplanner een goed uit-
gangspunt is voor bedrijfsbegelei-
ding. Door de aanwezigheid van alle

Door dr. T.J.G.M. Lam

THEMAMIDDAG
GEZONDHEIDSPLANNER
UIERGEZONDHEID

De themamiddag gezondheids-
planner vindt plaats op 31 maart
1998 in De Schakel te Nijkerk
(aanvang 13.00 uur). Tijdens
deze middag worden ervaringen
en resultaten van de praktijk-
proef gepresenteerd.
Aan de orde komen het rende-
ment van het gebruik van de
planner en het effect van op het
management van de veehouder.
Verder worden toekomstige ont-
wikkelingen op het gebied van
de gezondheidsplanners bespro-
ken.

Aanmelden: mevrouw Liesbesth
Grijsen, ATC, tel. 0317-479658.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

-ocr page 181-

De belangstelling van Boon ging al
vroeg uit naar tekenen. De jonge Boon
was wellicht daardoor vaak buiten
school te vinden en het was zijn stel-
lige overtuiging dat hij aan de Rietveld
Academie zou gaan studeren om zijn
ideaal - tekenleraar worden - te verwe-
zenlijken. Maar hoe gaan zulke din-
gen? Ook bij de Rietveld Academie
moest je loten en Boon kreeg een num-
mertje te hoog toebedeeld. Hij ging
echter niet bij de pakken neerzitten: hij
volgde een avondopleiding \'gebonden
grafiek\' en werkte overdag bij re-
clame-bureaus, eerst als ontwerper, la-
ter als art director.

RECHTEN STUDEREN
Kostje gekocht, zou je denken, maar
niets was minder waar. Na vijf jaar
ging Boon rechten studeren. Waarom
rechten? \'Diergeneeskunde was een
beetje teveel van het goede met HBS-
A en achteraf ben ik blij dat ik voor
rechten heb gekozen!\' Boon legt uit
dat zijn aanvankelijke bezorgdheid,
dat hij zijn creativiteit volledig vaar-
wel zou moeten zeggen, niet bewaar-
heid werd: \'De studie rechten is geen
beroepsopleiding, zoals diergenees-
kunde dat in sommige opzichten wel
is, maar leidt op tot een bepaalde atti-
tude. Zeker in de advocatuur is creati-
viteit een absolute noodzaak.\' Het
maakt voor hem geen verschil meer, of
hij nu een pleidooi moet voorbereiden,
een vier-gangendiner moet koken of
een hoogleraarschap inhoud moet ge-
ven: het is allemaal scheppende ar-
beid...

Dit houdt ook in dat bij Boon werk en
vrije tijd niet te scheiden zijn. Hij
woont in een oud schoolgebouw in
Groningen dat ingevuld moet worden
als centrum voor beeldende kunst. Er
is expositieruimte, zowel binnen als
buiten, waar buitenlandse kunstenaars
hun werk kunnen tonen. Dit in het ka-
der van een uitwisseling van kunste-
naars in de Hanze-regio met andere
Europese kunstenaars.

DIER EN RECHT

Hoe komt Boon, met deze stadse ach-
tergrond, in de dieren terecht? In 1974
heeft hij zich aan de rand van het
Nederland.se Lauwersmeer-gebied ge-
vestigd. \'Daar ben ik begonnen met
beesten te hoeden en tuinen aan te leg-
gen\', vertelt hij. \'Ach, dat was toen erg
in, zelf wol spinnen en zo.\' Hij hield er
onder meer Drentse heideschapen en
kippen van het ras Groninger Meeuw.
Vanuit dezelfde belangstelling deed
hij een student-assistentschap milieu-
recht bij de Rijks Universiteit
Groningen en werkte met kamerlid
Ineke Lambers, die later staatssecreta-
ris zou worden: \'Dierenrecht lag toen
verstoft op de plank, er was al vijftig
jaar niets aan gedaan. Ik heb het maar
eens opgepakt.\' En met het studentas-
sistenschap is het allemaal begonnen.
Zijn doctoraalscriptie was getiteld
\'Dierenwelzijn en recht\' (1979). Begin
jaren \'80 deed hij een bevolkingson-
derzoek (n=1500) naar de manier
waarop mensen met dieren omgaan.
Bij zijn proefschrift \'Nederlands die-
renrecht\' behoorde een film \'Dossier
Dier\' waarin te zien is hoe mensen met
dieren omgaan. In 1984/85 werkte hij
in opdracht van de Dierenbescherming
mee aan een nieuw wetsontwerp dat
het dier beter moest beschermen dan
tot dan toe (1985: Wet voor het
Welzijn van Dieren). Eén van de resul-
taten hiervan is het \'nee, tenzij\'-begin-
sel in de huidige Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren.

Prof. mr. Dirk Boon, geboren in 1949 te Amsterdam, bezet een nieuwe leer-
stoel bij de faculteit rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht: Dier en
Recht. Daarnaast werkt hij als advocaat te Groningen. De lezers van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben reeds van zijn gedachtengoed kun-
nen proeven. Hij was immers spreker op het Jaarcongres 1997, waar hij de
rechtspositie van de dierenarts een mijnenveld noemde. Zijn lezing is letter-
lijk gepubliceerd in Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1997; 122: 23: 690-2.
Dirk Boon zeifis een veelkleurig type. Met zijn blauw-fluwelen colbert en een
artistieke inslag - de hoogleraar is tevens grafisch ontwerper - onderscheidt
hij zich niet alleen van veterinairen, maar ook van zijn collega-meesters.
Reden te meer om hem in dit tijdschrift aan het w oord te laten over zichzelf en
de rechten van het dier.

Door Sophie Deleu

INTERVIEW MET PROFESSOR DIRK BOON

HOOGLERAAR DIERENRECHT VAN VEEL MARKTEN THUIS

ADVOCATUUR

In 1984 werd Boon advocaat. In die
tijd (nog geen vijftien jaar geleden)
werd dit beroep nog gekenmerkt door
een grotere drempel voor de rechtszoe-
kenden dan tegenwoordig. \'Dat voelde
weieens aan als een keurslijf, aldus
Boon. Groot was dan ook zijn opluch-
ting toen dit bolwerk in de jaren negen-
tig werd opengebroken: \'Je mocht pu-
bliciteit gaan maken, specialisatie
werd mogelijk en de tariefstructuur
werd afgeschaft.\' Een advocatenprak-
tijk werd meer dan ooit tevoren een
vrije onderneming.

Op de vraag of er nu een groot verschil
is met een reclamebureau antwoordt
hij bevestigend: \'In de reclame kan ie-
dereen, met recht, iets over je product
zeggen, zoals \'ik vind blauw mooier
dan groen\'. Dat kan bij wijze van spre-
ken de telefoniste net zo goed als de di-

-ocr page 182-

recteur van het bedrijf waar je een re-
clamecampagne voor ontwerpt. Dat
haalt je professionaliteit keer op keer
ondemit.\' In de advocatuur - zo legt hij
uit - kan de cliënt het product onmoge-
lijk beoordelen, hetgeen voordelen
heeft. \'Wel zul je dus voortdurend je
mening moeten toetsen aan die van
collega\'s met verstand van zaken\', legt
Boon uit. \'En daamaast schept dit ver-
schil in kennisniveau de verplichting
je cliënt héél goed voor te lichten!\'

TEGENSTRIJDIGE OMGANG
Dierenrecht onderscheidt zich volgens
Boon niet wezenlijk van andere soor-
ten recht: \'Je hebt maar een beperkt
aantal juridische instmmenten en die-
ren zijn reeds omgeven door een fijn-
mazig stelsel van wettelijke regelin-
gen. De pijn zit hem echter in de
verscheidenheid aan - dikwijls tegen-
strijdige - omgangsvormen tussen
mens en dier.\'

Incjerdaad kennen we niet aan alle die-
ren een gelijke waarde toe. In de land-
bouw fokken we zoveel mogelijk die-
ren op tegen zo laag mogelijke kosten
om ze zo snel als mogelijk te slachten.
Voor gezelschapsdieren daarentegen
sparen we kosten noch moeite om ze
zo oud mogelijk te laten worden.
Proefdieren houden we voor het alge-
meen nut en schadelijke dieren roeien
we uit. In de vrije omgeving vinden we
dat dieren een zo natuurlijk mogelijk
leven moeten leiden om de ecologie te
beschermen. Boon: \'Een proefmuis is
geen huisrat, terwijl ze zich in feite al-
leen onderscheiden door de waarde die
wij eraan toekennen. Het is die incon-
sistentie die het vakgebied zo lastig,
maar ook boeiend maakt.\' Het is dus
hoe dan ook niet eenvoudig om in het
woud van wettelijke regelingen tot een
weloverwogen oordeel te komen.

LASTIGE POSITIE

De dierenarts neemt naar de mening
van Boon een lastige positie in (zie ook
de inleiding die hij tijdens het
Jaarcongres hield, waarin hij deze po-
sitie karakteriseerde als een mijnen-
veld). \'De dierenarts is een belangrijke
actor,\' aldus de hoogleraar. \'Door zijn
(of haar) kennis van zaken heeft hij een
grote verantwoordelijkheid en dus
zwaardere plicht dan een eigenaar om
ten opzichte van het dier juist te hande-
len.\'

Op het ontnagelen van katten kan je
nog een betrekkelijk simpele redene-
ring loslaten -\'Dat is gewoon verbo-
den\'- maar anders is het gesteld met
bijvoorbeeld het temgdringen van er-
felijke gebreken. \'De vraag is, ben je
als dierenarts medeplichtig aan straf-
bare zaken als je je medewerking ver-
leent aan de correctie van erfelijke ge-
breken en vervolgens toestaat dat
ermee wordt gefokt?\' Volgens Boon is
het niet eenvoudig: \'Mag je dweilen
met de kraan open? Dat is naar de letter
van de Wet geredeneerd een precaire
zaak. Het doel waarvoor je deze cor-
rectieve ingrepen uitvoert is heel
zwak, zeker tegen het doel waarvoor je
deze dieren houdt, namelijk een lang
en gelukkig leven.\'

üiaüüi]

I^i i ift

lil DÉ!

Een arts heeft het in die zin wat gemak-
kelijker, omdat hij (of zij) een één-op-
éénrelatie heeft met de patiënt. Bij de
dierenarts is de eigenaar echter een
cliënt die opdracht geeft een bepaalde
behandeling uit te voeren. Een dieren-
arts moet dus elke keer de beslissing
nemen, of hij de belangen van de eige-
naar of die van het dier (of een dier-
soort) laat prevaleren. Als hij kiest
voor het dier, kan hij problemen krij-
gen met de eigenaar, omdat hij de op-
dracht niet naar behoren uitvoert. \'De
Dierenbescherming en eigenaren hou-
den over het algemeen hun mond maar
er hoeft maar een dwaas op te staan die
een proces begint en je hebt de poppen
aan het dansen\', legt Boon uit.
Verder speelt ook, net als in de hu-
mane geneeskunde, ethiek een grote
rol. Sommige verzoeken kan en
mag je gewoon niet weigeren, omdat
het niet \'fatsoenlijk\' is. Ook een arts
kan niet tegen een roker zeggen:
\'Volgende keer behandel ik je niet
meer.\'

ROL KNMVD

\'Zo zijn er legio knelpunten\', merkt de
hoogleraar op. \'Ons systeem om die-
ren te houden houdt nu eenmaal veel
onwelzijn in. Zo leert een bepaald per-
centage slachtkuikens, om het eufe-
mistisch te zeggen, de drinknippel niet
te gebmiken. Dit percentage gaat dus
gewoon dood van de dorst. Wij hou-
den dit systeem in stand, tegen de rech-
ten van het dier in.\'

Is er iets aan de lastige positie van de
dierenarts te veranderen? \'In preven-
tieve zin kan de KNMvD wel veel be-
tekenen\', vindt Boon. \'Zo kan de ver-
eniging collectieve standpunten in-
nemen, hetgeen zij ook doet. Verder
kan de KNMvD grenzen aan de eigen
verantwoordelijkheid van de dieren-
arts trachten aan te geven. Waar begint
het en waar eindigt het?\'
Het zal niettemin altijd moeilijk blij-
ven, omdat de dierenarts ook een be-
drijf gaande heeft te houden en in ze-
kere zin afhankelijk is van de eigenaar.
\'Jawel\', zegt Boon. \'Maar dat kan op
verschillende manieren. Neem de tan-
dartsen. In de jaren \'60 had elk kind
gemiddeld twaalf gaatjes. Voor-
lichting over fluor en goed poetsen
heeft dit aantal drastisch temggedron-
gen. In feite dmiste het geven van
voorlichting in tegen het belang van de
tandarts, want dit betekende minder
handelingen, dus een lager inkomen.
Toch heeft dezelfde beroepsgroep zijn
inkomen weten te behouden, ondanks
of liever dankzij dit preventieve be-
leid.\'

\'Dit is toch een prachtige uitdaging
voor de KNMvD?\' lacht hij tenslotte...

-ocr page 183-

Üii ékim

GROEPSHUISVESTING IN DE VARKENSHOUDERIJ

Op 18 november 1997 hield de Groep Geneeskunde van het Varken haar na-
jaarsvergadering met als thema
(on)mogelijkheden van groepshuisvesting in
de Nederlandse varkenshouderij.
Dit thema was gekozen vanwege de ver-
plichting tot groepshuisvesting in de herstructureringsplannen van de minis-
ter van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De conclusie van de dag was dat
er goede mogelijkheden liggen voor de inpassing van groepshuisvesting en dat
deze invoering niet ten koste hoeft te gaan van de technische resultaten.

Door: Arjan Stegeman
Secretaris Groep Geneeskunde van het Varken

voorstations. De voerstations dienen
bij elkaar in de buurt te staan en zeugen
moeten er gemakkelijk in en uit kun-
nen (dus geen voerstation in een hoek,
geen ingang van een dicht bij de uit-
gang van de ander, etcetera). Tevens
mag een zeug niet terug kunnen door
de ingang van het voerstation, om
klingbijten te voorkomen. Het best
functioneert een zogenaamd \'walk
through system\' zoals hieronder staat

plaats

ligruimte

-

selectiehok

weergegeven (Zie figuur).

Deze opstelling bevordert een goede

doorstroming van de zeugen. Vanuit

AUTOMATISCHE VOERSTATIONS
Als eerste sprak professor P. Brooks,
hoogleraar Animal Nutrition uit het
Verenigd Koninkrijk over
\'Groeps-
huisvesting met automatische voersta-
tions\\
In dit systeem worden zeugen in
groepen gehuisvest, voorzien van een
transponder in een halsband of in het
oor. De transponder zorgt ervoor dat
de zeug voer krijgt als ze in het voer-
station is. Het ontwerp van de stal en

de plaats van de voerstations in de stal
is erg belangrijk. Zeugen moeten van-
uit alle posities zicht hebben op de

Huisvesting

Groep

Individueel

Worpindex

2,31

2,24

Levend geboren biggen/worp

10,7

10,8

Gespeend/zeug/jaar

21,7

21,4

het voerstation kan men in deze opstel-
ling de zeug ook in het selectiehok
sluizen voor het uitvoeren van beno-
digde handelingen. Gelten moeten
worden getraind voor ze in de groep
worden opgenomen. Volgens Brooks
zijn er weinig problemen met agressie
tegen dieren die nieuw worden geïn-
troduceerd in de groep (wisselgroep).
Brooks verdedigde het belang van in-
dividuele voedering met resultaten van
een onderzoek, waarin de individuele
voedselbehoefte van zeugen werd
vastgesteld ten opzichte van de norm.
Deze bleek te variëren van -17% tot
33%. Ook de tijd die zeugen nodig
hadden om het voedsel tot zich te ne-
men varieerde van 5 tot 25 minuten.
Daamaast waren er ook verschillen in
het opname-patroon.
De meeste zeugen eten de hele dagpor-
tie in een keer op, maar er zijn er ook
die vaker per dag eten, terwijl weer an-
dere zeugen maar één keer per twee
dagen eten. Met een voerstation kan
worden voldaan aan de individuele be-
hoefte van de zeug.

Bij een vergelijking van de technische
kengetallen tussen groepshuisvesting
met automatische voerstations en indi-
viduele huisvesting die recent in
Engeland is uitgevoerd, bleek geen
verschil te zijn tussen groepshuisves-
ting met automatische voerstations en
individuele huisvesting.

Andere vormen van groepshuisvesting
bleven wel achter.

Brooks gaf aan dat het systeem het best
werkt, indien de ligplaats is voorzien
van strooisel. In dat geval zijn de eisen
aan de huisvesting (met uitzondering
van het voerstation) minimaal. Indien
geen strooisel wordt gebmikt moet
meer geïnvesteerd worden in stalin-
richting en klimaatcontrole. Het sys-
teem wordt dan kwetsbaarder (zeker
bij wisselgroepen) en er moet in ieder
geval mwvoer worden verstrekt. In-
dien varkenshouders op dit systeem
overschakelen, is het belangrijk dat ze
bij aanvang worden begeleid door een
ervaren persoon.

ERVARINGEN PROEFSTATION
Als tweede spreker ging dr. ir. H.
Vermeer van het Proefstation voor de
Varkenshouderij in op zijn ervaringen
met groepshuisvesting. Hij besprak
drie systemen:

-ocr page 184-

Voerligboxen met uitloop
Hierbij is voor iedere zeug een box van
0,65 bij 2,00 meter aanwezig. Tussen
de achterzijde van twee parallelle rijen
met boxen bevindt zich een loopruimte
van 3 meter (hiermee voldoet men aan
de eis van 2,25m2 oppervlak per zeug).
De boxen zijn afsluitbaar of zelfslui-
tend.

Voordelen:

a. veelal eenvoudig in te passen in be-
staande bedrijven;

b.met verstelbare hekken is de mimte
te variëren (flexibel);

c. zeugen kunnen in boxen worden af-
gezonderd;

d. wateropname beperkt.

Nadelen:

a. zeugen kunnen niet naar individuele
behoefte worden gevoerd;

b. zeugen kunnen getweeën een box
proberen binnen te gaan bij het voe-
ren (beugel aanbrengen);

c. controle tijdens voeren noodzake-
lijk.

Biofix systeem

Hierbij is er een gemeenschappelijk
eetgedeelte van 0,45 - 0,50 meter per
zeug. De afscheiding tussen de eet-
plaatsen is dicht tot 0,2 meter achter de
trog. Daamaast is er achter de trog een
dichte vloer van 2 meter en een roos-
tervloer van 2 meter.

Voordelen:

a. met verstelbare hekken is de mimte
te variëren (flexibel);

b. wateropname beperkt;

c. afmeting eetplaats afgestemd op be-
nodigde ruimte.

Nadelen:

a. past vaak niet bij bestaande putten-
plan;

b. zeugen kunnen niet naar individuele
behoefte worden gevoerd;

c. controle tijdens voeren noodzake-
lijk;

d. extra afzonderhokken nodig.

Groepshuisvesting met automatische
voerstations

In het ontwerp van het proefstation is
sprake van één voerstation per 25-40
zeugen. Een ligmimte van 2 meter
breed rond de wanden van de stal en
voldoende mimte rond de voersta-
tions. Bij het proefstation wordt geen
gebmik gemaakt van strooisel.

Voordelen:

a.voeropname naar individuele be-
hoefte;

b. afzondering mogelijk in selectie hok.
Nadelen:

a. beschikbare mimte moeilijker te va-
riëren;

b. smeerboel als er te veel dichte vloer
is.

Indien geen strooisel wordt gebruikt, is
het noodzakelijk om vaste groepen te
formeren of de introductie van nieuwe
dieren in een groep tot een minimum te
beperken. Bij wisselgroepen heeft men
teveel problemen met rangorde-ge-
vechten als nieuwe varkens in een
groep worden geïntroduceerd.
Het maken van vaste groepen is na-
tuurlijk problematisch bij kleine en
middelgrote bedrijven, omdat men
over onvoldoende dieren beschikt die
in hetzelfde stadium van de cyclus zit-
ten. Dit kan gedeeltelijk worden opge-
lost door zeugen één keer per twee of
drie weken in plaats van wekelijks te
spenen.

In dat geval hoeft men niet zo vaak te
mengen, of zelfs maar één keer in het
begin van de dracht.
Verstrekking van ruwvoer is van belang
voor handhaving van mst in de groep.
Onderzoek van het proefstation heeff
uitgewezen dat groepshuisvesting in de

Nederlandse situatie technisch en eco-
nomisch mogelijk is. Bij renovatieplan-
nen moet men rekening houden met het
beschikbare oppervlak, het puttenplan,
mogelijkheid tot hergebmik van stalin-
richting en de klimaatregeling.

INTENSIEVE BEGELEIDING
Als laatste spreker ging de heer
Rossenschoon van \'Nedap Agri ana-
lyse en advies\' in op de eisen aan de
automatisering van groepshuisvesting.
Zijn boodschap is dat het onvoldoende
is om boeren die gaan overschakelen
op een meer of minder geautomati-
seerd groepshuisvestingsysteem alleen
te voorzien van een voerstation, identi-
ficatielabels, een PC en de benodigde
software. Dit leidt tot veel ontevreden
varkenshouders, omdat ze onvol-
doende op de hoogte zijn van de moge-
lijkheden van het systeem en de wijze
waarop die mogelijkheden kunnen
worden ingezet. Er moet veel aandacht
worden besteed aan de opleiding van
de varkenshouders. Zij moeten kennis
opdoen van de noodzakelijke lay-out
en inrichting van de stal, het gedrag
van de zeugen en interpretatie van
computer-output. De combinatie van
automatiseringsproducten en kennis
verhoogt het rendement.

MOGELIJKHEDEN
Er liggen verschillende mogelijkheden
voor de inpassing van groepshuisves-
ting in de Nederlandse varkenshoude-
rij. De systemen lijken zodanig verbe-
terd dat de technische en economische
kengetallen niet achteruit hoeven te
gaan bij overschakeling van individu-
ele naar groepshuisvesting.
Het is wel verstandig dat veehouders
zich uitgebreid laten informeren om te
komen tot het systeem dat het best bij
hun bedrijf past. Daama is een goede
begeleiding van de veehouders nood-
zakelijk bij de overstap naar groeps-
huisvesting.

Het door Virbac Nederland geplande
minisymposium ter gelegenheid van
het afscheid van adjunct-directeur en
dierenartsenbezoeker Wout Zandber-
gen op 5 maart 1998 komt helaas te ver-
vallen. Door onvoorziene omstandig-
heden zal het minisymposium tot een
nader te bepalen datum worden ver-
daagd. De heer Zandbergen zal tot die
tijd zijn werkzaamheden continueren.

RECTIFICATIE

Tot onze spijt is er in de tekst van de
Commissie Bevordering Dierge-
neeskundig en Vergelijkend Ziek-
tekundig Onderzoek (TvD van 1
januari 1998) een fout geslopen.

Het bedrag dat ter beschikking staat
is niet ƒ 156.000,- maar
ƒ 15.000!

RECTIFICATIE

MINISYMPOSIUM AFSCHEID WOUT ZANDBERGEN

-ocr page 185-

PROJECTEN

1.De sociale positie van de veeart-
senijkunde in het midden van de
19e eeuw.

Nadat de Rijksveeartsenijscbool haar
eerste generaties gediplomeerden had
afgeleverd, konden deze slechts moei-
zaam functioneren vanwege de grote
concurrentie met empiristen en de af-
wezigheid van een wettelijke bescher-
ming. C. Offringa heeft in
Van Gilde-
stein naar Uithof
(Deel 1, pagina 69-
75) de toenmalige situatie beschreven.
Daarbij wordt geciteerd uit de samen-
vatting van de in 1846 onder provin-
ciale instanties en gemeentebesbiren
gehouden enquête. De resultaten zelf
zijn nooit gepubliceerd en evenmin de
per provincie nogal uiteenlopende op-
vattingen over de wenselijkheid van
een wettelijke regeling.
Publicatie van de enquêtegegevens te-
zamen met de commentaren van de
provinciale Commissies van Land-
bouw en de gouverneurs van de pro-
vincies, zullen een belangrijke bron
vormen voor nadere detailstudies van
sociaal-historische aard.

2. De paardengeneeskunde in de 17e
eeuw.

De in de loop van eeuwen gecumu-
leerde, empirische kennis heeft zijn
neerslag gevonden in handgeschreven
receptenboeken die meestal binnen be-
paalde families van landgoedbezitters
of van hoefsmeden bewaard bleven en
werden aangevuld en geraadpleegd.
Slechts een enkele keer is het in
Noord-Nederland tot een uitgave ge-
komen (Peter Almannus van Coer.
Toeviugt of heylsame remedien voor
allerhande siektens en accidenten die
de poerden soude konnen over-
^oowen.\'s-Gravenhage, 1688), die ge-
zien het aantal herdrukken tot het be-
gin van 19e eeuw aftrek vond. Het
goed leesbaar geschreven en uitvoe-
rige receptenboek van Dirck Bronck-
horst van Weerdenburgh, beschreven
in
ARGOS nummer 5 (1991) en 6
(1992) leent zich voor nadere studie en
vergelijking met het boekje van Van
Coer en met de vele in Duitse proef-
schriften uitgegeven en geanalyseerde
soortgelijke receptenboeken. Het zal
er hierbij om gaan inzicht te krijgen in
de ziekten en aandoeningen die in de
17e eeuw werden onderkend, in de the-
rapieën die werden aangewend en ook
in de herkomst van deze therapieën,
c.q. overeenkomst met elders ge-
bruikte. Naast terminologische kwes-
ties zullen vragen naar de rationaliteit,
in het denkkader van de tijd en de be-
schikbare therapeutische mogelijkhe-
den, aan de orde komen.

3. De behandehng van kleine huis-
dieren in de kliniek van de
Rijksveeartsenijschool vóór de
oprichting van de Kliniek voor
Kleine Huisdieren in 1911.
Dat er in de periode voor de benoe-
ming van dr. H. Jakob al veel kleine
huisdieren (met name honden) ter be-
handeling werden aangeboden blijkt
uit de tabel in 75
Jaar geneeskunde
van gezelschapsdieren in Nederland
door I.M.E. Boor-van der Putten
(Utrecht,
1986, pagina 45). Het is de
bedoeling om aan de hand van de be-
waard gebleven kliniekverslagen de
anamnese, diagnose en therapie na te
gaan en tot een evaluatie te komen van
het ziektekundig inzicht en de toege-
paste behandeling in de pre-specialis-
tische periode.

UITVOERINGSWIJZE
De werkzaamheden zullen worden uit-
gevoerd in werkgroepsverband. Aan
elke werkgroep zal leiding worden ge-
geven door één of twee coördinatoren
(zie onder).

Naast literatuuronderzoek zal in alle
gevallen de nadruk liggen op bestude-
ring van archiefmateriaal (project 1 en
3) of van het sub 2 bedoelde hand-
schrift, dat in gefotogekopieerde vorm
ter beschikking zal zijn.
Omdat het in het geval van project 1
vooral gaat om de betreffende archiva-
ria die zich bevinden in de bewaar-
plaatsen van het Rijksarchief in de
hoofdsteden der provincies, zal het om
praktische redenen gewenst zijn dat
deelnemers aan dit project niet te ver
vanaf een provinciehoofdplaats woon-
achtig zijn. Een spreiding van de deel-
nemers over de diverse provincies zou
derhalve een groot voordeel zijn.
In het geval van project 3 zijn alle ar-
chiefbescheiden aanwezig in het
Rijksarchief Utrecht.
In alle gevallen zullen ter bevordering
van de onderlinge afstemming regel-
matig werkbesprekingen worden ge-
houden.

Onder auspiciën van het Veterinair Historisch Genootschap (VHG) zullen
drie onderzoeksprojecten worden opgezet om de kennis over drie verschil-
lende onderwerpen binnen de ontwikkeling van de diergeneeskunde in ons
land te verdiepen. De VHG vraagt geïnteresseerde dierenartsen om aan deze
projecten mee te werken.

OPROEP AAN GEÏNTERESSEERDE DIERENARTSEN OM MEE TE WERKEN

DRIE ONDERZOEKSPROJECTEN VETERINAIR HISTORISCH
GENOOTSCHAP

De bedoeling is dat de resultaten van
de drie projecten zullen uitmonden in
publicaties.

Er zijn financiële middelen beschik-
baar om publicatie in de reeks van
VHG-cahiers mogelijk te maken, als-
mede om te voorzien in te maken ma-
teriële kosten. Voor een tegemoetko-
ming in personele kosten zijn helaas
geen middelen beschikbaar.
In verband met de laatste omstandig-
heid doet het bestuur van het
Veterinair Historisch Genootschap de
oproep aan alle dierenartsen - al dan
niet lid van het VHG - die liefhebbers
zijn van historisch onderzoek op het
terrein van hun eigen professie en die
over voldoende tijd beschikken om ar-
chieven te bezoeken en het gevonden
archiefmateriaal te bewerken, hun in-
teresse voor deelname aan een der be-
schreven projecten bekend te maken.

CURSUS \'INLEIDING IN DE BEOE-
FENING VAN DE VETERINAIRE
GESCHIEDENIS\'

Voor de deelnemers aan de werkgroe-
pen zal een inleidende cursus worden
gegeven om hen vertrouwd te maken
met de methodiek van het historisch
onderzoek en met de bronnen van de
veterinaire geschiedenis. Aan deze
cursus kunnen maximaal 14 personen
deelnemen. Men kan zich hiervoor op-
geven ook zonder aan een der werk-
groepen deel te nemen, maar aan werk-
groepsleden zal voorrang worden ge-
geven. De cursus zal gedurende vier
avonden in Utrecht worden gegeven.
Cursusleiders: dr. P.A. Koolmees en

-ocr page 186-

drs. A. Mathijsen. Aan de cursus zijn
geen kosten verbonden.

INLICHTINGEN EN OPGAVE

Aan belangstellenden wordt verzocht
vóór 1 april 1998 te reageren en ken-
baar te maken naar welke werkgroep
de interesse uitgaat of zich in te schrij-
ven voor de inleidende cursus.

Opgave aan:

Secretariaat van het VHG, p/a Biblio-
theek Diergeneeskunde, Postbus 80
159, 3508 TD Utrecht.

Nadere inlichtingen bij:

dr. P. Leejlang, voorzitter VHG

(telefoon: 0172 - 444322) dr. P.A.

Koolmees
(telefoon: 030 - 2535363): Cursus
Project 1

drs. A. Mathijsen (tel. 030-2284075):
Cursus Project 1

dr. J.B. Berns (tel. 020-6230538):
Project 2

drs. l.M.E. Boor-van der Putten (tel.
0343-481455): Project 3

ONVOORSPELBARE AGRESSIE BIJ GOLDEN RETRIEVERS:
EEN ERFELIJK PROBLEEM?

Uit klinisch onderzoek blijkt dat dit
agressieve gedrag een aantal specifieke
kenmerken heeft\'. Het lijkt uitsluitend
op te treden als de hond wordt gestoord,
benaderd, aangeraakt, aangekeken of
gecommandeerd door de eigenaar of
een onbekende. Vrijwel steeds is er op
enigerlei wijze sprake van het verklei-
nen van de afstand tot de hond. De hond
gromt en/of valt aan zonder vooraf-
gaande waarschuwing. Als het tot een

\' Galac S, and Knal B iy. Fear-motivated aggression in
dogs: Patient characteristics, diagnosis and therapy.
Animal H\'el/areim?: 6: 9-IS.
^ Een samenwerkingsverband van de vakgroepen Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren en Proefdierkunde
(Faculteit der Diergeneeskunde} en Vergelijkende
Fysiologie (Faculteit Biologie) van de Universiteit
Utrecht, hel Instituut voor Fysiologie van de Rijks-
universiteit Groningen en het ID-DLO in Lelystad.
^ Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
^ Vakgroep Vergelijkende Fysiologie.

Sinds een aantal jaren worden in de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(UKG) en elders in den lande agressieve golden retrievers gezien. Het agressieve
gedrag van deze honden wordt door eigenaren als onvoorspelbaar en zeer
bedreigend ervaren en lijkt op ruime schaal, mogelijk vooral binnen bepaalde
familieclusters, in de populatie voor te komen.

aanval komt, gromt de hond daarbij;
meestal blijft het bij één of enkele beten
en trekt de hond zich daama temg. Vrij
vaak wordt een zekere verstarring ge-
meld, maar vrijwel zonder uitzondering
neemt de hond een lage houding aan,
met de oren naar achteren en de staart
aangesloten aan het lichaam. Omdat in-
leidend dreiggedrag tot een minimum
beperkt is of afwezig, wordt de bek ge-
opend, tot bijten gereed. De mondhoe-
ken zijn daarbij naar achteren getrok-
ken, zodat er naast tanden ook kiezen
zichtbaar zijn. Als de eigenaar probeert
de hond tot de orde te roepen, worden de
verschijnselen van dreiggedrag meestal
heviger, het grommen en verstarren
neemt toe, de pupillen verwijden zich en
het tapetum lucidum produceert een
roodachtige reflectie.

Binnen de UKG is een vooronderzoek
gaande naar het verband tussen seroto-
nine-stofwisseling en deze vorm van
agressie. En binnenkort zal een promo-
tie-onderzoek op dit gebied van start
gaan^.

In verband hiermee vragen we de mede-
werking van praktiserende dierenartsen
voor het verkrijgen van voldoende klini-
sche gegevens en bloed voor DNA-on-
derzoek. U kunt uw medewerking ge-
ven door patiënten naar de Polikliniek
Klinische Ethologie te verwijzen, maar
ook door patiënten met bovenbeschre-
ven karakteristieken, al of niet via de ei-
genaar, telefonisch bij de onderzoeks-
groep aan te melden (contactpersoon is
dr. B.W. Knol, telefoon: 030-2512103^
Dierenartsen die ons materiaal voor kli-
nisch, of laboratoriumonderzoek bezor-
gen, maar ook andere belangstellende
collega\'s, zullen wij gaame op de hoog-
te houden van de voortgang van het on-
derzoek.

dr.B.W.Knol^
dr. M.B.H. Schilder^

MOVIR BIEDT GRATIS PSYCHISCHE HULPDIENST

De counselingservice wordt uitgevoerd
door ICAS, een onafhankelijke, intema-
tionale organisatie die, geheel los van
Movir, de verzekerde en/of zijn familie-
leden bijstaat en adviseert. Op deze ma-
nier is strikte anonimiteit gewaarborgd.
In Nederland werkt ICAS met mim 80
professionele hulpverleners.
Enkele jaren geleden werd deze counse-
lingdienst in Groot-Brittannië geïntrodu-
ceerd. Vanaf het begin bleek deze hulp-
dienst een groot succes. De counseling-
service leidde tot aanzienlijke verminde-
ring van conflicten, ziekte en absentie.
De vrije beroepsbeoefenaren die bij
Movir zijn verzekerd krijgen via hun as-
surantie-tussenpersoon een ICAS-kaart
waarop het telefoonnummer staat van de
ICAS-counselingservice. Daarmee kan
de verzekerde 365 dagen per jaar, 24 uur
per dag in contact komen met counsel-
lors voor telefonische hulpverlening of
face to face counseling.
De service betreft niet uitsluitend hulp-
verlening bij psychische problemen,
maar eveneens assistentie bij relatie- en
gezinsproblemen of moeilijkheden van
sociaal-maatschappelijke aard. Ook ge-
zinsleden van de verzekerden kunnen er
gebmik van maken. Zij krijgen daarvoor
een eigen ICAS-kaart.
Voorlopig heeft Movir op basis van ex-
clusiviteit een eenjarig contract met
ICAS afgesloten om te onderzoeken of
ook in Nederland behoefte is aan deze
vorm van dienstveriening.

Movir is de eerste verzekeringsmaatschappij in Nederland die arbeidsonge-
schiktheid probeert te voorkomen door het instellen van een gratis telefoni-
sche hulplijn. Vrije beroepsbeoefenaren, zoals medici, advocaten en accoun-
tants die bij Movir zijn verzekerd, kunnen deze counselingservice bellen
wanneer zij te maken krijgen met onder andere psychische problemen.

-ocr page 187-

De Stichting Dierenhulp Venezuela
doet voor het komende transport op
maandag 13 april 1998 weer een op-
roep aan alle dierenartsen voor de vol-
gende materialen:
* hechtdraad USP 4/0 - 3/0 - 2/0 - O

* tuberculinespuiten (pups en kittens)

* kanules G 21 x 25 mm

* kanules G 23 x 25 mm

* stofmaskers

* naaldvoerders 14-16-17-20

* braunules G-21 en G-23

STICHTING DIERENHULP VENEZUELA DRINGEND OP ZOEK

Dierenartsen die de stichting Die-
renhulp Venezuela kunnen helpen aan
bovenstaande materialen, kunnen dit
sturen aan: Stichting Dierenhulp Vene-
zuela, Richtersweg 14, 7339 AB te
Ugchelen. Telefoon/fax: 055 - 5424512.

VOORJAARSDAGEN 1998: VEELBELOVEND

H Conjpessen en cursussen

WAT STAAT ER OP HET PRO-
GRAMMA

Het internationale congres de Voor-
jaarsdagen is sinds 31 jaar hét congres
voor dierenartsen die geïnteresseerd zijn
in de geneeskunde van gezelschapsdie-
ren. Wellicht kent u het congres inmid-
dels al: informatief, gevarieerd en actu-
eel, met een wetenschappelijk pro-
gramma dat bestaat uit een mix van le-
zingen, interactieve sessies en een prac-
ticum. Nieuw dit jaar zijn de TID BITS,
een dynamisch onderdeel waarin korte
lezingen over verschillende onderwer-
pen elkaar razendsnel afwisselen.
Enkele onderwerpen uit het weten-
schappelijk programma willen we al-
vast onder uw aandacht brengen:

CHRONISCHE CX3RPR0BLEMEN..

Wij zien oorproblemen als gevolg van
gegeneraliseerde huidziekten, poliepen
of tumoren. Wat kunt u deze patiënten
bieden wat betreft de diagnostische aan-
pak, de behandeling en de prognose.
Totale ablatio, bulla, Osteotomie, drai-
nage van haematomen, laterale wandre-
sectie; welke chirurgische technieken
zijn geïndiceerd bij welke oorproble-
men?
Dr. White (UK) en dr. Venker-
van Haagen (NL)
zullen u hierin
nieuwe inzichten geven.

WAT TE VERWACHTEN VAN HET
ECHOGRAFISCH ONDER-
ZOEK?....

Wanneer is het geïndiceerd? Deze tech-
niek, die niet belastend is voor de pa-
tiënt, geeft veel informatie over de in-
wendige organen.
Dr. Schmid (CH) en
drs. Boroffka (NL)
laten u normale
beelden van de lever, milt, pancreas en
maagdarmkanaal zien en de pathologi-
sche beelden van deze organen. De
tweede sessie gaat over het urogenitaal
apparaat, de bijnieren en de buikholte.
Aan de hand van klinische gevallen
worden de indicaties, onderzoekstech-
nieken en de interpretatie van de verkre-
gen resultaten besproken. Alles op een
rij gezet blijkt dat deze techniek veel
voordelen heeft!

DERMATOLOGISCHE
PATIËNTEN...............

Deze worden in het algemeen in over-
vloed aangeboden in een gezelschaps-
dierenpraktijk. Ook gevallen waar u niet
zo goed uitkomt. Met een goede diffe-
rentiële diagnose en aanvullende dia-
gnostiek blijken deze vaak toch goed
oplosbaar. Voorkom frustraties en neem
deel aan de interactieve lezing van
Dr.
WiUemse.
In deze Nederlandstalige ses-
sie worden eerst verschillende dermato-
logische patiënten in kleine groepjes uit-
gewerkt en vervolgens gezamenlijk
besproken. Alle relevante zaken komen
aan bod. dus mocht u nog dermatologi-
sche vragen hebben........

WELKE ROL SPEELT DNA-ON-

DERZOEK IN DE PRAKTIJK?.....

Is uw basale kennis over dit onderwerp
nog up-to-date? In deze lezingen, die
worden gepresenteerd door
prof. dr.
van Oost, dr. Slappendel, dr. van
Haeringen en drs. Uhhink (NL),
wordt
de introductie gevolgd door uitvoerig
verslag van de verschillende testmetho-
den en de klinische relevantie hiervan
voor de patiënten in uw praktijk.

HET PRACTICUM BEHELST DE
TANDHEELKUNDE......

Drs. van Foreest (CH) en drs. Theyse
(NL)
nemen met u de parodontale ziek-
ten door en geven een demonstratie van
de instrumenten en technieken waarmee
u de patiënten professioneel kunt behan-
delen. Ook worden de indicaties voor
endodontische behandelingen bij de
hond en kat met de materialen en tech-
nieken besproken. Dit practicum is er op
gericht om u tips en ideeën aan de hand
te doen die helpen uw behandelingen in
de toekomst nog succesvoller te maken!

DE ORTHOPEDIE KOMT RUIM

AAN BOD DIT JAAR......

Iedere congresdag staat er iets orthope-
disch op het programma. Op zaterdag
bij
dr. Smith (USA) en dr. Hazewinkel
(NL).
U leert alles over de meest voor-
komende elleboogfracturen bij de hond
en kat en elleboogdysplasie (osteo-
chondrosis dissecans, los processus co-
ronoïdeus en los processus anconeus).
De diagnostiek met het orthopedisch- en
röntgenologisch onderzoek en de res-
pectievelijke behandelingsmethoden
worden aan de hand van de ervaringen
van deze specialisten besproken.
Vrijdag komt heupdysplasie uitgebreid
aan de orde: van de
Pathogenese tot de
pathomechanica van deze aandoening,
gevolgd door de behandeling.
De derde orthopedische sessie is op zon-
dag. Orthopedische casuïstieken wor-
den gepresenteerd door</r.v.
van Herpen
en dr. Mey (NL).
In eerste instantie wor-
den in kleine discussiegroepjes de pa-
tiënten besproken, daama volgt een dis-
cussie in de hele groep.

TOT ZIENS OP DE
VOORJAARSDAGEN!

24-26 APRIL 1998,
RAI CONGRES CENTRUM,
AMSTERDAM

Wilt u meer «eten o> er het hele
programma, vraag dan vrijblijvend het
Preliminary Programme aan bij:

SECRETARIAAT
VOORJAARSDAGEN
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
tel: 030-251 01 11, fax: 030 - 251 1787
E-mail: vjd@pobox.ruu.nl
of bezoek onze site op Internet:
http://www.rai.nl/ads/veterina/en/html

-ocr page 188-

Prof dr. B.A. Ball (University of Ca-
lifornia, Davis, USA) houdt een lezing
over \'Reduced reproductive efficiency
in the aged mare: role of early embryonic
loss\'. Dr. Eline van der Beek (Landbouw
Universiteit Wageningen) vertelt over
\'Neurobiological mechanisms of aging
in the female rat\'. Vervolgens houdt dr.
R. Dorland (Academisch Ziekenhuis
Utrecht) een voordracht over \'Ovarian
aging and general aging\' en vertelt prof
dr. M.A. Ottinger (University of
Maryland, USA) over \'Neuro-endocrine
and behavioral components in an age-re-
lated reproductive decline in poultry\'.
Prof dr. E. Schallenberg (University of
Kiel, Germany) houdt een lezing over
\'Problems of aging with respect to repro-
ductive fiinction in cattle\' en tot slot ver-
telt prof dr. E. Te Velde (Academisch

Ziekenhuis Utrecht) over \'Age at meno-
pause and ovearian aging\'.

Belangstellenden kunnen deze thema-
dag bijwonen door middel van schrifte-
lijke opgave (tot uiterlijk 1 maart 1998)
onder vermelding van naam, instituut en
adres bij dr. ir. B. Kemp, Departement
Dienxetenschappen (Groep Gezond-
heidsleer en Reproductie), Marijkeweg
40, 6709 PG Wageningen en onder
overmaking van
ƒ 50,- per persoon
(lunch inbegrepen) naar postgiro
4369336 van Platform Voortplantings-
onderzoek te Bennekom.

Het Platform Voortplantingsonderzoek Landbouwhuisdieren organiseert op
donderdag 26 maart 1998 bij het ID-DLO in Lelystad een themadag rond het
onderwerp \'Reproduction and Aging\'. De aanvang van de voordrachten is
om 10.00 uur. De kosten bedragen ƒ 50,- per persoon.

THEMADAG \'REPRODUCTION AND AGING\'

FORUM \'MILITARYSPORT, VERANTWOORDE SPORT?\'

De veterinairen staan temidden van
de discussie omtrent deze tak van de
paardensport; enerzijds telt de liefde
voor de paardensport, anderzijds tel-
len de gezondheid van de dieren en
de ethische aspecten zwaar mee. VSR
\'De Solleysel\' stelt hierom de discus-
sie open voor alle geïnteresseerden in
de militarysport. Het forumpanel
bestaat uit: B.R.A. van den Bos
(Tweede Kamerfractielid D\'66),
Rene Mosman (hoofdorganisator
Boekelo), Arie Hoogendoorn (die-
renarts, onder andere werkzaam te
Boekelo \'97), Alice Lozeman (mili-
taryruiter) en Marijke de Jong (verte-
genwoordiger Dierenbescherming).
Het forum wordt geleid door Frits
van \'t Groenewout (NOS sportjour-
nalist).

De avond begint om 19.00 uur en vindt
plaats in het Educatorium aan de
Leuvenlaan 19 op de Uithof te Utrecht,
waar plaats zal zijn voor ruim 400 per-
sonen.

Kaartverkoop is aan de zaal, het is
echter aan te raden de kaarten vooraf
te reserveren op telefoonnummer:
030-2531338 of 030-2531307 van
17.00 tot 21.00 uur. De prijs bedraagt
voor studenten f5,- en voor niet-stu-
denten
ƒ 10,-. Voor verdere informatie
wordt verwezen naar het internet:
http://www.angelfire.com/pa/sollev-
seU

De Veterinaire Studenten Rijvereniging \'De Solleysel\' organiseert op woens-
dagavond 1 april 1998 een forum met het thema \'Militarysport, verantwoorde
sport?\' op de Uithof in Utrecht. Dit naar aanleiding van de twee tragische on-
gelukken tijdens de Military te Boekelo \'97.

Zoals inmiddels gebruikelijk zal er ook
in 1998 voorafgaand aan het BSAVA
Congres weer een Waltham Sym-
posium worden georganiseerd. Het
symposium van dit jaar is getiteld
\'Focus on the Urinary Tract\' en vindt
plaats op woensdag I april 1998 in
Birmingham (UK). Het programma
wordt verzorgd door een aantal inter-
nationaal erkende deskundigen op het
gebied van de urologie en biedt de laat-
ste wetenschappelijke inzichten om-
trent aandoeningen van de nieren en
urinewegen in combinatie met gerichte
adviezen voor de practicus.

Deelname aan het Waltham Sym-
posium is uitsluitend mogelijk na in-
schrijving. De kosten bedragen 25
Engelse pond, inclusief lunch, koffie
en proceedings. Gezien de grote be-
langstelling bij eerdere symposia is een
snelle inschrijving aan te bevelen,
want vol is vol.

WALTHAM SYMPOSIUM

Registratie: Pedigree Petfoods Na-
tional Office, Nicola Metcalfe, Wat-
ham-on-the-Wolds, Melton Mowbray,
Leicestershire, LEI4 4RS, United King-
dom, telefoon: 0044-0800-717800, fax:
0044-1664-415232.

Meer informatie: Waltham Veterinaire
Service, Margriet Bos, Postbus 81,
5460 AB Veghel, telefoon: 0413-
383269, fax: 0413-340229.

LEZING OVER
DOLFIJNEN

De Vereniging Archaeopteryx, werk-
groep zeezoogdieren, houdt op woens-
dag 25 maart 1998 een lezing over onder
andere medical training, medische be-
handeling en onderzoek naar dolfijnen.

Sprekers zijn mevrouw Schoneman en
mevrouw Staal (Harderwijk) en me-
vrouw la Cave en de heer Cottijn
(Brugge).

De lezing vindt plaats in de zaal Ge-
zelschapsdieren, Yalelaan 8 te Utrecht
en begint om 19.00 uur. Kaarten zijn
aan de zaal verkrijgbaar en kosten voor
leden f 3,-en voor niet-leden f5,-.

-ocr page 189-

De bizarre situatie doet zich voor dat
wij een flinke voorraad zalftubes van
het merk Otiderm hebben, die is gere-
gistreerd voor hond en kat. Expiratie-
datum juni \'99. En een voorraad tubes
alleen geregistreerd voor de hond. Met
de ene tube verricht ik tot heil van
mens en kat groots werk en met de an-
dere verdien ik afkeur en handel ik ui-
terst laakbaar. Althans volgens de
Diergeneesmiddelenwet. In beide tu-
bes zit exact dezelfde zalf Het doet me
wat denken aan nog tot vrij recent al-
gemeen geldende huwelijksmoraal:
wat voor het trouwen schandelijk zon-
dig was, werd na de huwelijkssluiting
een heilige plicht. Niettemin veran-
derde er aan de biologie geen draad en
ging het bij deze ommekeer slechts om
een administratieve handeling. Dat de
nieuwe tubes niet meer voor de kat wa-
ren geregistreerd was me overigens
volledig ontgaan.

Bij de vele duizenden patiënten waar-
bij we deze oorzalf hebben ingezet,
hebben we maar heel weinig bijwer-
kingen meegemaakt. Een enkele maal
kortdurende evenwichtsstoornissen.
Éénmaal bij een hond, een keer of drie
bij een kat. Onlangs maakt een collega
ergere complicaties mee en de eige-
naar diende een klacht in bij het
Tuchtcollege. Hoe dat afliep hebben
we kunnen lezen in ons Tijdschrift. De
klacht werd, met recht en reden, niet
ontvankelijk verklaard. Niettemin
werd deze zaak over drie pagina\'s uit-
gesponnen omdat er nog een aardig ju-
ridisch staartje aanzat: het ingezette
middel was niet geregistreerd voor
katten! Over het hoofd van de arme
collega heen wordt veterinair Neder-
land, net als die collega, gewaar-
schuwd dat dit niet kan.

Ik heb het moeilijk met deze uitspraak.
Het valt niet te ontkennen dat de regis-
tratie van diergeneesmiddelen zijn
heilzame werking heeft gehad. Er is
veel met dubieus gehalte verdwenen
en in het woud van doublures is gron-
dig gekapt. Daarentegen is ook hier en
daar het kind met het badwater wegge-
gooid. De algemene indmk, die in het
veld leeft, is dat er wel erg van achter
de schrijftafel wordt gewerkt zonder
veel gevoel voor de praktijk. En verder
dat we in Nederland nogal voor de fan-
fare uitlopen zonder dat er oog is voor
hoe andere Europese landen registre-
ren. Straks hebben we hier alles ex-
treem strikt geregeld terwijl de overige
landen andere criteria aanleggen. Veel
harmonie lijkt er niet te bestaan in har-
monisatieland.

TUCHTCOLLEGE UIT OP JURIDISCHE SPITSVONDIGHEDEN?

In dit stadium van de registratie van
diergeneesmiddelen kan het kennelijk
voorkomen dat een medicijn op twee
verschillende manieren staat geregis-
treerd. Als ik in dit licht de uitspraak
van het Tuchtcollege bezie, dan mis ik
de veterinaire nuancering, die wel aan-
wezig is in de eerste delen van de uit-
spraak. Wat betreft de \'waarschuwing\'
lijkt ze te zijn ondergesneeuwd door
een juridische spitsvondigheid. Als
werker in het veld heb ik er geen voe-
ling mee. Ik vind het geen rechtvaar-
dige uitspraak.

Jons Straatman,
Groningen.

OPROEP OM PATIËNTEN MET CHRONISCH NIERFALEN
DOOR TE STUREN

Uit eerdere studies, uitgevoerd bij rat-
ten, muizen en mensen, is namelijk
gebleken dat ACE-remmers niet al-
leen de productie van angiotensine II
blokkeren, maar ook de verdere ach-
teruitgang van de nierfunctie rem-
men. Dit is voor Intervet Intemational
BV en Mycofarm BV een reden ge-
weest deze studie te sponsoren.

De eerste resultaten zijn veelbelo-
vend. Inmiddels zijn de eerste patiën-
ten behandeld en de gegevens lijken
inderdaad de reeds bekende onder-
zoeksresultaten te bevestigen. Wij
hebben echter nog een aantal patiën-
ten nodig. Hoewel chronisch nierfa-
len een relatief veel voorkomende
aandoening is, worden slechts wei-
nig patiënten doorverwezen. Het
blijkt dat relatief veel practici de pa-
tiënten direct op een Enalfor®-thera-
pie zetten in plaats van ze door te
verwijzen. Dat is jammer daar het de
voortgang van het onderzoek heeft
vertraagd.

Reeds enige tijd loopt bij de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren on-
der de begeleiding van drs. H.P. Meyer en mevr. drs. C. Piek een placebo-ge-
controleerde studie om het effect van de ACE-remmer enalapril (in Enalfor®,
Mycofarm BV de Bilt) bij patiënten (honden) met chronisch nierfalen te be-
studeren.

Om deze noodzakelijke studie alle
mogelijkheden te geven krijgt de ei-
genaar niet alleen voor de behande-
lingsperiode een gratis nierdieet, ook
de gehele behandeling en al het on-
derzoek is kosteloos! Om de verwij-
zend dierenarts te compenseren voor
het gemis van de normaal plaatsvin-
dende consulten, krijgt iedere ver-
wijzer die een patiënt verwijst die
nadien in het onderzoek wordt opge-
nomen, een bonus van ƒ 250,-.

Hoe nu te handelen?

Indien u een patiënt heeft die leidt
aan chronisch nierfalen, dan wordt u
verzocht contact op te nemen met de
betrokken onderzoekers drs. Meyer
(telefoon: 030 - 2539411 of 030 -
2537767, e-mail: H.P.Meyer@po-
box.ruu.nl) en/of drs. Piek (telefoon:
030 - 253941 1 of 030 - 2532508).
Deze kunnen u vertellen of de patiënt
al of niet gaat voldoen aan de insluit-
criteria.

-ocr page 190-

Indien de patiënt opgenomen wordt in
het onderzoek, dan kunt u het com-
pensatiebedrag van ƒ 250,00 direct
declareren bij Intervet Intemational
BV, afdeling VSD, ter attentie van P.
Mandigers, P.O. Box 31, 5830 AA
Boxmeer, telefoon: 0485 - 587661,
fax: 0485 - 587643, e-mail: Paul.
Mandigers@intervet. akzonobel.nl,
onder vermelding van \'enalapril-
proef UKG\', de naam van de eigenaar
en de naam van de hond.

Bedankt!
Paul Mandigers,
dierenarts-specialist
Intervet International BV

In Nederland kwamen in de periode
van I tot en met 31 januari 1998 de
volgende gevallen voor van besmet-
telijke dierziekten, waarvan aangifte
verplicht is:

Klassieke varkenspest

In de periode van I tot en met 31 ja-
nuari 1998 kwamen vier gevallen
voor van klassieke varkenspest.
Vier gevallen in de provincie Noord-
Brabant

In totaal komt het aantal uitbraken
van klassieke varkenspest in Neder-
land per 31 januari 1998 op vier ge-
vallen!

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In deze rubriek treft u infonnatie aan
betreffende enkele van onze cursus-
sen. Opgave voor de genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod@po-
box.mu.nl. Ons volledige cursusaan-
bod kunt u, naast onze brochure, vin-
den op intemet pagina: http://www.
cc.ruu.nl/paod.

Patiëntendemonstratie gezelschaps-
dieren
(98/107), dinsdag 10 maart
1998, 14.00 - 17.00 uur te Utrecht.
Cursusprijs ƒ 95,--.

Patiënten passeren, zo mogelijk \'live\'
de revue.

Behandeling gedragsproblemen bij
honden,
diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 45,—. In samenwerking
met Sanofi Santé B.V. organiseert
PAO-Diergeneeskunde onderstaande
cursussen:

98/124 dinsdag 3 maart 1998

Woudschoten Zeist.
98/125 donderdag 12 maart 1998,
Congrescentmm Engels,
Rotterdam.
98/126 donderdag 26 maart 1998,
Hotel de Prins, Westzaan.
98/127 dinsdag 31 maart 1998,

Gezondheidsdienst Drachten.

Alle avonden van 19.30 uur tot 23.00
uur.

In een kort tijdsbestek worden dieren-
artsen geïnformeerd over medicatie
van gedragsproblemen en gedragsthe-
rapie bij honden. Een groot deel van de
eigenaren vindt dat zijn dier ergerlijk
of problematisch gedrag vertoont. De
groeiende betrokkenheid bij de behan-
deling van gedragsproblematiek is een
vanzelfsprekende en natuurlijke uit-
breiding van uw diergeneeskundig
handelen. Sprekers zijn dr. J. Dehasse,
voorzitter van de Vakgroep Ethologie,
België; oprichter en secretaris van de
European Society of Veterinary Cli-
nical Ethology en auteur van diverse
boeken over het gedrag van honden en
katten; drs. L. Groenewoud, dierenarts
etholoog van DAP Ermelo en drs.
M.l.J. Hutjes, Dierenhospitaal Vis-
donk, Roosendaal.

Praktische economie I voor het
melkveebedrijf
- een A.U.V./Inter
Act-training exclusief voor dierenart-
sen - te Cuijk. Cursusprijs ƒ 1.525,-
(exclusief B.T.W., inclusief luch en
trainingsmateriaal) Betaling middels
een door de A.U.V. gezonden factuur
met B.T.W. Betaling op deze wijze
aangezien PAO-Diergeneeskunde niet
B.T.W.-plichtig is.

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van A.U.V.-Dierenartsencoöperatie in
het kader van het kennistraject dat de
A.U.V. uitvoert ten bate van haar le-
den.

Cursusnummer en data:
98/206; donderdag 12 en vrijdag 13
maart 1998. De cursusduur is twee da-
gen van 09.30 tot 17.00 uur.

De managementtaak van de veehouder
wordt steeds belangrijker en daarom
wordt door de veehouders in toene-
mende mate gebmik gemaakt van be-
drijfsbegeleiding. Vroegtijdig onder-
kennen van afwijkingen en door een
gericht advies temgdringen of voorko-
men is de kem van deze begeleiding.
Inzicht in het economisch functione-
ren van het bedrijf als geheel, en de
plaats daarin van bedrijfsbegeleiding,
is van essentieel belang. In deze trai-
ning wordt de basis gelegd om dit in-
zicht te vergroten.

Bedrijfsanalyse, het kostenbegrip, het
economisch belang van vmchtbaar-
heidsstoomissen, mastitis en kreupel-
heid en het zelf oefenen met en uitvoe-
ren van praktische cases/opdrachten
zijn onderwerpen die tijdens deze trai-
ning aan de orde komen. De cursuslei-
ders zijn prof dr. ir. A.A. Dijkhuizen,
InterAct Agrimanagement, LU Wa-
geningen en drs. R.H.M. Bergevoet,
InterAct Agrimanagement, praktise-
rend dierenarts.

Small animal clinical immunology

(98/111), woensdag 1 april 1998,
09.00 - 17.00 uur te Zeist. Cursusprijs
ƒ 425,- (inclusief lunch).

As understanding of the small animal
immune system increases, the recogni-
tion of immune-mediated diseases in
these species has become a rapidly ex-
panding area of small animal medi-
cine. Although specialised immunolo-
gical investigations are generally only
available in large institutions, it is im-
portant for veterinarians in general
practice to be aware of advances in this
field, and to know when it is appro-

-ocr page 191-

priate to further investigate, or refer,
possible cases of immune-mediated
disease. This one-day course will pro-
vide an update on basic immunologi-
cal mechanisms and immunopatho-
logy, and review current knowledge
of companion animal immunodefi-
ciency and autoimmune diseases.
Immune-mediated diseases that affect
the intestinal tract and skin will be
presented in greater detail.
De cursusleider is dr. M.J. Day, BSc
BVMS (Hons) PhD FASM Dipl
ECVP MRCPath FRCVS, Senior Lec-
turer in Veterinary Pathology Uni-
versity of Bristol.

De in deze cursus te behandelen onder-
werpen vertonen
geen overeenkomst
met de voordrachten van dr. M.J. Day
de komende Voorjaarsdagen 1998.

Deze cursus is volledig in het Engels.

Praktische toepassing van ZOVEX,
een zoötechnisch-veterinair expert-
systeem voor de vleesvarkenshoude-
rij
- een A.U.V./InterAct-training ex-
clusief voor dierenartsen - Deze cursus
is door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van A.U.V.-
Dierenartsencoöperatie in het kader
van het kennistraject dat de A.U.V. uit-
voert ten bate van haar leden.

Cursusnummer en data:
98/303; dinsdag 12 mei en dinsdag 9
juni 1998.

Ie dag van 09.30 tot 17.00 uur
en 2e dag, terugkom-middag
van 14.00 tot 17.00 uur, bij de
A.U.V te Cuijk.

Het zoötechnisch-veterinair expertsys-
teem ZOVEX is een gebruiksvriende-
lijk computerprogramma op de PC dat
de analyse van een vleesvarkensbe-
drijf op de aanwezigheid van risicofac-
toren ondersteunt. ZOVEX geeft een
kwalitatieve analyse van de gezond-
heid, welzijn en productie van vlees-
varkens enerzijds, en management en
bedrijfsomstandigheden zoals hy-
giëne, huisvesting en klimaat ander-
zijds. Diverse experts waren bij de ont-
wikkeling van ZOVEX betrokken. De
training is gericht op het gebruik van
ZOVEX in de dagelijkse praktijk. Een
belangrijk onderdeel van de training is
het - in de vorm van cases - oplossen
van problemen op praktijkbedrijven.
De cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct agrimanagement, LU
Wageningen, ir. J. Enting, InterAct
agrimanagement, FdD en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

• ft

Ill Ü Ii iiÉ

Cursusprijs ƒ 1.250,--(exclusief B.T.W.,
inclusief lunch en een trainingsversie
van Zovex)*

* Betaling middels een door de A.U.V.
gezonden factuur inclusief B.T.W.
Betaling op deze wijze aangezien
PAO-Diergeneeskunde niet B.T.W.-
plichtig is.

Veterinaire apotheek II landbouw-
huisdieren
(97/604) woensdag 1, don-
derdag 2, vrijdag 3 april 1998 (2,5 dag)
en donderdag 14, vrijdag 15 mei 1998
(1,5 dag) te Utrecht en Zeist. Cur-
susprijs ƒ 2.900 (inclusief ovemach-
tingen).

Doelgroep:

Dierenartsen die reeds deelnamen aan
Veterinaire Apotheek 1 en actief be-
trokken zijn bij apotheekbeheer.

Banden 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989,1988:
niet meer voorradig.

m

MiMliiiili

Onderwerpen:

Het geneesmiddel\', onder andere keuze-
criteria, onderbouwing werkzaamheid,
bio-equivalentie en substitutie, het be-
oordelen van informatie en onderzoeks-
gegevens, formulering en kwaliteit.
De Apotheek, onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kostenopbouw,
inrichting, personeel en organisatie,
werk- en controlenormen.
Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplichtin-
gen, patiënten/eigenaren informatie,
communiceren met de eigenaar over
geneesmiddelen.

Regelgeving-, actualisering kennis wet-
geving; knelpunten als gevolg van re-
gelgeving; hoe daarmee om te gaan.
In het kader van de cursus krijgt men
een aantal \'huiswerkopdrachten\' (on-
der andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die
gezamenlijk worden besproken.
Cursusleiders zijn prof dr. A. Pijpers,
FdD en drs. S.J. Mesu, Project Ve-
terinaire Apotheek FdD.

STERILISATIE/CASTRATIE-ACTIES

Het standpunt van de KNMvD inzake sterilisatie/castratie-acties, georganiseerd
door de Dierenbescherming, is ongewijzigd. De KNMvD adviseert haar leden
voorlichting over geboortebeperking te ondersteunen, maar ziet geen heil in ge-
concentreerde sterilisatie/castratie-acties waarbij gereduceerde prijzen gelden.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en
verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw be-
stelling krijgt u een nota met accept-
giro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling:
030-2511787.

-ocr page 192-

nmemoriam

GERARD ADRIAAN
ZEELEN

Op 11 november 1997 overleed op 67-
jar ige leeftijd Gerard Adriaan Zeelen.
Hij was in 1930 geboren in Den Haag;
zijn jeugd bracht hij door in Rijssen en
Leiden.

Gerard begon in 1947 in Utrecht met
94 medestudenten de studie veeartse-
nijkunde. Een ongekend groot aantal
studenten voor die tijd, wat aan pro-
fessor Krediet de uitspraak ontlokte:
\'Voor jullie zal er nog wel een plaats
zijn, maar voor degenen die na jullie
komen zal dat een vraag worden.\'

Van de 95 studenten slaagden er na het
eerste jaar 30 voor het propedeutisch
examen, waaronder Gerard. Een jaar
later behaalde hij het kandidaatsexa-
men.

Gerard besloot daarna toe te treden
tot de Kunstmatige Inseminatieploeg
van de kliniek voor Verloskunde van
professor Van den Kraay van de
Veterinaire Faculteit.

Uit die tijd resulteerde een vriend-
schap die na het afstuderen is blijven
bestaan. Zo leerden wij de echtgenotes
en kinderen van elk van de vrienden
kennen. De laatste keer dat we allen
bij elkaar waren was in de zomer van
1997.

Op 6 maart 1954 behaalde Gerard het
veearts-diploma en was op dat mo-
ment de jongste veearts in Nederland.
Onze vem\'achting nm dat hij, gezien
zijn intelligentie en populariteit, een
wetenschappelijke loopbaan zou kie-
zen en zou willen promoveren.

Hij had zijn toekomst echter anders
uitgestippeld: hij nam de praktijk over
van collega Hijink in Lochem en
trouwde in datzelfde jaar met Annet
Eilander. Uit dit huwelijk zijn één zoon
en twee dochters geboren. In de loop
der jaren kregen zij zeven kleinkinde-
ren, waar Gerard erg trots op was.

In 1969 besloot Gerard uit de dieren-
artsenpraktijk te stappen om over te
gaan naar het bedrijfsleven.

Hij kreeg een functie bij het Ahold-
concern. Om op een redelijke afstand
van het centrale kantoor in Zaandam
te zijn, moest hij Lochem verlaten en
verhuisde het gezin naar Bussum.

Bij het Ahold-concern werd hij mede-
werker van de technologische dienst.

Later werd hij hoofd van de kwaliteits-
controle dienst voor vers vlees en
vleesproducten.

Zijn functie wijzigde zich in de loop
der jaren. In het begin ging het erom
de bedrijfsleiders van de AH-winkels
op de hoogte te brengen van de moge-
lijkheden en risico \'s die konden optre-
den bij de verkoop van voorverpakt
vlees. In latere jaren lag de nadruk
veel meer op de vertegenwoordiging in
commissies, die zich bezighielden met
de voorbereiding van wettelijke voor-
schriften op het gebied van vleeshy-
giëne. Ook begeleidde Gerard weten-
schappelijk onderzoek inzake vlees en
vleesproducten.

Op 1 september 1988 trad hij ver-
vroegd uit dienst. Een jaar later keerde
het echtpaar terug naar het geliefde
Lochem.

Hier was hij zeer actief in het kerkelijk
leven. Hij was onder andere president
kerkvoogd van de Nederlands-Her-
vormde Gemeente. Door zijn toedoen
kwam er een nieuw kerkelijk ontmoe-
tingscentrum.

Als voorzitter van de Stichting Grote
Kerk Lochem was hij zeer betrokken
bij de werving van fondsen voor de
restauratie van de Gudula kerk te
Lochem.

Helaas was al in 1996 gebleken dat
Gerard aan een ernstige, slopende
ziekte leed, waaraan hij ondanks in-
tensieve behandeling op 11 november
1997 overleed. Voorafgaand aan zijn
begrafenis op zaterdag 15 november
werd een herdenkingsdienst gehouden
in een stampvolle Gudula kerk. Zijn
kist werd gedragen door leden van de
plaatselijke Rotary Club.

Wij, zijn vrienden, hebben aan Gerard
een goede en trouwe vriend verloren,
aan wie wij de beste herinneringen be-
waren. Wij zullen hem missen op onze
jaarlijkse reünie.

C.J. van de Brink
F. Koppen

dr. P.R. Rondhuis

-ocr page 193-

Kl\\IMvD|"Maatscliapppeuws

SAMENWERKINGSVERBANDEN
Het aantal praktiserende dierenartsen
is in 25 jaar tijd toegenomen van 802
(1970) naar 2427 (1997) (Tabel 1).

Tabel 1.

Tabel 2.

Ontwikkeling aantal praktijken

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

1970

_

99

17

3

2

_

.

.

1980

-

174

85

23

13

6

2

2

-

-

1990

-

191

87

41

26

10

3

3

-

-

1996

716

186

81

52

29

14

10

2

3

2

1997

731

188

70

56

33

13

8

6

3

2

Ontwikkeling aantal practici

1970 802

1980 1.486

1990 2.024

1996 2.375, waarvan 474 medewerkers

1997 2.427, waarvan 492 medewerkers

Hoewel het aantal meermans-praktij-
ken sterk is toegenomen is desondanks
het aantal eenmanspraktijken hoog ge-
bleven (Tabel 2). Wel zal de trend tot
meer samenwerking zal zich voortzet-
ten, want volgens secretaris T.W. te
Giffel voeren dierenartsen op veel
plaatsen in Nederland gesprekken over
samenwerking c.q. fusies.
De toename van het aantal dierenart-
sen kan gezien worden als een be-
dreiging, evenals de toenemende
mondigheid van de cliënt. Con-
currentie, nog gestimuleerd door de
overheid, komt niet alleen voort uit
het toenemend aantal collega\'s, maar
ook van andere organisaties als \'ent-
bussen\', ketens en dieren-speciaalza-
ken. Marktwerking, deregulering, ti-
telbescherming in plaats van be-
roepsbescherming, certificatie en ge-
brek aan management zijn verdere
bedreigingen. Deze \'bedreigingen\'
kunnen echter ook gezien worden als
kansen.

Daamaast is er de trend van de toene-
mende kosten en daardoor terugval-
lende netto inkomsten in de gezel-
schapsdierensector (zie tabel 3) en in
iets mindere mate in de gemengde
praktijk (Tabel 4). Deze ontwikkelin-
gen brengen Te Giffel tot de volgende
drie stellingen, waarover de discus-
siegroepen hun hoofden kunnen bui-
gen.

Amersfoort, 26 november 1997 - De invulling van het beroep dierenarts zal
zich blijven ontwikkelen. Dit kan soms bedreigend zijn, maar bedreigingen
kunnen ook als kansen gezien worden. Dierenartsen zouden deze kansen juist
met beide handen aan moeten grijpen om hun positie in de toekomst zeker te
stellen. In het algemeen was dit de rode draad die door de KNMvD-
Besturendag 1997 liep. Want of het nu gaat om de vraag of de \'solo-gezel-
schapsdierenpraktijk\' in de toekomst nog bestaansrecht heeft of dat dieren-
artsen betrokken moeten worden bij een netwerk van toezicht in het kader
van de gewijzigde richtlijn inzake het intracommunautaire handelsverkeer,
in beide gevallen zullen de dierenartsen moeten anticiperen, willen ze enigs-
zins hun eigen toekomst bepalen.

Door Susan Umans

MJi i

KNMVD-BESTURENDAG 1997 OVER BEDREIGINGEN EN KANSEN

SAMENWERKINGSVERBANDEN GEZELSCHAPS-
DIERENPRAKTIJKEN EN ROL DIERENARTS BIJ
INTRACOMMUNAUTAIR HANDELSVERKEER

Stellingen

I. In de toekomst heeft de solopraktijk

geen bestaansmogelijkheid meer.
Ila. Om in de toekomst op verant-
woorde wijze praktijk te kunnen
uitoefenen is scholing in manage-
ment beslist noodzakelijk.
Ilb. Welke managementscholing is

noodzakelijk?
III. Om in de toekomst alle \'bedreigin-
gen\' te kunnen weerstaan, moet
een praktijk óf een voldoende grote
omvang hebben (8 a 10 maat-
schapsleden) óf er moet op inten-
sieve wijze samengewerkt worden.

Om de deelnemers aan deze Be-
sturendag wat extra \'discussiemateri-
aal\' mee te geven, zet discussieleider
dr. J.L. van Os nog wat punten uiteen
die met bovenstaande stellingen te ma-
ken hebben. Zo vraagt hij zich af
waarom er nog zoveel eenmanspraktij-
ken zijn, ondanks de daaraan verbon-
den problemen. Is de band tussen cliënt
en dierenarts wellicht toch sterker dan
gedacht? Verder is de haalbaarheid van
een eenmanspraktijk weliswaar afhan-
kelijk van het inkomen, maar daarbij
doen zich nieuwe ontwikkelingen voor.
Bij tweeverdieners kan het inkomen
van de partner ook een kleinere solo-
praktijk mogelijk maken. Verder zoe-
ken steeds meer collegae parttime werk.
Samenwerking tussen twee parttimers
is dan een logisch gevolg. Duidelijk is
dat er een stap moet worden gezet van
het individu naar samenwerking.
Om samenwerking te bevorderen, kan
nascholing nuttig zijn. Dit kan op het
gebied van management, maar ook
door tijdens nascholing de stap van een
éénmans- naar een tweemanspraktijk
te bevorderen. Verder zou de vorm van
zo\'n associatie aan bod kunnen ko-
men. Een samenwerking van twee
jonge collegae zal doorgaans minder
problemen opleveren dan van collegae
met grotere leeftijdsverschillen. Wel-
licht moet wat vaker worden gedacht
aan de in Engeland ingeburgerde vorm
van samenwerking tussen senior, ju-
nior en assistent dierenartsen.
Wat zijn de opties voor de toekomst?
Een éénmanspraktijk gesteund door

-ocr page 194-

tweede- en derdelijns diergeneeskun-
de? Of samenwerking binnen een
praktijk/groepspraktijk, hetgeen ove-
rigens geen optie is voor een individu-
eel-werkend persoon. Ook geheel
nieuwe ontwikkelingen kunnen zich
gaan voordoen en komen in andere
landen al voor. Samenwerking tussen
praktijken via het \'SPAR\'-model (sa-
menwerkende supermarkten) is een
mogelijkheid. Hierbij maken de deel-
nemende praktijken bepaalde afspra-
ken. Daamaast is \'franchise\' oftewel
ketenvorming een mogelijkheid waar-
bij de keten zorgt voor bijvoorbeeld de
faciliteiten, medicijnen en dergelijke.

CONCLUSIES

Technisch en kwalitatief haalbaar

De solopraktijk heeft bestaansmoge-
lijkheid zolang dit technisch en kwali-
tatief haalbaar is. Het wordt voor een
solopracticus echter steeds moeilijker
om voldoende kwaliteit in veterinair
handelen te kunnen handhaven. Ook
financieel gezien is het voor de solo-
practicus vaak niet gemakkelijk het
hoofd boven water te houden. De solo-
praktijk of solist dient dan ook samen-
werkingsverbanden te zoeken.

■iTl

Tabel 3. Gemengde praktijken.

bruto omzet

medicijnen

personeel

huisvesting

afschrijvingen

algemeen

netto

1990

399.534

129.210

25.308

5.714

5.542

15.226

218.534

(32,3%)

(6,3%)

(1,4%)

(1,4%)

(3,8%)

(54,7%)

1991

404.683

128.684

31.204

6.331

6.241

16.045

216.178

(31,8%)

(7,7%)

(1,6%)

(1,5%)

(4,0%)

(53,4%)

1992

368.690

115.186

29.813

6.650

5.627

15.953

195.461

(31,2%)

(8,1%)

(1,8%)

(1.5%)

(4,3%)

(53,0%)

1993

389.802

118.234

35.337

7.830

5.037

17.209

206.155

(30,3%)

(9,1%)

(2,0%)

(1,3%)

(4,4%)

(52,9%)

1994

375.230

116.939

34.606

8.992

4.579

17592

192.822

(31,2%)

(9,2%)

(2,4%)

(1,2%)

(4,7%)

(51,3%)

1995

369.574

119.262

29.072

9.861

4.251

16.104

191.019

(32,2%)

(7,9%)

(2,7%)

(1,2%)

(4,4%)

(51,7%)

Tabel 4. Gezelschapsdieren.

bruto omzet

medicijnen

personeel

huisvesting

afschrijvingen

algemeen

netto

1990

289.094

66.134

43.437

15.907

11.093

22.392

130.131

(22,9%)

(15,0%)

(5,5%)

(3,8%)

(7,7%)

(45,0%)

1991

327.276

72.170

56.643

15.516

11.505

21.234

150.208

(22,0%)

(17,3%)

(4,7%)

(3,5%)

(6,5%)

1992

337.463

77.547

70.036

18.857

12.020

22.646

136.357

(23,0%)

(20,8%)

(5,6%)

(3,6%)

(6,7%)

(40,4%)

1993

369.227

85.888

70.769

20.325

11.735

25.950

154.560

(23,3%)

(19,2%)

(5,5%)

(3,2%)

(7,0%)

(41,9%)

1994

377.533

92.244

74.105

23.006

9.989

26.318

151.856

(24,4%)

(19,6%)

(6,1%)

(2,6%)

(7,0%)

(40,2%)

1995

412.139

101.628

89.832

21.884

9.812

31.013

157.970

(24,7%)

(21,8%)

(5,3%)

(2,4%)

(7,5%)

(38,3%)

Management

Scholing in management is noodzake-
lijk om in de toekomst op verant-
woorde wijze praktijk te kunnen uit-
oefenen. Lessen in management
zouden gegeven moeten worden vanaf
de opleiding diergeneeskunde tot in de
praktijk. Hiervoor zijn verschillende
mogelijkheden, zoals het organiseren
van management-bijeenkomsten voor
afgestudeerde dierenartsen door de
KNMvD. Verder zouden de wachttij-
den van studenten die co-schappen
moeten lopen opgevuld kunnen wor-
den met een \'co-schap\' management.
Naast deskundigheid op dit gebied
van buitenaf zou vanuit de KNMvD
ook deskundigheid geleverd kunnen
worden. Hiertoe zou een inventarisa-
tie-werkgroep opgericht moeten wor-
den. Als het te lang zou duren voor de
Faculteit kan voldoen aan deze be-
hoefte aan opleiding zou de KNMvD
het voortouw kunnen nemen.

Intensieve samenwerking

Alle discussiegroepen zijn het er over
eens dat er intensief samengewerkt
moet worden. Deze gewenste ontwik-
keling zou bij voorkeur centraal aan-
gestuurd moeten worden door de
KNMvD. Hierbij blijft het moeilijk
om de juiste groep te bereiken. Een
persoonlijke benadering, waarbij ver-
trouwen een grote rol speelt (zoals bij
de netwerkdierenartsen, die bemidde-
len bij conflicten) kan goed werken.
Maar het is ook heel belangrijk dat al
tijdens de opleiding de visie wordt
neergelegd dat er samengewerkt moet
worden. Verder zou het samenwerken
een onderdeel van de certificatie die-
renartsenpraktijken kunnen worden.
Van Os vindt dat de KNMvD in deze
een duidelijke taak heeft. Gericht op
het nemen van initiatieven zou een
project moeten worden opgestart,
waarbij de kennis en kunde die aanwe-
zig is onder de dierenartsen, wordt be-
nut.

\'We willen allemaal dat er meer ge-
beurt\', wordt eenstemmig vanuit de
zaal verkondigd. De belangrijkste stap
om dit te bewerkstelligen is te inventa-
riseren waarom solisten solisten zijn.
Wat zijn de voordelen, wat de nadelen?
De beste manier om dit te doen is via
collega\'s. En tevens kan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde worden ge-

-ocr page 195-

bruikt om ruchtbaarheid te geven aan
dit soort zaken.

GEWIJZIGDE RICHTLIJN INZAKE
HET INTRACOMMUNAUTAIRE
HANDELSVERKEER
\'Brussel is van plan de garantiesfeer
van boerderij tot consument door te
trekken\', aldus drs. Peter van der Wal
(RVV), die vandaag de gewijzigde
richtlijn 97/12/EG inzake het intra-
communautaire handelsverkeer uit de
doeken doet. De belangrijkste veran-
deringen aan de gewijzigde richtlijn
zijn de verscherping van de transport-
voorwaarden en het instellen van een
\'netwerk van toezicht\', waarin de die-
renarts-practicus een rol kan gaan spe-
len. \'Zoveel is er dus niet veranderd\',
concludeert Van der Wal. In het net-
werk van toezicht is de primaire bouw-
steen het veehouderijbedrijf, waar een
erkende dierenarts aan gekoppeld
wordt. Daamaast moeten er informa-
tielijnen doorgetrokken worden naar
het slachthuis en dergelijke om de ga-
rantie te onderbouwen. Deelnemers
aan het netwerk zijn dus de eigenaar
van het bedrijf en de erkende dieren-
arts.

De belangrijkste veranderingen
aan de gewijzigde richtlijn
zijn de verscherping van de
transport-voorwaarden en het
instellen van een \'netwerk
van toezicht\'.

Het netwerk van toezicht is eigenlijk
een uitgeklede vorm van het epidemio-
surveillance systeem. Dit netwerk is
(nog) niet verplicht voor alle lidstaten,
maar een KAN-bepaling. Er moet nog
over besloten worden of het in
Nederland doorgaat en in welke vorm;
per onderdeel (mnd, varken, etcetera)
of per regio. Volgens Van der Wal
wordt er na het jaar 2000 geëvalueerd.
Er is dan een grote kans dat het net-
werk van toezicht wel verplicht wordt.
Hij vindt dan ook dat nu de tijd rijp is
voor de dierenartsen-practici om zich-
zelf in de gehele EU-keten in te bed-
den. De dierenartsen kunnen nu nog
meedenken over de precieze invulling
ervan.

Meedoen aan het netwerk houdt in dat
de dierenartsen rechtsbescherming
krijgen, officieel EU-geregistreerd
zijn en een vaste relatie aangaan met
eigenaren/houders. Het houdt echter
ook in dat de dierenarts via zijn contro-
lerende taak in een bepaalde mate ver-
antwoordelijk wordt en dus aansprake-
lijk. \'Maar\', is de overtuiging van Van
der Wal, \'uiteindelijk is de positie van
de practicus sterker dan nu het geval
is.\'

numiviui^

Stellingen

I. Het netwerk van toezicht is de
EU-toekomst en een unieke kans
om de positie van de practicus op
een verantwoordelijke wijze, con-
form zijn opleiding en algehele
taakstelling, te verankeren en in te
kleuren.

II. Daamaast past een voorbereiding
op de mogelijke juridische conse-
quenties. Officiële verantwoorde-
lijkheid betekent tenslotte ook
aansprakelijkheid naast officiële
sancties.

III. Traditionele angst kan nooit het
genoegen van een echte uitdaging
evenaren.

Netwerk van toezicht

De discussiegroepen zijn het met de
eerste stelling eens, maarzij willen de
voorwaarden wel mee kunnen bepa-
len. Zo\'n voorwaarde kan bijvoor-
beeld accreditatie zijn. Eigenhjk is
het netwerk van toezicht al een be-
staande situatie in de landbouwhuis-
dierensector. Regelgeving werkt dan
alleen maar ondersteunend. Maar bij-
voorbeeld bij de 1KB is er sprake van
een adviserende functie, geen contro-
lerende. Waar de meesten dan ook
moeite mee hebben is sancties op te
moeten leggen, wat nodig is als het
gaat om verplichte bedrijfsbegelei-
ding. \'Wij moeten als practicus de
mensen die ons betalen op het matje
roepen? Dat is moeilijk!\', woi;dt er
geroepen. En wie bepaalt eigenlijk
wie de erkende dierenarts is binnen
een groepspraktijk? Voor dit pro-
bleem is bij de erkende mndveedie-
renarts een oplossing gevonden die
wellicht ook voor deze situatie bmik-
baar is. Verder wordt het belangrijk
gevonden om alle practici mee te krij-
gen, want er is altijd de traditionele
angst voor wat de buurtcollegae gaan
doen.

Aansprakelijkheid

\'Waarop kun je allemaal aangesproken
worden?\', is de vraag die bij de aanwe-
zigen brandt als het gaat om de juridi-
sche consequenties van officiële ver-

antwoordelijkheid. Goede protocollen
worden belangrijk gevonden en daarom
moet de dierenartsen-beroepsgroep in
een vroeg stadium worden betrokken
bij het vastleggen van de spelregels.
\'Als de overheid bepaalde dingen van
ons als beroepsgroep eist, moeten daar
ook condities tegenover staan\', is de op-
vatting.

Voldoende mgdekking is een essen-
tiële voorwaarde, evenals onafhanke-
lijkheid, maar ook duidelijkheid over
wie er verantwoordelijk is. Gaat het
om hoofdverantwoordelijkheid - dus
per individuele dierenarts - of om
praktijkverantwoordelijkheid? Van
der Wal: \'Het oorspronkelijke idee is
dat een persoon aan één bedrijf wordt
gebonden. De ambtelijke status geldt
dus voor de dierenarts zelf en niet voor
de hele praktijk.\'

Angst of uitdaging?

De deelnemers aan deze Besturendag
vinden het netwerk van toezicht een
uitdaging, mits het systeem goed gaat
werken. Opgezadeld worden met iets
waar je niet achter kan staan is één van
de angsten die spelen. Te weinig rug-
dekking ook. De tijd is echter rijp, ge-
zien de uitbraak van de varkenspest en
de al bestaande IKB-regeling.

Van der Wal verzekert de dierenartsen
ervan dat er overleg komt met de prac-
tici, want zij vormen immers de bouw-
stenen van het netwerk. Hierbij zal re-
kening worden gehouden met al
bestaande situaties, zoals de op handen
zijnde erkenning van mndveedieren-
artsen. Er wordt dan ook direct voorge-
steld om in de werkgroepen Erkenning
Rundveedierenartsen en IKB verder te
praten over de invulling van het net-
werk van toezicht.

-ocr page 196-

Ëjrmmm^jiy

im luin

NOGMAALS: ZIEKENGELDVERZEKERING EN ARBODIENST

Begin januari 1998 liebben alle dieren-
artsen-werkgevers een uitgebreide brief
ontvangen van de KNMvD (kenmerk
1582.97/MvO van 9 januari 1998) over
de wijziging in de ziekengeldverzeke-
ring van AMEV. De wijziging betreft
een wijziging van de polisvoorwaarden
(de dekking bedraagt ten hoogste 70%
van het bruto jaarsalaris met een eigen
risico termijn van twee of zes weken) en
een verhoging van de premie wanneer
er in de voorafgaande periode een hoog
ziekteverzuim is geweest. Alle dieren-
artsen-werkgevers die via AMEV een
ziekengeldverzekering inclusief de
aansluiting bij Avios Arbozorg hebben,
ontvingen eind december/begin januari
een overzicht van de verzekerde mede-
werkers en een nieuw aanbod voor ver-
lenging van de verzekering conform de
nieuwe voorwaarden.
De KNMvD heeft in de brief van 9 janu-
ari 1998 de dierenartsen-werkgevers ge-
adviseerd bij het beslissen over al dan
niet voortzetten van de verzekering bij
AMEV
niet alleen oog te hebben voor
de premie;
wanneer het ziekteverzuim
hoog blijft, zal ook een andere verzeke-
raar - die nu lagere premies hanteert - op
termijn de premies gaan verhogen. De
KNMvD vindt het belangrijk om te pro-
beren het ziekteverzuim zo laag moge-
lijk te krijgen. Een belangrijk instrument
daarvoor is een goede arbodienstverle-
ning. Daarom adviseert de KNMvD de
dierenartsen-werkgevers de arbodienst-
verlening niet langer bij Avios Arbo-
zorg onder te brengen, maar bij
Arbo

Unie (zie brief van 9 januari jl.). Mocht
u de brief van de KNMvD niet meer in
uw bezit hebben, dan kunt u deze opvra-
gen bij het bureau van de KNMvD, tel.
030 - 2510111, Yvonne Stufano.

Vóór 15 maart 1998 moet de dierenarts-werkgever reageren op het voor-
stel van AMEV over voortzetting van de ziekengeldverzekering.
Dat bete-
kent concreet:

1. Wanneer u de ziekengeldverzekering bij AMEV handhaaft met in plaats
van de aansluiting bij Avios Arbozorg nu de aansluiting bij Arbo Unie,
dient u het volgende te doen: op het door AMEV gestuurde overzicht con-
troleert u de verzekerde jaarbedragen van uw medewerkers en geeft u
eventuele wijzigingen aan. Bij de zin
"Aangesloten bij arbodienst \' staat
uw huidige arbodienst aangegeven; hier zal dus Avios Arbozorg staan ver-
meld. Bij
\'Eventuele correctie\' geeft u op: Arbo Unie. U stuurt dit over-
zicht terug naar AMEV (het is verstandig zelf een kopie te houden). AMEV
zal zorgen voor de omzetting van uw arbodienst naar Arbo Unie. U hoeft u
verder niet apart bij Arbo Unie aan te melden en ontvangt over enige tijd de
bevestiging van Arbo Unie.

2. Wanneer u het overzicht van AMEV al heeft temggestuurd zonder dat u de
wijziging van Avios Arbozorg naar Arbo Unie heeft aangegeven, kunt u dit
alsnog omzetten. Een kort briefje naar de KNMvD is voldoende; vergeet u
echter niet uw polisnummer aan ons door te geven. De KNMvD zal de proce-
dure voor u dan in orde maken. Adres: postbus 14031,3508 SB Utrecht, ter at-
tentie van Yvonne Stufano (per fax kan ook: 030 - 2511787).

3. Wanneer u de ziekengeldverzekering inclu.sief de arbodienstverlening niet
bij AMEV wilt handhaven, dient u dit vóór 15 maart 1998 aan AMEV te la-
ten weten. U meldt zich dan zelf aan bij een door u uitgezochte verzekering.
Verder dient u zich - wanneer u het advies van de KNMvD volgt betreffende
de aansluiting bij Arbo Unie -
zelf aan te melden bij Arbo Unie. Aan-
meldingsformulieren zijn verkrijgbaar bij de KNMvD, tel 030 - 2510111,
Yvonne Stufano.

Mocht u nog inhoudelijke vragen heb-
ben, dan kunt u contact opnemen met
mevr. drs. M.C. van Oostrum-Schuur-
man Hess, stafmedewerker KNMvD,
tel. 030-2510111.

ERKENNING RUNDVEEDIERENARTS

De conclusies van deze workshop luid-
den:

- het is gewenst te komen tot een sys-
teem van erkenning van rundveedie-
renartsen;

- aanvullende scholing van de erkende

Op 2 juni 1997 organiseerde de KNMvD een workshop over de toekomst van de
rundveedierenarts. Hieraan werd deelgenomen door vertegenwoordigers van
het Hoofdbestuur van de KNMvD, de besturen van de Groep Practici Grote
Huisdieren en van de Groep Geneeskunde van het Rund, Diergezondheid in
Beweging, NCI, project Kwaliteitsborging op het Melkveebedrijf, Bovisie 2010
en de Melkdenktank.

mndveedierenarts zal het kennisni-
veau verhogen en een uniforme werk-
wijze bevorderen;
- voor de realisatie van bovenstaande
punten is de oprichting van een ken-
niscentrum diergeneeskunde noodza-
kelijk.

ENQUÊTE

Op verzoek van het Hoofdbestuur van
de KNMvD heeft de Werkgroep
Erkenning Rundveedierenartsen boven-
staande conclusies uitgewerkt in een
plan van aanpak. Omdat de werkgroep
van mening is dat de plannen alleen
kunnen slagen indien zij kunnen reke-
nen op voldoende draagvlak onder de
betrokken practici, peilde zij dit draag-
vlak door middel van een enquête onder
de leden van de Groep Geneeskunde
van het Rund.

Het doel van de enquête was het (ver-

-ocr page 197-

wachte) draagvlak onder practici zicht-
baar te maken. Daartoe achtte de werk-
groep het noodzakelijk ook enkele \'ba-
sale\' vragen in de enquête op te nemen
(productkwaliteit; belang kennis, kunde
en vaardigheiden). Mede hierdoor kwa-
men enkele van de geënquêteerden na
invulling tot de slotsom dat het een ten-
dentieuze, zo niet onzinnige enquête
was. De werkgroep meent echter op
deze manier de ideeën en uitgangspun-
ten van bovengenoemde workshop bij
de betrokken practici getoetst te hebben.
Tevens zijn conclusies en vervolgstap-
pen van deze workshop aan de orde ge-
steld.

RESULTATEN

In totaal werden 475 enquêteformulie-
ren verstuurd. Hiervan werden 160
(33%) retour ontvangen.
De mening van de geënquêteerden over
de geponeerde stellingen is samengevat
weergegeven.

100% is het eens met de stelling dat een
mndveedierenarts een product van
goede en constante kwaliteit moet leve-
ren.

100% acht het belangrijk tot zeer be-
langrijk kennis, kunde en sociale vaar-
digheden op een goed peil te houden om
in de toekomst een belangrijke rol te
blijven spelen.

Het beter zichtbaar maken van kennis,
kunde en sociale vaardigheden wordt
door meer dan 90% belangrijk gevon-
den.

De noodzaak van nascholingsactivitei-
ten om volwaardig de rundveepraktijk
uit te kunnen oefenen wordt door 96%
van de geënquêteerden onderkend.

Bijna 90% van de ondervraagden acht
het steeds moeilijker om alle ontwikke-
lingen bij de verschillende diersoorten
bij te houden.

Meer dan 20% vindt dat er onvoldoende
nascholingsactiviteiten met betrekking
tot de geneeskunde van het mnd worden
aangeboden.

Slechts 66% vindt dat in zijn praktijksi-
tuatie voldoende mogelijkheden aanwe-
zig zijn om aan nascholingsactiviteiten
deel te nemen.

Bijna 100% is van mening dat het be-
langrijk is voor de effectiviteit van be-
strijdingsprogramma\'s in de mndvee-
houderij dat alle dierenartsen hier op
uniforme wijze mee omgaan.

Bijna 100% acht het bovengestelde te-
vens belangrijk om de geloofwaardig-
heid van de beroepsgroep te bevorderen.

86% vindt dat de dierenarts die zich
heeft toegelegd op de geneeskunde van
het mnd als zodanig herkenbaar moet
zijn voor de veehouder en zijn belangen-
organisaties.

Deze herkenbaarheid voor de overheid
acht slechts 76% van de geënquêteerden
van prominent belang.

86% van de ondervraagden vindt een er-
kenningsregeling met betrekking tot de
vragen 8 tot en met 11 min of meer be-
langrijk, maar zeker niet onbelangrijk.

91% vindt het maken van centrale af-
spraken met organisaties als LTO,
NZO, LNV en GD belangrijk om zo-
doende als erkende partij in de mndvee-
sector gezien te worden.

Van de ondervraagden vindt 93% dat de
beroepsgroep zelf initiatief moet nemen
bij het vaststellen van de kwaliteitseisen
en -criteria waaraan zij zelf moet vol-
doen.

Tot slot meent 78% van de geënquê-
teerde dierenartsen dat de oprichting
van een kenniscentmm diergenees-
kunde (KC) noodzakelijk is om de er-
kenning voor rundveedierenartsen te re-
aliseren. Uit de resultaten is duidelijk
een ondersteuning te extraheren van de
plannen om tot een systeem van erken-
ning van de rundveedierenarts te ko-
men. Van de mogelijkheid om aan het
einde van de enquête opmerkingen over
het onderwerp te plaatsen is mim ge-
bmik gemaakt. Op deze plaats werd
door veel van de geënquêteerden een
ondersteuning van het genomen initia-

Zoals u in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 januari 1998 heeft
kunnen lezen, zal het Jaarcongres dit
jaar gehouden worden op 1, 2 en 3 ok-
tober te Emmen.

De Afdeling Groningen/Drenthe heeft
tief geformuleerd. Daamaast waren er
een aantal specifieke opmerkingen.
Zo werd incidenteel gewag gemaakt van
het belang van de sociale vaardigheden,
de mogelijke onderlinge concurrentie
binnen de groepspraktijk tussen erkende
en niet-erkende diemartsen en werd een
oproep gedaan ook de ethische kant van
deze erkenningsregeling te borgen om
concurrentie tussen praktijken aan ban-
den te leggen.

NASCHOLING

Daamaast vinden enkele collegae de
prijzen voor de verschillende PAOD-
cursussen te hoog, anderen dat deze cur-
sussen niet verplicht mogen worden en
weer anderen dat ze langer dan één dag
moeten duren. De afstand tot de plaatsen
waar genoemde cursussen gehouden
worden, wordt ook als een belemmering
gezien. Uitgebreide berekeningen door
één geënquêteerde over de haalbaarheid
van het aantal uren te volgen PAO bena-
dmkken dat niet te lichtvaardig over de
invulling van deze erkenningsregeling
gedacht mag worden.

BREDE ONDERSTEUNING
Uit de reacties op de stellingen in de en-
quête en de daaraan toegevoegde op-
merkingen concludeert de werkgroep
dat het initiatief om tot een erkenning
van de mndveedierenarts te komen
brede ondersteuning geniet. De werk-
groep heeft dan ook een plan gemaakt
om een en ander verder in te vullen en in
de komende twee jaar tot uitvoer te
brengen. Dit plan is ter goedkeuring bij
het Hoofdbestuur ingediend. De werk-
groep gaat er vanuit dat ook het
Hoofdbestuur de genomen initiatieven
ondersteunt.

Voor meer informatie kunt u zich wen-
den tot één van leden van de werkgroep
\'erkenning rundveedierenarts\' (J. W.
Hesselink. T.S.L.M. Lam. J.L.M. Vaar-
ten, J.A. Westerbeek).

DIERENARTSENCONGRES 1998 IN
VLINDERSTAD\' EMMEN

dit jaar immers de eer het congres te or-
ganiseren, waarbij \'Vlinderstad\' Em-
men als stad van dorpen in Zuidoost-
Drenthe is gekozen.
Dit jaar zal het congres in het teken
staan van het thema \'vaccineren\'.

-ocr page 198-

Zowel ten aanzien van de landbouw-
huisdieren als ten aanzien van de ge-
zelschapsdieren zal er een zeer actueel
en boeiend programma geboden wor-
den. Op sportief, vaktechnisch en re-
creatief gebied zullen u en uw partner
in oktober uw hart kunnen ophalen in
het prachtige Drenthe. Hopende u hier
te kunnen begroeten, ondertekenen wij
met vriendelijke groeten.

De Congrescommissie

lurüimi.

ilk k

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK
OKTOBER-DECEMBER

AANBOD

In het laatste kwartaal van 1997 zijn 33
diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake
van een afname van het aantal dieren-
artsen dat per direct op zoek was naar
fulltime werk (in oktober waren dit er
127 en in december 113). Van de 113
dierenartsen die in december inge-
schreven stonden, zocht 61 % een func-
tie in de gezelschapsdierenpraktijk en
39% in de gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijk.

Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek
is naar parttime werk. Deze groep is in
het vierde kwartaal van 1997 gelijk ge-
bleven en bestaat uit 63 dierenartsen.
Het grootste deel is op zoek naar een
baan in de gezelschapsdierenpraktijk
(78%); 22% zoekt werk in de ge-
mengde of de landbouwhuisdieren-
praktijk. Het aantal vrouwen is in deze
groep veel groter dan het aantal man-
nen; 92% van de groep bestaat uit
vrouwelijke dierenartsen.

Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden oktober
tot en met december afgenomen tot 60
dierenartsen. Van deze dierenartsen
zocht 65% op termijn een functie in
een landbouwhuisdierenpraktijk en
35% in een gezelschapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat is in het laatste
kwartaal vrijwel gelijk gebleven; in
oktober waren dit er 43 en in december
44.

De navolgende gegevens hebben betrekking op het vierde kwartaal van 1997.

Door Corine van Kalles

VRAAG

In het vierde kwartaal van 1997 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 12
aanvragen per maand binnengekomen
voor waarnemingen in gezelschaps-
dierenpraktijken en zeven aanvragen
per maand voor waamemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenprak-
tijken.

5

Wat betreft vaste banen zijn er in de
maanden oktober tot en met december
17 banen in gezelschapsdierenpraktij-
ken aangeboden (waarvan 12 part-
time) en 11 banen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktij ken. Daar-
naast werd er één baan buiten de prak-
tijk aangeboden. Negen banen in ge-
zelschapsdierenpraktijken zijn inmid-
dels ingevuld: zes door vrouwelijke en
drie door mannelijke dierenartsen.
Van de 11 banen in gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijken zijn er in-
middels acht ingevuld; drie door vrou-
welijke en vijf door mannelijke
dierenartsen.

Voor meer informatie of diensten van
de vacaturebank: Corine van Kalles,
Bureau van de KNMvD, tel: 030\'
2510111.

Soort baan

-ocr page 199-

Automatiseerders en andere verstan-
dige mensen malcen zich over dat on-
derwerp natuurlijlc al zorgen sinds de
negentiger jaren een aanvang namen.
Bedenk alleen al dat het woord \'decen-
nium\' eenieder toch heel wat meer
voor in de mond ligt dan \'centennium\'
of \'millennium\'. Dus bij de overstap
naar het huidige decennium dachten
velen met schrik aan het volgende de-
cennium dat herbenoemd moest wor-
den tot millennium en o schrik...

Want wat is er aan de hand?
Zelfs in spreektaal zijn wij gewend om
een datum verkort weer te geven.
Vooral als we onze geboortedatum
moeten opgeven: in een fractie van een
seconde weet iedereen die op te rate-
len, het is een reflex:
\'vijfentnintig-
tienachtenzestig\'
roep je dan bijvoor-
beeld. Iedereen weet dan dat je
25-10-19honderd68 bedoelt.
Bij het schrijven van computerpro-
gramma\'s wordt al vanaf het begin met
datums gewerkt. Geboortedatums,
startdatums, uiterste verkoopdatum en
nog veel meer. In miljoenen computer-
programma\'s zijn datums geprogram-
meerd onder gebruik van geheugen-
veldjes van zes cijfers: JJMMDD,
twee posities voor respectievelijk jaar-
tal, maandnummer en dagnummer (het
jaar voorop want dan kun je makkelijk
sorteren in de tijd).

Als we daar niets aan doen zitten we
straks in het jaar NUL. En meestal be-
doelen we daar iets heel anders mee,
namelijk dat het als zodanig aange-
duide zeer ouderwets, \'far out\' en der-
gelijke is.

Het gevolg kan zijn dat ik op 1 januari
2000 niet besta (het duurt nog ruim 52
jaar voordat ik geboren zal worden).

dat computergestuurde apparaten op-
houden te functioneren: stallenventila-
tie houdt er mee op, evenals geautoma-
tiseerde voedersystemen, verwarming,
geautomatiseerde toegang tot gebou-
wen, misschien valt er wel een hele
kerncentrale uit. Een halve wereld aan
wizkids houdt zich intussen bezig met
deze intrigerende problematiek en de
NCI kan natuurlijk niet achterblijven.
Want misschien maken dierenartsen
zich ook wel zenuwachtig over hun ve-
terinaire computersysteem. Het zal je
maar gebeuren dat er straks iets mis-
gaat als gevolg van het datumpro-
bleem. Behalve het ongemak wordt
natuurlijk de aansprakelijkheidsvraag
gesteld. Als je nergens naar vraagt en
niets regelt van tevoren, drie keer ra-
den wie dan voor de kosten opdraait.
Precies, u, practicus.

Informatie opgevraagd

De ons bekende veterinaire automati-
seringsfirma\'s die in Nederland pak-
ketten in de markt hebben zijn door
ons aangeschreven met enkele vragen.

De vragen waren:

1. Is binnen uw pakket aanpassing
noodzakelijk vanwege het gebmik
van twee posities voor datumvelden?

2. Wat moeten de gebmikers van uw
pakket doen om geen hinder te on-
dervinden? Ik denk hierbij bijvoor-
beeld aan het verplicht upgraden
van de software (en de hardware)

3. Indien de gebruikers uw instructies
opvolgen: waarborgt u dat de ge-
bmikers geen hinder zullen onder-
vinden bij het gebruik van uw sys-
teem als gevolg van de overgang
van 1999 naar 2000? (en van 1998
naar 1999; soms wordt door ont-
wikkelaars de waarde \'99\' gebruikt
als een gereserveerde waarde).

Ten aanzien van de Euro was de vol-
gende vraag toegevoegd:

4. In 1999 wordt de Euro ingevoerd.
Vanaf die tijd wordt waarschijnlijk

Het onderwerp is in hevige mate in de media opgedoken en er zijn kamervra-
gen over gesteld: HET MILLENNIUM PROBLEEM, veroorzaakt door de
overgang van 1999 naar het jaar 2000, dat ons binnen twee jaar te wachten
staat.

Door Henk van der Bijl

^ -\' ^ ■ - - n\' ifi

MILLENNIUM EN EURO, DE WEERSLAG VAN DE
AUTOMATISERING?

van administratieve systemen geëist
dat zij met twee valuta\'s kunnen
werken, naast elkaar. Heeft u hierin
voorzien en hoe?

De antwoorden

De reacties geven we onverkort weer

zodat de lezer zijn eigen leveranciers

kan selecteren en diens antwoorden

bestuderen.

Deltabron:

1. Geen enkele, reeds jaren vier posi-
ties voor jaar\'.

2. Geen (niets dus).

3. Volledige waarborg.

4. Wij voorzien daarin door het ge-
bruik van meerdere valuta.

Micpoint:

1. Nee, pakket is gereed.

2. Pakket wordt voortdurend onder-
houden en praktijken kunnen met
een onderhoudsabonnement pro-
bleemloos werken.

3. Ja, wij waarborgen.

4. Ja, reeds voorzien doordat zelfs an-
dere valuta \'s op dit moment gebruikt
kunnen worden door het internatio-
nale karakter van het pakket.

Synapses:

1. VIVA is geheel voorbereid op 2000.
VIP/VA MS worden vervangen door
VIVA; VAB programmatuur: is in
voorzien (VAMPP, Inseman, VAB-
zeug).

2. Onze gebruikers zijn altijd verplicht
om updates binnen 30dagen na ont-
vangst te laden.

3. Waarborg softw are: ja; bij verou-
derde hardware, meer dan vijfjaar
oud, kunnen problemen optreden
(BIOS).

4. In overleg met zijn accountant be-
paalt de gebruiker het moment van
overgang naar de Euro als hoofd-
valuta. In de periode eromheen is in
een omrekenfunctie voorzien.

Veterin:

1. Nee.

2. Niets, alles tot 50 is 2050; alles na
50 is 1950.

3. Ja.

4. Aanpassing moet nog worden geïm-
plementeerd; gezien bevriezen van
koersen verwachten wij geen pro-
blemen.

-ocr page 200-

Vosco:

1. Neen. dit is standaard reeds lang
voorzien.

2. Niets.

3. Geen enkel probleem.

4. Hieraan wordt nu gewerkt; de op-
slag van de gegevens zal in één
munt zijn, doch een conversievalu-
tatabel wordt gehanteerd; er kan
afgerekend worden in twee munten.

Verscheidene firma\'s wijzen op moge-
liji<e hardware-problemen en één van
hen geeft een tip: zet de datum op
31/12/1999 en de tijd op 23:58, en kijk
wat er gebeurt. Hij zegt er niet bij hoe
daama te handelen, maar men kan na-
tuurlijk altijd de eigen leverancier
raadplegen.

k\' A

im III

Conclusies

De leveranciers garanderen dat u geen
problemen in de programma\'s zult krij-
gen. In een aantal gevallen moet daar-
voor wel bijtijds een upgrade van de
programmatuur worden geïnstalleerd.
Ten aanzien van de computers zelf is
het verstandig om deze te (laten) con-
troleren, vooral als het om al wat ou-
dere apparatuur gaat.
Ook ten aanzien van de Euro lijken de
programma\'s voldoende voorbereid.
Dus wat betreft de gemoedsmst: u kunt
mstig gaan slapen.

KOPIJ ÜP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indieti
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

O

Voor het lidmaatschap van dc Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld dc volgende
collegae:

Duijser, A.F.M.; 1983; 1862 CX Bergen (NH);
Natteweg 2 D.

Karthaus, D.P.; 1998; 3511 MR Utrecht; A. Vcr-
weijstraat 13.

Kersten-Klomp. Mevr. Y.C.J.; 1997; 1508 WB
Zaandam; Leverkruidweg 17.
Kolk. B. van der; 1998; 9434 TC Eursinge (gem.
Westcrbork); De Gooms 10.
Lussing, Mevr. M.M.; 1998; 1018 WA Amster-
dam; Jacob Burggraafstraat 6.
Mulder. Mevr. A.M.C.; 1998; 3514 TZ Utrecht;
Nieuwe Keizersgracht 36 bis.
Philippen, L.A.I.; 1980; 6301 PG Valkenburg
(L); Groenstraat 23.

Smeets, Mevr. S.; 1998; 6077 GP Sint Odiliën-
berg; Bunderstraat 26.

Thate, Mevr. F.M.; 1998; 3581 TT Utrecht;
Doornstraat 6.

Wools. T.J.M.; 1981; Paradcra (Aruba); Seroe
Preto 19.

JUBILEA:

P.R. de Vries te Odoom, afwezig, 30 jaar, 1
maart 1998

O.J.H. Devos te Goes, afwezig, 35 jaar, 1 maart
1998

Dr. A.L. van Zuylen te Enschede, aanwezig, 35
jaar, 1 maart 1998

F.P.C.M. Knols te Uden, afwezig, 25 jaar, 3
maart 1998

C.J. Vermeulen te "s-Gravenhage, afwezig, 50
jaar, 3 maart 1998

H.H. Poppinga te Wommels, afwezig, 30 jaar,
15 maart 1998

J. Bootsma te De Blesse (F), afwezig, 30jaar, 15
maart 1998

F.X.M.M. Cremers te Voorschoten, afwezig, 35
jaar, 21 maart 1998

M.M.F.H. van Kuijk te Someren, afwezig, 35
jaar, 21 maart 1998

Th.G.J.H. Hendrickx te Echt, afwezig, 35 jaar.

Personalia

21 maart 1998

J. Abma te Vriezenveen, afwezig, 35 jaar, 21
maart 1998

H.A. Hagen te IJsselmuiden, afwezig, 25 jaar,
23 maart 1998

J.G. Bruggert te Rossum (O), afwezig, 25 jaar,
23 maart 1998

P. Dijkstra te Surhuizum, afwezig, 25 jaar, 23
maart 1998

J. Frencken te Leidschendam, aanwezig, 25 jaar,
23 maart 1998

G. Huijser van Reenen te Midwoud, aanwezig,
25 jaar, 23 maart 1998

L.P.H.M. Vos te \'s-Hertogenbosch, afwezig, 25
jaar, 23 maart 1998

Mevr. J.E. Zaaijer-Smit te Delden. afwezig, 25
jaar, 23 maart 1998

A.J. Derks te Overloon, afwezig, 35 jaar, 23
maart 1998

G.A.M. van de Rijt te Geldrop, aanwezig. 25
jaar, 23 maart 1998

Mevr. Mr. J.E. Bosch-Boesjes te Staphorst, af-
wezig, 25 jaar, 23 maart 1998

H.J. Buumia te Hoogezand. afwezig, 25 jaar, 27
maart 1998

G.H.G. Lindenhovius te Rolde, afwezig, 45 jaar,
31 maart 1998

Tevens geslaagd voor het dierenartsen-exa-
men van 9 januari 1998:

Anema, Mevr. M.C.
Laan, Mevr. A.E. van der

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
6 februari 1998

Bolhuis, Mevr. G.H. van
Broens, Mevr. E.M.
Dijk, J. van

Gaarenstroom. Mevr. M.M.
Havermans, Mevr. P.
Karthaus, D.P.
Krabbenborg,H.B.T.
Marsman, Mevr. J.S.
Meersma. Mevr. M.J.
Mulder. Mevr. A.M.C.
Mulder, F.
Oskam, E.H.

Paassen, Mevr. M.T.M. van
Segev, K.
Shmueli, D.
Slob, Mevr. C.M.
Suurenbroek, B.S.M.

Veenkamp. Mevr. A.E.
Vodégel, Mevr. N.

MUTATIES:

Abee, M.J.; 1997; 6034 RD Nederwccrl;
Gebleektendijk 8; tel. 0495-634576 privé,
632957 prakt.; fax 0495-631255; p., mcdew.
bij P.T.C.H. van de Goor, J.H.A..M. Gubbels,
L.O. Scholma, M. Sinke en L.M.P. Voncken.

Albracht, Mevr. E.M.; 1997; 3552 BP
Utrecht; Vlierboomstraat 31; tel. 030-2421017
privé, 0180-425253 prakt.; E-mail: SE-
RENOffl PI.NET; p., medew. bij J. de Deugd.
W. van Erk, .Mevr. A.E. van Horssen,
P.J.H.M. Meeus, R. dc Rooij, P.J. Rook en
Mevr. C.P.M. Valstar.

*Anema, Vlevr. M.C.; 1998; 3581 MT
Utrecht; Zonstraat 52; tel. 030-2521780;
wnd.d.

Bakker, F.; 1981; 8032 TB Zwolle; Mep-
pelerdiep 45; tel. 038-4547525 privé. 4214442
prakt.; fax 038-4213418; p., geass. met R.P.
Dijk, A.C. Dwarshuis, J.R. Eekhof, W.G. de
PagterenW.B. Vedder.

Bergevoet. R.H.M.; 1986; 5374 LC Schaijk;
Grootgaalseweg 2; tel. 0486-163958 privé. 0544-
471411 bur.; fax 0544-465232; vet. adv. bij
Nedap/3A.

Bijl, C. van der; 1994; 7678 SZ Geesteren
(O); Denekamperweg 42; tel. 0546-632339
privé, 631260 prakt.; fax 0546-632457; p., ge-
ass. met R.J. Hessels.

Blok, Mevr. J.; 1984; 7609 LS Almelo; De
Valk 24; tel. 0546-531125 privé, 814510
prakt.; p., medew. bij Mevr. E..M. Bartels-
Hubert en Mevr. A.H.F. van Tilburg.

*Bolhuis, Mevr. G.H. van; 1998; 3512
EG Utrecht; Lucas Bolwerk 2 bis; tel. 030-
2368682; wnd.d.

Boon, W.J. van der; 1987; 3511 XA
Utrecht; Geertebolwerk 33; tel. 030-2318437
privé, 0184-652546 prakt.; p., medew. bij P.A.
Hermans.

Boxsel. Mevr. M.H. van; 1996; 3583 AK
Utrecht; A. van Ostadelaan 56 bis; tel. 030-
2511572; wnd.d.

Brand, J.; 1993; 8077 TE Hulshorst; Onder
de Bos 109 A; tel. 0341-260384 privé, 254442
prakt.; fax 0341-254385; p., geass. met A.J.
Brouwer, J.M.J. Frijlink, H.A.R. Kok en V.D.
van der Werff.

*Broens, Mevr. E.M.; 1998; 3581 MT

-ocr page 201-

Utrecht; Zonstraat 60; tel. 030-2541791 privé,
0413-292929 prakt.; fax 0413-296038; p., me-
dew. bij M.C.M. Bossers, P.J.M. van Huiten,
.4.H.C. Kuijpers, F.T.M. Loomans, T.J.J. van
der Rijt en E.W .H..M. van der Velden.

Brouwers, E.A.G.; 1994; 5348 JV Oss; M.
van Leeuwenstraat 43; tel. 0412-626669/06-
54220858 privé, 0412-403218 prakt.; fax 0412-
402713; p., geass. met J..-\\. van Oorschot,
F.A.W.J. Scholten en M.M. van der Zander.

Dam. R.H. van; 3768 GW Soest;
Hildebrandlaan 2 D; tel. 035-6037273 privé,
0294-479632 bur.; fax 0294-414256; Director
Int. Intellectual Properties/3rd Party R&D, Fort
Dodge Amimal Health Holland (buitengewoon
lid).

Dijk, R.P.; 1991; 8281 GE Genemuiden;
Kievit 10: tel. 038-3857802 privé, 4214442 prakt.;
p., geass. met F. Bakker, A.C. Dwarshuis, J.R.
Eekhof, W.G. de Pagter en W .8. \\ edder.

*Dijk, J. van; 199«; 3732 GJ De Bilt;
W ilhelminalaan37; teL 030-2205718; d.

Dona, Mevr. J.J.C.; 1995; 5625 NP Eind-
hoven: Eschweilerhof 26; tel. 040-2926850/
2926964 privé, 2910363 prakt.; fax 040-
2910364; E-mail; ENJOYfó STO.NES.COM;
P-

Donkers, Mevr. A.; 1996; 3581 TB Utrecht;
üudwijkerlaan 45; tel. 030-2543019/06-52944261
pirvé, 0181-412004 prakt.; p., medew. bij T.R.
Hendriks, B. van der Linden, Mevr. S.
Rijnboutt en H. Westerveld; docente bij Essay-
opleidingen, tel. 010-4660045.

Dwarshuis, A.C.; 1970; 8032 LS Zwolle:
Helderlichtsteeg 148; tel. 038-4542781 privé,
4214442 prakt.; p., geass. met F. Bakker. R.P.
Dijk, J.R. Eekhof, W.G. de Pagter en W.B.
Vedder.

Ebbinge, H.; 1996: 9063 J.M Molenend;
Mounewei 12; tel. 058-2563902 privé, 0511-
472064 prakt.; fax 0511-476456; p., medew.
bij K.S. Broersma, J. Niehof en Mevr. J.R.
N\'ollema.

Eekhof J.R.; 1974; 8061 HW Hasselt (O);
lleerengracht 19; tel. 038-4771951 privé,
4214442 prakt.: p.. geass. met F. Bakker, R.P.
Dijk, A.C. Dwarshuis, W.G. de Pagter en
W.B. V edder.

Eijck, Mevr. I.A.J.M.; 1996; 3993 GL
Houten; Ploegveld 36; tel. 030-6353286 privé,
2534078 bur.; E-mail: INEKE^ BD\\ .DGK.
RUU.NL; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en \\\'oortpl.).

Ekeris, Mevr. M.; 1994; 5301 DA
Zaltbommel; Nieuwe Tijningen 8; tel. 0418-
513109 privé; p., medew. bij R.F..M. Küsters,
tel. 026-3233308; medew, bij T.J..M.H.
W olthuis, tel. 026-3218144.

Engelen, Mevr. C.J.M. van; 1985; 5091
AW Oostelbeers; Postelstraat 16; tel. 013-
5146035; fax 013-5146014; d.

Essen, E. van; 1995; 6741 DR Lunteren;
Dr. Kimmijserlaan 5; tel. 0318-483894 privé,
0342-414956 prakt.; p., medew. bij J.W. Bakker.
W. de Boer, C. van der Hem, G. Heynen, D.P.
Hofstee, M. Roseboom en W.A. de Vries.

*Gaarenstroom, Mevr. M.M.; 1998;
8435 VN Donkerbroek; \'t West 40; tel. 0516-
492205; wnd.d.

Grunwald. Chr.C.; 1952; 07184 Calvia,
Majorca (Spanje); C-Movarés 57, Son
Alegre; tel. 00-34-71-670117; r.d.

Haan, R. de; 1994; 9852 TE Warfstermolen;
Ooster Nieuwkruisland 6 A; tel. 0594-688803
privé, 0511-451449 prakt.; E-mail: ROELS(fl
INN.,\\L; p., geass. met P. Bontekoe en G.W.
Tiddens.

Haker. P.J.G.; 1997; 5036 NB Tilburg;

I^ülllil.

i il i t i

Bredaseweg 510; wnd.d.

Hart, Mevr. J.S. \'t; 1993; 3193 JE Hoog-
vliet; Kardoenhof 16; tel. 010-4382434 privé,
4161715 prakt.; p., medew. bij J.F.J. van den
Broek, C. Buesink. R. Cassenaar, Mevr.
A.H.M. Koert. A.W. Kramer, Mevr. L.M.M.
Oorsprong en Mevr. C.H. Smit.

*Havermans, Mevr. P.; 1998; 4885 LB
Achtmaal; Groenestraat 33; tel. 076-5985484;
wnd.d.

Heer, E. de; 1995; 7065 AN Sinderen;
Kapelweg 9 B; tel. 0315-617550 privé, 241205
prakt.: fax 0315-230087; p., medew. bij J.
Bussemaker, F.H.J. van Hagen, J.J.
Oostveen, G.J. Tolkamp en J.H. Wijnia.

Heivoort. M.J.T.M. van; 1996; 3531 KD
Utrecht; Celebesstraat 42 bis A; tel./fax 030-
2942275 privé, tel. 010-4292322/2993439
bur.; fax 010-4298333; k.d. R.V.V., distr.
Rotterdam-Haven.

Holten, Mevr. J.M. van; 1994; 7384 CK
Wilp; Houtwalstraat 2; tel. 0571-261026 privé,
0548-362835 prakt.; p., medew. bij S. Minnema.

Hoomenborg, G.J.; 1994: 7620 Lemvig
(Denemarken); Praestevaenget 11, Ramme;
tel. 00-45-97888086 privé, 97889500 prakt,;
fax 00-45-97889339; E-mail: HOORNENBfa
POST8.TELE.DK; p., medew. bij Ramme -
Tangso Dyrlaeger I/S.

»Hordijk, Mevr. S.; 1991; 7761 PP
Schoonebeek; Middendorp 20; tel. 0524-
533696 privé, 513694 prakt.; p., medew. bij M.
Bethlehem, H.F.J. Bulthuis, J. Hilvering, W.B.J.
Oosting, A.H.G. Piebcs, P.A.J.M. Stoop en IJ.R.
de Vries.

Horst, R.M. ter; 1995; 26050 Billesholm
(Zweden); Tunnbvvagen 7; tel. 00-46-42-
83717 privé, 10-6950632 prakt.; p.

Hurk, P.B. van den; 1997; 3071 AZ
Rotterdam; Louis Pregerkade 316; tel. 010-
4233904 privé, 4191491 prakt.; p., medew. bij
J.F.J. van den Broek, C. Buesink, R. Ca.ssenaar.
Mevr. A.H.M. Koert. A.W. Kramer. Mevr.
L.M.M. Oorsprong en Mevr. C.H. Smit.

»Karthaus, D.P.; 1998; 3511 MR Utrecht;
Albert \\ erweijstraat 13; tel. 030-2328048; E-
mail: D.P.KARTHAL
\'Sra STUD.DGK.RUU.
NL; wnd.d.

•Kersten-Klomp, Mevr. Y.C.J.; 1997;
1508 WB Zaandam; Leverkruidweg 17; tel.
075-6355750; d.

♦Klaver, Mevr. K.E.; 1997; 3071 AZ
Rotterdam; Louis Pregerkade 316; tel. 010-
4233904 privé, 4191491 prakt.; p., medew. bij
J.F.J. van den Broek. C. Buesink. R.
Cassenaar, Mevr. A.H.M. Koert, .\\.W.
Kramer, Mevr. L.M.M. Oorsprong en .Mevr.
C.H.Smit.

Klaver, R.; 1991; 9933 AX Delfzijl; Kust-
weg 523; tel. 0596-618131 privé, 619221
prakt.; E-mail: l.BAASTEN(ffiTIP.NL; p.

*Klomp, Mevr. Y.C.J.; 1997; zie: Kersten-
Klomp, Mevr. Y.C.J.

*Krabbenborg, H.B.T.; 1998; 3572 HZ
Utrecht; Takstraat 20; tel. 030-2733757; d.

Kuijk, H.A.; 1985; 7091 HN Dinxperlo;
Terborgseweg 42; tel. 0315-655278 privé, 020-
3989991 bur.; fax 0315-655280; Technical
Service Manager bij Hoechst Roussel Vet.
Benelux.

*Laan, Mevr. E.A. van der; 1998; 3731
CZ De Bilt; p/a Albert Einsteinweg 91; d.,
naar het buitenland.

Lentelink, E.P.; 1997; Glasgow G61 IQH,
Schotland (Verenigd Koninkrijk); Home
Farm, Univ., Bearsden Road; tel. 00-44-141-
9429745 privé, 3305999 bur,; wet. medew. bij
Glasgow Univ. Vet. School, Division of Equine

Clinical Studies.

Linden, M. van der; Gent-1997; 5095 EG
Hooge Mierde; Smidsstraat 7; tel. 013-5091723
privé, 0497-641977 prakt.; p., medew. bij
H.J..M. Borgmans, W.S. Noteboom en
N.H.J.M. Venema.

*Lussing, Mevr. M.M.; 1998; 1018 WA
Amsterdam; Jacob Burggraafstraat 6; tel. 020-
6205617; E-mail: MANON.LUSSING^i
WXS.NL; wnd.d.

♦Marsman, Mevr. J.S.; 1998; 3583 EN
Utrecht; Prins Hendriklaan 42; tel. 030-
2513821; d.

Meerakker. Mevr. C.P.L.M. van de; 1987:
2371 TC Roelofarendsveen; Piet van der
Veldenstraat 24; tel. 013-5282078 prakt.; p.,
medew. bij J.L. van Ekris, W.J.J. Goesten en
R.A.J.A. Steffens.

»Meersma, Mevr. M.J.; 1998; 3582 SB
Utrecht; Pelikaanstraat 12; tel. 030-2512266;
wnd.d.

Meeus, P.J.H.M.; 1983; 2989 .AG
Ridderkerk; Pruimendijk 57; tel. 0180-
497002 privé, 425253 prakt.; p., geass. met J. de
Deugd, W. van Erk. Mevr. A.E. van Horssen, R.
de Rooij, P.J. Rook en Mevr. C.P.M. Valstar.

»Mulder, Mevr. A..M.C.; 1998; 3514 TZ
Utrecht; Nieuwe Keizersgracht 36 bis; tel.
030-2733458; d.

♦Mulder, F.; 1998; 3522 AW Utrecht;
Amaliastraat 84; tel. 030-2882214; wnd.d.

Mus, Mevr. E.M.H.; 1995; 1094 KT
Amsterdam; le Atjehstraat 124 111; teL 020-
4631540; d.

Nijland, J.T.; 1996; 5361 JN Grave;
Raamdijk 16; tel. 0486-421496 privé, 0485-
312800 prakt.; fax 0485-322020; p., geass. met
J. Breen, D. van der .Meij, C. Willenborg en
P.H.E. van Zweeden.

Nyks, Mevr. S.K.; 1996; 4101 BJ Culem-
borg; Ridderstraat 9; tel. 0345-534444 privé,
532480 bur.; fax 0345-533386; E-mail: SAS-
KlA.NVKSfa IAMS.COM; Technical Services
Vet. Benelux, lams Pet Food Int. Inc.

Oijen, Mevr. A.H.E.A. van; 1997; 2352
CC Leiderdorp; Beukenschans 44; tel. 071-
5410858 privé, 0165-536786 prakt.; p., medew.
bij Mevr. M.C.B. Kampert.

Ooms, Mevr. B.; 1997; 2518 TT \'s-
Gravenhage; Roggeveenstraat 136; tel. 070-
3924149 privé, 3524221 prakt.; p., medew. bij
A. Boersma en W.J.M. van Look.

*Oskam, E.H.; 1998; 3513 CH Utrecht;
Herenweg 64; tel. 030-2317374; wnd.d.

•Ottevanger, A.; 1978; 2341 JS Oegstgeest;
Weth. Boonstraat 3; tel. 071-5170198 privé. 070-
3406886 prakt.; fax 070-3405554; senior be-
leidsmedew. Directie Gezondheidsbeleid, Afd.
Voeding & Vet. Beleid, Min. Volksgezondheid,
Welzijn & Sport.

*Paassen, Mevr. M.T.M. van; 1998;
.3511 JH Utrecht; Achter Clarenburg 5 B; tel.
030-2321023; wnd.d.

Pagter, W.G. de; 1992; 8033 BJ Zwolle;
Eerbeek 6; 038-4530009 privé. 4214442 prakt.;
p., geass. met F. Bakker, R.P. Dijk, A.C.
Dwarshuis, J.R. Eekhof en W.B. Vedder.

Peijl, G.J.W. van der; 1995; 4236 AP
Almkerk; Molenstraat 19; tel. 0183-409140
privé, 301708 prakt.; p., geass. met H.A.
Imkamp, J.J. Keiler, K..M. Rienks. J.W .H..M.
Strikkers en J.F.G. Vermond.

Pijls, J.L.A.; 1987; 6371 GR Landgraaf;
Frans Erenslaan 1; tel. 045-5690144/06-
55320575; fax 045-5327632; E-mail:
H.PIJLS(« SVSTEMEC.NL; wnd.d.

Plas, Mevr. T.W.; 1976; 9911 PC Ooster-
wijtwerd; Dorpstraat 30; tel. 0596-622250; d.

-ocr page 202-

Relyveld, P.; 1990; 3513 TC Utrecht; Ie
Daalsedijk 121; tel. 030-2367760;
wnd.d.

Roij, Dr. Th.A.J.M. de; 1974; U-1978;
3080 Tervuren (België); C. Dereymackerlaan
35; tel. 00-32-2-7680301 privé, 6569905 bur.;
fax 00-32-2-6568026; E-mail: DER01J@SIB-
BIO.BE; Director Business Development,
Smithkline Beecham Biologicals
(vrije studier-
ichting).

Rozendaal, H.; 1996; 1996; 6659 BR Wa-
mel; Kloosterstraat 1 B; tel. 0487-501157
privé,
024-6872900 prakt.; p., medew. bij D.B.
Blaauboer, G. Maris en C.D.B. Sijpkens.

Schaap, Mevr. J.J.; 1990; 2904 VM Capel-
le a/d IJssel; Lofoten 30; tel. 010-4508035 privé,
00-32-2-5334353 bur.; fax 00-32-2-5334353/
010-4502573; E-mail: YSCHAAPÄHR-
VET.COM; Registration .Manager,
Hoechst
Roussel Vet.

*Segev, K.; 1998; 3532 EV Utrecht;
Kneppelhoutstraat 11 bis; tel. 030-2960277;
wnd.d.

*Shmueli, D.; 1998; 3552 EE Utrecht;
Ondiep 133 bis; tel. 030-2446319; d.

Sietsma, C.; 1979; 3481 VA Harmeien;
Willem Alexanderlaan
7; tel. 0348-442952
privé, 442653 prakt.; p., geass. met R.L. Been,
H. van der Griendt, R.A.M. Montessori, R.
Sorgdrageren G.C.J. Wegman.

Sinninghe Damsté, Mevr. J.; 1987; 1411
PN Naarden; Bussumerstraat
54; tel. 035-
6952148 privé,
6914661 prakt.; p., gezel-
schapsd-, medew. bij A.P. van der Kolk.

Slaats, J.G.A.; 1966; 6086 AT Neer;
Leudalweg 16; tel. 0475-591980;
r.d.

*Slob. Mevr. C.M.; 1998; 3732 CJ De
Bilt; Dr. Schaepmanweg30; tel. 030-2202452;
d.

Smit, F.L; 1990; 5595 CB Leende; Valken-
waarseweg 38 A; tel. 040-2062290 privé,
2811910 prakt.; fax 040-2061132; E-mail:
FLSM1T@TREF.NL;
p., geass. met J.N.W. ter
Woorst.

•Spoormakers, T.J.P.; 1998; 3582 EX
Utrecht; Albatrosstraat 30 bis; tel. 030-2517407
privé.
2531350 bur.; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. .\\lgemene Heelkunde en
Heelkunde der Crete Huisdieren).

Steen. Mevr. J.C.M.; 1997; 7471 VE
Goor; Het Jannink
99; tel. 0.547-273558; vet.
adv. New Mark It B.V. i.o.

Steltenpool. B.A.; 1996; Pewsey, Wilt-
shire SN9 5NL (Verenigd Koninkrijk); 86
Wilcot Road; tel. 00-44-1672-564204 privé,
1793-480039 prakt.; p., medew. bij The Drove
Vet. Hospital.

«Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 3523 KC
Utrecht; Roelof Droststraat 22; tel. 030-
2803221; wnd.d.

♦Thate. Mevr. F.M.; 1998:3581 TT Utrecht;
Doornstraat 6; tel. 030-2546941 privé,
0493-
491770 prakt.; fax 0493-496770; E-mail:
VC.SOMEREN(S,WXS.NL; p., medew. bij
H.A. Derkx, J.A.G. Gerards, B.L.A. Kolpa,
P.W.C.M. van Oijen, R.E. Paauwe, R.J.M.L.
Raymakers. Mevr. M.G. Schuttert, L..\\.J.
Smeenk, A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek,
D.L. W illink en F.Th.C. de W it.

Twerda, J.; 1995; 8843 KE Spannum;
Tsjerkebuorren 32; tel. 0517-341425 privé,
0515-331387 prakt.; fax 0515-332454; p., me-
dew. bij P.D. Dankert, H.H. Poppinga en H.
van Putten.

Valkenburgh, Mevr. S.M.; 1997; 3572 JP
Utrecht; C. Evertsenstraat 9; tel. 030-2715903
privé,
0164-237621 prakt.; p.. medew. bij
Mevr. C.C. van Aart.

Vedder, W.B.; 1979; 8026 PP Zwolle;

Erfgenamenweg 27; tel. 0529-401263 privé,
038-4214442 prakt.; p., geass. met F. Bakker,
R.P. Dijk, A.C. Dwarshuis, J.R. Eekhof en
W.O. de Pagter.

Veen, Mevr. L. van; 1995; 1625 EC
Hoorn; Tjak 46; tel. 0229-233736 privé, 0570-
666161 bur.; d. G.D., Pluimveegezondheidszorg,
loc. Deventer.

*Veenkamp, Mevr. A.E.; 1998; 3524
WV Utrecht; Vesuvius 36; tel. 030-2891816;
wnd.d.

Verbeek, Mevr. M.; 1981; 2023 RD
Haarlem; Mamixstraat 135; tel. 023-5277151
privé, 5277666 prakt.; fax 023-5277306; E-
mail: P.RE.MEEUS(a NET.HCC.NL; p., vet.
tandheelkunde.

♦Verhoeven, Mevr. S.A.M.; 1989; 5102
XG Dongen; Sweelinckstraat 13; tel. 0162-
313003 privé, 0113
-572756 prakt.; p., medew.
bij Mevr. L. Huiskes-Comelisse.

*Vodégel, Mevr. N.; 1998; 3581 JE
Utrecht; Van\' Alphenplein 1; tel. 030-
2521088; wnd.d.

Voshaar, Mevr. B.S.E.; 1997; 3514 CJ
Utrecht; Adelaarstraat 82 bis; tel. 030-2732622/
06-55730494 privé,
077-3066060 prakt.; fax
077-3066063; p., medew. bij L
.C.M. Boonen,
J.A.M. ten Dam, W. Oldenburger, Dr.
C.J.M.
Scheepens,
C.J. Uytewaal, J.H.J. Vestjens en
R.T.J.A. de Winne.

Vugs, M.A.M.; 1989; 7325 ZP Apeldoorn;
Woudhuizerallee 28; tel. 055-3602347 privé,
3668784 prakt.; E
-mail: MAURFLE.VUGS^:
CONSUNET.NL; p., geass. met S.M. Lourens.
G. Porte, J.S. Verseput en Mevr. J.F. van der
Wal.

Wagemakers, Mevr. H.Ü.J.M.; 1988; 4902
NM Oosterhout (.NB); Molenstraat 53;
tel.
0162-425728 privé, 453537 prakt.; p.

Weij, P.J.W. van der; 1993; 9263 RP
Garijp; Sanhichte 20; tel. 0511-521112 privé,
461505 prakt.; p.. medew. bij G. Alsma.

Weijtens. Dr. M.J.B.M.; 1992; 1054 LT
Amsterdam; Zocherstraat 59-2; tel. 020-
6831216 privé,
070-3784568 bur.; fax 070-
3477552; senior beleidsmedew. Vet. Garantie-
systemen Min. L.N.V., Dir. M.K.G.

Winius, Mevr. E.E.D.; 1994; 3572 GR
Utrecht; Griftstraat 63; tel. 0.30-2715070/06-
54737775; wnd.d.

Zijderveld, F.G. van; 1972; 8242 DC
Lelystad; Punter 10-26; tel. 0320-232736 privé.
238151 bur.; hoofd Afd. Bacteriologie, ID-
DLO.

Zijlmans. L.H.T.; 1990; 5161 AN Sprang-
Capelle; Nieuwe Vaart 13; tel. 0416-312283
privé, 311400 prakt.; fax 0416-340821; p., ge-
ass. met J.J.W. Coerwinkel, Th.J.A.M. van
Gastel, A F. Heijkants, E. van der Kamp en
M.E.P.M.Maas.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1998
Maart

4—7 Xlth DVG-Congress on Avian Diseases.

Prof Dr. J. Kosters, Institute of Avian
Diseases, Ludwig-Maximilians-University
Munich, Veterinarstrasse 3, D-85764
Oberschleissheim, tel.: -1-89-315619-70 or -
80, fax:-1-89-315619-82.

12 Symposium \'Public health\': wiens zorg!
Koninklijke Nederlandse Academie voor
Wetenschappen te Amsterdam. Inschrijven
vóór 1 maart 1998, kosten: / 50,-.

26 Themadag \'Reproduction and aging\' van
het Platform Voortplantingsonderzoek
Landbouwhuisdieren. ID-DLO te
Lelystad, aanvang: 10.00 uur.

April

2 NVVL-congres \'98: Trends in levensmidde-
lentechnologie en voedingswetenschappen:
Voedselkeuze en Productontwikkeling. De
Reehorst, Ede. Tel.: 010-4750908.

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress, Intemational Con-
vention Centre, Birmingham, England.

5—9 The 5th Intemational Fair of Agricultural
Technology TECHAGRO, the 5th Inter-
national Forestry Fair SILVA REGINA
and the 4th Intemational Veterinary and
Livestock Fair ANIMAL VETEX. Bmo.
Tel.: 00-420-(0)5-4115-2831, fax: 3059, e-
mail: techagro(gbw.cz, http://www.bvv.
cz.

17—19 ESVOT congres: orthopedie paard,
rund, gezelschapsdieren. Faculteit Dierge-
neeskunde, München.

23 Ochtendsymposium NVVL \'Nieuwe con-
serveringstechnieken voor voedingsmid-
delen\' in de Croezezaal, Jaarbeurs te
Utrecht. Aanmelden en inlichtingen: mw.
J. Tuhumury-Soumokil, tel.: 010-4020813.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Cordoba, Spam.
For information and submission of ab-
stracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AraoLindner
Bonn@T-online.de.

24- 26 Voorjaarsdagen, R.\\l - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

30—3 mei lams Nutrition Symposium, The
Fairmont Hotel, San Francisco, California,
USA.

Mei

9—11 SAVAB-Flanders Weekend 1998:
\'Small Animal Orthopaedies\'. Congres-
centmm \'Ter Eist\' te Edegem (Ant-
werpen), België. Informatie: Dr. Leen
Verhaert, G. Van der Lindenlaan 15, B-
2570 Duffel, België, fax: (32) 15 31 73 90,
E-mail: leenvdent(gglo.be.

14—16 Virology of Carnivores. First Inter-
national Meeting. Drs. Jolanda B. van
Luipen. Virology Unit, Department of
Infection & Immunity, Utrecht University,
de Uithof, Androclusgebouw. Yalelaan 1,
3584 CL Utrecht. Phone: 31 30 253 2485,
fax: 31 30 253 6723, e-mail: J.LUI-
PEN@VETMIC.DGK.RUU.NL.

11-16 PHLO-seminar: \'New Developments
in Feed Evaluation\' te Wageningen. In-
schrijftermijn eindigt op 10 maart 1998.

-ocr page 203-

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1998

Maart

3 Praktijkgerichte klinische avond over al-
lergieën en leveraandoeningen in Hotel
Waanders te Staphorst, aanvang: 19.30
uur.

16 Jaarvergadering Afdeling Noord-Brabant
om 20.15 uur in Paviljoen Molenwijk,
Molenwijk 2 te Boxtel.

19 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescenhwi te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

20—22 Voorjaarsweekend Zuid-Limburg Me-
dische Wielerkring. Trainingsrit racefiets
en ATB. V. Buur, tel: 0223-635800.

25 Praktijkgerichte klinische avond over al-
lergieën en leveraandoeningen in Hotel
Van der Valk te Nieuw-Vennep, aanvang:
19.30 uur.

26 Voorjaarsvergadering Groep Paard, tevens
symposium \'Tandheelkunde bij het paard:
taak van veterinair of verzorger?\'. Sport-
centrum Papendal. 13.00-21.30 uur.

31 Praktijkproef \'Gezondheidsplanner

Melkvee\' om 13.00 uur in de Schakel te
Nijkerk.

April

1 Fomm\'Militarysport, verantwoorde sport?\'
georganiseerd door de Veterinaire Studen-
ten Rijvereniging "De Solleysel\' op de
Uithof te Utrecht. Info: 030-2531338/1307
tussen 17.00 en 21.00 uur. Intemet:
http://www.angelfire.com/pa/solleysel/

5 ATB-tocht rond Amersfoort (algemene le-
denvergadering) Medische Wielerkring.
K. Haverkamp, tel: 033-4616204.

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

25 Meditour (Jansen) Medische Wielerkring.
K. Haverkamp, tel: 033-4616204.

Mei

6 Werkvergadering mnderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

7 Werkvergadering nmderpractici-GD De-
venter, Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

9 HalQaariijkse vergadering Groep Vete-
rinaire Specialisten themadag.

9 Toertocht Medische Wielerkring Neder-
land (artsen zonder grenzen). J. Stoffels,
tel: 0524-513068.

9--11 Small Animal Orthopaedics. Sprekers: Dr.

R. Boudrieua (Tuf^s University, USA), Dr.
H. Denny (UK), Dr. D. Hülse (Texas Uni-
versity, USA). Congrestaai: Engels (geen si-
multaanvertaling). Locatie: Edegem (Ant-
werpen), Belgium, Congrescentmm \'Ter
Eist\'. Voor informatie: Dr. L. Verhaert, G.
van der Lindenlaan 15, B-2570 Duffel,
Belgium. Fax: (32) 15 31 73 90, E-mail:
leenvdent(gglo.be.

12 Lustrumdag Absyrtus Senior Afdeling
Noord-Brabant.

13 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

14 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
inclusief excursie. Locatie: Nederiands
Hippisch Centmm te Deume. Aanvang:
20.00 uur.

14 Studie- en tevens jaarvergadering Groep
Homoeopathisch-werkende dierenartsen.
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentrum
te Utrecht, 19.30-22.30 uur.

19 Vergadering Afdeling Gelderland.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

21 "Amstel Gold\' voor de Medische Wieler-
kring Nederiand. A. Kortenbach, tel: 045-
5258285.

31—7 juni Maastricht-Lourdes, Medische
Wielerkring. K. Bruin, tel: 023-5386022.

CURSUSSEN

1998

Maart

1—5 ESAVS-cursus \'Emergency Care at
Equine Competitions\' in Zürich. ESAVS-
OfTice, Am Kirchplatz 2, D-55765
Birkenfeld/Germany, fax: (49) 6782-4314.

3 PAO-D cursus; 98.124. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

4 PAO-D cursus: 98.105. Interpretatie-cur-
sus echografie gezelschapsdieren.

4 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 1 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Bameveld. Voor informatie/op-
gave: de heer J. Broos, tel.: 077- 3998888.

4—5 PHLO-cursus: \'Preventieve gezondheids-
zorg in de varkenshouderij\' te
Wageningen.

5 Tweedaagse cursus hoefdiagnostiek en
hoefbehandeling in Utrecht en Deume, te-
vens 19 maart. Kosten: ƒ550,-. Inschrijven
vóór 20 februari 1998.

5 PAO-D cursus: 98.902. Financieel ma-
nagement \'Jaarstukken lezen\'.

5 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 febmari, 12 en 19 maart 1998).

10 PAO-D cursus: 98.107. Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

10 PAO-D cursus: 98.211. Casuïstiek melk-
veevoeding (Drachten).

11 IPC DIER-cursus: \'Klimaat 3 voor dieren-
artsen varkenshouderij\'. Locatie: IPC
DIER Horst. Voor informatie/opgave: de
heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

12 PAO-D cursus: 98.125. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

12 PAO-D cursus: 98.206. Praktische econo-
mie I voor het Melkveebedrijf (twee dagen,
tevens 12 maart 1998).

12 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari, 5 en 19 maart 1998).

13 PAO-D cursus: 98.106. Behandeling van
kmisbandletsels.

14 PAO-D cursus: 98.115. Introductie prakti-
sche toepassing echografie bij gezel-
schapsdieren.

17 PAO-D cursus: 98.101. De ouderen hond;
diagnostiek en behandeling van intemisti-
sche, chimrgische en orthopedische aan-
doeningen.

17 Nascholingsdag Dierenartsassistenten 111
in het Postiljon Hotel Heerenveen.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

18—20 PHLO-cursus \'Diergezondheidszorg in
economisch perspectief te Wageningen.

19 Tweedaagse cursus hoefdiagnostiek en
hoefbehandeling in Utrecht en Deume.
Kosten: ƒ 550,-. Inschrijven vóór 20 febru-
ari 1998.

19 PAO-D cursus: 97.148. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

19 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 febmari, 5 en 12 maart 1998).

20 PAO-D cursus: 98.121. Behandeling van
kruisbandletsels.

25 PAO-D cursus: 98.803. Gebitsreiniging en
slijptechnieken instrumentarium.

Aflevering

01-04-1998
15-04-1998
01-05-1998
15-05-1998

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

16-03-1998
30-03-1998
10-04-1998
27-04-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

De praktijken Ruurlo en Hengelo/Kreyenborg zoeken een

DIERENARTS (m/v) met aandachtsgebied varken

In ons team zoeken wij een enthousiaste collega die naast de algemene praktijk vooral zijn of haar aandacht zal
richten op de varkensgezondheidszorg en die bekend is met c.q. \'geïnteresseerd\' is in het VAB-zeug of andere
computeranalyseprogramma\'s. Salariëring zal plaatsvinden volgens KNMvD-normen. Gaarne uw sollicitatie bin-
nen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift richten aan DAP Ruurlo, Wildenborchseweg 33,7261 MK
Ruurlo, t.a.v. A.J.G. Lautenschutz.

-ocr page 204-

Dierenartsenpraktijk \'Hintham\' is een viermans praktijk voor grote huisdieren en paarden. In verband met pensio-
nering van één van de dierenartsen zoeken wij per 1 mei 1998 een

DIERENARTS m/v

voor het eerstelijns werk bij grote huisdieren en paarden en met affiniteit voor de begeleiding van rundveebedrij-
ven. Schriftelijke sollicitaties kunt u sturen naar: DAP \'Hintham\', Milrooijseweg 53, 5258 KG Berlicum.

Dierenartsenpraktijk Olst-Wijhe (Overijssel) zoekt

ENTHOUSIAST DIERENARTS (8/10) m/v

Met vijf collega\'s komt u te werken in een gemengde praktijk waar u voornamelijk werkzaam zult zijn in de land-
bouwhuisdierensector. Differentiatie \'groot\' is daarom een vereiste. Interesse voor de behandeling van het gezel-
schapsdier wordt op prijs gesteld. Direct na aanstelling verwachten wij van u in de diensten deel te nemen. Uw sa-
lariëring volgens de normen van de KNMvD. Gaarne schriftelijke reacties met c.v. binnen 14 dagen sturen naar:
DAP Olst-Wijhe, Jan Hooglandstraat 4,8121 BX Olst.

Dierenartsenpraktijk Kollum zoekt een nieuwe

DIERENARTS (m/v)

DAP Kollum is een gemengde praktijk in Friesland. Wij zoeken een dierenarts die breed inzetbaar is, waarbij de
nadruk zal liggen op de gezelschapsdieren. Enige ervaring strekt tot aanbeveling.
Voor informatie: G.W. Tiddens (telefoon: 0511 - 451449).

Uitsluitend schriftelijke reacties, binnen 14 dagen, richten aan: DAP Kollum, W. Loreweg 3B, 9291 MC Kollum.

GEVRAAGD

In een gemengde praktijk: een COLLEGA M/V voor de gezelschapsdieren wegens vertrek van de huidige collega
naar een promotieplaats. Wij zoeken een collega die beschikt over grote communicatieve vaardigheden, veel em-
pathie met patiënten en eigenaren, twee gouden handjes, liefst met ervaring en een goed humeur.
Wij bieden een parttime baan (aantal uren en werktijden nader te bepalen) zonder nacht- en weekenddiensten in
een modern geoutilleerde praktijk. Reacties binnen 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift sturen naar
Maatschap Midwoud, Dorpsstraat 41a, 1679 GC Midwoud.

Dierenartsenpraktijk Drechtstreek te Dordrecht zoekt

ENTHOUSIASTE COLLEGA (m/v)

bij voorkeur met ervaring en voor 90% gezelschapsdieren, die zelfstandig kan functioneren en bereid is mee te
draaien in avond- en weekenddiensten. Gestreefd wordt naar een duurzame samenwerking.
Gaarne schriftelijke reacties richten aan: Dierenartsenpraktijk Drechtstreek, Dubbeldamseweg Noord 10-14, 3311
LX Dordrecht, t.a.v. J.L.H. Hopmans.

ERVAREN DIERENARTS

is op zoek naar een toekomst in Noord-Holland. Wie biedt deze hem?

Hij heeft ruime ervaring in de landbouwhuisdieren- alsmede in de paardensector. Hij is op zoek naar een ge-
mengde praktijk richting groot. In de huidige praktijk liggen door externe factoren geen mogelijkheden. Graag een
mogelijkheid tot associatie danwel overname gezocht. Uw reacties, welke vertrouwelijk worden behandeld, ziet
hij gaarne tegemoet onder nummer
2/98, te sturen naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht.

-ocr page 205-

Drontal Kat Om worminfecties
doeltreffend te bestrijden.

Met Drontal Kat bevrijdt u katten efficiënt en snel van alle wormen. Daarvoor heeft
Bayer Drontal Kat ontwikkeld met twee belangrijke voordelen :

1. Specifieke wormziekten hoeven niet langer met verschillende middelen te worden
bestreden. Eén middel is voldoende tegen
alle soorten wormen.

Dro"*®\'

2 tabletten

2. Geen dagenlange behandeling meer. Eén behandeling met Drontal Kat is voldoende.

Bayer

Drontal" Kat. Eén middel
tegen alle wormen.

Drontal tablenen voor kanen Bayer B.V.. Dtvistor VT. Mijdrecht. Index naam: Drontal lablenen voor katten praziquantel. Fannaceutische vorm: Tablet. Samenstelling: Per tablet 20 mg prazkquanlel en 230 mg
pyrantelpamoaat. Eigenschappen: Praziquantel is een systemisch werkend mkkJel dat aJle in de darm voorkomende ontwikkelingsstadia van lintwormen reeds na eenmAoe toe<Sening doodt. De resorptie van prazi-
quantel vindt plaats in het voorste deel van de dunne danm en bereikt na ongeveer 2 uur zijn piekconcentratie in het btoed. De damiepitheek^ellen nemen de wericzame stof op uit het bk>ed, zodat alle lintwormen, die

met hun morKkielen aan het darmepitheel vastgehecht zitten, gedood worden. De cestodk;ide werking van praziquantel wordt veroorzaakt door: 1.
lintworm. 2. negatieve beïnvloeding van de koolhydraatstofwisseling van de lintworm. 3. permeabiliteitsverandering van de cutk:ula van de -

Jeve beTnvkseding van de functie van het zuigorgaan van de
azk?uantel is zeer goed verdraagbaar. Een LD50 oraal voor
hond en kat heeft men rvet kunnen vaststellen. Omvangrijke onderzoekingen naar foetotoxk^eit, teratogeniteil, mutagenitert en sensibilisatie hebben geen gegevens opgeleverd, die op ongewenste effecten wijzen.
Pyrantelpamoaat is een breedspectrum anthelminthicum werkzaam tegen Ancyk>stoma caninum en braziliense, Toxocaracanis en leonina en Uncinaria stenocephala. In een dubbele dosering is het ook werkzaam
tegen lintwormen. PyrantelpariKjaat en febantel vertonen synergisme bij de behandeling van rondwormen. ^rantetpamoaat is een zeer veilig middel en vertoont geen toxische bijwerkingen. Doeldieren: Kat.
Indk^aties: Spoelwormen: Toxacara cati, Toxascaris leonina; lintwormen: Dipylklium caninum, Taenia spp., Echinococcus muttikxularis; haakwormen: Ancyk)$toma tubaeforme. Toediening/dosering: Oraal, direct in
de bek of verstopt in het voecteel. Dieetmaatregelen zijn niet nodig. 5 mg praziquantel, 57,5 mg pyrantelpamoaat per kg l.g., eenmalig. Dosering: kat tot 2 kg: 0.5 tablet; kat van 2 tot 4 kg: 1 tablet; kat van 4 tot 8 kg: 2
tabletten. Behandelingsschema: Krttens: de eerste wonnbehandeTing op een leefbid van 8 dagen geven, de volgende womibehandeling op een leeftiid van 6 weken, daama elke 2 tot 3 maanden herhalen. Volwassen
kat: 3 tot 4 maal per jaar. Bij vastgestekJe wormbesmetting de behandeling na 2 tot 3 weken herhalen. Wachftijdadvies: n.v.t. Contra-indkaties: Geen bekend. Bijwetldngen: Geen bekend. Waarschuwing^: Niet
combineren met piperazine. Bewaarcondities/houdfoaameid: Droog, donker, bij kamertemperatuur. Houdbaarhekj: 3 jaar. Verpakking: Doos met 1 strip è 2 tabletten. Registratienummer/kanalisatiestatus: REG NL
5691 VRIJ-Groep; 10.02.02. , k- « v ^

-ocr page 206-

De vijf tabletteni
oxfendazole in dej
pu/se-re/eose-bolus, |
die met regelmatigej
tussenpozen vrijkomen,|
beschernnen het jongvee tegenj
wormziekte tijdens het eerste weideseizoen. Het
ongestoord contact tussen de gastheer en de parasieten,]
voor en tussen de vijf anthelminticumpulsen, laten een|
stevige immuniteitsopbouw toe. Repidose™ 5 en:
Repidose™ Forte: "De rationele aanpal<".|

fchenng-Plough Animal Health, Postbus 70, 1180 AB Am.stelveen, Tel 020 647 Qi 98 ©1997 Schering-Plough r4 V Alle rechten voorbehouden i

REPIDOSE- 5 «n REPIDOSE" fort» - fafmoc«utltch» vorm:
IndicatiM. BEPIDOSE-^ 5:

Toedwnlngswiize en toedwnmgsweg:

REPIDOSE- Forte:
Bl|w*rklngen

Rf PIDOSE-" Forto

SamensloMing: REPIDOSE^
Conha-Indica««;

REPIDOSE" Fort»

HoudbooFhold:

ür/KanollKitlestatus R£PID05E^S;

-ocr page 207-

a

Terwijl aan het begin van dit decennium de Oostbloklanden toegankelijk werden en de grenzen voor han-
del en transport tussen de EU-lidstaten verdwenen, besloot \'Brussel\' tot een non-vaccinatiebeleid. De
Nederlandse overheid sloot zich daarbij aan en kondigde even later, ondanks de niet denkbeeldige ri-
sico \'s, een vaccinatieverbod af voor de twee uiterst besmettelijke dierziekten mond- en klauwzeer en var-
kenspest.

Ondertussen werd de veehouderij duidelijk gemaakt dat de sector zelf voortaan als eerst-verantwoorde-
lijke voor de gezondheidsstatus van het vee werd geacht. Zo kreeg de sector een verantwoordelijkheid op-
gelegd waarvoor ze onvoldoende was toegerust, waarin ze niet was opgevoed en waarin ze bovendien niet
of nauwelijks was geschoold. Geen wonder dat het even later misliep.

Om voor een sector een waterdicht ziektenvrijwaringsbeleid te kunnen voeren, dienen alle spelers in het
veld over voldoende verantwoordelijkheid en discipline te beschikken. Het vereist van betrokkenen een ze-
kere instelling die pas goed wordt nageleefd als men over voldoende kennis van en voldoende inzicht in de
problematiek beschikt. Dit heeft alles met scholing en opvoeding te maken en het zal nog jaren duren voor-
dat de veehouderij het vereiste niveau heeft bereikt en het daarna ook weet vol te houden. Waarschijnlijk
zal een vorm van \'permanente scholing\' nodig blijken te zijn.

In haar laatste rapport \'Naar een gezonde veehouderij\' (nr 98/5) stelt de Nationale Raad voor
Landbouwkundig Onderzoek deze problematiek nadrukkelijk aan de orde en geeft daarin alvast een rich-
ting voor een mogelijke aanpak aan, door onder andere te spreken van nieuw te creëren functies als \'be-
leidsepidemiologen \' en \'veterinaire kwaliteitsmanagers\'.

De practicus kent als geen ander de mentaliteit van de veehouder en vooral hij/zij heeft, vaak als vertrou-
wenspersoon, de mogelijkheid om de nodige scholing c.q. voorlichting-op-maat te geven. Een taak die
hij/zij overigens altijd al tot de zijne heeft gerekend en meestal met gewaardeerde inzet heeft gedaan. Een
voorbeeld van een nuttig effect van die relatie is het artikel in dit nummer \'Insleep van IBR op melkveebe-
drijven \' waaruit een grote mate van overeenstemming over dit onderwerp tussen veehouder en practicus
blijkt.

De eerste- en tn\'eedelijns dierenartsen zullen van groot belang blijven om het broodnodige draagvlak
vooreen non-vaccinatiebeleid vooreen bepaalde ziekte voortdurend te ondersteunen. Daarom is helzeer
gewenst dat bij de komende besluitvorming de positie en de taakstelling van de practicus in de sector
krachtig kan worden geponeerd. In dit verhand is het besluit van de KNMvD om een eigen draaiboek
\'Uitbraak besmettelijke dierziekten\' samen te stellen een prima, zij het noodgedwongen initiatief.

Het moge duidelijk zijn dat de leden van de KNMvD zeer gemotiveerd blijven om, samen met anderen,
antwoorden te helpen formuleren op de vraag van het rapport \'Diergezondheid: wie zal het een zorg zijn\'
(1993). Annvoorden die naar we mogen verwachten passen bij de actuele situatie van een sector

Namens de Hoofdredactie,
Drs. J.K. de Jong.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 208-

1 i^^r--

INSLEEP VAN IBR OP MELKVEEBEDRIJVEN

DE BEOORDELING VAN DE RISICO\'S VAN VEEHOUDERS EN DIERENARTSEN

Tijdschr Diergeneeskd 199H: 123: 180-3

G. van Schaik^\'^, A.A. Dijkhuizen\'\'. R.B.M. Huirne\'\' en G. Benedictus^

Oorsprontelijte artikelen

SAMENVATTING

Door de Landbouwuniversiteit te Wageningen wordt in sa-
menwerking met onder andere de Gezondheidsdienst voor
Dieren een studie uitgevoerd naar de mogelijkheden en
economische gevolgen van een meer gesloten bedrijfssys-
teem op melkveebedrijven. In het kader van dit onderzoek
zijn drie identieke, avondvullende workshops georgani-
seerd. In deze workshops is de perceptie vastgelegd van
veehouders en hun dierenartsen ten aanzien van de risico-
factoren voor insleep van ziekten waarbij IBR als voor-
beeld is genomen. In totaal hebben 27 veehouders en 13 die-
renartsen deelgenomen. De enquête werd per computer
afgenomen met behulp van een techniek genaamd Adapted
Conjoint Analysis (ACA). De resultaten van de veehouders
en dierenartsen zijn vervolgens vergeleken. Hieruit bleek
dat beide groepen zich bewust leken van de risico\'s van de
directe diercontacten voor insleep van IBR. Veehouders
vonden bezoekers op het bedrijf gevaarlijker dan dieren-
artsen. Met de uit de ACA-workshops verkregen informa-
tie is het mogelijk om de voorlichting aan de verschillende
groepen in de melkveehouderijsector te verbeteren.

SUMMARY

Risk factors for BHVl on dairy farms: the perception of
farmers and veterinarians

A study is being carried out at Wageningen Agricultural University together
with, among others, the Animal Health Service to determine the possibilities
and economic consequences of a more closed farming system for (Dutch)
dairy farms. Three identical workshops, held in the evening, were organized
as part of the .study. The opinion of farmers and their veterinarians on the
importance of risk factors for the introduction of diseases on a farm was
determined, using Bovine Herpes Virus type 1 (BHVI) as an example. In to-
tal, 27farmers and 13 veterinarians participated in the workshops and com-
pleted a computerized questionnaire that was based on Adapted Conjoint
Analysis (ACA). The results of the farmers and veterinarians were compa-
red. Both farmers and veterinarians seemed well aware of the risk of direct
animal contacts for introduction of BHVl. Farmers thought visitors to be of
more risk than veterinarians. By making use of information obtained from
the ACA workshops, it will be possible to improve the advice given to differ-
ent groups in the dairy sector.

INLEIDING

In november 1995 is bij de Landbouwuniversiteit in Wage-
ningen in samenwerking met onder andere de Gezond-
heidsdienst (GD) een project van start gegaan getiteld:

\' Departement Economie en Management. Landbouwuniversiteit Wageningen,
Hollandseweg 1, 6706 KN, Wageningen, tel: 31 (0)317 484065, fax: 31 (0)317
482745.

^ Correspondentie-adres: Ir G. van Schaik, Leerstoelgroep Agrarische Bedrijfs-
economie, Landbouwuniversiteit Wageningen. Hollandseweg 1. 6706 KN.
Wageningen. e-mail: gerdien.vanschaik@alg.abe.wau.nl.
^ Gezondheidsdienst voor Dieren. Locatie Drachten, Postbus 361, 9200.iJ, Drachten.

\'Risico-analyse en economische gevolgen van een meer of
minder gesloten bedrijfssysteem in de melkveehouderij\'.
Vooijaar 1996 zijn ruim 200 melkveehouders in noord
Nederland persoonlijk bezocht om een circa 1,5 uur durende
enquête af te nemen over hoe open of gesloten hun bedrijf in
de praktijk was. Tevens is gekeken of de mate van gesloten-
heid verband hield met de IBR-status van een bedrijf, of een
bedrijf wel of niet met IBR besmette dieren heeft. Uit de ana-
lyses kwamen een aantal belangrijke risicofactoren naar voren
zoals aankoop van vee, deelname aan keuringen en (inciden-
tele en professionele) bezoekers op het bedrijf (1). Deze risi-
cofactoren verdienen extra aandacht bij de voorlichting aan
veehouders, maar ook aan andere actoren uit de melkveehou-
derijsector. Voorlichting aan veehouders over meer gesloten
bedrijven kan echter alleen effectief zijn als de dierenarts (c.q.
voorlichter) weet hoe veehouders over risicofactoren denken.
Als veehouders een risicofactor niet belangrijk vinden zal
voorlichting hierover gemakkelijk weinig of geen effect kun-
nen hebben. Om de mening van veehouders over risicofacto-
ren te kunnen peilen en die te vergelijken met hoe dierenartsen
denken, zou er een schriftelijke of mondelinge enquête kun-
nen worden afgenomen. Het nadeel van zo\'n enquête is dat so-
ciaal wenselijke antwoorden gegeven kunnen worden of ant-
woorden op verschillende vragen niet consequent zijn. Om de
mening van dierenartsen en veehouders over risicofactoren
voor insleep van IBR op melkveebedrijven op een meer objec-
tieve manier te achterhalen is in dit onderzoek gebmik ge-
maakt van een techniek genaamd: Adapted Conjoint Analysis,
afgekort ACA. Met ACA is het, met behulp van een computer,
mogelijk om snel, subjectieve informatie van mensen zo ob-
jectief mogelijk te verkrijgen. In dit artikel worden workshops
met veehouders en dierenartsen beschreven die volgens deze
methodiek zijn opgezet en uitgevoerd.

MATERIAAL EN METHODES

De workshops

In september 1996 zijn drie identieke avonden op de GD in
Drachten gehouden. De deelnemers is een interview afgeno-
men over de insleep van IBR op melkveebedrijven.
Veehouders die voorjaar 1996 waren geënquêteerd werden
uitgenodigd om deel te nemen aan de workshops op de GD.
Verder werden de dierenartsen van deze veehouders uitge-
nodigd. In totaal waren 27 veehouders en 13 dierenartsen be-
reid om aan de workshops deel te nemen. In een workshop
waren steeds beide groepen vertegenwoordigd. Er werd be-
gonnen met een korte inleiding over de avond en een uitleg
over het ACA-programma. Het interview werd volledig per
computer afgenomen met een programma gebaseerd op
ACA-software (Sawtooth Software, Evanston, IL). Iedere
deelnemer werkte onafhankelijk op een eigen PC zodat er
geen interactie (en dus geen onderlinge beïnvloeding) tussen
de deelnemers mogelijk was.

Adapted Conjoint Analysis

ACA is gebaseerd op de principes van de conjoint analyse,

-ocr page 209-

een techniek die afkomstig is uit de marketing en daar veel
wordt gebruikt om de voorkeur van consumenten te bepalen
(2). ACA gaat ervan uit dat een bepaald product (bijvoor-
beeld een auto) uit verschillende attributen bestaat die een
consument meer of minder belangrijk vindt bij aanschaf (bij-
voorbeeld kleur, maximumsnelheid, brandstofverbruik, et-
cetera). Deze attributen (bijvoorbeeld kleur) zijn weer on-
derverdeeld in verschillende niveaus (bijvoorbeeld rood en
blauw). De voorkeur van een deelnemer aan de test voor een
bepaalde kleur wordt wegingsfactor genoemd. ACA laat de
deelnemer steeds kiezen uit verschillende niveaus van attri-
buten, profielen genaamd zoals een \'rode auto met een maxi-
mumsnelheid van 160 km/u ten opzichte van een blauwe
auto met een maximum snelheid van 180 km/u\'. Het belang-
rijkste kenmerk van ACA is dat deze profielen steeds wor-
den aangepast aan de hand van de eerdere antwoorden van
een deelnemer. De vragen worden specifiek gericht op attri-
buten die de deelnemer belangrijk vindt waardoor het totaal
aantal vragen zo klein mogelijk kan worden gehouden.
In de workshops op de GD is de deelnemers gevraagd naar
welke factoren zij belangrijk vinden voor insleep van IBR op
melkveebedrijven. Insleep van buitenaf is afhankelijk van
verschillende risicofactoren (attributen in ACA) en deze risi-
cofactoren bestaan uit verschillende niveaus (3). In de
workshops zijn de volgende attributen onderscheiden: aan-
koop van rundvee, deelname aan keuringen, exportvee dat
terugkomt op het bedrijf, weiden van vee nabij vee van een
ander, bezoekers, machines van anderen die op het erf ko-
men, gebruik van een pinkenstier, een tweede tak op het be-
drijf, ongedierte, besmet water en besmette mest. Deze risi-
cofactoren worden beschouwd als mogelijk van invloed op
de insleep van IBR (4). De risicofactoren hadden twee tot
vijf verschillende niveaus. Bijvoorbeeld de risicofactor \'ex-
portvee terugkrijgen\' had twee niveaus: \'exportvee terug-
krijgen\' en \'nooit exportvee terugkrijgen\'.
Het ACA-interview over de risicofactoren verliep volgens
een vast patroon. Eerst werd de deelnemers gevraagd niveaus
aan te geven van risicofactoren die zij helemaal niet belang-
rijk achten voor insleep van IBR. Deze niveaus werden dan in
de rest van het interview weggelaten. Vervolgens moesten de
deelnemers per risicofactor de niveaus ordenen naar belang
voor insleep. Ten derde liet ACA de deelnemer profielen ver-
gelijken waarin steeds twee of drie verschillende niveaus van
risicofactoren werden getoond. Tenslotte kreeg de deelnemer
een aantal profielen te zien waarvan de eerste de risicofacto-
ren bevat die de deelnemer het minst belangrijk vond en het
tweede profiel zijn/haar meest belangrijke risicofactoren. De
resterende profielen lagen tussen deze twee in. De deelnemer
moest aangeven hoe groot hij/zij het risico van deze profielen
vond op een schaal van O tot 100. Aan de hand van alle ant-
woorden bepaalt ACA hoe belangrijk een deelnemer de risi-
cofactoren vindt (de wegingsfactor) en ook hoe consequent
een deelnemer heeft geantwoord (correlatiecoëfficiënt). De
correlatiecoëfficiënt kan variëren tussen O en 1. De wegings-
factoren van de risicofactoren werden vervolgens geschaald
om deze te normaliseren en de deelnemers onderling te kun-
nen vergelijken. In totaal werden er 1000 punten verdeeld
over alle 34 niveaus van risicofactoren. Voor meer technische
details over de methode zie (5).

In het tweede gedeelte van de workshop werd het ACA-in-
terview zelf geëvalueerd. Er werden vijf vragen gesteld over
of men bijvoorbeeld de profielen realistisch vond en of men
het interview te lang of te moeilijk vond. Men kon scores tus-
sen 1 en 7 geven.

1» f ■"■WUT ü I r« uiip
I II i\'lrii ï é^iVm]

Vier veehouders zijn niet meegenomen in de verdere analy-
ses, omdat zij zeer inconsequent hadden geantwoord. De cor-
relatiecoëfficiënt van hun antwoorden was kleiner dan 0.25.
De Mann-Witney test (P<0.05) (6) is gebruikt om te testen of
er verschillen waren tussen de veehouders en dierenartsen.
Alle analyses zijn uitgevoerd in de non-parametrische test
procedure van SPSS 6.1 (7).

RESULTATEN

Gemiddelde van alle deelnemers

In tabel 1 staan de wegingsfactoren van tien risicofactoren
weergegeven die de deelnemers het belangrijkst vonden
voor insleep van IBR op een melkveebedrijf Hoe hoger de
wegingsfactor hoe groter de deelnemers de kans achten dat
door middel van de betreffende risicofactor IBR op een be-
drijf kan worden binnen gesleept. De correlatiecoëfficiënt
van de gegeven antwoorden per deelnemer was redelijk
hoog, over alle deelnemers heen gemiddeld 0.68 en met een
mediaan van 0.73. De mediaan wil zeggen dat 50% van de
deelnemers een waarde hebben die hoger is en 50% van de
deelnemers een waarde hebben die lager is dan de mediaan.
De tijd die de deelnemers gemiddeld nodig hadden voor het
ACA-interview was 36 minuten.

Uit tabel 1 blijkt dat het terugkrijgen van exportdieren (WF
111) en aankoop van rundvee van een veiling of markt (WF
111) als de belangrijkste risicofactoren voor insleep van IBR
op melkveebedrijven worden gezien. Andere directe veecon-
tacten, zoals weiden nabij ander rundvee waarbij neuscontac-
ten over de afrastering mogelijk zijn (WF 85), een pinkenstier
gebmiken van een andere veehouder (WF 85) en deelname
aan keuringen (WF 72) en contacten via bezoekers (WF 58)
worden ongeveer even belangrijk gevonden. Contact via de
box van de klauwbekapper (WF 37) wordt minder belangrijk
gevonden, ongeveer drie keer minder belangrijk dan export-
dieren temgkrijgen en aankoop van vee. Een situatie waarin
vee van elkaar gescheiden is door een sloot en/of dubbele af-
rastering van tenminste 3 meter breed ziet men niet als erg ge-
vaadijk (WF 22). Een tweede tak op een bedrijf (schapen of
vleesvee), ongedierte, water en mest worden door de deelne-
mers als niet of nauwelijks van invloed gevonden op de kans
op insleep van IBR en staan dan ook niet in de tabel.

Tabel 1. De tien risicofactoren voor insleep van IBR die de deelnemers
(36] het belangrijkst vonden.

Risicofactoren

Wegingsfactor

1. afgekeurde exportdieren terugkrijgen 111

2. aankoop van rundvee van veiling/ markt zonder speciale
maatregelen 111

3. neuscontact over de afrastering met ander rundvee is mogelijk 85

4. (pinken)stier verkregen van veehandelaar of andere veehouder 85

5. deelname aan rundveekeuringen/shows 72

6. bezoekers op het bedrijf, er worden geen maatregelen voor
bezoekers genomen 58

7. behandelbox van de klauwbekapper 37

8. veewagens op het erf 24

9. vee is door een tenminste 3 meter brede sloot of afrastering
gescheiden 22

10. het lenen van apparatuur zoals een scheerapparaat, geboortekrik,
etcetera 21

Verschillen tussen veehouders en dierenartsen

In tabel 2 is een vergelijking gemaakt van de beoordeling van

-ocr page 210-

de risicofactoren van de veehouders en dierenartsen. De ver-
schillen zijn bepaald aan de hand van de mediaan en alle risi-
cofactoren die verschillend waren zijn weergegeven in tabel 2.
De veehouders en dierenartsen waren niet significant verschil-
lend in de mate van consequent antwoorden op de vragen en in
de tijd die ze nodig hadden om het ACA-interview te doen.

Veehouders vinden het temgkrijgen van exportdieren, de aan-
koop van vee op een markt of veiling, deelname aan keuringen
en geleende apparatuur minder risicovol dan dierenartsen.
Veehouders vinden bezoekers en veewagens meer risicovol
voor insleep van IBR dan dierenartsen. Uit de wegingsfactor
van 33 voor het \'afspuiten van machines en apparatuur en vee-
wagens niet op het erf laten\' blijkt dat veehouders vinden dat
deze maatregelen het risico op insleep van IBR niet geheel te
niet doet. Dierenartsen vinden daarentegen dat door deze
maatregelen de kans op insleep van IBR nihil is (WF 1).

DISCUSSIE
Resulaten van ACA

Met behulp van ACA werd een beeld verkregen van de be-
oordeling van veehouders en dierenartsen van de risicofacto-
ren voor insleep van IBR op melkveebedrijven. Een voordeel
van ACA ten opzichte van een mondelinge of schriftelijke en-
quête is dat met ACA te bepalen is of een deelnemer conse-
quent of consistent geantwoord heeft. ACA doet dit door
steeds weer vragen over risicofactoren te herhalen. Een deel-
nemer die steeds wat anders antwoordt wordt door ACA als
inconsequent aangemerkt (dat wil zeggen er wordt een lage
correlatie in de beantwoording gevonden) en is uit de analy-
ses gelaten. Een deelnemer zal door de manier waarop de en-
quête wordt afgenomen (door een computer en met herhaalde
vragen) ook eerder objectieve antwoorden geven dan tijdens
een mondelinge of schriftelijke enquête (2). Wel zal een deel-
nemer vooral de nadmk leggen op risicofactoren die uit eigen
ervaring bekend zijn. In de risicofactoren is geen frequentie
van optreden aangegeven, bijvoorbeeld hoeveel keer per jaar
er vee wordt aangekocht. Het hangt dus van de ervaring van
de deelnemer af hoe de frequentie wordt meegewogen in de
beoordeling van de risicofactor. Ondanks de vele (herhaalde)
vragen en het gebrek aan ervaring met PC\'s van sommige
deelnemers werd het ACA-interview in een relatief korte tijd
van gemiddeld 36 minuten door iedereen volbracht.
Vier deelnemers hadden zodanig inconsequent geantwoord dat
ze uit de verdere analyses zijn gelaten. Het ACA-interview over
risicofactoren was eerst uitgebreid getest door een groep vee-
houders op begrijpelijkheid en aangepast aan de hand van hun
suggesties. Inconsequent antwoorden van deelnemers door on-
duidelijkheden in het programma zulllen dus nauwelijks een rol
hebben gespeeld. Dit bleek ook uit de evaluatie waarin men
aangaf het ACA-interview niet moeilijk te hebben gevonden.
De aangetroffen inconsequenties bij vier deelnemers zal voor-
namelijk veroorzaakt zijn door een gebrek aan kennis over en
ervaring met de risicofactoren voor insleep van IBR.
De resultaten uit de workshops zijn niet zonder meer repre-
sentatief voor heel Nederland. Alle deelnemers waren name-
lijk afkomstig uit het noorden van Nederland, waar de IBR-
eradicatie relatief veel aandacht krijgt. Verder waren alle
veehouders ook deelnemer aan de enquête van Van Schaik
et
al.
(I) en al eerder gevraagd naar de aanwezigheid van risi-
cofactoren voor insleep van IBR op hun bedrijf De resulta-
ten uit de ACA-workshops zullen de kennis van, met name
de veehouders, dus wel enigzins overschatten ten opzichte
van de rest van Nederland.

fiyfyyBB

Tabel 2. Significante verschillen tussen de mediane wegingsfactor van risicofactoren van veehouders en dierenartsen (Mann-Witney, P<0.05).

Risicofactor

veehouders (n=23)

dierenartsen (n= 13)

Afgekeurde exportdieren terugkrijgen

105

118

Aankoop van rundvee van veiling/ markt, geen maatregelen

98

133

Geen maatregelen voor bezoekers op bedrijf

72

50

Deelname aan rundveekeuringen/ shows

69

87

Afspuiten van machines en apparatuur en veewagens niet op het erf toelaten

33

1

Het lenen van apparatuur zoals een scheerapparaat, geboortekrik, etcetera

17

33

Hoe verder

Uit de resultaten blijkt dat veehouders en dierenartsen in
grote lijnen hetzelfde denken over de risico\'s voor insleep
van IBR op melkveebedrijven. Beide groepen vinden de di-
recte diercontacten het meest risicovol voor insleep van IBR.
Alleen weegt de ene groep risicofactoren wat anders dan de
andere groep. De veehouders vinden bijvoorbeeld bezoekers
een belangrijke risicofactor, terwijl de dierenartsen bezoekers
op een bedrijf als minder belangrijk zien. Dierenartsen vinden
juist de directe diercontacten zoals aankoop en naar keurin-
gen gaan meer risicovol dan veehouders. De verschillen tus-
sen de groepen kunnen er toe leiden dat in de praktijk maatre-
gelen van veehouders (bijvoorbeeld bedrijfskleding voor
bezoekers) om insleep van IBR te voorkomen niet serieus
worden genomen. Aan de andere kant lijken veehouders zich
niet genoeg bewust te zijn hoe gevaariijk bijvoorbeeld aan-
koop van vee kan zijn waarvan men de ziektestatus niet weet.
ACA is een goed hulpmiddel om van een groep te kunnen ach-
terhalen hoe zij denken over risicofactoren voor insleep van
besmettelijke dierziekten. Een dierenartsenpraktijk zou dit
zelf uit kunnen voeren en de informatie kunnen gebmiken als
uitgangspunt van hun voorlichting aan de veehouders (van bij-
voorbeeld een studiegroep) over maatregelen ter voorkoming
van insleep van IBR en andere ziekten. ACA is eenvoudig op
een PC te installeren. De resultaten zijn direct beschikbaar en
kunnen goed als uitgangspunt voor een discussie dienen.

CONCLUSIE

Veehouders en dierenartsen denken in grote lijnen hetzelfde
over welke factoren van belang zijn voor insleep van IBR op
melkveebedrijven. Zowel veehouders als dierenartsen vin-
den de risico\'s van de directe diercontacten het hoogst, al-
leen schatten dierenartsen het risico nog hoger in dan vee-

-ocr page 211-

houders. Veehouders vinden daarentegen het risico van be-
zoelcers hoger dan dierenartsen.

DANKBETUIGING

De auteurs willen alle mensen die betrokken waren bij de ACA-workshops
bedanken voor hun hulp en/of deelname. Onze dank gaat verder uit naar de
Gezondheidsdienst voor Dieren te Drachten die zaalmimte en PC\'s ter be-
schikking heeft gesteld. Het onderzoek wordt financieel mogelijk gemaakt
door subsidies van Diergezondheid in Beweging, de Gezondheidsdienst
voor Dieren, Holland Genetics en het Koninklijk Nederlands Rundvee
Syndicaat (KNRS).

LITERATUUR

I. Schaik G van. Dijkhuizen AA, Huime RBM, Schukken YH, Nielen M,
and Hage JJ. Risk factors for existence of Bovine Herpes Vims 1 anti-
bodies on non-vaccinating Dutch dairy farms. Prev Vet Med 1997;
Accepted for publication.

4.

5.

Green PE, and Srmivasan V. Conjoint analysis m marketing: New de-
velopments with implications for research and practice. Joumal in
Marketing 1990:3-19.

Horst HS. Huime RBM, and Dijkhuizen AA. Eliciting the relative im-
portance of risk factors concerning contagious animal diseases using
conjoint analysis: a preliminary survey report. Prev Vet Med 1996; 27:
183-95.

Koole JL. Hygiëne op melkveebedrijven. IKC-publicatie 1995.
Metegrano M. Adaptive Conjoint Analysis - version 4.0. Sawtooth
Software, Inc. Evanston, 1994.

Conover WJ. Practical nonparametric statistics. John Wiley & Sons,
New York, 1980.

Nomsis MJ. SPSS for Windows: base system user\'s guide, release 6.0.
SPSS inc. Chicago, 1993.

PLUIMVEE

Referaten

Salmonella ent^eritidis contamination of eggs from
hens inoculated by vaginal, cloacal, and intravenous
routes

T. Myomoto, E. Baha, T. Tanaka, K. Sasai, T. Fukata, and A.
Araiwa. Avain Diseases 1997; 41: 296-303.

De auteurs van dit artikel hebben een onderzoek gedaan met als
doel meer informatie te verkrijgen over de routes van
Salmo-
nella enteritidis
(S.e.) contaminatie van het ei. In dit onderzoek
werden vier groepen leghennen van 37-40 weken leeftijd op
vier verschillende manieren geïnoculeerd met S.e. faag type 4
namelijk een groep 1 x intravaginaal (Vag 1), een groep drie da-
gen achtereen intravaginaal (Vag3), een groep intracloacaal
(IC) en een groep intraveneus (IV). Vervolgens werd gekeken
naar het voorkomen van S.e. gecontamineerde eieren binnen
deze vier groepen. Tevens werden van iedere groep op vier en
zeven dagen P.L dieren geëuthanaseerd en onderzocht op de
aanwezigheid van S.e. in de verschillende onderdelen van het

PLUIMVEE

Prevalentie van respiratoire en lymfotrope virus-
sen bij kalkoenen in België

W. Hendricks, H. Nauwynck, M. Pensaert en S. van de Zande.
Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift 1997; 66: 223-8.

In de winter van 1995-1996 werden bloedmonsters van 13
Belgische kalkoenmestbedrij ven uit Vlaanderen onderzocht op
antistoffen tegen respiratoire en lymfotrope vimssen. De kal-
koenen waren op het moment van bloedtappen 18 weken oud.
Op acht bedrijven was sprake van respiratieproblemen tussen
twee en 13 weken leeftijd. Antistoffen (Ab) tegen Tiu-key
Rhino Tracheitis Virus (TRT) en tegen Turkey Herpes Vims
oviduct en de daarin aanwezige eieren.
In alle groepen werden gecontamineerde eieren geproduceerd;
in de IC-groep significant minder dan in de andere groepen. De
contaminatiegraad aan de buitenkant van de eischaal was in de
Vag3-groep significant hoger dan in de IC-groep. Het aantal
S.e. positieve ovaria was bij de IV-groep veel hoger dan bij de
Vag-groep. Toch werden bij de Vag-groepen meer inwendig
gecontamineerde eieren gelegd dan bij de IV-groep. De intra-
vaginale en intracloacale inoculatie route resulteerde in koloni-
satie van de cloaca en de lagere delen van het oviduct maar niet
in het deel boven de isthmus. Het aantal S.e. positieve orgaan-
monsters was gering, bovendien was de kolonisatiegraad laag.
Er werden in de Vag en IC-groepen geen S.e. gecontamineerde
eieren in het oviduct aangetroffen. De intraveneuze inoculatie
resulteerde daarentegen in kolonisatie van het gehele oviduct
met een hoge kolonisatiegraad in meer dan de helft van de
monsters. Bij deze groep werden wel S.e. gecontamineerde ei-
eren gevonden in het oviduct. Dit onderzoek geeft aan dat er
sprake moet zijn van andere routes dan de ovariële waardoor
ei-inhoud gecontamineerd kan worden. Tevens stellen de on-
derzoekers dat wanneer eieren zich ontwikkelen in een oviduct
met een hoge kolonisatiegraad de kans op ei-besmetting met
S.e. groter is. Uit de resultaten bleek ook dat aanwezigheid van
S.e. in de vagina vaak resulteerde in de productie van geconta-
mineerde eieren. Een dergelijke intravaginale contaminatie
zou op kunnen treden vanuit een ascenderende infectie.

Mevr. drs. A. Feberwee

(THV) werden aangetoond op alle bedrijven, twee bedrijven
hadden tegen TRT gevaccineerd. Ab tegen influenza A werden
op drie bedrijven aangetoond. De auteurs vermeldden niet om
welk type het ging. Ab tegen paramyxovirus (PMV) type 2 en 3
en tegen Gumboro Vims (IBDV) type 1 werden niet aange-
toond. PMV-1 antilichamen werden op zes bedrijven aange-
toond, terwijl er een vaccinatieplicht tegen NCD van kracht is.
De auteurs denken dat op de bedrijven waar geen Ab tegen
PMV-1 zijn aangetoond, de tweede en/of derde vaccinatie te-
gen NCD achterwege werden gelaten. Ab tegen lBDV-2 wer-
den op twee bedrijven aangetoond. De kalkoenen op deze be-
drijven hebben geen diarree gehad. Uit onderzoek blijkt dat in
Duitsland en Engeland alleen Ab tegen IBDV-1 aangetoond
worden. In Amerika worden bij kalkoenen Ab tegen IBDV
serotype 1 en 2 aangetoond.

Mevr. drs. L. van Veen

-ocr page 212-

Autoreferaat

SAMENVATTING

In dit proefschrift worden factoren onderzocht die een
rol spelen bij de fertiliteit van de hengst. Er wordt eerst
een inleiding gegeven betreffende de mannelijke gameet
en de processen die plaatsvinden tijdens de ontwikkeling
van spermacellen en het fertilisatieproces. Vervolgens
worden methoden bediscussieerd om de kwaliteit van de
spermacel en de eicel te evalueren.

De fertiliteit van de hengst kan op verschillende manie-
ren uitgedrukt worden en wordt door vele factoren beïn-
vloed, zoals de hengst, de merrie en het management. In
het algemeen wordt de fertiliteit van de hengst pas geëva-
lueerd ruim een jaar nadat hij merries gedekt heeft. Dan
is namelijk het veulenpercentage bekend. Men zou graag
de fertiliteit van de hengst w illen voorspellen voor hij in-
gezet wordt voor de dekdienst. Om dit te bepalen is er on-
derzocht of er een relatie is tussen de verschillende sper-
maparameters en het non-return percentage na de eerste
cyclus. Omdat ook hormonale factoren een rol kunnen
spelen in het uiteindelijke fertiliteitsresultaat van een
hengst is de endocriene regulatie van de voortplanting
kort beschreven.

Tenslotte wordt een verhandeling gegeven over ge-
slachtsziekten die een belangrijke rol spelen in de regel-
geving voor de internationale handel in sperma. De signi-
ficantie van deze ziekten voor de voortplanting behoeft
nader onderzoek. De eerste vereiste voor een dekhengst
is minimaal dat hij sperma produceert dat van voldoende
kwaliteit is en in staat is te bevruchten.

SUMMARY

Clinical aspects of stallion fertility

The studies described in this thesis investigated the factors that can affect
the fertility of stallions. The introduction describes the male gamete and the
processes that occur during maturation of sperm and fertilization. Methods
to evaluate the quality of .sperm and ova are then discussed. Fertility can be
expressed in various ways and is also affected by many factors such as the
stallion, the mare and management factors. The fertility of .stallions is u.su-
ally assessed a good year after they have .served mares, because then the
number offoals is known. However, it would be preferable to be able to pre-
dict a stallion\'s fertility before he is put to stud. To this end. it was investiga-
ted whether there is a relationship between a number of sperm parameters
and the percentage of non-return after the first cycle. The endocrine control
of reproduction is briefly described because hormonal factors can also in-
fluence the reproductive potential of stallions. The venereal diseases that
are important for regulations concerning the international trade in sperm
are also described. The relevance of this diseases to reproduction deserves
further investigation. The minimum requirement for a stud stallion is that
the stallion should produce sperm of adequate quality and should be able to
fertilize mares.

\' Proefschrift \'Clinical aspects of stallion fertility\'.

\' Specialist reproductie paard. Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting,
Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan
7, 3584 CL Utrecht.

J.M. Parlevliet^

BEOORDELING VAN SPERMAKWALITEIT IN VITRO
Het bevmchtend vermogen van een hengst is belangrijker ge-
worden, omdat er meer vraag is gekomen naar sperma van
goed presterende hengsten. De beste hengsten dekken tegen-
woordig per jaar veel merries (meer dan 300). Daarom heb-
ben stamboeken in hun selectieprocedure voor dekhengsten
een sperma-onderzoek opgenomen. De spermakwaliteit van
warmbloedbengsten die nooit eerder gedekt hadden, werd in
het laboratorium onderzocht en criteria voor goedkeuring
werden vastgesteld. Het KWPN (Koninklijk Warmbloed
Paardenstamboek Nederland), dat oorspronkelijk één fok-
richting had, heeft nu twee hoofdfokrichtingen. Er bestond
behoefte te onderzoeken of er verschillen in spermakwaliteit
waren tussen de twee hoofdfokrichtingen (rijpaard en tuig-
paard). Er werden twee ejaculaten per hengst verzameld met
een uur tussentijd. Het gemiddelde over de twee ejaculaten
van de volgende parameters werd berekend: volume (ml),
zaadcelconcentratie (in 10^/ml), progressieve zaadcelbe-
weeglijkheid (%), zaadcelmorfologie (%) en het totaal aantal
normaal gebouwde beweeglijke zaadcellen. Elk jaar haalt on-
geveer 10% van de hengsten de norm, die gesteld wordt door
het stamboek, niet. Ze worden dan niet in het stamboek inge-
schreven als dekhengst. De spermakwaliteit van de rijpaard-
hengsten was significant beter dan die van de tuigpaardheng-
sten. Binnen deze fokrichtingen bestaan verschillende
bloedlijnen. Vergelijkbare verschillen in spermakwaliteit
werden gevonden tussen nakomelingen van hengsten uit deze
bloedlijnen. Dit wijst op een vadereffect in spermakwaliteit.
Deze bevindingen onderstrepen het belang van een sperma-
onderzoek in de selectieprocedure van dekhengsten.
Zaadcelkwaliteit kan
in vitro geëvalueerd worden door
sperma-eicel binding te onderzoeken. Deze binding is een
belangrijke stap in het bevruchtingsproces. De sperma-eicel
binding kan in het laboratorium onderzocht worden door
middel van de zogenaamde hemizona-assay, waarin de inter-
actie tussen sperma en eicel (zona pellucida) wordt geëvalu-
eerd (2). Daarvoor zijn verse eicellen van goede kwaliteit no-
dig. Eicellen van goede kwaliteit kunnen het hele jaar door
verkregen worden met behulp van de transvaginale ultra-
sound geleide follikelpunctie. Sperma van goed vruchtbare
hengsten bleek beter aan de hemizona te binden dan dat van
minder vmchtbare hengsten. Omdat sperma voor insemina-
tie meestal langere tijd bewaard wordt, werd de bindingsca-
paciteit van vers, gekoeld bewaard sperma vergeleken met
die van diepvriessperma na ontdooien. De spermacellen die
gekoeld bewaard werden bonden beter aan de zona pellucida
dan die, welke bevroren waren geweest. Dit ondanks het feit
dat evenveel goede spermacellen waren toegevoegd (4). De
validiteit van de sperma-onderzoeksresultaten
in vitro moet
bepaald worden door ze te relateren aan de bevrachtingsre-
sultaten
in vivo.

BEOORDELING VAN SPERMAKWALITEIT IN VIVO
(EVALUATIE VAN DE FERTILITEIT VAN DE HENGST)
Bevrachtingsresultaten van hengsten worden normaal ge-
sproken door het stamboek geëvalueerd aan de band van de
veulenpercentages. Omdat er relatief weinig verschil in sper-

KLINISCHE ASPECTEN VAN DE FERTILITEIT VAN DE HENGST\'\'

Tijdschr Diergeneeshi 1998: 123: 184-6

-ocr page 213-

makwaliteit is tussen de goedgekeurde hengsten, rees de
vraag of dit geringe verschil ook tot uiting kwam in de be-
vmchtingsresultaten van deze hengsten. Om de bevruch-
tingsresultaten te beoordelen werden de non-retum percenta-
ges na de eerste cyclus en de veulenpercentages van
driejarige hengsten met voldoende spermakwaliteit (dat wil
zeggen: voldoen aan de spermacriteria gesteld door het stam-
boek) onderzocht en gecorreleerd aan de spermakenmerken
van deze hengsten vóórdat ze de dekdienst ingingen. Er wa-
ren significante verschillen in bevmchtingspercentages tus-
sen hengsten na eerste cyclus. De variatie in veulenpercenta-
ges was echter klein, hetgeen verklaard kan worden door
aanpassing van het management als de resultaten na de eer-
ste cyclus onbevredigend waren. Omdat de morfologie van
de levende spermacellen positief gecorreleerd is met de
dracht na eerste cyclus, zouden stamboeken deze parameter
zwaarder moeten laten wegen in hun selectieprocedure van
dekhengsten.

Om het effect van het bewaren van sperma op de fertiliteits-
resultaten te bestuderen, werden merries op grond van een
schouwprotocol met vers, gekoeld bewaard of diepvries-
spemia van verschillende hengsten geïnsemineerd. Insemi-
natie op basis van een schouwprotocol vraagt een goede
spemiaproductie van de hengst, omdat herinseminaties op
basis van schouwen vaker plaatsvinden dan wanneer er geïn-
semineerd wordt op basis van rectaal onderzoek van het ge-
slachtsapparaat. Variatie in drachtigheidsresultaten werd on-
derzocht. Het bleek dat de invloed van de hengstfactoren drie
keer zo groot was dan die van de merrie. Dit onderstreept het
belang van een sperma-onderzoek in de selectieprocedure
van dekhengsten.

ANDERE FACTOREN VAN INVLOED OP DE VRUCHT-
BAARHEID VAN DE HENGST

Dysfunctie van het mannelijk reproductief endocriene sys-
teem kan de spermaproductie beïnvloeden. Dit kan het geval
zijn bij oude hengsten waarbij het testikelweefsel aan het de-
genereren is. Dat veroorzaakt een daling in de testosteron-
productie en als gevolg daarvan stijgt de LH-productie. In
zijn algemeenheid is een voldoende hoge testosteronspiegel
nodig voor de inductie en het onderhouden van het sexuele
gedrag. Basale bloedspiegels van LH en testosteron zijn be-
paald bij oude hengsten en hengsten met libidoproblemen en
vergeleken met de waarden die gevonden werden bij contro-
lehengsten. Afwijkingen in de hormonale functie kunnen
duidelijker naar voren komen als het endocriene systeem be-
last wordt. Daarom werd een GnRH-analoog intraveneus
toegediend en werd op verschillende tijdstippen na toedie-
ning een bloedmonster afgenomen en de LH en testosteron-
concentratie bepaald. Ook werden testosteronconcentraties
bepaald na toediening van hCG. De oude hengsten vertoon-
den na challenge een hogere LH-concentratie en een lagere
testosteronconcentratie dan de controlehengsten of de heng-
sten met libidoproblemen. Daarom is het goed om oude
hengsten te controleren op het adequaat functioneren van
hun endocriene reproductieve systeem. Er was geen signifi-
cant verschil in hormoonproductie na homionale stimulatie
tussen de controlehengsten en die met libidoproblemen.
Daarom werden de libidoproblemen niet als van hormonale
aard beschouwd, maar als van psychische aard. Na dekmst
van twee weken en een gelimiteerde dekfrequentie daama,
vertoonden de hengsten weer een normale libido. Als con-
clusie kan gesteld worden dat stimulatie van het endocriene
systeem met GnRH en hCG een goede methode is om de en-
docriene status van de hengst te beoordelen.

Kunstmatige inseminatie is bij de meeste diersoorten geïn-
troduceerd om de verspreiding van sexueel overdraagbare
ziekten te voorkomen. Een bekende sexueel overdraagbare
ziekte bij het paard is de besmettelijke baarmoederontste-
king (CEM). Deze aandoening veroorzaakt geen klinische
verschijnselen bij de hengst. Bij merries daarentegen kunnen
er klinische verschijnselen optreden, variërend van licht tot
emstig (bijvoorbeeld emstige baarmoederontsteking en
abortus). Daarom zijn er bepalingen ten aanzien van deze
ziekte betreffende de intemationale handel in paarden en
sperma. Een polymerase chain reaction assay (PCR) voor de
detectie van
Taylorella equigenitalis (de verwekker van
CEM) is ontwikkeld omdat de conventionele kweekmethode
van deze bacterie ingewikkeld is en vals negatieve uitslagen
geeft. De prevalentie van
Taylorella equigenitalis in
Nederland werd onderzocht met behulp van deze PCR-as-
say. Voor dat doel werden hengsten en merries - beide groe-
pen onderverdeeld in al dan niet sexueel actief - bemonsterd.
Het bleek dat 30-50% van de paarden drager was van
Taylorella zonder klinische verschijnselen van CEM te heb-
ben. Zelfs paarden ingevoerd uit IJsland werden positief ge-
test op
Taylorella met de PCR-assay, alhoewel CEM nog
nooit gevonden was in dat land. Om de invloed van
Taylorella op de bevmchtingsresultaten van de hengst te be-
kijken, werden resultaten van dragerhengsten vergeleken
met die van controlehengsten. Er werden geen significante
verschillen in bevruchtingsresultaten gevonden. Deze bevin-
dingen zouden moeten leiden tot minder strikte eisen aan-
gaande het voorkomen van
Taylorella equigenitalis bij paar-
den. De diagnostische methoden en de prevalentie van
pathogene
Tavlorella-sXammen behoeven verder onderzoek
(6).

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
De hengst speelt een significante rol in het voorplantingsge-
beuren en beïnvloedt op individueel niveau de voortplan-
tingsefficiëntie meer dan de merrie doet. De factoren die
voor variatie in de vmchtbaarheid van de hengst zorgen wor-
den slechts gedeeltelijk begrepen. Meer experimenten zijn
nodig om hengst- en merriefactoren die een rol spelen bij de
capacitatie (bij dit proces verkrijgt de zaadcel zijn bevmch-
tend vermogen) van sperma en de acrosoomreactie, waarbij
de buitenste acrosomale membraan met de plasmamembraan
fuseert, waarbij enzymen vrijkomen die de penetratie van de
zona pellucida door de zaadcel vergemakkelijken, te analy-
seren. Deze factoren kunnen onderzocht worden met behulp
van de hemizona-assay en door toevoeging van hengst-
(spermaplasma) en merriefactoren (follikelvloeistof en bij-
voorbeeld progesteron (1)) aan het incubatiemedium. De be-
schikbaarheid van eicellen het hele jaar door met behulp van
ovum piek up, vergemakkelijkt de bestudering van het ferti-
lisatieproces.
In vitro bevmchting door incubatie van sper-
macellen met een eicel is nog steeds niet erg succesvol (3).
De intracytoplasmatische sperma-injectie kan toegepast
worden om dit probleem te omzeilen, maar deze techniek is
nog niet praktisch toepasbaar.

Sperma-onderzoek vóór het dekken geeft een goede indica-
tie van de vmchtbaarheid van de hengst. Het minimum aan-
tal zaadcellen in de inseminatiedosis (zoals bepaald door het
Landbouwschap) zou in de toekomst voor goedbevmch-
tende hengsten verlaagd kunnen worden.

-ocr page 214-

Echter de resultaten van inseminaties met een lagere sperma-
dosering moeten nog in het veld getest worden. Aanvullende
simpele laboratoriumonderzoeksmethoden voor het testen
van sperma moeten ontwikkeld worden om een betere voor-
spelling te kunnen doen omtrent de vmchtbaarheid van de
hengst.

Verbetering van invries- en ontdooitechnieken met een mini-
maal verlies van vitaliteit en vruchtbaarheid dient plaats te
vinden ten behoeve van de beschikbaarheid van sperma van
goede hengsten en het conserveren van genen van bedreigde
paardensoorten en paardachtigen. De spermaconserverings-
methoden kunnen bijvoorbeeld verbeterd worden door het
toevoegen van spermamembraanstabiliserende factoren (bij-
voorbeeld lipiden) die in de plasmamembraan van de sper-
macel geïncorporeerd kunnen worden en die de beschadigin-
gen veroorzaakt door invriezen en ontdooien kunnen
verminderen of tegengaan. Ontdooiprocedures moeten op-
nieuw bekeken worden om beschadigingen te verminderen
aan de spermacel die door dit proces ontstaan zijn. Dit zal lei-
den tot betere bevruchtingsresultaten.
De overdracht van
TayloreUa equigenitalis, de verwekker
van de sexueel overdraagbare besmettelijke baarmoederont-
steking, bleek van relatief gering belang te zijn voor de be-
vruchtingsresultaten van de hengst, omdat voornamelijk
niet-pathogene stammen voorkomen. Klinisch is het van be-
lang om pathogene stammen te detecteren. De identificatie
van deze stammen kan geschieden met behulp van een nog te
ontwikkelen specifieke PCR die pathogene van niet-patho-
gene stammen kan onderscheiden.

Een andere sexueel overdraagbare ziekte die de vruchtbaar-
heid kan beïnvloeden is de equine virale arteritis (EAV).
Hengsten dienen gevaccineerd te worden om hen voor infec-
ties te beschermen en ter voorkoming van uitscheiding van
virus in het sperma. Daartoe moeten markervaccins, waarbij
onderscheid gemaakt kan worden tussen veldvirus en vac-
cinvirus, ontwikkeld worden. Verder moeten mogelijkheden
onderzocht worden om omkeerbare immunocastratie toe te
passen als therapie voor EAV, zodat hengsten het vims niet
meer in het sperma uitscheiden.

Spermakwaliteit kan beïnvloed worden door stress en het ge-
bmik van medicijnen (5). Deze effecten zijn van belang om-
dat hengsten zowel in de sport als voor de fokkerij gebmikt
worden. Medicijnen (bijvoorbeeld anabole steroïden) kun-
nen de endogene hormoonproductie verstoren en het effect
hiervan op de
Spermatogenese, al of niet via het hormonale
systeem, dient nader onderzocht te worden.
Hengsten hebben een grotere invloed op verschillen in
vmchtbaarheidsresultaten dan merries en managementfacto-
ren, maar de impact en de correctie van deze factoren in de
berekening van vmchtbaarheidsgegevens dient verder bestu-
deerd te worden.

LITERATUUR

1. Cheng FP. Tremoleda JL, Fazeli AR, Pycock JF, Bevers MM, and
Colenbrander B. Induction of true acrosome reaction in stallion sper-
matozoa by preovulatory follicular fluid aspirated from oestrus mares.
Second Int Symp on Stallion Semen (production, evaluation and pre-
servation), Amersfoort, the Netherlands. 1996: poster 7.

2. Fazeli AR, Steenweg W, Bevers MM. Broek van den J, Bracher V,
Parlevliet J, and Colenbrander B. Relation between stallion sperm bin-
ding to homologous hemizonae and fertility. Theriogenology, 1995;
44:751-60.

3. Grondahl C. Fertilization in the equine (Oocyte maturation, fertiliza-
tion and initial embryonic development in the horse). Ph.D. Thesis,
Copenhagen, Denmark, 1994.

4. Parlevliet JM, Fazeli AR, Steenweg W, Bevers MM, and Colen-
brander B. The effect of sperm storage methods on sperm zona binding
in the horse. Proceedings Sixth Int Symp on Equine Reproduction,
Caxambu. Brasil, 1994: 171-2.

5. Pickett BW. Amann RP, McKinnon AO, Squires EL, and Voss JL.
Management of the stallion for maximum reproductive efficiency. 11.
Anim Reprod Lab. Collorado State University, Fort Collins. Colorado
80523, USA, 1989.

6. Stark L, Colenbrander B. Parlevliet JM. Bleumink-Pluym NCM.
Houwers DJ. and Gadella BM. Localization of
TayloreUa equigenila-
lis
in stallion .semen. Second Int Symp on Stallion Semen (production,
evaluation and preservation), Amersfoort, the Netherlands. 1996: pos-
ter 22.

CYSTEUZE OVARIËLE FOLLIKELS BIJ RUNDEREN

o

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie de heer prof. dr.
A. de Kruif (Faculteit Diergeneeskunde te Gent) bereid
om voor de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

In de praktijk kom je veel mnderen tegen met cysteuze ova-
ria. Sommige dieren zijn erg actief, andere dieren zijn stil
(bml). Is dit verklaarbaar?

Vraag en Antwoori

ANTWOORD:

De naam cysteuze ovaria is eigenlijk niet juist. Het is beter te
spreken van cysteuze ovariële follikels. Een ovariële follikel
wordt cysteus genoemd als ze een diameter heeft van meer
dan 2,5 cm. Er kunnen drie soorten cysten worden onder-
scheiden:

- follikel-thecacysten. Deze komen regelmatig voor. Ze
hebben een dunne wand die wat oestrogenen kan produce-
ren;

- geluteïniseerde cysten. Deze hebben een (gedeeltelijk) ge-
luteïniseerde wand en komen vrij vaak voor. Deze cysten
vormen afhankelijk van de luteïnisatiegraad progesteron.
Is een dergelijke cyste sterk geluteïniseerd dan is hij ge-
voelig voor endogene prostaglandinen en gaat hij na ver-
loop van tijd spontaan in regressie. Een dergelijke koe zal
dan tochtig worden en waarschijnlijk normaal gaan cycle-
ren;

- indifferente cysten. Dit zijn cysten die geen invloed heb-
ben op de cyclus. Ze zullen dus dermate weinig actief zijn

-ocr page 215-

dat ze de cyclus niet verstoren. Ze worden zelfs regelmatig
aangetroffen bij drachtige dieren. Ze behoeven uiteraard
geen behandeling.

Zoals met elke indeling is ook de bovenstaande betrekkelijk
artificieel. Tussen de verschillende soorten bestaan allerlei
overgangen, waarbij het zelfs mogelijk is dat de ene soort in
de andere overgaat.

Globaal kan gesteld worden dat koeien met follikel-theca-
cysten of stil zijn als de wand weinig actief is, of het andere
uiterste, nymfomaan zijn als de cystewand zeer actief is met
alle overgangstadia daartussen.

Koeien met geluteïniseerde cysten of met indifferente cysten
zijn of\'stil\' (niet bronstig worden) of cycleren.
De diagnose is meestal gemakkelijk te stellen, bijvoorbeeld
één grote cyste die bij palperen barst, waarna men op het res-
tant van het aangetaste ovarium alleen nog maar een dun
vlies voelt. Dit was dan een follikel-thecacyste. Soms is de
diagnose echter moeilijk, bijvoorbeeld een cyste-achtige
structuur die zelfs bij flink palperen niet barst. Dit kan een
follikel-thecacyste, een geluteïniseerde cyste, een indiffe-
rente cyste, een cysteus corpus luteum, zelfs een normaal
corpus luteum zijn. Met behulp van echografie kan men pro-
beren de diagnose wat beter te stellen maar dit gelukt lang
niet altijd. Zo is de graad van luteïnisatie moeilijk vast te stel-
len.

Koeien met ovariële cysten in de post partum periode zijn
meestal \'stil\'. De reden dat er in deze periode veel cysten
worden gevormd is waarschijnlijk gelegen in het feit dat de
cyclus na de partus weer opnieuw op gang moet komen, het-
geen bij een aantal dieren niet meteen gelukt. Dergelijke die-
ren ovuleren niet (te weinig LH?). De follikel persisteert en
luteïniseert enigszins. Na verloop van tijd genezen de meeste
van deze dieren spontaan en komt de cyclus op gang.
Mogelijk is deze periode te vergelijken met de overgangspe-
riode zoals we die zien bij de merrie als ze van winteranoes-
trus overschakelt op cycleren. Ook dan vinden we follikels
die niet ovuleren (multifolliculaire ovaria).
Koeien met cysten na de post partum periode (> drie maan-
den p.p.) zijn meer behept met nymfomane verschijnselen.
De cystewand is bij deze dieren actiever en vormt meer oes-
trogenen. Tot slot nog een opmerking aangaande de vraag
zelf Stil is niet hetzelfde als brals! Bruis is nymfomanie,
verstiering. Stil betekent niet bronstig worden.

TOCHTIGHEID OPWEKKEN MET PROSTAGLANDINES

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie de heer prof. dr.
A. de Kruif (Faculteit Diergeneeskunde te Gent) bereid
om voor de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

Een bmlse koe (drie maanden p.p.) wordt behandeld (Re-
ceptal®). Na 14 dagen wordt een duidelijke verbetering ge-
constateerd, dat wil zeggen luteaalweefsel is palpeerbaar en
vult de cyste gedeeltelijk op. Is het nu geïndiceerd ofjuist ge-
contraïndiceerd om met behulp van prostaglandines een
tochtigheid op te wekken?

ANTWOORD:

Behandeling met gonadotroop hormonen (GnRH) zoals
Receptal® leidt of tot luteïnisatie van een aanwezige cyste of
tot ovulatie van een toevallig samen met de cyste aanwezige
dominante follikel. Wat er precies gebeurt is afhankelijk van
een groot aantal factoren, onder andere de dosering van de
Receptal®. In beide gevallen (luteïnisatie of ovulatie met
corpus luteum vorming) leidt de therapie tot het gewenste re-
sultaat: vorming van luteaal weefsel. Ongeveer 17 dagen na
de toediening van GnRH komt het dan tot een endogene
prostaglandine release en zal de koe na enkele dagen tochtig
worden.

Door het toedienen van exogeen prostaglandine, 14 dagen na
de behandeling met Receptal®, vervroegd men het in oestrus
komen met enige dagen. De genezing wordt er zeker niet
door verbeterd, mogelijk is het zelfs gecontraïndiceerd om-
dat koeien die cysteuze ovariële follikels hebben gehad een
vrij lange periode \'onder progesteron moeten staan\' teneinde
volledige genezing te bereiken.

In de literatuur zijn er in ieder geval geen aanwijzingen dat
toediening van prostaglandines tot betere resultaten leidt dan
het rustig afwachten. Zelfben ik er voorstander van om af te
wachten. Wordt de koe echter rond drie weken na de GnRH
toediening niet tochtig, dan moet haar ovaria zeker worden
gecontroleerd.

-ocr page 216-

m m m

Berichten en verslagen

Het proefschrift van drs. Herman
Barkema vormt de leidraad van het ge-
sprek op deze tiende Mastitispanel-
bijeenkomst. Barkema werkt vanaf
1992 als dierenarts en epidemioloog
voor de Gezondheidsdienst voor
Dieren (de Gezondheidsdienst) op de
locatie Drachten. Onderzoeksresul-
taten uit deze periode heeft hij gebun-
deld tot de dissertatie waarop hij in
april 1998 hoopt te promoveren. Sinds
drie jaar begeleidt Barkema ook rund-
veebedrijven met mastitis- en/of cel-
getalproblemen.

Eén inleider dus tijdens deze bijeen-
komst van het Mastitispanel, die zowel
voor als na de pauze een voordracht
verzorgt. Maar gespreksstof genoeg,
zo lijkt. Barkema\'s proefschrift bevat
namelijk acht hoofdstukken, die elk
een ander onderwerp op het gebied van
melkcelgetal en mastitis behandelen.
Mevrouw dr. A.B.M. Rijkenhuizen is
dagvoorzitter. Zij leidt op deze avond
de discussie en kadert hem af

CONTROLE UIERGEZONDHEID
Drs. Barkema start zijn presentatie met
een korte beschrijving van het onder-
zoek dat onder zijn auspiciën is ver-
richt. Vervolgens mogen de aanwezi-
gen de onderwerpen kiezen die zij op
deze bijeenkomst nader aan de orde
willen stellen.

PANEL OVER PROEFSCHRIFT BARKEMA (GD)

MELKCELGETAL EN MASTITIS

fVeesp, 12 november 1997 - Aanwezig zijn: (s.s.t.t.) mevrouw A.B.M.
Rijkenhuizen, Vakgroep Heelkunde, Faculteit der Diergeneeskunde (FdD),
mevrouw A. Verbeek en J.M. Swinkels, Leo Pharmaceutical Products, H.W.
Barkema, H. Miltenburg en J. Sol, Gezondheidsdienst voor Dieren, J.H.J.L.
Hülsen, Tijdschrift voor Diergeneeskunde, J.A. Wagenaar, ID-DLO, F.Th.C.
de Wit, T.J.G.M. Lam, G.C. Charpentier, J.G.T. Krijnen, allen praktiserend
dierenarts.

De Gezondheidsdienst wil een be-
drij fsspecifiek uiergezondheids-con-
troleprogramma aan kunnen bieden,
dat ook werkt op bedrijven met lage
celgetallen. Hiertoe moet de bestaande
wetenschappelijk kennis evenwel nog
getoetst worden in de praktijk, en moe-
ten bepaalde witte vlekken in deze
kennis door onderzoek worden inge-
kleurd. Deze doelstellingen vormen de
aansturende krachten achter Barke-
ma\'s onderzoek.

De hoofdstukindeling van Barkema\'s
proefschrift toont de \'stratenmakers-
functie\' van zijn onderzoek. Hieronder
volgen de titels van deze hoofdstuk-
ken, met een korte toelichting:

* Relatie tankmelkcelgetal-incidentie
klinische mastitis.

Dit onderzoek diende met name om
te kijken of een laag tankmelkcelge-
tal een verhoogd risico geeft op het
optreden van klinische mastitiden.
Waarom vormen bijvoorbeeld E.
coli-mastitiden een probleem op
sommige laagcelgetalbedrijven?

* Celgetal na afkalven.

Van dertig koeien zijn gedurende de
eerste drie dagen na afkalven ieder
melkmaal melkmonsters genomen,
om te kijken hoe het celgetal dan
verloopt. De hypothese bij dit onder-
zoek was dat het celgetal op de
tweede of derde dag na afkalven niet
verhoogd hoeft te zijn, maar dat dit
een gevolg is van de infectiestatus.

* Risicofactoren voor tankmelkcelge-
tal.

Deze titel behoeft nauwelijks toelich-
ting. De achterliggende vraag luidt:
komt een veehouder met een hoog
tankmelkcelgetal (T.M.C.) inderdaad
mettertijd in de laag-T.M.C.-groep,
als hij nauwgezet de algemeen ge-
hanteerde adviezen met betrekking
tot melktechniek, melkhygiëne, te-
pelpuntdesinfectie, droogzetten, be-
handeling van uierinfecties en opmi-
men van probleemkoeien navolgt?
Zijn het constant dezelfde factoren
die het bedrijf door dit traject lood-
sen, of veranderen deze onderweg?

De halQaarlijkse mastitispanelbijeenkomsten zijn een initiatief van de firma
LEO Pharmaceutical Products BV. Een panel van deskundigen bespreekt op
persoonlijke titel een aantal mastitis-gerelateerde onderwerpen.

Door J.H.J.L. Hülsen

* Risicofactoren voor incidentie van
klinische mastitis, totaal en per bac-
terie.

\'Mastitis wordt in het algemeen als
één ziekte gezien, terwijl we bij bij-
voorbeeld longontsteking praten
over longworm, pinkengriep, IBR,
enzovoorts\', vertelt Barkema. Hij
pleit ervoor om ook bij mastitis meer
differentiatie per ziekteverwekker te
hanteren. Sommige risicofactoren
zullen deze namelijk gemeenschap-
pelijk hebben, terwijl andere ver-
schillen. Klinische
S. j/Aem-mastitis
komt bijvoorbeeld in de zomer vijf
keer vaker voor dan in de winter, ter-
wijl voor
S. dysgalactiae het omge-
keerde geldt.

* Afhankelijkheid kwartieren.

Heeft een kwartier een grotere infec-
tiekans als een ander kwartier besmet
is? Dit is een sterk statistisch verhaal,
onder meer omdat de gegevens per
bedrijf gecorrigeerd moeten worden,
leder bedrijf heeft namelijk zijn ei-
gen infectierisico-grootte.

* Bedrijfsstijl.

Uit de analyse van de risicofactoren
voor tankmelkcelgetal kwam een
grote invloed van de bedrijfsstijl
naar voren. De aard van de veehou-
der, de kijk op zijn bedrijf, heeft een
grote invloed op de effectiviteit van
voorgestelde maatregelen op celge-
talprobleembedrijven. Dit hoofdstuk
probeert hierover duidelijkheid te
bieden.

* Invriezen-celgetal.

Wat is de invloed van invriezen op de
celgetalbepaling? Dit onderzoek was
ter voorbereiding van het Celgetal-
b.O.-programma zoals de Gezond-
heidsdienst dat nu aanbiedt. (De in-
vloed van invriezen op de celgetal-
bepaling blijkt minimaal te zijn).
Besloten wordt om de volgende drie
onderwerpen nader te belichten: celge-
tal in de eerste zes melkmalen na afkal-
ven, relatie tankmelkcelgetal en inci-
dentie van klinische mastitis, en de
invloed van het karakter van de vee-
houder.

-ocr page 217-

CELGETAL NA AFKALVEN
\'In de literatuur wordt meestal gezegd
dat je weinig kunt met een celgetalbe-
paling tijdens de eerste tien tot zelfs 35
dagen post partum, als indicator voor
een ontsteking in de uier\', opent
Barkema het eerste onderwerp. \'Want
deze zijn dan al normaal verhoogd.\'
\'Echter\', vervolgt hij, \'in betreffende
studies is geen bacteriologisch onder-
zoek (b.o.) gedaan\'.
Uit eigen waamemingen wist de
Gezondheidsdienst dat melk van het
eerste melkmaal vaak negatief is op de
California Mastitis Test (C.M.T.).
\'Deze melk heeft dus een laag celge-
tal\', licht Barkema toe. Bovendien is
bekend, dat een hoog percentage kwar-
tieren b.o.-positief is op het moment
van afkalven.

Deze gegevens waren voor de
Gezondheidsdienst, in samenwerking
met Pharmacia en Upjohn, aanleiding
tot het opzetten van een onderzoek
naar de bruikbaarheid van het celgetal
vlak na afkalven, als indicator voor een
ontsteking in de uier. In feite kende
deze studie twee doelen. Ten eerste
wilden de onderzoekers weten óf het
celgetal bruikbaar is kort na het afkal-
ven. En ten tweede wilden ze bepalen
vanaf welk tijdstip het celgetal te ge-
bruiken is.

In de periode kort na het afkalven blij-
ken veel nieuwe uierinfecties plaats te
vinden. Er moet dus zo kort mogelijk
na afT<alven een onderzoek worden in-
gesteld, om een goede uitspraak te
kunnen doen over de infectiestatus van
een uier aan het eind van de droog-
stand. En alleen een b.o. geeft volgens
Barkema te weinig informatie, omdat
je zo een aantal vals-negatieven mist.
\'Je hebt dan een negatief b.o. en je mist
de extra informatie van het celgetal.\'
Met name S. aureus-infecties geven
nogal eens een negatieve b.o.-uitslag.
De spreker adviseert veehouders om
deze reden, om altijd samen met een
b.o het celgetal te laten bepalen.

Barkema adviseert veehouders
om altijd samen met een bacterio-
logisch onderzoek het celgetal
te laten bepalen.

Van dertig vaarzen en koeien, ver-
spreid over zes bedrijven, nam men
melkmonsters direct na afkalven en tij-
dens de eerste zes melkmalen. Er werd
gekozen voor kwartiermonsters, om-
dat b.o. op mengmonsters een te lage
gevoeligheid heeft. Dit laatste geldt
met name als - relatief onervaren - vee-
houders deze mengmonsters nemen.
Elk monster werd bacteriologisch on-
derzocht en er werd een celgetalbepa-
ling gedaan.

Barkema et al. vonden een grote sprei-
ding in het celgetal kort na het afkal-
ven. Vanaf het vierde melkmaal blijkt
het celgetal evenwel bmikbaar als in-
dicator voor een infectie in het uier.
Vanuit het panel komt de vraag in hoe-
verre bijmenging van rode bloedcellen
het celgetal kan beïnvloeden. Barkema
antwoordt hierop dat het gebmikte ap-
paraat (de Fossomatic) naar DNA en
kemeiwitten kijkt en dat erythrocyten
geen DNA bevatten. De Coulter-coun-
ter die in het verleden werd gebmikt,
telde deeltjes. Alleen al daardoor kon
dit apparaat geen betrouwbare celge-
talbepaling doen in biest.
Een vraag-en-antwoordspelletje ont-
wikkelt zich. Hebben antibiotica van
de droogzetter invloed op het b.o. van
de eerste melkmonsters? Reeds op zes
weken na inbrengen blijkt de antibio-
tica-concentratie gedaald te zijn tot
nauwelijks aantoonbare waarden. Bij
het moment van afkalven, na acht we-
ken, verwacht je dus geen enkel effect
meer. Barkema weet ook te melden dat
de kleur van biest geen verband houdt
met het celgetal.

OPZET STUDIE

Voor het onderzoek werden drie keer
honderd bedrijven gevraagd om deel te
nemen. Allemaal bedrijven, die in dat
jaar tien van de dertien keer een tank-
melkcelgetal (T.M.C.) hadden in een
bepaalde groep. Groep I bestond uit
bedrijven met een T.M.C. kleiner dan
150.000 cellen/ml., groep 2 had celge-
tallen tussen 150.000 en 250.000 en
groep 3 zat tussen 250.000 en 400.000.
Allemaal hadden ze een quotum tussen
300.000 kg en 900.000 kg melk, een
ligboxenstal, vierweekse melkcontrole
en zwartbonte koeien.
De voorwaarden hadden onder andere
de functie om de statische betrouw-
baarheid van de berekende mastitisin-
cidentie te garanderen. In Friesland
zitten hiervoor te weinig roodbonte
koeien en veehouders met een klein
quotum hebben ook te weinig koeien.
Bedrijven met een quotum boven
900.000 kg leveren geen grotere be-
trouwbaarheid van de gegevens op,
maar wel meer werk.
Barkema benaderde 304 bedrijven,
waarvan er 300 deelgenomen hebben
aan de proef. Op deze bedrijven zijn
drie enquêtes gedaan, één aan het be-
gin van het onderzoek, één in het mid-
den en één op het eind. De veehouders
kregen het verzoek om van ieder kli-
nisch-mastitisgeval een melkmonster
te nemen en in te vriezen. Deze mon-
sters werden elke zes tot acht weken
opgehaald en onderzocht. Op de helft
van alle bedrijven werden door de
Gezondheidsdienst van alle koeien
kwartiermonsters genomen. Vanwege
financiële redenen namen ze op de an-
dere helft van de bedrijven alleen mon-
sters van de hoogcelgetalkoeien. Het
NRS stuurde afschriften van de melk-
controlegegevens. De veehouders no-
teerden de afvoergegevens van alle
dieren ouder dan vijftien maanden. Op
alle bedrijven werd een natte-meting
gedaan van de melkmachine. Tenslotte
werd ook overal het stalklimaat en de
voeding bekeken. De onderzoekers
volgden al deze bedrijven gedurende
anderhalf jaar. \'Het was een enorme
hoeveelheid werk\', verduidelijkt Bar-
kema, ten overvloede.
\'In een praktijkonderzoek zoals dit\',
vertelt Barkema, \'heb je altijd te ma-
ken met een vertroebeling doordat de
veehouder de waamemingen doet.\' In
de slot-enquête werd daarom bijvoor-
beeld gevraagd hoeveel mastitisgeval-
len de veehouders hadden gemist.
Bedrijven waar dit aantal hoog was
zijn uit de studie genomen.

TANKMELKCELGETAL EN KLINI-
SCHE MASTITIS

Barkema begint zijn tweede inleiding
met duidelijk te maken waar de statisti-
sche voetangels en klemmen zitten bij
de bestudering van de relatie tussen
tankmelkcelgetal en de incidentie van
klinische mastitiden.\' Is er een verband
en zo ja, is dit verband oorzakelijk?\',
vat hij de probleemstelling samen.

Tankmelkcelgetal en
klinische mastitis
Is er een verhand en zo ja,
is dit verhand oorzakelijk?

\'Bestaat er een managementfactor die
het aantal klinische mastitiden kan
verhogen, maar het tankmelkcelgetal
kan verlagen, waardoor het lijkt dat er
een relatie is?\' Voor alle duidelijkheid:
de studie diende met name om een ant-
woord te vinden op de vraag, of een
laag tankmelkcelgetal een verhoogd

-ocr page 218-

risico geeft op klinische mastitiden.
Er bleek in de onderzoeksperiode geen
enkel bedrijf te zijn zonder gevallen
van klinische mastitis. De hoogste zat
op 136 monsters op een bedrijf met iets
minder dan 100 koeien. Dit bleek een
S. ö«reM.9-probleembedrijf te zijn.
Barkema definieert de incidentie van
klinische mastitis als: het aantallen ge-
vallen per jaar, gecorrigeerd voor aan-
en afvoer van dieren. Zo krijg je een
getal \'dat lijkt op het aantal klinische
mastitisgevallen per koe per jaar\'. Dit
getal bedroeg ongeveer 0.26, met een
verdeling die een flinke staart laat zien
op de probleembedrijven.
Er blijkt maar heel weinig verschil te
bestaan tussen de laagcelgetal- en
hoogcelgetalbedrijven, wat betreft de
gemiddelde incidentie van klinische
mastitis. Dit verschil is ook niet signi-
ficant. Op de laagcelgetalbedrijven
vonden de onderzoekers wel een gro-
tere spreiding in het aantal klinische
mastitisgevallen. Het lijkt dus dat hier
ziektekundig nog wel wat te doen is.
Bovendien was er een groter percen-
tage koeien waarvan de veehouders
noteerden dat ze ziek waren, op het
moment dat ze een klinische mastitis
hadden. Ook kan het zo zijn dat de gro-
tere spreiding van klinische mastitiden
op deze laagcelgetalbedrijven veroor-
zaakt wordt, doordat de betreffende
veehouders veel nauwkeuriger werken
en beter waarnemen.
De algehele conclusie die Barkema
trekt uit het onderzoek, luidt dat er geen
relatie is tussen celgetal en klinische
mastitisincidentie. Op laagcelgetalbe-
drijven vond hij minder klinische
S.
dysgalactiae-
en S. aga/ac//\'acmastitis.

Er is geen relatie tussen celgetal
en klinische-mastitisincidentie.

Merkwaardig genoeg trof hij toch af en
toe een kwartier met daarin
S. agalac-
tiae
op bedrijven met een celgetal on-
der de honderd. Terwijl dit een bacte-
rie is die nauwelijks kan overleven
buiten het uier. Vanuit het panel wor-
den gelijke bevindingen gemeld. De
incidentie van
S. «Z^emmastitiden ver-
toont absoluut geen relatie met het
T.M.C.
S. aureus toont duidelijk een
positief verband, dus veel Sau-mastiti-
den op hoogcelgetalbedrijven.
E. coli
vertoont ook een lineaire correlatie,
maar dan de andere kant op.
Barkema legt uit dat de conclusie van
het onderzoek geen universeel gel-
dende wet is. \'Als op een bedrijf sprake
is van een hoog T.M.C. en veel klini-
sche mastitiden, dan is er wel een ver-
band tussen die twee. Op dat bedrijf\'
En ook bij
S. aureus bestaat er een dui-
delijk verband. Op een laagcelgetalbe-
drijf met veel klinische mastitiden
hoeft de veehouder zich niet te concen-
treren op koeien met een hoog celgetal,
meent de spreker. \'Want die mastitiden
kunnen daar niet uit voortkomen.\'
De opmerkingen in de kantlijn en van-
uit het panel leveren interessante we-
tenswaardigheden op. Veehouders met
hoge tankmelkcelgetallen blijken vaak
melk met vlokjes door te leveren, ter-
wijl juist zij dit niet zouden moeten
doen. Een deel van het hoge T.M.C. op
bedrijven met een hoge mastitisinci-
dentie kan verklaard worden door het
gegeven dat het celgetal nog tenminste
veertien dagen verhoogd is na het ver-
dwijnen van de infectie. Barkema is
van mening dat het T.M.C. niet sterk
beïnvloed wordt door het aantal klini-
sche mastitiden.

RISICOFACTOREN
Voordat Barkema gaat spreken over de
bedrijfsstijlen, licht hij een tipje van de
sluier op over de risicofactoren met be-
trekking tot het vóórkomen van klini-
sche mastitis.

De incidentie van klinische mastitis is
lager op bedrijven die niet dippen of
sprayen. Dit blijkt niet alleen uit het
onderzoek van Herman Barkema,
maar uit alle studies die op dit gebied
in Nederland gedaan zijn. Als je dit
ziet, vertelt Barkema, rijst onmiddel-
lijk de vraag waarom die boeren zijn
gaan dippen of sprayen. Doen ze dit
omdat ze veel mastitisgevallen heb-
ben? Deze vraag kan hij niet beant-
woorden op basis van de gegevens die
zijn onderzoek heeft opgeleverd.
In de groep laagcelgetalbedrijven
blijkt het verschil in klinische mastitis-
incidentie nog veel groter te zijn, tus-
sen bedrijven die wel dippen of
sprayen en bedrijven die dit niet doen.
Ook is het typisch dat er veel meer ge-
dipt en gesprayd wordt op laagcelge-
talbedrijven. \'Onder meer door dit te
doen\', merkt Barkema op, \'hebben ze
hun celgetal naar beneden gekregen\'.
Hij stelt ook, dat de veehouder op een
hoogcelgetalbedrijf nooit moet stop-
pen met tepeldesinfectie, omdat hij
veel mastitiden heeft: \'Je bent wel
stom als je een T.M.C. hebt van
350.000 en je dipt of sprayt niet\'.
Laagcelgetalbedrijven blijken gemid-
deld al gedurende langere tijd te dip-
pen dan andere bedrijven. Bedrijven
uit groep 1 van het onderzoek
(T.M.C.< 150.000) dippen gemiddeld
al tien jaar.

In het noorden van Friesland zijn wei-
nig veehouders die voorbehandelen
met papieren doeken. Boeren hebben
er een verschrikkelijke hekel aan, ver-
telt Barkema, onder andere doordat er
slechte, dunne, doeken op de markt
zijn. Dik en stevig papier is nodig,
klinkt uit het panel. Boeren willen iets
in de hand hebben.

Dik en stevig papier is nodig:
hoeren willen \'iets in de
hand hebben\'.

Veehouders legden zelf het verband al
tussen vereelting van de speenpunt en
het aantal klinische mastitisgevallen,
gaat de spreker voort, en een aanvul-
lend onderzoek heeft dit ook aange-
toond. Vereelting, maar eigenlijk alles
wat de first line of defence van de
speen aantast, heeft invloed op de mas-
titisincidentie.

Alvorens over te gaan naar het vol-
gende onderwerp doet Barkema enkele
uitspraken. Melkmachine-wetenschap
is nog steeds typische soft-science.
Iedere dealer heeft zijn eigen theoriën,
waarbij nauwelijks wetenschappelijke
gegevens voorhanden zijn. Ook stelt
hij dat hij meer en meer geneigd is om
op bedrijven met veel mastitisgevallen
eerst naar de melkmachine te laten con-
troleren. Met name op bedrijven met
veel vaarzenmastitis. Op bedrijven met
een hoog T.M.C. zal hij eerder naar an-
dere factoren te kijken.

BEDRIJFSSTIJL

Het laatste onderwerp van de avond
betreft een inventarisatie naar de in-
vloed van het karakter van de veehou-
der op het tankmelkcelgetal op zijn be-
drijf

\'En nu gaan we echte soft-science be-
drijven\', zegt Barkema, als hij de eer-
ste sheet op de overheadprojector
plaatst. Dit blijkt ook uit de eerste re-
actie van het panel: \'Wat wil je hier-
mee?\'

Veel van de risicofactoren voor masti-
tis en hoogcelgetal zijn temg te voeren
op de aard van de veehouder, legt
Barkema uit, op de bedrijfstijl. Een be-
paald type boer kiest voor bepaalde
materialen en bepaalde manieren van

-ocr page 219-

it

««dia

Iff»

iMÉMll

werken. Voorstellen ter verbetering
van cie uiergezondheid worden door de
ene veehouder wel ten uitvoer ge-
bracht en door de andere helemaal niet.

Veel van de risicofactoren voor
mastitis en een hoog celgetal zijn
terug te voeren op de aard van
de veehouder

Omdat men in de praktijk vaak tegen dit
gegeven aanliep, vertelt Barkema, be-
sloot hij om te proberen deze veehou-
dergebonden eigenschappen in kaart te
brengen. Met als uiteindelijke doel om
kennis te verkrijgen die behulpzaam
kan zijn bij het overtuigen van een vee-
houder. \'Besteden wij wel genoeg aan-
dacht aan de mentaliteit, het karakter
van de boer?\', vraagt Barkema het pa-
nel. \'Nemen wij bijvoorbeeld wel vol-
doende tijd om dingen uit te leggen?\'
Het onderzoek is gedaan onder andere
in samenwerking met prof. van de
Ploeg, landbouwsocioloog aan de
Landbouw Universiteit Wageningen
(LUW). Een aantal stagiaires van de
Agrarische Hogeschool hebben een
aantal van deze managementfactoren
\'gescoord\'. Onder andere over de mate
van vereeltheid van de handen van de
melker. Daamaast heeft Barkema zelf
aan het eind van de studie een aantal
vragen gesteld aan de veehouder en
aan diens vrouw.

Aan de hand van een tabel vergelijkt
Barkema veehouders op bedrijven met
een hoog T.M.C., met boeren op laag-
T.M.C.-bedrijven. De laatste groep
blijkt gemiddeld jonger en ze willen
meer investeren in hun bedrijf
Bovendien geven deze veehouders aan
een betere administratie te voeren en
hun dieren beter te kennen. Hun vrou-
wen typeren deze mannen als \'precies
en niet snel\', terwijl vrouwen van
hoog-T.M.C-bedrijven hun mannen
\'snel en niet zo precies\' noemen. \'Met
name dit laatste komt tot uiting in een
betere hygiëne op bedrijven met een
laag T.M.C.\', licht Barkema toe.

PROEFSCHRIFT

Barkema benadmkt het belang van alle
hulp en medewerking die hij gehad
heeft van zijn promotor, prof dr. A.
Brand, en zijn co-promotors, dr. G.
Benedictus, dr. T.J.G.M. Lam en dr.
Y.H.Schukken.

Alle mnd veepraktij ken in Nederland
krijgen van de Gezondheidsdienst een
exemplaar van het proefschrift toege-
zonden. Overige belangstellenden
kunnen bij de locatie Drachten van de
Gezondheidsdienst een proefschrift
bestellen.

Verantwoorde reclame

In de Code worden twee fundamentele
normen uitgewerkt om ervoor zorg te
dragen dat voor veterinaire producten
op verantwoorde wijze reclame wordt
gemaakt.

Deze normen kunnen als volgt wordt
samengevat:

a) een verbod tot misleiding bij de
aanprijzing van veterinaire produc-
ten;

b) een verplichting om er voor te zor-
gen dat de aanprijzing in overeen-
stemming is met de waarheid en de
geldende normen van de goede
smaak en fatsoen.

De achterliggende gedachte is dat de
FlDlN het van groot belang acht dat de
vakkringen - in het bijzonder de die-
renarts, alsmede de dierhouders - op
een adequate en volledige wijze wor-
den geïnformeerd over veterinaire pro-
ducten c.q. diergeneesmiddelen. Het
belang van een verantwoord gebmik
van deze producten wordt daarmee ge-
diend.

Toezicht op naleving

Het toezicht op de naleving van deze
Code is opgedragen aan een onafhan-
kelijke commissie, de Commissie
Aanprijzing Veterinaire Producten
(CAVP). Deze Commissie is samenge-
steld uit drie leden, waarvan één door
de FIDIN, één door de KNMvD en één
- een onafhankelijk jurist die tevens op-
treedt als voorzitter - door de FIDIN en
de KNMvD gezamenlijk benoemd.
De Code is tot stand gekomen met on-
dersteuning en medewerking van de
KNMvD. Leden van de FIDIN onder-
schrijven de Code uit hoofde van het
FIDIN-lidmaatschap. De Code kan
ook door niet-leden worden onder-
schreven door middel van een schrifte-
lijke verklaring aan de Commissie
Aanprijzing Veterinaire Producten.

CODE VOOR DE AANPRIJZING VAN OIER-
GENEESMIOOELEN VERDUIDELIJKT

Ermelo, 9 februari 1998 - De veterinair farmaceutische bedrijfstak ver-
enigd in de FIDIN, hanteert al enige jaren een Code waarin regels zijn op-
genomen voor de reclame voor veterinaire producten. Deze Code is per 1
januari 1998 geheel herzien. De Code is hiermee gemoderniseerd en ver-
duidelijkt.

TANDHEELKUNDE BIJ
HET PAARD: TAAK
VAN VETERINAIR OF
VERZORGER?

Op donderdag 26 maart 1998 organise-
ren de Groep Geneeskunde van het
Paard en De Vlaamsche Paardenpractici
een symposium met als titel \'Tand-
heelkunde bij het paard: taak van veteri-
nair of verzorger?\'. Voorafgaand aan
het symposium vindt tevens de voor-
jaarsvergadering van de Groep Paard
plaats. Het symposium wordt gehouden
van 13.00 tot 21.30 uur in Sportcentmm
Papendal te Amhem. De kosten (inclu-
sief borrel en bewegend buffet) bedra-
gen ƒ 125,- voor leden, ƒ 150,- voor
niet-leden en ƒ 75,- voor studenten.
Opgave bij PAOD.

De tandheelkunde wordt in de breedste
zin des woords besproken, zoals het
belang van de tandheelkunde voor de
dierenarts, klinisch onderzoek van de
mondholte, praktische heelkunde van
het gebit, röntgendiagnostiek van het
gebit in de praktijk, chimrgische be-
handelingsmogelijkheden voor gebits-
problemen, de bevoegdheid van een
\'paardentandarts\', de gecertificeerde
gebitsverzorger en het voorkómen van
gebitsproblemen. Hiema vindt een pa-
neldiscussie plaats onder leiding van
dagvoorzitter dr. Wim Back.

-ocr page 220-

Aanleiding wijziging Kalverenbesluit

Begin 1997 is door de Raad van de
Europese Unie een Wijziging (97/2/EG)
van de Richtlijn 91/629/EEG tot de vast-
stelling van minimumnormen ter be-
scherming van kalveren, aangenomen.
Deze Richtlijn is van toepassing in alle
gebieden waarop het Verdrag van de
Europese Unie van toepassing is. Op ba-
sis van de Beschikking van febmari
1997 door de Commissie van de Euro-
pese Gemeenschap en de Gezondheids-
en Welzijnswet voor Dieren, is door de
Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij een Besluit ter wijziging van
het Kalverbesluit aan de Eerste en
Tweede Kamer voorgelegd. Medio de-
cember 1997 hebben beide Kamers het
gewijzigde Kalverbesluit aangenomen,
welke op 30 december 1997 in het

Op 1 januari 1998 is het gewijzigde Kalverenbesluit van kracht geworden.
Hiermee voldoet de nationale regelgeving aangepast aan de Richtlijn 97/2
welke door de Europese Commissie begin 1997 is vastgesteld. Dit
Kalverenbesluit is van toepassing voor zowel vleeskalverenhouders als melk-
veehouders en jongvee-opfokkers. De belangrijkste wijzigingen zijn dat kal-
veren niet meer aangebonden mogen worden, een verplichte groepshuisves-
ting voor kalveren ouder dan acht weken en meer vrije ruimte voor kalveren
in groepshuisvesting. Ook de maatvoering van de eenlingboxen voor kalveren
niet ouder dan acht weken moet ruimer worden. Daarnaast wordt er een mi-
nimum gemiddeld HB-gehalte voor kalveren vastgesteld en is het verstrekken
van een minimum hoeveelheid vezelhoudende ruwvoeders voor kalveren
vanaf twee weken oud, verplicht.

WELZIJNSEISEN KALVEREN CONFORM
EG-RICHTLIJN GEWIJZIGD

Nederlandse Staatsblad is gepubliceerd.
Vanaf dat moment zijn de dwingend
voorgeschreven communautaire bepa-
lingen in de nationale regelgeving vast-
gelegd en verplicht.

De regelgeving is van toepassing op
alle in gebruik zijnde kalverstallen,
voor opfokkalveren voor de melkvee-
houderij, opfok voor vleesstierenkal-
veren voor de roodvleesproductie en
voor de wit- en rosévleeskalveren.

Belangrijkste wijzigingen Kalveren-
besluit

Bij de vaststelling van minimumnor-
men ter bescherming van kalveren be-
gin 1997 zijn door de Europese Com-
missie verdergaande eisen gesteld aan
het houden en huisvesten van kalve-
ren. De belangrijkste wijzigingen.

Door Ir. L. Senden
Praktijkonderzoek Rundvee, Lelystad

voortvloeiend uit de richtlijn, betref-
fen:

- kalveren jonger dan zes maanden
mogen niet worden aangebonden;

- verplichte groepshuisvesting voor
kalveren die ouder zijn dan acht we-
ken;

- meer vrije mimte voor kalveren in
groepshokken en voor kalveren niet
ouder dan acht weken in eenling-
boxen;

- de vaststelling van een gemiddeld
minimum hemoglobinegehalte;

- de vaststelling van een minimum
hoeveelheid vezelhoudend voeder
voor kalveren vanaf twee weken
oud.

Eenlingboxen

De voorgeschreven maatvoering van
eenlingboxen is verruimd zodat een
kalf in gestrekte toestand kan liggen.
Dit betekent dat de breedte van elk hok
tenminste de schofthoogte van een
rechtopstaand kalf moet zijn en de
lengte van de eenlingbox tenminste 1,1
maal de lichaamslengte moet zijn. De
lengte van het kalf wordt gemeten van
de neuspunt tot aan de achterkant van
de zitbeenknobbel (tuber ischii).
De wanden van een eenlingbox zijn
opengewerkt zodat naast elkaar ge-
houden kalveren elkaar kunnen zien en
aanraken. Kalveren ouder dan acht we-
ken moeten in groepen gehuisvest
worden.

Het isoleren van een kalf in een een-
lingbox voor behandeling in verband
met gezondheid of gedrag is mogelijk
met een dierenartsenverklaring.

Groepshuisvesting

Ook aan de groepshuisvesting zijn ei-
sen gesteld. De minimale oppervlakte
per dier is afhankelijk van het levend
gewicht. Kalveren met een gewicht
minder dan 150 kg moeten tenminste
beschikken over 1,5 m^ vloeropper-
vlakte, kalveren met een gewicht van
150 kg of meer, maar minder dan 220
kg, hebben de beschikking over mini-
maal 1,7 m^ vloeroppervlakte en kal-
veren van 220 kg of meer hebben ten-
minste de beschikking over 1,8 m^
vloeroppervlakte.

Het aanbinden van kalveren is verbo-
den met uitzondering van kalveren die
in groepshokken gedurende ten hoog-

-ocr page 221-

ste één uur mogen worden vastgezet
tijdens het voederen van melk of een
melkvervangend preparaat.
De kalveren moeten kunnen liggen op
een houten roostervloer, op een dichte
vloer ingestrooid met strooisel of
voorzien van een rubbermat (bijvoor-
beeld ligbox) of op een betonrooster
bekleed met rubber of hout.
De minimale oppervlakte van de lig-
ruimte moet voor dieren van nul tot
drie maanden minimaal 0,5 m^ per dier
zijn en 0,7 m^ voor dieren van drie tot
zes maanden. Worden de runderen ge-
houden in een ruimte met ligboxen,
dan moet elk dier de beschikking heb-
ben over een ligplaats.
Als er voorraadvoedering wordt toege-
past dan moet er tenminste één vreet-
plaats per drie kalveren zijn. De mini-
male voerhekbreedte per dier is
minimaal 40 cm.

Nederland heeft ervaring met
groepshuisvesting

Toen begin jaren \'80 groepshuisves-
ting bij vleeskalveren werd opgepakt,
hebben het IMAG te Wageningen en
het IVO te Zeist uitgebreide praktijk-
proeven met groepshuisvesting uitge-
voerd. Destijds werd geconcludeerd
dat groepshuisvesting een goed alter-
natief was voor het houden van vlees-
kalveren. Kanttekening daarbij was de
hogere uitval bij groepshuisvesting.
Dit verdiende extra aandacht te krij-
gen. Een betere herkenning van dieren
(l&R), het optimaliseren van de huis-
vesting, de inrichting, de ventilatie en
de voeding zouden een wezenlijke bij-
drage leveren aan het welslagen van de
groepshuisvesting.

Uit jaarlijkse enquêteresultaten van
het Produktschap voor Veevoeders en
de cijfers van de Stichting Kwaliteits-
garantie Vleeskalveren (SKV) blijkt
dat het aantal kalverplaatsen bij de wit-
kalfsvleesproductie met groepshuis-
vesting is toegenomen van bijna 13%
in 1990 tot 30%. Het betreft hier bijna
190.000 plaatsen in de groep van de
ruim 680.000 totale kalverplaatsen.
Daarnaast worden er in Nederland on-
geveer 82.000 rosé-vleeskalveren ge-
houden, alle in groepshuisvesting.
De huidige ervaringen met groeps-
huisvesting zijn dat de technische re-
sultaten tussen boxen en groepshuis-
vesting vergelijkbaar zijn met elkaar.
Ondertussen zijn wel de boxen ook
ruimer geworden, hetgeen de resulta-
ten van het boxensysteem positief
beïnvloedt.

Recentelijk is naast het reguliere
groepshuisvestingssysteem met vier,
vijf of zes kalveren per groep, ook een
groepshuisvestingssyteem gestart waar-
bij 35 tot 70 kalveren in één groep wor-
den gehouden, het zogenaamde \'Peter\'s
Farm\' systeem van Alpuro te Uddel. De
eerste ervaringen hiermee lijken veelbe-
lovend.

Voldoende ijzer in voeding

Om bloedarmoede tegen te gaan en de
gezondheid en het welzijn van de kal-
veren te verbeteren moet het voer van
de kalveren voldoende ijzer bevatten.
Het gemiddelde hemoglobinegehalte
van een koppel kalveren moet tenmin-
ste 4,5 mmol/1 bereiken.
Bij de verschillende vleeskalverinte-
graties worden de kalveren een of
meerdere malen bloedgetapt om de he-
moglobinestatus te kunnen bepalen.
Verschillende integraties nemen indi-
viduele monsters in het begin van de
houderijfase in de derde of vierde
week na opzetten. In de latere groei-
fase wordt vaak steekproefsgewijs
monsters genomen (12^ tot 16^ week).
Bij een te laag hemoglobinegehalte
kan men individueel bijsturen door
middel van het toedienen van ijzerpil-
len of een injectie, maar ook op kop-
pelniveau door verstrekking via de
melk. Diverse integraties hebben aan-
gegeven dat aan de minimumeis van
4,5 mmol/1 goed is te voldoen. De
marge is echter beperkter, hetgeen
een meer nauwkeurige sturing nood-
zaakt.

Overige eisen

Voor de fokbedrijven (melk- en zoog-
koeien) stelt het Kalverenbesluit dat
aan kalveren na de geboorte zo snel
mogelijk en uiterlijk binnen zes uur
biest wordt gegeven.
Vanaf de leeftijd van twee weken is de
verstrekking van vezelhoudend (ruw)-
voer voorgeschreven. Dit voer is van
belang voor de instandhouding van de
darmflora en voor de ontwikkeling van
de pens van de kalveren. De hoeveel-
heid vezelhoudend voer moet geleide-
lijk toenemen van 50 tot 250 gram per
dag voor kalveren van 20 weken.
Er geldt dat er voldoende daglicht door
wanden en dak is voor de kalveren, te
weten voor vleeskalveren minimaal
2% van het vloeroppervlak en voor op-
fokkalveren minimaal 5% van het
vloeroppervlak.

Bij mechanisch geventileerde stallen
moeten noodvoorzieningen getroffen
kunnen worden, om toch voldoende
frisse lucht in de stal te krijgen bij sto-
ringen. Een alarminstallatie is dan ver-
plicht.

Op een bedrijf moet een ziekenruimte
aanwezig zijn die plaats biedt aan mi-
nimaal 1% van het totaal aantal runde-
ren met minstens één plaats.

Overgangstermijn aanpassingen Kal-
verenbesluit

Richtlijn nr. 97/2/EG heeft met name
vanwege de aanscherping van de eisen
die aan de vrije ruimte per kalf worden
gesteld, een lastenverzwaring voor alle
bedrijven die kalveren houden tot ge-
volg. Op enig moment in de periode
tussen 1 januari 1998 en 31 december
2006 zullen de bestaande stallen op
deze bedrijven moeten worden aange-
past aan de nieuwe huisvestingsnor-
men. Bedrijven die in deze periode
nieuw worden gebouwd, herbouwd of
verbouwd, moeten direct aan de
nieuwe norm voldoen.
Bedrijven die op 1 januari 1998 volde-
den aan het Kalverenbesluit van 1994,
hebben een overgangstermijn tot 31
december 2003. Zij moeten dan aan de
volgende eisen hebben voldaan:

a. als de kalveren in eenlingboxen
worden gehouden, hebben de een-
lingboxen elk een breedte van ten-
minste 0,8 maal de schofthoogte of
81 cm hart op hart der wanden ge-
meten en een lengte van tenminste
130 cm voor kalveren tot en met de
leeftijd van acht weken;

b. als de kalveren anders dan in een-
lingboxen worden gehouden, heeft
elk kalf de beschikking over ten-
minste 1,5 m^ vloeroppervlakte, en

c. de wanden van een eenlingbox zijn
zodanig opengewerkt dat naast el-
kaar gehouden kalveren elkaar kun-
nen zien zonder dat zij hun kop door
de openingen kunnen steken.

Vragen

Door de Dienst Landbouw Voor-
lichting (DLV) is een folder voor de
rundveehouders samengesteld. Voor
specifieke vragen kunnen de veehou-
ders terecht bij de DLV in hun regio.
Stal lenbouwers, melkpoederfabrikan-
ten, mengvoederproducenten en de
verschillende vakbladen zijn vanuit
het Praktijkonderzoek Rundvee, Scha-
pen en Paarden geïnformeerd. Voor
verdere informatie heeft het In-
formatie en Kenniscentrum Landbouw
van het Ministerie van Landbouw een
Helpdesk ingesteld. Hier kunt u uw
vragen telefonisch stellen via telefoon-
nummer 0318 - 671571.

-ocr page 222-

• •

• : We kimnen nog niet allés verk]

4 • • • •• : •

». . •

FORT DODGE ANIMAL HEALTH. HUN GEZOr

-ocr page 223-

m, maar komen toch een heel eind

Kosmische geheimen inspireren de mens al eeuwen-
lang in zijn zoektocht naar de samenhang der delen.
Wij van Fort Dodge verdiepen ons in vele aspecten
van de diergeneeskunde. Door een continu proces van
research and development zijn wij in staat steeds meer
van het leven te doorgronden. Hierdoor kunnen we in-
^^ novatief inspelen op behoeften en

problemen in de veterinaire ge-
zondheidszorg. Door het samen-
gaan van Pbrt Dodge en Solvay
Duphar zijn wij uitgegroeid tot
een van de toonaangevende
ondernemingen in de wereld, met
een nummer-één-positie in de

Tf

• V

ontwikkeling en productie van veterinaire vaccins. We
verleggen onze grenzen met de ontwikkeling van
de eerste difluoroquinolone, een nieuwe generatie
endectocide en vele andere producten. Daardoor kunnen
wij u, als onze afnemer, steeds beter van dienst zijn.

ID ONZE ZORG.

FORTDODGl

-ocr page 224-

Raad van Europa

Pels dieren:

Over de minimum afmetingen van de
kooien is overeenstemming bereikt.
Nieuwe bedrijven moeten vanaf 1999
aan deze eisen voldoen, voor 2013 moe-
ten de bestaande aangepast zijn. Over de
inrichting van de kooien moet nog ge-
sproken worden. Zaken die nog opgelost
moeten worden: de vraag of nertsen toe-
gang tot water moeten hebben en de
hoogte van kooien voor chinchilla\'s.

Ganzen:

Denemarken, Zweden en Frankrijk heb-
ben overeenstemming over de productie
van foie gras bereikt.

Gezelschapsdieren

Zwerfdieren:

Een groot probleem in Zuid-Europa.
Veel toeristen nemen zwerfdieren mee
van vakantie, hetgeen meestal tot proble-
men leidt. Beter is het om het geld te be-
steden aan fondsen om kennels te bou-
wen in het vakantieland, zodat ze daar
goed opgevangen kunnen worden.

Ingrepen hij honden en katten:
De werkgroep zal een veterinair stand-
punt moeten bepalen en zich niet moeten
laten beïnvloeden door fokkers of andere
niet professionele groeperingen. Een
goede definitie van het begrip \'mutila-
tion\' is nodig.

Proefdieren

Apen:

De Laboratory Animals Welfare Task
Force heeft het vangen en transporteren
van apen aan de orde gesteld. Trans-
portroutes die geen aanleiding geven tot
oponthoud moeten gebmikt worden. Er
ontstaan problemen omdat verschillende
luchtvaartmaatschappijen, onder dmk
van de publieke opinie, deze dieren niet
meer willen vervoeren. Via Schiphol
vinden nog steeds apentransporten
plaats.

Huisvesting:

Studies naar de verbetering van de huis-
vesting van proefdieren zullen worden
verricht. De taken zijn als volgt verdeeld:

- knaagdieren: Vera Baumans.

- honden en katten: David Whitaker.

Voor de onderwerpen minivarkens en
apen worden nog deskundigen gezocht.

Werkgroep biotechnologie

- Jacques Santer (Voorzitter Europese
Commissie) heeft een Ethical Ad-
visory Group geïnstalleerd. De door de
werkgroep biotechnologie geprodu-
ceerde stukken over xenotransplanta-
tie zijn met waardering door deze ad-
viesgroep ontvangen.

- Op de volgende FVE-vergadering in
mei 1998 zal uitgebreid over het on-
derwerp biotechnologie worden gede-
batteerd.

Transport

- J. Broderick (Ierland) deed verslag van
proeven om veewagens per satelliet te
volgen en zo te controleren of reistij-
den niet overschreden worden. Deze
methode blijkt te duur te zijn. Beter is
het om strenger op de bestaande regels
te controleren.

Het Ierse controlesysteem bij dieren-
transporten naar het buitenland is toe-
gelicht. Vervoermiddelen moeten
goedgekeurd zijn, de hoeveelheid die-
ren in de wagen wordt door de officiële
dierenarts gecontroleerd en als er
storm voorspeld wordt, gaat het trans-
port niet door. De precieze tijd van ver-
trek moet op het certificaat worden
vermeld en een reisplan moet door de
officiële dierenarts worden afgestem-
peld. Naar de mening van dr.
Broderick wordt in veel EU-lidstaten
aan de bestaande regelgeving op het
gebied van diertransporten onvol-
doende aandacht besteed. Het
ANIMO-systeem zou meer waarde
hebben wanneer gegevens over de
aankomsttijd en de conditie van de die-
ren naar de plaats van verzending zou-
den worden temgemeld. Dit voorstel is
enkele jaren geleden al door de FVE
bij de EU-Commissie neergelegd.

- Nog niet in alle lidstaten is de EU-
Transportrichtlijn in de nationale wet-
geving opgenomen.

Europese Commissie

Met genoegen is vastgesteld dat er voor
dierenwelzijn weer drie personen bij de
EC werkzaam zijn: John Wilson, Peter
van Houwelingen en Sikke Beukema.

ANIMAL WELFARE WORKING
GROUP OF THE FVE

VERGADERING OP 16 NOVEMBER 1997 IN BRUSSEL

Enige nationale berichten

Denemarken:

Bij een aantal Moslimgroeperingen be-
staat de bereidheid om bij het ritueel
slachten toe te staan dat de dieren direct
na het doorsnijden van de keel verdoofd
worden. Vanaf 1 maart 1998 is een
nieuwe wet van kracht voor het labellen
van voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong op het gebied van veiligheid,
kwaliteit, smaak en dierenwelzijn.
Groeibevorderaars zijn verboden. Ont-
hoomen zonder verdoving is nu verbo-
den.

1998 is het jaar van het welzijn in de var-
kenshouderij.

België:

Een nieuwe wet schrijft voor dat alle
honden en katten geregistreerd moeten
worden en fokkerijen en verkoopplaat-
sen van deze dieren geregistreerd moe-
ten zijn. Dierenartsen hebben de plicht
overtredingen van deze wet te melden.
Dit gebeurt echter zelden omdat ze bang
zijn klanten te verliezen. Op vrijwillige
basis worden kennels iedere driejaar aan
een inspectie onderworpen.

Griekenland:

Na langdurige discussies heeft het
Parlement ingestemd met een plan om
zwerfdieren te vangen en na identifice-
ren en castreren weer los te laten. Vooral
het casteren is voor de publieke opinie in
Griekenland moeilijk te aanvaarden.
Het houden van stmisvogels op com-
merciële basis is begonnen.

Frankrijk:

In verband met het welzijn van slacht-
dieren zijn speciale opleidingen voor
slachthuispersoneel gestart. Onderzoek
naar welzijnsaspecten bij het slachten
van vogels, en stmisvogels in het bijzon-
der, is gestart aan de veterinaire faculteit
in Lyon.

Spanje:

De publieke belangstelling voor dieren-
welzijn neemt toe. Spaanse dierenbe-
schermingsorganisaties hebben het stie-
rengevecht geaccepteerd. Nu kan op
andere terreinen meer voortgang worden
geboekt.

Nederland:

Besproken zijn: de aanbevelingen van de
Commissie Ethiek van de KNMvD en
de gevolgen van de varkenspestuitbraak
voor het dierenwelzijn en de publieke
opinie over de varkenshouderij.

J. Minderhoud

-ocr page 225-

•I I ft

ÜÜMI

IttMtdÉl

BESLUIT DODEN VAN DIEREN

Het Besluit doden van dieren is erop
gericht het welzijn van dieren rond het
doden, inclusief het gehele proces
daaromheen, te waarborgen. Deze re-
gels houden in dat:

* de dodingshandeling onmiddellijk
na aanvang tot de dood van het dier
moet leiden;

* er geen onaanvaardbare opwinding
of pijn mag optreden alvorens be-
wusteloosheid intreedt;

* er snel bewusteloosheid moet intre-
den en dat de dood moet volgen
vóórdat het dier weer bewustzijn kan
komen.

Uitzonderingen op deze regels zijn er
indien een dier gedood moet worden
om:

* onmiddellijk gevaar voor mens of
dier te beëindigen of te voorkomen;

* ondraaglijk lijden van een dier te
beëindigen;

* een besmettelijke dierziekte te be-
strijden.

Het besluit is wel van toepassing op:

* alle zoogdieren;

* reptielen en amfibieën;

* vogels.

Het besluit is niet van toepassing op;

* dieren die ritueel geslacht worden;

* vrij wild bestemd voor de vleeshan-
del;

* vrije dieren (dieren die niet door de
mens gehouden worden);

lagere diersoorten zoals insecten,
ongewervelden, schaal- en schelp-
dieren;

* vissen.

De GWWD is alleen van toepassing op
dieren die gehouden worden (artikel
1). Het doden van vrije dieren, zoals
bij de jacht gebeurt, valt daarom buiten
dit besluit.

Lagere diersoorten zijn niet aangewe-
zen omdat over deze dieren te weinig
bekend is. Hierdoor kan geen duidelijk
antwoord op de vraag gegeven worden
of, en zo ja, op welke wijze en onder
welke omstandigheden deze dieren
pijn, angst of opwinding ervaren.
Voor vissen zijn tot nu toe ook geen re-
gels opgesteld. Deskundigen zijn het
niet met elkaar eens of vissen pijn of
stress kunnen ervaren. Op dit moment
vindt voor vissen nader onderzoek
plaats, hetgeen in de toekomst kan lei-
den tot aanpassing van dit besluit.

WIE MOGEN DIEREN DODEN

Het doden en wat daaraan voorafgaat
zoals het verplaatsen, onderbrengen,
fixeren en bedwelmen, dient voor het
dier zonder vermijdbare opwinding,
lijden of pijn gepaard te gaan. Om dit
humaan en doeltreffend uit te kunnen
voeren moeten de mensen die deze
handelingen verrichten de nodige ken-
nis en vaardigheden bezitten. Het laten
inslapen van een dier met behulp van
een spuitje moet daarom in het alge-
meen door een dierenarts gedaan wor-
den.

De Gezondheidsplanner Melkvee is
ontwikkeld om een gericht manage-
ment rondom uiergezondheid te kun-
nen voeren. Met behulp van de
Gezondheidsplanner kan de melkvee-
houder maatregelen plannen ter pre-
ventie van gezondheidsproblemen.
Met behulp van kengetallen, kunnen
afwijkingen snel worden gesignaleerd.

De Gezondheidsplanner bevat een
analyseschema, waarmee in geval van
afwijkingen een systematische analyse
kan worden uitgevoerd. Aan de hand
van de resultaten van deze analyse kan
de planning van preventiemaatregelen
dan eventueel worden aangepast.
De Gezondheidsplanner is getest in

Op 1 september 1997 is het Besluit doden van dieren in werking getreden, een
onderdeel van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Hierin
worden regels gesteld aan de wijze waarop dieren gedood mogen worden. Dit
Besluit is gebaseerd op artikel 44, eerste lid. Over situaties waarin een dier ge-
dood mag worden en redenen waarop spreekt dit besluit zich niet uit.
Daarover zal volgend jaar een ander besluit van kracht worden, gebaseerd op
artikel 43 van de GWWD.

Toezicht vindt plaats door ambtenaren
van de Algemene Inspectiedienst
(AID) en Rijksdienst voor de keuring
van Vee en Vlees (RVV). De ambtena-
ren van de AID zijn tevens aangewe-
zen als opsporingsambtenaren.

HELPDESK

Naar aanleiding van de (publicaties
over de) besluiten kunnen vragen rij-
zen. Vragen over gezelschapsdieren
kunnen worden voorgelegd aan de
Helpdesk bij het IPC Dier te Bameveld.
De helpdesk is tijdens werkdagen ge-
opend van 8.30 tot 12.00 uur en bereik-
baar via telefoonnummer 0342-
414881, fax 0342-492813 of via e-mail
RWE(gIPCDIER.HACOM.NL.
Gelieve te vragen naar de heer R.
Wessels, de heer H. de Geus of me-
vrouw M. Pouw (secretaresse). Voor
zover dat mogelijk is worden vragen
direct beantwoord. Waar nodig, zal
eerst overleg met het Ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
plaatsvinden.

Drs. R.J.A.M. Wessels,
IPC Dier Barneveld,
Stuurgroep Communicatie
Dierenwelzijn.

PRAKTIJKPROEF GEZONDHEIDS-
PLANNER MELKVEE

een praktijkproef met 250 melkvee-
houders. Doel van deze proef was om
na te gaan of het werken met de
Gezondheidsplanner effect heeft op
het bedrijfsniveau. Nevendoel was om
na te gaan welke kennis en begeleiding
nodig is om de Gezondheidsplanner
goed te kunnen gebmiken.

De resultaten van de praktijkproef
worden gepresenteerd tijdens een the-
mamiddag die wordt georganiseerd op
dinsdag 31 maart 1998 om 13.00 uur
in de Schakel te Nijkerk.

-ocr page 226-

i ft

OPENINGSTIJDEN REDUCTIEBUREAU

Het Reductiebureau in het hoofdgebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde is op
woensdag en donderdag van 17.00 tot 18.00 uur geopend.
Dierenartsen en studenten kunnen hier terecht voor allerlei dictaten.

Telefonische bestelling van dictaten is ook mogelijk via telefoonnummer 030 - 2534693.
Studenten kunnen hier ook terecht voor boeken en utensiliën.

Geachte redactie.

Naar aanleiding van het artikel van
Sophie Deleu in het TvD van 15 febru-
ari 1998, wil ik u wijzen op hetgeen ik
in het TvD van 1 november 1985
schreef in de ingezonden brief
\'Belangenbehartiging van de practici\'.
Daarin stelde ik dat het feit dat de
KNMvD een vereniging was waarvan
niet alleen praktiserende dierenartsen
lid konden zijn, maar ook dierenartsen
die werkzaam zijn bij overheid en be-
drijfsleven, een eensgezind standpunt
over de diergeneeskundige verzorging
in de weg staat. Het is namelijk moei-
lijk voor te stellen dat een dierenarts in
dienst van overheid of bedrijfsleven
binnen de KNMvD meningen zou
gaan . verdedigen die tegengesteld zijn
aan die van zijn werkgever.
We zijn nu 14 jaar later en kunnen vast-
stellen dat de varkenspest bestreden
wordt op een manier die niets met dier-
geneeskunde te maken heeft en waarbij
de meest voor de hand liggende maat-
regel,
enten, zelfs verboden is.
In dit verband is het interessant in de
rubriek \'Van de Hoofdredactie\' in het
TvD van 1 maart 1997 van de hand van
prof dr. G.H. Wentink naar aanleiding
van de door minister Van Aartsen ge-
nomen maatregel te lezen: Dat in de
grond iedere veehouder beseft dat de
door de minister afgekondigde maatre-
gel de enige juiste is.
Wanneer de KNMvD de zetel opeist in
het basisoverleg, welke mening wordt
daar dan namens de KNMvD naar vo-
ren gebracht?

L. Tholhuijsen

BEHANDELWIJZEN

Collega Rijnberk stelt heel terecht dat
\'veel van onze behandelingen slechts
op klinische ervaring berusten\'. Het
zou dan ook goed zijn indien er behan-
delingsprotocollen voor gezelschaps-
dieren zouden verschijnen, waar de
practicus zich in eerste instantie, na de
gestelde diagnose, aan kan houden.

Het is dan ook jammer dat meer dan de
helft van het artikel besteed wordt aan
het weer aan de kaak stellen van de al-
tematieve geneeswijzen. Het pro-
bleem zit blijkbaar diep. Toch is de ho-
meopathie een geneeswijze met een

Geachte redactie,

In het evaluatierapport van de periode
tot 10 april 1997 betreffende de var-
kenspestbestrijding lees ik op blad-
zijde 8 het volgende:

De minister besloot na enkele dagen
tot een integrale opzet van de crisisor-
ganisatie door de aanstelling van de
Secretaris Generaal (LNV) als hoofd-
duidelijk protocol. De genoemde
anamnese hoort daar gewoon bij.
Daarbij beschikt de homeopathie over
geneesmiddelen voor aandoeningen
waar de reguliere (dier)geneeskunde
amper oplossingen voor heeft. Zo zijn
er humaan 3000 hoofdpijnsymptomen
beschreven.

Ten slotte: het zou geen kwaad kunnen
om ook eens de tot nu toe verschenen
klinische onderzoeken aangaande de
talloze op de markt zijnde geneesmid-
delen voor gezelschapsdieren eens kri-
tisch op een rij te zetten.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk)
worden aangeleverd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook moge-
lijk). Aan het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.

A.G.G.Kok

verantwoordelijke op centraal niveau
en door de aanstelling van de direc-
teur Zuid als coordinator in de regio.
Deze benoemingen betekenden een
verandering in de traditionele regie
van de dierziektebestrijding.

Wat was er mis met die traditionele re-
gie van de dierziektebestrijding?

L. Tholhuijsen

-ocr page 227-

\'Je komt altijd wijzer van de markt dan
naar de markt.\' Het is goed dat we ons
dit spreekwoord voor ogen houden als
we thans over varkenspest praten of
schrijven. Het is duidelijk dat de be-
strijding van de epidemie niet is gelo-
pen zoals men zich dat had voorge-
steld. Dat neemt niet weg, dat zeer vele
collegae met hun hulpkrachten ontzag-
lijk veel werk hebben moeten verzet-
ten, zonder dat dit altijd tot het ge-
wenste effect heeft geleid. Emstige
kritiek op het gevoerde beleid werd
echter nauwelijks gehoord.

Het deed mij daarom goed in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 januari 1998 van de hand van col-
lega dr. C. Terpstra in de rubriek \'Van
de Hoofdredactie\' een duidelijke ana-
lyse te lezen, over datgene dat er ei-
genlijk aan schort in de veterinaire
huishouding als het gaat om een grote
ziekte-uitbraak van een van de be-
kende Veewetziekten.

Het is goed dat velen deze uitspraken
namens de Hoofdredactie lezen, niet
alleen de dierenartsen, maar ook de be-
leidbepalers in de regering en op het
departement van Landbouw.

Ook de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde had mogelijk
wat actiever kunnen zijn. We hebben
een dergelijke ramp nog niet meege-
maakt en het zou voor alle dierenartsen
van grote betekenis zijn geweest als de
redactie een verslaggever naar het ge-
bied had gestuurd, zodat we iedere
twee weken verse infonnatie hadden
gekregen over belangrijke vragen zo-
als diagnostiek, de verspreiding, het
ruimen, enzovoort, enzovoort...

In hetzelfde tijdschrift van 15 januari
heb ik met veel genoegen in de rubriek
\'Ingezonden\' de bijdrage gelezen van
onze Belgische collega Raf Bombeek.
Met nadruk wijst hij er op dat de die-
renartsen in \'Brussel\' verantwoorde-
lijk zijn voor de nadruk op het non-
vaccinatiebeleid.

Het is best te begrijpen dat men bij een
varkenspestuitbraak als eerste middel
grijpt naar \'stamping-out\', maar daar-
naast dient ook de vaccinatie te wor-
den overwogen. Bij een uitbraak moet
daarover snel kunnen worden beslist.

i I

m

niet eerst vergaderen, dan rapporteren,
dan het Permanent Veterinair Comité
bijeenroepen, enzovoort.
Bij een dergelijke uitbraak dient direct
een vertegenwoordiger van het Per-
manent Veterinair Comité beschikbaar
te zijn om ter plaatse te overleggen of
vaccinatie gewenst is of niet. Vac-
cinatie moet overwogen kunnen wor-
den zonder dat er rigoureuze beperkin-
gen voor een geheel land worden
voorgeschreven. Het is duidelijk dat
vaccinatie kan leiden tot bepaalde be-
perkingen, maar deze dienen redelijk
te zijn en aan de situatie te zijn aange-
past. Dit is belangrijk, omdat het er
nog niet naar uitziet dat bijvoorbeeld
de varkenspest in geheel Europa zal
zijn uitgeroeid.

Maar we zijn er nog niet. Er lopen in
ons land nog altijd honderden runderen
in natuurgebieden waarop buitenge-
woon weinig toezicht is. De natuurge-
bieden vormen natuurlijk geen echte
natuur, het zijn meestal gewoon meer
of minder aan hun lot overgelaten ge-
bieden. De runderen die daar lopen, be-
horen gewoon tot de door de eeuwen
heen gekweekte en geselecteerde mn-
derrassen. Deze dieren zijn niet natuur-
lijker dan onze gewone zwart-bonte
koeien. Daar lopen zij dan deze mnde-
ren terwijl ze een voortdurende bedrei-
ging voor onze kostbare veestapel vor-
men. Een mond- en klauwzeeruitbraak
blijft tot de mogelijkheden behoren.

Zelfs als het maar een kleine uitbraak
betreft, bijvoorbeeld op vijf boerde-

Bij gebruik van amoxycycline 15%
batch 970412 van de firma Aesculaap
treden de volgende werkingen op:

- Temperatuurstijgingen tot 41 graden
Celcius, entreacties, anorexia, bra-
ken en sufheid, alsmede pijnlijke
zwellingen op de injectieplaats.

- Bij drie honden volstond een behan-
deling met Baytril gedurende vijf
dagen, echter bij één hond was de
klacht van dien aard dat er medisch

NOG EENS VARKENSPEST

Èk

m

rijen, dan nog zullen alle zeilen moeten
worden bijgezet om snel voldoende
mnderen te enten, om over schapen en
varkens maar te zwijgen. De loslo-
pende \'natuurmnderen\' zijn niet snel
bijeen te drijven, laat staan in te enten.
Als de natuurorganisaties zich deze
grote grazers willen permitteren, dan
zal het nodig zijn ervoor te zorgen dat
deze mnderen geen bedreiging kunnen
vormen voor onze zeer kostbare mnd-
veestapel.

De eigenaren van de grote grazers zul-
len moeten worden verplicht om een-
maal per jaar hun grote grazers in te la-
ten enten tegen mond- en klauwzeer.
Daartoe zal het nodig zijn dat in al die
natuurgebieden kralen worden ge-
bouwd waarin deze koeien kunnen
worden bijeengedreven. Aan de ach-
terkant van deze kralen dient een
smalle uitgang te worden gebouwd,
waardoor de koeien één voor één kun-
nen passeren. Daar kunnen ze worden
ingeënt, gecontroleerd en van een oor-
merk worden voorzien. Alleen dan is
men wat de gewone veestapel betreft
min of meer verantwoord bezig met de
grote grazers.

De Nederlandse dierenartsen en dus
ook onze eigen KNMvD hebben de
plicht om niet alleen de regering maar
ook alle veehouders met klem te wij-
zen op het gevaar van de grote grazers.
Laat het Hoofdbestuur niet te lief zijn
voor onze regering. We zien aan de
varkenspestepidemie wat voor risico\'s
men loopt bij een uitbraak van een erg
infectieuze vimsziekte.

MELDING GEVAARLIJKE BIJWERKING
AMOXYCYCLINE 15% VAN AESCULAAP

Prof. dr. G. Wagenaar

ingegrepen moest worden met als re-
sultaat twee weken spoelen van de
gecreëerde wond.

Daar de firma Aesculaap na het aanmel-
den van de problemen, die overigens
naar zeggen van de firma al bekend wa-
ren, geen actie heeft ondernomen, zie ik
mij genoodzaakt deze ongewenste bij-
werkingen via deze manier naar buiten
te brengen.

Emanuel Mol, Voorhout

-ocr page 228-

Het symposium vindt plaats in het
Androclusgebouw (hoofdgebouw dier-
geneeskunde) aan de Yalelaan 1 te

Utrecht. De toegangsprijs bedraagt
ƒ 10,- voor studenten en / 15,- voor
dierenartsen en overige belangstellen-
den (prijs inclusief lunch). Kaarten
zijn verkrijgbaar door overmaking van
de genoemde bedragen op rekening-
nummer 3943 511 71 1 ter attentie van
Archaeopteryx, Rabobank Utrecht,
onder vermelding van uw naam, adres
en aantal deelnemers. De kaarten wor-
den dan circa twee weken voor aan-
vang naar u toegestuurd. Ook kunnen
er enkele dagen voor het symposium
kaarten gekocht worden in de hal van
het Androclusgebouw of bij de
Archaeopteryx-kamer tussen 12.30 en
13.30 uur.

Voor meer informatie kunt u hellen:
030 - 253 74 76 en dan uw naam en te-
lefoonnummer inspreken. Wij hellen u
dan zo spoedig mogelijk terug.

Tot ziens bij vreemde praktijken op 28
maart!

Het bestuur van Archaeopteryx

BIJZONDERE DIEREN ÜP HET SPREEKUUR

Op zaterdag 28 maart 1998 zal door het bestuur van Archaeopteryx een sym-
posium georganiseerd worden. Zij hebben voor u een dagvullend programma
in petto waarbij aandacht besteed zal worden aan de meest voorkomende
ziekten/problemen bij vogels (spreker: dhr. Hooimeijer), fretten (spreker:
dhr. Schoemaker, reptielen en knaagdieren (spreker: mw. Westerhof) en vis-
sen (spreker nog onbekend). Ook zal er een demonstratie/workshop animal-
handling gegeven worden waarbij zoveel mogelijk van deze diersoorten aan
bod zullen komen. Al met al zeer de moeite waard.

VREEMDE PRAKTIJKEN

Locatie

Golden Tulip Hotel
Gezondheidsdienst voor Dieren
Restaurant De Meem
Paviljoen Molenwijk

INSTRUCTIEBIJEENKOMSTEN
IBR

In verband met de invoering van de verplichte IBR-bestrijding per 1 mei 1998
organiseert de Gezondheidsdienst voor Dieren instructiebijeenkomsten voor
practici. Deze bijeenkomsten worden \'s middags gehouden en het aanvangs-
tijdstip is 14.00 uur.

Datum

31 maart 1998
1 april 1998

7 april 1998

8 april 1998

Plaats

Drachten
Deventer
De Meem
Boxtel

ACUPUNCTUURÜPLEIDING

The Intemational Veterinary Acu-
puncture Society (IVAS) start in sep-
tember 1998 met een op de praktijk ge-
richte opleiding veterinaire acupunc-
tuur. De opleiding neemt acht weeken-
den in beslag en wordt afgesloten met
een examen. Een en ander vindt plaats
in Bmssel. Naast theoretisch zal er ook
praktisch onderwijs worden gegeven
met behulp van behandelingen bij
paarden en gezelschapsdieren.

Inlichtingen en aanmelding (zo spoe-
dig mogelijk) mogelijk bij Roy van
Doorn, Victor Jacobslei 42-44, B-
2600 Berchem (Ant^\'erpen), België.
Telefoon: 0032-3-2393175, jhx: 0032-
3-2869427.

Ineke Wisse

Op 28 mei 1998 houdt dr. R.E. Wong
Chung, neuroloog en chef de clinique in
AZN St. Radboud, bekend van diverse
televisie-uitzendingen over acupunctuur,
een voordracht over \'Behandeling neuro-
logische bewegingsstoomissen\' op de le-
denvergadering van de Samenwerkende
Nederlandse Veterinaire Acupuncturis-
tenverenigingen (SNVA). Deze leden-
vergadering vindt plaats in Chateau
d\'Aubert, Boterbloem 1 te Driebergen
om 20.30 uur. Belangstellenden zijn van
harte welkom.

Ineke Wisse, SNVA
telefoon: 070-3666828

BEHANDELING NEUROLOGISCHE
BEWEGINGSSTOORNISSEN

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
retums te geven.

-ocr page 229-

Op donderdag 19 maart 1998 zal weer
een zogenaamde \'Casuïstiekenavond\'
plaatsvinden. Tijdens deze avond zul-
len de homoeopathisch-werkende die-
renartsen mevrouw G.C. van Gemert-

Staal uit Utrecht en Sj. Westra uit Zeist
casuïstieken uit de praktijk behande-
len. Indien u belangstelling heeft om
deze studieavond bij te wonen, die van
20.00 tot 22.30 uur plaatsvindt in het
Beatrixgebouw van het Jaarbeurscon-
grescentmm. Jaarbeursplein te Utrecht
(telefoon: 030 - 295 59 II), dan kunt
zich hiervoor aanmelden bij onderge-
tekende op het secretariaatsadres

Vogelwikkeveld 22 te (3448 ER)
Woerden (telefoon/fax: 0348 - 416
843).

Leden van de KNMvD met belangstel-
ling voor de veterinaire homeopathie
worden van harte uitgenodigd om ook
eens op een andere studievergadering
aanwezig te zijn. Informatie over de
inhoud van een bepaalde studieverga-
dering is eveneens te verkrijgen bij on-
dergetekende.

Gérardo Th.A. Menges

CASUÏSTIEKENAVOND

dingen G

■ « II jm

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursus-
sen. Opgave voor de genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374,
fax (030) 2516490 of e-mail
paod@pobox.ruu.nl. Ons volledige
cursusaanbod kunt u, naast onze bro-
chure, vinden op internet pagina:
http://www. cc.ruu.nl/paod.

Behandeling gedragsproblemen bij
honden,
diverse data en locaties.
Cursusprijs ƒ 45,-. In samenwerking
met Sanofi Santé B.V. organiseert
PAO-Diergeneeskunde onderstaande
cursussen:

98/126 donderdag 26 maart 1998,
Hotel de Prins, Westzaan.
98/127 dinsdag 31 maart 1998,
Gezondheidsdienst
Drachten.
Alle avonden van 19.30 uur tot 23.00
uur.

In een kort tijdsbestek worden dieren-
artsen geïnformeerd over medicatie
van gedragsproblemen en gedragsthe-
rapie bij honden. Een groot deel van
de eigenaren vindt dat zijn dier erger-
lijk of problematisch gedrag vertoont.
De groeiende betrokkenheid bij de be-
handeling van gedragsproblematiek is
een vanzelfsprekende en natuurlijke
uitbreiding van uw diergeneeskundig
handelen. Sprekers zijn dr. J. Dehasse,
voorzitter van de Vakgroep Ethologie,
België; oprichter en secretaris van de
European Society of Veterinary Cli-
nical Ethology en auteur van diverse
boeken over het gedrag van honden en
katten; drs. L. Groenewoud, dierenarts
etholoog van DAP Ermelo en drs.
M.I.J. Hutjes, Dierenhospitaal Vis-
donk, Roosendaal.

Small animal clinical immunology

(98/111), woensdag 1 april 1998,
09.00 - 17.00 uur te Zeist. Cursus-
prijs ƒ 425,- (inclusieflunch).

As understanding of the small animal
immune system increases, the recog-
nition of immune-mediated diseases
in these species has become a rapidly
expanding area of small animal medi-
cine. Although specialised immunolo-
gical investigations are generally only
available in large institutions, it is im-
portant for veterinarians in general
practice to be aware of advances in
this field, and to know when it is ap-
propriate to further investigate, or re-
fer, possible cases of immune-media-
ted disease.

This one-day course will provide an
update on basic immunological me-
chanisms and immunopathology, and
review current knowledge of compan-
ion animal immunodeficiency and au-
toimmune diseases. Immune-mediated
diseases that affect the intestinal tract
and skin will be presented in greater
detail. De cursusleider is dr. M.J. Day,
BSc BVMS (Hons) PhD FASM Dipl
ECVP MRCPath FRCVS, Senior
Lecturer in Veterinary Pathology
University of Bristol.

De in deze cursus te behandelen on-
derwerpen vertonen
geen overeen-
komst met de voordrachten van dr.
M.J. Day de komende Voorjaars-
dagen 1998. Deze cursus is volledig
in het Engels.

Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op rundveebe-
drijven deel II.
Cursusprijs ƒ 1375,—
(inclusief lunches).

Cursusnummers, data en locatie:
98/203; 12, 13 en 14 mei 1998;
Gezondheidsdienst te Drachten.

Deze driedaagse cursus bouwt voort
op kennis opgedaan in Deel I, maar
kan ook afzonderlijk worden gelopen.
Wederom staat de protocollaire aan-
pak van infectieziekten op mndveebe-
drijven centraal. Op de aanvangsdag
zal aandacht besteed worden aan over-
dracht van infectieziekten tussen
rund veebedrijven. Daarbij zal onder
meer aan de orde komen het risico van
insleep van infecties op bedrijven, en
het al dan niet gesloten zijn van bedrij-
ven.

Op de tweede en derde dag zullen een
aantal, voor de mndveehouderij in
Nederland, actuele infectieziekten wor-
den behandeld. Aan de orde komen
Salmonella, infectieuze abortus, pin-
kengriep en parasitaire infecties. Na een
inleiding over de infectieziekten zal
steeds een protocol van aanpak en een
case-studie worden behandeld.

Cursusleiders zijn dr. W.H.M. van der
Poel, Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskun-
de en Voortplanting, FdD, dr. G. Be-
nedictus Gezondheidsdienst, Drachten
en dr. Y.H. Schukken, Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplan-
ting, FdD.

N.B. Overnachtingen zijn niet inbe-
grepen, hieronder treft u een sugges-

-ocr page 230-

tie aan. U dient zelf de reservering te
verzorgen. Een hotel dat zich op korte
afstand van de cursuslocaties bevindt
is het Golden Tulip (0512 - 52 97 05)
in Drachten.

Praktische toepassing van ZOVEX,
een zoötechnisch-veterinair expert-
systeem voor de vleesvarkenshoude-
rij
- een A.U.V./lnterAct-training ex-
clusief voor dierenartsen - Deze cursus
is door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van A.U.V.-
Dierenartsencoöperatie in het kader
van het kennistraject dat de A.U.V. uit-
voert ten bate van haar leden.

Cursusnummer en data:

98/303; dinsdag 12 mei en dinsdag 9

juni 1998.

Eerste dag van 09.30 tot 17.00 uur en
tweede dag terugkom-middag van
14.00 tot 17.00 uur. Bij de A.U.V te
Cuijk.

Het zoötechnisch-veterinair expertsys-
teem ZOVEX is een gebmiksvriende-
lijk computerprogramma op de PC dat
de analyse van een vleesvarkensbe-
drijf op de aanwezigheid van risicofac-
toren ondersteunt. ZOVEX geeft een
kwalitatieve analyse van de gezond-
heid, welzijn en productie van vlees-
varkens enerzijds, en management en
bedrijfsomstandigheden zoals hy-
giëne, huisvesting en klimaat ander-
zijds.

Diverse experts waren bij de ontwik-
keling van ZOVEX betrokken. De trai-
ning is gericht op het gebmik van ZO-
VEX in de dagelijkse praktijk. Een
belangrijk onderdeel van de training is
het - in de vorm van cases - oplossen
van problemen op praktijkbedrijven.

De cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct agrimanagement, LU
Wageningen, ir. J. Enting, InterAct
agrimanagement, FdD en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

Prijs: ƒ 1.250,- (exclusief B.T.W., in-
clusief lunch en een trainingsversie
van Zovex)*.

* Betaling middels een door de A.U.V.
gezonden factuur inclusief B.T.W.
Betaling op deze wijze aangezien
PAO-Diergeneeskunde niet B.T.W.-
plichtig is.

Veterinaire apotheek II landbouw-
huisdieren
(97/604) woensdag 1, don-
derdag 2, vrijdag 3 april 1998 (2,5 dag)
en donderdag 14, vrijdag 15 mei 1998
(1,5 dag) te Utrecht en Zeist. Cur-
susprijs ƒ 2.900,- (inclusief overnach-
tingen).

Doelgroep:

Dierenartsen die reeds deelnamen aan
Veterinaire Apotheek I en actief be-
trokken zijn bij apotheekbeheer.

Onderwerpen:

Het geneesmiddel: onder andere keu-
zecriteria, onderbouwing werkzaam-
heid, bio-equivalentie en substitutie,
het beoordelen van informatie en on-
derzoeksgegevens, formulering en
kwaliteit.

De apotheek: onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kostenopbouw,
inrichting, personeel en organisatie,
werk- en controlenormen.

Distributie van diergeneesmiddelen:
logboek, administratieve verplichtin-
gen, patiënten/eigenaren informatie,
communiceren met de eigenaar over
geneesmiddelen.

Regelgeving: actualisering kennis wet-
geving, knelpunten als gevolg van re-
gelgeving, hoe daarmee om te gaan.

In het kader van de cursus krijgt men
een aantal \'huiswerkopdrachten\' (on-
der andere over keuze van middelen en
over assortiment in de apotheek) die
gezamenlijk worden besproken.
Cursusleiders zijn prof dr. A. Pijpers,
FdD en drs. S.J. Mesu, Project Veteri-
naire Apotheek FdD.

Persoonlijk leiderschap en de
kracht van communicatie
(98/905),
maandag 29 en dinsdag 30 juni 1998 te
Zeist. Cursusprijs ƒ 1650,- (inclusief
twee boeken, een reader en overnach-
ting).

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider.

Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebmikt het ge-
wicht van zijn persoonlijkheid om zijn
dingen te doen, zijn visie te ontwikke-
len en zijn doelstellingen te bereiken.
Deze training gaat
niet over wie er de
baas is of gaat worden. Daarom is deze
training voor alle dierenartsen in welk
dienstverband dan ook. Deze training
gaat wel over een persoonlijkheid die
zichzelf vormgeeft in de manier van
communiceren. Daarom in deze per-
soonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanbo-
ren als leider geeft de mogelijkheid de
eigen richting vorm te geven. Dan kan
de leider anderen uitdagen om hun
bronnen te gebmiken en te ontwikke-
len.

Succes willen hebben
Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider. Wij
denken daarbij niet alleen aan het suc-
cesvol zijn of kunnen \'scoren\', maar
aan het gericht blijven op de eigen vi-
sie en het genieten van de successen
die op weg daarnaar toe worden ge-
boekt. Geniet zonder ook maar iets in
te leveren van de motivatie om de ver-
volgens gestelde doelen te bereiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom: een tweedaagse training om
te leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.
Docent: drs. W. Veenbaas (in samen-
werking met prof. dr. A. Pijpers). Drs.
Wibe Veenbaas heeft een eigen trai-
nings-instituut: Phoenix Opleidingen
in Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die
hij gehouden heeft voor diverse
Groepen van de KNMvD en als docent
bij de cursus Apotheek II Land-
bouwhuisdieren.

-ocr page 231-

PROBLEEMSTELLING
Bij herkauwers zijn er ontwikkelingen
in de voortplanting gaande die de ge-
zondheid, het welzijn en de integriteit
van het dier schade berokkenen, zowel
op het niveau van het individuele dier
als op koppel/populatieniveau.

- Bij melkvee heeft onder andere het
overwegend fokken op melkproduc-
tiekenmerken geleid tot een risico-
verhoging voor dierziekten en een
verminderde vruchtbaarheid, het-
geen zich uit in suboptimale kenge-
tallen. Afhankelijk van management
en bedrijfsomstandigheden zal de
vruchtbaarheid meer of minder af-
wijkend zijn.

- Bij bepaalde vleesveerassen heeft
het gericht fokken op specifieke pro-
ductiekenmerken geleid tot geboor-
teproblemen.

- Ook bij bepaalde schapenrassen
heeft het gericht fokken op speci-
fieke productiekenmerken geleid tot
geboorteproblemen.

- Dierenartsen zijn slechts in beperkte
mate betrokken bij de ontwikkeling
of uitvoering van fokkerijmethoden
en voortplantingstechnieken. Wel
worden zij in de praktijk te hulp ge-
roepen voor de preventie of therapie
van functiestoornissen die hiervan
het gevolg zijn.

- Door wetenschappelijke ontwikke-
lingen ontstaan er steeds meer mo-
gelijkheden om de fertiliteit en de re-
productie van het dier of de koppel te
sturen. Dit brengt als gevaar met
zich mee dat er op termijn een struc-
turele afhankelijkheid van hormoon-
gebruik in de reproductie bij herkau-
wers ontstaat.

De veehouder verwacht van de dieren-
arts dat hij of zij een positieve bijdrage
levert aan de fertiliteit en reproductie
van de individuele dieren en de koppel,
aangezien de samenhang tussen
vruchtbaarheid en productie mede het
bedrijfseconomisch resultaat bepaalt.
De onderliggende oorzaak van veel
vmchtbaarheidsproblemen zijn stof-
wisselingsstoomissen, die vaak onvol-
doende onderkend worden. Voor de
dierenarts komt dit in de huidige situ-
atie veelal neer op het symptomatisch
behandelen van vmchtbaarheidsstoor-
nissen (onder andere oestmsinductie)
en verloskundige problemen (zoals
partusinductie en keizersneden).

POSITIE VAN DE DIERENARTS
Het is de specifieke verantwoordelijk-
heid van de dierenarts om te waken
over de gezondheid, het welzijn en de
integriteit van dieren. Dit is op ver-
schillende manieren verwoord in de
Code voor de Dierenarts, de Statuten
van de KNMvD, de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde (WUD)
en de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren (GWWD). De beroeps-
groep stelt zich tot doel (artikel 2c
Statuten) actief mee te werken aan de
totstandkoming en formulering van re-
gels en wetgeving aangaande de be-
vordering van de gezondheid, welzijn
en integriteit van dieren.

STELLINGNAMES EN BELEIDS-
INTENTIES

In het kader van de invulling van de
Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren worden bij de ethische toetsing
van handelingen met dieren de vol-
gende morele principes en criteria ge-
hanteerd:

- Geen schade toebrengen: dieren
geen pijn, leed of letsel berokkenen
en/of hun gezondheid en welzijn niet
schaden.

- Weldoen: bevorderen van de ge-
zondheid en het welzijn van dieren.

- Respect voor de intrinsieke waarde
(eigen waarde) en integriteit van het
dier (heelheid en gaafheid, even-
wicht in de soortspecificiteit en het
vermogen zich zelfstandig te hand-
haven).

- Rechtvaardigheid: proportionaliteit
van doel en middel.

Deze beginselen en criteria zijn van
toepassing op de volgende categorieën
van handelingen rond de voortplanting
van herkauwers: voortplantingstech-
nieken (zowel de chimrgische als de
niet-chirurgische), methoden van fok-
ken, biotechnologische technieken en
de toediening van stoffen die het func-
tioneren van dieren veranderen.

STANDPUNT KNMVD INZAKE ETHISCHE KWESTIES
ROND DE VOORTPLANTING VAN HERKAUWERS

Toepassing van deze beginselen en
criteria op de genoemde handelingen
leidt tot een oordeel over de handeling
zelf en ook over de gevolgen van deze
handelingen op lange termijn, in het
bijzonder de (soms niet bedoelde) ne-
veneffecten.

- In de samenleving en bij fokkerij-or-
ganisaties bestaat in toenemende
mate bewustzijn voor de gevolgen
van reeds toegepaste of nieuwe
voortplantingstechnieken en fokke-
rijmethoden. Het gaat hierbij vooral
om ongewenste effecten met betrek-
king tot de stofwisseling (melk-
ziekte, acetonaemie, chronische
klauwbevangenheid) en vruchtbaar-
heid en geboorte (oestmsinductie,
partusinductie en de keizersnede).

- In 1987 heeft de KNMvD zich, mid-
dels een notitie van de Commissie
Ethiek, kritisch opgesteld ten op-
zichte van de dikbilfokkerij (Tijd-
schr Diergeneeskd 1987, 112: 1133-
6). Geboorteproblemen en erfelijke
afwijkingen zouden moeten worden
bestreden door fokkerijmaatregelen.
Het beleid van het Ministerie van
LNV is gericht op het terugdringen
van de routinematige toepassing van
de keizersnede bij vleesvee.

- In een Technologisch Aspecten-
onderzoek betreffende invasieve (chi-
rurgische) voortplantingstechnieken
bij landbouwhuisdieren (Rutgers en
Sarink, 1994), bleek onder maat-
schappelijke organisaties een grote
variatie in acceptatie van deze tech-
nieken te bestaan. Aanbevolen wordt
bij de ethische toetsing aandacht te
schenken aan de gezondheid, het wel-
zijn en de intrinsieke waarde/integri-
teit van de dieren.

- Met betrekking tot de voortplanting
van herkauwers worden in de prak-
tijk bepaalde farmaca toegepast. Het
betreft een categorie stoffen die als
geregistreerd diergeneesmiddel wor-
den gebmikt voor vruchtbaarheids-
modulatie, in het bijzonder gonado-
trofinen en Prostaglandinen. De
Raad voor Dierenaangelegenheden
is van mening dat beide categorieën
stoffen geen of slechts geringe nade-
lige gevolgen hebben voor de ge-
zondheid en het welzijn van dieren,
en dat er in beperkte mate sprake is
van aantasting van de integriteit van
het dier. Op grond hiervan heeft de

-ocr page 232-

Raad geadviseerd de gonadotrofinen
en
Prostaglandinen vooralsnog niet
vergunningplichtig te maken. Wel
maakt de Raad zich zorgen over het
structureel gebruik van deze stoffen.

WET- EN REGELGEVING
Met betrekking tot de in de vorige pa-
ragraaf genoemde categorieën van
handelingen rond de voortplanting van
dieren is tot op heden alleen specifieke
regelgeving tot stand gekomen met be-
trekking tot de voortplantingstechnie-
ken.

In het kader van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren is op 1 sep-
tember 1996 het Besluit voortplan-
tingstechnieken bij dieren in werking
getreden. Dit besluit heeft betrekking
op de technische aspecten van IVF, KI
en ET. De wetgever heeft het wense-
lijk geacht om de ontwikkeling te
voorkomen, dat vaker gebruik zal wor-
den gemaakt van operatieve voort-
plantingstechnieken. Deze zijn dan
ook, behoudens een enkele uitzonde-
ring, niet toegestaan.

- Wat de herkauwers betreft is deze
uitzondering het operatief winnen
van eicellen door middel van trans-
vaginale follikelpunctie (OPU). De
toepassing van deze techniek bij het
rund is voorbehouden aan dierenart-
sen (WUD).

- Alle andere operatieve voortplan-
tingstechnieken bij herkauwers zijn
niet toegestaan, zoals het operatief
(met behulp van laparotomie of la-
paroscopie) winnen van eicellen en
chirurgische ET. Ook de laparosco-
pische inseminatie bij schapen en
geiten is niet toegestaan.

- De niet-chirurgische ET bij het rund
is toegestaan, maar is voorbehouden
aan dierenartsen en aan zogenaamde
embryotransplanteurs (WUD en het
Besluit paraveterinairen).

STANDPUNT VAN DE COMMIS-
SIE ETHIEK

Op basis van bovenstaande constate-
ringen meent de Commissie Ethiek
van de KNMvD dat passende maatre-
gelen getroffen moeten worden om bo-
vengenoemde problematiek aan te
pakken. Zij stelt daartoe een aantal al-
gemene uitgangspunten en een aantal
specifieke maatregelen voor de be-
roepsgroep van dierenartsen in samen-
werking met veehouderij- en fokkerij-
instanties voor.

Uitgangspunten

- De eerste verantwoordelijkheid voor

rviniviui^

de gezondheid, het welzijn en de in-
tegriteit van het dier ligt bij de eige-
naar van het dier.

- De inspanning van de diergenees-
kunde zal zich met name moeten
richten op de preventieve gezond-
heidszorg. Door gebruik te maken
van de bedrijfsdiergeneeskundige
aanpak kan hieraan een impuls wor-
den gegeven.

- Dieren die genetisch bepaalde (ras)-
kenmerken vertonen die schadelijk
zijn voor gezondheid en welzijn en/
of de integriteit aantasten moeten
van de fokkerij worden uitgesloten.

- Rassen waarbij terugfokken naar ac-
ceptabele raskenmerken niet meer
mogelijk is, moeten worden verbo-
den.

Specifieke maatregelen

- Het waarborgen van gezondheid,
welzijn en de integriteit van het dier
en de koppel door de veehouder
middels verbetering van het ma-
nagement, dient actiever door de
dierenarts ondersteund te worden
door middel van een bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak.

- De dierenarts dient bij de behande-
ling van suboestrus bij koeien pri-
mair de aandacht te richten op de on-
derliggende oorzaken en de pre-
ventie daarvan. Dit impliceert een
terughoudendheid in structureel hor-
moongebruik.

- De dierenarts dient alvorens de be-
slissing te nemen een keizersnede te

Banden 1996,1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

/ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

verrichten, een obstetrisch onder-
zoek te doen. Daarmee worden be-
langrijke gegevens verkregen met
betrekking tot de maat van het bek-
ken en de grootte van het kalf Deze
gegevens zijn van belang voor een
fokkerijbeleid dat gericht is op het
terugdringen van de keizersnede.

- Registratie van ingrepen en behan-
delingen die uit fertiliteitsstoomis-
sen en geboorteproblemen voort-
vloeien.

- Registratie van de \'geboorte-index\'
van alle stieren die in de fokkerij
worden ingezet.

- Uitsluiting van stieren van de fokke-
rij met een onaanvaardbaar hoge in-
dex voor moeilijke geboorten.

- Uitsluiting van vrouwelijke runde-
ren van de voortplanting die twee
opeenvolgende keizersneden heb-
ben ondergaan.

- Uitsluiting van dieren bij keuringen
en tentoonstellingen met een gere-
gistreerde afwijking.

- Fokkerij-organisaties dienen kennis
te genereren en selectie-methoden
aan te wenden die gericht zijn op de
bevordering van gezondheid, wel-
zijn en integriteit van de populatie.

De eerste verantwoordelijkheid berust
bij de direct betrokkenen. Indien dit
niet tot het gewenste resultaat leidt,
dient de samenleving - middels de mo-
gelijkheden van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren - geëigende
maatregelen te nemen.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,— {inclusief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand
treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend
kostenoverzicht.

U kunt de banden schriftelijk of per fax be-
stellen onder vermelding van \'Banden\' en
dejaargang.

Met uw bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar:

KNMvD, Postbus 14031,3508 SB Utrecht,

of fax uw bestelling: 030 - 2511787.

-ocr page 233-

Het Bestuur van de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van de KNMvD nodigt belangstellenden uit voor een
bijeenkomst van de Groep met als thema:

CERTIFICERING DOOR DIERENARTSEN

Deze bijeenkomst zal gehouden worden op zaterdag 25 april 1998 in het Androclusgebouw (Hoofdgebouw)
van de Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht.

Het voorlopige programma voor deze dag is:
10.00 uur Ontvangst met koffie

10.30 uur Drs. P. Gieseman: Veterinair handelen, hoe dit te verantwoorden?

11.15 uur Drs. A.P. van Sprang, RVV: De veterinaire Certificerings Richtlijn.

12.00 uur Drs. J. Togtema, Hoofdbestuurslid en practicus te Ermelo: Veterinair handelen van de practicus.

12.30 uur Lunch

13.30 uur Discussie

14.30 uur Huishoudelijke vergadering van de Groep GKZ

De kosten voor deze dag bedragen ƒ 10,- voor leden van de Groep GKZ; voor niet-leden is de bijdrage ƒ 15,-. Dit bedrag
verzoek ik u aan de zaal te voldoen.

Opgave voor deze dag gaame vóór 15 april 1998 telefonisch: 071-5895109 (kantoor), 070-3280996 (privé) of per fax
071-5899184.

T. G. van de Vuurst, secretaris

AFDELING ZUID-
HOLLAND VIERT
130-JARIG
BESTAAN

Zaterdag 6 juni 1998, omgeving
Schoonhoven, een zacht kabbelende
rivier de Lek, blauwe lucht, helder
zonnetje en een aangename tempera-
tuur. Dit is hetgeen wij verwachten als
de Afdeling Zuid-Holland van de
KNMvD haar 130-jarig bestaan viert.

Het luxe partyschip Thalassa zal het
gezelschap over het mooie water van
de provincie Zuid-Holland voeren.
Aan boord zal een uitstekend maal ge-
serveerd worden, terwijl de beroemde
veterinaire cabaretier Rinus Rasen-
berg het geheel muzikaal zal opluiste-
ren.

Dus leden van de Afdeling Zuid-
Holland... zaterdagmiddag 6 juni 1998
vrijhouden voor deze schitterende en
gezellige belevenis. Om ongeveer
20.00 uur meren we weer aan. Kin-
deren mogen trouwens ook mee.
Nadere berichten volgen nog.

R. Verkaik

Jaarcongres KNMvD
1-3 oktober 1998 C^^J^Jp Emmen

JAARCONGRES 1998

Van de huidige dierenarts wordt steeds meer fysische vaardigheid en conditie
gevergd in vergelijking tot de bijna spreekwoordelijke fysiek onverwoestbare
veebonk van weleer. Een gezonde geest huist in een gezond lichaam: de aan
het Jaarcongres voorafgaande veterinaire sportdag draagt hieraan bij middels
een polyvalente sportieve booster-vaccinatie. Net zoals bij uw patiënten is het
verstandig ter voorbereiding het lichaam op een acceptabel fysiek niveau te
brengen, teneinde entreacties i.c. blessureleed te voorkomen. Vandaar deze
tijdige oproep. U kunt zich geen beter proloog op het veterinair Jaarcongres
voorstellen dan met vele vakbroeders en -zusters in de prachtige natuur rond
de vlinderstad Emmen de sportieve degens te kmisen.

-ocr page 234-

»iTMl H

Geachte redactie,

In de discussie over het gebmik van
antibiotica in het artikel \'Apexresectie
bij het paard\' en de reactie van collega
Van den Bogaard hierop in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 febmari 1998 komen een aantal knel-
punten in het gebruik van antibiotica
bij het paard naar voren. Graag wil ik
hierbij enkele kanttekeningen plaat-
sen.

Directe aanleiding voor mijn reactie
zijn de door collega Van den Bogaard
genoemde altematieven voor het ge-
bruik van TMPS en de combinatie pe-
nicilline/gentamycine bij de nabehan-
deling van de beschreven apexresectie.
Het gebruik van erythromycine bij het
volwassen paard is sterk af te raden in
verband met het gevaar voor een fataal
verlopende disbacteriose. Ook de au-
teur van het door collega van den
Bogaard aangehaalde artikel (C.R.
Sweeny) laat telefonisch weten dat aan
het gebruik van erythromycine bij het
volwassen paard grote risico\'s zijn
verbonden. Metronidazole mag bij
slachtdieren niet toegepast worden
(annex IV), ook niet volgens de vrij-
stellingsregel van artikel 4 van de

ANTIBIOTICA-GEBRUIK BIJ HET PAARD

Diergeneesmiddelenwet, omdat het
niet mogelijk is gebleken voor dit mid-
del veilige MRL\'s te bepalen.
Tot slot zijn ampicilline en amoxycil-
line niet geregistreerd voor het paard.
Off label-gebruik is slechts toegestaan
wanneer het om levensbedreigende si-
tuaties gaat. Dit laatste wordt zodanig
in de wet beschreven, mondeling is
door de overheid echter aangegeven
dat het begrip levensbedreigend uitge-
legd mag worden als \'emstig\'.
Daarmee kunnen we gelukkig wat be-
ter uit de voeten.

Voorwaarde aan het gebruik van niet
voor het doeldier geregistreerde dier-
geneesmiddelen is het bijhouden van
een register. Eenmaal per jaar dient dit
opgestuurd te worden naar het Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen te
Wageningen door het Ministerie van
Landbouw. Het is in ons aller belang
dat we dit ook daadwerkelijk gaan
doen. Zolang er niets ingestuurd
wordt, lijkt er ook geen probleem te
bestaan. Ook het gebruik van magis-
traal bereide diergeneesmiddelen en
humane middelen dient bij het BBD
jaarlijks gemeld te worden.

De Groep Geneeskunde van het Paard
(GGP) heeft in 1994 de Commissie
Registratie Diergeneesmiddelen Paard
opgericht. Eén van de activiteiten van
deze commissie is het uitgeven van de
GVP-code Geneesmiddelengebruik bij
het Paard, waaraan op het moment hard
gewerkt wordt. Doel is het geven van
een goed onderbouwd \'off label\'-ad-
vies. Formeel moet een dierenarts zich
voor het gebmiken van een niet geregi-
streerd diergeneesmiddel uitvoerig la-
ten voorlichten bij de fabrikant en een
deskundige instantie over dosering,
bijwerkingen en effectiviteit. Ook
moet hij de eigenaar op de hoogte bren-
gen van het feit dat hij een niet-geregis-
treerd middel gebmikt. Om zoveel mo-
gelijk uniformiteit in de gebmikte off
label-middelen en adviezen te krijgen
wordt een en ander op schrift gezet.

Recent is een afvaardiging van de
GGP samen met collega\'s uit Duits-
land, België, Frankrijk en Engeland
voor een gesprek naar het Euro-
parlement geweest om de huidige pro-
blematiek te bespreken en naar oplos-
singen te zoeken. In de directe
toekomst zal alleen het onderscheiden
van slachtpaarden en sportpaarden tot
een praktische oplossing leiden. Dit
zou kunnen gebeuren met een speciale
\'niet slachten\'-chip of het centraal re-
gistreren van het reeds van een chip
voorziene paard als gezelschapsdier.

Namens de Commissie Registratie Dier-
geneesmiddelen Paard van de Groep
Geneeskxmde van het Paard

S. Boerma, Bolsward
M.M. Sloet van Oldruitenhorgh-
Oosterbaan, Bilthoven

STRENG IN DE LEER OF ROOMSER DAN DE PAUS?

De brief van de collegae Boerma en
Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
onderstreept grotendeels de opmerkin-
gen uit mijn ingezonden brief: \'als
men besluit een antibiotische therapie
in te stellen, dient men én een middel
te kiezen dat effectief is tegen de bac-
teriën die de aandoening veroorzaken
en de infectiehaard bereikt, én vol-
doende hoog en langdurig te doseren\'.
Het gebruik, zelfs van een geregis-
treerd middel dat geen activiteit bezit
tegen de oorzakelijke micro-organis-
men, is zinloos en ongewenst. Bestaat
geen geschikt voor de betreffende
diersoort geregistreerd antibioticum.

dan wordt men gedwongen een ander
middel te kiezen. Zelfs een banale bac-
teriële infectie kan onbehandeld em-
stig worden, doordat bijvoorbeeld van-
uit een tandwortel abces bacteriën in de
bloedbaan komen en een endocarditis
veroorzaken. Omdat een breedspec-
trumtherapie, ook met geregistreerde
antibiotica, bij herbivoren altijd een ri-
sico op dysbacteriose inhoudt en om-
dat de te verwachten effectiviteit bij
periapicale ontstekingen gering is, heb
ik gepleit voor chirurgische interventie
met een kortdurende parenterale anti-
biotische profylaxe bijvoorbeeld met
(gentamicine en) ampicilline.

Metronidazol wordt sedert eind jaren
vijftig op grote schaal bij de mens toe-
gepast en behoort qua gebruik tot de
top-tien van medische antibiotica.
Hoewel het middel, net als koffie, mu-
tageen is in bepaalde
in vitro testen, is
alleen al op epidemiologische gronden
duidelijk, dat het bij de mens niet car-
cinogeen of teratogeen is. Ook andere
ongewenste emstige bijwerkingen ko-
men nauwelijks voor en daarom wordt
het beschouwd als een voor de mens
veilig antibioticum. Een MRL kan dus
vastgesteld worden. Omdat het patent
ervan echter, evenals dat van dime-
tronidazol verlopen is, kunnen, nadat

-ocr page 235-

een firma geïnvesteerd heeft in de
hoge i<osten die het vaststellen van een
MRL vergt, ook anderen gebmik ma-
ken van een officieel gepubliceerde
MRL en vervolgens (di)metronidazol-
formuleringen op de markt brengen.
Daarom heeft nog geen enkele firma
een MRL voor deze stoffen aange-
vraagd, maar een gevaar voor de
volksgezondheid is hierbij niet in het
geding.

Ik wens de collegae veel succes bij het
Europarlement, maar tot nu toe heeft
dit parlement niet getoond veel in-
vloed op de besluitvorming binnen de

■ ritiiiii. .1

EU te hebben. Het heeft ook geen wet-
gevende bevoegdheden. Volgens mijn
informatie zou men bij de Europese
Commissie moeten lobbyen. Beslis-
singen in deze worden immers geno-
men door de Europese Landbouw
Raad, waarin alle nationale ministers
van Landbouw vertegenwoordigd zijn,
op voorstellen van de Europese Com-
missie.

Aangezien het mij onmogelijk lijkt om
momenteel de paardenpraktijk verant-
woord en professioneel uit te oefenen
met de ter beschikking staande voor
paarden geregistreerde geneesmidde-
len, hoop ik dat de dierenarts die mijn
paard behandelt voorlopig haar/zijn
verantwoordelijkheid neemt en de wet
naar de geest en niet naar de letter in-
terpreteert. Het eventuele noodzake-
lijke gebmik van niet-geregistreerde
producten moet dan inderdaad in
Wageningen bij het Bureau Bij-
werkingen Diergeneesmiddelen ge-
meld worden, zoals ik reeds had ge-
steld in mijn vorige ingezonden brief

Maastricht, 22februari
( Carnavalszondag)
A.E.J.M. van den Bogaard

DE AUTOMATISERINGSBIJDRAGE, EEN OPEN FINANCIERING?

In het najaar werd eenieder verrast met
een accept-giro en tot veeier verbazing
in het nieuwe jaar weer om te betalen
voor de automatisering van wat? In
bijgevoegd informatiebulletin konden
wij lezen dat alles democratisch gere-
geld was.

Dank je de koekoek, de man in het veld
wist niets van dit alles. Hij had het wel
kunnen vermoeden indien hij tussen de
algauw één meter post per maand goed
gezocht had. Dus niks democratisch
geregeld, maar handig opgezet.
Heb ik het goed begrepen; tot in lengte
van jaren minimaal ƒ 130,- direct en
indirect minstens hetzelfde bedrag via
het lidmaatschap van de Maatschap-

De kritiek van Emanuel Mol vind ik
niet uitblinken door genuanceerdheid,
al wil ik respecteren dat ervaringen uit
het verleden daar mogelijk debet aan
zijn. Twee opmerkingen naar aanlei-
ding van zijn brief:

- Het gaat niet om het jaarverslag
1998 - dat zou wat erg prematuur
zijn - maar om het ondernemings-
plan 1998.

- Dat dingen al bedacht zijn betekent
toch niet dat ze geen waarde hebben
of niet gerealiseerd moeten worden!

Bij mijn indiensttreding bij de NCI heb
ik mij niet kunnen realiseren dat er zo-
veel oud zeer leeft, bij een aantal die-
renartsen, ten opzichte van de NCI.
\'Een aantal\' dierenartsen, want geluk-
kig heb ik ook positieve reacties ge-
pij?

De ontwikkeling gaat verder en was ik
nog maar 30 jaar jonger.
Novad Coöperatie Ideëel of NCI is al
jaren een zorgenkind en een bodem-
loze put. Niemand kan van mij verlan-
gen dat ik via het lidmaatschap van de
Maatschappij voor Diergeneeskunde
verplicht wordt om te betalen voor een
hobby van anderen.
Van de Maatschappij voor Dierge-
neeskunde mag verlangd worden dat
zij onze belangen behartigt. Gezien de
risicovolle investering en de \'uitge-
breide\' informatiestroom die aan de
democratische besluiten vooraf ge-
gaan zijn, kan ik wel stellen dat dit een

zien en gehoord. Ook uit de sector
Geneeskunde Gezelschapsdieren. Er is
kennelijk een discussie gaande tussen
twee stromingen in dierenartsenland:
een deel denkt dat de Nederlandse die-
renarts zich moet voorbereiden op de
toekomst door mee te gaan met de ver-
anderingen op het gebied van informa-
tie- en communicatietechnologie. De
hele maatschappij verandert en wie
niet meegaat verzuipt. Een andere
groep denkt dat ze het wel redt zonder
die nieuwlichterij. Misschien speelt
leeftijd daarbij inderdaad wel een rol.
En het \'na mij de zondvloed\' is van
alle tijden, vrees ik.
Dierenartsen, u hebt een prachtig vak,
en ik zou graag zien dat het vak behou-
den blijft in zijn huidige aanzien en
sterk staaltje van verkooptechniek is
geweest.

Het concept jaarverslag 1998 doorle-
zend begrijp ik niet hoe deze mensen
op het onderdeel gezelschapsdieren
serieus genomen moeten worden. Het
meeste is al bedacht! Maar ja, het is
maar een concept, wie wordt er op af-
gerekend?

Vooralsnog ben ik weigerachtig te be-
talen totdat de financiering gedaan
wordt zoals het hoort en het onderdeel
gezelschapsdieren geen ondergescho-
ven kindje meer is.

Emanuel Mol, Voorhout

omvang. In een eigentijdse jas kan dat
en dan zit er voor wat betreft de gezel-
schapsdieren nog een flinke groei in
ook.

Veel practici hebben een goed inkomen
en hoeven zich weinig te bekommeren
over de toekomst. Maar er zijn ook on-
heilspellende geluiden. De tijden zijn
veranderd ten opzichte van 30 jaar gele-
den, de mensen zijn mondiger en veel-
eisender, en of dat altijd terecht is: dat is
niet zo relevant, het is gewoon realiteit
en je moet erop inspelen. Eén methode
is de hakken in het zand zetten. Maar
wie redt het daarmee op den duur?
Onwillekeurig moet ik toch denken
aan een kat in het nauw.

Henk van der Bijl

-ocr page 236-

Hoewel de oud-redactieleden natuur-
lijk node gemist worden, is er wederom
een hechte redactiecommissie ontstaan
die het oorspronkelijke concept van
Veehouder en Dierenarts een minstens
even warm hart toedraagt. Alhoewel
het abonnementental nauwelijks nog
groei vertoont vanwege een dalend
aantal veehouders in Nederland, is de
functie van het blad - vakkundige vete-
rinaire voorlichting - alleen maar be-
langrijker geworden. De dierenarts is
immers steeds meer \'adviseur van de
veehouder\' in plaats van \'brandweer
bij calamiteiten\'. Preventie van dier-
ziekten neemt een groter wordende
plaats in en veterinaire kennis, c.q.
voorlichting daarover, is een onmis-
bare schakel. Daamaast streeft de re-
dactie nadmkkelijk naar een steeds ver-
dere verbetering van het imago van de
dierenarts bij zijn (of haar) cliënten.
Vandaar dat het blad Veehouder en
Dierenarts warm bij u wordt aanbevo-
len. Voor ƒ 12,50 per abonnement kunt
u uw trouwe cliënten vier maal per jaar
een schitterende flill colour-uitgave
aanbieden, boordevol informatieve ar-
tikelen en prachtige illustraties. Want
hoezeer de samenstelling van de redac-
tiecommissie gewijzigd is, de illustra-
toren H. Vrieselaar en G.E.M. Bister-
vels leveren nog steeds een artistieke
bijdrage.

Aprilnummer

De apriluitgave is weer, zoals u inmid-
dels van ons gewend bent, zeer divers
van samenstelling. Van een zeer nuttig
en spannend artikel over mond- en
klauwzeer -Wat te doen als deze ziekte
Nederland treft?- tot een verrassend
verhaal over de invloed van de hengst
op de vmchtbaarheid van het paard.
Het \'vadereffect\' blijkt veel groter dan
verwacht. Natuurlijk is er voor elke
veehouder wat wils en ontbreken ook
dit keer de bedrijfsadviezen niet. In zijn
editorial spreekt Lam over de geza-
menlijke inspanningen die onze vee-
houderijsector groot hebben doen
groeien. Hij ziet kwaliteitsprogram-
ma\'s, zoals Keten Kwaliteit Melk, dan
ook niet als een bedreiging, maar als
een mogelijkheid om aan te tonen \'hoe
goed we zijn\'.

De samenstelling van de redactiecommissie van het kwartaalblad Veehouder en
Dierenarts heeft enkele belangrijke wijzigingen ondergaan. Zo draait het blad nu
alweer een jaar onder het bezielend voorzitterschap van R. Back, de opvolger van
C. Willenborg, en hebben we recent afscheid genomen van dr. A.C. Voeten. Voor
hem in de plaats behartigt J.F. Heijmans de pluimvee-artikelen. De penningmees-
ter K.H.J. Lambeek heeft plaats gemaakt voor J.G.P.M. Donkers. Dr. Tj. Jorna is
opgevolgd door LM. Ypma. Dr. T.J.C.M. Lam is toegevoegd in verband met zijn
deskundigheid op het gebied van rundvee, voorheen \'afgedekt\' door R. Back, die
zich nu echter louter en alleen met het voorzitterschap bezighoudt.

VEEHOUDER EN DIERENARTS; VAKKUNDIGE VETERINAIRE VOORLICHTING

ANDERE MENSEN, HETZELFDE BLAD

Mond- en klauwzeer ligt altijd op de
loer

Iedere veehouder moet mond- en
klauwzeer kunnen herkennen, zodat
bij binnenslepen van deze gevreesde
ziekte zeer snel alarm geslagen kan
worden. Alleen dan kan de bestrijding
succesvol verlopen. In dit artikel wordt
ingegaan op de achtergrond, maar
vooral ook op de verschijnselen van
MKZ bij runderen, varkens, schapen
en geiten. Bovendien wordt uiteenge-
zet hoe een uitbraak wordt aangepakt.

Uitroeiing schurft op varkensbe-
drijven

In de praktijk wordt vaak schematisch
of soms pas bij het zien van verschijn-
selen tegen schurft behandeld. De au-
teur van dit artikel legt uit dat het lo-
nend is om schurft in één keer uit te
roeien, helemaal voor bedrijven die
herbevolken of geen biggen hebben
vanwege het fokverbod. De Ge-
zondheidsdienst voor Dieren geeft
vanaf maart 1998 een schurftvrij-certi-
ficaat af aan bedrijven die aan gecon-
troleerde voorwaarden voldoen.

Goede cijfers voor conditie melkkoe

Een te ruime conditie bij afkalven is
ongewenst. Te vette koeien lopen meer
risico om bepaalde ziektes te krijgen,
zoals melk- of kalfziekte. De koeien
mogen echter ook weer niet te schraal
zijn. Kortom; de conditie van de melk-
koeien verdient aandacht. Iedere vee-
houder kijkt op zijn eigen manier tegen
zijn koeien aan. De beoordeling van de
conditie verschilt daarom van veehou-
der tot veehouder. Om op een uni-
forme wijze de conditie te beoordelen,
kan de conditie \'gescoord\' worden: we
kennen aan de hand van een scoresys-
teem een cijfer toe aan een bepaalde
conditie. Over het gebmik van dit sco-
resysteem gaat dit artikel.

Voor optimale voeding en ziektepre-
ventie

Melkveehouder Van den Broek over
conditie scoren

Op 6 febmari 1998 is de redactie van
Veehouder en Dierenarts te gast bij
melkveehouder Pieter van den Broek.
Met gemiddeld 52 melkkoeien heeft
hij een middelgroot bedrijf Zijn be-

-ocr page 237-

drijfsdoel is efficiëntie. Hij streeft er
dus niet naar om bovenaan te staan op
de melkcontrolelijst, maar wel naar
een zo gunstig mogelijk economisch
resultaat. Om dit resultaat te behalen is
hij onder meer enthousiast over de in-
dividuele conditiescore. Hij ziet de
methode als een mogelijkheid om
ziekteproblemen vóór te zijn.

Invloed hengst op vruchtbaarheid
zeer groot

De beoordeling van de vruchtbaarheid
van de hengst vindt meestal plaats aan
de hand van de veulenpercentages;
met andere woorden achteraf Aan de
Faculteit der Diergeneeskunde is on-
derzoek gedaan naar de mogelijkheid
om de vruchtbaarheid van de hengst te
voorspellen vóór de dekdienst. Uit het
onderzoek blijkt dat onder meer de
vorm van de levende zaadcellen van
belang is voor de vruchtbaarheid van
de hengst. Ook is de invloed van de
hengst op de vmchtbaarheid groter dan
verwacht.

ii^l till I

Plan van aanpak scrapie

In het juli-nummer van Veehouder en
Dierenarts (1997) stond een artikel
met als titel \'Scrapie opnieuw in de be-
langstelling\'. Hierin staat beschreven
waarom de bestrijdingsmogelijkheden
voor scrapie groter zijn dan ooit tevo-
ren. In het najaar van 1997 is een plan
van aanpak voor scrapie uitgewerkt.

Als dit plan wordt geaccepteerd start
de uitvoering ervan misschien nog in
de eerste helft van 1998. Een schets
van de mogelijke aanpak.

New Castle Disease bij kalkoenen
Vaccinatieschema voldoet prima

New Castle Disease (NCD) kan grote
schade veroorzaken in de pluimvee-
houderij. Het is daarom belangrijk en
noodzakelijk om goed te vaccineren.
De Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD) deed onderzoek naar de vaccina-
tie tegen NCD bij kalkoenen. Kal-
koenen blijken minder gevoelig voor
NCD dan vleeskuikens en bouwen
voldoende weerstand op met het hui-
dige, verplichte vaccinatieschema.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Arts. Mevr. M.E.C.A.; 1996; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 118.

Begta.sevic, F.; Sarajevo-1989; 3843 XL
Harderwijk; G. Borgesuislaan 407.
Broens, Mevr. E.M.; 1998; 3581 MT Utrecht;
Zonstraat 60.

Gaarenstroom. Mevr. M.M.; 1998; 8435 VN
Donkerbroek;\'t West 40.
Key, Mevr. D.J.; 1997; 3512 LL Utrecht;
Nieuwegracht 153.

Kolk, A.P. van der; 1984; 1402 AE Bussum;
Huizerweg 60.

Spaargaren. S.; 1956; 1231 LD Loosdrecht;
Nieuw Loosdrechtsedijk 194.
Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 3523 KC Utrecht;
Roelof Droststraat 22.

Terwee, J.A.; 1987; 1398 AL Muiden;
Kloosterstraat 53.

Veenkamp, Mevr. A.E.; 1998; 3524 WV
Utrecht; Vesuvius 36.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Abee. M.J.; 1997; 6034 RD Nederweert;
Gebleektendijk 8.

Adamse, M.; 1997; 5361 HX Grave; Van
Elsstraat 11.

Albracht. Mevr. E.M.; 1997; 3552 BP Utrecht;
Vlierboomstraat 31.

Benders, Mevr. N.A.; 1997; 3581 XT Utrecht;
Hugo de Grootstraat 18 bis.
Boer, Mevr. E.M. de; 1997; 3513 CT Utrecht;
Kruisweg 14.

Boerekamp, Mevr. R.E.; 1997; 3525 VE
Utrecht; Julianaweg 215.
Boogert, L.A.; 1997; 7101 EH Winterswijk;
Korenstraat 2.

Bosch, Mevr. M.L.; 1997; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 128.

Darweesh. E.G.; 1997; 3818 DX Amersfoort;

Personalia

Graaf Jan laan 147.

Donkers, P.L.M.; 1997; 3554 VR Utrecht
Rochus Meeuwiszstraat 43.
Douwes, R.A.; 1997; 5851 BE Afferden
Langstraat 2.

Haker, P.J.G.; 1997; 5036 NB Tilburg
Bredaseweg 510.

Heeswijk, G.J.M. van; 1997; 3513 EP Utrecht
Oudenoord 465.

Hermans, A.H.M.; 1997; 3521 VR Utrecht; Da
Costakade 13 bis A.

Herten, F.J.W.C. van; 1997; 3514 CP Utrecht;
Leeuwerikstraat 5 bis.

letswaard. Mevr. A.A.; 1997; 2513 TP \'s-
Gravenhage; Oude Boomgaardstraat 51.
Jelsma. P.K.; 1997; 5301 DA Zaltbommel;
Nieuwe Tyningen 8.

Jonker, R.A.H.; 1997; 9781 MK Bedum; De
Populieren 50.

Komalijnslijper. Mevr. J.E.; 1997; 3513 AR
Utrecht; Beverstraat 46.

Kwakemaak, C.M.P.; 1996; 3571 HP Utrecht;
Rauwenhofflaan 206.

Lantinga, Mevr. E.; 1997; 3732 AM De Bih; Abt
Ludolfweg 51.

Leemputten. Mevr. W.A.J.P.; Gent-1997; 9840
De Pinte (België); Spoorweglaan 20.
Leengoed, L.A.M.G. van; 1977; 4751 WK Oud
Gastel; Oudendijk 73.

Leeuw, Mevr. T.C.M. de; 1997; 3531 TL
Utrecht; Billitonkade 91.
Luiten, Mevr. E.J.; 1997; 3512 KB Utrecht;
Herenstraat 25 G.

Marike, Mevr. M.R.V.; Gent-1997; 8600
Nieuwkapelle (België); Boterpotstraat 2.
Mulder, Mevr. A.P.; 1997; 9207 BM Drachten;
Wetterwille 97.

Nab. Mevr. S.M.; 1997; 5913 CL Venlo; Karei
van Egmondstraat 51.

Oijen, Mevr. A.H.E.A. van; 1997; 2352 CC

Leiderdorp; Beukenschans 44.

Olde Monnikhof, Mevr. M.L.; 1997; 3552 CW

Utrecht; Boerhaavelaan 55.

Ooms, Mevr. B.; 1997; 2518 TT \'s-Gravenhage;

Roggeveenstraat 136.

Pijs, A.M.; 1997; 7997 XN Hellendoom;
Koetshuisstraat 19.

Polhuis, Mevr. A.J.B.; 1997; 3871 PP
Hoevelaken; Weidelaan 9.
Remmers, P.; 1997; 8102 PX Raalte; \'t Reelaer 7.
Schalekamp, Mevr. M.; 1997; 2401 PK Alphen
a/d Rijn; Zadelmaker 138.

Schipper, Mevr. Ing. L.; 1997; 9301 SJ Roden;

Groene Zoom 2.

Sijbranda, Mevr. D.C.; 1997; 3581 XX Utrecht;
Johan de Wittstraat 5.

Stragier. W.; Gent-1975; 8870 Izegem (België);
Bellevuestraat 35.

Tander, W.J.M.; 1983; 3752 HA Bunschoten;
Vivaldiweg 39.

Tiepel, Mevr. C.F.A.; 1997; 1079 CM
Amsterdam; Uiterwaardenstraat 183 111.
Valkenburgh, Mevr S.M.; 1997; 3572 JP
Utrecht; C. Evertsenstraat 9.
Veerdonk. Mevr C.J.B.G. van de; 1997; 5374
RV Schaijk; Luijtenbroek 30.
Verdoold. Mevr. B.M.; 1997; 3512 TR Utrecht;
Kalverstraat 11.

Vossen, Mevr. M.F.J.T.; 1997; 5683 AD Best;
Hoofdstraat 8 M.

Wagenaar. Mevr. R.S.C.; 1983; 2211 DH
Noordwijkerhout; Victoriberg 30.
Warmerdam, E.P.L.; 1993; 3451 EB Vleuten;
Albert Scheitzerlaan 41.

Wasmann, R.P.M.; 1997; 5711 PH Someren;
Slievenstraat 35.

Wielen, J.H.A. van der; 1997; 5374 JL Schaijk;
Maalstoel 30.

Woud. J.P.; 1978; 6931 CN Westervoort;
Klapstraat 172.

Zanderink, Mevr. L.F.O.; Gent-1997; 7552 GV
Hengelo (O); De Wermerweg 10.
Zantman, Mevr. C.; Gent-1997; 5707 SL
Helmond; Boerhaavelaan 40.

Als buitengewoon lid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Golde, L.M.G. van; 3831 VR Leusden; Melafier
29.

Taverne, M.A.M.; 3941 BT Doom; Patrimo-
niumweg 8.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Berkers, Mevr. W.C.J.J.; 5724 AP Ommel;
Kennisstraat 5.

Kalsbeek, Mevr. A.; 9003 LR Wartena; Burg.
Waldastraat 9.

Koenen, J.J.H.; 3518 AB Utrecht; Nachte-
gaalstraat 15 bis.

-ocr page 238-

Oosterloo, J.C.; 3584 ZG Utrecht; Enny
Vredelaan 207.

Vastenburg, Mevr. M.H.A.C.; 5392 PC Nuland;
Heeseind 12.

Velthuijse, Mevr. A.F.H.; 1016 CK Amsterdam;
Leidsegracht 16 IIIV.

Weert, Mevr. J.A.A. de; 3512 KB Utrecht;
Herenstraat 33 boven.

JUBILEA:

H.H. Poppinga te Wommels, afwezig, 30 jaar,
15 maart 1998

J. Bootsma te De Blesse (F), afwezig, 30 jaar, 15
maart 1998

F.X.M.M. Cremers te Voorschoten, afwezig, 35
jaar, 21 maart 1998

M.M.F.H. van Kuijk te Someren, afwezig, 35
jaar, 21 maart 1998

Th.G.J.H. Hendrickx te Echt, afwezig, 35 jaar,
21 maart 1998

J. Abma te Vriezenveen, afwezig, 35 jaar, 21
maart 1998

H.A. Hagen te IJsselmuiden, afwezig, 25 jaar,
23 maart 1998

J.G. Bruggert te Rossum (O), afwezig, 25 jaar,
23 maart 1998

P. Dijkstra te Surhuizum, afwezig, 25 jaar, 23
maart 1998

J. Frencken te Leidschendam, aanwezig, 25 jaar,
23 maart 1998

G. Huijser van Reenen te Midwoud, aanwezig,
25 jaar, 23 maart 1998

L.P.H.M. Vos te \'s-Henogenbosch, afwezig, 25
jaar, 23 maart 1998

Mevr. J.E. Zaaijer-Smit te Delden, afwezig, 25
jaar, 23 maart 1998

A.J. Derks te Overloon, afwezig, 35 jaar, 23
maart 1998

G.A.M. van de Rijt te Geldrop. aanwezig, 25
jaar, 23 maart 1998

Mevr. Mr. J.E. Bosch-Boesjes te Staphorst, af-
wezig. 25 jaar, 23 maart 1998

H.J. Buurma te Hoogezand, afwezig, 25 jaar, 27
maart 1998

G.H.G. Lindenhovius te Rolde, afwezig, 45 jaar,
31 maart 1998

J. van Til te Hoogeveen, afwezig, 35 jaar, 1 april
1998

N.P. Kas te Heemstede, afwezig, 35 jaar, 5 april
1998

L. Belonje te Wijchen, afwezig, 30 jaar, 8 april
1998

C. van Beusekom te Bergen (NH), afwezig, 60
jaar, 8 april 1998

J.J.L. Franssen te Mechelen, afwezig, 30 jaar, 8
april 1998

P.J. Bmins te Oss. afwezig, 55 jaar, 10 april
1998

Mevr. L. Huiskes-Comelisse te Yerseke. aanwe-
zig, 25 jaar, 13 april 1998
A. Kamphuis te Bennekom, afwezig, 25 jaar, 13
april 1998

R.R. van Rees te Kuinre, onbekend, 25 jaar, 13
april 1998

J.L.H.A. Wouters te Enschede, afwezig, 25 jaar,
13 april 1998

MUTATIES:

Abee, M.J.; 1997; 6034 RD Nederweert;
Gebleektendijk 8; tel. 0495-634576 privé,
632957 prakt.; fax 0495-634576; p., medew. bij
P.T.C.H. van de Goor, J.H.A.M. Gubbels, L.0.
Scholma, M. Sinke en L.M.P. Voncken (fax
prakt. 0495-631255)(toev. als lid).

Adamse, M.; 1997; 5361 HX Grave; Van
Elsstraat 11; tel. 0486-475493 privé. 0485-
451238 prakt.; p., medew. bij S.A.M van Cleef

J.L.M. Ploegmakers, P.A.O.M. Schoone, K.R.D.
Vaessen en P.H.J. Weijens (toev. als lid).

Albracht, Mevr. E.M.; 1997; 3552 BP
Utrecht; Vlierboomstraat 31; tel. 030-2421017
privé, 0180-425253 prakt.; E-mail: SE-
RENOfePI.NET; p.. medew. bij J. de Deugd, W.
van Erk, Mevr. A.E. van Horssen, P.J.H.M.
Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en Mevr. C.P.M.
Valstar (toev. als lid).

Benders, Mevr. N.A.; 1997; 3581 XT
Utrecht; Hugo de Grootstraat 18 bis; tel. 030-
2400068; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisd.)(toev. als lid).

Bemtrop, J.B.; 1965; naar het buitenland.

Bemtrop, J.B.; 1965; Bexley N.S.W. 2207
(Australië); 1 Godwin Street; tel. 00-61-2-
95679041; E-mail: MTREE@OZEMAlL.
COM.AU; r.d.

Boer, Mevr. E.M. de; 1997; 3513 CT
Utrecht; Kriiisweg 14; tel. 06-53558490; d.
(toev. als lid).

Boerekamp, Mevr. R.E.; 1997; 3525 VE
Utrecht; Julianaweg 215; tel. 030-2889027
privé, 0320-230670 prakt.; p., medew. bij Mevr.
E. van den Dungen (part-time)(toev. als lid).

Boerma, S.; 1980; 8701 GL Bolsward; De
Finnen 5; tel. 0515-572892 privé, 576944.\'06-
55732782 prakt.; fax 0515-576944; E-mail:
EQUITECfeW\'XS.NL; Specialist Inwendige
Ziekten van het Paard; p., specialist Dierge-
neeskundig Centrum \'De Greidhoeke\'.

Boogen, L.A.; 1997; 7101 EH Winters-
wijk; Korenstraat 2; tel. 0543-523065 privé,
5221II prakt.; p., medew. bij J.A.T. van
Kampen en P.S.M. Tolsma (toev. als lid).

Bosch. Mevr. M.L.; 1997; 3981 ZP
Bunnik; Vletweide 128; tel. 030-6571775;
wnd.d. (toev. als lid).

Brink, M.T.J. van den; 1997; 3562 KG
Utrecht; Roelantdreef 132; tel. 030-2627697
privé. 0181-632711 prakt.; fax 0181-638425;
E-mail: SMCaPI.NET; p., medew. bij G.J.
Bosch en W .E.R. Schell.

Brouwers. E.A.G.; 1994; 5348 JV Oss;
Meijer van Leeuwenstraat 43; tel. 0412-626669
privé, 06-54220858/0412-403218 prakt.; fax
0412-402713; E-mail: DAP.BERGHEMCtf
WXS..NL; p., geass. met J.A. van Oorschot.
E.A.W.J. Scholten en M.M. van der Zander.

Buttinger-Harmsen, Mevr. F.G.C.;. 1977;
7201 AW Zutphen; Rozenhoflaan 42; tel. 0575-
517001 privé. 055-3666444 bur.; k.d. R.V.V.
kring .Apeldoorn.

Dankers, F.J.M.M.; 1986; 7547 RV
Enschede; Gerinkhoekweg 31; tel. 074-
2439108 privé, 2422687 prakt.; p.

Darweesh, E.G.; 1997; 3818 DX
Amersfoort; Graaf Janlaan 147; tel. 033-
4634097 privé, 010-2100011 prakt.; p., gezel-
schapsd.; medew. bij P.J. van der Heijden (toev.
als lid).

Donkers, P.L.M.; 1997; 3554 VR Utrecht;
Rochus Meeuwiszstraat 43; tel. 030-2447266; d.
(toev. als lid).

Douwes, R.A.; 1997; 5851 BE Afferden
(L); Langstraat 2; tel. 0485-531340 privé,
343000 prakt.; p., medew. bij C.G.J.M. van
Aaken, M.H.J. Kerstens, Th.A.M. Witjes en J.B.
Wuestenenk (toev. als lid).

Duquesnoy, P.W.; 1995; 3705 HM Zeist;
Dr. A. Kuyperiaan 44; tel. 030-6959716 privé,
6066411 bur.; fax 030-6067871; wet. medew.
Synapses IT.

Golde, Prof.Dr. L.M.G. van; 3831 VR
Leusden; Melafier 29; tel. 033-4943039 privé,
030-2535388 bur.; hlr. U.U. (F.D., vkgr. Vet.
Basiswetenschappen){toev, als buitengewoon

lid).

Graaf, F. de; 1995; 7151 VP Eibergen;
Rozenkamp 11; tel. 0545-472170 privé,
471390 prakt.; p., medew. bij C.J. Blaauboer.
M.I. van den Dikkenberg en A.W.J. van Wijk.

•Haar, G. ter; 1997; 3551 AE Utrecht;
Schutstraat 170; tel. 030-2431075 privé,
2531929 bur.; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Geneeskunde van Gezelschapsd.).

Haker, P.J.G.; 1997; 5036 NB Tilburg:
Bredaseweg 510; wnd.d. (toev. als lid).

Heeswijk, G.J.M. van; 1997; 3513 EP
Utrecht; Oudenoord 465; tel. 030-2300831;
wnd.d. (toev. als lid).

Hemminga. H.; 1964; 9363 EB Marum;
Lindsteriaan 42 C; tel. 0594-643253 privé.
677577 bur.; fax 0594-677558; vet. adv. bij
Pluimveeverwerkende Industrie Storteboom
B.V.

Hennis, C.; 1964; 9263 PE Garijp: Ma.ster
Lubwei 37; tel. 0511-521230; fax 0511 -521250;
r.d.

Hermans, A.H.M.; 1997; 3521 VR
Utrecht; Da Costakade 13 bis A; tel. 030-
2942940; wnd.d. (toev. als lid).

Herten, F.J.W.C. van; 1997; 3514 CP
Utrecht; Leeuwerikstraat 5 bis; tel. 030-2715332
privé, 053-4324292 prakt.; p., medew. bij A.A.
Nolte en P. Kuipers (toev. als lid).

letswaard. Mevr. A.A.; 1997; 2513 TP \'s-
Gravenhage; Oude Boomgaardstraat 51; tel.
070-3638029; wnd.d. (toev. als lid).

Jelsma, P.K.; 1997; 5301 DA Zaltbommel;
Nieuwe Tyningen 8; tel. 0418-513109 privé,
512009 prakt.; E-mail: P.K.JELSMACojSTUD.
DGK.RUU.NL; p., medew. bij D.J. Breen.
H.R.C. Gostelie, L.L.H. de Krijger en Mevr.
H.G. Suermondt (toev. als lid).

Jobse. Mevr. A.E.; 1995; 4431 DJ \'s-
Gravenpolder; Esdoornstraat 61; tel. 0113-
312860; wnd.d.

Jonker. R.A.H.; 1997; 9781 MK Bedum;
Dc Populieren 50; tel. 050-3010965 privé.
3014260 prakt.; p.. medew. bij F.P.M. Admiraal,
Mevr. T.H.J. Admiraal-Kok, C.H. van Wees en
D. van der Wel (toev. als lid).

Kaasenbrood. Mevr. J.H.; 1993; 3823 BR
Amersfoort; Bastion 59; lel. 033-4567963
privé, 4611202 prakt.; fax 033-4625546; p.,
gezelschapsd. en paarden.

Komalijnslijper, Mevr. J.E.; 1997; 3513
AR Utrecht; Beverstraat 46; tel. 030-2318378;
E-mail: J.E.KORNALIJNSLIJPER(ct,PI.NF.T;
wnd.d. (toev. als lid).

Kwakemaak, C.M.P.; 1997; 3571 HP
Utrecht: Rauwenhofüaan 206; tel. 030-
2733967; d. (toev. als lid).

Lantinga, Mevr. E.; 1997; 3732 AM Dc
Bilt; Abt Ludolfweg 51; tel. 030-2210169;
wnd.d. (toev. als lid).

Leemputten, Mevr. W.A.J.P.; Gent-1997;
B-9840 De Pinte (België); Spoorweglaan 20; tel.
00-32-15-2573599; wnd.d. (toev. als lid).

Leengoed, L.A.M.G. van; 1977; 4751 WK
Oud Gastel; Oudendijk 73; tel. 0165-5114I3
privé, 030-2531086 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortplanting)
(toev. als lid).

Leeuw, Mevr. T.C.M. de; 1997; 3531 TL
Utrecht; Billitonkade 91; tel. 030-2931939; d.
(toev. als lid).

Luijk, J.H.L. van; 1995; 6612 AK Ne-
derasselt; Eindsestraat 16; teL 024-6221772
privé, 0341-252353 prakt.; E-mail: KIPPE-
TJE@TREF.NL; p., medew. bij J. Brand,
A.J. Brouwer, J.M.J. Frijlink, H.A.R. Kok en
y.D. van der W\'erff.

Luiten, Mevr. E.J.; 1997; 3512 KB

-ocr page 239-

Utrecht; Herenstraat 25 G; tel. 030-2311539; E-
mail: E.J.LU1TEN@STUD.DGK.RUU.NL;
wet.medew. ID-DLO (toev. als lid).

Mandigers, P.J.J.; 1992; 5825 JJ Overloon;
Baltussenweg 4; tel. 0478-642391 privé, 0485-
587661 bur.; fax 0485-587643; E-mail:
PAUL.MANDIGERS^INTERVET.AKZO-
NOBEL.NL; Specialist Inteme Geneeskunde
der Gezelschapsd.; wet. medew. Intervet
Intemational B.V.. afd. VSD; diplomate ECVN.

Marike, Mevr. M.R.V.; Gent-1997; B-
8600 Nieuwkapelle (België); Boterpotstraat 2;
lel. 00-32-58-289163 privé, (NL) 0117-301388
prakt.; p., medew. bij F.H.M. van de Vijver,
M.J.M. van de Vijver en K.G.M. van de Vijver
(toev. als lid).

Mulder, Mevr. A.P.; 1997; 9207 BM
Drachten; Wetterwille 97; tel. 0512-517766
privé, 513627 prakt.; fax 0512-525349; p., me-
dew. bij H.A. Beijer (toev. als lid).

Mulder, J.J.; 1978; 4221 MA Hoog-
blokland; Hoge Giessen 2; tel. 0183-589958
privé, 010-4741037 prakt.; fax 0183-589957;
p., gezelschapsd.

Nab, Mevr. S.M.; 1997; 5913 CL Venlo;
Karei van Egmondstraat 51; tel. 077-3518214
privé, 3516231 prakt.; p., medew. bij P.F.S.
Stassen en Mevr. G.H.M. Stassen-Pouwels
(toev. als lid).

Oijen, Mevr. A.H.E.A. van; 1997; 2352
CC Leiderdorp; Beukenschans 44; tel. 071-
5410858 privé, 0165-536786; p., medew. bij
Mevr. M.C.B. Kampert (toev. als lid).

Olde Monnikhof, Mevr. M.L.; 1997; 3552
CW Utrecht; Boerhaavelaan 55; tel. 030-
2421924; wnd.d. (toev. als lid).

Ooms, Mevr. B.; 1997; 2518 TT \'s-
(iravenhage; Roggeveenstraat 136; tel. 070-
3924149 privé, 3524221 prakt.; p., medew. bij
A. Boersma en W.J. van Look (toev. als lid).

♦Paassen, Mevr. M.T.M. van; 1998; 3511
JH Utrecht; Achter Clarenburg 5 B; tel. 030-
2321023 privé. 0343-577268 prakt.; E-mail:
HLANTING(aWORLDONLINE.NL;
p.,
medew. bij H.G.M. Sickmann.

Pijs, A.M.; 1997; 7447 XN Hellendoom;
Koetshuisstraat 19; tel. 0.548-655065 prakt.; p.,
medew. bij J.C. de Jager, J.P.M. Kamp. H. ten
Kate en R. Renting (loev. als lid).

♦Pilgram-Slob. Mevr. C.M.; 1998; 3732
CJ De Bilt; Dr. Schaepmanweg 30; tel. 030-
2202452; E-mail: C.M.SLOBfö STIID.DGK.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Maart

26 Themadag\' Reproduction and aging\' van het
Platform Voortplantingsonderzoek Land-
bouwhuisdieren. ID-DLO te Lelystad, aan-
vang: 10.00 uur.

April

2 NVVL-congres \'98: Trends in levensmidde-
lentechnologie en voedingswetenschappen:
Voedselkeuze en Productontwikkeling. De
Reehorst, Ede. Tel.: 010-4750908.

RUU.NL;d.

Polhuis, Mevr. A.J.B.; 1997; 3871 PP
Hoevelaken; Weidelaan 9; tel. 033-2536925;
wnd.d. (toev. als lid).

Poll, Dr. P.H.A.; 1959; U-Geneesk.-1981;
6813 KJ Arnhem; Weissenbruchstraat 27;
tel./fax 026-3519417; E-mail: PETER-
POLL^ WXS.NL; r.d.; Specialist Chimrgie
der Gezelschapsdieren n.p.

Remmers, P.; 1997; 8102 PX Raalte; \'t
Reelaer 7; tel. 0572-394674 privé, 392900
prakt.; p., medew. F.J. van Egmond, P.H.M.
Putkeren H. Verhoeven (toev. als lid).

Schalekamp, Mevr. M.; 1997; 2401 PK
Alphen a/d Rijn; Zadelmaker 138; tel. 0172-
445929 privé, 471111 prakt, p., medew. bij
A.C.M. Kuilboer, J.V.H. Lans, J.H. Rootert en
A. Soede (toev. als lid).

Schipper, Mevr. Ing. L.; 1997; 9301 SJ
Roden; Groene Zoom 2; tel. 06-59553578 privé,
050-5015500 prakt.; p., medew. bij J.P.M.
Hopmans (toev. als lid).

Sijbranda. Mevr. D.C.; 1997; 3581 XX
Utrecht; Johan de Wittstraat 5; tel. 030-
2315282; wnd.d. (toev. als lid).

*Slob, Mevr. C.M.; 1998; zie: Pilgram-
Slob, Mevr. C.M.

Smit-Heemskerk, Mevr. J.; 1989; 9415 TH
Hijken; Oranjekanaal 22 no. 3; tel. 0593-
540906 privé, 0561-616265 bur.; fax 0593-
540907; k.d. R.V.V. kring Assen.

Stragier, W.; Gent-1975; B-8870 Izegem
(België); Bellevuestraat 35; tel. 00-32-51-
305522 privé, 305196 bur.; fax 00-32-51-
305252; p.; voorzitter V.N.P. (toev. als lid).

Swart, R.; 1994; 7721 DP Dalfsen;
Stickerstraat 18; tel. 0529-433511 privé,
0594-512828 bur.; k.d. R.V.V. kring Assen.

Tander, W.J.M.; 1983; 3752 HA
Bunschoten; Vivaldiweg 39; tel. 033-2984455
privé, 2982199 prakt.; p. (toev. als lid).

Taverne, Prof.Dr. M.A.M.; .3941 BT
Doorn; Patrim<miumweg 8; tel. 0343^16210
privé, 030-2531183 bur.; bijz. hlrVsenior docent
L.ll. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

Tiepel, Mevr. C.F.A.; 1997; 1079 CM
Amsterdam; Uiterwaardenstraat 183 III; tel.
020-6426191; wnd.d. (toev. als lid).

Valkenburgh. Mevr. S.M.; 1997; 3572 JP
Utrecht; C. Evertsenstraat 9; tel. 030-2715903
privé, 0164-237621 prakt.; p., medew. bij Mevr.
C.C. van Aart (toev. als lid).

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress, Intemational Con-
vention Centre, Birmingham, England.

5—9 The 5th Intemational Fair of Agricultural
Technology TECHAGRO, the 5th
Intemational Forestry Fair SILVA REG-
INA and the 4th Intemational Veterinary
and Livestock Fair ANIMAL VETEX.
Bmo. Tel.: 00-420-(0)5-4115-2831, fax:
3059, e-mail: techagro@bvv.cz, http://
www.bvv.cz.

17—19 ESVOT congres: orthopedie paard,
mnd, gezelschapsdieren. Faculteit Dierge-
neeskunde. München.

23 Ochtendsymposium NVVL \'Nieuwe con-
serveringstechnieken voor voedingsmid-
delen\' in de Croezezaal, Jaarbeurs te
Utrecht. Aanmelden en inlichtingen: mw.
J. Tuhumury-Soumokil, tel.: 010-4020813.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Córdoba, Spain.

li

Veerdonk, Mevr. C.J.B.G. van de; 1997;
5374 RV Schaijk; Luijtenbroek 30; tel. 0486-
463771 privé, 463636 prakt.; p.. medew. bij
W.A. Buijsse (toev. als lid).

Verdoold, Mevr. B.M.; 1997; 3512 TR
Utrecht; Kalverstraat II; tel. 030-2311717;
wnd.d. (toev. als lid).

Verhulst, P.D.; 1968; 5491 HH Sint-
Oedenrode; Oranje-Nassaulaan 267; tel. 0413-
472932 privé. 0411-688003 bur.; fax 0411-
688006; distr.h. R.V.V. kring Breda, distr.
Boxtel.

Vossen, Mevr. M.F.J.T.; 1997; 5683 AD
Best; Hoofdstraat 8 M; tel. 0499-393329 privé,
374205 prakt.; p., medew. bij K.M.L. Böhm, A.
van Dorsser, J.A.J. Giesen, M.G.A. Gloudemans
en E. Noorman (toev. als lid).

Vries, H. de; 1995; 3871 KS Hoevelaken;
Penningweg 5 A; tel. 033-2570370 privé,
2571403 prakt.; p., medew. bij T.M. Bosman,
R.P.A.M. Brok, G. Hanstede. Mevr. E.C. van
Leeuwen en Mevr. M.S.H. Thesingh.

Wagenaar, Mevr. R.S.C.; 1983; 2211 DH
Noordwijkerhout; Victoriberg 30; tel. 0252-
373233 privé, 376400 prakt.; p. (toev. als lid).

Warmerdam. E.P.L.; 1993; 3451 EB
Vleuten; Albert Schweitzeriaan 41; tel. 030-
6773816 privé, 2531250 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Radiologie)(toev. als lid).

Wasmann, R.P.M.; 1997; 5711 PH
Someren; Slievenstraat 35; tel. 0493-491923
privé. 491770 prakt.; p., medew. bij H.A. Derkx,
J.A.G. Gerards, B.L.A. Kolpa, P.W.C.M. van
Oijen, R.E. Paauwe, R.J.M.L. Raymakers,
Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A.
Steentjes, J.A. Westerbeek, D.L. Willink en
F.Th.C. de Wit (toev. als lid).

Wielen, J.H.A. van der; 1997; 5374 JL
Schaijk; Maalstoel 30; tel. 0486-461872 privé,
463636 prakt.; fax 0486-463353; p., medew. bij
W.A. Buijsse (toev. als lid).

Woud, J.P.; 1978; 6931 CN Westervoort;
Klapstraat 172; tel. 026-3114889; p. (toev. als
lid).

Zanderink. Mevr. L.F.O.; Gent-1997; 7552
GV Hengelo (O); De Wermerweg 10; tel. 074-
2435460 privé, 0545-272755 prakt.; p., medew.
bij M.J.W. Bussink, L. de Haan. J. Prins, J.C.
van der Sar en L.F. van de Velde (toev. als lid).

Zantman, Mevr. C.; Gent-1997; 5707 SL
Helmond; Boerhaavelaan 40; tel. 0492-532863;
wnd.d. (toev. als lid).

For information and submission of ab-
stracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner. Im Eichholz 10. 53127
Bonn, Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLindner
Bonn@T-online.de.

24—26 Voorjaarsdagen. R.\\I - .Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone f31(0)30-251011l. Fax
31(0)30-2511787.

25—29 Congress of the Intemational Homoeo-
pathic Medical Leage, RAI Congress
Centre, Amsterdam.

30—3 mei lams Nutrition Symposium, The Fair-
mont Hotel. San Francisco, Califomia.
USA.

-ocr page 240-

Mei

9—11 SAVAB-Flanders Weekend 1998:
\'Small Animal Orthopaedies\', Congres-
centrum \'Ter Eist\' te Edegem (Antwerpen),
België. Informatie: Dr. Leen Verhaert, G.
Van der Lindenlaan 15, B-2570 Duffel,
België, fax: (32) 15 31 73 90, E-mail:
leenvdent@gIo.be.

14—16 Virology of Carnivores. First Interna-
tional Meeting. Drs. Jolanda B. van Luipen.
Virology Unit, Department of Infection &
Immunity, Utrecht University, de Uithof,
Androclusgebouw, Yalelaan 1, 3584 CL
Utrecht. Phone: 31 30 253 2485, fax: 31
30 253 6723, e-mail: J.LUIPEN@VET-

mic.dgk.ruu.nl.

II—16 PHLO-seminar: \'New Developments
in Feed Evaluation\' te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 10 maart 1998.

15—16 Veterinaiy Dentistry, 7th EVDS (Euro-
pean Veterinary Dental Society) Annual
Scientific Meeting. Ljubljana, Slovenia.
For information: Marion Verbeek, tele-
foon: 023-5277666.

Juni

2—5 Third Intemational Symposium on Hor-
mone and Veterinary Drug Residue Ana-
lysis, Bruges, Belgium. Deadline for re-
ceipt of abstracts is February 1, 1998.
Information: Prof. C. Van Peteghem, Sym-
posium Chairman, Faculty of Pharma-
ceutical Sciences, University of Ghent,
Harelbekestraat 72. B-9000, Ghent, Bel-
gium. Phone: (32)9/264.81.34, fax: (32)9/
264.81.99, e-mail: carios.vanpeteghem@
rug.ac.be.

13—14 Practitioner\'s Symposium. American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. Scientific program fe-
atures Avian, Bovine, Canine, Equine and
Feline medicine tracks. For more information
contact ABVP Administrator, 530 Church
Street. Suite 700, Nashville, TN 37219:
phone 615/254-3687. fax: 615/254-7047.

26—28 Pörtschach, Austria. Seventh Annual
Scientific Meeting of the European Col-
lege of Veterinary Surgeons. Preseminars
in German and English. June 25th.
For information contact: ECVS. Monika
Gutscher. Winterthurerstr. 260, 8057
Zürich, Suisse. Tel.: 41-1-6358408, Fax:
41-1-3130384.

Augustus

4—9 World Equine Airways Symposium.
University of Guelph, Guelph, Ontario.
http://www.vet.comell.edu/weas. E-mail:
weas@uoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800
ext 4090, fax: (519)767-2855.

9—11 Third Intemational Raptor Biomedical
Conference, Midrand, South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126,
E-mail: J.T. Lumeij@ukg.dgk.ruu.nl.

24—28 lO"" Intemational Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals. Utrecht,
the Netherlands (e-mail: T.Wensing@IZV.
DGK.RUU.NL). R.N.V.A., PO Box 14031,
3508 SB Utrecht.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1998
Maart

16 Jaarvergadering Afdeling Noord-Brabant
om 20.15 uur in Paviljoen Molenwijk,

p wm w m ^

Molenwijk 2 te Boxtel.

19 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
22.30 uur, zie pagina ...

20—22 Voorjaarsweekend Zuid-Limburg Me-
dische Wielerkring. Trainingsrit racefiets
en ATB. V. Buur, tel: 0223-635800.

25 Praktijkgerichte klinische avond over al-
lergieën en leveraandoeningen in Hotel
Van der Valk te Nieuw-Vennep, aanvang:
19.30 uur.

26 Voorjaarsvergadering Groep Paard, tevens
symposium \'Tandheelkunde bij het paard:
taak van veterinair of verzorger?\'. Sport-
centmm Papendal, 13.(X)-21.30 uur.

31 Praktijkproef \'Gezondheidsplanner Melk-
vee\' om 13.00 uur in de Schakel te Nijkerk.

31 Instructie-bijeenkomst IBR in het Golden
Tulip Hotel te Drachten. Aanvang: 14.00
uur.

April

1 Foram \'Militarysport, verantwoorde sport?\'
georganiseerd door de Veterinaire Studen-
ten Rijvereniging \'De Solleysel\' op de
Uithof te Utrecht. Info: 030-2531338/ 1307
tussen 17.00 en 21.00 uur. Intemet: http://
www.angelfire.com/pa/solleysel/

I Instructie-bijeenkomst IBR bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Deventer.
Aanvang: 14.00 uur.

5 ATB-tocht rond Amersfoort (algemene le-
denvergadering) Medische Wielerkring.
K. Haverkamp, tel: 033-4616204.

6 AUV-regiovergadering Regio Oost, Ge-
zondheidsdienst Deventer, aanvang: 20.00
uur.

7 Instmctie-bijeenkomst IBR in Restaurant De
Meem te De Meem. Aanvang: 14.00 uur.

8 Instructie-bijeenkomst IBR in Paviljoen
Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 14.00 uur.

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag: jaarvergadering en le-
zingen.

9 AUV-regiovergadering Regio Noord, Ge-
zondheidsdienst Drachten, aanvang: 20.00
uur.

20 AUV-regiovergadering Regio West, Het
Kasteel van Rhoon, aanvang: 20.00 uur.

23 AUV-regiovergadering Regio Zuid, Ge-
zondheidsdienst Boxtel, aanvang: 20.00
uur.

CURSUSSEN

1998

Maart

17 PAO-D cursus: 98.101. De ouderen hond;
diagnostiek en behandeling van internisti-
sche, chirurgische en orthopedische aan-
doeningen.

17 Nascholingsdag Dierenartsassistenten III
in het Postiljon Hotel Heerenveen.

18 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

18—20 PHLO-cursus \'Diergezondheidszorg in
economisch perspectief te Wageningen.

19 Tweedaagse cursus hoefdiagnostiek en
hoefbehandeling in Utrecht en Deume.
Kosten: ƒ 550,-. Inschrijven vóór 20 febru-
ari 1998.

19 PAO-D cursus: 97.148. Behandeling diar-
ree bij gezelschapsdieren.

19 PUO-cursus (België): 30) Dermatologie
(ook op 26 februari, 5 en 12 maart 1998).

20 PAO-D cursus: 98.121. Behandeling van
kruisbandletsels.

25 PAO-D cursus: 98.803. Gebitsreiniging en
slijptechnieken instrumentarium.

26 PAO-D cursus: 98.126. Behandeling van
gedragsproblemen bij honden.

31 IPC DIER-cursus: \'Bijproducten 2 voor
dierenartsen varkenshouderij\'. Locatie:
IPC DIER Horst. Voor informatie/opgave:
de heer J. Broos, tel.: 077-3998888.

31 PAO-D cursus: 98.127. Behandeling ge-
dragsproblemen bij honden.

April

1 PAO-D cursus: 97.604. Veterinaire Apo-
theek II landbouwhuisdieren (twee blok-
ken; blok 1 tevens 2 en 3 april; blok 2, 14
en 15 mei 1998).

1 PAO-D cursus: 98.111. Small animal clini-
cal immunology.

9 PAO-D cursus: 98.903. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

16 ESVOT-cursus: chirurgische practica ge-
zelschapsdieren. Faculteit Diergeneeskun-
de, München.

23 PUO-cursus (België): 32) Kennismaking
met de minimaal invasieve chimrgie bij
kleine huisdieren.

30 PUO-cursus (België): 39) Anesthesie bij
vogels en bijzondere diersoorten.

.Mei

12 PAO-D cursus: 98.203. Bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak van infectieziekten op
mnd veebedrijven deel II (drie dagen, te-
vens 13 en 14 mei 1998).

12 PAO-D cursus: 98.303. Praktische toepas-
sing van ZOVEX, een zoötechnisch-vete-
rinair expertsysteem voor de vleesveehou-
derij (twee dagen, tevens 9 juni 1998).

14 PAO-D cursus: 98.904. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.

27 PAO-D cursus: 98.204. Advisering jong-
vee opfok in de praktijk.

RECTIFICATIE

Helaas is in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 maart 1998
in het artikel, getiteld: Onvoorspel-
bare agressie bij Golden Retrievers:
een erfelijk probleem? een fout tele-
foonniunmer vermeld.
Het telefoonnummer moet zijn
030-2532103.

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-04-1998

30-03-1998

01-05-1998

10-04-1998

15-05-1998

27-04-1998

01-06-1998

11-05-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 241-

0

Ondanks het recente geval van varkenspest in Wanroy dat bij de eindscreening aan het licht kwam, kunnen
we blijven zeggen dat de epidemie op z \'n retour is. Een enkele positieve bevinding bij de eindscreening
was voorzien en geeft dus geen reden tot te groot pessimisme.

De veldslag lijkt geleverd en de bestrijders keren weer terug naar hun reguliere baan of gebruiken hun op-
gedane ervaring bij het zoeken naar een nieuwe baan.

De instanties ronden de dossiers af. De evaluatie van de bestrijdingsmethodiek wordt vanaf vele kanten
opgepakt. Draaiboeken en protocollen zullen worden aangepast.

De varkenspest-epidemie is ook de aanleiding voor het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) het gehele zogenaamde Veterinaire Complex weer onder de loep te nemen en de lijnen voor
de toekomst uit te zetten.

Een zeer belangrijk onderdeel daarbij zal ongetwijfeld de rol zijn die de dierenarts speelt in alle facetten
van dit Veterinair Complex. Taken en verantwoordelijkheden voor organisaties en ook voor de individuele
dierenarts zullen waarschijnlijk kritisch gewogen worden.

Wat ook de uitkomst van deze studie zal zijn, vast staat dat enerzijds de rol van (de dierenarts in) de veteri-
naire organisaties en anderzijds de rol van de zelfstandige dierenarts in dit Veterinair Complex van we-
zenlijk belang is.

Van de dierenarts in de organisatie wordt een inbreng van zijn kennis en kunde in de organisatie venx\'acht,
van de zelfstandige dierenarts wordt verwacht dat hij/zij de werkzaamheden zodanig uitvoert dat de om-
geving (agrariër, burger en overheid) een gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat de dierenarts zijn kennis
en kunde op een integere wijze inzet.

In beide situaties draagt de dierenarts een eindverantwoordelijkheid voor zijn handelen, een verant^\'oor-
delijkheid waarop hij meer en meer direct aangesproken wordt.

Om in de sfeer van het artikel van Hoyer, Hellebrekers en Klaver te spreken: De dierenarts dient zich
daarbij niet in de maatschappelijke positie van minor species te plaatsen, die een speciale aanpak ver-
langt. Magistrale immobilisatie zou wel eens het gevolg kunnen zijn.

De Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg pakt op 25 april 1998 de thematiek van de verantwoordelijk-
heid op in een themamorgen waarbij een boeiende vraagstelling tot een indringende dialoog kan leiden.

Namens de Hoofdredactie,
J.P.J. Peelen.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 242-

TELE-IMMOBILISATIE VAN (VER)WILDE(RDE) DIEREN IN
DE NEDERLANDSE DIERGENEESKUNDIGE PRAKTIJK1

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123:214-20

M.J. Ho\\/er\\ L.J. Hellebrekers^enP.S.J. Klaver^

□EEL 2: ANESTHETICA GEBRUIKT BIJ DE IMMOBILISATIE VAN WILDE DIEREN

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

In dit artikel wordt kort ingegaan op de geschiedenis van
tele-immobilisatie en wordt een overzicht gegeven van de
verschillende groepen farmaca die bij immobilisatie van
wilde dieren worden gebruikt en hun klinisch-farmaco-
logische werking.

Tevens is een tabel bijgevoegd waarin voor een elftal dier-
soorten doseringen worden gegeven van in Nederland
verkrijgbare anesthetica.

SUMMARY

Anaesthetic drugs used in tele-immobilization of animals
in the Dutch veterinary pratice.

In this arlicle a review will be given of the groups of anaesthetics used for
animal capture, their developmental history, mode of action and indication
for use.

A table with dosages of locally -in the Netherlands- available drugs will be
presented for a number of animal species.

INLEIDING

Geschiedenis

Zoals reeds in bet eerste deel vermeld, werden bij de eerste
dierimmobilisaties in de vijftiger jaren spierrelaxantia ge-
bruikt als succinylcholine, gallaminetrietbiodide en nicoti-
nesalycinaat (9,18,33). Deze middelen werden in pastavorm
op de naalden van de verdovingspijltjes aangebracht, waar-
door accurate dosering moeilijk was. Bovendien was op-
name vanuit de pasta traag en onvoorspelbaar en was de the-
rapeutische index (de verhouding tussen therapeutische en
lethale dosis) klein. De mortaliteit was hoog.
Pas na de komst van oplossingen van immobiliserende far-
maca aan het einde van de vijftiger jaren werd \'immobilisa-
tie op afstand\' langzamerhand een bmikbare methode.
Redelijke successen werden behaald door Harthoom met de
spierverslapper gallaminetrietbiodide (Flaxedil®; May-
Baker) en het antidoot prostigmine bij verschillende anti-
loopsoorten, nijlpaarden, buffels en jonge olifanten in
Uganda (18,33).

Het was ook Harthoom, die in 1961 voor het eerst centraal
werkzame stoffen gebruikte, voor de translocatie van een
honderdtal witte neushoorns in wildparken in Zuid-Afrika.
Zijn mengsels van morfine of het synthetische diethylthiam-
butene (Themaion®; Burroughs Welcome), hyoscine en pro-
mazine en andere tranquillizers betekenden een doorbraak
op dit terrein.

Hij bereikte met deze neurolept-analgetische mengsels een
lichte en veilige anesthesie. Zij hadden een brede therapeuti-
sche index en er was een specifieke (partiële) morfine-anti-
doot (namelijk nalorfine) voor handen, die op elk gewenst
moment de anesthesie kon beëindigen. Het enige nadeel was
het grote volume, waardoor zware uitrusting noodzakelijk
was. Met de komst van het thebaïne-derivaat oripravinehy-
drochloride (ook etorfine, M99®; Reckitt & sons Ltd.) in
1963 en later ook het piperidine-derivaat Fentanyl®
(Janssen), was ook dit probleem van de baan, daar beide
middelen vele malen sterker zijn dan de uitgangsstoffen.
Vele duizenden dieren van verschillende diersoorten zijn in-
middels succesvol en met geringe mortaliteit gevangen en/of
getransloceerd.

Sinds de zestiger jaren zijn er vele farmaca bijgekomen, zo-
als de dissociatieve anesthetica phencyclidine en ketamine,
het veel gebruikte thiazine-derivaat xylazine (vele merken)
en het zeer potente morfinomimeticum carfentanil.
De laatste paar jaar zijn tiletamine-zolazepam combinaties
(Zoletil®; Virbac, Telazol® in de V.S.) en potente alpha-2
agonisten als detomidine (Domosedan®, Orion/Pfizer), me-
detomidine (Domitor® en Zalopine®, Orion/Pfizer) en romi-
fidine (Sedivet®, Boehringer) op de markt gekomen. Van re-
centere datum zijn de ultra kortwerkende morfinomimetica
als alfentanil en sufentanil die veelbelovend lijken, mede
door hun geringere gevaar voor de mens in vergelijking met
etorfine (24).

Karakteristieken van het ideale immobiliserende farma-
con
(17,36)

- Een effectieve dosis moet geschoten kunnen worden met
een verdovingspijltje, dat bij voorkeur niet meer bevat dan
3 ml.

- Niet irriterend en intramusculair toepasbaar.

- Stabiel in oplossing.

- Snelle absorptie vanuit de injectieplaats.

- Snel effect zonder excitatie, resulterend in een goede im-
mobilisatie van voldoende lange duur, met een mstige re-
covery.

- Een brede veiligheidsmarge (therapeutische index).

- Beschikbaar zijn van een betrouwbare antagonist.

- Snelle eliminatie uit het lichaam.

- Veilig voor het dier; geen ongewenst effect op drachtige
dieren, minimaal effect op circulatie en respiratie, vitale
reflexen minimaal aangetast.

- Veilig voor de toediener / dierenarts / omgeving.

- Wettelijk verkrijgbaar en toepasbaar en - specifiek voor de

1  Delen van de inhoud van deze serie artikelen verschenen eerder in de PAO-D cursus

\'Immobilisatie van wilde en verwilderde dieren\' van dezelfde auteurs.
\' Dierenartsenpraktijk Westwoud. Dr. Nuyensstraat 67. 1617 KB Westn-oud.
Veterinair adviesburo VIA, We.stermeeweg 2S. 1697 KW Schellinkhout. Auteur aan
wie correspondentie kan worden gericht.
^ Bijzonder hoogleraar Anesthesiologie van proefdieren. Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschap.sdieren en Vakgroep Proefdierkunde, Faculteit der Diergeneeskunde.
Postbus SOI54, 350S TD Utrecht.
\' Natura Artis Magistra. Plantage Kerklaan 38-40, 1018 CZ Amsterdam.

-ocr page 243-

Nederlandse situatie- WtfsX geregistreerd zijn voor gebruik
bij de betreffende diersoort, daar anders bij gebruik sprake
is van \'off-label use\'.
- Goedkoop.

Het is duidelijk dat het ideale middel dus niet bestaat. Vaak
zal men dan ook werken met cocktails/combinaties van ver-
schillende anesthetica, die meestal bij elkaar in één verdo-
vingspijltje worden toegediend. Om praktische redenen ge-
beurt het zelden dat een dier eerst een premedicatie
toegediend krijgt en later pas een anesthesie-inducerend
middel, hoewel dit in principe in de dierentuinsituatie vaak
wel goed mogelijk is.

Wettelijke aspecten

Ten aanzien van het gebruik van een niet-geregistreerd mid-
del bestaan er bij de immobilisatie van dieren twee proble-
men. De
Diergeneesmiddelenwet (DW, Stb. 410, 1985)(10)
verbiedt namelijk het gebruik van een (voor een bepaalde
diersoort) niet-geregistreerd geneesmiddel.
Art. 2 DW

/. Het is verboden een geneesmiddel dat niet is geregis-
treerd. te bereiden, voorhanden te hebben of in voor-
raad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen.

Anesthetica en spierrelaxantia vallen onder het zogenaamde
UDD-regiem van deze wet. De te verdoven dieren (vaak bij-
zondere dieren en exoten) horen nogal eens tot de zoge-
naamde \'minor-species\' (11), waarvoor het voor een fabri-
kant om economisch redenen niet interessant is een registratie
aan te vragen. Voor deze diersoorten zijn en worden slechts
een zeer beperkt aantal diergeneesmiddelen geregistreerd en
er zal dus veelvuldig
off-label use moeten worden toegepast.
Een tweede probleem bestaat er ten aanzien van het gebruik
van
mengsels van anesthetica (het bij elkaar opzuigen van
verschillende middelen in één spuit). Dit valt volgens de wet
onder magistrale bereiding, hetgeen in principe alleen is toe-
gestaan onder bepaalde voorwaarden (art. 18 en 22, DW en
Besluit voorschriften voor magistrale bereiding, ambulante
handel en aflevering van diergeneesmiddelen, 24 oktober
1989, Stb. 513).

Zo dient er onder andere een medische noodzaak en geen ge-
registreerd alternatief voorhanden te zijn.
Voor zover er echter een noodzaak bestaat, biedt de
Vrij-
stellingsregelingartikel 2 Diergeneesmiddelenwet
uitkomst.
Deze houdt namelijk in dat een dierenarts niet-geregistreerde
diergeneesmiddelen mag toepassen bij individuele dieren
die in
levensgevaar verkeren, of om onacceptabel dierlijk
leed
te vermijden, voor zover voor die toepassing geen gere-
gistreerde diergeneesmiddelen beschikbaar zijn.
Hoewel het mengen van verschillende formuleringen in
principe tegen een van de stelregels van GVP (goede veteri-
naire praktijkvoering) is, kan men er onder praktijkomstan-
digheden, waar meestal maar
één gelegenheid bestaat voor
het goede schot, meestal niet omheen.
Er moet hierbij wel aangetekend worden dat men er, van-
wege onbekende chemische interacties, niet verstandig aan
doet zelf te gaan experimenteren met het anestheseren van
dieren met mengsels, als er in de literatuur geen eerdere er-
varingen hiermee zijn beschreven. Het beste make men ge-
bruik van voor de betreffende diersoort bestaande richtlij-
nen in handboeken, congresverslagen en andere bronnen.

Het gebruik van niet-geregistreerde en magistraal bereide
middelen dient te worden geadministreerd en éénmaal per
jaar te worden gemeld aan het Bureau Bijwerkingen Dier-
geneesmiddelen te Wageningen (3).

Bovendien dient een extra lange wachttermijn voor eventu-
ele slacht aangehouden te worden (namelijk 28 dagen) om er
zeker van te zijn dat er geen residuen van het gebmikte mid-
del meer aanwezig zullen zijn.

KLINISCHE FARMACOLOGIE

Voor de anesthesie van verwilderde dieren wordt in
Nederland gebruik gemaakt van een beperkt aantal anesthe-
tica, die gelijk of verwant zijn aan farmaca zoals die gebruikt
worden bij de landbouwhuis- en gezelschapsdieren.
Naast de verschillende opiaten en major-tranquillizers als
acepromazine, betreft het hierbij het gebmik van alfa(a)2-
agonisten als xylazine (Rompun®), detomidine (Domo-
sedan®), medetomidine (Domitor® en Zalopine®) en romi-
fidine (Sedivet®) en de dissociatieve anesthetica ketamine
en tiletamine (met zolazepam in Zoletil®). Farmaca uit de
groep van spierrelaxantia worden heden ten dage nog maar
zeer zelden gebruikt.

Bij de hieronder staande behandeling van de algemene far-
macologie van de voor anesthesie van verwilderde dieren ge-
bruikte farmaca, zal dan ook deze brede indeling naar groe-
pen worden gehanteerd.

Naast de kenmerken van de specifieke farmaca zullen de al-
gemene groepskenmerken worden besproken alsmede de
toepassingen bij gedomesticeerde diersoorten. Hiermee
wordt beoogd niet alleen feitelijke informatie over de speci-
fieke farmaca te presenteren maar tevens een \'anesthesiolo-
gisch\' kader te creëren waarbinnen gewenste en ongewenste
verschijnselen zich afspelen.

A. Opiaten (of narcotische analgetica)
Het gebmik van een opiaat in de anesthesie heeft twee ach-
tergronden. Vooraleerst zijn deze middelen zeer sterke anal-
getica. Daamaast kunnen ze het centraal zenuwstelsel zowel
stimuleren (excitatie) als deprimeren (sedatie). Dit effect is
afliankelijk van de diersoort, de dosering en wijze van toe-
diening (15,16). Door een opiaat te combineren met een ma-

-ocr page 244-

jor-tranquillizer (bijvoorbeeld acepromazine) zal er door on-
derlinge potentiëring een beter sedatief effect optreden en
zullen bijwerkingen (excitatie en ademdepressie ten gevolge
van het opiaat of hypotensie ten gevolge van acepromazine)
minder snel optreden. Het verkregen effect wordt met neuro-
lept-analgesie aangeduid (4)

Voor het aangeven van de analgetische potentie wordt het
desbetreffende opiaat vergeleken met morfine dat als \'anal-
getische standaard\' fungeert. Het onderstaande schema geeft
een overzicht van de analgetische potentie van een aantal
opiaten (16,28).

Fentanyl

Sufentanil

Carfentanil

170
625
12.500

1
1

10.000
0.1

Morfine
Methadon
Etorfine
Pethidine

In het algemeen geldt dat bij toename van de analgetische
potentie ook de therapeutische index toeneemt en er minder
niet-specifieke bijverschijnselen zullen voorkomen, waar-
door de veiligheid toeneemt.

Naast de reeds genoemde eigenschappen geven opiaten, af-
hankelijk van de diersoort, een depressie van de respiratie,
die volgens Koek
et al (24) met name bij kleine antiloop- en
hertachtige dieren levensbedreigend kan zijn.
Deze ademhalingsdepressie is een centraal effect van het
opiaat en kan effectief worden bestreden door intraveneus
(IV) toedienen van een opiaat-antagonist als naloxon (hu-
maan geneesmiddel: Narcan®, Dupont), naltrexone en nal-
mefeme of een partiële antagonist diprenorfme (Revivon®)
of nalorfine (in Nederland niet meer verkrijgbaar). Indien
gebruik wordt gemaakt van naloxon dient men zich te reali-
seren dat ook de sedatie en analgesic teniet worden gedaan.
Naast de bovenbeschreven effecten wordt door toediening
van opiaten tevens het parasympatische deel van het auto-
nome zenuwstelsel gestimuleerd. Dit komt vooral tot uiting
door een toename van de speeksel- en bronchosecretie, het
optreden van bradycardie en inhibitie van de pensmotiliteit
bij herkauwers (7).

Indien deze verschijnselen dergelijke vormen aannemen
dat ingrijpen noodzakelijk is, kan een anticholinergicum
als atropine worden gebruikt. Bij het optreden van penssta-
sis gaat dit niet op, daar atropine zelf de penscontracties
stillegt.

Enkele veelgebruikte opiaten bij immobilisatie van wild en
hun karakteristieken: (15,24,36)

M99^/Etorfine: Zeer potent narcotisch analgeticum. Effec-
tieve doseringen variëren van 0.5-5 |jLg (microgram) per kg
(36). Voor de meeste wilde diersoorten (van 20 tot 6000 kg)
volstaat een
totale dosis van enkele milligrammen!
(7,24,28). Hét middel van eerste keuze bij de immobilisatie
van vrij levende grote herbivoren, vanwege het \'knock-down
effect\' (zeer snelle inductie 4-8 min). Meestal volstaat een
klein volume, zelfs voor het grootste dier. Vaak toegediend
samen met een tranquillizer vanwege excitatie en spierrigidi-
teit bij gebruik als \'mono-anestheticum\'. Geeft sterke respi-
ratoire depressie met name bij kleine diersoorten (4,19). In
Europa is het op de markt in combinatie met acepromazine
als Immobilon® LA en SA (C-Vet, Sanofi Santé), dat in
Nederland alleen met speciale ontheffing van de Minister
(via het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen) mag
worden gebruikt (3). Bij het gebruik van etorfine moeten

■ iimr~

IMiaillii

speciale voorzorgsmaatregelen worden genomen, daar 30-
120
|xg! reeds dodelijk is voor de mens (4).

Fentanyl. Minder potent dan etorfine (Zie tabel). Geeft min-
der respiratoire depressie. Er kan renarcotisering optreden
door recycling via de entero-hepatische kringloop (24,28).
Fentanyl wordt veterinair zelden alléén gebruikt, maar
meestal in combinatie met een major-tranquillizer (bijvoor-
beeld droperidol in Innovar-Vet®) ter verkrijging van neuro-
lept-analgesie (4). Gecombineerd met xylazine is het vol-
gens Booth de beste combinatie voor bestrijding van
viscerale pijn (koliek) bij het paard (5).
Fentanyl is niet als diergeneesmiddel in Nederland verkrijg-
baar.

Carfentanil: Meest potente narcotisch analgeticum, (in het
veld is 1 mg carfentanil = 1,5-2 mg etorfine) veel gebruikt in
de USA (Wildnil®, Wildlife Pharmaceuticals), waar etorfine
niet op de markt is. Klein volume volstaat; reeds effectief bij
doseringen van 1 |xg per kg lichaamsgewicht (36). Hierdoor
is carfentanil het middel van keuze bij de immobilisatie van
grote herbivoren. Veterinair niet in Nederland te verkrijgen.

Recent ontwikkelde opiaten afentanil, sufentanil en A3080:
Veterinair alleen nog in experimenteel gebruik. Zeer snel
maar kortwerkend, ook zonder toediening van een antago-
nist. Bovendien minder gevaarlijk voor de mens (4).

Opiaat-antagonisten:

a. Antagonisten met agonistische werking (partiële antago-
nisten): diprenorfine (M50-50®, Revivon®, Rickett &
Coleman) nalorfine en levallorphan.

b. Pure antagonisten: naloxon (Narcan®, Dupont), nalme-
fene en naltrexone. Deze laatste is langer werkzaam en
daardoor volgens Koek
et al. (24), Kreeger (27) en Lance
(28) beter geschikt voor het antagoneren van (car)fenta-
nyl bij paardachtigen (met name zebra\'s) en neushoorns,
omdat renarcotisatie na enkele uren van deze dieren van-
wege heropname van fentanyl via de enterohepatische
kringloop voorkomen zou worden. Deze groep van anta-
gonisten hebben de voorkeur daar ze zo goed als vrij zijn
van agonistische activiteit (4).

-ocr page 245-

B. Major-tranquillizers

De \'major-tranquillizers\' omvatten:

1. de phenothiazinederivaten (onder andere acepromazine
(Vetranquil®, Sanofi), die geschikt zijn voor het bewerk-
stelligen van sedatie van allerlei diersoorten

2. de butyrofenonen (zoals dehydrobenzperidol (Droperidol®,
Janssen) en azaperone (Stresnil®, Janssen) welke een meer
diersoortspecifiek toepassingsgebied hebben.

Vaak worden deze farmaca gecombineerd met een narco-
tisch analgeticum om neurolept-analgesie te verkrijgen.
De werkingsduur van acepromazine bedraagt, afliankelijk
van de dosering, 1,5 tot 3 uur, waarbij de kwaliteit van het se-
datieve effect redelijk betrouwbaar is.
Naast de langwerkende sedatie geven alle phenothiazine-de-
rivaten een dosis-afhankelijke blokkade van de a-receptoren
in het perifere vaatbed, met als gevolg een vasodilatatie en
hypotensie. Compensatoir treedt tachycardie op.
Door een onderdrukking van de sympatische activiteit in
het centrale zenuwstelsel en blokkade van de perifere re-
ceptoren ook in het hart, verminderen de phenothiazines de
kans op het ontstaan van catecholamine-geïnduceerde hart-
ritmestoornissen. Anderzijds kan er bij ernstige stress, en
de daaruit voortkomende afgifte van catecholamines door
de bijnier in combinatie met phenothiazinemedicatie, een
ernstige hypotensie ontstaan, mogelijk resulterend in
shock. Door het effect van de phenothiazines op de thermo-
regulatie dient men terughoudend te zijn met het gebruik
ervan onder zeer warme, maar ook zeer koude omstandig-
heden (16,17,36).

De invloed van de major-tranquillizers op de respiratie is
over het algemeen gering. Een beperkte afname van de
ademfrequentie gaat in sommige gevallen vergezeld van een
gering verminderd ademvolume, echter zonder dat dit tot
verschuivingen leidt van het zuur-base evenwicht.
Er bestaat geen specifieke antagonist voor de phenothiazines.
Het analepticum doxapram (Dopram®) lijkt echter in staat de
sedatieve effecten van acepromazine op te heffen (36).

Enkele veelgebruikte major-tranquillizers
Acepromazine is standaard aanwezig in combinatie met
etorfine in het middel Immobilon®.

De butyrofenonderivaten als azaperone (Stresnil®, Janssen)
en haloperidol (Haldol®, niet in Nederland) worden op grote
schaal gebmikt voor sedatie gedurende transport van wilde
dieren (8,12,30).

Speciale vermelding verdienen de langwerkende phenothia-
zine-derivaten perphenazine-enathaat (Trilafon®, Sherag),
zuclopenthixol-acetaat (Clopoxinal-acuphase®, Lundbeck)
en pipothiazine-palmitaat (Piportil Depot®, May-Baker).
Deze
Sedativa afkomstig uit de humane psychotherapie,
worden niet gebmikt bij de daadwerkelijke vangst, maar bij
transport of introductie van dieren in een nieuwe omgeving.
Opgelost in sesamolie om depotwerking te verkrijgen, geven
ze na
intramusculaire toediening een dagen tot weken aan-
houdend goed kalmerend effect. Om deze reden worden
deze middelen tegenwoordig routinematig op grote schaal
gebmikt bij translocaties van wild in landen in zuidelijk
Afrika (12,30,36).

C. Minor-tranquillizers

Tot deze groep van Benzodiazepine-derivaten (BDZ) beho-
ren stoffen als diazepam (Valium®, Roche), midazolam
(Dormicum®, Roche) en het wateroplosbare climazolam
(Hoffman-La Roche, Basel) en zolazepam (in combinatie
met tiletamine in Zoletil®, Virbac).

Zij oefenen hun effect uit op het centrale zenuwstelsel via
potentiëring van de inhiberende werking van de neurotrans-
mitter
7-aminoboterzuur (GABA) (30).
Benzodiazepines zijn met succes gebmikt bij dierentuindie-
ren. Ze produceren een anxiolytisch effect, zowel als sedatie
en een arefiexie grenzende aan anesthesie (19). Deze stoffen
hebben een grote veiligheidsmarge en oefenen slechts mini-
maal effect uit op respiratie en circulatie.
De meeste BDZ laten zich slecht mengen met andere far-
maca met uitzondering van midazolam, climazolam (14) en
zolazepam (38).

Hoewel er publicaties met doseringen bestaan (14,19) wor-
den de benzodiazepines zelden alléén gebmikt bij de vangst
van wild, mede vanwege hun geringe potentie en slechte ab-
sorptie vanuit de (intramusculaire) injectieplaats (14,19,30).
Wel worden ze vanwege hun anticonvulsieve en spierrelaxe-
rende werking gecombineerd met met name de cyclohexa-
mines. Bij transport van dieren daarentegen hebben de mi-
nor-tranquillizers hun waarde wel degelijk bewezen.
In principe zijn antagonisten voorhanden, namelijk het fiu-
mazenil (Anaxate®, Hoffman-La Roche) (30) en het experi-
mentele RO 15-3505 (Hoffmann-La Roche) (14), hoewel
niet op de Nederlandse veterinaire markt.

D. De-alfd adrenerge farmaca

Deze farmaca, (imidazol/imidazoline-derivaten) met een
c(2-sympaticomimetische werking, worden sinds jaren in de
diergeneeskunde gebmikt ter bewerkstelliging van betrouw-
bare en dosisafhankelijke sedatie, verminderde spiertonus en
analgesic bij gedomesticeerde en niet-gedomesticeerde die-
ren (20,27). Het anxiolytisch effect is vergelijkbaar met dat
van de benzodiazepines (30).

De meest bekende stoffen zijn het xylazine (Rompun®,
Bayer) en de meer recente variant detomidine (Domosedan®,
Orion/Pfizer), dat geschikt is voor gebmik bij paard en mnd.
In 1991 is in Nederland het aan detomidine verwante farma-
con medetomidine (Domitor®, Orion/Pfizer) geïntroduceerd,
voor gebmik bij hond en kat. Met dit laatste farmacon is met
name door Jalanka en Roeken (23,34) veel onderzoek ver-
richt naar de toepasbaarheid bij niet-gedomesticeerde dieren.
Recent is ook de meer geconcentreerde variant Zalopine®
(Orion/Pfizer) en het minder specifieke en voor het rund en
paard ontwikkelde romifidine (Sedivet®, Boeringer/
Ingelheim) op de Nederlandse markt verkrijgbaar (Zalopine®
alleen na speciale ontheffing).

Een belangrijk deel van het klinische effect van deze stoffen
is gebaseerd op de a-2 sympaticomimetische werking die tot
stand komt door binding aan specifieke receptoren aan pre-
synaptische membranen in het centrale zenuwstelsel (5,29).
Hierdoor wordt de afgifte van noradrenaline door deze pre-
synaptische zenuwuiteinden geïnhibeerd (21,32). Een dosis-
afhankelijk sedatie, verminderde spiertonus en analgesie is
het gevolg. De werkingsduur - afhankelijk van de kinetiek
van het farmacon bij de betreffende diersoort en de gebmikte
dosis - bedraagt 1 tot 2 uur.

Het principiële farmacologische verschil tussen xylazine en
medetomidine is gelegen in de grote mate van a-2 receptor
specificiteit van medetomidine.

Relatieve selectiviteit voor a-2 receptoren: (17,21,29)
medetomidine 1620 xylazine 160
detomidine
260 Clonidine 220 (humaan)

-ocr page 246-

Medetomidine, de nieuwere en meer potente a-2-agonist, is
een factor 10 meer specifiek voor de a-2-receptor dan xyla-
zine en wordt beschouwd als een pure agonist. Mede-
tomidine is werkzaam in zeer lage doseringen (29). Xylazine
geeft daamaast ook a-1-receptorstimulatie (Zie tabel 1).
Gesteld kan worden dat er bij gebmik van medetomidine
sprake is van grotere veiligheid.

Tabel 1. a 1/a2-selectiviteit van a-adrenerge farmaca.

Agonisten

Antagonisten

ol >a2

cl =a2

al >a2

al =a2

Phenylephrine

Adrenaline
Noradrenaline
Labetalol
Prazosin

Corynanthine
Doxazosin
Piperoxan
Tolazoline

Minanserin
Phentolamine

a2>al

a2»al

a2>oil

a2»al

Clonidine

Detomidine

Guanabenz

Tizanidine

Xylazine

Azepexole
B.HT 920
Guafacine
Medetomidine

Idazoxan

Rauwolscine

Yohimbine

Atipamezole
Rx.811033
WY.26703
RX.821002A

>=10 maal sterker dan
»= 1(X) maal sterker dan

Bronnen: Lance WR 1995 (281. Ma/e M. and V Tranqullli 1991 (29) en Koek RA. Jago M. (iulland
KMD.andUwisJ 1989(26).

Ook de a-adrenerge receptoren in het perifere vaatbed wor-
den door deze farmaca gestimuleerd, waardoor een krachtige
vasoconstrictie optreedt. Dit leidt tot bleker worden van de
slijmvliezen en het ontstaan van kortdurende hypertensie,
zeker wanneer het intraveneus is toegediend (5,29). Later
gaat deze hypertensie over in een langdurige normo- of ge-
ringe hypotensie en bradycardie in combinatie met atrioven-
triculaire geleidingsstoomissen (I-ste en Il-de graads blok)
(5,21). Dit effect is met name bij het paard en de hond duide-
lijk waameembaar. Bij het effect op de bloeddruk spelen
waarschijnlijk ook postsynaptische effecten van de agonis-
ten een rol (29).

Gezien de ontstaanswijze hiervan is zeker bij medetomidine-
medicatie het gebmik van atropine af te raden.
Alfa-2-agonisten kunnen invloed hebben op de thermoregu-
atie, met als gevolg hypothermie. Verder geven ze bij her-
kauwers onder meer remming van de voormaagcontracties
(29,31).

Veel publicaties zijn inmiddels verschenen over het succes-
vol gebmik van medetomidine in combinatie met het disso-
ciativum ketamine bij de meest uiteenlopende diersoorten
(1,2,34,35).

De toevoeging van ketamine aan medetomidine heeft een
aantal voordelen. Ze potentiëren eikaars werking, waardoor
minder van elk van beide stoffen nodig is en het effect sneller
optreedt (verkorte inductie). Bovendien treedt een veel be-
tere analgesie (29) op en dus een betere algehele anesthesie.
Voorts heeft de combinatie een bredere veiligheidsmarge.
De immobiliserende en analgetische effecten van ketamine
worden meer gepotentieerd in combinatie met medetomi-
dine dan met xylazine (34). Toediening van een a-2-agonist
in combinatie met een opiaat is zeer zinvol gebleken. Een be-
tere analgesie en sedatie wordt verkregen dan bij toediening
van deze stoffen afzonderlijk (29). Met name in koliekmo-
dellen bij het paard hebben combinaties van bijvoorbeeld
fentanyl en xylazine hun superioriteit bewezen (5).
Het gebmik van medetomidine en andere a-2-agonisten als
\'mono-anestheticum\' bij de vangst van vrijlevende wilde en
losgebroken dieren moet volgens Lance (28) worden afgera-
den, vanwege het door hem zogenoemde \'jojo-effect\', dat
vaak optreedt. Dit houdt in dat de dieren na een treffen gaan
liggen en geïmmobiliseerd lijken, maar bij de minste versto-
ring weer overeind komen en zich niet laten pakken, om ver-
volgens een eind verderop weer te gaan liggen (23,28, per-
soonlijke observatie). Dit leidt tot eindeloze achtervolgingen
en het herhaaldelijk opnieuw inschieten van het middel.
Bij opgewonden dieren zal men dan ook de dosering aan-
zienlijk moeten verhogen (34,35 en eigen observaties).
Mogelijk is de verhoogde sympatico-tonus zoals aanwezig
bij geëxciteerde dieren, verantwoordelijk voor dit fenomeen.

Alfa-adrenerge antagonisten

De werking van de hierboven genoemde a-2-sympaticomi-
metica is op elk gewenst moment te antagoneren door far-
maca die de agonisten van de receptoren verdrijven. Ook de
verschillende antagonisten verschillen in hun bindingscapa-
citeit met de receptoren (Tabel 1) (28). Voor de minder spe-
cifieke antagonisten blijkt er in de praktijk (empirisch) een
duidelijk verschillende gevoeligheid te bestaan bij de ver-
schillende diersoorten (21). Dit verklaart de soms sterk ver-
schillende doseringen die men in de literatuur (voor bijvoor-
beeld yohimbine) vindt.

Naast de oudere en in Nederland veterinair niet commercieel
verkrijgbare a-2-antagonisten, yohimbine en tolazoline is
thans het zeer specifieke atipamezole (Antisedan®, Orion/
Pfizer) commercieel beschikbaar. Andere in het buitenland
veelgebmikte antagonisten als idazoxan en het analoge RX
821002A zijn hier niet verkrijgbaar. Atipamezole wordt mo-
menteel beschouwd als de meest selectieve a-2-antagonist
(29) (Zie tabel 1).

Toediening kan zowel intramusculair (IM) als intraveneus
(IV) gebeuren, waarbij na IM-injectie het effect trager zal
optreden (2,23,35,37). Door de perifere vasoconstrictie ten
gevolge van xylazine of medetomidine zal namelijk de re-
sorptie van de antagonist vertraagd verlopen. Bij intrave-
neuze injectie van potente a-2-antagonisten als atipamezole
en RX 821002A, kunnen de dieren soms aan de naald over-
eindkomen (persoonlijke observatie).

Toediening van a-2-antagonisten is niet geheel zonder ri-
sico. Hypotensie en bradycardie kunnen optreden na snelle
intraveneuze injectie (29). De incidentie van ongewenste ne-
veneffecten van deze farmaca is echter bijzonder laag.
De meeste auteurs raden aan de antagonist deels (langzaam)
IV en deels IM/SC toe te dienen. Overigens kan men zich af-
vragen of totale antagonering steeds wenselijk is en of - in-
dien de omstandigheden dit toelaten - het niet beter is de die-
ren mstig bij te laten komen (29,34,35).
Bij (relatieve) overdosering van a2-antagonisten zal er
sprake zijn van sympatische overstimulatie (29). Door ont-
remming van de noradrenaline-afgifte treedt een versterkte
afgifte op van de neurotransmittor, met als gevolg een ver-
hoogde sympatico-tonus.

Dit uit zich in symptomen die sterk overeenkomen met het
beeld dat bekend is van het \'ketamine-effect\' bij de hond: ta-
chycardie, hoge spiertonus, trillen, speekselen en mydriasis.
Ditzelfde beeld krijgt men te zien indien de antagonist te
vroeg wordt toegediend bij een anesthesie waarbij ook keta-
mine werd gebmikt.

-ocr page 247-

Volgens Roeken (34) treden er geen klinische symptomen
van ketamine op wanneer de antagonist na 30 minuten wordt
toegediend.

De bovengenoemde ongewenste verschijnselen kunnen effec-
tief worden bestreden met een benzodiazepine als diazepam.

E. Dissociatieve anesthetica (of cyclohexylamines)

Tot deze groep behoren ondermeer phencyclidine, ketamine

en tiletamine.

Onder dissociative anesthetica verstaan we die anesthetica
die een anesthesiestadium induceren waarbij er sprake is van
een oppervlakkige slaap, gecombineerd met een goede anal-
gesie. Daamaast ontstaat een (diersoortafhankelijke) spier-
rigiditeit (katalepsie).

Andere karakteristieken van de dissociatieve anesthetica zijn:

- het naar voren gepositioneerd blijven van de oogbol;

- de aanwezigheid van een duidelijke kaakspanning;

- het aanwezig blijven van laryngeale en pharyngeale re-
flexen (20).

Bij gebruik als \'mono-anestheticum\' (met andere woorden
zonder toevoeging van andere anesthetica) induceren deze
farmaca tevens tonisch-clonische krampen en convulsies,
welke het gevolg zijn van het farmacon zelf, en dus geen in-
dicator zijn voor onvoldoende of oppervlakkige anesthesie.
Deze symptomen zijn diersoortafhankelijk. Dit effect trad
heel sterk op de voorgrond bij het vroeger bij wilde katachti-
gen veel gebruikte en zeer krachtige phencyclidine (Ser-
nylan®, Parke-Davis) (13,17). Dit farmacon is vanwege het
humane misbmik ervan (\'Angle Dust\') tegenwoordig in vele
landen verboden.

Gezien de nevenwerkingen worden deze stoffen bij voorkeur
in combinatie gebmikt met een Sedativum met goede spier-
spanning verlagende werking. Men denke hierbij aan een
benzodiazepine (diazepam, zolazepam), een phenothiazine
(bijvoorbeeld acepromazine) of een a-2-agonist, zoals xyla-
zine of medetomidine.

Een drietal mengsels van xylazine en ketamine (Hella-
brunner Misschung, Capture-All 5 en -All 10 (Zie appendix),
hebben de laatste jaren hun diensten bewezen vanwege hun
effectiviteit bij een groot aantal diersoorten. Zeer succesvol
zijn ook de combinaties van medetomidine en ketamine
(23,34,35).

Het verreweg meestgebruikte dissociativum is het ketamine.
In Nederland als 10% oplossing door verschillende firma\'s
op de markt gebracht; op een enkele uitzondering na echter
alleen geregistreerd voor gebruik bij hond en kat. Ketamine
kan zowel subcutaan, intramusculair als intraveneus worden
toegediend. Door de lage pH van de oplossing kan bij IM-in-
jectie enige irritatie ontstaan. De resorptie is goed en door de
hoge vetoplosbaarheid treedt het effect snel op. Vooralsnog
is er (veterinair) geen antagonist voorhanden.

De invloed van ketamine op de respiratie is over het alge-
meen gering en wisselend van aard. Ketamine stimuleert de
sympatico-mimetische invloed op hart en bloedvaten, waar-
door de hartfrequentie toeneemt en de bloeddruk stijgt. Het
is zaak om bij het gebmik van ketamine de hartfrequentie zo
laag mogelijk te houden (beperken stress, combineren met
a2-agonist).

De respiratoire effecten van ketamine worden gekenmerkt
door een wisselende ademfrequentie met afgenomen adem-
volume (zogenaamd \'apneustisch\' adempatroon) (20).

Het tiletamine is in tegenstelling tot ketamine niet als sepa-
raat farmacon te verkrijgen en wordt in de handel gebracht in
combinatie met zolazepam (een benzodiazepine) onder de
naam Zoletil® (Virbac) (Telazol® in de USA).
Tiletamine kan zowel IM als IV worden toegediend en is een
krachtiger anestheticum dan ketamine met een werkings-
duur, die bij vergelijkbare doseringen, 50-75% langer is dan
van ketamine. Als bijwerkingen treden tonisch-clonische
krampen en postanesthetische desoriëntatie sterk op de voor-
grond (20).

Respiratoire veranderingen na toediening van tiletamine zijn
dosis-afhankelijk en kenmerken zich door een toegenomen
ademfrequentie met een sterk afgenomen ademvolume, met
als gevolg een lage arteriële p02 en een hoge pC02.

De combinatie tiletamine-zolazepam is inmiddels bij vele en
zeer uiteenlopende diersoorten met succes getest en is een
veilig en goed werkend anestheticum gebleken (38). Bij vrij-
levende grote dieren kan het vaak grote volume een pro-
bleem zijn; al hoewel ook geconcentreerdere oplossingen
kunnen worden gemaakt dan op de bijsluiter staat aangege-
ven.

De afwezigheid van een antagonist is, met name bij de im-
mobilisatie van vrijlevende dieren, een bezwaar.

F. Neuro-musculaire hloklcers

Hoewel deze farmaca tegenwoordig nog maar op beperkte
schaal worden gebmikt bij de vangst van wilde dieren, moe-
ten ze voor de volledigheid hier genoemd worden.
Deze stoffen grijpen aan op de postsynaptische neuromuscu-
laire eindplaat (16,27,36). Het effect is een dosis-afhanke-
lijke spierverlamming, zonder dat er enige depressie van het
centrale zenuwstelsel en dus het bewustzijn optreedt.
Men onderscheidt:

- competetieve, non-depolariserende relaxantia (met cu-
rare-achtige werking). Een antagonist is voorhanden, na-
melijk de choline-esterase-remmer neostigmine (Prostig-
mine®). Het enige farmacon uit deze groep dat heden nog
bij exotische dieren wordt gebmikt is gallamine (Flaxe-
dil®, May-Baker), namelijk voor de immobilisatie van
krokodillen (25,36).

- depolariserende, niet-competetieve relaxantia, waarvoor
geen antidoot bestaat. Een representant van deze farmaca
is het suxamethonium (Scoline®, Glaxo) dat nog gebmikt
wordt bij \'game cropping\' en afschot van olifanten in zui-
delijk Afrika.

Al deze middelen hebben een nauwe veiligheidsmarge en la-
ten het dier, hoewel geparalyseerd, geheel gewaar van hun
omgeving. Dit geeft een enorme stress-respons, waardoor
het gebruik van deze farmaca als inhumaan kan worden beti-
teld.

REFERENTIES

1. Amemo JM, Negard T, and Soli NE. Chemical chapture of free-ran-
ging red deer
(Cervus elaphiis) with medetomidine-ketamine.
Rangiferl994; 14(3): 123-7.

2. Baraett JEF, and Lewis JM. Medetomidine and ketamine anaesthesia
in zoo animals and its reversal with atipamezole: a review and update
with special reference to work British zoos. Proc Ann Meet Am Assoc
Zoo Vet 1990: 204-7.

3. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 23
juli 1996.

4. Booth NH. Neuroleptanalgesics, narcotic analgesics and analgesic an-
tagonists. In: Booth NH and MacDonald LE: Veterinary pharmaco-
logy and therapeutics. 6th Ed. Iowa State University Press 1988: 290-
357.

-ocr page 248-

Booth NH. Nonnarcotic analgesics. In: Booth NH and MacDonald LE:
Veterinary pharmacology and therapeutics. 6th Ed. Iowa State
University Press 1988: 251-62.

Bronke L. and Kowollik N. Xylazine Antagonists in Animals: A re-
view of the clinical aspects. Vet Med Rev 1988; 59: 108-19.
Burroughs REJ. The opiates - a review of narcotics used for immobili-
zation. In: Ebedes H ed. The use of tranquillizers in wildlife. Bulletin
No. 423 Dir. of Agricultural Information, Pretoria, RSA 1992: 54-7.
Colly LP. Azaperone - a safe and well-tried tranquillizer. In: Ebedes H
ed. The use of tranquillizers in wildlife. Bulletin No.423 Dir of
Agricultural Information, Pretoria, RSA 1992: 20-2.
Crockford JA, Hayes FA, Jenkins JH, and Feurt SD. Nicotine-salicy-
late for capturing deer. J Wildl Managem 1957; 20: 203-20.
Diergeneesmiddelenwet 1985 (Stb. 2205, 410) en Uitvoeringsvoor-
schriften 1987 (C-1.1), Vrijstellings-regeling artikel 2.
Dorrestein G. Keerzijde registratie. \'Orphan drugs\', \'Minor species\'.
PAO-D Apotheek 1, oktober 1993.

Ebedes H, and Burroughs REJ. Longacting tranquillizers in wildlife.
In: Ebedes H ed. The use of tranquillizers in wildlife. Bulletin No.423
Dir. of Agricultural Information, Pretoria, RSA 1992: 31-7.
Ebedes H. The drug immobilization of camivorous animals. In: Young
E ed. The capture and care of wild animals. Human & Rousseau Cape
Town 2nd edition, 1975; 62-8.

Gutzwiller, A von, Völlm J, und Hamza B. Einsatz des Benzodia-
zepins Climazolam bei Zoo- und Wildtieren. Kleintierpraxis 1994; 29:
319-35.

Haigh JC. Mammalian immobilization drugs. Their pharmacology and
effects. In Nielsen L. Haigh JC and Fowler ME eds: Chemical immo-
bilization of North-American wildlife. Winconsin Humane Society,
1983:46-61.

Hall LW, and Clarke KW. Veterinary anaesthesia. Baillière Tindall,
Eastbourne UK, ELBS 8« ed. 1983.

Harthoom AM. Chemical capture of animals. Baillière Tindall,
London, 1976.

Harthoom AM. The flying syringe. Geoffrey Bles, London. 1970.
Harthoom AM. Review of wildlife capture drugs in common use. In:
Young E ed. The capture and care of wild animals. Human &
Rousseau Cape Town 2nd edition, 1975; 14-34.
Hellebrekers LJ, Sap R en Wanderen RM van. Intramusculair toege-
diende non-opiaat anesthesie bij de hond. Tijdsch Diergeneesk 1990;
116(14): 661-9.

Flellebrekers LJ. Het gebruik van a-2-adrenerge farmaca in de anes-
thesie van gezelschapsdieren. Referaat Smith-Kline Beecham, onge-
dateerd.

Hsu WH. Xylazine-induced depression and its antagonism by alpha
adrenergic blocking agents. J Pharm Exper Therap; 218:188-92.

9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.
19.

20.

21.

22.

1 uMir*-

23. Jalanka HH, and Roeken BO. The use of medetomidine, medetomid-
ine-ketamine combinations, and atipamezole in non-domestic mam-
mals: a review. J Zoo and Wildl Med 1990; 20(3): 259-82.

24. Kock MD, Burroughs R. Morkel P, and Condy J. Chemical restraint
and anaesthesia of game animals. In: Wildlife capture and dangerous
drugs course. Harare 1990; chapter V.

25. Kock MD. Principles of physical and chemical restraint of wild animals.
In: Wildlife capmre and dangerous drugs course, Harare 1990; 1-16.

26. Kock RA, Jago M, Gulland FMD, and Lewis J. The use of two novel al-
pha 2 adrenoceptor antagonists, idazoxan and it\'s analogue RX821002A
inzooandwildanimals. JAss Vet Anaesth 1989; 16:4-10.

27. Kreeger TJ. Handbook of wildlife chemical immobilization. Int Wild-
life Vet Services Inc. Laramie, WY, USA, 1997.

28. Lance WR. Clinical pharmacology of wildlife capture drugs. In:
Wildlife capture course. Joint AAZV/WDA/AAWV Conference, East
Lansing, ML USA, 1995.

29. Maze M, and V Tranquilli. Alpha2 adrenoreceptor agonists: Defining
the role in clinical anesthesia. Anesthesiology 1991; 74 (3): 581-605.

30. Melzer DGA, and Swan GE. The classification of tranquillizers. In:
Ebedes H ed. The use of tranquillizers in wildlife. Bulletin No.423 Dir.
of Agricultural Information, Pretoria, RSA 1992: 6-10.

31. Miert, ASJPAM van, Faghihi SM, and Duin CTM van. Food intake
and rumen motility in dwarf goats. Effects of atipamezole on the inhi-
bitory effects induced by detomidine, mededetomidine and romifi-
dine. Vet Research Commun 1994; 18: 457-69.

32. Mohammad FK. Xylazine antagonism in animals: a review of phar-
macological aspects. Vet Med Review 1987; 1: 3-8.

33. Pienaar U de V. Darting en injection equipment and techniques. In:
Young E ed. The capture and care of wild animals. Human &
Rousseau Cape Town 2nd edition, 1975; 7-13.

34. Roeken BO. Medetomidine in zoo animal anaesthesia. Proceedings
first intemational conference on zoological and avian medicine, Dahu.
Hawan 1987; 535-8.

35. Schaftenaar W. Evaluation of four years experience with medetomi-
dine-ketamine anaesthesia in zoo animals. Proc Eur Ass Zoo and Wildl
Vet 1996: 79-86.

36. Swan GE. Drugs used for the immobilization, capture and transloca-
tion of wild animals. In: McKenzie AA ed. The capture and care ma-
nual. Capture, care, accomodation and transportation of wild African
animals. Wildlife Decision Support Services CC. Lynnwood Ridge.
RSA, 1993:2-64.

37. Wallingford BD, Lancia RA and Soutiere EC. Antagonism of xylazine
in white-tailed deer with intramuscular injection of yohimbine. J Wildl
Dis 1996; 35 (2): 399-402.

38. Zoletil*: Het meest veelzijdige anestheticum. Technisch dossier,
Virbac Nederland BV. 1996.

-ocr page 249-

TELE-IMMOBILISATIE VAN (VER)WILDE(RDE) DIEREN IN
DE NEDERLANDSE DIERGENEESKUNDIGE PRAKTIJK

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 221-5

M. J. Hoyer. L. J. Hellebrekers en P. S. J. Klaver

APPENDIX BIJ ARTIKEL 2: DOSERINGSTABEL

In onderstaande tabel staan voor een elftal diersoorten de
anesthetica en de doseringen voor intramusculaire toedie-
ning, die volgens de literatuur en ervaring van de auteurs lei-
den tot een adequate immobilisatie van de betreffende soort.
De tabel is niet uitputtend. Alleen farmaca die in Nederland
verkrijgbaar zijn als (geregistreerd) diergeneesmiddel, wor-
den erin vernoemd.

Aan het einde van de tabel worden merknamen plus fabri-
kanten gegeven, alsook enkele richtlijnen voor het gebruik
van antagonisten.

De nummers in de eerste kolom verwijzen naar de referen-
ties, te vinden achter in dit artikel.

Enkele opmerkingen bij de tabel

Kies het anesthesie-middel/combinatie voor het betreffende
dier met een zo klein mogelijk volume. Maak gebmik van in-
formatie van de eigenaar over het betreffende dier.

Neem in noodsituaties en in geval van zeer geëxciteerde
dieren de hoogst aangegeven dosering, zeker wanneer er
een antidoot voorhanden is. Semi-gedomesticeerde dieren
behoeven over het algemeen een lagere dosering dan hun
geheel wilde soortgenoten. Morkel (1990) geeft als richtlijn
2/3 van de dosering die gebmikt wordt voor vrijlevende die-
ren (28).

Tabel 1. Richtlijnen doseringen anesthetica volgens Hoyer, Hellebrel<ers en Klaver.

SPECIKS

FARM.ACON

DOSERING

Damhert Ref

v:30-40 kg 2
m:40-70 kg

Large Animal Immobilon®
(Etorfine plus acepromazine)
Antagonist diprenorfine

Subadult: 0.5 ml/dier
AduU: 1.0 ml/dier
1.3 * dosering etorfine

1,2,6,14

Xylazine

Antagonist atipamezole
of Yohimbine(zie voetnoot)

4-8 mg/kg (groot volume bij gebruik 2% opl.)
0.5-0.8 mg/kg IV IM
0.1 mg/kg

1

Ketamine
Xylazine

Antagonist atipamezole
of Yohimbine(zie voetnoot)

10 mg/kg
0.7 mg/kg
0.07 mg/kg IV f IM
0.125 mg/kg

1

Ketamine
Xylazine

Antagonist atipamezole

4 mg/kg

4 mg/kg (antagoneren!)
0.4 mg/kg IV-HM

2,10

Hellabrunner-mengsel (zie voetnoot)
Antagonist atipamezole

Subadult: 1.0 ml
Adult: 2.0 ml
0.5 mg/kg IV IM

1,2,4

Medetomidine
Ketamine

Antagonist atipamezole

0.1-0.15 mg/kg

2.0-2.5 mg/kg

0.4 mg/kg (waarvan 1/3 IV)

13

Zoletil* (zolazepam tiletamine)

8.0-20 mg/kg

25

Z/K/X mengsel (zie voetnoot)
Antagoneren (X) met atipamezole

0.8 ml per dier
4 mg (0.8 ml)/dier

24

Zoletil® (zolazepam tiletamine)
Medetomidine

Antagonist (med.) atipamezole

0.9 mg/kg
0.1 mg/kg

0.5 mg/kg (waarvan 1/3 IV)

Immobimix (zie voetnoot)
(Etorfme/acepromazine/xylazine)
Antagonist diprenorfine en atipamezole

0.8-1.2 ml/dier

per ml 6 mg diprenorfine 10 mg atipamezole

-ocr page 250-

Xylazine

Antagonist atipamezole
Hellabrunner-mengsel

Antagonist atipamezole

Medetomidine
Ketamine

Antagonist atipamezole

Large Animal Immobilon*
Antagonist diprenorfine

Detomidine (zie voetnoot)
Antagonist atipamezole
2-4 mg/kg
0.2-0.4 mg/kg

2,5,6,14

Edelhert

v:50-70kg
m:80-140kg(7)

2,4,31

Subadult: 1 ml
Adult: 2 ml

1/10* xylazine dosis in mg

0.05 (tam)- 0.15 (wild) mg/kg
1.5 (tam)- 2.5 (wild) mg/kg
0.2 mg/kg (1/3 dosis IV)

0.5 ml (totaal)
1.3 • dosis etorfine

0.15-0.25 mg/kg
zie onder

Xylazine

Antagonist atipamezole

Hellabrunner-mengsel

Antagonist atipamezole

Medetomidine
Ketamine

Antagonist atipamezole

LA Immobilon®
Antagonist diprenorfine

Xylazine

Antagonist atipamezole

Xylazine
Ketamine

Antagonist atipamezole

Hellabrunner-mengsel

Antagonist atipamezole

Medetomidine
Ketamine

Antagonist atipamezole
LA Immobilon*

13,29

6,11,14

Paard

11

11,18
26

20

Antagonist diprenorfine
Zoletil» (zolazepam tiletamine)

Xylazine

Antagonist atipamezole

Xylazine
Methadon

Antagonist Naloxon/atipamezole

LA Immobilon*
Antagonist diprenorfine

Detomidine

( Zoletil« of ketamine)
Antagonist atipamezole

Immobimix (zie voemoot)
Antagonist diprenorfine atipamezole

Romifidine

Antagonist atipamezole
1.5-3.0 mg/kg

2,5,14

Ree

v:15-25kg
m:20-30kg

2,10

2,3,4

9,14

Lama/Alpaca

Lv:100-200kg
Lm:150-250kg

Av:40-55kg
Am:50-70kg

1/10 van xylazine dosis

Subadult: 0.25 ml
Aduh: 0.4 ml

1/10 van xylazine dosis = 3.0-5.0 mg totaal

0.05-0.07 mg/kg
1-2 mg^ig
0.2 mg/kg

0.3 ml totaal

1.3 * dosis etorfine in mg

1-2 mg/kg
0.1 mg/kg

0.25 mg/kg
2 mg/kg

1/10 van dosis xylazine

Subadult: 1 ml
Aduh: 1.5 ml
10 mg

0,05 mg/kg
I mg/kg
0.2 mg/kg

Subadult: 0.5-2 mg/dier

Adult: 1-3 mg/dier......

0.7-4 mg totaal

4.2- 6.0 m^g

1-3 mg/kg (onpraktisch groot volume)

1 mg/kg
0.2 mg/kg
6p,g/kg/0.I mg/kg

1 ml/lOOkg (volume!)
1 ml/lOOkg

0.02-0.08 mg/kg (I -4 ml/500kg)

(1,5-2.0 mg/kg)

(4*dosis detomidine (voetnoot))

0.08-0.12 mg/kg (4-6 ml/500kg)
0.1-0.2 mg/kg IV (voetnoot)

1 ml/200 kg

per ml 1 ml Revivon* 2 ml Antisedan*

-ocr page 251-

Rund

5,6,14

18

32

VarkensAVild Zwijn 5,22
40-250kg

1,13

22

30

Wallabie/Kangoeroc 21

15-45kg 5

1,10

1,13,17

Xylazine

Antagonist atipamezole

He 1 labranner-mengsel
Antagonist atipamezole

Detomidine

Antagonist atipamezole

Immobimix(zie voetnoot)
Antagonist diprenorfme atipamezole

Medetomidine
Ketamine

Antagonist atipamezole

LA Immobilon*
Antagonist diprenorfme

Zoletil* (zolazepam tiletamine)
Medetomidine

Ketamine
Xylazine

Zoletil\'* (zolazepam tiletamine)
Xylazine

Ketamine
Xylazine
Ketamine
Acepromazine
Antagonist atipamezole

Xylazine
Ketamine

Antagonist atipamezole

Hellabmnner-mengsel
Antagonist atipamezole

Medetomidine
Ketamine

Antagonist atipamezole
Zoletil* (zolazepam tiletamine)
1 ml per 200-250 kg
zie voetnoot

0.02-0.08 mg/kg (1A ml/500kg)
zie voetnoot

1-1.5 ml/200 kg

per ml 1 ml Revivon® 2 ml Antisedan*

60 jjLg/kg

1-2 mg/kg
150 p.gA(g

3-5 mg totaal

4-6.5 mg totaal

6-9 mg/kg (onvoldoende spierrelaxatie)
0.1 mg/kg (wanneer alleen gebraikt)

IO mg/kg (volume!)
2 mg/kg

4 mg/kg
2 mg/kg

15-30 mg/kg

5 mg/kg
10 mg/kg
0.2 mg/kg
0.5 mg/kg

12.5mgA;g
10 mg/kg

1/10 van dosis xylazine

SubA: 0.2 ml, A: 0.5 ml/dier 50 mg ketamine

0.1 mg/kg
5 mg/kg

5* dosis medetomidine
5-7 mg/kg

0.4-0.8(-1.5) mg/kg (vaak teleurstellend resultaat)

Ketamine

Zoletil* (zolazepam tiletamine)
10-40 mg/kg (eventueel ook oraal: tot 75 mg/kg)

Primaten

5,19

13
34

3-5 mg/kg (ook oraal)

4-10 mg/kg na midazolampremedicatie

Medetomidine
Ketamine

Antagonist atipamezole

40-75 jjLg/kg
5-8 mg/kg

4,5 * dosis medetomidine

Xylazine

Xylazine
Ketamine

Medetomidine
Ketamine

Zoletil (zolazepam tiletamine)

Hond

6,14
12

12
27

12

1-3 mg/kg

0.5 mg/kg
15 mg/kg

0.05-0.1 mg/kg (kleinste hond/ hoogste dosering)
4-5 mg/kg

15 mg/kg

-ocr page 252-

6 mg totaal voor volwassen dier (aanvankelijk veel
excitatie)

Etorfine (als Immobilon*)

Struisvogel

22

80-120kg

NB: Excitatie is een probleem
23

13

Etorfine (als Immobilon*)
Medetomidine

Zoletil" (zolazepam tiletamine)

6-9 mg totaal (geeft goede, maar korte anesthesie)
5-8 mg totaal

500 mg totaal (± 4,5 mg/kg)

Bij de immobilisatie van losgebroken of vrijlevende dieren is
het gebmik van een a2-agonist als xylazine, medetomidine
of detomidine als \'mono-anestheticum\' niet aan te raden,
omdat dit tot onvoldoende anesthesie en het zogenaamde
\'jojo-effect\' leidt (zie artikel 2), zeker wanneer de dieren erg
geagiteerd zijn. Een combinatie met ketamine, tiletamine of
etorfine werkt in deze gevallen beter.

Voorzichtigheid dient betracht te worden bij het gebmik van
detomidine bij drachtige dieren, wegens invloed op utems-
musculatuur. Medetomidinetoediening heeft volgens Maze
en Tranquilli nooit aantoonbaar tot abortus geleid (artikel II,
27).

Over het algemeen geven de combinaties snellere en vloei-
ender verlopende inducties en betere anesthesieën.
Om de inductietijd te verkorten kan 150-1500 IE hyaluroni-
dase (Hyalase®, Kinetin®, Shering) bij het anesthetisch meng-
sel worden toegevoegd (26,28). In deze gevallen kan men de
dosis van het anestheticum verminderen met 10-20% (28).

Xylazine: verkrijgbaar als 2% oplossing van verschillende
firma\'s en in flacons met 500 mg poeder (Bayer en
Dopharma). Rompun® 500 mg (Bayer) is voorlopig geregis-
treerd voor dierentuindieren, éénhoevigen en herkauwers.
Xylazine-HCL® 500 mg (Dopharma) is geregistreerd voor
dierentuindieren. De meeste 2% xylazine-oplossingen zijn
alleen voor hond en kat geregistreerd.

Large Animal Immobilon®: (C-Vet, Ltd, Sanofi Santé BV)
bevat per ml 2,45 mg etorfme-HCl en 10 mg acepromazine.
Wordt geleverd samen met het specifieke antidoot Revivon®
(diprenorfine-HCl 3 mg per ml). Eventueel kan de pure anta-
gonist naloxon (Narcan* 0.4 mg/ml, Dupont) gebruikt wor-
den.

Ketamine: verkrijgbaar als 10% ketamine-HCl oplossing,
verschillende firma\'s. De meeste producten kennen alleen
een registratie voor hond en kat. Narketan 100® (Floris) is
ook geregistreerd voor paard en rund.

Hellabrunner-mengsel: 500 mg xylazine gemengd met 4
ml 10% ketamine. Per ml 125 mg xylazine en 100 mg keta-
mine.

Een ander veel (in USA) gebruikt ketamine-xylazine meng-
sel
Capture-AII-5, waarbij door indamping of vriesdrogen
een oplossing wordt verkregen van 200 mg/ml ketamine en
40 mg/ml xylazine. Deze oplossing is geschikt voor de im-
mobilisatie van vele diersoorten.
Capture-All 10 is een op-
lossing met 200 mg ketamine en 20 mg xylazine per ml.

Medetomidine: Domitor® 0.1% wordt geleverd met de spe-
cifieke antagonist atipamezole; Antisedan®
0.5% (Orion,
Finland, Pfizer Animal Health). Registratie voor hond en kat.

Medetomidine 1% is sinds kort ook in Nederland verkrijg-
baar onder de naam Zalopine® (Pfizer Animal Health).

Detomidine: Domosedan® 1.0% (Orion, Finland, Pfizer
Animal Health). Registratie loopt voor paard en mnd.

Romifidine: Sedivet® 1.0% (Boehringer Ingelheim B.V.)
Registratie voor paard.

Zoletil® 50/100: bevat 1:1 tiletamine-HCl en zolazepam-
HCl. Respectievelijk 50 of 100 mg per ml. (Virbac).
Geregistreerd voor hond, kat, exoten, vogels, knaag- en ove-
rige (huis)dieren.

Volgens ervaring van een van de auteurs (Klaver) kan ook
een 25% en 50% oplossing verkregen worden door bij het
mengen de oplossing enigszins te verwannen. Het grote
voordeel hiervan is dat is de meeste gevallen slechts een
klein volume volstaat voor adequate anesthesie (34).

* Immobimix: een mengsel van 5 ml Immobilon® en 500
mg Rompun® poeder, volgens eigen recept van een van de
auteurs (MJH), dat met name bij sterk opgewonden dieren
van verscheidene species zeer bevredigend werkt.

Z/K/X mengsel: mengsel van 250 mg zolazepam, 250 mg ti-
letamine (Zoletil®), 250 mg Ketamine en 50 mg Xylazine
dat schijnbaar met veel succes bij een groot aantal diersoor-
ten in de dierentuin van Rome is uitgeprobeerd (25).

Algemene richtlijn voor gebruik van Alfa-2 antagonisten:

Yohimbine (wel in tabel vermeld maar in Nederland niet
meer commercieel verkrijgbaar) 0.1-0.3 mg/kg IV, effect
echter onbetrouwbaar (15) en sterk afhankelijk van de dier-
soort. Meest opgegeven dosering is 0.125 mg/kg.
Intramusclair toegediend treedt het zelfde effect, maar alleen
trager op (12).

Atipamezole (Antisedan® 5 mg/ml): momenteel de beste
en meest specifieke alfa-2-agonist is geregistreerd voor hond
en kat.

Na medetomidine-anesthesie 2,5-5 * dosis medetomidine;
hiervan 1/4 IV rest IM. (1,4).

Na detomidine medicatie: geen goede doseringsadviezen
beschreven. Volgens importeur 4 * de dosis detomidine iv.
Na
romifidine medicatie: Volgens importeur 1-2 * dosis IV.
Echter \'renarcotisering\' kan optreden na \'/2 uur.
Na
xylazine: 1/10 van dosis xylazine IV. (1)

NB. Dosering van a2-antagonisten berust hoofdzakelijk op
empirie en ervaring van vele onderzoekers en niet op weten-
schappelijke gronden. De ratio\'s die zijn gegeven gelden
voor totale antagonering ten tijde van de piekconcentratie
van de agonist.

-ocr page 253-

Overigens is totale antagonering niet altijd wenselijk. Soms
is het beter, indien de omstandigheden dit toelaten, de dieren
in gesedeerde toestand rustig bij te laten komen.

Andere minder specifieke antagonisten als tolazoline, ida-
zoxan en het zeer krachtige idazoxan-analoog RX 821002A
(15,16) zijn niet verkrijgbaar in Nederland.

REFERENTIES

Schaftenaar W. Anesthesie. In: PAOD Hertekampen en kinderboerde-
rijen dec 1991.

Meurichy W de. Herten. In: Diergeneeskundig Memorandum,
Handleiding voor bijzondere dieren, 1993:40(3); 90-104.
Roeken BO. Medetomidine in zoo animal anaesthesia. Proceedings
first intemational conference on zoological and avian medicine, Dahu,
Hawan 1987: 535-8.

Jalanka HH, and Roeken BO. The use of medetomidine, medetomi-
dine-ketamine combinations, and atipamezole in nondomestic mam-
mals: a review. J. Zoo and Wildlife Medicine, 1990: 21 (3); 259-82.
Frankenhuis MTh. Immobilisatie van Dierentuindieren. Diergenees-
kundig Memorandum, 1985.

Hall LW, and Clarke KW. Veterinary Anaesthesia. 8th Edition.
Baillière Tindall. London 1983.

Red Deer management. Red Deer commission, Inverness, Edinburgh.
HMS01981.

Bouma AL, Wilson PR, and Alexander AM. Evaluation of
\'Domosedan*\' in farmed Red Deer. Proc. of a deer coiu\'se for veteri-
narians. Wairakei, New Zealand, 1988: 136-44.
Pietersen MC, Bos JH en Amerongen J van. De Lama. In
Diergeneeskundig Memorandum, 1993:40(3); 105-18.
Dosierungsschema für \'Hellabrunner Misschung\' nach H. Wiesner,
speziell für Blasrohr und Blasrohr-Gewehr.

Equine Practice 2. Boden E, ed. The In Practice Handbooks. Baillière-
Tindal. London, 1993.

Hellebrekers LJ, Sap R en Wandelen RM van. Intramusculair toege-
diende non-opiaat anesthesie bij de hond. Tijdschr Diergeneeskd
1990: 115 (14); 661-8.

Technisch dosier/Bibliografische data Zoletil*. Animed /Virbac.
Technisch dossier (E 21-853/848434) Rompun«, Bayer. General refe-
rence book for sedetion and anaesthesia.

Bronke L, and Kowollik N. Xylazine Antagonists in Animals: A re-
view of the clinical aspects. Vet Med Rev 1988: 59; 108-19.
Kock RA, Jago M, Gulland FMD, and Lewis J. The use of novel alpha
2 adrenoceptor antagonists, idazoxan and its analogue RX821002A in
zoo and wild animals. J Ass Vet Anaesth 1989: 16; 4-10.
Shima L, McCracken LH, Booth R, and Lynch RJ. Use of tiletamine-
zolazepam in the immobilization of marsupials. Proceedings Amer
Ass ofZoo Vet 1993: 171-4.

1.

2.

6.

9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18. Technisch dossier Domosedan*. Farmos/Orion Group Ltd. Finland,
1986.

19. Sainsbury AW, Eaton BD, and Cooper JE. Restraint and anaesthesia
of primates. Vet Rec 1989: 125; 640-3.

20. Sedivet®. Sedativum voor paarden. Produktinformatie april 1993.
Boehringer Ingelheim B.V.

21. Finnie EP. Monotremes and Marsupials. Restraint. In Fowler M ed.
Zoo and wild animal medicine. W.B. Saunders Comp., Philadelphia,
1986:570-2.

22. Fowler ME. Wild swine and peccaries. In: Fowler ME ed. Zoo and wild
animal medicine. W.B. Saunders Comp., Philadelphia, 1993: 517-9.

23. Ostrowski S, and Ancrenaz M. Chemical immobilisation of red-nec-
ked ostriches
(Struthio camelus) under field conditions. Vet Rec 1995:
136; 145-7.

24. Femandez-Moran J, and Peinado VL Comparison of tiletamine/zola-
zepam-xylazine and tiletamine/zolazepam-medetomidine anaesthesia
in Fallow Deer
(Cervus dama). Proc Eur Ass Zoo and Wildl Vet,
Rostock, Duitsland, 1996: 75-8.

25. Croce A. A new mixture for the anaesthesia of wild animals. In
Proceedings Eur Ass Zoo Wildl Vet, Rostock, Duitsland, 1996: 93-7.

26. Wiesner H. Chemical immobilization of wild equids. In: Fowler ME ed.
Zoo and wild animal medicine. W.B. Saunders Comp., Philadelphia,
1993:474-6.

27. Doseringsschema DomitoH^/Antisedan®. SmithKline Beecham Ani-
mal Health.

28. Morkel P. Anaesthetics used in wildlife capture. Wildlife capture and
Dangerous Drugs licence course, Harare, 1990.

29. Santo RJ, Hunter RL, and Franklin WL. Immobilization of guanacos
(Lama guanicoe) by use of tiletamine/zolazepam. J Am Vet Med
Assoc 1996: 208 (3); 408-9.

30. Sweitzer RA, Ghneim GS, Gardner lA, Vuren D van, Gonzales BJ,
and Boyce WM. Immobilization and physiological parameters with
chemical restraint of wild pigs with Telazol® and xylazine hydrochlo-
ride. J Wildl Managem 1997: 33 (2); 198-205.

31. Amemo JM, Negard T, and Soli NE. Chemical chapture of free-ran-
ging red deer
(Cervus elaphus) with medetomidine-ketamine.
Rangiferl994: 14(3); 123-7.

32. Kaandorp J. Ervaringen met medetomidine - ketamine combinaties in de
Beekse Bergen. Vergadering voor dierentuindierenartsen, Mechelen,
juni 1997.

33. Schaftenaar W. Evaluation of four years experience with medetomid-
ine-ketamine anaesthesia in zoo animals. In Proceedings Eur Ass Zoo
Wildl Vet, Rostock. Duitsland 1996: 97-86.

34. Royen HIF, Klaver PSJ en Erken AHM. Sedation and anaesthesia of
zoo chipansee
(Pan troglodytes)\\ The use of midazolam and tileta-
mine-zolazepam. Verh ber Erkrg Zoo-tiere, 1995: 37; 109-14.

VARKEN

Referaten

o

Treatment and prevention of porcine proliferative
enteropathy with oral tiamulin.

5". McOrist. S.H. Smith, M.F.H. Shearn. M.M. Carr, J.S
Miller. The Veterinary Record 1996; 139: 615-8.

Lawsonia intracellularis, de verwekker van proliferatieve
enteropathy (= intestinal adenomatosis = terminale jejuno-
ileitis) bij varkens, vermeerdert zich goed in celcultures. De

Pathogenese, de profylaxis en de therapie tegen deze infectie
werden tot dusverre alleen bestudeerd in experimenten waar-
bij varkens besmet werden met gehomogeniseerd darmmate-
riaal. Dit had als nadeel dat de infectiedosis niet bekend was,
dat mogelijk andere pathogene- en facultatief pathogene mi-
cro-organismen eveneens konden worden overgebracht en
dat de invloed van weefselsubstanties in het inoculum op de
proefdieren niet kon worden ingeschat.

Schrijvers deden besmettingsproeven met reincultures van
L. intracellularis gekweekt in een cellijn van rattendarm-
epitheelcellen (IEC-18). De dosis was 3-4x10^ kiemen.
Tiamulin 50 ppm bleek goed te werken als profylacticum.
Biggen die zeven dagen van tevoren besmet waren, kregen
geen ziekteverschijnselen wanneer 150 ppm van dit antibio-
ticum dagelijks gegeven werd. De experimenten duurden
drie weken.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 254-

VERENIGING VOOR DIERENAPGTHEKERS IN OPRICHTING

EEN KOE IS GEEN HOND IS GEEN KAT IS GEEN MENS

Berichten en verslagen

Het wordt er niet makkelijker op voor
de dierenartsen. Door aanscherping van
de Wet Diergeneesmiddelen krijgen zij
met steeds meer regels te maken be-
treffende de toepassing van geneesmid-
delen bij dieren. Zo moeten diergenees-
middelen tegenwoordig per diersoort
geregistreerd worden. Hierdoor moeten
de dierenartsen nu voor enkele aandoe-
ningen bij bepaalde diersoorten uitwij-
ken naar geneesmiddelen die eigenlijk
voor humaan gebmik bedoeld zijn. In
sommige gevalllen is dit geen pro-
bleem; in andere gevallen kan dit beslist
niet zomaar. NSAID\'s bijvoorbeeld
zijn voor katten levensgevaarlijk!

RAKKER

Het komt dan ook steeds vaker voor
dat de apotheek recepten krijgt voor
\'Rakker de Vries\'. Soms heeft Rakker
zelfs zijn eigen medicatiehistorie. Ook
komt het voor dat de apotheker om
raad wordt gevraagd door de dieren-
arts, bijvoorbeeld over de mogelijkhe-
den van magistrale receptuur.
Een aantal apothekers heeft zich al lan-
gere tijd geleden verenigd in de Special
Interest Group Diergeneesmiddelen.
Deze groep ontwikkelt zich voorspoe-
dig. Zo voorspoedig dat ze het plan
heeft opgevat een vereniging voor die-
renapothekers op te richten. Het is de
bedoeling te komen tot een vereniging
van ongeveer tachtig apothekers met
belangstelling voor farmacotherapie
bij dieren, zo blijkt uit een begeleidend
schrijven bij de concept-statuten.
Apothekers die het leuk vinden, dan
wel tot hun vak vinden behoren om
voor dierenartsen als adviseur te ftinge-
ren, met name op het gebied van hu-

Pharmaceutisch Weekblad. 27 februari 1998, Jaar-
gang 133 nr. 9, door D.J. Toering.

mane middelen die bij dieren kunnen
of moeten worden gebmikt, zouden lid
moeten worden van de vereniging.

PAO-CURSUS

Dat er zeker belangstelling zal zijn voor
deze vereniging is gebleken uit het aan-
tal reacties naar aanleiding van de op-
roep in het Pharmaceutisch Weekblad
tot deelname aan de PAO-cursus \'Ve-
terinaire Farmacie voor de apotheker\'.
Zo\'n honderd apothekers reageerden,
van wie er uiteindelijk ongeveer veertig
aan de cursus hebben deelgenomen.
Aanstaande zomer zal een tweede cur-
sus worden gehouden, een jaar na de
eerste. De cursus wordt georganiseerd
door Post Academisch Onderwijs
Diergeneeskunde (PAO-D), in nauwe
samenwerking met de apotheek van de
Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht. Het gevolgd hebben van deze
basisnascholingscursus zal een ver-
eiste zijn voor toetreding tot de vereni-
ging, evenals het ter beschikking heb-
ben van een paar standaardwerken
over dierenfarmacologie en -therapie.
Het KNMP-lidmaatschap is overigens
geen vereiste.

WAARDE

De diergeneeskundige faculteit onder-
steunt het initiatief tot oprichting van
een vereniging van dierenapothekers
van harte. Ook in het verenigingsor-
gaan van de dierenartsen is al melding
gemaakt van het ontstaan van deze
\'steunpunt-apothekers\', bij wie dieren-
artsen met problemen terecht kunnen.
Het is uitdmkkelijk niet de bedoeling
dat de dierenapothekers gaan concurre-
ren met de dierenartsen; mogelijk wel
met dierspeciaalzaken als het gaat om
de vrije verkoop van diergeneesmidde-
len.

Een van de initiatiefnemers, apotheker
P. Parel uit het Brabantse Made hier-
over: \'Je moet het zien als een stukje
toegevoegde waarde, de gelegenheid tot
overieg met de apotheker geeft de die-
renarts meer mogelijkheden. De schaal
waarop je als dierenapotheker werkt is
afhankelijk van de contacten die je hebt
met de dierenarts.\' Parel geeft uit eigen
praktijk een voorbeeld: de vraag van de
dierenarts over de toepassing van epi-
nefrine-bevattende oogdmppels bij een
hond leidde uiteindelijk tot genezing
langs geheel andere weg dan de dieren-
arts oorspronkelijk had gedacht.
\'Het is voor een groot deel hobby-
isme\', zegt Parel. \'De apothekers die
in diergeneesmiddelen zijn geïnteres-
seerd, hebben vaak zelf dieren. Dat va-
rieert van honden en katten tot koeien
en paarden.\'

Bij de geneesmiddelenvoorziening voor dieren wordt de wetgeving strenger.
Voor dierenartsen wordt de dierenfarmacie mede daardoor steeds ingewik-
kelder. De dierenapotheker kan hen met raad en daad bijstaan.

Uit Pharmaceutisch Weekblad

OCTROOI

Via de KNMP is octrooi aangevraagd
op de merknamen Dierenapotheek,
Uw Dierenapotheek, Dierenapotheker
en Uw Dierenapotheker. Verder wil de
vereniging een lijst publiceren met
Vergoeding Magistrale Receptuur
voor Dieren, om in den lande tot
(enige) uniformiteit komen ten aan-
zien van de prijsberekening. De ver-
eniging zal ook actief zijn in Europees
verband: men zal deelnemen aan de
Groupe du Travail Medicaments
Vétérinair, die tracht de Europese poli-
tiek ervan te overtuigen dat er orde-
ning gebracht moet worden in de
Europese diversiteit en chaos op het
gebied van distributie van diergenees-
middelen en additieven voor dieren-
voer. Ook hier staat samenwerking
met de dierenartsen voorop.

NASCHRIFT KNMVD

Voor dierenartsen is een \'dierenapo-
theker\' geen bedreiging, maar een
kans om meer toegevoegde waarde te
leveren.

De vrije diergeneesmiddelen kunnen
weliswaar via een dierenapotheker aan
de eigenaren van dieren geleverd wor-
den, maar dat is niet anders dan bij de
andere, vergelijkbare vrije kanalen. De
apotheek is echter te prefereren boven
andere kanalen, omdat hierbij de samen-
werking met de dierenarts voorop staat
en de deskundigheid gewaarborgd is.

-ocr page 255-

Ook de diergeneesmiddelen die op
voorschrift van de dierenartsen toege-
past kunnen worden (UDA), worden
eventueel van een extra leveringskanaal
voorzien. Er zijn dierenartsen voor ge-
zelschapsdieren die dit wel gewenst
vinden, omdat zij in dat geval geen (te
certificeren) apotheek met een voorraad
aan diergeneesmiddelen hoeven te heb-
ben. UDD-gekanaliseerde diergenees-
middelen, die uitsluitend door de die-
renarts worden toegepast, zullen veelal
wel in de dierenarts-apotheek op (be-
perkte) voorraad gehouden moeten
worden.

Voor dierenartsen in de landbouw-
huisdierensector kan dit systeem - dis-
tributie via de \'humane\' apotheek -
ook gehanteerd worden. In landen
waar de diergeneesmiddelen via een
apotheker in distributie worden ge-
bracht, blijkt echter dat deze distributie
niet erg goed werkt. De dierenarts in
de landbouwhuisdierensector kan dus
het beste apotheekhoudend blijven, in
het belang van de cliënt.

Een totaal distributiepatroon heeft
daamaast consequenties voor de inko-
menspositie van de dierenartsen, tenzij
de marge geen wezenlijk deel van het
inkomen meer vormt, zoals nu nog in
de meeste praktijken wel het geval is.
Daartoe zal eerst een omschakeling
naar inkomen uit advies, diensten en
handelingen dienen plaats te vinden.

Dr. Tj. Jorna,
algemeen secretaris.

PEERDEPIETEN
1998

Met pijn in het hart heeft de
Diergeneeskundige Studenten Kring
vorig jaar afscheid genomen van de
drafbaan in Hilversum. Om dit jaar dan
toch weer onze dies te kunnen vieren
zijn wij op zoek gegaan naar een
nieuwe locatie voor wederom een
groots draf- en renspektakel. De dagin-
deling zal weliswaar voor een groot
deel hetzelfde blijven met \'s morgens
een receptie en \'s avonds een gala.
Echter de datum is nu zondag 3 mei
1998 en overdag zal draf- en renbaan
Duindigt
the place to be zijn. Vanaf
13.30 uur zal het daar losbarsten. In
\'Ascot\'-stile met een intocht, draf-
koersen en een aantal renkoersen, pau-
zeprogramma\'s, prijsuitreikingen et-
cetera. Als de paarden voorbij
denderen, de speaker schalt en de toe-
schouwers de pikeurs toejuichen is de
sfeer weer als vanouds.
Peerdepieten, een begrip in veterinair
(studerend) Nederiand, zal voor de 41^
keer een nieuwe start maken en we ho-
pen met een grote opkomst een prece-
dent te leggen voor in de toekomst.
Kortom mil uw weekenddienst, zeg
alle afspraken met schoonfamilies af
en schrijf in uw agenda en die van uw
praktijk:

ZONDAG 3 MEI 1998 VANAF
13.30 uur: PEERDEPIETEN
OP DUINDIGT

Hopende u dan te mogen verwelko-
men, namens het bestuur van de
Diergeneeskundige Studenten Kring,

Tijs Tobias
h.t. assessor der D.S.K.

VERMIST:

WEIMARANER

TEEF

Na een epileptische aanval is de
tweejarige Weimaraner teef van de
heer L.C. Hoekveld uit Hilversum
ontsnapt en zoekgeraakt op de
Hilversumse Meent. Dit gebeurde
op 25 febmari 1998. De heer
Hoekveld heeft al diverse instanties
ingeschakeld om de hond te vinden,
zoals de politie, Amivedi Soest,
Dierenasiel Crailo te Hilversum en
de Dierenambulances Hilversum en
Bussum, tot nu toe zonder resultaat.
Omdat de hond waarschijnlijk een
keer een dierenarts zal bezoeken,
het verzoek aan alle dierenartsen om
goed op te letten of ze deze hond tegenkomen.

Het gaat dus om een Weimaraner teef gesteriliseerd, met een volledige staart
en een hoogte van ± 60 cm. De hond is niet gechipt en heeft geen tatoeage.
Voor de vinder is een hoge beloning uitgeloofd.

Telefoon: 035 - 69 31220 of035 - 69 39 215 of

Dierenasiel Crailo, telefoon: 035 - 68 58 062.

WAARSCHUWING COLPORTAGEWET

Mevrouw B. Schaub-Pols wil graag waarschuwen voor de praktijken van JA-
MAR BV, Nieuwe Bredasebaan in Breda, telefoon: 076 - 5718646. Deze
firma verkoopt schoonmaakmiddelen aan huis.

Verder wil zij waarschuwen dat de Colportagewet niet geldt voor bedrijven
(wat dierenartsenpraktijken zijn).

-ocr page 256-

Bijna overal ter wereld zijn w<

H

FORT DODGE ANIMAL HEALTH. HUN GEZON

-ocr page 257-

Se natuur een steuntje in de rug

De natuur is oneindig veelzijdig, allesomvattend
en toch zo kwetsbaar. Wij van Fort Dodge
beschikken over een breed gamma diergenees-
middelen. Hiermee behoren we wereldwijd tot de

toonaangevende ondernemin-
gen in de veterinaire gezond-
heidszorg. De ontwikkeling en
productie geschiedt op hoog
technologisch niveau in ultra-
moderne centra. Dit stelt ons
in staat voortdurend de kwali-
teit van onze producten te
controleren en te verbeteren. Zo kunnen wij met
onze producten en dienstverlening ook een
bijdrage leveren aan uw succes. Dat is wat u van
ons mag verwachten.

FORTDODGE

HEID ONZE ZORG

-ocr page 258-

Dit (enigszins aangepaste) ingezonden artikel is gepubliceerd in de Volkskrant van 20 september 1997.

PEST EN WELZIJN VARKENS

ARBITRAIRE REDUCTIE VERANDERT NIETS
AAN INDUSTRIELE ESSENTIE

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1997; 122: 474-6 schrijven P.
van der Wolf, P. Rambags en J. Bakker
in een artikel over de tracering van var-
kenspest: \'Varkenspest verspreidt zich
heel langzaam bij zeugen (en beren) in
individuele huisvesting.\' In dat sim-
pele zinnetje balt zich de essentie van
de huidige pest- en, in het verlengde
daarvan, welzijnsproblematiek samen.
In het huidige houderijsysteem zijn
varkens als in een pakhuis opgetast.
Biologisch substraat wordt gezien als
industrieel te manipuleren massa. Stap
voor stap is gedurende de laatste vier
decennia in (bepaalde takken van) de
veehouderij het onderscheid tussen
dier en ding verloren gegaan. Met het
aantal varkens stapelt zich de ethische
problematiek op. Een van de sympto-
men daarvan is een kop in de
Volkskrant van 18 september 1997:
Dierenartsen stoppen binnenkort \'hoe
dan ook\' met het doodspuiten van
jonge biggen.

In het huidige
houderijsysteem zijn varkens
als in een pakhuis opgetast.
Biologisch substraat wordt
gezien als industrieel te
manipuleren massa.

HALVE EEUW GELEDEN

In een wat minder recente uitgave van

het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
schrijven twee bedaagde collega\'s
over varkenspest. Een van hen, R.E. de
Maar, doet uit de doeken hoe de be-
strijding van varkenspest een halve
eeuw geleden verliep. Ook toen ging
het om een viras dat in staat was var-
kens te decimeren. Toch ontstonden
geen epidemieën, omdat de voorwaar-
den daarvoor ontbraken. In onze tijd
kan het varkenspestvims zich echter
op grote schaal handhaven. Dankzij -
zoals iedereen weet - de grote concen-
traties varkens (veel varkens per be-
drijf en veel bedrijven per regio) en
daardoor riante verspreidingsmoge-
lijkheden voor het virus binnen en bui-
ten de bedrijven.

Om de haverklap staat in de krant dat de minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV) van plan is om het aantal varkens in
Nederland met een kwart te verminderen. Hij hoopt daarmee niet alleen toe-
komstige pest- en milieuproblemen te vermijden, maar ook het welzijn van de
varkens te bevorderen. Wat het milieu betreft zit daar wat in, want de hoe-
veelheid mest zal door zo\'n maatregel wel met een kwart verminderen. Maar
voor de verspreiding van het varkenspestvirus en het (on)welzijn van de die-
ren maakt het geen verschil, omdat zo\'n arbitraire reductie van het aantal
dieren niets verandert aan de industriële essentie van het houderijsysteem en
daardoor niets aan de kern van de problematiek in de varkenshouderij.

Door dr. B.W. Knol

De varkenshouderij heejt zich
\'ontwikkeld\' tot een bedrijfstak
met industriële allures.

Juist aan die voorwaarden was een
halve eeuw geleden niet voldaan. Door
varkenspest aangetaste bedrijven wer-
den - ook toen - \'geruimd\' en bij de bu-
ren werden de varkens geënt en met
antiserum behandeld. De mobiliteit
van mensen rond zo\'n besmettings-
haard was beperkt, zodat de ziekte al-
leen een lokaal probleem bleef, en dan
nog tijdelijk. Ook zonder hygiënisch
tamtam. Toen hield een simpel beleid
het probleem binnen de perken. Nu
hebben zelfs draconische maatregelen
nauwelijks effect. Dat de varkenshou-
derij zich heeft \'ontwikkeld\' tot een
bedrijfstak met industriële allures,
heeft daar alles mee te maken.

KLEINE AANTALLEN
Zonder te willen beweren dat we naar
vroeger tijden temgmoeten, is het toch
nodig om vast te stellen dat in de pe-
riode die De Maar beschrijft, de var-
kens werden gehouden in kleine aan-
tallen, op een manier die eeuwenlang
gebruikelijk was geweest. De dieren
hadden zich daardoor kunnen aanpas-
sen aan hun omstandigheden en voel-
den zich er wel bij, naar we mogen
aannemen. Met het welzijn van var-
kens in de moderne massale bio-indus-
triële veehouderij is het echter treurig
gesteld. De dieren vertonen abnormaal
gedrag in de vorm van stereotypieën.
Dit gedrag is een uiterste poging van
de varkens om te ontsnappen aan een
leefomgeving die niet toelaat dat ze
hun genetisch bepaalde gedragspro-
gramma\'s uitvoeren (zoals wroeten in
aarde, een modderbad nemen, of een
nest maken van stro). De varkens kun-
nen geen greep krijgen op hun leefsitu-
atie. Ze kunnen zich met geen moge-
lijkheid aan hun omgeving aanpassen.
Dat zal ze alleen lukken als de houde-
rij-omstandigheden drastisch worden
veranderd. Als ze weer, zoals vroeger,
scharrelvarken kunnen worden. Maar
dat vereist kleinschaliger varkensbe-
drijven, sterker nog, het sluit indus-
triële varkenshouderij uit. En dat
brengt hogere kosten met zich, dus
duurder vlees. Waarschijnlijk is een en
ander bij het publiek wel vagelijk be-
kend, maar bij het kiezen van het dage-
lijks lapje in de supermarkt neemt men
toch het goedkope vlees.

Bij het kiezen van het
dagelijkse lapje neemt men
toch het goedkope vlees.

SIMPELE OPLOSSING
De meest simpele, en causale, oplos-
sing voor zowel de welzij nsaantasting

-ocr page 259-

van varkens als de pestepidemie zou
dan ook zijn, dat consumenten weige-
ren vlees te kopen dat is geproduceerd
in \'de sector van Van den Brink\'. Dat
is niet gebeurd en zal voorlopig niet
gebeuren. Dus heeft de minister maat-
regelen genomen om de varkenspest
het hoofd te bieden (evenals vroeger
via de zogeheten \'stamping out\' me-
thode). Maatregelen die in principe
niet ongeschikt zijn, maar toch onvol-
doende effect sorteren. En als ze al ef-
fectief zijn, zijn ze dat alleen op korte
termijn. Want als het houderij systeem
niet verandert, is het slechts wachten
op de volgende uitbraak. Op lange ter-
mijn zal de minister daarom moeten
kiezen uit twee bestrijdingsmogelijk-
heden. Hij zal een zodanige schaalver-
kleining van de varkenshouderij (met
behoud van rentabiliteit) moeten af-
dwingen, dat de vimsverspreiding
voldoende wordt ingeperkt. Daarmee
verbetert vrijwel impliciet de wel-
zijnssituatie van de varkens. Mis-
schien nog niet voldoende, maar toch.
Schaalverkleining betekent dan wel
dat de varkenshouderij op een andere
dan industriële leest wordt geschoeid,
en daar is meer voor nodig dan het
eenvoudigweg reduceren van het aan-
tal dieren met vijfentwintig procent.
Het altematief is te besluiten tot vacci-
natie, als dat althans in EU-verband
mogelijk wordt. Voor de varkens is
het te hopen dat het standpunt van de
EU tegen vaccinatie gehandhaafd
blijft (wat niet uitgesloten lijkt). Want
als de beschreven koppeling tussen
pest en welzijn wordt verbroken, en de
ziekte kan worden bedwongen zonder
de bedrijfsomstandigheden te veran-
deren, kon de verleiding om lippen-
dienst te (blijven) bewijzen aan het
welzijn van de varkens weieens te
sterk blijken.

Als de beschreven koppeling
tussen pest en welzijn met vaccine-
ren wordt verbroken, en de ziekte
kan worden bedwongen zonder de
bedrijfsomstandigheden te veran-
deren, kon de verleiding om lip-
pendienst te blijven bewijzen aan
het welzijn van de varkens weieens
te sterk blijken.

In het artikel \'Voorzitter Sophia Ver-
eeniging hekelt KNMvD\' op blz. 237
van dit Tijdschrift kunt u lezen dat de
KNMvD verweten wordt dat de veteri-
naire beroepsgroep geen standpunt in-
neemt inzake de ethische kant van de
varkenspestbestrijdingZ-houderij. Met
de publicatie van deze artikelen be-
oogt de redactie de discussie binnen de
vereniging te brengen.

TWEEDE OPROEP (HERPLAATSING IN VERBAND MET PLAATSING FOUTIEF TELEFOONNUMMER)

ONVOORSPELBARE AGRESSIE BIJ GOLDEN RETRIEVERS:
EEN ERFELIJK PROBLEEM?

Uit klinisch onderzoek blijkt dat dit
agressieve gedrag een aantal speci-
fieke kenmerken heeft\'. Het lijkt uit-
sluitend op te treden als de hond wordt
gestoord, benaderd, aangeraakt, aan-
gekeken of gecommandeerd door de
eigenaar of een onbekende. Vrijwel
steeds is er op enigerlei wijze sprake
van het verkleinen van de afstand tot
de hond. De hond gromt en/of valt aan
zonder voorafgaande waarschuwing.
Als het tot een aanval komt, gromt de
hond daarbij; meestal blijft het bij één

\' Galac S, and Knol BW. Fear-motivated aggression in
dogs: Patient characteristics, diagnosis and therapy.
Animal Welfare 1997: 6:9-15.

^ Een samenwerkingsverband van de vakgroepen
Geneeskunde van Gezelschapsdieren en Proefdier-
kunde (Faculteit der Diergeneeskunde) en Vergelij-
kende Fysiologie (Faculteit Biologie) van de Uni-
versiteit Utrecht, het Instituut voor Fysiologie van de
Rijksuniversiteit Groningen en hel ID-DLO in
Lelystad.

Sinds een aantal jaren worden in de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(UKG) en elders in den lande agressieve golden retrievers gezien. Het agressieve
gedrag van deze honden wordt door eigenaren als onvoorspelbaar en zeer be-
dreigend ervaren en lijkt op ruime schaal, mogelijk vooral binnen bepaalde
familieclusters, in de populatie voor te komen.

of enkele beten en trekt de hond zich
daama temg. Vrij vaak wordt een ze-
kere verstarring gemeld, maar vrijwel
zonder uitzondering neemt de hond
een lage houding aan, met de oren naar
achteren en de staart aangesloten aan
het lichaam. Omdat inleidend dreigge-
drag tot een minimum beperkt is of af-
wezig, wordt de bek geopend, tot bij-
ten gereed. De mondhoeken zijn
daarbij naar achteren getrokken, zodat
er naast tanden ook kiezen zichtbaar
zijn. Als de eigenaar probeert de hond
tot de orde te roepen, worden de ver-
schijnselen van dreiggedrag meestal
heviger, het grommen en verstarren
neemt toe, de pupillen verwijden zich
en het tapetum lucidum produceert een
roodachtige reflectie.
Binnen de UKG is een vooronderzoek
gaande naar het verband tussen seroto-
nine-stofwisseling en deze vorm van
agressie. En binnenkort zal een promo-
tie-onderzoek op dit gebied van start
gaan^.

In verband hiermee vragen we de me-
dewerking van praktiserende dieren-
artsen voor het verkrijgen van vol-
doende klinische gegevens en bloed
voor DNA-onderzoek. U kunt uw me-
dewerking geven door patiënten naar
de Polikliniek Klinische Ethologie te
verwijzen, maar ook door patiënten
met bovenbeschreven karakteristie-
ken, al of niet via de eigenaar, telefo-
nisch bij de onderzoeksgroep aan te
melden (contactpersoon is dr. B.W.
Knol, telefoon: 030 - 2532103).
Dierenartsen die ons materiaal voor
klinisch, of laboratoriumonderzoek
bezorgen, maar ook andere belangstel-
lende collega\'s, zullen wij gaame op
de hoogte houden van de voortgang
van het onderzoek.

dr B. W. Knol^
dr. M.B.H. Schilder^

^ Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
^ Vakgroep Vergelijkende Fysiologie.

-ocr page 260-

GOEDE DEELNAME PARA-TBC PROGRAMMA

Er is veel belangstelling voor het vrijwillige Landelijke Para-tbc Programma.
Eind januari ontvingen alle melkveehouders een wervingsfolder. Tot op he-
den reageerden 1600 veehouders met het aanvragen van een aanmeldings-
pakketje voor het programma \'Onverdaehtstatus paratuberculose\'. Eind fe-
bruari kwamen de eerste 360 aanmeldingen binnen bij het landelijk
para-tbc-bureau.

maatregelen worden getroffen tegen de
para-tbc-bacterie. De onverdaehtstatus
(bedrijfsstatus) wordt vermeld op het
bedrijfscertificaat en op de gezond-

Sinds de start van het Para-tbc Pro-
gramma beschikken 59 bedrijven over
een onverdaehtstatus. Dit zijn voor het
merendeel bedrijven waar al langer
heidsverklaringen van de aanwezige
koeien. De stams van de besmette be-
drijven en bedrijven die niet deelnemen
aan het Landelijk Para-tbc Programma
wordt niet vermeld op het bedrijfscerti-
ficaat en de gezondheidsverklaringen.
Medio 1998 gaat het tweede vrijwillige
para-tbc-programma van start: \'Be-
strijding paratuberculose op besmette
bedrijven\'. Daarvoor hebben reeds 175
veehouders interesse getoond.

HANDELWIJZE HUISDIERENVERZEKERAAR

Meerdere jaren is de firma NHZ bv/
Animas te Enschede, met J.G.M. Ro-
sink als directeur, actief om verzekerin-
gen tegen ziektekosten of kosten van on-
gevallen van huisdieren af te sluiten.
In 1996 ontstond er een verschil van me-
ning tussen een cliënt van onze praktijk
(Dierenkliniek SchipperAVerkman te
Amersfoort) en NHZ/Animas.
Een reu, de hond van een cliënt, was bij
NHZ verzekerd tegen ziektekosten. De
dekking van de polis gold, zoals te lezen
in de voorwaarden, ondermeer tegen:
\'Aandoeningen aan de inwendige orga-
nen ten gevolge van weefselwoekerin-
gen of ontstekingen (exclusief voort-
plantingsorganen of melklijsten)\'. De
hond had grote blaasstenen en een steen-
tje voor het os priapi en kon niet plassen.
Het urethra-steentje kon temggeblazen
worden in de blaas en alle stenen zijn
operatief via cystotomie verwijderd. De
hond is goed hersteld.
NHZ claimt dat \'blaasstenen veelal het
gevolg zijn van het niet kunnen verdra-
gen van reguliere voeding, waarbij de
blaasstenen eventuele ontstekingen
kunnen veroorzaken. Door het voederen
met dieetvoeders zoals Hills kan de vor-
ming van blaasstenen veelal worden
voorkomen. Daar het dier dus niet is ge-
holpen aan een blaasontsteking, doch er
blaasstenen zijn verwijderd, vallen be-
treffende kosten helaas niet onder de
dekking. Blaasstenen vallen niet onder
de noemer ontsteking of weefselwoeke-
ring\'.

Een vreemde redenatie die, ondanks een
door ons verzonden protestbrief tegen
deze opvatting, niet mocht resulteren in
een vergoeding van de gemaakte kosten
van onze cliënt.

In juli 1996 wilde NHZ/Animas mid-
dels een enquête aan alle landelijke die-
renartsenpraktijken weten hoe en of die-
renartsen objectieve/positieve infor-
matie over NHZ/Animas verstrekten. In
de bijgaande brief stond dat in de toe-
komst aan polishouders lijsten verstrekt
zouden worden met praktijken in hun
regio welke objectieve informatie ver-
strekken aan hun cliënten.
De enquête is door ons KRITISCH in-
gevuld, mede door bovengenoemde af-
faire en enkele andere \'probleempjes\'.
Onze kritiek - niet negatief, maar ook
niet positief voor NHZ - werd gevolgd
door een brieQe waarin NHZ/Animas
ons liet weten dat huidige en toekom-
stige clientèle op de hoogte gesteld zou
worden van hetgeen wat wij (Dieren-
kliniek) hebben aangegeven, zodat wij
zo weinig mogelijk last van de organisa-
tie (NHZ/Animas) zouden ondervinden.
Vervolgens werden wij door diverse
cliënten benaderd omdat zij een brief
van NHZ/Animas hadden ontvangen
met de volgende tekst:

Geachte HR/MEVR.,
Betreft het stroomlijnen van dierenart-
senpraktijken welke willen samenwer-
ken met onze verzekeringen.
U hebt in het verleden wel eens gecon-
sulteerd

Dierenartsenpraktijk Schipper & Werk-
man te AMERSFOORT
WIJ VERZOEKEN U BELEEFD IN DE
TOEKOMST EEN ANDERE PRAK-

TIJK TE CONSULTEREN L V.M. EEN
VLOTTE AFHANDELING VAN SCHA-
DECLAIMS

Wij kunnen dit echter niet dwingend op-
leggen, het is enkel een verzoek onzer-
zijds.

Hoogachtend

AFD SCHADEAFHANDELING
NHZ/RO

Wij hebben onze cliënten uitgelegd
waarom deze brief aan hen is verstuurd
en hebben meteen alle foldermateriaal
van NHZ/Animas vemietigd. Cliënten
die naar een verzekering voor huisdie-
ren informeerden is aangeraden niet met
een verzekering in zee te gaan, maar per
maand een bedrag te reserveren om
daarmee een \'rampenpotje\' te maken.
Mochten andere collegae dezelfde of
andere ervaringen met verzekeraars van
huisdieren hebben, dan zouden wij dat
graag vernemen.

De reden om deze ingezonden brief NU
te publiceren was een nieuwe brief van
NHZ/Animas van febmari 1998, na-
drukkelijk aan onze dierenartsenprak-
tijk gericht, om weer folders voor de
verzekering van huisdieren aan onze
cliënten te geven, terwijl nota bene
NHZ/Animas zelf adviseert om ons niet
meer te consulteren!
Misschien is het via deze weg mogelijk
om andere collegae voor gezelschaps-
dieren te animeren zeer kritisch te zijn
met betrekking tot het aanbevelen van
het sluiten van huisdierenverzekeringen
via de fuma NHZ/Animas aan hun cliën-
ten.

Dierenkliniek
K. Schipper/P. J Werkman,
Amersfoort.

-ocr page 261-

De gecastreerde kater Poekie, een bas-
taard Europese korthaar van ongeveer
elf jaar oud, is zo\'n negen jaar geleden
van drie-hoog naar beneden gevallen.
Daarbij spleet zijn gehemelte. De wond
werd operatief gesloten. Twee weken
daama viel hij van hetzelfde balkon. De
dierenarts was niet in staat de wond nóg
eens te hechten.

Sindsdien liep Poekie niezend en snotte-
rend rond. Op plaatsen waar hij zich
veel ophield, zag je groene klodders en
spetters. Men was blij oude kleren aan te
hebben als hij op schoot zat en een nies-
bui kreeg. Ook kon Poekie niet meer uit
een drinkbakje drinken. Enkele malen
per dag sprong hij in de gootsteen om
\'afgetankt\' te worden: kraan een klein
beetje opendraaien en dan lebberde hij
het vocht naar binnen, standaard ge-
volgd door een niesbui. Ook dronk hij
de regendruppels van de bladeren.
Door omstandigheden moest ik voor het
dier zorgen. De brokken die Poekie nor-
maliter kreeg, waren op en aangezien ik
niet wist welke dat waren, kreeg hij an-
dere brokken te eten. Na een week viel
op dat hij minder vaak nieste. Dit was zó
duidelijk dat een collega en ik gingen
puzzelen over het hoe en waarom. We
kwamen tot de volgende conclusies:

* De grote, schijfvormige brokken die
Poekie altijd kreeg moesten stukgebe-
ten worden. Het gruis kwam via de
spleet in het gehemelte (ongeveer 1,5
cm lang en 1-2 mm breed) in de neus-
gang terecht. Directe (prikkeling) en
indirecte (rhinitis) irritatie waren het
gevolg, met als resultaat niezen en
snotteren.

* Brokjes met een doorsnede van een
halve centimeter, welke niet of nau-
welijks stukgebeten hoefden te wor-
den, gaven aanmerkelijk minder tot
helemaal geen irritatie.

* Poekie kreeg één keer per dag blik-
voer. De natte massa kon gemakkelijk
in zijn neus komen. Nadat het blik-
voer vervangen werd door brokjes en
hij dus uitsluitend kleine (!) brokjes te
eten kreeg, was het probleem niezen
en snotteren nagenoeg tot nul geredu-
ceerd. De enige momenten dat hij nu

CHRONISCHE RHINITIS BIJ EEN KAT ALS GEVOLG VAN
EEN GESPLETEN GEHEMELTE

niest zijn wanneer hij nét gedronken
heeft, of zijn vacht heeft gepoetst.
* Bijkomend voordeel: Poekie werd le-
vendiger en speelser en de (halflange)
vacht ging er beter uitzien.

Het enige wat niet veranderd kon wor-
den, was de gewoonte om op het aan-
recht te springen en uit de kraan te drin-
ken. Andere katten zijn wellicht gebaat
met een hamsterbottle, zodat ze niet af-
hankelijk zijn van iemand die de kraan
opendraait. Poekie bleek echter te oud,
te weinig flexibel of gewoon te stom om
aan die nieuwigheid te wennen.

Eindconclusie: als het om wat voor re-
den ook niet mogelijk is om een kat ope-
ratief van een verkregen gespleten gehe-
melte te verlossen, kan het aanpassen
van de voeding een redelijk altematief
zijn.

Dymphie van den Bergh
Met dank aan: M. Hermsen, T.
Jangelen en collega W. Smits.

JURIDISCH
TAALGEBRUIK

Geachte redactie,

In de mbriek \'Van de Hoofdredactie\'
wordt gesteld dat juridisch taalgebmik
voor dierenartsen moeilijk te lezen is.
Omdat juridisch onder andere betekent:
\'overeenkomstig het recht\', is dit een
merkwaardige uitspraak omdat iedereen
met het recht te maken heeft en geacht
wordt de wet te kennen, althans zich bij
overtreding van de wet er zich niet op
kan beroepen dat hij de wet niet kende.
Toch gaat men er blijkbaar binnen de
KNMvD vanuit dat het maar beter is dat
de leden er niet van op de hoogte zijn
wat hun rechten zijn.
Als voorbeeld wil ik verwijzen naar de
jaarvergadering 1991, waar collega mr.
Talman aan mr. Mertens, voorzitter van
de Ereraad, de vraag stelde of het aan de
Ereraad toegestaan was de artikelen van
de Code te laten vervallen omdat ze naar
de mening van de Ereraad \'uit de tijd
zijn\'.

Het antwoord van mr. Mertens was ty-
perend; hij zei namelijk dat het ant-
woord op deze vraag zou leiden tot een
juridische discussie en dat vond hij
blijkbaar niet nodig. De vraag werd dus
niet beantwoord.

Een tweede voorbeeld. In dezelfde jaar-
vergadering werd door mr. Mertens ge-
steld dat de Code als geldend recht
wordt beschouwd voor alle dierenart-
sen. In het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde, aflevering 12 van 1994, heb
ik de vraag aan mr. Mertens gesteld
waar ik in de wet een bevestiging van
bovenstaande stelling kon krijgen. Het
antwoord was kort en bovendien on-
juist. Als antwoord stond onder mijn in-
gezonden brief: \'De vindplaats is artikel
6:248. Mr. Mertens: discussie gesloten.
Het lijkt mij een goede gedachte, die
door collega Overgaauw namens de
Hoofdredactie in het Tijdschrift van 15
febmari 1998 werd verwoord: \'Juridi-
sche informatie zou op een andere wijze
aan onze beroepsgroep kenbaar ge-
maakt moeten worden\'.

L. Tholhuijsen, Made.

jressen en cursussen

AFSCHEID PROFESSOR
MOUWEN OP 7 APRIL

Ter gelegenheid van het afscheid van
prof dr. J.M.V.M. Mouwen wordt hem
door de vakgroep Veterinaire Pat-
hologie een minisymposium \'Patho-
logie: pluriform en multifunctioneel\'
aangeboden. Het symposium vindt
plaats op dinsdag 7 april 1998, van
10.00 tot 13.00 uur in de Collegezaal
C101 van het Androclusgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde, Yale-
laan 1 te Utrecht.

Daama zal professor Mouwen om 16.00
uur een afscheidscollege geven met als
titel \'Quo vadis, Academia?\' in de Aula
van het Academiegebouw van de
Universiteit Utrecht, Domplein 29.
Aansluitend is er om 17.00 uur een re-
ceptie in de Senaatszaal van het Aca-
demiegebouw.

EP

-ocr page 262-

Op verzoelc van dierenartsen en ex-
cursisten is afgelopen jaar door het
Groenhorst College in Bameveld na-
gedacht over een vervolgstudie op de
paraveterinaire erkenning. Tijdens die
studie zouden onder andere \'manage-
mentvaardigheden\' meer aandacht
moeten krijgen. De cursussen, waar-
voor ook per onderdeel kan worden in-
geschreven, bevatten de onderdelen
Anesthesie (voorbereiding, uitleiden
en nazorg),
Daisy (van het aanmaken
van een spreekuumota tot het bijhou-
den van prijslijsten),
Medicijnleer en
homeopathie
((dieet)voeding hond en
kat en gedrag hond),
Algemene Com-
putervaardigheden
(tekstverwerken
en Intemet),
Communicatie (corres-
pondentie, tweegesprekken en ver-
slaglegging) en
Managementvaardig-
heden
(van milieuzorg en marketing,
tot personeelsbeoordeling en arbowet-
geving).

Het Groenhorst College is van mening
hiermee een welkome aanvulling te
bieden voor assistentes en aanko-
mende assistentes die door hun taak-
verzwaring behoefte hebben aan een
gedegen opleiding.

Losse cursussen of leerlingwezen?

Er kan voor de onderstaande inschrij-
vingen gekozen worden:

1. Het hele programma via het leer-
lingwezen (telefoon: 0342
455571, M. Teilegen).

2. Het hele programma in cursusvorm
(telefoon: 0342 - 414881, toestel
207).

3. Per onderdeel in cursusvorm (tele-
foon: 0342 - 414881, toestel 207).

Leerlingwezen

Het leerlingwezen (GB Dierenzorg)
vereist een betaalde baan van minimaal
20 uur per week. De dierenarts ontvangt
een loonkostensubsidie van maximaal
ƒ 6000,- (op basis van 32 uur). De leer-
lingwezenopleiding geeft de cursist het
recht op een MBO-diploma (vierjarige
MAS). Je moet wel in het bezit zijn van
het ZB Dierverzorgingsdiploma.
De studie via het leerlingwezen start in
januari 1999 en duurt één jaar voor de
totale cursus. De lessen worden gege-
ven in de vorm van themadagen (één
dag les per week). De indeling is af-
hankelijk van het onderwerp. De kos-
ten van de studie zijn op dit moment
nog niet bekend.

Dierenartsassistentes krijgen door de groter wordende dierenartsenpraktij-
ken steeds meer managementtaken. Het aantal praktijken dat meer assisten-
tes in dienst heeft, neemt jaarlijks toe. Assistentes met de paraveterinaire er-
kenning zijn in staat/bevoegd om verschillende handelingen betreffende de
gezondheidszorg van dieren uit te voeren. Maar managementvaardigheden is
een heel nieuw aspect binnen de beroepsgroep.

AANVULLENDE CURSUSSEN MANAGEMENTVAARDIG-
HEDEN VOOR DIERENARTSASSISTENTES

Voor meer informatie en een aanmel-
dingsformulier betreffende het leer-
lingwezen kun je hellen naar het
Groenhorst College, telefoon: 0342 -
455571 (M. Tel legen, op donderdag en
vrijdag). Dit geldt ook voor de oplei-
ding ZB Dierenzorg, de opleiding voor
de \'paraveterinaire erkenning\'.

Als je bovenstaande studie in cursus-
worm
wilt volgen, ontvang je na afloop
getuigschriften.

Voor meer informatie over de cursus en
aanmelding kun je bellen naar Cur-
suscentnmi Dierverzorging Barneveld,
telefoon: 0342-414881 (toestel207).

THEMAMIDDAG GROEP VETERINAIRE SPECIALISTEN

GENETICA BIJ HUISDIEREN

virbac

quality by research

De locatie van de themamiddag is de
collegezaal van de Kliniek voor
Inwendige Ziekten, Yalelaan 16 te

WALTHAM

VETERINAIRE SERVICE

Op zaterdagmiddag 9 mei 1998 organiseert het bestuur van de Groep
Veterinaire Specialisten een middag met als thema
\'\'Genetica bij huisdieren\'.
Deze middag omvat een zevental inleidingen rond dit thema, verzorgd door
gerenommeerde deskundigen, en wordt voorgezeten door prof. dr. B.A. van
Oost, hoogleraar klinische en moleculaire genetica. De inleidingen hebben be-
trekking op zowel de gezelschapsdieren als de nutsdieren, en vanzelfsprekend
is er gelegenheid voor discussie. Naast de leden van de Groep Veterinaire
Specialisten zijn andere geïnteresseerde collega\'s uiteraard van harte wel-
kom.

Utrecht. De voordrachten beginnen om
13.15 uur. Voorafgaand aan de middag
wordt er voor belangstellenden een
lunch verzorgd (12.30 uur). Na de in-
leidingen is er om 16.30 uur gelegen-
heid voor - naar keuze - een rondlei-
ding door de nieuwe Intensive Care
afdeling van de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren, of een de-
monstratie in het Derona-laboratorium
van de vakgroepen Heelkunde en
Inwendige Ziekten. De dag wordt afge-
sloten met een borrel.

De kosten voor de themamiddag be-
dragen f 10,- voor leden en
ƒ 25,- voor
niet-leden. Indien u wenst deel te ne-
men aan de lunch bedragen hiervoor
de kosten f 15,-.

Deelname aan de themamiddag is
uitsluitend mogelijk na vooraanmel-
ding. U kunt zich opgeven middels
een aanmeldingsformulier dat te ver-
krijgen is bij de secretaris van de
groep:

-ocr page 263-

mevrouw drs. E.J. van der Zaag
Fred. Hendrikstraat 40
2671 GP Naaldwijk

of telefonisch of via het e-mailadres
van bestuurslid

m:

drs. G.H.A. Borst

telefoon: 0570 - 660222 (Gezondheids-
dienst voor Dieren, locatie Deventer)
e-mail: g.borst(^gdvdieren.nl

of via de fax van voorzitter

Old-

mevrouw dr. M.M. Sloet van

ruitenborgh-Oosterhaan

fax:030-2531256.

Deze themamiddag wordt mede moge-
lijk gemaakt door Waltham en Virbac.

SYMPOSIUM VOEDING EN GEDRAG BIJ HOND EN KAT

De sprekers zijn: dr. M.B.H. Schilder
(voeding in relatie tot agressie, hyper-
activiteit en leervermogen), dr. B.W.
Knol (ongewenst voedingsgedrag),
prof dr. ir. A.C. Beynen (selectieve
voedselopname bij tekorten aan voe-
dingsstoffen) en dr. J.A. Lowe (deter-
minants of palability). Vanzelfsprekend
is er eerst een ontvangst met koffie en
een broodje voor diegene die net uit de
praktijk of collegebank komen. Tussen-
door is er een pauze en aan het eind is er
een borrel met buffet om, onder het ge-
not van een natje en een droogje, nog
eens met elkaar van mening te wisselen.
Dit symposium vindt plaats in het
Androclusgebouw op de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht. Het is
toegankelijk voor dierenartsen, andere
geïnteresseerden en studenten. De
prijs voor dierenartsen bedraagt ƒ 95,-
en de student wordt tegemoetgekomen
met het luttele bedrag van ƒ 4,-.

Inschrijven voor dierenartsen ge-
schiedt door
ƒ 95,- over te maken op
bankrekeningnummer 57 26 29 451 of
gironummer 96 24 00 van Leo Pharma
onder vermelding van \'symposium
voeding en gedrag\' en met vermelding
van het postadres. Bij inschrijving
krijgen zij nog een bevestiging. Stu-
denten kunnen vanaf begin april bij de
DSK een kaartje kopen. Voor drin-
gende vragen kunt u zich wenden tot T.
Tobias, assessor van het DSK-bestuur,
Yalelaan 1. 3584 CL Utrecht, telefoon:
030-253 46 78.

Op donderdag 14 mei 1998 organiseren Leo Pharmaceutical Products B.V.,
prof. dr. ir. Beynen en de Diergeneeskundige Studenten Kring (DSK) samen
een symposium over
Voeding en Gedrag. Tijdens dit symposium zullen een
aantal vooraanstaande sprekers deze twee onderwerpen, die ogenschijnlijk
niks met elkaar te maken hebben, meer met elkaar in verband brengen. Het
programma duurt van 13.30 uur tot 18.30 uur. Er komen vier sprekers aan
bod en aan het eind vindt een paneldiscussie plaats.

In 1984 bestond l%van alle blaasgruis
uitcalciumoxalaatkristallen. In 1992 is
dit percentage opgelopen tot 24%. Het
dieet bij stmvietproblemen bestaat uit
onder andere een hoog natriumgehalte
en heeft een urine-pH-verlagend ef-
fect. Bij de oxalaatkristallen moet ech-
ter gezorgd worden voor een laag na-
triumgehalte en moet urine basisch
zijn. Aangezien er de laatste jaren dus
een toename van de calciumoxalaat-
kristallen wordt waargenomen, is dif-
ferentiatie van de kristallen zeer be-
langrijk. Een urine-onderzoek is nu
zeker gewenst om erachter te komen
welk dieet gegeven moet worden.
Katkor is een niet-absorberende kat-
tenbakkorrel voor het verzamelen van
urinemonsters. Katkor is een merk-
naam van een copolymeer product en
heeft twee veiligheidscertificaten: van
de BGA (Bundesgesundheidsamtes)
en de FDA (Food and Dmg Ad-
ministration). Hiermee kan op vrij ge-
makkelijke wijze een onderscheid ge-
maakt worden tussen calciumoxalaat-,
uraat- en struvietkristallen. De keuze
voor een antistruviet-dieet of een dieet
bi oxalaat urolithiasis wordt gemakke-
lijker. Tevens kan het tijdstip nauw-
keuriger bepaald worden waarop
overgeschakeld dient te worden van
een blaasgmisoplossend naar een
blaasgruispreventief dieet. Katkor
leent zich ook uitstekend voor het ne-
men van urinemonsters voor onder-
zoek op eiwit, glucose, ketonen, bloed
en soortelijk gewicht. Verder kan het
worden gebruikt voor de verzameling
van faeces voor onderzoek op onder
andere wormeieren en verteringsindi-
catoren.

Katkor is verkrijgbaar bij de A UV on-
der artikelnummer 71627. Voorinfor-
matie kunt u bellen naar Reinvet Pro-
ducts. telefoon: 030 -231 20 06.

KATKOR VOOR URINE-ONDERZOEK

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.mu.nI.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.mu.nl/paod.

Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op rundveebe-
drijven deel II.
Cursusprijs ƒ 1375,-
(inclusieflunches).

Cursusnummer, data en locatie:
98/203; 12,13 en 14 mei 1998;
Gezondheidsdienst te
Drachten.

Deze driedaagse cursus bouwt voort
op kennis opgedaan in deel
I, maar kan
ook afzonderlijk worden gelopen.
Wederom staat de protocollaire aan-

-ocr page 264-

pak van infectieziekten op rundveebe-
drijven centraal. Op de aanvangsdag
zal aandacht besteed worden aan over-
dracht van infectieziekten tussen rund-
veebedrijven. Daarbij zal onder meer
aan de orde komen het risico van in-
sleep van infecties op bedrijven, en het
al dan niet gesloten zijn van bedrijven.

Op de tweede en derde dag zullen een
aantal, voor de mndveehouderij in
Nederland, actuele infectieziekten
worden behandeld. Aan de orde ko-
men salmonella, infectueuze abortus,
pinkengriep en parasitaire infecties.
Na een inleiding over de infectieziek-
ten zal steeds een protocol van aanpak
en een case-studie worden behandeld.
Cursusleiders zijn dr. W.H.M. van
der Poel, Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting, FdD,
dr. G. Benedictus, Gezondheidsdienst,
Drachten en dr. Y.H. Schukken,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD.

N.B. Overnachtingen zijn niet inbe-
grepen, hieronder treft u een suggestie
aan. U dient zelf de reservering te ver-
zorgen. Een hotel dat zich op korte af-
stand van de cursuslocaties bevindt is
het Golden Tulip in Drachten (0512 -
52 97 05).

Praktische toepassing van ZOVEX,
een zoötechnisch-veterinair expert-
systeem voor de vleesvarkenshoude-
rij
- een AUV/InterAct-training exclu-
sief voor dierenartsen. Deze cursus is
door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van AUV-Dieren-
artsencoöperatie in het kader van het
kennistraject dat de AUV uitvoert ten
bate van haar leden.

Cursusnummer en data:

98/303; dinsdag 12 mei en dinsdag 9

juni 1998.
De eerste dag van 09.30 tot 17.00 uur
en de tweede dag temgkom-middag
van 14.00 tot 17.00 uur bij de AUV te
Cuijk.

Het zoötechnisch-veterinair expert-
systeem ZOVEX is een gebmiks-
vriendelijk computerprogramma op
de PC dat de analyse van een vleesvar-
kensbedrijf op de aanwezigheid van
risicofactoren ondersteunt. ZOVEX
geeft een kwalitatieve analyse van de
gezondheid, welzijn en productie van
vleesvarkens enerzijds, en manage-
ment en bedrijfsomstandigheden zo-
als hygiëne, huisvesting en klimaat
anderzijds. Diverse experts waren bij
de ontwikkeling van ZOVEX betrok-
ken. De training is gericht op het ge-
bruik van ZOVEX in de dagelijkse
praktijk. Een belangrijk onderdeel van
de training is het - in de vorm van ca-
ses - oplossen van problemen op prak-
tijkbedrijven.

De cursusleiders zijn dr. ir. R.B.M.
Huime, InterAct agrimanagement, LU
Wageningen, ir. J. Enting, InterAct
agrimanagement, FdD en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

De prijs: ƒ 1.250,- (exclusief B.T.W.,
inclusief lunch en een trainingsversie
van Zovex)*.

* Betaling middels een door de AUV
gezonden factuur inclusief BTW.
Betaling op deze wijze aangezien
PAO-Diergeneeskunde niet BTW-
plichtig is.

Persoonlijk leiderschap en de kracht
van communicatie.
(98/905), maan-
dag 29 en dinsdag 30 juni 1998 te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,- (inclusief twee
boeken, een reader en overnachting).

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider.
Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebruikt het ge-
wicht van zijn persoonlijkheid om zijn
dingen te doen, zijn visie te ontwikke-
len en zijn doelstellingen te bereiken.
Deze training gaat
niet over wie er de
baas is of gaat worden. Daarom is deze
training voor alle dierenartsen in welk
dienstverband dan ook. Deze training
gaat wel over een persoonlijkheid die
zichzelf vormgeeft in de manier van
communiceren. Daarom in deze per-
soonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanbo-
ren als leider geeft de mogelijkheid de
eigen richting vorm te geven. Dan kan
de leider anderen uitdagen om hun
bronnen te gebruiken en te ontwikke-
len.

Succes willen hehben
Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider.
Wij denken daarbij niet alleen aan het
succesvol zijn of kunnen \'scoren\',
maar aan het gericht blijven op de ei-
gen visie en het genieten van de suc-
cessen die op weg daamaar toe wor-
den geboekt. Geniet zonder ook maar
iets in te leveren van de motivatie om
de vervolgens gestelde doelen te be-
reiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom een tweedaagse training om te
leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.

Docent: drs. W. Veenbaas (in samen-
werking met prof dr. A. Pijpers). Drs.
Wibe Veenbaas heeft een eigen trai-
ningsinstituut: Phoenix Opleidingen in
Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die
hij gehouden heeft voor diverse
Groepen van de KNMvD en als docent
bij de cursus Apotheek II Landbouw-
huisdieren.

KOPIJ ÜP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten,
die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keureen 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook moge-
lijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde remras te geven.

-ocr page 265-

De Sophia Vereeniging is opgericht in
1867 onder het beschermvrouwschap
van Koningin Sophia. De vereniging
is onder meer bekend van de acties te-
gen het vervoer en de behandeling van
afgedankte mijnpaarden in Engeland.
\'Wat dat betreft is er niet veel veran-
derd\', aldus de voorzitter, \'vee en
diertransporten zijn alleen maar vre-
selijker geworden, over grotere af-
standen...\' Na de Tweede Wereld-
oorlog werden goede werken meer op
de achtergrond verricht, voornamelijk
op het gebied van zwerf- en gezel-
schapsdieren. De tijden zijn echter
veranderd. \'Het huidige bestuur is van
mening dat met de schaalvergroting
op elk gebied en het kleiner worden
van de wereld (globalisering) ook een
vereniging als de onze zich anders
moet opstellen en profileren, actiever
moet worden om voor dieren op te ko-
men\', betoogt Borghstijn. \'Zo kunnen
en mogen wij ons als dierenbescher-
mingsorganisatie niet afzijdig houden
van aantastingen van het dierenwel-
zijn, waar men vroeger nog niet van
gedroomd zou hebben en waar dus
vanzelfsprekend ook niets over in de
statuten staat!\' Borghstijn doelt hier-
inee op de kwellingen en de mishan-
delingen die dieren ondergaan in de
bio-industrie. Hij vindt het onvoor-
stelbaar dat wij als gemeenschap lang-
zamerhand en in een sluipend proces,
afgestompt zijn geraakt: \'En de ge-
meenschap, dat zijn wij allemaal, boe-
ren, consumenten, politici en - dat
wordt weieens onderbelicht - de be-
trokken dierenartsen. Wij houden de
bio-industrie in stand en dat MOET
doorbroken worden!\'

DE BOER ALS MENS
\'Wat is er in godsnaam met de boer als
mens én met het dier gebeurd?\' vraagt
Borghstijn zich af in zijn rede. \'Dieren
worden als machines gesmeerd met
hormonen en geneesmiddelen en van
elk aanhangsel beroofd dat de boer
last bezorgt. Denk aan snavels, staar-
ten, onverdoofd castreren...\' Maar ook
de consument dient zich deze ellende
aan trekken. \'Ook wij denken niet
meer na over de normen die voor de
omgang met dieren gelden. Sterker
nog: wij willen helemaal niet weten
hoe het er in de bio-industrie aan toe-
gaat, dat is emotioneel te belastend.\'
En de aandacht voor dierenwelzijn
van de politici -\'mensen die wij heb-
ben gekozen en die ook consument
zijn\'- is met de nieuwe verkiezings-
strijd danig op de achtergrond geraakt.
Borghstijn, \'Hoe komt het toch dat
men niet meer gevoelig lijkt voor ar-
gumenten die met beschaving te ma-
ken hebben? Bewezen is dat dieren
\'gevoel\' hebben. En ze hebben rech-
ten, hoe hard de boeren ook roepen, en
daar moeten we voor opkomen.\'

LIJDEN VERLICHTEN
\'En dan de dierenartsen\', snijdt Borgh-
stijn verder... \'Een dierenarts heeft,

Den Haag, 3 maart 1998 - Vandaag wordt aan de schrijvers J.J. Voskuil en K.
van Zomeren de Sophia Dierenwelzijnsprijs uitgereikt. De heren, die een ad-
vertentie-actie hebben opgezet, ontvangen de prijs (ƒ 10.000,-) van de Sophia-
Vereeniging tot Bescherming van Dieren als blijk van waardering voor hun
inzet tegen het dierenleed in de bio-industrie. Voskuil en V an Zomeren zullen
de prijs gebruiken voor de door hen opgerichte stichting Varkens in Nood. De
prijs wordt uitgereikt door drs. B. van den Bos, woordvoerder dierenaangele-
genheden voor D\'66 in de Tweede Kamer. Maar eerst is het woord aan de
voorzitter van de Sophia Vereeniging, de heer L Borghstijn. Hij haalt onder
meer flink uit naar de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde:
\'Dat is nu de enige instantie die de grenzen aan de bio-in-
dustrie had kunnen aangeven...\'

Door Sophie Deleu

VOSKUIL EN VAN ZOMEREN ONTVANGEN SOPHIA DIERENWELZIJNSPRIJS

VOORZITTER SOPHIA VEREENIGING HEKELT KNMVD

net als de geneesheer voor de mens, de
plicht lijden te verlichten. Daar wordt
hij voor opgeleid (mogen we nog
steeds hopen). Zijn opdracht is abso-
luut niet: knoeien met dierenwelzijn.
In een zeer recent rapport van de FAO
is wetenschappelijk aangetoond dat er
nooit een eind aan de ziekten zal ko-
men, als de dieren zo dicht op elkaar
moeten leven. Bewezen is dat daar-
door stress ontstaat en stress veroor-
zaakt ziekten. Wat wordt er nog meer
aan bewijs verlangd dat de bio-indus-
trie zijn grenzen heeft bereikt?\'
De voorzitter: \'Maar de dierenarts
wordt niet geraadpleegd om de boer
daarop te wijzen. Hij moet de dieren
beter maken en voorkomen dat ze ziek
worden in de situatie waarin ze zich
nu bevinden. De dierenarts die daar
wegens gewetensbezwaren niet aan
mee wil werken, zal snel de laan uitge-
stuurd worden. Voor hem een ander.
Op die manier komen ze in een af-
schuwelijke positie te verkeren en het
is steeds een stapje verder gegaan. We
hebben het extreme geval gezien van
die integere dierenarts in België die
vermoord werd door de hormonen-
maffia. Al gauw zullen bij velen de
oorspronkelijke idealen dus slijten; er
moet tenslotte brood op de plank ko-
men. Maar er zijn zeker dierenartsen
die hun werk met tegenzin uitvoeren.
Je zult maar duizenden biggen per dag
moeten doden! Daar ben je nu echt
niet voor opgeleid. De heer Voskuil
heeft ook vele noodkreten van dieren-
artsen ontvangen, die zich in een on-
mogelijke situatie gemanipuleerd
voelen.\'

WEL EEN VUIST

Als we denken dat Borghstijn het hier-
bij laat, hebben we het mis. Hij heeft
nog meer pijlen op zijn boog die hij af-
schiet naar de vereniging van dieren-
artsen: \'Waar echter wel een zeer
grote verantwoordelijkheid ligt, is bij
de
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde.
Dat
is nu de enige instantie die wel een
vuist had kunnen maken. Die de grens
allang had moeten aangeven en haar
leden daardoor een heleboel leed had
kunnen besparen. Ze heeft dat echter
tot nu toe volledig nagelaten; een kwa-
lijke zaak.\'

-ocr page 266-

Het zou volgens hem weieens kunnen
zijn dat het met de bio-industrie nooit
zover had kunnen komen, als de
Maatschappij een streep getrokken
had, daar waar de aantasting van het
dierenwelzijn echt onaanvaardbaar
begon te worden. \'Had de KNMvD
maar in een eerder stadium al haar le-
den geadviseerd geen medewerking te
verlenen aan al die in wezen ongeoor-
loofde praktijken, dan was het zo ver
niet gekomen. De KNMvD houdt zich
tegenover de Nederlandse samenle-
ving opvallend stil.\' Borghstijn roept
de KNMvD hier en nu ter verantwoor-
ding: \'Waar was u en waar bent u?\'

ADVERTENTIE-ACTIE
De Sophia Vereeniging was onmiddel-
lijk enthousiast toen de heer Voskuil
zijn advertentie-actie startte. \'Deze ac-
tie heeft ook bij ons iets losgemaakt.
Het gaf ons een gevoel van: wij moe-
ten ook iets doen!\' De voorzitter vindt
dat \'wij als dierenbeschermingsorga-
nisatie verplicht zijn daar adhesie aan
te betuigen en op te komen voor - in dit
geval - de arme varkens.\' De tegenbe-
weging tegen de bio-industrie vanuit
de bevolking moet naar de mening van
de Sophia Vereeniging aan alle kanten
ondersteund worden: \'Daarom reiken
we vandaag een prijs uit. Niet zozeer
om geldelijke steun te verlenen, maar
ook als demonstratie; als een vervolg
op de grote advertenties van Voskuil
en Van Zomeren.\'

Wat Borghstijn namelijk opvalt is dat
in de hele discussie over de varkenssec-
tor slechts sprake is van vermindering
van ammoniakuitstoot, mestquota, nog
grotere stallen, vermindering van be-
smettingsgevaar. In de Kamer, maar
ook in de pers. \'Waar blijft de aandacht
voor dierenwelzijn? Men hoort er bed-
roevend weinig meer over, terwijl toch
ook de beschaving van ons volk op het
spel staat. Dit blijkt de recalcitrante en
grofbesnaarde woordvoerders van de
varkensboeren weinig te zeggen. Met
hun gewelddadige aanwezigheid weten
ze de aandacht goed op zichzelf te ves-
tigen.\'

En tot slot: \'Onze schrijvers zijn ons
geweten. Zij weten te zeggen wat wij
diep in ons voelen, maar waar we zelf
de woorden niet voor vinden. We
moeten goed naar ze luisteren om ons
goede ik te vinden; de ik met compas-
sie. De ik, die zelf ook wel weet dat er
belangrijker dingen zijn in het leven
dan geld. Daarom zijn we vandaag
hier. We willen de schrijvers eren
door ze in het openbaar te ondersteu-
nen: weg met de bio-industrie!\'

FORUMDISCUSSIE
De persconferentie wordt voortgezet
met de uitreiking van de prijs door
Van den Bos. De politiek is blij met de
advertentie-actie, want daarmee is het
welzijn van de varkens ingebracht in
de discussie in de pers en de Tweede
Kamer.

Een forumdiscussie onder leiding van
drs. M.P.M. van de Ven, milieu-eco-
noom en free-lance journaliste, besluit
de bijeenkomst. Hieraan nemen deel:
de beide schrijvers, alsmede de etho-
logen dr. B.W. Knol van de Faculteit
der Diergeneeskunde, dr. P. Koene
van de Universiteit Wageningen en de
heer G.J.M. Pierik, branche-directeur
agrarische verzekeringen Interpolis.
Interessantste bijdragen aan de discus-
sie worden gevormd door de zeer be-
scheiden Voskuil. Er komt geen ver-
wijt over zijn lippen. Hij spreekt
slechts zijn verwondering uit over de
afstand tussen bio-industrie en samen-
leving en vraagt zich af hoe deze af-
stand bekort kan worden (en
wie dat
kan). Eigenlijk is de schrijver geen
type om zoiets extroverts als een ad-
vertentie-campagne op touw te zetten.
Op de vraag waarom hij dit gedaan
heeft antwoordt hij: \'Ik wilde niet lan-
ger medeplichtig zijn...\' En dat is ook
de reden dat Van Zomeren de fakkel
van hem heeft overgenomen.

WEERSTAND

Natuurlijk roept een dergelijke forse
uithaal van de voorzitter van de Sophia
Vereeniging richting KNMvD, in eer-
ste instantie een diepgewortelde weer-
stand op. Hoe had de KNMvD in vre-
desnaam moeten voorkómen dat de
bio-industrie ontstond?
Het is niettemin verontmstend te noe-
men, dat er kennelijk vele dierenart-
sen contact opnemen met bijvoor-
beeld Voskuil, naar aanleiding van
zijn advertentiecampagne (genoeg om
er melding van te maken). Maar de
KNMvD ontvangt deze geluiden
slechts met mondjesmaat. (Juist op
grond van deze geluiden is de
KNMvD zo snel mogelijk weer ge-
stopt met het doden van de biggen.)
Dit doet veronderstellen dat een heel
aantal dierenartsen dat in morele nood
verkeert, niet de weg naar de eigen
vereniging vindt. Kennelijk durft men
gemakkelijker aan een buitenstaander
toe te geven dat men een aantal
idealen nastreeft - en daarin gefrus-
treerd raakt - dan richting de eigen
vakbroeders. Deze sfeer, waarin
korte-termijngewin professionele be-
vrediging op de lange termijn over-
schaduwt, is inderdaad kwalijk te noe-
men. Leden - en dus bestuurders - van
de KNMvD dienen zich ten zeerste af
te vragen of hun idealen wel vol-
doende doorklinken in het beleid. Als
dat niet zo is, dan wordt het hoog tijd
om iets te doen...

En verder is het natuurlijk - vanuit
een bepaald perspectief beredeneerd
- waar: dierenartsen maken het elke
dag weer opnieuw mogelijk dieren te
houden zoals we ze houden. Eigenlijk
zonder noemenswaardige tegenwer-
ping. Dierenartsen nemen de veehou-
derij zoals ze is, met de frustraties er-
bij. Wordt het niet eens tijd om afstand
te nemen van de dagelijkse beslom-
meringen en de - legitieme - vraag te
stellen:
hoe willen wij ons beroep uit-
oefenen?

RECTIFICATIE

In het NCI-artikel in het Tijdschrift
van 15 februari 1998, getiteld: \'NCI?
Wat is dat? Wat doen ze?\' schreef ik in
de laatste alinea onder \'Organisaties
en personen die al iets hebben\' (in rela-
tie tot Intemet): Intervet, waar ik

Vetweb bedoelde. Voor mijzelf is de
vergissing een beetje logisch in de wir-
war van terminologie die ik mij eigen
heb moeten maken, maar ik heb na-
tuurlijk inmiddels allang begrepen dat
het twee zéér verschillende organisa-
ties zijn. Mijn excuses.

Henk van der Bij!

-ocr page 267-

iili iiii É

BIJNA HELFT EIGENAREN GAAT NIET METEEN NAAR
DIERENARTS

Auteur Oege Kleijne in DIER/TUIN:
\'De reden dat bijna de helft van de
huisdiereigenaren niet eerst naar de
dierenarts gaat, is volgens het Jumper-
onderzoek de te hoge drempel die de
huisdierenbezitter ervaart bij het be-
zoek aan de dierenartsenpraktijk.\'

BEZOEKFREQUENTIE
Maar het artikel bevat meer opmerke-
lijke uitspraken die aan het Jumper-
onderzoek ontleend zijn. De bezoek-
frequentie van de dierenspeciaalzaak
is vier maal hoger dan van de dieren-
artsenpraktijk. Uit ander onderzoek
aan de Erasmusuniversiteit blijkt dat
ongeveer 40% van de honden en 70%
van de katten niet is gevaccineerd te-
gen veel voorkomende ziekten.
\'Dierenartsen laten dus nog grote de-
len van hun markt braak liggen\', zegt
Dijkhuis van Jumper Huisdieren-
discount. Dijkhuis heeft de bedoeling
een dierenspeciaalzaak-keten op te
zetten, met een inpandig werkende
dierenarts. Verscheidene samenwer-
kingsverbanden van dierenartsen heb-
ben reeds te maken met dit initiatief.
Dijkhuis wil liever vandaag dan mor-
gen starten met zijn dierenspeciaal-
zaak/dierenarts-combinatie.

AANLEIDING BEZOEK
Uit hetzelfde Erasmus-onderzoek
blijkt dat de aanleiding voor een be-
zoek aan een dierenarts vrijwel uit-
sluitend wordt gevormd door een ge-
zondheidsprobleem bij het huisdier.
\'Veel consumenten blijken niet op de
hoogte dat de dierenarts bepaalde pro-
ducten eveneens verkoopt, naast de
dierenspeciaalzaak. Tachtig procent
van de eigenaren zou het overigens
wel een goede zaak vinden als de die-
renarts verzorgingsproducten zou ver-
kopen\', zegt Dijkhuis in het artikel in
het vakblad van de dierenspeciaal-
zaakhouder. Hij vindt dat er al met al
voldoende marketing-argumenten zijn
om een dierenspeciaalzaak/dieren-
arts-combinatie op te starten: \'Slechts
10% van de consumenten koopt na-
melijk daadwerkelijk verzorgingspro-
ducten bij de dierenarts.\'

VOORPORTAAL?
Niet minder dan 84% van de dieren-
speciaalzaken ziet zichzelf als het
\'voorportaal\' van de dierenarts.
Dierenartsen echter (70%) vinden dat
de speciaalzaak dat beslist niet is!
Vreemd eigenlijk, want uit het
Jumper-onderzoek komt naar voren
dat de dierenspeciaalzaak in 96% van
de gevallen bij inwendige ziekten de
huisdierenbezitter doorverwijst naar
de dierenarts.

\'Probleem van de dierenarts blijft de
lage bezoekfrequentie en de hoge
drempel\', aldus Dijkhuis. Volgens
hem zou het opgelost zijn als de die-
renarts direct naast of in een dieren-
speciaalzaak zit. Hij denkt daarmee
per week 2000 huisdierenbezitters
met de dierenarts te kunnen confronte-
ren, in welke vorm dan ook.
Dijkhuis combineert de resultaten van
zijn onderzoek met die van het onder-
zoek van de Erasmusuniversiteit:
\'Daamit blijkt dat veel dierenartsen
geen goede ondernemers zijn; ze laten
kansen liggen en bevinden zich op lo-
caties waar de huisdierbezitter niet
vanzelfsprekend komt\'.

Voor u gelezen in DIER/TUIN: \'Zo\'n 45% van de huisdierenbezitters gaat bij
ziekte van liet huisdier niet in eerste instantie naar de dierenarts. Deze groep
zoekt zijn heil voor het grootste gedeelte bij de dierenspeciaalzaak (35%),
vraagt advies aan de fokker of de familie, of gaat zelf dokteren. Dat blijkt uit
een onderzoek van Jumper Huisdierendiscount dat door de Hogeschool
Windesheim is verricht onder 300 huisdierenbezitters.\'

NAAST OF IN

De Jumper-directeur denkt het als
volgt te organiseren: \'De dierenarts
vestigt zich direct naast, of in de die-
renspeciaalzaak. Hij beperkt zich tot
strikt medische handelingen en het
verstrekken van medicijnen. De die-
renspeciaalzaak neemt de verkoop
van die producten voor zijn rekening
die niet noodzakelijkerwijs door een
dierenarts verkocht hoeven te worden.
Zo krijgt de dierenarts meer klanten -
de dierenspeciaalzaak kan direct en
effectief doorverwijzen - en de dieren-
speciaalzaakondememer en zijn per-
soneel krijgen door hun samenwer-
king met de dierenarts meer kennis
van zaken.\' Op welke termijn Dijk-
huis deze constmctie gerealiseerd wil
zien, blijft ook in het artikel in
DIER/TUIN in het ongewisse, maar
dat deze combinatie er komt is voor
Dijkhuis \'zo klaar als een klontje\'. Hij
beweert een groeiende bereidheid on-
der dierenartsen aan te treffen om na
te denken over oplossingen voor een
eventuele combinatie van een speci-
aalzaak en een dierenartsenpraktijk.

Samengevat artikel uit: DIBEVO-vak-
hlad DIER/TUIN. februari 1998,
Oege Kleijne.

KNMVD EN JUMPER

De KNMvD neemt naar aanleiding van dit initiatief van Jumperdirecteur
Dijkhuis het standpunt in dat de dierenarts die naast of in een dierenspeciaal-
zaak werkt, zelfstandig zijn of haar beroep moet kunnen uitoefenen. Een prak-
tijk in een dierenspeciaalzaak mag zich op essentiële punten niet onderschei-
den van een andere praktijk: vierentwintiguurszorg moet gegarandeerd zijn
- er moet dus een goede samenwerking zijn met buurtcollega\'s - en de dieren-
arts moet vrij zijn om de eigen uitoefening van het beroep invulling te geven.

Tegenhouden kan en wil de KNMvD
het initiatief niet. Feit is dat de dieren-
arts inderdaad tekort schiet op het ge-
bied van ondememerschap. Het is dus
heel goed mogelijk dat de Jumper-
constmctie in bepaalde gevallen meer
markt voor diergeneeskundige dienst-
verlening genereert.
Anderzijds is het zeer belangrijk dat de
dierenarts die zich aan een dergelijke

-ocr page 268-

onderneming waagt, zich reahseert dat
er hoe dan ook een bepaalde manier
van werken opgedrongen zal worden,
verband houdende met de benodigde
samenwerking met de dierenspeciaal-
zaak. Hij of zij is dan geen gewone die-
renarts, maar een \'Jumperdierenarts\'.
Het moet nog blijken of deze kwalifi-
catie gunstig of ongunstig uitpakt.

AFWEGING MAKEN
Kringen en andere samenwerkingsver-
banden van dierenartsen die met het

Jumperfenomeen te maken krijgen,
doen er goed aan voors en tegens goed
af te wegen.

Men kan voor een luisterend oor en
een \'algemene visie\' terecht bij het se-
cretariaat van de KNMvD. Dit ontslaat
de leden echter niet van de plicht, zelf
een (lokaal) standpunt in te nemen:
wat voor de één een goede ontwikke-
ling is, is dat namelijk niet noodzake-
lijkerwijs voor de ander. In gemeente
X kan de Jumperconstmctie goed wer-
ken, in gemeente Y kan het daarente-
gen een ramp betekenen.
En verder is het goed om te bedenken
dat concurrentie meestal de geleverde
kwaliteit bevordert. Met andere
woorden: zet een bedreiging om in
een kans! Daarvoor zijn tal van moge-
lijkheden, vooral in samenwerking
met collega\'s. En: vergeet niet ook
reeds gevestigde dierenspeciaalzaak-
houders in de gesprekken te betrek-
ken.

Door Sophie A.M. Deleu

HET BESTUUR VAN DE GROEP GEZONDHEIDS- EN KWALITEITSZORG VAN DE KNMVD NODIGT
BELANGSTELLENDEN UIT VOOR EEN THEMAMORGEN

OP WELKE WIJZE KAN EN MOET DE DIERENARTS ANNO 1998
ZIJN/HAAR VERANTWOORDELIJKHEID (VEILIG) DRAGEN?

Deze themamorgen zal gehouden worden op zaterdag 25 april 1998 in het Androclusgebouw (Hoofdgebouw) van de
Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht.

Aan de hand van de volgende drie ontwikkelingen wordt het thema behandeld:

* De keuringsdierenarts van de RVV draagt onder meer individuele verantwoordelijkheid voor het afgeven van veteri-
naire garanties. De recente certificeringsrichtlijn beklemtoont deze verantwoordelijkheid nogmaals. Kan de keu-
ringsdierenarts de verplichtingen krachtens dc richtlijn nakomen en hoe moet hij of zij dit doen?

Drs. J.M. (Jules) Rojer, specialist hij de centrale directie RVV, zal specifiek ingaan op de verantvi\'oordelijkheid van
de officiële dierenarts krachtens deze richtlijn.

*. De praktiserende dierenarts moet, meer en meer, verklaringen en garanties verstrekken ten aanzien van primaire be-
drijven. Dit ten behoeve van de productieketen en de overheid en daarmee indirect aan de consument. Gezien de com-
plexiteit wordt het een must om systematisch volgens vastgestelde normen te werken. Accreditatie van praktijken en
practici staat dan ook in het middelpunt van de belangstelling. Is accreditatie de oplossing voor een goede garantie-
verstrekking?

Drs. J. (Jan) Togtema, practicus en lid van het Hoofdbestuur van de KNMvD, geeft een nadere toelichting en visie op
deze ontH\'ikkeling.

* De recente varkenspestcampagne heeft extreme veterinaire inzet gevraagd. De kosten - door de overheid gemaakt -
bedragen meer dan drie miljard gulden. Gezien deze enorme aanslag op gemeenschapsgelden wordt een gedegen ver-
antwoording gevraagd van het gevolgde beleid en genoemde uitgaven. Blijkt uit de administratie dat we het goede,
goed gedaan hebben?

P. G.M. (Peter) Giezeman RA, directeur hij Moret, Ernst en Young, geeft uitleg welke eisen aan een dergelijke verant-
woording door de veterinair verantH\'oordelijken worden gesteld.

Om 10.00 uur is er een ontvangst met
koffie. Het programma start om 10.30
uur. Na de gezamenlijke lunch (±12.30
uur) zal er gelegenheid zijn voor een
gedachtewisseling met de drie inlei-
ders. Aansluitend zal om ± 14.30 uur
de huishoudelijke vergadering van de
Groep GKZ plaatsvinden. De kosten
voor deze dag bedragen ƒ 10,- voor le-
den van de Groep GKZ; voor niet-le-
den is de bijdrage ƒ 15,-. Dit bedrag
verzoek ik u aan de zaal te voldoen.

Opgave voor deze dag gaarne vóór 15
april 1998
telefonisch: 071 - 5895109
(kantoor), 070 - 3280996 (privé) of per
fax 071 -5899184.

T. G. van de Vuurst, secretaris

-ocr page 269-

ABUIS

In het In Memoriam van Gerard Adriaan Zeelen zijn tot
grote spijt van de redactie twee fouten geslopen (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1998; 123(5): 166). In overleg met
de drie auteurs wordt één en ander in deze uitgave rechtge-
zet.

Gerard Adriaan Zeelen besloot na het kandidaatsexamen
toe te treden tot de Kunstmatige Inseminatieploeg van de
Kliniek voor Verloskunde van professor
Van der Kaay (en
niet professor Van den Kraay).

Op 6 maart 1954 behaalde Gerard het veearts-diploma en
was op dat moment de jongste veearts in Nederland.
Onze verwachting was dat hij, gezien zijn intelligentie en
punctualiteit, een wetenschappelijke loopbaan zou kiezen
en zou willen promoveren.

In de betreffende zin werd gesproken van populariteit, het-
geen allerminst op Gerard van toepassing was. Hij was juist
erg bescheiden en hield zich meestal op de achtergrond.

C.J. van den Brink
F. Koppen
Dr. P.R. Rondhuis

DGR PRAKTIJKTEST VAN START: OPNIEUW EEN PLEIDOOI
VOOR DE DIERENARTS ALS BEDRIJFSBEGELEIDER

Op 9 en 10 maart 1998 werd het startsein gegeven voor de Praktijktest
Diergezondheidsregistratie (DGR-zeugen). Vijftig veehouders en vijftien die-
renartsen zullen het komende halfjaar uitproberen of het registreren van ge-
zondheidsgegevens doenlijk is en hoe daar optimaal meerwaarde in de zin van
bedrijfsbegeleiding uit te halen is. De aftrap voor het traject vond op twee lo-
caties plaats, in Toldijk in de Achterhoek, en een dag later in Eindhoven voor
de Brabantse deelnemers.

Oorspronkelijk was de startbijeenkomst gepland op 21 januari, voor de ge-
hele ploeg, maar toen daags tevoren in Ravenstein een geval van varkenspest
optrad, werd de bijeenkomst afgeblazen.

Door Henk van der Bijl

in een bewogen betoog de koppeling
tussen de ontwikkelingen met betrek-
king tot de herstructurering en het voor-
liggende Praktijktest-traject, waar-
van de details en het stappenplan ver-
volgens door Karin de Haas werden
uitgelegd. In de pauze gingen de test-
groepen (in totaal zijn dat er vier) in
conclaaf om concrete afspraken over
datums en plaatsen van bijeenkomsten
te maken. Als coördinator zal Karin
die bijeenkomsten bijwonen om de er-
varingen en testgegevens te verzame-
len en om sturing te geven aan het pro-
ces.

Meerwaarde dierenarts

Om mogelijkheden van bedrijfsbege-
leiding te illustreren werd een college
verzorgd door Theo Geudeke. Ik noem
het met opzet \'college\'. Voor mij per-
soonlijk was het een eyeopener. Door
zijn verhaal werd voor mij eindelijk
volledig concreet gemaakt wat ik tot nu
toe met mijn klompen aanvoelde: de

De bijeenkomsten in Toldijk en
Eindhoven werden ingeleid door res-
pectievelijk de heer Scharenborg, var-
kenshouder en voorzitter van de
Commissie Herstructurering Varkens-
houderij, en de heer Van Gisbergen,
voorzitter van LTO-Nederland. Beide
sprekers plaatsten het project vooral in
het kader van de varkenspest en van de
herstructurering. Zij benadrukten het
grote belang van een zorgvuldige kwa-
liteitsbewaking in de gehele keten, tot
en met de schappen in de winkel waar
de consument met het eindproduct in
aanraking komt.

Dagvoorzitter Wim Visscher van ATC
(Agrarisch Telematica Centrum) legde

-ocr page 270-

Tvrmr^

dierenarts lieeft vanuit zijn studie
meerwaarde als bedrijfsbegeleider ten
opzichte van de diverse \'concurren-
ten\'. Vanuit zijn eigen praktijkervaring
illustreerde Theo aan de hand van een
grafiek met waamemingen van terug-
komers hoe je door het registreren van
waamemingen (waar het eerst een om-
schrijving \'teveel temgkomers\' betrof,
nogal vaag dus) het probleem zeer
exact kunt administreren door alle
nuchtere gegevens op te schrijven.
Behalve dat er in de loop der jaren door
registreren überhaupt kengetallen kon-
den ontstaan, ontstond er ook steeds
meer inzicht in het onderlinge verband
van die kengetallen. Theo toonde een
grafiek waarin een bulk registraties
rond temgkomers op een bedrijf ver-
werkt waren. Deze grafiek en de fysio-
logische en pathologische kennis van
de dierenarts maken vervolgens een
ragfijne diagnostiek van het probleem
mogelijk. In eerste instantie werden
losstaande, enkelvoudige, effecten be-
noemd. In de woordenstroom van Theo
kon ik zo gauw de volgende noteren:

- het ligt aan de beer;

- het ligt aan de zeug;

- relatie met percentage overdekkin-
gen;

- tijd tussen werpen en insemineren;

- relatie met toomgrootte;

- relatie met leeftijd van de zeugen;

- berigheidsstimulatie en -controle;

- inseminatiestrategie en -werkwijze;

- Aujeszky-enting in periode vooraf-
gaand aan dekking (effect is zeer in
discussie).

De grote kracht van de dierenarts ligt
in het feit dat hij door zijn kennis de
enkelvoudige factoren
in hun samen-
hang
ziet. Er is nooit sprake van één
enkelvoudige oorzaak, er is altijd cor-
relatie van factoren die een waargeno-
men effect veroorzaakt hebben. Enkel-
voudige factoren kunnen we nog door
computers laten uitrekenen, dat kun-
nen ook andere bedrijfsbegeleiders
dan dierenartsen, of de veehouders
zelf, nog wel uitlezen en verwerken tot
een bedrijfsadvies.

Maar slechts het menselijk brein is in
staat om connecties tussen zaken te
leggen, die niet routinematig te benoe-
men zijn.

En de dierenarts is degene die dat kan,
met zijn kennis. In een aantal gevallen
is het nog wel noodzakelijk dat het den-
kraam van de dierenarts op dat punt ge-
traind wordt, maar daar heeft de NCI al
jaren voor gepleit en aan voorbereid,
waardoor er nu cursussen zijn voor die-
renartsen (\'gebmik van analyse soft-
ware\', \'leren analyseren\', etcetera).

Het enthousiasme voor deze cursussen
is nog niet overweldigend, maar de
oorzaak daarvan zie ik in de luxeposi-
tie van de dierenartsen: qua kennis
over diergezondheid en hygiëne heb-
ben zij een voorsprong ten opzichte
van DLV-ers en anderen. Maar ze
moeten natuurlijk wel oppassen dat ze
niet links en rechts worden ingehaald
door die anderen die ondersteund
worden door computerprogrammaat-
jes met gelikte output. De geliktheid
verdoezelt een eventueel gebrek aan
kennis bij de gebruiker. Met behulp
van diezelfde programmaatjes kan de
dierenarts veel betere analyses maken,
zo is mijn stellige overtuiging.

Conclusie

* Dierenarts, wees op uw hoede opdat
u uw kennisvoorsprong niet verliest!

* Stel u op de hoogte van de bestaande
en nieuwe initiatieven op het gebied
van de bedrijfsbegeleiding.

* Neem kennis van de programmatuur
op dit gebied en leer ermee werken.
Trek vervolgens uw conclusie om-
trent het nut van de werkwijze en de
aangeboden hulpmiddelen.

OPROEP BEROEPSGROEP GEZELSCHAPSDIEREN

Van practici gezelschapsdieren wordt
een steeds bredere kennis gevraagd
met betrekking tot hun vak. Er worden
steeds meer soorten en groepen door
liefhebbers verzorgd, en ook vele spe-
cifieke eigenschappen van honden- en
kattenrassen moeten bekend zijn of via
niet te moeilijke wegen geraadpleegd
kunnen worden. De cliënten worden
mondiger en aan de dierenarts worden
steeds hogere eisen gesteld. Er zijn al-
lerlei producten op de markt, die ken-
nis aanbieden. Het oudste en bekend-
ste zijn natuurlijk boeken en tijdschrif-
ten, maar steeds meer wordt de
computer als medium gebmikt en er
zijn allerlei bestanden op flop of cd te
koop. Ook een aantal leveranciers van
veterinaire computerprogramma\'s
hebben informatieve bestanden in hun
pakket. Al deze producten zijn op de
vrije markt verkrijgbaar. Misschien is
niet voor iedereen even duidelijk wat
er allemaal te koop is. Wij zijn bij de
NCI bezig met een inventarisatie, op-
dat we daar informatie over zullen
kunnen verschaffen. Informatie over
producten is van harte welkom, al of
niet vergezeld van uw oordeel erover.

U kunt ons schrijven, faxen of e-
mailen: NCI, postbus 14031, 3508 SB
Utrecht.

-ocr page 271-

Fax 030-25] 1787

e-mail: h. vanderhijl@inter. nl. net.

Daamaast zijn er nogal wat dierenart-
sen die tijd en moeite hebben besteed
om zelf kennisbestanden te maken,
over schildpadden, fretten, tekkels,
Boa constrictor of staartloze katten
van het eiland Man. De NCI zou graag
zien dat die verzamelde informatie ter
beschikking van meerdere collega\'s
komt. Wij roepen u daarom op om ons
te vertellen wat u hebt, of u dat ter be-
schikking wilt stellen aan collega\'s en
onder welke voorwaarden. Het is uiter-
aard heel redelijk als er een vergoeding
staat tegenover de kosten en tijd die u
er in gestoken hebt. Na onze inventari-
satie willen we dan de mogelijkheid
onderzoeken om een soort veterifdes-
theek op te zetten.

im lurri

Graag uw reacties via post, fax of e-
mail!

O

Voor het lidmaatschap van de Koninidijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Albone, Mevr. S.J.; Glasgow-1996; 3554 AT
Utrecht; Van Hoomekade 169.
Dijk, J. van; 1998; Rugby, Warwickshire CV21
2TQ (Verenigd Koninkrijk); 85 Manor Road.
Jong. J.A.H.M. de; 1997; 6039 BC Stramproy;
Parklaan 31.

JUBILEA:

J. van Til te Hoogeveen. afwezig, 35 jaar, I april
1998

J.J.M. Pijnappel te Nijmegen, aanwezig, 40 jaar,
2 april 1998

N.P. Kas te Heemstede, afwezig, 35 jaar, 5 april
1998

L. Belonje te Wijchen. afwezig, 30 jaar, 8 april
1998

C. van Beusekom te Bergen (NH), afwezig, 60
jaar, 8 april 1998

J.J.L. Franssen te Mechelen. afwezig, 30 jaar, 8
april 1998

P.J. Bmins te Oss, afwezig. 55 jaar. 10 april
1998

Mevr. L. Huiskes-Comelisse te Yerseke, aanwe-
zig, 25 jaar, 13 april 1998
A. Kamphuis te Bennekom, afwezig, 25 jaar, 13
april 1998

R.R. van Rees te Kuinre. onbekend. 25 jaar, 13
april 1998

J.L.H.A. Wouters te Enschede, afwezig. 25 jaar,
13 april 1998

H.B. Jansen te Oenkerk, afwezig, 25 jaar, 15
april 1998

E.A.M. Verschueren te Noordwijk, afwezig, 25
jaar, 25 april 1998

C. van der Hem te Harskamp, afwezig, 30 jaar,
26 april 1998

H.H. van Neerbos te Rosmalen, afwezig, 30 jaar,
26 april 1998

Dr. h.c. Bool te Rhoon, afwezig, 45 jaar, 27 april
1998

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
6 maart 1998:

Boonstra, Mevr. A.C.C.
Doesburg, Mevr. F.T.
Drie, A.D. van
Meijninger, Mevr. A.L.
Monna, Mevr. J.W.
Schure, Mevr. M.L.
Schuurman. Mevr. A.G.
Stad, A.W.

Personalia

Wagelaar, P.G.
Wolff, N.

MUTATIES:

Alten, Mevr. I.E. van; 1990; 2182 GR
Hillegom; Weeresteinstraat 47; tel. 0252-
532033 privé, 518020 prakt.; fax 0252-532278;
p., geass. met L. Kamps.

»Anema, Mevr. M.C.; 1998; 3581 MT
Utrecht: Zonstraat 52; tel. 030-2521780;

E-mail: AJK(a KNOW ARE.NL; wnd.d.

Berg, R. van den; 1979; 7122 BA Aalten;
Dalweg 1; tel. 0543-478144 privé, 0485-
335555 bur.; fax 0543-478141; praktijkadviseur
A.U.V.-advies (fax 0485-335566).

*Boonstra, Mevr. A.C.C.; 1998; 1531
MA Wormer; Veerdijk 57; tel. 06-
55780771/075-6214955; wnd.d.

Bossard, Mevr. M.M.; 1996; 4142 BT
Leerdam; Rogier Jooszstraat 6; tel. 0345-
616899 privé, 030-2932730 prakt.; fax 030-
2935271; p., medew. bij Mevr. M.L. Klein-
Berkeljon.

Braam, A.E.; 1986; 9467 PG Anioo;
Anderenseweg 7; tel. 0592-272558 privé, 050-
4094665 prakt; fax 0592-271719; E-mail:
BRAAM(gVETWEB.ORG; p.

Bracke, M.B.M.; 1994; 1994; 3704 RS
Zeist; Brugakker 68-13; tel. 0317-476554
bur.; E-mail: M.B.M.BRACKE(fl IMAG.
DI.O.NL; wet. medew. IMAG-DLO.

»Broens. Mevr. E.M.; 1998; 5473 KS
Heeswijk-Dinther; Hogeweg 1; tel. 0413-
293025 privé. 292929 prakt.; fax 0413-296038;
p., medew. bij M.C.M. Bossers, P.J.M. van
Huiten,

A.H.C. Kuijpers, F.T.M. Loomans, T.J.J.
van der Rijt en E.W.H.M. van der Velden.

Broers, P.P.J.M.; 1980; 5854 BW Nieuw
Bergen; Keulerstraat 59; tel. 0485-343998 privé,
00-49-2151-993300 bur,; fax 00-44-2151-
993391; General Manager Intervet GmbH
(Duitsland).

Claus, H.; 1986: 7064 HZ Siivolde; De
Holtplaats 20; tel. 0315-326261 privé, 0314-
324555 bur.; fax 0315-326261; plv.
kringdir./distr.h. R.V.V. kring Doetinchem,
distr. Doetinchem (fax 0314-341318).

•Dijk, J. van; 1998; Rugby, War-
wickshire CV21 2TQ (Verenigd Koninkrijk);
85 .Manor Road; tel. 00-44-1788-546574
privé, 812650 prakt.; fax 00-44-1788-522439;
p., medew. bij Bilton Vet. Centre.

Dijk, Mevr. L.C.M.L. van; 1996; 5464 RC
Mariaheide; Nieuwe Veldenweg 9; 0413-
367365 privé, 0416-334000 prakt.; p., medew.
bij J.J.W. Coerwinkel, Th.J.A.M. van Gastel,
A.F. Heijkants, E.

van der Kamp, .M.F.P.M. Maas en
L.H.T. Zijlmans.

»Doesburg, Mevr. F.T.; 1998; 2724 VT
Zoetermeer; Violiervaart 2; teL 079-3410238
privé. 015-3692545 prakt.; p., medew. bij

M.P. Hogendoorn.

*Dric, A.D. van; 1998; 3572 CR Utrecht;
Frederikastraat 7; tel. 030-2732416; wnd.d.

Eek, Mevr. P.G. van; 1997; 6045 AG
Roermond; Kapellerlaan 247; tel. 0475-336442;
wnd.d.

Faassen, H. van; 1984; 3912 AT Rhenen:
De Thijmenstoren 24; tel. 0317-616552 privé,
0578-573311 bur.; fax 0578-572768; E-mail:
GREENFACa P1.NET; werkzaam bij Leh-
mann Holland.

Fitters, Mevr. I.A.M.A.; 1993; 6088 EV
Roggel; Reppelstraat 24; tel. 0475-493607;
wnd.d.

Grondelle, Mevr. I.A. van; 1996; 3531 HD
Utrecht; Leidsekade 116; tel. 030-2930709
privé, 0317-612791/412432 prakt.; fax 0317-
426400; p., medew. bij H.A..M. van Eist,
-Mevr. E.J. Kiemeneij, S.W\\ Schukking,

F.G.M. Smeur en A.H. VVesterhuis.

Hesen, A.A.; 1962; 6591 DS Gennep;
Middelweg 8; tel. 0485-540297; fax 0485-
540301; E-mail: A.HESEN(aWXS.NL; r.d.

Huijg, J.C.M.; 1963; 1191 SB Ouderkerk
a/d Amstel; Boomvalk 20; tel. 020-4964416;
r.d.

Jacobs, J.; 1958; naar Nederland.
Jacobs, J.; 1958; 6999 AD Hummelo;
Dorpsstraat 36 A; tel./fax 0314-382562; E-
mail: JOZEF-JACOBS(a DEMON.NL; r.d.

Jenniskens. J.J.H.M.; 1991; 5975 SE
Sevenum; Van Vlattenstraat 165; teL 077-
4678095 privé, 3982169 prakt.; fax 077-
3981438; p., geass. met J.C.M. van Dijck, H.J.P.
Geurts, R. Holle, G.R.P. de Muinck, C. Veldman
en P.J.A.G. Verstraelen.

♦Jong. J.A.H.M. de; 1997; 6039 BC
Stramproy; Parklaan 31; tel. 0495-562625
privé, 551225 prakt.; fax 0495-551615; p.,
medew. bij P.N.G..M. van Beek, M.W.G.H.
Heijmans, H.A.M. Hendriks, A.Th.E. Koo-
ien, M.I.M. Linthorst, F.G..M. Scheijmans,
J.W.H. Scheres, S.A.T.V. Serrarens en

G.P.M.M. Tacken,

Kamps, L.; 1989; 2182 GR Hillegom;
Weeresteinstraat 47; tel. 0252-532033 privé,
518020 prakt.; fax 0252-532278; p., geass. met
Mevr. I.E. van Alten.

Kersten, Mevr. B.E.J.; 1996; 2636 EC
Schipluiden; Oostveenseweg 1 A; tel. 015-
3801037 privé, 010-5920696 prakt.: fax 015-
3801037; p., medew. bij H.J. van de Kamp, E.C.
Scholten, A. Slikkerveer, A.C. Stolp en H.W.
Wagenaar (fax 010-5922499).

Kroft, P.C.; 1970; 7576 ER Oldcnzaal;
Kruyskamp 28; tel. 0541-534923 privé, 533220
tst. 3 prakt.; fax 0541-535242; p., gezel-
schapsd.

Lugtigheid, J.J.A.; 1990; 4191 EK
Geldermalsen; Emmalaan 16; tel. 0345-581228
privé, 571648 prakt.; fax 0345-581234; p., ge-
zelschapsd.

•Marsman, Mevr. J.S.; 1998: 1713 TE

-ocr page 272-

Obdam; p/a Tulpenstraat 24; tel. 0226-
453248 privé, 0229-561351 prakt.; p., medew.
bij R.A.M.M. ter Schure.

*Meijninger, Mevr. A.L.; 1998; 3511 AB
Utrecht; Oudegracht 3 B; tel. 030-2331986;
wnd.d.

Menges, Mr. G.Th.A.; 1974; 3448 ER
Woerden; Vogelwikkeveld 22; tel. 0348-
416843, 06-54676366; E-mail: GTHA.MEN-
GES(ó CONSUNET.NL; p., Jac. van Dam-
penning afd. Z.H. KNMvD.

*.Monna, Mevr. J.W.; 1998; 3583 VE
Utrecht; Frederik Hendrikstraat 9; tel. 030-
2522366; wnd.d.

Orthel. Dr. F.W.: 6536 HM Nijmegen;
Weezenhof 29-26; tel. 024-3441212; E-mail:
FRANS.ORTHEL@WXS.NL; oud-wet. me-
dew. Intervet (buitengewoon lid).

Otter, L.J. den; 1986; 3161 KE Rhoon;
Dorpsdijk 16; tel. 010-5012414 privé, 5067150
prakt.; fax 010-5067151; E-mail: DENOT-
TER® VETWEB.ORG; p., gezelschapsd.

Pieters, R.; 1990; 6088 EV Roggel;
Reppelstraat 24; tel. 0475-493607 privé,
494242 prakt.; fax 0475-491889; p., geass. met
J.P.J.M. van den Broek. A.C.G.M. de Groot,
M.G. de Jong en J.H. Kraak.

Rasenberg, M.C.A.; 1968; 6041 NW
Roermond; Walbreukergraaf 21; tel. 0475-
318416; d.

»Ridder, J.A.; 1977; 1851 PM Heiloo;
Runxputteweg 24; tel. 072-5053412; p., gezel-
schapsd.

inr n

fSSt

Rooijaakers, J.W.P.; 1983; Somoto
(Nicaragua); Apartado Postal 9; tel. 00-505-
7222539; Experto Sanidad Animal EEG voor
Midden Amerika, Proyecto PARSA.

•Scholtz, R.H.; 1963; 7933 TW Pesse; H.
Reindersweg 28-9; tel. 0528-242071 privé,
0523-681616 prakt.; p., medew. bij J.H.E.
Janssen.

*Schure, Mevr. M.L.; 1998; 3514 EE
Utrecht; Nieuwe Koekoekstraat 26; d.

♦Schuurman, Mevr. A.G.; 1998; 5363
SV Velp (NB); Elftweg 1; tel. 0486-
472626/431925; wnd.d.

Smid, M.; 1989; Wimbome, Dorset BH21
2JS (Verenigd Koninkrijk); 14 Dales Drive,
Cole Hill; tel. 00-44-1202-883628 privé,
887898 prakt.; fax 00-44-1202-888749; p., ge-
ass. met Bennet, Frost, Harvey, Hunter &
Pole, Lynwood Vet. Hospital; local vet. in-
spector.

*Stad, A.W.; 1998; 3514 AR Weerd;
Bemuurde Weerd OZ 42; tel. 030-2735907; d.

Tondeur, W.J.; 1975; naar het buiten-
land.

Tondeur, W.J.; 1975; 3770 AB
Bameveld; p/a IPC Dier, Postbus 64; tel. 00-
84-65-851615 bur.; fax 00-84-65-850622;
d./projectleider Binh Thang Training &
Research Centre Ho Chi Minh Citv, Vietnam.

Vaessen, K.R.D.; 1990; 545i NP Mill;
Cuijksedijk30; tel. 0485-454453 privé, 451238
prakt.; fax 0485-454813; p., geass. met J.L.M.
Ploegmakers, P.A.O.M. Schoone en P.H.J.

Weijens.

Veenis, M.W.M.; 1988; Winfield, BC
V4V 1V5 (Canada); 10564 Powley Court; tel
00-1-604-7663236; fax 00-1-604-7663237; p.,
medew. bij Tri Lake Animal Hospital.

Vrouenraets, R.M.M.I.; 1989; 6441 KJ
Brunssum; Merkelbeekerstraat 37; tel. 045-
5275275 privé, 5721666 prakt.; fax 045-
5726947; p., geass. met W.J.H.D. Kremer.
F.G.H.A. van Os, H.H.M. Steinbusch en J.M.G.
Stokkermans.

*Wagelaar, P.G.; 1998; 3572 PK
Utrecht; W. Barentszstraat 38; tel. 030-
2715652; d.

Weber, M.F.; 1994; 8701 XV Bolsward;
Barber Yntjesstraat 19; tel. 0515-576519 privé,
0512-570700 bur.; fax 0512-520013; d. G.D.,
Afdeling Rundergezondheidszorg, loc.
Drachten.

»Wesseling, Mevr. D.; 1988; 4911 AV
Den Hout; Houtse Heuvel 63; tel. 0162-436659
privé, 030-2533973; E-mail: WES.WES®
CONSUNET.NL; Staflid Afd. Onderwijs en
Studentenzaken, U.U.

*Wolff, N.; 1998; 8094 PB
Hattemerbroek; Voskuilersteeg 6; tel. 038-
3763728; d.

Wortelboer, Mevr. M.C.; 1991; 5975 SE
Sevenum; Van Vlattenstraat 165; tel. 077-
4678095 privé, 3073292 prakt.; p., medew. bij
L.C.M. Boonen, J.A.M. ten Dam, W. Olden-
burger, Dr. C.J.M. Scheepens, C.J. Uytewaal,
J.H.J. Vestjens en R.T.J.A. de Winne.

Doorlopende agenda

u

CONGRESSEN & SYMPOSIA

April

2 NVVL-congres \'98: Trends in levensmidde-
lentechnologie en voedingswetenschappen:
Voedselkeuze en Productontwikkeling. De
Reehorst, Ede. Tel.: 010-4750908.

2—5 41st British Small Animal Veterinary
Association Congress, Intemational Con-
vention Centre, Birmingham, England.

5—9 The 5th Intemational Fair of Agricultural
Technology TECHAGRO, the 5th Inter-
national Forestry Fair SILVA REGINA and
the 4th Intemational Veterinary and Live-
stock Fair ANIMAL VETEX. Bmo. Tel.:
00-420-(0)5^ 115-2831, fax: 3059, e-mail:
techagro@bw.cz, http://www.bw.cz.

17—19 ESVOT congres: orthopedie paard, rund,
gezelschapsdieren. Faculteit Diergenees-
kunde, München.

23 Ochtendsymposium NVVL \'Nieuwe con-
serveringstechnieken voor voedingsmid-
delen\' in de Croezezaal, Jaarbeurs te
Utrecht. Aanmelden en inlichtingen: mw.
J. Tuhumury-Soumokil, tel.: 010-4020813.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Cordoba, Spain.
For information and submission of abs-
tracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLindner
Bonn@T-online.de.
24—26 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

UITERSTE

INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-05-1998

10-04-1998

15-05-1998

27-04-1998

01-06-1998

11-05-1998

15-06-1998

29-05-1998

*) Voor 12.00 uur

\'s middags.

Dierenartsenpraktijk EII, een gennengde praktijk in Midden-Limburg,
waarin 12 dierenartsen werkzaam zijn, zoekt

TWEE DIERENARTSEN M/V

Voor de eerste baan liggen de werkzaamheden voor 50% bij de gezel-
schapsdieren en 50% in de landbouwhuisdierenpraktijk. Onze voorkeur
gaat uit naar een collega met minstens één jaar ervaring in een gezel-
schapsdierenpraktijk.

Bij de tweede aanstelling zoeken wij een collega met interesse op het ge-
bied van de varkens- en/of pluimveediergeneeskunde.
Voor beide vacatures gaat het om een fulltime baan met in eerste instan-
tie een aanstelling voor een jaar. Het salaris zal gebaseerd zijn op de
richtlijnen van de KNMvD.

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen te richten aan:
Dierenartsenpraktijk EII, Hoogstraat 7, 6011 RX EM.

-ocr page 273-

Van de Hoofdredactie

Zoals bekend brengt de KNMvD twee veterinaire tijdschriften uit, te weten: het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde (TvD) en het Engelstalige The Veterinary Quarterly (Vet Q). Beide tijdschriften hebben
één en dezelfde Hoofdredactie (HR), die éénmaal per twee maanden vergadert. Elk tijdschrift heeft zo zijn
eigen problematiek. Teneinde zowel het TvD als de Vet Q de benodigde aandacht te kunnen geven, is het
zeer gewenst dat zij elk een eigen redactie hebben. Deze gedachte bestaat al enkele jaren.

In de eerste aflevering van 1998 van het TvD hebt u kennis kunnen nemen van het feit dat de
Hoofdredactie nog dit jaar een afsplitsing van de HR voor ogen stond. Met het oog op de besluitvorming
hiertoe werd ten behoeve van het Hoofdbestuur van de KNMvD een notitie opgesteld, die in het overleg
tussen Hoofdbestuur en Hoofdredactie TvD/Vet Q gehouden op 10 maart 1998, werd besproken.

Het Hoofdbestuur stemde in met de opsplitsing van de HR en pleitte voor een snelle uitwerking ervan.
Het TvD is en blijft het blad voor en door dierenartsen en bestrijkt het veterinaire veld in den volle
breedte. De HR stelt zich ten doel een grote variëteit aan veterinaire onderwerpen aan te bieden en hand-
haaft daarbij de katernen Wetenschap, Actua en KNMvD.

De Vet Q wil de HR een vooraanstaand, Engelstalig, veterinair wetenschappelijk tijdschrift laten zijn.
Door het internationale karakter in combinatie met het Nederlandse uitgeverschap is dan de Vet Q het
mondiale visitekaartje van de Nederlandse veterinaire wetenschap.

Nu de HR wordt opgesplitst is een HR-TvD en een Editorial Board Vet Q, bestaat de mogelijkheid de HR-
TvD uit te breiden met een aantal leden (mogelijk drie) uit de Faculteit der Diergeneeskunde. Hierbij
wordt ernaar gestreefd om alle diersoorten terug te laten komen in de Hoofdredactie.

Met betrekking tot structuur en samenstelling Editorial Board Vet Q wordt gedacht aan:

- Executive Editorial Board (= voorzitter Advisory Editorial Board en Editorial Office; huidige secre-
tariaat).

- Advisory Editorial Board, bestaande uit een aantal huidige leden van de HR en eventueel, terwille van
de internationale uitstraling, aangevuld met een aantal buitenlandse wetenschappers verspreid over
de mondiale regio \'s.

- Scientific Editorial Board (referees). Bij de samenstelling hiervan moet rekening worden gehouden
met de mondiale spreiding van de disciplines.

Het ligt in de bedoeling dat nog dit jaar de nieuwe redacties worden benoemd en wel tijdens de Algemene
Ledenvergadering op 4 oktober 1998.

Namens de Hoofdredactie,
Dn W. Edel.

-ocr page 274-

HEPATITIS BIJ DE HOND; EEN OVERZICHT

Tijdschr Diergeneeskd 1998:123:246-52

J. Rothuizen^ en T.S.G.A.M. van den Ingh^

SAMENVATTING

Zoals bij de meeste leverziekten vertonen honden met he-
patitis vrijwel altijd erg aspecifleke verschijnselen: min-
der eten, braken, apathie, soms polyurie/dipsie en soms
diarree. Alleen in een vergevorderd stadium van chroni-
sche hepatitis kunnen hier hepato-encefalopathie en asci-
tes bijkomen. Icterus is slechts in een minderheid van de
dieren aanwezig. Door de aspecifleke symptomen wordt
vaak niet aan hepatitis gedacht. Toch is de leverziekte ge-
makkelijk op te sporen door meten van alkalische fosfa-
tase en galzuren in plasma, waarbij één of beide parame-
ters verhoogd zijn. De specifieke diagnose is dan met
histologisch onderzoek van een leverbiopt te stellen.
De meest voorkomende vormen van hepatitis zijn de niet-
specifleke reactieve hepatitis, acute hepatitis en chroni-
sche hepatitis. Niet-specifleke reactieve hepatitis is een
reactie op endotoxinen door een verhoogde resorptie uit
het darmkanaal of bij sepsis. De behandeling richt zich
op het primaire proces. Leptospirose veroorzaakt ook
een niet-specifleke reactieve hepatitis, waarbij de nierin-
sufflciëntie echter op de voorgrond staat. De diagnose is
niet met een leverbiopsie te stellen, maar door meten van
een verhoogde IgM-titer tegen leptospiren.
Directe be-
handeling met antibiotica en infusen bij het eerste ver-
moeden (icterus met uremie) kan levensreddend zijn.
Acute hepatitis kan ontstaan door infecties, toxinen of
hypoxic van de lever. Er is geen specifleke behandeling,
maar met ondersteunende maatregelen treedt vaak goed
herstel op. Corticosteroïden zijn gecontraïndiceerd.
Chronische hepatitis, die kan uitmonden in cirrose, is de
meest voorkomende vorm van hepatitis. Het is een auto-
immune ontstekingsreactie die waarschijnlijk meestal
door een virale infectie en soms door intoxicaties ont-
staat. Langdurige behandeling met
Prednisolon of aza-
thioprine is meestal succesvol, maar vroege herkenning
verhoogt de kans hierop. Chronische hepatitis door ko-
perstapeling in de lever bij Bedlington terriërs kan tegen-
woordig met een DNA-test worden vastgesteld. Hiermee
kunnen ook dragers en vrije dieren worden onderschei-
den. Zieke dieren kunnen met een levenslange behande-
ling met zinkgluconaat of penicillamine symptomenvrij
worden gehouden.

SUMMARY

Hepatitis in dogs: a review

As with most liver diseases, the symptoms of hepatitis in dogs are nearly al-
ways aspecific: the dogs eat less, are apathetic, sometimes have polyuria/po-
lydipsia, and sometimes have diarrhoea. Hepatoencephalopathy and ascites

\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergeneeskunde.

Universiteit Utrecht. Yalelaan 8. 3508 TD Utrecht. Tel: 030-2531692. Fax: 030-

2518126. Email: J.Rothuizen(^ukg.dgk.ruu.nl.
\' Vakgroep Pathologie. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.

Yalelaan I. 3508 TD Utrecht.

only occur with these symptoms in very advanced stages of chronic hepatitis.
Only a part of the dogs have jaundice. Because of these aspecific symptoms,
the diagnosis hepatitis is often not taken into consideration, even though the
presence of a liver disease can he easily detected by measuring plasma con-
centrations of alkaline phosphatase and bile acids, one or both of which are
elevated. The diagnosis is confirmed by histological examination of a liver
biopsy .sample. The most common forms of hepatitis are non-specific reactive
hepatitis, acute hepatitis, and chronic hepatitis. Non-specific reactive hepa-
titis is a reaction against endotoxin as a result of sepsis or an increased gas-
trointestinal absorption. Treatment is directed to the primary process.
Leptospirosis also causes non-specific reactive hepatitis, but then renal in-
sufficiency is the most prominent feature. The diagnosis is made not on the
basis of a liver biopsy but on the basis of increased IgM litres against
Leptospira. Immediate treatment with antibiotics and infusions at the first
signs (jaundice and uraemia) can save the animal\'s life. Acute hepatitis can
develop as a result of infection, toxins, or liver hypoxia. There is no specific
treatment, but adequate recovery often occurs with supportive treatment.
Corticosteroids are contraindicated. Chronic hepatitis, which can lead to
cirrhosis, is the most common form of hepatitis. It is an autoimmune inflam-
matory reaction that is usually caused by a virus injection but .sometimes by
poisoning (intoxication). Long treatment with prednisolone or azathioprine
is usually successful, but early recognition of the disease increases the likeli-
hood of success. Nowadays, chronic hepatitis due to hepatic copper accumu-
lation in Beddlington terriers can be detected by DNA tests. Such tests make
it possible to distinguish between carriers and non-carriers. Affected ani-
mals can be kept .symptom-free by life-long treatment with zinc gluconate or
penicillamine.

INLEIDING

Hepatitis is één van de meest voorkomende leverziekten bij
de hond. Het betreft niet één aandoening maar een reactie-
patroon van de lever dat gekenmerkt is door necrose van he-
patocyten met een primaire of secundaire ontsteking. De oor-
zaak kan velerlei zijn en het kan een acute of juist zeer
chronische ziekte betreffen. De lever kan het primaire orgaan
zijn dat het ziekteproces bepaalt, maar kan ook secundair be-
trokken zijn bij veranderingen elders in het lichaam, zoals bij
de veel voorkomende non-specifieke reactieve hepatitis. In
dit artikel zullen de meest voorkomende vormen van hepatitis
worden besproken, inclusief de diagnostische en therapeuti-
sche mogelijkheden. Aan bod komen de symptomen en de
diagnostiek van hepatitis, niet-specifieke reactieve hepatitis
en leptospirose, acute hepatitis, chronische hepatitis en cir-
rose. Tenslotte wordt een specifieke vorm van hepatitis, na-
melijk koperstapeling bij Bedlington terriërs, besproken.

SYMPTOMEN BIJ HEPATITIS

Symptomen bij verschillende vormen van hepatitis zijn, net
als bij andere leverziekten, meestal weinig specifiek (34).
Het is daarom van belang bij zulke symptomen, vooral als ze
niet voorbij gaan, te bedenken dat een leverziekte zoals he-
patitis de oorzaak kan zijn. Zoals later wordt uiteengezet, is
op deze vraag snel en eenvoudig een antwoord te verkrijgen.
De symptomen die kunnen worden gezien zijn; apathie, vaak
minder uithoudingsvermogen, minder eten, braken, dunne
darm diarree, vaak polyurie en polydipsie, vermageren, en in
een gevorderd stadium van chronische ziekte een toegeno-
men buikomvang door ascites met soms hepato-encefalopa-
thie. Hepato-encefalopathie manifesteert zich als neurologi-
sche verschijnselen doordat, als gevolg van stof-
wisselingsveranderingen, centrale neurotransmissiesyste-
men veranderen. Geelzucht (icterus) is een symptoom dat

-ocr page 275-

soms ook door de eigenaar wordt gemeld; de meeste dieren
met hepatitis hebben echter geen icterus. Hoewel een afwij-
kende bloedstolling bij hepatitis regelmatig voorkomt, geeft
dit vrijwel nooit zichtbare symptomen zoals bloedingen.
Niet altijd zijn de genoemde symptomen erg uitgesproken.
Vaak is apathie en af en toe braken het enige dat de eigenaar
opvalt. Eén of meer van de genoemde symptomen kunnen bij
verschillende dieren met hepatitis (en andere leverziekten) in
wisselende combinaties voorkomen. Als er hepato-encefalo-
pathie is, kan dit zich uiten als apathie, ataxie, afwijkend ge-
drag, dwangbewegingen en soms epileptiforme aanvallen.
Epilepsie-aanvallen alléén, zonder enig ander symptoom,
duidt vrijwel nooit op een leverziekte. Kenmerkend voor he-
pato-encefalopathie is dat de neurologische verschijnselen
periodiek optreden gedurende één of enkele dagen, meestal
afgewisseld door één of enkele weken met minder emstige
of geen neurologische symptomen. Alleen bij een zeer acute,
massale levemecrose, een zogenaamde fulminante hepatitis,
zijn de symptomen minder aspecifiek dan de bovenge-
noemde. Bij een fulminante hepatitis treedt diffuse intrava-
sale stolling op met bloedingen en een totale uitval van le-
verfuncties gekenmerkt door sterke ictems, emstige
hepato-encefalopathie, en een snel fataal verloop. Vemit de
meeste gevallen van hepatitis vertonen zoals aangegeven
echter heel algemene, aspecifieke symptomen die ook bij an-
dere ziekten kunnen voorkomen, zoals braken, diarree en po-
lydipsie. Speciaal bij braken en diarree is het moeilijk uit te
maken of er sprake is van een primaire darmaandoening met
als gevolg een verhoogde endotoxineresorptie naar de poort-
ader en daardoor een niet-specifieke, reactieve hepatitis, of
van een primaire leverziekte die ook braken en diarree kan
veroorzaken. Alleen verder onderzoek kan hierin duidelijk-
heid brengen. Het is van belang dit in een vroeg stadium te
doen, omdat dan de mogelijkheden om een restloos herstel te
bewerkstelligen het grootst zijn.

ONDERZOEK EN DIAGNOSE

Lichamelijk onderzoek

Lichamelijk onderzoek levert bij de meeste hepatitispatiën-
ten geen bijzonderheden op. Soms is er sprake van ictems;
bij twijfel daaraan is een geringe verhoging van bilirubine in
het bloed al zichtbaar als een gele verkleuring van het plasma
na centrifugeren. Ictems zonder emstige anemie (herkenbaar
aan heel bleke slijmvliezen) wordt altijd veroorzaakt door
een leverziekte. Andere mogelijke bevindingen zijn een ver-
grote milt bij buikpalpatie door portale hypertensie en een
positieve undulatie bij ascites. De aard van de ascitesvloei-
stof is bij chronische hepatitis altijd helder en kleurloos of
geel in geval van ictems. Uiteraard zijn een vergrote milt en
ascites veranderingen die ook bij vele andere ziekten dan he-
patitis of een leverziekte kunnen optreden. Een leververgro-
ting is zelden aanwezig bij hepatitis; de lever is vaak eerder
te klein en dus niet palpabel bij lichamelijk onderzoek.

Bloedonderzoek

In de meeste gevallen levert lichamelijk onderzoek weinig op
en zijn de symptomen aspecifiek. Met een eenvoudig bloed-
onderzoek kan een leverziekte (zoals hepatitis) worden aan-
getoond of uitgesloten. Bij een groot aantal patiënten hebben
wij nagegaan welke bloedparameters een diagnostische
waarde hebben, en hiemit bleek dat de galzuurconcentratie
veruit het meest gevoelig en specifiek is voor het vaststellen
of uitsluiten van leverziekten, gevolgd door de enzymen alka-
lische fosfatase (AF) en alanine aminotransferase (ALT). De
combinatie van galzuren met één van beide enzymen levert
nagenoeg voor 100% duidelijkheid op; als één of beide para-
meters verhoogd zijn, is er een leverziekte aanwezig.
Wanneer beide normaal of laag zijn kan een leverziekte wor-
den uitgesloten (30). Wij prefereren de combinatie galzuren
en AF, omdat bij een verhoging van de AF-activiteit direct
kan worden nagegaan of dit kan zijn ontstaan door iatrogeen
of spontaan hypercorticisme. Corticosteroïden geven induc-
tie van een hittestabiel iso-enzym van AF, dat gemakkelijk
van het gewone lever-AF kan worden onderscheiden door het
plasma 2 minuten op 65\'\'C te verhitten (44). Alleen het corti-
costeroïd-geïnduceerde AF behoudt dan grotendeels zijn ac-
tiviteit. Andere plasma-enzymen zijn veel minder bmikbaar
vanwege een veel lagere specificiteit en/of gevoeligheid.
Ontstekingsveranderingen in leucocyten en eiwitspectmm
worden bij hepatitis van de hond vrijwel nooit gezien. Het is
niet mogelijk verschillende leverziekten van elkaar te onder-
scheiden door uitgebreider bloedonderzoek. Voor het vast-
stellen van een leverziekte is dus de bepaling van galzuren en
AF of ALT afdoende; voor het vaststellen van de aard van de
ziekte is ander onderzoek nodig. Als hepato-encefalopathie
wordt vermoed, kan dit ongeacht de oorzaak door bepaling
van een verhoogde ammoniakconcentratie in plasma worden
vastgesteld. Goede bewerking van het bloedmonster is dan
belangrijk, evenals een goede bepalingsmethode (40). Met
name verontreiniging met zweet, speeksel, urine of sigaret-
tenrook kan de concentratie kunstmatig verhogen. Het is
daarom van belang de binnenkant van de dop van de EDTA-
buis waarin bloed voor ammoniakbepaling wordt bewaard,
niet aan te raken. Ammoniak komt in hogere concentratie
voor in erytrocyten dan in plasma; als het monster hemoly-
tisch is, veroorzaakt dit ook een iatrogene verhoging van de
plasmaconcentratie. Ammoniak ontstaat ook gemakkelijk uit
aminogroepen-houdende stoffen in het bloed, zoals eiwitten
en ureum. Om dit te voorkomen moet het bloedbuisje direct
op ijs worden gezet en koel worden afgecentrifugeerd.
Bepaling moet dan binnen een uur worden uitgevoerd.

r

EDEBGDBStiBBS^

Echografie is een techniek die onmisbaar geworden is in de
diagnostiek van leverziekten (4). Met echografie wordt vast-
gesteld hoe de grootte, de stmctuur en de echodichtheid van
de lever zijn. Hepatitis is in principe een diffuus proces dat
de hele lever in gelijke mate aantast. Het orgaan wordt daar-
door te echorijk, wat zichtbaar is als een witting die groter is
dan die van de nier. Als het proces chronisch wordt kan een
veranderde stmctuur optreden doordat bindweefselvorming
en hyperplasiehaarden de regelmatige opbouw verstoren. De
stmctuur wordt op het echobeeld dan zichtbaar onregelma-
tig, met echoarme hyperplasiehaarden. De laatste kunnen
soms gemakkelijk worden verward met tumoren. Een enkele
keer is de ene leverhelft veel sterker aangetast door hepatitis
dan de andere wat met echografie opvalt. Als er plaatselijke
verschillen zijn, is het natuurlijk zaak van de afwijkende de-
len een biopsie te nemen onder echo-begeleiding.

Leverhiopsie

Hepatitis is een histologische diagnose, die alleen met weef-
selonderzoek kan worden gesteld. De patholoog heeft een
mooi intact pijpje weefsel nodig dat is gefixeerd in 10% for-
maline om de aard van de hepatitis (of andere leverziekte) en
de leverstmctuur te kunnen beoordelen. Wij geven de voor-
keur aan een percutane biopsie onder lokale verdoving,
waarbij geen sedatie of anesthesie nodig is. In ervaren han-
den is dat een snelle, weinig belastende en veilige techniek;

-ocr page 276-

in onervaren handen is de handeling zeker niet zonder ri-
sico\'s. Overigens is het essentieel dat direct voorafgaand aan
de biopsie een stollingsonderzoek gedaan wordt omdat stol-
lingsstoomissen bij leverziekten kunnen voorkomen. Het fi-
brinogeen moet boven 1 g/L zijn om fatale bloeding te ver-
mijden (34). Hepatitis kan niet met een uitstrijkje van een
dunne-naald-biopsie worden vastgesteld.

Samenvattend bestaat de diagnostische route voor hepatitis
(en veel andere leverziekten) dus uit bloedonderzoek op gal-
zuren en AF (of ALT), echografie en histologisch onderzoek
van een leverbiopsie^.

NIET-SPECIFIEKE REACTIEVE HEPATITIS
Een niet-specifieke reactieve hepatitis is geen primaire le-
verziekte, maar een secundaire reactie in de lever op
(endo)toxinen (6,9). Meestal zijn deze afkomstig uit het
maagdarmkanaal, maar ook ontstekingsprocessen elders in
het lichaam kunnen reactieve hepatitis veroorzaken.

Toxinen uit het darmkanaal komen relatief in hoge concen-
tratie via de poortader in de lever, terwijl toxinen elders uit
het lichaam verdund worden in het totale circulerend volume
voordat de lever wordt bereikt. Daarom is reactieve hepatitis
vooral geassocieerd met maag-darmziekten, maar bij sepsis
kan het ook optreden. Enteritis, darmtumoren en bacterie-
overgroei in de dunne darm zijn de meest voorkomende oor-
zaken van reactieve hepatitis. Vaak zijn braken en/of diarree
de opvallendste symptomen. Omdat deze symptomen ook
bij primaire hepatitis veel voorkomen is het onderscheid
moeilijk te maken. Bij reactieve hepatitis zijn vaak alleen de
gastro-intestinale verschijnselen aanwezig, terwijl de verho-
ging van galzuren en AF of ALT meestal relatief gering is.
Bij septische processen met een hoge temperatuur is de le-
ververandering vrijwel altijd reactief en niet primair. Een
zorgvuldige anamnese kan dus vaak aanwijzingen geven
over de mogelijkheid van een reactieve hepatitis, maar
vooral bij braken en diarree is het onderscheid met primaire
hepatitis moeilijk. Histologisch onderzoek van de lever is
dan nodig voor de diagnose.

Histologisch worden, afhankelijk van de activiteit en het sta-
dium van de aandoening, in wisselende verhoudingen poly-
morfkemige leucocyten en rondkemige ontstekingscellen ge-
zien. Levercelverval is weinig of niet zichtbaar aanwezig. Er
is regelmatig canaliculaire of hepatocanaliculaire cholestase.
Een behandeling is niet nodig; niet-specifieke reactieve he-
patitis herstelt spontaan als het oorzakelijke proces herstelt.
Leptospirose geeft in de lever in feite alleen een reactielever,
waarbij de cholestase duidelijk aanwezig is. Het verloop van
leptospirose wordt met name door het nierfalen bepaald. De
leververanderingen bestaan uit een niet-specifieke reactieve
hepatitis met op ultrastmctureel niveau een lossere verbin-
ding tussen de levercellen. Daardoor kan gal weglekken uit
de galcanaliculi naar het bloed en ontstaat een relatief sterke
ictems. Infecties met
L. icterohemorrhagiae verlopen
meestal via contact met ratten,
L. canicola wordt van hond
op hond overgebracht. Beide vormen hebben overeenkom-
stige symptomen. De verschijnselen zijn vooral die van nier-
insufficiëntie en dus van uremie. In het acute stadium kan
zelfs sprake zijn van anurie. Symptomen zijn dan ook vooral

De kosten (eind 1997, Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren/ van zo \'n onder-
zoek bestaande uit consult, bloedonderzoek, echografie, leverbiopsie en histologi-
sche beoordeling zijn f308,-.

braken, anorexie en apathie. Soms is er spierpijnlijkheid en
een enigszins stijve gang. Vaak hebben de honden koorts,
maar niet in alle gevallen (15). Trombocytopenie en -pathie
door uremie en diffuse intravasale stolling kunnen puntbloe-
dingen veroorzaken. Dieren met uremie en ictems moeten
altijd als potentiële leptospirosegevallen worden behandeld.
Het is opvallend dat leptospirose vooral bij jonge honden
voorkomt; morbiditeit is bij oudere honden ook experimen-
teel moeilijk op te wekken. Veel jonge honden met leptospi-
rose ontwikkelen overigens een invaginatie, waarschijnlijk
door een afwijkende darmperistaltiek, wat het ongunstige
verloop nog kan compliceren.

De diagnose leptospirose kan alleen op basis van hoge antili-
chaamtiters worden gesteld (15,16). Dieren die geïnfecteerd
zijn, worden na één tot drie weken ziek. In het acute stadium
is er vooral een respons in IgM, die na ongeveer twee weken
afneemt en door een IgG-titer wordt gevolgd. In dat stadium
is onderscheid van een vaccinatietiter (ook IgG) niet meer
mogelijk (16). Een hoge IgM-titer is dus diagnostisch. Een
hoge IgG-titer zegt dus alleen wat als er een stijging is in ge-
paarde monsters die niet met een inenting samenhangen.
De behandeling van leptospirose bestaat uit antibiotica, die
gegeven worden vanaf de eerste verdenking (uremie met ic-
tems). Ampicilline of amoxycilline zijn effectief, maar do-
den niet altijd leptospiren die latent in de niertubuli kunnen
overleven en de hond na afloop verspreider kunnen maken.
Een nabehandeling op twee opeenvolgende dagen met strep-
tomycine als de hond hersteld is, is daarom raadzaam. De po-
tentiële nefrotoxiciteit van streptomycine maakt dit antibio-
ticum minder geschikt in de eerste fase. In verband met
mogelijke verspreiding, ook naar de mens, is het nemen van
desinfectiemaatregelen de eerste dagen van belang. Naast
antibiotica is ondersteunende behandeling van de levensbe-
dreigende nierinsufficiëntie essentieel. Uiteraard is profy-
laxe door een adequaat inentingsregime aan te bevelen.

ACUTE HEPATITIS

De meest voorkomende oorzaken van acute hepatitis zijn in-
fecties, toxische stoffen en hypoxie. Het resultaat is levercel-
necrose die een ontstekingsreactie in gang zet. Acute hepati-
tis kan worden veroorzaakt door herpesvirus (CHV) en
toxoplasma, maar de belangrijkste infectie is canine adeno-
virus-1 (CAV-1). Dit komt tegenwoordig vrij zelden voor.
Bij een niet-gevaccineerde hond geeft dit vims een zeer
acute, massale necrose van de lever. In enkele dagen vallen
daardoor alle leverfuncties uit en bovendien ontstaat door de
grote hoeveelheid tromboplastisch materiaal uit de lever een
diffuse intravasale stolling (53). De verschijnselen zijn dan
ook ictems, bloedingen, neurologische symptomen door he-
pato-encefalopathie, braken en diarree, met meestal dode-
lijke afloop binnen enkele dagen. De diagnose kan worden
gesteld op basis van de typische insluitlichaampjes in hepa-
tocyten bij sectie en door immunohistochemisch onderzoek
(32). Het is niet onwaarschijnlijk dat acute (en chronische)
hepatitis ook door ander virussen dan CAV-1 kunnen wor-
den veroorzaakt; hierover is echter weinig met zekerheid be-
kend (zie ook chronische hepatitis).

Intoxicaties kunnen ook acute hepatitis veroorzaken
(5,12,14,28,31,50). De meest bekende zijn toxinen van al-
gen, schimmels, paddestoelen (onder andere Ammonieten)
en planten en daamaast organische oplosmiddelen, fosfor en
een aantal medicamenten (zie ook bij chronische hepatitis).
Nalidixinezuur, een uit de handel genomen antibioticum,
stond ook bekend om het veroorzaken van soms ernstige le-

-ocr page 277-

vemecrose. Honden zijn daamaast veel gevoeliger voor de
toxische effecten van paracetamol dan mensen (29,37).
Intoxicatie ermee is zelfs een gangbaar diermodel voor
acute, fulminante hepatitis bij de mens. Aflatoxinen zijn af-
komstig van beschimmeld voer of met schimmeltoxinen be-
vattende grondstoffen; de leverbeschadiging is afhankelijk
van de duur van de toxinemie en de dosis toxinen. Er kan een
emstige acute tot een zich geleidelijk ontwikkelende chroni-
sche hepatitis uit ontstaan (24,26,43).
Een laatste groep oorzaken van acute hepatitis is leveme-
crose door onvoldoende zuurstofvoorziening van de lever.
Omdat de normale bloedvoorziening van de lever vooral via
de poortader plaatsvindt, dus met zuurstofarm veneus bloed,
is de lever erg gevoelig voor zuurstoftekort, zoals bij acute
anemie, shock zoals bij acute cardiale decompensatie en
DIS. Het gevolg hiervan is centrolobulaire necrose van le-
vereilandjes, waardoor ictems en verhoging van leverenzy-
men en galzuren kunnen ontstaan. Bij anemie vindt een aan-
passing plaats waarmee de lever door verhoging van de
efficiëntie van zuurstofopname schade voorkomt; alleen bij
acute anemie is de adaptatie te langzaam zodat acute hepati-
tis ontstaat. De ictems bij acute hemolytische anemie ont-
staat bij de hond dan ook door de hepatitis met cholestase, en
nauwelijks door de verhoogde bilimbineproductie (36).
Evenals bij andere vormen van hepatitis wordt de diagnose
acute hepatitis gesteld door histologisch onderzoek van een
leverbiopsie. Er is geen specifieke behandeling voor acute
hepatitis. Het is uiteraard belangrijk ondersteunende maatre-
gelen te treffen om de hond zoveel mogelijk tijd te geven de
leverbeschadiging te overkomen. De lever heeft, meer dan
andere organen, een fantastische regeneratiecapaciteit, zodat
veel beschadigingen kunnen herstellen. De ondersteuning
hangt af van het verloop en kan bijvoorbeeld bestaan uit
vloeistoftherapie en bloedtransfusie. Corticosteroïden zijn
gecontraïndiceerd.

CHRONISCHE HEPATITIS EN CIRROSE
Chronische hepatitis is de meest voorkomende vorm van he-
patitis bij de hond (8,13,38,41). Als chronische hepatitis niet
herstelt, gaat de ziekte geleidelijk over in cirrose. Het zijn in
hoge mate overlappende ziektebeelden, waarbij ook bij cir-
rose de oorzakelijke ontsteking vaak aanwezig blijft. De
chronische hepatitis wordt gekenmerkt door levercelverval
met vooral een rondcellige ontsteking met lymfocyten en
plasmacellen; het chronische karakter blijkt uit een toename
van bindweefsel in de lever. De ontsteking is vaak duidelijk
aanwezig in de portale gebieden of in het nieuwgevormde
bindweefsel, van waamit het zich voortzet in het leverparen-
chym. Als de hepatitis doorgaat, ontstaan er fibreuze verbin-
dingen waardoor groepen levercellen worden afgesplitst met
vorming van regeneratieve hyperplastische noduli. Hierdoor
ontstaat een ombouw van de normale lobulaire architectuur
van de lever: cirrose. De activiteit van het ontstekingsproces
wordt bepaald door het aantal onstekingscellen en de mate
van celnecrose. Het is de combinatie van de ontstekingsacti-
viteit, de hoeveelheid bindweefsel en de mate van ombouw
die de emst van het proces bepalen en richtinggevend zijn
voor de duur van de behandeling en de prognose.
De etiologie van chronische hepatitis is in veel gevallen on-
bekend. Een mogelijke rol van leptospiren is nooit werkelijk
aangetoond (2). Een aantal geneesmiddelen zijn bekende
veroorzakers van hepatitis, maar van de frequentie is niets
bekend. Onder andere antibiotica zoals tetracyclines en
erythromycine, anthelmintica zoals mebendazol, anti-epi-
leptica zoals phenobarbital en fenytoïne, en pijnstillers zoals
acetaminofen en acetylsalicylzuur worden in dat verband ge-
noemd (12,14,28,31). Onze ervaring is dat deze geneesmid-
delen zeer zelden hepatitis veroorzaken. Vooral sulfaverbin-
dingen lijken in de praktijk een rol te spelen als oorzaak van
hepatitis; vaak zijn hierbij vooral de intrahepatische galwe-
gen aangetast wat een emstige cholestase kan veroorzaken.
Aflatoxicose is een goed gedocumenteerde oorzaak van
chronische hepatitis, ook bij de hond. Bekende uitbraken in
India kwamen eerst bij honden en daama bij mensen tot ui-
ting (24,43). In Nederland speelt deze oorzaak hoogstwaar-
schijnlijk een ondergeschikte rol.

i ki l

^SSBSI^iÊÊÊÊÊm

Het zijn waarschijnlijk vooral virale en immunologische
factoren die in de meeste gevallen chronische hepatitis doen
ontstaan en persisteren. Het canine adenovims-1 (CAV-I)
kan behalve acute, ook chronische hepatitis veroorzaken.
Als dieren partieel immuun zijn, enkele jaren na vaccinatie,
kan bij besmetting een chronische hepatitis optreden die
overgaat in cirrose (II). Ongetwijfeld spelen andere, tot nog
toe niet geïdentificeerde, vimssen ook vaak een rol in het
ontstaan van hepatitis. Experimenteel kan met ultrafiltraat
van gehomogeniseerd leverweefsel hepatitis bij proefhon-
den worden opgewekt, wat wijst op een virale etiologie
(20,21). CAV-I kon daarbij als oorzaak worden uitgesloten.
Ook de overeenkomst tussen chronische hepatitis bij de hond
en de mens is een argument voor virale oorzaken van hepati-
tis bij de hond. Bij de mens zijn de laatste jaren steeds meer
verschillende virale etiologieën aangetoond met behulp van
modeme moleculair-biologische technieken (23,25). Het is
te verwachten dat hiermee ook virale oorzaken voor hepatitis
bij de hond kunnen worden opgehelderd. Naast infectieuze
en toxische spelen ook immunologische factoren een rol bij
het ontstaan van chronische hepatitis. Het type ontstekings-
cellen, lymfocyten en plasmacellen, wijst hier op, alsmede
het feit dat immunosuppressieve therapie in de meeste geval-
len effectief is om de hepatitis geheel te genezen.
Waarschijnlijk veroorzaken verschillende vormen van lever-
celbeschadiging een immuunrespons tegen delen van hepa-
tocyten, waardoor een zichzelf in stand houdende immuun-
gemedieerde ontstekingsreactie ontstaat (27,52).
Er zijn ook genetische factoren die het ontstaan van hepatitis
bevorderen. In verschillende landen, ook in Nederland, is
opgevallen dat hepatitis bij sommige rassen vaker dan ge-
middeld voorkomt. Een raspredispositie is bekend voor de
dobermann en de Engelse en Amerikaanse cocker spaniel
(38). Rassen waarbij hepatitis door koperstapeling in de le-
ver voorkomt worden afzonderlijk besproken. Bij dober-
manns en spaniels zijn de histologische kenmerken van he-
patitis gelijk aan die bij andere rassen. Bij spaniels betreft het
reuen en teven in gelijke mate; bij dobermanns zijn vrijwel
alleen teven aangetast. Dobermann-hepatitis komt zowel in
de Verenigde Staten als in Europa voor (7,19,22,39). In
Nederland is er een overrepresentatie van vrouwelijke do-
bermanns met een factor 5 ten opzichte van de gemiddelde
kliniekpopulatie. Recent is gepubliceerd dat in de Verenigde
Staten 9% van de dobermanns subklinische chronische hepa-
titis heeft (39). De oorzaak van de verhoogde gevoeligheid
van dobermann-teven is nog niet opgehelderd; mogelijk is
een inadequate immuunrespons verantwoordelijk. Opval-
lend is dat chronische hepatitis bij vrouwelijke dobermanns
vaak onbehandelbaar is met immunosuppressie (19). De
ziekte eindigt dan ook vaak met onbehandelbare cirrrose.
Spaniels hebben in ons land een overrepresentatie met een
factor 3. Ook hier staat de oorzaak nog niet vast, al wordt een

-ocr page 278-

afwijkende stofwisseling van het acute fase eiwit al-anti-
trypsine gesuggereerd (38). Spaniels reageren gewoon op
immunosuppressieve behandeling.

Een speciale vorm van chronische hepatitis is zogenaamde
\' lobular dissecting hepatitis\'. Dit is een vorm van chronische
hepatitis die alleen bij jonge dieren met een gemiddelde leef-
tijd van 11 maanden voorkomt (1,18). Er is geen duidelijke
raspredispositie, maar aantasting van meer dan één dier per
nest komt regelmatig voor. Waarschijnlijk betreft het dan
een oorzakelijke factor die al in de nestperiode de hepatitis
heeft veroorzaakt. Deze juveniele vorm van hepatitis ken-
merkt zich doordat de ombouw van de leverstructuur erg uit-
gesproken is met bindweefsel rond kleine groepjes of zelfs
individuele levercellen. Het is waarschijnlijk zo dat dit het
specifieke reactiepatroon is van jonge dieren op een chroni-
sche ontsteking, terwijl die bij volwassen dieren tot de klas-
sieke chronische hepatitis en uiteindelijk cirrose leidt. In het
stadium van lobular dissecting hepatitis zijn de behande-
lingsmogelijkheden minimaal; herkenning in een vroeg sta-
dium is daarom essentieel.

Naarmate de hepatitis voortduurt wordt de kans op ombouw
van de normale leverstructuur en de vorming van cirrose
groter. Chronische hepatitis is een proces dat vele maanden
aanwezig kan zijn voordat zich duidelijke symptomen open-
baren, en dat na langere tijd tot cirrose leidt. De snelheid
waarmee dit gebeurt is afhankelijk van de activiteit van het
proces. Als er veel bindweefsel is gevormd, en speciaal bij
ombouw van de normale leverstructuur, wordt de weerstand
in de lever voor de portale doorbloeding groter. Door de por-
tale hypertensie ontwikkelen zich collaterale vaten tussen de
poortader en de vena cava, waardoor steeds meer portaal
bloed om de lever heen shunt (35). Het resultaat kan zijn dat
het dier neurologische symptomen krijgt door hepato-ence-
falopathie. Bovendien kunnen endotoxinen uit de darm di-
rect in de grote circulatie komen en braken en soms leucocy-
tose veroorzaken. Portale hypertensie, samen met een
onvoldoende albuminesynthese in de aangetaste lever kan
ook tot ascitesvorming leiden. Nagenoeg altijd bestaat het
buikvocht dan uit helder, kleurloos of iets icterisch transsu-
daat.

De behandeling van chronische hepatitis bestaat uit immu-
nosuppressie (42,46) met
Prednisolon in een aanvangsdosis
van 2 mg/kg/dag gedurende een week, gevolgd door een
langdurige voortzetting met 1 mg/kg/dag. Als de
Predniso-
lon teveel bijwerkingen geeft, zoals polyurie en in huis plas-
sen, kan in plaats daarvan eenzelfde dosis azathioprine wor-
den gegeven gedurende eenzelfde periode. De duur van de
behandeling is afhankelijk van de emst van de levercelne-
crose en de activiteit van de ontsteking. Als richtlijn is
meestal een behandelingsduur van zes weken noodzakelijk;
er zijn echter grote individuele verschillen. Het is essentieel
dat het effect van de behandeling wordt geëvalueerd met his-
tologisch onderzoek van een leverhiopsie; bloedonderzoek
op bijvoorbeeld leverenzymen en galzuren is onvoldoende.
Dit komt doordat enerzijds deze leverparameters verhoogd
blijven door de medicatie als de hepatitis is hersteld, terwijl
anderzijds de galzuren verhoogd kunnen blijven als door
portale hypertensie nog enige collaterale circulatie resteert
zonder dat nog van hepatitis sprake is. Sommige dieren heb-
ben een veel langere behandeling nodig, tot vijf maanden
toe, om de hepatitis volledig te inactiveren. De controlebiop-
sie moet volledig vrij van ontsteking zijn alvorens de medi-
catie kan worden gestaakt. Als zonder controlebiopsie na een
bepaalde tijd de behandeling wordt gestaakt is er een reële
kans dat er nog een restant hepatitis is die weer tot een ac-
tieve hepatitis kan aanwakkeren. Als dat te laat wordt ont-
dekt, is de kans op herstel aanmerkelijk verslechterd.
Behalve bij dobermann-teven is een zorgvuldige behande-
ling meestal succesvol, maar uiteraard afhankelijk van het
stadium van de ziekte. De ervaring is dat een chronische ac-
tieve hepatitis zonder ombouw van de leverstructuur vrijwel
altijd volledig kan herstellen. Naarmate de hoeveelheid
bindweefsel en de mate van ombouw groter zijn, blijven
meer restveranderingen in de lever over, zodat na herstel van
de hepatitis nog slechts een deel van de normale leverfunc-
ties beschikbaar is. Gezien de grote reservecapaciteit van de
normale lever heeft dit tot in een ver stadium geen praktische
consequenties. Bij werkhonden kunnen de prestaties echter
achterblijven. Ook dieren met cirrose en de gevolgen ervan,
zoals ascites en hepato-encefalopahie, kunnen soms nog ver-
rassend goed herstellen zodat een normaal ongecompliceerd
leven mogelijk blijft. Dit hangt in hoge mate af van de activi-
teit van het ontstekingsproces; bij een actievere ontsteking
zijn de herstelkansen groter. Een duidelijke vermindering
van collaterale circulatie, de hyperammoniemie en ascites-
vorming kunnen vaak worden bereikt. Als na herstel van de
hepatitis nog wel hepato-encefalopathie en ascites blijven
bestaan, kan alleen nog worden geprobeerd dit met onder-
steunende behandeling onder controle te houden. Vaak lukt
dit redelijk, maar omdat het een permanente situatie betreft
hangt de toepassing sterk af van factoren als de leeftijd van
de hond en vooral de motivatie van de eigenaar. Hepato-en-
cefalopathie kan worden bestreden met een eiwitbeperkt
(nier)dieet, zonodig aangevuld met lactulose (driemaal
daags 0,5 -1 ml/kg, op effect) dat een verminderde bacteriële
productie van ammoniak bewerkstelligt naast een vermin-
derde resorptie van ammoniak uit het colon. Ascites kan met
diuretica worden behandeld, waarbij een aldosteron-antago-
nist, zoals
Spironolacton, het veiligst en effectiefst is.
Experimenteel worden ook andere behandelingen gegeven,
met name colchicine en ursodeoxycholzuur. Het nut van
deze medicaties is echter nog niet systematisch onderzocht.
Colchicine zou de vorming van bindweefsel beperken, maar
het is potentieel erg toxisch. Ursodeoxycholzuur^ is een gal-
zuurpreparaat, dat de galstroom stimuleert en vooral bij em-
stige intrahepatische cholestase een verbetering kan geven.
Het zou ook een ontstekingsremmende invloed hebben,
maar of naast
Prednisolon of immuran nog een additief effect
wordt bereikt moet nog worden onderzocht.

Met de huidige kennis kan beter van deze preparaten worden
afgezien bij de behandeling van chronische hepatitis. Gezien
mogelijk de rol van canine adenovims-1 in een deel van de
gevallen van chronische hepatitis is regelmatige vaccinatie
van belang.

KOPERTOXICOSE IN DE LEVER

Koperaccumulatie in de lever is een erfelijke ziekte die
vooral bij Bedlington terriërs voorkomt (10). Een vergelijk-
bare ziekte is ook beschreven bij de West Highland white
terriër (47,48,49) en de Skye terriër (17), maar in Nederland
is de ziekte momenteel alleen bij de Bedlington van belang.
Of het in alle drie rassen dezelfde ziekte betreft is onbekend.
Bij Bedlington terriërs is koperstapeling een autosomaal re-
cessieve ziekte. In de normale stofwisseling wordt koper
deels in de darm opgenomen en via de poortader naar de le-

\' Ursochol. Zambon. Amersfoort.

-ocr page 279-

ver \\ ervoerd. Het wordt uit liet portale bloed verwijderd en
in de lever ingebouwd in eiwitten zoals ceruloplasmine en
methallothioneïne. Ten opzichte van de totale opname heeft
het lichaam een kleine hoeveelheid koper nodig; de rest
wordt door de lever in de gal uitgescheiden en verdwijnt uit
het lichaam met de feces. Bij Bedlington terriërs ontstaat ko-
perstapeling doordat de lever vrijwel niet in staat is het opge-
nomen koper uit te scheiden. Een te hoge koperconcentratie
is toxisch en geeft necrose van levercellen en een secundaire
ontsteking (10,33,51). Het resultaat is een zich langzaam
ontwikkelende chronische hepatitis en uiteindelijk cirrose,
hepato-encefalopathie en ascites. Soms komt koper plotse-
ling massaal vrij uit de lever, waardoor acute hemolyse ont-
staat. Meestal ontstaat dan een emstige crisis en overlijdt het
dier binnen enkele dagen. Het mechanisme waardoor deze
hemolytische crisis ontstaat is niet goed bekend. Door de
combinatie van hemolyse en chronische hepatitis ontstaat
een emstige ictems tijdens zo\'n crisis. De pups worden met
een normale koperconcentratie in de lever geboren en de sta-
peling van koper neemt in de loop van de jaren geleidelijk
toe. Pas op een leeftijd van een jaar kan met zekerheid een
verhoogde koperconcentratie in de lever worden aange-
toond. De normale koperconcentratie is 50-300 p,g/g ge-
droogd leverweefsel; honden met de ziekte hebben op éénja-
rige leeftijd een waarde boven 1000 |jLg/g, die uiteindelijk
kan oplopen tot 15000 ixg/g.. Kwantitatieve meting van ko-
per in een leverbiopt is kostbaar; een semikwantitatieve his-
tochemische kleuring met mbeaanzuur is even betrouwbaar.
Omdat het een diffuse leveraandoening betreft, kan de diag-
nose heel betrouwbaar in een cytologisch uitstrijkje van een
dunne naald aspiraat van de lever worden gesteld (45). Voor
het vaststellen van de mate van leveraantasting, de hoeveel-
heid fibrose en ombouw naar cirrose is een histologisch
biopt noodzakelijk. In Nederland heeft momenteel ongeveer
25% van de populatie deze ziekte.

Koperstapeling bij de Bedlington terriër is in Nederland de
eerste erfelijke ziekte die met een DNA-test kan worden
vastgesteld. Het gen waarin de oorzakelijke mutatie ligt is
nog niet bekend, maar er is een DNA-polymorfisme vlak bij
dat gen, dat sterk gekoppeld is aan de ziekte (54). Omdat het
polymorfisme niet in het oorzakelijke gen zelf ligt, kan door
crossing-over de koppeling bij incidentele gevallen verloren
gaan. Wij hebben vastgesteld dat de diagnostische betrouw-
baarheid van de test groter dan 95% is. Met een polymerase-
kettingreactie (PCR) kan dit polymorfisme routinematig
worden gemeten. De DNA-diagnose kan in iedere willekeu-
rige cel en op iedere leeftijd worden gemeten. Een groot
voordeel is ook dat niet alleen lijders, maar ook heterozygote
dragers kunnen worden herkend, terwijl met de cytochemi-
sche koperkleuring dragers en vrije dieren fenotypisch nor-
maal zijn. Voor het eerst kunnen fokkers nu uitsluitend feno-
typisch gezonde dieren (genetisch vrij en dragers) fokken,
zodat de ziekte in korte tijd tot het verleden kan gaan beho-
ren. Omdat er relatief weinig genotypisch vrije dieren zijn is
fokken met dragers voorlopig nog nodig, zodat een DNA-
test bij de nakomelingen nodig blijft om de juiste fokdieren
te kunnen selecteren^. Fokkers kunnen de pups al in het nest
laten onderzoeken en hebben de uitslag binnen twee weken.
De behandeling van dieren met koperstapeling bestaat uit pe-
nicillamine (47) of zinkgluconaat (3). Het is aan te bevelen
de behandeling te starten voordat symptomen ontstaan, om-

\' De DNA-test kun warden aangevraagd hij de W.K. Hirschfeld Stichting (tel 020-
6794462) en kost
ƒ 130.-per dier
dat het dier op die manier klachtenvrij kan blijven. Eenmaal
aanwezige koperstapeling kan met behandeling niet verbete-
ren; slechts een toename wordt voorkomen. Penicillamine
bindt in de circulatie koper en andere zware metalen, die in
gebonden vorm met de urine worden uitgescheiden. De ta-
bletten worden 30 minuten voor iedere maaltijd gegeven; de
dagdosis is 25 mg/kg bij twee maaltijden. Zinkgluconaat
wordt als capsules gegeven samen met de maaltijd; het indu-
ceert de vorming van het koperbindende methalothioneïne in
de darmwand en voorkomt zo de opname van koper uit de
darm. De dosis per maaltijd is 150 mg voor een hond van 7-
10 kg. Beide medicaties zijn ongeveer even effectief, en
moeten levenslang worden gegeven.

LITERATUUR

1. Bennett AM, Davies JD, Gaskell CJ, and Lucke VM. Lobular dissec-
ting hepatitis in the dog. Vet Pathol 1983; 20: 179-88.

2. Bishop L, Strandberg JD Adams RJ. Brownstein DG, and Patterson R.
Chronic active hepatitis in dogs associated with leptospires. Am J Vet
Res 1979; 40: 839-44.

3. Brewer GJ, Dick RD, Schall W, Yuzbasiyan-Gurkan V, Mullaney TP,
Pace C, Lindgren J, Thomas M, and Padgett G. Use of zinc acetate to
treat copper toxicosis in dogs. J Am Vet Med Assoc 1992; 201: 564-8.

4. Center SA. Pathophysiology and laboratory diagnosis of liver disease.
In: Eninger SJ (ed) Textbook of veterinary intemal medicine.
Saunders, London, 3rd ed. 1989: 1467-9.

5. Chang LW. Pathologic changes following chronic exposures to halo-
thane: a review. Environ Health Perspect 1977; 21: 195-210.

6. Chapman BL, Hendrick MJ, and Washabau RJ. Granulomatous hepa-
titis in dogs: nine cases (1987-1990). J Am Vet Med Assoc 1993; 203:
680-4.

7. Crawford MA, Schall WD, Jensen RK, and Tasker JB. Chronic active
hepatitis in 26 Doberman pinschers. J Am Vet Med Assoc 1985; 187:
1343-50.

8. Dill-Macky E. Chronic hepatitis in dogs. Vet Clin North Am Small
Anim Pract 1995;25:387-98.

9. Dillon R. The liver in systemic disease. An innocent bystander. Vet
Clin N Am Small Anim Pract 1985; 15: 97-117.

10. Eriksson J. Copper toxicosis in Bedlington Terriers. Acta Vet Scand
1983; 24: 148-152.

11. Gocke DJ, Preisig R, Morris TQ, McKay DG, and Bradley SE.
Experimental viral hepatitis in the dog: production of persistent
disease in partially immune animals. Joumal of Clinical lnve.stigation
1967; 46: 1506-17.

12. Hardy RM.Polzen DJ, and O\'Brien TD. Report ofdmg-associated he-
patitis in dogs. J Am Vet Med Assoc 1986; 189: 850- 2.

13. Hardy RM. Chronic hepatitis. An emerging syndrome in dogs. Vet
Clin North Am Small Anim Pract 1985;15: 135-50.

14. Hardy RM. Diseases of the liver and their treatment. In: Ettinger SJ
(ed) Textbook of veterinary intemal medicine. Saunders, London, 3rd
ed. 1989: 1493-8.

15. Hartman EG, Ingh TSGAM van den, and Rothuizen J. Clinical, patho-
logical and serological features of spontaneous canine leptospirosis.
An evaluation of the IgM- and IgG-spccific ELISA. Vet Immunol
Immunopathol 1986; 13:261-71.

16. Hartman EG, Houten M van, and Erik JE. Humoral immune response
of dogs after vaccination against leptospirosis measured by an IgM-
and IgG-specific ELISA. Vet Immunol Immonupathol 1984; 7: 245-
54.

17. Haywood S, Rutgers HC, and Christian MK. Hepatitis and copper ac-
cumulation in Skye ten-iers. Vet Pathol 1988; 25:408-14.

18. Ingh TSGAM van den, and Rothuizen J. Lobular dissecting hepatitis
in juvenile and young adult dogs. J Vet Intern Med 1994; 8: 217-20.

19. Ingh TSGAM Van den. Rothuizen J, and Cupery R. Chronic active he-
patitis with cirrhosis in the Doberman pinscher. Vet Quart 1988; 10:
84-9.

20. Jarrett WF, O\'Neil BW, and Lindholm I. Persistent hepatitis and
chronic fibrosis induced by canine acidophil cell hepatitis vims. Vet
Rec 1987; 120:234-5.

21. Jarrett WF, and O\'Neil BW. A new transmissible agent causing acute
hepatitis, chronic hepatitis and cirrhosis in dogs. Vet Rec 19895; 116:
629-35.

22. Johnson GF, Zawie DA, Gilbertson SR, and Stemlieb I. Chronic active
hepatitis in Doberman pinschers. J Am Vet Med Assoc 1989; 180:
1438-42.

-ocr page 280-

23. Kiss I, Matiz K, Bajmoci E, Rusvai M, and Harrach B. Infectious ca-
nine hepatitis; detection of canine adenovirus type I by polymerase
chain reaction. Acta Vet Hung 1996; 44: 253-8.

24. Krishnamachari KA, Bhat RV, Nagarajan V, and Tilak, TB. Hepatitis
due to aflatoxicosis. An outbreak in Western India. Lancet 1975; 10:
I06I-3.

25. Lee AS, Oon CJ, Chee MK, and Seo YC. Quantitation of hepatitis C
viraemia by a competitive reverse transcription-polymerase chain re-
action system. Ann Acad Med Singapore 1996; 25: 98-102.

26. Liggett AD, Colvin BM, Beaver RW, and Wilson DM. Canine afla-
toxicosis: a continuing problem. Vet Hum Toxicol 1986; 28: 428-30.

27. Mizoguchi Y, Monna T, Yamamoto S, and Morisawa S. Studies on
drug-induced allergic intrahepatic cholestasis-hepatic cholestasis in-
duced in dogs by lymphocyte culture supernatant. Gastroenterol Jpn
1979; 14: 19-23.

28. Nash AS, Thompson H, and Bogan JA. Phenytoin toxicity: a fatal case
in a dog with hepatiis and jaundice. Vet Rec 1977; 100: 280-1.

29. Ortega L. Landa Garcia JI, Torres Garcia A, Silecchia G, Arenas J,
Suarez A, Moreno Azcoitia M, Sanz Esponera J, Moreno Gonzalez,
and Balibrea Cantero JL. Acetaminophen-induced fulminant hepatic
failure in dogs. Hepatology 1985; 5: 673-6.

30. Piek C, Ingh TSGAM van den , and Rothuizen J. Predictive values of
liver enzymes and bile acids for the assessment of liver disease in dogs.
Proceedings 6th Annual Congress of the European Society of
Veterinary Internal Medicine 1996: 81.

31. Polzin DJ, Stowe CM, O\'Leary TP, Stevens JB, and Hardy R. Acute
hepatic necrosis associated with the administration of mebendazole to
dogs. J Am Vet Med Assoc 1981; 179: 1013-6.

32. Rakich PM, Prasse KW, Lukert PD, and Cornelius LM.
Immunohistochemical detection of canine adenovirus in paraffin sec-
tions of liver. Vet Pathol 1986; 23: 478-84.

33. Robertson HM, Studdert VP, and Reuter RE. Inherited copper toxico-
sis in Bedlington terriers. Aust Vet J 1983; 60: 235-8.

34. Rothuizen J. Diseases of the liver and biliary tract. In: Dunn J (ed.)
Textbook of small animal internal medicine. Saunders, London, 1997.

35. Rothuizen J. Portosystemic hepatic encephalopathy related with con-
genital and acquired hepatopathies in the dog. Adv Vet Sci Comp Med
1993;37:403-16.

36. Rothuizen J, and Brom WE van den. Bilirubin metabolism in canine
hepatobiliary and haemolytic disease. Vet Quart 1987; 9: 235-40.

37. Savides MC, and Oehme EW. Acetaminophen and its toxicity. J Appl
Toxicol 1983;3:96-111.

38. Sevelius E. Diagnosis and prognosis of chronic hepatitis and cirrhosis
in dogs. J Small Anim Pract 1995; 36: 521 -8.

39. Speeti M, Ihantola M, and Westermarck E. Subclinical versus clinical
hepatitis in the dobermann: evaluation of changes in blood parameters.
J Small Anim Pract 1996; 37:465-70.

40. Sterczer A, Meyer HP, Boswijk HC, and Rothuizen J. Evaluation of
ammonia measurement with two analyzers for veterinary practice. Vet
Rec, in press.

41. Strombeck DR, and Gribble, D. Chronic active hepatitis in the dog. J
Am Vet Med Assoc 1978; 173: 380-6.

42. Strombeck DR, Miller LM, and Harrold D. Effects of corticosteroid
treatment on survival time in dogs with chronic hepatitis: 151 cases

(1977-1985). J Am Vet Med Assoc 1988; 193: 1109-13.

43. Tandon BN, Krishnamurthy L, Koshy A, Tandon HD, Ramaling-
aswami V, Bhandari JR. Mathur MM, and Mathur PD. Smdy of an epi-
demic of jaundice, presumably due to toxic hepatitis, in Northwest
India. Gastroenterology 1977; 72: 488-94.

44. Teske E, Rothuizen J, Bruijne JJ de, and Mol JA. Separation and heat
stability of the corticosteroid-induced and hepatic alkaline phospha-
tase isoenzymes in canine plasma. J Chromatogr. 1986; 369: 349-56.

45. Teske E, Brinkhuis BGAM, Bode P, Ingh TSGAM van den, and
Rothuizen, J. Cytological detection of copper for the diagnosis of inhe-
rited copper toxicosis in Bedlington terriers. Vet Rec 1992; 131: 30-2.

46. Thomburg LP, and Sumerlin S. Prednisolone as a treatment for chro-
nic active hepatitis. Vet Med Small Anim Clin 198I;76: 1435-6.

47. Thomburg LP, Shaw D, Dolan M, Raisbeck M, Crawford S, Dennis
GL, and Olwin DB. Hereditary copper toxicosis in West Highland
white terriers. Vet Pathol 1986; 23: 148-54.

48. Thomburg LP, Rottinghaus G, Dennis G, and Crawford S. The rela-
tionship between hepatic copper content and morphologic changes in
the liver of West Highland White Terriers. Vet Pathol 1996; 33: 656-
61.

49. Thomburg LP, Rottinghaus G, McGowan M, Kupka K, Crawford S,
and Forbes S. Hepatic copper concentrations in purebred and mixed-
breed dogs. Vet Pathol 1990; 27: 81-8.

50. Toth DM, and Derwelis SK. Drug-induced hepatitis in a dog: a case re-
port. Vet Med Small Anim Clin 1980; 75: 421 -2.

51. Twedt DC, Stemlieb I Gilbertson SR. Clinical, morphologic, and che-
mical studies on copper toxicosis of Bedlington Terriers. J Am Vet
Med Assoc 1979; 175:269-75.

52. Weiss DJ, Armstrong PJ, and Mruthyunjaya A. Anti-liver membrane
protein antibodies in dogs with chronic hepatitis. J Vet Intern Med
1995;9:267-71.

53. Wigton DH, Kociba GJ, and Hoover EA. Infectious canine hepatitis:
animal model for viral-induced disseminated intravascular coagula-
tion. Blood 1976;47:287-96.

54. Yuzbasiyan-Gurkan V, Blanton SH, Ferguson P, Venta PJ, and
Brewer GJ. Linkage of a microsatellite marker to the canine copper
toxicosis locus in Bedlington terriers. Am J Vet Res. 1997; 58: 23-7.

De auteurs onderzoeken of hepatitis virale oorzaken heeft die nog on-
bekend zijn; gezien de aard van de hepatitiden die bij de hond voorko-
men is dit waarschijnlijk het geval. Om virussen te kunnen isoleren
vragen wij u bij een hond die hepatitis zou kunnen hebben contact op
te nemen. Ook een acute hepatitis, die soms snel fataal kan verlopen en
die u daarom niet zou insturen, is daarbij voor ons van groot belang. U
kunt contact opnemen met J. Rothuizen, telefoonnummer: 030-
2531692 of 2539411, fax: 030-2518126. Wij stellen uw medewerking
zeer op prijs.

ONHERSTELBAAR VERBETERD

BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN ALS EEN MOREEL PROBLEEM

Frans W.A. Brom. Oktober 1997 - ISBN 90 232 3197; 292
blz.; prijs
ƒ 49,90. Uitgever: Van Gorcum & Comp. B.V.
Postbus 43, 9400 AA Assen.

Dit boek is een handelsuitgave van een proefschrift verde-
digd aan de Universiteit van Utrecht dat handelt over de pro-
blematiek van de biotechnologie in het licht van de morali-
teit.

Het is tegenwoordig, als men de kranten mag geloven, kom-
mer en kwel met de moraal in de huidige maatschappij.
Alszodanig is dit boek een welkome aanwinst in de discussie
hierover. Het kan zelfs dienen als een model voor andere ge-
bieden in de maatschappij waar behoefte is aan bezinning

-ocr page 281-

hierover.

De auteur geeft een analyse van wat een moreel probleem is
en hoe men daarmee om kan gaan. Het interessante daarvan
is dat hij duidelijk tracht te maken hoe men een maatschap-
pelijke en wetenschappelijke nieuwe ontwikkeling als het
ware kan vangen in een nieuwe moraal. Daarbij hoort na-
tuurlijk een bepaalde systematiek.

Het gaat in eerste instantie om twee vragen, namelijk hoe
moet de moraal gedefinieerd worden en wat moet de inhoud
van de moraal zijn. De moraal zal steeds vernieuwd dienen te
worden in een veranderende wereld, maar dat heeft alleen
zin als die vernieuwing aansluit bij de reeds bestaande mo-
rele inzichten. Moraal en ethiek zijn broertje en zusje waarbij
de ethiek beschouwd wordt als de systematische of weten-
schappelijke studie van de moraal.

Tegen deze achtergrond wordt het vraagstuk van de biotech-
nologische handelingen met dieren uitgebreid behandeld. De
problematiek rond de biotechnologie, door hem als \'nieuwe
biologie\' gekarakteriseerd, is zo\'n nieuwe ontwikkeling.
Zeer helder wordt vanuit de historische en actuele omgang
met dieren een en ander opgebouwd.
Onder meer de onderwerpen dierenmishandeling, dierenbe-
scherming, dierproeven en intensieve veehouderij passeren
de revue. Het dier als gepast object van morele zorg heeft de
bekende begrippen geïnduceerd van inherente en intrinsieke
waarde naast nutswaarde. De daamit voortvloeiende morele
zorg voor dieren brengt met zich mee dat gezondheid, wel-
zijn en integriteit niet door biotechnologische handelingen
geweld mogen worden aangedaan. Dat wil zeggen dat hierbij
drie principes in het geding zijn, namelijk \'weldoen\', \'re-
spect voor de integriteit van het dier\' en \'geen kwaad doen\'.
Hoe kom je nu tot wetgeving op dit gebied waarbij de vo-
rige overwegingen mede een belangrijke rol gaan spelen?
De auteur stelt dat er een interactie moet bestaan tussen pu-
blieke moraal en wetgeving. Wetgeving heeft een waar-
borgfunctie ten aanzien van de moraal. Uit dien hoofde
heeft de overheid een belangrijke taak bij die moraal-ont-
wikkeling. Het kan daardoor veel onrust wegnemen. Het
huidige beleid op het \'dieriijke biotechnologie\'-gebied
wordt in deze context besproken. Dit beleid gericht op mo-
raalontwikkeling betekent dat aan bepaalde organisatori-
sche voorwaarden voldaan dient te worden. Een maat-
schappelijke discussie is één van die voorwaarden om te
komen tot een publiek met een gemeenschappelijke taal.
Want zonder die gemeenschappelijke moraal cq taal ver-
liest wetgeving veel van zijn zin en effect. Dankzij de klare
betoogtrant zijn de vele behandelde begrippen en definities
toch verteerbaar voor de lezer.

Het boek bewijst enerzijds de lezer die zich wil oriënteren op
de maatschappelijke consequenties van de (voortschrij-
dende) biotechnologie een dienst, anderzijds heeft het de
verdienste de weg te wijzen naar het ontwikkelen van
nieuwe mores en zeden in een wereld waar erosie van de be-
staande, schering en inslag lijkt te zijn. Voor dierenartsen ze-
ker een aan te bevelen boek.

W. Sybesma

ANIMAL ALTERNATIVES, WELFARE AND ETHICS

Eds. L.F.M. van Zutphen, and M. Ball. 1997. Elsevier:
Amsterdam. Lausanne, New York, Oxford, Shannon, Tokyo.
ISBN: 0-444-82424-3. Speciale uitgave van Developments
in Animal and Veterinarx\' Science, 27.

Dit boek bevat de proceedings van het tweede Wereld
Congres over Altematieven en Proefdiergebmik in de
Levenswetenschappen, dat van 20 tot 24 oktober 1996 in
Utrecht, Nederland, werd gehouden.
Het doel van het congres was als volgt gedefinieerd;

* een overzicht geven van de huidige stand van zaken van de
drie V\'s: vervanging, vermindering en verfijning in het
proefdiergebmik;

* een overzicht geven van de voortgang van de implementa-
tie van de bovenvermelde altematieven in proefdierge-
bmik in biomedisch onderzoek, testen en onderwijs;

* het stimuleren van de uitwisseling van informatie over re-
cente ontwikkelingen in proefdieraltematieven en,

* een bijdrage leveren aan een voortgaande dialoog tussen
dierenbeschermingsorganisatie, de wetenschappelijke ge-
meenschap, de overheidsinstanties en de industrieën.

Het 1260 pagina\'s dikke boek bevat de weergave van de pre-
sentaties die tijdens de plenaire sessies, de platform- sessies,
de workshops en de debatten over de diverse onderwerpen
zijn gehouden. De belangrijkste deelgebieden waren: alter-
natieven, welzijn, ethiek en (ontwikkelings)biotechnologie,
met het accent op farmacologie en toxicologie.
De presentaties in de plenaire sessies werden verzorgd door
toonaangevende experts op het gebied van proefdieren in re-
latie tot de drie V\'s, ethiek, altematieven, politiek, cellijnen
voor humane xenobiotische enzymen, transgenese technolo-
gie en de ontwikkelingen in de biotechnologie. ,
Opvallend en interessant is de weergave van een drietal
\'point/counterpoint\' sessies: debatten tussen twee exponen-
ten van een bepaalde stellingname, met participatie van deel-
nemers aan de betreffende sessies. De onderwerpen van de
drie point/counterpoint sessies waren: transgene dieren,
in
vitro
toxicologie en productvergelijking.

Vele bijdragen in dit boek kenmerken zich door het open ka-
rakter van presenteren, zodat het de lezer zal stimuleren na te
denken over proefdiergebmik in mime zin. Animal alternati-
ves, welfare and ethics is dan ook een boek dat met name
zeer waardevol kan zijn voor diegenen die zich op enigerlei
wijze bezighouden met het gebmik van proefdieren. Daarbij
denk ik aan onderzoekers en docenten, leden van DEC\'s, be-
leidsmedewerkers en proefdierdeskundigen.

Mw. prof. dr. E. Noordhuizen-Stassen

-ocr page 282-

Ervoor

...Het was een probleem!

Chronische osteoarthritis...

Het was een probleem voor de hond, voor de
eigenaar, en voor u.

Omdat het u als practicus aan de middelen ontbrak
om de gevolgen van een chronische gewrichts-
ontsteking en een voortdurende pijn, effectief te
bestrijden.

Vanwege de bijwerkingen.

Kuurtjes bleven beperkt tot enkele dagen of weken.
Waarna de problemen terugkwamen.
De gevolgen zijn duidelijk.
Recidiverende klachten, steeds opnieuw korte kuren,
steeds sterkere immobilisering van de hond en de
eigenaar, de hond die er "geen been" meer in ziet.

Met gepaste trots introduceert Pfizer Rimadyl®, het eerst«
Niet-steroïde Anti-inflammatoire middel voor honden dat
behalve effectief,
veilig is bij langdurig gebruik.

Veilig

Met Rimadyl® zijn uitgebreide veiligheidsstudies uitgevoerd.

• Rimadyl® werd bij laboratoriumonderzoeken gedurende een
jaar toegediend in totale dagdoses ter hoogte van 5,7 maal\'
de dagelijkse therapeutische dosis zonder significantt
bijwerkingen

• Bij veldonderzoeken uitgevoerd met 297 honden"\'^\' van
verschillende rassen was het % bijwerkingen niet hoger
dan werd waargenomen bij honden die een placebo kregen

• Bij 244 van de 297 honden werd Rimadyl® goed verdragen"
zonder significante bijwerkingen bij verlenging van de
behandelingsperiode tot zelfs 5 jaar

Animal Healtli

Pfizer Animal Health BV, Postbus 37,
2900 AA Captllt a/d IJssel.

-ocr page 283-

...Erna!

Rmadyl • «wriuame stof: carprofen: R{6 NL «930 UDA • dtergenrnmiddfl • docWi«r hond
• indiCTli«: tef verniindenng van ontstefaoq en pijn tNj ^o1<l «cute »Is chronrsche »»ndocnin9«n
aan spiervn m skrtet • Oownng 4 m^/iig.daq verdeetd owr twee doses • toediemngsweq: oraal •
toedteninqsvorm: tabletten • contraindtcaties: niet gebruiken bij drachtige dieren
RefefCflties: (*) Data on fik • (1) Freedom of Information Summary, NADA 141-OS3 • (2) Vasseuf
PS. Johnson AL Budsberg SC et al. Randomiied, controlled trial
of the efficacy of carprofen.
a nonsteroidal anti-mflammatory drug, in the treatment of osteoarthritis in dogs, J Am Vet Med
Assoc. mS: 206:807-811

Effectief

De effectiviteit van Rimadyl® is aangetoond in diverse dubbelblind
gecontroleerde studies en veldstudies. De werkzaamheid van
Rimadyl is getest met gebruikmaking van zowel objectieve als sub-
jectieve parameters voor de kwaliteit van leven.

• force plate analysis en kinematisch onderzoek / ganganalyse
op video

• beoordeling door zowel eigenaars als dierenartsen
gebaseerd op houding/activiteit en klinische symptomen

• mate van kreupelheid

• mate van pijn

• beweeglijkheid gewricht

»\'««UTTDI

W-
i
/

rimadyl 1

RIMADYL«

CARPROFEN

"ONBEGRENSDE THERAPIE" BIJ

D E

CHRONISCHE PROBLEMEN

1  Rimadyl® heeft geen invloed op

- de renale hemodynamica

- aggregatie van de bloedplaatjes

- protectieve prostaglandines van maagdarm slijmvlies

-ocr page 284-

« m

M .

«. V

fäHlli

EERSTE ZEEUWSE PRAKTIJK GECERTIFICEERD

DAC WEST VRAAGT AANDACHT VOOR IMAGO DIERENARTS

ierictan en verslagen

Certificatie van de praktijk - of beter
gezegd reorganisatie van de praktijk -
heeft ertoe bijgedragen dat er meer tijd
vrijgemaakt kan worden dan voor-
heen. Dat zegt Geert de Bruijckere,
kwaliteitsmanager van DAC West te
Oostburg. Het is gemakkelijker dan
voorheen een dagdeel vrij te plannen
voor een bestuursfunctie, cursus of
symposium. Naast tijd heeft het kwali-
teitstraject echter meer opgeleverd:
minder ergernissen en stress. Dat alles
is te danken aan de volledige duidelijk-
heid die heerst binnen DAC West.
Dierenartsen en assistenten weten pre-
cies waarvoor zij staan. De taken zijn
helder en daardoor worden minder
fouten gemaakt. Kortom: de werksfeer
is er alleen maar beter op geworden!

Goed organiseren is eigenbelang

Dierenartsencentrum West bestrijkt
met zijn vier vestigingen een groot ge-
deelte van West-Zeeuws Vlaanderen.
De hoofdvestiging bevindt zich in
Oostburg. Dat is de locatie waar de vier
dierenartsen en twee assistenten iedere
week bijeenkomen voor het maken van
werkafspraken. De dierenartsen hante-
ren een differentiatie naar diersoort.
Ton van Bruinessen en Ruth Los rich-
ten zich uitsluitend op de landbouw-
huisdieren, terwijl Geert de Bruijckere
en Liesbeth van Bruinessen-Kapsen-
berg de gezelschapsdieren onder hun
hoede nemen. De assistenten Anneke
de Ruijter-Mille en Karin de Bruij-
ckere-Marteijn zijn verantwoordelijk
voor de administratie, de OK-assisten-
tie en de hygiëne van de praktijk.

Ligt het aan hun kwaliteitssysteem dat de dierenartsen en medewerkers van
Dierenartsencentrum West nu tijd hebben voor bestuursfuncties en het vol-
gen van PAO-cursussen en symposia? Bij kennismaking valt meteen op dat
wij hier te maken hebben met mensen die veel tijd maken voor nevenactivitei-
ten. Zo is Ton van Bruinessen een actief bestuurslid van de Groep Practici
Grote Huisdieren en beheert Geert de Bruijckere de penningen van de
Afdeling Zeeland en is lid van het Algemeen Bestuur van de KNMvD.

Binnen de praktijk kunnen gezel-
schapsdieren homeopatisch worden
behandeld. Liesbeth van Bruinessen-
Kapsenbeig heeft zich bekwaamd iti
deze geneeswijze. Vogels zijn daaren-
tegen de specifieke deskundigheid van
Geert de Bruijckere. Het West
Zeeuwsch-
Vlaams Vogelasiel is dan
ook bij hem in Breskens onderge-
bracht.

De dierenartsen en assistenten van
DAC West vormen een hecht team.
Dat is dan meteen de belangrijkste
voorwaarde voor certificatie van een
praktijk.

Dat de diergeneeskundige zorg juist
bij deze praktijk
go*d geregeld moet
zijn mag duidelijk zijn. Met zes pei*>-
nen en vier vestigingen verspreid over
een relatief groot gebied, moetje wel
goed organiseren. Laboratoriumuit-
slagen en poststukken komen op de
hoofdvestiging terecht. De praktijk
heeft het zo geregeld, dat alle post al-
tijd op dezelfde dag bij die persoon te-
rechtkomt, voor wie het bestemd is.

Door Geesje Rotgers

Meer aandacht voor branchebelang

De praktijk heeft het branchebelang
hoog in het vaandel. De dierenartsen
van DAC West vinden het van groot
belang dat de buitenwereld positief
aankijkt tegen dierenartsen. Het komt
helaas vaker voor dat de dierenarts in
de landelijke opinie een minder roos-
kleurig imago krijgt toebedeeld, bij-
voorbeeld in relatie met zijn apotheek-
recht. Volgens Geert de Bruijckere
treft de dierenarts meestal zelf het ver-
wijt; hij/zij is te weinig open. Cliënten
moeten kunnen zien wat er in de prak-
tijk gebeurt. Zij hebben bijvoorbeeld
recht om te weten welk middel wordt
toegediend aan hun huisdier. Voor
DAC West is een bijsluiter voor de
cliënt dan ook vanzelfsprekend.
Ook zullen dierenartsen volledige spe-
cificatie van de kosten moeten geven;
op schrift. Hoe vaak gebeurt het dat
een cliënt schrikt van een in zijn ogen
veel te forse nota? Vaak is dit het ge-
volg van onvoldoende inzicht in de uit-
gevoerde handelingen.
De Bruijckere vindt dat dierenartsen
te allen tijde moeten voorkomen dat er
een sluier van mist wordt gelegd rond
de diergeneeskunde. Hij verwijst
daarbij naar de humane geneeskunde
waarbij regelmatig gevallen de media
bereiken. De Bruijckere wil alle colle-

-ocr page 285-

gae oproepen kwaliteit uit te stralen
door op de eerste plaats duidelijk te
zijn.

Cliënt bemerkt kwaliteit

De Bmijckere draait er niet omheen.
Het kwaliteitstraject heeft veel tijd ge-
kost. Nu het allemaal voor elkaar is, le-
vert het alleen maar tijd op. Wat zijn
cliënten enorm hebben gewaardeerd is
de introductie van een klachtenformu-
lier. Niet dat er veel gebmik van wordt
gemaakt, maar de zichtbare aanwezig-
heid van een dergelijk formulier doet
merkbaar goed. Ook het schoonmaak-
plan van de praktijk is positief geval-
len. Reacties van cliënten over de
frisse uitstraling van de wacht- en be-
handelkamer worden frequent ge-
hoord. Wat het ook goed doet, zijn de
behandelformulieren die de praktijk
gebruikt bij dieren die een operatie
moeten ondergaan. Op het behandel-
plan staat precies vermeld wat de pa-
tiënt te wachten staat. Wanneer de ope-
ratiepatiënt mee naar huis mag,
verstrekt de dierenarts een ontslagfor-
mulier. Hierop kan nog eens mstig
worden nagelezen wanneer het dier
weer mag eten en waar specifiek op
gelet moet worden. De nieuwe stmc-

■a ■

lif -

tuur heeft ervoor gezorgd dat er meer
tijd is voor de cliënten. Openheid van
zaken alsmede tijd en aandacht zijn as-
pecten die door de cliënt hoog gewaar-
deerd worden.

Dit geldt uiteraard ook voor de be-
drijfsbegeleiding in de landbouwhuis-
dierensector. Transparantie van han-
delen en een goede verslaglegging
worden door de veehouder geappre-
cieerd; en dat geldt niet alleen voor de

Nederlandse veehouders, maar ook
voor onze zuiderburen.

De dierenartsen en medewerkers van
DAC West doen er alles aan om het
imago van de dierenarts hoog te hou-
den, zowel binnen de eigen praktijk als
ook daarbuiten. Klantvriendelijk zijn
en kwaliteit leveren is hun devies.
Certificatie is een prima middel om dat
doel te realiseren.

JAARVERSLAG 1997 VAN DE AFDELING UTRECHT

De Afdeling Utrecht telde op 31 decem-
ber 1997 80 leden (waaronder erelid
A.A. Abrahamse). De belangrijkste
verandering in de bestuurssamenstel-
ling was het aftreden van Jan Vemooij,
die jarenlang op zeer vaardige en ac-
tieve wijze het voorzitterschap in han-
den had. Het huidige bestuur, met als
nieuw gezicht Hugo de Groot, hoopt
deze lijn voort te kunnen zetten.
De vier Afdelingsvergaderingen von-
den plaats in Het Oude Tolhuys in
Utrecht en op deze vergaderingen werd
regelmatig actuele informatie geleverd
door vertegenwoordigers van de
KNMvD, Gezondheidsdienst voor
Dieren, RVV, VHI, Faculteit der
Diergeneeskunde en Fidin.
In febmari 1997 leverde het onderwerp
\'De dierenarts en erfelijke bepaalde af
wijkingen bij gezelschapsdieren\' een
levendige discussie op, waarvan een
verslag aan de KNMvD is toegezonden.
De mei-vergadering omvatte alleen een
huishoudelijk deel, met daama wat
meer tijd voor het net zo belangrijke in-
formele gesprek tussen collegae. Zoals
gebmikelijk waren zowel de koffie als
de consumpties later op de avond voor
rekening van de Afdeling.
Tijdens de vergadering in september
was er een bijzonder interessante le-
zing over bacteriën, antibioticaresi-
stentie en honden- en kattenbeten door
dr. D.J. Houwers van het Veterinair
Microbiologisch Diagnostisch Cen-
tmm (VMDC).

Tijdens de december-vergadering trad
Jan Vemooij af als bestuurslid en
voorzitter. Naast het uitspreken van
dankwoorden voor het door hem ver-
richte werk bedacht de Afdeling hem
met het slijpsteen, zodat ook na deze
bestuursperiode zijn vrije uren nuttig
besteed kunnen worden. De vergade-
ring werd gevolgd door alsnog een
klein feestje ter gelegenheid van het
150-jarig bestaan van de Afdeling.

Het lustrumsymposium

De Afdelingen Zeeland, Noord-
Holland, Zuid-Holland en Utrecht
vierden allen in 1997 een lustmm; de
Afdeling Utrecht vanwege haar 150-
jarig bestaan. Ter gelegenheid hiervan
vond op 1 november 1997 een sympo-
sium plaats in Slot Zeist. Onder de titel
\'Diergeneeskunde voert verder\' wer-
den vele facetten van voeding bespro-
ken. \'s Ochtends in een algemeen pro-
gramma, tussen de middag in de vorm
van een uitstekende lunch, na de mid-
dag in kleinere groepen over verschil-
lende aspecten, afsluitend door een
hapje bij de borrel.

Volgens de mening van de deelnemers
was de kwaliteit van de diverse lezin-
gen zeer hoog. Het heeft veel van de
energie van de organisatoren gekost,
maar het was een geslaagd verjaar-
dagsfeest. Tijdens de december-verga-
dering van de Afdeling werd dan ook
met plezier temggekeken op het sym-
posium en was er nog een extra dank-
woord voor de Utrechtse organisator
Harold van Rossem.

Hennie Hadderingh

-ocr page 286-

De American Meat Science Association
(AMSA) reikt de Intemational Award
elk jaar uit aan een persoon, die een in-
ternationaal erkende bijdrage heeft gele-
verd aan de vleeswetenschap en -tech-
nologie. Tevens moet de kandidaat
internationale activiteiten op dit terrein
hebben ontplooid en geactiveerd.
Welnu, Sybesma heeft dit allemaal in
mime mate gedaan. De president van de
AMSA, Chris Calkins, spreekt dan ook
van een welverdiende onderscheiding.
De redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en The Veterinary

Quarteriy is er natuurlijk trots op dat
haar oud-voorzitter deze eer te beurt
vah: Van harte!

Sybesma sUideerde in 1954 af en deed
drie jaar praktijk bij zijn vader in
Heerenveen. Vervolgens promoveerde
hij bij de (toen nog) afdeling Pathologie
van de Faculteit der Diergeneeskunde
en kwam terecht bij het Instituut voor
Veeteeltkundig Onderzoek (IVO
\'Schoonoord\'). Hij werd er in 1972 di-
recteur.

Na zijn VUT (1989) is hij nog steeds
zeer actief. Zoals genoemd was hij ja-
renlang voorzitter van de Hoofdredactie
van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde en The Veterinary Quarteriy. En
niet zomaar een voorzitter: velen kon-
den genieten van zijn joumalistieke bij-
dragen. Zijn belangstelling blijft zeker
niet beperkt tot vlees; zo is hij ook
(plaatsvervangend) afgevaardige voor
de KNMvD in de Raad voor Dieren-
aangelegenheden, afdeling Biotechno-
logie.

QUD-VÜÜRZITTER HOOFDREDACTIE ONDERSCHEIDEN

WATSE SYBESMA ONTVANGT
AMSA-AWARD 1998

De American Meat Science Association heeft dr. Watse Sybesma de prestigi-
euze AMSA 1998 International Award toegekend. Deze onderscheiding
wordt hem eind juni 1998 tijdens de dan te houden Meat Conference in Storrs
(Connecticut) uitgereikt.

Nog steeds is hij voorzitter van het blad
Vleesindustrie, dat aanvankelijk onder
de naam Vleeswetenschap, \'de onderne-
mers en managers in de vee- en vlees-
sector in Nederland en België onafhan-
kelijk, kritisch en betrouwbaar moet
informeren aangaande ontwikkelingen
in het totale vakgebied\'. Verder is hij
oprichter en voorzitter van de stichting
Amplitude, die tot doel heeft veterinair
onderzoek mogelijk te maken.

Een bijzondere man dus, die inderdaad
een welverdiende onderscheiding in
ontvangst neemt.

Drs. J.H.G. Goebbels, op dit moment
werkzaam als plaatsvervangend Veter-
inair Hoofdinspecteur van de Volksge-
zondheid bij het ministerie van Volks-
gezondheid, Welzijn en Sport (VWS),
zal per 1 juli 1998 de functie aanvaarden
van directeur van de Vleeskeurings-
dienst in Nieuw-Zeeland. In deze func-
tie gaat hij zich bezighouden met een
herstmcturering van de vleeskeuring in
Nieuw-Zeeland, die ertoe moet leiden
dat de vleeskeuring meer flexibel wordt.
Daarbij zal met name het terugtreden
van de overheid een rol spelen, met een
gelijktijdige overdracht van verant-
woordelijkheden naar het bedrijfsleven.
De heer Goebbels gaat deze functie in
principe voor de duur van drie jaar ver-
vullen, waama hij zal temgkeren naar
het departement van VWS. De heer
Goebbels trad op 1 september 1985 in
dienst van de Veterinaire Inspectie als
toegevoegd Inspecteur bij de sectie
Vleeskeuring. In 1989 werd hij Inspec-
teur van de sectie Vleeskeuring (inclu-
sief invoer), Destmctie en Diergenees-
middelen. Vanaf 1991 is hij ook
plaatsvervangend Hoofdinspecteur. Hij
heeft zich de afgelopen jaren bezigge-
houden met de diverse problemen op het
gebied van de veterinaire volksgezond-
heid. Tevens is hij vertegenwoordiger
voor VWS in diverse internationale co-
mités die zich bezighouden met een
nieuwe aanpak van de vleeskeuring bin-
nen de Europese Unie.

GOEBBELS BENOEMD TOT DIRECTEUR
VLEESKEURING IN NIEUW-ZEELAND

NIEUWE UITGAVE VETERINAIRE MILIEUHYGIENEWIJZER

Een nieuwe, 361 pagina\'s tellende uitgave van de \'Veterinaire Milieuhy-
giënewijzer\' is kortgeleden verschenen. Deze uitgave is de derde in deze reeks van
de Veterinaire Inspectie, waarin nu een 36-tal stoffen of groepen van stoffen wor-
den beschreven. Vooral wordt aandacht besteed aan de wijze w aarop deze stoffen
zich in plant, dier en mens gedragen en hoe ze vanuit het milieu via plant en dier
naar de mens worden overgedragen. Het boek kan gebruikt worden door ieder-
een die betrokken is bij de bescherming van de volksgezondheid of bij de zorg en
bewaking van de kwaliteit van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.

over een flink aantal voor de volksge-
zondheid van belang zijnde stoffen.
Het verschaft bmikbare informatie om

De Veterinaire Milieuhygiënewijzer
geeft een geordend overzicht van de
uitgebreide en verspreide literatuur
te kunnen beoordelen of producten van
dierlijke oorsprong als gevolg van mi-
lieuverontreiniging gevaar kunnen op-
leveren voor de gezondheid van de
consument.

Als gevolg van industriële processen,
energie-opwekking, gemotoriseerd ver-
keer, intensieve landbouwmethoden,
dumpen, etcetera, komen allerlei chemi-
sche verbindingen in het milieu terecht.
Van de al meer dan 65.000 bekende
stoffen zijn vele giftig voor mens en
dier. Het zijn vooral de giftige en persis-

-ocr page 287-

tente stoffen die via voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong in het lichaam
van de mens terecht kunnen komen en
de gezondheid kunnen ondermijnen en
die daardoor extra aandacht verdienen.
De publicatie is te bestellen bij de
Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid, Postbus 5406, 2280

HK Rijswijk door ƒ J25,- over te ma-
ken op Postbanknummer 209445 ten
name van VHI-Rijswijk onder vermel-
ding van \'Milieuhygiënewijzer\'.

HQEDT U VOOR WEVERS!

Geachte redactie,

Onlangs zat ik in een luie stoel genoeg-
lijk het ingezonden stuk te lezen van col-
lega Mol over zijn bezwaren tegen de
verplichte financiële bijdrage aan de
NCI, alsmede het antwoord daarop van
de heer Van der Bijl. (TvD d.d. 15 maart
1998). Ik had de pagina net uitgelezen
toen mijn zoontje riep dat het tijd werd
om hem voor te lezen. Als goede huisva-
der volgde ik de jongen naar boven.

Op zijn slaapkamer gekomen pakte ik
het grote sprookjesboek op en begon
hem voor te lezen: \'Jaren geleden was
er eens een keizer die met plezier re-
geerde in zijn rijk. Op een dag kwamen
er twee mannen die zich uitgaven voor
informatiseerders, eh.... ik bedoel we-
vers. Helaas hadden zij niet veel geld.
Maar als de burgers hen maar vol-
doende geld en goederen gaven, zou-
den zij voor hen de prachtigste stoffen
gaan weven. De burgers betaalden en
nijver stelden de \'wevers\' zich achter
hun weefgetouwen. Zij werkten onver-
moeibaar tot diep in de nacht. Na lange
tijd kwamen enkele burgers beleefd
vragen of zij de stoffen (waarvoor zij
al jaren betaalden) eens mochten zien.
De wevers vertelden hen dat dit wel
kon. Hun stoffen, zo zeiden zij, waren
niet alleen in de prachtigste patronen
en kleuren geweven, maar zij bezaten
ook een wonderlijke eigenschap. Zij
bleven namelijk onzichtbaar voor ie-
dereen die ongeschikt was voor zijn
ambt of ongelooflijk dom en ouder-
wets was. De brave GGG-burgers
merkten tot hun schrik dat zij niets za-
gen. In hun wijsheid dachten zij echter:
\'als ik werkelijk zo dom en ouderwets
ben, kan ik de anderen maar beter niets
laten merken\'. En dus beaamden zij
driftig knikkend de kwaliteiten van de
voor hen onzichtbare stoffen.
Al spoedig ontstond tussen een aantal
burgers en de wevers een geanimeerde
discussie over alle mogelijke nieuwe
modellen en patronen. De wevers
vroegen vriendelijk om meer geld ten-
einde een en ander te bekostigen. Een
groot deel van de burgers betaalden dit
gaarne, want niemand wenste als dom,
ouderwets of onbekwaam bekend te
staan. Anderen waren echter wat ach-
terdochtiger en betaalden niet direct.
De keizer hoorde van dit alles en
stuurde een minister om de zaak te on-
derzoeken. De minister onderzocht het
weefgetouw, las de bedrijfsverslagen
van de wevers (vol met grootse plan-
nen) en keek vervolgens in het pak-
huis. Volgens de wevers zou dit al
halfvol liggen met door hen gemaakte
stoffen. Met nog meer geld zou het
pakhuis door hen gevuld worden met
zeer exquise stoffen. De hoogwaardig-
heidsbekleder kon in het pakhuis ech-
ter geen stoffen ontdekken.\'Hmmm\',
peinsde de minister, \'Ik zie niets en ik
ben zeker niet dom, zou ik dan onge-
schikt zijn voor mijn ambt?\' Ook dat
was een zeer onaangename gedachte.
Dus adviseerde de minister de keizer
positief over de wevers. De keizer nam
de wevers in vaste dienst. Dat kostte
wel een paar centen, dus kreeg een
deel van de burgers naast zijn jaar-
lijkse belastingaanslag, ook nog eens
een flinke extra acceptgiro vanwege de
speciaal ingestelde \'weversbelasting\'.

De wevers waren dagen en nachten ach-
tereen bezig. Plechtig namen zij, terwijl
het volk door de ramen toekeek, het on-
zichtbare goed van hun weefgetouwen,
knipten met grote scharen in de lucht en
naaiden met naalden zonder draad. Vol
trots presenteerden zij eindelijk de on-
zichtbare kleding aan de keizer. \'Kijk
majesteit, hier is de broek, daar de man-
tel en hier het bovenstuk\'. Het is licht als
spinrag. Men zou werkelijk denken
niets aan te hebben, maar dat is nu juist
het mooie ervan. Niemand van de hove-
lingen durfde echter iets tegen de keizer
te zeggen. Bang dat een ander dan zou
zeggen dat hij niet deugde, ouderwets of
dom was.

De volgende ochtend besloot de keizer
een wandeling te maken in de stad.
\' Maar hij heef^ niets aan!\', riep een klein
kind. \'Here God, uit de mond van kin-
deren zul je de waarheid horen!\', zei de
vader en fluisterde tegen de andere bur-
gers wat het kind had gezegd. \'De keizer
loopt in zijn blootje!\' gonsde het nu door
de rijen toeschouwers. De wevers pro-
beerden nog tegengas te geven. Echter
al spoedig riep het hele volk \'Hij heeft
helemaal niets aan!\'. De keizer vond dat
ze gelijk hadden. Maar hij besloot om
het toch maar tot het einde vol te hou-
den. Ook zijn lakeien schreden verder
en hielden met een strak gezicht een
sleep vast die er helemaal niet was\'. De
volgende dag werden de wevers ontsla-
gen en het land uitgezet. De omstreden
\'weversbelasting\' werd direct afge-
schaft\'.

\'Papa?\', zei mijn zoontje toen het ver-
haal uit was. \'Dat was toch heel dom van
die mensen om de wevers zo lang te blij-
ven geloven en uiteindelijk veel geld
voor niets te betalen. Gelukkig zijn die-
renartsen voor gezelschapsdieren veel
slimmer dan wevers, of niet soms,
paps??\', zei het ventje slaperig, terwijl
hij mij aankeek vol vertrouwen. \'Zeker,
jongen\', mompelde ik peinzend, \'wij la-
ten ons niet door wevers in de luren leg-
gen. Ga maar lekker slapen\'.

Toen ik de trap afliep, was ik ineens veel
minder zeker over mijn gemststelling
aan het kleine manneke. Maar dat moet
je als vader nahiurlijk niet laten merken.
Beneden gekomen schonk ik mijzelf
een lekker portje in. Ik pakte het TvD
weer op en begon opnieuw te lezen op
pagina 207. Toen ik de bladzijde had
uitgelezen wist ik het ineens zeker: het
veterinaire leven is net een sprookje! Ik
nam genietend een slokje van mijn port,
gemstgesteld door de wetenschap dat
sprookjes uiteindelijk altijd goed aflo-
pen. En tot die tijd:......hoedt u zich voor

\'wevers\'!

Anton Beijer

-ocr page 288-

De kracht van samenwerking

-ocr page 289-

met een nog beter
van producten" ve
partners", waar kr

MD ONZE ZORG

-ocr page 290-

Geachte redactie.

Naar aanleiding van de ingezonden
brief\'Nog eens varkenspest\' van prof
dr. G. Wagenaar, moet mij van het hart
dat de zorg geuit in genoemde brief be-
treffende risico\'s voor onze eigen vee-
stapel, veroorzaakt door onvoldoende
zorg in de sector allochtone natuurrun-
deren, niet geheel terecht is.
Sinds enige jaren praktiseer ik op ver-
schillende locaties waar deze dieren
worden gehouden. Ik verzeker u dat er
niet één dier is overgeslagen voor het
reguliere bloedonderzoek. De Stich-
ting Ark en Het Limburgs Landschap
beschikken over vangkooien waar ze
dieren redelijk gemakkelijk in vangen,
al is het maar voor een retentio secun-
dinarum, laat staan voor welke enting
u maar wenst. Vanwege de modeme
mobiele telefonie kost het mij nauwe-
lijks meer tijd en daar staat toch een
stukje avontuur tegenover.
U bent van harte uitgenodigd.

HOE WILD IS WILD?

C.P.M.A. Kriele, Maastricht

y Cofijressen en cursussen

Op dinsdagavond 12 mei 1998 is er
een bijeenkomst voor vrouwelijke die-
renartsen in de regio Utrecht. Spreek-
ster mevrouw drs. H. van Voort-
huysen-Dijkhuis houdt een lezing over
de gezondheidsbegeleiding door de
dierenarts bij de rashondenfokkerij.
Zij zal ingaan op de problematiek bij
de bestrijding van erfelijke gebreken
in de fokkerij en de invloed die wij als
dierenartsen hierop kunnen uitoefe-
nen.

Na haar verhaal zal er gelegenheid zijn
voor het stellen van vragen en discus-
sie. Alle vrouwelijke dierenartsen (ook
diegene van buiten de regio) en stu-
dentes zijn van harte welkom.

Ontvangst om 19.30 uur, aanvang le-
zing om 20.00 uur. Locatie: zalencen-
trum-café (voorheen \'Zeezicht\') Flo-
rin & Firkin, zaal 5, Nobelstraat 2-4 in
Utrecht.

Voor nadere informatie kunt u contact
opnemen met een van de contactvrou-
wen: Eveline Jansen, telefoon: 030 -
2896356 of Henriette Relou, telefoon:
030 - 2970836.

BIJEENKOMST VOOR VROUWELIJKE
DIERENARTSEN REGIO UTRECHT

AANGIFTEPLICHTIGE

BESMETTELIJKE

DIERZIEKTEN

In Nederland is in de periode van 1
febmari 1998 tot en met 28 febmari
1998 een besmetting geconstateerd
van Rundertuberculose.

Het bedrijf ligt in het werkgebied
van de RVV-kring Weert.

Het veertig jaar jonge, pharmaceutische
bedrijf Apharmo neemt met haar nieuw-
bouw van circa 5000 m^ een stap in de
hightech 21^ eeuw. Met twee clean-
rooms die voor bacterievrije producties
zorgen, laboratoria en kantoorruimten
voor de ontwikkelingsafdeling en an-
dere medewerkers, overtreft Apharmo
ruimschoots de Europese GMP (good
manufacturing practice) eisen. De
nieuwe fabriek die valt onder de hoofd-
inspectie voor de gezondheidszorg heeft
goede uitbreidingsmogelijkheden. De
fabriek zal in januari 1999 volop in be-
drijf zijn. In het marktsegment van dier-
geneesmiddelen voor gezelschapsdie-
ren, waar Apharmo onder meer voor
produceert, verwachten marketeers een
sterke groei in de Europese markt.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs
indien teksten, die langer
zijn dan één A4-tje op bij
voorkeur een 3,5 inch-
diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook moge-
lijk). Aan het eind van regels
gelieve geen harde returns te
geven.

NIEUWE FABRIEK APHARMO

Op 31 maart 1998 sloegen de directeur van de Gelderse Ontwikkelings
Maatschappij, de heer W.I.J.M. Vrijhoef en de loco-burgemeester van de ge-
meente Duiven, de heer H. Nijland, gezamenlijk de eerste paal voor de nieuwe
fabriek van Apharmo B.V. op het industrieterrein Centerpoort-Nieuwgraaf
te Duiven. Dit is een belangrijke stimulans voor de innovatieve ontwikkeling
van de regio.

-ocr page 291-

VRAAG:

Transmissie bij het Bovine Leu-
icaemia-virus is via rectaal onderzoek
mogelijk. In hoeverre is bekend dat
dit ook bij Salmonella dublin of
Salmonella typhimurium mogelijk
is?

ANTWOORD:

Over de mogelijkheden van transmis-
sie van salmonella via rectaal onder-
zoek is weinig bekend. Frik (1969)
heeft experimenteel een beperkt aan-
tal rectale infecties met Salmonella
dublin uitgevoerd. Bij een actieve
drager werd driemaal circa 50 gram
mest afgenomen. De mest bevatte
circa 10^ Salmonella dublin-kiemen
per gram. De mest werd in het rectum
gebracht van drie jonge runderen
(circa 22 maanden), ongeveer op 40
tot 50 cm van de anus. Na de toedie-
ning werd de mest van de dieren re-
gelmatig bacteriologisch onderzocht.

• I* ■ in

TRANSMISSIE VAN SALMONELLA DUBLIN VIA
RECTAAL ONDERZOEK

Na twee weken waren twee van de
drie runderen nog positief Na vier
weken waren alle runderen negatief.
Samenvattend kan gesteld worden
dat transmissie van Salmonella du-
blin via rectaal onderzoek zeker mo-
gelijk is. Uit de beperkte gegevens
lijkt transmissie van korte duur en is
de kans op de klinische afwijkingen
nihil.

SALMONELLA DUBLIN BIJ RUNDVEE

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie de heer
drs. J. Veling (Gezondheidsdienst
voor Dieren) bereid om voor de le-
zers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

Bij mndvee met Salmonella dublin ko-
men veel vaker dragers voor dan bij
Salmonella typhimurium. Kunnen
deze dragers met de huidige methodes
opgespoord worden?

ANTWOORD:

De diagnostiek van dragers bij
Salmonella dublin is afhankelijk van
de gehanteerde definitie voor dragers.
Bij Salmonella dublin kan onderscheid
gemaakt worden tussen actieve dra-
gers, latente dragers en passieve dra-
gers. De diagnostische mogelijkheden
voor de verschillende typen dragers
worden in het onderstaande schema
weergegeven.

- De actieve drager is vaak klinisch ziek
geweest, maar daama goed hersteld.
Het mestonderzoek (BO) kan jaren-
lang positief blij ven. Behandeling van
deze dieren leidt zelden tot een gun-
stig resultaat. Een actieve drager
wordt gediagnosticeerd door een drie-
voudig positief mestonderzoek (BO).
Het interval tussen deze onderzoeken
is steeds één maand.

Type drager

Verwachte resultaten bij onderzoek

Mest(BO)

Bloed (serologie)

Slacht (BO organen)

Actief

-1-

Latent

±

Passief

±

-

±

- De latente drager is soms klinische
ziek geweest. Het mestonderzoek
(BO) is vaak negatief De kans op
een positief mestonderzoek is het
grootst in de periode rond het afkal-
ven.

- De passieve drager is niet ziek ge-
weest en bestaat bij de aanwezigheid
van een actieve drager. Verwijderen
van de actieve drager(s) uit de kop-
pel betekent dat de passieve drager
zal stoppen met Salmonella dublin
uit de omgeving op te nemen en met
de mest uit te scheiden.

Opsporen van dragers is van belang
om de uitscheiding van Salmonella du-
blin op het besmette bedrijf te stoppen.
Mestonderzoek (BO) is zeer geschikt
om actieve dragers op te sporen. Met
herhaald bloedonderzoek (serologie)
kunnen de actieve dragers en een deel
van de latente dragers worden opge-
spoord. De titer na een infectie blijft
vaak zes tot 12 maanden aanwezig. Bij
dragers blijft de titer aanwezig of lan-
ger bestaan. Herhaald bloedonderzoek
met een tussenmimte van circa zes
maanden biedt in dit verband diagnos-
tische mogelijkheden.

-ocr page 292-

M. Theunissen; SR 654/97: 28pp.

Schotse hooglanders worden hoofd-
zakelijk gehouden in natuurgebieden
waar deze dieren een gunstige invloed
hebben op het eco-systeem en onder-
meer vergrassing tegengaan. Ook be-
drijfsmatige houderij komt voor.
Informatie wordt verstrekt over de ge-
schiedenis, de anatomische raskenmer-
ken, de eisen om als stamboekdier er-
kend te worden en over het voorkomen
van ziekten en erfelijke gebreken.
Voorts wordt ingegaan op de gezond-
heidseisen wat betreft het vrij zijn van
tuberculose, bmcellose, leptospirose,
BSE en andere ziekten en de controle
hierop. Gegevens worden verstrekt
over zoötechnische parameters als ge-
boortegewicht, groeisnelheid, vmcht-
baarheid, drachtigheidsduur, melkpro-
ductie en vleeskwaliteit.
Geconcludeerd wordt dat dit ras niet
geschikt is als vleesproducent.

SCHOTSE HOOGLANDERS IN DE LAGE LANDEN

bovine virus diarree virus spreiding zonder \'dragers\'

J.J. Doekes. SR 577/96:26pp.

In de literatuur zijn verschillende ge-
vallen beschreven van seroconversie
ten opzichte van het BVD vims op be-
drijven waar na uitvoerig onderzoek
alle \'dragers\' waren verwijderd.
Meestal werd geconstateerd dat sero-
conversie beperkt bleef tot een klein
aantal mnderen binnen een leeftijds-
groep of binnen een productiegroep.
Schrijver verwerkte de resultaten van
een geïsoleerd bedrijf in Oost-Neder-
land waar gedurende zes jaar twee-
maal per jaar een uitvoerig onderzoek
had plaatsgehad op BVD, zowel sero-
logisch als op vimskweek.
Steeds vond men seroconverie en één-
maal een persistent geïnfecteerd kalf
dat door toevallige omstandigheden in
isolatie was gehouden en dat daardoor
slechts één ander dier had besmet.
Er worden een aantal mogelijkheden
besproken voor introductie van de
smetstof zoals KI, ET, bezoek veefok-
dagen, besmetting via andere hoefdie-
ren (ook de in het wild levende), tijde-
lijke afvoer, menselijk contact, besmet
instmmentarium van de dierenarts en
andere. Vrijwel al deze mogelijke oor-
zaken konden worden uitgesloten.
Vermoedelijk is er sprake geweest van
transiënt besmette dieren. Het is be-
kend dat sommige mnderen na be-
smetting nog wel tot 60 dagen vims
kunnen uitscheiden via de luchtwegen.
Binnen een grote en gevoelige popula-
tie zou de infectie zo in stand kunnen
worden gehouden.

Referaten

P. Van Empel, H. van den Bosch, P.
Loeffen en P. Storm. Journal of Clinical
Microbiology 1997; 35 (2): 418-21.

443 Ornithobacterium rhinotracheale
isolaten, verzameld tussen 1987 en
1996, zijn biochemisch en serologisch
onderzocht. De isolaten waren afkom-
stig uit zes verschillende landen en geï-
soleerd uit de respiratietractus, lever, ge-
wrichten en hersenen van zieke dieren.
O. rhinotracheale is een gram negatief,
pleomorf (wisselend van vorm) staaQe.
De bacterie groeit het beste na 48 uur be-
broeden op een bloedagar met 5% scha-
penbloed bij 37°C, onder microaerobe
(5-10% CO2) condities. Bij deze om-
standigheden groeit
O. rhinotracheale
met smalle 1 tot 3 mm grote, grijze tot
grijs-witte kolonies, met soms een rood-
achtige gloed. De geur die wordt gepro-
duceerd lijkt op boterzuur.
O. rhinotra-
cheale
reageert positief in de oxidase
test en kan geïdentificeerd worden met
behulp van een API 20 NE-strip
(BioMerieux SA). Na 24 uur bebroeden
bij 30\'\'C reageert 100% van de stammen
positief in de ONPG-test (een test om de
aanwezigheid van het enzym (i-galacto-
cidase aan te tonen), 65% reageert posi-
tief in de urease test en 1 % in de arginine
dihydrolase (ADH) test. De code voor
O. rhintracheale is 0-2-2-0-0-0-4 of 0-0-
2-0-0-0-4 (indien ook de ADH-test
wordt uitgevoerd is de code 0-3-2-0-0-
0-4 of 0-1-2-0-0-0-4). (De strip moet
worden bebroed bij 30\'\'C, omdat bij
37°C de urease en de ADH test andere
reacties geven, ref) In de Agar Gel
Precipitatietest (AGP) konden zeven
verschillende serotypen (A-G) worden
onderscheiden (recent onderzoek van P.
van Empel toonde het bestaan van nog
twee serotypen (H-I) aan). In geval van
serotypen A, B en E kon in een aantal
gevallen een tweede precipitatielijn
worden waargenomen. In de ELISA-
test kwamen tussen deze serotypen
kmisreacties voor. De serospecificiteit
van de ELISA-test heeft ook nadelen.
Voor de diagnose is het vaak nodig om
op alle serotypen te testen. Bij de kip be-
hoort 94% van de stammen tot serotype
A, bij kalkoenen 80% tot A of B.
Niet alle dieren binnen een geïnfecteerd
koppel zijn serologisch positief Bo-
vendien treedt de serologische respons
soms traag op en kan binnen enkele we-
ken weer verdwijnen. Bij de interpreta-
tie van de ELISA moet hiermee reke-
ning worden gehouden.
Er lijkt een relatie te bestaan tussen de
geografische afkomst van de stammen
en de serotypering. Alle serotypen C
zijn afkomstig uit Califomië, alle stam-
men uit Zuid-Afrika en Engeland zijn
van het type A.

identification and serotyping of
ornithobacterium rhinotracheale

De verschillende serotypen zijn zowel
pathogeen voor kippen als voor kalkoe-
nen en zijn derhalve niet soort-specifiek.

Mevr. L. van Veen

-ocr page 293-

«n-v.-i\'

VOORJAARSDAGEN (v;

Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren / ^

¥

U ALS CONGRESDEELNEMER HEEFT
* GRATIS TOEGANG *

tot de commerciële tentoonstelling die gehouden wordt tijdens het Voorjaarsdagencongres op 24, 25, en 26 april 1998 in het
RAI-congrescentrum te Amsterdam. Tijdens deze expositie, waaraan meer dan 70 toonaangevende firma\'s hun medewerking
verlenen, is het mogelijk om in ongedwongen sfeer nader kennis te maken met uw leveranciers die u graag informeren over de
NIEUWSTE ONTWIKKELINGEN op veterinair gebied. De tentoonstelling zal op vrijdag, zaterdag en zondag gehouden worden.
Gedurende deze dagen zullen onder andere de volgende exposanten aanwezig zijn om u te ontvangen:

Aesculaap

Alfasan Diergeneesmiddelen
Apharmo
Apollonia\'s Cards
AST Farma

AUV Dierenartsen Coöperatie
Bayer Animal Health
BDO/Medipass
Boehringer Ingelheim
Boekhandel Breese Kemink
J.W. de Boer Advisering
Cardio Control
Cook Nederland
Dynamic Veterinary Products
Euro vet

Floris Vet. Prod.

Fort Dodge Animal Health

HC Two Limited

Hill\'s Pet Nutrition
Holland Diervoeders Huveco
Idexx Laboratories
InnoSys International
Instruvet

Johnson & Johnson Medical
Kynotrain

Leo Pharmaceutical Products Macrogenix

Majesta HC Nederland

Margery Import

Merial

Micpoint

Mycofarm Nederland
Nemas

Novartis Agro Benelux
PAO-D

Pfizer Animal Health
Pharmacia & Upjohn

Pie Medical Benelux Robouw Med. Techn.
Röntgen Controle Nederland
Royal Canin Nederland
Saarloos Koeltechniek
Sanofi Santé

Schering Plough Animal Health
Synapses IT
VAB Zeewolde
Valuepath

Veterinary Endoscopy Services

Vetin-Aacofarma

Vétoquinol Vet. Prod.

Vetstream

Virbac Nederland

VVAA

Waltham Veterinaire Service
Wigro-Van der Kuip

DeTlDBITS

Dit jaar is een nieuw onderdeel aan het
wetenschappelijk programma toege-
voegd: de TID BITS.
Op zaterdag 25 april 1998 worden, in
twee dagdelen, 15 verschillende on-
derwerpen op een dynamische manier
belicht. Alleen de kempunten worden
behandeld, waardoor u in een kwartier
tijd een pakkend overzicht krijgt van
het betreffende onderwerp. Iedere le-
zing wordt gevolgd door een korte mo-
gelijkheid tot discussie. Door deze
wijze van presenteren blijft het boei-
end om te volgen.

Dit principe heeft als doel u in één dag
een globaal overzicht te geven van een
heel scala aan praktische onderwer-
pen. De lezingen worden in het Engels
gegeven.

VOORJAARSDAGEN 1998:
VEELBELOVEND!

Wilt u meer informatie over het
Voorjaarsdagen Congres?

Voorjaarsdagen Secretariaat
Postbus 14031 3508 SB Utrecht
Tel.:030-25101 11
Fax: 030-251 17 87
E-mail: vjdCoipobox.mu.nl
of bezoek onze intemet site:
http://www.rai.nl/ads/veterina/en/
welcome.html

TOT ZIENS OP DE VOORJAARSDAGEN!
24-26 APRIL 1998
RAI CONGRES CENTRUM,
A.MSTERDA.M

In deze rubriek treft u infonnatie aan
betreffende enkele van onze cursus-
sen. Opgave voor de genoemde cur-
sussen via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod@po-
box.ruu.nl. Ons volledige cursusaan-
bod kunt u, naast onze brochure, vin-
den op intemet pagina: http://www.
cc.mu.nl/paod.

Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op rundveebe-
drijven deel II.
Cursusprijs ƒ 1375,-
(inclusief lunches).

Cursusnummer, data en locatie:
98/203; 12, 13 en 14 mei 1998;
Gezondheidsdienst te Drachten.

Deze driedaagse cursus bouwt voort
op kennis opgedaan in Deel I, maar

-ocr page 294-

kan ook afzonderlijk worden gelopen.
Wederom staat de protocollaire aan-
pak van infectieziekten op mndveebe-
drijven centraal. Op de aanvangsdag
zal aandacht besteed worden aan over-
dracht van infectieziekten tussen mnd-
veebedrijven. Daarbij zal onder meer
aan de orde komen het risico van in-
sleep van infecties op bedrijven en het
al dan niet gesloten zijn van bedrijven.
Op de tweede en derde dag zullen een
aantal, voor de mndveehouderij in
Nederland, actuele infectieziekten wor-
den behandeld. Aan de orde komen
Salmonella, infectueuze abortus, pin-
kengriep en parasitaire infecties. Na een
inleiding over de infectieziekten zal
steeds een protocol van aanpak en een
case-studie worden behandeld. Cur-
susleiders zijn dr. W.H.M. van der Poel,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD, dr. G. Benedicms,
Gezondheidsdienst, Drachten en dr.
Y.H. Schukken, Vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting,
FdD.

N.B. Overnachtingen zijn niet inbe-
grepen, hieronder treft u een suggestie
aan. U dient zelf de reservering te ver-
zorgen. Een hotel dat zich op korte af-
stand van de cursuslocaties bevindt is
het Golden Tulip in Drachten (0512 -
52 97 05).

Praktische toepassing van ZOVEX,
een zoötechnisch-veterinair expert-
systeem voor de vleesvarkenshoude-
rij
- een AUV/InterAct-training exclu-
sief voor dierenartsen. Deze cursus is
door InterAct Agrimanagement ont-
wikkeld in opdracht van AUV-
Dierenartsencoöperatie in het kader
van het kennistraject dat de AUV uit-
voert ten bate van haar leden.

Cursusnummer en data:

98/303; dinsdag 12 mei en dinsdag 9

juni 1998.

De eerste dag van 09.30 tot 17.00 uur
en de tweede dag temgkom-middag
van 14.00 tot 17.00 uur bij de A.U.V te
Cuijk.

Het zoötechnisch-veterinair expertsys-
teem ZOVEX is een gebmiksvriende-
lijk computerprogramma op de PC dat
de analyse van een vlees varkensbedrijf
op de aanwezigheid van risicofactoren
ondersteunt. ZOVEX geeft een kwali-
tatieve analyse van de gezondheid,
welzijn en productie van vleesvarkens
enerzijds, en management en bedrijf-
somstandigheden zoals hygiëne, huis-
vesting en klimaat anderzijds. Diverse
experts waren bij de ontwikkeling van
ZOVEX betrokken. De training is ge-
richt op het gebmik van ZOVEX in de
dagelijkse praktijk. Een belangrijk on-
derdeel van de training is het - in de
vorm van cases - oplossen van proble-
men op praktijkbedrijven. De cursus-
leiders zijn dr. ir. R.B.M. Huime,
InterAct agrimanagement, LU Wage-
ningen, ir. J. Enting, InterAct agrima-
nagement, FdD en drs. R.H.M.
Bergevoet, InterAct agrimanagement,
praktiserend dierenarts.

fÊKrm

De prijs: ƒ 1.250,-(exclusief BTW, in-
clusief lunch en een trainingsversie
van Zovex)*

* Betaling middels een door de AUV
gezonden factuur inclusief BTW Be-
taling op deze wijze aangezien PAO-
Diergeneeskunde niet BTW-plichtig
is.

Persoonlijk leiderschap en de
kracht van communicatie
(98/905),
maandag 29 en dinsdag 30 juni 1998 te
Zeist. Cursusprijs ƒ 1650,- (inclusief
twee boeken, een reader ed overnach-
ting).

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigeriei wijze leider.
Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebmikt het ge-
wicht van zijn persoonlijkheid om zijn
dingen te doen, zijn visie te ontwikke-
len en zijn doelstellingen te bereiken.
Deze training gaat
niet over wie er de
baas is of gaat worden. Daarom is deze
training voor alle dierenartsen in welk
dienstverband dan ook. Deze training
gaat wel over een persoonlijkheid die
zichzelf vormgeeft in de manier van
communiceren. Daarom in deze per-
soonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanbo-
ren als leider geefl de mogelijkheid de
eigen richting vorm te geven. Dan kan
de leider anderen uitdagen om hun
bronnen te gebmiken en te ontwikke-
len.

liiaiiLÄti^

Succes willen hehben
Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider.
Wij denken daarbij niet alleen aan het
succesvol zijn of kunnen \'scoren\',
maar aan het gericht blijven op de ei-
gen visie en het genieten van de suc-
cessen die op weg daamaartoe worden
geboekt. Geniet zonder ook maar iets
in te leveren van de motivatie om de
vervolgens gestelde doelen te berei-
ken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maat-
schapsvergaderingen en contacten
met cliënten zijn conflicten ook een
gegeven. Hoe kun je ze voorkomen en
oplossen?

Kortom: een tweedaagse training om
te leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.

Docent: drs. W. Veenbaas (in samen-
werking met prof dr. A. Pijpers). Drs.
Wibe Veenbaas heeft een eigen trai-
ningsinstituut: Phoenix Opleidingen in
Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die
hij gehouden heeft voor diverse
Groepen van de KNMvD en als docent
bij de cursus Apotheek II Landbouw-
huisdieren.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-tje op bij voorkeur een 3,5
inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde re-
tums te geven.

-ocr page 295-

Hoewel de Werkgroep Veterinair
Antibioticumbeleid de laatste jaren
weinig van zich heeft laten horen, is de
Werkgroep wel zeer actief geweest.
Verbruikscijfers van antibiotica bij
landbouwhuisdieren over de jaren
1992, 1994 en 1996 zijn verzameld en
worden binnenkort gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Resistentiesurveillance heeft momen-
teel extra aandacht door de her-
nieuwde discussie rond het gebruik
van bepaalde antibiotica in dieren
(avoparcine, quinolonen) en potentiële
volksgezondheidsrisico\'s. Een sur-
veillance is uitgevoerd in kalveren,
varkens en pluimvee.
Medio april verschijnen tweede edities
van de formularia: varkens, kleine her-
kauwers, pluimvee en vleesvee. Later
dit jaar zullen tweede edities verschij-
nen van de formularia: mnderen
(melkvee) en paarden. In deze nieuwe
edities is getracht de formularia wat
betreft de opzet meer op elkaar af te
stemmen en aan te passen aan het be-
schikbare arsenaal aan antibiotica.

U kunt een tweejarig abonnement ne-
men op de formularia (periode 1998-
1999). De volgende pakketten zijn be-
schikbaar:

Landbouwhuisdieren en gezelschaps-
dieren: f 70,-; Landbouwhuisdieren:
f 50,-; Gezelschapsdieren:
ƒ 40,-.
Verzamelbanden zijn los te bestellen
en kosten f 15,- (bedragen zijn inclu-
sief verzendkosten en BTW).
Graag uw opgave schriftelijk (postbus
14031, 3508 SB Utrecht), per fax (030
- 2511787) of e-mail (KNMVDt^PO-
BOX.RUU.NL).

De Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid is in 1990 opgericht met als
doel het antibioticumbeleid voor de KNMvD te formuleren. De nota \'antibio-
ticumbeleid\' is gepubliceerd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde in
maart 1994. Naast een adequate educatie zijn de drie hoofdlijnen van dit be-
leid:

- verbruikscijfers van antibiotica bij dieren monitoren;

- resistentiesurveillance uitvoeren;

- richtlijnen geven voor antibioticumtherapie (formularia).

WERKGROEP VETERINAIR ANTIBIOTICUMBELEID IN DE SCHIJNWERPERS

TWEEDE EDITIES VAN ANTIBIOTICA-FORMULARIA NU
VERKRIJGBAAR

-ocr page 296-

De keuze van de drie speerpunten moet
uitmonden in drie plannen: een in- en
een extem communicatieplan\' en een
plan voor de ondersteuning van prak-
tijkmanagement. Het is noodzakelijk
dat de reeds bestaande activiteiten op
deze gebieden worden geïntegreerd in
de nieuwe te ondernemen acties. Voor
alle drie de speerpunten geldt namelijk
dat de KNMvD zich er reeds in mime
mate mee bezighoudt. Zo is het project
Certificatie in wezen ook een manier om
de organisatie en de logistiek (en dus het
management) van de dierenartsenprak-
tijk te verbeteren.

Voomitlopend op het plan voor de on-
dersteuning van praktij kmanagement
wordt in dit artikel een aantal reeds be-
staande activiteiten toegelicht, alsmede
een korte blik op de toekomst geworpen.
Maar eerst komen de maatschappelijke
ontwikkelingen aan de orde, die mo-
menteel van grote invloed zijn op de
praktijkvoering.

TOENEMENDE (XINCURRENTIE
Zoals reeds in de inleiding genoemd,
wordt de concurrentie in zowel de land-
bouwhuisdierenpraktijk, als de gezel-
schapsdierenpraktijk groter. De praktijk
reageert hierop door de bakens te verzet-
ten: de kwaliteit wordt verbeterd, onder
meer door certificatie, maar ook door
differentiatie en specialisatie. Dierge-
neeskundige zorg is geen eenheidsworst
meer.

Het Hoofdbestuur van de KNMvD heeft naar aanleiding van het beleidsplan
(1997) besloten om prioriteiten te stellen. Het is nu eenmaal onmogelijk en
derhalve onwenselijk om de diergeneeskunde op alle fronten tegelijk te bevor-
deren. De drie speerpunten zijn praktijkmanagement en in- en externe com-
municatie. Waarom praktij kmanagement, zult u zich misschien afvragen? De
dierenartsenpraktijk wordt nog te weinig gezien als een onderneming, het-
geen de dierenarts in toenemende mate voelt als een gemis. De druk van bui-
tenaf wordt zowel in de landbouwhuisdierensector als in de gezelschapsdie-
rensector steeds groter. De landbouwhuisdierenpraktijk wordt geconfron-
teerd met een inkrimpende veestapel - en dus een krimpende markt voor vete-
rinaire dienstverlening - en als antwoord daarop een grotere vraag naar gega-
randeerde kwaliteit. De gezelschapsdierenpraktijk ondervindt steeds meer
concurrentie van andere aanbieders van veterinaire producten en diensten.
Ook hier is professionaliteit een must om te overleven.

Daarom bestaat er in beide sectoren grote behoefte aan kennisvermeerdering
op het gebied van management, in het bijzonder financieel management en
marketing/PR. Bovendien is ondersteuning van de dierenartsenpraktijk als
onderneming een activiteit die typisch bij de KNMvD thuishoort en waar ook
grote vraag naar bestaat bij de leden.

SPEERPUNT HOOFDBESTUUR; PRAKTIJ KM AN AGEMENT

KRIMPENDE MARKT EN TOENEMENDE CONCURRENTIE
VAN INVLOED OP DIERENARTSENPRAKTIJK

Verder is horizontale prijsbinding in-
middels echt verboden. Een set \'reken-
regels\' uitgegeven door de KNMvD in
de vorm van de tarievenpublicatie be-
hoort daarmee zeer binnenkort tot het
verleden. De wetgever vindt dat door
toenemende concurrentie de kwaliteit
van de dienstverlening wordt bevor-
derd. Dat is een economische wet waar
op zichzelf geen speld tussen te krijgen
is.

Al met al wordt de dierenartsenpraktijk
steeds meer een echte, vrije onderne-
ming. De \'beschermde sfeer\' waarin de
dierenarts al die jaren zijn (of haar) werk
heeft gedaan, valt weg. Het is nu zaak
om deze bedreigingen - want zo worden
deze ontwikkelingen over het algemeen
gevoeld - om te zetten in kansen. Dat is
althans het voomemen van het Hoofd-
bestuur.

Een vrije ondememer dient zich als geen
ander bewust te zijn van kosten en ba-
ten. Hij dient ook keuzes te maken. De
vragen die hij aan zichzelf moet stellen
zijn onder andere de volgende: aan
welke diensten heeft de cliënt die ik wil
bedienen, behoefte? Welke kwaliteit
kan en wil ik leveren? En welke belo-
ning moet daar tegenover staan? Kan ik
mij laten ondersteunen door personeel
en wat zijn de gevolgen daarvan?
Klakkeloos de onderneming van de col-
lega kopiëren is daarbij uit den boze.
Dierenartsen zijn er gezamenlijk bij ge-
baat dat er meer soorten ondememingen
ontstaan. Deze beweging is reeds jaren
geleden in gang gezet door specialismen
in het leven te roepen en te praten over
eerstelijns- en tweedelijnszorg. Deze
trend zal zich nog enige tijd voorzetten,
gezien de geschetste ontwikkelingen.
Kortom: diergeneeskunde wordt maat-
werk. En dat vraagt managementkwali-
teiten, c.q. sociale vaardigheden van de
dierenarts.

Door Sophie Deleu

STUDENTEN EN JONGE LEDEN
De KNMvD rekent het tot haar taak de
dierenarts te ondersteunen vanaf het
prilste begin, dat wil zeggen al voor de
\'geboorte\'. Zo is voorlichting tijdens de
studie een belangrijk aandachtspunt van
het Secretariaat. De eerste keer dat de
studenten met de KNMvD in aanraking
komen is in het eerste jaar. Dan wordt
verteld wat de KNMvD is en doet. De
specifieke voorbereiding op een baan
als dierenarts in loondienst, relevant
voor het gros van de studenten, vindt in
een latere fase plaats: het Secretariaat
vult een deel van de zogenaamde BIC-
avonden (Basis Informatie Co-assisten-
ten), mede georganiseerd door de
VVAA en de C&E-bank, en verzorgt
elke zes weken een college voor co-as-
sistenten over arbeidsrecht; wat staat je
te wachten als je afstudeert? Tijdens
deze bijeenkomsten wordt de studenten
ook verteld hoe de Vacaturebank werkt
en wat het nut is van het lidmaatschap
van de KNMvD. De afstuderenden kun-
nen altijd een afspraak maken voor per-
soonlijk advies over contracten, arbeids-
voorwaarden etcetera.
Voor de jonge leden heeft de KNMvD
ook een aantal specifieke, ondersteu-
nende activiteiten. Twee keer per jaar
wordt bijvoorbeeld de cursus \'Van me-
dewerker tot associé\' georganiseerd.
Voor een zeer zacht prijsje komen de
overwegend jonge leden alles te weten
over associëren, arbeidsrechtelijke za-
ken, accountantsrapporten, financie-

-ocr page 297-

ring, verzekeringen, goodwill, samen-
werken in maatschappen, conclicthante-
ring enzovoorts.

ADVIES EN VOORLICHTING
Gaandeweg zijn (of haar) carrière komt
de practicus tal van keren met de
KNMvD in aanraking, indien hij daar
behoefte aan heeft. Zo brengt de
KNMvD persoonlijk advies uit over
goodwill en andere aspecten van asso-
ciatie. Een minder leuke, maar zeker zo
nuttige adviserende taak heeft het
Secretariaat bij conflicten in de praktijk,
zowel in de loondienst-situatie als in de
maatschap. Het Secretariaat wordt daar-
bij ondersteund en geadviseerd door
enerzijds het Netwerk van Dierenartsen,
als het gaat om conflicten in maatschap-
pen, en anderzijds het Discussieplat-
form Arbeidsvoorwaarden inzake de
Dierenarts in Loondienst. In het Dis-
cussieplatform zijn zowel de werkge-
vende als de werknemende dierenarts
vertegenwoordigd.

Om advies te kunnen geven is het na-
tuurlijk van belang om gegevens te ver-
zamelen. Het Secretariaat krijgt de me-
dewerking van een zestigtal praktijken
voor het bepalen van financiële kenge-
tallen. Deze kengetallen komen alle le-
den ten goede. De participerende prak-
tijken krijgen bovendien inzicht in het
functioneren van hun eigen ondeme-
ming, doordat ze inzage krijgen in de
(geanonimiseerde) gegevens van andere
praktijken (externe bedrijfsvergelij-
king).

Waar mogelijk draagt het Secretariaat
de kennis omtrent praktijkmanagement
luid en duidelijk uit. Zo werken ver-
scheidene medwerkers mee aan PAO-
cursussen (Groep Groot Dagen, Vete-
rinaire Apotheek, Certificatie en vele
andere). De KNMvD organiseert overi-
gens zelf de cursus Presentatietechnie-
ken over de presentatie van \'jezelf en je
organisatie, c.q. ondememing\' en de na-
scholingsbijeenkomsten voor Vrouwe-
lijke Dierenartsen, waarin communica-
tie en management in de dierenartsen-
praktijk vaak aan de orde komen.

VERWANTE ACTIVITEITEN
De KNMvD heeft tevens een aantal aan
praktijkmanagement verwante projec-
ten en activiteiten. Denk aan het project
Certificatie dat de organisatie en logis-
tiek van de dierenartsenpraktijk op een
hoger niveau moet brengen. Maar ook
de ontwikkeling en het uitgeven van de
ARBO-checklist, de rekenregels (lees:
Tarievenpublicatie) en de publicatie
Dierenarts in Loondienst - het in Dienst
nemen van Personeel, de Vaccinatie-
boekjes etcetera zijn bedoeld om het de
dierenarts gemakkelijker te maken prak-
tijk uit te oefenen.

Marketing en PR (ook management-ta-
ken) mogen zich in een stijgende be-
langstelling van de KNMvD verheugen.
Het wordt steeds duidelijker dat het po-
sitioneren van de dierenarts en de dier-
geneeskundige zorg de komende jaren
grote aandacht vergt door de genoemde
toenemende concurrentie. Ter onder-
steuning van de PR van de dierenarts-
practicus geeft de KNMvD een tweetal
bladen uit, \'Veehouder en Dierenarts\'
en \'Dierenpraktijken\'. Voor de presen-
tatie van het diergeneeskundige beroep
kunnen leden een diaserie lenen en bij-
behorende folders \'De Nederlandse
Dierenarts\' bestellen.

WAT NOG MEER?
Het is wel duidelijk dat de KNMvD zich
reeds enorm inspant voor de practicus.
De reden waarom het Hoofdbestuur het
onderwerp praktijkmanagement toch
als speerpunt gekozen heeft, is dat een
aantal van deze activiteiten uitgebreid
moet worden. Dat dit geen luxe is, moge
blijken uit de geschetste trends in de sa-
menleving die van invloed zijn op de
diergeneeskundige praktijk.
Zo dient in de opleiding en in bij- en na-
scholing meer aandacht besteed te wor-
den aan management. Natuurlijk in
overleg en samenwerking met de
Faculteit der Diergeneeskunde (FdD),
de Stichting Post Academisch On-
derwijs Diergeneeskunde (PAO-D) en
de dierenartsencoöperatie AUV. Aan
de orde dienen te komen: sociale vaar-
digheden en communicatie, personeels-
zaken, financiën, automatisering en in-
formatisering, associaties en dissocia-
ties, praktij kovemame, pensioen en
verzekeringen, marketing en PR en vele
andere. Natuurlijk kunnen ook andere
deskundigen, zoals medewerkers van
de AUV, hieraan een nuttig steentje bij-
dragen.

Naast het organiseren van scholing op
dit punt kan de KNMvD meer doen voor
de practicus. Het is belangrijk om een
veel groter inzicht te verkrijgen in de or-
ganisatie van het veterinaire wereldje,
zowel intem (praktijken, werkzaamhe-
den, etcetera) als extem (activiteiten an-
dere organisaties). Daartoe dienen veel
meer gegevens verzameld te worden.
Dit zou in samenwerking met de Novad
Coöperatie Ideëel kunnen geschieden.
En zo grijpt een groot deel van de activi-
teiten van de KNMvD en bevriende or-
ganisaties in elkaar. Het is bovendien
noodzakelijk om deze activiteiten af te
stemmen op de afnemers van dierge-
neeskundige zorg (eigenaren, veehou-
ders, organisaties). Het beleid van de
vereniging dient hierop toegesneden te
zijn. Zonder twijfel een nuttig speerpunt
dus; praktijkmanagement. Een werk-
groep van de KNMvD, de AUV, de FdD
en PAO-D werkt het daarom uit tot een
Plan Praktijkmanagement.

NOGMAALS: ZIEKENGELDVERZEKERING EN ARBODIENSTVERLENING

KNMVD, AMEV EN ARBO UNIE PAKKEN
ZIEKTEVERZUIM AAN

Het langdurig ziekteverzuim is de
afgelopen jaren gestegen. Dit blijkt
onder meer uit de cijfers van de
ziekengeldverzekering en uit het feit
dat meer mensen in de WAO terecht
komen. Deze ontwikkeling heeft tot
gevolg dat de premie voor de zieken-
geldverzekering omhoog gaat. Met
het doel dit langdurige ziektever-
zuim te beperken is de KNMvD een
unieke samenwerking aangegaan
met Arbo Unie en AMEV. Het lang-
durig ziekteverzuim kan immers
ook in dierenartsenpraktijken om-
laag. De samenwerking met Arbo
Unie en AMEV beperkt dit ziekte-
verzuim, doordat zowel de zieke
werknemer als de werkgever inten-
sief begeleid wordt.

Door Marij van Oostrum-
Schuurman Hess

-ocr page 298-

De brief van de KNMvD aan de die-
renartsen-werkgevers van 9 januari
1998 heeft de samenwerking tussen de
KNMvD, Arbo Unie en AMEV onder
de aandacht gebracht. In dit artikel de
achtergrondinformatie.

RAAMOVEREENKOMST ARBO
UNIE

De KNMvD heeft een raamovereen-
komst gesloten met
Arbo Unie, een
landelijke organisatie van 28 regionale
arbodiensten met in totaal ruim 100
vestigingen in Nederland. Dat bete-
kent dat bij iedere dierenartsenpraktijk
in de buurt dus wel een Arbo Unie-ves-
tiging te vinden is.

Contract

Het contract gaat in eerste instantie uit
van de verzuimbegeleiding voor zieke
werknemers. Zoals u weet moet iedere
werkgever zich hebben aangesloten bij
een gecertificeerde arbodienst voor
deze verzuimbegeleiding. De KNMvD
en Arbo Unie hebben gekozen voor
een ruim pakket voor de verzuimbege-
leiding. Het blijkt immers dat een in-
tensieve begeleiding van zieke werk-
nemers een positieve invloed heeft op
de beperking van de duur van het ziek-
teverzuim.

Intensieve begeleiding van de zieke
werknemer heeft een positieve in-
vloed op de beperking van de duur
van het ziekteverzuim. De KNMvD
en Arbo Unie hebben daarom
gekozen voor een ruim begelei-
dingspakket.

In het overeengekomen pakket is vast-
gelegd hoe gehandeld moet worden bij
een zieke medewerker. De dierenarts-
werkgever meldt zijn of haar werkne-
mer ziek bij de vestiging van Arbo
Unie waarbij men is aangesloten.
Vervolgens zet de arbodienst een aan-
tal zaken in gang. Bij de werknemer
wordt geïnformeerd wat er aan de hand
is en wanneer men verwacht weer aan
het werk te kunnen. In ieder geval
wordt elke zieke werknemer na twee
weken ziekte opgeroepen voor het
spreekuur bij de bedrijfsarts. Indien
van toepassing zal de arbodienst tijdig
de verplichte rapportages en reïntegra-
tieplannen verzorgen en deze toestu-
ren aan Cadans, de uitvoeringsinstel-
ling (voorheen bedrijfsvereniging)
waarbij de dierenartsen zijn aangeslo-
ten.

Pakket Arbo Unie

De dierenarts-werkgever meldt
werknemer ziek bij lokale vesti-
ging Arbo Unie
-» Arbodienst informeert: wat is er
aan de hand; wanneer verwacht u
weer aan het werk te kunnen
gaan?

—► Na twee weken wordt werkne-
mer opgeroepen voor het spreek-
uur bij de bedrijfsarts
—► Arbodienst stuurt tijdig ver-
plichte rapportages en reïntegra-
tieplannen naar Cadans (voor-
heen bedrijfsvereniging)

Toetsing risico-inventarisatie

Arbo Unie zal binnenkort ook van start
gaan met de toetsing van de risico-in-
ventarisatie die door dierenartsen-
werkgevers in hun praktijken is uitge-
voerd met behulp van de
Checklist
Arbeidsomstandigheden Dierenarts-
enpraktijken.
Deze Checklist, ontwik-
keld door de KNMvD en AUV Advies,
is een praktisch instrument aan de
hand waarvan de dierenarts-werkgever
zelf de risico-inventarisatie in zijn of
haar praktijk kan uitvoeren. De resul-
taten van deze inventarisatie moeten
door een arbodienst getoetst worden
(dit geldt niet voor werkgevers die
weinig personeel, dat wil zeggen tot
maximaal 40 uur per week, in dienst
hebben). Alle dierenartsen-werkge-
vers die bij de KNMvD de Checklist
besteld hebben, ontvangen binnenkort
een brief met nadere informatie over
de toetsing.

EFFORT CARECOORDINATORS
AMEV

Daamaast gaat de KNMvD gebmik
maken van de diensten van de afdeling
Effort Carecoördinators van AMEV.
Dit is een aparte eenheid binnen
AMEV, die als doel heeft een bijdrage
te leveren aan de beperking van ar-
beidsongeschiktheid van de verze-
kerde werknemers. De Carecoördi-
nators van AMEV zijn specialisten op
het gebied van (sociale) verzekerin-
gen, verzuimbeheersing, reïntegratie
en arbodienstverlening.

Langlopend ziektegeval

Uitgangspunt is dat ieder langlopend
\'ziektegeval\' (daar spreken we over
als de medewerker langer dan vier
weken ziek is) persoonlijke aandacht
krijgt, waarbij wordt bekeken welke
extra maatregelen genomen kunnen
worden om de duur van de ziekte te
bekorten of terugkeer naar de werk-
plek te bevorderen. De Careco-
ordinator werkt dus als het ware aan-
vullend op de activiteiten van de
werkgever en de arbodienst. Na vier
weken ziekte neemt de Careco-
ordinator telefonisch contact op met
de werkgever van de zieke medewer-
ker. Nagevraagd wordt of het ziekte-
geval wel \'thuishoort\' bij de zieken-
geldverzekering van de werkgever of
dat er bijvoorbeeld sprake is van een
\'vangnetsituatie\' in het kader van de
Ziektewet. Is dat laatste het geval,
dan moet de medewerker zo snel mo-
gelijk worden ziekgemeld bij Ca-
dans, die dan mogelijk de uitkering
zal verzorgen. Ook wordt gevraagd
of er contact geweest is tussen de
werkgever en de zieke medewerker
en tussen de werkgever en de arbo-
dienst. De ervaring heeft namelijk
geleerd dat een actieve opstelling van
de werkgever een belangrijke voor-
waarde is voor beperking van het
ziekteverzuim.

Een actieve opstelling van de werkge-
ver is een belangrijke voorwaarde
voor beperking van het ziekteverzuim.

Inzet extra middelen

Na uiterlijk tien weken ziekte neemt
de Carecoördinator contact op met de
bedrijfsarts en bespreekt de mogelijk-
heden tot inzet van extra middelen om
temgkeer naar de werkplek te bevor-
deren. Voorbeelden van deze extra
dienstverlening zijn:

* belastbaarheidsonderzoek om vast
te stellen welke werkzaamheden de
medewerker wel kan verrichten

* diagnostiek of therapie bij een rug-
adviescentmm

* inzet van een psycholoog of maat-
schappelijk werker wanneer er privé
problemen zijn bij de zieke mede-
werker

* inzet van een bemiddelaar in het ge-
val van een arbeidsconflict

* extra fysiotherapie

* arbeidsbemiddeling of scholing
wanneer er sprake is van blijvende
ongeschiktheid voor het eigen werk
van de zieke medewerker.

De AMEV Carecoördinators verzame-
len gegevens over het ziekteverzuim
van de verzekerde dierenartsen. Deze
gegevens worden periodiek doorge-

-ocr page 299-

Effort Carecoördinators AMEV

Bij ziekteverzuim langer dan vier weken te-
lefonisch contact met werkgever: hoort het
ziektegeval wel thuis bij de ziekengeldver-
zekering?

Mogelijke aanmelding bij Cadans; eventueel
een uitkering aan de werknemer
Begeleiding werkgever bij beperking ziekte-
verzuim

Na tien weken mogelijk inzet extra middelen
Verzameling gegevens betreffende ziekte-
verzuim bij verzekerde dierenartsen
—► Evaluatie en gerichte preventieve maatregelen
in samenwerking met KNMvD en Arbo Unie

sproken met de KNMvD en
Arbo Unie.

Ook vanuit Arbo Unie zul-
len gegevens bekend wor-
den, bijvoorbeeld als gevolg
van de toetsing van de risico-
inventarisatie. Het zal dan in
principe mogelijk worden
om gerichte preventieve
maatregelen te adviseren,
waardoor ziekteverzuim in
de dierenartsenpraktijk mo-
gelijk voorkomen kan wor-
den.

INFORMATIE

Meer informatie hierover kunt u tevens
vinden in de publicatie: Het in dienst
nemen van personeel - Dierenarts in
loondienst 1997. Binnen het bureau van
de KNMvD is mevrouw drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess, stafmede-
werker, aanspreekpunt voor uw vragen
op het gebied van arbodienstverlening
en ziekengeldverzekering. Wanneer u
opmerkingen heeft over de dienstverle-
ning van Arbo Unie en/of AMEV, dan
hoort zij dat graag, telefoon: 030-
2510111. Wellicht dat een en ander ver-
holpen of verbeterd kan worden.

Een dierenarts wordt in zijn of haar
werk regelmatig geconfronteerd met
presentatietechnieken, zowel in de
persoonlijke als in de zakelijke sfeer.
Iedere dierenarts dient daarom deze
presentatietechnieken te beheersen en
zichzelf te trainen in de vaardigheid er-
van.

Een uitstekende mogelijkheid om aan
deze training te werken, biedt de cur-
sus \'Presentatie? Uw eigen creatie!\'
die de KNMvD ook in 1998 voor haar
leden organiseert in het Aparthotel te
Delden. De aanvang is op donderdag-
middag 18 juni 1998 en de afsluiting
op zaterdagmiddag 20 juni 1998.
De cursus is bestemd voor dierenart-
sen die lid zijn van de KNMvD en
werkzaam zijn in een praktijk, het be-
drijfsleven of bij de overheid.
De cursus heeft als doel de bevorde-
ring van de persoonlijke en zakelijke
presentatie, waarmee een dierenarts in
zijn of haar werk regelmatig gecon-
fronteerd wordt.

In de cursus wordt onder meer aan-
dacht besteed aan:

a. persoonlijke presentatie: het vergro-
ten van de vaardigheid in het houden
van inleidingen (opbouw van een in-
leiding, gebmik van hulpmiddelen,
persoonlijke presentatie);

b. zakelijke presentatie: het ontwikke-
len van ideeën en plannen voor een
goede presentatie van de eigen prak-

PRESENTATIE? UW EIGEN CREATIE!

tijk, dienst of het bedrijf waarvoor
men werkt.
De werkwijze is als volgt:

- leren door doen, uitvoeren van inlei-
dingen en presentaties;

- analyseren van deze activiteiten en
het eigen functioneren daarin met
behulp van video-opnamen;

- inzicht verdiepen met behulp van
theoretische modellen.

Aangezien het een intensieve training
betreft is het deelnemersaantal beperkt
tot 15 personen.

De kosten voor deelname aan deze
cursus zijn ƒ 850,-, inclusief overnach-
tingen en maaltijden.
Indien u interesse heeft om deel te ne-
men aan deze cursus, neem dan zo
spoedig mogelijk contact op met Petra
Baars of Desiree van Eunen, telefoon:
030-2510111 (bureau KNMvD).

Deze driedaagse, leerzame cursus over
het wel en wee van associëren werd ge-
houden in een sportief hotel te Delden.
Belangrijk en leuk was de korte intro-
ductie van eenieders situatie, wensen en
hobbies op de woensdagmiddag, zodat
daar meteen \'s avonds bij de borrel op
doorgegaan kon worden. Verschillende
onderwerpen passeerden de revue: ar-
beidsrecht; wat staat er eigenlijk op je
loonstrookje?; welke vragen stel je aan
in dienst te nemen personeel of bij je ei-
gen sollicitatie?; hoe bouw ik een pen-
sioen op? Zo hoorden wij dat het auto-
matisme van salaris gekoppeld aan
dienstjaren ter discussie staat.
Het hotel was prima. Men kon zelfs te-
recht in het zwembad, waar dankbaar
gebmik van werd gemaakt ondanks de
late uurtjes. Na een goed ontbijt werden
wij stipt om 9.00 uur in de zaal ver-
wacht. Andere belangrijke onderwer-
pen waren de uitwerking en bespreking
van een accountantsrapport. Gelukkig
onder begeleiding van een accountant,
anders waren we met elkaar al failliet
geweest voordat we begonnen waren, \'s
Avonds gaf praktijk Diessen ons een
kijkje in de eigen keuken. Organisatie
en ondememersplan kwamen ter
sprake. Tijdens de hele cursus en ook
nu had iedereen veel vragen. Dat wekte
ook het enthousiasme van de sprekers
waardoor iedereen toch heel veel rele-
vante informatie heeft gekregen. Als
laatste kwam het begrip goodwill aan
de orde. Wat moet een klantenkring op-
brengen? Geen eenvoudige vraag en
ook in iedere situatie weer anders. Toch
bleken er een aantal richtlijnen te zijn.
Niet iedere praktijk bleek het terecht of
onterecht met de heer Te Giffel eens te
zijn met zijn advies aangaande de good-
will. De meerderheid echter wel. En
wie weet hebben we zelf binnenkort
met zijn advies te maken. Wij wensen
iedere deelnemer succes en laat nog
eens wat van je horen.

John en Cornélie

ENTHOUSIASME OVER CURSUS
VAN MEDEWERKER NAAR ASSOCIÉ\'

-ocr page 300-

HET BESTUUR VAN DE GROEP GEZONDHEIDS- EN KWALITEITSZORG VAN DE KNMVD NODIGT BELANG-
STELLENDEN UIT VOOR EEN THEMAMORGEN ROND HET THEMA:

üp welke wijze kan en moet de dierenarts anno 1998
zijn/haar verantwoordelijkheid (veilig) dragen?

Deze themamorgen zal gehouden worden op zaterdag 25 april 1998 in het Androclusgebouw (Hoofdgebouw) van de
Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht.

Aan de hand van de volgende drie ontwikkelingen wordt het thema behandeld:

* De keuringsdierenarts van de RVV draagt onder meer individuele verantwoordelijkheid voor het afgeven van veteri-
naire garanties. De recente certificeringsrichtlijn beklemtoont deze verantwoordelijkheid nogmaals. Kan de keurings-
dierenarts de verplichtingen krachtens de richtlijn nakomen en hoe moet hij of zij dit doen?

Drs. J.M. (Jules) Rojer, specialist bij de centrale directie RVV, zal specifiek ingaan op de verant\\i\'oordelijkheid van de
officiële dierenarts krachtens deze richtlijn.

* De praktiserende dierenarts moet, meer en meer, verklaringen en garanties verstrekken ten aanzien van primaire bedrij-
ven. Dit ten behoeve van de productieketen en de overheid en daarmee indirect aan de consument. Gezien de complexi-
teit wordt het een must om systematisch volgens vastgestelde normen te werken. Accreditatie van praktijken en practici
staat dan ook in het middelpunt van de belangstelling. Is accreditatie de oplossing voor een goede garantieverstrekking?
Drs. J. (Jan) Togtema, practicus en lid van het Hoofdbestuur van de KNMvD, geeft een nadere toelichting en visie op
deze ontwikkeling.

* De recente varkenspestcampagne heeft extreme veterinaire inzet gevraagd. De kosten - door de overheid gemaakt - be-
dragen meer dan drie miljard gulden. Gezien deze enorme aanslag op gemeenschapsgelden wordt een gedegen verant-
woording gevraagd van het gevolgde beleid en genoemde uitgaven. Blijkt uit de administratie dat we het goede goed ge-
daan hebben?

P.G.M. (Peter) Giezeman RA, directeur bij Moret, Ernst en Young, geeft uitleg welke eisen aan een dergelijke verant-
woording door de veterinair verantwoordelijken worden gesteld.

Om 10.00 uur is er een ontvangst met
koffie. Het programma start om 10.30
uur. Na de gezamenlijke lunch (± 12.30
uur) zal er gelegenheid zijn voor een ge-
dachtewisseling met de drie inleiders.
Aansluitend zal om ± 14.30 uur de huis-
houdelijke vergadering van de Groep
GKZ plaatsvinden.

De kosten voor deze dag bedragen ƒ 10,-
voor leden van de Groep GKZ; voor
niet-leden is de bijdrage ƒ 15,--. Dit be-
drag verzoek ik u aan de zaal te voldoen.

Opgave voor deze dag gaarne telefo-
nisch: 071 - 5895109 (kantoor), 070 -
3280996 (privé) of per fax 071 -
5899184.

T G. van de Vuurst, secretaris

BEREIKBAARHEID EN DE ELLENDE VANDIEN

Ooit was het een feest als de telefoon ging. Een warm gevoel gaf het dat iemand
anders zich inspande om jou te spreken. Tegenwoordig heeft men een antwoord-
apparaat om \'s avonds even rust te hebben. De interactieve-communicatie-op-
afstand heeft de mensheid gevangen in een verslaving. De ontwenningsver-
schijnselen zijn navenant. Wie ergert zich niet als de telefoon aan de andere kant
eindeloos overgaat en maar niet wordt opgenomen? En gaat ie over dan vraagt
een lieve stem of je even wilt wachten en dan klinken er ongevraagd zoetge-
vooisde melodische klanken in je oor. Behalve dat het voor de met stereo-hifi-ap-
paratuur verwende luisteraar een gruwel is om dat door de telefoonhoorn aan te
moeten horen, komt het genre per definitie niet overeen met zijn voorkeur.

Door Henk van der Bijl

■ NCI

Sedert vijf weken heb ik een mobiele
telefoon. Mijn belangrijkste huisge-
note vindt dat ik te allen tijde bereik-
baar moet zijn, vandaar. Om te testen

hoe ik zo\'n ding moet gebruiken heb ik
mezelf een keer gebeld met een ander
toestel. Dat is de enige keer geweest
dat ik dat irritante belletje van mijn ei-
gen apparaatje heb gehoord. Daar ben
ik blij om en ik ben dan ook zeer terug-
houdend met het uitdelen van mijn 06-
nummer. Het moeilijke is wel om er
steeds aan te denken om dat apparaatje
bij me te steken. Overigens hoor ik dat
belletje te pas en te onpas, maar dan
betreft het gelukkig (ingeval van on-
pas) altijd het kreng van een ander.

De telefoon is een zegen als je iemand
wilt bereiken en dat lukt.
Maar in de volgende gevallen is de te-
lefoon een onding:

-ocr page 301-

Hl»

je wilt iemand bereiken en dat lukt
niet,

het lukt wel maar na acht keer door-
verbinden en tien minuten wachten,
als je met iemand in gesprek bent en
diens telefoon gaat,
idem, maar je eigen telefoon gaat,
je bent eindelijk aan de beurt bij de
dierenarts en zijn telefoon gaat (de
beller wil veel weten en is een vast-
houdend tiep),
als je zit te eten,
als je onder de douche staat,
als je zit te filosoferen in een klein
kamertje met doorspoelinrichting,
als je naar je favoriete televisiepro-
gramma zit te kijken,
je doet een tevreden dutje op de bank
na de warme hap,

je zit in een zaal te luisteren naar een
interessante lezing, ergens in het pu-
bliek piept een mobiele,
je geeft zelf de lezing,
je staat bij het vers gedolven graf van
ome Henk en de stilte werd tot zonet
slechts onderbroken door de stem

van de predikant.
Het voorgaande maakt aannemelijk
waarom de mens weer temg wil naar
éénrichting communicatie. Voordat de
elektronische snelweg in zwang raakte
kon je al menigeen joviaal horen roe-
pen: \'We faxen!!\' Men zag dat vaak
als populair willen doen maar de juiste
uitleg is dat het onderbewustzijn een
uitweg zocht uit de telefoonterreur.

De stap temg naar het schrijven en ver-
sturen van een brief, per postbode-
dienst, begrijpelijk uit oogpunt van de
drang naar voomitgang, gepaard aan
niet terug willen keren naar het oude.
E-mail (van Electronic mail) is een
zeer kansrijke en snel om zich heen
grijpende functionaliteit, die bereik-
baarheid en snelheid in zich heeft zon-
der dat de directe confrontatie in het
geding is. Als verzender weet ik dat
mijn boodschap binnen enkele minu-
ten bij de ontvanger is (fysiek), de ont-
vanger bepaalt zelf wanneer hij in zijn
postbus kijkt. Daarbij is het dan nog
eens mogelijk om aan groepen men-
sen, met één dmk op de knop, het-
zelfde bericht te sturen. Bestanden kun
je meesturen, hele rapporten gaan er zo
over de lijn. Je moet er niet aan denken
dat dat per fax zou moeten.

Het zou interessant zijn eens te inven-
tariseren hoeveel dierenartsen intussen
bereikbaar zijn via e-mail. Het is niet
te verwachten dat er een soort open-
baar \'telefoonboek voor e-mail adres-
sen\' komt, uit privacy overwegingen.
Niemand zit immers te wachten op sta-
pels reclameboodschappen en allerlei
andere ongewenste post. Per e-mail is
zulks zeer eenvoudig en goedkoop te
realiseren. Het is daarom zeer de vraag
of bijvoorbeeld het jaarboekje in de
toekomst naast de adressen en tele-
foonnummers van de dierenartsen ook
de e-mail adressen moet blijven ver-
melden. Is het jaarboekje voor zo een
besloten groep dat het geen bezwaar is,
of toch maar liever niet? Eén ding is
duidelijk: niet zomaar doen!

O

Vuor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Sitter-Koch, Mevr. A.R.; Leipzig-1990; 7141
ZC Groenio; Bemhardstraat 6.
Wal, P. van der; 1980; 2801 XV Gouda;
Cieuzenstraat 17.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Achten, N.P.J.; 1997; 5464 RC Mariaheide;
Nieuwe Veldenweg 9.

Bos, R.H.C.vanden; 1997; 1901 XZ Castricum;
Brakersweg 71 A.

Bouwhuis, Mevr. J.H. ten; 1997; 3705 ZC Zeist;
Warande 43.

Dinther, Mevr. R.H.W.J. van; 1997; 3524 HD
Utrecht; EifeUl.

Haar, G. ter; 1997; 3551 AE Utrecht; Schutstraat
170.

Hartman, Mevr. M.H.; 1997; 9919 TJ
Loppersum; Delleweg 7.
Hekhuis, J.; 1970; 2975 BH Ottoland; B 33.
Hof. A.J.; 1997; 5521 RT Eersel; Oude
Postelseweg 28.

Hooydonk. P.A.J.M. van; 1997; 9843 ES

Grijpskerk; De Singel 9.

Koedam, Mevr. A.M.; 1997; 5704 DV

Helmond; Waterreelaan 25.

Kuijper, Mevr P.A.M.; 1997; 1602 LG

Enkhuizen; Kerkeland 14.

Oosterom, R.A.A. van 1976; 3581 JR Utrecht;

Prinsensü-aat 27.

Personalia

Slikker, Mevr. M.P.; 1997; 3522 AA Utrecht;
Croesestraat 7 bis.

Swartberg-van der Kaaden, Mevr. M.F.; 1997;
Wimbledon, London SW19 7DP (Verenigd
Koninkrijk); 79 Arthur Road.
Voshaar, Mevr. B.S.E.; 1997; 3514 CJ Utrecht;
Adelaarstraat 82 bis.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Blommers, Mevr E.K.; 3532 GX Utrecht;
Alberdingk Thijmstraat 6.
Bokelaar, Mevr. E.; 3523 AL Utrecht;
Tolsteegplantsoen 37 11.
Brinke, J.W ten; 3551 TG Utrecht; Bremstraat
64.

Groot, M. de; 3705 ZG Zeist; Warande 82.
Holthuis-Entjes, Mevr. W.J.; 3436 HV
Nieuwegein; Lauriergaarde 15.
Joosten, Mevr. M.E.A.; 3523 BE Utrecht;
Toermalijnlaan 23.

Vemooy, Mevr. M.J.A.; 3945 PL Gothen;
Trechtweg 10.

JUBILEA:

H.B. Jansen te Oenkerk, afwezig, 25 jaar, 15
april 1998

E.A.M. Verschueren te Noordwijk, afwezig, 25
jaar, 25 april 1998

C. van der Hem te Harskamp, afwezig, 30 jaar,
26 april 1998

H.H. van Neerbos te Rosmalen, afwezig, 30 jaar,
26 april 1998

Dr. h.c. Bool te Rhoon, afwezig, 45 jaar, 27 april
1998

J.H. Strokappe te Red Deer, Alberta (Canada).

aanwezig, 25 jaar, ?mei 1998

J.P. Coppoolse te Voorthuizen, afwezig, 50 jaar,

7 mei 1998

J.G.J. Wulffraat te Ruinerwold, afwezig, 40 jaar,

8 mei 1998

J.L.A.M. Remmen te Helvoirt, afwezig, 30 jaar,

8 mei 1998

W.J. Pereboom te Bussum, afwezig, 40 jaar, 9
mei 1998

G.B. de Voogd te Wassenaar, aanwezig, 40 jaar,

9 mei 1998

J. Elving te Coevorden, afwezig, 30 jaar, 10 mei
1998

J.A.G. Geurts te Blerick. aanwezig, 30 jaar, 10
mei 1998

H.P.A.M. de Greef te Eindhoven, afwezig, 30
jaar, 10 mei 1998

J.H. W.M. Miltenburg te Rotterdam, afwezig, 25
jaar, II mei 1998

J.A. Binnerts te Wesepe, afwezig, 25 jaar, 11
mei 1998

J.P.M. Boswerger te Lattrop, aanwezig, 25 jaar,
11 mei 1998

G.C. Knibbe te Landsmeer, aanwezig, 25 jaar,
II mei 1998

M.D. van Messel te Groningen, afwezig, 25 jaar,
II mei 1998

Mevr. J.H.C. Brooijmans-Schallenberg te \'s-
Gravenhage

, afwezig, 45 jaar, 13 mei 1998

L. Zegers te Bloemendaal, afwezig, 45 jaar, 13

mei 1998

G. Jensma te Balk. afwezig, 45 jaar, 15 mei 1998

RECTIFICATIE
JAARBOEK 1998:

Krediet, Mevr. T.A.J.; 1983; 3207 VL
Spijkenisse; M. Kleine Gartmanstraat 50;
tel. 0181-631426 privé, 636359 prakt.;
fax 0181-636359; p., gezelschapsdieren.
Veen, F. van der; 1954; 8701 XE
Bolsward; Snekerstraat 58; tel. 0515-
572477; r.d.

-ocr page 302-

MUTATES:

Achten, N.P.J.; 1997; 5464 RC
Mariaheide; Nieuwe Veldenweg 9; tel. 0413-
367365 privé, 292929/364589 prakt.; p., me-
dew. bij M.C.M. Bossers, P.J.M. van Hulten,
A.H.C. Kuijpers, F.T.M. Loomans, T.J.J. van
der Rijt en E.W.H.M. van der Velden (toev. als
lid).

Bos, R.H.C. van den; 1997; 1901 XZ
Castrieum; Brakersweg 71 A; tel. 0251-654345
prakt.; p., medew. bij H.B.M.M. Wolters (toev.
als lid).

Bouwhuis, Mevr. J.H. ten; 1997; 3705 ZC
Zeist; Warande 43; tel. 030-6952211; d. (toev.
als lid).

Dijk, J.J. van; 1996; Durweston, DTl I
OQA Blandford Forum (Verenigd
Koninkrijk); 42 Barrack Row, Milton Lane;
tel. 00-44-1258-455194 privé, 452626 prakt.;
fax 00-44-1258-453548; p., medew. bij Damory
Vet. Clinic.

Dinther, Mevr. R.H.W.J. van; 1997; 3524
HD Utrecht; Eifel 41; tel. 030-2891429; wnd.d.
(toev. als lid).

Fitters, Mevr. l.A.M.A.; 1993; zie:
Pieters-Fitters, Mevr. l.A.M.A.

Haar, G. ter; 1997; 3551 AE Utrecht;
Schutstraat 170; tel. 030-2431075 privé,
2531929 bur.; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Geneeskunde van Gezelschapsd.)(toev.
als lid).

Hartman, Mevr. M.H.; 1997; 9919 TJ
Loppersum; Delleweg 7; tel. 0596-572895
privé, 0597-414227 prakt.; p., medew. bij A.
Gorter, H.E. Kruit en E.P. van der Wel (toev. als
lid).

Hekhuis, J.; 1970; 2975 BH Ottoland; B
33; 0184-641506 privé, 641934 prakt.; p. (toev.
als lid).

Herten, F.J.W.C. van; 1997; 7511 DK
Enschede; De Klomp 172; tel. 053-4331186
privé. 4324292 prakt.; fax 053-4326839; p., me-
dew. bij A.A. Nolte en P. Kuipers.

Hof, A.J.; 1997; 5521 RT F.ersel; Oude
Postelseweg 28; tel. 0497-515914 privé, 518000
prakt.; E-mail: H0P((^DDS.NL; p., medew. bij
M.A.P.M. Kappen (toev. als lid).

Hooydonk. P.A.J.M. van; 1997; 9761 LA
Eelde; Borgstukken 30; tel. 050-3090575
privé, 3095305 prakt.; fax 050-3094348; p., me-
dew. bij T. van Til en O.R.M.W. van der Velden
(toev. als lid).

Jelsma, Mevr. H.J.C.; 1993; 3853 LE
Ermelo; Kawoepersteeg 5-7; tel. 0341-559469
privé. 553325 prakt.; fax 0341-558051; p., me-
dew. bij B.J. Carrière en Mevr. M.E. Carrière-
Bothof

Doorlopende agenda
«

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

April

17—19 ESVOT congres: orthopedie paard,
rund, gezelschapsdieren. Faculteit Dier-
geneeskunde. München.

22—24 5th Zodiac symposium: \'Regulation of
feed intake\' te Wageningen. Informatie: dr.

Kamp, Mevr. M.G.C.; 1996; 7496 AJ
Hengevelde; Bekkampstraat 28; tel. 0547-
333870 privé, 292827 prakt.; p., medew. bij
J.H.M. Put, A.J.H.M. Roelofs, C.B. van der
Sluijs, A. Timmerman en H.J.P. Verkerk.

Koedam, Mevr. A.M.; 1997; 5704 DV
Helmond; Waterreelaan 25; tel. 0492-517531;
wnd.d. (toev. als lid).

Kortmann, P.J.B.; 1990; 2407 AH Alphen
a/d Rijn; Kortsteekterweg 46 D; tel. 0172-
473444 privé, 605050 prakt.; p., geass. met
J.A.N. Breure en G. Noé.

Koumans, Mevr. H.M.; 1991; 3572 EE
Utrecht; Obrechtstraat 8; tel. 030-2733566
privé, 2310986 prakt.; p., medew. bij S.J.
Kleinjan.

Kuijper, Mevr P.A.M.; 1997; 1602 LG
Enkhuizen; Kerkeland 14; tel. 0228-314219;
wnd.d. (toev. als lid).

Lantinga, Mevr. E.; 1997; 3721 TH
Bilthoven; Halleylaan 16; tel. 030-2294522;
wnd.d.

Lateur, N.M.F.; 1979; B-9051 Afsnee
(België); Broekkantstraat 58; tel. 00-32-9-
2211994 privé, 2215612 tst. 20 prakt.; fax 00-
32-9-2211993; p., gezelschapsd.

Mouwen. R.H.; 1996; 3521 BR Utrecht;
Croeselaan 259; tel. 030-2962201 privé, 020-
4963131 prakt.; fax 020-4964698; E-mail:
R.MOUWEN(a;TIP.NL; p., gezelschapsd.

Nap, Dr. R.C.; 1979; U-1993; 5622 PM
Eindhoven; Pauluskerkplein 31; tel. 040-
2460051 privé, 2501812/2501854 bur. ; fax 040-
2519802; E-mail:

RICHARD.NAPra IAMS.COM; Specialist
Chirurgie der Gezelschapsdieren; Technical
Regional Manager Nothern Europe bij lAMS
Pet Food lm.; dipl. E.C.V.S.

Oosterom, R.A.A. van 1976; 3581 JR
Utrecht; Prinsenstraat 27; tel. 030-2517021
privé, 010-4132210; Vet. Adjunct Inspecteur
van Volksgezondheid (toev. als lid).

Pieters. R.; 1990; 6088 EV Roggel;
Reppelstraat 24; tel. 0475-493607 privé, 494242
prakt.; fax 0475-491889; p., geass. met J.P.J.M.
van den Broek, A.C.G.M. de Groot, M.G. de
Jong en J.H. Kraak.

Pieters-Fitters, Mevr. l.A.M.A.; 1993;
6088 EV Roggel; Reppelstraat 24; tel. 0475-
493607; wnd.d.

Rockland. Mevr. Y.E.A.; 1993; 2921 BJ
Krimpen a/d IJSsel; TreVisO 24; tel. 0180-
513125 privé, 315579 bur.; k.d. R.V.V. kring
Rotterdam-Oost.

Plekkringa, R.A.; 1984; 6624 KG
Heerewaarden; Huizendijk II; tel. 0487-
571683 privé, 078-6254848 bur.; Manager Vet.

ir. Harry Boekholt, Department of Human
and Animal Physiology, Haarweg 10, NL
6709 PJ Wageningen, tel.: 0317-483009,
fax: 0317-484077, e-mail: zodiac.sympo-
sium@ALG.FMD.WAU.NL, Internet:
http://www.zod.wau.nl/symposium/in-
dex.html.

23 Ochtendsymposium NVVL \'Nieuwe con-
serveringstechnieken voor voedingsmid-
delen\' in de Croezezaal, Jaarbeurs te
Utrecht. Aanmelden en inlichtingen: mw.
J.Tuhumury-Soumokil, tel.: 010-4020813.

23—26 Conference on Equine Sports Medicine
and Science (CESMAS). Córdoba, Spain.
For information and submission of ab-

Services Market N. Europe; vet. adv. Spillers
Petfoods B.V.

Scholten, B.J.; Gent-1990; 3471 GJ
Kamerik; Van Teijlingenweg 163; tel. 0348-
400103 privé, 413157 prakt.; fax 0348-410272;
p., geass. met S. Somers.

»Schure, Mevr. M.L.; 1998; 3581 XH
Utrecht; Beukstraat 66; tel. 030-2517917; fax
073-6312133; E-mail:

LICORNEfaTREF.NL; wnd.d.

Slikker, Mevr. M.P.; 1997; 3522 AA
Utrecht; Croesestraat 7 bis; tel. 030-2892909; d.
(toev. als lid).

Smeenk, J.; 1969; 7604 AR Almelo;
Willem de Clercqstraat 73; tel. 0546-531778
privé, 0570-562277 bur.; fax 0570-562527; k.d.
R.V.V. kring Almelo, lok. Olst; vet. medew.
Maandblad "Onze Hond".

»Smulders, Mevr. A.W.J.P.; 1996; 5473
HB Heeswijk-Dinther; Brouwersstraat 2 A;
tel. 0413-293185 privé, 292929 prakt.; fax
0413-293185; p., medew. bij M.C.M. Bossers.
P.J.M. van Hulten, A.H.C. Kuijpers, F.T.M.
Loomans, T.J.J. van der Rijt en E.W.H.M. van
der Velden.

Sturkenboom, M.S.H.; 1997; 3481 LH
Harmeien; Haanwijk I; tel. 0348-445508
privé, 442653 prakt.; fax 0348-444770; p., mc-
dew. bij R L. Been, H. van der Griendt, R.A.M.
Montessori, C. Sietsma, R. Sorgedrager en
G.S.J. Wegman.

Swartberg-van der Kaaden, Mevr. M.F.;
1997; Wimbledon, London SW19 7DP
(Verenigd Koninkrijk); 79 Arthur Road; tel. 00-
44-181 -8793520; d. (toev. als lid).

•Verhoeven, Mevr. S.A.M.; 1989; 5102
XG Dongen; Sweelinckstraat 13; tel. 0162-
313003; p., medew. bij Mevr. E. van Weelden.

Voshaar, Mevr. B.S.E.; 1997; 3514 CJ
Utrecht; Adelaarstraat 82 bis; tel. 030-
2732622/06-55730494 privé, 077-3066060
prakt.; p., medew. bij L.C.M. Boonen, J.A.M.
ten Dam, W. Oldenburger, Dr. C.J.M.
Scheepens, C.J. Uytewaal, J.H.J. Vestjens en
R.T.J.A. de Winne (toev. als lid).

»Wagelaar, P.G.; 1998; 3572 PK Utrecht;
W. Barentszstraat 38; tel. 030-2715652; wnd.d.

Warmerdam. E.P.L.; 1993; 3451 EB
Vleuten; Albert Schweitzerlaan 41; tel. 030-
6773816 privé, 2531250 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Radiologie); Specialist Veterinaire
Radiologie.

Wormhoudt, R.; 1997; 3068 JG
Rotterdam; Kelloggplaats 276; tel. 06-
55806380 privé, 0299-653031 prakt.; p., me-
dew. bij B.T.C. Brombacher en H.M.
Schipper.

stracts please contact: Science consult. Dr.
Amo Lindner, Im Eichholz 10, 53127
Bonn, Germany. Phone: 49/228/299259.
Fax: 49/228/284761. E-mail: AmoLind
nerBonnCo^T-online.de.

24-26 Voorjaarsdagen, RAI - Amsterdam.
Netherlands Association for Companion
Animal Medicine. Annual Intemational
Veterinary Congress. Main congres langu-
age is English. For further information:
KNMvD/\'Voorjaarsdagen\', P.O. Box
14031, NL-3508 SB Utrecht, the Nether-
lands. Phone 31(0)30-2510111, Fax
31(0)30-2511787.

25—29 Congress of the Intemational Homoeo-

-ocr page 303-

pathic Medical Leage, RAI Congress Centre, Amsterdam.
30—3 mei lams Nutrition Symposium, The Fairmont Hotel, San
Francisco, California, USA.

VERGADERINGEN & BIJEENKOMSTEN

1998

April

20 AUV-regiovergadering Regio West, Het Kasteel van Rhoon,
aanvang: 20.00 uur.

23 AUV-regiovergadering Regio Zuid, Gezondheidsdienst
Boxtel, aanvang: 20.00 uur.

25 Bijeenkomst Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg in
Androclusgebouw Faculteit der Diergeneeskunde. Thema:
\'Certificering door dierenartsen\'. Opgave vóór 15 april 1998,
tel.: 071-5895109 of070-3280996, fax: 071-5899184.

25 Meditour (Jansen) Medische Wielerkring. K. Haverkamp, tel:
033-4616204.

Mei

6 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht. Aanvang: 13.30
uur. Wegrestaurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

7 Werkvergadering runderpractici-GD Deventer, Aanvang:
14.00 uur. Locatie Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

9 Halfjaarlijkse vergadering Groep Veterinaire Specialisten
themadag.

9 Toertocht Medische Wielerkring Nederland (artsen zonder
grenzen). J. Stoffels, tel: 0524-513068.

9—II Small Animal Orthopaedics. Sprekers: Dr. R. Boudrieua
(Tufis University, USA), Dr. H. Denny (UK), Dr. D. Hulse
(Texas University, USA). Congrestaai: Engels (geen simul-
taanvertaling). Locatie: Edegem (Antwerpen), Belgium,
Congrescentmm \'Ter Eist\'. Voor informatie: Dr. L. Vcrhaert,
G. van der Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, Belgium. Fax: (32)
15 31 73 90, E-mail: leenvdent@glo.be.

12 Regiobijeenkomst VDA Utrecht, lezing Gezondheids-
begeleiding door de dierenarts bij de rashondenfokkerij,
spreekster mevr. drs. H. van Voorthuysen-Dijkhuis, aanvang
19.30 uur in café Florin & Firkin.

12 Lustrumdag Absyrtus Senior Afdeling Noord-Brabant.

13 Afdelingsvergadering Noord-Holland te Marken-Binnen.

14 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant inclusief excur-
sie. Locatie: Nederlands Hippisch Centrum te Deume. Aan-
vang: 20.00 uur.

14 Studie- en tevens jaarvergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw Jaarbeurscongres-
centrum te Utrecht. 19.30-22.30 uur.

19 Vergadering Afdeling Gelderland.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achterhoek in restaurant \'t
Wolfersveen in Zelhem. aanvang 20.00 uur.

19 Ledenvergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

19 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te Hellendoom.

19 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

21 \'Amstel Gold\' voor de Medische Wielerkring Nederland. A.
Kortenbach, tel: 045-5258285.

28 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15 uur. Het Oude
Tolhuys te Utrecht.

28 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

31—7 juni Maastricht-Lourdes, Medische Wielerkring. K. Bruin,
tel: 023-5386022.

CURSUSSEN

1998

April

16 ESVOT-cursus: chimrgische practica gezelschapsdieren.
Faculteit Diergeneeskunde, München.

23 PUO-cursus (België): 32) Kennismaking met de

18 BDO cursus \'Inhalatie-anesthesie bij gezelschapsdieren.
Locatie Zeewolde, Flevoland. Info: Fred Boeker, tel.: 036-
5227474. minimaal invasieve chirurgie bij kleine huisdieren.

30 PUO-cursus (België): 39) Anesthesie bij vogels en bijzondere
diersoorten.

Mei

12 PAO-D cursus: 98.203. Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op mnd veebedrijven deel II (drie dagen,
tevens 13 en 14 mei 1998).

12 PAO-D cursus: 98.303. Praktische toepassing van ZOVEX,
een zoötechnisch-veterinair expertsysteem voor de vleesvee-
houderij (twee dagen, tevens 9 juni 1998).

14 PAO-D cursus: 98.904. Financieel praktijkmanagement
\'Jaarstukken lezen\'.

27 PAO-D cursus: 98.204. Advisering jongvee opfok in de prak-
tijk.

Jlumff VELTHUYSEN ADVIESGROEP

^^ • V ^^^^^ ASSURANTIËN - HYPOTHEKEN - FINANCIERINGEN • VERMOGENSBEHEER

Specialisten in advisering van Medische en
Para - Medische beroepsbeoefenaren.

Ah het gaat om het belang van juist interfereren van
risico\'s van:

arbeidsongeschiktheid
financieringen,
hypotheken en
ongevallen.

Als het gaat om een autoverzekering voor
dierenartsen:

bieden wij een voordelige premie en
gratis een hogere dekking voor
de inventaris / goederen.

U kunt nu een geheel vrijblijvende "second opinion"
over uw bestaande situatie krijgen, verzorgd en
toegelicht door onze adviseurs, gespecialiseerd
in uw beroepsgroep.

Van Velthuysen Adviesgroep

een garantie voor blijvende service
en advisering!

Voor het maken van een afspraak met één van
onze adviseurs kunt u bellen

(0294) 41 50 03

Postbus 18, 1380 AA Weesp

nvai.

•• %
•••••••

lid van de sectie advisetxs
academische en medische beroepen

-ocr page 304-

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-05-1998

27-04-1998

01-06-1998

11-05-1998

15-06-1998

29-05-1998

01-07-1998

15-06-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

PERSÜNEELSDAG BUREAU
KNMVD DP 8 MEI

Op vrijdag 8 mei 1998 is het bureau van de KNMvD
de hele dag gesloten in verband met het jaarlijkse
personeelsuitje.

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgeroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
ondenvijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
Jl ottderzoekscholen en ^S opleidingen bieden
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplities en de nadmk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
IVetenschappelijke traditie, moderne technie-
ken en op de toekomst gerichte programma\'s
drageti daaraan verder hij. Met 25.000
studenten, y.000 personeelsleden en een
budget van circa S32 miljoen giilden vormt
de universiteit de spil van het Kenniscentrum
Utrecht, lünuit deze positie in Midden-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoekinstituteti over de
gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof: er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt in
Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg
en is geaccrediteerd bij de American & Canadian Veterinary Medical Associations.

De vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren omvat een opleidingsinstituut,
een researchinstituut en een goed geoutilleerd academisch dierenziekenhuis.
140 Medewerkers, waarvan ruim 50 dierenartsen, zorgen samen met 60 co-assisten-
ten voor de uitvoering van het onderwijs, het onderzoek en de patiëntenzorg.
Jaarlijks ronden er 125 dierenartsen en 3 è 4 specialisten hun opleiding af. Het aantal
verrichtingen bedraagt 15.000 poliklinische consulten en 3700 operaties per jaar.
Bij de vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren is per 1 september 1998 plaats
voor een (tweede fase) specialist in opleiding voor de volgende drie specialisatie-
richtingen:

Cnnreede fase) specialist in opleiding (v/m)

- interne geneeskunde der gezelschapsdieren

- chirurgie der gezelschapsdieren

- oogheelkunde der gezelschapsdieren

Uw taken bestaan uit het in toenemende mate zelfstandig bijdragen aan patiënten-
zorg, onderwijs en onderzoek.

Wij vragen dierenartsen die in Utrecht of elders een internship hebben gevolgd
van minimaal 12 maanden, dan wel ten minste twee jaar werkzaam zijn geweest in
een goed geoutilleerde kleine huisdierenpraktijk onder supervisie van een erkend
specialist.

Wij bieden een tijdelijke aanstelling voor een periode van 3 jaar. U wordt gedurende
deze periode opgeleid tot specialist. De opleiding is verweven met de patiëntenzorg
en de onderwijstaak van de vakgroep. U ontvangt een salaris dat in hoogte overeen-
komt met een AlO-salaris; in het eerste jaar ƒ 2458,- oplopend tot ƒ 3841,- bruto per
maand in het derde jaar van de opleiding.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact opnemen
met prof.dr F
.j. van Sluijs, hoofdopleider chirurgie, telefoon (030) 253 51 91,
prof.dr A. Rijnberk, hoofdopleider interne, telefoon (030) 253 16 97 of
dr. F.C. Stades, hoofdopleider oogheelkunde, telefoon (030) 253 1695.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan
prof.dr. F.J. van Sluijs, voorzitter selectiecommissie,
vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, ^

Postbus 80154, 3508 TD Utrecht. ^^^

Vacaturenummer 70810.

-ocr page 305-

ONDERZOEK DAT INDRUK MAAKT!

The lams Company is steeds
een stap voor, voornamelijk
op het gebied van onderzoek
en productontwikkeling.

In de loop der tijd zijn onze innovaties algemeen erkend en

overgenomen:

• De eerste die bietenpulp als vezelbron gebruikte voor gezonde darmen en liet behoud van
de beschermende mucosalaag.

• De eerste die een verhouding tussen omega-6 en omega-3 vetzuren van 10:1 tot 5:1
toepaste. Dit bevordert de gezondheid van de huid, een goede conditie van de vacht, en
beïnvloedt ontstekingsprocessen.

• De eerste die een specifiek dieet op de markt bracht om de vorming van oxalaatstenen bij
katten tegen te gaan.

• De eerste die het Nitrogen Trap™ Vezelsysteem toepaste. Dit systeem bevordert de
uitscheiding van stikstof langs de alternatieve weg bij chronische nierinsufficiëntie.

ALTIJD EEN STAP VOOR

EUKANUBA.«:

VETERINARY DIETS

Even betrokken bij het welzijn van dieren als u.

Voor informatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B V.. tel. 0411-675915, voor technische informatie omtrent onze Produkten kunt u zich wenden tot Holland Diervoeders B.V. tel. 030-2479669

-ocr page 306-

UITWEIDEN
OVER DE
JUISTE BOLUS

IS...
UITWEIDEN
MET IVOMEC

SR Bolus

(ivermectine)

SR BOLUS

fvomec

MERIAL

HerialB.V.

Een onderneming van Herck Sharp & Dohme en Rhône-Poulenc
Bovenkerkerweg ( - 8.1185 XE Amstelveen, tel 020 - 5473933. fax 020-6102201

.d

-ocr page 307-

Qi

Berichten over een dreigendepandemie door het subtype H5N1 van het influenzavirus zijn inmiddels ver-
stomd. Het virus dat van pluimvee naar enkele mensen oversprong heeft niet de eigenschappen ontwik-
keld om van mens op mens over te gaan. Een pandemie is uitgebleven. Uit dit voorval, waarbij helaas en-
kele mensen zijn gestorven, blijkt eens te meer dat de mens niet in staat is de natuur volledig te beheersen,
de natuur de menselijke wil op te leggen.

In een dergelijke situatie kan alleen achteraf worden geconstateerd wat gebeurd is.

In deze aflevering wordt deze noodzakelijke werkwijze om achteraf te constateren nog eens opnieuw bena-
drukt in de beschrijving van het voorval van het aan influenzatype H5NI gestorven jongetje in Hong
Kong. Pas nadat de oorzaak was gevonden konden rigoureuze maatregelen getroffen worden die een ver-
dere verergering van de situatie voorkwamen. Veel kippen kunnen dit niet navertellen.
Het influenzavirus heeft in Hong Kong de truc toegepast om de mens direct vanaf pluimvee te besmetten.
Gelukkig slaagde het experiment niet; het virus bleek niet in staat zich van mens naar mens te verspreiden.
Voor de mensheid is het dus gelukkig met een sisser afgelopen.

Terstond na de identificatie is men begonnen een vaccin te produceren tegen dit H5N1 influenzavirus.
Actieve immunisatie tegen dreigende infecties is nog steeds de beste verdediging. Het eerste waaraan men
werkte was een vaccin!!

Hoe vreemd klinkt dat als we ons de varkenspestepidemie in herinnering roepen. Vaccins waren beschik-
baar, maar inzetten kon niet. Handelsbelemmeringen.

Daar is ook veel voor te zeggen: gevaccineerde varkens zijn niet te onderscheiden van geïnfecteerde var-
kens, en met het inzetten van vaccins geeft een land toe dat het virus inheems is. Logisch dus, dat ontvan-
gers afwijzend staan tegen vlees of andere dierlijke producten uit landen met een vaccinatieprogramma.
Hoewel dit standpunt alleszins te begrijpen is, is het toch niet meer van deze tijd. Hoe leg je uit aan men-
sen in hongergebieden dat in Europa voor de mens veilig eetbare varkens worden vernietigd?? Een va-
riant op Youp van \'t Hek: Als je alle preventief gedode varkens en biggen op een hoop legt, krijg je een
berg zo hoog dat je van de top de mensen in Afrika van de honger kunt zien sterven.

De moderne tijd heeft nieuwe vaccinvarianten: een bekend Nederlands instituut heeft deletievaccins ter
beschikking. Op grond hiervan zou men zich in Europa en daarbuiten opnieuw het hoofd moeten buigen
over het non-vaccinatiebeleid.

Namens de Hoofdredactie,
Prof dr G.H. Wentink

Van de Hoofdredactie

-ocr page 308-

i* n m

1 • PI

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 278-82

INFLUENZA A(H5N1) IN HONG KONG: VOORBODE VAN EEN PANDEMIE
OF ALLEEN EEN WETENSCHAPPELIJK INTERESSANT VERSCHIJNSEL
EN EEN NUTTIGE OEFENING IN PANDEMIOLOGIE?

J.C. de Jong\'\'. E.C.J. Claas\'\' enA.D.M.E. Osterhaus

Overioe artikelen

SAMENVATTING

Bij een driejarig jongetje dat in mei 1997 in Hong Kong
met een uitgebreide influenza-pneumonie overleed werd
een influenza A-virus geïsoleerd. Dit virus werd als eerste
door het Nationaal Influenza Centrum (NIC) geïdentifi-
ceerd als behorend tot subtype H5N1. De bron van de vi-
rusinfectie was naar alle waarschijnlijkheid gelegen in de
vogelpestepidemieën van het H5Nl-virus die kort voor
de ziekte van het kind heersten in China, inclusief Hong
Kong. Dit is voor zover bekend het eerste gerapporteerde
geval van \'humane\' influenza waarbij een influenzavirus
van één der subtypen H4-H15 is geïsoleerd. In november
en december 1997 werden in Hong Kong nog eens bij ze-
ventien influenzapatiënten H5Nl-virusbesmettingen
vastgesteld, waarvan vijf met dodelijke afloop. Bij zeven
H5Nl-virusisolaten is aangetoond dat er geen
gene reas-
sortment
met humane of porciene influenzavirussen (die
het pandemisch vermogen zou vergroten) heeft plaatsge-
vonden. Overdracht van het virus van mens op mens kan
niet voor elk besmettingsgeval worden uitgesloten maar
is tot nu toe niet bewezen. Deze gebeurtenis heeft aange-
toond dat de WHO-surveillance van influenzavirussen,
hoewel misschien niet perfect, goed heeft gefunctioneerd.

SUMMARY

Influenza A(H5N1) in Hong Kong: the coming pandemie
or only a useful exercise in pandemiology?

From a three-year old boy in Hong Kong who died in May 1997 with an ex-
tensive influenza pneumonia an influenza A virus has been isolated which
was. first al the National Influenza Centre of the Netherlands, identified as
belonging to subtype H5NI. Presumably the patient had acquired the infec-
tion directly from an outbreak of fowl plague among chickens. As far as is
known this is the first case of the isolation of an influenza virus belonging to
one of the subtypes H4-HI5 from a human influenza patient. At the end of
1997 seventeen more cases of human A(H5N1) influenza have been detected
in Hong Kong, including five fatal cases. Genetic analyses of seven of these
virus isolates did not reveal the occurrence of reassortment with a human or
porcine influenza virus, which could have rendered the virus potentially
pandemic. Man-to-man transmission of the virus has not been demonstrated
but cannot be excluded either. This event has shown that the WHO surveil-
lance of in fluenza viruses, although perhaps not perfect, has functioned
well.

INLEIDING

Sinds augustus 1997 verschenen in kranten en op Internet
berichten over de isolering van een voor de mens nieuw in-
fluenzavirus bij een \'humane\' influenzapatiënt in mei in
Hong Kong. Hierbij viel soms de naam van Nederland. Ook

\' Nationaal Influenza Centrum van de WHO. Era.\'tmus Universiteit Rotterdam, afde-
ling Virologie. Postbus 173)1. 30()0 DR Rotterdam.
^ Dierenarts-viroloog. Correspondentie-adres: prof. dr. A.D.M.E. Osterhaus.

in wetenschappelijke tijdschriften werd over dit virus gepu-
bliceerd (3, 5, 9, 20). Tussen 6 november en 28 december
1997 werden in Hong Kong nog eens 17 personen ziek door
een in het laboratorium bewezen influenza A(H5N1) virus-
infectie; vijf van hen zijn overleden (16,17).
Hieronder volgt een verslag van de desbetreffende gebeurte-
nissen om te laten zien hoe een bij de mens tot dan toe onbe-
kend influenzavims tegenwoordig wordt geïdentificeerd en
hoe de pandemische potentie ervan wordt ingeschat. Ook
wordt de huidige stand van zaken betreffende het H5N1 -virus
besproken. Vergelijkbare gebeurtenissen speelden zich af in
1976, toen infecties (waaronder één met dodelijke afloop)
van Amerikaanse recruten met een varkensinfluenzavirus
eveneens de vrees voor het ontstaan van een pandemisch in-
fluenzavirus opriepen (6, 11). Volstrekt nieuw is dat de ont-
wikkelingen en laboratoriumbevindingen rond het H5Nl-vi-
rus in detail en (al dan niet deskundig) becommentarieerd op
Internet verschijnen en zo door een breed publiek kunnen
worden gevolgd. In deze mededeling zullen bij ontbreken van
gepubliceerde gegevens een paar maal Internetpagina\'s wor-
den aangehaald. Deze verschaffen minder betrouwbare infor-
matie dan gepubliceerde literatuur. Conclusies zijn in dit arti-
kel daarom niet gebaseerd op data uit Intemet, tenzij de
betreffende bladzijden waren opgesteld door de WHO.

DE PATIËNTEN EN DE VOORLOPIGE VIRUSIDENTIFI-
CATIE

Op 16 mei 1997 werd een driejarige Chinese jongen met een
ernstig griepachtig ziektebeeld opgenomen in een zieken-
huis in Hong Kong. Zijn toestand verergerde snel en op 21
mei overleed hij. Het overiijdensrapport vermeldde als diag-
nose: \'Reye Syndrome, adult respiratory distress syndrome,
influenza pneumonia, multiorgan failure,, and disseminated
intravascular coagulation\'. Hierbij is van belang dat de jon-
gen voor de ziekenhuisopname aspirine had gekregen en dat
het syndroom van Reye (een dikwijls letale leververvetting
gepaard gaande met encefalopathie) mogelijk het gevolg is
geweest van de combinatie van de influenzavirusinfectie met
dit koortswerende middel. Wat uiteindelijk de doodsoorzaak
van het kind is geweest valt niet te zeggen.
In de Governmental Virus Unit van het Queen Mary Hospital
in Hong Kong (hoofd dr. W.L. Lim) werd uit een trachea-as-
piraat, dat op 19 mei bij het zieke kind was afgenomen, in een
Madin-Darby Canine Kidney (MDCK)-celcultuur een goed
groeiend influenza A-virus gekweekt. Opmerkelijk was dat
het virus niet bleek te reageren met de antisera tegen de dit
jaar meest voorkomende varianten van respectievelijk de ty-
pen A - subtypen H IN 1 en H3N2 - en B (de H staat hier voor
hemagglutinine, de N voor neuraminidase; dit zijn de twee
belangrijkste oppervlakte-eiwitten van het influenzavirus). In
het Nationaal Influenza Centmm (NIC), gevestigd in de
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) te Rotterdam en het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) te
Bilthoven, werd het vims nader onderzocht. Het bleek even-
min te reageren met antisera tegen oudere varianten van de

-ocr page 309-

(sub)typen A(H3N2), A(HINI) en B, tegen A(H2N2)-virus-
sen uit 1957 en 1967, en tegen oude en nieuwe A(H1N1)- en
A( H3N2)-influenzavirussen uit varkens. Mogelijk was er dus
een nieuw, nog niet eerder bij de mens of het varken aange-
troffen subtype van het influenza A-vims ontdekt bij een hu-
mane influenzapatiënt. Een dergelijk vims kan het vermogen
bezitten een pandemie te ontwikkelen, dit is bij influenza per
definitie een wereldwijde epidemie door een nieuw subtype
van het influenza A-vims. Pikant is in dit verband dat er reeds
eerder, namelijk in 1968, een pandemie is ontstaan die de
naam \'Hong Kong-griep\' heeft gedragen.

HET ONTSTAAN VAN INFLUENZAPANDEMIEËN
In deze eeuw zijn er influenzapandemieën geweest in 1918
(de \'Spaanse griep\', komst van subtype HlNl), 1957 (\'de
Aziatische griep\', verschijning vanuit China van subtype
H2N2) en 1968 (de al genoemde \'Hong Kong\' -griep, komst
van subtype H3N2) waarbij naar schatting respectievelijk 20
miljoen (1918) en honderdduizenden (1957 en 1968) perso-
nen zijn overleden. In totaal zijn er thans 15 subtypen van het
hemagglutinine en negen subtypen van het neuraminidase
bekend (21). Al deze subtypen komen endemisch voor in de
vogelwereld, H1N1 en H3N2 ook bij het varken. Theoretisch
kunnen alle (combinaties van) subtypen op de mensenpopu-
latie overgaan, met evenveel pandemieën als mogelijk ge-
volg.

Voor een goed begrip van het ontstaan van influenzapande-
mieën is het van belang te weten dat het erfelijke materiaal van
het influenzavims bestaat uit acht RNA-fragmenten die elk co-
deren voor één van de virale eiwitten, waaronder het hemag-
glutinine en de neuraminidase. Bij de infectie van een cel met
twee verschillende influenzavimssen (bijvoorbeeld een hu-
maan en een aviair influenzavims) worden deze acht genen
naar willekeur in de nieuw gevormde vimsdeeltjes opgeno-
men. Aldus ontstaan er theoretisch 2** = 256 genetisch verschil-
lende vimssen,
reassortants genaamd. Op deze wijze kunnen
bijvoorbeeld vimssen worden gevormd met de oppervlakte-ei-
witten van een nieuw HxNy-subtype vogelinfluenzavirus en de
inteme eiwitten van het humane influenzavirus. Enerzijds heeft
de mens tegen deze reassortant geen immuniteit omdat de H-
en N-eiwitten voor hem nieuw zijn, anderzijds kan de reassor-
tant zich goed vermeerderen in humane cellen en epidemisch
vermogen hebben omdat de inteme eiwitten van het humane
influenzavims afkomstig zijn. Zo\'n reassortant kan een pande-
mie veroorzaken. In de pandemie van 1957 bezat het nieuwe
vims zowel een voor de mens nieuw hemagglutinine als een
nieuw neurardinidase, terwijl het Hong Kong-vims uit 1968 al-
leen een nieuw hemagglutinine droeg. In alle drie gevallen
werd om onbekende redenen het oude subtype abmpt verdron-
gen door het nieuw verschenen subtype.
Tot nu toe werd aangenomen dat er in de natuur geen directe
overdracht van een vogel-influenzavims op de mens kan
plaatsvinden (18, 19, 21). Het deel van het vogelvirus-he-
magglutinine dat hecht aan de gastheercel (de receptor-bin-
ding site) zou niet de juiste stmctuur bezitten om een mense-
lijke cel efficiënt te infecteren (2), terwijl ook de rest van het
genetisch materiaal is afgestemd op vermeerdering in aviaire
en niet in menselijke cellen. Wel werd bij meer dan 25% van
vrijwilligers, besmet met onnatuuriijk hoge doses van
aviaire influenzavimssen (subtypen H4, H6 en HIO), vims-
productie in de keel aangetoond, maar de proefpersonen had-
den slechts weinig ziekteverschijnselen en produceerden
geen aantoonbare hemagglutinatieremmende (HAR)-anti-
stoffen (1). Het wordt daarom dikwijls gepostuleerd dat bij
het ontstaan van pandemische influenzavimssen de trans-
missie van het aviaire vims op de mens plaatsvond via het
varken, waarvan de cellulaire receptoren infectie met zowel
aviaire als humane influenzavimssen toestaan. In dit dier kan
vervolgens selectie optreden van mutanten die beter aan
groei in zoogdiercellen zijn aangepast. Bijzonder bedreigend
wordt deze viruspassage door het varken als daarbij, door de
boven beschreven
gene reassortment met een gelijktijdig
aanwezig humaan influenzavirus, de genen die coderen voor
de aviaire inteme influenzavimseiwitten worden vervangen
door de corresponderende genen van humane oorsprong. Bij
de pandemieën van 1957 en 1968 zou mogelijkerwijs het
varken op deze wijze als genetisch \'mengvat\' voor het
nieuwe pandemische virus hebben gefungeerd (18,19).

DE VIRUSIDENTIFICATIE IN NEDERLAND
Het NIC bestudeert al enige jaren in samenwerking met pro-
fessor R.G. Webster uit Memphis, USA, influenzavimssen
uit varkens en vogels. In dat kader beschikte het centrum
over een panel van frettenantisera tegen 14 hemagglutinine-
en negen neuraminidase-subtypen van het influenza A-vims.
Met behulp van dit panel stelde het NIC vast dat de nieuwe
stam een H5N1-virus is, hetgeen het NIC vervolgens beves-
tigde met behulp van polymerase chain reactions (PCR) met
primers die specifiek zijn voor de genen die coderen voor H5
en N1, en met bepalingen van de nucleotidensequenties van
genoemde genen (zie figuur 1). Later is de subtypering
H5N1 bevestigd door de Wereld Influenza Centra in Atlanta
(Centers for Disease Control and Prevention, CDC) (20) en
in Londen (Medical Research Council, MRC).

J H2

Japans?

CkPen63
I HK97~
TyEng91

H5

SwNed96
Texas91

Wuhan95

USSR77
ParUI73

Hl

H3

NI

- I HK97 I
r CkPen83

N2

1- Bangk79

Figuur 1. Fylogenetische verwantschap van de genen die coderen voor het
hemagglutinine (H, bovenste dendrogram) en het neuraminidase (N, on-
derste dendrogram) van het humane H5N1-virus van de eerste patient in
Hong Kong (HK97) en van enkele andere influenzavirusstammen, te we-
ten, van boven naar beneden: A/Japan/305/57 (H2N2), A/chick/
Pennsylvania/1/ 83 (H5N2), A/turkey/England/5092/91 (H5N1), A/
swine/Netherlands/609/96 (HlNI), A
/Texa8/36/91 (HlNI], A/
Wuhan/359/95 (H3N2], A/USSR/90/77 (Hl NI], A/parrot/
Ulster/73 (H7N1] en A/Bangkok/1/79 (H3N2]. De dendrogrammen
werden geconstrueerd op basis van 827 nucleotiden lange delen van het
hemagglutinine-gen en 200 nucleotiden lange delen van het neuramini-
dase-gen. De gebruikte nucleotidensequenties werden ontleend aan de da-
tabank van het European Molecular Biology Laboratory (EMBL) te Heidel-
berg, Duitsland, of door de auteurs-zelf bepaald. Deze figuur werd ontleend
aan een Scientific Correspondence bijdrage in Nature 1997; 389: 554.

-ocr page 310-

LABORATORIUMCONTAMINATE?
Influenzavirus subtypen H5 en H7 (in combinatie met di-
verse neuraminidase-subtypen) zijn al lange tijd bekend als
verwekkers van uitgebreide epidemieën van vogelpest in
kippenfokkerijen over de gehele wereld, soms met een mor-
taliteit van 100%. In overeenstemming hiermee bleek het hu-
mane H5Nl-vims bij intraveneuse, intranasale of intra-
tracheale inoculatie in drie dagen bijna alle beënte kippen te
doden (5). Tot nu toe is dit subtype nooit bij een humane in-
fluenzapatiënt geïsoleerd. De vraag rees dus of er in Hong
Kong sprake kon zijn geweest van een laboratoriumcontami-
natie met materiaal van aviaire oorsprong. Zoals het NIC ter
plaatse kon vaststellen was het laboratorium van dr Lim
evenwel goed toegemst qua personeel, procedures en appa-
ratuur. Bovendien werd aldaar in cellen van het trachea-aspi-
raat van het kind een influenza A-virusspecifiek antigeen
aangetoond en tenslotte kon men uit dit klinische monster
het H5Nl-vims reïsoleren. Dit alles sluit een laboratorium-
contaminatie uit. De latere isoleringen van meerdere H5N1-
virussen bij humane influenzapatiënten in Hong Kong on-
dersteunen deze conclusie.

□E KIP ALS BRON VAN DE HUMANE H5N1-VIRUS-
INFECTIES

Bij de beantwoording van de vraag hoe de eerste patiënt de
H5N1-virusinfectie kan hebben opgelopen is relevant dat er
in de maanden maart, april en begin mei in Hong Kong (New
Territories) uitgebreide vogelpestepidemieën zijn voorgeko-
men waarbij K.F. Shortridge van de Universiteit van Hong
Kong een influenza A(H5Nl)-vims heeft geïsoleerd. Heel
suggestief is verder de mededeling van de ouders dat het
kind vlak voor hij ziek werd met hen heeft gepicknickt op
een kippenboerderij waar kort daarvoor een vogelpestepide-
mie had geheerst (14). Er waren die dag geen levende kippen
meer aanwezig, maar het is aannemelijk dat het overleden
kind rechtstreeks is geïnfecteerd vanuit de omgeving die on-
getwijfeld nog zwaar met het aviaire H5NI-vims was be-
smet. Uit epidemiologisch oogpunt is dit een belangrijke
vaststelling. De boven beschreven hypothese dat de pande-
mische influenzavirussen H2N2 en H3N2 moeten zijn ont-
staan door reassortment in het varken omdat de aviaire influ-
enzavirussen niet besmettelijk zouden zijn voor de mens,
wordt hierdoor op losse schroeven gezet. De mens kan even-
goed als zo\'n \'mengvat\' hebben gefunctioneerd.
Van de eerder genoemde nieuwe gevallen in november en
december 1997 waren de meeste niet onderling epidemiolo-
gisch met elkaar in verband te brengen. De meeste patiënten
woonden in de grote steden en waren niet werkzaam op een
kippenfokkerij of als poelier. Toch is ook voor hen op epide-
miologische gronden opnieuw de verdenking gevallen op de
kip als directe bron van infectie. Dit lijkt vreemd bij een zo
geürbaniseerde bevolking als die van Hong Kong. Echter, de
Chinees is gewoon zijn kip op grote pluimveemarkten le-
vend te kopen en thuis te slachten. Nucleotidensequentie-
analysen van zeven humane H5Nl-virusisolaten ondersteu-
nen de stelling van afzonderlijke zoönotische transmissies.
De grootte van de onderlinge moleculaire verschillen wijst
op multipele introducties van het vims vanuit pluimvee in de
mensenpopulatie (16,17).

Hierbij is het intussen minder duidelijk uit welk gebied de be-
smette kippen afkomstig zijn geweest. Van de in 1997 in
Hong Kong geconsumeerde kippen werd een kwart in Hong
Kong zelf gefokt en driekwart uit de omringende Chinese
provincie Guangdong geïmporteerd. De autoriteiten in beide
territoria ontkennen dat er in november en december in hun
gebied vogelpestepidemieën zijn voorgekomen. Hoe effec-
tief op dit punt de surveillance in de betreffende regio\'s is ge-
weest, is evenwel onbekend. Feit is dat er in december bij een
poelier in Kowloon (stad in Hong Kong) een derde van de
kippenvoorraad is gestorven en dat uit de feces van één van
deze kippen H5Nl-vims is geïsoleerd. Het vims werd ook
gevonden bij een kip van een andere marktkraam in Kowloon
en bij een kip op een kippenfokkerij in de New Territories
(platteland van Hong Kong). Deze isoleringen van het vims
bij de kip waren voor de volksgezondheidsautoriteiten reden
om rond de jaarwisseling \'alle\' in Hong Kong aanwezige kip-
pen en andere consumptie-vogels te laten afmaken. Sinds
deze maatregel zijn geen nieuwe besmettingen van de mens
met het H5Nl-vims geconstateerd. Dit bevestigt de theorie
dat besmette kippen de bron van de humane H5N1-vimsin-
fecties zijn geweest en dat er geen langere humane infectieke-
tens zijn geweest. Overigens staat niet vast dat de kip ook het
natuurlijke reservoir van het H5Nl-vims is. In dit verband is
het mogelijk van belang dat dit vims eveneens is geïsoleerd
bij wilde en tamme eenden en wilde ganzen die op een markt
in Hong Kong werden bemonsterd vóór de massaslacht van
consumptie-vogels (Hugh-Jones, intemet/promed(aJusa.
healthnet.org bericht van 17 januari 1998). Het is denkbaar
dat dergelijke (trek)vogels die met één der vogelpestvimssen
H5 of H7 zijn geïnfecteerd en die daar dikwijls niet of nauwe-
lijks ziek van zijn, af en toe in diverse delen van de wereld
kippenkolonies met deze vimssen besmetten, al dan niet met
een vogelpestepidemie als gevolg.

280

DE MATE VAN BESMETTELIJKHEID VAN HET
AVIAIRE H5N1-VIRUS VOOR DE MENS
Infectie van een mens met een influenzavims van één der
subtypen H4-HI5 lijkt een zeldzame gebeurtenis. Zoals bo-
ven al is gezegd zijn bij de mens tot nu toe deze subtypen
nooit eerder bij een geval van influenza aangetoond. Wel
zijn twee gevallen bekend van conjunctivitis na contact met
respectievelijk zeehonden en eenden (13, 22). Het is een ge-
mststellende gedachte dat het H5-vogelpestvims al tenmin-
ste gedurende tientallen jaren wereldwijd een aantal grote
epidemieën onder kippen heeft veroorzaakt, enige jaren ge-
leden nog in Mexico (8), en dat hieruit nooit epidemieën bij
de mens zijn voortgekomen.

Tijdens een grote vogelpestepidemie van een H5N2-vims in
Pennsylvania in 1983 kon het vims bij twee van de 110 on-
derzochte boerderij-arbeiders direct na het verlaten van kip-
penstallen uit neusuitstrijken worden gekweekt; 12 uur later
lukte dit niet meer en de betrokken arbeiders bleven serone-
gatief voor het H5N2-vims (23). De betekenis hiervan wordt
echter gerelativeerd door het feit dat de mens ook na bewe-
zen infectie weinig antistoffen tegen een H4-H15 influenza-
vims produceert (1). Bij infectie van fretten met het humane
H5Nl-vims uit Hong Kong werd door het NIC hetzelfde
waargenomen. Onderzoek in de afgelopen maanden van het
Ministerie van Gezondheid van Hong Kong en de CDC bij
29 kippenboerderij-arbeiders in Hong Kong liet zien dat het
hier circulerende H5Nl-vims misschien gemakkelijker
overspringt dan destijds in Pennsylvania: vijf van de 29 per-
sonen (17%) waren seropositief voor H5N1 (16, 17). Bij de
interpretatie van deze bevinding moet men echter bedenken
dat de aangetroffen antistoffen mogelijk reeds langer gele-
den werden gevormd bij eerdere H5N1-vogelpestepide-
mieën of misschien zelfs bij herhaalde blootstelling aan
grote doses geaërosoliseerd antigeen zonder infectie.

TI J DSC H RUT VOOR D 1 E R ü i; N E E S K U N D E , ÖEEl 123, MEI, AFLEVERING 9, 1998

-ocr page 311-

TRANSMISSIE VAN HET H5N1-VIRUS VAN MENS
NAAR MENS?

Overdracht van het H5N1-virus van mens op mens is tot nu
toe niet aangetoond. De in totaal 18 in het laboratorium be-
wezen gevallen van H5N1-vimsinfectie bij influenzapatiën-
ten waren niet epidemiologisch met elkaar verbonden, be-
halve twee kinderen van respectievelijk twee en vijfjaar die
dikwijls bij elkaar op bezoek kwamen (Lavanchy,
intemet/lavanchyd@who.ch bericht van 27 december 1997).
Negen van ongeveer 90 gezondheidswerkers die in contact
waren geweest met twee H5N1-patiënten vertoonden wel
korte tijd later een influenza-achtig ziektebeeld, maar de vi-
mskweek die bij hen werd ingesteld bleef negatief.
Het eerder genoemde uitgebreide serologisch onderzoek in
Hong Kong werpt licht op de subklinische verbreiding van
het vims en op de frequentie van mens-mens transmissie (16,
17). De vier onderzochte gezinsleden van het eerste H5N1-
patiëntje hebben geen influenza-achtige verschijnselen ge-
kregen en zijn seronegatief gebleven. Bij één van de 261 on-
derzochte kinderdagverblijf-contacten (een klasgenootje),
bij één van de 54 onderzochte gezondheidswerkers die de
eerste patiënt verzorgden en bij één van de 63 onderzochte
buren van dit kind werden neutraliserende antistoffen tegen
het H5Nl-vims aangetroffen; deze drie personen zouden
niet recent een influenza-achtig ziektebeeld hebben gehad.
Deze serologische bevindingen van de CDC, gevoegd bij het
kleine aantal virologisch bewezen infectiegevallen bij influ-
enzapatiënten, suggeren dat het huidige humane H5N1 -vims
niet of slechts zeer inefficiënt van mens op mens wordt over-
gedragen.

Wat betreft de seropositieve personen: het genoemde klasge-
nootje was evenals het patiëntje zelf in de buurt van zieke
kippen geweest. De beide andere seropositieve personen
verklaarden echter geen recent contact met pluimvee te heb-
ben gehad; de buurman ontkende zelfs recent in de nabijheid
van het kind te zijn geweest. Dit suggereert dat mens-naar-
mens transmissie van het H5Nl-vims op kleine schaal heeft
plaatsgevonden. Dit betekent niet dat het vims zich aan de
mens heeft aangepast en epidemisch gaat worden. Ook een
onveranderd dierlijk influenzavims kan in beperkte mate
overgaan van mens op mens, zoals bleek bij de infectie van
twee jonge kinderen met een varkensinfluenzavims (4).

HET KLINISCHE BELOOP VAN H5N1-VIRUSINFEO
TIES

De geringe besmettelijkheid van het H5Nl-vims voor de
mens is in overeenstemming met het huidige inzicht dat, zo-
als boven is uiteengezet, vogelinfluenzavimssen niet de
juiste stmctuur bezitten om menselijke cellen efficiënt te in-
fecteren. Het lijkt daarom ongerijmd dat dit vims in staat is
geweest om bij het eerste H5N1 -patiëntje een zware longont-
steking te veroorzaken en dat vijf van de zeventien latere
H5N1-vimsinfecties dodelijk verliepen. Een deel van deze
hoge letaliteit kan zijn te wijten aan een oververtegenwoor-
diging van ziekenhuispatiënten onder de H5N1 -patiënten die
virologisch werden onderzocht. Hieronder bevinden zich de
ernstiger ziektebeelden die vaker leiden tot sterfte. Vier van
de 18 patiënten hadden een onderliggende kwaal, respectie-
velijk een congenitale hartafwijking, een chronische long-
ziekte, diabetes insipidus en systemische lupus erythemato-
sus (14). Vier patiënten werden beschreven als \'previously
healthy\'; drie van hen stierven. Het lijkt er op dat een \'high
risk conditie\' ten aanzien van influenza niet alle sterfgeval-
len kan verklaren.

£BBHEBSB8ESB^

Overigens is de beschreven paradox niet zonder precedent. In
1986 is bij een voordien gezonde 29-jarige Nederlandse var-
kensboer met een emstige longontsteking waarvoor hij twaalf
dagen kunstmatig werd beademd een varkensinfluenzavims
subtype A(HINI) geïsoleerd. Er werden bij hem noch door
kweek noch door serologisch onderzoek infecties met andere
vimssen of pathogene bacteriën aangetoond. Bij uitvoerig
immunologisch onderzoek naar zijn humorale en cellulaire
afweer kwamen geen afwijkingen aan het licht (10). Het vims
was genetisch gelijk aan het al jaren in het varken circule-
rende influenzavims (Claas,
et al., manuscript in voorberei-
ding). Evenzo overleed in 1976 in het Amerikaanse Fort Dix
een recmut aan een infectie met een onveranderd varkensin-
fluenzavims, ook van het subtype HlNl (6, II). Blijkbaar
kan ook een onaangepast dierlijk influenzavims een gezond
individu emstig ziek maken.

De leeftijdsverdeling van de H5N1-vimspatiënten is merk-
waardig. Zeven van de 18 (39%) waren onder de vijf jaar
oud, een leeftijdsklasse waarvan men, zeker in een zo verste-
delijkt gebied als Hong Kong, niet het meeste contact met
kippen zou verwachten.

DE KANS OP EEN PANDEMIE

Onaangepaste dierlijke influenzavimssen kunnen bij de
mens geen epidemieën veroorzaken. Hiervoor zijn vele
mu-
taties
in het vims nodig (onder meer in de receptor-binding
site van het hemagglutinine) die efficiënte replicatie van het
vims in menselijke cellen mogelijk maken. Zoals eerder
werd gezegd is het vooral belangrijk om bij zoveel mogelijk
vimsstammen na te gaan of er een
gene reassortment is op-
getreden met een humaan of porcien influenzavims. Bij de
eerste zeven daarop onderzochte humane H5NI-vimsisola-
ten was dit niet het geval (16, 17). Bij het isolaat van de eer-
ste patiënt waren de nucleotidensequenties van de diverse
virale genen vrijwel gelijk aan die van het in 1997 in Hong
Kong uit de kip geïsoleerde H5Nl-vims (5). Dit is in over-
eenstemming met de boven beschreven hoge letaliteit van
het humane H5N1 -vims voor de kip.

Mocht reassortment bij andere H5N1-vimssen wel hebben
plaatsgevonden of alsnog gaan plaatsvinden, dan neemt het
gevaar voor een pandemie bij de mens sterk toe. Uiteraard is
de kans hierop het grootst als er tijdens de sporadisch optre-
dende besmettingen van de mens met het aviaire H5N1 -vims
tevens een epidemie gaande is van humane influenza A-vi-
mssen. Hierdoor stijgt immers de kans op een dubbelinfectie
bij een patiënt. In november en december was er weinig in-
fluenza in Hong Kong. De hoogste influenza-activiteit wordt
in dit gebied geregistreerd in de maanden febmari tot en met
juli (14). Nu heeft de regering van Hong Kong zoals boven
reeds werd vermeld rond de jaarwisseling alle in het gebied
aanwezige kippen en andere consumptie-vogels laten slach-
ten. Dit heeft geleid tot de beëindiging van de reeks sporadi-
sche humane besmettingen met het H5NI-vims, nog voor
aanvang van de jaarlijkse influenzaepidemie, die overigens
dit seizoen in Hong Kong reeds vroeg in januari lijkt te zijn
begonnen (14). In lijn met de bovengenoemde \'aviaire\' nu-
cleotidensequenties van de diverse virale genen heeft het
H5Nl-vims zich althans in Hong Kong kennelijk nog niet
voldoende aangepast om zich langere tijd in de mensenpopu-
latie te handhaven. Men moet zich echter realiseren dat in de
rest van China de genoemde massaslacht niet heeft plaatsge-
vonden en dat er geen reden is om aan te nemen dat daar de
kippenconsumptie sterk is gedaald of dat daar geen H5N1-
vimsinfecties bij de mens optreden. Het gevaar van het ont-

-ocr page 312-

staan van een pandemisch H5N1-virus in dit grote land is
door de slacht in Hong Kong waarschijnlijk nauwelijks afge-
nomen.

BESTRIJDINGSMAATREGELEN BIJ EEN PANDEMIE
DOOR HET H5N1-VIRUS

Het is duidelijk dat de overdracht van het aviaire H5N1-virus
op mensen in Hong Kong het gevolg was van de grote infec-
tiedruk van dit virus tijdens de uitbraken van vogelpest in dat
gebied. Vogelpestepidemieën komen echter in de hele wereld
voor en zijn soms even massaal. West-Europa is de laatste
tien jaar vrij gebleven van gerapporteerde vogelpest (12).
Recent werden echter uit Italië bij pluimvee uitbraken van
een zeer vimlent H5-vogelpestvirus gemeld (15). De gebeur-
tenissen in Hong Kong hebben uiteraard geleid tot voorberei-
dingen voor de productie van een
vaccin. Dit zal intussen niet
grootschalig worden aangemaakt voor het epidemische ka-
rakter van het vims duidelijk is, bijvoorbeeld bij het verschij-
nen van een H5Nl-reassortant. Normaal neemt de gehele
procedure vanaf de constmctie van een goed groeiend vaccin-
vims tot en met de productie en de goedkeuring van het influ-
enzavaccin zelf op de gewone jaarlijkse schaal ongeveer een
halfjaar in beslag.

Naast vaccinatie staat ter overweging de toediening van
amantadine of rimantadine. Deze zijn bij profylactisch ge-
bmik tegen influenza A-vimsinfecties redelijk (70%) effec-
tief; bij vroegtijdig therapeutisch gebmik kunnen ze het her-
stel met 1 - 2 dagen versnellen (7). Ook het humane
H5N 1-vims uit Hong Kong is gevoelig gebleken voor aman-
tadine (20). Bezwaren van deze middelen zijn evenwel de
lichte bijwerkingen en de snelle ontwikkeling van resistente
mutanten die hun pathogeniteit hebben behouden. Deze
nadelen spelen vooral een rol bij grootschalig gebmik.

LITERATUUR

1. Beare AS, and Webster RG. Replication of avian influenza viruses in
humans. Arch Virol 1991; 119: 37-42.

2. Connor RJ, Kawaoka Y. Webster RG, and Paulson JC. Receptor speci-
ficity in human, avian, and equine H2 and H3 influenza virus isolates.
Virology 1994; 205: 17-23.

3. Claas ECJ, Jong JC de. Beck R van. Rimmelzwaan GF, and Osterhaus
ADME. Human influenza A/Hong K.ong/156/97 (H5N1) infection.
Vaccine 1998; 16: ter perse.

4. Claas ECJ, Kawaoka Y, Jong JC de, Masurel Si, and Webster RG.
Infection of children with avian-human reassortant influenza virus
from pigs in Europe. Virol 1994; 204: 453-7.

5. Claas ECJ, Osterhaus ADME, Beek R van, Jong JC de, Rimmelzwaan

I lif-tr*\'

GF, Senne DA, et al. Human influenza A H5N\'1 virus related to a
highly pathogenic avian influenza virus. Lancet 1998;351: 472-7.

6. Dowdle WR. The 1976 experience. J Infect Dis 1997; 176 (Suppl 1):
S69-72.

7. Hayden FG. Antivirals for pandemic influenza. J Infect Dis 1997; 176
(Suppl 1): 856-61.

8. Horimoto T, Rivera E, Pearson J, Senne D, Krauss S, Kawaoke Y, et
al.
Origin and molecular changes associated with emergence of a
highly pathogenic H5N2 influenza virus in Mexico. Virol 1995; 213:
223-30.

9. Jong JC de, Claas ECJ, Osterhaus ADME, Webster RG, and Lim WL.
A pandemic warning? [scientific correspondence]. Nature 1997; 389:
554.

10. Jong JC de, Ronde-Verloop FM de, Bangma PJ, Kregten E van.
Kerckhaert JAM, Paccaud MF,
etat. Isolation of swine-influenza-like
A(HINI) viruses from man in Europe. Lancet 1986; 11: 1329-30.

11. Kendal AP, Goldfield M, Noble GR, and Dowdle WR. Identification
and preliminary antigenic analysis of swine influenza-like viruses iso-
lated during an influenza outbreak at Fort Dix, New Jersey. J Infect Dis
1977; 136:381-5.

12. Koch G, Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO).
Lelystad (persoonlijke mededeling).

13. Kurtz J. Manvell RJ, and Banks J. Avian influenza virus isolated from
a woman with conjunctivitis. Lancet 1996; 348: 901-2.

14. Lim WL. Queen Mary Hospital, Hong Kong (persoonlijke medede-
ling).

15. Marabelli R. Office Intemational des Epizootics Disease Report, vol.
10, no 48, 5 december 1997.

16. Saw TA, Lim, W, Shortridge K, Tam J, Liu KK, Mak KH, el al.
Isolation of avian influenza A(H5NI) viruses from humans - Hong
Kong, May-December 1997. Morb Mort Wkly Rep 1997; 46 (50):
1204-7 (19 december 1997).

17. Saw TA, Lim, W, Shortridge K, Tam J, Liu KK, Mak KH, et al.
Update: Isolation of avian influenza A(H5N1) vimses from humans -
Hong Kong, 1997-1998. Morb Mort Wkly Rep 1997; 46 (52 en 53):
1245-7 (9 januari 1998).

18. Scholtissek C, Ludwig S, and Fitch WM. Analysis of influenza A virus
nucleoproteins for the assessment of molecular genetic mechanisms
leading to new phylogenetic virus lineages. Arch Virol 1993; 131:
237-50.

19. Scholtissek C, and Naylor E. Fish farming and influenza pandemics.
Nature 1988; 331: 215.

20. Subbarao K. Klimov A. Katz J, Regnery H. Lim W, Hall H. et al.
Characterization of an avian influenza A(H5N1) virus isolated from a
child with a fatal respiratory illness. Science 1998; 279: 393-6.

21. Webster RG. Bean WJ. Gorman OT, Chambers TM, and Kawaoka Y.
Evolution and ecology of influenza A viruses. Microbiol Rev 1992;
56: 152-79.

22. Webster RG, Geraci J, Petersson G, and Skimisson K. Conjunctivitis
in human beings caused by influenza A virus of seals. N Engl J Med
1981;304:911.

23. Wood JM, Webster RG, Kawaoka Y, Bean WJ, and Nettles VF. A le-
thal outbreak of H5N2 influenza in poultry in the USA. In
Acute Virus
Infections of Poultry,
p 1-22. Red. McFerran JB, McNulty MS.
DordrechL 1986: Martinus NijhofTPublishers.

-ocr page 313-

SAMENVATTING

Voor een praktijkgeval waarbij een infectie met het
Boviene Virus Diarree virus niet op tijd onderkend werd,
is de bedrijfseconomische schade bepaald.
Toen er een BVD-drager geboren werd, hadden de kalve-
ren van koppelgenoten die ten tijde van de vermoedelijke
infectie eveneens in de eerste vier maanden van de dracht
waren, ook onderzocht moeten worden op BVD. Aangezien
dat nagelaten is ontstond er, naast schade die onvermijde-
lijk was, schade die voorkomen had kunnen worden.
De totale bedrijfseconomische schade is berekend op
ruim ƒ 96.000,- voor dit bedrijf met circa 100 melk-
koeien, ofwel bijna ƒ 1.000,- per koe. Dat illustreert (nog-
maals) hoe hoog de schade kan oplopen als BVD uit-
breekt in een volledig vrije veestapel, zonder adequaat
bestrijdingsprogramma.

SUMMARY

BVD-outbreak on a dairy farm may be costly: a case report

The losses caused by an B VD-outbreak on a Dutch dairy jdrm with approxi-
mately 100 dairy cows were determined. In this particular farm, calves
which were born around the same time as a detected carrier calf were not
lampled. These carrier calves were kept on as replacement heifers and cau-
sed additional loss on top of the losses already caused by the primary out-
break. The total economic loss was more than f 96.000,-or nearly f 1000,-
per cow. This case report illustrates the potential jor .serious economic loss
when an BVD free herd is reinjected combined with less adequate control

INLEIDING

Primaire infecties met Boviene Vims Diarree vims (BVDV)
zijn gewoonlijk (90 %) sub-klinisch van aard. Runderen die
wèl verschijnselen vertonen, dalen in productie en krijgen
diarree en soms infecties als longontsteking en mastitis (9).
Zo\'n 80 procent van alle Nederlandse runderen heeft afweer-
stoffen tegen het vims dat boviene vims diarree veroorzaakt.
Twee procent van de jonge dieren is vimsdrager. Vijftig tot
tachtig procent van de dragers sterft binnen een jaar (9).
Als een mnd voor de eerste keer met het vims in contact komt
en het is drachtig, kunnen verschillende dingen gebeuren:

- infectie leidt tot afsterven en verwerpen van de vmcht;

- bij besmetting in de eerste vier maanden van de dracht
wordt ook de vrucht met het virus besmet. Het kalf komt
als BVD-drager ter wereld, scheidt haar hele leven het vi-
rus uit en is dus een bron van infectie. Nakomelingen van
dragers zijn altijd virusdragers;

- bij een besmetting na dag 125 van de dracht, schakelt het
inmiddels ontwikkelde afweerapparaat van het kalf het vi-
rus uit.

Met BVD-geïnfecteerde dieren vormen afweerstoffen.
Hierdoor zijn ze langdurig beschermd tegen herinfectie. Als
geen actie wordt ondernomen, blijft het vims zich via dra-
gers verspreiden onder de veestapel.
Wentink,
et al. (8) hebben veel bijgedragen aan de diagnos-
tiek, terwijl Moerman,
et al.(\\) de epidemiologische aspec-

\' Ing. J. Stelwagen. Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. Faculteit

der Diergeneeskunde. Yalelaan 7. 35S4 CL Utrecht.
^ Prof. dr. ir. A.A. Dijkhuizen, Vakgroep Agrarische Bedrijfseconomie, Landbouw
Universiteit Wageningen, Hollandseweg 1, 6706 KN Wageningen.

ten van BVD-infecties beschrijven.

Moerman, et al. (2) vonden dat, naast schade door de ge-
boorte van dragers door een sub-klinische BVD-infectie, een
niet te verwaarlozen verlies, ten gevolge van een lagere melk-
productie en longproblemen bij de kalveren, kan ontstaan.
Wentink en Dijkhuizen (7) kwamen in een onderzoek op 14
melkveebedrijven naar de schade ten gevolge van BVD op
ƒ 136,- per gemiddeld aanwezige melkkoe per jaar met een
variatie tussen de bedrijven van ƒ 42,- tot ƒ 285,- per koe. In
dat onderzoek werd voor de schadeberekening voor elk van
de schade-elementen een gemiddeld (gestandaardiseerd)
schadebedrag gebruikt, omdat de beschikbare gegevens niet
een grotere nauwkeurigheid toelieten.
Pasman,
et al. (6) concluderen in een simulatie model-studie
dat herinfectie van een volledig sero-negatieve veestapel een
groot risico inhoudt, dat kan resulteren in een extreem hoge
schade van circa / 85.000,- in het eerste jaar na herinfectie
voor een bedrijf met 100 koeien.

In dit artikel wordt verslag gedaan van de schade van een
(her)infectie met BVD op een melkveebedrijf, aan de hand
van een praktijkgeval.

MATERIAAL EN METHODE

Gegevens

Dit onderzoek betreft een praktijkgeval van een infectie met
BVD, waarbij niet het optimale bestrijdingspad is gekozen.
Het gaat in dit verslag niet om de schuldvraag maar om de
kwantificering van de schade die onstaat als BVD niet tijdig
onderkend wordt of niet de juiste strategie gekozen wordt
om de schade zoveel mogelijk te beperken.

De infectie begon waarschijnlijk in mei 1992. Het bedrijf
werd getroffen door massale ziekte bij de veestapel; serolo-
gisch onderzoek op BVDV op 20 mei 1992 toonde bij alle
tien onderzochte dieren afweerstoffen tegen BVDV aan.
Oorzaak onbekend.

Op 20 oktober 1992 werd het kalf geboren, waarbij eind no-
vember 1992 BVD werd aangetoond (pi-kalf)- Er werd
geen relatie gelegd met de ziekteverschijnselen in mei \'92,
terwijl ook geen onderzoek naar koppelgenoten van het
kalf gedaan werd. Kalveren van koeien die in dezelfde tijd
nul tot vier maanden drachtig waren als de moeder van het
pi-kalf, hadden onderzocht moeten worden. Dit bedrijf had
de pech dat veel gevallen in dezelfde (risicovolle) fase van
de dracht waren en in potentie de kalveren geboren in au-
gustus, september en oktober, allemaal drager konden zijn.

Bij BVD kunnen de volgende schade-elementen optreden:

- doodgeboren kalveren (in samenhang met vervanging);

- mucosal disease;

- opbrekers (langere tussenkalftijd);

- verwerpers; langer dan drie maanden drachtig;

- sterfte door de primaire infectie met BVDV;

- daling van de melkproductie als gevolg van primaire in-
fectie met BVDV.

Voor een juiste schatting van alle schade-onderdelen is een

Tijdschr Diergeneeskd 1998:123:283-6

bvd-uitbraak kan kostbaar zijn: een praktijkgeval

J. Stelwagen\'\' en A.A. Dijkhuizen^

-ocr page 314-

goed overzicht van frequentie/incidentie nodig, alsmede van
de bedrijfsboekhouding van een aantal jaren van voor, tij-
dens en na de uitbraak. De veehouder en zijn boekhoudkan-
toor konden die aanvullende gegevens verstrekken.
Nu temg naar de kem: \'wat is de opgetreden schade en welk
deel had bespaard kunnen worden als bij de geboorte van het
pi-kalf in oktober \'92 wèl de juiste diagnose was gesteld en
de juiste maatregelen waren genomen?\'.

De boer had de BVD-dragers meteen eind 1992 weg kunnen
doen. Ook dén was er overigens schade geleden en was er een
vervangingsprobleem geweest. Nu is er echter twee volle ja-
ren (tot eind \'94/begin \'95) met die kalveren doorgefokt en
hebben 26 daarvan intussen afgekalfd. Nakomelingen van
dragers zijn weer vimsdragers. Alle BVD-schade-elementen
(zie boven) zijn hier dus in principe aanwezig.

De boer had juist quotum gekocht om een verwachte produc-
tiestijging op te vangen. Tengevolge van de problemen kon
het quotum, vooral door het lage vetpercentage, nu niet vol-
gemolken worden. Hij heeft echter de schade beperkt door in
1993/\'94: 25.000 kg en in 1994/\'95: 40.000 kg quotum te
leasen. Door extra voer(kosten) is getracht de productie te
verhogen en zo het resterende quotum vol te melken.

Onderstaande tabel geeft een aantal bedrijfskengetallen over
de betreffende periode weer.

Bedrijfsgegevens:

bedrijfsgrootte (ha)

30

30

29

29

29

melkkoeien

100

98

108

101

97

quotum (X 1000 kg)»

771

779

873

878

920

vet referentie (%)

4.37

4.37

4.35

4.35

4.37

vet referentie (kg)

37.976

38.193

40.204

afgeleverd:

melk(x 1000 kg)

925

965

959

vet (kg)

37.185

37.153

38.264

productie per koe

melk (kg)

8554

8010

8683

9644

9883

vet %

4.15

4.04

4.02

3.85

3.99

eiwit %

3.49

3.44

3.44

3.45

3.47

opbrengst min toe-

gerekende kosten

per melkkoe (gld)

3900

3868

4514

4447

4437

» 1993/"94 werd 25.000 kg quotum geleasd en in 1994/\'95 40.000 kg.

Het mag duidelijk zijn dat uit deze bedrijfskengetallen niet
rechtstreeks de geleden schade is af te leiden. De veestapel is
niet stationair: enerzijds is er ten gevolge van extra afvoer een
hogere omzet, doch door de lagere (of geen) opbrengstprijzen
weer lager. Anderzijds is de aanwas lager door inkrimping van
de veestapel. Door de noodzakelijke extra afvoer zijn er gevol-
gen voor productie, quotum, genetische voomitgang, etcetera.

Vele en gedetailleerde bedrijfsgegevens zijn gevonden in de
boekhoudverslagen van het bedrijf, alsmede in bedrijfs- en
individuele melkcontrole-cijfers van alle dieren, inclusief
reeds afgevoerde. Hier zijn ook andere benodigde kengetal-
len uit af te leiden zoals de tussenkalftijden vooraf en later
tijdens de BVD-infectie.

Door de vele schade-componenten en het complexe karakter
van de berekeningen, is er voor gekozen de schade per indi-
vidueel dier te benaderen om tot een totale schade voor het
bedrijf te komen.

Schadeposten

De kalveren

Uitgangspunten:

- De marktwaarde van nuka\'s op de geboortedatum van hel
kalf Op het bedrijf werden de kalveren niet gewogen, zodat
een gemiddeld levendgewicht van 40 kg is aangenomen.
Voor de betreffende periode is een genormaliseerde prijs per
kg levendgewicht van ƒ 6,50 aangehouden (uit: marktberich-
ten in \'de Boerderij\') wat de waarde per kalf brengt op ƒ 260.

- Deze kalveren waren echter niet voor de markt bestemd
doch voor vervanging. Hiervoor is een gemiddelde extra
fok- cq. bedrijfs waarde van ƒ 250,- per kalf berekend.

- Per dier per dag is de waarde nog vermeerderd met ƒ 3,-
opfokkosten tot aan het moment van afvoer.

- Hiervan is de eventueel gerealiseerde verkoopopbrengst
afgetrokken.

- Resteert de schade.

De vaarzen

Uitgangspunten:

- Aangezien het allemaal vaarzen betreft en er nog géén of
een onvolledige lactatie is gemaakt (die ook nog beïnvloed
is door BVDV), is de productiekwaliteit bepaald aan de
hand van die van de vader en de moeder.

- De daarbij behorende toekomstige gebmikswaarde (TG)\'
van de vaars is bepaald op het moment van afvoer (3).
Hiervoor werden tabellen gebmikt waamit voor elke indi-
viduele koe de toekomstige gebruikswaarde afgelezen kan
worden, afhankelijk van het lactatie-nummer, haar pro-
ductieniveau, het tijdstip in de lactatie waarop afvoer
plaatsvindt, alsmede van de verwachte tussenkalftijd.
Aangezien het bedrijf mede door aankoop, een mime quo-
tumsituatie heeft, is productie binnen het quotum als uit-
gangspunt genomen.

- Aangezien de TG-berekening van een normale slacht-
waarde uitgaat, moet hierbij een eventueel verlies aan
slachtwaarde (de normale slachtwaarde (geslachtgewicht
x prijs per kg) min de werkelijke opbrengstprijs bij afvoer)
nog als extra schade meegerekend worden. Het geslacht
gewicht is het levend gewicht (circa 550 kg) maal het aan-
houdingspercentage (circa 55%). De prijs per kg is de
marktprijs van vlees van een tweede kwaliteit koe (uit:
marktberichten in \'de Boerderij\').

- Daamaast is er mogelijk productieverlies tot het moment
van afvoer. Berekening: verwachte productie op basis van
de (zoals boven beschreven) bepaalde productiekwaliteit
min de werkelijke productie maal het aantal dagen van kal-
ven tot afvoer. Dit aantal kilogrammen wordt gewaardeerd
tegen ƒ 0,50 per kg (opbrengst melk ƒ 0,72 min (produc-
tie)voerkosten ƒ 0,22). Ook hierbij is er vanuit gegaan dat
de extra productie binnen het quotum zou zijn gevallen.
Door dit uitgangspunt is de genoemde schade tengevolge
van het niet vol melken van het quotum zonder beperking
ingecalculeerd. Het wèl of niet winstgevend leasen van
overtollig quotum is hiermee een andere, los van de BVD-
schade staande, beleidsbeslissing geworden.

- Als uit de gegevens op de koekaart blijkt dat er problemen
waren om de koe drachtig te krijgen, is een \'tussenkalftijd-

\' De toekomstige gebruikswaarde (TG) geeft de meerwaarde van aanhouden boven
verx\'anging van elke individuele melkkoe aan. Het is dus een bedrag in guldens: hel
verschil in toekomstig inkomen dat te behalen is met de huidige koe minus het toe-
komstig inkomen dat in diezelfde tijdsperiode le behalen zou zijn mei een ven angend
dier. Een positieve TG betekent dat economisch gezien aanhouden het beste zou zijn
geweest en dus dat ajvoer tot schade heeft geleid.

-ocr page 315-

schade\' op basis van een gemiddelde van ƒ 3,- per dag be-
rekend. Voor deze persistent met BVDV-geïnfecteerde
dieren (pi-dieren) is geen werkelijke tussenkalftijdschade
(4) en (5) te berekenen omdat het vaarzen betreft. Die ƒ 3,-
zijn dan ook extra opfokkosten, tengevolge van het later
voor de eerste keer kalven.

- Eventuele extra fokwaarde. Hier wordt voorzichtig mee
omgegaan, omdat er steeds al met productiekwaliteit reke-
ning is gehouden. Alleen in bijzondere gevallen, onder an-
dere twee stiermoeders met roodbontfactor, is nog ƒ 500,-
extra schade voor fokwaarde geteld.

- Het lijkt aannemelijk dat tengevolge van de grote uitstoot
van vaarzen eind 1994/begin 1995 wegens BVDV-infec-
tie, de selectie op productie in de knoei is gekomen. Deze
gevolgschade moet ook ten laste van de Boviene Vims
Diarree-uitbraak komen.

- Extra dierenartskosten. Dit betreft: drachtigheidsonder-
zoek met eventueel behandeling met Prostaglandine en ex-
tra inseminaties; abortus; doodgeboorte; groeiproblemen;
evenwichtsstoomis; groeiproblemen(honnoon); etcetera.
Hiervoor kan via de dierenartsrekeningen van de afgelo-
penjaren een schatting gemaakt worden.

RESULTATEN

Schade per kalf (in guldens)

Van 17 kalveren was de gemiddelde schade per kalf ƒ 810,-.

De gemiddelde opfokperiode was 83 dagen, varierend van

doodgeboren tot 178 dagen.

De schade per kalf varieert van ƒ O,- (voor kalveren die me-
teen werden afgevoerd en een normale slachtwaarde op-
brachten), ƒ510,- (voor een doodgeboren kalO tot een hoog-
ste schade van ƒ 2664,- (voor een stierkalf van een stiermoe-
der. Dit kalf had naar de KI kunnen gaan voor ƒ 1.500,-; bij
goedkeuring zou ƒ 250,- en bij inzet ƒ 2.500,- betaald wor-
den; plus als de stier \'fokstier\' zou worden, nog een bedrag.
De opbrengstprijs was nu ƒ 336,-. Dus de schade =
(1.500 250
>/2(2.500)-336) = ƒ2.664,-).
Totale schade van de kalveren:
ƒ 13.767,-

koe

LW

lactatie

tkt/gust

gebruikswaarde

productieverlies

slachtwaarde

verk. opbr.

vrucht- brh.

schade totaal

nr.

nr. mnd

(dgnxkgx 50ct)

(-)

(dgnx/3)

1

102

1 3

gust

875

107xl9x.50

1.800

823

0

2.869

2

101

1 1

gust

892

meteen afgev.

1.755

708

90x3

2.209

3

103

1 5

gust

500

138xl4x.50

1.755

1.095

0

2.126

4

100

1 5

Ijr

814

149x8,6x.50

1.755

823

0

2.387

5

101

1 2

gust

829

37xl7x.50

1.800

515

60x3

2.609

6

102

1 2

gust

829

49x8x.50

1.800

940

60x3

2.065

7

98

1 0

gust

750

meteen afgev.

1.755

498

120x3

2.367

g

106

1 4

gust

950

102x8x.50

1.755

895

0

2.218

9

101

\'pink\'

kal f( 510) opfokkstn( 730x3 )-

2.700

1.243

0

1.457

10

104

1 3

gust

990

96xl6x.50

1.800

1.338

96x3

2.508

II

98

1 3

gust

700

95xl5x.50

1.800

1.009

0

2.204

12

100

1 5

dr\'.>

426

134xl2,5x.50

2.095

755

30x3

2.694

13

103

1 4

gust

750

113xl4,5x.50

1.800

805

0

2.564

14

98

\'pink\'

kalfl;510) opfokkstn(618x3)=

2.364

985

0

1.379

15

111

1 4

gust

1.314

Il8xl8x.50

1.800

710

0

3.466

16

99

1 5

gust

426

125xl4,5x.50

1.755

762

0

2.325

17

100

1 1

gust

850

16x25x.50

1.800

762

50x3

2.7382

18

100

1 4

gust

600

lllxlOx.50

1.755

866

0

2.544

19

106

1 4

gust

950

105xl8x.50

1.755

957

0

2.693

20

102

\'pink\'

kalf(510) opfokkstn(607x3)=

2.331

985

0

1.346

21

106

1 3b

gust

1.100

85xl8x.50

1.800

811

0

2.854

22

104

1 3

gust

900

85x7x.50

1.755

899

0

2.089

23

106

1 2

gust

1.150

35xl5x.50

1.800

667

0

2.546

24

106

1 1

gust

1.200

24x20x.50

1.755

857

70x3

2.548

25

100

\'pink\'

kalf(510) opfokkstn(771 x3)=

2.823

250

0

2.573

26

102

1 1

gust

850

I4x25x.50

1.875

0

0

2.900

Totaal

ƒ 62.278

Totale schade van de vaarzen; f bl.lli

^ De schade van koe nr. 17 en 18 is inclusief een extra fokwaarde als stiermoeder van
f500.- vanwege de roodbontfactor.

Algemeen

Uit de melkcontrole-uitslag van 9 mei 1996 blijkt dat de
tweede kalfkoeien relatief slecht produceren.

Aantal

Melk (kg)

LW

BSK

Vaarzen

39

8877

105

53

2e Kalfkoeien

13

9788

96

45

Oudere koeien

41

11020

97

48

Het lijkt aannemelijk dat tengevolge van de grote uitstoot
van vaarzen eind 1994/begin 1995, wegens de BVDV-infec-
tie, de selectie op productie in de knoei is gekomen.
Logisch, ook gezien de lijn in voorgaande jaren, zou zijn dat
de tweede kalfkoeien een LW van circa 101 en een BSK van
circa 50 zouden hebben. Dit impliceert een productieverlies
van ongeveer 6500 kg melk (500 kg over 13 koeien).
Schade: 6500 kg x ƒ 0,50 = ƒ 3.250,-. Doch ook hier is de
normale bedrijfsvoering ten aanzien van fokkerij en selectie
(betreffende fokwaarde en nafok, maar ook nog als de hui-

-ocr page 316-

dige tweede kalfkoeien, derde - en vierde kalfkoe zullen zijn)
sterk nadelig beïnvloed. De resterende verwachte gebruiks-
duur van de betreffende dieren zou circa drie lactaties zijn.
De schade is dus totaal:

3 X ƒ 3.250,- = ƒ 9.750,- (afgerond ƒ 10.000,-). Hier is de
schade voor de verdere nafok dan maar inclusief gerekend.

De schade die hier berekend is, is exclusief extra dierenarts-
kosten. Uit de afrekeningen blijkt dat deze extra kosten mo-
gelijk tot
ƒ 10.000,- kunnen oplopen.

SamenvaUing van de schade

Kalveren ƒ 13.767

Vaarzen ƒ62.278

Selectie en fokkerij ƒ 10.000

Dierenartskosten ƒ10.000

Kosten totaal (afgerond) ƒ 96.000

Het zal duidelijk zijn dat er ook nog een niet gekwantifi-
ceerde schade is. De infectie met BVDV heeft een aanzien-
lijke hoeveelheid extra arbeid en \'kopzorgen\' voor de boer
met zich meegebracht, terwijl ook de algemene kosten als
bijvoorbeeld telefoonkosten, etcetera flink hoger zullen zijn
geweest dan normaal.

DISCUSSIE

Wat zou bij het beste beleid de schade zijn geweest?
Afvoer van de virusdragers zo snel mogelijk na de geboorte
in het najaar van 1992 zou circa ƒ 7.500,- gekost hebben.
Berekend als: 27 kalveren afgevoerd betekent dat de be-
drijfswaarde (c.q. fokwaarde) min de slachtwaarde in die si-
tuatie verloren gaat. Dit zal hier gemiddeld circa ƒ 250,- per
kalf zijn. Totaal ƒ 6.750,-. Hierbij komt nog wat kosten van
bemonsteren, etcetera, zodat het totaal op circa
ƒ 7.500,-
komt.

Het zal niet gemakkelijk zijn om een dusdanig groot aantal
vervangende kalveren van een passende kwaliteit te krijgen.
Hier geldt echter hetzelfde als hiervoor bij de \'schadebereke-
ning\' van de kalveren. Ook die waren door het bedrijf in
principe voor de fokkerij ter vervanging aangehouden. Als
die kalveren niet van pi-moeders waren geweest had men
heel wat meer dan slachtwaarde c.q. marktwaarde moeten
bieden voor de boer ze had willen verkopen.
Ook in deze situatie zou er waarschijnlijk een vervangings-
probleem zijn geweest.

De schade tengevolge van een BVD-infectie hangt ook af
van de quotumsituatie op het bedrijf Evenals bij elke pro-
ductiedaling tengevolge van gezondheidsstoomissen, is de
schade groter als er binnen het quotum geproduceerd wordt.
In de situatie van voor de superheffing, doch ook tegenwoor-
dig nog als de (extra) liters binnen het quotum vallen, is de
economische waarde van een extra liter melk per koe de
melkprijs min de variabele kosten: gemiddeld circa 50 cent
per kg melk.

Bij overschrijding van het toegestane quotum zal de econo-
mische waarde gerealiseerd moeten worden door met minder
koeien het quotum vol te melken. De inkrimping van de vee-
stapel leidt dan tot besparing op voerkosten (onderhouds-
voer) en wat algemene kosten als KI, meikcontrole, etcetera;
er ontstaat na verloop van tijd echter een lagere omzet en
aanwas. Alles tezamen komt de bedrijfseconomische waarde
van een extra kg melk per koe zo uit op gemiddeld 10 tot 15
cent. Eventuele altematieve aanwending van vrijkomende
arbeid, grond en gebouwen kan de economische waarde ver-
der opvijzelen: tot gemiddeld circa 30 cent per kg melk.
Als de gezondheidsproblemen een zodanige productiedaling
veroorzaken dat een deel van het quotum gedurende langere
tijd niet kan worden volgemolken, kan leasen van dat deel
van het quotum één van de alternatieven zijn om de schade
tengevolge productiedaling beperken.
Al met al is (opnieuw) gebleken, dat een (her)infectie met
BVD op een volledig vrij bedrijf tot een enorme schade kan
leiden, althans als een adequate bestrijding ontbreekt.

LITERATUUR

1. Moerman A, Straver PJ, Jong MCM de. Quak J, Baanvinger TH, and
Oirschot JT van. A long term epidemiological study of boviene viral
diarrhoea infections in a large herd of dairy cattle. Vet Rec 1993; 132:
622-6.

2. Moerman A, Straver PJ, Jong MCM de. Quak J, Baanvinger TH, and
Oirschot JT van. Clinical consequences of a boviene virus diarrhoea
virus infection in a dairy herd: a longitudinal study. Vet Quart 1994; 16
(2): 115-9.

3. Mourits M, Houben EHP, Huime RBM en Dijkhuizen AA. Koe of
quotum: bedrijfsbepaald. Veeteelt, 1995: 570-2.

4. Jalvingh AW. Arendonk JAM van en Dijkhuizen AA. Computer-
simulatie ter ondersteuning van het bedrijfsmanagement (1). Veeteelt.
1994:482-4.

5. Jalvingh AW, Arendonk JAM van en Dijkhuizen AA. Computer-
simulatie ter ondersteuning van het bedrijfsmanagement: het afkalfpa-
troon (2). Veeteelt, 1994: 530-2.

6. Pasman EJ, Dijkhuizen AA. and Wentiiik GH. A state-transition mo-
del to simulate the economics of boviene vims diarrhoea control. Prev
Vet Med 1994; 20:267-77.

7. Wentink GH en Dijkhuizen AA. Economische gevolgen van een in-
fectie met het Boviene Virus Diarree (BVD-vims) op 14 melkveebe-
drijven. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115: 1031-40.

8. Wentink GH, Zimmer. Straver PJ en Moerman A. Boviene virus diar-
ree-mucosMal disease vims: diagnostiek en benadering in de praktijk.
Tijdschr Diergeneeskd 1989; 114: 877-85.

9. Zimmer GM. Tankmelkscreening brengt BVD-besmetting in kaart.
GD-Herkauwers4.juni 1996: 13.

-ocr page 317-

I ■ M

ÉHÉh^

....... ,,

UITVOER VANUIT NEDERLAND

LIJST MET DE VOORWAARDEN VOOR HOND EN KAT*

Algerije

Gezondheidscertifcaat:

ja

Diersoort:

hond/kat

Legalisering:

RVV consulaat te Rotterdam kosten

Rabiësvaccinatie:

ja, geen tijdslimiet bekend

ƒ 50,00. Duurt twee dagen

Quarantaine:

nee

Bijzonderheden:

geen

Gezondheidscertifcaat:

ja

Legalisering:

nee

Bulgarije

Bijzonderheden:

geen

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Argentinië

Quarantaine:

nee

Diersoort:

hond/kat

Gezondheidscert i fcaat :

ja, maximaal 5 dagen oud

Rabiësvaccinatie:

één jaar geldig

Legalisering:

RVV

Quarantaine:

nee

Bijzonderheden:

geen

Gezondheidscertifcaat:

ja

Legalisering:

RVV consulaat te Den Haag, kosten

Canada

/ 70,00. Foto dier meenemen. Vandaag bren-

Diersoort:

hond/kat

gen, morgen halen.

Rabiësvaccinatie:

minimaal één keer in de afgelopen driejaar

Bijzonderheden:

* aankomst 24 uur van te voren melden.

voor de invoer.

* dieren jonger dan drie maanden geen ra-

Quarantaine:

indien niet gevaccineerd 30 dagen.

biësvaccinatie voorgeschreven.

Gezondheidscertifcaat:

nee

Legalisering:

Australië

Bijzonderheden:

» kosten 1 e dier ± 33 CAD. 2e dier ± 7 CAD .

Diersoort:

hond/kat

* blindegeleidehonden vergezeld door de ge-

Rabiësvaccinatie:

tussen drie maanden en 12 maanden voor in-

bmiker geen kosten en geen eisen.

voer bij primovac

* dieren onder drie maanden vaccinatie niet

bij booster 12 maanden voor invoer

verplicht.

Quarantaine:

minimaal 30 dagen

* meer dan twee dieren; invoervergunning

Gezondheidscertifcaat:

ja, 48 uur tevoren op plaats van inladen

nodig.

Legalisering:

Certificaat deel A wordt door de practicus

volledig ingevuld en samen met alle laborato-

Chili

riumuitslagen ter legalisatie naar de RVV-

Diersoort:

hond/kat

kring gezonden. Op de luchthaven vindt certi-

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 18 maanden voor invoer

ficering van deel B door de officiële dieren-

Quarantaine:

nee

arts plaats. Deze tekent tevens deel A nog-

Gezondheidscert i fcaat :

ja

maals voor akkoord.

Legalisering:

RVV Consulaat

Bijzonderheden:

* import permit aanvragen bij de AQIS tel

Bijzonderheden:

geen

0061 6 2725292/2723399. Een pemiit

wordt slechts afgegeven als bij de aanvraag

Denemarken

de door dc RVV gelegaliseerde uitslag van

Diersoort:

hond/kat

het bloedonderzoek op rabiësantilichamen

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

(uitslag > 0,5 lU/ml) aanwezig is. Het dier

Quarantaine:

nee

dient al voor de bloedafname geïdentifi-

Ciezondheidscertifcaat:

ja

ceerd te zijn met een chip.

Legalisering:

nee

* invoer van de Argentijnse Dog, Fila

Bijzonderheden:

geen

Brazilieira, Japanse Tosa, Pitt Buil Terrier

en Amerikaanse Pitt Buil is verboden.

Duitsland

Diersoort:

hond/kat

België

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Diersoort:

hond/kat

Quarantaine:

nee

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en het maximale interval dat

Gezondheidscertifcaat:

nee

dc bijsluiter van het gebmikte vaccin voor-

Legalisering:

nee

schrijft.

Bijzonderheden:

bij in- of doorvoer van meer dan drie dieren.

Quarantaine:

nee

is een invoervergunning nodig

Gezondheidscertifcaat:

nee

Legalisering:

nee

Egypte

Bijzonderheden:

* bij hervaccinatie binnen de door de bijslui-

Diersoort:

hond/kat

ter voorgeschreven periode vervalt de 30

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

dagen termijn

Quarantaine:

uitsluitend van ziekte verdachte dieren

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal twee weken oud

Brazilië

Legalisering:

RVV

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

geen

Rabiësvaccinatie:

één jaar geldig

Quarantaine:

nee

Finland

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

* Bron: Directie RVV, Al

eÜDg Levende Dieren en Producten.

Quarantaine:

nee

-ocr page 318-

Gezondheidscertifcaat:

nee

House, Kildarestreet Dublin 2. Importeren als

Legalisering:

nee

cargo. Tel. 00 353 6072000. Fax 00 353

Bijzonderheden:

* invoer dieren jonger drie maanden uit EU-

6619031.

landen zonder rabiës-vaccinatie toege-

staan.

IJsland

* dieren mogen niet voor de leeftijd van drie

Diersoort:

hond/kat

maanden tegen rabiës geënt worden

Rabiësvaceinatie:

tussen 60 dagen en 12 maanden voor invoer

Quarantaine:

ja

Frankrijk

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal zeven dagen oud

Diersoort:

hond/kat

Legalisering:

RVV

Rabiësvaceinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Bijzonderheden:

invoervergunning aanvragen bij Ministry of

Quarantaine:

nee

Agriculmre, Fax.: 00 354 5521160 / Tel.: 00

Gezondheidscertifcaat:

nee

354 5609750, kosten 25000 per dier.

Legalisering:

nee

* hond inentingen hondeziekte, parvo en he-

Bijzonderheden:

* invoer van dieren jonger dan drie maanden

patitis tussen 14 dagen en 12 maanden voor

verboden.

invoer

• invoer van meer dan drie dieren invoerver-

* kat inentingen kattenziekte, fenine rhinotr-

gunning benodigd

acheitis en feline calicivirus

* maximaal één dier tussen drie en zes maan-

* hond/kat behandeling tegen lintworm ten

den oud toegestaan

hoogste 14 dagen voor vertrek

Griekenland

Indonesië

Diersoort:

hond/kat

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaceinatie:

hond: tussen zes dagen en 12 maanden voor

Rabiësvaceinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

invoer

Quarantaine:

geen

kat: tussen zes dagen en zes maanden voor

Gezondheidscertifcaat:

ja, vijf dagen in duplo

invoer

Legalisering:

nee

Quarantaine:

nee

Bijzonderheden:

• verplicht om invoervergunning aan te vra-

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal zes dagen oud

gen bij: Ministry of Agriculture, Jalan

Legalisering:

RVV

Salemba Raya 16.

Bijzonderheden:

geen

Van tevoren aankomst tijdstip melden.

* tevens op het certificaat vermelden: the

Groot-Britannië

animal has not been in a yellow fever infec-

Diersoort:

hond/kat

ted area for a period of at least 5 days prior

Rabiësvaceinatie:

nee

to shipment

Quarantaine:

zes maanden

* geen invoer mogelijk op Palembang, Bali,

Gezondheidscertifcaat:

ja

Irian Jaya.

Legalisering:

nee

Bijzonderheden:

* voor de invoer van honden en katten is een

Irak

invoervergunning benodigd, aan te vragen

Diersoort:

hond/lcat

bij: Ministry of Agriculture, Fisheries and

Rabiësvaceinatie:

niet bekend

Food, Hook Rise South Tolworth, Surbiton

Quarantaine:

geen

Surrey KT67NF. Tel.: 00 441 813304411/

Gezondheidscertifcaat:

ja

Fax.: 00 441 813 306678

Legalisering:

nee

* tijdens de quarantaineperiode worden de

Bijzonderheden:

geen

dieren tweemaal tegen rabiës gevacci-

neerd. Voor dieren die reeds waren gevac-

Iran

cineerd wordt geen uitzondering gemaakt.

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaceinatie:

12 maanden geldig

Hongarije

Quarantaine:

geen

Diersoort:

hond/kat

Gezondheidscertifcaat:

ja

Rabiësvaceinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Legalisering:

consulaat

Quarantaine:

geen

Bijzonderheden:

geen

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal acht dagen oud

Legalisering:

RW

Israël

Bijzonderheden:

Tevens op certificaat vermelden dat:

Diersoort:

hond/kat

* there was no case of rabiës within 20 km of

Rabiësvaceinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

the point of origin and within 90 days prior

Quarantaine:

geen

to departure.

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal zeven dagen oud

* indien inenting tegen hondenziekte heeft

Legalisering:

RVV

plaatsgehad, dient dit op het certificaat ver-

Bijzonderheden:

* invoer van dieren jonger dan drie maanden

meld te worden.

is verboden.

* invoervergunning is vereist voor invoer

Ierland

van meer dan twee dieren en dieren zonder

Diersoort:

hond/kat

begeleiding.

Rabiësvaceinatie:

nee

• eigenaar moet schriftelijke verklaring ma-

Quarantaine:

zes maanden

ken,dat hij het dier 90 dagen in bezit heeft

Gezondheidscertifcaat:

ja

voor aankomst in Israël, in de Engelse taal

Legalisering:

nee

* iedere import moet drie dagen van te voren

Bijzonderheden:

aanvraag invoervergunning: Department of

gemeld worden . Fax 00 972 89229906.

Agriculture, Veterinary Section, Agriculture

-ocr page 319-

I fi

Italië

Ned. Antillen

Diersoort:

hond/kat

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

hond: tussen 20 dagen en 12 maanden voor

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

invoer

Quarantaine:

nee

kat: tussen 20 dagen en 11 maanden voor in-

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal 14 dagen oud

voer

Legalisering:

nee

Quarantaine:

nee

Bijzonderheden:

geen

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal 30 dagen oud

Legalisering:

nee

Nieuw-Zeeland

Bijzonderheden:

bij dieren jonger dan vier maanden op het cer-

Diersoort:

hond/kat

tificaat vermelden dat het dier niet ingeënt is

Rabiësvaccinatie:

primovacc: zes maanden geldig, booster: 12

tegen rabiës vanwege de leeftijd.

maanden geldig

dier moet minimaal drie maanden oud zijn bij

Japan

vaccinatie

Diersoort:

hond

Quarantaine:

30 dagen

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal vier dagen oud op plaats van

bij levend vaccin

inladen

tussen 30 dagen en zes maanden voor invoer

Legalisering:

certificaat deel A wordt door de practicus vol-

bij geïnactiveerd vaccin

ledig ingevuld en samen met alle laboratoriu-

Quarantaine:

minimaal 14 dagen, bij ontbreken documen-

muitslagen ter legalisatie naar de RVV- kring

ten 180 dagen

gezonden. Op de luchthaven vindt certifice-

Gezondheidscertifcaat:

ja

ring van deel B door de officiële dierenarts

Legalisering:

RVV

plaats. Deze tekent tevens deel A nogmaals

Bijzonderheden:

katten: geen certificaat vereist.

voor akkoord.

Bijzonderheden:

* import permit aanvragen bij de Chief

Kroatië

Veterinary Officer Ministry of Agriculture

Diersoort:

hond/kat

PO box 2526 Wellington.

Rabiësvaccinatie:

30 dagen voor invoer - 12 maanden geldig

* de importpermit aanvraag bevat tenminste

Quarantaine:

nee

de volgende gegevens: NAW, ras, ge-

Gezondheidscertifcaat:

ja

slacht, leeftijd, microchip of tatoeagenum-

Legalisering:

nee

mer, de gelegaliseerde laboratoriumuitslag

Bijzonderheden:

geen

van de test op rabiësantilichamen, een ver-

klaring van de practicus over de datum van

Luxemburg

bloedafname voor de rabiëstest, naam van

Diersoort:

zie België

de quarantaine waar het dier heengaat.

Rabiësvaccinatie:

brief van de quarantaine dat er plaats is.

Quarantaine:

* het dier is gechipt voor de behandelingen

Gezondheidscerti fcaat:

en onderzoeken beginnen.

Legalisering:

* dieren welke minder dan zes maanden uit

Bijzonderheden:

Nieuw Zeeland geëxporteerd zijn kunnen

onder een verlicht regiem worden heringe-

Malta

voerd.

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

tussen 20 dagen en zes maanden voor invoer

Noorwegen

Quarantaine:

zes maanden

Diersoort:

hond/kat

(ïezondheidscertifcaat:

ja

Rabiësvaccinatie:

maximaal 12 maanden voor invoer

Legalisering:

RVV

Quarantaine:

nee

Bijzonderheden:

• invoervergunning vereist, alsmede verkla-

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal tien dagen oud

ring dat land van herkomst gedurende zes

Legalisering:

geen legalisering ondertekening en certifice-

maanden vrij is van rabiës.

ring geschiedt door RVV.

* in Nederland wordt soms een geval van

Bijzonderheden:

• invoervergunning vereist, aan te vragen

Dirofilaria Immitis gediagnosticeerd

bij: Norwegian Animal health Autority,

(geïmporteerd). Dit betekent dat de bloed-

Central Unit Pobox 8147 DEP N-0033

test moet worden gedaan voor de export

Oslo, Tel.: 00 472 2241940/ Fax.: 00 472

naar Malta.

2241945.

* kosten 500 NOK overmaken op postgiro

Marokko

08230967, onder vermelding van naam.

Diersoort:

hond/kat

adres, diersoort, ras, identificatienummer.

Rabiësvaccinatie:

12 maanden geldig

land van herkomst, verwachte datum van

Quarantaine:

geen

invoer en aantal dieren (maximaal tien per

Gezondheidscertifcaat:

ja

permit).

Legalisering:

nee

* katten mogen pas vanaf 12 maanden leef-

Bijzonderheden:

geen

tijd tegen rabiës worden ingeënt, honden

vanaf drie maanden.

Mexico

* tussen 4-11 maanden na de laatste vaccina-

Diersoort:

hond/kat

tie, dient bloedonderzoek op antilichamen

Rabiësvaccinatie:

12 maanden geldig

plaats te vinden in speciaal aangewezen la-

Quarantaine:

geen

boratoria.

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal tien dagen oud

* dieren die al eerder zijn gevaccineerd en

Legalisering:

RVV

getest op antilichamen met goed resultaat

Bijzonderheden:

geen

(titer> 0.5 iu) en jaarlijks zijn geboosterd

-ocr page 320-

\'f » wp

Tf. IT

behoeven geen bloedtest te ondergaan.

Saoedie-Arabië

* honden moeten tegen leptospirose tussen

Diersoort:

hond/kat

1-12 maanden voor invoer zijn ingeënt (da-

Rabiësvaccinatie:

kat: tussen 30 dagen en 12 maanden voor in-

tum, typevaccin en vaccinnummer vermel-

voer

den).

Quarantaine:

nee

* honden moeten tegen hondenziekte tussen

Gezondheidscertifcaat:

ja(2x)

1-24 maanden voor invoer zijn ingeënt (da-

Legalisering:

nee

tum type vaccin en vaccinnummer vermel-

Bijzonderheden:

in principe is de invoer van honden verboden.

den).

Contact opnemen met het consulaat, toestem-

* ontworming werkzaam tegen lintworm

ming is mogelijk in uitzonderingsgevallen

voor zowel kat als hond verplicht (datum

(blindegeleide-honden etcetera).

en gebruikt middel praziquantel vermel-

den). Maximaal tien dagen voorde invoer.

Singapore

* verplicht identificatie, tatouage of chip

Diersoort:

hond/kat

(FECAVA of ISO standaard, anders reader

Rabiësvaccinatie:

ja

zelf regelen).

Quarantaine:

ja, mininaal 30 dagen

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal zeven dagen oud

Oostenrijk

Legalisering:

RVV

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

* invoervergunning vereist. Aanvragen bij

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

City Veterinary Centre (CVC) 25 Peck

Quarantaine:

nee

Seath Street, 2nd storey Singapore 0207.

Gezondheidscertifcaat:

ja, in Duitse taal

Tel: 00 65 2270670. Fax: 00 65 2276305.

Legalisering:

nee

* verboden zijn de als agressief bekend

Bijzonderheden:

* geldt niet voor EG blindegeleidehonden.

staande rassen en hun kmisingen

* dieren onder drie maanden geen vaccina-

tieplicht.

Slovenië

* maximaal drie dieren uitgezonderd moe-

Diersoort:

hond/kat

derdier met jongen.

Rabiësvaccinatie:

niet bekend

Quarantaine:

nee

Polen

Gezondheidscertifcaat:

ja

Diersoort:

hond/kat

Legalisering:

RVV

Rabiësvaccinatie:

hond: tussen 30 dagen en 12 maanden voor

Bijzonderheden:

geen

invoer

kat: mssen 30 dagen en zes maanden voor in-

Slowakije

voer

Diersoort:

hond/kat

Quarantaine:

nee

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal drie dagen oud

Quarantaine:

nee

Legalisering:

RVV

Gezondheidscertifcaat:

ja, tussen drie dagen en drie weken voor in-

Bijzonderheden:

gezondheidscertificaat in duplo.

voer afgegeven

Legalisering:

RVV

Portugal

Bijzonderheden:

* vervoer per vliegtuig melding komst 24 uur

Diersoort:

hond/kat

van te voren.

Rabiësvaccinatie:

hond: tussen 21 dagen en 12 maanden voor

* tevens op certificaat vermelden:

invoer

- the animals originate from a region free

kat: mssen 21 dagen en zes maanden voor in-

from notafible diseases.

voer

- no rabies has occured during the last 3

Quarantaine:

nee

weeks within 30 km of the place origin. .

Gezondheidscertifcaat:

ja

Legalisering:

nee

Spanje

Bijzonderheden:

dieren jonger dan drie maanden hoeven niet

Diersoort:

hond/kat

geënt te zijn.

Rabiësvaccinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Quarantaine:

nee

Roemenië

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal tien dagen oud

Diersoort:

hond/kat

Legalisering:

nee

Rabiësvaccinatie:

hond: tussen 30 dagen en 12 maanden voor

Bijzonderheden:

dieren jonger dan drie maanden alleen ge-

invoer

zondheidscertificaat vereist.

kat: mssen 30 dagen en zes maanden voor in-

Suriname

voer

Diersoort:

hond/kat

Quarantaine:

nee

Rabiësvaccinatie:

30 dagen voor invoer

Gezondheidscertifcaat:

ja

Quarantaine:

nee

Legalisering:

RVV

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal twee weken oud

Bijzonderheden:

geen

Legalisering:

RVV

Bijzonderheden:

geen

Russische-Federatie

Diersoort:

hond/kat

Tanzania

Rabiësvaccinatie:

niet bekend

Diersoort:

hond/kat

Quarantaine:

nee

Rabiësvaccinatie:

hond: mssen zes maanden en driejaar voor in-

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal tien dagen oud

voer

Legalisering:

RVV

kat: tussen 30 dagen en 12 maanden voor in-

Bijzonderheden:

in hotels worden huisdieren meestal niet toe-

voer

gelaten.

Quarantaine:

bepaalde periode (onbekend)

-ocr page 321-

Gczondheidscertifcaat;

ja

worden voorgeschreven. Met Zuid-Afrika

Legalisering:

nee

is overeengekomen dat geen testen behoe-

Bijzonderheden:

geen

ven plaats te vinden voor: B. Canis, T.

evansi, B. Gibsoni, D. Immitis.

Tsjeehië

♦ dieren onder drie maanden geen vaccinatie

Diersoort:

hond/kat

vereist, het moederdier moet ten tijde van

Rabiësvaecinatie:

tussen drie weken en 12 maanden voor invoer

de geboorte een geldige rabiësvaecinatie

Quarantaine:

nee

hebben

Gezondheidscertifcaat:

ja, tussen drie dagen en drie weken voor in-

voer afgegeven

Zweden

Legalisering:

RVV

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

* melding komst per vliegtuig 24 uur van te

Rabiësvaecinatie;

vier - elf maanden voor export

voren.

Quarantaine:

nee

* tevens op certificaat vermelden:

Gezondheidscertifcaat:

ja

- the animals originate from region free from

Legalisering:

RVV

notafible diseases.

Bijzonderheden:

* invoervergunning aanvragen bij:

- no rabiës has occured during the last 3

Intemational Traffic Veterinary Control,

weeks within 30 km of the place of origin.

Swedisch Board of Agriculture, 55182

Jónkoping Sweden. Tel.: 00 463 615 5000/

Tunesië

Fax: 00 463 615 0818. Kosten 400 SEK

Diersoort:

hond/kat

normaal (maximaal tien dieren, één jaar

Rabiësvaecinatie:

tussen 30 dagen en zes maanden voor invoer

geldig).

Quarantaine:

nee

* aanvraag indienen met betalingsbewijs

Gezondheidscertifcaat:

ja

(cheque of via postgironummer 156661 on-

Legalisering:

RVV

der vermelding van: naam, adres, diersoort

Bijzonderheden:

tevens op certificaat vermelden dat:

en ras, identificatienummer, herkomst

No notafible diseases of animals occured in

land, datum van invoer.

the region of origin for 6 weeks before ship-

* katten mogen pas vanaf 12 maanden leef-

ment.

tijd tegen rabiës worden ingeënt, honden

vanaf drie maanden. Tussen 4-11 maanden

Turkije

na de laatste vaccinatie dient bloedonder-

Diersoort;

hond/kat

zoek op antilichamen plaats te vinden in

Rabiësvaecinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

aangewezen laboratoria.

Quarantaine:

nee

* indien een hond of kat reeds eerder de

Gezondheidscertifcaat:

ja

juiste antilichamen titer heeft gehaald en

Legalisering:

RVV consulaat

daama jaarlijks (binnen 365 dagen) is in-

Bijzonderheden:

Tot nader order is de invoer van pitt-bull ter-

geënt, behoefl geen bloedtest plaats te vin-

riërs verboden.

den.

• Het dier moet zes maanden in EU/EVA

Venezuela

landen geweest zijn.

Diersoort:

hond/kat

• honden moeten tegen leptospirose tussen

Rabiësvaecinatie:

12 maanden geldig

1-12 maanden voor invoer en hondeziekte

Quarantaine:

nee

tussen 1 -24 maanden voor invoer worden

Gezondhe idscerti fcaat :

ja

ingeënt (datum type en vaccinnummer ver-

Legalisering:

RVV consulaat

melden). Hondenziektevaccin niet toedie-

Bijzonderheden:

dieren dienen ingeënt te zijn tegen respectie-

nen voor het dier acht weken is.

velijk honden- en kattenziekte, vermelden op

* ontworming werkzaam tegen lintwormen

het certificaat.

voor hond en kat verplicht, datum en mid-

del (praziquantel) vermelden. Na aan-

Verenigde Stalen

komst nogmaals ontwormen voorgeschre-

Diersoort:

hond/kat

ven.

Rabiësvaecinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

* verplichte identificatie tatouge of chip

Quarantaine:

nee

(type vindexel of datamars readers zijn

Gezondheidscertifcaat:

ja

soms aanwezig navragen).

Legalisering:

nee

Bijzonderheden:

* dieren jonger dan drie maanden geen ra-

Zwitserland

biësvaecinatie nodig.

Diersoort:

hond/kat

* Hawaii stelt een quarantaineperiode van

Rabiësvaecinatie:

30 dagen voor invoer - 12 maanden geldig

120 dagen verplicht.

Quarantaine:

nee

Gezondheidscertifcaat:

ja

Zuid-Afrika

Legalisering:

nee

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

* indien jonger dan vijf maanden alleen ge-

Rabiësvaecinatie:

tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

zondheidscertificaat

Quarantaine:

nee

Gezondheidscertifcaat:

ja

Legalisering:

certificering RVV

Bijzonderheden:

* invoervergunning aan te vragen bij:

Director Veterinary Services, Private Bag

138, Pretoria. Tel. 0027 12 3197514, Fax.

0027 12 3298292.

* diverse onderzoeken en behandelingen

m

lisant

JÊÊÊÊÊ

-ocr page 322-

■I • m

iC.\'.itsïSJ^saMf

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (27)

WILLIAM MOORCROFT
(1767-1825)

Veterinair verleden

KAMUSD /
SYGHAN\\

SYGHAN

Hoewel we deze serie uitsluitend trachten te wijden aan voorgangers die een grote invloed hebben gehad op de ontwik-
keling van de diergeneeskunde, is een uitzondering op deze regel ook wel eens verieidelijk. Vooral als het gaat om een
uitzonderlijke man, die op vele fronten primeurs behaalde en zowel in de kring van gezaghebbende veterinairen als van
Azië-kenners bewondering heeft geoogst.

Het zal gaan over William Moorcroft, in 1767 als buitenechtelijk kind van de twintigjarige Ann Moorcroft geboren in
Ormskiri< in het graafschap Lancashire. Hij groeide op bij zijn grootvader, een vermogende landeigenaar met brede cul-
turele interesses. Naast zijn invloed onderging hij die van een vriend van de grootvader, Thomas Eccleston. Deze was
een vooruitstrevend beoefenaar van de nieuwe wijze van landbouwen en land ontginnen. Hij was bevriend met de vee-
verbeteraar Robert Bakewell, bij wie hij zijn jonge vriend introduceerde. De zin tot experimenteren en tot het doen van
ontdekkingen, die kenmeri<end voor Moorcrofts verdere leven zouden worden, werd in zijn jeugd gewekt.

Omdat zijn moeder later huwde en kinderen kreeg, kon hij niet verwachten te erven. Daarom werd besloten hem een medische opleiding te laten volgen in het
ziekenhuis van Liverpool. Hij was een uitstekende leerling en zijn toekomst leek verzekerd. Gedurende deze opleidingsperiode kreeg hij het verzoek om sa-
men met een ter zake kundige boer, mr Wilson, een uitbraak van runderpest te bestuderen. Dit heeft hij op zo\'n voortreffelijke manier uitgevoerd, dat de ge-
dachte opkwam om hem nog een veterinaire opleiding te laten volgen. De behoefte aan veeartsen was immers groter dan die aan medici. Toen zijn medische
vrienden hiertegen in verzet kwamen, werd de mening van de beroemde arls John Hunter gevraagd. Deze deed toen de later vaak geciteerde uitspraak, dat
als hij jonger zou zijn, hij zelf ook met groot enthousiasme deze studie zou beginnen. Dit gaf de doorslag. Omdat het Veterinary College nog niet tot stand geko-
men was, ging Moorcroft op kosten van grooWader op drieëntwintigjarige leeftijd naar Lyon. Door zijn uitnemend verstand en de eerder verworven kennis kon
hij al na een jaar zijn opleiding voltooien. Hij werd daarmee de eerste gediplomeerde Engelse dierenarts. Na reizen door Frankrijk, Zwntserland en Italië, ves-
tigde hij zich in de zomer van 1793 in Londen en wel in Oxfordstreet. Toen de directeur van de Londense veeartsenijschool Saint-Bel in dat jaar stierf, werd
Moorcroft benaderd om hem op te volgen. Daar zijn praktijk alle aandacht opeiste, was het hem onmogelijk om aan dat verzoek te voldoen. Besloten werd toen
om deze taak op zich te nemen gezamenlijk met de jonge arts, Edward Coleman. Kennelijk liep deze samenweri^ing niet goed, want na enkele maanden be-
skrat Moorcroft om zich weer volledig aan zijn praktijk te wijden. Deze bracht hij tot grote Woei: in 1804 kon hij zich een nieuw groot herenhuis veroorloven. Zijn
biograaf, G.J. Alder, heeft berekend dat hij tot de 500 meest verdienenden van het land behoorde!

Aan publiceren kwam hij niet erg toe. Uit zijn Londense periode is er alleen een vertaling van een weri< over dieriijke electriciteit van een Italiaan, Eusebius Valli,
met wie hij fysiologische experimenten deed. Al in 1795 toonde hij belangstelling voor paardenziekten in India. Hij ontwierp een medicijnkist voor de behande-
ling van de paarden van de cavallerie in India, waarbij hij een gebruiksaanwnjzing schreef.

Moorcroft schijnt de eerste te zijn geweest die de aard van po^trochleose onderi^erxJe, waarbij hij neurectomie deed als geen andere kuur hielp. In 1800
schreef hij een succesvol boekje over hoefkunde waarin hij onder andere zijn methode voor de machinale vervaardiging van hoefijzers beschreef. Hij had een
kolossale machine ontworpen, maar deze hoefijzers vonden geen aftrek en de ondememing is op een financieel debacle uitgelopen.
In 1802 werd hij in nevenfunctie benoemd tot adviseur van het remontecentrum in Essex voor paarden die bestemd waren voor de militaire dienst in India. Niet
onbelangrijk in verband met de eisen die in de volgende fase van zijn leven gestek) zouden worden, was zijn actieve deelname aan het Corps van de
Westminster Vrijwillige Cavallerie, opgericht om een eventuele Franse invasie te helpen afwenden. Niet alleen zorgde hij voor de gezondheid van de paarden,
maar hij werd hier tot een volleerde cavallerist getraind.

Ondertussen had Moorcroft met zijn praktijk een fortuin verdiend en kwam het moment dat hij wel eens zijn aandacht zou vwllen wijden aan andere zaken. Toen
hij dan ook in 1808 uitgenodigd werd door de East India Company om naar India te gaan. heeft hij hier niet lang over nagedacht. Zo vertrok hij in mei 1808 en
kwam in november van datzelfde jaar in Calcutta aan. Hij werd verantwoordelijk voor de paardenfokkerij in Bengalen tegen het ongebruikelijk hoge salaris van
£ 3000,-. De in 1794 in Bengalen opgezette paardenfokkerij bleek een fiasco en uitbraken van besmettelijke ziekten waren aan de orde van de dag.
Moorcroft ging met grote voortvarendheid aan de slag. De grote veriiezen onder de paardenstapel werden al gauw met negentig procent gereduceerd. Dit was
mede te danken aan het feit dat Moorcroft er in slaagt om het verbouwen van haver in Bengalen van de grond te krijgen.

Toch was hij niet tevreden over de resultaten van de fokkerij, ondanks het feit dat hij het centrum hiervan verplaatste van een hete vochtige plaats naar een ge-
zondere streek. Kennelijk was het Engelse en Arabische paard niet voldoende geschikt om samen met het inlandse paard goede kruisingsproducten voort te
brengen. Dit was dan ook de reden dat Moorcroft de idee opvatte om naar Centraal-Azië te gaan om bijvoorbeekJ in Toeri^menistan en Hindoestan de juiste
fokpaarden te zoeken. Nu was dat eenvoudiger gezegd dan gedaan. De Britten hadden sinds 1757 vaste voet in Bengalen verkregen en in 1808 had men zeg-
genschap over een klein stuk van dit land, tenwijl dit omringd werd door lokale vorstendommen, waan/an er enkele zeer machtig waren. Het was niet eenvoudig

" MOOncnOFT-8 ROUTE

-ocr page 323-

om van deze toestemming te krijgen dwars door deze gebieden te treki<en om zo de weg naar Turi<menistan te berei-
ken. Doorslag gaf de overweging dat hij mogelijk kans zou zien om handelsbetrekkingen aan te knopen, waardoor de
Indiase en de Britse industrie tevens van nieuwe grondstoffen voorzien konden worden. Al speelden imperialistische
motieven om het Britse rijk uit te breiden, in de competitie met Rusland dat ook toen al in Centraal-Azië trachtte te pene-
treren, een rol, voor Moorcroft zelf bleef de zoektocht naar betere paarden het hoofddoel van de tocht. Daamaast zag de
eeuwige optimist en de met vooruitgangsgeloof bezielde pionier de kansen om door kennisuitbreiding zowel de welvaart
in patria als in de kolonie te bevorderen.

Voorwaarde voor de uiteindelijke toestemming was dat hij de autoriteiten uitvoerig verslag zou doen over de mogelijkhe-
den tot het aanknopen van handelsbetrekkingen en dat hij een aardrijkskundige beschrijving zou leveren van de be-
zochte landen met hun voornaamste steden. Daarmee werd Moorcroft ontdekkingsreiziger die met zijn rapporten en
verzamelingen van veleriei aard (archeologisch, geografisch, natuurhistorisch, antropologisch, kunsthistorisch) de
grondslag heeft gelegd voor de Europese kennis van grote delen van het Indische subcontinent.
Zijn eerste reis startte hij in 1812. In vermomming van hindoe-pelgrim trok hij vanuit Nepal door de Himalaja naar Tibet.
Hier onderzocht hij de oorsprong en de bovenloop van de rivier de Satlaj en de twee heilige meren. Moorcroft was de
eerste Engelsman die de Hilmalaja is overgetrokken en wel op een hoogte van 5500 m. Afgezien nog van de vijandig-
heid van de bevolking, was ook de reis niet van gevaren ontbloot. Toen hij de meren bereikte was hij uitgeput, had koorts
en leed hij aan ademshalingsproblemen tengevolge van de grote hoogte. Het was duidelijk dat hij langs deze route
Centraal Azië niet kon bereiken. W/at hij wel in Tibet leerde, was dat de grootste jaarmari<t van Azië in Yari^ant werd ge-
houden, een stad gelegen in Oost-Turt<istan. Op de weg terug werd een poging gedaan om hem te vermoorden.
Na zeven jaar werd een tweede poging ondernomen om Centraal Azië te bereiken. Op eigen kosten had hij een lokale
agent uitgezonden, die ontdekt had dat het mogelijk was om via Yari^ant Boechara te bereiken en om van daaruit terug
te keren naar India. Moorcroft trok met een caravan van tachtig mensen via Kashmir om zo Yart<ant te bereiken. Hij was
in 1819 met slechts één Europese metgezel gestart en na onbeschrijfelijke moeilijkheden bereikten zij in februari 1825
Boechara, enkele duizenden mijlen van Calcutta verwijderd, na drie jaar in Kashmir te zijn opgehouden. In Boechara
vond hij de begeerde paarden, zowel merries als hengsten. Ten gevolge van een burgerooriog was de aanvoer echter minder dan venwacht. Hij kon er slechts
tachtig kopen, terwijl een aantal van 500 zijn doel was geweest.

Tijdens de terugreis kwam hij op het spoor van een kleine stad in Noord-Afghanistan, waar de beste paarden van de werekj\' zouden zijn. Hij liet zich verieiden
om, slechts door een enkeling vergezeld, daarheen te gaan, hoewel het een voor Europeanen ten strengste verboden gebied was. Dit uitstapje is hem fataal
geworden. Hij stierf, 58 jaar oud, op 27 augustus 1825 in Andkhui, waarschijnlijk door het drinken van vergiftigde thee. Meri^waardigenwijs bleek uit zijn annalen
dat hij zo\'n dood meermalen had voorspeld. Zijn lichaam werd acht dagen later, vastgebonden op een kameel, teaiggezonden naar het kamp in Baikh, waar
men zijn tenten had opgeslagen. Zijn metgezel stierf spoedig daarna. Moorcrofts eigendommen werden geplunderd en zijn reisverslagen verdwenen voorja-
ren. Hij had een vermogen bij zich aan edelstenen, bestemd voor de aanschaf van paarden en om de passages te betalen gedurende de reis. Zo moest hij bij-
voorbeek) aan de vorst die hem passage verleende naar Bokhara £ 20000.- betalen! Waarschijnlijk heeft deze man ook de aanzet tot de moord gegeven.
Moorcrofts uitvoerige journalen, die nu in het India Office in Londen bewaard worden, zijn vele jaren later ontdekt door twee onderzoekers, die op hun beurt ook
in Afghanistan vermoord zijn.

Moorcroft had een tomeloze energie, was onvermoeibaar en had een grote belangstelling voor alleriei ondenwerpen. Hij leerde gemakkelijk alleriei talen, zodat
hij tijdens zijn reizen nauwelijks moeite had met de communicatie. Hij verzamekJe Tibetaanse manuscripten en Baktrische munten. Daamaast was hij een uit
stekend botanicus; dertig plantensoorten werden naar hem genoemd. Hij gaf opdracht tot vertaling van wat later een unieke versie van een antieke Kashmir
Sanskriettekst bleek te zijn. Hij verzamelde tempelinschriften en deed onderzoek naar beeldhouwwerken en rotsschikteringen. In Kashmir verdiepte hij zich in
de plaatselijke textielindustrie; uit zijn berichten hierover is in Engeland de productie van de bekende Kashmirshawls voortgekomen.
Van groot belang was zijn medische kennis en chirurgische vaardigheid, niet alleen voor zijn reisgenoten maar ook voor de mensen met wie hij in contact
kwam. Hij vestigde een grote faam door zijn cataractoperaties. Hij verbeterde de techniek ervan en bleek in staat om elf van dergelijke operaties per dag uit te
voeren en zelfs zestig in één plaats. Deze roem vergemakkelijkte het verivijgen van toestemming tot passage. Kortom, Moorcroft had veelzijdige interesses en
hij heeft veel bijgedragen tot de kennis over tot die lijd onbekende gebieden, waarvan met name zijn landgenoten naderhand zeer veel profijt hebben getrok-
ken. Zijn betekenis wordt fraai samengevat door Sir Frederick Smith, die het tweede deel van zijn grote geschiedenisweri< aan hem opgedragen heeft:
To
the memory of William Moorcroft (1767-1825).

First in the United Kingdom to qualify in veterinary medicine A brillant practitioner: subsequently an Asiatic explorer; the first Englishman to cross the
Himalayas, he explored Thibet, discovered the sources of the Sutlej, and, ultimately penetrating into Central Asia,
was murdered near Bokhara.\'

E.P.O.-AM.

Deze ajbriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

Geraadpleegde literatuur

AbdjssalamM. William Moorcron.tt>elitslEur(ipear]velentariatito visit Lahore \'. Vet Hist 1976:7:2022.
AldetOJ. TheAsianyeaisotWilliaitiMoorcrott. 1808-25\'.
Asian Alfairs 1937:18:3-10.

Aider GJ. Beyond Bokhara. The UeolWilliatri Moorcroft, Asian Expkirer and Pioneer VeteriiiarySurgeori 1767-1825. Lortdon, 1985.
AkierGJ. \'Moorcroft\'s life in England\'. VelHist1980:1:78-93.
SmilhF. The early history of vetetinaryliteralure. Vol. 3. London, 1930:3-13.
SleinigetiegW.\'miiamMmmft(1767-1825).Tierarzt.Asienforscher-undSpm

-ocr page 324-

Berichten en verslagen

In de Gezondheids- en Welzijnswet
voor dieren is via de uitvoeringsrege-
ling Bijeenbrengen van dieren de en-
tingsplicht voor postduiven geregeld.
Deze verplichting is vorig jaar voor het
eerst geëffectueerd. Kem van de rege-
ling is dat duiven jaarlijks een enting
tegen het paramyxovims moeten krij-
gen en wel een enting die door een die-
renarts is verricht. De Nederlandse
Postduivenhouders Organisatie (NPO)
heeft deze verplichting eveneens ook
binnen de reglementen vastgelegd
voor de leden. Op het niet of niet cor-
rect naleven van deze verplichting zijn
door de NPO zware sancties gelegd.

In de praktijk is gebleken dat de ver-
plichting door postduivenliefhebbers
op een goede manier wordt nageleefd.
Er zijn ons echter gevallen bekend dat
dierenartsen het niet zo nauw nemen
met hun rol binnen de entverplichting.
Er zijn hier en daar gevallen bekend
dat dierenartsen blanco ondertekende
entverklaringen afgeven in combinatie
met de verkoop van entstof Door on-
bevoegden worden vervolgens dan
duiven geënt en mogelijk zelfs niet
geënt en op de ondertekende verkla-
ring worden de ringnummers van de
duiven ingevuld.

Ondertekenden hebben in samenwer-
king met de RVV nauwgezette afspra-
ken gemaakt om de entingen van post-
duiven correct te laten verlopen en
liefhebbers die zich daaraan willen
onttrekken kunnen op stevige sancties
rekenen. Dierenartsen die blanco on-
dertekende verklaringen afgeven en
daarbij waarschijnlijk ook entstof ver-
kopen, brengen postduivenliefhebbers
in een situatie dat zij getroffen kunnen
worden door sancties. Daamaast scha-
den deze dierenartsen het aanzien van
de hele beroepsgroep. De NPO heeft
besloten zich actief te gaan verzetten
tegen dergelijke praktijken. Via publi-
caties in de duivenpers zal worden op-
geroepen blanco ondertekende entver-
klaringen naar de NPO te zenden en in
samenwerking met de RVV zal bezien
worden welke stappen tegen deze die-
renartsen ondemomen kunnen wor-
den. Het is ons bekend dat verreweg de
meeste dierenartsen en postduiven-
houders zeer correct omspringen met
de entverplichting en dat willen we
niet door enkelingen te grabbel laten
gooien.

ENTINGSPLICHT POSTDUIVEN

Dr. J. W.E. Stam, veterinair
A.C. Ebben, directeur NPO

Heeft u nog niks gepland, neem dan
tijdens uw zondagse autorit afslag
Wassenaar en kom kijken naar de dra-
verijen, rennen en pauzeprogramma\'s,
zoals dravende mnderen uit België en
het Nederlands Shetland Pony Grand
National Team.

Heeft u wel wat gepland zeg dat dan af

U mist anders hèt veterinaire ontspan-
ningsevenement van het jaar. De sfeer
op de drafbaan zal worden geleverd
door de mooie ambiance van Duindigt,
honderden studenten in jacquet of
bloemetjesjurk en de veterinaire blaas-
kapel.

Schuif uw jongste associé de dienst
voor zondag in de schoenen! Haal uw
oude Peerdepieten-verkleedkist van
zolder en kom dit unieke evenement
opluisteren. Neem uw partner aan de
hand, kids op de schouder en maak
hier een uniek dagje uit van.
Voor meer informatie omtrent Peerde-
pieten 1998 kunt u terecht bij het DSK-
bestuur, telefoon: 030 - 2534678.
Eventueel bestaat ook de mogelijkheid
om kaarten te bestellen voor bussen of
het gala, bevestig dit echter altijd per
fax:030-2531407.

PEERDEPIETEN OP DUINDIGT

Zoals u al in het Tijdschrift van 1 april heeft kunnen lezen vindt het dagpro-
gramma van Peerdepieten dit jaar op draf- en renbaan Duindigt plaats. Deze
wijziging in locatie was noodzakelijk daar Hilversum plat ligt. De nieuwe
gastlocatie noopte ons ook tot een nieuwe datum:
zondag 3 mei 1998 vanaf
13.30 uur.
Peerdepieten is dus al aanstaande zondag!

Nog één keer: 41^ Peerdepieten,
Zondag 3 mei. Draf- en Renbaan
Duindigt in Wassenaar vanaf 13.30
uur.

stichting dierenhulp venezuela bedankt onderstaande
bedrijven voor hun fantastische medewerking

Op maandag 13 april 1998 vertrok het
eerste hulptransport van dit jaar naar
Isla Margarita. Een transport dat in alle
opzichten geslaagd genoemd mag
worden. Zo werd een nieuw record aan
vracht overgevlogen van maar liefst
3700 kg. Dierenarts mevrouw José
Bormans, lid comité van aanbeveling,
vertrok eveneens om ter plaatse te wer-
ken en te adviseren bij operaties, waar-
bij eveneens geïnventariseerd kon
worden waar de grootste knelpunten
liggen in de sobere dierenkliniek. De
Stichting is enorm blij met de mede-
werking die men ontvangt vanuit de

-ocr page 325-

veterinaire branche die het mede mo-
gelijk maken om dit unieke project te
doen slagen. Men is dan ook dank ver-
schuldigd aan:

Firma De Bmin, A.S.T. Farma,
Johnson & Johnson, Veip Desinfe-
tantia, Unitex, Braun Medical,
D.M.D., Pedigree, Whiskas, Janssen
farmaceutica, Merial, Dopharma, Bio-
horma. Vetin Aacofarma, Instruvet,
Animed, Firma Houwelin veiligheid
en3-M.

Dankzij deze bedrijven kunnen de
twee dierenartsen met de beschikbaar
gestelde materialen weer enige tijd
door met onder andere het steriliseren
van de duizenden zwerfdieren.

•• i m

ilin TÉiilililifiTinlif

TV-uitzending

Op maandag 4 mei 1998 kunt u in
het tv-programma \'Alle dieren
tellen mee\' bij de AVRO een uit-
gebreide reportage zien over het
werk van de Stichting op Isla
Margarita. De uitzending zal tus-
sen 19.00 en 20.00 uur worden
uitgezonden op Nederland 1.

•ifïilmBriïiiïtir\'ii

BLOEDONDERZOEK
BIJ RUNDEREN

Praktiserende dierenartsen mogen in
het kader van dierziekteprogramma\'s
en export uitsluitend bloedmonsters
tappen van runderen die van minimaal
één oormerk zijn voorzien. Als het le-
vensnummer of het viercijferige dier-
nummer niet is vermeld, worden de
bloedmonsters niet onderzocht. Som-
mige practici zijn hiervan nog niet
doordrongen, echter practicus let op
uw zaak!

Dr. G. Benedictus

lAMS COMPANY AWARD 1998

Sinds 1995 heeft lams Pet Food International de lams Company Award inge-
steld voor het beste klinische artikel dat gepubliceerd is in een Europees vete-
rinair tijdschrift door een \'junior\' dierenarts. Alle tot nu toe uitgereikte
awards zijn met veel enthousiasme begroet en elk jaar worden meer dan 30
hoogstaande artikelen aangeboden aan de onafhankelijke beoordelingscom-
missie.

In 1997 heeft dr. B. Meij van de
Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht de Award gewonnen. Dit
werd bekend gemaakt tijdens het ES-
VIM Congress in Lyon in september
1997.

lams nodigt alle jonge, veterinaire au-
teurs uit om hun publicaties in te die-
nen en mee te doen in de competitie
om de
lams Company Award 1998.
Het gaat om dierenartsen die jonger
zijn dan 36 jaar (op het moment dat het
artikel werd geschreven) en wiens arti-
geleverd te worden in de taal waarin
ze gepubliceerd zijn, voorzien van
een volledige, Engelstalige samen-
vatting.

kel(en) zijn gepubliceerd in een \'peer
reviewed\' Europees veterinair tijd-
schrift (zowel nationaal als internatio-
naal).

De artikelen moeten gaan over zowel
klinisch georiënteerd basis-onder-
zoek of een klinische studie. Zowel
retrospectieve als prospectieve on-
derzoeken, evenals overzichtsartike-
len van hoge kwaliteit op het gebied
van de klinische geneeskunde en chi-
rurgie van gezelschapsdieren komen
in aanmerking. Artikelen dienen aan-

De winnaar van de lams Company
Award 1998
zal bekend gemaakt wor-
den tijdens het ESVIM Congress in
Wenen, dat wordt gehouden van 24 tot
en met 27 september 1998.

Het gaat om manuscripten of over-
drukken van artikelen op het gebied
van een van bovengenoemde onder-
werpen, die gepubliceerd zijn tussen
1 juli 1997 en ! juli 1998. Deze moe-
ten ingediend worden in viervoud,
voorzien van een CV van de eerste au-
teur, en
vóór 10 juli 1998 gestuurd
worden naar: The lams Company
Committee, Miss A.P.J. Jacobs, Jams
Pet Food International Inc., Lucht-
havenweg 67, NL-5657 EA Eind-
hoven.

DAG VAN HET AANGESPANNEN PAARD

Op 16 mei 1998 staan de terreinen van de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht van 8.30 uur weer open voor paarden-
liefhebbers. Hier vindt voor de negende maal de \'Dag van het Aangespannen Paard\' plaats. Er zullen twintig officiële
con-
cowrsrubrieken worden verreden, waarin vijf verschillende rassen zich van hun beste kant tonen. Het programma wordt af-
gewisseld met ludieke demonstraties en spectaculaire shows. Verder vindt een
marathon plaats, met 90 deelnemers de
grootste van Nederland, een
koetsentocht met authentieke rijtuigen en ontbreekt ook dit jaar het strodorp niet, met stands
van diverse bedrijven. Kortom: een \'must\' voor alle liefhebbers van paarden en het aangespannen rijden.

Meer informatie: Stichting \'Dag van het Aangespannen Paard\', Postbus 85314, 3508 AH Utrecht, telefoon: 030 -
2539423, fax: 030 - 2535562.

-ocr page 326-

„m.

. V

diergeneesmiddelencontrole dierenartsenpraktijken

U heeft in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 1 april 1996 (deel
121, aflevering 7, pagina 192-194)
kunnen lezen wat de resultaten van een
eerdere inspectie waren. In alle praktij-
ken kwamen onvolkomenheden voor.

soms resulterend in meer of minder
hoge boetes. U bent dus gewaar-
schuwd.

Wij hebben ook nog een tip. Practici
gebmiken soms middelen die in het
normale spraakgebmik \'diergenees-
middel\' worden genoemd, bijvoor-
beeld natriumsulfaat (sulfas natricus).
U kunt hierbij echter beter spreken over
een \'grondstof voor magistrale berei-
ding\'. Dit lijkt kinderachtig, maar de
juiste uitlating kan u een boete bespa-
ren. Wij laten in deze graag uw creati-
viteit spelen. De VHI is op de hoogte
van deze stellingname.

De Algemene Inspectiedienst (AID) en de Veterinaire Hoofdinspectie (VHI)
gaan vanaf 1 mei 1998 de dierenartsenpraktijken weer controleren inzake
diergeneesmiddelen. Deze controle behelst het aanwezig zijn van niet-geregi-
streerde diergeneesmiddelen of diergeneesmiddelen waar de uiterste ver-
koopdatum van is verstreken.

Dr. Tj. Jorna

Kees Scheepens is op dit moment mim
drie jaar als dierenarts verbonden aan
het \'Praktijk Centmm Dierenartsen\' te
Helden-Panningen. Naast deze werk-
zaamheden is hij een van de veterinair
adviseurs van PIC in Duitsland.

Na in 1986 afgestudeerd te zijn als die-
renarts aan de Faculteit der Dier-
geneeskunde te Utrecht, heeft hij tot
oktober 1991 een promotie-onderzoek
gedaan naar de invloed van klimaat-
stress op de gezondheid van varkens
en is tot 1993 werkzaam geweest in
een gemengde praktijk in Limburg.
Daama is hij mim twee jaar directeur
geweest van de varkensfokkerij-orga-
nisatie in Nederland.

NIEUW DEFINITIEF
GEREGISTREERD
NSAID, MEFLÜSYL
5% INJECTABLE

Fort Dodge introduceert Meflosyl 5%
Injectable, een definitief geregistreerd
NSAID dat zeer praktisch is in het ge-
bmik. Het kan toegepast worden bij zo-
wel paarden, mnderen als varkens. Het
heeft een zeer snel en lang aanhoudende
antiflogistische, anti-pyretische, anal-
getische en anti-endotoxine werking.
De belangrijkste indicaties waarvoor
Meflosyl 5% Injectable gebruikt kan
worden, zijn colimastitiden, enteriti-
dcn, kolieken, aandoeningen aan het
bewegingsapparaat en MMA. Meflosyl
heeft als belangrijke voordelen dat het
doseringsvolume laag is (1-2 ml/50 kg)
en dat gebmik bij drachtige dieren vei-
lig is.

NIEUWE VETERINAIR MANAGER BIJ
PIC WEST-EUROPA

Per I augustus 1998 heeft dr. Kees Scheepens de functie van veterinair ma-
nager PIC West-Europa aanvaard. In zijn nieuwe functie zal hij de veteri-
naire zorg van de PIC-bedrijven in West-Europa gaan coördineren en daar-
voor leiding gaan geven aan een uitgebreid netwerk van regionale
dierenartsen, direct verantwoordelijk voor uitvoering van het stringente ge-
zondheidsprogramma van PIC in West-Europa.

VIERDE EUROPESE FECAVA-CONGRES IN BOLOGNA

Van 18 tot en met 21 juni 1998 zal in Bologna (Italië) het vierde Europese FE-
CAVA-congres worden gehouden. Dit congres wordt georganiseerd door de
Italiaanse zusterorganisatie van de GGG, de SCIVAC, waarbij ruim 4000
dierenartsen voor gezelschapsdieren aangesloten zijn. Bij opgave vóór 15 mei
1998 geldt een reductie van 30% op de congreskosten.

Het congres biedt een keur aan
Italiaanse sprekers. Daamaast wordt
75% van de lezingen verzorgd door
vooraanstaande Amerikaanse en Euro-
pese specialisten. Uit de Verenigde

Staten: Couto en Feldman (inteme, on-
cologie en hematologie), LeCouteur
(neurologie), Meyer (hepatologie) en
Smeak (chirurgie). Uit België: Ver-
straete (tandheelkunde). Uit Duits-
land: Schober (cardiologie). Uit het
Verenigd Koninkrijk: Divers (reptie-
len), Michell (nefrologie), Peterson-
Jones (ophtalmologie), Scott (vissen
en vogels). Wheeler (neurologie) en
White (chimrgie). Uit Spanje: Ferrer

-ocr page 327-

•i I f«

ftiiÉiriîfiiiiiiiïif - iifi\'iffii^ [ ffiiÉ\'iîîfliTf mv\\

(dermatologie). Uit Frankrijk: Carlotti
en Heripret (dermatologie) en Foumel
(cytologie). Uit Nederland: Haze-
winkel (orthopedie) en Rijnberk (en-
docrinologie). Uit Noorwegen: Bjer-
kas (ophtalmologie). Uit Oostenrijk:
Niebauer (chirurgie). Uit Zwitserland:
Lombard (cardiologie).
De Europese specialistengroepen op
het gebied van bijzondere dieren, car-

scfvac

diologie, dermatologie, ellebogen,
gastro-enterologie, kattengeneeskun-
de en ophtalmologie bieden ieder op
donderdag 18 juni een programma van
hoog niveau, dat ook voor niet-specia-
listen zeer de moeite waard is.

Vanuit het middeleeuwse Bologna,
vijfde stad van Italië, kunnen excursies
worden gemaakt naar Florence, Ve-
netië en Rome. Vanuit Schiphol is
Bologna dagelijks rechtstreeks en
voordelig te bereiken.

Voor verdere informatie: SCIVAC, te-
lefoon: 00 39 372 460440 (Engels-
sprekend secretariaat), fax: 00 39 372

★ ★
★ *

457091, e-mail: info.scivac(^at.sof-
team.it. Of: Simon Kleinjan, telefoon:
0302310986.

SYMPOSIUM VOEDING EN GEDRAG BIJ HOND EN KAT

De volgende deskundigen zullen hun
licht over dit onderwerp laten schij-
nen: dr. M.B.H. Schilder (voeding in
relatie tot agressie, hyperactiviteit en
leervermogen), dr. B.W. Knol (onge-
wenst voedingsgedrag), prof dr. ir.
Beynen (selectieve voedselopname bij
tekorten aan voedingsstoffen) en dr.
J.A. Lowe (determinants of palability).
Aan het eind zal er een paneldiscussie
plaatsvinden.

Om 13.00 uur staat de koffie klaar!
Tevens kunt u dan een broodje nemen
om de ergste honger te stillen. En om
aan het eind uw collega\'s niet te snel
gedag te moeten zeggen zal er aanslui-
tend een buffet zijn. U kunt dan de dag
nog even evalueren of een aantal
sterke verhalen uit de kast halen voor
de studenten. Dit symposium is toe-
gankelijk voor dierenartsen en studen-
ten. We houden echter wel rekening
met de studiefinanciering. Dus betalen
studenten ƒ 4,- en dierenartsen en an-
dere geïnteresseerden ƒ 95,-. Stu-
denten kunnen een kaartje kopen op de
DSK-kamer. Dierenartsen schrijven
zich in door het bedrag over te maken
op bankrekening 572629451 of giro
962400 van Leo Pharma onder ver-
melding van \'Symposium voeding en
gedrag\' en met vermelding van het
postadres. U krijgt een bevestiging
thuisgestuurd.

Hierbij herinneren wij u aan de aankondiging van 1 april in dit Tijdschrift
voor
het Symposium Voedingen Gedrag bij Honden Kat. Dit symposium, geza-
menlijk georganiseerd door de DSK, prof. dr. ir. Beynen, Diervoeders Van
den Berg en Leo Pharmaceutical Products B.V., zal plaatsvinden op donder-
dag 14 mei 1998. In collegezaal ClOl van het Androclus-gebouw op de
Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht zal het programma aanvangen om
13.30 uur.

WORKSHOP MOLECULAIRE BIOLOGIE
EN RECOMBINANT-DNA TECHNOLOGIE

Van 8 tot en met 19 juni 1998 wordt in Utrecht een workshop gehouden voor onderzoekers die de recombinant-DNA
technologie in hun eigen onderzoek willen gaan toepassen. Er is geen voorafgaande kennis in de moleculaire biologie
vereist. De nadruk ligt op laboratoriumwerk; hier wordt circa zes uur per dag aan besteed. Verder zijn er elke dag le-
zingen en werkcolleges waarin de theoretische achtergronden en de biotechnologische of medische toepassingen wor-
den besproken.

Inlichtingen verstrekken: dr. J.A. Lenstra en W. Gaastra, Faculteit der Diergeneeskunde, Postbus 80165. 3508 TD
Utrecht. Telefoon: 030-2534992. fax: 030-2540784. email: Lenstra(^vetmic.dgk.ruu.nl.

Voor meer informatie kunt u zich wen-
den tot T. Tobias, assessor van het
DSK-bestuur, Yalelaan 1. 3584 CL,
Utrecht, telefoon: 030-2534678.

-ocr page 328-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod@pobox.ruu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Bedrijfsdiergeneeskundige aanpak
van infectieziekten op rundveebe-
drijven Deel II.
Cursusprijs ƒ 1375,-
(inclusieflunches).

Cursusnummer, data en locatie:
98/203; 12, 13 en 14 mei 1998; Ge-
zondheidsdienst te Drachten.

Deze driedaagse cursus bouwt voort
op kennis opgedaan in Deel 1, maar
kan ook afzonderiijk worden gelopen.
Wederom staat de protocollaire aan-
pak van infectieziekten op rundveebe-
drijven centraal. Op de aanvangsdag
zal aandacht besteed worden aan over-
dracht van infectieziekten tussen rund-
veebedrijven. Daarbij zal onder meer
aan de orde komen het risico van in-
sleep van infecties op bedrijven en het
al dan niet gesloten zijn van bedrijven.
Op de tweede en derde dag zullen een
aantal, voor de mndveehouderij in Ne-
derland. actuele infectieziekten worden
behandeld. Aan de orde komen salmo-
nella, infectueuze abortus, pinkengriep
en parasitaire infecties. Na een inleiding
over de infectieziekten zal steeds een
protocol van aanpak en een case-studie
worden behandeld. Cursusleiders zijn
dr. W.H.M. van der Poel, Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplan-
ting, FdD, dr G. Benedictus, Ge-
zondheidsdienst. Drachten en dr. Y.H.
Schukken, Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting, FdD.

N.B. Ovemachtingen zijn niet inbegre-
pen, hieronder treft u een suggestie aan.
U dient zelf de reservering te verzor-
gen. Een hotel dat zich op korte afstand
van de cursuslocaties bevindt is Golden
Tulip te Drachten (0512 - 52 97 05).

Advisering jongvee opfok in de
praktijk
(98/204), woensdag 27 mei
1998, 09.00 - 17.00 uur te Zeist.
Cursusprijs: ƒ510,- (inclusief lunch).
In deze cursus worden onderstaande
aandachtsvelden en problemen be-
sproken.

Drs. J.A.M. Muskens: Jongvee opfok
in relatie met speerpuntziekten (Sal-
monella, ParaTBC, IBR en BVD); drs.
G.M. Zimmer: Vaccinatie in de opfok;
ing. T.J. Boxem: Voedingsadviezen
jongvee; dr. F. Borgsteede: Long- en
maagdarm wormen, hoe adviseer ik
een bedrijf; dr. E.G. Hartman:
Antibioticum gebruik bij luchtweg-
problemen; T. van Erp: Technische ad-
viezen ventilatie en huisvesting jong-
vee. Bovenstaande verhalen geven een
onderbouwing om praktische advise-
ring in het veld te bewerkstelligen. De
cursusleider is drs. M.W.C. Huyben,
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Praktische röntgenologie gezel-
schapsdieren
(98/109), woensdag 10
juni 1997, 9.00 - 17.00 uur te Wage-
ningen. Cursusprijs ƒ 560,- (inclusief
materiaal en lunch).

In het eerste dagdeel van de cursus
wordt aandacht besteed aan de prakti-
sche uitvoering van het röntgenolo-
gisch onderzoek van diverse objecten
van kleine huisdieren: voorbereiding,
positionering, opnamerichtingen, be-
lichtingswaarden. De opnametechnie-
ken worden met behulp van patiënten
en de beschikbare apparatuur \'live\' ge-
demonstreerd en geoefend.
In het tweede dagdeel zal het accent
komen te liggen op de interpretatie van
röntgenfoto\'s: bespreking van een
aantal opnamen van patiënten met dis-
cussie over de mogelijkheden voor na-
dere (röntgen-)diagnostiek. Cursus-
leider is drs. J.W. Garretsen, specialist
veterinaire radiologie.

N.B.

Een aantal deelnemers zal gevraagd
worden - zo mogelijk - een eigen licht-
kast mee te nemen. Verder wordt van
alle deelnemers verwacht dat ze naast
een
loodschort twee tot vijf eigen op-
names meebrengen.

Klinische les gezelschapsdieren \'de
huidige stand van zaken met betrek-
king tot cardiomyopathie bij hond
en kat\'
(98/108), vrijdag 19juni 1998,
14.00 - 17.00 uur te Utrecht. Cursus-
prijs ƒ 135,-.

Vaak worden dieren aangeboden met
vage problemen zoals lusteloosheid,
slomer dan voorheen, minder eetlust en
dergelijke. Ook problemen als hoesten,
benauwdheid of zelfs flauwtes kunnen
op een zelfde onderliggende oorzaak
berusten, waarbij cardiomyopathie een
belangrijke rol kan spelen. Om na te
gaan of dit van toepassing kan zijn in
een bepaalde situatie dient men dus ook
bekend te zijn met cardiomyopathie.
Het doel van deze klinische les is de re-
levante punten met betrekking tot car-
diomyopathie bij hond en kat te bespre-
ken, waarbij in het bijzonder aandacht
besteed wordt aan de achtergrond van
cardiomyopathie, de diagnostiek, thera-
pie en prognose. De betekenis van ECG
wordt slechts summier belicht aange-
zien hiervoor een extra cursus zal wor-
den verzorgd in de nabije toekomst.
Cursusleider is dr. A.A. Stokhof, spe-
cialist interne geneeskunde der gezel-
schapsdieren, Vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren, FdD.

Persoonlijk leiderschap en de kracht
van communicatie
(98/905), maandag
29 en dinsdag 30 juni 1998 te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,- (inclusief twee
boeken, een reader en overnachting).

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider.
Een leider is meer dan een vakman of
vakvrouw. Een leider gebmikt het ge-
wicht van zijn persoonlijkheid om zijn
dingen te doen, zijn visie te ontwikkelen
en zijn doelstellingen te bereiken. Deze
training gaat
niet over wie er de baas is
of gaat worden. Daarom is deze training
voor alle dierenartsen in welk dienstver-
band dan ook. Deze training gaat wel
over een persoonlijkheid die zichzelf
vormgeeft in de manier van communi-
ceren. Daarom in deze persoonlijke, in-
tensieve en uitdagende training aan-
dacht voor de volgende gebieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden
als de kwaliteit van mensen om hun ei-
gen leven vorm te geven binnen de
grenzen die de omgeving biedt en de
grenzen van de persoonlijke mogelijk-
heden. Persoonlijke mogelijkheden
vergroten en nieuwe bronnen aanboren
als leider geeft de mogelijkheid de ei-
gen richting vorm te geven. Dan kan de
leider anderen uitdagen om hun bron-
nen te gebmiken en te ontwikkelen.

Succes willen hebben
Succes willen hebben is een belang-
rijke motivatiebron van een leider. Wij
denken daarbij niet alleen aan het suc-
cesvol zijn of kunnen \'scoren\', maar
aan het gericht blijven op de eigen vi-
sie en het genieten van de successen

-ocr page 329-

die op weg daarnaar toe worden ge-
boei<t. Geniet zonder ook maar iets in
te leveren van de motivatie om de ver-
volgens gestelde doelen te bereiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaar-
den om de relaties tussen de leden on-
derling en de relaties met de leider
vorm te geven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom: een tweedaagse training om
te leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.

Docent: drs. W. Veenbaas (in samen-
werking met prof. dr. A. Pijpers). Drs.
Wibe Veenbaas heeft een eigen trai-
ningsinstituut: Phoenix Opleidingen in
Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen dier-
geneeskundig Nederland bekend om
zijn inspirerende inleidingen die hij ge-
houden heeft voor diverse Groepen van
de KNMvD en als docent bij de cursus
Apotheek II Landbouwhuisdieren.

Referaten

5. McOrist, S.H. Smith. M.F.H.
Shearn, M.M. Carr, and J.S. Miller.
The Veterinarv Record 1996; 139:
615-8.

Lawsonia intracellularis, de verwek-
ker van proliferatieve enteropathy (=
intestinal adenomatosis = terminale
jejunoleïtis) bij varkens, vermeerdert
zich goed in celcultures.
De Pathogenese, de profylaxis en de
therapie tegen deze infectie werden
tot dusverre alleen bestudeerd in ex-
perimenten waarbij varkens besmet
werden met gehomogeniseerd darm-
materiaal.

Dit had als nadeel dat de infectiedosis
niet bekend was, dat mogelijk andere
pathogene en facultatief pathogene
micro-organismen eveneens konden
worden overgebracht en dat de in-
vloed van weefselsubstanties in het
inoculum op de proefdieren niet kon
worden ingeschat.

Schrijvers deden besmettingsproe-
ven met reincultures van L. intra-
cellularis gekweekt in een cellijn van
rattendarmepitheelcellen (lEC-18).
De dosis was 3-4x10^ kiemen.
Tiamulin 50 ppm bleek goed te wer-
ken als profylacticum.
Biggen die zeven dagen van tevoren
besmet waren, kregen geen ziekte-
verschijnselen wanneer 150 ppm van
dit antibioticum dagelijks gegeven
werd.

TREATMENT AND PREVENTION OF
PORCINE PROLIFERATIVE ENTERO-
PATHY WITH ORAL TIAMULIN.

De experimenten duurden drie we-
ken.

J.P. W.M. Akkermans

BANDEN TVD

(Dp het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1998 voorradig. De prijs
bedraagt ƒ 30,~ (inclusief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die
eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1997,1998,1995:
ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1992:

ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:
niet meer voorradig.

Banden 1993:
niet meer voorradig.

Banden 1990,1989,1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u
een nota met acceptgiro thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of fax uw
bestelling: 030-2511787.

-ocr page 330-

l^üiHil.

illi"

FACULTEIT EN KNMVD OP ÉÉN LIJN

HISTORISCH FEIT: CONVENANT INZAKE NUMERUS FIXUS

Ü

De Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde en de
Faculteit der Diergeneeskunde zitten
op één lijn ten aanzien van de verho-
ging van de numerus fixus. De over-
eenstemming over de te volgen weg
heefi zelfs geleid tot een convenant. Dit
convenant is tot stand gekomen nadat
minister Van Aartsen van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij een platform
bijeen geroepen heeft, dat zich in op-
dracht van minister Ritzen van
Ondem\'ijs, Cultuur en Wetenschappen
bezighield met de numerus fixus voor
de studie diergeneeskunde. In dit plat-
form waren vertegenwoordigd: de
KNMvD, de FdD, het ID-DLO, de in-
dustrie en het ministerie van LNV. Men
heeft zich bij de meningsvorming mede
laten informeren door de STOAS, die
een arbeidsmarktonderzoek heeft uit-
gevoerd. Verder hebben gesprekken
tussen de KNMvD (A. W. Udo en dr. Tj.
Jorna) en de FdD (prof dr. H. W. de
Vries en prof. dr. L.M.G. van Golde)
geleid tot het gemeenschappelijk uit-
gangspunt, zoals verwoord in het con-
venant. Men spreekt van een historisch
feit: het is nooit eerder voorgekomen
dat KNMvD en FdD zodanig op één
lijn zaten op het gebied van differen-
tiatie in de studie. Ook in andere op-
zichten is het bijzonder dat het \'onder-
wijs \' en de branche-organisatie, met
toch duidelijk uiteenlopende belangen,
in één trein stappen.
Het \'gedeelte gedachtengoed\', zoals
KNMvD en FdD het noemen, vormt
dan ook de basis voor het advies van
minister Van Aartsen van LNV aan mi-
nister Ritzen van OCW dat per 1 juli
1997 is uitgebracht.

Standpunt van de KNMvD en de FdD
inzake de numerus fixus diergeneeskunde

De KNMvD en de FdD beraden zich reeds geruime tijd gezamenlijk over de ontwikkelingen in het vakgebied,
de markt voor afgestudeerden en de gevolgen daarvan voor de numerus fixus (nf).

In dit kader is inmiddels over het gedachtengoed van de startnotitie over de toekomst van de FdD vanjuni 1994
een gelijkgerichte gedachte ontstaan. Dit betekent dat de KNMvD en de FdD gezamenlijk van mening zijn dat
gestreefd zal moeten worden naar gesegmenteerde instroom voor een aantal verschillende studierichtingen. De
studierichtingen waarvoor dit geldt zullen enerzijds zijn de klinische richting, anderzijds de richtingen veteri-
naire volksgezondheid, diergeneeskundig onderzoek en diergezondheidsmanagement. Daarbij zal in acht geno-
men worden dat alle studierichtingen leiden tot de algemene bevoegdheid, tenminste op het niveau van de
Europese richtlijn.

De totale afzetmarkt voor dierenartsen zal mede door deze gescheiden studiepaden veranderen. Naar de mening
van de KNMvD en de FdD zou het beroep zich beter dienstbaar kunnen maken aan de samenleving indien een
groter aantal afgestudeerde dierenartsen op een breder terrein dan alleen de veterinaire praktijk werkzaam zou
worden. Daartoe zal de numems fixus moeten worden aangepast. Gelijktijdig met deze aanpassing zullen alleen
de afgestudeerden in de klinische richting gelicentieerd worden voor de uitoefening van de diergeneeskundige
praktijk.

Globaal denken de FdD en de KNMvD dat voor de klinische diergeneeskunde - dat is de geneeskunde van ge-
zelschapsdieren, paard, mnd, varken en pluimvee - in zo\'n nieuwe situatie 165 eerstejaars voldoende zullen zijn,
mits dan voor de richtingen veterinaire volksgezondheid, diergeneeskundig onderzoek en diergezondheidsma-
nagement totaal minstens 60 eerstejaars kunnen instromen. Deze aantallen moeten kunnen worden bijgesteld op
basis van de markt voor de betreffende terreinen.

Als tijdstip van ingang van de verhoging van de numems fixus kan gesteld worden dat dit in 2001 dient te ge-
beuren, doch niet nadat zekerheid is verkregen dat van de nieuwe uitstroom alleen degenen uit de klinische rich-
ting gelicentieerd worden voor de uitoefening van de diergeneeskundige praktijk.

Profdr. H.W. de Vries
decaanFdD

Drs. A.W. Udo
voorzitter KNMvD

-ocr page 331-

p^M iPk m..

lil j lA ■ ..laiiià\'aàatesiB^itfeiÉii^

tweede ronde-tafelgesprek gpgh over onderwijs

Voor de tweede keer verzamelt zich een illuster gezelschap, bijeengebracht
door de Groep Practici Grote Huisdieren (GPGH), voor een ronde-tafelge-
sprek over het onderwijs in de diergeneeskunde. De samenstelling is inmid-
dels bijna vertrouwd te noemen: H. Vaarkamp (voorzitter), prof. dr. L.M.G.
van Golde, prof. dr. G. Blijham (humaan internist), O.A. van Dobbenburgh,
dr. P. van Beukelen en dr. W.D.J. Kremer.

Het eerste ronde-tafelgesprek over het onderwijs heeft de tongen losgemaakt,
zo zeer zelfs dat er vragen gesteld zijn over de status van het gesprek.
Derhalve voor de goede orde: de ronde-tafgelgesprekken over het onderwijs
zijn een initiatief van de GPGH die van gedachten wenst te wisselen met de
Faculteit der Diergeneeskunde (FdD) over het ingrijpende onderwerp diffe-
rentiatie in de studie. Niets minder, maar ook niets méér.

De discussie over de status van de
ronde-tafelgesprekken is met name
opgelopen naar aanleiding van een
convenant tussen de KNMvD en de
FdD over de numerus fixus. Aan de
zijde van de Faculteit werd opgemerkt
dat de discussie hierover (en tot nader
order over differentiatie) inmiddels
gesloten was. De GPGH echter, laat
zich graag nogmaals informeren door
de onderwijsmakers, over hetgeen zich
op de faculteit afspeelt.
Ter informatie is het gezamenlijke
standpunt van de KNMvD en de FdD
inzake de numems fixus in deze uit-
gave opgenomen (zie \'Historisch feit:
convenant inzake numems fixus\' op

Door Sophie Deleu

bladzijde 300). Pratend over onderwijs
in de diergeneeskunde, realiseert men
zich dat een aantal uitgangspunten hel-
der dient te zijn, wil de de discussie
enige zin hebben. De uitgangspunten
vindt u nog eens uiteengezet in het ka-
der (zie \'Waarom de opleiding aanpas-
sen?\').

NUMERUS FIXUS
\'Wij mogen mstig stellen dat er waar-
schijnlijk meer afstudeerrichtingen
zullen komen. En dat de numems fixus
niet verhoogd wordt tot 2001, \'begint
Vaarkamp het gesprek naar aanleiding
van het gesloten convenant tussen
Faculteit en Maatschappij.

WAAROM DE OPLEIDING AANPASSEN?

De Faculteit der Diergeneeskunde stelt vast dat de voorkeuren van de aan-
komende studenten diergeneeskunde op deelgebieden onvoldoende aan-
sluit bij de \'wensen\' van de arbeidsmarkt. Dit betreft met name de vakge-
bieden veterinaire volksgezondheid, pluimvee-, varkens- en mndvee-
gezondheidszorg, \'pathobiologisch onderzoek\' en \'bestuur en beleid\'. De
opleiding heeft verder, op basis van de voor diergeneeskunde geldende ar-
beidsmarktfixus, de taak de uitstroom min of meer af te stemmen op de ar-
beidsmarkt.

Door de opleiding verdergaand af te stemmen op de eisen van een verande-
rende arbeidsmarkt - door de drie jaar geleden ingezette curriculumver-
nieuwing en verdergaande differentiatie - probeert de Faculteit der
Diergeneeskunde bovengenoemd probleem op te lossen. Echter zolang het
imago van de dierenarts bij de aankomende studenten nog steeds een een-
zijdig beeld is van \'de arts voor individuele dieren\' - een beeld dat dus
slechts ten dele overeenstemt met de werkelijkheid - zal de uitstroom niet
goed afgestemd zijn op de toekomstige wensen van de arbeidsmarkt.

W.K.

Dit roept onmiddellijk vragen op bij de
aanwezigen, zoals: Hoe ga je de aan-
stormende studenten informeren? Hoe
ga je de instroom kanaliseren? Wie
mag wat doen (er is waarschijnlijk met
name belangstelling voor de klinische
richting)?

Van Golde weet te melden dat het mi-
nisterie bij zal springen met betrekking
tot de voorlichting. Verder ligt er een
voorstel om te beginnen met een experi-
mentele groep die louter en alleen wordt
toegelaten voor één bepaalde richting,
bijvoorbeeld veterinaire volksgezond-
heid. Of de licentiëring waar men het
over heeft te realiseren is, moet nog blij-
ken.

DIERENARTSEXAMEN
Wordt het dierenartsexamen dan afge-
schaft? \'Geenszins\', verzekert Van
Golde de aanwezigen. \'Dat is nou juist
de cmx: iedereen wordt dierenarts!\'
Blijham ziet hier niet direct het nut van
in: \'Het is in mijn ogen óf een dieren-
artsexamen, óf licentiëring.\' Van Golde
legt uit dat er, onder meer vanwege de
arbeidsmarktfixus, behoefte is aan vier
soorten dierenartsen: practici, veteri-
naire-volksgezondheidsdierenartsen,
veterinair-beleidmakers en veterinaire
onderzoekers. Het gemeenschappelijke
bezit van deze vier categorieën is de pa-
thobiologische kennis. Het is de bedoe-
ling om in de eerste vier jaar van de stu-
die een groot gemeenschappelijk deel te
behouden. Blijham: \'En de algemene
bevoegdheid dan?\' Van Golde legt uit
dat een afgestudeerde wel algemeen be-
voegd zal zijn, maar niet algemeen be-
kwaam. Blijham vraagt zich vervolgens
af waarvoor je dan een licentie in het le-
ven wil roepen...

\'Waarom breng je de vier richtingen
niet onder in vier specialisaties?\'
vraagt Blijham zich af \'Een specialis-
tenopleiding pretendeert tenminste
niet om tot een algemeen diploma op te
leiden.\' Maar in dat geval blijft het
probleem van de onevenwichtige in-
stroom (met alleen maar kennel- en
manegemeisjes) bestaan. De dierenart-
sen aan tafel vinden het derhalve geen
goed idee om van de afstudeerrichtin-
gen specialisaties te maken.
Van Beukelen fronst enigszins be-
zorgd het voorhoofd: \'Ik blijf erbij dat
het behoud van de algemene bevoegd-
heid tot gevolg zal hebben dat iedereen
alsnog praktijk gaat doen...\'

-ocr page 332-

Een gegeven feit is het convenant dat
tussen het eerste en het Vu eede ronde-ta-
felgesprek tot stand is gekomen: licen-
tiëring is een voorwaarde van de
KNMvD voor het verhogen van de nu-
merus fixus. De numerus fixus verhogen
is in het belang van de FdD. Een groot
gemeenschappelijk belang is een goede
bediening van de arbeidsmarkt.

Kremer: ik wil wel benadmkken dat
het verhogen van de numems fixus ook
in het belang van de beroepsgroep is.\'

TWEE PROBLEMEN
Vaarkamp: \'Kunnen we stellen dat we
hebben te maken met twee aparte pro-
blemen, de onmogelijkheid voor de stu-
dent om alles te weten en de \'oneven-
wichtigheid\' in de belangstelling van de
aankomend student?\'
Men is het hier over het algemeen wel
mee eens. Van Dobbenburgh, de practi-
cus in het gezelschap, vraagt zich echter
af of het tweede wel echt \'een probleem\'
genoemd mag worden: \'Mensen veran-
deren tijdens hun studie, ook tien jaar
geleden al.\' Het gezelschap knikt in-
stemmend.

Blijham wil de twee problemen zelfs na-
dmkkelijk van elkaar scheiden: \'Als be-
roepsvoorkeur na de studie geregeld zou
worden, zou je beide problemen tegelijk
kunnen oplossen met de inrichting van
de studie. Maar specialisatie binnen de
studie is
man power planning, gebonden
aan wat men tijdens zijn studie kiest. En
dat is volgens mij onmogelijk.\' Wel
vindt hij het uiterst loffelijk dat de FdD
zich met de keuze voor aparte studie-
richtingen een maatschappelijk pro-
bleem aantrekt, namelijk onvoldoende
bediening van de arbeidsmarkt.
Van Golde voegt toe dat de onderwijs-
makers zich niet kunnen onttrekken aan
dit maatschappelijke aspect, omdat de
opleiding nu eenmaal te maken heeft
met een zogenaamde arbeidsmarkt-
fixus. Het niet goed bedienen van deze
arbeidsmarkt is een uiterst ongunstige
ontwikkeling, want dan verliest de die-
renarts steeds meer terrein.

POORTSELECTIE

Een oplossing, althans voor de oneven-
wichtige instroom, is poortselectie. Los
van de vraag of dit het gewenste resul-
taat oplevert (namelijk een betere bedie-
ning van de arbeidsmarkt) vraagt men
zich aan tafel af
hoe \']Q aan de poort zou
kunnen selecteren. Dit zou weliswaar
moeilijk, maar mogelijk zijn op basis
van ofwel uitmuntende studieresultaten
ofwel de juiste motivatie.

Van Golde ziet wel wat in selectie op ba-
sis van goede resultaten: \'Dan gaat de
kwaliteit van de student een grotere rol
spelen. We zien nu toch vaak studenten
met een onvoldoende voor natuurkunde
en/of scheikunde op de middelbare
school, die daardooor in de problemen
komen in de studie. Verder vind ik het
een interessant idee datje op die manier
smdenten met een bepaalde motivatie of
goede resultaten, kunt toelaten voor een
bepaalde richting.\' Van Beukelen kijkt
bedenkelijk: \'Cijfers hebben een zeer
slechte voorspellende waarde.\'
Blijham is wederom ietwat pessimis-
tisch: \'Hoe stel je vast, welke \'soort\' stu-
denten je wilt laten instromen voor een
bepaalde richting? Ik vind het, ethisch
gezien, problematisch om op kenmer-
ken te selecteren die niets te maken heb-
ben met de uitoefening van je beroep,
zoals goede cijfers. Maak dan aparte di-
ploma\'s! \' De tafel beaamt dat goede cij-
fers van beperkte waarde zijn als selec-
tiecriterium. Maar ook aan motivatie
kleven de nodige bezwaren. Je kunt im-
mers nooit zeggen: jij mag niet, want jij
hebt de verkeerde soort belangstelling.
Een voorbeeld. Voor de toneelschool
wordt wel aan de poort geselecteerd. De
meeste disgenoten vinden dit toch een
ander verhaal; voor toneel kan iemand
een uitgesproken talent hebben, maar
voor dierenarts?

Van Dobbenburgh kan zich ook maar
moeilijk vinden in selectie op goede cij-
fers: \'Ik voel me als \'slechte beta\' (en
toch goede dierenarts) persoonlijk aan-
gesproken. Ik acht het onmogelijk om
aan de poort te selecteren op de juiste-
soort-dierenarts.\'

\'Toch zit er wel wat in,\' vindt Kremer.
\'Je geeft de excellente studenten een
grotere kans, dus de kwaliteit wordt ho-
ger.\' Hij ziet wel wat in zogenaamde se-
lectiegesprekken, waarin de motivatie
voor een bepaalde studierichting een be-
langrijke plaats heeft.

VEELKLEURIGE ROMPSTUDIE
Tijdens het vorige ronde-tafelgesprek is
de veelkleurige rompstudie, met als re-
sultaat een zogenaamd basisdiploma
zonder bevoegdheden of compententies,
ter sprake gekomen. De meeste aanwe-
zigen konden zich er toen wel in vinden.
De vraag is nu, of je de voorliggende
problemen kunt oplossen, zonder selec-
tie aan de poort, maar met een basisdi-
ploma (na de veelkleurige rompstudie
van bijvoorbeeld vier jaar).
Kremer is helemaal vóór een veelkleu-
rige rompstudie, maar is van mening dat
er toch een keuze aangegeven zal moe-
ten worden aan de poort: \'De uiteinde-
lijke afstudeerrichting dient hieraan ge-
relateerd te zijn.\' Hij ziet anders geen
enkele mogelijkheid om iets aan de one-
venwichtige instroom te doen.
Van Beukelen is het niet helemaal met
hem eens: \'Het lijkt mij onjuist om een
vroege keuze te combineren met een al-
gemene opleiding. We hebben nu een
dergelijk doctoraalexamen dat geen en-
kele keuze impliceert. Het lijkt me goed
om een echte kleuring (in de zin van ver-
scheidenheid) aan te brengen, als je
vraagt om bij aanvang te kiezen. Verder
dient de student ook een eigen kleuring
aan zijn studie te geven, door middel
van keuzevakken.\'

Van Dobbenburgh zegt in feite het-
zelfde. Hij vindt het basisdiploma een
goed idee, mits dit ook inhoudt, dat de
selectie aan de poort vervalt. Blijham
sluit zich hierbij aan: \'Laat de studenten
maar een tijd lang proeven van alle mo-
gelijkheden, zonder dat ze zich direct
vastleggen.\'

\'Laten we wel in het oog houden dat we
maar zes jaar hebben,\' werpt Van Golde
hier tegenin. Hij vindt datje van een stu-
dent mag vragen om zich vanaf het be-
gin in bepaalde richting te profileren; uit
kostenoverwegingen, maar ook van-
wege de bediening van de arbeidsmarkt.
Het is duidelijk dat iedereen aan tafel de
studenten graag \'vrijblijvend\' zou wil-
len opleiden tot basis-dierenarts, maar
dat daarmee het onderkende probleem
\'onevenwichtige instroom\' onopgelost
blijft.

AFSTUDEERRICHTINGEN
De voorzitter van het gezelschap snijdt
een ander teer punt aan: \'Ik vind het een
twijfelachtige zaak als er aparte studie-
richtingen komen voor veterinaire
volksgezondheid, onderzoek en beleid.
Iedere dierenarts behoort deze vakge-
bieden te beheersen, ongeacht zijn of
haar belangstelling voor een bepaalde
diersoort. Een differentiatie naar dier-
soort(en) vind ik dan een veel zinniger
voorstel.\'

Van Golde: \'Het is gewoon lastig dat
alle aanstormende studenten een dokter
Vlimmen willen worden.\' Van hem
hoeft een aparte richting beleid -veteri-
naire volkgezondheid en onderzoek
even daargelaten- ook niet persé, maar
hij plaatst wel de kanttekening, dat die-
renartsen op dit moment echt tekort
schieten in beleid en management en dit
marktsegment niet invullen.
Blijham lacht: \'Ja, maar wat wil je nou,
een HBO-opleiding? Het leven houdt
niet op na het afstuderen. Probeer nou

-ocr page 333-

i i > li 1 i

m

m

ÉÊSk

niet al vóór de poort aan carrièreplan-
ning te doen, zes jaar is toch al zo kort.\'
Van Dobbenburgh knikt instemmend:
\'Laat een deel van de verantwoordelijk-
heid voor de arbeidsmarkt over aan de
KNMvD en PAO-D, de dierenarts zelf
dus.\' \'Maar dat is nu net het punt\', zegt
Kremer \'we hebben te maken met een
arbeidsmarktfixus die gerechtvaardigd
is door het feit dat de uitstroom is afge-
stemd - of zou moeten zijn - op de ar-
beidsmarkt. De opleiding kan zich dus
niet aan deze verantwoordelijkheid ont-
trekken.\'

Van Beukelen vindt de vakgebieden on-
derzoek, veterinaire volksgezondheid
en beleid sterk onderbelicht. Bovendien
is hij een tegenstander van al te sterke
diersoortdifferentiatie: \'Wat een mager
perspectief: na het vierdejaar alleen nog
maar onderwijs in pluimvee! Ik zou de
studenten veel meer vrijheid geven, met
hoofd-, bij- en keuzevakken.\'
Kremer: \'Is het niet beter een onder-
scheid te maken tussen de
individuele
dierenarts
(gezelschapsdieren en paar-
den) en de
populatiedierenarts (land-
bouwhuisdieren)?\'

De internist in Van Beukelen heeft het
hier moeilijk mee: \'Je kunt toch nooit
een goede populatiedierenarts zijn, als je
je niet hebt verdiept in de individuele
patiënt... Dat is nou juist de basis van het
diergeneeskundig denken.\' Ook Blij-
ham als humaan arts kan zich niet voor-
stellen datje voor een groep individuen
kunt zorgen, als je dat niet voor een indi-
vidu kunt.

Het beroepsperspectief van de individu-
ele dierenarts is wel geheel anders dan
van de populatiedierenarts. En met dit
uitgangspunt zou je bepaalde diersoort-
differentiaties kunnen clusteren.

QUOTiRING ONHERROEPELIJK
Stel: er komen verschillende differentia-
ties, c.q. afstudeerrichtingen. De capaci-
teit van de differentiaties dient dan te
worden afgestemd op de arbeidsmarkt
(logisch want we hebben zoals gezegd
te maken met een arbeidsmarkt-fixus).
De verdeelsleutel zou in gezamenlijk
overleg met de KNMvD bepaald kun-
nen worden. Maar hoe regel je dan de
toegang tot een differentiatie, de zoge-
naamde quotering? De disgenoten noe-
men een aantal selectiemogelijkheden:
studieresultaten, gekozen vakken in de
rompstudie, persoonlijke geschiktheid
en loting. Van Beukelen wil graag dat de
keuzecapaciteit uiteen valt in grote
brokstukken: \'selecteren voor de hoofd-
vakken dus.\'

Hij merkt verder op dat quotering in de
studie inmiddels onontkoombaar is. De
practicus van het gezelschap. Van
Dobbenburgh, blijft die quotering ech-
ter onrechtvaardig vinden: \'Het is bo-
vendien onmogelijk, is ook in het vede-
den gebleken, om te bepalen wat de
arbeidsmarkt wenst. En praat je dan al-
leen over Nederland of over bijvoor-
beeld Europa?\' Blijham knikt instem-
mend en vindt dat quotering zoveel
mogelijk aan het eind van de studie
moet geschieden: \'Dan heb je als het
goed is, vele andere mogelijkheden ge-
proefd en is het zo erg niet meer. Maak
het ook niet onherroepelijk.\'
Iedereen aan tafel beseft dat quotering
onafwendbaar is; je kunt nu eenmaal
geen honderden studenten opleiden die
vervolgens allemaal practicus kunnen
en willen worden.

Selectie zal dus op enig moment, vol-
gens één van de vier genoemde wegen,
moeten plaatsvinden. Selectie aan de
poort zou eventueel kunnen worden ge-
reduceerd tot \'oormerken\' (dat wil zeg-
gen een keuze laten maken en deze
zwaar laten meetellen bij de toelating tot
een bepaalde richting).

NUMERUS FIXUS
Even komt weer de numerus fixus aan
de orde: in België is die er niet. Alle ve-
terinaire niches zijn daar ingevuld, maar
de status van het beroep is wel lager. Er
is een geweldige overmaat aan practici,
waardoor het moeilijk is een bestaan te
verwerven. Dat willen we dus ook weer
niet.

Van Beukelen merkt op dat hij eigenlijk
helemaal geen onevenwichtige in-
stroom ervaart -\'Als dat al zo is, dan is
de instroom toch al heel lang oneven-
wichtig.\'- maar wel een totaaltekort aan
dierenartsen. Blijham, belast met de
quotering van de opleiding tot internist,
wijst de aanwezigen erop dat je altijd
een kleine overmaat aan studenten moet
opleiden, wil je een goede penetratie
van de arbeidsmarkt behouden: \'We
hebben nu maar een tiental werkloze in-
ternisten, dat is eigenlijk te weinig, ge-
zien onze doelstelling dat een internist
een breed vakgebied moet bestrijken.\'

In feite legt dit ronde-tafelgesprek heel
goed de belangen en denkbeelden bloot
van zowel KNMvD als FdD. Er is door
de gesprekken een beter begrip over en
weer ontstaan. De belangrijkste conclu-
sies van het tweede gesprek zijn nog
eens samengevat in het kader.

Blijham als vreemde eend in de bijt,
wordt gevraagd wat hij nu vindt van
deze gesprekken en van dierenartsen in
het algemeen. \'Ik vind het om te begin-
nen heel bijzonder dat een faculteit en
een beroepsorganisatie zo intiem met
elkaar omgaan\', zegt hij. In de humane
geneeskunde hebben we niet alleen te
maken met verscheidene faculteiten,
maar ook met een zeer complexe (ar-
beids)markt. \'Een situatie zoals deze
ronde-tafelgesprekken zullen we dus
niet gauw meemaken.\' Verder vindt de
internist het opvallend dat allen aan ta-
fel zich de problemen van de ander aan-
trekken: de faculteit behartigt tevens
KNMvD-belangen en andersom. Dit le-
vert weliswaar niet altijd een heldere
discussie op, maar het is wel productief
Neem het historische convenant.

Tweede ronde-tafelgesprek

* De problemen \'te veel (feiten)kennis in de studie\' en \'arbeidsmarkt niet
goed bediend\' kunnen op twee manieren aangepakt worden: selectie aan de
poort en/of licentiëring aan het einde.

* De arbeidsmarkt is niet maakbaar, dus ook niet door de opleiders (dit bete-
kent dat welke strategie dan ook maar een deel van de problemen zal oplos-
sen).

* De opleiding diergeneeskunde dient een academisch karakter te hebben,
ook het gedeelte dat in feite tot een vak opleidt.

* De opleiding diergeneeskunde dient, naast keuzemogelijkheden, een veel-
kleurige rompstudie als basis te bevatten.

* Het is wenselijk de opleiding te differentiëren in een aantal richtingen; tus-
sen deze richtingen moet uitwisseling mogelijk zijn.

* De numerus fixus vormt een apart vraagstuk; enerzijds moet deze omhoog
om de penetratie van de arbeidsmarkt te vergroten (nu te klein), anderzijds
moet met een reële numerus fixus voorkómen worden dat het niveau van de
beroepsuitoefening te ver zakt (door een overmaat aan practici die nauwe-
lijks een bestaan kunnen verwerven).

-ocr page 334-

Het aantal melkveebedrijven in Neder-
land is de afgelopen decennia sterk af-
genomen en zal dat vooralsnog blijven
doen. Deze afname is gepaard gegaan
met een toename van het aantal dieren
per bedrijf, een verhoging van het ken-
nisniveau van de veehouder en een
toename van zijn zelfwerkzaamheid
op het veterinaire vlak.

De ontwikkeling van de kwaliteitssys-
temen zoals ketenkwaliteit melk
(KKM) en IKB-vlees onderstreept het
belang van uniformiteit in kennis en
kunde van de veterinair begeleider.
Tevens wordt de roep om een gediffe-
rentieerde dierenarts, die vanuit een
gecertificeerde praktijkorganisatie
borg kan staan voor deze kennis en
kunde, vanuit de mndveesector steeds
luider. Ook de Gezondheidsdienst
voor Dieren maakt zich emstig zorgen
over het volume in aantallen dieren en
bedrijven dat sommige practici nog
rest. Differentiatie vereist nu eenmaal
een bepaalde confrontatie-frequentie
om kennis en kunde op peil te houden.
Om voorlichting over en uitvoering
van georganiseerde dierziektebestrij-
ding op voldoende hoog niveau en op
uniforme wijze te kunnen garanderen,
is permanente scholing een vereiste.

Concreet geformuleerd betekent dit,
dat steeds vaker hiaten door de buiten-
wereld worden gesignaleerd en het is
belangrijk hier als beroepsgroep op tijd
op in te spelen. Tevens moge het duide-
lijk zijn dat gegeven de in gang gezette
kwaliteitssystemen, de tijd kort is.
In deze korte tijd zullen dan ook inspan-
ningen geleverd moeten worden om in-
richting en organisatie van de praktijk
volgens KRD-richtlijnen te certificeren
en de differentiatie in de verschillende
diersectoren, indien noodzakelijk via
fiisie of andere samenwerkingsvormen
van praktijken, ter hand te nemen. De
vraagmarkt is een aanbodmarkt gewor-
den met meer eisen en minder marges.
Om invulling van gesignaleerde hiaten
niet als dictaat voorgeschoteld te krij-
gen zal onze beroepsgroep dan ook zelf
tot een erkenningsregeling moeten ko-
men die aan de vraag van het bedrijfsle-
ven, maar ook die van de overheid, zal
moeten voldoen.

ERKENNINGSREGELING RUNDVEEDIERENARTS

Voor alle duidelijkheid zij vermeld
dat deze erkenningsregeling volledig
los staat van de reeds bestaande erken-
ning \'Specialist Rundergezondheid\'.
Gegeven de beschreven situatie werd
op 2 juni 1997 een workshop \'Rund-
veedierenartsen na 2000\' georgani-
seerd, waarin onderstaande gremia ge-
participeerd hebben.

Deze workshop stond onder leiding van
collega J.W. Hesselink en heeft na korte
inleidingen van de collegae Benedictus,
Joma, Schukken en Vaarkamp, geleid
tot de volgende vaststellingen.

De bijeenkomst resulteerde in de in-
stallatie van de werkgroep \'Erkenning

WORKSHOP \'RUNDVEEDIERENARTSEN NA 2ÜÜÜ\'

Melkdenktank

Groep Practici Grote Huisdieren

Groep Geneeskunde van het Hund

Diergezondheid in Beweging

Bovisie

G. Benedictus

G. Heijnen

H. Jorritsma

H.Kooy

G.H. Wentink

J.W. Hesselink

G.A. van Eijden

P. Franken

R.W.M. Ikink

A. Emmerzaal

Tj. Joma

B.U. Schuurmans

C.H.L. Klaassen

J. de Veer

K.S. Broersma

H. Vaarkamp

W. Kremer

F.Th.C. de Wit

Tj. Hepkema

Y.H.Schukken

J.A. Westerbeek

T.J.G.M. Lam

P. Hilderink

A.L.J. van Bruinessen

Mevr. J.H.G. den Daas

H. van Wijk

O.A. van Dobbenburgh

A.M. Verhaegh

NCI

Kwaliteitsborging melk

Hoofdbestuur

H.F.J. Bulthuis

J.T. Siebenga

A.W. Udo

M. Verburgh

S.D. Feitsma

1. Er bestaat een noodzaak te komen tot
een systeem van erkenning.

2. Er moet een scholingsplan komen
waarbij het niveau van de groep als ge-
heel verhoogd wordt en koppeling aan
een vorm van permanente educatie ver-
zekerd wordt.

3. Er moet een kenniscentrum of coördina-
tiecentrum van kennis opgericht worden.

rundveedierenarts\', die de genoemde
conclusies in een plan van aanpak uit
moest werken.

Na een tussentijdse rapportage heeft
het Hoofdbestuur van de KNMvD
haar steun aan een verdere voortgang
van deze erkenningsregeling uitge-
sproken.

Per febmari 1998 is de werkgroep uit-
gebreid met een vertegenwoordiger
van de Faculteit der Diergeneeskunde
en één van de Gezondheidsdienst voor
Dieren en wordt gewerkt aan criteria
om erkend te kunnen worden, het ver-
plichte basisscholingsplan, de perma-
nente educatie en de oprichting van
het kenniscentmm.

U zult medio 1998 in staat gesteld
worden u aan te melden voor het vol-
gen van relevante PAO-D-cursussen,
zodat per 1 januari 2000 de eerste er-
kende mndveedierenartsen de hiaten
zoals gesignaleerd door het bedrijfsle-
ven, zullen dichten.

Genoemde werkgroep acht zich ver-
plicht u op te roepen deze ontwikke-
lingen niet af te wachten, maar met
voortvarendheid inhoud te geven aan
praktijkcertificatie en diersoortgerich-
te certificatie.

U zult nog dikwijls van ons horen.

De projectgroep
\'Erkenning rundveedierenarts\'

Dr. J. W. Hesselink
Dr. T.J.G.M. Lam
Dr. Y.H. Schukken
J.L.M. Vaarten
Dr. J. Verhoeff
J.A. Westerbeek

-ocr page 335-

DIER EN WELZIJN

In de jarenlange schaalvergroting van de
veehouderij is onze beroepsgroep al of
niet enthousiast meegegaan. De omstan-
digheden waarin landbouwhuisdieren
worden gehouden zijn sterk verbeterd.
De toeleverende industrie, geholpen
door de computer, neemt het voortouw.
De dieren krijgen aangepaste voeding,
tot het individuele toe en blijven be-
spaard van gangbare infecties. De mi-
lieu-omstandigheden lijken steeds opti-
maler te worden. Heel veel mensen
hebben hier hun werk in gevonden. Met
de certificering van dierenartsen en boe-
ren lijkt dan alles voltooid te zijn.
Voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong kunnen automatisch en contro-
leerbaar geproduceerd gaan worden. De
KNMvD valt in dit proces niets te ver-
wijten. Het is nu eenmaal zo dat de mens
steeds inventiever is en dat in de vaart
der volkeren meegegaan moet worden.
Dit is een mondiaal gebeuren, net als dat
mondiaal tradities verdwijnen.
Toch heeft collega Knol (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 april 1997,
bladzijde 230) gelijk in zijn geconsta-
teerde nadelen van dit systeem. Net als
steeds meer louteringen van de laatste
tijd weerstand oproepen. Neem maar de
discussies over Schiphol, de gezond-
heidszorg en de verhouding arm-rijk.
Dus ontkomen ook wij er niet aan.
Traditioneel was het landbouwhuisdier
een individu en dat is het niet meer.
Paradoxaal geldt voor gezelschapsdie-
ren het andere uiterste. Voor een nor-
maal denkend mens een onbegrijpelijke
tegenstelling. Wij kennen het verleden
nog, waarin de mens het dier op zijn
waarde wist te schatten. De schaalver-
groting heeft dit veranderd. Moet dit zo
blijven? De verhouding mens-dier zal
door ons ter discussie gesteld moeten
worden. Schaalverkleining is het ant-
woord. Wat is er op tegen als iemand
zijn leven invult met het verzorgen van
500 mestvarkens? Ook kan niemand mij
echt duidelijk maken waarom een liter
melk goedkoper is dan een liter cola Net
als de keuze voor vliegvakanties heeft
dit te maken met de invulling van ons
aards bestaan. Voor derdewereldkoffie
hebben wij een kwartje meer over. Als
de boer dit nu voor zijn liter melk krijgt,
lijdt de consument daar geen dag onder.
Als je het een boer vraagt, wil hij niets
liever dan een paar stappen temg.
Het wordt tijd dat de mensheid meerdere
essentiële zaken in het leven naar waarde
gaat schatten. Aan de intrinsieke waarde
van het landbouwhuisdier èn het gezel-
schapsdier kan de KNMvD haar steentje
bijdragen. Wellicht dat dan de stress bij
mens en dier verdwijnt. Dierenarts is nog
steeds een waardevol beroep!

A.G.G.Kok

KNMVD MOET AANDRINGEN OP WETTELIJKE
REGELINGEN INZAKE VEEHOUDERIJ

Geachte redactie,

\'Wat had de KNMvD kunnen doen om
de bioindustrie te voorkomen?\', ver-
zucht collega Deleu als zij een verslag
schrijft van de prijsuitreiking voor de
Sofia-stichting aan twee schrijvers die
een actie hebben opgezet ten gunste van
het bio-industrie varken. Die vraag heeft
alleen zin als er uit het antwoord iets
voor de toekomst te leren valt.
Vanuit een ander terrein, het gebmik van
dieren voor onderzoek, valt te melden
dat een wettelijke regeling misstanden
voorkomt en wegwerkt. Niet alleen de
vraag of proefdieren mogen worden ge-
bmikt, wordt door de Wet op de dier-
proeven aan regels onderworpen. Ook
de deskundigheid van de verzorgers en
onderzoekers, de manier waarop ingre-
pen worden uitgevoerd, en last but not
least de wijze van huisvesting (koolma-
ten, etcetera) en verzorging dienen aan
voorwaarden te voldoen.
Dierenartsen en andere proefdierdes-
kundigen hadden en hebben een belang-
rijke rol bij de uitwerking van de raam-
wet en bij de uitvoering van genomen
maatregelen. Zij beschermen door hun
adviezen binnen de instellingen waaraan
zij verbonden zijn, het welzijn van die-
ren. Door hun adviezen voorkomen zij
echter ook dat hun opdrachtgevers en de
onderzoekers in conflict komen met de

Inspectie Volksgezondheid en - nog be-
langrijker - met de publieke opinie.
Het lijkt me dat de KNMvD door aan te
dringen op en mee te werken aan wette-
lijke regelingen inzake de veehouderij,
alsnog een dienst kan bewijzen aan het
dier, de dierenarts, de veehouder en aan
de ethische veriangens van de samenle-
ving.

Van belang voor zo\'n bijdrage van de
KNMvD is dat zij er van overtuigd is dat
veehouders, dierenartsen en samenle-
ving in wezen hetzelfde voorstaan: dat
dieren op een ethisch en economisch
verantwoorde manier worden gehouden.

W.J.l. van der Gulden

EEN NETWERK VAN BEGELEIDINGSSOFTWARE:
PROFITEER ERVAN!

Met de beweging van curatief naar preventief werken in de diergeneeskunde
is de bedrijfsbegeleiding - dierenartsen begeleiden veehouderijbedrijven -
sterk in opkomst. Dit artikel gaat over de analyse- en begeleiding-ondersteu-
nende programmatuur die in de afgelopen jaren ontwikkeld is ten behoeve
van de preventieve gezondheidszorg in de melkveehouderij.

Uitgangspunt is steeds geweest dat de
veehouder allerlei gegevens registreert

Door Aart de Zeeuw en Henk van der Bijl

-ocr page 336-

iXJa-U-LLJ

Voor analyse van gezondheidsgegevens
is speciaal voor de dierenartsen
VAMPP-melkvee ontwikkeld.
VAM PP
staat voor Veterinary Automated Ma-
nagement and Production control
Program. In de loop der jaren zijn daar
verschillende modules bij ontwikkeld,
deels aanvullend, deels vervangend
(draaiend onder Windows), zoals de
vruchtbaarheidsmodule en de uierge-
zondheidsmodule.
Voor verdere uit-
breiding wordt nu nagedacht over
kreupelheid, poten en stofwisseling,
en wellicht komt daar in de toekomst
nog meer bij. Zo ontstaat een netwerk
van veterinaire analyse systemen
(VAS) voor de modeme dierenarts, in
een modeme Windows-jas, wat zo
vlak voor de millenniumovergang toch
een goed gevoel moet geven. Bij-
gaande figuur geeft een beeld van de
modules en van de gegevensstromen.

Momenteel wordt in het project dier-
gezondheidsregistratie
(DGR) ge-
werkt aan het actualiseren van de
dia-
gnoselijst.
Deze wordt door de
veehouders gebmikt om gezondheids-
gegevens te registreren. Bij die regi-
stratie is het van groot belang dat de
dierenarts een adviserende en sturende
rol speelt. Immers, het geregistreerde
komt later temg als input voor zijn
analyses in VAMPP.

Het leuke van al die analysepro-
gramma\'s is dat de dierenarts er eigen-
lijk weinig voor hoeft te doen. Normaal
gesproken krijg je infonnatie uit de
computer op voorwaarde dat je gege-
vens inklopt, een vervelend werkje.
Voor het analysewerk is al lang geleden
bedacht dat de gegevens van de veehou-
ders gebmikt moeten worden. Gege-
vensbestanden worden uit het ene pro-
gramma (van de veehouder) in het
andere (analyseprogramma van de die-
renarts) ingelezen. Dat heet op zijn
Engels electronical data interchange, in
de volksmond
EDI (ie-die-ij). Ook hier
is standaardisatie essentieel omdat het
om producten van verschillende make-
lij (meerdere softwaremakers) gaat. De
EDI voor dierenartsenpraktijken (DAP)
is heel toepasselijk
EDI-DAP (edie-
dap) genoemd. Ook hierop wordt on-
derhoud gepleegd, want informatie
wordt in de loop van de tijd gewijzigd
en toegevoegd. Zeer welwillend doen
gelukkig aJle softwareleveranciers mee
in het onderhouden van EDI-DAP. Het
is de spil van de gegevensuitwisseling.
Behalve uit de managementsystemen
kunnen ook veel en belangrijke gege-
vens van het NRS komen.

Tenslotte is het zinnig om na analyse
ook met een goed advies te kunnen ko-
men. In de praktijk is de tendens zicht-
baar dat veehouders graag van tevoren
een calculatie willen van het nuttig ef-
fect van een maatregel. Het zou dus
goed zijn als van een (of van meer dan
één) maatregel een kosten-baten-ana-
lyse kan worden berekend. Nog beter
is het wanneer daar een rekenpro-
gramma voor beschikbaar is. Ideaal is
het wanneer in dat rekenprogramma
alle neveneffecten van maatregelen
worden meegenomen. Het model daar-
voor is ontwikkeld op de Faculteit,
vakgroep Bedrijfsgeneeskunde, in sa-

op zijn bedrijf. Die gegevens worden
verwerkt tot managementinformatie,
bij de analyse waarvan een dierenarts
een belangrijke rol kan spelen. Voorde
veehouders zijn er diverse software-
pakketten, de zogenaamde manage-
mentpakketten. Door samenwerking is
ervoor gezorgd dat al die pakketten ge-
lijke managementoverzichten produ-
ceren. Deze worden daarom stan-
daardoverzichten genoemd, afgekort
STO. Dierenartsen kunnen een rol
spelen bij de uitleg van deze overzich-
ten. Er is een infrastmctuur opgezet
voor het onderhoud en voor de dieren-
artsen participeert de NCI in de onder-
houdsgroep, die onder leiding staat
van het ATC.

In ontwikkeling:

TACT-melkvee

-ocr page 337-

\' \' I I ■ \' I \' J

m

menwerking met de vakgroep Be-
drijfseconomie van de Landbouwuni-
versiteit. Het zal ondersteuning bieden
voor tactische beslissingen. Het heet
TACT-melkvee en zal in de loop van
volgend jaar gereed en beschikbaar
komen.

Gezien de groeiende vraag naar be-
drijfsbegeleiding streeft de NCI naar
voortgaande verspreiding van de be-
schikbare programmatuur, gepaard
aan kennisoverdracht over het gebruik,
onder de Nederlandse dierenartsen.
Want als de dierenartsen een belang-
rijke rol in de bedrijfsbegeleiding willen
vervullen, dan zijn vooral de voorradige
analyseprogramma \'s daarvoor een on-
ontbeerlijk hulpmiddel. Het is van es-
sentieel belang voor EDI-DAP en de be-
geleiding door dierenartsen dat het ge-
bruik van VAMPP zich uitbreidt. In dat
kader verdient het aanbeveling dat er
vanuit de besturen (KNMvD, Groep
Practici Grote Huisdieren, Groep
Geneeskunde van het Rund) een stimu-
lering plaatsvindt door middel van le-
zingen en cursussen om dit op te pakken.

O

Voor het lidmaatsehap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Anema. Mevr. M.C.; 1998; 3581 MT Utrecht
Zonstraat 52.

Havermans, Mevr. P.; 1998; 4885 LB Achtmaal
Groenestraat 33.

Jellema. J.A.; 1997; 7447 HA Hellendoom:
Geerhard Boschstraat 6.

Postema, Dr. H.J.; 1969; U-1985; 8072 HM
Nunspeet; George Breitnerstraat 21.
Raming. Mevr. A.C.E.; 1997; 6006 TS Weert;
Heidehof6.

Smulders, Mevr. A.W.J.P.; 1996; 5473 HB

Heeswijk-Dinther; Brouwersstraat 2 A.

Stam, Mevr. G.J.; 1998; 3572 KN Utrecht;

Alexander Numankade 3 C.

Stassen, Mevr. Q.E.M.; 1997; 3512 KB Utrecht;

Herenstraat 27.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Adank, A.M.J.; 1957; 3061 BA Rotterdam;
Kralingseplaslaan 60 B.

Aken. N. van; 1997; 3981 ZM Bunnik;
Vletweide 50.

Bultena, W.K.T.; 1997; 3525 AP Utrecht;
Duurstedelaan 111.

Coerwinkel, J.J.W.; 1979; 5171 BN
Kaatsheuvel; Sweensstraat 31 A.
Evers, Mevr. A.C.; 1997; 3581 PL Utrecht;
Parkstraat 32.

Gaaien, Mevr. L.E. van; 1997; 6012 RK Haler;
Venderstraat 2.

Heivoort, Mevr. S.D.M. van; 1997; 5632 AL
Eindhoven; Sagittalaan 28.
Kingma, H.H.J.; 1997; 7447 PB Hellendoom;
Luttenbergerweg 18.

Knaap, Mevr. J.M.M. van der; 1997; 9953 PH
Ballo; Heerestraat 1 G.

Kraakman, Mevr. M.; 1997; 1058 TB
Amsterdam; p/a Woestduinstraat 51 11.
Kmif, e.G. de; 1997; 3931 KX Woudenberg;
Parklaan 28.

Mak. Mevr. B.J.A.; 1997; 3068 RP Rotterdam;
Fluitekruid61.

Schellingerhout, Mevr. A.B.; 1997; 3523 EC
Utrecht; Smaragdplein 41.
Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Driesse, Mevr. M.; 3582 VH Utrecht; Ina
Boudier Bakkerlaan 43.

Personalia

Ereriks, Mevr. C.M.H.; 3551 AV Utrecht;
Leliestraat 38 bis.

Hakkesteegt. S.; 1746 CH Dirkshom; Oosterdijk
34.

Jansen, Mevr. M.P.E.; 3582 VT Utrecht; Ina

Boudier Bakkerlaan 65 111.

Kampstra, Mevr. S.A.; 3524 DX Utrecht; Oeral

70.

Kaspers, Mevr. A.P.; 3582 VW Utrecht; Ina
Boudier Bakkerlaan 71.

Naoum, Mevr. H.; 3571 SB Utrecht; Willem
Schuyienburglaan 23.

Nettesheim, J.P.; 3523 ER Utrecht; Aquama-
rijnlaan 250.

Pol, Mevr. J.N.; 3956 KR Leersum; Heulweg 8.
Schipper, Mevr. F.M.; 3581 VB Utrecht; Van
Limburg Stimmstraat 12.
Sluijs, Mevr. M.T.W. van der; 6085 AA Hom;
Rijksweg 3.

Ven, Mevr. E. van de; 5735 BJ Aarle-Rixtel;
Molenstraat 7.

JUBILEA:

J.H. Strokappe te Red Deer, Alberta (Canada),

aanwezig, 25 jaar, ? mei 1998

J.P. Coppoolse te Voorthuizen, afwezig, 50 jaar,

7 mei 1998

J.G.J. Wulffraat te Ruinerwold, afwezig, 40jaar,

8 mei 1998

J.L.A.M. Remmen te Helvoirt, afwezig, 30 jaar,

8 mei 1998

W.J. Pereboom te Bussum, afwezig, 40 jaar, 9
mei 1998

G.B. de Voogd te Wassenaar, aanwezig. 40 jaar,

9 mei 1998

J. Elving te Coevorden, afwezig, 30 jaar, 10 mei
1998

J.A.G. Geurts te Blerick, aanwezig, 30 jaar, 10
mei 1998

H.P.A.M. de Greef te Eindhoven, afwezig, 30
jaar, 10 mei 1998

J.H.W.M. Miltenburg te Rotterdam, afwezig, 25
jaar, 11 mei 1998

J.A. Binnerts te Wesepe, afwezig, 25 jaar, 11
mei 1998

J.P.M. Boswerger te Lattrop, aanwezig, 25 jaar,
11 mei 1998

G.C. Knibbe te Landsmeer, aanwezig, 25 jaar,
11 mei 1998

M.D. van Messel te Groningen, afwezig, 25 jaar,
11 mei 1998

Mevr. J.H.C. Brooijmans-Schallenberg te \'s-
Gravenhage

, afwezig, 45 jaar, 13 mei 1998

L. Zegers te Bloemendaal. afwezig, 45 jaar, 13

mei 1998

G. Jensma te Balk. afwezig, 45 jaar, 15 mei 1998
W.E.H. van Herten te Maasbracht, aanwezig, 35
jaar, 16 mei 1998

Mevr. T. van Kekem-Pauw te Bmchköbel
(Duitsland) aanwezig, 35 jaar, 16 mei 1998

E.J.J.C. van Oostveen te Warmenhuizen, afwe-
zig, 35 jaar, 16 mei 1998

Mevr. M.J. van der Wal-Zoon te De Wijk, afwe-
zig, 35 jaar, 16 mei 1998
K. van Horssen te Heerde, aanwezig, 40 jaar, 16
mei 1998

D.A.M. Eranssen te Wemhout, afwezig, 30 jaar,
24 mei 1998

Mevr. A.H. Jansen te Ede, afwezig, 25 jaar, 30
mei 1998

G. van den Brink te Dordrecht, afwezig, 25 jaar,
30 mei 1998

P.C. van der Hooft te Klarenbeek, afwezig, 30
jaar, 31 mei 1998

MUTATIES:

Adank, A.M.J.; 1957; 3061 BA Rotterdam;
Kralingseplaslaan 60 B; tel. 010-2122266; r.d.
(toev. als lid).

Aken, N. van; 1997; 3981 ZM Bunnik;
Vletweide 50; tel. 030-6562559 privé, 0521-
591378 prakt.; p., medew. bij J.A. Glas (toev.
als lid).

Barkema, Dr. H.W.; 1988; U-1998; 8911
EG Leeuwarden; Grote Kerkstraat 240; tel. 058-
2160479 privé, 0512-570700/570742 bur.; fax
0512-520013; E-mail: H.BARKEMA(aiPO-
BOX.RUU.NL; d./epidemioloog G.D., loc.
Drachten.

Berg, Mevr. N.M. van den; 1997; 9574 PA
Exioërveen; Exloër^een 9; tel. 0599-671054;
wnd.d.

Boer, H.J.E. de; 1997; 9574 PA
Exioërveen; Exioërveen 9; tel. 0599-671054
privé, 0591-513151 prakL; fax 0591-512889;
p., medew. bij J. Bakker, R.K. de Boer, H.J.
Haverkate, A.R. van Ittersum. A. Klarenbeek,

F.W. Oostra, H.B.A. Scholten en J. van der Zee.
Boonstoppel, Mevr. M.E.; 1995; 3511 RC

Utrecht; Kroonstraat 28; tel. 030-2312258 privé,
0345-612270 prakt.; p., medew. bij K.J.
Broekhuizen, J.R. van Overbeek en .M.J.
Verburgh.

Bouwhuis, J.H. ten; 1997; 5473 \\K
Heeswijk-Dinther; Lariestraat 21 A; teL
0413-291533 privé, 342423 prakt.; fax 0413-
352686; p., medew. bij C.W.W.M. Goossens
en G. .Meijer.

Bultena, W.K.T.; 1997; 3525 AP Utrecht;
Duurstedelaan 111; tel. 030-2882345; wnd.d.
(toev. als lid).

Coerwinkel, J.J.W.; 1979; 5171 BN
Kaatsheuvel; Sweensstraat 31 A; tel. 0416-
280397 privé, 274357/334000 prakt.; fax 0416-
283046; p., geass. met Th.J.A.M. van Gastel, A.F.
Heijkants, E. van der Kamp, M.F.P.M. Maas en
L.H.T. Zijlmans (fax 0416-340821 Ktoev. als lid).

Evers, Mevr. A.C.; 1997; 3581 PL Utrecht;
Parkstraat 32; tel. 06-5486863; wnd.d. (toev. als
lid).

Gaaien, Mevr. L.E. van; 1997; 6012 RK

-ocr page 338-

Haler; Venderstraat 2; tel. 0495-552400 privé,
551225 prakt.; p., medew. bij P.N.G.M. van
Beek, M.W.G.H. Heijmans, H.A.M. Hendriks,
A.Th.E. Kooien. M.I.M. Linthorst, F.G.M.
Scheijmans. J.W.H. Scheres, S.A.T.V. Serrarens
en G.P.M.M. Tacken (toev, als lid).

Gelling. G.W.; 1983; 5807 BK Oostrum
(L); Vlasakker I; tel. 0478-569070 privé, 510956
prakt.; fax 0478-512776; E-mail: G.GEL-
LINGfa WXS.NL; p., geass. met R.J. Eelderink.
V.N.A.M. Geurts, R.C. Goedegebuure, E.M.
Ruymbeek, W.H.M. de Vocht en J.M.L.P. van
Winden.

Heivoort, Mevr. S.D.M. van; 1997; 5632
AL Eindhoven; Sagittalaan 28; tel. 040-
2903424; wnd.d. (toev. als lid).

Hoek, Mevr. C.A.; 1994; Woodham,
Surrey KT15 30J (Verenigd Koninkrijk);
"Wilderwick", Faris Lane; tel. 00-44-1932-
346955 privé, 357621 bur.; E-mail:
A.HOEKfa VLA..MAFF.GOU.UK; wet. me-
dew. Central Vet. Laboratory, Department of
Epidemiologv.

Houten," Mevr. D. van; 1995; 3602 XJ
Maarssen; Ticheloven 14; tel. 0346-579180
privé, 561426 prakt.; p., geass. met J.T. Hoog.

Jansen, Mevr. S.D.R.; 1994; 4651 WJ
Steenbergen: Leurschans 48; tel. 0167-567609
privé, 565945 prakt.; p., geass. met J.J.
Flameling, F.J.G. Seuren en R.J.C. de Theije.

»Jellema, J.A.; 1997; 7447 HA
Hellendoom; Geerhard Boschstraat 6; tel. 0548-
654842 privé, 655065 prakt.; p., medew. bij
J.C. de Jager, J-P-.M. Kamp, H. ten Kate en R.
Renting.

*Keurs-Barendrecht, Mevr. M.C. ter;
1974; 7491 BR Delden; Hengelosestraat 24;
tel. 074-3763385; d.

Kingma, H.H.J.; 1997; 7447 PB Hellen-
doom; Luttenbergerweg 18; tel. 0548-656232
privé, 655065 prakt.; p., medew. bij J.C. de
Jager, J.P.M. Kamp, H. ten Kate en R. Renting
(toev. als lid).

\'ràiiilriwijp

Knaap. Mevr. J.M.M. van der; 1997; 9953
PH Bano; Heerestraat I G: tel. 0595-425715
privé, 441800 prakt.; p., medew. bij K.Tj.
Bolhuis, M.J. van Egmond, W.J.L. Lusink. M.
Nicolay en P. Prins (toev. als lid).

Koek, Mevr. P.A.; 1994; 3981 ZM Bunnik:
Vletweide 76; tel. 030-6570069 privé, 0411-
659500 tst. 476 bur.; fax 0411-659550; E-
mail: P.KOCKfa GDVDIEREN.NL; d. G.D.
Rundergezondheidszorg, loc. Boxtel.

Kraakman, Mevr. M.; 1997; 1058 TB
Amsterdam; p/a Woestduinstraat 51 II; woon-
achtig in het buitenland (toev. als lid).

Kruif, C.G. de; 1997; 3931 KK
Woudenberg: Parklaan 28; tel. 06-51490313;
wnd.d. (toev. als lid).

Leeuw, Mevr. T.C.M. de; 1997; 3531 TL
Utrecht; Billitonkade 91; tel. 030-2932939
privé, 2886469 prakt.; fax 030-2893080; p.,
medew. bij G. Blokland en Mevr. D.M.G.L.
Blokland-Heijnen.

Mak, Mevr. B.J.A.; 1997; 3068 RP
Rotterdam; Fluitekruid 61; tel. 010-4210767/06-
53548236; wnd.d. (toev. als lid).

Manschot, Mevr. M.J.; 1993; 5761 HN
Bakel; Groenveld 13; tel. 0492-344054 privé,
0493-312230 prakt.; p., medew. bij G.J. de
Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H. van
Noort, C.P. Schaap, P.P. Slotboom en A. van
der Steen.

Neijenhuis, C.J.H.; 1995; 4124 KD
Hagestein; Lekdijk 78; tel, 0347-352708
privé, 371260 prakt.; fax 0347-373530; p., ge-
ass. met E.L.G. Hermens, Mevr. A.C. van
Tilburg-van Zutphen en A. Zuring.

•Raming, Mevr. A.C.E.; 1998; 6006 TS
Weert; Heidehof 6; tel. 0495-539788 privé,
551225 prakt.; fax 0495-551615; p., medew.
bij P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H. Heijmans,
H.A.M. Hendriks, .\\.Th.E. Kooien, M.I.M.
Linthorst, F.G.M. Scheijmans, J.W.H.
Scheres, S.A.T.V. Serrarens en G.P.M.M.
Tacken.

Revet, Mevr. A.J.; 1996; 3524 ZG
Utrecht; Furkabaan 677; tel. 030-2897346
privé, 0172-613798 prakt.; p., medew. bij
Mevr. I.O.M. van Boxel-Peters, J. de Groot. L.J.
Hofland en T. Sterk.

Schellingerhout, Mevr. A.B.; 1997; 3523
EC Utrecht; Smaragdplein 41; tel. 030-2517338
privé; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr. Inwendige
Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren)(toev.
als lid).

Stins, P.G.; 1995; 6573 EG Beek
(Ubbergen); Van Randwijekweg 15; tel. 024-
6842450 prakt.; fax 024-3977306; E-mail:
P.ST!NS(aCONSL\'NET.NL; p., geass. met
D.B. Blaauboer en C.D.B. Sijpkens.

»Straal, Mevr. J.S.A.M.; 1997; Willemstad,
Curacao (Ned. Antillen); Postbus 4163; d.

Voshaar, Mevr. B.S.E.; 1997; 4724 DA
Wouw; Gierelaar 44; tel. 0165-308228/06
55730494 privé, 0162-683650 prakt.; p., me-
dew. bij K. Hesseling, E. van Koesveld,
G.H.M. Raamsteeboers en S.Tj. Westendorp.

Wessels, R.J.; 1995; 6942 KW Didam;
Sperwerstraat 71; tel. 0316-227267 privé,
0314-681655 prakt.; p., medew. bij G.C..M.
Jansen, L.A. Kaalberg en S.G. Raemakers.

Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 4124
KD Hagestein; Lekdijk 78; tel. 0347-352708
privé, 030-2531111 bur.; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisdieren).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN EN SYMPOSIA

Mei

9—11 SAVAB-Flanders Weekend 1998:
\'Small Animal Orthopaedies\', Congres-
centrum \'Ter Eist\' te Edegem (Antwer-
pen), België. Informatie: Dr. Leen Ver-
haert, G. Van der Lindenlaan 15, B-2570
Duffel, België, fax: (32) 15 31 73 90, E-
mail: leenvdent@glo.be.

14—16 Virology of Carnivores. First Intema-
tional Meeting. Drs. Jolanda B. van
Luipen, Virology Unit, Department of
Infection & Immunity, Utrecht University,
de Uithof, Androclusgebouw, Yalelaan I,
3584 CL Utrecht. Phone: 31 30 253 2485,
fax: 31 30 253 6723, e-mail: J.LUI-
PEN@VETMIC.DGK.RUU.NL.

II —16 PHLO-seminar: \'New Developments
in Feed Evaluation\' te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 10 maart 1998.

15-16 Veterinary Dentistry, 7th EVDS
(European Veterinary Dental Society) An-
nual Scientific Meeting. Ljubljana, Slove-
nia. For information: Marion Verbeek, te-
lefoon: 023-5277666.

Juni

2—5 Third Intemational Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Information:
Prof C. Van Peteghem, Symposium
Chairman, Faculty of Pharmaceutical
Sciences, University of Ghent, Harel-
bckestraat 72, B-9000, Ghent, Belgium.
Phone: (32)9/264.81.34, fax: (32)9/264.
81.99, e-mail: carios.vanpeteghem(^;mg.
ac.be.

2—5 IXth Intemational Symposium of
Veterinary Laboratory Diagnosticians,
College Station, Texax, USA. Information:
Dr. Konrad Eugster, Texas Veterinary
Medical Diagnostic Laboratory, P.O.
Drawer 3040, College Station, Texas
77841-3040 USA; tel.: 409-845-3414, fax:
409-845-1794, e-mail: keugster(gitvmdl.
tamu.edu. Internet: wwwtvmdl.tamu.edu.

13—14 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. Scientific program
features Avian, Bovine, Canine, Equine
and Feline medicine tracks. For more in-
formation contact ABVP Administrator,
530 Church Street, Suite 700, Nashville,
TN 37219; phone 615/254-3687, fax:
615/254-7047.

26—28 Pörtschach, Austria. Seventh Annual
Scientific Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons. Pre-
seminars in German and English, June

25th.

For information contact: ECVS, Monika
Gutscher. Winterthurerstr. 260, 8057
Zürich, Suisse. Tel.: 41-1-6358408. Fax:
41-1-3130384.

Augustus

4—9 World Equine Airways Symposium.
University of Guelph, Guelph, Ontario.
http://www.vet.comell.edu/weas. E-mail:
weas@uoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800
ext4090, fax: (519)767-2855.

9—11 Third Intemational Raptor Biomedical
Conference, Midrand, South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126.
E-mail: J.T. Lumeij(aiukg.dgk.mu.nl.

24—28 lO\'*\' International Conference on
Production Diseases in Farm Animals.
Utrecht, the Netherlands (e-mail: T.Wen
sing@lZV.DGK.RUU.NL).R.N.V.A., PO
Box 14031,3508 SB UtrechL

September

2—5 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert haar
vijftiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020 of e-mail: cal.conference-
agency(a(pi.net.

10—12 Eight Intemational Conference on
Human-Animal Interactions. \'The chan-

-ocr page 339-

ging roles of animals in society\', Prague.
Tel.: 33 1 49 291200, fax: 33 1 48 065565.

10—13 \'Bigger, Bolder and in Birmingham\',
BEVA Congress, Intemational Convention
Centre.

14—18 IX Intemational Conference of the
Association of Instimtions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

19 Symposium Diergeneeskunde van Gezel-
schapsdieren. Locatie: Motel Vianen te
Vianen.

22—25 39. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes
Lebensmittelhygiene der DVG zusammen
mit der Sektion Lebensmittel tierischer
Herkunft in der Österreichischen Gesell-
schaft für Tierärzte und der Schwei-
zerischen Vereinigung fiir Fleischhygiene
in Ganmisch Partenkirchen. Prof dr. H.
Prange, tel.: 0049-345-552 2501, fax:
0049-345-552 7115.

24 -27 BVA Congress at the Nottingham
Royal Moat House, Nottingham. BVA
Congress Office. 7 Mansfield Street,
London WIM OAT. Tel.: 44 171 636
6541, fax: 44 171 436 2970. E-mail:
Congress@BVA.co.uk.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Mei

6

Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.
Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter, Aanvang: 14.00 uur. Locatie
Deventer, Amsbergstraat 7, Deventer.

Halfjaarlijkse vergadering Groep Veter-
inaire Specialisten themadag.
Toertocht Medische Wielerkring Neder-
land (artsen zonder grenzen). J. Stoffels,
tel: 0524-513068.

Regiobijeenkomst VDA Ufi-echt, lezing
Gezondheidsbegeleiding door de dieren-
arts bij de rashondenfokkerij, spreekster
mevr. drs. H. van Voorthuysen-Dijkhuis,
aanvang 19.30 uur in café Florin & Firkin.
Lustmmdag Absyrtus Senior Afdeling
Noord-Brabant.

Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

Ledenvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant inclusief excursie. Locatie: Neder-
lands Hippisch Centrum te Deume. Aan-
vang: 20.00 uur.

Studie- en tevens jaarvergadering Groep
Homoeopathisch-werkende dierenartsen.
Beatrixgebouw Jaarbeurscongrescentmm
te Utrecht, 19.30-22.30 uur.
Dag van het Aangespannen Paard, terrei-
nen Faculteit der Diergeneeskunde, vanaf
8.30 uur.

Vergadering Afdeling Gelderland.
Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.
Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.
\'Amstel Gold\' voor de Medische Wieler-
kring Nederland. A. Kortenbach, tel: 045-
5258285.

Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur, Het Oude Tolhuys te Utrecht.
Ledenvergadering Afdeling Friesland.
31—7 juni Maastricht-Lourdes, Medische
Wielerkring. K. Bmin, tel: 023-5386022.

12

12

13

14

14

16

19
19

19

19

19
21

28

28

CURSUSSEN

Mei
12

PAO-D cursus: 98.203. Bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak van infectieziekten op
mndveebedrijven deel 11 (drie dagen, te-
vens 13 en 14 mei 1998).
PAO-D cursus: 98.303. Praktische toepas-
sing van ZOVEX, een zoötechnisch-vete-
rinair expertsysteem voor de vleesveehou-
derij (twee dagen, tevens 9 juni 1998).
PAO-D cursus: 98.904. Financieel prak-
tijkmanagement \'Jaarstukken lezen\'.
PAO-D cursus: 98.204. Advisering jong-
vee opfok in de praktijk.

Juni

8 -13 PHLO-cursus: \'Animal Health Econo-
mics - Principles and Applications\' te
Wageningen. Inschrijftermijn eindigt op 9
maart 1998.

8—19 Workshop Moleculaire biologie en re-
combinant-DNA technologie, FdD te
Utrecht. Dr. J.A. Lenstra en W. Gaastra,
tel.: 030-2534992, fax: 030-2540784, e-
mail: Lenstra@vetmic.dgk.mu.nl.

10 PAO-D cursus: 98.109. Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

11 PAO-D cursus: 98.102. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

17 PAO-D cursus: 98.804. Gebitsreiniging en
slijptechnieken instmmentarium.

17 PAO-D cursus: 98.114. Endocrinologie in
de praktijk.

19 PAO-D cursus: 98.108. Klinische les ge-
zelschapsdieren: \'de huidige stand van za-
ken met betrekking tot cardiomyopathie bij
honden kat\'.

20 PAO-D cursus: 98.801. Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek van gezelschaps-
dieren.

12

14

27

personeelsdag
bureau knmvd üp 8 mei

Op vrijdag 8 mei 1998 is het bureau van
de KNMvD de hele dag gesloten in verband
met het jaarlijkse personeelsuitje.

UITERSTE INLEVERDATA

VDOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-06-1998

11-05-1998

15-06-1998

29-05-1998

01-07-1998

15-06-1998

15-7/1-8-1998

06-07-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

ENTHOUSIASTE DIERENARTS M/V
(PARTTIME) GEVRAAGD

Gezelschapsdierenpraktijk in Kennemerland zoekt parttime dierenarts (aanvang 50%) met differentiatie gezel-
schapsdieren en voldoende praktijkervaring om de praktijk medisch en organisatorisch te ondersteunen. Wij bie-
den een goed geoutilleerde werkplek met ruimte voor het ontplooien van extra activiteiten binnen de bestaande
lijn van de praktijk. In de kliniek wordt veel tandheelkundig werk verricht op tweedelijnsniveau. Uitstekende dien-
stenregeling aanwezig.

Reacties binnen 10 dagen met c.v. richten aan: Dierenkliniek Marnixstraat, t.a.v. M. Verbeek, Marnixstraat 135,
2023 RD Haarlem, fax: 023-5277306.

-ocr page 340-

Dierenartsenpraktijk Tusken Diken te Drogeham (Fr) vraagt

FULL-TIME DIERENARTS M/V

Hij/zij is bereid en capabel om in de avond- en weekenddienstregeling voor onze (gemengde) tweemanspraktijk
mee te draaien. Interesse voor pluimvee en gezelschapsdieren strekt tot aanbeveling. Bij gebleken geschiktheid
behoort participatie tot de mogelijkheid.

Schriftelijke reacties met CV binnen 10 dagen richten aan D.A.P. Tusken Diken, Lytsewei 30a, 9289 LB Drogeham.
Dierenartsenpraktijk Oost-Drenthe zoekt:

DIERENARTS M/V

Gevraagd: brede inzetbaarheid met name op het gebied van de landbouwhuisdieren; goede contactuele eigen-
schappen; zelfstandig en in teamverband kunnen werken.

Geboden: goede faciliteiten in een nieuwe en moderne kliniek; salariëring naar inzetbaarheid en ervaring; goede
weekendregeling.

Sollicitaties richten aan: Dierenartsenpraktijk \'Oost-Drenthe\', p/a Boslaan 4,7875 AR Exloo. Voor informatie: J.
Bakker, telefoon: 0591 - 549005 (08.00-09.00 uur).

Dierenartsenpraktijk Bellen zoekt op
korte termijn een

DIERENARTS M/V

die zelfstandig kan werken in een gemengde prak-
tijk. De voorkeur gaat uit naar een collega met affini-
teit voor de varkens- en paardenhouderij, die tevens
kan meedraaien in de avond- en weekenddiensten
voor zowel grote als kleine huisdieren.

Salariëring volgens KNMvD-normen.

Sollicitaties graag binnen 14 dagen na het verschij-
nen van dit blad richten aan: Dierenartsenpraktijk
Bellen, Asserweg 25,9411 LP Beilen.

GEVRAAGD in onze moderne, gemengde meermans-
praktijk in West-Münsterland (Duitsland), een

ENTHOUSIASTE
DIERENARTS M/V

De voorkeur gaat uit naar iemand met initiatief, er-
varing en interesse in landbouwhuisdieren.
Gunstige dienstregeling en mogelijkheid om aan
PAO-cursussen deel te nemen.

Sollicitaties sturen naar: Praxis Dr. Ludger Heynck,
Fontanestr. 3, D-46325 Borken, Duitsland.

uitgang 31

Dierenartsenpraktijk Bladel-Hapert houdt zich hoofd-
zakelijk bezig met het begeleiden van varkens-, rund-
vee- en pluimveebedrijven. Vanwege intensivering
van deze werkzaamheden zoeken wij een:

DIERENARTS M/V

Je bent algemeen practicus en je hebt je sporen
reeds verdiend in de begeleiding van varkensbedrij-
ven. Daarnaast ben je bereid je te verdiepen in de
pluimveehouderij.

Je hebt goede contactuele eigenschappen en kunt
goed functioneren in teamverband.

Je hebt een duidelijk idee over een eigen inbreng in
de praktijkvoering. Je ziet het nieuwe kwaliteitsden-
ken als een uitdaging.

Uitgangspunt voor de arbeidsvoorwaarden zijn de
adviezen van de KNMvD.

Wij zijn bereid in je te investeren en na gebleken ge-
schiktheid hoort associatie tot de mogelijkheden.

Nog steeds interesse? Schrijf dan binnen 14 dagen
een sollicitatiebrief aan Dierenartsenpraktijk Bladel-
Hapert, de Uitgang 31, 5531 NM Bladel, t.a.v. F.
Lamberts.

DIERENA rPRAKTIJK

HAPERT

BLADEL

-ocr page 341-

Qi

Millenniumproblemen, je hoort er nu regelmatig over in de pers. Wat er allemaal mis kan gaan als we het
jaar 2000 ingaan. Daarnaast wordt het jaar 2000 voor veel mensen als een uit de hand gelopen 1 januari
gezien: kingsize goede voornemens. Je zou bijna denken dat er een \'ander gevoel\' over je heen komt
zodra het 1 januari 2000 is. Dat betwijfel ik ten zeerste, maar ik kan mij goed voorstellen dat het op vele
fronten een extra stimulans geeft om zaken te vernieuwen, meer vooruit te kijken en zelfs een andere wen-
ding aan je organisatie te geven. Ik denk dat ditjaartal voor veel praktijken bij het h\\\'aliteitsdenken inder-
daad een soort mijlpaal is: \'In 2000 moeten we de zaken voor elkaar hebben\'. In dit nummer vindt u op-
nieuw een bijdrage over een praktijk die zich heeft beziggehouden met het kwaliteitsdenken. Ik hoop dat de
verslagen die eerder verschenen zijn en het verslag in deze aflevering vele andere praktijken zullen aan-
zetten tot reorganisatie, nadenken over een ondernemingsplan en nadenken over het functioneren als die-
renarts, nu en in 2000, op zich. Een stimulans dus.

Congresbezoek is voor mij ook altijd zo \'n stimulans. Voor u is het reeds twee weken geleden, maar dit edi-
torial wordt geschreven op het moment dat ik net terug ben van een bezoek aan de Voorjaarsdagen in
Amsterdam. Voor veel gezelschapsdierenartsen is dit een hoogtepunt in het jaar (tenzij ze in die periode
dienst moeten doen, lijkt mij...). In de afgelopen jaren zijn de Voorjaarsdagen uitgegroeid tot een zeer
goed bezocht congres waar sprekers uit binnen- en buitenland graag gezien willen worden. Het niveau is
hoog, er is voor elk wat wils, en alhoewel dit natuurlijk eigenlijk niet opgeschreven mag worden, is het
zelfs voor diegene die niet geïnteresseerd is in de wetenschappelijke lezingen de moeite waard om een toe-
gangsbewijs voor de tentoonstelling te nemen: de gezelligheid in de wandelgangen is groot, je kunt in
korte tijd veel bekenden ontmoeten, maar het kan ook zijn dat je - gezien de sterk toegenomen omvang van
het congres - elkaar drie dagen net steeds mis loopt! De dierenartsassistenten - \'poot\' is sinds enkele jaren
eveneens een volwassen programma waarbij de opkomst enorm groot is. Mocht een dierenarts door de
enorme keuze een onderwerp moeten laten schieten, tijdens het DANS-programma kan zijn of haar assis-
tentie alsnog de gemiste informatie opnemen.

Voorjaarsdagen \'98 was absoluut een hele stimulerende ervaring, met een extra tintje omdat de eerste
officiële aankondiging van een wel erg veelomvattend \'goed-2000-voornemen\' hier kon worden waarge-
nomen: het WSA VA -congres dat de Voorjaarsdagencommissie in het kroonjaar 2000 naar Nederland heeft
kunnen \'slepen\'. Kijkend naar hoe de Voorjaarsdagen er anno 1998 uitzien, denk ik dat veterinair gezel-
schapsdieren-Nederland met een gerust hart naar dat congres kan uitkijken. De grootste zorg die de
meeste dierenartsen op dit moment hoeven te hebben is het regelen van een goede waarneming in de be-
treffende periode. Ik kan namens de hele Hoofdredactie spreken wanneer ik de Voorjaarsdagencommissie
bedank voor de als Veterinary Quarterly-supplement uitgegeven proceedings die er perfect uitzagen (u
kunt ze eventueel nabestellen!), en ze daarnaast alvast heel veel succes toewens met de organisatie van
het Voorjaarsdagencongres 2000. We hopen dat eenieder op wie een beroep wordt gedaan om bij deze or-
ganisatie de helpende hand uit te steken hierop positief zal reageren - een goed voornemen voor 1998.

Van de Hoofdredactie

Namens de Hoofdredactie,
Lisette Overduin.

311 TIJ [) SC II RIKT VOOR DIERGENKESKUNDE, DEEL 123, MEI. AFLEVERING 10, 1998

-ocr page 342-

DE BEKKENKANTELING: EEN FOLLOW-UP ONDERZOEK
BIJ 36 PATIËNTEN

Tijdschr Diergeneeskd 199H: 123:312-5

L.A.A. Janssens, Y. Moens, P. Coppens, K. Peremans en H. Vincki

lorspronkele artikelen

INLEIDING

Heupdysplasie is een frequent voorkomende aandoening bij
de hond. Twee groepen patiënten worden onderscheiden:
volwassen dieren met artrose van de heupen, maar stabiele
heupgewrichten en jonge honden die nog instabiele heupen
hebben en vaak nog geen of nauwelijks artrose vertonen. Bij
deze laatste groep zijn meerdere behandelingsbenaderingen
mogelijk. Zo kan men de dieren niet behandelen, gericht
mild trainen of veel rust gunnen, medicinaal behandelen,
acupunctuur laten ondergaan, voedingssupplementen toe-
dienen (met onbewezen therapeutisch effect), of chirurgisch
behandelen. De chimrgische therapieën bestaan uit vele mo-
gelijke ingrepen waarvan de meest toegepaste de pectinoto-
mie, de femurkop en -nekresectie, de bekkenkanteling en de
kunstheup zijn. Honden die een losse heup hebben (meestal
jonge dieren dus) zoals aantoonbaar door de test van
Ortolani, die weinig artrose vertonen, een normale tot weinig
vervormde femurkop en acetabulum hebben, en die een
heupluxatiehoek hebben die minder dan 40 /45° is, komen in
aanmerking voor de bekkenkanteling.
De bekkenkanteling of Tripel Pelvic Osteotomy (TPO) is
een operatietechniek waarbij de acetabulumkom chimrgisch
wordt gekanteld over de femurkop (1-5). Dit gebeurt met
name bij relatief jonge honden die heuplaxiteit vertonen.
Deze heuplaxiteit is gekoppeld aan een positief Ortolani-te-
ken (14-16). Na kantelen van het acetabulum moet de femur-
kop beter bedekt zijn door het acetabulum (femoral overlap),
de Norberghoek groter zijn en het positieve Ortolani-teken
verdwijnen (3). Overlap en Norberghoek worden uitgemeten
op ventrodorsale gestandaardiseerde röntgenfoto\'s (7,11).
Uit een studie bij onze patiënten bleek dat bij een gemid-
delde kantelingshoek van 26°, de winst in femoral overlap
ongeveer 43% bedroeg, terwijl de Norberghoek ongeveer
25° toenam. Dit is in goede overeenstemming met resultaten
gepubliceerd door andere auteurs (8, 9). De bedoeling van
deze enquête was om de cliëntappreciatie van de TPO-chi-
mrgie te beoordelen.

MATERIALEN EN METHODES

Alle geopereerde honden werden vóór de ingreep op de twee
mgrepen klinisch onderzocht op stap, draf en stand. Heupen
en andere gewrichten werden gepalpeerd en onderzocht op
zwelling, pijn en abnormale beweeglijkheid. De test van
Ortolani werd verricht in mgligging bij een dier in algehele
anesthesie. Tevens werden de hoeken van Ortolani (reposi-
tie) en luxatie bepaald. Basis röntgenopnamen in mgligging
met gestrekte achterpoten, werden genomen. De femoral

Verwijspraktijk Gezelschapsdieren, Oudestraat 37, 2610 Antwerpen, Belgium, Tel.:
03/82749 50

overlap en de Norberghoek werd gemeten op de RX. De ope-
ratie werd routinematig uitgevoerd met gebmik van een spe-
ciaal ontworpen plaat voor deze ingreep, ook de
\'Slocumplaat\' genoemd. Daarbij werd de kantelingshoek zo
bepaald dat deze zo dicht mogelijk en iets boven bij de hoek
van luxatie lag (14). Patiënten werden de dag na de ingreep
naar huis gestuurd met als nazorg een pijnstiller (pentazocine
1 mg/kg om de 4-8 uur gedurende drie dagen) en nadien een
antiflogisticum (piroxicam 0,25 mg per kg om de 48 uur, zes
weken).

Er werd geadviseerd om de patiënt zeer mstig te houden ge-
durende zes weken: steeds kort aangelijnd te houden, enkele
malen per dag uitlaten gedurende maximaal vijf a tien minu-
ten en bij oncontroleerbare speelsheid acepromazine toe te
dienen op effect.

Een informatieve brochure van tien pagina\'s over heupdys-
plasie en de bekkenkanteling met tekeningen van het bekken -
voor en na de TPO - werd aan de eigenaar meegegeven. Deze
brochure belicht de etiologie van HD, de mogelijke behande-
lingen, de nazorgperiode en de prognose van de ingreep.
Er werden 51 enquêteformulieren verstuurd naar eigenaars
wier hond een één- of tweezijdige TPO had ondergaan.
Zesendertig cliënten stuurden deze goed ingevuld temg. De
enquête betreft dus 36 honden van 14 rassen (zie tabel 1) die
allen in leven waren tijdens de uitvoering van dit onderzoek.
De gemiddelde follow-up periode bedroeg 29 maanden (12-
44 maanden). Het gemiddelde lichaamsgewicht was 28 kg.
Drieëntwintig dieren waren reuen, de overige dertien teven.
Drieëntwintig dieren werden aan beide zijden geopereerd en
dertien aan één zijde. In totaal betrof het dus 59 TPO\'s.

Tabel 1. Rassenlijst van de geopereerde honden.

36

Bemer Sennenhond
Kaukasische herder
Golden Retriever
Briard (Berger de Brie)
Airdalc Temer
Newfoundlander
Border Collie
Labrador
Duitse herder
Mastino Napolitan
St-Bemard
Rottweiler
Gordon Setter
Boxer

Totaal

De gestelde vragen worden vermeld in tabel 2. In het kort be-
troffen de vragen het doel waarvoor de hond werd gehouden,
de bewegingsduur per dag, de klinische situatie vóór en na de
ingreep en mogelijke postchimrgische complicaties en de te-
vredenheidsindex over functie en vooriichting. Tenslotte
werd gevraagd om het functioneren van de hond te graderen.
Dit wordt belicht in tabel 3.

-ocr page 343-

Tabel 2. Alle vragen werden beantwoord met ja/nee of niet van toepassing.
Deel A: Functie en beweging

1. Wat is de functie van de hond?

O gezelschap
O tentoonstelling
O fok

O politiehond/pakwerk
O jachthond
O overige....................

Deel B: Situatie vóór de TPO

I.

Was uw hond vóór de operatie wel eens kreupel aan één of meer poten?
Zo ja: Aan welke poot?

O linksvoor O rechtsvoor O linksachter O rechtsachter
Had uw hond moeilijkheden met opstaan?

Had uw hond moeilijkheden met gaan zitten vanuit staande positie?
Had uw hond problemen met springen?
Had uw hond problemen met traplopen?
Sleepte uw hond bij het lopen wel eens met de achterpoten?
Zo ja: O links O rechts O beiderzijds
Waren er aanwijzingen dat uw hond pijn had?
Zo ja: Hoe uitte dit zich dan? (janken, moeilijk opstaan, huppelen,
andere......)

8. Verergerden de klachten na inspanning?

9. Verbeterden de klachten na inspanning?

10. Verergerden de klachten na een periode van mst?

11. Verbeterden de klachten met rust?

Deel C: Operatiegegevens

1. Is uw hond geopereerd voor HD met een TPO?
Aan I zijde Aan 2 zijden

2. Is de wond goed genezen?

Zo nee: Wat was niet in orde?.................................

3. Zijn er na de operatie nog medicijnen verstrekt?
Zo ja: -Welke?..............................

- Hoelang?............................

- Wat was het effect? O verbetering

O gelijk

O verslechtering

4. Hoelang heeft de hond mst gehad na de operatie? .... weken

5. Heeft de hond nog andere behandelingen ondergaan?
Welke?

2. Hoeveel beweging krijgt u hond
gemiddeld per dag?
O minder dan 1/2 uur
O 1/2-1 uur
O 1 - 2 uur
O > 2 uur

Tabel 3. Gradering van de klinische symptomen van patiënten met HD en
TPOchirurgie door de eigenaar.

Vraag Onderwerp:

Voor: TPO

Na: TPO

1. Hoe emstig is de kreupelheid?

Ol

Ol

02

02

03

03

04

04

05

05

O NVT

O NVT

2. Staat de hond gemakkelijk op vanuit liggende positie?

3. Gaat de hond gemakkelijk zitten vanuit staande positie?

4. Is de hond in staat tot het springen op kleine verhogingen? (bijvoor-
beeld bank, stoel, in de auto)

5. Is de hond in staat om hoger te springen dan een halve meter?

6. Is de hond in staat trappen te lopen?

7. Heeft de hond last van stijfheid/stramheid in de achterhand?

8. Sleept de hond bij het lopen met zijn achtervoeten?

9. Heeft u de indmk dat uw hond pijn heeft?

10. Bent u tevreden over het resultaat van de ingreep?

11. Bent u tevreden over de voorlichting over de ingreep?

Alle vragen konden beantwoord worden zoals aangegeven in vraag 1. De
gradering wordt als volgt benoemd:

1 = zeer, erg of slecht.

2 = emstige symptomen.

3 = redelijk emstig.

4 = milde symptomen.

5 = perfect in orde.

NVT = Niet van toepassing.

Bij vraag 10 en 11 staat I voor zeer ontevreden; 2 voor ontevreden; 3 voor
redelijk tevreden; 4 voor tevreden en 5 voor zeer tevreden.

RESULTATEN

Nagenoeg alle dieren werden gehouden als gezelschapsdier
(N = 33). Eén dier werd gehouden voor schoonheidsshows
en twee als gehoorzaamheidshond. De meeste dieren kregen
per dag 0,5 tot 2 uur beweging (Figuur 1).
Andere orthopedische problemen kwamen voor bij vier die-
ren. Het betrof gelijktijdig aanwezig zijn van een losse pro-
cessus coronoideus (LPC) bij één hond (beiderzijds), een
losse processus anconeus (LPA) bij een ander dier, panostei-
tis bij een derde en een beiderzijdse ruptuur van de voorste
kruisband (VKB) bij de vierde.

De meeste dieren waren kreupel (N = 22; 61%), hadden last
van opstaan (N = 25; 69%) of last bij het gaan zitten (N = 18;

Deel D: Situatie na de TPO

1. Is er na de behandeling verbetering van de klachten opgetreden?

2. Is de hond na de behandeling volledig hersteld?
Zo ja: Hoelang heeft het herstel geduurd?

O < 6 weken 06 weken - 6 maanden O 6 maanden -1 jaar O > 1 jaar

3. Was uw hond na de behandeling in de mogelijkheid om te functioneren
zoals u verwachtte? (zie vraag 1, deel A)

4. Is na de aanvankelijke verbetering weer verslechtering opgetreden?
Zo ja: Hoelang na de behandeling zijn de klachten weer verergerd?

5. Bent u tevreden over het uiteindelijke resultaat van de behandeling?
O niet tevreden O matig tevreden O tevreden O zeer tevreden

6. Bent u tevreden over de vooriichting die u van tevoren is gegeven
over de ziekte, het voomitzicht, de behandeling (chirurgie) en de
nazorgperiode?

O niet tevreden O matig tevreden O tevreden O zeer tevreden

<0.5 0.5-1 1-2 >2 uur
beweging/dag

Figuur 1. Hoeveelheid bew/eging die de hond gemiddeld per dag krijgt.

-ocr page 344-

50%). Moeilijkheden met springen (N = 24; 77%) en traplo-
pen (N = 15; 70%), werden ook waargenomen, doch niet alle
eigenaars konden op deze vraag antwoorden (31 respectieve-
lijk 21 antwoorden). Sommige dieren sleepten met hun ach-
terpoten soms bij het lopen (N = 9; 25%) en het grootste deel
had duidelijk symptomen van pijn (N = 30; 83%). Op de
vraag of de symptomen verslechterden na inspanning, ant-
woordden 28 eigenaars met ja (78%). Geen enkele hond ver-
beterde na inspanning. Bij vier dieren waren de symptomen
milder na een rustperiode (31%), maar 18 waren slechter na
een rustperiode (50%).

Omtrent de wondgenezing werd in 32 gevallen gemeld dat
de wonden goed genazen. Bij 27 dieren werden na de in-
greep medicijnen verstrekt: antibiotica, pijnstillers (penta-
zocine), antiflogistica (piroxicam) en
Sedativa (aceproma-
zine en diazepam) werden het meest genoemd. De
antibiotica werden verstrekt bij de eerste controle twee da-
gen na de ingreep, op basis van temperatuurverhoging bij
klinisch levendige, goed etende dieren met schone wonden.
Gemiddeld werden de honden zes weken mstig gehouden
na een TPO (zie figuur 2).

EVALUATIE VAN DE INGREEP EN VOORLICHTING
Alle eigenaars vinden hun hond beter na de ingreep of ingre-
pen. Bij 89% (N = 32) wordt het herstel als volledig be-
schouwd. De herstelperiode duurde bij 16 dieren minder dan
zes weken en bij de 16 andere zes weken tot zes maanden.
Slechts vier dieren werden na deze periode weer slechter.
Vijfendertig eigenaars vinden hun dier na de ingreep ge-
schikt voor de geplande \'functie\'. Het enige dier dat niet ge-
schikt bevonden werd door de eigenaar, kon niet lang genoeg
wandelen (een half uur in plaats van de gewenste twee uur).
De antwoorden op vragen uit tabel 3 worden weergegeven in
figuur 3. Hierbij wordt per vraag een vergelijking gemaakt
tussen de situatie voor en na de ingreep.
Globaal waren 29 (81%) eigenaars zeer tevreden over het re-
sultaat en zeven (19%) tevreden. Geen enkele eigenaar was
ontevreden of matig tevreden. De zeven eigenaars die tevre-
den waren, gaven als reden op: complicaties zoals braken (op
piroxicam), wondcomplicaties, langdurig mank zijn na de
ingreep, lange herstelperiode, niet lang genoeg kunnen wan-
delen na de ingreep en niet kunnen gebmiken voor de sport.
In deze groep van zeven waren vi\'er honden die meerdere ge-
lijktijdige orthopedische problemen vertoonden.
Over de gegeven voorlichting was één eigenaar matig tevre-
den, tien tevreden en 25 zeer tevreden.

5 6 8 9
rustperiode na de TPO

10

20 1
18
16
14
12
10
8
6
4
2

12 weken

Figuur 2. Tijdsduur in weken dat patiënten na de TPO werden rustig ge-
houden.

I ■ L^ii

Figuur 3. Resultaten van de antwoorden op de vragen in tabel 3 van de pa-
tiënten voor en na de TPO.

DISCUSSIE

Uit een klinisch- en röntgenologisch onderzoek bij een groep
van 50 patiënten die een TPO ondergingen in onze praktijk
(en waarvan deze geënquêteerde groep een subgroep is),
blijkt dat de patiënten in 90% van de gevallen beiderzijds
waren aangetast. In 80% van de patiënten werd een beider-
zijdse TPO verricht. De Ortolanihoek en Barlowhoek (hoek
van repositie en herluxatie) vóór de ingreep was gemiddeld
respectievelijk 30" en 18". Na de TPO bedroeg deze respec-
tievelijk 2° en O" bij deze patiënten (winst 28"; 18°).
Bij de TPO kantelden we het acetabulum gemiddeld 26". De
femoral overlap was vóór de ingreep gemiddeld 26% en drie
maanden na de ingreep 69 % (winst 43 %). De Norberghoek
vóór de ingreep was gemiddeld 88° en ema 113" (winst 25").
In de literatuur zijn meerdere groepen beschreven die wer-
den vervolgd na TPO\'s (6, 9, 10, 12, 13). De resultaten van
deze groepen zijn erg gelijkend aan de onze.
Toch is er, naar ons weten, geen klinische follow-up groep
beschreven door middel van een enquête aan eigenaars en
meer dan één jaar na de laatste TPO controle. De groep - zo-
als hier beschreven - geeft duidelijk aan dat de meeste dieren
na de TPO(s) zeer goed functioneerden. Negenentachtig pro-
cent van de eigenaars vond dat zijn dier perfect was. Bij 97%
van de eigenaars kwamen de functies tegemoet aan de ver-
wachtingen.

Eigenaars die tevreden zijn, maar niet zeer tevreden over het
verloop van de operatie, de nazorg en het functioneren van

-ocr page 345-

het dier geven als reden van ontevredenheid aan: onvol-
doende goed functioneren of postchirurgische complicaties
(7%) (wondcomplicaties, nabloeden en braken). Deze zijn
waarschijnlijk op te lossen door een iets betere voorlichting
of een iets langere hospitalisatie. Sommigen eigenaars heb-
ben een ware uitputtingsstrijd achter de mg omdat hun dier
meerdere afwijkingen vertoonde (LPC, LPA, VKB). Deze
eigenaars laten dan ook niet steeds alles optimaal opknappen
wegens de te hoge financiële implicaties. Of ze geraken
emotioneel uitgeput wegens de repetitiviteit van de ingrepen
en de lengte van de nazorgperiode. Wegens de multipliciteit
van de problemen, functioneren deze dieren ook niet steeds
optimaal. De reden daarvoor is echter niet noodzakelijk het
gevolg van de TPO\'s. Globaal kan wel gesteld worden dat
patiënten met multipele problemen een gereserveerde prog-
nose moeten krijgen en dat deze eigenaars zeer goed moeten
worden voorgelicht en intensief moeten worden begeleid ge-
durende de lange herstelperiode.

CONCLUSIE

Eigenaars die één of twee TPO\'s bij hun dier lieten uitvoeren
rapporteren zeer grote tevredenheid over de resultaten van de
ingreep. Vóór de operatie bleken de dieren kreupelheid, pijn
en bewegingsbeperking te vertonen. Deze symptomen ver-
slechterden na inspanning en/of na een mstperiode. Na de in-
greep waren alle dieren beter en 89% was perfect. De honden
die niet perfect waren, hadden meestal multipele orthopedi-
sche problemen naast de heupdysplasie.

DANKWOORD

Dr. H. Hazewinkel wordt van harte bedankt voor de constructieve bijdrage.
Lambert Leijsen van de Janssen Research Foundation wordt erg bedankt
voor het maken van de figuren.

LITERATUUR

I. Bardel JF, and Matis U. La prothese totale cimentée de la hanche chez
le chien: Suivi post-opératoire de 100 prothèses Richards. Prat Med
Chirl990; 25:457-62.

10.

II.

12.

13.

14.

15.

16.

Barr AR, Denny HR, and Gibbs C. Clinical hip dysplasia in growing
dogs: the long-term results of conservative management. J Small
Anim Pract 1987; 28: 243-52.

Bellkoff S, el al.. Development of a device to measure canine coxo-
femoraljointlaxily. V.C.O.T. 1989; 1:31-6.

Berzon JL, Howard PE, Covell SJ, Trotter EJ, et al.. A retrospective
study of the efficacy of femoral head and neck excisions in 94 dogs and
cats. Vet Surg 1980; 9: 88-92.

Brinker WO, Piermattei DL. and Flo GL. Handbook of Small Animal
Orthopaedics & Fracture Treatment. Second Edition. Saunders W.B.
Company, Philadelphia, 1990: 355-75.

Dejardin LM, Perry RL. Amoczky SP, and Torzilli PA. The effect of
triple pelvic osteotomy on hip force in dysplastic dogs: a theoretical
analysis. Vet Surg 1996; 25: 114-20.

Kealy JK. Diagnostic radiology of the dog and cat. Saunders,
Philadelphia. 1979:255-375.

Manley PA. The hip joint. In: Textbook of Small Animal Surgery,
SlatterD.,Vol. II, 1993; 1786-1805.

McLaughlin RM. Miller CW, Taves CL, Heam TC, Palmer NC, and
Anderson GL Force plate analysis of triple pelvic osteotomy for the
treatment of canine hip dysplasia. Vet Surg 1991 ; 20: 291 -7.
Off W, and Matis V. Computerized gout analyses in dogs. Sluijs FJ
van, and Awer JA. Proceedings 5th Ann Scientific Meeting of the
European college of veterinary surgeons, Utrecht, the Netherlands,
1996: 128.

Owens JM. Radiographic interpretation for the small animal clinician.
Pro-Visions, Saint-Louis, USA, 1982; 40-4.

Remedios AM, and Fries CL. Implant complications in 20 triple pelvic
osteotomies. V.C.O.T. 1993; 6: 202-7.

Schräder SC. Triple osteotomy of the pelvis and trochanteric osteo-
tomy as a treatment for hip dysplasia in the immature dog: the surgical
technique and results of 77 consecutive operations. J Am Vet Med
Assoc 1986; 189: 659-66.

Slocum B, and Devine T. Pelvic Osteotomy technique for axial rota-
tion of the acetabular segment in dogs. J Am Anim Hosp Assoc 1985;
21:331-9.

Slocum B, and Devine T. Pelvic Osteotomy. In: Canine orthopedics.
Second edition,Whittick N.G., Lea & Febiger, 1990: 471 -481.
Slocum B and Slocum T. Pelvic osteotomy for axial rotation of the
acetabular segment in dogs with hip dysplasia. Vet Clin North Am
1992;22:645-82.

SELF-ASSESSMENT COLOUR REVIEW OF EQUINE
INTERNAL MEDICINE

T.S. Mair& T.J. Divers. Manson Publishing/ The Veterinar\\>
Press. 1997. ISBN 1-874545-74-X.

Dit 192 pagina\'s tellende boekje geeft in 239 vragen met ant-
woorden een redelijk overzicht van de inwendige ziekten
van het paard, mede doordat bij de totstandkoming diverse
auteurs zijn betrokken. Ook de reproductie (20 vragen) en de
ogen (16 vragen) komen aan bod.

De vragen zijn niet naar orgaansysteem of iets dergelijks ge-
rangschikt, maar staan kriskras door elkaar heen. De meeste
vragen zijn voorzien van duidelijke foto\'s. De antwoorden
staan steeds op de achterzijde van de pagina, waardoor het
boekje prettig leest/werkt. De index is vrij uitgebreid, waar-
door het ook als compact naslagwerkje kan dienen. Het
boekje bevat enkele typefouten. Grove inhoudelijke fouten
lijken niet voor te komen, maar bij sommige vragen zou de
differentiële diagnose onder Nederlandse omstandigheden
er vaak wel iets anders uitzien.

Nederlandse (paarden)dierenartsen zullen waarschijnlijk
niet op alle vragen het antwoord weten, omdat ook aandoe-
ningen worden besproken die in Nederland niet voorkomen
of (nog) niet gediagnosticeerd worden.

Het boekje is zeer lezenswaardig voor iedere in paarden
geïnteresseerde dierenarts en geeft eenieder voor een rede-
lijke prijs de kans zijn kennis te testen.

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

-ocr page 346-

SAMENVATTING

Sinds 1993 wordt controle uitgevoerd op de aanwezig-
heid van antilichamen tegen swine vesicular disease
(SVD = blaasjesziekte) en het Aujeszky-virus in de
Nederlandse varkenspopulatie. Hiertoe wordt door de
plaatselijke dierenarts bloed afgenomen voor serologisch
onderzoek.

Eind 1995 is een controle gestart naar de identiteit van
deze bloedmonsters. De identificatie wordt uitgevoerd met
behulp van haarmonsters die enkele dagen na de bloedaf-
name worden afgenomen door de Gezondheidsdienst voor
Dieren. Van bloed- en haarmonsters wordt een DNA-pa-
troon bepaald met behulp van microsatellieten (PCR-
techniek), waarna vastgesteld wordt of haar- en bloed-
monster van hetzelfde dier afkomstig zijn.
In totaal zijn 655 dieren onderzocht van 94 bedrijven. Bij
383 % van de bedrijven werden verschillen geconstateerd
tussen de haar- en bloedmonsters van eenzelfde dier.

SUMMARY

Identity control of blood samples in favour of surveil-
lance programmes for swine vesicular disease and au-
jeszky disease

A surx\'eillance programme for swine vesicular disease (SyD) and Aujeszky
disease was set up in 1993 in the Netherlands. Blood samples are taken from
pigs by local veterinarians to enable testing for the presence of antibodies
against these viruses. A programme lo guarantee the identity of pigs tested
for these diseases has been in operation since late 1995. In this programme,
pigs are identified on the basis of the DNA profiles of blood and hair .samp-
les. The hair samples are collected by the department of Animal Health
Control. Analysis proves whether blood and hair samples are from the same
animal. A total of655 animals have been tested from 94 farms. In 38.6% of
these farms differences were found between blood and hair samples.

INLEIDING

Controle van de varkenspopulatie in Nederland op de aanwe-
zigheid van antilichamen tegen het swine vesicular disease
virus (SVD) en de ziekte van Aujeszky gebeurt in het kader
van ziektepreventie (6). (Inter)nationale belangen vereisen
een goede controle op deze virussen in de varkenspopulatie
van Nederland, waaraan sinds 1993 gehoor gegeven is (3).
Een belangrijk aspect van een correct uitgevoerde controle is
de bewaking van de kwaliteit van het volledige screeningspro-
gramma: naast de kwaliteit van de uitgevoerde serologische
test is een controle noodzakelijk op de identiteit van ingezon-
den monsters. Wanneer niet gegarandeerd en gecontroleerd
kan worden dat een getest monster daadwerkelijk afkomstig is
van een bepaald individu, verliest de ziektepreventie sterk aan
geloofwaardigheid.

Eind 1995 is een programma gestart dat als doel heeft de
monstemame te waarborgen. Enkele dagen na de bloedaf-

Dr. Van Haeringen Laboratorium B.V.. Postbus 408, 6700 AK Wageningen.
Telefoon: O317416402. Fax: 0 317426 117,
Correspondentie: W.A. van Haeringen.

name ten behoeve van het serologisch onderzoek wordt een
haarmonster getrokken door medewerkers van de Gezond-
heidsdienst voor Dieren. Beide monsters worden met elkaar
vergeleken om vast te stellen of de monsters daadwerkelijk
van eenzelfde dier afkomstig zijn.

METHODEN

/. Identificatie van monsters

De bloedafname ter controle van de varkens voor SVD en de
ziekte van Aujeszky gebeurt door plaatselijke dierenartsen.
Per bedrijf worden maximaal twaalf verschillende dieren be-
monsterd. Het bloed wordt ingezonden naar het laboratorium
van de Gezondheidsdienst voor Dieren voor serologisch on-
derzoek ten behoeve van de aanwezigheid van antilichamen
tegen deze vimssen.Van het bloedmonster wordt het semm
gebmikt voor de serologische test. Het stolsel wordt bewaard
ten behoeve van de identificatie van het monster.
De bloedhuizen zijn voorzien van een barcode. Samen met
gegevens op de begeleidende formulieren is het mogelijk om
de dieren te traceren waarvan de monsters afgenomen zijn.

Binnen enkele werkdagen na ontvangst van de bloedmon-
sters op het laboratorium van de Gezondheidsdienst wordt
aselect een bedrijf gekozen waarvan de monstemame gecon-
troleerd gaat worden. Dit bedrijf wordt opnieuw bezocht,
maar nu door een medewerker van de buitendienst van de
Gezondheidsdienst voor Dieren. De medewerker trekt een
haarmonster van dezelfde dieren die eerder bemonsterd wer-
den door de plaatselijke dierenarts.

Beide monsters van hetzelfde individu worden opgestuurd
naar het Dr. Van Haeringen Laboratorium te Wageningen
waar een vergelijkingstest uitgevoerd wordt. De test toont
aan of het bloed en het haar daadwerkelijk van eenzelfde dier
afkomstig zijn.

2. DNA-technieken

Elk dier heeft een uniek DNA-patroon. Zodoende kan door
een vergelijking van DNA-patronen van individuele dieren
vastgesteld worden of twee monsters van één en hetzelfde
dier afkomstig zijn.

Voor het identificeren van varkens wordt van elk haar- en
bloedmonster een DNA-patroon vastgelegd. Dit patroon is
gebaseerd op de grote variatie die op DNA-niveau tussen
dieren bestaat.

Voordat een DNA-patroon vastgelegd kan worden dient
DNA geïsoleerd te worden. DNA bevindt zich uitsluitend in
kemhoudende cellen. Voor haarmonsters is het van belang
dat de haren ook wortels bevatten. Alleen in de wortels be-
vindt zich DNA.

Door de celwanden en -kemen te vemietigen wordt het DNA
geëxtraheerd en beschikbaar gemaakt. Het vemietigen van
de celwanden en -kemen gebeurt met behulp van chemische

Tijdschr Diergeneeskd 199H: 123:316-8

IDENTITEITSCONTROLE VAN BLOEDMONSTERS VOOR
DE BEWAKING VAN HET ONDERZOEK OP SWINE
VESICULAR DISEASE EN DE ZIEKTE VAN AUJESZKY

W.A. van Haeringen, N. van den IHouten W. Jacobs\'\'

-ocr page 347-

Stoffen en enzymen.

Na de isolatie worden specifieke stukken (fragmenten) van
het DNA\' zichtbaar gemaakt door een vermenigvuldiging
van het DNA. Een algemeen gebmikte techniek om dit te be-
reiken is de Polymerase Chain Reaction^ (9).
Hierbij wordt gebmik gemaakt van het enzym Taq Polymerase
en een aantal temperatuurwisselingen. Met behulp van de
PCR-techniek komt van de geselecteerde fragmenten een grote
hoeveelheid DNA beschikbaar.

Voor het bepalen van een DNA-patroon is de grootte van de
fragmenten van belang. De grootte wordt zichtbaar gemaakt
door de loopsnelheid van de fragmenten te bepalen in een
electroforesegel. Hoe kleiner (korter) een DNA-fragment is,
des te sneller zal het bewegen onder invloed van elektrische
stroom. Door de loopsnelheid van onbekende fragmenten te
vergelijken met de migratie van bekende standaardfragmen-
ten wordt de grootte berekend.

3. Erfelijke variatie

Het DNA-patroon dat vastgelegd wordt is gebaseerd op het
gebmik van zogenaamde \'microsatellieten\'. Deze microsa-
tellieten behoren tot een klasse van DNA-fragmenten, die
grote genetische variatie in lengte vertonen. Een microsate-
liet is een kopie van stukjes DNA (repeats) die aanwezig zijn
op een bepaald chromosomenpaar: hoe meer kopiën aanwe-
zig zijn, des te langer het fragment. De beide fragmenten van
een chromosomenpaar kunnen een verschillende lengte heb-
ben.

Voor de identificatie van de monsters wordt gebmik ge-
maakt van een set van acht microsatellieten (Zie tabel 1) die
elk een specifiek fragment van het DNA zichtbaar maken.
De fragmenten die hierdoor vermenigvuldigd worden, be-
vinden zich op verschillende locaties van de chromosomen.

\' Lengtes van DNA-fragmenten worden weergegeven in baseparen. Eén basepaar

correspondeert met een lengte van ongeveer 4 x tC\'^m (10).
^ Op deze techniek is een patent van toepassing, dat in handen is van Hoffman-La
Roche.

Tabel 1. Karakterisering van de gebruikte microsatellieten.

Microsatelliet Locus

Chromosoom

Fragment grootte

Referentie

S0008

1

119-149

(5)

S0059

6

126-152

(7)

S0072

14

171-199

(5)

SO 122

1

175-193

(7)

Sw72

3

100-116

(8)

Sw840

17

123-139

(8)

Sw936

15

94-115

(8)

TNFB

7

174-213

(4)

4. Analyse van PCR-producten

Elk van de microsatellieten is zodanig geconstmeerd dat de
analyse direct, snel en betrouwbaar uitgevoerd kan worden.
Om van meerdere fragmenten die een vergelijkbare grootte
hebben in één keer de grootte vast te stellen wordt gebmik
gemaakt van fluorescentie. Met de huidige technieken wordt
gebmik gemaakt van vier verschillende kleuren fluorescen-
tie, waarbij de kleur correspondeert met bekende fragmen-
ten. Eén kleur wordt gebmikt voor de standaard.
De acht microsatellieten worden in één reactie vermenigvul-
digd (PCR-techniek), waarna scheiding van grootte plaats-
vindt met behulp van standaardapparatuur (Perkin Elmer,
USA).

-TV

n»»-\'"! Itirt-ml

Figuur 1. Resultaat vergelijking van haar- en bloedmonster: identiek.

RESULTATEN

Na het vaststellen van de DNA-patronen van het haar- en
bloedmonster van één individu werd gecontroleerd of de
DNA-patronen identiek waren. Per microsatelliet werd vast-
gesteld of de bijbehorende fragmentlengtes gelijk waren
voor het haar- en bloedmonster.

Een voorbeeld van identieke monsters is weergegeven in fi-
guur 1. Zowel het haar- als het bloedmonster toont fragment-
lengtes van 163 en 196 baseparen. Het voorbeeld in figuur 2
toont een duidelijk verschil tussen het haar- en bloedmon-
ster. Het bloedmonster bevat fragmenten van 157 en 196 ba-
separen, terwijl het haarmonster de fragmenten met lengtes
van 160 en 163 baseparen bevat. Deze monsters zijn duide-
lijk niet identiek en daarom niet afkomstig van hetzelfde in-
dividu.

Een vergelijkbare controle werd voor alle acht microsatellie-
ten uitgevoerd.

Van april 1996 tot mei 1997 werden monsters ontvangen van
81 bedrijven, en van mei 1997 tot febmari 1998 van 13 be-
drijven (12 haar- en 12 bloedmonsters per bedrijf). Per be-
drijf werd van zes paar monsters een DNA-patroon vastge-
steld. Wanneer een fout geconstateerd werd bij één of meer
van de zes gecontroleerde dieren, werd van alle 12 dieren de
identiteit vastgesteld.

Van 655 dieren werd het DNA-patroon bepaald waama ge-
controleerd werd of het haar- en bloedmonster identiek wa-
ren. Van 97 van de 655 (14,8 %) van de onderzochte dieren
bleek het DNA-patroon van het haarmonster anders te zijn
dan van het bloedmonster. In alle gevallen werd via controle
binnen het Dr. Van Haeringen Laboratorium vastgesteld dat
de vergelijkingstest correct uitgevoerd was.
Van de gecontroleerde bedrijven werd bij 38,3 % (36/94)
vastgesteld dat de DNA-patronen van tenminste één dier niet
identiek waren. Bij zestien bedrijven (17,0 %) werd gecon-
stateerd dat slechts twee van de monsters ongelijk waren, en
van vijf bedrijven bleek meer dan de helft van de gecontro-
leerde dieren foutief bemonsterd te zijn (zie tabel 2).

DISCUSSIE

In elke kemhoudende cel van een individu bevindt zich
DNA, dat binnen één dier identiek is. Voor het bepalen van

l^m]

Figuur 2. Resultaat vergelijking haar- en bloedmonster: niet identiek.

ITIW-I37I
Z32S

-ocr page 348-

een DNA-patroon kunnen zowel bloed als andere materialen
gebruikt worden, zoals haarwortels, sperma, vlees, etcetera.
Voor het gebruik van haarmateriaal is het van belang dat
wortels getrokken worden, omdat de haar zelf geen DNA be-
vat.

Het gebmik van microsatellieten om een DNA-patroon te
bepalen heeft meerdere voordelen. De methode is snel en
minder kostbaar in vergelijking met andere technieken. Voor
bloedgroepenanalyse bijvoorbeeld is twee keer een bloedaf-
nam.e noodzakelijk.

De kwaliteit, betrouwbaarheid en effectiviteit van de DNA-
test waarborgen goede resultaten. Microsatellieten worden
op dit moment al routinematig gebmikt bij paarden (2), mn-
deren, schapen, honden, en diverse andere diersoorten.
Voor een goede DNA-test is het van belang dat de microsa-
tellieten een grote variatie vertonen, bij herhaling dezelfde
resultaten opleveren, en nauwkeurig te beoordelen zijn (2).
De microsatellieten die in de test gebruikt zijn, werden zorg-
vuldig gekozen op basis van bekende gegevens over de erfe-
lijke variatie (4,5, 7,8) en de mogelijkheid om in één reactie
de DNA-fragmenten te vermenigvuldigen.

Vanwege het grote aantal onderzochte dieren is een betrouw-
bare indmk van de kwaliteit van de gebruikte DNA-test ver-
kregen. Gebleken is dat de kans dat twee willekeurige var-
kens een identiek monster opleveren, gelijk is aan 9,29 x
Het risico dat twee varkens een identiek DNA-patroon
opleveren is praktisch gezien afwezig (1,11). De kans dat bij
een verschil van het DNA-patroon van het bloed- en haar-
monster toch sprake is van één individu is nul.
Van 14,8 % van de onderzochte dieren bleek op basis van de
DNA-patronen van het haar- en bloedmonster dat deze niet
van hetzelfde dier afkomstig konden zijn.

Tabel 2. Verdeling bedrijven naar aantal foutief bennonsterde dieren per
bedrijf.

Bedrijven

Aantal foutieve monsters
per bedrijf

april 1996-
mei 1997

mei 1997-
febr. 1998

Totaal

Aantal

%

Aantal %

Aantal

%

0

49

60,5

9

69,2

58

61,7

I

13

16,0

3

23,1

16

17,0

2

5

6,2

1

7,7

6

6,3

3

7

8,6

0

-

7

7,4

4

2

2,5

0

-

2

2,1

6

2

2,5

0

-

2

2,1

7

1

1,2

0

-

1

1,1

9

1

1,2

0

-

1

1,1

12

1

1,2

0

-

I

1,1

Totaal

81

99,9

13

100

94

99,9

Op meer dan 38,3 % van de gecontroleerde bedrijven werd
geconstateerd dat de bemonstering van varkens niet correct
uitgevoerd was. Een verwisseling van de bloedmonsters in
het traject zou hiervan een oorzaak kunnen zijn. Uit het per-
centage fouten blijkt dat controle op de monstemame van
varkens voor diverse testen onmisbaar is.

Het vergelijken van DNA-patronen van haar- en bloedmon-
sters van een aantal varkens binnen één bedrijf resulteert in
een effectieve controle van de monstemame. De controle op
bemonstering van varkens ten behoeve van aanwezigheid
van SVD en Aujeszky antilichamen kan zeer betrouwbaar
uitgevoerd worden.

Bestrijding van dierziekten kost veel geld. Wanneer echter
door onjuistheden bij bloedafname verkeerde conclusies ge-
trokken worden over de incidentie en prevalentie van dier-
ziekten verliest een programma sterk aan geloofwaardigheid
en kwaliteit.

Ook bij andere diersoorten is het zeer goed mogelijk om
identificatie van monsters uit te voeren (bijvoorbeeld
Bmcellosis bij het mnd). Het verdient aanbeveling de identi-
teitscontrole uit te breiden zodat (inter)nationaal meer
waarde gehecht kan worden aan de bestaande programma\'s
voor screening van ziekten.

LITERATUUR

1. Bottstein D, White RL, Skolnick M, and Davis RW. Construction of
a genetic linkage map in man using restiction fragment length poly-
morphisms. American Joumal of Human Genetics 1980; 32: 314-
31.

2. Bowling AT, Eggleston-Stott ML. Byms G, Clark RS, Dileanis S, and
Wictum E. Validation of microsatellite markers for routine horse pa-
rentage testing. Animal Genetics 1997;28:247-52.

3. Dekker A en Terpstra C. Inzicht in SVD-epidemiologie. Monstemame
regeling bedrijfscontrole dierziekten. Tijdschr Diergeneeskd 1996; 12:
347-9.

4. Ellegren H, Johansson M, Chowdhary BP, Marklund S, Ruyter D,
Marklund L, Nielsen BP, Edfors-Lilja I. Gustav.sson I. Juneja RK, and
Andersson L. Assignment of 20 microsatellite markers to the porcine
linkage map. Genomics 1993; 16:431-9.

5. Fredholm M, Wintero AK., Christensen K, Kristensen B, Nielsen PB.
Davies W. and Archibald A. Characterization of 24 porcine (dA-dC)n-
(dT-dG)n microsatellites: genotyping of unrelated animals from four
breeds and linkage studies. Mamm Genome 1993; 4: 187-92.

6. Postema HJ. Swine vesicular disease te lijf Tijdschr Diergeneeskd
1994; 11:332-3.

7. Robic A, Dalens M. Woloszyn N, Milan D, Riquet J, and Gellin J.
Isolation of 28 new porcine microsatellites revealing polymorphism.
Mamm Genome 1994; 5: 580-3.

8. Rohrer GA, Alexander LJ, Keele JW, Smith TP. and Beattie CW. A
microsatellite linkage map of the porcine genome. Genetics 1994; 136:
231-45.

9. Mullis K, and Faloona F. In Methods in enzymology. Vol. 155 (ed. R.
Wu), Academic Press, New York and London. 1987; p 335

10. Stryer L. In Biochemistry, Third ed, W.H. Freeman and company.
New York. 1988; p 655

11. Van Zeveren. 1987. In: Genetische onderzoekingen met blocdmerker-
systemen in Belgische varkenspopulaties en hun aanwending in de
veredeling (Proefschrift). Pag 67.

-ocr page 349-

Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieenhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete iwiversiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
ondenvijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
21 onderzoekscholen en 3 S opleidingen biedeti
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen dc aantrekkingskracht van Utrecht.
IVetenschappelijke traditie, moderne technie-
ken en op de toekomst gerichte programma \'s
drageit daaraan verder bij. Met 2$.000
studenten, y.000 personeelsleden eti een
budget van circa miljoen gidden vormt
de universiteit de spil van het Kenuiscentnim
Utrecla. Umiiit deze positie in Midden-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoekinstituten over de
gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie Is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt in
Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg
en is geaccrediteerd door de American & Canadian Veterinary Medical Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts/specialist in opleiding (v/m)

inwendige zieicten van liet paard

U gaat werken bij de vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren.
Deze vakgroep verzorgt een essentieel deel van de laatste fase van het onderwijs aan
toekomstige dierenartsen. Dit vooral praktijkgerichte onderwijs vindt met name
plaats in de voor Nederland unieke Kliniek voor Inwendige Ziekten. Jaarlijks worden
ongeveer 3000 patiënten (65% paarden, 35% koeien en andere diersoorten) onder-
zocht en poliklinisch behandeld of opgenomen in de kliniek. De in totaal ongeveer
70 medewerk(st)ers van de vakgroep zijn, ieder op hun eigen werkterrein, direct of
indirect, nauw betrokken bij de belangrijkste taak van de vakgroep: onderwijs door
middel van patiëntenzorg. Daarnaast verzorgen deze medewerk(st)ers belangrijke
andere taken in het kader van maatschappelijke dienstverlening en van het onder-
zoek. Het wetenschappelijk onderzoek van de vakgroep heeft zowel een fundamen-
teel als een toegepast karakter

Uw opleiding bestaat uit een eerste deel van anderhalfjaar, waarin scholing in den
brede plaatsvindt op het gebied van algemene paardengeneeskunde en een tweede
deel van twee en een half jaar, waarin specialistische kennis en vaardigheden worden
verworven op het gebied van de Inwendige Ziekten van het Paard.
Uw taken bestaan uit het in toenemende mate zelfstandig bijdragen aan patiënten-
zorg op de kliniek Inwendige Ziekten, onderwijs aan co-assistenten en in mindere
mate uit onderzoek. Er moeten twee publicaties geschreven worden. Na een inwerk-
periode zult u opgenomen worden in het team dat de avond-, nacht- en weekend-
diensten verzorgt.

Wij vragen een afgestudeerd dierenarts, bij voorkeur met enige ervaring met de
betrokken diersoort. U bent in staat uw werkzaamheden zelfstandig efficiënt te
organiseren. Daarnaast beschikt u over een kritische houding ten aanzien van de
eigen persoonlijke kwaliteit, doorzettingsvermogen en goede sociale vaardigheden.
Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor de duur van 4 jaar. De omvang van
de functie is 100%. Uw salaris bedraagt in het eerste jaar ƒ 2 151,- en loopt op tot
ƒ3841,- bruto per maand in het vierde jaar

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact opnemen
met prof.dr. H.J. Breukink, telefoon (030) 253 12 34. Uw schriftelijke sollicitatie
kunt u richten aan de afdeling Personeel & Organisatie van de faculteit
der Diergeneeskunde, t.a.v. de heer A.H. Bloemers, ^ \'\'

Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht. ^ - \' \'

Vacaturenummer 70814. ^ - \'

-ocr page 350-

* l»

Berichten en verslaoen
t

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij stelt 11 miljoen gul-
den ter beschikking voor de bestrijding van de dodelijke hersenziekte scrapie
bij schapen. Deze bijdrage is bedoeld ter flnanciering van de eerste vijf jaar
van het scrapie-bestrijdingsplan. Het bedrijfsleven moet de resterende 14 mil-
joen gulden voor deze periode opbrengen.

Eind 1997 kreeg de afdeling Kleine
Herkauwers van de Gezondheidsdienst
voor Dieren van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de
Produktschappen Vee, Vlees en Eieren
en het Land- en Tuinbouworganisatie
Nederland het verzoek een plan van aan-
pak op te zetten voor de bestrijding van
scrapie. Het plan zal in tien jaar ongeveer
53 miljoen gulden gaan kosten. Na die
tien jaar moet de hele Nederlandse popu-
latie fokschapen scrapie-ongevoelig
zijn.

Het voorgestelde bestrijdingsplan is ver-
nieuwend. De bestrijding richt zich na-
melijk niet op het uitroeien van de ver-
wekker, maar op een selectie van fokdie-
ren die ongevoelig voor de ziekte zijn.
Het programma start vrijwillig, maar is
voor de deelnemers niet vrijblijvend.
Door middel van een bloedonderzoek
worden rammen van de deelnemende
fokkers onderzocht op gevoeligheid
voor scrapie. Gevoelige rammen mogen
niet meer worden ingezet als dekram en
moeten worden afgeslacht. Dat onder-
zoek is voorlopig gratis. Door de ge-
volgde werkwijze is naar verwachting
80 procent van de fokschapen na tien
jaar ongevoelig voor scrapie. Door op
dat moment alle ooien te onderzoeken en
de gevoelige dieren verplicht te ruimen,
is de hele fokkerij scrapie-ongevoelig. In
de volgende fase van het programma
kunnen alle slachtlamproducenten in ons
land scrapie-ongevoelige rammen inzet-
ten voor de productie van slachtlamme-
ren.

SCRAPIE-BESTRIJDING VAN START

UNION EUROPEÈNNE DES VETERINAIRES HYGIÉNISTES 1997

* De UEVH heeft uitgebreid gedis-
cussieerd over HACCP aan de hand
van inleidingen door collegae uit het
bedrijfsleven en de overheid. De
conclusies - een geschikt instru-
ment, doch niet op zichzelf staand en
een gebrek aan educatie bij de be-
roepsgroep - zijn doorgeleid naar de
diergeneeskundige faculteiten in
Europa. Een vragenlijst over de
stand van zaken met betrekking tot
de invoering van HACCP in de be-
drijven in de EU gaf aan dat in ver-
schillende landen HACCP al is inge-
voerd of dat de bedrijven er druk
mee bezig zijn.

De Union Europeènne des Vétérinaires Hygiénistes (UEVH) vergaderde in
1997 tweemaal: in april, toen de Federation of Veterinarians in Europe (FVE)
- en dus de UEVH als FVE-sectie - uitgenodigd was door de Oostenrijkse asso-
ciatie van dierenartsen, en in november in Brussel.

* Samen met de European Association
of State Veterinary Officers
(EASVO) heeft de UEVH het initia-
tief genomen tot een Europees spe-

\' T.G. van de Vuurst is algemeen secretaris van de
UEVH en afgevaardigde namens de Groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ} van de
KNMvD.

cialisme Volksgezondheid. In ver-
schillende landen bestaat reeds een
dergelijk specialisme, waarvan de
opleidingsduur en inhoud sterk wis-
selt. Een Europees specialisme dat
door de beroepsgroep erkend wordt,
is dan ook zeer gewenst.

Over het dierenwelzijn in slachthui-
zen is een enquête gehouden; in 1998
komt de UEVH met aanbevelingen.

In 1997 verscheen een voorstel
van de Raad over de officiële vete-
rinaire checks en handelwijze die
door de dierenarts toegepast moe-
ten worden in het kader
van de verschillende Veterinaire
Richtlijnen. De UEVH heeft haar
standpunt duidelijk gemaakt door
middel van de Advisory Ve-
terinary Committee (AVC), een
officieel adviesorgaan van de
Commissie (de voorzitter heeft
hierin zitting).

Door T.G. van de Vuurst\'

De UEVH en de EASVO hebben dr.
W. Daelman en dr. Schüller, beiden
ambtenaar van de DGVI (Land-
bouw) van de Commissie, als gast-
spreker uitgenodigd.

Er bestaat een gevaar dat dieren-
artsen worden geschrapt uit de
Veterinaire Richtlijnen voor
Volksgezondheid bij de volgende
herziening van deze Richtlijnen.
De Veterinaire Richtlijnen wor-
den dan namelijk samengevoegd
met de Hygiëne Richtlijn Le-
vensmiddelen. De nadruk komt
dan te liggen op zelfcontrole-sys-
temen, geaudit door deskundigen
die niet perse dierenarts hoeven te
zijn.

De (on)wenselijkheid van deconta-
minatie in de slachtlijn, zoals dit in
de USA al gebeurt, is uitvoerig be-
sproken. Het standpunt dat in 1998
naar de Commissie wordt geleid, is
dat het gevaar bestaat dat decontami-
natie een onhygiënische werkwijze
moet verdoezelen.

Er is vorig jaar een nieuwsbrief op-
gestart, die in 1997 tweemaal is ver-
schenen. Gezien de positieve reac-
ties zal de UEVH deze uitgave
continueren.

-ocr page 351-

Uitgaande van de EG-reglementen
zouden de Engelse quarantainebeper-
kingen voor diereneigenaars vereen-
voudigd en minder zwaar moeten wor-
den. De eisen wegen echter zwaarder
voor de eigenaars dan verwacht kan
worden van de handelaars in vee.
Volgens de Britse reglementen zijn
juist meer beperkingen van kracht ge-
worden.

Gedurende de laatste 30 jaar zijn
meer dan 200.000 dieren in quaran-
taine geweest. Bij niet één geval was
hondsdolheid geconstateerd. Wel zijn
alléén al 65 honden verleden jaar in
de Quarantaine Kennels van het
Britse Koninkrijk bezweken. Deze
kennels zijn beter bekend als de
\'British Gulag\'. Paarden en ander vee
- ook gemakkelijk vatbaar voor de-
zelfde gevreesde ziekte - worden to-
taal niet aan deze quarantaineregels
onderworpen. De meest voor de hand
liggende drager van deze ziekte is de
mens zelf

Wetenschappelijke studies hebben
reeds vastgelegd dat een microchip-
identificatie tezamen met inentingspa-
pieren en onderbouwd met een bloed-
test, een goed functionerend altematief
is. Ondanks de reeds behaalde succes-
sen met dit identificatiesysteem in
Zweden, blijven de Britse autoriteiten
bij de bestaande reglementen. Daarbij
komt ook nog dat het doorzetten van
verdere restricties op dieren - naast het
vaccineren - deze quarantaine de re-
gels van het verdrag (Artikel 30-36
van het EG-verdrag) ver te buiten
gaan.

De Britse regering wordt door het Quarantaine Afschaffingsfonds -
Quarantine Abolition Fighting Fund (QUAFF) - aan de tand gevoeld vanwege
het overschrijden van de Europese wet. QUAFF stelt vast dat het Britse qua-
rantainesysteem tegen de regels van het EG-verdrag ingaat, hoge kosten met
zich meebrengt, wreed is en haar doel voorbij streeft. Verder vindt QUAFF
dat de quarantaineregels discriminerend zijn tegenover de diereneigenaar,
onnodig strikt en dat de oplopende kosten totaal niet in verhouding staan tot
de na te streven voordelen. Quarantainekosten kunnen gemakkelijk oplopen
tot zo\'n 2000 Engelse pond.

QUARANTAINE AFSCHAFFINGSFONDS TIKT BRITSE
REGERING OP VINGERS

HYPERADRENOCORTICISME BIJ HET FRET

Een recent onderzoek onder de
Nederlandse fretten-populatie heeft
uitgewezen dat in 1997 minstens 1 op
de 2000 fretten klachten had die gere-
lateerd konden worden aan een bij-
niertumor. De voomaamste klachten
bestaan uit symmetrische kaalheid,
vulvazwelling ondanks castratie, toe-
genomen libido na castratie en in een
aantal gevallen onbegrepen jeuk.
In september 1997 is op de Uni-
versiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren (UKG) een aanvang gemaakt
met een promotie-onderzoek over hy-
peradrenocorticisme bij het fret. Voor
dit onderzoek is het van belang dat zo-
veel mogelijk fretten met de hierbo-
ven vermelde klachten voor onder-
zoek worden aangeboden. De fretten
zullen dan met behulp van urine-,
bloed- en echografisch onderzoek on-
derzocht worden.

Na het stellen van de diagnose wordt
de bijniertumor desgewenst operatief
verwijderd. Deze wordt daama nader
onderzocht. Zowel het urine- als
bloedonderzoek als het histologisch
onderzoek komen geheel ten laste van
het onderzoek.

Mocht u nog vragen hebben, dan kunt
u contact opnemen met drs. N.J.
Schoemaker via de receptie van de
UKG, telefoon: 030 -2539411. Een te-
lefoonnotitie kan hij afwezigheid al-
tijd achtergelaten worden.

NEDERLANDSE PUBLICATIE IN VETERINARY QUARTERLY
BEREIKT TÜPCITATIESCÜRE

Het artikel \'Mystery swine disease in the Netherlands: the isolation of
Lelystad virus\' van G. Wensvoort
et al., dat verschenen is in The Veterinary
Quarterly 1991; 13 (3): 121-130, heeft een buitengewoon hoge score bereikt in
de \'citation index\'. Gebleken is dat het artikel in 1991 minimaal 159 keer is ge-
citeerd in de door ISl (Institute for Scientific Information) gescreende tijd-
schriften. Dit getal van 159 in ongeveer zes jaar wordt door veterinaire publi-
caties zelden bereikt en geldt zelfs in grote wetenschapsgebieden zoals de
moleculaire biologie als een hoge score.

De \'citation index\' wordt algemeen
beschouwd als een belangrijke indica-
tie van de wetenschappelijke beteke-
nis van een publicatie. De citatie-fre-
quentie kan worden bepaald met
behulp van de \'Science Citation Index
Databases\' van het ISl in Phila-
delphia, USA.

Deze score is een felicitatie waard
voor de auteurs en het instituut waar
het meest essentiële werk dat ten
grondslag lag aan de publicatie is ver-
richt (het CDl, nu deel uitmakend van
het ID-DLO).

Bron: Vet Quest, volume 3, nummer 1.
1998.

-ocr page 352-

■I I «1

OPROEP
VERMIST VAN COLLEGA:

MAIN COON, ZWART-ZILVER TABBY MACKEREL

sinds 14 april 1998.
Poes, driejaar, ongesteriliseerd.
Roepnaam: Sanne.
Chipnummer: 528210000112957.
Diefstal wordt niet uitgesloten!

Indien zij wordt aangeboden op uw
praktijk, gaarne de chip aflezen. Dit
kan ook over enige maanden voor bij-
voorbeeld sterilisatie of enting van
kittens.

Er is een BELONING uitgeloofd
voor de vinder!

Gaarne contact opnemen met L.M.
Bakker, telefoonnummer:
030-2671044. 2671045.

GOED GESCHOOLD PERSONEEL VIA HET LEERLINGWEZEN

Sinds vorig jaar kunnen dierenartsas-
sistenten ook via het leerlingwezen
worden opgeleid tot paraveterinair.
Het Groenhorst College in Bameveld
heeft daartoe de erkenning gekregen.
Voor dierenartsen biedt dit interes-
sante voordelen:

- de assistente kan binnen de praktijk
volgens eigen inzichten opgeleid
worden (mits de school hierachter
staat);

- de toekomstige assistentes krijgen

een pittige theoretische scholing;
na afloop van de scholing van twee
jaar kunnen ze doorleren voor \'ma-
nagementvaardigheden\' (zie het
tijdschrift van 1 april 1998, pagina
234);

de dierenartsenpraktijk komt in aan-
merking voor een loonkostensubsi-
die van maximaal ƒ 6.110,- (maxi-
maal ƒ 4.610,-\'vermindering onder-
wijs\' en ƒ 1.500,- \'vermindering
lage lonen\');

via de vacaturebank van het Groen-
horst College kunnen dierenartsen
door heel Nederland personeel aan-
trekken die in het kader van het leer-
lingwezen te werk worden gesteld.
Momenteel zijn er geïnteresseerden
in een betrekking in het bestand.
Geef uw (komende) vacature
daarom door via onderstaand tele-
foonnummer.

Voor meer informatie: Groenhorst
College, M. Teilegen, telefoon: 0342 -
476277.

Op zaterdag 6 juni organiseert de
Veterinaire Motor Club (VMC) een mo-
torrit in de omgeving van Utrecht. De
VMC is opgericht door studenten en
staat open voor dierenartsen en tevens
iedereen die betrokken is bij de dierge-
neeskunde. Onder begeleiding van de
toertochtcommissie zal vanaf 10.00 uur
in groepsverband een tocht verreden
worden. Vertrokken wordt in het hartje
van Utrecht (Neude), de aankomst zal
om ± 16.30 uur op de Faculteit der

MOTORRIT VMC OP 6 JUNI

Diergeneeskunde zijn. Een lunch en een
koffiestop zijn in de route opgenomen.
Voor meer informatie en inschrijving
kunt u contact opnemen met Michiel
Kraijer: telefoon/fax 030 - 2523488.

HET RISICO VAN NIET-PREVENTIEF RUIMEN

Met verbazing las ik in de kranten dat dr.
C. Terpstra tijdens een hoorzitting de uit-
spraak had gedaan dat de preventieve rui-
ming van 1200 bedrijven niet nodig en
ondoelmatig was. \'Bij slechts veertig van
de 1200 preventief gemimde bedrijven
bleek varkenspest te heersen, en daar wa-
ren we ook op een andere manier wel
achtergekomen\'.

Naast de veertig bedrijven waar varkens-
pest was aangetoond is het waarschijnlijk
dat er een aantal bedrijven is, die wel be-
smet waren maar waar de besmetting
(nog) niet aantoonbaar was. Alle be-
smette bedrijven vormen een risico voor
smetstofoverdracht en derhalve is het zo
vroeg mogelijk onschadelijk maken door
miming en grondige ontsmetting vereist.

De periode waarin niet geruimd en niet
geënt werd

Afwachten is bij de bestrijding van klas-
sieke varkenspest (KVP) niet succesvol
gebleken sinds KVP in 1936 als aangifte-
plichte ziekte werd opgenomen in de vee-
wet. Van 1936 tot 1961 werden besmette
bedrijven geïsoleerd en elk jaar werden
vele besmette bedrijven geregistreerd
met de jaren 1939, 1940 en 1952 als
trieste hoogtepunten met per jaar circa
3.000 besmette bedrijven.
Van 1961 tot 1966 werd het fokmateriaal
van de besmette bedrijven gemimd en
werden de mestvarkens geënt. In die pe-
riode varieerde het aantal besmette be-
drijven tussen 473 en 1792 besmette be-
drijven per jaar.

-ocr page 353-

De periode dat besmette bedrijven wer-
den geruimd en entingen werden toe-
gepast

Vanaf 1967 werden alle varkens van be-
smette bedrijven gemimd. Het heeft
desondanks tot 1979 geduurd dat
Nederland vrij was van KVP. Die KVP-
vrije periode duurde slechts twee jaar.
Van 1981 tot en met 1985 waren er weer
KVP-uitbraken, waarbij in 1983 en
1984 161, respectievelijk 176 besmette
bedrijven werden geregistreerd. De
KVP-uitbraken waren toen redelijk suc-
cesvol te bestrijden dankzij de combina-
tie van maatregelen: vervoerverbod, mi-
men van besmette bedrijven en het
enten van alle varkens in een mim ge-
bied rond de haard.

Een eventtaele golf van besmettingen in
de buurtbedrijven was niet meer waar te
nemen door de enting, noch klinisch
diagnostisch noch serologisch.

Het niet meer toepassen van entingen

Sinds gebiedsentingen niet meer wor-
den toegepast (na 1986) hebben we ge-
noeg hoogwaardige epidemiologische
gegevens om te weten dat buurtinfec-
ties zich voordoen en dat de varkensbe-
drijven in de nabijheid van de besmette
bedrijven een grote kans lopen weken
later alsnog de besmetting door te ma-
ken. De tijd tussen besmet raken en het
manifest worden van zo\'n infectie
blijkt te variëren tussen drie en zeven
weken. Die periode van drie tot zeven
weken is voldoende om de populatie
via entingen bij dreigende buurtinfec-
ties te beschermen. En dat gebeurde
grootschalig tot 1986. Hoe de smetstof
wordt overgedragen tussen de bedrij-
ven in een buurtschap blijkt nog in vele
gevallen onduidelijk te zijn. De stellig-
heid waarmede tot een jaar geleden de
uitspraak was te horen dat KVP niet
aerogeen overdraagbaar is, is aan het
afnemen. Voorzichtig hoorden we op-
eens uit Lelystad: \'enkele tientallen
meters\'. In het voorjaar van 1997 was
er zelfs een groep wetenschappers die
grote windschermen rond de te mimen
besmette bedrijven geplaatst wilde
zien.

De diagnostiek

De diagnostiek bij de bestrijding van
KVP heeft een ontwikkeling ondergaan.
Tot het eind van de zestiger jaren waren
het vooral de waarschijnlijkheidsdia-
gnose op grond van klinische bevindin-
gen en de sectiebevindingen waarmede
men zich moest behelpen. De toenma-
lige laboratoriumtechnieken waren tijd-
rovend en niet grootschalig toepasbaar.

Met de komst van de door het CDI
ontwikkelde immunofluorescentietest
(IFT) kwam er omstreeks 1970 een
grootschalig toepasbare test beschik-
baar die het mogelijk maakte in sectie-
materiaal snel en betrouwbaar tot een
diagnose te komen. Voor het achterha-
len van de bedrijven waar de infectie
subklinisch is verlopen en de bedrijven
waar de besmetting niet is herkend, dan
wel niet is gemeld, moet serologisch on-
derzoek uitsluitsel geven. Daarbij moet
een voldoende grote representatieve
steekproef van elk van de bedrijven rond
de besmettingshaarden worden bemon-
sterd. Sinds ELISA-technieken worden
toegepast is het mogelijk grote aantallen
semm-monsters op het voorkomen van
antistof-titers te onderzoeken.

De buurtinfectie Nieuwerbrug 1992
In 1992 waren er in Nederiand in
Pijnacker en Nieuwerbmg twee KVP-
besmettingshaarden. In Nieuwerbmg
bleek overduidelijk een buurtschap
geïnfecteerd te zijn. De bedrijven daar
lagen op relatief grote afstanden van el-
kaar in het weidelandschap. De varkens-
populaties waren relatief klein.
Onderiinge diercontact tussen de bedrij-
ven was relatief zeer gering.
In 1992 werd in Nederland voor het
eerst grootschalig serologisch onder-
zoek op varkensbedrijven uitgevoerd
als onderdeel van één van de inspectie-
ronden in het beschermingsgebied. Er
werden tienduizenden bloedmonsters
van varkens genomen. Daarbij bleken
varkens van buurtbedrijven de besmet-
ting doorgemaakt te hebben zonder dat
klinische verschijnselen bij de diverse
klinische inspectieronden waren waar-
genomen. Ook in die tijd is preventief-
mimen overwogen en succesvol afge-
houden met de argumenten: \'geen be-
langrijke epidemiologische gegevens
verloren te laten gaan\'. Door de besmet-
ting van de buurtbedrijven heeft het
toen enkele maanden extra geduurd en
veel werk gekost voordat de beper-
kende bepalingen konden worden op-
geheven.

De aanwas, transportverbod, serologi-
sche gebieds-screeningen
De varkenshouderij heeft in bepaalde
delen van Nederland gedurende de af-
gelopen tientallen jaren een ontwikke-
ling ondergaan: zeer grote gespeciali-
seerde bedrijven met een grote
continue productie, gelocaliseerd in
concentratie-gebieden. Bij een uit-
braak van KVP in zo\'n gebied is het
onmogelijk om maandenlang de var-
kenspopulaties te stabiliseren door alle
dierverplaatsingen te verbieden en op
de klassieke wijze via klinische inspec-
ties te achterhalen waar de smetstof-
bronnen zich bevinden. Lang niet alle
besmette varkensbestanden zijn via uit-
sluitend klinische symptomen op te
sporen. Daar is gericht aanvullend la-
boratoriumonderzoek nodig van alle
varkenspopulaties in de risicogebie-
den. Het nut van systematische perio-
dieke serologische screeningen is ook
in 1997 gebleken. Vanwege de zich
vermeerderende en groeiende varkens
zal er direct iets aan de aanwas moeten
gebeuren, zoals uitdunning van de po-
pulaties door doding op de bedrijven en
afvoer in gesloten containers van de
kadavers.

De conclusie aangaande de gevolgen
van niet-preventief-ruimen
De juistheid van de uitspraak van
Terpstra over de onnodigheid van de
preventieve mimingen kan niet ge-
staafd worden aan de hand van histori-
sche feiten, in tegendeel. Bij de
voorgaande uitbraken waren de om-
standigheden anders. In de tijd voordat
entingen werden toegepast woekerde
varkenspest gewoon voort ondanks de
isolatie van besmette bedrijven; jaar-
lijks werden vele honderden besmette
bedrijven geregistreerd in de periode
1936 tot 1966. Sinds in de zestiger ja-
ren entingen werden toegepast werden
buurtinfecties gecamoufleerd. Naar
mijn mening blijkt op grond van de ge-
gevens van de uitbraken van 1992 en
1997 overduidelijk dat buurtinfecties
ook zonder diercontacten voorkomen.
Het afwachten of infecties zichtbaar
manifest worden op bedrijven, terwijl
er grootschalige diertransporten in de
ingesloten gebieden plaatsvinden van-
wege de overbevolking, is een zeer ris-
kante zaak gebleken.
Terpstra gaat er aan voorbij dat elk be-
smet bedrijf in principe een aantal an-
dere besmettingen tot gevolg kan heb-
ben, zelfs als er een absoluut
vervoersverbod zou gelden. Hij onder-
schat de waarde van het zeer vroegtij-
dig mimen van populaties voordat het
tot grootschalige smetstofproductie
kan komen. En met het werken op de
afwachtende manier die Terpstra voor-
staat komt het dan van kwaad tot erger.
In elk geval kan je met een bestrij-
dingsmethode waarbij niet geënt en
niet preventief gemimd wordt lang be-
zig blijven. Dat is gebleken.

Dr. H.J. Postema, Nunspeet

-ocr page 354-

Gaarne wil ik gebruik maken van de mij
geboden gelegenheid om te reageren op
de ingezonden brief van de heer
Postema. Een deel van de brief heeft be-
trekking op de bestrijding van varkens-
pest in het verre verleden. De situatie
toen was evenwel geheel verschillend
van die na 1986. De varkenshouderij
was tot omstreeks 1970 veel kleinscha-
liger, vaccinatie was op vrijwillige ba-
sis - dus ongeorganiseerd - en het toege-
paste kristalvioletvaccin bood een
matige bescherming, zeker na éénma-
lige toediening (1). Vanaf 1967-86 is de
ziekte in eerste instantie bestreden door
het toepassen van totale \'stamping out\'
in combinatie met veterinaire politie-
en zoösanitaire maatregelen. Pas als de
epidemie uit de hand liep - snelle toe-
name van het aantal uitbraken met een
niet te verklaren herkomst - werd een
verplichte en systematisch uitgevoerde
gebiedsenting met de Chinese stam van
het varkenspestvirus toegepast.
Regelmatig moest het vaccinwapen in
de strijd worden geworpen, hetgeen
niemand behoeft te verwonderen als
wordt bedacht dat ondanks de 1 & R-re-
geling de herkomst van de besmetting
in de 1982-85 epizootie in meer dan
50% van de uitbraken op mestbedrijven
en van mim 80% van die op fokbedrij-
ven niet kon worden achterhaald (2).
Grootschalig uitgevoerd onderzoek van
bloedmonsters op aanwezigheid van vi-
rus of antistoffen was in die jaren nog
niet aan de orde. De omvang en bestrij-
ding van varkenspest-uitbraken voor
1986 is om bovengenoemde redenen
dan ook niet relevant voor een discussie
over voor-en nadelen van preventief
ruimen in het zogenaamde \'non-vacci-
natie\'-tijdperk.

Alvorens hier nader op in te gaan, is het
voor een goed begrip noodzakelijk en-
kele klinische, virologische en epide-
miologische karakteristieken van de
ziekte naar voren te halen.
Zwakvirulente virusstammen versprei-
den zich langzamer door de koppel dan
virulente, het klinisch beeld is onduide-
lijk, vooral bij volwassen varkens, en de
mortaliteit op het bedrijf kan in de be-
ginfase van de besmetting beperkt of
geheel afwezig zijn. Koorts bij meer-
dere dieren in hetzelfde hok is het eerste
en soms het enige klinische symptoom
(3). Zonder een nauwgezet en regelma-
tig herhaald klinisch onderzoek, waar-
van het temperaturen van een represen-
tatieve steekproef in elk hok een essen-
tieel onderdeel uitmaakt, kan de ziekte
weken of zelfs maanden onopgemerkt
blijven. Digitale instant contact-ther-
mometers zijn voor dit doel ideaal.
Viraemie is vanaf vier tot zeven dagen
na besmetting aantoonbaar, maar ver-
dwijnt meestal na één tot twee weken.
De kans op het isoleren van virus uit he-
parinebloed is het grootst bij acuut
zieke dieren met koorts. Antistoffen
zijn pas drie weken na besmetting aan-
toonbaar, ook bij subklinisch geïnfec-
teerde varkens, en blijven gedurende
het gehele verdere leven aanwezig.
Onderzoek op antistoffen, mits uitge-
voerd tenminste vijf weken na de ver-
moedelijke virus introductie op het be-
drijf, heeft daarom een veel hogere
trefkans dan virusisolatie.
Varkenspest is een ziekte die in tegen-
stelling tot bijvoorbeeld MKZ, influ-
enza en de ziekte van Aujeszky zich
langzaam verspreidt, zowel op het be-
drijf als tussen bedrijven. Doordat het
virus met alle se- en excreta wordt uit-
gescheiden is varkenspest geen typi-
sche hokziekte zoals bijvoorbeeld
SVD. Onder geforceerd gunstige om-
standigheden bleek in het laboratorium
het virus met een luchtstt-oom via een
buisverbinding te kunnen worden over-
gedragen van een stal met besmette var-
kens naar een vijf meter verder gelegen
stal met gezonde dieren (2). Het is even-
wel niemand ooit gelukt om in een stal
met varkenspest via luchtbemonstering
het virus te isoleren, hetgeen bij aer-
ogeen overgedragen smetstoffen goed
mogelijk is. Vandaar mijn sinds 1987
niet gewijzigde opvatting dat aerogene
transmissie via de openlucht tussen me-
chanisch geventileerde en naast elkaar
gelegen bedrijven niet ondenkbaar is
(2). Dit wil uiteraard niet zeggen dat het
in de praktijk ook daadwerkelijk ge-
beurt! Met betrekking tot de betekenis
van drijfmest, ongedierte, vogels, enzo-
voort voor het fenomeen \'buurtinfectie\'
kan worden verwezen naar (3). De ver-
spreiding van varkenspestvirus kan
door het verplaatsen van varkens en
door dier-mens-dier contacten drastisch
worden versneld, zowel binnen het be-
drijf als tussen bedrijven. Bij analyse
van de door Postema aangehaalde
buurtinfectie te Nieuwerbrug in 1992,
waarbij zoals hij aangeeft \'bedrijven op
relatief grote afstanden van elkaar lagen
en onderling diercontact tussen de be-
drijven relatief zeer gering was\', bleek
de mens de allesoverheersende \'vector\'
voor de verspreiding te zijn geweest (4).
Om allerlei redenen mag worden aan-
genomen dat de bijdrage van de mens
bij het verspreiden van varkenspest gro-
ter is naarmate de afstand tussen twee
besmette bedrijven kleiner is. Juist van-
wege de geringe afstand is de rol van de
mens bij zogenaamde \'buurtinfecties\'
(alle besmettingen met onbekende her-
komst en gelegen binnen één kilometer
van een ander besmet bedrijf) ongetwij-
feld zeer groot. Postema heeft het gelijk
dan ook aan zijn zijde als hij stelt dat
buurtinfecties ook zonder diercontacten
voorkomen. Echter het merendeel van
de hoog-risico contacten ligt, evenals in
Nieuwerbmg, veelal op meer dan één
kilometer vanaf het besmette bedrijf

_____it-i^A.- V-,..\'.:; ... ^

PREVENTIEF RUIMEN: EEN COMPENSATIE VOOR
GEBREK AAN TRAINING

Preventief ruimen van varkensbedrij-
ven is voor het eerst op grote schaal toe-
gepast in België en later ook in
Duitsland in de varkenspestepizootieën
van 1993-94. De maatregel werd inge-
geven doordat steeds opnieuw besmette
bedrijven werden ontdekt zonder dat
een sluitende verklaring kon worden
gegeven voor de herkomst van het vi-
rus. De onmacht om de verspreiding
onder controle te krijgen werd deels
veroorzaakt door het sluipende verloop
van de ziekte waardoor de infectie in
een laat stadium op het bedrijf werd
ontdekt, deels door een gebrek aan epi-
demiologische deskundigheid bij het
ft-aceren van de wegen waarlangs het vi-
rus zich had verspreid, en deels door
een ondoelmatige aanpak van de opspo-
ring op de bedrijven in het ingesloten
gebied. Dezelfde oorzaken lagen ten
grondslag aan de preventieve ruiming
in Nederland vanaf april 1997. Het pre-
ventief ruimen van alle bedrijven bin-
nen een straal van één kilometer rond de
eerste uitbraken te Venhorst en
Odiliapeel is een politieke beslissing
geweest, die werd genomen nog voor-
dat iemand wist dat al veel bedrijven
buiten deze zónes waren besmet. Door
de bedrijven in de één kilometer-zónes
\'rücksichtslos\' en zonder monstemame
te mimen werd vergeten dat nog niet
ontdekte \'buurtinfecties\' een bron voor
verdere vimsverspreiding konden zijn

-ocr page 355-

geweest, ook buiten deze zones en zelfs
buiten het ingesloten gebied. Deze se-
cundaire besmettingen, waarvan er
voor 4 febmari veel zullen zijn opgetre-
den, waren naderhand zonder kennis
van de bron niet meer te traceren.
Ingrijpen werd pas mogelijk nadat kli-
nische verschijnselen van varkenspest
werden gevonden. Het was daarom be-
ter geweest de secundaire besmettingen
te kennen door de geïnfecteerde buurt-
bedrijven en hun contacten in kaart te
brengen.

Aan preventief mimen kleven nogal
wat bezwaren:

1. Het middel is niet doelgericht. Het is
een willekeurige maatregel, die alle
bedrijven tref) die binnen een be-
paalde afstand van een besmet bedrijf
liggen. Omdat ten tijde van de pre-
ventieve miming (nog) niet bekend is
hoe en wanneer het positieve bedrijf
is besmet is het maar de vraag of dit
aan verdere vimsverspreiding in de
omgeving heeft bijgedragen. Als dat
niet het geval is - nogmaals varkens-
pestvims verspreidt zich relatief traag
- dan is preventieve miming zinloos.

2. De maatregel is onrechtvaardig voor
varkenshouders die de hygiënische
voorschriften wel in acht nemen en
tevens andere maatregelen hebben
getroffen om hun bedrijf zo goed mo-
gelijk te beveiligen tegen insleep van
ziektekiemen. Dit neemt niet weg dat
preventief mimen onder bepaalde
omstandigheden zijn nut kan hebben
(zie later).

3. Voor een goede tracering van con-
tactbedrijven is betrouwbare infor-
matie van de boer en andere betrok-
kenen een eerste voorwaarde. De
kans is groot dat de eigenaar van een
positief bedrijf geen medewerking
verleent aan de tracering uit solida-
riteit met zijn collega\'s die, als hun
namen zouden worden genoemd,
het slachtoffer van preventief mi-
men dreigen te worden. Hetzelfde,
maar dan uit puur eigenbelang,
geldt voor degenen die voor hun da-
gelijks bestaan van de boer afhanke-
lijk zijn.

4. Preventief mimen is in hoge mate on-
doelmatig. In België bleek in 1993-
94 8,5% van de preventief gemimde
bedrijven besmet. Bovendien was al-
daar de ervaring dat het merendeel
van de uitbraken buiten de preventief
gemimde zones optrad (5). In
Nederland, waar de methode vanaf
april op grote schaal is toegepast,
werden ondanks de intensieve be-
monstering slechts 61 van de 1286
(4,7%) preventief gemimde bedrij-
ven achteraf positief bevonden.
Derhalve is 95% van deze bedrijven
ten onrechte gemimd.

5. Het massaal zinloos (zie percentages
sub. 4) vemietigen van dieren is
ethisch onaanvaardbaar. Deze keer
had het vemietigen betrekking op een
diersoort die bij het grote publiek
minder weerstand oproept - pasgebo-
ren biggen uitgezonderd - dan van an-
dere landbouwhuisdieren. De pu-
blieke opinie zal zich bij een uitbraak
van mond- en klauwzeer waarschijn-
lijk veel massaler en feller verzetten
tegen het preventief mimen van mnd-
veebedrijven - epidemiologisch beter
verdedigbaar dan bij varkenspest -
dan nu is gebeurd. Naar mijn overtui-
ging zal de politiek dan vrij snel wor-
den gedwongen om te gaan vaccine-
ren, maar dit terzijde.

6. Een voor mij zwaarwegend argument
tegen preventief mimen is dat het niet
noodzakelijk is. Na een uitbraak
wordt de vimsverspreiding tussen be-
drijven als gevolg van diercontacten,
transportmiddelen en transporteurs
geblokkeerd door een vervoersver-
bod. Verspreiding door personen
blijft mogelijk, maar is te vermijden
door het consequent toepassen van
hygiënische maatregelen.

Preventief mimen is alleen gerecht-
vaardigd als er epidemiologisch gezien
sprake is van een zeer hoog risico con-
tact, zoals bijvoorbeeld aanvoer van
varkens vanaf een besmet bedrijf, of
een nevenbedrijf met dezelfde eigenaar
of dezelfde dierverzorger. In elk geval
dient voor de miming een uitgebreide
monstemame plaats te vinden, zodat
achteraf kan worden vastgesteld of het
bedrijf besmet was en zo ja welke afde-
lingen/hokken risico voor verspreiding
hebben opgeleverd. Er moet te allen
tijde voor worden gewaakt dat niet
overhaast te werk wordt gegaan. Het
ruimen van bedrijven nog voordat er
gelegenheid is geweest om monsters te
nemen, zoals in 1997 is gebeurd, is con-
traproductief en niet nodig. Men mist
dan de voor verdere tracering beno-
digde epidemiologische achtergrond
van het bedrijf Bovendien loopt de
overheid het risico dat de EU weigert
om in de kosten bij te dragen, wegens
het onzorgvuldig uitvoeren van de be-
strijding. Overhaast mimen, ook van
positieve bedrijven, is niet nodig omdat
een bekend positief of verdacht bedrijf
goed is te isoleren. De extra één tot twee
dagen die met de monstemame zijn ge-
moeid maken niets meer uit op de ge-
middeld genomen vele weken dat het
bedrijf al besmet was zonder dat ie-
mand het wist.

Vanzelfsprekend moet men niet, om de
woorden van de heer Postema te gebmi-
ken, \'afwachten tot de besmetting op de
bedrijven zichtbaar manifest wordt\'.
Gerichte tracering van risicobedrijven,
alsmede een regelmatig herhaald kli-
nisch onderzoek en bloedafname ten
behoeve van virologisch onderzoek van
dieren met koorts op buurtbedrijven is
het altematief voor preventief mimen.
Een gerichte tracering vereist:

- Een gedegen kennis van de klinische,
epidemiologische, virologische en
immunologische aspecten van de be-
treffende ziekte. Kennis van de twee
laatstgenoemde aspecten is nodig om
de laboratoriumuitslagen te kunnen
interpreteren.

- Inzicht in de dagelijkse praktijk van
de veehouderij.

- Speurzin en een kritische instelling
om de antwoorden op de bij de trace-
ring gestelde vragen op waarheidsge-
halte te toetsen.

Om de genoemde kennis en vaardighe-
den eigen te maken zullen degenen die
belast worden met traceringswerk-
zaamheden van Veewetziekten een in-
tensieve training moeten ontvangen.
Herhalingscursussen en zogenaamde
\'brandweeroefeningen\' mogen daarbij
niet ontbreken. Een brandweercorps
wordt ook niet bemand met ongeoe-
fende spuitgasten! Het mag in ieder ge-
val niet zo zijn dat de overheid door het
ontbreken van voor tracering vol-
doende geschoold personeel zijn toe-
vlucht neemt tot het preventief mimen
van bepaalde zones.
Hopelijk is met deze reactie op de inge-
zonden brief van de heer Postema dui-
delijk dat de volgens hem \'afwachtende
manier die Terpstra voorstaat\' op een
onjuiste interpretatie van de krantenbe-
richten bemst.

Dr. C. Terpstra

LITERATUUR

1. Bekkum JG van. Tijdschr Diergeneeskd
1966; 91: 149-70.

2. Terpstra C. Vet Quart 1987; 9: 50-60S.
Tijdschr Diergeneeskd 1988; 113: 1366-76.

3. Terpstra C. Tijdschr Diergeneeskd 1997;
122: 198-200.

4. Terpstra C, Dekker A en Wensvoort G.
CDI-jaarverslag 1992: 23-9.

5. Vanthemsche P. Proc. Dutch Soc. for Vet.
Epidem. & Economics 1995; 8: 27-35.

-ocr page 356-

Niet voor niets exclusief verkrijgbaar bij de dierenarl

-ocr page 357-

dan spreekt het voor zich dat daar
een heel doordacht advies bij hoort

-ocr page 358-

\'»v-\'i- -.-.Vs.:..

ONEIGENLIJK GEBRUIK ANTIBIOTICA EN HORMOON-
PREPARATEN

Aan: Collega O.A. van Dobben-
burgh,

Voorzitter van de Groep

Practici Grote Huisdieren

Geachte heer,

Met verbazing heb ik de circulaire
van 13 januari 1998 gelezen omtrent
de aanpak van de handelwijze van
de zogenaamde \'postorder-dieren-
artsen\'. In mijn reactie hierop neem
ik tevens een aantal zaken mee die ik
representatief vind voor de manier
waarop er gedacht en gehandeld
wordt.

Waar het hier eigenlijk om gaat is het
oneigenlijk gebruik van onder andere
antibiotica en hormoonpreparaten. Ik
vind de aanpak van dit probleem door
de GPGH ronduit bedroevend slecht,
zelfs eigenlijk naïef en getuigen van
slecht ondernemerschap.

Na drie keer gecertificeerd te zijn
door Certiked, het maken en onderte-
kenen van GVP-codes met mijn vee-
houders, het oplopen van een beris-
ping door controleurs van de
Gezondheidsdienst voor Dieren als er
één flacon op een IKB-varkensbe-
drijf is zonder etiket, verklaringen
welke door veehouder en dierenarts
ondertekend moeten worden in het
kader van de op gang komende
KKM, enzovoorts, kan ik alleen maar
constateren dat het verweer van de
praktiserende dierenarts tegen de on-
gebreidelde verkoop van onder an-
dere antibiotica door collegae slechts
bestaat uit een verbaal kunstje.
Ik denk dat wij van één ding zeker
kunnen zijn: als diergeneeskundig
Nederland doorgaat op deze wijze
met de verkoop van onder andere an-
tibiotica en hormoonpreparaten, dan
raken wij zeker de apotheek kwijt en
mijns inziens terecht.

\'s Morgens vroeg je auto volladen
met antibiotica en dan op pad gaan
om \'s avonds met een lege auto terug
te komen is niet de methode om een
verantwoord antibioticumbeleid te
voeren en/of uit te dragen. Verder
moet ik u zeggen dat mijn veehouders
niet gediend zijn van verbale kunstjes
waarbij voor een gepland bezoek van
een dierenarts de ene keer ƒ 35,- (ge-
adviseerd tarief van onder andere de
aankomende IBR-enting) en de an-
dere keer ƒ 38,50 (intussen voorma-
lig adviestarief KNMvD) moet wor-
den betaald.

Het wordt de hoogste tijd dat de
Groepen van de KNMvD en in het
verlengde hiervan de KNMvD zelf
een keer de problemen daadwerkelijk
aan gaat pakken. Ook in 1997 is weer
overduidelijk gebleken dat zowel bij
de varkenspestcrisis alswel bij de
BSE-crisis de meeste instanties die
ermee te maken hadden hun oordeel
over dit probleem in de media ken-
baar hebben gemaakt, maar dat dier-
geneeskundig Nederland (bij uitstek
toch een deskundige op dit gebied)
niets van zich heeft laten horen.
Het is schrijnend te moeten constate-
ren dat alle nieuws c.q. maatregelen
welke genomen werden in Den Haag
rond de varkenspestcrisis, middels
Intemet en een fax van een veehande-
laar bij mij in de praktijk, gemiddeld
vier dagen eerder op mijn bureau la-
gen dan de informatie van mijn colle-
gae.

Nogmaals: stop de energie in een
structurele aanpak van problemen zo-
als bijvoorbeeld een calamiteitenplan
voor bepaalde ziekten, ondersteun de
practicus in een fatsoenlijk onderne-
merschap zodat hij de challenge van
vraag en aanbod het hoofd kan bieden
en probeer het oneigenlijk gebruik
van antibiotica terug te dringen door
bijvoorbeeld met de Fidin dit pro-
bleem aan te pakken.

Ik realiseer mij dat deze brief nega-
tief overkomt maar dat is geenszins
mijn bedoeling; ik vind - denk dat er
op korte termijn maatregelen geno-
men moeten worden op bepaalde za-
ken een andere wending te geven.

Dierenkliniek Kortenoord,
Wageningen
H.A.M. van Eist

DIERENARTSEN IN TOEKOMST MEER BELEIDSBEPALEND

Geachte collega Van Eist,

Allereerst dank voor uw noodkreet!
Het is voor ons belangrijk te ervaren dat
de omvangrijke problematiek waarmee
wij ons dagelijks bezighouden ook de
collega\'s in het veld dusdanig beroert dat
de pen ter hand wordt genomen.
Alhoewel wij ondertussen al met elkaar
van gedachte hebben kunnen wisselen,
hecht ik er aan ook via de door u gekozen
weg te antwoorden en ik wil de redactie
van het Tijdschrift dan ook danken voor
de daartoe geboden mogelijkheid.
Dat de problematiek waarmee de practi-
cus wordt geconfronteerd inderdaad
omvangrijk is, illustreert u zelf al in uw
brief, waarin in vogelvlucht een groot
aantal zaken wordt aangestipt. Dat u
zich daarbij tot de Groep Practici Grote
Huisdieren richt, vind ik een goede
zaak. Immers, daar waar de belangen
van de practicus werkzaam in de land-
bouw in het geding zijn, is onze Groep
actief

De directe aanleiding tot uw schrijven is
het uitbrengen van onze folder onder de
titel \'Van gestunt met diergeneesmidde-
len wordt niemand wijzer!\'. Deze folder
had tot doel om, indien gewenst, de
practicus te ondersteunen in zijn of haar
argumentatie naar de veehouder toe bij
het aankopen van diergeneesmiddelen.
Collega Van Eist, u noemt deze actie ge-
richt op de handelwijze van postorder-
dierenartsen \'bedroevend slecht\' en
zelfs \'naïef. Na het persoonlijk onder-
houd dat wij over deze zaak hebben ge-
had denk ik dat u deze mening niet lan-
ger bent toegedaan. Wellicht ten
overvloede wijs ik erop dat de postor-
der-dierenarts die de directe aanleiding
tot deze actie vormde, uw praktijk mo-
menteel nog maar weinig schade zal
kunnen berokkenen,
"s Morgens vroeg je auto volladen met
antibiotica en dan op pad gaan om \'s

-ocr page 359-

avonds met een lege auto temg te ko-
men.\' Dat dit geen juiste methode is om
een verantwoord antibioticumbeleid te
voeren, zal geen weldenkende dieren-
arts betwisten. Dat een klein aantal die-
renartsen in Nederland wel op deze ma-
nier werkt, is ons uiteraard bekend. IKB,
KKM en praktijkcertificatie dienen ge-
zien te worden als methoden ter onder-
scheiding van op een dergelijke manier
opererende collega\'s. Het is helaas ech-
ter een illusie te verwachten dat kwali-
teitssystemen ertoe leiden dat de min-
varianten in ons beroep worden uitge-
sloten. Alhoewel, de aanstaande kolom-
certificatie komt hier toch dicht in de
buurt. \'Verbale kunstjes\' lijken mij hier
niet aan de orde.

Uw bezwaar dat veterinair Nederland
zich aanvankelijk in de varkenspest-
crisis te weinig heeft laten horen, is
mij uit het hart gegrepen. Indien u de
media heeft gevolgd, heeft u ook kun-
nen merken dat de koers in deze is ge-
wijzigd. Zowel het bestuur van de
Groep als medewerkers van de staf
van het bureau van de KNMvD heb-
ben zich op uitdmkkelijke wijze via de
media in de publieke discussie ge-
mengd (vier keer landelijk dagblad,
zes keer landelijk weekblad, drie keer
radio en vier keer televisie). Eén van
de consequenties hiervan was het
beëindigen van de euthanasie-rege-
ling voor jonge biggen, die voor velen
van onze collega\'s een professioneel
dieptepunt vormde.
De afgelopen weken heeft u kunnen
vernemen hoe onze vertegenwoordi-
gers in de beide Kamers standpunten
hebben verdedigd in het kader van de
varkenspestcrisis, de herstructure-
ringswet varkenshouderij, de draai-
boeken voor besmettelijke dierziekten
en het ter discussie stellen van het
non-vaccinatiebeleid. Er gebeurt dus
het nodige!

iii\'ii\'/

In het verlengde hiervan breng ik on-
der uw aandacht de brief die de
Minister van Landbouw onlangs aan
de Tweede Kamer stuurde aangaande
het dierveiligheidsproject en de posi-
tie van de dierenarts-practicus daarin.
In dit verband moeten ook de kansen
voor de practici worden genoemd die
in het verschiet liggen bij het imple-
menteren van EEG-richtlijn 97/12 in
onze nationale wetgeving medio
1998.

Uw klacht raakt mijns inziens echter
een belangrijk onderliggend probleem.
Wij dierenartsen-practici worden te
vaak pas in een uitvoerende fase be-
trokken bij allerlei regelingen die ons
werk betreffen. In de beleidsbepalende
fase zijn wij dan nauwelijks betrokken
geweest. Eén van de oorzaken hiervoor
lijkt gelegen te zijn in een communica-
tieprobleem tussen de beleidsbepa-
lende circuits enerzijds en de dieren-
artsen-practici anderzijds. Er is een-
voudigweg een \'taalverschil\'. In een
aantal gevallen hebben wij ons hiermee
in overlegsituaties gediskwalificeerd.
Eén van de weinig goede gevolgen van
de varkenspestcrisis is dat hierin veran-
dering is gekomen. Tegenwoordig kunt
u de KNMvD zeer regelmatig in \'Den
Haag\' aantreffen. U kunt er daarbij
vanuit gaan dat wij ons daar ook niet
snel meer weg zullen laten sturen!

In het slot van uw brief stelt u dat drin-
gende maatregelen snel genomen moe-
ten worden. Strikt genomen heeff u
daarin gelijk, maar geachte collega, dit
is toch wat te kort door de bocht. Een
aantal van de door u geschetste situaties
kent meerdere belanghebbenden met
doelstellingen die wezenlijk van die van
de practicus verschillen. Soms is een
moeizaam compromis het enig haal-
bare.

De Groep Practici Grote Huisdieren
probeert op te treden daar waar zij haar
invloed uit kan oefenen ten voordele van
de practici. Wij zijn gewend hierbij re-
sultaatgericht en desnoods onconventio-
neel op te treden. Wij verdedigen met
kracht uw belang, dat van de landbouw-
huisdierenpracticus. Uiteraard hebben
wij daarbij onze collega\'s heel hard no-
dig. Graag nodig ik daarom u, collega
Van Eist, uit om uw gewaardeerd initia-
tief een vervolg te geven in de vorm van
een verdergaande gedachtewisseling
met het bestuur van onze Groep. Uw
suggesties zullen ter harte worden geno-

men!

Met collegiale groet,

Rens van Dobbenburgh,
Groep Practici Grote Huisdieren

Geachte redactie,

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, deel 123, bladzijde 231, doet u
een beroep op de KNMvD-leden een
bijdrage te leveren aan de discussie ten
aanzien van de ethische aspecten van
de varkenspestbestrijdingZ-houderij.
Als \'mstend\' beroepsgenoot wil ik
hier graag op reageren, met uiteraard
vooral ook een blik op het verleden.
Collega Knol haalt in zijn artikel een
uitspraak van R.E. de Maar aan waarin
hij wijst op de eenvoud van de var-
kenspest (KVP-)bestrijding een halve
eeuw geleden. Ook in een wat minder
ver verleden kwam KVP regelmatig
voor. Zo varieerde het aantal diagno-
ses ten aanzien van deze ziekte in de
jaren 1954 tot en met 1966 op de
toenmalige Gezondheidsdienst voor
Dieren in Gelderland per jaar van drie
tot 15 procent. Het was kortom een
ziekte die in deze pre-industriële pe-
riode jaarlijks voorkwam. Tot uitge-
breide gebiedsbesmettingen kwam het
meestal niet. Eenvoudige maatregelen
volstonden als regel om het geheel bin-
nen de perken te houden.
Ik denk dat de recente epizootie niet al-
leen, zoals collega Knol stelt, te maken
heeft met de industriële vorm waarop
de varkens gehouden worden, maar
ook met het feit dat het vims en de
ziekte van karakter veranderd zijn. Dat
deze veranderingen te maken kunnen
hebben met de intensieve veehouderij
lijkt mij niet onmogelijk; een viroloog
zal daar meer over kunnen zeggen.
Wat de opmerking van Borghstijn
(bladzijde 237) met betrekking tot het
falende beleid van de KNMvD ten aan-
zien van de intensieve veehouderij be-
treft, kan ik zeggen dat de ontwikkeling
in deze richting, bedoeld om de renta-
biliteit van de varkenshouderij te ver-
beteren, veel dierenartsen is \'overko-
men\'. Dat het zo uit de hand zou lopen
was niet te voorzien. Zo was op het
Jaarcongres van 1970 een van de sec-
tie-onderwerpen \'De veterinaire bege-
leiding van grote bedrijven\'. Volgens

VARKENSPEST; WELZIJN

-ocr page 360-

het verslag werd met geen woord over
welzijn gesproken of kritiek op de
wijze van huisvesten geuit. Over de ne-
gatieve effecten was toen denk ik ook
nog weinig bekend. Pas in de tachtiger
jaren werd onderzoek van etholoog
Wiepkema uit Wageningen gepubli-
ceerd onder andere via het Jaarcongres
van 1984, waarbij heel duidelijk de ne-
gatieve invloed van de modeme huis-
vesting op het dierenwelzijn werd aan-
gegeven (onder andere het optreden
van stereotypieën bij aangebonden
zeugen). Desondanks gingen de ont-
wikkelingen gewoon door en werden
er steeds meer varkens gehouden.
Dat de dierenartsen, zowel de practici
als degenen die in dienstverband werk-
zaam waren, niet in verzet kwamen
had natuurlijk ook te maken met het
feit dat ze er economisch mee verbon-
den waren en daamaast het geheel ook
moeilijk te veranderen was. Deze mo-
gelijkheid is er nu wel! Nu door de ge-
volgen van de recente epizootie er kan-
sen zijn de varkenshouderij drastisch
te herstmcturen, vind ik dat de
KNIVlvD dat scenario moet steunen
waarin de meeste waarborgen voor een
verbetering van het dierenwelzijn
moet worden gegeven, mede indachtig
artikel 88, sub 3 van de \'Code voor de
Dierenarts\', waarin wordt gesteld dat
\'de dierenarts bij misstanden al het
mogelijke zal doen het welzijn te ver-
beteren\'.

ÜMil

G.H.A. Overgoor,
oud dierenarts G.D. Gelderland

■ IM

Ü

ii^ Éi

Het veterinaire leven is net een sprookje
vertelt collega Beijer ons in een recente
vertelling (zie Tijdschrift van 15 april
1998, bladzijde 259). Inderdaad, net
een sprookje. Je wrijft je de ogen uit. Na
jaren van praten en sleuren is door een
aantal collega\'s een organisatie opgezet
waarmee buitenstaanders de beroeps-
groep complimenteren.
Na mim beraad is een doordachte or-
ganisatiestmctuur gerealiseerd waarin
een nieuw team aan de slag kan.

Het kan dan haast niet anders dan dat
iedereen er de schouders onder zet
om de onderneming tot een succes te
laten worden. Zoals collega Beijer
ook zegt dat sprookjes uiteindelijk
altijd goed aflopen.

A.J. van Toor,
interim voorzitter NCI.

INDERDAAD, NET EEN SPROOKJE!

AANGIFTEPLICHTIGE BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1
maart 1998 tot en met 31 maart 1998
de volgende gevallen geconstateerd
van een aangifteplichtige besmette-

lijke dierziekte:

* één geval van klassieke varkenspest
in het werkgebied van de RVV-
kring Nijmegen.

* drie gevallen van scrapie. Het be-
trof twee gevallen in het werkge-
bied van de RVV-kring Assen en
één geval in RVV-kring Amster-
dam.

INTERNATIONALE CONFERENTIE OVER DE VERANDERING
VAN DE ROL VAN GEZELSCHAPSDIEREN

De afgelopen twintig jaar zijn er steeds
meer bewijzen geleverd dat gezel-
schapsdieren een positieve invloed
hebben op de lichamelijke en psychi-
sche gezondheid van de mens. Zeven
intemationale conferenties zijn dan
ook al aan dit onderwerp gewijd, te
weten in Londen (1977), Philadelphia
(1980), Wenen (1983), Boston (1986),
Monaco (1989), Montreal (1992) en
Genéve(1995).

Deze achtste conferentie zal van groot
belang zijn voor wetenschappers en
beroepsbeoefenaars op het gebied van
mens-dier relaties - temgkijkend op
het verleden, heden en de toekomst -
met betrekking tot deze mens-dier re-
latie en de barrières en uitdagingen die
de toekomst zal brengen.
Gedurende de driedaagse conferentie
zullen negen plenaire lezingen worden
gegeven door gerenommeerde weten-
schappers over de geschiedenis, cul-
tuur, demografie, volksgezondheid,
diergeneeskunde, therapie, psycholo-
gie, sociologie en de ethologische as-
pecten met betrekking tot onze relatie
met dieren. Tevens zullen lezingen en
poster presentaties worden gegeven.
Op vrijdag 11 september staan ook een

\\\'an 10 tot 12 september 1998 zal de achtste internationale conferentie met be-
trekking tot mens-dier interacties te Praag worden gehouden. Het thema van
de conferentie is
\'\'De verandering van de rol van gezelschapsdieren in de samen-
leving^.
Dit is de eerste keer dat een conferentie over dit onderwerp in Oost-
Europa plaatsvindt.

-ocr page 361-

aantal interessante demonstraties op
het programma, die elders zullen
plaatsvinden.

Engels is de officiële congrestaai op de
conferentie. Meer dan 500 deelnemers
afkomstig uit meer dan 25 landen ver-
spreid over de hele wereld zullen aan-
wezig zijn op de conferentie: onder-
zoekers, studenten, beroepsbeoefe-
naars, afgevaardigden van politieke en
andere organisaties, leden van natio-
naal en internationaal professionele
organisaties en media-vertegenwoor-
digers.

Voor meer informatie over de confe-
rentie, het mooie Praag, haar voor-
treffelijke conferentiefaciliteiten en
haar zeer aantrekkelijke hotelprijzen
kunt u contact opnemen met:

Stichting Multidisciplinair Onder-
zoeks Instituut naar de relatie tussen
mens en dier, Yalelaan 8, 3584 CM
Utrecht, telefoon: 030 - 2531565, fax:
030 -2518126, e-mail: n.endenburg
@pobox.ruu.nl.

SYMPOSIUM GROENHORST COLLEGE \'FLEXIBEL DE
TOEKOMST IN\'

Het symposium begint om 09.00 uur.
Gedurende de dag zijn er drie work-
shops. Voor dierenartsen zijn er een
aantal interessante onderwerpen bij ie-
dere workshop te vinden. Bij
Workshop I zijn dit: \'Waar moet een
gekwalificeerde professional binnen
het bedrijfsleven aan voldoen?\' en
\'Ondernemen 2000: het managen van
een bedrijf\' Workshop II: \'Het belang
van multimedia: Intemet, zelfstandig
leren en leren op afstand\' en \'De rol
van de paraveterinair binnen de die-
renartsenpraktijk\'. Interessant bij de
derde workshop zijn de onderwerpen
\'De toepassing van infonnatie- en
communicatietechnologie met betrek-
king tot het dier\', \'Omgaan met Arbo-
wetgeving\' en \'De rol van het dier bin-
nen de samenleving\'.

Voor meer informatie of opgave (vóór
25 mei 1998): Groenhorst College
Locatie Barneveld, Postbus 331, 3770
AH Barneveld, telefoon: 0342 - 45 55
00, fax: 0342 - 45 55 90.

Op donderdag 28 mei 1998 organiseert het Groenhorst College in Barneveld
een symposium met als titel \'Flexibel de toekomst in\'. Doel van dit symposium
is inzicht te krijgen in en te anticiperen op de vele nieuwe ontwikkelingen in
onze samenleving. De rol van het beroepsonderwijs en de ontwikkelingen op
de arbeidsmarkt staan daarbij centraal. Het symposium is tevens bedoeld
voor uitwisseling van informatie en ervaringen. Ook dierenartsen kunnen
hieraan meedoen.

WSAVA CONGRESREIS ARGENTINIË 5 - 23 OKTOBER 1998

Samen met het speciaal op Latijns-
Amerika georiënteerde reisbureau
Thika Travel is naast het congresbe-
zoek een prachtige natuurreis uitgestip-
peld naar het zuiden van het inmens
uitgestrekte land. De reis gaat onder
meer naar Peninsula Valdes (zeeleeu-
wen, zee-olifanten en walvissen) en
Vuurland, met onder andere een boot-
tocht door het Beagle kanaal.
In Chili zal het wereldberoemde na-
tuurpark Torres del Paine worden be-
zocht en de reis zal worden afgesloten
met een spectaculaire Lake Crossing
van Chili naar Argentinië.

Belangstellenden voor deze vijfde con-
gresreis die Aesculaap organiseert,
kunnen contact opnemen met Aescu-
laap, de heer Frans Sluvters, telefoon:
0411-677500.

Een uitgebreid routevoorstel alsmede
het programma van het WSA VA
Congres worden u dan toegezonden.

Veel dierenartsen bewaren goede herinneringen aan de in het verleden door
Aesculaap georganiseerde reizen naar Wenen, Rome, Durban en Jeruzalem.
Ook dit jaar heeft Aesculaap besloten de nek weer eens uit te steken en zal het
reisdoel Buenos Aires zijn, waar van 5 tot 10 oktober het congres van de World
Small Animal Veterinary Association (WSAVA) zal worden gehouden.

Tien specialistengroepen hebben hun
\'pre-congress day\' van hoog niveau,
ook voor gezelschapsdierenpractici, op
donderdag 18 juni belegd. Ter illustra-
tie het programma van de ESFM
(European Society of Feline
Medicine):
Blood disorders, the py-
rexic cat, and the anemic cat
door
Feldman, Couto en Guillermo,
Feline
clinicial biochemistry
door Denny

Meyer, Feline
vestibular dis-
orders, and
neuromuscular
disorders
door
LeCouteur en
tot slot
Feline

spinal disorders door Simon Wheeler.
De congresdagen zelf bestrijken een
zeer breed programma door voorname-

FECAVA-CONGRES IN BOLOGNA

Nog vier weken en dan is het zover: in Italië zal van 18 tot en met 21 juni 1998
het vierde Europese FECAVA-congres in Bologna gehouden worden.

-ocr page 362-

lijk Europese en Amerikaanse specia-
listen, onder andere Feldman (USA, in-
teme), LeCouteur (USA. neurologie),
Verstraete (België, tandheelkunde),
Scott (Groot-Brittannië, vogels en vis-
sen), White (Groot- Brittannië, chirur-
gie) en Rijnberk (endocrinologie).
Bologna is overigens in historisch en
cultureel opzicht een fantastische stad,
van waaruit Florence en Venetië zeer
goed en snel te bereiken zijn.

Voor verdere informatie: SCIVAC, te-
lefoon: 00 3 9 3 72 460440 (Engels-
sprekend secretariaat), fax: 00 39 372
457091, e-mail: info.scivac(^at.sof-

^ savac

team.it. Informatie is ook verkrijgbaar
bij Simon Kleinjan, telefoon: 030 - 231
0986.

INFECTIOUS BRONCHITIS: EFFECT OF VIRAL DOSES
AND ROUTES ON SPECIFIC LACRIMAL AND SERUM
ANTIBODY RESPONSES IN CHICKENS

Referaten

H. Toro, C. Espinoza, V. Ponce, V.
Rojas, M. Morales, andE. Kaleta. Avian
Diseases 1997; 41: 379-87.

De auteurs hebben het effect van vacci-
natiedosis en toedieningsroute op de lo-
kale IgA- en de systemische IgG-res-
pons onderzocht. Hoewel semm IgG en
\'bescherming\' volgens de auteurs niet
hoog gecorreleerd zijn, wordt deze
waarde meegenomen omdat hiervan in
het veld routinematig gebmik wordt ge-
maakt. IgA wordt op lokaal niveau on-
der andere door de Harderse klier ge-
vormd en geeft lokale immuniteit.
De verschillende proefgroepen kuikens
werden op 24 dagen leeftijd gevacci-
neerd met een commercieel IB-H120-
vaccin. Door middel van een ELISA
werden in traanvocht en serum respec-
tievelijk IgA en IgG bepaald. De experi-
menten eindigden 28 dagen post-vacci-
natie (pv).

In het eerste experiment werden de kui-
kens gevaccineerd door middel van de
oogdmppelmethode met 10^, lO\'^en 10^
EID50. (De commerciële IB-H120-vac-
cins bevatten > 10^ EID50, ref). In de
groep gevaccineerd met de hoogste do-
sis werd zowel een IgA- als een IgG-re-
spons waargenomen, in de groep gevac-
cineerd met 10^ EID50 alleen een
IgA-respons.

De groep gevaccineerd met de laagste
dosering verschilde niet significant van
de controle-groep.

In het tweede experiment kregen de kui-
kens het vaccin (1EID50) door middel
van oogdruppelspray-, drinkwater- en
cloaca-vaccinatie toegediend. De oog-
druppelvaccinatie gaf het hoogste semm
IgG-respons, de drinkwatervaccinatie
de laagste. (De waarden van de IgG-re-
spons van de spray-vaccinatie ontbre-
ken, de reden is door de auteurs niet ver-
meld, ref) Op 28 dagen pv werd de
specifieke IgA-respons waargenomen
in alle proefgroepen. De spray-vaccina-
tie gaf de hoogste titer. Bij de cloaca-
vaccinatie werd op 16 dagen pv een piek
in de IgA-respons gezien, waama de ti-
ter begon te dalen. Gedurende het groot-
ste gedeelte van het experiment gaf de
oogdmppel-vaccinatie lagere IgA-
waarden dan de drinkwater-vaccinatie.
Omdat voor de bepaling van IgA en IgG
verschillende ELISA\'s werden ge-
bmikt, konden deze niet met elkaar ver-
geleken worden.

De auteurs geven drie mogelijke verkla-
ringen voor het optreden van de IgG-re-
spons in de cloaca-vaccinatie:

1. Massale vimsreplicatie in de darm-
wand.

2. Een enkel vimsdeeltje komt in de
bursa van Fabricius terecht.

3. Ondanks de gaasvloer nemen de kui-
kens het vims, gepasseerd via de fae-
ces, oraal op.

Lymfocyten, geactiveerd door de aan-
wezigheid van agens ter plaatse, zijn in
staat een lokale immuun-respons op te
wekken in op afstand gelegen lymfoid
weefsel. Dit is een mogelijke verklaring
voor het optreden van de specifieke
IgA-respons in de cloaca-vaccinatie-
groep.

(Helaas zijn de kuikens niet gechallen-
ged, zodat geen inzicht wordt verkregen
in de relatie IgA-respons en \'bescher-
ming\'. ref)

Mevr. drs. L van Veen

NEOSPORA CANINUM INFECTION IN THE DOG:
TYPICAL AND ATYPICAL CASES

L.M.L. van Ham, H. Thoonen, J.S.
Barber, A.J. Trees, I. Polis, H. de Cock,
and J.K. Hoorens. Vlaams Diergenees-
kundig Tijdschrift 1996; 65:326-35.

Er worden negen gevallen van
Neospora caninum-infecties bij honden
in België beschreven. Klinisch zag men
bewegingsstoomissen en zenuwver-
schijnselen zoals ataxie, parese, para-
lyse, paraplegia, hyperesthesie, blind-
heid. afwijkend gedrag, spierpijn en
andere. De aandoening had meestal een
progressief verloop ondanks medicinale
behandeling (clindamycine). Zeven die-
ren moesten worden geëuthanaseerd.
De diagnose werd gesteld door middel
van serologisch onderzoek met behulp
van een immunofluorescentietest waar-
bij titers gevonden werden variërend
van 1:50 tot 1:12.800. Bij histologisch

-ocr page 363-

onderzoek werden non-purulente onste-
kingsprocessen gevonden in hersenen,
ruggenmerg en spieren van de extremi-
teiten. Ook de tachyzoïeten van
N. cani-
num
konden worden aangetoond waar-
voor een immuno-peroxidase test werd
gebruikt.

In deze mbriek treft u informatie aan
betreffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen
via telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(^pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina: http://www.cc.mu.nl/paod.

Praktische röntgenologie gezel-
schapsdieren
(98/109), woensdag 10
juni 1997, 9.00 - 17.00 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 560,- (in-
clusief materiaal en lunch).

In het eerste dagdeel van de cursus
wordt aandacht besteed aan de prakti-
sche uitvoering van het röntgenolo-
gisch onderzoek van diverse objecten
van kleine huisdieren: voorbereiding,
positionering, opnamerichtingen, be-
lichtingswaarden. De opnametechnie-
ken worden met behulp van patiënten
en de beschikbare apparatuur \'live\' ge-
demonstreerd en geoefend.
In het tweede dagdeel zal het accent ko-
men te liggen op de interpretatie van
röntgenfoto\'s: bespreking van een aan-
tal opnamen van patiënten met discus-
sie over de mogelijkheden voor nadere
(röntgen-)diagnostiek. Cursusleider is
drs. J.W. Garretsen, specialist veteri-
naire radiologie.

N.B.

Een aantal deelnemers zal gevraagd
worden - zo mogelijk - een eigen licht-
kast mee te nemen. Verder wordt van
alle deelnemers verwacht dat ze naast
een
loodschort twee tot vijf eigen opna-
mes meebrengen.

Klinische les gezelschapsdieren \'De
huidige stand van zaken met betrek-
king tot cardiomyopathie bij hond en
kat\'
(98/108), vrijdag 19 juni 1998,
14.00 - 17.00 uur te Utrecht.
Cursusprijs ƒ 135,-.

Gesteld wordt dat deze infectie wereld-
wijd voorkomt, dat meestal dieren jon-
ger dan een half jaar worden aangetast
en dat er mogelijk raspredisposities
(Labrador) bestaan. De besmettingswe-
gen zijn niet volledig bekend.
Transplacentaire overdracht is bewe-

Vaak worden dieren aangeboden met
vage problemen zoals lusteloosheid,
slomer dan voorheen, minder eetlust en
dergelijke. Ook problemen als hoesten,
benauwdheid of zelfs flauwtes kunnen
op eenzelfde onderliggende oorzaak
bemsten, waarbij cardiomyopathie een
belangrijke rol kan spelen. Om na te
gaan of dit van toepassing kan zijn in
een bepaalde situatie dient men dus ook
bekend te zijn met cardiomyopathie.
Het doel van deze klinische les is de re-
levante punten met betrekking tot car-
diomyopathie bij hond en kat te bespre-
ken waarbij in het bijzonder aandacht
besteed wordt aan de achtergrond van
cardiomyopathie, de diagnostiek, thera-
pie en prognose. De betekenis van ECG
wordt slechts summier belicht aange-
zien hiervoor een extra cursus zal wor-
den verzorgd in de nabije toekomst.
Cursusleider is dr. A.A. Stokhof, spe-
cialist inteme geneeskunde der gezel-
schapsdieren. Vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren, FdD.

Persoonlijk leiderschap en de kracht
van communicatie
(98/905), maandag
29 en dinsdag 30 juni 1998 te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,- (inclusief twee
boeken, een reader en overnachting).

Vele dierenartsen zijn in hun positie
binnen de maatschap, het bedrijf of in-
stelling op enigerlei wijze leider. Een
leider is meer dan een vakman of vak-
vrouw. Een leider gebmikt het gewicht
van zijn persoonlijkheid om zijn din-
gen te doen, zijn visie te ontwikkelen
en zijn doelstellingen te bereiken. Deze
training gaat
niet over wie er de baas is
of gaat worden. Daarom is deze trai-
ning voor alle dierenartsen in welk
dienstverband dan ook. Deze training
gaat wel over een persoonlijkheid die
zichzelf vormgeeft in de manier van
communiceren. Daarom in deze per-
soonlijke, intensieve en uitdagende
training aandacht voor de volgende ge-
bieden:

Autonomie en richting

Autonomie kan omschreven worden als
zen; orale besmetting wordt vermoed.
Gewaarschuwd wordt tegen het gebmik
van immunosuppressoren als therapie;
dit zou subklinische infecties manifest
doen worden.

J.P. W.M. Akkermans

de kwaliteit van mensen om hun eigen
leven vorm te geven binnen de grenzen
die de omgeving biedt en de grenzen
van de persoonlijke mogelijkheden.
Persoonlijke mogelijkheden vergroten
en nieuwe bronnen aanboren als leider
geeft de mogelijkheid de eigen richting
vorm te geven. Dan kan de leider ande-
ren uitdagen om hun bronnen te gebmi-
ken en te ontwikkelen.

Succes willen hebben
Succes willen hebben is een belangrijke
motivatiebron van een leider. Wij den-
ken daarbij niet alleen aan het succesvol
zijn of kunnen \'scoren\', maar aan het
gericht blijven op de eigen visie en het
genieten van de successen die op weg
daarnaar toe worden geboekt. Geniet
zonder ook maar iets in te leveren van
de motivatie om de vervolgens gestelde
doelen te bereiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie nissen mensen is een voort-
durend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn
eigen persoon. Hij schept voorwaarden
om de relaties tussen de leden onderling
en de relaties met de leider vorm te ge-
ven.

Communicatievaardigheden zijn een
belangrijk hulpmiddel. In maatschaps-
vergaderingen en contacten met cliën-
ten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?

Kortom: een tweedaagse training om te
leren effectief je persoonlijk plan te
trekken in de veranderende wereld.

Docent: drs. W. Veenbaas (in samen-
werking met prof dr. A. Pijpers).
Drs. Wibe Veenbaas heeft een eigen
trainingsinstituut: Phoenix Opleidingen
in Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen
diergeneeskundig Nederland bekend
om zijn inspirerende inleidingen die hij
gehouden heeft voor diverse Groepen
van de KNMvD en als docent bij de
cursus Apotheek 11 Landbouwhuis-
dieren.

-ocr page 364-

De dierenarts, werkzaam ten dienste
van de landbouwhuisdieren, zal met
tenminste drie ontwikkelingen reke-
ning moeten houden.

1. Het aantal bedrijven met mnderen,
varkens en gevogelte, om de drie
belangrijkste sectoren te noemen,
zal afnemen. Het aantal dieren dat
per bedrijf gehouden wordt zal toe-
nemen. Het kennisniveau van de
agrarische ondememer zal verder
toenemen.

2. Diergezondheid, veiligheid van voe-
dingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong, dierenwelzijn, milieu-aspec-
ten en de mimtelijke ordening zullen
in belangrijke mate de kaders voor
de veehouderij bepalen.

3. Diergezondheidsbeleid wordt in
toenemende mate intemationaal be-
paald en, zoals de minister van
LNV zegt, \'in een strak en bindend
kader\'. Dit kader zal voomamelijk
door de EU worden bepaald, maar
ook de WTO is van invloed. Zowel
de EU als de WTO zullen de be-
scherming van de volksgezondheid
en de diergezondheid als hoofdlei-
draad hanteren.

Naast een strakker wettelijk kader
zijn de toenemende invloed van ei-
sen van de consument en het belang
van de publieke opinie een maat-
schappelijk gegeven.

Wat zijn nu de consequenties van
voomoemde ontwikkelingen voor de
rol van toekomstige dierenarts op het
boerenbedrijf?

ad 1. Op het grote, goed geleide veehou-
derijbedrijf zal de dierenarts zijn
toegevoegde waarde moeten
waarmaken door op het gebied
van de diergezondheid en dieren-
welzijn een dusdanig niveau in
kennis en kunde te hebben, dat zijn
huidige vertrouwenspositie op de
boerderij onomstreden blijft. Een
permanente na- en bijscholing in
kennis en kunde per sector, toege-
spitst op die zaken waar de boer op

zijn bedrijf behoefte aan heeft,
moet worden gewaarborgd. De
KNMvD is momenteel dmk
doende met het opzetten van een
erkenningsregeling voor dieren-
artsen die zich bezighouden met
een bepaalde diersoort; bijvoor-
beeld de erkenningsregeling voor
de mndveedierenarts. Deze erken-
ningsregelingen gaan uit van de al-
gemeen bevoegde dierenarts-prac-
ticus, met een aanvullende kwa-
lificatie voor een bepaalde dier-
soort, zodat aan de buitenwereld
kenbaar kan worden dat hij, con-
troleerbaar, voor zijn (groeps)-
praktijk, de nieuwste ontwikkelin-
gen op dat deelgebied nauwkeurig
volgt. Via stmcturele nascholing
in de diverse vakgebieden wordt
ook nagestreefd dat dierenartsen
op een bepaald gebied een grote
mate van uniformiteit in de dienst-
veriening bewerkstelligen, en zo
de primaire sector eenduidig voor-
lichten.

Dit betekent dat de dierenarts
meer en meer als overlegpartner
zal optreden, hij draagt kennis
over op het gebied van dierge-
zondheid en dierziektenbestrij-
ding op bedrijfsniveau. De ken-
nis en kunde op het gebied van
het individuele dier zal een be-
langrijke plaats blijven innemen
en benut worden om van hiemit
de integrale zorg voor het bedrijf
als geheel te destilleren.
Eén en ander zal in nauw overieg
met de betrokken veehouders
vorm moeten krijgen.
De vaste relatie tussen veehouder
en dierenarts moet in heldere
werkafspraken resulteren inclu-
sief de zakelijke consequenties.

ad 2. Wat betreft diergezondheid, vei-
ligheid van voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong, dierenwelzijn,
milieu en mimtelijke ordening
voelt de praktiserende dierenarts
zich vooral verantwoordelijk voor
de eerste drie onderwerpen.
In dit verband hebben de dieren-
artsen, tezamen met mensen uit
de varkenshouderij en andere be-
langrijke spelers in de agrarische
sector, een kwaliteitssysteem in
ontwikkeling, om diergezond-
heid en dierenwelzijn meetbaar
te maken: de zogenoemde Dier-
Veiligheids-Index(DVI).
Deze DVI richt zich op bedrijfs-
omstandigheden en bedrijfsvoe-
ring op en om het individuele be-
drijf in relatie tot gezondheid en
welzijn van dieren. Hierbij wordt
gelet op: huisvesting, verzorging,
welzijn, hygiëne, gezondheids-
zorg, verplaatsing van dieren, be-
drijfsstructuur en afstand tussen
bedrijven.

•^mitii. .1

DE ROL VAN DE DIERENARTS OP DE BOERDERIJ
VAN DE TOEKOMST

Deze index geeft op een duide-
lijke manier aan op welk kwali-
teitsniveau de risicobewuste vee-
houder met zijn dieren omgaat.
In samenspraak met de overheid
zal een bepaald kwaliteitsniveau,
in de toekomst, van invloed zijn
op de hoogte van de heffingen die
de veehouder zal moeten betalen,
bijvoorbeeld voor het dierge-
zondheidsfonds van het ministe-
rie van LNV. Ook behoort een
differentiatie van het keuringsre-
gime in de slachterijen tot de mo-
gelijkheden.

Bij het afnemen van producten en
diensten zal de boer ook een be-
paald kwaliteitsniveau van zijn
leveranciers eisen.
De dierenarts zal aan een gega-
randeerd kennisniveau moeten
voldoen en evenzo zal zijn prak-
tijk aan de daarvoor gestelde
kwaliteitscriteria moeten vol-
doen (bijvoorbeeld: IKB-GVP-
varkens, KKM-GVP-mnd en de
KRD praktijkcertificatie).
ad 3. Een hoog niveau van dierge-
zondheid is niet alleen in het be-
lang van de dieren maar is even-
zeer belangrijk voor Nederland
als grote exporteur van land-
bouwhuisdieren en producten
van dierlijke oorsprong.
De overheid heeft de verantwoor-
delijkheid bij het geven van ga-
ranties aan het buitenland ten
aanzien van de diergezondheids-
status. Zij heeft de leiding bij de
volgende onderdelen van de dier-
gezondheid:

a) bestrijding van zeer besmette-
lijke ziekten (bijvoorbeeld
varkenspest, mond- en klauw-

-ocr page 365-

zeer, NCD), de overheid heeft
hiervoor het wettelijlce instru-
mentarium.

b) bestrijding van de zoönosen
(zieicten die van dier op mens
over icunnen gaan).

c) vrijwaring voor zielcten van
de handelspartners door mid-
del van exportcertificatie.

De certificering is een cruciaal
element in het intemationale han-
delsverkeer en wordt momenteel
uitgevoerd door de officiële die-
renarts in dienst van de rijksover-
heid.

De EU heeft onlangs de nieuwe
richtlijn inzake het intracommu-
nautaire handelsverkeer uitge-
vaardigd, de richtlijn 97/12/EG.
Deze richtlijn moet nog ingebed
worden in de Nederlandse wetge-
ving. Onder de richtlijn 97/12/EG
kunnen de lidstaten voor de kwa-
lificatie van de veebedrijven een
systeem van netwerken invoeren.

iiliurri

Onderdeel van dit netwerk is de
\'erkende dierenarts\'. Deze die-
renarts staat onder toezicht van de
bevoegde autoriteit.
De minister overweegt om, wan-
neer dit netwerksysteem in
Nederland ingevoerd wordt, de
positie van de \'erkende dieren-
arts\' in dit netwerk door de prac-
ticus-dierenarts te laten invullen.
De \'erkende\' dierenarts ziet toe
op de naleving van de eisen in-
zake identificatie en gezond-
heidscertificatie, verplichte van
aangifte bepaalde infecties en hy-
giënische omstandigheden. De
eigenaar van een veebeslag dient
een één-op-één relatie met een
erkende dierenarts aan te gaan.
Opgemerkt moet worden dat als
de rol van de erkende dierenarts
door de eigen c.q. plaatselijke
practicus moet worden ingevuld,
dit op gespannen voet zou kun-
nen komen te staan met zijn rol
als vertrouwensman van de vee-
houder. Om problemen op dit ge-
bied te voorkomen zullen de
taak, de verantwoordelijkheid en
de bevoegdheid van deze dieren-
arts voor alle partijen helder die-
nen te zijn. Het netwerk zal on-
dersteund moeten worden door
een systeem met sancties, opge-
zet tezamen met de andere parti-
cipanten in de productieketen en
de overheid.

Na een goede voorbereiding en
binnen goede, duidelijke rand-
voorwaarden, zal de practicus
een inhoudsvolle rol binnen dit
netwerk kunnen spelen. De sa-
menwerking tussen boer en prac-
ticus zal op deze manier het ver-
trouwen in de sector versterken
en niet nodeloos kostenverho-
gend werken.

A. W. Udo,
voorzitter KNMvD.

DAP EELDE-HOORNSEMEER KLAAR VOOR DE TOEKOMST

Wie het naar hedendaagse inzichten
verbouwde praktijkpand betreedt,
wordt onthaald door een enthousiaste
crew bestaande uit de dierenartsen:
Tom van Til, Otto van der Velden, Paul
van Hooydonk en assistentes Antje van
Til, Martine Bes, Titia Vogelzang en
Calla Westerhof Direct merkbaar is de
goede sfeer die heerst in deze praktijk.
Het kan niet anders; dat moest wel lei-
den tot een constmctieve aanpak van
het kwaliteitsvraagstuk!
In de praktijk hebben de mnderen en
de gezelschapsdieren een belangrijk
aandeel. Ook telt het praktijkgebied

4

een aantal bedrijven met kleine her-
kauwers en worden er nogal wat paar-
den behandeld. De drie dierenartsen
leveren voor de gehele diergenees-
kunde eerstelijns zorg, en voor de
mndveehouderij eveneens tweedelijns
zorg. DAP Eelde-Hoomsemeer is één
van de weinige gemengde praktijken
die niet geconfronteerd is met de
GVP/IKB-varkenshouderij. Varkens
worden in deze regio niet gehouden en
daar zijn deze dierenartsen niet treurig
over.

De dierenartsen erkennen dat zij, alvo-
rens zij geconfronteerd werden met de

In de kop van Drenthe, op het met zwerfkeien geplaveide platteland, vinden
we de gemengde praktijk Eelde-Hoornsemeer, gerund door drie dierenartsen
en vier assistentes. Als het aan de associés Tom van Til en Otto van der Velden
ligt, wordt de praktijk in de toekomst flink uitgebreid. Een samenwerkings-
verband van zeven a acht dierenartsen zien Van Til en Van der Velden
al* toe-
komstideaal. Dan is er voldoende ruimte voor een diersoortdifTereBHatie van
de practici, waarbij de beschikbaarheid van elke kunde op ieder Bioment ge-
waarborgd is. Volgens de dierenartsen zijn fusie en differfntiatie uit kwaft»
teitsoogpunt de toekomst voor de veterinaire professie. Eén geMengd pracit>
cus zal steeds moeilijker in staat zijn de in zich rap tempo opvolgende
ontwikkelingen per diersoort goed te volgen.

Door Geesje Rotgers

Kwaliteitsrichtlijn voor dierenartsen-
praktijken (KRD), het verbetertraject
al hadden ingezet. Management en
marketing, termen die de veterinaire
wereld nog nauwelijks kent, vonden in
yieze praktijk reeds zijn uitwerking. Zo
Voldeed bijvoorbeeld het praktijkpand
niet meer aan de wensen. Het was te
klein geworden. In verschillende etap-
pes werd ver- en bijgebouwd. De apo-
theek kreeg een nieuwe locatie en
werd gelijktijdig voorzien van de be-
nodigde klimaatbeheersingsappara-
tuur. Alle kastjes in de behandel- en
operatiekamer werden van de grond
gemonteerd zodat het gehele vloerop-
pervlak gemakkelijker en beter schoon
te maken is.

Het continue streven naar kwaliteit
maakte dat de stap naar een kwaliteits-
certificaat relatief klein was geworden.

Ambitieus toekomstplan

Met enthousiasme spreken de dieren-
artsen over de toekomstplannen van
hun praktijk. Zo\'n dertien jaar geleden
vestigde Van Til zich als all-round
practicus in Eelde. Inmiddels is de
praktijk uitgegroeid en nu wordt ge-
streefd naar differentiatie. Vanwege
het toenemende aandeel paarden, zou

-ocr page 366-

hij in de nabije toekomst het liefst een
in paarden gespecialiseerde collega
binnen de praktijk willen hebben. Ook
voor andere diersoorten komt er meer
vraag naar specifieke kennis en vaar-
digheden. De toekomstvisie van de
praktijk is ambitieus: uitgroeien naar
een grote praktijk met de nodige ex-
pertise voor alle diersoorten; een stre-
ven voor de langere termijn.
De doelstelling voor de minder lange
termijn is verwoord in het onderne-
mingsplan van de praktijk. Het opstel-
len van een ondernemingsplan - een
eis binnen de KRD - is erg zinvol, vin-
den de dierenartsen. Het is goed om
daar eens met elkaar over na te denken.

tiTI^IIIII,.!^

a it I i Ml tiiiii"!^

Iedere zichzelf respecterende ondeme-
ming heeft een ondernemingsplan.
Van Til ergert zich aan het feit dat veel
dierenartsen niet weten hoe zij hun on-
dememing moeten managen. Dat is
een gemis in de studie diergenees-
kunde, stelt hij. Van Til vergelijkt de
veterinaire studie met opleidingen die
hij volgde aan agrarische scholen,
waar management een wezenlijk on-
derdeel uitmaakt van het programma.
Het goed laten lopen van een ondeme-
ming blijft een kwestie van goed ma-
nagement! Ook hebben volgens de
praktijk veel dierenartsen niet de gave
hun diensten te promoten bij hun cliën-
ten. Het aanprijzen van de diensten be-
gint immers bij de visite aan de vee-
houder en het bezoek van de gezel-
schapsdiereigenaar. Binnen DAP
Eelde-Hoomsemeer wordt er alles aan
gedaan de veehouder bij de praktijk te
betrekken. Alle mndveehouders ont-
vangen een luxe praktijkmap met
daarin informatie die voor het bedrijf
belangrijk is. Ook wordt regelmatig
een nieuwsbrief naar de bedrijven ge-
shiurd, met recente ontwikkelingen,
veterinaire- en productinformatie.
Ook cliënten van gezelschapsdieren
krijgen de nodige aandacht. Dat begint
al in de wachtkamer, waar zij via een
fotowand worden voorgesteld aan het
complete veterinaire team.

-ocr page 367-

Een volgende initiatiefis momenteel in
bewerking: een heuse praktij k-vier-
kleuren-info-folder! Deze moet alle re-
laties van de praktijk inzicht geven in
de diensten die DAP Eelde-Hoomse-
meer te bieden heeft.

Klaar voor de toekomst

Wie denkt dat het behalen van het
kwaliteitscertificaat voor DAP Eelde-
Hoomsemeer een kleinigheid was,
heeft het mis. Er is met het hele team
hard aan gewerkt en het certificaat is
de kroon op het afgelegde traject. De
ontvangst van het certificaat betekent
niet dat daarmee de finish is gehaald.
Het betekent het begin van de weg van
continue verbetering. En continu ver-
beteren is nodig om de ondememing
ook in de toekomst aan de eisen te la-
ten voldoen. Binnen DAP Eelde-
Hoomsemeer is goed nagedacht over
het verbeteren van de kwaliteit. Op de
eerste plaats is flink gesleuteld aan de
huisvesting. Het nieuwe pand is afge-
stemd op de te verrichten werkzaam-
heden. Tweede punt is het personeels-
beleid. Gewerkt wordt met gekwa-
lificeerde mensen en er is mimte voor
bij- en nascholing. Daarbij zijn de die-
renartsen van mening dat een onder-
neming nooit te krap in zijn mens-
kracht mag zitten. Alleen met vol-
doende personele mimte is het
mogelijk de werkzaamheden uit te
breiden. Ten derde kent de praktijk de
voordelen van een hoge graad van au-
tomatisering. Last but not least staat
de praktijk voor een 24-uurs service
en is bij spoedgevallen, ook in de
weekeinden, binnen 15 tot 30 minuten
ter plaatse.

Gi^riRiB SSi ffl«
tl tiTTi n >

De praktijk realiseert zich dat de over-
heid en het landbouwbedrijfsleven de
ontwikkelingen binnen de diergenees-
kunde vanaf de zijlijn gadeslaan. De dis-
cussies over bijvoorbeeld het functione-
ren van de veterinaire apotheek zijn nog
maar kort geleden en worden steeds op-
nieuw ter discussie gesteld. Het feit dat
dierenartsen veel belang hechten aan
hun apotheekrecht, vraagt een medicijn-
stroom die aantoonbaar volgens de re-
gels verloopt. Verder krijgen dierenart-
sen steeds meer verantwoordelijkheden
in kwaliteitsprogramma\'s van het land-
bouwbedrijfsleven. Zo zal de Keten
Kwaliteit Melk over enkele jaren verder
worden uitgebouwd waarbij van de
werkwijze van dierenartsen meer ge-
vergd zal worden. De dierenartsen en
medewerkers van DAP Eelde-Hoomse-
meer zijn er klaar voor. Hier wordt met
een blik naar de toekomst, transparant en
volgens de eisen gewerkt. Laat ze maar
komen kijken!

De dierenartsen en medewerkers van
DAP Eelde-Hoornsemeer zijn graag
bereid hun veterinaire collega\'s een
kijkje te gunnen in hun praktijk en hen
de nodige uitleg te geven over de door-
lopen kwaliteitsverbeteringen. Neemt
u dan wel even contact op voor het ma-
ken van een afspraak.

-ocr page 368-

Zaterdag 6 juni 1998 gaan wij om
13.30 uur in het historische stadje
Schoonhoven aan boord. De trossen
worden dan stipt om 14.00 uur losge-
gooid voor een tocht over de schitte-
rende Zuid-Hollandse wateren. Af-
hankelijk van het weer wordt er over
de Lek richting Hagestein gevaren of
de Rotterdamse haven bezocht. De be-
roemde veterinaire zanger Rinus Ra-
senberg zal het geheel muzikaal (met
ook een speciaal kinderrepertoire) op-
luisteren. Tijdens de tocht zal de keu-
kenbrigade een uitstekend warm en
koud buffet serveren met als afsluiting
een Grand Dessert. Om ongeveer
20.00 uur meren we weer af in
Schoonhoven.

Uw bijdrage voor dit prachtige festijn
is slechts ƒ 95,- per persoon voor leden
en hun partners en ƒ 27,50 voor een
kind tot 12 jaar (dit is inclusief con-
sumpties en wijn bij het eten). Niet-le-
den van de Afdeling betalen ƒ 135,-
per persoon.

Wie voet zet aan boord van het partyjaeht Thalassa Royal waant zich in een
andere wereld. Dit is niet zomaar een jacht, dit is een super-de-luxe accommo-
datie waarop de Afdeling Zuid-Holland van de KNMvD haar leden voor het
130-jarig bestaan zal ontvangen.

mm m

WELKOM AAN BOORD VAN DE THALASSA ROYAL

Aanmelden kan door het invullen van
het antwoordstrookje op de uitnodiging
en door het overmaken van het ver-
schuldigde bedrag op bankgironummer
219310 ten name van de \'Kon My voor
Diergeneeskunde Afd Zuid Holland\'
onder vermelding van \'lustrum\'.

Wij hopen u op 6 juni in grote getale te
kunnen verwelkomen.

Namens de Afdeling Zuid-Holland,
R. Verkaik

VACCINATIE CENTRAAL TIJDENS JAARCONGRES 1998

Het wetenschappelijk programma van het Jaarcongres 1998 zal
geheel gewijd zijn aan het thema
\'Vaccinatie\'. Een aantal interes-
sante en belangrijke aspecten zullen worden belicht, zowel bij ge-
zelschapsdieren als productiedieren. Enkele van deze aspecten
zijn: de historie van de vaccinatie, de huidige stand van zaken en,
vanwege de actualiteit, het vaccinatiebeleid en non-vaccinatiebe-
leid van de overheid en de economische gevolgen hiervan. Deze
onderwerpen zullen voor u in het voetlicht worden gebracht door
prof dr. J.G. van Bekkum, dr. H.F. Egberink, prof dr. J.T. van
Oirschot, drs. C.C.J.M. van der Meijs en prof dr. ir. A.A.
Dijkhuizen.

W. Hartman,

congrescommissie.

1-3 oktober 1998 C^^ Emmen

-ocr page 369-

EEN COMPUTERSYSTEEM KIEZEN,
EEN INGEWIKKELD PROCES

Inc/

Imago als beslisfactor

Imago lijkt in deze steeds belangrij-
ker te worden. Steeds meer hoor ik
dat ook de laatste computerlozen on-
der de dierenartsen bezwijken onder
de druk van de clientèle: een dieren-
kliniek zonder computer zou niet
meer kunnen in deze tijd. Die discus-
sie wil ik niet aangaan, omdat ik hem
niet relevant vind. De redenen be-
paalt ieder voor zichzelf en ik denk
dat iedere dierenarts in staat is om af-
wegingen te maken en conclusies te
trekken. Hij of zij heeft immers ge-
leerd om te analyseren, te diagnosti-
ceren en te behandelen.

Zoeken naar een computersysteem

Maar als dierenartsen besluiten om
aan een computersysteem te gaan,
dan komen ze voor de vraag te staan:
\'welke dan?\' Zij gaan te rade bij col-
legae of informeren rechtstreeks bij
leveranciers. Soms word ik gebeld
met de vraag wie het beste of goed-
koopste systeem verkoopt. De eerste
vraag kan ik niet beantwoorden om-
dat het antwoord afhangt van de eisen
en wensen van de vrager, en de
tweede vraag kan ik niet beantwoor-
den omdat ik vind dat die niet op mijn
weg ligt zolang ik niet weet wat er
voor de betreffende prijs precies ge-
boden wordt.

Ik heb mij vaak verbaasd over de vra-
gen die mensen stellen aan leveran-
ciers. Heel vaak zijn het heel techni-
sche vragen: \'wat voor processor
heeft ie?\', \'is het mums?\' Voor de le-
verancier/techneut zijn dat ideale
vragen, want ze liggen op zijn terrein.
Hij kan dan direct imponeren met
deskundige uitwijdingen. Aan het ge-
zicht van de toehoorder is dan al
gauw te zien dat ie volledig de draad
kwijt is.

Welke vragen stellen?

Mijn conclusie is dat het kennelijk
moeilijk te formuleren is wat je als
computerleek zou willen weten over
een kandidaat-systeem voor jezelf
Voor de NCI is het een taak om te
helpen bij het formuleren van rele-
vante vragen. Een handleiding is in
de maak, maar een aantal vragen kan
al genoemd worden:

- Welke hoofdfuncties zitten er in
(financiële administratie, patiën-
tenkaart, etcetera)?

- Per hoofdfunctie: hoe diep gaat ie,
welke werkvolgorde? Vergelijk
met uw werkwijze in de dagelijkse
praktijk.

- Hoe wordt geswitcht tussen func-
ties en hoe gemakkelijk en snel
gaat dat?

- Is er sprake van functiescheiding
binnen het programma (admini-
stratieve taken die door de dieren-
arts, respectievelijk de assistente
worden verricht, maar ook: ver-
schillende toegangsbevoegdheid
tot de gegevens)?

- Voldoet het programma aan de
wettelijke eisen die aan uw admi-
nistratie gesteld worden?

- Hoeveel moet u voor het pro-
gramma doen in de vorm van \'in-
kloppen van gegevens\' en wat
krijg ik er voor terug in de vorm
van (management-)informatie?

- Hoe bewaakt het programma de
juistheid, volledigheid en vertrou-
welijkheid van de gegevens?

- Indien u ook andere computerpro-
gramma\'s gebruikt (tekstverwer-
ken, internetten, etcetera): zitten
ze elkaar niet in de weg of kunnen
ze zelfs samenwerken, bestanden
uitwisselen of delen?

Computerprogramma\'s worden gemaakt om mensen - om een voor mij duis-
tere reden worden zij sinds jaar en dag \'gebruikers\' genoemd - te ondersteu-
nen bij hun dagelijks werk. Omdat vooral administratieve taken vaak minder
leuk worden gevonden, ligt daar bij uitstek de kans voor de automatisering.

Door Henk van der Bij!

- Welke opleiding hebben dieren-
arts en medewerkers nodig om met
het programma te kunnen werken
(en zitten de kosten daarvoor bij
de prijs inbegrepen)?

- Hoeveel tijd kost het om het pro-
gramma in te richten met de stam-
bestanden; kunnen die basisgege-
vens ook uit reeds bestaande ge-
gevens worden overgeheveld (con-
versie van elektronische bestan-
den)?

- Welk service-beleid hanteert de
leverancier en welke garanties
geeft hij ingeval van storingen?

- Wat is het versiebeleid (strikte
standaardprogrammatuur of \'maat-
werk voor iedere klant\');

- Welke procedure volgt de leveran-
cier bij het uitzetten van nieuwe
versies, en wat gebeurt er dan met
het eventuele maatwerk van de vo-
rige versie? En hoe vaak gebeurt
dat?

- Hoe wordt bepaald welke wijzi-
gingen in de programmatuur wor-
den doorgevoerd en welke nieuwe
functionaliteit aan het programma
wordt toegevoegd (is er een zoge-
naamde gebruikersgroep)?

Met nadruk zij er op gewezen dat ten
aanzien van de antwoorden op alle
vragen men ze verschillend kan be-
oordelen. Wat de één belangrijk
vindt, vindt de ander minder belang-
rijk, en niet iedereen werkt precies
hetzelfde. Ook de mate waarin de
aanschaf- en onderhoudsprijs een rol
spelen zullen verschillend zijn (dat is
persoonsafliankelijk).

Rol van de NCI

Zoals gezegd, het verzorgen van een
handleiding \'hoe zoek ik een voor mij
geschikt computerprogramma\' is een
NCI-taak. Het zou zelfs kunnen dat
een deel van de vragen door middel
van een door ons uit te voeren onder-
zoek wordt beantwoord. Dat vergt
echter een zorgvuldige voorberei-
ding, inventarisatie van alle bedrijfs-
processen van de practici, en vooral
een onafhankelijke en objectieve aan-
pak.

-ocr page 370-

Testopzet

Op 31 maart 1998 was in Nijkerk de presentatie van de resultaten van de
praktijkproef Gezondheidsplanner Melkvee. De planner is ontwikkeld in het
kader van het programma Diergezondheid in Beweging, in eerste instantie al-
leen voor mastitis. Belangrijk is dat het een zeer breed gedragen project is. De
volgende instellingen hebben geparticipeerd in het project: ATC, DLV, FdD,
GD, IPCD, KNMvD, LTO, LUW, NCI, NRS en NZO. Deze lange lijst geeft
aan dat de bedrijfsgezondheidsstatus een hot item is in Nederland.

ig> I <1 Él iiiiÉ i H Üi

Nadat het prototype vijf maanden is
getest door 25 veehouders is de test-
versie, na de presentatie op de
Landbouw-RAl in januari 1997, in ge-
bruik genomen. De testversie is negen

\' Alies is sludent aan de Hogeschool Larenstein in
Deventer. Haar studierichting is Rundveehouderij en
zij heeft grote belangstelling voor hel onderwerp Dier-
gezondheid. Voor haar afstuderen maakte zij bij de
NCI onder andere een scriptie over het onderwerp Be-
drijfsbegeleiding voor veehouders door dierenartsen.

maanden lang getest door 260 veehou-
ders die onderverdeeld waren in 23
studiegroepen. Deze groepen werden
begeleid door DLV, GD, IPCD, NZO
en natuurlijk de dierenartsen.

Resultaten

De planner biedt de veehouder onder-
steuning bij het maken van keuzes in
zijn bedrijfsvoering. De planner is een
graadmeter voor vergelijking, een stok
achter de deur om jezelf op de feiten te
dmkken en een plattegrond om te ge-
bruiken als leidraad bij de probleem-
analyse.

PREVENTIE IS DE ESSENTIE

Door Alles Kottelenberg

Tijdens de testperiode is gebleken dat
boeren serieus werken aan de gezond-
heidsstatus van hun bedrijf en dat er
daarbij behoefte is aan een gestmctu-
reerde aanpak. Hier ligt duidelijk een
ondersteunende taak voor de dierenart-
sen. Ook werd het als erg zinvol ervaren
om te werken in sbadiegroepen, waarbij
veehouders van elkaar leren hoe zij pro-
blemen kunnen oplossen. Zo kunnen
bijvoorbeeld gezondheidsproblemen
verminderd worden door de koeien vast
te zetten na het melken, door te melken
met handschoenen aan of door niet we-
kelijks maar dagelijks de ligboxen van
vers strooisel te voorzien.

In Nijkerk werd aan het eind van de
middag het project officieel overge-
dragen aan LTO, die het verder uit-
werkt. De begeleiding van de veehou-
der door de dierenarts is essentieel. Bij
de steeds groter wordende vraag naar
preventieve gezondheidszorg staat de
rol van de dierenartsen centraal.

O

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Hemmelder, Mevr. M.M.; 1998; 3705 ZB Zeist;
Warande 23.

Kieft, O.; 1980; 6922 JG Duiven; Engelstraat 5.
Klaver, Mevr. K.E.; 1997; 3071 AZ Rotterdam;
Louis Pregerkade 316.

Lubsen, R.W.; 1973; 1715 GK Spanbroek;
Spanbroekerweg 95.

Mous, Mevr. J.I.; 1997; 8102 PX Raalte; \'t Reelaer
7.

Reezigt, B.J.; 1997; 46531 Nosebro (Zweden);
Nordhemsgatan 35.

Spoomiakers, T.J.P.; 1998; 3582 EX Utrecht;
Albatrosstraat 30 bis.

Straal, Mevr. J.S.A.M.; 1997; Willemstad,
Curaçao (N.A.); Postbus 4163.
Wolf, Mevr. P.J. van der; 1997; 3981 ZM Bunnik;
Vletweide 48.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Lom. H. van; 4841 KA Prinsenbeek; Nieuw-
veerweg 1.

Royle, Mevr. S.; 3582 VT Utrecht; I.B. Bakker-
laan 65 III.

Stroobosscher,K.R.; I97I;9744CNGroningen;
Prinses Margrietstraat 32.

JUBILEA:

G. Jensma te Balk, afwezig, 45 jaar, 15 mei 1998
W.E.H. van Herten te Maasbracht, aanwezig, 35
jaar, 16 mei 1998

Personalia

Mevr. T. van Kekem-Pauw te Bmchköbel (Duits-
land) aanwezig, 35 jaar, 16 mei 1998
E.J .J.C. van Oosrveen te Warmenhuizen, afwezig,
35jaar,I6meiI998

Mevr. M.J. van der Wal-Zoon te De Wijk, afwezig,
35 jaar, 16 mei 1998

K. van Horssen te Heerde, aanwezig, 40 jaar, 16
mei 1998

D. A.M. Franssen te Wemhout, afwezig, 30 jaar, 24
mei 1998

Mevr. A.H. Jansen te Ede, afwezig, 25 jaar, 30 mei
1998

G. van den Brink te Dordrecht, afwezig, 25 jaar, 30
mei 1998

P.C. van der Hooft te Klarenbeek, afwezig, 30 jaar,
31 mei 1998

Dr. F. van Vugt te Almere, afwezig, 25 jaar, 5 juni
1998.

A.B. Diepeveen te Bome, afwezig, 25 jaar, 8 juni
1998.

Dr. H.A. Brouwer te Hoofddorp, aanwezig, 45
jaar, lOjuni 1998.

Voor het dierenartsen-examen van 3 april
1998 zijn geslaagd:

Antwerpen, Mevr. Y.S. van
Blikmans, Mevr. J.W.M.
Claassen, J.C.M.
Erp, Mevr. M.H.C. van
Haneghem, Mevr. M.T. van
Kummeling, Mevr. A.
Ruys, Mevr. L.J.
Veen, Mevr. C. van de
Verkroost, M.

MUTATIES:

♦Antwerpen, Mevr, Y.S. van; 1998; 1015
WN Amsterdam; Marnixstraat 305 hs; tel. 020-
6247211; fax 020-6247211; E-mail: T.PE-
TERS(<^THEOIVON,DEMON.NL; d.

Arts, Mevr. M.E.C.A.; 19%; 6964 BG Hall;
Rhienderensestraat 29; tel. 0313-650002; wnd.d.

Asperen, A P. van; 1969; 2713 CE Zoeter-
meer; J.W. Frisostraat4; tel.079-3162901 prakt.;

P-

Barbier, Mevr. G.P. 1986: zie: Hoogevest-
Barbier, Mevr. G.P.

Belonje, L.; I%8; 6641 LW Beuningen
(Gld); De Balmerd 177; tel. 024-6775044; plv.i.
R.V.V.

Berg, Mevr. J.M.D. van den; 1992; 7941 HE
Meppel; Stationsweg 40; tel. 0522-251810
privé, 238508 prakt.; fax 0522-238540; p., me-
dew. bij J. Bosman, J.F. van Calker, Mevr.
H.W. Janssen, J.L. Krom, W. Meijer, K.A.J.
van Rosmalen en J.B. Timmer.

*Blikmans, Mevr. J.W.M.; 1998; 3524 VD
Utrecht; Ardennen 64; tel. 030-2891514;
wnd.d.

Boeriand, Mevr. J.C.; 1996; 7323 KA
Apeldoorn; Gavottestraat 16; tel. 055-3671288
privé, 3666362 prakt.; p., medew. bij J. de Vries.

Bol, Mevr. C.J.; 1995; 3581 TR Utrecht;
Beekstraat 15; tel. 030-2543463 privé, 0294-
477459 bur.; fax 0294-414256; E-mail: CARBI-
RAH(ó WORLDONLINE.NL; wet. medew. bij
Fort Dodge Animal Health, Bio R & D and Re-
gulatory Affairs, j-Clinical Research .Manager.

Bos, Mevr. S.J.; 1996; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 132; tel. 030-6572044 privé, 035-
6831080 prakt.; E-mail: SANDRA.BOSfo
HETNET.NL; p., medew. bij G. Floor.

Buitink, Mevr. I.J.; 1996; 7701 LE Dedems-
vaart; De Aak 7; tel. 0523-610897 privé, 612662
prakt.; fax 0523-610903; p., medew. bij G.
Kempe en B.S. Wichers.

*Claassen, J.C.M.; 1998; 6642 AN
Beuningen (Gld); Tiberiuslaan 30; tel. 024-
677661 l;wnd.d.

Droppers, W.F.G.L.; 1969; 2331 JA Lei-

-ocr page 371-

den; Stevensbloem 53; tel. 071-5321620 privé,
070-3406999 bur.; Coordinator Vet. Beleid, Dir.
G.Z.B.,Min. V.W.S.

Duyvestijn, Mevr. M.B.H.M.; 1997; 3582
AG Utrecht; Tolsteegsingel 29 bis; tel. 030-
2512641 privé,
2332320 prakt.; p., medew. bij
J.P. van\'t Hoff.

Eck. Mevr. P.G.; 1996; 6045 AG Roemiond;
Kapellerlaan 247; tel. 0475-336442 privé,
046-
4512969 prakt.; p., medew. bij P.H..M.
Schmeitz.

Elbertse, Mevr. Y.M.M.; 1993; 3203 AP
Spijkenisse; Kastanjestraat 6; tel. 0181-690059
privé, prakt.;
fax 0181-690057; E-mail: DAC-
SPIJKfa
VETWEB.ORG; p., gezelschapsd.

Enzerink, E.; 1996; 4151 JA Acquoy; Ac-
quoysemeer 30; tel. 0345-641173 privé,
030-
2531350 bur.; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Algemene Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisdieren).

*Erp, Mevr. M.H.C. van; 1998; 3524 CL
Utrecht; Zevenwouden 45; tel. 030-2886049
privé, 0297-241146 prakt.; fax 0297-241502; p.,
medew. bij Mevr. I. Hillel.

Extra. W.R.H.; 1993; 6443 BA Brunssum;
Vijverlaan 11;
tel. 045-5640755 privé, 5253715/
5215745 prakt.; p., geass. met W.G.J.
Crombach.

Graaf, T. de; 1991 ; naar Nederland.

Graaf T. de; 1991; 7421 HH Deventer;
Anne Franklaan 29; tel. 0570-656365; wnd.d.

"Haneghem, Mevr. M.T. van; 1998; 6866
EN Heelsum; Vendelier 9; teL 0317-3131.30;
wnd.d.

Hart, Mevr. J.S. \'t; 1993; 3193 JE Hoogvliet;
Kardoenhof 16; tel. 010^382434 privé, 4161715
prakt.; p.. medew. bij J.F.J. van den Broek, R.
Cassenaar, Mevr. A.H.M. Koert, A.W. Kramer,
Mevr. L
.M.M. Oorsprong en Mcvt. C.H. Smit.

Hemmelder. Mevr. M.M.; 1998; 3705 ZB
Zeist; Warande 23; tel. 030-6952464; wnd.d.
(toev. als lid).

Heutinck, Mevr. E.M.F.T.; 19%; 7121 RC
Aalten; Liehtenvoordsestraatweg 70; tel. 0543-
478959 privé, 473340 prakt.; fax 0543^475745; p.,
medew. bij M.G.M. Brinkhoff, F.S.G. Glorie. G.
Willeen P.C. Witjens.

Hoogevest-Barbier. Mevr. G.P.; Gent-1986;
3817 HJ Amersfoort; Johan Karmanhor26; tel.
033-4625789 privé,
030-2283810 prakt.; fax 033-
4625790;
p., medew. bij A.J.J. Hulshof en E.K.
Welling.

Hoven. Dr. R. van den; 1977; 3832 GD Leus-
den; Prins Frederiklaan 6 B; lel. 033^320925
pnvé. 0294^77231 bur.; fax 033
-4950554; E-
mail: RENE.VANDENHOVEN

(a SOLVAV.CO.M; wet. medew. bij Fort Dodge
Animal Health Holland. Senior Clinical Research
Manager(fax bur.: 0294-414256).

Israëli, Y.; 1969; 40297 Michmoret (Israël);
Postbus 1045;
tel. 00-972-9-8666565 privé,
8663360 prakt.; p.

Jansen. G.J.H.; 1994; 8701 ZM Bolsward;
De Skarren 14; tel. 0515-580031 privé, 572380
prakt.; p., medew. bij J. Harkema en J.A. de
Vries.

Jansen, R.F.; 1985; 2134 SM Hoofddorp;
Muiderbos 21 A; tel. 023-5629008;
5637350
prakt.; p.

Kieft, O.; 1980; 6922 JG Duiven; Engelstraat
5; tel. 0316-264587 privé, 268311 prakt; p.
(toev.
als lid).

Klaver, Mevr. K.E.; 1997; 3071 AZ Rot-
terdam; Louis Pregerkade 316; tel. 010-4233904
privé, 4191491 prakt.; p., medew. bij J
.F.J. van den
Broek, R. Cassenaar, Mevr. A.H.M. Koert, A.W.
Kramer, Mevr. L.M.M. Oorsprong en Mevr. C.H.
Smit
(toev. als lid).

Kock, H.G.A.; 1966; 7571 BH Oldenzaal;
Steenstraat 29;
tel. 0541-519484; r.d.

Kuiper, A.F.C.; 1971; 5242 AA Rosmalen;
Rooseveltlaan
9; tel. 073-5214146 privé. 00^9-
4721-747154 bur.; fax 073-5215556; E-mail:
KUIPERCUXfaT-ONLINE.DE; Dir. Loh-
mann Animal Health Cuxhaven Duitsland (fax
00-49^721-747152).

Kuiper, R.; 1982; 1399 VA Muiderberg;
Watersnip 4; tel. 0294-264873 privé,
0320-238238
bur.; fax 0320-238050; d. bij ID-DLO Lelystad.

*Kummeling, Mevr. A.; 1998; 3702 GV
Zeist: Tollenslaan 6; tel. 030-6911297; wnd.d.

Lubsen, R.W.; 1973; 1715 GK Spanbroek;
Spanbroekerweg 95; tel. 0226-351331 privé,
351228 prakt.; fax 0226-354304; p., geass. met F.
Deinum
(toev. als lid).

*Lussing, Mevr. M.M.; 1998; 1018 WA
Amsterdam; Jacob Burggraafstraat 6; tel. 020-
6205617 privé,
020-6221884 prakt.; p., medew.
bij R.J.G. Zwijnenberg.

Maesschalck, Mevr. LM. de; 1995; 2548 RS
\'s-Gravenhage; Treslonglaan 35; tel. 070-
3930438
privé, 3555531 prakt.; fax 070-3586604;
p., medew. bij F.A.C. Knaake.

Mannes, Mevr. S.M.; 1995; 2771 LK Bos-
koop; Weegbree 51;
tel. 0172-230812 privé,
230808 prakt.; fax 0172-230809; p., gezel-
schapsd.

Marsman, Mevr. J.S.; 1998; 1711 SP Hens-
broek; Wogmeer 2; tel. 0229-561783 privé,
561351 prakt; E-maU: POSTBUSfaJ.S. MARS
MAN\'.DEMON.NL;
p., medew. bij R.A.M.M. ter
Schure.

Meer, F.J.U.M. van der; 1996; 3522 XN
Utrecht; Merwedestraat 16; tel. 030-2885497 pri-
vé,
2533517 bur.; E-mail: F.VD.Meer(fl BDV.
DGK.RUU.NL wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

Meijs, J.A.; 1990; 4715 BL Rucphen; Jeroen
Boschstraat
5; tel. 0165-343816 privé, 076-
5013645 prakt.;
fax 076-5040278; p., geass. met
J.H.A M. Bartels.
H.E. van Duijn, A.\'A.J. Geerts.
K.H.J. Lambeek en l.C.A.M. Oosterhout.

Minderlioud. J.; 1967; 5056 HS Berkel-
Enschot; Sint W illibrordstraat II A; tel. 013-
5400600 privé,
010-4132210 bur.; fax 013-
5400595;
vet. i.V.G., ambtsgebied Noord-Hol-
land, Zuid-Holland en Zeeland (fax 010-4046064
bur.).

*Monna, Mevr. J.W.; 1998; 3583 VE
Utrecht; Frederik Hendrikstraat 9; tel. 030-
2522366 privé.
078-6138444 prakt.; fax 078-
6350163; p., medew. bij G. van den Brink.
J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der Linden.

Montessori. Mr. R.A.M.; 1992; 3481 TJ
Harmeien; Meerkoet 142; tel. 0348-445467
privé, 442653 prakt.; fax 0348-444770; p., geass.
met R.L. Been. H. van der Griendt. C. Sietsma, R.
Sorgedrager en G.C.J. Wegman.

Mous, Mevr. J.L; 1997; 8102 PX Raalte; \'t
Reelaer 7; tel. 0572-394674; wnd.d.
(toev. als lid).

Mouwen. Mevr. D.J.M.; 1994; 24002 León
(Spanje); Avda. Padre Isla 56/2e;
tel. 00-34-9-
87270798 privé, 87291283 bur.; fax 00-34-9-
87291284; E-mail: DHTMP(i UMLEON.ES;
wet. medew. Dept. de Hygiene
y Tecnologia de
los .Mimentos, Facultad de Veterniaria, León.

Nicolay, M.; 1969; 9965 TR Leens; Loohof
31; tel. 0595-571010 privé,
441800 prakt; fax
0595^548; p., geass. met K.Tj. Bolhuis. M.J.
van Egmond, W.J.L. Lusink en P. Prins.

Prins. P.G.M.; 1977; 2182 GR Hillegom;
Weeresteinstraat 45; tel. 0252-532285 privé,
020-6794462 prakt.; fax 0252-532284; Hoofd Bu-
reau W.K. Hirschfeld Stichting (fax 020-6794462).

Reezigt, B.J.; 1997; 46531 Nosebro (Zwe-
den); Nordhemsgatan 35; tel. 00^512-50935
privé, 70-6886529 prakt.; p., medew. bij Vara Vet.
Station
(toev. als lid).

*Ruys, Mevr. LJ.; 1998; 3581 EA
Utrecht; .Mgr. van de Weteringstraat 5 C; tel.
030-2364755; wnd.d.

Smit, F.L; 1990; 5672 RD Nuenen; Het
Puvven 161; teL 040-2841528 privé,
2811910
prakt; fax 040-2061132; E-mail: Fl.SMlT®
TREF.NL; p., geass. met J.N.W. ter Woorst.

Smit Mevr. M.; 1997; 4151 JA Acquoy;
Acquoysemeer 30; tel. 0345-641173 privé, 013-
5283535 prakt.; p., medew. bij C.I.M.M. Achten.
G.M.J.M. Boink, F.L.P.C. Donders. A.H.M. van
Doremalen, J.H.M. Maas en M.G. van der Weele.

Souverein, M.; 1989; 1171 JM Bad-
hoevedorp; Egelantierstraat 15; tel. 020-659
privé,
6127398 prakt.; E-mail: M.SOUVE-
REIN@WXS.NL; p., medew. bij H. Fruithof.

Spoormakers, T.J.P.; 1998; 3582 EX
Utrecht; Albatrosstraat 30 bis; tel. 030-2517407
privé, 2531350 bur.; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Algememe Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisdieren
)(toev. als lid).

Straal, Mevr. J.S.A.M.; 1997; Willemstad,
Curacao (N.A.); Postbus 4163; d.
(toev. als lid).

Valk, P.C. van der; 1970; 3704 RA Zeist;
Brugakker 6001; tel. 030-6948198 privé. 0294-
479345 bur.; fax 0294-414256; wet. medew.
Fort
Dodge Animal Health Holland.

*Veen, Mevr. C. van de; 1998; 3737 ME
Groenekan; Nieuwe Weteringseweg 108; tel.
0346-213681; d.

Veenkamp, Mevr. A.E.; 1998; 5388 VS
Nistelrode; Langstraat 29; tel. 0413-229098
privé. 342423 prakt.; fax 0413-352686; p., me-
dew. bij C.W.W.M. Goossens en G. Meijer

Verbeek. Mevr. M.; 1981; 2023 RD Haar-
lem; Mamixstraat 135; tel. 023-5277151
privé,
5277666 prakt.; fax 023-5277306; p.. vet. tand-
heelkunde.

*Verkroost, M.; 1998; 3732 EM De BUt;
Burg. de W ithstraat 62; tel. 030-2210911; wnd.d.

♦Vijver. Mevr. C.E. van der; 1997; 2343 LA
Oegstgeest; Haarlemmerstraatweg 5 A;
tel. 071-
5237561 privé, 5237558/5237559 prakt.; fax
071-5237560; p., geass. met
C.H. Zuiderduin.

Vlieg. C. de; 1977; 7425 BT Deventer;
Leonard Springerlaan 87; tel. 0570-658910
privé, 658900 prakt.;
p., gezelschapsd.

Vries. F.P.W.; 1986; 8111 NC Heeten;
Berghuisweg I; tel. 0572-381180 privé,
341500
bur.;
fax 0572-381181; intemational marketing
manager Hevea B.V.; member of the Vredestein
Group.

Werkman, P.J.; 1972; 3831 AD Leusden;
Henegouwen 11; tel. 033^943142 privé, 4721827
prakt.;
fax 033-4728951; p., gezelschapsd. en vis-
sen, geass. met
K. Schipper.

Wessum, R. van; 1991; 1394 AH Nederhorst
den Berg; Middenweg 147 C;
tel. 0294-252974
privé,
252540/06-53325629; fax 0294-253358;
E-mail: RVWESSUM(a KNOWARE.NL;
p.,
paarden;
Vet. Dir. Stichting .Nationaal Keu-
ringseentrum voor paarden; d. Regio Politie
.Amsterdam Amstelland.

Wieman, Mevr. J.M.D.; 1990; naar Ne-
derland.

Wieman, Mevr. J.M.D.: 1990; 7421 HH
Deventer; Anne Franklaan 29; tel. 0570-
656365; wnd.d.

Wolf, Mevr. P.J. van der; 1997; 3981 ZM
Bunnik; Vletweide 48; tel. 030-6571318; d.
(toev.
als lid).

Zuiderduin, C.H.; 1996; 2343 LA Oegst-
geest; Haarlemmerstraatweg 5 A;
tel. 071-
5237561 privé, 5237558/5237559 prakt.; fax
071-5237560; p., geass. met Mevr.
C.E. van der
Vijver.

-ocr page 372-

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

1998

Mei

14-

-16 Virology of Carnivores. Firït Intemational
Meeting. Drs. Jolanda B. van Luipen,
Virology Unit, Department of Infection &
Immunity, Utrecht University, de Uithof,
Androclusgebouw, Yalelaan 1, 3584 CL
Utrecht. Phone: 31 30 253 2485, fax: 31
30 253 6723, E-mail: J.LU1PEN@VET-

mic.dgk.ruu.nl.

11—16 PHLO-seminar: \'New Developments in
Feed Evaluation\' te Wageningen. 15—16
Veterinary Dentistry, 7th EVDS (European
Veterinary Dental Society) Annual Scientific
Meeting. Ljubljana, Slovenia. For informa-
tion: Marion Verbeek, telefoon: 023-
5277666.

28—Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Acupuncturisten (SNVA). Locatie:
Champ Aubert, Boterbloem 1 te Driebergen.
Tel.: 0343-514233. Aanvang: 20.30 uur.

Juni

2—5 Third Intemational Symposium on Hormone
and Veterinary Dmg Residue Analysis,
Bmges, Belgium. Information: Prof C. Van
Peteghem. Symposium Chairman, Faculty of
Pharmaceutical Sciences, University of
Ghent, Harelbekestraat 72, B-9000, Ghent,
Belgium. Phone: (32) 9/264.81.34, fax:
(32)9/264.81.99, E-mail: carlos.vanpeteg-
hem(a)mg.ac.be.

2—5 IXth Intemational Symposium of Veterinary
Laboratory Diagnosticians, College Station,
Texax, USA. Information: Dr. Konrad
Eugster, Texas Veterinary Medical
Diagnostic Laboratory, P.O. Drawer 3040,
College Station, Texas 77841-3040 USA;
tel.: 409-845-3414, fax: 409-845-1794, E-
mail: keugster(®tvmdl.tamu.edu. Intemet:
wwwmndl.tamu.edu.

13—14 Practitioner\'s Symposium, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. Scientific program
features Avian, Bovine, Canine, Equine and
Feline medicine tracks. For more information
contact ABVP Administrator, 530 Church
Street, Suite 700, Nashville, TN 37219;
phone 615/254-3687, fax: 615/254-7047.

26—28 Portschach, Austria. Seventh Annual
Scientific Meeting of the European College
of Veterinary Surgeons. Preseminars in

German and English, June 25th.
For information contact: ECVS, Monika
Gutscher. Winterthurerstr. 260,8057 Zürich,
Suisse. Tel.: 41-1-6358408, Fax: 41-1-
3130384.

.Augustus

4—9 World Equine Airways Symposium. Uni-
versity of Guelph, Guelph, Ontario, http://
www.vet.comell.edu/weas. E-mail: weasfe
uoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800 ext 4090.
fax:(519)767-2855.

Deadline *)

29-05-1998
15-06-1998
06-07-1998
27-07-1998

UITERSTE INLEVERDATA
VGÜR KOPIJ

Aflevering

15-06-1998
01-07-1998
15-7/1-8-1998
15-08-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

IDEXX

IDEXX Laboratories is a fast growing innovative biotechnology company with business interest in the Veterinary,
Food and Environmental markets.

IDEXX Production Animal Services Business Unit, the World Wide Market Leader\\n Poultry, Swine and Cattle
Diagnostic products is looking for a dynamic individual to fill the following position;

Technical Support Representative (M/F)

You will report to the Technical Service Manager Europe, and you will be responsible for the total care of our cur-
rent Poultry & Livestock customers. Responsibilities include installation of instruments and software for new
customers and training customers in the use of software and products. You will communicate frequently with the
salesforce, and be responsible for handling customer issues and requests for technical information. You will be
based in the Dutch office in Bilthoven. Later this year (September) we\'ll move to a new office in Schiphol.

Requirements:

- Age between 23 and 35.

- Education level HBO or Academic (Veterinarian).

- Excellent in the English Language, German and French are a preference.

- Willing to travel frequently.

- Good computer skills both in Windows and MS-DOS.

- Good communicator.

- Experience with Lab work (ELISA & HI) is a preference.

- Drivers license B.

What we offer:

- Working in a young enthusiastic team.

- Participating in a Stock Options plan.

- Good opportunities.

Please send your application letter and CV to:

IDEXX Laboratories BV,

Att: Ed Hajema

Rembrandtlaan 24-0

3723 BJ Bilthoven

-ocr page 373-

0

Wanneer ik op een zonnige dag aan dit gesprek met de lezer begin, is net bekend geworden dat Nederland
weer varkenspest-vrij is en dat er, behoudens vanuit een klein gebied, weer geëxporteerd kan worden. Het
leidt geen twijfel dat het Permanent Veterinair Comité ook dat gebied in juni zal vrijgeven.
Een zeer woelig één-en-een-kwart jaar staat in het geheugen van diergeneeskundig en varkenshoudend
Nederland gegrift. In september gaat dan alweer de herstructureringswet van kracht. Laten wij als die-
renartsen onze eigen verantwoordelijkheden in de diergezondheidszorg en dierziektenbestrijding ten
volle bewust blijven. Wij zullen onze eigen evaluatie doen. De Groep Geneeskunde van het Varken heeft er
in mei een bijeenkomst aan gewijd. Ook de Europese dierenartsen, verenigd in de FVE, hebben een voor-
stel gedaan om de varkenspestrichtlijn uit 1980 te updaten inzake toepassen van het markervaccin.

Begin mei, vlak na de uitstekend verlopen Voorjaarsdagen, is in de Jaarbeurshallen de Huisdieren-
manifestatie gehouden. De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren heeft een uitstekend initiatief uitge-
werkt in een stand met een \'theater,\' waar middels voordrachten naar het publiek toe goede voorlichting is
gegeven over onder andere vaccinaties, ontworming en rouwverwerking. Jammer dat het publiek het in
aantal liet afw\'eten.

De nieuwe conceptversie van de Code voor de Dierenarts heeft een aantal reacties opgeleverd en is tij-
dens een aantal bijeenkomsten in het land besproken. Alhoewel reacties en opkomst niet stormliepen, zijn
er zeer waardevolle opmerkingen aangeleverd aan de Codecommissie. Een impressie van zo \'n avond
vindt u in dit tijdschrift.

De intercollegiale verhoudingen vragen de aandacht omdat een kleine beroepsgroep heel snel zijn eigen
imago kan laten beïnvloeden door maar enkele beroepsgenoten. Als dé dierenarts in de media, bij de over-
heid en de maatschappelijke organisaties een minder goed imago krijgt of heeft, dan geldt dit voor ons al-
len. Ook de onderlinge tolerantie zou meer uiting kunnen krijgen in een goed overleg in plaats van onmid-
dellijk met dreigende brieven en advocatuur

Vredig overleg kost echter altijd tijd, zie slechts in de grote wereld om ons heen.
Laten wij met z\'n allen daar toch tijd voor nemen!

Namens de Hoofdredactie:
Dr Tj. Jorna

Van de Hoofdredactie

-ocr page 374-

ATAXIE EN PARALYSE BIJ VLEESKUIKENS, ALS GEVOLG
VAN EEN INFECTIE MET TRILZIEKTEVIRUS OP HET
VERMEERDERINGSBEDRIJF

Tijdschr Diergeneeskd 1998:123: 344-8

L. van Veen\'\'\' *, M. Dwars ^ en T. Fa bri ^

üit en Voor de praktijk

SAMENVATTING

Bij een koppel vleeskuikens van 14 dagen oud met ver-
schijnselen van ataxie en paralyse, werd trilziekte (AE)
gediagnosticeerd. De diagnose werd gesteld op basis van
histopathologisch onderzoek in combinatie met een posi-
tieve immunofluorescentietest (IFT) op AE-virus en iso-
latie van het AE-virus. In een volgende periode van drie
weken werden nog zes koppels met verschijnselen van
trilziekte gemeld. Alle koppels waren afkomstig van het-
zelfde ouderdierenkoppel. Dit koppel vertoonde een tij-
delijke daling van de eiproductie en van de broeduitkom-
sten, dit laatste voornamelijk veroorzaakt door laat
embryonale sterfte. De ouderdieren bleken niet gevacci-
neerd te zijn tegen trilziekte. Geconcludeerd wordt dat
de infectie verticaal werd overgebracht.

SUMMARY

Ataxia and paralysis in broilers due to infectiun with
Avian Encephalomyelitis Virus in the parent flock.

An outbreak of avian encephalomyelitis (AE) in 7 broiler flocks, with signs
of ataxia and paralysis is reported. The diagnosis was made by immunofluo-
rescence, histopathology and virvs isolation. The breeding flock had a tem-
porary drop in eggproduction and reduced hatchability caused by late em-
bryonic mortality. The breeding flock had not been vaccinated against AE.
The problems were probably caused by vertical transmission ofAE virus.

INLEIDING

Trilziekte (AE) werd voor het eerst aangetroffen in 1930 (6)
en is wereldwijd verspreid. Het is een ziekte die veroorzaakt
wordt door een Picoma-vims en zich uit in ataxie, paralyse en
tremoren bij jonge kuikens. De morbiditeit ligt tussen de 40
en 60%, de mortaliteit kan oplopen tot 50% (2). Het vims
(AEV) kan zich zowel horizontaal als verticaal verspreiden
(3,9). Horizontale transmissie geschiedt via besmette feces.
De incubatieperiode bedraagt minimaal 11 dagen, echter
vanaf vijf tot 13 dagen na infectie kunnen geïnfecteerde ei-
eren worden gelegd (3). De grootste economische schade
wordt veroorzaakt bij jonge kuikens tengevolge van verticale
transmissie. Sinds een (levend) vaccin is geïntroduceerd in
1961 (4) en de moederdieren preventief gevaccineerd wor-
den, komen de klinische symptomen bij jonge kuikens nog
maar zelden voor. Vanaf vier weken leeftijd bestaat leeftijds-
resistentie tegen neurologische symptomen, welke wordt toe-

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Arnsbergstraat 7, 7418 EZ Deventer.
2 Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en voortplanting, afdeling pluimvee. Faculteit der

Diergeneeskunde, Postbus 80151, 3508 TD Utrecht
* Correspondentie: Mevr. L. van Veen, Gezondheidsdienst voor Dieren, Arnsbergstraat
7, 7418 EZ Deventer

O

geschreven aan de humorale immuniteitsopbouw (5,10,12).
Bij oudere dieren kan een tijdelijke eiproductie- en broeduit-
komstdaling optreden (11). Dieren bouwen een immuniteit
op (9-11 dagen na infectie/vaccinatie) die niet altijd te meten
is met de bekende serologische testen, echter wel is aan te to-
nen met challengeproeven en embryogevoeligheidstesten
(3,4).

De vaccinatie dient minimaal vier weken voor het begin van
de legperiode te worden uitgevoerd, omdat het entvims in
het koppel gedurende vier weken met de eieren kan worden
uitgescheiden. Bovendien moeten de opfokdieren ten tijde
van de vaccinatie acht tot tien weken oud zijn, omdat tot die
tijd matemale antilichamen aanwezig kunnen zijn (4).

CASUÏSTIEK

Voorgeschiedenis

Op 30 september 1996 werd de GD door een praktiserende
dierenarts benaderd om een koppel vleeskuikens van 14 da-
gen oud te beoordelen. Het betrof een koppel van 11.850 die-
ren. Op de eerste levensdag begonnen de problemen met
enige uitval, gevolgd door ataxie vanaf de vierde levensdag.
Op dag zes waren de kuikens zonder resultaat behandeld met
vitaminen en mineralen, verstrekt via het drinkwater. Vanaf
dag zeven verslechterde het koppelbeeld, een groot aantal
dieren kon niet meer lopen of vertoonde een atactische gang.
Op de tiende levensdag werdt een therapie met enrofloxacine
ingesteld, zonder positief resultaat. Twee dagen later kregen
de kuikens een vitamine preparaat met onder andere vita-
mine B2 toegediend via het drinkwater, zonder resultaat.
Gedurende deze dagen zijn ongeveer 2100 dieren uitgeselec-
teerd, uitval door sterfte bleef hierdoor beperkt.

Bedrijfsbezoek door GD-dierenartsen
De GD-dierenartsen troffen de dieren aan in een enigszins
verouderde stal, met redelijk modeme inventaris. De kuikens
waren zeer mstig, een groot aantal dieren lag op de borst of
op de zij, of zat op de hakken. Ongeveer veertig procent van
de dieren bleek niet meer te kunnen lopen en van de dieren
die wel konden lopen vertoonden ongeveer dertig procent
een atactische gang. Bij benaderen van de kuikens werden
vluchtpogingen ondernomen; alle dieren waren wel attent.
Bij gasmetingen (CO2 en CO) werden geen afwijkende
waarden gevonden.

Op het bedrijf werd sectie uitgevoerd op tien levend gevon-
den kuikens met verschijnselen van ataxie of paralyse. Bij de
atactische kuikens werden geen zichtbare afwijkingen waar-
genomen. De kuikens met verschijnselen van paralyse waren
voor hun leeftijd onvoldoende ontwikkeld en hadden geen
voer in de krop.

Op grond van deze bevindingen werd differentiaaldiagnos-
tisch gedacht aan verlamming tengevolge van trilziekte dan
wel vitamine B2-tekort danwel intoxicatie. Het beeld was

-ocr page 375-

niet typisch voor botulisme, omdat hierbij een volledige pa-
ralyse waargenomen wordt, waarbij de dieren sterven tenge-
volge van verlamming van de intercostaalspieren.

Voor voortgezet onderzoek werden tien levende dieren ver-
zameld ten behoeve van:

- virusisolatie uit de hersenen;

- de directe immunofluorescentietest op AEV (AE-IFT) op
hersenmateriaal;

- histopathologic op kliermaag, spiermaag, pancreas, hart,
milt, perifere zenuwen en delen van de hersenen: hemisfe-
ren, basaal diencefalon, cerebellum en verlengde merg.

Verder werd van deze dieren bloed genomen ten behoeve
van serologisch onderzoek op IgG en IgM, gericht tegen
AEV door middel van een Enzyme-Linked Immunosorbent
Assay (AE-ELISA). Er was geen startvoer meer aanwezig
op het bedrijf, zodat van het voer waarmee de dieren de eer-
ste tien dagen gevoederd waren geen voermonster genomen
kon worden.

Op grond van het grote aantal afwijkende kuikens en de te
verwachten diagnose (AE) werd besloten het gehele koppel
te ruimen.

* Resultaat van voortgezet onderzoek
Het voortgezet onderzoek leverde negatief resultaat op met
betrekking tot de isolatie van AEV; ook andere virussen wer-
den niet geïsoleerd. De AE-IFT op hersenmateriaal was ne-
gatief De AE-ELISA gaf voor alle dieren uitslag titergroep

O, hetgeen hier geïnterpreteerd werd als de afwezigheid van
matemaal IgG tegen AEV.

Histologisch onderzoek toonde veranderingen die het gevolg
kunnen zijn van AE zoals verval van Purkinjecellen in de
kleine hersenen (Figuur 4) gepaard gaande met gliosis en
cuffing rond bloedvaatjes (Figuur 5), centrale chromatolyse
in neuronen in de basale delen en het verlengde merg (Figuur
6) en sterk uitgebreide lymfocytaire infdtratie van verschil-
lende delen van het maagdarmkanaal en het hart (Figuur 7).
In de milt werden veel lymffollikels gevonden, hetgeen duidt
op sterke recente stimulatie van het immuunapparaat.
Op basis van histomorfologie en van het klinisch beeld werd
differentiaaldiagnostisch gedacht aan onder andere NewCastle
disease (NCD) en tekort aan vitamine B2.
Een mononucleaire encefalitis wordt ook beschreven voor
NCD, maar hierbij wordt ook vooral necrose van lymfocyten
gezien. Een tekort aan vitamine 82 leidt aanvankelijk tot de-
myelinisatie van de mergscheden, daama tot reactieve ver-
anderingen van de Schwannse cellen.

Vervolg: meerdere koppels kuikens met vergelijkbaar beeld
In de volgende periode van drie weken werd van nog zes
koppels vleeskuikens met trilziekteachtige verschijnselen
melding gemaakt. In al deze koppels werden ataxie, op de
hakken zitten en paralyse waargenomen. Trillen werd
slechts incidenteel waargenomen. Klinisch afwijkende die-
ren waren wel attent; sterfte werd verklaard uit cachexie als
gevolg van emstige locomotiestoomissen. De leeftijd

Figuur 4. Cerebellum, HE-kleuring: bar= 50^.. Normale purkinjecel (A);
Compacte gliosis in de moleculaire laag (B).

. r "T /

• . ^

-ocr page 376-

Tabel 1. Sectiegegevens.

Koppel

Aantal kuikens

leeftijd (wkn) moederdieren

% afwijkende kuikens

IFT-AE

Histologie

Vimskweek

EL1SA-AE

leeftijd (dgn) kuikens

1

35000

28

7

0

0

0

0

2

11850

29/30

65

N

P

N

N

14

3

100000

29/30

34

0

P

0

0

16

4

21000

29/30

35

0

P

0

0

13

5

44000

29/30

9

0

0

0

0

6

30000

31

4

p

P

0

0

13

7

30000

31

12

p

P

p

N

3

8

40000

32

0

0

0

0

0

N niet aangetoond
P aangetoond

O niet uitgevoerd/niet voor onderzoek aangeboden

waarop voor het eerst symptomen binnen de Icoppels werden
gezien was in alle gevallen in de eerste levensweek. Al deze
zes koppels bleken afkomstig van hetzelfde ouderdierenkop-
pel als het hiervoor beschreven geval.
Een uitbraak werd vermoed, reden om de betreffende kop-
pels ouderdieren en vleeskuikens aan een retrospectief on-
derzoek te onderwerpen.

Bij de hier volgende beschrijving van de kuikenkoppels wor-
den alle koppels herleid tot de leeftijd van de moederdieren
waarop de betreffende broedeieren zijn gelegd. Van alle
koppels kuikens werd het percentage klinisch afwijkende
dieren (zoals herkend door dezelfde pluimveedeskundige)
vastgelegd. Voor zover materiaal werd aangeboden werd
voortgezet onderzoek verricht met betrekking tot de verden-
king op AE waarbij weer gebruik werd gemaakt van sectie,
histologisch onderzoek, AE-IFT, vimsisolatie en AE-
ELISA. Het sectiebeeld van de dieren was overwegend ne-
gatief, een aantal kuikens vertoonde verschijnselen van oste-
oporose. Zowel de histologie als de AE\'IFT als de
vimsisolatie leidden tot een positief resultaat met betrekking
tot de diagnose AE. Het serologisch onderzoek leverde
ELISA-titers op in titergroep nul.

Een achtste koppel afkomstig van broedeieren van de be-
treffende ouderkoppel, gelegd in de vijfde week nadat het
probleem zich voor het eerst had voorgedaan, bij de kuikens,
was vrij van trilziekteachtige verschijnselen. Van de hier ge-
noemde acht koppels worden de gegevens weergegeven in
tabel 1 en 2.

Van het totaal per week uitgekomen aantal broedeieren
wordt het percentage afwijkende kuikens grafisch weergege-
ven in figuur 1.

Vervolg; de ouderdieren

De 22.000 ouderdieren, geboren op 07 febmari 96, waren
opgezet in vier stallen: één verandastal met 9170 dieren en
drie grondstallen met elk ongeveer 4000 dieren.
In de opfok is het standaard vaccinatieschema, welke door de
GD wordt geadviseerd, uitgevoerd. Later bleek de trilziekte-
vaccinatie niet te zijn uitgevoerd.

De vermeerderaar heeft geen melding gemaakt van proble-
men met het betreffende koppel ouderdieren. Uit onderzoek
van stalkaarten bleek dat wel degelijk iets was gepasseerd.
Het productieverloop was tot 26 weken volgens de norm. Op

27 weken stagneerde de productie in de grondstallen en op

28 weken leeftijd viel de productie in de verandastal temg

Tabel 2. Individuele AE-ELISA-titers.

AE-ELISA titers (titergroepen)

Leeftijd (wkn) moederdieren

monster

koppel kuikens

leeftijd (dgn) kuikens

<1

1

2

3 4 5 6 7

29/30

k

2

14

8

31

k

7

3

40

33

k

1

18

2

33

k

1

11

8

33

k

1

11

6

3

33

k

1

13

1

5

1

35

m

3

2

5

8 4 2

45

m

10

19

26 21 11 6 3

k bloed afkomstig van kuikens
m bloed afkomstig van moederdieren

-ocr page 377-

met tien procent. Er werden geen andere klinische sympto-
men waargenomen.

Ongeveer twee weken nadat de problemen waren begonnen,
begon de productie weer te stijgen.

Differentiaaldiagnostisch zou bij dergelijke problemen ge-
dacht kunnen worden aan virale infecties (IB, AE, NCD),
bacteriële oorzaken (£.
coli. Mg), stofwisselingsproblemen
(leververvetting) of managementfactoren.

ISSËÊËSBfifl^

Het eerst bloedonderzoek (ELISA-AE) werd tijdens een rou-
tineonderzoek op 35 weken leeftijd uitgevoerd. De AE-
ELISA resulteerde in titers van individuele dieren in titer-
groep O tot 5, met een gemiddelde van 2.6. Het tweede
bloedonderzoek vond plaats op 45 weken leeftijd, de indivi-
duele titers liepen van titergroep 1 tot 7, met een gemiddelde
titer van 3.4, waarbij opgemerkt moet worden dat er geen ti-
ters in groep O gevonden werden. De individuele titers zijn
weergegeven in tabel 2. In figuur 1 worden de productiegege-
vens grafisch weergegeven in relatie tot het percentage zieke
kuikens en de gemiddelde antilichaamtiters tegen AEV.
Het overlegpercentage, een maat voor het aantal eieren dat bij
de schouw na 18 dagen bebroeden van de broedkast naar de
uitkomstkast wordt overgelegd, geeft een goede indmk van
het bevruchtingspercentage. Dit overlegpercentage bleef over
de gehele periode in alle stallen ongeveer gelijk. Het uitkomst-
percentage daalde in de grondstallen vanaf 28 weken leeftijd
met negen procent, in de verandastal begon de daling een
week later met 13 procent. In de grondstallen herstelde het uit-
komstpercentage op 31 weken leeftijd, in de verandastal één
week later. De daling van het uitkomstpercentage werd vooral
veroorzaakt door laat embryonale sterfte (laatste drie dagen
broedproces). Het overleg- en uitkomstpercentage in de
grondstallen is grafisch weergegeven in figuur 2, die van de
verandastal in figuur 3. De hierboven beschreven uitkomst- en
overlegpercentages, zijn herleid tot de leeftijd van de moeder-
dieren waarop de betreffende broedeieren zijn gelegd.

I—\'

DISCUSSIE

De diagnose AE werd aanvankelijk gesteld op basis van de
typische histopathologie (2) en werd enige tijd later beves-
tigd door de isolatie van AE-virus uit de vleeskuikens.
Omdat de problemen bij de vleeskuikens in de eerste levens-
week optraden en omdat alle koppels vleeskuikens afkom-
stig waren van hetzelfde koppel ouderdieren, ligt de gevolg-
trekking dat deze uitbraak van AE berust op verticale
transmissie van het virus voor de hand.
Omdat er tijd verstrijkt tussen de infectie van de ouderdieren
en het uitkomen van de \'trilziekte-kuikens\' is het sluitend
bewijs, een virusisolatie uit de ouderdieren, niet meer voor-
handen. Een overtuigend bewijs zal in dergelijke gevallen
moeten worden gereconstrueerd uit de koppelhistorie van
ouderdieren en nakomelingen.

Een snelle spreiding van het virus op het ouderdierenbedrijf
door de verschillende stallen waar goede omstandigheden
voor orofecaal contact bestonden, lijkt zeer aannemelijk
(3,9). Het AE-virus is vermoedelijk binnen gekomen in een
van de grondstallen in week 26. De productiedaling begon in
deze stal in week 27. Na twee weken was ook de verandastal
besmet en duurde het nog eens twee weken voordat het ge-
hele koppel weer in productie was.

In geval van verticale transmissie is voorwaarde dat de moe-
derdieren een infectie van het ovarium ondergingen op het
moment dat de broedeieren waar de kuikens uitkomen wer-
den gelegd. Besmette eieren worden gelegd in de periode 5 -
13 dagen na infectie (3), wat in dit geval overeenkomt met
week 27 tot en met 31.

Ook moeten de moederdieren gevoelig zijn geweest voor de
infectie met AE, dat wil zeggen immunologisch naïef
Gezien het feit dat de nakomelingen geen antistoffen bevat-
ten tegen AEV (zie tabel 2), en bekend is dat antilichamen te-
gen AEV aan de nakomelingen worden doorgegeven (4),
kan geconcludeerd worden dat de ouderdieren ten tijde van
de productie van de bewuste eieren serologisch negatief wa-
ren. Tenslotte leidt het doormaken van de infectie tot immu-
niteit, in dit geval serologisch meetbaar als respons van de
humorale immuniteit (5).

In alle klinisch beoordeelde gevallen waren de kuikens tot
aan de paralyse toe attent. Dit in tegenstelling tot wat in de li-
teratuur vermeld wordt (2), waarin men slome kuikens be-
schrijft. Hiervoor is geen verklaring voorhanden.
Bij koppel twee, 14 dagen oud, zijn de IFT-AE en de virus-
kweek negatief bij een positieve histopathologie. Terwijl
koppel 6,13 dagen oud, wel een positieve IFT gaf Braune en
Gentry (1) toonden tot 30 dagen na een eerste-dags-infectie
nog virus in de hersenen aan. De selectie en leeftijd van de te
onderzoeken kuikens en de gevoeligheid van de testmetho-
den, is mogelijk van invloed geweest op de verschillen in re-
sultaten.

Waarom een productiedaling optreedt is nog niet wetenschap-
pelijk aangetoond. De ovulatie zou geremd kunnen worden
door vermeerdering van het vims in het ovarium (8). Het is niet
bekend of de vimsuitscheiding in de eieren alleen plaatsvindt
gedurende de viremie of dat het ovarium een predilictieplaats
is, zodat ook na de viremie nog uitscheiding plaatsvindt.
In overeenkomst met een casereport van Taylor (11) maar in
tegenstelling tot een onderzoek van Calnek (3), werd de
broeduitkomstdaling vooral veroorzaakt door laat embryo-
nale sterfte. Jungherr en Minard (7) hebben in een studie
over 12 vermeerderingskoppels geen invloed op de broeduit-
komsten opgemerkt.

-ocr page 378-

In dit geval ging het om 272.000 kuikens, waarvan de uitval
en selectie ten gevolge van trilziekte ongeveer 60.000 kui-
kens bedroeg.

De moraal van dit verhaal: vaccineer tegen trilziekte en laat
een entverklaring achter.

DANKWOORD

De auteurs danken drs. H.C. Koopman voor het verstrekken van de gege-
vens van de vleeskuikens en de ouderdieren.

LITERATUUR

1. Braune MO, and Gentry RF. Avian encephalomyelitis virus II.
Pathogenesis in chickens. Avian Diseases 1971; 15: 648-53.

2. Calnek BW. Bames HJ, Beard CW, Reid WM, and Yoder HW.
Diseases of Poultry. 9e editie. Wolfe Publishing. 1991; 520-31.

3. Calnek BW, Taylor PJ, and Sevoian. Studies on avian encephalomye-
litis. IV. Epizootiology. Avian Diseases 1960; 4: 325-47.

4. Calnek BW, Taylor PJ, and Sevoian. Studies on avian encephalomye-
litis. V. Development and application of an oral vaccine. Avian
Diseases 1961;5:297-312.

5. Cheville NF. The influence of thymic and bursal lymphoid systems in

10.

II.

12.

the pathogenesis of avian encephalomyelitis. American Journal of
Pathology 1970; 58: 105-25.

Jones EE. In: Calnek BW, et al. Diseases of Poultry. Wolfe Publishing.
I99I.

Jungherr E, and Minard EL. The present status of avian encephalomy-
elitis. Journal of the American Veterinary Medical Association 1942;
100:38-46.

Shafren DR, Tannock GA. and Morrow CJ. Diagnosis of a field out-
break of avian encephalomyelitis by enzyme-linked immunosorbent
assay. Australian Veterinary Journal 1989;66:224-5.
Shafren DR, Tannock GA, and Roberts TK. Development and applica-
tion of an ELISA technique for the detection of antibody to avian ence-
phalomyelitis viruses. Research in Veterinary Science 1989; 46: 95-9.
Smyth JA, McNeilly F, Reilly GAC, McKillop ER. and Cassidy JP.
Avian encephalomyelitis following oral vaccination. Avian Pathology
1994;23:435-50.

Taylor LW, Lowry DC, and Raggi LG. Effects of an outbreak of avian
encephalomyelitis (epidemic tremor) in a breeding flock. Poultry
Science 1955; 34: 1036-45.

Westbury HA, and Sinkovic B. The pathogenesis of infectious avian
encephalomyelitis. I. The effect of the age of the chicken and the route
of administration of the virus. Australian Veterinairy Journal 1978;
54:68-71.

ATLAS UND LEHRBUCH DER ULTRASCHALLDIAGNÜSTIK
BEI HUND UND KATZE

3.3)\', hetgeen de leesbaarheid niet ten goede komt. Bovendien
is deze complexe onderverdeling waarschijnlijk mede oorzaak
van enkele storende verwijzingen naar verkeerde figuren of
naar nummers van niet bestaande figuren.
In de hoofdstukken over fysische principes, de technische as-
pecten van de apparatuur en de artefacten, wordt erg veel aan-
dacht besteed aan doppler- en kleurendopplertechnieken. In de
hoofdstukken van de tweede sectie worden regelmatig voor-
beelden van doppler- en kleurendoppleronderzoek gegeven,
maar meestal zonder dat wordt aangegeven wat de diagnosti-
sche waarde hiervan is. De overzichtelijke opzet van veel
hoofdstukken met een vaste volgorde in de beschrijving van de
onderzoekstechniek, de normale anatomie en het echografische
normaalbeeld, gevolgd door de beschrijving van de echografi-
sche bevindingen bij afwijkingen, wordt niet in alle hoofdstuk-
ken consequent gevolgd. In de meeste hoofdstukken is het aan-
tal literatuurverwijzingen erg beperkt.

In het voorwoord geven de samenstellers van het boek aan dat
het boek bedoeld is voor studenten in de tweede helft van hun
opleiding, voor dierenartsen die zich in de echografie willen be-
kwamen en voor dierenartsen die al ervaring met echografie
hebben. Het wordt geacht \'... sowohl die Anleitung für den
Sonographie-Anfänger als auch die streng wissenschaftlich
fundierte Darstellung schwieriger Probleme\' te bevatten. In
plaats van inzicht te verschaffen in de huidige stand van zaken
op het gebied van echografische diagnostiek bij hond en kat, be-
perkt het boek zich echter toch een beetje tot een wat algemene
opsomming van alle organen en stmcturen die onderzocht wor-
den en alle afwijkingen die vastgesteld kunnen worden. Hierbij
wordt geen onderscheid gemaakt tussen eenvoudig en moeilijk
te onderzoeken stmcftiren en organen en krijgen zeer zeldzame
afwijkingen evenveel aandacht als veelvuldig voorkomende af-
wijkingen. Voor dierenartsen met ervaring in de echografie be-
vat dit boek weinig, althans weinig praktisch, bmikbaar nieuws,
terwijl het voor studenten en dierenartsen zonder ervaring waar-
schijnlijk erg \'overdonderend\' is.

George Voorhout

Het door Cordula Poulsen Nautmp en Ralf Tobias, met bijdra-
gen van 23 co-auteurs, samengestelde boek \'Atlas und
Lehrbuch der Ultraschalldiagnostik bei Hund und Katze\' is wat
onhandig groot, maar zeer fraai uitgegeven en bevat, zoals uit
het woord \'Atlas\' in de titel te verwachten valt, veel afbeeldin-
gen. De echografische afbeeldingen zijn over het algemeen van
goede kwaliteit en gaan vergezeld van schematische tekeningen
met daarin de verklarende tekst. Bovendien zijn veel afbeeldin-
gen van doorsneden van anatomische preparaten opgenomen,
die de soms lastige doorsnede-anatomie van echografische
beelden verduidelijken.

Het boek is onder te verdelen in drie secties. In de eerste sectie
worden de geschiedenis van de echografie, de fysische princi-
pes, de technische aspecten van de apparatuur, de artefacten en
de onderzoekstechniek behandeld. In de tweede sectie, de
hoofdmoot van het boek, komen in zes hoofdstukken de moge-
lijkheden van onderzoek van de verschillende organen en/of on-
derdelen van kop, hals, borstholte, hart, buik- en bekkenholte en
extremiteiten en wervelkolom aan de orde. In de derde sectie
komen speciale toepassingen aan bod, zoals de echogeleide
biopsieën, echografische beoordeling van fractuurgenezing,
driedimensionale echografie en interventionele echografie.
De hoofdstukken zijn zeer ver onderverdeeld met als gevolg een
inhoudsopgave van 6V2 pagina en complexe verwijzingen in de
tekst zoals bijvoorbeeld \'Schallkopf und Schallfrequenz wer-
den entsprechend der geplanten Untersuchung ausgewählt (vgl.
Kap. 2.2.3. Tab. 2-2, Kap. 3-3 Tab. 3-1 und Kap. 3.6.2.2 Tab.

-ocr page 379-

RISICOFACTOREN VOOR SALMONELLA DUBLIN-
INFECTIES OP MELKVEEBEDRIJVEN

M.A. Vaessen\'\', J. Veling^, K. Frankena^, E.A.M. Graat\'\'\'1 en T. Klunder^ njdschr Diergeneeskd i99S: i23:349-51

Oorsprontelijte artikelen

SAMENVATTING

In een case-control onderzoek naar risicofactoren voor
Salmonella </«ft/i/i-infecties op 126 melkveebedrijven wa-
ren de volgende variabelen significant geassocieerd met in-
fectie. Gestandaardiseerde bedrijfsgrootte en hoeveelheid
wateroppervlakte waren positief geassocieerd met infectie.
Contact met koeien van andere bedrijven gedurende in/uit-
scharen was, in tegenstelling tot de verwachting, negatief
geassocieerd met een
S. </uM/i-infectie. Aankoop van
koeien van andere bedrijven was een risicofactor. Wan-
neer de voeding in de weideperiode bestond uit enkel gras
kwamen meer infecties voor dan wanneer de voeding was
aangevuld met snijmaïskuil en/of graskuil.
S. </uMn-infec-
ties waren in grote mate geassocieerd met leverbotinfecties.

SUMMARY

Risk factors for Salmonella dublin infections on dair> farms

A case-control investigation of the risk factors for Salmonella dublin infec-
tions on 126 dairy farms identified the following variables as being signifi-
cantly associated with infection: standardizedfarm size and presence of wa-
ter courses. Contrary to expectations, contact with cattle from other farms
when the animals were turned out to grass was negatively associated with
S.
dublin
infection. The purchase of cattle from other farms was a risk factor.
There were more infections when feed consisted of grass alone than when
gra.ss was supplemented with maize or grass silage.
S. dublin infections
were strongly correlated with liver fluke infections.

INLEIDING

Salmonellose is een infectie van alle diersoorten en wordt
veroorzaakt door verschillende
Salmonellae species (1). De
genus
Salmonella bestaat uit meer dan 1500 serotypen en is
familie van de Enterobacteriaceae (7).
Salmonella is een van
de meest voorkomende pathogenen die naar mensen wordt
verspreid, voomamelijk door besmet voedsel (6). De belang-
rijkste serotypes die een rol spelen in de rundveesector zijn
S.
dublin
en S. typhimurium (15). Infectie kan resulteren in diar-
ree, verwerpen en sterfte (10). Vooral infecties met S.
dublin
worden in Nederland regelmatig waargenomen. In het noor-
den van Nederland is het aantal met
S. dublin besmette bedrij-
ven toegenomen van 0,3% in 1985 tot meer dan 4% in 1994
(niet gepubliceerde data Gezondheidsdienst voor Dieren).
Huidig onderzoek werd gedaan om mogelijke risicofactoren
voor 5. <^Mfc//rt-infecties op melkveebedrijven te identificeren.

MATERIAAL EN METHODEN

Onderzoeksopzet en bestudeerde populatie

Het onderzoek werd gedaan volgens het principe van een
case-control onderzoek (14). In totaal namen 126 bedrijven
deel aan het onderzoek, 29 cases en 97 controles. Alle bedrij-
ven waren gelegen in West- en Midden-Nederland. Met
S. du-
blin
geïnfecteerde bedrijven (cases) werden geselecteerd aan
de hand van laboratoriumuitslagen van de Gezondheidsdienst
voor Dieren. Criterium voor deelname aan het onderzoek was
een bevestigde
S. dublin-infecüe na juli 1993. Controle-
bedrijven werden geselecteerd uit het databestand van het
Nederlands Rundvee Syndicaat (NRS) en waren in hetzelfde
gebied gelegen als de casebedrijven. Een minimum van tien
melkkoeien was verplicht voor deelname aan het onderzoek.
Verschillen in dagelijkse melkproductie tussen cases en con-
troles waren niet evident, respectievelijk 37,6 ± 3,4 (gemid-
delde ± SD) kg voor case bedrijven en 37,4 ± 4,5 kg voor con-
trolebedrijven. De gestandaardiseerde bedrijfsgrootte (zie
tabel I voor uitleg), was echter groter voor casebedrijven
(Mediaan = 78,6, range = 36-229) dan voor controlebedrijven
(Mediaan = 57,6, range = 14-185). Door middel van een tele-
fonische enquête werd informatie verkregen over mogelijke
risicofactoren. De vragen hadden betrekking op management
en bedrijfskenmerken evenals het optreden van andere ziek-
tes. De diagnose van andere ziektes was gebaseerd op klini-
sche symptomen en is niet altijd bevestigd door middel van la-
boratoriumonderzoek. Het vrij zijn van ziektes werd niet
gemonitored. Alle variabelen staan vermeld in tabel I.

Tabel 1. Variabelen voortkomend uit de enquête.
Algemeen (continue variabelen)

Bedrijfsgrootte (melkkoeien); aantal vaarzen (12-24 maanden); aantal kal-
veren (<1 jaar); ha gras; ha maïs; ha bouwland; ha wateroppervlakte; ge-
standaardiseerde bedrijfsgrootte\'); gestandaardiseerde melkproductie^)

Management/bedrijfskenmerken (categorische variabelen)
Afkalfpatroon (Geclusterd (meer dan 50% in een kwartaal van het)/gespreid);
uit/inscharen vee (Nee/Ja), contact met dieren van andere bedrijven (Nee/Ja),
klinische ziekteverschijnselen, met een scheiding in ziektes voor 1993 en ziek-
tes in 1993: leverbot (Nee/Ja), Bovine Vims Diarree (BVD) (Nee/Ja),
Infectieuze Bovine Rhinotracheitis (IBR) (Nee/Ja), aan voeding gerelateerde
diarree (Nee/Ja), paratuberculose (Nee/Ja), andere ziektes (Nee/Ja); aankoop
van vee (Nee/Ja); huisvesting (gehuisvest in meer dan één gebouw/ gehuisvest
in één gebouw); oppervlaktewater (Nee/Ja); hygiënescore gerelateerd aan rei-
nigingsmethode (Goed/Slecht)\'); aankoop van mest (Nee/Ja); gebmik van ri-
oolslib (Nee/Ja)

Voeding

Voeding in zomer (gras aangevuld met maïs of kuilvoer/enkel gras); Voeding
in winter (kuilvoer aangevuld met maïs of luzerne/ enkel kuilvoer).

\'> Gestandaardiseerde bedrijfsgrootte ■ Aantal melkkoeien x 1 Aantal vaarzen x 0.5 Aantal kal-
veren
X 0.3

^^ Melkproductie (kg) gestandaardiseerd naar leeftijd bij kalven (69-92 maanden), seizoen van kal-
ven (februari-maait), en aantal dagen in lactatie (50 dagen) (4)

Puntctlscore voor reiniging: max.=35 [reiniging van boxen (tweemaal daags= 10: eenmaal daags=5,
mindcr=0); reiniging gehele stal (eenmaal per jaar= 10, plus dcsinfcctic=5). Dcsinfectie van kalvcr-
huisvesting=IO);

Goed=20-35 punten. Slecht=0-20 punten.

1  Corresponderend auteur.

^ Departement Dierwetenschappen. Wageningen Institute of Animal Science,

Landbouwuniversiteit Wageningen. Postbus 338. 6700 AH Wageningen.
\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 361. 9200 AJ Drachten.

-ocr page 380-

Statistische analyse

Om het verband tussen de S. dublin-sUilus van het bedrijf
en mogelijlce risicofactoren vast te stellen werd logistische
regressie uitgevoerd (11). Het statistische model werd op-
gebouwd zoals beschreven door Hosmer en Lemeshow (3).
In het kort: als eerste werd een univariate analyse uitge-
voerd, gevolgd door een multivariate analyse met de varia-
belen die een P-waarde <0,25 hadden in de univariate ana-
lyse. Multivariate analyse bestond uit een temgwaartse
procedure door één voor één steeds de minst significante
variabele (P>0,05) te verwijderen. Door te kijken naar ver-
anderingen (>25%) in parameterschattingen, werd gecon-
troleerd op het optreden van confounding. Als laatste wer-
den 2-weg-interacties getoetst. Ook werden, voor de
uitvoering van de multivariate analyse, correlatiecoëffi-
ciënten berekend (11).

RESULTATEN

In de univariate analyse waren de volgende 13 variabelen ge-
associeerd met 5.
dublin (P<0.25). De richting van het effect
is weergegeven met\' \' (positief geassocieerd) of\'-\' (nega-
tief geassocieerd): bedrijfsgrootte ( ), gestandaardiseerde
bedrijfsgrootte ( ), aantal vaarzen ( ), aantal kalveren ( ),
hoeveelheid wateroppervlakte (ha) ( ), geclusterd afkalfpa-
troon ( ), contact met koeien van andere bedrijven (-), aan-
koop van vee ( ), zomervoeding met enkel gras ( ). IBR (-)
en overige ziektes voor 1993 ( ), leverbotinfecties in 1993
( ). Logistische regressie voor het drinkwatersysteem kon
niet worden uitgevoerd, omdat op bedrijven die geen gebmik
maken van oppervlaktewater, geen
S. dublin-Mccües waren
opgetreden.

Omdat bedrijfsgrootte, gestandaardiseerde bedrijfsgrootte,
aantal vaarzen, en aantal kalveren in grote mate gecorreleerd
waren (min=0,73, max=0,99; P<0,0001) werd besloten om
slechts de ge.standaardiseerde
bedrijfsgrootte in het multiva-
riate model op te nemen. Andere correlaties tussen variabe-
len die overbleven na univariate analyse, werden minder be-
langrijk geacht (correlaties variërend van 0,00 tot 0,34), en
zijn daarmee allemaal meegenomen in de multivariate ana-
lyse. Confounding werd niet geconstateerd, evenals signifi-
cante interacties. In tabel 2 staan de resultaten van de multi-
variate logistische regressie gepresenteerd.
Zowel de gestandaardiseerde bedrijfsgrootte als hoeveelheid
wateroppervlakte vertoonden een positieve associatie met de
aanwezigheid van een
S.-dublin-\'\\nfecüe (respectievelijk
OR=1,03 en OR=2,06). Contact met vreemde koeien gedu-
rende in/uitscharen vertoonde een negatieve associatie met
S. duhlin-infecües (OR=0,07). Aankoop van vee, echter, was
significant positief geassocieerd met een
S. dublin-infecüe
(OR=4,29), evenals leverbotinfecties (OR=14,16). Wanneer
in de zomer enkel gras werd gevoerd, dus zonder bijvoeding
met ander mwvoer, was het risico op een
S. duhlin-infectie
enorm verhoogd (OR= 13,16).

Tabel 2. Verklarende variabelen in het nnultivariate model met frequentie [%), prevalentie (%) en Odds Ratio\'s plus 95% betrouwbaarheidsintervallen.

Variabelen

Categorie

Freq

Prev (%)

OR(%)

95%-BTBHI P-waarde

Algemeen

Ha wateroppervlakte

Continu (Mediaan=l, range=0-6)

2,06

1,27-3,34

0,0036

Gestand. Bedrijfsgrootte

Continu {Mediaan=62, range=14-229)

1,03

1,01-1,05

0,0032

Management/bedrijfskenmerken

Contact vreemde koeien

Nee

76

26

Ref

Ja

24

13

0,07

0,01-0,49

0,0067

Aankoop van vee

Nee

46

17

Ref

Ja

54

28

4,29

1,28-14,45

0,0187

Ziektes

Leverbotin 1993

Nee

90

20

Ref

Ja

10

50

14,16

2,15-93,37

0,0059

Voeding

Zomer

Gras anders

33

10

Ref

Enkel gras

67

30

13,16

2,45-70,75

0,0027

DISCUSSIE

Het doel van dit onderzoek was om mogelijke risicofactoren
voor
S. dublin-\'mfecXies op melkveebedrijven te identifice-
ren. Alle deelnemende bedrijven waren gelegen in West- en
Midden-Nederland. Mogelijk heeft dit de representativiteit
van de uitkomsten van het onderzoek voor de gehele
Nederlandse melkveepopulatie gereduceerd. De reden hier-
voor is, dat dit gebied, evenals het noorden van Nederland,
rijk is aan natuurlijke wateren. Sommige bedrijven hebben
zelfs contact met elkaar via waterstromen. Met deze kennis
moet er dus extra aandacht besteed worden aan het gebmik
van oppervlaktewater. In dit onderzoek echter, kon bet
drinkwatersysteem niet statistisch geanalyseerd worden,
omdat op bedrijven die geen oppervlaktewater gebruiken
ook geen
S. dublin-infecües waren opgetreden. Gebruik van
oppervlaktewater moet echter wel als een risicofactor be-
schouwd worden (8). Geïnfecteerde mest van koeien en uit
riolen (via overstorten) kunnen in het oppervlaktewater te-
rechtkomen en daarmee wordt de infectie erg snel verspreid
(16). Aankoop van mest met een onbekende
Salmonella-sla-
tus kan mogelijk het risico op infectie verhogen. Dit werd
echter niet in dit onderzoek gevonden.
Contact met koeien van andere bedrijven is, in tegenstelling
tot de verwachting, negatief geassocieerd met
S. dublin-m-
fecties. Aankoop van vee is echter positief geassocieerd en
melkveehouders moeten bedenken dat bij aankoop mogelijk
een drager van de bacterie wordt gekocht.
De hoge associatie van
S. dublin-ii\\fecües met leverbotinfec-
ties komt overeen met andere onderzoeken (2, 13). Echter,
een groot gedeelte van de associatie is mogelijk veroorzaakt
door het feit dat de melkveehouder zich meer bewust is van
mogelijke leverbotinfecties wanneer ze weten dat hun be-
drijf
Salmonella-posihef is. Ook is het mogelijk dat S. du-
W/\'/j-infecties op bedrijven met leverbotinfecties klinisch
meer tot expressie komen vanwege de relatie tussen leverbo-
tinfecties en dragerschap van
S. dublin (2).
Het voeren van enkel gras in de zomer is geassocieerd met
S.
dublin-\'infecXie.
Mogelijk gebruiken bedrijven die snijmaïs-

-ocr page 381-

kuil en/of graskuil bijvoeren hun grasland minder intensief.
Dit betekent een reductie van de mogelijkheid om zich via
bemest en besmet gras te infecteren (8, 16). In de literatuur
wordt aangeraden om drijfmest vier weken op te slaan alvo-
rens het uit te rijden. Hierdoor zou besmetting verminderd
kunnen worden (5). Internationaal wordt voor weiden op be-
mest land geadviseerd om de mest minstens twee maanden
op te slaan alvorens uit te rijden en een periode van minimaal
30 dagen te handhaven tussen het uitrijden van de mest en
het inscharen van de dieren (17). Bovendien, met de huidige
mestinjectietechnieken, zoals toegepast in Nederland, wordt
mest direct in de grond geïnjecteerd. Hierdoor kunnen
Salmonellae langer overleven, omdat zij minder zijn bloot-
gesteld aan de negatieve effecten van zonlicht en droogte (1,
12). Naast een minder intensief gebruik van grasland, is het
grasland op bedrijven die aanvullend voer geven mogelijk
minder besmet omdat de mest niet alleen op grasland maar
ook op maïsland wordt gebruikt.

In dit onderzoek zijn verscheidene factoren geïdentificeerd
en gekwantificeerd door middel van een statistische relatie
met
S. dublin-\'mkci\\Q. Melkveehouders zouden kunnen
overwegen om deze factoren tot een bepaald niveau te con-
troleren. Echter, causaliteit van de factoren moet wel beves-
tigd worden in interventie of experimentele onderzoeken.

REFERENTIES

1. Blood C, Henderson, JA, and Radostits OM. Veterinary Medicine, a
textbook of the diseases of cattle, sheep, pigs and horses, 5th Edition.
Balliere Tindall, London, 1979:476-87.

2. Erik JF. Salmonella dublin-mfecties bij runderen in Nederland. PhD
Thesis, State University of Utrecht, 1969.

10.
11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

liiMiiiliiliM

Hosmer DW, and Lemeshow S. Applied Logistic Regression. John
Wiley & Sons, New York, 1989: 82-134.

IKC, Informatie en Kennis Centram Veehouderij. Handboek voor de
Rundveehouderij. Proefstation voor de Rundveehouderij, Lelystad,
1993: 252.

Jones PW. The effect of temperature, solids content and pH on the sur-
vival of Salmonellas in cattle slurry. British Vet J 1976; 132: 284-93.
Losinger WC, Wells SW, Garber LP, and Hurd HS. Management fac-
tors related to
Salmonella shedding by dairy heifers. J Dairy Sei 1995;
78: 2464-72.

Minor L. Genus 3. Salmonella, Lignieres 1900, 389 AL. In: Bergey\'s
manual of systematic bacteriology, 19th Edition, ed. by Krieg NR, and
Kolt JG. Baltimore U.S.A., Williams and Wilkins Compagny,
Baltimore, USA, 1984:427.

Pelzer KD. Salmonellosis. J Am Vet Med Assoc 1989; 195:456-63.
Richardson A. The transmission of
Salmonella dublin to calves from
adult carrier cows. Vet Rec 1973;92: 112-5.
Richardson A. Salmonellosis in cattle. Vet Rec 1975; 96: 329-31.
SAS Institute. SAS/STAT® User\'s Guide. Sas Institute Inc., Cary,
N.C., 1989.

Taylor SM, and Burrows MR. The survival of Escherichia coli and
Salmonella dublin in slurry on pasture and the infectivity of 5. dublin
for grazing calves. British Vet J 1971; 127: 536-43.
Taylor SM, and Kilpatrick D. The relationship between concurrent li-
ver fluke infection and salmonellosis in cattle. Vet Rec 1975; 12: 342-
3.

Thrusfield M. Veterinary Epidemiology, 2nd Edition. Blackwell
Science Ltd., London, 1995.

Visser IJR, Veen M, en Glessen J WB van de. Salmonella dublin infec-
ties bij runderen, een review. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117: 730-5.
Williams BM. Envirormiental considerations in salmonellosis. Vet
Rec 1975;96:318-21.

Animal and human health hazards associated with the utilization of
animal effluents\', Ed. W.R. Kelly. Commission of the European
Communities Directorate General for Agriculture Coordination of
Agricultural Research, Publication No. Eur. 6009 EN 1978, Luxem-
bourg.

KOMPENDIUM DER INNEREN KRANKHEITEN DES
PFERDES

A.M. Johnston, W. Bellinghausen. 1. Duitstalige uitgave,
Stuttgart, Ferdinand Enke Verlag, 1997, 194 bladzijden (14
aßeeldingen), ISBN3-432-27371-1. Prijs
± ƒ 125,-.

Kompendium der inneren Krankheiten des Pferdes is een be-
knopt handboek met betrekking tot intemistische aandoenin-
gen van het paard. Het boek is uitgegeven in de reeks \'VET
prax\' en is een Duitstalige bewerking van een reeds eerder
uitgegeven populair kompendium dat zich ten doel heeft ge-
steld een link te leggen tussen wetenschap en praktijk.

Diverse aandoeningen van orgaansystemen komen in 12
hoofdstukken aan de orde.

Tevens worden in aparte hoofdstukken intoxicaties en infec-
tieziekten besproken. Daamaast zijn een viertal hoofdstuk-
ken opgenomen die achtereenvolgens de principes van medi-
camenteuze therapie, aanvullende diagnostiek, laborato-
riumonderzoek en euthanasie van het paard belichten.
Elk hoofdstuk wordt begonnen met een al dan niet beknopte
inleiding en afhankelijk van het onderwerp wordt ingegaan
op de klinische diagnostiek. Het beschrijft in beknopte vorm
de symptomen, diagnostiek, soms de difïerentiaaldiagnose,
therapie en prognose.

Bij verschillende aandoeningen worden nader onderzoek,
anamnese en profylaxe besproken. Een beperkte literatuur-
lijst en een uitgebreide inhoudsopgave vormen de afsluiting
van het boek.

Het is een makkelijk leesbaar boekje, uitgegeven in een pret-
tige lay-out. De opbouw van de hoofdstukken is niet altijd
even consequent door afhankelijk van het onderwerp be-
paalde items niet of juist wel te bespreken. Het boek is bmik-
baar als snel naslagwerkje om even vlot het onderwerp van
interesse op te frissen. Echter het dekt niet het gehele vakge-
bied en per onderwerp is het vaak niet volledig. Als leidraad
voor het student of als geheugensteuntje in de praktijk is het
boek zeker bmikbaar maar als naslagwerk of voor de meer
belezen dierenarts is het boekje tamelijk beknopt en beperkt
in de aanvullende informatie.

I.D. Wijnberg

-ocr page 382-

Om ervaringen en ideeën van praktiserende dierenartsen op het gebied van voeding van gezelschapsdieren te toetsen aan de kennis en
inzichten van specialisten, heeft Leo Pharmaceutical Products het initiatief genomen een Panel Voeding en Diëtetiek Gezel-
schapsdieren op te zetten. De vaste kem van dit fomm bestaat uit een zevental practici. Het gesprek tijdens bijeenkomsten wordt ge-
structureerd door de inbreng van wetenschappers en specialisten, in de vorm van voordrachten en een bijdrage aan de discussie. Tevens
wordt gediscussieerd aan de hand van prikkelende stellingen

PANEL VOEDING EN DIËTETIEK GEZELSCHAPSDIEREN

Berichten en verslagen

Prof dr. ir. A.C. Beynen, hoogleraar
klinische voeding gezelschapsdieren is
bereid gevonden het spits af te bijten,
als eerste specialistische gastspreker.

De organisatoren hebben drie thema\'s
gekozen voor de bijeenkomst van deze
avond:

1. Wat zijn de voor- en nadelen voor
een dierenarts, om \'normale\' voe-
ders te verkopen?

2. Hoe kan een dierenarts de kwaliteit
van voedingen vergelijken en be-
oordelen?

3. Aan welke voorwaarden moet de si-
tuatie voldoen om als dierenarts je
eigen merk/merken onderhoudsvoe-
ding actief te adviseren?

Prof Beynen zal in zijn presentatie de
tweede vraag beantwoorden. Dit vormt
een belangrijk deel van deze panelbij-
eenkomst en de hoofdmoot van dit ver-
slag.

Aanleiding panel

Alvorens het Panel Voeding en Diëte-
tiek Gezelschapsdieren van start kan
gaan, moet het doel en de werkwijze
natuurlijk voor eenieder duidelijk zijn,
evenals de rol van Leo Pharmaceutical

Dinsdag 25 november 1997 vond de eerste bijeenkomst plaats van het Panel
Voeding en Diëtetiek Gezelschapsdieren, op de vestiging van Leo
Pharmaceutical Products in Weesp. Aanwezigen op deze bijeenkomst van het
Panel Voeding en Diëtetiek: A.C. Beynen, hoogleraar klinische voeding gezel-
schapdieren. Faculteit der Diergeneeskunde; LE. van Alten, R.W.F. Becking,
P.H. Gijsman, H. van Rossem, A. Soede, A.C. Stolp, J.A. Terwee, practici ge-
zelschapsdieren; A. Bominaar en A. Verbeek, Leo Pharmaceutical Products.
Eén van de stellingen van vanavond is dat een dierenarts eigenlijk geen onder-
houdsvoeding moet verkopen

Products (Leo) in het geheel. In de in-
leiding van dit artikel zijn werkwijze
en doel reeds besproken. Twee mede-
werkers houden voorafgaande aan de
start van het panel, een korte presenta-
tie over de rol van Leo in het geheel.
Dhr. G. Schoor, algemeen directeur,
begint met een uitleg over de bedrijfs-
filosofie van Leo. Het bedrijf streeft
zelfstandigheid en continuïteit na en
heeft als strategie om als specialist te
excelleren in segmenten. Leo blijkt
hierin goed te slagen, zowel in de hu-
mane als in de diergeneeskunde.
De tweede spreker, drs. A. Bominaar,
is verantwoordelijk voor de veterinaire
activiteiten van Leo in Nederiand. Hij
geeft een korte presentatie over de ac-
tiviteiten en de visie van Leo\'s veteri-
naire divisie. Bominaar vertelt dat Leo
streeft naar een partnership met de die-
renarts middels het aanbieden van
praktijkgerichte informatie, service en
exclusieve merken. Dit streven is de
reden voor Leo om het initiatief te ne-
men tot opstarting van het Panel
Voeding en Diëtetiek Gezelschaps-
dieren.

Waarom onderhoudsvoeding?

Zoals gezegd bestaat de bijeenkomst
grofweg uit twee delen, namelijk een
inleiding en een discussie. Om een
aanzet tot een discussie te geven heb-
ben de organisatoren een prikkelende
stelling geformuleerd:

Door drs. Jan H.J.L. Hülsen

Dierenartsen moeten geen onderhouds-
voedingen verkopen; via andere kana-
len worden ook h\\>alitatief goede voe-
dingen verkocht; door het ontbreken
van voldoende kennis en tijd is het on-
verstandig om als dierenarts onder-
houdsvoedingen actief te promoten.

Over zulke uitspraken kan natuuriijk
zeer lang en heel breed gediscussieerd
worden. De organisatie heeft dit ook
voorzien en daarom aan de hand van
de stelling een aantal vragen gemaakt.
Het panel wordt gevraagd om op deze
vragen te reageren.

De eerste vraag is wat de voor- en nade-
len zijn voor de dierenarts om \'nor-
male\' voedingen te verkopen. Waarom
zou een dierenarts eigenlijk wel of geen
onderhoudsvoedingen verkopen? Als
voordeel ziet het panel het frequenter
contact dat ontstaat met een cliënt.
Daarbij maakt de verkoop van onder-
houdsvoeding het pakket gezondheids-
zorg dat een praktijk biedt completer.
Tenslotte draagt het bij aan het inko-
men.

Maar er blijken ook nadelen te zijn. De
praktijk kan te commercieel, te \'pushe-
rig\' overkomen op de cliënt. Het op
voorraad houden van voedingen vraagt
veel mimte. Bovendien neemt de advi-
sering van het eigen merk voer veel tijd
in beslag en is de benodigde parate
kennis vaak onvoldoende aanwezig.
Als tweede onderwerp wordt de vraag
gesteld aan welke voorwaarden de sim-
atie moet voldoen om als dierenarts de
eigen merken onderhoudsvoeding ac-
tief te adviseren. Samengevat geeft het
panel aan dat het zinvol is een eigen
merk of voorkeur te adviseren op basis
van ervaring, bijvoorbeeld bij een ma-
tige conditie van de vacht of problemen
met de spijsvertering en in het kader
van preventieve gezondheidszorg, zo-
als bij de opgroeiende pup of bij honden
met overgewicht die een reductiedieet
krijgen. Verkoopondersteuning in de
vorm van kermis - lees: wetenschappe-

-ocr page 383-

lijke onderbouwing van argumenten -
en in de vorm van hulpmiddelen in de
communicatie met cliënten (brochures,
display) blijken samen met een goede
diagnostiek (zoals alleen de dierenarts
het kan) van groot belang om tegelijker-
tijd de veterinaire status in stand te hou-
den danwel te versterken.
De derde vraag, hoe je als dierenarts
de kwaliteit van voedingen kunt ver-
gelijken en beoordelen, wordt door
professor Beynen beantwoord in zijn
voordracht.

Voeding in de praktijk

Professor Beynen start zijn inleiding
met het noemen van een aantal alle-
daagse vragen over voeding, die op
een spreekuur regelmatig gesteld
worden. \'Dokter is dit een goed voer?
Wat vindt u van dit voedingsvoor-
schrift dat de fokker afgegeven
heeft? Is deze claim op de verpakking
realistisch?\' Allemaal vragen waar-
van een eigenaar verwacht dat de die-
renarts er een deskundig antwoord op
heeft.

Daarnaast, vertelt Beynen, moet een
dierenarts kunnen vaststellen of een
voedingsfout ten grondslag ligt aan
de lichamelijke afwijking bij een pa-
tiënt. De voedingsanamnese vormt
hierbij een zeer belangrijk onderdeel
van het diagnostische proces.
Tenslotte, als een diagnose is gesteld,
moet een dierenarts de eigenaar een
goed dieetadvies geven indien dit van
belang is. Hij/zij moet aangeven welk
commercieel dieet optimaal bij de pa-
tiënt past, of hij/zij dient een zelf-te-
bereiden dieet te formuleren. Met het
woord dieet bedoelt professor Beynen
een voeding die is aangepast aan de
bijzondere eisen die de patiënt stelt.

Beoordeling voeding

Een goede voeding bestaat uit een af-
stemming van het aanbod aan de be-
hoefte, legt Beynen uit. De voerbe-
hoefte kan gelijk gesteld worden aan

Figuur 2. Voerbehoefte hond.

Groei

Behoefte

Eenheid (a)

tot 1/2 eindgewicht:

2x580

kJ/kgO.\'Vdag

vanaf 1/2 eindgewicht:

1,5x580

kj/kgö."/dag

Volwassen

Onderhoud:

1x580

kJ/kgO."/dag

Dracht, 4-8 weken:

± 1,25 x580

kJ/kgO.\'^Vdag

Lactatie:

580 (nx 145)

kJ/kgû.^Vdag

Training/arbeid:

1,5-2x580

kJ/kgO."/dag

•R I fi

tiiirfiffliAifi

Commercieel dieeU\'oeder
i

Figuur 1. Stappenplan dieetadvies.

Dieetadvies

de energiebehoefte. Voedselopname
van zowel hond als kat wordt in es-
sentie gereguleerd door de hoeveel-
heid energie in het voer. Bij onze ge-
zelschapsdieren zien we evenwel dat
dit natuurlijk systeem niet altijd func-
tioneert. Zij zijn nogal eens te vet. De
verzorger moet derhalve inschatten
wat het dier nodig heeft.
Voor een bepaling van de benodigde
hoeveelheid voer per dag, kan het ge-
makkelijkst de energiedichtheid van
een voer gebruikt worden. Dit is de
hoeveelheid energie, in kJ, per gram
voer. De benodigde hoeveelheid voer
in grammen krijgen we vervolgens
door de energiebehoefte te delen door
energiedichtheid van het voer.
Om de energiedichtheid van een voer
te berekenen, moeten de gehaltes ruw
eiwit, ruw vet en overige koolhydra-
ten vermenigvuldigd worden met een
energiewaarde-factor en vervolgens
dienen deze uitkomsten te worden
opgeteld. De energiewaarde-factoren
van deze voerfracties zijn achtereen-
volgens (uitgedrukt in metaboliseer-
bare energie): voor ruw eiwit 17 kJ/g,
voor ruw vet 37 kJ/g en voor overige
koolhydraten 16kJ/g.

Zelf-te-bereiden dieet
;

Welke voedingsmiddelen zijn geschikt?

Formuleren dieet
;

Diagnose stellen.
;

Welke functies kunnen of dienen middels een dieet
ontlast of beïnvloed (te) worden?

In welke zin dient de voeding aangepast te worden
(samenstelling, hoeveelheid, wijze van voeren)?

Commercieel dieetvoeder selecteren of zelf-te-bereiden dieet samenstellen.

Dieetadvies

Een hond of kat eet, zoals gezegd,
een bepaalde hoeveelheid energie in
de vorm van vet, eiwit en koolhydra-
ten uit zijn voer. Met deze energie
krijgt hij ook andere nutriënten bin-
nen, zoals mineralen, spoorelemen-
ten en vitamines. De behoeften aan

Figuur 3. De standaard: Nutrient^nbehoefte
per MJ voer.

Voedingsstof

Hond

Kat

Vet

4

g

5

g

Eiwit

14

g

17

g

Linolzuur

0.7

g

0.7

g

Arachidonzuur

n.v.t.

0.02

g

Taurine

n.v.t.

0.03

g

Mineralen

Calcium-Ca

0.6

g

0.6

g

Fosfor-P

0.5

g

0.5

g

Kalium-K

0.4

g

0.3

g

Natrium-Na

0.4

g

0.4

g

Magnesium-Mg

30

mg

30

mg

Spoorelementen

IJzer-Fe

5

mg

5

mg

Zink-Zn

3

mg

4

mg

Koper-Cu

0.5

mg

0.4

mg

Mangaan-Mn

0.4

mg

0.4

mg

Jodium-J

0.01

mg

0.06

mg

Selenium-Se

0.01

mg

0.01

mg

Vitamines

A

300

IE

300

IE

D

30

IE

30

IE

E

3

IE

3

iE

Thiamine

0.10

mg

0.3

mg

Riboflavine

0.20

mg

0.3

mg

Pantotheenzuur

0.70

mg

0.6

mg

Nicotinezuur

0.80

mg

2.7

mg

Pyridoxine

0.70

mg

0.2

mg

Foliumzuur

0.01

mg

0.06

mg

Biotine

0.006

mg

0.005

mg

B12

0.002

mg

0.002

mg

Choline

100

mg

120

mg

-ocr page 384-

deze voedingsstoffen dienen we uit te
drukken per eenheid voerenergie.
Beynen vertelt dat hieruit volgt dat
voer met een hoge energiedichtheid
ook relatief hoge nutriëntenconcen-
traties moet hebben.

De standaard

Om een voeding te kunnen formule-
ren en beoordelen, bestaat er een ta-
bel van nutriëntenbehoefte per MJ (=
1.000 kJ) voer: de standaard. Deze
getallen zijn gebaseerd op de be-
hoefte van jonge, groeiende dieren.
De standaard geeft een indicatie; hij
bevat geen absolute hoeveelheden.

Bij de formulering van voeders voor
gezonde volwassen dieren in onder-
houd, wordt in grote lijnen de stan-
daard aangehouden. Voor deze groep
dieren kan evenwel de opname van
nutriënten tot de helft van de stan-
daard bedragen, zonder dat er tekor-
ten zullen optreden. Een uitzondering
hierop is de eiwitopname bij de kat.
Die zou niet lager dan driekwart van
de standaard mogen zijn.
Ook bij de samenstelling van diëten
voor patiënten wordt de standaard
gevolgd, vertelt Beynen, behalve
voor de nutriënten die in het licht van
de gevonden afwijking aanpassing
behoeven.

Een calciumniveau voor de jonge
hond van meer dan driemaal de stan-
daard en een vitamine A-niveau van
meer dan tienmaal de standaard wor-
den als toxisch gezien. Met name
jonge honden van grote rassen zijn
gevoelig voor hoge calciumopnames
en kunnen daardoor het radiuscur-
vus-syndroom ontwikkelen.

Figuur 4. Vergelijking van drie volledige voeders (A. B. C) o basis van de declaratie.

A

B

C

De declaratie:

vocht

9%

80,0%

66%

ruw eiwit

21%

8,5%

13%

ruw vet

10%

4,0%

12,5%

ruwe celstof

3%

0,5%

1%

ruw as

7%

2,5%

3,5%

overige koolhydraten

50%

-

-

calcium

1,2%

0,3%

0,4%

fosfor

0,9%

0,25%

0,3%

vitamine A

9.500 lEykg

-

2.200 lE/kg

vitamine D3

950 lE/kg

-

220 lE/kg

vitamine E

60 mg/kg

25 mg/kg

22 mg/kg

Berekende waarde:

Energiedichtheid

-y/lOOg voer

1527

365

748

-y/IOOg droge stof

1678

1823

2199

Energieverdeling, %

eiwit

23

40

30

vet

24

41

62

koolhydraten

52

20

9

Eiwitgehalte, g/MJ

13,8

23,3

17,4

Calciumgehalte, g/MJ

0,8

0,8

0,5

Vitamine A-gehalte, IF7MJ

>622

7

>294

Voerbehoefte

volwassen hond:

425

1777

867

(25 kg. l.g.; g/dag)

prijsvergelijking. Bijvoorbeeld het
watergebalte heeft een sterke invloed
op de voerbehoefte (uitgedrukt in ki-
logram product).

Uit de tabel blijkt ook dat voeders on-
derling sterk kunnen verschillen in
energieverdeling over eiwitten, vet-
ten en koolhydraten. Bovendien heb-
ben de voeders eiwit-, calcium- en vi-
tamine A-gehaltes die gelijk zijn aan
de standaard, of daar boven liggen.

Vergelijking fabrieksvoeders

Hoogleraar Beynen heeft een aantal
praktijkvoorbeelden en oefeningen
meegebracht. Voeding beoordelen
leer je door het te doen.
Zo toont hij de aanwezigen een tabel,
waarin drie volledige fabrieksvoeders
met elkaar vergeleken worden. Deze
ondersteunt zijn stelling dat voeders
alleen met elkaar vergeleken kunnen
worden op energiebasis, ook in een

INDUSTRIE NEEMT VERANTWOORDELIJKHEID BIJ
TERUGZENDEN DIERGENEESMIDDELEN

\'Voorkomen is beter dan Retourneren\', onder deze titel geeft de diergenees-
middelenindustrie, verenigd in de FIDIN, dit voorjaar een brochure uit. In
deze brochure, die onder meer zal worden verspreid onder dierenartsen en de
veterinaire groothandel, worden de uitgangspunten weergegeven die de
FIDIN onder haar leden heeft aanbevolen bij het door afnemers retourneren
van diergeneesmiddelen. De brochure geeft tevens aanwijzingen die dieren-
artsen kunnen helpen om het retourneren van diergeneesmiddelen zoveel mo-
gelijk te voorkomen. Door het formuleren van uitgangspunten neemt de in-
dustrie haar verantwoordelijkheid om het risico van kwaliteitsverlies zoveel
mogelijk te beperken.

De bij de FIDIN aangesloten bedrijven
leveren producten van een hoog kwali-
teitsniveau. De kwaliteitsdoelstelling
voor de productie van diergeneesmid-
delen wordt bereikt door naleving van
GMP-eisen (goede fabricagepraktij-
ken). Om het kwaliteitsniveau te waar-
borgen streeft de industrie tevens naar
optimalisatie van de kwaliteit van de
distributie.

-ocr page 385-

"P p *l«

Kwaliteitsbehoud

Het retourneren van diergeneesmid-
delen vormt een risicofactor voor de
kwaliteit. De FIDIN heeft daarom be-
sloten uitgangspunten voor het re-
tourneren van diergeneesmiddelen te
formuleren, teneinde deze risicofac-
tor zoveel mogelijk te beheersen. Af-
nemers van diergeneesmiddelen wil-
len immers de zekerheid dat de dier-
geneesmiddelen die worden toege-
diend in orde zijn. Dit past in de uit-
voering van Goede Veterinaire Prak-
tijk en verantwoord diergeneesmid-
delengebruik, met andere woorden
het belang dat dieren op het juiste mo-
ment de juiste medicijnen krijgen toe-
gediend.

De brochure is in april 1998 in een op-
lage van 4000 exemplaren landelijk ver-
spreid onder dierenartsenpraktijken en
bij de DIBEVO (Vereniging Landelijke
Organisatie Dieren, Benodigdheden en
Voeders) en FAGROVET (Vereniging
van Fabrikanten en Groothandelaren in
Veterinaire Producten) aangesloten be-
drijven.

VERPLICHTE IBR-BESTRIJDING VAN START

Vrijdag 1 mei 1998 vond de officiële
start van de verplichte IBR-bestrijding
plaats. Symbolisch werd op het melk-
veebedrijf van LTO-vakgroep voorzit-
ter Jan Cees Vogelaar een rund geënt
met het IBR-marker vaccin. Sec-
tordirecteur dr. G. Benedictus van de
Gezondheidsdienst voor Dieren voer-
de de enting uit onder het oog van een
tiental bestuurders en persvertegen-
woordigers.

Vanaf 1 mei 1998 zullen ruim vier mil-
joen runderen deze bescherming tegen
IBR krijgen. Bedrijven die kunnen
aantonen dat hun veestapel vrij is van
IBR, zijn vrijgesteld van de entplicht.
Ook vleesveebedrijven kunnen een
ontheffing aanvragen.

IBR (Infectieuze Bovine Rhino-
tracheitis) is een virusziekte die de
rundveesector in Nederland grote
schade berokkent. De Gezondheids-
dienst voor Dieren in Deventer stelde
daarom, in opdracht van het land-
bouwbedrijfsleven en de overheid, een
plan op om de ziekte te bestrijden. Na
een aantal jaren waarin veehouders
vrijwillig IBR konden bestrijden, is op
1 mei 1998 de verplichte bestrijding
gestart. De verwachting is dat het
Nederlandse rundvee in het jaar 2005
vrij is van het IBR-virus.

ID-DLO EUROPEES TOPINSTITUUT

In haar voorwoord beschrijft mevrouw
Edith Cresson, lid van de Europese
Commissie voor Onderzoek, Milieu,
Onderwijs, Training en Jeugd, het be-
lang van biotechnologisch onderzoek
omdat de biotechnologie invloed heeft
op vele aspecten van het dagelijks le-
ven van iedere Europese burger. De
projecten waar het ID-DLO zo succes-
vol bij betrokken is, hebben betrekking
op de ontwikkeling en verbetering van
vaccins tegen ziektes die door virussen
worden veroorzaakt.

De beschikbaarheid van veiligere en
effectievere vaccins is van belang om
de kosten van de gezondheidszorg te
verminderen en de kwaliteit van het le-
ven te verbeteren. De twee projecten
waar het ID-DLO bij betrokken is,
hebben geleid tot vaccins met een ef-
fectievere werking tegen ziektes bij de
mens, huisdier en vee die veroorzaakt
worden door besmettingen met virus-
sen. Het betrof hier vaccins tegen par-
vovirussen en het bovine herpesvirus
(BHVl).

Parvovirussen hebben een nadelige in-
vloed op de reproductie bij varkens,
honden moeten er regelmatig tegen
worden ingeënt en bij de mens kan
door besmetting de ongeboren vrucht
worden beschadigd. Het onderzoek
heeft als resultaat gehad dat er een syn-
thetisch vaccin is ontwikkeld dat veili-
ger is dan bestaande vaccins. Tra-
ditionele vaccins bestaan uit dood of
inactief virusmateriaal. Omdat de ba-
sis van het nieuwe vaccins slechts een
deel van het virus is, is het veiliger dan
bestaande vaccins. In dit project werkt
het ID-DLO nauw samen met het
Deense Staatsinstituut voor Virologie
en het fannaceutische bedrijf Ingenasa
uit Spanje.

Uit een recente publicatie van de Europese Unie blijkt dat het ID-DLO,
Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid te Lelystad, op het gebied van
biotechnologisch onderzoek tot de Europese top behoort. In het overzicht
\'Biotechnology, Selected achievements\' van het Directoraat Generaal van de
EU voor Wetenschap, Onderzoek en Ontwikkeling worden vijf succesvolle
projecten beschreven. In twee van deze projecten vervult het ID-DLO een
voortrekkersrol. Om in een dergelijke publicatie met twee projecten vermeld
te worden komt zeer zelden voor.

Publicatie van deze projecten is bedoeld als stimulans voor deelname aan het
vijfde kaderprogramma van de EU met als onderwerp \'Ontsluiting van le-
vensbronnen\'.

Bestaande vaccins tegen het Bovine
herpesvirus (BHVl),
een virus met be-
smettingshaarden in het ademhalings-
en reproductiesysteem van runderen,
blijken niet altijd effectief te zijn en
soms zelfs de oorzaak van besmetting.
Bovendien kon er geen onderscheid
worden gemaakt tussen besmette en
gevaccineerde runderen. Dat waren re-
denen om onderzoek te beginnen naar
een effectiever en veiliger vaccin.

Het ID-DLO is erin geslaagd om een
marker vaccin te ontwikkelen tegen
het BHVl-virus dat effectief en veilig
is en waardoor bovendien geen onder-
scheid gemaakt kan worden tussen een
besmet en een gevaccineerd rund. In
het project werkt het ID-DLO samen
met een Virologisch instituut in Tü-
bingen (Duitsland) en de Univer-
siteiten van Luik (België) en Heidel-
berg (Duitsland).

-ocr page 386-

Is je al je diëten ontwikkelt vanuit
\'n iarmaceutische achtergrond

A

Riet voor niets exclusief verkrijgbaar bij de dierenart

-ocr page 387-

dan hoort daar natuurlijk n advies "bij
met *n medische achtergrond

-ocr page 388-

\'MET DIEREN MEER MENS AWARD 1998\'

Uitgereikt aan \'Kind en dier in het ziekenhuis\'

Op vrijdag 1 mei 1998 werd als on-
derdeel van de tv-uitzending \'Huis-
dierenmanieren live\', de flnale uitge-
zonden van de \'Met Dieren meer
Mens Award 1998\'. Een vakjury on-
der leiding van Lenie \'t Hart, beoor-
deelde vier Analisten en besloot una-
niem dat Wim Rademaker, initiator
van \'Kind en dier in het ziekenhuis\',
de winnaar werd. Wim Rademaker
komt elke donderdagmiddag met al-
lerlei dieren de kinderafdeling van
het Academisch Medisch Centrum
opvrolijken. Hij is ervan overtuigd
dat een liefdevolle omgang met die-
ren het genezingsproces bij kinderen
versnelt. De winnaar van de Award
en de andere genomineerden delen
in de opbrengst van de veiling van
het door Astrid Engels gemaakte
kunstwerk. Zij heeft in opdracht een
schilderij gemaakt waarin de relatie
mens en dier kunstzinnig is ver-
werkt. De tv-veiling leverde een be-
drag op van ruim ƒ 30.000,-.

Voor het \'Met Dieren meer Mens
Award\' komen instellingen in aanmer-
king die zich op een bijzondere manier
verdienstelijk hebben gemaakt in de re-
latie tussen mens en huisdier. Als voor-
bereiding op de finale besteedde het tv-
programma \'Huisdierenmanieren live\'
regelmatig aandacht aan deze verkie-
zing. Instellingen die dit jaar in aanmer-
king kwamen voor deze Award werden
genomineerd en gefilmd. Finalisten wa-
ren het verzorgingstehuis Haegenburgh
uit Rotterdam, de Manage zonder

Drempels uit Bennekom, Fugelpits uit
Anjum en het project \'Kind en dier in
het ziekenhuis\' uit Amsterdam.

De verkiezing van de Award staat in
het kader van de landelijke campagne
\'Met Dieren meer Mens\'.

CL-TEST BIJ SCHAPEN EN GEITEN VERBETERD

Caseous lymphadenitis (CL), ook wel
buitenziekte genoemd, is een ziekte die
abcessen veroorzaakt bij schaap en geit.

Het gevolg daarvan is dat besmette die-
ren een lagere productie hebben en wor-
den afgekeurd bij het slachten. Hoewel
bekend is dat de ziekte over kan gaan op
de mens is Cl in ons land bij de mens
nog nooit vastgesteld.

CL komt bij het schaap in Nederland
gelukkig slecht incidenteel (minder dan
0,01% van de bedrijven) voor. Bij de
geit gaan we uit van een besmettings-
percentage van 5% van de bedrijven.
Beide gegevens zijn een schatting uit

De CL-test bij schapen en geiten is enorm verbeterd. Dat is het resultaat van
een gemeenschappelijk onderzoeksproject van GD en ID-DLO. Dit project is
geflnancierd door de overheid en het landbouwbedrijfsleven. De verbeterde
bloedtest wordt ingezet om de Nederlandse schapen- en geitenhouderij in de
komende jaren CL-vrij te maken.

-ocr page 389-

1995. In een vrijwillig CL-bestrijdings-
programma voor geiten zijn op dit mo-
ment ruim 600 bedrijven met mim
40.000 geiten officieel CL-vrij.

Het in 1996 in het kader van het rapport
\'Streefbeelden Kleine Herkauwers\' op-
gestelde stappenplan voor Cl zag er in
grote lijnen als volgt uit:
* stap 1. Stimulering van de bestrijding
van CL bij geiten volgens GD-regle-
ment.

"" stap 2. Uitvoeren van het hierboven
vermelde proefplan (1997-1998) om
de CL-test (IDAS Elisa) voor scha-
pen en geiten te verbeteren.

iusfj^i^xji

* stap 3. Uitvoeren van het proefplan
om de verschillende serologische tes-
ten voor CL bij schapen en geiten te
vergelijken (1997-1998).

* stap 4. Bestrijding van CL bij scha-
pen volgens GD-reglement op be-
smette bedrijven.

stap 5. Komen tot een \'animal move-
ment restriction\' (dierbewegingsbe-
perking) voor schapen en geiten af-
komstig van bedrijven die niet vrij
zijn van CL. Verplichting tot deel-
name aan de georganiseerde CL-be-
strijding bij schapen en geiten afkom-
stig van niet-officieel CL-vrije
bedrijven.

i^xäikieifin

* stap 6. Indien nodig: ontwikkelen van
een melk-test voor certificering van
melkleverende geitenbedrijven.

* stap 7. Komen tot EU-erkenning van
het Nederlandse CL-programma.

* stap 8. Komen tot een CL-vrije status
voor kleine herkauwers in Nederland.

De genoemde eerste drie stappen van
het stappenplan voor CL zijn uitge-
voerd. Op basis van de nu beschikbare
test is het verantwoord om het verdere
stappenplan ter eradicatie van CL bij
kleine herkauwers in Nederland, dat
moet leiden tot een CL-vrije stahjs
vorm te geven en uit te voeren.

MULTIMEDIALE CAMPAGNE \'MET DIEREN MEER MENS\'
SCHENKT AANDACHT AAN RELATIE MENS EN HUISDIER

Als een rode draad lopen huisdieren
door de campagne omdat zij veelal een
positief effect hebben op het dagelijks
leven, bijvoorbeeld in een gezin bij de
opvoeding van kinderen. Door het ver-
zorgen van huisdieren wordt spelender-
wijs geleerd wat verantwoordelijkheid
is. De wisselwerking tussen mens en
huisdier geef) veel plezier en zorgt voor
een bijna onvoorwaardelijke trouw.

Uiteraard dient hierin altijd het welzijn
van het huisdier in het oog te worden ge-
houden.

Maar er is meer. Wetenschappelijk on-
derzoek heeft aangetoond dat het heb-
ben van huisdieren positief werkt op zo-
wel de geestelijke als de lichamelijke
gezondheid van de eigenaar. Mensen
die in het bezit zijn van huisdieren heb-
ben bijvoorbeeld minder last van hoge
bloeddmk en zijn beter bestand tegen
stress. \'Met Dieren meer Mens\' is een
verwoording van het feit dat huisdieren
een positieve invloed hebben op het le-
ven en welzijn van mensen.

\'Met Dieren meer Mens\' is een landelijke campagne van de Nederlandse
Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG). De campagne schenkt op verschil-
lende manieren aandacht aan de relatie tussen mens en huisdier met als doel meer
bekendheid te geven aan de positieve invloed hiervan op hun leven en welzijn.
Hiervoor is een lange termijn visie van een aantal jaren ontwikkeld.

De campagne heeft een multimediale
aanpak en wordt bekend gemaakt door
middel van bijvoorbeeld opvallende ad-
vertenties, persvoorlichting, intemet,
foto-exposities, de jaarlijkse uitreiking
van de \'Met Dieren meer Mens Award\'
en een kunstveiling. Ook de televisie
schenkt regelmatig aandacht aan deze
campagne.

PRIJS ALTERNATIEVEN VOOR DIERPROEVEN 1998

De prijs (ƒ 5000,-) wordt toegekend
aan een proefdierverzorger, biotechni-
cusof analist ter beloning van een ini-
tiatef, praktische wenk of suggestie
die leidt tot vervanging van proefdie-
ren vermindering van het aantal die-
ren dat nodig is voor een bepaald doel,
of verfijning van onderzoek of tech-
niec, hetgeen leidt tot minder ongerief
dar wel betere leefomstandigheden
var proefdieren, zoals: huisvesting,
becding, voeding of andere zoötechni-
sch; aspecten.

De prijs zal op 7 oktober 1998 tijdens
de Biotechnische Dagen worden uitge-
reikt aan een persoon die naar het oor-
deel van de Commissie het beste voor-
stel heeft ingediend.

De Commissie Prijs Alternatieven voor Dierproeven roept op tot het indienen
van voorstellen die mogelijkerwijs in aanmerking komen voor de
\'Prijs
AlUrnatieven voor Dierproeven 1998\'.

Prof dr. L.P.M. van Zutphen
Vakgroep Proefdierkunde
Faculteit der Diergeneeskunde
Postbus 80.166
3508 TD UTRECHT
tel.:030-2532033

Voorstellen dienen vóór 15 augustus
1998
in het bezit te zijn van de Com-
missie. Ook indien u een persoon voor
de prijs wil voordragen kunt u een voor-
stel indienen. De benodigde formulieren
zijn te verkrijgen bij de voorzitter (Prof
dr. L.F.M. van Zutphen) of bij de secre-
taris van de Commissie (W. Wubs).

W. Wubs

Vet. Hoofdinspectie
van de Volksgezondheid
Postbus 5406
2280 HK RIJSWIJK
tel.:070-3407034

-ocr page 390-

Het Platfomi bestaat uit vertegen-
woordigers van de overheid, van die-
renbeschermingsorganisaties en van
industriële ondememingen die dier-
proeven verrichten. Voor subsidiëring
van alternatieven is per jaar ongeveer
3,5 miljoen gulden beschikbaar.
Gedurende de afgelopen jaren zijn in
totaal mim honderd projectvoorstellen
voor subsidie in aanmerking gekomen.
Om het zoeken naar alternatieven te be-
vorderen streeft het Platform ernaar on-
derzoek op diverse gebieden te subsi-
diëren. In principe komen zowel
fiindamenteel onderzoek als toepas-
singsgericht onderzoek, zoals valida-
tie-onderzoek, in aanmerking om te
worden voorgedragen voor subsidie.
Ook projectvoorstellen met het doel al-
ternatieven te ontwikkelen op het ge-
bied van de ecotoxicologie en op het
gebied van onderzoek naar milieu-
schadelijke stoffen kunnen in aanmer-
king komen voor subsidiëring.

De ontvangen projectvoorstellen wor-
den wetenschappelijk beoordeeld
door de NWO-Commissie alternatie-
ven voor dierproeven. Bij de eindbe-
oordeling door het Platform wordt met
name aandacht besteed aan de mate
waarin het voorgestelde alternatief
leidt tot vervanging of verfijning van
dierproeven en de vermindering van
het aantal proefdieren. Tevens wordt
gelet op de uitstraling van het alterna-
tief binnen het betreffende onder-
zoeksgebied en naar andere onder-
zoeksgebieden.

Eind augustus 1986 heeft de staatssecretaris van het toenmalige ministerie
van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur het Platform alternatieven voor
dierproeven officieel geïnstalleerd. Taak van het Platform is onder meer het
adviseren van de overheid en andere subsidieverleners over subsidiëring van
alternatieven. Bepalend is daarbij de
relevantie van het projectvoorstel in het
kader van vervanging, vermindering en verfijning van het proefdiergebruik.
Hieronder wordt verstaan onderzoeksmethoden die leiden tot besparing van
het proefdiergebruik alsmede tot minimalisering van de aantasting van het
welzijn van proefdieren. De nadruk zal liggen op de ontwikkeling en validatie
van methoden.

AANKONDIGING SUBSIDIERÜNDE

PLATFORM ALTERNATIEVEN VOOR DIERPROEVEN

Wanneer men in aanmerking wenst te
komen voor subsidiëring in
1999,
dient men bij het secretariaat van het
Platform projectaanvraagformulieren
aan te vragen. Men ontvangt dan te-
vens de procedure voor beoordeling
van de projecten. Op verzoek ver-
strekt het secretariaat van het Platform
het aanvraagformulier ook op dis-
kette.

Het projectvoorstel dient voor 1 sep-
tember 1998
door het Platform te zijn
ontvangen. Maar verwachting zal eind
1998 het advies aan de subsidieverle-
ners worden vastgesteld.

Formulieren kunnen worden aange-
vraagd bij: secretariaat Platform al-
ternatieven voor dierproeven, p/a
Veterinaire Hoofdinspectie, Postbus
3008, 2280 MK Rijswijk Telefoon:
070-3407032/33 of fax: 070-3407080.

WALTHAM AWARDS 1998 UITREIKT

NIEUWE VIRUSSTAMMEN BIJ CANINE PARVOVIRUS
GEEN EXTRA BEDREIGING VOOR DE HOND

In het kader van haar scriptie deed Ellen
Luiten ook eigen onderzoek naar het
voorkomen van CPV-stammen in
Nederland. Ze vond dat van de vijftig
onderzochte honden die waren geïnfec-
teerd, 80 procent het CPV-2a vims had
en dat de overige 20 procent besmet met
CPV-2b. De stammen CPV-2a en
CPV-2b hebben hetzelfde klinische
beeld en dezelfde overlevingskansen:
40 procent van de honden die CPV-2a
of CPV-2b krijgt, sterft.
De ziekte komt voomamelijk voor bij
puppies en niet-gevaccineerde volwas-
sen honden. Tweederde van de honden
die de ziekte kregen, bleek jonger dan
16 weken. De jonge honden kunnen on-
danks vaccinatie de ziekte oplopen. De
oorzaak ligt in het feit dat matemale
anti-lichamen een actieve immuniteits-
opbouw kunnen belemmeren. De jury
spreekt van een goed uitgevoerd eigen
onderzoek en een gedegen verslagleg-
ging.

De tweede prijs ging naar Ilse van
Vonderen voor haar onderzoek naar de
invloed van stress op de corticoid/cre-
atinine ratio in de urine van de hond.
Ilse van Vonderen vond dat het bezoek
aan een dierenarts, een orthopedisch
onderzoek of een opname in een ver-
wijskliniek de hypothalamus-hypo-
fyse-bijnierschors-as bij honden sterk
activeert. Hierdoor neemt de corti-
coid/creatinine ratio in de urine sterk
toe. Beslissingen op basis van urine-on-

Veghel, 24 april 1998 - Twee nieuwe virusstammen van het canine parvovirus,
de zogenoemde CPV-2a en CPV-2b, blijken niet te verschillen van het oor-
spronkelijke CPV-2 wat betreft pathogeniteit of immunogeniteit. Dit betekent
dat de huidige vaccins ook werkzaam zijn tegen de twee nieuwe stammen. Dat
is de belangrijkste conclusie uit de afstudeerscriptie van Ellen Luiten die
daarmee ook de Waltham Award 1998 won.

-ocr page 391-

derzoek dienen dan ook
zeer voorzichtig te wor-
den genomen. Van
Vonderen adviseert de
urine die wordt gebruikt
voor de diagnostiek van
hyperadrenocorticisme
in de eigen omgeving
van de hond op te van-
gen. Zo wordt invloed
van stress op de gluco-
corticoid-productie ver-
meden.

De jury oordeelde dat bij
het uitvoeren van het on-
derzoek een hoge mate
van zelfstandigheid ten
toon werd gespreid. Ze
vermeldt tevens dat er
sprake is van een profes-
sionele verslaglegging.
Het onderzoek wordt
gezien als een uitste-
kende verfijning van een
in de praktijk veelge-
bruikte diagnostische
test voor de ziekte van
Cushing.

De derde prijs ging naar
Maico Boumans. Hij
onderzocht de mogelijk-
heid voor de dierenarts
om reclame te maken en
bekeek tevens wat daar-
bij de meest effectieve manier is.
Volgens de Code voor de Dierenarts
mogen dierenartsen sinds 1988 reclame
maken, maar diezelfde Code legt nog
wel de nodige beperkingen op. Zo moet
de dierenarts met het werven van

t

rr PRIJS WINN^AP

iwALTHAM

nieuwe cliënten zeer voorzichtig
te werk gaan om niet in strijd te
handelen met de Code.
De auteur ziet echter wel grote
mogelijkheden voor de \'inteme
marketing\', het maken van re-
clame in de eigen praktijk. Deze
vorm van reclame biedt wel dege-
lijk perspectief Zowel cliënt, die-
renarts als huisdier profiteren
hiervan. Immers, door de reclame
gaat de eigenaar vaker met zijn
huisdier naar de dierenarts en
wordt er meer preventief gewerkt:
vaccinatie, gewichts- en gebits-
controle, geriatrie en ook de alge-
mene gezondheid van het dier
worden geregeld gecheckt.
De jury is van mening dat marke-
ting en reclame voor dierenartsen
steeds belangrijker worden, waar-
door het van betekenis is te weten
wat wel en wat niet kan. De scrip-
tie geeft daar een goed antwoord
sl op. Uit de studie blijkt dat er over
dit onderwerp regelmatig vragen
binnenkomen bij de KNMvD.
Bovendien heeft de Ereraad van
de KNMvD regelmatig zittingen
over meningsverschillen omtrent
reclame. Maico Boumans advi-
seert bij twijfel geplande reclame-
activiteiten eerst ter toetsing voor
te leggen aan de KNMvD. Op
deze wijze is de dierenarts er ze-
ker van dat de beoogde reclame is toe-
gestaan volgens de Code voor de
Dierenarts.

Zou het dan niet aardig zijn om elkaar
te leren kennen en gezamenlijk eens
een fly-in te organiseren. Op een wat
centrale plaats als EHTE, EHLE of
EHHV. Uiteraard onder vmc. Wie
weet kan er nog iets moois uit groeien
als een \'DVFA\' (Dutch Veterinary
Flyers Association). En wat te denken
van een excursie naar bijvoorbeeld
Newmarket, Alfort of Hannover. Er
zijn vast tal van mogelijkheden om ge-
zamenlijk al dan niet op ons vakgebied
aardige dingen te ondememen.
Met de gezelligheid voorop. Dat
spreekt. Wanneer u dat ook aantrekke-
lijk lijkt neemt dan contact op met Jo«s
Straatman, Verlengde Heereweg 175,
9721 AP Groningen (EHGG dus) 050-
5263684 of 050-3143346 (is onder
werkuren tevens fax).

AANBIEDING

Welke collega kan ik een genoe-
gen doen met de aanbieding van
een 45-jarige anatomies gladde én
gave paardenschedel van een vijf-
jarige Gelderse merrie.
Contact opnemen met de heer
S.A. Holzmüller, telefoonnum-
mer: 0545-271957.

GAAT U VFR OF ZELFS IFR?

WAARSCHUWING!

Onlangs is een dierenarts uit het zuiden
van het land geconfronteerd met een
factuur van een organisatie die zich
\'Intemational Yellow Pages, World
Trade & Business Directory\' noemt.
Deze organisatie berekende de dieren-
arts, ongevraagd, een bedrag van
ƒ 1.185,- voor het plaatsen van zijn
adresgegevens in een zogenaamde
\'Intemational Yellow Pages - World
Trade & Business Directory\'.
De KNMvD waarschuwt u naar aanlei-
ding van het bericht van deze dieren-
arts op uw hoede te zijn voor deze
wijze van zaken doen.

-ocr page 392-

Ingezonden

Geachte redactie,

Niet alles wat u toegezonden wordt,
wordt in uw tijdschrift geplaatst.
Zelf heb ik dit ervaren in 1987 toen ik
mijn mening gaf dat de code niet vol-
deed aan wettelijk te stellen eisen.

Discussie met de leden over dit onder-
werp werd door het Hoofdbestuur niet
toegestaan terwijl in die tijd, achter de
mg van de leden om, wel getracht werd
de code in de Tuchtwet te krijgen, het-
geen door de wetgevingscommissie te-
recht werd afgewezen met als argument
dat dit een zaak van de dierenartsen zelf
was.

In 1990 werd door mr. Mertens toegege-
ven dat de code niet aan de wettelijk te
stellen eisen voldeed.

Waarom het Hoofdbestuur hierover
geen discussie wenste, zou wellicht door
het Hoofdbestuur het beste beantwoord
kunnen worden.

Waar het mij nu om gaat is dat hetgeen
in het Tijdschrift staat, niet alles weer-
geeft wat het Hoofdbestuur doet en wat
de leden daarvan denken.
Onlangs ontving ik nog een schrijven
van een collega welke hij naar de
KNMvD had gezonden maar tot op he-
den hebben de leden daarvan geen ken-

a

nis kunnen nemen.

Verder valt het in het Tijdschrift op dat
de leden van de KNMvD als een be-
roepsgroep worden voorgesteld terwijl
het enige gemeenschappelijke de oplei-
ding is.

Door de manier waarop ik uit de praktijk
ben gegaan heb ik de gelegenheid gekre-
gen met een andere beroepsgroep kennis
te maken, namelijk de advocatuur.
Daarvan kunnen alleen advocaten lid
worden en niet alle mensen die hun rech-
tenstudie met succes hebben afgerond.
Willen de leden der KNMvD dit zelf zo
of krijgen ze geen gelegenheid hierover
van gedachte te wisselen.
Zelf niet meer direct belanghebbend zie
ik toch uw reactie met belangstelling te-
gemoet.

Met vriendelijke groet.

L. Tholhuijsen.

Deze brief van de heer Tholhuijsen lijkt
de (bureau)redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde een uitstekende
gelegenheid - waarvoor dank - om het
beleid inzake ingezonden brieven kort
toe te lichten.

Ingezonden brieven worden in principe
geplaatst, tenzij er zwaarM\'egende argu-
menten zijn om een briefniet te plaatsen.
Deze argumenten kunnen zijn:

* de brief is - naar de mening van de re-
dactie - onnodig kwetsend

* de brief is zeer persoonlijk van aard

* de brief is zodanig opgesteld dat de le-
zer de strekking ervan niet zal begrij-
pen of tot zich zal nemen (bijvoorbeeld
door onbegrijpelijk taalgebruik).
Het niet plaatsen van een ingezonden
brief is altijd weer een punt van ampele
discussie binnen de (bureau)redactie,
omdat maar al te snel het idee ontstaat
dat bepaalde kritische kanttekeningen
onder de mat geveegd worden. Dit is ze-
ker geen gewenst imago, integendeel.
De redactie stelt kritiek juist zeer op
prijs en plaatst een ingezonden brief dus
bij voorkeur wél.

Waar in een ingezonden stuk het hande-
len of de denkbeelden van bepaalde per-
sonen of organisaties genoemd worden,
worden deze personen of organisaties
altijd in staat gesteld (binnen een be-
paalde termijn) te reageren, alvorens
het stuk geplaatst wordt. Als het moge-
lijk is, plaatst de redactie de reactie te-
gelijk met het ingezonden stuk. (Daarom
laat publicatie soms enige tijd op zich
wachten.)

Op de inhoud van deze brief van de heer
Tholhuijsen wensen betrokkenen overi-
gens niet in te gaan, mede omdat de
Code voor de Dierenarts op dit moment
reeds volop in discussie is, zoals ook in
deze uitgave te lezen valt. Zoals gezegd
stellen wij het op prijs wanneer iemand
zijn of haar mening geeft in de vorm van
een ingezonden brief.

Mevrouw drs. S.A.M. Deleu,
bureau-redactie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Geachte redactie,

Met belangstelling las ik in het
Tijdschrift vcK)r Diergeneeskunde van 1
maart 1998 het artikel: \'Tuchtcollege uit
op juridische spitsvondigheden?\' van
Jons Straatman.

Reden voor mij om mijn ervaring met
jurisch redeneren aan u door te geven.
Om het niet al te persoonlijk te maken
zal ik het in hoofdlijnen weergeven.
Ten overstaan van een dierenarts-be-
middelaar wordt een overeenkomst
vastgelegd mssen twee partijen A en B
inzake de overdracht van het maat-
schapsdeel van de één aan de ander.
Nadat de overdracht heeft plaatsgevon-
den wenst de blijvende partij (A) de
overeenkomst niet na te komen.
Dat leidt tot arbitrage. Door een fout van

de advocaat van de vertrekkende partij
(B) doen arbiters geen uitspraak maar
verwijzen partijen tot hemieuwd overieg.
De blijvende partij weigert dit.
Een tuchtrechtprocedure worden gestart
tegen de advocaat van B.
Najaren procederen komt Het Hof van
discipline tot de slotsom dat uit de vast-
gelegde overeenkomst zeer gelijnd de
vordering is af te leiden en stelt vast dat
de advocaat zijn werk niet goed gedaan
heeft.

De advocaat vindt dat hij zijn werk wel
goed gedaan heeft en is niet bereid één
en ander te regelen.

Dat leidt tot een civiele procedure tegen
de advocaat waarbij de rechter in eerste
instantie vaststelt dat de overeenkomst
zo vaag is dat daamit niet de vordering is
af te leiden.

Nu komt de spitsvondigheid.
De rechter wil zich niet helemaal distan-
tiëren van de uitspraak van Het Hof en
stelt zich op het standpunt dat als er in-
derdaad een overeenkomst zou zijn
waamit de vordering zou zijn af te lei-
den, welke als zodanig aan de arbiters
zou zijn voorgelegd, dan nog zouden ar-
biters tot dezelfde uitspraak zijn geko-
men, omdat er geen overeenkomst was
waamit de vordering zou zijn af te lei-
den.

Tegen zoveel juridische spitsvondigheid

kun je als leek niet op.

Elf jaar na het uittreden zal de hogere

rechter hopelijk dit jaar nog uitspraak

doen in hoger beroep.

Ik houd u op de hoogte,

L. Tholhuijsen, Made.

-ocr page 393-

Voor dit bijzondere minisymposium
zijn een drietal sprekers uitgenodigd
met uiteenlopende onderwerpen. Dr.
F.H.M. Borgsteede (ID-DLO) geeft
een voordracht over
Wormhestrijding
en immuniteitsophouw bij jongvee\'.
Ir.
B.T. Bosman (Terminix Protekta) zal
\'Vlooienbestrijding gericht op de om-
geving\'
behandelen. Mevrouw Dr. N.
Endenburg (Faculteit der Dierge-
neeskunde) zal het symposium afslui-
ten met een lezing over
\'De invloed
van dieren op de ontwikkeling van kin-
deren\'.

Het afscheid vindt donderdagavond 11
juni 1998 in Schouwburg Ogterop te
Meppel plaats. Vanuit zijn woonplaats
Meppel heeft de heer Zandbergen 35
jaar (!) lang dierenartsenpraktijken be-
zocht. De ontvangst is van 19.00 tot
20.00 uur, waama de lezingen zullen
beginnen.

Deze avond kan worden bijgewoond
door dierenartsen en dierenartsassis-
tenten uit het huidige én voormalige
rayon van de heer Zandbergen. Wij
vragen u vriendelijk, in verband met
het aantal beschikbare plaatsen, vooraf
telefonisch te reserveren bij Virbac
Nederland B.V., telefoon: 0342 - 427
127.

MINISYMPOSIUM TER GELEGENHEID
VAN AFSCHEID WOUT ZANDBERGEN

Ter gelegenheid van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van ad-
junct-directeur en dierenartsenbezoeker in Noord- en Oost-Nederland van
Virbac Nederland B.V., de heer W. Zandbergen, organiseert Virbac een mini-
symposium in Meppel.

SPECIFIC FXD
WORDT
FXD PHYSIO

Specific introduceert een nieuwe
light, blaasgmispreventieve on-
derhoudsvoeding voor de kat.
Specific FXD pHysio bevat een
uitgebalanceerde samenstelling
die de functie van de urinewegen
optimaal ondersteunt.
Deze voeding induceert een urine
met lage concentratie van stru-
vietcomponenten en een lage
urine pH, hetgeen helpt stmviet-
urolithiasis te voorkomen.
In vergelijking met anti-stmviet-
diëten heeft FXD pH een lage
energiedichtheid. Het is dus uiter-
mate geschikt als normale onder-
houdsvoeding voor de volwassen
kat en voor blaasgruispatiënten
die overgewicht krijgen op een re-
gulier anti-struvietdieet.

CLOMICALM TEGEN SCHEIDINGSANGST BIJ HONDEN

Novartis Animal Health introdu-
ceert
Clomicalm (clomipramine hy-
drochloride), een nieuw geneesmid-
del voor de behandeling van ge-
dragsproblemen (scheidingsangst)
bij honden. Dubbelblind placebo-ge-
controleerde proeven tonen een
goede werkzaamheid van het middel
aan. Veterinaire gedragsdeskundi-
gen die aan de proeven meewerkten,
rapporteerden een zeer snelle verbe-
tering van de symptomen en dus een

AANGIFTEPLICHTIGE

BESMETTELIJKE

DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van I
april 1998 tot en met 30 april 1998 de
snelle vermindering van het lijden
bij de hond.

Door het middel wordt de hond ont-
vankelijker voor gedragstherapie.
Maar ook de met scheiding verband-
houdende afwijkingen, zoals kapotma-
ken, onzindelijkheid en excessief blaf-
fen, worden aanzienlijk minder.
Clomicalm is geen tranquillizer en
heeft geen sederend effect. Het heeft
dus geen invloed op het karakter of op

volgende besmettingen geconstateerd
van een aangifteplichtige besmette-
lijke dierziekte:

* Eén geval van rundertuberculose in
het werkgebied van de RVV-kring
Breda.

* Twee gevallen van scrapie. Het be-
trof één geval in het werkgebied van
de RVV-kring Assen en één in de
RVV-kring Rotterdam.

* Eén geval van mnderleukose in
het werkgebied van de RVV-kring
Weert.

het geheugen van de hond.
Clomicalm wordt tweemaal daags toe-
gediend en de duur van de behandeling
bedraagt 60 tot 90 dagen. Echter, alle
patiënten moeten individueel bekeken
worden en afhankelijk van de graad
van de ziekte kan een langere behande-
ling aanbevolen zijn.
Clomicalm dient, in overleg tussen
dierenarts en eigenaar, gebruikt te
worden in combinatie met eenvoudige
gedragsveranderingstechnieken.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

-ocr page 394-

In deze rubriek treft u informatie aan be-
treffende enkele van onze cursussen.
Opgave voor de genoemde cursussen via
telefoon (030) 2517374, fax (030)
2516490 of e-mail paod(§pobox.mu.nl.
Ons volledige cursusaanbod kunt u,
naast onze brochure, vinden op intemet
pagina; http://www.cc.mu.nl/paod.

Praktische röntgenologie gezelschaps-
dieren
(98/109), woensdag 10 juni
1997, 9.00 - 17.00 uur te Wageningen.
Cursusprijs ƒ 560,- (inclusief materiaal
en lunch).

In het eerste dagdeel van de cursus wordt
aandacht besteed aan de praktische uit-
voering van het röntgenologisch onder-
zoek van diverse objecten van kleine
huisdieren: voorbereiding, positione-
ring, opnamerichtingen, belichtings-
waarden. De opnametechnieken worden
met behulp van patiënten en de beschik-
bare apparatuur \'live\' gedemonstreerd
en geoefend. In het tweede dagdeel zal
het accent komen te liggen op de inter-
pretatie van röntgenfoto\'s: bespreking
van een aantal opnamen van patiënten
met discussie over de mogelijkheden
voor nadere (röntgen-)diagnostiek.
Cursusleider is drs. J.W. Garretsen, spe-
cialist veterinaire radiologie.

N.B.

Een aantal deelnemers zal gevraagd worden - zo
mogelijk - een eigen lichtkast mee te nemen.
Verder wordt van alle deelnemers verwacht dat ze
naast een
loodschort twee tot vijf eigen opnames
meebrengen.

Klinische les gezelschapsdieren \'de
huidige stand van zaken met betrek-
king tot cardiomyopathie bij hond en
kat\'
(98/108), vrijdag 19 juni 1998,
14.00 -17.00 uur te Utrecht. Cursusprijs
ƒ135,-.

Vaak worden dieren aangeboden met
vage problemen zoals lusteloosheid, slo-
mer dan voorheen, minder eetlust en der-
gelijke. Ook problemen als hoesten, be-
nauwdheid of zelfs flauwtes kunnen op
eenzelfde onderiiggende oorzaak bems-
ten, waarbij cardiomyopathie een be-
langrijke rol kan spelen. Om na te gaan
of dit van toepassing kan zijn in een be-
paalde situatie dient men dus ook bekend
te zijn met cardiomyopathie. Het doel
van deze klinische les is de relevante
punten met betrekking tot cardiomyopa-
thie bij hond en kat te bespreken, waarbij
in het bijzonder aandacht besteed wordt
aan de achtergrond van cardiomyopa-
thie, de diagnostiek, therapie en prog-
nose. De betekenis van ECG wordt
slechts summier belicht aangezien hier-
voor een extra cursus zal worden ver-
zorgd in de nabije toekomst. Cur-
susleider is dr. A.A. Stokhof, specialist
inteme geneeskunde der gezelschaps-
dieren, Vakgroep Geneeskimde van
Gezelschapsdieren, FdD.

Persoonlijk leiderschap en de kracht
van communicatie
(98/905), maandag
29 en dinsdag 30 juni 1998 te Zeist.
Cursusprijs ƒ 1650,-(inclusief twee boe-
ken, een reader en overnachting).
Vele dierenartsen zijn in hun positie bin-
nen de maatschap, het bedrijf of instel-
ling op enigerlei wijze leider. Een leider
is meer dan een vakman of vakvrouw.
Een leider gebmikt het gewicht van zijn
persoonlijkheid om zijn dingen te doen,
zijn visie te ontwikkelen en zijn doelstel-
lingen te bereiken. Deze training gaat
niet over wie er de baas is of gaat wor-
den. Daarom is deze training voor alle
dierenartsen in welk dienstverband dan
ook. Deze training gaat wel over een per-
soonlijkheid die zichzelf vormgeeft in de
manier van communiceren. Daarom in
deze persoonlijke, intensieve en uitda-
gende training aandacht voor de vol-
gende gebieden:

Autonomie en richting
Autonomie kan omschreven worden als
de kwaliteit van mensen om hun eigen
leven vorm te geven binnen de grenzen
die de omgeving biedt en de grenzen van
de persoonlijke mogelijkheden. Per-
soonlijke mogelijkheden vergroten en
nieuwe bronnen aanboren als leider
geeft de mogelijkheid de eigen richting
vorm te geven. Dan kan de leider ande-
ren uitdagen om hun bronnen te gebmi-
ken en te ontwikkelen.

Succes willen hebben
Succes willen hebben is een belangrijke
motivatiebron van een leider. Wij den-
ken daarbij niet alleen aan het succesvol
zijn of kunnen \'scoren\', maar aan het ge-
richt blijven op de eigen visie en het ge-
nieten van de successen die op weg daar-
naar toe worden geboekt. Geniet zonder
ook maar iets in te leveren van de moti-
vatie om de vervolgens gestelde doelen
te bereiken.

De relatie willen onderhouden
De relatie tussen mensen is een voortdu-
rend aandachtspunt voor de leider.
Daarbij kijkt de leider verder dan zijn ei-
gen persoon. Hij schept voorwaarden
om de relaties tussen de leden onderling
en de relaties met de leider vorm te ge-
ven. Communicatievaardigheden zijn
een belangrijk hulpmiddel. In maat-
schapsvergaderingen en contacten met
cliënten zijn conflicten ook een gegeven.
Hoe kun je ze voorkomen en oplossen?
Kortom: een tweedaagse training om te
leren effectief je persoonlijk plan te trek-
ken in de veranderende wereld.
Docent is drs. W. Veenbaas (in samen-
werking met prof dr. A. Pijpers) Drs.
Wibe Veenbaas heeft een eigen trai-
ningsinstituut: Phoenix Opleidingen in
Utrecht. Wibe Veenbaas is binnen dier-
geneeskundig Nederland bekend om
zijn inspirerende inleidingen die hij ge-
houden heeft voor diverse Groepen van
de KNMvD en als docent bij de cursus
Apotheek 11 Landbouwhuisdieren.

Extra cursus begeleiding melkveebe-
drijven
(98/212), maandag 22, woens-
dag 24 en vrijdag 26 juni 1998; drie da-
gen van 08.30 tot 17.00 uur te Cuijk.
Cursusprijs ƒ 1.900,- (exclusief B.T.W,
inclusieflunch)*.

♦ Betaling middels een door de AUV gezonden
factuur met BTW. Betaling op deze wijze aange-
zien PAO-Diergeneeskunde niet BTW-plichtig is.

Deze cursus is door InterAct Agri-
management ontwikkeld in opdracht
van AUV-Dierenartsencoöperatie in het
kader van het kennistraject dat de AUV
uitvoert ten bate van haar leden.
Doelgroep: Practici in de landbouwhuis-
dierenpraktijk, met name werkzaam in
de begeleiding van mndveebedrijven.
De dierenarts is in staat - beter dan an-
dere adviseurs - door zijn^aar pathofy-
siologische kennis, aangevuld met zoö-
technische kennis, veehouders in hun
bedrijfsvoering veterinair-zoötechnisch
te begeleiden. Dit vereist dat de practicus
pathofysiologische en zoötechnische in-
zichten kan vertalen naar de bedrijfsvoe-
ring van de (melk)veehouder. In de on-
derhavige training zal veel aandacht aan
deze aspecten worden besteed. Patho-
fysiologie, zoötechniek en bedrijfsvoe-
ring vormen de sleutelwoorden van de
training. Recente ontwikkelingen op ve-
terinair-zoötechnisch gebied die van be-
lang zijn voor de begeleiding van melk-
veebedrijven zijn in de training op-
genomen. Daamaast wordt zoveel mo-
gelijk getracht de deelnemers \'instm-
menten\' te verschaffen die direct in de
dagelijkse praktijkuitoefening kunnen
worden toegepast. De cursusleider is
prof dr. A. Brand, InterAct Agrima-
nagement, emeritus hoogleraar bedrijfs-
diergeneeskunde van het rund. Faculteit
der Diergeneeskunde te Utrecht.

-ocr page 395-

TOON KUIPERS

Op 80-jahge leeftijd is in Gemert,
waar hij als plattelands-dierenarts be-
gon, op 16 januari 1998 overleden
mijn vriend en leermeester Toon
Kuipers.

Toon werd op 12 november 1917 te
Borne geboren als zoon van een bak-
ker. die z \'n kinderen een groot verant-
woordelijkheidsgevoel bijbracht, maar
hen ook de middelen verschafte om een
goede toekomst op te bouwen.
Toon had in zijn jeugd al een grote be-
langstelling voor dieren, zodat het zijn
ouders niet bevreemdde dat hij veearts
wilde worden.

Na het Mulo-A examen werd het
Lyceum te Oldenzaal bezocht en na het
behalen van het diploma HBS-B ging
hij in 1939 naar Utrecht om dierge-
neeskunde te studeren. In 1943 werd
zijn vader door de Duitsers gevangen
genomen. Toon heeft toen vrijwillig de
plaats van z \'n vader ingenomen en is
ruim twee jaar krijgsgevangene ge-
weest.

Deze gevangenschap begon in Ommen
en via Duitsland kwam hij onder an-
dere terecht in Krakau, waar ook het
Franse Vreemdelingenlegioen gevan-
gen zat. In Neu-Brandenburg werd hij
met 20.000 mede-gevangenen door de
Russen bevrijd.

In juli 1945 keerde hij weer terug naar
Nederland en na een maand werd de
studie hervat. De bedoeling was om
versneld af te studeren, maar ook nu
kwam er een kink in de kabel. Toon
nam, als student, tijdelijk een praktijk
waar van een ziek geworden dieren-
arts.

ninefnoriam

Een visiterit met de motorfiets liep on-
gelukkig af en met een schedelbasis-
fractuur werd hij in het ziekenhuis op-
genomen.

Dit alles vertraagde de studie met an-
derhalfjaar waardoor hij pas in juni
1948 afstudeerde. Direct daarna nam
de jonge dierenarts een plattelands-
praktijk over in Gemert en werd hij te-
vens benoemd tot gemeentedierenarts.
Hier leerde hij Mieke Carstens kennen
met wie hij in 1951 trouwde en uit dit
gelukkige huwelijk werden vier kinde-
ren, één dochter en drie zonen, gebo-
ren.

In 1952 verliet hij de praktijk om ad-
junct-directeur van het slachthuis en
de veemarkt in Den Bosch te worden.
In 1954 volgde zijn benoeming tot di-
recteur van de Coöperatieve Vereni-
ging voor KJ \'Land van Cuijk\' in
Beers.

Door toedoen van Toon kreeg het Kl-
station in Beers de beschikking over
een elektrische, volautomatische diep-
vriesinstallatie. Deze installatie was
toen uniek in Europa. De geweldige
naam die de KI in Cuijk zowel natio-
naal als internationaal gekregen heeft,
is mede te danken aan de geweldige in-
zet van Toon. Na zeven jaar deze Kl-
organisatie gediend te hebben, werd
hij door Homburg gevraagd om een
nieuwe dochter-onderneming op te
richten: het varkensfok- en mestbedrijf
Fomeva.

Dit betekende een nieuwe uitdaging
voor Toon. Er werd door hem een stu-
die gemaakt van het fokken en mesten
van varkens op zeer grote schaal. De
conclusie was dat een groot basisfok-
bedrijf nodig was om een snelle geneti-
sche verbetering te bereiken; niet al-
leen op het gebied van de gebruiks-
eigenschappen voor de varkenshou-
ders, maar ook voor eigenschappen
als karkaskwaliteit en vleeskwaliteit.
Als top van depyramide was het basis-
bedrijf Fomeva er in het begin van de
70\'er jaren in geslaagd om middels
een integratiesysteem van zelfstandige
subfok-. vermeerderings- en mestbe-
drijven circa 1 miljoen slachtvarkens
per jaar te produceren.
Toon ontwikkelde zich van pionier tot
autoriteit op het gebied van de mo-
derne. grootschalige varkenshouderij.
Helaas maakte een hartinfarct in 1972
een abrupt einde aan een tot dan zeer
succesvolle carriere.
Hoewel Toon er moeite mee had om
veel te jong afscheid te moeten nemen
als actief ondernemer, gaf hem dat de
gelegenheid om meer aandacht te
gaan besteden aan z\'n gezin en z\'n
grote hobby de jacht. De warmte die
het gezin Kuipers uitstraalde was aan-
doenlijk. Je kon het overdag zakelijk
oneens zijn met Toon, maar \'s avonds
bij een goed glas wijn genieten van z \'n
warme vriendschap.

Hij ging wonen op een prachtige boer-
derij in een natuurgebied in Beugen en
heeft daar midden in de natuur samen
met Mieke nog vele mooie jaren gehad.
Later verhuisde hij naar Helmond om
vervolgens z \'n laatste levensjaren
door te brengen in de plaats waar hij
was begonnen als practicus en waar
hij Mieke leerde kennen: zijn geliefde
Gemert. .\'

Het laatste jaar liet z \'n geheugen hem
soms in de steek en toen het einde na-
derde leek het alsof de vechter Toon
zich gewonnen gaf Hij is temidden
van z \'n gezin in alle rust gestorven.
Dat het leven niet altijd gaat zoals men
gewild zou hebben, gold ook voor
Toon; zijn oudste zoon bracht dat in de
afscheidsdienst in Gemert mooi onder
woorden.

Met Toon Kuipers is een collega heen-
gegaan die door zijn voorbeeldfunctie
er voor gezorgd heeft dat veel dieren-
artsen een belangrijke plaats innemen
in de moderne varkenshouderij.
Tevens heb ik afscheid moeten nemen
van iemand waarop ik trots was om tot
z \'n vrienden gerekend te mogen wor-
den.

Moge Mieke en de kinderen de kracht
krijgen om ook zonder Toon verder te
gaan.

G. van Dommelen

-ocr page 396-

ini rn> f iMMi

\'MAATSCHAPPIJ\' VERANDERT MET SAMENLEVING

NIEUWE GEDRAGSREGELS VOOR DE DIERENARTS

i

Op de derde en laatste van de drie
avonden was met name de kwaliteit
van de aanwezigen bepalend voor de
gevoerde discussie. In een wel zeer
mim bemeten zaal spraken 12
KNMvD-leden met verve over de
voorstellen. Meningen werden naast
elkaar gezet en tegen elkaar afgewo-
gen. Alles onder de vakkundige lei-
ding van de voorzitter van de
Codecommissie, dr. J.L. van Os.

Achtergronden

De voorzitter ging in zijn inleiding in
op de achtergronden van de nu voor-
liggende concept-code. Allereerst be-
schreef hij de wijze waar op ze tot
stand kwam.

In 1996 werd begonnen met een revi-
sie van de code-artikelen over vesti-
ging en reclame. Vervolgens kwam de
commissie al werkende tot het inzicht
dat de Code in de loop der tijd als een
soort lappendeken was uitgegroeid.
Regelmatig was er een lapje aange-
breid of was een gat met een lapje ge-
stopt. De Codecommissie besloot
daarop de Code in haar geheel te eva-
lueren.

Daarbij kwam - per I januari 1998 - de
invoering van de Wet op de
Mededinging. Allerlei activiteiten die
concurrentiebeperkend kunnen zijn,
zoals prijsafspraken, afspraken om
nieuwe vestigingen op financiële
gronden tegen te houden, enzovoorts.

zijn door deze wet verboden. De
Codecommissie zag het als haar taak
de Code hieraan aan te passen.

Om vang geringer

Eén van de punten die direct opvallen,
als de huidige Code en de concept
Code voor de Dierenarts/Gedrags-
regels voor de dierenarts naast elkaar
worden gelegd, is de omvang van het
concept. Deze is veel geringer dan die
van de Code. Het aantal artikelen is te-
mggebracht van 116 tot 28. Diverse ar-
tikelen over vestiging, tarieven en pu-
bliciteit zijn verdwenen. Hetzelfde
geldt voor artikelen over inrichting en
organisatie van de praktijk. Hiervoor
wordt verwezen naar de Kwaliteits-
richtlijn voor Dierenartsenpraktijken.
Ook zijn veel zaken minder gedetail-
leerd beschreven. Verder valt op dat
het onderscheid tussen praktiserend en
niet praktiserende dierenartsen is ver-
dwenen. Een dierenarts is een dieren-
arts. Practicus, dierenarts in dienst van
de overheid of het bedrijfsleven, al of
niet gespecialiseerd, enzovoorts, het
maakt niet uit: de gedragsregels zijn
voor allen gelijk.

Verklaring veranderingen
De voorzitter geeft aan dat de verande-
ringen voor een belangrijk deel kun-
nen worden verklaard uit de uitgangs-
punten van de commissie.

Een herziene Code moet op een breed
draagvlak kunnen rekenen. Het meren-
deel van de beroepsgenoten dient zich
in de gedragsregels te kunnen herken-
nen. Een meerderheid moet ze zonder
bezwaar kunnen onderschrijven. De
regels winnen immers aan zeggings-
kracht als dierenartsen zich er als van-
zelfsprekend aan houden. De Code zal
dan een duidelijker referentiepunt zijn,
niet alleen voor de overige dierenart-
sen, leden en niet-leden van de
KNMvD, maar ook voor niet-veteri-
nairen. Ook anderen - zoals organisa-
ties van diereigenaren, dierenbescher-
mers, rechtscolleges - zullen de regels
dan zien als dat wat binnen de beroeps-
groep gebmikelijk is.

De veterinaire beroepsgroep opereert binnen een samenleving die voortdu-
rend evolueert. Nieuwe mogelijkheden en knelpunten dienen zich aan en
nieuwe wegen worden gevonden. Geschreven en ongeschreven regels bewe-
gen mee met deze maatschappelijke evolutie. Zo ook de gedragsregels die die-
renartsen onderling overeenkomen. Wat begon als een kleine aanpassing van
de Code voor de Dierenarts, is uitgegroeid tot een algehele herziening van
deze Code.

Om de leden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde tijdig in de gelegenheid te stellen op haar voorstellen te reageren,
organiseerde de Codecommissie een drietal discussie-avonden.

Door drs. J.L.M. Vaarten

De Code moet de dierenarts voorzien
van een set bmikbare gedragsregels.
Gedragsregels die een algemeen kader
aangeven. Een kader dat duidelijk be-
grensd is, maar waarbinnen het indi-
vidu voldoende mimte heeft zijn/haar
eigen verantwoordelijkheid te nemen.
Gedetailleerde uitwerking van spe-
ciale casussen moet worden vermeden.
Details werken eerder belemmerend
dan stimulerend. Daarenboven zijn de-
tails, gelet op het dynamisch karakter
van de samenleving, vaak snel achter-
haald.

Een aansprekende code biedt de be-
roepsgroep de mogelijkheid zich te
profileren. Het is een middel om te to-
nen dat de beroepsgroep zich voor haar
taak verantwoordelijk voelt. Dat zij de
op dit punt bestaande behoeften van de
samenleving serieus neemt. Dat zij
zich inspant om de kwaliteit van de
diergeneeskunde te bevorderen en dat
zij de belangen van mens en dier zo
goed mogelijk wil afwegen.

Vestiging en publiciteit

Een onderwerp waarover langdurig
werd gediscussieerd is het onderwerp
\'vestiging en publiciteit\'. Dit blijft een
heikel punt. Gehandhaafd is het ver-
bod op het misbmik van omstandighe-
den. Als een dierenarts, bijvoorbeeld
door ziekte, de werkzaamheden plot-
seling moet beëindigen, mag een ander
daar geen misbmik van maken. Ook
gehandhaafd is de plicht om vrije ves-
tigingen, openen van nieuwe locaties,
kenmerkend wijzigingen of uitbreidin-
gen van de praktijk uiterlijk vier we-
ken van te voren te melden aan de
Begeleidingscommissie Praktijkuit-
oefening. In de toelichting wordt hier-
bij gewezen op de rol die de
Begeleidingscommissie Praktijkuit-

-ocr page 397-

oefening ooi< onder dergelijke omstan-
digheden nog kan spelen bij het bevor-
deren van goede collegiale verhoudin-
gen. Naast deze plicht tot melding
bestaat ook het recht dit voornemen
lange tijd voor de daadwerkelijke uit-
voering daarvan onder geheimhouding
ter kennis van de voorzitter van de
commissie te brengen. De voorzitter
kan dan partijen met dergelijke, onder
geheimhouding naar voren gebrachte
voornemens, gericht op hetzelfde ge-
bied - mits zij dat wensen - met elkaar
in contact brengen.

Belangenafweging
Bij het artikelsgewijs doorlopen van
het gehele concept valt op dat veel aan-
dacht wordt geschonken aan het eerste
artikel onder het kopje \'Algemene
Grondslagen\'. Dit artikel geeft aan
welke belangen en overwegingen de
dierenarts in de keuzen ter zake zijn
handelen dient te betrekken. Onder
meer worden genoemd: de bevorde-
ring van de gezondheid en het welzijn
van het dier, de eigenwaarde van het
dier, het belang van de volksgezond-
heid en het belang van de eigenaar.
Benadmkt wordt dat het gewicht dat
aan elk der belangen moet worden toe-
gekend onafhankelijk is van de volg-
orde waarin zij in het artikel worden
vermeld. De dierenarts in kwestie is
persoonlijk verantwoordelijk voor de
gemaakte afweging. Desgevraagd zal
deze moeten kunnen aangeven hoe
hij/zij met medeneming van de ver-
schillende punten tot een afgewogen
oordeel is gekomen.

wwmMnm^ a

ÏStm. •*\'■-•

Melding van onregelmatigheden

Een vraag die de voorzitter in het mid-
den brengt, betreft de verplichting
voortdurende of grove nalatigheid
en/of onzorgvuldigheid van een col-
lega ter kennis te brengen van de daar-
toe geëigende instanties. De verplich-
ting melding te maken van diergenees-
kundige handelingen door derden die
daartoe wettelijk niet bevoegd zijn,
sluit hierop aan. Hoever strekt deze
verplichting? Is zij beperkt tot mede-
werkers niet-dierenartsen binnen de
directe invloedssfeer, of geldt zij ook
voor anderen, zoals de eigen cliënt die
zijn kalveren onthoomt op een manier
die niet alleen strijdig is met de wet,
maar tevens het welzijn van de dieren
aantast. De meningen blijken verdeeld
te zijn. Uiteindelijk is iedereen het er-
over eens dat de dierenarts naar ver-
mogen moet handelen. De ogen sluiten
voor een te verhelpen wantoestand is
zelf een nalatigheid.

Sancties

Als laatste onderwerp worden moge-
lijkheden tot sanctionering besproken.
De Code voor de Dierenarts/Gedrags-
regels voor de dierenarts zelf kent geen
sanctie-maatregelen. Leden van de

KNMvD kunnen vermeende overtre-
dingen van deze gedragsregels voor-
leggen aan de Ereraad. Indien de
Ereraad een klacht gegrond acht, kan
hij de beklaagde één van de in de
KNMvD-statuten genoemde maatre-
gelen opleggen. De aanwezigen stellen
voor deze maatregelen, waaronder
waarschuwingen, berispingen, boetes
tot ƒ 30.000,-, schorsing en ontzegging
van het lidmaatschap in de toelichting
op de gedragsregels op te nemen. In
deze context wordt tevens opgemerkt
dat de Ereraad in voorkomende geval-
len de klager kan adviseren de klacht
in te dienen bij het Veterinair
Tuchtcollege of voor te leggen aan de
bij de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde ingestelde klachten-
ambtenaar. Het Veterinair Tucht-
college kan zwaardere straffen opleg-
gen. Het college beschikt over en
maakt ook gebruik van de mogelijk-
heid dierenartsen voor bepaalde of on-
bepaalde tijd uit het beroep te ontzet-
ten.

Aan het einde van de avond wordt ge-
concludeerd dat de dierenarts met
beide benen in de samenleving staat.
De dierenarts is zich daarbij bewust
van de ten aanzien van de beroepsuit-
oefening bestaande verwachtingen en
wensen. Hij/zij zal trachten zich daar-
naar te richten. De nieuwe Code is
daarbij een waardevol hulpmiddel.

Een dierenarts wordt in zijn of haar
werk regelmatig geconfronteerd met
presentatietechnieken, zowel in de
persoonlijke als in de zakelijke sfeer.
Iedere dierenarts dient daarom deze
presentatietechnieken te beheersen en
zichzelf te trainen in de vaardigheid
ervan.

Een uitstekende mogelijkheid om aan
deze training te werken, biedt de cur-
sus \'Presentatie? Uw eigen creatie!\'
die de KNMvD ook in 1998 voor haar
leden organiseert in het Aparthotel te
Delden. De aanvang is op donderdag-
middag 18 juni 1998 en de afsluiting
op zaterdagmiddag 20 juni 1998.

De cursus is bestemd voor dierenart-
sen die lid zijn van de KNMvD en
werkzaam zijn in een praktijk, het be-
drijfsleven of bij de overheid.

De cursus heeft als doel de bevorde-
ring van de persoonlijke en zakelijke
presentatie, waarmee een dierenarts in
zijn of haar werk regelmatig gecon-
fronteerd wordt.

In de cursus wordt onder meer aan-
dacht besteed aan:

a. persoonlijke presentatie: het vergro-
ten van de vaardigheid in het houden
van inleidingen (opbouw van een in-
leiding, gebruik van hulpmiddelen,
persoonlijke presentatie);

h. zakelijke presentatie: het ontwikke-
len van ideeën en plannen voor een
goede presentatie van de eigen prak-
tijk, dienst of het bedrijf waarvoor
men werkt.

PRESENTATIE? UW EIGEN CREATIE!

De werkwijze is als volgt:

- leren door doen, uitvoeren van inlei-
dingen en presentaties;

- analyseren van deze activiteiten en
het eigen functioneren daarin met
behulp van video-opnamen;

- inzicht verdiepen met behulp van
theoretische modellen.

Aangezien het een intensieve training
betreft is het deelnemersaantal beperkt
tot 15 personen.

De kosten voor deelname aan deze
cursus zijn ƒ 850,-, inclusief overnach-
tingen en maaltijden.

Indien u interesse heeft om deel te ne-
men aan deze cursus, neem dan zo
spoedig mogelijk contact op met Petra
Baars of Desiree van Eunen, telefoon:
030-2510111 (bureau KNMvD).

-ocr page 398-

17-DAAGSE
STUDIEREIS
ZUID-AFRIKA

Helaas is de voor april 1998 ge-
plande studiereis naar Zuid-
Afrilca geannuleerd, doordat de
tijd van voorbereiding te kort
was en er daardoor iets te weinig
belangstelling was.

Dezelfde reis, zoals omschreven
in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 15 februari 1998,
pagina\'s 132-133, is alsnog ge-
pland voor begin november 1998.
Inschrijving zal in volgorde van
binnenkomst plaatsvinden.

Voor opgave en/of informatie:
Desiree van Eunen of Petra
Baars, telefoonnummer: 030 -
2510111 of E.P. Oldenkamp,
telefoonnummer: 070 - 3276950.

BRIDGE TIJDENS
DE SPORTDAG

Ook dit jaar zal weer de gele-
genheid worden geboden te
bridgen tijdens de Sportdag op
donderdag 1 oktober 1998 in
Emmen.

Ieder jaar blijkt weer dat er ge-
bridged wordt in een heel ont-
spannen en gezellige sfeer. Elk
paar tracht te winnen, echter dit
gaat zeker niet ten koste van de
gezelligheid.

Zowel ervaren als minder erva-
ren bridgers komen aan hun trek-
ken.

Wilt u een dag gezellig bridgen,
meldt u dan aan. Ik hoop vele
bridgers op donderdag 1 oktober
in Emmen te mogen begroeten.

Albert Brands,
Cöordinator bridge,
telefoon: 0485 - 313237

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Antwerpen, Mevr. Y.S. van; 1998; 1015 WN
Amsterdam; Marnixstraat 305 hs.
Blikmans, Mevr. J.W.M.; 1998; 3524 VD
Utrecht; Ardennen 64.

Boonstra, Mevr. A.C.C.; 1998; 3572 GG
Utrecht; Zandhofsestraat 8.
Drie, A.D.; 1998; 3572 CR Utrecht; Frederika-
straat 7.

Erp, Mevr. M.H.C. van; 1998; 3524 CL Utrecht;
Zevenwouden 45.

Haneghem, Mevr. M.T. van; 6866 EN Heelsum;
Vendelier 9.

Oskam, E.H.; 1998; 3513 CH Utrecht; Heren-
weg 64.

Rijsenbrij, M.R.; 1997; 1018 BH Amsterdam;
Hoogte Kadijk 145 B.

Rooijen, P.G.M. van; 1986; 1241 NJ Korten-
hoef; Moleneind 47.

JUBILEA:

Dr. F. van Vugt te Almere, afwezig, 25 jaar, 5
juni 1998

A.B. Diepeveen te Bomc, afwezig, 25 jaar, 8
juni 1998

Dr. H.A. Brouwer te Hoofddorp, aanwezig, 45
jaar, 10 juni 1998

A.W. Groenwoud te Assen, afwezig, 65 jaar, 18
juni 1998

H.A. van den Berg te Goor, afwezig, 50 jaar, 19
juni 1998

J.E.G.J. Hangers te Den Ham, afwezig, 50 jaar,
19juni1998

W.T. Koopmans te Joure, afwezig, 50 jaar, 19
juni 1998

B.J. Pieper te Mijdrecht, afwezig, 25 jaar, 20
juni 1998

M.P. Schaub te Zaamslag, aanwezig, 25 jaar, 27
juni 1998

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Juni

3 Seminar on BSE risk assessment. Locatie:
ID-DLO, Edelhertweg 15 te Lelystad.
Aanvangstijd: 12.45 uur. Voor informatie:
Mevr. drs. M. Vedder, public relations de-
panment of ID-DLO, tel.: 0320-238238 of
e-mail: m.vedder-rootjes@id.dlo.nl

2—5 Third Intemational Symposium on Hormo-
ne and Veterinary Dmg Residue Analysis,
Brages, Belgium. Information: Prof. C. Van
Peteghem, Symposium Chairman, Faculty
of Pharmaceutical Sciences, University of
Ghent, Harelbekestraat 72, B-9000, Ghent,
Belgium. Phone: (32)9/264.81. 34, fax:

Mevr. C.L. van Amerongen-Overgaauw te
Nijmegen, afwezig, 25 jaar, 29juni 1998
J.W.M. Miltenburg te Erp, afwezig, 25 jaar, 29
juni 1998

W.B.J. Oosting te Nieuw-Amsterdam, afwezig,
25 jaar, 29 juni 1998

Dr. R.W. Paling te Houten, afwezig, 25 jaar, 29
juni 1998

W.Th.G. Vullings te Veenendaal, aanwezig, 25
jaar, 29 juni 1998

G. Beekman te Almelo, afwezig, 25 jaar, 29 juni
1998

Dr. P. van Beukelen te Utrecht, afwezig, 25 jaar,
29juni 1998

Th.J. Hendriks te \'s-Gravenhage, afwezig, 25
jaar, 29 juni 1998

F.J.P.J.E. van Gooi te Sainte Foy les Lyon
(Frankrijk), aanwezig, 25 jaar, 29 juni 1998
C.D.B. Sijpkens te Malden, afwezig, 25 jaar, 29
juni 1998

S. Tichelman te Steenderen, afwezig, 25 jaar, 29
juni 1998

K. Weijer te Woerden, afwezig, 30 jaar, 30 juni
1998

Dr. A. Osinga te Goutum, aanwezig, 45 jaar, 30
juni 1998

De Redactie van het Diergenees-
kundig Jaarboek wil dierenartsen de
mogelijkheid bieden in het Dierge-
neeskundig Jaarboek naast hun privé-
adres het praktijkadres te laten vermel-
den. Ook wanneer uw praktijk ge-
vestigd is op uw privé-adres, kunt u dit
als zodanig laten opnemen. Wanneer u
uw praktijkadres opgenomen wilt heb-
ben in het Diergeneeskundig Jaarboek
wordt u verzocht uw gegevens
schrif-
telijk
door te geven aan het secretari-
aat van de KNMvD, t.a.v. Anne Marie
Boverhuis (fax nr.: 030 - 2510787).

(32)9/ 264.81.99, e-mail: carlos.vanpeteg-
hem@ mg.ac.be.

2—5 IXth Intemational Symposium of
Veterinary Laboratory Diagnosticians,
College Station. Texax, USA. Information:
Dr. Konrad Eugster, Texas Veterinary
Medical Diagnostic Laboratory, P.O.
Drawer 3040, College Station, Texas
77841-3040 USA; tel.: 409-845-3414, fax:
409-845-1794, e-mail: keugster(gtvmdl.
tamu.edu. Intemet: wwwtvmdl. tamu.edu.

13—14 Practitioner\'s Symposiimi, American
Board of Veterinary Practitioners, Westin
O\'Hare, Chicago, IL. Scientific program
features Avian, Bovine, Canine, ELquine and
Feline medicine tracks. For more information
contact ABVP Administrator, 530 Church
Street, Suite 700, Nashville, TN 37219;
phone 615/254-3687, fax: 615/254-7047.

26—28 Portschach, Austria. Seventh Annual
Scientific Meeting of the European College
of Veterinary Surgeons. Preseminars in
German and English, June 25th. For infor-
mation contact: ECVS, Monika Gutscher.

-ocr page 399-

Winterthurerstr. 260, 8057 Zürich, Suisse.
Tel.: 41-1-6358408. Fax: 41-1-3130384.

Augustus

4—9 World Equine Airways Symposium.
University of Guelph, Guelph, Ontario.
http://www.vet.comell.edu/weas. E-mail:
weas^uoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800
ext 4090, fax: (519)767-2855.

9— 11 Third Intemational Raptor Biomedical

Conference, Midrand, South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126,
E-mail: J.T. Lumeij@ukg.dgk.ruu.nl.

24—28 lO\'h Intemational Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals. Utrecht,
the Netherlands (e-mail: T.Wensing@
IZV.DGK.RUU.NL). R.N.V.A.. P.O. Box
14031,3508 SB Utrecht

September

2—5 De European Society of Veterinary Der-
matology (ESVD) organiseert haar vijftiende
jaarlijkse congres te Maastricht. Conference
Agency Limburg. Mw. M. Frank-Goovers,
P.O. Box 1402, 6201 BK Maa.stricht. tel.:
043-3619192. fax: 043-3619020 of e-mail:
cal.conferenceagency(tt:pi.net.

10—12 Eight Intemational Conference on
Human-Animal Interactions. \'The chan-
ging roles of animals in society\', Prague.
Tel.: 33 1 49 291200, fax: 33 1 48 065565.

10—13 \'Bigger, Bolder and in Birmingham\',
BEVA Congress, Intemational Convention
Centre. Tel: 0171-610-6080, fax: 0171-
610-6823, e-mail: bevauk@msn.com.

14--18 lO\'*" Intemational Workshop on In
Vitro
Toxicology. The Wessex Conference
Centre, Sparsholt, Winchester, UK.

14—18 IX Intemational Conference of the
Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

19 Symposium Diergeneeskunde van Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Motel Vianen te
Vianen.

20—22 S"" Austrian Intemational Congress on
Alternative and Complementary Methods
to Animal Testing in Biomedical Research.
University of Linz, Austria.

22—25 39. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes
Lebensmittelhygiene der DVG zusammen
mit der Sektion Lebensmittel tierischer
Herkunft in der Österreichischen Ge-
sellschaft für Tierärzte und der Schweizer-
ischen Vereinigung für Fleischhygiene in
Garmisch Partenkirchen. Prof dr. H.
Prange, tel.: 0049-345-552 2501, fax:
0049-345-552 7115.

24—27 BVA Congress at the Nottingham Royal
Moat House, Nottingham. BVA Congress
Office. 7 Mansfield Street, London WIM
OAT. Tel.: 44 171 636 6541, fax: 44 171
436 2970. E-mail: Congress@BVA.co.uk.

November

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans. Louisiane USA. For infor-
mation: Andries van Foreest, telefoon:
072-5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentmm Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch Onder-
wijs (NVMO). Informatie: mw. M.L. Bot,
tel: 010-4087881, fax: 010-4367271, e-
mail: secr@paog.fgg.eur.nl.

rvïiiiviiiÉi#

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Juni

31—7 juni Maastricht-Lourdes, Medische
Wielerkring. K. Bruin, tel: 023-5386022.

4 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen met lezingen in Kasteel Maurik te
Vught aanvang 14.00 uur.

6 130-jarig bestaan Afdeling Zuid-Holland.

6 Manifestatie \'De melkkoe en het schoot-
hondje\' in Artis. Deelname: ƒ 95,- (studen-
ten ƒ 65,-). Thomas More Academie,
Antwoordnummer 1904, 6500 VC Nij-
megen, tel: 024-3615555, fax: 024-
3612041, e-mail: thomasmore@dum.kun.
nl.

10 Algemene Ledenvergadering AUV, Na-
tionaal Sportcentmm Papendal, Amhem.
Aanvang: 14.00 uur.

11 Nationaal kampioenschap kleiduifschieten
bij Dorhout Mees in Biddinghuizen.
Tevens strijd om de Golftrofee. Orga-
nisatie: Boehringer Ingelheim.

Juli

5 NK-weg Medische Wielerkring. C. Holtz-
hauer, tel: 0591-632684.

September

8 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

8 Afdelingsvergadering Zeeland.

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

15 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.

16 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

16 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

17 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Studievergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende dierenartsen. Beatrixge-
bouw Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht,
19.30-22.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

22 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

22 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

Oktober

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de
Heerenkoers) in Tiel. Medische Wieler-
kring. H. Inden Bosch, tel: 0344-612973.

November

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

14 Najaarsvergadering GHwD. Locatie:
Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te
Wageningen. Aanvangstijd: 09.00-17.00
uur. Onderwerp: De Geriatrische patiënt.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

December

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

CURSUSSEN

Juni

8—13 PHLO-cursus: \'Animal Health Econo-
mics - Principles and Applications\' te
Wageningen. Inschrijftermijn eindigt op 9
maart 1998.

8—19 Workshop Moleculaire biologie en re-
combinant-DNA technologie. FdD te
Utrecht. Dr. J.A. Lenstra en W. Gaastra,
tel.: 030-2534992, fax: 030-2540784, e-
mail: Lenstra@vetmic.dgk.mu.nl.

10 PAO-D cursus: 98.109. Praktische röntge-
nologie gezelschapsdieren.

11 PAO-D cursus: 98.102. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

17 PAO-D cursus: 98.804. Gebitsreiniging en
slijptechnieken instrumentarium.

17 PAO-D cursus: 98.114. Endocrinologie in
de praktijk.

19 PAO-D cursus: 98.108. Klinische les ge-
zelschapsdieren: \'de huidige stand van za-
ken met betrekking tot cardiomyopathie bij
hondenkat\'.

20 PAO-D cursus: 98.801. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek van gezel-
schapsdieren.

22 PAO-D cursus: 98.212. Begeleiding melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 24 en 26
juni 1998).

24 PAO-D cursus: 98.113. Eenvoudige ortho-
pedie bij gezelschapsdieren.

29 PAO-D cursus: 98.905. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie
(twee dagen, tevens 30 juni 1998).

Juli

6—11 PHLO-cursus: \'Risk Management in
Agriculture - Principles and Applications\'
te Wageningen. Inschrijftermijn eindigt op
1 april 1998.

September

17 PAO-D cursus: 98.103. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

24 PAO-D cursus: 98.205. Fertiliteit mnd
(twee dagen, tevens 25 september 1998).

-ocr page 400-

De Unirersiteil Utrecht is in drieënhalve eeuiv
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederlatui: eeti rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk ondenvijs en onderzoek. De 14
j\'aculteiten, 21 onderzoekscholen en } 8 oplei-
dingen bieden studenten en medeiverkers
boeiende mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en de
nadruk op kwaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht. Wetenschap-
pelijke traditie, modeme technieken en op
de toekomst gerichte programma\'s dragen
daaraan verder bij. Met 2^.000 studen-
ten, J.ooo personeelsledai en een budget
van circa 832 miljoen guldett vormt de
universiteit de spil van het Keiwiscentrum
Utrecla. Unuit deze positie in Midden-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoekinstitutai
over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen t4 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexit>el zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten tïehoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde
Oe faculteit der Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een top-
positie in op het gebied van onderwijs, onderzoek
en patiëntenzorg en is geaccrediteerd door de
American & Canadian Veterinary Medical
Associations. De faculteit telt circa 800 personeels-
leden. Het onderzoek binnen de faculteit is onder-
gebracht in het Instituut voor Veterinaire Weten-
schappen. De faculteit heeft een onderzoekschool
ingesteld, de Graduate School Animal Health
(GSAH). De faculteit kent een onderwijsorganisatie
die de wetenschappelijke opleiding tot dierenarts
bevat.

Bij de hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie
is plaats voor een

Hoogleraar veterinaire
bacteriologie (
v/m)

Uw taken: geven en coördineren van onderwijs;
initiëren en leidinggeven aan het wetenschappelijk
onderzoek; coördineren en bewaken van de dienst-
verlening en de patiëntenzorg; dragen van bestuur-
lijke verantwoordelijkheid.
Wij vragen kandidaten die: gepromoveerd zijn,
expertise bezitten in de bacteriologie/microbiologie
en een wetenschappelijke visie hebben op het vak-
gebied: didactische kwaliteiten bezitten en gericht
zijn op de verbetering en vernieuwing van het
ondenwijs; bewezen leidinggevende kwaliteiten
bezitten; ervaring hebben met het verwerven van
externe financiering ten behoeve van het onderzoek;
een nationaal en internationaal wetenschappelijke
reputatie bezitten, gebaseerd op contacten met (ver-
wante) instellingen.

Wij bieden een aanstelling voor onbepaalde tijd. De
omvang van de functie is 100%. Salariëring geschiedt
volgens de CAO Nederlandse Universiteiten in de
hoogleraarschaal A (maximaal ƒ 11 942,- bruto per
maand).

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met de heer prof.dr
J.H.M. Verheijden, voorzitter van de benoemings-
adviescommissie, telefoon (030) 2531088/1248.
De functie staat beschreven in een voor de kandi-
daten beschikbare profielschets, op te vragen bij
de afdeling Personeel & Organisatie, telefoon
(030) 2534841. Uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld
van curriculum vitae en lijst van publicaties, kunt u
binnen vier weken vertrouwelijk richten aan de
decaan van de faculteit der Diergeneeskunde,
prof.dr H.W. de Vries, p/a Bureau faculteit Dier-
geneeskunde, Postbus 80163, 3508 TD Utrecht.
Degenen die de aandacht willen vestigen op naar
hun mening geschikte kandidaten wordt gevraagd
zich daartoe schriftelijk tot de decaan te richten.
Vacaturenummer 70815

fe B ^ Universiteit Utrecht

Bij de faculteit is tevens plaats voor een

Dierenarts-assistent (v/m)

U gaat werken bij de vakgroep Infectieziekten
en Immunologie, afdeling Virologie. De afdeling
Virologie heeft als hoofdtaken ondenwijs, onderzoek
en patiëntenzorg. Daarnaast heeft zij een con-
sultatieve functie voor de veterinaire praktijk.
De onderwijstaak omvat alle aspecten van virolo-
gisch onderwijs binnen het reguliere curriculum voor
studenten diergeneeskunde, alsmede bijdragen aan
post-academisch onderwijs. Het onderzoek van de
afdeling richt zich vooral op virale infectieziekten
bij kleine huisdieren, met name bij de kat, waarbij
corona-, lenti- en herpesvirussen centraal staan.
Daarnaast wordt onderzoek verricht aan paarden-
arteritisvirus alsook aan bovine en porcine toro-
virussen. Het onderzoek betreft fundamentele
moleculair-virologische en klinisch-virologische
aspecten, waarbij studies met betrekking tot
Patho-
genese en epidemiologie van virusziekten veel aan-
dacht krijgen. Daarnaast worden toepassingsgerichte
projecten in de sfeer van vaccin- en diagnostica-
ontwikkeling uitgevoerd.

Uw taken bestaan voornamelijk uit het verrichten
van werkzaamheden in het kader van het onderwijs-
programma van de afdeling. Na een inwerkperiode
zult u de verantwoordelijkheid krijgen voor een aan-
tal elementen van het virologisch onderwijs aan stu-
denten diergeneeskunde. Dit betreft onderwijsvor-
men variërend van hoorcolleges en werkcolleges tot
het begeleiden van opdrachten; ook tentaminering
behoort hierbij. U zult tevens worden betrokken bij
het onderzoek van de afdeling, binnen één van de
lopende projecten. Tenslotte worden van u bijdragen
verwacht aan de algemene taken van de afdeling.
Wij vragen een enthousiaste, energieke en bij voor-
keur onlangs afgestudeerde dierenarts. U dient te
beschikken over goede communicatieve vaardig-
heden (mondeling en schriftelijk). Met het oog op de
diversiteit van de taakinhoud is een gestructureerde
werkopvatting vereist.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor
de periode van maximaal 3 jaar. De omvang van de
functie is 80%. Uw salaris bedraagt afhankelijk van
opleiding en ervaring maximaal / 6201,- (schaal 10,
CAO Nederlandse Universiteiten) bruto per maand
bij een volledige werkweek.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met dr H.F. Egberink,
telefoon (030) 253 2487. Uw schriftelijke sollicitatie
kunt u richten aan de afdeling Personeel &
Organisatie van de faculteit der Diergeneeskunde,
t.a.v mevrouw J. Lutteke, Yalelaan 1,
3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70817.

-ocr page 401-

Van de Hoofdredactie

Veterinaire bedrijfsbegeleiding op hoog niveau uitvoeren ten voordele van veehouder en dierenarts lijkt
een alledaags verschijnsel geworden te zijn, maar wordt door praktiserende collegae toch nog heel ver-
schillend ingevuld.

Het is een verademing een bijdrage op dit gebied te lezen die vanuit de directe praktijk is geschreven. De
in dit artikel beschreven aanpak voor melkveebedrijven is natuurlijk evenzeer interessant voor de be-
drijfsdiergeneeskundigen die zich richten op varkens- of pluimveebedrijven. De doelgroep van dit artikel
is zeker uit te breiden tot aanstaande veterinaire studenten, kandidaatleden van de KNMvD en hun docen-
ten; de beroepsperspectieven en onderwijsdoelen van de veterinaire opleiding voor de sector productie-
dieren komen duidelijk naar voren.

Het tweede wetenschappelijke artikel in deze aflevering geeft een goede indruk van een promotie-onder-
zoek binnen de Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren. Samenvattingen van
proefschriften kunnen bijzonder interessante stof opleveren voor de algemeen geïnteresseerde dierenarts.
Kreupelheid door aantasting van de sesambeentjes van paarden is een oude bekende in de diergenees-
kunde. De hier gepresenteerde bijdrage aan de pathogenese van sesamoïdose biedt evenwel verrassende
nieuwe inzichten. Het is een genoegen te lezen wat de rol is van innervatie, pijnstimuli opwekkende neuro-
peptiden in en om het been en de effecten van deze stoffen bij het induceren van actieve botremodellering
en dus klinische en radiologische symptomen. De klinische implicaties worden hierbij niet vergeten.

Dat adequate behandeling tegen parasieten gedegen kennis van de parasitologie vereist en zeker niet al-
leen een kalender-gebonden routine-activiteit moet zijn. wordt fraai geïllustreerd in een bijdrage be-
treffende ontwormen van paarden. Het is een bekend feit dat ondeskundig gebruik van anthelmintica veel
schade kan veroorzaken doordat de verwachte effecten niet bereikt worden of resistentie wordt opgewekt.
Toch is die algemene kennis geen garantie dat de juiste therapieën worden ingesteld. Ontwormen blijft,
net als vaccineren, een eenvoudige behandeling, waaraan wel een actief en deskundig denkproces vooraf
moet gaan! Het belang van deze benadering in de diergeneeskunde blijkt ook int het toekennen van een
prijs door de Nederlandse Vereniging voor Parasitologie aan een onderzoeker op het gebied immuniteit,
resistentie en resiliëntie tegenover maagdarmwormen bij runderen.

Er valt veel te leren om moderne, verantwoorde diergeneeskunde te kunnen bedrijven. Waardering van
deze inhoudelijke kant van de beroepsbeoefening zou een relevante aanvulling zijn op de overigens ook
belangrijke kwaliteitsverbetering die wordt nagestreefd door middel van de certificatie na het voldoen
aan de Kwaliteitsrichtlijn voor dierenartspraktijken van de KNMvD.

namens de Hoofdredactie:
Prof dn J.E. van Dijk

-ocr page 402-

HET OPZETTEN VAN GEÏNTEGREERDE VETERINAIRE
BEDRIJFSBEGELEIDING BIJ MELKVEEBEDRIJVEN

J.M. Swinkels\'\'■ J. de Veer^ en H. Jorritsma^

Oorspronteljke artikelen

SAMENVATTING

Geïntegreerde bedrijfsbegeleiding is, naast de blijvende
curatieve diergeneeskunde, een belangrijke taak voor de
dierenarts. Deze rol wordt nog onvoldoende opgepakt,
waarmee practici kansen laten liggen. Het oppakken van
deze kansen lukt alleen als een groot aantal knelpunten bij
de melkveehouder en zijn dierenarts wordt opgelost. Met
een goed opgezet en uitgevoerd stappenplan is het mogelijk
geïntegreerde bedrijfsbegeleiding van de grond te krijgen.

SUMMARY

Setting up (establishing) a veterinary whole farm ap-
proach on dairy farms

In addition to the continuous provision of veterinary- care, another impor-
tant aspect of
a veterinarian\'s work is his or her advisory function in farm
management. Too few veterinarians fulfil this function. This can only be
done successfully if the dairy farmer and veterinarian .solve a number of
problems. An integrated management plan incorporation a step-by-step ap-
proach should make this possible.

INLEIDING

Geïntegreerde bedrijfsbegeleiding is het behalen van bedrijfs-
doelstellingen door integratie en interpretatie van gegevens uit
de bedrijfsadministratie, de klinische inspectie en de bwerderij-
inspectie (huisvesting, voeding). Geïntegreerde bedrijfsbege-
leiding bij melkvee is niet nieuw. Begin tachtiger jaren werd
voor het eerst beschreven dat in Nederland dierenartsen regel-
matig melkveebedrijven bezochten om gezondheids- en pro-
ductiestatus te bepalen en te adviseren over de verbetering
daarvan (12). Inmiddels is in Engeland en de Verenigde Staten
de meerderheid van de practici positief over een geïntegreerde
preventieve dierziekte-aanpak (19,21). Echter, in Engeland is
het aantal praktijken met een daadwerkelijke implementatie er-
van een minderheid (19). Er is weinig literatuur over de hou-
ding van de Nederlandse practicus maar de indmk is dat, net als
in Engeland, geïntegreerde begeleiding weinig opgang vindt
terwijl practici wel regelmatig voor de begeleiding van fertili-
teit op bedrijven komen. Dit is verwonderlijk, zeker gezien de
huidige ontwikkelingen in de Nederlandse melkveehouderij

(5.20). De traditionele diergeneeskunde gericht op individuele
dieren biedt de koppel, de veehouder en dus ook de dierenarts,
onvoldoende toekomst (14). Die toekomst wordt wel veilig ge-
steld door over te gaan op geïntegreerde bedrijfsbegeleiding

(6.21). Het opzetten daarvan is echter niet zo eenvoudig. Er zijn
nogal wat knelpunten. In dit artikel staat beschreven wat de
knelpunten zijn en hoe je die aan zou kunnen pakken. Hierbij is
zoveel mogelijk uitgegaan van gegevens uit de literatuur, aan-
gevuld met persoonlijke ervaring.

\' Dierenartsenpraktijk VEO.Sluisweg 3. 1474 HD Oosthuizen.
\' Roudaalterweg 4. 7475 RM Markelo.

3 Dierenartsenpraktijk Ooslerwolde. Venekolerweg40. H43I HH Oosterwolde.

TijdschrDiergenee.skd 1998: 123: 372-4

WAT ZIJN DE KNELPUNTEN?

Om een goede start te maken is kennis van de knelpunten in
het samenspel van de veehouder, de dierenarts en de marktsi-
tuatie van groot belang.

Knelpunten voor de veehouder

Het belangrijkste probleem is dat de aanwezige bedrijfseco-
nomische voordelen voor de veehouder (8,12) niet goed aan
te tonen zijn (3). Er zijn immers vele factoren die invloed
hebben op het bedrijfsresultaat (10).

De meeste veehouders zijn er van overtuigd dat klinisch
zieke dieren geld kosten en dat preventie daarvan veel ople-
vert, maar zij zijn zich daarentegen niet bewust dat sub-klini-
sche aandoeningen het overgrote deel van de productie-
schade vormen (10). Bovendien zien veel veehouders de
expertise van de dierenarts op het gebied van de preventieve
diergeneeskunde niet en denken ze het meeste wel zelf te
kunnen (13). Als veehouders hun dierenarts dan consulteren
is het voor een diagnose en behandeling van klinische aan-
doeningen, voor fertiliteitproblemen en om medicijnen te
kopen.

Veehouders zien hun dierenarts niet als iemand die een be-
taald advies geeft om zijn productie te optimaliseren en vra-
gen hem niet vaak om advies bij voedingsproblemen, ma-
nagement of economische beslissingen (4,21).
Een belemmering voor begeleiding kan ook het karakter en
de houding van de veehouder zijn. Persoonlijke karakteris-
tieken en ervaringen van veehouders zijn van grote invloed
op het bedrijfsresultaat (16). Veel veehouders zijn niet ge-
richt op informatie maar vinden de intrinsieke waarden van
het werk, vooral onafhankelijkheid, belangrijk (10). Verder
is bekend dat risicobeluste ondememers weinig behoefte
hebben aan bedrijfsbegeleiding (1).

De dagelijkse praktijk tenslotte leert dat onbekendheid met
administreren en planmatig werken vaak temgkerende en
cmciale knelpunten voor de veehouder zijn.

Knelpunten voor de dierenart.s

Het (her)defmiëren van professionele doelen gebaseerd op
een duidelijke toekomstvisie blijkt voor veel dierenartsen
moeilijk, waardoor veel praktijken geen of een onduidelijk
beleid hebben (13,18).

Vanuit de \'traditionele diergeneeskunde\' wordt de basis ge-
legd voor het vertrouwen van de veehouder in de dierenarts.
Dit vertrouwen is een primaire voorwaarde voor het opzetten
van bedrijfsbegeleiding en is bij onervaren collegae niet al-
tijd al aanwezig. Voor ervaren dierenartsen is het daarente-
gen veelal moeilijk om over te schakelen van de traditionele
geneesheer naar die van een toegepaste wetenschapper én
zakenman met een op informatie gebaseerde dienstveriening
in een concurrerende markt (11,21).

De autoriteit van de toekomstige dierenarts zal niet meer ge-
baseerd zijn op onmisbaarheid of magie maar voomamelijk
op ervaring, gespecialiseerde kennis en expertise (13,20).
Het ontbreken van interesse in het management van een be-
drijf en een gedeeltelijk daamit voortvloeiend gebrek aan

-ocr page 403-

kennis en ervaring belemmert het ontstaan van geïntegreerde
begeleiding in sterke mate (2,4,21,10). Velen denken nog
steeds kiemgericht, in enkelvoudige causaliteiten en in
koorts, diarree en hoesten bij individuele dieren (14).
Verder zijn effectieve communicatieve, sociale en onderhan-
delingsvaardigheden van cruciaal belang bij het opzetten van
een geïntegreerde bedrijfsbegeleiding (15). Begeleiding komt
immers voor een groot deel neer op het veranderen van een
houding en het omgaan met persoonlijke en sociale karakteris-
tieken van veehouders. Deze persoonlijke factoren beïnvloe-
den sterk het management en dus de gezondheid van dieren
(16). Als dierenartsen niet in staat zijn de relatie met hun klan-
ten te beïnvloeden, kunnen zij hun beroep niet effectief uitoefe-
nen (13). Ook onbekendheid met marketingprincipes is een be-
langrijk knelpunt (11,13,14,21). De meeste dierenartsen zijn
niet gewend om hun expertise, zoals geïntegreerde begelei-
ding, te verkopen, want velen vinden dat een arts zijn beroep
moet uitoefenen zonder zijn deskundigheid aan te prijzen (11).
Zolang dierenartsen hun inkomen verdienen aan spoedge-
vallen, uitvoering van de massabestrijding en de verkoop
van medicijnen of, in gemengde praktijken, zich meer op de
gezelschapsdieren gaan richten en daar hun inkomen mee
oppoetsen, lijkt er weinig noodzaak om een geïntegreerde
begeleiding op te zetten (10).

Een excuus om geen begeleiding op te zetten is de veronder-
stelling dat \'de boeren\' niet geïnteresseerd zijn (5). Gevolg is
dat er dan geen initiatieven ontplooid worden en men zijn ei-
gen gelijk creëert. In de praktijk hoor je tenslotte vaak dat ge-
brek aan tijd een knelpunt is voor begeleiding. Dit geldt zeer
zeker voor een- of tweemanspraktijken.

De markt als knelpunt

De economische waarde van een dier beïnvloedt de behoefte
aan bedrijfsbegeleiding. Ziektepreventie is rendabeler bij
een hogere waarde per dier. Toch zien we dat als de waarde
van een individueel dier laag is, de therapie een lage priori-
teit krijgt en er relatief meer aandacht besteed wordt aan ma-
nagement, voeding en huisvesting (10).
Alhoewel preventie meer oplevert voor de veehouder wan-
neerde melkprijs hoog is, lijkt de behoefte aan preventie gro-
ter te zijn bij een lage melkprijs. Immers, als de marges klei-
ner zijn worden boeren risicomijdend; zij kunnen zich een
sub-optimale productie dan niet meer veroorioven.
Ook de bedrijfsgrootte is van invloed op de acceptatie van
begeleiding (10,22). Waar op grote bedrijven kleine veran-
deringen in gezondheid of productie grote financiële conse-
querties kunnen hebben, wordt dit op kleinere bedrijven veel
minder gevoeld. Hier hebben de prestaties van een individu-
eel dier nog een groot effect.

Uit het voorgaande blijkt dat de marktontwikkelingen de
laatste jaren geen bedreiging vormen maar kansen bieden.
Imn-ers, de economische waarde van een melkkoe daalt,
everals de melkprijs en bedrijven nemen langzaam in
groette toe. Als de markt kansen biedt dan zal de dierenarts
zijn eigen knelpunten én die van de veehouder moeten over-
winnen. Relevante literatuur over hoe je knelpunten oplost is
echter schaars. In het vervolg van dit artikel wordt daarom de
beschikbare literatuur gekoppeld aan praktijkervaringen.

DE praktische AANPAK

Het opzetten van geïntegreerde bedrijfsbegeleiding en het
opUssen van bovengenoemde knelpunten kan bereikt wor-
denaan de hand van navolgend zes-stappenplan.

■ ■«^ir

1. (Her)definieer de doelstelling van de praktijk (13).

2. Vergroot kennis en ervaring van de dierenarts en de vee-
houder.

3. Communiceer en verkoop de doelstelling (13).

4. Organiseer de praktijk zo dat alle facetten ook tot hun
recht kunnen komen (14).

5. Maak reële en duidelijke prijsafspraken (11).

6. Vergroot de eigen adviseursvaardigheden (15).

Bij de eerste stap is het zeer belangrijk dat deze doelstelling
aansluit bij de belangen van de individuele dierenartsen, de
praktijk en de betreffende veehouders. Het doel van de die-
renartsenpraktijk zou bijvoorbeeld kunnen zijn:
Veehouders adviseren in het reduceren van risico \'s en het
verhogen van prestaties van de koppel. Dit wordt bereikt
door het oplossen van bedrijfsproblemen door het integreren
van gegevens van bedrijfsadministratie, klinische inspectie
en inspectie van de boerderij. Veehouders worden voorzien
van een breed scala aan service dat tot doel heeft het voort-
bestaan van het bedrijf te waarborgen, de veehouder bevre-
diging te geven in zijn werk en zijn financiële positie te ver-
beteren (13).

De tweede stap, kennis vergroten, is noodzakelijk voor het in-
terpreteren en integreren van gegevens uit de genoemde data-
bronnen. Door het ontbreken van een duidelijk beleid in ge-
richte scholing voor mnderdierenartsen bestaat het verwer-
ven van kennis voornamelijk uit zelfeducatie. PAO en méér
lezen dan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de
Boerderij zijn een goed begin. Met name onderwerpen als
veevoeding, bedrijfsmanagement en bedrijfseconomie ver-
dienen aanvulling (4,21). Veel praktische kennis kan verkre-
gen worden bij intervisies met runderdierenartsen uit andere
praktijken of de Gezondheidsdienst voor Dieren (7). Daar-
naast is het verstandig om, voordat men meerdere bedrijven
gaat begeleiden, bij enkele progressieve veehouders wat ken-
nis en ervaring op te doen. Ook deze \'pilot\' veehouders leren
hiervan. Samen met de bij stap drie genoemde studiegroep is
dit een goed instrument om kennis en inzicht van sub-klini-
sche aandoeningen bij veehouders te vergroten en de exper-
tise van de dierenarts te benadmkken. Bovendien wordt via
deze veehouders de acceptatie bij anderen vergroot.

De derde stap is het bespreken van de doelstelling met alle
veehouders. Heel effectief is hierbij een avond voor de boe-
ren eventueel ondersteund door een nieuwsbrief van de prak-
tijk (13). Tenslotte is het vanuit communicatief oogpunt
goed om een studiegroep op te zetten voor geïnteresseerde
veehouders en veehouders in de begeleiding (14). Boven-
dien traint de dierenarts zich hiermee in het presenteren en
het leiding geven aan groepen.

Voor de verkoop van het nieuwe beleid kan kennis van mar-
ketingprincipes nuttig zijn (11,13,14,21). Het verkopen van
begeleiding vergt een persoonlijke aanpak. Het is verstandig
eerst een lijst te maken van mogelijk geïnteresseerde vee-
houders en je te verdiepen in hun behoeften. Bedenk dat ie-
dere visite bij een geïnteresseerde veehouder een potentiële
mogelijkheid is om de begeleiding te verkopen (11).

Stap vier betekent een structurele aanpak van zowel de dieren-
artsenpraktijk als het melkveebedrijf De structuur zou kunnen
zijn: doelstelling, planning, registratie, evaluatie en analyse.
Na het vaststellen van de doelstelling van de praktijk is het
belangrijk in te schatten hoeveel veehouders mee zullen

-ocr page 404-

doen en in welic tijdsbestek. Het is niet verstandig om met
veel veehouders tegelijk te starten. De dierenarts gaat im-
mers een leerproces in. Als de eerste veehouders niet tevre-
den zijn, kan dat een onherstelbare negatieve uitwerking op
anderen hebben. Om kwaliteit te kunnen leveren zal tijd in-
geroosterd moeten worden voor analyses, het bedenken van
een plan van aanpak en het vastleggen van adviezen. Als de
dierenarts weinig tijd heeft kan hij/zij zich laten ondersteu-
nen door bijvoorbeeld stagiaires van een Hogere Agrarische
School. Uiteraard zal na verloop van tijd uit de financiële
praktijkadministratie moeten blijken dat de inspanning die
geleverd wordt lonend is.

Leg van iedere veehouder die meedoet zijn doelstellingen
vast. Doelstellingen zijn belangrijk want de gezondheid van
de koppel wordt bepaald door de doelstelling en niet door
ziekte (14). Wat er gedaan moet worden om de doelstellingen
te halen vereist planning. Om objectief te kunnen controleren
of doelstellingen gehaald worden is een sluitend administra-
tiesysteem nodig. De veehouder moet geïnformeerd worden
over
wat en hoe hij moet registreren. Hierbij zijn hulpmidde-
len om deze gegevens te bewerken tot kengetallen en stan-
daardoverzichten nodig. Dit betekent voor de veehouder het
aanschaffen van een 12-maandenlijst of een management-
programma, voor de dierenarts eventueel het kopen van soft-
ware (VAMPP, Inseman, Fertan), een modem, een elektroni-
sche postbus (Agrotel), uitwisselingsmogelijkheden met het
managementprogramma van de veehouder (EDl-DAP) en
opvragen van vmchtbaarheids- en melkcontrolegegevens bij
het NRS (EDI-NRS). Tenslotte zijn de kengetallen uit de ad-
ministratie nodig voor evaluatie en analyse.

De vijfde stap, de prijsbepaling, is zeer belangrijk. Er werd
altijd genoeg verdiend door hoge marges op handelingen en
medicijnen. Advisering was daarom gratis. Adviezen verko-
pen is moeilijk (14.21,22).

De prijs is afhankelijk van de kosten, de vraag en de competi-
tie in de markt. Om de kosten uit te rekenen moet een schatting
gemaakt worden van de tijd en de instmmenten die men denkt
nodig te hebben. De prijs beïnvloedt de vraag. Door sterk on-
der de prijs te werken kunnen grote aantallen veehouders snel
overtuigd worden. Maar het aantal potentiële klanten is be-
perkt en de prijs voor de veehouder meestal niet doorslagge-
vend. Het lijkt dus beter de normale tarieven te handhaven. Dit
wordt vergemakkelijkt door de advisering te verpakken in een
totaal servicepakket (11). Reductie van de dierenartskosten
kan wel bereikt worden door het servicepakket te verkleinen
(minder en/of kortere bedrijfsbezoeken, geen rantsoenbereke-
ningen, geen laboratoriumservice, etcetera).
Alhoewel niet waarschijnlijk bij bedrijfsbegeleiding, is het
in situaties waarin men denkt dat de prijs wel doorslagge-
vend is, of waar sprake is van grote concurrentie, toch te
overwegen met een lage prijs te starten (11).

Zonder stap zes zijn de eerste vijf niet effectief Optimaliseren
van management is voor een groot deel het veranderen van de
houding van de manager (13). Hiervoor zijn vaardigheden in
overtuigen, onderhandelen en vooral luisteren bij de dieren-
arts nodig (15). Hieraan zou meer aandacht besteed kunnen
worden in de veterinaire opleiding (9).

UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST
Rundveehouders vragen steeds meer om specifieke informa-
tie over management en preventieve diergezondheidszorg.

Het is een uitdaging voor de dierenarts om deze informatie te
verzamelen en over te brengen.

Er is veel kennis aanwezig maar deze wordt nog onvol-
doende gebmikt. Daarom is meer onderzoek nodig naar de
knelpunten bij de informatieoverdracht van wetenschap naar
dierenarts en van dierenarts naar melkveehouder.
Als niet iedere dierenartsenpraktijk geïntegreerde bedrijfs-
begeleiding kan aanbieden, zullen melkveehouders die deze
service vragen, mogelijk op zoek gaan naar een gespeciali-
seerde collega, zoals dat bijvoorbeeld ook bij paarden en
pluimvee gebeurd is.

DANKBETUIGING

Graag wil de auteur de heer dr. T.J.G.M. Lam bedanken voor zijn belang-
rijke rol in het tot stand komen van dit artikel.

LITERATUUR

1. Antle J, and Goodger WJ. How the producer\'s attitude towards risk af-
fects the relative value of veterinary services. Prev Vet Med 1988; 5:
281-91.

2. Blood DC. The veterinarian in planned animal health and production.
Can VetJ 1979; 20: 341-7.

3. Goodger WJ, and Kushman JE. Measuring the impact of different vet-
erinary service programs on dairy health and milk production. Prev
Vet Med 1985;3:211-25.

4. Goodger WJ, and Ruppanner R. Why the dairy industrie does not
make greater use of veterinarians. J Am Vet Med Assoc 1982; 181 (7):
706-10.

5. Hesselink JW, Lam TJGM, Westerbeek JA en Vaarten JLM. De mnd-
veedierenarts na 2000: Verslag van een workshop. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122 (14-15): 427-8.

6. Hubbert WT. Veterinarians in preventive medicine 20 years from
now: A Delphian view. Can Vet J 1987; 28: 643-7.

7. Interv isies, Tijdschr Diergeneeskd 1996: 121: 13.

8. Jointex (Joint Exercise in animal Health and Productivity): Preventive
medicine in practice. News and reports. Vet Rec 1976; 98: 349-50,371.

9. Pritchard W. Veterinary education programs for the 21 th century. J
Am Vet Med Assoc 1989; 195: 171-4.

10. Radostits OM, Leslie KE, and Eetrow J. Herd Health Food Animal
Production Medicine. Second edition. W.B. Saunders Company.
Chapter 1: General Principles.

11. Ribble CS. The use of modem marketing strategies for the promotion
of preventive medicine and herd health. Can Vet J 1987; 28: 406-12.

12. Sol J. Economic and veterinary results of a herd health program during
three years on 30 Dutch dairy farms. In Proceedings of the Twelfth
World Congress on Diseases of Cattle. Amsterdam. The Netherlands.
SepL7-IO, 1982; 1:697-701.

13. Stein TE. Marketing health management to food animal enterprises.
Part 1. The Mission of herd health management services. Comp Cont
Educ Pract Vet, 1986: 8: S295-8.

14. Stein TE. Marketing health management to food animal enterprises.
Part 2. The structure of herd health management services. Comp Cont
Educ Pract Vet 1986; 8: S330-6.

15. Stein TE. Marketing health management to food animal enterprises.
Part 3. Effective persuasion and negotiation skills. Comp Cont Educ
Pract Vet 1986; 8: S390-2.

16. Tarable HD, and Dodd K. Associations between farmers\' personal
characteristics, management practices and farm performance. Br Vet J
1990: 146: 157-64.

17. Tasker JB. Veterinarians for society in the 2Ith century: An after-
thought. J Am Vet Med Assoc 1987; 191: 800-3.

18. Vaarkamp H, Benedictus G. Hesselink JW, Joma Tj, en Schukken YH.
Wat is er gaande in de dierenartsenpraktijk? Tijdschr Diergeneeskd
1996; 121:476-80.

19. Wassel TR. and Esslemont RJ. Survey of the operation of dairy herd
health schemes by veterinary practices in the United Kingdom. Vet
Rec 1992; 130:260-3.

20. Wentink GH. Rundvee-diergeneeskunde tot 2010. Tijdschr
Diergeneeskd 1996: 121: 547-50.

21. Wise JK. U.S. market for food animal veterinary medical services. J
Am Vet Med Assoc 1987; 190: 1530-3.

22. Young CW, Eidman VR, and Reneau JK. Animal health and manage-
ment and their impact on economic efficiency. J Dairy Sci 1985; 68:
1593-1602.

-ocr page 405-

Autoreferaat

SAMENVATTING

Sesamoïdo$e, een ziekte reeds door vele auteurs beschreven
en gekarakteriseerd door een klinische, repetitieve kreu-
pelheid en röntgenologische veranderingen in de proxi-
male sesambenen. Deze sesambenen staan centraal in de
onderstaande samenvatting van een proefschrift dat in juni
1997 verdedigd is in Utrecht. Het proefschrift belicht een
aantal kenmerken die het inzicht in de etiopathogenese van
sesamoïdose vergroten, namelijk de arteriële bloedvoorzie-
ning en de innervatie van het proximale sesambeen. Aan de
hand van patiëntenmateriaal dan wel experimenteel uitge-
voerde onderzoeken is gebleken dat het proximale sesam-
been over een enorme arteriële reservecapaciteit beschikt,
onder andere door de vorming van een arteriële shift.
Daarnaast is duidelijk geworden dat het botje een eigen
sensibele zenuw-voorziening heeft, een aftakking van de N.
palmaris medialis en lateralis die in dit artikel de
N. sesa-
moideus
wordt genoemd. Voor het verdoven van deze ze-
nuw is een speciale techniek ontwikkeld, die te gebruiken is
voor nadere differentiatie van de kogelkreupclheid. Het
feit dat het sesambeen gevoelig kan zijn, is bewezen door de
aanwezigheid aan te tonen van de zogenaamde nocicep-
tieve neuropeptiden (substance P en calcitonin-gene-rela-
ted-peptide) die specifiek betrokken zijn bij de pijnsensa-
tie. Echter, de aanhechtende ligamenten blijken gevoeliger.
De etiopathogenese van sesamoïdose wordt nader belicht
en een aantal klinische implicaties wordt besproken dat sa-
menhangt met pijn, gelokaliseerd in het sesambeen. De
aangegeven toekomstige ontwikkelingen geven aan dat
sesamoïdose nog steeds in beweging is.

SUMMARY

The equine proximal sesamoid bone; vascular and neural
characteristics

Sesamoiditis is characterized clinically by repeated lameness and radiolo-
gically by changes in the proximal sesamoid bones. This thesis, which was
defended in June 1997, investigated two characteristics of sesamoiditis. na-
mely the arterial blood supply and the innervation of the proximal sesamoid
hones, in order to gain more insight into the etiopathogenesis of sesamoidi-
tis. Experiments with patient material showed that the proximal sesamoid
bones have an enormous arterial reserve, due in part to the formation of an
arterial shift. Moreover, the sesamoid bones have their own sensory inner-
vation, provided by a branch of the medial and lateral palmar nerve. This
branch is called the sesamoid nerve in this article. A special technique was
developed to anaesthetize this nerve and can be used for further differentia-
tion of pastern lameness. That the sesamoid bones are .sensitive to pain was
demonstrated by detection of the so-called nociceptive neuropeptides, sub-

\' Proefschrift, Universiteit Utrecht, 12 juni 1997. Zend correspondentie aan: Dr.
B.P.M Comelissen. Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 12, 3584
CM Utrecht, Tel: 030-2531350, Fax: 030-2537970, E-mail: B.Cornelissen®
hk.dgk.ruu.nl
stance P and calcitonin gene-related peptide, which are specifically invol-
ved in pain sensation. However, the adjacent ligament appear to be even
more sensitive. The etiopathogenesis of sesamoiditis is discussed, as are a
number of clinical implications of pain in the sesamoid bones. A number of
potential future developments are mentioned.

B.P.M. Comelissen\'\'

INLEIDING

Veranderingen in de proximale sesambenen worden reeds
sinds lange tijd verantwoordelijk gehouden voor de kreupel-
heid bij paarden met klinische sesamoïdose. De introductie
van de radiografie in het routinematige kreupelheidsonder-
zoek bij het paard in de jaren \'50 en \'60 heeft zelfs nog meer
nadmk gelegd op de kwaliteit van deze botjes (5, 6, 12, 20,
21, 24, 26, 28). Vandaag de dag worden de benige verande-
ringen in deze botjes geëvalueerd onder andere bij aankoop-
keuringen (35). De prognostische waarde van deze verande-
ringen wordt vastgesteld met behulp van het \'schema van
Dik\' dat de relatie met het kreupelheidsrisico aangeeft.
Hoewel algemeen wordt aangenomen dat de proximale se-
sambenen een belangrijke rol spelen bij sesamoïdose, is hun
impliciete rol nooit exact bepaald. Indien het mogelijk zou
zijn om het werkelijke belang te onderzoeken van de patho-
logische veranderingen van deze botjes bij klinische sesa-
moïdose, dan zou het inzicht in de etiopathogenese van deze
ziekte enorm vergroot kunnen worden. Tevens zouden ver-
beterde diagnostische procedures ontwikkeld kunnen wor-
den alsmede meer gerichte therapeutische ingrepen die een
grotere kans op succes bieden.

Vanwege deze redenen leek het van groot belang de incom-
plete kennis over de anatomie en de fysiologie van de sesam-
benen aan te vullen. De aandacht is daarbij geconcentreerd
op twee specifieke vitale systemen: De arteriële bloedvoor-
ziening en de innervatie van het botje. De bloedvoorziening
is erg belangrijk omdat al lang geleden gesuggereerd is dat
circulatiestoomissen een belangrijke rol zouden spelen in de
etiopathogenese van sesamoïdose (22, 23). De innervatie is
belangrijk vanwege het feit dat pijn een zwaarwegende fac-
tor is bij de klinische manifestatie van de ziekte. Het is de
pijn die het paard in zijn welzijn aantast en die de kreupel-
heid veroorzaakt, waardoor het paard minder bmikbaar
wordt voor de eigenaar.

DE ARTERIËLE BLOEDVOORZIENING VAN HET
SESAMBEEN

De arteriële bloedvoorziening van het proximale sesambeen
van niet-kreupele paarden is tot in detail bestudeerd (13, 14,
22,23,33,34). De belangrijkste arteriën takken af van de di-
gitale arteriën en dringen het bot binnen via de abaxiale voe-
dingskanalen. Deze arteriën veriopen van abaxiaal naar axi-
aal, van proximaal naar distaal en van palmair naar dorsaal,
uiteindelijk vertakkend in een complex collateraal netwerk
van kleine takjes die het gehele sesambeen perfunderen. Een
andere route die de bloedvoorziening kan nemen loopt ter
hoogte van de eerste falanx en takt af van de digitale arteriën
distaal van het proximale sesambeen. Kleine aftakkingen
van deze tak gaan het sesambeen binnen aan de basale zijde

HET PROXIMALE SESAMBEEN BIJ HET PAARD;
VASCULAIRE EN NEUROLOGISCHE KENMERKEN

Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 375-80

-ocr page 406-

van het bot. Echter deze basale voorziening is veel minder
belangrijk dan de voorziening aan de abaxiale zijde. Bijna
geen arteriën komen het bot binnen aan de axiale zijde.
In een van de studies in dit proefschrift betreffende paarden
met klinische sesamoïdose en radiologisch veranderde
proximale sesambenen, bleek een veranderd arterieel pa-
troon aanwezig in 60% van de bestudeerde sesambenen. De
dominante abaxiale bloedvoorziening was slechts licht ver-
anderd. Echter, de oorspronkelijke minder belangrijke ba-
sale arteriële voorziening was in deze gevallen veel promi-
nenter aanwezig. Dit fenomeen wordt een arteriële shift van
abaxiaal naar basaal genoemd (Figuur 1). Deze shift wordt
gekarakteriseerd in arteriogrammen door een toegenomen
aantal basale arteriën in het distale derde deel van het bot.
Daamaast wordt een veel proximalere penetratie van deze
basale arteriën in het sesambeen gezien en hebben minstens
twee van deze arteriën een grotere diameter dan normaal.
Histologisch wordt een significant hoger percentage van
grote (> 0.10 mm diameter) basale arteriën gevonden. De
abaxiale arteriën hebben een kleinere diameter en penetreren
niet zover naar distaal vergeleken met onveranderde proxi-
male sesambenen.

De zogenaamde \'getande vorkconfiguratie\' in het arterio-
gram, een patroon dat het medio-distale verloop van de lood-
recht in het sesambeen binnendringende grote abaxiale arte-
riën weergeeft en gewoonlijk aanwezig is in onveranderde
sesambenen, is afwezig als er sprake is van een shift. Het
veranderde basale arteriële patroon kan verklaard worden als
een compensatoire aanpassing aan het verlies van vasculari-
satie vanuit de abaxiale zijde. Voor wat het proximale se-
sambeen betreft wordt dit fenomeen voor het eerst beschre-
ven in dit onderzoek. Een vergelijkbaar mechanisme is
eerder aangetroffen in het distale sesambeen (straalbeen) bij
paarden die lijden aan podotrochleose (29).
Een arteriële shift wordt alleen gevonden bij patiënten met
röntgenologische veranderingen in hun proximale sesam-
been. Indien het mogelijk zou zijn om deze shift op te wek-

Mjs^i

ken door middel van een experimenteel model, dan zou, door
bestudering van de klinische, radiologische en histologische
gevolgen van deze interventie, de mogelijke rol van primaire
vaatveranderingen bij het ontstaan van sesamoïdose nader
getoetst kunnen worden.

Het ontstaan van de arteriële shift is opgewekt door een expe-
rimentele occlusie van de
A. sesamoidea. Dit resulteerde in-
derdaad in de ontwikkeling van een arteriële shift, echter het
effect was sterk afhankelijk van de mate van de occlusie.
Indien de occlusie zich beperkte tot de
A. sesamoidea alleen,
dan bleven de botstmctuur en bloedvoorziening onveranderd.
Indien minder dan 60% van de grote distale takken (>0.10
mm diameter) van deze arterie ook geoccludeerd werden bin-
nen het sesambeen, dan paste de bloedvoorziening zich heel
effectief aan door reeds bestaande collateralen te openen.
Veranderingen in de botstmctuur aan de basis van het sesam-
been werden alleen bij de twee paarden met de hoogste mate
van occlusie opgewekt (Figuur 2). Deze veranderingen sug-
gereerden een aanpassing van het basale arteriële patroon. Bij
één van deze paarden bleek 90% van alle grote abaxiale arte-
riën geoccludeerd. Dit resulteerde in een emstige pathologi-
sche verandering van het sesambeen, weerspiegeld in ver-
wijde voedingskanalen en focale botnecrose.
De veranderingen in het arteriële patroon van paarden van
dit onderzoek lijken sterk op de veranderingen die gevonden
worden bij de sesamoïdosepatiënten. Echter, er bestaan
enige verschillen tussen beide groepen. In het experiment
werden de consequenties bestudeerd van een abrupte onder-
breking van de arteriële bloedvoorziening van het sesam-
been, terwijl bij de klinische gevallen het begin van de ziekte
en daarmee de ontwikkeling van de arteriële verstoringen.

-ocr page 407-

geleidelijk ontstaat. Daamaast kan men opmerken dat de kli-
nische, radiologische en histologische effecten van het expe-
riment slechts gedurende een kort tijdsbestek gemeten zijn,
namelijk vijf weken. In deze periode werden de paarden
slechts licht en onbelast getraind. Het is echter een voorals-
nog niet te beantwoorden vraag in hoeverre deze afwijking
van de klinische situatie werkelijk tot andere reactiepatronen
leidt. Zo is het onbekend of een persistente low-level afname
in de bloedvoorziening meer nadelige gevolgen heeft op de
conditie van het sesambeen dan een abmpte en bijna totale
afsluiting in de perfusie. Daamaast is ook de mate van belas-
ting, nodig om een optimaal botmetabolisme te onderhouden
in het proximale sesambeen, nooit vastgesteld.
Er kan geconcludeerd worden dat de arteriële bloedvoorzie-
ning van het sesambeen een grote capaciteit heeft om zich
aan te passen aan ischemische situaties door reeds bestaande
col lateralen te openen en door de basale bloedvoorziening
toe te laten nemen. Benige veranderingen zullen alleen op-
treden wanneer deze compensatiemechanismen onvol-
doende blijken.

DE ZENUWVOORZIENING VAN HET PROXIMALE
SESAMBEEN EN OMGEVENDE STRUCTUREN
Sesamoïdose wordt gekarakteriseerd door een intermitte-
rende kreupelheid veroorzaakt door pijn vanuit de proximale
sesambenen en/of vanuit aangrenzende stmcturen (31). De
twee belangrijke zenuwen die verantwoordelijk zijn voor de
sensibele informatie afkomstig uit dat gebied, zijn de
N. me-
dianus
en de N. idnaris. Het verloop van deze zenuwen in het

onderbeen is uitvoerig beschreven met betrekking tot de N.
palmaris medialis en lateralis en de beide Nn. metacarpei
palmares (18, 19, 25, 30). Echter, informatie over de inner-
vatie van het sesambeen sec, bleek tegenstrijdig (4,21,27).
Met behulp van een zenuwspecifleke kleuringstechniek (32)
is bij tien veulens en vijf volwassen paarden het zenuwver-
loop naar het sesambeen nader beschreven. De zenuw die het
sesambeen innerveert bleek af te splitsen van zowel de N.
palmaris medialis als de N. palmaris lateralis, ongeveer hal-
verwege de metacarpus. Deze zenuw werd in dit artikel de
N.
sesamoideus
genoemd (Figuur 3). De N. sesamoideus loopt
naar distaal parallel aan de A. digitalis palmaris comm. 11 en
111. Proximaal van de kogel, splitst de zenuw in twee kleinere
takjes die de A. digitalis medialis en lateralis volgen naar dis-
taal, één aan de axiale zijde, de ander aan de abaxiale zijde.
Vanaf dit punt vormen een groot aantal kleinere takjes een
complex patroon waarvan twee of meerdere takjes richting
voedingskanalen van het sesambeen gaan, parallel veriopend
aan de A. sesamoidea en haar vertakkingen. Vervolgens gaan
arteriën en zenuwen gezamenlijk het bot binnen. Gemye-
liniseerd zenuwweefsel bleek ook aanwezig tussen de benige
trabeculae in het sesambeen. In het algemeen waren één of
meerdere zenuwbundels aanwezig in de directe omgeving
van de grote arteriën in de voedingskanalen.

Om nu de N. sesamoideus te verdoven moest een aangepaste
techniek ontwikkeld worden. Deze anesthesie wordt uitge-
voerd vlakbij de voedingskanalen van het sesambeen, daar
waar de N. sesamoideus in het bot verdwijnt (Figuur 4). De
effectiviteit van deze analgesie is getest in drie verschillende
experimentele lokale kreupelheden bij paarden en ponies.
Daamaast is deze verdoving ook gebmikt bij sesamoïdose
patiënten. De eerste experimentele kreupelheid werd geïn-
duceerd in de distale tak van de interosseus door een injectie
met collagenase. De tweede kreupelheid werd veroorzaakt in
het sesambeen zelf, door het implanteren van een speciaal

-ocr page 408-

ontworpen expansie-plug. De derde kreupelheid was geba-
seerd op een tijdelijke, niet septische synovitis in het kootge-
wricht, geïnduceerd door een injectie van polyvinylalcohol
schuimdeeltjes. De resultaten van de verdoving gaven aan
dat de N. sesamoideus verantwoordelijk is voor het transpor-
teren van pijnstimuli die afkomstig zijn van het proximale
sesambeen. Bij sesamoïdosepatiënten gaf deze verdoving al-
tijd een afname van de kreupelheid te zien. Echter, in het me-
rendeel van de gevallen bleek dit slechts een lichte verbete-
ring te betreffen. De aanwezigheid en het verloop van
sensibele zenuwen alleen geeft nog geen informatie over de
nociceptie in het verzorgingsgebied. Stimulatie van deze
sensibele zenuwen is nodig om impulsen naar het mggemerg
te voeren vanwaar deze vervolgens doorgeleid worden naar
een centraal niveau en uiteindelijk resulteren in de perceptie
van pijn. De nociceptie wordt voor een groot deel geme-
dieerd door neuropeptiden zoals calcitonin gene-related pep-
tide (CGRP) en substance P (SP) die worden vrijgemaakt
door primaire afferente sensibele zenuwen (1, 2, 7, 8, 9, 10,
11, 15,16). Deze vezels verlopen meestal parallel aan bloed-
vaten, komen voor in uiteinden van sensibele zenuwen, zijn
niet alleen betrokken bij de perceptie van pijn, maar spelen
tevens een rol bij de modulering van een neurogene ontste-
king (10, 17), bij botremodellering (3, 16) en bij (neo)vascu-
larisatie(3,8,15).

Om deze neuropeptiden te lokaliseren in het sesambeen en
aangrenzende ligmamenten wordt een immunocytochemi-
sche techniek toegepast, waarbij de neuropeptiden-bevat-
tende zenuwvezels zwart kleuren (2) (Figuur 5). De aanwe-
zigheid van CGRP en SP kan een indicatie geven waar
pijnsignalen primair gegenereerd kunnen worden. Het gehele
sesambeen en de aangrenzende ligamenten blijken geïnner-
veerd te zijn. Dit werd duidelijk aangetoond door het gebmik
van de algemene axonmarker B-50. Het in de zenuwvezels
aanwezige CGRP en SP wordt zowel in het hele sesambeen
aangetroffen, als in de aangrenzende interosseus, de collate-
rale en distale sesambeenbanden. Deze resultaten impliceren
dat al deze stmcturen een rol kunnen spelen in de nociceptie
en dus in de pijnperceptie. Het ligamentum intersesamoi-
deum blijkt nauwelijks geïnnerveerd met CGRP en SP ve-
zels. In de andere drie aangrenzende ligamenten, en speciaal
op de aanhechtingsplaatsen aan het sesambeen, is een grotere
concentratie van neuropeptiden aanwezig dan in het bot. Dit
suggereert dat deze weke delen-stmcturen gevoeliger zijn
dan het sesambeen zelf

\'wmwr^iF^w 1 fi
i i I fc A II i I «

«fir^
wikèmA

378

In deze studie is de lokalisatie van de efferente sympatische
marker Tyrosine Hydroxylase (TH) ook bestudeerd. De aan-
wezigheid van TH-vezels in paardenbot wordt hier voor de
eerste maal beschreven en duidt op een sympatische invloed
op de vasculaire tensie.

Uit de bovenstaande resultaten kan ten aanzien van de inner-
vatie geconcludeerd worden dat de
N. sesamoideus verant-
woordelijk is voor de sensibele innervatie van het sesam-
been.

CGRP-, SP-, B-50- en TH-vezels zijn in het gehele bot aan-
wezig. Echter, de dichtheid van de \'pain involved\' peptiden
(CGRP, SP) is hoger in de ligamenten met name op de plaat-
sen waar zij aanhechten aan het sesambeen, in vergelijking
met het bot zelf

CONCLUSIES MET BETREKKING TOT DE ETIOPA-
THOGENESE VAN SESAMOÏDOSE
Uit dit proefschrift kan geconcludeerd worden dat de rol van
het proximale sesambeen in de pathogenese van sesamoï-
dose niet zo markant is als voorheen werd aangenomen. De
specifieke verdoving van de
N. sesamoideus resulteert bij
het merendeel van de paarden die lijden aan klinische sesa-
moïdose slechts in een lichte verbetering van de kreupel-
heid. Dit geeft aan dat de pijn voomamelijk uit andere ge-
bieden afkomstig is. Daamaast blijkt dat de innervatie die
gerelateerd is aan nociceptie minder aanwezig is in het se-
sambeen dan in drie van de vier aangrenzende ligamenten.
Hoewel het zeker is dat het proximale sesambeen aangetast
is bij sesamoïdose, is het erg aannemelijk dat het botje zelf
niet de meest belangrijke bron voor pijnstimuli is, en daar-
mee dus niet de hoofdoorzaak van de kreupelheid. Het vaat-
patroon van het proximale sesambeen laat duidelijk veran-
deringen zien bij paarden die lijden aan sesamoïdose. Deze
veranderingen presenteren zich in de vorm van een arteriële
shift, vergelijkbaar met de shift die eerder gevonden is in het
straalbeen bij paarden met podotrochleose. Echter, het aan-
passingsvermogen van het vasculaire systeem in het proxi-
male sesambeen blijkt erg groot te zijn. Alleen wanneer
ruim meer dan de helft van het aantal grote takken van de
A.
sesamoidea
in het sesambeen geoccludeerd is, treedt een
fenomeen op dat te vergelijken is met de arteriële shift.
Duidelijke symptomen van ischemie, zichtbaar op de rönt-
genfoto als een onregelmatige botstructuur en verwijde voe-
dingskanalen, traden alleen op na de occlusie van bijna alle
grote takken van de
A. sesamoidea in het sesambeen. Het is
hoogst onaannemelijk dat zo\'n enorme reductie in de blood-
flow plaats zal vinden bij de \'spontane\' ontwikkeling van
klinische sesamoïdose. Hoewel de circulatiestoomissen on-
tegenzeglijk een belangrijke rol spelen in het pathologische
proces, lijkt de obliteratie van de takken van de
A. sesamoi-
dea
niet de primaire etiologische factor bij het ontstaan van
sesamoïdose te zijn.

De distributie van de SP- en CGRP-vezels in het sesambeen
en aangrenzende structuren is opmerkelijk. Het aantal vezels
in het bot is kleiner dan in het merendeel van de ligamenten.
Dit suggereert dat de rol van het sesambeen zelfbij het ont-
staan van pijnstimuli kleiner is dan voorheen werd aangeno-
men. Een andere bevinding is dat deze neuropeptiden het
meest frequent voorkomen op de plaatsen waar de ligamen-
ten vasthechten aan het bot. Dit is interessant wanneer an-
dere functies van deze neuropeptiden dan alleen hun rol in
nociceptie erbij worden betrokken: modulering van botre-
modellering, (neo)vascularisatie en initiatie van een neu-

Tijdschrift voor D i i r g f n h i; s k u n d i: , D i i; i. 123, Juni, Aflfvhring 12, 1998

-ocr page 409-

rogene ontsteking. Met deze informatie kan een hypotiiese
opgesteld worden dat stimuli zoals extreme belasting, repe-
terend (micro)trauma, of een voorbijgaande afname in vas-
cularisatie, de peptiden producerende vezels zouden kunnen
activeren en op deze manier de release van neuropeptiden
stimuleren. Immers, naast generatie van pijnstimuli kunnen
neuropeptiden actieve botremodellering induceren, hetgeen
kan resulteren in een vermwing van de abaxiale rand van het
proximale sesambeen en in de formatie van spurs zoals vaak
te zien zijn op de röntgenfoto\'s van patiënten die lijden aan
klinische sesamoïdose.

Geconcludeerd kan worden dat in de meeste gevallen het
proximale sesambeen waarschijnlijk niet de belangrijkste
bron van de pijn is die verantwoordelijk is voor de kreupel-
heid bij sesamoïdose. Het is evenmin aannemelijk dat vascu-
laire veranderingen de meest belangrijke primaire etiologi-
sche factor zijn. Het is wel waarschijnlijk dat neuropeptiden
een belangrijke rol spelen bij het optreden van de klinische
en radiologische symptomen die karakteristiek zijn voor
sesamoïdose.

KLINISCHE IMPLICATIES

In het routinematige kreupelheidsonderzoek kunnen de kli-
nische bevindingen tezamen met de standaard uitgevoerde
diagnostische anesthesieën op de aanwezigheid van een pijn-
lijk proces in de kogel duiden. Echter, het is niet mogelijk om
zo\'n proces exact te lokaliseren met behulp van deze con-
ventionele technieken. De verdoving van de
N. sesamoideus
biedt een manier voor nadere differentiatie tussen mogelijke
bronnen van pijn in de kogel. De verdoving wordt uitgevoerd
door een injectie van slechts 0.5 ml lidocaïne ter hoogte van
de abaxiale voedingskanalen van het sesambeen, dicht tegen
het bot aan. Hoewel er geen directe positieve controle is van
deze anesthesie kan het correct plaatsen van de naald indirect
gecontroleerd worden: Er mag geen Synovia geaspireerd
kunnen worden, de lidocaïne moet gemakkelijk en zonder
weerstand geïnjecteerd kunnen worden en de huidsensibili-
teit van het palmarodistale deel van de kogel moet aanwezig
blijven. Door de kleine hoeveelheid lidocaïne zal de diffusie
beperkt blijven. De anesthesie is daarom specifiek voor het
sesambeen. Echter, het blijkt onvermijdelijk dat de aanhech-
tingsplaats van de interosseus aan het sesambeen tevens ge-
anestheseerd wordt.

Het sesambeen zeifis meestal niet de meest belangrijke aan-
getaste stmctuur in klinisch opzicht, zoals reeds eerder be-
sproken. Echter, bij sommige patiënten die lokaal een ex-
treme onregelmatigheid in het sesambeen laten zien kan de
anesthesie de kreupelheid volledig elimineren. Bij deze pa-
tiënten zou een neurectomie van de
N. sesamoideus een mo-
gelijke symptomatische therapie kunnen vormen. Daarom is
het belangrijk te kunnen differentiëren mssen deze groep van
patiënten en de overgrote meerderheid van overige patiënten
waarbij de rol van het sesambeen zelf beperkt is. Een aanvul-
lende klinische bevinding is het feit dat reacties als een posi-
tieve buigproef van de ondervoet en een pijnreactie op diepe
palpatie van de sesambenen, zoals deze frequent gezien wor-
den bij patiënten met klinische sesamoïdose, niet altijd even
duidelijk aanwezig waren bij de paarden met experimenteel
geoccludeerde bloedvaten in de sesambenen. Zelfs het paard
met botnecrose liet geen duidelijker symptomen zien dan
slechts een milde pijnreactie tijdens percussie van het be-
treffende sesambeen en een licht positieve buigproef van de
ondervoet. Dit kan op twee manieren uitgelegd worden. Aan
de ene kant kan er blijkbaar emstige schade in een lokaal ge-
bied van het sesambeen aanwezig zijn zonder duidelijke kli-
nische symptomen. Aan de andere kant kan het zijn dat de
emst van de schade niet zo groot is, maar dat deze over een
veel groter gebied aanwezig is.

MOGELIJKE TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN
Met dit onderzoek is geprobeerd een bijdrage te leveren aan
de kennis betreffende sesamoïdose bij het paard. Echter, er
zijn nog veel vragen die beantwoord zullen moeten worden
door nader onderzoek. Onderzoek betreffende de aanwezig-
heid en distributie van de neuropeptiden SP en CGRP bij
paarden die lijden aan klinische sesamoïdose lijkt veelbelo-
vend. Zo\'n onderzoek zou meer informatie op kunnen leve-
ren ten aanzien van de exacte plaatsen in bot en ligamenten
waar de pijnstimuli gegenereerd kunnen worden en zou te-
vens de rol van de efferente functies van de neuropeptiden
bij botremodellering, neurogene ontsteking en (neo)vascula-
risatie nader kunnen definiëren. Indien de neuropeptiden-ac-
tiviteit inderdaad verhoogd is bij patiënten, dan zouden mo-
dellen ontwikkeld kunnen worden om de stimuli te iden-
tificeren die zulk een verhoging in peptidenactiviteit veroor-
zaken.

Op het klinische vlak zou gedacht kunnen worden aan een
techniek die ontwikkeld moet worden voor het uitvoeren van
een neurectomie van de
N. sesamoideus. Deze zou toegepast
kunnen worden als een goede symptomatische behandeling
voor de paarden die goed reageren op een anesthesie van
deze zenuw. Echter, allereerst zal een betrouwbare methode
ontwikkeld moeten worden, mogelijk op grond van een spe-
cifieke kleuringstechniek, om de zeer kleine
N. sesamoideus
in vivo
te identificeren tijdens de chimrgische ingreep.

LITERATUUR

1. Bjurholm AA, Kreicbergs A, Brodin E, and Schultzberg M. Substance
P- and CGRP-immunoreactive nerves in bone. Peptides 1988; 9: 165-
71.

2. Buma P, Verschuren C, Versieyen D. Kraan van der P, and Oestreicher
AB. Calcitonin gene-related peptide, substance P and GAP-43/B50
immunoreactivity in the normal and arthrotic knee joint of the mouse.
Histochemistry 1992; 98: 327-39.

3. Buma P. Elmans L, and Oestreicher AB. Changes in innervation of
long bones after insertion of an implant: immunocytochemical study in
goats with antibodies to calcitonin gene-related peptide and B-
50/GAP-43.JOrtopRes 1995; 13:570-7.

4. Dyce KM en Wensing CJG. Anatomie van het paard: Zenuwen in het
voorbeen. Utrecht: Bohn. Scheltema en Holkema, 1980: 83-7.

5. Edwards GB. Interpreting radiographs 2: The fetlock joint and pastern.
Eq VetJ 1984; 16:4-10.

6. Eraser JA. Some conditions of the proximal sesamoid bones in the
horse. Eq VetJ 1971;3:20-4.

7. Grönblad M, Korkala O, Liesie P, and Karaharju E. Innervation of syn-
ovial membrane and meniscus. Acta Orthop Scand 1985; 56: 484-6.

8. Grönblad M. Konttinen YT, Korkola O, Liesie P, Hukkanen M, and
Polak JM. Neuropeptides in synovium of patients with rheumatoid ar-
thritis and osteoarthritis. J Rheumatol 1988; 15: 1807-10.

9. Gulbenkian S, Merighi A, Wharton J, Vamdell IM. and Polak JM.
Ultrastructural evidence for the coexistence of calcitonin gene-related
peptide and substance P in secretory vesicles of peripheral nerves in
the guinea pig. J Neurocytol 1986; 15: 535-42.

10. Hanesch U. Heppelman B, and Schmidt RF. Substance P- and calcito-
nin gene-related peptide immunoreactivity in primary afferent neurons
ofthe cat\'s knee joint. Neuroscience 1991;45: 185-93.

11. Hanesch U, Pfrommer U, Grubb BD, Heppelman B, and Schaible HG.
The proportion of CGRP-immunoreactive and SP-mRNA containing
dorsal root ganglion cells is increased by a unilateral inflammation of
the ankle joint of the rat. Regnl Pep 1993; 46: 202-3.

12. Hardy J, Marcoux M, and Breton L. Clinical relevance of radiographic
findings in proximal sesamoid bones of two-year-old Standerdbreds in
their first year of race training. J Am Vet Med Assoc 1991; 198: 2089-94.

13. Hertsch B. Zur Arteriographie der Zehe des Pferdes. Berl Münch
Tierärztl Wschr 1973; 86: 461-80.

-ocr page 410-

14. Hertsch B. Arteriographische Untersuchungen an den Extremitäten
beim Pferd. Proefschrift, Hannover, Duitsland: Tierärztliche
Hochschule Hannover 1982. 345pp.

15. Hill EL, and Eide R. Calcitonin gene-related peptide-immunoreactive
nerve fibers in mandibular periosteum of the rat: evidence for primary
afferent origin. Neurose Lett 1988; 85: 172-8.

16. Hill EL, and Eide R. Distribution of CGRP-, V1P-, DßH-, SP-, and
NPY-immunoreactive nerves in the periosteum of the rat. Cell Tissue
Res 1991; 264; 469-80.

17. Hogeweg JA, Kruyff de 1, Heijnen CJ, Helders PJM, en Kuis W. De in-
vloed van het zenuwstelsel op gewrichtsontstekingen. Ned Tijdschr
Geneeskd 1995; 139: 11-4.

18. Koch T. Ueber die Nervenversorgung der Gliedmaßspitzen des
Pferdes. Tierärztl Rsch 1938; 44: 333-7.

19. Koch T. Die endausbreitung des N. volaris beim Pferde. Tierärztl
Mschr 1939; 26: 293-8.

20. Morgan JP. Radiology of the proximal sesamoid bone in the horse
after trauma. Tijdschr Diergeneeskd 1973;98: 995-1001.

21. Müller H. Über die Gleichbeinlahmheit des Pferdes. Bert Münch
Tierärztl Wschr 1956; 69: 442-7.

22. Németh F. De bloedvoorjiening van normale en pathologisch veran-
derde sesambeenderen bij het paard. Tijdschr Diergeneeskd 1972; 97:
1117-26.

23. Németh F. The pathology of sesamoiditis. Tijdschr Diergeneeskd
1973; 98: 1003-24.

24. Németh F. De sesambeenskreupelheid bij het paard. Proefschrift,
Utrecht, Nederland: Rijksuniversiteit Utrecht 1974. 160 pp.

25. Nickel R, Schummer A, und Seiferle E. Lehrbuch der Anatomie der

■ irikr^

Haustiere. Armgeflecht, Plexus brachialis, und Nerven der
Vordergliedmaße. 2nd ed. Berlin and Hamburg, Parey, 1984: 199-221.

26. O\'Brien TR, Morgan JP, Wheat JD, and Sutter PF. Sesamoiditis in the
Thoroughbred: a radiographic study. J Am Vet Rad Soc 1971; 12: 75-
87.

27. Pohlmeyer K. Die für die klinische Untersuchungen bedeutsamen
Nerven am Vorder und Hinterfuß des Pferdes. Der Praktische Tierarzt
1989;4:22-6.

28. Poulos PW. Radiographic and histologic assessment of proximal sesa-
moid bone changes in young and working horses. Proc Annu Conv Am
Assoc Eq Pract 1988; 34: 347-58.

29. Rijkenhuizen ABM. The arterial supply of the equine navicular bone
and its relation to navicular disease. Proefschrift, Utrecht, Nederland:
Rijksuniversiteit Utrecht 1989. 111 pp.

30. Sack wo. Nerve distribution in the metacarpus and front digit of the
horse. J Am Vet Med Assoc
1975; 167: 298-305.

31. Stashak TS. Diagnosis in lameness, in: Adams\' lameness in horses.
4th ed Philadelphia: Lea & Febiger 1987; 100-56.

32. Steinmann WF. Makroskopische Präparationsmethoden in der
Medizin: Nervensystem. Stuttgart und New York: Thieme 1982: 156.

33. Stick JA, Amoczky SP, and Trumble TN. Microvasculature of the
proximal sesamoid bone: lts clinical significance. Vet Surg 1994; 23:
417.

34. Trumble TN, Amoczky SP, Stick JA, and Stickie RL. Clinical rele-
vance of the microvasculature of the equine proximal sesamoid bone.
Am J Vet Res 1995; 56: 720-4.

35. Wagenaar G. De veterinaire keuring van het paard. 2e dr. Utrecht
Bunge, 1992:75.

MANUAL OF STANDARDS FOR DIAGNOSTIC TESTS AND
VACCINES

3rd Ed. 1996. ISBN 92-0944-423-1. Prijs FrF 800/US$ 160.

In dit handboek, uitgegeven door het in Parijs gevestigde
Office Intemational des Epizootics, worden standaard me-
thoden beschreven voor diagnostische testen en controle van
biologische producten zoals vaccins en diagnostica. Alle
OIE lijst A- en B-ziekten, behalve visziekten, worden be-
sproken samen met enkele niet in de Animal Health Code
opgenomen ziekten die voor de intemationale dierhandel
van belang zijn. Elk van de 94 hoofdstukken begint met een
samenvatting van, voor de betreffende dierziekte, gangbare
diagnostische testen en vaccins, gevolgd door afzonderlijke
mbrieken gewijd aan de identificatie van het agens, serologi-
sche testen, eisen die aan eventueel beschikbare vaccins en
diagnostica moeten worden gesteld en een lijst van geci-
teerde literatuur. De hoofdstukken zijn geschreven door in-
ternationaal erkende specialisten en zijn vervolgens beoor-
deeld door personen verboden aan OIE-referentie
laboratoria, vertegenwoordigers van intemationale organisa-
ties op het gebied van immunologische en moleculair-biolo-
gische technieken en deskundigen uit de bij het OIE aange-
sloten lidstaten. De beschreven methoden hebben aldus een
internationaal geaccepteerde status en technieken gemar-
keerd door een band in de marge zijn zelfs expliciet voorge-
schreven bij import/export-onderzoek.

De hoofdstukken zijn ingedeeld in vier categorieën:
Algemeen (onder meer monstemame, GLP, kwaliteitscon-
trole, vaccinproductie), lijst A-ziekten, lijst B-ziekten (on-
derverdeeld naar diersoort) en ziekten niet opgenomen in de
code. Een aantal lijsten met de gebmikte definities, afkortin-
gen, per ziekte voorgeschreven en altematieve testen voor
het intemationale handelsverkeer, OIE-referentie laboratoria
en een index maken dit handboek - 723 pagina\'s A4-formaat
- tot een handzaam naslagwerk. De uitgave bevat een schat
aan voor de praktijk relevante infonnatie op het gebied van
de belangrijkste infectieziekten van zoogdieren, vogels en
bijen. Van harte aanbevolen aan degenen betrokken bij het
onderwijs, de diagnostiek en controle van besmettelijke dier-
ziekten.

dr. C. Terpstra

-ocr page 411-

Vraag en Antwoord

w

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie de heer drs. J. W.
Hesselink (Dierenkliniek Marum, Postbus 16, 9363 ZG
Marum) bereid voor de lezers een antwoord te formule-
ren.

VRAAG:

Hengstenhouders menen wel eens dat het sperma van de ene
hengst betere bevruchtingsresultaten geeft na verdunning
met bijvoorbeeld ondermelkverdunner, terwijl dit bij een an-
dere hengst juist het geval zou zijn met eidooierverdunner.
Bestaat er enige onderbouwing voor deze empirische
praktij kgegevens?

ANTWOORD:

Er bestaat een aanzienlijk verschil in het bevruchtend vermo-
gen van het sperma van verschillende hengsten na verdun-
ning, koeling en opslag (6). De factoren die daarbij een rol
spelen zijn de wijze waarop het sperma wordt behandeld na-
dat het is gewonnen (4,7) en de effecten die de verschillende
verdunners op het sperma hebben (3,10). Bovendien kan de
gevoeligheid voor het koelen van het sperma sterk verschil-
len tussen de diverse hengsten (1). Het sperma van bepaalde
hengsten zou zelfs absoluut niet bestand zijn tegen koeling
op 5"C (9).

In de praktijk blijkt men het sperma na verdunning vaak veel
te snel af te laten koelen. Langzame afkoeling (0.3°C/min)
vraagt meer geduld, maar geeft veel betere resultaten (12).
Het centrifugeren en verwijderen van het seminale plasma
heeft een positieve invloed op de spermakwaliteit na het be-
waren (8). De gevoeligheid van sperma voor een koude
shock blijkt dan ook toe te nemen door het seminale plasma
(12). De hoge activiteit van arylsulfatases in het seminale
plasma zou een negatieve factor kunnen zijn bij het bewaren
van zoogdierenspermatozoa in vloeibare media (2).
Er is veel onderzoek verricht naar de invloed van de diverse
verdunners op de spermakwaliteit maar de resultaten daar-
van zijn mede beïnvloed door bovengenoemde factoren
(5,11,12). In Nederland heeft onderzoek plaatsgevonden bij
58 driejarige KWPN-hengsten (6). Het ejaculaat werd in
tweeën verdeeld, waarbij de ene helft werd verdund met een
eidooierverdunner en de andere helft met ondermelkverdun-
ner. Van deze monsters werd weer de helft bewaard bij ka-
mertemperatuur; de andere helft bij 5\'\'C. De gemiddelde be-
weeglijkheid en de gemiddelde snelheid van het sperma ble-
ken het beste geconserveerd bij gebruik van de ondermelk-
verdunner op 5°C. Tussen beide verdunners bleek er geen
verschil te bestaan in de hoeveelheid beschadigde acroso-
men, maar de frequentie van beschadigde acrosomen bleek
wel duidelijk toe te nemen met de duur van de opslag.
Tussen de verschillende hengsten bleken echter opmerke-
lijke verschillen te bestaan voor wat betreft de mogelijkheid
om sperma te verdunnen en gekoeld op te slaan. Bij twee
hengsten met een motiliteit van respectievelijk 48 en 91% in
het verse sperma bleek deze na 42 uur opslag in beide ver-
dunners gedaald tot minder dan 7%. Bij een klein aantal
hengsten bleek de spermakwaliteit toch beter na opslag in de,
over het gehele experiment gerekend wat \'slechtere\' eidooi-
erverdunner, zowel bij kamertemperatuur als bij 5°C.
Hoewel ondermelkverdunner, ook in andere studies tot beter
resultaten lijkt te leiden (5,12), is het dus van belang naast de
keuze van bewaarmethode rekening te houden met individu-
ele verschillen tussen de hengsten

B

LITERATUUR

1. Back DG, Pickett JL, Voss JL, and Seidel Jr GE. Effects of antibacte-
rial agents on the motility of stallion spermatozoa at various storage
times, temperatures and dilution ratios. J Anim Sci 1975;41: 137-9.

2. Gadella BM. Colenbrander B, and Lopez-Cardozo M. Arylsulfatases
arc present in seminal plasma of several domestic mammals. Biol
Reprod 1991;45:381-6.

3. Gather C. The influence of skim-milk extender, modified with
Tyrode\'s-medium on motility, morphology and viability of equine
spermatozoa. Thesis Tierärztliche Hochschule. Hannover 1994.

4. Heiskanen ML, Pirhonen A. Koskinen E, and Mäenpää PH. Motility
and ATP content of extended equine spermatozoa in different storage
conditions. J Reprod Fert 1987; 35 (Suppl): 103-7.

5. Kenney RM, Kingston RS, Rajamannon AH, and Ramberg Jr CF.
Stallion semen characteristics for predicting fertility. Proc Ann Conv
Am Ass Equine Pract 1971; 17: 53-67.

6. Malmgren L. Kamp B Op den, Wöckener A, Boyle M, and
Colenbrander B. Motility, velocity, and acrosome integrity of equine
spermatozoa stored under different conditions. Reprod Dom Anim
1994; 29:469-76.

7. McKinnon AO. Guidelines for veterinarians involved in breeding hor-
ses with cooled, transported semen. Austr Equine Vet 1993; 11(4):
168-70.

8. Padilla AW. Liquid preservation of stallion spermatozoa and its evalu-
ation by the zona-free hamster oocyte penetration test. MSc Thesis,
Cornell Univ., Ithaca, NY, USA. 1990.

9. Pickett BW, and Amann RP. Extension and storage of stallion sperma-
tozoa: a review. J Equine Vet Sci 1987; 7: 289-302.

10. Province CA, Amann RP, Pickett BW, and Squires EL. Extenders for
preservation of canine and equine spermatozoa at 5 °C.
Theriogenology 1984; 22: 409-14.

11. Province CA, Squires EL, Pickett BW, and Amann RP. Cooling rates,
storage temperatures and fertility of extended equine spermatozoa.
Theriogenology 1985; 23: 925-33.

12. Vamer DD, Blanchard TL, Love CL, Garcia MC, and Kenney RM.
Effects of semen fractionation and dilution ratio on equine spermato-
zoal motility parameters. Theriogenology 1987; 28: 709-23.

13. Vamer DD, Blanchard TL, Love CL, Garcia MC, and Kenney
RM.Effects of cooling rate and storage temperature on equine sperma-
tozoal motility parameters. Theriogenology 1988; 29: 1043-55.

Met hartelijke dank aan de Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting van de Faculteit der Diergeneeskunde
voor het beschikbaar stellen van de benodige informatie ter beantwoording van de vraag.

REPRODUCTIE PAARD: HET GEBRUIK VAN VERSCHILLENDE
VERDUNNERS VOOR HENGSTENSPERMA

-ocr page 412-

I !

J

EENMANSPRAKTIJK PALGI IN DEN HAAG BEHAALT KRD-CERTIFICAAT

\'JE MOET ALTIJD STREVEN ÜM BIJ DE UPPER TEN TE ZITTEN\'

Berichten en verslagen

In Dierenkliniek Het Zicht/Morgenstond is het nogal druk. Het spreekuur is
in volle gang en dierenarts 1. Palgi probeert de mensen wiens hond geopereerd
moet worden telefonisch te bereiken, terwijl zes papegaaien wachten om ge-
sexed te worden. En dan tussen de bedrijven door ook nog dit interview naar
aanleiding van de certificatie van de praktijk van PalgL Aan de muur prijkt
het certificaat dat hij heeft gekregen voor het voldoen aan de eisen van de
Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenartsenpraktijken van de KNMvD. Hij is dui-
delijk apetrots, hoewel hij het papiertje zelf \'veel te flets en nietszeggend\'
vindt. Over de certificatie van zijn praktijk zegt hij: \'Ik denk dat het een ver-
rijking is\'.

Door Susan Umans

Dierenarts Palgi is al jaren bezig met
kwaliteit. Ambitieus als hij is maakte
hij jaren geleden al gebmik van de
Amerikaanse AAHA-standaard en in
zijn praktijk was al een \'assistenten-
boek\' aanwezig, waarin werd bijgehou-
den wat de assistentes en medewerkers
moesten doen. \'Waarnemers hadden
steeds een boek bij de hand waarin ze
dingen temg konden vinden\', zegt
Palgi. Hij begon anderhalfjaar geleden
dus optimistisch aan het certificatiepro-
ces. \'Ik dacht dat doen we wel even,
maar dat viel toch tegen\', aldus Palgi.
\'Vooral de protocollen brengen extra
werk met zich mee.\' Gelukkig stond er -
zoals gezegd - al heel veel op papier.
Veel lof gaat hierbij uit naar mevrouw
Palgi en de assistentes, die het meeste
werk hebben gedaan.
Een gesprek met Jan Pons van de AUV
werkte verhelderend en vol goede
moed gingen alle medewerkers van de
praktijk er tegenaan. \'Elke assistente is
op papier gaan zetten wat zij doet. Dat
heeft anderhalf jaar in beslag geno-
men\', vertelt Palgi. Vervolgens zijn
deze gegevens in de computer gebracht
en werden de uitdraaien gecontroleerd.
Een extra controle werd gedaan door
stagiaires en waarnemers, met name op
het punt of de geprotocoleerde werk-
zaamheden ook duidelijk zijn voor bui-
tenstaanders. Ondanks dat het meer
werk was dan Palgi had gedacht, vindt
hij het zeer waardevol dat het dage-
lijkse werk nu eens is geformuleerd.
\'De protocollen vereenvoudigen de uit
te voeren werkzaamheden, aangezien
de opeenvolgende stappen één voor
één kunnen worden afgewerkt. Het
komt tegenwoordig zelden meer voor
dat iets niet gedaan is\', zegt hij.

Druk op de ketel

Het feit dat het certificaat behaald
moest worden gaf druk op de ketel,
maar \'op het moment datje het certifi-
caat behaald hebt, is de manier van
werken prettiger\', vertelt Palgi. \'Het is
beter georganiseerd, dus gemakkelij-
ker.\' Hoewel die dmk nu weliswaar
weg is, is het belangrijk te zorgen dat
een bepaald niveau gehandhaafd blijft,
mede vanwege de audits die blijven
plaatsvinden; een jaar later een offi-
ciële audit door Certiked, maar ook
door de inteme audits blijf je een soort
waakhond.

Mentaal aan toe

\'We waren er mentaal aan toe\', zegt
Palgi over de certificatie. Volgens
hem zijn er veel dierenartsen die al zo-
ver zijn. Het certificaat is een stempel
voor degenen die het toch al goed
doen. Het is alleen een kwestie van die
laatste stap niet durven of willen ne-
men. Een soort bühnevrees. \'Je moet
het vergelijken met het halen van je
rijbewijs. Slaag je niet de eerste keer,
dan doe je het toch nog een tweede
keer? Het hoeft niet in één keer ge-
haald te worden\', is het advies van
Palgi. Zijn praktijk heeft overigens
een prima score behaald: 87 procent.
\'We hebben natuurlijk gestreefd naar
100 procent.\'

Eenmanspraktijk

De oorspronkelijk uit Israël afkom-
stige Palgi heeft in Den Haag twee ves-
tigingen. De hoofdvestiging zit op Het
Zicht en daamaast heeft hij een depen-
dance waar hij één keer per dag
spreekuur houdt. Ook die dependance
moet overigens aan de nodige criteria
voldoen, in het kader van de certifica-
tie.

De gezelschapsdierenarts is zich steeds
meer gaan richten op vogels, maar doet
daamaast ook orthopedie en dermato-
logie. Zijn vrouw werkt in de praktijk
mee op het administratieve vlak en hij
heeft drie dierenartsassistentes in
dienst.

Hoewel Palgi een eenmanspraktijk
heeft, is zijn praktijk nooit onbereik-
baar. Hij heeft een aantal vaste waar-
nemers en tevens zijn er afspraken met
buurtcollega\'s. Ook dit onderdeel is
getoetst.

-ocr page 413-

Nascholing

\'We doen veel aan nascholing voor zo-
wel de dierenarts als de dierenartsassis-
tentes\', vertelt Palgi. Dit is een onder-
deel van het beleidsplan dat hij heeft
gemaakt. Nascholing is voor Palgi heel
belangrijk. \'De assistentes krijgen hier-
door meer eigenwaarde en kunnen zich
beter profileren\', is zijn visie. Er prij-
ken dan ook heel wat diploma\'s aan de
muur van de wachtkamer.

Klanten

\'Onze klanten weten dat wij streven
naar kwaliteit. We hebben aan sommi-
gen verteld dat wij gecertificeerd zijn.
Dat vonden ze leuk. Maar lang niet ie-
dereen weet wat het inhoudt. De verge-
lijking met ISO is dan nog het meest
duidelijk voor ze\', aldus Palgi. \'Je doet
het meer voor jezelf, dan voor je klan-
ten.\'

Het is in Nederland nog niet zo, zoals
in de Verenigde Staten, dat in de
Gouden Gids te vinden is welke prak-
tijken het AAHA-certificaat hebben en
welke niet. Toch verwacht Palgi dat
zo\'n onderscheiding hier ook binnen
enkele jaren ook te verwachten is.

. HliliilniiHlllllll

\'Iedereen zal er dan ruchtbaarheid aan
gaan geven\', is zijn inschatting.

Dagelijks prettig werken

Hoewel het certificeren geld en moeite
kost, vindt Palgi de dagelijkse prettige
manier van werken toch enorm er te-
genop wegen. \'Er is geen enkele situ-
atie meer waarbij je met je handen in je
haar staat\', zegt hij. Dat is in mijn ge-
val vooral prettig voor waarnemers of
stagiaires, maar ik kan me voorstellen
dat het bij een groepspraktijk ook heel
handig is.\'

Bij het certificeren gaat het er niet om
of iemand beter tomaten plukt, maar of
het bedrijf goed gestmctureerd is. Dan
laat je wat minder steken vallen. Dit
moet de praktijk uitstralen. \'Je moet al-
tijd streven om bij de upper ten te zit-
ten\', is het motto van Palgi.

LANDELIJKE SCRAPIE BESTRIJDINGSPROGRAMMA
MOGELIJK DANKZIJ ID-DLO ONDERZOEK

De onderzoeksresultaten staan be-
schreven in het proefschrift \'Epide-
miological aspects of scrapie and BSE
including a risk assessment study\'
waarop drs. B.E.C. (Bram) Schreuder,
scrapie- en BSE-onderzoeker bij het
ID-DLO, is gepromoveerd op 4 juni
1998 aan de Universiteit van Utrecht.

Omdat het prion (= infectieus eiwit) dat
scrapie en BSE veroorzaakt geen ont-
stekings- of immunologische reacties
geeft, zijn er geen serologische of an-
dere eenvoudige methoden beschik-
baar voor het vaststellen van de aan-
doening. In het algemeen wordt de
diagnose pas na de dood van een dier
gesteld, terwijl het preklinische sta-
dium, dus voor er symptomen van de
ziekte zichtbaar zijn, zelf helemaal
wordt gemist. Bestrijding van een
ziekte is dan eigenlijk niet goed moge-
lijk.

Eén van de belangrijkste bevindingen
van het onderzoek in dit proefschrift is
dan ook de mogelijkheid om het prion
aan te tonen in een stukje weefsel uit de
tonsillen (amandelen) van schapen die
op natuurlijke wijze met scrapie besmet
zijn geraakt. Dit is al mogelijk een jaar
voordat de symptomen zichtbaar wor-
den. Deze methode blijkt helaas bij run-
deren voor het vaststellen van BSE niet
te werken, wel vindt zij momenteel toe-
passing in het Verenigd Koninkrijk bij
de diagnose van de nieuwe variant van
de ziekte van Creutzfeldt-Jakob bij de
mens.

Bij het DLO-instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO) in
Lelystad is een diagnostische test ontwikkeld waarmee bij het in leven zijnde
schaap in een vroeg stadium scrapie aangetoond kan worden. Scrapie is een
met BSE vergelijkbare ziekte bij het schaap. Tevens bleek uit onderzoek dat
gevoeligheid voor scrapie erfelijk wordt bepaald. Dankzij deze onderzoeksre-
sultaten is er een landelijk scrapie bestrijdingsprogramma van start gegaan.

Bram Schreuder analyseerde tevens
verschillende risicofactoren voor het
optreden van BSE. Uit zijn onderzoek
naar de mate van voorkomen van scra-
pie in ons land bleek dat het bij 6% van
de schapenbedrijven voorkomt. Op
deze bedrijven wordt ongeveer 1% van
de dieren per jaar positief bevonden.
Om het aantal gevallen van scrapie te-
mg te dringen is nu het landelijk bestrij-
dingsprogramma van start gegaan.
Ook heeft de heer Schreuder de effecti-
viteit van het Nederlandse destmctie
procédé voor scrapie en BSE onder-
zocht. Dit is actueel omdat momenteel
binnen de ELI destmctie procédés ver-
plicht zijn gesteld welke vergelijkbaar
zijn aan het Nederlandse procédé. Uit
de onderzoeksresultaten bleek dat het
Nederlandse procédé meer dan 99,5%
van de infectiviteit \'afdoodde\'. Op
grond van deze onderzoeksresultaten is
echter, als extra veiligheid, besloten om
hoog-risico materiaal zoals hersenen en
mggenmerg niet meer te destmeren,
maar te verbranden.

-ocr page 414-

Tijdens de Dag van het Aangespannen
Paard op 16 mei 1998 werd door de
Afdeling Parasitologie van de Hoofd-
afdeling Infectieziekten en Immu-
nologie van de Faculteit der Dierge-
neeskunde een stand bemand om
deelnemers en bezoekers te informe-
ren over het ontwormen van paarden.
Uit de gesprekken met de bezoekers
van de stand bleek dat er onder de
paardenhouders een belangrijk mis-
verstand bestaat over het afwisselend
gebruik van anthelmintica bij paarden.
Dit misverstand werd niet zozeer ver-
oorzaakt door een gebrek aan kennis
van de te gebruiken middelen. Veel
paardenhouders wisten namelijk wel
dat er in Eqvalan en Furexel een
andere werkzame stof zit dan in
Strongid-P en Anthel-P. Ook wisten ze
vaak wel dat het goed is om werkzame
stoffen afwisselend te gebruiken om
resistentie te voorkomen. Het bleek
echter dat veel paardenhouders iver-
mectine en pyrantel alternerend ge-
bruiken en daarmee de ontwikkeling
van multi-resistentie bevorderen. De
informatie die de paardenhouders over
het wisselend gebruik van anthelmin-
tica krijgen is dus kennelijk onjuist,
onduidelijk of onvolledig.

Hoe moet het dan wel?

De gevoeligheid voor een anthelminti-
cum van de individuele worm in een
populatie wormen varieert. Bij een
therapeutische, maar zeker bij subthe-
rapeutische doseringen, zal een deel
van de populatie de behandeling over-
leven. Elke behandeling is dus een se-
lectie in de generatie wormen die op
dat moment in de paarden aanwezig is.
De overlevende wormen blijven eieren
uitscheiden. De zich uit deze eieren
ontwikkelende larven worden weer
opgenomen door het paard waarin zich
een volgende generatie wormen ont-
wikkelt waarvan de gevoeligheid lager
is dan die van de voorgaande genera-
tie.

Een behandeling van die volgende ge-
neratie met dezelfde dosering van het
zelfde middel zal opnieuw een selectie
tot gevolg hebben. Het deel van de
wormen dat de behandeling overleeft
zal dan nog groter zijn, etcetera. Het
gevolg is dat na een aantal generaties
waarin selectie heeft plaatsgevonden
de effectiviteit van het middel te laag is
geworden en er sprake is van resisten-
tie.

1

222:1:

MISVERSTAND OVER ALTERNEREND GEBRUIK
ANTHELMINTICA

Om de ontwikkeling van resistentie te
voorkomen wordt wel geadviseerd
om elke volgende generatie een mid-
del met een ander werkingsmecha-
nisme te gebruiken in de hoop dat de
gevoeligheid voor de daarvóór ge-
bruikte middelen weer terugkeert tot
de oorspronkelijke gevoeligheid.

Waarom is het dan fout om alterne-
rend een andere werkzame stof te
gebruiken?

Omdat er bij opeenvolgende behande-
lingen meestal geen sprake is van be-
handelingen in een volgende generatie.
Toelichting: Ter preventie van strongy-
lose/cyathostominose wordt geadvi-
seerd om paarden te ontwormen als ze
in het voorjaar naar buiten gaan en die
behandeling gedurende het weidesei-
zoen een aantal keren te herhalen. Het
doel van deze behandelingen is de wei-
decontaminatie met eieren te voorko-
men. Omdat de Cyathostominae resis-
tent zijn tegen benzimidazolen (BZD)
moeten deze behandelingen worden
uitgevoerd met ivermectine of pyran-
tel. Beide middelen zijn effectief tegen
alle stadia in het darmlumen maar niet
tegen de larvale stadia van de Cya-
thostominae in de darmmucosa.
Doordat de luminale stadia worden ge-
dood, zullen de paarden gedurende een
aantal weken geen, of nauwelijks ei-
eren uitscheiden. De larvale stadia die
op dat moment aanwezig zijn zullen
zich in die periode gaan ontwikkelen
tot volwassen stadia waardoor de ei-
productie bij een behandeling met iver-
mectine na zo\'n acht weken, en bij een
pyrantelbehandeling na zo\'n zes weken
weer op gang begint te komen. Op dat
moment moeten de paarden opnieuw
worden behandeld. De dan aanwezige
volwassen wormen behoren dus niet
tot een volgende generatie maar tot de-
zelfde generatie als de volwassen wor-
men die bij de eerste behandeling aan-
wezig waren.

Er is dus sprake van twee behandelin-
gen in dezelfde generatie. Als er bij
opeenvolgende behandelingen ver-
schillende middelen worden gebruikt,
wordt er dus met verschillende midde-
len in de dezelfde generatie geselec-
teerd. Dit kan resistentie tegen beide
middelen (multi-resistentie) tot gevolg
hebben.

Met welke frequentie moet er dan
wel worden afgewisseld?

Strongyliden hebben een zeer lange
generatietijd. Bij
Strongylus vulgaris
is er, door het langdurige verblijf in de
bloedvaten, maar één generatie per
jaar. Bij de Cyathostominae zijn er één
of twee generaties per jaar. Het meren-
deel van de in de zomer opgenomen
Cyathostominae-larven gaat gedu-
rende een aantal maanden in inhibitie
zodat er ook maar één generatie per
jaar is. Een kleiner deel ontwikkelt
zich direct tot volwassen stadia. In
deze situatie zijn er twee generaties per
jaar die elkaar echter gedeeltelijk over-
lappen. Daarom moet geadviseerd
worden om niet alternerend maar jaar-
lijks van middel te wisselen. Hiermee
wordt voorkomen dat er verschillende
middelen binnen één generatie worden
gebruikt.

Heeft afwisselen wel zin?

Om te beginnen kan worden geconsta-
teerd dat er nauwelijks sprake kan zijn
van afwisselen als er maar twee werk-
zame stoffen meer zijn. Afwisselen
heeft alleen zin als er reversie kan wor-
den verwacht. Reversie tot de oor-
spronkelijke gevoeligheid is echter
niet waarschijnlijk na één generatie se-
lectie met een ander middel. Uit proe-
ven bij schapen is gebleken dat er bij
BZD-resistente trichostrongyliden na
vele generaties zonder selectie met
BZD geen sprake van reversie was.
Over reversie bij resistente Cyatho-
stominae zijn geen gegevens bekend.
Een bijkomend probleem is dat het, in
een jaar waarin pyrantel wordt ge-
bruikt, nodig kan zijn om voor de hor-
zellarvenbestrijding toch nog iver-
mectine te gebruiken omdat dit het
enige daarvoor geregistreerde middel
is.

Conclusie

Alternerend gebruik van anthelmintica
met een verschillend werkingsmecha-
nisme bevordert de ontwikkeling van
multi-resistentie. Jaarlijks afwisselen
is niet fout maar een positief effect is
nooit bewezen.

-ocr page 415-

Besluit

Door het optreden van BZD-resisten-
tie bij Cyathostominae is het aantal
middelen dat kan worden gebmikt ter
bestrijding van deze infectie beperkt
tot twee. De selectiedmk, voor deze
middelen, is hierdoor toegenomen.
Inmiddels is er in de USA en in Dene-
marken resistentie van Cyathosto-
minae tegen pyrantel waargenomen.
Het is dan ook niet de vraag of er resis-
tentie tegen deze middelen op zal tre-
den maar wanneer dit op zal treden.
Om die reden is het aan te bevelen om
één keer per jaar de gevoeligheid voor
het op het bedrijf gebmikte anthelmin-
ticum te bepalen. De eenvoudigste me-
thode is een eitelling uit te voeren van
behandelde paarden op 14 dagen na
toediening. Op dat moment moet het
EPG van alle behandelde paarden ne-
gatief of nagenoeg negatief zijn. De
aanwezigheid van grotere aantallen ei-
eren wijst op resistentie. Nader onder-
zoek zal dit moeten bevestigen.
Middelen met een ander werkingsme-
chanisme zijn voorlopig niet te ver-
wachten. Het is dan ook uiterst belang-
rijk om de nog werkzame middelen
zodanig te gebmiken dat resistentie zo
lang mogelijk wordt uitgesteld. Het
bovenstaande mag daartoe een bij-
drage zijn.

11 ft

i

óÊm

J.H. Boersema,
Specialist Veterinaire Microbiologie

\'PREVENTIEVE BEHANDELING VAN WEINIG INVLDED
OP WEERSTAND TEGEN MAAGDARMNEMATODEN\'

De jury kende de Merial Award toe
aan Claerebout naar aanleiding van
zijn onderzoek naar het effect van che-
moprofylaxie op de verworven immu-
niteit tegenover maagdarmnematoden
bij mnderen. Hierbij werd met name
gekeken naar de gevolgen voor resis-
tentie (weerstand tegen binnendringen
en ontwikkelen van larven) en resiliën-
tie (weerstand tegen de gevolgen van
infectie, zoals productieverlies).

Beperkte impact op het tweede weide-
seizoen

Aanleiding voor het onderzoek van
Claerebout was de vraag of preventief
behandelde kalveren tegen besmetting
door maagdarmnematoden, voldoende
in aanraking komen met parasieten om
immuniteit op te bouwen en zichzelf te
kunnen beschermen tegen herinfecties
in het tweede weideseizoen.
Middels een uitputtende combinatie
van onderzoeksmethoden wist Claere-
bout vast te stellen dat er in het eerste
weideseizoen enige sprake is van ver-
minderde immuniteitsopbouw bij kal-
veren die behandeld waren tegen maag-
darm-worminfecties. Claerebout: \'In
het tweede seizoen bleek dit echter
slechts beperkte gevolgen te hebben
voor de resistentie en de resiliëntie van
de behandelde jaarlingen. Er werd bo-
vendien in het tweede weideseizoen
geen stijging van de weidebesmetting
waargenomen. De resultaten zijn zowel
afhankelijk van de intensiteit van de be-
handeling in het eerste seizoen als van
het niveau van de herinfectie van het
tweede seizoen. Groei en gezondheid
van de dieren blijven gehandhaafd.\'

MERIAL AWARD VOOR VEELBELOVENDE, BELGISCHE PARASITOLOOG

Amstelveen, 18 mei 1998 - Tijdens de wetenschappelijke voorjaarsbijeen-
komst van Nederlandse parasitologen in Soesterberg, is de jaarlijkse Merial
Award voor Parasitologie uitgereikt aan dr. Edwin Claerebout van de vak-
groep Virologie-Parasitologie-lmmunologie aan de Universiteit Gent in
België. Professor Albert Comelissen, voorzitter van de Nederlandse
Vereniging voor Parasitologie, omschreef deze keuze als \'een aanmoediging
voor een onderzoeker met veel doorzettingsvermogen, die een immer op-
gaande lijn in zijn werk vertoont\'. Claerebout nam de prijs, een geldbedrag
en een certiflcaat, tevreden in ontvangst: \'Dit is een welkome stimulans. Een
wetenschappelijke prijs voor een beginnende carrière\'. De Merial Award is
een aanmoedigingsprijs voor innovatief kwaliteitsonderzoek in de Benelux op
het gebied van humane en veterinaire parasitologie.

Gedegen onderzoek
Prof A. Comelissen, hoogleraar Para-
sitologie te Utrecht, spreekt zijn be-
wondering uit namens de jury: \'Het
onderzoek van Edwin Claerebout laat
een gedegen aanpak zien. Hij gaat niet
uit van vooronderstellingen, maar laat
de feiten spreken. Wel zijn er nog meer
proeven nodig met een groter aantal
proefbedrijven in een natuuriijke om-
geving, om helemaal zeker te zijn van
de stellingen van Claerebout. Maar
daar wordt momenteel hard aan ge-
werkt. Claerebout zelf moet zijn \'we-
tenschappelijke lat\' nu steeds hoger
blijven leggen.\'

-ocr page 416-

Omdat de voorgeschreven eerstedags-
enting tegen NCD bij kalkoenen een
goede preventie tegen TRT in de weg
staat en bovendien de bij kalkoenen
gebruikte NCD-entstof niet gebmikt
mag worden voordat de dieren veer-
tien dagen oud zijn, is het NCD-ent-
schema voor kalkoenen gewijzigd.
Het nieuwe entschema is als volgt:

GEWIJZIGD NCD-ENTSCHEMA KALKOENEN

Reproductiekalkoenen

Leeftijd van de dieren

Entmelhode

a. 2 weken

b. 4 weken

c. 8-10 weken

d. 20 - 23 weken

e. 25 - 30 weken

f. vervolg vaccinaties op basis van bloedonderzoek; bloedonderzoek verrichten
tot eind van de legperiode. Herenten bij een gemiddelde titer lager dan 4.5.

Spray of atomist

Atomist

Atomist

Atomist

Injectie

Atomist of injectie

Vieeskalkoenen

Leeftijd van de dieren

Entmethode

a. 2 weken

b. 4 weken

c. 8-10 weken

d. 16 weken

De vierde enting alleen uitvoeren indien de dieren langer dan 18 weken
worden aangehouden.

Spray of atomist
Atomist
Atomist
Atomist

Het nieuwe entschema is op 30 mei 1998 van kracht geworden.

\'BIJZONDERE FRIESE TWEELING\' GEBOREN IN CANADA

Op 16 april 1998 zijn respectievelijk
Theunis fan Bonnie View (vader Tjim-
me 275, draagtijd 322 dagen) en Ulske
fan Bonnie View (vader Lucas 324,
draagtijd 344 dagen) een paar uur na el-
kaar geboren op Bonnie View Farm,
Nobleford, Alberta, Canada bij Klaas en
Annelies Wiersma.

Klaas en Annelies Wiersma hebben een
dierenartsopleiding aan de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht gevolgd in
de zeventiger jaren en zijn 20 jaar gele-
den in 1978 geëmigreerd naar Canada,
waar ze nu onder andere Friese paarden
fokken.

Op 7 mei 1997 hebben de Wiersma\'s
Pierke fan Bonnie View geïnsemineerd
met gekoeld vers sperma van Lucas 324
(getimed per vliegtuig geïmporteerd

vanuit California, USA 2500 km) en de
daarop volgende hengstigheid (22 dagen
later) op 29 mei 1997 is Pierke fan
Bonnie View weer geïnsemineerd met
diepvries sperma (uit de tank) van
Tjimme 275.

Op 14 mei 1997 hebben ze bij Pierke fan
Bonnie View (van Lucas 324) een em-
bryo-flush gedaan en het embryo in de
baarmoeder van een Canadese harddra-
ver ingebracht. Vandaar de \'bijzondere
Friese tweeling\' van Pierke fan Bonnie
View op 16 april 1998.

VERKEERDE
TELEFOONNUMMERS

In het Diergeneeskundig Memorandum
van april 1998 wordt bij het artikel
\'Neonatologie van het veulen, deel 2\'
een tweetal telefoonnummers genoemd
om moederloze veulens in contact te
brengen met \'kinderloze\' merries. Deze
telefoonnummers blijken echter van
particulieren te zijn, die niets met paar-
den te maken hebben. Het goede tele-
foonnummer moet zijn: 070 - 311 03 67.

Noorse boskat, roepnaam Cooper
(rood/wit, langhaar, grote pluim-
staart, gecastreerd). Laatst gezien in
Nieuw-Loosdrecht (in omgeving van
zwembad).

HOGE BELONING!!!

Hij heeft tussen de schouderbladen

een Barcode van de NDG:

♦528210000115658*

OPROEP

VERMIST SINDS 15 MEM 998

Heeft u meer informatie gaarne contact opnemen
via telefoonnummer: 035-5825541.

-ocr page 417-

Verzekeringsmaatschappij Movir brengt
een nieuw soort arbeidsongeschiktheids-
verzekering op de markt waardoor ie-
mand die voor slechts 50% arbeidsonge-
schikt wordt verklaard, toch een uit-
kering van 100% krijgt.

De nieuwe arbeidsongeschiktheidsver-
zekering is speciaal ontworpen voor
vrijeberoepsbeoefenaren die in een
maatschap werken. Veel maatschap-
contracten gaan er vanuit dat iemand
die voor een deel arbeidsongeschikt
wordt, na enige tijd de maatschap moet
verlaten. Voor verschillende beroepen,
zoals die in de medische sector, leidt
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid tot
de praktische onmogelijkheid om het
beroep uit te oefenen.
Een gedeeltelijke uitkering heeft dan
vaak zorgelijke financiële gevolgen.

Verzekerden die minder dan 50% ar-
beidsongeschikt zijn hebben met deze
nieuwe arbeidsongeschiktheidsverze-
kering, die CombiSa/è wordt genoemd,
recht op een uitkering van 50%.
De premie van CombiSa/ê-verzekering
ligt 40% boven de gebruikelijke premie
van de arbeidsongeschiktheidsverze-
kering bij vrijeberoepsbeoefenaren.

MOVIR BRENGT NIEUW PRODUCT

BIJ GEDEELTELIJKE ARBEIDSONGESCHIKTHEID TOCH VOLLEDIGE UITKERING

Movir heeft aan deze CombiSa/é-ver-
zekering ook de mogelijkheid gekop-
peld om mensen die deels arbeidsonge-
schikt zijn geworden te assisteren bij
het vinden van een nieuwe baan. Dit
gebeurt dan wel op basis van vrijwillig-
heid.

Voor meer informatie: Jhr. mr. W.M.
deBrauw, telefoon: (030) - 6047420.

PREVENTIEF RUIMEN, EEN NOODZAKELIJK KWAAD

Daar de discussie over preventief rui-
men mij zeer interesseert, wil ik min of
meer in telegramstijl de volgende pun-
ten/argumenten inbrengen. U zult geen
nieuwe gegevens aantreffen, maar een
stukje realisme en ervaring.

Argumenten voor preventief ruimen:

1. Dichte varkensbezetting in delen
van Nederland, zowel per bedrijf
als in de regio.

2. Veel onderlinge contacten tussen
bedrijven, zoals personen, dieren,
transportmiddelen, ander materi-
aal, enzovoort.

3. Vervoersverbod voorkomt blijk-
baar niet alle contacten (ervarings-
feit).

4. Traceringsgegevens zijn niet altijd
betrouwbaar c.q. volledig; de
meest uitgebreide vragenlijsten en
grote deskundigheid van de tra-
ceerder voorkomen niet dat er
soms vraagtekens te plaatsen zijn
bij antwoorden/gegevens van de
varkenshouder, vervoerder, enzo-
voort. Tegengestelde belangen
spelen een rol, naast het niet meer
weten of denken dat bepaalde za-
ken niet belangrijk zijn voor de
tracering. De herkomst van de be-
smetting werd op 60 tot 80% van
de bedrijven niet achterhaald in de
jaren 1982-1985 (Terpstra); Zou
het nu veel beter zijn?

5. Gebrek aan epidemiologische des-
kundigheid en inzicht; maar mede
veroorzaakt door het genoemde in
punt 4.

6. Smetstofoverdracht is nog vaak
onduidelijk; waarom? Onder an-
dere door het genoemde in punt 4.

7. Soms serologisch positieve dieren
zonder dat er klinische verschijn-
selen zijn waargenomen. Hoe is
virus hier gekomen?

8. Soms verloopt de infectie sluipend
en duurt het dus lang voordat er
duidelijkheid is. Is dus een levens-
gevaarlijke situatie.

9. En in verband met het voorgaande:
afwachten is altijd achter de \'var-
kenspestmarkt\' aanlopen.

10. Teveel bezoeken aan bedrijven van-
wege klinisch onderzoek, bloed-
afhame, enzovoort bevorderen een
mogelijk smetstofoverdracht, zeker
als er zo massaal moet worden op-
getreden zoals in 1997.

11. Tijdsduur tussen besmetting en
het optreden van klinische ver-
schijnselen c.q. positieve serolo-
gie, is vaak lang (tot zeven weken
toe).

12. Preventief ruimen van buurtbe-
drijven is niet alleen ruimen van
een mogelijk besmet bedrijf, maar
ook het creëren van een varkens-/
virusvrije zone.

Ten slotte: Preventief mimen is naar
mijn overtuiging een noodzakelijk
kwaad, zolang we geen ringenting/
noodenting mogen toepassen met mar-
kervacein. Dit geldt met name in zeer
varkensrijke gebieden zoals we die in
Nederland kennen. Is het verschil in
inzicht tussen Terpstra en Postema niet
hierdoor te verklaren dat Terpstra de
zaak beziet vanuit het laboratorium
waar alles veel beter in de hand te hou-
den is, beter controleerbaar is en dus
ook veel betrouwbaarder. De praktijk
is veel weerbarstiger en je hebt met
veel factoren te rekenen die je niet of
maar zelden ten dele in de hand hebt
(zie met name ook punt 4).

Het op grote schaal doden van varkens
op niet besmette bedrijven is een groot
schandaal, zeker als het gaat om rede-
nen van welzijn. Zo gaan we toch niet
met de schepping om en zijn we geen
goede rentmeesters. In de epidemie
van 1997 behoorde verreweg het
grootste deel van de varkens die ge-
dood moesten worden tot de categorie
\'opkoopregeling\'. Tot 1990 redden we
het nog om het zogenaamde kmis-
merkvlees in het verkeer te brengen.
Nu is dit blijkbaar niet meer mogelijk
omdat verwerking, detailhandel en
consument dit vlees niet meer wenst te
verwerken c.q. te consumeren. Ons al-
ler schuld.

G. v.d. Kieft, Rosmalen

-ocr page 418-

Met stijgende verbazing en ergernis heb
iic kennis genomen van het artikel \'Een
koe is geen hond is geen kat is geen
mens\' en het commentaar van collega
Joma.

Denkt een apotheker na een fluttige
PAO-cursus of het hebben van enige
standaard werken op de plank zich te
kunnen meten met de achtergrondken-
nis van een dierenarts? In het kader
van de volksgezondheid hebben we
een diergeneesmiddelenwet, enzo-
voorts, IKB-regeling, erkende dieren-
artsen, ketenbewaking van de wieg tot
het graf. Moet daar nog een niet-geïn-
teresseerde apotheker dan in het geld
bijkomen, die niet te controleren is,
geen terzake kundig personeel heeft en
vaak niet aanwezig is?
Er worden zo al genoeg fouten gemaakt,
moeten nu ook nog diergeneesmiddelen
met humane artikelen verwisseld wor-
den?

Het apothekerskanaal is nu al niet wa-
terdicht, laat staan wanneer daar de
diergeneeskunde bijkomt. Na enig aan-
dringen is er van alles zonder recept te
krijgen, of weten de apothekers niet dat
het receptplichtig is.
De samenwerking staat nu nog hoog in
het vaandel, maar als dit doorgaat zijn
we uiteindelijk niets anders dan concur-
renten.

Waarom hamert de Maatschappij, in dit
geval de heer Joma, er niet op dat in het
belang van de volksgezondheid, con-
troleerbaarheid en veiligheid - verwis-
selen van medicijnen - dit een zeer on-
gewenste ontwikkeling is? De apothe-
kers-studie gaat wel erg lang worden
indien hij alle diergeneeskundige in-
formatie moet verwerken die wij in 6,5
jaar te verstouwen hebben gekregen.
Na extra PAO-cursussen Apotheker I
en II, herinrichting apotheek, arborise-
ren en zonodig certificeren, zal de
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
de Faculteit der Diergeneeskunde en de
Apotheek voor Diergeneeskunde zich-
zelf om zeep helpen omdat er geen die-
renartsen meer in het veld staan. Hoezo
consult, gauw een kuurtje halen bij de
apotheker, daar is alles te regelen. Het is
net zo goed hun boterham als de onze
die in het geding is.

! n

Graag zou ik het beleid in deze verne-
men van de Maatschappij, want aan een
slap commentaar en onzin over certifi-
cering, zoals in Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, 1998; 123 (7): 226-7, heb
ik niets (naschrift KNMvD bij artikel
\'Een koe is geen hond is geen kat is
geen mens\', red.).

Het is ook een beetje kinderachtig om
de certificering er weer bij te halen, die
overigens niet verplicht is. Maar ja,
misschien wordt het zo wel een overbo-
dige luxe. De toegenomen concurrentie
van buiten noopt ons tot een betere be-
waking van onze winkel en hebben we
een agressievere en alerte Maatschappij
voor Diergeneeskunde nodig. Na het
paard van Troje binnengehaald te heb-
ben, kunnen we er nog vanaf?
De Maatschappij verwijt ons altijd dat
wij niet kunnen rekenen, maar de hoog-
mogende heren hebben dan nu zeker
een vlaag van Alzheimer. Want zij die
verder gekeken hebben dan Nederland
weten dat wij niet alleen van onze han-
delingen kunnen leven en dat het apo-
thekerskanaal lek is en niet bekwaam.
Hopelijk worden de collega\'s eens
wakker en wordt er niet alleen maar
naar de dag van morgen gekeken en ook
eens achter de horizon en is Utrecht in
voor een hoop commentaar.

DE APOTHEKER ALS COLLEGA

Met vriendelijke groet,
Emanuel Mol, Voorhout.

Geachte heer Mol,

De KNMvD neemt uw kritiek naar aan-
leiding van het artikel over de oprich-
ting van een vereniging voor dieren-
apothekers en het naschrift van de
KNMvD zeer ter harte.
De KNMvD zal in één van de volgende
nummers van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde haar standpunt publi-
ceren inzake de distributie van dierge-
neesmiddelen via de apotheek. Hope-
lijk geeft dit standpunt een bevredigend
antwoord op uw vragen. Wij meenden
er goed aan te doen, uw ingezonden
brief alvast te publiceren.

Met vriendelijke groet,
mevrouw S.A.M. Deleu.

HILL\'S GROEIPRODUCT TEGEN SKELETONTWIKKELINGS-
STOORNISSEN BIJ PUPS

HilPs Pet Nutrition introduceert Hill\'s Science Plan Canine Growth voor pups
van Middelgrote en Grotere Rassen
om aan de behoeften van grotere rassen tij-
dens de vitale groeiperiode te beantwoorden. Deze voeding is ontwikkeld met
lagere hoeveelheden calorieën en calcium dan de normale Science Plan
Canine Growth. Dit om extreem snelle groei, hypercalcitonisme en overdruk
op de gewrichten tijdens de snelle groeifase te vermijden. Het product is ont-
wikkeld om te voeden vanaf het spenen tot 12 a 18 maanden, afhankelijk van
de grootte van het ras.

de ontwikkelingsstoornissen in het
beendergestel. Ook de voedingsme-
thodes bleken een invloed te hebben
op skeletontwikkelingsstoomissen.

De energiebehoefte per kilogram li-
Studies bevestigen dat een overdadige chaamsgewicht is bij groeiende pups
calorie- en calciuminname de twee be- van grotere rassen ongeveer tweemaal
langrijkste voedingsfactoren zijn bij dat van volwassen honden. De be-
hoefte is het grootst in de kritieke
groeifase na de geboorte en neemt af
met leeftijd en volwassenheid. Over-
matige energie in voeding, in eerste in-
stantie van vet afkomstig, kan leiden
tot een groeitempo dat te hoog ligt
voor een degelijke ontwikkeling van
het skelet. Dit resulteert in een hoger
aantal skeletafwijkingen bij honden
van grotere rassen.

Gelijktijdig met deze lancering intro-
duceert Hill\'s een nieuwe, kleinere
brok voor haar normale Science Plan
Canine Growth, om aan de behoeften
van pups van kleinere rassen te vol-
doen.

-ocr page 419-

iirii ill

m

VOORLICHTINGSVIDEO OVER HET ONTWORMEN VAN PAARDEN

Deze video bestaat uit twee aan ellcaar
gemonteerde bijdragen over het ont-
wormen van paarden, voor het tv-pro-
gramma \'Als je van paarden houdt ...
de Hoefslag\'. Deze uitzendingen zijn
vorig jaar door Janssen-Cilag gemaakt
in samenwerking met parasitoloog drs.
J. Boersema (Faculteit der Diergenees-
kunde te Utrecht).

De video toont de belangrijkste aan-
dachtspunten bij het ontwormen van
paarden en informeert de paardeneige-
naar over de risico\'s van wormen.
Vooral de noodzaak van regelmatig
ontwormen krijgt veel aandacht, omdat
daarmee veel problemen voorkomen
kunnen worden. In het weideseizoen is
een viertal ontwormingen met iver-
mectine in de regel voldoende om de ri-
sico\'s voor het paard tot het minimum
te beperken.

Om het belang van vier keer ontwor-
men per weideseizoen te onderstrepen,
geeft Janssen-Cilag deze zomer bij elke
vier tubes
Furexel-pasta een videoband
cadeau (zolang de voorraad strekt en al-
leen geldig via de dierenarts). Furexel-
pasta bevat ivermectine als werkzame
stof Ivermectine is werkzaam tegen de
meest voorkomende wormen, wormlar-
ven en een aantal ectoparasieten waar-
onder de horzellarven.
Met deze video wordt de ernst en nood-
zaak van een regelmatige ontworming
nog eens extra onder de aandacht ge-
bracht. Wij zijn ervan overtuigd dat de
video bijdraagt aan een effectiever ont-
wormingsregime van de Nederlandse
paardenpopulatie.

Het ontwormen van paarden wordt niet door iedereen even serieus genomen.
Om goed te ontwormen, is veel kennis nodig van de levenswijze van de ver-
schillende wormen. Vandaar dat de dierenarts nog regelmatig wormproble-
men tegenkomt. Reden voor Janssen-Cilag B.V. om hierover een voorlich-
tingsvideo te maken, getiteld: \'Als je paard je lief is\'.

GEEN TWEEDE OORMERK MEER NODIG BIJ FOKDIEREN

Sinds de invoering van het verplichte
UBN-nummer wordt vaak gebruik ge-
maakt van twee oormerken bij fokvar-
kens. Eén oormerk met het UBN-num-
mer en daamaast een oormerk met een
nummer voor de eigen fokadministra-
tie. Twee oormerken met dus ook een
dubbele kans op infecties, twee keer
werk voor het aanbrengen, twee keer
stress bij uw fokdieren en natuurlijk
ook de kosten van twee oormerken.
Om deze problemen te halveren intro-
duceert Schippers nu het \'Multiflex
Fokmerk Universeel\' (nu goedge-
keurd). Dit oormerk biedt plaats aan
het UBN-nummer en daamaast een
duidelijk leesbaar extra groot eigen
nummer. Hierdoor is geen tweede oor-
merk meer nodig. Het fokmerk is daar-
naast voorzien van I&R logo en de
NL-code en voldoet uiteraard aan alle
wettelijke eisen. De afmetingen zijn
4,9 X 4,1 centimeter.
Het oormerk is speciaal geconstmeerd
voor probleemloos aanbrengen. Door de
ingebouwde messenkop, de extra grote
afstand tussen de twee oormerkdelen en
de ingebouwde afvoer voor eventueel
wondvocht is de kans op ontstekingen
veel kleiner dan bij een normaal oor-
merk en geneest de wond sneller. Het
oormerk is ook veel diervriendelijker
dan de nu vaak gebmikte combinatie
van twee aparte oormerken.

De kosten van dit nieuwe Multiflex
Fokmerk Universeel zijn bovendien
ook veel lager dan de oude combinatie
van twee oormerken. Afhankelijk van
het bestelde aantal kost het nieuwe
oormerk tussen ƒ 0,42 en ƒ 0,50 per
fokdier. In vergelijking met het oude
systeem een besparing van al gauw
ƒ 0,85 per dier aan materiaalkosten.
Kortom: sneller, beter, goedkoper en
diervriendelijker.

Voor meer informatie kunt u terecht
hij: Schippers Bladel B. V., Bleijenhoek
Bh, 5531 BK Bladel. telefoon: 0497-
382017, fax: 0497-382096.

Eer literatuuroverzicht en onderzoek
naa- mineralisatie van de kraakbeen-
matix in de groeischijf; F. Fons. SR
71(798:41 pp.

Aciosoommorfologie bij tuig- en rij-
paa-den; D. Pors. SR 711/98: 16 pp.

Hei optreden van reciproke transloca-
tiesen de lokalisatie van fragile sites in
het karyotype van varkens; K.E. Kla-
ver. SR 712/98: 24 pp.

De prognose van Osteochondrose in
het femoro-patellair gewricht: een re-
trospectief onderzoek;
D.J. Key. SR
713/98:24
pp.

Hypertrofische osetopathie bij het
paard; J.A. Jellema. SR 714/98: 20
pp.

Polyneuropathie bij de kat; S.H.
Brounts. SR715/98:26pp.

OVERZICHT STUDENTENREFERATEN

Influence of veterinary care on the uri-
nary corticoid/creatinine ratio in dogs;
l.K. van Vonderen. SR 716/98: 18 pp.

De reactie van de utems van de merrie
op infusie van agentia; L.A. Boogert.
SR 717/98: 34 pp.

BRSV-vaccins in Nederiand; een eva-
luatie; P. Jelsma. SR 718/98: 39 pp.

Preventie van Feline Infectieuze
Peritonitis; E.T. Schout. SR 719/98:29
pp.

Onderzoek naar vroegtijdige detectie
van hyperketonaemie bij het mnd; J.
ten Bouwhuis. SR 720/98: 45 pp.

-ocr page 420-

Het poor performance syndroom: het
testen van paarden op de tredmolen; A.
Hermans. SR 721/98:25 pp.

Endometritis bij koeien, een literatuur-
overzicht; B.S.E. Voshaar. SR 722/98:
30 pp.

Het antithrombotisch effect van een
minimale dosis acetylsalicylzuur bij
het paard; M. Vossen en J. Pol. SR
723/98: 30 pp.

Kunstmatige inseminatie bij de geit op
Bonaire; een praktijkverslag; J.J.F.
Welmers. SR 724/98: 73 pp.

Enzymbepalingen van CK, AST en

iirii\'/i

LDH gedurende het eerste trainings-
jaar van tweejarige dravers; J.A. Mak.
SR 725/98:76 pp.

Echinococcus granulosis infecties, bij
de mens en de hond; S. Valkenburgh.
SR 726/98: 24 pp.

Morfologie en functionele veranderin-
gen in de cervix van de herkauwer tij-
dens de cyclus en rond de partus; J.
Deinum. SR 727/98: 27 pp.

Voeding van sledehonden; N.P.
Samson. SR 728/98: 31 pp.

Plasma prolactin, growth hormone and
progesterone concentrations in pseudo-
pregnant, hysterectomized and preg-
nant goats; J.E. Komalijnslijper, B.
Kemp, M.M. Bevers, H.A. van Oord en
M.A.M. Taveme. SR 729/98: 12 pp.

Het gebruik van p sympathicomime-
tica bij paarden met COPD; een litera-
tuuroverzicht; A. Asveld. SR 730/98:
47 pp.

Bestendig methionine en lysine en de
toevoeging daarvan aan het melkvee-
rantsoen; M. Abee. SR 731/98: 28 pp.

Rondcellige tumoren in huid en mond-
holte van de hond; S.A.M. van den
Berg, N.R. Feenstra en R.W.M. Schut-
telaars. SR 732/98: 100 pp.

In deze mbriek treft u informatie aan over een cursus dit najaar. Opgave is mogelijk via telefoon (030) 2517374, fax
(030) 2516490 of e-mail paod(^pobox.mu.nl. Ons volledige cursusaanbod kunt u, naast onze brochure, vinden op inter-
net pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

NIEUW CURSUSAANBOD VOOR PAARDENPRACTICI

Anesthesie paard (98/505), theoretisch gedeelte 29 sep-
tember 1998; 15.30-21.00 uur te Zeist; praktisch gedeelte
\'op locatie\' in week 41 en 42 (indeling hiervoor tijdens
theoretisch deel). Cursuskosten ƒ 900,- (inclusief diner 29
september 1998).

Doelgroep:

Dierenartsen die enige ervaring hebben met het anesthese-
ren van paarden en deze ervaring willen verdiepen en uit-
breiden.

Cursusdoel:

Vergroten van de basale en klinisch relevante kennis van
in de anesthesie gebruikte farmaca, anesthesie-methoden
en bewakingssystemen. Ontwikkelen van een zo mogelijk
uniforme benadering van anesthesie-procedures middels
protocollair werken en verslaglegging.

Cursusopzet:

De cursus bestaat uit een theoretisch deel en een praktisch

deel, een demonstratie/oefening \'op locatie\'.

Het theoretische deel bestaat uit twee blokken (dagdelen):

- In het eerste blok wordt aandacht besteed aan de vol-
gende onderwerpen:

* farmacologie van de in de anesthesie gebmikte far-
maca;

* toepassing van deze farmaca in de anesthesie van het
paard;

* keuze van een anesthesie-procedure.

- In het tweede blok komt aan de orde:

* bewaking van de anesthesie;

* verslaglegging van de anesthesieprocedure;

* protocollair werken.

De demonstratie/oefening op locatie houdt in een daad-
werkelijk uitgevoerde anesthesie-procedure (zowel intra-
veneus als inhalatie) zo mogelijk in een kliniek van één
van de aan de cursus deelnemende dierenarts. Hierbij ko-
men ook bewakingsmogelijkheden en therapeutische han-
delingen aan de orde, zoals meting van de bloeddmk,
bloedgasanalyse en kunstmatige ventilatie.
De cursusleider is dr. P. van Dijk, Vakgroep Algemene
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren, FdD. Het
aantal deelnemers aan de cursus is maximaal 30 personen.
Het theoretisch deel is plenair, voor het praktisch deel zal
de groep in kleinere groepen worden gesplitst.

Ter voorbereiding op de cursus komt een syllabus beschik-
baar met daar in opgenomen de diverse protocollen en be-
wakingsformul ieren.

-ocr page 421-

INTERVIEW MET PROJECTLEIDER DIERVEILIGHEID: KOOS VOERMANS

DIERVEILIGHEIDSINDEX BIEDT VARKENSHOUDERIJ
PERSPECTIEF

Een nieuw begrip in varkenshoudend Nederland: de dierveiligheidsindex. Deze
index betekent een perspectief voor de varkenshouderij die momenteel sterk
zoekende is naar een duurzame invulling van de toekomst. In de dierveiligheids-
index, die op het primaire varkenshouderijbedrijf van toepassing is, zijn ver-
scheidene gezondheids- en welzijnsfactoren verdisconteerd. Tevens zijn er mi-
lieu-aspecten in betrokken, die een relatie hebben met welzijn en gezondheid.
Ook in het Tijdschrift is er al melding van gemaakt; de dierveiligheidsindex kan
een belangrijke kapstok zijn voor de communicatie van de varkenshouder met
zijn afnemers. Want hoe meetje welzijn, milieu en gezondheid? Iedereen roept
om het hardst dat \'het\' beter moet, maar wat moet er precies beter? Welnu, om
deze vragen te beantwoorden is het meetinstrument dierveiligheidsindex ont-
wikkeld. De index kan berekend worden als een soort \'rapportcijfer\' voor een
varkenshouderijbedrijf. Hoe beter de varkens het hebben, hoe hoger het cijfer.
De trekker van het project Dierveiligheid is Koos Voermans, welbekend van zijn
voorzitterschap van de AUV. Maar ook in KNMvD-verband is hij zeer actief
(Groep Geneeskunde van het Varken). Thans zet hij zich fulltime in voor de
stichting Dierveiligheid. Het is de bedoeling dat de dierveiligheidsindex een sleu-
telrol gaat spelen in de zogenaamde kolomcertificering van de varkenshouderij.

Door Sophie Deleu

te Gilze Rijen. Alhoewel, gewoon kun
je hem ook weer niet noemen. Hij heeft
jarenlang zitting gehad in het bestuur
van de Groep Geneeskunde van het
Varken, is thans voorzitter van de AUV
en bestiert samen met zijn collega\'s een
zesmanspraktijk met vijf personeelsle-
den in het Gelderse Wehl. Het is vooral
zijn voorzitterschap van de AUV dat
hem op het huidige spoor heeft doen be-
landen. De dierenartsencoöperatie is,
zoals wellicht bekend, lid van de
Nederlandse Coöperatieve Raad voor
land en tuinbouw (NCR) en de leden
van deze organisatie hebben samen met
de KNMvD de dierveiligheidsindex ge-
lanceerd (maart 1997). De index biedt
een oplossing voor de emstige imago-
problemen waarmee de varkenshoude-
rij op dit moment kampt. Voermans
was vanaf de aanvang bij de problema-
tiek betrokken en zet zich voor de volle
honderd procent in voor de invoering
van de dierveiligheidsindex in de
Nederlandse varkenshouderij.

COMPLEXE PROBLEMATIEK
\'We moeten ons goed afvragen
waarom het imago van de varkenshou-
derij zo slecht is\', betoogt Voermans.
\'Volgens ons is het in realiteit niet zo
slecht gesteld met het welzijn - en ze-
ker niet met de gezondheid - van onze
varkens, alleen is de problematiek zeer
complex van aard. En dat communi-
ceert heel lastig. We hebben dus de
dierveiligheidsindex geïntroduceerd,
waarmee dierzorg - dat is gezondheid
en welzijn - meetbaar wordt. De var-
kenshouder kan de samenleving hier-
mee garanderen dat zijn varkens een
\'fatsoenlijk\' dierenleven hebben. Fat-
soenlijk in de zin van: naar de normen
en waarden van de samenleving. We
moeten ons daarbij wel realiseren dat
veranderingen niet alleen op de pri-
maire bedrijven moeten plaatsvinden.\'
Er zijn in het verleden meer initiatie-
ven geweest om de kwaliteit van het
varkensvlees en de marketing ervan te
verbeteren, zoals Integrale Keten Be-
heersing (1KB). Wat onderscheidt dit
project Dierveiligheid van 1KB? Voer-
mans legt uit dat 1KB als kwaliteitssys-
teem gericht is op het product: het
stukje vlees. De dierveiligheidsindex
is echter ontworpen voor het primaire
bedrijf de manier van varkens houden.
Het gaat om het verkrijgen van een \'li-
cense to produce\'. De index moet aan-
geven hoe het op een bedrijf gesteld is
met gezondheid, milieu en vooral met
welzijn. De dierveiligheidsindex is dus
een nieuw begrip. \'We willen graag
een kwaliteitsniveau definiëren en dat
niveau verbreden\', aldus Voermans.
De index is op alle varkenshouderijbe-
drijven meetbaar.

Wie is Koos Voermans? Tot voor kort
een gewone, zevenenveertigjarige prac-
ticus, afkomstig uit een \'agrarisch nest\'

DIALOOG MET AFNEMER
Het project Dierveiligheid moet dus in
zijn algemeenheid het niveau van de
varkenshouderij verbeteren en moet
het tevens mogelijk maken een dialoog
aan te gaan met de afnemer over de
manier waarop de varkens gehouden
worden. \'Maar wel in de goede volg-
orde\', waarschuwt Voermans: \'Eerst
de beweging in gang zetten en dan pas
communiceren. De sector is te lang een
besloten groep geweest en de consu-
ment is geschrokken van de ontwikke-
lingen in de varkenshouderij.\'
Om een beter inzicht te krijgen in de
imagoproblematiek hebben de initia-
tiefnemers een aantal \'kritische ken-
merken\' van de varkenshouderij op een
rijtje gezet. Zo is de stmctuur van de

-ocr page 422-

sector een gegeven, met de schaal-
grootte, de kostprijsstrategie en de pro-
ductstrategie. Verder zijn de maat-
schappelijke randvoorwaarden, zoals
milieubelasting, diergezondheid, wel-
zijn en mimtelijke ordening aan gren-
zen gebonden en is het overheidsbeleid
gericht op productiebeperking en vrij-
waring. Tot slot liggen imago en identi-
teit van de varkenshouderij mijlenver
van elkaar verwijderd. Voermans: \'Het
is voor de varkenshouder moeilijk om
binnen deze grenzen
perspectiefvol te in-
vesteren en te produ-
ceren. Groeien zit er
voor velen niet meer
in - integendeel! - dus
je moet het zoeken in
de kwaliteit.\'

NIEUWE
BEGRIPPEN
De term dierveilig-
heidsindex is om-
geven door tal van
nieuwe begrippen,
vandaar een korte toe-
lichting op de stmc-
tuur van de projector-
ganisatie. Om de
dierveiligheidsindex,
die zoals gezegd het
welzijn, het milieu en
de gezondheid op het
primaire bedrijf om-
vat, te ontwikkelen en
als instmment te pro-
moten, is de stichting
Dierveiligheid opge-
richt. Voermans is
hiervan de directeur.
(Zie voor de deel-
nemende organisaties
het kader op bladzijde
393.)

Het project Diervei-
ligheid maakt deel uit
van het streven naar
een hoger doel: ko-
lomcertificering. Een
aantal organisaties,
namelijk de Land- en
Tuinbouw Organisa-
tie (LTO), de mengvoederindustrie
(FOOM), het slachterijwezen (COV)
en de KNMvD, hebben een convenant
getekend dat zij zich in zullen zetten
voor de kwaliteitsverbetering en certifi-
cering van de gehele varkensproductie-
kolom. Dit streven is \'een tandje hoger\'
dan het plan van de Productschappen
voor Vee en Vlees (PVE) en de LTO sa-
men om de varkenshouderij te reorgani-
seren, dat door de minister van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij werd
afgedaan met \'to late, to little\'. Het be-
langrijkste doel van de kolomcertifice-
ring is het op elkaar afstemmen van de
verschillende kwaliteitssystemen in de
varkenshouderij. Daamaast is overleg
met maatschappelijke organisaties
noodzakelijk om de huidige normen en
waarden van de samenleving ten aan-
zien van het houden van dieren te laten
doorklinken.

Een verschil met eerdere initiatieven is
verder dat de verantwoordelijkheid
voor de reorganisatie geheel door het
bedrijfsleven zelf genomen en gedra-
gen wordt. De rol van de overheid en
de PVE (publiekrechtelijk) is dan ook
slechts die van kennisleveranciers.
\'Want als je die verantwoordelijkheid
niet neemt, om welke reden dan ook,
zie je wat er gebeurt: je wordt om de
oren geslagen met middelvoorschrif-
ten in plaats van doelvoorschriften, zo-
als generieke korting. Dat is een kei-
harde maatregel en een emstige
waarschuwing voor de sector\', zegt
Voermans.

RESEARCH AND DEVELOPMENT
Wat is nu de taak van de dierenarts in dit
geheel? Voermans: \'We hebben een ge-
zamenlijke activiteit met een doel voor
de sector. Onze taak is kortgezegd \'re-
search and develop-
ment\'. We zijn im-
mers bij uitstek thuis
in diergezondheid en
welzijn. Dit dreigt de
achillushiel te worden
van de sector. Een
model voor een brede
samenwerking in de
sector is een voor-
waarde. Beleid geba-
seerd op productiebe-
perking is achter-
haald. Het gaat erom
dat je voorwaarden
stelt aan de manier
waarop je in Neder-
land varkens mag
houden.\'

Ook de projectleider
is er namelijk met
de sector van over-
tuigd dat we niet op
de oude voet verder
kunnen gaan, nog
even afgezien van de
varkenspest, die de
hele varkenshouderij
in een stroomver-
snelling heeft ge-
bracht: \'We produce-
ren een buikproduct,
tegen bodemprijzen.
Het wordt tijd dat we
een kwaliteitssegment
opzoeken.\'

En de markt? Wat te
doen als straks blijkt
dat niemand op vlees
zit te wachten met
een hoge dierveilig-
heidsindex, of dat
best wil, behalve als het meer kost?
Volgens Voermans is marktwerking
alleen nog een kwestie van tijd: \'De sa-
menleving accepteert gewoon niet
meer dat wij op de huidige voet voort
gaan. Grote supermarkten willen
straks alleen nog vlees afnemen als de
dieren op een - naar hun mening - ac-
ceptabele wijze gehouden worden. Als
je je als varkenshouder niet aanpast.

-ocr page 423-

\' < (.•-i VH^ tit\':, t.,/ .; .A ,.

heb je straks geen perspectief meer. De
politiek stelt nu reeds het bestaans-
recht van de varkenshouderij ter dis-
cussie.\'

We hebben nog 20.000 varkenshoude-
rijbedrijven in Nederland en dat aantal
loopt hard terug. Er moet dus wel wat
gebeuren. \'Maar je moet wel onderin
de keten beginnen, op het primaire be-
drijf, samen met gemotiveerde onder-
nemers\', stelt Voermans. \'Anders gaan
de hakken in het zand.\'

KORTSLUITEN EN SAMENWER-
KEN

Hoe gaan we het concreet aanpakken?
Voermans: \'Het is de bedoeling om het
varkenshouderij bedrijf kort te sluiten
met de slachterij. Verder willen we een
samenwerking bewerkstelligen tussen
de varkenshouder, zijn dierenarts en de
voorlichters van de Dienst Landbouw
Voorlichting (DLV) en de mengvoer-
fabrikanten. We noemen deze samen-
werkingsverbanden dierveiligheids-
kennisassociaties (kenniscoöperaties).
Je kunt het vergelijken met de succes-
volle producentenverenigingen in de
tuinbouw.\'

Is er reeds veel belangstelling voor het
project? Voermans vertelt dat van de
varkenshouders vooral jonge ondeme-
mers zich aanmelden. Zij willen graag,
want ze hebben immers alle belang bij
een goed perspectief, terwijl ze zich
soms nauwelijks raad weten met vage,
complexe regelgeving omtrent het
houden van dieren in Nederland.
Er is daamaast reeds een veertigtal die-
renartsenpraktijken betrokken bij het
project. Voermans: \'We zijn nu vooral
bezig met de ontwikkeling van de dier-
veiligheidsindex en de opzet van vier
kwaliteitsniveau\'s: het eerste niveau is
een basiszorgsysteem, maar er zijn mo-
gelijkheden voor de varkenshouder om
te excelleren in welzijn en gezondheid.
En dat moet natuurlijk weer gecommu-
niceerd worden.\' Gelukkig wordt de
stichting onder meer inzake communi-
catie en educatie ondersteund door het
NICE (the Netherlands Institute for
Cooperative Entrepreneurship) en het
EMDC (Executive Management De-
velopment Centre), beide verbonden
aan de Universiteit Nijenrode te
Breukelen (ir. P. van Boekel). Er wor-
den programma\'s ontwikkeld geba-
seerd op het thema \'maatschappelijk
verantwoord ondememen in de var-
kenshouderij\'.

Er gaat binnenkort reeds een pilotpro-
ject van start om het prototype van de
dierveiligheidsindex te toetsen. Na de
zomer worden landelijk pilotgroepen
opgestart vanuit de de deelnemende
dierenartsenpraktijken.
Het project Dierveiligheid duurt in
eerste instantie drie jaar, dus tot het
jaar 2000. De impact op de dierenarts
kan groot zijn. De dierveiligheidsin-
dex maakt straks integraal onderdeel
uit van het erkenningssysteem voor de
dierenarts in de varkenshouderij. Deze
erkenning komt bovenop de GVP-er-
kenning en houdt onder meer in dat de
varkensdierenarts aantoonbaar moet
investeren in kennisvermeerdering.
Natuurlijk zullen ook de verdere ont-
wikkelingen in IKB bepalend zijn voor
de denkomslag die de varkenshouderij
moet maken.

Voermans realiseert zich dat de mate-
rie voor de argeloze lezer erg ingewik-

Stichting Dierveiligheid

Doelstellingen:

* het ontwikkelen van een dierveiligheidsindex en begeleiding van bedrijfs-
ontwikkelingen om varkensbedrijven daarmee perspectief te bieden

* het tot stand brengen van kennis-associaties tussen varkenshouders onder-
ling, hun dierenartsen en voorlichters ter ontwikkeling en verspreiding van
kennis op het gebied van diergezondheid en dierwelzijn

* het doen aansluiten van dierveiligheidscertificering bij (ISO-)certificering
in de toelevering van diervoeder, de voortbrenging van dieren, de productie
van varkensvlees, de verwerking en de distributie

* regulier overleg en betrokkenheid met maatschappelijke organisaties

Deelnemende organisaties:
de Nationale Coöperatieve Raad voor de land- en tuinbouw (NCR)

* de Rabobank Nederland

* CehaveVeghel

* Dumeco Boxtel

* Landbouwbelang Roermond

* de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD)

* dierenartsencoöperatie Ad Usum Veterinarium (AUV)
de Faculteit der Diergeneeskunde

* de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO)-Nederland

* de stichting Gezondheidsdienst voor Dieren (GD)
Het aantal deelnemende organisaties wordt uitgebreid.

Betrokken organisaties:

* de Universiteit Nijenrode

* de Landbouw Universiteit Wageningen (LUW)

* Proefonderzoek Varkenshouderij (PV)

* het Informatie en Kennis Centmm (IKC)

* het Agrarisch Telematica Centmm (ATC)

* de Novad Coöperatie Ideëel (NCI)

* de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (Dierenbescherming)

* Federatief Overleg Orgaan Mengvoederindustrie (FOOM)

* Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV)

Kennisleveranciers/adviseurs:

* het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV)

* de Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren (PVE)

keld kan overkomen. \'Als dierenartsen
meer informatie willen, kunnen ze zich
abonneren op de nieuwsbrief Verder
ben ik altijd bereid het de projecten
van de stichting Dierveiligheid - dier-
veiligheid, communicatie en innovatie
- toe te lichten.\' Voermans heeft de af-
gelopen tijd talloze dierenartsenprak-
tijken bezocht, om dierenartsen uit te
leggen wat het de projecten inhouden.
In essentie is het idee echter heel sim-
pel en zo oud als de straat: als je dieren
houdt, dan zorg je er goed voor.

Voor meer informatie: J.J.M. Voer-
mans, telefoon privé: 0314-681090, fax:
0314-682050, bureau KNMvD tele-
foon: 030-2510111, fax: 030-2511787,
E-mail: knmvd@pobox.ruu.nl.

-ocr page 424-

Iii 11 i I É

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK
JANUARI-MAART

AANBOD

In het eerste kwartaal van 1998 zijn 39
diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake
van een geringe afname van het aantal
dierenartsen dat per direct op zoek was
naar fulltime werk (in januari waren
dit er 109 en in maart 104). Van de 104
dierenartsen die in maart ingeschreven
stonden, zocht 62% een functie in de
gezelschapsdierenpraktijk en 38% in
de gemengde of landbouwhuisdieren-
praktijk.

Bij de Vacaturebank is ook een groep
dierenartsen ingeschreven die op zoek
is naar parttime werk. Deze groep is in
het eerste kwartaal van 1998 groter ge-
worden (van 63 dierenartsen in januari
naar 70 dierenartsen in maart). Het
grootste deel is op zoek naar een baan
in de gezelschapsdierenpraktijk (81%);
19% zoekt werk in de gemengde of de
landbouwhuisdierenpraktijk. Het aan-
tal vrouwen is in deze groep veel groter
dan het aantal mannen; 94% van de
groep bestaat uit vrouwelijke dierenart-
sen.

In het eerste kwartaal van 1998 is er sprake van een geringe afname van het
aantal dierenartsen dat op zoek is naar fulltime werk. De groep dierenartsen
die op zoek is naar parttime werk is juist groter geworden. Het gemiddelde
aantal aanvragen wat is binnengekomen voor waarnemingen in gezelschaps-
dierenpraktijken is ten opzichte van het laatste kwartaal van 1997 nogal ge-
stegen: van 12 naar 26. In de landbouwhuisdierensector is het aantal aanvra-
gen 11.

5

Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden januari
tot en met maart iets afgenomen tot 64
dierenartsen. Van deze dierenartsen
zocht 69% op termijn een functie in
een landbouwhuisdierenpraktijk en
31% in een gezelschapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat is in het eerste
kwartaal iets toegenomen; in januari
waren dit er 43 en in maart 45.

Door Corine van Kalles

VRAAG

In het eerste kwartaal van 1998 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 26
aanvragen per maand binnengekomen
voor waamemingen in gezelschaps-
dierenpraktijken en 11 aanvragen per
maand voor waamemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenprak-
tijken. Dit heeft te maken met het feit
dat praktijken reeds in deze periode
begonnen zijn met het zoeken naar een
waarnemer voor de zomervakantie.

Wat betreft vaste banen zijn er in de
maanden januari tot en met maart 19 ba-
nen in gezelschapsdierenpraktijken
aangeboden (waarvan 11 parttime) en
15 banen in gemengde of landbouw-
huisdierenpraktijken (waarvan één
parttime). Daamaast werd er één baan
buiten de praktijk aangeboden. Twaalf
banen in gezelschapsdierenpraktijken
zijn inmiddels ingevuld door vrouwe-
lijke dierenartsen. Van de 15 banen in
gemengde of landbouwhuisdierenprak-
tijken zijn er inmiddels 13 ingevuld; zes
door vrouwelijke dierenartsen en zeven
door mannelijke dierenartsen. De baan
buiten de praktijk is ingevuld door een
vrouwelijke dierenarts.

Voor meer informatie of diensten van
de vacaturebank: Corine van Kalles,
Bureau van de KNMvD, telefoon:
030-2510111.

-ocr page 425-

Arnoud is geboren op 31 augustus
1973 te Loosbroek, een klein plaatsje
15 kilometer ten oosten van \'s-
Hertogenbosch. Hij heeft elke ochtend
een fijne treinreis voor de boeg van \'s-
Hertogenbosch naar Utrecht.
Na de lagere en middelbare school is
Arnoud in Oss naar de Middelbare
Agrarische School gegaan. Na deze
opleiding met een diploma te hebben
afgesloten, stond hij voor de keuze om
in het melkveebedrijf van zijn ouders
te stappen of naar de Hogere Agra-
rische School te gaan. Hij koos voor
het laatste, want de melkveehouderij
van zijn ouders was niet groot genoeg
om meteen twee volledige arbeids-
krachten te herbergen. Na flink stude-
ren, veel lol en veel leuke contacten is
hij juli 1997 afgestudeerd.
Vanwege de varkenspest lagen de ba-
nen niet voor het oprapen en dus
meldde Arnoud zich bij de RVV aan
om de varkenspest te helpen bestrij-
den. Dat was voor hem een ideale kans
om veel verschillende varkensbedrij-
ven te zien, maar ook veel dierenart-
senpraktijken. Na zijn werkzaamhe-

NIEUWE SECRETARIAATSMEDEWERKER
VOOR KWALITEITSZORG

Sinds 1 mei 1998 heeft het secretariaat van de KNMvD een medewerker erbij,
die zich voornamelijk met de verschillende kwaliteitssystemen (IKB/KKM)
zal bezighouden. De 24-jarige Arnoud van der Wijst is zeer enthousiast over
deze werkzaamheden, waar hij zijn handen vol aan denkt te hebben. Arnoud
volgt Geesje Rotgers op, die bij de Produktschappen voor Vee, Vlees en
Eieren is gaan werken.

den bij de RVV en werk bij een lokale
ijzerwarenhandel is hij terechtgeko-
men bij de
KNMvD.
Zoals gezegd zullen zijn werkzaamhe-
den voomamelijk gericht zijn op de ver-
schillende kwaliteitssystemen, waaraan
hij, zeker in het begin, zijn handen vol
zal hebben.

\'HET SOCIALE GEBEUREN\'

Locatie: Emmen, Drenthe
Thema : \'Vaccinatie\'
Datum : 1 oktober: Sportdag

2 oktober: Congres/Feestavond

3 oktober: Jaarvergadering

KNMvD

Als u nog nooit in Emmen geweest bent
dan krijgt u nu de kans deze stad van
dorpen in Zuid-Oost Drenthe te ontdek-
ken.

Weliswaar in de periferie van Nederland
gelegen, maar in het Europa zonder
grenzen ligt deze mooie bos- en lom-
merrijke stad toch centraal voor u. En
wij denken toch allemaal Europees, niet
waar? Via de A28/N37, de N381 en de
N34 of met de trein vanuit Zwolle komt
u er gemakkelijk vanuit alle delen van
het land.

U kunt hier uw vrienden, kennissen en
collega\'s weer ontmoeten. Bijvoorbeeld
op de
Sportdag waarop gebridged en ge-
tennist wordt in het sportcentrum \'de
Giraf of waarop u een balletje kunt
slaan op de unieke 18-holes golfbaan
\'De Gelpenberg\' in het mooie Drentse
dorp Aaide. Houdt u van voetbal, hoc-
key, kaatsen of hardlopen, dan kunt u te-
recht in het fantastische sportpark \'de
Meerdijk\' aan de rand van de Hondsrug,
\'s Avonds zien we elkaar bij het buffet
in\'de Giraf.

Kunt u 1 oktober aanstaande niet? Kom
dan 2 oktober naar het
Congres in het
congrescentrum \'de Giraf Hier wordt
voor de eerste maal de \'Geert Reinders-
penning\' uitgereikt en zal het verdere
verloop van de dag in het teken van
\'Vaccinatie\' staan. In de lunchpauze
kunt u genieten van een \'Drentse koffie-
tafel\' en de dag zal afgesloten worden
met een
Feestavond, waar u kunt genie-
ten van een voortreffelijk diner, be-
schaafde dans- en swingmuziek en...?
De partners die niet naar het congres
gaan worden uiteraard niet vergeten.
Voor hen is er een uitgelezen
Part-
nerprogramma,
dat hen zal voeren over
de kruinen van de bomen in de bossen
van Borger of hen zal brengen tussen de
wilde dieren in het Noorderdierenpark.
Wil men Drenthe anno 1830 meema-
ken, ga dan mee naar het dorp Orvelte.
Op 3 oktober aanstaande zien we el-
kaar weer op de
Jaarvergadering in
\'de Giraf of u gaat de Vlinderstad
Emmen bezoeken. Ovemachten in
Emmen? Geen probleem! Ruim 30 ho-
tels in onder andere Emmen, Odoom,
Exloo en Borger staan voor u ter be-
schikking.

JAARCONGRES 1998

\'In de joar \'n die sijn verstriek \'n is Emm \'n m groate stad word \'n,
moar diep in sun hart is ut \'n durp bliev\'.

Wij kunnen u nu al de arrangementen
aanbevelen die u door diverse hotelon-
dememers aangeboden gaan worden,
want Emmen nodigt uit voor een langer
verblijf

Noteer in uw agenda: 1, 2, 3 en .... ok-
tober 1998;
Emmen.

De Congrescommissie

-ocr page 426-

JOL

n 1 ■

Dat geldt zeker voor allen die de golf-
sport beoefenen en zich nu al verheu-
gen op de jaarlijkse sportdag die, voor-
afgaande aan het Jaarcongres, ge-
houden zal worden op donderdag 1 ok-
tober 1998. Vanzelfsprekend zijn alle
golfende dierenartsen en golfende
partners welkom.

Plaats van handeling is dit jaar het oud-
ste golfterrein in Drenthe: \'De Gelpen-
berg\'. Dat we spelen tussen heide, jene-
verbessen en berkenbomen zal niemand
verbazen, maar sinds de uitbreiding in
1993 kunnen we ook hier kennis maken
met water, want een grote waterplas in
het nieuwe gedeelte eist de aandacht en
de nodige vaardigheid van de spelers op
hole 7,8 en 11. Om het nog interessanter
te maken en om duidelijk te maken dat
we uiteindelijk toch op zandgrond spe-
len, vinden we op de 18e hole \'de groot-
ste bunker van Europa\' dwars over de
fairway. In verband met het stijgend
aantal golfers in de beroepsgroep is het
van belang tijdig opgave te doen van
deelname, omdat het aantal deelnemers
tot ongeveer 60-65 beperkt gaat worden.
De volgorde van binnenkomst van de
aanmeldingen (schriftelijk via het bu-
reau van de KNMvD) zal bepalend zijn.

Er wordt een 18 holes stableford wed-
strijd gespeeld. Het is de bedoeling om
\'s morgens negen holes te spelen en na
een lunchpauze de tweede negen holes.
Vanaf 09.00 uur is er koffie voor de
deelnemers (en eventuele supporters).

U wordt vriendelijk verzocht om bij
uw opgave uw handicap te vermelden.
Voor deelname is minimaal een GVB
vereist.

Met vriendelijke groet namens de
sportcommissie,

L.M. Otto, coördinator Golf

EEN KOLFJE NAAR ZIJN/HAAR HAND

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aanjsemeld dc vol-
gende collegae:

Duijnhoven, E.A.J. van; 1998; 6582 BB Heu-
men; Looistraat 63

Engelen, E. van; 1998; 3731 GC De Bilt;
Utrechtseweg 429.

Radier, Mevr. O.; 1902 KS Castricum; Kievit
16.

Verkroost, M.; 1998; 3732 EM De Bilt; Burg. de
Withstraat 62.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse

Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft

het Hoofdbestuur aangenomen:

Albone, Mevr. S.J.; Glasgow-1996; 3554 AT

Utrecht; Van Hoomekade 169.

Arts, Mevr. M.E.C.A.; 1996; 6964 BG Hall;

Rhienderenseweg 29.

Begtasevic, F.; Sarajevo-1989; 3843 XL Har-
derwijk; G. Borgesiuslaan 407.
Broens. Mevr. E.M.; 1998; 5473 KS Heeswijk-
Dinther; Hogeweg 1.

Dijk. J. van; 1998; Rugby, Warwickshire CV21
2TQ (Verenigd Koninkrijk); 85 Manor Road.
Duijser, A.F.M.; 1983; 1862 CX Bergen (NH);
Natteweg 2 D.

Gaarenstroom. Mevr. M.M.; 1998; 8435 VN
Donkerbroek; \'t West 40.
Jong, J.A.H.M. de; 1997; 6039 BC Stramproy;
Parklaan 31.

Personalia

Karthaus. D.P.; 1998; 3511 MR Utrecht; Albert
Verweijstraat 13.

Kersten-Klomp, Mevr. Y.C.J.; 1997; 1508 WB
Zaandam; Leverkruidweg 17.
Key. Mevr. D.J.; 1997; 3512 LL Utrecht;
Nieuwegracht 153.

Kolk. A.P. van der; 1984; 1402 AE Bussum;
Huizerweg60.

Kolk. B. van der; 1998; 9434 TC Eursinge (gem.
Westerbork); De Cïooms 10.
Lussing, Mevr. M.M.; 1998; 1018 WA Amster-
dam; Jacob Burggraafstraat 6.
Mulder, Mevr. A.M.C.; 1998; 3514 TZ Utrecht;
Nieuwe Keizersgracht 36 bis.
Philippen. L.A.L; 1980; 6301 PG Valkenburg
(L); Groenstraat 23.

Schep. J.; 1979; 3262 JH Oud-Beijerland; Oost
Voorstraat 90-92.

Smeets, Mevr. S.; 1998; 6077 GP Sint Odiliën-
berg; Bunderstraat 26.

Spaargaren. S.; 1956; 1231 LD Loosdrecht;
Nieuw-Loosdrechtsedijk 194.
Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 3523 KC Utrecht;
Roelof Droststraat 22.

Terwee. J.A.; 1987; 1398 AL Muiden; Kloos-
terstraat 53.

Thate. Mevr. F.M.; 1998; 3581 TT Utrecht;
Doornstraat 6.

Veenkamp, Mevr. A.E.; 1998; 5388 VS Nistel-
rode; Langstraat 29.

Wools, T.J.M.; 1981; Paradera (Amba); Seroe
Preto 19.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Klaassen, Mevr. D.M.B.; 3571 AE Utrecht; Van
Lieflandlaan 78.

Rijnders, Mevr. C.K.L.; 3524 JR Utrecht; Fili-
pijnen 276.

JUBILEA:

A.W. Groenwoud te Assen, afwezig, 65 jaar. 18
juni 1998

H.A. van den Berg te Goor, afwezig, 50 jaar, 19
juni 1998

J.E.G.J. Hartgers te Den Ham, afwezig, 50 jaar,
19juni1998

W.T. Koopmans te Joure, afwezig, 50 jaar, 19
juni 1998

B.J. Pieper te Mijdrecht, afwezig, 25 jaar. 20
juni 1998

M.P. Schaub te Zaamslag, aanwezig, 25 jaar. 27
juni 1998

Mevr. C.L. van Amerongen-Overgaauw te Nij-
megen, afwezig, 25 jaar, 29juni 1998
J.W.M. Miltenburg te Erp. afwezig, 25 jaar. 29
juni 1998

W.B.J. Oosting te Nieuw-Amsterdam, afwezig,
25 jaar, 29 juni 1998

Dr. R.W. Paling te Houten, afwezig, 25 jaar, 29
juni 1998

W.Th.G. Vullings te Veenendaal, aanwezig, 25
jaar, 29 juni 1998

G. Beekman te Almelo, afwezig, 25 jaar, 29 juni
1998

Dr. P. van Beukelen te Utrecht, afwezig, 25 jaar,
29juni 1998

Th.J. Hendriks te \'s-Gravenhage, afwezig, 25
jaar, 29 juni 1998

F.J.P.J.E. van Gooi te Sainte Foy les Lyon
(Frankrijk), aanwezig, 25 jaar, 29 juni 1998

C.D.B. Sijpkens te Malden, afwezig, 25 jaar, 29
Juni 1998

S. Tichelman te Steenderen, afwezig. 25 jaar. 29
juni 1998

K. Weijer te Woerden, afwezig. 30 jaar, 30 juni
1998

Dr. A. Osinga te Goutum. aanwezig, 45 jaar, 30
juni 1998

N.J. Bouwman te Glimmen, afwezig. 50 jaar, 3

-ocr page 427-

juli 1998

J. Driessen te Voorburg, afwezig, 45 jaar, 4 juli
1998

J.J.G.M. Oomen te Ulvenhout, afwezig, 30 jaar,
5 juli 1998

J.W. Laveaux te Kessel (L), afwezig, 40 jaar, 7
juli 1998

G. Porte te Apeldoorn, afwezig, 35 jaar, 8 juli
1998

Mevr. I.e. Verhaar-Loeber te Emmeloord, af-
wezig, 35 jaar, 8 juli 1998
A. Snijders te Ruurlo, afwezig, 35 jaar, 8 juli
1998

W. Wouda te Ureterp, afwezig, 25 jaar, 9 juli
1998

B R. de Vries te Zuidwolde (D), afwezig, 50
jaar, 9juli 1998

E K. Welling te Blaricum, aanwezig, 25 jaar, 9
juli 1998

P. Huchshom te Bameveld, afwezig, 45 jaar, 10
juli 1998

A. Langevoort te Enschede, afwezig, 45 jaar, 10
juli 1998

Mevr. D.M. Grootenhuis-Wolting te Naarden,
afwezig, 40 jaar, II juH 1998
W.H.M. van lersel te Sint-Oedenrode, afwezig,
40 jaar, 11 juli 1998

OVERLEDEN:

Op 9 mei 1998 Drs. D.M.N. van Vuren te Erp.
Op 19 mei 1998 Drs. J.F de Haas te Winterswijk.
Drs. Th. Smit te Witharen.

PROMOTIE:

Op 4 juni 1998 Drs. B.E.C. Schreuder te Lely-
stad.

Op 16 juni 1998 Drs. G.J. Ubbink te Utrecht.

Voor het dierenartsen-examen van 8 mei
1998 zijn geslaagd:

Arendzen, Mevr. I.
Berg, Mevr. J.B.M. van den
Binnekade, Mevr. N.
Cohen, S.

Duijnhoven, E.A.J. van
Elsinghorst, Mevr. A.
Engelen, E. van
Engmann, Mevr. S.M.
Holthuis-Entjes, Mevr. W.J.
Kaspers. Mevr. A P.
Koning-Svendsen. Mevr. L.M.
Krooshoop, Mevr. G.E.H.
Megens, Mevr. M.
Radier, Mevr. O.
Smit, S.J.
Tas, Mevr. P.A.
Veldpape, Mevr. M.
Ven, Mevr. M.C.M. van der
Vonderen. Mevr. l.K. van
Warmerdam, P.J.

MUTATIES:

Aken, N. van; 1997; 3981 ZM Bunnik;
Vletweide 50; lel. 030-6025952 bur.; fax 030-
6025999; vet. adv. bij Elanco Animal Health.

Albone, Mevr. S.J.; Glasgow-1996; 3554
AT Utrecht; Van Hoomekade 169; tel. 030-
2441311 privé, 0348-472893 prakt.; p., medew.
bij H.J. Ronner (toev. als lid).

*Arendzen, .Mevr. L; 199«; 3705 ZH
Zeist; Warande 98; wnd.d.

Arts, Mevr. M.E.C.A.; 1996; 6964 BG
Hall; Rhienderenseweg 29; tel. 0313-650002;
wnd.d. (toev. als lid).

Bartels, G.J.H.C.; 1989; 4885 AR Acht-
maal; Neysenpad 22; tel. 076-5985960 privé,
5972349 prakt.; p., geass. met A.J.M. Anto-
nissen.

fi^iitmiu^ ....

Begtasevic, F.; Sarajevo-1989; 3843 XL
Harderwijk; G. Borgesiuslaan 407; tel. 0341-
426028; d. (toev. als lid).

*Berg, Mevr. J.B.M. van den; 1998;
3705 ZL Zeist; Warande 145; tel. 030-
6951285; d.

♦Binnekade, Mevr. N.; 1998; 3551 SE
Utrecht; Koolstraat 24; tel. 030-2438867;
wnd.d.

•Boonstra, Mevr. A.C.C.; 1998; 1531 MA
Wormer; Veerdijk 57; tel. 06-55780771 privé,
030-2518126 bur.; fax 075-6404456; d.-rou-
lant U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde van Ge-
zelschapsd.).

Brill, E.; 1945; 8332 DL Steenwijk;
Oostercluft 240; tel. 0521-516945; r.d.

Brink, M.T.J. van den; 1997; 3204 CA
Spijkenisse; Apolloplein 8; tel. 0181-619962/
06-55783321 privé, 0181-63271 1 prakt.; fax
0181-638425; E-mail: SM(aPI.NET; p., me-
dew. bij G.J. Bosch en W.E.R. Schell.

Broens, Mevr. E.M.; 1998; 5473 KS Hees-
wijk-Dinther; Hogeweg 1; tel. 0413-293025
privé, 292929 prakt.; p., medew. bij M.C.M.
Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C. Kuijpers,
F.T.M. Loomans, T.J.J. van der Rijt en
E. W.H.M. van der Velden (toev. als lid).

Buesink. C.; 1972; 8414 MP Nieuwe-
horne; De Pontsjer 17; tel. 0513-541066; r.d.

Buesink-Helder. Mevr. J.A.; 1973; 8414
MP Nieuwehorne; De Pontsjer 17; tel. 0513-
541066; r.d.

*Cohen, S.; 1998; 3571 AN Utrecht; F.
Coerslaan 12; tel. 030-2734055; d.

Dijk, J. van; 1998; Rugby, Warwickshire
CV21 2TQ (Verenigd Koninkrijk); 85 Manor
Road; tel. 00-44-1788-546574 privé, 812650
prakt.; p., medew. bij Bilton Vet. Centre (toev.
als lid).

Doom. M.N.A. van; 1994; Pulbnrough,
RH20 2BP West Sussex (Verenigd Konink-
rijk); .Vpartment, 121 Lower Street; tel. 00-
44-1798-87594«; p., medew. bij Aron Vet.
Group.

♦Duijnhoven, E.A.J. van; 199«; 65«2 BB
Heumen; Looistraat 63; tel. 024-35809« 1/06-
55804873 privé, 0522-462929 prakt.; p., me-
dew. bij H.W. Bosch, T.H. Hepkema, M.O.
Molenaar, L.P. Reudink, H.J. Roze en J.A.
van Twillert.

Duijser, A.F.M.; 1983; 1862 CX Bergen
(NH); Natteweg 2 D; tel. 072-5899588; fax 072-
5814082; p. (toev. als lid).

Eijden, G.A. van; 1989; 3881 LG Putten;
Beekweg 3; tel. 0341-360478 privé, 351235
prakt.; fax 0341-360741; E-mail: JOLETTE
(Ä WXS.NL; p.. geass. met J. Brons, G. Esveld.
A.A. Kranendonk en Th. Twerda.

Elings. S.J.C.; 1988; 8181 PB Heerde;
Kooiweg 1 A; tel. 0578-695673 privé, 691368
prakt.; fax 0578-696743; E-mail: BASKIA.E®
CONSUNET.NL; p., geass. met H. van Ark,
P.G. de Lint. A.J. Plaisier, G.J. Suurd en E.J.C.
Thybaut.

♦Elsinghorst, Mevr. A.; 199«; 6942 KW
Didam; Sperwerstraat 71; tel. 0316-227267;
wnd.d.

♦Engelen, E. van; 1998; 3731 GC De
Bilt; Utrechtseweg 429; tel. 030-2203376
privé, 0172-613798 prakt.; p., medew. bij
Mevr. l.O.M. van Boxel-Peters, J. de Groot,
L.J. Hofland en T. Sterk.

♦Engmann, Mevr, S.M.; 199«; 3204 CA
Spijkenisse; Apolloplein «; tel. 0181-619962;
wnd.d.

Fónad, Mevr. K.E.; 1996; 3077 ES Rot-
terdam; Nijenrodeweg 16; tel. 010-4792621;
privé, 4660045 bur.; p., medew. bij J.F.J. van
den Broek, R. Cassenaar, Mevr. A.H.M.
Koert, Mevr. L.M.M. Oorsprong en Mevr.
C.H. Smit; coördinator & docent Essay-oplei-
dingen, opl. d.a.-ass.

Fransen, J.J.; 1971; 5613 LD Eindhoven;
G. Metsulaan 37; tel. 040-2122807; wnd.d.

Gaarenstroom, Mevr. M.M.; 1998; 8435
VN Donkerbroek; \'t West 40; tel. 0516-492205;
d. (toev. als lid).

Hales,, G.M.K.B.; 1983; 5971 MA Gmb-
benvorst; De Soom 17; tel. 077-3270181 privé,
fax 077-3270182; Dir. Groothandel A.U.V.

Heivoort, Mevr. S.D.M. van; 1997;
Bridgwater, TA6 4SD Somerset (Verenigd
Koninkrijk); 11, Quantock Rise, Pawlett, nr;
tel. 00-44-127«-451592 prakt.; fax 00-44-
1278-451591; p., medew. bij Smith &
Partners.

♦Holthuis-Entjes, Mevr. W.J.; 1998;
3536 HV Nieuwegein; Lauriergaarde 15; tel.
030-6046410; wnd.d.

Hoyer, M.J.; 1985; 1697 KW Schellink-
hout; Westermeeweg 28; tel. 0229-503474
privé, 0228-561216 prakt.; fax 0228-563375; p.,
medew. bij J.C. Anema; vet. adv. Vet. en
Immobilisatie Advies Buro, VIA (teL 0229-
503474, fax 0842-114108).

Jager. Mevr. W.M.; 1992; 3343 NH
Hendrik-ldo-Ambacht; Ring 336; tel./fax
078-6815297; wnd.d.

Jansen, G.J.H.; 1994; 8701 ZM Bolsward;
De Skarren 14; tel. 0515-580031 privé, 572380
tst. 24 prakt.; fax 0515-577087; p., medew. bij J.
Harkema en J.A. dc Vries.

Jansen, R.F.; 1985; 2134 SM Hoofddorp;
Muiderbos 21; tel. 023-5629005 privé, 5629008
prakt.; p.

Jong, J.A.H.M. de; 1997; 6039 BC Stramp-
roy; Parklaan 31; tel. 0495-562625 privé,
551225 prakt.; p., medew. bij P.N.G.M. van
Beek. M.W.G.H. Heijmans, ll.A.M. Hendriks,
A.Th.E. Kooien, M.l.M. Linthorst, F.G.M.
Scheijmans, J.W.H. Scheres, S.A.T.V. Serrarens
en G.P.M.M. Tacken (toev. als lid).

Karthaus, D.P.; 1998; 3511 MR Utrecht;
Albert Venveijstraat 13; tel. 030-2328048; E-
mail: D.P.KARTHAUS^;STUD.DGK.RUU.
NL; wnd.d. (toev. als lid).

♦Kaspers, Mevr. A.P.; 1998; 35«2 \\ W
Utrecht; I.B.Bakkerlaan 71; lel. 030-
2544637; wnd.d.

Kersten-Klomp. Mevr. Y.C.J.; 1997; 1508
WB Zaandam: Leverkmidweg 17; tel. 075-
6355750; d. (loev. als lid).

Key, Mevr. D.J.; 1997; 3512 LL Utrecht;
Nieuwegracht 153; tel. 030-2312718; wnd.d.
(toev. als lid).

Kolk, A P. van der; 1984; 1402 AE Bus-
sum; Huizenveg 60; tel. 035-6914661 prakt.; p.,
gezelschapsd. (loev. als lid).

Kolk, B. van der; 1998; 9434 TC Eursingc
(gem. Westerbork); De Gooms 10; tel. 0593-
331653 privé, 331253 prakt.; fax 0593-332569;
p.. medew. bij C.J.M. Manders, M. Mulder en
W. Schuurmans (toev. als lid).

♦Koning-Svendsen, Mevr. L.M.; 199«;
2512 EA \'s-Gravenhage; Herderinnestraal
1«; lel. 070-3920055; wnd.d.

♦Krooshoop, Mevr. G.E.H.; 1998; 3732
VH De Bilt; Looijdijk 126 A; lel. 030-
2211555; d.

Leeuwen, Mevr. S. van; 1993; 1749 EG
Warmenhuizen; Stationsstraat 9; tel. 0226-
392048 privé, 072-5093069 prakt.; p., geass.
met Mevr. A.J. de Jong.

Lussing, Mevr. M.M.; 1998; 1018 WA
Amsterdam; Jacob Burggraafstraat 6; tel. 020-
6205617 privé, 6221884 prakt.; p., medew. bij

-ocr page 428-

R.J.G. Zwijnenberg (loev. als lid).

Mak, Mevr. B.J.A.; 1997; 3068 RP Rot-
terdam; Fluitekruid 61; tel. 010-2869491/06-
53548236 privé, 0186-618932 prakt.; fax 010-
2869493; p., medew. bij J. Schep.

♦Megens, Mevr. M.; 1998; 3912 AG
Rhenen; De Toltoren 23; tel. 0317-617802;
wnd.d,

Meijer, J.C.; 1971; 3709 JM Zeist; Laan
van Rijnwijk 3; tel. 030-6925949 privé, 0485-
581877 bur.; fax 0485-577311; vet. adv.
Nutreco, Swine Research Centre.

Mulder, Mevr. A.M.C.; 1998; 3514 TZ
Utrecht; Nieuwe Keizersgracht 36 bis; tel. 030-
2733458; d. (toev. als lid).

Philippen, L.A.L; 1980; 6301 PG Valken-
burg (L); Groenstraat 23; tel. 043-6016242
privé, 045-5245155 prakt.; p., geass. met M.H.
Klein (toev. als lid).

*Radier, Mevr, O.; 1998; 1902 KS Cas-
tricum; Kievit 16; tel. 0251-670416; wnd.d.

Ramaker-Schutte, Mevr. J.; 1995; 7683
PV Den Ham; Linderweg 12 A; wnd.d.

Schaik, Mevr. LG.D.C. van; 1995; 3981
ZR Bunnik; Vletweide 194; tel. 030-6567126
privé, 0570-660151 bur.; d. G.D., Herkau-
wersgezondheidszorg, loc. Deventer/Utrecht.

Schep, J.; 1979; 3262 JH Oud-Beijeriand;
Oost Voorstraat 90-92; tel. 0186-610371 privé,
618932 prakt.; fax 0186-613523; E-mail:
J.SCHEP@VXS.NL; p., gezelschapsd. (toev.
als lid).

»Schreuder, Dr. B.E.C.; 1971; U-1998;
8212 DE Lelystad; Rozengaard 13-10; tel. 0320-
248636 privé, 238238/238385 bur.; fax 0320-
283050; wet. medew. ID-DLO, afd. Patholo-
biologie en Epidemiologie; specialist Kleine
Herkauwersgezondheid.

Schutte, Mevr. J.; 1995; zie: Ramaker-
Schutte, Mevr. J.

Schuurmans, R.G.A.; 1987; 8171 KH
Vaassen; Laan van Fasna 16; tel. 0578-
576491 privé, 574427 prakt.; p., geass. met
R.B.M. Bomers.

Smeets, Mevr. S.; 1998; 6077 GP Sint
Odiliënberg; Bunderstraat 26; tel. 0475-534904
privé, 357900 prakt.; fax 0475-357901; p., me-
dew. bij F.M.C. Dirven (toev. als lid).

Smit, Mevr. A.E.; 1991; zie: Steenland-
Smit, Mevr. A.E.

*Smit, S.J.; 1998; 6093 DJ Heythuysen;
Horstveld 50; tel. 0475-491243; d.

Snijders-Verheijen, Mevr. J.H.E.; 1980;
7443 TD Mjverdal; Ooievaarsbek 14; tel.
0548-611952 privé, 0529-452556 tst. 15 bur.;
fax 0529-456278; k.d. R.V.V. kring Almelo,
distr. Ommen.

Spaargaren, S.; 1956; I23I LD Loos-
drecht; Nieuw-Loosdrechtsedijk 194; tel. 035-
5823696; r.d. (toev. als lid).

éÊsm

■ ^\'■tlüi ff..
IKIkll i>lili.l/

Stamps, Mevr. G.M.; 1994; 4265 HH Gen-
deren; Hoofdstraat 13 A; tel. 0416-351264 pri-
vé, 0294-477459 bur.; fax 0294-414256; j.-
Clinical Reseach Manager bij Fort Dogdge
Animal Health Holland.

Steenland-Smit, Mevr. A.E.; I99I; 2803
DE Gouda; Groenhovenweg 243; tel. 0182-
538636 privé, 010-4351466 prakt.; fax 010-
4359621; p., medew. bij H.J. van de Kamp, E.C.
Scholten, A. Slikkerveer, A.C. Stolp en H.W.
Wagenaar.

Steijaert, C.E.L.M.; 1959; 4532 MN
Terneuzen; Stuvesande 660; tel. 0115-695937;
r.d.

Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 3523 KC
Utrecht; Roelof Droststraat 22; tel. 030-2803221
privé, 0575-451266 prakt.; p., medew. bij H.
Eggens, A.J.G. den Hertog, G. Postma en S.
Tichelman (toev. als lid).

*Tas, Mevr. P.A.; 1998; 3711 BR
Austerlitz; Schoolweg 68; tel. 0343-491128;
wnd.d.

Terwee, J.A.; 1987; 1398 AL Muiden;
Kloosterstraat 53; tel. 0294-262798 privé,
419214/261232 prakt.; p. (toev. als lid).

Thate, Mevr. F.M.; 1998; 3581 TT Utrecht;
Doornstraat 6; tel. 030-2546941 privé, 0493-
491770 prakt.; fax 0493-496770; E-mail:
VC.SOMEREN@WXS.NL; p., medew. bij
H.A. Derkx, J.A.G. Gerards, B.L.A. Kolpa,
P.W.C.M. van Oijen, R.E. Paauwe, R.J.M.L.
Raymakers, Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J.
Smeenk, A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek,
D.L. Willink en F.Th.C. de Wit (toev. als lid).

Ubbink, Dr. G.J.; 1988; U-1998; 3585 HD
Utrecht; Willem de Zwijgerstraat 56; tel. 030-
2517822 privé, 2531696 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd.).

Vaarten, J.L.M.; 1984; 1217 BE Hilver-
sum; Trompenbergerweg 6-14; tel. 035-
7723793 privé, 030-25101II bur.; fax 035-
7723794; E-mail: J.VAARTENCàDIRECT.
A2000.NL; stafmedew. Vet. Zaken bij de
K.N.M.v.D.

Veenis, M.W.M.; 1988; Oyama, B.C.
V4V 2E9 (Canada); 4190 B Evans Road; tel.
00-1-250-5480039 privé, 7663236 prakt.; fax
00-1-250-7663237; E-mail: VEENISfaWK-
POWERLINK.COM; p., medew. bij Tri-Lake
Animal Hospital.

Veenkamp, Mevr. A.E.; 1998; 5388 VS
Nistelrode; Langstraat 29; tel. 0413-229098
privé, 342423 prakt.; p., medew. bij C.W.W.M.
Goossens en G. Meijer (toev. als lid).

*Veldpape, Mevr. M.; 1998; 3512 EM
Utrecht; Nobelstraat 127; tel. 030-2343277; d.

üMiiaiwi

*Ven, Mevr. M.C.M. van der; 1998;
3723 CE Bilthoven; Van Dijcklaan 3 bis; tel.
030-2290413
/06-51071671; w nd.d.

Verkroost, M.; 1998; 3732 EM De Bilt:
Burg. de Withstraat 62; tel. 030-2210911 06-
51217438; E-mail: SMAR10Z0(SDDS.NL;
wnd.d.

♦Vonderen, Mevr. LK. van; 1998; 3723
TX Bilthoven; Donsvlinder 26; tel. 030-
2290161; wnd.d.

»Warmerdam, P.J.; 1998; 3441 BK
Woerden; Havenstraat 44 A; tel. 0348-
424117; wnd.d.

•Wette, E.C. van; 1984; 7514 CB En-
schede; H.B. Blijdensteinlaan 24; tel. 053-
4344826; d. R.V.V., kring Almelo, distr. En-
schede/Oldenzaal.

Winnen, G.M.; 1973; 1251 HP Laren (NH);
Krommepad 8; tel. 035-5389519; E-mail:
MWINNEN(a HOTMAlL.COM; d. bij Min.
van Buitenlandse Zaken (HPI).

Wollenberg, Mevr. L. van den; 1995; 4124
AM Hagestein; Dorpsstraat 38 A; tel. 0347-
352581 privé, 030-2531112 bur.; fax 030-
2531256; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisd.).

Wolschrijn, Mevr. C.F.; 1991; 3434 SW
Nieuwegein; Graaf Ottolaan 6; tel. 030-6061252
privé. 2534331 bur.; fax 030-6061252; E-mail:
MRVN(a XS4ALL.NL; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Functionele Morfologie).

Wools, T.J.M.; 1981; Paradera (Aruba);
Seroe Preto 19; tel. 00-297-8-31753 privé,
50400 bur./21720 prakt.; Hoofd Vet. Dienst
Amba; p., geass. met P. Barendsen en E.R. de
Cuba (toev. als lid).

De Redactie van het Diergeneeskundig
Jaarboek wil dierenartsen de mogelijk-
heid bieden in het Diergeneeskundig
Jaarboek naast hun privé-adres het
praktijkadres te laten vermelden. Ook
wanneer uw praktijk gevestigd is op
uw privé-adres, kunt u dit als zodanig
laten opnemen. Wanneer u uw prak-
tijkadres opgenomen wilt hebben in
het Diergeneeskundig Jaarboek wordt
u verzocht uw gegevens
schriftelijk
door te geven aan het secretariaat van
de KNMvD, t.a.v. Anne Marie Bover-
huis(faxnr.: 030-2511787).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Juni

26—28 Pörtschach, Austria. Seventh Annual
Scientific Meeting of the European Col-
lege of Veterinary Surgeons. Preseminars
in German and English, June 25th. For in-
formation contact: ECVS, Monika Gut-
scher. Winterthurerstr. 260, 8057 Zürich,
Suisse. Tel.: 41-1-6358408, Fax: 41-1-
3130384.

Augustus

4—9 Worid Equine Airways Symposium. Uni-
versity of Guelph, Guelph, Ontario, http://
www.vet.coraell.edu/weas. E-mail: weas
(guoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800 ext
4090, fax: (519)767-2855.

9—11 Third Intemational Raptor Biomedical
Conference, Midrand, South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126,
E-mail: J.T. Lumeij@ukg.dgk.ruu.nl.
24—28 10^ Intemational Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals. Utrecht,
the Netheriands (e-mail: T.Wensing@IZV.
DGK.RUU.NL). R.N.V.A.,PO Box 14031,
3508 SB Utrecht.

September

2—5 De European Society of Veterinary Der-
matology (ESVD) organiseert haar vijf-
tiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK

-ocr page 429-

Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020 of e-mail: cal.conference-
agency(gpi.net.

10— 12 Eight Intemational Conference on Hu-
man-Animal Interactions. \'The changing
roles of animals in society\', Prague. Tel.:
33 1 49 291200, fax: 33 148 065565.

10—13 \'Bigger, Bolder and in Birmingham\',
BEVA Congress. Intemational Convention
Centre. Tel: 0171-610-6080, fax: 0171-
610-6823, e-mail: bevauk(a;msn.com.

14—18 10\'h Intemational Workshop on In Vi-
tro
Toxicology. The Wessex Conference
Centre, Sparsholt, Winchester, UK.

14—18 IX Intemational Conference of the As-
sociation of Instimtions of Tropical Ve-
terinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

19 Symposium Diergeneeskunde van Gezel-
schapsdieren. Locatie: Motel Vianen te
Vianen.

20—22 8\'*\' Austrian Intemational Congress on
Altemative and Complementary Methods
to Animal Testing in Biomedical Research.
University of Linz, Austria.

22—25 39. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes
Lebensmittelhygiene der DVG zusammen
mit der Sektion Lebensmittel tierischer
Herkunft in der Österreichischen Gesell-
schaft für Tierärzte und der Schweizer-
ischen Vereinigung für Fleischhygiene in
Garmisch Partenkirchen. Prof dr. H.
Prange, tel.: 0049-345-552 2501, fax:
0049-345-552 7115.

24—27 BVA Congress at the Nottingham Royal
Moat House, Nottingham. BVA Congress
Office. 7 Mansfield Street, London WIM
OAT. Tel.: 44 171 636 6541, fax: 44 171
4362970. E-mail: Congress@BVA.co.uk.

November

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Fomm. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana USA. For infor-
mation: Andries van Foreest, telefoon:
072-5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentmm Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch Onder-
wijs (NVMO). Informatie: mw. M.L. Bot.
tel: 010-4087881, fax: 010-4367271, e-
mail: secr(a;paog.fgg.eur.nl.

Marken-Binnen.

8 Afdelingsvergadering Zeeland.

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

15 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.

16 Werkvergadering ninderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

16 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

17 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in
Zelhem. aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering mnderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

22 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

22 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

Oktober

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de
Heerenkoers) in Tiel. Medische Wieler-
kring. H. In den Bosch, tel: 0344-612973.

November

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

14 Najaarsvergadering GHwD. Locatie: Hotel-
Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te Wageningen.
Aanvangstijd: 09.00-17.00 uur. Onderwerp:
De Geriatrische patiënt.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zel-
hem, aanvang 20.00 uur.

December

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15

uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.
10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.
10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.
15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.
15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te

Hellendoom.
17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

CURSUSSEN

Juni

17 PAO-D cursus: 98.804. Gebitsreiniging en
slijptechnieken instmmentarium.

17 PAO-D cursus: 98.114. Endocrinologie in
de praktijk.

19 PAO-D cursus: 98.108. Klinische les ge-
zelschapsdieren: \'de huidige stand van za-
ken met betrekking tot cardiomyopathie bij
hond en kat\'.

20 PAO-D cursus: 98.801. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek van gezel-
schapsdieren.

22 PAO-D cursus: 98.212. Begeleiding melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 24 en 26
juni 1998).

24 PAO-D cursus: 98.113. Eenvoudige ortho-
pedie bij gezelschapsdieren.

29 PAO-D cursus: 98.905. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie
(twee dagen, tevens 30 juni 1998).

Juli

6 - 11 PHLO-cursus: \'Risk Management in
Agriculture - Principles and Applications\'
te Wageningen.

September

17 PAO-D cursus: 98.103. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

24 PAO-D cursus: 98.205. Fertiliteit mnd
(twee dagen, tevens 25 september 1998).

29 PAO-D cursus: 98.505. Anesthesie Paard
(één middag en avond theorie, praktisch
deel \'op locatie\' in week 41 en 42, 1998).

December

II® Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie
met als thema zoönosen en antibiotica-re-
sistentie. Locatie: RIVM te Bilthoven.
Informatie: A. Eibers, tel.: 041 l-658419of
E-mail: a.elbers(agdvdieren.nl.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Juli

5 NK-weg Medische Wielerkring. C. Holtz-
hauer, tel: 0591-632684.

September

8 Afdelingsvergadering Noord-Holland te

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
retums te geven.

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

06-07-1998
27-07-1998
10-08-1998
31-08-1998

Aflevering

15-7/1-8-1998
15-08-1998
01-09-1998
15-09-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

-ocr page 430-

Dierenartsenpraktijk Wonnmels, een overwegend grote-huisdierenpraktijk in het midden van Friesland, zoek voor langere
tijd en op korte termijn een

DIERENARTS M/V

bij voorkeur met enige ervaring en met differentiatie groot, die zelfstandig kan functioneren en na een inwerkperiode mee
kan draaien in de avond- en weekenddienst.

Het is een fulltime baan in een viermanspraktijk, waarbij een achterwacht tot aanbeveling strekt.

Schriftelijke sollicitaties en c.v. binnen 14 dagen sturen naar: Dierenartsenpraktijk Wommels, Postbus 27, 8730 AA
Wommels, onder vermelding van \'betrekking\'.

Dierenartsenpraktijk HEUSDEN & ALTENA zoekt per 1 november 1998

DIERENARTS M/V

Naast inzetbaarheid in de landbouwhuisdierenpraktijk, wordt aantoonbare belangstelling voor de gezelschapsdierenprak-
tijk verlangd.

Geboden wordt een fulltime baan, inclusief avond- en weekenddiensten, met in eerste instantie een aanstelling voor één
jaar. Bij gebleken geschiktheid zijn er goede toekomstmogelijkheden.
Arbeidsvoorwaarden en salariëring volgens richtlijnen van de KNMvD.

Gelieve uw schriftelijke reactie binnen 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift te richten aan: Dierenartsenpraktijk
Heusden & Altena,
Postbus 2,5256 ZG Heusden.

"®Caf, de marktleider,
is het origineel.
Daarom gebruik ik

alleen ®Caf
in mijn praktijk..."

Caf\' is de marktleider als hoog gedoseerde chlooram-
phenicol oogzalf met vitamine A. Alleen Caf kan bij
kamertemperatuur gemakkelijk uit de tube worden
gedruppeld om zich vervolgens als een filmpje over
de oogbol te verdelen. Een typisch Apharmo-product,
perfect voor uw praktijk!

U profiteert toch ook van ons GVP-bonussysteem?

(apharmo)

Efficiency in animal health care

Samenstelling: 20 mg/g chlooramfenicol en 15 000 I.E./g vitamine A palmitaat Doeldieren: hond
en kat
Indicatie: infecties van het voorste oogsegment, veroorzaakt door grampositieve coccen,
mycoplasmen, Corynebacterium en Chlamydia spp.
Verpakking: tube è 5 gram. U.D.A. Reg. NL 8470.
Voor informatie over dosering, contra-indicaties en bijwerkingen: zie bijsluiter

Apharmo bv Postbus 5014 - 6802 EA Arnhem
Tel.: 026 362 90 22 Fax: 026 364 86 77 Internet: wwwapharmo.com

-ocr page 431-

Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk onderunjs en onderzoek. De 14
faculteiten, 21 onderzoekscholen en } 8 oplei-
dingen hiedat studenten en medewerkers
boeiende mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en de
nadruk op kwaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht. IVetenschap-
pelijke traditie, moderne technieken en op
de toekomst gerichte programma\'s dragen
daaraan verder hij. Met 2^.000 studen-
ten, 7.000 personeelsleden en een budget
van circa 832 miljoen gulden vormt de
universiteit de spil van het KennisceiUnim
Utrecht. Ihmiit deze positie in Midden-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactetipatroon met universiteitefi en
gespecialiseerde onderzoekinstituten
over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreel(baar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een top-
positie in op het gebied van onderwijs, onderzoek
en patiëntenzorg en is geaccrediteerd door de
American & Canadian Veterinary Medical
Associations. De faculteit telt circa 800 personeels-
leden. Het onderzoek binnen de faculteit is onder-
gebracht in het Instituut voor Veterinaire Weten-
schappen. De faculteit heeft een onderzoekschool
ingesteld, de Graduate School Animal Health
(GSAH). De faculteit kent een onderwijsorganisatie
die de wetenschappelijke opleiding tot dierenarts
bevat.

Bij de hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie
is plaats voor een

Hoogleraar veterinaire
bacteriologie (
v/m)

Uw taken: geven en coördineren van onderwijs;
initiëren en leidinggeven aan het wetenschappelijk
onderzoek; coördineren en bewaken van de dienst-
verlening en de patiëntenzorg; dragen van bestuur-
lijke verantwoordelijkheid.
Wij vragen kandidaten die: gepromoveerd zijn,
expertise bezitten in de bacteriologie/microbiologie
en een wetenschappelijke visie hebben op het vak-
gebied; didactische kwaliteiten bezitten en gericht
zijn op de verbetering en vernieuwing van het
onderwijs; bewezen leidinggevende kwaliteiten
bezitten; ervaring hebben met het verwerven van
externe financiering ten behoeve van het onderzoek;
een nationaal en internationaal wetenschappelijke
reputatie bezitten, gebaseerd op contacten met (ver-
wante) instellingen.

Wij bieden een aanstelling voor onbepaalde tijd. De
omvang van de functie is 100%. Salariëring geschiedt
volgens de CAO Nederlandse Universiteiten in de
hoogleraarschaal A (maximaal ƒ 11 942,- bruto per
maand).

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met de heer prof.dr.
J.H.M. Verheijden, voorzitter van de benoemings-
adviescommissie, telefoon (030) 253 1088/1248
De functie staat beschreven in een voor de kandi-
daten beschikbare profielschets, op te vragen bij
de afdeling Personeel & Organisatie, telefoon
(030) 2534841. Uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld
van curriculum vitae en lijst van publicaties, kunt u
binnen vier weken vertrouwelijk richten aan de
decaan van de faculteit der Diergeneeskunde,
prof.dr. H.W. de Vries, p/a Bureau faculteit Dier-
geneeskunde, Postbus 80163, 3508 TD Utrecht.
Degenen die de aandacht willen vestigen op naar
hun mening geschikte kandidaten wordt gevraagd
zich daartoe schriftelijk tot de decaan te richten.
Vacaturenummer 70815.

Bij de faculteit is tevens plaats voor een

Dierenarts-assistent (v/m)

U gaat werken bij de vakgroep Infectieziekten
en Immunologie, afdeling Virologie. De afdeling
Virologie heeft als hoofdtaken onderwijs, onderzoek
en patiëntenzorg. Daarnaast heeft zij een con-
sultatieve functie voor de veterinaire praktijk.
De onderwijstaak omvat alle aspecten van virolo-
gisch onderwijs binnen het reguliere curriculum voor
studenten diergeneeskunde, alsmede bijdragen aan
post-academisch onderwijs. Het onderzoek van de
afdeling richt zich vooral op virale infectieziekten
bij kleine huisdieren, met name bij de kat, waarbij
corona-, lenti- en herpesvirussen centraal staan.
Daarnaast wordt onderzoek verricht aan paarden-
arteritisvirus alsook aan bovine en porcine toro-
virussen. Het onderzoek betreft fundamentele
moleculair-virologische en klinisch-virologische
aspecten, waarbij studies met betrekking tot patho-
genese en epidemiologie van virusziekten veel aan-
dacht krijgen. Daarnaast worden toepassingsgerichte
projecten in de sfeer van vaccin- en diagnostica-
ontwikkeling uitgevoerd.

Uw taken bestaan voornamelijk uit het verrichten
van werkzaamheden in het kader van het onderwijs-
programma van de afdeling. Na een inwerkperiode
zult u de verantwoordelijkheid krijgen voor een aan-
tal elementen van het virologisch onderwijs aan stu-
denten diergeneeskunde. Dit betreft onderwijsvor-
men variërend van hoorcolleges en werkcolleges tot
het begeleiden van opdrachten; ook tentaminering
behoort hierbij. U zult tevens worden betrokken bij
het onderzoek van de afdeling, binnen één van de
lopende projecten. Tenslotte worden van u bijdragen
verwacht aan de algemene taken van de afdeling.
Wij vragen een enthousiaste, energieke en bij voor-
keur onlangs afgestudeerde dierenarts. U dient te
beschikken over goede communicatieve vaardig-
heden (mondeling en schriftelijk). Met het oog op de
diversiteit van de taakinhoud is een gestructureerde
werkopvatting vereist.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor
de periode van maximaal 3 jaar. De omvang van de
functie is 80%. Uw salaris bedraagt afhankelijk van
opleiding en ervaring maximaal ƒ 6201,- (schaal 10,
CAO Nederlandse Universiteiten) bruto per maand
bij een volledige werkweek.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met dr H.F. Egberink,
telefoon (030) 253 24 87. Uw schriftelijke sollicitatie
kunt u richten aan de afdeling Personeel &
Organisatie van de faculteit der Diergeneeskunde,
t.a.v. mevrouw J. Lutteke, Yalelaan 1,
3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70817.

-ocr page 432-

Dierenartsenpraktijk Spoorenberg B. V. te Leende zoekt voor uitbreiding van ons team een

ENTHOUSIASTE DIERENARTS M/V

die zich, naast de gewone werkzaamheden in de gemengde praktijk, wil verdiepen in de varkenshouderij, waarin ook een
zoötechnicus werkzaam is. Salariëring volgens KNMvD-normen. Sollicitaties sturen naar: D.A.P. Spoorenberg B.V.,
Boschhoven 54, 5595 AR Leende, t.a.v. Spoorenberg. Telefoonnummer: 040-2061682/2062281 (\'s avonds).

Enthousiaste dierenarts zoekt vanaf begin juli werk in een

GROTE HUISDIEREN- OF GEMENGDE PRAKTIJK

in de regio zuid-west Nederland (Breda en omstreken).

Schriftelijke reacties kunt u zenden naar Dhr. H. van Lom, Nieuwveerweg 1, 4841 KA Prinsenbeek, telefoon: 076-5423680 of
00-32-9-2525604.

Dierenartsenpraktijk Drechtstreek te Dordrecht zoekt

ENTHOUSIASTE COLLEGA (M/V)

bij voorkeur met ervaring en voor 90% gezelschapsdieren, die zelfstandig kan functioneren en bereid is mee te draaien in
avond- en weekenddiensten. Gestreefd wordt naar een duurzame samenwerking. Gaarne schriftelijke reacties richten aan:
Dierenartsenpraktijk Drechtstreek, Dubbeldamseweg noord 10-14, 3311 LX Dordrecht, ter attentie van J.L.H. Hopmans.

Stichting Homeopathische Oplei(dingen

Start in september 1998 weer met

Cursus Homeopathie voor de Eerste Lijn

- Integratie van homeopathie in de dagelijkse praktijk

voor huisartsen, dierenartsen, verpleeghuisartsen, apothekers, tandartsen.
CB-artsen en verloskundigen

Introductie symposium Homeopathie

- Een algemene academische inleiding in de homeopathie

voor professionals in de gezondheidszorg en studenten in deze richtingen
(vanaf het derdejaar van de universitaire opleiding).

Basisopleiding Homeopathie voor Artsen

- modulaire part-time opleiding homeopathie met stages

* vierdaagse

start: 5 en 6 september

* tweedaagse

op 11 en 12 september

driejarige

voor artsen, dierenartsen, tandartsen en smdenten in deze richtingen
(vanaf het derde jaar van de universitaire opleiding).

Bel of fax:

Wenst u meer informatie, programma \'s en/of een inschrijfformulier?

SHO, Antwoordnummer 150,6700 VB Wageningen
Telefoon: (0317) 422 633, fax: (0317) 426 434

De SHO is het enige Nederlandse opleidingsinstituut voor post-academisch onderwijs in de homeopathie
en is gelieerd aan de Vereniging van Homeopathische Artsen in Nederland.